EX BIBLIOTHECA F.G.WALLER 1933  D E VRIEND DEK VROUWEN. (Naar ha Franféb.) IN 'f G RAFENHAGE , Br WILLEM KLIS, Boekverkoper op de. Groot: Zaal van 't Hof. M. D. CC. LX XXV.   beric ii t. T~\iï J'Vcrhken is noch eene Pa~ JLJF rodie, noch eene navolging van den Vriend der Mam, Vat werk heeft eene byzondere eigenfchap van fchryfwyze, en kan niet anders dan flecht gecopiëerd zvorden; maar het heeft my het denkbeeld opgegeeven om aan de Vrouwen ook eenige raadgcev'mgen voortedraagen, en met haar zeiven haare eigen weezenlyke belangen wat nader te overweegen. 't Was voegelyk dit op een minder Iioogen toon aanteleggen, en met onze fchoone Wysgeeresfen, om zoo te fpreeken, gelyks gronds te wandelen: het geen ik dan ook ge{laan heb. * i Ik  BERICHT. Ik wenfch, dat deeze denkbeelden nopens haare verbetering haar toch niet moogen mishaagen, en dat zy 't my in dank moogen afneemen, dat ik liever met haar ah een Man van eer, dan als een Man van vermaak gefprooken heb. Voor het overige moet ik de Dames waarfchuuwen, dat haar Vriend waarlyk niet veel fchooner zy dm Alain Ciiartier.' Hy zou wel fterk verlangen om zich met de liefde van een Margaretha van Schotland, te moogen verheugen; maar hy rekent 'er evenwel daarom niet op. DE  isli S5€f >k®<&k &&&& S3$® Sip 5s»o D E VRIEND DER. VROUWE N. MEN heeft altyd van de Vrouwen te veel goeds of te veel kwaads gezegd. De Minnaar, de Verliefde Man ziet in haar de Koninginnen van 't Heelal, en de puik gewrochten der Natuur, terwyl de eigenzinnige , de droefgeeftige haar aanmerkt als zoo vecle Paudoraas, (i) waaraan (i) Dit was eene fchoone Vrouw, aan welke de Goden alles vereerd hadden. Jupj-  s Dk Vriend aan hy al de rampen toefchryft, die liet Mcrjschdom benaauwen. Zoo heeft dan de gemclykheid of de liefde de Mans verblind ; en hun vergrootte loffpraaken of onregtvaardige hekclfehriften ingepredikt. Elk ipreekt van deeze Sexe naar het geitel, naar de neigingen van zyn hart, en de gebrekkigfte , de ondcugendfte Menfchen moeten zeker de be'kwaamfte zyn om 'ér haatelyke Schildcryen van op te hangen. Welke eene fixydighcid men intusfchen in de verfcbillendc oordeclen, die de Mans over de Vrouwen vellen, moge aantreffen, het levendig, het kragtig belang, waarmede zy haar be- ter zond har.t »aar de aarde met een doos', waarin alle de rampen opgefiooten waven: Zy opende dezelve, en toen alle de rampen da;.r uit te voorlchyn gekomen waren , bleef 'ér op den grond van de Doos »ict aflders dan de hoop over.  der Vrouwen. s •befchouwen, is 'er toch altoos het beginfel van. Al wat deeze fchoone helft des Mcnschdoms verricht , vordert onze belangneeming : haare gebaarden , haare houding, de toon haarer ftem t haare geringitc beweegingen hebbea vat op ons. Ook beweer ik niet, dat men , om op een verftandige wyze over haar te oordcelen, al het belang, dat men ia haar neemt, uit het oog zou moeten verliezen : neen, eene zoodanige gefteldheid zou een'Man tot een beklagenswaardig fchepfel maaken , en wordt gelukkiglyk zelden aangetroffen : Maar men moet niet door fterke hartstochten geflingerd worden: en hy, die de Vrouwen Hechts dwars door' de wolken eener dwaaze , eener fpoorbyftere liefde , of door de ftjfcdonkcre dampen der jaloezy befchouwt, kan 'er zich niet anders dan een valsch denkbeeld van vormen. A a Ue1  4 De Vriend • Het zyn dus nog fmoorlykverliefde Minnaars, noch onvergenoegde Mans-, die men op dit gewigtig ftuk raadplee■gen moet: daar de een en de ander evenverwerpeiykc Rechters zyn, moet men oordeelkundiger opzoeken. Daar is een groot aantal Menfchen, die met .zachte hartstochten gebooren , de vrolykhcid met de welvocgiykheid weeten te vereenigen in het gezelfchap van Vrouwen, die zy hoog achten: Deeze zyn 't, die men over haar hooren moet. Allen ftemmen deeze daarin overeen , dat de Sexe gelukkige hoedanigheden bezit, die flechts een weinig zorg vereiichen om ze in een behoorlyk licht te doen voorkoomen. Het gaat door, dat de Natuur de Vrouwen in ftaat gefield heeft , om zich veel eer dan wy met voordeel in de Wcereld te vertoonen. Een Meisje van 15 Jaar gevoelt en uit zich met befchaafdheid , en maakt reeds den luit uit van een gezelfchap, waar  der Vrouwen. g waar in men een' Jongeling van dezelfde Jaaren niet toclaaten zou. Gclyk aan die haastiggroeiende boomen , die door hunne ligte en tedere zelfftandigheid aan hetfap, de fcheut, haast geen' weérftand bieden , zich met bladen en bloemen bedekken, lang voor dat de anderen nog de nadering der Lente gevoeld hebben: zoo hebben ook de Vrouwen , als even zoo gefchikt tot eene fpoedigc ontwikkeling, veel minder dan wy de hulp der kunft noodig, om den top der volmaaktheid te bereiken, waar voor zy vatbaar zyn. En, laat men toch niet denken , dat deeze trap van volmaaktheid veel laager dan de onze zy. Veele onder haar kunnen de vergelyking met ons, wat het verftand , wat den geest betreft, wel dooritaan , en wat het hart belangt , winnen het veele Vrouwen van ons. Zy hebben ontwyfFelbaar ecnige gebreken : Zy draagen als wy den ltempel derMenschlykheid ; maar A 3 een  ff Db Vriend een groot aantal deugden moet haar ligt verfchooning voor deeze ligte gebreken doen verwerven : gebreken voor het overige , waar van zy een goed gedeelte aan de Mans verfchuldigd zyn, daar toch de zucht om te behaagen, zoo natuurlyk aan de Sexe eigen, haar aandryft om zich te vormen naar de dcnkwyze der Mans, die haar omringen. Het grootfte ongeluk der Vrouwen, zoo wel als der Grooten, is, dat ze van haare tederfte Jeugd af omftuuwd zyn van een hoop vleiers, die 'er belang in hebben om haar de waarheid te verbergen, 't Is een ongemak der fchoonheid , dat ze eene meenigte oppervlakkige geesten en ydele lcdiggangers als met hechte koorden aan haar zyde trekt. Deeze lieden, zorgvuldig, om in de Vrouwen eene kinderachtige ligtzinnigheid aan te voeden , waarmede zy op hunn' tyd dan voordeel hoopen te doen, ftellcn alles  der Vrouwen» 7 les te werk , om haaren geeft van alle ernftige gedachten af te leiden. Is het wonder, dat aan een Hof, uit zulke Mans faamgcfteld , wier minfte gebrek is beuzelagtig te zyn , de Vrouwen ook zoodanig worden? Zoo 'er iets ons verbaazen moet, is het dan niet veeleer, te zien , dat 'er nog. zulk een groot getal achtenswaardige Vrouwen overichiet , daar intusfchen alles famenfpant om de gelukkige geftcldhceden te verdooven, die zy van de Natuur ontvangen hebben ? Het befte middel dan om de Vrouwen te recht te brengen , zou weezen, de Mans te verbeteren. Een aanzienlyk Burger , vol yvers voor de eer en het welzyn van zyn Vaderland, heeft onlangs een proef gcnoomen om de denkbeelden zyncr Landeenootcn ten deezen opzigte te befchaavcn, en hetbeginfel zelfs van A 4 dlt  8 De Vriend dit kwaad onder hen uit te roeien." De Vriend der Mans is noodwendig de Vriend der Vrouwen, vermits de welbegrecpen belangens van de eene Sexe naauw met die van de andere Sexe verbonden zyn. In afwagring van het uitwerkfel zyncr wyze raadgecvingen , durf ik het na hem onderneemen om aan myne Medeburgeresfen ecnigc aanmerkingen voor te draagen , nopens 't geen zy aan zich zeiven en aan de Maatfchappy verfchuldigd zyn. Men maakt daaglyks Boeken genoeg om haar te bederven ; 't zal dan niet te onpas koomen, haar eenig tegengift aan te bieden. Verdeeling. Ik zal met betrekking tot den ftaat, ■waarin de Vrouwen by ons zyn , onderzoeken , welk foort van letteroeffening, en bezigheid haar het meeft voegt. Ik zal vervolgens de vermaaken ontwikkelen, waar voor zy best ge-  der Vrouwen. ? gefchikt zyn, en daar onder de weelde, de pracht en den opfchik plaatfen ; van daar zal ik overgaan tot het maaken van eenige aanmerkingen over de liefde, het huwclyk en de opvoeding der Kinderen : ten ilottc zal ik een kort fchildery ophangen van haare deugden, die waarlyk minder zeldzaam zyn, dan fommige Mans gcwoonlyk voorgeeven. Myn oogmerk is , om in weinig woorden aan de Vrouwen waarheeden onder het oog te brengen, tegen welke de gewoonte haar onoplettend fchynt te willen maaken. Zoo de Vrouwen fomtydswat toegebragt hebben om onze dwaalingen , om onze ongeregeldhecdcn te vermccnigvuldigen, zy hebben ook dikwerf ons van den doolweg afgetrokken. De Vrouwen kunnen alles, wat zy durven: zy, die verhevenheid van geest genoeg bezitten óm dit voorrecht boven ons te doen gelden, om haare meerderheid in dat opzigt boven ons te A 5 too-  ja De Vriend' toonen, wrcckcn zich op onzen hoogmoed door eene onwaardeerbaar weldaad-, en haare bckoorlykhecdcn worden 'er des te vermoogender door in het oog van Mans, die dcezea naam verdienen. EERSTE  der Vrouwen. ii EERSTE HOOFDSTUK Staat der Vrouwen in de Maatfebappy. Zy, die de Vrouwen flechts aanmerken als aangenaame bceltenisfen, op deeze wccreld tot ficraad geplaatft, hebben een zeer onvolledig denkbeeld van haar-, zy zyn, maakt men haar telkens wys, de bevallige bloemen , die gefchifct zyn om het coloriet van het Heelal te veredelen. Wie twyffelt 'er aan? Maar wy fpooren tcffens ook de Vrouwen aan, om zich door die zoete gezangetjes niet te laaten verleiden. Dat zy zich wel wachten om in deeze oppervlakkige voordeel en haare weezenlyke waardy te ftelien! daar zyn 'er reeds te veel onder haar, die, te vrecden met dit haar aandeel, van alle andere bezigheid, buiten die van het oog te bekooren, afftand fchynen gedaan te hebben. De  ia De Vriend De Vrouwen hebben eene geheel andere beftemming: zy zyn gefchapen tot een einde, dat veel edeler is, dan om een ydel fchouwfpel opteleveren. Haare bevalligheeden zyn Hechts de voorbode van andere , van treffender hoedanigheeden. Die alleen tot de fchoonheid te bepaalcn, is haar een'iaageren rang, dan haartockoomt, aantewyzen, en haar byna gelyk met haare afbeeldingen ftelien. Zy, die geene andere verdienfte hebben, dan dat zy fehoon zyn, kunnen een aangenaam figuur maaken in een' Armftoel, zy kunnen eene Zaal fieraad byzetten. Zy zyn goed om te zien, om aan het einde van een'Brief geplaatft te worden: maar de Vrouwen moeten meer dan fchoonheid bezitten , om ons in haare verkeering aüe die voordeden te doen genieten, die wy met recht van haar verwachten. —. De verkeering tusfehen verftandelyke weezens zou dan Hechts bepaald zyn tot een koele vertooning vaa  der Vrouwen. ■van haar' perfoon, of tot een laffe vereeniging van ydelhcid en lengen. Eene verkecring, die niet ftrekt om ons te verbeteren, ftrekt om ons te ' bederven. Zoo de Vrouwen, die het fieraad van een gezelfchap uitmaaken , aan ligchaams bevalligheeden een' juift oordeelenden geeft en een rechtfchapen hart paaren, dan kan de genegenheid, die wy voor haar hebben, ook niet anders dan voortreflyke hoedanigheeden in ons ter ontwikkeling brengen. Dat zy haare ziel tot voorwerpen van groot belang verheffen , en zy zullen in de Mans het zaad van alle deugden doen uitfpruiten. Het bewind , dat de fchoonheid haar in handen gaf, is haar tot welzynvan het geheele menfchelyk geflacht gegeeven. De Man, tot moedige bedryven gefchikt, heeft in zyn charaóter eene zekere ftrengheid, welker ver- zach-  14 De Vriend zachting en verbetering voor de Vronwea bewaard is: daar is in haare manieren, nog mee.r dan in de trekken van haar weezen, eene zachtzinnigheid, bekwaam om de uatuurlyke fierheid te buigen , die , zooze ongetemperd , zooze zonder maatiging bleef, wel haaft in woeftaardigheid verwisfelcn zou. Men kan zeggen, dat, zoo wy afgezonderd van de Vrouwen leefden, wy geheel vcrfchillende weezens zouden zyn, dan wy nu zyn. De zorgen, de moeiten, die wy onsgeeven, om haare goede gunlten, om haare genegenheid te verwerven, befchaaven en verzachten dien brusken en gedrongen toon, die ons natuurlyk is. Haare vrolykheid dient tot een tegenwigt aan ons ernftig en gemelyk humeur: met een woord, de Mans zouden minder volmaakt (2) en (2) Men doelt hier niet op de geftrenge afzondering van ecnige Mans, die zich geheel los  der Vrouwen.' 15 ■en minder gelukkig zyn, zoo zy met de Vrouwen geen' omgang hadden. De Man, die ongevoelig is voor het zoet van haaren omgang, is zelden een Mcnfchcnvricnd , een Vriend van 't Menfchdom: hy behoudt eene onbuigzaamheid, eene onverzctlykheid, die zelfs zync deugden gevaarlyk maakt. De uitmuntende hoedanigheden van Carel den XII hadden geheel Europa niet in vuur en Vlam gezet , zoo deeze Vorft wat meer geleefd had in Het gezelfchap der vrouwen, alleen bekwaam zyn' woes- ten los gemaakt hebben van de weereld: zy hebben, buiten tvryffel, eene jyzondere roeping, die hen buiten de algemeene orie der Man. fchen plaatft, en de zachtaartigheid vergoedt, welk? in den omgang met de Vrouwen vereifcht wordt.  16 DeVriend ten moed te verzachten (3). Zoo de Mans in zeker opzigt vermenfchlykt, getemd moeten worden door de tedere zorg der Vrouwen, hebben deeze op haar beurt ook weer de verkeering der Mans noodig, om haare leevendigheid optcwekken, Cn haar uit eenen ftaat van onachtzaamheid te trekken, waar aan zy zich overgecven zouden, zoo de zucht om te behaagen haar niet bezielde. Die zucht fchept de bevalligheeden op.haar weezen, zet haare houding in een' gunftigen plooi, brengt de zachtheid in haare ftem: 't zy dat ze fpreeken, zich beweegen, of glimlagchen , zy peinzen om zich beminnelyk aanteftellen: waar uit men kan befluiten, dat ( 3) Hy weigerde de Graavin van Kon'ixgsmark te ontmoeten, die hem van den kant van Koning Augustus Vredes - Voorwaarden, aanbood, welke haare fchoonheid enhaarver ftand zeer wel konden doen aanneemen.  der Vrouwen. 17 'dat het in zeker opzigt de Mans zyn, die de Vrouwen bevallig maaken , de Vrouwen, die zonder hunne verkecring in een bits of onvcrfchillig hutaeur vervallen zouden. Daarenboven zou de geeft der Vrouwen, bezwykende onder de meenigte van kleine byzonderheedcn, die tot de huishouding behooren , in onkunde kwynen, zoo de Mans haar niet tot meer verhevene voorwerpen leidden, en haar daar door eene uitgebreider kragt van geeft, een hooger vlugt van ziel mededeelden. Zoodanig is het dus hier mede gelegen, dat beide de Sexen, de een door de andere moeten verbeterd, volmaakt worden. De Mannelyke moed van de eene wordt getemperd door de infchiklykheid, de gedweeheid van de andere, die op haare beurt ook weêr moed van dezelve ontleent. De denkbeelden der Mans krygen een veel bevalliger Coloriet in het gezelfchap der Vrouwen, terwyl de haare in het gezelfchap der M?,ns al wat B  iS De V h i e n ö te ligt, te wispeltuurig in haar Is, verliezen: hunne verrchillende hoedanigheedcn koomcn in evenwigt, cn nit die vermenging wordt eene* gelukkige faamenftemming gebooren, die veel tot volmaaking van de eene en de andere Sexe toebrengt. Het verfchil, dat 'er tusfehen de geeften is, kan vergeleeken worden oy dat geen, het welk tusfehen de ftemmen is: het moet veel eer een aangenaam Concert dan e.enen verveelenden wanklank te weeg brengen. Zoo de Mans eene ziel hebben van fterker, van zwaarder alloy, 't is om bewyzen. Wy zyn gebooren tot Vrienden' der Vrouwen, niet tot haare mededingers , nog minder tot haare dwingelanden. Haar in een ftaat van flaverny te brengen, is eene magttegen haar gebruiken , die ons gegceven is om haar te vcrdeedigen; en de faamenleeving berooven van dat geen, het welk de zoetfte bekooring daar van uitmaakt. De faamenleeving wordt zouteloos, verlieft haar leeven , zoo men 'er dat gedeelte van 't Menfchdom uit verbant, dat het gefchiktfte is om haar met leeven, met vuur te bezielen. De Oofterfchc Volkeren hebben dit ondervonden, zy, die by een wocfte drift het gevoel hunner zwakheid voegende, de Vrouwen hebben aangezien als gevaarlvke Gezellinnen, vegen welke men zich wapenea B 3 H»eft  ao De Vriend moert: zy hebben haar ketens gegeeven, om ze van haar niet te ontvangen: zy geloofden, dat eene heftige, fterke liefde voor haar,hun eenen Tytel^eene bevoegdheid gaf om haar te mishandelen, om haare rechten te verkorten. Deeze heerfchzuchtige Meefterszyn de eerfte Slagtoffere hunner eigene jaloerfche dwingelandy geweeft. Overgegeeven aan eene droevige leevenswys, en verfomberd (4) te midden van (4) Men heeft Hechts hoofden te tellen ; al de berekeningen zoo in Frankryk als i» Engeland gedaan, bewyzen genoeg de verkeerdheid, de onrechtvaardigheid der veelwr ■very. Wat de huisfelyke ruft belinet dij wordt met gemakkelyk onderhouden tusrehen een aantal Vrouwen, die elkanders medeöingfters zyn. Elk Serrail een Kerker zya, de, berflen de krakkeelen en de oneenighee^en met naar buiten uit, gelyk by ons, maar Ageren echter geduurig het inwendig ge.  der Vrouwen. ar van haare bevallige Slavinnen, hebben zy te vergeefs het gevoel gezocht. Het teder gevoel en het kiefche , verfynde vermaak, dat het zelve vergezelt, wordt flechts daar aangetroffen, waar de Vryheid hecrfchtr de eene en andere ontvluchten eene Maatfchappy, welke ontbloot is van die dryfveeren, waar uit zy haarcn oorfprong namen. Die Volken hebben zich fchadeloos willen ftellen door eenengroven, onachtzaamen, geenen teugel kennenden welluft: maar dezelve deed intusfchen niet anders dan hunne zinnen flechts in een ftaat van verdooving te. brengen, en hunne Ziel te verbeeften. Onze Natie in tegendeel, vry afkeerig van een diergelyke barbaarsheid , heeft altyd aan de Vrouwen eene eer beweezen, die misfehien haare juifte paaien overfchreedde. Onze oude Gaulers beweezen haar eene zeer groote hulde, en hadden zelfs eene Raads-vergadering van Vrouwen ingefteld, die over de raoeielykfte zaaken uitfpraak B 3 deed  ai DeVrxeno deed (5). De Romeinfche Galanterie verving derzelver plaats, en is gevolgd door een ander foort van Romaneske Galanterie , die de Vrouwen tot beöordeelfters maakte van de verdienfte en van de dapperheid der Mans. De dooiende Ridderfchap, die van de Mooren op onze Voorouders overging, bedekte onzen Adel eenen tyd lang met de Leveryen haarer Dames, eii deed hen de grootfte moeielykhceden en gevaaren ondergaan, alleen om een opflag van het oog (5) De Gallery van Frankryk levert eene vernuftige afbeelding dier buitenfpoorige eerbewyzen, waar mede onze Natie altoos de Vrouwen befchonken heeft. Dezelve fchetft op eene bevallige wyze de aanbidding, welke men onderftelt, dat onze goede Gaulers aan deeze Godheeden, onder de naam van Mcüniden beweezen heeft; de naamen zyn veranderd: ïtiuï de hulde heeft voortgeduurd.  der Vrouwen. 23 oog tc verdienen. Een Lint, in een Tournooifpel overgereikt, was toen een prys, waar voor men alles waagde : en de goedkeuring van de fchoonheid (6), die dat Lint toedeelde, betaalde de Mans voor al hunne moeitens en dreef hen aan om nog grooter zwaarigheeden doorteworftelen. De goede gunft deezer Sexe is tegenwoordig tot minder prys te verwerven, liet is de onverfchrokkenheid, de grootheid van ziel niet meer, die de Mans tot gunftelingcn der Vrouwen maakt: geringe zorgen, beuzelachtige beleefdhecden en een flaaf- (6) In Spanjcn ii het nog eene Galanterie eenen woedenden Stier te bevechten: de Vrouwen fcheppen 'er behaagen in, dat haare Minnaars zich aan deeze plegtigheid blootftellen, en deelen aan de Overwinnaars den prys toe, in welker roem zy dan tellens fchynea tc deelen, B 4  's? De Vriend flaaffche navolgings zucht zyn genoegzaam om hadr ten onzen voordeele te winnen. De Vrouwen, door ons geftort in een geduurige verftrooijing van bezigheeden en gedachten, waar voor zy eigenlyk niet gefchikt zyn, hebben eenen fmaak in beuzelingen gekreegen, en geeven daarin aan elk den toon: zy hebben de Mans zoo dienftbaar gemaakt aan haare grillen, dat zy zich met hen in dezelfde nietigheeden verward vinden. De weelde, de weekheid van aart, alles, durf ik het zoo eens uitdrukken, vervrouwelykt hebbende, is het Contraft,dat de Natuur tusfehen beide de Sexen gelegd had, verdweenen, en de eene heeft by de andere niet anders gevonden dan een zwakheid, gefchikt om de haare te vergrooten. De Vrouwen zyn een foort van bezielde Afgoden geworden, welker Geeften door haare Aanbidders gecopieerd zyn: men heeft ten haaren gevalle eenen onwaardigen Wierook, eene onwaardige Olferhande gefpild , die  der Vrouwen. 25 zy op koften van de deugd betaald hebben : de hemel wierd in haare oogen, het leeven en de dood in haare handen gevonden. Onze Schouwipelen fchynen 'ertoe gefchikt te weezen, om de geheimenisfen van deeze belachlyke afgodery te vereeuwigen 0)> en wy houden niet op haar eene ongebondene, eene ongeregelde hulde te bewyzen, die haar ten verderve leidt. De ondeugd wint veld , en taft de geheele Maatfchappy aan. By gebrek van een welgeplaatft Hart in die geenen, aan welke wy zoeken te behaagen, is haare zucht om te behaagen ons gevaarlyk, zyn haare aanlokfelen ons doodelyk geworden. Laaten de Vrouwen afftand doen van (7) Onze Operaas zyn voornaamenlyk in dit geval: 't is een foort van Uturne, van lief.ie, vol Lofzangen, en van een fterkblaakende toewyding aan deezen kleinen God. B 5  s5 DeVrien» van deeze trouwlooze aanbiddingen die de fchandc der beide Sexcn uitmaaken: laaten zy nalaaten het openbaar voorwerp te weezen van eene hulde , die haaronëer aandoet. Zy zyn wel gevormd om bemind te worden om de lult van eene welgeregelde Maatfchappy te zyn; maar tot een vredig, een raftig leeven geroepen, moeten zy niet ten prooi gelaaten worden van dien verwarden, gemengden hoop lediggangcrs en beuzelaars, die zich daaglyks by haar in duizend gedaanten weeten voor te Hellen. Haare bevallighecden zullen vooral geenen minderen indruk maaken, wanneer ze zoo geduurig niet medegedeeld worden. Ik zou magtig knorrig zyn, zoo ik leeven moeit by een Volk, dat gelyk onze Buuren in het Zuiden, de Vrouwen van de Maatfchappy afzonderde : maar ik geloof evenwel, dat het welvoeglyk zy, dat de Vrouwen wat in de fchaduw, in den lommer leeven, en haar licht niet verder verfpreiden, dan het noodig is j om des te beter het vermaak te  des Vrouwen- i? te genieten, dat zy by haare Maagfchap aan haar huis weder moeten finaaken. Het is het gedruifch, de meenigte, die voor de zeden tc duchten is: en ik raad de Vrouwen het gewoel te vermyden , zoo zy zich aan de indrukfelen van eene befmettelylce Lucht onttrekken willen. Maar het is zeer voordeelig en voor haar en voor ons, dat zy haare verkeering niet weigeren aan een zoet, vreedzaam en weluitgezocht gezelfchap. In zoodanig een gezelfchap, wel ver van eene ruiling van gebreken te veroorzaaken, zal eene nuttige vereenigïng van vermaak en deugd plaats hebben: de Geeft der Mans zal befchaafd worden, zonder zich te verzwakken, zonder zyne kracht te verliezen; en de Vrouwen, onze vreugd zuiverende, zullen teffens ons wat van de zachtheid mededeelen, die haar alles doet verkrygen , wat zy willen. Zy zyn de Ziel der faamenleeving, en doen haar dien vorm aanneemen,- die  arb' De Vriend die haar behaagt. Het Hof heeft dikwils eene andere gedaante aangenoomen, naar maate van het Caradter der Vrouwen, die 'er den eerften toon gaven, die 'er het blaakendft crediet hadden. Het Hof van Lodewyk den XIV. was een groot gedeelte zyner vermaaklykheeden fchuldig aan het groot aantal Vrouwen, die hetzelve altyd vercierden, en beklom zelfs den uiterften top van wellecvenheid in die tyden, dat Henriette van Engeland en de Hertogin van Bourgogne het met haare tegenwoordigheid verfraaiden. Niet alleen weeten de Vrouwen de Maatfchappy te verlevendigen, op te wekken, maar men kan haar zelfs aanzien als de grootfte dryfveer, die de Maatfchappy in beweeging brengt. Het is waar ', dat het beftier derzaaken en de verfchiilende takken der Regeering in handen der Mannen is ; maar deeze verdeeling verzekert het crediet der Vrouwen zoo veel te ftelliger. Het Menfchdom laat zich meer door  der V r o v vr e ar. door het Hart dan door het verftand beftieren. In wiens handen dus de magt is, zy ftaat altyd ten bevel e van het geen men bemint. Ik weet niet, of dit een zwakheid zy: zoo ja, zoo is zy natuurlyk. Naar het bevel der Vrouwen hcerfchen de Mans: en waar deeze , de Mans namelyk, met de fchaduw, met den uiterlyken luister der magt bekleed zyn, zyn zy echter meeft al flechts een ioort van tweede oorzaaken , en ontvangen vande Vrouwen hunne eerfte aandrift {8). Dit Ryk, deeze Heerichappy der Vrouwen is zoo kwaad niet, zoo zy denkbeelden aanneemen , die waardig genoeg zyn aan de rol, welke zy by ons fpeelen. Laaten zy haare vermoogens op het groote, op het verhevene doen werken, laaten zy den (8) Het is misfchien om deeze rede, dal in Nubië altoos een Koniugin op den Throon Zit- Deeze Volkeren zyn in dit opzi?t zoa larbaarfch niet. * "  3 o DeVrïen» den kring haarer denkbeelden zoe« ken uittebreiden , en zy zullen in Haat zyn om ons nuttig te raad en: zy zyn begaafd met eene levendig-» heid, die haar voorwerpen doet waarneemen, die ons ontfnappen, en dikwils zyn zy vatbaar voor dezelfde kragt, fterkte van ziel, als de ftouthartigfte Mans. De Engelfchen zyn nooit zoo magtig geweeft dan ten tyde van Koningin Elizabeth. Wy hebben tegenwoordig twee groote Ryken in Europa, die door Vrouwen beftierd worden, welke men in den rang der grootfte Koningen ftellen kan. Men herkent in haar, onder de bekoorlyke trekken van haare Sexe , de uitmuntende hoedanigheeden van Karel den V. en van Peter den (Grooten (9)'» Het is maar jammer, dat de Vrouwen (9) De Keizerin Koningin van Uongfr rje», en de Keizerin vaji Rujland,  der Vrouwen. g» "wen zoo weinig; acht liaan op haare weezenlyke waardy. Te vergeefs houden zy zich al haar leeven bezig met eene fchoonheid,die zy niet vergroot ei:, niet vermeerderen kunnen, en doen inmiddels geen de minfte moeite om haaren Geeft tc befchaaven, het is een uitmuntende grond, dien. zy braak laaten liggen. Haare laatfte zucht, zegt St. Evremond, raakt meer het verlies van haare fchoonheid dan dat van haar leeven. Dat ze toch leeren, dat de fchoonheid onze eerbewyzingen niet verdient , dan wanneer zy eene fchoone Ziel verzelt. De natuur heeft gemeenlyk dat geen verfraaid, opgcfierd , een behaaglyk voorkoomeu gegeeven, het welk teffens heilzaam, gezond is : een fchoone Vrucht is zelden vergiftig. En dus is een fchoon Perfonaadje , dat teftens ondeugdzaam is» een Monitor in de Natuur. TWEEDE  3=> De Vriend TWEEDE HOOFDSTUK. Van die Letteroeffeningen, die Vrouwen betaamen. Alle Letteroeffening aan Vrouwen te ontzeggen is haar behandelen (x) als Mahomet, die om haar wel rustiger te maaken , het raadzaam oordeelde haar een ziel te weigeren. Het grootfte gedeelte van haar draagt zich , als of zy een Leerftuk, zoo hoonend voor haare Sexe, omhelsd hadden, enfchynt ■geenen prys ter waereld te ftellenop dien leevendigen en fchitterenden geest, die haar zoo veel en meer waarde dan de fchoonheid byzet. Wanneer f , . (i) Mahomet heeft deeze dwaasheid niet woordelyk beweerd; maar 't is het gevoelen, dat hem door fommigc uitleggers zyner Schriften toegekend wordt.  o es Vrouwen. $j Heer men zyne aandacht vestigt op de gelukkige begaafdheeden der Vrouwen , en op de vorderingen van fommige haarcr, kan men niet zonder droefheid de weinige achting zien, die zy voor haare verftandelyke vermoogcns hebben. Het zou haar nochtans weinig kosten dezelve in waarde tc brengen. Zy zyn Primefotieres , gelyk Montagne zegt, en de fynheid vail haar gevoel doet haar vaardig en zonder moeite de betrekkingen in het oog vallen, die de voorwerpen tot elkander hebben. Het is fpytig , dat eene verwerpelyke onverfchilligheid de kostbaarfte Gemoedsgaven in haar uitdooft. Hoe vermogend haare bekoorlykheeden zyn om ons tot haar gezelfchap te lokken , zy zyn niet genoegfoant om ons by haar te houden. De gewoonte om een mooi gezigt te zien verzwakt 'er binnen kort den indruk van. Wanneer wy aan een mooi Meisje niets weeten te zeggen , zegepraalt  34 Bï Vriïnd de vcrvceling welhaast over de* fmaak, dien wv in haar bvzyn hadde n : en het is deeze vervecling, veroorzaakt door de armoede van denk* beelden by fommige Vrouwen , die de bron is van de onftandvastigheid , waarmede zy ons zoo dikwils befchuLdigen. Laaten de Vrouwen zelve oordeeleis over het ondcrfcheid, dat tusfehen haar plaats heeft, door het onderfcheid,dat Zy zeiven maaken tusfehen een Zot, die haar verveelt, en een befchaafd, welopgevoed Man , die haar vermaakt. Eene zeer geringe moeite kan haar boven den laatften verheffen, zy kunnen gemakkelyk dit voordeel boven hem aanneemen : het is eene foort Van overwinning, die wy wenfehen, datze op ons maakten: Wy zouden haar zonder jaloezy in een goed zien deelen, dat altyd meer waardig is dan het kost. Hoe meer zy haare Kundigheeden uitbreiden , hoe meer Voorwerpen van verkeering 'er tusfehen  des Vrouwen. 3$ fchen haar en ons zullen zyn, en hoe helangryker en leevendiger deeze verkeering zyn zal. 'Er is een oneindig aantal van zaaken , die teloor gaan, die men vruchtloos weet, by gebrek van dezelve aan haar te kunnen mededeelen , en die het vermaak , dat wy 'er in hebben, verdubbelen , wanneer wy Vrouwen vinden, die de bekwaamheid hebben om dezelve te proeven. Maar welke zyn de voorwerpen, waarop Vrouwen zich met rede kunnen toeleggen? Ik antwoord hier op, en ik bid de Dames om verfchooning, ■dat 'er onder de Weetenichappen,die de verwonderlykc werkzaamheid van denMenfchelyken Geest bezig houden en oeffenen, flechts ecnige weinige zyn , die tot haaren kring behooren . die met haaren ftand in de weereld overeenkoomeu. Zy moeten boven al zich onthouden van afgetrokken Weetenfchappen en netelige nafpeuringen, welker byzonC 2 dere  35 Db Vjksd dere ontwikkeling haaren geest kori verloomen, en-dus die fynheid verilompen, waaraan zy haare uitmuntendheid te danken hebben. Zyn 'er inmiddels onder deeze Sexe Daders, du Chatelets, (2) het zyn zeldzaame voorbeelden , die meer verwonderens, dan navolgenswaardig zyn. Maar het is niet te wenfchen , dat de Maatfchappy bevolkt wordt met deeze geleerde Fontagnedraagflers, die (a) Anna le Fevre, Vrouw van Dacier, heeft Florus , Tehentius , Homerus overgezet en 'er geleerde Nooten bygevoegd. Gabrielle Emilia de Breteuil , Marquifin van Cbatelet, heeft Lbibnitz opgehelderd , en Newton vertaald en met Aanmerkingen verrykt. Wy hebben van haar een Werk, getyteld : Injiruffions Pbyfaues, waarin de diepzinnigheid van haar vernuft, voer Juin, die bekwaam zyn om haar recht tc yerftaan , duidelyk doorftraalt.  ser Vrouwen. 37 die haar op Grieksch en op Monades onthaalen. Eene Weetenfchap, die minder netelig, wariichtig is , die meer ovcreenkoomt met haare kcntrckken, voegt de Vrouwen. De Kundigheeden, die zy aanleeren , moeten van een aangenaam gebruik in het daagelykfche leeven zyn : en ik zie niets met zoo veel mishaagen onder haar, dan Godgeleerde Twisterefien, die aan eene party overgegecven, welker haatelykhceden zy de haare maaken , ten haaren huize belachlyke Synodes houden , en buitenfpoorige Secten vormen. Een Bourignon, (3) een Maagd van Venetien, een Mevrouw Gui- (3) Antoinette Bourignon, een vermaarde Zienderes , of Dweepfter , die het Eiland Nordftrand gekogt had, om daar eene SeCt: van Myftiken te vestigen. Zy heeft 19 dikke Deelen gefchreeven , cnbefteede eenen grosten rykdom om haare Droomeryen in de wereld te verfpreiden. C 3 D£  38 De Vriend Guion, zynPerlonadien,die meerltoöten , dan een Epicuristiiche, gelyk Ninon l'Enclos. (4). Wy -willen de Vrouwen alleen haar Aandeel gceven aan dat geene , het welk in de Weetenfchappen meelt vleiend, en meelt zeker is. Al wat haare nieuwsgierigheid kan opwekken , al wat haare verbeeldingskragt be- De Maagd van Venstien, eene oude Vryfter, die inet hulp van Postel, zich uitgaf voor den Mesfias der Vrouwen. Nevrouw Guyon , eene bevallige en zeer ryke Vrouw , die de zuivere Liefde onder de laatfte Regeering predikte, en dus de buitcnfpoorigheeden van het Quiëtifmus vernieuwde. s, (4) Ninon l'Enc'los , een Galant Meisje van de voorgaande Eeuw. Haar kiefehe en naïve geest deed de verbastering van haar hart vergectcn, die zy ook nimmer zocht te regt"vaardigen.  de* Vrouwen. 39 bevalligheid by kan zetten, past haar meer dan ons: 't is een Veld dat ruim, wyduitge ftrekt genoeg is, waarin zy zich te gelyk, en in mededinging met ons kunnen oeffenen: Zy zullen 'er ons zelfs in kunnen voorbyftreevcn, zonder ons te vernederen. De Natuurkunde en Historie kunnen alleen een aangenaam foort van Studie aan de Vrouwen verfchaffen. De eerfte levert, niet in' het Syftematifche dier Weetenfchap, maar in haaren reeks van gewigtige Waarncemingen en Proeven , een Schouwfpel op, dat de aandagt, de opmerkzaamheid van een redelyk weezen dubbel verdient (5). Maar te vergeefs biedt de Natuur haare wonderen aan de mees- Cs) Veele onzer Dumes hebben in dit Stuk eene prysfelyke nieuwsgierigheid betoond, en zich in geregelde lesfen de voornaamfte natuurverfchynfels doen verklaaren; het ware te C 4 wcn*  40 Di Vriend meeftc Vrouwen, die geen aandacht hebben dan alleen voor beuzelingen. Zy is ftom voor haar, die ze niet weet te ondervraagen. Men dient echter flechts eene maatige oplettendheid te hebben, om getroffen tc zyn over de verwonderlyke famenftemming, die in al de deelen van het Heelal heerscht, en om haare dryfveeren, haare werkkragten met verlangen 'te leeren kennen : 't is het groote Boek, dat voor allen geopend is, en dat twee ichoone oogen, zonder zich te vermoeien , op het veld en op alle andere plaatfen doorbladeren kunnen. Men kan de Vrouwen nooit WcnTcIien , dat haar voorbeeld andere aanprikkelde. Men kan het hoopen, en men vindt reeds by eenige Vrouwen van goeden fniaak , verzamelingen van natuurlyke zeldzaamheeden, koftbaarder dan de Saxifche en Chinecfche Kr2akporceleincn.  si» Vrouwen. 41' nooit te veel aanmoedigen om daarop haare aandacht te vestigen, eene aandacht , die zy zoo dikwils , helaas ! op voorwerpen liaan, die haarer onwaardig zyn. De Vrouwen zyn vatbaarder voor aandacht, dan men denkt : het ontbreekt haar flechts aan eene juiste toepasfmgskunst. 'Er is geen jong Meisje byna, dat niet met gretigheid een goed aantal van Romans, en Kinderachtige vcrhaalen heeft geleezen , eigenaartig gefchikt om haaren geest te bederven. Zooz^ denzelfdcn tyd aan de Studie der Historie beftecd had, zy zou in de zoo verfchillendc TooHeelen, die deeze Weereld oplevert, bedryven gevonden hebben van oneindig meer gewigt, en eene onderrichting, welke de waarheid alleen gecven kan. Deeze reeks van Tnfereelen, die de Gefchiedboeken des Menschlyken geflachts opleveren , is zeer gefchikt om het oordeel en het hart te vormen. c s  42 De Vriend De Vrouwen hebben in alle tyden zulkeen groot deel in de gebcurtenisfen gehad, en zooveel verfchillende rollen gcfpeeld , dat zy onze Gefchiedboeken als de haare kunnen aanmerken. Veele onder haar hebben Gedenkboeken gefchreeven over verfcitillendé Gebeurtenisfcn, waar* van zy getuigen waren. Tot de zoodanige behooren Montpensier , Nemours , motteville OSXZi christina van Pisau, Dochter van den Aftroxiomift van Karet. V. heeft ons het leeven van dien Vorst gegeeven , en lang voor haar had reeds de Princes Anna Comméne de Historie van haaren tyd in orde gebragt en geboekftaafd. Men noodigt de Vrouwen uit om haare rechten weder in handen te neemen , en uit de Historie nuttige lesfen te trekken tot regeling van het leeven. Deeze Studie , zoo vermaakelyk als voordecUg , leidt haar natuurlyk tot de Kunften, die het nuttig zou weezen . dat de Vrouwen wat minder opper-  der Vrouwen. 43 pervlakkig kenden. De Kunften zyn op zich zelve bcminnciyk genoeg om gcene aanpryzing by de Sexete behoeven. Al de voorwerpen, die zy voorftellen , hebben verband , hebben overcenkoomst met den aart van de Vrouwen , en zyn gelyk dezelve met het fchitterendst, het heerlykst Coloriet verfierd. De Geest is altyd aangenaam vermaakt door de beelden, die de Schilderkunst, de Muziek , en de Poëfie hem verfchaffen , boven al wanneer zy met de zeden overeenftemmen. Deeze drie bekoorlyke Kunften zetteden Mademoifelle Cheron, die alleen de talenten van Sapho , van M. . . . en v; n Rosalba vereenigde , onder de laatfte Regeering eene uitfteekende vermaardheid by. Zich met de Kunften gemeenzaam te maaken , is zich in zekeren opzichte een nieuw Zintuig bezorgen. Zy hebben de natuur zoo genoegiyk nagebootst, en haar zelfs zoo dikwils verfraaid, dat de geene, die de Kunften  44 De Vriend Hen met ernst beoeffent, daarin eene vmchtbaare bron van nieuwe vermaaken vindt. Het is goed, zich een hulpmiddel tegen het verveelen te verfchaffen door deeze vermeerdering onzer natuurlyke rykdommen , en men kan , zonder lompheid, niet weigeren om zich eene mecnigte ftreeiende voorwerpen eigen te maaken, die zy voortgebragt hebben. Laat men toch niet vreezen , dat de zorg , die de Vrouwen zouden kunnen belteeden , om zich nopens alle deeze voorwerpen onderrichting tc bezorgen , de natuurlyke bevallighcedcn van haaren geest ichaaden zou. Integendeel , deeze bevalligheeden zullen zich des te fterker doen bemerken. Niets is te vergclyken met de verkeering by een Meisje, datbegceriger is om haaren gce-t te vcrilercn, dan om haare houding optetooiea. In het gezelfchap van dusdaanige Vrouwen wordt alles van belang, en ontvangt een trefpunt, dat zy alleen te weeg kunnen brengen ; de bekoorlyke kunst om met naïveteit, met eene  der Vrouwen, 45 eene natuurlyke trefFendheid vernuftige dingen te zeggen , is haar byzonder eigen : zy doen den geest der Mans opluiken, en deelen hun eene fierlyke gemaklykheid mede, die zy nooit in 't Cabinet hebben. "Wat hulpmiddel in tegendeel kan een Geest , die nergens meê bezig is, die nergens recht op doelt, in Meisjes zonder een befchaafd verftand opleveren! Te vergeefs zoeken zy het ydele , het ledige van haar onderhoud door eene nietige fchcrtfery aante vullen : wei-ras heeft men toch het drooge fonds der nieuwstydingen , couranten , complimenten en bagatelles van de Mode uitgeput ; men neemt eindelyk zyn toevlucht tot de. vergiftige trekken der kwaadfpreckendheid. Men moet wel, zoo men ergens niet kort wil blyven. Eene verkcering, die geenen vasten, die geenen weezenlyken grond heeft, kan niet anders dan beuzelachtig of misdaadig weezen, Daar  45 DeVrien» Daar is flechts één middel om deeze verkeering intcrefianter en van meer verfcheidenheid te maaken : dat de Vrouwen, die aan het hoogc eind zitten in onze Cirkels, zich verwaardigen om hunnen fmaak te vormen en met het leezen van nuttige Boeken te voeden. Zoo dra haare verdienfte bekend wordt , zal die van rondom haar dien troep van losbollen verwvderen , die zooveel moeite doen óm haar zoo verachtelyk te maaken , als zy zeiven zyn : menfchen , die achtenswaardiger zyn , zulW zich bevlytigen om haar een Cirkel tc bezorgen , die den naam van een goed gezelfchap vry wat meer •waardig is. In deezen nieuwen Cirkel zullen *v teergevoeliger worden , zonder iets van haare vrolykhcid te verhezen D" verdienfte is uit haaren aart riet' droevig , niet fomber: in tegendeel men ontdekt meest altyd by bcfcbaafde en kiefche Menfchcn eene  der Vrouwen. 47 eachte helderheid van ziel, die ver te verkiezen is boven het woelig geflonker der ftompe onweetenhcid. Die verkwikkende, die hartftreelende gezclfchappen, waar de la Fayettes, de Sevigne's, de la Sablieres , fteeds DE VlVONNES, DE RoCHEFOUCAULTS , de la Fares ontmoetten , konden waarlyk onze tegenwoordige Asfemblées dubbel opweegen : men leerde 'er ondertusfchen zeer veel, en men wist 'er zaaken van het uiterfte aanbelang op den toon van aartigheeden en beuzelingen te verhandelen. Eindelyk , ik herhaal het aan de fchooneSexe, het e.enige middel om te behaagen , om op den daar te behaagen, is, zich niet te bepaalen tot de rol van Vertclfters of ydele Snapfters, en zich een Fonds van denkbeelden te verzamelen, die den geest hechtheid geeven. £ene verkreegen verdienite geeft een vermaak , dat aan geene verwelking,gelyk Leliën en "Roozenj onderhevig is , en dat de heer-  43 De Vriend heerfchappy van eene lieve Vroutf tot in haar laatfte Saifoen (6) doet voortduuren : het geen de fchoonheid begon, vereeuwigen de talenten. Zoo de Vrouwen meer willen doen, dan flechts eenen morgen haar fchynfel geeven , moeten zy haare bekwaamheeden door wat Studie en verkeering met verlichte Mannen voltooijen. Zy fpaaren zich dus doende een hulpmiddel , dat haar eens voor de eenzaamheid befchutten, en in haar de voordeden der beideSexen vereenigen zal. Wy bcleevcn gelukkiglyk die tyden niet meer, waarin het . (6) Het i» daar door , dat de Hertogin van Valentinois haar crediet bewaarde onder drie Regeeringen, en dat Madame de Vehue, Madame Tencin en eenige andere Vrouwen het Middel gevonden hebben om de zelfvervecling in haaren ouderdom te ontwyken. Een befchaafde en aan-enaame geest veroudert nooit,  der Vróuwen. het vooroordeel de Vrouwen , zoo wel als den Adel, tot eene diepe onweetenheid doemde. Het belachelyk ten toon ftellen (7) eener Pedantfche geleerdheid had het crediet voor alle foort van Weetenfchap zoa verminderd, dat eene meenigte Vrouwen 'er federt een geruimen tyd eene eer in Helden om de Sprcekwyzen van haare eigen taal niet te verftaan , of kwalyk uit-tedrukken; maar 'er zyn altyd echter Vrouwen gevonden, die het juk der mode van zich affchuddendc , juist dorften denken en fpxeeken, en men vindt nog tcgen- woor- (7) Moltere heeft in zyn Blyfpel : De Ge» leerde Vrouwen flechts den Hoogmoed der valfehe Weetenfchap willen befpotten , en hy heeft, zynes onwils, aan alle foorten van Kundigheeden een' doodelyken flag toegebragt. De traagheid heeft fints dien tyd haare jttitte grenzen zeer wyd overfchrcedea. D  ■ge De Vriend woordig een zeker getal, dat zicli niet fchaamt in Weetenfchappen meer bedroeven te zyn dan het grooter' deel van onze Petits Maitres of Hovelingen. OER<  der Vrouwen- Si- DERDE HOOFDSTUK. Ven de bezigheeden der Vrouwen, Een Vrouw wandelt overal mót een werk- of breizak , die altyd geflooten is. Deeze paradeert aan haare zyde in gezelfchap , in den Schouwburg en zelfs in de Kerk: 't is eene hulde, die zy aan den arbeid bewyft; 'tis eene bekentenis, die zy als een pligt aanziet. Wat my betreft, ik vind haar beklagenswaardig, wyl zy met een ydele vertooning genoegen neemt, die haar van het verveelende der ledigheid niet verlosfen kan. De arbeid is een Wet der Natuur, welker opvolging de eer van 't menfchelyk Geflacht uitmaakt. De rang, de middelen, de Sexc, geen rede kan daar van ontdaan, en niets is verachtelyker, dan deeze kwyning der Ziel, die te weeg brengt, dat. men zich daaraan onttrekke. Niets D a te  #r B e V n i fi n d te doen is zoo veel moogelyk tot; zyn voorïg niet weder te keeren. Hoe durven onze Barnes toch , zonder te bloozen, met een arbeid'zaamen Echtgenoot de eerbewyzingen deelen, waar mede de Maatfchappy zynen arbeid betaalt, terwyl zy haare dagen flyten in eene ledigheid, die voor haar en haar Huisgezin verderielyk is ? Denken zy dan geen dienilen verfchuldigd te weezen , die de dienftcn, welke zy ontvangen hebben, opweegen? Zoo dc rang, en de fortuin haar ontflaan van de meeaiigvuldige moeitens, die de Vrouwen van mindere ftaaten bezwaaren, zy zyn echter niet vry van de algemeene verpligting. Geplaatft in eenen anderen kring, zyn zy onderworpen aan een ander foort van bedryf, dat meer evenredig is met haare opvoeding en met haaren ftaat. Na deeze beginfels gelegd te hebben, bid ik onze Vrouwen Van de groote Weereld zich zclven wel",  DER V R O fa W E N. juift te willen beöordeelen : want men moet toeftaan, dat de Burger Vrouwen in dit opzigt meer dan haare taaie afweeven: maar het grootftc gedeelte der andere Vrouwen iphynt haar leeven wat te misbruiken , ea zy fchynen met eikanderen te ftryden , wie het dwaafte een tyd verlpillen zal, waar over men daar ua zich zeer nutteloos beklaagt. Een Vrouw van de bon ton (en wie hoort thans niet onder dat getal ?) ftaat zeer laat 'smorgens op, brengt den overigen tyd van den voormiddag op een toilet door,of ontvangt daar dikwils bezoek in een dishabille' 't geen meer dan galant is. In den namiddag gaat men weêr naar het toilet voor de Schouwburg, of voor de Wandeling; van daar gaat men brilleercn op een Soupé, van waar men zich zeer laat ter ruft gaat begeeven, om den volgenden morgen zulk eene nuttige loopbaan verder te betreeden, D 3 Dee- \  g4 De Vriend Deeze levenstrein liet nog te veel tyd aan de befchikking der Vrouwen over. Vernuftig om den tyd te verbliezen, hebben zy een fpel ingevoerd , dat op een wonderbaarlyke wyze deeze ledigheeden aanvult: zy hebben ook door dit middel haar Hof vergroot en een Gezelfchap by een gezameld, zoo veel te talryker, om dat de Zot en de Man van verdienfte dezelfde vertooning maaken rondom een Quadrille Tafel. ( i ) Men moet wel , zeggen onze fchoone Speelfters, eenig tydverdryf heb- ( i ) Men heeft in fominige Huizen in plaats van het Quadrillefpel, als te oudervvetfch geworden, een ander foort van Kaartfpel, BreJan genaamd, gaan fpeelen, dat by het verlies van den tyd nog een foort van bedrog voegt, 't welk een gedeelte van het fpel uitmaakt, endaar in, zoo men meent, veel meer geeft, fchranderhcid brengt.  BEU v r o u w e nv Ss hebben. Niets billyker, maar zou men geen edeler tydverdryf kunnen vinden, dan dit van elkander eenig geld te betwiften, en moeite te doen om de pasfie van eigenbelang, reeds fterk genoeg in ons,te vermeerderen? Trouwens is een geregelde zitting , die alle dag 4 of 5 uuren duurt, dat is meer dan een derde van het leeven, en dat zonder andere verkeering, zonder ander foort van gefprekken, dan dat uit roode of zwarte vlakken, op papier gedrukt, voort vloeit, is zulk eene zitting wel een tydverdryf? Deeze kinderachtige manier van tydkorting, zoo geacht by de Vrouwen, is ver van eene uitfpanning te weezen, eene zwaare bezigheid , die haar gezondheid krenkt. Men ziet haar in het fchoonfte jaarfaiföen. en zelfs op Buitenplaatfcn de genoegens, daar aan verbonden, verwaarloozen, om zich af te beulen tot het fchieten en herfchicten met de Kaart tot in den laaten nacht toe. Deeze pasfie houdt haar eeuwig op een ftoel zittende, en ftclt haar bloot D 4 aan  £G De Vriend aan al de rampen, die op gebrek aan beweeging volgen. Om deeze nieuwmodiiche Vadfiglieid te wettigen, haalt men de zwakheid van zyn geitel aan, en het is bepaaldelyk deeze luiheid, die het geitel verzwakt, en allengskens de dryfveer en de beweeging onzer zintuigen verwoeft. De Vrouwen zyn niet gefchaapen om dezelve vermoeienisfen als wy uit te harden: maar de natuur, haar fchoonheid geevende, voegde 'er een trap van lterkte by, die 'er een gedeelte van uitmaakt , en evenredigde deeze kragt naar het geen zy van haar vorderde. De lecvendigheid, waar mede zy zich geheele dagen aan geweldige lichaamsoerfeningen overgeeven (2), gelyk (2) Dis aartige en alom bekende Vrouwen wilden over eenitre Jaaren hunne kragten aan «ïcezc oefening beproeven. Zy waren op het Land  der Vrouwen. 57 gelyk het dansfen, kondigt zeker niet aan, dat zy gefchikt zyn om op een langen Ito el hun leeven te flyten. Het is moeiclyk genoeg de verwonderlyke bedryvighcid der Vrouwen , als de item des vermaaks of der hartstochten haar beheerfcht, te vereffenen met het traage, met het werkelooze leeven, waartoe veele haarer zich zclven veroordeelen. Men zou fomtyds zeggen, dat zy geheel van vuur zyn, op andere tyden fchynen zy flechts half te leeven. Dit zyn twee uiteritens, die de geheele Sexe verdeden , en die dikwils na genoeg elkander in dezelfde zaak, in het zelfde onderwerp opvolgen. In fommige is deeze werkeloosheid eene gevaarlyke kalmte, die op een Land, matten eerft de Mans af, die tot haar gezelfchap behoorden, en vervolgens de Boeren: maar deeze geringe zegepraal köftte één van haar het leeven. D 5  DeVrien» een ftorm van driften volgt; in anderen een gebrek aan moed, dat haar verhindert te werken en tc denken; altoos is het de ergftc , de laftigfte Ziekte, die haar aantaften kan; 't is een worm, die ongevoelig, onmerkbaar aan het ligchaam knaagt, en den geeft al zyn merg, a! zyn leeven ontneemt. Deeze kwyning, zoo gemeen in de Hoofdftcden , is altoos de ftraf der ledigheid , 't is een diepe flaap, waar uit men zonder hevige fchokken niet ontwaaken kan. Onze fchoonen , door deeze Ziekte aangetaft, moogen vry eenige kleine fpeelreisjes, eenige torntjes met de Koets doen , of eenige reizen over een fchulpweg wandelen : het is niet genoegzaam, 'er moet iets meer gedaan worden, Doctor Tronchin CO was (3) Deeze Genecffehe Geleerde, minder Dodor, dan wel Filofoof, bewuft, dat de ledigheid ruim zoo fterk de JMocder van alle Ligchaamskvvaalen, als ven alle Zielsgebreken is, deed iommige zyner Lydfters haar  der Vrouwen. 5$ was daar van zeer fterk overreed , toen hy onze delicaatfte, kiefchft.3 Vrouwen, geforceerde marfc'ien en fterke lichaams-ocffeningen beval te necmen. Het was toch het eenigftd middel, om haar uit dien droeven ftaat te redden, waarin de ruft en de overvloed haar geftort hadden. Dat de Vrouwen zich aan de natuur en aan de bedryvigneid overgeeven, zoo zy leeren willen: ik li i i l meer van een werkzaame dwaasheid , als van eene bedwelming, eene flaap* zucht, die eene foort van dood Die jonge loopfter, die zich overal met gedruifch vertoont, die zien ia eenen avond op twintig plaatfen doet brengen, kan tot nadenken koomen , kan Cabinet wryven, beval haar eene kleinen Tuin te bearbeiden enz. Zoo hy zyn verblyf daar langer gehouden had, zou hy de Mei '■ e Faculteit vernietigd hebben , door de bronnen der ongezondheid te doen op-roogen.  Sö DeVkiend kan haare dartele bedryvigheid maatigen: maar het is zeldzaam, dat zy, die door eene weeke ledigheid tot eene volftrekte kragtelooshcid gebragt is, op zich noemen zou om zich weder aantegrypen , en het juk haarer loomheid aftefchudden. Eene rivier, die over zyne oevers gcloopen is, keert weder in zyn bed, maar een verdikt , een Hinkend moeras blyft altoos zoodanig. Zou 'er dan geen ander middel zyn om de akelige opftygingen, die dc ledigheid veroorzaakt, te ontwyken, dan zich in dwaasheeden te Horten? Ja, zonder twyffel is 'er een wys middel, maar dat men zelden zoekt: en men zou onze fchoonhecden kunnen verdeden in vadiige en in vliegende vernuften , byna als men haar verdeelt in blonde en bruinetten. Zy, die zich voor kwyning, voor loomheid behoeden , leveren zich gemeenlyk over aan een verftrooijing, die haar eene buitenfpoorige ver-  oer Vrouwen. 5i Vertooning doet maaken, die haar eene pasfie inboezemt voor al wat zy zien: herienfchimmen, die fchielyk elkanders plaats vervangen, houden haar in eene ecuwigduurende beweeging: dan is 't een nieuw Juweel , waar op zy verzot zyn : dan een Hond of Papegaay, die haar vermaak uitmaakt : een ftuk Porcelein houdt haar vervolgens met evenveel eruit bezig: haar geeft, altyd vervuld met beuzelingen, heeft geen oogenblik ontfpanning , en in een geduurige hebbelykheid van begeertens , beklaagen zy zich, dat zy geen oogenblik genieten kunnen. Zoo doende verflyt men zyn leeven, gelyk een derO.iden zegt, met in het geheel niets te doen, of met geheel iets anders te doen, dan men moeit doen. Ik wenlbhte, dat onze Dames de lult eens bevong om 'savonds aan hun toilet op het papier, te brengen een kort begrip van het geen zy op den dag gedaan hebbeni zy zouden zien, dat ze in het geval zyn,  2 De Vriend zyn, van het welk ik fpreek, en dat zy niets doen, of ten minfte beuzelingen verrichten. Met een woord , men moet een weezenlyken en daaglykfchen arbeid aan de hand hebben: het ligchaam moet zyn taak, zoo wel als de ziel hebben-, te knoopen, by voorbeeld, is net zoo min een arbeid als een roer te beftieren.- men moet een £ ort van bezigheid hebben, 't geen wat zorg vordert, gelyk alle foorten van naaldewerk, tekenen enz. de Vrouwen hebben dit alles in haare eerfte levensjaarcn geleerd: dit gefchiedde zonder twyffel niet om haar het een en ander in ryper leeftyd te doen vergeeten. In welk een' rang zy zich bevinden , een geregelde arbeid zal haar eer aandoen, 't ii het eenige middel om den geeft niet over te laaten aan de verkwyning, of aan de eerfte pasfie, welke eene gcvallige omftandigheid in denzelven verwekt. Wan-  der Vrouwen. ff ■Wanneer men in de oude Schryvers leeft, het geen zy ons zeggen van de manier van leeven der Vrouwen van hunnen tyd, zal men niet langer de werkzaamheid, de vlyt der Vrouwen als eene onverfchillige zaak aanzien. Homerus fprcekt ons van Princesfen, die, belaft met haar huishouding en al de zorgen, daaraan verknogt, evenwel nog de kleederen voor haare Mans en Familie toeftelden. Hy fchildert ons Andromache, zich bezig houdende met borduurwerk. Helene maakt rykgeftoffeerde tapyten, die zy ook borduurde. De vermaarde Penelope en haar weefgetouw zyn bekend. Theocritus , Terentius, Virgilius, al de oude gewyde en ongewyde Schryvers zyn het eens ten opzigte van het bedryvige en arbeidzaame leeven der Vrouwen, en te Rome zelfs in verbafterde tyden, droeg Augustus , naar het bericht van Suetonius, geene andere kleederen, dan die door zyn Vrouw of Zufter gemaakt waren. In de voorige eeuw was het nog gebruikclyk, "dat  &4 De Vriend dat de Vrouwen zich met nuttigeri arbeid bezig hielden. De helft van onze oude Adelyke Dames vergenoegde zich niet met eenige oogenblikken op een dag in een koets wat beweeging te maaken. Men ziet nog in Vrankryk verfcheiden Kafteelen , waar het geheel e ameublement dooide eige hand van de Dame des huizes gemaakt is. Men zal altyd aan de Vrouwen voorbeelden kunnen vertoonen , om haare werkzaamheid aantemoedigen. De Duitfchers, die wyze Natie, die zich minft van de voorouderlyke zeden verwyderd heeft, hebben in haare Vrouwen die zucht tot arbeid onderhouden, die zy zeiven bezitten. Aan al de Hoven van Duitfchiand werken de Princesien geftadig te midden van haare Hof-dames, en fchaamen zich niet om met huisfelyke byzonderheeden bezig te zyn; zy zouden zich fchaamen, zoo men Haar werkeloos, ledig vond. Gelyk zy niet gelooven, dat de Vrouweneer.  £j E R V R O U W B N. heffing van ziel bezit , altyd eene nieuwe verademing , eene nieuwe verkwikking voor den geest. De verveeling , waar over eenige Vrouwen zich beklaagen, is niet, gelyk zy het begrypen , een bewys haarer meerderheid. Dit kwaad , het grootfte van die rampen , die de ziel kwellen, is integendeel een zeker merkteeken van haare onge celdheid. 't Is laagheid en kleinheid van geest, zich te verveelen te midden van een meenigte voorwerpen, die eene geduurige oeffening verfchaffen kunnen; en de manier, op welke veele Perfoonen deeze verveeling weeten te verdryven , kondigt deeze kleinheid van geest nog meer aan. Maar 'er is meer dan eene bevallige Vrouw, die zich wel wil vernederen , om in de Weerdd flechts de vertooning van een ichoon automaat , een ligchaam zonder ziel, te maaken. ik heb een van deeze Schoonhe- den*  der Vrouwen. 75 den , gereed om aan eene verveeüng te fterven, waarvan haar de rede onbekend was, fchielyk van blydfchap verrukt gezien op de verfchyning van een Siberifchen Hond , dien men haar toezond , cn haare genegenheid zoo op dat dier vestigen , dat zy niet meer uitging , cn zich zclven veroordeelde om zyne oppasfter te worden. De vermaaken rieken, gelyk de gedachten , naar de meerdere of mindere verheffing van onze ziel. Een Vrouw van talenten zal , in plaats van met een hond of een vogel te verkecren , op haar Clavecimbaal betrekkingen van harmonie uitzoeken en waarneemen, die haar ftreelen zullen ; zy zal de accoorden van haare ftem , die door fmaak en gedachte geregeld worden, hier by voegen : zy zal daarna overgaan tot eene aangenaamc en leerzaame lectuur. Verachtelyke Romans, welker geheele verdiende in het vleien van de bedorvenheid des Leezers beftaat, zullen haare bcgunftigdc boeken niet zyn. Zy zal,  76" De Vriend zal, zelfs in peiToonen van haare Sexe, achtingswaardiger Schryvers vinden. Eene Vrouw kan zich eene Bibliotheek vormen , die uit enkele werken van Vrouwen beftaat. De Vil- ledieux, de DëSHOULIERES , DESE- vigne's , de la Suzes en een aantal andere, dingen in het ftuk van vernuft om den prys met onze grootfte Mannen. De vermaarde Fontenelle heeft eenige frakken met Mejuffrouw Berkard gemaakt, en in onze dagen bekende hy door Madame de Stall overwonnen te zyn (i). DeStamdcezer voortrelfeiyke Vrouwen is niet uitgeroeid : Wy hebben nog Thalies voor het 'Blyfpel, Clioos voor de His- to- . (i) Madame de Stall , voor haar Huwelyk , bekend onder den naam van Mademoi.'elle de Launay, fchreef over den kortswyligen geest van Mademoifellc Testaild , een' Brief aan JMr. de Fo.ntenelle : deeze Brief is een Jticdel in dit foort. JMen heeft vsn Madame  DER V R O U W. E N. 77 coric , en eene bloeiende Academie beroemt zich thans van in haaren boezem de bevallige Navolgfter van Milton te koesteren. 't Is in de gemeenzaamheid met zoodanige modellen, dat eene geestige Vrouw zich op eene nuttige wyze uitipanrien, en dus in haar de gelukkige gaaf voltooien kan om zich edel en gemakkelyk uïttedrukken. De vermaaken van een redelyk weezen moeten, terwyl zy zy ,' geest zacht vervrolyken , teffens medewerken om zyne rede te zuiveren. HetTooncel zou een vermaak zyn^ dat men met vrucht necmen kon, zoo het in zyne juiste paaien gebragt was. Daar de Stall twee Derlen Memoires , met de grootlte gemaklykheid van geest gefchrecven , en eenige Bly.'pel.n , die vertoond wierden by wylen Madame de Hertogin du Ma ine , die allerlei foort van verdienftelyke Menfchen tot zich wist te lokken ea by sen te brengen.  •j8 DeVriend Daar is een zeer groot aantal Hukken, gefchikt om onze aandoeningen te verheffen en onzen fmaak te vormen; maar eene kiefche Vrouw zal zich wel hoeden om naar die laage fpelen hcenteloopcn , waarin losbandige Coupletten , ten koste haarer Scxe , het fchatcrend gelach van een lompe meenigte uitdaagen. Zoodanige fpeÊtakels zyn meer gefchikt om de verbeeldingskragt der Vrouwen te bederven , dan om dezelve te verfraaien: dezelve is inmiddels een ryk fonds voor vermaaken , die het haar belang is om niet te verbasteren. Daar zyn geene oogenblikken, waarin een weelige verbeeldingskragt geene zuivere en kiefche vermaaken kan opleveren : zy is het, die aan velden, bosfehen , fonteinen , zuidewindjes , uachtegaalszangen , die treffende bekoorlykheid geeft , welke wy daarin Vinden ; zy verrykt daarenboven de heerlyke vercicring van het Heelal cn verfpreidt over de voorwerpen lagchende Couleuren , die dezelve een' Hieuwen luister ge even. Het  öer Vrouwen. 7$ Het leeven, wanneer men het wel fcreet tc gebruiken, is bezaaid met vermaaken van dierlei foort, die beurt om beurt de zinnen en dea geeft ftreden, maar de laatfte fpant zich nooit aangenaamer uit , dan in de verkecring met befchaafde men* fchen, die gefchikt zvn om te leerei* en te vermaaken ; twee zaaken , dia byna altyd zaamen gaan. Men kan de Vrouwen niet genoeg1 faaden, om het onderhoud van zoodanige perfoonen te Hellen boven het ydel geklap van die galante beuzelaars : daar is aan de eene zyde voor haar alles te verliezen, en aart de andere alles te winnen. De vcrkeenng, die de Vrouwen met de eerften hebben, verheft haare ziel, verwekt 'er nieuwe denkbeelden in! trekt haar af van te fterke hartstogten' en doet haar met de vreugd weezenlyk nut doen: terwyl het.gcfb.ap der andere den geeft der Vrouwen venaagt haar vernedert, en haar hart geheel bederft, Zoo  Zoo 'er iets in ftaat is om de vermaaken te verhoogen , die een uitgezocht gezelfchap vcrfchaft, het zyn de aangenaamheeden der vriendfchap. ïk weet niet, op wat grond men zoo onrechtvaardig is, om de Vrouwen daar van uittefluiten : zy zyn veel gevoeliger dan de Mans gefchapen, en zeer wel gefchikt om Vriendinnen te worden, wanneer de Galanterie haar hart niet ontzenuwd heeft. Ik zal jny niet breed uitlaaten over de voordeden der vriendfchap, die men een dubbel leeven noemen kan, wyl men leeft in zvn' vriend. De Marquifin van Lambert (2) heeft 'er een keurig tafereel van gemaakt, het geen v1 11———————— (2) De Marquifin van Lambert heeft een ïclein Traftaatje gefchrceven over de Vriendfchap , dat men voor een Meefterftuk houden, kan, en het geen de anders verdienftelyke Verhandeling van Mr. de Sacy ver overtreft. Deeze aanzienlyke Dame, fchoon enteffens Vol geeft, had altoos Vrienden, nooit Minnaars  der Vrouwen* «j genoeg aantoont, dat haar hart gevormd was, om 'er de zoetheeden Van te firnaaken. Men verlangt, onder het leezen , eene zoodanige Vriendin aantctreffeii, en men gevoelt , dat by dit goed niets te vergelyken is. Deeze plaifiers, die de ziel roeren, zonder haar te ontruften, zyn niet gefchikt voor dat woelziek gedeelte der fchoone Sexe, die door dc dwaasheid van de eene tot de andere gril vervoerd worden. Deeze Vrouwen hebben eene gcduurige beweeging, fchudding van hartstochten noodig: een oogcnblik nadenkens zou naars , en nog als een voorbeeld aangehaald worden. Hoe hoog zy de* letteroeffening achtte, cn het befte gezelfchap ten haarent verzocht, waren echter de hutsfelyke zorgen haar niet te gering, cn zy beftierde haare huishouding in dier voege, dat zy, onder het houden van een' grQOten ftaat, evenwel nog middel vond om zeer groote milddaadighceden tf. doen. F  éi DeVrïenu zou haar by zich zelve brengen e$ haar geheel Syftema van buitenfpoo'* Tigheid omverwerpen. Maar laaten zy tot den winderige» den hoogdraavenden ftyl toevlucht neemen ter befchryving haarer zoete «itfpanningcn; men laat zich niet betooveren door haar onbedachtzaam gelagch, en men oordeelt 'er haar Biet te gelukkiger om. Het geluk is een vyand van het 'gewoel, waartoe zy zich laaten vervoeren. De dwarrelwind" der groote weereld is het element der welvaart niet, het geluk zoekt de ftilte en het gezelfchap van eenige perfoonen, gefchikt om het te kennen: 't is in 't midden van een klein aantal wyzen, dat het bemint zich zei ven te genieten: in deezen cirkel beflooten, heeft het geen groot aantal getuigen van nooden. Het kan zrch dan zeer wel entdoen van den fchitterenden praal «ener onverftandige meenigte. V YF-  der Vrouwen. 8£ VYFDE HOOFDSTUK. Over de Weelde der Vrouwen» De Weelde heeft zoo veel betrekking tot de Vrouwen, en zoo groote aanlokfelen voor haar, dat een werk, aan haar toegewyd, eene ftof van zooveel aanbelang niet moet overflaan» "Wy zullen dezelve hier niet behandelen, dan voor zoo ver zy betrekking heeft tot eene Sexe, die zich voor haare befchermfter verklaard heeft. Ik heb geen luft om hier de oude tyden voor modellen voortcftellen. De Weelde is zoo oud als de weereld : 'er zyn altyd Vrouwen gewceft, gefchikt om te misbruiken, het geen ten haaren zeggen ftond > door het tot een werktuig van haare' ydelheid te maaken. In de eerfte Jaaren der. weereld misbruikte men minder, om dat men minder bezat. De weelde was toen geëvenredigd naar den. F a - gfo-  S'4 De V n i e nd groven fmaak van den tyd en naa? het klein getal van ontdekkingen. De Vrouwen der Wilden in Canada hebben zoo veel op met haare coquilles en met haare veeren, ( i ) als onze Dames met haare gefteentcns. De Weelde is in graad vermeerderd te gelyk met de rykdommen : dezelve -heeft in de oudfte tydcn door het geheele Ooften heen geheerfcht: zy is tot eene verbaazcnde hoogte gebragt door de Vrouwen te Athenen , en ten uiterftcn top opgevoerd in .die -ongelukkige tyden, waarin eene enkele Stad de fchatten van het Heelal op- ( i) Men heeft hier, onder den naam van «ie kleine Le Blanc , een jong wild Meisje gezien, dat op haar 14e Jaar in de Bosfchen van Canada gevonden was , waar zy zich in veiligheid gefteld had, na een ander jong Meisje gedood te hebben. Het onderwerp van het krakkeel was een halsfieraad, dat zy elkander betwiftten. Zoo dat de zucht tot halsfieraaden in America wel heftig moet zyn,  der Vrouwen. S£ opflokte. Maar in alle eeuwen zyn 'er echter menfchen gcwecft, die hunne wcnfchen naar hunne behoeftens regelden: cn men heeft aan de zydc der Petroniusfen ook Stnttaas en Burrbusfen gevonden. Onze eeuw, die met de allerprachtigfte tyden van het Romcinfche gebied kan vergeleeken worden, biedt nog verfcheide voorbeelden eener wyzc gemaatigdheid, en ingetoogenheid aan. Te midden van die uitgeftrekte weelde, die de grootlie fchatten inzwclgt, vindt men Vrouwen van hooger rang, die vyandinnen van alle ydele praat zyn. Gerufte, bedaarde aanfehouwfiers van de dwaasheeden haarer medeburgcresfen, weeten zy dat geen, het welk zy aan haaren rang en aan weezenlyke welvocglykheeden verfchuldigd zyn, te vereenigen met die fchoone eenvoudigheid, die van de waare grootheid onaffchcidelyk is. Het algemeene welzyn en het byzonder belang zyn te gelyk geïnteresfeerd in de verbanning van eene F 2 weel-  $6 Be Vriend weelde , zoo verderfelyk voor alle ftaaten. De Romeinfche Dames offerden met vreugd haare Juweelen en edele Gefteentens aan deeze zucht voor het gemeene welzyn op. Men vordert van de Franfche Dames geene gelyke opoffering; maar het was te wenfchen, dat zy de hevigheid wat temperden, die zy voeden voor al wat vertooning, eclat maakt. Het najaagen van aangenaame dingen kan niet gelaakt worden, dan door zulken , die vyanden van het menfehdam en van zich zeiven zyn: men kan, zonder een foort van barbaarsheid, al de beminlyke en nuttin ge kunftcn niet met verontwaardiging verwerpen, die de vermaaken der Maatfchappy vermeenigvuldigcn. 't Is toeftemmen , dat men niet gebooren is om 'er de zoetigheeden van te fmaaken, en zich waardig betoonen om met de beeren huis te houden, wanneer men zoo fchimpt tegen dc welvoeglykheid, het gemak en den fmaak, ^elken wy aan de befchaafd- heid  » E R V R O tX W E N. heli en aan de kunften te danken hebben. Maar zou 'er geen middel zyn, om juifte paaien te Hellen aan de najaaging der vermaaken en der aangenaamheeden van het leeven? Denken onze zoete lievcrtjes, dat deeze verfynde fmaak, die van dag tot dag aangroeit, een heil, een voorrecht zy? Is deeze overmaat van kicfchheid gefchikt om onze en haare vermaaken te vcnneenigvuldigen * Het is ligt te zien, dat deeze val" fche kiesheid de Vrouwen van de eene dooling in de andere brengt: zy haaien haar hoofd vol met wisjewasjes, waarvan zy binnen weinige dagen walgen, en die zy verwisfelen voor andere van geen beter alloy. Men wil zonder ophouden het werk der natuur befchaaven, maar men defigureert haar, men misvormt haar, en men maakt haar onkenbaar onder een ftapel van beuzelachtige vercierfelen. F 4 Pc  8S De Veiend Dc kunft overal te werk gefteld ; overal gebezigd, heeft zoodanig de verbeeldingskragt verbyfterd, dat zy niet meer gevoelig is voor eenvoudige fchoonhceden ; de voorwerpen zyn op prys .gefteld , niet naar hunne goedheid, maar naar hunne zeldzaamheid : eene zeekerc manier , om 'er altoos een va'lfch oordeel over te vellen. Wanneer de goedheid of de nuttigheid der zaaken de fmaaken niet langer regelt, moeten deeze fmaaken verfchillen naar maate vtm dc grilligheid en den waan: ook heeft men dezelve zonder rede alle oogenblikken zien veranderen ; men heeft zich gemeend te verryken, door by een te brengen, het geen aan alle fmaaken zou kunnen voldoen , en men heeft zich inderdaad verarmd: onze fmaaken fterven, wanneer zy altoos voldaan worden, en het geen fpaarzaam gebruikt, eene prikkelende verlcheidenheid veroorzaakt, verlieft alle  D E R V R O U W E N. 8 9 die zyne bekoorlykheedcn, wanneer eene kwalykbegreepen fpilzucht het zonder maat uitftort. Ik beroep my hier over op. vcrfcheiden onzer beminJvke heden, die door hunne gewaarwordingen te veel geftreeld te hebben , wel ras tot het Dunt gebrast zyn van niets meer te fmaaken van nergens meer door aangedaan te worden: men kent de ftcm der behoeite niet langer, die altoos voor"-ekoomen aan de vermaaken die leeycndighcid niet verfchaft, die door haar alleen bekoomen wordt De weekheid en de aangenaamheid den uiterlyken luifter met het gemak verecnigd hebbende, zyn haar voorgegaan en hebben dc natuurlyke order der- dingen verwisfeld. Men moet toeftenunen , dat de Vrouwen tot deeze verleidende omkeering veel toegebragt hebben. Dank zy haare zorgen! het is overal flechts een fcefttyd, waar alles zich met Vdere Maan vernieuwt; de bloemen, de vernisfen, de opfchik, geduurig F 5 ver-  90 deVrien» verkwist, worden daaglyks weder op nieuws voortgebragt naar nieuwe modellen. Het galante en het heerlyke vervangen of vermengen zich geduuxkr- men vernieuwt thans zoo dikwTis de equipages, als men te vooren dc kleeding vernieuwde. • Onze ameublementen zyn eene veranderende decoratie geworden ; de klceding eene theatrale, zeer knellende opfeiük; onze maaltyden een parade , waar de vreugd en de honger verwisfeld zyn voor ys en fnywerk. Wat hebben wy van dit alles gerooten? hoe veel is dit alles waard geweest? de zatheid, de overvloed heeft eene walging verfprcid over alles wat wy-bezaten: men heeft de ver'fluimcTde fmaaken willen opwekken door de poogingen der kunst te vermeenigvuldigen. Al wat de overvloed cn de pragt heeft kunnen verwerven , is een kort yerzet tegen een verdriet, waar te-  der Vrouwen. 91 -gen geen hulpmiddel meer overgcbiceven is. In weerwil van deeze doodelyke uitwerkfels der weelde , is zy altyd de afgod der Vrouwen: 'er zyn 'er zelfs onder haar, die om zich deeze blinkende beuzclingcn te verzorgen, zich niet fchaamen om de paden der eer te verlaaten. Eene Vrouw, met kleine laage driften opgevoed , zoekt dezelve te voldoen door middelen , evenredig naaf het geen haare ziel -in bcweeging brengt, cn vindt op lest niets meer, dat haarer onwaardig is. Maar, trekken wy ons oog af van dat gedeelte der Sexe , dat dezelve oneer aandoet; men mag veronderftellen, dat zoodanige Vrouwen met het uitfehot van onze Sexe , in gecna ordentelyke verkeering toegelaaten worden ; het zyn flechts Vrouwen, die eer en deugd beminnen, tot welke \  $>2 DeVrienu kc men zyne rede met eenige vrucht kan inrichten. Ik beweer, dat de weelde aan dit achtingwaardige gedeelte der Sexe den ruuwften ftoot toebrengt. Voor zoo ver de weelde toch de wanorde en de galanterie begunftigt, voor zoo ver kant zy zich aan,tegen de waare beftemming der Vrouwen. De weelde breekt de hechte inrichtingen, die zy zouden kunnen maaken , en verwydert dc Mans van alle emftig verkeer met haar. Te vooren nam men een Vrouw zonder Huuwlyksgoed , en fomtyds zelf gaf men 't haar : tegenwoordig krygt men met eene jonge bcminlyke Echtgenoote zeer groote fommen, en nochtans trouwen de Mans byna niet dan met weêrzin, dikwils zeer laat, en een groot aantal nooit. "Waarom kunnen die twee dingen, die de Menfchen het meest beminnen .  der Vroüwen. Hen, de bevalligheeden en het goud, hen niet bepaalen tot de zoetfte van alle Verbintenisfen ? Men kan verzekeren , dat de weelde der Vrouwen alleen de Mans bevreesd maakt om zich met haar te vereenigen. Zy vreezen met rede voor een tooi, die een foort van noodzaakelykheid geworden, en altoos boven het fortuin, dat eene echtgezellin hun aanbrengt, gevoerd wordende , al het goed van haaren Man dreigt'te verzwelgen. Het huwelyk is flechts in de eeuwen van de weelde haatlyk afgemaald : de meesten zyn verfchrikt op deszelfs bezwaaren, welken de grilligheid en de hoogmoed drukkende gemaakt hebben. 'Ér zyn flechts twee foorten van Menfchen', die 'er zich aan onderwerpen: het gemeen, dat tot eene ellende gebragt is , waarby niets meer gevoegd kan worden, of zy ook, die eene fchaêvergoeding vinden in een magtig Huuwlvksgoed, waarvan een gedeelte van dien dag  DeVrien» af in overtollige uitgaven verfpild is* De fchoonheid en de deugd worden dan byna niet gerekend , en gelyk een groote rykdom zeldzaam is, boven al by hen, die een hooger rang in de weereld hebben 3 Zoo vinden hunne lieve erfgenaamen zich yeroordeeld om haar leeven te flyten in een droevige echteloosheid , of genooddrukt tot fchandelyke Mishuuwelyken. Het Politicq Teftament, aart Colbert toegefchreeven , fpreekt van een Meisje van rang, die door haare Ouders gedwongen om een Man, die geen geboorte had , te trouwen, binnen het Jaar van hartzeer ging ftcrven. Deeze verbintenisfen zyn thans niet zeldzaam , en hebben zulke onaangenaame gevolgen niet-, een prachtige equipage vergoedt de hoedanighceden van een Man. Een aigret, een bouquet van Diamanten , ontrooft een. fchoone aan den dood, en doet  b e r Vrouwen. 9$ tloet haar met vreugd uit den boezem van eene doorluchtige familie in een© duistere en dikwils bevlekte Maagfchap overgaan. Al wat de meeste Vrouwen thans van een' Man eifchen , is, dat zyn fortuin de onvcrzadelyke begeertens der weelde vervullen kunne. De Vrouwen oordeelen gcvol gelyk van de Mans naar hunne uiterlyke pracht: een borduurfeltje te meer doet haar den voorrang aan een Man gecven, en men ziet haar daaglyks de beuzelachtigfte kwakzalvers met de beleefdfte vriendlykheid ontvangen. Dit moet geene verbaazing verwekken; daar de verbeelding der Vrouwen zich geduuriglyk voedt met details vanjuweelen, van Kleé'ren enz. vullen zy haare hoofden zoo op met Couleuren, dat haar geen aandacht meer overfchiet voor voorwerpen, die dezelve beter verdienen. Haare verkeering , haar gezelfchap brengt veel toe em dit zwak te vergrooten, Zy hebben  pö DeVriend bert byna geen gezelfchap , of menbehandelt 'er eenig gedeelte van den opfchik. Spreekt men van eene Jonggetrouwde, zy doen duizend vraagen over haare kleeding, over haare vercierfels, of zy diamante heeft, ofzy eene geverniste koets houdt enz. en zy verneemen flechts in 't voorbygaan naar het Caradter der Echtgenootcn. De Geeft der Vrouwen glipt over de weezenlyke hoedanigheeden heen, en bepaalt zich flechts tot het bckleedfcl, tot de oppervlakte: is het dan vreemd, dat zy zoo dikwils de dupes zyn van een plooi van geeft, die haar flechts de oppervlakte der zaaken doet opmerken ? Ondertusfchcn , welk eene weezenlyke onderfcheiding hoopt men van al dat Clinquant ? Wanneer men dc Latsfen van onze dagen in haare optooifels, in haare meubelen en in haare equipages-„alles ziet uitputten , wat rykdom en fmaak byeen kunnen verzamelen om de oogen te verbhn- "den3  der Vrouwen. ö? 'den, kan men dan prys ftellen op eene pragt, die aan zulke perfonaadien verfpild wordt ? Men heeft de Vrouw Van een Agiohandelaar in een paleis op het Land, by form van Lotcry, na een overdaadïg onthaal , koftbaare edelgefteentens zien uitdeelen aan een talryk gezelfc°hap. De leveryen van uitgeflorven aanzienlyke huizen vervullen hedendaagsch de Antichambres van de laagfte menfchen , en men ziet onder denzelfden optooi van pragt , Vrouwen die geen geboorte ter weereld hebben , en Dames van den hoogften rang verward en vermengd. Voegt het dan de laatfte om haar huisgezin te ruïneeren , ten einde ter naauwernood met zulke verachtclyke modellen gelyk te ftaan ? Al dc Weereld is het daarin eens, dat een glans, zoo verfpild , niets aantreklvks, niets innecmends heeft, en G- nog-  98 De Vsiend jiogtans doet niemand afitand vatt dcnzelven. Wanneer de weelde eens alle Handen gelyk gemaakt heeft , dan beteekent de pragt langer niets meer. In dit geval bevinden wy ons , en onze Maatfchappy is welhaast niets anders , dan eene maskerade , waar elk niet het kleed draagt , dat met zyn Caracter best overeenkoomt , maar dat, het welk meest naar-zyne grilligheid vleit en onder het welk hy minst denkt herkend te zullen worden. Het fchynt, dat eene zoodanige omkeering eene veel grooter kragt moest doen, dan wetten op de pragt zouden kunnen te weeg brengen. Was 'er iets gefchikt om een ydelen opfchik te doen verfoeien , het zou moeten zyn , wanneer men lieden van het laagfte foort daarmede bekleed zag ; maar men is in dit opzigt altoos een kind , en de Vrouwen  der Vrouwen. 9) wen willen liever deeze ingebeelde voordeden met de verachtite perfoonen faamen genieten, dan 'ef zich van beroofd zien. G 2 ZES-  100 De Vriend <^®^£^®<..>&&&&&&& ZESDE HOOFDSTUK. Van den opfcbik der Vrouwen. Dit is het Artykel van Luxe, het geen de Vrouwen van naderby raakt, een Artykel by gevolg , dat moeilyker te beoordeelen is : men loopt zelfs gevaar van haar te mishaagen , .zoo men rcchtltreeksch dit gewigtig gedeelte van haar overleg aantast. Men is ook niet voorneemens dit te onderneemen : het oogmerk , dat zy zich voorftellen , door het cierlyfc gebouw van haaren opfchik met kunst te verhoogen , is voor de Mans te voordeelig, dan dat zy den minften Just zouden hebben om het omver te werpen. Het doel der Vrouwen , wanneer zy zich met zoo veel zorg opfchikken , is waarfchynlyk, te behaagen; en  der Vrouwen. ioi en zelfs, ons te behaagen, naar myn gedachten. Zie daar ons fcdert aangcfteld tot natuurlyke Rechters over haare bevallighceden! Wy kunnen haar derhalve eenige raadgeevingen medcdeelen, en uitfpraak doen over de forra, onder welke wy wenschten , dat zy zich aan ons voordeeden. De Vrouwen hebben geoordeeld, dat de kunft de natuur kon te' hulp koomen en dat haare bevallighceden daarvan een' 'nieuwen luifter ontkenen konden : zy hebben zich niet bedroogen: de opfchik, met fpaarzaamheid befteed, zet de fchoonheid in haar geheele daglicht: maar het fchynt my toe , dat zy dikwils van deeze hulpmiddelen misbruik gemaakt hebben. Daaruit, dat een weinig opciering den glans der fchoonheid verhoogt, hebben zy beflooten, dat deeze fieraaden vermecnigvuldigd, haare bevalligheeden langer hoe meer verG 3 , groo-  102 De Vriend grootcn zonden. Zy hebben 'er dier} volgende allerlei foorten van opeengeftapcid : behalven de kleinoodiën en de galonnen wierden de linten, de kanten, de gepikeerde of doorgeflaagen ftoffen over haare geheele kleeding verfpreid: de bloemen, de veeren, (i) alle de voortbrengfelen der natuur wierden of geplaatft of nagebootft in de verfchil]ende deelen .haarer optooifcls; ftoffen van allerlei kleuren wierden verbruikt met eene mildheid , die tot het tiiterfte voortgedreeven wierd, en men heeft tegenwoordig, om twee Vrouwen te kleedcn, zoo veel van die ftoffen noodig, als om eene Zaal te be- (i) De twee blaauwe pluimen, die op de Tleugels van de Kaauw pronken, hebben de aandacht djr Dames tot zich getrokken: men heeft 'cr Vrouwen klederen mede gegarneerd, op elk van welke zich de roof bevond va» .vierduizend Kaauwen.  der Vrouwen. 103 Beleggen. Wat is het uitwcrkfel geweeft van alle deeze dus opeengeftapelde fieraaden? De bevalligheeden der perfoon zyn als vernietigd geworden in deezen verbaazenden .naflecp; de meenigte der vodden deed de regclmaatigheid der lichaamstrekken uit het oog verliezen ; de houding wordt verminderd onder den ruimen omtrek der geweeven Stoffen; zoo dat, om zoo te fpreeken, de Vrouw onzigtbaar gev/orden is, en men flechts alleen dc verbaazende verfcheidenheid haarer kleeding bemerkte: dit was, buiten twyffel, het oogmerk der Vrouwen niet. 't Is eenigfins waarfchynlyk, dat de eerfte optooifels, die zy uitvonden, gefehikter waren tot bereiking van haare oogmerken : maar de zucht, die zy gehad hebben om elkander dc loef aftefteeken, heeft haar de dingen als om ftryd doen boven de waarde jaargen , heeft haar hoe langer hoe meer doen afwyken van de evenredigheid, zonder welke 'er geen waare beval* ligheid weezen kan. G 4 De  ro4 De Vriend Dc opfchik moet de bevalligheederr flechts bevorderen, niet die uitdooven: 't is niet de opeenhooping, maar de welaangclegde keus der fieraaden, die luifter aan de fchoonheid geeft. Zoo de Vrouwen haare en onze belangens wel begreepen , zouden zy niets ophebben met eene kwalykgeplaatfte rykheid, die het uitwerkfel haarer bcvalligheeden in den weg ftaat, zoo wel als het vermaak, dat wy 'er in hebben, om haar fchoonte vinden. Het geen deeze beuzelingen in den geeft der Vrouwen tot zulk een hoogen prys doet ftygen, is het geweldig verlangen, dat zy hebben, om de oogen der meenigte tot zich te trekken : wanneer deeze dolheid eens haar hoofd ingedrongen is, fluit die 'er alle andere gedachten uit; men bemint dan den zwier en de pragt, en men leeft dan flechts om bezien te worden. Denkt ge, dat onze lieve Vrouwtjes flechts  der Vrouwen. io$. flechts om beweeging te necmen , in zulk eene meenigte naar die prachtige wandelingen heenftreevcn ? Neen , voorzeker niet. De eene tegen de andere geknoopt op een draad , op een flccp van rytuigen, hebben zy geene andere beweeging dan fommige eerbiedige groetenisfen eens met eene glimlagchcnde buiging te beantwoorden; het kan nergens andersom zyn dan om gemerkt, om befchouwd te worden, en in onze oogen een aangenaam perk te vormen, 't welk door de fchoonfte kleuren is opgeluisterd. Twyffclt ge 'er aan, bezie dan de afzondering, waartoe zy zich zelve vcroordeelen, die door'fchuld van de Kapfter' buiten ftaat gefteld zyn om voor den dag te koomen, het fchoonfte weder kan haar uit haar' pruilhoek niet trekken. Men kan zeggen, dat het hoogfte cn eerfte vermaak der Vrouwen is, zich te vertoonen, en fchoon gevonden tc worden; dat doet haar van het eene gezelfchap naar .het andere G- s gaan,  'jotf De V a i e K o gaan, en dcwyl zy vreezen dat een eenvormige en gcduurzaame opfchik wel ras nalaaten zal het gehoopte uitwerkfcl voor den dag te brengen, neemen zy van tyd tot tyd toevlucht tot veranderingen, die eene nieuwe aandacht op haar doen veftigen. Zie daar het beginfel van die modens, waar naar wy ons zelve heen laaten trekken : 't is eene krygslift van de Sexe om dezelfde perfonaadje te vernieuwen, en haar met voordoel, onder verfcheiden gedaantens,. telkens een nieuw beftaan te geeven. 't Is om onze ligtzinnigheid aftewecren , dat de geest der Vrouwen, altoos bezig met het uitdenken van middelen om te behaagen, daaglyks nieuwe oppronkfelen uitvindt. , Het tafereel van den opfchik verandert als de Wind , en de boodjehapper der nieuwe modens (2) koomt zelfs al te (1) Een klein Fianfch Weekblad, dat men aan-  der Vrouwen. 107 te laat. Te midden van zoo veele verfchillende grillen is het moeilyk voor de Vrouwen, altoos gelukkige ontdekkingen te doen. Ook vertoonen zy ons fomtyds foorten van t>elagchelyke tooifels,'die meer gefchikt zyn om haar te mismaaken, dan om haar fieraad bytezetten. 't Is by voorbeeld, metlpyt, dat wy de bevallighceden van haar perfoon begraaven zien in een verbaazend Panier, dat geen de minfte evenredigheid met haare houding heeft: men heeft haar duizendmaal gezegd, dat het fpaanfch wit, (zeker blanketfel,) al de beweeging aan haar gelaat benam, en dat het rood blanketfel alleen die frisheid van verw wegnam, die ons zoo bekooriyk is. De aanmerken kan als een heimelyk fchimpfchrift ep onze eeuw.  ro8 De Vriend De Vrouwen verharden 'er zich tegen om ons niet te gelooven. Gelyk aan dien onkundigen bezitter-van een voortrefiyk ftandbeeld, dat hy liet vergulden, beglansfen zy zich op de wyze der oude Bacchanten , en verbeelden zy zich , dat zy op die wyze haar aangezigt helderende, ook des te levendiger oogen krygen. Deeze gewoonte, de woeftfte Natiën recht waardig (3), vervormt de laffte weezentjes in gefchilderde Pagoden. Ik (3) Men zou zelfs kunnen vermoeden, dat de mode om zich dus te bcfchilderen van dc Wilden ontleend is. Zy is niet in trein gewceft, dan federt dat wy aan de Wilden kennis kreegen, cn de heele Weereld weet, dat hunne Vrouwen zich het aangezigt en het ligchaam befchildcren, en wel by zonder met roode kleuren.  der Vrouwen. 109 Ik bid de Dames my deezen uitflap tegen het misbruik van het toilet te vergeeven: maar kan menzonder lecdweezen den kommer befchouwen, dien zy zich geeven , om minder fchoon te zyn? Men kan zich niet wcêrhouden om tot haar eigen beft haar deze bede te doen. In alle tyden hebben de Mans, driftiger dan de Vrouwen zelve op de onderhouding der fchoonheid , zich laaten hooren tegen de belagchlyke modens, die haar dezelve ontroofden: in weerwil hunner klagten heeft het Kapfel, dat zulk een grooten invloed op de trekken van 't gelaat heeft, de verbaazendfte omwentelingen ondergaan. Men zag het weezen twee voet neergedrukt onder een foort van Myter, toen vry oneigenlyk (4) Commodes genaamd; het ^(4) Paradin fpreekt van een' Monnik, die een bezending deed tegen de verfchfiklyke Commodes, en dezelve met roem van kant «laakte.  ito De Vriend het kapfel heeft vervolgens inbreedtte gewonnen, dat het reeds in hoogte had, en verzwolg om zoo te fpreeken haare phyfionomie; de armen, overtoogen met befpottelyke neftelingen , verlooren zich ganfchelyk in een verbaazenden optooi van bonte voering. Onze Moeders verdikten zich met Vertugadins, doorgefneeden Stoffen en een oneindig verfchot van falbala's, en thans vergenoegen haare dochters, om niet te ontaarden, zich niet met haare houding te vermommen door een' koddigen omvang van hoepels; zy laaten haare verw, de bevallighceden van haar gelaat zelfs niet ongemoeid en bedekken die met een zeer aanftootlyk pleiiterwerk. Dit laatfte ftuk is te gewigtig om 'er over te lagchen. Wy hebben de Vrouwen wel zonder morren ee.n grillig verfchot van optooifels kunnen zien faambrengen, als onmaatiggroote kraagen, fjerpen, gueridons enz. dat kan, op zvn hoogst, een ligt verwyt van beuzelachtigheid verwekken,  der Vrouwen, iii ken, dat haar heur crediet by ons niet beneemt: maar het geen onmiddelyk haar perfoon aantast cn benadeelt, als het blanketfel en de dubbele laag van vcrmiljoenverw (5), dat is, zoo men het haar mag zeggen, een volkoomen bewys van haaren kwaaden fmaak, en eene foort van inbreuk op haar zeiven, die wy niet kunnen yerfchoonen. Laaten de Vrouwen meer vertrouwen in haare bevalligheede 11 ftellcn, en minder in alle die kleine listen der kunst. Al de bevalligheeden, die (5) Men kon nog met rede fcherapen op die meenigte" van moesjes, die de coquetterie flechts fterker doen hechten, zonder eenige bevalligheid te verwekken: maar men verzoekt voor het tegenwoordige flechts de onderdrukkingvan eenige derzelver, die van eene bovenmaatse grootte zynde} eerder naar pleifter» dan een verlierfel gelyken.  ii2 De Vriend die men door den fpiegel krygt, haaien niet by die, welke de natuur met milde handen over haar uitgeftort heeft; al die vercieringen, waarnaar zy zoo heftig haaken, vermeerderen haare bekoorlykheeden niet, ja fchaaden dczelven dikwils. De diamanten, het galon, deftonen voegen niets aan haare fchoonheid toe; zy doen flechts het oog, dat men op haar vest, verdeden , en dit alles ftrekt flechts om dezulken leelyk te maaken, aan wie de bevallighecden ontbreeken. Kunnen dan de Vrouwen niet begrypen, dat de natuur al de kosten voor haaren opfchik reeds gemaakt heeft, en haar byna niets meer om te doen ten deezen opzigte heeft overgelaaten ? Laaten zy de middelen om te behaagen met gerustheid aan haar toevertrouwen; 't is de zekerfte weg om haar oogmerk te bereiken. Eene Vrouw is nooit zoo fchoon, dan wanneer zy fchoon is, zonder  der Vrouwen. 113 zonder het te weeten.- wat wint ze 'er meê, door zich onophoudelyk met haare eigen bevalligheeden bezig te houden ? De fchoonheid heeft geene aankweeking noodig, gelyk het verftand cn het hart, dat de Vrouwen gewoon zyn wat al tc veel te verwaarloozen. Zy moeten dan haaren kommer dien kant heenwenden, die ongelukkig by fömrhige h'aafef de zwakke kant is ; die moeite zal niet vruchteloos weezen , en men durfc haar voor de uitkomft inftaan. 't Is bovendien de weezenlykfte en de eenigftc onderscheiding, die lieden van den eerften rang tusfehen zich zeiven cn de de fchyngrootcn maaken kunnen. De uiterlyke pragt verwart in deeze eeuw de eene en de andere onder hetzelfde uitcrlyk voorkoomen •, maar de manieren , de taal, de gevoelens zullen altyd weczenlyke onderfcheidingen vormen en wel zulke , die niet ligt wegteneemen zyn. H Z E-  ii4 De Vriend ZEVENDE HOOFDSTUK. Over bet Cara&er en het Humeur der Vrouwen. n in dc Vrouwen , zegt la Bruye„ re , is de grilligheid zeer naby aan „ de fchoonheid gegrensd , ten einde „ haar tot een tegengift te ftrekken.'' In der daad, niets verdryft zekerder den indruk van een fchoon gelaat , dan een grillig en misfelyk humeur : Wy zyn van dien kant de Vrouwen niet dan al te veel fchuldig; en het is verbaazend , dat zy, die het meest jooken naar overwinningen , gemeenlyk het minst gefchikt zyn om die te behouden. De Mans komen allen daarin overeen , dat een mooie Vrouw het bevalligst Schouwfpel is, dat de natuur hun aanbieden kan : zy bewonderen aulkeene met algemecne toeftem- ming  dér Vrouwen. 115 min»; maar zelden blyftzy langen tyd bemind , terwyl eene Vrouw van eene middelmaatige fchoonheid , of zelfs zonder fchoonheid , fomtyds de fterkfte en beftendigfte hartstocht weet te ontvonken. Dit is een verwyt, dat de Vrouwen ons daagelyks doen. Zy denken onzen fmaak uittekryten en maaken , haares ondanks , een loflpraak op ons goed oordeel : het is toch een bcwys van zeer keurigen fmaak, ftomp te worden voor eene bekoorlykhcid zoo magtig als de fchoonheid is, om minder blinkende , maar weezenlyker genoegens boven haar tc verkiezen. Een mooi Meisje > van de wieg af fteeds gevleid , en nergens over onderhouden dan over haare frisfche kleur en bevallighceden, blyft gewoonlyk 't geen de natuur haar gemaakt heeft , een zeer fraai voorwerp voor de oogen. Zonder ophouden mee haar zeiv3 bezig, ziet me» haar dikH 2 wil»  n6 Be Vriend wils in ecnc walgclyke vooringcnoomenheid met haar zelve : dan is 'C een bracelet die men losmaakt om een"" fchoonen arm te ontblooten ; op een' ander' tyd fchikt men een collier, een bouquet in orde , om de blankheid van den ha's te doen gewaar worden; men lagcht om fchoone tanden te vertoonen; men doet een valfchen pas, men verplaatst een moesje , men verandert oogenbliklyk van houding, om de Mans door een nieuw gevoel van verwondering te treffen, en al deeze grimasfen doen meestal eene gansch tegenftrydige uitwerking op hen (i). Op deeze wyze vinden fommige Vrouwen het middel om de natuur te verbasteren , haar te veel zoekende te doen gelden : zy vormen haar onderhoud , haare item , en zelfs haare taal (i) Het is ijiet zonder moeite , dat zy minder behaagen , zegt la Brutere , fpreekende van dca gemaakt-n opfchik.  der Vrouwen. 117 taal , en trachten naar een geleend vernuft, dat haar eigen vernuft benadeelt. De geestigheid , die men wil hebben , bederft die, welke men heeft. Gresset. En uitdeezen ydelen arbeid koomt een ontleend air te voorfchyn, dat het natuuriyk fchoon verwoest. Eene fchoonheid , die 'er openlyk voor uitkoomt, is altoos verzeld van eene dwaasheid , die haar gelyk maakt aan een bel efprit in Tytel. Zy in tegendeel, die de natuur een weinig fchynt verwaarloosd te hehben, zoeken deeze haare verongelvkingen door den aanwinst van beminlyke hoedanighceden te vergoeden : haar geest, door vleiery niet bedorven , verkrygt juistheid : haare gedachten , minder tot zich zeiven ingeplooid, breiden zich des te meerder uit: van daar hebben zy meer H 3 ver-  Ii8 De Vriend verfchot van gefprek in een gezelfchap , en gcvolgelyk ook minder grilligheeden. Wyl zy zoo veele eifchen niet hebben, fpreeken ze op een minder hoogen toon , en vormen zich dus een beleefd , vriendelyk Caracter , dat dc aangenaamheeden , die haar eigen zyn, z;oo veel te treffender maakt, als zy daarop minder zich laaten yoorftaan. Het zyn deeze voordeden , welke tegen die van een fchoon gelaat opweegen , ja die zelfs overtreffen. Daar zyn in het Caracter en in het Humeur magtige bekooringen , die het gebrek aan fchoonheid vervullen, cn tegen welke zy niets overftellen kan. Maar deeze bevalligheeden zyn tenens minder ongemeen dan de fchoonheid zelve : zy zyn niet gelyk deeze, met wederhouding , in kleine maate verdeeld; de natuur heeft in het  der Vrouwen. 119 het Caracter cn in den Geest der Vrouwen alles gelegd , wat zy noodig hadden om haare verkcering vermaak by tc zetten: zy hebben zich flechts aan deeze hoedanigheeden overtegeevcn , om altoos beminnelyk en altoos bemind tc weezen. Het is Iclyk , dat veele haarer dit gelukkig fonds , om zoo te fpreeken, van natuur doende verbasteren , dc roozen daaruit rukken om 'er braamftruiken in plaats te zaaien. In der daad , hoe veel Vrouwen fchynen , in plaats van zich te voe-gen naar den kant,.dien de natuur haar aanwyst, integendeel haare oogmerken te willen dwarsboomen! fommige ftcllen in de plaats van de zachtheid , die haar erfgoed is, een heerschzuchtig en hoogmoedig humeur, dat zich verheft tegen de minfte wedcrfpraak , en haare invallen voor wetten opgeeft. Andere, de onbefchaamdheid met het air der grootheid vermengende , verachten dc zedigheid als eene burgerlyke deugd} en vocH 4 gen  lao De Velend gen de vryfte manieren met een beflisfend air, dat in haaren opflag en hoofdfehuddingen uitblinkt ; eenige andere , in plaats van die geruste helderheid van geest te toonen , die haare Sexe zoo wclvoeglyk ftaat , bedekken zich met donkere nevels. Naauwlyks uit het bed opgeftaan, klaagen zy, alles ontftclt haar, alles maakt haar buitenfpoorig; zy wilden Wel dood zyn , en fchoon gefchikt om onder ons de vreugd te verfpreiden, brengen ze 'er droefheid en kwyning. Daar is een ander foort van grilligheid , vlak tcgenftrydig met het laatftgemelde : het zyn naamlyk de gerugtmaakende Vrouwen, die zich boven de welvoeglykheeden haarer Sexe verheffende , allerlei vreemde kuuren faamvoegen: overal loopen zy naar toe , doen twintig koopjes, geeven op ëënen dag twintig bezoeken, en denken , dat zy geheel buiten de Wereld leeven, zoo zy niet op het bal, op den Schouwburg of op een talryke Asfcmblée zvn. Haar  der Vrouwen. 121 Haar huis wordt , op zekere dagen , een foort van publike plaats, waarheen zich de losbolligftcn van onze kunne begecven , een party recht waardig om rontom haar heen figuur te maaken (2). Dit foort, bekend onder den naam van Coquettes, fchynt het zwartmaaken haarer Sexe tot een vaftcn taak genoom en te hebben. De Actrices zyn de eerwaardige voorbeelden , waarnaar zy zich vormen: van haar hebben zy dc wanvoeglykhcid in haar (2) Daar zyn in Parys eenige Huizen welke op deezen toon gefteld zyn. Het is een foort van Koffyhuizen, waar goed en kwaad gezelfchap zonder onderfcheid byecn. keomt, en waar alles toegclaaten wordt, dat maar wel gekleed is en fpeelen kan. Zoodra men zich toelegt om een talryk gezelfchap byeen te krygen , kan het niet wel uitgezecht zyn. H 5  De Vriend haar air, de houding, de kleeding en. fommige zelfs de zeden overgcnoomen. Al deeze kwinten en eene menigte anderen , die ik nu verzwygen zal, zyn haar niet natuurlyk, en te gelyk nog onbekend op die plaatfen, waaide weelde, en het kwaade voorbeeld niet doorgedrongen zyn. De grilligheid wordt uit ledigheid en weekheid gebooren. De Vrouwen, die een gemaklyk lui leeven leiden , moeten aan eenige foorten van dwaasheid ten prooi ftaan , of haar alle naar vervolg gehoorzaamen. Daar zyn 'er, die deeze laatfte party kiezen: dat zyn die onbeftendige Vrouwen, wier Caracter is,geen Caracter te hebben; men ziet haar van eene onbefcheiden blygecftigheid tot een kwynend ftilzwygen overgaan; van de koelftc onverfchilligheid fpringen zy op eene dartele levendigheid: 't geen heden haar vermaak  der Vrouwen. ia§ maak was, is haar van daag ondraagJyk, ja tot een ftraf. Zoodanige Vrouwen loopen van het eene uiterite naar het ander, en leveren beurtlings al de grilligheeden op, waarvoor het menfchClyk gedacht vatbaar is. Maar laat ons deeze optelling niet wyder vervolgen, men zou vermoeden, dat ik eene fchemprede op de Sexe fchrcef: en dat is waarlyk myn oogmerk niet. Deeze betooverende Sexe heeft al tc ongelukkig het vermoogen om altyd verfchooning te verwerven, en zelfs dat van haare dwaasheeden goed te" doen keuren. Het is waar, dat, zoo haare dwaalingen, tot een zeker punt voortgedreeven, letfel doen aan dc genoegens van den ommegang, men zeggen kan, dat de fchoonheid dan haare rechten verlieft. De verftandige Man zal altyd de verraderlyke glansfen ontvlieden, die een boosaartig Caracter bedekken; hy weet dat het de wreedfte van alle flaavernyen is, tc be-  1=4 De Vriend beminnen , 't geen men niet kan hoogachten. Maar wanneer de bevallighceden zich vereenigd vinden met een voortrcflyk Caracter en bezield met eene zoete biygecftighcid , dan eerft is het, dat het ryte der fchoonheid grondig geveftigd is. Eene Vrouw, die deeze voordeden vcreenigt, is het fieraad en het geluk teffens van de faamenleeving: want , voegt de grootheid iets by de verdienfte van het Caracter, zoo zet deeze ook op haare beurt aan de weezenstrekken nieuwe bevalligheeden by ; de eigenfehappen der ziel fchildcren zich op het gelaat en verfraaien de fchoonheid zelfs. Ik herhaal het, zachtaardigheid cn biygecftighcid : zie daar de grondftof voor een beminlyk Caradter. Het is onmoogelyk, dat eene Vrouw, welke met deeze twee hocdanighecden begaafd'is, niet behaagen zou: dc zacht- aar-  du Vrouwen. 125 aartigheid neemt alle harten ten haaren voordcele in: 't is een foort van bcminlyk inftinct, dat de natuurvergunt, en dat eene goede opvoeding met voordeel weet te bezigen. Het is door inneemende zeden dat de Vrouwen heerfchen , en hoe minder zy zich aanmaatigen, hoe meer zy vermoogen. De beleefdheid, de politesfe is niet anders dan deeze zachtaartigheid, in dc vorm van een kunft gegootcn: zy is de nabootftcr van 't geen natuurlylc welftaat, zy vervult de plaats der natuurlyke behaaglykheid : maar die uiteiiykheeden', zoo zy op de goedheid des harten niet gebouwd zyn, ontmaskeren zich fchielyk; 't is dan eene foort van huichdary, waarvan men niet lang de fpeelpop is. 't Is eveneens met de blygeeftigheid gelegen: 't is eene gelukkige gefchiktheid van geeft, die men niet moet verwarren met een gewaa*nde aar-  I2 en ( 1 ) Deeze Heertje» zyn het tegengeftelde Lyservi : zy prediken d:n ongehuuwden K a ft»"»  H8 De Vriend cn eene liefde koesteren, die flechts de fchandc van hun beminde voorwerp cn hunne eigen fchande ten doel heeft: men fpot met de verwoestende fiaaverny, waartoe een Vrouwmenfeh , dat een uitvaagfcl der faamenleeving is, hen dikwils geduurende hun geheele leeven weet te vervoeren. De Sexe is dan zeker wel gewrooken; wyl men toch dan, op wat wys het dan ook zy, onder de gehoorzaamheid der Vrouwen zich moet buigen , van welke men zoo veel kwaads fpreckt, en die men echter aanbidt, is het beter de wet te ontvangen uit handen van eene deugdzaamc Echtgenootc dan van eene trouwlooze Minnaarcs. Maar ftaat, en loc-pen alle Vrouwen na. Lvserus predikte de veelwyvery, die hem groote moeilykheeden op den hals hsalde, en hy nam geen Vrouw; hy was zelfs onbekwaam oin eene Vrouw te neemen.  der Vrouwen. x^st Maar dc Mans handelen nooit overeenftemmig met zich zclven; allen haaken zy naar de liefde met hevige drift. Nu fchynt het, dat zoo de liefde, waar naar zy ftrecven, eenige kiefche vermaaken oplevert, dc Huuwiyks-vriendfchap, waarvan zoo vcelen zich vcrwyderen , cn doorgaandcr, cn verfynder genoegens tc weeg moet brengen. Dc liefde, die men .voor een Minnaares heeft, is meesttyds een bron van lafheeden en leugens, en ftelt zich niets loflyksten doel; de liefde, die men voor zyne Vrouw heeft, is het beginfel van een groot aantal beftendige en aangenaamc hocdaanighecden, en ftaat Altoos in verband met de deugd en de eer. De cene is eene koortsachtige hitte* de andere is de getemperde warmte' van een gezond menfeh. Men kan tot lof der Vrouwen zeggen, dat zy ten dcezen opzigte zich zeiven minder ongelyk zyn dan wy, en ook meer moeds tóoncn, hoewel eea zeker foort van afhankeK 3 lyk-  i5o De Vriend lykheid, die van het huwelyk onaffcheidclyk is , het zelve voor haar veel gevaarlyker maakt. Zy zyn altoos bepaald om zich ger heel overtegeeven aan het geen zy beminnen, en men behoeft niet veel moeite te doen, om de fchoone Sexe tot eene echtverbintenis aantcmoedigen. Het zy dat dc afgezonderdheid, waartoe het gebruik de Meisjes veroordeelt, haar mishaagt, het zy dat een zachte welwillendheid tot haar ten onzen voordeele fpreekt, alle jonge Meisjes bewilligen toch, fchoon met eene bloozende fchaamte, in het voorftel, dat men haar doet, om echtgenooten te worden: maar allen zyn zy niet even gefchikt om juiste maatregels te neemen, ten einde op den duur gelukkige en beminde huisvrouwen te weezen. Twee dingen loopen 'er famen om een huuwelyk gelukkig te maaken : dc keus der echtgenootcn, en het gedrag, dat zy ten aanzien van elkan-  » e r Vrouwen, ïgt der honden. Wat de keus betreft, die ftaat gemeenlyk niet alleen ter befchikking van de belanghebbende partyen. Een Meisje zou, by haare openlyke intreedc in de weereld, de fpeelbal van een fehoon voorkoomende en blinkende uiterlyke houding worden, cn haare hand geeven aan een Man, die alleronwaardigst is om haar tc bezitten, zoo de ervaarnis, welke haar ontbreekt, niet aangevuld wierd door die van haare naastbeftaanden: gelukkig voor baar, die zyn het,welke het voorwerp voor haar beftemmen, waar aan zy redelyker wyze zich verbinden kan, en haar eigen hart moet hun oordeel niet voorby Ipreeken. Dat is, zal men zeggen, wel een ftrenge wet voor het hart, zyne bcweegingen en neigingen aan den wil en de keus van een ander te moeten onderwerpen. Om 'er beter over te oordeelen, behoeft men flechts te letten op de onheilen , die de affchafhng dcezer wet na zich zouden fleepen. Zy is het K 4 eenig  ig% De Vriend eenig middel om dc verleiding weêrftand te bicden: 't is een nuttige dwang; welker beweegreden is, eene onberaade jonkheid aan haar wis verderf te ontrukken, Voor het overige , wyl verftandige Ouders over het hart van haare dochter zonder haare eigen bewilliging geene befchikking maaken, bevestigt deeze bewilliging, daar ze met de hunne overcenkoomt , de deugdelykheid der keuze. Ouders vorderen in een Man middelen en eer; dat is, het geen men noodig heeft tot een aangenaam en achtenswaardig huwelyk. Een jong Meisje begeert bevallige hoedanigheeden en een kiefche beleefdheid ; die vereifchtens zyn zeer gefchikt om een vereeniging van dien aart genoeglyk te maaken, Deeze vergingen, die elkander niet benadeelen, werken gclykelyk mede tot -geluk van echtgenooten, en de byeenvoeging deezer voordeelen maakt een huwelyk des te gelukkiger. In  der Vrouwen. 153 In wiens handen dit gelukkig onderzoek toebetrouwd zy , de keus van eenen vriend en van eene onfcheidbaare gezellinne moet wel gewikt en gcwoogen, en noch door de gierigheid , noch door een grilligen luim bepaald worden. Men ziet al te veel Vrouwen zuchten onder de flaaverny van Mans zonder eer, welker fortuin haar verblind had; terwyl een oneindig aantal andere eene dwaaze liefde vervloeken, die haar vereenigde met Mans van vry wat minder hoedanigheeden, dan de zwakfte Vrouwtjes, en ongefchikt om tot fteun van hun gezin te vcrftrekken. Het is dan tc vergeefs, dat twee gelieven, met elkander ingenoomen, zich vleien om met elkander een lang geluk te fmaaken, zoo bevalligheid of fortuin flechts de oorzaaken hunner vereeniging zyn. Dit zyn voordeden , die nóch geheel verwaarloosd , noch eeniglyk gezocht K 5 » moe-  154 De Vrienb moeten worden. Maar 'er zyn veel wcezenlyker voordcelen , die in een meer onmiddelylc verband met het geluk ftaan: het Caracter, de zeden dienen eerst en vooral in aanmerking genoomen te worden. De voornaamfte begaafdheid van een Man is eene weczenlyke verdienfte, die hem ondcrfchcidt in de weercld en op zyne Vrouw tc rug ftuit: welhaast krygt zy dc walg van een Man, waarin zy niets anders ontdekt dan een fync vcrw, een beuzelachtige fnapzucht, cn niets meer dan 't geen zy daaglyks by het meerderdeel haarer eigen Sexe aantreft. Het is, door dat men tc ligt ingenoomen wierd met-eene valfche verdienfte , dat men zoo veele getrouwde lieden onvergenoegd ziet. Eene levendige Vrouw kwynt by een aartig manneken , dat geen verftand heeft; eene andere beklaagt zich, dat haar Man even zoo ligtzinnig, even zoo beuzelachtig als zy zelve is; andere met gulde ketenen bclaaden, zyn  der Vrouwen- i$$ zyn zeer ryk en zeer ongelukkig. Maar zoo de onvoorzichtigheid haarer keuze haar in die zelfverveeling gedompeld heeft , kan ook een deel dier rampen, waarover zy zich bcklaagen, met recht toegefchrecven worden aan de manier, waarop zy zich gedraagen ten opzigte van een Man , die haar begint te mishaagen. De eerfte wet, die echtgenooten zich behooren opteleggen, is, zich alle onderzoek en alle leedweezen te verbieden, na dat het huwelyk eens geflooten is. Men kan, zelfs daags te vooren, niet te veel acht gceven op de hoedanigheeden van de perfoon, niet welke men zich in den echt gaat begeeven ; maar daags daaraan kan men niet te veel infehiklykheid voor elkander gebruiken. Ontdekt men gebreken , die men niet vermoed had , men vindt ook in het zelfde onderwerp goede hoedanigheeden, die ontfnapt waren. Niets is by het menfehdom volmaakt-, en het koomt daar van daan , dat men aan eene blin-  156 De Vriend blinde liefde te veel gehoor gaf, en zich genoegens beloofde, die niet aanweezig zyn, dat gelieven, met elkander getrouwd zynde , zich fomtyds geheel in hunne oogmerken bedroogen vinden. Het groote gebrek van gelieven is, dat zy de beminde perfoon aanzien als eene godheid, die zy zich verbeelden, dat geen gebrek, hoe genaamd, mooge bezitten. Als nieuwe Pigmalions, fcheppen zy zich een denkbeeldig voorwerp , waarnaar zy het' affchilderen : wanneer zy vervolgens koomen tc bemerken, dat zulk een perfoon eenige trekken van gelykheid mist met het harsfenfehimmig voorwerp, waarmede zy ingenoomen waren, kwellen zy zich, beklaagen zy zich over haar, die hen te vooren bekoord had. Zy blyft nogtans altoos dezelfde, en zwakheeden, aan dc menfehelykc natuur verknogt, maaken dikwils al haar misdryf uit. Die verwachting van een denkbeeldig  der Vrouwen. 157 dig geluk vervalt ook daarenboven met opzicht tot een ander punt, dat veele Vrouwen ten onrechte doet morren. Zy wilden wel hebben, dat de liefde zich onderhield in al de leevendigheid der eerfte oogenbiikken, en beklaagen zich, dat zy niet meer bemind worden , zoo dra die vervoeringen beginnen tc minderen. Een gevaarlyk uitwerkfel van de onbefcheidene hevigheid der Mans, die Weinig meester over hun eerfte vuur, aan hunne echtvriendinnen eene buitenfpoorigc liefde betooncn, die in dien 'graad niet gaande gehouden kan worden. Eene Vrouw, gewoon aan de vleiende begoochelingen eener al te lecvendige hartstocht, wenfehte deeze dronkenfehap der zinnen wel altoos te doen Voortduuren, en kan de ftüte, dc kalmte, die daar op volgt, niet langer verdraaien. Men moet echter noodwendig tot dien ftaat onzer kalmte wederkeeren. Het geen men als het gclukkigfte wenfehen kan, is de liefde weder te bren-  tfl De Vriend brengen tot de maatige bewecgin* eener tedere vriendfchap : zy alleen kan een aanhoudend geluk grondvesten, zy alleen vreest niet voor den tyd, dien verwoester der liefde; zy worde gevormd en op het hoogfte toppunt bevestigd by echtgenooten , die elkander hoogachten , cn beftendig elkander zoeken te behaagen. Niets, is te vergelyken by hunnen ftaat, die tevens de zinnelyke, en de redelyke vermaaken, ja alle dc genoegens van het leeven byecnvoegt. Onze ziel moet inderdaad vry wat werkkrachten, vry wat vermoogens bezitten om deeze vriendfchap te onderhouden, en den omgang na een gewennis van verfcheiden jaaren belangryk te maaken; maar het verftand, ook met de jaaren ryper wordende, verkrygt, om zoo te fpreeken , eene vastheid, die het in ftaat ftelt om zich te kunnen bepaalen. In den bloei der jeugd heeft dc Vrouwelyke geest eene ligtzinnigheid , die haar van het eene voorwerp naar het ander  der Vrouwen. 159 der doet vliegen : en het is dan eerst, wanneer zy van de ydelheid der eerfte icevcnsjaarcn tc rug gekeerd zyn, dat zy zich in ftaat bevinden om het waarlyk kiefch vermaak tc genieten van alleen te zyn met het voorwerp, dat zy beminnen. Het huwelyk is eene verbintenis, die zeer gemakkelyk om tc voltrekken is; maar om 'er op eene waardige wyze de lasten van te draagen, om al de pligten van het huisfelyk leeven wel te vervullen, moet men misfehien zoo veel deugd bezitten, als om de fchoonfte en onderfcheidendfte rollen te fpcelen. De grootfte perfonaadjes hebben altoos merkwaardige voorbeelden vanhuuwelyksliefde opgeleverd: Penelope, Andromacbe, Porcia, Cornelia zyn. voorbeelden in dit ftuk geweest. Artemifia beweende haar gehccle leeven lang eenen echtgenoot , met wiens tykafch zy de haare verëenigenwilde. Mar-  \6o De VriïKB Mar cm Aurelius, Ca/ar ( 2 ) beminden hunne Vrouwen tederlyk en PU~ nius fchryft aan zyn Vrouws moei. (3) „ Wy bedanken U, ik, dat zy myne „ Vrouw is , zy , dat ik haar Man „ ben, wy beiden, dat gy twee per„ foonen vereenigd hebt, die recht „ voor elkander gevormd waren." Alle deeze echtgenooten waren begaafd met een voortreflyk humeur, ert met een kragt van geest, die noodzaaklyker is dan men denkt om den vrede te onderhouden. De mededeeling der onderlinge denkbeelden en de mengeling van bclangens ve'roorzaaken dikwils verdeeldheeden , zoo een van hun beiden den ander niet (2) Cafar beminde zyne eerfte Vrouw zoo heftig, dat hy tegen de vaste gewoonte aan, zelf haare Lykrede wilde uitfpreeken. (3) 4e Boek, 19e Brief.  der Vrouwen.1 iö* niet kunftig, niet als ongemerkt weet te recht te brengen. Kleine verftanden, onbekwaam om elkander iets het xninfte afteftaan, geeven hunne grillen voor wetten op, fpreeken elkander tegen over beuzelingen, en verwekken onderling duizend knibbelingen , die ongevoelig hunne verbintenis verzwakken en verbasteren. Ook ziet men weinig huwelyken, die ten opzigt der overeenkoomst van de humeuren en ten opzigte der huisfelyke eendragt niet vry wat begeertens, vry wat wenfchen overlaaten. Men moet hier over nog des te minder verwonderd zyn, wanneer men acht geeft op het Contrast, dat 'er tusfehen dc gedraagingen van den Minnaar en die van den Echtgenoot ftand grypt. Het fchynt, of Mans en Vrouwen van weérszyde elkander zoeken te verrasfen : zy fchikken zich met groote zorgvuldigheid op, en voorkoomen elkander over de geringfte zaaken zelfs, voor het huwelyk; h maar  tSi De Vrienö maar alle die oplettendheeden zyn vsil korten duur. De Minnaares Vrouw geworden, in plaats dat zy zoeken zoude, zich bcminlyker te maaken, verwaarloost zich , doet afltand van dc begaafdhecden, waarmede zy verfierd was: de Minnaar, Man geworden, vcrdwynt cn maakt zich afweezig; men vervalt in eene walgende gemeenzaamheid, en beiden geeven elkander fomtyds ftoffen tot jalouzy, die de huuwlykstcderheid eenen doodelykcn flag toebrengen. Dit is de klip, die voor de liefde het meest te vreezen is. Niets vervreemdt het hart meer, dan de losfe, de verwilderde airs eener onbefcheidene coquetterie : dit gebrek is thans zeer gemeen by onze Vrouwen van de grootc weereld, ja 'er zyn 'er, flie, gewoon aan den woelenden fmaak der loshoofdige jongheid, een voorzichtig en wys Man flechts aanzien voor een cerlyk opziender : zy achten hem gelukkig genoeg, zoo hy öe onkosten bctaalen mag voor haare ver,-  der Vrouwen. 16$ vermaaken, waar by zy hem inmiddels nimmer toelaaten. Het is dart moeielyk de kiefchheid, die de liefde altoos verzelt, niette ontrusten,! en men moet die rechtmaatige ongerustheeden niet verwarren met de fombere vlaagen eener jaloefy, die de deugd in boeien knelt. Al die ongelukken, en eene menigte anderen, die men daagelyks vergroot, zyn geene noodzaakelyke gevolgen van het huwelyk, maar alleen van de dwaasheid van fommige lieden, die niet over het algemeen moet uitgeftrekt worden. Daar zyn minder ongelukkige huwelyken dan men zegt, en die zeiven, welke men als zoodanig befchouwt, hebben nog -hunne zoetheeden. Ik ben verzekerd, dat zoo de vrywillige echtfcheiding onder ons geoorloofd was , men veel minder getrouwde lieden zou zien fcheiden, dan de kwaadaartigheid van eenige geestige fpotters doorgaans onderftelt. De vrywillige echtfeheiding was te Rome geoorloofd, La en  ïfr*. De Vjiehd en men zag 'er echter in den omtrek van byna vyfnonderd Jaaren flechts één voorbeeld van. Voor het overige, vindt men al eenige Vrouwen, die ongemakkclyk van humeur zyn, daar is een veel grooter aantal van korfele en onrechtvaardige Mans; en die de oorzaak der huisfclyke onëenigheeden nafpooren wil, zal bevinden , dat 'er weinige zyn, of de Man heeft 'er zelf aanleiding toe gegeeven, by gebrek van voorzichtigheid of intooming. De meeste Mans laaten zich in het eerst als Kinderen beftieren, en willen vervolgens vruchtloos een gebied hervatten, het geen zy door hun eigen fchuld verlooren hebben; anderen paaren de drift en de vervoering aan een tederheid die by vlaagen in hun opkoomt, en die eene getergde Vrouw niet altoos wel opVat; daar zyn 'er, die aan hunne Vrouwen de voornaamfte noodwenwendigheeden onthouden ; veelen geeven haar een voorbeeld van de ongebondenfte leevenswyze. Hebben zulke Mans reden yan klaagen , zoo  der Vrouwen. iö£ zoo hunne Vrouwen de natuur der Engelen niet bezitten, zoo haar beleefdheid , vriendlykheid ontbreekt voor een redelyk dier, waaraan zy. verknogt zyn ? Een Man van een goede zielsgeaartheid weet, zonder hevigheid, zyn Vrouw tot het waare te doen wederkeeren, zoo zy 'er zich van verwydert; hy weet ook in haar eenige ligte gebreken overteftappen , die hy aanmerkt als eene kleine fchatting, die haar bevrydt van veel grooter onvolmaaktheeden. Dat is de waare wysbegeerte, welke getrouwde Mans te werk moeten Hellen. Socrates, met Xantippe vereenigd , eene Vrouw waarlyk van eenen zeer ongemaklyken aart, was daarom niet te meerder tegen den huuwlyksband verbitterd, en hy fprak 'er op een dag over voor eene talryke fchaar in bewoordingen , zoo achtenswaardig, hy ftelde 'er alle de voordeden van in zulk een fchoon daglicht, dat zyne toehoorL 3 ders  i66 De Vriend ders allen binnen het jaar trouwden. C4) Eindelyk, wat 'er de Vyandenvan het huwelyk ook van zeggen, zoo 'er een middel is om hier op aarde gelukkig te weezen, moet het zyn door de banden van een welaangelegden echt, die twee perfoonen aan elkander verknogt houdt, zoo zeer door hunne heerfchende neiging, als door de verpligting, waaronder zy Zich zeiven gebragt hebben. Zulke cchtgenooten regelen zich meer naar de zucht die zy tot elkander hebben, dan naar dc mode. De Man, ver van te bloozen, wanneer hy met zyn Vrouw te voorfchyn treedt , vindt Zich nooit vergenoegder dan in haar (4) Ik verwacht denzelfden gelukkigen uitDag niet als Socrates: maar al dted ik flechts één' myner Leezers trouwen, zou ik evenwel myne moeite niet geheel verloeren rekenen.  oer Vrouwen. 167 gezelfchap, dat hem blygcestigheid en een 'goed humeur inftort. De Vrouw op haare beurt vindt in den ommegang met een wellecvend , vriendelylc Man , eene onderrcchting, die door haare tederheid voor hem anngenaam wordt; van hem is het, dat zy gaarne waarheeden wil hooren, die hy naar haare vatbaarheid weet interichten, en met eenen zeekeren verpligtenden trek weet voorteftellen. Zy leert niet wel dan van zulk een' Leermeester: „Zonder de kusfchen van Adam „ begrypt Eva niets. MlLTOK. Alles vertegenwoordigt aan eene tedere echtvriendin het voorwerp, dat zy bemint: zyn naam, zyn liverey, zyn rang, brengen haar onophoudelyk hem voor den geest, wien zy haar hart gegeeven heeft : elk der echtgenooten vindt in den ander een beminnaar, een vriend, een raadgeevcr en een getuigen van zyne waarli 4 d^  268 Dt Vriend dy: elk hunner verdubbelt zyne vermaaken door ze met elkander te deelen, en, in de nabyheid cenes tederen vertroofters, draagt elk hunner met luchtigheid die kleine ongemakken, die van het menfchelyk leeven onaffcheidelyk zyn. TIEN-  der Vrouwen. 169 TIENDE HOOFDSTUK. Opvoeding der Kinderen. Hoe teder de neigingen van een' Vader voor zyne Kinderen zyn, zy vinden nogtans in den fchoot hunner Moeder bewyzen van eene nog leevendiger tederheid. Het hart van een Vrouw, wanneer het aan de verbystering der hartstochten niet overgegeeven is, vestigt al haar genegenheid op een klein gezin, waarvan zy al het vermaak is, en 'er zyn in de natuur geen banden, die vcrgcleeken kunnen worden aan die, welke eene teérhartige Moeder vereenigen met Kinderen, die dezelve op haare beurt desweegens vergoeding geeven. Dit zacht gebied, door weldaaden en erkentenis gegrondvest, maakt al den roem en het geluk van eene wyze Vrouw uit. Zie daarmynen opfchik en myne kleinoodien, zei de doorIj 5 luch-  17a De Vkiesd luchtige Moeder der Gracchen, haare Kinderen vertoonende, die zy zelve onderwees. Zoodanige ficraaden, beftemd om de Maatfchappy te veredelen en nuttig te dienen, geevenmeer luister aan een Vrouw, dan alle de edelgeftecntens van het Oosten zouden doen. Laat eene beminnclyke Vrouw niet vreezen , dat de rol van Moeder haa-. re bevalligheedcn benadcele; die bcvalligheedcn vermeenigvuldigen zich geduurig, wanneer zy haare glansfen als by wederkaatfing uitfehicten op een groep bevallige kinderen , die men met vermaak haare zyde ziet omringen. Haar zegepraal is het, omringd , omftuuwd te weezen met deeze kostelyke vruchten haarer liefde, en onder hen haare liefkoozingen te verdeden. Het is verbaazend, dat een Maat- fchappvverwocstend vooroordeel tegenftrydige denkbeelden heeft doen ■omhelzen: men is befchaamd veel km-  der Vrouwen. 171 kinderen te hebben, en men houdtze zorgvuldig van zich verwyderd. Gevaarlyke raad van eene coquetteric, die in alles de natuur tegenitreeft. Het is door een gevolg deezer valfche kiesheid , dat een Vrouw, met alles begaafd wat zy noodig heeft om haare kinderen zelve optevoedcn, tot gedwongen middelen den toevlugt neemt om een melk te verliezen, die zy haar afvergen, en zich liever aan de grootftc gevaaren blootftelt, dan dat zy doezen pligt zoude vervullen. Zy ftelt in haare plaats een Minnemoêr, die noch tederheid, noch medelyden heeft voor het kostbaar pand, dat men in haare handen geeft. Is het te verwonderen, dat de gezondheid en zelfs de natuurlyke geftalte des ligchaams zoo dikwils lyden door de onachtzaamheid van lieden, die aan haar flechts uit hoofde vah een gering loon verbonden zyn? Maar het is niet alleen het temperament dat gevaar loopt by een voed- fter,  173 De Vriend lier, die zich met grove en ongezonde fpyzen overlaadt: de vereeniging, die 'er tusfehen het ftoflyke en het zedclyke is, moet voor de neigingen en het Caracter nog meer doen vreezen. Diodorus Siculus verhaalt, dat de voedfter van Nero zeer aan den drank verfiaafd was; een gebrek, dat de hoofdoorzaak der onftuimige driften van deezen Keizer was: die van den wreedaartigen Catigula, zegt dezelve Schryver, wreef haare borften met bloed. Men heeft altoos opgemerkt, dat de geiiartheid en de hoedanigheeden dervoedfters met de melk op de kinderen overgingen; van daar de verdichtfels, die Romulus, Telepbus, Pe~ lias, Egiflrus doen opvoeden door dieren , wier Caracter zy . hun toefchryven. Wy zien daaglyks de kinderen van de braaffte burgers, die door lieden uit het hef des volks gezoogd worden , al derzelver geneigdheeden daarvan overneemen: is dit geen rede genoeg om eindelyk de Moe-  der Vrouwen. 17$ Moeders overtehaalen, dat zy hunne kinderen toch aan dit gevaar niet blootftellen? Ik zal hier niet bybrengen , al wat door menfchenvrienden op dit gewigtig ftuk gezegd is: ik zal 'er alleenlyk by voegen, dat het met een kind, dat door vreemde melk opgevoed wordt, eveneens is als met een plant, die op een vreemden grond overgcbragt is; 't is zeer te duchten, dat zy beiden verbasteren en ontaarden. De natuur heeft nergens in zulk een naauwkeurig verband gelegd, dan tusfehen het temperament van een Moeder en van haar kind (1). Bei- ( 1) Een overtuigend bewys van deeze overeenkomst is daar in gelegen, dat een Kind zoo lang niet behoeft te zuigen: fes maanden melk van de Moeder doen meer af dan een Jaar ge, huurd zog, en ik heb 'er gezien, die op de vier maanden gefpe:r.d wierden.  174 D E Y8IINB Beiden hebben, geduurende een omtrek van negen Maanden, flechts één geheel uitgemaakt: de Moeder is, geduurende dat tydperk, wel genoodzaakt geweest om het kind van haar eigen voedfel te onderhouden; en dit legt haar eene verpligting op om daarin te volharden.} Daar zyn in der daad gevallen, waarin men van twee kwaad en het ergfte moet vcrmydcn, dat namenlyk van zelf te zoogen; maar die gevallen van uitzondering deswegens zyn zeer zeldzaam, en de Moeder is dan zoo wel als haar kind te beklaagen. Naar den loop der natuur heeft elke Vrouw, die de kragt bezit om een Kind ter weercld te brengen , ook de kragt wel om het zelve te zoogen; haar eigen belang dringt haar zelfs ten kragtigfte daartoe; zy wordt voor haare zorgvuldigheeden overvloedig beloond door eene fpoedige her-  der Vrouwen. 175 herftelling en eene bloeiende gezond-heid, en men zou veel minder van (2) fcheele hoofdpynen, opftygingen en andere ongemakken hooren, zoo 'er'minder gehuurde voedfters in de fteden waren. Maar laaten wy de Dames zich laaten vergenoegen met een vertooning te maaken van bcvalligheeden, die haar echter niet alleen tot optooijing ver- (2) Een Vrouw, die zuigt, ftelt tusfcheit ie eene en dc andere zwangerheid een tusfchenpoozing, die haar geftel wat rust geeft, en wat de tegenwerping betreft, die men van de lusten der Mans ontleent, men twyffelt niet, of zy keuren deeze rust goed. Nog minder moet men de toevallen aanhaa. len, die op de onvoorzigtigheid van fommige .tedere Vrouwtjes gevolgd zyn, als een uitgeftaane koude, hartzeer enz. De natuur ftelf ons niet fchadeioos voor het geen onze eiee» frfiuld is, en dit moet ens niet aftrekken va» het vervullen h»arer oogmerken.  ïl6 De Vriïnd vergund zyn; laaten wy haar aanfpoo* ren om ten minfte den eernaam van moeders tc verdienen door zorgen, welke dien tytel beter grondvesten , dan de enkele geboorte; deeze toch is flechts het gevolg van een inftinót dat op zich zelve zeer weinig verdienftelyk is: dc opvoeding, die men aan.zyne kinderen geeft, is een daad van overleg, van keus en van deugd. "Wat moet men denken van een Moeder, die naauwlyks verlost van een kind, dat zy zeer dikwils met weerzin droeg, het zelve twintig mylen van haar afzendt, 'er verfcheide huurlingen achter elkander voor den minfte n prys mede belast, tot dathctCollegie of het Convent voor een aantal Jaaren die waarde kinderen overneemt , die haar ter naauwemood kennen? Niets kan deeze wonderbaarlyke onverfchillighcid rechtvaardigen. De jfdelfte bezigheid van een Moeder is , ter goeder uurc het hart en het verftand haarer kinderen te vormen; zy  oer Vrouwen. 177 zy is aan dezelve de eerfte onderrichtingen verfchuldigd : deeze vroegfte aankweeking beflist het lot der jonge planten, en de indruk, dien men in deezen tederen leeftyd ontvangt , wordt nooit uitgewifcht. Hoe kan men dan zulk een weezenlyk ft uk geheel laaten aankoomen op onachtzaame, onbefchaafde en dikwils zeer ondeugdzaame dienstbooden ? Slechts eene buitenfpoorige eigenliefde kan het oog fluiten voor de gevolgen van zulk een onbefchciden vertrouwen. Om de rechten der moederlyke tederheid ongefchonden te laaten, bedienen dc Vrouwen van de groote weereld zich van duizend redenen , die zoo beuzelachtig als zy zelve zyn. Daar is flechts e'éne rede , die zy niet aanhaalen, en die zy echter om jonge meisjes van haar te verwvderen, zouden kunnen doen gelden; het gevaar namenlyk van een kwaad voorbeeld. In der daad, wanneer men M het  X7* De Vriend het foort van opvoeding in aanmerking neemt, dat de dochters by foortgelyke Moeders ontvangen , moet inen alles voor haare onfchuld vreezen. Het geen men onder een zeker foort van menfchen eene fraaie opvoeding noemt, geheel onderfcheiden naamlyk van eene weezenlyke goede opvoeding, is flechts uit zyn aart gefchikt om een jong Meisje tot een fchielyk bederf voortebereiden. Het fchynt, of al de regels van opvoeding, die men baar geeft, zich bepaalen om haar de gevaarlyke kunst van behaagen te leeren. Naauwlyks is een-Meisje gefpeend, of men fprcekt haar van bevalligheedcn en optooifels. Men fielt haar onder de beheerlng van eenen dansmeester, die haar leert het hoofd op een zeer gedwongen wys omtedraaien, den boezem te doen zwellen , zich als een ftuk te doen beweegen. Een Zangmeester koomt vervolgens haare ftem leiden, leert haar allerlei laffe rondee- lcn  der Vrouwen. 179 len by herhaaling opzingen. Onop^ houdlyk fprcekt men haar van een goed air, van uiterlyke bevallige houdingen, die men haar leert, dat haaren ftand in de Maatfchappy moeten beflisfen. Nooit hoort zy een woord reppen van een goed naturel, van een goed oordeel, van juistheid van geest. Wat gebeurt 'er? De jonge kleuter prent zich dit alles diep in het hoofd, houdt zich recht op, zingt, richt allerlei gemaakte gebaarden aan, wordt eene zeer aartige pop; maar haar ziel bevat niets dan beuzelingen. Men doet wel, het air en de wending des ligchaams niet te verzuimen; uiterlyke bevallighceden zyn een wcezenlyk ftuk; Die hebben echter zoo veel toeftels niet noodig. Het kwaad beftaat daarin, dat men zich enkel toelegt om dc geftalte, de item cn de houding van een Meisje te vormen, en flechts eene zeer geringe aandacht op haaren geest vestigt: die M 3 heeft  ifo De Vriend heeft echter vry wat meer vorming l befchaaving noodig, dan het ligchaam. Wanneer men zich flechts met het ligchaam bezig houdt, blyft de ziel braak liggen : en naar maate van den Voorrang, dien men aan een van beiden geeft, drukt het ligchaam de hoedanigheeden der ziel.uit, ofhetflcept dezelve tot zyne lusten. Maar eene Moeder, die al haar leeven flechts over haar bevallig voorkoomen bezorgd geweest is, ftelt zich te vrede, dat zy eene dochter heeft, die aan haar gelyk is: zy heeft geen ander doelwit dan dezelve in eenen inneemenden fraaivoorkoomenden ftand te zien: en dus is het, dat het helaas! al te talryk gedacht der coquette Vrouwen zich vereeuwigt. De kinderen zyn gemeenlyk, het geen hunne Ouders zyn. De Vaders en Moeders zyn modellen, die door «uitzag en gewoonte natuurlyk gefchikt zyn  bbr Vrouwen. iii zyn om nagevolgd te worden: hun voorbeeld is eene vermoogende les; cn men zou niet gelooven, hoe veel indruks verdeeldheid onder echtgenooten, oploopendheid en zoo voorts op jonge kinderen maaken, die waarlyk, het geen zy hooren en zien, veel beter opmerken , dan men wel denkt. Hun verftand, fchraal in denkbeelden , verrykt zich met al wat het ziet; de uiterftens, waarvan zy ooggetuigen zyn, laaten diepe fpooren in hun achter, die zich vernieuwen, wanneer zy naderhand zich indezelfde gelegenheid bevinden. In het algemeen kan men zeggen , dat de menfehen beter zouden weczen, zoo hunne Ouders elkander hartelyk beminden , en wyzer waren. Maar om my te bepaalen by het geen in het byzonder dc fchoone Sexe betreft , de huisfelyke voorbeelden hebben des te fterker kragt op een jong Meisje, naar maate zy minder haare Moeder uit het oog verliest. M 2 Het  1$2 De Vriend Het is niet zoo zeer de verkeering der weereld, die haar bederven kan-, alle de verkeerdheeden, die daarin heerfchen, zullen geen vat op haar .hebben, dan voor zoo ver een loshoofdige Moeder die in haare tegenwoordigheid omhelzen en goedkeuren zal. De enkele goedkeuring der ondeugden van de mode is zelfs toereikend om die op de kinderen overtebrengen, op de kinderen, zoo ligt vervoerd om te achten, het geen zy door hunne Ouders hoog zien fchatten : de zucht, die Fauflina voor het fchermen had, maakte van Keizer Commodus, haaren Zoon , een verachtten fchermcr. Eene geestige en verftandige Moeder , ver van haare dochters eene meenigte zweevende dwaasheeden inteboezemen, weet haar zonder hevigheid ot dwang van alles aftcleiden, wat met rede onbeftaanbaar is: zy doet haar de wereld met nut zien, doet 'er haar de uiterftens van bemerken ,  der Vrouwen. 183. ken, op dat zy die leerenvermyden, en geeft in haar eigen gedrag den veiligften regel op van het gedrag, 't welk zy behooren te houden: zoodanig eene Moeder ziet haare dochters niet aan voor gevaarlyke mededingfters, wier ontluikende bevalligheeden haare eigene benadeelen ; zy ziet in haar een aangenaam gezelfchap, en juicht over al derzelver bevallighceden, die zy als haare eigene aanmerkt. Het doorluchtig geflacht van. den Vorst, welken wy zoo fterk uit liefde als uit pligt gehoorzaamen, biedt het vleiend tafereel aan van deeze verrukkende vereeniging. Eene tedcrlyk beminde Moeder ziet haare deugden rondom den Troon als herfchaapen. Eene verftandige Vorstin, zoo waard aan den ftaat als aan haaren Gemaal, verdeelt haare teedere zorgen tusfehen de jonge Princen, de hoop van een groot Ryk. De liefde, de tederheid, de goedwilligM 4 heid  184 D ! Vriend heid bezielen dit beminde Hof. Gelukkig zyn de volken, die aan zulke meesters onderworpen zyn, wyl de Koninglyke heérfchappy daar flechts een uitgeftrekter Vaderlyk bcfticr is ! ELFDE  der Vrouwen. 185 ELFDE HOOFDSTUK. Deugden der Vrouwen. Zoo de Vrouwen haare eigene waardy recht kenden, zouden zy zich niet, gelyk. zy nu doen, tot een kleinen omtrek van vermaaken bepaalen, die haar altoos in een ftaat van kindsheid houdt. Wanneer men van zich zclven zulk een gering denkbeeld opvat, kan men zich niet meer boven den rang verheffen, waarin men zich zelve geplaatst heeft. Om edelaartige daaden te bedryven , moet men wat edél over zich zelve denken, en veel eer arbeiden om de fpheer zyner gedachten te vergrooten, dan om dezelve tc vernaauwen. Zoo dra een Vrouw zich verheffen wil boven al de kleine voorwerpen, die haar verlaagcn , vindt haar geest zich bekwaam tot dezelfde fterkte als de geest der Mannen. Het verftand M 5 kent  i86 De Vriend kent geen Sexe , en men kan deeze •waarheid aan de Vrouwen niet genoeg herinneren, om zich te ontrukken aan alle die beuzelingen, inwclzy het opperfte goed fchynen gcplaatft te hebben. Dat dan de Vrouwen haare rechten toch wel kennen, en dezelve tot haar en ons voordeel laaten gelden. Zy hebben ons voorbeelden van de verhevenfte deugden gegeevcn; voorbeelden van veel vermoogen op ons, daar wy toch door eene zachte neiging voor haar tot derzelver navolging gedrecven worden. Wy zullen altyd zyn, 't geen de Vrouwen van ons wilden maaken.- het is in haare magt, de gedaante van dc faatnenleeving eene goede of kwaade plooi te geeven, en aan de Mans de vorm vöortcfchryven, dewelke zy gaarne door hem aangenoomen zagen. Haare noodwendigfte deugd , en die  der Vrouwen, Ï87. die teffens haar den meesten invloed op ons vergunt, is de kuischheid. Deeze beminnelyke deugd heefs zulk een invloed op de ligchaamstrekken, de houding, den geest, het Caracier, dat alles ons ftoot, waar zy ontbreekt. In dc kuischheid is het punt van eer by de Vrouwen geleegen, gelyk by de Mans in de kragt van geest en ia den moed. Lieden , die noch verftand, noch een goed hart bezitten, kunnen het een en ander punt van eer wel als vooroordeelen der opvoeding verwerpen : zy, die gezonder inzichten hebben , eerbiedigen dezelve niet als onverfchiiiige vastfteilingen, maar als regels, gegrond op de natuur en de? gcfteldheid der Maatfcha,ppy zelve. Gelyk het voor het welzyn der Maatfchappy van het uiterfte belang is, dat de Mans begaafd zyn met een moed„ cigenaavtig gefchikt om dezelve van  rS8 De Vriend buiten te verdedigen, zoo is het insgelyks noodzaaklyk , dat de Vrouwen eene ingetoogenheid en eene zedigheid ten deel hebben, die alleen bekwaam zyn om deeze Maatfchappy van binnen vreedzaam en belangryk te maaken. Onze Voorouders, lieden, die zoo veel gezond verftand als wy bezaten, bragten alle deugden onder deeze twee hoofden, moed in de Mans, kuischheid in de Vrouwen: al de oude Romans loopen over deeze twee ftukken. De dooiende Ridders verflaan 'er verfehrikkelyke Reuzen in, terwyl hunne fchoonen de geftrengfte beproevingen doorftaan (i). Zoo uitkoomende werken de fpiegel der zeden (i) Men heeft Vrouwen gevonden, die deeze twee hoedanigheeden vereenigden. Zx~ Hobia , Kcningin van Palmyre , vry wat verhevener dan de Heldinnen, die in de Roman* voprkoomen, wai zoo dapper als dc onvert-  der Vrouwen. ïS^ zeden zyn, zullen de heedendaagfche Romans zekerlyk de zuiverheid van onze zeden niet aan de nakomelingfchap getuigen. Het is buiten myn taak, hier over het punt van eer der Mannen te fprecken: maar wat de Vrouwen betreft, de ondervinding bewyst, dat men het zelve te recht in de kuischheid geplaatst heeft. Het gemis van deeze deugd doet al de andre deugden, die haare onaffcheidelyke gezellinnen zyn, verdwynen , en het is met betrekking tot deeze deugd, dat men zeggen kan, dat de Vrouwen of beter of erger dan de Mans zyn. Wanneer zy eens afdand gedaan hebben van deeze inge- too- faagdfte Ridders: zy voerde het gebied over Legers , en floeg de Romeinen. De Hiit«rit wint het hier van de Fïbel.  ijo De V r i ë n o toogenheid , die de eerfte verdien* Ite haarer Sexe is, is 'er geen uiterite, waarvoor zy niet vatbaar worden. Eene Vrouw zonder fchaamte zal een Burgerftaat zoo wel als een byzonder Gezelfchap verwoesten, 't waren Vrouwen van dit Caracter, die bet vuur van den aanhang derParyfenaars tegen den Cardinaal Mazaryn geduurende de minderjaarigheid van Lodewyk XIV. aanftookten, en Frankryk herinnert zich nog met leedweezen de fchandelyke intrigues en de aanfiaagen eener Isabella van Beyeren; gelukkig ziet men flechts een klein aantal Vrouwen die zedigheid intfehudden, die met haar gebooren fchynt: het is zelfs niet dan door herhaalde ftruikelingen , dat fommigen tot het uiterfte koomen , om in zich dit kostclyk inftinót uittedooven. (2) De- (2) Men moet, zegt Mevrouw S. zelfs de kuifchheid bewaaren in die oogenblikken , die gefchikt zyn om ze te verliezen,  der Vrouwen. igi Dezulken verdienen niet meer onder de Sexe gerekend tc worden ; zy hebben 'er alle de detig.ien van afgezwooren , en twisten in fchaamteloosheid met de vrypostigften van onze Sexe oin den voorrang. Dit bedorven gedeelte der Maatfchappy, dat meer onze verachting dan onze aandacht waardig is, ter zyde ftellende, is het beftendig waar, en men kan het zeggen, zonder de Vrouwen te veel te vleyen , dat zy beter hart dan de Mans hebben , dat zy veel tederder, veel mededoogender zyn. Ik beroep my op ziekelyke Mans, die Jaaren lang het voorwerp van de oplettendheeden eener beminlyke Echtvriendin waren, welke zich als met hun begraaven heeft. Niets is 'gemeener, dan de Vrouwen haare naastbeftaanden of haare vrienden te zien bcwaaken en op den duur opgasfen, terwyl dc Mans haare zorgen tot  i92 De Vriend tot raadgeevingen en eenige korte bezoeken bepaalen. Wy hebben op de natuur zoo veel dingen, die haar vreemd zyn, geënt, dat wy byna nimmer door dezelve ons meer laaten leiden : de Vrouwen, in tegendeel, alleen oplettend op haare ftem, wyken zelden van de zachte Wetten af, die zy haar voorfchetst. Men had 'er een zeer treffend voorbeeld van in de ongelukkige tyden, waarin dc dweepzucht bet hart van eene ganfche Natie fcheen verhard te hebben. In het Rechtsgeding , waarin CroMwel zynen Koning een gansch onwaardig verhoor deed ondergaan, nepen de Vrouwen, toen zy aan deezen ongelukkigen Vorst beledigende verwyten hoorden doen, alle als uit eenen mond uit, dat hy Koning en geen Misdaadiger was : zy vielen Cromwel op een zeer levendige wyze in de reden , en maakten zulk eene  der Vrouwen. 19$ eene bewecging en gedraisch , dat men verpligt was haar alle te doea vertrekken. (3) De verbaazende rykdom van gevoeligheid , die de Vrouwen bezitten, is voor haar en voor ons eene vruchtbaare bron van kiefche vermaaken, en fomtyds ook van bittere fmarten. Het gevoel geleidt haar in alles; (4> het ontluikt, leeft, fterft met haar, en brengt in alle leeftyden die be- min- (3) Een jong Meisje was zelve ftoutmoedig. genoeg om van een Balcon een Pistoolfchoot op Ciomwel te doen , doch die ketfte; zy was de eenige, die haar' Koning dorst wreeken, dien dc Dwingeland ter dood deed ver. wyzen. (4) Guinaüt heeft de Vrouwen wel gekend; hy muntte 'er in uit om ze aftefchilderen, en haar gevoel te geeven : hy fehynt meer gevoeld dan gedacht te hebben , en mag om die rede wel de Diehter der Vrouwen genaamd worden. K  104 De Vriend jninnelyke deugden te voorfchyn , die ons haar waard maaken, zoo wel als ook de byzondcre gebreken, die wy haar te laste leggen. Hoe aandoenlyker een hart is , hoe meer het vatbaar is voor jaloufy , fpyt, wraak, wanneer het beledigd is: de wonden des harten gaan moeielyk toe , en een ligtgeraakte Vrouw draagt al haar leeven het herdenken om van eene zoodanige wonde. Maar welk eene mengeling van goed en kwaad men by de Vrouwen ook wil doen ftand grypen, men zal toch altoos moeten toeitaan , dat zy in 't algemeen veel waarachtiger in haare genegenheeden zyn, dat zy veel meer letten op het geen de eer raakt, dat zy meer trouw, meer ftandvastigheid bezitten, en dat zy een veel geregelder leeven dan de meeste Mans leiden. Hoe veele vindt men 'er onder haar niet , die zich onderfcheiden door haar huisbeftier, dc opvoeding haarer Khaderen, dc vriendfchap yoor haare Echt-  der Vrouwen» X95 Echtgenootcn ? Maar zoodanigen ontmoet men minst onder- zulke, die zich meest in 't openbaar vertoonen: de deugd verbergt zich zoo gaarne , als de ondeugd 'er op gefteld is , om zich te vertoonen. Het geen ons dikwils onrechtvaardig genoeg over de Sexe doet oordeelen, is haare zedigheid zelve, die haare deugden in de fchaduw houdt: deeze zedigheid en deeze ftilte maaken echter haare verhevenfte deugd uit. Het is eene eer voor de Vrouwen , weinig van zich te doen fpreeken : hierin verf/chillen zy mcrkelyk van de Mans, die met een open gelaat alle de rollen fpeclen , die hun door de hartstochten op dit groo^ tooneel derVVeereld toegedeeld worden; de Vrouwen moeten flechts om zoo te fpreeken achter het fcherm fpeelen; zy kunnen niet op het tooneel koormen, dan wanneer byzondcre omftandigheeden 'er haar opbrengen, en dan heeft men haar ook zien uitmunten en N 2 de  ,195 De Vriend de grootfte rollen met zoo veel waardigheid zien vervullen, als de vermaard fte Mans. Wat is trouwens het foort van verdienfte, waarin de Vrouwen zich niet onderfcheiden hebben? De fraaie Letteren beroepen zich als haar fieraad , op een groot aantal Vrouwen, welker naamen zy aan de onltcrflykheid toegewyd hebben. (5) De eerfte prys van de Academie "wierd aan Mejuffrouw Scudery toegekeurd, (<5) en men zag, zelfs reeds in (5) De naamen van Gournay, Desroches , Barbier, le Marchand, Saintonge, DauNOy, la Suse, la Sabliere, Lambert, VilLEDiEu, Dacier, Deshoulieres, Sevicne, enz. kunnen wel met de doorluchtigfte vcrftandeu van onze Sexe vergeleeken worden. (6) De eerfte prys in dc Poe'fie, welke de  der Vrouwen. 197 rade negende eeuw, eene Dodane, Hertogin van Septimance uitfchitteren. I)e Vrouwen zyn niet ontaart : daar zyn 'er onder ons veele, die door haare vorderingen genoeg bekend zyn, zonder dat ik ze noem, en die gelykerhand met ons maaien op het vruchtbaar veld der Gefchiedenis en der Wysbegeerte. De Stad Bologne beroemt zich nog op een' Leerftoel derWiskundige Weetenfchappen , bekleed door de beroemde Agnezy , en op eenen anderen, aan de Welfpreekenheid toegewyd , en vervuld door eene Vrouw , by wie de Mans in meenigte lesfen koomen neemen. Maar om van voorwerpen te fpreeken, die zonder in zich zelve verhevenerte weezen, het echter nogrteer zyn in dc oogen der meenigte , hoe heer- Academie van Rouaan uitdeelde , wierd insgeIyks door eene Vrouw uit de gemelde Stad iehaald. ' N 3  193 De Vriend heeriyk zyn de hoogfte rangen in dc laamenleeving door .Vrouwen bekleed geworden! Men heeft de Graavin van Goesbriand zich van eene buitengewoone Ambasfade zien kwyten met al de grootheid , die een zoodanig Caracter vereischt. De gewigtigfte zaaken zyn niet boven het bereik van fommige Vrouwen: Pulcheria, Sophia, Athenais,Amalasontk, Irene,Margareta Valdemar, (7) Blanche van Castilie , (8) en een aantal andere Vorftinnen hebben de kennis van het Staatsbeftier in den hoogften trap bezeeten ; en Catharina de Foix , Vrouw van Jean d'Albert, Koning van Navarre, voelde haare voortreflykheid zeerwel, toen zy tot haaren Man, door Ferdinand onttroond, dee- (7) Koningin van Zwecden, Deenemarke.n en Noorwegen, dc Semiramis van het Noorden geheeten. (8) Moeder van Sint Loüts, Regcntesfe in de minderjaarigheid en geduurende de afweez:^hcid van den Koning , haaren Zoon.  der Vrouwen. 199 deeze woorden uitte : Don Jean , zoo wy anders om gebooren waren, gy Catharina, ik Jean, wy zouden nimmer Navarre verlooren hebben. Men doorloope flechts een weinig de Gefchiedcnis, overal vindt men Proeven van de kragt van ziel, waar voor de Sexe fomtyds bekwaam is. Te Rome ziet men aan de zyde van een' Scevola,eene Clelia met ftoirtheid den Tiber overzwemmen , dwars door een' Hagelbui van fchigten. Ten tydc,toen alles bukte onder de dwinglandy van het Dricmanfchap, dorst de Dochter van Hortensius, hunne wreedheid trotfende , alleen het geweld haarer welfpreekendheid bezigen, tot verdediging der Romeinfche Dames; en in het hevigfte der verbanningen ziet men Arria haaren Man ter dood aanmoedigen, en hem den ponjaardanet haar bloed gevcrwd, aanbieden, tcrwyl zy hem koelzinnig verzekert, dat hy geen kwaad deed. N 4 Zelfs  20o De Vriend Zelfs de Oorlogszucht blonk by zommige Vrouwen uit, hoe zeer anders deeze bloedige deugden gansch niet tot haare taak fchynen te behooren. Om niet tc gewaagen van de beruchte Jeanne d'Ark , de Judith der 15. Eeuw , onze Jaarboeken vereeuwigen eene Jeanne Hachette, die aan het hoofd van Vrouwen , Beauvais ontzette , daar het door den Hertog van Botjrgondien tot het uiterfte gebragt was. (9) Ten zelfden tyde zag Engeland Margareta van Anjou, Gemaalin van Henrik VI. in Perfoon een' flag winnen, haaren Krygsgevangen gemaakten Henrik verlosfen , en hem weder op den Troon hcrftellcn. Bretagne heugt nog die moedige Graavin van Montfort, die in de hitte (9) Ter gedachtenis van dit voorval gefchiedt 'cr Jaarlyks eene Procesfie te Beauvais, in welke de Vrouwen Yoor de Mans gaan.  der Vrouwen. 201 hitte van den ftryd , haaren Zoon van gelit tot gclit leidde , en haare Krygsbende aanvuurde tot verdediging van een' ftaat, dien zy zoo waardig was te befticren ; en onder Lodewyk den Dertienden, in de wellustigfte tyden, zag men de Hertoginne van Rohan een Jaar lang Roebelle verdedigen tegen al de heirmagt van den Koning, en de bekwaamheid van zyn' Minifter; een bedryf, dat meer Loftpraak verdiend zou hebben, zoo de Hertogin van Rohan eene betere zaak voorgeftaan had. (10) Dc Gefehiedenis van alle Natiën levert foortgclyke voorbeelden op; alle (10) De Gedenkfchriften van den Abt Arnaud gewaagen van eene Graavin van Saint B alm ont, die haar Man naar het Leger volgde, cn daar aan zyne zyde ftreed. Zy zond ass den Maarfchalk van Feüquie- N 5 rej  202 De Vriend le getuigen zy, dat dc Vrouwen dikwils met ons eene onverfchrokkenhcid gedeeld hebben, die met uitfluiting van haar ons aandeel fchynt te moeten weezen. Baudissea, Koningin der oude Bretmen, werpt zich, na dat 'er tachtig duizend van haar Volk door de Romeinen afgemaakt waren, in hunne Esquadrons, en laat zich dus van kant helpen. Deeze zelfde Romeinen , na de Cimbren verflaagcn tc hebben , hadden een' nieuwen flag te leveren met de Cimbrifche Vrouwen,die op haare Krygswagens ftrydende , haare hei verfchcide Krygsgevangenen, die zy op de Spanjaarden bekomen had. En 't geen zeldzaamst is, deeze Amazone, te huia wedergekeerd, had het zachtzinnige humeur, en hield zich (leeds met leezen en oeffeningen van Godsvrucht bezig.  der Vrouwen. 203 re vyanden met fteenen overdekten, en toen ze zagen, dat ze in derzelver handen moesten vervallen , zich zelve en haare Kinderen aan den dood toewyddcn. • Deeze bedryven zyn wreed en misfchien overeenkomftig met dc woeste dapperheid der Indiaanfchc Vrouwen , die zich op het ligchaam haarer Echtgenooten verbranden; maar zy kondigen echter fterkte aan , en bctoogen , dat de Vrouwen veel minder om het leeven geeven,dan men wel denkt. Veele onder haar hebben geweigerd haar leeven te bewaaren ten koste van haare glorie. Valerius Maximus verhaalt, dat Harmonia alleen van de Koninglyke Familie te Syracufe overgebieeven , cn door dc Vyanden van haar Stamhuis vervolgd , niet dulden kon , dat men eene jonge Burgeres aan den dwingeland overleverde , die met Koninglyke pracht gemaskerd , in haare plaats gefteld was ; zy kwam zich in perfoon aan-  204 v De Vriend aanbieden om haar te redden, en aan den dwingeland zyne waare Vyandin tc vertoonen. Men heeft in Vrankryk eene Renée de Clermont d'Amboise gezien , die meer aan de glorie dan aan het leeven gehegt, florf op het gerucht , dat Cameryk ingenoomen was, 't welk haar Hamhuis had bezeeten : en de dertiende eeuw levert ons eene Blanche op, dc Vrouw van JfiANBAPTISTEDELAPoRTE,verWOnder- iyker, dan de aloude Lucretia. Gevangen genoomen in de kleine Stad Basfan o, die zy na het verlies van haaren Man zelve verdedigde, en op het punt van door Acciolin verkragt te worden, fprong zy het vengfteruit: men bragt haar terug by deczen Barhaar, van wien zy dc toeftemming kreeg om de laatfte pligten aan haaren Man te be • wyzen. Tot zyn graf toegelaaten , deed zy eene pooging om den Heen op haar te doen vallen, die hem bedekte , en begroef zich zoo met het kostbaar overfchot eenes Echtgenoots, aan wien zy tot den dood getrouw bleef. „Maar  der Vrouwen. 205 Maar Iaat ons deeze al te geftrenge trekken daar laaten; wy moeten de Vrouwen onder een bevaüigcr oogpunt befchouwen. Daar zyn een oneindig aantal trekken, die ons hoedanigheeden vertoonen , welke meer overeenkoomst hebben met de rol,die zy daaglyks onder ons moeten fpèelen, en deeze trekken zyn de minst eerwaardige niet. De voornaamfte deugden toch zyn die, welke onafhankelyk van de verfchillende fpel en der fortuin, in alle de oogenblikken van het menfchelyk leeven plaats kunnen vinden. In den tyd dat LodewVk de XIV. geheel Europa met zyncn naam vervulde , fprak men weinig van Maria Iheresia van Oostenrvk.- nochtans welk eene kragt van ziel moest deeze Vorfrin niet bezitten , om tegen haar hartzeer aan een gedrag te kunnen ftellen, dat Lodewyk de XIV., toen hy haar verloor , deed zeggen: zie daar het eerfte hartzeer, dat zy my veroorzaakt! Dc vermaarde Marquifin  2oS De Vriend fin de MainteNon, wier geest en zachtzinnigheid de vertroosting der laatfté Jaaren van deezen Monarch uitmaakten , had ook moeilykhceden, geëvenredigd aan de Verheffing, tot welke zy wist te gcraaken. In allerleie omftandigheeden bewaarde zy eene gemaatigdheid cn eene effenheid van ziel, die uit haare Brieven duidelyk kenbaar is: overal ziet men in dezelve eene Vrouw, die zelfs boven haare fortuin verheven is. Hetzelfde hero'isme vindt men ook in eenen afgezonderden ftand. Mevrouw de Villacerf, in den bloeihaarer Jaaren door het wanbeleid van haaren Heelmeester ter dood gebragt, vertroost hem zelfs in deezer voege : „ Ik befchouw u niet, zegtze al fter„ vende, als een perfoon, wiensmis„ tasting my het leeven kost, maar „ als een weldoener, die mydentoe„ gang verhaast tot eene gelukkige „ onfterflykheid. Doch wyl 'er de „ weereld anders over zou kunnen „ oordeelen, heb ik u door myn' ui- »ter-  der Vrouwen. 207 j> terften wil in ftaat gefteld , om uw „ beroep te laaten vaaren." Dusdaanig eene grootheid van ziel verkrygt men in geen oogenblik 5 zy is de vrucht eener langduurige beocffening van het goede, cn het leeven van zulk eene Vrouw , als het wel bekend was, zou nuttiger lesfen opleveren, dan de gefchicdenis der Veldflagen en beruchte flachtingen , die door zoo veele Schryvers te bock gefteld zyn. Indien men, zonder partydigheid, dc groote daadcn naging, die beide de Sexe tot eer ftrekten , zou men 'er zoo veele aan de zyde der Vrouwen a's aan onze zyde vinden. Ik zal 'er flechts eenen trek byvocgen , die niet zoo zeer de' goedhartigheid van eene Vrouw in 't byzond er, maar dc goedhartigheid van de geheele Sexe in het algemeen kenmerkt, en ik twyffcl fterk, of de Mans in eene ibortgelyke omHandigheid wel dezelfde proef eener edelmoedige genegenheid vertoond zouden hebben. Toen Keizer Cohnraad de III, Hen-  2oS De Vriend Henrik denHoovaardigen,Hertog van Beyeren, binnen Veinsberg belegerde , ' en op het punt ftond om de Stad ftormenderhand inteneemen , fmeckten de Vrouwen den Keizer, dat hy haar toeftaan wilde om uit dc Stad te wyken , en het geen zy konden, mede tc neemen. Keizer Coenraad het haar tocgeftaan hebbende , was zeer bewonderd , dat zy in het uitgaan uit dc Stad , haare Mans tenens met zich redden : hy vertederde op dit Schouwfpel , cn verfchoonde de Stad en den Hertog. Laaten de Mans , nu in ftaat om zich van een groot aantal daaden te doen onderrichten , die ten voordeele der Vrouwen getuigen , ophouden met hunne onrechtvaardige grootlpraaken. Handelt men-ter goeder trouw, wanneer men de wanorders van eenige Monfters , door de fchoone Sexe heen veifpreid , tegen over de fchoonfte daaden ftelt van de Helden onzer Sexe ? kan men Brunehauts optellen ,  der Vrouwen, sa^ len, men kan ons ook meer dan e'én* Catilina voorwerpen ; en, zyn 'er Mans gevonden , moedig genoeg om de grootftc opofferingen te doen , 'er zijn ook Vrouwen gevonden , voor dezelfde uiterfrc poogingen vatbaar. Mevrouw d'x\ngoulf.me , Regentes, geduurende de gevangenis van Erancois I., offerde de teerhartigheid van het bloed voor het welweezen van den Staat op, door haare kleinzoonen liever als Gyzelaars over tc geeven , dan dc Generaals, die Karei de V. geëischt had. Europa heeft eene Koningin vrywillig van den Troon zien aftreeden om zich aart de Wcctcnfchappen toetewyden , dier zij bóven dcnzelven verkoos; en wy hebben onlangs het treffend Schouwfpel gezien van eene Vrouw van doorïuchtigen naam, die jong en fchoon, Meesteres over zich zelve en overgrootc goederen , van al die voordeeïen afftand deed om zich aan de ge,-ftrenge lc'evenswys eehes Kloosters ö over-*  cia De Vriend overtegeevcn. (u) Daar zyn zoo* veele Heldinnen als 'er Helden zyn, en de grootè zielen zyn in de eene Sexe niet gemeencr dan in de andere. Voor het overige , behoeft men juist niet altyd zulke opofferingen , noch zulke moedige poogingen , om zich groot te toon en. Het is misfehien minder moeilyk zich voor eene enkele reis in ons leeven boven het gewoone bereik der zaaken te verheffen , dan, zynen geest in eene vaste gefteldheid te bewaaren door beftendig e'e'n plan cn een doorgaand gedrag te onderhouden. Daar is in het byzonder leeven een foort van hc- (n) Men zei tot deeze Dame, dat het gerucht liep , dat zy berouw had over haare afzondering van de Waereld. Spreekt men daar nog van my ? antwoordde ze, i»et een gFootfchc ceBYOudigh-eid;  DER VRÓUWEN. 2I£ heroiiime , waarop de meeste Men* fchen nooit hunne aandacht vestigen, en dat echter dikwils onze Lofipraaken meer verdient dan de verbaazendfte bedryven. Men vindt het by veele Vrouwen , welker deugd , zonder opfmuk , flechts in haar inwendig huisbeftier te ontdekken is : goedhartigheid voor haare dienftbooden , tederheid voor haare naastbeftaanden, Spraakzaamheid jegens een ieder, geduurige voorkoomingen ten opzichte van een' Man, die dikwils een gedeelte zyner gelukkige handelingen fchuldig is aan de wyze raadgeevingen van eene Vrouw, die ter naauwernood bekend is. Een onzer groote Krygs-Overften , begaafd met de fchitterenditc hoedanigheeden , verloor 'er al de vrucht van •, zoo de zachte beleefdheeden eener gcestryke en tedere echtvriendin hem niet eene hooghartigheid cn onverzettelykheid hadden doen verliezen, die in het Krygsbevcl ten hoogfte aanftootlyk zyn. Daar is meer dan één groot Man, die als PERickes, een O 2 ge*  'iiü De Vriend gedeelte zyncr verdienfte aan. eene Aspasia te danken heeft. Men zou niet gelooven , hoe veel onbekende deugden 'er by de Sexe huisvesten. Men fpreekt onophoudelyk van de dwaasheid , die veel geruchts maakt , en met gedruisch te voorfchyn treedt ; en de Weereld telt geheel niet op duizend ftillc deugden , die het vermaak van het afgezonderd leeven uitmaaken. In den boezem van wclaangelcgdc huisgezinnen , vindt men , veeleer dan op de bals cn in talryke byeenkomften , Vrouwen , die dc ftilzwygendc verantwoording van haare Sexe opleveren (12): Men moet haar op* zoeken in onze Tempels en in die Hui- (12) Ik heb het geluk gehad cm een Moeder met zulk een Cara&cr te bezitten : haare zachtzinnigheid en vrolykheid war.n op eene hechte Godyrucht gegrondvest. Me»  der Vrouwen. 213 Huizen, waar de behoeftigheid en het ongeluk het oog der geenen fchynen tc ontwykcn, die hun by konden ftaan ; daar is het, dat men de vroomheid en de weldaadigheid der Vrouwen zal zien uitblinken. Zyn 'er onder, die aan eene werktuigl'yke en beuzelachtige Godsdienfrigheid verkleefd , flechts , om zoo te fpreeken , complimenten aan de deugd maaken , daar zyn 'er ook in groóten getale , die door eene verlichte Godsvrucht , ver van alle buitenfpoorigheid en bygcloovigcn yver, zich laaten bcltiercn, Dc wyshcid en de rede vinden zich meermaals met dc bevallighceden verecnigd , dan de eeroovers des Sexe wel Men zal my wel toeftaan om de.<'4»><. TWAALFDE HOOFDSTUK. Slot. Wyl onze Coquettcs, zonder twvffel aan dit werk dezelfde aandacht niet befteeden zullen dan aan de Angola, heb ilc haar niets te zeggen. Ten opzichte van redclyke Vrouwen, welker goedkeuring ik zoo gaarne wenfehte te verwerven, ik bid haar van my wel te willen verfchoonen , zoo ik eenige gebreken aan den dag heb gebragt, die den luister haarer Sexe bezwalken. Ik weet niet, of men de Vrouwen daar mede meent te vereeren, dat men haar altyd de waarheid verbergt, waarop nochtans dc gehecie Wccreld een gelyk recht heeft; maar het fchynt , dat men eene byzondere taal heeft uitgevonden om haar te onderhouden. Men vergeet, dat eene fchoone juffer eene verftandige Juffer zyn kan; men begint aan niets ernltigs met haar, men beantO 5 wooidt  De-Vriend wcordt haare vraagen met lafheeden, en men behandelt haar als een zwak cn onnoozel fchepfel. Ik heb van de Sexe een al te hoog denkbeeld om 'er op zulk eene hooncnde wyze mede te werk te gaan i ik heb niet gedacht, dat de Sexe flechts vermaakt wilde weezen , en ik geloofde, dat men aan dezelve eenige waarhecden van belang kon voorftellen, die zy in ftaat was veel verder dan ik te knnnen nayorfchen. Dit is dc rede , dat ik niet langer in myn fchrvven geweest ben: ik laat het aan de doordringende fchranderheid der Sexe over zich. te zeggen, het geen ik niet gezegd heb 4 ik heb genoeg gedaan, zoo ik aan onze fchooncn heb kunnen tooncn, dat haar rol zich niet -bepaalen liet om wat heen en weêrte wandelen, grootc verkwistingen te doen, eene bevallige houding te krygen , cn om ten loon liaarer fmarten Hechts eenige geeste- looze  der Vrouwen. 219 Jooze complimenten te ontvangen. Zoo wel als wy met een verftand en een hart begaafd, moeten zy 'er zich op toeleggen om het een te verlichten cn het ander te bellieren. Het verftand heeft om zich te volmaaken, flechts eene maatigc en aangenaame letteroeffening noodig, die zelfs in den rang der vermaaken gefteld kan worden. Dc Vrouwen worden gebooren met eene geestvaardighcidf, die haar gedrag pnverantwoordelyk maakt, wanneer zy weigeren om deeze nieuwe bekoorlykheid te voegen by die, welke zy reeds bezitten. Ten opzigte van het hart, hoewel dat het verftand niet altoos raadpleegt, en zelfs dikwils de wet aan hetzelve voorfchryft, is het echter eene gelukkige geftcldheid om zyn hart tc verbeteren, zyn verftand te vooren met nuttige aanmerkingen gevoed te hebben  22o De Vriend ben. "Weet een Vrouw nu daarby te voegen een zeker foort van hebbelyke werkzaamheid,die haare vcrbecldings'kragt belet te wyd uittefpatten, dan onttrekt zy zich aan het gedruisch der hartstochten, die fchier altoos de weekheid en bedryfloosheid koomen ftooren. Daar is alles te winnen by een geregelde bezigheid, die de vermaaken meer levendigheid cn onfchuld byzet. De vermaaken bieden zich by meenigte aan die perfoonen aan, die zich in ftaat ftellen om ze te fmaaken, cn het is waarlyk de dwaasheid niet, dieze ons doet genieten. Aldie weelde, waar op dc Vrouwen zoo afgodifch gefteld zyn, is flechts een bcdrieglyke fchyn van geluk: valfche vernuften kunnen zich vergenoegen met gelukkig te fchynen ; waarlyk gezonde verftanden zoeken het te zyn. Men is het weldra, cn zonder zoo veel onmaatige kosten, wanneer men op  DER V R O U W E N. 2it op dc buitcnfpoorighecdén der gc^ woönte , der mode, niet gezet "is. Een Vrouw van een goed verftand , die zich flechts door het geen waarlyk verdiensteiyk is, zoekt te doen bemerken , is oüafhankeVyk van al die beuzelingen, die aan 1 ar.ger geesten een even belagcheiyke vreugd of droefheid veroorzaaken: niet blootgefteld aan de luimen van goed en kwaad humeur, die de vriendfchap verbysteren, behoudt zy eene zachte en doorgaande vrolykheid , die haare bevallighceden meer verhoogt, dan de uitgezochtfte optooifels. Het is waar, dat 'cr geen maatregels zyn, die dc liefde den ingang tot een hart weigeren kunnen-, maar 'er is een kiefche liefde , die zeer veel verfchilt van een fehadelyke galanterie; een kiefche liefde, veel gcfchikter om de ziel te volmaaken, dan om die te bederven: deeze Heide is een foort van: proèftyd, die tot het huwelyk Aanleiding geeft. \Vt. 1 het  ö22 De Vrïènü het huwcly% höt lot van geheel onê leeven beflisfen moet, kan de Sexe haare aandacht niet genoeg vestigen, om onder de Mans, die hun hof by haar maaken, den braaven Man, die het geluk van eene Vrouw kan uitmaaken , te onderfcheiden van den zot, die haar flechts verlaagen kan. Eens onder dit beminnelyk juk gebragt, moet eene Vrouw al haare middelen om te behaagen te werk ftellen aan eene Man, die in haar een liefde, zoo teder als de zyne is, moet ontdekken: zy moet met hemt een waakend oog houden op een kroost, wiens opvoeding gevoelige Vermaaken aan eene welgeftelde ziel oplevert, cn flechts voor eene coquette of beuzelachtige' Vroilw eene fmart is. Eene Vrouw leeft dan in vrede met zich zeiven, en wordt bemind Van al wat rondom haar isj zy heeft niets van de vergiftigde pylen des laster» te duchten: eene goede naam is de  Ö E fi V H O Ü W E H. 223 de fchaduw der deugd , en volgt op dezelve beftendig. Zie daar de trappen, die tot het geluk leiden. Het leeven is geen kiugtfpel noch een geduurige opvolging van ydelc Vertooningen; het moet gemengd zyn uit bezigheden en vermaaken , gefchikt naar de vcrfchillcndc leevensjaaren: door het goed gebruik, dat men van hetzelve maakt , verkrygt men deeze gelukkige gefteldheid van ziel, die men het geluk noemt, en die fommige Vrouwen Vruchteloos zoeken in blinkende equipages, glansryke edelgefteentens, en te midden van alle die onftuimige of misdaadige vermaaken, die flechts gefchikt zyn om hetzelve van ons te verwyderen. Dat alles vervult de plaats van het geluk niet meer, dan al de bcdriegeryen van het toilet de fchoonheid vergoeden, daar dezelve natuurlyk ontbreekt. Daar is eene beminneLyke wysbe- geer-  i224 De Vriend geerte, ontdaan van de rimpels der gcftrenghcid, cn die pligt en vermaak met elkander weet te vercenigen : deeze voegt beter aan de Sexe, dan de hoogmoedige verwaandheid onzer ■ fterke geesten. Door haar onderricht, wil men de zaaken ncemen , zoo , als zy zyn, niet zoo als dc grillig-" heid die ons doet verbeelden. Men verwydert deeze geheime woelingen>die onze zintuigen onmerkbaare fchokken toebrengen, cn zoo veel te gevaarlykcr voor de Vrouwen zyn , naar maate zy tederder zintuigen bezitten. Deeze gemaatigheid des harten is naauw verbonden met het waar geluk, en maakt de kern der wysheid uit:daartoe de Vrouwen wedertebrengen, is een zeker middel om de Mans der-, waarts tc leiden; want 'er is tusfehen de beide Sexen eene zoodanige wedcrkccrigc gemeenzaamheid, dat,het zy welke van beide Sexen zich of aan de rede of aan dc dwaasheid toewydt, de andere binnen weinig tyds den zelfden gang gaat. Het zou voor de fchoo-  der Vrouwen. 325 fehoone Sexe welheerlykzyn om, darr zy van alle tyden in het bezet is van onze verkeertng te verlevendigen en te verfraaien, daarenboven nog het genoegen te hebben om die te her-" vormen. Men fpoort dezelve daartoe ten fterkfte aan, en wy zouden het geene vernedering rekenen, aan dat Vrouwen onze wederkeering tot de i deugd fchuldig tc zyn. EINDE, BLAD*  BLADWYZEi DER HOOFDSTUKKEN. Inleiding. - - - Pag. i. f. Staat der Vrouwen in de Maatfchappy. - ~ " 111 II. Van de Letterocffeningen die Vrouwen bctaamen - 32. III. Van de beezigheeden der Vrouwen - - - 5J- IV. Van de Vermaaken - 66. V. Over de Weelde der Vrouwen. - - - - 82. VI. Van den Opfchik der Vrouwen. - IOC- VII. Over het Caraéter cn Humeur der Vrouwen - 114- VIII. OverdcLicfde en Galanterie 13:. IX. Van het Huwelyk - - 145. X. Opvoeding der Kinderen - 169. XI. Deugden der Vrouwen - jS.y XII. Beflint van't Werk - - 217.