CAROLINA, II. DEEL.  m m  G AI O li I N A, OU DB /WIS SBIiTAXL.I &IIEID BKR ÏÖ1 T XI I N, II . Deel. Te AMS TERDA1I, T)ij V. VKKMANDKL en J. TAK GIT LIK. JIDCCLXXXX.   INHOUD. HOOFDST. XVI. Grootmoedigheid in tegenfpoed. Bladz. I XVII. De fpeeler. . • ♦ ai XVIII. De genoegens ^welken de weldaadig' heid oplevert. . . - 59 XIX. Eene familie-maaltijd. 80 XX. Eene verplaatfing. . * • ico XXI. Eene onverwagte reize» . . 12a XXII. Een fchrik, ... 141 XXIII. Zeer veel geraas. » • . 158 XXIV. De nabefiaande. . . 176 * a XXV.  INHOUD. HOOFDST. XXV. Het bejluit. . . Bjadz< ipS XXV[. Eene mhtasiing* . 4 2o^ XXVII. Eene verrasfching, . . C A.  CAROLIN A Wisselvalligheid der f o r t ü i itë XVI. HOOFDSTUK. 'Grootmoedigheid in tegenfpoeüt Terwijl onze carolina zig met fterkë fchreeden van Broomfïeld verwij derde, wierd haar gemoed door duizenden van zo wel treurige als vertroostende overweegingen > geflingerd. Haare bnfchuld en het gedrag, 't welk zij altijd gehouden had, lieten haar niet toe dat zij zig zeiven iets zou kunnen verwijten. Dit denkbeeld verzagtte haar verdriet wel eenigzins; maar kon evenwel de waare reden van haare droefheid niet wegneemen; Van haare kindsheid af was zij altijd bemind geweest; zij had eerst in haaren. vader en naderhand in haaren bom, éenen leidsman en befchérmcr gevonden ; haare natuurlijke vreesachtigheid maakte haar ongefchikt om zig alleen en zoftcJer II; deel, A Sjjj of de  a CAROLINA. bijftand, in eene waereld te durven begeeven, welke zij niet anders, dan van de verleidende zijde , kende. De gevaaren , welke men in dezelve loopt, de vernederingen en verdrietlijkheden, welke men daar op iederen voetflap aantreft, waren haar geheel vreemd. Zij flelde zeer veel vertrouwen in de vriendfchap van Doctor seward en zijne zuster; maar zij kon het denkbeeld niet draagen van verplichtingen op zig te laaden, en ten koste van anderen te beftaan. Zij wist zeer wel dat haare geringe inkomften haar niet toelieten om op dien voet te leeven, op welken haare familie gewoon was, en tevens haare onafhanglijkheid behouden. Zij beftoot, niettegenftaande dat alles , om die vrienden te gaan raadpleegen over de partij, welke zij behoorde te neemen, en dan dat geene te volgen y 't welk haar het raadzaamfte toefcheen. ' Na eene reis, welke haar voorkwam onverdraaglijk lang te duuren, kwam zij eindelijk aan het huis van Doctor se war d. Ambros lus deed haar de deur open: „ Ach, „ Mejuffer 1" riep hij, ,, hoe 1 zijt gij „ daar?" „ Ja, ambrosius!" antwoordde carolina : „ hoe vaarenMijn- » heer  CAROLINA. g „ heer en Mevrouw?zijn zij te huis?" —— „ Neen, Mejuffer!" hervatte hij:' „ Mijn„ heer is eenen zieken gaan bezoeken, dia „ twintig mijlen van hier woont,en zal niet „ voor morgen te huis komen, en in de voor„ leeden week is Mevrouw gehaald, om haa„ re zuster, welke aan de andere zijde van „ het graaffchap Yorck woont, en zig zeer „ ziek bevindt,te gaan oppasfen;maarkoom „ binnen, bid ik u; Mijnheer zal zeer ver„ heugd zijn u bij zijne terugkomst te vinden, en de meid zal wel zorgen van u even zo goed van alles te voorzien, als of Me„ vrouw te huis was. C a rol in a zat een oogenblik in gedagten; 't was niet onmooglijk dat Mistrifs se ward eenige weeken afweezend bleef, en dan was het niet voegzaam dat zij zo lang alleen in dit huis ware. Waar moest zij al dien tijd blijven? Haare voedfter williams kwam haar in de gedachten; en oogenbliklijk nam zij het befluit om een verblijf te gaan zoeken bij deeze oude braave vrouw, die zo fterk aan haar verkleefd was; dus verzogt zij ambrosius, om zijnen heer van harentwege te groeten, en hem te zeggen, dat hij weldra van haar zou hooren fpreeken; zij beduidde den koetfier voorts den A 2 weg  4 CAROLINA; weg naar de wooning van wïlliams. Toen zij daar kwam,was genoegzaam'degeheelefamilie in het veld; men begon het hooi te maai jen, en 'er was niemand té huis dan de goede vrouw en haare dochter, welke bezig waren om het avondëeten voor de hooijers gereed te maakem Sally een rijtuig voor de deur ziende komen, liep in allen haast, om te zien wie het was; en zodra zij haare oogen durfde gcloovcn , riep zij uit: „ Ach , moeder ! moe* s, der! hier is Mifs ashford , hier is Mifs ashford zelve!" De goede vrouw droogde fpoedig haar aangezicht en haare han* den af, en liep genoegzaam zo fchielijk als haare dochter naar het rijtuig. „ Mijn he„ mei!" riep zij,„ Mejuffer! wie kon ver- „ wagtcn van u hier te zien!" „ Ik 5) vrees maar,mijne lieve min!" antwoordde c a r o l i n a, „ dat ik op eenen ongelegen tijd gekomen ben; maar indien gij mij kunt „ ontvangen en voor eenige dagen huisves- ting verleenen, dan zult gij mij zeer ver„ plichten, en ik zal zorg draagen van alle „ hinderingen te vermijden, welke u uwe „ zaaken zouden kunnen doen verzuimen:" „ Koom binnen, mijn lieve kind!" riep » de  CAROLINA, 5 de goede vrouw wïlliams, „al was mijn „ huis ook nog zoo kleen, dan zou ik 5, toch plaats voor u in hetzelve weeten te „ vinden; nooit zal 'er een tijd kunnen koyi men, in welken het ons zal hinderen, dat „ wij u dienen." — Zij deed vervolgens moeite om het portier van het rijtuig open te maaken; maar niet weetende hoe zij zulks doen moest, zag zij zig genoodzaakt om die zorg voor den knecht over te laatcn, welke, om haare handeloosheid lagchendc , onze Carolina uit het rijtuig hielp. Dceze knecht ftond niet weinig verwonderd van tezien , dat zij eene arme boerin met alle mooglijke blijken van tederheid omhelsde, en dat zij, na bevel gegeeven te hebben om haar valies van het rijtuig los te maaken, en in het huis te brengen, zelve met de dochter van de boerin in dat huis ging, even als ofzij een voorncemen had om daar te zullen blijven, . Na dat haar valies in het huis was gebragt, bood Mistrifs williams den koetiier en knecht een glas bier aan; en, nicttcgenftaande de verachting, welke deeze knaapen haar betoonden , vonden zij evenwel niet goed om hetzelve te weigeren. Zij verzogt A 3 hun  6 GAROLINA. hun vervolgens om de paerden uit te fpannen, en in de ftal te brengen, waar zij zorge zou draagen dat zij van het noodige voorzien wierden; maar carolina haar dien last hoorende geeven, ging naar buiten, en verzogt alleen dat men hun den weg naar de herberg zou wijzen, die niet ver van daar was, 'er bijvoegende, dat zij dan konden vertrekken wanneer het hun goeddagt; want dat zij hun niet meer nodig had. Zij waren met dit bevel niet zeer in hun fchik ; zij hadden het bier van de goede wïlliams geproefd, 't welk zeer goed was, en verlangden naar nog meer van hetzelve. Ondertusfehen waren zij verplicht om te gehoorzaamen, en dus weder opzittende, namen zij de reis aan. Sally had ondertusfehen de venflers van haare fraaije kamer opengemaakt. Daar dezelve nooit anders dan in buitengewoone gelegenheden gebruikt wierd, hield men de venfters altijd geflooten , om voor te komen, dat de kleuren van het papieren behangfel door de zon niet verwelkten. Zij nam een paar fpinnewielen weg, welke in die kamer waren; fchuijerde de tafels, floelen en verder huisraad fpoedig af, en toen dit  CAROLINA. 7 dit verricht was, ging zij, op last van haare moeder, den ketel met water over het vuur hangen, om thee aan carolina te bezorgen , welke voor alle andere ververfchingen bedankt had. De goede vrouw wïlliams maakte fpoedig een weinig eeten gereed; de eenvoudigheid van deezen maaltijd evenaarde de lekkerheid van denzelven; de fchotels, op welke het geringe eeten opgebragt wierd en de tafel aan welke carolina zat, was zo zindelijk, dat zij, in geval van noodzaaklijkheid, voor fpiegels hadden kunnen dienen. De boter was versch gekarnd , hetr brood was van eenen uitmuntenden finaak cn de room was oogenbliklijk voor haar ge fchept. Zodra carolina deezen maaltijd gebruikt had, was haare waardin genoodzaakt haar alleen te laaten, om dat zij het avondeeten moest gereed maaken: 'er was in dit jaargetijde veel volk, 't welk de kost moest hebben. Geduurende deezen tijd ging carolina eene wandeling in den tuin doen, welke zeer groot was. 'Er was een klein gedeelte van denzelven, 't welk tot moesland gebruikt , en in eenen zeer goeden ftaat onderhouden wierd; maar het overige beftond in A 4 over-  ? CAROLINA. overdekte laanen , terrasfen , boschjens 2 door welke geregelde paden gehakt, die met allerleie boomen beplant, en met watervallen en ftandbeelden vercierd waren. Daar depze tuin zederd verfcheiden jaaren verwaarloosd was geworden, was dezelve in eenen ellendigen ftaat, en had op zommige plaatzen zeer veel overeenkomst met een wild bosch. In andere hoeken, waaide kanen breeder waren, hadden de boomen en haagen, welke weleer met zeer veel zorgvuldigheid gefnoeid waren geworden, derzelver natuurlijke vrijheid weder gekreegen. Zij hadden zig zeiven den dwang, kt welken zij langen tijd geweest waren, rijklijk vergoed, en met kracht eene groote menigte, van takken gemaakt, welke eene verrukkende fchaduw gaven, waar door de middagzon te vergeefs poogde door te dringen. Carolina had in haare gelukkige dagen seer veel vermaak gcfteld in het ronddoolcn door deeze betoverende plaatzcn, en thans befchouwde zij dezelve met een treurig ge, Boegen, als eene fchuilplaats tegen de onrechtvaardigheid en kwaadaardigheid, „ Ja! " seide zij, een klein eikenboschjen, 't welk ypor haar was, aanziende, en hetzelve met  CAROLINA. 9 •al dat vuur , dat de vervoering verwekt, aanfpreekende, „ ja, onder uwe vreedzaame „ fchaduwe zal ik mij in veiligheid bevin, „ den! weldaadige boomen! gij zult mij te, „ gen de doodlijke pijlen van den nijd bedek,, ken! de eenzaamheid is de wieg van de „ wijsheid en deugd. Hier zal ik mijne oo, „ ren aan derzelver lesfen lecnen. Hier zal 3,'ik leeren, hoe ik de rampen moet ver-. „ draagen, hoe ik, zonder murmureeren, ,, de fpeelbal van de grilligheden der fortuin ,, moet zijn. Hier zal ik de hand eerbied;gen welke mij fiaat, en indien mijne te ,, zwakke deugd en reden mijn geluk niet; ,, kunnen verzekeren, dan zal ik hier mij ,, ten minften naar mijn lot trachten te ,, voegen." Deeze denkbeelden, en verfcheiden andere, welke zig uit dezelve ontwikkelden, overmeesterden haaren geest zodanig, dat het reeds zeer donker geworden was zonder dat zij het bemerkt had. Zij keerde naar huis, onder het genot van de frisheid van eenen fchoonen avond na eenen zeer warmen dag. Zij ontmoette sally, die haar kwam zoeken, om haar te zeggen, dat het eeten gereed was, en dat haare moeder vreesA 5 de,  io CAROLINA. de, dat zij, zo laat in den avond wandelen* de, zig eene verkoudheid op den hals zoude haaien. Carolina bedankte haar voor haare oplettendheid, en zeide, dat zij voor geene verkoudheid vreesde, dat 'er geene aangenaamer wandelingen voor haar waren dan in den avond. ,, Ik fta verbaasd, Mes, juffer!" antwoordde haar het onnozele meisjen, „ dat eene zo fchoone juffer, als gij zijt, zig in den laaten avond , in eenen hoek als deeze, durft waagen. Weet „ gij wel, Mejuffer! dat de fpraak gaat, dat „ het in zommige hoeken van deezen tuin „ fpookt. Men verzekert, dat zig hier een }, jong officier uit liefde verdronken heeft, „ en dat men hier menigmaalen in den nacht „ zuchten en klaagen hoort; en waarlijk ik 5, heb zelfs dikwils in deeze haagedoornen „ gerucht gehoord." „ Dit zal het „ ruisfchen van den wind geweest zijn, mijne „ lieve sally!" antwoordde carolina, „ en waarlijk niets anders. Wanneer een zo ,, goed meisjen, als gij zijt, de listen van „ ondeugende menfchen weet te vermijden, „ dan heeft zij voor geene fpookende doo„ den te vreezen." —- „ Mijne moeder „ zegt mij dit telkens," hervatte sally, „ en  C A R O L I N A. it „ en dat ook Mijn Heer uw vader zo fprak, „ en ons leerde, dat de dooden noch lust „ noch vermogen hadden om ons kwaad te ,, doen. Ik heb bij den dag weinig moeite „ om dit te gelooven, maar ik weet niet, ,, waarom ik mij bij den nacht niet kan weêr„ houden van bevreesd te weezen ? " Dus voortpraatende, kwamen zij aan het huis; het vertrek waarvan carolina bezit had genomen, was het vertrek in 't welke zig het huisgezin ophield, afgefcheiden door eene groote zaal, die weleer tot eene eetkamer gediend had, doch thans genoegzaam van geen gebruik was. Zij ging in het huis door eene deur van deeze kamer, welke in den tuin uitkwam, en die men geopend had om haar den vrijen ingang en uitgang te geeven, zonder de menfchen van het huis te zien, of door dezelve gezien te worden. Toen zij in haare kamer kwam, vond zij eene tafel, gedekt op de zindelijkile wijze, die mooglijk was, en voorzien van zodanige fpijzen, welke haare min wist dat zij het liefst gebruikte. Deeze avond-maaltijd beftond uit radijs, verfche kaas, eene besfentaart,eenenfchotel met aardbeziën,die in het bosch geplukt waren, en eenen kom met heer»  « CAROLINA. heerlijken room. Men kon aan onze carov lina geene maaltijd voorzetten, die beter naar haaren finaak was. ' Zij was geen liefhebber van die ragouts, welke met allerleia fpccerijcn aangezet zijn, en gaf den voorkexiraan eene eenvoudige taart en pudding, boven fchildpadden en wild-zwijnenvleesch, Na-< dat zij deeze ligte en gezonde maaltijd gebruikt had, ging zij naar haare flaapkamer. Zij begaf zig met een dankbaar hart aan den hemel ter rust. Haar ontroerde geest verkreeg genoegzaam zijne bedaardheid weder, toen zij om'de braafheid en de liefde van de goede, lieden dagt, onder welker dak zij rustte. Hier bij kwam nog eene andere gedachte, welke haare verbeelding ftreelde; Haar vader en moeder, welker gedachtenis haar zo dierbaar was, hadden dit zelfde vertrek bewoond. Nog verbeeldde zij zig onder hunne befcherming te ftaan; zij vroeg hun raad, zij zag haar gedrag door hungoedkeuren. Van deeze aangenaame droom?». ging zij tot ernftiger overweegingen over, die haar nog meer genoegen gaven. Zij overleide bij zich zeiven, wie voortaan haar befchermer zou zijn, en vond in het beste, het grootftc van alle wezens, eenen befchcr- mcr.  CAROLINA. i3 iner, die haar nooit zou verlaaten, een wee* zen, 't welk tot in den grond van onze harten doorziet, en een welgevallen fchept om die, welke de zuiverheid en deugd beminnen, met weldaadcii te overladen. De laatfte nacht, welken zij op Broomfield had doorgebragt, haare reis, de lange wandeling, welke zij , na dat zij hier gekomen, was, gedaan had, dit alles bragt zeer veel toe om haar eene verkwikkende rust te bezorgen : ook fliep zij zeer gerust tot laat in den morgen, zonder aan de waereld en der» zeiver verdrietlijkheden te denken. Toen zij beneden kwam, vond zij een ontbijt op de tafel ftaan, het welk de meest verlekkerde Epicurist niet netter en zindelijker zou hebben kunnen verlangen. Alle de inwoonders van het huis, uitgezonderd vrouwe Williams en haare dogter, waren reeds verfcheiden üuren in het veld geweest. Zo* dra de eerfte carolina hoorde, kwam zij bij haar in de kamer met het theegerecht in de handen; zij vroeg haar hoe zij den nacht had doorgebragt, en of het bed naar haar genoegen gemaakt was geweest. Carolina verzekerde haar, dat men het niet beter kon hebben dan zij het gehad had, en dat zij  I4 CAROLINA. zij eene alleraangenaamfte rust had genooten. Vervolgens gaf zij haar kennis van het befluit, 't welk zij had genomen om bij haar te blijven. Reeds daags te vooren had zij haar gezegd,dat, daar zij Mistrifs seward, bij welke zij haar intrek had gemeend te zullen necmen, niet tehuis hebbende gevonden, en begrijpende dat het voor haar niet voegzaam zoude zijn, om geduurende de afweezigheidvan die juffer in het huis van den Doctor te blijven,zij dien tijd op de hoeve zou doorbrengen. Thans verhaalde zij haar de rede, welke haar gedrongen had omBroomfield te veiiaaten, te weeten een misverftand, 't welk tusfchen Lady walton en haar plaats had. Zij liep 'er kort over heen zonder in de bijzonderheden te treeden, welke aanleiding tot hetzelve gegeeven hadden. Zij zeide haar vervolgens dat vreede en onafhanglijkheid, naar haare begrippen, de begeerlijkfte zaaken waren, en dat zij niet geloofde dat ergens op de waereld voor haar eene betere plaats te vinden zoude zijn, om dezelve met eikanderen te vereenigen, dan onder haar dak. Zij voegde 'er bij, dat zij haar jaarlijks dertig ponden fterlings wilde betaalen voor haar voedfel en voor het gebruik van de kamer in wel-  CAROLINA. is welke zij zig bevond, en van de flaapkamer, die boven dezelve was, en dat zij zig zeiven van thee, van wijn en van andere kleine artikelen van overtolligheid, welke zij zou mogen nodig hebben, zou voorzien. Wat haar voedfel aanging, hetzelve moest, zo als de goede wïlliams van ouds wist, beHaan uit voortbrengfelen van den tuin en van de melkerij; want zelden at zij iets anders, behalven nu en dan eens eijeren en visch. Eene dergelijke kostgangfter kon niet dan aangenaam zijn aan vrouwe wïlliams, zelfs al nam zij de vriendfchap , welke zij carolina toedroeg, niet eens in overweeging; want de jaarwedde, die zij haar aanbood, was zeer aanmerklijk in vergelijking van den prijs op welken alle dingen in dit gedeelte van het koningrijk zijn. Zij verzekerde carolina dat zij alles in het werk zou ftellen, 't welk zou kunnen Itrekken om haar het verblijf in haar huis aangenaam te maaken, en dat zij haar sally tot haaren dienst zou geeven, welke zij hoopte dat zij wel zou willen aanmerken als aanhaar zeiven toebehoorende. Deeze fchikkingen gemaakt zijnde, fchreef carolina een briefje aan Doóïor se- ward,  ï6 CAROLINA; w a r d , en verzogt aan dë goede w i l l i a m sj om dat briefje heden, Op welk eenen tijd het haar het best gelegen kwame, aan hem të brengen. Het briefje werd ten ecrften weg^ gezonden; de heer s e w a r d was in den vroegen morgen te huis gekoomen, en 'er was nog geen uur verloopen,na dat hij het briefje ontvangen had, of hij was reeds bij haar. ■Hij was zeer verwonderd van haar reeds op dien Voet gehuisvest te vinden;- maar zijne verbaasdheid ging alle verbeelding te boven > toen carolina hem de redenen meldde, welke haar genoodzaakt hadden om het huis van haaren oom zo fpoedig te verlaaten. Hij befchouwde de zaaken alle uit hetzelfde oogpunt als zij ,■ en liet zig hevig, uit over de Wreedheid en laage kunftenaarije-n van Lady walton; hij Helde haar voor, dat hij zelf naar Broomfield wilde gaan, en aan Lord walton zodanige vertoogen doen, als hij raadzaam en gefchikt zou vinden. Zij betuigde hem haare hoogfte verplichting voor dit aanbod, 't welk de vriendfchap hem in den mond lag; maar zij verzekerde hem, dat zij, ten minfien voor het tegenwoordige, geene de minfte hoop op verzoening had. Zij had reeds beproefd om Lord walton dooi'  CAROLINA. $ door eenen brief, van alle die omftandigheden kennis te geeveh, welke zij den Doctor verhaald had; maar alles, wat zij gefchreeven had, was voor list en leügeri aangezien, en dus kon zij geene hoop hebben dat dié zelfde zaaken, wanneer zij door iemand verhaald wierden, welken men wist dat haar bijzondere vriend was , een meerder gewicht zouden hebben, of éenig'e verandering in de gevoelens van haaren oom te weeg brengen, in onderftelling, dat hij haar in de daad fchüldig hield aan alle die wangedraagingcn, van welke men haar befchuldigd had. Zij had wel eenig vermoeden dat haar oom een volkomen geloof ftelde, in alles, wat hem zijne gemalin zeide , maar zij zag duidelijk dat hij zijne nicht aan zijne rust eh vreede opofferde. De Doctor drong haar op de verplichtendfte wijze, om bij hem in zijn huis te komen woönen, haar zeggende, dat hij hoopte dat zijne zuster niet langer dan eenige weinige weekeri afweezende zou zijn, én dat hij, geduurende dien tijd, eene jonge juffer uit de nabuurfchap zou verzoeken om haar gezelfchap te houden, om dat hij zelve zo menigmaalen van huis moest weezen. Carolina was zeer dankbaar voor dit voorftel, zo II; deel. B a&  i8 CAROLINA. als ook voor alle de blijken van vriendfchap, welke haar de Doctor gaf, maar zij weigerde, zijn aanbod aan te neemen, zeggende, dat zij volftrekt beflooten had te blijven waar zij was;, dat de onafhanglijkheid noodzaaklijk was voor haar geluk, en dat zij zig een plan van leeven gevormd had, volgens 't welke zij vrij en onafhanglijk konde zijn, zonder de noodzaaklijkheden van het leeven te misfen. Zij deed hem vervolgens verilag van de fchikkingen, welke zij met Madam wïlliams gemaakt had, en van de manier op welke zij moest behandeld worden. De Doctor zeide, dat hij geenzins konde goedkeuren dat een juffer van haare jaaren op eene zo afgezonderde wijze leefde, en dat hij het even zeer als eene verplichting, welke op hem lag ,als wel als een vermaak zou aanmerken, indien zij de fchuilplaats wilde aanneemen welke hij haar aanbood. Ziende dat niets in Haat was om haar van befluit te doen veranderen, zeide hij, dat hij hoopte dat Mistrifs se ward invloed genoeg op haar zoude heb, ben, om haar over te haaien tot dat geene waartoe zijne verzoeken geene kracht genoeg hadden. Hij vroeg haar vervolgens met zeer veele heuschheid, of zij hem geene bevelen te gee-  CAROLINA» 19 feeven had in zijne hoedaanigheid van haaren bankier, haar verzoekende dat zij hem, ten allen tijde, als zodanig geliefde aan te merken. Carolina antwoordde, dat zij geld genoeg had om zig tot zo lang dat de renten Van haare duizend ponden fterling zouden verfcheenen zijn, van het nodige te voorzien ; zij voegde 'er bij, dat zij haare levenswijze zodanig zou inrichten, dat zij de paaien van haare inkomften niet te buiten ging: dat de geringe verteeringen, welke haar te* genwoordige toefland vorderde, zulks zeer uitvoerbaar maakten. De Doctor nam vervolgens affcheid van haar, onder het vernieuwen van alle zijne aanbiedingen van vriendfchap. Hij zond haar, gelijk zij hem verzogt had, haar clavecimbaal en haare muziek , en den volgenden dag haare boeken , de kas in welke dezelve moesten ftaan, en alle de inftrumenten, welke tot het tekenen behoorden. Zij bragt den geheelen dag doof met alles in orde te fchikken; en Van dien tijd af begon zij zig zei Ven aan te merken als of zij aan haar eigen huis was, en den over*vloed te vergeeten in welken zij geleefd had* De terugkomst van Mistrifs seward was het eenige vermaak, met het welk zij haare B & ge*  20 CAROLINA. genoegens hoopte te zullen zien vermeerderen , en de Doctor verzekerde haar dat dezelve niet langer zou worden uitgefteld, dan tot dien tijd, wanneer zijne tweede zuster gezondheid genoeg zou bezitten om. alleen te kunnen blijven. Welke aanmerklijke verandering in de hoop en omftandigheden van onze carolina, in eenen zo korten tijd! Daar zij te vooren" bewonderd en geëerd wierd' van een ieder, die haar naderde; in het midden van den overvloed leefde; de meestgeliefkoosde nabeftaande uit de geheele familie van Lord w a l t o n , en de verzekerde erfgenaame van een groot gedeelte van zijne bezittingen was bevond zij zig thans in eene geheel tegenovergeftelde omftandigheid. Thans was zij eene verlaatene weeze , eenzaam , zonder hulp, zonder befcherming, en niets bezittende dan den maatigen fchat van duizend, ponden fteiiings. XVII  CAROLINA. ai XVII. HOOFDSTUK. De Speler. Van ouds af is door verftandigen opgemerkt en nog bewijst het ons de ondervinding dagelijks, dat het geluk niet meer aan den eei nen dan aan den anderen ftand vastgemaakt is, en dat een landman onder het genot van gezondheid en de eenvoudigfte behoeften van het leven, even gelukkig kan zijn als een vorst; doch dit moest men echter niet uitbreiden tot het geval van eenen veldeling, die weleer met koninglijk gezag bekleed geweest was, die zig met den luister van eenen verheeven rang omringd gezien, en zig in de gelegenheid gevonden had, om het ruimfte genot van de genoegens van het leeven te hebben. In dit geval zal de verbeelding altijd met een zeker verdriet de afgeloopene toneelen terug treeden , en de fpijt van dezelven niet weder op nieuw te zien , zal die genietingen onder veel meer verleidende gedaanten vertoonen, dan zij fcheenen toen men dezelve bezat. Wij hebben veel moeite om te gelooven dat dioxysius zig zeiven B 3 in  IS CAROLINA. in zijne ballingfchap voor gelukkig gehoudenhebbe. In deeze omftandigheden bevond Zig nu en dan onze carolina, hoezeer zij meer wijsbegeerte bezat dan de jonge fchoonheden gewoonlijk bezitten. Wanneer zig deeze overweegingen voor haaren geest vertoonden, dan nam zij gewoonlijk den toevlucht tot haare clavecimbaal; en eenige ftukken van onze beroemdfte famenftellers; van mufiek hadden gewoonlijk die uitwerking van de rust in haare ziel te herftel-. len. 'Er gingen weinig dagen om, zonder dat zij eenige uuren in die fchaduwrijke bosch-v jens, van welke wij in het voorgaande hoofdituk gefprooken hebben, in gepeinzen doorbragt. Zomtijds ging zij verder; dan bezogt zij de nabuurige boerenwooningen, en haare komst gaf altijd genoegen in dezelven. 't Is waar,. haare bezoeken waren wel zo menig-, vuldig niet als zij in vorige tijden geweest: zijn ; zij was minder in de mooglijkheid om weldaaden te bewijzen, en zij was geen, lief hebfter van hoop te geevcn wanneer zij dezelve niet vervullen kon. Op zekeren avond; herinnerde zij zig eene geringe wooning, welke bij een boschje van. kaphout, niet ver  CAROLINA. *3 van een der deuren, die agter aan den tuin waren, gelegen was. Hier had zij weleer de gewoonte gehad van veele bezoeken af te leggen bij eene oude en zeer zwakke vrouw, die in dezelve haare fchuilplaats had. Zij ging twee kleine weilanden door, welke tusfchen haare wooning en dit huisje lagen, met oogmerk om te onderzoeken of die vrouw, benevens haar zoon en fchoondochter, nog in leven waren. Die zoon was een eerlijk arbeider , welke, behalven zijne moeder, waaraan hij de tederfle liefde toedroeg, nog een talrijk huisgezin te verzorgen had. Carolina vond de deur van den tuin en van het huis openftaan. Deszelfs inwoonders vreesden die geesfels der maatfchappij niet, welke alleen door den overvloed gelokt worden. R i c h a r d en zijne vrouw waren nog op het land aan het werk, en zij zag niet dan drie of vier kinderen, welke in den tuin fpeelden. Carolina riep een klein meisje, dat haar toefcheen de oudfte te weezen, hoe zeer nog naauwlijks zeven jaaren oud, en vroeg haar of haare grootmoeder nog leefde ? Het kind, door het eerfte gezicht verfchrikt, gaf geen antwoorden boog zijn hoofd; maar toen carolina haar eenige B 4 ftuk-  2+ CAROLINA. Hukken geld liet zien, kreeg zij weldra haare fpraak weder: zij zeide dat haar grootmoeder federt langen tijd dood was, en voegde 'er bij, dat, toen. zij geftorven was,haare moeder zeer gefchreid en gezegd had, dat zij zig verzekerd, hield dat zij naar den hemel gegaan was. „ Maar," zeide carolina, welke zeer veel genoegen in het onnozel gefnap van dit meisje vond, „ maar waarom }, fchreide uwe moeder, zo fterk? gij weet „ immers dat de hemel eene zo fchoone j, plaafs is; uwe grootmoeder is zeker thans „ oneindig gelukkiger dan zij was, toen zij » biJ l^icderi leefde ?" Het kind zag haar fterk aan en fcheen haar niet wel te verftaan, „ Zoud gij niet gaarne bij uwe grootmoeder j5 zijn?" zeide carolina. Het kind gaf ook op deeze en op verfcheide andere vraagen geen antwoord. De overige van deeze kinderen waren rondom haar gekomen, en zij ftond gereed om ook aan. deeze eenige vraagen te doen, om te onderzoeken of derr zeiver verftand zig een weinig verder uitbreidde dan dat van de oudfte; doch toen juist viel haar oog op een lief klein meisje, 't welk in de deur ftond , maar uit dezelve niet fcheen te durven komen. Een gedeelte van haar kleed.  CAROLINA. aj kleed, 't welk carolina zien kon, verwekte eene beweeging van verwondering in haar. De kleine, bemerkende dat c a r o l u n a haar zag, waagde het om eenige treeden nader te komen, en toen begonnen alle de kleine boerinnetjes te gelijk te roepen: „ daar „ is onze Mifs! daar is onze Mifs! wij moe, „ ten haar weder bij haare mama brengen." „ Wagt een weinig!" zeide carolina, „ laat ik eens met haar praaten. „ Lief klein meisje, wilt ge wel bij mij ko- „ men?" „ Ja wel," riep het kind, ten eerften naar haar toeloopende, „ ik zal, „ als 't n belieft, met u gaan wandelen." -„ Zeer gaarne," zeide carolina, „wij „ zullen dit ftuk land omwandelen." Het lieve kleine fchepzeltje begon van blljdfchap te fpringen en te loopen, en was zo vrolijk als een vogeltje, 't welk het kooitje ontvloogen is. Carolina, die wegens haare fchoonheid en levendigheid verrukt was, deed haar verfcheide vraagen. Zij vroeg haar onder andere, waar haare moeder was ? „ mijne ar„ me moeder! ach! zij is ziek! zij is thans „ te bed en flaapt; zeg haar toch niet dat ik „ uitgegaan ben." „ Zou zij boos op B 5 >j u  ±6 CAROLINA. j, u weezen?" zeide carolina. „ & » Ja!" antwoordde zij, „zij wil mij niet meer „ toelaaten om uit te gaan; ik was gewoon „ alle dagen met molly te gaan wandelen, „ maar m o l l y is niet meer hier." „ En „ waar hebt gij gewoond eer gij hier waart?" vroeg carolina. Het kind vestigde, in plaats van te antwoorden, haare oogen op het horologie, 't welk carolina op zijde had. ,, Hebt gij een horologie?" zeide zij, ,, mijne moeder heeft ook een ho„ rologie gehad, maar molly heeft het „ weggenomen, te gelijk met de beeldtenis „ van mijn' vader en eenige mooije fpelden „ van mijne moeder; zij heeft alles medege- ,, nomen en bijna niets hier gelaaten." ,, Zou ik uwe moeder kunnen zien ?" zeide carolina,welke zig reeds fterk ten voordeele van dit onbekende mensch ingenomen vond. „ Ja," zeide het dringende klei¬ ne fpringftertje, ,, zodra zij wakker zal zijn; „ maar zij heeft verboden gerucht te maa„ ken,om dat zij grooten lust hadomteflaa„ pen." Onder dit praaten hadden zij het land omgewandeld, en reeds waren zij weder digt bij het huis, toen carolina eene vrouw hoorde, weik met veel levendigheid fprak.  CAROLINA. 27 fprak. „ Welken weg is zij gegaan? „ Met eene juffer ? welke juffer ? waar „ heen ?" en dit zeggende , kwam zij van achter eenige ftruiken, die haar van carolina en van het voorwerp, 't welk zij zogt, affcheidden. Onze carolina zag met zeer veel verwondering eene jonge vrouw, van eene goede houding en zeer wel gekleed, hoe zeer haare kleeding niet zeer nieuw, noch met veel oplettendheid aangetoogen was. Zodra zij haar kleine dogtertjen zag, nam de beeltenis van genoegen op haar gelaat de plaats in, welke even te voren door die der ongerustheid was bekleed geweest: zij liep naar het kind en omhelsde het met zeer veel tederheid, gepaard met een weinig ongenoegen , dat hetzelve zonder • haare toeflemming was uitgegaan; vervolgens haare oogen op carolina flaande, verfpreidde zig een blos over haare wangen. ,, Kunt ,, gij mij den diefftal vergeeven, Mevrouw f' zeide carolina, ,, aan welken ik mij „ fchuldig gemaakt heb ? De bekooring heeft „ mij zo fterk ingenomen, dat zij mij moog„ lijk tot eene verfchooning zal kunnen „ ftrekken. Nooit heb ik een bcminlijker „ fchepfeltje gezien," De blijdfchap blonk in  *i NROLIN A. in de oogen der moeder toen zij haar kind zodanig hoorde prijzen.' Zij bedankte carolina in de beleefdfte bewoordingen, en haar kleine kind, 't welk haar de handen toe. reikte , bij de hand vattende, gelastte zij hetzelve om affcheid van die juffer te nee. »en. Carolina omhelsde hef kind tederhjk, en deszelfs andere hand nemende, zei, de zij, „ wanneer zal ik mijne nieuwe ken, » nis, mijne lieve kleine vriendin, weder, 3, zien? vraag aan uwe moeder of zij u vrij" heid wil gecven ora bij mij te komen, gij » weet wel dat gij mij beloofd hebt dat gij „ mij bij haar zoud brengen." „ He- » laas! " hervatte de vreemde vrouw, '„ ik w heb geene plaats waar ik iemand, zo als 35 gij zijt, zou kunnen ontvangen. Gij " ziet'" vervolgde zij, op de boerenwoo, nmg wijzende, „ gij ziet daar onze woom ning, en de hemel alleen weet, wanneer wij dezelve voor eene betere zullen kun9d nen verwisfelen!" Carolina zig de traanen voelende in de oogen komen, zeide: ,, Uw toeftand Me„ vrouw! fchijnt uwer onwaardig te zijn» zijn wij niet gewoon daagjijks menfchen » te bezoeken, welke het geluk, 't geen zij ■» ge-  CAROLINA. *9 t, genieten, niet waardig zijn? En waarom „ zouden wij dan niet het zelfde doen met „ betrekking tot die geene, welke het lot „ onrechtvaerdig vervolgt ?" Koom „ binnen," riep de lieve kleine, ,, Och! ik ,, bid u koom binnen! ik zal u van mijn „ brood en van mijne melk geeven. Is 't „ niet waar, moederlief?" en dit zeggende , deed zij alle moeite om haar naar de deur te trekken; en daar carolina al te zeer verlangde om binnen te zijn, deed zij weinig tegenftand. De onbekende zelve fcheen 'er zig niet tegen te willen verzetten. De befchrijving van deeze geringe boerenwooning zou tot cieraad van een herderslied kunnen ftrekken. De muuren waren zo wit als fneeuw, het rietendak, 't welk dezelve overdekte, was zindelijk en in eenen goeden ftaat. Eene groote menigte van kamperfoelieftruiken ftrekten hunne takken van buiten langs de muuren en over het huis uit j en hoe zeer dezelve thans nog niet in bloei waren, gaf evenwel derzelver groente een bekoorlijk gezicht aan het oog. De haag, welke rondom den tuin ftond, was van braamftruiken, doormengd met witte haagedoorns , die thans in vollen bloei waren en  $o CAROLINA. én dé lucht met de aangenaamfte geuren bal* zemden. De tuin wierd zeer net onderhou* den en Was vol van alle gezonde groen* ten. Het huis beftond uit twee kamers gelijks vloers, met eene foort van zolder boven dezelve, naar welken men met eenen ladder moest opklimmen. De huisraaden van het eerlte vertrek waren zodanig als men dezelve uit de geringe vertooning van het huis zou kunnen verwagten, en wierden in eenen zodanigen ftaat onderhouden, als de ömftandigheden van een huisgezin, in welke zo veele kinderen verzorgd moesten worden, toelieten. Dé tweede kamer was een weinig aanzienlijker, zeer net, maar de huisraaden genoegzaam in denzelfden ftaat als die van de eérfte. Men zag in dezelve niets, 't welk de gedaante van buitengewoon had, uitgezonderd eene groote reiskoffer, in eenen hoek van de kamer geplaatsten een zeer fchoon damasten tafelkleed , dat over eene oude bank, die voor eene tafel diende, gefpreid was. Toen zij in de kamer kwamen, bood de onbekende aan carolina eenen ftoel aan. Deeze was de eenige, welke zig in de kamer bevond. Zij zelve ging op den rand van eene  CAROLINA. 3i eene bedfteede zonder gordijnen zitten, en nam haare kleine op haare knieën. ,, Het is „ waarfchijnlijk, Mevrouw!" zeide zij met een zeer vriendelijk gelaat, „ de eerftemaal „ van uw leven, dat gij in eene zodanige „ kamer zit." „ Neen, Mevrouw!" hervatte carolina, „ maar het is waar, ,, dat ik nooit eene plaats van deeze foort, ï, op eene zodanige wijze als deeze is, be- „ woond gevonden heb." ,, Zeker met „ alle reden moet gij u verwonderen, Me„ vrouw! van in eene zodanige wooning „ iemand te vinden, welke gefchikt fchijnt „ om eene betere woonplaats te hebben; en „ daar niets dan alleen de goedheid van uw „ hart u heeft kunnen beweegen, om „ uwen aandacht op mij te vestigen, zo heb „ ik ook geene andere middelen omdiegoed„ heid te beloonen, dan alleen dat ik dier „ nieuwsgierigheid voldoe, welke mijn per„ zoon natuurlijk in u verwekken moet. ,, Weinige woorden zullen genoeg zijn „ om u mijne misflagen en rampen te leeren ,, kennen. Mijn vader is een baronet; ik hoop dat gij mij zult vergunnen dat ik zij„ nen naam, dien ik reeds genoeg ontëerd t? heb, mag verzwijgen. De agteloosheid, met „ wel-  §2 CAROLINA. h welke hij zijne zaaken beftuurde, deeti ,, zeer veel nadeel aan zijne bezittingen, en ,, maakte zijn huis tot een aanhoudend too,, neel van vermaaken, in welke eene oude„ re zuster en ik wierden opgevoed. Hij li Was zorgvuldiger ten aanzien van zijnen 3, zoon. Deezen had hij vroegtijdig aan een „ man toevertrouwd, die niet rijk, maar 3, zeer deftig Opgevoed was, en wiens ver3, ftand en bekwaamheden hem in ftaat Hel3, den om een jong heer te vormen. Terzel$, ver tijd wierden wij overgelaaten aan de 3, zorgen van eene Franfche gouvernante, 3, een zeer onkundig fehepfel, aari welke 3, mijn vader eene zeer maatige belooning ,, gaf, fchoon die evenwel haare vermogens „ nog overtrof. Onze opvoeding liep dus „ zodanig af, als gij u kunt verbeelden. ,, Men leerde ons flegt Fransch fpreeken, ro,, mansleezen,- ons met fmaak kleeden, en, ,, toen wij grooter begonnen te worden, de ,, openbaare gezelfchappen bijwoonen.' „ Niettegenftaande alle deeze nadeeligc „ omftandigheden bleef evenwel mijne zusj, ter vrij van die gebreken, welke een gej, volg moesten zijn van de manier waarin wij j, opgevoed wierden. Zij bezat verftand ge- n noeg  CAROLINA. 33 noeg, om eene verachting op te vatten te„ gen de levenswijze, welke men haar deed „ leiden, en moed genoeg om dezelve te „ verhaten. Zij verzogt aan mijnen vader, „ om onze gouvernante af te danken, en „ ons in haare plaats eenen goeden meester „ in de franfche taal te geeven, en eenen „ anderen, welke ons volmaakt in de grond. „ begihfelen van onze eigene taal kon onder„ wijzen. Daar haar verzoek toegeftaan „ kon worden zonder vermeerdering van uit„ gaaven, Helde zig mijn vader 'er niet te„ gen. Eene dergelijke verandering was mij „ in geenen deele aangenaam 5 ik begon de „ vermaaken, in welke ik tot dien tijd ge. „ lecfd had, lief te krijgen; en het geen „ mijn verdriet nog vermeerderde , was, ff dat mijne zuster genoegzaam nooit bij „ de vrolijke partijen , welke mijn vader 5- gaf, wilde tegenwoordig zijn, en door 5, dien weg vond ik mij beroofd van het ge.zelfchap van eenen man, op welken mifna ii oogen zig met een zeker genoegen begon, „ nen te vestigen. Zijne perfoon en houw ding waren even verleidende, als zijne ze„ de'kunde en gedrag verachtelijk. De Béér  34 CAROLINA. ,, fors ter was een man van eene zeer „ goede familie;hij had eene zeer aanmcrke„ lijke bezitting aan de fpeeitafel vcrloo„ ren; hij had zig ervaren ■ gemaakt in de ,, kunst T van welke men zig bediend had om „ hem, arm te maaken; en hij leefde ten kos„ te van,die geene, die door hem bedroogen „ wierden, even-gelijk te vooren anderen ten zijnen koste geleefd hadden. Hij was „ niet veel jonger dan mijn vader, maar hij „ had alle de bevalligheid en frisheid van de „ jeugd behouden, en hij verftond de kunst „ van zig aangenaam te maaken zó wel-, dat „ het niemand in de gedachten kwam om te j, vraagen hoe oud hij was ? Ik was niet on„ kundig van zijn gedrag, maar het afgrijzen, „ 't welk het zelve in mij zou hebben kun„ nen verwekken, was niet alleen verflaauwd, „ maar zelfs uitgewischt, zoo door de gc„, woonte van daaglijks met heeren van een „ zodanig karakter om-te gaan, als door de„ zelve van mijnen vader met vriendfehap en achting te zien bejegenen. Ik ging ee,, ne heimelijke verbiptenis met hem aan, en weinige maanden, na dat wij kennis 3, met elkaiidesen. gemaakt hadden, liet ik . JjiSÜ «lij  CAROLINA. 35 mij door hem naar Schotland vervoeren, waar wij met eikanderen trouwden. „ Toen wij te Londen terug kwamen, „ weigerde mijn vader ons te zien; hij fcheen „ even zeer over mijn flegt gedrag misnoegd „ te zijn, als of hij alle mooglijke zorg ge, ,, draagen had, om mij eene behoorlijke op, „ voeding te geeven, en mij tegen de geyaa„ ren te wapenen, aan welke een jong on„ voorzichtig meisje , 't welk niet anders „ dan de cerite beweeging van haar hart „ hoort, bloot gefield is. Dit was in 't bert Sin voor mij ten uiterften fmertelijk; maar „ de tedere liefde van mijnen man, de ligte »> liand ™et welke- Hij deeze zaak behandelde „ en de onophoudelijke verzekeringen van „ hem, dat het hem aan geen geld ontbrak, „ c.n dat hij zig zo weinig aan mijn vader, „ als mijn vader aan hem bekreunde, dcc „ den alle nevelen van verdriet weldra bij „ mij verdwijnen. Wij huurden een huis „ inPortsmans-iquare,envercierden het met „ de fraaifte huisraaden; wij kogten eene „ fraaije koets, en, met één woord, wij „ zetten ons op eenen voet, als of wij liedc;. „ Waren die zeer aanzienlijke fchattén 6efaS » tpn. fMfalles':Wiis echter van kortenC 2 duur;  30 CAROLINA. duur; ons rijtuig en alies, wat wij in ons „ huis hadden, wierd om eene fpeelfchuld in „ beflag genomen, en wij verlieten ons huis ,, om eene geftoffeerde wooning in de St. „ 'James - ftraat te huuren. Daar liet ons de „ fortuin alle haare wisfelvalligheden onder„ vinden; den eenen dag baadden wij ons in ,, den overvloed, terwijl wij menigmaalen „ den anderen dag gebrek aan de noodzaak,, lijkfte levensmiddelen hadden. ,, Geduurende deezen ftaat van onzeker- hcid, bragt ik deeze lieve kleine, welke „ thans op mijne kniën fiaapt, ter waereld. m Toen ik haar bezat, begon ik alles uit, een „ geheel ander oogpunt te bezien; ik herin„ ncrde mij alle onvoorzigtigheden, en mijn ,, berouw was even oprecht als de liefde, „ welke mij dit beminnelijk kind inboezem„ de. Hoe veele traanen heb ik niet wel „ geftort over dit onnozel fchepzeltje, 't „ welk nog geen deel in mijn verdriet konde „ neemen. „ Voor dit gezicht was mijn rnanongevoe« hg j hij betoonde mij deswegens noch blijd„ fchap noch fmarte; ja zelf fcheen hij „ het kind aan te merken als een lastig voor5, werp, 't welk veele nooddooze kosten „ ver-  CAROLINA. 37 „ veroorzaakte. Noch mijne traanen noch „ mijne fmcekingen konden hem overrecden, » om mij' vrijheid te vergunnen van het kind „ bij mij op te voeden;hij zwoer dat hij om „ alle de vrouwen van Europa in geen huis „ zou willen blijven, waar hij onophoude« lijk met het gefchreeuw van ccn kind ,, moest geplaagd zijn. Ik zag mij dus, na „ verloop van zes weeken, genoodzaakt om „ mij van mijn lieve kind af te fcheiden, cn „ haar van dat voedfel te berooven, 't welk „ de natuur voor haar noodzaaklijk had gc,, maakt. Gij zijt geene moeder, Mevrouw! „ en hoe zeer de traanen, welke ik uit uwe „ oogen zie vlieten, bewijzen zijn van dc „ goedheid van uw hart, zo kunt gij u even„ wel geen denkbeeld vormen van de fmarte , „ welke ik leed, toen ik mij van dit gedeel„ te van mij zeiven moest affcheuren en het „ zelve in gehuurde handen ftellen. Ik „ wil uwe aandoeningen niet gaande maa„ ken, door eene treffende fchildcrij van „ dat toneel te geeven. De Heer for„ ster, welke bij het zelve tegenwoordig „ was, fcheen geheel ongevoelig te blijven; „ hij noemde mij dwaas, en verzekerde mij, „ dat ik na verloop van twee of drie dagen* C 3 ,3 zeer  Ngg C A R O L I N A. „ zeer jn mijnen fehik zoude zijn, dat ik „ mij van deezen last ontfiagen had. Voor :„ den tijd van welken ik thans fprceke , hadden de Heer fors ter en ik altijd in „ cene zeer goede eensgezindheid geleefd. „ Hij fcheen zeer verliefd wanneer hij in £ cenen goeden luim was, ert wanneer hij eens droefgeestig was, dan liet ik hem aan ,, zig zclvcr. over, en dan ging ik mijnen troost zoeken in die talrijke cirkels van ,, weezens, welke, even zo als ik, zonder ccnig nadenken, leefden: wanneer hij geld had dan deelde ik in zijnen welvaart, en ,, wanneer hij eens weder dood arm was, dan u onderwierp ik mij gewillig aan eene oo„ gcnbliklijkc onthouding, reeds door onder,, Vinding en goede redenen geleerd hebbcn„ de, dat de fortuin wel weder veranderen, cn ons op nieuw toclagchcn zoude ; maar „ toen ik moeder geworden was, verander» ,, cle het toneel: de levenswijze van mijnen man kwam mij toen even onzeker ais onaangenaam voor : wanneer hij eens een goed geluk had gehad, plaagde ik hem on« 5, ophoudelijk om cene bediening te koopen, 4, 20 om daardoor in ftaat te geraaken om „ ohe üc kunnen onderhouden, als om dat j) hij  CAROLINA. -39 „ hij daardoor genoodzaakt zoude worden om van gedrag tc veranderen, en dus zij„ nen goeden naam ccnigzins te herftellen. Hij begon met mij uit te lagchen, en mij, wegens mijne voorzigtige maatregels, te ,, befpottcn; maar ziende dat ik altijd op „ denzelfden toon bleef fpreeken, en dat ik „ mij niet meer zo zonder nadenken gedroeg „ als ik te vooren gedaan had, behandelde ,, hij mijne dweeperij, zo als hij het noem„ de , met de grootfte verachting , en maakte zig een kwaadaartig vermaak, van ., mij gevoelens en bcfluiten mede tc declen, 3, welke hij zeer wel wist dat mij moesten „ ftooten. Hij fprak van het koningrijk te „ verlaaten, en ons lieve kind'aan het een „ of ander wcldaadig gefticht over te geeven; „ zomtijds zelfs, als het geluk hem tegenliep, zeide hij mij, dat hij bcflooten had „ zodanig plan werkftellig te maaken: ik liet „ bij dergelijke gelegenheden nooit na van „ hem te zeggen,, dat ik hem alleen zou laa, ten vertrekken, en dat ik nog liever de „ kost voor haar met zingen langs dc ftraat „ zou gaan zoeken dan haar te verlaaten; en dan was gewoonlijk zijn antwoord , „ dat ik wél zou doen van daar van de proef C 4 „ eens  4« CAROLINA. eens te neemen, want dat hij niet geloof „ de langen tijd meer in ftaat te zullen zijn „ om ons te kunnen onderhouden. „ Op zekeren dag, diep in mijne gedach„ ten begraaven zittende , valt bij toeval „ mijn oog op een nieuwspapier, 't welk bij & mij kg. Ik las in het zelve een verhaal „ van het huuwlijk van mijne zuster; zij was met een fransch Heer getrouwd, en :, zou binnen weinige dagen naar het vaste D land vertrekken; ik befloot aanftonds haar .„ kennis te geeven van mijne treurige omftandigheden. Zo lang zij in het huis van „ mijnen vader was, zou ik te vergeefs bij j, haar om hulp aangezogt hebben; zij bezat „ geen ander geld,dan dat geene, 't welk zij „ nodig had om met zeer veel overleg haare benodigdheden te betaalen, en ik wist al j, te wel dat zij te weinig invloed op het hart „ van den ouden Heer had, om mij bij hem ,j van dienst tc kunnen zijn, hoe genegen „ zij daar toe ook mogt weezen. Ik meende dat zij thans meer middelen aan de hand 3, had om mij te helpen, en op haar goed „ hart en de vriendfehap, welke zij mij altijd », toegedraagen had, rekenende, twijffelde „ ik niet aan den goeden uitflag van deezen „ flap.  CAROLINA. 41 flap. Dcczc hoop hcrftcldc \roor een oos, genblik de blijdfehap in mijne ziel, even „ gelijk een ftraal, van licht, welke in een donker hol doordringt; maar den dag van het nieuwspapier met meerdere naauwkcu„ righeid inziende,zag ik dat het zelve reeds vijf wecken oud was, en dat bijgevolg „ mijne zuster reeds moest vertrokken zijn. „ Thans viel ik in eene zwaare droefheid, „ en de traanen liepen nog langs mijne wan33 gen, toen de Heer fors ter, welken 3c „ federt den voorgaanden avond niet gezieï» ,, had , (hij was zeer dikwils gewoon om „ zodanige lange afweezigheden te maaken,) „ in de kamer kwam. Ik vroeg hem of hij niets van het huuwlijk van mijne zuster 33 gehoord had ? Ja, zeide hij) reeds langen tijd geleden. — En waarom, zeide ik, 3) hebt gij mij daar van geene kennis gegee3, ven, ik krijg thans daarvan het eerfte be3, richt uit dit oude nieuwspapier, 't welk 3, mij toevallig in handen gekomen is ? ,, Wel nu, zeide hij, niettegenflaande al,, le uwe goedheid en uw geduld, fchijnt. 3, gij u te beklaagen dat uwe zuster eene ,, gravin geworden is. Koom , koom, ,, ai aria ! erken maar dat ik dc waarheid C 5 33 fpree-  4? CAROLINA. .„ fprcekc, is het zo niet? Daar ik hem in „ langen tijd niet had zien glimlagchcn, om „ dat hij zig thans naauwlijks meer verwaar? ,, digde om zijn oog op mij te vestigen, „ dwong ik mij om cene vrolijke houding „ aan tc neemen, cn ik vergenoegde mij met „ hem te antwoorden: dat ik, toen ik met „ hem trouwde, mijne hand aan geen hertog zou hebben willen geevcn. Laaten „ wij ons, zeide hij, tevens bij mij komen. de zitten, niet ophouden met het onder., fchcid tc bepaalen tusfehen de woorden „ toencnr.u; ik heb, vervolgde hij, niet al„ tijd met u gehandeld zo als gij verdiende, ,, maar wij zijn gemaakt om elkandcren te „ vergceven, indien wij clkanderen ongelijk „ aandoen. Hier zweeg hij een oogenblik, en „ toen zeide hij: zeg mij,lieve maeia! „ kunt gij mij vergecven dat ik u arm gemaakt „ cu met zo weinig liefde behandeld heb? Ik was zeer verlegen om reden voor een „ zodanig veranderd gedrag te vinden. Ik „ verzekerde hem dat hij op mijne liefde en „ vriendfehap kon rekenen , en mijn hart „ vond geene moeite om hem dien eed te .., doen. Hij begon vervolgens over onver„ fchillige zaaken met mij te fprecken; hij » ver.  C A R O L I N A. 43 ,,, verhaalde mij eenige bijzonderheden van ^, het buuwlijk van mijne zuster, "t welk ,, met zeer veel luister voltrokken was; hij „ bleef den gchcclcn morgen bij rnij, en vo.n .,, het cetensuur naderde, vroeg hij of 'er „ iets in huis was,want dal hij bij mij wilde „ eeten. Mi jne verwondering vermeerd. r„ de; ik kon mij, de ccrfle oogcnblikken „ van ons huuwiijk uitgezonderd, gcenen „ enkelen dag tc binnen brengen, op welke li hij tc huis gcgcctcn had, zonder dat 'er „ gezelichap was. Ik had niet meer plan „ cene meid; zij was een meisjen, dat mi? „ toegefchecnen had zeer aan mij verkleefd „ te zijn; ik zond haar aanftonds uit om „ iets tc haaien, 't welk ik wist naar zijne „ verkiezing te zijn. Hij fcheen met zeer j, veel fmaak en. vrolijkheid tc eeten. Na „ het eeten lieten wij wijn koomen. Ik „ had denzelven niet in mijn huis, want ik „ had opgehouden dien te drinken zedert ?, dat de Heer fors ter niet meer te huis „ at, om dat mij dit artikel £e kostbaar was. „Toen men de tafel opgenomen had, „ llocg hij mij voor om eene wandeling tc doen, en een bezoek bij onze kleine af tc leggen. Gij kunt zeer wel begrijpen dat » ik  44 CAROLINA. *> ik mij, niettegenflaande mijne verbaasd„ heid, dit voor de tweede reis niet liet ,, voorftellen. Het huis, in het welke zij „ opgevoed wierd, was niet meer dan twee,, of drie-honderd pasfen van Buckinghamj, gate. Ik had deezen Hand verkoozen, om dat dezelve zo nabij aan de St. Jamesftraat was. Ik had de gewoonte van daaglijks „ tweemaal derwaards te gaan, en men zou » bijna gezegd hebben dat ik de min van het „ kind was, want ik had hetzelve dikwils twee of drie miren agter eikanderen op de armen. ,, Mijn grootfte genoegen was daar in ge,, legen , dat ik zien mogt, dat het kind ,, zo Welvaarende was als ik zou hebben „ kunnen verlangen, en iederen dag meende „ ik te kunnen zien dat zij een weinig ge„ groeid was. Toen zij zo ver was, dat zij „ twee menfehen van eikanderen kon ondeiv fcheiden, deed mij de voorkeur, welke „ zij mij, boven allen, die zij zag, door het „ uitfteeken van haare lieve kleine hand„ jens, gaf, een vermaak, dat geene ,, woorden bekwaam zijn om uit te druk„ ken. Toen zij begon te praaten, en alleen te gaan, miste het nooit dat ik haar 3, aan  CAROLINA. 45 aan de deur ontmoette, want zij kende „ mijne manier van kloppen volkomen; en „ van het oogenblik af, op het welke ik „ kwam tot dat ik vertrok, zou men haar „ bij geene mooglijkheid 'er toe gekreegen „ hebben, om mij eene enkele minuut te „ verlaaten. „ Vergeef mij Mevrouw ! " vervolgde Mifs forstér, „dat iku met zaaken op„ houde, welke uwen aandacht zo weinig „ verdienen; eene moeder fchept vermaak „ in bij dezelve ftil teftaan, en ik vergeet „ ligtelijk dat dezelve nooit zo fterk de deel„ neeming van een ander, dan die van mij „ zelve, kunnen gaande maaken. Maar ik „ zal den draad mijner gefchiedenis weder opvatten. „ Toen wij het park overgingen, bood„ mij de Heer fors ter zijnen arm en ik „ nam zijn aanbod aan. Onder het voort„ zetten van onzen weg zag ik twee Heeren, „ welke ons te gemoet kwamen, en genoeg„ zaam op hetzelfde oogenblik herkende ik „ den eenen voor mijnen vader. Eene fchie„ lijke rilling overmeesterde mij geheel en „ al. Roodheid, en eene doodlijke bleek„ heid, volgden eikanderen oogenbliklijk op „ mijn  J& C A ROL! N A. ' „ mijn gelaat, en It had zeöf veel moeit© „ urn mij meester te maaken van eene bank die op eenhen afftand van ons wa?. Mijn „ vader flocg in het voorbijgaan zijne oogen op „ ons. Hij ftond in het begin als onbeweeg, „dijk; maar de verachting nam wel dm \vc„ der de plaats van de oogenblikkelijke vcr„ rasfehing in-; hij flocg een zo verachtend ., oog op mij, dat ik hetzelve niet kon draa-' „ gen, eii hl onmagt viel. ,, 'i\>en ik weder bij mij zeiven kwaffl.be, y, vond ik mij bij de voedfter van mijn kind.. „ Mijn man, wieh de ongerustheid op het „ gekat gefehilderd was, onderfteundc mij, „ en mijne kleine zat voor mij op den grond,'r te fchreijen. ïk begon beter te'worden, „ en het gezicht van den Heer f'orstk:;, „ rMst mij zittende, en het kind in zijne „'■aRSiün houdende , voltooide Weldra de.htiv ,;2'ftell.ing van mijne gezondheid. Hij eiseh „ tc thee, en liet lekkernij- voor het kind ,; koómen. Haar onnozel geihap fcheen hem „ ten uiterlten te vermaaken, en hij hér„ haalde vericlfeiden maaien dat hij ö'èfeit „ een zo bemirtèffijk' Kind" ge^kn had; dat5i het hem geweldig leed deed dat hij niet „ Oer gewec£cfi-4:W5- hoe -IkV'aM^-oh lief dit? n[ I „klei-  CAROLINA. 4? kleine fchepfeltje was. Ik nam deeze geni tegenheid waar om hem voor te flaan dat „ wij haar met ons moesten ncemcn; hij gaf „ met blijdfchap zijne toeftemming, en zeide ,» mij, dat het aan mij ftond om dit verzoek „ nog deezen avond werkftellig te maaken. >, Toen zag ik mij zeiven als het gelukkig» fte mensch van de waereld aan; mijne „ blijdfchap wierd eene foort van ylhoofdig„ heid: ik omhelsde mijn kind, ik vloog mijn nen man om den hals, ik bedankte hem .op „ de hartelijkfte en gevoeligfte wijze voor ty de gunst, welke hij mij bewees. Hij be„ taalde aan de voedfter alles, wat wij haas „ fchuldig waren, en wij gingen met hot „ kind in eene huurkoets naar huis. Toen „ het portier geilooten was, zag ik met een „ onuitfpreeklijk vermaak, dat dit kleinebe„ ftek alles bevatte, wat mij in de' geheele „ waereld lief was. ;, Onze kleine mary was zo bemifllijfc „ en zo vrolijk, dat het zeer laat wierd èe* „ wij konden befluiten om ons van haar te „ fcheiden. Eindelijk zelve moede wordèn„ de, viel zij in de armen van haaren vadea „ in flaap, welke haar naar boven droeg; „ eu,na dat ik de gordijnen epen gefchoovea »> had,  48 C A R ü L 1 N; A., „ had, haar zeer voorzigtig in het bed ter „ neder lag. Nimmer was hij mij zo bemin„ lijk voorgekomen dan in dit oogenblik; ik „ geloofde dat ik een nieuw leeven begon» „ en verbeeldde, mij bijna in het verblijf der „.gelukzaligheid te zijn. Na dat wij eeni„ gc oogenblikken over de fchoouheid en „ het geestige .van de lieve flaapfter gefproo^, ,, ken hadden, beflooten wij eindelijk om ,, haar voorbeeld te volgen. „ Des morgens ten vyf uur en wier den wij. ,, wakker door eenen fterkafi ilag tegen de „ deur. Mijn man Hond op en kleedde zig „ ten eerften aan. — Gaat gij reeds zo „ vroeg uit V vraagde ik hem. -— Ja, zei„ de' hij, ik heb den Majoor dareley „ beloofd eene wandeling met hem te zullen „ doen, en hij is het die aan de deur klopt. ,;, Zal ik u met ontbijten wagten ? —n „ Ik hoop dat ik hier zal zijn, zeide hij., „ maar wagt mij niet; onze wandeling zou lang kunnen duuren; mooglyk , vervolg,,-de hij, zoud gij geld kunnen nodig heb». ,, ben, ik laat u mijne goudbeurs en dcc* ,, ze brieventas, bewaar dezelve naauwkeu,. „ | rig; zij bevat alles, wat ik in de waereld n bezit. Hij was geheel gekleed toen hij dit* ,bH <, , 53 zei.  CAROLINA. 43 ,, zeide; hij kwam bij het bed, omhelsde; ,, mij teder en gaf ook eenkuschaan mar?, ,, welke niet wakker wierd. Toen hij ge„ reed ftond om uit de kamer te gaan, floeg „ hij nog eens het oog op ons, en toen ont„ fnapte hem, tegen zijnen wil, eene zucht, „ die uit het diepfte van zijn hart kwam. „ Daar ik zijne gevoelens naar de mijne „ afmat, fchreef ik deeze züch't toe aan den „ fpijt, welken hij over zijn Wangedrag ge„ voelde; en daar fpijt genoegzaam altijd het „ berouw doet gebooren worden, zo vatte ik „ de vleijendê hoop op, Van hem weldra „ van gedrag te zullen zien veranderen; „ eene verandering, welke ik allerhartelijkst „ wenschte, hoe Zeer waarfchijnlijk de vrees„ lijkfte armoede het gevolg van dezelve zou „ zijn. Onder deeze vertroostende beden3, kingen viel ik weder in flaap, na, ingevol3, ge van het voorbeeld van mijnen man, aan de lieve kleine een hartelijken kusch ,, gegeeven te hebben,daar zij, als eenleven}, dig fchilderij van de onfchuld en vreede, 3, aan mijne zijde lag te flaapen. „ In deezen gelukkigen toeftand bleef ik tot dat mijne dienstmaagd mij op eene on* „ zagte wijze kwam wakker maaken, roepenII. deel, D « de;  £o CAROLINA. §4 de: „ Madam! Madam! mijn meester ie 9, ,, vermoord, hij is met eenen degen door- „ ftooken!" ik weet niet hoe het bijkwam „ dat ik in ftaat was om dit ijslijk nieuws te ,, kunnen aanhooren! hoe ik het lijk van ,, mijnen ongelukkigen man kon zien! hoe... „ maar ik zal u liefst het verhaal vermijden, Mevrouw! van een zo fmertelijk toneel. „ Naast den hemel ben ik alleen aan mijne lieve „ kleine m a r y de fterkte van geest verfchul- digd, welke ik behouden heb; het verlan„ gen om haar van mijne hulp te bedienen „ zo lang zij dezelve nodig zal hebben, om „ haare eenigfte vriendin te zijn, heeft mij „ bovengewoone krachten gegceven. Ik zal „ u ook niets zeggen van de droevige om„ Handigheden, welke ik heb moeten uitftaan, „ geduurende het zeer kort verblijf, 't welk ,, ik, na dien tijd, te Londen gehouden heb*j be, noch van mijne alleronderworpenfte pogingen om weder in de gunst van mij>5 nen vader te geraaken, noch van zijne „ grievende verwijtingen, noch van zijne „ volftrekte weigering om mij eenigen bijii ftand te verleenen, noch van de koelheid „ van mijne vrienden, noch, eindelijk, van „ de volftrekte onbuigzaamheid van mijne < v 2 .» yj>i-  CAROLINA. m „ vijanden. Het zal genoeg zijn u te zeg» „ gen, dat ik, na aan alle de eisfchen van onze fchuldenaars voldaan te hebben , mij „ in de bezitting bevond van eene fomme,, welke niet boven de dertig ponden fter* „ lings beliep, en voorts van mijn horolo- gie, van dat van mijnen man en van eeni„ ge diamanten en kleinoodien. „ Na rijpelijk óver mijne omftandigheden „ gedagt te hebben , befloot ik Londen te „ verlaaten, waar ik al te wel wist, dat dee* „ ze geringe voorraad niet lang zou kunnen „ duuren, en mijnen toevlucht te neemea bij eene van mijne naastbeftaanden, welke „ niet ver van deeze plaats woonde. Ik ver» „ trok in het zekere vertrouwen van zeer j, wel van haar ontvangen te zullen wor„ den; zij was rijk, zij had mij ten doop ge„ heven en in mijne kindfche jaaren altijd „ veele liefde beweezen: voeg hier bij dat a, zij haarer liefde tot kinderen, genoegzaam „ tot dwaasheid toe, toegaf; zij had zelve „ verfcheiden kinderen gehad, welke over„ leeden waren. Alle deeze redenen waren „ zeer fterk; oordeel dan ook over mijne „ wanhoop, toen ik aan haar huis komenv de, vernam, dat zij reeds zes maanden te Da „ VOO*  5* CAROLINA. „ vooren overleden was; dat, daar zij geen testament gemaakt had, haar neef haare >, geheele nalaatenfchap had geërfd; dat die „ neef zig thans te Londen bevond, en dat „ hij niets dan eenige bedienden in 't huis ,, gelaaten had. Ik was met eene postkoets m van Londen gekomen, welke een gedeelte „ van dit dorp moest doorrijden, men had -, mij aan eene kleine herberg afgezet, waar „ ik een klein kind had genomen om mij den „ weg naar Gladenhall, het landgoed van mij„ ne naastbefhande, te wijzen; en ik was der„ waards gewandeld, zonder dat het mij tot „ dien tijd toe immer in de gedachten was ge„ komen om eenigzins naar haar te vernee» men. Indien ik alleenlijk die voorzorg had „ gebruikt, dan zou ik voor mij zeiven veel „ ontfteltenis en verlegenheid voorgekoomen » hebben. In mijne wandeling was ik zeer „ getroffen geweest door de gelegenheid en boerfche vertooning van dit huis: dit was s, zelfs zo ver gegaan dat ik had beginnen te „ verlangen dat dit huis, indien ik in het .„ zelve niets anders dan de geringe noodwen„ digheden voor mijn beftaan genieten kon- ■ de> miJ" voor het overige van mijn leeven „ tot eene veilige fchuilplaats mogt verfbek- ■ - - " , - ken.  CAROLINA. 3» „ ken. Ik vond den weg veel langer dan ik ,, my voorgefleld had; maar de hoop hielp „ mij in het uitftaan van de vermoeijing. Bij „ mijne terugkomst had ik,helaas! diezelfde „ drijfveer niet meer, en het was niet dan „ met zeer veel moeite, dat ik mij zeiven tot „ hier toe voortfleepte: ik ging dit veld „ door, op het punt om van vermoeijing te m bezwijken, toen ik de vrouw van dit huis „ zag aankomen, met een of twee van haare „ kinderen; ik riep haar, en vroeg haar of „ zij mij wel wilde vergunnen om eenige „ oogenblikken bij haar te rusten. Zy wil„ ligdc dit verzoek in met haar geheele „ hart, en ik was naauwlyks in huis, of 9, ik viel van my zeiven, en toen ik weder „ bijkwamc, bevond ik mij zo ongefteld, „ dat ik buiten ftaat was om mij te beweej, gen. Ik fchreef eenige woorden aan mijne „ dienstmaagd, welke ik zeer veel moeite „ had om op het papier te brengen, om haar „ te gelasten om met mary bij mij te kQ„ men, en mijn reiskoffer hier te doen bren„ gen, geen lust hebbende om het zelve in. „ cene armoedige herberg te laaten Haan. De „ zindelykheid, welke in dit huis heerschte, „ en het openhartig en braaf voorkomen van D 3 „de  54 .CAROLINA. ,5 de bewooners van bet zelve, bevielen my ,, oneindig meer dan bet gewoel, de morzig„ heid en duurte, met welke ik verwagtte „ dat ik in eene herberg te worftelen zoude ,, hebben, en derbalven, daar my de lieden „ te kennen gaven, dat zy wel eene van dce„ ze vertrekken konden misfen, nam ik het befluit van hier te blyven, tot dat ikmy in 5, ftaat zou bevinden om van hier te reizen. „ De goede vrouw, by welke ik woon, ging „ met haaren zoon om mijn koffer te helpen 5, overbrengen, in 't welke overvloed van „ linnen was voor de tafel en het bed. „ Deeze kamer, in welke mijne waardin ,j mij bragt, behaagde mij ten fterkften. Zij „ zeide mij dat haare moeder, welke in „ haare jeugd in voordeeliger omftandighe5, den was geweest dan in haaren ouder? 5, dom ; om dat zij in verfcheiden goede hui? „ zen in hoedaanigheid van huishoudfter ge„ diend had, deeze kamer langen tijd had bewoond; maar dat federt haaren dood, s, welke omtrend drie maanden geleden „ voorgevallen was, niemand in dezelve ge<„ flaapen had. Toen mijn bed gereed was, j, gebruikte ik een drankje van eenvoudige „ geneesmiddelen , welke de goede vrouw 33 mij  CAROLINA. 5* „ mij verzekerde een allerheerlijkst middeL tegen verkoudheid en de koorts te zijn; en. „ de ondervinding leerde mij, dat dit middel even heilzaam als aangenaam was. „ Den volgenden morgen bevond ik mij. veel beter; maar ik was zo wel te vreeda „ met de plaats, waar mij het geval had teir „ neêr geworpen, dat, daar ik toch geen be»> paald befluit had nopens de plaats waar ik ï, v/ilde gaan woonen, ik dus meende niet „ beter te kunnen doen, dan hier te blijven, „ tot dat mijne gezondheid, en indien het mooglijk was, mijngeest, volkomen her* ,, fteld zouden zijn. ■ Drie dagen na dat ik hier gekomen was, „ (ik kon nog naauwlijks gaan) begon mijne dienstmaagd te klaagen over de ongemak- ken, welke zij hier lijden moest, hoezeer „ de arme kinderen van den boer hun bed 5, aan haar afgeftaan hadden,en in de keuken „ op ftroo fliepen,'t welk zij ten dien einde des avonds op den grond fpreiddcn, en des „ morgens weder wegnamen. Ik zeide haar, dat zij, wanneer zij bij mij wilde blijven, niet moest wagten dat zij alles zodanig op .„ haar gemak zou kunnen blijven behouden „ als zij gewoon was geweest, daar ik zelf D 4 „ thans  g6 CAROLINA. „ thans niet meer in ftaat was om mij zeiven »> alle miiue gewoone gemakken te bezorgen; tt maar dat wij weldra naar de ftad zouden te rug keeren, waar ik, indien zij lust had „ om mij te verlaaten, 't welk ik zelf haar „ raadde, het mij tot een vermaak zou reke„ nen om haar in een goed huis aan te be.„ veelen. Zij gaf mij geen antwoord; maar „ ik hoorde haar binnen 'smonds iets mom„ pelen van de fraaije waereld en van de ar„ me dienstboden. „ Ik begaf mij vroegtijdig naar bed, om j, dat ik nog zeer zwak was, en nam mijne kleine bij mij; ik bragt eenen goeden nacht „ dóór , en toen ik wakker wierd, riep ik naar mijne gewoonte molly; doch tot „ mijne grootfte verwondering zag ik, dat mijne koffer open, en dat alles, wat zich in p, het zelve bevond, ten ouderiten boven ge„ keerd was. Ik riep de vrouw van het huis, „ en vroeg waar molly was;zij antwoord„ de mij, dat zij niets van haar wist, dat zij den geheelen nacht gewaakt had om naar „ haar te wagten, doch dat zij niet te rug was gekomen. Ik vroeg wanneer zij uitgegaan ,, ware, en de vrouw berichtte mij, dat zij,t „ omtrent een uw na dat ik mi; naar bed had j, be-  CAROLINA. 57 „ begeeven, uit mijne kamer was gekomen*, n en gezegd had, dat zij naar die herberg, van „ welke ik reeds gefprooken heb , moest „ gaan, om daar iets te haaien, 't welk ik „ nodig had, en dat zij binnen twee uuren te „ rug zou komen. „ Ik fprong in eene groote overijling uit „ mijn bed, en naar mijne koffer loopende, „ zag ik dat de beurs, in welke al mijn geld „ was, uitgezonderd eene guinée en eenig ,, klein geld, 't welk ik in mijn zak had, weg ,, genomen was; zij had zig ook meester ge„ maakt van mijne diamanten, van mijne kanten en van alle mijne juwcclen, onder welke ook eene afbeelding van mijnen »> man, met brillantcn omzet, zig bevond; vervolgens mijne oogen op de tafel flaau„ de, op welke ik mijn horologie gelegd „ had, zag ik dat het zelve even gelijk al het „ overige geftoolen was, „ Deeze rampfpoedige gebeurtenis bragt „ mijne rampen tot het hoogfte toppunt; ik „ bevond mij in de verwardfte omltandighe„ den en in de grootfte verlegenheid, in wel, „ kc zig mooglijk immer iemand in de wae- reld bevonden heeft; ik heb niet eenen „ vriend in het geheele koningrijk, bij welD 5 t, ken  58 CAROLINA. ,» ken ik mij kan vervoegen, om eene enkele. „ guinée te vragen, om mij in mijne nijpenr> de armoede te helpen; ik kan noch aan „ mijnen broeder, noch aan mijne zuster „ fchrijven, ik weet niet waar ik de brieven „ zou moeten zenden ; de eerstgenoemde doet thans de reis door Europa. Ik had „ gerekend dat ik van het weinige, 't welk „ mij overgebleeven was, zou hebben kun„ nen leeven, tot zijne terugkomst, welke „ binnen weinige maanden zijn zal. Mijne Iaatfte en eenige hoop vestigt zig op zijne „ weldaadigheid en edelmoedigheid. Wanneer „ hij meerderjarig word, 't welk zeer nabij „ is; dan zal hij, onafhanglijk van mijnen „ vader, meester worden van een jaarlijksch „ inkomen van vijf duizend ponden fter„ lings, welke hij van eenen oom geërfd „ heeft, en, indien eene afweezigheid van „ zes jaaren zijn karakter en genegenheden niet veranderd hebbe, dan zal hij niet dul„ den dat zijne zuster in de nijpendfte armoe„ de kwijne, daar het in zijn vermogen is om haar te helpen." Hier eindigde Mistrifs torster haar verhaal. Zij verzogt aan carolina verfchooning, dat zij haar met eene zo lange en zo  CAROLINA. S0 zo weinig belangrijke gefchiedenis had opgehouden. Carolina verzekerde haar, dat zij zeer veel deel in dezelve nam, en verzogt haar, om in alle gevallen, waar in zij haar van dienst kon zijn, tot haar de toevlugt te neemen; de nacht begon te naderen; zij moesten fcheiden, en onze carolina nam affcheid, na haar beloofd te hebben, van haar den volgenden dag te zullen komen zien. XVIII. HOOFDSTUK. De genoegens, welken de •weldaadigheid opkvert. Geduurende den geheelen nacht hield zig carolina bezig met de droevige gefchiedenis , welke haar des avonds verhaald was; zij dagt, zij peinsde onophoudelijk over dezelve. Wanneer zij haare omftandighedcn met die van Mistrifs forster vergeleek, dan bevond zij zig in den overvloed , dan erkende zij dat zij gelukkig was. Zij verlangde zeer om 'in ftaat te zijn, om haar uit haare verlegenheid te redden, haare rampen te verjzagten, en haar die welvaart en onafhang-- lijk-  CAROLINA, üjkheid weder te bezorgen, welke zij wéleer genooten had , en die zij thans om haar berouw waardiger was te bezitten, dan ooit te vooren. Carolina behoorde niet onder die menfchen, welke voldaan zijn wanneer zij aan de rampen van anderen eenige zuchten of traanen hebben toegewijd, of welke meenen alles gedaan te hebben wat de weldaadigheid vordert, wanneer zij eenen rampzaligen op de oprechtte wijze het einde van zijne rampen toegewenscht hebben j zij *as niet van begrip, dat zij, omreden dat het haar onmooglijk was om allen, die haare hulp nodig hadden, bij te ftaan, even daarom zig moest onttrekken om weldaadig te zijn, ten minften zo ver de middelen, welke in haare hand waren, konden toereiken. Toen zij te huis was gekomen, was haare eerfte zorg geweest, om in de bureau te zien, in welke zij gewoon was haar geld te bewaaren, en het zelve te tellen: het beliep negen en een halve guinée. De renten van de duizend ponden fterling, welke onder de beftuuring van Dr. seward waren, moesten binnen drie maanden verfchijnen. Zij had het een vierdedeel jaars van haar kostgeld reeds invoorraad betaald, begrijpende dat het zelve meer nut  .CAROLINA. mit zou doen in de handen van den hoevenaar wïlliams, dan wanneer het bij haar opgeflooten was. Zij begreep dus dat zij, zonder zig in ongelegenheid te brengen, over vijf guinées kon befchikken, en zij floot die in een klein fraai doosjen, met oogmerk om dezelve des anderen daags op die wijze aan haare nieuwe gunftelinge, de lieve kleine mary, te fchenken, dus vergenoegd door de hoop van de blijdfchap in een hart, uit het welke dezelve gebannen was, te doen wederkeeren, ftond zij vroegtijdig op. Naauwlijks gunde zij zig den tijd om te ontbijten; zo onverduldig was zij om haar bezoek aan de boerenwoning te herhaalen; maar toen zij het land, in 't midden van welk dezelve gelegen was, optrad, begon zij te bedenken, dat mooglijk Mistrifs forster nog niet opgeftaan , of dat ten minften haare kleine kamer nog niet in dien ftaat zou weezen, in welken zij dezelve gaarne zou zien, om eene vreemdelinge te ontvangen. Zij keerde dus te rug, en ging in de fchaduw der hooge boomen zitten; daar nam zij een boek uit haaren zak, (een gezelfchap, 't welk haar genoegzaam nooit verliet) en zij vermaakte zig met ieezen,tot dat het  62 CAROLINA. het elf uuren was. Zij plukte eeniga violetten, welke op dit vrolijk ftuk land als onder haare treeden fcheenen te groeijen, en floeg thans andermaal den weg naar de woning in; Niets doet ons een achtingwaardig mensch fterker zoeken, dan de mooglijkheid in welke men zig bevind, om aan hetzelve wél fadoen. De genoegens der weldaadigheid worden fterker gevoeld door den geenen, die dezelve oeffent, dan door dien, welke het voorwerp van dezelve is, of om de taal tê gebruiken van hem, wiens menfchenliefde volmaakt met zijne wijsheid geëvenredigd was; ,, het is zaliger te geeven dan te ont„ vangen." Met een hart vol van gevoel over de daad, welke zij ging verrichten, en met een gelaat, 't welk even eens van blijdfchap gïinftert als dat van de engelen, wanneer zij zig gelast vinden om de zegeningen van iiunnen Opperheer aan de menfehen over t« brengen, naderde zij thans de boerenwoo' ning. De kinderen, aan welke zorg en on? gerustheid geheel onbekende zaaken zijn, waren even gelijk daags te vooren aan de deur bezig met fpeelen. Zij befchouwt dezelve met verwondering, en zegt in zig zeiven, „ 't » is  CAROLINA. 63 „ is alleen de weelde, uit welke alle ver„ drietlijkheden gebooren worden. Gezond„ heid, genoegzaam voedzel, het genot van „ de ftraalen der zon, en eene welgefloo„ ten boerenwooning, zijn overvloedig ge- 'noeg om de eenvoudige natuur te vreede ,, te ftellen." Na deeze overweeging trad zij in het huis; en ziende dat de deur van de achterkamer ten halven open ftond, was zij gereed om aan dezelve te tikken, toen de kleine mary,eenig geruchthoorende,kwam zien wie daar was. Zo dra zij carolina herkende , fprong zij van blijdfchap, en riep in haare vervoering: „ 't is de juffer! 't is de juffer!" en zij liep met opene armen naar haar toe. C a r o l i n a gaf haar verfcheiden kusfchen, en fchonk haar de bloemen, welken zij geplukt had. Zo dra zij dezelven ontvangen had, liep zij naar haare moeder, „ zie eens, lieve moeder! zie eens }, wat mij de juffer daar geeft." Op dit oogenblik kwam Mistrifs fors ter teu voorfchijn. „ Ik zou vergeeffche moeite „ doen," zeide zij, „ indien ik mijne ar. ,, me wooning inrichten wilde om u naar „ behooren op te wachten; maar Mijs 5, asheqrd bezit goedertierenheid genoeg 53 om  64 CAROLINA* 3, om zig te verwaardigen, van in dezelve t« komen,hoedanig die ook moge zijn." Carolina was zeer verwonderd van zig door haar bij haaren naam te hooren noemen. Zij behoorde dit evenwel niet geweest te zijn, wanneer zij in aanmerking had genomen , hoe meenigmaalen zij in deeze boerenwooning was geweest, en in die van de nabuurfchap, geduurende den tijd, dat zij te Elmwood woonde. Mistrifs forster verzekerde haar dat het deel, 't welk zij getoond had in haare rampen te neemen, zeer veel had toegebragt om dezelve te verzagten; en dat de vrijheid, om haar hart eens tc mogen openen, hetzelve van eenen zwaaren last bevrijd had. De fchoone vertroosteresfe zeide haar alles, wat gefchikt was om haar af te leiden, en zelfs om haar vrolijk te maaken. Na een lang gefprek vervolgde zij, dat, daar 'er geene plaats was waar Mistrifs forster zig, bij voorkeur boven eenige andere, fcheen te willen vestigen, en zij zeer voldaan was over de braafheid van de menfehen, bij welke zij zig bevond; het haar voorkwam, dat de beste partij, welke zij verkiezen kon, was, in haare kleine wooning tc blijven, tot dat zij tijding zou hebben van dc terugkomst  C A R O L I N A. 6$ van haaren broeder in Engeland. Mistrifs forster ftemde dit toe, doch zeide, dat zy zeer bevreesd was dat de zeer geringe fom, welke zij overig had, niet toereikende zou zijn, om de huur van haare kamer ta betaalen, en om brood voor haar en haar kind te koopen. Carolina antwoordde haar, dat het wel zeer te verwonderen zou zijn, indien zij niet dat geene, 't welk haar voor dien korten tijd nodig was, zou kunnen vinden; en opftaande, om affcheid te neemen,nodigde zij haar,om met haar dochtertjen des middags bij haar aan het huis van wïlliams thee te komen drinken. „Daar „ zult gij zien, mevrouw!" „ zeide zij, „ dat ik niets, dan het zuiver noodzaaklijke „ bezit. Ik heb even gelijk gij, de tegen„ heden van de fortuin ondervonden; maar „ evenwel, de mijne zijn zo fmertelijk „ niet geweest als de uwe." Mistrifs forster beloofde op haare nodiging te zullen komen. Carolina wees haar van verre de deur van den tuin, aan welke zij haar zoude wagten, om haar in het huis te brengen. Zij bleef vervolgens Haan, om nog vóórhaar vertrek, haare kleine gunstelinge te omhelzen; en na haar een gefchenk in de hand II. deel. E ™.  66 CAROLINA. geflopt te hebben, verliet zij het huis, demoeder verzoekende, om toch zo vroegtijdig te komen als mooglijk zou zijn. Carolina voelde dat haar hart verligt was, toen zij zig van haare guineas ontlast zag, en zij keerde vergenoegd naar huis. Zij geloofde niet dat zij iets armer was; zij had nog overig, om ongelukkigen te onderfteunen, en, indien zij al niet konde doen wat zij wel wcnschte, was zij echter voorneemens al te doen wat in haar vermogen ftond. Zodra haar middagmaal was geëindigd (zy was altijd gewoon ten één uur te eeten , als het gemaklijkfte uur voor Madam wïlliams) vermaakte zij zig met eene aangenaame ververfching gereed te maaken voor het gezelfchap, 't welk zij verwagtte. Zij vulde een fruitfchaal met kersfen, en eene andere met abrikoofen; de tuin leverde overvloed van dezelve op, want w i lLiams droeg naauwkeurige zorg voor de vruchtboomen. Op het beftemde uur begaf zij zig naar de deur waar zij haare vriendin befcheiden had, en naauwlijks had zij de deur opengedaan, of zij zag haar komen. Het zou zeer moeilijk zijn, om de mengeling van een weinig fchaamte, en zeer groote dank-  CAROLINA, e? dankbaarheid te fchilderen , welke zig te gelijker tijd op het gelaat van Mistrifs forster vertoonde, toen zij carolina na. derde. Woorden waren te flaauw om de gevoelens van haar hart uit te drukken; het gebrekkige van dezelve Wierd door traanen aangevuld. Eindelijk riep zij uit : ,, edel„ moedige Mifs ashford! hoe ben ik in „ ftaat om u te danken; het ontbreekt mij ,, aan middelen om uwe goedheid te erken* „ hen" .. ., Indien ik zo gelukkig mag „zijn, Mevrouw!" zeide carolina, „ haar in de reden vallende, van u nuttig te „ zijn, dan zal het genoegen, 't welk ik „ daar over gevoelen zal, voor mij eene „ rijke beloohing zijn van die geringheid, „ welke niets mij kon verfchoonen van u „ aangeboden te hebben, dan alleen de zo „ naauw beperkte ftaat Van mijn vermogem „ Gij hebt mij een' wezenlijken dienst bewee^ „ zen. met dezelve aangenomen te hebben, enfik bid u, dat gij de zaak ook als zoda„ nig gelieft aan te merken," Zij liefkoosde vervolgens de kleine maRy, en liet haar bloemen plukken; zij plukte zelve met haar, en maakte eenen grooten ruiker, welken zij haar fchoak. Zij liep met haar door het E a gras,  68 C A R Ö L I N A. gras, en deed alles, wat zij uitdenken kon. de, om de moeder van die denkbeelden', in welke zij als verzonken fcheen, af te trekken. Van deezen avond af, welke zeer aangenaam teneinde liep, vestigde zig tusfchen Mistrifs forster en carolina eene allerhartelijkfte en allervolmaaktfte vriendfchap. Zelden ging 'er een dag om, zonder dat zij elkander zagen. Carolina hield zig niet bij het eerde gefchenk, 't welk zij baar gegeeven had; zij zond haar alles, wat zij gefchikt oordeelde, om iets tot haare gezondheid of genoegen toe te brengen, en de groote kieschheid, met welke zij alle deeze dingen verrichtte, verdubbelde den prijs van haare \veldaaden. De kamer van Mistrifs forster wierd zeer gemaklijk, door de menigte van kleine huisraaden, welke haar carolina van tijd tot tijd zond- Niet alleen was zij de tafel, aan welke zij at, maar zelfs meest altijd het eeten, 't welk op dezelve verfcheen, aan carolina verfchuldigd. De kleine mary wierd haar van dag tot dag bekoorlijker: deeze lieve kleine was doorgaands meer bij carolina dan bij haare moeder; zelfs bragt zij zeer veele nachten bij haare mama door, zo als ca-  CAROLINA. 6p carolina haar geleerd had haar te noemen. Reeds waren verfcheiden weeken op deeze wijze afgeloopen. Zij was op zekeren dag naar de boerenwoonihg gegaan, om haare vrienden tegen den volgenden middag op een ftuk wildbraad te nodigen, *t welk haar Dr. seward gezonden had. Zij wandelde met haar en de kleine mary op het land, 't welk voor den tuin lag, toen zij sally uit denzelven zag komen , en met allen mooglijken fpoed naar haar toeloopen. Begrijpende dat 'er iets buitengewoons moest zijn., 't welk haare tegenwoordigheid in huis vereischte, omhelsde zij mary, nam affcheid van Mistrifs forster, en ging met groote febreeden sally te gemoet. Deeze laatstgenoemde zeide haar, nog half bui,, ten adem, dat 'er een oude Mevrouw aan haar huis was, welke naar haar vroeg, en dat zij in eene zeer fraaije koets gekomen was; dat zij en alle haare bedienden in den rouw waren; en eindelijk dat deeze Mevrouw, verneemende dat zij uitgegaan was, had verzogt, dat zij ten eerften mogt gehaald worden. Carolina poogde te vergeefs, ©ra te raaden wie toch deeze Mevrouw zouE 3 de  7© CAROLINA, de kunnen zijn; zij kende volftrekt -niemand, op welken zij de bcfchrijving, die sally haar gegecvmhad, toepasfelijk kon maaken, en zij kwam zeer nieuwsgierig, zeer ongerust, en zeer verlegen aan haar huis. Aan de deur van de zaal ontmoette zij eene bejaarde vrouw, in den zwaaren rouw, welker trekken gefchikt fcheenen om eerbied in te boezemen; zij was vergezeld van eene vrouw van zekere jaaren, welke in haaren dienst fcheen te zijn, en zig agter haar hield. Carolina, binnen komende , verfchoonde zig, dat zij haar had laaten wagten;. de oude Mevrouw gaf haar een zeer bevallig antwoord, en floeg een oog op haar, in 't welke de verwondering, het genoegen en de liefde te leezen waren. „ Zijt „ gij Mifs ashford, mijne lieve!" zeide „ zij. ,, Ja, mevrouw!" antwoordde ca„ rolina, „ mag ik weeten waar aan ik de eer verfchuidigd ben van u in deezélj „ afgeleegen oord te ontmoeten!" „ Zij „ is mijn lieve kind!" riep Lady ashford, 3, zij is de dochter van mijnen armen onge„ lukkigen henry! ik herken haare ftem, „ haare houding haare manieren!" Zij vloog vervolgens carolina om den hals, welke  CAROLINA. n op haare knieën viel, buiten ftaat om een enkel woord te kunnen fpreeken. Geduurende de eerfte oogenblikken waren haare traanen de eenige tekenen van verwondering en blijdfchap, welke zij gaf. „ Hoe, Mevrouw l" zeide zij eindelijk met eene Hamerende tong , „ zijt gij die eerwaardige moeder van eenen „ vader, welken ik zo teder bemind heb! ,, zijt gij de moeder van mijnen vader; die „ vrouw, van welke hij zo dikwils, en met ,, zo veel eerbied en genegenheid fprak! —„ Ach, Mevrouw! vergun aan deeze arme 5, cn verlaatene weeze, dat zij, u -om uwen „ zegen fmeeke! 'dat zij uwe liefde gaande „ maakel Ja, mijn lieve kind!" zeide My„ lady, haar met de grootfte hartelijkheid omhelzende, „ik zal u de blijken van dielief„ de geeven, welke ik aan uwen vader niet „ heb kunnen geeven. Mijn huis zal het uwe zijn. Nooit zal de kwaadaartigheid „ van uwe vijanden u dat deel in mijn hart „ en mijne bezittingen kunnen ontneemen, 't welk de natuur voor u in hetzelve be„ waard heeft. Zie eens, Mistrifs ausk„ burn!" vervolgde zij, zig tot de vrouw keerende, welke haar vergezelde, „ zie „ eens, deeze is nu die dochter, welke men E 4 ,5 mij  7* CAROLINA. „ mij altijd als onnoozel, als door de natuur „ misvormd, en als zeer flecht opgevoed, „ heeft voorgedragen. Altijd heb ik marma„ duke voor een laag en eigenzinnig fchep„ fel gehouden; maar nooit heb ik kunnen „ denken, dat hij voor eene zodanige valsch„ heid vatbaar was; en indien zij zig al aan „ eenige ligtzinnigheid mogt fchuldig ge„ maakt hebben, dan maaken haare jaaren „ en haare fchoonheid haar verfchoonlijk, „ en dan is zij ook rijklijk voor dezelve ge„ ftraft." De traanen, welke uit de oogen van carolina vlootten en de handen van haare grootmoeder bevochtigden,drukten de dankbaarheid van haare ziel uit. Zij kon den zin van de laatfte woorden van Mylady niet begrijpen, dan na dat zij vernomen had, dat Mylord ashford overleeden was, en dat bij gevolg de redenen, welke haare grootmoeder en Lord walton verhinderd hadden om eikanderen te zien , geene plaats meer hebbende, de laatstgenoemde en zijne gemalin haar een bezoek hadden gegeevcn. Men had haar vervolgens verhaald, dat onze carolina zig aan verfcheiden ligtzinnigheden, zelfs aan dwaasheden, had fchuldig gemaakt.  CAROLINA. 73 maakt, en wel voornaamentlijk, dat zij het huis van haaren oom had verlaaten om reden van eene ligte berisping, welke zij van Lady walton had ondergaan. Men had daar alles bijgevoegd wat de kwaadaartigheid had kunnen uitvinden, en aan hetzelve eenen fchijn van waarheid gegeeven. 't Verhaal, 't welk haare fchoonzuster haar gedaan had, en waarin alle middelen gebruikt waren om hetzelve te vergiftigen, was door Lady ashford met eene foort van wantrouwen aangehoord; en toen zij de daaden zelve affcheidde van het daglicht, onder het welk dezelve voorgefteld wierden, en in overweeging nam, dat de geene, die haar dezelve verhaalde, eene perfoon was, wier belangen regelregt over ftonden tegen die van de perfoon , welke befchuldigd wierd, en daarenboven het karakter en de zeden van Lady walton aan haar bekend waren, kwam alles, wat haar tennadeele van carolina gezegd was, haar voor, niets anders te zijn dan eenige onbedagtzaamheden van de jeugd, welke geene verfchooning konden opleveren aan nabeftaanden, wegens het geheel aan zig zeiven overlaaten van een jong mensch, 't welk hunne befcherming en hulp zo zeer nodig E 5 had.  ?4 CAROLINA. had. Bij het leven van haaren gemaal had zij zeerdikwils naar c arolin a en haaren broeder vernomen; dat was toen alles, 't welk zij in haar vermogen had, om te kunnen doen. Men had haar altijd gezegd, dat de eerstgenoemde door de natuur zeer misvormd en geheel zonder verftand was. Toen zij Lady walton naar deeze bijzonderheden gevraagd had, had deeze haar in tegendeel bericht, dat zij voor eene fchoonheid doorging , en dat zij zeer veel verftand had, 'er bijvoegende , dat zij, indien haar hart zo goed was als haar verftand, waarlijk zou verdienen om de algemeene bewondering tot zig te trekken. Lady ashford dus ziende dat men haar in deeze eene zaak misleid had, en daarenboven, zo als wij reeds aangemerkt hebben, geene zeer groote denkbeelden van het karakter van Lady walton hebbende, had beflooten om uit haare eigene oogen te zien, en zig regelregt naar de plaats te begeeven,' waar zig haare kleindochter ophield. Haar oogmerk was, om haar, indien zij haar beminnelijk vond, met zig te neemen, haar even gelijk haare andere kinderen te behandelen, en een gelukkig lot te verzekeren. Indien het anders uitviel, dan wilde zij haar ten  CAROLINA. 7r ten minftcn van alles voorzien wat zij nodig had, en eene zodanige fom op haar hoofd plaatzen, doo - welko zij voor altoos tegen de nijixmde armoede zond gedekt zijn. Daar Mylady ashford met zodanige oogme ken bezield was, kan men zig ligtelijk voorftellen, welk een vermaak het haar deed, te mogen zien, dat niet alleen haare kleindochter eene meer dan gemeene fchoonheid was, maar dat ook haare manieren ten uiterften gefchikt. bevalbg, en geheel ongedwongen waren. Zij kon 'er niet uitfcheiden van haar te befchouwen, en toen carolina haar, op haar verzoek de redenen ver* haalde, welke haar bewogen hadden, om Broomfield te verlaaten, en haar het briefjen vertoonde, 't welk zij op den dag van haar vertrek van haar oom ontvangen had, tekende zig de verontwaardiging in haare oogen, welke weleer door haare fchoonheid opmerklijk waren geweest, en nog veel van dei zei ver ouden luister behouden hadden. Zij ging de kamer twee- of driemaal op en neder, met eene d.ift, tot welke zij zig niet dikwils liet vervoeren. Vervolgens weder bedaarende, ging zij naast carolina zitten. Zij befchouwde haar met eene houding  76 CAROLINA. ding van de hartelijkfle tederheid, en zeide, „ is het wel moogüjk dat een menschlijk fchepfel u heeft kunnen verongelijken; maar 'er zijn fchepfelen in de waereld, die de „ foort, tot welke zij behooren, mishandelen. Het is mijn plicht, om u tot een bolwerk „ tegen hunne kwaadaartigheid te verftrek„ ken. " Na een weinig gezweegen te hebben, vervolgde zij, „ ik wil dat gij nog „ heden met mij zult gaanj bekommer u „ niet over het geene u toebehoort, neem alleenlijk die dingen met u, op welke „ gij eenigen prijs fielt, en, indien gij over „ de menfchen in dit huis voldaan zijt., „ fchenk hun dan het overige." Carolina zeide haar vervolgens in welk een huis zij zig bevond, en hoe veel agting en zorg zij van de bcwooners van hetzelve ondervonden had. Zij verhaalde haar in weinige woorden de gefchiedenis van Mistrifs forster, en de manier op welke zij kennis met haar gemaakt had, en vroeg aan Lady ashford vrijheid, om Mistrifs forster in het bezit te ftelien van de kamer , welke zij zou verlaaten, om dat Mylady het zo begeerde, Zy voegde 'er bij, „ ik heb het aan uwe goedheid te danken» dat  CAROLINA. 77 y, dat ik haar en haar dochtertjen b^ide uit,, mijne geringe bezitting kan onderhouden, welke mij thans ten grooten deele nutte- ,, loos zal worden." „ Ik hoor uwen „ vader fpreeken," riep Lady ashford, „ deeze is zijne taal, deeze zijn zijne ge„ voelens, dit is zijne ziel. Mijn lieve „ kind! doe vrij alles wat gij raadzaam zult „ oordeelen, ik wil u het genoegen niet be„ neemen, 't welk gij in deeze fchikking zult „ kunnen vinden; beftel naar uw welge„ vallen over alles, wat u toebehoort, gij „ zult hetzelve in het vervolg niet meer no,, dig hebben." Zij waren bezig met hunne fchikkingen te maaken, toen Madam williams en sally het eeten kwamen binnen brengen, 't welk zij voor de vreemdelingen hadden gereed gemaakt, hoe zeer Carolina'er niet eens aan gedagt had om 'er orde op te Hellen. Lady ashford bedankte haar voor de goede zorgen , die zij voor haare kleindochter gedragen had, „ welke thans," voegde zij 'er bij, „ in ftaat was om haar „ dezelve te beloonen." Aanftonds fprongen de traanen van blijdfchap uit de opgen van de welmeenende Madam willjams; doch veranderden bijna in traanen van  7§ CAROLINA. van droefheid, toen zij hoorde dat haare lieve jufF;r (zodanig was zij gewoon haar te noemen) haar nog dien zelvcn avond verlaa ten zou, Carolina vroeg aan de goede vrouw of zij te onvreede zou zijn, indien Mistrifs forster en haar dochtertjen bij haar kwamen woonen, en ieder vierde deel jaars tien ponden fterlings verteerden. Mad ;m w i lliams antwoordde, dat haar deeze fchikking ih tegendeel zeer aangenaam was, en beloofde dat alles den volgenden dag in gereedheid zou zijn om haar af te wagten. Carolina fchreef een briefjen aan Dr. seward, om hem kennis te geeven van het geluk, 't welk haar overgekomen was; om hem en zijne zuster voor alle hunne goedheden te bedanken, en hem te verzoeken , om de renten van haare duizend ponden, wanneer dezelve zouden verfcheenen zijn, aan Mistrifs forster te betaalen, welke zij zeide, haare boezemvriendin te zijn. Zij fchreef vervolgens aan Mistrifs forster zelve, gaf haar kennis van alles, wat 'er voorgevallen was, en van de fchikking, welke zij voor haar en voor de kleine mary gemaakt had, en verzogt haar om den volgenden dag bezit te komen neemen van de kamer,  CAROLINA. 79 mer, die zij heden ftond te verlaaten. Zij verzogt haar daarenboven, dat zij onder den tijtel van een gefchenk aan de lieden in de boerenwooning, over welke zij geduurende haar verblijf aldaar, zo veele reden had gehad van voldaan te zijn, de kleine huisraaden, welke zij haar van tijd tot tijd gezonden had, wilde geeven. Zij eindigde haaren brief, met haar alle gezondheid en rust, welke zij zou kunnen verlangen, toe te wenfchen. Zij gaf aan Madam wïlliams haare bevelen, wegens het inpakken van haare boeken, haare clavecimbaal, en de twee fchilderijen, op welke zy vooral eenen zeer grooten prijs ftelde, en die Lady ashford niet minder dan zij verlangde te bezitten. Zy fchonk haar voor 't overige , op begeerte van haare grootmoeder, alle haare andere dingen. Mylady gaf bovendien aan carolina een bankbriefjen van tien ponden fterlings, om van hetzelve, eer zij het huis verliet, een gefchenk aan Madam w i l l i a m s te maaken. Zij trad vervolgens in het rijtuig, de zegeningen en traanen van alle, die bij haar vertrek tegenwoordig waren, met zig neemende. XIX.  l, Het verwondert mi) Fa „ niet,**  84 . CAROLINA. „ niet,' viel haar de oude vrouw in, „ dat „ gij eenen afkeer tegen uwen oom hebt „ opgevat; gij behoorde evenwel uw best „ te doen om dezelve te overwinnen; ik „ heb niet nodig om den plicht om beledi. „ gingen te vergeeven, aan iemand van uw „ karakter voor te prediken." „ Ik „ vergeef hem alles, mevrouw!" antwoordde carolina, „ en indien hij niemand bele„ digd had dan mij, zo zou ik hem zelfs „ eerbied kunnen bewijzen; maar zijn haat „ tegen mijnen vader" • jfc „ voel dit alles , mijne lieve vriendin!" Jicrvatte haare grootmoeder ; „ maar ik w verwagt dat mijne carolina pogingen j, zal doen, voor welke andere niet vatbaar zijn. Ik houde mij verzekerd dat gij uit gn liefde jegens mij, u zult toeleggen om zo*? danige gevoelens voor mijnen zoon te ver„ bergen, welke hij u natuurlijk moet in. „ boezemen." „ Wel nu, Mevrouw!" zeide carolina, „ reken gerust op mijne „ gehoorzaamheid, ik zal hem alle mooglij„ ke eerbied betoonen, maar mijne gene- „ genheid." „' 't Is genoeg," viel haar Mylady in, „ gij zijt al te rechtvaar. »» diê> mijn lieve kind! dan dat gij uwe ge- „ voe-  CAROLINA. f§ voeligheid verder zoud uitftrekken, dan" „ tot den belediger. Zijne gemalin is eene „ eerbiedwaardige vrouw, en hoe zeer' „ eleonora geene carolina is, ziet 3, men haar echter in 't algemeen voor „ fchoon aan; ik hoop dat zij uwe vriend„ fchap zal verdienen." Geduurende den geheelen morgen voor dit bezoek, was carolina in eene zo geftadige.ongeduurigheid, welke niet te befchrijvenis. Ieder gerucht, 't welk zij hoorde, deed haar het hart kloppen, en toen het rij.' tuig aan de deur ophield, was zij naauwlijks in ftaat om adem te haaien. De eerfte perfoon, welke in de kamer trad, was Mylady ashford. Haare kleeding (want deeze is altijd de eerfte zaak, welke aan eenen opmerker in het oog valt) was naar de. eerfte manier, doch 'er heerschte meerdere netheid dan fierlijkheid in. Zij was klein van perfoon; haare houding was agterhoudend, en eene zekere grofheid, welke over haare trekken verfpreid lag, maakte haar in. het eerfte voorkomen geenzins aangenaam. Wanneer men met haar omging, dan wierd men aan haare houding gewoon, en dan ontdekte men eene goedheid in haar karakter,. F % wel-  86* CAROLINA. welke achting verwekte: haar meestgeliefkoosde onderwerp van gefprekken waren de boeken, hoe zeer zij weinig kennis van dezelve had, en dikwils in haare aanhaalingen zodanige grove misflagen beging, dat men moeite had om zig van lagchen te weérhouden: zij had eene zeer bekrompene opvoeding genooten; haar vader had zig nimmer met andere zaaken bemoeid dan met het bij elkander fchraapen van geld. Toen zij met Sir marmaduke trouwde, wa$ zij zeer onkundig , en zij kende noch de waereld noch derzelver gebruiken; haare groote bezitting alleen had Mylord ashford bewoogen om haar voor zijnen zoon te begeeren; men vind alle dag geene vrouwen, welke honderd duizend ponden fterlings bezitten. De jongfte zoon was onnozel genoeg geweest om haar te weigeren; 'er was dus geen ander middel overig gebleeven om haare fchatten in de familie te doen overgaan, dan de bezitfter van dien rijkdom met den oudften zoon in een huwelijk te doen treeden. Geduurende de eerfte maanden van hetzelve wierd zij door haare fchoonzuster Mifs ashford, op eenen toon van meerderheid behandeld, welke zeer nabij aan de verachting kwam. Deeze zus-  CAROLINA. S7 Zuster had de zorg van alle zaaken in het huis op zig genomen en haare fchoonzuster te verftaan gegeeven, dat zij in haare gedachten niet moest neemen, om eenige de minfte verandering te willen brengen in de manier op welke men op het kasteel van Ashford gewoon was te leeven. Geduurende eenen geruimen tijd had zij zig aan alle die fchikkingen onderworpen; doch eindelijk ziende dat zij zig in eene zekere flavernij bevond, was zij tegen eene zodanige macht opgeftaan , en eindelijk had zij ftellig aan Mifs ashford verklaard, dat zij in haar huis geene andere meesteres begeerde te erkennen dan zig zelve; dit verfchil had tusfchen deeze twee zusters eene oncenigheid veroorzaakt, die van dien aart was, dat Mifs ashford in verfcheiden jaaren geenen voet op het kasteel had willen zetten. Mistrifs ashford (zo als zij toen genoemd wierd) had zig van langzaamerhand van haare boerfche zeden ontdaan, maar de gedwongen houding, welke haar uit dezelve overgebleeven was, maakte haar niet beminnelijker : de openbaare plaatfen en gezelfchappen behaagden haar geheel niet; zij was altijd verleegen 59et de figuur, welke zij daar maakte, en haaF 4 re  88 CAROLIN A. re verkiezing was genoegzaam altijd om te huis te blijven; zij had eene gemeenzaame kennis gemaakt met den predikant van het dorp en zijne vrouw, twee zeer braave menfchen , vrij beminnelijk, en die zeer veel liefhebberij hadden in de kennis van boeken, Van dien tijd af had zij bemerkt dat haare opvoeding verwaarloosd was; en daar zij zig ftandvastig had gehouden aan de boeken y welke deeze haare mentors haar aangeraaden hadden, en die zij voor het grootfte gedeelte niet verftond, was zij eindelijk pedant, geworden, en in een denkbeeld geraakt, dat; niets dan de geleerdheid den aandacht der menfchen waardig was; zij was gewoon te zeggen, dat men geen ander vermaak behoorde te zoeken dan in de boeken , of in de beoeffenaars van onzen geest, zo als zij ge-, woon was dezelve te noemen, Haare fchoonzuster en zij waren federt eenige jaaren verzoend. Mifs ashford. had van haare eis-, fchen op de beftuuring van het huis afgezien en zig met de opvoeding van haare nicht be» last, die zij, om zo te fpreeken , dwaaslijk beminde,en welker natuurlijk beftaan zij ten grooten deele bedorven had. Wij hebben reeds eene fchqts van het ka i , . J'ak-  CAROLINA; *9 rakter van Sir marmaduke gegceven, in: het eerfte deel van dit werk. De tijd had eenige veranderingen in het zelve gebragt, hij was minder geweldig, minder eigenzinnig, fchoon hij ondertusfchen altyd nog een overblijfzel van deeze twee gebreken behouden had. Maar het geene hij aan deeze zijde verlooren had, wierd rijklijk door een ander gebrek vergoed, 't welk, wanneer het ons eenmaal vermeesterd heeft, nooit nalaat van daaglijks nieuwe vorderingen te maaken. Hy was, tot buitenfpoorigheid toe, gierig geworden, en deeze laage hartstocht had bij hem geen ander tegenwigt, dan in zijne verwaandheid en hoogmoed; zedert veele jaaren was zijne gezondheid niet inden besten ftaat, dit had hem in de gewoonte gebragt van knorrig en ongemaklijk van humeur te worden, en dit, gevoegd bij zijne óverige beminnelijke hoedanigheden, maakte zijn gezelfchap niet zeer aangenaam; een regenagtige dag ftortte hem in de akeligfte droefgeestigheid; des morgens te rijden, en naden middag met de kaarten in de hand te zitten, waren zaaken, tot zijn beftaan noodzaaklijk. Hij had zijne gemalin nooit bemind, en maakte zeer wei* F 5 nig  otf carolina. nig werk van haar verftand en geleerdheid maar uit eerbied voor de waereld, en voor den grootenrykdom, welken zij bezat, gedroeg hij zich zeer ordentlijk jegens haar; hij veroorloofde zich echter zeer dikwils, om dat geene, 't welk hij zijn vernuft noemde, ten haaren koste te oeffenen; en daar hij dan eene vrolijkheid aannam, welke hem niet natuurlijk was, liet hij bij zodanige gelegenheden eene onkunde blijken, welke men buitendien mooglijk niet zou opgemerkt hebben. Zijne zuster bleef altijd dezelfde, welke zij in haare jeugd geweest was, behdven dat thans de rimpels van den ouderdom een gelaat fierden, 'twelk zig nimmer op eenige fchoonheid had kunnen beroemen. Zij benijdde alle perfoonen van haare kunne, welke eenige fchoonheid bezaten; dan dit deed zij niet om haar eigen zelfs wil: zij kon thans niet meer hoopen van eenige veroveringen te doen; zij deed dit om haare nicht, die haare afgod was. Zij was even trots op de ingebeelde volmaaktheden van e leo no ra, als zij immer op haare eigene geweest was; volgens haare gedachten; was ieder heer, welke deeze jonge Phenix naderde, een minnaar, en zij fmeedde zig de bui?  CAROLINA. pï buitenfpoorigfte hoop omtrent haar toekoo^ mend huwelyk. Zedert den dood van haaren vader het recht tot den tijtel van Mifs ashford verlooren hebbende, had zij dien van Mistrifs aangenomen, en zou thans even ernstig boos geworden zijn, indien men haar haaren ouden tijtel gegeeven, als wanneer men haar drie maanden te vooren met haaren nieuwen tijtel begroet had. Mifs ashford was zodanig als haare grootmoeder haar befchreeven had: zij was een fchoon mensch; haare geftalte was van eene middelmatige langte, en zij fcheen een weinig vet te worden; haare kleur was frisch, haare haairen waren zeer fchoon bruin, en zij was zeer rijkelijk voorzien van die zogenaamde belangrijke houding, welke hedendaags zo fterk in de manier is. Zij was op Queen's-fquare opgevoed, en wist zeer weinig van alles, waarin men gewoonlijk de jonge juffers onderwijst; het dansfen Was de eenige oeffening, in welke zij uitmuntte, en tevens de eenige, welke zij beminde; want zij verwenschte haare clavecimbaal, en was door haare moeder zo fterk geplaagd geworden om te leezen, dato zij  9* CAROLINA. zij genoegzaam flaauw wierd wanneer zij een boek zag. Hoe zeer zij reeds drie jaaren bij haaren vader had doorgebragt, federt dat haare opvoeding zo genaamd voltooid was, had zij evenwel nog alle de fchoolfche manieren behouden; nimmer mengde zij zig in de algemeene gefprekken; maar zeer gaarne lokte zij iemand ter zijde om met haar te fhappen: haar grootfte vermaak beftond in het vertellen van gefchiedenisfen en grappen; maar zij Helde dezelve op eene zodanig verwarde wijze voor, dat niets dan de wellevendheid de raenfchen kon overhaalen, om tot het einde toe naar haar te luisteren. Op het eerfte gezicht kon een vreemdeling in een denkbeeld geraaken, dat zij een beminnelijk karakter had; maar het was ook maar op het eerfte gezicht > want het duurde Biet lang, of men bemerkte hoe verwaand en hoe zeer zij met zichzelven ingenomen was. Zodanig was het gezelfchap, in 't welke onze carolina zig bij haare grootmoeder: bevond. Lady ashford fprak haar met beleefdheid aan; Mylord betoonde haar eene onagtzaamheid, die gefchikt was om te beledig  CAROLINA. 93 éigen; haare nicht was zeer koel, en in de tante ontdekte men duidelijk een mengfelvan nieuwsgierigheid en onbefcheidenheid. Zo dra zij gezeten waren, begon zig Sir marmaduke over de warmte, en over het Hof, 't welk hun op den weg bijna had doen flikken, te beklaagen; dit deed het gefprek vallen op een paerd, 't welk voor het rijtuig bezweeken was, en dit gefprek bleef duuren, tot dat men kwam zeggen dat het eeten gereed was; men ftond op, en zonder zig aan carolina te bekreunen, welke met Mistrifs auskburn agter gebleeven was, begaf men zig naar de eetkamer; haare grootmoeder be-, wees geduurende den geheelen maaltijd nog meer oplettendheid aan carolina dan gewoonlijk, ten einde haar zo veel mooglijk fchaadloos te ftellen van de kleinachting, welke zij van de overige familie moest ondergaan. s % Mylady de weduwe ashford had de ftandvastige gewoonte van na het eeten zig naar haare kamer te begeeven: en daar een uurtje met flaapen door te brengen; deeze verkwikking is zeer heilzaam voor den ouderdom. Carolina had de gewoonte zederd haare komst op Crayford, om haar altijd naar haa-  54 CAROLINA. haare kamer te volgen, dan lag zij haar eenen doek op het hoofd, en trok een gordijn toe, ten einde de zon niet op de fopha fchijnen zoude, op welke zij rustte; en wanneer zij zag dat zij wakker wierd, ftond zij ook op, om haar te volgen. Na dat zij thans weder deezen kleinen plicht volbragt had, keerde zij met haare grootmoeder terug naar de zaal, in welke zig de vrouwen begeeven hadden, vergezeld van Sir marmaduke, die geen middel weetende om zig met zig zeiven te vermaaken, haar zeer zelden met zijne afweezigheid begunftigde. Toen caroli-n a in de kamer kwam, zag zij dat Mistrifs Ashford en haare nicht, eikanderen eenen opflag van het oog gaven, om haar te befpotten. Sir marmaduke wandelde de kamer in de lengte en breedte op en neder, en verwaardigde zig nimmer om een oog op haar te liaan; Lady a/hford, welke op eene onachtzaame wyze een boek in haare hand had, vroeg haar, of zij immer Homerus had geleezen; daar dit het eerfte woord was, 't welk zich iemand van de familie verwaardigd had haar toe tefpreeken, vond zij zig voor een oogenblik geheel buiten ftaat om te antwoorden, doch zig herftellende, zeide zij, dat zij de .fchoo-  CAROLINA. 95 tfhoone vertaaling, welke pope van deezen Hitmuntenden dichter gegeeven heeft, met zeer veel vermaak had geleezen „ En zeg mij „ eens," zeide Mylady, „ wat bevalt u beter, „ zijn Ilias, of zijn Aeneasl" „ Ik bewon- „ der de fchriften van Homerus en van Firgim Sus even zeer," antwoordde carolina„ Wat dunkt u van de vertaaling van den ont* „ roofden liaairlok door pope," vroeg weder Mykidy, „ is dit niet het fraaifte, 't welk hij „ gefchreeven heeft?" „ De oMmfdJg liaairlok," antwoordde carolina, welke zig naamvlijks van lagchen kon onthouden, „ is buiten twijfrel een zeer aangenaam „ dichtftuk. " _ „ Gij koomt mij voor, „ zeer veel fmaak te hebben," riep Lady ashford uit, „ gij hebt zeker het groot„ fle gedeelte van uwen tijd met leezen door- „ gebragt?" „ Het leezen is eene be. „ zigheid," zeide carolina, die mij „ zeer bevalt. „ 0m 's hemels wil," nep Sir marmaduke, „ ik wil lie, „ ver de pest en hongersnood verdraagen, 3, dan onophoudlijk het gebrom van de naa„ men van eene reeks van fchryvers der „ oudheid aan mijne ooren hooren; men a, moest de kennis van dezelven naar de ,) fchoo-  96 C A R O L I N A; fchoolen verbannen; welk een vermaak „ kunt gijlieden toch vinden in onophoude* „ lijk tegen clkanderen te zeggen: dat is' ,, fchoon! dat is heerlijk! hebt gij dan nooit ■„ iets nieuws te zeggen, 't welk uwen om5, gang ten minften draaglijk kan maaken ? "— Indien ieder huisvader," zeide Lady ashford, ,, de wetenfchappen zo fterk aan*. „ moedigde als gij, zouden wij Weldra we„ der tot de oude onwetendheid verval* „ len." ,, Het is beter," hervatte haar gemaal, „onkundig, dan pedant te wee•„ zen; eene pedante vrouw is de pest van ,, de famenleving; ik zou, op mijne eere, „ altijd aan een jong heer, welke om het hu* "„ wclijk begint te denken, raaden om eene •j, vrouw te neemen, die niet leezen noch fchryven kon." ,, 't Is jammer, My- „ lord!" zeide zij met een weinig drift, dat gij zelve dien raad niet gevolgd hebt." „ Neen," zeide hij,,, indien de onkunde mij .,, voor het ongeluk had kunnen bewaaren #> van het welke ik fpreeke, dan was waar„ achtig niemand beter op den weg om •„ gelukkig te worden, dan ik; maar op mijne 9, eer, ik geloof dat 'er geen beter middel e> is om voor. te . komen dat eene vrouw „ niet  CAROLINA. 9? „ niet pedant wordt, dan dat man haar in haa„ re jeugd eenen afkeer voor haare meesters „ inboezemt; en ik fta'er voor in, dat eleo, nora nooit pedant zal worden. — Indien het in uwe macht is," riep Lady ashford, „dan weet ik, dat zij zeer onkundig „ zijn zal. Maar ondertusfchen kan ik niet zien dat een weinig kennis nadeelig voor „ de vrouwen zijn kan; hier door geraaken „ zij in ftaat om haaren mannen tot gezelfchap 5) te kunnen ftrekken, en alle hunne ledige oogenblikken op eene aangenaame wijze te „ vullen. Zij zouden zig dan niet genoodzaakt „ zien om elk oogenblik de kaarten in de „ hand re neemen, en onophoudlijk van het „ een op het ander te fpringen, met een woord, „ dan zouden zij haare uitfpanning verfcheide„ ner kunnen maaken, en zelve veel tot het 3, genoegen van anderen toebrengen. Het gefprek tusfchen den man en de vrouw bleef langen tijd op denzelfden toon voortduuren; en toen het geëindigd was, dagten zij 'er geen van beide meer aan. De komst van de moeder maakte een einde aan het verfchil, en het gefprek wierd algemeen. Mylady droeg zorge dat haare kleindogter in het gefprek kon deelen, en fchikte het zo wél, II. deel. G dat  98 CAROLINA. dat haar oom nu en dan genoodzaakt was om haar zijnen aandacht te verleenen. Wat Mistrifs ashford aanging, zij bleef een halftarrig en veragtend ftilzwijgen houden, nu en dan haare oogen op eene veragtelijke wijze op carolina flaande, en enkele woorden zeggende, welker voornaame oogmerk was, om carolina den moed te beneemen. Het rijtuig kwam vroegtijdig voor de deur, want daar Mylady, fcdert dat zij weduwe was, niet had willen toelaaten dat men bij haar met de kaart fpeelde, zou de avond ten uiterflen verveelende geweest zijn voor Sir marmaduke en zijne zuster. Zij namen dus affcheid, na dat Lady ashford haare moeder genoodigd had om in de volgende week eenen dag bij haar te komen en carolina met zig te brengen, van welke zij op eene zeer beleefde manier fcheidde. Na dat zij vertrokken waren, betuigde Mylady zeer haar ongenoegen over het gedrag van haare dogter. ,, Ik zie met genoe- gen," zeide zij, ,, dat gij veel gewonnen „ hebt in de agting van Sir marmaduke }, en van Lady ashford, en ik ben 'er i, zeer vergenoegd mede; want indien ik u ont-  CAROLINA. 99 ontrukt worde, terwijl gij nog alleen zijt, (eene gebeurtenis, op welke gij dagelijks rekenen moet), dan is'er voor u *» geene gefchikter fchuilplaats uit te denken ,, dan in hun huis. Ik verlang zeer," vervolg, de zij, „ dat myn kleinzoon van zijne reizen „ te huis kome; ik heb zeer veel hoop op „ hem; hij is geheel het tegenovergeftelde ,, van zijnen vader, en een treffend afbeeld3, zei van den uwen. Wat zou het mij een ,, genoegen geeven, indien ik u met hem zag „ trouwen! dan, hoe dit ook zij, gij zult „ onafhanglijk van uwe familie weezen; en „ indien gij op geene aangenaame wijze met 3, dezelve kunt omgaan, zoo kunt gij geene „ betere partij kiezen dan weder naar uwe „ achtingwaardige vriendin, Mistrifs s-e» ,, ward, terug te keeren." Caro- lina antwoordde haar, dat zij hoopte, dat nog veele jaaren verloopen zouden, eer zij van haare lieve grootmoeder, van die dierbaare vriendin, onder welker befcherming zij thans gelukkig leefde, beroofd wierde. „ Vlei „ u niet met die hoop," antwoordde deeze uitmuntende moeder; ,, eiken avond wan„ neer ik mijne oogen fluite, ben ik onzeker, „ of ik het daglicht wel weder aanfchouwen G 2 „ zal,  loo CAROLINA. „ zal; en, indien het niet om uwent wil „ ware, dan zou ik eenige maanden meerder „ of minder als eene onverfchillige zaak befchouwen." Na haar vervolgens tederlijk omhelsd te hebben, verliet zij haar, en begaf zig naar haare kamer. XX. HOOFDSTUK. Eene verplaatz'mg. Toen carolina den volgenden morgen in de ontbijt-kamer kwam, was zij zeer verwonderd van geene tafel gedekt te vinden, noch eenigen toeftel in gereedheid gebragt, om thee te kunnen zetten. Mistrifs auskburn kwam genoegzaam gelijktijdig met haar ten voorfchijn; haare oogen waren rood befchreid, en zij fcheen als buiten zich zeiven te weezen. Carolina vroeg haar met zeer veel aandrang naar de reden van haare droefheid. Na langen tijd geaarzeld, en na op nieuw eenen vloed van traanen geftort te hebben, zeide haar Mistrifs auskburn dat de kamenier van haare agtingwaardige grootmoeder, toen zij deezen morgen op het gewoone uur in haare kamer was gekomen, haar  CAROLINA. 101 haar dood in het bed had gevonden. De verbaasdheid, welke de gevoelige carolina. ondervond, is met geene woorden uit te drukken ; zij wierd bleek, alle haare leden begon' nen te beeven, en zij viel buiten kennis op den grond. Zij bevond zig in deezen toeHand, toen Sir marmaduke en zijne gemalin, gevolgd door Mifs en Mistrifs ashford, binnen kwamen; men had hun doen koomen op het zelfde oogenblik dat men de dood der oude mevrouw had vernomen; en daar zij zig oogenbliklijk op reis hadden begeeven, waren zij reeds tegenwoordig, eer carolina van de fmertelijke gevolgen van haare verbaasdheid was terug gekomen, Mistrifs auskeurn verhaalde hun het weinige, 't welk van deeze treurige gebeurtenis te vernaaien was, en vervolgens gingen zij allen naar de kamer van de overledene , uitgezonderd eleonora, welk eene zo onaangenaame vertooning niet wilde zien, en dus beneden bleef. Carolina kwam van langzaamer hand weder bij haare kennis; maar zij was zodanig van droefheid verplet, dat zij noch konde fpreeken, noqh haare oogen open doen. Twee bedienden G 3 hiel-  102 CAROLINA. hielpen haar op, en plaatften haar op eene fopha. Mistrifs ashford, welke zich vergenoegd had met alleen een enkel oog op het overblijfzel van haare eerwaardige moeder te fiaan, kwam terug in de kamer; welftandshalve had zij eenen neusdoek in de hand, en zo dra zij carolina in het oog kreeg, riep zij gramftoorig uit: „ hoe! is de klucht nog niet ten einde ? „ Trouwens, zij heeft waarlijk reden om „ bedroefd te zijn; deeze onverwachte „ dood ontneemt haar alle hoop van in „ 't vervolg onafhanglijk te zullen wee„ zen!" Carolina was zo geweldig getroffen geweest van het verlies van eene zo tedergeliefde moeder, 't welk zij ondergaan had, dat het denkbeeld van haare belangen tot hier toe nog geene plaats in haare gedachten had kunnen vinden; maar deeze helfche zegepraal van haare tante herinnerde haar dat zij in de daad een dubbel verlies onderging. Zij kon zig niet weerhouden van een allerlevendigst gevoel van verontwaardiging te ondervinden; zij ftond op, verliet met eene deftige houding de zaal, en na dat zij zig in haare kamer begeeven had, Hortte zij eenen  CAROLINA. i«3 eenen vloed van traanen, welke haar een weinig verligtte. „ Ja," riep zij, „ ik zal „ naar mijne nederige wooning terug keeren, „ om dat ik daar daar alleen, vriend- „ fchap en eene goede behandeling kan ont,, moeten." Haare voornaamfte ongerustheid bepaalde zig tot Mistrifs forster. Op welk eene wijze kon zij thans terug neemen het geene zij haar aangeboden had, en hoe kon zij haar binnen de naauwe paaien van haare boerenwooning doen terug keeren! zij hoopte evenwel dat haare tegenwoordigheid haare vriendin deeze droevige verandering zou vergoeden. Terwijl zij in deeze denkbeelden en overweegingen als gedompeld was, klopte iemand aan de deur van haare kamer, en toen zij dezelve geopend had, zag zij met verwondering dat het Lady ashford was , welke haar zeer veele beleefdheden deed, en haar verzogt om met de familie naar het kasteel van Ashford te gaan. Haar oom en zij zelve, zeide zij, oordeelden het niet dienftig dat zij na hun in een huis bleeve, in 't welk geen, hoe ook genaamd, belang, haar langer kon houden. Carolina gevoelde met fmert de kracht van G 4 die  104 CAROLINA. die laatfte woorden: zij ftond een oogenblik in twijffel; maar zig het verlangen herinnerende, 't welk haar grootmoeder haar den voorgaanden avond nog zo duidelijk te kennen gegeeven had, befloot zij om overeenkomstig haare begeerte te handelen; zij wist niet hoe zij zig gedragen zou om aan dat geene te gehoorzaamen, 't welk haar haare reden beval; maar zij koos deeze partij, om dat zij meende aan eenen plicht te voldoen. Dit denkbeeld, was zelfs vertroostende voor haar: zij bedankte dus Lady ashford op eene wellevende wijze voor haare nodiging, en zeide haar dat zij binnen een half uur bereid zou zijn om met haar te gaan. Zodra zij alleen was, beval zij haare kamenier om alles gereed te maaken wat zij met zig wilde neemen, en zeide haar, dat, daar zij zig naar haaren oom begaf om daar te blijven, zij haar dus bij zig niet konde houden; zij begaf zig vervolgens naar de kamer van de overleedene , waar zij Mistrifs auskburn alleen vond, zittende op eenigen afftand van het ontzielde lijk van haare weldoenfter. Carolina naderde het bed, en met een hart vol tederheid, vol dankbaarheid en vol droef-  CAROLINA. 105 droefheid, viel zij op haare knieën; zij hield haare oogen eenigen tijd op dit voorwerp van haaren eerbied en liefde gevestigd; zij nam vervolgens eene van haare ijskoude handen , en dezelve aan haare lippen brengende, drukte zij daarop haaren laatften kusch; zij ging vervolgens heen zonder een enkel woord te fprecken. Toen zij weder in haare kamer gekomen was , fchreide zij op nieuw, en zonk in haare overweegingen, tot dat zij, bij geval haare oogen op haar horologie fiaande, bemerkte dat het half uur, om 't welk zij Lady ashford gevraagd had , verftreeken was. Zij liet dus haar valies op het rijtuig brengen, en het overige van haare kleederen en verder goed wierd daar gelaaten en ingepakt, om bij de eerstkomende gelegenheid gereed te zijn om verzonden te worden. Zij beloofde aan kitty, dat zij haar werk zoude maaken om haar eenen goeden dienst te bezorgen, en gaf haar een gefchenk, 't welk veel grooter was dan de onzekerheid van haaren toeftand haar fcheen toe te laaten. Deeze zaaken dus geregeld hebbende, be. gaf zij zig naar de zaal. Toen zij bij de deur was, hoorde zij Mistrifs ashford met eene O 5 zeer  io6 CAROLINA. zeer harde ftem zeggen: „ Ik verzeker u, „ zuster! dat gij u zult beklaagen over het „ geene gij wilt doen ; men kan zig veel ge„ maklijker in lastige moeilijkheden fteeken „ dan zig naderhand met fatfoen van dezelve „ ontdoen." „ Ik geloof," zeide La¬ dy ashford, „ dat wij voor dit arme on„ gelukkige meisje moeten zorgen; zij heeft „ ons nooit beledigd; en het zou wreedheid „ in ons zijn, indien wij haar geheel aan zich zeiven overlieten." ,, Lady „ ashford heeft gelijk, zeide Sir marmaduke, „ de waereld zou ons gedrag laa„ ken, indien wij op eene andere wijze han„ delden, en zij zal niet langer blijven dan „ wij verkiezen. Carolina, welke het luisteren beneden zig rekende , opende oogenbliklijk de deur. „ Zijt gij in gereedheid, Mifs caro- lina," zeide Lady ashford. „Ja, „Mevrouw!" antwoordde carolina, „ ik zal de eer hebben van eenige dagen bij „ u te blijven, en dan heb ik befiooten om ,, naar die vrienden terug te keeren, welken „ ik verlaaten had om mijne grootmoeder te „ volgen." — „ Ik hoor met blijdfchap „ dat gij vrienden hebt,bij welke gij u kunt „ be~  CAROLINA. 107 „ begeeven," hervatte Mistrifs a s h f o r d , „ dit is eene zeer gelukkige omftandigheid „ voor u, daar u thans de hoop is beno,, men om op eene wijze te leeven die onaf- „ hanglijk is." „ De onafhanglijk- „ heid," hervatte carolina, „ beftaat „ niet in het bezitten van eenen grooten „ rijkdom, maar zij is geheel in den geest „ gelegen van dien geenen, die dezelve be„ houden wil ; hij , die zijne behoeften ,, weet te bepaalen en van niemand wil af„ hangen, heeft zulks altijd in zijne magt." 'Er was zo veele edele vrijmoedigheid in den toon op welken zij deeze woorden uitfprak, zo veele deftigheid in haare houding en in haare oogen, dat Mistrifs ashford zelve, genoodzaakt om te zwijgen, inwendig van haare boosaartigheid overtuigd was Men trad in het rijtuig zonder een woord te fpreeken. Mistrifs ashford, wel ke de eerfte daarin ftapte , plaatfte zig op de voorfte bank; Mylady verzogt aan carolina om na haar in 't rijtuig te treeden; zij deed dit en ging naast haare tante zitten. Lady ashford plaatfte zig tegen over carolina en Mifs ashford tegen over Mistrifs. Toen Sir marmaduke, wel-  io8 CAROLINA. welke agtergebleeven was om eenige bevelen aan eenen dienstbode te geeven , kwam, iloegen de tante en nicht eikanderen een opflag van het oog toe, welke bij de laatstgenoemde meteenen fpottenden glimlach, en bij de eerfte met alle tekenen van ongenoegen vergezeld ging. Terzelver tijd riep zij op eenen fcherpen toon: „ Koom, eleoj, nora! koom! gij moet hier zitten," en plaats makende tusfchen c a r ol i n a en haar, vervolgde zij, „ wij zullen aangenaam inge„ pakt zijn!" Mifs ashford gehoorzaamde ; zij vroeg verfcheiden maaien aan haare tante vergeeving wegens de noodzaaklijk-, beid in welke zij zig bevond van haar te moeten hinderen, doch toonde geene de minfte oplettendheid aan carolina,welke ondertusfehen denzelfden last moest lijden. Na eene zeer verveelende reis kwamen zij op Ashford. Zodra zij de laan, die op het huis aanloopt, ingereden waren, zeide Mifs ashford : ,, Mijn hemel ! ik zie eene „ postchaife voor de deur Haan!" Aanftonds ftak haar vader het hoofd buiten het portier en zeide vervolgens: „ik houde mij verzekerd dat het onze w i l l i a m is!" De blijdfchap blonk in de oogen van Lady ashford, en de  CAROLINA. 109 de tante en zuster fcheenen zelve genoegen te fcheppen in de hoop van hem te zullen zien. Naauwlijks waren zij uit het rijtuig, of een fchoon jong heer kwam hun te gemoct loopen. Carolina zag aan het genoegen, 't welk zij lieten blijken, en hoorde aan de naamenvan zoon, broeder, neef, welken zij hem gaven, dat zij zig in haare gisfingen niet bedroogen hadden. Na dat de heer ashford zijnen plicht aan alle deeze leden van zijne familie had afgelegd, vroeg hij of hij ook niet aan deeze juffer, (wijzende op c arolina) kon aangeboden worden. „ Zij ,, is uwe nicht carolina ashford," zeide zijne moeder. „Dan," zeide hij, „ zal „ ik de vrijheid gebruiken om mij zelf aan ,, te bieden." Hij naderde haar vervolgens, groette haar op de eerbiedigfte wijze en zeide met eenen vriendelijken glimlach, „ indien „ alle mijne nichten aan u gelijk waren, dan ,, wilde ik wel tot in het honderdfte gedacht „ aan haar aangeboden worden!" Ca rol 1n a was buiten ftaat om hem te antwoorden : de treffende gelijkheid, welke zij tusfehen den Heer ashford. en haaren vader ontdekte, ontnam haar voor een oogenblik het gebruik van alle andere zintuigen, uitgezonderd het ge-  iio CAROLINA. gezicht. Alleen het onderfcheid.van jaaren uitgenomen , zag zij dien hartelijk geliefden vader voor zig ftaan; 't was zijn opflag van het oog, zijn tred, zijne ftem, zijne houding: de goede luim in welken de te huiskomst van den heer ashford de familie gebragt had, fcheen hun het droevig Sterfgeval , 't welk gebeurd was, geheel en al te doen vergeeten. De betaamlijke ernst, welken men in zodanige gelegenheden recht heeft om te verwagten, was zeifs geheel verbannen; en, uitgezonderd in carolina en in Lady ashford, welke, geduurende de reis, verfcheiden maaien gezegd had dat zij haare beste vriendin had verlooren, ontdekte men bij niemand van het gezelfchap, federt dat zij het huis van de overleedene verlaaten hadden, eenig zweemfel van droefheid. Toen men aan den Heer ashford kennis gaf van het overlijden van zijne grootmoeder, tekenden zig de verbaasdheid en droefheid in alle zijne wezenstrekken, en hij begaf zig met overhaasting buiten de kamer om eenen vrijen loop aan zijne traanen te geeven. „ Wil li am heeft mijne moeder altijd „hartelijk bemind," zeide Sir marma- „ duke. Sc . ■  CAROLINA. m duke. „ Hij zoude ook zeer ondankbaar ge„ weestzijn," antwoordde Mylady, „nim„ mer heeft eene moeder zo veele blijken van „ liefde aan haaren zoon gegeeven. - Zij had „ altijd behaagen," vervolgde Sir marmaduke, „om bijzondere gunftelingen te „ hebben, en ik verwonder mij, dat zij, 5, volgens de gewoonte, haare genegenhe5, den niet op eenen jongften zoon geves- „ tigd heeft." „ Ik denke," zeide Mifs ashford, haare tante aanfpreekende, „ dat ik eenen nieuwen rouw zal noodig „ hebben, want mijne meeste zwarte kleederen zijn zeer afgefleeten; wat zoudt gij „ denken van eene chemife van krip ?" „ Niets zal bevalliger ftaan," antwoordde Mistrifs ashford, „ zoud gij eene witte, of zwarte verkiezen?" — Eene chemifsX riep Lady ashford, — „ gij weet, dat « ik nooit, genoegen heb gehad om u 'er }, in te zien; en, in de daad, gij ziet 'er met „ eene zodanige kleeding ook uit als een ,, pak!" „ Als een pak!" — hervatte de tante, met veel levendigheid, „ wie heeft „ immer kunnen zeggen dat zij naar een „ pak geleek! ik geloof niet dat immer n eene juffer eene goede houding kan heb- „ ben m  Hï CAROLINA. ,, ben, wanneer zij grooter is dan eleoico- ra. Dat maakt de houding lomp." ■ „ Het zou mij aangenaam zijn," hervatte Mylady, ,, dat zij zig wat meer toeiag om haaren 5, geest te befchaaven, en wat minder aan de kaptafel en de verwildering van haai e „ zinnen dagt. Daar is bij voorbeeld de „ gefchiedenis van Rome; ik houde mij ver„ zekerd dat zij dezelve nog niet ingezien „ heeft, niet tegenftaande de moeite, welke „ ik mij gegeeven heb om de fchoonfte „ plaatzen daar uit voor haar aan te te- „ kenen." „ En ik," zeide Mylord, ., wenschte wel dat zij wat zuiniger ware. „ Haare verteeringen in het laatfte vierde „ deel j aars zijn zeer hoog geloopen; en ik ver„ zoek dat zij zorge gelieve te draagen, dat die van dit vierde deel j aars min der zijn." „ Ik kan u verzekeren," hervatte Mistrifs ashford, .,, dat zij niets anders heeft ge„ had dan het volftrekt noodzaaklijke. En, „ thans, broeder! kunt gij haar wel een wei„ nig meer geeven om te verteeren. Houd „ in het oog,, dat gij een jaarlijksch inkomen „ van drie-duizend ponden fterlings erft, ,, behalven nog eene aanmerkelijke fom aan „ los geld; want daar mijne moeder geen „ tes-  CAROLINA. ,113 „ testament gemaakt heeft, zo weet gij, dat „ wij alles, wat haar toebehoorde, met elk- „ anderen moeten deelen." ,, En ik „ dcnke," zeide Sir ma rm ad uk e, „ dat „ mij haare geheele nalatenfchap alleen toe„ behoort. Gij zijt waarlijk gelukkig genoeg geweest; want indien uw vader de „ macht, om over dat geene, 't welk aan „ zijne jongere kinderen moest komen, te „ befchikken, niet aan zig zelvcn voorbehou„ den had, dan zoud gij de helft niet be„ zitten van het geene gij thans hebt." Deeze laatfte woorden hadden eenen zigtbaaren indruk op het gelaat van carolina; zij had thans geene reden meer om zig over die drift te verwonderen, met welke men altijd een onoverklimbaar bolwerk tusfchcn haaren vader en de overige leden van de familie geplaatst had, daar hunne belangen zo zeer tegen eikanderen inliepen. De afkeer, welken zij voor alle deeze menfchen, uitgezonderd voor Lady ashford gevoelde, vermeerderde tegen haaren wil, en zij befioot om zig hier niet langer dan een dag of twee op te houden, en dan naar haar oud verblijf terug te keeren; en, zeker! wanneer zij de rust, welke zij daar zou genieten, met haa,II. dekl, H re  ÏI4 CAROLINA. re tegenwoordige omftandigheden vergeleek, had zij dan geene reden om te denken, dat zij daar volmaakt gelukkig zou zijn ? Den volgenden mórgen gaf zij op het ontbijt kennis aan Lady ashford van haar befluit om des anderen daags op dit uur te vertrekken. Mylady deed eenige pogingen om haar van dit voorneemen te doen afzien, en de Heer ashford nam met allen ijver alle mooglijke moeite om haar over te haaien om te blijven; alles was te vergeefs, haar befluit was genomen en zij vermaakte zig reeds, bij voorraad, met het genoegen- van eene familie te verlaaten, welke met geen ander oogmerk met eikanderen fcheen te fpreekcn, dan om te twisten. Haar grootmoeder had haar zeer veel geld gegeeven, en zij was zeer in haar fchik dat zij haare oude vrienden, en die geene, welke haaren bijfland zouden kunnen nodig hebben, mpt eene welvoorziene beurs ging bezoeken. Toen het ontbijt gedaan was, floeg Mistrifs ashford aan haare nicht eene wandeling voor, en na dat zij den weg, dien zij _ gaan zouden, bepaald hadden, flonden zj op en gingen uit de kamer; zij vroegen in het voorbijgaan aan den Heer ashfokd, of  CAROLINA. 115 of hij van de partij wilde zijn? Hij haalde zijne fchouders op en gaf geen ander antwoord. Vervolgens kwam ëen bediende binnen óm aan Sir marmaduke te zeggen, dat de Heer alton, een geacht advocaat uit de nabuurfchap, voorbij gekomen was, en hem een' brief voor Mylord had ovcrgegeeven; hij opende denzelven, en las niet zonder verwondering, dat hij een testament onder zig had, 't welk de overledene Lady ashford, korten tijd voor haaren dood, had gemaakt, en dat hij bereid was om het voor te leezen, zodra Sir marmaduke zig daartoe geliefde te verledigen. Dat nieuws was geheel onaangenaam voor den gierigen Baronnet, welke thans reden had om te vreezen dat hij mede-deelgenooten zou hebben in eenen fchat, welken hij zig gevleid had geheel alleen te zullen bezitten. Mistrifs auskburn was de perfoon, welke hij het meest vreesde, want hij twijffelde niet of het testament zou reeds gemaakt geweest zijn, eer carolina bij zijne moeder gekomen ware; daar het nu evenwel behoorlijk was dat alle nabeitaanden, welke in den omtrek waren, zig bij het voorleezen van het testament tegenwoordig bevonden, verzogt hij aan carolina dat H 2 zij  n6 CAROLINA. -zij haar vertrek wilde uitftellen tot dat de hegraafnis gefchied ware, en vervolgens ant? woordde hij op den brief van den heer a lton, bepaalende den dag na de begraafnis tot het leezen van het testament. De heer ashford betuigde het grootfte genoegen, 't welk hem dit uitftel gaf, en vroeg haar of zij hem wilde vergunnen eene wandeling met hem in den tuin te doen, om dat de lucht bewolkt was, en dus het weder zeer aangenaam om te wandelen; carolina deed dezelfde vraag aan Lady ashford, doch zij antwoordde dat zij geen liefhebfter was van wandelen, en derhalven verzogt daar van verfchoond te worden, om dat zij in een boek eene veel aangenaamer en nuttiger tijdkorting vond. De wandeling duurde lang, en men verveelde zig niet; het gefprek liep over verfchillende onderwerpen, en viel natuurlijk op familie-zaaken; de Heer ashford beklaagde zig over de verdeeldheid, welke zo langen tijd tusfchen de familie had plaats gehad, 'er bijvoegende, dat de haatlijkheid, zo als doorgaands in familie-verfchillcn gaat, veel verder doorgedreeven was, dan wel had behooren te gefchieden, en dat hier door die geene, die zich onfchuldig be-  CAROLINA. u7 bevonden , de ongelukkige flachtoffers van dezelve geworden waren. Carolina bemerkte met zeer veel genoegen de oprechtheid en het verftand van haaren neef; de Heer ashford was verrukt van de zachtmoedigheid en de gevoeligheid van zijne nicht. Beiden ten vollen over eikanderen voldaan, keerden zij te rug naar huis. Na den middag en de volgende dagen , deeden zij des morgens en des avonds gelijke wandelingen. Carolina, welke zeer veel van de beweeging hield, floeg nooit zijnen voorflag om te gaan wandelen, af; geduurende de overige gedeelten van den dag verliet haar de Heer ashford nooit; hij fcheen zo veel vermaak in haar gezelfchap te genieten, dat hij de jalouzie van zijnen vader en van zijne zuster zou hebben gaande gemaakt, indien zij langer in het huis had moeten blijven; maar daar haar vertrek op: drie dagen bepaald was, zo gaf men 'er weinig acht op, niet denkende dat men van eene zo kortftondige vertrouwelijke gemeenzaamheid veel gevaar te vreezen had. Op deeze wijze liepen de dagen af tot den dag der begraafnis, den volgenden dag fchikte men zig, volgens affpraak, om het testaH 3 ment  ïiS CAROLINA. ment te hooren leezen. De geheele familie was in de boekerij van Sir marmaduke vergaderd, en ieder, uitgezonderd carolin a , vleide zig met de hoop van een fchoon legaat te zullen ontvangen. Sir marmaduke begreep wel, dat hij, daar zijne moeder een testament gemaakt had, zonder twijffel ftaat moest maaken dat hij eenige vermindering zou moeten lijden op het geene hij gedagt had hem van rechtswege toe te ko. men; maar hij twijffelde evenwel niet of zij zou hem het grootfte gedeelte hebben nagelaaten als haaren erfgenaam en eenigen zoon. Zij had altijd veel genegenheid voor Lady ashford betuigd, en om deeze reden twijffelde hij niet, of zij zou haar zeer bevoordeeld hebben. Mistrifs ashford, als eene dochter, welke haar geheele leven aan haare familie toegewijd had, en van welke men nooit had kunnen verkrijgen dat.zij in eene andere familie overging, hoe zeer een Duitfche Graaf en twee rijke Heeren uit Ierland haar ten huuwlijk hadden verzogt, meende dat zij recht had op alles , wat haare moeder ftervende had nagelaaten. Zij verwonderde zig dat de gierigheid haaren broeder had doen zeggen, dat niemand anders dan hij  CAROLINA. iic, hij recht op de nalatenfchap had. Mifs a s hford hoopte dat haare grootmoeder haar niet geheel en al zou vergeeten hebben, wetende , dat zij door de gierigheid van haaren vader gebrek had aan eene menigte van zaaken, welke voor eene vrouw, die naar de manier leeft, volftrektnoodzaaklijk zijn. Tweeof drie duizend ponden fterlings op haar hoofd geplaatst, zouden haar geen kwaad doen, en haar in ftaat ftellen om in den aanflaanden winter alle juffers van haare foort in fraaiheid van kleeding te overtreffen. Wat den Heer ashford aanging; hij verwagtte den uitflag met veel onverfchilligheid, en daar carolina op niets hoopte, had zij zig wel willen verfchoonen van bij eene voor haar zo Bclangelooze plechtigheid tegenwoordig te zijn. Zodanig waren de gemoederen van de tegenwoordig zijnde perfoonen gefield, tóen de Heer al ton het testament ging leezen, 't welk alle hunne hoop, of bevestigen, of vernietigen moest. Hij begon met een legaat van duizend ponden fterlings, ten behoeve van Mistrifs auskburn. Sir marmaduke wreef zijne wenkbraauwen, en zijne zuster fchudde haar hoofd. Hier op volgden II 4 Ie-  i2ö CAROLINA. fcgaaten aan alle de bedienden van de overleedene en aan verfcheiden van haare kennisfen, te faamen weder eene fom van duizend ponden fterlings beioopende; weder nieuwe handgebaarden, nieuw ongenoegen. Eindelijk gaf de overledene, na aftrek van deeze twee fommen, alles, wat zij bij haar overlijden naliet. aan haare tederbeminde kleindochter carolina, ashford, als een gering bewijs van haare liefde, en om haar de beledigingen, welke zij en haar vader van verfcheiden van hunne nabeftaanden hadden moeten ondergaan, te vergoeden. Men kan zig verbeelden hoe groot de verwondering en het ongenoegen van de meeste daar tegenwoordig zijnde perfoonen geweest zijn. Zij zagen alle eikanderen aan, en floegen vervolgens hunne oogen dan eens op den Heer alton, dan weder op carolina, zonder zig nog te kunnen overtuigen van de waarheid van het geene zij gehoord hadden. Carolina was niet minder verwonderd en verlegen dan zij. Hoe lang dit Stilzwijgen zou geduurd hebben, is eene zaak, die niet zeer gcmakhjk te bepaalen is, indien de Heer ashford het zelve niet had afgebrooken. Hij §ing  CAROLINA. til ging met oogen vol blijdfchap naar zijne nicht, en betuigde haar, welk een genoegen haar geluk hem verfchafte, en verzekerde haar, dat het testament van zijne grootmoeder thans hem aangenaamer was, dan wanneer zij hem zeiven tot erfgenaam benoemd had. 'Er verliepen eenige oogenblikken eer de verdere leden van de familie van zig konden verkrijgen om zijn voorbeeld te volgen. Eindelijk wenschte haar Lady ashford geluk, en Sir marmaduke, ziende dat toch het kwaad onherftelbaar was, verwaardigde zig om haar te zeggen, dat, dewijl zijne moeder goedgevonden had, om haar en haare goederen aan zijne zorge aan te beveelen, hij het als eenen plicht zou aanmerken, om zig van dien last zo goed als in zijn vermogen zou zijn, te kwijten. Hij voegde 'er bij,°dat hij raadzaam vond dat zij bij hem bleef tot dat haare zaaken op eenen effenen voet zouden gebragt zijn. Carolina bedankte hem voor de goedheid, welke hij haar bewees, en zeide dat zij altijd genegen zou zijn om zig naar zijnen raad te gedraagen. Mistrifs ashford en haare nicht deeden geene moeite om haar ongenoegen te verbergen H 5 Zij  122 CAROLINA. Zij verlieten hals over hoofd de zaal, terwijl Sir marmaduke nog fprak. Carolina begaf zig naar haare kamer; zij ftortte eerst eenen vloed van traanen, welke de dankbaarheid en het liefderijk aandenken haar uit de oogen persten, en vervolgens dankte zij op haare knieën den Opperbestuurder van alles, die in een oogenblik de fmarten in blijdfchap kan veranderen, en de traanen van droefheid in het aangenaam gelaat van bedaard vergenoegen. XXI. HOOFDSTUK. Eene onverwagte reize. Niettegenftaande de kleinagting, met welke carolina van eenige leden van de familie behandeld was, bemerkte zij echter dat de verandering van fortuin, welke zij ondergaan had, tevens veroorzaakte dat men haar met meerdere oplettendheid behandelde. Zij was thans niet meer een arm meisjen, welke zig in het geval bevond van af hanglijk te moeten zijn van de weldaadigheid van anderen, en welks behoefte aan den rijkdom van  CAROLINA. 123 van haare nabeftaanden tot ccn verwijt verftrekte. Men verkogt alles wat zig op Crayford bevond, en na dat alles tot geld gemaakt , en de legaaten betaald waren, bevond zij zig eigenaaresfe van meer dan elf duizend ponden fterlings, 't welk, gevoegd bij de fom, die onder Dr. seward berustte, eene zeer fatfoenlijke bezitting maakte, hoe zeer dezelve veel minder bedroeg, dan dat geene, op het welke zij weleer had mogen hoopen. Zij vestigde thans haare wooning in het huis van haaren oom, doch op eene wijze, door welke zij zig zeiven geene de minfte verplichting op den hals haalde. Men kwam overeen dat zij jaarlijks twee honderd ponden fterlings zou betaalen voor haare woning en voor de.tafel, en daarenboven voor het onderhoud van eene kamenier en eenen knecht. Men gaf haar, ingevolge van deeze overeenkomst,eene fraaije kamer, en zij liet haare boeken, haare clavecimbaal en de twee fchilderi;en, welke zij zo hoog achtte, af haaien. Zij gaf alle de andere familie - fchilderijen aan haaren oom tot een gefchenk; niets anders van dezelve voor zig houdende, dan alleen het portrait van haare grootmoeder,'t welk de Heer ashford, drie  124 CAROLINA. drie jaaren geleeden, door eenen bekwaamen meester had doen fchilderen. Wat die van haaren grootvader, van Sir m a r m a d u k e , van Mistrifs ashford , van eene reeks van voorouders, van oud-ooms en oud-tantes aanging; zij ontdeed zig zeer gaarne van dezelve , en de Baronnet ontving die als een gefchenk, op het welke hij eenen zeer grooten prijs ftelde. De drie fchilderijen, welke zij behield; wierden in haare kapkamer geplaatst, waar zij, even gelijk weleer te Elmwood, alles bij eikanderen plaatfte wat haar in haare ledige uuren tot genoegen kon verftrekken, en waar zij gewoonlijk een groot gedeelte van den morgen doorbragt. Zij kon ook nergens grooter genoegen fmaaken; want hoe zeer Mistrifs en Mifs ashford haar een weinig beleefder begonnen te behandelen, was echter haare omgang, zelfs dan, wanneer zij zig toelagen om dezelve aangenaam te maaken , in geenen deele naar haaren fmaak. Zij won daaglijks in de achting van Mylady ashford. Zij bezat in de daad dat geene , 't welk Mylady zo zeer verlangde te bezitten , en 't welk zij als de voornaamfte van alle de perfoneele bekwaamheden aanmerkte; te  [CAROLINA. 125 te weeten, eene uitgebreide kennis van boeken. Zij was 'er zo ver van af, om van haare kundigheden eene breede vertooning te maaken, dat iemand, die geenen fmaak in het leezen had, langen tijd met haar zoude hebben kunnen omgaan, zonder zelfs te kunnen merken dat zij eenige boeken bezat; maar zij had veel liefhebberij om over dezelve te fpreeken, wanneer zij bemerkte dat een zodanig onderwerp naar het genoegen en den fmaak was van hun , in welker gezelfchap zij zig bevond. Zij nam dikwijs de moeite van moeilijke plaatfen aan Lady ashford uit te leggen; en door het fpreeken van een woord op zijn pas, bragt zij haar menigmaalen op den rechten weg, zonder dat het iemand bemerkte; en hier door bewaarde zij haar dat zij geene aanleiding gaf om ten haaren koste te lagchen. De aanhoudende oplettendheid van carolina voor Mylady, welke een gevolg was van de zagtmoedigheid van haar karakter, maakte een al te fterk onderfcheid tusfehen Mylady en haare onbefcheidene zuster en ijskoude dochter,dan dat deeze vrouw zelve, en alle, die gewoon waren aan dit huis te komen, het  120* CAROLINA, het zelve niet zouden hebben moeten gewaar worden. De Heer ashford was altijd van de partijen, welke zijne moeder maakte,om dat hij zekerer was van carolina bij haar te zullen vinden, dan bij zijne tante of zuster, welke gewoonlijk haare afgezonderde partijen maakte. 'Er waren fommige lieden in de nabuurfchap, welke zij met onderfcheiden achting behandelden, doch tegen alle de anderen waren zij onbeleefd. Indien het lieden van weinig rang waren , zo als bij voorbeeld de predikant van het dorp en zijne vrouw, of de een of ander land-edelman, die niet rijk was, kwamen zij niet te voorfchijn; of, zo zij zig al vertoonden, verwaardigden zij zig naauwlijks om tegen hun te fpreeken; en zaten met eikanderen in ftilte te praaten. Carolina en de Heer ashford waren integendeel de lievelingen van het geheele kwartier geworden, en hadden door de gezelligheid van haaren omgang het kafteel van ashford tot een veel aangenaamer en bekoorlijker verblijf gemaakt , dan het zelve immer geweest was. Ie-  CAROLINA. 127 Iedereen begon te voorzeggen, dat zig-de liefde tusfchen deezen neef en nicht zou vestigen. Men zeide dat de een voor den anderen gemaakt was; dit gerucht kwam menigmaalen ter oore van den Heer ashford, die in ftilte verlangde dat het zelve waarheid mogt worden. Hij vond alle dagen eenige nieuwe redenen om carolina hooger te achten, en meer en meer te bewonderen. Haar hart was een tempel der deugd, en de bevalligheden hadden zorge gedrangcn van haare uitwendige gedaante zo veel bekoorlijkheid bij te zetten, dat alle, die deninvloed van dezelve ondervonden, zig verklaarden verwonnen te zijn. Hij, die zig altijd onder het getal van haare aanbidders geplaatst had, moest dan zijhen ijver bij zijne fchoone verdubbelen. Hoe aangenaam moest niet een leeven afloopen met eene zodanige vrouw, eene zodanige gezellin, eene zodanige vriendin! wat was de pracht, de overvloed, wat waren de vermaaken der waereld, met welke men gewoonlijk zo zeer ingenomen is, in vergelijking van een zodanig geluk! zijn vader, dagt hij wel eens, zou zig tegen zijn geluk verzetten; doch wat zwarigheid! dan zou hij het voorbeeld van zij-  128 CAROLINA. zijnen oom h e n r y volgen , en in - fpijt van een gezag, 't welk naar dwinglandij zweemde, gelukkig zijn; maar zo hij al eens niets van zijnen vader te vreezen had, zou hij dan evenwel nog geene andere zwarigheden te overwinnen hebben ? Zou het beminnelijk voorwerp van zijne liefde haare voorzigtigheid, haare koele, haare wonderlijke voorzigtigheid wel aan de. lief de willen opofferen? Dit was twijffèlagtig, deeze was zijne eenige, zijne grootfte vrees; hij befioot niet langer in deeze onaangcnaame onzekerheid te blijven, en de eerfte gelegenheid, die hem zoude voorkomen , waar te neemen , om zijn hart te openen aan de fchoone dwingelande, welke het zelve veroverd had. Zijne gevoelens waren voor niemand een geheim dan voor carolina. Sir marmaduke fprak geftadig van de dwaasheid van onvoorzigtige huuwlijken. Zijne tante gaf hem telkens breedvoerige berichten van het liegt gedrag, 't welk carolina op Broomfield had gehouden; 'er bijvoegende, dat de capitein west de eenige niet was dien zij kwalijk behandeld had; dat de Heer c r aVen, een rijk en geacht edelman, op den zelfden voet bejegend was; dat zij de uitgeleerd-  CAROLINA. 129 leerdfte coquette was die in de waereld leefde,- des te gevaarlijker, om dat alle haare valfche trekken met het vernis van oprechtheid en openhartigheid overdekt waren; hij verleende weinig aandacht aan alle deeze gezegden, welke door den nijd ingegeeven wierden, en geen ander oogmerk hadden, dan om eenen volkomen onbefprooken goeden naam vuilaartig te bezwalken. . Deeze zo hartlijk verlangde gelegenheid bleef niet lang agter. Geduurende eene wandeling, welke zij op eenen fchoonen morgen met eikanderen deeden, bragt hij het gefprek op de liefde. Carolina zeide, dat zij hoopte nooit eenen minnaar te krijgen, om dat zij niet geloofde dat haar hart gevormd was om immer de liefde te ondervinden. „ Indien gij geene liefde wilt „ inboezemen," zeide de Heer ashford, „ dan moet gij minder beminnelijk worden, „ of een befluit neemen om voortaan niet „ dan tegen domme en ongevoelige fchepfels ,, te fpreeken. Gij zult het mij vergeeven, „ mijne lieve nicht! dat het mij onmooglijk „ is om te gelooven dat uw hart, 't welk „ de zetel is van duizend deugden, niet in „ ftaat zou zijn om die deugd in te laaten, II. DEEL. I < w£  ï3o CAROLINA. „ welke alle de andere bekroont, de gevoe„ ligheid namentlijk. Indien dit waarheid ,, was, dan zou uw vriend zeer gelukkig zijn „ indien hij u nooit gezien had, indien hij j, nimmer met eenige van uwe bevallige glimlachjens vereerd was geweest; welke, ?, terwijl zij zijn hart verwarmden en ont„ vlamden, jn het zelve eene hartstocht iri,, gedrukt hebben , die niet dan met zijn leven eindigen zal. Ja, mijne lieve nicht! 3, het geluk van den man, dien gij voor u „ ziet, hangt geheel af van den graad van 3, achting, met welken gij hem zult veree3, ren." ,, Indien de hoogfte graad van achting en 3, van vriendfchap u eenig genoegen kan 3, geeven," hervatte carolina, „ wees 3, dan verzekerd dat niemand in de waereld 3, meerdere achting en vriendfchap in mijn ,, hart bezit, dan gij; maar gij hebt mij 5, reeds hooren verklaaren, dat mijn hart 3, voor alle andere foort van gevoeligheid 3, onvatbaar is, en ik geloof dat het altijd het zelfde zal blijven." De Heer ashford gebruikte alle mooghjke drangredenen om haare toeftemming te bekomen, om openlijk zig als haaren minnaar te verklaaren»  CAROLINA. t3j ren, om hem ten minften toe te ftaan van t» hoopen dat de tijd en zijne Standvastigheid wel eenige verandering in een befluit zouden doen komen, 't welk zo weinig natuurlijk was, en waarbij niet alleen haar eigen geluk zo veel belang had; maar ook het zijne voor altijd ten uiterften was gemoeid. Zij bleef onbeweeglijk en weigerde volftrekt haare ooren te leenen aan alles, wat hij dienaangaande wilde zeggen. Zij verzogt hern om volftrekt te willen vergeeten dat hij haar immer anders,dan op den voet van eene vriendin had willen zien; en verzekerde hem tevens, dat het haar altijd ten hoogften aangenaam zou zijn, indien hij haar als zijne vriendin geliefde aan te merken. De droefheid wegens de ondervinding van zig bedroogen te hebben, en zijne tederfte hoop in duigen te zien vallen, tekende zig op alle de wezenstrekken van den Heer ashforp. Carolina kon zig niet weerhouden van aangedaan te zijn, toen zij tegen zijnen wil eene traan aan zijne oogen zag ontrollen. Zij lag zig toe om het gefprek op een onverfchillig en aangenaam onderwerp te brengen; maar niet dan treurige zuchten waren de antwoorden, welke zij van hem I 2 kon  r32 CAROLINA. kon verkrijgen; en toen zij zag hoe hevig zijne droefheid was, wilde zij het niet waagen van dezelve te vermeerderen, door zig moeite te geeven van die thans uit zijn hoofd te praaten. Zij keerden dus ftilzwijgende te rug naar huis; en zo dra zij in het zelve gekomen waren, begaf zig de Heer ashford naar zijne kamer; en carolina, welke thans even weinig als hij gefchikt was om zig in gezelfchap te bevinden, volgde zijn voorbeeld. Carolina bevond zig nog naauwlijks alleen, of zij begon te overweegen wat haar overgekomen was. Zij kon zig niet weerhouden van de fortuin te befchuldigen, welke behaagen fcheen te hebben om haar te vervolgen, en haare rust te verftooren. Naauwlijks had zij zig ergens gevestigd en aan de omftandigheden gewend, of zij zag zig weder genoodzaakt om haar verblijf te verlaaten en een ander te zoeken. Zij twijffelde niet of haar oom en Mistrifs ashford zouden weldra de liefde van haaren neef ontdekken, en dan zou zij zig tevens verplicht zien om het kafteel van ashford te verlaaten. Dit fpeet haar niet, om dat zij zig aan dit huis of deszelfs inwoonders ver-  CAROLINA. i33 verkleefd gevoelde; maar dan van de eene en dan weder van eene andere familie, als 't ware, weggezonden te worden, kon niet anders dan nadeelig zijn voor haaren goeden naam; en hoe zeer wel haare voornaamfte zorg was om haare eigene achting bij zig zeiven te behouden, waren haar echter de goede ofkwaade denkbeelden, welke eene waereld, waarin haar de Voorzienigheid geplaatst had, van haar opvatte, niet onverfchillig; zij was 'er zeer opgefteld om de eerstgenoemde te verdienen, en de laatstgenoemde te vermijden. Zij beminde haaren neef zo als men eenen broeder bemint; en indien zij hem minder als zodanig had aangemerkt, zou hij het mooglijk zo ver hebben kunnen brengen, van zig als minnaar te doen beminnen. Zijne fterke overeenkomst in trekken, in karakter en in geftalte met haaren vader, kon daarenboven eene reden zijn, welke, daar zij hem een meerder recht op haare vriendfchap gaf, hem tevens alle aanfpraak op haare liefde benam. Alles wel overwogen zijnde, gevoelde zij duidelijk dat het haar onmooglijk was om iets meer aan den Heer ashford toe te ftaan, dan zij hem tot hier toe gedaan had, hoe zeer zij niets in hem zag I 3 waar.  r34 CAROLINA. waaraan zij dit konde toefchrijven,: dan mooglijk aan den hinder, welken zijn vader aan een zodanig huuwlijk zou willen toebrengen. Zij begreep dat een zodanige tegenftand zelfs dan genoegzaam zou zijn om haar te weerhouden van immer haare ooren aan zijne wenfchen te verleenen, indien haar hart zelfs beter voor de liefde gcfchikt ware. Na lang en breed gedacht te hebben, nam zij eindelijk het befluit om eene afwezigheid van eenige weeken van het kafteel van ashford te maaken, en dezelve bij haare goede vrienden Doftor en Mistrifs seward te gaan doorbrengen; van welke zij zig verzekerd hield van met blijdfchap ontvangen te zullen worden. Zij hoopte dat de Heer ashford, geduurende deeze afwezigheid, genoeg vermogen op zig zeiven zoude hebben om eene hartstocht te overwinnen, welke tegen zijne belangen ftreed, en die door geene de minfte hoop gevoed wierd. Dit befluit, van het welk zij de uitvoering niet langer dan tot den volgenden dag wilde uitftellen, deed haaren geest een weinig bedaaren. Zij wenschte dat deeze ongelukkige zaak geene onaangenaame gevolgen voor haar zoude hebben, en waagde het orq naaf  CAROLINA. ï35 naar beneden te gaan om te ontbijten, echter min of meer bevreesd om de oogen van Mistrifs ashford te ontmoeten. Zo dra zij in de kamer was, kwam de bediende van den Heer ashford verzoeken, dat men hem niet wilde wagten, om dat hij op zijne kamer zoude ontbijten. Weinige oogenblikken daar na kwam de zelfde bediende binnen om eenen brief aan Lady ashford te brengen; hij zeide dat dezelve van Londen kwam, en door eenen expresfe gebragt was. Zij brak het zegel op, las den brief, en denzelven vervolgens aan Sir marmaduke overgeevende, zeide zij: „ lees deezen, Mylord! en „ gij zult zien dat mijn oom harvey zeer „ ziek is, en dat hij verlangt om mij ten „ fpoedigften te zien." „ Vertrek, ,, vertrek ten eerften," zeide deBaronnet; „ daar ik lust heb om een nabuurig ftuk „ goed te koopen, zouden mij thans eenige „ duizenden van zijne guineas volmaakt wels, kom zijn; hij zou nooit.beter van pas de 9, reis kunnen aanneemen; vertrek,nog dee. 2, zen na den middag. Gij kunt al flaapende „ reizen, en morgen op het uur van het j, ontbijt reeds te Londen wezen."— „Dit 9> zal tijdig genoeg zijn," vervolgde Mylaï 4 dy,  13$ C A R O L I N Av dy, „ ik denk, eleonora!dat niets u zal „ beletten om mij te vergezellen." . „ Ach mama!" riep Mifs ashford, „hoe „ kunt gij mij iets van dien aart vergen! „ wat zal ik in dit jaargetijde te Londen uit„ voeren! het zou volmaakt befpotlijk zijn, „ dat men mij daar ontmoette. Ik zou „ zelfs mijn hoofd niet bulten het portier „ durven fteeken, uit vrees van gezien te „ zullen worden." „ Waarlijk, zus- „ ter, uw voorftel is niet redelijk," zeide Mistrifs ashford, „ wilt gij dan dat zij „ zig in de brandende hette en het ftof van „ de ftad zal gaan opfluiten. Uw oom „ woont, zo ik meen, in Bifhops-gate„ ftreet. Waarlijk een aangenaam zomer„ verblijf voor Mifs ashford! " — „ ln_ „ dien zij al eenigen afkeer gevoele van zig „ eenige dagen in de ftad op te houden," riep Sir marmaduke, „ dan zal zij ten „ minften die zelfde afkeerigheid niet heb„ ben van het geld, het welk uit de ftad „ komt. En waar moet het nog heen! de „ razernij der vrouwen word hedendaags tot „ de vreemdfte buitenfpoorigheid doorge„ dreeven! welk een kwaad kan de ftad„ lucht haar in drie of vier dagen toebren- „ gen? —  CAROLINA. i3? „ gen?' „ Het zou mij niet verwon- „ deren," zeide Mistrifs ashford, „ dat ,, zij daar de koorts kreeg. De menfchen, „ dié daar gewoon zijn te leeven, kunnen „ zonder ongemak de ruwe en ongezonde „ lucht verdraagen, welke men daar gewoon „ is in tc ademen; maar die flegts een weinig ,, teder van geftel is." „ Indien „ vetheid een bewijs van tederheid van ge,, ftel is," viel haar Sir marmaduke in de reden, „ dan kan eleonora meer van „ een teder geftel fpreeken dan een ander; „ maar anders kan ik niet zien waarop uwe „ onderftelling gegrond zoude zijn." „ Ik bid u," zeide Lady ashford, „ noodzaak haar niet om mij te vergezellen „ indien zij het met geen genoegen doe! » zij 2011 zi§' geduurende de geheele reis, ,, beklaagen; en mij haare onvergenoegdheid 2» betoonen. Ik denk daarenboven, dat ik ,, mij een veel aangenaamer gezelfchap zal ». kunnen bezorgen. Ik weet wel iemand, 5, die geene zwarigheid zal maaken om zig ,, aan de verdikte lucht der ftad bloot te ftellen, hoe zeer zij minder aan dezelve ,, gewoon is dan Mifs ashford. Wilt ;? gij3 mijne lieve carolina!" zig tot I 5 haar  ï38 CAROLINA. haar wendende, „ mij het genoegen geeven „ van mij naar Londen te vergezellen?" Carolina antwoordde, dat zij met zeer veel genoegen met haar zoude gaan. „ Dus," zeide Mylady, „ zal ik nog reden hebben om eleonora voor haare weigering te bedanken; en desniettegenstaande, wan,, neer zij eens eene rekening te betaalen „ heeft, zal ik mij haare weinige toegee„ vendheid nog wel eens kunnen herinne„ ren." Zo dra het ontbijt gedaan was, begaven zig Lady ashford en carolina naar haare kamers, om zig tot de reis gereed te maaken. De Heer ashford kwam bij haar toen zij gingen eeten; hij fcheen zeer ernItig; en fchoon hij alle pogingen deed om zijn verdriet te verbergen, kon men evenwel gemaklijk zien dat 'er iets was, 't welk hem geweldig aandeed. Hij fprak in het begin zeer weinig, doch toen hij van de reis van zijne moeder hoorde fpreeken, en van het gezelfchap, 't welk zij zoude hebben, begonnen zijne oogen van blijdfchap te glinfteren; en hij zeide dat hij lust had om van de partij te wezen. Sir marmaduke en Mistrifs ashford fcheenen onvergenoegd te  CAROLINA. i39 te zijn over zijn voornoemen, en raadden het zelve hem zeer fterk af. Hunne tegenkanting zou echter weinig ingang bij hem gehad hebben, indien carolina hem niet met eenen opflag van het oog had doen begrijpen dat zij zijn ontwerp afkeurde; hij onderwierp zig met moeite aan haar, welke hij in dit geval aanmerkte als de eenige, die recht had om over hem te gebieden. Alles tot het vertrek in gereedheid gebragt zijnde, wierden Mylady en carolina door Sir marmaduke en den Heer ashford naar het rijtuig geleid. De eerstgenoemde zeide tegen zijne gemaalin, toen zij reeds in het rijtuig zat; dat hij meende dat zij zeer wel zou doen, indien zij bij haare terugkomst een bezoek wilde afleggen bii Mistrifs murray, 'er bijvoegende, „ jn. 5, dien gij mij de tijding van haaren dood « kunt medebrengen, en dat zij mij de helft m van haare goederen heeft nagelaaten, dan „ kunt gij ftaat maaken dat het verdriet over „ haaren dood mij niet in het graf zal flee„ pen." De koetzier kreeg bevel om te vertrekken. Lady ashford zeide aan carolina, dat Mistrifs murray eene zeer oude vrouw was,  i4c CAROLINA. was, eene nicht van wijlen Lady ashford, en dat zij ten minften zestig duizend ponden fterlings bezat. Zij voegde 'er bij, dat deeze vrouw nabeftaanden had, welke in gelijken graad ftondenmetde familie van ashford; en dat zij alles deeden wat mooglijk was,om diep in haare gunst te ftaan; dat zij verftand had, en zeer Standvastig van karakter was; maar dat de aanhoudende vleijerijen van haare nabeftaanden, welke zij.gewoon was geweest zeer beleefd te behandelen, haar eindelijk zeer onbefcheiden hadden gemaakt; zij berichtte haar verder, dat haar oom harvey de zieke, welke zij thans ging bezoeken, ongehuuwd was; en dat hij zijn geld in den koophandel, dien hij federt weinige jaaren had verlaaten, gewonnen had; dat hij geene nadere vrienden had dan zij, en dat zij reden had van te kunnen gelooven, dat hij bij zijn overlijden haar alles zou nalaaten wathij bezat. Haare reis liep gelukkig en zeer aangenaam af. Op den tweeden dag op den middag begonnen onze reizigers reeds van verre die groote ftad te zien, van welke carolina zo veel had hooren fpreeken; en een weinig voor drie uuren waren zij reeds bij den Heer h a r v e y in Bif hops - gate - ftreet. XXII.  CAROLINA. 141 XXII. HOOFDSTUK. Een fchrik. Lady ashford vond haar' oom zeer ziek, hoewel het gevaar echter zo groot niet was als zij zig voorgefteld en misfchien zelfs gewenscht had. Hij verklaarde haar dat het hem zeer veel genoegen gaf dat hij haar zag; en verzogt haar ernftig, om zo lang bij hem te blijven tot dat hij overleeden of volkomen herfteld zoude zijn. Hij verzekerde haar, dat zij bij zijn overlijden alles zou bezitten wat hem toebehoorde, en dat hij dus verlangde, dat zij bij dat geval tegenwoordig zoude zijn, om zelve voor haare belangen te kunnen zorgen. Daags na dat zij te Londen gekomen waren, zeide carolina tegen Lady ashford, dat zij te Londen eenen oom had, den eenigften broeder van haare moeder, en dat zij alles wilde doen wat mooglijk was om zijne woonplaats uit tc vmden. Mylady vroeg haar of zij wist wat zijne bezigheid ware; zij antwoordde dat hij een zeepzieder was. Men nam een naamregister, en vond weldra dat saünders, white"  144 CAROLINA. WHif EHöüsE en glim, zeepzieders, to Mincing-lane woonden. De naam van de ftraat, in welke dit huis ftond, klonk niet zeer aangenaam in de ooren van carolina; zij verbeeldde zig uit dezelve te kunnen ontdekken , dat de zaaken van haaren oom juist niet zeer op eenën voordeeligen voet Honden; maar zij begreep tevens, indien haare gisfingen gegrond waren, dat zij hem dan mooglijk nuttig zoude kunnen zijn. „ Ik zal dan alles doen," zeide zij in zig zei ven, „ wat mij mooglijk zal zijn; deeze is de „ eenige blijk van eerbied, welken ik aan de „ nagedachtenis van mijne moeder kan be„ wijzen." Lady ashford verzogt dat carolina zig van haar rijtuig wilde bedienen als of het haar eigen was; en dat zij zonder bedenken het zelve zo menigmaalen zoude gebruiken als zij het nodig had; te meer, daar zij voor zig zeiven zeer weinig te doen had. Carolina bediende zig van deeze vrijheid, en liet zig naar Mincing-lane brengen; zij hield bij het aangeweezen nommer op. De vertooning, welke het huis maakte, gaf haar geen groot denkbeeld van het geen het zelve kon bevatten. Gevraagd hebbende of de Heer  CAROLINA. 143 Heer saunders te huis ware, zeide men: neen; maar dat zij, indien zij wilde, eene van zijne compagnons kon fpreeken. Zij 2eide neen; maar vroeg vervolgens of Mistrifs saunders te huis ware? „Gij vergist „ u, mevrouw!" zeide de jongen, tegen welken zij fprak; „gij zijt hier Hechts aan de „ fabriek, de Heer saunders woont in „ Elyplace, Holborn." Zij bedankte hem, en beval den koetzier om naar Elyplace te rijden. De koets hield ftil voor een huis, 't welk eene goede vertooning maakte, en de deur wierd door eenen knecht, in liverij gekleed, open gedaan. Vernomen hebbende, dat Mijnheer en Mistrifs saunders te huis waren, trad zij uit de koets, en wierd in eene fraaije zaal gebragt; waar men haar zeide dat Mistrifs saunders zoude komen. Weinige ogenblikken daar na kwam eene kleine vette blonde vrouw, die een-vrolijk geftel fcheen te hebben, bij haar; deeze verzogt haar te gaan zitten, en vroeg haar naar de reden van haare komst. Carolina zeide haar, dat zij de eer had van eene zeer nabeftaandevan den Heer saunders te zijn; dat haar naam Ashf ord was, *n dat zij zig, wegens eenige  144 CAROLINA. ge zaaken, in de ftad bevindende, zig beijverd had om haare opwagting bij haaren oom en zijne familie te komen maaken. „ Och!" riep Mistrifs saunders, ,, ik heb mijnen „ man menigmaalen van zijne zuster hooren „ fpreeken, welke met den zoon van eenen j, Lord getrouwd is geweest, die daarom „ onterfd is. Mijn man heeft mij gezegd „ dat zijne zuster het fchoonfte mensch was, „ 't welk men immer zien konde; maar dat „ zij in haar huwlijk ongelukkig geweest, en na verloop van eenige jaaren van ver- „ driet geftorven is." „ Mijn oom is „ zeer verkeerd onderricht geworden, me. vrouw!" antwoordde carolina, „nooit „ is 'er volmaakter huwlijk geweest, dan tusfchen mijnen vader en mijne moeder „ heeft plaats gehad, tot dat mijne geboor5, te, die zo wél-geplaatfte banden verbroj, ken heeft; de groote afftand van plaats, „ welke mijnen oom altijd van mijne moe„ der affcheidde, en die de reden is ge„ weest dat zij na den dood van mijnen „ grootvader saunders geene gemeen„ fchap met eikanderen hebben blijven be- houden, heeft mijnen oom in eene zoda„ nige dwaaling doen vallen." —— „ En „ zijt  CAROLINA. 145 „ zijt gij haare dochter!" riep Mistrifs saunders, „ mijn man zal zeer verheugd zijn van u te zien, want hij heeft dikwils verlangd te mogen weten wat 'er van de , kinderen was geworden, welke uwe moeder „ heeft nagelaaten, en of zij in eenen wel„ vaarenden ftaat waren? Hij zelve is niet „ altijd in zodanige voordeelige omftandigheden geweest als waarin hij zig tegenwoordig bevind. Sedert dat hij met mij getrouwd is, kan hij niet flechts leven; maar „ ook andere aan den kost helpen, en hij „ heeft 'er reeds verfeheidenen geholpen. Mijn eerfte man heeft zeer luisterrijke „ zaaken nagelaaten, en in den loop van een jaar worden hier alleraanmerkelijkfte fommen verhandeld: ik kan u verzekeren dat „ 'er tusfehen Temple-bar en de beurs (*} geen huis is, in het welke fterker koophandel word gedreeven dan in dit huis." Carolina verzekerde haar dat zij een wezenlijk genoegen ondervond, door te verneemen dat zij gelukkig waren, en dat zij hartelijk verlangde te zien, dat dit geluk daag- C*) Dit is het handeldrijvendfte gedeelte van de ftad Londen. II. deel. K  14$ Carolina. daaglijks toenam. Zij fprak nog toen de deur ópen ging, en zij een groot en fchoon man van omtrent veertig jaaren zag binnen komen. „ Zie eens hier, mijn lief!" riep zijne vrouw, ,, hier is de dochter van uwe zuster,Mifs ashford!" „Gij be- „ hoefde mij dit niet te zeggen," hervatte M. saunders; „ zij is haare volmaakte „ afbeelding. Ik b'en verrukt van u te zien, ., mijne lieve nicht! vergun mij u te vraa„ gen aan wien de koets toebehoort, welke „ voor de deur ftaat, en die met wapens „ voorzien is. Ik hoop niet dat zij is „ van" „ Mijnheer," viel hem carolina in, „zij behoort aan mijnen „ oom, Sir marmaduke ashford, in „ wiens huis ik tegenwoordig woone." —* Dit is genoeg," zeide M. saunders, „ haar op eene hartelijke wijze omhelzende, „ uwe omftandigheden mogen wezen zo als „ zij willen, als gij maar eene braave meid „ zijt, zal het mij altijd aangenaam zijn u te „ zien. Vergeef mij eene kleine verdenking, welke ik mij heb laaten ontvallen, mijn „ lieve kind!" vervolgde hij, ,, men ziet „ niet daaglijks zodanige fchoone menfchen „ als gij zijt, en onze groote Heeren zijn „ me-  CAROLINA. Ï47 „ menigmaalen zo klein, en leggen zig on» „ ophoudelijk toe om de deugd en de onfchuld te belagen. Maar waar is char,, lotte? weet zij niet dat haare nicht hier i, is?" Hij fchelde, en beval aan de knecht, die binnen kwam, om aan charlotte te gaan zeggen dat zij op het ogenblik moest beneden komen; ,, haar muziekmeester is „ bij haar," zei de knecht, „ dat is het „ zelfde; zij moet ten eerften komen." Men bragt de chocolade binnen, en terwijl men ontbeet, kwam charlotte in de kamer; zij was zeer fchoon en welgemaakt, haare wezenstrekken waren zeer bevallig, en tekenden zeer veel oprechtheid; maar vertoonden te gelijker tijd eene vrijmoedigheid en vrijpostigheid, welke zeer gefchikt waren om eene gevoelige en kiefche ziel te ftooten. „ Mijn hemel, papa!" zeide zij, zonder op te merken dat zig een vreemd mensch in de kamer bevond, „ hoe kunt gij mij in het midden van eene les laaten roe„ pen! gij beklaagd u dat ik geene vorderin„ gen maake, en hoe kan dit anders wezen, „ als gij mij den tijd niet laat om onverhin- „ derd mijne lesfen waar te neemen." » Ik heb u laaten roepen," hervatte haar K % va*  148 CAROLINA. vader, „ om u uwe nicht Mifs ashforb „ te vertoonen, welke de goedheid heeft „ van ons te komen bezoeken." — „Ja, „ mijn lieve kind!" riep Mistrifs saunders, „ deeze jonge Mifs is uwe nicht, „ de dochter van die fchoone zuster van „ uwen vader, van welke gij hem zo menig., maaien hebt hooren fpreeken; hij zegt dat zij zo fterk naar haar gelijkt, dat hij haar „ zou herkend hebben, al had men hem zelfs „ niet gezegd wie zij was." Carolina naderde haare nicht, welke haar zeer vriendelijk ontving, en haar zeide dat het haar zeer veel genoegen gaf haar te Londen te zien. Carolina antwoordde haar, dat het geval haar in de gelegenheid had gebragt, om kennis te maaken met zo nabeftaande vrienden; maar dat zij reeds zeer lang naar dit gelukkig ogenblik had verlangd. „ Het geene gij zegt, is zeer verplichtend," hervatte Mistrifs saunders, „wij zijn zeer verëerd met uw bezoek, en wij hoo„ pen dat gij ons, geduurende uw verblijf ., in Londen, wel zo veel mooglijk is, uw „ gezelfchap zult willen doen genieten." — „ Ja," hervatte haar oom, „ indien gij „ eenige weeken bij ons verkiest te blijven, „ zul-  CAROLINA. 149 „ zullen wij u hier in huis eene kamer gee., ven, en alles doen wat in ons vermogen „ is om u het verblijf aangenaam te maa„ ken." — „ Ach! ik bid u,mijne lieve „ nicht! "riep charlotte, „blijf toch, „ ik zal 'er een weinig meer vrijheid door „ winnen. Zoud gij wel geloven, dat ik, „ federt het begin van den zomer, niet meer ,, dan tweemaal in Ranelagh, en eens in de „ Vauxhall geweest ben , en dat wij den „ kleinen fchouwburg, federt dat dezelve ,, open is geweest, nog van binnen niet ge„ zien hebben, hoe zeer Mistrifs perks, „ de vrouw van eenen der fcheepenen, mij „ daaglijks aanbied om mij in denzelven te „ brengen. Niemand heeft beter en gefchik„ ter partijen van vermaak dan deeze „ vrouw., en mijn vader weet dit zeer wel. „ Indien gij bij ons blijft, dan kan hij niet ,, weigeren om ons overal te laaten gaan. „ Ach! blijf toch, ik bid het u," Carolina bedankte hun alle voor hunne vriendelijke uitnodigingen; maar zij verfchoonde zig dat zij Lady ashford niet alleen kon laaten. Zij kon alleenlijk belooven dat zij hun, geduurende haar verblijf in de ftad, menigmaalen zoude komen zien. Men noK 3 dig-  15© CAROLINA. digde haar tegen den volgenden middag ten eeten. Zij nam die nodiging met genoegen aan, en vervolgens affcheid neemende, trad zij weder in de koets om naar het huis van den Heer earvey te rug te keeren. Het was een dubbel en zeer onverwagt genoegen voor carolina, dat zij de nabeftaande van haare moeder in overvloed vond. Het voorkomen van haaren oom behaagde haar zeer, en de liefde, welke hij voor de gedagtenis van haare moeder behouden had, wischte in haare oogen de geringe gebreken uit , welke zij in zijne vrouw en dochter had opgemerkt, en welke haar voorkwamen meer uit onkunde dan uit een bedorven hart of kwalijk bezintuigd hoofd voort te fpruiten. Terwijl zij deeze en dergelijke overwcegingen zat te maaken, fchrikten de paerden, welke aan het onophoudelijk geraas van de ftad niet gewoon waren; zij namen de beencn op en wierpen de koets tegen eenen paal, welke aan het eind van eene naauwe ftraat ftond; ?er brak een wiel, en de koetzier tuimelde van den bok; de paerden thans den teugel geheel kwijt zijnde, floegen aan het hollen, zo hard als 't hun mooglijk was. In het midden van het gewei-  CAROLINA. 151 weldig gefchreeuw van het gemeene volk, verwagtte carolina elk ogenblik niet anders dan tot ftof verbrijzeld te zullen worden , tot dat een jong Heer, welke dit hollend rijtuig ontmoette, zig, met eenen moed en kracht, die alle de omftanders verbaasden, meester maakte van eenen van de teugels der paerden, en gelukkig genoeg was van dezelve op te houden. De verfchrikte paerden bedaarden, en 'er gebeurde geen verder ongeluk. De jonge Heer liep vervolgens naar het portier, om te zien wie de geene was, welke hij uit een zo dringend gevaar gered had; en hij zag de fchoone carolina, bleek, zonder beweeging, en onder in de koets ter neder gevallen. Hij nam haar in zijne armen, en droeg haar in den winkel van eenen goudfmit, van welke de meester en de vrouw, die ooggetuigen waren geweest van het ongeluk, hem in eene beneden kamer deeden gaan, en aan carolina alle hulp beweezen die in hun vermogen was. Zij was niet lang in dit huis geweest of zij deed haare oogen open. Het bloed, 't welk door den fchrik, als 't ware, geftold was, begon weder om te loopen, en een geweldige blos vertoonde zig weldra in de plaats K 4 van  154 CAROLINA. van de doodlijke bleekheid op haar gelaat, toen zij, weder bij haare kennis komende, zig in de armen van eenen vreemdeling bevond. Zij herinnerde zig toen een gedeelte van het geene gebeurd was, en haare hand langzaam uit de handen, welke dezelve drukten , te rug trekkende, zeide zij! „ Zijt gij „ het, Mijnheer! aan wien ik het te danken „ heb dat ik een' zo ijslijken dood ontkomen ,, ben?" „ Waaragtig!" riep de meester van het huis, „ gij zijt 'er heerlijk afges, komen. Mijnheer kan zig beroemen van „ iets gedaan te hebben, 't welk weinig „ menfchen zouden hebben durven doen. Ik kan niet begrijpen, Mijnheer! hoe gij „ dit wonder hebt kunnen uitvoeren! mij „ dunkt gij zoud op de plaats zelve hebben „ moeten dood blijven!" ,, Zijt gij „ ook gewond, Mijnheer!" vroeg caroli na. ,, Ik denk neen." ~ „ Het zou „ mij gewéldig fmarten indien gij eenig on„ gemak had wegens het uitvoeren van eene „ daad, tot welke gij door mensehlievend- „ heid wierd aangezet." „ Ik weet „ evenwel niet," vervolgde de jonge Heer, ,, of ik niet een weinig gewond ben, ik ge„ loof het zelve." — „ Ach! mijn hemel!"  CAROLINA. 153 „ mei!" riep de ontftelde carolina, „ waar meent gij gewond te zijn! loop hee„ nen.... haal ten eerften eenen wondhee- ,, Ier — mooglijk aan uwen arm! "•... „ Vrees niet," antwoordde de vreemdeling, ik heb geenen wondheeler nodig, zo dra „ gij u in ftaat zult bevinden, zal ik de eer „ hebben van u te huis te brengen." Carolina ftond op, en bemerkende dat zij krachten genoeg had, zeide zij, dat zij gereed was om naar huis te gaan, en vroeg of de koets voor de deur ftond? De man van het huis antwoordde haar, dat de koets al te zeer gebroken was om thans voor haar van eenigen dienst te kunnen zijn, dat de bedienden met dezelve naar huis waren gegaan, en dat haar knecht had gezegd dat hij op het ogenblik zou te rug komen, doch dat hij nog niet verfcheenen was. De jonge Heer verzogt haar vervolgens dat zij zig op zijne zorg wilde verlaaten, en toen zij hem dit niet weigerde, liet hij eene huurkoets haaien, in welke hij, na den man en de vrouw voor hunne beleefdheden bedankt te hebben, carolina hielp ftappen , en zig vervolgens bij haar plaatfte. Hij gaf op haar verzoek bevel om naar Elyplace te rijden. Zij verK 5 koos  154 CAROLINA. koos derwaards te gaan, zo, om dat dit naderbij, als om dat het haar in dit ogenblik geheel onmooglijk was, om zig den naam van Bifhops-gate-ftreet te herinneren. De familie van saunders was verwonderd en verfehrikt van haar zo fpoedig te zien te rug komen, en in een rijtuig, 't welk zo veel verfchilde van dat geene, met het welke zij vertrokken was. Toen zij het ongeluk vernamen 't welk gebeurd was, be,tuigden zij hun hoogfte genoegen over de wonderlijke'manier, op welke zij aan het gevaar ontkomen was. Mistrifs saunders voegde 'er bij, met oogmerk om iets geestigs te zeggen, dat het minfte, 't welk carolina in dit geval konde doen, daar in beftond dat zij haar hart behoorde te fchenken aan dien heer, die op eene zo moedige wijze haar leven gered had. Carolina bloosde op dit gezegde. De vreemdeling dit bemerkende, trok zijne oogen van haar af, antwoordde dat het hem onmooglijk was om het genoegen uit te drukken, 't welk hij gevoelde, van eenigzins nuttig te hebben kunnen zijn aan een zo bekoorlijk mensch, dat, hoe lang en gelukkig zijn leven ook zoude wezen, hjj evenwel nooit zou ophouden vap dce-  CAROLINA. I55 deezen dag te befchouwen als den gelukkig, ften van allen, die hem immer in zijn leven zouden overkomen. Vervolgens opftaande om affcheid te neemen, verzogt hij op eenen zeer eerbiedigen toon de vrijheid, om den volgenden dag te mogen komen zien of de gezondheid van carolina niets bij dit ge. val geleden had, zeggende, dat, hoe zeer zij thans zeer wel fcheen te zijn, hij zig evenwel niet weerhouden kon van te vreezen, dat de hevige fchrik in een mensch, welke hem voorkwam van een zo teder geftel te zijn, nadcclige gevolgen zou kunnen hebben. Mistrifs saunders beantwoordde zijn verzoek met hem tegen den volgenden middag ten eeten te nodigen, 'er bijvoegende, dat zij geene dankbaarheid genoeg kon betoonen aan den man, welke het leven van haare nicht gered had, en dat men daarenboven aan zijne uitwendige vertooning zeer wel kon zien, dat hij een man was, welke aan alle die geene, waarmede hij zig verwaardigde kennis te maaken, eer aandeed. De vreemdeling bedankte haar met de bevalligfte en beleefdfte houding, en na beloofd te hebben van den volgenden dag op de nodiging te zullen komen, ging hij heen. Zo  156 CAROLINA. Zo dra hij vertrokken was, riep charlotte: „ wat ben ik blijde dat hij morgen ,, zal komen! want nooit in mijn leven heb „ ik fchooner man gezien! vind gij hem ook ,, niet zo? nicht!" „ Ik weet het „ niet," zeide carolina, zig veinzende als of zij onverfchillig was. „ Ik heb mij„ nen aandacht niet zeer op zijnen perfoon „ gefteld; maar nooit zal ik zijne beleefd- ,, heid en moed vergeeten." „ Wel 55 zo!" zeide charlotte, „ ik wensch5, te met mijn geheele hart dat ik in uwe „ plaats ware geweest! welke oogen heeft 5) hij! en hoe bevallig glimlacht hij! ik hou„ de mij verzekerd dat gij zijn hart reeds „ veroverd hebt! had gij maar eens gezien „ hoe hij u fcheen te bewonderen! en welk „ een oog hij op u floeg, toen hij uit de ka„ mer ging! maar gij hebt het zo wel gezien „ als ik, want gij wierd zo rood als „ vuur!" „ Gij vergist u geheel „ en al," riep carolina, welke door de aanmerking van haare nicht nog veel fterker begon te bloozen. „ Kon ik mij wéér* „ houden van mijne dankbaarheid voor ,', eenen zo wezenlijken dienst door woor„ den en gebaarden te betooneni" ——- Wel  CAROLINA. 157 „ Wel zeker moest zij dat doen," zeide Mistrifs saunders, ,, ik kan niet zien, ,, mijne lieve vriendin! dat gij reden hebt „ om daar over te bloozen, en indien uwe „ oogen dankbaarheid getekend hebben, de ,, zijne gaven niet minder te kennen, welk ,, een genoegen het in hem verwekte dat hij ,, u nuttig had kunnen zijn! " Op deeze wijze bleeven zij voortpraaten, tot dat een rijtuig, 't welk door den knecht van carolina vergezeld was, aan de deur Uil hield: de kamenier van Lady ashford bevond zig in het zelve, op last van haare meesteres, welke gedagt had, dat moogb'jk carolina na een zodanig ongeluk, 't welk haar was overgekomen, en door de bedienden aan Mylady verhaald was, zwarigheid zou maaken om weder alleen in een rijtuig te rug te keeren. Na dat dus carolina voor de tweedemaal affcheid genomen, en haare belofte van den volgenden dag te rug te zullen komen, herhaald had, nam zij op nieuw de reis naar Bifhops-gate-ftreet aan, waar zij eindelijk behouden en gezond aankwam. XXIII.  I 158 CAROLINA. XXIII. HOOFDSTUK. Zeer veel geraas. Den volgenden morgen begaf zig carolina, na ontboeten te hebben, naar haare kamer; zij begon met haare kleederen na te zien, ten einde een gefchikt kleed voor dien dag uit te zoeken. Zij had weinig kleederen met zig genomen, en vond 'er niet een, 't welk naar haaren zin was: 'er was geen tijd genoeg om nog fpoedig een nieuw te maaken, en zij was onvergenoegd op zig zeiven, dat zij geene betere voorzorg gebruikt had. Zij kon zig echter thans nog wel van eene fraaije muts en eenen hoed naar de manier, voorzien, en dus befloot zij kitty om dezelve uit te zenden; maar kon zij wel ftaat maaken op den fmaak van haare kamenier?.... Deed zij niet beter dat zij zelve ging?.... maar wanneer zou zij zig dan laaten kappen?.... men ging op het flaan van vier uuren eeten. Zij befloot dan om haaren knecht john uit te zenden om eene mode-winkelierfter te haaien, met bevel om verfcheiden mutfen en hoeden mede te bren, gen, ■  CAROLINA. i5j gen, ten einde zij zoude kunnen kiezen. Dit bevel gegeeven hebbende, ging zij naar de kapkamer om zig te laaten kappen. Kitty vond dat zij veel naauwer toezag dan gewoonlijk. De kamenier was gewoon haar daaglijks naar haar welgevallen te kappen, doch heden moest de fmaak van carolina zelve geraadpleegd worden, en nog kon zij het naauwlijks naar haar genoegen krijgen; de eene krul hing niet laag genoeg af, de andere was te klein; en hoe zeer zij veel beter gekapt Was dan gewoonlijk, had zij echter moeite om zig te overtuigen dat zij 'er niet vreeslijk uitzag. Toen de mode-winkelierfter gekomen was, zette zij eerst de eené muts en hoed, en dan weder de andere op. Eindelijk bepaalde zij haare keus tot dat geene, 't welk haar voorkwam het minjte kwalijk te ftaan. Zij liet de pluim, welke op den hoed ftond, veranderen, en gaf denzelven eene andere plaats. Toen zij eindelijk geheel gekleed was, was zij de cierlijkheid zelve; nimmer heeft zig eene mode - fchoonheid , eer zij naar een prachtig bal zoude gaan , met meer oplettendheid en ongerustheid in den fpiegel kunnen befchouwen dan carolina thans deed,  i6o CAROLINA. deed, en zij was niet eer te vreede, dan toen zij op haare figuur en kleeding niets meer Wist te zeggen. Zij ging vervolgens in de koets, voor welke twee huurpaarden gefpannen waren, om dat Lady ashford beflooten had haare eigene paarden niet weder in de ftad te gebruiken; en zij reed naar Elyplace. Het was nog maar half^ vier uuren, toen zy daar kwam, waar zy had beloofd vroeg te zullen komen, en zy verlangde om eer aan het huis van haaren oom te zyn, dan de vreemdeling, over welken haare gedachten, tegen haaren wil, onophoudelijk fpeelden. Zij wierd in eene zeer fraaije kamer geleid, in welke zig alles, wat men door geld kan verkrijgen, bij eikanderen vond, doch zonder eenigen fmaak. Charlotta kwam weldra bij haar; zij had een ligt kleed aan, 't welk naar de allerëerfte mode gemaakt en vercierd was. Toen zij carolina zag, riep zij: „ mijn hemel! met welk eenen „ fmaak zijt gij gekleed! maar waarom hebt gij uwen hoed niet een weinig over de „ ééne zijde gezet? het komt mij voor, dat „ die pluim veel laager hangt dan men den- „ zeiven tegenwoordig draagt!" „ Ik „ ben  CAROLINA. iói „ ben wel gewoon," zeide carolina, „ mij een weinig te kleeden gelijk een an,, der, maar ik zie niet dat ik juist verplicht ,, ben om alle de grilligheden en ongerijmd„ heden van de mode op te volgen, en mij ■ „ ne eigene verkiezing geheel en al te laaten vaaren; kortom, lieve nicht!" vervolgde „ zij al glimlagchende, „ ik ben 'er zeer „ voor, om eenige dwaasheden te hebben % „ die mij bijzonder eigen zijn, en ik wil de„ zelve niet altijd naar die van anderen af- ,, meeten." „ Ho! ho! ik denk 'er „ anders over," zeide charlotta, „als „ ik maar naar de mode ben, dan bekreune „ ik mij aan het overige niet, en indien de ,, kapfels niet wel ftaan, dan is het de „ fchuld van de mode - werkfters, die de„ zelve uitgevonden hebben, en niet de ,, mijne." „ 't Is waar," antwoordde carolina, ,, langs deezen weg kunt gij u „ uit zeer veele bedenkingen redden." Op dit oogenblik ging de deur open, en haar hart klopte geweldig, maar het was de vreemdeling niet, het waren Mistrifs perks en haare dochter. Na veele complimenten en plechtigheden gingen zij zitten. Mistrifs perks en Mis- II. deel. L trifs  i c-2 C A R O L I N A. trifs saunders vroegen eikanderen naar den welftand van de Heeren. De eerstgenoemde zeide dat haar man voorgenomen had, om, bij haar te komen eeten, maar dat 'er een committé gehouden wierd bij het welke hij tegenwoordig moest zijn, en dat hij hoopte dat men zijne afvveezigheid aan de tafel wel zoude willen verfchoonen. Zig vervolgens naar charlotte keerende, zeide hij: „ Wel, mijne lieve.' hoe vaart gij? waarom laat gij haar niet meer bij ons komen? „Mistrifs saunders! wij zijn deezen „ nacht bij hugues geweest; op mijne eer, „ het is 'er zeer aangenaam. Wij hebben „ Chilliby, het wilde paard, kunften zien „ doen. Sir timothy glimps was 'er „ met zijne vrouw, en de drie Juffers „ glimps. Wij zagen 'er ook M. cl are „ uit Bondftreet, welke men zegt dat de „ aanbidder is van Molly glimps; wij heb„ ben de fchoonfte partij gehad die mooglijk „ was, en waarlijk zeer veel vermaak ge,-, nooten."— „Mijn hemel!" riep char. lotte, ., ik brande van verlangen, en „ mijn papa en mama weeten. hoe fterk ik „ verlange om Chilliby kunften te zien doen, s> en zij gelieven niet toe te laaten dat ik 1 • » er-  CAROLINA. 0$ » ergens ga." — „ Op mijne eer Mistrifs „saunders," zeide Mistrifs perks, „ gij moest haar meer toclaatcn uit te gaan; 't is noodzaakiijk dat de jonge lieden de „ waereld zien, en dcrzel.ver gebruiken lee„ ren; vergun baar dat zij aanftaande maan„ dag met ons naar Sadler's - Wells (*) mag „ gaan, wij hebben twee loges, en het zal „ 'er zeer vol zijn." „ Ik kan niets „ belooven zonder de toeftemming van haa„ ren vader," antwoordde Mistrifs saunders, „ want dit zou alleen genoeg zijn „ om hem te doen befiuiten, om de geheele „ partij in de war te brengen; indien hij „ zijne toeftemming geeft, ftel ik mij geene „ partij dat zij ergens gaat, wanneer zij „ maar in goed gezelfchap is; het eenige „ waar op ik gefteld ben, is, dat zij goed ,, gezelfchap moet hebben, en al wilde zij „ dan, het geheele jaar door, alle dagen uit.„ gaan, dan geef ik mijne toeftemming met „ de grootfte bereidwilligheid." De C*) Eene fchouwplaats, die veel overéénkomst heeft met het groote toneel van de danfers van den Koning. L.2  164 CAROLINA. De deur thans weder open gaande, belette charlotta te antwoorden. Men kondigde den Heer rivers aan; daar deeze naam aan alle de perfoonen, welke tegenwoordig waren, onbekend was, bleef men eenige oogenblikken in onzekerheid; maar alle twijfel over de perfoon verdween, toen men den verlosfer van carolina zag binnen komen. De hardklopping, welke zij reeds gevoeld had, toen Mistrifs perks binnen kwam, was thans zo hevig, en zij was zodanig ontfteld, dat zij de grootfte moeite Van de waereld had om op de tedere en eerbiedige vraagen te antwoorden, die hij haar wegens haare gezondheid deed, en om hem op nieuw voor de redding van haar leven te bedanken; haare verwarring verdween echter fpoedig genoeg, om haar in ftaat te Hellen om in het algemeene gefprek te deelen. Zij merkte thans reeds op, dat de Heer r iv e r s een man van zeer veel verftand was, en dat hij alle de Heeren, welke zij tot hier toe ontmoet had, in bevalligheid overtrof. Aan de tafel nam hij zijne plaats naast haar; maar zijne oplettendheden waren niet zo afzonderlijk voor haar, dat hij niet tevens alle de  CAROLINA. l65 de tegenwoordig zijnde perfoonen, met de uiterfte wellevendheid bejegende; zelfs gedroeg hij zig tegen Mifs perks en Mifs saunders op eene wijze, dat een opmerker, die geen fterk doorzicht had, in de verbeelding zou hebben kunnen vallen dat hij meerdere oogmerken omtrent eene van deeze twee, dan omtrent carolina had. Evenwel die geene, die het aan geene doordringendheid van gezicht haperde, zouden hgtelijk hebben kunnen zien dat carolina het eenige voorwerp van zijne bewondering was. Hij toonde veel meer aandacht' wanneer zij fprak, en wanneer hij het tegen haar deede, was 'er meer vuur in zijne houding, en men konde zo veele dingen in zijne oogen leezen, dat derzelver fpeeling het gebruik van woorden ten eenemaal onnodig maakte. Carolina had evenveel genoegen en nam even fterk deel in hem als hij in haar. De dankbaarheid,welke zij hem verfchuldigd was, diende haar tot een dekkleed, door het welke zij de tekenen van haare achting en van haare bewondering het doorftraalen. Welk onderfcheid is 'er tusfehen deeze twee met elkander verëenigde gevoelens en de L 3 lief-  i66 CAROLINA. liefde? dit is eene vraag, die ik ter befiisïing overlaate aan die geene,welke onderden ftandaard van den zoon van Venus gediend hebben. Zij vond iets in den Heer rivers, 't welk zij te vergeefs in anderen gezogt had, een mengfel van onbedwongenheid , van eerbied, van zagtheid en van verftand, 't welk met eikanderen in haar oog een vol-' maakt karakter uitmaakte. Hoe korten tijd zij ook tot hier toe kennis aan eikanderen hadden gehad, had zij evenwel reeds gelegenheid gehad van twee fchoone hoedanigheden in hem te'ontdekken, welke het hart van eenen man kunnen vercieren, te weeten , moed en menschlievendheid, twee hoedanigheden , welke genoegzaam onbeftaanbaar zijn met de ondeugd. Zijne manieren konden niet ongedwongener zijn dan zij waren. Hij had op geen hoegenaamd onderwerp van het gefprek eenige verlegenheid getoond; zij twijfelde niet of hij was een door en door kundig man; in verfcheiden trekken had hij grootheid van ziel en edelmoedigheid doen doorftraalen; eindelijk, en dit verdiende ook opgemerkt te worden, zijne wezenstrekken waren fchoon , en hij had dat aangenaam voorkomen , 't welk men fchaars ontmoet. Na  CAROLINA Ï67 Na de maaltijd floeg Mistrifs perks eene partij naar de Vaux - hall voor. Carolina zou liever naar den fchouwburg gewild hebben; maar daar de voorflag van Mistrifs perks den bijval van allen had, verzogt zij alleenlijk aan Mistrifs saunders de vrijheid om een briefjen aan Lady ashford te mogen fch rij ven, om haar kennis te geeven, dat zij den avond en nacht aan het huis van haaren oom zoude doorbrengen. Na dat dit briefjen gefchreeven was, én men thee gedronken had, welke thans vroeger dan gewoonlijk voorgediend wierd, kwamen de koetfen van Mistrifs perks en Mistrifs saunders voor de deur, en men vertrok naar die verblijfplaats der vermaaken, allen zeer gefchikt om dezelve te genie; ten; 'er waren maar twee Heeren in het gezelfchap, de Heer saunders en de Heer rivers. Mistrifs saunders zeide in ftilte aan carolina dat Mistrifs perks eene wonderlijke fiimheid bezat om haare partijen van vermaak zodanig te fchikken, •dat haar man gewoonlijk afweezig was; langs deezen weg waren zij en haare dogter altijd vrij van de kosten; zij voegde 'er bij, dat die gewoonte bij haar zodanig ftandvastig L 4 was,  r68 CAROLINA. was, dat, hoe zeer zij bijna altijd op de opentlijke plaatfen van vermaak te vinden waren; zij zig echter verzekerd hield dat dergelijke partijen haar in het geheele jaar geen vijf guineas kostten. De illuminatien, de muziek en de vrolijke houding van alle menfchen, welke men in de Vauxhallzag, veroorzaakten bij carolina aanftonds verwondering , gepaard met genoegen; maar zij ontdekte weldra eene losbandigheid, die haar mishaagde; menfehen uit het geringfte foort van volk, welke zig toelagen om zig ver boven hunnen ftaat te verheffen: andere, welker onnatuurlijke vrolijkheid niet te kennen gaf dat zij genoegen fchepten ; maar een voorneemen tekende om zig ten koste van de betaamlijkheid te vermaaken. . Onder de grootfte gezelfchappen, welke men in alle de hoeken van den tuin zag, was 'er vooral een, het welk den aandacht van ieder' eenen tot zig trok. Deeze Heeren waren veel luidruchtiger van ftem dan de overigen; zij wandelden fchielijker, en zij bezagen alles met eene meerdere onbefcheidenheid! Zo menigmaal deeze Heeren carolina voorbij gingen, wendde zij haar hoofd af, om dat zodanige wezens haar eene billijke  CAROLINA. 169 lijke verachting inboezemden,' en toen de Heer rivers deeze beweeging bemerkte, plaatfte hij zig tusfchen haar en den vijand. Eindelijk evenwel kwam die geene, welke het hoofd van deeze bende fcheen te zijn, zeer nabij carolina, en toen haar onder den hoed ziende, riep hij: „ mijn hemel! ,, zij is Mifs ashford zelve! welk een on,, onverwagt geluk!" Carolina herkende aanftonds de ftern van den capitein west, en toen zij een weinig van haaren fchrik bekomen was, moest zij eenen vloed van complimenten uitftaan, en alle die fraaije uitdrukkingen aanhooren, met welke hij zig altijd van anderen onderfcheidde. Men kon zonder veel moeite zien, dat zij over deeze ontmoeting niet zeer voldaan was; de perfoon fcheen haar ten uiterften te mishaagen; maar het was haar onmooglijk om zig van hem te ontdoen; hij verzogt haar dat zij hem geliefde te vergunnen om voor dien avond haar cavalier te wezen, 'er met eenen trotfchen opflag van het oog bijvoegende, dat 'er niemand in den tuin was die meerder recht op die eer had dan hij, en dat zo 'er iemand was die hem dit wilde betwisten; hij den. L S zei-  t?o CAROLINA. zélven, hij mogt zijn wie hij wilde, wegens zijne roekeloosheid zou ftraffen. Ondcrhet zeggen van deeze woorden zag hij den Heer kivers aan, welke, zo dra hij gezien had dat hij een kennis van carolina was, zich eenige fchreeden achterwaards gehouden had, en tot zijn groote fpijt haar aan hem, die betere aanfpraak op haar fcheen te hebben dan hij, had overgelaaten, ziende evenwel dat zij niet wel te vreede fcheen, trad hij toe, en zeide tegen den capitein west, dat, hoe zeer hij geen recht had om aan deeze juffer reden te vraagen waarom zij zoude mogen goedvinden om den voorkeur aan een ander te geeven; hij haar evenwel voor allen aanval zou verdeedigen, al was het tegen eenen prins, en dat hij ieder Heer, die zig zeiven in zo verre zou kunnen vergeeten, dat hij aan deeze juffer, in wiens gezelfchap hij de eer had van zig te bevinden, eenige reden van klachten gaf, ogenbliklijk zou ftraffen. ., En wie zijt gij?" riep de capitein west*, „ gij, die u voor s, haaren cavalier verklaard? Ik ben een „ van haare oudfte kennisfen, haar oudfte j, vriend, haar eerfte minnaar!" — „ Indien Mifs ashford uwe eisfehen „ goed-  \ CAROLINA. i7r „ goedkeurt," antwoordde M. rivers, „ dan heb ik niets te zeggen." — ,, Wat is" „ daar te doen? wat beduid dit alles?" zeide de Heer saunders, „ ik weet niet wel„ ke aanfpraaken gij heden een van beide „ op mijne nicht kunt hebben; maar moe„ ten alle de oogen van de geheele Vauxhall „ op ons geflagen zijn, om dat twee heetj, hoofden eikanderen niet verftaan? Gij be„ hoeft mij daarom niet aan te kijken: ik „ heb geenen lust om met eenen van u bci„ de te vechten; maar ik zal alleenlijk de „ voorzorg gebruiken, van haar, die het „ onderwerp van uwlieder gefchil is, in vei„ lighcid te brengen. Koom, mevrouw!" vervolgde hij, tegen zijne vrouw fpreekende, „ neem gij uwe dochter voor uwe reke„ ning; ik zal mijne nicht uit het gevaar „ helpen." Hij nam vervolgens den arm van de beevende carolina, en verliet den tuin, gevolgd wordende door zijn geheele gezelfchap. Ieder ging in zijn eigen rijtuig om zijnen eigen weg te vervolgen; en naauwlijks was de Heer saunders in zijne koets, of charlotte begon zig te beklaagen dat haar vader haar zo fpoedig naai- huis deed kee-  172 CAROLINA. keercn. Zij zeide dat hij wel op eene andere wijze het verfchil had kunnen bijleggen, zonder daarom juist de Vauxhall te verlaaten , en dat zij niet kon begrijpen, waarom beide die Heeren niet met hun zouden heb ben kunnen eeten. De capitein fcheen haar toe een fchoon man te zijn; alleenlijk was hij een weinig levendig. ,, Zullen dan," zeide haar vader, ,, uwe denkbeelden over „ de Heeren zig nooit verder uitftrekken „ dan tot het galon van hunne kleederen of „ tot de poeijer van hun hair; let wel op „ het geene ik u zeg, mejuffer! ik zal nooit ,, meer eenen voet in de Vauxhall zetten; dit is eene plaats, welke voor jonge licht„ misfen gemaakt fchijnt, en die aan geene jonge juffers voegt, dan na dat zij de zedigheid geheel afgelegd hebben, om zig j, met het momaangczigt van onbefchaamd„ heid te dekken. Ik zie dat u dit zeggen „ genoegzaam onverfchillig is, en dat gij, „ niettegcnftaande alle mijne waarfchuuwin„ gen, echter gaarne derwaards zoudt terug „ keeren." „ Maar, mijn lieve papa!" riep charlotte, „ wilt gij dan dat ik „ als een arm dorpmeisjen zal gaan leeven, „ welk bloost, zo dra een Heer haar aan- „ ziet.  CAROLINA. 173 „ ziet. Waarlijk, dan zou ik te Londen veel te veel te doen hebben!" Carolina had te veel fpijt, dan dat zij een enkel woord konde fpreeken. Nimmer had eene ongelukkige gebeurtenis haar fterker getroffen. Zij had nu waarfchijnlijk de achting verlooren van den eenigcn man, van welken zij, uitgezonderd haare nabeftaanden , achting verlangde te genieten. Zonder twijffel zou haar dit geval te zeer door hem doen veracht zijn, dan dat hij eenige moeite zou doen om betere onderrichting te bekomen. Het verdriet, 't welk zij hier over gevoelde, was veel fmertelijker voor haar dan eenig ander, 't welk haar immer getroffen had. De capitein west was in dit ogenblik in haare oogen een haat!ijk weezen. Zij bragt den nacht in de onaangenaamfte denkbeelden door, zonder in ftaat te zijn van een oog te kunnen fluiten. Den volgenden morgen na het ontbijt liet zij eene huurkoets komen, en keerde, vergezeld van eenen der bedienden van haaren oom, naar het huis van den Heer harve y terug. Bij haare aankomst verneemende dat Lady ashford zig op haare kamer bevond, begaf zij zig derwaards, en na dat zij zagtkens aan de  174 C A R O L I N A. de deur geklopt had, vernam zij van de kamenier, welke dezelve 'opende, dat Mylady, zwaare hoofdpijn hebbende , zig te bed gelegd had, en thans fliep. Zij nam een boek om al kezende te wagten tot dat haare tante zoude ontwaken. Lady ashford wakker geworden zijnde, zag carolina; en zeer verheugd over haare terugkomst, zeide zij , dat zij , indien ze voor den middag niet te huis ware gekomen, haar een briefjen zoude gezonden hebben, om haar te doen weeten dat zij voorgenomen had om den volgenden dag Londen te verlaaten ; dewijl zij ondervond dat de warmte en het geftadig in huis zitten, ten hoogften nadeelig voor haare gezondheid waren, en om dat haar oom thans zo veel in beterfchap was toegenomen, dat haare oppasfing hem van geenen verderen dienst konde zijn. Carolina gaf zeer gaarne haare toeftemming om te vertrekken, en zeide al zuchtende, dat zij waarlijk geloofde dat de Londenfche lucht befmettclijk. was. Mylady gaf bevel dat alles tot haar vertrek den volgenden morgen' moest gereed zijn, en in den achtermiddag ging carolina weder naar Elyplace, om affcheid te neemen. van haaren oom, tante en  CAROLINA. 175 en familie. Zij fcheenen allen bedroefd te zijn over haar zo fpoedig vertrek, en drongen haar, dat zij haare tante alleen zoude laaten vertrekken, en eenige weeken bij hun doorbrengen. Zij had veel lust om deeze uitnodiging aan te neemen : dit zou een middel kunnen zijn om haar gelegenheid te bezorgen van den Heer rivers weder te zien, en hem beter licht te kunnen geven in dat geene, 't welk hem als geheimzinnig en berispelijk in haar gedrag mogt voorgekomen weezen; maar bedenkende dat het niet zeer beleefd zoude zijn Lady ashford deeze reis alleen te laaten doen, daar zij alleen met haar gegaan was om haar gezelfchap te houden, en daarenboven begrijpende, dat zij haare opkomende hartstocht voor eenen man, van wien zij noch de familie, noch de betrekkingen, noch den rang kende, veel eer behoorde te beftrijden dan nieuw voedfel te verfchaffen; nam zij eindelijk haar befluit: zij omhelsde den heer en Mistrifs en Mifs saunders, nam affcheid van dezelve, en keerde naar Bifhops-gate-ftreet terug, van waar zij den volgenden morgen de reis naai; het kafteel van ashford aannam. XXIV.  176 CAROLINA. XXIV. HOOFDSTUK. Dc nabeftaanden. Ik heb reeds gezegd dat het oogmerk van Mylady ashford was, om in haare terugreize een kort bezoek bij Mistrifs murray, eene rijke nabeftaande van haare fchoonmoeder, af te leggen. Zij floeg dan, ingevolge van dat voorneemen, den weg naar het landgoed van die vrouw in, 't welk haar niet meer dan eenen omweg van vijf Engelfche mijlen kostte. Toen zij daar kwam, vcrzogt zij den bedienden, die zig aan de deur vertoonde , dat hij aan zijne meesteres wilde zeggen, dat Mylady ashford verzogt de eer tc mogen hebben van haar te zien. De bediende antwoordde met zeer veel onbefcheidenheid, dat hij niet geloofde dat zij zichtbaar zoude zijn; evenwel hij begaf zig naar binnen om zijne boodfchap te doen. Na verloop van een kwartier uurs kwam hij terug, om haar te zeggen dat zij in huis konde komen, indien het haar beliefde, en dat zijne meesteres, na verloop van eenige oogenblikken, haar zou afwagten, indien zij zig in ftaat  C A R O L I N. A. ftaat bevond. Deeze vrijheid, op welke. Lady ashford naauwlijks. fcheen te hebben durven hoopen, wierd met de zichtbaar-» fte blijken van genoegen aangenomen, en Lady ashford trad zo vrolijk in huis als of zij reeds daadlijk bezit van het zelve ging neemen. Men Hot haar in eene groote zaal gaan, die zeer ellendig van huisraad voorzien was. Mistrifs murray had federt ver4 fcheiden jaaren nooit haare kamer verlaaten, dus wierd het benedenfte gedeelte van het huis geheel verwaarloosd, en aan het goedvinden van de bedienden overgelaten, welke geene zwarigheid vonden om zig meester te maaken van alles, wat van hunnen fmaak was. Zij liet zig geheel-en-al regeeren door haaren hofmeester en huishoudfter , welke , federt dat zij zich in haaren dienst bevonden, met eikanderen getrouwd waren, en het geheele huis regeerden. Onze reizigers moesten in deeze zaal zo lang wagten, dat alle andere menfchen, alleen nabeftaanden uitgezonderd, welke naar de erfenis reikhalsden , hun geduld geheel en al zouden verlooren hebben. Lady ashford, het zij dat zij dit gebrek door den omgang met haaren gemaal Sir marmaduke aangewend II. deel. M had3  Ift CAROLINA. had, 't zij dat het zelve haar natuurlijk ware, was niet geheel en al vrij te fpreeken van gierigheid, en deeze was de reden waarom zij zig wist te bezitten, en geen enkel woord fprak, 't welk ongeduld tekende. 'Er was reeds een geheel uur verloopen, toen eindelijk de huishoudfter de deur open deed, en aan deeze twee vrouwen kwam zeggen dat haare meesteres thans gereed was om haar af te wagten. ,, Hoe vaart gij al, Mistrifs , broome!" zeide Mylady, ,, met eene „ houding van goedheid en gemeenzaam„ heid, hoe vaart uw man en uwe kinde„ ren ? Ik had verwagt dat gij reeds eens op „ Ashford zoudt gekomen zijn; mij dunkt ft gij hebt mij de laatfte maal, toen ik u „ zag, beloofd, dat gij mij daar eens zoud „ komen bezoeken." Mistrifs broome bedankte haar, op eenen toon, die een wei. nig beleefder was dan die, welken zij in het begin aangenomen had. Zij zeide haar dat zij geen enkel ogenblik kon uitbreeken; dat haare meesteres nooit genoegen nam in iets, 't welk zij niet gedaan had, en dat zij in een geheel jaar naauwlijks over twee dagen kon befchikken. ,, Waarlijk," zeide Lady ashïord, „ dat is te hard; gij behoort een „ wei-  CAROLIN A. 179 „ weinig meer uit te gaan, indien gij uwe „ gezondheid wilt bewaaren. Ik zal mijne ,, tante verzoeken dat zij u eenige dagen „ vrijheid wil geeven, en dan verzoek ik u „ dat gij dezelve op het kafteel van Ashford „ met een of twee van uwe kinderen komt ,, doorbrengen; die verandering van lucht: „ zou voor u en voor hun zeer voordeelig „ zijn." Zij gingen naar boven. Mistrifs broome ging eerst in de kamer om de komst van Lady ashford aan tg kondigen. Mistrifs murray zat in eenen grooten leuningftoel, en haar been, 't welk door het voeteuvel aangetast was, rustte op een klein ftoeltjen, en was zeer warm toegedekt. Zij was van het hoofd tot de voeten in flenel gekleed; had een mannelijk weezen, met zeer harde trekken, en eenen zwarten baard; met één woord, niets was vreemder dan haare uitwendige vertooning; en hoe zeer deeze dag een der warmfte van de geheele maand van Julij was, lag evenwel de geheele haard vol vuur, en wierd daarenboven de kamer aan alle vier de hoeken met kaggels verwarmd. 'Er ftond eene kleine tafel voor haar,welke met onderfcheiden foorten van fpijzen verrijkt was, M 2 \  180 CAROLINA. 't welk zij altijd begeerde dat in haare tegenwoordigheid gereed gemaakt wierd. 'Er lag eene vette Spaanfche hond voor het vuur, en in eenen hoek van de kamer was een oud ftuk tapijt, op het welke drie van deszelfs jongen lagen te flaapen. Zij wilde nooit toelaaten dat men de venfters opende om verfche lucht te hebben; dus was de reuk, in deeze kamer, uit welke de voornaamfte inwoonders nimmer kwamen, genoegzaam onverdraaglijk. Lady ashford naderde haare tante met dezelfde tekenen van eerbied, welke zij aan haaren fouverain zou beweezen hebben. Zij zeide dat het zo langen tijd geleden was, dat men op het kafteel van Ashford geene tijding van haar gehoord had, dat Sir marmaduke en zij zig begonnen ongerust te maaken; en dat zij dus befloten had om zelve naar den ftaat van haare gezondheid, op welken zij zo veel prijs ftelde, te komen verneemen. „ Wel nu," hervatte Mistrifs murray, „ gij ziet dat ik nog hier ben; ik ben voor,, neemens om 'er nog eenige jaaren te blij„ ven. Gij hoopte zeker dat gij mij op het „ punt zoudt vinden van te vertrekken, en „ met alle uwe fraaije woorden geloof ik ,, niet  CAROLINA. 181 „ niet dat 'er een onder u allen is die eenvin„ ger zou uitfteeken om mij hier te hou„ den." „ Het fpijt mij dat gij zoda- „ nige Hechte gedachten van ons hebt. Wie „ zou ons kunnen vertroosten, indien wij „ eene zo eerbiedwaardige nabeftaande ver„ looren! zelfs alle de fchatten van de wae„ reld zouden ons geenen troost opleve„ ren!" — „ Wat vrienden aangaat," zeide Mistrifs murray, „ ik denk dat de „ beste vriend dien men hebben kan, het „ geld is, en ik vertrouw, indien ik geen „ geld had, dat noch Sir marmaduke „ noch gij, immer aan mij zoud denken. „ Beide zoud gij gaarne zien dat ik reeds be-' „ graven was." — „ Jk houde mij verze„ kerd," hervatte Lady A s h f o r d , zonder zig het minfte teken van onverduldigheid of misnoegen te laaten ontvallen, „ ik houde „ mij verzekerd dat mijne lieve tante zo niet „ over ons denkt als zij het wil doen voor„ komen. Menfchen, welke alle hunne „ goederen doorbrengen , en nooit genoeg „ hebben om hunne buitenfporigheden te „ voldoen, mogen zodanige verachtelijke „ gedachten voeden; maar in dat geval zijn H Wlj me£- Wij hebben ons altijd binnen M 3 „de  jS* CAROLINA. „ de grenzen van onze inkomften weten te ,-, bepaalen; en wij hebben niet nodig dat „ iemand fterve om te kunnen beftaan." — ,, Dat is mij zeer aangenaam," antwoordde ♦listrifs murray, „ gij hebt mij dus niet „ nodig. Ik haat het dat men zijne goederen „ nalaate aan menfchen, welke reeds te veel „ hebben." „Ik zeg niet," hervatte Mylady, „ dat Sir marmaduke fchat rijk „ is, integendeel, hij is dikwils om geld „ verlegen, en heeft kinderen, voor wcl„ ken hij moet zorgen. Ik geloof echter dat , mijne lieve tante liever haare bezittingen „ zal nalaaten aan lieden, die een goed ge„ bruik daar van weeten te maaken, dan „ aan zodanige, die dezelve met maitresfen, „ aan fpeeltafels, en op andere dergelijke „ wijzen zouden verkwisten!" ,, En „ ik wil dezelve aan niemand uwer nalaa„ ten," hervatte Mistrifs murray; „dus s; houd u ten aanzien van dit ftuk gerust. „ Waarfchijnlijk zal ik binnen eenige dagen trouwen, en dan zal ik u alle in den knip j, hebben. Wie van ulieden zal in mijn huis komen, wanneer hetzelve met eene partij „ van mijne kinderen zal vervuld zijn. Ik Ha rer voor in, dat de naamen van mijne „ Me-  CAROLINA. 183 j, lieve tante en mijne lieve mevrouw fpoedig in „ die van de oude gekkin zullen veranderd „ worden. Wat zegt gij 'er van, jonge juf„ fer!" vervolgde zij, carolina aanfpreekende, „ zou ik hun dan niet behande- ,, Jen zo als zij verdienden ? " „ Ik denk, „ mevrouw!" zeide carolina, „ dat gij „ met niemand dan met u zeiven, over dat „ geene, 't welk iets tot uw geluk kan toe- „ brengen, behoeft te raadpleegen." „ Gij hebt gelijk," antwoordde de oude vrouw, „ indien gij rijk zijt, mijn kind! „ trouw dan , maak dat gij eene familie 99 krijgt, die u toebehoort, en anders, fpiegel „ u aan mij, anders zal uw lot het mijne „ worden. Alle uwe vrienden zullen u om„ cingelen, even als of zij geen adem kon„ den haaien, zo lang gij leeft, en als gij 'er „ op wilt letten, dan kan men tien tegen ,, een wedden, dat zij even onverduldig zul,, len zijn dan de mijne, om u, indien het in hun vermogen was, voor den tijd af te „ fcheepen." Carolina kon zig niet weerhouden van te glimlagchen, toen zij dit gefprek aanhoor* de, 't welk, niettegenftaande de manier op welke het voortgebragt wierd, niet naliet M 4 van  384. CAROLINA. van vol van verftand en oordeel te zijn. Lady ashford het gefprek van natuur-willende doen veranderen, begon haar te vraagen of zij veel pijn aan haar been leed; en zij was voornecmcns om vrolijk of treurig te worden, naar maate van het antwoord 't welk men aan haar geeven zoude, toen Mistrifs broome binnen kwam, en zeide dat 'er een jong Heer aan de deur was, in eene zeer, fraaijc koets, zeggende een van haare naastbcftaande vrienden te zijn, en de vrijheid, verzoekende om zijne opwagting bij haar te mogen maaken. „ Al weder nabeftaan„ den! al weder nabeftaanden!" riep de oude vrouw, „ ik zal nog onder het gewicht „ van alle mijne nabeftaanden verplet wor„ den. Zeg hem dat hij gaan kan waar „ hij nodig heeft,en dat ik noch zijn bezoek „ noch zijne opwachting behoeve." „ Maar,mevrouw!" zeide broome, „hij „ zegt dat hij eenen langen weg afgelegd „ heeft om de eer te kunnen hebben van u „ te zien, en door de koets van Mylady, „ welke voor de deur ftaat, weet hij dat gij „ bezoek hebt; laat hem maar eens boven s, koomen, gij kunt u niet verbeelden welk n een fchoon jong Heer hij is." -— „ Wel :. 3? nu,'*  CAROLINA. 185 „ nu," antwoordde haare meesteres, „laat „ hij dan koomen. Daar ik dan toch door „ nabeftaanden geplaagd moet worden, zal „ het maar. best zijn dat zij allen tc gelijk ,, koomen." De huishoudfterging ten cerften naar beneden, en kwam weinige ogenblikken daar na 'terug, om een jong Heer binnen te leiden, welken carolina aanftonds herkende voor Lord danby, haaren bewonderaar van Bath. Hij bleef van verwondering ftil ftaan, zodra hij carolina in het oog kreeg; maar zig ten eerften herftellendc, naderde hij Mistrifs murray met de beleefdfte en eerbiedigfte houding. Hij bedankte haar voor de eer, welke zij hem wilde vergunnen van in haare tegenwoordigheid te mogen verfchijnen, en verzekerde haar, dat hij federt langen tijd had verlangd het geluk, te mogen .genieten, 't welk hem thans mogt gebeuren. „ En ik bid u," vroeg Mistrifs murray, „ wie zijt gij toch? die zo vee„ le liefde voor mij betuigd? 't Is wonder„ lijk dat ik aan menfehen, die mij nooit ge. „ zien hebben, zo veele liefde kan inboeze„ men!" Mylord verfchoonde zig, dat hij. tot hier toe nooit zijne opwachting bij haar had kunnen maaken;hij gaf haar.zijnen naam M5 te  i8<5 CAROLINA. te kennen, en den graad van bloedverwandfchap, in welken hij haar beftond; en ver2ogt haar dat zij hem voor het vervolg onder het getal van die geene geliefde te plaatzen, welke zij met haare vriendfchap vereerde. Hij keerde zig hierop tot Lady ashford, welke hij niet kende, en groette haar zeer eerbiedig,. Vervolgens begaf hij zig naar carolina; „ ik zal niet nodig „ hebben," zeide hij, ,, om u te zeggen „ hoe gelukkig ik mij bevinde door het on„ verwagt genoegen van u hier te ontmoe„ ten. Waar hebt gij u toch zo lang ver„ borgen? Ik heb Bath eene week na u ver„ laaten, 'er was niets meer 't welk mij daar „ langer konde houden. Ik hoop dat gij „ eenen aangenaamen winter te Londen hebt „ doorgebragt!" „ Ik heb mij den ge- „ heelcn winter in West - Moreland opgej, houden/'antwoordde carolina. „Dan „ heb ik minder verloorcn dan ik gevreesd „ had," hervatte Lord danby: „ ik heb „ mij volftrekt genoodzaakt gezien om eene „ reis naar het zuidelijke gedeelte van „ Vnmkrijk te doen; dit benam mij de hoop „ van u in de ftad te kunnen ontmoeten, en » ik  CAROLINA* f$f ik hield mij verzekerd van u in deezen zo- „ mer te zullen vinden!" „ Zijt gij „ dan waarlijk een Lord?" viel hem Mistrifs murray in de reden, „ en zijt gij „ rijk?" „ Die vraag, mevrouw!" antwoordde hij, „ is niet gemakjijk te be„ antwoorden. Indien ik mij met fommige ,, menfchen vergelijk, dan moet ik mij zei„ ven als rijk aanmerken; maar indien rijk „ te zijn, betekenen zal, zo veel te bezit„ ten als men wel zou verlangen te kunnen „ verteeren, dan zeg ik neen! en dan be„ fchouw ik mij zei ven integendeel als zeer „ arm." „ En dus," hervatte de oude vrouw, ,, -zouden u eenige duizende ponden „ fterlings niet ten onpas komen!" . „ Mijne lieve mevrouw!" hervatte Lord danby, „ ik ben niet bij u gekomen met „ een oogmerk, om u met een omflagtig „ verhaal van mijne behoeften te vervee„ len. Ik heb mooglijk wel wenfehen, wel„ ken al het,goudvan de waereld niet in ftaat „ zouden zijn om te vervullen." Dit zeggende , floeg hij een veel beduidend oog op carolina. ,, Ik was onverduldig om „ kennis met u te maaken, als met eene „ vrouw, van welke ik federt veele jaaren ,, met  188 CAROLINA. ,, met roem heb hooren fpreeken, en indien ,, ik gelukkig genoeg ben van maar eene zeer „ geringe plaats in uwe achting te verdienen, „ dan zal ik mij voor dit ogenblik als rijk „ genoeg aanzien." Mistrifs murray, fcheen deeze vleitaal, aan welke zij niet zeer gewoon was, met zeer veel genoegen aan te hooren, en hem vervolgens met een openhartiger gelaat aanziende dan zij wel gewoon was, zeide zij hem, dat het wel zoude kunnen gebeuren dat hij zig over zijne belangeloosheid niet beklaagde. Lady ashford begon ongerust te worden. Zij zag dat Lord danby fchoon op den weg was om in de daad de gunfteling te worden; en dat hij in den tijd van één half uur meerdere vorderingen in de genegenheid van Mistrifs murray had weten te maaken, dan zij in eene reeks van lastige bezoeken had kunnen doen, bij welke zij nog telkens alle mooglijke vernederingen had moeten ondergaan. Zij poogde ten minften eenig deel in den aandacht van haare tante te krijgen ; maar te vergeefs. Zij antwoord, de niemand, dan alleen den jongen Lord, en fcheen zelfs niet eens te bemerken dat 'er andere menfehen in de kamer waren. Eindelijk  CAROLINA. 189 lijk kon Mylady haare onverduldigheid zo weinig bedwingen, dat de oude mevrouw dezelve bemerkte, en riep: „ hoe nu! word „ gij jaloèrsch? heb ik u zo even niet ge„ zegd dat ik nog wel eenigen lust had om te „ trouwen ? en wie weet of die Heer mijn „ minnaar niet is? indien ik eens in mijn „ hoofd kreeg om mijne geheele bezitting „ aan hem over te laaten, wie zou ik dan „ verongelijken? heb ik mijne nalatenfchap „ ooit aan iemand uwer beloofd?" Ladyashford ftond gereed om te antwoorden toen Mistrifs murray het woord weder opvatte, „ ik wil niet," zeide zij, „ dat „ gij u zult verbeelden dat ik thans boos of „ zelfs onvergenoegder op u ben dan ge„ woonlijk; maar indien ik in mijn hoofd „ krijge om eenen gunfteling te willen heb„ ben, dan zal ik 'er eenen hebben, „ en mooglijk heb ik 'er zelfs thans reeds „ veelen. Ik kies dezelve op het eerfte „ gezicht uit; en indien zij het niet ten „ eerften worden, dan worden zij het „ nooit; om deeze reden denk ik dat uw „ bezoek reeds lang genoeg geduurd heeft: >> gÜ zijt vrij om te vertrekken wanneer het ,> u behaagt. Ik heb aan deezen jongen Heer „ iets  jqo CAROLINA. „ iets tusfchen vier oogen te zeggen, en dus „ zult gij wél doen van fpoedig affcheid te j, neemen, en u naar uwe koets te begee„ ven." Lady ashford zag zig genoodzaakt om op te ftaan; zij zeide dat haar zeer wel bekend was hoe haare tante, niettegenftaande den uiterlijken fchijn, ten haaren aanzien dagt, en dat zij zeer wel wist dat zij niet in 't geval was van onvergenoegd op haar te zijn. Na dat zij vervolgens aan haare lieve tante alle mooglijk geluk en gezondheid toegewenscht had, ging zij zo fpoedig als doenlijk was uit de kamer, vreezende van nog onaangenaamer dingen te zullen hooren. Het zou moeilijk zijn te bellisfen, of de maat van vernederingen, welke Lady ashford had moeten ondergaan, grooter ware dan die van het vermaak, 't welk carolina had gehad van getuige van dit toneel te mogen wezen. De laatstgenoemde echter kon zig niet weerhouden van bij zich zeiven met eene zekere walging verfcheiden overweegingen te maaken over de gierigheid der menfchen. Hoe konden lieden, die zo rijk en van eenen zo verheeven rang waren als Lady ashford en Lord danby, zig  CAROLINA. i9I zig toch zo laag vernederen, van hun hof op eene zo verachtelijke wijze te komen maaken bij eene vrouw van die foort, als Mistrifs murray was! Zij verbaasde zig, dat zij zodanige menfchen, die, gelijk Lady ashford, niet alleen konden leven, zonder van iemand in de waereld af te hangen; maar zelfs veel meer bezaten dan zij nodig hadden, evenwel nog als in het ftof zag kruipen, om eenen nodeloozen fchat nog al meer te vergrooten. Zij was niet minder verwonderd, datzijdenfchoonen, den losfen Lord d a n e y alle middelen van vleijerij zag te baat neemen, om langs dien weg zig meester te maaken van eene bezitting, welke hij voorneemens was te verteeren, zodra hij dezelve in zijne macht had. De eerfte vraag, welke Sir marmaduke aan zijne vrouw deed, toen zij uit de koets kwam, was: „welnu, eleonora! wel* „ nieuws brengt gij uit de ftad? Moeten wij „ onze rouwkleederen gereed laaten maaken „ en onze witte zakdoeken uitnaaien?" „ Gij kunt die moeite nog wel wat fpaaren " antwoordde zij, „ mijn oom geniet thans „ weder eene volmaakte gezondheid. Ik heb „ ondertusfchen zijne ftellige belofte van  192 CAROLINA. „ na zijnen dood alle zijne goederen te zul„ len erven; laat dus dezelve voorvallen wanneer het wil." 35 Dit is zeker nog „ al iets," antwoordde hij, ,, hoe eer hij „ zijne beloften vervult,hoe meer genoegen. ,, hij mij zal geeven." Hij verwaardigde zig vervolgens, om aan carolina te vraagen of zij eene aangenaame reis had gehad ? maar zonder haar antwoord af te wagten, zeide hij aan zijne gemalin, dat hij niet geloofde dat men deezen zomer Mylord en Mylady w a l t o n op Ashford zou zien, dat zij hunne verfchooning hadden laaten maaken om die reis niet te doen, om reden, dat Mylady niet al te welvarende was, doch dat Mifs west daags te voren was aangekomen. Carolina, welke niet had geweeten dat haar oom en tante een. oogmerk hadden gehad om Op Ashford te komen , merkte zig aan als zeer gelukkig eene gebeurtenis ontfnapt te weezen, welke haar in zeer onaangenaame omftandigheden zou gebragt hebben. Het gezicht van Mifs west kon haar ondertusfchen ook niet zeer aangenaam zijn. Het gedrag , 't welk haar broeder, capitein west, pp dien avond jegens carolina gehouden had, toen hij haar in de Vauxhall ontmoette, en  CAROLINA. en de fmertelijke gevolgen, die zij 'er van duchtte, had de afkeer, welken zij reeds in zig tegen die geheele familie gevoelde, nog zeer aanmerkelijk verfterkt, en derhalven, in plaats van met Lady ashford in de kamer te gaan, begaf zij zig naar haare eigen kamer, om eerst een weinig van haare eerfte verwondering te bekomen. Zij vond daar kitty, welke haar eenen brief ter hand Itelde, die daags te voren door den post gebragt was. Zij kende aanftonds het fchrift van haaren goeden vriend Dr. seward; maar zij fchrikte , toen zij zag dat dezelve met zwart lak gezegeld was. Zij moest natuurlijk onderftellen dat zijne zuster uit het Graaffchap York, welke zo ziek geweest was, overleden zoude zijn. Ondertusfchen vreesde zij iets erger; en ongelukkig was haar voorgevoel niet dan al te zeer gegrond. De Doftor fchreef haar met de aandoenlijkfte bewoordingen, doch echter zonder zwakheid tc betoonen, dat zijne tedergeliefde zuster Mistrifs seward, door het oppasfen van haare zuster in York, de koorts met geweldige hoofdpijn gekreegen hebbende, aan die ziekte overleden was. II DEEL. N rv  *94 CAROLINA. De droefheid van carolina was veel grooter dan ik dezelve befchrijven kan. Zij vond zig van de eenige boezemvriendin beroofd, op welke zij in de waereld kon reke« nen, van de eenige vriendin, op welke zij vertrouwen kon , en van wie zij troost zou kunnen genieten wanneer zij dezelve nodig had. Zij was haarer droef heid geen meester ; zij voelde dat nu alle gezelfchap, al was het zelve haar anders veel aangenamer geweest dan dat geene, 't welk thans beneden in de zaal vergaderd was, haar onverdraaglyk zou zijn. Zij beiloot dus om kitty met den brief van den Doctor aan Lady ashford te zenden, en haar tevens te laateri verzoeken, dat zij haar wilde vergunnen om dien dag haare kamer te mogen houden. Zij leverde zig vervolgens aan haare treurigheid over, en gaf aan haare traanen eenen vrijen loop. Zij verbeeldde zig dat zij dezelve alleen aan de gedachtenis van Mistrifs seward toewijdde; maar de beminnelijke rivers, die man, welken zij even eens als voor altijd voor haar verlooren aanmerkte, had rijklijk zijn deel in die traanen, hoe zeer zij dit zelfs voor haar zelve niet durfde erkennen. Zij tnerkte thans zig zeiven aan als een wezen, 't welk  CAROLINA. 195 welk door de geheele uitgeftrektheid van de waereld dwaalde, en van alle menfchen verlaaten was. Zij kende thans geen mensch meer, 't welk of m haare verdrietlijkheden kon deelen of blijde konde zijn over de aangenaame genoegens, welke haar zouden kunneri overkomen. Deeze treurige overweegingen verbanden geduurende meer dan de helft van den nacht den flaap uit haare oogen, tot dat zij eindelijk door alle de vermoeijingen van den voorgaanden dag, en door de onderfcheiden fchokken, welke zij had ondergaan, in eenen diepen flaap viel. XXV*. HOOFDSTUK, Het befluit. Het was zeer laat toen carolina den volgenden morgen ontwaakte. Kitty zeide haar dat Lady ashford op haare kamer was geweest, om te verneemen hoe zij den nacht had doorgebragt, en dat ook de Heer ashford zig zeer ongerust getoond had. Carolina gevoelde den fterkften weerzin N 2 om'  196 CAROLINA. om naar beneden te gaan; en daar zij zeer verhit en verzwakt was, gaf zij kitty last om haar de thee in haare kamer te brengen. Zij liet aan Mylady ashford zeggen, dat zij zig al te ongefteld bevond om beneden te komen,doch dat Mylady haar een zeer groot vermaak zou doen, indien zij haar in den voor den middag eenige ogenblikken met haar gezelfchap wilde vereeren. De kamenier kwam fpoedig terug met de thee, en zeide haar dat Mylady en de andere vrouwen bij haar zouden komen als het ontbijt gedaan zoude zijn. Carolina zou dezelve gaarne van dit bezoek ontflagcn hebben, hoe zeer zij evenwel haar liever wilde afwagten dan zelve haar gaan opzoeken. Zij gaf zig op nieuw aan de zelfde treurige gedachten over, welke haaiden vorigen avond en een groot gedeelte van den nacht hadden bezig gehouden; maar weldra wierd zij door de komst van Mylady ashford en haare dochter, haare zuster en Mifs west in haare mijmeringen geftoord. Zij Waren vergezeld van den Heer ashford, welke zig op eenigen afftand hield, uit vrees dat zijn bezoek eenig ongenoegen aan carolina mogt geeven. Hij kon zijn ver-  C A [R O L I N A. i97 verlangen niet wederftaan om zijne nicht t3 zien, en zig door zijne eigene oogen van haaren welftand te verzekeren. Mylady vroeg haar op de vriendelijkfte wijze hoe zij zig bevond, en haar bij de hand nemende, fcheen zij ongerust te zijn om dat haar vel zo droog en brandende was. Zij zeide haar dat zij het bed had behooren te blijven houden, en zeer wel zou doen met zig weder der waards te begeeven. Mistrifs ashford was van de zelfde gedachten, en ging zelfs zo ver, van te zeggen dat het haar leed deed dat zij haar in eenen zodanigen ftaat vond. Naauwlijks hadden deeze twee uitgefproken of Mifs west vroeg haar even als of zij niets wist van alles, wat voorgevallen was,met degrootfte bedaardheid,of carolina zig haarer oude kennis nog herinnerde ?Carolina,getroffen door deezen toon van vrijmoedigheid en ongevoeligheid, antwoordde haar, dat zo het al mooglijk mogt zijn dat zij haar in het bijzonder vergceten konde, evenwel zo veele omflandigheden den naam van west zo diep in haar geheugen ingedrukt hadden, dat zij het als eene onmooglijkheid aanmerkte, dat dezelve immer uit haare gedachten konde gaan. Mifs N 3 west  jog C A R Q L I N A- west bloosde, ten fpijt van de koelzinnigheid , welke zij zo menigmalcn het haar behaagde , zo kunftig wist aan te neemen; maar echter haare gewoone onbedwongenheid weder bekomende, begon zij de fraaiheid van de kamer te bewonderen in welke zij zig bevond, verklaarcnde dat niets den goeden fmaak kon overtreffen, met welken alles in dezelve geplaatst was; en hoe zeer deeze kamer minder kostbaar ware, vond zij dezelve echter even cierlijk als die van de zelfde inrichting van.de Gravin van.... „ En ik," zeide de Heer ashford, welke thans carolina eenen goeden morgen wenschte, „ ik „ houde ftaande dat de goede fmaak, die „ in de inrichting van deeze kamer heerscht, „ zo ver boven dien fmaak van welken gij „ fpreekt, verheeven is, als dcszelfs bemin. „ nelijke bewoonfter de Gravin overtreft!" „ Maar de Gravin is eene zeer fchoone „ vrouw!" zeide Mifs west. ,, Dit erken ,, ik gaarne," antwoordde de Heer ashford, ,, en het benadeelt niets aan mijne „ gezegden." ,, Onder alle Heeren, „ die ik kenne," vervolgde Mifs west, „ is niemand , welke een compliment aan„ genaamer terug weet te geven dan gij; .„ maar  CAROLINA. 199 „ maar dikwils is alle uwe arbeid verlooren „ door de ongevoeligheid van die geene, op „ welke gij het zelve toepast." „Door „ gebrek aan verwaandheid, wilt gij zeg„ gen/'hervatte hij. „ Niets verdient, naar „ mijn inzien, meer in eene vrouw geprea„ zen te worden dan de zedigheid." Zodra hij dit gezegd had, viel het oog van Mifs west op de kleine fchilderftukjens, welke aan de zijde van den fchoorfteen hingen. „ Wat „ zien mijne oogen!" riep zij: „ neen! ik „ bedriege mij niet. Ik zie uwe afbeelding „ en die van carolina aan de beide zij,, den van die van uwe grootmoeder! wat „ moeten wij daar uit befluiten?" Mistrifs en Mifs ashford, welke, federt dat carolina deeze kamer bewoond had, nog nimmer in dezelve waren geweest, ftoegen insgelijks haare oogen op deeze afbeeldingen, en riepen met eene verwondering, die met gramfchap vermengd was, „ 't is zo !... „ waarlijk Mifs west heeft gelijk! " De Heer ashford kon naauwlijks van zijne verwondering terug komen,en het deed hem te gelijk leed dat hij de verlegenheid meende te zien van haar, welke hem deeze groote gunst bewees. Hij brandde reeds van N 4 be:  2too CAROLINA. begeerte, om op zijne knieën te vallen om haar voor deeze eer te bedanken, toen c arolina hun met de grootfte bedaardheid zeide dat zij zig vergisten; dat de afbeelding , welke zij voor die van den Heer a s hf o r d aanzagen, die van haaren vader , en dat de andere, welken zij onderftelden de haare te zijn, die van haare moeder was. Deeze uitlegging maakte tc gelijker tijd een einde aan de verwondering van het gezelfchap en aan de zegepraal van den Heer ashford. Hij boog zijn hoofd met eene treurige houding, en ondervond dat men veel gelukkiger is, wanneer men nooit eenige hoop opvat, dan wanneer men, na zig met dezelve gevleid te hebben, die eensklaps weder ziet verdwijnen. Na dat men nog eenige aanmerkingen had gemaakt over de naauwkeurige gelijkheid tusfchcn den Heer a s h f o r d en het portrait van den vader van carolina, en haar zeiven, en dat van haare moeder, wenschte men haar beterfchap. Lady ashford herhaalde nogmaals haaren raad aan c a r o l i n a , om zig weder naar bed te begeeven, en het gezelfchap vertrok. Carolina zig zieker bevindende, volgde den raad, die haar werd gegeeven, en zodra  CAROLINA. 201 zij" vrij was, ontkleedde zij zig, en begaf zig te bed. Na verloop van een uur hoorde zij aan de deur tikken,en door Lady ashford aan kitty vraagen of zij fliep? „ Neen „ Mylady!" riep carolina, „ ik flaap „ niet; heb de goedheid van binnen te ko. „ men." Mylady kwam bij haar aan het bed, en vroeg haar of zij ook genegenheid zoude hebben om Doftor la yton te fpreeken, welke een bezoek op het kafteel van ashford kwam afleggen? „ Ik vrees, me„ vrouw!" zeide carolina, „ dat gij de „ moeite genomen hebt van hem te laaten „ haaien." „ Neen," hervatte zij, „ hij is enkel bij toeval bij ons gekomen; „ hij vroeg hoe gij vaarde ? en toen wii h*m „ kennis gaven dat gij niet wél waart, ver„ zogt hij de vrijheid van u te mogen zien. „ Ik maakte zwarigheid van u in uwen flaap „ te zullen ftooren, indien ik een bediende „ had gezonden, en dus heb ik liever zelve „ die boodfchap willen doen." Carolina bedankte haar voor haare zorg, en zeide, dat, terwijl de Doftor nu op het kafteel was, zij hem gaarne zoude raadpleegen. Men liet hem boven komen, hij voelde haar de pols, fchreef geneesmiddelen voor, en men N 5 zond  soa CAROLINA. zond john ten eerften naar den apotheek, om het voorfchrift tc doen gereed maaken. Na dat de Doólor een weinig gepraat, en al het nieuws, 't welk fommige van de na • buurige familiën betrof, verhaald had, ftond hij op en nam affcheid. Lady ashford.. bood hem het gewoone gefchenk aan; maar hij weigerde het- zelve aan te nèemen, zeggende, dat hij zonder oogmerk en alleen uit vriendfchap gekomen was; dat hij gevraagd had om carolina te zien, en dat zij hem niet had doen roepen. Zijne gematigdheid verbaasde Lady ashford en carolina. De Doctor was bekend voor een man , die nimmer een gefchenk weigerde. Zodra zij vertrokken waren, verzogt carolina aan kitty om de gordijnen toe te fchuiven, om dat zij trek gevoelde tot fJaapen. Terwijl zij dit bevel van haare meesteres ten uitvoer bragt, zeide zij: ,, ik ben zeer blijde dat de Doctor gekomen is; ,, ik hoop dat nu de juffer fchielijk zal bete. „ ren: onze jonge Heer heeft zeer wél ge„ daan van hem te laaten haaien zonder het „ tegen iemand te zeggen." — ,, Hoe! ,, heeft mijn neef hem laaten haaien," zeide carolina, „ hoe weet gij dat ? "  CAROLINA. 203 „ MejufFer!" antwoordde kitty, ik heb ,, gezien dat hij zijnen knecht met een bood„ fchap belastte, zodra hij uit uwe kamer „ was, en vijf minuuten na zijne terugkomst „ was de Doétor hier. Ik heb aan ka rel „ gevraagd waar hij geweest was, hoezeer ik 'er reeds aan twijffelde; en hij heeft „ mij toegeftemd dat hij eenen brief bij v Doctor layton had gebragt, en zig „ verzekerd hield dat 'er geld in den „ brief was." Dus was nu het raadfel van de belangloosheid van den Doétor uitgelegd. Carolina was zeer gevoelig wegens de' beleefdheid en tedere ongerustheid van haaren neef. Zij zuchtte dat zij niet meer konde doen dan dankbaar zijn. „ Hoe zal ik „ toch mijn hart bepaalen," zeide zij in zig zeiven; „ een beminnelijk en deugdzaam' „ man zucht te vergeefs om het te bezit„ ten, daar het zelve zig ondertusfchen on„ voorzigtig aan een wezen wegfchenkt, 'd „ welk niet eens weet dat het zelve door „ hem bezeten word, en waarfchijnlijk niet j, eens verlangt om dit te wceten." Deeze gedachten wierden met eenige traanen vergezeld, die haar een weinig lucht gaven. De flaap, welke eenige; ogenblikken te voren haa-  *e+ CAROLINA. haare oogleden zwaar maakte, was nu geheel geweeken, en zij kon zig aan denzelven niet overleveren , dan na dat zij een drankjen genomen had, 't welk haar door den Doftor was voorgefchreeven. Deeze flaap was zeer gerust, en duurde verfcheide uuren; eindelijk ontwaakte zij. De koorts was verdweenen, en zij had geheel geen pijn in haar hoofd; haar geest was zelfs veel bedaarder. Zij onderzogt zig zeiven , en fchaamde zig over haare zwakheid en over de traanen, welke zij aan eenig ander onderwerp had toegewijd, dan aan de droefheid, die de dood van Mistrifs seward in haar verwekt had. Zij nam dus het befluit, om (hoe moeilijk haar ook die poging zoude vallen) eene hartstocht uit haar hart uit te roeijen, welke geene andere uitwerking zoude hebben, dan dat zij haar van alle haare beminnelijke hoedanigheden zoude berooven, welke haar geen ogenblik van bedaarde gerustheid zou overlaaten, en in één woord, welke haar voor anderen onnuttig, en voor zig zelve to't eenen last zoude maaken. Geduurende den geheelen nacht bevestigde zij zig zeiven in dit befluit, en den volgenden morgen ftond zij op haar gewoon uur op; zij kleed-  CAROLINA. 205 kleedde zig zeer bedaard, en begaf zig naar het ontbijt, voorneemens zijnde om zig niet meer aan treurige denkbeelden over te geeven, om zig meer dan zij gewoon was in de gefprekken in te laaten, en om zorgvuldig alle denkbeelden te verbannen, welke den al te beminnelijken rivers aan haare verbeet ding zouden kunnen voorftellen. XXVI. HOOFDSTUK. Een mistasting. Toen carolina in de kamer kwam waarin het ontbijt gereed ftond, vond zij de vrouwen met eikanderen in een ernftig gefprek. Het onderwerp fcheen van zeer veele aangelegenheid te moeten wezen. Mistrifs ashford had haare veelbeduidende houding van deftigheid aangenomen; haar nicht veinsde zeer onverfchillig te zijn, en Sir marmaduke was in eenen zeer goeden luim. Men vroeg aan c a r o l 1 n a naar haaren welftand; zij beantwoordde die vraag op eene beleefde wijze, en nam vervolgens haare plaats aan de tafel. Zij begon een gefprek met den Heer ASH-  2oó" CAROLINA. ashford, de eenige, die geen deel fcheen te neemen in de gewichtige zaak, welke op het tapijt was. Alle de andere fpraken in ftilte met eikanderen; men hield zig of men de zaak voor haar wilde verbergen, en evenwel haare nieuwsgierigheid gaande maaken; maar men flaagde niet. Eindelijk keerde zig Mifs west met eene gemaakte boosheid naaf Mifs ashford, en zeide: „ wel nu! wel „ nu! mijne lieve kleine Gravin! indien gij „ omtrent dit ftuk hoofdig zijt, dan heb ik i, niets meer te zeggen; maar ik verfta dit „ werk wel, gij zult ten deezen opzichte „ wel van gedachten veranderen." „ Och! wat dat aangaat, neen ! " antwoordde Mifs ashford, „ gij zult het zien, ik „ verzeker het u! het zal zo zijn." Zij luisterden eikanderen een woord in het oor, en fchaterden in een hevig gelagch uit. „ Ik denk," zeide Mistrifs ashford, „ dat wij verplicht zijn om carolina „ kennis van deeze zaak te geeven." ,, Geheel niet, mevrouw!" zeide carolina, ,, indien het een geheim is." — „Ach „ neen! het is geen geheim," zeide Mistrifs ashford, „ik hoop dat mijne nicht nooit „ geheimen van dien aart zal hebben, en in ■ ■ h dit  CAROLINA. 207 j, dit geval is niets waar over zij behoeft » te bloozen. Deeze zaak zou aan de rijk. fte en aanzienlijkfte Mifs van het geheele „ koningrijk eer aandoen, met één woordy „ eleonora gaat met eenen van de voornaamfte Heeren van het geheele koningrijk „ trouwen, en zal waarfchijnlijk, eer deeze „ week geëindigd is, reeds eene Gravin „ zijn!" , j, Ach,neen!zeker niet, lie- „ ve tante!" riep eleonora, „ op het s, allerminfèe eerst over eene maand! " . j, Zeg dat niet, mijn lieve kind!" hervatte haare tante, „ wanneer Mylord zijne zaak }, in eigen perfoon zal komen bepleiten, dan „ zult gij weldra den lust verliezen om hem * tegen te fpreeken." - „ Dat is het geene ik zeide," riep Mifs west. „ Wie zou „ het kunnen uithouden tegen de aanzoeken i, van eenen van de fchoonfte Heeren van „ Engeland, wanneer hij zijne bezittingen j, zijnen rang, zijn hart, en zijne geheele i, perfoon voor onze voeten nederlegt! Ik bid u, mijne lieve kleine Gravin, wees niet jaloersch; maar ik ben zelfs, even zo h wel als carolina, halfop hem verliefd „ geweest, hoe zeer zij zig zo onverfchillig ,j aanftelt," — „ Van wien fpreekt men ?" vroeg  2°5 CAROLINA. vroeg carolina. „ Van onzen ouden 5, kennis van Bath, van Lord da nb y," antwoordde Mifs west, „ herinnerd gij u hem 3, niet?" — „ Lord danby!" riep carolina. „ Hoe! gaat mijne nicht met • 3, Lord danby trouwen!" — „ Welnu, „ja! Lord danby!" riep Mistrifs ashford! „ Wat is daar in, 't geen u zo zeer fchijnt te verwonderen ? Indien zijne ,, fchoonheid en zijne hoedanigheden hem 3, niet iets meer maakten dan eenen droevigen 3, landjonker, dan kon men zig verwonde3, ren; daarenboven is thans eleonora, „ van de zijde der fortuin befchouwd, eene van de luisterrijkfle partijen van het geheele koningrijk, en zeer wel gevormd ,, om haaren rang onder de vrouwen van het ,, hoogfte aanzien te neemcn. Lees deezen brief, en alle uwe twijffelingen ten deezen aanzien zullen geheel verdwijnen!" Carolina nam den brief aan, en las het voh gende: „ Mynheer! » Op verzoek van mijnen neef Lord dan. „ bv, necme ik de pen op om u te melden, ,, dat  CAROLINA. 4o$ „ dat hij fmoorlijk verliefd is op uwe doch„ ter, en verlangt om met haar te trouwen. „ Indien gij en zij uwe toeftemming tot dee„ zen echt gelieven te geeven, dan zal ik hun ,, op den dag van hun huwlijk veertig dui- zend ponden fterlings fchenken, en hun ,, het overige van mijn vermogen, hetwelk „ tweemaal zo veel bedraagt, verzekeren, „ om na mijnen dood te bezitten. Antwoord ,, mij met den brenger deezes, en fchrijf mij „ of mijn voorftel ubehaage; in dat geval „ zal Lord danby aanftaande donderdag ,, met het contract bij u zijn om getekend to worden. j, anna murray.'* De verwondering van carolina was zo groot, dat zij dezelve niet zorgvuldig genoeg kon verbergen, zonder dat Mifs west dezelve bemerkte. „ Ik wil wedden," riep de laatstgenoemde, „ dat wij carolina in „ den knip hebben. Ach! ik had vergeeten 3, dat hij eens of tweemaalen met u gedanst heeft. Men moet zig te vreede kunnen ,, houden, en ik vreeze zeer, mijne lieve 5, carolina! dat noch gij noch ik immer ?, Gravin zullen worden!" , Wat be- II. deel. O „te-  iio CAROLINA. „ tekenen kennisfen, welke men op een bal „ maakt," viel Mistrifs ashford in. „ Gij zoud uw geheele leven lang met een' ,, Heer kunnen dansfen, zonder immer eeni- gen indruk op zijn hart te maaken. Gij „ ziet hoe een enkele opflag van het oog op j, eleonora (want hij heeft haar nooit ,, meer dan eens gezien) veel vermogender is j, dan alle de dansfen van de waereld." Ik wensch," zeide carolina, „ dat „ mijne nicht zo gelukkig mag worden als 5, voor een fterveling mooglijk is; maar ik ii kan niet ontveinzen dat Lord danby dc man niet is, van wien ik immer eene zo- danige liefde zou verwagt hebben." - En waarom niet," hervatte haare tante, ,,- denkt gij dit, om dat hij tot hier toe zöda- nig geleefd heeft, gelijk doorgaands de „ jonge Heeren van zijnen rang doen? om „ dat hij zig aan de vermaaken, en nu en „ dan aan buitenfporigheden overgeleverd heeft ? Men let hedendaags in eenen man „ zo als hij is, op dergelijke dingen niet 3, meer: dat zijn geringheden!" — „ In„ dien gij dat geringheden noemt," antwoordde carolina, „ dan heb ik niets meer te zeggen j maar naar mijn inzien ?, moe-  C AROL I N A. 221 ,, moeten dergelijke ongeregeldheden een „.wezenlijk beletfel zijn tegen het huislijk „ geluk." — „ Ach,neen!" viel haar Mistrifs ashford in, „ wanneer hij eenmaal „ met eene vrouw, welke hij bemint, ver„ eenigd zal zijn, dan zal hij aanftonds even „ geregeld van gedrag worden, als hij te vo„ ren losbandig is geweest." — „ Dit „ fpreekt van zeiven," zeide Mifs west; „ maar carolina is jaloersch! dit is be- „ weezen!" „ Jaloersch!" herhaalde fleonora met eenen verachtelijken glimlach, en haar hoofd in den nek werpende* „ Waaragtig jaloersch," zeide Mistrifs ashford. „ Ik geloof dat Mifs carolina „ te veel verftand heeft om haare uitzichten „ tot Lord danby uit te ftrekken en bi) „ gevolg jaloersch te wezen. Behalven alles „ de andere hoedanigheden van Mifs ash„ ford, zal haar fortuin, zo als ik reeds „ aangemerkt heb, onmeetbaar zijn; de helft „ van de bezittingen van haare moeder, dat „ geene, 't welk haar vader zig niet kon ont„ houden van haar te geeven. Alles wat ik „ bezitte, en eenige aanzienlijke legaaten, „ welke zij ongetwijffeld van Lord wal»> T0N en haare andere vermogende nabeO 2 „ ftaana  212. CAROLINA. „ ftaanden te verwagten heeft, dit alles „ doet zien dat haare bezitting door den tijd „ niet minder dan honderd duizend ponden „ fterlings bedraagen zal." „ En dit is „ zeker een fchoon lokaas voor Lord dan- by," zeide de Heer ashford zeer koeltjens. „ Een lokaas!" hervatte zijne tante, „ hij heeft een zodanig lokaas niet nodig. „ Ik houde mij verzekerd dat hij met uwe zuster zal trouwen, al had zij zelfs niet „ eene guinea in de waereld. — „ Hij „ heeft zeer veele verplichtingen aan u," antwoordde de Heer ashford, ,, dat gij „ zo zeer in zijn voordeel ingenomen zijt." Thans mengde zig Sir marmaduke in het gefprek, en zeide dat men zat te praaten ©p eene wijze, die kant noch wal raakte; dat het immers genoeg was dat Lord danby eleonora beminde, zodanig als zij was, en dat het geheel onnodig ware om naar de oorzaak van die liefde te zoeken. „ 'Er is „ maar eene zaak,welke mij ontrust," voegde hij 'er bij, ,, en dat is de belofte, die ik „ aan Sir charles beaumont gedaan „ heb." — „ Wat zegt.die belofte," antwoordde Mistrifs ashford, „de man, „ aan welken gij dezelve gedaan hebt, ligt 3, reed§  CAROLINA. 215 7, reeds in het graf, en hij zal niet leevend „ worden om u te noodzaaken om uw woord „ te houden." „ Dit is waar," zeide de Baronnet; „ maar hij heeft zijnen zoon van „ zijne reizen doen te huis komen, om het „ huwlijk te voltrekken; en ik weet dat hij hem op zijn fterfbed eenen brief heeft ge„ fchreeven, in welken hij hem bezweert, „ om ten deezen aanzien zijne oogmerken te „ volvoeren. Ik heb ook zelve aan dien „ jongen Heer,, na den dood van zijnen va„ der, eenen brief gefchreeven, en hem ge. „ nodigd om mij te koomen bezoeken. Dit „ bewijst genoeg dat ik voorneemens ben „ geweest om mijn woord te houden; ik j, heb alle reden om te denken dat hij wel„ dra zal koomen opdagen, en mij mijne be- „ loften herinneren." „ Ik kan niet „ zien," antwoordde Mistrifs ashford, „ dat gij u op eene onherroepelijke wijze „ verbonden hebt; niemand zal zig verwon„ deren, dat gij aan eenen der eerfte Lords „ van het koningrijk de voorkeur boven „ eenen enkelen Baronnet hebt gegeeven!" „ Op mijne eer, mijne lieve vriendin 1" riep Mistrifs west, „ gij zijt al te geluk„ kig! eenen Graaf en eenen Baronnet te 0 3 „ ge-  $14 CAROLINA. „ gelijk aan uwe voeten! verdeel, als 't u „ belieft, uwe overtolligheid tusfchen uwe 5, arme vriendinnen! Gij • weet dat gij niet s, meer dan éénen gemaal kunt hebben; en „ gij ziet hier een paar ongelukkige meisjes * j, die zelfs geenen enkelen gemaal voor.hun j, beide weten te vinden." Naauwlijks had zij dit gezegd, of Sir marmaduke, welke opgeftaan en zig naar de glazen begeeven had, riep, „ van wien is dat rijtuig, 't welk 5, ik bij de wooning van onzen poortier ,, zie ophouden?" Mifs west nam haar glaasje, en het zelve voor haare oogen zettende, riep zij: ,, 't is de fchoonfte koets, ,, die ik in mijn leven gezien heb: vier 3, fchoone paarden, en één, twee, drie be„ dienden, allen in een heerlijk liverij ge„ kleed!" Van wien kan dit rijtuig wezen, riep eleonora. „ Ik wil wedden," zeide Mistrifs ashford, ,, dat het uw minnaar 3, is. Hij is al té onverduldig om zijn be„ zoek tot morgen uit te ftellen." ——m „ Och!" zeide Lady ashford, ,, hij ,, komt ons wat te onverhoeds op het lijf 5 ,, indien hij het is, dan moet ik orde gaan s-, ftellen," en zij ging uit de kamer. „ Ja! wel zeker, hij is het!" zeide'Mifs WESTj  CAROLINA. -ai; west, nog al door Haar glaasjen ziende, „ hij is het, ik zie het wapen en de graaflij„ ke kroon op de koets!" — „ Och] laat „ mij toch ook eens zien! laat mij toch ook „ eens zien!" riep eleonora, onverduldig wordende. „ Eü ei!" zeide Mistrifs ashford, met eene zegepraalende houding, „ ik begin reeds te twijffelen, of wij „ wel eene maand zullen behoeven te wag„ ten!" Het rijtuig kwam op eenen fterken galop aanrijden. Sir marmaduke en zijn zoon gingen naar buiten, om hunnen gast op te wagten; en de vrouwen fchikten haare kapfels en halsdoeken voor den fpiegel in orde. Wat carolina betrof; zij begaf zig in eenen hoek van de kamer ; vond dat zij geen het minfte deel in deeze zaak had; hoopte dat zij haare onverfchillighcid in het helderfte licht zou kunnen plaatfcn, om dat de onbefcheidene aantijgingen van Mifs west haar niet een weinig onvergenoegd hadden gemaakt. De Heeren kwamen weinig minuten daar na in de kamer te rug, met zig brengende Lord danby. Bij het inkomen in de kamer bedankte Sir marmaduke JMylord voor de eer, welke hij zijne familie O 4 aan-  W CAROLINA. aandeed, en Mylord fprak van zijn geluk, van zijne ilandvastigheid, en van verfcheiden andere fraaije zaaken, welke hij beter gevoelen dan uitdrukken konde. Men bragt hem het eerst bij Mylady ashford, welke in het inkomen van de kamer eenen mistred deed,en,geheel ontfteld, geen antwoord gaf op het compliment, 't welk hij haar maakte. Sir marmaduke bragt hem vervolgens bij Mistrifs ashford, welke, om den misflag van haare zuster te verbeteren, alle haare welfprekendheid in haar antwoord te kostte lag. Eindelijk wierd het de beurt van eleonora. De oogen van haare tante fchitterden van vergenoegen, en volgden den fchooncn Lord. Zij fcheenen die blijdfchap en die vervoering als ware het te willen inzwelgen, welke hij bij het neemen en kusfchen van de hand van zijne meesteres zoude doen blijken; maar hoe groot was haare verbaasdheid i hij groette haar zeer eerbiedig, en verliet haar aanltonds om naar carolina te vliegen, welke zich in eenen anderen hoek van de kamer op een floel geplaatst had. Met dehevigfte aandoeningen carolina naderende, nam hij eene van haare handen; W voor dat zij den tijd had om dezelve te rug  CAROLINA. ai7 Ce trekken, drukte hij een' gloeijenden kusch op dezelve. „ Ik mag dan eindelijk," zeide hij, „ naar de eer ftaan van aan u te behaa„ gen! gij vergunt mij dan om ten aanhoo„ ren van onzer beider vrienden, en voor „ het oog van de geheele waereld eene „ openlijke verklaaring te doen van die „ liefde, welke mijn hart veroverde van het „ eerfte ogenblik af toen ik u zag!" Hij wilde meer zeggen, doch carolina trok haare hand met geweld te rug. „ Wat doet „ gij, Mijnheer!" zeide zij, „ het is mij„ ne nicht aan welke gij u met deeze fraaije „ woorden moet vervoegen: ik ben de dochter niet van Sir marmadukeash„ ford!" Men kan zig verbeelden hoedanig de verbaasdheid van Lord danby was; maar alles, wat hij in dit ogenblik ondervond , kwam nog in geene vergelijking met de onderfcheidene gewaarwordingen, welke op de wezenstrekken van alle de aanfchouwers gefchilderd ftonden. De woede blonk uit de grijze oogen van Mistrifs ashford; de verbaasdheid fcheen haare zuster en nicht de ademhaaling te verbieden. Sir marmaduke was eenige fchreden te rug getreden; zijne wenkbraauwen wrijvende, en . met O s trotsch-  2iS CAROLINA trotschheid toeziende, welke de uitkomst van dit toneel zoude zijn. De Heer ashford had eene ongeruste houding, en Mifs west draaide haar hoofd om, om eenen lust tot lagchen tc verkrijgen, welke zij zeer veel werk had om te beteugelen. „ Hóe, mejuffer! zijt gij de dochter niet M van Sir marmaduke ashford," zeide Lord danby, „ door welk middel heb „ ik dan kunnen bedrogen worden! waar„ lijk 1 gij hebt lust om u ten mijnen koste „ te vermaaken!" hij keerde zig vervolgens tot het gezelfchap. „ Wat moet ik niet ge„ looven," zeide hij, „ is het mooglijk, „ dat ik in eene zodanige vreemde dwaaling „ kan gevallen zijn!" — „ Ja waaragtig, „ Mijnheer!" zeide Mistrifs ashford in woede, „ ja waaragtig! en wel in eene zeer „ lompe dwaaling! Gij hebt een meisjen „ zonder vrienden en zonder geld, in de „ plaats van eene der beminnelijkfte en rijk„ fte juffers van geheel Engeland, geno. „ men: hier, Mijnheer! hier is Mifs ash„ ford; zij overtreft die geene, bij welké „ gij u vernederd hebt u te vervoegen, onein» dig, zóó door haare bevalligheid als door ys haar aanzienlijk vermogen!"—— „ Welk , » „ eene  CAROLINA. Ê19 „ eene foort van verwandfchap, bid iku, „ Mijnheer!" zeide Mylord, zig tot Sir» marmaduke keerende, ,, is 'er dan tus$i fchen u en deeze juffer?" — „ Zij is. „ mijne nicht," antwoordde de Baronnet* j, Zij is de dochter van mijnen broeder, dis 5, onterfd is." —• „Ik houde mij verzekerd," viel Mistrifs ashford alweder in, „ indien gij met uwe oogen en uwe re„ den raadpleegt, dat gij geene de-minfte „ overcenkoomst tusfchen deeze twee zult » vinden, even weinig als tusfchen een „ meisjen, 't welk niets heeft,en eene Mifs, „ welke honderd duizend ponden fterlings ,, bezit. Gij zoudt den nodigen tijd kunnen „ neemen om met u zeiven te raadpleegen f „ en indien gij, zo als ik vertrouw, berouw „ hebt van uwe vergisfing, dan biede ik mij „ aan om uwe voorfpraak bij mijne nicht te „ zijn!" „ Ik ben u ten hoogften verplicht, Me. vrouw!" antwoordde Lord danby; „ maar ik heb mij alleenlijk vergist in den „ tijtel, en geenzins in de perfoon van die „ geene, welke ik bewondere; en hierom„ trent kan mijn hart nooit veranderen. Ik „ ben hier gekomen, Mijnheer!" vervolgde hij,  220 C A It O L I N A. hij, Sir marmaduke aanfpreekende om die Mifs, welke ik meende uwe doch' „ ter te zijn, ten huwlijk te vragen. Ik ben „ ten uiterften verlegen wegens mijne dwaa„ hng, en ik vertrouw, dat gij en uwe fa„ milie mij die dwaaling wel zult gelieven te „ vergeeven zo als zij verdient. Ik ftel 'er „ zeer veel eer in om mij aan een huis, 't „ welk zo oud en achtingwaardig is als het „ uwe, te vermaagfchappen, en indien dee„ ze Mifs," (hij floeg zijne oogen op car o li na) „ mij gelieft te vergunnen dat ik „ haar mijne wenfchen mag openleggen, dan „ houde ik mij verzekerd dat Mistrifs mur„ r a y haare genegenheid en goede voornee„ mens ten mijnen aanzien niet veranderen „ zal. De veertig duizend ponden fterlings» „ welke hij beloofd heeft, zullen dan als „ haare bezetting aangemerkt, en ingevolge „ van dien geplaatst worden." — „ Ik „ ben wel verzekerd," riep Mistrifs ashford, „ dat mijn broeder nimmer daarin „ zal toeftemmen. Hoe nu! zoudt gij nu „ na de belediging, welke gij zijner dochter „ hebt aangedaan, nog een voorftel voegen, „ om de kinderen van mijnen broeder te be„ nadeelen, met oogmerk om een fchepfe! „ te  CAROLINA. 221 s, te verrijken, welk hun reeds niet dan al „ te veel ontroofd heeft! ziet gij ons dan „ voor dwaazen aan, voor menfchen, die „ nooit iets gezien hebben? Indien de Heer „ ashford eene ziel had, welke zijner „ grootmoedige voorouders waardig ware, „ dan was dit het ogenblik, waarin hij „ dezelve moest vertoonen; dan behoorde „ hij u te doen ondervinden dat die Mifs, „ welke gij beftaan hebt te hoonen , nog „ vrienden heeft om haare eer en die van „ haare familie, welke even fterk als zij vertrapt is, te kunnen wreeken." „ Ik kan mij niet verbeelden," antwoordde de Heer ashford zeer bedaard, „ dat mij„ ne zuster, met Lord danby, tegen zijnen „ wil en dank, zou willen trouwen. Wat „ de belediging aangaat, ik zie noch in de ,, daad, noch in de oogmerken, eeni„ ge trekken van dezelve; en ten aanzien „ van het aanbod, 't welk Mylord aan mij„ ne nicht gedaan heeft, kan hem niemand „ eenig antwoord geeven, dan alleen mijne „ nicht. Mijn vader heeft zo min als iemand „ anders van de familie, eenig recht om over haare hand te befchikken, noch ook „ om haar te beletten, om zelve dienaan.. gaan-  222 C AR'OLIN A. „ gaande naar haar eigen welgevallen befchik- „ kingen te maaken." „ Laageziel!" riep zijne tante, welke thans haare woede niet langer konde bedwingen, „ kunt gij dan „ dulden dat uwe zuster met verfmaading „ verworpen, vertrapt word, terwijl een „ rampzalig fchepfel, welk haar beftaan aan „ niets anders dan aan de genade van haare „ familie te danken heeft, onder onze oogen „ zegepraalt en eenen rang ftaat aan te „ ncemen, voor welken zij zeker niet in de „ wieg was gelegd!" - „ dit alles, wat u ontrust, mevrouw!" zeide carolina, met eene edele en bedaarde houding haar naderende, „ dan zult gij op het ogen„ blik voldaan zijn! Mylord! ik kan, om 5, de eer te erkennen, welke gij mij aan„ doet, niet minder doen dan u verzoe„ ken, om mijne oprechte dankbetuiging „ aan te neemen. Ik ben even zeer als gij „ verlegen over de dwaaling, in welke een „ weinig meerder voorzigtigheid u zou be„ let hebben te ftorten. Vergeef het mij, „ Mylord! ik moet openhartig fpreeken. „ Al waart gij een fouverein, al bood gij „ mij de helft van uwe ftaaten; ja, al bood » gij mij dezelven geheel aan, dan nog zou „ ik  CAROLINA. 223 ,, ik uwe aanzoekingen even zo zeker af„ flaan, als ik u in dit ogenblik de vrijheid „ verzoeke van te mogen doen." Na dit gezegd te hebben, boog zij zig eerbiedig, en begaf zig uit de kamer. Zij was nog geen twintig minuten in haare eigen kamer geweest, of zij zag de koets van Mylord danby voor de deur komen en Mylord in dezelve treden. De Heer ashford vergezelde hem tot aan het portier; en toen zij fcheidden, fcheenen zij eikanderen over en weder zeer beleefd te bejegenen. XXVII. HOOFDSTUK. Een verrasfching. Men zegt menigmaaïen dat een vrij geweten boven het bereik van alle vrees is; doch in de tegenwoordige omftandigheid zal die befchouwende onderftelling door de ondervinding tegengefproken worden. Carolina was even bevreesd om op het middagmaal te verfchijnen, als of zij waarlijk eene allerberispelijkfte misdaad begaan had. Zij moest allen haaren moed bijëen verzamelen om daar-  224 CAROLINA. daartoe te befluiten, en toen zij aan de deur van de kamer kwam, fcheen haar de moed, om verder te gaan, geheel en al te ontzinken. Zij hoorde Mistrifs ashford, welke zeer luidrugtig fprak, en zeide, ,, ik wil ,, u wel verzekeren, mijne lieve zuster! dat „ wij nooit vrede in dit huis zullen hebben, „ zo lang zij in het zelve zijn zal, en uwe „ befpotlijke vooringenomenheid met haar „ bereidt ons nog veel gevoeliger beledigin- „ gen!" „ Het zou waarlijk zeer hard „ zijn," zeide Lady ashford, ,, dat men „ haar ftrafte, om dat zij eene fchoonheid „ is; en ik kan in de daad niet zien dat gij „ haar eenig ander gebrek kunt ten laste leggen!" ,, 't Is waar," zeide de Heer ashford, ,, dat niets het gedrag van ,, mijne tante konde verfchoonen." „ Och! gij zijt altijd gereed om haare partij „ op te vatten," viel hem Mistrifs ashford driftig in: ,, 'er is niets, 't welk gij 3, minder weet te verdedigen, dan uwe eer! „ Indien ik jong Heer was geweest, zou My„ lord danby niet uit dit huis gekomen ,, zijn zonder mij voldoening gegeeven, of 3, bij mijne zuster de belediging herfteld te j, hebben, welke hij haar had aangedaan." Ter.  CAROLINA* 225 Terwijl zij dat zeide, kwam een bediende ten voorfchijn, en dus was carolina genoodzaakt om de deur te openen. Zij deed dit met eene bevende hand. Zodra zij in de kamer kwam, trad de Heer ashford haar te gemoet, en bood haar, met een veel vrolijker gelaat dan gewoonlijk, eenen ftoel aan; eenige ogenblikken daar na kwam men zeggen dat het eeten opgebragt was j hij bood haar zijne hand aan, en geleidde haar naar de eetzaal. Hij plaatfte zig naast haar aan de tafel, en deed alles, wat in zijn vermogen was om haaren aandacht tot zig te trekken, ten einde voor te komen dat zij de toornige en verachtende wezenstrekken, welke zijne tante en zuster haar onophoudelijk vertoonden, niet zoude zien; maar dezelve waren al te fpreckende om niet opgemerkt te worden. Mistrifs ashford lag zig opzettelijk toe om alles te zeggen wat mooglijk was, om carolina te kwellen. Zij fprak van fchijnheiligen, van coquettes, van menfehen, die dood arm waren, die in familiën kwamen om dezelven te berooven en te ontrusten. Alle deeze verachtelijke trekken waren aan carolina zo onaangenaam, dat zij oogenblik* II. DEEL, P jjjj-  226 CAROLINA. lijk 'een befluit nam om voor agt of veertien dagen van huis te gaan; hoopende dat de zaakcn in dien tusfchentijd wel weder op den ouden voet zouden komen. Indien zij bij haare terugkomst haare tante en nicht nog in den zelfden luim vond, dan was haare partij gekoozen; dan zou zij het huis van haaren oom geheel verlaaten, en die vrede en genegenheid, welke zij in den boezem van haare familie niet konde vinden, bij vreemden gaan zoeken. Carolina deelde het ontwerp, 't welk zij gevormd had, nog dien zelfden avond aan Mylady a s h f o r r> mede. Deeze keurde hetzelve volkomen goed, en zeide haar, dat haar het redenloos gedrag van haare dochter en Mistrifs ashford zeer fmartte. „ Gij „ weet, mijne lieve vriendin!" vervolgde Zij, „ dat ik geen vermogen over haar heb. „ Alles, wat ik doen kan, is mij zelve in vre„ de in mijn huis ftaande houden; en indien 5, ik geene bron van genoegen en troost in mijne boeken vond, dan zou 'er niemand ,, zijn aan wien het leven verdrietiger viel „ dan aan mij." Carolina gevoelde niet dan al te zeer de kracht der waarheid van het geene zij zei-  CAROLINA. 22? zeide: zij beloofde dat zij niet langer dan veertien dagen afwezig zoude blijven, en zond eenen bedienden naar liet posthuis, met last, om haar den volgenden morgen ten zes uuren een rijtuig en paerden te bezorgen. Zij beval vervolgens aan kitty, om eene genoegzaame hoeveelheid van witte klederen voor haar in te pakken. Zij wilde geene anderen met zig nemen, om dat haar voor. neemen was , om den tijd van haare afwezigheid met Mistrifs forster en haare kleine lieve mary door te brengen, voor welke zij reeds eene menigte van kleine gefchenken bijeen verzameld had , welken voor een kind van die jaaren aangenaam waren,en onder andere een zeer groote pop, die zeer fraai gekleed was. Na eene reis gedaan te hebben, zo aangenaam als die immer mooglijk kon zijn, daar zij alleen was, kwam zij eindelijk aan het huis van william, waar zij met de hartelijkfte vervoeringen van blijdfchap ontvangen wierd. Mistrifs forster en haar beminnelijk kind genooten eene volmaakte gezondheid. Zij hadden in haare nieuwe wooning aan niets ter waereld gebrek, en genooten daar vooral eene aangenaame gep 2 rust.  228 CAROLINA. rustheid, het voornaamfte van alle genoe. gens. Doftor seward kwam haar zien, zodra zij hem kennis van haare komst had doen geven. Het was haar onmooglijk dat zij haare oogen op hem fioeg, zonder zig de achtingwaardige vriendin te herinneren, welke zij verlooren had, en zonder nieuwe traanen aan haare gedachtenis te wijden. De Doftor fchonk haar eene beeldenis van zijne zuster; en nooit wierd eenig gefchenk met meerdere dankbaarheid en genoegen aangenomen. De tijd, welken zij voorgenomen had in dit ftilie verblijf van vrede en vriendfchap door te brengen, verloopen zijnde, herinnerde zij zig de belofte, welke zij aan Lady ashford gedaan had; en zij maakte zig gereed om te vertrekken. Het kostte haar veel om affcheid te neemen van deezen oord, welke haar had zien gebooren worden, en van deszelfs inwoonders, die niet dan met de gevoeligfte droefheid van haar konden fcheiden. Na eene afwezigheid van veertien dagen bevond zij zig weder op het kafteel van Ashford. Aan de deur gekomen zijnde, vroeg zij of haare tante te huis was. De bediende, welke ten  CAROLINA. 229 ten vollen begreep van wie zij wilde fpreeken, (want nooit gaf zij dien nam aan de geene, welke indedaad haare tante was,) antwoordde haar, dat Mylady in haare kapkamer was; zij zond vervolgens haare kamenier derwaards, om bsar kennis van haare aankomst te geeven en te zeggen, dat het haar aangenaam zou zijn om in perfoon naar haaren welftand te komen verncemen, indien zij haar geliefde af ce wagten, Carolina kreeg ten antwoord dat Mylady haar met zeer veel genoegen zou zien, en begaf zig oogenbliklijk naar haare kamer. Zij wierd zodanig ontvangen als zij reden gehad had te verwagtcn. Na de gewoone plichtplegingen, na dat Lady ashford haar met haare voorfpocdige reis geluk gewenscht en haar het genoegen betuigd had welk haare terugkomst haar gaf, zeide zij haar, dat 'cr geen twijffel was, of zij zoude zeer wel ontvangen worden van haare tante en nicht. „Wij zijn alle in eenen „ zeer goeden luim," vervolgde zij, „ wij „ hebben eenen nieuwen minnaar, die tien,, maal beter is dan Lord danby! hij is „ veel fchooner , veel wellevender , veel „ gevoeliger, met één woord, hij js een p 3 „ voi-  *3° CAROLINA. „ volmaakt man! eleonora zegt, dat zij „ nimmer gelukkiger is geweest dan toen „ zij het laatfte voorftel ontkomen is welk aan haar gedaan wierd, en dat zij thans, „ indien zelfs een hertog haar zijne hand „ kwam aanbieden , de voorkeur aan Sir „ william beaumont zoude gee„ ven." „ Dit nieuws verwekt mij een gevoelig j, vermaak," zeide carolina; „ rk ge„ loof dat zij bij deeze ruiling niet dan win,, nen kan, en ik hoop dat zij, met deezen „ edelman gehuuwd zijnde, gelukkiger wee,, zen zal dan zij immer met Lord danby ,, zoude geweest zijn." ■ ,, Ik hoop „ hetzelfde," antwoordde Mylady; „ en, , indien men uit den uitcrlijken fchijn mag „ oordeelen, dan is deeze man zodanig als -, men zelden menfchen ontmoet. Zij fpraken nog met elkandercn, toen Mistrifs en Mifs ashford in de kamer kwamen: zij zeiden, dat zij, de aankomst, van carolina verftaan hebbende, gekomen waren om naar haaren welftand te verneemen. Haar bezoek was zeer beleefd, maar kort; zij maakte haare verfchooning dat zij niet langer konden blijven, om dat Sir william  CAROLINA. 231 l ia m haar in de beneden - zaal wagttc; behalven dat hadden zij genoegzaam den geheelen morgen met eene verrukkelijke wandeling doorgebragt, en het wierd rijklijk tijd dat zij zig gingen kappen, om voor het middagmaal gereed te zijn. Carolina bleef niet lang na haar bij Lady ashford ; maar begaf zig naar haare kamer om zig gereed te maaken om behoorlijk in de eetzaal te kunnen verfchijnen. Daar zij zeer grooten lust had om met alle menfchen vreedzaam te leeven, vormde zij zelf zig een plan om minder ingetogen tegen Mistrifs en Mifs ashford te zijn, en haar zelfs eenige blijken van vriendfchap te betoonen , om dat zij van haare zijde genegen fcheenen om ten haaren opzichte eenigermaate van gedrag te veranderen. Carolina zag het huuwlijk van eleonora met zeer veel genoegen te gemoet. Uit de vriendfchap, welke haare tante voor haar had, befloot zij, dat het niet onmooglijk was dat deeze bij haare nicht ging woonen, en dan was zij zeker van een zeer ftil en aangenaam leeven bij Lady ashford te zullen leiden; hoopende dat alle die dingen binnen kort gebeuren zouden, kon zij niet P 4 be-  CAROLINA. beter doen dan zig toe te leggen om ten minften tot aan haarlieder vertrek, (eene omftandighcid, welke zij als zeker aanmerkte) eene fchaduw van vriendfchap met haar te onderhouden. Toen zij gekleed was, volg. de zij haare daaglijkfche gewoonte niet van te wagtcn tot dat men haar kwam roepen om te eeten; maar zij begaf zig ten eerften naar de zaal waar zij nog niemand vond. Zij plaatfte zig op eene fopha, en nam een boek, om, al leezende, het gezelfchap af te wag. ten: dan, bemerkende dat haare verbeeldingskracht genegen was om zig met het fchilderen van voorwerpen bezig te houden, welke zij zig zeiven beloofd had nimmer plaats in haare gedachten te zullen vergunnen, lag zij het boek ter neder; zij opende eene deur, door welke zij in eene kleinere zaal kwam > in welke een orgel ftond, en zij ging aan het fpeelen van verfcheiden ftukken, welke zij met die bevalligheid en fmaak uitvoerde, die haar bijzonder eigen waren. De z'agtheid der toonen, welke zij uit het orgel trok , bragt haare ziel in eene volkomenc kalmte: zij zong; eene zekere maat van droefgeestig, hcid, welke zij, niettegenftaande alle haare pogingen, nog niet uit haar hart had kunnen ver-i  CAROLINA. 233 verbannen, vermeerderde de bekoorlijkheid van haare ftem, cn gaf aan haar gezang eeneuitdrukking, eene hartstochtelijkheid, welke tot in het binnenfte van de ziel doordrong. Toen zij ophield met zingen, hoorde zij verfcheiden maaien met den toon van dehoogfte goedkeuring herhaalen: bekoorlijk! — verrukkelijk! Zij keerde zig fchielijk om en za§ den Heer rivers! Zodra deeze carolina zag, was zijne verwondering niet minder dan die van haar; maar zijne verbaasdheid veranderde fpoedig in eenen geweldigen fchrik, toen hij zag dat zij bleek wierd en genoegzaam van zig zeiven viel. Hij vloog haar tc hulp, nam haar in zijne armen, droeg haar naar defopha-en bediende zig van alle mooglijke middelen om haar bij zig zelvcn te doen komen: zij was nog niet meer dan ten halve herfteld, en had no<* den tijd niet gehad van haare hand uit die van den jongen Heer te trekken, toen Lady ashford, haare tante cn eleonora in de zaal kwamen, en haar op nieuw in eenen toeftand dompelden, welke zeer weinig vcrfchilde van dien, welken zij even was ontkomen. „ Goede hemel! wat wil dat zeggen," P 5 riep  234 CAROLINA. riep Mistrifs ashford. „ Wat is 'er te ,, doen, Sir william? Heeft dan waar„ lijk dit meisjen ook getracht om u in haare „ ftrikken te vangen ?" — ,, 't Is een zuiver ,, toeval, mevrouw!" antwoordde Sir william, „ deeze juffer fpeelde op het orgel. „ Gelokt door de bekoorlijkheid van haare j, ftem en door de uitmuntende uitvoering „ van het ftuk, begaf ik mij al te overhaas,, tend derwaards, en de fchrik, welken ik haar verwekte, is oorzaak van de uitwer„ kingen, die gij ziet." — „ Zij moet „ dan wel zeer teder van zenuwgeftel zijn," zeide MÜs ashford; „ maar waarlijk zo„ danige vertooningen zijn vrij befpotte„ lijk!" Carolina begon zig te herftellen; zij verzogt Lady ashford verfchooning voor de verwarring, welke zij veroorzaakt had: zij kon ondertusfchen van haare verbaasdheid niet terug koomen; zij brandde van begeerte, om te weeten door welk eene toverkracht de Heer rivers toch Sir william beaumont kon geworden zijn: zij zou mooglijk minder haaren aandacht op hem gevestigd hebben, indien Sir william zig niet voor den minnaar van eleonora verklaard had; maar daaraan kon zij niet den-  CAROLINA* 235 denken, zonder dat haar hart vaneen gefcheurd wierd. Geduurende de maaltijd en het overige van den dag gedroeg hij zig zeer onverfchillig jegens eleonora; hij fprak genoegzaam altijd met Sir marmaduke en met Lady ashford: niets van zijn geheele gedrag toonde dat hij de minnaar van hunne dochter was; men zou veeleer gezegd hebben dat hij zijne voornaamfte oplettendheden aan Mifs west ten koste lag, en hij was veel beleefder tegen Mistrifs ashford, dan tegen iemand van het verdere gezelfchap. Indien zijne oogen die van carolina ontmoetten, floeg hij dezelve neder, en wanneer zij fprak, hield hij zig als of hij om andere zaaken dagt, en poogde hij aanftonds om het gefprek, 't welk zij aanving, te doen veranderen. Welk een verbaazend onderfcheid tusfchen zijn tegenwoordig gedrag, en dat geene, 't welk hij had gehouden toen hij haar de laatfte maal zag! toen opende hij den mond niet dan om haar iets aangenaams te zeggen, toen tekenden zijne oogen niet dan bewondering! Was dan waarlijk de lompe onbeleefdheid van den capitein west de oorzaak van deeze verandering ? Zij althans was niet in ftaat om  236" CAROLINA. om eene andere reden voor dezelve uit te denken; maar waarom zou zij haaren geest over dc redenen en uitwerkfelen van deeze gebeurtenis kwellen ? wat was hij voor haar ? wat kon hij immer vóór haar worden ? moest zij hem niet veeleer dankbaar zijn, om dat hij haar zelf wapenen tegen haare zwakheid leverde, en haar hielp om eene kwalijkgeplaatfte hartstocht te verwinnen : ja ! zij moest eene overwinning op haar zelve behaalen ; zij had reden om zeer onvergenoegd op hem te zijn, dat hij zig aan haar onder eenen verkeerden naam had bekend gemaakt. Indien hij eerlijke voorneemens had gehad, waartoe was dan de geheimhouding van zijnen waaren naam noodzaaklijk geweest! het was dus al te zeker dat hij, niettegenftaande zijn uitwendig aangenaam voorkomen, niettegenftaande de fchoone hoedanigheden, welke zij in het begin had gemeend in hem tc kunnen opmerken, evenwel niets anders had beoogd, dan alleen om zig met die verkleefdheid, welke hij haar betoond had, te vermaaken; en in de tegenwoordige omftandigheid beftuurde hem niets dan zijn belang Hij was bevreesd om haar hunne vorige kennis te herinneren, wel voorziende dat hij hier-  CAROLINA. 237 hierdoor zig in de genegenheid van Sir marmaduke en zijne familie zou benadeelen. Na verfcheiden overweegingen, na de zaak van alle zijden befchouwd te hebben, befloot zij om hem zo weinig te zien als mooglijk zoude zijn, nimmer te zeggen dat zij hem te vooren ontmoet had, geen het minfte gehoor te verleenen aan een hart, 't welk haar natuurlijk tot al te gevaarlijke denkbeelden zou vervoeren, en, in één woord, te dulden dat de zaaken dien loop namen, welken zij wilden, en met geduld aan tc zien dat hij de gemaal van eleonora wierd. Ipgevolge van dit befluit verfcheen carolina niet anders in het gezelfchap dan aan de tafel, en zonderde zig van het zelve af, zodra zij zulks op cene gevoeglijke wijze konde doen. Niemand van de familie hinderde haar in de uitvoering van dit vöorneemen; zij bragt nu en dan een uur of twee met Lady ashford in haar kabinet door; de laatstgenoemde zeide haar, dat zij wel wenschte dat het huuwlijk van haare dochter reeds voltrokken was, maar dat zij vreesde dat het zelve thans verder af ware dan ooit. Zij verhaalde haar dat Sir william, na dat  238 CAROLINA. dat hij op Ashford was gekomen, had gefchreeven om het huuwlijk aanftonds te willen voltrekken, maar dat hij, na verloop van eenige dagen, onverfchiljiger was geworden, even als of eene betere kennis van eleonora zijne liefde verkoeld had. Thans vermijdde hij geheel en al, om iets hoegenaamd, ten aanzien van dit huuwlijk, tegen haar of Sir marmaduke te fpreeken: zij befloot eindelijk met te zeggen , dat zij zig niet zoude verwonderen indien dit huuwlijk nooit voltrokken wierd. Na eene van deeze bezoeken in het kabinet van Mylady afgelegd te hebben, ging carolina op zekeren morgen naar haare kamer; vond de deur van haare kapkamer open; en haare oogen wendende naar de plaats waar haare kleine familie - portraitten hingen , zag zij dat het portrait van haare moeder weggenomen was. Aanftonds riep zij kitty: zij deeden te famen het naauwkcurigsc onderzoek, zo in de kapkamer als in de flaapkamer, dan alles was te vergeefs; het portrait wierd niet wedergevonden. Carolina beval kitty om alle de dienstboden te ondervragen, en aan elk derzelve in 't bijzonder te belooven, dat zij vijf gul-  CAROLINA. 239 guinéas zoude geeven aan dien geenen, die het zelve vond en wedergaf. 'Er was reeds eene geheele week na dit voorval verloopen; zij gaf reeds alle hoop op, om immer dat geliefd portrait weder te vinden, wanneer zij op zekeren avond, laater dan naar gewoonte, in den tuin wandelende, Sir wiu.iam beaumont zag. Deeze zat op eenigen afftand van de plaats,waar zij zig bevond, op eene bank. De maan fchoot haare ftraalen op hem, cn zij zag zeer klaar dat hij het portrait, naar het welke zij met zo veele bekommering zogt, in zijne hand had. Hij vestigde zijne oogen met verwondering op het zelve, hij overlaadde het met kusfchen, hij drukte het tegen zijne borst. Na die zelfde beweegingen honderdmaal herhaald te hebben ,ftak hij het zorgvuldig in zijnen zak, en begaf zig naar huis. Eene onwederftaanbaare beweeging dron, weeken geleden dat een zeker geval, 't ,, welk ik toen als zeer gelukkig aanmerkte, ,i mij in kennis heeft gebragt met deeze bekooiiijke Mifs. Ik heb verfcheiden maa,, len het gevaarlijk genoegen gehad van in , haar gezelfchap te weezen; uit eene zekere »> grilligheid, uit eene begeerte om wegens „ mij zeiven en zonder den invloed van eenen » tijtel, tot haar gezelfchap toegelaaten te wor„ den, verborg ik voor haar mijnen waaren „ naam en rang. Welke mijne zuivere oog„ merken dienaangaande waren, en waarom „ ik in dezelve eenige verandering gemaakt „ heb, is een diep geheim, 't welk nimmer „ uit mijnen mond zal gaan. Ik meende dat „ ik den indruk, welke zij op mijn hart ge# mê&. had , zou hebben kunnen uitwis„ fchen, en ik verbeeldde mij dat niets aan „ mijne rust ontbrak, dan mij aan eene au„ dere genegenheid over te leveren. „ Ingevolge van den wil van mijnen fterQ. 4 3) ven-  248 CAROLIN A. „ venden vader, en op de uitnodiging van „ Sir marmaduke, ben ik op het kasteel ,, van Ashford gekomen. Ik ben echter niet „ gekomen als een Haaf, die verplicht was om dat geene te neemen 't welk een ander „ voor hem uitgekoozen had; maar als een „ vrij mensch en met een bepaald oogmerk, „ om uit mijne eigene oogen te zien. Ik heb „ deeze mijne vrijheid behouden, en geene „ de minfte verbintenis aangegaan; ik ben aan geene hoegenaamde beloften gchou„ den; mijn bezoek is niet anders geweest „ dan een bezoek van vriendfchap, cn ik „ neem mijn affcheid in die volkomen over„ tuiging dat ik mij in niets, 't welk de eer ,, en de welvoeglijkheid van mij vorderde, vergreepen heb." Hij keerde zig vervolgens tot caro li sta, welke bleek en genoegzaam zonder beweeging was blijven ftaan: „ En gij, beminnelijkfte ,, van alle vrouwen i vergun mij vóór dat ik „ u verlaate, en mooglijk voor altijd! ver„ gun mij u te verklaaren, dat, welk een lot „ mij ook moge wagten, gij, gij alleen, „ die geene zijt, die immer mijn hart kunt „ bezitten» Nooit heb ik eene overwinning „ op mij zeiven behaald, welke mij zo moei-  CAROLINA. 249 „ lijk viel als deeze op welke ik roeme, ters, wijl ik mij van u affcheure !" Hij was naauwlijks in ftaat om deeze laatfte woorden uit te fpreeken, en verliet de kamer, een oog op carolina flaande, 't welkte gelijkertijd niet dan liefde, medelijden en verdriet tekende. Alle de aanfchouwers bleeven een diep Uilzwijgen houden: dit bewijs was fterk genoeg om hunne gramfchap en verbaasdheid te too. nen. Mistrifs ashford wasdc eerfte, welke het gebruik van haar fpraak wedervond. « Wel nu," zeide zij, „ gij hebt reden van „ voldaan te zijn! deeze gebeurtenis kroont „ het werk! ik hoop, zuster! dat gij nu we„ der de partij van uwe gunftelinge zult nee„ men! dat gij even halftarrig zult blijven » haar bij u te willen houden, om uwe „ dochter al weder aan nieuwen hoon bloot „ te ftellen! maar neem wel in acht het gce„ ne ik u zegge: Ik verlaat morgen uw huis, „ indien zij niet vertrekt, en zal volftrekt „ geene twee nachten met een dergelijk „ fchepfel onder één dak doorbrengen." . » Gij hebt gelijk, zuster!" zeide Sir mar. „ maduke, „ ik ben reeds te lang dwaas * genoeg om eene flang in mijnen boezem te „ voe-  250 CAROLINA. „ voeden, welke menigmaalen tegen mij op,, gcftaan is. Mifs," vervolgde hij, ,, het „ hooge woord is 'er uit, ik zie dat gij de ,, kunst verftaat om vrienden te maaken, gij zult de goedheid gelieven te hebben van j, eenen anderen befchermer voor u te zoe„ ken; van dit oogenblik af merke ik u aan „ als geheel vreemd van mij, en, na dat dee„ ze nacht voorbij is, zult gij nooit eenen „ voet weder over mijnen drempel zetten." Na dit gezegd te hebben, ging hij uit de kamer, Lady ashford volgde hem ftilzwijgendc en durfde geen enkel woord ten voordeele van haare gunftelinge voortbrengen. De Heer ashford was de eenige, welke , door bij carolina te blijven, het waagde om zijnen vader ongenoegen te geeven. Hij naderde haar met een gelaat, op het welke liefde en medelijden gefchilderd waren. „ Denk toch niet," zeide hij, ,,dat „ gij u in een huis bevind, in 't welke gij. „ niet eenen vriend overig hebt! zeg mij, „ lieve nicht! werwaards is uw voorneemen om u te begeevcn? ach! waarom ben ik „ in de onmooglijkheid om u eene fchuil„ plaats aan te bieden! waar gij u immer in „ de waereld moogt bevinden, verwaardig u5i „ bid:  CAROLINA. m „ bid ik u, altijd, om u te herinneren, dat „ er een man in de waereld is, wiens hart, » ,Wiens hand' bezittingen en wiens „ leeven aan u toebehooren." — ,, Edel„ moedige ashford!" hervatte caroli" »a, „ hoe zal ik ooit in ftaat zijn om u mij* ne dankbaarheid te bewijzen ! wees niet " °n§emst we§ens mün lot, ik zal mijnen oom, den broeder van mijne moeder, tot » mijnen befchermcr verzoeken , en voor >, eemgen tijd, ongetwijfeld, eene veilige 3, ichuilplaats in zijn huis vinden." Na dat zij den Heer ashford op deezè wijze uit zijne ongerustheid had verlost, begaf zij zig naar haare kamer, waar zij aan kitty bevel gaf om alles tot eene reis in gereedheid te brengen. Zij zeide haar, dat daar zij waarfchijnlijk eene zeer lange afwee' zigheid zoude maaken, zij dus ook voorgenomen had om alles met zig te neemen w&at haar toebehoorde, enjoHNging eene post, chaife heitellen, om den volgenden morgen, ten vijf uuren, gereed te zijn. Zij hoopte, door zo vroegtijdig te vertrekken, het verdriet te ontkoomen van den Heer ashford weder te zien. Zij zond vervolgens haare toWKWCT bij Lady ashford,.om haar de vrij-  252 CAROLINA. vrijheid te verzoeken van affcheid van haar te mogen neemen eer zij haar huis verliet. Mylady liet haar antwoorden, dat het haar zeer leed deed, dat zij haar niet konde afwagten, dat zij ten dien einde haar woord had gegeeven aan haaren gemaal en haare zuster ; maar dat zij haar eene goede reis wenschte, en altoos met blijdfchap in het geluk deel zoude neemen 't welk haar te beurt zou vallen. Alles tot de reis in gereedheid gebragt zijnde, begaf zig carolina naar bed, waar zij - zo als men ligtelijk kan denken, niet kon flaapen. Zij ftond op zodra zij den dag zag aankomen; en na eenigen tijd gewagt te hebben, kwam het rijtuig voor de deur; zij ging in hetzelve zitten, en verliet dus zonder eenige droefheid een huis , in het welk zij onophoudelijk ten prooi aan duizend onaangenaamheden was geweest.