BEKNOPTE LETTERKUNDIGE GESCHIEDENIS SER SIJSTEMATISCHE BOOR A. Y P E IJ, Hoogheraar te Groningen. BBBSTB PEEL. TE GRONINGEN, BIJ J- o O m K E N s  Ea vivimus Tempora, quibus sub librorum mole faliscit propemodum orbis, certe ingemiscit ecclesia: qui nun. quam melius fuit, quam quando sua se inooloens credendi, amandique sancta simplicitate , proeul omni oitilitigandi prurigine , ab unius Domini ore pendebat , castamque veritatem ex Mis solum scriptis hauriebat, qua et Davidem. sapientiorem fecere omnibus doctoribus suis, et hominem Dei perfeetum reddere possunt, ad omne bonum opus perfecte instructum. WTSIUS.  BEKNOPTE LETTERKUNDIGE GESCHIEDENIS der SYSTEMATIS CHE GODGELEERDHEID: INLEIDING. t Bekeven wij tijden, waarïn een zwar-iNLEü te damp van fchadelijke dwaalingen het ding. verftand van veele Kristenen verdonkert, en een woelziek gezwets van wankele twijfelaarij en loszinnig ongeloof hun hart verwildert, iets voorzeker, dat aan den eenen kant den egten vrienden van het Kristendorn ftof tot droeve bejammering geeft, maar toch ook aan den anderen kant hen in den weg der hemelfche voorzienigheid aanfpoort, om de gewigtige heilleer van jesus kristus met allen ijver en met eene onbevooroordeelde naauwkeurigheid opzetJjk te onderzoeken, en van alle zijden bij het heibrandend Bijbellicht te befchouwen: - Wij beleeveH dan thands ook tijden, waarin men meer en volkomener overtuigd wordt van de zekerheid, noodzaaklijkheid en genoegzaam-' A heid  a Beknopte Letterkundige Gefchiedenït in lei-heid der kristlijke Godsdienstleer. Het ding. hcht der waarheid doet bij veelen de vaale fchemering van dwaaling verzwinden, terwijl de befchroomde twijfelaarij en het fchuuwe ongeloof niet zelden voor de overmagt eener onverwinbaare overreeding de vlugt neemt. Wij bekeven, God zij gedankt! tijden, waarin de heerlijke Evangeliekennis, en de hemelfche geloofsleer van onzen geliefden Verlosfer, in haare oorfpronglijke zuiverheid meer voor den dag komt, en ontkleed van allen zwierigen flelfelpronk en kerklijke optooifels in haare eenvoudige fchoonheid meer gevallig en aanminnig wordt. Vooral in het laatfte tijdvak van deeze na het einde fpoedende Kerkëeuw is ieder wakkere waarheidvriend , die zich van de banden eener flaaffche willekeurigheid ontgespt, en zich onder de heldere ftraalen van te regt wijzend hemellicht , bij eene onpartijdige leezing en omzichtige beoordeeling der gewijde Evangeliefchriften van jesus en de Apostelen ntêrgevlijd heeft, er op uit, om den onfehatbaaren Godsdienst, dien wij belijden, van al het morzig fchoolftof, dat denzelven zo dik is aangeftooven, te reinigen, en in zijnen- voorigen luister, zo als dezelve in zijne eerfte fiichting bij eiken onbevooröordeelden waarheidzoeker allen bijval vond, en beminlijk was , te herftellen. —— En ook in deeze zo wel gemeende onderneeming flaagt men. Deeze zo uit inua-  der SystematifcJte Godgeleerdheid. 3 muntende en voortreflijke Godsdienst ziet 1n l e er bn elk , dien de oogen flechts ee- D 1 n, mgermaate verhelderd zijn, thands heel anders uit , dan in vroeger tijden. Men leert deezen Godsdienst van lieverlede kennen, zo als Hij uit de reine hand yan den eenvoudigen, Hemehchen, Oodhjken jesus kwam, in zijne verneven, fchoone, hartroerende, krachtijrwerkende , troostfchaffcnde natuurlijk- h.eui 7 0 hoe veel verfchilt*ziin uitwendig voorkomen reeds van dat in voonge dagen! 1 i : Het is dan voor ons van eene onbeïekenbaare waarde, dat wij thands he£ onkruid van de tarwe leeren onderkennen en het menschlijke van het Godyke beginnen te fcheiden. Hoe veelvuldig dit onkruid en hoe meenigvoudig KriSTr^^^9 tCn amizien van ^ jnsüijke Godsdienstleer, moet eiken ver- itandigen Leer*» en ieder kundigen Kristen dra blyken, wanneer hij de zaak gaar naauwkeurig bij het licht bekijkt, «y bepaale er zich eens toe, om het i estament met gezetten ernst, met naauw, IiiG' En O Men veste zijne aandacht bij voorb. eens op het Systenmifche leerftuk der rechtvaardig, maatwg, zo tis het doorgaans genoemd wordt beter waare zeker het woordwWto.— Om zich van dit leerftuk juiste gedachten te vor»en,verbeeld:menzichgemeenlyk een woelig tooneel waarop de G.odlijke Vierfchaar gefP™ wordt en waar acht bezondere perzoonen optreeden: de Rechter, de Gedaagde, de vijf Aan. klaage, s, —_ Deezen zijn de Duivel, de /Vet, het Geweeten , de Zonde en Gods gerechtigheid, - en ll ^oorfpraak. De Aanklaagers brengen hunne befchuldigingen in tegen den Zondarr bij der, Rechtvaardigen flemelrechter, en klemmen dezeiven aan met de krachtigfte bewijzen. T)e Rechter moet recht doen, en dagvaart voor zijne vierfchaar den met zo veel misdrijf beu jgden zondaar: deeze verfchijnt: maar de krachtigwerkende bewustheid zijner fchuld belet hem, iets ter zijne verdeedigmg m te brengen, en hij beroept zich op z.jnen Voorfpraak , c.ie hierop voor hem bij den Rechter intreedt, zijne zaak handhaaft, en hem Vrijpleit met datgelukkig gevolg, dat het VOnnis v-ï den Rechrer wordt uitgefproken ten voordeele va den Zondaar. En nu is de Zondaar gerechtvaardigd, vrij verklaard vrn de fchuld en ftraf der zonde, enyan hetheerfchend, zonderecht; en hem volkomen aanfprnak gcgeven op het verworven' hemelgoed. - De Zondaar gaat heen: en de Heilige Geest wordt uitgezonden, om hem dei, bekrachtigden en verzegelden pardonbrief te brei gen Dit is de voordrage van de Leer der Rechtvaardiging die wij in onze Schoolfche Sv« tema vinden Maar, ei lieve! hebben jes-js de Apostelen ons dit geleerd ? leezen wij dit ;„ ^ 3  6 Beknopte Letterkundige Gefchie&enis ïnleï En zo wordt het voor elk oordeeïDiNG. Mumdigen Kristen oogenfchijnlijk en duid- lijk, den Bijbel ? 't Is zo, God wordt de Rechter def ganfche aarde genoemd, Gen. XVIII: 25. Je> sus kristus wordt de Voorfpraakvan zondaeren geheeten; 1 Joh. II: l- Maar waar komen de Duivel, het Geweeten enz. voor als aanklaagers in Gods vierfchaar ? Men beroept zich opQpenb. XII. s 10, daar de Duivel de verklaager of de aanklaager der broederen genoemd wordt. Dan uit het verband is het blijkbaar genoeg, dat er gefproken wordt van menfchen, die reeds gerechtvaardigd waaren, en niet van zulken, die nog onder de fchuld en den vloek lagen : de fpreekwijze van de broeders nanklaagen betekent daar zo veel, als de broeders lasteren , fchelden men vergelijke de pl. van Zach. III: 1, die ookveela!, doch te onrecht, hierbij aangehaald wordt En wat het geweeten aanbelangt: dit kan nooit aangemerkt worden als een' befchuldiger of aanklaager des zondaars bij God, maar wel alleen als een inwendig befchuldiger des menfchen bij zichzelven.1 En zo komt het ook voor Rom. II. 15, welke plaats hier ook doorgaans, dus oogenfchijnlijk tegen de bedoeling van i> au lus , wordt bijgebragt. Dit gar.sch tooneel van rechtspleeging of Litiscontcstatie, zo als men het met een onduitsch woord pleegt te noemen, Is dus geheel Systematisch e» Scholastiek. — Men denke evenwel niet, dat ik de Leer der rechtvaardiging tegenwrijten wil: neen: deeze leer is eene Bijbelfche,maar, gelijk alle Bijbelleer, eene eenvoudige waarheid. 'Zo dra een. Zondaar zich bekeert en gelooft in kristus, " wordt hij uit kracht van de voldaadige gerechtigheid diens Rechtvaardigen, die het waare Zoenoffer is voor onze Zonden, een vriend en gunfteliug van God , en dus vrij verklaard vandeftraf der Zouden, daar dezelven hem vergeeyan zijn Hak»  der Systematifche Godgeleerdheid. 7 lijk, dat er een hemelsbreed onderfcheid 1nl e Zij, tusfchen den Kristbjken Godsdienst ding en de Systematifche Godgeleerdheid. — DeKristhjke Godsdienst toch is de Godlijke heilleer, die ons in de gewijde fchriften geopenbaard is; en ons onderricht geeft, van het gene elk weeten, gelooven en betrachten moet, om in dit en in het toekomftige leeven gelukkig te_zijn; en de Systematifche Godgeleerdheid is eenemenfchlijke, geleerde en fpitsvindige weetenfchap, die in veelerlei wijsgeerige omkleedfels ingehuld en met allerhande kunstwerk opgepronkt is; eene weetenfchap niet alleen van God of van den eigenlijken Godsdienst, maar van alles, wat op den Godsdienst en deszelfs gefchiedenis flechts eenige betrekking heeft. Men geeft haar den Hand. II. 38. Rom. V. 1 en 2. in welke Iaatft» plaotze deeze waarheid eenvoudig worde vooreedraagen: „ Wij dan," fchrijft pavlus hier" „ wij gerechtvaardigd zijnde door het geloof „ hebben vreede (en vriendfehap) met God dooi „ onzen Heere je sus kristus; nanwien „ wij ook te danken hebben, dat wij door het „ geloof tot dit groot genadevoorrecht moogen toe„ treeden , in t welk wij volftandigblijven, en vol „ blijdfehap zijn over de hoop op die heerlijkheid „ (welke ons) van God (beloofd is.De rechtvaardiging is dus eene eenvoudige, eene Rechterlijke, ja, maar ook eene Vaderlijke daad van God , men vergel. hier 1 1 oh. II. r 2 3 en Matth.VI. 14 en 15. Confer c al\ini 1 In/. Ch. Rel. L. III. C. XI, §2 et doederleiinu InJt.Th.Ch. £dit. receniisf. P. II. pag. 363 et "ó* A 4  % Beknopte Letterkundige Gefchiedenh fN lei-den naam van fystematisch, omdat zij o ing. alle de hoofdwaarheden van het kristlijk geloof als één geheel fystema of fielfel, in zulk eenen zamenhang en in zulk eene orde voordraagt, dat fteeds de eene der andere ten fteunfel zij, en ze allen in een fchoon en gefteevigd verband zamenzitten (*). De Godsdienst ziet men dierhalve, is algemeen, voor het volk, en de Godgeleerdheid alleen bezonder, voor de fchoolen. De Godsdienst is vóornaamlijk voor het hart, en de Godgeleerdheid meest voor het verftand. De Godsdienst doet ons leeven överëenkomftig de beste bevattingen, welken wij van God en zijnen wil verkreegen hebben; en de Godgeleerdheid doet ons alleen dus of zo over je sus leer denken. De Godgeleerdheid is dus de dop , waarin de Godsdienst, die de kern is, ligt ingeflooten Cf). 1H. (f) Vide T itt Man ni programina de discri* mine Theologia '& 'religi/Mis* rcfiptttin anno 1782. Conferri posfunt j. c. rosi^nmulleri de Chrisiiana Theologie origine Liber. pag. 18. La ur. e n t 11 meijf.ri oratio, de avertend», quod religionum diverfitas éficere posfit ,damno ,pag. 55 -59, ubi prater hanc dillinétionem Theologïam definit, quod fit religionis involucrum G? cortex, cujus ett nucleus est, quaji & meditullium ; et düeder. ieinii 1. 1 P. I. pag 213.— Zieook teijlerï Gen. XI. D. bl.cj'-, en 582 Dit onderfcheidtusfchen den Godsdienst en de Godgeleerdheid'is niet eerst nu opgemerkt; e r a smus reeds in zijnen tijd kende hetzelve: vergel. rosenmuller in 't.ftraks a. b. pag. 16. Dari meestal wordt hetzelve geheel niet in achtgenoi men.  der Systematifche Godgeleerdheid. $ III. INLEtDING. Daar het dan thands bij veele oordeelkundige Kristenleeraars en weldenkende E vanmen. Hoe zeer verwart marck bij v. niet den Godsdienst eu de Godgeleerdheid onder elkander, m zijn bekend Sijstema C. i. §. 5. ■ En uit zulk eene verwarring zijn 001 fpronglijk de beuzelachtige onderfcheidingen van Theologia Archetypa en Ectypa , voorbeeldige en af beeldige Godgeleerdheid; waar van de eerlte, aan God zeiven wordt toegefchreeven ; en de tweede weder verdeeld wordt in eene Thetlogia unionis, vifionis & fladii eene Godgeleerdheid van ver'ceniging, die aan kristus, van gezicht, die aan de Engelen en Zaligen, en van het ftiïjdperk, die aan de menfchen in dit leven wordt toegekend. Vergel. onder anderen marck. U J.7, 8,510. en Vitrixga, Doïïr.Ch. Th. § 9 — Ei lieve! waartoe zijn toch zulke fpitsvindige en uirgeploozen onderfcheidingen dienftig en gefchikt? eenigli, k om den gemeenen man, dien men zulk eenSys'tema,:als dat van marck en anderen in de handen geeft, ten einde er de heilwaarheden van den Godsdienst uit te leeren kennen, in een verveelend dwaalhofvan verbijsteringen te brengen, en hem een' afkeer van de edelfte en nuttigde weeter.fchrp in te boezemen Maakte men er Hechts gebruik van op As Akademiën, fchoon ze daar ook geen nut hebben kunnen, dit waare nog ver-fchoonlijk , maar men fteltze het volk . den ruuwerj boer, en den ongeletterden handwerker , —— als wigtige waarheden voor, men laatze hen in 'tgeheugen prenten; en meénïg eenvoudig menfch, die er zich op afgezweet heeft, om ze te kunnen opnoemen, fchoon hij er niets van verftaat verbeeldt zich daar door, zo als men het noemt' heel fchrander in de waarheden te weezen; terwijl anderen een' geweldigen tegenzin in het géheele Godsdienstonderwijs krijgen. Zeker ten aanzien van A 5 des  ïo Beknopte Letterkundige Gefchitdenis t n l e i- Evangeliebelijders eene uitgemaakte zaak ding. diende te weezen, dat er een groot on- / derfcheid is tusfchen den Godsdienst en de Godgeleerdheid, en het zelve wel degelijk moet in acht genomen worden, zo in het beftudeeren, als in het onderden gemeenen man mooge men het bekende zeggen van ovidius wel in den mond van marck en andere even fpitsvindinge Systemafchrijvers leggen. Barbarus his ego fum , quia ntn intelligor ulli. Mogten toch deeze geleerde mannen bij het fchrijven van hunne leerftelels, en vooral de genen , die dezelven door eene dikwerf onverftaanbaare overzetting' voor het volk leesbaar maakten, om die woorden van o v i d i u s gedacht hebben! 'i Gene de Heer d'alembert fchrijft in zijne Melanges de Litterature, d'Hifl. & da Pkilof. P. IV. §. IV. pag. 34, is hier zo ter fneede, dat ik er niet van tusfchen kan, om hetzelve aftefchrijven. Les termes fcientifiques rietant inventés que pour la necesfité, on ne doit pas les multiplier au hazard ; on ne doit pat furtout exprimer d'une maniere favante ce qu'on dira ausfi bieti par un tertne, que tont le monde peut entendre. On ne fauroit rendre la langue de la raifon, (plustót de la religion Chretienne) trop ftmple, & trop populaire : non feulement c'est tin moijen de repandre la Imniere jur un plus grand espace, eest oter encore aux ignorans un pratexte dedecrierle favoir ( & principalement la Theoh' gie.) Wanneer men het onderfcheid tus¬ fchen den Godsdienst en de Godgeleerdheid wel in acht houdt, en tevens er van overtuigd is, dat de Godsdienst alleen voor het Volk is, verzwindt van zeiven al het fcholastieke bij het Godsdienflig Volksonderwijs.—Verg. verder hiermede de Heren vanhemert en jelgersma j teijlers Godg: Gen: XI, hl. 138, en 413.  der Systematifche Godgeleerdheid, ji derwijzen van beiden; en daar men thands in leihet voordeel en de noodzaaklijkheid van ding, de gefchiedkun.le der Systematifche leerftellingen met doorzicht in de Kerkhirtqirie, met eene geregelde vrijheid van Geest , en met eene onpartijdige Kritiek algemeen begint te erkennen, kan het, mijns dunkens,van een bezonder nut zijn,iets in openbaar gefchrift te brengen over de verfcheiden leerwijzen nopens den Godsdienst , en over den oorfprong, den voortgang en de lotgevallen der Systematifche Godgeleerdheid, door alle eeuwen heen, van kristus af tot op den tegenwoordigen tijd. En even dit wakkerde mij op, om deeze verhandeling te fchrijven , waartoe ik eigenlijk nu overgaa. Wij zullen ons de tijdperken, waarin de leerliellige waarheden van den Godsdienst voorgedraagen, en al fpoedig in het kleed eener fchoolfche Godgeleerdheid geftooken,tot ons overgekomen zijn, in deeze orde voorftellen. Het eerfte tijd- . ^ perk loopt van kristus tot aan het einde der tweede eeuw, het andere tijdperk loopt van het begin der derde eeuw tot aanjunilius den Afrikaan, en isidorüs van Seville , die in de zesde eeuw leefden ; het derde tijdperk van junilius en isidorüs tot op de Scholastieken in de twaalfde eeuw; het vierde tijdperk van de Scholastieken tot aan de tijden der hervorming; het vijf-  ig Beknopte Letterkundige G-efchiedenü in lei-vijfde tijdperk van. de hervorming tot ding. in de zeventiende eeuw; het zesde tijdperk door de zeventiende eeuw heen tot aan de achttiende ; en het zevende of laatfte tijdperk van het begin der achttiende eeuw tot op den tegenwoordige», tijd. EER.-  EERSTE AFDEELING: HET TIJDPERK VAN KRISTUJ TOT AAN HET EINDE VAN DE TWEEDE L Wij hebben in onze Inleiding §. II. eeuw? reeds op den voorgang van verfcheiden Geleerden aangemerkt en duidlijk aangeweezen, dat er een groot onderfcheid is tusfchen den Kristlijken Godsdienst en de Systematifche Godgeleerdheid. De Godsdienst nu is onveranderlijk en moet (leeds blijven, wat hij is: maar de Godgeleerdheid is veranderlijk, en aan allerlei wisfelvalligheden onderworpen, niet alleen ten aanzien der manier van voordragt, maar zelfs ook ten aanzien van haare zekerheid, Hevigheid en uitgebreidheid. De Godsdienst is van eene hemehche, Godlijke, afkomst; maar de Godgeleerdheid is van eenen aard- EEUW. IV.  14 Beknopte Letterkundige Gefchiedenh i. aardfchen, menfchlijken oorfprong. De; Èeuw. Godsdienst isdus, daar hij den onvcrander' lijken God ten ftichter heeft, door alle eeuwen heen dezelfde gebleeven, en zal in de toekomst der tijden ftaêg blijven 'tgene hij is, en zijn moet. Maar de Godgeleerdheid heeft, daar zij eene van wisfelmoedige en onbeftemiige menfchen uitgevonden weetenfchap is , even gelijk alle ondermaan fche kunften en weetenfchappen, fteeds de groorfte veranderingen, verfchikkingen en vervormingen ondergaan (*). ■ En even dit, zo kort «ons mooglijk is, met eene duidlijkeklaarheid aantoonen, waare ons oogmerk ia dit gefchrift. 6 V. De eerfte grondvesten der Systematifche Godgeleerdheid zijn geleid in de tweede Kerkëeuw door Platonifche wereldwijzen, die het Kristendom omhelsd hadden (f). Reeds in de'tweede eeuw on2er Kristlijke jaartelling, toen de grens- paa- (*) De Geleerde C. W. F. Wal en leeft in Zijn werkien , getijteld , gedanken von der gefchichte der Glaubenslehre , twee hoofddeelen over de verandering der Godgeleerdheid gefchreeven, 't welk wij den vrienden dei waarheid hier aanbeveelen. Conf. Rosenm. de Thcol. Christ. orig. Lib. ■pa". 19, et 126; & refte omnino in hanc rem fa» jam tempore disferuit Tertullianus ; De virgitiU bus veland. C. ï. citatus a Clarisf. meijero in Cr at. fupra laud. pag. 57 et 58. CD Vergel. rosenmullér , Verhandeling »vet v J ie»  der Systematifche Godgeleerdheid. 15 paaien van het met allen zegen begun- 7 ftigd Kristendom werden uitgezet en EEJw. Jesüs heilrijke Godsdienst in de Oosterlche en Westcrfche wereldlanden bij met weinigen van de voornaamden des Volks allen bijval vond, waaren eronder de nieuwe Evangelievrienden veele kundige mannen, die in de nuttigde weetenicnappen onderweezen , door hunne bedreevenheid in verfcheiden ftudiën zich den loflijken naam van oordeelkundige geleerden hadden waardig gemaakt,mannen, die zich op de redekunde, op de wijsgeerte^ en op de rechtsgeleerdheid met allen ijver hadden toegeleid, en in deeze onderfcheiden kunstvakken der menschhjke maatfchappije ten fierfel en ten voordeel ftrekten. — Als Kristenen flechts verdienden zij wel niet gebezonderd te worden uit anderen - malrals Kundige Kristenen werden zij toch met reclit en naar waarde aangefteld tot Leeraars: en Opzieners der Kerk. Dit aanzien, en deeze achtbaarheid moest hun zeker niet misgund worden; waaren zij maar de beweegöorzaaken niet geweest van het vee valdig bederf, waardoor de Krist Hjke Godsdienst zo merklijk is verbasterd geworden. Zij toch zijn het, die de heilleer van jesus op de leest van mensen- gjn, een fcnrift, dat alle aanprijzing waardis is en voor korten tijd bij den TJicgeem dk werkjen uitgekomen, bl. 300. C •  16 Beknopte Letterkundige GefchiedenU I- lijke onderltellingen begonnen te fchoeijenJ eeuw. Van toen af maakte men een' aanvang, om op eene redekundige, wijsgeeriga en twistzuchtige wijze te fpreeken en te fchrijven over de geloofspunten van het Kristendom. De naam van Godge¬ leerdheid (Theologia) was echter toen nog in geen gebruik. Deeze werd ten aanzien van die betekenisfe, welke thands in de kerk allenthalve ftand vindt, onder de Kristenen, eerst bekend na den leeftijd van auelardus, die in de XII eeuw als een man van uitfteekende geleerdheid beroemd was, en een kort leerbegrip heeft uitgegeeven, 't welk hij betijteld had, Theologia, Christiana (de Kristlijke Godgeleerdheid'j? (*) waarvan wij in 't vervolg nader gewaagen zullen. VI. — Die eeuvernet een boos hart en kwaade heblijkheden van deeze wereld afdapt, zal eeuwig rampzalig zijn. (f) — Die daarentegen JTiet een deugdzaam hart en goede heblijkheden de eeuwigheid intreedt, zal gelukkig zijn. (§> Hoe verder hij hier in de Godzaligheid gevorderd is, hoe meer heil, eer en vreugde hij in den hemel genieten zal. (**) —— Die een kristen wil zijn , moet zich inwijden laf-' ten door den waterdoop, en bij plegtige gelegenheden openlijk gedachtenis vieren van zijnes Verlosfers zoendood, (ff) En op deeze Leer is eene zedekunde gebouwd , die alles te boven gaat, wat de menschlijke reden ooit over deugd en zedelijke volkomenheid gedacht en geleerd heeft (§§) Alle deeze waarheden hebben Jesus en de Apostelen geleeraard. Maar fae? VIII. (*) Matth. XXV. 31-46. Hand. XVII. 31. Rom. XIV. 10. (t) Joh. V. 29. Heb, XII. 1-4. (S) Joh. V. 29. Openb. XIV. 13. C**) Matt. V. ij. 2 Kor. IX. 6- Ot) Matt. XXVIII. 19, 20. Hand. II. 38; enVIII. 36, 37, 39. Matt. XXVI. 26 , 27,28 Mark. XIV. 22, 23, 24. Luk. XXII. i9, 2.0. 1 Kor. X. 16, 17. (§ IX. 'tls wel zo; Jesus Helde de wigtigfle waarheden ook onder gelijkenisfen en verbloemingen voor: maar men merke aan, dat meenig iets populair en eenvoudig bij de Jooden waare, 't welk het juist bij ons niet is. Het beeldfpraakige waare geheel in den Oos- (*) ZieTURREt. op. omn.T. l.pag. 4S6 Rosenm. de Chrht. Theol. orig. librum, pag. 22. en rosenm. Eenv. onderw. in den Godsd. voor kinderen; in dt Foorr. van den Vertaaler, bl. u, B 4  ISf Beknopte Letterkundige Gefchiedenh ï. Oosterfchen fmaak, en vond vooral groo-fcE yvy. ten bijval bij de Jooden ten tijde van jesus : zelfs hebben de grieken en andere volken deeze manier van voordrage overgenomen; Livius noemt dezelve prifcum dicendi modum, eene aloude, wijze van Jpreeken. Lib. II. Cap. 32. En alles, wat jesus in deezen trant voorftelde, was van de natuur, van het huislijk leeven, van de burgerlijke inrichting, van het menschlijk ligchaam, en andere bekende zaaken ontleend. (*) Zeer wijs en naauwkeurigwaare jesus inde-keuze der beelden, waarin hij de waarheden van den Godsdienst voordroeg; hoe eenvoudig, boe bevatbaar voor de beperkte verftanden, hoe juist ingericht waare deeze naar den fmaak der natie, tot welke hij fprak !(f> jesus fprak doorgaans zo, dat zijne hoorers Hem in zijne voorgedekte gelijkenisfen wel vatten, konden,- en begreepen zij hem al niet, dan verklaarde Hij zijne gezegden, en wist hen uittelokken, om nader onderricht van hem te be-. geeren. ( §) — En zulken beeld- fpraakig volksonderwijs was zeer gefchikt, om de denkbeelden, der hoorers te (*) Similitudines, paraUlee ejus er/tnt defumta t,x rebus obviis, ac velut e trivi». Verba funt tuur et. loco modo cit. ' CO Matth. XIII. 2—R; 18—23 ; 24— 30 i 3?<— So-Luk- XIV. IÓ.-24» XVV C§) Luk, X. 3°-a7v  der Systematifche Godgeleerdheid, te verhelderen, die veelal hetvoorgeftel- f,' de beter begreepen , wanneer het in fchilderwerk van bekende zaaken werd eeuw, voorgefteld. Zulken onderwijs waare ook Zeer gefchikt, om de aandacht en weetgierigheid der hoorers fteeds optewekken en ten goede werkzaam te houden: dejooden hadden eene bekrompen, eene aan het kinderlijke grenfende denkwijze; een kind hoort geern, dat men hetzelve iets verhaalt, en wijders uit het verhaal nuttige waarheden en heilzame zedelesfen trekt, waarnaar het zich voortaan in denkwijze en handelmanier regelen kan; (*) en even zo gretig hoorde ook de Joodfche natie de leerzaame gelijkenisfen van jesus, die Hij hun bij vericheiden gelegenheden voordroeg. En eindelijk zulken onderwijs had eene bovenmaatige kracht, om het hart te treffen, en den mensch op eene verrasfende en gevoelige wijze van de waarheid te overtuigen : Men erinnere zich hier de uitmuntende gelijkenis, dien nathan aan david zo harttreffend voorftelde en die zo geheel doelmaatig was: (f) men denke aan de gé- (*) Een kitid fchept niet alleen welgevallen in zulken beeldrijk voorftel, maar hoe veel verftandige Ouden onder ons hooren of leezen met geneegen aandacht eene leerzaame en zedekundige fabgl! en verfchilt zulk eene Westerfche Fabel wel veel van de beeldfpraakige verhaalen der Oude Oosterlingen? (t; a S am. XII,  2.6 Beknopte Letterkundige Gefchiedenis I. gelijkenis van den barmhartigen Sama* BE UW. ritaan. (*) Dan met dit alles meene men niet, dat deeze beeldrijke leerwijze van jesus de voornaam de en meestgebruiklijke leerwijze waare, waarvan hij zich bediende. Jesus leerde door gelijkenisfen vooral dan, wanneer hij menschkunde , beleid en voorzichtigheid gebruiken moest, om volksdwaalingen uittewortelen; wanneer heftige beftraffingen geen' besten uitflag zouden, gehad hebben, of vriendelijke raadgeevingen niet overtuigend genoeg zouden geweest zijn; wanneer hij het vclk minderwigtige waarheden voordroeg , en wanneer hij hun zaaken voorftelde, welken hij toen nog niet raadzaam oordeelde, vlak uitenmet|ronde woorden zonder bewimpeling openlijk bekend te maaken; waarom hij vaak zijne gelijkenisfen voor het volk uitgefproken aan zijne leerlingen, die in de waarheden des Evangelies reeds eenigermaate onderricht waaren, en het geleerde beter vatten, beter draagen, en er beter gebruik van maaken kondenj nader verklaarde. (t)— Men zie hier dus uit, hoe zeer de Leerwijze van den Heiland verfchildè "van die der Systemstifchen en Scholastieken. (§) X, (*) Luk. X. (■ft Matth. XIII. 9—17. 36". C§) Qjii yelkttt, chk.is1 dm Theohgiam Sp- ***  .der Systematifche Godgeleerdheid, X. I. eeuw, _ Wat de Apostelén, de eerfte verkondigers van jesus gedichten Godsdienst, aanbelangt. Deezen ook hebben allenthalve de voetftappen van hunnen wijzen Meester gedrukt. Zij toch, deeze ongeletterde mannen, uit het tolhuis en van het vischnet voor een groot gedeelte genomen, menfchen uit de laagste volksklasfe, die in de geleerde weetenfchappen der Jooden en Grieken niet bedreeven waaren, zo men éénen paulus hier uitzondert, wiens kunde ook nog maar binnen den kring der Hebreeuwfche Geleerdheid bleef, (*) maar toch ook anders mannen met de edelfte natuurgaven bedeeld ,en met het hemelsch licht vanGods Geest_ beftraald : deeze Mannen leerden de kristli'jke waarheden des geloofs en der zeden niet kunstmaatig, niet Systematisch, niet Wijsgeerig,maar,geheel volgens het voorbeeld van hunnen verhemel- tematham hominibus iradidisfe, paruin pi udentes funt astimatores return. Ars vivendi, familia' ribus colloquiis, datisque , prout res ferunt, do' cumctitis, longe felicius. traditur, quam operopt Mo depnitionum , divifiomim & argutarum quas' tionuin artificio , quod systema mmcupatur. Sic j£»  iet Systematifche Godgeleerdheid. 31 len; (*) maar naar de denkbeelden der I bezondere volken, met welken zij te eeuw; doen hadden, denkbeelden, die anders den Godsdienst van jezus niet benadeehgen konden. Zij bedienden zich van den Volksfmaak, van de Volkskunde, en van de volkstaal der natiën, die zij onderwijzen wilden. Er heerschte ook in hunne manier van voordragt eene zekere verfcheidenheid, waarbij zij wijslijk en verftandiglijk acht namen op de verfchillende Godsdienstgevoelen* hunner leerlingen. Spraken zij tot Tooden , zij voorönderftelden bij dezelve n de leer van God, van de ichepping der wereld, van de voorzienigheid enz. als waarheden, die deezenbekend waaren: begonnen terftond met deeze grondftelling ; jesus is de verfproken messias: gelooft hem, bekeert u, en laat u doopen ter belijdemfs van zijnen Godsdienst, op dat uwe zonden U vergeeven worden: (f) en bochten hen uit de fchrif- ten Trapswijzen Vtortgangdèr Godliike Openhaarineen 2,«9 292. en mosiieim : Kerkt. Gefch. i hl 157. 1 Deeze gedachte is. bondig en oordeelkundig wederleid door de Heeren heringa en bang in twee prijsverhandelingen van het Haagfche Godsdienst Genoot/chap voor ,tjaar 1789 (f) Hand. H. s8. in den nmm ^ kristus ,s hier zo veel als ter èelijdenisfe van J. of van den Godsdienst van J. K.Zie ha elsveld; yertaalmg van tN. T. ter d. p. en i„ de aam» en over de betekenisfe van het woord lnaam\ Hewmoa, disfertatio de form. Mapthmt °  Beknopte Letterkundige Gefchiedenisi l. . ten van het Oude Testament te ovet.£uw. tuigen, dat jesus van Nazareth, dien, zij gekruist hadden, de waare Messias zijn moest. Maar verkondigden zij het Evangelie aan de Heidenen, zo droegen zij denzclven voort in den aanvang deeze waarheden voor: Èr is één God, deezs ■is alleen de waarachtige God, de Schepper van 'tJieelal, deBeftuurer der wereld, de Rechter der menfchen; onzen dienst en aanbidding waardig. En vonden zij met deeze waarheden ingang bij hen, dan plant-; ten zij hier op in het hart deeze vrucht^ baare grondleer van den Kostlijken Godsdienst : de gekruiste, verreezen en verheerlijkte jesus is de éénige wereldverlosfer; gelooft zijne leer, wordt zijne volglingen in den wandel , en gij zult zalig worden. (*) Intusfchen had elk Apostel zijnen bezonderen fpreekftijl, en eigen fchrijfwijze; elk liep in den gang der gedachten en der voordragt van den anderen af, èn zo kwamen ze toch eindelijk in het hoofdpunt weêr bij elkaêr. Petru> gebruikt lange en gerekte perioden, doch fpreekt krachtig: (f) Hij redent vrij oraflagtig en kenmerkt overal een warm hart, dat (*) Hand. XVII. 22—31 én XIV 15, 16,17. Zie WALCfi 't n. b. s. 37. .en rosenmuller Gefck. Verhand, over den Trapsw. Voortg. der Godl.Openb, bl 291. (f; Zie MicHAè'Lis Inleiding in de Godl. SchrifUn van 'tN. V. II. bl. 759, en 760,  'der Systematifche Godgeleerdheid. 33 dat van zuivere waarheidliefde gloeit. Jo- L hannes is in zijne voordragt vrij gelijk aan eeu w. zijnen lieven Meester: (*) zijne voordragt is ligt, onderfcheiden, bevatlijk , zacht en teder, doch ook deftig en krachtvol, vooral in de brieven. Jakobus fchrijft eene leevendige, fchoone, taal, en heeft zelfs veel poëtisch, (f). Van allen onderfcheidt zich paülus; zijn voorHel is openhartig, vrijmoedig, zieltreffend; hij oordeelt fijn, en befluit juist $ hij bewijst naauwkeurig , en overtuigt dikwerf verrasfend. Hij had weldefchriftert der Griekfche wijzen, vooral die van plato geleezen, gelijk men opmaaken kan uit Rom. VI, VII,enVIII(S).Maarhij was toch eigenlijk geen Wijsgeer, en bediende zich geheel niet van Wijsgeerige betoogen en redekunftige pronkerij* 1 Kor. II. 1. en volg. (**) XII. Zo leerden de Apostelen het volk, om het zelve tot het Kristendom te bekeereh; . (*) Zie MiCHAëus 'tz.b. II. bi. 356, en 357; 't Komt MiCHAëus zelfs voor * dat hij reeds bij jesus leeven 't eene en andere van deszelfs redevoeringen opgefchreeven heeft. Ct) Mich. 't z. b. II. bl. 6911 (§) Mich. 'tz. b. I. hl. 292. Over den verfchillenden fchrijffrijl der Apostelen zie men wijders MicH. 'tz. b. I. bl. 85 , eri volgg. c  34 Beknopte Letterkundige Gefchieienis I. of in het Kristendom te bevestigen -. ssüw. Maar zij moesten ook Leeraars vormen. Zij hadden hunne fchoolen. Uit 2 Tim. II. 2. kan men oogenfchijnlijk zien , dat pa ulüs niet flechts de Leeraar van timotheus, maar dat ook timoth eus een leermeester van anderen waare, welken hij bekwaam maakte, om op hunne beurt weder Leeraars van het Kristendom te zijn, op dat het in de gemeenten nimmer aan leeraaren ontbreeken mogt. (*) Paülus en timotheus hebben dus beiden hunne fchoolen gehad. En zulk eene kweekfchool had ook de Apostel jo- . hannes opgericht te efeze, (f) daar hij onder anderen tot zijnen leerling gehad heeft p olykarpus, die naderhand zelf eene fchool gefticht heeft te smyrNA' (§) Zouden nu de Apostelen in deeze hunne betrekking niet de leer van den Godsdienst op eene Systematifche wij ze voorgedraagen hebben ? — dit is heel niet denklijk ,heel niet waarfchijnlijk: Er is geen twijfel aan, of de Apostelen hebben hunne leerlingen, welken zij tot den dienst der kerk opleidden, onderricht, even (*) Hamelsvelds Bijbelvertaaling: ter deeze p!. in de aanmerkingen: en mosheims verkl. der brieven aan Timotheus kunnen hier over worden nageleezen. Verg. Walch. 'ta. b S. 38. (X) Zie mosheim; Kerkl. Gefch. I. bl. 161. (§) Zie jablonski Inftit. Hifi. Christ.l.pag. $*. en mosh. ter aangek. pU  der Systematifche Godgeleerdheid. 35 even gelijk men in vroeger tijden onder- L wees in de zogenoemde fchoolen der Pro- eeuw, feeten, daar men de wet van moses las, dezelve verklaarde, en tevens wigtige zedelesfen gaf. In de fchoolen der Apostelen zal men onderwijs genooten hebben in den Godsdienst van jesus, op deeze wijze, dat de Leeraars de fchriften van het O. T, ten gebruike en ter bevestiging der nieuwe leer opgehelderd, en reede een' aanvang gemaakt zullen hebben, met de toen al voorhanden zijnde boeken des N. T, nader te verklaaren en uitteleggen. ■ 'tls dus buiten infpraak, dat de Apostels van jesus kristüs bij het geeven van Godsdienstlesfen aan komftige kerkleeraars zich niet van eene kunstmaatige en weetenfchaplijke, maar van eene populaire leerwijze bediend hebben. Men leeze wijders de brieven aan timotheus, titus en FiLeMON, en men zal bevinden, dat er in dezelven geen Systema wordt voorgedraagen, naar 'twelk in de kerk geleerd moest worden, 't Leerftellige en zedekundige, dat wij er in aantreffen, is eenvoudig en bevatlijk zonder eenige kunstörde. Hoe heftig vaart paülus uit tegen de Scholastieken zijner eeuw,i Tim: VI; 3, 4, 5! Dit zij uwe leer en „ vermaaning! Is er iemand, die „ anders leeraart, en niet overëenkom„ ftig de gezonde voorfchriften van onzen „ Heere jesüs kristus, en de leer ^ van den waaren Godsdienst;—— die Ca „is  %6 Beknopte Letterkundige Qrefehieienh I. is in de daad verwaand, en weet niets, eeuw. „ maar is twistziek en een vriend van „ woordenzifterije, die de vruchtbre wortel is van nijd, tweedragt, lastering, ,, kwaade vermoedens, fchadelijke fchool„ twisten van menfchen, die verdorven „ denkbeelden hebben, die dermaate de „ waarheid hebben uit het oog verloo„ ren , datze, naar hunne dwaaze inbeel„ ding, den Godsdienst als een middel „ van beftaan aanmerken. Verwij- i, der u van de zodaanigen!" (*) XIII. Waaren de Apostelen zulke vijandan van eene kunstmaatigeenfchoolfche Godgeleerdheid, hunne leerlingen, welken zij tot den Kristlijken kerkdienst hadden bekwaam (*) Vergelijk hier de kanttekeningen van onzen Staaten Bijbel: Nom. 7, 8, en 9. ■ „Paulus befchrijft hier als een verftandig Mensenkenner het eigenaartig karakter van valfche leeraars , en de waare bronnen, waaruit, door alle eeuwen heen, zoo veele wanorden in het Kristendom zijn Voortgevloeid." Dit is de gepaste aanmerking van den HooggeÜ hamelsveld ter deeze plaatze. — Verwijdert u van de zodaanigen is, volgens zijne verklaaring , wacht u, om zulken in de bediening te (lellen ah opzieners der gemeente ! „ Si ita- „ que in terras redirent Apostoli, an eam Theo„ Iogiam,qu£e ipfis tribuitur,intellefturi esfent? — „ non videtur." Verba funt turret. Opera om- nia. Tom. I. pag. 24. edit. recent. Hisce plane geminum eft id, quod Clarisf. werenfelsius ap-  'der Systematifche Godgeleerdheid. 37 kwaam gemaakt, de zogeheeten Apos- L tolifche vaders, waaren van dezelve niet eeuw.' minder afkeerig. — Onder deeze Apostolifche vaders telt men barnabas, klemens van rome, ignatius , en polykarpus,(*) mannen die in den vroegften morgenftond der Kristentijden de waarheid des Evangelies met mond en pen zuiver en onvervalscht geleeraard hebben; en noch in menschlijke welfpreekendheid noch in wereldfche wijsheid zich eenigen naam konden maaken, maar als eenvoudige en ongeletterde menfchen; welken niettemin 't gene zij van de Apostelen geleerd had appofite fcribit in opusc. fuis, Tom. I. pag. 4. „ Ipfi Apostoli, fi ad vivos redirent,Theologiam, „ (in artem adeo difficilem converfam) non in' „ telligerent. Certe venerandam illain Christian» „ religionis fimplicitatem in ea non agnoscerent." De Geleerde W. B. jelgersma heeft over de leerwijze van jesus en de Apostelen eenige korte , doch juiste, aanmerkingen gemaakt in zijne fchoone Prijsverhandeling onder de werken vanTEYLERs Godg. Genoodfcbap, D. XI. bl. 351-354- — Men vergelijke verder C. G.Heikrich : Vcrfuch einerGefchichte der Vvfckiedenen Lehrarten der Chr. Gl. TVarhrh. S- 37—57■> Spittler Grundrisj'der Gefchicht'e der Christl. Kirche. Seite 53—56.vonder driften auflage ■ (*) Hierbij voegt men ook hermas, dien paulus groeten laat Rom. XVI. 14, en die een leerling van deezen Apostel geweest is. Aan deezen hermas, of zo als grotius hem noemt, hermodorus, fchrijft men toe een boek, geheeten de Herder van hermas; doch te onregt. De •Geleerde mosheim , voor wiens fcherpzichtig oordeel in dit flag van zaaken wij groot geloof C 3 hsb-  £g Beknopte Letterkundige Gefchiedenis I. den degelijk verftonden, en in de waar* eeuw. heden van den Godsdienst een verhelderd inzien hadden, met een geheiligd hart de zaak van het Kristendom alleszins zochten te bevorderen. Deeze Apostolifche Mannen gaven onderricht in het Kristendom op eene enkel gefchiedkundige en eenvoudige wijze, zonder Systematifche orde, zonder Filofoofije. In hunne voordragt der voornanmfte geloofspunten vond men geene fcherpzinnige woordenzifterijen, geene fchoolfche kunsttermen , maar beva lijke,beflisfende zaakwoorden, en Bijbellche fpreekwijzen. En dit Hebben, meldt in zijne Kerkt. Gefch. I. bl. 154, dat hij volgens de overtuigendfte blijken , welken hij hier van had, dit boek aan den Apostolifchen hermas niet kon toekennen , maar hetzelve zamengefteld achtte door hermas, broeder vanpius, Bisfchop van Rome, die inde tweede eeuw leefde. —— Hoe veel goeds er ook in weezen rnooge, wij voor ons vinden, behalven de verfcheiden ongepaste zamenfpraaken tusfchen God en de Engelen, er toch ook veel in, dat niet eigenlijk Apostolisch is, maar zeer naar het Platonisch wijsgeerige riekt. Men Jeeze van het geheele Boek een kort uittrekfel bij rosenmuller in zijn werk,<& Christ. Theol.origine pag. 27—37: wiens gedachte over hermas herder wij anders heel niét begunlligen willen. De volgende Helling onder anderen uit het III boek verraadt alleen het valfche voorgeeven s naamlijk, dat de Apostelen en de Evangelisten na kunnen dood het Kristendom Verkondigd zouden hebben aan de Aartsvaders, de Profeeten , en alle andere vrenmen, die voor de komst des Heilands geflorven waaren , en deezen ook hen gedoopt kadden. Over het goede en Hechte  der Systematifche Godgeleerdheid. 39 dit Onderwijs had plaats zo wel dan, I. wanneer zij mannen voor de kerk zoch- eeuw* ten bekwaam te maaken, als wanneer zij het volk onderrichtten. Ten aanzien der toekomftige Godsdienstleeraars bevlijtigden ze zich vooral, om hen tot fchriftuitleggers en bijbelverklaarers te vormen — De geheele Godsdienst waare begreepen in twee groote hoofddeelen, welk eene de zaaken, die wij te gelooven, en welk andere de zaaken, die wij te betrachten hebben, bevatte. Deeze twee voor- naame hoofdzaaken werden eenvoudig en duidelijk volgens de heilige fchrift, diemen in de vergadering der Kristenen las, en uitleide, voorgedraagen. ■ Dan des niettegenftaande diene men hier ook niet te verzwijgen, dat verfcheiden Kristenleeraars naar de gewoonte der verdichtzieke Jooden van dien tijd de klaare woorden van het Oude Testament, wanneer zij ze op het N T. te huisbragten, dikwerf meer verdonkerden, dan nader ophelderden, door het gebruik van verre gezochte en nietsbeduidende leenfpreuken , om er zo geheimzinnige en verborgen meeningen uit afteleiden. (f) 'tLeer- ftel- te in dit oud gefchrift leeze men w. wake , The genuine Epiftles of the Apest. Fathers, verg. Biblioth* Britt. T. XIX. p. 160. (*) Zie rosenm. Lib. de Ch, Th. orig. pag. 26. Men vindt hier een duidlijkbewijs van onder anderen in den brief van barnabas , die door een' kristen aan Joodfche verdichtfelen gehecht, fchijnt opgefteld en heel niet van barnabas den reisgenoot van C 4 pau.  4» Beknopte Letterkundige Gefchiedenit l. ftellige en zedekundige werd toen en in Eeuw. het openbaar en in het bezondere on^ derwijs plat en populair voorgefleld; men wist van geene uitgeploozen onderfcheidingen der wijsgeerte en van geene afgepaste regels der redekunde. Het eene en andere is blijkbaar uit de fchriften deezer Apostolifche vaders, die deels ongefchonden, deels vervalscht tot ons overgekomen zijn. Ten hunnen tijde had men dan geen geregeld zamenftel der Geloofswaarheden. De eenvoudigheid achtte dit onnoodig. Men bevlijtigde zich meer, om het hart te ontvlammen ter beoefening van geloof en ter betrachting van deugd, dan om de leerftellingen met eene afgemeeten juistheid en naar de voorfchriften van menfchlijke wijsheid voor te draagen. - 'tls zo, men heeft een kort Leerftelfel van de voornaamfte geloofspunten,'! welk men gewoon is, het Sijmbolum Apostolorum^ of de geloofsbelijdenis der Apostelen te noemen; en 'twelk men oulings aanzag als een gefchrift, door de Apostelen zeiven vervaardigd ;dan hoe men hier in heeft misgetast, is thands deskundigen bekend. (*) Men houdt., en paulus ; van welken wij zeer dikwerf gewaagd vinden in de Hand. der Apostelen. Over deezen Brief van barnabas leeze men dcpin Biblioth, nova Ecclef. auct. I. pag. 8—12. C*j Vide Joh. Franc. Buddei Ifagoge ad Theologiam. Lib. II. Cap. II, pag. 441. Joh. Alph. Tiirret. Opera omnia, Tom. HL pag. 18 <2? 19; dupin h 1. I. pag. 14—20. et p. king Hist.Sym&t Apost. c. I. § 20. 21.  der Systematifche Godgeleerdheid. 41 en met het grootfte recht , het Symbolum IJ. Apostolicum als een opftel van kater tij-eeuw. den, ten algemeen voorfchrift van openlijke belijdenisfe en ten gebruike als een middel, om opkomende dwaalingen tegen te keeren. Hoogstwaarfchijnlijk is hetoorfpronglijk vervaardigd in de eerfte en tweede eeuw, in de derde eeuw vermeerderd , en in de vierde zo gevormd, alshet nu nog is.<*) XIV. Men ziet dus, dat men ten tijde der Apostolifche vaders nog de zuivere Evangelieleer in haare fchoone oorfpronglijkheid en bevallige eenvoudigheid leeraarde, en de dienaars van het Kristendom meer uitblonken in Godsvrucht en ijver, dan in geleerdheid en welfpreekendheid. Dan deeze helderheid aan den kerkhemel waare niet meer van langen duur: de lucht betrok allengs met een' vaalen damp van donkere fpitsvindigheden eener (*} Zie jablonsk1 Injlit. Hist. Christiana: I. pag. 57. Onder het drukken van dit blad is my door een vriendlijbe hand nog tijdig ter leen gegeeven het gefchrift van petrus icing, getijteld Historia Sijmb. Apoji: Dit werk jen , en vooral het eerfte Hoofdftuk, is wel waardig hier over nage- leezen te worden. Het boek van pearson, Expojit. of the creed, 't welk ik niet anders, dan van naam ken, zal ook waarfchijk veel opheldering ter deeze zaak geeven. Wijders verge- lyke menwrrzii Exercit.Sacr. in hoe Sijmb. pag 9. C 5  4 a Beknopte Letterkundige Gefchiedenis II. ner ingebeelde weetenfchap. (*) —— eeuw. De Kristlijke Godsdienstleer onderging in de tweede eeuw eene groote verandering. Ter opzichte van verfcheiden Godsdienstönderwerpen ftelde men fcherpzinnige en uitgeploozen nafpeuringen te werk, men fprak er vernuftige bepaalingen, over uit; en 'tkwaadde van alles waare, dat men verfcheiden leeringen van eene louter harsfenfchimmige wijsgeerte onvoorzichtiglijk in het kristlijk leerftelfel inwrong en inweefde. — Men erinnere zich hier 't gene ik § V. gefchreeven heb. De wijsgeeren van deezen tijd, die den Kristlijken Godsdienst omhelsd hadden, zochten de leer des Evangelies met de leerftellingen eener Filofoofij te vergelijken, welke toenmaals in het Oosten zeer geliefd was, naamlijk de Alexandrijnfche of Platonifche Filofoofij. (f) En (*) O hadde men zich alleen aan de uitfpraaken en lesfen van jesus en de Apostelen gehouden , zonder iets meer te willen weetea en bewerken , dan deezen goedgevonden hebben, ons bekend te maaken; en dus voortaan het waare Kristendom meer in edele gevoelens en braave handelingen , dan in wijsgeerige voorltellen en fcherpzinnige plegtfpranken geplaatst, hoeveeleverfchillen, twisten en fcheuringen zouden er hier door in de Kristenwereld achterwege gebleeven zijn! — (t) Men koos in 'tbezondere hier toe de Platonifche Filofoofij. om dat de toenmanlige Wijsgeeren meest aan plato gehecht en gewend waaren; om dat men tusfchen de Leer van plato en die vaa  der Systematifche Godgeleerdheid. 43 En zo ontftond er fchielijk een vermengde IL Godsdienst, welken men een' wijsgeerig f.euw, kristlijken zoude noemen kunnen, die evenwel alleen maar begunftigd werd van de Geleerden; en van den zuiveren Godsdienst, zo als die voorgedraagen werd aan het volk, niet weinig verfchilde. De Wijsgeeren van deezen tijd , Kristenen wordende, vooral de volglingen van plato, waaren er op uit, om de gevoelens en leeringen der Filofoofije, waarmede zij zo veel op hadden, overal, waar het maar eenigen fchik krijgen kon, in het Kristendom in te lasfen; zo dat deWijsgeerte, zo als ze toen waare, en de Kristlijke Godsdienst met eikanderen Icheenen overëenteftemmen. — Van dien tijd af waare men er op bedacht, om de leer eener menfchelyke Wijsgeerte met die van den Godlijken Bijbel te verzwageren. - En zo kwamen er in de voordragt der Evangelieleer allengs nieuwe woorden, geheimzinnige fpreekwijzen, en allegorifche verklaaringen, die men den wijsgeeren ontleender (f) Dit be- van kristus meest overeenkomst vond, 't gene zo geene plaats had ten aanzien van die van aristoteles ; en eindelijk, om dat plato zo kort, zo droog, zo fpitsvindig en Syflematisch niet waare, als aristoteles. En welke Filofoofij waare deeze? niet gezonde redenkennis, maar eene wil. lekeurige, valfche, fektevolgende wijsheid! CD Zie rosenm. Lib. de Christ. Theol. Origine pag. 39.  44 Beknopte Letterkundige Gefchiedenis Iï. behaagde wel allen niet, want er waaren. eeuw. er die de wijsgeerte voor den Godsdienst als van geene waarde achtten, en ja zelfs waaren er, die dezelve geheel fchadelijk en als een' vond van den Duivel aanmerkten; doch niet te min behaalden de voorftanders der wijsgeerte overal de zege; en de oude eenvoudigheid der Godsdienstleer raakte in een deerlijk verval. XV. Deeze voor Gods kerk zo nadeelige leerverandering, deeze ongelukkige afwijking van de oorfpronglijke eenvoudigheid des Kostlijken Godsdienstes moet vooral aan twee voornaame oorzaaken worden toegefchreeven, waar van de eene hoogmoed, en de andere eene zekere noodzaaklijkheid was. De hoogmoed bragt te wege , dat eenige Leeraars de Leer van het Kristendom met de denkbeelden der Filofoofije verfmolten, en het voor iets fraais, iets fchitterends, hielden, de lesfen van kristus en zijne Apostelen met de fpreekwijzen der wijsgeeren Rechtsgeleerden voortedraagen. (*) De andere (*) Hoogmoed, door verdienften aangeërfd, beheersen: meestal den geleerden man, en doet hem van heeten ijver blaaken, niet zo zeer voor de waarheid , als wel voor zijne éénmaal aangenomen cn verdedigde gevoelens. En even deeze hoog-' moed  der Systematifche Godgeleerdheid. 45 dere oorzaak was deeze, dat men niet II. zelden de toevlugt neemen moest tot re- e e u w. dekundige bepaalingen, eft fijn uitgeploozen onderfcheidingen; ten einde men •. de drogredenen, waarmede de ongeloovigen en ketters den Godsdienst zochten te onderwroeten, en te ontkrachtigen, wederleggen, en deezen tegenfpreekeren den mond floppen konde. —— En eene derde hierby komende oorzaak waare, dat veele Heidenfche wijsgeeren, door eenen vuurigen onderzoeklust aangedreeven, in alle fchoolen der wijsgeerte nergens eenig voldoend leerftelfel, of gefchikte opgave van de middelen ter gelukzaligheid aantroffen, en even daarom den kostlijken Godsdienst gereedlijk omhelsden, wijl dezelve hierin aan hunne begeerten en navorfchingen beandwoordde. Deezen befchouwden het kristendom als een hulplicht, dat over hunne wijsgeerige onderwerpen een zeer verhelderend fchijnfel ver- fpreidde. Hoe nuttig en heilzaam anders zulke wijsgeerige wapens ook weezen moogen in de handen van verflandigen en oordeelkundigen, zo onnut en fchadelijk zijn ze daarëntegen, wanneer ze opmoed fluit niet zelden den toegang voor de waarheid, terwijl ze de deur opent voor dwaaling; — gelijk wij voortaan zien zullen. Verg. den Hoogg. van hemert in de werken van teylers Godg. Gen. D Xl.il. p2. en den Heer kuiper't zelfde Ti.bl. 210.  46" Beknopte Letterkundige Gefchiedents II. opgevat worden door minkundigen en HE uw. waanwijzen, gelijk naderhand gebeurde, toen even daar door het Kristendom zijne weezenlijke waarde kwijt raakte. (*) — Hoe veele redenen hebben wij niet, om over zulk een misbruik der wijsgeerte te treuren! XVI. De grootfte voorftanders van deeze wijsgeerige kristlijke voordragt der Evangelieleer waaren pantenus, justinus de Martelaar,(f) athenagoras, klemens van ALEXANDRië, en hunne leerlingen.— De laatfte inzonderheid was onder zijne tijdgenooten de ijverigfte voorvechter der Platonifche Wijsgeerte, en verbond dezelve op eene geheel buitenmaatige wijze (*) Zie mosh. a. b. bl. 252, 253. Zeer juist heeft de kundige newton in zijne cardiphonia I. bl. 343 aangemerkt, dat wereldfche Geleerdheid, hoe hoogstnuttig anders ook, zo wij er een regt gebruik van maaken, nogtans voor hun, die er op vertrouwen, zonder eenehoogerleiding te zoeken , doorgaans eene bron van verleegenheid, twist, twijfelaarij en ongeloof wordt. Hij vergelijkt ze bij een zwaard, dat wel van grooten dienst is, als men het goed gebruikt, maar in de hand eens krankzinnigen regt gefchikt is,om hem en anderen te befchadigen. (t) Hoe groot een voorftander bij v. justinus de martelaar van dezelve waare, blijkt vooral hier uit , dat deeze Kristenleeraar beweeren durfde, dat zommige Wijsgeeren voor's Heilands ge-  der Systematifche Godgeleerdheid, 47 ze met den Kristlijken Godsdienst. Hij ver- jj klaart rondhartig en vrij uit, dat hij in zijne eeuw boeken, welken hij s trom at a noemt, (*_) niet den zuiveren Godsdienst van kristus, maar een met wijsgeerige leerftelftellingen verltrengeld Kristendom,of liever den Godsdienst, onder een wijsgeerig dekfel verborgen, voordraagt, even, gelijk de dop van eene noot de kern der vrucht bedekt, (f) Indien wij klemens gelooven wilden, dan zoude voor de komst van kristus de Wijsgeerte voor de Grieken even het zelfde geweest zijn, als de wet van moses voor de Hebreeuwen, engelijk de wet denjooden ter hunne zaligheid dienftig geweest waare, even zo waare ook de Wijsgeerte den Heidenen daartoe te ftade gekomen. Kristus hadde dus Hechts de geboorte ook in de denkwijze en daad Kristenen geweest waaren: onder deezen telde hij sokrateï heraklitus en diergelijken. Zie rosenmuller , de lar TA. Orig. Lib. pag. 41. zijna Gefchiedkundi%e Verhandeling enz. bl. 203 en 208. Walch, tab. S. 83. en Bibliotheque Brit. I. p. 85. (*) Uitgegeeven van sylburg met bijgevoegde intekeningen in het jaar 1592. (t) Stromatum, Lib. I. pag. 203 edit. cit ylburg: Zofchrijfthij:nv,&w. h ,< ttftiy/tm» lv> i^udiran tpawtp,»; è,Vftx„ ftxXXn • tïuhfui la xupv*. dat is „ De ftroraata behelzen n zich eene waarheid, die met de leerflellingen Ier wijsgeerte vermengd is, of liever daaronder >edekt en verborgen ligt, gelijk in den dop verolen is, het eetbaare, dat men in de noot vindt."  48 Beknopte Letterkundige Gefchiedénis jr6 de wet der Jooden en de Wijsgeerte der seüw. Grieken £en deele volmaakt, ten deele gezuiverd. De Wijsgeerte waare een gefchenk van God > om de gemoeden voor te bereiden tot de omhelzing van den volmaakten KristlijkenGodsdienst.(*) Dit laatfte waare anders nog zo verre den bal niet misgeflaagen: de wijsgeerte maakte zeker de harten der verftandigen niet ongenegen ter aanneeming van het Kristendom, maar klemens ging veele graaden hooger. Hij ftelde naamlijk, dat dé Wijsgeerte van kristus en van de Apostelen bij mondlijke overlevering geleerd, van 'talgemeene geloof der Kristenen onderfcheiden, en niet tot allen, maar tot weinigen , overgehandigd waare. zelfs beroemde hij zich , dat ook deeze geheime en verheven Wijsheidleer hem zeiven bij monde medegedeeld waarè van de leerlingen der Apoftelen petrus, jakobus, joh annes en paulus (f). En plato was vooral zijn man, voor deezen had hij zulk eene overdreeven achting,dat hij zich verbeeldde bij deszelfs leer moses in een Attisch dialekt te vinden en hem den Griekfchen moses heette. (§) —■ Men (*) vft>ntihvn tij %i h» Xfirs nXtiunt. Strom. VI. pag. 497. Verg. rosenm.1. c.pag. ai. (D Cf. Eus. F. E. 1. II. c. i. (§) Hij noemt plato Mum etTTMi£*>r. Strom. I. p. 342. vérg. heinrich 'ta. b. S. 65. Niet alleen klemens , maar meer andere Griekfche Vaders dachten, dat plato zijne beginfelen getrokken hadde uit de fchriften van moses. Verg. Bibl. Britt. T. III. p. 262.  der Systematifche Godgeleerdheid. 49 Men zie hier uit, hoe zeer reeds in JJ. de tweede eeuw de eenvoudige leervoor- eeuw. dragt van jesus en de Apostelen in onbruik , en daarentegen een wijsgeerig voorftel van het Kristendom in zwang begon te raaken: En hiertoe deed klemens , meer dan anderen, zijn best. Hij was Leeraar in de beroemde kerk en fchool van ALEXANDRië, en in deeze bediening de opvolger van pantenus. 't Gene deeze kerkvader reeds aangevangen had , naamlijk de wijsgeerte met den Godsdienst te vercenigen, heeft klemens , zijn leerling, tot eenh.00- ger graad van voltooijing gebragt. • Zijn reeds aangehaald werk,de stromata, d. i. fijn zamengeweef de kleeden, waaren volgens zijn plan. en denkwijze een prachtig zamenweeffel, waarin de Kristlijke Godsdienst en de Platonifche Wijsgeerte onder eikanderen gefchooren en ^ ingeflaagen waaren, (*) XVII. Dan met dit alles werden de leerftellingen van het Kristendom toen nog volgens geen eigenlijk Systema voorgedraagen. Men had nog geen Leerboek, waarin de Kristlijke Godsdienstwaarheden CO ^C!1 üihoud van deeze strömata vinden wij opgegeeven bij dupin Bibliotheca Nova anétor. EcclcQali. pag.i^l—127. D  50 Beknopte Letterkundige GefcUedenis II. den in eene zekere orde en in eenen eetj w. natuurlijken zamenhang voorgefteld werden, en waarvan men in de fchoolen gebruik maakte. (*) De boeken van papias (t) over de gezegden van kristus en de Apostelen, welken men wel eens als een zamenftel van Godgeleerdheid gehouden heeft, behelsden , volgens bericht van eusevjius , veeleer eene gefchiedkundige verklaaring, dan wel eene ordelijke bijeenvoeging van de leerftellingen des Kristendoms. De Schriften van die tijden waaren meest verdedigingfchriften ter bevestiging van den Kristlijken Godsdienst en ter wederlegging der Heidenfche Afgoderije. (§) — Verfcheiden fchrijvers werden daardoor wel genoodzaakt, om over deeze of gene Godsdienstftukken breedvoerig en naauwkeurig te handelen; dit waaren (tukken, waarover gefchil viel: maar zulken, die toen nog aaivgeene betwisting onderhevig waa- (*) Vide doederl. 1. 1. I. pag. 221. (f) Deeze papias was Bisfchop te hierapolis iii Frygie ; zo zommigen meenen, een leerling van den Apostel Johannes; Ilijwnseen gemeenzaam vriend van polykarpus, een fterke doch verftandige Voorvechter van het duizendjar.rig rijk, en een beroemd leeranr in ziuien tijd, hoewel in verfcheiden opzichten wat aan den dweepigen en bij«reloovio-en kant; maar wiens fchriften de roest des tiids ook reede lang verteerd heeft. Vide eusebium Hifi. Ecclef. Lib. HL Cap. 33 > 3+ et 39, hofmmtoi Lex. Univ. art. papias; et bupinI.1. T, I. pag. 80 et feqq. (§) Vide doederlein1um I» L l. pag. 220.  der Systematifche Godgeleerdheid. 51 waaren, bleeven onaangeroerd , of wer- JJ. den onbepaald en dubbelzinnig voorge- eeuw. field; en wij weeten dus niet, wat hunne gevoelens eigenlijk daaromtrent waaren. (*). In deeze Eeuw begon men evenwel aan woorden te denken, die de leer des Evangelies opklaaren zouden, maar helaas ! verdonkerden, altoos aanleiding tot twist en fcheuring gaven, waare het al niet ten eerflen, dan in volgende tijden. justinus de Martelaar bij v. fmeed- de (*) Dit is wijders allenthalve duidlijk op te maaken uit de nog voorhanden zijnde fchriften dier oude Kerkvaders; als klemens van alexandriS , tertullianus en anderen. — Uit het onbepaalde en dubbelzinnige van hun gefchrijf zijn naderhand oneindig veele twisten gereezen , ten aanzien van hunne eigenlijke denkwijze en leergevoelens, wijl elke partij in derzelven werken zekere plaatzen vinden kon, die haar te ftade kwamen, om heorebezondere meeningen te bewijzen en te verdeedigen, of althands met het gezag der ouden te bevestigen. Hoe onbedachtzaam en dubbelvoudig dvukt zich bij v. tertulliaan uit, als hij fchrijft: (ady. praxeam c. VII) „ Wie zal loogchenen, dat God „ een ligchaam zij, alfchoon hij een Geest is?" Js hij hier een Anthropomorfiet! niets minder. Op eene andere plaarze, (contra hermogen. c. III.) zegt hij: „ Er is een tijd geweest, dat de Zoon er niet waare." Is hij hier een Ariaan? het tegendeel blijkt uit andere plaatzen, daar hij krachtig beweert, 't gene naderhand de Niceenfche Kerkvergadering gefteld heeft. In beide plaatzen doelt hij eeniglijk op de menschlijke natuur des Verlosfers: doch dit weeten wij Hechts uit eene gegronde gis- fing. iTerg, wai.cii. a. b. S. 51 en 52. D %  * 5'2 Beknopte Letterkundige Gefchiedenis II. de het woord t>i*s, drievoudigheid, 't Eeuw» welk theofilus van Antiochië en klemens van ALEXANDRië wel dra van hem overnamen, om daardoor aanteduiden de onderfcheiding van 't gene men naderhand perzoonen in de Godheid noemde. (*) En zoude men dit woord niet moogen aanmerken als een zaadkorreltjen van veele onfchriftmaatige verklaaringen, en verkeerde begrippen, die de eenvoudige leer van Gods onbegrijplijk weezen ontluisterd hebben? XVIII. In de tweede eeuw had men dan nog geene Godgeleerdheid. Dit blijkt in 't bezondere nog nader uit de fchriften van ireneus, Bisfchop van lyons , een* leerling van polykarpus, eneen' man van groote verdienden , die in 't begin der derde eeuw,op bevel van den Keizer septimus severus , door het krijgsvolk omgebragt werd; Ik heb hier vooral het oog op zijne vijf boeken tegen de keu iers .(dt valentiniaanen , en alle ovetige gnostieken ) waar van de oude tijtel is : £^ey^«5 W an»l(»7tv 7»s ■tytvhfisy* ymtrcat'. uitgegeeven ten jaare 170. (f). Med Men vindt in dit werk eene korte fchets van de toenmaalige leerftellingen der algemeene Kristlijke kerk. Ireneus fchrijft dus: (*) Zie de Prijsverh: van Velin gius tegets ï ries tleij pag : I56. (*3 Vide Bibl. Brem. Fase. IV. p. 387.  der Systematifche Godgeleerdheid. 53 dus: „ De Apostelen en hunne leer- II; lingen geloofden aan éénen God, den al-eeuw. magtigen Vader , die alles gefchaapen heeft: zij geloofden ook aan een' jesus kristus, den Zoon van God, die, om ons te verlosfen,mensch geworden is;en aan den Heiligen Geest, (*) die door de Profeeten de Godlijke fchikkingen, nopens de geboorte, het lijden, de opftanding , en de Hemelvaart van onzen geliefden Heere jesus kristus, en nopens zijne hemelfche toekomst in de Heerlijkheid des Vaders, ter opwekking van alle menfchen van de dooden, verkondigd had, op dat voor kristus onzen Heer en God en Verlosfer en Koning zich alle knie in den Hemel, op Aarde, en onder de Aarde buigen, en alle tong hem belijden; doch hij een rechtvaardig vonnis over alle menfchen uitfpreeken en uitoefenen z%ude; zo dat Hij de afgevallen Engelen en de Godlooze menfchen ten eeuwigen vuure verdoemen , en den rechtvaardigen en vroomen het leeven, de onverderfJijkbeid en eeuwige heerlijkheid (*) Ten aanzien der Drieëenheid had men deeze Geloofsbelijdenis. Er is één God. Deeze éénige is Vader, Zoon en Geest. Deeze drie naamen zijn wel onderfcheiden: d. i. zij betekenen niet éénen en denzelfden, zij zijn niet Hechts drie uaamen van éénen en denzelfden; maar wij weeten toch niet, hoe zij onderfcheiden zijn; wij mocte:j Vader, Zoon en Geest, aanbidden . Zie spittler. Gründrifs der Christ. Kirchengef. S.65., D 3  54 Beknopte LetterkundigeGefchiedenis II. heid fchenken zoude. „ En hierop fchrijft eeuw. ireneus verder: noch de gemeenten, welken in GERMANië gefticht zijn, noch die in spanje, in GALuië, in het oosïen, in egypte, in LYBië, of die zich in het midden der Wereld bevinden (onder deezen verftaat hij waarfchijnlijk de Gemeenten, welken meer in het midden van het roomsche rijk lagen) gelooven of leeren anders." Dit waare de eerfte korte en duidlijk zamengevoegde geloofsbelijdenis der oude Kristenen, die wij in hunne fchriften vinden ;(*)— het zoge- noem- (*) Zie jieinricii, a. b. S. 69. Conferri pot est Tertulliani, loctis, quem §. IV. jam citavimus. n Regula quidem fidei, " fic fcribit , „ una omnino „eft, fola immobilis et irreformabilis ; credendi „fcilicet in unicum Deum, omnipotentem , mun* „ di conditorem , et filium ejus, JESüm Christum , '„ natum ex Virgine maria , crucifixum jub pontio pilato , tertia die refuscitatum a mortuh , recep„ turn kt ceeiis, fedentem nunc ad dextram Pat ris, „venturum judicare vivos etmoituos, per carnis „ etiam refurreStionem. Hac lege fidei nianente , catera jam discipline et cohveffatiohis, admit„ tunt novitatem1 corrcêlionis , opcrante fcilicet & proficiente usque ad fidem gratid Dei." Dog van beiden, van ireneus en tertullianus, moeten wij evenwel aanmerken, dat zij ook zoms op deeze of gene wijze het licht der waarheid meer benevelden, dan verhelderden. Zie dupinI. 1.1. pag. 111 en 165. en walch 't a.b, S.%i, en een voorb. hier van S. 51 en 52. Verder zie men over de eenvoudige leer van het Kristendom in de twee eerde eeuwen spittler , 't meerin. a. b. bl. 65 en 66.  der Systematifche Godgeleerdheid. 55 noemde Apostolifche Geloofsformulier is II. voor zijn oorfpronglijk gedeelte wel van eeuw. gelijken, of zelfs van vroeger tijd, maar in zijn geheel genomen van veel laater afkomst (*). Hier uit kan men zien, welke hoofdleeringen van het Kristendom in de toenmaalige tijden zijn voorgedragen : en dit voordraagen gefchiedde de bij het onderwijs van den gemeenen man doorgaans nog plat en eenvoudig; ter wijl men in de fchoolen meer de regels eener fpitsvindige Wijsgeerte begon te volgen. De vaders, die voor ireneus geleefd hebben, wisten dierhalve nog niets van een Godgeleerd en Systematisch voorftel der Kristlijke Geloofsleer: zelfs ireneus wist er nog niets van: gelijk ook eigenlijk niet de naast aan hem volgende Leeraars, zoo als wij in de tweede afdeeling zien zullen; waartoe wij nu overgaan. TWEE* (*> Zie § XIII. hier voor, aan het einde. D 4  $6 Beknopte Letterkundige Gefchiedenis TWEEDE AFDEELING. HET TIJDPERK VAN HET BEGIN DER DERDE EEUW TOT AAN JUNILIUS DEN AFRIKAAN EN ISIDORÜS VAN SEVILLE. XIX. III. In de derde eeuw was wel de voordragt eeuw. der Kristlijke Geloofsleer nog geheel niet Syftematisch : men verklaarde in de Kerken openlijk den Bijbel op eenen prakïikaalen trant, en in het volksonderwijs ging men insgelyks nog eenvoudig en plat te werk. In de Theologifche fchoolen, indien ik ze reeds by voorraad zo noemen mag, waare evenwel de leervoordragt meer wijsgeerig en weetenfchaplijk, gelijk wij in de voorige Af- - deeling hebben aangetoond. ■ Dan de Kristenleeraars, die zich op de fraaije letteren en op de Wijsgeerte hadden toegeleid, ftaken wel haast geheel van het 1 ' vas-  der Systematifche Godgeleerdheid. vaste land af in eene ruime zee van fpits- Hlvindige wijsgeerigheden en fijn uitgezifte eeuw.' redekavelingen j en voerden ftraks in hunne ruimfchootige omdobberingen door deeze onbebaande wijdte veele zwakke gemoeden van den gemeenen man met zich. Zie daar den oorfprong der algemeene leerverbastering onder het Volk en by den ongeleerden hoop. De voorganger hierin was ori g en es , de beroemdfte Leeiaar in de geheele oude Kerk: een leerling van klemens den alexandryner,die hem in het Kristendom onderweezen had, en van ammonius saccas, van welken hij de Platonifche wijsgeerte had geleerd. Deeze groote Man, wiens verdienstlijke kunde in de Griekfche en Hebreen wiche taal, (?) en in andere weetenfchappen bekend is, en die zich weegehs zijne Bijbelverklaaring en Bijbelkritiek een' zo wijdklinkenden naam bezorgd heeft, (f) is eigenlijk de eerfte geweest, die het zaad van een fchoolsch, wijsgeerig-godgeleerd Syftematisch voorftel der Kristlijke leer heeft uitgeftrooid, gelijk blijkbaar is uit zijne vier boeken over &e gronden van het Kristlijk geloof (inliet Grieksch be- (*) Hoe zeldzaam waare het in die tijden het Hebreenwsch te verftaan! Een origenes en een hieronymus waaren in de oude Kerk, ten aanzien van hunne kunde in het Oostersch, witte ravens. (|) Men zie over's mans uitgebreide geleerdheid rosenm. de Th. Christ. orig. lib. pag. 51 ei feqq. dup in ; 1. 1. l'pag. ipo 229 en mosheims noodige ophelderingen der K..G. III. bl. 105 en volgg. D5  5& Beknopte Letterkundige Gefchiedenis. III. betijteld *ip *w) In deeze boeken (*) eeuw. vindt men hem ijverig werkzaam, om de leer des Bijbels en die der Wijsgeerte in een fteevig verband te zetten, en haare onderlinge overëenkomst aan te toonen. Volgens zijne gedachte waare de Wijsgeerte aan het Kristendom zo eng verftrengeld, als aan de wiskunde. Hij was in den waan, dat men den grond van alle Bijbelwaarheden in zijne zo begunftigde wijsgeerte vinden konde.\ Men zoude hem dus in onzen tyd onder de Kristlijke Naturalisten geteld hebben, die niets willen gelooven en aanneemen, hoeduidlijk het anders ook in de heilige Schrift geopenbaard is, dan het gene de reden doorzien en begrijpen kan. Hij had dit werk in 't bezondere gefchreeven ten gebruike van geleerden, (f) welken hy als 't waare den weg wijst, hoe de leer van den Godsdienst en die der Wijsgeerte (_*) De Griekfche Tekst van dezelven is reeds lang te zoek geraakt: Hij waare er nog in de negende eeuw, zo als blijkt uit de Mijriobiblon of Bibliotheca van pliotius: cod. VIII. Dan wij hebben er eene Latijnfche Vertanling yan, welke ruffinus denklijk ongeveer het begin der vijfde eeuw vervaardigd heeft. (i) Zie rosenm. de Ch. Th. orig. lib. pag. 53. en zijn Gefchiedk. Verh: over den Trapsw: Voortg. der Openb: bl. 305 ; uit welke beide plaatzen men duidlijk zien kan, dat hij over den Godsdienst fprak anders bij geleerden, en anders bij het Volk. H'j had eenen tweevoudigen Godsdienst, den eenen voor  der Systematifche Godgeleerdheid. 59 verëenigd kunnen worden. En eeneover- II. dreeven liefde voor zijne Platonifche Fi-ee uw. lofoofij deed hem alle Godsdienstleerin gen verbinden met, en bewijzen uit zijne Wijsgeerige grondftellingen, welke leeringen hij in zeker verband, hoewel niet in de netfte orde, voordroeg. Hij is het dierhalve , die de groote kloof tusfchen de Theologifche voordragt en de eenvoudige Godsdienstleer eigenlijk het eerst verwijd heeft. (*) Zijn werk kan dus befchouwd worden wel niet als een volledig Syftema, maar als eene ruuwe grondfchets eener Syftematifche Godgeleerdheid. Orugenes echter fchreef nog al zeer gemaatigd en omzichtig: doch zijne Leerlingen en anderen zijner volgeren misbruikten zijn voorbeeld; (leunende op het gezag van hunnen meester verknoeiden deezen te jammerlijk het werk, en gunden den flappen teugel aan hunne wijsgeerige verbeelding. Van dit verregaand vrij verklaaren der heilige fchriften en der geloofswaarheden volgens den leiddraad der Platonifche Wijsgeerte , 't welk voor de wijsgeerigen gefchikt , en den anderen voor den gemeenen man. Even zo behandelt hij den Godsdienst ook tweezins, nu eens naar de bevatting van eenvoudigen, dan eensnaar degrondbeginfelen der Filofoofije. Verg. mosheims noodige ophelderingen der K. G. III. &t 239. (*) Verg. L. T. Spittler 't a. b. S. 67. heinrich. a. b. S. 75—Sü. Doederlein. 1. 1. I. pag. 221. en walch. aangepr. b. S. 44.  6o Beknopte Letterkundige Gefchiedenis III. welk gepaard ging met een vermeetel eeuw. bijvoegen van geheel nieuwe leerflellingen, die nergens in den Bijbel geleerd werden , ontleende de Filofoofifche of Schoolfche Godgeleerdheid, gelijk men ze noemt, haaren oorfprong; en deeze nam vervolgens allerlei gedaanten aan, naar de veri'chillende geaartheid, geestneiging en geleerdheid der genen, die ze omhelsden (*). - Dit evenwel moeten wij hier bij aanmerken, dat men toen nog een' geruimen tijd de Wijsgeerige Godsdienstleer van het algemeene Volksgeloof zeer onderfcheidde: 't gene men den geleerden ter nadenking en beoordeeling voorftelde, waare heel iets anders, dan 'tgene men het volk in de gewoone vergaderingen voordroeg:'t eerfte waare een wijsgeerig Kristendom, en het tweede waare zuiver E van gelie waar heid; het eene noemde men wem, eene wiskunftige betooging der kristlijke Leer, en het andere heette men vkh eene beknopte geloofskennis der heilwaarheden (f).— Hierin trad men lang op het voetfpoor van om ge nes. XX. Wij kunnen niet wel met ftilzwijgen hier voorbijgaan de in deeze eeuw ge- ree- (*) Zie mosheims K. G. I. bl. 374. (t) Zie Rosenm. de Theol. ChriiïT orïg. pag. 4.2 et 67 ccinf. doederlejn 1. 1. P. I. pag. 219 ei 220.  der Systematifche Godgeleerdheid. 61 reezen opkomst der zogenoemde Myftie- III. ke Godgeleerdheid, die van eenen geheel eeuw» anderen ftempel waare, dan die van origenes en zijne aanhangers. Haare ftichter is niet bekend: denklijk waren het zwartgallige en zwaarmoedige Geestlijken, die met zekere leerftellingen der wijsgeerte van plato in groote bevooroordeeling ingenomen waaren,en dezelven op eene verregaande wijze misbruikten. De eerfte aanleiding tot dezelve toch hebbe men, volgens de juiste gedachte van den Heere mosheim, (*) te zoeken, in die bekende leerftelling der Platonis* ten, ook door orig en es en zijne Leerlingen aangenomen, dat het redenlijk zielvermoogen van den mensch een uitvloeifel van. God waare, en in zich bevatte de beginfels en gronden van alle waarheid, zo menschlijke, als Godlijke. De voorftanders der mystieke Godgeleerdheid waaren begunftigers van een lijdlijk Kristendom, en beweerden uit dien hoofde, dat alle poogingen, om zich door afgetrokken vóórhellen en diepzinnige befpiegelingen onderfcheiden denkbeelden van de waarheid te vormen, overbodig niet alleen, maar zelfs nadeelig waaren. Zij waaren inden waan, dat fiilte, afgetrokkenheid, rust en eenzaamheid, verzeld van ligchaamsfolteringen,de eenigfte middels waaren, om de inwendige waarheid te doen werken, enden mensch O K. G. I. W. 37S.  62 Beknopte Letterkundige Oefchiedenis III. mensch door den Godsdienst te verlichEEuw.'tcn en te verbeteren. Zulk eene denkwijze bragt veelen aan een jammerlijk dweepen, en dreef hen in holen en wildernisfen, daar zij hun ligchaam op de pijnbank van honger en dorst lieten afmartelen , en een erbarmlijk leeven wechzuchten. — Zulk eene denkwijze was aller fchadelijkst voor het Kristendom; door dezelve immers werd er onder denfchijn van Godsvrucht barbaarschheid en dwaasheid ingevoerd, daar in tegendeel de Godsdienst van jesus anders zogefchikt was, om het menschdom door befchaafdheid en wijsheid te veradelen: door dezelve werden de ongerijmfte gevoelens van het Platonismus met het Kristendom vermengd, en voor Apostolifche uitfpraaken uitgevent; door dezelve werd eene wijde deur geopend voor eene volftrekte zedeloosheid; de ziel toch had geene uiterlijke drangfpooren tot deugd en braafheid; alles waare harsfenfchimmige inbeelding ; en deeze waare eene volle bronwel van zelfbedriegerije, huigchelwerk, en ja ook van ongodsdienftigheid. Wanneer toch de waarheid geene ftevige grondfterkten heeft, zakt men veelal af zo wel tot ongeloof als bijgeloof. .(*) XXI. (*) Hier vindt men 't eerst dat flag van .Kristen menfchen ,'vvelket uitfpoorige dweeperij door alle eeuwen heen aan den waaren Godsdienst geen minder nadeel toegebragt heeft, dan de wysheid der Schoolgeleerden.  der Systematifche Godgeleerdheid. 63 XXI. IV. Intusfchen kon toch deeze voor deEEüW' menschlijke natuur zo fchandelijke Geestdrijverij geen' vasten voet krijgen tegen de leermethode van oiugenes. Mannen, die Hechts eenige achting voor de geleerdheid hadden, waaren er volftrekt afkeerig van: zij vond alleen bijval by menfchen, die van een dweepachtig geftel waaren, en in 'tbezondere bij de Gnekfche Munniken. Daarentegen werd de wijsgeerige leerwijze, waartoe orig e n e s den grond geleid had, niet alleen van zijne leerlingen, maar ook van anderen goedgekeurd, en vooral in de vierde eeuw, gelijk wij nu zien zullen, op hoogen prijs gefield. XXII. Or'igenes had dan nu in de derde eeuw door zijne vier boeken «■£>»*>%«■ reeds den weg geweezen, hoe de Geloofswaarheden op eene geleerde en Systematifche wijze behandeld konden worden. En zo brak het bederf der leer niet alleen in de bezondere Schooien , maar ook in de openbaare kerken door. Het fchuim der Schoolfche Wijsgeerte, 'twelk reeds in de tweede en derde eeuw onder de Geleerdheid allengs opgekookt was, vermeerderin de vierde eeuw niet wenig, ten groot nadeel van al het Kristenvolk. De leer van kristus werd flaêg meer bezwachteld met wijsgeerige en redenkunflige bij- voeg-  fj4 Beknopte Letterkundige Gefchiedenis IV. voegfuls, die haar geheel wanvormden. eeuw. Zij werd niet zelden verklaard en verdeedigd op eene wijze, die de grootfte onkunde en de droevigfte verwarring van denkbeelden aan den dag leide. Zedert de tijden van konstantyn, door de vleijzucht den grooten genoemd, werd een aantal van ijdele verdichtfelen, die men uit het Platonismus bij elkandere geraapt, en naar den bedorven fmaak des volks opgewarmd had, door de kristenleeraars, in gemoedlijken ernst, voor goed zielenvoedfel aangenomen, en in de kerken aan de breede gemeente aangepreezen. Hier uit ontftond vlugs eene fchroomlijke meenigte van onfchriftmaatige bijleeringen en de fchoone Godsdienst" van onzen besten Zaligmaar ker werd van lieverlede een belagchelijk optooifel van wanfchiklijke beuzelachtigheden. (*) XXIII. In deeze nevelachtige tijden had men desniettemin nog geheel geen Syftema der Godgeleerdheid. Zommigen hebben de Onderwijzende leerredenen van cyrillus van Jeruzalem wel willen houden als eene Syftematifche voordragtder leer: dan deezen waaren niet voor geleerden, maar alleen voor een voudigen. (f). Men (*) Verg. mosh, K, G- II. bl. 72. (f) DOEDERL. 1.1. l.p. 221. eaWALCIl'ta.b.S.42.  der Systematifche Godgeleerdheid. 6$ Men heefc ook laktantujs , die zeven boe- IV, ken onder den tijtel van de Injiitutioni eeuw lus, over de onderwijzing uitgelee ven heeft, onder de vSehrijvers van Gódgeleerde zamenttellen willen rekenen; maar zonder grond: de arbeid dee/es Kerkvaders diende meer, om de dwaabngtn der afgoderij te wederleggen, dan om dé waarheden des Evangelies te ontvouden (*) Tot deeze Eeuw zoude men ook moeten brengen de Geloofsbelijdenis van athaNasius, Bisfchop van al'iXANDRië,welke wij achter onze Bijbels vinden, indien de oude gedachte omtrent dezelve egt waare, doch er wordt van veeleri aan getwijfeld , of dezelve wel van dien Kerkopziener, en niet van laater tijden is; (f) en zommigen zelfs ftellen met zekerheid, dat zij de vrucht van het eene of andere verhit en minkundig brein uit de duistere middeneeuwen zij , en eerst iri de tiende eeuw bij de Westerfche Kerkleeraars bekend wierd, gelijk zij daarom ook nooit bij de Oosterfchen zoude zijn aangenomen. Krysostomus,- de (*) V. doederl. 1. I. I. p. 220 êt 222. (f) mosh. K G II. bl. Bo. (§) Vadert. Bib!. II. bl. 387 Mengelfl. 't W ieel waarfchijnlijk en ja fchier buiten alle tègenfpraak, dat deeze Athanapaanfche Geloofsbelijdenis opgefteld is na den tijd van de Kerkvergadering te kalcedon , die in de vijfde eeuw gehouden is, naardien toch de Schrijver derzelye zich uitdruklijk aankant tegen de Nestoriaanfche'  66 Beknopte Letterkundige GefcUedenis IV de beide gregoriüssen , hilarius, eeuw. en anderen, hebben in hunne fchriften verfcheiden leerftukken van den Kristlijken Godsdienst voorgediaagen , en op eene geleerde wijze behandeld, maar geen van hun heeft evenwel en Eutychif anfche dwaalingen. Er fchiet dierhalve geen twijfel over , dat deeze geloofsleuze niet van athanasius den Alexandrijnfchcn Bitfchop, d'e in de vierde eeuw leefde , gefchieeven zij.— Maarvan wien is zij dan? Hierover zijn de Schrijvers van vroeger en laatcr tijden niet eens. De Geleerde van Hemert in zijne Prijsverhandeling over het recht op, en de verpligting tot eigen oordeel in den Godsdienst. (2/cteijlers Godg. Gen. XI. bl- 168.) fchriïft 'm den voorbijgang, zonder er verder redenen van te geeven, waarvoor het trouwens ook daar de flede niet was, „waarfchijnlijk is deeze Geloofsbelijdenis opgeileld "door zekeren Vigilius van tapsus." En deeze gedachte komt mij heel niet onaanneemhik voor. 't Is toch van veelen aangemerkt, dat deeze vigilius Bisfchop van tasape in het oude bvzacene , die in het midden van de zesde Eeuw gebloeid heeft, (volgens anderen tegen 'ieinde fan de vijfde eeuw,) meenig iets onder den naam van athanasius den alexandricr tegen de ariaaken gefchreeven heeft. Tegen deezen heeft hij ep diens naam in 'tbezondere uitgegeeven II Boeken over de leer der Drieëenheid. Daar hij dus zijne hand voor die van athanasius uitventte, hoe geloofwaardig wordt het dan niet, dat ook de bekende zo geheeten geloofsbelijdenis van deezeg Alexandrifchen Kerkvoogds door hem tefchrift gebragt en onder deszelfs naam wereldkundig gemaakt zij? Conf. ell. dupin; 1. 1. T. II.pag. ? i et ioi. hofmanni L. U. art. vicil: et olearu Ab. Pat. eod. art.  der Systematifche Godgeleerdheid. 6/ dezelven op eene Systematifche leest ge- IV. fchoeid. Doch diesniettegenltaande werd eeuw. er in de vierde eeuw van tijd tot tijd meer bouwftof voor eene Theologifche ftelfelmaakerij langs verfcheiden wegen aangebragt. Door de gereezen Godsdienstverfchillen en allenthalve ffandgrijpende kerkbefluiten werden er nieuwe plegtfpraaken en kunstwoorden onder dé kristenen ingevoerd: Men denkehieraandeARiAANschb verlchillen over de Godheid van jesus, aan de gevoelens van apollinaris , Bisfchop van laodicea , in syriö , over de menschlijke ziel van den Verlosfer, aan de gedachte van macedonius, Bisfchop van konstantinopole over den heiligen Geest, en aan eene groote meenigte andere wijd uit elkander loopende dwaalmeeningen van verfcheiden leeraars en fekten, die de kerk beroerden. Zo bragt ieder nieuwe leertwist, en ieder nieuw kerkbefluit nieuwe plegtfpraaken, nieuwe kunstwoorden, nieuwe fpitsvindigheden ter baan. Dit waare zeker op zichzelven wel nuttig en noodzaaklijk, ter weering der opgekomen dwaalftellingen; hadde men er naderhand maar geen misbruik van gemaakt! — De Kerkvergadering te nice in bïTHYNië, ten jaare 325 inzonderheid over het Arianismus gehouden, althands door konstantijn den Grooten zamengeroepen » om het gefchil met arius , wiens leer in desZelfs rijk.zo veel voet had gekreegen, ten' sinde. te brengen, mooge men hier vooral E % aan-  68 Beknopte Letterkundige Gefchiedenis IV. aanmerken als den grondwortel vanSysr e-euw. tematifche termen, en fchoolfche onderfcheidingen. Zonder zich voor of tegen de Ariaanen te verklaaren, 't gene trouwens ook hier niet te pas komt, moete men toch als eene waarheid erkennen, dat men hier de eerfte openbaare en algemeene volkomen afwijking van het eenvoudig, Godlijk getuigenis tot de bepaalingen van menfchen aantreft, en hier een voorbeeld aan de volgende gedachten gegeven wierd, om eigendunklijke fchriftuitleggingendoor eigendunklijke kerkbefluiten vastteftellen, en de geweetensvrijheid der menfchen, die de voorrechten van kristus heilrijk genieten wilden, door hen te dwingen tot het bezweeren van gdoofsleuzen, hoe meest fchriftmaatig anders ook, aan den band te leggen. XXIV. Onder alle Kerkvaders der vierde en vijfde eeuw heeft de beroemde augustinus, Bisfchop van hippo inafujka, het meest gearbeid aan eene geleerde voordragt der Godsdienstwaarheden. (*) Deeze eerwaardige kerkvoogd heeft vervorderd 'tgene or.genes begonnen had: en men zoude hem als den eerften aanlegen) Zesendertig iaaren heeft deeze Man de Bisfchop* Kjke waardigheid bekleed. Hij ftierf te iüppo, terwijl hetzelve bdegerd was van de wandaalen* aes en zeventig jaaren oud zijnde in 'tjaar 430.  der Systematifche Godgeleerdheid. ' 69 legger der Systematifche leerwijze in de VI. Westerfche Kerk kunnen aanmerken. Wij eeuw. hebben van hem verfcheiden fchrifren, welken allen, met bijvoëgfels van joh. cleri. eus,te ANTWERr-Exuitgegeeven zijn. On der anderen hebben we van Hem vier boe" ken de df)&rim Chrhtiana (over de Zm/lijke leer.') In dit werk vindt men de eerfte grondliniën van een geregeld Systema. Augustijn had de gewoonte, om vooraf zekere beginfelgronden, uit het Piatonismus ontleend , te leggen; hier uit trok hij ontelbaare gevolgen, en zocht zo de hoofdftellingen zijner leer in een vastgeftevigd verband te zetten. Over de meeste waarheden heeft hij meer gefdofoofeerd, dan immer eenig leeraar voor hem. Hij was ook de uit¬ vinder van nieuwe woorden en ongehoorde Schooltermen. Van hem hebben wij bij voorb. de woorden Genade (gratia) in de betekenisfe van eene Godlijke werking, en Erfzonde, (Peccatum Originale.) Van hem hebben v/ij de onderfcheidingen van de beginnende, voorbereidende t werkende, medewerkende, en helpende genade geleerd. Hij ook heeft het eerst gefchreeven over de volf rekte voorverordening, over de bezondere genade, en ever de onwéerftaanbaare genade. — Zedert de tijden van augustinus werd de leertrant van jesus, van zijne Apostelen, en van de eerile Kerkleeraars geheel uitdekristlijke Kerk verdrongen, terwijl eene kunstmaatige voordragt der Evangeliewaarheden E 3 in  70 Beknopts Letterkundige Gefchiedenis IV. in de fchoolen der geleerden een ruim eeuw» en wijd veld inwon. Men mooge dus * met recht zeggen, dat augustimjs in de Westerfche Kerk de eerfte wenken gegeeven heeft, om op een gekunfteld en fraai in elkaèr geweeven Syftema der geloofsleer bedacht te worden. En van hier is het, dat hij ook in de volgende tijden het orakel der zogenoemde Scholastieken geworden is. (*) Alen ziet evenwel nergens onder zijne fchriften een werklijk Systemader geloofswaarheden, maar Hechts den aanleg, de grondtekening en de bouwftof tot hetzelve, (f) Augustinus was zeker een groot Genie, in welken zichfchoone begaafdheden en uitlleekende hoedaanigheden verè'enigden; (§) jammer waare het? dat hij. geen taalgeleerde was, want hij verftond, volgens zijne eigen betuiging, noch Grieksch, noch Hebreeuwsch; {**) dat hij meer verbeeldingskracht had,dan juistheid van oordeel, en in zijn fchrij- veh (*) Dubito , nu'n merito fuo , inquk borderleïnius 1- 1. 1. pag. 220, et nos dubitamus. (f) /-7flfc doederl. 1. 1. \.p. 222. en walcu anng.. b. S. 44. conf. eudüeus Ij 1. p. 316. (§; Erasmus noemt hem incomparabilcm Ecclefia do&orciu,eenen onvergelijklijkenKerkleerdar. Fide Hofmanni L. U. art. aug. Zijn grootlte Vijand, pelagius, heeft hem willen beeten eer? Godsvruchtig, braaf en lofwaardig man. Fide jalxonskt Iitji. II. C. I. pag, 141. (**) De Givitflie Dei XV. 17.  der Systematifche Godgeleerdheid. ven dikwerf zo onbedaard en onberaaden V. te werk ging,- dat hij te zeer ingenomen eeuw» waare met de Platonifche Wijsgeerte, en te veel op onwisfe onderilellingen N bouwde. Hij was in zekere opzicht 't gene cicero van zichzelven betuigt, magnus quidam opinator. (een groot vriend) van onbewezen waarheden als zekere ftellingen aantenecmen.~) (f) XXV. In de vijfde eeuw treft men ook Bergens eenig blijk aan, dat iemand het ondernomen hebbe, een volkomen zamenftel der Godgeleerdheid te vervaardigen. De zes Boeken der Onderwijzing, waarvan men eenen nic^eas voor Schrijver houdt, (f) kunnen toch ook den naam van (*) Cicero Acad. Quast. Lib. IV. pag. mi- nl Augustinus was één van dievoor- naame mannen, welken van deezen te hoog gepreezen, en van genen te laag gelaakt worden, en van welken men zeggen moet. _____ qiiils nont merité. Ni eet exces d'honneur, nicette indignité. Lees verder over augustinus en zijne leerwijze , heinrich a.b- S. 94—107. dupin I. 1. T. III. pag. 290—497 daar men eene zeer uitgewijde beoordeeling van zijne fchriften vindt, hofmanni L. U, et olear.ii Ab.Pat. art. aug. (\\ Vide gennadii massiliensis Catalogum Script. Ecclefiasticorum.Cap. XXII. Edit. fabricii. p. 28, E 4  72 Beknopte Letterkundige Gefchiedenh V. van een volledig Syftema niet draa- EE-uvy. gen. (*) De waarheden van den Godsdienst werden in de fchriften der Geleerden deezes tijds doorgaans gezift, gefcheiden, en voorts weder vermengd, vermai'geld en veranderd, tot zo lang eene drnoge fpitsvindigheid haar onkenbaar maakte, en haare oorfpronglijke helderheid geheel benevelde en verdonkerde. — Zo behandelde men de leer des Evangeliesin die dagen; en hoe veel nadeels dit vervolgens brouwde voor de Sijstemitifche leerwijze, zal voortaan uit ons gelchrift blijken. DER- (*) Verg. kosh. K. G. II; bl. 234 en 225.  deu Systematifche Godgeleerdheid. 73 DERDE AFDEELING. HET TIJDPERK VAN JUNILIUS EN ISL DORUS UIT DE ZESDE EEUW TOT AAN DE SCHOLASTIEKEN IN DE TWAALFDE EEUW, TT J- ot dus verre hebben wij uit de Ge- VI. fchiedenisfe kunnen zien, hoe zeer de eeuw. fchoone Godsdienst van den Heere jesus gewanvormd en verleelijkt waare geworden door de nuttelooze omhangfels en fchadelijke optooifels der Platonifche Wijsgeerte. Dan in de zesde eeuw kreeg het Platonismus door een Bevelfchrift van den Keizer justinianus, waarin hij het onderwijzen dier Filofoofije te athene verbood, eene geweldige wonde, zo dat het aan het kwijnen raakte, en ten laatften na meer geduchte Hagen van elders bekomen te hebben, het hoofd neêr leide , en den doodfnik gaf. De WijsgeerE 5 te XXVI.  74 Beknopte Letterkundige Gefchiedenis VI. te van aristoteles, die lang in het doneeuw. kere gefchuild had, kwam nu voor den dag, en won in de Griekfche kerk alle achting; gelijk ook bij de Latijnen, zo dra uoëTHius, geheimraad van den Ostrogothiichen Koning th.eodor.ik , eene overzetting en uitlegging van verfcheiden boeken diens Wijsgeers vervaardigd hadde. Zo volgde deeze Aristotelifche Filofoofij die van pl-ato op. En zij werd van ongemeen grooten dienst in het beftrijden der Ariaanfche, Neftoriaanfche, Eutijchiaanfche en Pelagiaanfche dwaalingen, wijl met weinigen der tegenftanders er op gevallen waaren, om haar in den arm te neemen, en haar tegen de voorftaaners der Efezifche en Kalcedomfche Kerkvergaderingen ten hunnen bijftand in het harnas aantevoeren. De vrienden der waarheid konden dus niet beter doen, dan de helpende magt der weêrpartij te verzwakken en te ontzenuwen: en hier toe waare het noodig, dat zij haare fterke en zwakke zijden leerden kennen, en haar wijders met haare eigen wapenen te onderbragten. (*) XXVII. Jammerlijk begon het in deeze eeuw gedeld te worden met de leer van het Evangelie; haare oorfpronglijke eenvou- dig- (*) Zie si'ïttler: Grundrisf der Christk Kit-, ikengef: S. iai»  der Systematifche Godgeleerdheid. 75 digheid waare geheel verdweenen; haare VI. zuiverheid waare ganfch bezoedeld met al- eeuw» lerLi vlekken van bijgeloof en menfchenvinding: de voornaarafte leerftukken van den Godsdienst werden beneveld en verdonkerd door een' drom van ziftende onderfcheidingen en door een' damp van hars- fenfchimmige Wijsbegeerte. Niet alleen de volksgodsdienst, maar ook de geleerde voordragt van de waarheden des kristendoms, ja al de geleerdheid geraakte in een' diepen afgang. Men dacht alleen op kunstwoorden, op uitpluizingen, op drogredenen, en fpitsvindigheden om den wederpartijen dapper in het hair te zitten,en hen ruiterlijk aftemaaken. En hierdoor leed niet alleen het volksönderricht, maar ook de ftudie der Geleerden onbegrijplijk veel fchade (*) 't Grootste gedeelte der Godsdienstleeraars werd van de hoofdzaak afgetrokken, en was diep onkundig, dikwerf niets meer weetende van het gene, waarvoor zij eigenlijk te fcheep kwamen, dan het domme volk, dat onderwijs uit hunnen mond verwachtte. De taalftudie lag ter neder, Filologifche en uitlegkundige kennis waare geheel uit de mode; waartoe het voorbeeld van augustinus zeker niet veel goed gedaan had, ahchoon ook deeze kerk (*) De hoofdfom van den Volksgodsdienst rustte nu geheel en al op Theologifche fpitsvindigheden en fcherpziunige twistvraagen. Zie Spittler 't a. b. S. 141.  76 Beknopte Letterkundige Ge/chiedents VI. kerkvader zijner tijdgenooten en den naeeuw. komelingfchap fterk afgeraaden hadde, hetzelve te volgen. (*) De Geestlijken namen maar de eene of andere Helling uit hun filofoofsch Syftema, en wrongen haar in den Bijbel in; en daar men deezen zonder fpraakkunde en zonder gezond oordeel met een dweepend brein las, vond men er ontelbaare ongerijmdheden in, waaraan de wijze jesus en zijjie verftandige Apostelen nimmer denken konden; en dit alles bezwachtelde men in bijgeloovige omwindfels en kerkplegtige bijvoegfels. De Geestelijken waaren traag en lui, dachten heel niet meer oorfpronglijk, en behielpen zich met leerftellingcn,uitde fchriften der ouder Kerkvaderen , en uit de befluitboeken der Kerkvergaderingen getrokken. En aan zulk eene ilaaffche domheid gaven ongemeen veel voedfel de Munniken, die geheel geene kunde hadden, en zich met de Godsdienst* itudie volftrekt niet bemoeiden. £XViIE In deeze Eeuw moete men dan te vergeefs zoeken na eene naauwkeurige, zuivere en natuurlijke uitlegging der kristlijke leer. Ook verwachte men geheel niet van haar een wel geregeld zamenftel der waarheden. Door de mcnig- vou- r"*) Vide august. in librh de doftrina Chrhtia^a II. ii, UI. i*  der Systematifche Godgeleerdheid, jj voudige verfchillen, welken men over de VI. verklaaring van bezondere leerpuntenlee- eeuw. vendig hield, of weder op nieuw begon, hadde men anders wel aan een gefchakeld en geordend Syftema moetendenken; maar men draaide eeuwig op het zelfde punt om en om, waarop men éénmaal neêrgezet waare, zonder de aangrenzende leerftukken aanteroeren; terwyl door die geweldige draijing eene fcheemering ontltond, die het oog verhinderde, om het geheele verband van waarheden in aanfchouw te neemen. (*) Doch wij treffen er evenwel in deeze eeuw eenigen aan, die fterk gearbeid hebben aan de Systematifche leerwijze, en hierin verder gevorderd zijn, dan hunne voorgangers. Onder deezen moet de eerfte ranggegeeven worden aan junilius, den Afrikaanfchen Bisfchop, die twee boeken gefchreeven heeft over de onderfcheiden deelender Godlijke Wet (door deGodlijkeWetvztfa&t hij naar het hebreeuwfche fpraakgebruik de heilige fchrift.) (f) Dit werk nog voorhanden en te bazel gedrukt, bevat voornaamlijk eene inleiding in de gewijde boeken van het O. en N. T. doch het behelst ook een ontwerp van een Godgeleerd Syftema, waarin hij alles, wat tot het weezen van den geopenbaarden Godsdienst behoort, uit drie verfcheiden oog- (*) Zie spittler 'ta. b. S. 159 CD vi(*e hofmanni L. U. art. junilius»  7 8 Beknopte Letterkundige Gefcjiiedenis VI. oogpunten befchouwt, en het zelve in euw. drie voornaame afdeelingen behandelt. ' De eerfte betreft God, zijn weezen, zijne eigenfchappen en zijne werken. De tweede gaat over de gefteldtenis van deeze wereld; en de derde over den {laat van het toekomftige leeven. Men vindt wel in dit werk geene keurigheid en juiste oordeelkunde; doch in veele opzichten dacht deeze Kerkleeraar toch? gansch niet flaafsch, maar zeer oorfpronglijk en vrij; en meenig iets,dat in onze dagen voor nieuw uitgevent wordt, inzonderheid ten aanzien van verfcheiden Bijbelboeken, is reeds door hem voorgedraagen. Doch junilius moest eigenlijk in dit vak alleen werken: Hij kreeg geene medehelpers, zijn ontwerp waare niet uitvoerlijk genoeg; het waare te origineel; het vorderde te veel nadenken. Van den arbeid deezes Afri- kaanfchen Bisfchops hebben evenwel' in laater tijden gebruik gemaakt de zogenoemde Scholastieken of Schoolfche Godgeleerden. (*) XXIX. Tegen het einde van deeze eeuw zijn 'er ook nog anderen geweest, die de Syftematifche leerwijze bevorderd hebben, fchoon op eene min oorfpronglijke en (*) Zie HEiNiucH a. b. S. Ho -113.  der Systematifche Godgeleerdheid. 79 en meer flaaffche wijze. En deezen moo- VI. gen we in den tweeden rang plaatzen. eeuw. Zij deeden niets anders, dan de gedachten en verklaaringen, bij de oude Kerkvaders aangenomen, en in de befiuiten der Kerkvergaderingen vastgefleld, welken zij op hunne manier uit de H. Schrift bekrachtigden, te hoop te brengen. Op deeze wijze ging onder de Latijnen isidorüs van seville, Bisfchop in spanje, te werk in zijne Sententiarum Lihi III. Want dit Gefchrift behelst niets anders, dan dogmatifche en moreele leerftukken, getrokken en grootendeels bij eikanderen verzameld uit de werken van augustinus en gregorius den Grooten, in eenen zekeren, fchoon weinig geordenden Systefnatifchen zamenhang voorgedraagen. — Zulk eene fpreukenverzameling waare toen gemaklijk te vervaardigen, naardien toch bij de gereezen verfchillen de bezondere geloofspunten naauwkeuriger en juister behandeld waaren, dan voorheen. ■ De inhoud van het eerfte boek is Dogmatisch; isidorüs fielt de leerftukken van den Kristlijken Godsdienst in drie en dertig hoofddeelen voor. Het tweede en derde boek is moreel; en in hetzelve vindt men eene zedekundige aanfpooring tot daadzaaklijken Godsdienst. (*) Van (/*) Zie cramers Fortzetzitr.g des bossuet Th, V. 11. i. 538. tt. en hëinrich ta. b. S. 11 ^—1 k.  8o Beknopte LetterkundigeGefchiedettis VII. Van even diergelijken inhoud zijn ook eeuw. onder de Grieken' de loei communes Theologici van den Bisfchop l-eontinus van cijprus; welken in twee hoofdftukken afgedeeld zijn. Boven het eerfte hoofddeel fchrijft hij den tijtel: t*>» , en boven het tweede: t«» «.^(utthui- ( j Deeze loei com.n. Th. of gemeene plaatzen der Godgeleerdheid zijn insgelijks verzamelde ftukken. uit de Schriften der ouden, in eene Hechte Systematifche orde bij elkaêr gebragt. (f). Wij heb¬ ben van deeze beide Schryvers, isiuoor en T.EONTius , oorfpronglijk die zoort van Godgeleerdheid, welke de Latijnen naderhand 'Theologia Pofitiva , ftellige Godgeleerdheid noemden, en welke met geene Filofoofije opzetlijk verbonden, maar eeniglijkuit den Bijbel en uit defchriften der Kerkvaders ontleend is. Deeze beiden kunnen dus in zekere opzicht gehouden worden als de eerfte Syllemafchrijvers, hoe regelloos dan ook de orde, die zij volden,~ en hoe weinig de waarde, die men in hunne werken vindt, weezen mooge. XXX. In de zevende Eeuw fteeg de domheid en onkunde ten hoogften top: de wee- C") Vide cave Hifi. Litt. Ecclef. T. II. P ij>2(t) Zie mosheim K. G. II. bl. ?43- iuunrigh 't a. b. S. 115 en doeder-ein. 1. 1. I, pog 222i  der Systematifche Godgeleerdheid. 8t weetenfchappen lagen te zieltoogen:jam- VIL merlijk onweetend en ondeugend waaren eeuw,' de Geestlijken; en de Godsdienst moest zwoegen onder eene vervaarlijke dragt van bijgeloovige vonden, zo dat hij het hoofd niet konde opbeuren, om zijne aangebooren fchoonheid aan eene bedroogen en bedorven wereld te vertoonen. Daar de Wijsgeerte en Godgeleerdheid in zulken beweenenswaardig verval waaren, en onder de Latijnen en onder de Grieken, waaren ook deeze beiden er niet op bedacht, om de leerftellingen van het Kristendom tot een geregeld en volledig zamenftel te brengen. Antiochus, eeti Munnik in Palestina, Helde wel een kort begrip op van de Kristlijke leer, onder den naam van Pandekt der Heilige Schrift, beftaande uit honderd en dertig leerredenen. Dan de grillen van eene bijgeloovige domheid, die er in voorkomen, gelijk het herhaald betreuren van het verlies des heiligen Kruishouts, door de perzen wechgenomen, maaken hetzelve tot een zoutloos opftel, en alle achting onwaardig. (*) De Sententies (Libri V), of de Spreuken van tajo, Lisfchop van Saragosfa, zijn een dor, ongeordend en onfmaaklijk ftelfel van erbarmelijk zamengeflansde ftukken, bij elkaer geraapt uit de Schriften van grego- rius (*) Vide OLEAitii Abac. Patr. art. antiochi's*' F  8_ Beknopte Letterkundige Gefchiedenis VIII. mus en augustinus. (*) — Het bese e u w. te zamenftel der Godgeleerdheid onder de Latijnen van deeze Eeuw was, volgens de opgave van mosheim , eene Verhandeling van ildefonsus over de kennisf des doops. (f). XXXI. In de volgende tijden werd de zaak Van het Kristendom niet beter bevorderd. De achtfte Eeuw was vruchtbaar in de fchandelijkfte bijgeloovigheden, en in afgodifche eerbewijzen aan de beelden: terwijl het zuiver zaad des Evangelies verflikt en verfmoord werd door eene verbaazende meenigte van verdervend onkruid. De egte Godsdienst van Jesus was, behalven eenige weinige ïeerftellingen, in de belijdenisle der Apostelen begreepen, geheel verbasterd en tereenemaal onkenbaar, niet alleen bij den gemeenen man, maar ook bij de aanzienlijkfle en voornaamfte Leeraars. In de Westerfche Kerk waare er geen één , die zijnen Godgeleerden arbeid zo verre voortzette, dat hij een volledig, aanëengefchakeld en naauwkeurig ftelfel Van de waarheden des Kristendoms poogde te vervaardigen. De Godgeleerden waa- (*) Vide j. mabillonium , Analecla Veteris avi. Tom. II. p. 6'i et 77; en cramer, ter aang. pi. S. 5+8. Verg. mosheim , K. G. III. bl- 32 en 50. (D mosheim, K. G III. bl. 64.  der Systematifche Godgeleerdheid. 83 waaren allen ftaêg ijverig werkzaam, in VIIL het bij elkaêr vergaderen van gevoelens eeuw. en getuigenisfen der Kerkleeraars uit de zes eerfte eeuwen; de fchriften dier vaders werden als onfeilbaar aangezien, en als de grenfen der waarheid , weiken de reden niet overfchrijden mogt , aangemerkt. De ieren evenwel waaren er niet van te huis, om zich als flaaven aan het gezag der oude Kerkfchrijvers te laaten vastbinden. Verftandig en oordeelkundig waaren hunne poogingen , om de waarheid van den Kristlijken Godsdienst door het fchijnfel der reden en der Wijsgeerte optehelderen. — De Geleerde mosheim is van gedachte, dat de Ierfche Theologanten de eerfte Leeraars der Schoolfcae Godgeleerdheid in europa geweest zijn; en dat dezelve reeds in achtfte eeuw dus al aanweezig waare. (*) XXXII. In de Oosterfche Kerk zag het er over het algemeen niet veel beter uit. Doch in dezelve treffen wij onder de weinigen welken zich wegens hunne geleerdheid en ftudie eenige verdienften verworven hebben, een' man aan, die als zamenftehchrijver alles werklijk tot ftand gebragt heeft, wat zijne voorgaaners begonnen hebben. Deeze is johannes van; DA- CO Zie Mosh. K. G. III. bl. 155, F s  84 Beknopte LetterkundigeGêfchiedenh VIII. damaskus , een der grootfte geleerden van _ eu w. zijnen tijd, een verftandig Theologant, *en een oordeelkundig Wijsgeer van de Aristotelifche fekte, wélke reeds zedert de zesde eeuw meer ingang gevonden had, dan de Platonifche, (*) een zelfdenkend Kerkleeraar, en Presbijter te Jeruzalem, naderhand Munnik in het Klooster St. sabas, niet verre van Jeruzalem, overleeden 760. Hij is het, die 'teerst ' geregeld, ordelijk, naauwkeurig, welzamenhangend Systema der Kristlijke Geloofsleer , niet uit de zamenweefzels van anderen, maar door eigen nadenken, gefchreeven heeft, en even daardoor de eigelijke Uitvinder van de Systematifche leermethode geworden is onder de Grieken. Dit zelfdoordacht -Systema heeft hij uitgegeeven onder den tijtel van vier boeken over het regtzinnig geloof, of zo als het in 't Grieksch is, Axp^en ?m ep$o$t. int (*) Zie § XXVI hier voor. De Wijsgeerte van aristoteles , die ook de peripatetifche Wijsgeerte genoemd wordt, werd nu allenthalve inde openbaare Schooien geleeraard , en op alle plaatzen met eenen gelukkigen uitflag voortgeplant. De leer van plato had bij de herhaalde veröordeelingen , over de gevoelens van origenes uitgesproken, en bij de verfchillen met de nestoriaanen en eutvghiaanen , al haar aanzien verlooren. Onder de Schrijvers deezer Eeuw, die den voortgang der Aristotelifche Wijsgeerte bevorderden , muntte vooral uit joh. van damaskus. Verg. mosh. K. G. III. bl. 93.  der Systematifche Godgeleerdheid. 85 Ut *m»t. (*) Wij zullen hier eene korte VIII. fchets van hetzelve opgeeven. In 'ceeuw. eerfte boek handelt hij over God, zijn weezen, en eigenfchappen, ook over de drie perzoonen: wijders over de fchepping. In het tweede boek fchrijft hij over de voorzienigheid, over de voorverordening, en over den val van het eerfte ouderpaar. In het derde boek wordt de leer van de menschwêrding, van den per zoon, en de natuur en, van het keven, van den dood en van de helvaart van kristus voorgedraagen. In het vierde boek wordt de leer aangaande den Zaligmaaker voortgezet; Hij redent over zijne verrijzenis en verhemeling , vervolgens over het geloof, over den doop, over de overhlyffels en heelden der heiligen, (f) over de Godlijke Wet en de zonde; over den Sablath, over de befnijdenis, over den Antikrist, en over de opftanding ten jongften dage. — (*) M. le Quien de Uitgeevei van damaskus werken, verbeeldt zich, dat de Scholastieken van laater tijden dit Systema in vier boeken verdeeld hebben, naar het vierdeelig Spreukenboek van lombardus , en dat dus deeze fplisllng niet eigenlijk-en oorfpronglijk van joh. damaskus zeiven zoude zijn. (f) Johannes was een ijverig Beeldenverëerer: Zie jablonski Infiit. Hifi. CA. I. p. 216. en venema; H. E. T. V. p 16H. Degroote begaafdheden van deezen uitmuntenden man werden deerlijk bezoedeld met de groffte vlekken eener bijgeloovige dweeperij, de heerfchende hoofdziekte onder zijne tijdgenooten. Zie mosh. K. G. III. bl. 141. F 3  86 Beknopte Letterkundige Gefchiedenis VIII. Men vindt in dit Systema, volgens de eeuw. aanmerking van mosheim,;*) de twee foorten van Godgeleerdheid, welken de Latijnen de Schoolfche en de Leerftuklijke ofde ftellige noemden; daar de Schrijver niet alleen de leerftellingen door fcherpzinnige redekavelingen uitlegt, maar die uitleggingen ook bevestigt door het gezag der oude Kerkleeraars, 't Werd van veelen gelaakt, dat hij meer op de uitfpraaken der menfchlijke reden en op deleergevoelens der ouden, dan op den Bijbel gebouwd heeft; dat hij verfcheiden dwaaïïngenuit de filofoofij van aristoteles in zijn Systema gebragt, den waaren aart van het zaaligend geloof niet gekend, en de leer der rechtvaardiging verzweefen heeft. En ook dit kan niet anders, dan met recht in hem afgekeurd worden. Doch niettemin blijft zijn werk met alle deszelfs gebreken fleeds een merkwaardig gedenkftuk der oude Godgeleerdheid: en }ohannes van damaskus mag met reden aangemerkt worden als de ifichter der Systematifche leermethode. Bij het genoemde werk van joh. van damaskus, over het regtzinnig geloof, moogen wij voegen zijne Parallela Sacra, of heilige vergelijkingen. Dit fchrift is een klein en onvolkomen Syftema der geloofsleer, en der zedekunde, waarin hij van God, van het menschdom, van de deugd en de ondeugd handelt, (f) (*) Mosh. K. G. III. bl. 157. (t) Vide 0li;ar 11, Abf Patr.art. jon. dam. — Van  der Systematifche Godgeleerdheid* 87 XXXIII. DL EEUW, In de Oosterfche Kerk werd de Systematifche arbeid van den gene-eihden Schrijver op hoogen prijs gefteld en in groote waarde gehouden: zo dat men denzelven met den tijd als de eenige regelmaat der Godgeleerdheid aannam. (*) —• De Grieken vereerden meestal blindlings dit ftelfel van Godgeleerdheid: zulks duurde tot in de volgende Eeuwen voort. — Hoe jamruerwaardig was het dus gefteld onder de Grieken in de eerstkomende Eeuw. De ijver voor de geleerdheid enweetenfchappen verkoelde meer en meer: de zeden werden hand over hand verbasterd, en de wijze,waaröp men de waarheden van den Godsdienst voorftelde, was dor en onvoldoende, meer gefchikt, om het hoofd te vullen met nietsbeduidende fpreuken , dan het hart te warmen door gevoel van Evangeliekracht. In de Westerfche Kerk lag de Van de fchriften deezes Mans heeft c. pelargus eene uitgave bezorgd te Frankfort aan den Oder in'tjaar 1607. 4. Doch de beste uitgifte is die van Parys 1712 in twee foliobanden, welken men aan M. Ie quien te danken heeft. Le quien telt in de voorrede ook andere uitgaven op ,• dan die van pelargus, welke hij niet noemt, fchijnt hem onbekend te zijn geweest. Over joh. van damaskus en zijne leerwijze zie men heinrich 't a. b. S. 117—124. en doed. 1. 1. pag. 222 en 223. CO Zia mosheim K. G. III. bl. 157. F 4  88 Beknopte Letterkundige Gefchiedenu IX. de ftaat van het Kristendom ook deerlijk eeuw. vervallen. Hoe ellendig het met den zeiven gefchaapen was, toen karel de groote , die anders onbegrijplijk veel te werk gefteld had, om dat gedeelte van europa , 't welk aan de Frankifche kroon hing, van onkunde en barbaarsheid te yerlosfen, in het jaar 8i4geftorvenwas, is uit de gefchiedenis van die tijden bekend. Zo dra deeze waarlijk groote kar el, die den eerften rang onder de geleerden van zijne eeuw verdient, en zijne verftandige kunstvrienden door den dood verhinderd werden, om aan de wigtige belangen van kennisf en Godsvrucht dienstbaar te weezen, brak de ruuwheid en onweetendheid der nijdige Geestlijken weder alles af, wat de Koninglijke geleerdheid met zulken on'vermoeiden arbeid gebouwd hadde. Op een aangenaam fchemerlicht, dat een blijden morgen van verhelderende weetenfchappen en verkwikkende Godzaligheid fcheen aantekondigen, volgde weder een duistere nacht van domme onkunde en plompe woestheid. Men verloor alle aandrift en lust, om met een gezond oordeel over Godgeleerde onderwerpen te denken: men verflaafde zich aan het gezag van augustinus, en men liep hem gerust en te vreede in alle zijne gangen na. De Jerfche Godgeleerden evenwel durfden het waagen, om de verheven leerftukken van het Kristendom bij het licht der H. Schrift, en tevens bij het licht der reden  der Systematifche Godgeleerdheid. 89 den en der wijsgeerte, van nabij tebefchou- IX. wen; alfchoon zulk eene prijswaardige eeuw onderneeming hen ten doel Helde aan de boosaanigfte woede van eene zo bijgeloovige en verdonkerde eeuw. Een Ier- lander johannes erigena , die zijne tijdgenooten in ieder tak van geleerdheid overtrof, (hij verftond zelfs Grieksch, Hebreeuwsch en Arabisch,) onder anderen, brak de zwaare ketens van het oud vaderlijk gezag aan twee, en begon met eene ootlpronglijke vrijheid te denken en te fchrijven over den Godsdienst. Zijn werk de divifione naturce. Libri. V, 't welk een foort van Theologifch Systema is, maar geheel naar den fmaak der nieuwe platonifche wijsgeeren, geeft duidlijke bewijzen, dat hij geenflaaffche navolger,maar een zelfdenker geweest is, die het onderftaan durfde, nieuwe gevoelens voor te draagen in tijden, waarin men zo {lijf aan het oude hing. Zijne handelwijze werd daarom met fchrik van alle volken aanfchouwd, terwijl zijn arbeid fmaadlijk verworpen wierd. - Hij haalde zich ook den haat der Munniken dermaate op den hals, dat hij op aanhitzen van dezelven door zijne eigen leerlingen, op eene bezondere, en wreede wijze, in 'tjaar 884 van Uet leeven beroofd wierd. (*). In deeze (*3 Vid. olearii Abac. Pat. art jon. ericena. P 2 H0F"  oo Beknopte Letterkundige GefchieAenis X. ze eeuw verfpreidde zich ook het vereeuw. derflijk vuur der Mystikerije en Geestdrijverij heinde en verre door de Westerfche landfchappen heen. (*) XXXIV. Stikdonker was het insgelijks ten aanzien der Geleerdheid en Godsdienstkunde in de tiende eeuw: geen ftraaltjen van licht brak er door; geen ééne heldere ftervan taamlljke grootte bijkans flikkerde aan den Kerkhemel: zo dat men zeggen moest: het is in 't holst van den nacht, 't Bleef zo wel in het Oosten als in het Westen bij het oude: daar volgde men nog joHANnes van damaskus , en hier augustinus en gregortüs den Grooten. Noch de Griekfche Kerk noch de Latijnfche levert ons eenigen fchrijver op, die er zich toezette, om op eene geregelde wijze de leerftellingen van het Kristendom te verklaaren. Er leefden in deeze eeuw nog wel eenige zeer weinigen, die in hunne lchriften blijken van een' goeden inborst, en van eene blaakende zucht na wijsheid en jhofm. L. U. art. joh. Scotus et venema H. E. T. V. pag. 340. Men verhaalt, dat berengariüs , die de zuivere avondmaalleer uit deezes mans fchriftea getrokken en verdedigd had, te rome in het jaar 1059 onder Paus njkolajs den tweeden, gedwongen wierd , om dezelyen in 'tvuur te werpen, even als of het vuur recht op de waarheid hadde. (*) Zie mosheim; Kerkt. Gefch. III. bl. 2.59  der Systematifche Godgeleerdheid. 91 .en deugd gaven, maar deezen waaren XL afkeerig van alle eigen en vry onderzoek eeuw. der eens aangenomen leerftellingen, en bleeven ftijf gehecht aan de gevoelens deren. XXXV. Nu zijn wij gevorderd tot aan tijden, waarin de Kerklijken van het Westen de letterkunde en de geleerdheid niet meer met zulk eene onverfchilligheid en - verachting, als in voorige dagen, reeds van de zesde eeuw af, behandelden. Dekunften en weetenfchappen fcheenen te herleeven. De Schriften van aristoteles werden bij de Westerfche Kristenen meer bekend en geleezen Het Kloosteronderwijs werd beter ingericht en beroemder. Ongeveer het jaar 1050 bloeiden de fchoolen in verfcheiden ftreeken van rrALië. (*) Frankryk mogt ook roem draagen op den goeden uitflag van de oprichting veeier fchoolen, die groote achting verwierven , zo wel uit hoofde van de vermaardheid der Leeraars, als wegens den toevloed der van overal wechgekomen leerlingen, (f) In engeland begon ook de Geleerdheid een' ruimer adem te fcheppen: willem , genoemd de Conquerant of de Overwinnaar, deed bij zijne troonbeklimming O),Zie mosh. K. G. IV. b!. 40. Cf) Mosh. K. G. aatig. *pl.  «)2 Beknopte Letterkundige Gefchiedenis XI ming in het jaar 1066 zijn uiterst best, om eeuw» rauwheid en onkunde, deweeligftegrondwortels van onheil en ondeugd, uitteroeijen, en befchaaving en kennis, de vruchtbre boomen van geluk en Godsvrucht , weder in te planten. Hij riep eene groote meenigte van Geleerden uit normandYë, en lokte ze door de voordeeliglle aanbiedingen in zijne Staaten. (*) — Met korte woorden. De weetenfchappen kreegen eenen aanminnigen luister onder de befchaafdfte volken van heel europa : en de vaale nevels van ohgeleerdheid en domheid begonnen ter eenemaal opteklaaren. (f) XXXVI. De Westerfche Kerkleeraars, uitgenomen eenige Ierlanders, hadden zich tot aan de elfde eeuw toe te vreede gehouden met de Godgeleerdheid* van augustinus en gregorius , den Grooten. Maar in deeze eeuw verlieten niet weinigen Schrijvers het zo lang betreeden fpoor deezer ouden. Men ging thands gebruik maaken van de regelen der Redekennisfe en van de befpiegelingen der bovennatuurkunde, om de leer van den Kristlijken Godsdienst daardoor optehelderen. In het midden van (*) Zie mosh. K. G. IV. bl. 41 en 44. (t) Zie spittler Grundrifs der Qhristi. Kirthengefchichte. S. 257.  der Systematifche Godgeleerdheid. 93 van deeze eeuw maakte zich onder anderen XI. met lof bekend de Geleerde Beuengarius, eeuw, Aartsdiaken te angers , een groot tegenftander van de ongerijmde leer der transfubftantiatie. (*) Een zijner wederftreevers in de Avondmaalleer, was lanfrank , Aartsbisfchop van kantelberg , een voornaam geleerde, die in zijne onderneeming , om de regels der redeneerkunde op Godsdienftige onderwerpen toetepasfen, ongemeen welflaagde(f), en zeer veel lof verdiend zoude hebben > zo hij maar deeze achtbaare weetenfchap niet misbruikt had ter ftaaving van eene ongegronde leer, zo als die der broodverandering: gelijk men zien kan uit zijn gelchrift: Over het ligchaam en het bloed van den Heere jesus in het Avondmaal: 't welk het eönige Dogmatifcheookis, dat hijgefchreeven heeft. De leerling en opvolger van deezen laatften, de beroemde anselmus, dient hier vooral ook niet vergeeten te worden. Deeze Kerkvoogd trad in de voetftappen van zijnen voorzaat, was een groot (*) jammer is het, dat deeze verftandige en braave Kerkleeraar een en andermaal in onderfcheiden Kerkvergaderingen te rome zijn gevoelen over het Avondmaal heeft moeten afzweeren, daar toe genooddvvongen door de yreezelijkfte bedreigingen, waar over hij zich naderhand telkens in zijne fchriften zeer beklaagde. (f) Iüj was een zo groot meester hierin, dat hij by uitneemendheid de Redckoi.fienaar ge noemd wierd. Bij Hofmann L. U. art. lanf. vindt men deezen lof van hem: Omnium fiii tempo'U in imni litcrarum genere fuit doctisfimus.  94 Beknopte Letterkundige Gefchiedenis XI. groot man en in de redekennisfe en in eeuw. de overnafuurkunde, overtrof hier in zelfs zijnen meester, en had misfchien meer aanfpraak op den eernaam van Redekonftenaar, dan deeze. Hij is het, die de Theoïogia naturalis (de natuurlijke Godgeleerdheid ) voor den dag gebragt heeft; en van hem is afkomftig het bekende bewijs voor het beftaan van God, 't welk men doorgaans het Karthefiaanfche noemt: Datur idea perfeclisfima. E. Datur Deus. Hij heeft twee werken gefchreeven, waarvan het eene den tijtel draagt, monologion : en het andere prosologion : waarin hij met zulk eene fcherpzinnige fchranderheid de waarheden, welken het licht der reden ons van het Opperwezen ontdekt, opgenoemd en verklaard heeft, dat men, de eeuw, waarin hij leefde, in aanmerking genomen, over zijne geleerdheid en wijsheid moet verfteld {laan. £*; Bij deezen moeten we nog voegen hildebert, eerst een' Munnik,daarna Bisfchop van mans en eindelijk Aartsbisfchop van tours, een' leerling van berengarius; en een' :man van veel verftand en groote kunde, (f _) Van deezen heeft men eene Godgeleerde Verhandeling, zijnde een Theologisch leerbegrip, welke te vinden is (*) Zie heinricii 't a. b. S. 129. 130. (t) Van hem vinden wij bij hofmann,L. U. art. hi ld. Inclijtus et profa verfuque per emnia primus. Hildebertus slet prorfws ubique rofam.  der Systematifche Godgeleerdheid. 95 is in zijne werken, die uitgegeeven zijn XL te parijs in't jaar 1708 met aanmerkin- e e u w, gen van beaugendre. Deeze genoemde geleerden , inzonderheid de drie laatften, hebben het ijs gebroken voor de ftelfelmaakers der fchoolfche Godgeleerdheid in de Westerfche Kerk. —- De Schoolfche Godgeleerdheid is die Weetenfchap, waar door men de waarheden van den Kristlijken Godsdienst met wijsgeerige bewijzen zoekt opte helderen en te betoogen, en dezelven zo wel met kracht van redebefluiten, als uit den Bijbel en uit de fchriften der vaderen tracht te ftaaven (*) ——De gemelde leeraars van deeze nieuwe foort van Godgeleerdheid verëenigden op eene verftandige en voorzichtige wijze het geloof met de reden, of den Godsdienst met de Wijsbegeerte. Zij waaren (*) Wij hebben gezien, dat origenes reeds den grond derzelve geleid heeft, en dat zij wijders door deezen en genen Kerkleeraar in het Oosten en Westen in de volgende tijden fteeds meer verbeterd is geworden. In de eerstkomende eeuwen zullen we haar in heure volkomenheid vinden. — Zij werd de Schoolfche Godgeleerdheid genoemd, om dat ze in de openbaare Schooien geleeraard werd. Anders konde men haar ook wel de Filo. foofifche Godgeleerdheid geheeten hebben. ——. Men verdeelt de Scholastieke Godgeleerden doorgaans naar drie bezondere tijdperken. Het eerfte begint van Lanfrank en eindigt met alexander van Hales. Het tweede neemt een' aanvang met alexander van hales , en een einde met ÖüRan* rus  96 Beknopte Letterkundige Gefchiedenis XL ren vijanden van alle verre uitziende naékü w. fpeuringen en ijdele nieuwsgierigheden. (*) Waaren toch maar hunne navolgers, in hunne voetftappen te willen drukken, niet van het fpoor géraakt , en door een overnatmirkundig dwaallicht niet dermaate verbijsterd geworden , dat zij eindelijk in eene eenzaame wildernis van dorre fpitsvindigheden , van de bronnen der waarheid , den Bijbel en het gezond verftand verwijderd, moesten omzwerven!— gelijk wij in 'tvervolg zien zullen. ■ De laatfte der bovengemelde Geleerden, hildebert, heeft inzonderheid het beste voorbeeld aan de fchoolfche ftelfelfchrijvers ter navolging gegeeven in zijne ge- dus van St. portiano. En het derde loopt van durandus tot aan de tijden derHervorming.— Zie heinrich, 't a. b. S. 126 en 127. (*) Wij kunnen er niet van tusrchén, om hier eene plaats aftefchrijveu uit het gefchrift van lanfrank , de corpore et fanguine Domini in Eucharistia , centra berengarium ; C. VIL p. ^7,6 Op. Èdit. Dacherii: welke dus luidt. Testis mihi Deus est, et confcientia mea , quod in traélatu divinarum hterarum nee proponere, nee ad propofitas respondere euperem dialeéiicas quxstiones, velearum folutiones. Et ft quando materia disputandi talis est, ut hujus art is regulis valeat enucleatius explicari, in quantum posjum, per aquipollentias propofitionum tego artem , ne videar magis arte, quam veritate, fanüorumque patrum autorite eonfidert. Verg. mosh. K. G. IV. bl. 166.  der Sysfematifch-e Godgeleerdheid. 97 genoemde verhandeling, die een kort be- XL grip der geheele Godgeleerdheid behelst, eeuw. Hij draagt in hetzelve eerst eenige leerftellingen voor, welken hij deels uit Bijbelplaatzen, deels uit de getuigenisfen der ouder Kerkvaderen bewijst. .En voorts lost hij de zwaarigheden en tegenwerpingen, die er gemaakt konden worden, op, door behulp van de reden en Wijsgeerte. Het eerfte was iets ouds, dochhetandere iets nieuws,en bezonder eigen aan de eeuw, waarin hij leefde. (*) Zijne ftelregel, gelijk ook die van anselmus, en anderen van zijnen tijd, fcheen te weezen: „ Wy moeten „ eerst gelooven zonder onderzoek; doch naderhand trachten te verftaan 'tgene „ wij gelooven." -— De overige ftraks opgetelde fchrijvers hebben niet over alle, maar flechts over enkele enbezondere, geloofswaarheden gefchreeven.— We moogen hildebert dus aanmerken als den eerften Schoolfchen ftelfelfchrijver •onder de Westerlingen, fchoon zijnSystemawerk flechts de eerfte grondfteenen van het gebouw zijn, dat in de volgende Eeuw door abelardus verder opgetrokken en door lombardus voltooid is. VIER- (*) mosheim K. G. IV. bl. 1S8. Hiftoire //> ttraire de la France. T. VII. peg. 149 en f>osJ>eex, 1. i. I. pag. 224. G  q8 Beknopte Letterkundige Gefchiedenis VIERDE AFDEELING. HET TIJDPERK VAN DE SCHOLASTIE. KEN IN DE TWAALFDE EEUW TOT AAN DE TIJDEN DER HERVORMING. XXXVII. XII. J.n den aanvang van dit Tijdperk vinEEUW. den wij en in het Oosten en in het Westen de Geleerdheid in taamlijken bloei. In de Oosterfche Kerk, hoe zeer ook anders dezelve gefchokt werd door geduurige onlusten,en aanhoudende veranderingen, die er in het Griekfche Keizerrijk plaats hadden, ftaken evenwel de kunften en weetenfchappen moedig het hoofd boven; terwijl zij krachtig aangewakkerd werden door de voordeelige befchermingderKeizeren, — waaronder zelfs geleerden van naam waaren , zo als bij v. Emanuel comnenus , de eerfte, die eene uitgebreide kunde bezat; — en de waak- zaa-  der Systematifche Godgeleerdheid: 99 zaame zorg der Patriarchen van kon- XII. STANTiNOPOLE alle middels bewerkftel- EE u Wc ligde, om de Geestlijken voor onweetendheid en vadzigheid te bewaaren. In de Westerfche Kerk lag ook de geleerdheid heel niet op den rug: de verëenigde magt van eenige Europifche Vorften en Roomfche Pauzen, die met elkaêr de handen aan ée'n werk floegen , hadde haar op de beenen geholpen ; terwijl derzelven vriendlijk oog den ijver der letterminnaars aanmoedigde, en hunne milddaadigehand het vuur der ftudiedrift aan den gang hield. In de twaalfde eeuw werden er verfcheiden geleerde Maatfchappijen opgericht, waarin de vrye Kunften en weetenfchappen openlijk geleeraard werden, en waaruit links hooge Schooien ontftonden, die men in de volgende eeuw Univerfiteiten (gemeene oefenplaatzen) noemde. In deeze twaalfde Eeuw kwam in de Westerfche Kerk eigenlijk de zogenoemde Schoolfche Godgeleerdheid ter baane. De leerwijze, waarvan in de voorige eeuw zich bediend hadden lanfrank, anselmus , en hildebert , behaagde nu ook bij uitftek aan de meeste Leeraars in frankrijk, engelland en düitschland, die haar in de openbaare fchoolen volgden, van waar zij den naam van Scholastieke Godgeleerdheid kreeg. (*). Het hoofd (*) Her kenmerïrtijk» der Scholastieke God^' G 2 ieerd-  i oo Beknopte Letterkundige Gef Medenis XII. hoofd en de voorgaan er van deezen eeuw. was petrus abelardüs, gebooren tePAlais in 'tjaar io'3o, een Leerling van anselmus , de champeaux, en rosseli- nus; de beroeradfte man van zijnen tijd, eerst Leeraar der Wijsgeerte en der Godgeleerdheid te parijs, naderhand Munnik in 't Klooster van St. denijs , en vervolgens Abt in het Klooster van St. gildas te ruis in Bretagne, geftorven den 21 van Grasmaand in 'tjaar 1142. Deeze Man is in het westen de eerfte geweest, die de grondflagen van het Systemagebouw > door isidoor. en hildebert geleid, begonnen is optetrekken. Onder deszelfs fchriften moet in de eerfte plaatze genoemd worden zijne Introdu&io in Theolozianiy (Inleiding in de Godgeleerdheid. rf) Dk werk^door hem gefchreeven in hetKlooster van St. deni js , is afgedeeld in drie boeken , waarin hij over de Leer van Gods één- « leerdheid was; rj De gevoelens der Kerkvaders te verzamelen ,en tevens met de H.Schrift ten beginfelgrond te leggen. 2. De redekunde en de Wijsgeerte, vooral die van aristoteles, met de Leer van het Kristendom te verftrengelen. 3. Verfchi! ftukken over de Godgeleerdheid ter baan te brengen, en fpitsvindighedeu te opperen. En eindelijk ten vierden, de waarheden in zekere Systematifche orde bij elkiiêr te plaatzen. Verg. Venema hflit. tlijl. Ecclef. VI. pag. 35 en 3<5- (f) Dit en het volgende boek was het, waar naar 't woord 'Pheologia {Godgeleerdheid) zo algemeen in gebruik raakte. Verg. §• V. hiervoor.  der Systematifche Godgeleerdheid, ioi éénheid en Drieëenheid handelt, 'c Woord XII Theologia (Godgeleerdheid) neemt hij niet in eeuw eenen nieuwen veel bevattenden, maar in een' ouden en enger zin , waarmeê hij alleen op de leer van God, van zijne eigenfehappen, en van de Drieëenheid doelt. Hoe zeer ook deeze geleerde Man zich door dit werk verdienftelijk gemaakt heeft, moet men toch zeggen, dat zijne Wijsgeerte hem niet zelden van het fpoor gebragt hebbe. (*) Deerlijk flaat hij bij voorb. bezijden den bal, wanneer hij over de leer der Drieëenheid filofofeert, en ftaande houdt, dat Godt zich door eene hooge ingeeving aan alle menfchen bekend gemaakt heeft, als een' Drieëenig God, en wel in 't bezondere aan de Heidetien door hunne Wijsgeerte. Ten betooge hiervan gadert hij het eene en andere uit plato op, terwijl hij met zommigeoude kerkvaderen , inzonderheid met jüstijn den Martelaar, in de fchriften van deezen wijzen Heiden zeer duidlijke fpooren van de Kristlijke Drieëenheid waant re ontdekken. Door zijne fijn uitseploozen fpitsvindigheden verviel hij tot "de ftout- fte (*) De Munniken diens tijds maakten er daarom een groot boha over: en inzonderheid kree«hij twee voornaame Leerlingen van anselmus en cüampeaux hier door ten bitteren vijand, die zo veel bewroetten , dat zijne gefchriften ten vuure gedoemd wierden. Zie Leevembef. der ber. mannen. I. S. bl. 60 en 61 en venema Inftit. Hifi. Egclef. Tom. VI.pag. 9,10 en 14. G3  loa Beknopte Letterkundigs Gefchiedenis XII. fte dwaalingen, die weder met de ftout? e u w. fte waarheden vermengd werden. Op deeze wijze moest hij zich natuurlijk den grootften haat van veelen zijner tijdgenooten op den hals haaien, van welken hij jaaren lang magtig veel te lijden had. (*) — In den. tweeden rang, plaatzen wij hier zijn werk , getijteld Theologia Christiana, (Kristlijke Godgeleerdheid,) 't welk hij in vijf boeken gefchreeven heeft, en ten aanzien des inhouds en der orde met zijne Inleiding veel overéénkomst heeft. Doch dit Syftema, dat een volledigWijsgeerig Godgeleerd ftelfel heeten zoude, en daar voorgehouden werd, haddeniettemin nog veele gaapingen, die ingevuld moesten worden, en nog op verre na die hoogte niet, die het hebben moest: hetzelve te voltooijen wachtte op eenen petrus lombarous. (|) XXXVIII. Ondertusfchen merke men aan, dat de Leer- (*) mosh. K. G.II. bl. 352. Niet alleen fcheen bij het Pelagianismus tebegunftigen, maarookals een' omzichtigen voorftander vau de Ariaanfche leer wordt hem uagegeeven , dat hij den heiligen Geest de ziel der wereld noemde. Vide hofmanni L. U. ttl't. ai3a1ll. et venema 1. 1. VI. p. 12. (X) Men vindt dit werk van Aret.ard in dea Thefaitrus Anecdot. van Chr. martene. Tom. V. p. h3v  der Systematifche Godgeleerdheid. 103 Leeraars van het Kristendom zich, ter- XII. ftond na de opkomst en bij den voort-EEUW, gans der leerwijze van abelardus , verdeelden, in twee Sekten; de eerftenwerden genoemd ouden, anders Bïblici, Bijbelkundigen of Pofitivi , Heilige. Godgeleerden. Deezen verwierpen de Wijsgeerte in zo verre, dat zij alleen den Bijbel verklaarden , fchoon dit meenigwerf wel verdonkeren heeten mogt, en de daarin gevonden leerftellingen ophelderden met verèenigde getuigenisfen der Kerkvaderen. En de anderen waaren de eigenlijke zogenoemde Scholastieken, die men de Nieuwen en naderhand Sententiariiheette. Deezen verklaarden in ftede van den Bijbel het toen van tijd tot tijd aangróeijend Syftema, en toetften alles, wat begreepen en geloofd moest worden aan den keurfteen der Wijsgeerte , terwijl ze voor het overige het nog flaauwend bij hellicht zochten uit te blaazen door eene meenigte windrige befpiegelingen en losfe vraagftukken. Hier door trokken zij een' grooten hoop van Leergierige Jongelingen hunne fchoolen binnen; daar in tegendeel de Bijbelkundigen zich met het onderwijs vaneen klein 1139: en in de uitgifte van alle zijne fchriften, die door eenen ambesius te parijs in 'tjrar 1616 bezorgd is. De vreemde en noodlottige vvisfetvalligbeden van het lêeven deezes Mans vindt men bij Venema 1. 1. T. VI. 7—15. en in de Leevensbefchrijving der ber. mannen. 1 St. G 4  i©4 BeknopteLetterkundigeGefchïedeniS XII. klein kuddeken vergenoegen moesten,1 ejsuw. en hunne achting zeer fpoedig kwijtraakten nadat lombardtts zijne Boeken der Spreuken uitgegceven hadde. Veelen van hun hadden zich dit heil niet waardig gemaakt, men vond er,die zo ze al de voornaamften van de Scholastieke Sekte niet voorbij ilreefden, hun dan altoos op de zijde waaren. Onder deezen muntte bovenal uit de Munnik hugo uit het Klooster van St.vicTOR, dicht bij parijs, (*) overleeden 114a, of zo anderen meenen 1139, die een werk gefchreeven heeft onder den Tijtel, Summa fententiarum, 't welk een kort begrip der Godgeleerdheid is, en uit zeven verhandelingen beftaat. Doch zijn voornaam Systematifch werk betijtelde hij: de Sacramentis Christ. fidei, LibriW. Dit werk is, volgens het inzicht van cramer en venuma ,(f) eene volledige wel zan^enhangende en ordelijke verklaaring van de leergevoelens der kerk en haare ouder Leeraars; en zo in deezen tijd eenig Theologisch gefchrift den naam van Systema draagen konde, zoude het dit moeten weezen. 't Is een geheel Bijbelsch Leerftelfel zonder inmengfels der Wijsgeerte, eenvoudig en klaar,doch volgens de (*) Van deezes Mans groote kunde en lofverdienfte zie mosh. K. G. IV.bl. 328 en344, diehem echter onder de Scholastieken rangfchikt. Verg. doederl. 1.1. I. p. 11/^. en oofmanni L. U. art.nvoo. Ct) 't a. b. Th. VI. S. 791. und flgg.cn Inflit, Hifi. Eert. VI, p. 16.  der Systematifche Godgeleerdheid. 105 de uitlegkunde der vaderen. Maar de XII. Geleerde Schrijver werd miskend, of eeuw. liever bleef bij de meesten geheel onbekend , wijl hij de fekte der Bijbelkundige«,die hem eenen anderen augustinus noemden, was toegedaan. Denaam van Lombardus, die fpoedig wereldkundig werd, van welken wij ftraks gewaagen moeten, klonk in alle kerken en op alle leerftoelen zo hoog, dat die van hugo dra onhoorbaar wierd: en geen wonder , lombard was Bisfchop en hugo flechts een - Munnik. Een dierge¬ lijk lot trof ook de Libri IV fententietrum van bandinus, die in het jaar 1555 in folio te leuven gedrukt zyn. (f) XXXIX. Onder de Scholastieken moet nog voor petrus lombardus in aanmerking genomen worden de Kardinaal robert pullein, of pullus, welke omtrent het jaar 1144 gebloeid, en gefchreeven heefteen werk,betijteld: Sententice; LibriVHI. (§) Deeze pullein is langniet een der minfte fchoolgeleerden. In het bewijzen der Leer volgt hij dan eens de H. (D Zie craaier 't aatig. b. in 't asnh. van 't VI. deel. (§) Anderen plaatzen pullein onder de Bijbelkundigen. Zie doederlein 1.1. p. 124. G5  io 6 Beknopte Letterkundige Gefchiedenis XII. H. Schrift, dan eens, fchoon omzichti18euw. ger,dan anderen, de Wijsgeerte,dan eens het gezag der Kerkvaderen, en dan eens de uitfpraaken der Kerkvergaderingen en der Roomfche pauzen: doch tevens wikkelt hij meenig iets in nietige fpitsvindigheden, en ijdele twistvraagen En van hier is het, dat, fchoon men hem een' der zuiverfte en beste Schoolgeleerden noemen mooge, hij niettemin aan verfcheiden dwaalingen voet gegeeven hebbe, waarvan wij eenigen vinden opgeteld in de Kerkgefchiedenisfe van Venema. (*) — Ondertusfchen moet men van dit werk Zeggen, dat de Schrijver daarin de muuren van het Systemagebouw tot eene meer merklijke hoogte deed rijzen; en door zijne geleerdheid, vooral door zijne taalkunde , niet weinigen van zijnen tijd de loef afftak. (f) XL. Ten dien tijde waaren in deezen arbeid werkzaam meer andere mannen van naam, als (*) Iüft. Hift. Eccl. VI. p. 18 et 19. (f) Zie cramkr 'ta. b. Th. VI. S. 444 undflg. die hem ook voor lombardus plaatst, tegen het gevoelen der meesten, welken hem voor deszelfs volgling houden. Conf. doed. 1. 1. pag. 224. Tot zijn' lof wordt onder anderen van hem gemeld, dat de bloei der Akademie te oxfort geheel door zijne gezegende poogingen bevorderd is. Videiiot-- MANNlL. U. ai't. r0ber1.  der Systematifche Godgeleerdheid. 107 alS gilbertus porretanus of de la XII. porre , Bisfchop van poitiers , overleeden eeuw. 1154, een man van bezondere Godsdienstgevoelens; (*) kobert van melun, Bisfchop te hervort in engelland;en anderen. Dan hoe zeer ook deeze en de bovengenoemde Geleerden hun best gedaan hebben , om een volledig Wijsgeerig- Godgeleerd Syftema te leveren , zo moete men toch aan petrus lombardus de eer geeven, dat hij een Algemeen Systematisch leerboek tot ftand gebragt heeft onder den naam van Libri IV. fententiarum, vier Boeken der Spreuken, uitgegeeven in 'tjaar 1162: van waar hij Magifter Sententiarum, Meester der Spreuken geheeten is, en zijne volglingen den naam kreegen van Sententiarii: welk werk bijkans alle diergelijke werken van vroeger en gelijktijdiger Systemafchrijvers dra in vergetenheid gebragt heeft, en het allenthalve gebruikte Leerboek der Schoolfche Godgeleerdheid voor de volgende eeuwen, tot de tijden der Hervorming toe, geworden is.-(f) En hiervan is het,dat men den eerwaardigen lombardus allerwege als den ftichter der Schoolfche Godgeleerdheid gehouden en geëerbiedigd heeft. — Dit Theologisch werk is eigenlijk wel niets anders, dan een grooter namaakfel van (*) Vide hofm. L. U. art. gilbert : et venema 1. 1. VI. p. 19 et 20. (t) Zie spittler: a. b. bl. 341.  lo8 Beknopte Letterkundige Gefchiedenis XII. van dat van hildebert,abelardus,en eeuw. bandinus , waarvan hij zich op eene oordeelkundige wijze fchijnt bediend te hebben, maar verwierf toch met recht de hoogachting en verwondering van de Geleerden diens en des volgenden tijds, uit hoofde van deszelfs volkomenheid en van des Schrijvers vermaardheid. Lombardus was geboortig van navarra, eene Stad in lombardie, waarvan hij zijnen naam ontleende: Hij was in het midden der twaalfde eeuw Leeraar aan de Hooge School te parijs, en is in het jaar 1164 als Bisfchop dier Stad , tot welke waardigheid hij in n59 verheven was, aldaar overleeden. Lombardus was een oordeelkundig Geleerde, in de fchriften der ouder Kerkvaderen zeer bedreeven, en een fchrander Wijsgeer van den Aristotelifchen aanhang: het mangelde hem echter aan taalkennisfe en uitlegkunde; doch dit waare een toenheerfchend Schoolgebrek. Zijn werk, 't welk wij boven aangehaald hebben, wordt gehouden voor het eerfte volledigfte wij sgeerig-godgeleerd Systema der Kristlijke Geloofsleer in de westerfche Kerk, 't welk met eigen nadenken en met vrije oordeelkunde gefchreeven is. Hetzelve werd met zulk eene algemeene goedkeuring en toejuigching ontvangen, en met zuhk eene achtbaarheid verwaardigd, dat de kundigfte Leeraars er zich toe verleedigden, om hetzelve optehelderen. Dit boek der fpreuken vond bij de Roomfche Leeraars meer aanzien  der Systematifche Godgeleerdheid. 109 zien, dan de heilige fchrift,en meer uit- XII. leggers, dan immer de brieven van pe-bïuw. trus, dien zij echter als hun hoofd aanmerkten, onder hen gehad hebben.(*) — Het geheelewerk beftaat uit vierhoeken. Hel eerfte boek handelt over de Drieëenheid, en de Godlijke Eigenfchappen: Het tweede boek heeft ten onderwerp defchepping van hemel en aarde, yan Engelen en menfchen , den Zondeval, de erfzonde en daadlijke fchuld, de genade en den vrijen wil: Het derde boek loopt over de menfchwording van den Heere Jesus, over het geloof, de hoop, de liefde, de gaven van den H. Geest en de geboden yan God: Het vierde boek behelst in zich de leer der Sakramenten, de opftanding, het laatfte oor deel,en den Jiaat der Rechtvaardigen in den hemel, (f) Men vindt in deeze rangfchikking eenige gelijkheid met die van johannes van damaskus; (zie §. XXXII hier voor) misfchien heeft lombardus dien Oosterfchen Schrijver hierin nagevolgd: (§) maar waarfchijnlijk is het, dat de Scholastieken in laater tijden het werk van damaskus naar dat van lombardus gerangdeeld hebben. (Zie de (*) Zie bofmanni L. U. »rU p. lomi. en spittler a. b. S. 341. (f) Zie maclaine op mosh. K. G. IV.bl. 345. en venema 1. 1. p. 17. (§) Zie Vensma, 1. 1. p. 17.  iro Beknopte Letterkundige Gefchiedenis XII. dezelfde §. ) Ieder deezer boekert eeuw. wordt weder gefmaldeeld in verfcheiden onderdeden: het eerfte heeft 4S en het laatfte 50 zulke onderdeelen,de twee anderen een weinig minder. In hetmeermaalen aangehaalde werk van e. g. heinrich ; (_*) vinden wij een groot uittrekfel van lombardus Systema; waaruit het blijkt, dat er in hetzelve veel goeds; middenmaatigs en flechts onder eikanderen vermengd is. Men treft er inzonderheid veelé ftoute, fpitsvindige en vaak geheel vruchtelooze vraagen in aan, die toch altijd onoplosbaar zullen blijven, fchoon hij zich niet zelden verbeeldt, het juiste andwoord te geeven: (t) Hij verklaart de kristlijke Leerftellingen niet naar de H. Schrift, maar hij redekavelt uit wijsgeerige grondbeginfels, en bewijst met oudvaderlijke kerkgetuigenisfen, inzonderheid met die van augustinus. —- Dan, hoe het ook weezen mooge, zijn werk kan te recht aangemerkt (*) S. 145-197- ,„ (t) Zomwijlen evenwel is zijn andwoord meedig: Hij vraagt bij voorb. in de 23 al'deeling van het II. boek: „Waaróm God den menfchenval toege„ laaten heelt, daar Hij denzelven toch vooruitzag? en hy andwoordt, „ omdat het hem zo behaagde ". „ en waarom behaagde het hem zo ? — Dit weet „hij alleen; laat ons niet meer weeten willen, „ dan wij weeteu moeten!" — Zo moest hij meer vraagen beandwoord hebben, indien hij ze naar df gewoonte van zijnen tijd toch opwerpen wilde.  der Systematifche Godgeleerdheid, in merkt worden als een volledig zamenftel XII. van Godgeleerdheid, dat in duidlijkheid eeuw. en orde alle anderen overtreft. — Luther heeft er in zijn Libr. deconcil.Tom.Vll. opp, f. 232. ook hetzelfde oordeel over geveld; lombardus, fchrijft hij, in coutiliatione patrum est diligent isfimus 3 et fe lónge fuperior. Nemo eum in hoe genere fu- peravit. Nam patres et concilia quos- dam tantum articulos traclant, lombardus autem omnes. (*) XLI. Hoe droevig en treurenswaardig is het toch, dat zulk een man, als deeze Parijsfche Bisfchop, die zich en zijnen fchriften eene zo groote achtbaarheid kon bezorgen, en zeker een doordringend verftand, een fcherpzinnig oordeel* en eene uitgebreide geleerdheid bezat, geen Taalkundige, eh bekwaam fchriftuitlegger waare! In waarheid had hij minder gebouwd op de losfe gronden van eene bedrieglijke Wijsgeerte, en op de wrakke getuigenisfen der feilbaare kerkvaders; en zich er meer op uitgeleid, om bij het licht CO Dit Boek der Spreuken van lombardus it verfcheide malen herdrukt, en wel eerst te bazel, 1498, voorts te leuven in 'tjaar 1556, daarna te parh\- 1565, 1574, 1577, en te lyons 1581 en eindelijk te keulen 1609. Zie olearii Ab Pat. art. petri lomb. en Mursinna, Prima Lin. En. ci/dop. Theol. C. XVI § 395.  I H2 Beknopte Letterkundige Gefchiedenit XII licht der taalkennisfe naar de regels ee*euw.ner gezonde uitlegkunde den_ Bijbel te verklaaren, en van enkel Bijbelwaarheden een Syftema te ftichten, dat aan den keurfteen der reden geftrooken, den toets kon doorftaan; welk een verhelderend fchijnfel zoude de achtbaare fakkel zijner Godsdienstkunde niet verfpreid hebben over het Westelijk gedeelte der kristenwereld,- hoe veel licht zouden anderen gehad hebben , om te kunnen voortwer- ken, en hoe veel verder zouden wij thands misfchien vooruitweezen, in den Bijbel te verftaan! Maar he¬ laas ! lombardus was een ' flaaf van anderen: wat athanasius, ambrosius , augustinus , GREGOiuus de groote, en veele overigen gedacht, gezeid en gefchreeven hadden, waare orakelfpraak, Hemeltaal, onömftootlijke waarheid; en zijne nakomelingen waaren even gedienftige flaaven van hem; wat lomiiardus gefteld had, was onwraakbaar, en ontegenfpreeklijk! Het werd gefchat boven de lesfen van jesus kristus, en zijne Apostelen! (*) en noe vee*e eeuwen duurde dit niet wel"? -—- XLIL Deeze Schoolfche Godgeleerdheid, hoe vee- (*) Zie Mosh; K. G. IV. bl. 349. Ct) Konden immer de woorden van montaions ee-  der Systematifche Godgeleerdheid. 113 veele voorftanders en onderwijzers zij ook XII. hebben mogt, had niettemin toch veele e e u < tegenftreevers, die zich tegen haaren voortgang dapper aankantten, en niets onbeproefd lieten, om haar de hartzenuw aftefnijden: maar te vergeefsch. Zij hadden, 't is zo, in de daad wel eene goede zaak voor , maar hunne poogingen waaren te driftig, en hunne geleerdheid moest de vlag ftriiken voor die der Schoolgeleerden , wier aantal te groot was, om de overmagt te krijgen, terwijl ook derzelver kunde in allerlei weetenfchappen bij de hunne niet evenaarde. Niet alleen trokken tegen hen op de zogenoemde Bijbelkundigen, maar ook de Mijstiekent van welken wij gewaagd hebben, § XX. en welken van eeuw tot eeuw verder aangegroeid , ten deeze tijden met hun Eeuwig Euangelis op de baan kwamen. Deezen hadden aan hun hoofd den H. bernardus , Abt van klairval , een' man, die meer eenvoudige braafheid, dan doordringende geleerdheid fchijnt bezeten te hebben; immers voor diens bevatting altoos de uitgeploozen begrippen der Schoolgeleerden veel te diepzinnig en te afgetrokken waaren, om ze met een goed gevolg aantetasten. Hoe jammer waare het eene zeer voeglijke toepasfing, hebben, dan waare het op deeze dagen Es/ais; T. VItl.pag. 328. Edit. Gen. in 12. II y a plus de livres fur les livres, que fur autre fubjedt; — tout fourmillc de commentaires : d''dutheurs il en eft grand chef H  11 a* Beknopte Letterkundige Gefchiedenis XII. het, dat deeze Scholastieken terftond geen eeuw. behoedzaamer, fcherpzinniger en oordeelkundiger wederftander ontmoetten. Hadde één der verflandige Bijbelkundigen met eene langzaame hand, en op eene bedaarde en voorzichtige wijze hun den Bijbel geopend, en hen aan het Bijbelleezen en fchriftuitleggen geholpen, hoe veel goeds zoude hij hier door aan 's Heeren kerk gedaan hebben. Maar helaas! hunne eigen Bijbelftudie moest anderen affchrikken, en ook hunne drift verknoeide hunne beste voorneemens. (*) Hoe veel te meer waare dit te wenfchen geweest, daar toch de navolgers van lombardus hunnen Meester niet getrouw waaren, en in het gebruik der .Aristotelifche Wijsgeerte de grenzen, welken Hij voor zich zeiven en voor hun afgepaald had, zo verre overfchrijdden, dat eindelijk aristoteles meer bij hen gold>,dan de Bijbel, en de geheele Godgeleerdheid een war- (*) Hunne voorneemens waaren goed, waaren ze maarniet zo driftig geweest: menleeze hier het (lot van den merkwaardigen Brief , dien gregoor de IX fchreef aan de Hooglceraars van parijs , te vinden bij BöüLAy'iride ftist. ieii. Pdrif. T. HL p. 129. Mandamus & ftricle pracipimus, quateitus fine fermento mundance fcientia doceatis Theo • hgicam puritatem , non adulterantes verbum Dei Philofopkorum figmentis fed contenti terminis a Patribus inftitutis menfes auditorum vestrorum fructu calestis eloquii faginetis, ut haureant a fontibus falvatoris — Verg. Mosh.K. G. V. bl. 175. en Venema 1. 1. VI. p- 1S5.  der Systematifche Godgeleerdheid. 115 Warnet van Schoolfche twisten en wijs- XII. geerige hairklooverijen wierd: gelijk wijEEuw. wijders zien zullen. Onder anderen heeft hiertoe zijn best gedaan petrus van poitou, een voornaam leerling van lombardus , en een man, die heel niet bij de woorden van zijnen Meester zwoer, maar uit zijn eigen 00gen keek, en in fcherpte van verftand en oordeel allen Schoolgeleerden zijns tijds de loef afftak. Deeze drukte ook wel de voetftappen van lombardus, maar met een' onwisfen tred, die hem meenigwerf van het fpoor bragt, en in laager diepten van wijsgeerige fpitsvindigheid deed afzakken , dan waarin zijn Meester ooit geweest was; maar toch ook zomwijlen op den règten weg leidde. Hij verliet bijw. lombard in de Leer der Sakramenten, die bij hem minder in getal waaren: van het laatfte Oliefel wilde hij heel niet weeten. Onder verfcheiden fchriften heeft hij uitgegeeVen een Leerboek , 't welk hij naar de fpreuken Van lombardus betijtelde: Liber Sententiarum Theohgicarum, en 't welk uit vijf boeken beftaat. In dit werk behandelt hij de leer van den Godsdienst, of liever van de toenmaalige Kerk, naar deregelen der Wijsgeerte en redekunde ' Hij was eerst Hoogleer aar in de Godgeleerdheid te parijs veertig jaaren lang, en werd eindelijk ten jaare 1201 Bisfchop van embruw , na 't verkrijgen van welke H % wasr-  116 Beknopte Letterkundige Gefchiedenit XIII. waardigheid hij geftorven is 1205. (*) eeuw. Bij deezen petrus van poitou telt men uit het eerfte tij vak der Schoolgeleerdheid nog eenige anderen, onder welken vooral uitmunt simon van tornay, die bij uitftek fchrander in de fpitsvindige redekunde moest geweest zijn, en een' grooten naam had. XLI1L Wij hebben reeds aangemerkt, dat het Syftema van lombardus met toejuigching ontvangen, en op de hooge fchoolen allerwege als een uitmuntend Leerboek gebruikt wierd. Drie honderd jaaren lang heeft men er op de Katheders overgeleezen, er uitleggingen over gefchreeven, er glosfen op gemaakt, hier en daar wel eene dogmatifche onnaauwkeurigheid willen vinden , maar toch over het geheel zich er aan gehouden. Verhinderden in de dertiende eeuw de ongelukkigfte Staatsheroerten den bloei der Geleerdheid bij de Oosterfchen; de Westerfchen namen in alle takken van, Weetenfchappen van dag tot dag fterk toe. (f) Geen wonder dierhalve, dat er in deeze eeuw, waarin het tweede tijdvak der Schoolgeleerdheid begint, veele kundige fchrijvers ce voorfchijn kwamen, en de ftelfels der Godge- leerd- (*) Conf. venema 1. 1. VI. p. 19. (D Zie mosh. K. G. V. bl. 33.  der Systematifche Godgeleerdheid 117 leerdheid zeer vermeenigvuldigd wier- XIII. den. (*) Allen niettemin zwoeren zij bij eeuw. de Libri Sententiarum van lombardus, waarnaar zij hunne Systema fchoeiden. — alexander van hales, een Engelsman, is de eerfte , die in het tweede tijdvak der Schoolgeleerden hier in aanmerking komt. Hij was Hoogleeraar te parijs, onderwees daar in de Godgeleerdheid van het jaar 1230 af, en ftierf in 1245 of zo anderen meenen 1250. (f) Hij was een voornaam Uitlegger van ARisxoTELEs;én door den bijval, dien zijne leerwijze vond, wierd het gebruik van de peripatetifche wijsgeerte in de Godgeleerdheid fteeds nog • algemeener, dan te vooren: hij fchreef een Godgeleerd werk, 't welk den tijtel droeg van Summa Uniyerfa Theologia. Hetzelve heeft men wel eens aangemerkt, als deseerfte uitlegging van lombards Spreuken, die 111 hetj tweede tijdperk der Schoolgeleerdheid gefchreeven is; maar te onrecht ; het is ten hoogften een eigen en oorfpronglijk namaaklel, (§) waarin men wel veel gebrekkigs, maar tcchook veel goeds aan- (*) Mosh. K. G. a. p. bl. 171. 00 Vide olearii, Ab. Pair. art. alex. hal. (§) Vide olearii I. c. loc. alleg. — Uit het eerfte tijdperk waaren er toen reeds al uitleggingen over lombards Spreuken voor handen; als b v van willem van seignelaij, weiken men doorgaans houdt voor den eerften Uitlegichrijver over deeze Spreuken, — van petrus van poitou, en anderen. H 3  ï 18 Beknopte Letterkundige Gefchie&enis XIII- aantreft, en waarin de Godsdienstwaarheeeuw. den zelfs meer Systematisch, meer ordelijk zamenhangend zijn voorgedraagen, dan in de Spreukboeken van zijnen voorgaaner. Men vindt er veel nieuws in uit de School van aristoteles, en uit de fchriften der Heidenfche Geleerden, als cicero, virgilius, en anderen. (*) — Voor het overige merken wij nopens deezen man nog aan, dat er in 'tjaar 1515 te lijons op zijnen naam gedrukt en uitgegeeven zijn, Quastiones Sive Commentaria in IV Libros Sententiarum in vier declen; (f) maar dat dczclven een ondergellooken fluk, en van hem nooit gefchreeven zijn. ($) XLIV. Dan in 't bezondere blonken in deeze eeuw onder de Scholastieken uit, albert de groote, ujhan öoxavjïntura , en thomas van aquino, alle drie mannen, welken de waarheden van den Godsdienst meteen indringend oordeel doordachten, maar ook aan veele dwaalingen endweeperijen vast raakten, waardoor hunne glan- CO Zie HEiNRiCH 't a. b S. 207 en 211.. Men noemde, hein in flecht Latijn Doctor irrefragabilis,de enwederlegbaar» Leeraar. (r) Vide olearii h c. loc. alleg. (§) Zie cave Hifi. Lift. Eccl. T. I p. 715 er. Heinrich a. b. S. 208. Venema uogthans fchijnt ze voor egt te hotiden. !. 1. VI. p. 174.  der Systematifche Godgeleerdheid. 119 glanzende naam met een' nevel van oneer XIII. niet weinig bezoedeld werd. — eeuw. De eerfte, albert , was oorfpronglijk een Munnik van de Dominïkaaner orde, werd daar na Profesfor in de Godgeleerd- . heid, en eindelijk, door de gunst van Paus alexander den vierden, Bisfchop van regensdurg. Doch hij leide zijne Bisfchoplijke waardigheid weder af, en ging in een Klooster te keülen, daar hij' den 15 van Slagtmaand in 'tjaar 1280 in den ouderdom van 87 jaaren geftorven is. (*) Van deezen hebben wij, behalven veele andere fchriften, (f) eenen Commentarius over de Spreuken van lombardus, eeiie Summa Theologia en een Compendium Theologia in zeven Boeken. Dit moeten wij tot zijnen lof, welken hij zich door deeze en andere fchriften verwierf, vooral zeggen, dat hij eene ongemeene bekwaamheid bezat in het behandelen der Godgeleerde waarheden, en in het vergaderen van de getuigenisfen der oudvaderen. Mangel aan taalkunde, voor het overige, deed hem even, als alle Scholastieken, meenigwerf ver- zei- (*) Vide olearii Abac. Pat. art. alb. magn. Zommigen • fchrijven dat hij 75 , anderen weder, dat hij 78 jaaren oud geworden zij. Zie heinr. a. b. S. 212. en verg. venema 1. 1. VI. p. 174- (-}■) Dezelven beflaan een 'en twintig Boekdee» leu in Folio volgens de Uitgave van p. jammy. H4  ï'2o Beknopte Letterkundige Gefchiedenis X'fil. zeilen op de gevaarlijkfte gronden eener je g Wé geheel averrechtfche fchriftuitlegging. De tweede, die hier in aanmerking komt, was johan bonaventura, een Franciscaaner, en leerling van den genoemden albert, en van alexander van hales. Hij was Bisfchop van albaniö en Kardinaal; achttien jaaren lang is hij Generaal van zijne orde geweest: Zijn aanzien waare zelfs zoo' groot, dat hij verfchillen in het Paulijke conclave bijleide. (*). Hij ftierf in het jaar 1274 te lijons , daar hij toen als Lid van eene ten dien jaare gehouden kerkvergadering was, oud 52 jaaren. (f) Van tlera is gefchreeven een Commentarius over de fpreuken van lombardus , en een Compendium Theohgice, 'twelk hij Breviloquium getijteld heeft. In beide deeze werken betreedt hij ook wel het doornachtig pad eener Filofoofifche Godgeleerdheid, doch hij was meer Godgeleerde, dan Wijsgeer: hij had onder de Scholastieken de naauwkeurigfte en duidlijkfte voordragt , en fchijnt ten oogmerk gehad te hebben, meer voor het hart, dan voor het verftand te werken, iets, dat in deeze dagen zeer vreemd en ongehoord waare. (§) XLV. (*) Zie spittler a. b. S. 344. Cfj Zie doed. 1,1. p. 224. olearii Abac. Patr* art. Ronav. en hofm. L. U. eodem art. ( liam occam , die 'ook tot het derde tijdperk der fcholastieke Godgeleerdheid gebragt moet worden. Hij was een Engelsman, een groot Filofoof, een beroemde Icholastiek, Leeraar der Godgeleerdheid te parijs , een tegenftreever van Duns, fchoon weleer zijnen Meester, een verdeediger van den Franfchen Koning filip den fchoonen, en van den Keizer Lodewyk van Beijeren, en een moedige wederftander van de Pauzen bonifacius den achtfien (f) en (*) Zie heinr. a. b. S. 233. en venema. 1. l vi. p. 339- (f) Tegen de trotfche handelwijze van deezea Godloozen Paus omtrent filip den Schoonen fchreef .Hij na den dood van beiden eene verhandeling of zamenfpraak getijteld: de Poteflate ecdefiafika S£ feculari.  ti2 Beknopte Letterkundige Gefihiedenu XIV. en Johannes den Tweeëntwintigflen, welSeüw, ke laatfte één en andermaal het vuur van den Roomfchen banblikfém in heftige ftraalen op hem deed afHammen. (*} — Hij ftierf aan hét hof van den keizer in 't jaar 1343. of zo anderen meenen 1347. (f) - Onder zijne fchriften komen hier vooral in aanmerking vraagen over de Jpreuken van Lombardus, en een Godgeleerd Centiloquium, dus geheeten, omdat hij in het zelve de leeringen der befchouvvende Godgeleerdheid in honderd wijsgeerige flotgevolgen voordraagt. In dit Centiloquium vindt men veele onregtzinnige Hellingen , losfe fofisterijen, en meenigvotrdige beuzelachtige fpitsvindigheden. ($) Eindelijk plaatzen wij hier in den voorbijgang , uit veele anderen, ook nog Nicolaus van Lijra, (**) Johannes Baco 00 Hij bleef echter ftandvastig, en moedigde zelfs den Keizer lodf.wyk aan met te zeggen: Verdeedig Gij mij met het zwaard; ik zal U met de pen verdeedigen. Vide hofmanni L. U. art. oc- cam, et venema 1. 1. VI. p. 338. (i) Vide venema 1. 1. (§) Zie cramer, 'tmeerm. a. b. VII. S. 8i2,9 heÏnr. a. b. S. 233 und flg. (**) Deeze was zo in't algemeen geloofd wordt, een gebooren Jood , volgens zommigen uit braband , maar te onregt •, Hij was van lier , eer» dorp in NoRMANDiè, gelijkblijkt uitzijn graffchrift te parijs, 't welk in de zeventiende eeuw daar nog geleezen konde worden, en dus begon: Lijra brevis vieus, Normanna in gente celebris. Prima mihi vitee janua forsque fuit, tte.  der Systematifche Godgeleerdheid. 143 co (*) petrus aureolïis, en petrus de XIV. alliaco , (t) welke allen tot het derde eeuw. tijd- Vide henr. willoti At hen. Franc. p. 233 et venema 1. 1. VI. p. 333. La croze evenwel komt het niet zeer wanrfchijnlijk voor, dat hij een Zoon van Joodfche ouders geweest is. Zie zijne EntreHens fur divers fujets d'Hifloire'. pag. 222. en verg. venema t. a. p. — Behalyen uitleggingen over da Spreuken van lombardus heeft men van hem eene korte verklaaring van den geheelen Bijbel, een uitmuntend werk, waarvan zelfs luthkr zich dikwerf bediend heeft bij zijne fchriftverklaaringen , en het welk 1590 të lijons uitgegeeven is. In veele opzichten maakte Hij luther den weg der her. vorming gemaklij k. Dit hebben ook de vrienden van deezen grooten Kerkverbeteraar niet ontkennen willen. Van hier het Latijnfche fpreekwoord: Si lijra non. liraffet, turn totus mundus deliraffet. lijra , zeide men, had luther het paard gebragt, en voor hem de ftijgbeugels gehouden, om hem zo te gemaklijker te doen opklimmen. — Hij was zeer gezien aan het Franfche Hof, gelijk men vooral daar uit opmaaken kan, dat de Koningin johanna, Vrouw van filip den vijfden, hem bij uiterften wil tot haaren boedelredder benoemde. — Hij ftierf te parijs den 23 van Wijnmaand 1340. Vide hofm. L. U. art. N1 c.L 1 jr. et olearii Ab. Patr. eodem art. C*~) Deeze was Leeraar der Godgeleerdheid te parijs : Even gelijk NicoLAUs van Lijra heeft hij onder anderen ook gefchreeven uitleggingen over de vier fpreukboeken van lombardus en eene ver* klaaring van alle Bijbelboeken. Hij is te londsw geflorven, 1350, of zo anderen melden 1346. Uit zijn geflacht was afkomltig de beroemde baco de verulamio. Fide hofm. et olearii 1. c art. joh. baco, et ven. VI. p. 340. 0O Ook deeze beiden muntten uit in kunde en geleerdheid. Op den laatften, die 1416, of volgens  144 Beknopte Letterkundige Gefchiedenh XV. tijdperk der fcholastieke Godgeleerdheid »eüw. behooren , en over de (preuken van Lombardus hunne uitleggingen gefchreeven hebben. L. Eindelijk komen wij tot de laatfte eeuw van dit Tijdperk: eene eeuw, waarin de Griekfche kerk, onder den prangenden last van het Mahometaansch geweld geboogen, geen' lust en geene aandrift meer gevoelde, om met ijver in het eene of andere vak der edele geleerdheid te werken; maar waarin daarentegen de Latijnfche kristenheid zich opgewekt vond, en allen aandrang van buiten, zo wel van den Roomfchen kerkitoel, als van de vorstlijke zetels der onderfcheiden wereldbeftuurers,"kreeg,omde zaak der befchaavende weetenfchappen voor te ftaan, en zo ze er toegeroepen werden, als leeraars en onderrichters van het menschdom, dezelve ook in de daad te bevorderen, door letteroefening en ftudiewerk. De aangenaame vrucht van deezen fchoonen bloei in het rijk der vrije kunften was eene allengfche verbetering der Gods- dienst- gens anderen 1425 ftierf, vervaardigde men dit graffchrift: Mors rapuit petrum , Petram fubiit piitre corpus* Sed petram christum fpiritus ipfe pe/it. Vide olearii 1. hart. pet. de all.  'ér Systematifche Godgeleerdheid. 145 'dienstleer: kundige en weldenkende God- XV.' geleerden begonnen van lieverlede het eeuw. zoutiooze en wanfmaaklijke van den ouden fchoolkost, hun zo dikwerf opgekookt, en als een versch gerecht voorgezet, te proeven, en er eenen onverwinlijken afkeer van te krijgen. Het getal der zogenoemde waarheidgetuigen werd allerwege grooter. De fchendvlekken, die de Roomfche kerk zo verleelijkten, werden beter bij het licht bezien, en wekten walg en affchuw. De geheime raadflagen over eene algemeene kerkhervorming werden meer openbaar; en een regen van fchriften over dit onderwerp maakte dezelven vruchtbaar. De onwrikbaare ftelregel, dat men zonder de gewijde taalkunde geen bevoegd fchrift uitlegger weezen kan, vond allenthalve door geheel europa grooten bijval, en dreef niet weinigen tot het beoefenen der Hebreeuwfchej en Griekfche fpraak; terwijl de daar door bevorderde Bijbelkunde als een ander Pinkftervuur verhelderende lichtftraalen over den fchoonen Godsdienst, die door een' dikken mist van vaale fchooldampen verdonkerd was, rondfpreide. Alle deeze voordeelige omftandigheden werden tegen het midden van deeze eeuw grootlijks begunftigd door de zo gezegende uitvinding der onwaardeerbaare Drukkunst, welke een louhens jans koster, van haarlem, enkel bij toeval, ontdekte, die daardoor heel europa aan zich verpligt heeft , en welke naderhand door tohan guttenberg,. en K an-  T4<5 Beknopte Letterkundige Cefchkdenis XV. eeuw. anderen tot grooter volkomenheid gebragt is. Door deeze uitvinding won de Geleerdheid en Godsdienstkunde ftraks onbegrijplyk veel, terwijl de onweetendheid en het bijgeloof er een' onherftelbren knak van leeden. — Dan, hoe krachtig alles ook fcheen te arbeiden aan een daadiijk voortzetten van de voorgenomen kerkverbetering, het Pauslijk gezag deed door fterker kracht telkens het aangevangen werk weder in duigen fpatten, en benam fchier allen den moed, om andermaal hand aan 't ftuk te flaan. (*) God bewaarde deezen yoorfpoed voor de volgende tijden. LI. In deeze eeuw hooren wij de braave waldenzen,die reeds van de vroegfte tijden der kristlijke jaartelling af eenen zuiveren Godsdienst belceden,(f) en even dieswe- C ) Men denke hieronder anderen aan de vruchtloos afgeloopen onderneemingen van veele verftaudige braaven, op de Kerkvergaderingen te konstans en te bazel; en men leeze hierover na mÓsheum K. G. V. bl. 412-419. (f) Volgens de niet ongegronde gedachten van veele Geleerden zijn de Waldükzen, zo niet al in de eerfte eeuw, dan ten minften in de tweede, reed,3 aanweezig geweest: zo dat zij de zuivere Apostolifche leer ten allen tijde bewaarden behouden hebben. Zo denken hierover piciKT^deTrop'i, Euang. inter Disfert pag 509. Wake; Sermoxs p. 23. ScHAAGRNj Hijl der PValdenzen, p. 110. iii. en anderen. Verg. martinet, Kerkt. Gefeh, der Wuldenzen bl. 23—26 En Prijsverh. van yzLitiGivs teg. s. riestlejj: voorb. 12—25.  der Systematifche Godgeleerdheid. 147 XV. ge als een afgezonderd volk in eenzaame eeuwi oorden onder den druk hunner vijandige nabuuren zuchten moesten , uit hunne laage valeien door lucht en wolken ten hemel fchreeuwen om Godlijken bijftand ter redding van den veegen Godsdienst, die hun zo dierbaar was. In engelland had zig tegen het einde der voorige eeuw beroemd gemaakt Johan wiklef ; eenman^ die door zijne fchriften, fchoon niet zonder dwaaling, en door zijn gedrag, dat ook niet zonder vlek was, gewenschte veranderingen, ten aanzien van het geloof en van de tucht, ter kerke ingevoerd had; wiens gevoelens lang na zijnen dood iri 't begin van deeze eeuw ten Jaare 1415 op de kerkvergadering te konstans veroordeeld, en wiens beenderen na eene één- en veertig jaarige rust uit het graf gedelfd en openlijk verbrand werden. Deeze wiklef, dien men te recht als den voorlooper van luther. mooge aanmerken, was in de vijftiende eeuw bij zeef veelen nog in zegening. Zijne aanhang, die zich vooral in engelland ophield * werd van dag tot dag grooter, en uit zijne asch reezen ontelbaar veele belyders * die, hetvoetfpoor van hem, hunnen voorganger, drukkende, zijne leer en zijné fchriften overal verfpreiden , en onder anderen in de hand deeden komen van den Praagfchen Hoogleeraar johan huss , dié deeze nieuwe leer aannam, en van welken wel dra deeze fchriften in de Boheemfche taal overgezet , en wereldkundig gemaakt werden bij deszelfs landgenootem  148 Beknopte Letterkundige GefchiedenU XV. Dit had een gunftig gevolg. De kerk^ SE u w. redenen en Schoollesfen van johanhuss werden van veelen met genoegen en bijval gehoord: (*) Hij kreeg ftaêg aan meer toeloop: het volk begon een' afkeer te voelen van rome's leer en tucht, terwijl de ftudenten zich niet onthielden, om den heiligen Vader openlijk te befchimpen. (f) Niettemin kreeg deeze braave man een' veeltalligen hoop vijanden, die het eindelijk na lang wroeten en wormen zo verre bragten, dat hij voor de Kerkvergadering van konstans gedagvaard, en— om hem te verftrikken en inflaapte dommelen, — met een' vrijgeleide Brief van den Keizer sigismund begiftigd, ook daar verfcheen, en na een verward ver- (*) Zijne gepredikte en voorgeleezen leer vindt men in de Leevensbef: van gel: mannen 1 ft. No. 4. bl. 44.!!. CD Twee Studenten onder anderen, die elk ééne kamer in één huis hadden, befchilderden met tocftemming van hunnen waard het portaal, dat beide gehuurde vertrekken fcheidde; nadat het werk afgedaan was, riepen ze eik een' in, om hetzelve te bezichtigen > Met vermaak en genoegen zag men hier san den eenen kant een' prachtig uitgedosehten Paus, op een fchoonen Hengst omftuwd van een aanzienlijk gezelfchap gepurperde kardinaalen: en aan de andere zijde den armen en nederigenjEmjs, op een' flechten ezel zijne intree doende binnen Jeruzalem, gevolgd van de heffe des volks, zonder ftaatie en heerlijkheid. Men zie hier uit hoe grooten ingang de Leer van nuss bij de praaCers had. Verg: Leevembef: van Gel: Mannen, I St. No. 4. bl. 450.  éfsr Systematifche Godgeleerdheid. 149 verhoor, met de fchandelijkfte fchending XV. van gegeeven woord en beloofde trouw, eeuw. op den zesden van Hooimaand des jaars 1415, uit den akeligen kerker gehaald, leevend verbrand wierd; waarna zijne asch in het water voor de Stad geworpen is. (*) Een diergelijk lot trof ook zijnen besten vriend en getrouwen metgezel, hiekonijmus van praag , die den dertigften van Bloeimaand des jaars 1416 te konstans aan de brandfteng in het midden der vlammen den jongden adem uitblies. De moord van deeze beiden, en vooral van den eerden, ontftak de Bohemers in arren moede tegen de Kerkvaders te konstans : en hieruit ontfèond dra een heftig blaakende Godsdienstoorlog tusfchen den Keizer sigismund en de zo geheeten hussieten onder aanvoering van johan ziska , en na deszelfs dood van 1'ROCopius, toegenoemd den gefchooren; in welken oorlog de laatstgemelden altijd de fchoonfte zege bevochten, en den gruwelijken Marteldood der beide Praagfche waarheidvrienden baarblijkelijk wraken. — In 't midden van deeze eeuw bloeide de beroemde lourens valla, een Romeinsch Edelman, die zich door zijne vrijheid van denken over Gods- f dienstönderwerpen, en door zijne Latijn- fehe (*} Over joh. hus, zijn leeven en dood zie men een breedvoerig bericht bij hofm. L. U. «rt. JOU. h. et VENEMA 1. 1. VI. p. 508— 51G. K3  J5 Beknopte Letterkundige Gefchiedenis XV, fche taalkennisfe en Griekfche Uitlegisyw, kunde een'loflijken naam verwierf; en die gelukkiglijk den Marteldood ontfparteld is. (*). Zijne arbeid in de laatstgenoemde weetenfchap bezorgde den naneef een uitmuntend richtfnoer van fchrifverklaaring in een' bundel van Kritijche en Letterkundige aanteekeningen over het N. T. welken door hem uitgegeeven en onder veelen door erasmus zeer hoog gefchat zijn, (f) Bij deezen kan men voegen hieronijmus savonarola , gebooren te ferRArë den 21 van Herfstmaand, 1452, die zich ook manlijk aankantte tegen romes heerfchappij, waarom hij ook met het hoogfte recht op de lijst van de getuigen der waarheid verdient geplaatst te worden; doch waardoor hij zich den haat des volks derwijze op den hals haalde, dat hij, na de wreedfte pijnigingen, op de markt te Florence den suften van Bloeimaand in 't jaar 1498, in 'tzes- en veertigfte jaar Zijns ouderdoms, verbrand wierd. Dan, Om kort te zijn, men denke hier nog aan verfcheiden andere kundige en doorzichtige Godsdienstminnaars, als er waaren, (.*) Conf. venema 1. 1. VI. p. 425. Hij flierf te rome in 'tjaar 1465. Zijne moeder liet voorhem dit graffchrift vervaardigen. laurens valla jacet, Romana gloria lingiae, Primus enim docuit, qua decet arte, Isqui. Cf) Dezelven zijn verfcheiden maaien gedrukt, als in 8vo. te parijs 1505 in folio te bazel, 1540»  'der Systematifche Godgeleerdheid. 15T ren, johan gerson, Kanfelier der Hoo- XV. ge fchool te Parijs; C) NiKOLAAsdeitLE- eeuw. mangis C\y, johan wess1- l ganbsfortj rudolf agricola ; (**) johan van goch uit mechelen, (tt) en meer anderen,die een verhelderd brein in hun hoofd hadden, en den grootften arbeid befteedden ter verbetering der leer en der zeden. Lil. Men ziet dus; dat niet weinige Geleerden , en Godsvruchtigen het zaad der leervervorming' door geheel de Westerfche wereld, ruimerhand, hoewel mees- ten- (*) Zie over hem mosh. K. G. V. bl. 444 en julk en venema 1. 1. VI. p. 432 en 33. (f) Zie ook mosh. K. G. V. bl. 445 en verem* 1 1 VI. p. 434» V'o'zie mosh. K. G, V. bl. 44°"- Brandt Hifi. der Reform. I. bl. i35 en volg. wWjlJ VI. p. 435- en UB- emmius Rer: Fits: WJt.l.^w» ■pas. mini 394 & 395- F Zie brandt, a. b. I, bl. 139. en 140. venema 1. I. VI. p. 426 en Levensbefck.van ber. en gel.mannen IV. St. No. 7. bl. 149 en volgg. Beiden gandsfort en agricola waaren Groningers van geboorte, en onderweezen in de beroemde ichool te aduwfrd. In het begin van onze achttiende eeuw Hond er in friesland, te au gseuur, een Predikant met naam gerardus gandsfort , Groninger: deeze , meent men, waare een nazaat uit het geflacht van den beroemden johan wessel. Zie Naomi, der Pred. van de Dokkumer Klasfe'. bl. 22 Van agricola heeft men in de groote St. Martenslterk te Groningen nog eene gedachtenis: Het fchoone orgel , 't welk daar gevonden wordt, en een kunstftuk is, heeft hem ten maaker gehad. ($]) Zie over deezen brandt 'ta. b.I.W. 140» K 4  152 Beknopte Letterkundige Gefchiedenis XV. tendeels in verborgen plaatzen, uitftrooieuuw. den. Bij voorraad kan hier dus uit opgemaakt worden, dat de Schoolfche Godgeleerdheid daardoor raagtig veel te lijden had. De ganfche bende der Scholastieken , welke tot hoofden had order anderen johannes capreolus, du- nijsius rikkel, henricus gorcomius, of van gorkum, en gabriejl biel, die de hekfluiter, en ook de beste van allen was, verloor haar aanzien en gezao- bij de geleerde wereld ter eenemaal. Meest alle die mannen, van welken wij in de voorige § met lof gewaagd hebben, fcheenen het er op toeteleggen, om der bedolven Schoolgeleerdheid de hartzenuw aftefnijden, en fpanden. daartoe met verëemgden yver alle hunne krachten in: en geen wonder waarlijk; de Schooien der Godgeleerdheid waaren met het ftof van fpitsvindige beuzelarijen zo zwart en leelijk bezoedeld, dat een allenthalvige reiniging reeds lang hoognoodig geweest waare. Men propte het geheugen vol met onverftaanbaare onderfcheidingen en niets beduidende klanken, en maakte het hoofd warm door twisten over zaaken, waarvan weinig of niets begrijplijk was, terwijl het denkvermoogen ledig, het oordeel werkloos en het hart koud bleef. Degeheele Godgeleerdheid beftond in de iammerhjkite fchoolvosferij.(^ - 'tKon dier- hal- CO Tertia h*c fcholasticorum «tas, (Verba /unt celeberrimi DOEDEiaEüNu, aui Mam ata- tem  der Systematifche Godgeleerdheid. 155 halve niet anders of veele verftandige XV.' braaven moesten er hun werk van maa- eeuw. ken , om deeze vervallen zaak te herftellen. En men moest doortasten, met alle magt dit bederf te keer te gaan, en er openlijk vooruitkomen, dat men het ganfche leerftelfel der fchoolen hervormen wilde. De Mystieken booden eene krachtighelpende hand, fchoon deezen anders de Schoolfche Godgeleerdheid geheel uic de Kerk verbannen wilden. Onder de moedige tegenftanders der Scholastieken mooge men inzonderheid noemen de in de voorige § gemelde j. w. gandsfort en joh. van goch. De eerfte liet zich in zijnen grijzen ouderdom tegen den jongen jan oostendorp , een' Groninger geleerden uit de beroemde School van aduwerd , naderhand Kanunnik van St. levijns Kerk te deventer , dus uit. „ Gij, naarftige Jongling! Gij zult „ eens den dag beleeven , dat de leer „ der twistgraage Godgeleerden, thos, mas , bonaventura , en der ove- ri- tem justis coloribus depinxit , Inflitut. Th. Christ.1. pag. 225.) erat fiiperioribus longe deterior, neglectu veritatis poptilaris et utilis, barbarie in dicendo, pace in disputando, methodo in tradenda disciplina, in qua nihil nifi fpinofum, vel quaditum fuit, vel laudatum. Conf. venema /. /. VI- p- 343- In hac tertia Scholasticorum atate, (/?c ibi fcripfit vir fümmtts) non adoptaverunt nova principia; fed curiolitas ineptarum quarstionum , decidendi audacia et temeritas, dialectica; denique tric*, nullum tenuerunt modum. Infma fuperbia hos hammes transverfos egit. K5  ï54 BeknopteLstterhmdigeGefchiedenh XV. 5, overigen van alle egte kristlijke Theoiedw.» loganten verguisd zal worden." (*) En de andere durfde openhartig beweeren, dat de fchriften van thomas van aquino, albert den grooten en andere fchoolleeraars de waarheid meer verduisterden , dan verklaarden; en dat men de heilige fchrift alleen moest volgen, (f) Nikolaas van cusa, een man, beroemd door zijne groote geleerdheid en fcherpzinnig oordeel , fchreef eene Verhandeling over de Geleerde onkunde, welke nog voorhanden is. (§) Savonarola, ger- son, dionijsius de karthusiaan , en anderen ookfloegen ijverig en koen de handen te werk, om de diepe bornwelle van eindelooze hairklooverijen te floppen, en het heftig twistvuur, waarbij de Schoolleeraars ftaêgheeter werden, te blusfchen : (**) om de fcherpzinnigheid der Scholastieken met de eenvoudigheid van zommigen Mijs- (*) Zie brAndt 'tn. b. Ifte d. bl. i3pen Cat. Test. Ferit. XIX. p. 887. (f) Zie brandt'ta. b. ifle d. bl. 141. en Cat. Test. Verit. 1. c. (§) Zie mosh. K. G. V. D. bl. 462. (**) Gerson inzonderheid beijverde zich , om de bedorven leerwijze der Scholastieken te verbeteren. JHij zocht deeze verbetering niet alleen te bevorderen door zijne lchriften, en voornaamlijk door zijne Methodus Theologiam Studendi, maar ook in de Kerkvergadering te konstans daadlijk te bewerken. Verg. heinilich. a. b. S. 242  'der Systematifche Godgeleerdheid. 155 Mystieken te maatigen. (*) En deeze XV. verdienstlijke mannen vonden bijftand bij eeuw. de Herftellers der welfpreekendheid en fraaije letteren. Jammer waare het, dat zij allen niet met verëenigde en overéénilemmende poogingen deeze ftaatlijke beuzelaars te keer gingen, en niet een'en denzelfden weg infloegen. Zommigen draafden te verre boven het perk :lagchten de Schoolgeleerden fchimpig uit, en noemden hun lystema een ongerijmd ftelfel, 't welk den bloei der waare weetenfchap belemmerde , en aan het welzijn der ziel hoogstfchadelijk was: fchoon het ja wel deezen naam in veele opzichten draagen konde, waare hunne fpotlust toch niet te prijzen, en der bedoelde zaak zeker heel niet voordeelig. Lourens Valla was onder anderen hier in de groote man. Deeze verzette zich krachtig tegen de Peripatetifche Wijsgeeren, en fchrolde dapper wech op de Schoolleeraars en kerkpredikers, die meer aristoteles verklaarden , dan den Bijbel: zelfs de vermaarde thomas aquino, de Arend der Godgeleerden, hoe hoogvlugtig ook,boven (*) Onder de Mijstieken muntte vooral uit de beroemde thom. hamerken van kempen, die waarlijk vrij zuiver was van de dwaalingen en droomerijen, anders den Mijstieken eigen. Zijn fchoon boeksken, de navolging van kristus, is bekend, en blijft een altijdduurend blijk opleveren, dat er nog iets verftandigs en goeds gevonden wierd onder de Munnikenkap in die booze da-  156 Beknopte Letterkundige Gefchiedenis XV. ven het bereik van veelen, werd van hem 'eeuw. aangerand en deerlijk ontheisterd in zijne verklaaring van i kor. IX. 13. welker woorden, hiertoebetreklijk, geleezen kunnen worden in de Leevensbefchrijving van beroemde en geleerde mannen: 11. St. No. 10. bl. 617. De overigen daarentegen befchouwden het Scholastieke leerflelfel als een draaglijk Syftema, 'twelk flechts bedisfeld , befchaafd en door verftaanbaare duidlijkheid naar de regels van welfpreekendheid verfraaid diende te worden. Paulus Cortesius onder anderen deed hiertoe zijn best in eene verklaaring over het Spreukenboek.- Dan, dagen, waarin de meeste Kloosterlingen in domheid en onkunde verluijerd zo jammelijkdenzwijnengang gingen. Men heeft, 't is zo.de eer des gefchrijfs van ditboekjen wei" aan deezen braaven man betwisten willen: Zie mosh. K. G. V. bl. 448. en venema 1. 1. IV. p. 439. Maar deeze twist is bedecht bij het Parlement van parijs, waar de Palmtak aan van kempen is toegeweezen: en ook naar verdienfie, indien 't waar is vooral, dat er nog een handfchrift van dit werkjen door van kempen zei ven gefchreeven en eigenhandig ondertekend in de boekerij van het Jefuitenklooster te Antwerpen bewaard wordt: gelijk het kunstgenootfchap, NU Volentibus arduum, ons bericht in de voorrede van dit door hun berijmd boeksken. Grooten roem heeft deeze Godsvruchtige Man door dit gefchrift bij alle volken verworven , zelfs meent men, dat het, in 't Arabisch vertaald, in de Bibliotheek des Keizers van marokico gevonden wordt. Vide hofm- L.U. art. thom. a kemp. Onder de Mijstieken van dien tijd kreeg ook allengs meer achting  der Systematifche Godgeleerdheid. i$f Dan, hoe ook de bezadigde Godgeleer- XV. den, geruggeftaafd door de Mijstieken eeuw» en de Letterminnaars, allemooglijkemiddels bewerkftelligden, om hun prijslijk doel te treffen; hun arbeid was vruchtloos, voor het grootfte gedeelte althands; de Dominikaanen en Franciskaanen, bij welken de Schoolgeleerdheid haar te huis en befcherming vond, hadden een' te krachtigen arm, een' te ftevigen fteun, en een' te dapperen moed, om zich zo ras vermannen te laaten, en de bebolwerkte fterkten van hunne veel vertoonsmaakende beuzelpraat ter inneeming en bemeestering aan hunne wederpartije zo maar op de eerfte aanvallen overtegeeven. (*)— Ook dit wachtte in den weg der ting joh. tauler , een Dnitfcher van de orde der Dominikaanen, die in het midden der voorgaande eeuw geleefd en gebloeid had, en wiens fchrif-ten thands meer aan den man kwamen : (Zie olear: A. Pat. art. J. Taul. ) Luther had zo veel met deezes Mans arbeid op , dat hij betuigt , van nooit, noch onder de Latijnen, noch onder de Duiifchers, een' gezonder Godgeleerden, wiens begrippen meer met het Evangelie overeenkwamen, aangetroffen te hebben. Vide ejus Epift. ad spalatinum XXIII. et conf. venema 1.1. VI. p 335, Deeze en diergelijke Mijstiken waaren zeker geen krankzinnige Dweepers , gelijk veelen van hunne fekte, met welken zij trouwens ook geene gemeenfchap wilden hebben, maar verflandige braaven, die den Godsdienst van jesus tot zijne oorfpronglijke eenvoudigheid en deszelfs belijders tot de be ■ trachting van deugd zochten weder te brengen. (*) Men leezeyerder K.G.vanMosH.V.d.bl.46i CQ 4Ö5.  ï 5 8 Beknopte Letterkundige Gefichiedenis XV*. der wijze voorzienigheid op de naastkof £euw. mende eeuw. lui. Üit al het tot hiertoe gefchreeven zien wij, dat men het geheele Wijsgeerig Godgeleerd Systema der geloofswaarheden met alle deszelfs willekeurige bepaalingen en fpitsvindinge voorftellingen te danken hebbe aan petrus lombardus, en hun, die zijne Schoolfche leerwijze volgden, óf daar over lazen , of daar over uitleggingen fchreeven, of er uittrekfels van'maak- ten. Zij zijn het, die ons, tot op den hedenfchen dag nog, hoewel niet meer langs zulke dwaalgangen, als voortijds , zoetvoerig afgeleid hebben in dé wijde en dorre woestenijeder Scholastieke Godgeleerdheid: Longa in defierta, fine ullis Hospitiis. Weinig of niets heeft hiertoe medegebragt de Oosterfche Geleerdheid. — De morgenlandfche Kristen, zeer ontmoedigd door de ongenade der tijden, waarin het gedruis der wapenen, en het aanhoudend kerkkrakeel den groei der letteroefening ftaêg verhinderde, was niet bevoegd en in itaat,om een taamlijk ge■ regeld Godgeleerd Syltema te vervaardigen. En, fchoon al deeze en gene hier aan  der Systematifche Godgeleerdheid. 15^ aan te werk getrokken is, diens lof is XV. toch gering geweest bij de Westerlingen, eeuw. die er geen gebruik van wilden maaken, deels uit hoofde van onoverëenftemming van leerbegrippen, deels wegens de Sijrifche taal, welke zij niet verftonden. De weinige Oosterfche Syftemafchrijvers, wel* ken in deeze eeuwen geleefd en geleerd hebben, zijn ebed-jesu Sabenfis, welke uitgegeeven heeft, een werk getijteld, Margarita, de Veritate fidei; s. de ver. reL Chr. Jacobus Tagritenfis; welke gefchreeven heeft omftreeks het jaar 1230 Liber The-, f durorum; en gregorius Bar- hebreusJ Abulfaragius dictus, welke ook in de dertiende eeuw opgefteld heeft Candelabrum fanctorum de fundamentis ecclefiasticis, waar van een kort uittrekfel is, onder den tijtel Liber radiorum. (*) LIV. Een' vreezelijken krak heeft de gezegende Godsdienst van jesus kristus gekreegen door deeze Schoolgeleerdheid* De kundige lampe past er niet ongefchikt op toe de woorden, welken wij in het derde hoofddeel van joëls Godfpraaken, het 6 vs. leezen: Gij hebt de kin- (f}Fide AssEMANNBibl. Oriënt. T. III. P. I. pagi 332. et feq.T. II. pag. 237 et 284—2519 et €onf, doederl, 1,1, I. pag, 327 et 228,  160 Beknopte Letterkundige Gefchiedènis XV kinderen van jtjda en de kinderen van jeeeuw. ruzalem verkogt aan de kinderen der grieken ( aan aristoteles en zijnen aanhang) opdat Gij ze verre van hunne landpaalen rnogt brengen. (*) Wij voegen er bij de woorden van de weenende maria in \\t\.Ev angel ie van johannes: XX. 13. Zij hebben mijnen Heer wechgenomen, en ik weet niet, waar ze Hem gebragt hebben. — Deeze Schoolfche Godgeleerdheid toch was volgens de juiste aanmerking van turretin een vruchtbaaren boom van dorre twistvraagen en fchraale fpitsvindigheden , meer geworteld in den grond van inenschlijke getuigenisfen, dan van Godlijke oirkonden. (|) De Bijbel was van langzaamerhand aan een' kant gefchooven: de fchriften der Kerkvaders, reeds doorzult en doorfpekt met de wijsgeerte van plato , kreegen deszelfs plaats in; en deezen werden beftroomd door een' vloed van vermengelde denkbeelden der Aristotelifche Filofoofije. Hieraan alleen heeft de Schoolfche leerwijze haare afkomst te danken. Het vervaardigen van een zamenhangend leerfystema vond men in de eerfte eeuwen wel noodzaaklijk; doch zo lang men plato volgde, wiens wijsgeerte min gekunfteld waare, maak- (*) Lampe Verborgenheid van "tGen. Verboni III. bl. 264. (f) J. A.Turret. op. omn.Edit.recentijf.Leov, \\\.pag. 230.  der Systematifche Godgeleerdheid. i6t maakte men er geene groote vorderingen XV. in. Artstoteles verwierf eindelijk ach- eeuw. ting. Zijne Filofoofij was fpitsvindig en Systematisch. Men fchoeide de leer des Kristendoms geheel en al naar dezelve. En nu kreeg de Systematifche leermanier grooten voortgang. 'tGene men van plato overgenomen, en in de leer des Evangelies ingeflansd had,werd behouden; en 't gene aristoteles aan de hand gaf, werd er bijgevoegd. Op zulk eene wijze werd de leer der Kerk en School eene rampzalige rhapfodij van Kristlijke waarheden en Heidenlche dwaalingen, welke laatftende eerften onderdrukten en onbruikbaar maakten. De leeraars van het Kristendom werden voor het grootfte gedeelte meesters in de kunst, om door fchijnbaare drogredenen en nuttelooze twisten het éénvoudig menfchenverftand geheel te benevelen. Hier kwam bij, dat men in het voordraagen der leer de harten des volksbegoogchelen konde, doorfterkeuitroepen, fchilderachtige perzoonsverbeeldingen, ftoute zegwijzen, en onnatuurlijke beeldfpraaken. Zo werd de geheele Godlijke , hemelfche, geestlijke heilleer des Evangelies van lieverlede eene zamenftrengeling van menschlijke, aardfche, vleeschlijke Schoolbegrippen: terwijl de eenvoudige woorden van jesus en de Apostelfchaar in allerlei gekunftelde bogten verdwarfcht en verkronkeld werden. Zo zonk dezelve bij de jammerlijkfte fchipbre k, op de Filofoofifche klippen van L ARIS-  16*2 Beknopte Letterkundige GefchtedenU XV. aristoteles geleden, (*) ter eenemaal eeuw. wech in eene diepe zee van barbaarfche fpreekmanieren, netelige gefchilpunten beuzelachtige onderfcheidingen, en fchadelijke menfchenvonden. Al dit Scholastieke mogt nog zijnen gang gegaan zijn, indien hetzelve maar begrensd waare gebleeven in den engen fchoolkring der geleerden, en eeniglijk zijne betrekking gehad hadde op willekeurige voorwerpen eener wijsgeerige liefhebberije. Doch hetzelve werd allenthalve in de openbaare kerken aan het volk voorgedraagen als iets belangrijks en gewigtigs, waarvan de zaligheid af hing. Op zulk eene wijze werd de 'toorts der tweedragt onder het volk aangeftooken, terwijl ieder der twistende partijen zijne eigen denkbeelden hardnekkig traande hield, en den bijval der meenigte voor zich begeerde. En hier uit ontftondal dra haat, wrok, vervloeking, verbanning, vervolging, moord en doodflag. (f) Wij vinden dus de grootfte redenen, om met treurigen weemoed op de averrechtfche handelwijze van deeze kort- zich- (*) Niet minder,dan twaalfduizend fchrijvers, rekent men, dat ter uitlegging der fchriften van aristoteles de pen gevoerd hebben. Zie Algenu Vadert. Lett. Vil. bl. 38. Mengel*. (f) Men leeze hier over de zeer gepaste aanmerkingen van dqn recensent. I. bl. 34. ea volgg.  der Systematifche Godgeleerdheid. 163 Zichtige kristenleeraars te rugge te zien, (*) XV. doch ook aan den anderen kant ons met eeuw,1 verbaazing te verwonderen, dat reeds van ouds her de meeste leeraars van den Godsdienst, onder welken toch ook veelen in de nuttigfte kunften en weetenfchappen bedreeven waaren, en een anders verhelderd brein in hun hoofd hadden, eene naauwkeurige en onpartijdige Bijbelftudie veronachtzaamd, en zich meer aan menschlijke ontdekkingen, dan aan de eenvoudige openbaaring van Jesus en zijne Apostelen gehouden hebben, (f). — Hoe waare het toch mooglijk, dat menfchen, welken de gave van denken, redenen en oordeelen gefchonken was, zo ver- (*) Wij toch, hoe veel voordeel ons de hervorming in de zestiende eeuw ook bezorgd heeft ter deeze opzichte, zijn evenwel nog met deezen Scholastieken zuurdeegfem niet weinig doortrokken , verg. § II. de aant. en werenfels Opusc. Edifion.recentijj'. Lugd. Tom. II. pag. n.— Die trouwens zal in 't vervolg ook duidlijk blijken. (f) Onbegrijplijk veel nadeels heeft het Kristendom moeten lijden van de ongelooflijke onkunde in de gewijde Bijbelfchriften, die er eeuwenlang plaats had onder de Kerkleeraars, 'tls niet te ïchrijven, hoe veele dwaalingen in de leer van kristus, hoe veele verkeerde opvattingen van woorden en fpreekwijzen, hoe veele onëgte en zoutlooze Bijbelverklaaringen de verregaande onweetendheid in de heilige taaien heeft voor den dag gebragt. — En dit nadeel werd merklijk vergroot door een allerfchandelijkst verzuim van het leezen der H. Schrift in de moedertaal, 't welk niet flechts onder het gemeen, maar ook onder de Leeraars, L 2 zelfs  164 Beknopte Letterkundige Qefchiedenis XV. verre van het fpoor der wijshekTafdwaaS euw. len, en in een donker woud van menschïijke fchriften, —- als de Spreuken van lombardus, en derzelven talloozeuitleggingen , — 'twelk eene ondoorganglijke grootte heeft, omzwerven konden, om de waarheid te zoeken, daar zij op hunnen weg anflers door hemellicht befcheenen, indien zij hunne oogen niet moedwillig flooten, het Godlijk Evangelieboek inzien konden , 't welk in eene onge,kunftelde kortheid ons de waare heilleer ontdekt, en aan de hand geeft! Hoe dwaas handelden toch niet zulke dooiende waarhêidzoekers! even dwaas als een reiziger, die van amsterdam na Antwerpen wil trekken, en langs eenen ontzaglijken omweg door geheel europa en Azië niet alleen, maar ook door de afgelegenfte ftreeken van het nieuwe werelddeel derwaarts meent te moeten heenfpoeden, en ook zijnen togt zo onderneemt. Even dwaas zelfs de voomaamften, fland greep. Zie lansman, Roomfche Afval. bl. 15 en 16. Ganfclie lieden hadden dikwerf geene Bijbels ; ik laat flaan , dorpen en kloosters: In de Boekerije vanFiuPs vanisouRcoNDië, Bisfchop van utrecht , geftorven den 7 van grasmaand 1524 , vond men flechts één klein Bijbeltjen op Perkament gefchreeven. Zie matth. Annal. T. I. pag. 359» 3°°- — Onbe" grijplijk veel voets gaf zulk eene fchriftverwaarloozing aan verfcheiden Systematifche leeringen, die zelfs geen' Schijngrond in den Bijbel hadden, als de leer der Transfubftantiatie, der onbevlekts tnivangenis van maria , der Mis, des Faagevuurs enz.  der Systematifche Godgeleerdheid. 165 dwaas als iemand, die de leer van sokrates verftaan wil, welke men bij xenophon en plato kort en Maar vindt opgegecven, en even tot dar einde alle werken plato en aristoteles niet alleen, maar ook alle uitlegkundige fchriften der Alexandrijnfche en Peripatetifche Wijsgeeren, die er in zulken groot getal en zo vol van fcherpe fpitsvindigheden zijn, dat men er in het langwijligiïe leevenniet zoude kunnen doorkomen,waant te moeten leezen en te begrijpen. — Wij fchrijven hier iri de daad niet te fterk : de zodaanigen toch zochten langs bochtige omwegen en kronkelige omzwervingen 'tget ne bij huis en bij de hand is. (?) LV. Maar met dit alles had echter de Schoolfche Godgeleerdheid nog eenige waarde. De onweetendheid, door driestheid en onverftand geruggeftaafd, fpeelde tot aan de elfde eeuw in 's Heeren Kerk den heerfchenden meester. Het flauwe licht van eenige weinige Geleerden kon de donkerheid niet verhelderen; en het volk leefde in de bijgeloovigfte domheid. Hadden toen een lanfrank, anselmus, hildebert, abelardus en anderen het ijs niet gebroken voor lombardus, en had CO Vide J« a« turrret. Opera cmn. T. l.f. 488 Ct conf. werenf. Opuscula T. II. ƒ>. 66. L 3 XV eeuw.  166 Beknopte Letterkundige Gefchiedenis XV. had deeze niet vervordert en voleind 't eeuw. gene zij begonnen hadden, wat zoude er toch bij den hoogmoed der Pauzen, bij de heerfchzucht der Bisfchoppen, bij de luiheid der leeraars, bij den zwijnengang der Munniken, en de dweeperijen der Mijstieken, van de geloofsleer, ja van den geheelen Kristlijken Godsdienst geworden zijn. Zouden, zonder den arbeid der Scholastieken, niet het Kristendom, de geleerdheid en alle weetenfchappen in eene nog vrij dieper laagte van verval zijn afgedreeven? Zoude de Hervorming daar door niet grootlijks verfpaad, ja misfchien niet wel geheel onmooglijk zijn geworden? (*) Hoe fpoorbijster ook de Scholastieken waaren, gelijk wij in de voorige § hebben aangemerkt, men diene hun evenwel recht te doen, in hen als voorftanders der geleerdheid te prijzen , en hunnen lof in deeze opzicht op te houden. (t)~ Door hunne beijveringen werd de (*) Zie verder heinr. 't a. b. bl. 237—240. Ct) Conf. doederl. Inftit. Theol. Christ. P. I. pi 116. Equidem (Tic fcribit vir doctus) qui aliquando ipfe horrui lombardi , alberti magni , aquinatis , bonaventurae nomen barbariemque t post quam per luft rare ccepiffèm bar bariet, quant vttuperant Scholafticee fedem, in longe aliam opinio* %em deduclus, eruditionem, fubtilitatem, ambïgua discernendi ftudium, argumentorum copiam et perfpicuitatem atque traéïationis ordinem fapius admiratus, atque eos aucüores magnorum et inge» nioforum hominum elogio,quo a melanchthqne in Apologia Conf. Aug. Art. de Juftif. ornantur ,per éujuriam defraudari perfuafus fut.  der Systematifche Godgeleerdheid. 167 de Geleerdheid, die op den laagen grond XV. van ruuwe onkunde in eene ftille flaauwte eeuw. lag, weder herfteld en op de been geholpen : het balltuurig bijgeloof eenigszins beteugeld,- en de vrije Geest van onderzoeklust allengs verleevendigd en aangewakkerd. — Door hunne beijveringen hebben zij wapens gefmeed, waarmede naderhand de Hervormers eene zo heerlijke zege bevochten hebben j gelijk wij in de volgende Afdeeling zien zullen, waartoe wij nu overgaan. L 4 VIJF-  168 Beknopte Letterkundige Gejchiedenis VIJFDÉ AFDEELING; HET TIJDPERK VAN DE HERVORMING TOT IN DE ZEVENTIENDE EEUW. LVI. XVX. 13 ij de intreede in dit Tijdperk zien wij BE uw. den glans der verblijdende waarheidzon, waarvan de dageraad in het voorige tijdvak reeds eenigszins zichtbaar waare,aan den Europifchen kerkhemel ter verlichting van het kristendom opglimmen, en een heerlijk fchijnfel geeven : hoewel toch ook een dikke bank van laaghangende wolken, met bijgeloof en onkunde bezwangerd,bij de meeste kristenbewooners van dit befchaafde werelddeel, de doorbraak van dien verhelderenden waarheidglans niet alleen belemmerde, maar zelfs de bruine donkerheid, die hen zo veele eeuwen bedekt had, ftaêg grooter deed worden, Welke dus bij het daartegen overftaande licht  der Systematifche Godgeleerdheid 169 licht in vervaarlijke zwartheid afftak. — XVI. In het begin der Zestiende eeuw lag alles eeuw. nog in eene zoete rust; de nacht der onweetendheid, die] fchoon wel allengs voor den dag der kennisfe fcheen wech te fchemeren, evenwel toen nog zijn duister over de kristlijke wereldlanden verfpreid hield, bevorderde deezen zachten iflaap. De Roomfche Paus, die in de voorige eeuw zo veel te Hellen had gehad met veele tegenftanders , - welken wakker in de weer waaren geweest, om zijne magt te kneuzen,en al dekristenfchaarvan hem onafhanglijk te maaken, - maar zijne zaaken nog al had_ kunnen plooijen, was thands weêr tot die hoogte van trots gefteegen, dat hij de bekruiste zegevaanen allentshalve waaijen liet, en zijne partijen fchamperlijk fardé, 'tls wel zo, veele bezondere perfoonen niet alleen, maar ook verfcheiden Rijksvorften hadden nog den heftigften nijd op de eigendunkelijke dwingelandij van deezen Roomfchen Kerkvoogd, op de knevelaarij, op den gouddorst, en op de onrechtvaardigfie handelingen, waardoor hij zijne magt en zijn aanzien geldig en achtbaar moest houden; op de weelde der bezondere kerklijken, op het zwijnenleeven der Kloosterlingen, en op het algemeene bederf der fchoone Godsdienstleer: maar wat was het? hun vermoogen, dat door verlcheiden mislukte aanflagen reeds merklijkwas gekortwiekt, had op verre na die kracht en fterkte niet, welke er in de ruuwe L 5 han-  170 Beknopte Letterkundige Gefchiedenis XVI. handen van het onkundig en dweepachtig eeuw. gemeen was, dat het aanzicht na'theilig rome keerde, en het eene Godfchennis achtte,iets ten nadeele of ter wederftreeving van deszelfs aangemaatigd kerkgezag in gedachte te neemcn, ik laat (laan, daadlijk bij 't fr.uk te vatten. De ervaaring van alle tijden leeraart, dat ten aanzien van eene Staatsverwisfelingof Godsdienstverandering, het gemeen de drijfveeren en de beweegraden zijn moeten; zo lang deezenftram en ftroef blijven,zijn alle de beste, en met hoe veel doorzichtigheid ook aangewende, poogingen van de fchranderfte wereldgrooten en de verlichtfte kerkdienaars meestal vruchtloos en omzonst: maar zo dra raakcn dezelven niet in roering en aan 't glijden, of alles keert éénsvals op één' anderen boeg. Dus ging het ook hier. Zo lang de Paus het zwaare roer van 't groote Kerkfchip regeeren , en het volk door zijne wenken in de tucht en in zijn belang kon houden, had hij heel niet te vreezen voor de itormende aanftaltenvan bezondere menfchen,die,met hoe veel gezag ook anders bekleed, in de zaak van den Godsdienst toch meestal op hunne eigen vlerken moesten drijven, en weinig, althands geen' vertrouwlijken, ftaat op hunne onderhoorigen konden maaken.— Dan ten langen laatften werd het geblinde volk de doek van voorde oogen wechgetrokken: en— nu zag de arme bedroogen, om den tuin geleide, meenigte het diep ingekankerd leerbederf, de fchandelijke ze-  der Systematifche Godgeleerdheid. 171 zedenontaarting, het hoogftijgend mis- XVL bruilc der willekeurige kerkmagt, den eeuw. godloozen leevenstrein der munniken, en haaren eigen ilaaffchen Godsdienstftand; zij zag dit te duidlijk en te klaar, dan dat haar ijvergeest niet in beweeging en haare handen niet aan 'twerk zouden raaken. Het groote ligchaam der kerk kwam langzaam aan het hobbelen : veele leden arbeidden met moed en kracht aan de algemeene verbetering; en eindelijk verfcheiden natiën veranderden éénsfprongs van geloofsbelijdenisfe. Deeze vlugfche verandering fchafte haar en ons, heuren naneeven, een voordeel, dat boven alle fchattingen berekening is. LV1I. 'tls niet raadzaam, om, hoe edel ook de bedoeling zijn mooge, op ftel en flag de hand aan 't werk te flaan, ten einde eene belangvolle en groote zaak te verbeteren, zo ras men flechts aan de verbetering gedacht heeft. Tijd en omftandigheden, die afgewacht dienen te worden, moeten er eerst gelegenheid toe geeven; toevallen eerst de aanleidende oorzaaken doen gebooren worden. De alle perk en peil te boven fteigerende geldzucht van het fchraapzieke Kerkhoofd Helde dezelven eindelijk daar. Zekere tori annes tetzel,een Munnik van de Dominikaaner orde, gelastigd van Paus leo , den tienden, reisde indiet jaar 1517 met zij-  1/2 Beknopts Letterkundige Gejchiedenis XVI. zijne aflaatkraam door duttschland , en eeuw. riep wijd en zijdallerwege een'volledige vergiffenis van alle, geene, welken 'took maar zijn mogten, uitgenomen, zonden voor elk uit, mits men voor de gunftige kwijtfchelding der misdaaden eenen, daartoe geftelden, prijs in gereeden gelde , betaalde. Het afkondigen van deeze genadebrieven deed hem eene welgevulde beurs maaken, en uit den overvloed, dien hij. met een fchaamteloos voorhoofd bij één gefchaard had, in loshartige weelde ruimfchoots en tierig leeven. Zulk een fnoode handel, alleen ter uitzuiging van eenvoudige kerkleden, en ter vetmesting van de listige altaarpaapen bewerkftelligd, mishaagde in den hoogflen graad aan veele braave Kristenen, en onder anderen ook aan eenen marten luther „ Hoogleeraar in de Godgeleerdheid aan de nieuw opgerichte Hoogefchool te wittenberg. Deeze geleerde en Godsvruchtige man had door zijne gezuiverde oordeelkunde bij het leezen des Bijbels te diepe inzichten in de leer der Godlijke Zondevergeeving bekomen, en in zijn Godegewijd leeven reeds te verheven denkbeelden van Gods eer en glorie opgevat, om den fchalken Aflaatkraanier zo maar ongemoeid door duitschland te laaten heen trekken. Hij tast hem koen en welberaaden aan; hij waarfchouwt met gemoedlijken ernst het volk tegen deszelfs looze bedriegerij, en -plakt den 31 van Wijnmaand 1517 op Allerhei- li-  der Systematifche Godgeleerdheid. 173 ligenavond, (*) openlijk voor de flotkerk XVI. te witten berg vijfennegentig Hellingen eeuw. (Thefes) aan, welken hij tegen den Allaatprediker verdeedigen zoude, en waarin hij het onbetaamlijk afknevelen van zulk eene brandfchatting flerk doorflreek, met aanwijs, dat door zodaanig eene misleiding het volk afgetrokken wierd, om zijn vertrouwen op kristus te Hellen, als het eenig voorwerp, waarop het geloofsöog ter bevrijding der zondeflraf flaaren konde. Zie hier den kleinen, dochaanmerklijken, beginfelgrond der zo lang gewenschte heuglijke leerverbetering en gezegende kerkverandering, die den ondraaglijken hoogmoed van romes heerfchzuchtigen kerkmonarch ten bodem nederflieten, en den arm zijner allenthalvige magt zo zeer ontzenuwden. LVIII. Van toen af, fchoon wel luther in "t eerst het groote werk der Kerkhervorming niet in den zin had , is van lieverlee, naar aanleiding van gepaste tijden en gelèhikte omflandigheden, door hem en veele medehelpers de hand meer aan dien arbeid geflaagen, waartoe het geweldig wroeten en uitfpoorig raazen van hunne vijanden , zo wel als de onvoorzichtige trotschheid van het Pauslijke hof hen niet weinig Anderen fchrijven den 30 van Herfstmaand,  174 Beknopte Letterkundige Gefchiedenis XVI. nig aanprangde. — En nu kreegen ontelttuw. baare menfchen, die het gekroonde kerkhoofd begonnen te minachten, een beter begrip van den Kristlijken GodsdienstBewonderenswaardig is hier de weg der HemeÜche voorzienigheid. Luther,nog ftudent in de Rechten zijnde, of in de voorbereidende weetenfchappen, aan de hoogefchool te erfurt , nam eens bij louter toeval op de algemeene boekerij een' Latijnfchen Bijbel, in handen, dien hij toen nog nooit gezien had, las er iets in, en vond, in dat weinig iets, meer, dan hij tot nog toe op den predikdoel gehoord, of in de uitgekipte zogenoemde Evangeliën en Epistelen geleezen had; zuchtte bij zichzelven over de fchaarsheid des Bijbels, en floot weder denzelvenmet den warmften hartewensch, van toch ten eenigen tijde zulk een boek in eigendom of ten langer gebruik te moogen hebben! Wat gebeurt er? Hij was op reis in gezelfchap van eenen zijner vrienden. Een fchriklijk onweder brak boven hen los. Een brandende Blikfemflits fmeet zijnen makker ter aarde, wiens levensdraad, dus afgezengd, terftond aan zijne zijde eene prooi des doods werd. Dit niet te verhoeden toeval perffe hem; op hetzelfde oogenblik in de vuurigffe hette van fchrik en verlegenheid deeze belofte ten geprangden krop uit: dat zo de Hoogfte hem in het leeven fpaarde,hij dan aan de ftudie der rechten vaarwel zeggen, een Godgeleerde worden,  der Systematifche Godgeleerdheid. 175 den, en.in een Klooster zoude gaan. — XVL Aan deeze gelofte deed hij kort daarna eeuw, geftand; hij werd een augustijner. munnik. Nu vond hij gelegenheid zo wel als verpligting, om den Bijbel te leezen; en na veele tegenftribbelingen, die hem in deeze bezigheden dwarsboomden, doorgeworfteld te hebben, bragt hij het eindelijk zo verre, dat hij hier door die uitgewijde kunde verkreeg, welke, door hem aan anderen medegedeeld, zich daarna in zo veele landen heinde en verre uitgezet heeft. Hij vertaalde den Bijbe! uit het oorfpronglijke in het Hoogduitsch; welke vertaaling hij, met bijftand van eenige geleerden en Godsvruchtigen, als bugenhagen, Jonas en in 'tbezondere melanchthon,welken hij in deeze groote en gewigtige onderneeming raadpleegde, Ichielijk en voorfpoedigteneindebragt.(*) Het Nieuwe Testament zette hij bijkans geheel over op het Kasteel van wartenburg, daar hij tien maanden verborgen was. (f) Door behulp der, in de voorige eeuw uitgevonden, Drukkunst gaf hij reeds ten jaare 1522 hetzelve in 'tlicht; waarna de vijf boeken van moses 1523, en de overige Bijbelfchriften 1524-153- volg- (*) Zie mosh K. G. VI. bl. 91. (t) Zie mosh. 't a. b. bl. 87. Venema L t, VIT. p. 32. spitt. a. b. bl. 370 en jablonski 1. U ÏL P- 14-  1/6 Beknopte Letterkundige Gefchiedenis XVI. volgden. (*) Zo keverde hij den Bijbel ieuWi duizenden in handen, die denzelven lazen, en op deeze wijze den zuiveren Godsdienst in deszelfs oorfpronglijke fchoonheid, en natuurlijke voortreflijkheid leerden kennen. En zo dra was dezelve niet in deeze voege bekend geworden , of het vervorderde hervorming werk bekwam een fpoedig en gelukkig beflag. Deeze Hoogduitfche Overzetting van den Bijbel had eene fterkte, krachtiger, dan alle andere oorzaaken, bij elküêr genomen, om de grondflagen der Lutherfche Kerk, en ras ook die van het geheele Protestantendom, te bevestigen, en tegen alle ondermijning hecht te maaken. (f) —, LIX. De groote luther, wiens kunde en moed de ganfche kristenheid bewondert, kon zijnen vijanden te rede Haan, en dorst zijnen aanvallersin den baard tastenderwijl de Godsvrucht zijne woorden endaa- den (*) Zie j. le long Boekzaal der Nedert.Bijbels 11: 510 en 511. (f) Zie mosh; 'ta. p. en spittleu 'taang. boek bl, 370. Men had wel, voor dat luthers Bijbelvertaaling in het Hoogduitsch , en in hetNeêrlandsch uitkwam, reeds eenige Bijbeloverzettingen, als die van neurnberg en delft, in 1477 gedrukt, en meer anderen van laater jaaren , maar deezen waaren uit hoofde van den Hechten en duisteren ftijl voor, het volk bijkans onbruikbaar.  der Systematifche Godgeleerdheid. \y? den, waaraan zijn natuurgeftel geneigd XVI. was, ongemeen veel drift en heftigheid eeuw. bij te zetten, meestal door bedaarden ernst zeer te regt bragt en regelde (*) — Zijn verhelderd verftand en zijne onverzaagde koenheid deeden hem een' digten drom van zwaarigheden doorkampen , en een' fteilen flapel van wederftribbelingen te boven komen. Een verheven inzicht in veele deelen der menschlijke geleerdheid , een leevendig gevoel der waarheid aan het hart, een zuivere zucht, om het goede van het kwaade te onderfcheiden , een blaakende ijver voor de reine leer des Evangelies, een onvermoeide lust, om het menschdom te ver- lich- (*) Men herïnnere zieh hier het bekende andwoord van den onbevreesden Hervormer, 'twelk hij, na zijne dagvaarding, om op den Rijksdag vai Worms te verfchijnen, aan zijne vrienden gaf, toen deezen hem de Reize derwaarts metvoorzichtigen aandrang afrieden, en hem tegen de boosaartige en trouwlooze ontwerpen van het Pausdom waarfchouwden: „Ik zal er heen gaan, fchoon er zo veele duivels zijn, als pannen op de daken dier „Stad!" Hoe zeer ook het vuur van haasten grimmigheid, dat in zijn hart gloeide, in dit andwoord eenige vonken deed opftuiven; zo zeer lag hetzelve , toen hij voor de Vergadering fbnd, geheel onder de asch berekend. Bezadigd en deftig waaren zijne woorden, waarmeê hij zijne zaak bepleitte; betaamlijk en achtbaar zijne redenen, welken hij tegen de leer en de gebruiken van de Roomfche Kerk te berde bragt. ferg, de Aant. van den Heere maclaine op mosh.. K. G. VI. bl 86 en VENEMA, 1. 1. VII. p. 25-28. M  178 Beknopte Letterkundige Geftftiedenis XVI. lichten en te verbeteren, en een hartlijk SC uw. deelneemen aan het welweezen van braave kristenen: dit alles moedigde hem met de kragtigfte drangfpooren aan, om in zijne onderneemingen voort te vaaren; waarin hij ook dermaate gelukte, dat hij al fpoedig een ontwerp fmeedde ter {lichting eener openbaare Kerk op grondflagen, van veel edeler aart dan, en lijnregt aangeleid tegen die der Roomfche Kerk. Dit ontwerp konde hij wel zo fchielijk niet uitvoeren, als hij wel wenschte: dan zijne poogingen werden niet te min met 'sHeeren besten zegen <• begunftigd. Geene tien jaaren waaren er verloopen,nadat luther. zijne (Thefesj. Hellingen tegen tetzel aangeflaagen had, of zijne leergevoelens hadden reeds in alle deelen van het befchaafd europa den uitgewijdften bijval. (*) En nu ook werd (*") Zijne fchoone fcliriften, verzeld van zijne fraaije Bjjbelvertaaling,bevorderden met den on•gelooflijkften fpoed deezen voortgang der zo lang begeerde hervorming. Richard simon, fchoon met flerke vooröordeelen tegen luther en zijn hervormingswerk ingenomen , merkt in zijne Critique de la bibl: des Auteurs Eccl. par Ml. E. Dupin T. I. pag. 516 en, wel mijns inziens, niet zonder grond , aan, „ dat tot het voortplanten van „ zijne leergevoelens ongemeen veel toegebragt „ hebbe, zijne weêrgaèlooze welfpreekendheid, „ die er in zijne redenen en fchriften allenthalve „ gevonden werd, en de krachtigfle indrukfels op de gemoeden der menfchen moest maaken , zelfs „ dan nog, wanneer ze door eene kundige hand „ uit het Hoogduitsch in andere taaien waaren over  der Systematifche Godgeleerdheid. 179 werd hij er op bedacht, om onder zijne XVI geloofsgenooten een beknopte ftelfel van eeuw Leer en zeden in te voeren, dat niet met eigendunklijke menfchenvinding, maar alleen met de Godlijke voorfchrif'ten van het Evangelie der waarheid rijmde In tijds vervolg kreeg Hij hiertoe eene fchoone gelegenheid: de voornaamfte gevoelens, waarin hij van de Roomfche Kerk verfchilde, werden van hem in openbaar gefchrift gebragt. Karel de vijfde fchreef een' Rijksdag uit te augsburg tegen Louwmaand van het jaar 1530, waar alle Duitfche Vorften verfcheenen , om wel over den Turkfchen oorlog, maar ook met één over den Godsdienst, te handelen. Ten dien einde beval johannes, de Keurvorst van saxen, „ overgezet." —- zijné manier van voorftel, 't welk de gezonde reden goedkeuren moest, was treffend, en bleef nog altijd, hoe zeer het ook door eene vertaaling mogt geleeden hebben, iets krachtigs behouden , dat ter volkomen overtuiging op het verftand en het hart werken moest. Onder de volken, welken het eerst met groot voordeel de fchriften van luther geleezen en gebruikt hebben , moet men inzonderheid de Oostfriezen tellen , by welken ,ze ongeftoord gekocht en verkocht werden, en ras het licht der hervorming doorgebroken is. Reeds ten jaare 1519 en 1,520 was er te emuden eene hervormde kerk. Embdae in frisia , dus fchrijft hospianus ([Hifi: facram: part: II: f. i ip Edit: Tigur: 1602) anno 1519 reformatafuit Ecclefi'a a ferment 0 Papistico ad regulam ver bi Dei, et doctrina vera de Cana Domini pure tradi capit verg: ubbo Emmius Rer: Fris: Hist: ad annum\ 1519. Ba Oostfriezen ook waaren reeds meer, dan M a u.  i8o Beknopte Letterkundige Gefchiedtniv, XVI. xen, aan luther en andere Godgeleereeuw. den van naam, om hunne leer in korte Artikelen opteftellen, opdat men toch zo de betwiste zaak eens naauwkeurig onderzoeken en met onpartijdigheid beoordeelen mogte. Hieraan beandwoordde luther met eene bereidvaardige pen; hij fchreef, met overleg en medehulp van andere daartoe verzochte geleerden, zeventien artikels ten papier , en gaf ze nog in het jaar 1529 te torgau over. Hoewel deeze geloofspunten luthers denkwijze genoegzaam aan den dag leiden, vond men het evenwel niet ongeraaden, om dezelven nader uit te breiden, ten einde ze daardoor bij de eerfte leezing terftond duidlijk en klaar te doen worden. De Protestantfche Vorften, te koburg en aogsburg vergaderd, vorder« den deezen arbeid van luthers ambtgenoot en boezemvriend , den onfterflijken fi- anderen hier toe voorbereid. Veelen van hun waaren er reeds lang niet van te huis geweest, om 's Pauzen inftellingen in alle opzichten te laaten gelden. Volgens aen^as sylvius mogten de Priesters in friesland trouwen niet alleen, maar zelfs werd hun het huwlijk geboden. Zie E. Beninga Hist: van Odstfriest: bl. 17. uit welke oude gefchiedenis ik de eigen woorden van sylvius, door beninga in 't voormaalig Oostfriesch overgezet, aanhaalen wil, als wel der leezing en opmerking waardig. Be Freefen gedulden geene Preefteren funder eheliche f ruwen, up dat fe ander lude bedde nicbt beflecken, wente fij meinen, dat idt nicht mogelijckftj und bauen die natur, dat fick eiu menfche ontholdcn konne. Verg. Harkenroth Otstfr. Qorfp. bl. 685 en  ier Systematifche Godgeleerdheid, igi filip melanchthon, die den, hem op- XVI gedraagen last wilvaardig, doch onder £Euw het oog van den oorfpronglijken Schrijver, uitvoerde, en het geheel zamenftel tot achtentwintig hoofdftukken bragt, waarvan éénentwintig de Godsdienstbegrippen der Protestanten in een' duidlijken en dertigen ftijl blootleggen, en de zeven overigen een uitbundig bericht geeven van de veranderde kerkgewoonten. Op deeze wijze kwam de beroemde Augslurgfche Geloofsbelijdenis ten dage, een fchrift,'t welk, eenvoudig en duidlijk opgefteld, een blinkend gedenkteken is van melanchthons ZO wel als Vail luthers diepe geleerdheid en kiefchen fmaak, en al het Protestantendom ter glorie ftrekt. (f) Deeze uitmuntende geloofsbekendtenis werd en 686 en de Friefche Hiflorie van schotanus , bl. 68 en 70. Degeleerde uitgeevers der oude Friefche Wetten fpreeken dit wel fterk tegen: II. St.£/.2i2. aant. doch het getuigenis van sijlvius doet, mijns dunkens, hier zeer veel af. Ct) Hoe veel de duidlijkheid der lcervoordragt door luther en melancijthon gewonnen hadde , blijkt bij voorraad onder anderen uit deeze Awsburgfche Belijdenisfe: men leeze in dezelve bifv. eens de verhandeling over de Rechtvaardiginglee'r yart. IV. p. 29.) en zie, hoe duidelijk en naauwkeurig zij de denkbeelden, welken er onder de kunstwoorden, eau fa efficiens}impulfiva,formalis,firalis, en diergelijken liggen opgeflooten , uitdrukken, zonder echter deeze Schooltermen te gebruiken, welken trouwens ook de weinigfle leden der Rijksvergadering zoudenverftaaa hebben. Verg. walch 't a. b. S. 68. * M 3  I8a Beknopte Letterkundige Gefchiedenis XVI. werd aan de Rijksvergadering overgegee£ e u w. ven den vijf en twintigften van Zomermaand. Men hoorde ze leezen met ftille opmerking, — maar, helaas! met eenen ongunftigen uitflag. Na veel haspelens over en we der, gold des Keizers tusfchen komend gezag, die op zijn gefprooken woord eifchte, dat de Protestanten zich aan de leerftellingen en kerkzeden van het Pausdom ter eenemaal onderwerpen, en derzelven Vorften tot hunnen pligt en hunne verbindtenis aan rome zouden wederkeeren; welke eisch door heftige bedreigingen werd aangeklemd. Deeze Vorften', heel niet ter neêrgellagen door zulk eene noodlottige uitkomst hunner zaak, maar veelëer aangemoedigd door onderlinge éénhartigheid , verbonden en verpligtten zich onder eede in eene vergadering te smalkalde, ten jaare 1530, om, het kostte, wat het mogte,den, van hun omhelsden, Godsdienst te handhaaven,en tegen alle onderneemingen van het Papendom te verdeedigen. Hier uit ontftond de zo geheeten Smalkaldifche Oorlog, die de rampzaligfte gevolgen voor de Protestanten had. Eer nog dezelve in volle vlam uitbrak,ftierf luther den iSdenvanSprokkelmaand in 'tjaar 1546*, oud drie en zestig jaaren, twee maanden en tien dagen. Eindelijk namen de zaaken der Protestanten een' gewenschten keer. Maurits, de Keurvorst van saxen, de voornaamfte voorvechter van het Pausdom, wendde den Keizer den rug"  der Systematifche Godgeleerdheid. 183 rugge toe, en werd een ernftig verdee- XVI. diger der Protestanten, daarcoe aange- £EUw noopt door verfcheiden beweegredenen. Geruggefchoord zo wel van den Franfchen Koning, als van verfcheiden DuitfcheVoxften, en door deezen Herken fteun bemoedigd, trok hij ten jaare 155a met een magtig heir op den Keizer los, en verrasttehem te inspruk, daar deeze trots op zijne allenthalvige verwinningen , en niets ergs vermoedende ,met meer gerustheid, dan voorzichtigheid lag, flechts een handjen vol .volks bij zich hebbende. Deeze weinige Soldaaten werden door den onverhoedfchen aanval vansiAURiTS ras vermeesterd, en de bedremmelde karei. werd dermaate in de engte gedreeven, dat hij, tegen wil en dank, moest afzien van alle zijne te werk geftelde beraamingen , om den voortgang des Evangelies te fluiten, en, ten fpijt van zijne halsftarrigheid, terftond op vrije voeten deed ftellen, de twee gevangen Prinfen, den Saxifchen Keurvorst johan frederïk, en den Hesfifchen Landgraaf filip, die beiden onder de Smalkaldifche wapenen , de laatfte door verraad en de fchandelijkfte woordbreuk, in zijne handen geraakt waaren. Dit voorval leverde hem voortaan krachtige drangfpooren, om ernftig te denken aan het' herftel van den Godsdienstvreede in duitschland. Zie hier de eindelijke gelukkige uitkomst van de zo lang beftreeden zaak der Duitfche Protestanten. Bij voorraad floot de M 4 Kei-  184 Beknopte Letterkundige Gefchiedenis XVI. Keizer met de Protestanten den vermaark e u w- den Pasfauwfchen vreede den 4den van Oogstmaand 1552: welke naderhand op den Rijksdag te Augsburg ten jaarei 555 door den plegtig gellooten, zo genoemden, Godsdienstvreede bekrachtigd werd, waarbij den Protestanten de vrije hand \ haaving van hunnen Godsdienst, zonder eenige beperking, ronduit werd toegedaan, en hetalgemeene raadflot met de onfchendbaarfte verzegelingen bevestigd werd. Dus werd het fchriklijk toonëel van tweedragt, waarop dolle woede en heete bloeddorst ftaêg de ijfelijklte rollen gefpeeld hadden, en verfcheiden honderd duizenden de flagtöffers der onmenschlijkfte wreedheid geworden waaren, ten laatften geflooten, terwijl bet zwaard geftompt,en het vuur gebluscht was, dat deeze verwoestingen had aangericht. Welk eene, niet zo fpoedig verwachte, omkeering van zaaken! Zij was wonderlijk inde oogen van kortzichtige ftervelingen: Hij, die altijd zorg draagt, dat de waarheid ons vrijmaakt, hebbe er de eer van! LX. Zo veel achtte ik noodig, van het werk der Hervorming, door luther in duitschland begonnen en voortgezet, en deszelfs eerste gevolgen te boek te Haan, naardien het zelve op mijn volgend gefchrijf eenen niet geringen invloed heeft. Van den arbeid der Her-  der Systematifche Godgeleerdheid. 135 Hervormers in andere Rijken enStaaten XVI. maak ik hier zo opzetlijk geen gewag, deels eeuw. wijl deezen meestal hun licht en kracht, ter herftelling van den vervallen Godsdiensthaat benoodigd, aan het gelukkig flaagen der Duitfche Hervorming te danken hadden, (*) en deels, om dat wij voortaan in den voorbijgang hier en daar gelegenheid genoeg zullen vinden, iets van het eene en andere te melden. In den aanvang van deeze zestiende eeuw zag het er nog allerdeerniswaardigst uit, met denftaat der geleerdheid, zo men denzelven in aanfchouw neemt bij de daarop volgende herftelling der kunften en weetenfchappen. - Luije Kloosterbedelaars zaten in de leerftoelen der openbaare fchoolen; en welk een' bedorven fmaak deeze onderwijzers bij den eenvoudigen jeugdeling vormen moesten, Haat ligtlijk te denken, wanneer men hunne allenthalvige onbedreevenheid en Iaagzweevende onderrichtmanier in aanmerking neemt. Waare het dus gefchaapen met den ftaat der letteroefeningen in het algemeen, 'tftond ook vooral niet beter met dien der Godgeleerdheid in 't bezondere. Ondeugende en onweetende Mun. (*) Men vergelijke hier spittler, a. b.b!. 373 en 374, semler in het derde deel der Evang. Claubenilehre van baumgarten. Einleitnng S. 46. Heinrich. a. b. S. 284. en mosh. K. G. VI. bl. 73 > e" 74- M 5  i8(5 Beknopte Letterkundige Gefchiedenis XVI. Munniken floegen overal voor Meesters eeuw. op, en kreegen de aanzienlijkfte posten op de Hooge Schooien, Hier liet men den jongen Student het verftand fpitzen op fcherpzinnige onderfcheidingen, en het geheugen vullen met barbaarfche fpreekwijzen, terwijl men het oordeel ftomp deed blijven, en het hart alle goede indrukfels onthield. Zulken, diewatfchoolfche beuzelpraat konden uitfnateren, werden met lof bevorderd , en bekwaamen allerlei hoogklinkende Akademietijtels. Ieder geleerde fnorkte op zijne Aristotelifche Wijsgeerte, en niemand ondertusfchen verftond haar,- want van lieverlede in allerhande wanftaltige vormen gegooten, waare zij niets anders, dan een mismaakte klomp van onverftaanbaare denkbeelden, die elke fchoolfekte weder naar eigen willekeur verfmolt en vermengde met de even verwarde en fpitsvindige begrippen der Thcmistifche of Schotistifche leerftelfels. — Hoe diep verlaagd de edele Godgeleerdheid ten deezen dage waare, blijkt bij voorbeeld ook daar uit, dat niemand der Hoogleeraaren aan de Uni* yerfitc'u te parijs, bij de opkomst van luther, het hart, en het vermoogen had, om tegen hem te redetwisten , of zijne leer wedertefpreeken. Het meeste aantal der Godgeleerden waaren nog de zogenoemde Biblici en Sententiarii, waarvan wij in de voorige afdeeling uitbundig gewaagd hebben: de laatstgenoemden zwoeren bij de woorden van lombardus ea  der Systematifche Godgeleerdheid. 187 en thomas ; en het hij zelf heeft XVL het gezeid! dat ten allen tijde de voort-eeuw. dauring der domheid en onkunde zo zeer bevorderd heeft, was de oude deun, dien men fteeds opzong. (*) LXI. Zo deerniswaardig de ftaat der geleerdheid in den aanvang deezer eeuw ware ,zo zeer moest hethcrftel der kunften en weetenfchappen, dat door zommige helderdenkende hoofden met ongelooflijken fpoed bevorderd werd , de blijdlchap van alle braave verftandigen wekken. Schoon en aanminnig was de uitneemende kuisde in verfchillende ftudietakken , welke in de lesfen en fchriften van verfcheiden fchrandere mannen begon uittefchitteren, bij het afzichtige en leelijke van al de munnikengeleerdheid , die er in de Schooien en kloosters gevonden werd. De verdiensten van johan reuchlin, en van den Rolterdamfchen erasmus, onder meer anderen, hadden in de daad de hoogfte waarde; hunne taalkennis en uitlegkunde, waarbij al het lchriftverklaaren van verre den grootften hoop der Geleerden flechts geheimzinnige dweeperij was (f), wekt fteeds nog onze aanhou- den- (*) Lees verder mosh. K. G. VI. bl. 34, en volgg. (*) Van verre den grootften hoop, fchrijf ik;  18 8 Beknopte Letterkundige Gejchiedenis XVI dende verwondering, gedachtig aan de donIguw. kere tijden, waarin zij leefden, en heeft al het Protestantfche Kristendom ten duurften aan hun verpligt. Reuchlin was de herHeller der Hebreeuwfche en Griekfche letterkunde in huitschland. Zijne bemoeijingen, om dezelve allerwege gangbaar te maaken, en daardoor aan de barbaarfche Scholastiekerij eene geweldige neep toetebrengen, haalden hem den nijd der domme Munniken dermaate op den hals, dat zij zijne fchriften aan de vlammen offerden, en den Paus op eene onftuimige wijze afvergden, om het aanleeren der gewijde taaien te verbieden. Gelukkig voor den ouden reuchlin , dat de jonge luther hem te hulp fchoot, hem in den arm nam, en buiten den drang dier woedende duisterlingen leidde. Hij -bleef in 't onderwijzen der heilige taaien voortvaaren en ftierf zeventig jaaren oud, 1521. er waaren toch maar zeer weinigen, die eene gezonde uitlegwijze volgden: de meesten waaren jammerhartige fchriftgeleerden, die in werken van eene vervaarlijke dikte hunne vierzoortige fchriftuurbetekenisfen onder eikanderen haspelden, en na den waaren Bijbelzin grabbelden, als de blinde na den wand, Eenige weinigen onder de Roomschgezinden dienen hier evenwel uitgemonfterd te worden, als er waaren, onder anderen, kajetaan, de Kardinaal, die met luther te augsburggeredetwist en eene beknopte, doch zaakrijke, verklaaring van de meeste Bijbelboeken gefchreeven heeft, franc, titelmannus, eu benedictusjusti- m1akus.  der Systematifche Godgeleerdheid. 1Z9 1521. Erasmus was de man, die XVI. de fraaije weetenfchappen befchaafd en eeuw, gekuischt had, en de beroemdfte fchriftuitlegger van zijne eeuw. (_*) Hij vertolkte de boeken des Nieuwen Testaments met eene voorzichtige trouw, en met eene bevallige eenvoudigheid, welk eene en andere op deezen oordeelkundigen arbeid, ons thands nog, en met recht, den belangrijkften prijs doet ftellen. Hijfchreef zelfs eene Methodus Ver<£ Theologiee, welke nog onlangs door de bezorging van sem* (*)De groot tekent hem in zijnen brief aan j. uttenbogaard, gefchreeven den 26 van Louwmaand 1632 , als een' Man, die zo uitermate wel den weg tot eene regtmaatige Hervorming aangewezen heeft, alserimmeriemand geweest is, en zich nooit vastbond, noch aan betwistbaare . vraagftukken, noch aan kerkzeden , ter eene of andere zijde. — „ Wij „ Hollanders," voegt hij er bij, „ kunnen deezea „man niet genoeg dank wijten; ik acht mij geluk„kig, iets van zijne deugden te weeten." - Verg. de Hifi. der Reform, van brandt. L. bl. 127. De Roomschkatholijken zelfs geeven het loflijkst getuigenis van hem. Erasme, zo fchrijft dupin ia zijne Bibl: des Auteurs Ecclef: (Ik neem het over uitliet werk van Richard simon: Critique de cette Bibliothèque; Tom: I. pag: 580 ) Erasme a ité lonftammant le plus bel efprit & te plus favant hamme de fon fiecle. C'est a lui qit'on doitprincipalement le rétablisfement des belles lettres, les éditions des Peres, la critique & le goüt pour fantiquiti. II e/l un des premiers, qui ait traite' les matieres de Theologie d'une maniere noble £? dégagée desfophistiqueries des termes de l'Ecole. Verg, taS' 584 en 588.  xoo Beknopte Letterkundige Gefchiedenis XVI. semler te halle herdrukt en uitgegee*euw. ven is; en waarin Hij jongen Godgeleerden, in ftede van Ichoolfche beuzelaarij, bijbelftudie, taalkennis en andere weetenfchappen met allen ernst aanraadt, en aanprijst (*). Zijne vrijhartige denkwijze over den Godsdienst (lak ook den ilaaffchen kloosterpaapen dermaate in den krop, dat zij1 hem overal met de zwartfte kleuren aftekenden, en als een' ftrafbren ketter uitvaagden. „ Erasmos, " zeiden ze, „ had het eij geleid, en luther broeide het uit." Predikte men tegen luther, erasmus moest ook over den hekel gehaald worden. Een eduard leus, naderhand Aartsbisfchop van jork, werkte met de meeste vijandiijkheid tegen hem: en vervolgens kreeg hij ten kwaadaartigen Tegenftander zekeren stuNiKA,die, te rome zijnde, een gefchrift tegen hem aan den Paus overleverde, behelzende zestig duizend wel getelde ketterijen, uit 's mans fchriften getrokken, waardoor hij in 'tgrootffe gevaar raakte, van zijn leeven te verliezen; 't gene ook denklijk gebeurd zoude zijn, ten waare leo, dien hij anders had weeten ten vriend te houden, was komen te overlijden, (f) — Zijne partijen kreeten hem uit voor een' Godsdienstfpotter, voor een' (*) Zie heinr: 'ta. b. S. 243. (f) Leevembtfch: van eenige voorn, mannen I. */, 253. '  der Systematifche Godgeleerdheid. 191 een' vrijgeest: (*) en hadde hij zich als XVF. etn openbaar Hervormer zo digt bij het e e u w. vuur begeeven, als luther, hij waare gewis den brandenden mutzaard nietontworfteld.— Hij ftierf te bazel den i2den van Hooimaand in het jaar 1536; daar hij in de Hoofdkerk begraaven ligt. Beide deeze beroemde Mannen, reochlin en erasmus, waaren de heftigfte tegenftreevers der Schoolfche Godgeleerdheid en der Munniken beuzelaarij , die zo veele eeuwen lang het Kristendom tot eene jammerlijke harrewarring gemaakt hadden. Beiden hebben ze hun best gedaan , om de fpitsvindigheden en duisternisfen, die er in de fchriften en lesfen van den toenmaaligen tijd, ten bederve (*) Dat zijne tijdgenooten, welken het werk der Hervorming tegen den borst lag, hem deezen haatlijken lak aanwreeven, bewondert mij niet, maar dat een Rotterdamfche Predikant jakob leeuwen, in 'tjaar 1622, met open keel hem, als zulk een' aterling van den Godsdienst, op den Predikfloel uitfchreeuwde; (zie de aangeh. Leevenbef. van eenige voorn, mannen I. bl. 281.) en dat een zachtmoedige melanchthon zichzelven zo vergeeten konde, om van den braaven man elders te fchrijven .• „wat letter is er in zijne boeken, een'kristenmcnsch waardig?" ( Zie't leeven van melanchthon in de Leevensb. van ber. en gel. man» wen bh 163.) bevreemdt mij uitermaate en in den hoogften graad, — Trouwens indien het waar zij, dat, gelijk wcuard simon fchrijft in zijne Critique de la Bibliotheque des Auteurs Ecclef. puhliéepar Dupin T. I. pag. 579, dat Erasmus al. njo in zijn hart het nog met de leer der Roomfche < kerk  192 Beknopte Letterkwidige Gefchiedenis XVI. ve van den besten Godsdienst, gevonesuw. den werden, uittedrijven en wechtevaagen. Beiden hebben ze het ijs gebrooken, en middels aan de hand gegeeven, om tegen den geweldigen ltroom van alle fcholastieke kibbelarijen en twistvraagen op te vaaren, en zo eindelijk tot de waare bronwelle van gezuiverde Evangeliekunde te komen. (*) Aan deeze beide mannen zijn wij dierhalve de dankbaarftc nagedachtenis verfchuldigd. LXir: Op de voorlichting van deeze twee geleerden is de saxische Hervormer, lutheii, in het behandelen der Geloofswaarheden een' weg ingeflaagen, waarop kerk gehouden heeft, en dat de Protestanten nooit grooter vijand gehad hebben, dan hem, kan men diergelijke uitdrukkingen van anders zachtzinnige Evangelieleeraars nog wel in eene goede plooi vouwen. In de Algem. Vadert. Letteroefen: D. III. Mengelw. 45-52 vindt men eenige fraaije aanmerkingen over de onverdraagzaamheid der Hervormers, die hier verdienen nageleezen te worden. —■ Welke fcheldnaamen 'smans vijanden bij zijn leeven al tegen hem uitbraakten, kan men vinden in de Hifi. der Reformatie van brandt: I. bl. 162 en 163. men noemde hem onder anderen den Voorlooper van den Antikrist, ja den Antikrist zeiven: zijn beste naam was Errasmus , met toefpeeling op het woord errare, dwaalen. (*) Conf. doederl: I. I. I. pag. 228 en scheliiorn: Kurtze Reformations Hifi. von Mtmmiit' gen S. 30—3Ö.  der Syftemattfche Godgeleerdheid. 193 op alie vroege Protestantfche Leeraars XVT. hem ftraks gelukkig gevolgd zijn. Luther. eeuw. heeft wel eigenlijk geen leerfystoma gefchreeven: de torgauwfehe en Smalkaldifche Artikels toch kunnen hier niet toe gebragt worden, gelijk ook niet de kleine en groote Katechismus, welke hij opgefteld heeft ten onderwijze van kinderen en bejaarden. Doch uit zijne veelvuldige uitlegfchriften over de gewijde Bijbelboeken, die of Leerredenen of Voorleezingen zijn, valt het niet onduidlijk op te maaken, welke zijne leermanier waare. Zij was naamlijk deeze : Hij draigt de Evangeliewaarheden rcdcnma '.tig en ichriftuurlijk voor: eerst leidt hij ze uit den Bijbel af, daarop verklaart hij ze nirt alleen uit denzelven, eenvoudig cn klaar, maar betoogt ze er ook uu. Wijders is hij er overal op uit, om al het vooroordeel met tak on wortel uiuerocijcn, dat men van de tiitfpnaken en achtbaarheid der vaderen en der Pjuzen hfid, en als een' veeljarigen' eik zo in de hoogte had laaten opfchieten. Hij laat geene andere bewijzen gelden, dan die uit den Bijbel, en uit eene gezonde uitlegkunde ontleend zijn. Hij fnijdt alle fpitsvindige en onnutte fchoolvraagen af, hij verbant veele kunstwoorden, alsuitbroedfels van verlleeten Godsdienstverfchillen, en laat alle verwarrende onderfcheidingen met de geheele rommelzode der distelige otiverftaanbaarheden uit den Jristoteli/chen doolhof aan de kibbelzieke ThQ' N mit°  194 Beknopte Letterkundige Gefchiedénis XVI. misten en Schotisten over. In 'tkort: de eeuw. verlichte Leer ver vorm er was er op uit, om het zuivere Apostolifche Kristendom weder voor den dag re brengen : hij droeg tot dat einde de Godsdienstwaarheden plat, duidlijk, populair en naar de Vatbaarheid van de groote meenigte, zo zeer hij konde, voor. — Hij leerde den Bijbelfchen Godsdienst en geene kerklijke Godgeleerdheid. (*) LXIII. Dit blinkend voetfpoor van luther. werd gedrukt en gevolgd door zijnen besten vriend, en trouwften ambtgenoot, den uitfteekendften van alle Protestantfche Leeraaren, melanchthon: dieHoogleerüar te wittenberg- was, in de Griekfche taal en naderhand ook in de Godgeleerdheid. Deeze in veele opzichten onvergelijklijke man, die met luther de edelfte weetenfchap van Schoolfche ftelfelpracht zocht te ontdoen, de zwaare ketens van romes kerktirannij afwierp, en zo veel zijne zachthartige bedaardheid hem dit toeliet, zich bij 't beltonnen der Paapfche hoofdfterkten openlijk zien liet, gaderde dé gezuiverde leerftellingen zijner kerk bij (*) Zie hf.inb. 't a. b. S. 247 en volgg. Eene kortê opgave van luthers oordeelkundige uitlegwijze bij 'tverklaareu der H. Schrift vindt men bij mosh. K. G. VII. bl. 3$ en 39, verg.wALCH a. b. 67.  der Systematifche Godgeleerdheid. i95 bij eikanderen, en reeg ze te zamen tot vvr een fiioer van Godhjke waarheden, 't welk _ hij den naam gaf van Loei Communes, ge- Euw* meene plaatzen. (*) Dit werk werd voor de eerlle maal door hem uitgegeeven in het jaar 1521, toen luther zich op het Hot wartenburg bevond; (f) en is naderhand op verfcheiden tijden van hem overgezien, verbeterd en uitgebreid, in grooter omflag aan het licht gekomen, als onder anderen in de jaaren 1525, 1535, *n I543- (§) Hetzelve was ooripronglijk door hem opgelleld tot zijn eigen bezonder huislijk gebruik; doch vervolgens ; toen het in veele handen wijd en zijd rond ging, werd het van hem gefchikt tert algemeenen voorbedde der leer voor alle onderwijzers in Kerken en Schooien; waarin hij ook zijn wit üitneemend wel gefchooten heeft, wijl het in de Lutheriche kerk en op verfcheiden Lutherfche Akademiën jaaren lang met vrucht gebruikt en geleezen is. (**) Wat (*) De eigenlijke Tijtel bij de eerfte uitgave was.- Loei communes rerum Theologicarum. Sire nijpotijpofes Thcologica. (f) Zommigen meenen, dat hij reeds eene uitgave van dit boek ondernomen hebbe in'tjaar 1520: doch dat dezelve door hem weder te rugge getrokken , en hier van toen niets geworden zij. Vide Jablonski 1. 1. II. pag. j4 {„ noU C§) Men vindt het ook in het eerfte dee' van zijné werken, welken, het eerst te bazel zijn uitgekomen ten jaare 15A4. (**) G, Th. Strob'.l heeft eene letterkundig* N 2 ge;  K)6 Beknopte Letterkundige Gefchiedenis XVI. Wat den inhoud van dit werk aangaat. — eeuw. Voor ëerst merken wij aan, dat in hetzelve de geloofsleer en de zedekunde, door eene hechte kluister ten engften gekoppeld , naar het groote «voorbeeld van jesus in zijne redeningen, en van de Apostelen in hunne brieven, op eene inneemende wijze worden voorgedraagen. Hoe jammer is het, dat men ten meesten tijde in de kristenfchoolen deezen twee, zo naauw verftrengelden vriendinnen elkanders gezelfchap niet heeft Willen gunnen, maar heur van elkaêr verwijderd heeft! —— In de tweede plaatze moeten we tot prijs van dit leerboek melden, dat de Godsdienstftellingen er plat en duidlijk in opgegeeven worden. Deezen verklaart en bewijst de fchrijver uit nadruklijke fchriftplaatzen , met vergelijking der getuigenisTen uit de oirkonden der vaderen, welken hij heel geen onfeilbaare waarde toekent, maar zomwijlen koenhartig tegenfpreekt, en met wederlegging van de dwaalingen der Tegenftanders, tegen welken hij den zuiveren Godsdienst manlijk handhaaft. Hij verlaat dus geheelënal het zo lang betreeden fpoor van de beide voornaamfte ftelfelmaakers in de Oosterfcheen Westerfche kerk, johannes van damaskus en petrus lombardus : de eerfte is hem veel gefchiedenis vft dit eerfte Evangelisch leerboek tiitge.ieeven te altdorf en neurep burg in 't jaar 1776 wanrïn men de lotgevallen van dit boek, ea teel over deszelfï waarde, vermeldt vindt.  der Systematifche Godgeleerdheid. 197 veel te Filofoofisch, en de andere bouwt XVI. hem te veel op wrakke menfchen vonden, eeuw. Het geheele boek is afgedeeld in vier en twintig hoofddeelen, of zogenoemde hoofdplaatzen. Dus is deszelfs beloop: eerst handelt hij van God, van de fchepping, van den mensch, van de zonde, van de wet en de beloften, en vervolgens van jesus, van zijn verlosfingwerk, van btt geloof, van de voorverordening, van defakramenten, van de kerk, van de verdoemenis, en van de % iligheid. Onder deeze Godgeleerde hooidpunten heeft hij begreepen alle zijne regels van pligrbetrachting, die hij telkens met krachtigen ernst aanprijst en aanftijft. Dit waare het eerfte verbeterd Leerfystema onder de Protestanten. Men legge het eens over tegen de ftelfels van lombardus, en zijne volglingen, en vergelijke ze onderling; welk een hemelwijd onderfcheid! De Scholastieken grondltichten hun fteil leergebouw op de wankele Hellingen der Peripatetifche wijsgeerte, op het uitfehietend zand van menschlijke leergevoelens, op de zinkende bovenkorst van losfe kerkfpreuken , en oudvaderlijke begrippen, waarbij het hechte tiras, dat men, uit den Bijbel, fchoon fpaarzaam, en als bij den greep opgezameld, aan het werk te keste leide, om er eene fchijnbaare vastheid aan te geeven, van heel weinig, of geenen dienst weezen, en deszelfs eindelijken val niet verhoeden konde.— Melanchthon daarentegen grondN 3 vest  198 Beknopte Letterkundige Gefchieaenh XVI. vest zijn leergedicht op den onwaggelbaaeeuw. ren Bijbel, en op de zuiverlle en lleviglte fchriftuitlegging. Zijn leerltelfel heeft niets van de lpitsvindige hairklooverij der Schoolfche drogredenaars. Zijn leerltelfel is geen bundel van menschlijke begrippen, maar van Godlijke waarheden. Het is het uitmuntendfte fystema, dat welligt ooit gefchreeven en gebruikt is. Luthers hooge goedkeuring beftempelde het met den naam van invicti Libelli, et non folum iir.mortalitate, fed & canone digni. \f) Ongemeen groot is het nut, 't welk voornaame mannen er van gehad hebben,zodat vooral ook op deezen arbeid van melanchthon toegepast mooge worden,'t gene men ten zijnen lof bij taulmann vindt, (f) lieu! quam multorum lolio fterilefceret, arvitm. Ni bove Jokrti melanchthonis illud arus» [ent. Niets is zo fchoon, of het heeft zijne berispers. — Dit ziet men ook bewaarheid ten aanzien van het Syftema deezes grooten mans. Men heeft hem onder anderen aangewreeven, dat hij bij het ge- llar O Opp. Lat. W!tt. T II. p. 241 ; verg. hein* rich "t a. b bl. 26 7. Cf) Taubmanni Sched. Sac. Lib. II. fi? sonfi Hefruanni L. U. art. ivul.  der Systematifche Godgeleerdheid. 199 ftadig overzien, uitbreiden, en wederuit- XVI. geeven van dit werk, allengs weêr tot de eeuw. beuzelzieke kibbelkunst der Schooien vervallen zij , en daardoor het goede, dat luther geplant had, uitgeroeid hebbe. Deeze befchuldiging , over haar geheel genomen, is te onrecht. Melanchton was hier een te verlicht en verftandigman toe. Evenwel is er iets, waarop deeze befchuldiging eenigen fteun heeft. —— De drogredekunst der gefleepenfte Leeraars onder de Rcomfchen, die de eerfte Hervormers geduurig met hunne disttlige en doornige fpitsvindigheden in het hair zaten, noodzaakten hen, om andermaal tot de wijsgeerte toevlugt te neemen; en dit deed ook melanchthon, maar met maate , en met voorzichtigheid. (*) Zijn helder oog kon heel wel zien, wat in den Scholastieken Leertrant gebrekkig en ondeugend waare; en dit al heeft hij omdachtig en zorgvuldig vermijd: nergens althands vindt men bij hem eene onverftaaubaare wartaal, maar allerwege een deftig, populair, eenvoudig, ongemaakt Godsdienstonderricht. Het Weinig kunstmaatigs en wijsgeerigs, dat men (*) Melanchthon in prafatione Loc: Theol'. de fe ipfe fcribens, fic pergit: Ad hunc ufum domesticum initio mihi hos locos inftitui, et cum viderem his turbulentis temporibus interium aliquaexplicatione opus ejje , addidi interdum aliquas defcriptiones aatpartitiones Non QiMitmia, — fedut me ip- fjnn erudirem, et aliquorum pia ftudia ad- juvarem. N 4  aoo Beknopte Letterkundige Gefchiedenis XVI. men bij hem aantreft, is in een algemeen seu w. fystema', watrïn den listigen tegenfpreeker de mond moet gedopt worden, onontbeerlijk, en heeft ja zelfs veel voordeels, ter redding der betwiste waarheid. (*) LXiV. Terfiond na het hervormen van Jesus leer en kerk vond men , tot groot nadeel der algemeene Godsdienstzaak , het uit rome ge weeken Protestantendom verdeeld in twee voornaame hoofdfekten, die in gevoelens over eenigeleerltnkken verfchilden, inzonderheid ten aanzien van het Avondmaal, en doorgaans lutherschen en hervormden genoemd worden. De Lutherfchen waaren die Protestantfche Kristenen, welken de gevoelens van luther volgden , en uit duitschland hunnen oorfprong hadden. Van deezen hebben wij bij voorraad genoeg gewag gemaakt. De Hervormden, van welken wij ook iets fchrijven moeten, hadden hunne afkomst uit zwitzerland , van de welgemeende en onvermoeide poogingen eens Zurichfchen Kanunniks Ulr ich Zwingel, gebooren 1484, die als een man van diep O WXièn in zijn meerrnaalen aangeh. boek, S. 69 en 70 betuigt openlijk , dat hij niets, hoegenoemd , van het oude Scholastieke in het Systema. van melanchthonhebben vinden kunnen. Volgens hem is de befchuldiging derhaiven geheel ongegrond.  der Systematifche Godgeleerdheid, aoi doorgedachte geleerdheid, met een ge- XVI. fpitst verftand en dappermoedige onver-eeuw. fchrokkenheid, de zuivere leer des Evangelies handhaafde en verdeedigde, eerst tegen zekeren Afhatverkooper, bernardinus samson, die zijne ondeugende keikwaaren in zwitzerland uitveilde, en er grooten handel in dreef: en vervolgens openlijk tegen het geheele Paapendom, waarin hij aan den saxischen Hervormer luther, een' braaven medehelper vond. Dit viel voor ten jaare 1519. Schoon men het thands als eene uitgemaakte waarheid moet aanneemen , dat deeze groote man, reeds van zijnen jeugdigen tijd af, zich zeer geërgerd had aan verfcheiden dwaalingen in de leer en tucht der Roomfche kerk, en al voor 1517, dus voor luthers eerfte inzichten en beijverigen tegen het Pausdom, een begin had gemaakt, om de fchrift voor het volk te verklaaren, en hierdoor gezuiverde denkbeelden nopens het waare kristendom aan den dag te leggen, (*) fchijnt het echter, dat hij voornaamlijk door de vlugtig voortvaarende drift, en den manhaftigen ijver van luther, die hem wel niet in geleerdheid, maar toch in (*) Verg. hier onder anderen Bibliotheque des Sciences voor 'tjaar 1778 'tlaatfte ftuk p. 33s.cn 336, daar men ook iets over zijne verbeterde predikmanier zal vinden. Zie verder mosh. K. G.VI. bl. 74, 75 of liever daar de aantek. van machine , en turret. Op. «mn, T. III. pag 051 N5  io2 Beknopte Letterkundige Gefchiedenis XVI. in gezag overtroffen moet hebben, en beu w. door de medehulp van eenige geleerden uit DiiiTSCHLANDjdie zijne ambtgenooten waaren, krachtig geruggefteund, en fpoedig ter bevordering der goede zaak voortgeholpen wierd; en ook zonder dit in zijn bij de hand gevat werk zo gelukkigniet gedaagd zoude zijn. (*) Deeze groote man die het werk, der hervorming, zo dra hij er mee begonnen was, ijlings en zonder verwijl voortzetten wilde, was er terllond ijverig mede bezig, om de beelden, altaaren, waskaarsfen, de biecht, en wat dies meer is, welk eene en andere luther ftaan liet, uit de Kerk te verbannen; hoe onl'chuldig deeze en dier- Est enitn (Verba funt Claris f. vitrinc^e ex Comment. Apoc. c. XIV. 6. p. 876 in uotis) zwinghus in ipfo opere Reformationis luthero posterior ; licct in modo reformandarum Eeclefiarum helyetls ejus fit fumma laus veritatem Euangelicam jam ante glaron« et in EremoD. Virginis per gratiam Dei percepisfet, & doeere cue* pil/et. Schoon luther de eer heeft, van de eerfte hand aan het werk der hervorming geflaagen te hebben, is het niettemin zeker, dat er verfcheiden anderen voor hem de leer des Evangelies zuiver verkondigd, en op het verlaaten der Paapfche dwaalingen aangedrongen hebben. Onder deezen moet vooral geteld worden zekere gellius faber a. bouma , een gebooren Leeuwaarder. — Deeze Geleerde en Godsvruchtige Man heeft reeds in het begin der zestiende eeuw voor het jaar 1517 te Jelzum , nabij leeuwaarden, het woord der waarheid onvérvalscht, zo verre 's mans kunde cn voorzichtigheid dit brengen kouden, verklaard en ge-  der Systematifche Godgeleerdheid. 203 diergelijke "ftaatlijkheden ook weezen mog- XVI. ten, begreep hij niettemin, dat zij aan-eeuw. leiding tot bijgeloof gaven. Hij vereenvoudigde den openbaaren Godsdienst; en flaagde hierin ook ongemeen wel. Zijne gevoelens omtrent de leer en tucht van het kristendom wonnen in zwitzerland een ruim veld, en veel bijvals. Uit deeze Republiek verfpreidden zich dezelven ook ras allenthalve onder de nabuurige volken, die wel eerst door luthers aangeftoken licht tot beter inzichten geraakt waaren,maar door het fchrijven en preêken van de Zwingliaanen nader onderweezen , den Saxifchen Hervormer, ten aanzien vooral van het Avondmaal,afvielen, en zich met den Zmtzerfchen beter meenden te kunnen verëenigen. — Hoe jammer waare het, dat deeze edele kerkverbeteraar zo fchielijk van het toonëelmoest afftappen. Hij moest zijn leeven laaten in de Zwitzerfche Godsdienstberoerten , die ten jaare 1531 tot daadlijkheid kwa- gepredikt. Zie Naamlijst van de Predik, der KlasFe van franeker : door A. greijdanus m de voorr. tl. a, en die van de klasse van zevenwoud .n door J Engelsma in de voorr. bl. 13. Men zie ook yriemoet, Athena Frif. pag. ;-;(J5. S. A. gabbema. Verhaal van Leeuwaarden . pag. 374 en J. J. Harkenroht. Embdens Herderijl'af, bi, 4 , 11 en 56, waaruit het blijkt, dat hij van jelzum na norden beroepen is 1536, en van norden naEMBDEN 1538 daar hij den 2den van tViedemaand 1564 overleedcn is. Van deezen bouma heeft men nog een' venverderden Krist'ijken Katechismus.  204 Beknopte Letterkundige ' Gefchiedenis XVI. men, te midden van welken hij zich en als eeuw. Krijgsman, en als VeIdleeraar bevond. In een hevig gevecht niet verre van zurich werd hij doodlijk gekwetst, zo dat hij eenige oogenbilkken daarna op het algemeene flaggveld zijnen jongiten adem uitblies: 't ge-, beurdeden n van Wijnmaand in 't jaar 153 *• ïïü was bijkans acht en veertig jaaren oud- (*) Van deezen beroemden Godsdienstheld heeft men, — beUalven eene (brevis et christiana in Euangelicam do&rinam Isagoge) korte en kristlijke inleiding in de Evangelieleer, (Jj waarin men zommige leerltuk- ken, (*) Zie Leevensbef. van her. en gel. mannen IV D. No. 9. bl. 507 en volgg. Over 'smans te velde trekken, niet flechts in de betrekking van Parochiaan , maar ook van Krijgsman, als met zijn Karakter zeer wel overëenkomftig, ieeze men da juiste en welgeplaatfte aanmerking van den Heere „ mosh. K. G, VII. bl. 122. — Hoe is het toch mooglijk , dat er menfchen zijn , welken door blind vooroordeel en domme onkunde zo verre vervoert kunnen worden, dat ze een' braaven man, die over den priesterrok den maliënkolder aanfchiet en uit kracht van 'sLands wetten ten oorlog trekt, even daarom ter hel verdoemen, en over zijn' intogt in de eeuwigheid het liefdelooste oordeel vellen wanneer hij zijn tleeven er bij laaten moet! Zulken vond men ten dien tijde niet alleen onder de Roomich-gezinden, maar zelfs onder de lutheraanen. Vers. de aang.pl uit de gemelde Zeew//^. en venema l.L VII. p. 215. -- In hetzelfde gevecht, waarin zwingel neérgtflaagen en vermoord werd, fueuvelde ook hiehonymus potanus, Leeraar in de Godgeleerdheid re bazkl. Zie mosh. 'ta. p. Ct) Zij is te vinden in het eerfte deel van zijne ver-  der Systematifche Godgeleerdheid. 205 ken, hoewel niet ftelfelmaatig,behandeld XVI. vindt, — een groot werk , 't welk den tijtel e e u w. draagt van (Commentarius derera et falfa relt gione) uitlegkundig gejchrift over den waaren en valfchen Godsdienst. (*) Dit Boek is een planmaatig Godgeleerd Syftema, waarin men eene eenvoudige, populaire, en gegronde onderrichtmanier aantreft, die met alle fchoolfche hairklooverijen niets gemeens heeft. De waarheden van het kristendom worden er duidlijk en bevatlijk in voorgedraagen, uit den Bijbel beweezen,en tegen anders denkenden manlijk verdeedigd. (f) Ongemeen groot was de achting en goedkeuring, die hetzelve bij veelen wechdroeg. LXV. Vijf jaaren na den dood van zwingel werd te geneve tot Predikant en Hoogleeraar verkooren Johannes kalvijn , een der voornaamfte kerkhervormers in deeze eeuw, en van welken men terecht en naar waarde het getuigenis kan geeven, dat hij meest alle leeraars zijner eeuw overtrof in naarftige beoefening, ftand- vas- werken , die in vier foliobnnden te zurich gedrukt en uitgegeeven zijn in het jaar 1545. (*) Hetzelve kwam eerst uit te zurich ten jaare 1525, en is naderhand ook bij alle zijiie werken geplaatst in het tweede deel. CiO Verg. heinr. 't ?. b. S. 284 en 285, en mosh. K. G. VII. bl. 209.  206 Beknopte Letterkundige Gefchiedenis XVI. vastigheid van geest, kracht van welfpreeeetjw. kendheid ,en grootheid van vernuft. (*) — Deeze Geleerde Man had ten jaare 1538 de onaangenaame ontmoeting, dat hij met zijnen Ambtgenoot willem farel, uit gevolge van eenige Godsdienstberoerten , te oeneve voorgevallen , deeze Stad ruimen moest. Doch den dertienden van Herfstmaand des jaars 5541 trad hij tot groot genoegen van den Magiftraat en van het volk de Stad weder in. — Zo ras waare niet kalvijn in zijnen post herfteld, of hij begon weder met alle kracht te werken aan de hervorming der kerk. Het Plan van Leer en tucht, door zwingel ontworpen, werd door kalvijn veranderd en befchaafd, bezonder indee-' ze drie ftukken. Zwingel had de magt in zaaken van den Godsdienst aan de burgerlijke overheid afgeftaan : doch kalvijn liet aan het burgerbeftüur weinig of niets meer in handen, dan het voorrecht, om de kerk te befchermen en te verdeedigen. Zwingel erkende bij het Avondmaal alleen eene figuurlijke tegenwoordigheid van het ligchaam en bloed des Heeren, door de tekens van brood en wijn afgebeeld, en befchouwde deeze ingeftelde plechtigheid enkellijk als eene Godsvruchtige gedachtenisviering van 's Hei- (*) mosh. K. G. VII. d. bl. 137. De groote Man was gebooren te noijon in riKARDiè' den it> van Hooimaand 1509; en is geftorven den 27 van Bloeimaand. 1564.  der Systematifche Godgeleerdheid. 2.07 *sHeilands dood: kalvijn daarentegen XVh erkende eeneweezenlijke, hoewel geestlij- eeuw". ke tegenwoordigheid van kristus , bij dit bondteken, en beweerde, dat waare kristenen door deszelfS gebruik op eene zekere wijze verëenigd werden met den mensch kristus. — En eindelijk zwingel had het volftrekt bejluit van God wegens het toekomftig en eeuwig lot der menfchen in zijne Godgeleerdheid daargelaaten; maar kalvijn vormde hetzelve tot een hoofdleerlr.uk van het geloof, en boezemde het zijnen aanhangeren met allen ijver in. (*) Het leerbegrip van kalvijn , kreeg al dra in verfchillende Rijken en Staateneenengrootendoorgang; en zo is ten laatften hetzelve ook in ons Vaderland door openbaar gezag aangenomen. Dit gefchiedde ten jaare 1578 en 1570. Reeds eenige jaaren voor dien tijd hadden de Nederlandfche Protestanten zich verklaard voor de leergevoelens van kalvijn, doch toen eerst werd deeze verklaaring, die als onder het kruis in ftilte gefchied was, openlijk onder het oog en op hoog gezag der algemeene Landsfiaaten bekrachtigd en tegen alle inbreuken beveiligd. Reeds ten jaare 1562 en 1563 was de Nederlandfche Geloofsbelijdenis , welke wij achter onze Bijbels vinden, door guido de bres opgefteld en gemeen gemaakt. Zints dien tijd hebben de C) Men leeze hier overna het breedvoerig beticht van mosh. K. G. VII bl. 140 tot 145.  «o3 Beknopte Letterkundige Cefchiedenis XVI. de Protestanten in Nederland, die voor» keu w. heen meestal lutherschen genoemd werden, en ook in twi.fel fchijnen geftaan te hebben, of zij luther of kalvijn zouden volgen, zich voor de leer des laatften openl jk verklaard, en zich Her* vormden laaten heeten, welken naam zij ontleenden van de Franfchen, die het ook met de leer van kalvijn hielden, en zich Reformés noemden; de omgang met welken, uit hoofde der nabuurfchap, er, ook ongemeen veel toegedaan zal hebben, dat ze meer kalvijn , dan luther genegen wierden, en deszelfs leerbegrippen aannamen. (*) LXVI. De ftaat der Geleerdheid onder deeze Hervormden was ten dien tijde niet minder in bloei, dan onder de Luiherfchent. verfcheiden uitmuntende gedenkftukken, die hier van getuigenis draagen, zijn nog voorhanden. — Wat de Wijsgeerte aanbelangt; zwingel had wel dezelve geheel buiten de kerk en fchoolen zoeken te dringen: doch hier van befpeurdemen dra het ongemak en het nadeel, voornaamlijk in Godgeleerde gefchillen, zo dat men allengs weêr, echter met maate, gebruik begon te maaken van de lesfen des Stagiriters, die toen in alle Schoo- - C*) Verg. brandt 't meerm. aangeh. b. bl. 573 tot 577.  der Systematifche Godgeleerdheid. 209 Schooien de Godfpraak was: (*) - Zeer XVI. veel lof verdienen ook de Hervormde Ge~ ee uw* leerden wegens hunne gezonde Schriftuitlegging. De verklaaring van zwingel over een zeer groot deel des Bijbels bezit eene uitheemende waardij, joh. oeco- lampad1us, henr. bullingerus , wolff- gang musculus en anderen hebben zich in dit vak eenen loflijken naam verworven, (f) Doch in 'tbezondere blonken met uitfchitterenden luister in deeze eeuw kalvijn en beza: de eerfte heeft eene fchoone uitlegging vervaardigd over de meeste Bijbelboeken; en de andere heeft eene fraaije Latijnfche vertaaling van het Nieu- Den Geneefjchen Hoogleeraar in de wijsgeerte werd opgeleid , óm zich aan de voorfchriften van aristoteles flipt te houden. Beza fchrijft in zijne Epiftola Theologica ,Epift.XXXVI. p. 156dus: Certum nobis ac conflitutum eft , in ipfis tradendis logicis, ö? in cat er is explicandis disciplinis ab aristoteus fententia ne tantiltum quidem deflefiere. Verg.mosh. K. G. VII. bl. 207. (f) Bullingerus heeft gefchreeven Leerredenen overjESAiAs en jeremias, eene uitlegging van DANiè'LS Godfpraaken, en van verfcheiden boeken uit hec Nieuwe Testament. Musculus heeft nagelaaten yerklaaringen over genesis, de psalmen, jesaias, jiattheus, johannes, den brief aan de romeinen, de brieven aan de KORiNTHiëRs , aan de GALATiëRs, de EFEZlëRS , FILIPPlëRS , kolossers, thessaloni- kers, en den eerften brief aan timotheus. En van oecolampadius heeft men uitlegkundige aantekeningen op meest alle de boeken der Heilige Schrift, waaronder die over eenige kleine Profeeten hetmeest gewaardeerd worden.  aio Beknopte Letterkundige Gefchiedenis XVI. Nieuwe Testament uitgegeeven, waarbij eeuw. men de heerlijkfte aanteekeningen gevoegd vindt, en welke tot nu toe met veel vrucht gebruikt wordt. Ook heeft men van hem ophelderende aanmerkingen over job, de psalmen, den Prediker, en leerredenen over het hooglied. In alle de uitlegfchriften van deeze groote mannen vindt men eene eenvoudige fchriftverklaaring, waarin niets van al het harsfenfchimmige en dubbelzinnige, dat men bij de voorgaande Bijbelgeleerden aantreft, plaats, heeft, maar de letterlijke betekenis en de volkomen kracht der gewijde woorden en fpreekmanieren wordt opgedolven , om zo de waare meening der H. Schrijvers aan den dag te brengen. — De Godgeleerdheid eindelijk was ook onder de Hervormden in eenen voordeeligen ftand:het werkjen van zwingel, waarvan wij reeds gewaagd hebben in de LXIV §, werd gevolgd van een veel grooter en in verfcheiden opzichten veel beter leerfystema, 't welk door kalvijn opgefteld, en getijteld was: Inftitutiones Religionis Christiance: Onderwijzingen in den Kristlijken Godsdienst. Dit werk, waarvan een groot gedeelte door kalvijn gefchreeven is, toen hij als balling zich ten huize van zekeren Kanunnik, louis Tillet te ANGOULêME, fchuil hield., ten jaare 1533, *s meer dan eens door ^em verwerkt, en eindelijk uitgekomen onder den Tijtel: Injlitutio Christiance Religionis , in lïbros quatuor nunc primum di. ges*  der Systematifche Godgeleerdheid, arl gestci, certisque distincta capitibus adaptisfi- XVI» mam methodum: aucla etiam tam magna eeuw. accesfione, ut propemodum opus novum ha' beri pos fit. (*) Hetzelve is in vericheiden taaien overgezet, als in het Engelsch, Spaansch, Hungaarfch, Fransch, Hoogduitsch, en Nederduitfch (f). Kalvijn fchreef dit Boek voornaamlijk met oog« merk, om zijne leer tegen de aanrandingen derRoomschgezindente verdeedigen, en tevens, om een voorbeeld van leerwijze aan de kerken en fchoolen der hervormden te geeven. Van hier is het, dat Hij het al te eenvoudige voorftel der geloofswaarheden, 'twelk men in 'tmeermaaïen genoemde werk van zwingel aantreft, niet volgde, maar, evengelijk melanchton ten laatften, op eene verftandige en oordeelkundige wijze gebruik maakte van de Aristotelifche Wijsgeerte, die men toch niet geheelënal uit het Systema wechnemen konde. Kalvijn was een groot voorftander der Wijsgeerte: hier van gaf hij blijken, vooral toen hij ten jaare 1558 de C*) De eerfte uitgave van dit werk gefchiedde te bazel ten jaare 1536 en de uitgifte, onder denbovengemelden breeden Tijtel, verfcheen eerst 1555. te geneve. (f) De beroemde kaspar olevianus , die de opftelIer van den Heidelb. Katechismus geweest is met ursikus,heeft van kalvyns fystemaeen kortbegrip vervaardigd : onder den Tijtel, Epitome Inftitutionis Rel. Christ. j. calvini : 't welk naderhand door piscato». andermaal zamengetrokken en tot korte Hellingen ge bragt is. Conf. verheiden, Pr Ditgeheele ge-EEuw. fchrift is allenthalve op de leest van melanchthons leerwijze gefchoeid, en is uit de toenmaalige tijden het beste en meestgezuiverde Schoolfystema. Bij ieder plaats of Locus van melanchthons leerboek, 'twelk hij flipt volgt, ftaan deszelfs eigen woorden; deezen legt hij ten grondilage van zijn onderwijs, en deezen verklaart hij. Het werk is dus eene uitlegging van melanchthons Godgeleerde plaatzen , en is van chemnitius met veel kunde en doorzicht opgefteld: naauwkeurigheid en duidhjkheid in de voordragt, gezuiverd oordeel, en eene verftandige keuze in het bijbrengen van zaaken en bewijzen, die in eene goede orde ftaan, verzeilen overal zijne pen, en maaken dit boek tot een fchatbaar leerltelfel, dat in vroeger tijden alle aanprijzing waardig was , en zijnen fchrijver nog ter eere ftrekt. Uit dit groote werk van chemnitius heeft balthasar menzer een kort begrip zamengetrokken, 't welk hy uitgegeeven heeft onder den Tijtel van Repetitio Chemnitiana. Sive enucleatio locorum Theol. mart. chemnitii. Giesf. 1608. (f) LXIX. (*) Conf. doederl. I. !. I. p. 229. heikr. i. 1. p. 273. etMORHOvn Polyhift. T. III. pag. 539. .. (I) Zie verder over dit werk heinr. 't a. b. bl. ^72—280. en semlers Einleitung in die Dogmatifche Gottesgelehrfamkeit Th. II. der Bauwgartifchen Claubemlehre, S. 152 undflg.  222 Beknopte Letterkundige Qefchiedenis XVI. LXIX. ie uw. Op chemnitius volgt hier een andef niet min beroemd Godgeleerde, victor striegel ;, Profesfor in de Godgeleerdheid te jena, mede een leerling van melanchton. Deze man hield ook over de Loei Theol. van zijnen Meester, te jena en te leipzig, voorleezingen, die na zijnen dood ten jaare 1582-1585 in Qiiarto door de bezorging van kristoffel petzel uitgekomen zijn. striegel was even, gelijk chemnitz, een kundig aanhanger, en voorftander der gevoelens van melanchton, welken hij ook in zijne leerwijze volgde. Maar striegel werd in een' heftigen twist gewikkeld met eenige ongemaatigde Luterfchen , in 't bezondere met zijnen heethoofdigen ambtgenoot mattheus flacius illyricus, C*) over de natuurlijke vermoogens en bekwaamheden van 'smenfchen ziel,en den invloed daarvan op de bekeering en het gedrag van een' waar kristen. In deezen twist fcheen de eerstgenoemde aan de menfchlijke natuur, op zichzelve gelaaten, te veel, en delaatstgemeldete weinig, toetekennen. Dit verfchil liep zo hevig, dat FLA« (*) De twistijver van deezen Godgeleerden ftookebrand was reeds eenigen tijd te vooren zeer aan den gang geweest met den zachtzinmgen en vreedelievenden melanchthon zeiven , omtrent zo genoemde onverfchillige zaaken in den Godsdienst, waaiöver mennaleezenmooge mosh. K.G. VII. bl. 67-72. en venema 1.1. VII. p. 158-160. Confer. ver* . heiden IA. pag. 150. et hofm. L. U. art. mel.  der Systematifche Godgeleerdheid. 22$ flacius zijnes tegenftreevers ondergang XVI. bewerkte, en hem eene onüangenaame en e e u w. harde gevangenis berokkende , die evenwel niet lang duurde. Een man dierhalven,die, in leergevoelens niet gelijkdenkend met een' bekenden regtzinnigen kerkijveraar , zijne welbekookte gedachten op eene vriendlij ke en rondhartige wijze voor den dag bragt, en het volk tegen geliefkoosde dwaalbegrippen waarIchouwde , konde van den gemeenen man niet anders aangemerkt worden, dan als een'vijand van de zuivere leer, en als een* tegenftander der waarheid, 't Ging toch toen zo; even gelijk het nu nog gaat. En heeft een volksleeraar eens den naam van onregtzinnig, de tijden moeten al met eene merklijke verlichting bevoorrecht worden, indien hij zich, zelfs bij veele geleerden, hier van met een goed gevolg ten beste der algemeene zaak zuiveren zal. Daar men in de fchriften van zulken onregtzinnigen doorgaans niets goeds en bruikbaars zoekt, maar alles met de zwarte kool doorhaalt, moest ook het bovengenoemde werk van striegel die ongenade des vooröordeels ondergaan; men verwierp het als een gevaarlijk fchrift; het riekte na den mutzaard. (*) Van hier is het, dat het zei- (*) De gevoelens van Striegel fchijnen eigenlijk voor 't grootst gedeelte nog al redenmaatige en op de Schrift gegronde Hellingen geweest te zijn. De denkbeelden van flacius daarentegen, die wel luther volgde, maar gelijk het  2£4 Beknopte Letterkundige Ge/chiedenis XVI. zelve zo weinig bekend en van dienst eeuw. geweest is. Beter lot indedaad had het verdiend. De Geleerde semler velt er dit zeer gunfüg oordeel over; dat het werk in veele opzichten zo gegrond en nuttig zij , als er immer in den toenmaaligen tijd een uit de handen der Godgeleerden gekomen is.(*) — Deeze striegel had wegens de verfchillen , waarin hij betrokken was , veele ongeneugten te verduuren : hij zwierf van de eene na de andere plaatze, en bleef ten laatften zijne dagen flijten te heidelberg, daar hij ten jaare 1569 geftorven is. Men meent, dat hij eindelijk in het ftuk des Avondmaals zich bij de Hervormden gevoegd heeft (f). In deezen heftigen twist tusfchen striegel en flacius mooge men dus den wederuitfpruitenden grondwortel der ontluikende Scholastiekerij onder de lutheraanen zoeken, om welkenleevend en groeivaardig te houden de jesuiten van eene andere zijde zo zeer hun best deeden. Wat het wel meer gaat, de voetftappen van deezen zijnen voorganger wat al te juist drukken wilde,moeten in verfcheiden opzichten, door hunne ftrakheid en ltijfheid,zeerna asn die der MANiciiEè'N gegrensd hebben. Te recht zijn zij daarom reeds lang ook van het verftandiglte gedeelte der lutherschen afgekeurd. (*) Semler ter a. p. II. S. 158. (t)ZieHEiNR. 't a.b.S. 280—281. mosh.K.G. VIL bl. 73-81 en doederl. 1. 1. I. p. 229'  'der Systematifche Godgeleerdheid, aag Naast striegel kunnen we, hier rang- XVï.' ichikken nikolaas selnekker , Hoog-eeuw» leeraar te leipzig, daar hy in 'tjaar 1592 geftorven is. Deeze geleerde heeft ge« fcheeven en uitgegeeven in de jaaren 1573 en IS79-Inftitutiones Christ.Relig.lU. Part. Onderwijzingen in den kristlijken Godsdienst, drie deelen. Dit fystema heeft; pok veel waarde, 't Is, ingericht naar de leermanier van melanchthon, eenvoudig, bijbelsch, en oordeelkundig gefchreeven. (*) — Men ziet echter uit hetzelve , hoe zeer allengs de fpitsvindigheden, hairklooverijen,en onderfcheidingen der Schoolfche twistzucht weder inkroo$>en en veld wonnen. Striegel en flacius hadden dapper geredekaveld én braa^ geharreward over de erfzonde, en in 't bezondere over de vraag, of de oorfpronglijke verdorvenheid des menfchen zelfstandig of toevallig, waare? 't eerfte beweerde flacius , en het laatfte werd gedreeven door striegel. (f) — Over deeze vraag hadde men die beide rleeren, moeten laaten twisten wat nut ftak er in, om ze aan de hooge fchoolen, en ia de fyffemas leevendig te houden, en de fcheuring fteeds open te doen blyven, ja zelfs grooter te maaken ? Maar neen: deeze en meer andere verfchilvraagen, waarover rfien tóen ten tijde geweldig haspel-" (*■) Zie hei'nb.'t: a. b. S. 281. ■ leerde plaatzen van matthias haffenreffer; die het eerst te tübingen daar de Schrijver Kanfelier was zijn uitgekomen ten jaare 1601, waarna ze ver-; volgens verfcheiden keeren herdrukt zynv Deeze Loei zyn duidlijk , bevatlijk, keurig en weinig wijsgeerig. Zij hebben, gelijk het voorgaande werk', ook den vorm van een kortbegrip (olCompendium.} In zweeden en denemarkln vonden zij den grootften bijval, (f) Zie daar eenigen der voornaamfte fys» temafchrijvers in de Lutherfche kerk uit de zestiende en het begin der zeven; tiende eeuw. LXX. In den uchtendfèond der hervorming fcheenen alle de donkere wolken der Schoolfche Godgeleerdheid voor altijd te zullen wechdrijven. De kerkhervormers kondigden de heilige fchrift aan, als den éénigen regel des geloofs, en verwierpen (*) Zie heinr. 'ca. b. S. 283 semler. 'ta. p. S. 159 en boederl. 1. 1. p. 231. (f) Zie heinr. wien wij hier inde opgavedee* z?r ftelfelfchrijvers gevolgd zijn'c a. b. S. 283. P a  223 Beknopte Letterkundige Gejckiedenl; XVI. pen alle menschlijke bepaalingen tenaanëèüw. zien van deszelfs eenvoudige beginfeleri.' Hoe gelukkig voor 's Heeren kerk zoude; het geweest zijn, indien de volglingen van z-ü-ther en melanchthon zich aan dien fchoonen ftelregel naauwkeurig gehouden hadden! Maar deeze braave mannen werden, tegen wil en dank, in netelige kerkkrakeelen gefleept, en genoodzaakt , allerlei fpitsvindige onderfcheidingen te maaken. Zij werden gemengd in twisten met de Rooraschgezinden, die hun afvroegen, wat het toch bepaaldlijk waare 't gene zij geloofden , en liet beroepen op de heflige fchriften ongenoegzaam rekenden, omdit naar eisch te kunnen bepaalen. Overmand door dit lastig aanhouden, dit fchreeuwen en uitdaagen, en niet volkomen geneezen van den Geest der Schoolfche twistgierigheid, die hunne voorvaders1 welè'er voortdreef, riepen zij, als in verlegenheid, de oude fpitsvindigheden, deverworpen Schooltermen, en veele wijsgeerige onderfcheidingen tegen hunne partijen weder te hulp. De jestjiten vooral, eene fekte, die aan de grootfte Geestdrijverij van eenen Spaanfchen Krijgsmanignatius loijola haare opkomst moet toekennen, vielen met magt en woede op het werk der hervorming, aan, en toogen tegen de luterschen op met een heirvan verbijsterende Schoolkunften; weshalve deezen, zouden zij hunnen vijand manmoediglijk te keer gaan, wel genooddrongen waaren, om hen op het bedoornden  der Systematifche Godgeleerdheid, zsfo bedisteld fchoolveld met een leger van XVI. even zulke Wijsgeerige fcherpzinnighe-eeuw. c?en tegen te trekken. En 'tgene aan dit alles tot groot achterdeel ftrekte? was dit. Luther en melanchthon hadden zichuit het dwaalperk van menschlijke leerftellingen en ongerijmde Kerkgevoelens wechgeworfteld. De fchadelijke boom eener geheel bedorven Godgeleerdheid was door hun met tak en wortel uitgeroeid. Niettemin waaren er nog eenige vezels in den grond blijven zitten: wegens de kortwijligheid van allen menschlijken arbeid, zelfs in den langgerektften leeftijd, gelijk ook uithoofde van andere omftandigheden, konde dit niet wel anders. Hadde men nu maar deeze overblijffels voorzichriglyk opgezocht en uitgewied in vervolg Van dagen J Maar helaas! Men Hetze liggen: er kwamen al ras weder nieuwe fpruitjens van te voorfchijn. De volgers van luther en melanchthon, in ftede van voorttewerken, fchroomden te vervorderen 't gene hunne meesters bijkans afgedaan hadden. Wat meer is, zommigen braken zelfs hier en daar af. Zij befchouwden wel de gewijde' fchrift als de eenige en genoegzaame bron, waaruit alle zuivere Godsdienstkunde gefchept moet worden; maar zij ondernamen niet, in eene gezonde Bijbelverklaaring verder te gaan, dan hunne voorgangers. Zij lazen en beftudeerden wel den Bijbel, maar niet zonder vóóroordeel en partijzucht; niet zo zeer P 3 met  tyo Beknopte Letterkundige Gefchiedenis XVI. met oogmerk dikwijls, om te weeten,wat »eüw. de Profeeten, wat jesus en de Apostelen geleerd hadden, maar om te vinden 'tgene zij zochten, en liefst hebben wilden. Hier kwam nog bij, dat de luterSchen onëens waaren met hunne broeders, de Hervormden, inzonderheid ten aanzien van 's Heeren Avondmaal, en ja ook zeiven onderling met elkander over hoop lagen nopens deeze en gene willekeurige leerpunten, waarvan wij in de gewijde fchriften geen beflisfend befcheid vinden, en welken te vereffenen hun ook geen weezenlijk voordeel kon aanbrengen. De verfchillen, hierover gereezen, werden flaêg met redetwistende fcherpzinnigheid voortgezet. Om het onderfcheid der denkbeelden uittedrukken, konde men geene fchriftmaatige woorden gebruiken, naardien de Bijbel deeze denkbeelden niet ontdekt had : men moest zich dierhalve bedienen van ftroeve Schoolwoorden, van beuzelachtige onderfcheidingen en fijnge-' fponnen kunsttermen , welken men weder voor den dag ging zoeken. En hadde men hier door nog de verdeeldheden vereffenen en te regt kunnen twisten, maar in plaatze hier van werd de gemaakte kloof nog grooter. Stelfels van Godgeleerdheid werden tegen anderen overgeplaatst. Schoolfloelen en Kerkkanfels dreunden niet zelden van de fterke wederlegwoorden des ijverzuchtigen Leeraars, die de weinig beduidende gevoelens zijner par- par-  der Systematifche Godgeleerdheid. 231' partij ftaande hield tegen die van eene an- XVI. dere. Zo bleef de twistziekte voort-eeuw. woeden, terwijl de oudebarbaarfcheScholastiekerij fteeds meerër veld in kreeg. (*)En zo verviel men allengs weer op het oude zwak, om in koenen ernst de getuigenisfen der vroegfte Kerkvaderen aan te haaien, en er eene te overdreeven waarde op te leggen. Van hier eindelijk weder het te hoog fchatten cn heethoofdig voorHaan der Symbolifche boekeu en algemeen aangenomen geloofregels. Van hier het den volke opdringen , om dezelven als Godlijke oirkonden te omhelzen, en blindlings te kleeven. - Van hier weder baatziekte, wangunst, heerschzucht, en dwingelandij in de Kerk.- Van hier weder blind geloof onder den gemeenen man, en eene jammerlijke nederdrukking der edele waarheid, (f). Groo- (*) Verg. den Recenfent I. bl. 33—38 en AU gem: Vadert. Leiter oef. Vil. bl. 366 en 367. men' gelw. in eene Redevoering over de natuur der gezonde leer , van a. gebard , die hier geheel verdient geleezen te worden. (t) Vaste aankleeving aan het ééns omhelsde, een te overdreeven vertrouwen op voornaame Man. nen, het navolgen van den grooten hoop, traagheid in het onderzoek, verbeelding van onbevoegdheid, om zelf te oordeelen, waarin veele Leeraars het volk ten allen tijde geftijfd hebben, en eene verkeerde onderwijsmanier , welke fteeds gehouden is, waaren tevens de bijoorzaaken, dat het blind geloof, even gelijk voor de hervorming, fchoon niet in zulken hoogen graad, weder zo yeel voet kreeg , en de waarheid zo jammerlijk onderdrukt wierd. Pi  Beknopte Letterkundige Gefchiedenïs XVI. Zeer veelfmart veroorzaakte dit aanveriseüw. Icheiden uitmuntende en kundige Godgeleerden in den aanvang der zeventiende Eeuw, die zeer grooteh rouw droegen over het aïlerwege te leur raakën der hémelfche eenvoudigheid, welke het besté kenmerk, en eene onicheidbaare gezellin der zuivere Evangelieleer is, en ten alleii tijde' blijven moet. Deeze weldenkende én doorzichtige mannen werkten er, zo veel möoglijk was, op, om luthers en melanchthons eenvoudige leermanier weder in tréin te brengen; maar te vergeefs. De kracht en hét geweld der twistzucht nam hand over hand toe, 'eri de Schoolfche Godgeleerdheid trok haaren wapperenden wimpel ftraks weer ten hoogen top. (*} LXXI. (*) Profetie, ft Protestante;, post fecesfioncm a Romana ecclefia feliciter faüam , misfa patrtim , imprimh augustini, auiïoritate , Aristotelisque, aut aliorum fophorw.n principiis, concorditer in fo. ïa explicatione S. Liticrarum prapdium verte rcligionis qiicepvisfent ? nühqüdm tot inütiles controverfite & diffenpones int er ipfos exoritura f nis f ent. Verba funt ceariss. Zi'mmermanni in Opuse. Theol. ï\ III. pag 559 Cqnfer. dofderl. 1. 1. pag. 230. Sic ilie': verba enim ipfa bic etiam 1eprsefentanda duximu's. Nofiri ( Lut/teram") pre. ' fcriptam primum a luthero et melanchthone meihedum fcholasticdm postliminio revócarunt, cum 'irividiop quidam homines melanchthonis modestiam accu/are ccepisfent, aliique , acres in disputatiöniïus , fefe impares fèntirent retundendis jesuitarum teehnis et diftinBionibus fophifticis. Itaque toti fefe ad ingenium fcholarum , et formule , quam CON  der Systematifche Godgeleerdheid, ajj LXXI. XVÏ; ee u W« In de Hervormde Kerk had het fchoone voorbeeld van kalvijn ook veele Leeraars zijner gezinte opgewekt tot den Godgeleerden arbeid ten nutte van het algemeen. Onder deezen munten vooral uk theodoküs beza, andreas gerardhijperius , benedictus aretius , wolfgang musculus, en polanus van polans; DORF. Van theodorus beza, die Hoogleeraar in de Godgeleerdheid te geneve wasa .en daar ten jaare 1605'geftorven is, hebben wij een Systematisch Compendium onder den tijtel: Qjiastionum et refponfionum christianarum libellus, in quo pracipua chrisüana religionis capita %rf tml»^, pro- ponuntur. Dit werk is te vinden in Tractationum Theohgkarum Volum. I. p. 669. Het zelve draagt blijken van manlijke geleerdheid, yan gezonde oordeelskracht, concordi/e vacant, compofuerunt, atque ab eo tempore mirari fatis non posfumus, quanta conflantia plériqve eunclem docendi modum , idemque argumentum quafi facrum fequantur, quam rari reperiantur, qui ab ea traditione deficere, vitia. fuperiorum fecu lorum fenfim perita manu fi? cauta. abft'ergere, explorare ingenue diéla Theologorum, & fecernere, augere notitias Christianas & libe. rius fenfire auderent, abfterriti nempe iris favo imperio Tyrannortim Sacrorum, quibus novitas emnis fuspeiïa femper fuit, & ingenui conatus ,ulterius emendandi Theologiam atro favitiarum in ipfam religionem mmine perflringuntur. Confer?5  ê34 Beknopte Letterkundige Gefchiedenisi XVI. kracht, en van zuivere waarheidkunde, BE uw. Eene duidlijke en bcvatlijke voordragt der leer veraangenaamt het gebruik van 't zelve niet weinig, terwijl de hoofdpunten van het kristendom allerwege fchriftmaatig worden voorgefteld. De tweede Stelfelfchrijver, welken wij opgenoemd hebben, is andreas gerard hijperius, of van yperen Hoogleeraar in de Godgeleerdheid te marpurg. Deeze geleerde man heeft onder zijne Schriften nagelaaten een werk, getij teld: Methodus Theologie. S. prcecipuorum christiance religionis locorum communium lïbri tres. Jammer is het,dat 't zelveonvollediglen niet voltooid is: de dood overrompelde hem te midden van den arbeid, dien hij er aan befteedde; vol- rï quoque meretur moshemius 1. h VII pag. 42. Et alnid ex hoe malo nafcebatur malum. Seculo üecimo et feptimb vitiofa Symbololatria altas adeo in animos multorum Theologorum inter lutheri asfeclas demiferat radices , ut libros fyrabolicos ex divino inflatu effe conferiptos, et eaudem fere curn litteris facris habere auctoritatem, profiteri non ve* rerentur. 'Hoe vitium, horainibus Pontificiis inepta fuperituione infeftis, dignum , imprimis perfpexit et palam reprehenditfcholasticaruin argutiarum objurgator acerrimus, eruditisflmus spenerus, qui feculo occidente de ecclefia Lutkeranorum reforraanda decus non minimum meruit. Ast eum, proh do lor! in his displicuifle et despicatui fuiffe multis Theologis, auctor 'elt rosenmullerus in oratione inaug. De eo quod juftum eft in Tkeelogia reformand* fiudio ,pag. 129, Conf. jablonski Inft. Hhty Chr. III. pag. 241—243.  tier Systematifche Godgeleerdheid. 235 volgens zijn ontwerp zoude het uit zes XVI. boeken beftaan hebben , welken hij loei, eeuw. plaatzen , noemde. Deeze plaatzen of boeken zouden ten onderwerp hebben, I. God. II. Het Schepfel, en in 't bezondere den' mensch. III- De Kerk. IV. De leer der wet en des Evangelies. V. De Sakramenten. VI. De voleinding. Ieder deezer boeken zoude weder in onderfcheiden hoofdftukken verdeeld zijn geweest. De drie eerfte boeken zijn er alleen maar van afgewerkt geworden, Tot lof van dit Systematisch fragment moete men verklaaren, dat het een eenvoudig en duidlijk leerboek zij, waarin de waarheden van het kristendom eigenaartig opgegeeven worden, zonder inmengfels van niets om het lijf hebbende Schoolpraalerij, en dezelven tegen andersgezinden eene ernftige en deegelijke verdeediging krijgen, die deels uit den Bijbel, deels uit het gezond redenvermoogen haare kracht en ftevigheid ontleent. In 't bezondere heeft dit werk hier in iets boven andere ftelfels van Godgeleerdheid voor uit, dat men er de waarheden niet flechts voor het verftand, maar ook voor het) hart behandeld vindt, waarbij den jongen Prediker ftaêg ftof gegeeven wordt, om de Godsdienstleer ten nutte van het volk te bewerken en voor te draagen. Van het zelve zijn twee Bazelfche uitgaven in octavo , r&amlijk die van 1567 en 1574. (*) Het C") Zie Heinr. 't a. b. S. 203-205 en doederl.» 1. 1. pa& 233.  e,%6 Beknopte Letterkundige Gefchïedente XVI. Het derde Systema is dat van beneEEü w. piCTUS aretius , Hoogleeraar in de Godgeleerdheid te bern , getijteld ; Theologie . iProbleniata, S. loei communes et miscellanece" quaftiones : 't welk verfcheiden maaien gedrukt en uitgegeeven is; laatstlijk te bern in 't jaar 1604. Het werk is in twee onëenpaarige ftukken afgedeeld ; het eerfte ftuk behelst de loei communes, welken honderd yier en zestig in getal zijn. Dezelven zijn eenigerrnaate naar de leerwijze van melanchthon gefchikt. De Schriftplaatzen , ten bewijze der waarheden bijgebragt, worden doorgaans opgehelderd , de tegenwerpingen meestal wel beandwoord, en de leerftellingen taamlijk uit den grond betoogd. Het tweede ftuk bevat de quesstiones mifcellanecs , waarin men tweeëntwintig bezondere afdeelingen aantreft, die meest haare betrekking op de zedekunde, en. niet zo zeer op de Geloofsleer , hebben. — Voor het overige moete men dit werk van aretius houden voor een eenvoudig, doch. langdraadig en uitgewijd', leerltelfel, waarin wel veel onvoeglijks , maar toch ook veel goeds gevonden werdt. Op aretius volgt wolfgang musculus , ook een Bernfche Godgeleerde: Deeze heeft gefchreeven eëniS;y^/7Mr,getijteld. Loei communes, 't welk tien jaaren na zijnen dood te bern in 'tjaar 1573 eu vervolgens te Amsterdam in 't jaar 1590 in Folio uitgekomen is. Dit werk van musculus is ook  'der Systmatifch Godgeleerdheid %%f ook een eenvoudig en ongekunfteld leer- XVI.1 ftelfel; fchoon het ook in veele opzich-EEU^ teh wat al te uitbundig én omflagtig is. Zijn voorftel is heel niet wijsgeerig en fchoolmaatig, maar gegrondvest op fchriftplaatzen, die in haare kracht aangehaald worden. Zijne betoogwijze is nadruklijk, en zijne wederlegmanier tegen anders gevoelenden deftig , bedaard, en zonder bitterheid. - Het werk verdient dus allen lof. (*) Tot de eenvoudige Stelfelfchrijvers moet eindelijk ook nog gebragt worden polanits a polansdorff, een Bazelfche Godgeleerde, een vriend Van beza , en een beroemd Schrijver van zijnen tijd. Van deezen is, in deszelfs fterfjaar 16ió, te hanover , in het licht gekomen een werk, getijteld Syntagma Theologics Christiance , Tom. II. in Oiiarto. (f) In dit werk worden ook de waarheden van het kristendom bevatlijk en zonder Schoolfché ftelfelpracht voofgedraageh , en in een helder licht geplaatst. Geleerdheid en Godsvrucht, fchranderheid en oordeels■ kracht, taalkennis en oudheidkundeflraalen in dit, zo wel als in zijne andere fchriften, (§) allenthalve door. — Dè Schrijver Verwierf door het zelve bij zijne (*) Verg. heinr! 'ta. b. S. 295611295. Semler 'ta. b. III. S. 56 en doederl: 1. l.pag. 233. (t) Vide doederl. 1. 1. pag. 233. (§) Onder zijne andere fchriften telt men Exege fis Analyt: Vaticiniorum V. T. de CHRisTo'j Goniment; in jeu.- ezëcii: danielem , et;,  a3 8 Beknopte Letterkundige GefcBedenh XVI, eeuw. ne tijdgenooten een' grooten dank, welken veelen ook openlijk betuigd hebben. LXXII. Alle deeze hervormde Godgeleerden zijn vrij zuiver van de Schoolfche bastaardij 9 hunne voordragt is eenvoudig en klaar. Dan , gelijk het in de Lutherfche Kerk ging, even zo zag men ook onder de volglingen van kalvijn, dat deeze fchoone en juistmaatige leerwijze wel dra weder ontaartte in eene opgefmukte en kunstiggevormde Schoolgeleerdheid. De wijsgeerte van aristoteles werd weder de fcheidsvrouw der twistende Godgeleerden , zo wel wanneer ze krijg voerden tegen de Roomschgezinden, als wanneer ze onder malkanderen verfchilden. Zij werd tevens weder ingeroepen ter verdeediging van de verborgenheden des geloofs ; men bragt vernuftige en fchoonfchijnende denkbeelden voor den dag, om de Evangeliegeheimen op te helderen , en bezondere bepaalingen te ftaaven. Zo werd de heritelde, en tot haare voorige gezondheid gebragte, leer van jesus weder aangeftooken door het pes-. tig gift van dat fchadelijk fchoolëuvel , waarvan de hervormers haar met zo veel moeite geneezen hadden. Kalvijn was het beste voorbeeld van navolging in zijne onderwijzingen. Zijn voetfpoor drukte men tot in den aanvang der zeventiende eeuw. Schoon het te bejammeren is,dat men  der Systematifche Godgeleerdheid. S39 jaen het werk niet opgevat heeft, daar XVII. Jiij het had laaten fteeken, hadde men eeuw». evenwel reden van te vredeheid moeten hebben, zo men zijne aanhangers in tijds verloop maar niet van hem afgedwaald en verwijderd had gezien. Deezen floopen in het eerfte vijfde gedeelte der zeventiende eeuw weder in het dor en doornig woud der Schoolgeleerdheid, daar ze zich zelwn ras in de drinken eener Ichadelijke fcherpzinnigheid verwarden en te zoek bragten. Johannes makowski, anders genoemd makkovtos , een Poolsch Edelman, die den 28ften van Louwmaand des jaars 1615 als Hoogleeraar in de Godgeleerdheid en Wijsgeerte te franeker gekomen is, was,zo het fchijnt,de eerfte en voomaamfte vlagvoerër der fcholastieken, en bragt de Schoolfche manier, van de Godgeleerdheid te onderwijzen , die men nu zints zo veele jaa- • ren met recht verworpen had, weder ter baane. De meeste Gefchiedfchrijvers althands merken hem aan, als den eerften fpitsvindigen Scholastiek, die na de hervorming onder de Kahinisten aan eene Hoogefchool geleeraard heeft. (*). Zijne XidemvDAuIfagog'.in Th: T. Lp. 415 et 416, cujus verba maxime notatu digna haec funt.-maccovius, fi non primus, eer te fuit int er Primos, qui epud Reformatos Scholasticam Theologiam trac* tandi rationem postliminio revocavit. Conf. mosh. Lil. VII. pag. au et 213. heinr. 1. 1. pag. 355«liosque.  56fö Beknopte Letterkundige Qefchieimh ^VJI. ne leermanier had ook heel niet de eer^ tsuw. van algemeen, en aan allen te behaagen; zij brouwde hem verfcheiden onaangenaamheden , want,zijne fijnuitgeploozen kunst, maatige, wijsgeerige leerbegrippen deeden hem in verdenking van onregtzinnigheid geraaken. De Klasfis van frane-] ker, en zijn ambrgenoot sibrandus lub» bertus werden zijne befchuldigers voor het Kollegie der Edel Moogende Heeren Gedeputeerde Staaten van friesland , die den 3den van Wijnmaand des jaars 1618 aan drie uit hun midden nevens drie raaden uit het Gerechtshof, en aan de vier Heeren bezorgers der Akademie., (*)den last opdroegen, om in het bijweezen van drie Friefche Predikanten (f) de zaak vanMAKkovius te onderzoeken,.en, zo mooglijk, het ontftaan verfchii te beflechten , welke allen'dan ook den 8ften dierzelfde maand bij eikanderen geweest zijn , maar met ee' nen ongelukkigen uitflag. Dezelfde beproeving werd herhaald den i8den daarop komenden en den gden van fiagtmaand deszelfden jaars; doch ook dit had een gelijk gevolg. Makkovius , in de neteligfle omftandigheden zijnde, werd in het voor- (*) Dèe'zen waaren ten dien tijde keimfe do- nia, jelger fe1tsma , gellius hillema, en markus lijclama a nijeho'lt". (f) Deeze Friefche Predikanten waaren hermankus kolde, Pred. te leeuwaarden, florentius jt/hannes, Pred. te snees ea johannes bilt , Pred, te workum.  aer Systematifche Godgeleerdheid. A4i voorjaar van 1619, of gedagvaard of met XVIL,1 overleg der Friefche Suaten te raade. —ieuw; dit is bij mij twijfelachtig, (*) — 0m voor de nationaale Kerkvergadering, te oordrecht, ten dien jaare gehouden, in perfoon te verfchijnen. Dit gebeurde den 25 van Grasmaand 1619 voormiddag. Hier viel zijne zaak grootfiendeels ten zijnen beste uit. Men zag hier, gelijk men meermaalen ziet, dat het gemaklijker zij, iemand van ketterij te befchuldigen, dan er hem met gegronde redenen, en voor eenen niet bevooröordeelden fcheidsman, van te overtuigen. Schoon zijn heftigtte tegenftander sibrandus luüBertus, als de oudfte der Friefche Hoogleeraaren, tot deeze kerkvergadering afgezonden, van dezelve Lid waare, en gewis niet zal veronachtzaamd hebben, om de ftrengite befchuldigingen, in 't bezondere ten aanzien van de voormeting der zielen, in volle kracht tegen hem aantevoeren, werd evenwel na onderzoek van Zaaken door de Sijnode verklaard 4 j/dat makkovius geheel te onrecht van ketterije befchuldigd waare; doch dat hij, in zijne Akademifche lesfen, die eenvoudigheid van (*) Dit altoos is zeker, dat de Friefche Staaten hem den 28 van fagtmaand 1618 tweehonderd guldens voor het goedmaaken zijner reis derwaarts verfproken en toegeleid hebben, ingeval hij in het bevorderen zijner zaak gelukkiglijk flaagde. Zie vriemoet, Aih. Fripaca. prg. 15Ö ïnnotis, die dit uit de Acla Beleg. Ord. Sist. diei aangehaald, en dus uit de befte oirkonden heeft. Q  è$t Beknopte Letterkundige Gefchiedenh xvn. van leerwijze en klaarheid van uitdrukkineeuw gen nbt gebruikt had, die zo zeer te prijzen sijn in Ken' openbaaren Leeraar van den Knsilijken Godsdienst; en dat hij eerër de fijnuitg^nloozen leerwijze der Schoolfche Leeraaren navolgde, dan den duidlijken en ongemaakten {preektrant der door gods Geest aangeblaazen fchrijveren."(*)— Volgens het juistmaatig oordeel der kerkvergaderiug7;«i, makkovius alleen daarinniet wel gehandeld, dat hij de oude School' geleerdheid weder op de Nederlandfche Univerfluiten hadde zoeken in te voeren, (ff). — Hij werd dus vrijgefprooken , maar vermaand, om voortaan eene beter leerwijze te volgen, en zich van een meer fchrift- (*) Met deeze woorden wordt de verklaaring der Sijnode opgegeeven door mosheim,K. G. VII. bl. 211. in de laat. Verg. korte Historie van de Synode Nationaal, bl. 257. (+) „ Maccovium peccasfe — quod scholasti- ^ ?> cum DOCENDi modum conetur in iïelgicis acade- mus introducere: qtwd eas fehgerit quastioues „ difceptandas, quibus gravantur Ecclefia Belgi„ de. Hoe vitio vertendum ipfi, quod diflir.Bio- nem fdfficientise et efficientise mortisCXwVüa afferv.e„ rit efe futilem; quod negaverit, humanum ge- pus iapfum effe objectum Pretdeilinationis; quod n dixerit, Dcum veüe et decernere peccata, quod „ dixerit, Deura nullo modo veile omnium homi„ num falutem,* quod dixerit, duas effe eleeYio„ nes" Hoe judicium erat delegatorum ad hanc caufam. Quod probavit fynodus , et maccovium ab omni harefi abfolvendum cenfuit. Vide BALCANQuaelum in Epist. Prast. vir. cccl, et confer vriemoetium L 1, pag. 156 et mosh. 1. 1. pag. cit.  der Systematifche Godgeleerdheid. 243 fchriftmaatig onderwijs te bedienen. (*) XVIL Makkovius, zonder twijfel blijde, dat eb uw. hij eene zo fchoone zege over de aanvallen van zijne aanklaagers behaald hadde, en hierdoor vol moed en koenheid, vergat weldra deeze ernftige vermaaning, en voer voort op eenen fcholastieken trant zijne leerlingen te onderwijzen. Eéns en geheel van deezen fchoolfchen zuurdeegfem doortrokken, waare het hem fchier onmooglijk, er zich van te zuiveren,- te meer, daar dit zwak reeds zulke oude en diepe wortels in hem gefchooten hadde, door het geduurig redetwisten met de fpitsvindigfte jesuiten te praag , en te spiers , waartoe hij zich op zijne reizen in zijne jeugd verledigd had. (f) Niet weinig oc.k'werd hij vervolgens in deeze manier van denken en leeren geruggefteund door anderen, (§ ) en in 't bezondere door willem amesius , die Leeraar der Engeljche Kerk in 's graavenhaage geweest was, en ook tot het welflaagen zijner zaak voor de Dordrechtfche Sijnode, bij welke deeze man op hooge ftaatsverkiezing tegenwoordig was, veel (*) Vide vmemoetium 1. paginaque cit. CO Vide eundum l. 1. psg 152. (§) Uit eene plaatze,welke wij zo ftrnks aan. haaien zullen uit een der fchriften van amesius , zal het blijkbaar worden, dat de bedorven leerwijze der Schooien in het begin der zeventiende eeuw reeds op verfcheiden Akademiën merklijk veel veld had gewonnen. Q *  Ü44 Beknopte Letterkundige Gefchicdefiis XVIL veel goed gedaan had. Deeze amesius eeuw. werd naderhand zijn ambtgenoot aan de hoogefchool te franeker , wervvaarts hij van leijden, daar hij aan eenige ftudenten bezonder onderwijs in de Godgeleerdheid gaf, geroepen werd ten jaare 162,2. Doch nu had makkovius aan hem niet meer een' medehelper: hij kreeg in tegendeel aan hem een' wakkeren wederftander. Amesius was veranderd van denkwijze en leennanier. En zijne verandering was verbetering; hij zag duidelijk in, dat alle Schoolgeleerdheid den Godsdienst van den Heere jesus bedierf: en koos dierhalve de eenvoudige onderricht wij ze, waardoor ,zo wel het hart als het verfïand verhelderd, en eeniglijk dus het waare doel gefchooten wordt. Daar hij te vooren een begunfHger der Scholastiekerije was, werd hij nu een völflaagen haater van dezelve. Men leeze eens 's Mans eigen woorden, welken wij onder hebben aangehaald , en men zal er in ontdekken eene waarlijk uitmuntende betuiging, een uitmuntend voorneemen, een uitmuntend inzicht in de belangen der kerk, eenen Hoogleeraar in de edelfte weetenfchap waardig! (*) Welk een voordeel zoude het (*) Digna funt qu« legantur hsec verba in Paraviefi ad ftudiofos Theologia;, qua; adjeéta eft libro de Confcientia et ejus jttre vel cafibus, ab amesiq confcripto et edito Amst. 1630. Teritavtego, inquit, a?mo prtecedente , quia rem necejfariam vidtbam emi£am, a» Thegfogiam aliqua ex parte  der Systematifche Godgeleerdheid* 245 het Kristendom in onze landen er bij ge- XVIf *. had hebben, indien anderen,en in 'tbe- eeuw.; zondere makkovius , dezes mans voetfpoor gevolgd waaren. Maar makkovius bleef , totzijnen laatften leevensdag ^onverzetlijk ftijf op zijne dorre Schoolbegrippen ftaan; welke onverzetlijkheid hem ook in de jaaren 1631 en 1633 in hooggaande twisten fleepte met amesius $ die voot den Staat des lands Ichijuen beoordeeld en bijgeleid te zijn. (*) Amesius vertrok kort daarop als beroepen Hoogleeriiar na Rotterdam ; (f) en de fpitsvindige makkovius bleef te franeker aan zijnen droogen en doornigen arbeid voortwerken. Welk avocwe pojjim^in Academia faltem noftra ,a quas* tionibus et controyei Gis quibusdam fpinofis, plexis , et minus neceffariis, et ad vitam et prax'tin eam adducere ; ut de confcientia et ejus et/ra incipiant ftudiop ferio cogitare. Hoe enirn cfi, quod pii omnes in Academiis noftris ditt jam, et nimis certe diu, depderarunt. Hujus getieris inftitutio* nis defeeïum Pontificiaplerteque omnes, et praeipue Jefuitarum fchola, non fine pitdore nofiro,objicere Tiobis et exprobrare videntur. Hoe ipfum mifevanda Dei Ecclefia, quafi jure fuo, ab omnibus Academiis flagitant; qua prodi Je , et plane perdi clamitant, dum confcientia hominum iis curanda , et ex officia traCtanda mandantur, qui nullam hujufce rei artem ulla ex part e didicerunt; quian talis do&rina necefaria fit, vel omnino fit, videntur ■nefcire. — Vide vriemoetium ; 1. c. pag. 215, et Cüiif. MOSHEMiUM in libro fapiffime jam nobis laudato. P. VII. pag. 215, (*) Vide vriemoet s 1. I. pag. 157, (f) Fide eundem 1. 1. pag. 116. Q 3  2A6* Beknopte Letterkundige Gefchiedenis XVII. Welk een nadeel deeze leertrant van • buw. makkovius onder de hervormden verwekt heeft aan het Openbaar en bezonder Godsdienstonderwijs , is gemaklijk natedenken, indien men in aanmerking neemt, dat zijne lesfen van een verbaazend groot aantal ftudenten greetig gehoord werden, en zijne menigvuldige fchriften allerwege veel toejuigching vonden. Reeds in de eerfte twintig jaaren der zeventiende eeuw hunkerden de meeste Leeraars hier en in andere landen, daar de hervormde Godsdienst beleeden werd , na de oude leerwijze der Scholastieken; O Hierin kree- gen (*) Zelfs al indevoorige zestiende eeuw hadden zommige Hervormde Leeraars hier te lande hun best gedaan, om de Scholastieken") weder ten troon te heffen. Onder deezen heeft zich voornaamlijk laaten zien zekere jelle iiotzes, geboortig van smeek, door zijne geleerde werken als an. derszins bekend onder den nasriri van gellius iiötzfnus, Sneceimis. Deeze man, wegens zijne kunde en Godzaligheid bij de Nederlanders zeer geacht, heeft veele fchriften uirgegeeven, waarvan verfcheiden op algemeene kosten der Friefche Maffen gedrukt zijn , als onder anderen : De gratuito Dei Foedere, Sacramentaiibus figvis, et de Bapthmo. J.eida 1584, en Methodica defcriptio , five ft-ndamentum pracipuorum locorum communittm auc dogmatum S. Scriptura, de cognitione Dei atque Hominis, ejusque tripiici ftatu. Harlemi 1591. gelijk ook eene Verktaarïng over Rom. IX, Lieti. waarden 1596 en eenige vertaalingen uit het Latijn in het Nederduitfch. Deeze zijne fchriften Q waarvan er uit het Latijn in het Ncderduitsch vertaald zyn door sibsandus volemius , Predikant te  der Systematifche Godgeleerdheid.,- 24? gen zij de aangenaamfte voldoening door XVII; de lesfea en fchriften van makkovius , eeuw* die te Pieiersbierum en ruarfjus acronius , Predikant te Leeuwaarden, die hiertoe Synodaalen last gekreegen hadden. Zie Naamtyst der Pred. van de Klasfevan Franeker. bl. 89. Deeze zyne Schriften) zijn leezenswaardig, maar te zeer gefchoeid op eene Scholastieke leest, even waarom hij ten zijnen tijde veel tegenfpraak kreeg, te meer daar hij ook afweek van de leergevoelens van kalvijn en beza , inzonderheid ten aanzien der voorverordening, fchoon hem nimmer hierover, noch bij het wereldlijk noch bij het kerklijk befluur, iets onaangenaams bejegend is, waarop beza anders fchijnt gewerkt te hebben: als een verftandig man heeft hij dit dreigend onheil voorzichtiglijk weeten te ontduiken. Zie uitenbogaard Kerkelyke Historie* bl. 748. Braa'dt Hist. der Reform. I. D. bl, 778. en II bl. 143. en heylih, Hist. van de vyf Artikelen bl. 69. — Hij fchijnt eerst en wel ten jaare 1566 Hew>rmd Predikant geweest te zijn te oenkerk , in Friesland, zie Naaml. van de Predik in de Klaffe van Leeuwaarden, bl. 131; zeer waarfchijnlijk was hij voormaals hier Roomsch Priester geweest.- dan ten jaare 1567 moest hij vlugten, en nam de wijk na embden, van waar hij 1569 weder na leeuwaarden is vertrokken , daar hij verfcheiden jaaren in dienst geweest is. Den 27 van PFynmaand 157 8 was hy alleen Predikant teLeeujvaarden , waarom hy met eenige Diakeuen en Lidrnaaten ten dien tyde aan den Embdcr Kerkenraad fchreef met verzoek om hun overtezenden als Leeraaren Feito , en JVicherus Millefius. In deezen brief dien men by meikers Oostfr. Kerkt. Gefchied. XL bl. 51—53 geboekt vindt, word hij genoemd Vader ]ellius. Naderhand fchijnt hij eindelijk Predikant geworden te zijn in de ge. meente van bols waard , daar hij 1583 Wegens ouderdom en zwakheid ontflag van zijnen dienst q 4 ver*  248 Beknopte Letterkundige OefcUedeuis XVII. die hunne zaak niet weinig bevorderde, ■se v w. en hun allen voet gaf, om met het doordrijven eener kwaalijk ingerichte leer ijerig voorttevaaren. (*) Zie daar den oorfprong en den aanvanglijken voortgang der Schoolgeleerdheid onder de hervormden. Ik heb hier in het breede over moeten fchrij ven, naardien hetzelve op de volgende afdeeling geen geringen invloed heeft, LXXIII. Dan eer wij tot dezelve overgaan, moeten wij nog iets weinigs melden van den verbeterden leertrant der Roomschgezinden. Zo dra het licht der hervorming doorbrak, en men in de Roomfche Kerk verzocht en verkreegen heeft. 1596 leefde hij nog, wooncnde te leeuwaarden. Zie verder over. hem venema: 1. 1. VII. pag. 309, die hem echter verkeerdüjk Predikant van snbek noemt, verbijsterd misfehien door den toenaam Snecanus; en Naaml. van de Pred. der klasse van franeker., bl. 21—24. (*) Hoe zeer een Hoogleeraar door zijne lej-i fen en fchriften den algemeenen fmaak kan vormen, vooral, wanneer hij een kundig en geleerd man van grooten naam is, gelijk men dit toch van makkovius niet ontkennen kan, kunnen wij zien, onder anderen, uit het voorbeeld van coccejus, naar wien zich een zo groot aantal van Nederlandfche Godgeleerden in denktrant en leerwijze geregeld heeft, zo ais in het vervolg nader getoond zal worden.  der Systematifche Godgeleerdheid. 24.9 Kerk bedacht werd op twistfpraaken met XVII. de uiïgeweeken hervormers, befpeurde eeuw. men duidlijk, dat, zoude men deezen met kracht van redenen tegenfpreeken , er in de fchaarsheid der Bijbelkundige Godgeleerden, door de overdrift der Wijsgeerige hairklooverij veroorzaakt, voorzien moest worden. Hier door werd het voor de Roomschgezinden volitrekt noodzaaklijk, de wijze van de Godgeleerdheid te behandelen , welke men toen volgde , op eene geheel andere leest te fchoeijen, ten einde zij denHervormeren de Godsdienstwaarheden, volgens de gevoelens hunner kerk, niet zo zeer uit de Wijsgeerte , welke deezen niet genoeg wilden eerbiedigen, maar uit de heilige fchriften en uit de oirkonden der vaderen voordraagen, en derzelven nieuwe leer wederleggen mogten. In parijs, den voornaamften zetel der gewijde geleerdheid, werkte men het meest op zulk eene verandering van leermanier. En nu fcheen het, als of er eene groote verbetering in het onderwijs der Kristlijke Geloofsleer onder de Roomfchen tot ftand zoude komen. Dan er deeden zich hier verfcheiden onverwinbaare belemmeringen en onöverkoomlijke zwaarigheden op. Het aanzien van een' thomas van aquino en andere Scholastieken was zo groot, de oude gevoelens der • vaderen zo geldig, en het vermoogend gezag van den Paus zo krachtig, dat men er noode toe kon overgaan, om de fpits- vin-  ©50 Beknopte Letterkundige Gejchiedenis XVII. viadigheden der wijsgeerte"te verbannen, ICUW. den Bijbel ten eenigen leerregel te leggen, en eene daadiijke verbetering der Godgeleerdheid in kloeken ernst te onderneemen. Daartoe ontbrak het onder hen aan finaak, aan licht, en aan moed.— Eenigen evenwel durfden het waagen de hand aan het ftuk te flaan. Schoon hun meer verhelderd oog tevens het gebrekkige vanetlijke leerpunten inzag , en men geern hetzelve zoude hebben willen verhelpen, belfond men evenwel hieraan niet te tornen. De Geloofsbegrippen bleeven dezelfden : doch de wijze van ze te leeraaren werd eenigermaate door hun veranderd en verbeterd. (*) Ten deezen aanzien heeft zich^ vooral beroemd gemaakt melchior canus, een Dominikaner, en Bisfchop van de Kanarifche eilanden. Deeze man, die, fchoon een ernftig voorftander van romes kerkleer, evenwel een Geleerde van groote verdienften was, heeft uitgegeeven een werk, getijteld, Locorum Theologicorum Lihri XIL En in dit gefchrift, 't welk wel geen eigenlijk Systema, maar een Godgeleerd vertoog is, heeft hij met eene fcherpe pen de beuzelziekeleerwijze der fchoolen fterk doorgehaald en dezelve merklijk zoeken te verbeteren. Hetzelve is " even daarom der leezing overwaardig. Op hetzelfde aanbeeld hebben geflaagen johan maldonatus, een Spaansch C*D Zie mosh. K. G. VII. bl. 323—326.  der Systematifche Godgeleerdheid, 251 Jefuit, die uitleggingen over den Bijbel, XVII. en eenige afzonderlijke verhandelingen es uw.' over verfcheiden Godgeleerde onderwerpen gefchreeven heeft; antonius possevinus , een geleerd en fchrander Jefuit van mantua, die 1611 overleeden is, en in fchrift nagelaaten heeft een werk, den tijtel hebbende, Bibliotheca Jelecla de ratione ftudiorum ad disciplinas et ad falutem omnium gentium: In folio: *t welk uit achttien boeken beftaat: (*. en lode-wijk caravaial, van welken men heeft; Theologicarum Sententiarum liber. S. restitutae Theologice et a fophiftica et barharie pro virili repurgata fpecimen de Deo. 8vo. (t) Uit (*) Vide Moiuiovii Pêlyhist. T. I. L.I.C.XVL ys. 21. (f) Zie over Hem hoornbeek. Intlif. Theol. prof. pag. 12, die onder de verbeteraars van de .Schoolfche leerwijze bij de Roomsch Katholijken ook noemt, C. de Ciieffontaine, van welken men een werk heeft, onder den Tijtel.' de necesfaria correcïione dpftrina Scholusticte, dat ook van hoornbeek opgegeeven wordt. Doch rich. simon bericht ons in zijne Critique de la Biblioth. des aut. eeclef. T. II. p. 1(56—ip3, dat dit gefchrift niets anders behelst, dan eene optelling der verfchillende geyoelens over het Avondmaal in deUoomfche Kerk, die er bij de Schoolgeleerden plaats hadden, en dat cheffontaine deezen zoekt te verè'enigen, of tot één algemeen gevoelen te brengen, en te verbeteren. — Veele Geleerden zijn verbijsterd en misleid geworden door den boven opge.  252 Beknopte Letterkundige Gefchiedenis XVJI. Uit den inhoud deezer fchriften kan se uw. men zien, dat verfcheiden Roomfche geleerden zich beijverd hebben, om de Systematifche leermanier te verbeteren. Niemand evenwel onder hen heeft werklijk een verbeterd Syftema gefchreeven, De leerftelfels, die in dit Tijdperk onder de Roomschgezinden in 't licht verfcheenen zijn, hebben allen den ouden Schoolfchen vorm, en het oude barbaarfche in diezelfde maate,even zo als men .het bij lombardus en thomas vindt, behouden. Het weinige goede dierhalve, 'twelk men bij bezondere Roomfchenter deeze opzicht aantreft, is tegen het veele ilechte, dat er in hunne fchriften over 't algemeen heerscht, opgewoogen, naauw« üjks noemenswaardig. genoemden Tijtel , die er, tegen wil en weeten des Schrijvers, van den Boekverkoop» is voorgeplaatst, en één van die kunstjens is, waarvan men zich ten koste der goede trouw wel eens meer bediend heeft, om een boek aan den man te helpen. — 't Werk dus, over het geheel genomen, verdient hier geene verdere aanmerking.