132 beRING. der wegens al het daartoe benodigde af, en hy nam affèheid van haar, met belofte, dat hy nog dienzelfden dag de zaak aan zyne geestelyken zou voordragen , want zonder hunne bewilliginge en byftand konde hy in deeze zaake niets doen. Hy hieldt zyn woord, en liet, zodra hy in het klooster terug kwam, het kapittel vergaderen. Hy was een beleefd, zagtmoedig, geleerd en liefderyk man en daarom van zyne geestelyken zeer bemind. Toen hy vervolgens het geval voorftelde, leed het weinig of wel geheel geene tegenfpraak. De oude en vroome monniken vonden hunne gerustftelling in het vooruitzicht, van een' ouden zondaar te bekeeren, en den vrede tusfchen twee oneenig leevende echtgenooten te herftellen; de jongere en meer lichtvaardige kittelden zich airede in 't verfchiet met de kortswyl, die zy zich van den grap beloofden, en boo den zich eenftemmig aan, om aan de uitvoeringe vas zyn voorneemen, naar hun beste vermogen, de behulpzaame hand te leenen, en ten deele waren zy tevens dapper in de weer, om zyne bedenkelykheden , die hy voor hun niet konde verbergen, weg te neeöien. De Pater Superior gaf hier van kennis aan  di RING. 135 geenen te wekken die door het gelui der klokken niet wakker mogten geworden zyn. Op het vreesfelyk geluid van dit inftrument raakte Antonio uit den flaap. Ach! wat was dat? Francisca! Francisca l hoort gy niet ? wat was dat? God bewaare ons! ik geloof dat het huis inflort. Hy geloofde dat hy in zyne bedde en naast zyne vrouwe lag. Toen hem evenwel geene Francisca antwoordde , voelde hy rondom zich, en toen hy zyne vrouwe niet vond, maakte zich de jalourfche duivel meester van zyne verbeeldingskragt; hy geloofde dat zyne vrouwe hem ontrouw was; hy zag haar in de armen van een' liefhebber; hy geloofde dat het dak, waardoor deeze in 't huis wilde nederklimmen, ingeftort was, en wat geloofde hy niet al! de verbeeldingen, die hem alle te gelyk door de harsfens vloogen , maakten hem raazend. Waar zyt gy, vervloekte! riep hy, en fprong ten bedde uit, waar zyt gy , plichtvergeeten echtbreekfter ! hy liep naar de deure, maar vond daar, waar hy die zocht, niets dan den kaaien muur, wyl die in deeze celle geheel anders dan in zyne kamer gefteld was. Hy voelde in zyne kwaadaartigheid niet, dat de muuren met geene tapyI 4 ten  T3Ö de RING. ten behangen waaren; maar hy vloekte en tierde, en riep, dat de meid hem licht en zyn degen zou brengen, liep zo al in 't donker rondtastende naar de deure: maar dewyl hy die aan de verkeerde zyde zocht, geraakte hy wederom aan zyn bed, en nu merkte hy eerst,dat hy in 't geheel niet in zyne rechte {kapkamer was; want het bed was geheel anders toegefteld dan het zyne, toen hy om het zelve als een blind mensch omvoelde en tastte, vond hy den ftoel met de kleederen ; het gevoel leerde hem ook hier aanftonds het onderfcheid. .— Waar ben ik, riep hy, en wie duivel heeft my herwaards gebracht ? hy voelde zo lang langs de muuren heen , tot dat hy eindelyk de deure vond, hy deedt die open, begaf zich naar buiten en bevond zich in een langen en breeden gang, die ter wederzyde eene reije van deuren hadt, en in welks midden eene duister brandende lamp hing. Hy verloor bykans zyn verftand , toen hy zich op eene geheel vreemde plaatfe hevond; hy ging voor eenige deuren, maar zy waren alle toegefloten: by wilde de lamp neemen, om de kamer, waar hy uit kwam, te bezichtigen, maar de lamp was aan de keten vastgemaakt. o Gy  de RING. 137 ö Gy barmhartige God! riep hy, waar ben ik? het ziet my hier uit als een hospitaal! de eene deur by de andere en alle vast toegefloten l zeer zeker is dit het hspcdal de Lacos (*): maar hoe koome ik hier? dat weet God, die alles weet. Naar myn beste weeten toch ben ik noch zot , noch met den kop gebruid , of ik moest federt gisteren avond uitzinnig geworden zyn; want ik erinnere my zeer wel, dat ik — ja waaragtig, ik at gisteren avond, by myn volkomen verftand zynde; maar ik bezin my niet dat ik te bed gegaan ben. Hy voelde dat het koud was en ging wederom in zyne celle, om de kleederen te zoeken , die hem daar zeiven in de handen gevallen waren. Hy droeg die naar buiten by de lamp ; maar hoe ontftelde hy , toen hy een volledig Franciscaaner kleed aanfchouwde ! — Jejiis, Maria! riep hy op nieuw, wat is dat! heilige moeder Gods! wat is my over. gekomen ! Hy was zö koud dat hy klappertandde, evenwel riep hy: al zou ik ook dood vriezen zo trek ik dat niet aan. Hy bracht de klee- de- (*) Dolhuis. I 5  Ï33 de RING. deren wederom daar hy die gevonden hadt, en verloor zich zeiven in het overpeinzen. Zeer zeker , zeide hy, fpeelt de duivel zyne rol met my zo goed als met den braaven GonZalvo,- die zyn huis voor een logement aanzag,- wie weet 't, mogelyk ben ik in myn huis zonder het te weeten ; maar , ik ben echter geen dronkaart en geen fpeeler als hy, en in myn leeven heb ik geene ontrouwe omtrent myne vrouwe gepleegd. Hy kraamde den geheelen ranzel van zyn geheugen uit, om te kunnen navorfchen, voor welke zonden hy verdiend hadt, aan de becooveringen van den duivel blootgefteld te worden; maar hy vond niets dat aanmerking verdiende, of hy moest zyne vrouwe te veel geplaagd hebben. Dat zal 't zyn, zeide hy. Ik ben in myn achterdogt, in myne jalourschheid mogelyk te verre gegaan, en daarom ben ik, of gelyk Gonfalvo, van den fatan verblind , of wel als een zot in 't hospedal de Locos gebracht Terwyl hy dus met zich zeiven fprak, tradt de leekenbroeder, die den geestelyken 's morgens gewoon is licht te brengen, in de celle. Wat duizend, Pater Germimo, het is heden morgen zo koud, dat de honden 'er van zouden  de RING. 139 den huilen en Vuestra Paterniiad ftaat daar, byna zo als de lieve God u gefchapen heeft, zult gy u niet aankiéeden, Pater Gcronimo cn in dé' vroegrrietten gaan ? Met wien fpreekt gy, goede vriend? wie is uwe Pater Geronimo en wat hebt gy te vroegrnetten? zyt gy zot, gelyk ik misfchien was, toen men my .hier gebracht heeft, en hebt gy de grillen om alle menfchen voor paapen aan te zien, zo dient tot uw naricht, dat God my myn verftand wedergegeeven heeft, en dat uwe potfen my moeijelyk maken. Zeg my daarom, waar ik den opzichter van dit hospitaal kan vinden, en pak u voorts weg en laat my ongepaterd. Gy zyt heden vroeg waarlyk recht fnaaks, Pater Geronimo, antwoordde de leekenbroeder; Uw Eerwaarde zal zich eene fchoone verkoudheid berokkenen als gy u niet aankleedt, haast u wat, heer Pater! de vroegrnetten zyn aangevangen, en gy kent den Pater Superior; zyn hoog - eerwaarde verftaat geen gekfcheeren by diergelyke zaaken. Wanneer ik my moet aanklecden, voerde Jntonio hem te gemoet, zo bezorg my myne kleederen en paruik , en bekommer u niet over myne verkoudheid. Uwe  b e RING. 14» flingerde die om zyn lyf en beenen, en plaatfte zich aan de tafel, waar op hy met zyn flinker elleboog leunde en zyn hoofd in de hand leidde. Jefus, Maria! zyt my ar¬ me zondaar genadig en barmhartig! riep hy, vol nieuwe ontfteltenis. Nog eens, hy ftreek met de hand over zyn gefchooren fchedel, en voelde zeer duidelyk dat zyn kruin gefchooren was. God in uwe handen, hoe! ben ik een monnik geworden? 'Er ontbrak thans waarlyk by hem niet veel om volledig berooid te worden. Hy zuchtte, lachtte, wrong de handen, huilde by geduurige verwisfeling. In deeze roering van hartstochten Hoorde hem een Pater, die hem met deeze woorden aanfprafc: wat begint gy, Pater Gersnimo' gy moest thans op het choor zyn, en gy zit hier in eene onbetaamelyke houding ? de Pater Maestro de Coro zendt my hier om u te vragen , waarom gy niet in de vroegmetten koomt, daar gy immers weet dat gy Semanero (*) zyt ? De duivel mag uw Pater Geronimo zyn, ant- woord- (*) Semancro noemt men dien Pater, dien het in 't zingen en eenige andere kloosterlyke verrichtingen zyne week is.  i;4* d e R I N G. woorddc de oude vol woede. Ik bekommer my den henker met uw choor en om alle uwe Maestros en Vicarics de Coro. Ik heette Antonio Cerro, weet dat Pater Branciscaaner of Pater Duivel, wat gy zyn moogt, dat is my om 't even, de een is geen haair heiliger dan de andere. . Dat zyn aartige.woorden, Pater Geronimol antwoordde de Franciscaaner, maar 't is evenwel by u geen ernst, dat ik dat den Badm Maestro woordelyk zó overbrengen zou ? Naar uw believen, voerde Antonio hem te gemoet. Maar een woord, eer gy vertrekt, heer Pater! zo gy dat waarlyk zyt, of heer gek! 't welk my waarfchynelyker is, als wy, daar ik niet aan twyffele, in het hospedal de Locos zyn, zeg my, hoe koom ik hier! wie heeft my in deezen toeftand geplaatst? op welk eene wyze , en met welk recht, heeft men my van huis en goed, vrouwe, kleederen, paruiken, haairen en alles beroofd, zyt toch een oogenblik verftandig, heer gek! zo gy kunt, en zeg my dat. Goede hemel! riep de Franciscaaner, en floeg de handen faamen: hoe, Pater Geronimol zyn deeze woorden van een verftandig man ? Eens vooral, fchreeuwds Antonio! terwyl  de RING. 143 hy opfprong en de deken van zich wierp, eens vooral en zo goed of ik het duizendmaalen zeide, kwel my niet langer met uw' Pater Geronimo, of ik zal u bepateren, dat u de traanen zullen overloopen. Schaam u, antwoordde de geestelyke, gy zult ons ganfche gefticht nog ergernis geven, zonder twyffel hebt gy gisteren avond in i?eventeer (*) eenige jefusfen te veel gedronken, en die zyn nog niet wederom uitgedampt, zo als ik zie. Koom, Pater Geronimol kleed u aan, of zo gy dat, in den toeftand, waarin ik u zie, nog zonder hulpe niet kunt doen, wil ik u gaerne helpen. Met deeze woorden nam hy het ordekleed en trok het hem zeer fpoedig aan. Ar.tonio, die even zo lief een padde als een Franciscaaner (*) Ik weet niet of het woord Reventeer door geheel BuitiMand bekend en gebruikelyk is. Dan het konde wel gebeuren dat dit boek, zo als duizend andere boeken van de Leipftger Misfe, door geheel Bttitschland rond gevoerd en misfchien ook geleezen wierdt. Daarom tekenen wy ten behoeve, in 't byzonder van zulke provinciën waar geene kloosters zyn, ann, dat Reventeer het verminkte woord Rtfeiloriutn zy, en de eetzaal in het klooster beteekene. -— Een je fits is een wynroemer of kelk.  144 de RING. ner gewaad zou aangeroerd hebben , zo zeer haatte hy deeze orde, fchreeuwde als of by gefpitst ware, en maakte een vreesfelyk geweld met handen en voeten. Wyk van hier, verdoemde geest, riep hy, aanftonds van hier, fatan! gy hebt geen deel aan my! Onder deeze uitroepingen, riep hy allé $anc~ ten en Sanctinnen aan, die hy maar kende, en veellicht in den angst nog wel een goeden fchok meer dan in den Ahnanacb ftaan of immer van de heilige vaders gecanonifeerd zyn; daar by vielen 'er ook geweldige ribbenfmeeringwi voor , ten dienfte van den dienstvaardigen Franciscaaner, die zich by hem in de gunst van kamerdienaar hadt willen indringen, en eindelyk genoodzaakt was, om zyne buit met een blaauw en bekrabbeld aangezicht te laaten vaaren. Zodra Antonio bevond, dat hy uit de handen van den duivel of raazenden (want naar zyne verbeeldinge was de Pater een van beide) verlost was, zette hy 't in een' fprong ter deure uit, en liep zonder om te zien; maar hier kwam hy, zo als men zegt, uit den regen in den drop, want de Pater Superior kwam hem met de overige geestelyken, die brandende waschkaarsfen in de handen hadden , te gemoet. Wat  be RING. brengen. Knaphandig, myn Pater! maak u gereed. Wie moet zich gereed maken en wat betekent dat, zich gereed maken, riep Jntoni» en fchuimbekte van gramfchap. Méént gy, vervloekte geesten! dat ik buiten befcherminge tegen uwe beguichelingen ben, om dat ik geen wywater' by de hand heb ? gy moet voor het teken van het kruis even zo wel wyken. Pakt u weg van my, ik heb niets met u te doen; gy hebt geen heerfchappy over my, ik ben geen hoerenjager noch overfpeeler; pakt u weg, zeg ik, ik ben een oud kristen, ZO goed als 'cr een in Spanje is. Hy ontlastte een geheelen ftroom van zotheden, en geloofde zeker dat de duivel hem nu verblindde als zyn vriend den fchilder; maar de Pater Superior bekreunde zich noch om zyn kruis, noch om zyne bezweeringen , maar gebood hem nog eens met den grootften ernst, dat hy zich gereed moest maken; en als hy, in plaatfe van te gehoorzaamen, geduurig voortvoer met zyn: gaat weg achter my fatan, zeide de Superior: Pater Geronimol zo gy u niet vrywillig wilt fchikken, dan zyn hier menfchen tegen-  de RING. 14? genwoordig, die ü zullen helpen. Hierop wenkte hy twee leekenbroeders, en in een oogenblik was de rug van den armen Anto* nio ontbloot. Twee anderen met geesfelroeden in de handen kwamen hier op nader, en begonnen hem zo onbarmhartig te geesfelen, dat 'er het bloed by ftroomen op volgde. Bermhartigheid! riep hy, om Gods wil, bermhartigheid; maar hoe luider hy fchreeuwde, hoe nadrukkelyker de leekenbroeders 'er op floegen. Myne heeren! riep de ongelukkige tugte* ling, wat heb ik u gedaan, dat gy my zo gruuwzaam behandelt? wie gy ook moogt zyn, heb medelyden met my! zyt gy menfchen , ontfermt u dan over uws gelyken, die nimmer eene levendige ziele beledigd heeft! niet eens een vlieg aan de muur heb ik kwaad gedaan, dat weet God! zyt gy waarlyk geestelyken , vergenoegt u dan met de tuchtiginge, die ik ondergaan heb! God weet 't, ik heb genoeg gekreegen, fchoon ik 't mynes weetens niet verdiend heb; maar zyt gy duivels, zo als ik geloove, zegt my uit bermhartigheid, om welke zonden de almagtige God u heeft toegelaatcn om my het vel af te haaien! myn geweeten is zuiver! ik weete Ka my  15 2 be RIN G. tig jaaren! en ik wilde 'er myn leeven onder, verwedden, dat ik gisteren avond nog in myn huis was; maar wyl zo veele geestelyken het als eene bekende zaake aanneemen, moet ik waarlyk wel zó lang hier geweest zyn, fehoon ik by God kan zweeren, dat ik van alles, wat ik in die twintig jaaren hier gedaan heb, net zo veel weete als wat ik in myns moeders lyf gedacht hebbe; maar wat zouden die menfchen daar aan hebben dat zy zouden liegen? Trek uwe kleederen aan, Pater Geronimo1. zeide de Superior en koom mede in het choor, de arme fchelm gehoorzaamde; maar dewyl hy met het ongewoone ordekleed niet klaar kon raken, gaf de eerwaardige Pater Ortcz aan een broeder een fein om hem behulpzaam te zyn. Toen zy in 't choor waren , en hy daar Hond. als een fchaapshoofd willen wy zeggen, wyl wy geene betere uitdrukking by de hand hebben, en lang zoeken onze zaak niet is , fprak de Superior hem aan: hoe is 't, Pater Geronimo? vergeet, gy dat gy Semanero zyt? Hy gebood hem daarop de Antiphona aan te heffen. Antonio., die van de muziek zp veel verftond als de kraai van. den zondag, was in eene taamelyke ver-  de RING. 153 Verlegenheid; zyne rug vermaande hem van niet in 't minfte tegen te fpreeken, want die hadt zich by zyne tegenwerpingen niet wel bevonden: daarentegen , wanneer hy gehoorzaamde , hadt hy te duchten dat men hem met dezelfde kerk - plechtigheden, waar mede hy nu was toegedekt, ook door een paar handige leekenbroeders misfchien een tot vittuofo zou willen maken: zo ftond hy tusfehen hope en vreeze; maar een dreigend opkyken van den Superior deedt hem tot gehoorzaamheid befluiten. Hy begon vervolgens met eene kat-uils-ftemmc te krasfen, dat het den menfchen in de ooren gilde, en meer dan een van zyne toehoorers gevaar liep om van lagchen te verftikken. De Pater Superior, wien 't thans zelv' moeite kostte om ernftig te blyven, viel in zyn gezang. Wat doet gy, Pater Geronimol riep hy , is dat uwe verbetering die gy ftraks beloofd hebt? Aanftonds, zing zo als 't behoort, of gy zult tot uw nadeel ondervinden , dat ik over u gefield ben en met my den gek niet laat fcheeren. Om 's Hemels wil! zei de ^b^zo, met gevouwen handen, is het myn fchuld dat God my geene betere ftemme heeft gegeeven? ik gehoorzaamde u , ik zong zo goed als ik kenK 5 de.  *S4 de RING. «Ie. Neem myne gehoorzaamheid voor lief, de hemel weet dat ik geene enkele noot kenne Dat gaat te verrei riep de vergramde Superior, en liet den armzaligen zinger buiten het choor, en aan handen en voeten geboeid in een onderaardfchen kelder brengen; hier moest hy agt dagen lang op water en brood vasten en kreeg regelmaatig alle dagen twee-. maaien zyne kastyding. Hy hadt nu tyd en afzondering genoeg om zyn lot te overdenken; maar aan 't einde van ieder overweeging , was hy geen graan wyzer dan te vooren. Zomwylen hieldt hy alles voor tooveritreeken van een kwaadaartigenbczweeringen geloofde van niets dan enkel duivels omringd te zyn; maar fomwylen was hy, hoe zeer hy ook , overeenkoomftig zyner eeuwe , met bygeloof opgepropt was, (want wy kunnen onzen leezers in vertrouwen zeggen, dat, federt deeze gebeurenis voorgevallen is, heel fraai anderhalve eeuw zal verloopen zyn,) maar fomwylen,zeg ik, was hy wederom zeer genegen, om de duivelfchap van zyne pynigers in twyffel te trekken, en dikwyls,naauw. lyks een kwartier na deeze twyffeling, geloofde hy wederom midden in de hei te zyn; maar  p e R I N G. 155 maar by alle die onzekerheid was hy echter daar van overtuigd, dat het eene toelaating van den hemel ware, die hem, misfchien, om eene zwaare zonde wilde ftrafFen ;en hytwyffelde 'er ook in 't minfte niet aan, of zyne te vergedreeven jalouzy zou deeze zonde zyn, want anderszins was hy zich bewust, dat hy, alles wat God en de kerke gebiedt, om naar zyn best vermogen te onderhouden, beyverd hadt. Ach! myne lieve vrouwe! riep hy, ik heb my aan u bezondigd ! en daarom moet ik thans boeten! maar geraakc ik eens wederom uit deezen toeftand, zo doe ik hier op eene heilige gelofte, dat ik u nimmer wederom eene verwyting zal doen, en u nooit wederom mishandelen, zo lang my de oogen open ftaan Hadt de zót het hier by laaten blyven, zou hy, zonder twyffel, uit zyn kafemat verlost zyn geworden, maar tot zyn ongeluk voegde hy 'er nog by: Ik z'weere het, ik zal my te vrede houden, geen vinger breed van uwe zyde te wyken, en u nooit uit myn oogen te laaten gaan! ja dat wil ik, als 't God behaagt my wederom by u te brengen. Men dient te weeten dat 'er beftendig ie. mand  ÏS6 » e RIN G„ mand op de wacht 'ftond, die door een gat * daartoe In den muur op eene gepaste wyze ingericht, alle beweegingen van den gebonden boeteling gadeflaan, en elk woord dat hem ontviel , aan den Pater Superior getrouwelyk moest overbrengen; want deeze goede man, die geen verder inzicht hadt, dan hem van zyne jalouzy 4e geneezen , wilde hem niet boven verdienften laaten ftrafFen; by was veeleer van harte genegen, om zyn" toeftand op het eerfte blyk van beteringe te verzachten. Uit deeze redenen van den gevangen , die wy zo even aangeroerd hebben, befloot nu de verftandige Pater Felipe, dat zyn zwager nog verre van eene toereikende ■belydenisfe van zyne dwaasheid en eene grondige verbetering verwyderd ware, en dat by eigenlyk geloofde dat hy niet door de jalourschheid zelve, maar alleen door die te ver te trekken , gezondigd hadt. Deeze trap van belydenisfv,hoewel men daarmede reeds jets hadt gewonnen, was op verre na niet toereikend en gaf geene verzekering genoeg voor weder inftortingen ; de jalouzy moest radicaliter geneezen worden, men moest vervolgens den armen Antonio op nieuws gelegenheid geeven om buitenftappen te begaan, ten ein-  d e R I N G. SS? einde een voorwendfel te hebben om het» nog fcherper te behandelen. Het hem toegeweezen vonnis van agt dagen was nu verftreeken* De Pater Superior liet hem derhalven voor hem brengen en ftelde hem, gelyk te vooren, de vraagcn voor: of hy zyne afwykingen wilde erkennen . berouw hadt van zyne opzettelyke ongehoor-. zaamheid en zich verder zoude beteren en zo voorts, 't welk hy alles met ja beantwoordde en beloofde dat hy een geheel ander mensch zou worden. Ik hope, zeide de Superior , dat gy uwe geloften zult vervullen, Pater Germimol en, als uw goede vriend, raade ik 't u. Dus verre heb ik u alleen vaderlyk gekastyd en ik wenfche van harten, .dat deeze tuchtiging tot uwe verbeeteringe mag ftrékken , gy weet hoe zeer ik uw voormaals geliefd en boven alle andere vaders in myn klooster ui achting gehouden heb , zoek deeze goede gedachten, dien ik jegens u hadt, weder te herftellen, en delg door goede gedraagingen defl kwaaden indruk wederom uit, dien gy by my en alle de broederen gemaakt hebt ; zyt wederom de geene, die gy federt twintig jaaren  j66 d e R I N G. meester in huis ; zy is myne vrouw, zeg ik u. Hebt gy al uw verftand verlooren , Pater Geronimol zeide zyn medge-zel, zult gy dan nooit verftandig worden? daar zal discipline voor gefteld worden. Ik begeer uw drinkgeld niet met u te deelen, als gy in 't klooster koomt! De duivel haale u, gy hond, riep Antonio, u en uwe discipline en uw helle van een klooster daarby! ik ben hier in myn huis en geen mensch zal 'er my uit krygen. Vergeef dit voorval, Seignora! zeide Pater Vincente. Deeze goede Pater, die u zulk csn fchrik op het lyf gejaagd heeft, is, federt eenigen tyd, niet wel by 't hoofd: hy gelooft dat hy een getrouwd man is, en ziet elk vrouwsperfoon voor zyn vrouw en ieder huis voor zyn huis aan. Het is jammer en ongelukkig voor hem, wnnt hy is altyd, zo lang ik hem gekend heb, en dat is reeds over de twintig jaaren, een voorbeeldig en wakker man geweest, het gantfche klooster hadt hem lief, gel}k als hem thans ieder van hun allen beklaagt. Gy liegt, oude booswigt! fchreeuwde An~ to.  de'RING. 167 tonio, ik ben niet van myn verftand beroofd, ik ben van myn leeven geen monnik geweest dan deeze agt dagen, dat God my om myner zonden wille in de handen van den duivel heeft overgegeeven: ik ben gehuwd en daar ftaat myne vrouw, zy heet Francisca Ortezl gy kunt het haar vragen. Gy behoordet zulk een mensch niet te laaten uitgaan, zeide de vrouw, ik heb 'er een deerlyken fchrik van gehad , dien ik, wie weet hoe lang, niet zal te boven komen. Ach, madame , voerde haar de Pater te gemoet, wy hebben hem lang opgefloten gehouden en by kwam ons nu wederom geheel verftandig voor; en evenwel zou hy niet met my in gezelfchap gegaan zyn, byaldien niet onze meeste Paters, wyl 't in de vasten is, op 't land waren om te prediken, derhalven moest ik hem uit nood medeneemen; hy is ook den geheelen morgen redelyk ordentelyk in zyn gedrag geweest, tot dat wy in deeze ftraat kwamen, wanneer zyn paroxismus hem op eens op 't lyf kwam. Jntonio voer intusfchen voort zich hoe langer hoe boozer aan te ftellen, 't hielp echter niets. Pater Vincmte verzocht een der aanveezenden een wagen te bezorgen, die, on. L 4 der  ió*8 de RING. der ons gezegd, reeds in gereedheid was; men fleepte hem daar met geweld in, terwyl de omftanders zich geheten als of zy hem, wegens dc zwakheid zyner verftandelyke vermogens , zeer beklaagden. Een paar van de noodhulpen boden zich den Pater Vincente zeer beleefd aan, om hem te vergezellen, en zo wierdt hy wederom in 't klooster gebracht. Zodra hy aldaar aanlandde, wierdt het kapittel vergaderd, en hy werdt tot eene verdubbelde tuchtiging en harder gevangenis, te water en te brood, veroordeeld, tot dat hy ontwyffelbaare proeven van betering zoude geeven. Toen de Pater Superior dit harde vonnis uitfprak, konde Antonio zich niet langer inhouden. Hoort my , om Gods wil, riep hy, ik ben die niet, waar voor uw Hoog Eerwaardigen my houden , de duivel verblindt u zo wel als my, ik ben geen Pater Gen rerjmo, offchoon ik gaerne wil gelooven dat de fatan my zyne gedaante gegeeven hebbe om my ongelukkig te maken en uw Hoog Eerwaarden te verfchalken. Ik heete Antonio Cerro, niettegenftaande U Hoog Eerwaarden en zelve myne eige vrouw, my voor een' anderen aanzien. God in den hemel mag het weeten ef de booze vyand niet wel den armen Pater Ge*  de RING. 169 Geronimo, van wien gy zo veel zegt, dat op my in 't geheel niet past, in myne gedaante verwisfeld heeft, om my volkomen ongelukkig te maken. Ik voor myn perfoon ben vol' maakt by myn verftand en weet dat Waartoe dient al die praat, voegde hem de Superior toe? weeten wy buitendien niet reeds dat gy niet wel by 't hoofd zyt, en dat gy u federt eenigen tyd, als een ftyfkoppig, ongehoorzaam en trouwloos kaerel gedraagt, die ons allen voor zotten wil houden ? koom gy hier, myn goede Pater! ik zal u fpoedig leeren wie gy zyt. Men riep eenige leekenbroeders, kleedde hem nakend uit en de geesfelflagen vielen zo dicht als hagel op zyne fchouders. Geduurig by de derde of vierde flag vraagde de Superior hem: wie zyt gy? — Antonio Cerro, ai zoudt gy my ook als een zeef doorbooren. Het zy dat zyn rug, door eene agtdaagfche kastydinge, aan die behandeling eenigermaate gewoon ware, of dat hy geloofde dat hy door ftandvastigheid het tegen zynepynigers zoude uithouden , genoeg ! eenige twintig flagen hieldt hy uit zonder, van toon te veranderen; maar eindelyk viel 't hem te hard, en als de Superior hem wederom vraagde: zyt gy nog I* S An.  ijo de RING. Antonio, konde hy 't niet langer uithouden. Ik ben Geronimo, riep hy, om Gods wil, ik ben de arme ongelukkige Geronimo. Zeide ik 't u niet wel, fprak de Superior, dat ik u by uw verftand zou brengen ? Hy wierdt daarop met ketens beladen, in een gat geftoken waar hem noch zon noch maan befcheen. Eene duisterbrandende lamp, die hoog aan 't verwelffel hing, verving, op de treurigfte wyze, den dag. Water en befchimmeld brood was zyn kost, en dagelyks tweemaal de discipline naar den regel, zyn desfert; muizen zyn gezelfchap en een bridfezyn ledikant. In dit martelhok moest hy 't ver» duuren tot dat zyn haair wederom byna tot de voorige lengte gewasfen was; maar men was even zo oplettend als by zyne eerfte opfluiting , in het waarneemen zyner alleenfpraaken, en men gaf hem ook anders gelegenheid aan de hand om tot eene vrywillige belydenis te komen: want eens , by voorbeeld, toen hy zyn voorgemeld desfert ontving, waarby altyd twee geestelyken tegenwoordig waren, ftonden deeze aan 't einde van zyn' kerker en fpraken zeer zacht met eikanderen, maar evenwel luid genoeg dat Antonio hen konde verftaan. Het is toch eeuwig jammer, zeide de  de RING. 171 de een, dat de arme Pater Gernnhno niet wederom by zyne zinnen wil komen, ik kan 't my niet begrypen hoe hy aan die grillen koomt, om zich voor een getrouwd man te houden en zich Antonio te noemen. Zekerlyk, verving de ander hem, dit is de dolfte inva!, ik wilde byna even gaerne dat hy zich voor een fchallebyter hieldt, als dat hy zich voor Antonio Cerro uitgeeft; zonder twyffel weet Uw Eerwaarde niet dat 'er waarlyk een Antonio Cerro beftaat ? —- Wat, zoude ik niet, antwoordde de eerfte, ik kenne hem zeer wel van aanzien hy is die verachtelyke kaerel, die , wegens de deugd zyner vrouwe en zyne raazende jalouzy, overal op de tong is; hy heeft 't in den kop gekregen om aan de eerlykheid van zyne deugdzaame vrouwe te twyffelen, en 'er is geene marteling in zyn vermogen , die hy haar deswegens niet aandoet. — Recht, voegde *er de andere by, 't is juist dezelfde dien ik bedoele. Men verhaalt de verregaandfte ftreeken zyner jaloursch heid; maar zeker, de duivel zal hem ook eens wederom martelen, zo God hem niet genadig is dat hy zyne kwaadaartige nukken beteugelt en zich in tyds betert: — zo als Uw Eerwaarde daar van geliefde te zeggen, het  de RING. 173 van het langduurig vasten wederom een weinig mogt herhaalen, gedeeltelyk ook wederom aan behoorlyke fpyze gewennen, fomtyds kreeg hy ook een weinig wyns; voor 't overige bleef 't met opzicht tot de kluisters, de gevangenis en de bridfe by het oude , om hem in het goede gevoelen, 't welk deeze geftrenge middelen gewerkt hadden, een weinig te bevestigen, en te gelyk om zyne betering eenigermaate op de proef te Hellen. Zyne verandering fcheen oprecht te zyn en zyne haairen waren nu ook wederom lang genoeg. Eens , toen hy 's nagts op zyn hard ieger lag en naauwlyks aan 't {luimeren was, wekte een fchoot hem op 't alleronvoorzienst, waar van 't gewelf van zyne gevangenis trilde; hierop vernam hy eene ftem, die hy voor meer dan menfchelyk hield en ook reden hadt om die voor bovennatuurlyk te houden , wyl die uit een fpreekhoorn kwam, eene machine, die hy nooit gehoord hadt. „ Antonio Cerrol riep de ftem," „ de hemel „ heeft u door vasten en geesfelen, wegens „ uwe dwaaze en ongegronde jalouzy, ge„ ftraft. De traanen uwer onfchuldige echt- » ge-  de RING. 175 wierp hy zich treurig wederom neder op zyne bridfe,- maar 't was hem niet mogelyk, om, geduurende het overige van den nacht, een oog te fluiten. De volgende dag liep als de voorigen af, en 's avonds bracht men hem by zyn avondëeten een grooter portie wyn dan gewoonelyk, en (eene ontwikkeling die de leezer al lang voor uit gezien heeft) in den wyn eene fterke dofis van flaapverwekkend poeder. Zodra dit zyne werking deede, verloste men hem van de boeijen en 't by hem zo gehaat Franciscaaner gewaad , droeg hem in eene koetfe, en de eerwaarde Pater Fray felippe Ortez bracht hem wederom by zyne vrouwe; men trok hem zyne gewoonelyke nachtkleederen aan en leidde hem te bed. De Pater Superior bleef niet in gebreke zyne zuster geluk te wenfchen, naardien hy haar de verzekering gaf, dat hy geloofde dat hy haaren man in den grond geneezen hadt. Hierop ftichtte hy haar nog met eenige vermaaningen, die wy hier, ten beste van meenige vrouwe, die in het hoofd en de ziele bedrukt is, in de lengte zouden uitfchryven , als ons van al het fchryven de vingers niet al lang zeer deeden. Toen Francisca alleen was, kroop zy, met hul-  176 de RING. hulpe van een vertrouwd meisje, in haaren zak, en vergat niet om den fleutel daar van in zyne Calzoncillos te laaten fteeken, daar hy dien, gelyk wy misfchien reeds gezegd hebben , altyd gewoon was te fteeken. Wanneer het flaappoederzyne volledige werking gedaan hadt, ontwaakte de wylen eerwaardige Pater Fray Geronimo, nu voortaan wederom Antonio Cerro, en het eerfte, dat hy bemerkte, was, dat het ftikdonker was; eene omftandigheid, die hy, geduurende zyne gevangenis, nog niet beleefd hadt, wyl men nimmer in gebreke bleef, om 's morgens en 's avonds de lamp met oly te vullen. Hy wierdt hier over byster moeijelyk, wyl zyn eerfte,nog half flaapdronken, denkbeeld was, dat men zyn toeftand nog meer wilde verzwaaren; maar toen hy volkomen wakker was, voelde hy handen en voeten van ketens bevryd, en bevond dat hy zachter dan naar gewoonte lag en zich naar zyn welgevallen konde uitrekken. In 't begin meende hy dat hy zich zelv' bedroog en greep met beide handen rondom zich heen; toen was hy waarlyk by zich zelv' overtuigd dat hy zich in een zacht bed bevond; maar hem beving te gelyk de fchrik, dat hy iemand raast hem voelde, 't Was natuurlyk dat hy by  de R I N G. by zyne verdorven verbeeldingskracht , die door zo veele onbegrypelyke toneelen niet verbeterd was, zynen bedgenoot eerder voor een geest dan voor een mensch, en het fchoone bedde met het gemis der ketens voor eene nieuwe betooveringe of zo iets moest houden. Hy begon hard overluid te bidden; zyne vrouw, die reeds lang wachtte, want haar hadt men geen Narkotikum ingegeeven, brak zyn ysfelyk gefchreeuw, dat hy met alle de krachten van zyn lichaam doorzette, af, (wy weeten niet of het een Ave Mark of Re*, quies geweest zy) maar zo veel weeten wy, dat dat geene,'t welk men wel in 't algemeen van elf twaalfde gedeelten van alle die angstvolle boet* gebeden kan zeggen, hier in 't geheel niet tè ftade kwam. Zy viel in zyn gebed met da>. zeer gevoegelyke vrage: wat fchort u, fflyn lieffte? ontbreekt u iets? waar op zy het dwarfche antwoord , (maar neen, in zynö omftandigheden was het juist zo norsch niet,) waarop zy dan, om het kort en goed te zeg* gen, dit antwoord kreeg: ik bezweere u, die my vraagt, in den naam van God, dat gy my jreden en antwoord geeft, wie gy zyt? Wie zoude ik zyn? viel zy hem in, küïïê M ®?  de RING. 179 „ difcipline dat het 'er naar gelykt!" — of: „ verdubbeld de difcipline! dat is zyn mor„ gen- en avondgebed,-" ik wedde waar gy om wilt, zo hy u onder de kuur krygt, dan zal hy u toetakelen tot een paap; wees geraaden, liefde! en maak dat gy weg koomt eer hy u in de klaauwen krygt. Wordt toch wakker, lieve Antonio Om Gods wil, viel hy haar in de reden, neem hier dien naam niet in den mond, als gy geen lust hebt om levendig gevild te worden. Die naam is hier contrebande, gelyk bui-' tenlandfche hoeden, dat heb ik ondervonden; Het viel my ook eens in als of ik dien ongelukkigen naam voerde, maar ziet die grap bekwam my als den hond de worst, dat kan fk u zeggen. De Superior verzekerde my dat ik Pater Geronimo en langer dan twintig jaaren een Franciscaaner monnik hier in dit klooster geweest was,1 en toen ik een weinig op myne grillen ftyf bleef ftaan, nam hy zich de moeite om my met meer bewysredenen, dan 'er kwartier-uuren in twintig jaaren zyn, te overreden, dat hy my de waarheid gezegd hadt. 6! Deeze Pater Superior heeft een verduivelde methode van iemand te overtuigen: Iaat u dat diets maken , lieve vrouw! en loop M 2 dat  de RING, m ke kamer, zo als gy zien zoudt wanneer de luiken opengemaakt waren. Ei! maakt die dan eens open, Franciscal zo gy kunt: want gisteren avond en zo lang ik hier geweest ben, waren 'er in dit vervloekte hol noch Venfters noch luiken. Antonio! zo waar als ik leeve ; gy zoudt waarachtig den wyzen koning Salomo met uw zot gepraat buiten zyn verftand brengen. Dit zeide Francisca, zo veel is zeker; maar hoe een vrouwsperfóon daartoe koome om den koning Salomo, welken, zo als overbekend is, de vrouwlieden gek gemaakt hebben , als een model van wyshekl aan te voeren, dat, erkennen wy, is eene onbegrypelyke zaak. Wy hadden tienmaal liever gehad dat zy hier een Zoroaster, of een Trismegist of een ander verftandig man, zo 'er nog meer van dat foort zyn, of zo zy waarlyk zulke verftandige mannen geweest zyn als men zegt, aangehaald hadt. Wy laaten 't beide onbeflist, dan dat zy daar met haaren wyzen koning Sahmo onzer geloofwaardigheid eene kletfe aanfmeeit; wy kunnen niet meer doen dan gisfen, dat de Se-ignora en Zoroaster en Trismegist en'den overigen rist van hooge wysheden en welwyiheden,. of niet gekend of voor nog M 3 zot.  de RING. zotter gehouden heeft dan le bon homme Salomon, dien, zo als bekend is, geene vrouw op Gods aardbodem voor wys houdt. Met ons mannen is 't eene geheel andere zaak , wy plegen doorgaans van dat gevoelen te zyn, een ftuk of twee huichelaars of opfnyders uitgezonderd, dat een braave kaerel zeer wel, zonder aan zyne wysheid fcbipbreuk te lyden, onder de heerfchappy ftaan kan, zo goed als ik en gy; maar zo veel kunnen wy by de waarheid van onze gefchiedenis bezweeren, en dat dunkt ons is een auótoriteit, die nog al zo wat beteekent, dat Francisca wezenlyk den wyzen koning Salomo zeide! Ik wil de luiken zeer gaarne open doen , vervolgde zy en de gordynen 'er by, als gy maar eerst myn zak wil openfluiten. Uwen zak? riep hy met de grootfte verbaasdheid. Jefus, Maria! Fransje, dan hebt gy zo volle twintig jaaren in den zak gelteken ! Francisca hadt goeden trek om by zyn wonderlyk mengelmoes van raaskallery en gezond verftand, van lagchen te barften. Na eenige afwending, want hy konde niet begrypen hoe zy 't zo lang in den zak hadt kunnen uithouden en zyn onderbroek 't zo lang aan zyn lyf  d e RING. 1S3 lyf had uitgehouden, en ik weet zeker, zeide hy, dat ik dien in alle twintig jaaren dat ik hier in 't klooster geweest ben, niet van myn lyf gehad, noch den fleutel uit den zak gelegd hebben, en het flot zonder fleutel niet open gemaakt kan worden; na eenige afwending, zeggen wy, kwam het Antonio eindelyk gelegen den zak open te fluiten, en de fchoone jonge vrouwe fteeg 'er uit als Vtvus Anadyonwne uit de zee, zouden wy zeggen, indien dit ten behoeve van ongeletterde leezers, (als wy leezers zeggen, willen wy voor alle dingen de leezeresfen 'er mede onder begreepen hebben,) geene aantekening nodig hadt, en Wy zyn geen liefhebbers van randtekeningmaken. Wy zullen haar dus maar zo eenvouwig heen 'er uit laaten ftygen, en ftil toekyken, hoe zv naakt in 't bloote hembd heen gaat en de venfter - luiken opent om 'er den dag in te laaten; offchoon wy de heerlykfte gelegenheid van de waereld hadden, om haar by de dienstvaardige uuren te vergelyken, die voor de fchoone Aurora de ftaldeure open maken. Maar niets op de ganfche waereld is cenigzins gepast om het by de verbaazing van den Ex-Franciscaaner te vergelyken, (hoé min als ons anderszins vergelykingen hard vallen,) M 4  j?§4 M rin a met welke hy zag, dat hy waarlyk in zyn eigefl bjd en in zyne kamer was. Hy hadt. reeds by zich zelv' bepaald dat hy over zyne vrouw zoude zegevieren, als zy vruchteloos naar de gordynen en venfter-luiken in 't donker zou heen- en weder tasten. Nu moest hy te vreede zyn met te zeggen: indedaad het fchynt myne kamer te zyn als de duivel my de oógen niet verblindt, maar hoe ik bier koome, weet de hemel. Zyn Paterfchap was hem intusfchen zo vast in de harsfens geprent,, dat het eene wyle duurde eer hy befluiten konde op te ftaan en zyne fcleederen aan te trekken: op ieder geritfèl geloofde hy dat de Superior en de difcipline in aantocht waren; maar toen hy zyn bed verliet, was het eerfte werk, dat hy verrichtte , den zak, dien allerzekerftea, kuischheid-bewaarer dien immer ee.n menfche,lyk harsfenvat uitgedacht heeft, in 't vuur te werpen. Met dat zelfde diepe ftilzwygen waarmede hy den zak verbrandde, kleedde hy zich aan; maar toen hy voor den fpiegel kwam om zyne paruik op te zettenen bevond dat zyn haair, als E,aar gewoonte was,, ■gander de minfte fpoor van kruinfcheering H ontdekken, begon hy zich te kruisfen eSs  de RING, 185 te zegenen. Zyne vrouw vraagde hem zeer nieuwsgierig naar de reden, en hy begon haar zyne geheele klooster - gefchiedenis omftandig te vernaaien; zy hoorde hem met alle uiterly» ke vertooninge van ontzet!inge aan , en verzekerde ten laatften, dat zy zelve veele droomen gehad en veelen hadt hooren vernaaien 5 maar zulk een droom van haar leven niet. >*— Wat, Fransje] zou dat een droom zyn? — Wat zoude 't anders zyn , Antonio! daar gy gisteren avond met my te bed gegaan en van myne zyde niet opgereezen zyt? maar ik moet het u Hechts zeggen, ik heb eene gelofte aan God gedaan, om vyftig misfen voor de arme zielen in 't vaagevuur te laaten leezen, als God my de genade wilde bewyze-n dat Hy uwe jalourfche zinnen , waartoe ik u geene de minfte aanleiding geeve, wilde veranderen. Ik danke God dat Hy my verhoord heeft, en zal, in plaatfe van vyftig, zestig laaten leezen, ieder van zes reaalen; maar zo myn gebed verworpen geweest ware, had ik het vast befluit genomen om my in eene bron te ftorten. Daar bewaare u God voor, myne lieffte! riep Antonio ƒ betaal uwe gelofte, ik zal u $elve uit myn' zak 'er 't geld toe geven ea M % nog  386* pi, RING. nog voor vyftig anderen, als 't u belieft; maar op die voorwaarde, dar de misfen niet by de Franciscaaners geleezen worden, andérs kunt gy die laaten leezen waar en van wien gy wilt, want uw gebed is meer dan verhoord. Het mag dan een droom zyn, of, gelyk ik zeer genegen ben om te gelooven, iets weezenlyks en bovennatuurlyks, ik zweere u, dat ik aan deezen voorfmaak der helle genoeg hebbe, en liever myne eigen oogen niet zou willen vertrouwen dan wederom jalours zyn. Hy omhelsde hierop zyne vrouwe op 't aller te derfte en bad haar duizendmaal om vergiffenis, wegens alle verdrukkingen die hy haar voorheen uit kwaad vermoeden hadt aangedaan. De vrouw omhelsde hem wederom, en was zo edelmoedig van hem de afgefmeekte vergiffenis toe te zeggen. Van dien tyd af genot zy alle redelyke en geoorloofde vryheid, waarop eene deugdzaame en verftandige vrouw immer aanfpraak kan maken, en wy mogen tot haaren roem niet verzwygen, dat zy dezelve nooit misbruikte. Antonio maakte 't zich eene zaake van belang, om voor haar de meestverplichtende echtgenoot te zyn, en hadt  de RING. 187 hadt hy zich maar een vyf en • dertig of veertig jaaren jonger kunnen maken, dan was 'er geen beminnenswaardiger man geweest dan hy. Eenige dagen of misfchien weeken (wy weeten dat zo naauwkeurig niet) na deeze omftandigheden, kregen onze drie vriendinnen gelegenheid om den Marquis te fpreeken. Hy vermaakte zich hartelyk over haare vertellingen, en moest toeftaan dat hy het bekwaamde middel niet gekoozen hadt om in haare zaakg grondig te kunnen beflisfen. Wanneer ik, zeide zyne excellentie, op de uitvinding zie, weete ik aan geene uwer den voorrang te geeven. Zonder twyffel geliefde 't zyner excellentie alleen zo te fpreeken; want ons dunkt dat wy hier en daaskeen merkelyken doorflag aan de balans ontdekken, Zie ik op de uitvoering , vervolgde de Marquis, zo ftond misfchien de fchoone Francisca een weinig achter, om dat zy voor het meerderdeel andere lieden heeft laaten werken en zelve het minfte werkzaam geweest is; maar zien wy op het verkreegen doel, dan moet men bekennen dat zy en Leer.ore iets ongehoords en zeker ongeloofelyks verricht hebben.  ïU de RING. ben. Men heeft (neem bet my niet kwalyk fchoone Therejè!) men heeft voorbeelden dat een man van de buitenfpoorige genegenheid tot den drank te recht gebracht en zekere inbreuken op de rechten zyner vrouwe afgeleerd; maar dat eene jalourfche van zyne zotheid geneezen zy, en dat een mensch, dia aan den woeker en geldgierigheid overgegeeven was, zich bekeerd hebbe, zulke twee gevallen, myne dames! zyn zonder voorbeeld, zo veel ik weete en geleezen heb. -~ Ondertusfchen moeten wy hier fpreeken van de fehranderheid in de vinding en het geluk van den uitfiag y maar niet van de mindere of meerdere mogelykheid van den uitflag; ook was het vooraf niet bepaald, hoe veel of hoe weinig ieder uwer daar in zoudt werken. Genoeg, gy hebt, waarmede ik u van harten geluk wenfche, elk uw oogmerk bereikt en ieder den ring verdient. De diamant is twee honderd Escudos waardig. Ik heb dien zelv* verlooren en ik verheuge my dat hy my wederom in handen gekomen is, dewyl 't een familieftuk is, waarop ik by voorrecht den prys van genegenheid ftelle. Zyt gy 'er mede te vrede , myne dames! dat ik dien met deeze drie ringen inlosfe ?    190 de RIN G. fchouwen als een man, die altyd gereed zal zyn, om alles, wat zyn aanzien en vermogen kunnen bewerken , tot uw best aan te wenden. Maak by ieder gelegenheid ftaat op my. De drie vriendinnen maakten haare buiging en namen affcheid, en wy neemen met behoorlyken eerbied onze nachtmutfen af en beT'eclen ons onzen leezeren op het allergunftigst, wyl wy heden nog eene voorreden voor dit boek te fchry ven hebben; en ecnë voorreden is, gelyk ieder een weet, juist niet het gemakkelykfte ftuk van een boek, offchoon dezelve van de minfte ftukken pleegt geleezen te worden.        D E RING.   D E RING, [een schertsende roman.] DOOR DEN SCHRYVER van SIEGFRIED van LINDENBERG. kaar de laatste hodgduitsche uitgaave. met p ^ a a t e n. te AMSTERDAM, By A. MENS, j a n s z. m d c c l x c.   VOORREDEN. De flaapmuts! —— Heb ik van myn leeven zulk een ongemanierden aucteur gezien! In de flaapmuts in 't openbaar • te verfchynen! 't Is eene fraaije roode fluweele fcheepsmuts, zo als gy ziet. Onze heer pastoor zelve draagt geen beter; maar daarenboven , myne Heeren! hoe kunt gy vorderen dat ik, geduurende al dien tyd dien ik aan dit boekje, en gevolgelyk tot uw amufement verfpild heb, (hoe veel of hoe weinig ik daartoe nodig hadt,daar ligt u niet aan gelegen,) in myn hoed en paruik aan de lesfenaar zou zitten? Genoeg dat ik by meer dan eene plaatfe,coen ik het fchreef, in pontificalibus geweest ben. —- God geeve dat gy insgelyks zo dikwils in pontificalibus moogt zyn als gy dit boekje leest, dan heb ik 'er geen vrees voor, dat dit goede kind zyn weg niet, door de waereld zal vinden en wy bei. de zyn geholpen. Helaas! 't is eene byzondere zaak * a voor  iv VOORREDEN. voor een man, die zich met dat inzicht voor zyn, inktkoker plaatst om den menfchen den tyd te verdryven! duizendmaal beter komen die gealcoholizeerde zielen voort, die over de quadratura circuit , over de huishouding van 't vagevuur, over de menfchelyke ziele en over elke andere zaak, die geen oog gezien en geen oor gehoord heeft, haare wysheid in eenige boekdeelen uitkraamen: gelyk zy van weinigen geleezen - worden en van nog minder verftaan, zo worden zy ook van weinigen beoordeeld. De grootffce hoop, die hunne zo en zo veele daalers voor dat boek weggegeeven hebben , leggen 't voor zich neer , bekyken 't met een open mond en verwonderen zich over di; reuzen-genie, wat by voorbeeldde ziele van den mensch niet is, en kittelen zich met de gedachten , dat men eens naderhand verbaasd zal flaan, als men zulke geleerde werken in hunne nalaatenfchap zal aantreffen : ook die menfchen koomen beter voort, die met ap-  VOORREDEN. v approbatie van de koninglyke cenfores der heilige Inquifitie en van alle zeven paar oogen, die een weinigje vroeger dan de zetter, de hand van den aucleur moeten ontcyfferen» een moreel pastytje bakken. Voor hun is vooraf genoeg gewerkt; en als zy maar oogen hebben om te zien en eene gezonde hand om te fchry ven, de kop doet niets ter zaake, dan zyn zy over den berg. Men onthaalt zich zei ven op hunne godzalige opgewarmde kool, en plaatst het godvrugtige werk in de bibliotheeken van kerken en kloosters, ten einde het den motten, die zich misfchien aan de predikaatfien van den beroemden *** cf aan levensbefchryvingen en wonderen van alle de heiligen, die 'er by ftapels vol zyn , de maag overlaaden hebben, tot een digestiv' te kunnen dienen. Met één woord, alle andere fchry vers komen altyd beter voort dan hy, die in 't boertige valt; want ieder een gelooft dat hy hem kan leezen en verftaan, en * 3 dat  vi VOORREDEN. dat hy bevoegd was om hem te verheffen of te mishandelen. jammer, roept de een, dat de man zyn verftand zo gemisbruikt heeft! — Jammer,klaagt een ander, al zuchtend, dat de man zyn tyd zo verfpilde! —— Jammer, roept een derde, dat.... Jammer, roep ik, vermids ik de vryheid aan my neeme om alle die zuchtende klagers in de reden te vallen: ■ ■ ■ jammer is 't dat die heeren zo in 't ge. Jag mede binnen fluipen! Heb ik, of hebt gy ooit gehoord , dat men over dien menfchenvriend jammer, wee en raazend getier uitroept, die een aanlokkelyke alléé of een vermaakelyken lusthof tot ieder mans vry gebruik en vergenoegen aanlegt ? Of is de fchrynwerker te berispen, om dat hy onder zyn ander werk, een dambord tot uw tydverdryf maakt; maar kan of mag nu niet ieder een,die ontfpanning oF verkwikking nodig heeft , gaan wandelen, of op 't dambord fpeelen, ergo cmcludo, dat een braaf man, die onder  VOORREDEN. vu der zyne andere bezigheden, zyn verHand en arbeid alleen tot vervrolyking van andere braave menfchen tevens te koste legt, niet meer en niet minder berispelyk zy, dan de beeldhouwer, die een Sileen of Bacchus, tot verlustiging van uw oog , voor uwe gallery of hof vervaardigt, of wyl 't hem juist thans in den zin valt, een Hercules - beeld ; hy, zegt gy , hadt intusfchen eene Madonna kunnen vervaardigen; dat hadt hy; ja! maar wie weet het, heeft de man misfchien niet al Madonnas genoeg gemaakt? Zo als ik zegge, een boertende aucteur heeft met de verftandigen en heiligen altyd 't zelfde gunftig noodlot. De eerften onderzoeken of de fchrynwerker bekwaam zy om een dambord te maken, in plaatfe dat zy behoorden toe te zien, of dat vervaardigde dambord redelyk wel aan de verwachting beantwoord? En de laatflen? Nu koom aan, heeft de fchry ver misfchien de vryheid aan zich zeiven genomen, * 4 om  vin VOORREDEN. om eene moreeïe Helling, als een hoofddoel op te fteeken, waar op elke om. ftandigheid van zyn werk boogt, of heeft hy wat een goed gevoelen van zich zeiven om voor ieder monnikskap geen compliment te maken, fluks is 'er een hoop eerwaardigen, of liever die eerwaardig willen fchynen, by de hand, die hem gaarne voor hun leeven de fan benito om de roekelooze fchouders zouden willen hangen en den hond in 't vuur jaagen, die zo koen is dat hy zynen medeburgers, van welken 'er onbetwistbaar niet weinigen Q'k zou niet gaarne allen zeggen,} onder ontelbaare verdrukkingen en moeijelykheden van 't hun door de goddelyke befchikking of van waereldskinderen en van hun zeiven op den hals gehaald noodlot, zuchten , alleen het voorhoofd voor een half uurtje wil doen ontrimpelen. Wat my betreft, ik denk geheel anders; daar is voor my op Gods wyde waereld geen haatenswaardiger fchepfel dan een huichelaar, vooral wanneer de  VOORREDEN. ix de huichelaar federt zyn agttiende of twintigfte jaar, geen rood, of groen, of met goud of zilver opgelegd kleed gedragen heeft.. Waare geleerdheid, zeden, deugd en godsdienst zyn by my eerbiedwaardig; maar van den bo« dem van myn hart af verfoeije ik alle grimasfen. Dit is myne gelocfsbelyderiis. Als ik voor 't overige in myne reize , als vreemdeling, door het leven, waar men dan op rotfen klimt, dan door doornheggen, dan wederom door moerasfige valleijen heen worftelt, my vermoeide beenen gehaald heb , dan dank ik den boom, die my de fchaduw biedt en zegene de hand, die hem plantte, dan dank ik de hand die hem verfrischtte, en droog gaarne my 't zweet van 't voorhoofd af; ik dank den wandelaar , die my iets voorpraat, en vertoeve een weinig by hem, hy zy wie hy zy, zo hy maar geen' ftempel van een fchurk in zyne phyfiognomie heeft. Ik ben aan hem verplicht dat hy myne bedevaart, zonder krenkinge van * 5 al-  X VOORREDEN. alles goeds, wilde verligten, offchoon hy niec in mynen fmaak valle. Hy was toch vriendelyk en vervoegde zich by my,' en 't jammerde hem dat ik zo onder myn pak zwoegde, fchoorde dat een poos met zyne handen en fchouderen, liet my, geduurende eenige oogenblikken , minder ontwaar worden dat het zo zwaar was, ging niet als de priester en leviet, voorby met een droog ,,God troost u,"en wilde my in geen een fluk overmeesmeesteren; maar bevond dat, volgens Salomo, ook het onderwyzen, het zy van welk eene natuure 't zyn moge, zyn tyd hebbe. Ik kenne uwe waarde, fchuldelooze vreugde! Ik zoek u overal, weldoen* fter! best gefchenk van God! overal, waar ik u vinde, zyt gy my welkoom, in 't woud, aan de beek, op de vermaakelyke groene zooden , in den fchouwburg, in de verkeeringe, in de boeken. Ik bemin den fchryver, die my, of door vernuft, of vrolyke luimen  VOORREDEN. xi men, of fchertfery, of fabelleer blydfchap in myn hart zoekt te kouten, en bekyve hem alleen dan , wanneer hy my iets vertelt, 't welk een eerlyk denkend mensch, noch denken, noch zeggen, noch, als hy 't veranderen kan, moet hooren. Bezit hy 't talent om my al fchertfend te beteren, of zo ter loops een woord op myn hart te leggen, zo is hy by my dubbele achting waardig; maar ik eifche 't niet van hem, want zo ik godgeleerde grondftellingen, of zedekunde, of geleerdheid, immers naarmaate my het hoofd en deharsfens (laat, van noden heb, dan weete ik waar ik die kan vinden; hoewel ik ten aanzien der geleerdheid byna te veel gezegd heb. Waarlyk ik had in vroe. ger tyd eene geheele bibliotheek vol daar over; maar daar zy my niet veel nut aanbracht. deed ik die van de hand, en nog tegenwoordig gunne ik die den geenen van harten die dezelve gekreegen hebben en die den geringen inboedel voor nuttig en bruikbaar houden. Laa-  xii VOORREDEN. Laaten zy 'er wel mede vaaren ƒ en wel moge hun alles bekoomen wat ik hun heb afgeflaan, in 't byzonder de geheele juridtfche, medifche , pkarmaccutifcbe en critifche kraamery, te gelyk met eene ontzachelyke menigte ontohgifche, pnev.matologifche, phyfijche en andere grillen! ik heb niets achterwege mogen houden , dan een weinig logica, een zeer maangen voorraad phyjica , en eenige andere kleinigheden misfchien, waar op ik een byzonder zwak hebbe. Bekommert u niet, myne Heeren! dat ik die fchry vers, die alleen lagchen, fchertfen en onze vermogens aanvuuren, uit het oog verlieze; het heeft geen nood, want hun doel is'juist zo zeer 't myne, dat ik, zo veel dit tegenwoordige boekje betreft , met alle ingefpannenheid wenfche, dat ik tot deeze beuzelende klasfe moge behooren: wie 'er lust toe heeft veroordeel my wegens dat doel; ik gun die vreugd aan allen Tartuffen van den gantfchen i aard-  VOORREDEN. x\\\ aardbodem. Ik heb myne kramery tot onderrichting, tot ftichting en verbeetering van myne broeders en neeven van moeder Eva's wege mede by een gebragt. Toen ik een jonge knaap was, fchreef ik hekeldichten, 5 als jongeling verzonk ik in liederen, verünolt ik in treurzangen , beuzelde in quartolla's , maakte fequedillas dat het een aart hadt, en ik zat rondom in puntdichten. In mynen mannelyken ouderdom wrong ik my in de plooi van geleerdheid en viel eensklaps tot over beide de ooren in de moral. Nu myn haair begint dun te worden en zich met fneeuw te verwen, lagche ik; en als grysaart, zo ik den dag zal mogen beleeven, zal ik misfchien fuffen. Tegenwoordig lagche ik derhalven, en ik ben zo afgunftig niet dat ik dans vion petit particulier alleen zou willen ïagchen. Ik zal 't met pleizier zien, dat ieder, wien het voegt, met my jneesmuile. Ten aanzien van myn oogmerk heb ik  XIV VOORREDEN. ik my openlyk bloot gegeeven; maar of ik dat bereikt heb, of met andere woorden, of ik in dit boek zo gelagchen heb, dat myne leezers nolens vo. lens (tegen wil en dank) mede moeten lagchen Dat is eene vraag, die ik, om de waarheid te zeggen, niet zo onverfehillig als myn inzicht behoore prys te geeven. Ik ontken 't niet; men vind leezers wier goedkeuring ik my toewenfche en welker berispende aanmerkingen ik fchatte; maar men treft 'er ook veelen aan , boven wier loftuitingen of veroordeeling een man,die zyne achting lief heeft, zich zeiven eenvouwiglyk plaatfen moet. Als nu de eerfte bot ftil zweegen, (het ergfte lot wat een boek kan overkomen!) en de laatiten Euge ! Beate! riepen. zo —i maar ik weet zelv' niet wat my dan de mistroostigheid zoude kunnen inboezemen. Tot dus verre kan 't mynen leezers om 't even zyn, of ik het gefchied. verhaal, dat ik hun in de volgende bla-  VOORREDEN xv bladen voor oogen legge, zelv' uitgevonden ? beleefd of anderen naverteld hebbe, en misfchien zoude 't zulken leezers, die elk aucleur voor zich het liefite behoort te wenfchen, tot aan 't einde der waereld om 't even zyn; maar my , die niet gaarne met eens anderens vederen pronke , gelyk ik my ook nooit over de myne geichaamd heb, my, zeg ik, ligt 'er aan gelegen, dat 't ieder bekend zy die lust beeft om 't te weeten, dat ik de ffcoffe tot dit verhaal uit eene novelle van een ongenoemden fchryver ontleend, en die, naar myn trant, gekleed hebbe. Al het verdienftelyke, dat ik my boven myn voorganger aanmaatige, zou misfchien dit kunnen zyn, dat ik myne perfoonen niet zo veel en lang laat praaten als hy; maar dit is eene zaak, die nu niet meer te veranderen is; het handfchrift heeft de beobrdeeling doorgeftaan, en de af« druk behoort immers wel met het zelve over een te komen. Voor 't ove- ri-  xvt VOORREDEN. rige ben ik bykans verzekerd, dat ons oorfprongelyke zeer weinigen, of wel in 't geheel geenen van hun, die dit boek met hunne doorbladeringe zullen verwaardigen, voor oogen zal gekoomen zyn , wyl 't behoort onder die boeken, die zeer zeldzaam voorkoomen. Bygevolg zou ik zekerlyk in de oogen van de meesten den fchyn hebben , dat my de zucht tot iets nieuws aangetokkeld hadt; maar is iemand , ongeacht dit, zo wonderlyk of fchroomachtig, dat hy myn gastmaal om die reden verfmaade, dat ik de fpyze alleen zelv' gekookt, maar niet zelf gefchapen heb, zo rolle ik my juist niet in myne deugd en verdienden, maar in myn nachtjapon en verwachtte die eigenzinnige menfchen op eene andere vrolyke party, waar op ik niets zal opfchotelen, dan wat op myn eigen grond en bodem gewasien is.  Zie daar leezer van een ktefchen finaal en opgeruimd gemoedsgejlel, (want voer een zwartgaltigen kluizenaar of donkerkyhnden wysgeer is dit boek geen jpyzeen ook niet ge/chreeven) zie daar iets voor uw fyn gehemelte ter ontfpanning van uwen dikwyls mad gedachten en afgejloofden geest. De Ring, eene .Spaanfche gelchiedenis. Hoe\ roept ge veellicht uit, een ring, eene gefchiedenisl Ja. leezer! ik vsroorloove u uwe uitroepingen, verdubbel dje vry Een Ring, een Ring, eene gefchie- det,is! en 't is nogthans zo; maar 'jt is eeneromanesque gelchiedenis: — Die Ring geeft aanleiding ter ontwikkeling van verfchillende en zonderlinge karakters, zo gefchetst als de natuur die cpgeejt ineen fchraapenden vrek, een doorbrengenden ktmfienaar, vooral in een buit enfpoorigen min- y'veraar: — Die Ring geeft ons de tekening van ^zeSpaanfche Donna's , waarlik bewerende btvalligheden; maar ongelukkig ter kwaader uur door den'huwelyhband aan deeze drie ballasten der menfchelyke maatfehappy verbonden. Eindelyk, de hevige diifi naar de bezittinge van dit kostbaar pand, leert ons de vrouw elyke jncdiglmd en rykheid van vindinge kennen in 't beraamen van het vreemdfte middel tot het behaalcn van den eereprys, waar door die geene dsezer heminnelyke fchoonen voor overwinnaar en bezitter van den Ring verklaard wierd, die haar en man den grootften trek Jpeelde, mits die tevens zyne verbetering ten gevolge had. De Schryver van deezen Ring is de karakterkundige en vernuftige Heer j. g. mullerV die reeds by ons door zynen Siegfried van Lindenberg,  berg, de Heeren van Waldheim en Emmerik bekend is , meer dan genoeg om u voor deezen Ring in te neemen. Trouwens, van het werk zoud ik niet meer durven zeggen. Want niet alleen zegt de Vertaaler van Youngs Sermons te recht, lef vo.gt even wtinig in de penne van een vertaaler als in die van een fchryver, en wordt met reden in beiden even zeer verdacht, en onze Heer muller denkt te nederig over zyn eigen werk, (zie Emmerik, Ijle deel, pag. 7. over de karakters en 't belang; want, zegt hy, ik ben nog altoos van gevoelen, enz.) dat hy 't een' vertaaler niet kwalyk zoude neemen, die de koenheid hadt om zyn werk met overgedrceven loftuitingen op te vyzelen leder leezer moet hier voor zich zelv' oordeelen, en gelyk de deugd zich zelve beloont. pryit ook elk goed werk zich zelv' aan. De lotgevallen van dit land. die zo veele veranderingen veroorzaakt hebben, hebben my ook eene merkelyke verwisfeling doen ondergaan, evenwel zo groot niet als Pater Geronimo. Van myne bediening ontflagen zynde, ben ik zonder flaapposder of Spaanfchc betooveringe in een vertaaler gemetamorphofeerd: draagt dit proef werk de goedkeuringe weg, dit alleen zal ttiy ter aanmoediging verJlrekken. Verder wenfche ik dat de leezer onder het denfcnd doorbladeren zal ondervinden, wat ik onder hit vertaaien bm ontwaar geworden, dat naamelyk de Heer muller zyn waare but bereikt hebbe in z,n gefchrift te fchikken voor menfchen wier longen en lever, tot verjehudden gefield zyn.  D E RING. In de hoofdftad van Spanje woonden drie jonge, bevallige, zeer verftandige en deugdzaame vrouwen , om welken zich evenwel, op het oogenblik dat de Priester den huwelyks - zegen over haar uitfprak, waarlyk geene heilige moet bekommerd hebben. De eerfte was getrouwd aan een' man, die op 't comptoir van een' ryken koopman , de plaats van een factoor , opper - boekhouder en kasfier bekleedde; de uitgebreide kunde van deezen man in alle de takken van den koophandel, zyne ondervinding, zyne onvermoeide arbeidzaamheid en het geluk der goede uitkoomften, die aan zyne fpeculatien als vast geketend fcheen, dit alles hadt hem het onbepaald vertrouwen van zyn principaal verworven, wiens vraagbaak hy was en die hem 't bewind van zyn geheelen koophandel, volledig overgegeeven hadt. Ook iagen, (\vy bidden den leezer dit punct niet over 't hoofd te zien ,> ook lagen den goeden boekhouder de zaaken A van  3 DE RING. van zyn meester zo in 't hoofd en aan 't hart, dat hy, tot groot verdriet van zyn-jonge vrouw, byna daarom zyne eigen verzuimde. Want, offchoon hy een aanmerkelyk vermogen by een gefchraapt hadt, waar van hy meer dan gemakkelyk leeven, en zich zeer gevoegelyk van zyn dienst ontflaan kon, fcheen hem evenwel het voordeel, dat hy van het comptoir trok, zo aantrekkelyk, dat hy dag en nacht aan niets anders, dan dezaaken van zyn' patroon dachte. Met het krieken van den dag ging hy aan dezelven, fpysde daar des middags en kwam niet vroeger dan tegen den avondmaaltyd t'huis, en dat was dan nog gemeeneiyk zeer Iaat. De zon en feestdagen , welken elk braaf kristen aan godsdienstoeffeningen en verademing wydt, befteedde hy om rekeningen te onderzoeken, kwaade fchulden voor zyn1 heer in te vorderen en ander© zaaken te verrichten, die buiten het comptoir haaren gang konden gaan. Daar en tegen aan zekere kleine rekeningen , welken eene eerlyke vrouw allerliefst met haaren eigen man vereffent, gaf hy zich ter nauwernood tyd om alle vierde deels jaars eenmaal te denken. De arme Leonora was der- halven alleen in naam getrouwd. Het  de RING. 3 Het wispeltuurig geval hadt de tweede vrouw door huwelyks-banden aan de hand van een fchihier vast gtftrengeld en haar noodlot hadt niets erger over haar kunnen befchikken. Deeze fchilder was in zyne kunst zeer groot. Adem en leven fcheen op zyn penfeelftreek te volgen, en wat hem, ten minften naar ons gering oordeel, tot grooten roem verftrekt, hy maakte 'er confcientiewerk van , om de natuur getrouw te blyven* Wanneer hy dus een St. Franciscus, Bernardus, Benedictus of eenen anderen Heiligen, wier zielen God wil vervrolyken, fchilderde, zo kunt gy er voorzeker op zweeren, zo zeker als of gy 't met oogen hadt gezien , dat hy geen ranken beezemfteel, waarom het eerwaardig ordenskleed heen en weer flodderde , op het doek ter neer kletfte. Neen! integendeel ftond hy ftyf en fterk in 't gevoelen, dat men die lieve Heiligen fraai vleezig en vet moest maaien — juist niet met een Domheerskop of een buik als van een Prelaat, — want te veel is zekerlyk te veel — maar met dat frisfche embonpi/int (welvaarenheid) van een' wel doormesten gewectensraad, en op dat gevoelen was hy bereid te leeven en te fterven. 't Ontbrak hem ook A 2 niet  4 de RING. niet aan gegronde bevvysredenen, waarmede hy zyne meening fchraagde, en duidelyk betoogde, dat als men zo te werk ging, men dan overeenkoomend der natuur handelde. Want," was hy gewoon te zeggen, ,, wanneer men van zulke fpooren der voorzienigheid , die tot op den huidigen dag ieder een in 't oogloöpen, al was dat oog ook zeif in den kop van dendomften plompaartgeplaatst, tot dat geene terug mag befiuiten, wat de voorzienigheid in dezelfde zaak voorheen kan gedaan hebben, kan men het met handen tasten , dat men de heiligen in hunne eere aangrypt en van de natuur afwykt, zodra men het in zyne harsfèns krygt, om hen zo uitgehongerd als den duuren tyd, zo mager als een hout, zo rank als een windhond, met holle oogen, ingevallen kaaken en met lippen die ter naauwernood de tanden bedekken, heen te fchilderen. Wanneer hy dit met die zegevierende verrukking in gelaat en ftem verheffing, die flechts de bewustheid van de on wedeiiegbaarheid in de wezenstrekken van een' redenaar alleen in ftaat is voort te brengen en in zyne redevoering te doen doorvloeijen , gezegd hadt, was hy gewoon zyne kunftcnaars-phyüognomie iü eene  de RING. 5 eene foort van vriendelyk meesmuilen te ver* hutfelen, een ongemeen zagt geluid aan te neemen, den geenen die hem aanhoorde, de rechtehand op den fchouder te leggen, of hem wel met de liefderykfte vertrouwelykheid by een knoop te pakken, en met eene houding , als of hy de diepfte verborgenheden der kunst uit het verhoolenfte fchatkistje van zyn brein voor den dag haalde, om die den anderen in het geheimfte archiy der ziele te plaatfen, op deeze wyze te vervolgen. Want, Segnor ! belieft flechts op het eerfte het beste van alle heilige kloosters, zonder uitzond.ringe te zien, gy zult bevinden, dat de hernel die lieve vroome geestelyken, in fpyt van alle hunne ftrenge regelen, vasten, onthoudingen, kastydingen en vroegmetten, en hoe afknagend ook de geloften van armoede, der verlochening van zyn' wil en kuisheid mogen zyn, evenwel zo vet als fpek en by een omgang van lichaam bewaart, die men by de leekcn maar zeer zelden aantreft. — Daar kan zekerlyk wei een weinigje van het wonderbaarlyke onderlopen: maar wat bekommeren wy ons daar over? wanneer het op een faótum (gebeurde zaak) A 3 " aan-  6 de RING. aankoomt, daar behoeven wy, naar myn ge ring dqprzieht, onze harsfens niet te breeken, of alles zyn natuurlyken loop gehad, of dat 'er zich iet wonderbaars mede onder gemengd hebbe , om de zaak daar heen te leiden, zo als wy die vinden. Genoeg, als zy zo is als wy haar vinden. Nog meer, Se« gnor! ik wilde wel dat het beweezen was, dat in het voorgeftelde geval iets van het woriderbaare medewerkte, zo weinig benadeelt dit myne Helling. Maar dit aan een kant! Nu fluit ik op de volgende wyze, gefchiedt dit aan het dorre hout en gaat de voorzorge des hemels zo verre, dat de zoonen dik en rond worden, wie duivel geeft ons dan de magt om den vaderen een dubbelen onderkin te betwisten ? Maar hoe fterk hy voor de Jyvigheid der lieve heiligen was, (waar in wy hem van onzen kant gaerne onze toeftemming geeven, dewyl wy ons niet te binnen brengen, dat wy van oost tot west immer eenen mageren heiligen gezien te hebben, — offchoon wy niet twyfFeien , of meenig Baccalaureus van Salamahka, zou tegen de. vorme en misfchien ook tegen de materie van zyne gevolgtrekking, zo ak hy het noemde, vry wat in te brengen heb-  de RING. 7 hebben, hoe zeer hem derhalven de diklyvigheid der lieve heiligen aan het harte ging , zo zeer verfchillend van gevoelen was hy ten aanzien van de lieve engeltjes. In plaats van knaapjes met wangen als trompetblaazers, buiken als trommels, verfchrikkelyke 'dikke lendenen en waterzugtige beenen, zo als 'er hier en daar in de kerken gefchilderd zyn, en aan alle hemels van de predikftoelen in hout gefneden ftaan, maalde hy bevallige, ranke en welgemaakte jongelingen, met blonde hairen, blaauwe oogen en vol van hemelfche gratie. Hy ftond in dan geloof, dat de engelen, die, zo veel hy wist, noch fpys noch drank gebruikten, deeze zaalige geesten, onmogelyk zo dik van hoofd als «en voorzitter en zo zwaarlyvig als een dikgefpekten zielenzorger konden zyn, en dat zo veel te minder, daar zy niet gelyk deezen, in eene heilige werkeloosheid leefden. Voor een bazuin-engel dacht© hy , konden een paar vette wangen, tusfchen welken men geen neus kon zien, en een dikke pens, weswegens de engel, noch zyn broek ophaalen noch zyne fchoenen kon toegespen, on- derfteld zynde dat hy beide draage, 'er nog wel door; en dat heette, zo hy meende, veel A 4 toe.  8 t) e RING. toegedaan: maar voor ieder' anderen Engeï, •moest hy openhartig zeggen, ware het eene onbetaamelyke zaak : Want, om niet eens te zeggen dat die dik-vette lichaamen gewoonelyk van magere zielen bewoond worden , wyl hy de man niet was, die de beledigende aanmerkingen van andere menfchen wilde naprevelen, gaf hy dit alleen ieder een in bedenking, of een dikke buik en een paar waterzugtige beenen, met het denkbeeld van fnelheid wel over een te brengen waren ? Op deeze en andere gronden vestigde onze kunftenaar zyn gevoelen. — Maar waarom hy het alleen niet kon verdraagen, dat men de vleugelen der engelen verguldde, insgelyks waarom hy hen zomtyds, byzonder op den ladder Jacobs gewoon was zonder vleugelen te fchilderen, hebben wy nooit grondig kuniaen ontdekken. Nimmer was hy meer in yver ontftoken, dan als hy onze Lieve Vrouwe , by het kruis, als een bevallig jong popje van 16 of ij jaaren gefchilderd zag: -— Dit was voor hem eene wandrochtelyke afwyking van de natuur, en hy betoogde met onweêrfpreekelyke bewysredenen, dat de moeder Gods, ten tyde der kruifiginge reeds eene eerbaar© vrou-  de RING. 9 vrouwe, omftreeks de zestig jaaren, eerder daar over dan 'er onder, geweest zy. „ Schildert haar," riephy, „ zo eerwaardig als gy wilt, daar heb ik niets tegen , geeft haar die hoóge waardigheid eener moeder, die weet dat hy, dien zy baarde , een Zoon des Allerhoogften zy, en zo veel van de verftommende, doodende, neder, diep, nederbuigende grieven eener moeder , die haar dierbaarst kind, onder onuitfpreekelyke lydensfmerten ziet fterven, als uwe verbeeldingfkragt maar immer in ftaat is aan de hand te geeven: Maar vergeet niet dat deeze den Zoon, die thands fterft, reeds voor drieen-dertig jaaren gebaard heeft, en dat zy, toen zy hem ter waereld bragt, de kinder. fchoenen reeds een goed poosje verflceten hadt. — En in 't voorbygaan gezegd, kladt my onzer Lieve Vrouwe by het kruis geen traanen in 't gezicht, die als kersfenfteenen van de wangen nederrollen. — Zy is niets, wanneer zy in die oogenblikken kan weenen. —- Maar uw penfeel betoovere onze oogen, haar boezem fchyne te kloppen, men verbeelde zich de haar verftikkende zugten te hooren, zy fchyne, wegens onuitfpreekelyke droefheid,te bezwyken,en blyve echter A 5 voor  io de RING. voor elk' een' die haar ziet, Moeder Gods! kunt gy dit alles met elkander vereenigen, zet u dan neder en maalt de moeder by het kruis; kunt gy het niet, werpt dan uwe penfeelen en paletten in het vuur, of zo gy evenwel moet fchilderen, —• fchildert dan fteekfpelen, waar van hoofd tot voet geharnaste ridders , met geflooten helm op elkander los galoppeeren. Want ook al het an¬ dere aan een zyde gefteld, kan dat alleen zekerlyk meenig eerlyk fchilder moeijelyk ge. noeg vallen, dat men uit een vrouwelyk gelaat van zestig jaaren nog edelheid moet doen doorftraalen, en ik kon u daar van eene treffelyke rede aan de hand geeven, zo ik wilde. Men ziet uit het door ons aangeftipte, dat onze fchilder als een adept fprak , en zyn penfeel rechtvaerdigde zyne taaie endengrooten roem waar in hy ftond. Hy bezat zyne grootfte fterkte in de afbeeldingen van bybelfche en heilige gefchiedenisfen , derhal ven hadt hy in kloosters en kerken beftendig zyn werk , en de goede • Paters , in en naby Madrid, fchaarde zich als om hem heen. Hier moest hy eene opftanding of een hemelvaart, daar eene Magdalena of een half gaar gebraaden St. Laurentius op den roos-  de RING. ir rooster , op de eene plaatfe de gewigtige en ontelbaare wonderwerken van den heiligen Franciscus, op eene andere, den vervloekten ketter Calvinus in de helle fchilde- ren. Daar hy nu zeer arbeidzaam en zyner kunst in den hoogften trap was toegedaan , was hy ook als de boekhouder den ganfchen geflagen dag buiten's huis. Hier moet men by voegen, dat deeze groote fchilder een zeer flechte huishouder was , aan den wyn en zekere andere ongeregeldheden dermaaten overgegeeven, dat hy de feestdagen en al den tyd die hem van zyn arbeid overfchoot, in kroegen en herbergen doorbragt, daar hy het groote geld, dat hy verdiende, in de grootfte losbandigheid en overdaad verflempte: Kwam hy dan nog t'huis, zo was het van de twaalf reizen tien maaien in zulk een ftaat, dat hy, noch over zyn kop, noch over zyn beenen, noch ('t zy met eerDied gezegd) over zyn maag, meester was. De arme Iherefia was dus met zulk een wederhelft nog veel meer beklagenswaardig dan Leonora, de vrouwe van den boekhouder. Het is buiten allen twyffel een zeer droevig lot voor eene jonge en deugdzaame vrouwe, wanneer haar man geen werk van haar maakt, of  12 de RING. of als zy onophoudelyk minder geacht wordt . dan nutteloozen arbeid, of zelf wel dan herbergen en nog fiegter huizen. Niettemin moet men toeftaan, dat de daar uit fpruitende eenzaamheid over dag en de ongeftoorde rust by nacht, eene waare gelukzaligheid zy, als men die vergelyken zal by den ongelukkigen toeftand waar in Francisca, de jongfte en fchoonfte van deeze drie heldinnen, kwynde. — De hemel hadt haar in zyn' toorn veroordeeld, om .eenen ouden podagreufen jalourfchen duivel, die zich reeds ruim boven de helft tusfchen de zestig en zeventig jaaren bevond, tot eene bedverwarmibr te dienen. Deeze kaerel , zo jalours als hy was, maakte 'er zyne eenige bezigheid van , om de beste en beminnenswaardigfte gade dag en nacht te bewaaken, en haar voor zyne jalourfche grillen duizendmaalen meer te folteren, dan de podagra hem op zyn tyd knevelde; ook hadt hy wel tyds genoeg om zyne arme vrouwe te kwellen en te bewaaken: daar hy, buiten allen bedryf van handel, van zyne zeer aanzienlyke inkoomften leefde. Deeze drie vrouwen waren , van haare tedertte jeugd af, fpeglgenooten en vertrou- de  de RING. 13 de vriendinnen geweest. Zy hadden dus het middel gevonden, om haare vriendfchap tot derzei ver mannen uit te ftrekken. Tot groot geluk woonden zy ook tamelyk digt by elkander, en konden daarom zo veel te gemakkelyker zaamenkoomen, voornaamelyk de vrouwen van den fchilder en boekhouder; want wat de vrouw van den Jalourfchen betreft, zo dient hier tot naricht, dat zy zich niet dorst verftouten, om, zonder opzicht van haar man, zelfs niet den neus buiten het vengfter te fteeken, veel minder zonder zyn geleide den voet van den drempel te zetten, derhalven kon zy het gezelfchap van haare vriendinnen niet zo dikwyls bywonen als zy wenschte. Eer wy in ons verhaal, welks inleiding op veele plaatfen misfchien.al droog genoeg geworden is, verder voortgaan, zien wy ons genoodzaakt, meer en verftaanbaarheidshalven, ons eene uitweiding te veroorlooven die voor de inleiding in droogheid niet het minfte behoort tewyken. Maar wygeeven'er onze leezers de hand op, dat deeze uitweiding in ons werkje de eenigfte — ten minften de eenigfte aanmerkelyke zal zyn. Wy belooven dat wy in 't vervolg, zo veel ons mo.  14 de RING. mogelyk is, naar onzen neus zullen tewerk gaan, en blyven 'er daarenboven borg voor, dac wy hem, by wien deeze tegenwoordige mogelyke dorheid eenig ongenoegen mogt veroorzaaken, op veele plaatfen overvloedig fchadeloos zullen ftellen. Maar was 'er iemand , dat de hemel verhoede! voor wiens fyn gehemelte de voorgemelde fchraalheid fmaakelyk en aangenaam ware, dien zeggen wy, evenwel met zyn believen, dat hy vry.de volgende bladen , alleen de naastvolgende uitweiding uitgezonderd, ongeleezen kan laaten: nademaal wy uit dien hoofde vry en vrank bekennen , dat wy niet gaerne met grillige menfchen te doen hebben, en hiermede, op dat elk een kan weeten, welke waaren hy in onzen winkel kan zoeken, hangen wy dit winkelbord uit , dat het tegenwoordige boekje alleen gefchreeven is, voor lieden , wier longen in ftaat zyn om te fchudden.— Maar nu tot de uit weiding zelve: want dit was alleen de voorrede van deezen uitflap,of,wanneer men 'c liever wil hebben, zyn paspoort. Verneem der halven, myn vriend, die alreeds eenige ftuivers aan deeze bladzyden hebt uitgegeeven, met het prysfelyk oogmerk  de RING. merk om een verlooren kwartiertje te verlachen, verneem dan wat gy bezwaarlyk zult weeten, nademaal gy zelfs niet in Madrid ge. weest zyt, dat men buiten den dag van St. Anna, nog vier andere dagen, met veel grooter plechtigheden, dan zelf het heilig Paaschfeest, te Madrid pleegt te vieren, naamelyk: den dag van St. Blajïus, die op den 3den February , juist daags na Maria Ligtmis, invalt, ten 2den den dag van St. Jacob, den Groenen, zo als die daar genoemd wordt, deeze valt op den iften Mey in; ten 3den den dag voor St. Jan, wanneer gansch Madrid zich. aan den oever van den Manfanares laat vinden , om den nacht en volgenden dag met fpeelen en vrolyken fcherts door te brengen, en eindelyk ten 4den Nuestra Segnora de, los Angcles, wanneer insgelyks de meeste inwooners der Stad, buiten Madrid,, by eene kleine ka-pel, aan St. lfidor gewyd, zaamenfchoolen. Onder deeze vier feesten, welken gy nimmer uit geen almanach zou hebben leeren kennen , wordt, behalven den avond van St. Jan, de dag van St. Blajius het allerplechtigst gevierd. De kerk van deezen heiligen ftaat noordwaards, digt voor Madrid, in eene bekoorlyke vlakte, die nog meer verrukkend, wordt door  i6 de RING* door de nabuurfchap van Prado, digt by het beroemde klooster van St. Hieronymus , 't welk de geheele waereld kent, dat men moet voorby gaan, als men van Madrid naar het zeer bekende Godshuis Nucstra Segnora de Atodia wil, 't welk uitgemaakt een der beroemdIte heilige Geftichten is, zelf Santiago, in Gallisien, Nuestra Segnora del Sagrario, te Tokdo Nuestra Segnora de la Caridad, te Illescas, Nueslra Segnora del Pillar, te Saragosfa, onze Lieve Vrouwe van Guadaloupe en ieder andere heilige ftede, waar de lieve God hier te lande dagelyks en oogenfchynelyk eene ontelbaare meenigte van wonderwerken doet, niet uitgezonderd. Op deezen dag van St. Blajius nu, die, gelyk gezegd is, op den sden February, en derhalven juist in het lieffelyk jaargetyde invalt, dat de zon in onze warmere luchtftreeken verkwikkend begint te worden , plegen onze dames haa^e eerfte wandeling te doen. -Zy vergaderen tot dat einde op de bovengemelde vlakte, om Thomar Sol, dat is, om zich van de zon te laaten befchynen, of om van de zonnefchyn gebruik te maaken. De vlakte is dan met eene ontallyke meenigte van menfchen, van den hoogften tot den laagften ftand,  de RING. 17 (land, vervuld, die aldaar den dag van fpeelen en allerlei vrolykheden doorbrengen. Na deeze noodwendige uitweiding neemen wy den draad onzer gefchiedenis op, en begeeren die af te haspelen , zo als volgt: Eenige dagen voor Maria Ligtmis waren de drie vriendinnen aan 't huis van den ouden jalburfchen by elkander , wiens vrouw aan de twee anderen haaren nood klaagde. Zy verhaalde aan haar de onuitdrukkelyke vervolgingen , die zy van haar' man moest uitftaan, en kon geene woorden genoeg vinden, om de laaggeestige zorgvuldigheid waarmede hy haar oppastte en bewaakte, zyn woedende achterdocht en zyne zinnelooze grillen te befchryven. 'Er mogt, verzekerde zy, geen vlieg op haaren neus gaan zitten, die by hem niet in vermoeden kwam; zelf tot op het kantwerk van haar kapfel was hy yverzugtig, wyl dat haar aangezicht raakte ; ja zyne eige fchaduwe maakte hem achterdochtig ; zy kon zelf niet naar de misfe gaan , zonder zich aan de bitterfte verdrukkingen bloot te ftellen; in waarheid , hy geleidde B haar  éS be ring. feaar by deeze, gelyk by andere gelegenheden, ieder keer zeive, en ftond haar niet toe, dan met het aanbreken van den dag, als de kerken het allerminst plegen bezocht te worden, derwaards te gaan: maar 't was genoeg dat 'er ginds een mansperfoon ,, om 't even of 't een jongeling of een grysaard was, een vluchtig oog op haar fioeg, om haar voor veele dagen eene hel van onheilen te veroorzaaken, zelfs (en hier liepen haar de traanen over het aanminnig aangezicht,) zelf by den nacht, zelf in het bed, waar in zy in een dubbeld afgefloten en gegrendelde kamer, aan zyne zyde en in zyne armen fliep, vertrouwde hy haar niet; maar (hier verdubbelden zich haaren traanen,) ach Thenfe! ach Leorw~ rel ik bloos van fchaamte,. alle avonden moet ik in een foort van een ruimen zak kruipen , die my van de voeten tot onder den kin gaat, dien bindt hy my zelv' met een zilveren ke* tentje om den hals toe, dat hy met een voor» hangflootje toefluit, waar van hy den fleutel beftendig in zyn' nachtbroek draagt, in deezen fchandelyken toeftand moet ik den ganfchen nacht doorbrengen, tot dat 't hem gelegen komt om my te verlosfen, dat niet eerder ge-  de RING. 19 gefchiedt, voor dat hy zelv' opgeftaan en in orde gekleed is. Leonore en Therefe hoorden de klagten van de ongelukkige Francuca, met het grootfte medelyden aan en vermaanden haar tot geduld. Onder deeze faamenipraak kwamen haare mannen by haar , en 't wierdt nu hoog tyd om van ftoffe te veranderen; men mankte gebruik van eenige ververfchingen, en befloot gezaamentlyk den Elafwsdag ter bovengemelde gewoonelyke plaatfe te vieren en zyne Majefteit te zien voorby ryden, die zich op gezegden dag naar Nuestra Seignora d'Aocha wilde begeeven. Zy fpraken met elkander af, om in een hof, dicht by gemelde plaatfe gelegen, een kleinen maaltyd te houden, en t overige van den dag aldaar door te brengen. Maar men kan zeer gemakkelyk begrypen, dat 't den overigen ontzaggelyk veel moeite gekost hebbe, eer zy den ouden jalourfchen zyne toeftemming konden afdringen, dat zyne vrouw met hun in gezelfchap zou zyn. De zo greetig gewenschte dag verfcheen, en ons gezelfchap begaf zich naar de afgefproken plaatfe en gebruikte in den hof de opge^ zette ververfchingen. Toen de dames gegeeB 2 ten  zo d e RIN Gv ten hadden>(*), begaven zy zich van daar, om de heeren niet te hinderen. De mannen aten vervolgens, en verdreeven hier op den tyd in den hof met fpeelen, terwyl hunne vrouwen zich aan de aangenaamfte plek der beemden nedergezet hadden om Tornar Sol. Terwyl zy daar nu zaten r en gelyk de overige ontelbaare menigte, die aldaar insgelyks om Tornar Sol faamgevloeid was, over de wederkeering van het alierverkwikkelykst jaargetyde verheugden, ontdekte Francisca's oog iets, dat buitengemeen glinfterde en uit een hoopje vuilnis doorfchitterde. Zy liet het aan haare vriendinnen blyken, en deeze hadden 'er pas 't oog op gevestigd, oïLeonorey de vrouw van den boekhouder, zeide, dat het misfchien wel eene diamant konde zyn, die eene der hier wandelende dames veellicht konde verlooren hebben: waarlyk, voer zy voort, na dat zy naauwer toezag , het is een edd gefteente, of ik moest my leelyk bedriegen , de glans is te fchitte rend. Therefe, de vrouw (*) 't Is in Spanje de mode, dat by diergelyke collations, de dames eerst eeten en van de mannen bediend worden; de mannen eeten eerst da.n,wanneeï de vrouwen zicb geretireerd hebben.  DE RING. 21 vrouw van den fchilder, hadt dit naauwlyks gehoord, of zy ftond reeds op, en zonder zich door afkeer en vrouwelyke kiesheid te laaten weerhouden, haalde den diamant (want het was 'er in de daad een) uit den misthoop voor den dag. De fteen was zo ongemeen fchoon, dat hy als 't ware der zonneftraalen naar de kroon dingde, en ieder onzer vriendinnen voelde inwendig een aandoenelyken trek om dit kleinood te bezitten; dit gaf dus natuurlykerwyze aanleiding tot een klein verfchil: elk haarer was om 't zeerst in de weer, om verfcheiden bewyzen aan te voeren, door welker klem zy zich gerechtigd keurde, tot de eenige bezitting van den ring. Francisca beweerde dat het kleinood haar toe-' kwam, wyl zy bet 't eerst ontdekte. Leonore grondde haaren eisch daar op, dat zy de waarde van den fteen gekend hadt. Therefe verzekerde daarentegen, dat zy onbetwistbaar de grootfle aanfpraak tot deszelfs bezitting hadt, om dat zy haare fchoone handfehoenen als niets geteld hadt om den ring uit .den ftinkenden misthoop uit te krabben, en daardoor zo wel zich zelve' als haare beide mededingfters overtuigd hadt, dat het waarlyk een diamant ware; want dat Leonore dit iets vroeger B 3 ge-  22 de RING. gezegd hadt, konde zekerlyk voor niets meer dan een vermoeden gelden , naardien het even zeer een ltukje glas hadt kunnen zyn. Ei! denk toch, voerde Leonore haar te gemoet , heilige moeder Gods! waar voor mag ons deeze vrouw wel aanzien, als zy 't ons niet toe betrouwt, dat wy het onderfcheid tusfchen een glasfplinter en een diamant niet zouden kennen ? De fchüders vrouw hadt tot de fchoone kunne niet hebben moeten behooren, als zy deeze uitboezeming aan de moeder Gods, zonder 'er aanmerkingen op te maken, ftilzwygend hadt laaten voorby gaan; wy ontkennen ook niet, dat haar antwoord ons van woord tot woord is medegedeeld, en waren zeer wel in ftaat, om het zelve in 't uitge» breidde mede te deelen. Dan wy hopen dat wy eenigen dank zullen behaalen , en allen na ons komenden gefchiedfchryvers een treffend voorbeeld geven , wanneer wy het aanmerkelyksc gedeelte deezer redenwisfelinge voor onze leezers overlaaten. Wy vergenoegen ons daarom alleen te melden , dat het zeer gemakkeiyk zo verre hadt kunnen loopen, dat het den mannen ter oore ware gekomen, en reeds zo vin-  de RINS. 25 vinnig begon te worden, dat de zo lang onderhouden vriendfeliap 'er gevaar by hadt kunnen loopen , zo niet eindelyk de fchildersvrouw, die, misfchien buiten dien, de anderen in gezond verftand overtrof, haar zinnen verzameld en haaren vriendinnen den volgenden voorflag gedaan hadt. Myne dame^s, fprak zy, het fteentje waar •over wy verfchil hebben, heeft geene waarde , als het niet in zyn geheel blyft, gevolgelyk is 't niet mogelyk, dat wy 't onder ons verdeelen, wanneer ik zelf wilde toefïaan, •dat uwe aanfpraak zo volledig gegrond was als de myne. Ondertusfchen wil ik niet ten eenemaal ontkennen . dat gy niet eenigermaaten tot aanfpraaken op het zelve zoudt gerechtigd zyn. Ik zou 't dus voor het gefchiktst houden, dat wy den ring verkochtten en 't geld onder ons gelyk verdeelden. Daarenboven is 't noodzaakelyk dat wy een ■befluit neemen, eer onze mannen komen, wyl 't zeer waarfchynelyk is, dat wy in dat geval alle drie ledig zouden moeten heen gaan, en 'er kon dan wel tusfchen hen, die zich in onze regten zouden willen dringen, een veel heviger twist ontftaan, dan de onze } wanneer, gelyk er geen twyffel aan is, fi 4 ie"  24 de RI.NG, ieder hunner het recht zyner vrouwe , met uitfJuitinge van de twee anderen, zou willen doen gelden. Laat 'er toch, lieve vriendinnen! van ons niet gezegd worden, dat deeze ring zo veel moeijelykheid onder ons heeft aangericht, als te vooren de bekende appel onder drie heilige dames, welke ieder denzelven wilde hebben, waar van de dichters zo veel te zeggen hebben. Wat was dat met den appel, madam ? verhaal ons dat! Op een andermaal, myne dames! voerde haar Therefe te gemoet, laaten wy eerst onze ongelegenheid tot vereffening brengen , - gy bewilligd dus in den verkoop van den ring — Nu goed, maar thans ontftaat 'er eene nieuwe vraag, wie van ons zal de eere hebben, om den ring zo lang te bewaaren ? Deeze vraag veroorzaakte op nieuw eenig woord verfchil, en 't was wederom voor de vrouw des kunftenaars weggelegd, om deeze zwaarigheid uit den weg te ruimen. Ik zie daar ginds den Marquis de Castromonte gaan, wat kwaad als wy hem tot fcheidsman koozen! hy is nederig en goedhartig , veellicht bewyst hy ons de genade om.onzen geringen handel te beflechten. Ge,  de .RING. 2S Geringe handel! riep Leonore, die van def hebzucht door haar' man aangefteken, niets voor gering konde houden , daar 't op hét myn en het dyn aankwam. Geringe handel! riep zy, en eene fpotagtige plooi veranderde ' haartn fchoonen mond. Gewigtige handel dan , viel Therefe haar in de reden, laaten wy thans over geene uitdrukkingen twisten, zegt my derhal ven, wilt gy de zaak op de bi flisfing van den Marquis laaten aankoomen ? hy is onze nabuur, en dus kan hy, noch by u noch by my in kwaad vermoeden zyn. Wat my betreft , antwoordde de vrouw van den boekhouder: lk heb Don Manrique hooren roemen als een man van verftand en doorzicht, hy zal my gerechtigheid doen wedervaaren, want het recht is middagklaar aan myne zyde. Wat my aangaat, zeide de fchoone Francisca, ik heb tegen hem niets in te brengen, en ik vertiouwe hem doorzichts genoeg, om het overwigt van myne aanfpraak te doen doorgronden. ■ Veronderfteld, dat zyne excellentie zich tot den post van rechter tusfchen ons zal willen vernederen. Maar hoe kan ik hem myne zaak voordragen, daar my* B 5 ne  £6 be RING. ne oude jalourfche ginds in den hof geen' oog van my afwendt? De Marquises jong en be. minnenswaardig genoeg, om alle de achterdochtige grillen van myn' man te rechtvaerdigen, gy kent de gefteldheid van zyn gemoed toereikend; zeg het zelve, kan ik., zonder my volkomen ongelukkig te maken , den Marquis van Castromonte tot fcheidsman aanneemen ? TJierefe en Leonore waren zo redelyk , dat zy de ganfche fterkte van dit bewys voelden, en putten alle haare vindingskragt uit, om. een middel uit te denken, hoe zy, zonder door haare mannen ontdekt te worden, met Don Manrique konden fpreeken. De toevalligheid richtte op dit pas meer uit dan het verftand van drie vrouwen; want na twintig ontworpen en weder verworpen plans, verfpreidde zich eensklaps het geroep , dat de koning reeds voor de Jskalaer poort was, om zich naar on» ze Lieve Vrouwe van Jtocha te begeeven. Ieder een fpoedde voort om zyne Majefteit te zien voorby ryden, en de jalourfche wierdt van beide zyne vrienden, die wel van de eerften waaren, mede voortgefleept. De drie vriendinnen integendeel namen fpoedig deeze gunftige gelegenheid waar om den Marquis  de RING. £7 quis te roepen. Zy verhaalden de zaak zo kort haar mogelyk was, en verzochten hem dat hy die fpoedig wilde beflisfen, ten einde de huisbaas van den fchoone Francisca, geen voorwendfel mogt vinden om zyne arme vrouwe de hel nog heeter te ftooken, en te gelyk overhandigden zy hem den diamant. Don Ferdinand Manrique, Marquis van Costromonte, Grande van de eerfte clasfe, was, 't welk wy tot zyn lof zeggen, een buitengemeen goedaartig heer. Daarenboven bezat hy een doordringend verftand, en was in 't kort zeer believend omtrent de fchoone fexe. Hy hoorde de bewyzen van elk haarer met opmerkzaamheid aan; en toen zy alles, wat elk van haar tot haar voordeel konde zeggen, ingebracht hadden, verklaarde hy zich in dee- zer voege. Ik moet bekennen, myne beminde waardige fchoonen! dat gy elk voor uwe zaak zo veel recht hebt , dat 'er eene veel grooter fchranderheid, dan gy by my moet zoeken, vereischt wordt, om zo voorde vuist tusfehen u te beflisfen. Om oprecht te fpreeken, uwe aanfpraaken fchynen my toe in een volmaakt evenwigt te ftaan; maar als ik ook eenzydig wilde zyn, hebt gy alle drie zo veel aanlokkelykheden, dat ik oprechte-  tt de RING. telyk niet weete, voor wie uwer ik my zou moeten verklaaren, en echter verplicht my myn post als fcheidsman, eener van u den prys toe te wyzen. Ik kan hier onmogelyk omtrent eene van deeze drie engelinnen rechtvaerdig zyn, zonder beiden anderen de bitterfte onrechtvaerdigheden aan te doen. De voorflag om de waarde van den ring te deelen is niet zo zeer naar myn' fmaak, ik zou u het lot-werpen aan de hand kunnen geeven, maar dat v/as onbillyk voor u allen drie, wanneer ik uwe rechtvaerdige zaak aan het geval wilde overlaaten, en ik verklaarde my zeer onerkentelyk voor de eere , welke drie zo beminnelyke fchoonheden my betoonen, dat zy zich myner uitfpraaken willen onderwerpen. Uwe eisfchen op den diamant zyn elkander zo gelyk als uwe fchoonheden en verdienften, derbalven fchieten beide, myn verftand en myne oogen, te kort. Vergunt my dan, myne dames! eene beflisfing aan uw eigen verftand over te laaten, waar voor ik niet opgewasfen ben. Ik kenne uw noodlot, en weete zeer wel dat gy allen, offchoon ieder uwer in een' anderen fmaak , door de wonderlyke gemoedsgefteldheden van uwe echtgenooten moet lyden. Welaan dan! wyl 't  de RING. 2ï> 't u beliefd heeft my tot uwen fcheidsman te verkiezen, erkenne ik hiermede voor recht, dat deeze ring der geene van u, met uitflui. tinge van de twee anderen , volkomen zal toegelegd worden, die haaren man de listigfte en zyne verbetering uitwerkende ftreek zal fpeelen. Tot uwe eige eere heb ik voor 't overige het gegrond vooruitzicht, dat de eere van uwe mannen by dit fpel geen gevaar zal loopen; daarenboven verpande ik my, der overvvinnaaresfe nog honderd daalders uit myn eigen capitaal te geeven; den ring zal ik zo lang, indien gy daar niets tegen hebt, onder my berustend houden. Gy hebt my verftaan, nu komt het op u aan, of gy in deeze uitfpraak wilt bewilligen, dan niet. De Marquis van Castromonte hadt der drie vriendinnen niet ligtelyk een aanneemelyker voorflag kunnen doen, want 'er was geene onder haar, die niet, vol vertrouwen op haare doortraptheid, reeds geloofde, dat zy de bezitfter van den ring zou zyn, met blydfchap gaven zy haare toeftemming en lieten den ring in handen van den graaf, tot de zaak uitgemaakt zou zyn. Don Manrique nam affcheid van haar en vervolgde zyne wandeling. Kort daar op kwamen de mannen terug, en men be-  3o de RING. befloot het overige van den dag, dé vriendinne met Tornar Sol en de drie vrienden met fpeelen. De vrouw van den boekhouder was eengermaate gierig, de hope van te zullen winnen en de grootheid van de winst, tokkelden haare eigenbaat nog meer aan; hierby kwam nog de roem dien zy van de zegen ver a achtte en de verbeelding dat haare twee mededingfters zich zouden grieven dat zy over. wonnen waren. Dit alles werkte zo fterk op haar , dat zy alle haare vrouwelyke loosheid in 't werk ftelde om in dit wedfpel de zegepraal te behaalen Het gelukte haar ook zo wel, dat zy de ftreek uitvoerde, die wy onzen leezers thans zullen mededeelen. Slechts eenige huizen van het haare woonde een doctor, die zyn eenigfte vermaak in de aftrologie vond, en zondeivtegenfpraak de yverigfte almanaksridder van zyn' tyd was. In vroeger jaaren was deeze man een aanbidder van de fchoone Leonore geweest, en hy was die nog in zyn hart; maar wyl hy zag dat hy te vergeefs zuchtte en zynehouding by haar verloor, hadt hy de zaak opgegeeven; want de meesteresfe van zyn hart was te  DE RING. 3* te deugdzaam, dan dat zy de huwelykstrouw in het minfte zou gefchonden hebben. Leo* me was veel te fchrander, dat zy zieh door de gemaakte koelhartigheid van den arts zou hebben laaten opligten, en in de daad beminde de goede man te ernftig , dat hy zyne hartstogt volkomen zou hebben kunnen verbergen. De fchoone befloot gevolgelyk zich thans van deezen man tot haar oogmerk te bedienen. Ten dien einde behandelde zy hem wat vriendelyker, en nam trapsgewyze zulk eene believende en inneemenlyke houding aan, dat hy zich met de ftreelende gedachten begon te vleijen, dat hy eindelyk haar hart getroffen hadt. Zodra Leonore, die hem zeer naauwkeurig gadefloeg, bemerkte, dat zyne verwachtingen op nieuw ontloken waren, vraagde zy hem, of zy wel by eene kleine vrolykheid, die zy geduurende het carneval voorhadt te maken, op zyn' byftand mogt rekenen ? De docfor was van blydfchap zich zei ven niet, dat zyne minnares zelve hem gelegenheid wilde geeven om haar zyne dienstvaerdigheid te betoonen , en beloofde haar alles wat zy maar zou begeeren. 'tKomt 'er hier op aan, zeide Leonore,dat gy mynen man, op eene ernftige wyze diets maakt,  32 de RING. maakt, dat gy zyn horoscoop geligt en door middel van uwe kunst zo veel daar door berekend hebt, dat hy volftrekt onfeilbaar binnen vier-en-twintig uuren moet fterven: maar geef u alle moeite, ftel alle uwe welfpreekendheid in 't werk, om hem te overtuigen; hoe fterker gy hem dat in 't hoofd praat, des te grooter is de beiieving, die gy my bewyst. De planeetleezer was inwendig verblyd , dat zyne godes hem zulk eene kleinigheid tot believing op rekening wilde ftellen, en beloofde, dat hy nog dienze'fden avond, wanneer de b >ekhouder naar huis zou komen, aan haare begeerte, zo veel in zyn vermogen was, zou voldoen. Hy nam hier op de viyheid eenige nieuwsgierigheid omtrent haar oogmerk te laaten blyken; dan zy voorkwam hem fpoedig,en beloofde, dat ingeval hy in de hem opgedragen last gelukkig flaagde, zy hem den volgenden dag van alles zou onderrichten; het was mogelyk, voegde zy 'er by, dat zy a's dan zyn' byftand nog in eene kleinigheid zou nodig hebben. De doctor herhaalde zyne verzekeringen , dat hy geen grooter geluk kende, dan haare bevelen te gehoorzaamen, en begaf zich op zyn post, wyl  li e RIN Gï 3S wyl de tyd vast naderde, dat de boekhouder van 't comptoir plagt t'huis te komen. Zodra hy zyn' held van verre zag aankomen , trad hy naar hem toe, als of hy heni geheel onverwacht ontmoette, zy groetten elkander, en nu begon de do&or zyne klucht in den volgenden trant. Zyt gy niet wel, heer buurman ? My dunkt gy ziet 'er verbaazend flegt uit. . Vergeef 't my, fris en gezond, behalven dat my het hoofd een weinig verwilderd is , wyl ik den geheelen middag gezweet heb', om èenige verwarde rekeningen te onderzoeken, waar uit geen duivel wys kan worden, anders weete ik niet dat ik my in myu geheele leeven beter bevonden heb. ... Uw kleur, myn lieffte Gusman! (zo.is de naam van den boekhouder) fpelt my volftrekt het tegendeel.- Gelooi'my, men kan dikwyls zeer naby aan zyn dood zyn, en zich naar zyne meening zeer wel bevinden. Geef my maar eens uwe hand, myn vriend ! ,. De boekhouder reikte hem met eene zichtbaare ontroering de< hand toe, de doélor onderzogt met de grootfte naauwkeurigheid zyn' pols, keek hem fterk in het aangezicht en blèei daar op twee minuuten in de afgetrok» C kén"  de RING. kcnfb ovcrpeinzingc ffttëfo , fn eene houdiftgj' Waarin zich bekommering en bezorgdheid als voor een' vriend geduurigfterker kenmerkten. Eindelyk brak hy het diep. ftilzwygen af ert gaf zyn' vriend het volgend bericht. Ik verzekere u, lieve heer Gmman! dat ik voor alleh den tyd, moeite en kosten, die ik aangekend heb, om 't in myne beide geliefkoosde wetenfehappen , de medicynen en astrologie , een weinig verder dan gewoonelyk te brevren , dan zelf geen berouw zou hebben, al bragten zy my geene andere nuttigheden aan, dan dat ik u voor een zeer naby zynde gevaar zoude waarfchuwen. Ik zou uw vriend niet . zyn , wanneer ik voor u w 1de verbergen wat u het naasten betreft en waar aan gy , zonder twyffel, het minfte denkt. Bereid uw huis, myn vriend! en zorg met alle fpoed voor alles wat u misfchien nog op het harte ligt', maar voornaamelyk voor uwe ziele, die u voor alle dingen het naast ter harte moet gaan, want ik kondige 't u hiermede, als eene uitgemaakte waarheid, aan, dat gy geene vier en - twintig uuren zult leeven, maar misfchien nog eer de zon opgaat, aan God van uw ganfche leven rekenfehap zult moeten geeven. Het treft mv in de zie- 1? "  de RING; 35 fe dat ik Ü deeze treurige maare moet aanzeggen ; maar de zaak is , helaas! zeker, zo zeker, dat gy morgen om deezen tyd reeds lang zult overtuigd zyn,dat gy veel beter gedaan hadt den tegenwoordigen na den middag aan eene afrekening met uw geweeten, dan aan de verwarde rekeningen van uwen principaal te kosten te leggen. Deeze woorden , die met den grootften ernst en de oogfchynelykfte oprechtheid voortgebragt wierden, deeden waarlyk eenige werking op het hart van den boekhouder; doch hy antwoordde al lagchend, alles wat ik u heer doftor kan zeggen, is, dat ik my, naar myne gedachten, zeer wel bevinde , en wanneer uwe tegenwoordige voorfpelling zoo onfeilbaar is, als de voorzegging waarmede gy voorleden jaar de vrouw van Alonzo Sancbes bezogt, zo weete ik zeker, dat myn dood nog zo zeer naby niet is als gy gelooft. Gy weet toch buiten twyffel nog wel, dat volftrekt het tegendeel van 't geene gy voorfpeld hadt, gebeurde'; gy voorzeide haar dat zy gebroeders tweelingen ter waereld zou brengen en in het kraambed fterven , en die braave vrouw beviel van een doode dochter en leeft n,pg. e z De  §6 t> e R I N G. De arts zag hem aan met oogen völ méde: iyden, en fprak op den toon van een' man; die van de deugdzaamheid van zyne zaake zeker gaat: Goed, goed, myn lie ve Gusman \ fpot zo veel 't u belieft, ik heb gedaan wat ik als kristen verplicht was; maar, voegde.hy 'er met eene waarfehuwende fiem by, gy zult ten minden in de volgende waereld geene reden hebben van over my te klagen , dat ik u niet gewaarfchüwd heb. Met deeze woorden ei-nbelsdc hy hem en geliet zich volkomen zo aangedaan te zyn, als een goedhartig man kan zyn, die van een' braaven nabuur, met wien hy federt veele jaaren gemeenzaam heeft omgegaan, voor eeuwig aficheid neemt. Hy verwyderde zich vervolgens een pas of twee, maar vlood fpoedig wederom terug, als vart eene inwendige ontroeringe overftelpt, omvatte hem ftilzwygend nog eens in zyne armen -s drukte hem de hand en verliet hem zonder verder een woord te fpreeken. De boekhouder was indedaad dcor deeze onverwachte maaré getroffen, en de laatfte woorden van zyn vriend, zyne houding en ftouthartige toon, hadden hem volkomen de rest gegeeven. Hy vervolgde in diepe gedachten zyn weg huiswaard, en offchoon by in  n e R I N G. 37 ifl 't gemeen aan de astrologie en aan de voorzeggingen, van-zyn buurman ïn 't byzonder geen al te groot geloof floeg, kon by even, wel. niet nalaaten van tyd tot tyd zyn pols te voelen en tusfchen beiden eens de hand op 't hart te leggen; offchoon hy nu op beide plaatfen alles in gewoone orde vond, en ge-, duurende een geruimen tyd in iïaat was, om met zyn buurman, als astrolpgist, te fpotten, zo. was hem toch aan den anderen kant dezelfde man, als doétor , achtingswaardig, wyl hy zeer fterk aan de geneeskunde geloofde, en zich van zyn. raad tot nog toe in alle qnpasfelykheden, die hem of zyne huisgenooten getroffen hadden, bediend hadt. Dienvolgends helde zyn onrustig en twyffeJmoedig hart Van de eene zyde tot wankelen, maar eindelyk behield de bekommering de dtyer» hand. In zulk eene gefteldheid trad by ten huize in, vastelyk by zich zeiven befloten zyner vrouwe niets van het voorgevallene te zeggen, om haar geene ongerustheid te veroorzaaken; maar echter was hy niet genoeg meester over zyne eige ongerustheid, die uit elken opflag van zyne oogen en beweegingen a,an den dag kwamen. Leonore, die h^ra C 3 naauw-  38 r>E RING. naauwkeurig gadefloeg, bemerkte zeer gémskkelyk dat haare afgezonden zyne rol goed gefpeeld hadt, en vermaakte zich innerlyk over de ontroerde gefteldheid van den armen Gusman. Hy gaf order om het avond-eeten op te brengen, zettende zich aan tafel, at zeer weinig en ftond in de grootfle verftrooijinge en diepe gedachten op, en zeide, dat hy naar bed wilde gaan. Hier op ontkleedde hy zich onder veel zuchtens: zyne vrouw ondervroeg hem zeer beminnelyk of hy niet welvaarend was? en als hy dit met volmaakt wél beantwoord hadt, vraagde zy hem verder, of hem dan iets anders onaangenaams bejegend was? gy koomt my heden zo byzonder voor, myn lieffte! als ik u nimmer gezien heb. Hy verzekerde haar dat hy zeer opgeruimd was, dat hem in 't geheel niets deerde. Zy maakte hem hier op, onder duizend liefkoozingen , de tederfte verwytingen, dat hy zyn hartzeer voor haar wilde verbergen, want 'er was zekerlyk iets dat niet wel by hem was, hy was anders niet gewoon zo te zyn. Hier by moesten een traan of twee, die der vrouwelyke kunne, zo als gezegd wordt, op haaren wenk altyd gereed moeten ftaSh, van de wangen rollen. De boekhouder.  de RING. 59 der zag wel dat hy de tedere bekommering, van zyne gade niet kon ontwykcn, en even-, wel hadt hy vast befloten om haar de waarheid niet te zeggen, wyl hy van zyn' kant beducht was dat hy haare bekommering, die hy voor oprecht hield, zou vergrooten. Ily wilde zich vervolgens met den leugen uit nood behelpen, en zeide zyner vrouwen in vertrouwen, dat hy'heden met'zyn principaal overhoop hadt gelegen, en geen raad wist, hoe het goede vertrouwen tusfeben hen wederom te herftelien ware. Leonore hadt gaerne eene meer oprechte be'ydenis van hem uitgelokt, met oogmerk om zyne bekommering te vermeerderen; maar toen zy bevond dat Ineen vast bcfluit genomen hadt om de waarheid te verheden , n?m zy zyne uitvlucht voor lief, cn geliet zich als of zy hem op de bestmogelyke wyze zogt gerust te ftellen. Zy hield hem voor dat de koopman hem niet, maar hy den koopman wel ontbeeren kon en dergeiyke troostgronden meer. Onder deeze gefprekken begaven zy zich te bed, maar de goede man fliep zo weinig als hy gegeeten hadt, en vielen hem al eens de oogen toe, dan zag hy in zyn' droom niets dan graven en lykftaatfien; zyne vrouw liet hem naar C 4 zyn  4.0 p e II I N G. zyn believen in het bed rondworftclen en hield zich als of zy Hiep , maar zy verheugde' zich ongemeen in haar hart, dat haar aanflag zo wel flaagde. Gusman ftond.den volgenden morgen, vroeger dan naar gewoonte op en begaf zich naar 't comptoir. De blydfchap, dat by 't morgenlicht wederom aanfehouwd hadt , deed hem hope fcheppen dat hy ook den avond, bekeven , en van zyn einde nog weinig meer, verwyderd zou zyn dan de do&or , wiens voorzegging hy in den wind begon te flaan, gezegd hadt. H,y kittelde zich zei ven reeds' hoe hy met den astrologist den draak zou fteeken. Wy zullen hem aan zyne blydfchap pverlaaten , en geduurende den tyd. dat hy wisfels, fa&uuren, rekeningen en prys couranten, becyffert, zyner moedwillige vrouwe een weinig nader in de kaart kyken. Zodra de boekhouder den voet ten huize uitgezet hadt, liet zy haaren geheimenraad by een roepen, die uit den astrologist, den fchilder Gonzalvo, den jalourfchen Antonio, den priester Sambulo, een vrolyke doortrapten knaap, die liever in de oogen van eene ijeboone zondaares dan in zyn Breviarium Jas, fyeftond. Zy ontdekte haar plan aan (lee^e, hee-  de RING. 4ï beeren, maar gaf, zonder van de gefchicdenjs van den ring te melden, het alles den naam van een vasten-avonds pretje,en deelde aan ieder hunner zyne rolle in dit pqtfent (pel, wyl zy elk hu.nner bereidvaardig vond pm eene daar van aan te neemen. Als nu de boekhouder tegen den avond naar huis ging, zag hy, by hetomkyken op een hoek, den priester in gezelfchap van een' anderen geestelyken en eenige mannen, vqor zich uitgaan. Hy was zo. digt by hen dat hy hunne famenfpraak konde hoqren. Maar 't is toch jammer, hoorde hy den eencn zeggen, dat de arme Gusman zo vroeg geftorvcn is,— ja wel;, zeide. een ander , nademaal hy de waereld zo verlaaten heeft, zonder zyne zonden te betreuren en de heilige facramenten te ontvangen. Heeft hy dat niet? vraagde de eerfte: • toch niet, voerde hem de priester te gemoet, men heeft hem heden vroeg dood in het bed. gevonden , zonder dat zyn vrouw, die van fchrik en droefheid hajf dood is, het minfte gemerkt heeft, dan toen zy opftond. — Het flimfte in de zaak, voegde de andere priester'er by, is dit, dat zyn buurman de doctor, die, zo als men jfegt, uit de ftarren als uit een boek leest, c 5 cP-n:  42 d s RING, openlyk en tegen ieder een beweert, "dat hy hem gisteren avond ernftig gewaarfchuwd en hem zyn naby zynde einde byfcans op een minuut voorfpeld hebbe, maar dat hy met die voorzeggingen gelagchen en gefpot beeft, en dus zonder bicgt en alies als een beest uit de waereld gegaan is. God zy zyner arme ziele genadig! riep de priester Zambulo, hy heeft fiegtc zorge daar voor gedragen ! —«. zo flegt, dat het my jammert. Lieve God! wat zyn wy menfchen-' gisteren nog zo gezond en llerk en heden onder de aarde—Ja wei, ja wel, zeide de andere geestelyke, de arme ziele! die is beklagenswaardig; want wat de arme vrouw betreft, men - behoort haar geluk te wenfchen, Gusman heeft oneerlyk gewonnen gelds genoeg nagelaaten, waardoor zy naar een beter man kan omzien: want heer Gusman, hy zy zalig by God! was gansch de beste echtgenoot niet, zo als men zegt, en bekreunde zich haarer niet veel; maar, myne heeren ! van afgeftorvenen en afweezenden moet men het beste fpreeken, wy zullen den armen boekhouder laaten rusten. Gusman hoorde dit alles aan, en wist niet of hy zyne ooren mogt vertrouwen. Zou ik dat zyn, fprak hy in zich zeiven, van wien des»  de RING, 43 deeze menfchen fpreeken? Hy befloot om hen aan te fpreeken, cn van hun te vernecmen, of zy geloofden dat zy van zyne begraavingen terug kwamen, of dat misfchien heden een andere Gusman ter aarde bcfteld wa« re? Maar zy'zyn oogmerk ziende, verdubbelden haare fchreedén, gingen eene andere ftraat in en maakten dat zy uit zyn gezicht kwamen. Hy vervolgde dan zyn weg, en was in eene gefteldheid voor welke de filofofen,zo veel ik weete, nog geen naam uitgevonden hebben. Digt by de ftraat waar in hy woonde, was eene naauwe fteeg, die hy door moest gaan, h er hadden de doctor cn de fchilder hunne posten: zodra zy hem in 't oog kregen, zeide de doctor, gelyk ik u zegge, myn lieve Gonzalvol hy lachte my uit toen ik 't hem voorfpelde, dat by den huidigen dag niet zou beleeven, maar ik ben verzekerd dat hy thans niet over my zal lagchen. Hoe goed zoude 't nu voor zyne arme ziele zyn als by my geloofd hadt! maar zo vaaren de fpotters.' De goede Gusman, vervolgde de fchilder, waafiyk hy was ineengedrongen en volbloedig en hadt daar by een korten hals, ik denk dat hem eene beroerte zal getroffen hebben, want hy hield wat veel van de fles; —■ God  $4 v e RING, God ontferme zich ever hem en ontfange hem in zyn heilig paradys! — dat doe God! weder, antwoordde de doctor, en trooste zyne arme vrouwe en ons mede, want wy hebben een goeden vriend, aan den lieven zaligen man verboren, hadt de hemel het gewild dat hy my geloofd hadt en zyn geweeten ontlast, maar ?o. is hy met alle zyne zonden naar eene eeuwigheid gegaan! De boekhouder was agter hen blyven Haan om hunne faamenfpraak aan te hoorcn, maar; thans kon hy zich niet langer bedwingen. Wat duivel, heeren ! riep, hy, zyt ge mei den kop gebruid?. Eilieve zegt my, wat beduidt dat gefnap % heeft men. my by leevendi? gen ly ve eene lykffcaatfie Ach God zy ons genadig en barmhartig ^ riepen de beide fchalken, daar is de arme zali. ge Gusman levendig! onder zulke uitroepingen, en ontallyke kruisfen, traden zy eene fchreede of twee terug. Ik bezweere u in den naame Gods, riep de fchilder, gy afgefcheiden geest, dat gy ons niet volgt, maar van de plaatfe, daar gy ftaat, zegt, wat gy van my begeert! ■ De doctor fchreeuwde, terwyl, by intusfchen van daar liep, ach hy zal gee. ne ruste hebben , tot dat zyn goed dat hy, on-  de RING. 4Ï oneerlyk gewonnen heeft, weder aan den rechten eigenaar koöme. Gusman bekreunde zich der bezWeeringé van den fchilder niet, maar ging met hevigheid op hem los j dan deeze vond niet raadzaam om hem af te wachten, maar keerdë zich om en volgde den doftor, zo ras als hy konde. — Zyn die menfchen raazend dol of bezeten, of ben ik het, riep de boekhouder , die hoe langer hde minder wist wat hy van de zaake moest maaken. Wanneer hy 'er al niet als een'dooden uitzag, zo geleek hy ten minften naar een ftervenden, zo ademloos kroop hy de ftraat ten eindé. — Toeri hy omtrent nog vyftien of twintig fchrèeden van zyn huis af was, zag hy den ouden jalourfchen, wiens rol nu een aanvang neemt, uit het zelve komen. Deeze ging recht toé op hem aan, om hem volkomen van dat weinigje verftand te berooven dat de anderen hem nog overgelaaten hadden, en hieldt zich alsof hy hem niet zag, hy ging in neêrflachtige houdinge, tuurde fterk met de oogen op den grond, en veegde dezelven met zyn zakdoek nf; toen hy digt by den boekhouder was , floeg hy de oogen op en fprong fchielyk terug als of hy eene fiange hadt aangeraakt. — Hei.  4& de R| N G, Heilige moeder Gods! riep hy, fta my by! is dat een fpüokf of. is 't myn overlcwn vriend Gaman?, Zekerlyk ben ik Cuswan, viel hem de boekhouder in; maar ik ben niet dood, myn lieve ■Ai.mhl ik ben niet gefcorven,zo als gy zegt, waarom kruist en ze-ent gy u ? waar voor zyt gy bevreesd? ik ben Gusman zeg ik u, 'Gusman rnet lyf en ziel. Dewyl hy vreesde dat de oude hem, gelyk de anderen, ontilippen zou, grc.p hy hem by zyn' mantel; maar deeze riep: ga weg agter my, Satan! abrenmtiol atremntiol ik ben Gusman niets fchuldig., dan misxhien een halven gul^n, dien hy-laatst in Beverfirto van my gewonnen heeft, dien oi::..--:f & u ^ Komt gy daarom weder, houdt dan myn rok cn verkoop dien, ik wil met menfchen uit de andere waereld liefst niet te Treilen hebben. Onder deeze woorden ontrolden hy zich-uit zyn mantel, liet dien in den loop cn vluchtte, onder veel kruisfen, uit al zyn magt vatï daar. Nu ontbrak 'er in de daad niet veel aan, dat Gusman zyn ganfche verftand kwyt raakte. Ik moet zekerlyk dood zyn, zeide hy by zich zelven,-'k ben waarlykgeftorven,- niets    de RING. 47 biets is zekerer dan dat, — ik zou een zot z-yn als ik 'er langer aan wilde twyffelen: Maar als ik dood ben, wat voer ik dan hier uit? 't Kan zyn dat God myne ziele nog eens toeftaat om naar deeze waereld terug te keeren, om myne zaaken in order te brengen en myn testament te maken. Maar God zy my genadig I in zo verre ik op het onverwachtfté geftorven ben! ■— en ben ik dood, gelyk ik wel moet gelooven, zo is 't zeer waarfchynelyk, dat ik ook zo in een oogenblik weggevoerd ben. Ach lieve hemel! maar ik heb in myne laatfte oogenblikken evenwel den duivel niet gezien, en myn biegtvader heeft my echter dikwyls gezegd, dat hy den ftervenden verfchyne? ik ben dus niet dood, of myn biegtvader is een gek. God weet het best wat ik ben; maar was ik eene ziel, een onftoffelyke geest, en lag myn lichaam in de aarde, waarom heb ik dan kleederen aan ? myne gewoonelyke kleederen ? ik kan ook hooren en zien en ik voele dat de avondlucht my door en door koud maakt en dat het begint te regenen; of zou ik ook reeds wederomvan de dooden opgeftaan zyn ? Maar dan hadt ik de bazuinen moeten hooren, of ten minIten een engel gezien, die my.op Gods bevel in  48 de RING. jh 't leeven zou terug geroepen hebben; —':).k weet 'er immers ook niéts van hoe 't in dé andere waereld is., hoe 't daar uitziet, hoé men daar leeft en daar moést ik ten mlnften toch iets van Weeten: — alles wat ik weete,is, dat ieder een voor my vlucht, dat zelve myne beste vrienden en gezelfchaps - broeders my voor dood verklaaren: ö zekeren waarachtig ik ben doodj- maar ik had evenwel, zou ik denken, eenige fmertelyke aandoeningen moeten gevoelen, ten minften iets, ten minften de aannadering van den dood; maar ik ben immers onverwacht geflorven, en by zulk een dood gevoelt men misfchien niets,-, zou men ook den draak met my fteeken en dat was juist zo een vasten, avonds ftukje? dit is mogeiykjwant waarom Icopen alléén myne vrienden voor my en andere menfchen niet? Ben ik niet een Zot! hoe zouden menfchen voor my bevreesd zyn die my niet kennen i of die van myn' dood nog geene tyding hebben ? Lieve hemel! hoé is 't mogelyk, dat ik zo^gemakkelyk en zonder 'er 't minfte van tê weeten, uit de Waereld geraakt ben? Terwyl hy zo by zich zeiven pro en contra disputeerde, ging hem een jong mans* perfoon voorby. De boekhouder greep hem by  de RING. ♦9 by een arm, en zeide, zeg my toch goede vriend! ben ik dood of levend ? Gy zyt een gek, voerde hem de man te gemoet en fcheurde zich los, dat weet God, zeide de boekhouder. Hy befloot eindelyk in zyn huis te gaan, en dit was de rechte tyd: want het was reeds tamelyk donker geworden en 't begon geduurig fterker te regenen ;hy klopte zeer driftig aan: Eene meid vraagde hem met eene weenende ftem, wie daar was ? Doe open, Laura! riep hy. Ach hemel! antwoordde dat meisje, heeft men 't wel boit gehoord, dat men voor een Iterfhuis zulk een aapenfpel aanricht? doe open! doe open! riep hy op nieuw. Kent gy my niet ? ik worde tot op myn hembd toe nat. Schaam u toch, goede vriend! en gauws weegs. Onbefchaamde beest! ik ben 't zeg ik u, ik ben uw heer. Dit gave God, antwoordde de meid, mynarme heer is by de lieve heiligen in den he • mei, zo ik hope! God geeve! dat ik niet Hege en dat de duivel nu juist geen' boekhouder nodig hebbe: want myn arme zalige heer zat zo vlytig in de boeken, dat hy zich niet eens D den  50 de RIN G. den tyd gunde om aan zyne vrouwe te denken, ik laat ftaan aan zyne ziele. Gusman was van natuure fterk. Een paar forsfe ftooten met den voet tegen de deure en zie daar weg vlogen de grendels. Zodra het meisje hem in huis zag komen , ftormde zy hals over kop de trappen op en hief een allervreesfelykst'kattén gelol aan. Leonore, yan 't hoofd tot de voeten in den diepften'rouwe, kwam uit haare kamer, als of zy naar de reden van dit gefchreeuw Wilde verneemen. — Ach! madame] ik ben als dood! Jefus, Maria! ik heb den leèvendigen zaligen heere gezien ! Intusfchen was Gusman de trappen opgeklommen. Jefas, Maria! riep Leonore, toen zy hem in 't oog kreeg en zeeg in onmacht neer, de meid liep in eene kamer en floot de deure vast achter haar toe. Nu geloofde de arme nar zeer zeker dat \ hy zo dood als een pier was, en 't fcheelde niet veel of hy was naast zyne vrouwe neêrgezeegen. ! Toen hy een weinig tot bedaaren was gekoomen, was' 't eerfte dat hem inviel, Leonore te hulp te'koomen: hy vatte haar in zyne armen en droeg haar in de kachelkamer. Een nieuw bewys van overtuiginge: Deeze kamer was met zwart be- han-  de RING. hangen, de vengfters en gordynen waren digt toe, zo als men in de fterfhuizen van aanzienelyken gewoon is. Dit gezicht werkte zo fterk op hem, dat hy de vrouwe byna hadt laaten vallen. Ik ben dood! riep by, by myne arme ziele! —— God vergeeve my de zonden! — Ik ben dood. De arme onmachtige vrouwe hadt de grootfte moeite van de waereld om zich van lagchen te onthouden: hy lag haar te bed, Ineedt de veters aan ftukken, nam eene kaars van de tafel en liep naar haare kapkamer, om een flesje met fpiritus op de bedtafel te zoeken. Hy wreef haare hoofdflagen, hy fchudde haar, hieldt haar het flesje onder den neus: eindelyk floeg zy de oogen op en als zy haaren man aanfchouwde, gaf zy een fterke gil en viel op nieuw in onmacht; de man vernieuwde zyn byftand, maar tevergeefs; de vrouw vond niet raadzaam om op ftaanden voet weder by te komen en dit bekwam haar zeer wel; want toen de boekhouder zag dat haar niets hielp en alle fpiritus uit zyn flesje verwasfen was, zag hy zich genoopt om de lyderes aan zich zeiven over te laaten, Ondertusfchen was 'er reeds meer dan een goed uur over zyn' gewoonelyken tyd van D 2 den  52 de RING. den avondmaaltyd verftreeken. De goed^ man wist waarlyk niet, zo min als een kind in 's moeders lyf, of het in de andere waereld de mode was om te eeten en te drinken of niet, maar hy voelde toch dat hy grooten honger hadt. Hy fchelde om zyn' bedien, den, maar Pedro verfcheen niet. Leonore, die zeer wel wist dat deeze knaap noch oogen achter in het hoofd hadt, noch zyn mond konde houden, hadt hem, onder 't een of ander voorwendfel, naar een landhuis gezonden, 't welk zy, niet verre van de ftad, bezaten. Gusman riep Laura, Elsje, Anne en Margariet, zy kwamen niet voor 't licht, wyl zy zich uit vreeze voor het fpook in de eetzaale opgefloten hadden. Intusfchen verlangde hy te eeten: hy ging voor de eetzaal, maar de meisjes hadden haare rollen zeer wel geleerd en zongen de heilige Litany ruim uit de borst. Hoe meer hy klopte en hoe harder hy wat te eeten eischte, des te luider zongen zy. Als het waar was, zeide hy, dat een geest door een fleutelgat kan fluipen, zo als myne min zaliger en de eerwaardige pater JU vares, myn biegtvader, dikwyls verteld hebben , hoe zou ik u krolfters belitanyen! '£r was voor hem geen andereraad, dan zelv'  de RING. 53 zelv' in de keuken te gaan en iets voor zich te zoeken. Hy kwam voor eene fpyskamer en vond een kalfsgebraad, waar hy zich du;delyk van konde te binnen brengen dat hy nog 's avonds te vooren gegeeten hadt; hy klom vervolgens naar beneden in den kelder en vulde een groote fles met wyn: hier op begaf hy zich wederom naar de kamer en begon met eene hartelyke graagte te eeten en van tyd tot tyd de fles aan te fpreeken. Ik moet erkennen, zeide hy by zich zeiven, de dood is zulk eene erge zaak niet als de menfchen wel denken; ik kan eeten, ik kan drinken, ik kan maar wat zwaarigheid als ik myn fles nog eens vulde ? dit is het eenige ongemakkclyke dat eene afgeftorvene heeft, dat niemand hem bediend; maar ik heb toch altyd gehoord, dat wy in 't eeuwig leeven allen gelyk zouden zyn, hoe kan ik dan oppasfing begeeren, daar alle dooden my gelyk en de levenden bang voor my zyn? Hy haalde de tweede fles en fchonk zich het eene glas na het andere in, waar by hy dikwils uitriep: God lof dat ik dood benj het heeft my in myn leeven nimmer zo goed gefmaakt. Intusfchen liet hy 't zich zo lang goed fmaaken tot de wyn hem ten laatften in 't hoofd floeg: — 't D 3 is  54 de RING. is my even natuurlyk, zeide hy, als toen ik nog leefde, van myn leeven heb ik, zo dikwyls ik deeze fles voor my hadt, 't niet tot de derde kunnen brengen. Hy zwaaide de kamer een reis of twee op en neer: te henker ! fchreeuwde hy, myne beenen willen my niet meer daagen; 't is waarlyk in de eene waereld net zo als in de andere. Zou ik ook wel kunnen flaapen? zonder twyfjel, daar ik kan eeten en drinken, en een weinigje flaap zal my , denke ik, niet kwalyk bekomen. De wyn hadt hem maar even zo veelmeesterfchap over zyne ledemaaten gelaaten , als hy ten hoogften nodig hadt om zyne kleederen uit te trekken, want de fles hadt rykelyk de maat gehouden. Hy hadt eenige moeite om het bed te vinden, wyl hy dat aan 't andere einde van de kamer zogt. Eindelyk vond hy 't, lag zich naast zyne vrouwe neder en viel in een diepen flaap. Het wierdt tyd voor Leonore, dat het tweede bedryf van het kluchtfpcl hier eindigde; wyl de dubbele noodzaakelykheid van zich te houden als of zy in onmagt was en het lagchen te verbyten, haar door de langduurfgrrtfid te lastig viel. Haar man dagt, zodra hy 'zich met de fles onledig begon te houden, wel  de RING. 55 wel zo weinig aan haar als of zy nooit in de waereld geweest was, en toen de (wyn, wegens zyn verhit harsfengeftel, zich vroeger dan voorheen over hem meester maakte, kon zy misfchien veilig de oogen opflaan en zyne verrichtingen gadeflaan; maar daar zy vreesde dat het minfte gelach hem de kaart zou verraden, en haar veellicht , hoe beftooven hy was, buiten de verydeiing van haar oogmerk , eene flegte ontmoeting op den hais konde haaien, hield zy zich liever in, hoe zwaar 't haar ook viel om geduurig in haare houdinge te blyven en de oogen dicht toe te fluiten, wyl het onmogelyk was om zynen belagchelyken buitel-fpronge, byzonder op het laatfte , zonder lagchen aan te zien: want by voorbeeld, toen hy zich ontkleedde, bevoelde hy zich hier en daar en riep op 't onverwachtfte uit: men moet erkennen, dat ik voor eene afgefcheiden ziele eene taamelyke portie vleesch op de ribben heb; maar hoe Haat het met de vaardigheid? hopfa ! Hier wilde hy een luchtfprong beproeven, maar die zaak wilde niet wel gelukken. Nog eens: hopfa! — bons! daar lag de boekhouder op zynen neus ,en wy moeten bekennen dat het opftaan hem een weinig moeijelyk viel, naD 4 dien  de RING. dien hy 't wel zesmaalen zo verre bragt, dat hy op handen en voeten ftond, maar als hy zich op zyne beenen wilde oprichten, geduurig wederom op zynen neus viel. Toen hy "dndelyk weder in evenwigt kwam, zeide hy met eene groote hevigheid, ik wilde dat alle die gekken, die my zo dikwyls voorgekald hebben dat een geest ligt genoeg zy, om op den punt van eenen naald te dansfen, als St. Barthohmeus mishandeld wierden Hadt my dit uitzinnige geihater niet byna mynen neus gekost? ik moet in 't toekomende zorg dragen voor het vallen, want dat bekoomt my waarlyk zo goed niet als de wyn. Onder deeze woorden bondt hy zyne eene kous, in plaatfe van den das om den hals en bediende zich van de andere in plaats van zyne neusdoek, zonder in 't minfte quid po quo te vermoeden. Zodra als Leonore merkte dat hy vast genoeg in flaap was, dat hy zelf door geen twee trommels zou kunnen wakker gemaakt worden, ftond zy op, en maakte, met behulp van de meiden, de zwarte behangfels, haare weduwkleeren en al wat naar rouw zweemde, uit den weg, toen lag zy zich wederom te bed endliep gerust tot 's morgens toe. De  de RING. 57 De dag brak aan en Gusman hadt nog maar in 't geheel geen denkbeeld om te ontwaaken. Leonore kleedde zich en liet hem rusten tct de tyd, dat hy gewoonelyk naar 't comptoir plagt te gaan, verftreeken was. Toen trad zy voor zyn bed en kwelde en trok hem zo lang, tot dat hy eindelyk zyne bezwaarde oogenleden opendeed, hy rekte zich al geeuwende eene reis of twee uit en hadt moeite om wakker te worden: want zyne vrouw hadt hem juist in een droom van 't vagevuur geftoord; maar toen hy zyne kamer in den gewoonelyken toeftand en Leonore in haar dagelykfche kleeding zag, wreef hy de oogen.Hm! ik ben evenwel wakker, hy wreef die op nieuw zonder anders te zien. Zeg my, myn lieffte! zeide hy tegen zyne vrouw, zeg my, myn lieffte! wat beduidt dat? zyt gy misfchien ook dood, gelyk ik? waart gy by my toen ik ftierf, zeg my dan toch aan welke ziekte ik geftorven ben?want ik zweere u by God en alle de arme zielen van hét vagevuur, dat ik 'er niet het minfte van weet, hoe ik uit de waereld gekomen' ben, noch hoe men my begraaven heeft. noch hoe myne kamer en bed hier ter plaatfe komen. Al wat ik weete, is, dat men hier D 5 eet  58 de RING. eet en drinkt, want ik erinnere my zeer wel» dat ik de fles, die daar ginds op tafel ftaat, gisteren avond tweemaalen uitgeleegd heb, om my hier in 't eeuwig leeven, daar geene ziele my kent, over uwe afweezendheid te troosten. Ik moet erkennen, voerde Leonore hem te gemoet, dat het karncval in dit jaar u zeer opgeruimd maakt! wat zyn dat voor koddige invallen! men moet zich waarlyk bont en paars lagchen! Maar, koom, koom, vriend! fta op! of zyt gy van zins om van daag tot den middag te flaapen? voort, koom uit de vederen ; Mynheer zal niet weeten waar gy blyft. Zyt gy zot, Leonore'? ben ik dan niet dood? heeft men my gisteren niet ter aarde befteld? fpreek! heeft men my niet ? Ik zie wel,-myn lieve man! gy hebt den roes van gisteren nog niet uitgeflapen. Ik heb gisteren geene lykftaatfie gezien of het moest van het ingewand van deeze fles zyn, dat hebt gy waarlyk met een aanzienlyk ftuk gebraad in uwe maag begraaven 't Is waar, Leonore! dat heb ik gedaan,maar toen was ik reeds ter aarde befteld, 'zeg ik u. En ten einde gy kunt merken, dat ik zeer wel  de RING. 59 wel weete wat ik fpreeke.ik heb onzen priester gezien, die van myne bégraavenis kwam en myn dood zeer ter harte nam, ik heb alle myne vrienden gezien, die insgelyks zeer bedroefd waaren, en Laura , die Napclfche feeks, die zich de oogen wilde uitfehreijen en half dood van fchrik was, en u zelve in de diepfte rouwe, ontken my dat, als gy kunt ? kortom, ik ben dood; dood, zeg ik u en gy zult my niet uit het hoofd praaten, wat ik ben, en wat ik weete en wat ik met myne oogen gezien heb. Ik wil in 't geheel niet met u twisten, myn lieve man! want ik zie wel dat gy nog in den droom zyt. Ondertusfcben zou het toch juist thans wel tyd zyn dat gy uitgedroomd hadt, wyl uw heer, de koopman, reeds tweemaalen hier geftuurd heeft. Wat? zyn hier dan ook kooplieden! ik moet zekerlyk niet recht zalig geftorven zyn, wyl ik aan een plaatfe aangeland ben waar men zich nog met handel en wandel ophoudt ! Hoor, lieve Gusman! maak eindelyk eens een einde van fpotten, wie u hoort fpreeken, zou vast gelooven dat gy uw verftand ver- loo-  6o de RING. looren hadt. Koom, fta op.' zal ik uw ontbyt laaten brengen ? Vrouw! riep de boekhouder , wien het tegenipreeken in eene zaake, waar van hy zo leevendig overtuigd was, het bloed aan 't kooken maakte, vrouw! by den leevenden God! ik ben dood en kakel niet langer. Ik ben gisteren begraaven, vraag het aan wien gy wilt, Laura, den priester Zambulo, onzen buurman, den doftor, den ouden Antonio,die my uit angst zyn' mantel liet houden , den fchilder Gonzalvo, en wien'gy wilt en u zelve daar by; want gy zult my dat evenwel niet willen betwisten, dat ik u gisteren avond in den allerdiepften rouwe aantrof; dat gy van fehrik over myne verfchyninge in onmagt viel, dat ik u in myne armen te bed gedragen heb en dat ik nog tegenwoordig den fpiritus rieke, dien ik u in 't aangezicht gegooten heb, ontkent my dat eens ? Heb ik van myn leeven! riep Leonore, bezin u, myn lieffte! hebben wy bier gisteren avond niet met eikanderen fris en gezond gegeeten ? zyn wy niet met elkander fris en gezond te bed gegaan? Eergisteren, vrouw! eergisteren, als 't u be-  de RING. 61 belieft. Gisteren at ik moeder ziel alleen, en tot een kenteken der waarheid , ik heb myn eeten zelv' uit de keuken gehaald, terwyl Laura, dat godlooze beest en de andere nikkers de Litany kraaiden. — Maar (voegde hy 'er met eene meer gematigde ftem by,) ik heb ongelyk, myn kind! dat ik my zo toornig make,want ik zie dat gy zo wel dood zyt als ik, en 't gaat u heden als 't my gisteren ging. Gy kunt niet gelooven dat gy dood zyt, geloof het toch, Lotjel myne lieffte! gy zyt zo dood als een pier. Welkom hier in de andere waereld en word' niet verdrietig, kind! eeten en drinken fmaak't hier ook goed, alleen wacht u dat gy niet op uwen neus valt, en geloof niet alles wat u de dikkoppige pater Ahares en andere fchepfels op aarde aangaande de waereld der geesten voorgelogen hebben , gy kunt door geen fleutelgat been flippen , en op de punt van eenen naald is geen ruimte genoeg om te dansfen, en als gy door den regen gaat, wordt gy druip nat, dat kan ik u zeggen. Goede God! wat betekent dat? riep Leonore, met a'le tekens eener bekommerde verbaasdheid , dit is meer dan fpotterny. Laura! Laura I loop fpoedig naar onzen buurman den doe.  62 de RIN G; doftor, en verzoek hem dat hy in alleryl herwaards overkoome. Myn arme lieve man! moet ik beleevèn dat gy uw verftand verliest? God weet, antwoordde de boekhouder, wie van ons beiden het verlooren heeft. Laura was naauwlyks ten huize uit om den doftor te roepen, toen de fchilder met den ouden Antonio kwam ; zy waren beide vol nieuwsgierigheid .om het vervolg van de klucht te verneemen. Leonore verhaalde hun met veele droefheid de wonderlyke grillen van haar' man, die nu niet alleen zelve dood wilde zyn, maar haar daarenboven ook uit de waereld prevelen. Beide deeze heeren hadden alle moeite om zich van lagchen te onthouden en aan hunne gezichten eene plooi van bekomme. ring te geeven. Zoudt gy 't kunnen gelooven, vervolgde Leonore, dat ik reeds meer dan een uur voor zyn bed fta, zonder dat ik hem kan overhaalen dat hy op zal ftaan, niettegenftaande hy reeds zeer lang op het comptoir hadt moeten zyn ? Gy komt my hier recht ter fnedc, riep de boekhouder, de heeren weeten zo zeker als ik dat ik dood, ben. Zyne vrienden verzekerden hem integendeel  de RING. 63 deel dat hy fris en gezond was, zich midden in Madrid, in zyn eigen huis bevond en ook naar allen oogenfchyn nog taamelyk van een reize naar de andere waereld verwyderd was. Twist, voegde zy 'er by, om 's hemels wil, niet langer daarover, anders loopt gy gevaar, dat, wanneer uwe droomeryen bekend worden , men zich van uw perfoon zal verzekeren en u als een' krankzinnigen behandelen. Heeft men ooit zulk eene ftyfkoppigheid gehoord, riep Gusman ! loopt naar den duivel! ik ben dood, niets is zekerer dan dat, fchoon gy 'er ook allen raazend over zoudt worden ! Dat verhoede God! zeide Antonio. Doftor, riep de boekhouder den arts te gemoet., die zo pas de kamer inkwam, koom nader en zeg toch aan de hardnekkigen, die hier zyn, of ik dood dan leevend zy ? Leevend, zonder allen twyffel, zo veel ik kan merken. Maar , madame ! waarom hebt gy my zo in der yl laaten roepen ? Gy hoort reeds uit de aanfpraak van myn' man, dat zyn hoofd ergens eenïg letfel moet gekregen hebben, antwoordde Leonore. Hy wil maar alleen dat hygeftorven zy, en de heeren, die zich hier bevinden, zyn, zo weinig als ik, in  64 de RING. in ftaat om hem van het tegendeel te overtuigen. Ik heb naast God en den heiligen Franciscus, myn ganfche vertrouwen op uwe bekwaamheid gefteld, wend toch alles aan om den armen man zyn verftand weder te geeven, wend ftoch alles aan, wat mogelyk is! Ach hemel! als ik maar konde begrypen wat myn' goeden Gusman zyn verftand heeft doen verliezen! Niets is gemak kelyker te bezerTen, voerde de arts haar te gemoet: konde dat wel anders zyn? bedenk alleen madame! als gy uw ganfche leeven aan een lesfenaar en verwenschte rekenboeken vast vernageld zoudt zyn, geduurig in fpeculatien, brieven , wisfels en faótuuren en ik weete niet wat al , begraaven waart, niets dan procenten in 't hoofd hadt, op niets dan op voordeel en woeker bedacht en dat alles zo ter harte nam, dat gy God, echtgenoote en u zelve h er door vergat, door fterken drank uwe zenuwen verzwakte en uwe bloedvaten verftramde, alle beweeging, die voor de gezondheid zo onontbeerlyk is, naliet: gelieft nu maar zelve te bedenken of het een wonderwerk zou zyn, zo uw verftand daar by moest lyden? Hier loopt alles faamen: Vita fedentaria &f bboriofa; diaXa yi-  de RING. 65 vïnofai curce amice, aliaque animi pathemata; vï- gi Dan , Madame! gy verftaat, denk ik, geen latyn; in eene meer verftaanbaaré taaie derhal ven: hier loopt alles faamen wat een fterk man ad dies vitce, ik wil zeggen zyii leeven lang ongezond kan maken. Voor het 'overige is 'er zeer veel vreeze, dat Seignor Gusman nooit volkomen zal geneezen worden, indien hy geene geheele verandering in zyne bezigheden en in zyne ganfche manier van leeven aanricht; want ik kan alleszins voor u niet verbergen, dat de krankzinnigheid een kwaadaartig gevolg van het zogenaamde mahik 'hypochondriacum is. Hy is te beklagen, de arme man, die vervloekte begeerte om geduutig ryker te worden , heeft hem het hoofd öntfteld, ik zal myne uiterfte vlyt 'aan hem té koste leggen 5 maar, zo als gezegd is, zonder zyn leevenstrant te veranderen, is al myn yver vergeefs gefpild. Deeze patho-logico femi-hgico dicetctilo ih'rapeu'tifche redevoering van een' man, wiens kunde in de medicynen .onze boekhouder zeer waardeerde, deed eenë geweldige uitwerking op hem. Hy was rtiet zo fterk meer van zyn' dood Overtuigd, ffl'aar aan de andere zyde ham hy het zeer kwalyk dat men herri Voor E krank»  61 p e RING. krankzinnig hield en als zulk een' wilde behandelen; maar zodra hem alle de bewyzen om te gelooven dat hy dood was, weder in de harslens kwamen, was hy zeer genegen om alle de aanweezenden te houden voor zulken die met den kop ge bruid waren. Als ik dan, riep hy, naar uwe eenftemmige beweering in de daad leeve, wilde ik wel gaerne weeten wat dat kruisfen en zegenen gisteren te beduiden hadt, wanneer een van allen, die my thans voor gek verklaaren willen, my in 't oog kreeg, waarom liep elk een, als of hem de fatan, God bewaare ons allen hier! op de hielen zat? Wat my aangaat, voerde de fchilder hem te gemoet, want deeze heeren mogen voor zich ze!ven antwoorden; wat my derhalven betreft, ik moet u zeggen, dat ik gfy zeer wel bewust ben , dat ik u federt den dag van St Blafm, noch gezien, noch gefproken heb, ik ben dien ganfehen tyd in Villa Verde geweest, waar ik aan een groot fchilderftuk in de kerk arbeide, en heb, uitgenomen deezen morgen, geen voet naar Madrid gezet, gelyk de priester aldaar, ten mynen behoeve, gaerne zal willen betuigen. En ik, zeide de oude jalourfche, heb giste-  de RING. €f teren den ganfchen dag, tot diep in den nacht , brieven naar Alcah, en Saragosfa gefchreeven, die myn vriend , de luitenant Don Cbristoval de Ttrrya , dien gy kent, deezen morgen heeft medegenomen, bygevolg heb ik niet wel voor u kunnen loopen, daar wy elkander niet gezien hebben. Gy hebt my dus ook wel uwen mantel nieC in handen gelaaten ? vraagde de boekhouder. Ei bewaare ons! antwoordde Jnionio. Dat weet de hemel! riep Gusman> en gy Leonore hebt ook zekerlyk geen weduw -- kleed aan gehad? God bewaare rny dat ik dat nimmer aan. trekke, antwoordde Leonore. Gy zyt ook niet in onmagt gevallen toeft gy my zaagt? Van myn leeven niet, zo veel ik weete, was haar antwoord. . Dit fpel , fchreeuwde de boekhouder, wordt van tyd tot tyd flegter; maar laaten Wy eens zien: hier, heer doétor 1 hebt gy my eergisteren avond niet heilig verzekerd dat ik 'er ellendig uitzag en dat ik geen vier-erttwintig uüren meer zou leeven ? eü wierdt gy niet gemelyk toen ik u de vrouwe van Jtbnfo Sanches te binnen bragt ? en llept gy E 2 gis»  63 de RING» gisteren nog niet veel harder dan onze vriend Gonzalvo ? Gy gelooft toch geene menfchen, lieffte heer Gusman! gaf hem de fterrenkyker ten antwoord : wat helpt het of ik u de verzeke* ring geeve, dat ik federt agt geheele dagen niet van myne ftudeerkamer geweest ben? maar vraag alle lieden in myn huis, en gy zult hooren dat ik my , geduurende een week, ter naauwernood tyd heb gegeeven om te eeten, wyl ik een werk van belang onder handen heb. Koom, lieve vriend! bezinu, uwe ziekte heeft uwe hersfens beneveld, en al die koddige fabeltjes, die gy ons verteld, moeten u in den droom voorgekomen zyn; men heeft, en in 't byzonder by uw mahm, fomtyds zulke leevendige droomen, dat men het voor de zuivere waarheid zoude houden. Gave God! dat het niet meer dan een droom waare, zuchtte Gusman. Maar nog eens, roep my die hoere, die Laura. Leonore fchelde, — Laura kwam: — Koom hier! riep hy, en vloog overeind in 't bed: — Koom hier! nog nader! zeg my, gy Na- pelsch gezicht! en God zy u genadig als gy my leugens vertelt! terftond, verhaal my, wat is 'ergisteren avond onder ons voorgevallen? Hei-  de RING. €p Heilige maagd! zo als gy iemand kunt doen verfchrikken ! uw hoog edele weet immers wel dat ik in de voorzaale ftond toen gy t'huis kwaamt, en toen had ik, met uw believen te zeggen, een paar kousfen in de hand; maar het waren zeker en waarachtig niet myne kousfen, maar zy behoorden u toe; want ik zou, om al wat in de waereld is, u met myne kousfen niet durven te gemoet komen , gelyk gy wel weet. En toen zeide gy tegen my, dat ik aan Pedro moest zeggen, dat hy de tafel moest dekken wyl gy terftond wilde eeten, en toen riep ik Pedis, en toen.... En toen, ik zal u den leugenachtigen nek omdraaijen, gy fatan! riep de boekhouder, en hy zou misfchien zyn woord gehouden heb. ben zo zy niet terug gefprongen hadt. Vertoorn u niet, myn lieffte! zeide Leono* re, het meisje zegt de waarheid, ik heb 't van woord tot woord in de kamer gehoord. Dat is eergisteren gebeurd, zeide Gusman; maar gisteren, voer hy voort, na dat hy zich weder naar de meid keerde; maar gisteren, hoort gy litanyen - gezicht, wat is 'er gisteren voorgevallen ? en' als gy onderneemt te liegen! SeignorS riep Laura, al zou 't ook myn E 3 lee-  7o ï> e RING, leeven kosten, zo kan ik niets zeggen, dan wat ik u gezegd hebbe. Spreek, Napelfche duivel! moest ik gisteren avond niet in den regen buiten de deure liaan, als een gek, tot dat gy al uw vervloekt gefnater uitgefpóogen hadt ? gisteren avond , zeg ik u ? gisteren! en fpreek my niet tegen, gy zuure dwarsdryffter! Ach lieve tyd! Buestra Merced weet immers; dat ik niet een gebenedyd woordje gefprooken heb, toen gy my in de voorzaal aantrof, en toen gaf gy my order dat ik uwen bedienden zou roepen, en toen neigde ik voor u, en riep: Pedro> koom hier! gy moet de tafel dekken Ga uit myne oogen, gy leugenachtige duivel ! gy zult my fpoedig eene andere Litany leeren. De jonge Napelfche liet het haar geen tweemaaien zeggen. Gy zult my plaifier doen , Lotje ! als gy dat dier uit den huize wegpakt. Ik kan die tfapelfel® gezichten in 't geheel niet verdraagen. Dit geliefde de goede boekhouder maar zo. te zeggen; doch de waarheid van de zaake was, dat hy aan de meid niet konde vergee* ven»  de RING. 7\ ven, dat zy hem gisteren voor een bekwaamen boekhouder van den duivel uitgefcholden hadt. Maar 't is evenwel anders een braaf meisje, antwoordde Leonore, en gy waart immers anders altyd wel met haar te vrede. Maar, maar! voer Gusman uit, ik kan haar niet verdragen, zeg ik u, wyl zy de godvergeetenfte leugenaarfter op Gods aardbodem is, en my gisteren in den regen liet liaan, en my duizend onbefchaamde plompheden in 't aangezicht zeide, tot dat ik de deure opentrapte. Ik zal alles verloeren hebben, zeide Leonort, hem in de reden vallende, als dat niet, gelyk de overige fabelen, juist de ongelukkige droom is, die myn armen man van zyn verftand berooft. Koom , lief! zet toch eens die grollen uit uw hoofd ! Ik zeg nog eens, riep Gusman, God gaavo dat het een droom waare, en als gylieden, myne heeren! my daar van kunt overtuigen , beloov' ik u op Aschdag een vorftelyke maaltyd; maar ik vreeze.... ik vreeze.... Vrees niets , heer nabuur! viel hem de ftarrenkyker in de reden, gy zult de vroly ke jnaaltyd moeten geeven; fta maar op en E 4 ■ kleed'  72 ö e R I N G. kleed* u aan, wy zullen eene kleine wandeling doen, en gy zulc zien dat uw dood loutere grillen zyn die gy u in 't hoofd gehaald hebt, maar waarlyk de belachelykfte grillen, die ooit in de harsfens van een hypocondiist gevallen zyn. De boekhouder kleedde zich aan, dronk een kop chocolade en ging met hen. Alles wat hy zag, verfcheide bekenden en nabuuren. die hem tegen kwamen en hem naar gewoonte groetten , zonder zich te kruisfen of te zegenen, dit alles deed hem overhellen, om, zyn' dood. voor louter' droom te houden; want, zeide hy by zich zelv', ware ik gisteren geftorven en begraaven, zo hadden myne, naaste buuren het immers moeten weeten, zo ftö konde ik ter aarde niet befteld zyn.; maar zy zien my allen zonder vreeze en verwonderinge aan. % Is zekerlyk niets anders dan een droom. Maar op myn woord-, men, kan met geene mogelykheid leevendiger droomcn, 't is my nog gedüurig of ik 't voor myne oogen zie. Dan het getuigenis van den priester Zamhu. b genas hem óp het allerkrachtïgfte, dien zy pnderweegs aanfpraaken. : Seignor f3> aendadol riep hy hem toe, zodra hy hem zag'., wien.  be RING. 73 wien heeft uwe eerwaardigheid gisteren begraaven ? Zyne eerwaardigheid verzekerde hem met zeer veel ftatelyken ernst, dat hy noch gisteren noch eergisteren iemand ten grave begeleid hadt, de geheele klucht wierdt hier nog eens doorgefpeeld; men liet den anderen geestelyken roepen, welken de boekhouder zwoer dat hy hem by den Licentiaat gezien hadt. — Deeze fprak met Zambuloen de overige fchalken uit een' mond , en de geheele klucht eindigde daarmede , dat het Gusman toefcheen, dat een paar eenvaardigen niet met opzet konden liegen, en hy volledig van eene hypochondrie geneezen wierdt, die hem evenwel rooit aangevochten hadt. De heeren maakten zich hartelyk vrolyk over hem en vervolgde hem geduurig met deftekelacbtigftebefpottingen. Hy daartegen bezwoer hen met dén fterkften aandrang, om het geval geheim te houden, eene moeite die hy wel hadt kunnen fpaaren; want volgens de bewyzen die gemakkelyk in het oog loopen, was den faam verbondenen meer dan den goeden Gusman aan de geheimhoudinge gelegen. Deeze geloofde nu ftyf en fterk, dat zyn aanhoudende arbeid zyne gezondheid gekrenkt en flegte gevolgen E 5 voor  n de RING. voor zyn verftand veroorzaakt hadt. Hy b& gaf zich voor eenige weeken naar zyn landhuis , en ftelde, met goedkeurige zyner vrienden , de vrolyke party die hy hun beloofd hadt en waartoe hy ook de beide geestelyken nodigde, uit tot op paasjchen, om dat hy de casten in eenzaamheid en boete wilde doorbrengen , om den toorn des hemels, dien hy in de ontmoetingen van de twee of drie laatfte dagen meende te befpeuren, te verzoenen. Te gelyk beloofde hy zyne vrouwe en zyne vrienden, die hem in dit geval zeer dringend waren, zyne bediening te zullen verlaaten en in 't vervolg voor zich in ftilte te leeven. Dit was het groote doel dat Leonore zich voorgcfteld hadt, dit was nu bereikt, en zy kittelde zich met haare uitvindinge en derzelver gelukkig gevolg zo zeer, dat zy reeds den ring aan haaren vinger hadt, want het fcheen\ haar in oprechtheid onmogelyk, dat haare vriendinnen een loozer ftukje zouden kunnen uitvoeren. Wy weeten niet of onze leezers in dit Ruk met Leonore eenftemmig denken. Wat ons betreft, 't zou ons gemakkelyk zyn ons gering oordeel aan het licht te brengen; maar wy hefr  de RING. 7$ hebben eene gegronde bedenking daartegen, om ons zeiven niet vooruit te loopen. Wy verzoeken dus om verfchooning, dat wy dit tot aan het einde van ons boekje en misfchien geheel en al in petto mogen houden, want het geval kon zich ligtelyk zo toedragen, dat wy.. dan zelf elk onzer goedhartige leezers de vreugde gunden om zyne ftemme te geeven, zonder 'er in 't minfte aanleiding toe te ver* fchaffen; en voor onze vyanden Cwaar aan bet ons, hoe gering wy in onze eigen oogen zyn, zo min ontbreken zal als den grooten Don Miguel Cervantes de Savedra, wiens naam men altyd met gouden letters behoorden te drukken) eene gelegenheid befpaarden om ons tegen te fpreeken , zo deeze laatstgemelde heeren ons, in 't geene wy van de woorden wy weeten niet, tot aan deeze periode ingefloten, gezegd hebben, eene uitweiding, ftrydig m&t onze beloften, zouden willen te last leggen; zo dient hier mede tot vriendelyk naricht, dat het geene uitweiding maar êene inleiding, en wel eene goede inleiding tot het tweede ftuk van onze verhandelinge zy, en dat wy deeze laatfte periode als eene kanttekening willen aangemerkt hebben. Roe  7 de hevigfte pyn. in het lyf ver» .oorzaakt hadt. Ach! gy weet het, gilde Therefe uits ife heb maar dat weinigje falade gegeeteli, om dat myn man my daartoe perstte, gy weet ik kan hem niets weigeren, al zou 't ook myn leven kosten. Dat kan 'er oök ditmaal Wel van komen, .bromde die Ducna, tuslchen de tanden, haddè" ik haast gezegd, cn dit ware de grootite leü» Fa gen,  g+ de RING'. gen, dien ik ooit hadde kunnen zeggen, want Tia Zarzaganilla hadt geene tanden meer in den mond, of men moest een paar wortels, zo zwart als een kool, die nog maar even boven het tandvleesch uitftaken, voor tanden willen aanneemen; zy bromde het dus in den baard. . Ondertusfchen nam de ziekte geduurig toe, en de fchilder, die dus verre zeer gelaaten aangehoord hadt, ftond eindelyk op, of uit welvoegelykheid, of om eene andere oorzaak, dit weeten wy niet; alleen dit wel, dat het hem zeer moeijelyk viel, want hy hadt zyn bed ten minften zo lief als den wyn. Is dat een gefchrceuw, riep hy, om een weinigje pyn in 't lyf! geef haar een flok rozemarynbrandewyn, dat helpt voor de opftyginge. Onder deeze woorden floot hy een kas open, haalde 'er eene fles uit, fchonk een kop vol en hieldt het cler vrouwe onder den neuze: _ Drink, Thereftaatje! dat zal u goed doen; op myne ziele! dat helpt. Therefe bracht haare lippen aan den kop, trok zich weder terug en frontfelde in haar gezicht alle die fratfen, die een zieke gewoon is daar in te plooijen die een hem fluitend geneesmiddel zal inneemen. Eindelyk kwam zy    de RING. 8? zy echter zo verre , dat zy de lippen even nat maakte ; brrr! dat fmaakte als de dood. Toch niet, liefde! voerde de fchilder haar te gemoet, het fmaakt als rozemaryn - brandewyn; foei niet zo gelepperd, fris met een fiok naar binnen! Dan nu Therefe, als gy niet wilt, laat het Haan, — zeg gy 't haar toch Zarzaganilla, dat zy 't neeme! Het zou my 't hart afbranden, riep de zieke. Waarom, in 't geheel niet, antwoordde hy, ik zeg 't u, 'tzal u gezond maken. Ik wil juist zo gaerne fterven, als dat tuig drinken. Nu vrouw doe zo gy verkiest. Wat zal ik nu daar mede beginnen? het zou toch zonde zyn, dat dat goede fchepfel Gods verlooren ging! Hy dronk den kop uit en floot de fles wederom in de kas. Heer jemeni! riep de tante Zarzaganilla, heb ik van kindsbeen af zo iets gehoord J zich te bezuipen, wanneer de vrouw op fterven ligt. God en St. Pedro bewaar my voor zulk een man, als ik immer zou trouwen. Het zal geen nood met u hebben, zeide F. 3 Cm-  86 beRING. Conzaho, en klopte de oude j'ongvrouwe op den fchouder. De ziekte verminderde intusfchen niet, en fommige huismiddelen, die de Ducna voorfloeg, wierden verworpen. Ach als ïw Rtechiela maar hier was, riep Therefe, die weet; my het beste te helpen, zo 'er nog aan my te helpen is. Ach! dat ware een gelukkige inval, riep de Tia; ei dat wy daar ook niet eerder aan gedacht hebben! gy kondt nu alreeds gezond zj7n. Tia Riachuela heeft u nogaltyd geholpen. Als ik maar zo lang leeve tot dat zy koomt! Uh! Ach! — het is niet anders, dan of my duizend mesfen in 't lyf omgedraaid worden. Een was hier genoeg, zeide de fchilder zeer Uil, wien de vergelyking een weinig fterk voorkwam. Men moet haar fpoedig laaten roepen, zeide Tia Zarzaganeüa. Wy hadden onzen leezeren reeds voorlang kunnen zeggen, dat Conzaivo maar ééne meid hieldt; deeze was van Torrejon de Ardos (*) geboortig , en met toeftemminge van den. fchil? Een dorp, niet verre van Madrid,  de RINGi 2? fchilder, op aanftookinge van Therefe, daags te vooren heen gegaan, om haare ouders te bezoeken. Dus was 'er niemand die Tia Riachuola roepen konde, dan de fchilder zelv', op welke omftandigheid juist de geveinsde zieke haaren aanflag gebouwd hadt. Men moet haar fpoedig laaten roepen, zeide Tia Zarzaganilla. Ach myn lieve man, als gy my dat pleizier wilde doen? Hy zal 't met blydfchap doen, zeide Zarzaganilla. Hy zal 't wel ftaaken, antwoordde de fchilder. God bewaare ons allen, riep de oude, ter liefde van zyne vrouwe, in de laatfte oogenblikken, niet eens een fchrede of twee te willen gaan. De henker! zyn dat twee fchreeden, antwoordde de fchilder. Tia Riachuela is van wooninge veranderd en woont nu in de wagenftraat (calk de la carretas) als ik niet mis hebbe. Neen zy woont in de calk defuencaral, zo als zy my zelve gezegd heeft, voerde hem 'TJiereJe te gemoet. Dat is nog verder, zeide de fchilder, en F 4 daar*  80 de RING, daarby nog een ftraat waar aan geen einde is. Wat duivel! wilt gy, dat ik in 't holfte van den nacht, als alle huizen toegefloten zyn, in eene ftraat, zonder einde, een oud wyf zal bevragen ? en als ik haar al vinde, wie weet of zy wil komen ? Daarby weet ik zeer wel, wat zy by u voor een middel gebruikte, wanneer gy voorheen uw toeval kreegt, 't beftond in eene once theriakel in een halven oranjefchil, op den navel gelegd en verder niets. Dat wil ik u gaerne uit den naasten apotheek haaien. God weet of het dat was, zeide de zieke. Ach! wanneer 27a Riachuela zelv' niet komt, dan kan my niets helpen, dan is 'tmet my gedaan, zy kent myne natuur het allerbest. Au! — 6 wee! uh! — thands zal het my om 't leven brengen! My dunkt zelv', zeide Zarzaganilla) dat zy nog iets by den theriakel deed, zo 't nog theriakel geweest is. Om Gods wille, zeide de fchilder, zyt te vrede en verg my niet om by nacht en ontyde na het ander einde van de ftad te loopen. Men zou 'er geen hond uitjagen, zulk een weder is 't buiten, en geen mensch kan in een half uur van hier na het einde van calk de  fi e RING. 3 9 ie fuencaral loopen. Ik zou my misfchien eene opftyging op den hals haaien, die eene geheel andere oorzaak hadt dan de uwe. 't Is God geklaagd, riep de zieke, welk een' man ik heb, (het verftaat zich van zelve dat zy tusfchen beide erbermelyk gilde,) fcynenthalve konde ik fterven als een hond! — maar ik zal 't God klagen! dat is flechts uw wensch dat ik 'er mede zal heen gaan! • - gy zyt myner moede! al lang moede! ik kenne u! — dat zou u recht pleizier doen als ik u uit den weg geruimd wierd! ———• niet eens die beleefdheid om die twee ftraaten te gaan ? hy zou zyne fchoenen morsfig maken J kom, onmenfchelyke 1 leg u wederom te beden flaap dat u de oogen zwellen; maar zie, dat zweer ik u, by al wat dierbaar en heilig is, dat, zo ik moet fterven> ik 't rond uit zegge , dat gy my om 't leven gebracht hebt, ziet gy, dat zal ik doen! wie weet wat gy my onder de falade geroerd hebt, gy nodigde my voor niet zo fterk niet om daar van ce eeten, gy zyt anders zo beleefd niet. Den fchilder, welken de ziekte op verre na zo doodeJyk niet voorkwam, liep de gal F 5 ovviv  9d de RING. over, toen zyne vrouw hém voor een ver* giftmenger verklaarde. Vrouw ! fchreeuwde hy, let, ik raade 't u welmecnend, let op uwe tonge! anders mogt ik vergeeten, dat gy de opftyging hadt.. Ik zeg het nog eens, antwoordde zy, en ik zal het de ganfche waereld zeggen, dat gy my vergeeven hebt. Ik waarfchuw u, Therefe! zie toe wat gy zegt, of anders kon gy 't wel beleeven, dat ik u de ziekte uit het lyf naar den rug verdreef. Ga maar voort! gaf zy ten antwoord, 't is my om 't even op welk eene wyze gy my vermoord. Tia Zêrzaganilla mengde zich 'er ook in, en gen hy op-  de RING. 95 «pzette, toen hy alle kamers van zyn huis verlicht vond, en de muziek, het gedruis der danzenden en dat rumoer hoorde. Wie zich dat niet verbeelden kan, dien zyn wy niet in ftaat om ze te befchryven. Toen hy van zints was aan te kloppen, aanfchouwde hy eene geheel onbekende deure, versch opgefchilderd en met zeer aartig fnywerk gefierd. Wat duivel is dat ? riep hy en belicht* te met zyn' lantaarn de deure van onderen tot boven. Toen hy zyne oogen naar boven flpeg, moest hy noodwendig het logementsuithangbord ontdekken. Het was met opzet zo gehangen, dat het helle licht uit de zaale ojj deszelfs beide zyden moest vallen, en de fchilder las zeer duidelyk : Logement, de Prins van JJlurien. Nu geloofde hy waarlyk dat hy verdwaald en door de donkerheid in eene verkeerde ftraat geraakt was. Hy keerde toe aan 't einde van dezelve terug : maar alles» wat hy zag, overtuigde hem, dat, met opzicht tot de ftraat, hier geene dwaaling begaan was. Hy ging zeer verftoord wederom naar het gewaande logement, en telde onderwege alle de huizen, van het hoekhuis af tot aan 't zyne toe, om zich zeer zeker te over-  £6 de RIN G. overtuigen, dat deeze zyne ftraate en dit zyn huis moest zyn. Hier, zeide hy, woont Don Garcias, hier de koopman Rinitemado ,hkv Don Pabb , hier Estevan Jlhondigo, hier Gulicrmo Espuelo, hier Ahn%o Rienda en zo vervolgens naar de reije af, tot dat hy aan zyn eigen kwam. Hier moest myn huis ftaan, hier tusfchen den fecretaris en den apothecar, vlak: tegen Don Gomezde Quedo over, en hier ftaat een logement - dat is meer dan ik kan begrypen! Hy belichtte zyne wooning nog eens, zonder 'er meer van te begrypen. - God zy my genadig en barmhartig! riep hy uit, zonder twyffel fpeelt hier de duivel zyne rol. Ik ben misfchien twee uuren van huis geweest, ik verlaate myne vrouw tot de dood toe ziek, buiten haar en de oude Zarzaganilla was 'er geene levende ziele onder myn dak, en nu is hier een logement, een bal en al den duivel! zo oud als ik ben, is 'er nooit in deeze ftraat een logement geweest, en al was dit niet eens waar, hoe duivel koomt juist myn huis binnen twee uuren, en midden in den nacht, aan die eere? by myne ziele 1 dat be£rype ik niet! Ik heb toch} noch een roes * J weg,  de RING. 97 weg, noch ik droome, zo veel weete ik ze. ker, of ik betooverd ben, dat is eene andere vraage. Zo ftond hy daar en bekeek het huis van boven naar beneden, en konde al wat hy kennelyk aan het zelve vond, met de deure, het uithangbord, de muziek, het bal en het druisfchend rumoer niet overeenbrengen. Ik moet evenwel zien , dachtte hy, wie in myn huis dat bal geeft? Hy klopte aan de deure, maar de muziek-inftrumenten waren zo fterk van geluid, dat men hem niet hoorde. Hy klopte harder, men wilde hem nop niet hooren. Eindelyk ftormde hy zo met den klopper en zyne voeten, dat men zich over hem ontfermde. Een oppasfer keek met een endje kaars in de hand boven uit het vengfter. Seignor Estrangero hier is geen plaatfe meer, alle kamers zyn bezet, gy zult u derhalven moeten laaten welgevallen ergens anders een logement te zoeken. Wat duivel 1 is dat voor praat, riep de fchilder, dat huis behoort my, goede vriend! of gy 't misfchien niet mogt weeten. De oppasfer geliet zich als of hy hem, wegens het geluid der inftrumenten, niet verftond, en riep naar beneden: hier is geene G plaats  98 de RING. plaatfe meer óver, Mynheer! alle vertrekken, van de keuken tot aan het dak toe, zyn bezet, zeg ik u, ga uws weegs en maak my een weinig minder alarm Voor het huis, als wy vrienden willen blyven. Lompaart! 'zult ge open doen, of ik zal u den- hals breken! Als gy kunt, antwoordde de oppasfer. Ik raade 't u, landsman, ga! gy zyt of met den kop gebruid of bezoopen. Loop na den duivel, wyl het fpel op zyn best is en klop my niet weder aan, of gy zult zien wat 'er op volgt. Met deeze woorden fmeet hy het vengfter toe dat het kraakte: de fchilder vloekte en raasde; het licht in den lantaarn ftond op punt van uit te gaan; de plasregen en het water dat uit dedakgooten droop, ftroomde hem bykans weg, wegens den ftormvvind konde hy naauwlyks ftaande blyven en zyn geduld was al lang ten einde. Dit alles bewoog hem om op nieuws met de ongeftuimfte woede aan te kloppen. Martin! riep iemand in huis, neem een knuppel en fla me den fchurk daar buiten de ribben in ftukken. Op het oogenblik riep eene andere Item, met een ging de deure vart 3t  be RING» 99 *l huis open , en een foort van huisbediende kwam mee een' beezemfteel te voorfchyn. De duivel haale u met uw verdoemd geklop: wat wilt gy hebben, vriend? heeft men u niet gezegd, dat wy niet kunnen logeeren? ga uw's weegs, of *er zullen wisfewasjes gebeuren. Ik wil hier niet logeeren, Mynheer 1 gaf de fchilder hem tot antwoord: maar dit huis hoort my toe en is reeds over de honderd jaaren in myne familie geweest. Een myner \Toorouders, Cbristoval Cbico, heeft 't op eene eerlyke en redelyke wyze gekocht 5 en zo ij 't van vader tot zoon, eindelyk op my gekoomen, ik heb 't van mynen vader zaliger Migtul CMco geërfd, bykans twee uuren geleden ging ik uit, om eene zekere Riachuela te haaien, en nu ik wederkoome is myn huis in een logement veranderd. Verklaar my, bidde ik u) hoe dat toegaat ? V/at duivel ! zyn dat voor historitjes ? antwoordde de gewaande huisknecht: de duivel mag uwe Christcvals en Migueh kennen \ ga, ga, landsman! gy hebt uw verftand verlooren, ga met goedheid, het zou my leed doen als ik u hout op den nek moest laaden» G 2 Myrt*  100 de RING. Mynheer! zeide de fchilder, dien het ge, zicht van den knuppel in de hand van een* vierkanten kaerel , zeer gedweê maakte, Mynheer! als ik maar wiste hoe myn huis in een logement hadt kunnen veranderd worden , voor twee uuren was het nog myn eigendom, dat kan ik by God zweere, myn naam is Gonfalvo Chico, ik ben een oud christen en een fchilder, dien elk kent en op wien geen mensch iets te zeggen heeft, dit huis behoort , my reeds langer dan twaalf jaaren. Myne vrouw, die ik ziek verhaten heb,heet Therefe Prieto, zo zy niet federt twee uuren. haaren naam veranderd heeft, of misfchien ook in een logement veranderd is; en uitgenomen de deure en het uithangbord, welke beide den fatan mogen behooren, is dit myn huis, zo als de geheele waereld weet. Waaragtig, vriend! gy zyt niet wel by uwe zinnen. Dit huis is, zo lang ik my kan verzinnen, een logement geweest en wel een van de voornaamfte in de ftad. Mynheer heet Bèrrando Taja, en zyne vrouw Bhnca Majms, en ik ben hier federt zes jaaren huisbediende en heette Martin Hïerros, om u te die* ren; alle vreemdelingen van aanzien ncemen bier hun intrek en tot u verder naricht kan ik  de RING. 101 ik u zeggen, dat ik voorheen by den zaligen heere Pedro Majans, den fchoonvader van myn' tegenwoordigen heer en zyne vrouwe Catalina Serrate, gediend heb, dat ik derhal. ven dit huis zeer wel kenne, en dat gy een gek zyt. Maar, hser Martini.... Geen maar meer, landsman! hier valt niet te maaren, loop na de galge, heer Gonfalvo Chico, of Gonfalvo Satanas, hoe gy mogt heeten, als ik geen medelyden met uwe zotheid hadde, dan zou ik u den knuppel op den pokkei in ftukken flaan. Hiermede ging hy in huis en frneet de deure achter zich toe. De goede fchilder ftond als of hy van den donder getroffen was, en hadt geen moed om om nieuws aan te kloppen. Hy nam eindelyk het befluit om naar zyn' vriend Antonio te gaan, die niet ver van daar woonde. Ky liep by de tast in de duisternis voort, want zyn lantaarn was uitgegaan, de beideftraaten vielen hem byna zuurer, dan de geheele verre weg na Tia Riachuela. Midden in de ftraat was 't tot verdrinkens toe diep, en aan de huiskant was het, wegens het water dat by geheele ftroomen van de daken afvloeide , zekerlyk nog bezwaarlyker om te gaan. G 3 £in-  ioj db RING. Eindelyk, na dat hy een maal of twee met zyn phyfiognomie in den flyk gevallen was, landde hy aan 't huis van den ouden jalourfchcn aan. Het was hykans drie uuren te middennacht, en hy moest taamelyk wel op de deure rammeijen, eer de oude wakker wierdt. Deeze wien uit hoofde van zyn achterdochtige verbeeldinge, niets dan hoornen voor de oogen zweefden, liet hem een tyd lang, naar zyn believen, kloppen, want; hy dachtte op niets minder dan dat dit rammeijen, op zulk een ongewoonen tyd, veellicht een aanflag op zyne vrouwe ten doel mogt hebben, Eindelyk als de fchilder 't al te erg maakte, ftond hy op en ftak met groote omzichtigheid de neufe uit het vengfter en dreigde den aankloppenden, die bovendien nat genoeg was, met eene morfige bezendinge van boven , ingevalle hy niet heenen ging- Om God wil, Segnor jKtonioi doe fpoe-, dig open! ik ben het,, ik ben uw vriend Gonfalvo., en meer dan half dood. De oude verftomde op deezen tyd zyn vriend te hooren , en was bevreesd dat hem; mogelyk een groot ongeluk overgekomen zou ?yn. De fchilder moest intusfehen evenwel zo  de RING. f03 zo lang geduld hebben, tot dat jintenio zype vrouw eerst uit den bovengemelden zak geflaakt hadt. Hy, zo wel als zyne vrouw, ontzetteden zich niet weinig, als zy den arrnen Gonfalvo in zyne ganfche heerlykheid aanfchouwden. De klederen zo nat, dat alles zwom waar hy maar een oogenblik ftond, de ganfche perfoon van 't' hoofd tot de voeten met modder overtogen, de fchrik in 't aangezicht gefchilderd en half dood van koude. Fravtisca giste zekerlyk een gedeelte zyner. gefchiedenis , doch zy ontdekte haar niet, maar vraagde even zo driftig als Antonio, waar van daan hy zo laat en in zulk een' toeftand kwam? gy zult alles te weeten komen, zeide de fchilder, helpt my maar eerst aan drooge klcören. Antonio liet een groot vuur in den brand fteeken, om zyn' vriend te verwarmen en zyne klederen te droogen, hy gaf hem van zyn linnengoed, beval chocolade tekooken, zette hem met eigene hand een flaapmuts op en was hem ten uiterften behulpzaam , om hem weder naar een levend' mensch te doen gelyken. Nu verhaalde by hun alles wat hem deezen nacht wedervaaren was; dat TJierefe de opftyging gekregen hadt j dat hy ten laatG 4 ften  104 de RIN G. Ren moest befluiten om Tia Riachuela te zpev ken, dat by zyn huis in een logement, waar in een duivels bal gefpeeld wierdt, veranderd hadt gevonden, en alles wat wy onzen leezers getrouwelyk hebben medegedeeld. De yverzugtige, die hem voor bezoopen hieldt en Francisca die de houding aannam, als of zy eenftemmig met haaren man dachte , bolpotten- hem op eene onbarmhartige wyze, en hoe meer hy de waarheid van zyn verhaaF met klem bezweerde, des te luider was het gefchater en des te veelvuldiger de befpottingen der beide echtgenooten. Als 't zulk een ontzachelyk weder niet was-, zeide de oude, zou ik u op Raanden voet naar huis geleiden, dan zou 't zich ontwikkelen dat alle de wonderen, Waar van gy ons daar zo veel vertelt^ alleen in uwe harsfens huisvesten. De Alikante wyn, myn lieve vriend ! de Alikante wyn, o, de drommel! dat is een verduvelde tovermeester! hy heeft u wel duizendmaaien betoverd, dat gy den weg naar uw buis niet kondt vinden. Wat wonder dan dat hy u eens een trek fpeelt, en gy uw huis voor een* herberg aanziet ? Leg u thans een uur of twee te bed, gy hebt in alle gevallen rust nedig, als gy den roes hebt uitge.  ö e RING. f&i ftapen, zullen wy nuchteren en op licht klaaren dag eens beproeven,' hoe een morgenbrood in uw nieuw logement fmaakt: —1 want de duivel zal u toch niet wederom een* Marten Hierros met een beezemfteel op het lyf ftuuren, en in allen geval waaren wy dan twee tegen een. Hiermede nam de oude eene kaars en ge. leidde zyn' vriend naar eene flaapkamer en Francisca gaf hem nog eenige befpottingen mede op reize. Toen Antonio hem warm toegedekt hadt, wenschten hy hem goeden nacht, met byvoeginge. dat hy wenschte, dat hem geene Martin Hierrcs in den droom mogt verfchynen, en ging wederom na zyne vrouwe, liet haar in haaren zak kruipen, floot dien toe, Rak den fleutel in zyn nachtbroek en lag zich te bed, niet zonder dikwyls uit te barften van lagchen over de klugtigs zotheid van den fchilder, dien hy in ernst een roes toefchreef. Hoe vol de fchilder ook het hoofd van zyne avontuuren hadt, zo was hy toch naauwlyks alleen, als hy, moede en mat door de moeijelykheden van deezen be'tooverden nacht, in een diepen flaap viel. Hy zou, zonder twyffel, tot den middag toe doorgeG 5 fnurkt  %o6 de RIN G. fnurkt hebben, zo Antonio hem niet tegen neï gen uuren gewekt hadt. Sta op, Segnor! riep hy, kleed' u aan, zyt gy vergeeten dat wy gisteren afgefproken hebben om in den Prins rat Ajiurien te ontbyten? öl 't zal u daar wel aan ftaan 1 in de geheele kristen waereld wordt geen beter chocolade gedronken dan by Segnor Hermando Taja, en zyne vrouwe, Blanco- Majansy is het zindelykfte vrouwtje van de geheele waereld; gy zult daar een Marten Hierros aantreffen, die onder de huisbedienden zyns gelyken in de waereld niet heeft.' die verftaat de kunst om de heeren te bedienen! hy is een duivelfche kaerel, die Martin! gy zult pleizier met hem hebben. De fchilder ftond op en wierdt van de gade van zyn' vriend niet veel beter ontvangen. Hy ftond alle befchimpingen ge. duldig door en beweerde ftyf en fterk, dat hy hun niet het minfte gezegd hadt dat hem niet waarlyk ontmoet vvaare, en be: vestigde het zelv' met veele eeden. Anta* nio die zich niets zekerer hadt voorgefteld , dan dat zyn vriend alle deeze grillen met den wyn, die zich naar zyne meening kenbaar gemaakt hadt, zou verflaapen hebben, ftond niet weinig beduizeld, toen hy den fchilder, na  » e RING. 107 na een goeden flaap van vyf uuren, nog dezelfde vertelling met den grootften ernst hoorde verdeedigen. Gy maakt, zeide hy, het ftuk my zeer twyffelachtig: koom, vriend! ik wil u naar huis vergezellen, ik ben buitenmaaten begeerig om te verneemen wat 'er eigenlyk van de zaake zy. franctsca, die waarlyk ten duidelykften deezen ganfchen handel doorzag, geliet zich als de allerongeloovigfte, en beval hem, by 't affcheid, haare plichtpleeging aan madam Blartca. Majans. Vergeet toch niet, heer gast! riep zy hem na als hy de trappen afging, vergeet my toch vooral niet den Martin Hitrros, die een' Segnor Etrangero zo wel weet te bedienen, dat ik hem Voor het puik van alle huisbedienden boude. Therefe was van haaren kant niet zodra overtuigd, dat Martin'! welfpreekendheid en huisgeweer, derzei ver werking gedaan en den fchilder weggeboend hadden, toen zy, met hulpe van haaren broeder, de oude huisdeure weder inhing, 't logements-uithangbord wegnam, alles wederom in huis in orde brachte, en de mufikanten nevens haare gasten, die haar de heiligfte geheimhouding zwoeren, afdankte; daarop begaf zy zich met de vroome Tia  io* 'de RING. Tia Zarzaganilla zeer gelaten te bed en fliep tot licht klaaren dag. Toen nu de fchilder, in gezelfchap van zyn vriend Antonio voor 't huis kwam en de gewoonelyke deure, zonder het minfte kenteken van een logement aantrof, moest by op nieuw de ftekelagtigfte befchimpingen van den ouden jalourfchen ondergaan ; maar hy bleef 'er ftyf en fterk op ftaan, dat zyn huis van deezen nacht een herberg geweest was, of anders moest de plaagende fatan een klugt met hem gefpeeld en zyne oogen en alle zyne zintuigen betoverd hebben, om hem tot een gek te maken. Ja , ja , zeide Antonio, ik twyffele 'er niet aan, of de wyn zal zyn klugt gefpeeld hebben. Zy klopten aan en tante Zarzaganilla ver* fcheen meer dan half en profond negligé om hun open te doen. Gy zult heerlyk aanlanden! riep de oude Zarzaganilla den fchilder toe. God vergeeve my alle myne zonden, voer zy voort, heer! hebt gy wel moed om uwe arme vrouw onder de oogen te koomen ? nu, nu, gy zult het zien! verder zeg' ik niets. Ik heb haar wel tienmaalen dood onder myne handen gehad:het is God geklaagd! om twaalf uuren  di RING. 109 uuren uit te gaan en 's anderendags 's morgens om tien uuren wederom te komen aanflingeren. God bewaare elk een vrouwspersoon voor zulk een man; maar gy zult 'er van lusten, verder wil ik niets zeggen. 't Is hier mede ook reeds over en genoeg, antwoordde de fchilder, en zo gy my in de eerfte vier-en-twintig uuren uw vervloekten lasterfmoel weder opent, maak dan fraai vooraf uw testament, verder wil ik niets zéggen, breng daar voor alles in orde, want ik ben voorneemens morgen een ander huis te betrekken. Hy klom met Antonio de trappen op; maar jjaauwlyks trad hy ter kamer in of zyne lieve Therefiaatje fprong, als eene furie, uit het bed, niets dan een nachtjakje en een rood onderrokje aan hebbeöde , en ontmoettede haaren man met zulk een uitval van verwytingen, die zo fpoedig en hevig op elkander volgden, dat wy 't ons zeiven niet zouden toevertrouwen, om 'er flechts het derde gedeelte van na te fchry ven, gelyk als de fchilder en zyn vriend misfchien 'er de helft niet verftaan konden. De man, die, door de vooraffpraak van Tia Zarzaganilla voorbereid, zulk een ouweder voorfpcld. hadt, Rak de flin-  TIO BE RING. ilinkehand in zyn broekzak en leunde meC den rechter elleboog op Antonio's fchouder; in deeze achtelooze houdinge hoorde hy haar geheel eerbiedig aan, wyl hy zag dat het den moriaan gefchuurd zou weezen, als hy de dame wilde overfchreeven. Eindelyk begon de ftroom haarer welfpreekendheid iets leeniger te vloeijen, en de beide vrienden hoorden zeer verftaanbaar de volgende woorden: Zeg my nu om 's hemels wil, zeg my nu in welk eene kit gy nu den godganfche nacht geftoken hebt! maar God fpaare myne ooren! ik wil 't niet eens hooren! wy zouden troostelyke pfalmen verneemen, als Mynheer recht op wilde biegten. Zonder twyffel (liep deman by goed gezelfchap, daar hem de tyd veel korter viel dan by zyne zieke vrouw, wy kenne zyn wandel. De fchilder hoorde zyne vrouw maar ge» duurig aan, of hy hoorde haar veeleer in 't geheel niet aan, maar brak zyn harsfens in Rukken, hoe zyn huis in den voorleden nacht een logement hadt kunnen zyn, zonder dat zyn vrouw, die hy echter in 't zelve gelaaten hadt, 'er het minfte van wiste. Deeze on* kunde en zyne verfchynfels konde hy maar in 't geheel niet faamen rymen. Therefe voet* in-  de RING. ut ïntusfehen nog een wyl tyds voort, en toeri zy alle de figuuren eener ongeftuimige rede. rykkunst hadt uitgeput, ging zy over tot de min ftormende fchimpdichten en vervolgde dus: Ik wilde wel eens een vrouwe zien die een' beter en meer believend man hadden,dan ik! ö! hy is de bevalligheid zelve, men moest hem in goud laaten beflaan: heeft u de nachtlucht niet gehinderd, myn liefje? hebt gö echter niet misfchien eene verkouwendheii 'er van gehaald, Gonzalvo! myn hartje? het was koud en regenachtig, myn arme fchurk! wilt gy niet een flokje rozemaryn - brandewyr* gy dacht my dood te vinden, gy braave vent ï dat hadt voor u een gevangen buit geweest: gy zyt ten minften lang genoeg uitgebleeven, dat ik ift dien tusfchentyd wel zesmaalen hadt kunnen fterven, gy waart goed om den dood te haaien, gy blyft een fraai poosje uit. Is 't niet waar, 't doet u leed dat ik nog leeve? maar (hier wierdt zy wederom heviger) maar ik wil leeven! om u te leur te ftellen, wil ik nu leeven, zeg ik u, om u aan de galge te helpen, boosaartige kaerel! wil ik nu leeven: zeg my, Seignor Jntonia! hoe was *t u mogelyk met dat eervergeeten fchepfet hier  113- de RING. hier te koomen ? Maar zonder twyffel wilde hy u voor een borstweering gebruiken. 'Er hing hem niet veel goeds boven 't hoofd; maar zo dit het oogmerk is, Seignor! dan is uwe weg te vergeefs, want zo waar als ik keve, ik wil by dat fchepfel niet blyven, ik zal iets doen dat 'er de ganfche ftad van gewaagen zal, ik zal op ftaanden voet heen gaan en op de echtfcheidinge aandringen. Ik heb geen zin om af te wachten dat my zulk eene falade, als die van gisteren, wederom voorgezet wordt; God dank! dat ik 'er eenw maal het leven afgebracht heb. Geef my myne kleederen, Tia Zarzaganilla! geen uur meer wil ik met dat fchepfel onder een dak leeven. Vrouw! zeide de fchilder, het kan u waarlyk voorkoomen dat gy gelyk hebt om u bezwaard te toonen; maar ik zeg u, gy hebt ongelyk. Voor 't overige weest zo goed en fpreek een weinig meer befcheiden, want tot u onderdaanig bericht, ik heb geen geduld meer om u gekakel langer te verduwen ; het is by de duivelkunftenaaryen van den voorigen nacht altemaal na den drommel gegaan, merkt gy dat? maar als gy verftandig met u wilt  de RING. 113 wilt laaten fpreeken zo ben ik tot uw' dienst. Ja, gy ziet 'er al vernuftig uit, riep Therefe , geen geduld! ziet toch! zonder twyffel heeft hy den knuppel gevonden, dien hy van den nacht zocht! Zy was heerlyk op den weg; om nu haar' man, fris op, door te kapittelen, was Antonio haar niet in de reden gevallen. Ik bidde u Seignora, zeide hy, vergader uwe zinnen. Ik verzeker u, als een eerlyk man, dat gy geen reden hebt, om zo zeer over uwen man te klagen, 'er is, zo ver ik kan zien, iets onbegrypelyks in de hiftorie. Ik ben niet bygeloovig; maar om openhartig te fpreeken, 'er moet iets bovennatuurlyks achter fteeken. Laat ik 't u vertellen, madame! ik wedde dat gy net zo zult denken,- ten minften ik was nog voor weinig tyd.... Ja! ja! viel Therefe hem in de reden , ik twyffele 'er niet aan, of hy zal u eene fraaije legende verteld hebben, gy zyt een goedhartig man Seignor Antonio, dat gy dat fchepfel gelooft. , De oude ftelde zich met zo veel nadruk tusfehen beiden, dat Therefe zich eindelyk alles liet vernaaien, wat zy ontwyffelbaar het H beste  H4 de RING. beste van allen wiste. Het was ook hoog tyd\ dat zy zich inbondt, want het geduld van den fchilder was waarlyk ten einde. Gonfalvo verhaalde haar vervolgens hoe hy aan alle huizen hadt aangeklopt, om Riachuela te vinden enz. dat hy eindelyk door en door nat terug gekeerd,en voor zyn huis gekoomen zynde, het zelve in een logement herfchapen hadt gevonden; hy befchreef verder het bal, de muziek, het geftommel van de dansfenden en het gedruis in huis.... Met zulke fprookjes, die door 't zotte heen zyn , zoekt gy my te foppen ? viel hem Therefe in. Myn huis een logement! dansfers en muziek 'er in! en zulke fabelen gelooft gy Antonio1? Wanneer gy hier voor 't huis ge. weest was, gy zoudt heerlyke fioolen gehoord hebben! gy zoudt gehoord hebben, hoe uwe arme vrouw, om zo te fpreeken, in den laatften adem reutelde. Weezenlyk en waaragtig, riep Zarzaganilla 'er tusfehen in, gy zoudt het zes huizen ver hebben moeten hooren. Tia, zeide de fchilder op een dreigenden toon, vergeet niet wat ik u beloofd heb! Myn gezugt en gekerm zoudt gy gehoord hebben, vervolgde Therefe, en geen muziek en  de RING. ïis en dansfers, en misfchien een aantal van verwenfchingen op uw' kop, die gy my door uw uitbiyven afperstte! laat eens zien! o Waaragtig! uwe kleederen zyn vry droog, voor een' man die den ganfchen nacht in den regen zworf! ga, ga, zoek' op eene andere plaats naar menfchen, welken gy uwe uitvindingen kunt aanfmeeren, ik zou 't in fchildery brengen als ik als gy waart. Ik bidde u, madame! zeide Antonio. Ga voort Seignor Gonfalvo met uw verhaal, ik verzoek 't u ernftig, madame! laat 't hem ten e.nde toe vertellen. De fchilder vervolgde, en kwam tot den verfchrikkelyken Martin Hierros met den knuppel ; het was een kaerel zeide hy, als een Eikenboom en had een knuppel in de band, zo lang, en ongelogen, zo dik als myn arm. En floeg hy niet toe, vraagde Therefe? Neen , tot myn geluk, antwoordde de fchilder. Dat is de grootfte ezel daar ik in myn leven van gehoord heb, riep Therefe. Ik bidde allerernstigst, lieffte madame! zeide Antonio, verzwyg toch ieder woord dat de verbittering zoude kunnen vergrooten, vervolg als 't u belieft Seignor Gonfalvo! of laat Ha my  iiö de RING. my de hiftorie liever eindigen; want geen mensch kan de rest beter weeten dan ik. Hy verhaalde daar op, dat hy door een ontzachelyk geklop op zyn deur, 's morgens om drie uuren wakker gemaakt, en nimmer van zyn leven zo verfchrikt was, toen hy zyn' vriend herkende, ik vreesde, voegde hy 'er by, dat hy misfchien onder de fles twist gehad, den een' of anderen om 't leven gebracht hadt; ik ging zelv' heen om de deur te openen.... Gy vergeet het compliment, dat gy my maakte, viel hem de fchilder in de reden. Ik kende u niet terftond, antwoordde Antonio al bloozend', en deelde daar op Tkreje de rest der gefchiedenisfe mede. Gy ziet nu, Therefe,• zeide de fchilder,welk een' heerlyken nacht ik gehad hebbe, en ik zweer u by al wat dierbaar en heilig is, dat, in alles wat ik u verhaald hebbe.geen onwaare fyllabe is, hoe ottwaarfchynelyk 't u ook mag voorkoomen, onbetwistbaar heeft hier de fatan voor fpook gefpeeld, en ik heb het vast befluit genoomen, om eene andere wooning te betrekken, en my dit huis hier kwyt te maken of te verhuuren, want het is klaarblykelyk, dat alles wat ik deezen nacht gezien hebbe, niet'recht toegegaan zy. Ach  de RING. 117 Ach heilige hemel! riep Tia Zarzaganilla, hoe wilde het recht toegaan 1 men laatmy, zo lang ik hier in huis gewdfest ben , geen nacht met rust! ö groote God! 't is meer dan te waar, dat hier iets omgaat. Daar van hebt gy my nooit iets gezegd, zeide Therefe. Ja, ik was bevreesd dat men my zou uitlagchen, antwoordde de oude, en daar by was ik niet bang voor my zeiven. Ach lieve God! vroome menfchen moeten immers altyd voor de aanvechtingen van den duivel blootgefteld worden , wien zy een doorn in het oog zyn; maar hy kan hun toch geen haair krenken: want een mensch is een mensch ,en ik kan wel zeggen, dat ik toch meenigmaa» len, by al dat gefpook dat ik hoore en zie, niet geheel onverzaagd zou zyn, als ik niet wiste dat onze lieve Heere God veel magtiger is dan de paardenpoot. Gy zoudt ons veele verdrietelykheden gefpaard hebben, antwoordde Gonfalvo, wanneer gy ten rechten tyd gefprooken hadt. Zou ik dan uw huis, waar in ik alle liefde en weldaadigheid geniete, verklappen! voorleden nacht allee» uitgezonderd, daarnaar alle gedachten een duivelsfpook de fchuld van H 3 heeft,  ir3 de RING, heeft, want anders zyt gy zo niet, of zou ik my van u laaten kwellen en voor eene bygeloovige toverhekfe laaten uitfchelden, zo als gy eenmaal deed, toen ik zeide, dat een braaf kristen altyd eerst met zyn' rechten voet uit het bedde moest ftappen.... 't Zou zeker geen wonder zyn, riep Therefe , (die bang begon te worden, dat Zarzaganilla den fchilder door haar gefnater uit deeze gewenschtte gemoedsrichting zou uitbonzen,) 't zou zeker geen wonder zyn, dat de booze hier in deeze wooninge huishieldt, wanneer ik daar in het voortreffelyk huisfelyk gedrag van den huisheer overweege. Gy kent zyne levenswyze , Seignor Antonio ! geduurig op den dril en op den fmul, geduurig dronken en vol, van de eene kroeg in de andere en dan die buitenfpoorigheden, die op de dronkenfehap volgea; kan dat wel zegen aanbrengen? het verwondert my niet het minfte,dat God den duivel den vryen teugel geeft, en dat hy hier in huis regeert, daar de huisheer zich om het zelve niet bekommert. Antonio, die, uitgezonderd zyne jalourschheid, anders een zeer goed kalf was, en naar den aart van onze landslieden, zyne taamelyke dofis van bygeloof gekreegen hadt, zag, fe-  de RING. 119 federt langen tyd, het ongeregeld gedrag van zyn vriend met ongenoegen aan, en was gewoon om het zelve hem meermaalen, dan eens fchertfend, dan wederom ernftig onder 't, oog te brengen. Deeze gelegenheid was dus voor hem zeer gepast en hy hieldt voor den fchilder eene ftraf- en boetpredikaatfie. The* , refe verheugde zich ongemeen, dat het nood. lot haar zulk een' goeden byftand befchik hadt, in wiens mond de harde waarheden, welken de fchilder hooren moest, meer gewigt hadden, dan wanneer eene vrouwe, die door zyne buitenfpoorigheden neêrgeflagen en misfchien niet zeer bemind was, die hadt voorgedragen. Zy liet dus den ouden haarren man den tekst leezen zo lang 't hem behaagde, en vergenoegde zich alleen met eenige trekken, die deeze flechts daar heen wierp, met veel fterker coleuren af te maaien. Tia Zarzaganilla gaf ook, by gelegenheid, haaren mostaard daar mede by, en •onderfchraagde Antonios voordragt van tyd tot tyd met eenige zielroerende plaatfen uit het leven en de daaden van den eerwaardigen pater Gumiel en de wonderen der heiligen, die zy geheel van buiten kende, wyl zy dagelyks, zo zeker , als alle dagen de H 4 mor  ï20 de RING. morgen aankwam, eenige bladzyden uit de. zeiven , onmiddelyk na haar' morgengebed plagt op te leezen. Toen Antonio zyne vermaaning ten einde gebracht hadt, en Therefe merkte dat haar man taamelyk onthutst was, begon zy voortaan op hem aan te vallen, maar op eene geheel andere wyzë en op een geheel-anderen toon, dan zy hem kort te yooren verwelkoomd hadt; zy geloofde nu alles wat hem deezen nacht ontmoet was; zy verklaarde het voor zichtbaare ftraffèn van God wegens zyn' buiténfpoorigen wandel. Zy bad, zyfmeekte, dat hy toch een ander mensch mogt worden , niet om haarent wil, of fchoon zy geloofde dat zy het, wegens haar gedrag omtrent hem, wel verdiende, maar om zyns zelfs wil, om zyn goeden naam, om zyner ziele wil; geene vrouw, dit konde zy wel zeggen, beminde haaren man met meer oprechtheid, tederheid en getrouwheid, dan zy; hoe na moest het haar dus aan het hart gaan, dat hy gezondheid, eere en vermogen, door het woest,leven , waar hy geheel aan overgegeeven was, zo onbedachtzaam opofferde l dee. ze was haare inleiding : zy vervolgde met de gagte, roerende welfprekendheid, welke de fchor>  de RING. 121 fehoonen zo onwederftaanbaar maakt, dat het fchynt , dat dezelve aan dit anderszins weerloos geflacht van den hemel in plaatfe van alle wapenen gegeeven zy. En 't verwondert my, dat de^meeste gehuwde fchoonen zo zelden van deeze zegevierende wapencn gebruik maken; maar wat men haarer aagtmoedigheid! by geene mogelykheid zoude kunnen weigeren, liever door trots en ongeftuimheid willen afperfen. In 't algemeen willen de vrouwsperfoonen heerfchen, dat is eene uitgemaakte zaak: is 't nu niet een ver. keerde foort van eergierigheid, liever door getiermakinge en op een' gebiedenden toon op gehoorzaamheid te willen braveeren, dan.... maar niet te ver in deezen tekst. Therefe, gelyk wy zeiden, vervolgde, om met de zagtzinnigfte en beweegelykfte welfpreekendheid haare verhandeling af te werken. Zy fchilderde de huisfelyke gelukzaligheid met zulke fchitterende verwen, eene gelukzaligheid, die zy , tot hiertoe, niet gefmaakt hadt, en die hy zich zelv' en haar zo gemakkelyk konde verfchafFen; zy fprak met zo veel nadruk van de gevolgen van een losbandig leven en van een' lofwaardigen wandel, dat hy ten eenemaal week wierdt. Nu nam H 5 zy  122 d e RING. zy den toevlucht tot de tederste liefkoozingen, niet tot die traanen eener magtelooze woede , eener te leur geftelde hovaardy en wanvoegelyke eigenzinnigheid, maar tot die traanen van weemoedig medelyden, die een ontwyffelbaar kenmerk eener fchoone ziele zyn. Met deeze traanen , die waarlyk on« middelyk uit den grond van haar hart kwamen, bezwoer zy hem, dat hy zyne en haare tydelyke en eeuwige gelukzaligheid toch niet langer in de waagfchaale zoude zetten; want ook haare eeuwige zaligheid ftond in de waagfchaale, als hy zo voortvoer gelyk hy tot nog toe gedaan hadt en haar tot wanhope bracht: dat zal uwe fchulden voor uwe verantwoordinge zyn, voegde de beminnenswaardige vrouw 'er by en omvatte met beide armen zyne knien. Gor.falvol dierbaare lieve, lieve Gonfalvo! fidder voor deeze ver. antwoordinge! neem het befluit van gelukkig te willen zyn, en wat onbetwistbaar een edeldenkend' man nog nader dan zyn eigen geluk aan 't hart moet leggen, befluit eene gade gelukkig te maken, die gaarn haar leven voor u wil opofferen. In dit laatfte bedryf befpiegelen wy Therefe in haare waare gesteldheid, zy beminde haaren  de RING. 123 ren man oprecht en met deelneemende aandoeningen. Haar hart hadt in 't verborgen, by 't fpeelen van deezen ftreek gebloed, en zy zou hem, hoe greetig zy ook naden ring was, voor dezelve gefpaard hebben , zo de trek niet zyne verbetering ten doel gehad hadt, en deeze, dit wist zy, zou zeer bezwaarlyk door bloote voorftellingen te bewerken zyn, zyn geweeten moest eerst ontluist worden. Therefe hadt de taaie van 't hart gefproken, nu zweeg zy en verwachtte beevend de uitkoomst van haaren aanflag, want thans was het beflisfend oogenblik daar. Ontvang dit weinige , Therefiaatje! myn lief! riep Gonfalvo, en richtte haar van den grond op. Edeldenkende, edeldenkende vrouw! hoe weinig heb ik u gekend, uwer zoetvallige welfpreekendheid, uwer traanen, kan geen fterveling wederftaan l Hy drukte baar aan zyn hart, kuste haar de traanen van de wangen , die alleen van blydfchap vlietten, bad haar om vergiffenis en beloofde dat hy in 't toekoomende voor haar zou leven. Dat geeve God de Almagtige en Santo Hor4ifrk\ riep Zarzaganilla, dat geeve San Pedro en  124 de RING. en alle lieve heiligen! dan behoeft gy voor den duivel niet uit den weg te gaan, hy zal dan wel voor u wyken! Amen! zeide Antonio, die zich geen gering aandeel in deeze gewenschte gemoedsveranderinge toefchreef; gelyk wy hem dan ook , wezenlyk de eere niet kunnen betwisten, dat hy door zyne boet-, ftraf- en opwekkings.reden, de zaake in een goed gelid gebracht hadt. De fchilder verzocht hem zyne vrouwe te haaien, om het feest zyner bekeeringe mede te helpen vieren. Zy brachten den dag zeer vergenoegd door, en van den kant van Therefe onbetwistbaar meer vergenoegd dan haaren trouwdag. Zy was verheugd over den gelukkigen uitflag van haar list, en twyffel de niet of Don Manrique de Castromonte zou aan haar d>m prys toev/yzen. Gonzalvo, van wien wy hiermede affcheid neemen , wierdt een gefchikt, deugdzaam en tederhartig man, en wydde zyner gade al den tyd, dien de beoeffening zyner kunst hem overig liet. En nu zy gy ons welkoom, zorgvuldige en onvermoeide opzichter der fchoone Francisca Ortez, waakzaame Antonio Cerrol uitvinder van den voortreffelykem zak! —— Of ongelyk meer, wees gy ons welkoom met alle uwe vin.  de RING. 125 vindingen , jonge , zoete , aanminnig lagchende Francisca Ortez, die dat zwaarwigtig werk om een jaloursch hart te geneezen, onverzaagt ondernaamt, om u zelve van den verfrraadden zak te verlosfen enbezitftervan het fchitterend kleinood te worden! De jonge Francisca hadt een' broeder, genaamd Felij:c Ortez. Deezo rechtfchapen , vroome, voorbeeldige en verftrndige man was een Franciscaancr monnik, en deed zyner orde eere aan. Hy hadt dus verre in een' afgelegen klooster geleefd, en was eerst binnen kort naar Madrid gekcomen, om dsar Superior te worden. Zyn zuster hadt voor zyn' aankoomst aldaar, altyd, door middel van Leonore , brieven met hem gewisfeld, en hem ook, federt hy hier was, een reis of twee in 't geheim gefproken. Antonio haatte deezen zwager, zo als ook deszelfs geheele orde, uit den grond van zyn hart. Die haat tegen den eerften hadt den volgenden oorfprong. De Pater Felipe, toen men hem fchriftelyk daar over raadpleegde, ontraadde het huwelyk van zyne jonge, zuster Francisca met den Seignor Antmio zeer ernftig, en wel alleen wegens de al te wanvoegelyke ongelykheid van jaaren. Naar zyne meening, die  126 de RING. die wy met ons ganfche hart willen ondertekenen, heeft een huwelyk, dat gelukkig zal uitvallen , dit met een goed toneelfpel ge. meen, dat tot het laatfte drie éénheden en tot het eerfte drie gelykheden vereischt worden : gelykheid van jaaren , van zinnen en van vermogen. Onder deeze drie was de gelykheid van jaaren, zonder tegenfpraak, de allergewigtigfte; en wanneer deeze al ontbrak, de twee andere mogten 'er dan zyn, zou het evenwel aan geene ongenoegens en ontelbaare kwaade gevolgen ontbreeken. Dat het altyd eene onvergeefelyke zwakheid, om geene dolheid te zeggen, was, wanneer een bejaard man eene jonge deerne tot eene vrouw nam; en eene nog erger , zo niet geheel fchandelyke zwakheid , wanneer een grootmoedertje zich met eenen melkbaard vereenigde. Deeze brief, die aan de ouders van den Pater gericht was, maar die op hen geen zonderlingen indruk maakte, viel eenigen tyd na zyne echtverbindtenis den ouden Antonio in handen, en leidde den eerften grond tot een heimelyken haat tegen den eerwaardigen Pater Ortez, dien hy 't zeer kwalyk nam, niet zo zeer> dat hy als een monnik zo handig uit het huwelyks-kapittel wiste te zwetfen;maar eigen- lyk,  de RING. 127 lyk, om dat de Pater zyne huwelyks - ver. bindtenis voor onvergeefelyke zwakheid en dolheid verklaarde. Toen in 't vervolg dit huwelyk daadelyk tot groot verdriet van de jonge vrouwe uitviel, en zy dit na den dood van haare ouders, aan haaren broeder klaagde, en zich over alle de rampzaligheden, die zy toen reeds van haaren man moest uitftaan, haar beklag deedt (en evenwel was de zak toen ter tyd nog niet uitgevonden) nam Pater Feiïpe Ortcz de vryheid, een aandoenelyken brief aan zyn' zwager te fchry ven, waar in hy hem zyn onbillyk gedrag nadrukkelyk voorhieldt en hem zyne jalourfche grillen ontraadde. Door dit nafchrift,hoe vol zalving het ook ware,hieldt Antcnio zich op nieuws beleedigd, zo dat hy zyner vrouwe alle foort van gemeenzaamheid met haaren broeder ernftiglyk verboodt; maar zy zette evenwel, gelyk wy bovengezegd hebben, door behulp van haare vriendinnen , de briefwisfeling heimelyk voort. Voor 't overige hadt Antonio zyn' eerwaardigen zwager nooit gezien. In \ kort hy haatte de geheele orde der Franciscaanen, om dat zyn vader hem in zyne jeugd hadt willen nocdzaaken, om in dezelve te  128 de RING. te treeden, waar aan een oude oom, die een lid van deeze orde was, fchuld hadt. Hy moest ook waarlyk in een klooster te Tokio, zyne geboorteplaatfe , zyn proeftyd (novitiat') aanvaarden, en zou zich onfeilbaar tot de verfchrikkelyke gelofte hebben moeten fchikken, byaldien zyn vader niet voor het eindigen, van het proefjaar geftorven ware. Daardoor hadt hy zulk een tegenzin vobr de zoonen van den heiligen Frans opgevat, dat hy, zodra hy buiten het klooster was, een duuren eed gezwooren hadt,.dat hy nooit van zyn leeven wederom een voet in eene Franciscaaner kerke of klooster zoude zetten, en met zyne kennis en toeftemming , nimmer een' geestelyken van deeze orde zou toeftaan over zyn drempel te komen, ja zelf, zo hy't by mogelykheid,zonder opziende oorzaaken konde vermyden, nooit een woord met hun te fpreeken. Pater Ortez was in meer dan zestien jaaren niet in Madrid geweest. Antonio wist ook niet dat hy thands hier een Superior geworden was; want zyne vrouw dorst in zyne tegenwoordigheid, noch haaren broeder, noch de orde der Franciscaanen noemen. Juist deeze onkunde kwam der jonge lyderesfe ongemeen te fta,  de RING. 129 ftade. Zy vond middel om een geheime byeenkoomst met haaren broeder werkftellig te maken; zy klaagde hem alle de folteringen , die zy van haaren jalourfchen man moest verdragen, vergat althands den zak niet, en fchilderde haaren beklaagenswaardigen toeftand met de léevendigfte verwen. De Pater Superior beminde zyne zuster, welke hy van haar zesde of zevende jaar niet gezien hadt, met de hartelykfte tederheid, haare klagten doorboorden hem het hart; hy wendde zyne welfpreekendheid aan om haar te troosten en tot geduld te vermaanen; maar haar geduld was in de agt jaaren van haare echtverbindtenisfe uitgeput, zy bleef 'er ftyf en fterk by, dat het haar onmoogelyk was om langer met haaren tyran te leeven, en bezwoer haaren broeder dat hy haar de behulpzaame hand zou bieden om hem aan te klagen, op dat de echt gefcheiden wierdt. De Pater Superior wierp haar de heiligheid van den huwelyksband tegen , bewees haar uit de Heilige Schrift, dat, volgens de uitfpraak van den Heiland, geen huwelyk mogt gefcheiden worden, dan alleen uit oorzaake van overfpel; leidde haar den troost aan 't hart, dat God de jydzaamheid, waarmede zy I het  130 de RING. het lyden van deezen tyd verdroeg , haar eens rykelyk zou beloonen, en andere even zulke verftandige en kristelyke bewysredenen meer, tot het verdragen van haar noodlot. Hier by gaf hy haar den raad eerst nog zagtere wegen te beproeven, nadien het altyd nog tyds genoeg waare den laatften en onherroe. pelyken flap te doen. Dit alles was voor niet gepredikt; zy hadt, zeide zy, alles beproefd, en de bemiddeling van haare bloedverwandten, zyne vrienden, van zyn' biegtvader den eerwaardrgen Fray Rodrigo de Curie en zelf die van zyn' eigen Pater Superior vrugteloos en veel meer tor haar eigen ongeluk in 't werk gefteld. Dat alles hadt hem maar erger gemaakt, en het was haar , ongeveinsd gefproken, onmogelyk om langer met hem de hel te bouwen. Om de waarheid te zeggen, wist zy nog wel een middel om hem te bekeeren , en zy hieldt het voor ten eenemaal onfeilbaar, dat konde zy niet anders zeggen: want zy hadt nu eensklaps een afkeer van Antonio, en ook bovendien konde zy de gedachten , die haar door de harsfens zweefden, buiten den byftand van den Superior , niet uitvoeren, wien zy met zulk eene moeite niet mogt lastig vallen, want de zaak hadt haare groo-  de RING. 131 groote moeijelykheden, en Antonio was 't in het geheel niet waardig dat eene braave ziel zich aan hem ftoorde. Zy wilde derhalven 'er in 't geheel niet aan denken; maar, als het niet gefchieden zou, liever met eigen handen haar van 't leven berooven. Door deeze listige redevoeringe voorkwam de doortrapte vrouw de eene helfta van tegenwerpingen, die zy by haaren aanflag van den hoog eerwaardigen Pater Fray Ftlipe Ortez te gemoei zag, en plaatfte hem in die richtinge om de andere helfte zelf uit den weg te helpen ruimen: want zo zeer zy zich op zyne welgegrondde afkeerigheid van de echtfeheidinge konde verlaaten, even zeer kende zy zyne gemoedelykheid. Hy drong by haar aan, dat zy hem dat middel zou bekend maken, bood haar met drift zyn' dienst aan en maakte haar geweeten wakker, wegens de alierzondigfte gedachten van den zelfmoord. Zy liet zich een tyd lang nodigen, eer zy haaren aanflag openbaarde, en hy vond overal gewigtige zwaarigheden; maar eindelyk de beminnenswaardige geiteldheid van zyne eenige geliefde zuster en zyne vreeze voor haare droevige voorneemens, hadden de overwigt.. Zy fpraken vervolgens met elkan. I 2 de  de RING. T33 aan zyne zuster, en zondt haar te gelyk eene dofis flaappoeder, die toereikend was om iemand voor eenige uuren in den diepften flaap te doen vallen. Francisca voelde zich zelve naauwlyks van blydfchap , toen zy dit gewenscht naricht met het poeder ontving. Zy bleef niet in gebreke, om op den bepaalden avond haaren man dit flaapmiddel in te geeven, en hem door duizenderlei liefkoozingen te verfchalken, dat hy eenige glazen wyn meer dan gewoonlyk dronk. Het poeder deedt deszelfs werking eer zy nog van tafel opftonden. Antonio geeuwde eenige maaien, lolde ettelyke onverftaanbaare woorden, en viel in zulk een diepen flaap, dat men hem voor dood zou hebben moeten houden. Zy ontkleedde hem met hulpe van de dienstmaagd, en leidde hem te bed, daar op liet zy haa. ren broeder bericht geeven ; deeze kwam ook aanftonds met een' van zyne ordensleden en eenige leekenbroeders, en liet den flaapenden het haair affnyden, eene gewoonelyken ordenskruin fcheeren en een franciscaaner kleed aantrekken; toen de vrouw bem in deeze befpottelyke houding zag,konde zy zich niet weerhouden van luidkeels I 3 te  d e RING. te lagchen. De Pater Superior vermaande haar, dat zy veeleer God moest bidden, dat hy zulk een gelukkig begin met een gelukkig einde wilde bekroonen. Hier op wenschte hy haar een goeden nacht, en na dat hy den nieuwbakken Franciscaaner in het rytuig, waarmede hy gekoomen was, hadt laaten draagen, keerde hy met hem naar zyn klooster terug. Zodra zy daar ter plaatfe aangeland waa* ren, leidde men den armen Antonio op eene daartoe gereedgemaakte legerftede ; na dat men hem vooraf ontkleed hadt; zyn ordenskleed wierdt naast hem op een ftoel gelegd, men floot de deure toe cn liet hem flaapen, want zyn poeder konde misfchien nog een uur of twee werken. Op den gewoonelyken tyd wierdt 'er voor de vroegmetten geluid, hierop begon de Matraca (*) te raazen, om die gee, (*) Matraca is een grootte vierkantte klapper, die in de Spaanfche kloosters gebruikt wordt, uit dunne planken gemaakt , waar op van binnen verfcheide ftukken ftaal vast gemaakt zyn, waar op beweegbaare ftaalen hamers vallen. Deeze Matraca maakt een duivelsch geraas, dat evenwel, byzonder op eenigen afftand, niet wantoonig klinkt,en wordt alle morgens to$ hfC bovengemelde oogmerk gebruikt.  *4° de RING. Uwe kleederen liggen daar ginds op den ftoel, zo veel ik zie, zeide de leekenbroeder; doch federt hoe lang het de mode is , dat de Branciscaanen paruiken dragen, moogt gy zeiven weeten; maar, met verlof, uwe Paternidad fcherst een weinig te ontydig, als ik 't zo mag zeggen. , Hier mede ging de leekenbroeder heen en liet het licht op de tafel ftaan. Antonio was in eene gemoedsgefteldheid, die wy niet kunnen befchryven. Hy bezag zyne refidentie, hy vond eene celle met dat weinige huisraad, dat men by een' monnik pleegt te vinden, op de tafel ftond een doodshoofd naast twee of drie boeken. God erberme zich over my! riep hy geduurig na elkander. Ik zou een geestelyke zyn ! hoe duivel ging dat in zyn werk! — ik zou in de vroegmetren gaan ! — groote en goede God! zo ik droome, laat ik wakker worden! maar is het een gochelfpel van den fatan} geef my dan myne zinnen weder! De koude viel hem zeer lastig, maar desniettegenftaande bleef hy vast by zyn befluit om het gewaad van eene orde, waar op hy zo boos was als een fpin, nu, noch eeuwig aan te trekken. Hy nam de deken van 't bed, flin.  de RING. ï45 Wat is dat voor een gedrag,Pater Gerommel zeide de Superior met het geftrengfte gezicht dat een man, van aart zo liefderyk, maar konde aanneemen; tot hier toe is 'er, God dank! in myn huis altyd rust en orde geweest; moet gy de eerfte zyn die hier aanftoot geeft? Hoe? gy verftout u om u aan een' geestelyken te vergrypen, dien ik en de Maestro de Coro tot u zenden, om u uw' plicht onder 't oog te brengen? gy mishandeld een gewyd. den perfoon, eenen Padre Trefentado (*), een' oprechten eerlyken man, die ons door zyn goed voorbeeld fticht, en gy handelt zo tegen de gelofte van gehoorzaamheid? weet gy wel.. Pater ! dat gy eene heiligfchennis begaan hebt en u den ban op den hals haalt? Intu«fchen willen wy beproeven, of wy u den lust niet kunnen beneemen, om op een hoogen feestdag uit de kerke te blyven, uw plicht te verwaarloozen en uwe handen aan gewydde mannen te flaan. Een paar miferere mei, denk ik, zullen u wel wederom te recht bren- (*) Prefentado is een geestelyke, die door esm Univerfiteit een' gradtis bekomen heeft, waartoe hy altyd van zyn Praprji'ur moet worden aanbevoóleri.' k  beRÏNG. my zei ven niets te verwyten, of 't moest zyn dat ik myne vrouwe al te hard behandeld hadt. Uwe vrouwe? antwoordde de Pater Superior; uwe vrouw, Pater Geronimol gy fpeelt derhalven nog geduurig de rol van een zot en van een dwarspaal ? wy zullen toch eens zien, wie van ons beiden het 't eerfte moede, wordt. Hy gaf een wenk, en de twee leekenbroeders havenden hem op nieuw. Dat ben ik! riep Antonio,' ik ben 't reeds lang moede , myn lieve waarde Pater! omGods wil ontferm u over my! medelyden; ontferming om Gods wil ! barmhartigheid! myn goede Pater! Zult gy dan in 't toekomende verflandiger zyn, Pater Geronimo! belooft gy dat gy u zult beteren ? Ach ja, Seignor Padre! ik wil my gaerce beteren, fchoon ik niet weete in welk een ftuk. Wat? Dat weet gy niet? ik moet erkennen, Pater' Geronimol dat gy een' by-. zonderen trant hebt om uwe misdryvente belyden ; wy moeten toch beproeven of de man tot geene erkentenis te brengen zy.    de RING. 349 En hiermede begon de kastydïng op nïenw, en wel op zulk een' toon, dat al ïiec voosrgaande hier by flechts kinderfpel was De arme jalourfche hadt in minder dan eea 00genblik, geen gaaf plekje op zyn rog. Het was hem onmogelyk deeze pynbank langer te doorftaan ; hy verzamelde alle zyne krachten , fcheurde zich uit de handen van beide de leekenbroeders, die hem vasthielden $ viel aan de voeten van Pater Felipe, en fchreeuwde: ik bckenne, myn Pater/ ik bek enne van ganfeher harte, da! ik de godlooste mensch op aards ben! ik zal my beteren , ontferm u over my, gelyk God zich over myne ziele ontfermt. Zult gy dan verftandig zyn, Pater Gcmmmo?Ach God, ja'. Weetgy, Pater Geronimo! dat eenpeccatum veniale (vergeeffelyke zonde) die een geestelyke begaat, tot veel grooter ergernis vertrekt, dan eene doodzonde van een waereïdlyken. Ik weet het, Seignor Padrel Weet gy, vraagde de Superior verder,dat gy een gaestelyke zyt. Ik, ja heer Pater, ik ben een gceste- k 3 Jy-  j$o beRING, lyke, offchoon ik] de eere zeer onwaardig mag zyn. En van welke orde ? Ach! van welken 't uw wel eerwaarden zal gelieven. Zeg my, Pater Geronimo! wilt gy in het toekoomende , deemoedig , gehoorzaam en yverig in de waarneeminge van uwe plichten zyn ? Alles, wat uwe Paternidad van my wil ma, ken, Geronimo, Pater en alles wat u behaagt, al wilde gy my ook alle uuren een anderen naam geeven, Sta op, Pater Geronimo! zeide de Superior daar op, ga heen en kus den Padre Prefentado de voeten, aan wien gy u zo zwaarlyk bezondigd hebt, Antonio gehoorzaamde met traanen, maardie hem de afgegeesfelde rug meer dan het berouw afperfte. De Superior beval hem vervolgens, dat hy de leekenbroeders, die zich zynenthalven zo vermoeid hadden, de handen zou kusfen, hy gehoorzaamde wederoim Eenige jonge Patres waren geen meesters langer oyer zich zeiven , by de wonder* lykg vertooning, in welke Antonio deeze éer-. (tg proef zyner gehoorzaamheid afleidde en bra-  de RING. 351 braken in een fchaterend lagchen uit, dit voorbeeld was aanhitfend, en alle Patres, als of zy Hechts op eene leuze gewacht hadden, lagchten luidkeels,.de Superior alleen uitgezonderd. Deezen eerwaardigen man ging de toeftand, waar in hy zyn zwager zag, uit kracht van zyn liefderyk en menschlievend karakter waarlyk al te zeer ter harte, dan dat hem de minfte lust tot lagchen zou hebben kunnen bevangen, en flechts alleen de gevolgen konden hem aanzetten om het fpel voort te zetten. Hy wendde zich tot de lagchers, en riep met eene toornige ftemme, waarom lagcht gy , myne Patres ? my dunkt dat gy veeleer reden hadt om te weenen, dat het verftand van den besten en rechtfchapenften geestelyken van dit ganfche gefti.cht, die nog daarby, geduurende de twintig jaaren, die hy in ons klooster geweest is, nooit de minfte reden tot ongenoegen gaf, zo van zyn ftreek geraakt is. Schaamt u ! Twintig jaaren! dacht Antonio, twintig jaaren ! nu heb ik myn leeven in alle leevcnsbefchryvingen en daaden van de Cavaüeros Audantcs van Amaizs af, tot op het armzaiigfte hoerenkind van den doolenden ridder, van Zilk eene bstoovering nooit gehoord! TwinK 4 tig  15* de RING. 1 ren geweest zyt, dan zult gy onze liefde herwinnen; maar noodzaakt gy my dat ik my moet laaten gelden als die over u gefield ben, zo verzekere ik u, dat ik u tyd en gelegenheid in overvloed zal geven om uwen moedwil te betreuren , fchik u daar naar, myn Pater! Antonio hoorde toe met een neergebogen hoofd en met handen kruiswyze op zyn borst gelegd, in de echte koudinge van een armen zondaar, en dorst zich niet verkloeken eene fyllabe te antwoorden, zo murw hadden hem de geesfelflagen en het vasten gemaakt. Hy konde waarachtig niet begrypen hoe een man, die hy voor agt dagen, naar zyn beste weeten , voor de eerflemaal van zyn leven gezien hadt, hem van te vooren bemind en boven anderen konde gefield hebben,- en van alle goede voorbeelden, die hy , geduurende twintig jaaren, hier in 't klooster zou gegeeven hebben, wist hy geen jota; maar de erinnering aan het onderaardsch gewelf, het geftrenge vasten, de harde bridfe, de'ketting en voor alle dingen de tugtiging, verflikte ieder wederlegging by hem, en maakten dat hy den Superior te voet viel en hoog en heilig verzekerde , dat hy gaerne alles wilde wee-  de RING. *5* weezen, wat zyn hoog eerwaarde wilde hebben , en daarby beloofde hy dat hy zich naar eiken wenk zou voegen. De Superior gebood hem op te ftaan, gaf hem verfcheide vermaaningen, en beval hem «lat hy den Pater, die, dewyl het faturdag was, zou uitgaan en aalmoesfen voor het klooster inzamelen, vergezellen zou. Antonio gehoorzaamde zonder tegenfpreeken , hing den zak zeer geduldig om zyne fchouders en ging met den anderen Pater, a la buscov (of termineeren, zo als men in Duitschhnd zegt, dat is in de verftaanbaarfte betekenis overgezet, bedelen,) gedraag u verftandig, riep de Superior hem na en geef geene nieuwe ergernis. 'Er was juist niet veel reden om te vreezen dat iemand hem zou erkennen; want, behalven dat het ordekleed, waarin buitendien geen mensch den ouden Antonio Cerro zou gezocht hebben, en de kruinfcheering hem onkenbaar maakten, zag hy 'er thans geheel anders uit dan voor zyne opneeming in de orde. Toen ter tyd was hy vleezig en rond, en hadt een kop zo dik als een proost, maar tegenwoordig, dank hebbe daar van de kaarige portie brood en water en de rykelyke kastyding l was hy zo rammelend dor als een reü- quie,  i6o de RIN G. 'quie, holüogig als een oud karrepaard, bleek als een fnydersknecht en zo fpitsneuzig als een windhond, voorheen ftak hy de neuze in den wind, thans liet hy de ooren hangen als een druipnatte waterhond ;eertyds flapte hy trots als een paauw langs de ftraat, thans liep hy zo zachtjes als een boer, die in den gevangen tooren moet kruipen met één woord, hy was zo veranderd, dat zelf zyne dagelykfche gezelfchaps-leden hem naauwlyks zouden gekend hebben , al was hy zelv' in zyne paruik en gewoonelyke kleederen verfcheenen. Zyn medgezel geleidde hem door verfcheide ftraaten en kwam eindelyk met hem aan 't huis van den fchilder: men wist vooraf dat deeze niet t'huis was, en Therefe zo wel als de aanlokkelyke Tia Zarzaganilla waren genoegzaam geftemd ; de zilte traanen liepen den ongelukkigen Antonio over 't gezicht, toen hy het huis en de echtgenoote van zyn' vriend zag. (*) In 't origineel ftaat, hy fchreeuwde a fcuichd galla, eene uitdrukking, die men van een' verdoolden bezigt, die op ieder geritfel en haanengekraai luistert, ihaar die juist niet voegt by de omftandigheden van' onzen Anionit.  de RING. 16*1 zag. Ach , madame ! riep hy, de hooze vyand fpeelt met my nog erger rol dan met uwen Gonfalvo] hadt gy wel ooit geloofd, dat gy my in deezcn toeftand, in deeze kleedy zoudt zien ? Myn lieve Pater Geronimo,ik ontdekke niets buitengewoons aan u, antwoordde de bezadigde fchilders-vrouw, ik kan niet zien dat gy anders zyt, dan ik uw eerwaarden voorleden faturdag, en zo dikwils gy hier aan huis kwaamt, gezien heb. Pater Geronimo! luisterde den leidsman hem in 't oor, vergeet ge u zelve reeds wederom ? zult ge den eerwaardigen Pater Superior op nieuws toornig maken? God bewaare uwe fchouderbladen, als hy dat ontwaar wordt, gy zult nog maken dat alle de tugt-roeden van de gantfche ftad op uwen rug aan fpaanders geflagen worden , Geen blikfem werkte zo fpoedig, als het denkbeeld der tugtiginge den armen zot in orde bracht- Groote God! zuchtte hy by zich zei ven, hoe ongelukkig ben ik, dat ik zelve den mond niet mag opendoen! — Maar wat betekent dat? Thcrefia noemt my ook Geronimo en Eerwaarden ? ö lieve hemel! misfchien beftaat 'er wel een Pater Geronimo; en de duiL vel,  IÓ2 de RING. vel, niet te vrede met my tot een monnik en nog daarby tot een Franciscaaner te maken, heeft my nog bovendien de geftalte van deezen Geronimo gegeeven, en dus zyn de braave Paters in 't klooster langs deezen weg even zo goed bedrogen geweest, als Therefe'? wie weet of deeze Pater Geronimo niet wel intusfchen myne geftalte gekregen heeft , en by myne vrouw voor Antonio fpeelt! Ach lieve hemel ! laat deeze vervloekte betoovering toch eens ophouden. Zo dacht hy in 't binnenfte van zyn hart, en onder alle moeilyke gedachten hadt 'er geene hem in de harsfens kunnen komen, die hem meer folterde; maar by dorst evenwel niet kikken , zo zeer vreesde hy dat de eerwaardige Pater Fray Vincevto Rico, die hem vergezelde, zulks aan den Superior weder mogt overbrengen. Therefe kon zich niet wederhouden om den armen Antonio in haar hart te beklagen, zo uitgemergeld en ellendig zag hy 'er uit. Zy wist hoe geftreng men hem hadt laaten vasten en dat hem nog een veel geftrenger diëet te wachten ftond; zy wist 't hem daarenboven dank, dat hy zich, zo wel als haar man, liet bedriegen, en zonder dat hy het wist, hoe  de RING. 163 hoe zeer hy haare inzichten begunftigde en tot de bekeering van den fchilder het zyne redelyk wel hadt toegebracht, thans was 't in haar vermogen hem te verkwikken: zy verzocht hem en den Pater Vincento in de kamer te gaan en een kop chocolade te drinken. Pater Vincento wilde daar niet gaerne aan; maar de fchoone fchilders-vrouw drong 'er zo fterk op, da: hy zich moest overgeven. Een fles feck en befchuit befloot het morgen - ontbyt, en men hadt eens moeten zien hoe bartelyk dit Jr.tonio, op zyne langduurige onthouding, fmaakte ! de dame onderhieldt hem met eenige nietsbeduidende ftadsnieuwigheden, en vergat niet by het affcheid, om Pater Geronimo iets, ten behoeve van het klooster, in zyn Alforjas of knapzak te fteeken. De beide Paters wandelden hier op verder, en Pater Vincente bracht den nieuwen ordebroeder eindelyk in de itraat waar hy woonde, toen hy nog Antonio Cerro heette; deezen was door het goed ontbyt en den wyn het hart redelyk wel opgeruimd. Toen hy zich in zyn ftraat en zo naby zyn huis bevond, vergat hy de kluisters en geesfelroeden, of liever, hy dacht 'er zo levendig aan en aan alles wat hy hadt uitgeftaan, dat hy 't befluit nam om L 2 zich  i64 de RING. zich los te maken. Wie duivel, dacht hy, kan my dwingen om voor zot in een monnikskap te fpeelen ? ik heb myne getrouwde vrouw; ik zal de monnikskap en bedelzak naar den drommel werpen en by myne vrouwe en in myn huis gaan woonen, en ik zal eens zien wie dat my zal beletten. Dit dacht hy, en als een pyl uit een boog fchoot hy in huis en klom met weinig fprorigen de trappen op, vond zyne vrouwe in haare kamer, viel haar om den hals en verflikte haar byna met kusfen. ö Myn lieffte! riep hy, gy moet weeten —- God heeft my geftraft, ik denke om uwent wille : — ach zo gy 't wist' — zy hebben my in een paap hervormd, met geweld, kind! zonder dat ik weete hoe en waarom! maar, God lof! nu ben ik tusfchen myne vier muuren, en 't zal hun zwaar vallen my daar weder uit te krygen , zy mogen hun pakzel ergens anders' zoekenl De jonge, fchoone hief een jammerlyk gefchrei aan, en wendde alle krachten aan, die moeder natuur aan haar te koste gelegd hadt, om zich uit de armen van haaren man te verlosfen. Ik ben 't, riep hy 'er tegen aan; ik ben uwe Antonio\ zie my aan, liefje! kent gy Wen  de RING. x6s uwen man niet? Hoe meer hy tegen baar fprak, des te luider fchreeuwde zy om hulp. Op het getier, dat zy maakte , kwam Pater Fir.cente en eenige lieden aanlopen. Wy hadden onzen leezers reeds eenige bladzyden vroeger moeten zeggen, hoewel by het licht befchouwd, het thans evenwel nog tyds genoeg is, dat de Superior eenige lieden befteld hadt die Antonio en zyn medgezel op eenigen afftand moesten volgen , om , ingeval van nood, by de hand te zyn. Toen nu Pater Vincente, met deeze ten deele goed, ten deele flecht gekleedde mannen, Cten einde hy zo veel beter fchyn mogt hebben dat zy voorbygaande lieden waren , die het gefchreeuw herwaards gelokt hadt ,) op haar geroep over geweld en verkrachting der jonge vrouwe te hulp ylden, fchreeuwde zy hun toe: om Gods wille, myne Heeren ! redt my uit de handen van dit fchepfel! hy wil my in myn eigen huis geweld aandoen! zy» lyftrawant en zyne noodhelpers fcheurden haar uit zyne armen en maakten zich meester van hem. Zyt gy des duivels? riephy, kaerels, zult gy my loslaaten? zy is myne vrouw, gy fchurken. Ik ben hier te huis; ik ben hier L 3 mees-  172 de RING. hét is onbegrypelyk hoe onze anderszins wakkere Geronimo, 't in zyn harsfens krygt om zich voor zulk een deugniet uit te geven. Antonio verloor van deeze faamenfpraak geene fyllabe. Is 't mogelyk , dacht hy, dat ik zo ter kwaader naam en faam fta! hy herkaauwde deeze les zo lang, en de fcherpe tucht van den Eerwaardigen Pater Onez werkte het haare zo redelyk uit, dat hy tot belydenis kwam. ö Francisca, riep hy, myne dierbaare Francisca! ware het toch maar in myn vermogen om u een oogenblik te fpreeken, ik zoude u op myne kniën om vergiffenis bidden ! dat zoude ik! en de uwe omarmen! en myn ganfche hart voor u uitboezemen! en gy zouöt my myne traanen en myne rouwe vergeeven! gy, beledigde engel! en God deal. machtige zou my vergeeven , dat ik uit deeze helle raakte , waar in zyne barmhartigheid my geworpen heeft, op dat ik myne dwaasheid zou erkennen en voor myne zonden boeten. Deeze alleenfpraak was volkomen naar den fmaak van den Pater Superior. Hy gaf orde om de discipline van ftondcn aan te leenigen -y want om die geheel af te fchaffen, was niet raadzaam: hy liet van tyd tot tyd zyne tafel verbeteren, ten einde hy zich, gedeeltelyk, van  174 de RING. „ genoote waren voor hem gekomen, thans „ komen ook uwe traanen en boetvaardig. ,, heid voor hem, maak gebruik van deeze ,, tuchtiginge tot uwe verbetering, en laat „ die u uw ganfche leeven tot waarfchuwin„ ge dienen , ten einde u niet wat ergers ,, overkoome." De arme gevangene vergaderde al zyn krachten om van zyn leger op te ftaan, en wierp zich op zyne kniën, hy hief zyne gevouwen handen zo hoog naar boven, als de korte ketenen, die aan handen en voeten vast gemaakt waren, maar toeliet, en riep met traanen : wie gy ook zyt, wien ik hoore zonder te zien, ontferm u over my en red my uit deeze plaatfe! om Gods wille help my en verlos my uit dit jammerdal! ik heb van ganfeher harte berouw over myne dwaasheid en alle myne zonden, en ik zal 'er berouw over hebben zo lang my de oogen open ftaan. De ftem hadt, naar allen vermoeden, geen last óm meer te fpreeken; want hy kreeg hoe ernftig hy ook fmeekte," geen verder antwoord. Hy lag den halven nacht op zyne kniën en lag die zeker in ftukken; toen hy eindelyk zag dat 'er niets meer op volgde, wierp  i?8 de RING. gynaast u in uw bed, iemand anders vermoeden dan uwe vrouwe? Hefnel fta ons by! Francisca, riep hy, byaldien gy geen duivelsfpook zyt, hoe hebt gy op alle waereld in het klooster kunnen komen? om 's hemels wil, bezeft gy dan niet dat gy u den ban en al den duivel, God vergeef my alles wat zonde is! op den hals haalt ? loop wat gy loopen kunt, beste vrouw! en maak dat gy 'er heels huids afkoomt, want zo de Pater Superior den wenk van u krygt, zo zult gy naar den regel gekarwascht worden; zo veel kan ik u zeggen. Droomt gy, Antonio? wat hebt gy te kloosteren en te fuperioren ? Niets is zekerer dan dat, Francisca, hy zal u laaten ribbezakken dat u het bloed tappelings by den rug zal afftroomen, en ik zal por compagnio mede afgerost worden. Gy kent den Pater Superior nog niet! die heeft den duivel in 't lyf! als gy niet op den wenk doet wat hy wil hebben, dan gaat ge in den rosmolen; maar doet gy 't niet zo als 't hem in den kop komt, dan wordt ge wederom gerost, en dat als met peper en zout; ik kan daar een liedje van zingen: Ik! ,, geef hem de 3> du  i8o de RIN G, dat gy uit het klooster koomt*, loop wat gy loopen kunt, 't is hier als of de tugtzweepen met driedubbelde fnoeren en twintig koperen naalden in ieder knoop, uit den grond wasfen, zo weinig verfchoont men die. Ik begryp niet, man! wat gy met uw geklooster en gepater wilt hebben, als het een droom is, knyp u dan in de armen dat gy wakker wordt; gisteren avond waart gynogbyuw verftand toen gy met my te bed ging, en zo fpoedig raakt men toch niet fpoorbyster, anders zoude ik zeggen dat gy uw verftand verlooren hadt. Wat? ik zou gisteren avond met u te bed gegaan zyn ? Is u dat vergeeten ? Hier in dit bed, zegt gy vrouw ? Allerzekerst! welk eene zinnelooze vraag! en gy zoudt zeer wel doen, Jntonkl byaldien gy tegenwoordig opftondt, want ik geloove dat het reeds ver op den dag is. Vrouw! wanneer een van ons beiden mee den kop gebruid is , dan zyt gy 't zonder twyffel; maar laat eens hooren, waar ftaat dat bed ? Schei uit Jntönio met uwe zotternyen! waar zoude 't anders ftaan dan in uwe gewooneiy* ke  d è RING. 189 Met deeze woorden ftak hy elk een fchoonen diamant aan den vinger. Nu ben ik, voer Don Manriqiie voort, evenwel nog uw fchuldenaar wegens de honderd Escudos, die ik der overwinnaarfter beloofd heb. Een rechter moet rechtvaerdig zyn, en ik zou eene ten hemel fchreijende ongerechtigheid begaan, wanneer ik twee van u in rang beneden de derde pJaatfte, daar gy alle drie den prys verdient. Hier zyn voor ieder uwer honderd Escudos. De dames bedankten,- Leonore, die wat meer dan het behoorde op den mammon verliefd was, en Therefe, welker tydelyke on> ftandigheden, wegens de losfe levenswyzen van haar man , tot dusverre veel geleden badden, bedankten zekerlyk maar in fchyn; maar Erancisca, die geene byzondere gehecht* heid aan 't geld kende en ryk genoeg was, deed betruit den grond van haar hart en met een blos van fchaamte. Ik moet myn zin hebben, zeide de wakkere Don Manrique, gy hebt geen voorbeding gemaakt dat gy van myn vonnis zoudt mogen appelleeren. Laat u het zelve , zonder tegenfpraak, welgevallen, waarby ik nog deeze claufule voege, dat gy my dat vermaak moet doen, van my fteeds te be- fchou.