CAR0L1NA ui DEEL   G AROL IN A, 0.V BE ' VISSELYALLIGHEiD DER FOITÏII X. III . Deel. Te AKSIEKDAH, bij "VT. VERMANDE!, en J.VAïT &ULIK. 1CDC0IXXXX.   I N H O U* D, iïOOFDST. XXVUÏ. De vermaakeè der zomerk lemng. . . Blad?, i XXIX. Eene ramp. . XXX. De minnaar tiaar de mode. . 43 XXXI. Eene reis. . j $2 XXXIf. Eene weigering, g>p XXXIII. Het affchid. ; : 104 XXXIV. De weldaadige man. ; I26 XXXV. Eene ontdekking. ; 14S * 2 HOOFDST.  INHOUD» HOOFDST. XXXVI. Eene nieuwe ontdekking. Bladz. 16$ XXXVII. De vrouwelijke genees» beer. . ï 1S4 WVlJLBeJluit. ; : 205 C Ar  C AROLINA Wisselvalligheid dér fortüin, XXVIII. H O O F D S T Ü IC De vettnaaken der fahienteeving. Carölïj^a gaf zig geduüferidé haare reis aan eene menigte van overweegingeri over. De zekerheid van bemind te worden van den eenigen man* aan wien haar haft den Voorkeur gaf, kon haar niet anders darï genoegen baareri ; maar de vrees van hem niet weder te zullen zien; de geheimzinnige bewoordingen, met welke hij de verklaaring Van zijne gevoelens bekleed had, het gedrag, 't welk hij ten opzichte van haar gehouden had, dit alles belette haar, om eene al fé' Vleijende hoop op te Vatten. Zij herinnerde Êig in haare gedachten alle de woorden', welke zij hem had hooreu fpreekeri. ' ïndien hij haar beminde > welke kon dan toch die' onoverwinnelijke hinderpaal zijri * die' zig III. DZJth, A |fta  2 CA R~0 L I N A. tegen zijn geluk (telde , en hem noodzaakte om haar te verhaten? waar in beftond toch die wreede eer, welke hem van haar affcheurde ? zou hij zig door eene verééniging met haar vernederen? was dan de famiJie van ashford niet even oud, even aanzienlijk, als die van Sir williams bea^ mont? maar mooglijk waren zijn bezittingen niet aanmerkelijk'genoeg? Zij had wel eens gehoord, dat de vader van Sir wittiAMs op eene buitenfpoorige wijze op het fpel verzot was geweest, en dat hij zijne zaaken in eene vreeslijke wanorde gebragt had. Maar indien deeze de reden was. waarom fprak hij dan van eer? Dan zou voorzigtigheid het woord hebben moeten zijn 't welk hij gebruikt had. Zij naderde van langzamerhand die ftad , welke nog maar korten •tijd geleeden voor haar zoodanige belangrijke tooneelen opgeleverd had. Ondertusfchen ondervond haar hart een onaangenaam voorgevoel, 't welk zij echter van zig zogc.te verwijderen, door de overweeging, dat waarfchijnlijk binnen deeze ftad die man zig bevond, van wien haar toekomend geluk afhing. Haare oogen vestigden zig op ieder, wien zij voorbij reed} zij zogt op ieder ge»  CAROLINE 3 gelaat die weezenstrekken, welke haar niet dan in éénen man behaagen konden. Toen het rijtuig voorbij die plaats reed, waar zij hem voor de eerffce maal gezien had, fcheen zij een tweede ongeluk te wagten, en zelfs bijna naaf het zelve te verlangen, in de hoop van voor de tweedemaal verlost te zullen worden. Maar dan had ook die zelfde heer daar moeten tegenwoordig zijn: 't zou haaf zeer bedroefd hebben , indien zij de behoudenis van haar leeven aan eenen anderen ware verfchuldigd geweest. Vol van deeze denkbeelden kwam zij op Ely-place aan het huis van haaren oom, Zij vond het zelve fterk verlicht: ook was 'er zeer veel gezelfchap. Mistrifs sAunders, kennis krijgende van de aankomst van haare nicht, ging ten eerften naar beneden; om haar te ontvangen. Zij bewees haar zeer veele vriendfchap, en drong haar om in de gaal te gaan , waar zij haar zeide dat geene andere dan haare vrienden waren j óaA zij wel genoeg gekleed was, om ten voor fchijn te koomen, en dat men van iemand * Welke van het land kwam, geen ander kapfel kon verwagten. Carolïna* haar iiien langer van haar gezelfchap willende afhouA 2 des ƒ  4- CAROLINA. den, willigde haare begeerte in, en zij wierd aan een twaalftal van menfchen aangebooden , welke alle in den keurigften fmaak gekleed waren , en waaronder zig ook mistrifs parks en haare dochter bevonden. Charlotte, welke aan eene whisktafel zat, fprong van haaren ftoel.zo dra zij haare nicht in de kamer zag koomen; zij liep naar haar toe, met oogen, welke van blijdfchap glinsterden, en riep : „ mijne lieve Mifs „ ashford! zijc gij het! ik ben zeer blij„ de, dat ik u zie! zederd wanneer zijt gij „ in de ftad?" Voor dat ca rol in a den tijd had, om haar te kunnen antwoorden, naderden haar mijn heer en mistrifs parks; deeze betuigden haar met zeer veel beleefdheid het genoegen, 't welk zij fmaakten , van haar te Londen te zien. Zij wierd vervolgens aan eene vrouw aangebooden, welke zig eene belangrijke houding aanmatigde, hoe zeer zij zich in haare weezenstrekken en in haare geheele gedaante niets anders dan zeer gemeen vertoonde. „ Deeze vrouw, lieve nicht!" zeide mistrifs saunders, „ is mylady ma„ son , met welke ik hoop dat gij beter „ kennis zult maaken, en deeze jonge juffer „is mifs ma son." Caroxina maakte haar  CAROLINA, s baar een complimert, doch kreeg niet anders ten antwoord dan eene eenvoudige buiging, Mistrifs saunders maakte haar wijders bekend met lady glimp en haare drie dogters, welke de overige vrouwen van het gezelfchap uitmaakten. De heeren waren: de heer saunders, Sir john mason, Sir timothy glimp, Mr. cl are, de minnaar van eene der juffers glimp, en nog twee andere jonge heeren, welke zeer op zig zeiven verliefd fcheenen. Ca rol in a was nog niet lang gezeeten , wanneer een van deeze jonge heeren zich van zijne whiskrafel verwijderde, en op zijne teenen naar haar toefpringende, haar kwam vraagen, of zij eene groote reis gedaan had ? Zij antwoordde „ niet meer dan zeventig Engelfche „ mijlen." „ En, bid ik u," zeide hij, „ hoe „ veel tijds hebt gij nodig gehad, om deeze „ reis af te leggen?" Carolina antwoordde , dat zij den geheejen dag gereisd had. „ Dan moet gij wel zeer langzaam gereedep „ hebben," zeide hij, „ want nog maar „ weinige dagen geleeden, namen een van „ mijne vrienden en ik eene postchaife, om „ naar Margate te gaan , het welk ge„ noegzaam even ver is als de reis van A 3 » wel.  $ C A R O L I N A. welke gij. fpreekt; wij vertrokken ten ze», ven uuren uit Grace-Church-ftreet; neen, het was nog geen zeven uuren ; het was }> niet meer dan zes uuren in den morgen ; s, wij hielden ons te Shooters-hill op, om ?, te ontbijten} wij gebruikten nog iets te „ South-fhierds; wij namen het middagmaal „ te Rochester; wij gebruikten nog eenige j, Ververfchingen te Canterbury, en wij kwa„ men in den agtermiddag omtrent zes uuren „ te Margate aan." „ Dan zijt gij He- s, den betere reizigers , dan ik , " zeide c ar o li na. „ Ach!" zeide hij, „ ik kan „ het langzaam rijden niet verdraagen. Ik „ heb eenen der beste hardloopers van de 3, geheele ftad gekogt; en wanneer ik te „ paard zit, dan leg ik zelden minder dan ,, veertien of vijftien mijlen in een uur af. s, Maar de vrouwen zijn zo vreesagtig! Zeg s, mij, bid ik u, mifs! zijt gij reeds in onze „ nieuwe manege geweest ? zij overtreft, 3S denk ik, beide die van Surgues en van 5S Jitky'?" . carolina antwoordde dat zij nooit in eene manege was geweest. Hij ftond op het punt om nog iets bij dit 'aangenaam gefprek te voegen, toen mifs ma son de fpeeltafel verlaatende, hem riep; „ koorts  C A R O L I N A. 7 „ koom hier, mijn heer yoüng! wij heb- „ ben u nodig!" ,, Ik ben gereed," riep hij; en na carolina op eene ver«r waande wijze gegroet te hebben, fprong hij al danfende naar de tafel. —;— „ Ja! ja!" riep Sir timothy, „ de heer yoüng „ is altijd gereed om de vrouwen te gehoor„ zaamen. Koom hier, mifs saünders! gij „ zijt de deelgenoote van mijn heer!" ——— „ Wel gezegd, mijn vriend!'' zeide Sir j o h n, „ wat dunkt'er u van, mistrifs saünders! „ zoud gij onvergenoegd zijn , indien gij „ eene partij zaagt vormen tusfchen den „ heer yoüng en mifs saünders? —" Deeze vrolijke inval deed het geheele gezel„ fchap. lagchen, en men vermaakte zig op dezelfde wijze ten koste van den heer cl are, en mifs molly glimp, tusfchen welke Sir john verzekerde dat het contract ten minften gefield , zo zelfs niet alreeds, getekend was. Geduurende dit vrolijk oogenblik zat carolina op haaren ftoel, en had weinig aandacht op het geene rondom haar gefprooken wierd. Mifs mason, en de jongfte mifs glimp het fpel verlaaten hebbende, zaten A 4 aaa  s carolina:. aan de andere zijde van de kamer ; zij fcheenen in een zeer ernstig gefprek bezig te zijn, en geheel geencn aandacht te verkenen op dat geene, 't welk het geheele gezelfchap vermaakte, toen mistrifs ïarks, bij carolina komende, haar zeide , dat zij niet gaarne zag dat jonge lieden zig zo weinig aan de vermaaken der famenleeving overgaven. Zij nam haar bij de hand, en bragt haar aan de andere zijde van de zaal, in den hoek, in welken mifs ma son en haare vriendin met dezelfde leevendigheid bleeven praaten ; zij zeide haar , dat zij haar een derde perzoon bragt; zij deed carolina naast haar zitten, en keerde toen naar haare plaats te rug. — , Deeze twee juffers floegen een onagtzaam oog op carolina, en even als of haare tegenwoordigheid haar hinderde, fpraken zij geen woord meer. Carolina poogde haar tot fpreeken uit te lokken, door verfcheideq onderwerpen op de baan te brengen ; doch te vergeefs. Ja mifs! neen mifs! waren alle de antwoorden, welke zij van haar kon krijgen 5 zij gaf het reeds geheel op, toen de heer. saunpers bij haar kwam, haar bij de hand  CAROLINA. 9 hand nam, en dezelve, ten teken van vriendfchap, drukte. „ Wel, mijne lieve nicht!" geide hij, „ hoe hebt gij Sir marmaduke, „ en mylady gelaaten? is uw oud-oom lord „ walton, die tot niets meer deugt , nog ,3 niet dood? waarom vermoord gij niet een „ twintigtal van dergelijke nabeftaanden, om „ u m de bezitting van hunne nalatenfchap- * pen te ftellen?" „ Zijt gij eene na- „ beftaande van lord walton?" zeide mif5 mason tegen carolina, haar met een zeer beleefd gelaat aanziende. „ Ja," antwoordde de heer saünders, „ hij is haar oud. „ oom. _ " Hij wierd op dit oogenblik door lady glimp geroepen, maar hij had lang genoeg gefprooken, om alle de beleefdheid van die perzoonen , bij welke caroÉina gezeeten was, jegens haar in bewee, ging te brengen. Mifs mas on zeide haar, dat het haar zeer aangenaam zou zijn, om een bezoek van haar en van mifs saünders op filackheath ft ontvangen, waar haare familie geduurende den zomer haar verblijf hield. „ Wij „ komen zelden voor kersmis in de ftad " voegde zij 'er bij, „ en indien ik meesteres - £ „ van.  10 CAROLINA. „ van mijne daaden was, dan zou ik van des „ konings geboortedag af (a), tot aan het „ einde van November toe, nimmer mijne „ voeten in dezelve zetten. Het is verfchrik„ lijk, om in dit jaargetijde door de flraaten „ van Londen te gaan ; maar lady ma son „ kan niet voorbij haare vriendinnen te be„ zoeken , en plaagt mij zo onophoudelijk „ om haar te vergezellen, dat ik menigmaa„ len , uit verveeling wegens haar onbe„ fcheiden aanhouden, mij laat mede flee„ pen." Carolina antwoordde, dat het zonder twijffel geduurende de warmte van den zomer veel aangenaamer was op het land, dan in de ftad. „ Wat denkt gij van „ Tunbridge ? " vroeg mifs glimp. * „ Tunbridge is niet onaangenaam," antwoord» de mifs mason, maar het gezelfchap is „ daar te veel vermengd. Dit is het alge„ meen gebrek van alle plaatzen, in welke „ men de wateren gebruikt. Men verliest „ zig in de menigte; zonder dat zoude ., ik (a) De geboortedag van den koning valt in op den vierden Junij. Het is de ftandvastige gewoonte, dat alle lieden van aanzien , na dien dag ten hove verfcbeenen te zijn, het overige van den zomer ca den herfst op het land gaan doorbrengen.  CAROLINA. Sï l> ik zeer veel van Bath houden, maar men „ vind zig daar onder allerleije foort van „ menfchen, en weet dikwils niet wie „ de perzoon is, naast wien men zit. 'Er is „ niets beter dan partijen van vermaak, „ welke lieden, die eikanderen kennen, met „ eikanderen maaken. Wanneer men aan j, hec huis is van een heer van goeden „ fraaak, dan is men zeker van geene an„ dere dan fatzoenlijke lieden te zullen ont„ moeten." De koets van mylady mason kwam voor de deur, en zij ftond op. Dit maakte een einde aan het gefprek van haare dochter; zij nam affcheid van carolina, na haare nodiging om haar op Blackheath te komen bezoeken, aan haar en aan mifs SAünPers nog eens herhaald te hebben. Mistrifs saünders beloofde haar, dat haare nicht en dochter niet zouden nalaaten van haar binnen kort te komen bezoeken. Zo dra zij uit de kamer waren , liep het geheele gezelfchap naar de glazen, om haare koets te zien. . „ dit nu haare „ nieuwe koets ?'* vroeg de heer saun„ ders? „Neen Ineen!" antwoordde lady gluip, „ deeze is de koets, welke » zij  ia CAROLINA; „ zij hebben laaten maaken, toen Sir john „ lord-major wierd." Ja , antwoord- de mistrifs parks , „hij was te voren „ eenvoudig de alderman ma son , en mij „ geheugt den tijd wel, toen hij nog minder „ was dan dat: ik zeg dit niet, om dat hij „ zig zou behooren te fchaamen, dat hij zig „ zo wel naar boven heeft weeten te wer,, ken ; maar wanneer de menfchen hunnen „ eerften ftaatfchijnen te vergeeten, dan zijn 9) 'er altijd nog anderen, die hun denzelven zouden kunnen herinneren. Zij mo- „ gen het hoofd wel naar boven fteeken," hervatte de heer saunpers; ,, Sir john is een man , die niet minder dan hon„ derd en vijftig duizend ponden fterlings be» ,, zit. Hij is waarfchijnlijk zeer geluk- ,, kig geweest," zeide de heer young; „ mifs ma son is eene van de rijkfte par- j, tijen van de ftad, en zij is zeer fchoon! r ,, Mijn hemel! kunt gij dat zeggen?" riep mifs glimp, „ fchoon! voor twee of drie „ jaaren kan zij mooglijk fchoon geweest „ zijn. — Dat is waar," zeide mifs parks, „ doch zij had ook toen veel minder waardij. „ Ik moge haar toen vrij wel lijden , maar ,s thans kan ik het naauwlijks in haar gezel- j, fchap  CAROLINA. 23 » fchap dulden." Mifs molly glimp nam toen het woord op: „ zij fpreekt tegen„ woordig," zeide zij „ niet anders dan „ van hertogen en van lords! Een koopman, „ welke zijn oog op haar laat vallen. fchijnt „ haar te beledigen; maar zij moge zig ver-„ beelden wat zij wil, die gefuikerde pop. „ pen zijn toch altijd genoodzaakt om koop„ lieden te moeten neemen, en zijn waarlijk „ nog zeer gelukkig , wanneer zij dezelven „ kunnen krijgen. Goed! goed!"zeide de heer saünders , „ het zou toch hard „ zijn dat een fortuin van honderd en vijf„ tig duizend ponden fterlings geen lokaas „ voor eenen lord was, daar 'er zulk eene me„ nigte van lords is: alle vrouwen van de „ ftad kunnen aanfpraak maaken op groot„ fche tijtels, wanneer zij maar rijklijk van geld voorzien zijn." Een bediende kwam in de kamer, om aan Sir timothy en mifs parks te zeggen, dat hunne koetzen voor de deur waren ; en na de gewoone plichtpleegingen en nodigingen, namen zij affcheid. Toen alle de vreemdelingen vertrokken waren, verwelkoomde mistrifs saünders op nieuw carolina, en zeide haar dat zij hoop-  34 CAROLINA. hoopte, dat dit bezoek wat langer zoude duuren dan het laatfte geduurd had. Carolina zeide haar dat 'er een verfchil was ontftaan tusfchen Sir marmaduke en haar; dat zij vervolgens naar Londen was gekomen met oogmerk om eenen anderen voogd te zoeken, en dat wanneer haar oom , ge« duurende den korten tijd, welke nog verloopen . moest eer zij haare meerder] aarigheid bereikte, dien last op zig zoude willen neemen , hij haar eenen allerwezenlijkften dienst zou doen. De heer saünders verzekerde haar , dat hij alles, wat in zijn vermogen was, ten dienfte had voor de dochter van zijne arme en lieve zuster. Carolina keer* de zig vervolgens naar mistrifs saünders, en zeide haar, dat zij nog eene gunst van haar te Verzoeken had, hier in beftaande, dat zij op denzelfden voet, op welken zij in het huis van Sir marmaduke geweest was, thans bij hun mogt inwoonen. Mijn heer en mistrifs saünders gaven met zeer veel genoegen hunne toeftemming aan dit voordel, en charlotte kon haare blijdfchap niet beteugelen, toen zij vernam, dat haar nicht bij haar kwam woonen. Thans was zij in ftaat om naar het buitengoed te Highgate te gaan, en?  CAROLINA. IS en eene gezellin met zig te brengen; want 't was haar te naar, wanneer zij daar alleen was. De eenige woonplaats, welke men voor carolina konde inruimen, beftond in eene enkele kamer, en deeze was zelfs nog zeer klein. Dit was ongemaklijk voor haar, daar zij tot hier toe altijd twee zeer gefchikte kamers gehad had. Ondertusfchen, daar het niet welvoeglijk zoude geweest zijn dat zij ergens anders woonde, dan in het huis van haaren oom, onderwierp zij zig aan de noodzaaklij kheid. Haare nicht had eene goede clavecimbaal; het was dus onnodig, dat zij haare eigene ontpakte ; zij liet ook haare boeken in den ftaat, in welken dezelve te Londen gekomen waren, om dat zij alles, wat zij nodig had , uit de leesboekerij van M. l e y n e kon bekomen. De zaaken van de voogdij wierden fpoedig in orde gebragt; Sir marmaduke, welke voortaan niets ter waereld met carolina wilde te doen hebben , leverde zeer gewillig de elf duizend ponden fterlings , welke hij in handen had , aan den heer saünders over, die dezelve bewaarde, om ze daarna in het een of ander, welberekend en zeker, bijzonder fonds Se plaatzen, Ca- _  i6 CAROLINA. Carolina vond zig dus in haare nieuwe wooning gevestigd ; dezelve was wel niet zodanig als zij die zou verlangd hebben, maar zij had geene middelen om zig van eene betere te voorzien. Het geen haar het meeste mishaagde , was, dat zij nooit alleen konde zijn, en nimmer eenen bepaalden tijd had, over welken zij naar haar welgevallen konde befehikken: — zij moest onophoudelijk met haare tante bezoeken afleggen, of haarbijftaan in het afwagten van dezelve. Niets kon haare tante den lust, beneemen,om aan eene fpeeltafel te zitten, en iederen dag bragt men de kaarten binnen, zo dra men thee gedronken had. Wanneer zij eerts verzogt, om afweezend te mogen blij-' ven, dan verbeeldde zig mistrifs saünders aanftonds, dat zij niet wel was, en dan verveelde zij haar met onophoudelijk naar haaren welftand te vraagen, of zij viel in een denkbeeld dat de cirkel , in welken zij zig be* vond, haar mishaagde ; en dit misnoegde haar. Zij zou zig nog al aan deeze gedwongene levenswijze hebben kunnen gewennen 4 indien zij maar vrij had kunnen befehikken over de voormiddagen ; maar dan verlief; haar charlotte nooit: haar karacter was* goed,  CAROLINA, i7 'goed, en zij was zeer fterk aan haare nicht verkleefd. Carolina gaf zig alle mooglij. ke moeite , om haar die kundigheden mede te deelen, welke zij zelve verkreegen had, en om die drift, die onverzaadlijke begeerte naar vermaaken, welke veeleer uit onkunde , dan uit eenen bedorven fmaak voortkwam, te beteugelen. —— Chaklotte bemerkte weldra, dat haare nicht haar zeer ver in vermogens overtrof; zij was zeer dankbaarvoor de moeite, welke zij zig gaf, maar zij wist geene befcheidtnheid te gebruiken, en zij volgde haar overal, als haare fehaduw. Dit was zeer lastig voor carolina; maar öndertusfchen was het haar niet mooglijk , om haar dien aangaande immer iets onaangenaams te zeggen; het genoegen , van haar nuttig te kunnen zijn , deed haar alles draagen, zij zag met bhjdlchap de daaglijkfehe vorderingen, welke haare nicht maakte, zij vormde haaren geest, en de reden, mee welke zij begon te raadpleegen, leerde haar, hoe zij zig moest gedraagen. Carolina hoopte, dap men, wanneer men op het landgoed zou gekomen zijn (met deezen breeden naam betijtelde men een zeer klein hoekjen land , 't welk de heer saün- UI. d e el. B ders  i8 CAROLINA. ders te Highgate had,) wel eenige verandering in de gewoone levenswijze van de ftad zoude maaken ; maar de zaaken bleeven op denzelfden voet: de nabuurfchap was niet zeer talrijk , men ging dus te iterker met eikanderen om , en men fpeelde langer. Het eenige onderfcheid , 't welk zij ondervond , was, dat zij te Londen eene groote verfcheidenheid van menfchen zag, welke haar mishaagde , en te Highgate zag zij iederen dag dezelfde menfchen. XXIX. HOOFDSTUK. Eene ramp. JVüen bragt eenige weeken op die wijze door. De winter naderde, de natuur begon zig van alle die fieraaden te ontdoen, welke het landleeven aangenaam maaken, en mistrifs saünders, welke om geene andere reden eene liefhebfter van het land .was, dan om dat het tegen den heerfchenden fmaak ftreed, dat men geduurende den zomer in de ftad bleef, begon met genoegen van haar aanftaande vertrek naar Londen te fpreeken Zij regelde reeds bij voorraad haare ontwerpen  CAROLINA. I9 pen van die vermaaken , welke zij in het doode jaargetijde, 't welk te Londen het levendige is, hoopte te genieten. IJdele ontwerpen! eene rampvolle gebeurtenis, welke haar alleronverwagtst op het lijf viel, verijdelde niet alleen dezelve alle, maar Hortte haar tevens in eenen afgrond van wanhoop. De heer saünders maakte eene bankbreuk. Deeze koopman vergenoegde zig niet alleen met zijnen eigenen handel, maar was ook een groot liefhebber van den aftie - handel. Een mensch , welke in de gewoonte gekomen is om alle hoegenaamde fpelen te fpeelen , kan zelden de hoogte bepaalen, boven welke hij niet zal gaan, vooral wanneer hem de gelegenheid en gunftige waarfchijnlijkheid daar toe verleiden. De elf duizend ponden fèerlings , welke hij voor zijne nicht ontvangen, en in baar geld in handen had, omftaken op nieuw in hem een vuur, 't welk nooit uitgebluscht was geweest. Hij begon te fpeculeeren, en toen hij den loop der fondfen in de nieuwspapieren eenigen tijd nagegaan had, zag hij, dat er gelegen-r heid was, om eenen grooten Jlag te doen , en toen waagde hij niet alleen die fom , maar daar en boven nqg eene andere, B 2 wel-  20 CAROLINA. welke zo groot was als zijne geheele bezitting. Eene onvoorziene gebeurtenis deed de fondfen geweldig daalen, en wierp alle zijne uitzigten en berekeningen overhoop ; hij vond zig buiten ftaat , om op de vervaldagen te betaalen , en zag zig genoodzaakt, om de overblïjfïelen van zijne bezittingen aan zijne fchuldeisfchers af te ftaan, welke eerfte niet toereikende waren, om hun te voldoen. De familie ging haar intrek neemen in eene gehuurde kamer, waar carolina, voor welke men mooglijk in deeze ongelukkige gebeurtenis, het meeste van alle de fchuldeisfchers zou hebben moeten vreezen , verplicht was, om alle mooglijke middelen in het werk te ftellen, om haaren oom, haare tante, en haare nicht te vertroosten. De uitmuntend goede naam, welken de heer saünders, wegens zijne eerlijkheid, altijd gehad had , eer hij eene bankbreuk maakte , gaf nog eenige hoop, dat alle zijne fchuldeisfchers wel zouden kunnen worden overgehaald , om zijne balans te tekenen , voornamentlijk om dat zijne nicht, welke verre den zwaarften eisch te doen had, retds had verklaard bereid te zijn, om alles te doen, wat ten  CAROLINA. ar ten voordeele zou kunnen zija. In dat geval was er geen twijfel,.of hij zou zijn crediet wel weder kunnen herftellen , en zijnen koophandel voortzetten. Maar thans was, helaas! alles van gedaante veranderd, en in plaats van in overvloed te Jeeven , vonden zij zig in de ijslijkffce armoede gedompeld. De grootfle droefheid wierd juist nog zo zeer niet veroorzaakt door den toeftand zeiven , in welken zij zig gedompeld vonden , dan wel door het denkbeeld, 't welk hunne , oude kennisfen van hun zouden moeten vormen ; zij vreesden de onbefcheidene zegepraal van zommigen , de verplettende koelheid van anderen, en zelfs het vernederend medelijden van de meesten. De uiterlijke vertooning van geluk , welke zij niet meer konden maaken, was voor hun een veel fmartelijker gemis, dan dat van het geluk zelve. De arme carolina was in eene even droevige omftandigheid : het eenige onderfcheid beftond daarin, dat zij meerdere krachten had , om dezelve te kunnen draagen. — Zij had zedert langen tijd geleerd zig aan de noodzaaklijkheid te onderwerpen ; en wanneer zij bedaard ging zitten denken , dan B 3 ver-  22 CAROLINA. verdween ook de vrees, welke zij in het begin had gehad. Zij bezat nog de duizend ponden fterlings, welke in handen van Doctor sewaiid gebleeven waren, en zij rekende, dat zij ten minften nog wel eene zodanige fom zoude ontvangen , wanneer de zaaken van de bankbreuk van haaren oom zouden vereffend zijn. Zij kon met deeze be¬ zitting weder bij madam williams gaan leeven , waar een fonds van twee duizend ponden fterlings een zeer aanzienlijke fchat zoude zijn. Zij was niet bevreesd om zig voor de tweedemaal in een fr.il en afgezonderd verblijf te gaan begraaven ; want daar zou zij die vreedzaame gerustheid, die vrijheid weder vinden , naar welke zij onophoudelijk gezucht had. De waereld had geene bekoorlijkheden voor haar; het eenige , 't welk haar ontrustte , was , dat zij mistrifs fors te r zou moeten ftooren , welke verplicht zoude zijn, om een verblijf te verlaaten, in het welke zij gelukkig en te vreede met haar lot leefde. Haare vriendin, en haare kleine mary (want het was onmooglijk , dat zij beide haar verblijf in het huis van madam williams konden hebben.) zouden weder naar de boerenwooning, uit welke  CAROLINA. 23 ke zij haar getrokken hai , moeten te rug keeren , en zij begreep zeer wel, dat zij in den vorst en de vogtigheid van den winter zig daar nog veel erger zouden bevinden , dan zij het in een aangenaamer jaargetijde gehad hadden. Zij kon dit akelig denk- beeld niet draagen: het verloop van eenige maanden zou mooglijk verandering in de omHandigheden kunnen brengen ; en dus befloot zij te beproeven, of zij dien tijd niet met haare ongelukkige familie zou kunnen doorbrengen , zonder aan dezelve meerdere hindernis te geeven , dan zij daadlijk ondervonden. Dit grootmoedig befluit vleide haare edelmoedige ziel ; zij kleedde zie om over het zelve met twee jonge juffers' te gaan raadpleegen , die eenen winkel opgezet hadden, en wier zaaken taamehjk voorlpoedig gingen, en van welke carolina zeer veel gekogc had. Zij waren twee dogters van eenen braaven geestelijken, welke aan haar eene zeer goede opvoeding had gegeeven ; doch haar , bij zijn overlijden , zonder eenige bezitting had gelaaten. Zij bewerkten modifche moederen, borduurden en fcbilderden op zijde; kortom, zij deeden honderden van  24 C A R O L I N A. "kleine handwerken , in welke carolina uitmuntte , die niet twijfelde, of zij zou•de, door de hulp van deeze twee juffers, wel -zo veel werk krijgen, als zij zou kunnen af-maaken, en hier door zou zij in de gelegenheid geraaken , om het gelukkig oogenblik van de herftelling van mistrifs fors ter, en de gunst van haare familie nog eendgen 'tijd af te wagten. Zij ftoud reeds gereed , om naar Goldenfquare te gaan, waar de juffers clark ■woonden, toen de meid, ('er was thans nies meer dan eene meid in het huis) haar een .briefjen gaf, 't welk zij zeide door eenen knecht, in een heerlijk Jiverij gekleed, gebrast te. zijn , en welke haar antwoord wame -~ m het zelve geopend te hebben , hs\i\ het volgende: Mej uffer! „ Wij neemen zeer veel deel in de onver» wagte rampen, welke uwen oom getroffen „ hebben, en wij vernecmen met de grootfe „ fmart, dat zijn val ook de verwoesting „ van uwe bezittingen naar zig fleept. In. » dien een ver.bhjf itl &jja lmis u aangejmm " ZOude i ^ dan verzekerd , dat gij 3> mi] ha êröotrte genoegen zoud geeven s, dj.  CAROLINA. i, door het zelve aan te neemen, Zedert laïigen tijd zoek ik eene gezellin voor mijne „ dochfer; cn nimmer zou ik, iemand fcun„ nen aantreffen, die beter voor,haar ge„ fchikt was., en welke zij hartelijker zou „ kunnen beminnen, dan u; indien mijn „ voordel uwe goedkeuring we^draage , dan ;, zal ik u morgen een rijtuig zenden , en wij •.„ zullen ons alle toeleggen, .om u het ver„ blijf bij ons zodanig te maaken, als gij het „ zelve zoud kunnen verlangen. „ Ik heb de eer-te zijn, . „ Mejuffer! . ai * ,s tJw zeer onderdaanige en ge,, hoorzaame dienaar , '(tx as -tÉnuil osöbi m^son/' Carolina ..bleef eenige oogenblikkeia in ovenveeginjr , zón der., genoeg te kunnen bepaalen , welk een antwoord zij dp deeze nodiging zou behooren te geeven ;Dan na hier over met haaren oom en tante ge-raad» pleegd te hebben, befioat zij .eindelijk .bni dezelve aan te neemen ; zij beantwooettda het briefje van Sir john, ;en fchreef, dat zij hem zeer verplicht was voor zijn.' aangenaam voorftel , 't welk zij met diokbaarhiid aannam ; en beloofde, .dat zij den volgen.. B 5 den  èö CAROLINA. den dag gereed zou zijn , om bij hem te komen. Zij had zeer weinig toebereidfelen te maaken, om te vertrekken. De arme charlott e hielp haar, en de traanen, welke haar in deeze omftandigheid langs de wangen biggelden , waren voorzeker niet geveinsd. Carolina kwam een weinig voor vijf uuren bij den heer ma son, te Blackheath, waar zijn buitengoed was. De huishoudfter, welke haar aan de deur opwagtte , verzogt haar, om in de kapkamer van mifs mason te gaan, waar zij gewagt wierd. Toen zij inkwam , vond zij deeze jonge juffer op eene heerlijke canapé zitten. Haare gemeenzaame kleeding was naar den eerden fmaak , en zij fpeelde met een klein aapjen, 't welk op haare knieën fprong: het diertjen had eenen halsband van geëmailleerd goud, aan welken een zijden lint was , 't gene belette, dat hij niet kon omfnappen. Zo dra onze carolina verfcheen, fprong mifs mason met eene foort van verrukking naar haar toe, roepende: „ ach! mijne lieve „ vriendin! wat ben ik verheugd van u te „ zien ! wat zal ik gelukkig zijn , daar ik eene zodanige gezellin heb, als gij zijt!  CAROLINA. z7 l, gij weet niet, hoe fterk gij mij aan u ,, verplicht hebt door het verzoek van mij- „ nen vader in te willigen." Carolina bedankte haar, dat zij haaren vader verzogr. had, om haar te mogen hebben, en zeide, dat zij haar langs deezen weg een gelukkig lot had bezorgd, 't welk door zeer veeien zou benijd worden: „ja! lieve vriendin!" zeide mifs mason, „ ik zou geene moeite gehad „ hebben, om een gezelfchap te vinden onder ,, de juffers van minderen ftand , welke noch „ geboorte, noch iets anders hebben, 't welk „ haar zou kunnen aanbeveelen; fchepzels, in „ wier handen naauwlijks een juweel van „ eenige waardij vertrouwd zoude zijn; maar „ dat was niet het geene ik zogt. Met „ mifs ashfoud kan ik zeer gevoeglijk over„ al verfchijnen;- wanneer ik alleen ben, zal „ ik zeer aangenaam met u wezen, en nooit „ zal ik om antwoord verlegen zijn, wanneer „ men mij vraagt, wie gij zijt? Zou ik niet „ verlegen zijn, wanneer ik, na den naam ,, van eene mifs saünders, of mifs glimp „ genoemd te hebben , hoorde zeggen: hoe! „ de dochter van eenen zeepzieder! de doch„ ter van eenen brouwer! 't is om te fterven, „ en reeds vernederende genoeg, voor mij , ,, dat  28 CAROLINA. „ dat mijn vader onverzetlijk blijft, om zija „ huis van koophandel aan te houden, hoe „ zeer het waar is, dat hij de bezitting, „ welke ik te wagten heb, hier door jaarlijks „ met eenige duizenden ponden fterlings ver„ groot, en welke, indien hij nog maar tien „ jaaren leeft, meer dan tweemaal honderd „ duizend ponden fterlings zal bedraagen." Carolina had zeer veel moeite om tijd te kunnen vinden om eenig woord te geeven tot antwoord op dit gefprek , waar vaa het voornaamfte gebrek de kortheid niet was. Zij zag zonder veel moeite, dat mifs mason verrukt was van blijdfchap, om dat zij eene dochter van eene goede familie , op welke zij zig nog al veel zou kunnen laaten voorftaan, tot eene gezellin had : want hoe zeer mifs mason van eene geringe geboorte was, dagt zij echter niet dan om tijtels, zij wilde geene andere vriendinnen hebben , dan van aanzien, in verwagting, dat zij eenen gemaal zou kunnen 'opdoen, welke haar marquifin, of gravin maakte ; en om dit te bekomen, zou zij haare bezitting aan den verachtelijkHen, of le'ijkiten man van de geheele waereld opgeofferd hebben. Carolina wierd op de vriendelijklte en be-  CAROLINA. «2 bevalligfte wijze door Sir john en zijne gemalin opgewagt. Zij drukten haar op de verplichtendfte wijze het genoegen uit, 't welk zij fmaakten, van eene zodanige gezellin voor hunne dochter gevonden te hebben, als zij immer zouden kunnen verlangen , en verzogten haar, om zig voortaan aan te merken als een gedeelte van hunne familie uit- maakende. Sir john voegde 'er bij, dat hij niet twijfFelde aan de wijze, op welke zij zig gedraagen zou, en dat hij na verloop van ieder vierdedeeljaars een gefchenk zou geeven ,'t welk aanmerkelijk genoeg zoude zijn om haar in ftaat te ftellen om overeenkoomftig haare geboorte te kunnen ver- fchijnen. „ Ja," riep mistrifs mason, „ wij hebben niet meer dan één kind in de „ waereld, op welk alle onze fchatten moe„ ten komen j en waarlijk wij zouden ver„ dienen, dat men ons gedrag berispte, in„ dien wij niet alles deeden, wat mooglijk was, om haar gelukkig te maaken. i „Ik kan u verzekeren, mifs ashford ! „ indien gij aan de oogmerken voldoet, wel„ ke wij ons voorgefteld hebben, dat gij u „ nooit zult beklaagen van hier gekomen te „ zijn , en dat wij nooit zullen gelooven , » dat  30 CAROLINA. „ dat wij u genoeg kunnen betaalen!" Carolina was nimmer in eenen wezenlijken ftaat van afhanglijkheid van iemand in de waereld geweest. Zij was geheel onkundig, op welk eene wijze zij een zodanig compliment moest beantwoorden. Zij wist geene bewoordingen meer te vinden, om haar op eene wijze te bedanken , welke den hoogmoed van Jady mason zoude vleijen , zonder tevens haare eigenliefde te kwetzen , en dus hield zij zig te vreede met eene zeer eerbiedige buiging te maaken ; zij gevoelde reeds, hoe weinig zij gefchikt was voor dien ftaat, welken het harde noodlot haar genoodzaakt had aan te neemen, en zij begon reeds berouw te hebben, dat zij niet in de familie van haaren oom gebleeven was, waar zij zig met het werk van haare handen zou hebben kunnen onderhouden, zo als haar eerfte denkbeeld was geweest. Zij zag, dat het geene men van haar zoude vergen, daarin zou beftaan, dat zij mifs mason altijd in eenen goeden luim moest houden, dat zij altijd gereed zou moeten zijn , om voor haar te werken, om zodanige boeken voor haar te leezen , als zij zou verkiezen, om met haar te wandelen ; met een woord, om in alles haa-  CAROLINA. 3t haare onderdaanige dienaresfe te zijn. -—Men zou zeker niemand hebben kunnen vinden , die beter gefchikt was om deeze oog. merken van de familie te bereiken; zij bezat het zo zeldzaam vermogen van een gefprek levendig te houden, en dit nog was het geringde van de vermogens, welke haar de natuur verleend had. Maar de noodzaaklijkheid van dezelve te moeten gebruiken , veroorzaakte hinderpaalen ; en zij was altijd ernftiger dan gewoonlijk, om dat men van haar eene aanhoudende vrolijkheid verwagtte. Hoe het ook zij, mifs mason fcheen zeer van haar voldaan te zijn ; zij had altijd eene gezellin bij zig , zeide zij , tot welke zij onbefchroomd durfde fpreeken, eene gezellin, welke deel in haare droefheden zou neemen , en welke, daar zij haare gebreken niet zoude vleijen , ten minden het haare zoude toebrengen, om dezelve te doen verdwijnen. Zij verbeeldde zig zedert eenigen tijd, dat zij verliefd was op eenen jongen Baronet, met wien zij eens gedanst had. Hij had haar van haaren vader ten huwelijk gevraagd, maar daar hij zeer veele fchulden en bovendien verfcheiden broeders en zusters had, wilde hij,  3a C A R O L I N A. hij dat een huuwlijksgóed van zestig duizend ponden fterlings de hand van zijne meesteres zoude vergezellen; terwijl daar en tegen de oude heer niet meer dan veertig duizend ponden fterlings had willen geevem Mifs mason zag deeze weigering voor de hoogst mooglijke wreedheid aan; en wanneer zij alleen met carolina was , fchreide zij en beklaagde zig, dat zij het ongelukkigfte fchepfel van de geheele waereld was. Zij zou niet ongenegen geweest zijn , om met haaren minnaar naar Schotland te vluchten; maar hij had haar dit middel nooit voorgcflagen , en zij kon de eerfte niet zijn, om een zodanig vooritel te doen. De onverzetlij icheid van haaren vader had verfcheiden redenen. Voor eerst , hij kende de waardij van het geld, en in de tweede plaats had hij zeer grooten lust, om zijne dochter aan eenen zeer rijken Hollandfchen koopman , wiens bezitting meer dan drie maal honderd duizend ponden fterlings belkp, uit te huuwlijken ; hij drong bij haar menigmalen op dit ftuk aan ; hij trachtte haar het onderfcheid te doen zien, 't welk 'er tusfchen deezen rijken koopman plaats had , en tusfchen een heer, welke niets meer bezat dan kap en  C AROL I N A. 33 en 'degen » en welke haar tegen alle haare fchatten niets anders konde aanbieden , dan eenen- gevederden hoed. Het was genoeg hier van te fpreeken , om haar in ftuiptrekkingen te doen vallen; zij fchreeuwde , dat haar vader haar voor altijd ongelukkig wilde maaken; dat hij niets anders zogt, dan haat te doen fier ven; en deeze twisten eindigden nooit anders, dan met beloften van mistrifs mason, om alles in 't werk te zullen (tellen wat in haar vermogen was, om haar genoegen te geeven. Ondertusfchen wierd en deeze beloften zo menigmalen herhaald, dat zij haare kracht begonnen te verliezen , en wij kunnen niet bepalen,- tot welk eene hoogte van buitenfpoorigheid haar ongeduld en misnoegen haar zouden opgevoerd hebben, indien haare nieuwe vriendin geen middel gevonden had, om haar door goede en overtuigende redenen, tot nadenken te brengen. De zorg om de dwaasheden van anderen onophoudelijk tegen te gaan, is zonder t wijffel eene nuttige, maar tevens niet minder, eene zeer verdrietige en -vermoeijende taak. Carolina had hier van de ondervinding; zij ftond menigmaalen in beraad , om een huis te verlaaten, in het welke zij zig verIII. deel. ^ C veel-  3* CAROLINA. veelde, maar de vrees van erger te zullen vinden , en de overweeging , dat mooglijk het verloop van eenige maanden wel verandering in haare omftandigheden zou brengen , deeden haar befluiten om deeze onaangenaamheden zo lang te draagen, als mooglijk zoude zijn. Eene nieuwe gebeurtenis maakte de uitvoering van dit voorneemen gemaklijk. Mistrifs meadows kwam een bezoek van eenigen tijd afleggen; mifs mason had te Batk eene naauwe vriendfchap met haar gemaakt, en dit bezoek reeds met ongeduld afgewacht. Mistrifs meadows was jong, fchoon, en vol van geest. Zij was eenige jaaren te voren getrouwd met eenen man, die meer dan het dubbel van haaren ouderdom had , en het vermogen van zig te doen beminnen geheel en 'al miste. Mijn heer had geduurende langen tijd getoond dat hij uit-ermaate jaloersch was, en mevrouw was niet zeer zorgvuldig geweest, om hem haaren afkeer nier te doen blijken. Zij waren eindelijk gefcheiden. Mijn heer had vervolgens het oude kasteel van zijne voorouders tot zijn verblijf genomen , en had geenen anderen omgang, dan met zijne paerden en honden , terwijl me-  CAROLINA. tïievïduw onophoudelijk het koningrijk van het eene einde tot het andere doorkruide, om haaren afgod, het vermaak, te zoeken. Zij bragt de zomers gewoonlijk door met verfcheiden plaatzen te bezoeker), in welke.men de wateren gebruikte. Daar lokten haare fchoonheid en haar ftaat van eene vrije vrouw altijd eene menigte van bewonderaars rondom haar. Zij deed de geheele waereld beleefdheid, doch begunftigde niemand met haare bijzondere vriendfchap, en hier doof genoot zij het ftreelend genoegen van zig aangebeeden te zien, zonder eenig ander gevaar te loopen , dan alleenlijk dat zij aaa de kwaadfpreekende tongen ftof veriehafte om zig te kunnen oeffenen. De zuivere waarheid was, dat men haar niet eenen misflag tegen de eer kon te laste leggen , iice zeer de geheele waereld als 't ware de handen in elkander floeg, om haar van lichtvaardigheid te befchuldigen. Zij wierd met verrukking van blljdfchap door mifs mason ontvangen, en. weinige, dagen na haare komst nam de geheele familie de reis naar de ftad aan, welke, daar de herfst ten einde liep, weder begon bevolkt te wor* den. Cs Zè  8* CAROLINA. Zo dra carolina te Londen was,ging zij haaren oom en tante bezoeken, welke zij genoegzaam in dezelve omfïandigheden vond, waarin zij hun zes weeken te vooren gelaaten had. Zij bleeven zig nog altijd met de hoop voeden, dat hunne zaaken binnen korten tijd zig zodanig zouden herftellen , dat zij op nieuw weder in den koophandel konden komen. Zij fcheenen zig aan hunnen ramp te onderwerpen , en niet dan aan het toekomende te denken. Toen carolina tehuis kwam,vondzij mistrifs meadows en mifs mason met eikanderen in een gefprek vol vuur; zij fpraken van eenen edelman, welke zo even een bezoek bij mistrifs meadows had afgelegd, en waren zeer breedvoerig in zijnen lof. „ Op mijne eer," zeide mifs mason, „de Collonel vincent „ is een van de fchoonfte mannen , die ik „ ooit gezien heb," „ Ja!" Voegde er mistrifs meadows bij „en hij is tevens de „ beminnelijkfte, eh die in den besten fmaak „ leeft. In de famenieeving heeft hij hec „ voorkomen van beleefd, zacht en infchik„ lijk te zijn, en niet te min ontdekt men in „ hem de opvliegendheid,de openhartigheid, „ en de dapperheid van eenen held." . „ Ik  CAROLINA. s? „ Ik ken maar eenen heer," zeide mifs mason, tevens eenen diepen zucht loozende, „ die naar mijne gedachten hem overtreft." „ De heer vincent," antwoordde mistrifs meadows „is mij geheel vreemd, maar „ indien ik vrij was, en de befchikking over „ tweemaal honderd duizend ponden fter„ lings had, dan weet ik zeer wel, wat ik „ doen zoude!" . „ Hoe is het moog- „ lijk," riep mifs mason, „ hoe! zoud gij „ over uwe hand kunnen befehikken ten be„ hoeve van eenen man, die zelfs niet eens „ Baronnet is?" „ Waarom niet?"hervatte haare vriendin. „ Welk een groot „ geluk fielt gij toch in het bezitten van „ eenen tijtel? geloof mij, ik kan tegen u „ beide in alle vrijheid fpreeken , ik was „ waarlijk liever de vrouw van den Collonel „ vincent, dan de gemalin van den groot- „ ften hertog van het koningrijk." „ Ik „denk," hervatte mifs mason, „dat „ een tijtel eene zeer aangenaame zaak is. „ Zelfs al diende hij tot niets anders, dan n om u in eenen cirkel eene aanzienlijke „ plaats te geeven , daar men anders onder „ de groote menigte gefchikt word, tegen „ welke men het naauwlijks durft waagen C3 Jjte  38 CAROLINA. te fpreeken. Heeft men dan niet reed* „ veel gewonnen ? Voor het overige, mijn „ hart is verbonden, het is niet meer in mijn „ vermagen, om het zelve te veranderen," Een diepe zucht volgde op deeze woorden; zij liet zig op de fopha zakken, welke haar voor zitplaats diende, en bleef eenige oogen* blikken peinzende, en in de bekoorlijkfte en tederfte houding zitten. Zij wierd uit baar gepeins getrokken door de verfchijning'van Sir john. Hij trad in de zaal, met een ge. laat, op 't welke de vrolijkheid gefchilderd was. „ Wel nu betsy!" riep hij, „ ik „ hoop, dat ik u nu niet meer zal zien „ fchreijen, noch zuchten. Gij zuk voortaan „ niet meer om uwen Sir william of Sir „ har ris roepen. Mijn lieve kind.' er is „ een lord, die naar uwe bezitting ftaat: hij „ is pair van het koningrijk niet een „ pair van Ierland, of van Schotland, maar „ een pair van Engeland! wat dunkt u? in. „ dien gij eens. gravin damby konde wor- „ den! faeU » „ ft het mooglijk? » Sir john!" riep zij, van verwondering „ rood wordende, „ wat zijt gij ongemak „ nierd ! behoorde gij niet te begrijpen das een dergelijk voorfte] op eene voor-  CAROLINA. 3 zigtige wijze langzaam aan mij moest ge„ daan worden? indien gij het zelve aan mis„ trifs meadows, of mifs ashford had „ medegedeeld, dan zouden deeze mij van „ ftap tot ftap hebben kunnen voorbereiden, „ om het zelve aan te hooren, en zij zou„ den mij met het zelve niet hebben kumen „ verpletten ! " „ U verpletten ! " zeide Sir john, „ van welke beenen zijt gij „ dan gemaakt? 't is dan waarlijk ook wel „ om u te verpletten, wanneer men u komt „ zeggen, dat gij gravin kunt worden, u, ,, die twee van uwe vingers zoud willen gee„ ven , om eenen tijtel te hebben ! heb „ ik u niet hooren zeggen, dat gij zelfs met „ eenen ouden neger zoud willen trouwen, „ indien hij u den tijtel van hertogin kon „ geeven? ik kan mij niet verbeelden „ dat een jong en v/el gemaakt graaf u in „ ftuiptrekkingen kan doen vallen." „ Zeker ! mijn heer !" hervatte zij , „ gij behoorde geen gezegde van mij op te war„ men, 't welk mij in een oogenblik van vro„ lijkheid uit den mond gevallen is. Gij weet „ dat ik Sir charles woodhouse bemin, „ hoe zou ik dan ooit aan een ander kunnen „ denken?" „ Indien dit zo is," her- C 4 vat-  40 CAROLIN A. vatte haar vader, „ dan is alles afgedaan, „ om dat gij dien man niet kunt vergeeten* „ Ik zal dan aan mylord zeggen, dat gij uw„ hart kwijt zijt, en dat hij niet meer aan u „ moet denken." Maar , mijn he. „ mei ! papa ! wat zijt gij drjftig j indiejl „ men zelfs eens zou willen beproeven, of „ men u zou kunnen gehoorzaamen, en of , men eene ongelukkige hartstocht zou kun. „ nen overwinnen, dan zelfs zoud gij daar „ toe geenen tijd geeven." —- ,. Gij hebt „ zo veel tijds niet nodig om u te bepalen," zeide Sir john, „ik fleb beloofd, dat ik „ deezen avond ja of neen zoude antwooj> „ den. Indien gij mij uw woord geeft van „ hem te zullen neemen , dan zal ik hem „ morgen bij u brengen, en dan zult gij gra„ vin zijn eer deeze week ten einde is. ,» Ik heb hem beloofd dat ik vijftig duizend „ ponden fterlings ten huwlijk zal geeven, s, als het huwlijk doorgaat. Gij ziet wat ik „ voor u doe, betsy! behoorde gij niet „ dankbaar te zijn, en alle middelen op te „ zoeken, om mij de geweldige opoffering, „ die ik bereid ben voor uw geluk te doen, „ te vergoeden fW„ Ik weec hoe fterk ik aaji „ u verplicht ben, mijn heer!" antwoordde > ? mifs  CAROLINA. « mifs mason, „ en ik ben voorneemens om „ alles te doen , wat u genoegen kan gee- „ ven." Gij zijt een goed kind," zeide hij, ,, en ik zal aan mylord zeggen, dat hij „ komen kan. Ik geloof niet dat het nodig „ is u te waarfchuuwen, dat gij u zo goed „ moet aankleeden als gij kunt, om zijn 3, bezoek af te wagten. Ik laat het overleg „ van die zaaken aan u over, want ik ver„ fta niets van dat alles." Hij maakte eene buiging, en ging uit de kamer. De ontroering van carolina was omtrent even hevig geweest, als die van mifs mason, toen zij haaren ouden aanbidder lord damby hoorde aankondigen, als den toekomenden gemaal van eene ftedelijke erfdochter (*). Zij had weinig moeite om door te „ zien dat eene verwarring in zijne zaaken de reden van dit huuwlijk was, en daar en boven was eene bezitting, zo als die van mifs mason, zeer wel gefchikt, om den aandacht te lokken. Haare grootfte ongerustheid (*) Door eene Jtedelijke erfdochter verltaat men eene rijke koopmans dochter zonder geboorte. De eigen, lijke ftad van Londen word niet anders dan van kooplieden bewoond.  4a CAROLINA. heid beftond daar in , dat zij zig nog eens weder in zijne tegenwoordigheid zou moeten bevinden, en wel in die omftandigheden,fin. welke haar het noodlot geplaatst had. Zij vreesde dat mooglijk wel eens weder eene dergelijke gebeurtenis zou kunnen voorval» len, gelijk op het kasteel van ashford gefchied was, dat is te zeggen, dat zij al weder een hinderpaal zoude kunnen zijn in het geluk van eene perzoon , welke haar den naam van vriendin gaf. Zij nam zig voor, om onophoudelijk op alle haare daaden, op alle haare beweegingen waakzaam te zijn, en hoopte, dat zij door dat middel de oplettend» heid zou kunnen voorkomen, welke lord Damby mooglijk onvoorzigtig genoeg zou zijn van haar te betoonen. Wat mifs mason aangaat, zij had haare oude liefde geheel en al vergeeten. Sir charies woodhouse had het geheele gezag, *c welk hij zo wel in haar hart had weeten te vestigen, verlooren, en zij bragt het overige van den dag door met zig aan de vreugde over te leveren j met kleine reizen te verzin» nen, in welke mylord haar moest vergezellen ; met te overleggen, welke kleuren het best voor haare huuwlijkskleederen zouden ge-  CAROLINA. gefchikt zijn, welke liverijen zij door haare knechts zou laaten draagen, en reeds kogt zij in haare gedachten kasteelen , en fcfaikte zij in dezelve de huisraaden ; zij bepaalde reeds het getal der bedienden, welke tot het huis van mylady zouden behooren; en toen zij des avonds naar haare kamer ging, had zij niet anders te doen, dan van tijtels,rijtuigen , juweelen, en alle andere dwaasheden te droomcn , aan welke zig de vrouwen van de groote waereld overleveren. XXX. HOOFDSTUK. De minnaar naar de mode. Den volgenden morgen was mifs mason veel vroeger bij de hand, dan naar gewoonte. Voor elf uuren zond zij haare kamenier bij carolina, om haar te verzoeken, van bij» haar kappen en kleeden tegenwoordig te willen zijn, en haar van haaren raad te dienen. Toen deeze boodfchap kwam, zat carolina te leezen ; zij lag haar boek ter neder, om zig met deeze gewichtige zaak bezig te gaan houden. Toen  44- CAROLINA Toen zij in de kamer van mifs mason kwam,zag zij verfcheiden gemeenzaame kleederen, doch naar den keurigften fmaak inge* richt, hangen. Zij was bezig om dan op hec eene, dan weder op het andere haare oogen te vestigen , zonder te kunnen bepaalen, welk van alle zij zoude verkiezen: want in dergelijke gevallen kan men het zeer zelden met zig zeiven eens worden. „ Koom eens „ hier! lieve ashford! geef mij toch raad 1 „ Ik weet, dat gij van eenen goeden fmaak „ zijt; welk van deeze kleederen moet ik aantrekken ? Niet een van dezelve is ,» naar mijnen zin. Zijn die niet alle om „ bang te worden ? ik wenschte dat ik tijd „had om chambeaü te laaten haaien; „ deeze zou mij wel fpoedig iets maaken , „ 't welk draaglijk was: 't is ijslijk dat „ men zo overjaagd word!" „ Deeze „ chemife van neteldoek," zeide carolina „ is, naar mijne gedachten , zeer fraai, „ en zal u zeer wel ftaan; en indien gij daar„ bij dien halsdoek en hoed neemt, welke „ gij onlangs van Parijs gekreegen hebt, dan » kunt gij verzekerd zijn, dat gij zeer wel „ zult gekleed wezen." „ Wel nu, ik zal het doenzeide mifs MA*  CAROLINA 4S mason, „ ik heb juist zo gedagt, als gij; „ gij bezit meer fmaak, mifs ashford, >, dan ik immer in eene vrouw gezien heb; „ en wanneer ik in 't openbaar zal moeten „ verfchijnen , -zoo. zal ik niemand dan u. „ over mijne kleeding raadpleegen." Carolina bedankte haar glimlagchende voor de bewijzen van vertrouwen, welke zij haar gaf, en beloofde haar , dat'zij bij die gelegenheid al haar oordeel in-het werk zou ftellen. „ Gij zult dan ook voor u zeiven moe„ ten kiezen," zeide zij, „ want ik wil; „ dat gij bij die plechtigheid ook zult ver„ fchijnen. Uwe familie en uwe betrekkin„ gen maaken u daar toe bevoegd , en hec ,, zal mij zeer aangenaam zijn , dat de ge,, heele waereld weet, dat mijne vriendin „ en gezellin zelve van eene zo aanzienlijke „ geboorte is, dat zij recht heeft op eene „ zoodanige eer." - Mistrifs meadows kwam op dit oogenblik in de kamer, en na dat deeze haar zeer veele fraaiheden gezegd had over den goeden fmaak van haar kapzel en kleeding, en 'er bij gevoegd dat niemand van die' geene, die haar zien zoude, in ftaat zoude z>jn , om haare bekoorlijkheden te kunnen we-  *S CAROLINA* weder ft jan, geraakte zij in eenen zo goedea luim, dac alle .. ZÜ befchuldigt ons," vervolgde hij,- ƒ, dat i, wij haar hebben zoeken te bedriegen y dac ü wij haar laagen gelegd hebben en dat zij ntl ,-, ook op eene wijze over haare bezittingen i, zal befehikken y welke ons dol zal rhaakenv"" III.- deee. D Gè^  5o CAROLINA. Geduurende dit gefprek zat mifs mason met zeer veel ongeduld te wagten , dat het eindelijk haare beurt ook eens zoude worden , om den aandacht van mylord te vestigen. Zij befloot een einde van deeze zamenfpraak te maaken, en tevens haaren minnaar te doen zien , op welk eenen voet carolina in dat huis was. Dus begon zij over zwaare hoofdpijn te klaagen , en zeide vervolgens met eene gemaakte onoplettendheid: „ mifs ashford ! geef mij dat reukfiesjen ,) eens!" zij wees haar een fiesjen, 't welk aan de andere zijde van de kamer op de kaptafel lag. Dit was eene vrijheid, welke zij zig nog nooit, 'c zij dat ze alleen, 't zij dat ze in gezelf.hap was, had aangematigd. Carolina ftond een oogenblik in twijffel wat zij doen zoude; doch zou eindelijk beflooten hebben om het te doen, zeggende : dat men eenige toegeevendheid moest gebruiken , dewijl zij niet wel was ; doch lord damby ftond op, en verzogt haar ernflig om te blijven zitten. Hij zeide tegen mifs mason , met eene houding , in welke men zeer duidelijk kon zien dat hij haar het oogmerk, 't welk haar tot deeze onbefcheidenheid bewoog, wilde verwijten ; dat hij  CAROLINA. 5e hij het geluk van haar te mogen dienen als een wezenlijk genoegen aanmerkte. Niet tegengaande de houding en den toon , met tvelken hij deeze woorden vergezelde , nam mifs mason het fiesjen met zeer veel bevalligheid uit zijne handen aan; hij begon zig toen de zaak te herinneren , om welke hij gekomen was, en begreep, dat hij thans niets minder te doen had, dan verliefd} te worden. Indien hij zig bij eene vrouw van geboorte had bevonden , met oogmerk om haar te trouwen , dan had de veinzerij niet Zeer noodzaaklijk geweest ; maar, bij eena burgerdochter wist hij dat de liefde in het fpel moest komen. Dus zig als van hec voorwerp fcheurende , naar het welke hij voelde dat zijn hart het meeste helde, begon hij het kleine aapjen te lief koozen, 't welk op haaren fchoot was, zeggende: dac de liefde, welke zij aan dit diertjen bewees< in ftaat zou zijn, om jaloersheid in het hare van eenen minnaar te verwekken. Zij nam die Woorden op als eene behendige verklapring van zijne liefde, en eenige andere complimenten, welke hij haar vervolgens maakte , waren toereikende om haar in eenen zo goeden luim te brengen, dat zij haare hoofd-» D 2 pijfê  52 CAROLINA. pijn geheel vergat, en hem de partij naar" de opera voorfloeg. Mylord bood zig aanftonds aan om de vrouwen te vergezellen ; hij zeide, dat hij zijn woord had gegeeven,. om uit eeten te gaan; doch beloofde tevens, dat hij zou ontfnappen zo dra het eeten gedaan was, en dat hij haar zoude komen afhaalen , 'er bijvoegende , dat hij hoopte , datzij gebruik van zijne loge zouden gelieven te maaken. Mifs mason toonde door eene buiging van haar hoofd en eenen glimlach, dat zij zijn voorflel aannam , maar mistrifs meadows verzogt, indien het hun niet te zeer mishaagde, dat men liever plaatzen in het orchester zou neemen. Mylord zeide , dat hij zig plaatzen zou waar men verkoos, en ingevolge van dien belloot men, om het orchester te verkiezen. Hij nam zijn affcheid, en beloofde, dat men niet naar hem zoude wagten. Zo dra hij vertrokken was, en mifs mason en haare vriendin zig eenigen tijd bezig gehouden hadden, met over de bekoorlijkheden , welke zij in zijnen perzoon hadden opgemerkt, te fpreeken, kwam weder de gewichtige vraag op het tapijt, hoe zig sekleeden? Men pleegde op nieuw met elk- an-  CAROLINA. 53 anderen raad. Wat carolina betrof, zij dagt niet om haare kleeding; zij was in deeze geheele zaak niet bétrokken, en zij verklaarde, dat zij dien middag niet van de partij zoude zijn. Mifs mason begrijpende dat haar gezelfchap groot genoeg was, drong 'er niet op aan; zij was zelfs wel te vreede, dat zij niet met haar ging , on dat zij anders ten minden ook een gedeelte van den aandacht van lord damby zou genieten, van welken zij verlangde het eenige voorwerp te zijn , en waar toe zij ook alleen meende bevoegd te weezen. Zij hadden zeer veel moeite, om voor de middagmaaltijd gereed te zijn , en toen zij van de tafel opftonden , zagen zij de koets van mylord voor de deur ophouden. Toen hij mifs mason, en mistrifs meadows in dezelve geleid had ,. vroeg hij , waar mifs ashford was. Mifs mason antwoordde hem . tevens haar hoofd fchuddende, dat mifs ashford haar juist niet altijd op de openbare plaatzen vergezelde. Zo dra carolina zig alleen bevond, kwam eene menigte van onaangenaame denkbeelden haaren geest befpringen: zij riep die jaaren in haare geheugenis, welke zij D 3 on.  o + CAROLINA. onder het vaderlijke dak had doorgebragc. Vervolgens kwamen haar die ongelukkige rampen , welke zij na dien tijd had onder» vonden, voor den aandacht, en eindelijk drongen haare tegenwoordige omftandigheden, en de befchouwing van de onzekerheid van dezelve, haar óm een ongerust oog op het toekomende te flaan. Op deeze wijze bragt zij haaren tijd door, tot dat de vrouwen weder te huis kwamen. Lord damby had zijn woord elders gegeven , en kon. dus dien avond niet blijven eeten; hij ftond de dringende nodigingen van Sir john en zijne gemalin uit , welke hem zeer hartelijk bedankte voor de weinig betekenende zorg, welke hij voor hunne dochter had gehad j hij beantwoordde alle hunne fraaije- gezegden», als of hij dezelve als ftukken van weifpreekendheid had aangemerkt, en zeide niets aan carolina, zig te vreede houdende met haar te groeten. Mistrifs meadows en mifs ma son hadden het hoofd voi van den bekoorlijken avond , welken zij -doorgebragt hadden $ en carolina vernam dat de - CoJlonel vincent van de partij was-geweest. Mifs mél9N;begon zig reeds ajs eene gravin aan te  CAROLINA. 55 (Tellen; zij fprak van vrouwen van den eerHen rang als van haare gelijken en vertrouwelijke vriendinnen, en fcheen zig zeer vermaakt te hebben met de kwelling , welke Sir william woodhoüse natuurlijk had moeten ondervinden, toen hij haar in gezelfchap van lord damby zag. Zijn opflag van het oog zeide zij, was verfchriklijk geweest, en geleek meer naar dat van eenen dwaas , dan van een redelijk weezen; zij voegde 'er bij, dat, wanneer hij haar had komen aanfpreeken,, zij zig op haare eer niet zou hebben kunnen, onthouden van hem in het aangezicht uit te lagchen. Den volgenden morgen bragt men het zelfde onderwerp op het tapijt. Het fcheen haar thans nog meer genoegen te geeven dan den voorgaanden avond ; maar de vrolijkheid van mifs mason wierd niet weinig door haare vriendin, mistrifs meadows, verduisterd, om dat deeze üaar zeide, dat haar verblijf in dit huis binnen weinige dagen een einde zoude hebben, dewijl zij haar woord had gegeven, om eenige vrienden, welke zij in Provence had, te gaan bezoeken, en dat zij niet voor in het aanftaande voorjaar in Engeland zou te rug komen. D 4 Al-  0 CAROLINA. Alles, wat mifs mason in het werk ftefe fte. om haar van dit voorneemen te doen afzien, was geheel vruchteloos. Zij verzekerde haar, dat zij deeze reis reeds lang vqorgenoomen , en haar woord tot het doen van dezelve reeds gegeven had, eer zij naar BJackheath gekomen was; dat deeze reis met verfcheiden van haare beste vrienden pverlegd en S^geld was, en dat zij aan de. «elve geen ongenoegen wilde geeven. Dit nieuws maakte mifs mason ten ui. terften onvergenoegd; zij was van een kind at gewoon geweest de geheele waereld voor haaren wil te zien onderdoen, en bij gevolg had zij nooit geleerd den minften tegenfpraak te verdraagen. Zij voer hevig uit tegen imstrif» meadows, en zeide, dat zij had gemeend eene vriendin aan haar te hebben inaar dat zij zag, dat zij zig vergist had l en zij hep de kamer uit, fchreiende van woede. Naauwlijks was de deur van de kamer weder geflooten, of mistrifs meadows begon met de nukken, en de kinderachtigheid van mifs >iason tefpotten; zij fchreef dezelve ge. dedteüjk aan de geringheid van haar verftand, en gedeeltelijk aan de zeer flechtepp, yoe^  CAROLINA J7 voeding toe, welke zij gehad had. „ Zoud I, gij wel willen gelooven ," vervolgde zij, „ dat zij in het hoofd heeft gekreegen, om „ jaloersch te worden van lord damby, en „ van u ? Zij zegt, dat zij zeker weet dat s, 'er meer dan eene oude kennis tusfchen „ ulieden plaats heeft. Deeze gedachte heeft » ingang gevonden bij de familie, door een „ gezegde van haaren knecht, welke open„ lijk verhaalt, dat mylord , toen nij de „ laatfte maal op Jshford is geweest, u „ ten huwelijk heeft gevraagd , en dat hij „ uw gemaal zou geworden zijn, indien 'er „ geen verfchil ware voorgevallen van 't „ welke hem de oorzaak onbekend was. „ De kamenier heeft dit alles aan mifs ma„son overgebracht, en deeze zoekt thans „ alleen maar een voorwendfel om met u te „ breeken , en zij is voorneemens om zig 9, van het geringde voorval te bedienen, „ 't welk flechts plaats zal hebben. Zij „ heeft geene voorwendfels nodig," zeide carolina, zeer gramftoorig wordende, „ zij behoeft geene vergezpgte redenen uit te denken. Indien zij mij maar het minfte „ denkbeeld van haare oogmerken had ge^ i> geeven, dan, zou ik mij geen tweemaajea ö 5 „ heb-  5S CAROLINA. „ hebben Jaaten bidden , om zelfs die voor „ te komen. Wat u aangaat, mevrouw! „ ik kan u niet hartelijk genoeg bedanken, >, dat gij mij voor eene vernedering hebt „ bewaard, tegen welke ik op mijne hoede „ zal zijn, door nog heden dit huis te ver„ laaten." „ Ik kan uw beiluit niet afkeuren," hervatte mistrifs meadows, „ maar wat zijt „ gij voorneemens te gaan doen? Hebt gij, „ wanneer gij deeze familie verlaat, een „ Verblijf, werwaards gij u kunt begeeven, „ en 't welk met uwen ftaat overeenkomt ? „ Ik ben van uwe laatfte rampen en van „ den voet op welken gij in dit huis zijt, „ door mifs mason zelve ten vollen onder„ richt; zij heeft gisteren alles, tot de ge„ ringfte omftandigheden toe, aan lord dam„ b y verhaald ; zij heeft hem gezegd , dat „ gij zelfs gebrek aan brood had, toen zij u „ onder haare befcherming nam, dat gij van „ uwe geheele familie verlaaten waart, en „ dat gij uw verblijf in een ellendig huis „ op eene vierde verdieping had moeten „ neemen!" „ Mijn oom, bij wien ik inwoonde," antwoordde cakoeiNa , woont op eene eerfte  CAROLINA. 59 5, verdieping in Red - Lion - ftreet. Ondertusfchen erken ik dat hij in droevige omftan„ digheden is; ik heb zelfs geene vrijheid, „ om in mijne gedachten te neemen, om het „ weinige, 't welk hij overig heeft, met „ hem en met zijne familie te deelen. Na „ alles , wat gebeurd is , zouden zij zig „ verplicht rekenen , om mij te onderhou„ den , en ik zou hier door hun gemis nog „ zwaarder maaken." „ Maar," zeide mistrifs meadows, „ ik „ kan daarin toch niets anders dan billijk ,, heid vinden. — Hoe billijk dit ook moge „ weezen," zeide carolina, „ ik zal het „ echter niet dulden. Nooit hebben zij in „ hunne gedachten gehad, nooit hebben zij 5, eenige poging gedaan om mij te benadeelen; in tegendeel, ik weet dat zij mij „ hartelijk liefhebben; en daar het hun ten „ fterkften fmart, dat zij mij tegen hunnen „ wil befchadigd hebben, begeer ik hun ver„ driet niet te verzwaaren , door hun tct „ eenen last te worden." „ Wel nu!" zeide mistrifs meadows, „ ga met mij. Naar alle waarfehijnlijkheid zal de reis, welke ik doen zal, zeer aans, genaam zijn j en ik zal mij zeer gelukkig » re-  60 CAROLINA. „ rekenen, als ik uw gezelfchap op dezelve „ mag genieten. Ik zal niets verzuimen, 't „ welk eenigermaate tot uw genoegen zal „ kunnen toebrengen," Carolina bedankte haar zeer hartelijk voor dit vriendelijk aanbod. Zij verlangde zeer om te reizen, en vooral om.eene zo aangenaame luchtftreek te zien, als het zuidelijke gedeelte van Frankrijk is. Mistrifs meadows was eene beminnelijke vrouw; zij fcheen een goed hart te hebben ; en hoe het ook uitviel, drie of vier maanden liepen fpoedig af, en zij hoopte, bij haare te rug komst, in ftaat te zullen zijn, om in de bezitting van haaren kleinen eigendom te treeden. Zij be» floot dus na twee of drie minuuten beraad, om dit voorftel aan te neemen, en antwoord, de aan mistrifs meadows, dat haar niets aangenaamer zou zijn, dan haar te mogen ver, gezellen. Mistrifs meadows fcheen verrukt over haar genomen befluit; en carolina begaf Zig naar haare kamer, om alles in gereedheid te brengen, en Gr'eat.George-ftreet te ver» laaten. Zij zag mifs mason niet weder, voor dat zij aan het middagmaal kwam, en geide haar toen, dat eene zekere omftandig, heid j  CAROLINA. st heid, in welke zij zig bevond, haar nood-zaakte, om haar nog dien zelfden middag te verlaaten. „ Hoe!" zeide de moeder, „ gaat gij „ betsy verlaaten! hebt gij alles wel over„ woogen , mifs ashford! gij zuk niet ge,<, maklijk weder een gelegenheid vinden, om „ in eene zodanige familie te koomen , als ,. de onze is. Maar 't is een algemeen ongej, luk, dat men zelden gelooft dat men ergens „ welzij, voordat men ondervind, dat men ,, het op eene andere plaats erger heeft!" „ Hebt gij u over iets te beklaagen," zei. de Sir John. „ Zijt gij hier niet altijd op „ denzelfden voet behandeld, als mijne eigene „ dochter?" „ Ik heb over niemand te klaagen," antwoordde carolina", „ maar ik moet mij op „ eene wijze gedraagen , welke met mijne „ omftandigheden overeenkomt, en deeze „ verplichten mij thans om zodanig te han. „ delen, als ik doe." Mifs mason was geheel fpraakeloos. En zelfs toen carolina verzogt, om eene huurkoets te doen haaien, toonde zij geene de minste genegenheid om haar hier in tegen te gaan. W.'inige «ogenblikken daar na kwam de bediende, aan wien  62 CAROLINA. wien zij deeze boodfchap belast had, te rug, om haar te zeggen, dat de koets voor de deur was , en dat alle haare goederen in dezelve, overeenkomstig de bevelen , welke zij gegeeven had, geplaatst waren. Zij ftond op, nam affcheid van de geheele familie, en toen zij in de koets trad, gaf zij bevel, om naar Red-Lion-ftreet te rijden. XXXI. HOOFDSTUK. Eene reis. Carolina vond haare vrienden in denzelf. den ftaat, waar in zij hun gelaaten had. Altijd arm in de daad, maar tevens altijd rijk jn hoop. Het fmartte hun zeer, te moeten verneemen, dat zij het huis van mistrifs mason verlaaten had j zij fchrikten, toen zij zagen dat zij voorgenomen had, om eene groote reize naar de overzijde van de zee te gaan doen. Mistrifs saünders verklaarde, dat zij nooit meer gelukkig zou kunnen zijn, indien op deeze reize eenige ramp aan carolina overkwam, en dat zij tot haare terugkomst toe nimmer een gerust oogenblik zou heb»  C A R O L I NA. 63 hebben. Charlotta fchreide op het denkbeeld dat eene zee van zeven mijlen haar van haare lieve nicht zoude fcheiden. - . Carolina zogt alle deeze kwalijk gepiaatfte vreeze te doen verdwijnen , en verzekerde hun , dat zij de uitvoering van dit haar voorneemen als eene bron aanmerkte, welke haar zeer veele genoegens zoude opleveren. Nog dien avond ontving zij een brieljen van mistrifs meadows met de tijding, dat zij zig bepaald had, om den volgenden dag Londen te verlaaten, en dat zij haar des morgens ten tien uuren zou komen af haaien. Zij kwam op het bepaalde uur in eene reiskoets met vier paerden, en vergezeld door twee bedienden te paerd. Onze carolina nam affcheid van haare familie, en trad in de koets. Zij floegen den weg naar Douvres in. Thans ontflagen van het verveelend gezelfchap van mifs mason, had zij gelegenheid van te zien, dat mistrifs meadows eene bemihnelijke vrouw was, en zeer veel verftand bezat; dat zij in de groote waereld geleefd had, en alle derzei ver dwaasheden kende, naar welke zij zig wel in 't algemeen, zo als zeer veele andere, gevoegd had, doch welke zij ech-  H CAROLINA. echter in den grond van haare ziel verachtte. Het was fchoon weder, en de weg, langs welken zij reeden , kon niet aangenaamef zijn j dan hij was. Zij gingen zeer vrolijk aan boord van de paquetboot, in welke zij twee kameniers vonden , die mistrifs meadows met den postwagen vooruit gezonden had. Geduurende den overtocht hielden deeze twee vriendinnen niet op van met elkanderer* te fpreeken; en zij feheenen ieder oogenblik nieuwe redenen in eikanderen te ontdekken, om zig aan eikanderen te verbinden. Ca roei na fcheen een weinig ongerust over de ongelegenheden, in welke twee vrouwen zou» den kunnen geraaken, door eene Zodanige reize zonder heeren te onderneemen , doch mistrifs meadows bragt het zo ver, dat zij gerust wierd. Zij fpotte met de ingebeelde noodzaaklijkheid dat vrouwen altijd door heeren moeten vergezeld zijn , even als of eene vrouw, zeide zij , die haar natuurlijk verftand heeft, die van eene goede goudbeurs voorzien is , en goede bedienden in haar gevolg heeft, niet alleen voor zich zeiven zou kunnen zorgen. „ Wij zijn," vervolgde zij, i, geene kinderen meer, welke men nood<, zaaklijk verpligt is valhoeden op te zet- i, ten s>  CAROLINA.' „ ten, en handfchoenen aan te trekken, ui: „ vrees dat zij zig ieder ogenblik een gaC „ in 't hoofd zouden vallen, of in de vinger* „ fnijden." Na dat carolina haar eenig? vraagen had gedaan nopens den weg, welken zij voornemens was te reizen, zeide zij, dat zij niet aanftonds zig naar de plaats van haare beftemming wilde begeeven, maar dat zij zig eenigè dagen wilde ophouden bij de gravin van barongue, haare nicht, welke twaalf mijlen van Parijs woonde, en daar een heerlijk huis had. De graaf en gravin bragten , tegen de aangenomen gewoonten van Vrankrijk, het geheele jaar op het land door. „ Ik zal daar," vervolgde mistrifs meadows, • „ mijnen vriend, den collonel vincent we. „ dervinden, die ons tot aan het einde van „ onze reis vergezellen zal." Carolina was zeer verwonderd dat mistrifs meadows zig dooreenen heer liet volgen, van welken zij haar zelve had hooren erkennen dat zijne tegenwoordigheid gevaarlijk was. Zij gebruikte de vrijheid van haar de onvoorzigtigheid onder het oog te bréngen , welke zij door het doen van eenen zodanigen ftap beging. Mistrifs meadows begon te fpotten met dat geene, 't welk III. deel. E zii  66 CAROLINA. zij eene femalaarij van carolina noemde; maar toen zij zag, dat zij in haare meening bleef volharden, verzekerde zij haar, dat alle haare zwarigheden geheel en al zouden verdwijnen, zodra zij het karakter van den collonel zoude kennen. „ Hij is," zeide zij, j, de eerlijkfte, de naauwgezetfte man van „ de geheele waereld ; en ik zou mij onder „ zijn geleide even goed in veiligheid reke„ nen, aïs wanneer ik door een geheel regi„ ment Spaanfche oppasfers bewaakt wierd." Carolina antwoordde, dat, niet tegengaande de naauwgezetheid van den collonei, welke haar buiten het bereik van hoon ftelde , en niet tegengaande de zuiverheid van haare oogmerken , de waereld echter niet in den grond van haar hart konde leezen. Men kan de algemeene berisping in dergelijke gelegenheid niet zo doen zwijgen, als men wel gaarne zoude willen, en het is zelfs veel eer te vreezen dat zij haare ftem overluid verheffen zal. Zij voegde er bij, dat, indien zij voor haar vertrek eenige kennis van dit voorneemen had gehad, zij zonder eenigen twjjffel haar. zou bedankt hebben voor de eer van haar te mogen vergezellen. Dit gefprek wierd van beide zijden een li* 3. j| . a wei-  CAROLINA. 6> weinig levendig, en mistrifs meadows fcheen op het einde overtuigd te zijn dac zij eene onvoorzigtigheid had begaan. Zij beloofde dat zij aan den collonel zou fchrijven , zodra zij aan land zoude zijn , en dat zij hem zou verbieden te komen. Carolina vergenoegde zig met deeze beloften; en zo dra zij te Calais aangekomen waren , fchreef mistrifs meadows aan den collonel. Zij namen vervolgens de reis aan , en reisden met zo veel fpoed als in Vrankrijk mooglijk is, tot dat zij aan het huis , of liever aan het paleis van den graaf van baRongue kwamen. Het was een over¬ heerlijk en vorftelijk gebouw, en op de alleraangenaamfte wijze in eene allerfchoonfte ligging in het bekoorlijkfte land van de geheele waereld gefticht. De gravin ontving haar. De graaf was wegens bezigheden, die zijne tegenwoordigheid elders verëischten , afweezig. Men kon uit de wijze op welke onze twee reizende vrouwen door de gravin ontvangen wierden, zeer gemaklijk meer wellevendheid dan genoegen ontdekken. Mistrifs meadows gaf weinig acht op deeze koelheid ; maar dezelve hinderde carolina zo geweldig, dat zij E 2 al-  <53 CAROLINA. alles deed, wat in haar vermogen was, om haare reisgenoote over te haaien , om dat huis nog dien zelfden dag te verlaaten. —-. Zij antwoordde haar, dat .dit de gewoonte van de gravin was, dat zij niet anders verwagt had, en dat zij daar eenige dagen wilde doorbrengen , zo aJs zij voorgenomen hadj weinige uuren waren genoeg om car o 11 na van de valschheid van dit voorgeven te overtuigen. De gravin was in den hoogften graad beleefd jegens alle menfchen, welke haar omringden. Zij fcheen van dezelve als 't ware aangebeden te worden en voornamentlijk van eene jonge juffer, welk. tot haar gezelfchap bij haar woonde, en van haare familie was. Haare koelheid was alleen tegen haare nieuwe gasten. Zij verborg haare verwondering niet van te zien dat twee vrouwen eene zo lange en verre reis ondernamen, zonder andere perfoonen bij zig te hebben dan bedienden, en zij gaf eenen andermaal te verftaan dat zij V/einig werk maakte van menfchen, die in dat geene, 't welk zij aan de eer van hunne familie verfchuldigd waren , te kort fchoocen , en dat 'er iets verachtelijks in den weduwlijken ftaat gelegen is, wanneer men uit verkiezing  CAROLINA. 6> zing weduwe is. Mifs dun ford (deeze is de naam van de jonge vriendin van de gravin) was vriendelijker, en vnornamentlijk ten opzigte van carolina. Zij fcheen behaagen in haar te hebben; zij nam alle mooglijke gelegenheden waar om haar gezelfchap te houden , en om haar duizende beleefdheden te doen, die de arme carolina in de omftandigheden , in welken zij zig bevond , zo zeer nodig had, daar zij op zig zeiven, en bijna op alles wat haar omringde, onvergenoegd was. Zij befchuldigde zig zeiven dat zij met te veel overijling gehandeld had ; zij had de zaaken niet bedaard genoeg overwoogen toen zij den voorflag van mistrifs meadows aangenomen , en het gewaagd had om haar op eene zo verre reis te vergezellen , zonder tyd gehad te hebben van haar karakter te leeren kennen , en zonder den raad van menfchen , welken de waereld beter kenden dan zij, ingenomen te hebben. Indien zij met Doótor seward geraadpleegd had, dan zou deeze haar zekerlijk de onvoorzigtigheid van eene zodanige onderneeming onder het oog gebragt hebben. — Zij bewonderde de gravin van bakongue, en hoe E 3 meer  7© CAROLINA. meer zij haar zag, des te meer hield zij zig verzekerd, dat zij alleen en om geene andere reden met zo weinig oplettendheid wierd be. handeld , dan om dat zij zig zodanig had gedragen , dat zij alle haare achting verlooren had; zij zogt dus alle mooglijke middelen, om, zonder de misflagen van haare onvoorzigtige vriendin te verzwaaren, de gravin te overtuigen, dat zij geen deel in dezelve had; en deeze pogingen waren niet geheel en al vruchteloos. De bevallige eenvoudigheid, welke alle haare daaden vergezelde , de onbedwongenheid , welke haar zeer eigen was, de juistheid van haar oordeel, en de gevoeligheid, welke zij niet kon verbergen; dit alles werkte te zamen om de gravin van het denkbeeld te doen terug komen, 't welk zij in het begin van carolina had opgevat. Zij begon haar met meer achting te behandelen, en haar die onbedwongen goedheid tebetoonen, welke haar zo natuurlijk was. Op zekeren morgen wanneer mistrife meadows en mifs dunford met eikanderen in het park wandelden , vroeg de gravin aan carolina, hoe lang zij reeds met haare reisgenoote gemeenzaam was ge= weest; haar antwoord verwekte natuurlijk we-  CAROLINA. 7r weder andere vraagen, en ein lelijk verhaalde carolina haar alb de gevallen van haar leeven ; z>j deed dit verhaal op eene beknopte wijze , zonder ander: perfoonen , dan haare allernaaste beftaanden te noemen, en met voorbijgang van alle« -vat in ftaat was, om haar den billijken lof van de gravin te doen wegdragen; zij was te nederig om haare eigene daaden op te vijzelen. De gravin fcheen zeer veel deel te neemen in het geen zij hoorde; zij beklaagde haar oprechtelijk over alle de wisfelvalligheden , over alle de rampen, welke een zo jong en beminnelijk mensch reeds ondervonden had. Zij kon haar thans wegens haare verbintenisfen met mistrifs meadows niet meer berispen; maar het deed haar leed dat zij tot dezelve had moeten komen , 'er bijvoegende, dat' zij, fchoon haare nabeftaande zijnde, echter niet geloofde dat zij gefchikt was om aan eene jonge, fchoone en deugdzaame dochter tot leidsvrouw te ftrekken. Zij vroeg haar vervolgens , of zij niet eenen broeder had, welke thans de reis door Europa deed, en deeze vraag met ja beantwoord zijnde , zeide zij haar, dat hij aan haar en den graaf, door den vader van mi.s dunford, welke E 4 toei  7* CAROLINA. toen te Londen woonde, aanbevolen was geweest, en dat de Heer henry ashford drie of vier maanden geleden, eenige dagen bij hun, op hun landgoed had doorgebragt Carolina'had nooit den Heer dunford hooren noemen , en kon zig niet begrijpen hoe haar broeder, welke zeer kort na zijn vertrek van Broomfield zijne reis naar het vaste land begonnen had, gelegenheid had kunnen hebben, om kennis met hem te maaken. Toen mistrifs meadows en mifs dunford van de wandeling te rug kwamen , zeide de gravin al lagchende tegen de laatstgenoemde : „ Weet gij wdj Jieve w „ dm l dat ik eene ontdekking gedaan heb? „ Mifs ashford is de zuster van den Heer " henuy ashford, die aan ons door „ uwen vader aanbevolen is geweest: gij begrijpt, wel wat ik wil zeggen, henriet„ te!" en zij gaf haar tevens een vee] beduidend opflag van het oog. „ Hemel'" riep mifs dunford bloozende;' „ is het 3, mooglijk ! zijt gij waarlijk de zuster van „ den Heer ashford? Ik heb hem wel » hooren zeggen , dat hij eene zuster had, » en dat zjj bij nabeftaande vrienden woon» de, van welke zij zeer groote fchatten te » waS-  CAROLINA. 73 n wagten had." — Mifs ashford," her. vatte de gravin , „ heeft mij de redenen „ mede gedeeld , welke haar genoodzaakt „ hebben, om die vrienden te verlaaten. „ Alles, wat zij mij van haare familie ver„ haald heeft, komt naauwkeurig overeen , „ met het geen haar broeder ons dien aangaande heeft gezegd." Mifs dunford deed haar toen verfcheiden vraagen, en onder anderen, wat 'er van de familie geworden was, welke zig korten tijd voor dat de Heer ashfokd Engeland verlaaten had, in het huis van mylord walton had weeten in te dringen; en op het antwoord, 't welk haar carolina gaf, dat haar oom met mistrifs west getrouwd was, riep zij , dat zij dit huuwlijk wel voorfpeld had, en dat zij haare denkbeelden dien aangaande aan den Heer ashford had mede gedeeld. Toen zij vervolgens vernam welk gebruik deeze vrouw van den invloed , dien zij op den geest van haaren gemaal verkreegen had , had weeten te maaken, kon zij zig niet weerhouden van haare verontwaardiging te betuigen, en zij fcheen daar over zeer fterk aangedaan te zijt). Carolina, welke deeze fterke aandoening alleen aan de genegenheid , die E 5 mifs  74 CAROLINA. mifs dunford voor haar had opgevat , to efchreef, was haar zeer dankbaar voor die deelneeming in haare belanden j en de verborgen trek , welke haar neds aan deeze beminnelijke juffer verkleefd deed zijn . veranderde van dit oogenblik af in de oprechtfte vriendfcSap ; de gravin bleef onze calotiftA op de verplichtendfte wn>e behandelen j zij verdubbelde zeifs haare oplettendheden . om haar de koelheid te doen vergeten , met welke zij in het begin in dit huis ontvangen was. Zij had 'er zeer veel tegen dat cakolina haare reis met mistrifs meadows vervolgen zoude, zeggende, dat, fchoon haar de perzoonen , weike zij ging bezoeken, onbekend waren, zj echter niet dan al te veel reden had om te vermoeden dat het gezelfchap van dien aart zoude zijn, dat het zelve geheel ofigefehikt was voor eene juffer van verfband ; zij zeide daarenboven , dat zij te Parijs eene familie had , met welke zij zeer naauw verbonden was, die binnen veertien dagen naar Engeland zou te rug keeren , en dat zij haar aan dezelve op eene zodanige wijze zoh aanbeveelen , dat zij niet alleen gaarne op zig zoude willen neemen om haar weder naar Londen te be-  CAROLINA. 75 begeleiden; maar zelfs daarenboven om voor haar, indien zij het verkoos, in haare tegenwoordige omftandigheden eene gefchikte fchuilplaats te zoeken. Carolina ftelde thans even weinig paaien aan haare dankbaarheid , als de gravin aan haare goedheid ; zij zeide haar, dat zij binnen weinige maanden eene genoegzaame fom hoopte te zullen bezitten , om zig in ftaat te bevinden 3 van gemaklijk en onafhanglijk te leeven, en dat het haar zeer aangenaam zou zijn , om tot dien tijd toe een zodanig verblijf te kunnen vinden , als dat geene waarvan de gravin fprak. De gravin verzekerde haar, dat zij gerust konde zijn, dat zij haar werk van die zaak zou maaken, dat zij wist hoedanig zij op mistrifs la ine konde reekenen, welke door haare menigte van kennisfen en genegenheid om wél te doen zig in ftaat bevond om alles te kunnen doen, wat zij haar zou verzoeken. Eenige dagen laater zaten zij met eikanderen rondom eene tafel te werken. De gravin borduurde een kleed; mifs dunford werkte kant; carolina zat toe te zien, en leerde van haar hoe het kantwerken moest gedaan worden; mistrifs m e a d o w s zat te leezen : 'er kwam  CAROLINA; kwam een bediende binnen, en gaf aan mi*: trifs meadows te kennen, dat 'er een Engelsch heer aan de deur was, welke verzogt om haar te fpreeken, en dat hij zig collonel vincent noemde. Carolina had aan de gravin van barongüe reeds eenige ope» ning gegeeven van het denkbeeld waarin zij was dat mistrifs meadows te veel genegenheid voor deezen heer had opgevat. Zo dra de gravin zijnen naam hoorde noemen, zag zij juist om deeze reden mistrifs meadows met een oog aan, 't welk alles te kennen gaf; het aangezicht van mistrifs meadows wierd als fcharlaken. — Deeze blos kwam niet uit gevoeligheid of onfchuld voort. Zij gevoelde eene misdaadige blijdfchap vermengd met eenige vermoedens , dat men haar verdacht hield. „ Wilt gij mij wel „ toeffcaan ," zeide zij een weinig Hamerende , „ dat ik den vriend, die naar mij komt „ vraagen , een oogenblik binnen laat ko„ men ? hij is een zeer braaf man en nabe» „ flaande van die vrienden, welke ik in Pro„ vence ga bezoeken, om met hun den win„ ter door te brengen. Ik gisfe dat hij , „ kennis van ons voorneemen bekomen heb„ bende, de beleefdheid zal gehad hebben „ van  CAROLINA. 7? „ van eenen omweg te neemen, om ons zijn „ gezelfchap op die reize aan te bieden. i» Hij heeft zeker al eenen grooten omweg „ genomen , om u deeze beleefdheid te be„ wijzen," zeide de gravin. „ Verzoek dien „ heer om binnen te komen," vervolgde zij, den bedienden aanfpreekende , welke öogenbliklijk naar buiten ging om zijne boodfchap te doen. „ Ik laat nooit den zodani„ gen aan de deur liaan, welke aan iemand „ van mijn gezelfchap een bezoek komt gee,, ven." Zij fprak deeze woorden op eenen zo ftekeligen toon uic, dat alle andere vrouwen , indien zij minder onbefehaamd waren geweest dan haare lieve nicht, verlegen zouden zijn geworden. Zij bedankte haar voor haare beleefdheid, en vervolgens opftaande, ging zij naar de deur om den vreemdeling te ontvangen. De deur ging vervolgens open, en de collonel binnen komende, liep naar mistrifs mea-' dows; hij nam haare hand, welke zij henv toereikte,en zeide: „ Mevrouw! ik ben niet „ in ftaat om het genoegen uit te drukkenj, welk ik ondervinde dat ik u weder zien „ mag ! " Op het zelfde oogenblik zagencarolina en hij eikanderen aan, en rie-- pen  78 CAROLINA. pen beide te gelijk in de grootfte verbaasd- heid: „ Mifs ashford!" „ Capitein „ west!" rr „ Capitein west!" riepen weder te gelijker tijd de gravin en mifs dunford, „ is mijn heer de capitein west?" De collonel was ondertusfchen nader bij carolina gekomen. „ Ik verwonder mij „ niet over uwe verbaasdheid, mifs ash„ford!" zeide hij, „indien gij niets „ van mijne bevordering en van mijne ver„ andering van naam gehoord hebt; mijne „ bevordering ben ik aan de goedheid van „ den koning verfchuldigd, en mijne naams„ verwisfeling is een gevolg van de grillig„ heid van eenen oom van mijnen vader, welke na zijn Jeeven met het op elkande„ ren ftapelen van geld doorgebragt, en ondertusfchen zelfs het noodzaaklijkfte tot „ zijn beftaan niet te hebben durven gebrui„ ken , de gedagtenis van zijne dwaasheid „ heeft willen vereeuwigen, door mij zijnen „ naam en zijne aanzienlijke goederen na te „ laaten, welke ik thans beide bezitte. ?, 't Is mij lief," antwoordde carolina, „ dat deeze grilligheid voor u zo voordeeüg „ is geweest. Maar mifs ashford! " hervatte hij, „ hoe zal ik ooit in ftaat zijn, „ om  CAROLINA. 79 „ om mij zeiven bij u te rechtvaerdigen we„ gens de dwaasheid . de dolheid , waaraan „ ik mij jegens u fchuldig gemaakt heb , „ toen ik de laatfte maal de eer had van u „ te ontmoeten ! Ik heb ondertusfchen alles „ gedaan wat in mijn vermogen was, om „ mijne vergiffenis te verdienen. Ik betuig „ in oprechtheid , dat ik tot dien tijd toe „ niet geweeten had, dat ik de onfchuldige „ oorzaak was geweest van de vervolgingen, „ welke gij hebt moeten ondergaan. „ Wat wilt gij met dit alles zeggen, „ mijn heer! " hervatte carolina : „ gij „ kunt in de tegenwoordigheid van me„ vrouw , wehlisten, welke zij' in het werk had gefteld, om. haar te noodzaaken om met hem te trou-, wen; van de onbeleefdheden, welke zij- aan* alle die geene had aangedaan , die zij. ver*, dagt hield' dat oogmerken omtrent haar had-, den, en voornamentlijk aan den heer craven, welken zij'als den meest door lord. walton begunffigden minnaar had aangemerkt; hij had heni vervolgens voorgefleld % hoe lady walton haare hcop door de on.-; verzetlijke weigering van carolina, om met haaren zoon. te trouwen, te leur. gefteld ziende,zig had gedragen, om deeze beminne* hjke vluchtelinge van de befcherrning van haa>- ren.  CAROLINA. 8? ren oom te berooven; welke kunstenaarijen -zij gebruikt had , zo door het voorwenden 'van eene ziekte , als door andere uitvindin.gen, om hem van het kasteel van ashford verwijderd te houden, zo lang carolina zig op het zelve bevond. Hij had hem de "valschheid der vertellingen getoond , door 'haar verzonnen, om de gevoeligheid, welke zij in hem opgewekt had, levendig te houden; en hij had zijnen brief geëindigd , met hem te bidden, van toch de on:rechtvaerdigheid van zijn gedrag jegens de beminnelijkfte vrouw , welke immer de fieraad van zijne familie was geweest, eenmaal in eirnftige overweeging te willen neemen, en haar die plaats in zijne genegenheden weder te fchenken, welke zij te voren met zo veel recht in dezelve bezeten had. Carolina bedankte hem voor de goede diensten, welke hij had getracht aan haar te bewijzen; maar zeide tevens, dat zij weinig hoop had van veele voordeden van dezelve te zullen genieten; dat zij den invloed van lady walton op den geest van haaren gemaal al te welkende; dat zij niet geloofde $ dat lord walton immer ten haaren ainzien, in waarheid, bedroogen was geweest, maar F 3 d as  86 CAROLINA dac hij zijne gemalin al te zeer vreesde, om zelfs den fchijn te durven geeven, als of hit twijffelde aan dat geene, waar van zij hem zogt te overtuigen. De collonel fchudde zijn hoofd, en gaf geen antwoord. De gravin was zodanig voldaan, toen zij alles, wat carolina haar Verhaald had, op eene wijze, welke zo weinig twijffel overliet, bevestigd zag, dat zij den collonel vincent op eene zeer beleefde wijze nodigde om den nacht op het kasteel door te brengen. Hij nam deeze nodiging met zeer veel dankbaarheid aan. ^ Toen het eeten op de tafel ftond, gingen zij alle met een vergenoegd gelaat aanzitten, uitgezonderd mistrifs meadows, die niet wist, welk eene houding zij zoude aanneemen, daar de collonel geduurende den geheelen avond zelf geen fchijn had gegeeven van op te merken, dat zij in het gezelfchap tegenwoordig was. Hij had met allen mooglijken fpoed eenen grooten weg afgelegd, om haar te overtuigen dat een enkel opfiag van haare oogen in ftaat was om hem alle de ongemakken van de reis te doen vergeeten , en thans dagt hij niet meer om haar. Het gezicht van carolina, 't welk eenen veel dieperen indruk op zijn hart had  CAROLINA. 87 ïhad gemaakt, dan alle de vrouwen, aan welke hij immer zijne liefde had verklaard, hai in een oogenblik zijne geheele kortftondige liefdevlam voor mistrifs meadows uitgedoofd , en thans wenschte hij met zijn geheele hart, dat zij zig aan het andere einde vari ce waereld bevonde. Naauwlijks had men het eeten afgenomen; ©f een bediende bragt eenen brief aan de gravin. Zij las denzelven , ën zeide vervolgens: „ Dac doet mij leed! mistrifs eaine „ fchrijfc mij , dat haar vertrek op overmor■9, gen bepaald is. Zij heeft kennis van uwe j, begeerte-, mifs ashford! om naar Lon„ den te rug te keeren, en zij verzoekt u ^ 9, oni morgen bij haar te koomen, op welk eenen tijd van den dag het u zal behaagen. '*„ Zij belooft mij tevens, dat zij u geheel en -„ al onder haare befcherming zal neemen, „ en dat zij alles voor u zal doen, wat gij „ en uwe vrienden kunt verlangen." „ Mifs ashford zal naar Londen te rug a, keeren!" riep mistrifs meadows, „ wat j, wilt gij daar mede zeggen?" „ Ik bid „ u, verg mij geene ontwikkeling, mistrifs; „ meadows!" hervatte de gravin , „ weléi ke gij met geen genoegen zoud kunnen V 4 » aan:  88 CAROLINA, „ aanhooren. Alleenlijk zal ik u zeggen,dat „ de omftandigheden van mifs ashforb „ haar niet toelaaten om u te vergezellen„ en laat u dit genoeg zijn." Mistrifs mea' d q w s bleef verftomd zitten. De gravin zeide tegen carolina, dat het haar zeer leed deed, dat zij haar niet kon vergezellen naar Panjs, want dat zij eenige nabeftaanden van den graaf haaren gemaal vtrwagtte , welke een of twee weeken bij haar kwamen doorbrengen. Zij voegde er bij, dat haar rijtuig en bedienden op welke zij ftaat konde maaken, haar bij mistrifs la ine zouden brengen De collonel vincent vatte vervolgens het' woord op, en bood zig aan, om haar leidsman te zijn. Carolina floeg in 't begin zijn aanbod beleefdlijk af, maar de gravin welke altijd op reis bevreesd was, wanneer zij geenen verdeediger in gevallen van nood bij "chhad, haalde haar over, om zijn aanbod aan te neemen. Men befloot vervolgens dat men da volgenden dag na het middagmaal affcheid van eikanderen zou neemen XXXIL  CAROLINA. 8fl XXXII. HOOFDSTUK. Eene weigering. O ar 0 Li na was naauwlijks in haare kamer gekomen, of mistrifs meadows volgde haar, en deed haar de fterkfte vertoogen tegen haar voorneemen , om naar Engeland te rug te keeren. Zij beloofde haar, indien zij haare reis met haar wilde voortzetten, zo als men in het begin met eikanderen had afgefprooken, dat zij zig geheel en al door haaren raad zou laaten beftuuren, en dat zij den collonel zou verbieden van haar te volgen. Carolina bad haar, dat zij niet wilde aanhouden omtrent eene zaak, welke zij haar niet konde toeltaan. Zij raadde , zij fmeekte haar zelfs, dat zij zig door eenen zodanigen man, als de collonel was , niet geliefde te laaten vergezellen, indien zij nog eenige achting voor haaren eigenen goeden naam had.' Mistrifs meadows bemerkende dat niets van het geen zij haar konde zeggen, in ftaat was om haar van haar voorneemen af te brengen , begon zig te beklaagen over haar veranderlijk karakter; zij zeide haar, dat zij F 5 zeer  9© CAROLINA. zeer ilecht met haar handelde, door haar zd ver van haar vaderland, zonder eenige reisgenoote, te verlaaten j 'er bijvoegende dat zij , indien zij haar niet was voorgekomen volftrekt tot die reis beflooten te hebben; zig Van eene andere reisgenoote zou hebben kunnen voorzien, welke minder huichelagtigheid en verkeerde kieschheid zou gehad hebben. Carolina antwoordde haar, dat zij al te wel de redenen wist, welke haar overgehaald hadden om het koningrijk te verlaaten, dan dat zij zig verplicht oordeelen zoude, om diert aangaande breedvoeriger te fpreeken ; dat zij erkennen moest, dat zij geheel ongefchikt was voor de foort van gezelfchap, 't welk haar ongetwijfFeld in Provence wagtte , en dat zij duidelijk voorzag, dat een arm meisjen,zonder vrolijkheid, die altijd predikte, die altijd op haare manier van denken een wakend cog hield, haar niet anders dan ten uiterften lastig zoude zijn j dat zij zig verzeekerd hield, dat zij haar, eer de winter half ten «inde zoude zijn , zou aanmerken als eene befpiedfter, van welke zij zig zou trachten te ontdoen , als eene ondraaglijke raadgeeffter, en als de verdrietigfte tegenftand tegen alle haare genoegens. Kortom, na dat mistrifs  CAROLINA. 91 trifs Meadows te vergeefs alle haare welfpreekendheid beproefd had, om haar van befluit te doen veranderen , (iets, 't welk zij eenter meer verlangde met oogmerk om de gravin tegen te werken, dan uit eene fterke begeerte om het gezelfchap van carolina te behouden) verliet zij haar, zeggende, dat zij haare redenen zeer wel kon begrijpen; dat niets, dan de begeerte om den collonel Vincent voor zig te behouden, haar op deeze wijze deed handelen, en dat de fchoone raad, welken zij haar zo mildelijk gegeeven had , meer uit een gevoel van jaloersheid t dan wel uit vriendfehap en voorzigtigheid Voortgefprooten ware. Den volgenden morgen verfcheen mistrifs Meadows niet op het ontbijt. Zij liet door haare kamenier zeggen dat zij zig niet wél bevond, en verzoeken , dat men haar de koffij in haare kamer zou zenden. Na het ontbijt verzogt de collonel aan de gravin om de eer te mogen hebben van haar een oogenblik alleen te fpreeken. Zij ftond aanftonds op, en begaf zig met den collonel naar den. tuin. Carolina en mifs dunford bedienden zig van deezen tijd om elkander onderling eene onfehendbaare vriendfehap te be;  pa CAROLINA, belooven. Zij fpraken af, om op bepaalde tijden aan eikanderen te fchrijVen , tot dat zij het genoegen zouden hebben van eikanderen bij de reize naar Engeland, welke de gravin voorneemens was te doen, weder te zien. Alle haare affpraaken en kleine fehikkingen waren reeds in gereedheid toen de gravin en de collonel in de zaal te rug kwamen. De gravin verzogt, zonder te gaan zitten, aan carolina , om met haar in den tuin te gaan. Zij volgde haar,- en toen zij in eed aangenaam klein bosehjen gekomen waren, 't welk voor de ftraalen van de zon ondoordringbaar was , keerde zig de gravin tot haare fchoone gezellin. „ Weet gij wel, mifs ash„ ford, zeide zij, al glimlachende, dat ik „ voor het eerst van mijn leeven last heb, „ om over een huwlijk te handelen? Ik ben „ zeer in mijnen fchik dat ik gelegenheid heb „ om de proef van mijne vermogens dien „ aangaande aan u te kunnen neemen ! Gij „ fchijnt u te verwonderen! wel nu! ik zal „ mij nader verklaren. Waarlijk het fmert mij „ dat ik een jong mensch als gij zijt , die „ met fchoonheid , met deugd, en met al„ lerleije beminnelijke hoedanigheden ver„ fierd is , in eenen zodanigen donkeren „ toe*  CAROLINA* 9.3, , toefta.nd. zie. keven, welke geheel voor u , niet gefchikt is, zonder vrienden, zon% der nabeftaa.ndea., welke zig uwer aantrek, ken. De wreede onrechtvaerdigheeden % , welke gij, hebt moeten uitftaan van die , geene , die uwe befchermers hadden be, hooren te zijn , ontrustten mij ten aanzien , van uwe toekomende zekerheid, en niets , zou mij aangenaamer zijn dan. dat ik u in el den echt vereenigd zag met eenen gemaalj {• die uwer waardig was, en wiens onveran„ derlijke. toeleg zou zijn om u gelukkig te „ maaken. Indien ik mij. niet bedriege, dan, x, is de collonel vincent daartoe een ailerge„ fehiktst voorwerp. Hij heeft mij; verzogt x %, hij heeft mij bezwooren , om zijn hart, s, zijne hand, en alle zijne bezittingen aan, uwe voeten te leggen. Reeds langen tijd A w zegt hij,, hebt gij zijn hart bezeeten; en Xi wat zijne rijkdommen aangaat, welke „ tegenwoordig zeer aanmerkelijk zijn, hij is, „ voorneemens om van dezelve volftrekt geen, ander gebruik te maaken, dan gij, raadzaam „ zult oordeelen. Men kan niet edelmoediA, ger- handelen, men kan op geene eerbiedi„ ger wijze om de eer van uwe hand verzoek/ken, dan hij doet. Opdertusfchen, mijne.  P4 C AROLIN A. M jonge vriendin ! welk antwoord verkiest m gij dat ik hem van uwentwege geeven „ zal? Het koomt mij voor, dat hij een guna, ftig antwoord verdient." „ Ik heb oneindige verplichtingen aan u, v mevrouw!" antwoordde carolina „ voor „ het groote.deel, 't welk gij u verwaerdigd „ in de belangen van eene zo ongelukkige M'weeze, als ik ben, te neemen. De goed-. „ heden, met welke gij mij reeds, overlaa„ den, en de perzoonen, aan. welke gij mij. è aanbevoolen hebt, zullen mij boven het v bereik ftellen van na dit oogenblik ram„ pen te ondervinden, welke ik anders te vree„ zen zou hebben. Ik heb thans niets meer i} te vreezen, dan alleen dat ik de vrouw zou, „ worden van eenen man, welken ik noch be-. „ minnen noch achten kan !" — „ Mijne ,, lieve carolina!" zeide de gravin glimlachende „ zouden uwe denkbeelden , ten „ deezen aanzien, niet wel een weinig in het; „ romaneske vallen?- De collonel vincent. „ komt mij voor een man te zijn, die ver„ ftand , gevoeligheid en edelmoedigheid: „ bezit : drie vereischten , welken van „ het uiterfte belang in het huuwlijk zijn. „ Mooglijk is hij zo wél gemaakt, zo lierlijk •> ni.etr  CAROLINA. 95 ?!, niet, mooglijk bezit hij die onbedwongen» heid in zijne manieren , die waereldlèhe fl, wellevendheid niet, welke gijmisfchien in •e den man wel zoud willen vinden, aan wel?„ ken uiv hart de voorkeur zou geeven. De „ verbeeldingskracht kan zeer ver gaan, en v het is niet onmooglijk dat men zijn geheele leeven doorbrenge met het zoeken naar een 3i) zo volmaakt mensch, 't welk geen ander ,i beftaan heeft, dan in de denkbeelden." „ En indien ik dan mijn geheele leeven v eens in den ongehuuwden ftaat doorbrag. te,'' zeide carolina, welk een ramp, „ zou daar toch in gelegen zijn? Ik denk thans om het huuwlijk niet, en waarlijk, in de „ omftandigheden, in welke ik mij tegen* » woordig bevinde, ftaat het mij niet vrij, 3, om daar aan te denken. De collonel vincent is de man, wien ik geweigerd heb. m Indien ik hier omtrent van gedachten, ver„ anderde, dan zou dit niet gefchieden om, „ redenen, welke mijn hart en mijne reden „ goedkeurden. De hartstocht zou hem „ voor een oogenblik kunnen, verblinden; hij zou die redenen niet aanftonds bemer„ ken, maar de beguicheling duurt niet eeuwig. Wanneer hem eens eindelijk de blind- „ doek  CAROLINA. „ doek van de oogen viel, wat zou ik dan niet te vreezen hebben van eenen man 3, welke dan zien zou dat hij zig in zijne „ genegenheden bedroogen had? En indien ik ongelukkig ware , zou ik dan niet dub„ bel te lijden hebben, door de verwijtin„ gen van mijn eigen geweten? Deeze zijn „ de redenen , mevrouw ! welke mij nood-* „ zaaken om de edelmoedige aanbiedingen, „ van den collonel vincent te moeten van „ de hand wijzen. Maar bovendien is er „ nog eene reden, die veel fterker is, daa „ alle andere, ik heb geene geheimen meer voor u. Mijn hart behoort rnij niet meer toe. Ik heb zelf de geringde hoop niet „ op geluk. Ik ben geheel onkundig, en „ weezcnlijk zal ik altijd geheel- onkundig „ blijven waar dat voorwerp zig ophoude, „ 't welk mijn hart op eene wijze, die ik „ niet kan overwinnen, bezit, en 't welk „ alle andere voorwerpen voor altijd uit het „ zelve zal uitfluiten." „ Ik ben voldaan," zeide de gravin, „ en zal u niét langer op eene zaak dringen, dis ?, u verdriet aandoet. De natuur heeft u dan, mijn lieve vriendin! met geen andei v oogmerk met zo veele volmaaktheden be« » gift  CAROLINA. 97 giftigd, als gij bezie, dan om het ongeluk ,, van anderen te veroorzaaken, zonder iets „ tot uw eigen geluk toe te brengen l maar, „ neen!" vervolgde zij levendig: „ dit is „ onmooglijk! die zo zeer beminde vluchte„ ling zal eenmaal wederkeeren, en ik zal u j, nog eens in omftandigheden ontmoeten , 5, die uwer waardig zijn!" Carolina verzogt vervolgens de gravin, om uit haaren naam den collonel vincent te verzekeren van haare dankbaarheid voor bet aanzoek, 'c welk hij gedaan had, en 'c gene zo veele blijken van edelmoedigheid in zig behelsde; maar hem tevens te zeggen, dat het haar onmooglijk was, om het zelve aan te neemen. Zij vorderde daar en boven dat hij belooven moest, dat hy van het zelve geen woord zoude fpreeken geduurende het reisjen, 't welk zij te zamen doen zouden, of dat zij anders zou verkiezen om alleen te gaan. De gravin verzekerde haar, dat zij aan haar verzoek zou voldoen , en keerde te rug naar huis, met oogmerk om den armen minnaar van den ongelukkigen uitflag van haare onderhouding te verwittigen, terwijl carolina, welke mifs dunford was koIil. deel. G men  93 C A R O L I N A. men opzoeken, met dezelve wandelde tot het uur van het middygaiaal. Toen zij weder in huis kwamen, vonden zij de gravin , mistrifs miadows , en den collonel vinceivt op eenen redelijken af fland van eikanderen zitten. De collonel zat met de armen kruislings over een , en het verdriet was op zijn gelaat gcfchilderd. Mistrifs meadows fcheen in eene zeer kwaade luim; en toen carolina binnen kwam, glinfterden haare oogen van verwoedheid. Maar de tegenwoordigheid van eene vrouw, welke zij wist dat zo zeer aan haare mededingfter verknogt was, noodzaakte haar, om zig te bedwingen. Het middagmaal was omtrent afgeloopen , toen een bediende binnen kwam, om aan de gravin kennis te geeven, dat een der raderen van de koets zig in eenen zo Hechten ftaat bevond, dat hij niet geloofde dat dezelve de reis naar Parijs zou kunnen goed maaken, en dat tot herftelling van het zelve ten minften een halve dag zou nodig zijn. Dit was een zeer ongelukkige tegenfpoed. 'Er was geen ander rijtuig op het kasteel ; de graaf had een der rijtuigen met zig genomen, tn een ander rijtuig was uit-  CAROLINA. 99 gezonden orh her gezelfchap te haaien, 't welk 'de gravin verwagtte. Carolina verzogt haar zig niet te ontrusten ; zij zeide haar dar. de chais van den collonel vincent genoegzaam was. Men gaf vervolgens bevel oni den bak, de riemen, de wielen, en het onderlid van dezelve te onderzoeken, en alles bevond zig in eenen zeer goeden ftaat; De gravin gaf eindelijk haare toeftemming dat haare fchoone vriendin met dit rijcuig op reis ging. Men fpande aanftonds de paerden voor het zelve, en weinige oogenbiikken daar na vertrok zij, vergezeld van den collonel-en van twee bedienden van het huis. Deeze fcheiding ging niet zonder traanefl te Ifcorte/l-j eer zij in het rijtuig ftjpee. Carolina omhelsde haare edelmoedige vriendin , welke haar zo veele blijken van de tederffe vriendfehap had gegeeven ; deeze fchonk haar eene kleine brieventas, mee verzoek om dezelve als eene gedachtenis aan haar te willen bewaaren. Carolina kuschte dezelve, en beloofde dat zij nimmer daar van zoude fcheiden. Mifs dunford gaf haar ook de oprechtfte bewijzen van haare gevoeligheid. Men vernieuwde de beloften van eikanderen dikwils te zullen G a fchrij-  ioo CAROLINA. fchrijven , en onderling eeuwig te zullen beminnen. Onze twee reïsgenocten lagen verfcheiden mijlen af, eer dat een van beide in het hoofd kreeg om een enkel woord te fpreeken. Dit zwijgen zou vreemd kunnen fchijncn; beiden zogten zij het zelve af te brec-ken, doch beide waren zij verlegen hoe te beginnen. Eindelijk was de collonel de eerfte , die den mond opende. Hij begon met de beminnelijke hoedanigheden van de gravin van barongue te roemen. Carolina vond zig thans gereed om te fpreeken. Zij nam deeze gelegenheid waar, om in de hartelijkfte bewoordingen haare dankbaarheid te betuigen voor de edelmoedige behandelingen , welken deeze deugdzaame vriendin aan haar beweezen had. Zij was in het midden van deeze luffpraak, wanneer zij een van de fraaifte rijtuigen, gevolgd door drie bedienden, aan haare zijde zag voorbij rijden. Het rijtuig reed zeer fnel; evenwel verhinderde dit haar niet, om in 't voorbij rijden Sir william beaumont te erkennen. Zij wis verzekerd dat hij haar ook herkend had, want hij had zijn hoofd buiten het portier gehouden , en haar zeer naauwkeurig aangezien» Men  CAROLINA. 101 Men kan van haar verdriet oordeelen, toen zij in overweeging nam met wien hij haar gezien had. Was dit alleen niet genoeg, om hem in alle de onrechtvaerdige verdenkingen te bevestigen , welken hij had kunnen opvatten? Kon zij dus wel eene ongelukkiger ontmoeting hebben ? De collonel, verbaasd over de verandering, welke eensklaps in haare trekken zigrbaar was, en over de manier op welke zij oogenbliklijk ftil zweeg, meende dat zij zig niet wel bevond j en vroeg haar met zeer veel ongerustheid, of hij niets konde doen, om haar te helpen, 'er bijvoegende, dat hij, indien zij verkoos te rug te keeren , gelijk hij haar zoude raaden , dan aanftonds daar toe bevel zou geeven. Carolina, wier verlegenheid door deeze vraas niet weinig vermeerderde,antwoordde, dat zij zig in de daad niet wel bevond, doch dat zij niet twijffelde, of zij zou in weinige ogenblikken wel weder herftellen ; dat zij zedert korten tijd aan dergelijke fchielijke pijnen , die zeer lastig, doch geenzrns gevaarlijk waren, was onderworpen geweest; maar dat dezelve haar niet beletteden, om haare reis voort te zetten. Dit gaf nieuwe ftof tot gefprek geduurende het overige van de reis. G 3 Kin,  xoa C A R O L I N A. Eindelijk kwamen zij te Parijs, en zij liet zig naar het hotel brengen, waar de heer en, mistrifs la ine de gravin kennis gegeeven hadden dat zij te vinden zouden zijn. Carolina vroeg, of zij te huis waren. De bediende antwoordde ja , en dac zij vercvagt wierd. De collonel fprong aanftonds uit .het rijtuig, en gaf de hand aan caro li na, welke uit het zelve komende weder het rijtuig zag , 't welk haar op den weg was voorbij gereden. Het reed zeer langzaam voorbij, en Sir william zat met de groutfte opiet* tendheid waar te neemen, wat zij deed. —— Zo dra carolina haare oogen ophemfloeg^ gaf hij een teken aan den postillon, welke daar op de pierden aanzette, en in een oogenbük uit haar gezicht verdween. Carolina bleef onbeweeglijk ftaan. tot dat de collonel vincent haar herinnerde dat zij beter zou doen met in huis te gaan, dan op. die wijze aan de deur van een hotel te blijver. Zij bereikte met zeer veele moeite eene kamer, welke digt bij de deur was, en opden ec:ften ftoel, welken zij in het oog kreeg, nederzijgende, viel zij van zich zalven. De collonel fchrikte geweldig. Hij belastte den bedienden, om aan mistrifs la ine kennis te gee-  CAROLINA. 103 geeven, dat mifs ashford aangekomen ,maar ook zodanig ongefteld was , dat zij onmoogÜj* haare kamer kon beklimmen. De man en de vouw kwamen aanftorids beneden bij haar, en lieten de ïchoóne zieke naar de zad brengen. De hulp, welke men haar toebragt., was van eene goede uitwerking. Zij herleide fpoedi... Mistrifs laine behandelde haar men met de vriendelijp het oogenbik van haare terugkomst. Zij ging vervolgens op eene fopha liggen, om een middagflaapje van een uur te neemen ; en na haar wakker worden, was zij 'er zeer opgefteld dat carolina haar het een of ander uic een mystiek boek voorlas. Zij had omtrent een dertigtal van zodanige boeken , welke in haare flaapkamer (in welke zij zig altijd onthield , uitgezonderd op eetens tijd) op eene plank geregeld (tonden. Zij gebruikte nimmer thee, en wilde niet dac dezelve in haar huis zou gebruikt worden; maar uit eene zeer bijzondere gunst had zij het gebruik van dezelve aan carolina toegedaan. Van het theedrinken af, tot het avond-eeten toe, nam men het boek weder in de handen. De meest begunftigde hoofdftelling van mistrifs vincent was, dat hec grootfte gedeelte van den dag in Godsdienstige oefeningen moest worden doorgebragt; en daar leezen en bidden de eenige goede daaden waren, welke zij kon verrigten, zonder dat haare beurs dezelve gewaar wierd, waren dit ook haare voornaamfte bezigheden. Zodanig was de aart van leven, tot welken onze beminnelijke carolina zig veroordeeld zag. Zij poogde haaren moed te onderin, peel. H fteu-  ii4 CAROLINA. fleuri en met de overweeging, dat het waar* fchijnlijk niet lang 'meer duuren zoude of mistrifs fors ter zou wel tijding krijgen van de terugkomst van haaren broeder in Engeland. Zij herinnerde zig, dat zij haar menigmaalen gezegd had , dat haar broeder ongetwijffeld voor kersmis weder te Londen zou zijn; deeze tijd naderde fterk, en binnen weinige weeken moest zij die tijding ontvangen, welke zij met zo veel ongeduld verwagtte. Zij vleide zig met de hoop , van zig weldra onafhanglijk te zullen zien, hoezeer haar geliefkoosd verblijf, zedert den dood van mistrifs seward, zeer veel van deszelfs bekoorlijkheden zou verboren hebben. Deeze was de vrouw, op welker vriendfehap zij in de geheele waereld den meesten ftaat gemaakt had , en welker gezelfchap haar het allermeest behaagde. De valfche en fchandelijke geruchten, welke men zo kwaadaartig door haare oude nabuurfchap verfpreid had, verdrooten haar; zij vreesde, dat zij in eenen oord, in welken men zo flecht van haar dagt, naauwlijks haar hoofd meer zou durven opheffen ; doch niet tegenltaande dat alles was 'er voor onze carolina geene ornftandigJieid uit te denken, welke verdrietiger kon zijn,  CAROLINA. ti$ zijn, dan die geene, in welke zij zi^ tegenwoordig bevond : en 'er verliep eene geheele maand, zonder dat zij eenig ander genoegen fmaakte, dan dat zij brieven ontving, welke haar de gravin va n b a r 0 ngue en mifs dunford ter beantwoording van haare brieven , gefclireeven hadden. Dezelve waren ingellooten in brieven aan mistrifs laine , welke die naar haare tegenivoordige wooning gezonden had. '£r was geene de minde verandering in haare daaglijkfchë manier Van leven; de avonden,waïen lang .en treurig, en de morgens leverden geen aangenaamer tijdverdrijf op. Zij had op zekeren avond zo lang geleezen, tot dat haare oogen en haare ftem haar bijna begonnen te weigeren langer te dienen ; evenwel zij dwong "zig om voort te leezen, om dat zij deeze bezigheid ver boven de dweepagtige gefprekken van mistrifs vincent verkoos. Op het onverwagtst hoorde Zij een rijtuig voor de deur ophouden. Dit was het eerffce geraas van die natuur, 't welk zij gehoord had , zédert dat zij in dit huis gekomen was; en haare verwondering was bijna even groot, als die van de oude mevrouw. „ Hemd!" zeide de laatstgenoemde; H % „ wie  n6 CAROLINA. „ wie kan dat weezen ? Ik verwagt zekér „ niemand. Mijn neef is op reis; en het kan ,, immers mijne nicht niet zijn? Loop naar „ beneden, martha! " vervolgde zij, tegen haare kamenier fpreekende, welke juist in de kamer was, „ en zie eens, wie'er is; maar „ laat vooral niemand boven koomen , zon„ der mij alvorens den naam en de uitwens, dige vertooning gezegd te hebben. Het 5, zouden dieven kunnen zijn, welke zig van s, dit middel wilden bedienen, om in dit huil „ te geraaken. Roep jan, en zeg hem,dat ,, hij eerst moet weeten, wie 'er is, eer hij „ de deur mag open doen." De kamenier liep naar beneden, omtrent even ontfteld als haare meesteres, maar zij kwam weldra weder boven , geheel herfteld , en roepende: „ O! mevrouw! 't is onze jonge juffer zelve; ,, en zij heeft een fchoon jong heer bij zig, „ welken zij mij gelast heeft aan u te zeg„ gen dat haar gemaal is. Zij komen van „ eenen oom, en zeggen,dat zij uwe nabuur„ fchap niet wilden doorreizen, zonder u een „ bezoek te geeven. Hemel! mevrouw! in„ dien gij eens konde zien hoe fchoon zij „ is! welk eene fraaije koets!" - - - - „ Nu, nu, zwijg maar! 't is mijne nicht!— . . . „ 't  CAROLINA. 117 „ 't is wel! Wel nu, laat zij boven ko- „ men. Ik wil wedden dat zij met den eenen of anderen jongen losbol getrouwd is j dat „ zij niet hebben om te kunnen leeven, „ en dat zij mijne hulp komen verzoeken. „ Maar haar broeder heeft genoeg gehad, om eene geheele familie te kunnen onderhou„ den; ik heb zelve vrienden, en kan alles „ niet aan de vrienden van mijnen overleede„ nen man geeven." Terwijl zij die nog zeide , ging de deur open,en cauolina zag tot haare groote verbaasdheid mifs west binnen komen, geleid wordende door den heer cra ven. Zij gingen regelregt naar mistrifs vincent, en mifs west gaf haar in weinige woorden te kennen, dat zij onlangs met eenen der rijkfte ingezeecenen van Westmoreland getrouwd was, wiens beminnelijke hoedanigheden in waardij zijne bezittingen verre overtroffen ; dat zij zig verbeeld had wel koom bij haare tante te zullen zijn , en niet van zig kon verkrijgen, om zo nabij haar landgoed te reizen, zonder haar van haare achting te verzekeren. Bij het eindigen van dit gefprek, haare oogen op carolina llaande, bleef zij genoegzaam onbeweeglijk van verbaasdheid ftaan. Evenwel, zig fpoedig herftellende, H 3 vroeg  nS CAROLINA. vroeg zij haar zeer koel, hoe het met haaren welftand was. De heer graven verwaardig, de zig niet, var) eenigen fchijn te geeven van haar te herkennen , en geduurende den geheelen avond verleenden zij beide haar niet ander* dan die wellevendheid, welke men aan eene' geheel en al onbekende perzoone niet gevoeglijk weigeren kan MLtrifs vincent was eene groote liefhebfter van ftaatkunde en zij vernam met de grootte blijdfchap dat haar neef zijne Item menigmaalen in het parlement liet hooren. Zij herinnerde zig, dat zij eenige van zijne redenvoeringen geleezen had; zij had alle zijne begrippen, alle zijne gevoelens goedgekeurd ; en voor dat de avond ten einde was, had hij alle haare genegenheden zodanig gewonnen , dat alle haare andere nabeftaanden geheel vergeeten wierden. Zij. beloofde dat zij de peete van zijn eerfte kind zou zijn, en dat zij alles,wat' zij bezat, san het zelve zou na!aaten;'t welk alles bij elkand.ren gevoegd, zo als zij zei.' de,eeneordentlijkefom zou uitmaaken. Daar zij lust febeenen te hebben om krat te blijven opzitten , begaf carolina, aan welke het verveeld» een niets in degefprekV ken te zijn, zig naar haare kamer; zij jfiec dus het  CAROLINA. 119 het geheele veld voor den vijand open en was zo geheel en al buiten ftaat, om iemand , hij mogt weezen wie hij wilde , te benadeelen , dat zij ook niet geloof Je , ja zelf niet kon vermoeden , dat een ander in ftaat zou kunnen zijn om zig toe te leggen om haar kwaad te doen. Daar en boven was waarlijk de toeftand , in welken zij zig bevond, zo aangenaam niet dat men reden zou kunnen hebben, om haar denzei ven te benijden. Zij ging dus zelfs zonder het geringfte kwaad vermoeden uit de kamer, en dagt zelfs niet eens over het geene zij aan mistrifs vincent zoude kunnen zeggen. Toen zij den volgenden morgen in de kamer kwam, in welke men gewoon was te ontbijten, zag zij de tafel gedekt ftaan ; dezelve was ingericht voor drie menfchen. Men zeide haar, dat de heer en mistrifs c ra ven met haar zouden ontbijten. Daar zij een weinig gevoelig was over de wijze, op welke zig deeze menfchen den voorgaanden avond ten haaren opzichte gedraagen hadden , en hun de gelegenheid wilde beneemen van die handelwijze nog eens te herhaalen, ftond zij gereed, om naar haare kamer te rug te keeren, toen de heer craven binnen kwam. H 4 Hil'  izo CAROLINA. Hij naderde haar met eene zodanige houding van vriendfehap en aandoening, als hij nog nooit toe die hoogte aan haar betoond had en zeide: „ wat fmert het mij, mifs asu'* ford! dat ik u ineenezoonaangenaame „ omfhndigheid, en zo geheel ontbloot van „ vrienden moet zien ! indien ik iet voor u „ vermag , dan kunt gij over mijn crediet „ en mijne bezittingen befehikken!" " M*j'n heer!" ze^e carolina,'gij hebt „ alles gedaan, wat in uw vermogen was, „ om mij te hoonea ; Ik heb uwe dienflen „ niet nodig. Ik zou waarlijk tot den hoogst „ mooglijken graad van behoeftigheid moe. „ ten vervallen zijn, eer ik mij zou willen „ vernederen, om verplichtingen op mij te „ laaden jegens eenen man, dien ik zodanig „ in den grond van mijne ziel verachte „ als ik u doe." * „ Mijne lieve vriendin f" hervatte de heer craven, deeze inleiding is onge. „ njmd, en geheel nutteloos. Gij zijt thans „ die engelin niet meer, in wier tegenwoor„ digheid men niet verfcheen, dan vervuld „ met eene liefde, welke nabij aan de aan„ bidding kwam Gij hebt beweezen dat „ gij eene vrouw zijt, en als eene zodanige ,s moet  CAROLINA. iar ï, moet gij behandeld worden. Maar gij blijft „ toch altijd beminnelijk en bekoorlijk; en „ indien mijne bezittingen genoeg waren, „ om uw hart te koopen, ik zou het mij niet „ beklaagen!" Onze carolina zag hem in het begin met tekenen van de grootfte verbaasdheid aan. Haare verontwaardiging was zo hevig , dac zij geene woorden kon vinden om zig uit te drukken, en zij verliet de kamer, zonder den verbaasden cravln een enkel woord te antwoorden, welke bijna begon te gelooven dat zo veel fierheid en grootmoedige deftigheid geene gezellen van de ondeugd konden zijn. Carolina had naauwlijks krachten genoeg, om zig op de been te houden, en toen zij in haare kamer was, wierp zij zig in eenen leuningftoel. Het is niet mooglijk om de ontroering van haaren geest te befchiijven; zij kon naauwlijks adem haaien. Eindelijk drong zig een vloed van traanen uit haare oogen , welke aan haar hart een weinig lucht gaf. „ Ben „ ik dan waarlijk tot eene zo groote laagte „ neergezonken!" riep zij wanhoopende uit: „ heb ik de algemeene agting tot die maate „ verlooren, dat ik mij aan zodanige ver„ achtelijke en vernederende aanbiedingen H 5 „ bloot  Isa C A R O L I N R; „ bloot gefteld moet zien ! Ach! mijn va. „ der ! mijn leidsman i mijn vriend ! welk „ een fmertelijk gevoel zou uw hart ver„ fcheuren, indien gij de onheilen, welke „ uwe rampzalige dochter verpletten, kon„ det zien!" Nieuwe traanen bevogtigden haare wangen. Zij bleef eenige oogenblikken in eenen ftaat van genoegzaam geheele vernietiging, maar van tijd tot tijd weder bij, haare zinnen komende, ftond zij op, en zeide op eenen ftandvastigen toon: „ Laage „ en veragtelijke kaerel! die den naam van „ mensch niet waardig zijt! gij zijt te ver „ beneden mijne gevoeligheid. De fmart» „ dien ik ondervonden heb , is eene zege„ praal voor u, die gij niet verdient. Nim„ mer zullen in het toekomende uwe kwaad-. „ aartigheid en lasteringen mij eene enkele „ traan kosten.'-' Onze carolina was nog niet ten vollen herfteld , toen zij een rijtuig voor de deur hoorde komen; zij begaf zig naar het venfter , en zag den heer en mistrifs craven in de koets treeden ; de zekerheid van hun vertrek voltooide haare gerustheid en zij: maakte zig gereed , om haare gewoone bezigheden te hervatten, toen martija in de ka-  £!ÜROiiNA. jsg kamer kwam om haar te verzoeken om op. het oogenblik bij mistrifs vincent te komen. Z j begaf zig derwaards, en vond de oude mevrouw half gekleed , in eene houding van onvergenoegdheid , welke over haar geheele gelaat verfpreid was. „ Ik kan mij geene verbeelding maaken," zeide zij tegen carolina toen zij in de kamer kwam: ,, van 't geene mistrifs lains „ in haare gedachten heeft gehad , toen zij. ,, mij eene perzoone heeft gezunden , welke ,, zo wanig gefchikt is om aan mijne oogv merken te voldoen, als gij. Ik had eene „ jonge juff r nodig, voor welke het niet te ,, gering was om zig nuttig te maaken; die ,, zorg voor mijn linnen kon draagen ; die, „ wanneer ik mij niet wél bevond , met „ MAitTHA beurt om beurt bij mij konde „ waaken ; die zelfs bij voorkomende gele,, genheden eene hand in de keuken zou „ kunnen uitfreeken!" ; „ Ik geloof ook v in de daad," antwoordde carolina met de uiterfte bedaardheid, ,, dat eene zoiani„ ge juffer beter voor u gefchikt zoude zijn, „ dan ik ben , en ik fta gereed om nog ,, heden voor dezelve plaats te maaken : ja „ indien gij mij maar wilt vergunnen dat „ een  iz* CAROLINA.1 ;, een van uwe bedienden naar Oxford gaa; „ om een rijtuig voor mij te beftellen (het was niet meer dan drie Engelfche mijlen van daar) „ dan zal ik mij nog, eer „ deeze dag ten einde is , op reis begee- n ven." „ He! he!" hervatte mistrifs vincent: „ gij hebt wel andere middelen „ aan de hand om weg te komen ; het ha„ pert de juffertjens van uwe foort nimmer „ aan lieden, die gereed zijn om eene plaats „ voor haar te betaalen en de kosten van „ de reis goed te maaken. Ja! ja! gij kunt „ vertrekken zo dra het u belieft; ik heb u „ niet langer nodig. Wat eene postchaife „ aangaat, ik denk niet dat dit nodig zal „ zijn; de postkoets is voor u goed ge» noeg; gij kunt uw pakjen onder uwen arm „ neemen, en u aan den kant van den groo„ ten weg begeeven, om daar zo lang te „ wagten tot dat dezelve voorbij rijdt, en „ dan kunt gij eene plaats in dezelve nee„ men. Koom! koom, ik verwagt geen ant„ woord, vertrek uit mijn gezicht; hoe eer „ gij mijn huis verlaaten zult, des te aange„ naamer zal het mij wezen." De arme carolina , welke in 't begin zeer verbaasd was geweest, ftond thans als ge-  CAROLINA. 125 geheel verfteend , wegens deeze zo geheel onverdiende bejegening. Zij kende mistrifs vincent al te wel, dan dat zij eenigzins hoop konde hebben, om haar door haare gefprekken van befluit te doen veranderen. — Zij ging dus aanftonds naar haare kamer; en toen zij alles in gereedheid had gebragt, liet zij haar koffer in een klein huis brengen , 't welk aan den grooten weg ftond; zij begaf zig ook derwaards, om 'er zo lang te wagten tot dat zij eene plaats konde krijgen in een der postkoetfen , welke daar telkens voorbij reeden. Naauwlijks had zij een half uur gewagt, of 'er kwam een voerman vraagen , of 'er iemand was die naar Londen moest ? Carolina vroeg hem, wie hij in zijne koets had ; en vernomen hebbende , dat niemand dan alleen eene oude deftige vrouw zig daarin bevond , befloot zij om met dezelve te reizen ; zij vond ook in de daad eene vrouw in dezelve van omtrent zestig jaaren en welke eene vrij goede vertooning maakte. Dit ftelde haar zeer gerust ; want daar zij zig nog nooit op een rijtuig van die natuur bevonden had, vreesde zij voor kwaa* de ontmoetingen. Na dat men haar koffer opgepakt had, ging de reis naar Londen aan. xxxi v".  1*6 CAROLINA. XXXIV. HOOFDSTUK. De weJdaadige man. Het duurde niet lang, of carolina en haare reisgenoote geraakten met eikanderen in gefpnk; het haperde aan geene ftof, en de vreemde vrouw gaf bij verfcheiden gelegenheden bewijzen Van goed oordeel en verftand. Zij fcheenen zeer wel met eikanderen overeen te komen. Het was aan carolina als natuurlijk eigen, om zig in de gunst van bejaarde menfchen in te dringen ; zij gaf aan dezelve ook doorgaands zeer veele bijzondere bewijzen van beleefdheid en eerbied. Het was fchoon weder, en de avond begon te vallen , wanneer het woord Jia haar eensklaps in de ooren klonk. Een man te paerd naderde het poortier met eene dreigende en vreeslijke houding, en eischte met eene pistool in de hand haare beurs of haar leven; Hij had weinig tegenftand te vreezen; want beide reizenden gaven hem haare beurfen en horologien ; zij baden hem dat hij het pistool buiten de koets wilde iiouden, maar *, **" * niet  CAROLINA. 12? 'niet te vreede met het geene zij hem goedwillig gegeven hadden , wilde hij haar nog daar en boven haare zakken doorzoeken; hij begon met de oude vrouw, en behandelde haar op de beestagtigfte wijze. Carolina, ten uiterften ontfteld, haalde aanftonds van zelve haare zakken uit, in welke zij bij ongeluk het gefchenk van de gravin van barongue geftooken had. De ftruikrover zig dus van alles, wat onze reizenden bezaten, meester gemaakt hebbende, wenschte haar op eene be« leefde wijze eene goede reis, en verwijderde zig zo hard als zijn paerd loopen kon. De arme carolina droeg dit verlies mep eene fterkte van geest, welke zij aan haare wijsbegeerte en gezond verftand te danken had. Zij had zig aan de noodzaaklijkheid onderworpen , om dat alle tegenftand vruchteloos was; en thans onderwierp zij zig aan het gemis van alles, om dat het kwaad onherflelbaar was ; haare brieventas was het eenige verlies, 't welk haar fmertte: zij verweet zig zeiven haare onvoorzichtigheid, dat zij verzuimd had dezelve op eene meer verzekerde plaats te bergen dan in haaren zak; of dac zij geene tegenwoordigheid van geest, genoeg had gehad om den ftruikrover te fmee-  128 CAROLINA. fmeeken dat hij het bankbriefjen, 't welk iri dezelve was, voor zig nam. en haar de brie* ventas te rug gaf; en waarfchijnlijk zou hij haar dit verzoek niet geweigerd hebben. —Deeze overweegingen wierden door haare reisgenoote afgebroken , welke haar zeide, dat zij waarfchijnlijk wel vrienden te Londen zou hebben, die haar aan de herberg zou* den komen af haaien; want dat zij anders, daar haar alles ontroofd was, geene midde* len zou vinden om haare reiskosten te betaalen. Carolina antwoordde haar, dat die geene, welke zij ging bezoeken, lieden van het hoogfte aanzien waren , en dat die haar van alles zouden voorzien, wat zij nodig had ; maar dat niemand van haare komst verwittigd was. „ Wel nu!" zeide haare reisgenoote, ,, zodra wij in de herberg zullen „ zijn, kunt gij iemand zenden om hun ken,, nis te geven van uwe aankomst, en van 't „ geene u is overgekomen. "^-Carolina antwoordde, dat zij een koffer bij zig had j 't welk vol was met goederen van waardij, en dat zij het zelve, indien het nodig ware, in handen van den herbergier zou laten, tot eene waarborg. „ Dit zal voldoen ," zeide de oude vrouw. Den  C A R 'O L I N A. iap Den volgenden mórgen kwamen zij vroeg ■ tijdig aan de herberg in Lad-lane, waar de postkoets gewoon was op te houden; Zo dra zij uit dezelve waren , vloog een jongman de oude vroüw om den hals. ., Welkoom! „ moeder!" zeide hij, „ gij zijt dan einde„ lijk gekomen 1 waarlijk , indien gij uwe „ reis nog eenige dagen uitgefteld had, dan . zou ik eene vrouw genomen hebben ; want „ gij weet dat 'er niet één levendig weezen „ meer in ons huis is, dan de oude sucky." Zij fcheen 'even blij te zijn dat zij haaren zoon moge omhelzen , als hij was dat hij zijne moeder wederzag; zij belastte hem om 'eene huurkoets te roepen , en alle haare bagaadje in dezelve te bergen, brandende van Verlangen om te huis te weezen Carolina fchrikkende om in de omftandigheden , in welke zij Was , alleen te zijn , bad haar, dac zij zo.lang wilde blijven, tot dat zij haare zaaken met den herbergier zou gefchikt hebben; en vervolgens aan den zoon het geval; 't welk haar op de reis overgekomen was; verhaald hebbende, verzogt zij hem om den herbergier te roepen. —- Zij gingen beide in eene binnenkamer , waar de man van het huis bij haar kwam; hij luisterde met zeer ?1t- **a, I Veel  i3o CAROLINA. veel aandacht naar het verhaal van de ge* beurtenis, en toen hij vernam dat men een goed pand in zijne handen wilde laaten , zeide hij dat het zelve zo goed als geld was. Men beval vervolgens om het koffer in hüis te brengen; maar de knecht, welke ten dien einde naar buiten gezonden was, kwam te rug om te zeggen dat 'er geen koffer op het rijtuig was. Te vergeefs zogt men op nieuw onder alle de bagaadje, welke fijet die zelfde koets gekomen was: het koffer was 'er niet ; en daar het zelve niet aangetekend was, behoefde het postcomptoir ook niets voor het zelve te verantwoorden. • 01 | a. m - ■ •->;.-.. Deeze omftandigheid was allerongelukkigst. Carolina voelde dezelve ook ten fterkften : maar het was thans de tijd niet om zig te beklaagen; zij moest.zien hoe zij zig door dezelve zou redden. Terwijl men over deeze zaak met eikanderen twistte, vroeg de jongman hoe veel zij fehuldig was, en dit vernomen hebbende, bood hij aan om voor haar te betaalen , zeggende, dat het hem voorkwam , dat de^ze juffer een zeer ordemlijk mensch was, en dat.hij bovendien , indien zij hem het zelve.al eens niet h'j-i l JL& - te  CAROLINA. 13I H ifeg gaf » zijn geld aan geene fchoonere vrouw kon geeven: — hij voldeed d> n herbergier, en vervolgens nog vijf fcheliingen uit het geld, 't welk hij in zijne hand had, neemende, verzogt hij carolina om dezelve aan te neemen , zegende , dat zij dezelve mooglijk wel zou nodig hebben om haare huurkoets te betaalen. Cakolina bedankte hem zo goed al zij konde , maar wilde haare fchuld niet groour maaken dan volftrela nodig was. Zij zeide hem dat zij niets im er nodig-zou hebben, zo dra zij in het huis zoude zijn, waar zij moest weezen j en dat zij hem he^gel'd? aanftonds zoude laaten brengen , 't welk hij haar geleend had. De jongman riep eene huurkoets, gaf haar de hand om haar in dezelve te leiden , ëh ra dat hij haar gezegd had waar hij woonde, beval zij den koetzier om haar naar Sach - vill - ftreet te brengen. Toen zij daar kwam, vernam zij van eene meid , welke iiaar de deur open deed , tot haare grootfte droefheid, dat mijn heer en mistrifs laine naar hun landgoed gegaan waren , 't welk honderd Engelfche mijlen Van Londen gelegen-was; dac zij daar zouden blijven toe na de feestdagen ; dat zij I 2 nie-  JS2 CAROLINA. niemand van alle hunne bedienden, dan haar alleen in het huis in de ftad gelaaten had* den en dat zij moest leeven van het geld , 't welk men haar had gegeeven om te verte eren. Thans was de ramp van carolina op het hoogfte toppunt; zij was zonder eenen enkelen Huiver, zonder een eenig mensch bij wien zij eenigen bijftand kon haaien , midden in eene groote ftad in welke zij volftrekt vreemd was, en volftrekt niet wist, waar zij een verblijf zou kunnen zoeken. Zij floeg haare oogen op den koetzier, welke het portier in de eene, en zijnen hoed in de andere hand had , om haare bevelen af te wagten., —— Wetende, dat zij geen geld bij zig had om hem te betaalen , durfde zij hem niet wegzenden, noch de fchuld grooter maaken door nog verder te rijden. In deeze ijslijke omftandigheid herinnerde zij zig , dat de jongman, welke voor haar in de herberg betaald had , haar een kaartjen had overgegeeven toen hij haar verliet. Zij kreeg het zelve uit haaren zak, en zijne woonplaats daarop vindende, trad zij weder in de koets, en liet zig naar Hay-market brengen. Men zou vergeeffche poogingen doen , om de gefteldheid van haaren geest, ge- dim»  Carolina. i33 duurende den weg, te fchilderen. Haare geheele ftandvastigheid , haare geheele wijsbegeerte verdweeilen op het denkbeeld, dat zij gevaar liep van aan de deur van het buis,, werwaards zij zig begaf, afgezet te zullen worden, en dan volftrekt geene phats te weeten, werwaards zij zoude gaan. Vol van deeze fchrikbaarende denkbeelden , en onder het gevoel van eene fchrikkelijke beeving, hield de koets op voor- de deur van eenen. kruideniers-winkel, en zij zag den jonguan, haaren fchuJdeisfcher, in het comptoir. Hijf kwam aanflonds aan de deur, en haar herkennende , verzogt hij haar om binnen te ko-. men; hij'opende het portier , deed den voet-* ► tred neder, en gaf haar de hand. om. haar te: helpen. Met beevende beenen en een kloppend: hart volgde zij hem in eenen agterwinkel, in welken zij. haare reisgenoote vond, bezig_ zijnde met eenige papieren na. te zien., w,elkg> haar de meid vertoonde. ,, Lees dit eens fc" zeide zij, terwijJ carolina door den win-, kei ging , „ de zaaken zijn fchoon- ge-. „ gaan geduurende mijne afweezjgheid.!] ,., tom had waarlijk gelijk; , toen hij mij: a-ek n de dat hij eene vrouw nodig ha:J!: waar-* 1 3 «, o na,  134 C A R' O L I N .A, „ om is 'er zo veel brood gegeeten ? en het „ bier' ik b.n verzekerd, dat'er twee- ,, maal meer op ftaat, dan hij gedronken „ heef; ! " „ Hoe zo ? mejufvrouw l „ mijn heer verzoekt veel meer gezelfchap, „ wanneer gij uit , dan wanneer gij te Jhuis ,, zij:; ik kan u verzekeren dat ik niets ver„ waarloosd noch verzuimd heb, en ik heb „ verfcheiden middagen niet gegeeten , als „ mijn heer uit eeten was " „ Gij moet „ alnj.1 gelijk hebb n," zeide de vrouw, maar „ ik zal wel weeten agter de waarheid te,, komen." Hier wierd zij door haaren zoon geftoord, die haar zeide dat de jonge juffer, voor welke hij de vracht betaald had , haar het geld kwam te rug brengen. Op dit gezegdegeraakten de rimpels uit het voorhoofd van de vrouw van den huize; zij verzogt haar te gaan zitten, zeggende, dat zij wel wenschte dat alle menfchen zo eerlijk waren als zij , dat dit de weg zou weezen om goede lieden over te haaien , om eikanderen in nood van nut te kunnen zijn. De verlegenheid van carulina wierd op het hooren van deeze woorden nog grooter ; haar? ftem verliet haar , toen zij wilde zeggen dat de vrien-  CAROLINA. 135 vrienden, op welke zij gerekend had niet in de ftad waren. Zij beproefde tot tweemaalen toe om zig uit te drukken , en zeide , na verfcheidene maaien op nieuw begonnen te • hebben, dat zij in de moielijke en verwarrende omftandigheid in welke zij zich bevond , van niemand te hebben aan wien zij zig konde vervoegen, gekomen was om haar te bidden, dat zij haar aan iemand wilde aanbeveelen , die haar voor eene week huisvesting en den kost wilde verfchaffen , en dat zij , na verloop van dien tijd , geld uit de Provintie zou ontvangen. Toen de vrouw van het huis dit gefprek hoorde, veranderde zij geheel en al van houding, en toen carolina gedaan had met fpreeken, vroeg zij haar, hoe zij toch in haare gedachten konde krijgen , dat zij haar aan eene familie zou kunnen aanbeveelen , daar zij zelve niet eens wist wie zij was. „ Wat mij aangaat," vervolgde zij, „ ik heb reeds genoeg verlooren , met aan „ vreemdelingen huisvesting te verleenen ; „ het is nu twee jaaren geleden , dat men „ mij mijne beddelakens, twee lepels ea een „ oostindifchen neusdoek ontftolen heeft, en „ dit was een meisjen , 't welk even goede I 4 „ ver-  136 C A R O. L I N A. ,, vertooning maakte, en even, zo yré\ fprak „ als gij,: men moet zig niet meer aan den „ uitwendigen fchijn houden. De dieven en ,, hoeren kunnen allerlek gedaanten aanne,, men , en zig zo eerlijk vertoonen als zij zelve willen; daar en. boven hebt gij gee,, re reden om meer van. ons te verwag„ ten , dan wij reeds voor u gedaan hebben;. „ daar wij. u, zonder u te kennen, geld toe-, „ vertrouwd hebben , 't welk wij mooglijk „ nooit te rug zullen krijgen. Geloof mij, „ een koopman heeft moeite genoeg om te ,, leven en aan zijne verbintenisfen getrouw, „ te blijven , zonder zig met de zaaken van „ hun , die in armpede zijn , te. gaan be„ moeijen. Wanneer wij den tax pp de „ winkels, den tax op de ven (Iers, op de. „ meiden, en duizend, andere taxen betaald „ hebben., dan komen onze winften op eene „ geringheid, ter neder. Wij moeten begin- nen met op ons zeiven eerst te denken, en. „ boven dat alles , indien ik. u zelf wilde „ huisvesting, verkenen , zou het mij onr ,, moglijk zijn: want ik heb niet een bed, „ over 't welke ik hier in huis kan be„ knikken, al wilde men mij al he: goud, „ van de waereld geven."' „ m  C A R p U N A. m Dit is ook mijn oogmerk niet," hervatte carolina» „ ik wil u niet hinderen met ,, eene fchuilplaats in uw huis te zoeken; ik », wilde u alleen bidden dat gij mij geliefde te zeggen , waar ik mij voor den „ tijd van eene week zou kunnen bergen , om dat ik volkomen zeker ben , dat ik ,, voor dien tijd geld zal ontvangen." ] „ Dit is mij onmooglijk," zeide de vrouw. „ ik ken u niet, en ik wilde u voor geen „ geld van de waereld aan iemand ?anbevee" len- Wanneer gij langs de ftraat gaat, „ dan zult gij. eene menigte van opfchriften ,, aan de huizen vinden : 'er zal zeker wel V iemand m die h zal willen inneemen , „ want 'er zijn allerlei foort van menfchen! „ Indien gij ooit geld krijgt, dan. hoop ik „ dat gij zult gelieven te denken om tum te betaalen; en zo niet, dan. is dit eerfle ,, verlies voor ons groot genoeg; 'c is onnp- t, dig dat gij uwen tijd met verder aan. ,, houden verliest, ik zal. niets, meer voor u ,, doen! „ O Hemel! " riep carolina, „ wat zal ik beginnen ! hoe zal ik den koetzier „ betaalen! " . tx Waaragtig! dat h uve zaak!" zciae de vrouw; „ wanneer 1 5 „ men  ï38 CAROLINA: „ men eene koets huure , dan moet men „ weten hoe dezelve te betaalen , en zig „ ten dien einde op geene vreemdelingen jj veria-ten , welke reeds te veel gedaan „ hebben." —■ Op dit zeggen kwam de jongman , welke weder naar het cömptoir gegaan was, te rug, en die laatfte woorden van zijne moeder hoorende , vroeg hij aan cakolina hoe veel zij nodig had? 'er bijvoegende , indien eenige fchellingen haar van nut konden zijn, dat dezelve tot haaren dieDst waren. „ Wel zeker ! " riep zijne moeder , „ gij zij', zonder voorbeeld edel- moedig! en k bid u, wanneer rekent gij „ dat geene te rug te zullen ontvangen , „ 't welk gij zo op een tnkel misfchien ver„ fchiei ? Maar 'er ziju onderfcheiden manie„ ren van betaalen , en ik verbeelde mij , „ dat zij eene van die foort is, die zig met „ geene geringheid laat paaijen." Op dit gezegde kon carolina haare verontwaardiging niet langer beteugelen; zij zag de vrouw met eene edele houding aan: „ wees gerust, jufvrouw!" zeide zij, „ dat 3> gij op het zelfde oogenblik , wanneer ik „ geld ontvang , alles te rug zuk hebben „ wat ik u fchuldig ben. Thans zal ik u van „ mij-  CAROLINA. 139 }i mijne perfoon bevrijden, zonder u verder „ te ontrusten!" Zij verliet de kamer, en ftond gereed om uic den winkel te gaan , wanneer de koetzier zig aan haar gezicht vertoonende, haar wederom op nieuw in angst bragt. Hij was een groot en grof man , die geen voordeelig figuur maakte. Carolina bleefftaan, haare beenen beefden en eindelijk viel zij van zich zeiven. Toen zij weder bijkwam , vond zij zig in eene kleine fpreekkamer : zij wierd door de oude vrouw en door een oud man, wien de goedheid op het gelaat gefchilderd was, onderfteund Hij fcheen een hartelijk deel in haare om Handigheden te neemen. „ Hoe vaart gij thans, mijne lieve juf„ frouw!" zeide hij zeer aandoenlijk; „ ftel ,, u gerust, uw koetzier is reeds betaald, „ en ik zal u alles geven wat gij nodig „ hebt. Ik hen ook vader, en in zodanige „ omftandigheden als gij u thans bevind, „ zal het mij zeer aangenaam zijn om bij u „ de plaats van eenen vader te bekleden." De traanen van dankbaarheid liepen langs de wangen van carolina; dit was het eenige middel, 'c welk zij in haar vermogen had, om te bewijzen hoe dankbaar zij was voor het geen  C A R O L I N A,: geen deeze weldaadige vreemdeling than% voor haar deed; hij keerde zig tot de vrouw van het huis, en vroeg haar: „ Zoud gij, „ mistrifs grover! deeze juffer niet in uw„ „ huis kunnen houden, om haar huisvesting „ en den kost te geeven ? jk denk niet dat; „ gij mijne borgtocht zult afilaan; maar in-„ dien gij ook hier omtrent de minfte onge,, rustheid hebt, dan zal, ik u in voorraad, „ betaalen " „ Neen ! neen !." ant¬ woordde mistrifs grover, ,, ik w;eet.hoe 3» gij gewoon zijt te betaalen , en indien gijj „ 'er voor inftaat, dan kan zij hier huisves„ ting en den kost bekomen , zo lang het. ,, haar behaagen zal. j , „ Goed ," zeide de oude man , y ik ben „ zeer blijde dat het geval mij eene huis,, vesting in dit huis heeft doen neemen!" — „ Ach ! mijn heer ! uit welke ij.slij.ke om,, Handigheden hebt gij. mij gered ," riep carolina; mijne dankbaarheid»..." 1 n Laat ons thans maar niet daar van fpree„ ken ," viel hij, haar in. „ Mistrifs g,r.o„ ver! maak een kop thee voor uwe nieu,a we kostgangfler gereed j zij fchijnt nodig „ te hebben dat zij i ets gebruike.'' Niets, kon thans beter voor carolina komen; zij, WiS  CAROLINA. i4i ■was zeer ontfteld , en begon te voelen dat zij zeer flaauvv was, en pijn in het hoofd eh in de maag had ; haare oogen en wangen gloeiden , en haare voeten waren als marmerfteen. Toen zij een kopje thee gedronken had, zeide zij aan de vrouw van het huis, dat zij zig niet wél bevond, en gaarne een uur of twee te bed zou gaan. De heer wil son, (deeze was de naam , welken zij aan den medelijdenden grijsaart had hooren geeven,) verzogt de vrijheid om haar de pols te mogen voelen. Hij verklaarde dat zij de koorts had , dat zij zeef wel zou doen van zig geheel te ontkleedeó4 en naar bed te gaan, en hij beval dat men haar warmen witten wijn met fuiker zoude geeven. Men ontkleedde haar, en voldeed aan het voorfchrift van den heer wil son; maar de geweldige fehok, welken zij had moeten uitftaan, had zodanig op haare geheele perfoone gewerkt , dat dit geringe geneesmiddel niet voldoende was. Zij gaf "weldra bewijzen van onzinnigheid, en een geneesheer,welke bij haar geroepen wierd , verklaarde dat hij haar zeer gevaarlijk ziek vond. Zij ! bleef omtrent eene week in deejen droevigen toeftand > en geduurende allen deezen tijd one-  142 CAROLINA. ontzag de heer wilson niets, 't welk zoii kunnen ftrekken om haar haare gezondheid weder te doen bekomen. Eindelijk verliet haar de koorts , maar zij was zo zwak, dat het haar onmooglijk was om uit het bed te komen. Toen zij bij haare zinnen begon te kottien , vertoonden zig de gebeurtenisfen, welke voorgevallen waren, als een droom aan haare verbeeldingskracht. Zij had langen tijd no« dig, eerzij.de zaaken aan eikanderen konde knoopen ; haar zwakke geest was' onbekwaam om zig lang met het zelfde onderwerp bezig te houden, en vertoonde haar de gebeurde zaaken niet anders , dan als door een dikken nevel overdekt, door welken haar gezicht, wat moeitp zij ook deed, niet konde doordringen. Van tijd tot tijd evenwel herinnerde zij zig de onderfcheidene beproevingen, welke zij had moeten doorworftelen , en die zij met zo veele moeite ontkomen was: naar mate dat de herinnering van het voorleedene zig aan haaren geest helderer opdeed, naar die zelfde even* redigheid vermeerderde haare ongerustheid voor het toekomende, en die ongerustheid was ten uiterfle i;adedig aan de bevordering  CAROLINA. 143 ring van haare herftelling. De heer wilson was in hoedanigheid van buurman zeer dikwils op haare kamer , en gaf haar alle mooglijke blijken van vriendfehap. Hij verZekerde haar , dat zij in hem altijd eenen vriend , eenen vader zoude vinden; hij wilde, nooit toelaaten dat zij hem van haare verplichtingen fprak , noch van de middelen welke zij mogt hebben, om hem dat geene, 't welk hij voor haar uitgefchooten had , te rug te geeven , zeggende, dat haare eerfte zorg behoorde te zijn om aan niets anders, dan aan haare herftelling te denken j en dac hij daar na alles zou aanhooren, wat zij wilde hebben dat hij weeten zou. „ Ik heb „ eene dochter," zeide hij haar eens, „ zij „ is even jong, even fchoon en bijna even ,, beminnelijk als gij, en de wijze op welke it ik zoude verlangen dat men met haar han„ delde , indien zij zig in foortgJijke om„ Handigheden bevond, als in welke gij g „ bevonden hebt, zal de regel zijn vqJ„ gens welken ik u behandelen zal. Dus ver„ zoek ik dat gij u, tot dat gij geheel wel„ varende, en in ftaat zijt om weder, naar „ uwe familie te gaan , wel gelieft te.her„ inneren, dat ik uw vader ben. „ Ach!  ï4j. CAROLINA. „ Ach! mijn heer!" hefvarte cakolina; haare handen re zarnen wringende, en haare fchoohe oogen ten hemel heffende , „ ilc „ heb geenen vader! ik heb geene familie! ,; ik heb dit geluk weleer mogen fmaaken , ,, maar thans ben ik helaas eene weeze, en „ genoegzaam van de geheele waereld ver„ laaten! j, Wel nu! " zeide de grijsaart, zijne oogen afwisfchc-ride en zijn hoofd een weinig omdraaijende, ,, welnu! dan zal ik bij u dë „ plaats van alles vervullen. Ik ben thans wel „ niet Zeef rijk, maar zal het mooglijk bin„ nen korten tijd zijn , en dan zal ik u als „ mijne tweede dochter aanmerken. Mijn „ kind heeft een goed en edelmoedig hare „• „ en zij zal zeer vergenoegd zijn , dat zij ,, eette zodanige Zuster gekregen heeft." Dit verplichtend gefprek bragt zeef veel toe, om de kalmte in den geest van onze carolina te herftellen. Weinige dagen na dat de koorts haar verlaaten had, voelde zij dat haare krachten zodanig begonnen te vermeerderen , dat zij konde opff'aan , door de kamer Wandelen en met dezelfde bedaard»heid fpreeken , als vóór haare ziekte. Zij verhaalde de voórnaamfte gebeunemsfen van haaf'  CAROLINA. Ï4S iïaar leven aan den heer wilson, wélke een zeer levendig deel in dezelve nam. Onder haar verhaal riep hij menigmaal uit , dac zij nooit meer in het geval zou komen van zudar.ige harde beproevingen te moeten aiitftaan. Om aan het vertrouwen, 't welk carolina inhemftelde, te beantwoorden , door haar ook een blijk van vertrouwen te geeven , berichtte hij haar dat zijn waare naam niet was wilson; maar dat hij, in een langduurig en kostbaar proces ingewikkeld zijnde, van welks uitflag het grootfte gedeelte van zijne fortuin afhing , zijne gewoone levenswijze had afgebroken, en dat, ■zijne dochter bij een van haare nabeftaande zijnde, hij beflooten had om zo lang op de afgezonderdfte en onkostbaarfte wijze te leeven, tot dat zijn lot zou beflist zijn; iets, 't welk nu niet lang meer zoude kunnen duuren: hij zeide haar, dat hij thans, van naam veranderd zijnde , zig zeer gemaklijk aan alle zijne oude kennisfcn konde onttrekken, ïnet welke hij nooit weder de kennis meende te vernieuwen, indien hij zijn proces verloor; dat hij de goederen , welke hem thans betwist wierden , langen tijd in bezitting had . gehad, eer men op dezelve eenigen aanfpraak . ,111. deel. K had  146 CAROLINA: had gemaakt, en dat, indien hij genoodzaakt wierd om de inkomften , welke hij geduurende den tijd van zijne bezitting genooten had , te rug te geeven en de kosten van het proces te betaalen , hij niet meer dan het volftrekt fioodxaaklijke zou overhouden ; doch indien integendeel , gelijk hij alle reden had van te gelooven, de uitfpraak van den rechter in zijn voordeel ware , de fpaarzaame manier van leven , welke hij gehouden had , hem in ftaat zou ftellen om de verteeringen en kosten te betaalen, welke hij genoodzaakt was geweest te maaken , en tevens om zijne oude manier van leeven weder met meer genoegen en gerustheid aan te vangen ; hij voegde 'er bij, dat zijne partij een man was, dia zeer groote fchat» ten bezat en zeer vermogende vrienden had; maar dat hij allen vertrouwen ftelde in de rechtvaerdigheid van zijne zaak , en hoopte dat het vonnis zodanig zoude zijn, als hij zoude kunnen verlangen. Zo dra carolina zig in ftaat bevond om te kunnen fchrijven, gaf zij kennis aan Dr. seward van alles, wat haar gebeurd was, hem verzoekende om mistrifs fors ter te gaan fpreeken , en haar verflag te doen van  CAROLINA. i+7 van haaren tegenwoordigen toeffcand, en van de noodzaaklijkheid in welke zij zig thans bevond, om haar gering inkomen met haar te moeten deelen , 't welk zij gehoopt had haar te zullen kunnen doen behouden , toe dat zij beter zou zijn voorzien geweest. Zij verzogt haar , dat zij , indien haar broeder nog niet te rug gekomen ware, zo lang geliefde te blijven daar zij was, tot dat zij zelve in ftaat zoude zijn om haar te komen opzoeken en met haar raad te pleegen welke middelen men zou behooren bij de hand te neemen. Zij verzogt, dat de doctor haar vijftig ponden fterlings van haare hoofdfom geliefde te zenden, met welke fom zij meende in ftaat te zullen zijn, om alle de fehulden te kunnen betaalen welke zij gemaakt had, en tevens nog eens naar die eenige plaats in de waereld te reizen, in welke zij het geluk en de vreede hoopte te zullen ontmoeten. — Deeze brief gefchreeven zijnde , bevond zij haaren geest niet veel bedaarder ; zij twijffelde niet, of de doctor zou van punt toe punt alles, wat zij hem verzogt had, met de grootfte naauwkeurigheid uitvoeren. Reeds was zij met haare gedachten in haare kamer bij madam williams, reeds fmaak te K a zij  U8 C A R O L I N A. zij bij voorraad alle de genoegens , welke zij in haar geliefkoosd verblijf hoopte te genieten. XXXV. HOOFDSTUK. Eene ontdekking. Den volgenden morgen, na dat carolina daags te vooren aan doftor sewakd gefchreeven had , zat zij in haare kamer, bezig zijnde met nieuw linnen te maaken, 't welk haar ten uiterften nodig was, en om het welke te koopen de heer wilson haar geld geleend had. De goede oude man kwam bij haar in de kamer, om haar te nodigen om hem een bezoek in zijne kamer te geeven , zeggende, dat hij een goed vuur had, en dat de verandering van lucht zeer goed voor haar zoude zijn. Alle avonden was hij regelmatig bij haar gekomen om thee te drinken , en thans was het voegzaam dat zij zijne nodiging aannam ; hij gaf haar de hand om den trap af te klimmen : want zij was nog zeer zwak. Na haar zo gemak-  carolina; 149 maklijk als het mooglijk was bij het vuur geplaatst te hebben , gaf hij haar een kop chocolade , welke hij voor haar gereed gemaakt had. Hij nam vervolgens een deel van de laatfte reizen van Cook, en zig vervolgens aan de andere zijde van den fchoorfteen geplaatst hebbende , begon hij luid op te lezen. Hij wist de eentoonigheid, welke dergelijke foort van fchriften nu en dan vergezelt , weg te neemen , door van tijd tot tijd het boek neder te leggen om aanmerkingen te maaken , van welke veele nieuw, en alle zeer verftandig waren. , Terwijl zij beide op deeze wijze bezig waren , hield een rijtuig voor de deur op. Weinige oogenblikkèn daar na hoorden zij aan de.deur van de kamer kloppen, in web ke dj zaten. Men opende de deur zonder antwoord af te wagten , en mifs dunford kwam als't ware ia de kamer vliegm: zij viel den heer wilson om den hals, welke zijne armen uitflrekte om haar te ontvangen , zonder in 't begin in ftaat te zijn van een woord te fpreeken ; dan weldra haar in zijne armen drukkende , riep hij: „ Mijne „ lieve henriette! mijne dochter!" Zij floeg haare armen om zijnen hals met alle. K 3 kin-  15® C A R O L I N A. kinderlijke tederheid, en riep op haare beurt: „ Mijn vader! och! mijn lieve vader l welk „ een genoegen fmaak ik , dat ik u weder „ mag omhelzen ! " Men verbeelde zig de aangenaame verwondering van onze carolina. Mifs dunford de oogen naar haar keerende , ftond onbeweeglijk van verbaasdheid; eindelijk riep zij : „ Mifs ash„ ford! hoe is het mooglijk!" Carolina omhelsde haar met alle mooglijke tekenen van de hartelijkfte liefde. „ Is het moog„ lijk! is het mooglijk !" herhaalde zij nog eens, „ dat die man aan wien ik de behou„ denis van mijn leven verfchuldigd ben , „ dat die man, die mij uit de ijslijkfte ge„ vaaren , uit gevaaren , die duizendmaal ,, meer te vreezen zijn dan de dood., gered „ heeft; dat die man de vader van mijne „ lieve henriet t.e zij ! Wat zijn de „ wegen der Voorzienigneid wonderlijk , ** vervolgde zij, haa e oogen ten hemel Haande; ,, heb ik dan verdiend , om zo veele „ tyijken van zijne vaderlijke goedheid te ,, ontvangen !" De goede oude edelman was opgetoogen van blijdfchap ; hij had uit kieschheid aan carolina geene vraagen nopens haare familie willen doen, en zij had uit  CAROLINA, i>r uit haar zeiven hem geene openingen van de. zelve willen geeven , om dat zij gemeend had dat die voor hem van te weinig belang waren. Zij wist ook zo weinig te zeggen, 't welk tot eer van haare familie kon verftrekken, dat het haar oneindig veel zou gekost hebben , indien zij van dezelve had moeten fpreeken. Hij voegde de handen van deeze twee fchoone vriendinnen in eikanderen, noemende haar beide zijne dochters ; en den hemel vuurig fmeekende, dat hij in ftaat mogt gefteld worden om haar beid^ als zodanig te kunnen onderhouden. Toen zij alle gezeten waren , verhaalde mifs dunford aan carolina , dat de gravin van barongue aan het huis van den heer laine in Sack- vill- ftreet was; dat zij , door noodzaaklijke bezigheden gedrongen , eer in Engeland gekomen waren dan zij zig voorgefteld hadden , en bezit hadden genomen van het huis van den heer. laine, 't welk zij alleen door eene meid bewoond hadden gevonden ; dat de familie van buiten was gekomen, zo dra men aan dezelve tijding van hunne komst in Engeland had gegeven , en dat zij thans alle in de ftad waren , te gelijk met eenen broeder K 4 en  152 CA'R OLI N' A. en eene zuster van de gravin. Zij verhaahfe haar verder dat men eenen bedienden naarmistrifs vincent had gezonden , met oogmerk om carolina te haaien, om dat mistrifs laine op haare reis door Oxford,op, eene wijze van die vrouw had hooren fpreeken , welke zeer veel verfchilde van het goe«. de denkbeeld, 't welk zij op verkeerde berichten van haar had opgevat ; en dat men> dien bedienden had geantwoord dat het reeds veertien dagen geleden was , dat c a-' r o l i n a naar Londen ware te rug gekeerd j dat dus de gravin, mistrifs laine en zij „ zig nopens haar in de groorfte ongerustheid bevonden. „ Maar ondertusfchen zeide zij, „ thans is alles gezegd, want gij kunt „ u niet onttrekken van met mij. naar een „ huis te rug te keeren, in 't welke gij met „ de grootfte blijdlehap en vriendlijkheid „zult ontvangen worden!" Carolina. haar betuigd hebbende welk een genoegen zij fmaakte, daar zij zig zo nabij zag om zodanige welmeenende vrienden weder in haarearmen te drukken, nam mifs dunford weder het woord op, om haar half Hamerende, half bloozende te zeggen, dat zij zig ook in Haat bevond , om haar tijding yan haaren broe-.  CAROLINA. i53 broeder mede te deelen. „ Hij is meer dan „ eene week bij ons geweest, eer wij naar „ Engeland gingen ," zeide zij; „ de gra* ,, vin heeft hem een naauwkeurig verfiag ,, gedaan van alles wat u overgekomen was, „ zedert dat zij u de laatfte maal , toen gij „ naar Parijs vertrokt, gezien had, en zij ver-. „ toonde hem den brief, welken gij haar uit „ het huis van mistrifs vincent gefchree„ ven hebt. Hij fcheen even zo veel ver» „ wondering als genoegen te ondervinden , „ toen hij alle deeze omftandigheden ver* „ nam , welke ik duidelijk zag dat geheel „ verfchilden van de berichten, die hem „ lord walton'en zijne gemalin gegeven „ hadden , en die altijd vervuld waren ,, met bittere klachten over uwe wispeltuu„ righeid en alleroneerbiedigst gedrag. Daar „ hij, zó als hij ons verhaalde-, niet zeer ,, o ver u te vreede was geweest toen hij En-. „ geland verlaaten had, hadden deeze be„ richten natuurlijk eenen diepen indruk op. „ hem gemaakt. Hij was tot dat de gravin „ hem alles, wat u betrof, verhaald had, in „ eene vaste verbeelding geweest dat gij „ bij uwen oom Sir makmadüice woonde; „ en misnoegd over eene handelwijze, dia K 5 „zo  154 CAROLINA. „ zo zeer verfchilde van die geene , wel. ke hij had gemeend van u?te moeten ver,, wagten, had hij beflooten om noch door ,, brieven, noch op eene andere wijze eeni„ ge gemeenfchap met u te hebben voor „ dat hij in Engeland zou te rug gekomen ,, zijn, willende u daar door de fterkfte bewijzen van zijn ongenoegen geeven. Maar ,, tegenwoordig brandt hij van verlangen om „ u te omhelzen , en om u vergiffenis te „ verzoeken wegens de onbillijke en wree,, de onachtzaamheid, welke hij u betoond „ heeft: hij begon in de daad zelve vervolgde mifs dünpokd, ,, de uitwerkingen „ reeds te ondervinden van de kwaadaartig,, heid van lady walton: een aanmerke„ lijk gedeelte van zijne inkomften wierd „ reeds ingehouden, en men had hem verboden om op dien tijd,welken bij bepaald ,, had, in Engeland te rug te komen. Ik „ twijffel zelfs niet pf zij zou zijnen ge„ heelen ondergang' ten vollen bewerkt heb„ ben , indien de dood van haaren gemaal „ geen einde aan haare kunftenaarijen ge„ maakt had. „ De dood van haaren gemaal!" riep carolina; „ is lord walton dan dood? — Hij  CAROLINA. 155 ,, Hij is omtrent veertien dagen geleden , „ geftorven," hervatte henriet te, „ en uw broeder is eigenaar van Broomfield en „ van alle de bezittingen van uwen oom , uitgezonderd alleen de douane , die hij „ aan de weduwe moet uitkeeren." De fchok, welke deeze mengeling van verwondering, van verdriet, van genoegen, welke genoegzaam te gelijker tijd den geest van onze carolina overmeesterden, aan haar gaf, was al te geweldig voor haaren nog zo zwakken toeftand. De heer dunford , jzüei de dat zij bleek wierd , nam fpoedig een reukflesjen, 't welk op eenen hoek van den fchoorfteen ftond, en liet haar van het zelve opfnuiven ; dit deed haar zeer veel goed. De iraanen, welke zij ter gedachtenis van eenen oom ftortte , die haar zo veele jaaren lang had wélgedaan, verügtten haar hart nog meer: zij vergat dat hij zwakheden gehad had ; en na verloop van een half uur vond zij zig genoegzaam in ftaat, om den heer en mifs dunford naar den heer laine te vergezellen. Toen zij in Sack - vil 1-ftreet kwamen, zeide men hun, dat de vrouwen alle op haa» re kapkamers waren. Mifs dunford vervol-  I5Ö C A R O L I N A: volgens haaren vader in de zaal laatende, verzogt carolina om met haar naar boven te gaan; zij liet haar in haare kamer treden, welke naast de flaapkamer van de gravin was; en zelve in de kamer gaande, waar de gravin zig kleedde , zeide zij , dat zij eindelijk het genoegen had om haar tijding van carolina te kunnen brengen. Zij verhaalde haar in weinige woorden door welk een toeval zij haar onder de beicherming van haaren vader had gevonden. De gravin liep s.lnflonds uit de kamer om ha3r te gaan. omhelzen, en zo dra zij haar zag , viel zij haar om den hals, met alle tekenen van de hartelijk'fte liefde. „ Mijne lieve vriendin!" zeide zij, ,, wij hebben u dan eindelijk we„ der gevonden! hoe veele gelukkigen zult „ gij in een oogenblik maaken, door u aan „ die geene te vertoonen welke u zo hartelijk beminnen." Zij zond vervolgens haare kamenier bij mistrifs laine , om haar dit alleraangenaamst nieuws te melden, en zeer kort daarop kwam deeze vrouw , ook met blijken van de allerhartelijkfte aandoening, in de kamer loopen. Zij betuigde haar het onuitfpreeklijk genoegen , 't welk zij fmaakte nu zij haar mogt wederzien ; zij ver-  CAROLINA. 157 verzogt haar vergiffenis wegens de verveelende en lastige uuren , die zij zig op den hals had gehaald, door de dwaaling in welke zij nopens het kara£ter van mistrifs vincent was geweest, van welke men te vooren met den grootften lof bij haar gefprooken had. De gravin vernam met zeer veel verwondering dat zij de weduwe was van dien man, welke zijnen naam en bezittingen aan den collonel vincent had nagelaaten > en toonde zig ten uiterften verontwaardigd wegens het laag en kruipend gedrag van mifs west. Toen men den naam van den gemaal van mifs west noemde, riep mifs bunford: „ Hoe! is dat craven! uit het „ graaffchap van Westmoreland? dat is die „ zelfde man, die mijnen vader vervolgt we„ gens de goederen , die hij in Cumberland „ bezit. Wij zijn zeer nabeflaande vrien„ den , en leefden met eikanderen in de „ naauwfte vriendfehap , toen mijn vader,nu „ omtrent drie jaaren geleden, bij geval een ,, verfchil met eenen van zijne buuren over „ eenen bijzonderen weg kreeg. Hij verzogt „ bij die gelegenheid den heer craven om „ eenige papieren voor hem na te zien, en „ deeze man vond, of ten minften verbeeld- », de  35S CAROLINA, „ de zig in dezelve te vinden dat hij zelf „ recht had op eene erfenis, die van eenen ,, verren tak van onze familie op ons ge,, komen wa^e, Het was bij dien zei ven ,, craven, mifs ashford! dat mijn vader kennis met uwen broeder maakte; en zon„ der eenigen acht te liaan op de vriend„ fchap , welke uw broeder en mijn vader ,, eikanderen toedroegen, verbood uw oom, „ lord walton, aan mijnen broeder allen omgang met mijnen vader, zo dra dit „ verfchil ontftaan en het proces begonnen ,, was." „ Ik hoop ," zeide de gra¬ vin, „ dat weinige dagen genoeg zullen zijn om den heer craven beiouw te doen „ hebben over zijne groote dwaasheid. . ,, Maar weet gij wel, mifs ashford! dat „ wij hevige befchuldigingen ten uwen laste „ hebben ? wij hebben ontdekt, dat gij in „ het verhaal, 't welk gij ons van uwe gefchiedenis gegeven hebt, zaaken van de „ uiterfte aangelegenheid hebt overgeflagen, „ die van die natuur zijn , dat zij ons uw „ karafier hebben leeren kennen, en die uw „ gedrag en imaak in een daglicht Hellen , „ waarin gij niet hebt goedgevonden dezel„ ve te plaatzen: gij fchijnt u te verwon- „ de-  carolina: 159 ,, deren; maar te vergeefs zult gij u trach„ ten te rechtvaerdigen, of uwe daaden te „ ontkennen." „ Maar laat ons haar „ open jpel geeven!" zeide mistrifs la ine; ,, laat ons haar in de tegenwoordigheid ,, van haare befchuldigers brengen, en tegen „ dezelve vergelijken; ik hoor dat zij bene„ den in de zaal zijn. Koom aan, mifs dun„ ford! neem gij de misdaadige onder uw „ geleide, haar proces zal op het oogenblik „ opgemaakt worden." Terwijl zij dit zeide , bragt zij carolina bij mifs dunford, welke, hoe zeer zij wel overtuigd was dat carolina onfchuldig ware , echter een weinig ongerust wierd. De gravin ging voor haar uit naar beneden; en toen de deur van de zaal open ging, waren de eerfte voorwerpen , welke het gezicht van carolina troffen, mistrifs forster en haare lieve kleine mary. „ O mijne lieve kleine mama," riep de laatstgenoemde , „ zie eens mama.' mama ! „ daar is mifs ashford!" en zij vloog in de vervoering van haare blijdfehap naar haar toe. Carolina, van verwondering opgetoogen , bleef ftaan en ontving haar in de armen , terwijl haare beminnelijke moeder, bui-  iêó CAROLINA. buiten ftaat om alles uit te drukken wat zij gevoelde, eene van haare handen nam , en öp dezelve den vuurigften kusch drukte». „ Zie daar ," zeide de gravin , , zie daar ,, mijne lieve carolina! deeze zijn uwe „ befchuldigers , ' deeze zijn de menfchen „ „ welke gij van de ijslijkheden van eene „ onoverkoomelijk nijpende armoede hebt gered , ten koste van uwe rust en met gevaar zelf van uw leven. „ Toen gij mij verhaalde dat gij hoop „ had van eenmaal onafhanglijk te zullen „ worden, was ik zeer verre af van te kun„ nen denken , dat het uwe goedheid voor „ mijne zuster was, welke dit oogenblik ver„ wijdde 1 " — „ Hoe ! uwe zuster! " — riep carolina: „ Is mistrifs forster „ uwe zuster!" „ Heb ik zo gelukkig „ mogen zijn!" Ja, mijne vriendin ! „ mijne weldoenfter ! mijne verlosfter!" riep mistrifs forster, „ zie daar nu die zuster, „ aan wier deugden en beminnelijke hoeda„ nigheden ik recht gedaan heb , toen ik „ u mijne droevige gefchiedenis verhaalde. „ Maar had ik immer kunnen vermoeden „ dat ik de oorzaak moest zijn van zo veele „ rampen , welke u zijn overgekomen ! In- ,, dien  CAROLINA. iéi ;, dien ik maar iets1 van de verandering in iï uwe omftandighedeh vernomen had, nims, mer zou ik een oogenblik langer die welH vaart hebben willen genieten j van welke i, gij u beroofde om mij dezelve te doeri i, fmaaken ! " „ Laaten wij 'er niet meer om denken ," hervatte carolina; i, die rampen zijn thans van ons gevlooden,' ,, ik wensch u met mijn geheele hart geluk, „ wegens deeze zo zeer gewenschte Verande„ ring in uw fortuin, en ik vleije mij dat j, gij in uw lief kind voortaan Zo gelukkig „ zult mogen zijn als gij zoud kunnen wen- „ fchen , en als gij verdient." > Ik ;, heb ," antwoordde mistrifs forster , „ de braafïïe en de edelmoedigfte van alle ,, zusters, welke mij, even gelijk gij, beveelt, „ om al mijn geleden verdriet te vergeeten. „ Mijn vader is eenige maanden geleden ;, geftorven , op het oogenblik, toen ik in „ de boerenwooning in de uiterfte armoede ;, gedompeld was; mijn broeder is ter zeiver U tijd in Engeland gekomen: maar, daar ik geen het minfte middel had, om nieuws „ tijdingen te kunnen bekomen bij welke ik ii belang had, heb ik van dat alles nooit iet: ;; vernomen dan in de voorledene weèk? III» deel. Jj f ■ f m:  ifia CAROLINA. „ toevallig las ik toen een nieuwspapier , in ,, het welke men verllag deed van de ver„ kiezing , die op mijnen broeder was ge„ vallen om , in de plaats van mijnen over,, ledenen vader, het graaffchap in het par„ lement te vertegenwoordigen. Ik begaf mij „ aanftonds naar de ftad , en had het onuit„ fpreeklijk genoegen van mijne zuster we„ der te vinden; ik heb mijnen broeder nog niet gezien," vervolgde mistrifs forster, „ maar ik kan aan zijne terugkomst ,, niet denken , zonder 'eene zekere aandoe,. ning van fchrik te gevoelen. ,, Alle uwe vrees, mijne lieve vriendin!" zeide de gravin, ,, is geheel ongegrond: 'er „ is geen toegeeflijker, geen beminnelijker, „ geen edelmoediger man in de geheele „ waereld dan mijn broeder ; de bezittingen , „ welke mijn vader op zijn overlijden heeft „ nagelaaten, zijn zeer veel grooter geweest „ dan wij immer hadden kunnen denken, en, „ dit gevoegd bij de erfenis , welke wijlen „ onze oom bevoorens aan Sir william „ had nagelaaten , en welke meer dan vijf „ duizend ponden fterlings in het jaar be,, draagt, geeft hem overvloedig de midde„ len aan de hand , om u en onze kleine „ ma-  CAROLINA *èj ,, Mart van een goed beftaan te verzeke* « ren , 't welk des te ruimer kan zijn, om ,, dat de graaf mijn gemaal op eene edel* „ moedige wijze heeft bedankt voor het aan„ deel, 't welk mijn broeder hem in de erfenis van mijnen vader heeft aangeboden." Na dat alle deeze gefprekken en onderlinge ophelderingen afgeloopen waren, naderde de heer dunford, welke tot hier toe ftil had geftaan, en een fpraakeloos getuige van dit aandoenlijk tooneel was geweest; hij nam de hand van carolina , kuschte dezelve met eene vaderlijke tederheid en zeidei „Ik „ heb dikwils hooren zeggen dat de mensch „ bloot gefteld is om zig door valfchen fchijn ,, te laaten bedriegen; ik ben in eene ver„ beelding geweest, dat ik eene bekoorlijke ,i vrouw onder mijne befcheïming had geno„ men , maar thans ondervinde ik dat zij „ eene engelin is! "Carolina glimlagchte op het hooren van dit welleevend compliment , en antwoordde hem, dat zij vreesde dat eene meer bijzondere kennis aan haar kara&er hem weldra zou doen ondervinden dat zij niets anders dan eene eenvoudige eri zwakke ftervelinge was. Men kwam vervolgens aankofïdigéfi iaé L * hm  164 CAROLINA. het eeten gereed ftond. Het geheele gezelfchap begaf zig naar de eetkamer; mifs dunforb hield carolina bij de eene en de kleine mary bij de andere hand. Mifs dunford zeide tegen carolina, dat zij in 't begin genoegzaam even verbaasd had geftaan al» zij zelve, over de befchuldigingen van de gravin ; want dat zij niet te huis was geweest toen mistrifs forster daar gekomen was, en dus geene der bijzonderheden van haare gefchiedenis geweeten had. De heer laine en de graaf van barongue, bevonden zig reeds in de eetzaal, en wensenten carolina geluk met haare zo zeer verlangde terugkomst. Na de maaltijd begaven zig de vrouwen weder naar de zaal , werwaards zij weldra door de heeren gevolgd wierden; men floeg eene partij Whisk voor; de graaf en gravin , de heer en mistrifs laine , de heer dunford en mistrifs forster trokken de plaatfen: het eerst- en het laatstgenoemde paar vielen door het lot bij eikanderen, en de heer en mistrifs laine wier den partij van carolina en van mifs dunford; de kleine mary fprong van de eene partij naar de andere; men bewonderde en Jiefkoosde haar, en de moeder was 20  CAROLINA. i6S ■zo oplettende op haar fpel niet, of zij floeg van tijd tot tijd een oog vol van vergenoeging op haar kind. XXXVI. HOOFDSTUK, ' Eene nieuwe ontdekking. -Men was nog niet lang aan ;het fpeelen geweest, toen men eene postchais met vier paerden voor de deur hoorde ophouden. De gravin uit het venfter ziende, riep in eene vervoering van blijdfehap , „ daar is mijn „ broeder ! koom hier ! koom hier! Mijne „ lieve zuster ! wees geheel niet bevreesd „ als of hij een booze dog was die op u zou „ aanvallen; gij hebt niets van zijne gram„ fchap of gevoeligheid te duchten, zedejrt ,, langen tijd heeft ten uwen aanzien niets „ in zijn hart plaats, dan een gevoel van „ vriendfehap." Mistrifs forster fcheen echter nog ongerust; zij was naauwlijks in Haat om op te ffcaan , zo als het geheele gezelfchap deed toen de deur open ging; maar men oordeele over de verbaasdheid van L 3 GA'  ï66 CAROLINA, carolina, toen de bediende de komst van Sir william beaumont aankondigde, en zij tevens met hem de oorzaak van zo veele ongeruste oogenblikken , als zij had moeten uitftaan , zag binnen treeden. Zo dra hij verfcheen , blonk het genoegen op aller gelaat, uitgezonderd b;j mistrifs jporster en carolina, welke hem in 't begin met eene zeer gedwongen houding groeten ; hij beantwoordde haare groetenis op de bevalligfte wijze, en toen de gravin hem zijne zuster aanbood, omhelsde hij haar hartelijk zonder eenigen fchijn te toonen van genegen te zijn om haar eenige verwijtingen te doen. Hij verzekerde haar in tegendeel dat hij alles zou doen wat mooglijk zou zijn, om haar het geleden verdriet te doen vergeeten , en haar zo gelukkig te maaken als in zijne macht was; hij keerde zig vervolgens paar de kleine mary, nam haar in zijne armen en drukte haar met vaderlijke tederheid aan zijne borst. Na dat men hem volkomen tijd gejaaten had om zig zeiven dien aangaande te voldoen , verzogt de heer laine hem en het geheele gezelfchap om te gaan zitten; de gravin nam vervolgens de beevende hand van carolina  CAROLINA. 167 en haar meer dood dan levendig bij haaren broeder brengende, zeide zij: „ Ik moest „ niet vergeeten van u eene derde zuster aan „ te bieden, welke meer waardig is dan uwe „ twee andere zusters te zamen genomen : „ neen! mijne lieve mifs ashford! gij „ zult mij zeker het genoegen niet weige„ ren , dat ik de grondflagen mag leggen „ van eene verbindtenis tusfchen twee per* „ foonen , welke, met dezelfde deugden en „ goede hoedanigheden begaafd, zo wél ge„ fchikt zijn om eikanderen onderling alle „ hunne achting en vriendfehap toe te ftaan." Sir william kon zijne ontroering niet verbergen, toen hij carolina naderde: „ Zo dra men mifs ashford ziet," zeide hij , „ kan men zig niet weerhouden van „ haar al het geluk toe te wenfehen, 't welk zij verdient; en indien men uit den uit„ wendigen fchijn mag oordeelen, dan ben ,, ik van dit oogenblik af genegen om te „ oordeelen dat zij eene allervolmaaktfle „ vrouw is." Daar dit zeggen geene blijken inhield, dat 'er eene vroeger kennis tusfchen hun beide plaats had gehad, zogt carolina zig te herftellen, en zig vervolgens te vreede houdende met hem die wellevendheid te L 4 be-  itfg CAROLINA. bewijzen , welke zij aan eenen vreemdeling verfchuldigd was, wilde zij naar haaren ftoel terug keeren; doch mistrifs forster nam weder eene van haare handen, en bragt haar op nieuw bij Sir william. „ Gij hebt „ mij verzekerd, mijn lieve broeder!" zeide zij , „ dat mijne terugkomst in den boezem ,, van mijne familie u veel vergenoeging „ veroorzaakte. Wel nu! deeze is die be„ minnelijke vriendin , welke mij en dit „ lieve kleine onnozele fchepzeltjen heeft 3, bewaard van onbekend en in de nijpend„ fte armoede van honger te fterven ; zij is „ het, die onze befcherm - engel was ; zij is „ het, welke ons verfcheiden maanden l.ung „ alles heeft gegeven , wat zij bezat, om te, „ kunnen ieven , en ondertusfchen zelve zig „ in de akeligfte verlegenheid bevond, zon,„ der dat haar immer, in de gedachten kwam „ om haare weldaadigheid jegens, ons in te „ trekken." „ Het fchijnt," antwoordde haar Sir william : „ een ramp te zijn „ welke aan de fchoonheid en deugd er°-en 5) is, van altijd aan de wi.sfelval hg heden „ van het fortuin te moeten blootgefteld zijn» „ maar kan men immer op de ftandvastig„ heid der zaaken in deeze waereld reke- i> ning  CAROLINA. i69 p ning maaken ? Menigmaalen, terwijl de helderfte ffcraalen der zon de helft Van eene fchoone vallei vervrolijken, ziet men de andere helft door eene zwarte wolk in de naarfte duisternis gedompeld." Hij fprak deeze woorden , veel eer met eene gedwongene dan wel natuurlijke bedaardheid uit; hij had zeer veele moeite om de zuchten in te houden , welke zijne benaauwde borst poogden te ontfnappen. Carolina was nog minder wél gefteld ; zij keerde zig om, om haare ontroering te verbergen , en had zeer veel werk om de weinige krachten , welke haar overgebleven waren , te behouden, Een oogenblik na dat ieder zijne plaats weder genomen had , wierden de heer en mistrifs west geroepen om de whisk-partij pp te vatten, en de graaf en gravin ftonden van de fpeeltafel op. Men floeg toen voor om eene tweede tafel te neemen. Die voor.flag aangenomen zijnde , trok men om de plaatzen , en toevallig geraakten Sir william en carolina tezamen. Hij betuigde haar dat hij een groot genoegen fmaakte dat hij haare partij mogt zijn , en gaf haar ie hand om ze naar de tafel te geleiden. L 5 De  i7o CAROLINA. De gravin deeze twee voorbij ziende gaan, zeide tegen haaren gemaal met eene zagte ftem ; doch echter zodanig, dat elk een haar konde verftaan: „ Welk een bekoor„ lijk paar! ik wenschte wel dat deeze ver„ eeniging hun leven lang duurde!" De wangen van carolina, welke te vooren bleek waren, wierden in een oogenblik als fcharlaken, en de hand, welke Sir william vast hield , die te vooren vrij bedaard was, begon eensklaps zodanig te beven , dat de 'baronnet, welke in haare ontroering deelde , zig genoodzaakt zag om dezelve los te laaten; doch dit gefchiedde echter niet, zonder dat hij die hand tegen zijnen wil zagt gedrukt had, 't welk de ontroering van onze carolina nog flerker maakte. Geduurende de geheele partij aan de fpeeltafel durfde carolina niet eenmaal haare oogen op die gevaarlijke partij te flaan ; naauwlijks was zij in Haat, om die weinige woorden te fpreeken welke het fpel vereischte ; en wanneer mifs dunford , die uitgelaaten vrolijk was , het een of ander zeide 't welk het gezelfchap deed lagchen, dan zag men in den glimlagch van onze carolina [iets gedwongens, iets tedeis, 't welk haar te belangrijker maakte. Sir  CAROLINA. i71 ■ Sir william hield zijne oogen bijna onophoudelijk op zijne fchoone partij gevestigd; hij was zeer afgetrokken, en men kon in zijne houding duidelijk ontdekken dat hem dan eens de hoogfte trap van verwondering, dan weder het tederfte medelijden en nu en dan de hartelijkfte droef, heid overmeesterde. De gravin, welke met alle oplettendheid zijne beweegingen zat waar te neemen , zag die aandoeningen met verwondering ; zij kon zig geene reden begrijpen van de ontroering, welke zij in haare fchoone vriendin zag: maar zij ontdekte in alle haare trekken eene zo zigtbare aandoening , dat zij toen de robbert geëindigd was, het eeist voorfloeg om geenen tweeden te beginnen; zeggende, dat zij bemerkte dat carolina nog niet in ftaat was om zo veele vermoejing uit te ftaanl Carolina ftond op, en ging door haare partij gevolgd bij het vuur zitten; hij vroeg haar op eenen zeer veel belangnemenden toon naar den tijd wanneer zij ziek geworden was, en welken geneesheer zij gebruik' had ? hij deed haar verfcheiden andere vraagen , op welke hij het antwoord met zeer veel ongerustheid fcheen af te wagten. Zij opende verfcheiden maa-  k?t CAROLINA. maaien haaren mond om hem te vraagen, o| hij zig herinnerde haar te Parijs gezien te hebben; wel voorziende, dat wanneer zij van den collonel vincent begon te fpreeken, natuurlijk uit dat gefprek nadere uitleggingen .zouden moeten volgen ; maar haare poogingen waren vruchteloos: telkens wanneer zij haaren mond open deed, fmoorden de woorden op haare lippen en zij.zweeg; eindelijk zag zij van haar voorneemen af, laatende de -zorg om zig bij hem te rechtvaerdigep, aan den tijd over, wanneer zig daar toe eene gefchikte gelegenheid zou aanbieden. Haar geest hertheide zig ondertusfchen vrij wel, zo dat zij in ftaat geraakte om met genoegt zaame bedaardheid , en zo al niet met haare gewoone levendigheid,, evenwel met verftand en zeer vriendelijk met hem te kunnen fpreeken. Sir william fcheen voor een oogenblik alle zijne befluiten van voorzichtigheid tevergeeten; hij gaf-zig geheel aan het genoegen over,'t welk hij fmaakte; maar eindelijk ftond hij op , even als of hij uit eenen droom ontwaakte; hij wandelde de kamer verfcheiden maaien op en neder, met de armen kruislings over el.kanderen en in eene peinzende houding; vervolgens weder eea  CAROLINA. tfi een vrolijker gelaat aanneemende, fprak hij earolina weder aan: „ Wel nu, mifs ashford!" zeide hij, „ wilt gij dan dee,, zen avond niet meer fpeelen f Wat mij „ aangaat, ik heb lust om nog eenen robbert „ te maaken." Hij begaf zig naar een der tafels, en op den ftoel van mifs dunford leunende , zag hij naar het fpel tot het einde toe. Het was juist de laatfte partij van den robbert, en toen dezelve geëindigd was, nam hij af en ging zitten om eenen nieuwen te beginnen. De heer dunford en mistrifs forster, op dit oogenblik de fpeeltafel .verlaaten heb* bende, waren weder bij carolina gekomen , en het gefprek tusfchen hun liep over onverfchillige zaaken, toen carolina oogenbliklijk door eene geweldige trilling aangevallen wierd; haare wangen begonnen te gloeijen en wierden aanftonds weder zo bleek als de dood ; het geheele gezelfchap ontftelde en kwam bij haar. Sir william was een der gedienstigflen ; hij nam haare hand, die als vuur brandde; hij voelde haar de pols, dezelve was zeer driftig en onregelmaatig ; hij betuigde bevreesd te zijn dat deeze ongefteldheid kwaade gevolgen zoude heb-  174 CAROLINA. hebben , en verzogt ingevolge van dien aan de gravin, dat zij op het oogenblik om eenen bekwaamen geneesheer wilde zenden. Het geheele gezelfchap vereenigde zig om haar over te haaien om naar bed te gaan; zij verlangde zelve naar niets met meer drift, maar het was haar onmooglijk om op te Haan en haaren ftoel te verlaaten. Terwijl ieder een bezig was haar zijne hulp aan te bieden, nam Sir william haar in zijne armen , en droeg haar met die zelfde oplettendheid , met die zelfde zorg waar mede eene moeder haar geliefkoosd kind draagt ; hij klom met haar de trappen op naar haare kamer, en zette haar op eenen ziekenftoel naast het bed, 't welk men voor haar gemaakt had; vervolgens ieder ging naar beneden, uitgezonderd de gravin met haare kamenier en mistrifs forster, welke haar ontkleedden en in het bed hielpen. Men zond vervolgens de kamenier naar alle de hoeken in het huis, om een ieder te waarfchouwen om ftil te zijn , en bewond den klopper, die aan de deur was. Zo dra de kamenier uit de kamer was, begaf zig de gravin naar het bed van de fchoone zieke, en haare brandende hand neemende, welke zij uitgeftrekt had om  CAROLINA. 17 S om haar eenen goeden nacht te wenfchen , kuschte zij dezelve tederlijk , en haar vervolgens met de hartelijkfle bewijzen van liefde aanziende, zeide zij: „ Mijne lieve „ carolina! mijne vriendin! mijne zus„ ter ! wat is het toch dat u ontrust ? „ zeg het mij toch ! ik zie niet dan al te „ duidelijk dac het alleen eene ontroering „ van uwen geest is, welke eene zodanige „ verwarring in uw geliel veroorzaakt." . „ Ach, mevrouw!" antwoordde carolina: „ zoek toch geene meerdere zwakbe„ den in mij te ontdekken dan gij reeds „ hebt leeren kennen ; voeg toch bij alle „ mijne rampen het verlies van uwe vriend„ fchap niet." „ Dit is onmooglijk ," viel haar de gravin in ; „ gij zult altijd mijne achting en mijne liefde bezitten, maar zeg mij, lieve „ vriendin! hebt gij Sir william beau,, mont ooit voor deezen gezien? „ Ach ! ja! ja ! helaas ! te veel! te „ menigmaalen! zeide carolina. —- „ Hemel!" riep de gravin, „ zou het moog„ lijk zijn, dat hij de man ware, uit liefde „ voor wien...." „ Mevrouw! ik bid „ u ," viel haar carolina in: „ veracht: >, mij  i?Ö CAROLINA. }i mij niet! hoe zwak , hoe berispelijk ik j, ook thans moge fchijnen, echter durve ik „ nog op uwe toegevendheid rekenen! „ Nimmer hoop ik zeide de gravin \ j, zal eene vrouw zig behoeven te fchaamen} „ welke eene tedere hartstocht voor eenen ,, man , zó als mijn broeder is , belijdt. „ Maar indien het u niet te veel zoude af. „ matten, indien gij 'er niets tegen hebt $ dan zoud gij mij zeer verplichten , mijne ,, lieve carolina! wanneer gij mij eens ,, geliefde te verhaalen, wat 'er al tusfchen if u en hem gebeurd is?" Carolina verhaalde haar, hoe zij eerst kennis met Sir william gemaakt had, en dat hij die onbekende was, van welken de collonel vin cent gefprooken, en aan wien de heer craven zodanige valfche en wreede berichten nopens haar had gegeven j zij verhaalde haar zijne tweede ontmoeting op het kasteel van ashford, en de droevige gevolgen, welke zijne verklaaring had gehad, benevens de wijze op welke die ingericht was geweest; eindelijk meldde zij haar, hoe zij hem voor de derdemaal had gezien op den weg naar Parijs, en aan de deur van het hotel, waarin mistrifs laine intrek had genomen. Zo  CAROLINA, ï7? Zo dra carolina uitgefprooken had, riep de gravin j „ Ik ben dan nu eindelijk agter het geheele geheim van de zaak j hij is „ linoorlijk op u verliefd, ik was hier van „ reeds bij mij zeiven overtuigd, eer ik de „ reden wist van die ontroering, welke hij 3, deezen avond niet heeft kunnen verber„ gen. Goeden nacht! lieve vriendin! flaap „ wel en wees gerust, ik zal zorg draagen s, dat Sir william geen oog zal toedoen , ,, voor dat hij van u vergiffenis zal verwor„ ven hebben , dac hij eenig geloof heefc i, durven Haan aan dat geene, 't welk zijn „ hart hem onophoudelijk overtuigt vajsch „ te zijn." De twee vriendinnen omhelsden eikanderen, en mistrifs forster haar de hand drukkende , zeide, dat zij voor haaren broeder geboren was, en dat geen ander man in de geheele waereld haar verdiende. Na dat zij de kamer van haare vriendin verlaaten hadden, begaven zij zig weder bij het gezelfchap in de zaal, waar zij chans niemand anders meer vonden, dan de familie. De vrienden waren vertrokken , uit vrees van lastig te zijn en in deeze omftaridigheid te hinderen. De heer stinfgr» III. deel. M jd„  173 CAROLINA. alleen was gebleven ; en toen hij vernomen had dat carolina een weinig beter was, begaf hij zig ook naar huis. Na dat de kleine m a ry naar bed gebragt was en fliep , maakte het gezelfchap eenen cirkel rondom het vuur, en het gefprek viel zeer natuurlijk Op CAROLINA. De gravin roemde ten hoogften de goedheid van haar hart en karafter , en zeide dat zij de volmaaktfte jonge juffer was, welke zij ooit gekend had. Sir william zat in eene geheel en al peinzende houding ; zijne armen kruislings over eikanderen geflagen, zijne oogen onbeweeglijk op het vuur gevestigd, ongevoelig voor deszelfs warmte en glans , fcheen hij geen het minfte deel in het gefprek te neemen. „ Mijn broeder kent dit bemin- „ nelijk kind niet," zeide zij, „ en daarom „ moet ik hem met weinige woorden zeg,, gen, aan hoe veele verongelijkingen zij „ bloot gefteld is geweest, en hoe veele „ wisfelvalligheden van de fortuin zij reeds „ heeft moeten uitftaan ! " zij deed vervolgens een klaar en beknopt verhaal van de voornaamfte gevallen van het leven van carolina. Sir  C A] R O L I N A. i79 Sir william luisterde met den diepflen aandacht, toen de gravin verhaalde op welk eene wijze zij het kasteel van Broomfield had verlaaten, en welke daar van de reden was geweest. Deeze omftandigheden verfehilden zodanig van die geene, welke de heer craven verhaald had, dat de weezenstrekken van den baronnet op de zigtbaarfte wijze van oogenblik tot oogenblik veranderden ; en toen zij aan dat geene kwam, 't welk de de collonel vincent haar verhaald had ten aanzien van het voorgevallene op den avond van de Vauxhall; toen zij de verfchooningen, welke hij in haare tegenwoordigheid over dat geval aan carolina had gemaakt, mededeelde, en den voorflag, welken zij zelve door den collonel gelast was geweest om aan haare jonge vriendin te doen, benevens de reden van haare reis naar Parijs, en hoe het bijgekomen was dat de collonel haar derwaards vergezeld had, toen kon Sir william de vergenoeging, welke hij gevoelde, niet langer verbergen. Hij floeg zijne handen ten hemel, en dezelve vervolgens te zamen voegende , riep hij : ,, Indien dit alles waar is, dan behoore ik i, onder die geene, die haar op de flechtfte Ma wy«  i8o CAROLINA. „ wijze behandeld hebben!" hij erkende dat hij de man was, die haar, toen zij met de koets holde, gered had; dat toen hij haar voor de eerfte maal gezien had , haare bekoorlijkheden eenen zeer diepen indruk op zijn hart hadden gemaakt, en dat de omgang van eenige uuren, welken hij met haar gehad had , zijne liefde tot eene zo geweldige hoogte had opgevoerd, dat hij befloten had om de gevoelens van zijn hart aan haar te openbaaren; en indien het mooglijk was, zijn lot te vereenigen met dat van eene vrouw, welke met zo veele uitmuntende hoedanigheden fcheen begaafd te zijn; maar dat de berichten, van welke zij in haar verhaal gefproken had, hem belet hadden zijne hartstocht in te volgen ; hij zeide vervolgens , het geen het geheele gezelfchap genoegzaam reeds wist, dat hij haar te Parijs met den collonel vincent gezien had , en dat het niet mooglijk was, dat eene dergelijke ontmoeting hem niet in zijne vermoedens zou verfterkt hebben; hij voegde 'er bij, dat hij in plaats van een bezoek bij den graaf en de gravin af te leggen, zo als zijn voorneemen was geweest; wetende dat zij, die zijne rust verfioorde, in Vrankrijk was, de  CAROLINA, ist de partij gekozen had van aanftonds naar Engeland te rug te keeren , om niet weder bloot gefteld te zijn om haar te ontmoeten, en zig toe leggen om haar geheel en al uit zijne gedachten te verbannen. „ Ik vleide „ mij," vervolgde hij, „ dat ik hierin ge- noegzaam geflaagd was , toen het geluk „ mij haar nog eens deed ontmoeten op „ eene plaats, waar ik niemand minder dagt ,, te vinden dan haar. Een opflag van haaré „ oogen was voor mij genoeg , om mij te „ overtuigen dat mijne geheele ingebeelde „ onverfchilligheid niet anders dan eene „ beguicheling was; mijne partij was reeds „ genomen , om morgen die gevaarlijk huis te verlaaten ; maar de omflandigheden , „ welke ik verneeme, doen mij van belluit „ veranderen , ik bemin haar fterker dan „ ooit, en ik ben thans volkomen aan diq „ huis vast gebonden, tot dat de herftelling „ van dit allerbeminnelijkst fehepfél haar zal „ toelaaten, om mij eene hand te geeven, „ zonder welke ik nooit gelukkig kan zijn." Het avond - eeten wierd afgenomen , toen een zeer bekwaam geneesheer, welken men ontboden had, binnen kwam, Hij begaf zig naar boven , vergezeld door alle de vrou,M 3 wen,  i8s CAROLINA. wen, welke al te onrustig waren , om zijne gedachten omtrent de ichoone zieke te weeten , dan dat zij hem alleen naar haare kamer zouden hebben kunnen laaten gaan; hij voelde haar de pols, en verklaarde dat zij in een zeer groot gevaar was. Toen hij zijn voorfchrift gefchreeven had, beval hem de gravin op eene beleefde wijze aan , om toch den volgenden morgen zeer vroegtijdig weder te komen , en zijne bezoeken twee-, of driemaalen op eenen dag, zo lang hij zulks nodig zou oordeelen, te herhaalen. Zij keerden vervolgens met een onrustig en bijna verbijsterd hart naar de eetkamer te rug, waar zij Sir wieliam vonden, die de kamer in 't lange en breede op en neder wandelde, en in zijne houding geene meerdere gerustheid toonde, dan de vrouwen. — „ Wat zegt de doctor," zeide hij: „ is mifs „ ashford in gevaar? „ De doótor fielt het niet hoopeloos" zeide mistrifs laine, „ maar beveelt ons „ tevens om ons voor te bereiden tot het „ ergfte ! " „ Tot het ergfte! " riep Sir william. „ Hemel ! hoe is het „ dan met haar? is haare koorts fterker ge„ worden?" „ Ja," antwoordde mis¬ trifs  CAROLINA. i8j trifs laine, „ de koorts is thans veel fter„ ker, dan toen wij haar naar bed bragten." Sir william zeide niets meer, maar bleef de kamer met groote fchreeden op en neder wandelen , i.met zijne armen kruislings over eikanderen , met zijne oogen onbeweeglijk op den vloer gevestigd , en in de diepfte droefheid gedompeld. Daar 'er thans geene mooglijkheid meer was, om met eikanderen in gefprek te komen , begaf zig ieder een vroegtijdig naar zijne kamer, uitgezonderd mistrifs forster, welke verklaarde dat zij den nacht bij haare vriendin wilde doorbrengen, en zig op geene gehuurde oppasfing durfde verlaaten : zij ging voor het bed van de zieke zitten, en diende haar zelve dat geene voor , 't welk de doctor bevoolen had dat zij moest drinken ; zij wachtte op alle haare beweegingen met die onrustige zorg, welke eene moeder, overmeestert, die voor het leven van haaren •enigen zoon vreest. M 4 XXXVII.  184 CAROLINA. XXXVII. HOOFDSTUK, De vrouwelijke geneesheer. Den volgenden morgen kwam de gravin ?eer vroegtijdig in de kamer van caroli* na ; zij vond daar mifs dunford, welke reeds opgeftaan was en zeer fterk op mistrifs forster aandrong, dat zij zig eenige uuren ter rust zoude begeeven , en de zorg voorde zieke aan haar overlaaten. De gravin voegde haare aanzoeken bij die van de beminnelijke henriet te, en eindelijk liet zig mistrifs forster overbaalen. Carolina was thans in eenen veel ontrustender toeftand dan den voorigen avond - de koorts was zeer fterk en zij had verfcheiden tus, fchenpoozingen van ijlhoofdigheid, welke vrij lang duurden : de vrouwen ftonden nog voor het bed toen de dodor binnen kwam ;■ hij fcheen te onvrede dat 'er zo veele menfchen bij de zieke waren , en verzogt dat men haar ftil en zo vee] mooglijk alleen laaten, en den toegang tot de kamer volftrekt zoude verbisden aan een ieder , wiens  Carolina. 185 wiens tegenwoordigheid eenige ontroering in haar zou kunnen veroorzaaken; want dat hij anders voor de gevolgen niet inflond. Ieder een begaf zig uit de kamer, uitgezonderd mifs dunford en de kamenier. De gravin verzogt den dcótor, om toch binnen weinige Uuren te rug te komen; zij begaf zig naar haare kamer, en mistrifs forster ging wat rusten. De dodtor ftond gereed om in zijne koets te treeden , toen Sir william hem riep. Zijn bleek en vervallen gelaat .toonde duidelijk dat hij eenen flechten nacht had doorgebragt, en in 't geheel niet bedaard van geest was ; zij gingen te zamen in de Zaal, waar zij eenige oogenblikken met elkan^ deren fpraken; de doctor nam vervolgens affcheid , en Sir william ging weder naar zjjne kamer. Twee uuren daar na kwam "het gezelfchap bij eikanderen, om te ontbijten. ■ Ieder een, wetende hoe veel belang alle de tegenwoordig zijnde perfoonen in het lot van Carolina fielden, hield zijne droefheid zo veel in als mooglijk was, uit vrees van de droefheid der andere nog heviger te zullen maaken 5 en daar zij onbekwaam waM 5 rerj  ï86 CAROLINA. ren om over andere zaaken re kunnen fpreeken , regeerde een diep ftilzwijgen , geduurende den geheelen tijd van het ontbijt. Sir william fcheen de zwakfle, niet tegenftaande alle zijne poogingen om zijne droefheid te verbergen. Men kan zig zijnen toeftand vee] meer verbeelden , dan denzelven befchrijven. Het ontbijt was nog niet afgeloopen, wanneer men een rijtuig voor de deur hoorde ophouden. Ieder een liep naar de glazen, en men zag den heer dunford uit eene koets komen , vergezeld van de heeren henry ashford en doStor seward. De heer dunford begon, zonder bij zijne inkomst het gewoone compliment te maaken , aanflonds naar tijding van de zieke te vraagen, en toen men hem zeide dat zij zeer gevaarlijk ziek was, zeide hij: „ Om 's he„ mels wil! zij moet wel gezond worden, „ 't is thans geen tijd voor haar om ziek „ te zijn! Zeg haar , dat haar oom haar „ vijftig duizend ponden fterlings heeft nagelaateh ; dat men onder zijne papieren „ een gefchrift gevonden heeft, in het wel„ ke hij de wreedheid en onrechtvaerdig„ heid erkent, waaraan hij zig omtrent haar ,, heeft  CAROLINA.' 187 „ heeft fchuldig gemaakt, toen hij toege„ laaten heeft dat zij uit zijn huis verjaagd „ wierd; terwijl hij in den grond van zijne „ ziel overtuigd was, dat alles waar mede „ men haar befchuldigde , volftrekt valsch „ was. Zeg haar dat haar broeder hier is, ,, dat hij onverduldig is om haar te omhel„ zen, en haar alle mooglijke bewijzen van „ zijne vriendfehap te geeven. Zeg haar, dat haar oude vriend doctor seward „ hier gekomen is, om alles te doen wat in „ ftaat zij, om de kalmte in haare ziel„en „ ligchaam te herftellen. Eindelijk , zeg „ haar, dat mijn proces uitgefprooken en „ gewonnen is, en dat thans haare lieve „ henriette zo rijk is als zij zelve. „ Zeg haar dit alles, ik verbeur mijn leven, „ indien zij binnen de vier en twintig uuren niet op de been zijn , en zig vrolijk en „ welvaarende onder ons zal bevinden." Ieder een gaf zijne uiterfte vergenoeging te kennen, wegens het hooren van zo veele goede tijdingen te gelijker tijd. Men wist naauwlijks te beflisfen over welke van die alle men zig het meeste verheugen moest; de gravin ontving doctor seward op de beleefdfte en vleijendfte wijze ; -zij was ten ui-  m CAROLINA. üiterften vergenoegd, dat zij dien man mogt ontmoeten, van wien carolina haar zo. inenigmaalen met bewoordingen , die enkel eerbied en dankbaarheid ademden, gefproo» ken had. De heer henry ashford toonde zeer veel ongeduld, om zijne zuster te zien; hij zeide tegen de gravin, dat hij te vergeefs de naauwkeurigfte navorfchingen naar haar had laaten doen, en dat hij zig reeds in de hevrgfte ongerustheid over haar had beginnen te bevinden, toen doftor seward eenen brief van haar ontvangen had , uit welken hij tot zijne grootfte verwondering had gezien, dat een vreemde zamenloop van omftandigheden , haar onder de befcherming van zijn goeden vriend dunford, wiens aangenomen naam en woonplaats hem bekend waren , gebragt had. Hij voegde 'er bij, dat hij geen oogenblik had laaten verboren gaan om te vertrekken , en haar in eigen perzoon kennis te geeven van de gelukkige verandering, welke in haar fortuin was voor* gevallen , en dat de doctor uit zuivere beweeging van vriendfehap hem had willen vergezellen; hij zeide verder, dat hij buiten ftaat was om uit te drukken hoe zeer haare ziek'  CAROLINA. is9 ziekte hem aandeed , voornaamlijk om dat hij haar een huuwlijk had voor te flaan , dat hëm zeer ter harte ging , en 't welk hij hoopte dat haare goedkeuring zou wegdraagen. Sir william, welke tot hier toe genoegzaam als onverfehillig gebleeven was omtrent alles, wat rondom hem gefprooken wierd, flak thans zijn hoofd op, en den heer ash* ford fterk aanziende, zeide hij, dat hij hoopte dat mifs ashford, indien zij na haare herftelling eene keuze van een huuwlijk te doen had, in die keuze volmaakt vrij zoude zijn, en met niets anders dan met haaren fmaak en met haare reden zoude te raadpleegen hebben. De gravin zeide , dat de heer henry verwonderd fcheen , en niet wetende of hij op dien uitval met beleefdheid zoude antwoorden , of zig driftig en moeilijk maaken, wist het gefprek van natuur te doen veranderen , en men fprak niet anders, dan van de ziekte van onze carolina. De doélor verzogt vrijheid om haar niet als geneesheer, maar als vriend te mogen zien ; ten minften , indien hij nodig mogt ©ordeelen, om eenige veranderingen te maaken  ioc- CAROLINA. ken in de voorfchriften, welke hij bij haar zoude zien. De gravin wilde hem vergezellen ; en toen zij op de eerfte verdieping waren, zeide zij hem, dat het haar aangenaam zou zijn een oogenblik met hem in haare kapkamer te fpreeken , eer hij hunne lieve carolina zagj zij zeide hem vervolgens, 'dat hoe weinig kennis zij ook had in de kunst, welke hij oefende ; echter haare reden haar zeide, dat de geneesheer, indien hij heilzaame geneesmiddelen wilde voorfchrijven, de ziekte van den lijder, welke hij wilde geneezen , volmaakt behoorde te kennen , en dat zij meende in ftaat te zijn om hem daar omtrent eenige ophelderingen te kunnen geeven, die zij dagt dat van zeer veel nut zouden zijn. Zij gaf hem vervolgens kennis van alles, wat tusfchen carolina en haaren broeder Sir william was voorgevallen, en eindigde met een zeer omftandig bericht van de gebeurtenisfen van den voorgaanden avond. Doétor seward bedankte de gravin voor die belangrijke berichten, welke zij hem gegeven had, en zij gingen vervolgens te zamen naar de kamer van carolina, bij welke zij mifs dunford haare oppasfter von-  CAROLINA. i9l vonden. Zij hoorden bij het open gaan van de deur, met een onbefchrijflijk genoegen dat zij zeer bedaard lag te fpreeken, en toen de gravin haar bed naderde, ftak zij haar eene zwakke hand toe, en verzogt haar met eenen glimlagch om verfchooning wegens de verlegenheid en ongerustheid, welke zij tegen haaren wil bij haare vrienden veroorzaakt had. „ Wij hebben meer nodig dan uwe ver„ fchooningen , lieve vriendin ! " zeide de gravin : „ wij hebben nodig dat gij alles „ doet wat in uw vermogen is, om uwe ge,, zondheid zo fpoedig als gij kunt, weder te „ krijgen. Ieder een fèek belang in uw ge„ luk , en het onze hangt geheel af van u „ herfteld te zien; maar weet gij wel, welk „ eenen geneesheer wij u brengen, om u te ,, komen bezoeken ? wat zoud gij zeggen , „ indien doctor seward eens hier ware?" Eene ftraal van vreugde verfpreidde zig over het geheele gelaat van carolina, toen zij deeze woorden hoorde; en toen de do&or ten voorfchijn kwam, ontving zij hem met alle mooglijke vergenoeging , en gaf hem zo veele bewijzen van blijdfchap, als haare zwakheid toeliet. Na  tQ2 CAROLINA. Na dat de eerfte complimenten afgeloo* pen waren , floeg de gravin aan mifs dun» Ford voor , om een weinig lucht te gaan fcheppen; zij zeide haar, dat mistrifs forster en de kleine mart eene wandeling deeden , en dat zij geloofde dat het voor haar ook zeer goed zou zijn, indien zij een uurtjen ging wandelen. „ Gij moet 'er zo ,, bleek niet uitzien, als gij doet," voegde zij 'er bij: „ ik wil geene meerdere zieke „ vriendinnen zien , daar de fortuin behaagen fchept om alle haare fchatten voor „ haare voeten neder te leggen. „ Maar zijt gij niet zeer blijde dat gij „carolina zo wél vind ," zeide mifs dunford. ,, Laaten nu doctor N... of „ doctor seward alles uitdenken wat hun „ behaagt, ik geloof dat ik haar beste geneesheer geweest ben!" Zij verhaalde vervolgens aan de gravin , dat zij, ziende dat de koorts de zieke bijna verlaaten had , dat oogenblik van kalmte had waargenomen om haar alles te vertellen wat den voorgaanden avond in de zaal gezegd en gebeurd was, na dat zij dezelve verlaaten had; dat zij vooral breedvoerig was geweest ten aanzien van de ongerustheid, wel-  CAROLINA. 193 welke Sir william betoond had ten aanzien van het overgroot genoegen, dat bij betuigd had te gevoelen * toen hem zijne zuster de waare cmftandigheden van die gebeurtenisfen verhaald had, welke hem zo veel verdriet veroorzaakt hadden ; en eindelijk t ten aanzien van zijne rondborstige verklaaxing, dat thans zijn geluk ten eenemaal vari. haar afhing. ,, Ik kan u verzekeren " vervolgde mifs dunford, ,, dat dit genees*j middel eene wonderbaarlijke uitwerking „ heeft gehad: tien minuuten na dat ik haar j, het zelve heb doen neemen, is mijne zieke „ beter geworden; en wel zo fpoedig,dat ik mij niet heb kunnen weerhouden van verj, wonderd te zijn > niet tegenftaande al hec u vertrouwen , 't welk ik in mijn genees-* middel ftelde.". De gravin en mifs dunford gingen naar beneden, om zig bij het. gezelfchap te vervoegen , waaraan zij verflag deeden yart^ de gelukkige beterfchap, van de perzoprt irt . welke zij alle een zo wezenlijk belang fteU t den. Geduurende deezen tijd verhaalde docj.; tor seward, die boven gebleven w^s, op de allervoorzigtigfte wijze , aan carolima alle die gelukkige omflandighedetii weikfc' ès 111. nr.&i. N l-  194 CAROLINA. leezer reeds weet. De erkentenis, welke haar oom , van zijne onrechtvaerdigheid jegens haar gedaan, en het berouw, 't welk hij deswegens betuigd had , gaven haar oneindig meer genoegen dan het aanmerkelijk legaat, met welk hij deeze verklaaring vergezeld had. Hij verhaalde haar dat lady walton thans in de grootfte verachting was bij alle die geene , welke geduurende het leven van haaren gemaal hadden gefcheenen haar gedrag goed te keuren , en dat zij van Broomfield was vertrokken, alle de vervloekingen van haare minderen, en de verfmadingen van haare gelijken met zig nemende ; dat de geheele waereld openlijk zeide, dat de heer craven zedert den dood van lord walton ten uiterften misnoegd fcheen over het huuwlijk , 't welk hij gedaan had, daar hij zig verftooken zag van het aanmerkelijk fortuin, 't welk lady walton hem verzekerd had dat haar gemaal aan mifs west zoude nalaaten; dat hy ook niet beter voldaan was over het karafter van zijne gemalin j dat men vóór het aangaan van dat huuwlijk , allerleie foorten van list gebruikt had, om haar aan hem onder het gunfiigfte daglicht te vertoonen. De geluk- ki-  CAROLINA 195 kige uitkomst van het proces van den hëer dunford veroorzaakte eene groote blijdfchap bij carolina, en de hoop, welke haar de doctor gaf, dat zij haaren broeder binnen zeer korten tijd zoude wederzien, bragt haar tot het hoogde toppunt van vergenoeging. Na dat doctor seward een uur bij haar had zitten praaten, verliet hij haar, vrezende dat hij haar te veel zoude vermoeijen, zelve al verhaalde hij haar nog meer zaaken, welke alle de eene aangenamer dan de andere waren ; hij had geene andere melding van Sir william gemaakt, dan alleen dat hij een van de allerfchoonfte heeren was, die hij in zijn geheele leven gezien had, en dat hij geloofde bemerkt te hebben , dat hij die geene was dien hij meende het grootfte be» lang in haar lot te flellen , indien hij ten minften uit den uitwendigen fchijn en uit de zigtbaare ongerustheid, welke hij over haare ziekte betoond had, mogt oordeelen. De blijken van genoegen, welke op het verneemen van deeze tijding in haare oogen doordraaiden , deeden den doctor zien dat dit bericht haar niet mishaagde; maar hij maakte zwarigheid om verder te gaan en N 2 haa-  ïoö CAROLINA. haare kieschheid te kwetzen. Hij liet dé zorg om breedvoeriger uitleggingen te geeven , aan haare vriendinnen over, of liever, gelijk hij hoopte dat binnen korten tijd zoude gebeuren, aan haaren vriend zei ven. Toen hij in de zaal kwam , waren alle oogen op hem geflagen om uit zijne wezenstrekken te leezen of de hoop, welke men had beginnen op te vatten , gegrond was. De kalmte, welke op zijn gelaat lag, was genoeg om hun allen gerust te Hellen; maar hunne blijdfchap fcheen geene paaien meer te kennen, toen zij de verzekering uit zijnen eigen mond hoorden , dat zij weldra geheel en al herfteld zoude zijn. Sir william liep in zijne vervoering van vreugde naar hem toe, en hem bij de hand nemende, noemde hij hem zijnen goeden engel, zijnen verlosfer. De goede verftandhouding was tuslchen henry ashford en den baronnet herfteld. De eerstgenoemde ziende dat zijne zuster eene zo fterke voorkeur voor Sir william betuigde, had vrijwillig toegeftemd om geene hinderpaalen aan haar geluk te ftellen. Hij had toen aanftonds verklaard, dat hij afzag van een voordel, ;'t welk hij gelast was om aan «4-  CAROLINA.' 197 caroiina te doen , uit naam van haaren oom, Sir marmaduke, voor zijnen oudften zoon. Hij zeide, dat dit voordel van dien aart was , dat wanneer het zelve door carolina had kunnen aangenomen worden , en haar hart vrij was geweest, tot een aangenaam middel zou hebben kunnen ftrekken om eene familie, welke veel te lang verdeeld was igeweest, met eikanderen te vereenigen ; maar dat hij, daar zij eene keuze ge» daan had , noch vermogen , noch oogmerk had om zig daar tegen te verzetten, en dat zelfs indien hij eene keuze voor zijne zuster had mogen doen , geene betere verbintenis zou hebben kunnen verlangen, dan zij geko* zen had. Het gezelfchap had ondertusfehen nog een bericht gekregen van een voorgenomen huuwlijk tusfchen de heer henry ashford en mifs dunford; de gravin alleen had eenig vermoeden van hunne liefde, gehad ; dezelve was reeds begonnen voor dat de heer henry ashford zig op reis begeeven had , bijl gelegenheid dat hij toen in gezelfchap van den heer craven een bezoek bij den heer dunford had afgelegd. Toen hij van deeze toeneemende harts-? W 3 togc  i98 CAROLINA. togt met lord walton had gefprooken, had die heer zijne keus ten fterkften goedgekeurd ; maar daar het verfchil tusfchen de heeren craven en dunford kort daarna uitbarstte, en, volgens het zeggen van craven, de heer dunford zig genoegzaam verzekerd konde houden van het grootfte gedeelte zijner bezittingen te zullen verliezen , had de heer henry ashford het allergeftrengst en ftelligst bevel ontvangen, van nooit aan een zodanig huuwlijk te mogen denken. Dan daar hij veel te edelmoedig was , dan dat hij zig door zodanige verachtelijke beweegredenen zou hebben kunnen laaten beftuuren , had hij zig niet tegenftaande dit verbod , echter aan eene hartstogt overgeleverd welke zijne reden goedkeurde , en ook met mifs dunford eene geregelde briefwisfeling gehouden , zo lang zij in Engeland gebleven was; zij hadden eikanderen vervolgens in Vrankrijk gezien , en de tijd had die banden nog vaster gemaakt, welke door geene beweegredenen konden verbrooken worden. Aanflonds na dat de heer ashford met doctor ssEward te Londen gekomen was, had  CAROLINA. 199 had hij aan den heer dunford kennis gegeeven dat zijne dochter in zijn geluk geftemd had , en dat hij zijne verbintenisfen zou nakomen en zijne bezittingen deelen met haar, welke zedert zo langen tijd zijn hart had bezeten. De oude heer, welke weinige uuren te vooren , de tijding van den gelukkigen uitflag van zijn proces vernomen had , antwoordde , dat hij zijne toeftemming met volkomen genoegen gaf, en ook op den dag van zijn huuwlijk aan zijne dochter, tot een huuwlijksgoed, veertig duizend ponden fterlings zoude geeven , wanneer hij zelve nog eene goede twintig duizend zoude overig houden, welke hij tot zijnen dood toe meende te bewaaren. Deeze huuwlijksgift behaagde fterker aan den heer dunford, dan aan den minnaar van zijne dochter henriette , welke 'er zijne eer in zoude gefteld hebben, om zijne liefde door deeze belangeloosheid in zijn gedrag te kunnen bewijzen, en wiens bezittingen reeds veel te groot waren, dan dat die van zijne aanftaande gemalin eenigermate bij hem in aanmerking behoefden te komen. Ondertusfchen daar lady walton eene N 4 zeer  £«o CAROLINA. Zeer aanmerkelijke douarie moest hebben; „ welke op zijne landgoederen gevestigd was, en hij daar en boven vijftig duizend ponden fterlings aan zijne zuster carolina moest qitkeeren, weigerde hij het edelmoedig aanbod van den heer dunford niet. Henry betoonde zig ten uiterften onverduldig , om zijne zuster te zien ; maar doctor seward wilde het volftrekt niet toeftaan, voor dat haar geneesheer zou gekomen zijn; hij bleef niet lang weg, en fcheen ten uiterften verwonderd over den keer, welke de ziekte zedert zijn laatfte bezoek genomen had. Hij verzogt , dat men haar nog in ftilte zou laaten blijven , en verklaarde dat hij zig verzekerd hield , indien 'er geene nieuwe toevallen bij kwamen , dat zij nog voor het einde van de week in ftaat zou zijn om haare kamer te verlaaten. Men ftelde de ontmoeting tusfchen haar en haaren broeder tot den volgenden dag uit. De fchoone nacht, welken zij doorgebragt had, fcheeq haare krachten zodanig te hebben doen toeneemen, dat doctor seward oordeelde, dat het zien van haaren broeder haar veel eer £;ne heilsaame ontroering, dan eenen gevaarlijken fchok zoude toebrengen , en men. ye£>  CAROLINA. 301 Vergunde den heer ashford de vrijheid 9 die hij met zo veel aandrang verzogt had. Deeze ontmoeting was eene van de aller, lederfte; hij verzogt haar vergiffenis voor al het verdriet, 't welk hij haar veroorzaakt had, door zig door valfchen fchijn te laaten verblinden, en zij bedankte hem voor zijne leevendige gevoeligheid, welke hij betoond had, om dat dezelve een bewijs was geweest van de liefde, welke hij haar toedroeg. In den loop van dit gefprek zeide hij haar dat hij eenen brief van den collonel vincent had gekregen, in .welken hij erkende dat hij eenen brief van carolina had agtergehouden , dien zij hem op den dag van zijn vertrek van Broomfield had gezonden ; en dat hij , jndien hij denzelven ontvangen had, voorzeker geene de minde twijfeling omtrent de gevoelens en het gedrag van zijne zuster zou hebben overgehouden ; dat hij daar en boven wist, dat zijne moeder nog eenen anderen brief had verborgen , welke zy na den dood van haaren vader aan hem gefchreeven en aan lord walton, die toen te Bath was, ter verzending gezonden had. Carolina verwonderde zig nu niet meer over de verdenkingen van haaren broeder; zij N s kon.  202 CAROLINA. kon zijne gramfchap niet berispen, dewijl hij nooit eenige brieven van haar gezien hebbende, met reden kon gelooven, of dat zij zich zeer weinig aan zijne achting liet gelegen liggen, of wel zijne verachting niet vreesde. Na dat zij eikanderen wederzijds ophelderingen gegeeven hadden, na dat [dus de vrees van elkanders liefde en vriendfehap verlooren te hebben, verdweenen was; gaf henry aan zijne zuster opening van het voorftel, 't welk hij aan haar uit naam van haaren oom, Sir marmaduke, ten behoeve van den heer ashford te doen had. Zij fruitte hem, en verzogt hem geen woord te willen fpreeken van eene zaak, welke thans de eenigfte was die haar verdriet konde aandoen. „ ljg „ heb zeer veel achting voor mijnen ne'ef " vervolgde zij: „ en ik wil alles doen , wat „ in mijn vermogen is om hem gelukkig te „ maaken, maar ik kan mijn eigen geluk niet aan hem opofferen. „ Ik heb mijnen last volbragt," zeide henry: „ maar ik wil u evenwel volftrekt „ getrouwd zien ; en daar mijn eerfte voor„ ftel u niet behaagt, zal ik u een tweede „ doen, 't welk men mij deezen morgen op„ gedragen heeft, en 't gene ik hoope dat u „ aangenamer zal zijn." Ca-  CAROLINA. 203 Carolina blaosde, en haaren broeder met een verlegen gelaat aanziende , verzogt zij hem , dat hij het behandelen van eene zodanige zaak wilde uitftellen tot dat zij volkomen zou herfteld zijn , of wel tot dat hij haar zelve een voorbeeld zou gegeven hebben. „ Wel nu ! wel nu ! " zeide hij : „ ik geloof dat men de zorg om zïj,, ne zaak te bepleiten aan Sir william „ beaumont zeiven zou kunnen overlaaten; „ ik zal mij dus alleen vergenoegen met u te ,, zeggen, dat ik, indien uwe keuze op hem „ viel, met het allergrootst genoegen mijne „ toeftemming aan dezelve zou geeven; zijn „ karacter komt mij voor allergunftigst , te „ zijn, en in zijnen geest en geheelen perfoon ,, vereenigen zig alle deugden en bevallig„ heden , met welke zig de menschlijkheid vereerd mag rekenen." Carolina beantwoordde hem met eenen glimlagch, welken de heer ashford beter verftond, dan wanneer zij zig van eene groote menigte van woorden bediend had , om zig uit te drukken. Hij beloofde haar, dat hij haar den volgenden dag de perfoone zou brengen, welke hij haar tot eene zuster zou aanbieden. Zij fcheen zeer voldaan over dee- , ze  *04 CAROLINA. ze verzekering, en zeide hem, dat hij das ook het recht zoude hebben om het gefprek, 't welk hij heden met haar begonnen had s ten einde te brengen. Zij waren nog bij eikanderen toen doctor seward, welke op zijn vertrek ftond, binnen kwam om affcheid te neemen. Na eenige oogenblikken met eikanderen gefprooken te hebben, zeide hij tegen de gravin, welke met hem naar de kamer van carolina gegaan was, dat hij van gedachten was dat dq Zieke den volgenden dag, indien zij zig wél verzorgde, wel eens verfciie lucht zou kunnen fcheppen; dat het niet nodig was dat zij zig opfloot, en haare vrienden van haar gezelfchap beroofde; maar hij voegde 'er bij, dat zij zig niet aan koude of vermoeijing moest blootftellen , voor dat zij volkomen herfteld was. Toen de heer ashford weder in de zaal kwam, haastte hij zig om aan het gezelfchap aan te kondigen, binnen hoe weinig tijds het ?elve kon rekenen van zijne zuster onder hun te zien. De vreugde fchilderde zig op het gelaat van alle de aanwezende perfoonen; maar dat van Sir william was tevens vermengd met ongeduld: 'er moest nog een S8»  carolina. üó5 geheelen nacht verloopen, eer hij haar, welke hij zo teder beminde, zou v/eder zien, eer hij van haar aangenaam, gezelfchap genot kon hebben; en deeze nacht kwam hem voor eene eeuw te zijn. Henry fcheen even onverduldig als hij; mifs dunford had hem beloofd haare hand te zullen geeven, wan* neer ca'uolina lady beaumont wierd , en hij had bijna even veel reden om zig over de afweezigheid van carolina te beklaagen , als de baronnet zelve, om dat de beminnelijke henriette bijna altijd bij haar op haare kamer was. xxxviii. hoofdstuk. Be/luit. Den volgenden morgen was het geheele gezelfchap in de kapkamer van mistrifs laine vergaderd, om aldaar te ontbijten. Onze carolina kwam hun daar opzoeken, en men kan begrijpen met welk eene blijdfchap zij van een ieder verwelkoomd wierd: haare kleur was bleek, maar haare oogen hadden derzelver oude leevendigheid weder gekregen?  so6 CAROLINA. gen; de blijdfchap en vergenoeging, welke In dezelve uitblonken , gaven daar aan eenen nieuwen luister; de zagtmoedigheid en gevoeligheid verlieten nooit haar voorkomen; maar haare zwakheid verfpreidde nog daar en boven over het geheel van haare perfoon nieuwe bevalligheden, welken geene pen befchrijven, en zelf geen penfeel fchilderen kan. Sir william ging haar te gemoete ; hij wemchte haar geluk met haare herftelling , en men ontdekte klaar in zijne houding en in den toon van zijne Hem, een onbepaald vermaak en een overblijffel van ongerustheid. De vrees is eene gezellin van de liefde, welke bijna even getrouw is als de hoop , en deeze twee hartstochten flreeden in zijn hart tegen eikanderen, fchoon de laatstgenoemde de fterkfte was. De genoeglijke, doch tevens eenigermate verleegene houding , met welke carolina zijnegelukwenfching aanhoorde , zou voor alle menfchen , behalven voor eenen minnaar, genoeg geweest zijn om geenen den minften twijfel over te laaten. Zij zogt hem ook geenzins in twijfel te brengen ; zij gevoelde ten zijnen aanzien eene uitfluitende hartstocht; zij was zeker dat zij vau hem op de tederfte wijze bemind wierd, en  CAROLINA. 207 en zij gedroeg zig ten zijnen aanzien op eene wijze, welke zijne hóóp ten vollen moest voeden, zonder dat zij echter in eenig deel te kort kwam aan dat geene, 't welk de allerzorgvuldigfte kieschheid van haar vorderde. De gelegenheid om zonder eenige bepaaJing de gevoelens van zijn hart aan haar s die het zelve volkomen bezat, open te leggen en te verklaaren, bood zig nog dien zeiven dag aan Sir william aan, en die verIdaaring wierd zodanig ontvangen , als hij recht had van te kunnen verwagten. De openhartigheid, de kieschheid, en — waarom zouden wij het verbergen ? de liefde zelve lagen aan carolina haar antwoord in den mond. Zij hadden reeds meer dan een uur bezig geweest met eikanderen over dit belangrijk ituk te onderhouden, toen de deur open ging en henry binnen kwam, gevende de hand aan henriette, welke zig een weinig liet fmeeken. „ Ach, mijne lieve mifs dunford!" zeide hij tegen haar, „ zoud gij mij geene vrijheid „ vergunnen, om myne belofte te vervullen?" Hij bood haar aan carolina aan, zeggende: „ ik heb u beloofd, mijtte lieve vriendin! dat „ ik  2ó8 CAROLINA, „ ik u in den loop van deezen dag gelegen» ,j heid zoude geeven om die beminnelijke per,, foone te omhelzen, welke ik u tot eene zus« „ ter hoopte te fchenken. Zie daar nu die be^ ,, koorlijke engelin , welke mij vergunt om „ haar te mogen aanzien als een eigendom * ,, welk het mijne zal worden! Zeg mij, of gij „ mijne keuze goedkeurt of niet? Hoe, mijne lieve henriette!" riep carolina, ,, is het mooglijk! zijt gij hee, ,, van welke mija broeder mij gefprooken ,> heeft! zal ik zo gelukkig zijn , dat ik u „ mijne zuster zal mogen noemen! kan men ,5 een aangenamer lot verlangen , dan thans „ het mijne is! Weldra zal ik door banden van verwandfchap vereenigd zijn met alle „ die geene, welke ik beminne*" Zij ontdekte op dit oogenblik dat zij onder haare laatfte woorden op een ander dan op hen* hiette een verliefd oog geflagen had. „ Gij ziet, mijne lieve zuster ! " zeide henry, ,, op welk een onuitfpreeklijk ge. „ luk ik thans mag wagten ; maar de ver. ,, haasting van dat geluk hangt geheel en ai-* „ leen van u af. Ieder dag, welken ik nog in den ongehuuwdtn Haat zal moeten doorbrengen, is een dag, welke van mijn  CAROLINA. 209 wezenlijk beftaan moet worden afgefchree» i> ven , en gij zijt die geene van welke ik „rekenfchap van alle die dagen zal afvor,, deren." Hij zeide haar vervolgens dat mifs dun« êord beloofd had om denzelfden dag met hem të trouwen, op welken het huuwlijk van carolina met Sir william zou voltrokken worden; en toen henriette het zeg« gen van haaren minnaar met eene buiging van haar hoofd bevestigde, glimlagchte carolina en zeide: „ Gij moet een weinig toej, geevend zijn; en mij den tijd gunnen oni „ adem te kunnen haaien ; ik verzoek nieti anders van u; dan dat ik mij een weinig j, mag herftellen ; en noch ingebeelde aant, matiging, noch grilligheid zullen dien ge„ lukkigen dag vertraagen, welken gij met zo veel ongeduld verwagt. Zou ik u een ,, oogenblik van uw geluk willen berooven £ ;; daar ik zelve met zo veel aandrang voortij gedrongen worde, door iemand, welken H ik mooglijk nog meer dan u, verlange té , j, verpligten." Sir william kuschte haare hand op de tederfte wijze, en het viertal van verliefden ging zig bij het gezelfchap begeeven,* 't welk ïü. deee. 0 Hik  2io CAROLINA. uit hunne vergenoegde houdingen zeer wel bemerkte, dat hunne bijeenkomst geene onaangename ontroeringen ten gevolge had gehad. Na verloop van eene week, alle zaaken geheel geregeld en in orde gebragt, en de gezondheid van carolina volkomen herfteld zijnde, begaf zig het geheele gezelfchap naar Broomfield , waar beide de huuwlijken ten genoegen van een ieder , maar voornamenlijk van de belanghebbende partijen, voltrokken wierden. Na aldus de menigte van verdrietlijkheden, welke carolina ondervonden had, verhaald daar en bijgevoegd te hebben , dat een duurzaam geluk de uitwerking en het gevolg van zo veele wisfelvalligheden waren , gelooven wij , dat wij niet gevoeglijk van den leezer kunnen fcheiden, zonder aan denzelven eenige ophelderingen te geeven , ten aanzien van de perfoonen van welke wij , geduurende den loop van •dit verhaal , gelegenheid gehad hebben te fpreeken. Lady walton nam geduurende eenigen tijd , na den dood van haaren gemaal haar verblijf op Cavendish-fquare, waar de heer en mistrifs craven den winter met haar door-  CAROLINA. 211 doorbragten; maar daar haar gedrag jegens lady beaumont van de geheele waereld veragt wierd, en zij tevens ondervond dat de lieden van de groote waereld, met welke zij de verwaandheid had gehad van te willen omgaan, haar niet meer aanzagen, kooi zij de partij van weder naar Vrankrijk te vertrekken, waar zij weleer eene menigte van jaa* ren gewoond had. Niet tegenftaande de fchoonheid van het luchtsgeftel aldaar, begon haare gezondheid echter van langzamerhand te ver* vallen, en zij overleed binnen den tijd van een jaar, na dat zij zig daar gevestigd had. De heer en mitrifs craven leefden zeer kwalijk met eikanderen: het karacter van den man was jaloersch, agterhoudend , eigenzinnig , en verbitterde nog meer toen hij zig in de hoop op fortuin, welke hij gehad had, te leur gefteld vond, en tevens zijn proces tegen den heer dunford verloor. Na dat lady walton naar Vrankrijk vertrokken was, weigerde hij om langer een huis in de ftad te willen hebben ; hij verliet zijne zitting in het parlement, en wilde het geheele jaar op 't land doorbrengen. Daar zijne gemalin hem nimmer bemind had, was dit gedrag, ('t tt^elk fco ftellig inliep tegen alle de oogmerken, O a Wel*  bis CAROLINA. welke zij gehad had toen zij trouwde,) de oorzaak, dat haar gemaal een voorwerp van afgrijzen in haare oogen wierd. Zij verzette zig in 't begin tegen zijnen wil, maar ziende dat al haar tegenfheeven niet dan vruchtelooze poogingen waren , vond zij zig eindelijk genoodzaakt zig te onderwerpen. Mistrifs saünders bleef bij haare nabeftaande in het graaffchap Cornwallis woonen, maar charlotte was, op verzoek van lady beaümont genoegzaam altijd bij haar; zij maakte een zo goed gebruik van de goede voorbeelden en lesfen van haare nicht, dat zij in weinig tijd eene beminnelijke vrouw wierd: een jaar na haare aankomst op Beaümont-lodge, verklaarde zig de collonel vincent, welke zig eindelijk aan het verlies van zijne hoop op carolina onderworpen had, tot haaren minnaar; zijne wenfchen wierden verhoord en zij trouwde met hem: zij namen een landgoed in de nabuurfchap , en leeven daar thans gelukkig en vergenoegd. Mifs mason was een weinig tijd, na dat carolina haar huis verlaaten had, met lord damby getrouwd, welke door den dood van Sir john zig weldra in de bezitting van alle zijne fchatten gezien had: zij leven te  CAROLINA. 113 ïe zaraen in den grootften luister; ieder van hun beide volgt die genoegens en vermaaken op, welke meest naar deszelfs fmaak zijn , zonder zig te bekommeren of de ander in dezelve al of niet deele, of dezelve al of niet goedkeure. Mistris meadows, welke volftrekt in alles van denzelfden fmaak is als mylady damby, woont genoegzaam altijd bi] tiaar. Sir marmaduke overleed weinige maanden na het Ihuuwlijk van onze carolina; zijne gemalin nam de wijk op het landgoed , waarop haare douarie gevestigd was, en 't gene het zelfde is op 't welke de overledene lady ashford gewoond had; zij haalde mistrifs ansburn, welke bij haare fchoonmoeder voor gezelfchap gewoond had, over, om bij haar op denzelfden voet te komen, en deeze twee vrouwen geeven zig daar aan haare hartstogt voor het leezen over. Mistrifs ashford nam een huis in de ftad, waar haare nicht het grootfte gedeelte van 't jaar met haar doorbragt. Deeze laatstgenoemde heeft reeds verfcheiden minnaars gehad ; maar haare buitenfpoorige ingebeeldheid, en de eerzuchtige en geldgierige oogmerken , welke de daaden van de tante en O 3 de  Ji4 C A R O L I N A. de nicht beftuuren , hebben alle die geene, welke haar in bezittingen en geboorte evenaaren, van haar verwijderd en alle andere worden door mistrifs ashford met verachting afgeweezen, welke nog de hoop niet opgeeft van door den tijd haare nicht tot eene der aanzienlijkfte vrouwen van het geheele koningrijk verheeven te zien. Indien zij niet van gedrag en denkwijze veranderen , dan loopi de arme mifs ashford groot gevaar van haar leven lang eene mifs te blijven. Sir william ashford had langen tijd nodig, om zig wegens het huuwlijk van zijne nicht te vertroosten ; hij deed de reis door Europa; en eenigen tijd na zijne terugkomst trouwde hij met eene jonge mifs van groote geboorte, welke zeer rijk was en de beminnelijkfte hoedanigheden bezat. De gravin keerde met haaren gemaal, korten tijd na het voltrekken van het huuwlijk van haaren broeder, naar Vrankrijk te rug, en nam mistrifs forster en haare kleine mary met zig ; maar daar zij niet lang daarna het ongeluk had van haaren ge* maal te verliezen , begaven zig Sir william en zijne gemalin naar Vrankrijk, om haar te vertroosten en bij te ftaan in het ver*  CAROLINA. .i5 vereffenen van haare zaaken. De graaf had haar eenen zeer aanzienlijken en geheel onafhanglijken fchac nagelaaten; zij liet een gedeelte van denzelven aan een van zijne neeven over, en keerde met het overige met haaren broeder, haare zusters en nicht naar Engeland terug, waar zij thans haar verblijf op Beaumont-lodge houdt, en niet weinig toebrengt om daar het gezelfchap allerbekoorlijkst te maaken. Mistrifs forster bleef daar ook eenigen tijd; maar men bemerkte weldra dat doéfor seward en zij, meer dan vriendfehap en achting voor eikanderen hadden opgevat. De baronnet floeg een huuwlijk tusfchen deeze twee voor; en daar het zelve voor beide de partijen zeer gefchikt was, en zij beide hunne toeftemming tot het zelve gaven, wierd het met zeer veel luister op Beaumont-lodge voltrokken. Sir william gaf haar tien duizend ponden fterlings tot een huuwlijksgoed: mary is alcijd de gunftelinge van de Gravin, bij welke zij meer is dan bij haare eigen© moeder. De doplor geene kinderen krijgende, heeft voor haar eene waarlijk vaderlijke liefde opgevat, en zal haar zonder twijfel alle zijne zeer aanzienlijke en kostbaare bezittingen O 4 na-  ai6 CAROLINA. nalaaten : reeds heeft hij de goederen van haare moeder op haar gevestigd. Weinig tijd na dat de heer henry ashford getrouwd was, wierd hij tot vicomte walton verheven; hij heeft zijn voornaamfte verblijf op Broomfield, waar hij in eenen fmaak leeft welke met zijnen rang en bezittingen overeenkomt. Geduurende den zomer brengen man en vrouw een groot gedeelte van hunnen tijd door bij Sir william en lady beaumont, of deeze laatstgenoemden bij hunqen broeder; in den winter hebben zij ieder een huis in de ftad, en bij gevolg verlaaten zij eikanderen nooit. De heer dunford heeft een huis, 't welk hij het zijne noemt; maar hij is genoegzaam altijd bij eene van zijne dochters, tusfchen welke hij geen het minfle onderfcheid maakt. Zij vinden beide een even groot genoegen in zijn gezelfchap ; zij beijverden zig om het meest, om alles, wat tot zijne vergenoeging dienen kan , toe te brengen , en de vrolijkheid , welke onophoudelijk op het gelaat van deezen eerwaardigen grijsaart blinkt, bewijst genoeg dat haare poogingen alle die uitwerkingen hebben, welke zij van dezelve kunnen verlangen. Wat  CAROLINA. af Wat Sir william en lady beaumont aangaat, zij leven in het midden van welvaart., overvloed en vergenoeging; doch, zonder zig aan de dwaasheden en onophoudelijke verkwistingen overtegeeven , zijn zij met eikanderen te vreede en met hunne vrienden gelukkig ; 'er gaat geen dag om, op welken zij geene gelegenheid vinden om denzelven door weldadigheid gedenkwaardig te maaken; en indien zij eenige fmert kunnen hebben , dan moet het deeze zijn, dat zij de oogenblikken van een geluk, 't welk nimmer moest eindigen, te fpoedig zien vervliegen.