NIEUWSTE BERICHTEN VAD HET TURKSCHE RYK.   NIEUWSTE BERICHTEN van het TURKSCHE RYK, een HANDBOEK voor i ONKUNDIGEN, Die, by gelegenheid yan den tegenwoordigert oorlog tusfchen Rusland, Oostenryk en de Porte , begeerig zyn den Jlaat en toejland yan deze laatfte te kennen. 'sGRAFENHAGE, By ISAAC van CLEEF. m d c c h x x x i x.   NIEUWSTE BERICHTEN van het TURKSCHE RYK. EERSTE AFDEELING. Gefchied- en Aardryks-kwidige Inleiding. Turkyhi heeft zynen naam van een volk, hetwelk aan de Oostzyde van de Kaspifche zee woonde, en voorwendt, van Turk, die de oudfte zoon van Ja* fet zal geweest zyn, af te ftammen. Dit volk werdt eerst, in het midden der zesde eeuw, aan de Euro■peaanen bekend, fchoon dezen den naam van Turken echter alleen aan dat deel van dit volk gaven, dat in het Altaisch gebergte, langs den vloed Irtisch, zyn verblyf hadt. Een gedeelte van dit Turkfche volk was in het eerst in dienst der Saraceenen of Muhamedaanfche Arabieren, tot dat het van tyd tot tyd de heerfchappy over dezen, als ook over een groot gedeelte van die landen, waar van deze meestér waren, verkreeg. Te weten, de Arabifche Profeet Muiiamed hadt, in de zevende eeuw, eenen nieuwenGodsA dienst  2 Eirfte Afdeeling dienst gedicht, en, met hulp van zyne aanhangers, Arabien onder de knie gebracht. Onder zyne opvol- ' gers werdt Damaskus. Feniciën, Mefopotaéi:n\ Syriën, Perficn, Egyplen, de gantfche kust van Afi'.n, Siciliën, Sardiniën, Korfika, en het grdötfte gedeelte van Spanjen door de Saraceenen overltroomd. Doch in het midden der achtfte eeuw werdt dit groote ryk in verfcheiden Kaliffchappen verdeeld , en hoe meer hunne magt toenam, des te grooter werdt het getal van zoodanige byzondere Vorlkn, welke gedeelteiyke Kalifen, gedeeltelyk Sultans genoemd werden. Niet lang daarna kwamen de Turken te voorfchyn, en veroverden de gewesten-, welke hedendaagsch geörgiën, Turkomanniën , en Diarbek genoemd worden , vervolgends verëenigden zy zich met de Saraceenen, en namen den Muhamedaanfdien Godsdienst aan; en van dezen tyd af kwam de naam van Turken meer in gebruik. Wanneer op het einde der dertiende eeuw, Aladin , Sultan van , Cogni, overleedt, kwam zyn ryk onder de magt van eenen Turkfchen Vorst, met naame Osman, die te vooren een Bevelhebber van Aladin geweest was. Deze kan als de ftichter van het Turkfche Ryk worden aangemerkt , gelyk het ook naar hem het Osmannifche Ryk genoemd wordt. Deze Osman vergenoegde zich niet met het bezit van het gebied van Cogni , maar ontnam ook aan het Griekfche Keizerryk veele plaatzen in Klein-AfiJn , onder anderen ook Brpjja of Burfa , alwaar zyn zoon en opvolger , Orchan (eigenlyk Urkhan ,) die het be-  Gefchied- en Aardryks-kündige Inleiding. 3 bemagtigde, in het jaar 1326, zynen ryks-zetel vestigde. Behalven andere veroveringen in Afiïn, trok zyn Zoon , Soliman , by de Dardanellen over het Kanaal , en kwam in Europa, alwaar hy Gallipoli innam.- DeMuhamedaanfche Godsdienst werdt overal met list en geweld uitgebreid , overal werden Moskeen en DJchamis, en by de laatften Schooien en Hospitaalcn gedicht. Orchan hadt tot Gemaalin Tiieödora, eene dochter van den Griek/eken Keizer, Jo<ïnnes V.- Kantakuzenus ; en op dit huwelyk hebben naderhand de Turkfche Sultans hunne aanfpraak op het Griekfche Keizerryk gegrond. Zyn zoon , Murad (Amurat) I. geraakte in 1360 op den Troon, en nam, onder verfcheiden andere fteden, ook Adrianopolen en Filippoli in , hy overweldigde Syriën, viel in Macedoniën en Albaniën, en rechtte de Janitfcharen«op. Zyn zoon Bajazet de L (1390) voer* de veele helden-daadeu uit , en fchreef den Griekfchen Keizer te Konflantinopolen de wet voor, zoo als hy wilde, onder anderen, om aldaar eene Dfclia* mi te bouwen; hy werdt echter van den Mogolfchen veroveraar Timur of Tamerlan, 1401. overwonnen en gevangen genomen. Bajazets zoonen, Soliman en Musa beheerschten het ryk in onrust en verdeeld , waarom de Turken den éénen zoo min als den anderen onder hunne Monarchen tellen. Eindelyk maakte zich de derde broeder, MahomeT I. in 1413 van het gantfche Ryk meester , en behalven veele andere groote daaden, noodzaakte hy ook de Wallachiërs, om hem fchatting te betaalen. A ft Zyn  4 Eerfte AjdeeÜng Zyn zoon Murad II. die in 1422 aan de regeerirfg kwam , was tegen zyne vyanden , inzonderheid ia Hongary'én en Griekenland, ongemeen gelukkig, en lag tweemaal de regeering vrywillig neder, alhoewel de omftandigheden hem noodzaakten, om ze telkens weder aan te vaarden. Zyn zoon Mahomet de II. In 1451, was één der gelukkigftc Turkfche Keizers, nadien hy zich in 1453 van de Had Konftantinopolen, en van de nog overig zynde geringe bezittingen van het Griekfche Keizerryk meester, en de Khan van Krimjch Tartaryën van zich afhanglyk maakte. Zyn zoon Bajazet II. beklom, nadat hy voorheen de Bedevaart naa Mekka gedaan hadt, in 1481 den Troon. Zyn jonger broeder, Schem of Sisim, (naar deFranfche fpelling Zizime ,) betwistte hem dien ; maar moest wyken, en zynen toevlucht by de Christenen nemen. Hy onthieldt zich te Rhodus, vervolgends in Frankryk , en eindelyk in Italië'n, alwaar hy ten laatften, ten gevalle van zynen broeder, met vergif uit den weg geruimd werdt. Bajazet zag zig, na eene regeering van 31 jaaren, gedwongen, om den Troon aan zynen zoon Selim over te laten, welke denzelven , als de eerfte van dien naam , in 151a befteeg. Deze vernederde de Perfiaanen, bracht Diarbekir onder, en maakte Syri'én, Paleftina enEgypten tot Turkfche wingewesten. Geduurende zynverblyf in Kairo leverde hem de Scherif van Mekka de neutels van zyne ftad over, en erkende hem en zyne opvolgers voor de Schutsheeren en Hoofden van den Muhamedaanfchen Godsdienst. Na zyn' dood werdt zyn  Gefchied- en Aardryks-kundige Inleiding. 5 zyn zoon Soliman I. uit Afxèn ontboden en in 1520 tot Keizer uitgeroepen. Deze nam Belgrado in, bracht het Eiland Rhodus en een groot gedeelte van Hongaryën onder zyne magt, en belegerde in 1529 Weenen, doch moest met groot verlies aftrekken. Hy floot een verbond met Frankryk, en ftond deszelfs Koning, uit Hoofde van eene ongegronde gedachten, dat zekere gevangen Franfche Juffer, welke .in het Serail kwam , eene dochter was van eenen Koning van Frankryk,den titel toe vmPadifihach , datisKeizer, en aan den Franfchen gezant en Konfuls den rang boven die der andere Christen-Mogendheden. Zoo geducht als hy zich te land maakte, zoo geducht was hy ook te zee. Zyn dood werdt verborgen gehouden, tot dat zyn zoon in het leger by Sigeth was aangekomen, alwaar Soliman geftorven was. SELiMdelI. (dit was zyn naam) begon zyne regeering in 1566, en vervolgde de veroveringen, van zynen Vader. Schoon niet met gelyk geluk. Hy maakte zich meester van het Eiland Cyprus, maar verloor in 1571 den vermaarden Zeeflag by Lepanto. Zyn zoon Murad III. regeerde van 1575 tot 1595, en hadt in eenen langen en Moedigen oorlog met de Perfiaanen de overhand, maar overleedt in het begin van eenen oorlog met de Hongaaren. Zyn zoon Mahomet III. vervolgde dezen oorlog , (nadat hy by zyne komst tot den Troon, negentien broeders van hem om het leven hadt laten brengen) en behaalde aanzienlyke voordeden. Hy werdt opgevolgd door zynen zoon Achmed I. (1603), welke ongelukkig was in zynen A 3 oor-  6 Eerfle Afdeeling oorlog tegen de Perfiaanen. Zyn broeder Mustafa de I. was in 1618 zyn opvolger, maar deeze werdt nog in hetzelfde jaar afgezet, en in zyne plaats, werdt Osman de II. zoon van Achmed tot Keizer uitgeroepen; doch ook deze werdt na eenen gelukkigen oorlog met den Perfifchen Schach Abbas (1622) door de Janitfcharen om het leven gebracht, en Mustafa voor de tweedemaal op den Troon verheven, maar kort daarna op eene fchandclyke wyze er weder afgefloten, en Murad de IV., tweede zoon van Achmed in 1622 daar op gezet. Deeze vernederde de Perfiaanen, en ontnam hun Bagdad. Hy muntte uit door zynen dronkenfchap, en was wreed en bloeddorftig. Zyn broeder Ibrahim' I. regeerde van 1640—1648 , en maakte een aanvang van zyne regecring met het innemen van Afof. Met de Venetidanen begon hy Ceneiv oorlog over het. Eiland Kandia, welke van 1645 tot 1669 duurde, en dus eerst onder zyn'opvolger eindigde, terwyl Ibrahim een wellustig Vorst, in 1648 . werdt omgebracht, zyn zoon Mahomet IV. die by het aanvaarden zyner regeering nog minderjaarig was, hadt in 't eerst veel geluk. Kandia moest zich aan hem onderwerpen, en een deel der Kofakken begaf zich vrywillig onder zyne befcherming. In het jaar 3672 ontnam hy den Poolen de vesting Kameniek; maar in het naastvolgende jaar werdt het krygsgeluk hem ongunftig; gclyk dan over het geheel van dien tyd af, het Turkfche ryk meer en meer in verval is geraakt. De Poolen bevochten in 1673, onder den Vermaarden Joün Sobiesky , eene groote overwin-  Gefchied- en Aardryks-kundige Inleiding. 7 ning over de Turkfche armee byChokzim; De Kofakken vielen Rusland toe, en floegen, met de Rusfen verëenigd , in 1677 de troepen van den Turkfchen Keizer; ook liep hem tegen, dat by zich in de onlusten in Hongaryën (lak, mitsgaders de daar op gevolgde belegering van IVeenen in 1683 zoodanig , dat veele plaatzen in Hongaryën, en daar onder ook de Hoofdftad Offen, veiiooren gingen. Dit alles veroorzaakte , dat hy afgezet, en zyn broeder Soliman II. in 1687 in zyne plaats gefield wierdt. Deze was insgelyks in zyne oorlogen in Hongaryën in het eerst ongelukkig, tot dat de Grootvizir Kiuperli te veld trok, onder wiens beleid zelfs Belgrado, welk van de armee van Keizer Leöpold veroverd was, weder hernomen werd. Doch de Vemtiaanen , welke met gemelden Keizer, met Rusland en Poolen, tegen het Turkfche ryk verbonden waren, bleven meefter ter zee, als ook in Moreel. Na den dood van Soliman kwam zyn broeder Achmed II. in 1691 aan de regeering, onder wien het Turkfche leger van de Dzitfchers, by Salankemen geflagen werdt, terwyl de Veneliaanen ook in den Archipel veroveringen maakten. Deze Keizer werdt in het jaar 1695 opgevolgd door zynen broeder Mustafa den II. die wel in 't eerst over een korps Duitfche volken by Lugos , eene zwaare en bloedige overwinning bevocht, maar daar voor in 't jaar 1697 ooggetuigen zyn moest van de nederlaag, welke zyne Janitfcharen van Prins Eugenius by Zentha leden. Dit veroorzaakte in het buitendien ongemeen verzwakte Turkfche ryk zootlanigen A 4 fchrik,  8 Eerjle Afdetling fehrik, dat in 1699 de vrede van Karlowitz met Keizer Leöpold, als Koning van Hongaryën, met Rusland, Poolen, en Venetiën volgde. Wanneer Mustafa zich vervolgends van de regeering onttrok, ert zich aan alle vermaaklykheden overgaf, ontftondt er een algemeen gemor tegen hem, welk, nadat de Grootvizir onthoofd was, in zulk eene rebellie uitberfte, dat de Keizer zelf, om voor te komen, dat hy met geweld afgezet, en zelfs vermoord wierdt, zynen broeder Achmet DL die van de Rebellen begeerd werdt, in 1703 als Keizer begroette, en van de regeeringafftand deedt. Deze liet van tyd tot tyd de oproermaakers van kant helpen, en voerde, om den wil van Karei, den XII. Koning van Zweeden, eenen oorlog met den Rusfifchen Czaar Peter I. welke Af of weder aan de Turken moest afïtaan. Nog gelukkiger viel de oorlog uit met de Venetiaanen, aan welken het overige van het Eiland Kandia en geheel Morea ontnomen werdt. Daartegen werden de Turken door het leger van Kci-r zer Karel den VI. onder Prins Eugenius, tweemaal gcflagen, en moeiten, by de vrede vmPasfarowitz 1718 het Bannaat van Temeswar, en de vesting Belgrado, benevens een gedeelte van Serviën en WaU lachiën afflaan. Achmed mengde zich in de onlusten vxnPerfiën, waar uit een oorlog ontftondt, geduurende welken deze Vorst in een groot oproer 1730 onttroond, en Mahmud I. zoon van zynen broeder Mustafa II. in zyne plaats gefield werdt. Zoo flecht als het met den Perfifchen, en nog meer met den Rusfifchen, oorlog afliep, zoo veel geluk hadt deze Keizer te*  Gefchied- en Aardryks-htndige Inleiding. 9 tegen het huis van Oostenryk, aan hetwelk Serviën en Belgrado ontnomen werdt. Onder zyne regeering waren de handel en zeevaart als mede alle kunsten zoo bloeiende, dat dezelve voor de gouden Eeuw, voornaamlyk voor de Europeers, gehouden werdt. Osman III. broeder van Mahmud, die hem in 1754 volgde, regeerde in Itille vrede, en Mustafa III. een zoon van Achmed III. beklom den Troon in het jaar 1757, deze geraakte, by'gelegenheid der Poolfche onlusten, in 1768 in eenen zwaaren oorlog met Rusland, in welken de Turken zoo te water als te land groot verlies leden. Mustafa beleefde het einde van dezen oorlog niet, als welke eerst onder zynen broeder en opvolger Abeul-Hamid in 1774 volgde; en wel op eene voor Rusland zeer glorie-ryke, maar voor het Turkfche ryk zeer nadeelige wyze. Onder andere voorwaarden moest het de Sultan zich laten welgevallen , dat Krimfch-Tartaryè'n van hem onaf hanglyk wierdt. In fret vervolg ontftonden over het vervullen van verfcheiden artikelen van deze vrede menigvuldige verfchillca tusfehen Rusland en het Turkfche ryk, die wel in 1779 door bemiddeling vzw Frankryk werden bygelegd; doch in 1783 was een nieuwe ftorm op het punt, om los te berften, nadien de Keizerin Katharina II. na eenige onlusten, in de Krim voorgevallen, zich van dit Landfehap , als mede van de Kuban , meester maakte. Van beide kanten werden groote krygstoeïustingen gemaakt ; en Keizer Josef de II. toonde zich bereid, om insgelyks het zwaard tegen de Turken te trekken, en verzamelde een fterk leger in Hon■A 5 g«*  ïo Eerfie Afdeeling. garyen. Nogthans werdt de twist toen nog zonder de wapenen bygelegd, fchoon de geheime verbittering der Turken daardoor niet werden weggenomen , welke integendeel van tyd tot tyd tot die hoogte klom, dat zy eindelyk op nieuw tot daadlykheid en oorlog moest uitbreken; en dus ontftondeii de tegenwoordige onlusten tusfchen de Rus/en en Turken , over welker uitkomst men tot hier toe nog niets met zekerheid bepaalen kan. Het uïtgeftrekte Turkfche Ryk word in drie Hoofddeelcn verdeeld; Turkyën in Europa, Turkyën in Afi'd, en Turk ën in Africa. Europisch Turkyën grenst ten noorden aan den Dniefter en het Kappathisch gebergte, waar door het van Poolen gefeheiden wordt; ten oosten aan Klein-Tartaryën, de zwarte zee, en den Archipel, ten zuiden aan de Middellandfclie zee ; ten westen aan Hongaryën, Slavoniën , Kroiitiën en de golf van Venetiën. De voornaamfte Rivieren zyn, de Donau, Sereth, Prulh, cn Mariza. Niettegenftaande dit Europisch Turkyën bykans zoo groot is als Frankryk , echter woonen er uit hoofde van de flechte regeering, niet meer dan omtrent negen milliöenen menfehen in. Aficitisch Turkyën grenst ten noorden, aan de Zwarte zee en Tartaryën; ten oosten , aan Perfiën; ten zuiden aan Woest Arabiën, en ten westen, aan den Archipel. De voornaamfte rivieren zyn de Tiger en Eufraat. Afri-  Cefchied- en Aardryks-kundige Inleiding, it Afrikaansch Turkyën grenst ten oosten aan de landengte van Suez en de Roode zee, ten noorden aan de Middelandfche zee, ten westen aan Tripoli, en ten zuiden aan Abysjïniën, Nubiën en 'Barkan. De voornaamfte rivier is de Nyl. De Provintiën die tot Europisch Turkyën behooren , zyn: i) Rumeliën of Romaniën, waar in de merkwaardigfte plaatzen zyn: Konftantinopolen en Adrüinopolen. 2) Griekenland, waar onder begrepen zyu:. Macedoniën, Thesfaliën, Achaja, Epirus, Albani'èn, Morea of het Peloponees, en de Eilanden in den Archipel. 3) Bulgariën, waarvan Varna, Widdin, Siliftria , en Sofia verdienen genoemd te worden. 4) Serviën, waarin Belgrado, Semendria, en Nisfa de voornaamfte plaatzcn zyn. 5) Bosrdën, cu daar in Sarajo, Bagnalukka, en Jaiz. 6) Besfarabien , waar in Bidlgorod en Bender de gewigtigftc plaatzen zyn. Van Dalmatfën bezitten de Turken nog maar eenige plaatzen, gelyk Herzegovina, Scardov.a en Dolcigno. De Eilanden , die by Griekenland gelegen zyn, en de^Turken toebcliooren, zyn Negroponte, Kandia, en de kleinere Eilanden in den Archipel. Tevens moeten hier die Landen in aanmerking komen , welke wel hunne eigene vorsten hebben , maar die aan de Porte onderworpen en cynsbaar zyn. Deze zyn : 1) Wallachiën , waar in de voornaamfte plaatzen zyn : Tergovijlo, en Bucharest. 2) Moldariën , waar van de Hoofdftad , Jasfy is, Dc Bukowina werd hier in 1777 van af.  13 Eer [ie Af deeling afgcfcheidcn, en aan het Huis van Oostenryk overgelaten. Ook ftaat de kleine Republiek Ragufa onder de Turkfche beicherming, waar voor zy eene jaarlykfclie fchatting betaalt; nogthans erkent zy den Paus, de Republiek Venetién, en de Koningryken Hongaryën en Napels tevens voor haare befchutsheeren. Dat deel van Turkyën , welk in AJïën ligt, wordt gemeenlyk in Oost- en West- Turkyën verdeeld. Oost-Turkyën bevat in zich: i) Het Arabisch Irak of Chaldeën , waar in de voornaamfte plaats Bagdad is; 2) Diarbek, of het oude Mefopotamiën, welks hoofdplaatzen zyn Diarbek en Moful; 3) Kurdiflan of Asfyriën ; 4) Turkomanniën of Groot-Armenïén, waar ia de voornaamfte lieden zyn; Erzerum, Van en Kars. West-Tuikyën. bevat : 1) een ftuk van het Steenachtig en Woest-Arabiën, waar in Balfora; 2) Palefiina en Syriën, waar in de voornaamfte fteden zyn, Jerufalem , Damaskus, Tripoli, Aleppo; 3) Natoliën of klein-Afiën, welk weder in vier kleiner deelen verdeeld wordt, het eigenlyke Natoliën, het geen het Westelykfte deel uitmaakt; Amafan, dat ten noorden ligt; Aladuli, hetgeen naar het oostenftrekt; en Karamaniën, welk het zuidelykfte gedeelte in zich bevat. Egypten, het welk het Afrikaansch Turkyën uitmaakt , wordt in drie deelen onderfcheiden; in NederEgypten (Bahri), waar in de gewigtigfte plaatzen zyn : Kairo , Alexandriën en Bamidie ; Midd?l- Egyp-  Gefchied- en Aardryks-ktmdige Inleiding. 13 Egypten ( Voflani), waar in de voornaamfte ftad is Suez; en Opper-Egypten (Said). De Mogendheden van Tripolie, Tunis en Algiers (Taan, (en wel de eerften het meest) in eene zekere af hanglykheid van de Porte , welke haar daarvoor ook befchutten moet. Het Klimaat of Luchts-gefteldheid moet in een zoo wyd-uitgeftrekt ryk natuurlyk zeer onderfcheiden zyn, doch in het algemeen kan men zeggen, dat de lucht redelyk aangenaam en gezond is. De winter beftaat eigenlyk alleen uit Regenmaanden, waarby na eenen regen by eenen daar op volgenden noordenwind eene gevoelige koude invalt, welke, nadien de zweetgaten te vooren geopend zyn , door merg en been dringt, maar nogthans niet lang aanhoudt. Het vriest er zelden , en de fneeuw is er nog zeldzamer. Alles bedekt zich dan met Pelfen, en warmt zich by een vuur van kooien, dat in groote koperen pannen in het vertrek ftaat; want kagchels zyn er in 't geheel nieten gebruik; en fchoorfteenen en haardfteden maar zeldzaam. In plaats van dezen bedient men zich, vooral by aanzienlyke lieden, van den Tandur. Dit is een niet groot en omtrent drie voet hoog vierkant , dat van onderen met een bodem voorzien is , zoodat men er een vuur van kooien op kan zetten. Het wordt met Tapyten bedekt, welke de genen , die er by zitten, en de voeten tegen dien  14 Eerfle Af deeling dien bodem uitfteken, tot de borst of hals toe over zich heen haaien. Be regen duurt dikwyls met flerke vlaagen drie en meer dagen aan een, doch 'mEgypten is hy heel zeldzaam, en nog zeldzamer in Opper- dan in NederEgypten. Doch het is ook meermaalen fchoon weder , en voornaamlyk in February zyn reeds veele bloemen als ook de amandel-boomen in bloei. Alles groeit dan by het uur. De vygeboom bot niet eer voordat alle koude voorby is. De lente is ongemeen lieflyk, doch van zeer korten duur. De zomer begint meesttyds reeds in April met fterke hitte. Om Pinskfteren ziet men alles nog groen; maar onvoorziens ontftaat er een warme zuidenwind , en binnen 24 nuren, op zyn hoogst binnen twee of drie dagen, is alles wit. Daar op begint de oogst. Het koorn met zeisfen afgefneden wordt op dorschvloeren in ronde hoopen onder den blooten hemel by één gebracht. Aldaar wordt het, op de wyze, als in den Bybel wordt gemeld , van osfen en ook van paarden gedorscht^erwyl dezelve deze ronde koornhoopen allengs nedertrappen, en tevens het koorn uittreden, of zwaare planken , twee of drie ellen lang , van voorcn om hoog gebogen , en daar van onderen heel dicht aan keifïecnen uitfteeken , rondfleepen. Vervolgends wordt het koorn in den wind om geworpen , waardoor het zuivere koorn natuurlyk op eenïgen afftand van den werpfchoffel wegvliegt, terwyl de ftoppels verflrooid worden. Dus krygt men, by deze wyze van dorfchen, 'geen lang ftroo, gelyk by ons  Gefchied- en Aardryks-kundige Inleiding, ij ons tc land; ook heeft men hetzelve niet van doen; alzoo de weinige huizen, welke eigenlyke daken hebben , met tegels gedekt, maar de meesten met terras» feu voorzien zyn. Niettegenftaande nu zulk dorfchen ligtclyk een paar maanden tyds verëischt, wordt het echter door den regen niet gehinderd; nadien de zomer zonder regen is, en men in drie of vier maanden geen wolkjen aan de lucht ziet. De daauw is wel fterk in het oosten, waaröm er in den Bybel ook zeer veel van gefprooken wordt, maar deze wordt door de zon fchielyk opgetrokken. Voorts blyft de lucht dag en nacht volmaakt helder, en er ontftaan geen vochtige nevels in. Daardoor verdort tegen de maand Juny alle gras op de vlakten , en alleen blyven de, bladen aan de boomen in die tuinen en oorden, welke bewaterd kunnen worden, als mede de kruiden en ftrucllen op de bergen groen.* De hitte is in Juny, July en Augustus in de daad buitengemeen. Hier door wordt eene foort van dampen en misten veroorzaakt, welke de lucht onverdraaglyk zwoel maaken en de zon verduisteren, alhoewel er geene vochtigheid mede gepaard gaat. De aarde fcheurt met groote , fpleeten van elkander, de rotzen op de bergen worden heet, en een wind, die er over heen waait, wordt als 't ware brandend. De meeste lieden zyn dan ook zonder beweeging in eene geftadige uitwaasfeming. Ook laat men zich, het gemeene volk uitgezonderd, in zulk jaargetyde, van's morgens om acht,' tot namiddags om vier uur, in de open lucht niet zien. Met de zonnehitte valt hier geen fpotten. Alfchoon men  16 Eerjle Afdeeling men anders naakt ware, echter moet het hoofd wel bedekt zyn, opdat niet het fteeken der zon, even als eene beroerte, onvoorziens een einde van het leven maake. De herfst is een zeer aangename en ongemeen gematigde tyd, en duurt tot omtrent Nieuwjaar. Dan heeft men ook gemcenlyk onweders van donder enz. waar van men in den zomer bykans niet weet. Van eenen genoegzaamen regen in den herfst en in April hangt byna de vruchtbaarheid van het geheele jaar af* Men is zelden zonder wind, en als deze geheel ontbreekt , loopt men gevaar van aardbeeving. Den gantfchen zomer door waait er in de havens van de Levant een Zeewind, Imbat genoemd, welke van voormiddags om tien uuren tot 's avonds na zons-ondergang het land ongemeen verfrischt. Nadien de Levant nader by de middaglinie gelegen is dan Duitschland, zoo zyn in den zomer de dagen eenige uuren korter, maar in den winter weder zoo veel langer. Kier uit blykt eene byzondere wysheid van den Schepper in de fchikking van het wereld-gebouw; want, indien die landen , welken onder de linie of daar dicht by liggen , het voordeel niet hadden van korte dagen, zouden zy door de hitte moeten vergaan. Te Smirna heeft men geen Noorder-licht, en derhalven denklyk nog minder in de meer zuidclyke gewesten. De verhaalen daarvan zyn voor de Inwooners van de Levant zoo onbegrypelyk, als het ys voor eenen Oostindifchen Vorst. Het aardryk is, de rotsachtige gebergten en de eigen-  Gejchied- en Aardryks-kundige Inleiding 17 genlyke woeftynen uitgezonderd , v«uchtbaar , evi ' brengt meest-al, zonder groote bearbeiding en kosten, de geryflykhedeu van liet menschlyk leven voort. Turkyën heeft boven veele Landen een voorrecht in geneeskundige kruiden. Ten opzichte der veld- en tuinvruchten kan men verfcheidene aanmerkingen maaken. Onder de graanen wordt voornaamlyk tarwe en gerst gebouwd; haver weinig, rogge en wikken geheel niet. De gerst fmaakt in die heete gewesten veel beter dan in de koude, en dewyl men by de inwooners van de Levant alle dag versch brood bakt, zoo is het uitnemend goed van fmaak. De gerst is daar ook het gewoone voeder voor de paarden. De Turkfche tarwe wordt niet in alle Provinciën gezaaid. Van eene foort van Manna, dat in Ardbiën zou vallen , en dat men in plaats van brood zou kunnen gebruiken , zoo als by de Israëliten , weten de Karavaatien niets, en niemand begeeft zich daar, op hoop van dit te zullen vinden, op reize <, zonder de nodige mondbehoeften mede te nemen. De linfen in Egypten zyn de beste , en de erwten alleen eene tuinvrucht. Lusthoven met bloemperken , ruime wandellaaneu en andere regelmatige 1'chikkingen vinden by de T«rken geene liefhebbers 5 Boomen, die fchaduw en lommer geeven, genoegzaam bron- of fontein-water, welk laatfte in de meeste Provinciën fchoon en menigvuldig gevonden wordt, en op zyn meest eene goede ligging , maaken by hun' den grootften fieraad uit. De Oosterlingen zyn ongemeen zorgvuldig, dat niets van het water, welk van de hooge bergen afftroomt, B Ter-  i3 Eerfie Af deeling verloren ga, en zy verftaan de kunst, om lief te verdeden en kunftig in hunne tuinen en velden te leiden. Hunne werktuigen , om het uit laage wellen of bronnen, die niet diep zyn, om hoog te haaien, zyn zeer eenvouwig. Een groot of klein rad mc-t water-emmers rondom voorzien, dat tot aan het water komt, wordt door middel van een rond, dat in de hoogte ftaat, en waar in de kammen van het gemelde rad vatten, om gedraaid. Van boven loopt een naar evenredigheid dik hout eenigzins kromgebogen boven het rad heen, waar aan een ezel of paard gefpannen is , waardoor dit werktuig in beweging gebracht wordt. Het water wordt dan doorgaands in hooge gemetzelde bakken (Havufe) geftort en naar goedvinden door gooten, of alleen door het hevig overlopen dezer Havufe naar de verëischte plaatzen geleid. Voorts wast alles , zoo als de natuur opgeeft , onder één. Zy hebben de meeste by ons bekende aardvruchten , als falade , witte- en bloemkool, Wortelen en* knollen, radys enz.; hoewel zy gemeenlyk waterachtiger zyn dan by ons, uitgezonderd boeren-kool, en aardappelen, die men daar geheel niet vindt. Integendeel hebben zy Melifame , zekere vrucht van "donkerbruine kleur, die bykans in de gedaante van groote komkommers aan matig hooge fteelen wast , als ook de meloenen. Deze laatften zyn van veelerhande foorten, waar onder de wateren konings-meloenen de uitgelezenfte zyn. De eerften wasfen in de dorfte gronden , en verbergen in een dikken groenen fchil eene foort van roodachtige fpons,  Gefchied- en Aardryks-kutidïge Inleiding. 19 fpons, die met een ongemeen fmaaklyk fap vervuld is. Men kan zich niet verbeelden, welk eene ververkwikking, dit is voor de menfehen in die héete gewesten. De uyën en komkommers zyn zoo zoet-' en aangenaam, dat men ze by alle gelegenheden als lekkerHyën raaiiw eet en er loep van kookt, alhoewel zy de Egyptifche nog niet evenaaren. De beste ryst wast in Egypten, maar wordt, voor dat zy uilgevoerd wordt, gebroeid, en daardoor onbekwaam gemaakt, om buitens lands gezaaid te worden. Dë zoogenoemde Turkfche of eigenlyke Arabifche koffy komt uit Temen, een Koningryk in Gelukkig Arebiè'n, en wordt van Mokka, een haven vaiïdit land, over de Roode zee naa Suëz overgefcheept, van daar op kameelen naa Groot-Kairo gebracht , en vervolgends den Nyl af na Alexandriën en andere zeelieden van Egypten aan de Middellandfche zee gevoerd. Dit zelfde land levert ook de beste Vlasch. Het Katoen of 'Boomwol wordt in de meeste Provinciën, als in Natoliën , Syriën en Griekenland gcT-teeld; maar die in de nabuurfchap van Smyrna is één van de besten. Zy wast daar niet aan boomen, maar aan eene plant, waar van het zaad omflreeks April gezaaid wordt , en welke de hoogte van een elle bereikt , bladers heeft, gelyk de hazelnooten-boom, maar bykans donker-blaauw van kleur, gelyk er de bloesfem ook uitziet, en vervolgends nooten draagt ter groote van een mispel, die in dc langte als 't ware in drie verdeelingen verbonden zyn , welke , als zy volkomen ryp zyn, fplyten, B c en  20 Eerfte Af deeling en waar uit dan de boomwol of het katoen gehaakt wordt. Onder de boomvruchten zyn de kersfen en nooten aan de onze gelyk. Appelen en peeren zyn er niet zoo veele in foorten, noch ook zoo goed als by ons. Doch onze bergamot-peeren evenaaren ver 'of na niet die van Angora. De perfikken aldaar, overtreffen de onze in fmaak. Blaauwe pruimen zyn er byna geheel niet. Daartegen muntten zy weder uit in amandelvyge- granaat- en olyfboomen. De Piftache-boom hoort eigenlyk in Syri'ên 't huis, zoo als de Palmboom met zyne dadel-vrucht in Egypten. Deze laatfte verdort zelfs niet by de grootfte hitte, en tiert beter in zandige dan vochtige gronden. Veele Provinciën hebben wouden van eicken en pynboomen. Voorts ontmoet men overal Cypresfena welke by de huizen Moskeen en op begraafplaatzen geplant wordt. De wynftok wordt fterk aangekweekt, en de druiven zyn voortreflyk en van veelerhande foort. In Juny en July heeft men kleine blaauwe, vervolgends witte, dan groote blaauwe en witte, en eindelyk donker roode. Zy duuren dikwyls tot in January en Frebruary .van het volgende jaar. De Turken zeiven mogen er geen wyn van maaken, hetwelk alleen aan de Christenen en Jooden, en dit nog niet op alle plaatzen, geoorloofd is; maar zy droogen in den langen zomer de druiven, welke voor ons de korinthen leveren. Uit dezen bereiden de Turken fterke dranken, waaraan zy zich, by gebrek van wyn, dronken drinken. Men iaat de wynflokken voor die druiven, welke gedroogd zul-  Gefchied- en Aardryks-kundige Inleiding. 2r zullen worden, niet hooger groeien dan eene halve roede, maar de anderen wasfen tegen de boomen op. De gemeene wyn is daar zoo goed koop, als by ons de flechtlte bieren zyn. De wyn van het Eiland Scopoli is de beste, als men'hem met water gemengd drinkt; voorts zyn de Muskaat-vvynen van Tenedos, Smyrna, Samos en de Cyprus-wynen voortreflyk. Onder het tam gevogelte vindt men meest duiven, gemeene hoenders en kalkoenen. Ganfen en endvogels vindt men minder, ook ünaaken zy zoo goed niet als by ons. Aan veelerhand wild gevogelte ontbreekt het niet, by voorb. aan patryzen , wilde enden, ganzen en Frankolinen, eene foort van kleine Faifanten. De tortelduif is overal, en tegen den herfst heeft men de Bekkafige, eene kleine trekvogel , die het gebrek der leeuwerken vergoedt. De wachtels zyn in Griekenland, en voornaamlyk op de Eilanden van den Archipel, in buitengewoone menigte, welke een' tydlang in azyn gelegd worden, en zeer goed fmaaken. De ooijevaars zyn èehiger maten heilige vogels. Niemand onderwinde zich, om ze te fchieten, en haare nesten op huizen en hoven worden voor een gelukkig voorteken gehouden. Schaapen met en zonder hoornen, en bokken, maaken de talrykfte kuden onder het tam vee uit. De ftaarten des eerften zyn ongemeen zwaar en vet. Het vleesch van beiden (want het htótfte is daar zoo onaanzienlyk niet als by ons,) wordt van de Turken meest gegeten. By Angora vindt men die foort van ■ geiten, van welken die haairen komen, die wy ke# 3 mels-  22 Eerfve Af deeling mels-baair noemen. Dit haair is fyn en blinkend, en hangt haar bykans tot op den grond. Het wordt niet afgefchooren maar afgekamd , .en wykt in fchoonhcidnict veel voor dezyde. De geiten zeiven,zyn redclyk tam van aard, en middelmatig van groott'e. Zy worden dikwyls in de daar vlietende kleine ftroomen gewasfehen en op de drooge gronden aldaar geweid. Wanneer zy van zulke oorden afraaken, dan ontliarten zy in korten tyd geheel. Rundvee vindt men op de meeste plaatzen, waar Christenen en Jooden wooncn; want de Turken gebruiken niet heel geern rundvleesch. Zwynen zyn nog zeldzamer, nademaal noch de Jooden noch de Turken derzelver vleesch eten. Aan hazen , reeën en wilde zwynen is ook geen gebrek; maar de herten zyn er onbekend. De Turkfche Paarden zyn goed, om te ryden, maar niet om tot den arbeid te gebruiken, en kunnen by aanhou? den en fpocdig reizen, by de Arabifche niet haaien, Zy worden,van de Turken dikwyls zoo tam gemaakt, dat zy den ruiter naloopen, op zyn wenken en roepen by hem komen, en ook ihlftaan, zonder vastgebonden te worden, Zy zyn fierlyk van geftalte, en laaten zich fchielyk leeren,om het fchieten door te (laan, cn tot allerleië oefeningen gewennen. De Turken ryden doorgaands op hengsten, en niet op meniën, en zyn goede paarden menners. De Buffel-osfen lopen voor den ploeg. Deze zyn hooger dan onze grootfte osfeni, en veel dikker en grover in het vleesch , zoo datzy er redclyk monfteriichtig uitzien. Zy gaan niet anders dan met eenen langzamen ftap , zyn gemcenlyk aschr  Gefchied- en Aardryks-kundige Inleiding. £3 aschgraauw qf zwartachtig, en hebben naar evenredigheid heel kleine oogen. Zy trekken ook de Arraba of de zwaare rolwagen met twee raden, die men tot inzamelen van het koorn, kaf en andere huislyke noodwendigheeden gebruikt. Ter vervoering van eigenlyke lasten en koopmans goederen dienen de ezels, muilezels en kameelen. In Klein-Afiën zyn alleen die genen , welken maar êênen bult hebben. Zy zyn van verfchillende foort. Die uit het binnenlte van Natoliën en van de Perfifche grenzen, zyn zeer groot en fterk. Omftreeks Konflantinopolen , en aan de Afidtifche kusten van den Archipel, zyn de kleinften. Hun tred is heel langzaam , en niettegenfhande zy groote ftappen doen, moeten zy nogthans voor eenen weg van tien uuren vyftien uuren tyd hebben. Maar wanneer zy aan het lopen komen, is het verbaazend. Onder alle dieren rusten zy het minst. Geen lastdier is zo gemaklyk en met zoo weinig kosten te onderhouden. Zy kunnen veele dagen achter één honger en dorst doorftaan. Zy voeden zich met blaaden van ftruikcn. Op reis ftcckt men hun een klomp week deeg in den bek, waar op zy eenen gcheelen dag kaauwen en zich mede onderhouden. De grooten hebben ongemeen lang en ruig haair aan den kop, hals en buigingen der pootcn. Hun geluid is zeer onaangenaam en dikwyls verfchriklyk. Hun kleur valt in het vaale en donkerbruin. Men kan ze nooit geheel tam maaken. Zy zyn valsch, en tasten met hunne lange halzen iemand dikwyls naar het hoofd en armen, alhoewel hunne dry vers daar genoegzaam B 4 vooü  24 Eerjle AJdetling voor beveiligd zyn. Als zy geladen worden, moeten zy knielen en op den grondt gaan liggen. Het is zeldzaam, dat zy zelfs met flaan niet opryzen, indien de last grootcr is, dan de natuur en krachten van de kamcelen eifchen. De één wordt aan den zadel des anderen met een lang en fterk touw vastgekoppeld. De kleinen dragen niet wel boven de zes honderd, en de grooten niet boven de duizend pon* den. Men kan ze op reis niet voortkrygen, als er geen mensen of beest, B. V. een paard, muil-ezel of ezel, voor uitgaat. Als de dryver voor de eerde keer fluit, en aan den hallier trekt, die om den kop vastgemaakt is, dan vallen zy op de knie; als het herhaald wordt, vallen zy geheel op den grond, en als het voor de derde keer gefehiedt, dan flaan zy weder op. Opdat zy by tyds daar aan gewend worden , zoo buigt men hun , wanneer zy ter wereld komen, de pooten onder het lyf, en laatze eenige dagen in dezen ftaat. f Van wilde dieren heeft men eene foort van groote en verfcheurende vosfen, die men Schakah noemt, welke 's nachts dikwyls by veele honderden tevens, onder een gehuil, gelyk honden en katten, op roof uitgaan, en zich daarom, vooral des nachts, in de dorpen waagen , waar uit men de gefchiedenis van Slmson , kan ophelderen, dat men er gemaklyk een goed aantal te gelyk van vangen kan; als ook Hyè'etotti, grioter dan de eerstgemeldcn , welke eene roiddelfoort zyn tusfehen vosfen en wolven. Beiden graven dikwyls de lyken yan menfehen op, en verflinden die ?  Gefchied- en Aardryks-kundige Inleiding. i$ die, ook verfchêuren zy de zwakker beesten, en daar de Schakals voor de menfchen bang zyn, zoo vallen, deze laatften dezelven wel aan. Zy zyn wel niet zoo hoog als de wolven, maar haare haairen zyn ruwer-, en met groote zwarte vlakken getcekend. Haar ruggraad is, even als die der krokodillen, onbuigzaam. Doch het is geen waterdier. De huid van den Schakals gebruiken de gemeene lieden daar even ééns, als by ons de aanzienlyke lieden de pelzen van andere vreemde dieren. Zelden vindt men, de groote gebergten uitgezonderd, tygers, en nog zeldzamer leeuwen. Aan groote en kleine Hagedisfen, van veelerhande fooiten , ontbreekt het niet. Daar toe behoort de Chameleon, welke zich door een hooger rug en langer pooten van de overigen onderfcheidt. Hy kan den kop niet afzonderlyk en zonder het gehecle lyf bewegen. Zyn voedzel beftaat in de bloedeloze diertjens, welke op zyne kleverige tong gaan zitten. Het merkwaardigfte in dit beest is de verandering van zyne kleur, welke zich naar het onderfcheid der voorwerpen vertoont. Alhoewel het de donkre kleuren het ligtst aanneemt, en het er dus bruinachtig, groenen zwartachtig uitziet, echter zyn deze kleuren gemeenlyk met witte en roode kleuren gemengd. Wanneer hy in vryheid is, zyn de aangenomen kleuren levendiger , dan wanneer men het in een hok opgefloten houdt. In den. flaap veranderen zy niet, en by den dood van het heest word het vaal. Het heeft ongemeen vuurige oogen. Schorpioenen vindt men op veele plaatzen, en Slangen van verfchillende, doch B 5 gc?'  25 Eerfle Af deeling geene van buitcngemeene , foorten. De Schildpadden lopen op de bergen vry in grooten gctallc rond, dewyl de Grieken en Turken ze voor onrein houden. Zy zyn niet groot, en men zal er niet ligt één vinden , welks fchild in den omtrek meer dan eene elle bedraagt. De by ons gcwoone Infekten zyn ook hier, en worden op zekere tyden van het jaar zeer lastig. Daarom moet men onder een vliegennet flapcn. Dit is een naar de grootte van het bed gefchikt behang van zeer dun lynwaat, katoen of zyde, dat als een zak het bed bedekt, welk men, op dat de muggen en vliegen er over dag niet in-gaan zitten, aan het hoofdeneinde daar het aan twee iTaven hangt, famentrekt, maar anders opwindt en in een knoop' tocflaat. De Wanzen of Weegluizen zyn in de meeste huizen eené groote plaag. De waters zyn doorgaans ryk in mosfelen en vïsch, van welke de zee visch boven de rivier visch om den fmaak zoo wel als uit hoofde der gezondheid verkozen worden. De meesten zyn van de ons bekende foorten, als aal, baars enz. De long is als onze fcholleu. De Zwaardvisch wordt by Kon/lantinopolen gevangen , en heeft zynen naam daar van, omdat het neusbeen , naar evenredigheid van zyne grootte, twee of meer voeten in de gedaante van een zwaard uitftcekt. By Alexandriën zyn de Zee-rasfen, waar van men de kuit, in lange en ronde ftukken gedroogd, krygt, die men Butarako heet. Van Kreeften heeft men aan de zeekusten vier foorten , te weten, de groote, die by ons onder den naam van Humbers bekend  Gefchied- en Aardryh-kundige Inleiding. 27 kend zyn, onze gewoone kleine met harde fchaalen; bovendien eene byzondere welfmaakende foort , die byna langer, maar niet zoo dik, integendeel in plaats van de hoornachtige donker roode fchaal, alleen met eene helder-roode huid ongcven en geheel vleesch is; en eindclyk de krabben. Onder de zeedieren vindt men in den Archipel en het Kanaal van Kovflantino~ polen byzonder de Dolfyn of het zeezwyn. Daarvan worden geheele fchoolen, voornaamlyk by ftil weder, gezien, die derwaards trekken, van waar wind en ftorm komen zullen. By zulke togten fpringen zy gemeenlyk met een groot geweld in de hoogte, en Horten zich boogswyze weder in het water. Zy komen heel dicht by de fcheepen, en vermaaken niet alleen de zeelieden, maar waarfchuwen ze ook als 't ware voor den aanftaanden wind. Uit hoofde van de groote hitte zyn de meeste ziekten van korten duur, en veelen van onze langduurige ziekten vindt men in Klein-Afi'ên byna geheel niet. Hier toe moet men B. V. de waterzucht, de podagra, de teering enz. rekenen. De vrouwen bevallen daar gemaklyker dan in Noordelyke landen, en hcrftellen ook lpoediger. De pokken rechten hier en ginds, zoo wel onder volwasfen als jonge perfoonen in zekere jaaren, eene fchriklyke nederlaag aan. Alhoewel het inenten van dezelven in Klein-Tartaryën, als ook in veele Eilanden van den Archipel, in gebruik is, echter vindt dit op het vaste land geene plaats. De mazelen zyn cr niet zoo algemeen, en ook niet zoo fchadelyk als by ons. De koortzen zyn een  Eerfte Af deeling een gemeene kwaal, en de heete koortzen, inzonderheid die in den herfst regeeren, maaken fpoedig met de menfchen een einde. Ook worden veelen door hartvang en beroerte weg gerukt. De Dysfenteriën of buikloop zyn in den zomer, voornaamlyk door het eten van onrype vruchten, zeer gewoon. Zeer veele lieden worden van de Hypochondrie geplaagd , het welk waarfchynlyk veroorzaakt wordt door het veel zitten , voornaamlyk in het heete jaargetyde. De vrouwen zyn er zeer bloot gefield aan Hyfterike toevallen , welke by haar dikwyls tot Manie of zinneloosheid flcigen. De flerke zonnehitte, en het veel- » vuldige door den wind opgejaagde flof, maakt ook veele blinden lieden, die men dikwyls in ééne enkele flad in de Levant meer heeft, dan by ons in geheele Provintiën. Zeldzamer, maar niet geheel ongewoon, is de melaatsheid , waarmede de lieden op de Syrifchp kusten , het Eiland Kandia en andere plaatzen , befmet worden; en welke door eene iangduurige verkeering en het aanraaken van anderen overerft, tefwyl het vleesch allengs verteert, zoodat niets dan vel en becnen overblyven, van welken ook zelfs het vel of de huid door eene affchuwelyke melaatsheid weggevreten wordt. De lyders kunnen tien en meer jiaren daar mede leeven , ook dikwyls nog werken gaan. De melaatfchen leven xonder de andere menfchen , of onthouden zich , wanneer het al te erg wordt, om te kunnen bedelen, op de openbare wegen. Daar er meer zyn, onthouden zy zich by elkanderen , en van andere menfchen afgezonderd , doch  Gefdiied- en .Aardryks-kundige Inleiding. 2? doch ook op plaatzen , waar zy gevoeglyk bedelen kunnen. Het grootlle kwaad van allen is de Pest. Deze maakt de volkrykste fteden tot woeftynen , en de Landfchappen tot wildernisfen. Dit kwaad woedt in de maanden. Mey, Juny en July het hevigfte, wordende dan gemeenlyk alle dagen tusfchen de zestig en drie honderd dooden begraven. In Konftantinopolen begint men eerst van de Pest te fpreken, wanneer het getal der geftorvenen tot vier of yyf honderd aanwast; en wanneer er boven de duizend alle dag weggefleept worden, dan heet het een groote Pest. Die er van befmet wordt , voelt een zwaare hoofdpyn; De lenden doen hem zeer, en de krachten Vervliegen als 't ware uit het gantfche ligchaam. Daar op volgt een hevige koorts, die den lyder in een zwaar raaskallen ftort, waar in hy ook, als de Pest heel kwaadaartig is, fterft. Het zonderlinge van deze ziekte is de uitwerking, welke zy op de ziel van den lyder heeft; want op één oogenblik ontzinkt hem moed en troost. Na den dood breekt vervolgends de pestbuil uit; Maar als de pest niet zoo hevig is, dan gebeurt dit voor den dood. Met dit alles gaat het zeer hevig toe. By fommigen is ziekte en" dood byna het werk van één oogenblik, by anderen van eenige uuren , op zyn meest van drie dagen. De builen breken doorgaands uit in de wecker deelen van het ligchaam ; dan is er maar éènë, dan zyn er meer. Daar zyn heel duidelyk twee onderlchciden foorteu. By de kwaadaartige is op geene genezing te hoopen; maar  3<3 Eerftc Afdeelingi maar by de zagtdaartigfte is de lyder nog tot den veerugften dag in doods gevaar. De goede foort van builen wordt, als zy ryp zyn geworden, geopend, waar uit dan eene (tinkende etter-ftoffe vloeit. Geduurende die veertig dagen moet eene ltrenge levens* wyze gehouden worden, en indien de lyder dan eenig vleesch, visch, boter, oly, eyeren enz. gebruiken zou, dan breekt er eene andere Pestbuil uit, waar door hy zonder hulp een kind des doods is. Rys, kruiden, noten enz. in water gekookt, zyn zyn eeiiigfte voedzel. Men heeft opgemerkt, dat melaatfchen en met booze zweeren belaaden menfchen voor deze kwaal genoegzaam veilig zyn. Wie ééns de Pest gehad heeft, is daarom eene andere keer er niet vry van. Daar zyn voorbeelden, dat pcrfoonen, welke ze twaalf en meermaalen gehad hebben, en er echter eindelyk aan geiTorven zyn. Ja in zeker opzigt is de geen, die ze ééns gehad heeft, er meer vatbaar voor dan een ander. Zulk iemand kan ook dikwyls vooraf weten, wanneer er een pest ontftaan zal, alzoo hy eene zekere jeuluïng gewaar wordt in de genezen buil. Geneesmiddelen vinden by deze kwaal geene plaats. Terftond in 't begin geeft men gemeenlyk aan iemand , die befmet is , een fierk zweet-verwekkend middel, om het uitbreken der pestbuil te bevorderen. Als deze nu van de beste natuur is, dan is ze te openen benevens eene goede levenswyze de weg om zich weder te hertteken. Echter is het een algemeen gezegde, dat wanneer men pest befpeurt, het drin-  Gefchied en- Aardryks-kundige Inleiding. 31 danken van zyn eigen water veel dienen zou tot eenen goeden uitflag. De pest verfpreidt zich Van ééne plaats zeer fchielyk over de overige Landfchappen van het Turkfche ryk; nadien men aldaar van het affluiten van befmet-» te plaatzen niets weet. Voorts is deze kwaal als een vuur. Alhoewel zy niet, zoo veel men befpeuren kan, door de lucht wordt voort geplant (want deze bïyft in Turkyën zoo gezond, als te vooren,) echter is de reuk of het aanraken van befmette perfoonen en zaaken terftond gevaarlyk , terwyl integendeel de geen, die zich daar voor wacht, onaangetast blyft. Door alle dingen befmet de pest, uitgezonderd brood, hout, en vloeibaare dingen. tiet begin, voortgang en einde van deze kwaal is onzeker. Dikwyls begint zy in den herfst, maar gemeenlyk in den winter, neemt in de Lente toe, en houdt veel by de grootfle hette in Juny op. Om St. Jan is meesttyds het einde, ten minften de vermindering der pest, byzondcr in Egypten. Iiicr r«J kenen de Levanifche Christenen niet alleen , maar ook de Muhamedanen op. De ondervinding leert , dat de pest uit de zuidelyke en ooftelyke Provintiën van het Turkfche ryk, voor de noordelyke gevaarlyker is, dan wanneer zy uit deze laatften zich tot de eerstgemelden verfpreidt. Daarom is de Egyptifche en Syrifche voor den Archipel, Natoliën en Rinneliën vreeslyker, dan die van Konftaniinopolen en Smyrna in Egypten en Syrièna ja die van Smyrna te Konftantinopolen gevaarlyker, dan die van Konjlan- li-  32 Ëerjle Af deeling. tinopolen te Smyrna. De Egyptifche pest verfpreidt zich verders het allerfpoedigst, en fleept ook de meeste menfchen weg. Voorts neeme men geduurig waar, dat eene aardbeeving van de pest een einde maakt of ze vermeerdert. Als men naar de oorzaaken vraagt, waarom deze kwaal in Turkyën zoo dikwyls woedt ? dan kan men er verfcheiden opnoemen. Onder de natuurlyken is deze wel de voornaamfte, dat de verfpreiding nooit verhinderd wordt. De befmette huizen, plaatzen en landen worden nooit afgefloten; en de dingen , die aan de befmetting onderhevig zyn, zoo als kleederen, bedden enz. worden nooit verbrand, begraven of behoorlyk gereinigd , maar openlyk verkocht , of als er erfgenamen zyn, ook wel opgefloten en eemge maanden of jaaren daarna voor den dag gebracht, waar door de pest als dan op nieuw- uitbreekt. Dit onverftandig gedrag rust op het Muhamedaansch Godsdienst-gevoelen van een onvoorwaardelyk noodlot, volgends het welk, het geen gefchieden zal, gefchieden moet, men moge doen, wat men wil. Daarom wacht zich geen Muhamedaan voor eene aangeftoken plaats of huis. De pest is in zyne oogen niet anders dan pylen van God, die het voorgeftelde doel treffen, zoodat het vruchteloos zy, ze te willen ontwyken. De Europeiianen zyn niet zoo ligt aan deze kwaal bloodgefteld. Misfchien beveiligt hunne levenswyze hen daar tegen. Ook is verders hunne voorzigtigJieid daar by ongemeen groot. Wanneer de pest eeni-  GtfcMti- en Aardryks-kundige Inleiding. 33 Beniger mate de overhand neemt, dan fluiten zy zich in hunne huizen cp of nemen de vlucht op het lanch Zy laten in hunne huizen niets komen, het geen niet door een' fterken rock, of door azyn, of water gc' reinigd kan worden. De koophandel is dan groote!» deels geftremd , of word alleen op eenen afftand van eenigc fehrecden gedreven. Alle byéénkomfien, en dus ook de openbare Godsdienst, flaan ftilv De aardbevingen zyn een niet min groot ongemak in Turkyën. Alhoewel zy ook in andere landen, zoo als in haliën, Portagaal enz. plaats hebben, zyn zy echter daar als 't ware eigen. Men kan ze op vcclerlcië wyze te vooren ontwaar worden. Wanneer de zon met eene heldere lucht , nogthans roodachtig fchynt, de lucht zwoel, en het tevens doodfiil van wind is, dan is zulks een kwaad voorteken. Voor de aardbevingen zelve gaat een byzonder gefuis, en als zy fterk zullen wezen, een gedruis vooraf. De aardbevingen zelve zyn van tweederleië foort. De cerfte, en min fchadelyke, is, wanneer dezelve golvender of flangs-wyze of als aanëenhangende onder den grond voortgaan; maar de ontzagchelykfte foort is, wanneer de aarde by rukken en door ftooten in de hoogte zich verheft. De duuring van dezelve is , gelyk bekend is, zeer onderfcheiden, en gemeenlyk blyft het niet by eene keer. Geen verfchynfel ter wereld is misfehien vreeslyker dan dit. De fchriklyke gewaarwording daar van vertoond zich zoo wel by menfchen als heeften. De wonden, welke men C daar-  34 Eerjle Afdaling. daarby bekomen mogt, worden voor ongenceslyk gehouden. Wie in die gelegenheden eenige tegenwoordigheid van geest bezit , neemt de wyk onder een deurpost, om daar onder voor het afvallend hout en fteenen veilig te wezen. Daarom bouwt men ook, zoo veel immer mooglyk is, de huizen ligt en dicht, op dat zy by eene aardbeving des te eer medegeven, en niet zoo fchielyk kunnen inftorten. Nadien de bouwwyze van een land zich gewoonlyk richt naar deszelfs lucht, hemelftrcek, grond en andere natuu'rfyke omftandigheden , fchynt het hier de beste plaats te zyn, om daar van te fprecken. Zy is in lieden en dorpen overal ongeregeld. De ftraaten in de lieden zyn zeer nauw en eng, gemeeulyk niet meer dan twee tot vier ellen breed. Door dit middel poogt men zich voor de hitte te befchutten, en de fterke zonnefchyn van de ftraaten te houden. Men heeft ook geene breedte van ftraaten van doen, dewyl er geen rytuig in gebruik is, maar de lasten van menfchen of beeften, te weten van ezels , muildieren of kameelen , gedragen worden , en wie niet te voet gaat, rydt op ezels of paarden; en op zyn meest laten zich aanzienlyke vrouwen in Tachtaravans, eene foort van rosbaaren dragen. De huizen zyn nooit regulier gebouwd; Het zelfde huis is ten deele van twee, en voor een gedeelte van meer verdiepingen. Dit kan ook niet anders wezen; Want, uitgezonderd de groote en openbare gebouwen, wordt er geen huis opgehaald volgends eene te vooren gemaakte  Gtfchied' en Aardryks-kundige Inleiding. 35 te teekcning, ook worden de deelen voor het geheel niet voor dat men daadlyk aan het bouwen gaat , klaar gemaakt, maar men bouwt ftukswyze, waardoor men by het beginnen van een nieuw gedeelte van gedachten veranderen kan. Evenwel overtreffen dikwerf de natuurlyke gelegenheid , en ongedwongen aanleg der huizen, de verfieringen daar in gebracht ,. de boomen en tuinen, daar zy rondom mede-beplant zyn, als mede de fonteinen onze kunstige regelmatigheden. In de grooter huizen vindt men gemeenlyk baden, welke uit twee of meer vertrekken beltaan, van boven met lood gedekt, door kriftallen glazen verlicht, en met bakken, waterpypen en alle gemakken voorzien zyn. De Turken onthouden zich van alle pracht in het bouwen, omdat zulks, naar hunne meening, het kenmerk is van een opgeblazen en onmatig gemoed, het geen zich zeiven als 't ware eene b ellendige wooning in dit leven belooft. Zy vergenoegen zich , indien zy flechts als reizigers in de herberg voor roovers en kwaad weder beveiligd zyn. De meeste huizen, vooral in de zuidelyke Provintiën , hebben in plaats van daken Terras/en, dat is, platte, in het midden of aan den éénen kant min of meer verheven fteenen vloeren , opdat het regenwater te gemaklyker kan aflopen. Deze zyn met eene leuning omringd. Men gaat er op wandelen, en flaapt er des zomers op, De benedenfte verdieping wordt bykans altyd tot het bergen van waaren en goederen, tot Magazynen, StalC 2 len  3<3 Eerfte Afdeeling len en Kelders gebruikt; op de twee en derde Verdiepingen loopt van binnen eene Gallery als een Balkon rond, welke van het dak van het huis bedekt wordt^ en zeer gefehikt is tot eene wandelgang. Deze leidt ook grootcndeels naar alle de vertrekken van het huis. In dezelve is eene dubbele rei vensters geplaatst. De onderlle , welke vry laag en niet heel groot zyn , hebben zelden glasraamen, maar alleen een min of meer naauw tralie-werk , en dienen enkel om uit tekyken, als men op den fofa zit; de-bovenden, waar door cigenlyk het licht valt, zyn nog kleiner in verfcheiden gedaanten, en meermaalen met allerleië gefchildcrde glazen afgezet. Dus hebben middelmatige vertrekken fomtyds meer dan twintig vensters. De Koopplaatzen der Turken in de fteden, waar in zy hunne waaren hebben met Christenen en Jooden, heeten Ba/ars of Befellein, welke, uit vreeze voor brand, gemetzeld en verwelfd, ook van boven met koepels bebouwd zyn, door welke het licht invalt. Dewyl elk zyne waaren daar in laat , worden zy 's nachts gefloten. Van de Befejlein is de Scharfi niet veel verfchillende. Deze is eene menigte van aanëdngebouwde winkels tot verkoop der waren in eene foort van firaat, welke van boven met planken tegen den regen befchut zyn. Voorts is brand iet vreeslyks in Turkyën. Nademaal de ftraaten eng en naauw, en de woonhuizen, uit hoofde der aardbevingen met houten befchotten (in het Turksch Tahan,') ook met houten galleryën voorzien zyn; en ein-  Gefchied- en Aardryks-kundige Inleiding. 37 eindelyk dit houtwerk met veelerhande olyverwen befehilderd is, zoo brandt, voornaamlyk in de zomermaanden , alles als ftroo weg , en de Turken hebben geen ander middel, om den brand te blusfchcn, dan dat zy eene groote menigte huizen in het rond omver laten haaien. Nadien er nu by die gelegenheden veel te rooven valt, en de Janitfiharen inzonderheid by het brand blusfchen gebruikt worden ; zoo ftichten zy ze zelfs menigmaal, en gaan gemeenjyk by het blusfchcn langzaam te werk. C 3 TWEE-  $3 D e ftichter van den Godsdienst, welke in Turkyën de heerfchende is, Muiiamed , wist het Godsdienftig famenftel zyner aanhangeren met het liaatkundige en zedelykc zoo 'naauw in den te vlechten, dat het dén met het andere Maan of vallen moest. Eene korte befchouwing van zyne gefchiedenis, uit welke de oorfprong , plan en uitbreiding zyner leere van zelf blyken zal, kan hier dan haare rechte plaats vinden. Muiiamed werd in.'t jaar 571 na Christus geboorte, te Mekka, de Hoofdftad der Provintie Hijaz in gelukkig Arabiën geboren. Dit gantfche Land werdt toenmaals van volken bewoond, die verfeheiden Gemeenebesten uitmaakten, welke zich (lammen noemden. Elke flam verkoos édnen der oudfte en ccrwaardigfte mannen uit zyne voornaamfte Familiè'n tot zyn Opperhoofd. Muhameds Familie of geflacht was van den Stam Aofoch. Het voornaamfte huis van dezen Stam was het huis Koskene, en het Opperhoofd van dezen flam was ten tyde van Muhameds geboorte Abd- al- met- allah, wiens oudfte zoon, met naame Abd- allah, Muhameds Vader TWEEDE AFDEELING' Godsdienflige en zedelyke gejleldheid. was j  Godsdien lige en zedeïyke gesteldheid. 39 was; en deze Stam woonde aan de kusten der Roode Zee. Add- al- met- allaii was opperfte. Priester van den Tempel, in welken de Afgoden van dat Land gediend werden, en als Opperhoofd van zynen Stam was hy tevens beheerfcher van het daar toe bchoorende gebied. In deze hoedanigheid voerde hy oorlog tot zyne verdeediging tegen de Perfiaanen en Ethiopiërs, het welk de gezegden van fommige Gefchiedfehryvers van zyn leven regelrecht tegen fpreekt, welke hem eene zeer laage afkomst toefchryven. Nadien zyn Vader overlecdt , toen hy nog zeer jong was, zoo magtigde zyn Oom zich niet alleen zyne rechten aan, maar deedt ook ééne en andere pooging, om hem door vergif uit den weg te ruimen, of te laten, vermoorden. De jonge Mühamed moest zich om die reden, ten einde zyne vcrraderiyke aanflagen te ontgaan, een' tyd lang onder verfeheiden vermommingen verbergen, en een ellendig leven leiden, tot dat hy het geluk had, om by de weduwe van eenen ryken Koopman in dienst te geraaken , die , door middel van haare bedienden in den Koophandel en door haare Faktoors eenen aanzienlyken handel op Syriën dreef; en in deze hoedanigheid kwam Mühamed zelf by haar in dienst, en werdt haar in korten tyd zeer nuttig. Nadat hy Kadisgha , zyne meesteresfe , verfcheidene jaaren getrouw gediendt hadt, maakte hy een' indruk op haar hart, waar toe zyne naar het voorkomen fterke lighaamsgeftcldheid, zyne fraaie gedaante en niet gemeene bekwaamheid C 4 niet  '4° Tweede Ajdeelïv.g niet weinig zullen toegebracht hebben. Eindclyk trouwde zy hem, waar door hy bezitter werd van eenen onmetelyken rykclom. Dit geval gebeurde in. het deaagie jaar van zyn' ouderdom, en hy hadt de bekwaamheid , 'om voor > zyne Echtgenoote eene KMwklieid te verbergen, welker ontdekking zyn geluk dcnklyk te niet zou hebben gedaan. Te weten, hy was aan toevallen van vallende ziekte onderhevig, maar als hy die voelde aankomen, was zyne gewoonte , dat, hy zich aan haar en alle ander gezelfchap onttrok, en wel. onder voorwendzel , dat hy zynen tyd in eenzame Godsdienst-oefeningen doorbracht. Nadien nu Kadisgha reeds voor haar Huwelyk aan deze afzonderingen gewend was , zo was het hem vervolgends gemaklyk , om zich daar van tot zyne eerzuchtige oogmerken te bedienen. Het eerfte voorwerp , daar hy zyne aandacht op vestigde, was het herkrygen van zyn vaderlyk erfdeel uit de .banden van zynen Oom; tevens bracht.hem de kennis, welke hy door eene vryë verkeering met Christenen en Jooden op zyne veelvuldige reizen naa Syriën-, Paleftina en Egypten verkregen hadt, hem op den (routen inval, om Wetgever en Stichter van eenen nieu-wen Godsdienst te worden. Hy beftudeerde- voornaamlyk het leven van Moscs en Je#s van Nazarelh , en de aanmerking , hoe ver de Godsdicnstyver in (laat is, om de aanhangers van elk fy(lema van geloof, zy mogen dan Vorsten, Prieftcrs of gemeene lieden zyn, te dryven, gaf hem de gedachten jn, om eenen troon te vestigen op de dwaasheden en  Godsdienjlige en zedelyte gefteldheid 41 en verblindheden van het menschdom. De geest der toenmalige tyden was voor zyne onderneming ongemeen gunfdg. De Arabïèrs-, die in hunnen Afgodsdicnst koel en nalatig geworden waren, hadden zich aan Atheïstery overgegeven. De Christenen waren in partyfchappen verdeeld, die eikanderen met redeloozen yver ter eere Gods vervolgden, en aan hunnen gcmeenfchappelyken haat offerden zy de onfchuldige Jooden op, die zich insgelyks, naar het recht van wedervergelding , aan de' 'hoogde wrecdhceden fchuldig maakten. ! Onder deze omfhndighedeh ving Muiiamed zynen verbazenswaardigen loopbaan aan , terwyl hy een' buitengemeencn fchyn van heiligheid aannam, welke liet noodzaaklyk momtuig is , om er de dicpflc huicheïary en gecftelyk bedrog onder te verbergen. •De afzonderingen voor een tyd lang van zyne vrouvs en van de wereld werden-menigvuluiger ; hy gaf zich den fchyn van 'eene eenzame Ievenswyze, leidde zich in zyn fpreken op eene voorbeeldige Godsvrucht toe, en fcheen geft'adig met bidden, overdenken en' bcfpicgelingen bezig te zyn. Als zyne vrouw, die nieuwsgierig was; en achterdocht begon te krygen, alle zyne bewegingen naauwkeuiig gadegeflagen hebbende, hem in één van zyne cpileptjfche toevallen verraste, zoo betuigde hy op het heiligst, zoo dra hy weder tot zich zeiven kwam, dat de blinkende verfchyning van den Engel Gaeric'L , welke op Gods uitdrnklyk bevel by hem gekomen was , om hem zynên Godlyken wil, ten aanzien van den wa'aP v 5 ren,  4* Tweede-Af deeling ren Godsdienst te ontdekken, hem vermeefterd hadt. Kadisgha, die zich of in de daad van haaren man hadt laten misleiden, of enkel voorwendde, aan zyne verfchyningen geloof te geven , verbreidde dit fprookjen, dat hy een Profeet was, en dit voorgeven werdt van tyd tot tyd door eenen getrouwen flaaf, en eenige weinigen van zyne gemeenzaamfie vrienden, die hy door omkoopingen en allerhande kunstgreepen aan zyne zyde trok , fteeds verder en verder rond gebracht. Zoodra hy vondt, dat het getal van zyne bewonderaars toenam , fprak hy vryër en openlyker varr het onderwerp zyner verfchyningen, en van de openbaringen, die de Engel hem gedaan hadt; alzoo hy zeer wel wist, dat de fchyn van een wonderwerk onder- alle voorwendzels het waarfchynlyklte was, om het gemeen tc bedriegen. In dit bedrog werdt Muhamed door eenen Griekfchen munnik, met naame Sergius, krachtig onderfteund. Deze deedt. zyn best, pm zyne aanhangers van de waarheid van Muhameds leer tc overtuigen , en alzoo zy veel van nieuwigheden hielden, werden zy heel fpoedig zyne leerlingen. Om dezen tyd fterf zyn Oom; doch hy was nog niet fterk genoeg, om zynen neef, die hem in deszelfs bezittingen opvolgde, het hoofd te bieden. Maar deze zelfde bloedverwant , Muhameds openbare yyand, bracht , tegen zyn wil, meer toe dan iemand anders tot zyn' volgenden roem en grootheid. Ily was volmaakt onderrecht van zyne oogmerken , en vervolgde hem dieshalven met eene zoo onophoudelyke hevigheid , dat hy hem noodzaakte,  Godsdienflige en zedelyke gevleidheid. 43 te, Mekka te ontwyken, en de vlucht na Medina te neemen. Medina is insgclyks eene ftad in gelukkig Arabiën , negentig mylen van Mekka gelegen. Deze ftad werdt toen ter tyd van Arriaanen bewoond , welke zich door zyne gemeenzame gefpraakzaamheid en door zyne voorgewende verkeering met de Godheid lieten verleiden, zyne leere aannamen, zich voor zyne leerlingen verklaarden, en den roem zyner redenen op zulk eene wyze verbreidden, dat zy alle nabuurige ftede en dorpen binnen kort tot zyne party overhaalden. Toen hy nu zag, dat het getal zyner aanhangeren vry wat toenam, ligtte hy het masker af, en beweerde met ftyve kaaken, dat hy last van God ontvangen hadt , om zynen nieuwen Godsdienst door het geweld van wapenen voort te planten, in plaats van de langzame werkingen van bewyzen of overtuiging af te wachten. Op dat ook zyne wereldlyke magt eenen vasten grondflag mogt hebben, ging hy nieuwe verbindtenisfen aan met de voornaamfte inwooners van Medina, cn trouwde de dochters van vier der voornaamfcen van den Adel, met wier hulp hy met eene talryke armee van zyne leerlingen in het veld verfcheen, verfchciden ftammen, die zich tegen hem verzetten, den eenen na den anderen , verfloeg, cn zich cindclyk van de ftad Mekka mceder maakte. De fnelle voortgang van Muhameds wapenen maakte den naaryver der nabuurige voifcen gaande, welke zich gezamenlyk voor zyne vyanden verklaarden. De Arabiërs in Syriën waren de eerften, welke de wa- pe-  44 Tweede Afdeeling penen tegen hem opvatten, gelyk zy ook de eerden waren, welke na de verovering van Mekka de woede zyner wraak gevoelden. Echter nadien hy, eer hy tot het tc onderbrengen der Arabieren voortging , voor de dapperheid der Christenen vreesde, zoo trof hy met dezen een verdrag van vriendfehap 3 waar in hy zich plegtig verbondt, om de Christenen en hunne bezittingen,, als ook hunne Kerken en Kloosters te befchermcu, hunne Gêestelyken by het gerust bezit van hunne Beneficiën te laten, hen nooit te dwingen, om de wapens voor hem. op te. vatten, maar veel meer dc Mufelmannen aan te zetten, om hunne verdediging op zich te nemen, indien zy van hunne vyfinden mogten aangetast worden; nooit éénen enkelen (Christen te dwingen, om een Muhamedaan te worden , nóch hunne Munniken , om van ftaat te veranderen; nooit eene Kerk in eene Moskee te hervormen ; humie Geestelykheid van alle lasten en fchattingen te bevryden , en de andere Christenen met geen zwaarcr lasten, dan de Mufelmannen te bezwaaren; Christen Ouders niet te dwingen , om hunne dochters aan Mufelmannen ten huwelyk te geven , maar indien by geval eene Christinne met eenen Mufelman trouwen zou , dan zou deze verbonden zyn, om haar ongeftoord by den Godsdienst hunner Vaderen te laten. Bovendien werdt in dit Traktaat bedongen , dat dc Mufelmannen geene Christenen, die in eenig gedeelte van hun gebied woonachtig zouden zyn, of zich zouden 'nederflaan, zouden noodzaaken , om die dienden te verrichten , welke gemeen»  Codsdienfiige en zedeïyke gefleldheid. 45 ïaeenlyk jlaaffche genoemd worden, noch eenige willekeurig geweld over hen zouden oefenen. De Christenen beloofden integendeel in dit Traktaat, dat zy noch in perfooh, noch met hun vermogen of raadfiagen, de vyanden der Mufelmannen byHaan, maar-veelmeer de Mufelmannen vriendelyk behandelen , en hun allen mooglyken bydand bewyzen zouden , die flechts in hun vermogen was. Het oorfpronglyk affchrift van dit Traktaat werdt eerst in het Klooster der Karmeliten nedergelegt , maar vervolgends na Frankryk overgevoerd , alwaar het dn de Koninglyke Boekery zorgvuldig bewaard wordt. Door dit Traktaat tegen magtigen tegendand beveiligd, zag Muhamed zich in volle vryheid, om zicli de hoogde magt aan te matigen, zyne veroveringen verder uit te breiden, en niet alleen een' nieuwen Godsdienst in te voeren, maar ook een nieuw ryk op te rechten. In een tydveiioop van twintig jaaren hadt hy het genoegen, om te zien, dat yerfcheiden volken zynen Godsdienst hadden aangenomen , en zyn ryk werdt door de Sar aceenen vergroot, die hem voor heer erkenden. Deze waren een magtig volk, hetwelk verfcheiden Provintiën van Afiën veroverd hadt, en Muhameds nieuw gebied nam naar hun den naam aan van het Saraceevfche ryk, onder welken naam het in de gefchiedenisfen bekend is. Deze ongemeen ondernemende en gelukkige man bracht aan het hoofd van een talryk leger een groot gedeelte van Afrika , cenige Provintiën in Europa , geheel Syriën, Egypte, Damaskus, Jerufalem, Anti'ochü'n en  46" Tweede Af deeling en Perfiën onder het juk , hy overleed in het jaar van Christus 631. in het vol bezit van alle tydelyke waardigheden, en liet zyn wyd-uitgeftrekt gebied aan de regeering zyner opvolgers na. De titel van Kalif, dien men hem gaf, toen men hem te Mekka de' diadeem opzette., betekent in eenen engen zin niets meer dan eene Opper-priefter; maar in zyn perfoon was daar in het denkbeeld van eenen Koning, PrielTer en Profeeten verëenigd; en nadien niemand van zyne opvolgers op deze drie Karakters aanfpraak kon maaken, zoo ondernam men na zyn dood, om deze waardigheden van één te fcheiden, en de wereldlyke magt aan eenen van zyne naastbellaanden , alzoo hy geenen zoon naliet, en de Geestelyke waardigheid aan eenen anderen op te dragen. Dit veroorzaakte een' twist in zyn gedacht, welke bykans de omkeering van het nieuwe ryk te weeg hadt gebracht; maar eindelyk werdt Omar , één van zyne vier Generaals en lievelingen , dien hy het zwaard Gods plagt te noemen, van het Leger verkozen, om den Saraceenfchen troon te beklimmen, terwyl zyne overige mededingers door geweld van wapenen bedwongen werden. Omar was een waardig opvolger van Muhamed, die binnen weinige jaaren zyne veroveringen uitbreidde tot aan den voet van den berg Atlas , en de wetten en Godsdienst der Mufelmannen in Syriën, Mefopotamiën. Feniciën, Chaldeën, Perfiën, Egypten, Lybiën en Numidiën invoerde. Dan, noch zyne dapperheid, noch zyne liefde voor de garechtigheid konden hem voor den dolk van eenen moor-  Godsdienjlige en zedeïyke gevleidheid 47 moordenaar beveiligen ; en na zyn dood ontftondt er op nieuw onëenigheid wegens de opvolging, waar door het ryk allengs verzwakt, de hoogfte magt aan het huis van Muhamed onttrokken , de grond tot eene nieuwe ftaats-omwenteling gelegd, en het Turkfche ryk op de puinhoopen van het Saraceenfche gedicht werdt. In fpyt der ftaats verwisfelingen, welke het door Muhamed gedichte ryk tot dc laatde tyden toe ondergaan heeft, bleef de door hem verbreidde Godsdienst vast en onbeweeglyk dand houden; ook zyn in de grondleerdukken van denzelven zedert zyn'dood geene veranderingen voorgevallen. Zie hier eene korte fchets van dezelvcn. De Godgeleerde , Zedeïyke en Burgerlyke wetten der Turken zyn in drië onderfcheiden boeken vervat. Het eerde, welk de Alkoran of Koran heet, heeft Muhamed zeiven tot Auteur ; en nadien hy, volgends het gevoelen der Turken, Godlyke ingevingen hadt, zo zyn de leerdukken , in dit boek vervat, onfeilbaar, en moeten van eiken Mufëlman, als tot zyne zaligheid nodig, voldrekt geloofd worden. Het tweede, welk den naam draagt van Asfonoch, verklaart de overleveringen van Muhamed , en de grondregels der geleerdde Muhamedaanfche Leeraars. Het derde met naame Amanihandelt van de gevolgen of befluiten, welke uit de twee eerstgemelde boeken kunnen getrokken worden , om zyn leven daar naar iu te richten, en zyn als 't ware een aanhangzel van dezelven. De Asfonoch en Amani zul-  48. Tweede Af deeling zullen van Muhameds vier onmidlyke opvolgers byëengebracht zyn. Daar is nog een ander boek van zeer groot gezag, welk de beflisfingen en uitfpraken der Kalifen van Egypten en Bagdad behelst , die deeds als ontfeilbaar in Godsdienst-zaaken werden aangemerkt, zoo' lang hunne wercldlyke magt duurde; maar zoo dra deze in verval begon tc komen , betoonde het volk ook weinig eerbied meer voor hunne uitfpraken, alhoewel het hun perfoon nog geduurig groote hoogachting bewees. Onder de Muhamedaanfche leeriiaren heerschte met betrekking tot de uitlegging van Muhameds geboden eene groote verfcheidenheid van gevoelens; maar geene van dczelven waren zoo verfehillende en tegen eikanderen ftrydig, als de uitleggingen van Omar. en Ali, die wezenlyk twee verfcliillende Godsdienden gedicht hebben, welker aanhangers wederzyds doodyyanden geworden zyn. De Turken hebben in 't algemeen de uitlegging van Omar aangenomen, maaide Perfiaanen die van Ali. Nadien derhalven het geloof van Omar de heerfchende Godsdiens in Turkyën of het Ottomanfche ryk is, zullen wy ons tot deze alleen bcpaalen. ' Het eerde Geloofs-artikel van den Turkfchen Godsdienst is, dat er maar één God, en dat Muhamed zyn Profeet is. Geen Turk kan hoop hebben op het eeuwig leven, indien hy zyne lecre niet vastelyk gelooft. Doch er zyn nog vyf andere beoefenende leerdukken, die uitgeoefend en betracht moeten worden,  Godsdienflige en zedeïyke gefteldheid. den, indien men een rechtzinnig Mufelman wil zyn ; cn deze worden de grond van den Godsdienst genoemd. Het eerfte is het wasfen; het tweede is het gebed, welk daaglyks vyfmaal gefchieden moet; hef derde is de waarneming van de vasten Ramadan; het vierde is het geven van aalmoesfen zonder onderfcheid van perföon; het vyfde is de bedevaart naa Mekka , byaldien er geene rechtmatige verhindering in den weg komt. By deze voornaamfte en wezenlyke Godsdienstpunten heeft men nog een groot getal andere van min gewigt en verpligtiag gevoegd, hoewel ook die genen , welke zich daar niet naar, gedragen, als zondaars worden aangemerkt. Tot deze tweede klasfe behooren de onthouding van zwynen vleesch en van wyn, op vrydag Godsdienflige oefeningen te houden, en zich te laten befnyden. Van eiken artikel van deze beide klasfen zullen wy een woord zeggen, op dat de Lezer derzelver bedoeling des te beter kan inzien. Het wasfehen is één van de onvermydelyke regelen van den praktikaalen Godsdienst. Dit wordt in drie enderfcheiden foorten verdeeld. Het eerfte foort is dat, welke men verricht, eer men in eene Moskee gaat, of voor het gebed; dit wasfehen heet Hadhest. De aart en manier , om het te verrichten , is als volgt. Men maakt een begin met het wasfehen van beide de handen, terwyl men tevens deze woorden fpreekt: „ Geloofd zy God, die zuiver water gefchapen, en daar aan de kracht gegeven heeftt D em  5© Tweede Afdeeliiig om ons te reinigen; en die ons geloof blinkende gënaakt heeft." Vervolgends nemen zy driemaal wat water in de rechte hand, en wasfehen den mond met' deze woorden; — „ Ik bid u, o God, laat my dat water proeyen f welk gy uwen Profeet Muhamed in het Paradys gegeven hebt, dat welriekender is dan muskus, witter dan melk, zoeter dan honing; en dat het vermogen heeft, om voor eeuwig den dorst des genen , die daarvan drinkt , te lesfehen," Wanneer dit gefchied is, fnuiven zy een weinig water met de neus op, en fpreeken deze woorden: Geef, oHeer, dat ik den zoeten reuk van het Paradys rieken , en dezelven genieten mag, en laat niet toe, dat ik den reuk der Helle inademe." Daarna wasfehen zy hel aangezicht driemaal , rondom en achter de ooren , met dc woorden: ,, Maak myn aangezicht rein; o Heer, en de genen, die u gehoorzamen, gelyk de aangezichten der Profeeten in den dag des oordeels." Vervolgends wordt er water in de rechte hand genomen , en driemaal tegen den elleboog gefprengd, onder de woorden: Geef my, o Heer, in den jongflen dag liet boek myner goede werken in de rechte hand, met het boek der uitverkorenen, en vergeef my myne overtredingen." Het zelfde verricht men ook met de linkehand, en doet het verzeld gaan, met de volgende woorden: ,, Geef my, o Heer, het boek myner zonden noch in myne linkehand, noch achter my ; vorder ook geen te ftrenge rekenfehap myner daaden yan my."- Hier op wordt het hoofd gewasfchen, waarby men zegt: 3) Laat uwe barmhartigheid  Godsdienflige en zedeïyke gefleldheid. $ï heid my omvatten, o Heer, wanneer ik voor u verfchynen zal, en prent in myn gemoed deugden, maar geen ondeugden." Dan nemen zy water in beide de handen, en wasfehen de openingen der ooren met de duimen , waarby zy deze woorden uitfpreken: 3, Maak my, o Heer, tot éénen van uwe dienaar en, die gehoor geven, aan het geen in uwe heilige boeken gefchreven is, en die uwe geboden gehoorzamen." Eindelyk wasfehen zy den hals met alle de vingers, met de woorden: „ Verlos my, o Heere God, van de Helle, en van den Keten, die aldaar om den hals en voeten der zondaar en gelegd is." De voeten worden gemeenlyk geduurende dit gebed gewasfehen, doch het is genoeg, indien dit van buiten over de Jandalen, of halve laarsjens, die zy dragen, gefchiedt. Sommigen gieten met de linkehand alleen een weinig water op den rechten voet, en eindigen deze Ceremonie met de woorden: „ Houd my vast, oHeer, en laat myn voet niet uitglyden, opdat ik niet van de brug in de Helle val (*)." Dit algemeen wasfehen wordt met het volgend gebed beflooten : ,, Neem, o Heer, myn gebed aan, vergeef my myne zonden, ontvang het offer, dat ik u gebracht heb, en laat de gebeden, die ik verricht heb, niet vruchteloos zyn." De (*) De Turken gelooven, dat men, om in het Paradys te komen, over een brug moet gaan, die zoo fmal is als de fnede van een mes, en dat onder deze brug de Hel ligt. D a  ja Tweede Afdeeling. De tweede foort van wasfehen heet Gazeral, eiï Wordt met het warm bad, nadat zy hunne vrouwen vlccschlyk bekend hebben , verricht, het zy deze echte vrouwen of bywyven zyn , insgclyks na eene onvrywillige bevlekking des nachts. De derde heet Thekrat, en beftaat daar in, dat men zich de heimlyke deelen wascht, wanneer men zyn gevoeg verricht heeft. Sommigen zyn zoo gcmoedelyk, dat zy deze zelfs verrichten, wanneer zy een' wind gelaten hebben. Wat de openbare gebeden betreft, die naar het bevel van den Koran vyfmaal in vierentwintig uuren moeten verricht worden, het eerfte begint met het aanbreken van den dag, het tweede op den middag, het derde juist in het midden tusfehen middag en zons-ondergang, en het vyfde anderhalf uur daarna. Zekere daar toe beitelde perfoonen klimmen op kleine toorens, zoo als er by elke Moskee één ftaat , en roepen met eene luide en verftaanbare ftem telkens op den bepaalden tyd uit , dat het uur tot het gebed daar is. De eerbied, oplettendheid en de waare geest van aandacht, waarmede zy deze gebeden van het begin tot het einde verrichten, is zeker zeer ftichtelyk. Niets is vermogende, om hunne oplettendheid te ftooren, die zy tot bygeloovigheid toe voortzetten, zoodat zy, indien zy niezen of hoesten, den gantfchen Godsdienst nog ééns beginnen , cn dien met het grootfte geduld herbaaien, zoo dikwyls zoodanige voorvallen gebeuren. Deze gebeden zyn niet uit den Koran, maar uit de boeken der vier Muhamedaan- fchs  Godsdienflige en zedeïyke gefleldheid. 53 Jihe Leeraars , Muhameds eerfte opvolgers , ontleend. De verfchillende houdingen van hun ligchaam, en de wonderlyke gebaarden , welke zy onder het £,cbed maaken, zyn ontelbaar. Zy ftrekken de armen uit; leggen hunne handen op de ooren, buigen het lyf, knielen, werpen zich ter aarde, en roeren met bet voorhoofd den grond aan, zoo als de lh~ didanen en Chinezen. Het derde Geloofs-artikel van eenen rechtzinnigen Mufelman is het waarnemen van de vasten R.amadan, welke naar den naam van eene maand dus genoemd wordt. Deze vasten duurt' de gehecle maand Ramadan door. Het is onnodig aan te merken, dat dit een zeer gemaklyk vasten is; want fchoon zy by dag niet eten, echter eeten zy by nacht. Men behoeft de Turken ten tyde van de Ramadan flechts te zien, om zicli te overtuigen , dat zy er veel by lydcn. Daar is bykans geene gezindheid in de wereld, welke het vasten zoo flipt waarneemt, als de gezinte van Omar. Van het aanbreken des dags mogen zy niet eten of drinken, noch een pyp rooken , zelf mag hun geen reuk in den neus komen; met dén woord , zy mogen tot zons-ondergang niets doen, wat aan één der vyf zinnen vermaak geeft. Dus gebiedt de Wet; en derzelver overtreders worden zeer hard geftraft, zelfs met den dood, indien de verwaarlozing der Wet ergernis veroorzaakt heeft. Ecrtyds, toen hunGodsdienst-yver den hoogflen top bereikt hadt, werden de ovetrreders .van de Ramadan ter dood gebracht, door hun gefmolten lood in de keel te gieten. HedeuD 3 daa§'  ^ ( Tweede Af deeling daagsch wordt dit vasten door de Turken of ftrenger waargenomen, of de Godsdicnst-yver hunner Overheden heeft afgenomen; alzoo men thans niets meer van deze barbaarfche ftraf hoort. Doch men kan zich. ligt verbeelden, dat de nacht, gcduurendc de Ramadan, door de Turken tot den dag gemaakt wordt; dewyl de Turken, die zeer onverfchillig van aart en vads zyn, ook niet willen arbeiden, indien zy niet eten, zoodat zy het grootfte deel van den dag flaapende doorbrengen. Hun vierde Geloofs-artikel, de aalmoefen betreffende, verpligt hen, om het tiende deel van hunne inkomsten tot onderfteuning der armen te geven; en even oiii deze reden doen gegoede Turken zoo veele moeite, om hunnen rykdom voor het oog der wereld te verbergen. Het vyfde en laatfte Artikel is de bedevaart naar Mekka, welke elk perfoon van het manlyk genacht, ten minften ééns in zyn leven, volbrengen moet, en die voor zoo gewigtig aangezien wordt, dat die geen, welke ze, uit hoofde van ongunstige gezonds-omftandigheden, of de gefteldheid zyner zaaken, niet kan ondernemen, zich voor zeer ongelukkig houdt, alhoewel de wet hem er in dat geval van ontflaat. De Pelgrims, die naa Mekka gaan, vertrekken in de maand Mcy in eene Karavaan van Konflantinopolen, en begeven zich naa Damaskus, alwaar zy zich met de overige Pelgrims rat Natoliën mAfiin voegen. Vervolgends vercenigen zy zich met die genen, welke uit Perfiën, uit Egypten en andere gewesten van het  Godsdienflige en zedeïyke gefteldheid. 5$ het Ottomanfche ryk komen. Het gantfche getal beloopt gemeenlyk op 60,000 Bedevaart-reizigers. Op een' kleinen affiand van Mekka is een berg, op welken de Pelgrims aan God, ter eere van Muhamed , eene Offerande doen, door fchaapen te flachten op Altaaren, waar van zy het vleesch aan de armen geven. Daags naa dit offer trekken de Pelgrims, voor dat zy wederom op den berg gaan, hunne gewoone klecderen uit, en trekken de llechtfte kleederen aan , die men zich maar verbeelden kan, om te kennen te geven, dat zy de pracht en ydelheid der wereld verzaaken, en naar niets anders dan naar het Paradys ftreeven. Vcrvolgends moeten zy zevenmaalcn buiten rondom den Tempel gaan, waarna zy zich door de poort, door welke zy binnen gekomen zyn , uit de ftad begeven, terwyl elk een' flecn opneemt, dien zy op een' zekeren afftand werpen, om hunne verachting voor alle andere Godsdienften aan te duiden. In den Tempel te Mekka kusfen zy den zwarten fteen, welke van' den Hemel gevallen is, om de plaats aan te wyzen , waar de Tempel gebouwd moest worden. Hy was oorftjronglyk wit, maar dewyl hy zoo dikwyls door dc lippen der zondaaren bevlekt is geworden , heeft hy reeds zedert een' geruimen 1 tyd , een zwarte Agaat-kleur gekregen. Hy heeft het vermogen , om de genen , welke hem aandachtig en gcloovig kusfen , van alle hunne zonden te bevryden. De Tempel te Mekka is prachtig en ryk; in het jnidden is Muhameds Graf, waarvan dc gemeene D 4 man  56 Tweede Af deeling . man gelooft, dat het in de Lucht zweeft. De groote Heer zendt aan dezen Tempel jaarlyks 500 Venttiaanfche Dukaaten; eenen in goud gebonden Koran, en eenen ryk met goud gefttktèn dceken, om er Muhameds Graf mede te dekken. Wanneer deze nieuwe deeken over hetzelve gelegd is, dan wordt de oude in kleine ftukjens gefneden, cn onder de geloovigen uitgedeeld , welke die met grooten eerbied bewaaren. Na het eindigen van die Godsdienst-oefeningen, waar van een omflandig bericht verveelend zou wezen , begeven zich alle de Pelgrims in dezelfde orde, in welke zy aangekomen zyn, te rug naa Damaskus. Veelen van deze Pelgrims ondernemen deze reis naa Mekka eenige reizen, niet uic Godsdienlh'gheid, maar met oogmerk, om koopmaufchap te doen; te weten, zy neemen baar geld derwaards mede, en koopen waren in voor Konftantino■polen tegen zeer voordeelige pryzen. Nadien het ook geoorloofd is, eenen gevolmagtigden te zenden, wanneer men zelf de bedevaart niet ondernemen kan, zoo zyn er nog andere lieden , die hun beftaan hebben van deze vroome kostwinning. Zy worden van de genen , die hen zenden , onderhouden en betaald, en verrichten daarvoor, in plaats van dezen, de gewoone gebeden en offeranden, waarby zy gemeenlyk den naam en ftand van die genen , van welken zy gebruikt worden , zorgvuldig zoeken te verbergen; door welken list het dan gebeurt, dat zulk een afgezondenen van Godsdienflige lieden zoo veel Commisfiün aanneemt, als hy maar bekomen kan. Metéén woord s  Godsdienflige en zedeïyke gefleldheid. fi Woord, dit is eene kostwinning, waardoor men zich een goed beftaan kan bezorgen. De Karavaanen der Pelgrims, die naa Mekka gaan, worden van de Arabieren, ja zelfs van de gemeene roovers, voor heilig gehouden. Evenwel werdt de Karavaan, die van Perfiën naa Mekka ging, voor omtrent zes jaaren van de Arabieren aangetast en geflagcn , het welk aan de volgende omflandigheden was toe te fchryven. De Karavaan, die uit Perfiën naa Mekka ging, hadt de gewoonte, om van eenen byzonderen flam der Arabieren, die zich in den omtrek van Busfora onthouden, gidzen te nemen. liet Opperhoofd van dezen flam kreeg eene zekere fomme geïds voor het geleiden van deeze Karavaan naa Damaskus; cn deze Ham was één der magtigfle en grootfle onder de Arabieren. In 't jaar 1776 gebeurde het, dat zich by de Karavaan, welke van Basfora naa Damaskus moest geleid worden, de dochter van Kerim-Kan, eenen magtigen Perfifchen Vorst, bevondt, welke van een gevolg van Juffers, die allen zeer ryk waren, verzeld was. De Bevelhebbers van den gezegden flam , welke den grooten luister eu rykdom van deze Karavaan en den rang der Pelgrimme befpeurde , eischte eene grootcr fomme dan gewoonlyk, om haar te geleiden, welke men weigerde te betaalen , en zich tot den aanvoerer van eenen anderen flam wendde , welke op zich nam , haar voor het gewoone geld te geleiden. Zy vertrokken dienvolgends van Basfora; maar toen zy midden in de woeflyn waren, door welke zy trekken moesten, D 5 tast-  2$. Tweede Afdeeling tastte de aanvoerer van den eerstgemelden Itam mets zyn volk de Karavaan en derzelver geleiders onverhoeds aan, en hieuw er veelen van de laatften neder. Zy fchudden alle dc Pelgrims fchoon uit, zonder zelfs de dochter van Kerim-Kan te verfchoonen, zy plunderden de Karavaan, en verlieten toen de reizigers , om hunne reis naa Damaskus te vervolgen, daar zy in eenen zeer ellendigen toeftand aankwamen. Dit geval maakte het geluk van eenen Franschman, die zich te Tripoli in Syriën bcvondt; want, dewyl deze Priufes van de Turken geen geld kon leencn, uit hoofde van den haat, dien dezen tegen de Perfiaanen koesteren, zoo boodt haar de Franschman grootmoedig zyne beurs aan, welke zy aannam, en na haare wederkomst van Mekka zondt hem Kerim-Kan niet alleen de geleende fom, maar ook dubbelen interest , en zoo aanzienlyke gefehenken, dat de Franfche Koopman daar door een ryk man wicrdt. Kr.uiM-Kan zondt hier op eenen Afgezant aan de Porte , om over dezen vermetelen , en den Godsdienst beiedigenden roof te klaagen, en voldoening te eifchen; alzoo het de pligt van den Grooten Heer is, voor de veiligheid der Karavaanen op den weg naa en van Mekka te zorgen, zoo lang zy zich in zyn gebied bevinden. Doch de Porte gebruikte allerhande uitvluchten ; men zeide , deze Arabieren waren rebellen, en de ftam, welke het geweld gepleegd hadt, onthieldt zich in het gebied van Basfora, welke plaats onder de regcering van Bagdad ftondt;  Godsdienflige en zedeïyke gefleldheid, 53 ftondt ; derhalven moest de Pafcha van deze- ftac» hem fchadcloos Hellen. Kerim-Kan, door dit antwoord vertoornd, liet zyne troepen naa Basfora optrekken , nam de ftad in, enplunderde ze. De rykdommcn, welke hem by deze onderneming in handen vielen, waren onmeetelyk; doch hier niet mede voldaan , nam hy zynen weg naa Bagdad , belegerde deze ftad, en hieldt ze zes maanden ingeffoten, wanneer eindelyk de Groote Heer zich liet vinden, om hem volkomen voldoening te geven, waar op de vrede getroffen werdt. Wy keeren nu weder tot de Godsdienst-Icerftukken der Turken, en merken nog aan, dat de befnydenis hun in den Koran, niet geboden wordt, gelyk men gemeenlyk gelooft, maar zy is enkel eene Ceremonie, welke de Turken, als eene oude van hunne Voorvaderen af komftigc gewoonte, beftendig waarnemen. Deze behandeling wordt van eenen Wondheeler, zonder hulp of byftand van eenigen Bedienaar van den Godsdienst , verricht , en de vermaaklykheden, die van 's kinds nabeftaanden by deze gelegenheid worden aangerecht, gelyken meer naar een Bacchus-feest, dan naar een gebruik, door den Godsdienst voorgefchreven. Het achtfte jaar des ouderdoms is de tyd , die tot deze plegtigheid be- ftemd is. De geboden, welke verbieden, wyn te drinken, en zwynen-vleesch te eten , zyn enkel nog in naam voorhanden. De Vrydag, welke eigenlyk als een dag, tot byzondeïe Godsdienst-oefeningen beftemd, diende te worden aangemerkt, is thans in ' eenen  ÏTa Tweede Afdeeling eenen dag veranderd , die tot vermaak en uitfpanning gefchikt is. Juist pp dezen dag vinden de vrouwen, onder voorwendzel van in het bad te gaan , waar toe de Godsdienst haar eiken Vrydag verpligt, gelegenheid , om haare wellustige begeerten in te volgen, en die te voldoen. Op dien dag zyn ook alle openbare huizen, die tot uitfpanningen bedemd zyn,' met Turken van het ander gedacht opgevuld, welke alles, wat verboden is, onmatig eten en drinken. De Tutken te Konflantinopolen drinken meer wyn, dan te Parys verbruikt wordt , en de-invoer van den wyn brengt aan het Tolhuis grooter inkomften op , dan eenige andere tak van Koophandel. Onder den gemeenen man zalmen, 't is waar, nog altyd eenige Godsdienffigeh vinden, die tegen alles, daar de Christenen zich aan gewend hebben, zulken haat koesteren , dat' zy juist om deze reden de gezegde geboden op het Hipst onderhouden; maar het is zeker, dat de' Turken van aanzien en vermogen, ja zelfs de voornaamfte dienaars van den Godsdienst, welke hem betaalen kunnen, ryklyk wyn drinken, en zonder bedenken , zwynen-vleesch eten , in dienhunne gezondheid het toelaat. Veelen onder hun hebben den fynften fmaak, en laten de duurde wyncn , by voorbeeld , Tokdïr , uit Landen komen, die heel ver van Konflantinopolen liggen. Maar Brandewynen , Rofafolis, Ratafia , en alle andere derke dranken, die klaar als water zyn, drinken zy even daarom met nog min ontzag, tot dronken worden toe. Het  Godsdienflige en zedehke gefteïdheid. 6t Het grootfte Feest der Turken is de Beyram, welke met het Paaschfeest overeenkomt. Dit Feest begint juist op dat oogenblik, als zy de nieuwe Maan, die op dc Ramadan volgt, befchouwen. Hy is gelukkig, die haar het eerst ontdekt, het welk hy aan den Mufti of Groot-vizier onder cede bevestigt , van wien hy heel wel beloond wordt. Dit wordt terftoud door het losfen van het gefchut van het Serail en Arfenaal, en door Muzyk-inftrumenten openlyk bekend gemaakt. Het gemeene volk laat terffond zyn werk liggen, loopt door de ftraaten , en by elkander in de huizen, en men omhelst eiken Muhamedaanfchen vriend, die iemand ontmoet. Daar op gaat men over tot allerleië tydverdryven, en men ziet in alle wezens, geduurende de drie dagen , die voor dit Feest beftemd zyn , merkteekens van ongemeene tevredenheid en vergenoegen. Op den eerften dag verlaat de Groote Heer met het krieken van den dag het Set (til, om zich naa de voornaamfte Moskee van Konflantinopolen te begeven. Hy wordt van zyn gantfche Hof in de prachtigfte kleeding verzeld. Onder weg ftrooit hy geld onder het volk, en in de Moskee offert hy drie Schaapen. Met dezelfde ftaatzy keert hy uit de Moskee te rug , waar na hy zich in de zaal van den Divan begeeft,' en op den troon gaat zitten, om de gelukwenfchingen van den Groot-vizier, van alle andere Staat-ambtenaaren, en van het gantfche ligchaam der Geestelyken te ontvangen , die gezamenlyk aan den voet des troons ïiedervallen en zeggen: „ De dagen des Sultans mos*  Tweede Afdeeling moeten gelukkig wezen!" De laatfte, die zynen eer* bied bewyst, is de Agha der Janitfcharen, welke op den te rug weg van het Serail na zyn eigen huis van een even zoo luisterryk gevolg verzcld is , als het gevolg van den Grooten Heer. Elk Turksth aanzienlyk Heer ontvangt op dezen dag dergclykc gelukwenfchingen van de genen, die onder hem daan. De Sultanes, die in het oude Serail zyn opgeüoten, hebben de vryheid, om op dezen dag aan den Grooten Heer haaren eerbied te bewyzen , en de Sultanes, die Moeder zyn, zoo als ook de Sultanes, die wezenlyke Gemaalinnen van den Grooten Heer zyn, en ook de andere Juffers van het nieuwe Serail tc bezoeken. Deze dag is daarom voor haar de aangenaamfte in het gantfche jaar; alzoo men haar vergunt , in dc aangenaame tuinen van het Paleis rond te kuieren, en de kleine gunstbewyzen, om welken zy den Vorst zomwylen verzoeken, worden haar altyd vergund. De voornaamfte Perfoonen te Konflantinopolen eten dezen dag in het Serail, waar op zy van den Grooten Heer genodigd worden; fchoon hy niet met hun eet. Voor dat zy aan tafel gaan, worden zestien der voornaamfte Staats-ambtenaaren van den Grooten Heer zeiven met prachtige Pelfen of Kaftans omhangen, welke Ceremonie hetzelfde betekent, als de uitdeeling van eene Ridder-orden by andere Europifche Vorften. Wanneer deze plcgtigheid afgelopen is, begeeft zich de Groote Heer in de binnenfte vertrekken van het Serail. Zeventien dagen na den grooten Beyram valt nog een  Godsdienflige 'en zedeïyke geflcldheid. 6$ een ander Feest in, welk de kleine Beyram genoemd wordt. De Sultan begeeft zich dan met dezelfde Ceremonie op den eerfien dag naa de Moskee , en offert drie Schaapcn, doch met dit onderfcheid, dat de Schaapen grooter zyn moeten , dan voor den 5'.-ooten Beyram, en met allerhande kleuren befchilderd wezen. Ook moeten zy het teken van eene halve of wasfende maan hebben. Deze Schaapen worden op een' kleinen afftand aan de deur der Moskee geplaatst; want het is de manier, dat de Groote Heer, eer hy in dc Moskee gaat, één van denzei ven met zyn eigen hand doodt. Elk vermogend man flacht op dezen dag Schaapen als offeranden, welke onder de armen worden uitgedeeld , die daar door een genoegzaam levens-onderhoud voor eenige maanden verkrygen. De kleine Beyram duurt drie dagen, doch enkel op den eerfien dag worden Schaapen geofferd; terwyl integendeel op den grooten Beyram elke dag een offerdag is. Het huwelyk wordt by de Turken voor heilig gehouden , alfchoon geen Dienaar van den Godsdienst daar iet by te doen heeft, noch eenige Godsdienflige Ceremoniën by het voltrekken van hetzelve plaats vinden. De Kadi, of Rechter van de plaats, volftrekt de plegtigheden by den trouw; hy verëenigt de partyën, door middel van een burgerlyk kontract. De Bruid verfchynt by deze gelegenheid niet, maar alleen de Vader, of één van haare Bloedverwanten, welke het kontract voor haar aangaan, en deze Ceremonie heeft, uit hoofde der gewoonte, de kracht vaa  S\ Tweede Ajdteling van eene wet. Wanneer het kontract getekend is, voeren de Bloedverwanten van de Bruid haar met groote plegtighedcn in het huis van den Bruidegom ,die haar ontkleedt en te bed brengt. Dc Turken hebben ook nog een minder foort van huwelyk, dat zy Kapin noemen. Dit kontract wordt insgelyks voor den Kadi gefloten, maar ftrekt zich alleen tot een' zekeren tyd uit, en men bepaalt eene zekere fomme gelds, welke de Man aan de Vrouw betaalt , als hy haar na verloop van den bepaalden tyd van zich laat gaan. Deze foort van huwelyk werdt tot gemak en vermaak van vreemdelingen en reizigers ingevoerd. Een Muhamedaan kan eene Vrouw trouwen, weikan Godsdienst onder de Zon zy ook toegedaan is , indien er Hechts boeken ter verdeediging van denzelven gefchreven of gedrukt zyn. Zelfs wordt het den gefnedenen vergund, te trouwen , en verfcheiden van hun hebben veel: Vrouwen; want de veelwyvery is geoorloofd, nadien Muhamed zelf in dit ftuk een voorbeeld gegeven heeft. Een Turk kan vier echte Vrouwen hebben, en dit getal is hun nog meer door zuinigheid, dan wel door de ftrengheid van dc wet voorgeschreven. Want nademaal hy by zyn trouwen aan elke Vrouw een zeker inkomen moet uitmaaken , zoo zouden deze kosten niet zyn, om uit te houden. Doch op dat de wet, volgends welke zy alleen vier Vrouwen mogen hebben, het voorrecht niet moge benadeelen , om zoo veele Vrouwen te bezitten, als hun behaagt, welk zy, naar hun voorgeven, van den Hemel hebben ?  Godsdienftigi'en zedeïyke gifteldheid. 6$ ben, zoo 'houden zy Slavinnen , welker getal niet bepaald is , maar geheel van den wil des Mans, of van zyn vermogen , om ze te onderhouden , afhangt. Het is zeer merkwaardig , dat de gewoonte der Mannen , om. Bywyven te houden , de Vrouwen niet jaloersch maakt , zoo als in Christen landen; doch echter zyn de getrouwde Mannen verpligt, om by haare vrouwen ten minden ééns in de week te flaapen, als dit niet gefchied, dan klaagen de vrouwen hier over by den Kadi, welke hen noodzaakt, om hunne vrouwen den Huwlyks-pligt te bewyzen. Soortgelyke klagtcn komen zeer dikwyls onder geringe lieden voor ; vrouwen van voornamer ftand weten altyd middel, om zich op eene aangenamer en meer geheime wyze fchadeloos te ftellen. De fehande, die gepaard gaat met de ontrouw, en het wellu.-tig, ongebonden leven der Turkfche vrouwen, valt niet op den man , maar op de bloedverwanten der vrouw, en voornaamlyk op den genen, die het kontract voor haar by den Kadi gefloten heeft. Wat dc Kinderen aanbelangt, .die genen , welke van hunne vrouwen geboren worden, worden voor de kinderen van den man gehouden , en zyn zyne erfgenamen. Maar die, welke uit flavinnen geboren worden, blyven flaaven, en worden na hun vaders dood, flaaven van hunne echte broederen, indien de vader niet op eene andere wyze voor hun gezorgd heeft. De groote Heer is niet verpligt, om te trouwen ; maar de vier eerfte vrouwen, die kinderen by E hem  66 Tweede Af deeling. hem hebben, dragen den naam van Sultanes, zyné Gemaalinnen. ■ De Turken hebben twee foorten van echtfcbeidingen, die altyd voor den Kadi gemaakt worden, welke daar een Protokol van. houdt. Uit kracht der eerde worden de partyën alleen van bed gefcheiden; de tweede beftaat in éene volkomen wegneming van alle gemeciifchap, in -welk geval de man aan de vrouw de fomme, by hetlluwlyks-kontraét. vastgefteld', betaalen moet, en zy vryheid heeft, om weder tc trouwen. Wanneer de man na zoodaanige volkomene fcheiding berouw heeft, en zyne vrouw weder wil hebben, zoo.eiselit. de wet in dat geval, indien de echtfcheiding uit hoofde van haare ontrouw gefchied is, dat dc man. zich fchikke, om het aan te zien., dat-een ander'man haar in tegenwoordigheid van den Kadi en getuigen- gefiaape. Doch fbortgelyke voorbeelden komen weinig of bykans nooit voor. De zedeleer der Turken beftaat voornaamlyk in liefde-werken; zy gaan in het oefenen van deze deugd zoo ver , dat zy opcnlyk herbergen tot gemak deireizigers.,' bruggen, .door middel van welken zy over de rivieren kunnen komen, waterleidingen en waterbakkeu aanleggen , om water tot openbaar gebruik te bezorgen. Zy rechten ook openbare fchoolen en gasthuizen voor kranken en, armen op. Aanzienlyke lieden, die hunnen naam verlangen te vereeuwigen, bouwen öp eigen kosten eene Moskee, q Doch hunne liefde-werken zyn cenigermate verbasterd en byge1'oovig geworden. Zy bepaalen, by voorbeeld, tot •n-  Godsdienflige en zedeïyke gefleldheid. 67 onderhoud der honden , zekere fommen gelds , cn beladen hunne kariieelen en lastdieren nooit met den vollen last , dien zy dragen kunnen. Zy werpen nooit een ftukjen papier weg, op het welk ictgcfchreven is, en als zy iet dergelyks op ftraat vinden, nemen zy het, alfchoon zy de letters, die er op ftaau, niet verftaan , zorgvuldig op, opdat men de letters, uit welken de naam van God beftaat, niet met voeten mogt treden. Ingevolge dezen zetregel gaf een Turksch gezant te Venetïén zynen afkeer te kennen tegen de opfchriften op de grafzerken in de Christenkerken. Het navolgings waardiglte deel hunner zedeleer is hunne geheele volftrekte overgave en berusten in den wil van God. Daar is geen woord in de Turkfche Taal, om Gods-lastering uit te drukken ; zoo groot is hunne verëering der Godheid! Zy zeggen ook nooit, dat zy iet ondernemen of doen willen, zonder dat zy er byvoegen: 'Indien liet God belieft." Men vindt in alle Godsdienften wat goeds , maar zeer veel in den Muhamedaanfclien. Na de tot hier toe medegedeelde korte verklaaring der gebruiken en plegtigheden van den Turkfchen Godsdienst, moeten wy nu ook van deszelfs Redicnaaren en Opzieners handelen; elke Godsdienst, toch heeft zyne beftuurers. De Mufti is de Opperpriester, en tevens het Orakel van den Godsdienst, de uitlegger van Muhameds Wet, en heeft daarom een dubbel hoog vermogen, in alle gcestclyke en burgerlyke zaaken. Zyne verkiezing hangt geheel van den Grooten Heer af, welke gemeenlyk zulke Mannen, E a d'u  68 Tweede Afdeeling. die wegens hunne deugdzaamheid en geleerdheid voornaamlyk in achting zyn, tot dit hooge Ambt benoemt. Zyne befluiten en beflisfingen worden gemeenlyk van den grooten Heer goedgekeurd; doch men moet aanmerken, dat dc Mufti de fchrandfcrheid bezit, om naar den wil en het welbehaagcn van den Vorst te vernemen, eer hy een befluit afgeeft; of een bevel, den Godsdienst betreffende, laat uitgaan , nadien hy wel weet ,dat hy, ingevalle hy anders handelt', van zyn Ambt en onfeilbaarheid tevens beloofd , en dat er een ander in zyn plaats gelteld wordt, wiens onfeilbare befluiten den Vorst bchaagen. Voorts wordt de Mufti , als men dit enkele punt uitzondert, van den grooten Fleer met grooten eerbied behandeld, en hy onderwerpt zich aandcszelfsbefluiten, met dit by voegzel:Godweet,watbest is." Wanneer de Groote Heer aan den Mufti fchryft, bedient hy zich van deze bewoordingen: ,, Aan u, Esfed, die de wyste zyt onder alle wyze mannen in alle foorten van kennis ; uitmuntendfte onder alle uitmuntendheden, die u zeiven wacht, om iet te doen, welk flrydig is met de wetten; Bron der waarheid cn waarc' wetenfchap; Erfgenaam der Profeetifche Lccre , die de verfchilftukken des Geloofs oplost ; en de rechtzinnige Geloofs-artikelen verklaart; die de fleutel der fchatten, der waarheid, het licht van duistere Lccnfpreuken, en met genade van den hoogften Rcgeerer en Wetgever der menfchen gefterkt zyt; de groote God wille uwe deugden vereeuwigen! Wan-  Godsdienflige en zedeïyke gefleldheid 5o Wanneer de Mufti (welke uit dc orden der Moulah's moet gcncfmen worden) verkozen is, zo krygt hy van den grooten Heer bevel, om in het Paleis te verfchynen, alwaar hy hem met eigen handen in zyne waardigheid en Ambt ftell, nadien hy hem met een Hermeleinen-pels bekleedt, die met wit laken gevoederd is, en hem tevens een met zilver geborduurd liuk laaken geeft, waar in 1000 Turkfche Piasters aan geld gevonden worden. Vervolgends legt hy een bezoek af by den Groot-Vizir, die hem beneden aan de trappen ontvangt, en hem in de groote zaal van den Divan leidt, alwaar hy hem den eerezetel, dat is , de voornaamfte plaats , inruimt , en hem met eenen anderen Hermelyncn-pels omhangt , die met groen laaken gevoederd is. Wanneer hy zich heen begeeft, geleidt de Groot-Vizir hem tot aan de deur, en laat hem door vèrfcheiden van zyne bedienden naa huis geleiden , die de ryke gefchcnken dragen, welke hy hem by zyne verkiezing doen moet. De groote Heer legt den Mufti een jaargeld voor zyn leven toe, welk daaglyks 2000 Afpers bedraagt. Hy heeft geene andere zekere inkomften ; maar nadien hy de vryhcid heeft, om de ryke prebenden der Koniuglyke Moskeen te vergeven, cn alle bczoldingen der Geestelyken door zyne handen gaan , zoo trek hy aanzienlyke fommen uit deze bronnen. Voorhcenen werden de jaarlykfche inkomften van den Mufti op 10000 Piasters gefctïat; maar thans, nu de Priesterfchap, zoo wel hier als in de Christenheid, met gierigheid en verkwisting befmet is, cn men zich E 3 net-  7<3 Tweede Afdeeling. nergens geen geweren meer van maakt, belopen zy 300 beurzen, of 15000 Turkfche piasters. liet prachtig Paleis, dat hy bewoont, zyn talrylc gevolg van bedienden , en zyne luisteryke Hofhouding , zyn zoo veele getuigen van de waarheid dezer opgave. De rykdom van den Mufti' kan van den Fiskus nooit verbeurd verklaard worden, zelfs niet in gevalle het vonnis van hoog-verraad over hem geveld wordt. Daarom komt zoo wel het huis, als de bezittingen van den Mufti aan zynen opvolger. Het naafle aan het verheven Ambt van den Mufti, is het Ambt der Kadilafchirs , of der algemeene Rechters, hoedanig er twee zyn, één voor Romaniën , en de ander voor Natoliën. Ingevolge hunne eerfte aanftelling, bepaalt zich hun rechtsgebied tot Krygs-zaaken, gelyk ook hun naam te kennen geeft, want Kadi betekent een' Rechter , en Lafchir de Militie; maar thans ftrekt zich hun rechtsgebied over alle perfoonen cn zaaken uit. liet Ambt van Kadïlafchir maakt hem , die het bekleedt, gefchikt voor de waardigheid van Mufti, ■ Op de Kadilafchirs volgen de Moulahs, waarvan er twee klasfen zyn. Die genen, welke tot de eerfte klasfe behooren, ontvangen eene bczolding, welke daaglyks 500 Afpres bedraagt, en hebben het rechtsgebied van eenen Pafcha van drie Paardeffaarten, en over de Kqdis , die van het zelfde Gouvernement'af hanglyk zyn. Die genen, welke tot de tweede klasfe behooren, zyn Rechters van minder Provintiën. 5 en hebben onder hun rechtsgebied enkel de Ka- /  Godsdienflige en zedeïyke gefleldheid. 71 Kadis van kleiner ftcden en dorpen , en gevolglyk zyn hunne inkomften Hechts gering. De Kadilafchirs worden gemeenlyk uit de eerfte klasfe verkozen, en kunnen gevolglyk Kandidaaten worden tot de waardigheid van Mufti. De Mo Jahs en Kadis worden als Rechtsgeleerden en Geestelyken tevens aangemerkt; want , nademaal hun Godsdienst zoo wel, als hunne Wetten, van Muiiamed afkomftig zyn, zoo maaken de Turken geen onderfcheid tüsfchen deze beide ftanden. Dc Moulahs maaken een aanzienlyk ligchaam uit, en zy worden van den Vorst met byzondere achting behandeld. Nademaal zy uitleggers zyn van den Godsdienst en de Wetten , zo ontmoet men in oude tyden meermaals voorbeelden, dat zy, wanneer zy in hunne gevoelens en handelwyze eensgezind zyn, het volk geheel in hun geweld hebben , en hetzelve onder voorwendzel van Godsdienst, leiden kunnen, om zoo te handelen, als hun behaagt, zoodat zy zelfs de crvaarenfte en waakzaamfte vorften van-den troon kunnen ftooten. Zy bedienen zich van hun vermogen over het volk, om zich van den openbaren eerbied en genegenheid van hunnen Vorst te verzekeren. Dc Opzieners en Beftuurers van de Moskesn worden van den Groot-vizier verkozen, cn hceten Imans. Wanneer eene plaats open is, zoo leveren de Inwooners van de buurt cener Moskee , dat is, die geencn, welke in zulk een district woonen , als wy een Kerfpel zouden noemen , by den Groot-vizier een bericht in van het karakter van dezen of genen byzonderen man , gelyk hy dan ook die aanpryzing E 4 ge-  7 2 Tweede Af deeling. gemeenlyk aanneemt, en hem, uit eigen magt, zonder eenige Ceremonie, tot Iman der Moskee, waar toe hy aangeprezen is, aandelt ; waar na hy zyne geestelyke verrichtingen in dezelvcn terftond aanvangt. Deze Imans moeten in ftaat zyn , om den Koran goed te lezen, en, eer zy Imans worden, de geringer bedieningen bekleed , cn het volk van de kleine toorens der Moskee tot het gebed geroepen hebben. De Mufti heeft geen rechtsgebied over hen; elk Iman is onafhanglyk in de regeering van zyne Moskee, maar in burgerlyke en hals-zaaken ftaan zy onder het rechtsgebied der gewoone Overigheid. De Emirs kunnen insgelyks tot dc klasfe der geestelyken gerekend worden; zy onderfcheiden zich van de overige Turken door eenen groenen Turban, de geliefde kleur van den Profeet. Deze lieden beweeren , dat zy in eene rechte lyn van Muiiamed afftammen; doch zedert eenige jaaren zyn zy verbaasd vermenigvuldigd; alzoo het, om deze afdamming te bewerken , genoeg is , dat eene vrouwelyke Emir aan eenen Turk, die geen Emir is, trouwt; in welk geval alle haare kinderen als Emirs worden aangezien, en dc byzondere Privilegiën, die aan dit geflacht toekomen, genieten. Zy hebben eenen Overften, Nakib-Seerf genoemd,. wiens byzondere poging er op uit is, om het getal der Emirs te vermeerderen. Deze heeft een onbepaald vermogen over hun; doch hy onderwerpt hen nooit aan eene openbare ftrafFe, zoo wel om ergernis te vermyden, als om den algemeenen eerbied jegens het geflacht der Emirs te'onderhouden. Aan hem is er  Gogsdienjlige en zedeïyke gejleldheid. 73 er één ondergefchikt, welke Klembar heet, cn wiens post is, om het Vendel van den Profeet in oorlogs tyden , en by andere gelegenheden , als het in het openbaar verfchyncn moet, te dragen. De Emirs zyn tot alle bedieningen in den Maat verkiesbaar , cn kunnen op dc aanzienlykfte ambten aanfpraak maaken. Zy genieten eene menigte Privilegiën, en onder anderen het voorrecht, dat zy den genen, welke hen .belcedigt of flaat, de hand mogen laten afhakken. Maar de Turken hebben thans een middel uitgevonden, om de volvoering van dit barbaarse^ voorrecht voor tc komen; te weten, zo zy eenen Emir dronken op ftraat ontmoeten,. en in twist met hem raaken, het welk meermaals gebeurt, dan nemen zy hem den groenen Turban met den grootftén eerbied af, en kloppen hem dan wakker af. Nadien de groene Turban het eenigfte teken van eenen Emir is, zoo wenden zy voor , als zy dien niet op het hoofd hebben, dat zy hem niet kennen, en deze list beveiligt hen voor dc ftraf. Het is merkwaardig , dat bykans allen, die met flaaven te doen hebben, of flaavenhandelaars zyn, van het gedacht der Emirs' zyn. Voorheencn waren zy de naauwgezetfte waarnemers van het Muhamedaansch geloof, en volbrachten alle dc geboden van het zelve met ongemeenc flrengheid; maar thans zyn zy de allerlaagften onder het Turksch janhagel. Dc tegenwoordige Emirs munten uit door alle ondeugden, en inzonderheid door de allerönnatuurlykfte. De Turken hebben, zoo als de Christenen, KloosE 5 tcrs  T-+ Tweede Af deeling. ters en geestelyke Ordens. De oorfprong van derzelver dichting is, zoo wel ten aanzien van den tyd, als van de reden, volkomen fabelachtig. De voorgewende oorfprong der geestelyke Ordens , in die Landen, welke tot de Roomfche Kerk behooren, is even zoo belagchelyk; maar het is echter merkwaardig, dat in de beide Godsdienlten geest - verrukkingen , verfchyningen en wonderwerken, kerkentucht en zeden eene verbaazende overeenkomst hebben. Een verhaal van eenige weinige byzondere omdandigheden , de Turkfche Ordens betreffende , zal deze waarheid genoegzaam bewyzen. Het is hoogst-waarfchynlyk, dat de meeften van tle Turkfche geestelyke Ordens onder de regcering van Orkan gedicht zyn, alhoewel men voorwendt, dat zy van Muhamed zeiven, of van zyne Vier onmidlyke Opvolgers af komdig zyn. Orkan , die gelukkige en vermaarde Bevelhebber, verfcheiden Ryken te onder gebracht , cn zyn gebied tot in Natoliën uitgebreid hebbende, maakte Burfa tot de hoofdftad zyner Staaten, en om zyne dankbaarheid voor zyne overwinningen aan God en zynen Profeet te bewyzen , benoemde hy zekere perfoonen , die afgezonderd leven moesten, om de Godsdienst-oefeningen hun ter eere tc verrichten, en zyne nieuwe Ondcrdaanen in dc leere van zynen nieuwen Godsdienst te onderwyzen. Zyne keuze viel ten dien einde op twee van zyne Hovelingen, die wegens hunne deugd en wysheid vermaard waren, met naavne Nassibendi en Kolvet. Dc voornaamfte leerlingen van Nassi-  Godsdienflige en zedeïyke gefleldheid. 75 sibendi waren Krubeker en Maviloa. Kolvet hadt er zes, welke Bastasi, Sltzii, Edek, Kalender, Kadri en Munetulta heetten. Alle deze leerlingen luchtten in 't vervolg verfchciden geestelyke, regelrecht met eikanderen ftrydigc Ordens, niet uit vroome en Godvruchtige gronden, maar uit yverzucht en boosheid. De Maviloiten hebben hun voornaamfte Klooster te Kogni in Natoliën, buiten de muuren dezer ftad. Deszelfs omtrek bedraagt omtrent een vierde van een myl, en bevat 500 kamers, voor even zoo veel Derwifchen; maar het grootfte gedeelte van dezelven is gemeenlyk afwezende. liet is hun geoorloofd te trouwen, maar aan de Vrouwen wordt de ingang in l;et Klooster niet vergund. Dit zou ook in de daad al te vernederend voor de Vrouwelyke fexe zyn; alzoo de zonde van Sodom het daaglyksch tydverdryf dezer rampzaligen is. Alle andere Kloosters van deze Orden , zelfs dat te Konflantinopolen, hangen van het Klooster te Kogni af. Zy worden arme Derwifchen genoemd, maar zonder reden; alzoo zy er zorg voor dragen, dat zy met alle geryfiykheden des levens ryklyk voorzien zyn; hoewel hunne kleederen , om den uiterlyken fchyn tc houden, grof en eenvouwig zyn. Zy beftaan in een hemd van gemeen linnen, een rok van donker-kleurig Flanel, en een bovenrok van wit laaken ; hunne borst cn bccnen zyn bloot, op het hoofd dragen zy eene ronde muts van kemcls-haair, en om 't lyf hebben zy een lederen gordel. Gemeenlyk hebben zy eene foort van ro-  7<5 Tweede Af deeling. rozenkrans in de hand, en tellen genadig de knoppen aan' denzelven , waar by zy tevens gednurig den naam van God herhaalen. Behalven , dat zy met andere Turken gemeenfcbaplyk de Ramadan waarnemen , vasten zy alle Dingsdag , Donderdag en Vrydag. By hunnen openbaren Godsdienst predikt dè Opziener van het Klooster, of hy verklaart een Kapittel uit den Koran, of ook uit het één of ander bock der Muhamedaanfche Leeraaren. Hier op buigen zy zich zeer diep voor hunnen Opperftcn, en fpeelen vervolgends op verfcheidcn muzyk-inftrumentcn, op welker geluid zy zich met zulk eene fnelheid ronddraaien, dat het onmooglyk is, hun gezicht,of gedaante te onderkennen , en dit doen zy met zoo groote bekwaamheid , dat het de verbaazendfte be- fchouwing in de natuur is. ■ Doch zy worden er van kindsbeen af aan gewend, en fommigen onder hun vallen in geestverrukkingen, naar het voorbeeld van hunnen Stichter, die, wanneer zyne krachten, door het fchielyk omdraaien , waren uitgeput , in flaauwte viel, en dan verfchyningen hadt, en zyne bevelen van den Profeet ontving, om zyne inftellingen te maaken. Zy eten Opium in menigte , en worden door deze kruidery zoo ftomp gemaakt, dat zy byna geheel van hun verftand en van alle ligchaamlykc aandoeningen beroofd zyn. Sommigen onder hun komen in dien zelfden ftaat door het gebruik van wyn en fteiiie dranken, waar van zy thans meer naa zich nemen, dan alle de overige Turken. Van de Orden van Krubeker is flcchts ééne enkele  Godsdienflige en zedeïyke geflddheid. 77 k byzonderheid merkwaardig , deze naamlyk , dat zy de noodzaaklykheid der Bedevaart naa Mekka loochenen, en dezelve niet voor een wezenlyk vereischtc, om zalig te worden, aanzien, waarom men hen ook Ketters noemt. Van de aframmelingen van Kolvet is de aanzienlykfte Orden die,'welke Kadri voor haaren Stichter erkent , van wiens ongelooflyke ingetoogenheid cn zeldzame deugden, de leden van deze Orden voorwenden , eene onloochenbare overlevering te hebben. Volgends éénen regel van hun inftituut moet een Derwisch daaglyks niet meer dan acht oneen eten. Alle Dingsdag brengen zy den gantfehen nacht door, met zich op den flag van een klein trommeltjen om te draaien, waar by zy het woord Hai herhaalcn, welk zoo veel betekent, als de onfterflyke, en ééne van de eigenfehappen der Godheid aanduidt. Zy verrichten deze oefening met zoo veel hevigheid, dat het bloed hun fomtyds den mond uitloopt. Zy gaan altyd barrevoets, en laten zich nooit fcheeren. Deze Orden heeft insgelyks haare verfchyningen en openbaringen, door middel van den wyn en Opium. De Geestelyke Orden van Suzn maakt de barmhartigheid tot den grondflag van haar inftituut, welke ook tot de beesten wordt uitgeftrekt, gelyk dan ééne van hunne voornaamfte zorgen is, de honden, die op ftraat gebruikt worden, te voeden, en voor dezelven te zorgen. Deze Orden is te Kairo, Bagdad en Burfa, waar zy gedicht werdt, het meest in bloei. Ka-  78 Tweede Af deeling. Kalender wordt nog ftecds de Santon of de Heilige genoemd , uit hoofde van zyn' heiligen levenswandel. Hy ging altyd blootshoofds , en zyn overig ligchaam was naakt , behalven dat hy een' gordel droeg, die van een beesten-vel gemaakt was. Ily was insgelyks wegens zyne ingetogenheid en ernsthaftigheid merkwaardig. De Leden van deze Orden behouden tot den huidigen dag den titel van Santon, alhoewel zy de ingetogenheid zoo wel als de1 treurigheid uit hunne Kloosters verbannen hebben. Zy nemen het als eenen grondregel aan, dat, indien God hun den dag van heden het leven laat behouden , zulks daarom gefchiedt, ten einde zy dien, zoo goed zy kunnen, ten nutte zullen maaken, gelyk dan ook daar door gefchiedt, dat zy hunne driften voldoen. Zy herhaaien geftadig deze woorden: ,, De dag van heden is voor ons. Die van morgen voor den genen, welke dan nog in leven is!" By de Leden van deze Orden is geen fljreng leven noch huichelary te vinden; alzoo zy openlyk prediken, dat men heel gemaklyk in het Paradys kan komen, als men het veelvuldig goed , dat in de wereld is, gebruikt , zoo wel door een wellustig leven, als door ingetogenheid en ftrenge, zeden. MiNETULLA dichtte eene andere Orden , welker Leden zich voldrckt op geene ingetogenheid toeleggen, maar wier eenige bezigheid claar in bedaat, dat zy den lof van God in Arabifche verzen zingen; De Novitiè'n van deze Orden moeten een heel dreng Novi-  Godsdienflige en zedeïyke gefieldheid. 79 JSfovitiaat uitdaan. Zy worden veertig dagen lang heel alleen in eene kamer opgelloten, en krygen niets anders tot hun onderhoud dan daaglyks 24 Drachmen droog brood. Alleen die Kandidaat, welke deze proeve llandvastig en Wymoedig dooiiiaat, wordt in .de Broederfchap aangenomen. Bestasi, een ander Leerling van Koe vet, is de jongde Stichter eener gcestelykcn Orden. Hy was de voornaamfte Iman. by de Armee van Sultan Amurat, geduurende zyne vermaarde veldtogten. Het grootde gedeelte der Janitfiharen doet belydenis van zyne leere. Zyne Aanhangers zyn vry van alle vcrpligting , om het gebed by te woonen , dewyl de Stichter der Orden beweerde , dat het gebed niet noodzaaklyk is , om het eeuwig leven te bekomen. Deze Orden is dienvolgends zeer aangenaam voor dc Soldaaten , welke over het algemeen niet veel trek tot bidden hebben. Maar by ongeluk befchuldigt men den Stichter, dat hy insgelyks dc geoorloofd- . heid der onnatuurlykde zonde geleerd heeft. De Muhamedaanfche Godsdienst is in een grooter aantal van Gezindheden , dan eenige andere , verdeeld. Het gemeen gevoelen is, dat zy wel twee'Jn. zeventig bedragen , doch men heeft reden , om te gelooven , dat zy dit getal verre te boven gaan. Om hier van overtuigd te zyn, moet. men op de gefprekken van verfcheiden Turken over hunnen Godsdienst byzonder oplettend zyn. Dan zal men ontdekken, dat bykans e'k mensch een eigen Syltema cn byzondere Leerdellingcu heeft, waar in hy van zyn' Buur- .... , man  to Tweede Ajdeeling. man verfchilt, zoo dat het onmooglyk is , om alle" Muhamedaanfche Secten naaawkeurig te beftcmmen. Wy zullen ons daarom tot de beide voornaamfte Sectcn bqpaalen, van welken alle dc overigen haaren oorfprong genomen hebben. Deze zyn de Scdt.cn van Omar en Ali; de Ottomannen of Turken zyn aanhangers van den eerften , en de Perfiaanen van den laatftcn; en de haat, welke tusfchen deze beide partyën ftand grypt, is byna ongeloofiyk. De oorfprong van dezen onderlingen haat is zeer Oud, nadien hy van den Perfifchen Wetgever zclven afkomftig is. Hy ontftondt op de volgende wyze: Muiiamed verklaarde op het einde van zyn leven Ali tot zynen opvolger , maar deszelfs drie mededingers maakten zich, by den dood van den Profeet, de afwezendheid van Ali , welke toenmaals het Muhamedaansch geloof op de grenzen van Perfiën verbreiden, te nutte, en floten een verbond, om hem van deze hooge plaats uit te fluiten, waar toe de Profeet hem benoemd hadt, tevens ftelden zy met geweld van wapenen Abubeker aan, als den waaren erfgenaam ■ en opvolger van Muhamed. Alfchoon nu Ali zag, dat de laatfte wil en bevel van den Profeet te niet gedaan was , en hem zyne hoop door deze maatregels miste; gedroeg hy zich echter met zeer groote matigheid omtrent zyne partyën. Nadien Abubeker zeer oud was, vergenoegde hy zich voor 's hands met het vermogen , dat hy aan het hoofd van zyne Armee op de grenzen van Perfiën verkregen hadt, dewyl hy niet twyfelde, of men zou, na j Abu-  Godsdienflige en zedeïyke 'gefieldheid. 3r Abubekers dood, de bevelen, van den dervenden Muhamed gegeven, volbrengen, en hem~tot Opperhoofd der Mufelmannen verkiezen. Doch hy bedroog zich voor de tweede keer, want na Abubekers dood werdt Omar tot zynen opvolger verkozen; en deze hadt niet zoo dra de hoogde magt verkregen, of hy nam alle gelegenheden waar, om de aanhangers van Ali te onderdrukken en te bedwingen, terwyl deze zich nog deeds op de grenzen van Perfiën onthieldt, wel zeer vertoornd en misnoegd, maar niet in daat zynde , om zich met zyne geringe magt tegen de voortgangen der wapenen van zynen mededinger te verzetten. Onder deze omdandigheden nam hy zynen toevlucht tot geestelyke Staatkunde; want nadien hy de geboden van den Koran verklaarde op eene wyze, die drydig was met de gevoelens en levenswyze van Omars party, zoo brandmerkte hy Omar met den fchandnaam van Ketter, en trok een groot getal nieuw-bekeerden op zyne zyde, welke de Vendels van zynen mededinger verlieten, en zich onder zyne hoede begaven. De bcfchuldiging van Kettery werdt door Omar en zyne aanhangers te rug gekaatst, en de beide partyën verdoemden malkanderen tot het helfche vuur. Na Omars dood hadt Ali eene zoo ontzagchelyke'magt, dat hy gerust op den troon raakte; maar in plaats van zyn best te doen . om de beide partyën tot een algemeen belang te verëenigen, deedt hy zyn uiterde best, om de aanhangeren van zynen voorzaat tc verdelgen, en zyne leere geheel te vernietigen , het welk echter eene' F gantsch  22 Tweede Afdeeling. gantsch andere uitwerking deedt, dan hy er van vcfwachtte. De haat cn wraakzucht fchoten, door zyne ontydige vervolgingen , by zyne partyën zoo diepe wortelen, dat zy nooit weder uitgeroeid konde worden. Toen men befpeurde, dat Ali's leerftellingen , uit hoofde van zynen magtigen invloed, in beide de Arabïên , in Perfiën , en de nabuurige Landen de overhand hadden, zoo werden Omars leerlingen ook van grooter yver bezield, om de gevoelens van hunnen overleden Leermeester te handhaaven, gelyk zy er ook voor zorgden , dat deze doodlyke haat van de Ouders op de Kinderen wierdt voortgeplant, zoo dat de beide Godsdienst-partyën nog tot op dit uur daar van bezield zyn. Wat het onderfcheid van huïine lecrllellingen betreft , hetzelve is zoo groot , dat , indien men het eenige punt uitzondert, dat de beide partyën Muhamed eenpaarig voor hunnen gemeenen Profeet erkennen , men ze met recht als twee vcrfchillende Godsdiensten kan aanzien. De Ottomannen gelooven, dat de Mufti tc Konflantinopolen 'het eenig hooglle cn onfeilbare hoofd der Kerk is; De Perfiaanen gelooven hetzelfde van den Mufti in Perfiën. Dit onderfcheid gaf aanleiding tot ontallyke vervolgingen, en tot een' zwerm van vcrfchillende Secten, die uit dezelfde- bron cntflondcn. De Perfiaanen verwerpen met verachting en afkeer drie van de grootfle Leeraars der Muhamedaanfche wetten , Aeubeker , Osman ■ en Omar. Zy maaken geen werk van het wasfehen der voeten, cn verachten, om de woede der Otto- raan-  Godsdienflige en .zedeïyke geflcldheid. 83 nannen tot den hoogden trap te tergen, de groene kleur, welke, zoo als de Turken beweeren, de geliefde kleur van den Profeet was ; zy bedienen er zich zelfs van tot het veriichtelykst gebruik, en maaken hunne fokken en pantoffels van deze kleur, op dat zy die met voeten kunnen treden. Zy eten alle foorten van fpyzen, en drinken wyn zonder de minde bedenking. De voornaamfte befchuldiging, welke de Turken tegen hen inbrengen, is, dat Ali's wetten de Vrouwen vergunnen, om verfcheiden Mannen te trouwen. Ook wordt den Perfiaanen in hunne wet aanbevolen, om alle hunne krachten aan te wenden , ten einde de Landen , onder de Ottomannen behoorende , tc verwoesten en onbruikbaar te maaken , hunne Wyven heel naakt uit te fchudden, en die, waar zy ze maar aantreffen, weg te voeren, en tot Slaavinnen te maaken. Uit deze grondregels, en dit gedrag der Perfiaanen, trekken de Ottomannen het zeer harde befluit: „ dat het onmooglyk is , dat een Perfiaan ooit een goed cn getrouw bediende worden, of ooit tot het waar geloof bekeerd kan 'worden." Dit gevoelen heeft in de gemoederen der Turken zoo diepe wortelen gefchoten, dat men nooit eenen Perfiaan toelaat, om binnen de muuren van het Serail te Konflantinopolen te komen , alhoewel lieden van alle andere Godsdiensten daar worden toegelaten, daar dienst nemen, en goede Mufelmannen kunnen worden. Toen de Sultan Amurat Bagdad veroverde , alwaar de gezindte van Ali in eenen bloeiënden toe* F 2 ftand  84 Tweede Af deeling. Hand was, zocht hy alle Korans en geestelyke Boe* ken op, die aan deze gezindte behoorden, en bracht die naa Konflantinopolen, alwaar hy die in het Serail liet opfluiten, en alwaar zy nog heden bewaard worden , met het ftrengst verbod , dat niemand onder doods - ftraf zich verfhouten zou , om ze te lezen. Tegen het einde der regeering van Sultan Mustafa, voorzaat van den tegenwoordigen Grooten Heer, werden de Schatkamers van het Serail geopend, om de krygskosten tegen de Kusfen daar uit goed te maaken , cn by deze gelegenheid werden verfcheiden van deze Korans heimlyk uitgedeeld, die zich thans in handen van verfcheiden Turkfche Hceren bevinden. De Turken gelooven, of houden zich, als of zy het als een gcloofs-artikel aannamen , dat de zielen der Jooden na derzelver dood in ezels zullen veranderen , om de zielen der Perfiaanen in de hel te brengen. Kortom, zy beweeren uitdruklyk, dat een Turk, die eenen enkelen Perfiaan doodt, zich daar door een grooter verdienfte verwerft , dan wanneer hy vyf Christenen in eene ontmoeting nederlegt. Uit de gezindheden van Omar en Ali is, gelyk wy boven reeds aangemerkt hebben , een groot getal Seclen ontftaan, welke deels daarom, dat zy geheel niet 'bekend zyn, deels uit hoofde van derzelver ongereimde gevoelens, niet verdienen, dat men ervan gewaagt, en zulks des te min , dewyl zy van de Perfiaanen zoo wel als van de Turken , voor Kettersch gehouden worden. Echter moeten wy het niet  Godsdienflige en zedeïyke gefleldheid. 35 |fet met ftilzwygen voorbygaan, dat eenigen van dezelven Christus voor den waaren Messiüs erkennen , en zoo na by den Christelykén Godsdienst komen, dat dit de waare oorzaak is, waarom zy van de Muhamedaanen verworpen worden. Wy zullen dit Hoofdftuk met de naamen der vier voornaamfte gezindheden befluiten, welken de tegenwoordige Turken als rechtzinnig befchouwen. Deze zyn de Secten van Hanet, van Skmf, van Melcii, . en van Ha'mbel. De Arabiïrs zyn grootendeels aanhangers van SkiSf. Alle Afrikaanen erkennen Melch voor hunnen Lecraar, maar het onderfcheid tusfchen deze gezindheden is zoo gering , dat het bykans nergens anders in beftaat , dan dat zy zich byzonder aan onderfcheiden Leeraars houden, welke Muhameds wetten verklaaren. De prachtigfte en grootfte gebouwen van Konflantinopolen zyn de Moskeen. Zy zyn bykans allen naar één plan gebouwd, nadien zy een Koepel en Minarets hebben; dat is, eene foort van kleine Toorens, van welken de geringer Imans het volk tot het gebed roepen. Onder de Moskeen zyn er eenigen, welke acht Minarets hebben, het welk aan hun aanzien een nieuwen luister geeft. Daar is een groot aantal Keizerlyke Moskeeën; maar zy worden alleen in dc lieden Burza, Adridnopolen en Konflantinopolen gevonden , van welken de twee eerfte Hoflieden der Sultans geweest zyn, gelyk zy in de laatfte nog hun Hof hebben. Te Konflantinopolen zyn er tien. De eerfte is de Moskee der Heil. Sofia, die in pracht en rykF 3 dora  8c*T Tweede Afdeeling. dom de overigen verre overtreft. De vaste inkomften welke zy van gronden, in den omtrek der ftad gelegen, trekt, bedragen meer dan 300,000 Daalers. Zy werdt gefticbt door den GriekfchenKe'izer JustiniSan; cn nadien een gedeelte van het Serail van den grooten Heer op eenen grond ligt, welke tot deze Moskee hehoort, zoo betaalt hy jaarlyks eene zekere fomme als een Tinsgerecht. Dc Sultans hebben rondom deze Moskee kleine Kapellen gebouwd , die tot bcgraafplaatzen voor hun cn hunne Familiën dienen. In deze Gebed-kapellen worden lampen onderhouden, die dng en nacht branden, ook worden zekere perfoonen ervoor betaald, welke voor de zielenderoverledenen bidden. Deze lieden woonen in dczelven, ten einde zy door het heen- en wedergaan na en van hunnen huizen geen tyd zouden verliezen. Echter moet men bekennen, dat de gewoonte, om in deze Moskee aan de armen daaglyks op zekere uuren aanzicnlyke fommen uit te deelen, verdienstelyk en voorbeeldig is, en het zoo even gemelde bygeloof weder goedmaakt. De tweede Moskee heeft Sultan Muhamed II. de veroveraar van de ftad Konflantinopolen , gefticht. De derde is van Sidtan Bajazet ; de vierde van Sultan Selim; de vyfde van Soliman; de zesde van zynen Zoon Schazada, welke nooit tot de Regeering kwam; de zevende van Sultan Achmet den I.; van de anderen zyn er twee door Sultanes-moeder, en ééne door eene Sultane-gemaalin gebouwd. In eenigen van deze Moskeeën zyn Seminariën tot on»  Godsdienflige en zedeïyke gefleldheid. 87 onderwys der jeugd Lu den Godsdienst en in de Wetten : in anderen Hospitaalen voor kranten en armen, en tot onthaal der Pelgrims , die uit alle gewesten van het Turkfche Ryk komen , om de Keizerlyke Moskeeën, te Konflantinopolen te bezoeken. Derzelver inkomften zyn op generlei wyze noch evenredig noch zeker, nademaal fommigen"van jaargelden van den grooten Heer afhangen, of van contributiën van het volk, en anderen van Landeryën van Dorpen of geheele Provintiën. De bcwooners der plaatzen , welke van de Producten van hunne Landeryën het hunne moeten opbrengen tot onderhoud der Moskeeën , genieten groote Privilegiën , onder welken zich ook één bevindt, uit hoofde van het welk zy van inkwartieringen van Soldaaten , of van ander volk, dat in den dienst van den Vorst is, bcvryd zyn. Om de gantfche waarde van dit voorrecht te bevroeden, moet men aanmerken, dat dc Soldaaten cn andere Perfooncn, die in dienst van den grooten Heer zyn, zeer talryk zyn, en byna altyd in beweeging, zoo dat zy het Land uitmergelen, daar hun togt doorgaat; alzoo zy zeer lastig zyn, en bykans even ééns, als de Vorst zelf, behandeld willen wezen. De Moskeeën door byzondere Perfoonen gefticht, kunnen deze voorrechten niet fchenken , omdat zy geene inkomften hebben, die van Landeryën komen. Alle derzelver inkomften beftaan in interesfen van uitgezet geld, welke ach tien per cent bedragen , een voorrecht, welk alleen aan de Moskeeën en aan de jooden toekomt, alzoo de Muhamedaanfche Wetten F 4 op  88 ' Twééde Af deeling. op het ftrengst verbieden, geld op interest te zetten," op ftraf van verlies van de hoofdfom, wanneer het ontdekt wordt. Bykans alle deze Moskeeën bezitten iet, het welk de verwondering der Vreemdelingen verdient. Men vindt in dezelve eene menigte zuilen van het fyhfte en zeldzaamlte Marmer, byzonder van dat foort; welk te Rome, Ver de Antico heet; doch deze zyn van ouder Schryvcrs reeds zoo omffandig befchreven, dat men alleen nog behoeft aan te merken, dat weinige geestelyke gebouwen in eenig Land de Moskeeën te Konflantinopolen overtreffen. Volgends hunne Wetten is het aan niemand, die geen Muhamedaan is , geoorloofd , in hunne Moskeeën te gaan. Wanneer een Jood of Christen dit in de voorige tyden waagde, om er zich in ééne te begeven, verloor hy of het hoofd, of hy moest een Muhamedaan worden. Thans zyn zy zoo ftreng niet; alzoo Vreemdelingen van allerhande Godsdicnften dezelve met een bevel van den grooten Heer bezoeken kunnen, voor welke Firman of bevel zy tien Turkfche Piasters bctaaleu; ook is het aan alle Ambasfadeurs geoorloofd, om ze by hunne aankomst en vertrek met hun gantfche gevolg , cn byzonder de Moskee van St. Sofia te bezoeken. Maar voor byzondere Perfoonen is bet altyd gevaarlyk, om hunne nieuwsgierigheid te voldoen , inzonderheid wanneer er Godsdienst gedaan wordt , alfchoon zy ook een bevel van den grooten Heer hebben; nadien het onmooglyk is, om zich voor dc wraakzucht van Dwee- pers  Godsdienflige en zedeïyke gefleldheid. go pers te hoeden, die fomtyds eenen opftand onder het Volk verwekt hebben, welke voor de genen, die de Moskee bezochten, gemeenlyk ongelukkig afliep. De Kister-Agha, of Opperde der Zwarte Gefncdenen, welke het opzicht over de Vrouwen in het Serail heeft, is insgelyks Opper-opziener der Moskeeën, en trekt van dezelve groote fommen, dewyl hy de bedieningen, die daar van afhangen, vergeeft, alleen de plaats van Iman uitgezonderd, welke, zoo als gezegd is, de Groot-vizier te vergeven heeft. De korte fchets , die wy van Muhameds leven, en van den Godsdienst, door hem gedicht, gegeven hebben, bewyst genoegzaam, dat zyn voornaamde oogmerk was , een nieuw Ryk te vestigen. Alle zyne geboden kunnen derhalven als daatkundige grondregels befchouwd worden , van welker behoorlyke waarneming de grootte en het geluk van het Ottomannisch Ryk bcdendig afhing. Een onderzoek, in hoe verre de tegenwoordige Turken van de oorfpronglyke indellingen van hunnen Wetgever zyn afgeweken, moet dienvolgends zeer gewigtig zyn, nadien het ons tot eene verklaaring der redenen zal leiden, waarom de Turken in de tegenwoordige vernederende omftandigheden.van hunne voorheen zoo ontzaglykc magt vervallen zyn, wier wapenen een fchrik der aanzienlykde Mogendheden in Europa waren, cn om wier vriendfehap anderen zoo veel werks maakten; daar zy integendeel thans eenige Christen Vorden tot medelyden , andere tot verachting bewegen , en eene derde Mogendheid tot eerzucht aanprikkelen, welke F 5 gC-  po Tweede Af deeling. gereed is, om alle gelegenheden waar te nemen, om zich zelve ten kosten van haare onfchuldige, maar zwakke nab uuren, te vergrooten. Niettegendaande den grooten fchyn van aandacht onder de Turken, by wier Godsdienst het Deïsmus ten grondflag ligt, heeft echter federt eenige jaaren het Atheïsmus dat daar recht tegen over ftaat , zich algemeen uitgebreid. Deze omftandigheid mogen de Deïsten in de Christelyke landen wel opmerken. Wy moeten den tegcnwoordigen toeftand van den Turkfchen Godsdienst tc Konfuintinopolmï dc Hoofdplaats der Turkfche Regeering , niet naar de uitwendige waarneming van den Ramadan, naar het wasfehen, en dc bedevaarten naa Mekka beöordeelen; maar dooiden omgang met Turken van aanzienlyke ftand en vermogen , die of by de Regeering in bedieningen zyn, of van hunne eigene inkomften leevcn, kan men ontdekken , hoe zeer het tegenwoordig gedacht der Ottomannen verbasterd is. Sommigen zyn Fythagoreërs, en gelooven de ziels-verhuizing zoo feeste}yk>; dat zy om alles in dc wereld geen beest zouden doodeu; Anderen zyn y vcrig Kartefidanen, twyfelen aan alles , en houden nooit een gevoelen met volle zekerheid daande. Uit lieden van zulke buigzame gezindheid wordt gemeenlyk de Mufti verkozen. Het Systema van Plato heeft insgelyks eene talryke party onder dc Rechtsgeleerden, en de Imans der groote Moskeeën. Zy gelooven de éénheid van God, ën dat zy fchuldig zyn, hunne naasten lief te hebben, het welk hun zeer vriendelvk jegens vreemde-  Godsdienflige en zedeïyke gejleldheid. delingen maakt. Zy verëercn den Koran, in zoo verre die met deze grondregels overëenftemt, maar anders verachten, zy hem als een mengelmoes van onzin en ongerymdheden. Doch, nadien er geen volk ter wereld is, dat zoo veel twyfelingen, ten aanzien van zynen Godsdienst, voedt en koestert, als de Turken ten aanzien van den hunnen; zoo behoeft men zich geheel niet tc bevreemden , dat zy nog eenen ftap verder gegaan zyn, en zich het Atheïsmus in dc armen hebben geworpen. Deze hoofd-dwaling is tot in de geheimfte hoeken van het Serail doorgedrongen, en heeft alle de deelen van het Ryk befmet. De Pafchas inzonderheid in de Provintiën fprekèn heel vry over het fyftema der Natuur. Door het woord Natuur verftaan zy dat inwendige grondbeginfel (Principüm,) welk de handelingen van elk wezen , dat daadlyk beftaan heeft , bepaalt en beftuurt. Van dit grondbeginfel, zeggen zy, hebben de zon, de maan en de ftarren haaren oorfprong en haare beweging; en van dit zelfde beginzel heeft de mensch het vermogen, om recht op te gaan, te groeien, zich te buigen, even gelyk de bloemen, gras en boomen. Voor eenige jaaren gaf men, te Konflantinopolen, verlof, om eene Boekdrukkery aan te leggen, welke, indien zy niet weder verboden was geworden, aan den Volks-godsdienst van een in zyne gevoelens zoo twyfeKiehtig en wankelbaar volk, een einde zou hebben kunnen maaken, maar een algemeene opftand van het Volk gekoesterd en aangeftookt door de Rechts-  5* Tweede Afdeeling. geleerden, was oorzaak, dat dit middel ter verbetering van hun verftand geen ftand greep. Veertig duizend Schryvers, welke hun levens-onderhoud door het affchryven van boeken en door het fchriftelyk opilellen van het geen men in deze ftad weten moet, verdienen, waren niet zeer genegen , om zich aan eene nieuwigheid te onderwerpen , waardoor zy in behoefte vervallen zouden. Één der ftaatkundige grondregels van Muhameds Godsdienst was de voortplanting van denzelven door overtuiging, of, als deze haar doel-miste, doorliet geweld der wapenen; alzoo het op alle wyzen nodig was, om het getal zyner onderdaanen te vermeerderen. Zyne Opvolgers en alle Hoofden der partyën bleven ftyf by dezen grondregel ftaan, tot voor eenige jaarcn. Alhoewel zy den fchyn vertoonden, als of zy alle Godsdienften verdroegen, en derzelver aanhangers niet ontrusten, deeden zy echter hun best, om hen tot het omhelzen van den Muhamedaanjchen Godsdienst te bewegen. Wanneer iemand, die kinderen hadt, welke nog geen veertien jaaren oud waren , misfehien uit redenen van eigenbelang, een Turk werdt, dan was het gantfche huisgezin verpligt, om zyn voorbeeld tc volgen; en al zeiden zy, dat zy reeds-boven deze jaaren waren, nogthans vondt men middelen , om hen door bedreigingen tot het verzaaken van dit voorgeven te bewegen. Als een Christen, of een Jood , minnehandel hadt met eenTurksch vrouwsperfoon , dan verloor hy , op de bloote verklaaring van dit vrouwsperfoon , zonder eenig  Godsdienfligê en zedeïykê gejleïdheid. 93 eenig ander getuigenis, zyn hoofd, of hy moest een Turk worden. Alle de genen, welke, op hun Vaderland misnoegd , Hechts in drift zeiden , dat zy Turken wilden worden , of die genen, welke onbedachtzaam , misfchien in dronkenfchap, deze of gene fpreuk van hunnen Godsdienst voortbrachten, moesten Muhamedanen worden , of werden met den dood geftraft. Een misdaadiger, van welken Godsdienst hy ook was, cn wat misdaad hy ook begaan hadt, verraad uitgezonderd, kon de galg ontgaan, als hy een Muhamedaan werdt. Door dergelyke middelen , en door allerhande verleidingen , werdt hun Godsdienst voortgeplant en uitgebreid; En zelfs nog heden, is het niet ongewoon, op éénen dag vyftig perfoonen te zien , die van den Groot-vizier of den Mufti den Turban begeeren, het welk gemeenlyk enkel uit dat eigenbatig inzicht gefchiedt, dat zy, door . verandering van hunnen Godsdienst, in hunne handwerken en kunfr.cn te Konflantinopolen beter willen Voortraaken; want de mcesten van dezen ontvluchten ten laatften toch, naar het één of ander Christenland , of begeven zich naa den Berg Libanon. Nadien de Muhamedismus door geweldige middelen is ingevoerd , zoo was het een regel van den Godsdienst 'en gezonde Haatkunde, dat men nooit eene Had, in welke eene Moskee was, by een Vrede-traktaat, affiondt; en zodra de Turken hunnen vyanden eene ftad ontnamen , was hunne eerfle zorg, eene Moskee daar in te bouwen, opdat de veroveraars des te yveriger bedacht zouden mogen zyn, om ze te behouden. Om  £4 Tweede Ajdeéling. Om hunne Soldaaten een buitengemeenen moed jn te boezemen, hebben zy den grondregel aangenomen , dat die geen, welke in een gevecht tegen ongeloovigen fneuvelt, oogcnbliklyk in het Paradys wordt overgebracht", en eene plaats naast hunnen Profeet bekomt , die hunne heldendaaden van den Hemel heeft aangezien. En dit geloof werkte voorheenen wonderen van dapperheid. Doch wy moeten nu ook van het verval van dit Ryk fpreken, dat zich in alle Burgcr-maatfchappyën, wanneer zy van hunne eerfte grondregels afwykcn, vroeger of laater pleegt te openbaaren. Wy hebben gezien, dat in de laatfte helft van deze eeuw, alles in het Ottomanisch gebied aan de overwegende magt der nabuurige Christen Vorften, en aan de listige ondernemingen der meer afgelegenen , welke door hunne gezanten te Konflantinopolen befteken werden, heeft toegegeven. Noch Soldaaten , noch Officieren gelooven thans meer, dat zy, als zy op het flagveld bly ven , regelrecht in het Paradys komen, en daarom vluchten zy voor den vyand; in den Zeedienst byzonder konden zy, als men éénen enkelen Admiraal uitzondert, naauwlyks zoo ver gebracht worden , dat zy den vyand het hoofd durfden bieden. Verders het is bekend genoeg, dat zy in den oorlog te Land verfcheiden fteden verlaten hebben, in welken Moskeeën waren, en 4ie zy by Vrede-traktaaten aan de Rusfen hebben afgaftaau. Ook hebben zy aan het Huis van Oostenryk en aan de Republiek Venetien verfcheiden andere fteden overgelaten. Ein-  Godsdienjlige en zedeïyke gejleldheid. 05 Eindelyk is het ook eene bekende zaak, dat, toen zich de Rusfifche Gezant , de Vorst Repnin , te Konflantinopolen bevondt, om het Vrede-traktaat tot ftand te brengen, aan denzelven zWo. Rusfifche flaaven vvierden overgeleverd, zelfs die genen, welke het Muhamedaansck geloof hadden aangenomen. Men heeft ook Europifche Christenen, die zich by den Groot-Vizir aandienden, om den Turban aan te nemen, afgewezen , uit vrceze, van den Gezant van dien Vorst te zullen beledigen, in wiens land zy geboren waren. Een ander Europiaan werdt uit eigenbaat een Turk, vervolgends verzaakte hy weder den Muhamedaanfchen Godsdienst, en keerde weder tot het Christendom, en onthoudt zich ondertusfehen desniettegenftaande nog altyd volkomen veilig, en zonder dat de Turken acht op hem geven in Konflantinopolen. Alle deze omftandigheden fchynen eene aanftaande verandering in het fyftema van den Turkfchen Godsdienst en burgerlyke Regeering, of zelfs de geheele omkeering van het wel eer zoo ontzagchelyk Ryk der Ottomannen aan te kondigen, en misfehien is het plan tot vernietiging van hetzelve reeds in meer dan één Kabinet van Europa ontworpen. Rusland heeft zich juist den weg daar toe gebaand, nadien het zich van een wyduitgeftrekt en voornaam gedeelte van het Turkfche gebied, te weten de Krim, meester heeft gemaakt. DER-  96 DERDE AFDEELING R egeerings- Syflema. H et is zeer moeilyk, zich een behoorlyk denkbeeld te maaken van het Ottomanisch Rykzonder vooraf kennis tc hebben, wat men door Serail en door Porïevcrdaat; want derzelver inrichting ftaat metdeBurgerlyke en Krygs-regeering in een zoo naauw verband, dat men volftrekt met beiden volmaakt bekend moet wezen, als men van het Turksch Staats-Syftema eene behoorlyke kundigheid wil bekomen. Wanneer de Turken van het Serail fpreken, verftaan zy daardoor niet de vertrekken, in welken de Vrouwen van den Grooten Heer zyn opgefloten, irf welken bepaalden zin men dit woord gemeenlyk pleegt te nemen, maar den gantfehen omtrek van het Paleis, welk- de Ottomanifche Vorst met zyne Hofhouding bewoont, dat is, met alle de Ambtenaaren, Wachten, Vrouwen en Slaaven, die onmiddelyk in zyn dienst flaan. De omtrek van dit wyd-uitgeftrekt Paleis is zoo groot, dat het heel wel voor eene matige ftad voldaan kan. Het beflaat volkomen de plaats, op welke de oude dad Byzantium dondt, dat is dén' van de zeven bergen, op welk Konflantinopolen gebouwd is. De omtrek bedraagt omtrent anderhalf Duitfche myl,  Regeerings-Syfielnc* 97 Hiyl, en er zyn negen Hoven in, byna alle groote vierkanten. Dc gebouwen zyn nooit naauwkcurig geteld; alzoo het niet geoorloofd is; er een bericht van op te fchryven, maar derzelver menigte is ongeloofiyk, en zy zyn meest van tichelftcen gebouwd* De Keukens en zoogenoemde Schatkamers zyn het prachtigst, van fteen en marmer. Alles is met lood gedekt, en de Koepels en Toorens met vergulde halve maanen verfierd; De muuren, welke het Serail omringen, zyn dertien voeten hoog; zy hebben Tinnen, Schietgaten en Toorens, op de wyze der oude Vestingen. Men noemt dit het nieuwe Serail, om het van het oude te onderfcheiden , welk Koxstaxtyn gebouwd heeft. Stutari ligt er tegen over, uitgezonderd één gedeelte, welk regelrecht by den mond van de Haven is, en tegen over het Arfenaal te Pera ligt. Aan dezen kant is, op een' kleinen afftand van den Zee-kant, een Kiösch of Zomerhuis , dat den Grooten Heer by heet weder tot verlustiging dient. Dit is een onregelmatig gebouw , welk omtrent 60 voeten in den omtrek heeft, 20 voeten hoog is, en in eéne enkele groote zaal beftaat, die met zeer prachtig huisraad voorzien is, en een Troon van masfief zilver heeft, die zoo geplaatst is, dat de Vorst de beide zyden van de zaal overzien, en tevens de deur uitkyken kan. Het Serail heeft negen poorten, doch maar twee van dezelven zyn prachtig. De eerfte is de ingang tot het vierkant, van St. Sofia. Deze is in de daad prachtig, en er zal in 't vervolg mcermaalen van gewaagd worden, nadien het Ottomannisch Hof naar G de-  58 Derde Af deeling. deze Poort of Deur , zich den naam van Porte of hooge Porte in alle openlyke handelingen , fchriften , en aften geeft. Aan dc ééne zyde van deze poort ziet man de Piramieden van afgehouwen hoofden , met ftukken pergament, waar op demisdaaden van derzelver voormalige eigenaars opgeteekend, en aandehersfenpan vastgemaakt zyn. De tweede poort leidt naa het eerfte binnenhof, en rust op marmeren zuilen, maar is niet zoo prachtig, als de eerfte. 13e overigen verdienen juist niet zoo in ?t byzonder gemeld te worden, een klein poon jen aan de zyde naast aan Scütari uitgezonderd , uit hetwelk men dc GrootVizirs heimlyk uit laat, wanneer zy tot ballingfchap verwezen zyn, en in zoodanige gevallen hebben zy gemeenlyk een groote Bark gereed, om hen, zonder dat zy gezien worden, weg te voeren. Men kan boven op den muur, die het Serail omringt, rondgaan, en in dat gedeelte, welk byna over zee hangt, en tegen over het Arfenaal ligt, zyn twee vertrekken met drie traU-yenstens , voor welken de Groote Heer meermaals gaat ftaan, en, zonder gezien te worden, hoort, wat de lieden zeggen, die heen en weder gaan. Het getal der genen, welke dit ruim Serail, of dit Paleis bewoonen , is evenredig aan' deszelfs grootheid. Men kan, volgends de zekerfte getuigenisfen, onderftellen, dat er zich byna iooooperfoonen beftendig in onthouden. De Stalbedienden, en die genen , -uit welken de Lyfwache beftaat, maaken het grootfte gedeelte van dit getal uit. De  Regeerings-Syfiema. pp De volgende lyst dezer bewooners en hunne ver» fchillende bedieningen is volmaakt naauwkeurig* Stalbediendcn. . . S530 Boflangis of Tuiniers. . . . 2000 Baltagis, dat is, die genen, welke hout aanvoeren tot gebruik van het Serail. 4co Blanke Gefnetlenen. . . j . 120 Zwarte Gefnedencn. * 300 Vrouwen. . . . . . 1600 Es-Oglans, dat is , de Paadjcn van den Grooten Heer. ..... ocd Koks- en Konfituurbakkers. . . . 190 Andere Mansperfoonen tot geringer dienHen. ...... 400 De geheele fom. 9410 Dit is het getal der genen, die gemeenlyk in het Serail woonen, welk getal wel niet beftendig plaats moet hebben, nademaal het door geene wet bepaald is, maar evenwel byna altyd zoo groot is, het getal der Vrouwen uitgezonderd, welk naar den fmaak van den regeerenden Sultan vermeerderd of verminderd wordt. Den Lezer van het onderfcheid tusfehen het waare en ceremoniëele Serail een denkbeeld gegeven heb» bende, moeten wy nu ook van den aart en wyze def bedieningen van die genen, uit welken deze groote Hofhouding beftaat, .en van de wyze fpreken, om Ga zï  ioo Derde Afdeeling. ze te onderhouden. Tevens ftaat aan te te merken ? dat zy byna allen van Christen Ouderen gebooren, en of in oorlogstyden tot gevangens gemaakt, of ook in vrede-tyden in hunne tcderfte jeugd hunne Ouderen ontrooft! zyn. De Groot-Sultans te Konflantinopolen hebben dien regel vastgefleld, om zich van zulke lieden te laten bedienen , aan welken hun Vaderland, Ouders en Godsdienst onbekend is , en die daarom aan den dienst van den Vorst, die hen wel behandelt en goed onderhoud geeft, des te meer overgegeven en verkleeft zyn. Wanneer dcrgclyke Kinderen aan het Serail worden aangeboden, onderzoekt men voornaamlyk zeer opmerkzaam, of zy ook ligchaams-gebreken hebben, en in dat geval worden zy niet aangenomen, al hadden zy anders ook de voordeeligfte wezenstrekken; nadien het den Muhamedaanen moeilyk om te gelooven valt, dat eene goede ziel, een goed gemoed, of een goed vernuft in een ligchaam kanwoonen, dat wezenlyk ongefteld is. Wanneer men integendeel zulk een Kind vindt, als men wenscht te hebben, zoo fchryft men terltond den naam van deszelfs Vaderland en den dag zyner aanneming in eene lyst op, welke in de Kanzelary der byzondere fehatkamer van deri Grooten Heer bewaard wordt, en de Schatmeester krygt bevel, om aan hetzelve zyn daaglyks inkowen te betaalen, welk daaglyks niet meer dan vier Aspers bedraagt. Vervolgend worden zy na éëri van de oude Serails, of in Pera of in Konfiantino- » pO'  Regèerings-Syflema. 101 polen gebracht. Hier moet men opmerken, dat er te Pera een Serail of aanzienlyk gebouw is, welk een uitzicht heeft op de tuinen , die tot het Hotel van den Franfchen Ambasfadeur behooren. De Groote Heer begeeft zich twee of driemaal in 't jaar derwaards , om zich tc verlustigen, cn in dit gebouw worden de jongelingen , die tot de perfoonlyke bediening van den grooten Heer beftemd zyn , voornaamlyk opgevoed. Maar die genen , die in het Serail te Konflantinopolen blyven, om aldaar tc worden opgevoed , zyn grootcndeels tot hooge waardigheden en Ambten van het grootfie gewigt beftemd , na de gewoöne Posten in het Serail bediend te hebben. Dit was altyd, gewoon in die tyden , toen gelukkige oorlogen eenen overvloed van zulke Kinderen bezorgden, welke met den tyd die genen vervangen konden , die tot andere bedieningen bevorderd werden. Maar thans , nu de Chriflenen hunne Kinderen voor de roofzuchtige handen der Turkfche zendelingen zorgvuldiger bewaaren, heeft deze gelegenheid om flaaven tc bekomen, opgehouden , en zy moeten nu hunne voorige gewoonte, om het Serail met Christen-fkaven te voorzien, alleen tot de Paadjen bcpaalen. De Christen-Vorften , welke voorheen een zeker getal Jongens en Meisjens, als eene jaarlykfche fchatting , leverden, hebben ook geweigerd , die verders te betaalen. Prins Heraklius , die zoo gelukkig in Geörgien regeert, wierp dit juk van eene onmenschlyke fchatting in den laatften oorlog tusfcheii de Tuiken en Rusfen G 3 ' het  104 Derde Afdesür.g. het eerst af, en federt dien tyd zyn derhalven alleen de Paadjens Christen-kinderen. Alle andere Ambtenaarcn en Bedienden, die in 't Serail zyn aangefteld, doen hun best, om als 't ware, door erfvolging hunne bedieningen op hunne eigene Kinderen te brengen, pf helpen door listige ftreeken en befchermingen lieden in het Serail, wier Ouders nooit by hetzelve in dienst geweest zyn. Nu moeten wy van den aart en wyze , hoe het Sefdil bewaakt wordt, bericht geven; want dat het zeer fcherp bewaakt wordt, is bekend genoeg. De gehccle buiten omtrek is aan de Bojlangis of Tuiniers toevertrouwd , welke de eerfte wacht verbeelden. De tweede beftaat uit de Baltagis , of die genen, welke voor het bezorgen van hout moeten zorgen. Deze zyn met een byl gewapend. Qp dezen volgt de wacht der Blanke Gefnedenen, en de vierde en kiatfte wacht beftaat uit de Zwarte Gefnedenen, die het naast by den perfoon des Monarchs zyn. Een getal van 3500 lieden, die, gelyk reeds gezeg:! is, ten dienfte van de Stallen gebruikt worden, zal den Lezer by den eersten opflag bovenmatig groot voorkomen; maar indien men overweegt, welk eene menigte Paarden er moet opgepast worden, zoo zal deze verwondering terftond ophouden. liet getal van Paarden, die den Vorst in het byzonder toebchooren , en die anders niemand beryden mag , beloopt op 3000 , welk getal niet vermeerderd noch verminderd kan worden ; nadien dit eene wet of •gewoonte is, Zoodra een goed paard tot den perfoon-  Regeerings-Syflema. 103 fconlyke» dienst van den Grooten Heer aangeboden cn aangenomen wordt, dan zoek men één van die genen, welke het minst waardt zyn, elders te plaatzen; en wanneer er een paard derft, of dc ééne of andere van zyne goede hoedanigheden verliest, dan komt er insgelyks een ander in deszelfs plaats, en op deze wyze wordt het oude getal van 3000 altyd voltallig gehouden. Alle deze paarden zyn Aiabifche of Egypiifche , die buiten kyf veel beter-zyn dan de paarden uit Natoliën of Ronianiën , welke beiden foorten in Konflantinopolen niet geacht worden. Om zich van de beste paarden, die in Konftantinopolen komen, te verzekeren, is er eene zeer oude wet voorhanden, volgends welke de eigenaars der paarden, of die genen, welke ze in de ftad brengen met de dood geftraft worden, indien zy dezclven niet aan den ftal van het Serail aanbieden, eer ze tc koop op de openbaarc mark gebracht, of aan den éénen of anderen byzonderen perfoon aangeboben worden. Alle deze paarden zyn in drie ftallen veldeeld; in den eerften bevinden er zich 1800, in den tweeden 700 , en in den derden 500. In een' anderen ftal zyn ook nog volgends opgave , 400 Muil-ezels tc vinden, weike gebruikt worden, om de pakkaadjen en andere noodwendigheden voor den Vorst en zyn gevolg te vervoeren, wanneer het Hof zich naa het land begeeft. Zulk een aantal Muil-czc'.s is des te noodzaaklyker , nadien men geene rydtuhjen heeft , van welken men zich in de plaats derzelver bedienen G 4 zon  ÏQ4 Derde Afdeding. zou kunnen. By het groot aantal paarden, welke» 'den Monarch in het byzonder toebchooren , komen ook die, welke aan de voornaamfte Ambtenaaren van het Serail toekomen , waar van er eene groote menigte is. De Kiflar-Agha, of de Opperfte Zwarte Gefnedenen, heeft er 300tot zyn byzonderen dienst, en de andere bedienden naar evenredigheid. Elke Paadjen, zoo gering als hy is, houdt er drie. Men kan derhalve , zonder in het minst de zaak te vergrooten, het getal der paarden, die in dc Stallen van Serail te vinden zyn, op öooo {tellen. Dit getal zou zekerlyk geene 3500 perfoonen vcrëifclien , om ze op ^te pasfen ; maar nadien deze lieden geftaadig heen cn weder moeten gaan, cn ook het opzicht op het voeder en over alles hebben, wat er geëischt wordt, om een paard in goeden ftaat te houden; zoo volgt daar uit, dat zulk een aantal volftrekt noodzaaklyk is. Hier komt nog by, dat, dewyl de Turken de gewoonte hebben, om hunne paarden in de Meimaand in het gras te zenden, fommigen van de Stalbedicnden van het Serail by gelegenheid van deze reis verlof krygen, en integendeel in derzelver plaats, die genen, welke voor dezelven zorgen moeten, daaglyks ééns of tweemaal uit Fouragceren moeten gaan, hetwelk een groot getal menfchen verëischt. Dit omftandig bericht van de Stallen van het Serail zal misfehien voor nodeloos gehouden worden; doch nadien dit werk ten doel heeft, om den Lezer van den tegenwoordigen ftaat van het Ottomannisck Ryk, zoo wel naar dcszelfs in- als uitwendige gefteldheid, een duidelyk begrip te  Rtgeerings-Syflema. 105 geven; zoo hoopen wy , dat de Lezer onzen yvcr en ons verlangen , om hem te voldoen , goed zal keuren. De Bofcangis , uit welken, zoo-als reeds gezegd is , de eerfte buitenwacht van het Serail beftaat, hebben hunnen Opperftcn, welke Beftangi-Pafcha, Ovcrfte der Tuiniers genoemd wordt. Hy is dc Opper-Opziencr over de Keizerlyke Tuinen, niet alleen over die, welke in Konflantinopolen zyn'; maar ook over alle Gebouwen, Springbronnen, Tuinen en Lustplaatzen , die tot vermaak van den Grooten Heer beftemd zyn, cn in de verfcheiden gewesten der Porte en van den Pofporus verftrooid liggen. Het rechtsgebied van den Boftangi-Pafcha ftrekt zich uit tot aan den mond der Zwarte Zee, cn gévolglyk ftaan alle Dorpen aan den oever van Konflantinopolen cn aan dc beide zyden van het Kanaal der Zwarte Zee in Afiën en in Europa onder zyn opzicht, cn zyn van hem afhanglyk , gelyk hy dan ook zeer aanzienlyke inkomften van zyn Ambt trekt. Wanneer de Groote Heer in een Bark op de Zwarte Zee vaart, dan wordt die door den Boflangi-Pafcha gevoerd. Hy zit achter den Vorst , en draait het roer, zoo als hem de Groote Heer beveelt. Nadien hy by deze gelegenheid zeer vry met den Grooten Heer praaten kan, wordt hy om deze reden byzonder geacht en in eere gehouden. De Sultan Mustafa , broeder van den thans regeerenden Sultan Aedul- hamet , liet drie Boftangi-Pafclias het hoofd flfflaan, om dat de Bark op Zee al te zeer in beweec 5 ging  io6 Derde slfdeeling, p ging geraakt was. De Boftangi-P aftha heeft zyne wooning buiten den kring van het Serail, aan den oever der Porte ; evenwel heeft zyne wooning een famenhang met het Serail zelf. De woonplaats van dezen Ambtenaar is bcftcmd, om misdaadigers, of zulken, op welken men een kwaad vermoeden heeft, op de pynbank te brengen. Het Ambt van den Boflangi beftaat dcrhalven daar in, dat hy de eerfte wacht Van het Serail bezorgt, het opzicht heeft over alle de Lustplaatzen van den Grooten Heer, dat hy deszelfs Tuinen-in orde houdt, de riemen voor de Booten van het Serail bezorgt, in de Boot van den Grooten Heer en deszelfs Hof roeit, en de misdaadigers pynigt. Van alles , daar het Serail uit beftaat, zyn de Baflangis de wreedfte en ftoutfte, en cn tevens ook de onbeleefdfte. Op dc Boftangis volgen dc Baltagis. Het is reeds aangemerkt, dat de naam Baltagi iemand betekent, die hout klooft en draagt; cn deze lieden klooven en dragen ook in de daad het hout, welk in dc verfcheiden vertrekken van het Serail gebruikt wordt. Uit deze klasfe beftaat de tweede wacht, waar uit vervolgends biykt, dat zy niet in zoo groot aanzien ftaan, als de Boftangis. Zy dragen evenwel byna dezelfde Uniform , uitgezonderd , dat de Baltagis een' kleinen blaauwcn halskraag dragen, welke hen door zyne heel lange flippen, die hun tot op de borst afhangen , van de Boftangis onderfcheidt. Genen zoo wel als dezen hebben een fchaarlaaken-kleure muts op het hoofd , die byna een half el lang is. zy  Regeerings-Syfttma. 107 Zy zyn in 't lopen, fpringen en worfielen zeer ervaaren, maar voornaamlyk zyn zy zeer behendig in het werpen met de. lans , gelyk ook in alle andere ligchaams-oefeningcn, waar door zy fterk en behendig kunnen worden. De Koks en Banketbakkers worden insgelyks uit het ligchaam der Baltagis genomen. De eerfte hebben een heel wonderlyke foort van mutzen op het hoofd, die van vellen en haairen gemaakt zyn, cn eene achter overftaande punt of fpits hebben. De Jaatften dragen eene muts van kcmels-haair, welk de gedaante van een Zuikerbrood heeft, cn van donker gecle kleur is. De Slachters werden voormaals insgelyks uit dit Korps genomen; zy dragen foortgelyke muts als de Banketbakkers. Daar is ook eene groote menigte van zoogenoemde Peichs of Lievéreibedien» den; deze dragen een kort kleed van gouden ftof, en een muts van verguld metaal, met groote pluimen. Ook dezen werden in voorige tyden uit het Korps der Baltagis genomen. De Hospitaal-bedienden, de Oppasfers der Paadjèn, cn veele andere geringer bebedienden, roemden op denzelfden oorfprong. Doch, nadien er in laater tyden gebrek was aan Christenfiaaven, moesten zich de Turken in de evengemelde zwaare arbeiden van arme lieden laten bedienen, die door middel eener protectie by het Hof foortgelyke bedieningen tot hun levens-onderhoud bekomen. Tot belooning der diénden* van de vaderen bewezen, pf ter eere van hunne nagedachtenis, wordende bedieningen sok- aan hunne Kinderen gewillig verleend. On-  10(5 Derde Af deeling. Onder alle Oosterfche Volken is er ons geen één bekend, dat zyne natuurlyke neigingen en begeerten zoo zeer den ruimen teugel viert , als die genen , welke den Muhamedaanfchen Godsdienst bclyden. Deze omdandigbeid toont ons, om welke redende Groote Ileeren hunne Vrouwen altyd van gefnedenen bewaaren laten. Alle byzondere perlbonen van aanzien en vermogen onder dc Turken nemen dezelfde gewoonte in acht. In het Serail te Konflantinopolen verbeelden dB blanke Gefnedenen eene foort van lyfwacht van den Groofcn lieer, en de zwarte Gefnedenen vervullen deze plaats by de Vrouwen in den Harem. De Opperde der blanke Gefnedenen heeft alle Paadjen cn witte Gefnedenen van het Hof te bevelen, en drie zeer aanzieniyke HofAmbtenaaren, de Opperkameraar, de Opperhofmeester en de Leera'ar of Hofmeester der Paadjen zyn van hem afhanglyk. Daar zyn ook nog veel geringer Ambtenaaren, die tot de blanke Gefnedenen behooren, tc weten de eerde en tweede Leeraar, dc eerde Opziener der Keizerlyke Moskeeën , cn een dozyn anderen van minder gewigt. Uit de blanke Gefnedenen worden ook eenige Priesters der Keizerlyke Moskeeën gekozen; dit zien zy geern, dat zy by de ééne of andere Moskee worden aangefleld , alzoo zy gemeenlyk zeer goede inkom.ften opbrengen. Eene Moskee inzonderheid brengt daaglyks honderd Dukaaten op. De zwarte Gefnedenen worden hoofdzaakb/k gebruikt , om de vrouwen te bewaaren. Voormaals wer-  Rigètritigs-Syjletiiéi ioö werden zy onvolkomen gefheden, omtrent zoo, als de Kaftraaten in Itali'ën, maar dc voorzaat van den thans regeerenden Keizer , Sultan Mustafa , die kwaad vermoeden gekregen hadt, belastte, dat van dien tyd af alle zwarte Kaftraaten geheel zouden gefneden worden , welke manier dan ook nog heden gevolgd wordt. De zwartlle foort, welke uit Afrika komt, wordt het meest gefchat , en het meest gezocht ten dienst der Sultanes, als ook tot haare wacht. Hun Overfte heet de Kislar-Agha, dat is, de Agha van de vrouwen van het Serail. Deze heeft het algemeen opzicht over den Harem, welke dat gedeelte van het Serail is, in het welk de vrouwen bewaard worden. Behalven de reeds gemelde inkomften, die hy van dc Keizerlyke Mosketen trekt, heeft hy duizendvouwige gelegenheid, om een' onmëtélyken rykdom faam te hoopen. De tweede ia rang, in magt en achting by dc zwarte gefnedenen, is de Opper-fchatmeester van het Serail. De derde is de algemecne Opziener van de groote Paadjen-kamer , cn de vierde is de Opziener van de kleine Paadjen-kamer. De Opperfte der genen, welke oe deuren van de Vrouwen-vertrekken bewaaren, en de twee Imans, of dc twee Priesters der byzondere Moskeeën, voorde Vrouwen in het Serail gefchikt, volgen op den gemeldcn in rang cn achting. Dit zyn de gewoone Ambten en Bedieningen der zwarte Gefnedenen; maar wanneer er in een Serail eene Sulta72e-Moeder of Gemaalin van den regeerenden Sultan is, dan wordt de klasfe der zwarte Gefnedenen met vier  ïiö Derde Af deeling. vier zeer aanzienlyke bybedieningen vereerd, en zy„ die deze! ven bekleeden, hebben den rang onmidlyk na den Opper-fchatmeester van het Serail. Het eerfte van deze Ambten is de bediening van eenen Opper-poortier der Satoe-Moeder of Gemaalin; Het tweede is de bediening van Hofmeester der Kinderen van den Sultan; het derde is de bediening van Schatmeester der Sultane; en het vierde eene bediening Van Leermeester dezer Kinderen. In gevalle, dat er te gelyk eene Sultane-Moeder en Sultane-Gemaztin is , worden by beiden dezelfde Ambtenaars aangefteld, maar de Ambtenaars der Sultane-Moeder hebben den rang voor de anderen. Alle Paadjen van het Serail zyn Christen-kinderen i die in oorlogstyden in hunne tederftc jeugd gevangen gemaakt, naa Konflantinopolen gebracht, en aan den Grooten Heer overgegeven zyn. De ftrooperyën der Turkfche roovers in de nabuurfchap van Cirkasfiïn cn andere Christen-landen, zyn een middel, om het Serail ook in vrede met zulke Kinderen te voorzien. De ftad Akeska was weleer de verzamelplaats dezer roevers, en derzelver ligging in de nabuurfchap van Geörgiën was daar zeer gefchikt toe. Zy konden aldaar twee of drie duizend roovers vergaderen, onverwachte invallen in het gebied van Geörgiën ondernemen , alles, wat eenige waarde hadt, rooven, en tevens de Inwooners , die zy betrappen konden, wegvoeren. By hunne te rug komst te Akeska deelden zy den roof; vervolgends brachten zy die Slaaven naa Konflantinopolen, van welken zy geloofden, dat  Regeerings-Syfiemd. ut *> dat zy liet best voor het Serail voegden, tenvyl zy de overigen verkochten te Zozerum, van waar zy door het gantfche Turkfche Ryk verfprcid werden. Doch er zyn thans al eenige jaaren verlopen , dat Prins Heraklius niet alleen geweigerd heeft, om de fchandelykc fchatting van Menfchen op te brengen, welke Geörgiën voortyds aan dc Porte betaalde , maar ook deze invallen der Turkfche Bandieten heeft beteugeld, van welken hy eene groote menigte doodde , en dc overigen tot aan de Turkfche grenzen vervolgde. Slaaven uit Geörgiën zyn daarom thans •zeldzaam en zeer duur, en dc uitende oplettendheid is haauwlyks toereikende, om het gewoon getal van Paadjen vol te houden. Wanneer zoodanig een Christen-kind ten diende van het Serail is aangenomen, wordt het onder het. opzicht van den Opperden der blanke Gefnedenen gegeven , welke het of in de groote of in de kleine fchool of kamer overgeeft. In de groote kamer zyn cr gemeenlyk 600, en in de kleine 300. Hier worden zy, onder zeer drenge tucht opgevoed, cn tot een beleefd en befcheiden gedrag opgeleid. Eerst cn vooral ontvangen zy onderwys in den Muhair.edaanfchen Godsdienst, en in de AvaMfiht en Perfifche taal, op dat zy het Turksch beter, en zoo als het in het Serail gefproken wordt, keren mogen. Zy worden heel netjens in goed laaken gekleed, cn in fpyze en drank heel matig gehouden. Zy flapen in groote kamers, alwaar elk zyne eigene bedftede beeft, die op reijen daan. Om de drie of vier beddeden ligt  ïli Derde Afdeeling. ligt altyd een blanke Gefnedenen, welke het opzicht' over hun heeft. Deze Gefnedenen houden'een waakend oog op hen, om hen voor önnatuurlyke lusten te bewaaren , die dcsniettegenliaande in het Serail fterk heerfchen. Wanneer deze jongelingen zulke jaaren bereikt hebben , dat zy bekwaam zyn , om zwaare lighaams-oefeningen door te ftaan en te verdragen , dan wendt men alle moeite aan , om hen iterk, werkzaam en dapper te maaken. Ook oefent men hen in de Mcchanika en in de vryë Kunften. Uit deze fchoolen worden de besten en bekwaamften genomen, en gebruikt, om den Grooten Heer te bedienen , de overigen worden , naar mate van hunne bekwaamheden , of voor den dienst van de Schatkamer van het Serail gefchikt, of in het Magazyn der Geneesmiddelen , Hartfterkingen en zeldzame Elixers gebruikt, die tot gebruikt van den Grooten Heer en van zyne Vrouwen zorgvuldig bewaard worden. Uit den dienst van de Schatkamer en van dit Magazyn worden die genen genomen, die men voor de waardigften houdt, om tot gewigtiger bedieningen bevorderd te worden. Uit hoofde van hunne bedieningen , hebben zy toegang in de Audientie-kamer en de Gcheime-kamer van het Serail, zoo dat zy den Grooten Heer byna ten allen tyde zien en met hem fpreken kunnen.' Deze volgende zyn dc Ambtenaars, welke dit groot voorrecht genieten : de Seliktar~ Agha, Kiödar-Agha, Rekabdar-Agha , ImbrikdarAgha , Didbendar-Agha , Schemnegi-Agha , ChienusJar-Agl'.a , Chesnegar-Agha , Zarigarci-Pafcha, Ter-  Regeerings-Syflema. 113 Temaefii-Pafcha, Barber-Pafcha, Musftlagi-Pafcha, Tefcheragi-Pafcha, Doganci-Pafcha, en de AmamciPafcha. Wy zullen de pligten van eiken van dezen naar die orde verklaaren , in welke wy de Turkfche naamen bygebracht hebben. De eerde , de Selikter-Agha of zwaard-drager, draagt den Sabel van den Grooten Heer. De Kió'darAglm draagt zyn' mantel. De Rekabdar-Agha houdt den ftygbeugel, wanneer de Groote Heer open van het paard ftygt. De Imbrikdar-Agha draagt het vat met water in het gevolg van den Vorst. De DubbendarAgha brengt den Staats-turban in orde, en draagt denzelven. De Schemnegi-Agha draagt den ftoel, daar de Vorst zich van bedient om op en van het paard te ftygen. De Chienusfar-Agha heeft het opzicht over zyn lynwaad. De Chesnegar-Agha proeft alle fpyzen by de maaltyden van den Grooten Heer. De ZangarciPafcha is de Opper-Opziener van de honden , die tot tydverdryf van den Vorst gehouden worden. De Tarnarchi-Pafcha kort den Grooten Heer de nagels af. De Barber-Pafchais deKeizerlyke Barbier. DeMusfelagiPafcha houdt rekening van deprivé-beurs. De Tefcheragi-Pafcha is de eerfte Sekretaris. De Doganci-Pafcha is de Groot-Valkenier. De Amanci-Pafcha heeft het Opper-Opzicht over de Baden van het Serail. Uitgezonderd de beide laatften, welke voor hun leven het opzicht over de Valken en Baden behouden, kunnen alle de overigen hoop voeden op de aanzienlykfte bedieningen in het Ryk. Onder dezen zynernegen, wier H Ambt  ii4 Derde Ajdeeling. Ambt het is, om alle vcrzoekfchriften, die aan den Vorst gericht zyn, aan te nemen. Deze hebben de grootfte hoop op de gewigtigfte Staats-bedieningen, en uit dien hoofde het Serail ééns voor hun gantfchen overigen levens-tyd te verlaten. De overigen worden meermaals tot Gezantfcbappen aan de Pafchas in de Provintiën , en aan de Vorften, welke aan de Porte fchatting betaalen, gebruikt, en by deze gelegenheid ontvangen zy aanzienlyke gefchenken; alzoo het hun niet onbekend is , dat dit het oogmerk is van den Grooten Heer, wanneer hy hen tot zulke bezendingen gebruikt. In plaats van den genen, die het Serail geheel verlaat , wordt een ander benoemd uit het ligchaam der Paadjen. Dit is de orde der Beambten van het Serail, en deze de trappen van den dienst, welken iemand vervuld moet hebben, voor dat by het verlaat: zoo dat het heel zeldzaam is, dat een Ambtenaar het Paleis verlaat , voor dat hy veertig jaaren oud is , een ouderdom , van welken men onderftellen kan, dat hy dan het gefchiktlle is, om de gewigtigfte belangen , die hem toevertrouwd worden , behoorlyk waar te nemen. Gemeenlyk worden zy, als zy uit het Serail komen, tot de waardigheid van Pafcha , Agha der Janitfchaaren, of Generaal der Ruitery verheven, en fomtyds worden zy terllond tot Groot-Vizir benoemd. Op dat aan de uiterlyke pracht en luifter der Ottomannifche Vorften niets moge' ontbreken, zoo onderhoudt men in het Serail ook een aantal Stommen en Dwergen. Soortgelyke lieden, die aan andere Hoven  Regeerings-Syjlema. 115 ven enkel voor de Vorften tot tydverdryf dienen , worden aan het Turkfche. Hof niet alleen tot tydverdryf van den Monarch, maar ook daar toe gebruikt, om de Paadjen in eene kunst te onderwyzen, die in andere landen niet in gebruik is. Deze kunst beftaat daar in, dat zy zich zeiven door tekens uitdrukken en hunne gedachten te verftaan kunnen geven, hetwelk uit eerbied jegens den Grooten Heer gefchiedt, opdat hy door het geluid der ftemmen niet moge gehinderd worden. In het Serail zyn honderd en veertig mannen, die doof gebooren, en gevolglyk ftom zyn, cn zich alleen door tekens kunnen uitdrukken. By nacht flapen dezen in de groote Paadjen-kamer, terwyl zy over dag in hunne fchoolen zyn, Het gelukt hun, om dezen zeer lange redene over verfcheiden onderwerpen op deze wyze te doen begrypen. Twee of drie van de oudften dezer Stommen hebben toegang in het vertrek van den Grooten Heer tot zyn tydverdryf. De Dwergen worden even ééns, als de Stommen gebruikt. Wanneer een Dwerg by geval ftom is, dan wordt hy zeer hoog gefchat; en als hy tevens een Gefneden is, dan houdt men hem voor een groot wonder, zoodat men geene moeite noch kosten fpaart, om zich zulk eene zeldzaamheid te bezorgen. Alle vrouwen, die zich in het Serail bevinden , zyn tot gebruik van den Grooten Heer. Het is aan niemand, wie hy ook is, geoorloofd, om in de binncnfte poort te treden, welke in den Harem leidt, d. i. in die vertrekken, in welken de Vrouwen zyn opgciloten. De Harem ligt in een zeer afgelegen geil 2. deel-  ii 6' Derde Af deeling. deelte van het perk van het Serail, en heeft zyn uitzicht over de zee di Marmora. Het is niet wel moog]yk, dat iemand, behalven den grooten Heer en de Gefnedenen, deze Vrouwen te zien krygen. Wanneer de ééne of andere van haar het Serail verlaat, om met den Grooten Heer zich buiten te verlustigen, dan wordt deze plaifir-reis of in eene geheel overdekte boot, of in een foortgelyk rytuig ondernomen, en van de deur van het vertrek af tot aan de plaats, daar men fcheep gaat, of in het rytuig flapt, wordt met behangfels van linnen een foort van bedekten weg gemaakt. Alle deze Vrouwen zyn van dezelfde afkomst als de Paadjen; en dezelfde middelen, daar men zich van bedient, om jongens tot flaaven te bekomen, werden insgelyks aangewend, om den Harem met Vrouwen te voorzien. De fchoonftcn cn die genen , van welken men hoop heeft, dat zy het in 't vervolg'worden zullen, brengt men in het Serail, cn deze moeten alle maagd wezen. Zy zyn, even als de'Paadjen, in twee kamers verdeeld, en hun handwerk beftaat daar in, dat zy leeren naaien cn borduur en. Ten aanzien der befchaving van den geest worden zy alleen in de Muzyk, in het Dansfen, in de houding des ligchaams en in andere dingen onderwezen, welke de befcheidenheid verbiedt te melden. Door deze bekoorlykheden poogen zy, de genegenheid van den Grooten Heer te verkrygen. liet getal der Vrouwen in den Harem hangt af van den finaak van den regeerenden Vorst. Sultan Selin hadt er omtrent twee duizend; Sultan Machmut hadt er ■ • niet  R egeerings-Syflema. j 17 niet meer dan driehonderd; en de tegenwoordige Sultan heeft er bykans zestienhonderd. De beide kamers hebben venfters, doch die alleen uitzicht hebben in de Tuinen van het Serail, daar niemand voorby kan gaan. Onder een zoo groot getal is geen éeiie bedienden ; maar zy moeten elkandercn by de beurt oppasfen. De laatfle , die in het Serail gekomen is, past die gene op, welke er voor haar ingekomen is, en zich zelve, zoo dat de gene, die er het eerst ingekomen is , bediend wordt , zonder dat zy eene andere bedient, en de laatfte dient, zonder dat zy bediend wordt. Zy flapen allen elke in een byzonder bed, en om de vyf bedden flaapt eene Leermeesteresfe, die haar gedrag zeer Kreng gadeflaat. Haare Opper-Hofmeesteresfe heet Kanton-Kiaja, d. i. Hofmeesteresfe der edele jonge Dames. Wanneer er eene Sultane-Moeder is, fchikt zy derzelver Hofhouding uit derzelver kamer , waarby zy de vryheid heeft, om zoo veele jonge Juffers, als zy zelve wil ^ en zulken te verkiezen, die haar best behaagen. De Groote Heer vergunt de Vrouwen zeer dikwyls , om in de Tuinen van het Serail tc kuieren. By zodanige gelegenheid wordt elk en een ieder bevolen , zich weg te begeven, terwyl zich aan eiken kant een wacht Zwarte Gefnedenen bevindt, met fabels in de handen , terwyl ondertusfehen anderen de ronde doen, om te verhinderen, dat zy toch van niemand gezien worden. Wanneer ongelukkig iemand, zelfs uit onwetendheid of achteloosheid , daar gevonden wordt , wordt hy vollirekt gedood , en zyn hoofd H 3 aan  Ii8 Derde Afdeeling. aan de voeten van den Grooten Heer nedergelegd, die aan de wacht eene groote belooning geeft voor haare waakzaamheid. Somtyds begeeft zich de Groote lieer in de Tuinen, om een tydverdryf te nemen, wanneer de Vrouwen daar in zyn; en dan doen zy de grootfte moeite, om de genegenheid van den Vorst door dansfen, zingen, verlydclyke gebeerden , en verliefde koozeryen te erlangen. Men gelooft gemeenlyk, dat de Groote Heer alle Vrouwen van zyn Serail, daar hy genegenheid voor heeft, en op welken tyd hy wil , tot zyn' byflaap verkiezen kan; maar dit is eene gemeene dwaaling. In voorige tyden was dit in de daad de gewoonte; maar de bovenmatige kosten in gefchenken en vergunningen voor de Vrouwen, die van den Grooten Heer op deze wyze begunstigd werden, bewoog hen, tot het befluit , om zekere fchikkingen te maaken , die van alle volgende Vorften in acht zyn genomen, en waar door het getal, de tyd en de etikette van het byflapen met dezelven bepaald zyn geworden. Het is wel zoo, dat de Vorst ook nog heden, als hy wil, zich boven alle deze voorfchriften kan verheffen; maar hy vermydt dit zorgvuldig, voornaamlyk omdat het ook die Meisjens, die den Vorse boven anderen behaagen, het leven kan kosten. Ten tyde van Sultan Achmet werden meer dan honderd cn vyftig Vrouwen vergeven , welke den Grooten Heer door haare bekoorlykheden verleid hadden , om zich op een' onbehoorlyken tyd in eene verbintenis met haar in te laten. Het is niet anders dan op pleg-  Regeerings-Syjlema. 119 plegtige Feesten , en by gelegenheid van böitengemeene Vreugde-bewyzen , of by de komst van gelukkige tydingen, geoorloofd, dat de Groote Heer by eene maagd flaapt. By dcrgelyke gelegenheden begeeft zich de Groot-Sultan, wanneer hy een'nieuwe byflaap wil verkiezen, in de zaal der Vrouwen, welke van haare Hofmeesteresfen in gelederen gezet zyn. Hy fpreekt met haar, cn wyst die gene aan, welke hem het best bevalt. De Ceremonie van den neusdoek, welken de Groot-Sultan, volgends het fprookjen, dat Meisjen toe zou werpen, welk hy verkiest, is niet meer dan een fprookjen, dat volftrekt geenen grond heeft. Zoodra de Groot-Sultan het Meisjen verkozen heeft, dat hy tot zyn' byflaap beftemt, volgen alle de overigen haar in het bad, wasfehen en parfumeeren haar, kleeden haar prachtig op, en brengen haar al zingende cn dansfende , onder allerleiè' vreugdebewyzen in het flaapvertrck van den Grooten Heer, die by zoodanige gelegenheid gemeenlyk reeds te bed ligt. Zoodra het nieuw-verkozen Liefjen in 't vertrek getreden is, daar zy door den Opperflen Gefnedenen, die op de wacht ftaat, ingeleid wordt, knielt zy neder, en kruipt, wanneer de SaltaH haat roept, aan het voeten-einde van het bed, by hem in. Na verloop van eenigen tyd komen op een van den Sultan gegeven teken de Hofmeesteres van het Meisjen, en haar gantfche gevolg in 't vertrek , haaien haar weder af, en voeren ze met dezelfde Ceremonie te rug in het vertrek der Vrouwen; en als zy by geluk zwanger wordt, en eenen Zoon ter wereld brengt, H 4 krygt  120 Derde Af deeling. krygt zy den naam van Afaki-Sultane, welk zoo veel zegt als Saltane-Moeder. Voor den eerden zoon heeft zy de eere , van gekroond te worden, cn de vryheid, om haare Hofhouding in te richten, zoo als boven gezegd is. Haar worden ook Gefnedenen tot eene wacht en tot byzondere oppasfing gegeven. Geene andere Vrouwen , al brengen zy Zoons ter wereld, worden gekroond, of op eene zoo kostbare en uitmuntende wyze, als die eerfte, onderhouden. Evenwel worden zy byzonder bediend, en er wordt een aanzienlyk inkomen voor haar vastgefteld. Na den dood van - den Sultan wordende Moeders van Kinderen van het manlyk gedacht in het oude Serail gebracht, daar zy nooit weder uit kunnen komen, ten zy dan, dat een van haare Zoonen op den Troon raakt. Het oude Serail was het Paleis van Konstanty den Grooten. Het ligt omtrent midden in Konflantinopolen; en deze Sultanes worden daar opgefloten, als ook de zieke Vrouwen van het nieuwe Serail. Die >genen, welke Meisjens ter wereld gebracht hebben, kunnen ria den dood des Sultans trouwen, gelyk het haar dan ook nooit aan gelegenheid ontbreekt, om zich met één' van de aanzienlykfte Heeren in het Ryk te verbinden , die niet alleen om haaren rykdom, maar ook wegens de Verbintenisfcn en Protectiën , welke dergclyke Juffers altyd in het Serail hebben, geern met haar in huwelyk treden. Alle Vrouwen, die bedgenoten van den overleden Sultan geweest, maar niet zwanger geworden zyn, wo'r-  R egeerings-Syftema. 121 worden voor haar leven in het oude Serail gebracht; ^alle overige Meisjens, die hy niet aangeraakt heeft, blyven in haare vertrekken voor den nieuwen Vorst. Als wy van het waarnemen der Turkfche Regeering fpreken, wilden wy geern, alle die genen daar onder verdaan hebben, die eenig deel hebben in het bezorgen der openbare belangen , van welken rang zy ook zyn mogen. Dc eerde in rang na den Grooten Heer is de GrootVizir of eerfte Staatsdienaar; deszelfs vermogen is onbepaald, en zyne bediening de hoogde in het Ryk. De Turken noemen hem Vizir-Azemt, het welk eenen Opperden der Raadsvergadering^ Stadhouder des Ryks betekent. Hy heeft het zégel , op het welk dexnaam van het groot zegel gebieden is , in zyne bewaaring , en draagt hetzelve deeds in een klein beursjen, dat aan zyn' hals hangt. In gevolge van dit aan hem toevertrouwd zegel, oefent hy deel aan de opperde magt; want wanneer hy dit zegel onder de bevelen drukt, die hy laat afgaan, en die alle van zyn' wil en welbchaagen afhangen , dan worden zy oogenbliklyk volbracht. Dit Ambt werdt van den Sultan Amurat den II. ingedeld. Om éénen van zyne Generaals, die Adri'Anopolen bemagtigd hadt, te beloonen , droeg hy hem het hoogde gezag als het uitvoerende deel der regeerihg op, en van dien tyd af is het tot hier toe, van den éénen op den anderen gekomen , hoewel met eenige veranderingen, die op zyne plaats zullen aangewezen worden. Het Hof van den Groot-Vizir is H 5 zeer  122 Berde Af deeling. zeer talryk in Ambtenaaren cn Bedienden; meer dan duizend man verzeilen hem, als hy zich in den Divan begeeft; hy is altyd een Pafcha van drie Paardeftaartep. De inkomften, die hy uit de Keizerlyke Schatkist geniet, zyn maar zeer matig, nadien zyne bezolding in niet meer dan 20000 Turkfche Piaster beftaat; doch uit andere bronnen hoopt hy eenen onmeetbaren rykdom by één. Elke Pafcha van het Ryk moet aan den Groot-Vizir, wanneer hy tot zyn Stadhouderfchap benoemd wordt , eene aanzienlyke fom opbrengen; en op dat het Stadhouderfchap van eene ryke Provintie niet tegen eene andere van min gewigt verruild moge worden, doen hem de Pafchas van de eerftcn jaarlyksch gefchenken; alzoo de GrootVizir altyd een ftaatkundig voorwendfel heeft , tot menigvuldige veranderingen van de Stadhouders der Provintiën. Wanneer een Pafcha van drie Paardenftaarten fterft, wordt zyn vermogen in het Serail gebracht, en vloeit in de byzondere Schatkamer van den Grooten Heer; maar het gaat te vooren door de handen van den Groot-Vizir, die er gemeenlyk zorg voor draagt, dat hy er zich een aanzienlyk deel van toeeigent Met één woord, alle en een icgelyk, die de ééne of andere zaak met de Porte te verrichten hebben , kunnen zich van de ingevoerde gewoonte niet ontdaan, om dezen hoogen Ambtenaar het één of ander aanzienlyk gefchenk te doen. Zelfs verfchynen de Gezanten der Europifche Mogendheden by het eerfte gehoor, by hem nooit met ledige handen. Men rekent ook, dat er in Konflantinopolen 12000 lig-  Regeerings-Syfiema. 123 ligte Vrouwlieden gevonden worden, ieder van welken weeklyksch een Dukaat voor de vryheid , om haare eerloze kostwinning voort tc zetten, betaalt, en deze fchatting wordt tusfehen den Groot-Vizir, den Bostangi-Pafcha en den Agha der Janitfchaaren gedeeld. Alle openbare huizen te Galata, Pera, en aan den oever van de Zwarte Zee, betaalen byna even zoo veel, als'de ligte Vrouwlieden, en deze fchatting bekomt de Groot-Vizir geheel alleen. Behalven deze bekende middelen, om zyne jaarlykfche inkomften te vermeerderen, heeft hy nog verfcheiden andere byzondere middelen, waar door hy van de onderdaanen geld afperst, zoodat het onmooglyk is, om zyne inkomften naauwkcurig te berekenen, dewyl zy zoo zeer afhangen van de gezindheid des genen, welke dit hooge Ambt bekleedt. Darandali-Haggi-Haïnnet-Pafcha , die voor omtrent veertien jaaren Groot-Vizir was, hoopte in den korten tyd van negentien maanden, geduurende welken hy dit Ambt bekleedde, zes milliöenen Turkfche Piasters by dén, behalven de juweelen, ryke ftoffen cn andere kostbare dingen. Het gevolg hier van was, dat de Groote Heer zich van zynen bovenmatigen rykdom meester maakte, welke nooit met een ander oogmerk toeliet, dat zyn Groot-Vizir zich aan Zoo groote afpersfingen fchuldig maakte, dan om dien geheelen roof op éénmaal onder voorwendfel van openlyke gerechtigheid naa zich te haaien. Onder den tegenwoordigen Grooten Heer is het de gewoonte , om die genen, welke te ryk worden, te doodan, af-  124 Derde Af deeling. afgefchaft, zoo dat een Groot-Vizir, die zyne fchatteu gelaten overgeeft, alleen van zyn Ambt afgezet, of wel naa een Eiland in den Archipel verbannen wordt. Onder de tegenwoordige Regeering is hun gezag en magt van geene zoo groote uitgeflxektheid als onder de voorige Keizers , nadien de Opperde deiZwarte Gefnedenen zich een groot gezag verkregen heeft, het welk aan de'menigvuldige gelegenheid is toe te fchryven, die hy heeft, om met den Grooten Heer te fpreken, die een groot gedeelte van zynen tyd in zynen Harem doorbrengt. Hy vergunt ook aan de Groot-Vizirs niet, zoo als voorheenen, om lieden van aanzien zonder zyn bevel het leven tc benemen, nademaal hy een heel menschlievend Vorst is. Onder de regeering zyner Voorvaderen lieten de Groot-Vizirs de Pafchas der Provintiën, en fomtyds zelfs dc gunlteïingen van hunnen Vorst, zonder zyne voorkennis het hoofd afflaan. Ook hebben de GrootVizirs hun voormalig voorrecht verloren , om alle Brieven van de Generaals van het leger , en Bevelhebbers der bezetting-piaatzen by alle gelegenheden op te breken, en den Grooten Heer flechts zoo veel van derzelver inhoud mede te deelen , als zy raadzaam vonden; een middel, waar door deze Officiers volkomen onder hun bevel ftonden. De tegenwoordige Groote Heer heeft deze gevaarlyke gewoonte afgefchaft, zoo dat zy nu alle Brieven, welke openlyke belangen betreffen , in het Serail moeten zenden, alwaar zy van den Kislar-Agha gelezen wor- den  Regeerings-Syflema. 125 den, en de Groot-Vizir weet tegenwoordig even zoo min van den inhoud , als voor heenen de Groote Heer, zoo dat hy enkel een gepast bevel ontvangt, om ze op deze of gene wyze te beantwoorden, zonder dat hy er iet meer van weet. Deze vermindering van magt der Groot-Vizirs nam een' aanvang onder de regeering van Sultan Mustafa, en is door den tegenwoordigen Vorst op nieuw bevestigd geworden. De G root- Vizir heeft nog fteeds het voorrecht, dat van alle andere Gerechts-hoven aan hem geappelleerd kan worden, ten welken einde hy zich tweemaal in de week in den Divan begeeft, verzeld van alle zyn eigene Ambtenaaren, en van die genen , welke tot de andere Rechtbanken behooren. Ook houdt hy in zyn eigen huis eenen Divan, alwaar hy recht en gerechtigheid oefent. In den algemeenen Divan, dien hy bywoont, is het aan geen Overheids-perfoon, aan geen' Rechter geoorloofd , te gaan zitten, behalven aan de Kadilafchirs van Romeliën en Natoliën. Deze twee hebben magt , om in tegenwoordigheid van den Groot-Vizir hunne vomiisfen te vellen; maar hy heeft ook de magt, om dezelven, zoo dra zy geveld zyn, voor nul en van onwaarde te vcrklaaren. Alle verzoekfehriften, aan den Grooten Heer gericht, moeten den Groot-Vizir worden overgegeven; maar die genen, in welken men zich over zyn beftuur beklaagt , worden den Sultan overgereikt, als hy in de Moskee gaat, of uit dezelve te rug komt. De manier, waar op dit gefchiedt, is deze, dat de Verzoeker zyn verzoekfehrift op zyn hoofd legt, en zich zoo  12$ Derde Af deeling. zoo veel mooglyk , onder den hoop van volk om hoog verheft, op dat de Vorst hem zien mag, die terftond eenen Ambtenaar zendt , om het verzoekfchrift aan te nemen, en aan hem tc brengen. De Spahis en Janitfchaaren kunnen van den GrootVizir niet geftraft worden, ten zy hunne Opperbevelhebbers daar hunne bewilliging toe geven ; Het gevolg zou een oproer zyn, indien hy anders te werk ging. De Groot-Vizir heeft altyd eenen Kiaya, d. i. eenen Stedehouder of Luitenant; eene bediening van uitnemend gevvigt , die altyd van eenen man van groote bekwaamheden en ondervinding moet waargenomen worden , welke in ftaat is, om zynen meester den besten raad mede te deelen. Wanneer de Groot-Vizir aan de Gezanten en vreemde Staatsdienaars gehoor geeft, dan zit hy alleen in een hoek op den Keizerlyken Sofa, aan zyne rechte hand ftaat de Reis-Effendi, d. i. de eerfte Secretaris van Staat, en aan zyne linke hand de Kiaya. De vreemde Staats - dienaar gaat tegen over den Groot-Vizir op een' ftoel zitten. Somtyds geeft de Groot-Vizir aan de vreemde Staats-djenaar gehoor in het Arfenaal, of in één der Land-Paleizen van den Sultan , in welk geval de Kiaya noch de Reis-Effendi tegenwoordig zyn; en by zoodanige gehooren zyn minder Ceremoniën ; maar er worden meer zaaken verricht. Wanneer de Groot-Vizir te veld trekt, dan neemt hy alle ooirkonden des Kanfelary en alle de Archiven, die daar van afhangen , mede , welke een gedeelte van  Regeerings-Syjlema. 127 van zyne pakkaadjen uitmaaken. Deze wonderlyke gewoonte, wordt nog fteeds onderhouden, alfchoon de ondervinding geleerd heeft, wat ongelegenheid door het verlies van alle hunne fchriften ontftondt, toen men de belegering van Weïnen moest opbreken , en in aller yl te rug trekken. Geduurende het afzyn van den Groot-Vizir by het leger, wordt te Konflantinopolen een Stedehouder van hem benoemd, wiens gezag echter niet veel te beduiden heeft; want nadien de openbare ooirkonden zich in het leger van den Groot- Vizir bevinden, kan hy in geen ééne gewigtige zaak uitfpraak doen, ten zy hy iemand aan hem zendt , om wegens foortgelyke voorleden gevallen raad met hem te pleegen. Deze Stedehouder heet Kaimakan, en zyne bediening is alleen provifiöneel; alzoo zy ophoudt, zoo dra de Groot-Vizir te rug komt, en den geenen, die dit Ambt bekleed hebben, wordt fcherp verboden, om openlyk gewag te maaken , dat zy Kaitnakans geweest zyn, of om van de belangen onder hunne bediening te fpreken. Wanneer de Sultan in oorlogstyden , terwyl de GrootVizir afvvezend is, raadzaam vindt, Konflantinopolen te verlaten, en zich naa eene andere plaats te begeven; dan worden er twee Kaimakans benoemd; één, om den perfoon des Sultans te verzeilen, en de ander, om tc Konflantinopolen te blyven, in welk geval ook twee bedieningen plaats vinden. Dit voorval gebeurde, toen de Sultan Muhamed de IV. Salonika, geduurende den oorlog op Kandia, tot zyne verblyfplaats maakte. Voor  128 Derde Af deeling. Voor heeneri waren er behalven den Groot-Vizit nog zes andere Vizirs, die Vizirs van de Bank genoemd werden ; deze behoorden tot den Kabinetsraad, en zeiden hun gevoelen vry uit', zonder deswegens iet te fchroomen, wanneer zy den Groot-Vizir tegenfpraken. Onder de regeering van Sultan Achmet III. fchafte zyn Groot-Vizir Ibrahim-Pascha hen af, onder voorwendfel van zuinigheid, maar in de daad, op dat hy niet onder hun opzigt zou liaan; en ten einde die genen, welke toen deze waardigheden bezaten, des te eer tot llilzwygen te bewegen, gaf hy hun voordeelige Ambten, verre van de Hoofdftad, waar door zy voor het verlies van vermogen fchadeloos gefield werden; doch men is er meermaalen op bedacht geweest, om deze waardigheden weder in te voeren, en deze omftandigheid maakte het noodzaaklyk, om er van te gewaagen. De Defterdar is de Opper - fchatmecster van het Ryk , een Ambt, welk van het Ambt van eenen Schatmeester van het Serail geheel onderfcheiden is. De* Defterdar famelt alle inkomften van het Ryk in, door zyne eigene Ambtenaaren , daar hy er een groot getal van heeft, terwyl hy verpligt is, om voor alle behoeften van den Staat , zoo wel in oorlogs- als vrede-tyden, te zorgen. Hy befteedt derhal ven alle zyne oplettendheid aan de verbetering der inkomften, en de vermindering van de uitgaven des Ryks. By alle openbare omftandigheden heeft hy den rang boven den Groot-kanfelier , en in den Dv>an zit hy tegen over den Nisfangi. Zyn gewoon verblyf, en zyn  Regeerings-Syflema. 129 2yn Ambts-vertrek , zyn in vertrekken, die tegen den Divan ftooten: Als de Opperfchatmeester een ftout ondernemend man is, dan is hy in Haat, om veel onheil in het gantfche Ryk aan te rechten; en als hy een onredelyk man is, dan zyn de gevolgen daar van zeer gevoelig voor het volk. In het jaar 1750 ontvluchtte een Defterdar, een geboren Georgiër, die zich uit den Slaavenlïand tot deze bediening verheven hadt, van Konflantinopolen, in gezelfchap van twee bedienden, en ééne van zyne Vrouwen. Defchat, dien hy medenam, beftondt in 28000 beurzen, elke beurs van 380 Piasters. Men heeft federt nooit weder iet van hem gehoord. De Reis-Effendi heeft een dubbel Ambt, en is te gelyk de Staats-Secretaris en Groot-Kanfelier van het Ryk. Alle belangen der vreemde Vorften gaan door zyne handen. Zyne bedieningen zyn de voordeeligften in den Staat, als men den post van Groot-Vizir uitzondert. Hy deelt uit en vaardigt af alle Diploma's tot aanftelling in Landeryën , Stadhouderfchap der Provintiën en andere openlyke Ambten in het geheele Ryk. Geen Schip, van welke Natie het ook zy, mag, zonder zyn fchriftelyk verlof, hetwelk volgends het Tarif vyf piasters kost, de haven te Konflantinopolen verlaten. Dit inkomen alleen is reeds zeer aanzienlyk , het welk aan de verbaazende menigte van volk in deze ftad en aan den grooten Koophandel is toe te fchryven, welken zy met alle volken in Afiëns Afrika en Europa dryft, zoodat er geftadig fchepen de haven in en uitlopen. De toevallige inkomften ï dej  130 Derde Af deeling. der Schatkamer zyn insgelyks onmeetlyk, het welS van dc zaaken komt, die hy met alle dc Provintiën van het Ryk te verrichten heeft, zoodat dc Reis-Effendi, als hy een hebzuchtig man is, byna zonder de pligten van een' eerlyk man te buiten te gaan , Verbaazende fchatten op een kan ftapelen. Maar is hy een onredelyk man, dan heeft hy duizend middelen cn wegen, om zyne rechtmatige inkomften door knevelaryën nog te vermeerderen. Evenwel geven hem zyne bedieningen, niettcgenflaande zynen grooten rykdom en aanzien, het voorrecht niet van eene plaats in den Divan, of in den Kabinets-raad, ten ware dat de zaak, daar men mede bezig is, zyn Departement betreft. De Nisfangi wordt gemeenlyk voor den Groot-Zegelbewaarer gehouden, alhoewel de Groot-Vizir het zelve wezenlyk in bewaaring heeft, maar de Nisfangi fchryft met eigen hand de naams-tckening van den regeerenden Vorst, welke onder elk bevel en bewilliging van den Sultan ftaan moet , en zonder welke zy nul en van onwaarde zyn. De menigte van Depêchen en andere openbare Papieren van een zoo nitgeftrekt Ryk moet bykans ontelbaar wezen , en de Tura of Naams-tekening, wordt naar het gewigt der Papieren gefchat , die , welken minst gewigtig zyn , betaalen zeven Piasters. Hy is lid van den Keizcrlykcn Divan, en zyne plaats is op eene zybank aan de rechtchand van den Groot-Vizir. De Teskeregi is een foort van Vice-Kanfelier, een Ambt van groot gewigt. Deze heeft alle Regiftra- tu«-  Regicrings-Syflemd. rg£ tuinen, en alle daar toe behoorende fehriftcn, in zyne bewaaring;, en het is zyn pligt, om zorg te dragen , dat alle Fïrmans of Keizerlyke Mandaten, goed en wel en naar den regel gefchreven worden. Hy is daarom by den Reis-Effendi van zyne vlyt, trouw cn de verrichtingen der Ambtenaaren, die onder hem liaan, verantwoording fchuldig. Deze Onder-beambten zyn zeer talryk, en hebben in de Ambten, die tot de Kanfelary behooren, altyd wat te doen. De grootlte Staats-geheimen , en geheimlle conferentiën worden hem medegedeeld ; ja by gelegenheid wordt hy ontboden, om in zaaken van gewigt zyn gevoelen te zeggen , alhoewel hy er , uit hoofde van zyn Ambt , niet toe verbonden is , ook wordt zyn raad meermaalen gevolgd. Hy volgt gemeenlyk den Reis-Effendi op ; wanneer deszelfs post door zyn dood of afzetting openvalt. Zyne inkomften hangen grootendeels van den Reis-Effendi af, en zyn grooter of geringer naar mate van de zaaken, die in de Kanfelary voorkomen. De Stadhouders der Provintiën, die tot het Owomannifclie Ryk behooren , zyn in drie klasfen verdeeld , en deze beftaan uit Beglier-Beys, Pafcha-Beys, en Sangiciken. Hun rang wordt door het getal der Paardeuftaarten aangeduid , die men als ceretekens; op 1de wyze van [landaarden en vaandels, voor hun uitdraagt. Dc Beglier-Beys hebben drie, de Pafcha-Beys twee, en de Sangiciken maar een' Paardenftaart. Het is eene gemeene dwaaling, wanneer men zegt of fchryft: ï 2, Pa?  T32 Derde Afdeeling'. Pafcha van drie Paardenftaarten; alzoo deze waardtJ** heid alleen dc Beglier-Beys toekomt, welke Vorfteri der Vorften , en verre boven de Pafcha s verbeven zyn. Deze verklaaring is zeer noodzaaklyk , om verwerring te vermyden, wanneer men van Turkfche zaaken fpreekt. De Paardenftaarten zyn even goed een kenmerk van waare eere, als eenige Burgerlyke of Krygs-orden, die van dezen of genen Beheerfcher van Christen-Volken gedicht is; doch het bericht van derzelver oorfprong is niet zeer .bekend, het welk de reden is, waarom eenige laater fchryvers dit gewigtig onderwerp belagchelyk gemaakt , maar anderen zeer onkundig daar van gefchreven hebben. Wy zullen eerst dezen Standaard befchryven , en dan een getrouw naricht van derzelver dichting geven. Hy bedaat in een langen derken dok of daak, qp Welks fpits een looden, fterk vergulde kogel fteekt , aan welken een aantal Paardenftaarten zyn vastgemaakt, welke den rang van den Stadhouder te kennen geven; ook is hy met Vaantjens verficrd , die redelyk lang van den kogel afhangen, en in den wind rondfladderen. De oorfprong van den Paardenftaaft klimt op tot de tyden van Abuceker , welke , na het verliezen van eenen veldflag in Syriën, van alle zyne troepen verlaten werdt, die aan alle kanten de vlucht namen, . toen één van zyne Officieren, wiens tegenwoordigheid van geest zoo groot was als zyne dapperheid, een middel verzon, om het verftrooide Leger wedey te vereenden. Met dit oogmerk nam hy een langer». ftok,  Regeerings-Syftema. 133 !lok, en niets by de hand hebbende, om daar aan als een fein, dat van verre te zien was, vast te maaken , hieuw hy den ftaart van een paard af, en zwaaide dien in de lucht heen en weder, na dien aan de punt van den jftók vastgemaakt te hebben. Op het gezigt van dit fein fnelden de Muhamedaanen, die het als een teken van een gunfligen keer in de zaaken van hunnen Generaal aanzagen , zoo fchielyk als zy konden , naa dezen Standaard , herhaalde zich van ' hunne geleden nederlaag, tastten den vyiind met groote woede aan, en bevochten eene volkomene overwinning. De Paardenftaart werdt , ingevolge van deze gelukkige Krygs-list, hooggeëerd, en van dezen tyd af, als het eerlykst Vendel der Ottomannifche Legers geacht, De Paardenftaart werdt aan eiken Bevelhebber van een flechts eenigzins aanzienlyk ligchaam Troepen gefchonken , en de werving der Soldaaten gefchiedde gemeenlyk onder dezen ftandaard. Met den tyd veraiiderde de gewoonte dien in een teken van waardigheid, maar men veranderde het getal der Paardenftaarten, om den verfchillenden rang der bcvelhebbercn te onderfcheiden , en dit onderfcheid geeft thans den rang en het aanzien van de Stadhouders der Provintiën te kennen. Daar zyn twee foorten van Beglier-Beys. Die genen , welke tot de eerfte orde behooren, heetcn Kit' jel-Beglier-Beys, wier inkomften uit hunne heerfchappyën, cn uit alle landen in 't gemeen, voortvloeien, die in den omtrek van bet diftrict. van hun Stadhouderfchap gelegen zyn. Die van de tweede orde heetcn Saliani-Beglier^Beys, aan welke hunna I 3 be-  J34 Derde Afdeeling. bezoldingen uit de Schatkamer van den Sultan onder het opzigt van den Defterdar, van wicn zy grootendeels af hanglyk zyn, betaald worden. Na den Groot-Vizir zyn de Beglier-Beys de aan-, zienlykfte Heeren in het Ryk, die groot vermogen gen hebben. Hunne Stadhouderfchappcn zyn altyd of Kouingryken, of wyd-uitgeftrekte Provintiën; en behalven een groot getal van minder Ambtenaaren , hangen verfcheiden Pafcha-Beys en Sangiaken van hun af. De rykdom dezer Beglier-Beys is onmectlyk. Osman , Be.glier-Bey van Damaskus, welke niet veel jaaren geleden geftorven is, liet in zyn' fchatkamer twaalf Milliöenen Piasters in baar geld na* behalven eene groote menigte prachtige juweelen, Ook bezat hy , by zyn overlyden , zeer kostbare landgoederen , en nogthans wordt Damaskus juist niet voor één der beste Stadhouderfchappen gehouden. Volgends de wetten des Ryks zou zyn geheel vermogen ingetrokken, en in den Keizerlyken fchat te Konflantinopolen gebracht hebben moeten worden; maar zyn oudfte Zoon die Pafcha was van Sayde in Syriën, kocht zelf van den Sultan de nalatenfchap van zvn' Vader voor duizend beurzen, met het uit? druklyk beding, dat de Groote Heer hem een' derden Paardenftaart geven, cn tot Beglier-Bey van Damaskus benoemen zou. Het beding werdt bevestigd, dewyl de Vorst wist, dat hy toen geene betere voorwaarden door dwangmiddelen bekomen kon ; maar nadat de vrede met Rusland gefloten was, «vervolgde de Porte hem met zulke hevigheid, dat hy gedwongen Was, om geftadig een Leger tot zyne verdediging op de,  Regeerings-Syfiema. tic been te houden. Eindelyfc werdt hy echter van zyn Stadhouderfchap afgezet, en van zyne fchatten beroofd; maar uit achting voor de gedachtenis van zynen Vader, die te Konflantinopolen in hooge achting was, werdt hem het geringer Stadhouderfchap van Orfa in Mefopotamie'n gefchonken, doch nademaal deze ongelukkige man geduurig verzuimde; den Grooten Heer de gewoone fchatting op te brengen, en aan den Groot-Vizir de gebruiklyke gefchenken te geven, werdt hy op de Vesting Siras Sebastus gevangen gezet, en zyne drie Paardenftaarten werden hem .ontnomen. Na eenigen tyd werdt hy nogthans weder ontflagen. Deze Stadhouders bedienen zich van de wree.lfte en drukkendfte middelen, om rykdommen op een te ftapelen; het welk de Porte uit Staatkunde door de vingeren ziet. Thans zullen wy den Lezer eene volledige lyst mededeelen van het getal der Beglier-Beys, en derzelver verfchillende bezoldingen, zoo als zy in het Schats-Ambt van den Defterdar zyn opgetekend. Elke Beglier-Bey is verpligt , om in oorlogstyden Soldaaten voor de Armee , naar evenredigheid der vastgeftelde inkomften van zyn Stadhouderfchap, te bezorgen , en deze evenredigheid is één man voor elke zestehalf Afpres. Tevens moet hy hun, hun onderhoud bezorgen. Indien men dan flechts acht flaat op het getal der Beglier-Beys, en op het geen hunne inkomften bedragen, dan kan men gemaklyk berekenen, hoe veel troepen de Ottomannifche Regeering by voorkomende gelegenheid kan leveren. I 4 Be*  Derde Af deeling. Beglier-Beys of Vorften met drie Paarden' 's flaarten in Afiën. Sangiciken Inkomeii i in Natoliën, welke onder Aspers. zyn gebied heeft 14 ioooooq 1 in Karamaniën 7 660000 1 in. Mefopotamiën 19 120000a, 1 te Damaskus 10 100000a. 2 in Armeniën 6 900000 1 te Erzerum 14 1200000 1 in Mediën 14 1132000 1 te Aydin 9 953000 ï te Aleppo 9 1000000 1 te Zitta 4 630000 l te Tripoli in Syriër 4 800000 1 te Trebifond 6 82000 ï te Karfe 6 82000 ï te Mosful 5 630000 I te Orfa 7 880000 gouden Duk: 1 te Groot-Kairo 16 6000 x, te Bagdad 22, 15000 1 te Basfora 4 3000 ï8 176 Basfora en Bagdad zyn thans onder één Stadhouderfchap verëenigd, en moeten voor eiken Dukaat 4 dien de Sultan hun betaalt, eenen Soldaat leveren. Uit deze lyst ziet men derhalven , dat in Afiën achttien Beglier-Beys of Vorften van drie Paarden. (taart  Regeerings-Syfiemd. t^-j ftaarten zyn , indien men Bagdad en Basfora voor ivvee Stadhouderfchappen rekent, welk wy, uit hoofde van de afzonderlyke contributie tot elks inkomften doen moeten, De Pafcha's met twee Paardenftaarten en Sangiaken bedragen honderd zes en zeventig" Nu moeten wy ook de lyst leveren van die in Romelïèn, welke gezamenlvk hunne inkomften van de landen trekken. Sangiaken. Aspers.' i te Soffid, die onder zich heeft 24 110000 ï te Bosna 'è 110000 1 Kapitein-Pafcha of * Groot-Admiraal van het Ryk 13 885000 1 in Belgrado. 6 800000 1 in Mored 13 90000a 1 te Bender 3 80000© 1 te Kotfi 4 700000 1 op Kandia, 11 900000 1 te Canea 5 650000 1 te Rettina 4 600000 1 te Silijiria 7 700000 1 te Zidin 6 700000 1 te Negropont 1 500000 1 te Lepanto 5 450000 14 111 in Europa. 38 176 in Afi'èn. $z 287 in'tgeheeleRyk. ï 5 Elk,  i3& Derde Af deeling. Elk van deze Hoofd-ltadhouderfchappen heeft zynen Mufti, Kadi, Reis-Effendi, Defterdar, Agha der Janitfchaaren, en Spathilar-Aghafi. De Agha der Janitfchaaren is de opperfte Bevelhebber der Provintiiiale Troepen in elkeProvintie. Wanneer zy op marsch zyn tegen den vyiind of in het leger, dan hebben de Beglier-Beys van Natoliën, Bagdad , Groot-Kairo , en Romeliën den voorrang boven alle de anderen, en onderling geven zy eikanderen den rang naar den ouderdom van hunne onderfcheidene Stadhouderfcbappen, te rekenen van dien tyd af, dat zy door de Mufelmannen veroverd zyn geworden. Het zoude verdrietig en nutteloos wezen, indien wy eene lyst wilden mededeelen van de geringer Stadhouderfchappen, welke van de reeds genoemden afhangen; want alhoewel zy hunnen Mufti, Kadi enz. hebben, echter worden dezen gezamenlyk van hunne Stadhouders, en niet van den Grooten Heer , zoo als in de voornaamfte Provintiën , benoemd. Des niettemin hebben fommigen van dezen onder anderen jftaande Stadhouderfchappen hunne Principaalen , ja den Grooten Heer zeiven, door hunnen opftand in fchrik en vreeze gebracht; en wel byzonder die van Beylan en Pajas in de nabuurfchap van Alexandretta, en die te Kogni in Natoliën. Het is bekend genoeg, dat Egypten door de Mammeiukken , een oorlogzuchtig en bygeloovig volk , beheerscht werdt, ten tyde, toen Sultan Selim het veroverde. De Ottomanifche Porte heeft tot het Stad-  Rcgeerings-Syftemt. 13$ Stódhoiiderfchap van deze Provintie altyd eenen Pafcha benoemd , die met Kcizerlyk gezag bekleed was, en de hoogde magt over dit.Landfchap oefende. Deze Provintie hadt door dc gunst van den Veroveraar het voorrecht ontvangen , om naar de wetten des Lauds geregeerd te worden. Maar thans is het met de zaak heel anders gelegen; te weten, de Pafcha , die van Konflantinopolen komt , gelykt naar, een Standbeeld, en mag zich niet vermeten, om iet het geringde tc doen of te zeggen. Kaïro is de Hoofddad in Egypten, en deze Stad heeft dc Pafcha tot zyne verblyfplaats verkozen. Somtyds heeft hy toegang in den Staatsraad , maar fomtyds heeft hy deze vergunning niet. De Divan, of de Staatsraad bedaat uit negen en twintig Beys. Deze vergaderen ■ op vastgedelde dagen, en doen uitfpraken in Krygszaaken, en voornaamlyk in huishoudelyke gevallen; nadien nu elk er Hechts op uit is, om het geluk van zyn eigen byzonder district te bevorderen, zoo ziet men hier de oorzaak, waar door de Pafcha alle magt in deze vergaderingen verloren heeft. De Krygsmagt van dit Landfchap bedaat in 40000 man, en dient enkel tot bezetting van hetzelve. In gevalle van oorlog daan niet meer dan 3000 man ten diende van den Grooten Heer, de overigen verlaten dit Landfchap nooit, om de Porte te dienen. Dit Land is zeer volkryk , ongemeen vruchtbaar , en heeft een overvloed van alle noodwendigheden en geryflykheden des levens. Deze zyn de gelukkige uitwerkfels van de overdrooming van den Nyl, van den in-  Ï43 Derde Af deeling. invloed der luchtftreek en den uitgeftrekten Koophan* del, die van de Inboorlingen en Vreemdelingen van allerhande Natiën gedreven wordt. Dat dit Land zeer ryk is, kan men uit de hooge jaarlykfche lasten befluiten , die het volk , zonder morren , betaalt. Het onderhouden van 40000 man, de fchatting, die men naa Konflantinopolen betaalt, de bezoldingen der ontelbare Overigheids-perfoonen in Egypten , behalven de veelvuldige andere aanzienlyke fommen, welke het geweld door dwangmiddelen af knevelt , zyn een genoegzaam bewys van de groote rykdommen der Inwooners. De Regeering is , ingevolge de conftitutie van het Land, gemengd; maar de groote magt en de rykdom der Beys hebben zich tegen den Grooten Heer gehandhaafd, die alleen nog maar de fchaduw van de hoogde magt in Egypte heeft. Deze negen en twigtig Beys in Kairo kunnen heel wel met onafhanglyke Vorften vergeleken worden; Het Hof, het Gevolg, het ongelooflyk aantal Slaaven, welken ieder van hun bezit, bewyzen , dat hy een magtig Vorst is. De vermaarde Amuratii-Bey hadt 28000 Slaaven; de nog vermaarder Haly-Bey , die ten tyde van den Rusfifchen oorlog in den Archipel de wapens tegen dit Land en tegen den Grooten Heer opvatte, hadt 24000 Slaaven. Men kan ligt denken, dat alle deze Beys niet geern iet van den Ottomannifchen Keizer, of van zynen Pafcha, dien hy naa Kairo zendt, weten willen. Maar het ergfte is, dat zy byna geduurig met eikanderen in ooglog zyn, welke omftandigheid dit Land bykans onbewoonbaar maakt. Nadien  Èegeerings-Syjlema. j4< flien de magt van den fterkften den genen, die hem bi magt de naafte is, onderdrukt, en deze weder zoo inet de genen handelt, die zwakker zyn dan hy, zoo is dit Land onder alle Oosterfche Landen de eUendigfte woonplaats. Alles is in wanorde en vervverring; daar is recht noch billykheid in het Land. De Franfche Kooplieden waren gedwongen, om zich uit het zelve weg te begeven, uit hoofde der Hechte bejegening, die hun wedervoer , en zichtte Alexandriën neder te zetten. Zy werden wel te Alexandrijn omtrent even zeer verdrukt , nogthans zyn die van Alexandriën uit hoofde van hunne ligging aan de Zeekust wat handzamer, om dat zy weten, dat de Koning van Frankryk tot befcherming van zyne Onderdaanen en derzelver Koophandel, Oorlogfchepen kan zenden» Franciskaner Rekollekten, welke zich met vergunning der Porte en der Regeering in de ftad Kairo hadden nedergezet j moesten aan Haly-Bey 8ooco gouden Dukaaten betaalen , om dat zy des avonds voor Kersmis openlyk Mis hadden gedaan. Alhoewel de Porte hén veel meer als vermogende Bondgenooten, dan als Onderdaanen behandelt, echter weigeren zy dikwyls de fchatting op te brengen, niettegenftaande die federt eenige jaaren Hechts op eene zeer matige fom gefteld is. Door de zwakheid der Ottomannen zal Egypten, benevens veele andere Landen, binnen korten tyd verloren gaan. Het oude Daciën, welk wegens den moed en de dapperheid zyner Inwooners altyd zeer vermaard was, beftondt in de drie Provintiën Tramfylvaniën of  Derde AJdeeling. of Zevenbergen, Moldaviën en Wdllachïên. Deze drie Provintiën werden van de Duitjehers, Poolen eh Turken aangevallen, en nadien zy niet in ftaat waren , om zich tegen zoo magtige nabuurige vyanden te handhaaven , waren zy gedwongen, de befchcrming der Ottomannifche Porte , door middel eener jaarlykfche fchatting, te kopen. Zevenbergen kwam, uit hoofde van zyne voordeelige ligging aan de grenzen van het Oostenryksch gebied, met de Duitfchers overëen voor een jaarlykfche fchatting van 6000 Dukaaten. Thans is het in de overige Erflanden van het Huis van Oostenryk ingelyfd, en de Zevenbergers zyn zeer gelukkig in vergelyking met de Inwooners van Moldaviën en Wallachiën. Deze twee laatstgemelde Provintiën ftaan thans onder de Porte , die hun Stadhouders zendt , welke de Groote Heer uit de oudfte Griekfche Familiën kiest , die zich te Fanari onthouden. Deze keuze treft, gelyk men ligt denken kan, nooit den waardigften, maar zekerlyk den genen, die zich het mildst bewyst jegens de Staatsdienaars van den Divan, en die het ruimst in belooven is, welke beloften niet voldaan wordende, den ondergang van deeze Stadhouders weder na zich fleepen. Dc Porte verëert deze Stadhouders met den titel van Woywoden en Beys, en met twee Paardenftaarten , welke voor hun uit gedragen worden, als zy, na hunne benoeming , uit den Divan van den Groot-Vizir komen, en met een talryk en prachtig gevolg door de groote ftraat van den Divan trekken, ©m zich op reis te begeven naa de Hoofdftad vaa hun-  Regeerings-Syjlema. 143 nunne Vbrftendommen. Hunne voornaamfte bezigheid in hunne Stadhouderschappen is het heffen der fchatting, welke jaarlyksch aan de Porte opgebracht wordt. Wallachiën betaalde voor heenen jaarlyksch niet meer dan zestig duizend Piasters. Doch na den opftand der Inwooners van deze Provintie tegen de Porte in het jaar 1665, welke opftand eerst door eene bloedige overwinning gedempt werdt, is de jaarlykfche fchatting ongemeen verhoogd geworden. Wy zullen die fommen, welke zy aan den Monarch betaalen van die ondcrfcheiden, welke zy aan de Staatsdienaars van den Divan opbrengen. Aan de Schatkamer van den Groo- Turkfch. Pia'st. ten Heer 40000 pond honig, en 36000 pond wasch. 230005 Aan den Kiaya van den Grooten Heer, d. i. aan den genen, welke het Ambt van Inzamelaar van deze fchatting bekleedt, 500 en een prachtige Pels van Her- melyn. Aan den Groot-Vizir 5000 en een kostbaren Pels van Hermelyn. Aan den Schatmeester van den Groot-Vizir. 500 Aan den Kiüar-Agha. 2000 fomma 238005 De-  #44 Derds Af deeling; Deze lasten zyn gelegd op Wallachïën j en èé Woywode moet alle moeite doen, om ze te verzamelen , en naa Konflantinopolen te zenden. De fom is wel op zich zelve voor deze Provintie niet te groot, en de Inwooners zouden zich gelukkig achten, indien zy fleehts rust genieten konden, al moesten zy tevens biet beloop van deze fom nog twee of driedubbel betaalen. Maar de buitengewoone lasten, tot welker betaaling men hen met den fabel in de vuist dwingt* zyn geheel buitenfpoorig. De Woywode heeft altyd «ene groote Hofhouding en een prachtig gevolg. Om dit Stadhouderfchap te bekomen, heeft hy, zonder dit te kunnen vermyden , groote fchulden moeten maaken , welke hy weder uit de Provintie trekken -moet. Met hetzelfde oogmerk heeft hy ook aan alle de genen, welke de geringfte betrekking op den Divan hebben, fommen gelds moeten belooven, en de- ze beloften moeten-voldaan worden. Noodwendig worden verbaazende lasten gevorderd, om alle deze verbintenisfen te vervullen; maar dit is het niet aU Om zich door de gunst van zyne Befchermheeren te Jtonftantinapolen in zyn' post te handhaaven, moet hy hun jaarlyksch gefchenken doen. Zyn Agent by de Porte bekomt insgelyks eene groote bezolding; en de Woywode zal er ook altyd voor zorgen, dat hy Voor zich zeiven eenen genoegzamen febat by een brengt, indien hy ééns van zyn Stadhouderfchap iuogt worden afgezet, ingevalle hy zoo gelukkig is , dat hy daar van ontflagen wordt, zonder zyn hoofd te verliezen. Tot bereiking van alle deze oogmerken maak!  Regcerings-Syftema. 145 maakt men genadig gebruik van de ontzachlykfte wreedheden en knevelaryën. De Inwooncrs zyn in dc uiterfte ellende vervallen, en nadien zy onder zulk een juk onmooglyk langer leeven kunnen zoeken zy eene toevluchts-plaats in Landen, daar men mensen» lievender te werk gaat. Deze meer menschlievendé behandeling vinden zy in het gebied van het Huis van Oostenryk. De voormalige Stadhouders van Wallachien konden alle verkiezings- cn inhuldigings-kosten met minder dan honderd beurzen goedmaaken; maar in onze tyden moeten zy twintigmaal zoo veel opbrengen; zoo groot is de gierigheid der Ottomannen en de heerschzucht der Grieken. Wanneer de Stadhouders zoo gelukkig zyn, dat zy , by het ontflag van hunnen post, het leven behouden, dan hebben zy altyd den titel van Bey , welke ook op hunne Zoonen komt. Te Konflantinopolen zyn verfcheiden van deze Beys, van welken de rykften niet veel meer zyn dan Bedelaars;' doch in plaats van geld, bezitten zy veel trotsheid , en bewyzen omtrent anderen groote- verachting. De toeftand van Moldavitn is niet beter dan de toeftand van Wallachien. Deze Provintie wordt insgelyks van eenen Griek geregeerd, öie zich de benoeming tot Stadhouder door foortgelyke middelen bezorgt ; en nadien hy even eigenbatige oogmerken heeft, zoo ziet men ook ligt de gevolgen , dat hy de Onderdaanen door even zoo zwaare knevelaryën drukken moet. Toen Muhamed II. deze Provintie cynsbaar maakte, betaalde zy hem jaarlyks niet meer K dan  T4<5 Derde Jfdeeling. dan 2000 Piasters , welke fom van tyd tot tyd tot 5000' toe verhoogd werdt. Maar na dat zy gcheellyk aan de Porte onderworpen was, moest zy ook het 3uk der flaaverny dragen, en heeft federt betaald, als volgt: Piasters Aan den Grooten Heer. 160000 Honig 40000 pond, en even zoo veel Wasch. Ten dienst van het Arfenaal, 600 Centcner Zwavel ; 5280 pond Wasch; 500OsfenHuiden; 500 {lukken grof Laaken voor de Galei-Slaa; ven en tot ander gebruik voor de Galeien. Aan den Kiaya van den Grooten Heer. 500 Aan den Schatmeester. 5°° fomme 161000 De fom, die betaald wordt , om dit Stadhouderfchap te bekomen, en voor de kosten der inhuldiging kan niet naauwkeurig bepaald worden; alzoo zy meer of min afhangt van het getal der Kandidaaten en derzelver Karakter , als ook van de eerlykheid deiLeden van den Divan. Indien deze beide Provintiën geregeerd wierden , zoo als het behoorde , zouden zy, in plaats dat zy thans verlaten zyn, wel bevolkt en ryk wezen. De grond is byna nergens vruchtbaarer; want alhoewel hy thans byna volftrekt niet behoorlyk bearbeid wordt, echter geeft hy, zelfs in die jaaren, die juist niet vruchtbaar zyn, in tarwe en  Rege:rkg>Syfienta. 147 en allerleië footen van graan, het gezaaide honderd vouwig weder. In het Land zyn zeer goede Rivieren, om den Koophandel gemaklyk te maaken; Het Land levert veele artikels, om dien met voordeel te dryven, by voorbeeld: Wyn, Wol, Leder, Honig, Wasch, benevens groot en klein Vee. Maar de Rivieren worden niet meer bevaaren, het Land heeft gebrek aan Imyooners, en zelfs die genen, wier omftandigheden nog clraaglyk zyn, hebben geen moed, om het Land te bebouwen, dewyl zy alleen voor anderen zouden arbeiden. Men ziet ftrceken lands misfehien de beste en vruchtbaarfte in ganstch Europa, welke zich tien mylen in de lengte uitftrekken, en geheel onbebouwd liggen. Wy hebben reden, om te hoopen, dat deze beide Provintiën, en misfehien eenige anderen , fpoedig met het gebied van het Huis van Oostepryk zullen verëenigd worden. Dan zullen de Inwooners onder allen, het gelukkigst volk in dezenoord des lands zyn. Dit is de wensch van alle Moldavïért en Wallarfnêrs, welke het uur der verandering vart hunne regeering met grooten angst verwachten. Onder alle Oosterfche Volken, maar inzonderheid onder de Turken, is de geest van grootfpraak zeer gemeen , zoo dat zy gemeenlyk alles vergrooten, wanneer .zy van hunne volkszaaken fpreken. Het is derhalven zeer moeilyk voor vreemdelingen, om een recht bericht te bekomen van hunne Schatkamers, van hunne opeulyke Huishouding en Oeconomie, van hunne banken, als ook van de hoegrootheid en gefteldheid der inkomften van het Ryk. Veele SchryK a vers-,  148 ' Derde Af deeling. vers , die over dit onderwerp gefchreven hebben, zyn van de Turken misleid geworden , en hebben wonderlyke dingen verteld, en eene verbaazcnde fom opgegeven voor de inkomften van het Ottomannisch Ryk. Men moet derhalven foortgelyke berichten volftrekt als valsch verwerpen. Doch eer wy van het beloop, en gefteldheid dezer inkomften fpreken, is het vooraf nodig , dat wy eenig bericht geven van de ondcrfchcidene Schatkamers, of Banken, en van de genen , die ze beftuuren. Alle inkomften van het Ottomannifche Ryk zyn in twee Departementen verdeeld, waar van het één in het Serail, en het ander in de ftad is. Het voornaamfte heet Miri en het ander Kasna. Min is de Schatkamer van het Ryk, over welke As Defterdar het opzicht heeft. Kasna is de byzondere Bank van den Grooten Heer, die in het Serail gevonden wordt, en welker Opziener de Kislar-Agha, een Gefnedene, is. De inkomften van het Ryk, die in de Keizerlyke Schatkamer betaald worden, bedragen dertig miliiöenen Turkfche Piasters, zonder te rekenen , wat de Goud- en Zilver-mynen opbrengen. Deze dertig milliöenen inkomften vloeien uit verfcheiden bronnen voort. Hier moet de Katag het eerst genoemd worden, het welk de fchatting is „die de Christenen en Jooden betaalen , uitgezonderd de Vrouwen en die genen, welke onder de befcherming der vreemde Gezanten ftaan. Elk perfoon van het manlyk gedacht, moet deze fchatting, als hy veertien jaaren oud is, betaalen ; de rykften betaalen elf Piasters, de middelfoort be-  Regeerings-Syjlema. 14$ betaalt de helft, en de armen geven maar een vierendeel. Wanneer het Ryk gebrek aan geld heeft, dan worden deze lieden gedwongen, om dubbel te betaalen. Deze behoefte kan ontftaan naar goedvinden van den genen, die deze bediening heeft. Wanneer Hechts de enkele belasting betaald wordt , bedraagt de fom ongeveer zes milliöenen Piasters. Deze belasting wordt van alle Christenen en Jooden , die gebooren Onderdaanen van den Grooten fleer zyn, waar zy zich ook bevinden, in het gantfche gebied van het Ryk betaald. De Zoutmynen en Visfcheryën brengen vier, en het vergeven van byzondere posten onder de regeering,. brengt zeker drie mÜliöehen op. De openlyke Fondfen geven vyf, en de Tollen acht milliöenen. De drie voornaamfte Tolhuizén zyn te Konflantinopolen, Smirna en Salonika , en indien men deze Tolhuizen op de wyze van andere Landen ordenlyk inrichtte, zouden zy viermaal zoo veel opbrengen. De lasten, die van Tabak , Koffy en de Speceryën gegeven worden, brengen drie milliöenen op. Verfcheiden kleinigheden brengen faamgenomen insgclyks een milliöen op. Dit alles famen maakt de fom uit, die ik boven opgegeven heb. De uitgaven der Keizerlyke Schatkamer zyn beftemd tot onderhoud der Vloot, tot bezolding der Janitfchaaren en der overige Landmagt , als ook tot bezolding der Staats-Ambtenaaren, Rechters enz. tot de openbare uitgaven , openlyke gebouwen , en buitongewoone onkosten; welk famen genomen, gemeenlyk hooger loopt dan de inkomften. Deze Bank is thans in een K 3 zeer  X$o Derde Jfdeeling. zeer ergen ftaat; de laatfte Rusfifche oorlog en heiongelukkig einde van denzelven hebben baar in eenen kommerlyken toeftand gebracht. Behalven eene fchuld van zestien milliöenen , waar mede zy ten aanzien van dc Bank van den Grooten Heer belast is, en een anticipeeren der jaarlykfche inkomften, voor eenige jaaren, is zy insgclyks ten achteren met cpzigt tot de Soldy der Janitfchaaren, en dc bezolding en het inkomen van verfcheiden andere perfoonen. Niets dan de grootmoedigheid van den Sultan, wiens Bank in veel beter ftaat is, kan de Keizerlyke Schatkamer weder in goede omftandigheden brengen. De inkomften der Kasna, of der byzondere Schatkamer van den Grooten Heer , zyn van tweederlei foort, zekere en onzekere. De fchatting der cyns-bare volken is zeker ; maar veele andere inkomften van deze Bank hangen af van de omftandigheden. Piasters. Kairo betaalt tot deze Bank 600000 Wallachien 230000 Moldaviën 160000 Ragt/fa 25000 fomme 1015000 De toevallige inkomften, die veel aanzienlyker zyn, vloeiën voort uit de erfenisfen der Pafcha''s, die zonder erfgenamen overlyden, uit de geldboeten; uit de tienden van alle foort van kostwinningen, en uit een gedeelte van het inkomen der Bergwerken. De laats- ge-  Regeerings-Syflema. 151 gemelde inkomften zyn thans uit vcrfchillende oorzaakcn zeer verminderd. De Zilvermynen, die in de nabuurfchap van Erzerum liggen , welke zeer ryk waren, kan men als geheel voor haar verloren rekenen , dcwyl er in dien gantfchen oord geen hout meer te vinden is, en het te kostbaar zou vallen, om het derwaards te voeren. Dc Mynen van Diarbeker, die zeer ryk aan goud van de beste waarde waren, brengen het zesde deel niet meer op van het geen zy ia voorige tyden opleverden, dewyl de Inwooners van die gewesten door de geduurigc invallen van vriendenof vyiinden-troepcn , verfchrikt, de vlucht hebben genomen, en het overfchot, dat zeer klein is, deze Mynen maar zelden , en dan flcchts zeer langzaam bearbeiden kan. Niettegenliaande deze ongunflïge omftandigheden, moet nogthans deze Schatkamer van den Grooteu Heer zeer ryk zyn. Door het berooven van zoo vee. Ie ryke Pafcha's, zyn er groote Kapitaalen ingevloeid , en boven dien hebben de Sultans al federt veele jaaren , veranderingen, in hunnen Hofftoet ingevoerd, en hunne uitgaven bepaald. Ook hebben zy de bezoldingen van hunne Bedienden en den opfchik en tooi hunner Vrouwen verminderd , aan welken de Sultans van yoorige tyden onmetelyke fommen verkwistten. Salto» Achmet fchafte verfcheiden Ambten in het Serail af, die hy voor overtollig hieldt. De uitgaven voor het 'Hof, de' eenigften, welke uit de Schatkamer van den Grooten Heer genomen worden, zyn thans op eene zeer matige fomme gebracht. Alle overige pcfK 4 foon-  15* Derde Af deeling. foonlyke uitgaven tot vermaak van den Vorst, by voorbeeld: voor Gebouwen, voor Kleederen en Snuistèryën , moeten van zyne Staatsdienaaren bekostigd worden. De Groote Heer alleen heeft over dezen onmetelyken fchat te bevelen, cn men kan hem niet dan met groote moeite bewegen, om aan de Bank van het Ryk eene fomme gelds te leencn, wanneer derzelver behoefte dringende zyn. De Staatsdienaars vermydcn insgelyks van hunnen kant , zoo veel flechts mooglyk is , zich tot hem te wenden , om verwytingen aangaande een flecht beftuur, of de bekommering van te zien, dat bun Vorst daardoor ontrust wordt, tc ontgaan. Doch wanneer de nood hen daar toe dwingt, dan keercn zy zich tot hem om onderfleuning, en dit is onder de tegenwoordige rerccring meermaals gcfchicd; want nadien de Groote Heer van eene vreesachtige natuur is, en voor oproer en onrusten zorgt , willigt hy terftond hunne verzoeken in, maar gebruikt ook tevens alle behoedzaamheid , dat hy zyne betaaling zoo fpoedig mooglyk , ja zelfs met woeker ontvange. Daar zyn ook zekere in het Serail diep-ingeworteide grondregels, ten aanzien van het beftuur dezer Bank, welke de Sultans bewegen, om, zoo veel mooglyk, het leenen van gcldfommen te ontgaan, nadien zy wel weten, dat zy met dit geld opfchuddingen {lillen cn Staatsomwentelingen voorkomen kunnen. De Turkfche Regeering zelve is, om haar den rechten naam te geven, een Syftema van flaaverny; zy is een Ryk van flaaven, in het welk niemand vry is, be- hal-  Regeerings-Syftema. 153 halven vreemdelingen, die derwaards komen reizen, of zich uit hoofde van koopbelangen, tot vermaak, of uit nieuwsgierigheid aldaar ophouden, en of onder de befcherming der Staatsdienaaren van hunne onderfcheiden landen, of van vermogende verbintcnisfen en verdrag van Koophandel, of onder het nog zekerer befchutzel van Turksch eigenbelang ftaan. Alle deze redenen loopen famen en brengen het haare toe, om de vreemdelingen voor de geweldige uitberftingen van het Dispotismus te beveiligen , welk de Ottomannifche Rcgecring jegens haare geboren onderdaauen oefent. De Groote Heer is van Moeders kant, altyd de Zoon van eene Slaavin. De Broeders, Zoonen, Neeven en alle Bloedverwanten van den regeerenden Vorst zyn in eene foort vari gevangenis opgeflotcn, alwaar fommigen van hun geworgd worden, en anderen als vastgemetzeld zyn , tot dat zy , indien de Troon openvalt , tot denzelven geroepen worden. Alle perfoonen, die tot het Serail behooren, leeven dertig of veertig jaaren als Slartven, binnen deszelfs nuturen, voor dat men hun vergunt, het te verlaaten, en dan worden er nog maar weinigen , in vergelyking met het gantfche getal, uit hetzelve verlost, om tot bedieningen by de regeering bevorderd te worden. De Vrouwen zyn , eenige weinigen ^uitgezonderd , voor haar gantfche leven in eene gevangenis opgepoten, die van andere gevangenisfen alleen doorzvnen Juister en uitgeftrektheid onderfcheiden is. Het grootfte deel der genen, die in het gantfche Turkfche Ryk aanzienlyke en voordeelige posten bekleedcn , zyn K 5 als  154 Derde Ajdeeling. als Vryë lieden van Christen Ouderen gebooren, enf worden of met geweld weggenomen , of men heeft hen ook in hunne kindsheid geftolen, en als Slaaven in het Serail verkocht. Bykans alle byzondere lieden zyn Zoonen van Slaavinnen, en de jonger Broeders van eene Familie zyn gemeenlyk Slaaven, der ouder Broeders. Alle deze perfoonen derhalven, die of als Slaaven gebooren of opgevoed zyn, kunnen tot de regeering van het Ryk geraaken; doch dit uitzicht is zoo onzeker, dat geen Turksch Vader ooit op de gedachten komt, om zyne Zoonen in de kunst van regeeren te laten onderwyzen. Men geeft hun veelmeer dc opvoeding, die men zelfs gehad heeft, en op deze wyze geraaken zulke Sultans op den troon, en het roer van Staat van dit uitgeltrekt Ryk bevindt zich in de handen van zulke Staatsdienaaren, welke niet het geringfte denkbeeld van de grondregels van Staatkunde hebben. By dit alles komt nog het onbepaald vermogen van de Monarchen, die alhoewel zy fomtyds naauwlyks menschlyk verltand hebben, nogthans met één enkel woord eene wet kunnen geven , die onhcrroepclyk is, en welker overtreding den misdaadiger heel zeker zyn kop kost. Deugd of ware verdienftcn wordt zelden van hun beloond, terwyl integendeel narrenpotzen en ondeugden, daaglyks den weg baanen tot de grootfle bedieningen in het Ryk. Dc Staatsdienaars worden dikwyls veranderd, en dit veroorzaakt eene verwerring in alle denkbeelden van Staatszaakcn cn de grooffte ongerymdheden, dewyl dc opvolgers fteeds hardnekkig voornemens zyn, om al-  Regeerings-Syjlema. 155 alle fchikkingen van hunne voorzaten in het ambt tc vernietigen, nademaal zy'gewis gelooven, dat de hunne beter zullen wezen. - By alle deze ongunftige omftandigbeden, zal men echter eenige flaatkundigc fchikkingen vinden , die veelmeer in de gewoonte en oefening, dan op ftaatsregelen gegrond zyn, en onze aandacht verdienen; en anderen, die, als men ze in Christelyke lauden overbracht , derzelver inwendig rcgecrings-befluur zeer verbeteren zouden. By cenc wei-ingerichte regeering, zyn zeer algemeene voorwerpen in aanmerking te necmen , en van dezen zullen wy in die orde' handelen, in welke zy in het Ottomannisch Ryk waargenomen en belhuird worden. Vooreerst moet men toeflaan, dat men^ met betrekking tot de openbare Occonomic, allé die voorzichtigheid en fchranderheid waarneemt, welke men in de befchaafdfte en op het best befluurdc landen zou kunnen wenfehen. De hoofdtrek in het karakter der Turkfche Finantie-Ministers is, dat zy altyd gereed zyn, om te ontvangen, en groote zorge dragen , om dc openbare gelden te bezorgen en te befpaaren; ook bezitten zy eene hun eigene bekwaamheid; om lasten in te flcllen , die geen ongenoegen verwekken, en eene onbegrypelyke vaardigheid, om die op het oogenblik af te fchaften, zoodra zich daar over een misnoegen voordoet onder het volk. Doch, om tegen dit gedrag het tegenwigt te houden van eene goede Policy, bedient men zich van eenen anderen wreeden en onrechtvaardigen maatregel, die au-  *5<5 Derde Af deeling. anders by geene Natie gebruiklyk is. Te -weten j£ de Sultan is de algemeene erfgenaam van het vermogen van zyne overleden onderdaanen, en laat, ten zy hy het anders raadzaam oordeelt , den oudften Zoon alleen zoo veel overig, als tot zyn noodzaaklyk beftaan genoegzaam is. In dit geval derhalven worden zyne Broeders en Zusters Slaaven. Deze gruwzame wet word, wel is waar, niet altyd tot daadlykheid gebracht ; evenwel dit is een recht, dat den Vorst volgends de grondregels der Conftitutie toekomt ; Alhoewel deze dispotieke wyze van handelen den fchyn van huishouding heeft, nadien de waarde der E flecr.cn aan de openbaare fchatkamer betaald wordt: nogthans is de onderfchraging van de willekeurige . magt van den Vorst het hoofd-doelwit van dezelve; alzoo dit recht zelden geüefend wordt, ten zy dc overledene zeer ryk was, of een aanzienlyk Ambt by de regeeritig bekleedde.. De Ottomannifche Vorften zien zeer wel in', dat groote rykdom deszelfs bezitters in ftaat fielt, onrmagtige aanhangen te maaken , gevaarlyke verbindtenisfen aan te gaan, en, indien zy fomtyds der Regeering ongenegen zyn, Staatsomwentelingen te bewerken. Om deze reden maaken zy zich voornaamlyk meester van het vermogen der ryke Pafcha's na derzelver overlyden, opdat derzelver Zoons zich niet met behulp hunner talryke vrienden, in de Stadhouderfchappen hunner vaderen, mogen vastzetten; en gemeenlyk bedienen zy zich ook nog by het leven der Pafcha's van andere middelen, om derzelver rykdom te verminderen , wanneer zy fchroo-  Regeerings-Syflema. 157 fchroomen, om tot derzelver afzetting over te gaan. Daar is ook onder de Muhamedaan en zoo wel, als onder de Christenen, zeker foort van lieden, welke zich verbeelden, dat zy van hooger geboorte zyn, dan het overige van het menschdom , om dat zy edel bloed hebben overgeërfd ; cn van zulke lieden heeft men onder eene Dispotieke regeering, uit hoofde van derzelver eerzuchtige denkwyze, heel zeer te vreezen. De Turkfche Vorften dragen er zorg voor , dat zy deze edele erfgcnaamen niet veel meer dan het voornaame bloed, welk in hunne aderen vloeit, tot derzelver onderfteuning overlaten; opdat zy niet door dc vcrëeniging van hunnen rykdom en hunnen adel, eene verbintenis tot fland brengen, die het vermogen van den Vorst te magtig zou kunnen worden. De Groote Heeren bedienen zich van 'eene byzondere manier , om den grooten rykdom der Pafcha's , op wier invloed in het ryk zy naaryverig zyn geworden, te verminderen; te weten, zy doen met geweld dezelven trouwen met hunne eigene Dochters, Zusters, of Nabeftaanden; alzoo zy den voorflag, om met den Vorst zoo na verwand te worden, niet durven afflaan, en zich dus, overëenkomfHg de ingevoerde gewoonte, in de noodzaaklykheid bevinden , om aan hunne Bruid en aanftaandeGemaalin, zeer ryke gefchenkente doen. Na het trouwen moeten zy hunne Gemaalinnen op eene wyze, overëenkomftig met den Keizerlyken rang , onderhouden. Deze gelukkige manier, om hunne beurzen te ledigen, geeft insgelyke aan de eerzucht van deze, op eene gevaarlyke wy-  •Ijg Derde Af deeling. wyze groote lieden, eene geheel verfchillende richting. In plaats van zich aan het hoofd der partyën te ftëllen, die tegen den Sultan zyn, trekken zy zich de zaak van hunnen verheven bloedverwant ten vuurigften aan, en zyn de voornaamfte belpieders van het gedrag der andere Pafcha's, die niet in dezelfde omftandigheden zyn, om derzelver oproerige en listige aanflagen voor te komen. Men ontflaat zich dus van ceue Prinfes zonder kosten, waardoor men veel befpaart, en ten zelfden tyd wordt de rust van den ftaat in veiligheid gefield. Ook zyn, ten einde de Ambten by den Adel op geenerleië wyze erflyk mogen worden, de Kinderen, in dergelykc huwclyken verwekt, door de wetten, van alle groote Ambten byde regeerihg uitgefloten. Veelen van deze Prinfesfcn zyn met veertien of vyftien Pafcha's achter eikanderen getrouwd geweest. Want , nadien het voornaamfte doel der Porte daarby is, om den magtigen invloed in de Provintiën, welken een bovenmatige rykdom geeft, te verminderen, zoo dwingt de Sultan eenen Pafcha, die zeventig of tachtig jaaren otid is, om met eene Prinfes te trouwen, die kwalyk twee maanden oud is. De man is in dit geval verpligt, om de kosten te fchieten tot het onderhoud van haar en haar Hof. Hy fterft misfehien na eenige maanden, en dc Prinfes wordt met eenen Pafcha, die nog ouder cn zwakker is, dan de eerfte was , getrouwd , en dus komt zy van den éénen man aan den anderen, zoodanig, dat zy in haar twintigste jaar heel gemaklyk Weduwe van een do-  Regeerings-Syftema. 159 dozyn mannen kan wezen, die zy nooit gezien heeft; en als zy eindelyk de jaaren bereikt heeft, dat zy wezenlyk met eenen man kan verbonden worden, als dan geeft men haar eenen man, wien zy wordt overgeleverd, èn by wien zy zich, als andere Vrouwen, onthoudt. Deze Juffers voeren den naam van Sultane's; cn geduurende hunne vroegtydigc huwelyken , daar zoo even van gewaagd is , wordt er voor hun een Hotel opgerecht, waarin zy van de Porte afgezonderd leeven; maar dit moet altyd in Konflantinopolen of in den omliggende oord zyn. De menigvuldige verandering der voornaamfte Staats-ambtenaaren , is insgelyks eene Staatkundige handelwyze van huishoudelyke natuur. Want elk nieuw Ambtenaar is verpligt ,^ om by zyne benoeming tot een ambt. en by zyne bevordering tot een hooger post, aan den Sultan zeer aanzienlyke gefchenken te doen, en de korte tyd, geduurende den welken deze Staatsdienaars hun ambt beklceden , vergunt hun niet, om eene denkwyze aan te nemen, die ftrydig zou zyn met de blinde gehoorzaamheid en flaaverny, welke het Despotismus onderfteunen. Bovendien moeten deze Staatsdienaars , om zich wegens de groote verkwisting aan gefchenken, die zy by hunne komst tot hun Ambt en by hunne bevordering gedaan hebben, fchadeloos te ftellen, de Inwooncrs in hunne Stadhouderfchappcn onderdrukken en berooven; en dit is ongemeen dienftig, om een hoofd-oogmerk in het politiek Syftema.der Ottomannifche Vorften 'te bereiken, welk is, om den moed der Önderdaanen, by-  l6o Derde Af'deeling. byzonder in de Provintiën tc onderdrukken , doof menigvuldige knevelaryën en afpersfingen, opdat zy gewend mogen worden , om het juk der flaaverny zonder morren te dragen. Men heeft daarby insgelyks een oeconomisch oogmerk ten doel, terwyl de Porte het door de vingeren ziet, dat de Stadhouders de Provintiën plunderen. Het is meer dan te veel bekend, dat aan de onverzadelykc begeerte naar rykdom geene paaien kunnen gefield worden; wanneer derhalven eenige Pafcha's in de Provintiën en hunne Sangiciken te ver gegaan zyn, en uit zorg, dat zy van hunne Ambten mogten worden afgezet, in haast geld famenfehraapen, zoo worden zy wcrklyk van hunne Ambten ontzet, terwyl men hun het hoofd afflaat, en de Sultan tevens zyne liefde jegens de armé en in den grond geboorde Inwooners , door deze fchynbare daad van gerechtigheid bewyst, en door het tot zich nemen van den onmetelyken rykdom der misdaadigers, zyne koffers vult. De Stadhouders der Provintiën worden alleen by twee gelegenheden, op zulke wyze opgeofferd. De eerfte is, wanneer de arme Ingezetenen hunne tyranny niet langer verdragen kunnen, en gereed zyn, om een oproer te verwekken; en de tweede, als de Keizerlyke fchatkamer ledig is. Men kan niet ontkennen , dat deze handelwyze wreed is , maar echter moet men belyden , dat het onder eene Dispotieke regeering eene ongemeen fyne Staatkunde is. Want door middel van zyne Stadhouders, die als zoo veele Kommisiarisfen en Agenten van den Vorst moeten aan-  Regeerings-Syjlema, iSi aangezien "worden, om geld voor hem in alle oorden des Ryks by een te brengen, plundert hy zyne On« derdaanen zonder den geringften fchyn van onrechtvaardigheid , dewyl hy die genen met de dood frraft, die zich door hunne al te groote roofzucht, zyne ongenade berokkend hebben; en alzoo hy fteeds daar?» door, dat hy eenige Pafcha1 s het hoofd laat afïïaan* een' fchat in voorraad heeft, kan hy zich heel ligt in het bezit der liefde van zyne Onderdaanen te Konftan* tinopoletij den zetel zyner regeering, handhaaven* indien hy de lallen den Ingezetenen opgelegd juist op dat oogenblik affchaft, als men bevindt, dat zy aanleiding geven tot misnoegen. De tweede trek van het Ottomannisch Staats-Syflema, betreft de in- en buitenlandfche belangen. Geen volk bezat ooit de kunst van veinzen in hooger graad van volmaaktheid, dan de tegenwoordige Turken. Zy weten op het naauwkeurigst, wanneer het tyd is , om zelfs hunne troetel-hartstogten en driften, hoogmoed en gierigheid, aan hun ftaatsbelang op te offeren. Zy bezitten eene zonderlinge bekwaamheid, om in te zien, met welk volk men moet zoeken de vrede te behouden, met welk verbonden aan te gaan, waar men zonder onderhandeling te werk gaan, en waar men zich van fchoone woorden, die niets betekenen , bedienen moet. Met één woord, zy zyn over het geheel meesters in alle politieke omftandigheden, inde wetenfehap, wanneer en'hóe iet gefchieden moet* als ook het openlyk en geheim handelen van deze groote dryfveeren van ministeriale Operatiën. Het ié L een  162 Derde Af deeling. een ongerymd, al te gemeen heerfchend, gevoelen t dat de Turken van eene oplopende en onhandelbare natuur zyn; daar is veelmeer geen volk infchiklykcr, wanneer het draaglyk is voor hunne oogmerken, of als volk of als byzondere perfoonen befchouvvd. Zy laten zich'zelfs de grootdc beledigingen welgevallen, om flechts in eene gewigtige zaak tot een gewenscht oogmerk te geraaken. Zy bezitten de bekwaamheid, om ten aanzien der openbare zaaken, juist dat geen bekend te maaken, waar van zy gelooven, dat het volk tot tydverdryf kan dienen, en weten het ware met het valfehe zoo kundig te vermengen , dat het naauwlyks mooglyk is, om het bedrog te ontdekken. Op deze wyze werdt het volk verfcheidene maaien in den Rusfifchen oorlog misleid, en geloofde, in den fchoot der overwinning te zitten, en op het punt te zyn, om te triumfeeren, terwyl nogthans de Ottomannifche Armee byna geheel ingefloten was, en alömme geflagen -werdt. Wy zullen den ellendigen tocdand van hun Krygswezen hier onder befchryven; waarom wy hun tegenfpoed in den laatden oorlog zekerlyk niet kunnen toefchryven aan de Hechte uitvoering der beste Plans , die in het Ottomannisch Kabinet ontworpen waren; alzoo geen volk op aarde hen in de kennis der omftandigheden kan overtreffen, in welken een oorlog met voordeel kan begonnen worden, hoe men by ondernemingen te werk moet gaan, en wanneer het hagchlyk oogenblik daar is, om van den oorlog door de  Regeêrings-Syflema. 163 de voordecligfte vrede, die mén Hechts bekomen kan, een einde te maaken* liet Ottomannisch Kabinet (paart moeite noch kosten, om eene naauvvkeurige kennis van de oogmerken, en het belang van alle Christen Mogendheden in Europa te verkrygen. Hier by is het merkwaardig, dat , fchoon de Turken aan de onderfcheidert Hoven bykans nooit openbare Ministers hebberig zy nogthans vroeger en beter berichten bekomen van hunne geheime zendelingen, dan het gantfche Corps Diplomatique ooit bekomt, of naa'huis overzendt; Hier hadt men te Konflantinopolen een merkwaardig voorbeeld van, by het overlyden van den voorigeu Koning van Frankryk , Lodewyk den XV. De Groot-Vizir maakte dit fierfgcval vyf dagen te Vooren openlyk bekend, eer de Kourier uit Frankryk de ty-> ding van hetzelve aan den Franfchen Gezant te Konflantinopolen, den Graaf van St. Priest , over bracht. Deze Zendelingen zyn Grieken of Joodent welke middelen weten uit te vinden, om foortgelyke berichten fchielyker , dan eenige Minister , aan dö Porie te doen toekomen. De Staats-fchrandcrheid der Turken., is in dit punt vervvonderlyk; trouwens de Waardigheid van den Sultan kan door geene verrichting van deze Zendelingen in ongemak raaken; integendeel wanneer een openbaar Minister eene belediging ontvangt, moet de Keizer, zyu Heer, die wree* ken , of indien hy aan het Hof, aan het welk hy gezonden is, eene groven misdag begaat , daar voof verantvvoordclyk zyn* Soortgelyke Zendelingen! L a men*  i64 Berde Af deeling. mengen zich ook heel vry onder het volk, zonder dat men acht op hen geeft, en krygen daardoor berichten , die men aan een openlyk erkend Staatsdienaar niet geven zou. Eindelyk wordt ook voor 's lands Oeconomie door zulke Agenten te gebruiken, gezorgd, nadien men alle ydele pompe, alle onnodige pracht vermydt , van welken de Gezanten en derzelver talryk gevolg verzeld gaan. Hier willen wy alleen nog byvoegen , dat de Porte van deze Agenten zoo ongemeen wel bediend wordt, dat men wezeulyk ter tafel van den Groot-Vizir de echtfte lyften van de Krygsmagt der vermogendftc Christen Vorften in Europa , naauvvkeurige uitrekeningen van Schepen en Troepen , die zy by het één of ander voorval in ftaat waren, te verzamelen , omftandige berichten van onderlinge misnoegens, belangryke Byzonderheden van het inwendig beftuur van verfcheiden regeeringen , en affchilderingen van de heerfchende driften van derzelver eerfte Staatsdienaaren , gezien heeft. Wat zal men dan van een Hof zeggen, dat zoo goede berichten heeft , waar het grootfte deel der Bedienden, Soldaaten zyn, en waar het gebrek van een gelukkigen uitflag in de Bevelhebberen der Krygslegers en Vlooten, door de wetten met de dood geftraft wordt, met éér. woord , waar de maatregels zoo wel genomen worden, eer men den oorlog begint; wat zalmen van dit Hof, wanneer men ziet, dat zyn Ryk ten ondergang fpoedt, anders zeggen, dan dat Bespolismus en gierigheid aan de zyde van de  Regeerings-Syfkema. 165 de Regenten, cn lafhartigheid met werkloosheid aan de zyde van het Volk, gepaard met bygeloof en wellust, deszelfs grondvesten ondermynen! Ondertusfchen is het doch mooglyk, dat in een Land, alwaar ieder één zich tot Soldaat kan laten aannemen, en daar door groote voorrechten verwerven, een man, die geest en hersfens heeft, opfta, zich de leerzaamheid en gedweeheid zyner landgenooten in hunne tegenwoordige omftandigheden te nutte maake, hen in de wapenhandel oefene, tot overwinningen en veroveringen leide, en door hen de verlosfing van het gevreesde Rusfifche juk bewerke. In zulke Provintiën, die zy in het vervolg bemagtigen, of die zy den vyiind weder ontnemen mogten, zal eene verandering in het Rcgeerings-Syltema, tot herftel van den voorigen luister van het Otlomannisch Ryk, indien het niet al te laat is, wezenlyk noodzaaklyk zyn. Tot hier toe hebben zy getoond, dat zy van de natuur en wyze, hoe befchaafde Natiën hunne verovering veilig maaken, volftrekt niets weten. Zy hebben de Inwooners der veroverde Provintiën , die ver af waren van den zetel des ryks , gedwongen, zich naar binnenlandfche Provintiën te begeven , zich aan derzelver Stadhouders te onderwerpen , en hun eigen Land onbevolkt en onbebouwd te laten. Deze handelwyze der Turkfche Staatkunde hadt een tweeledig oogmerk. Het eerfte was, oproerige bewegingen voor te komen; het tweede, dat de vyaiid daar door den moed verliezen , cn niet trachten zou, om ze weder te heroveren, devyyl hy L 3 moest  MS6 Derde Af deeling. moest vreezen, dat hy een Leger in een gewest zou laten trekken , waar het geen befhan zou kunnen vinden , en uit gebrek aan levensmiddelen en verblyfplaatzen zou omkomen en verfmeltcn. Overëcnkomfcig deze grondregels, kan men insgelyksuit de Turkfche jaarboeken zien, dat zy altyd , na deze of geene -janzienlyke Provintie veroverd te hebben, zeer bereidwillig waren, om eene vrede te fluiten , dewyl zy tyd begeerden te winnen , om de oude Inwooners weg te zenden , en de Provintiën door gebor ren Onderdaanen weder te bevolken. Maar hier in begingen zy eene groote fout , en zouden beter naar de gezonde Staatkunde gehandeld hebben, indien zy de oude Inwooners door eene zachte behandeling en behoorlyke aanmoediging hadden aangelokt, om zich vrywiïlig aan de wetten, gewoonten en leefwyze hunner nieuwe Heercn tc onderwerpen. Het derde Artikel, der huisiyke Staatkunde is de zorg, om een' beftendigen voorraad van levens-noodwendigheden en gcryflykheden tot goedkope pryzen by de hand tc hebben. Ten aanzien van dit punt verdient de Turkfche regeering grooten lof, uit hoofde van haare ftrénge oplettendheid op bet Artikel der levensmidden, welke te Konjtantinopolen altyd in den grootften overvloed voor handen zyn , niettegenftaande het onmetelyk aantal van Inwooners, welk groor ter is , dan in eenige andere hoofdftad van Europa. Dc markten worden daaglyks niet alleen in overvloed, maar ook tot matiger pryzen, dan in eenige andere flad s  Regeerings-Syflema. 167 {rad, voorzien; cn de verfcheidenheid is zoo groot, dat zelfs de grootfle lekkerbekken gemaklyk voldaan worden. De Regeering doet ten dien einde haar best, om eene zachte behandeling te onderhouden met alle plaatzen, uit welken levensmiddelen of andere geryflykheden naa Konflantinopolen gevoerd worden. Men ziet by onbefchofte bejegeningen , by beledigingen , ja zelfs by opftand van den kant der Krimfch Tartaaren, zonder daar over flraf te oefenen , door den vinger , omdat zy de ftad met levensmiddelen, voeder enz. in groote menigte verzorgen. Om die zelfde reden , zyn er de Turken zoo fterk op gezet, om de fcheepvaard op de Zwarte Zee voor zich tc behouden; gelyk zy ook uit dezen grond zoo veele kunstgrepen hebben aangewend, en zoo verbaazende fommen befteed , om de Kofakken te bewegen, ten einde hulde aan hun te doen. Echter moet worden opgemerkt , dat federt den voorgaanden oorlog met de Rus/en , de overvloed aan allerlei levensmiddelen te Konflantinopolen niet zoo groot geweest is, en dat de pryzen der meeste Artikelen aanzienlyk geklommen zyn. Indien de RusJen in het gerust bezit van den Krim blyven, zal de Monopolie met allerhanden voorraad, welke de Turken op het ftrengst verboden hebben, fpoedig inbreken, en de Ingezetenen van Konjtantinopolen, zullen niet meer zoo goedkoop leeven kunnen. De duurte der levensmiddelen kan tot onrust en uitfpoorigheden aanleiding geven, en dit zou dan een groote flap zyn, dien de Rusflfche Keizerin gedaan heeft, om den L 4 0*  168 Derde Af deeling. ondergang der Ottomannifche Mogendheid in Europa te bevorderen. De Wetten kunnen als bet vierde gewigtige onder-? werp in elk Regecrings-Syftema aangemerkt worden, By alle volken zyn zy de grond en de zuilen der ge? rechtigheid, waardoor algemeene rust cn goede orde ingevoerd en onderhouden, worden. In Turkyën fchynen zy eene heel onderfcheidene bedoeling te hebben. De uitwendige fchyn is dezelfde; maar de nart en wyze, om de Wetten te handhaaven, is van die in andere Staaten even zoo verfchiilende als de uitwerking , welke zy voortbrengt, In plaats van gerechtigheid en bjllykheid te handhaaven, heeft de inrichting der Turkfche Wetten enkel ten oogmerk, om de drie voornaamfte voorwerpen der Turkfche Staats-gefteldheid ftaande te houden; en deze zyn: de onbepaalde magt yan den Vorst, de onderdrukr king van het Volk, en het verryken van de Keizerlyken Schatkist. By het gehcele Gerechts-wezen in Turkyën, komt het enkel en alleen aan pp de verklaaringen van getuigen; andere bewyzen helpen niets, en getuigen kan men tot alle pryzen konen. De Regeering ziet wel in, dat foortgelyke handelwyze alle buiykheid geheel wegneemt; maar zy weet ook , dat het zeer dienftig is, tot handhaaving van de onbepaalde magt en eigenzinnigheid van den Vorst en zyne Staatsdienaareu. Het ftaat altyd by den Rechter, de getuigen voor deugdzaam of voor valsch te verklaaren; maar dit opent de deur voor eigenbaat. De beste getuigen zyn gemeenlyk die genen, wier Vnx\- ci-j  Regeerings-Syftema. 169 cipaalen den Rechter door partydigheid en onderdrukking de geldkisten gevuld hebben, dan wordt het volk door geheime dryfvecren aangezet, om zyne klagten voor den Troon te doen komen , wanneer het den Vorst genadigst behaagt, zyne Kcizerlyke Schatkamer te openen , den rykdom, dien zy opgeftapeld hebben, als eene ftraffe voor de onrechtvaardige vonnisten, die zy geveld hebben, te ontvangen, en naa zich te nemen, en nieuwe Rechters te benoemen, die even zoo ligt zyn om te kopen, als hunne voorzaten. "Een geluk is het voor de afgezette Rechters , dat zy tot eene maatfehappy behooren; voor welke de Sullans bevreesd zyn, weshalven zy ook hun hoofd behouden , en verlof'hebben , om het overige van hun leven onbekend en veracht door te brengen. De vyfde grondregel by alle wei-ingerichte Regeeringen, is de opwekking van naaryver door het beloonen van verdicnftelyke daaden in eiken vak van den openbaren dienst. Eene ondervinding van veele jaaren heeft in alle Landen geleerd, dat de menfchen, hoe belangeloos zy ook mogen fchynen, by flot nogthans deze of gene belooning voor hunne poogingen zoeken, cn dat deze belooning ovcrëenkomftig zyn moet, met hnnne heerfchende hartstogten. De hoop op belooning heeft Helden, Staatsmannen en Wetgevers in andere Landen voortgebracht; maar in Turkyën integendeel zyn de belooningen voor de grootfte dienden zoo min voeglyk, dat zy juist tot geen Herken prikkel dienen, om of door dapperheid L 5 of  170 Derde Af deeling. of in andere opzigten uit te munten. Wanneer iemand van geriugen ftand, zynen Vorst of bet publiek eenen gevvigtigen dienst bewezen heeft, dan houdt de Regeering daarby of een volkomen ftilzwygen, of rnen geeft hem eene zoo geringe fomme gelds , dat die den naam van belooning niet verdient. Wanneer een man van aanzien door eene voortrcflyke daad heeft uitgemunt, wordt hy van den Vorst zeiven met een kostbare Pels bekleed, cn van denzelven met een' Sabel befchonken. Tevens kan hy zich hoop maaken, als de beurt aan hem komt, of uit hoofde van zyne jaaren, een post in de fchatkamer, by de burgerlyke Regeering, of by bet Krygswezen te zullen bekomen. Maar tevens moet men bekennen , dat deze geringe gefchenken van fömmige Turken even zoo hoog géfchat worden, als de grootfte eertitels, of linten of jaargelden , die van Christen Vorften tot belooning van openbare dienften worden uitgedcclt. Nadien het Ouomannisch Stants-Syftema het oogmerk heeft, om den adel uit tc roeien, zoo heeft men daarentegen deze middelen uitgevonden , om de ydelheid van het menschlyk hart te voldoen, Met één woord, de Jongelingen, die in het Serail hunne opvoeding ontvangen , worden van hunne eerfte kindsheid af, daar in onderwezen, dat eene volmaakte blinde gehoorzaamheid aan den wil van den Vorst, eene wezenlyke eigenfehap is van een' goed Onderdaan. Aan deze leere ftellen zy geene paaien, zoodat zy zelfs den dood met groote gelatenheid dulden, omdat het een Geloofs-artikel is van hunnen Gods-  Regeerings-Syfiema. 171 Godsdienst, dat zy ter beloöning van hunne blinde gehoorzaamheid aan den wil van den Grooten Heer, tcrftond in het Paradys zullen overgevoerd worden. Het is daarom geen wonder, dat menfchen, die in zulke vooröordeelen zyn opgevoed, wanneer zy in een gevecht, waar in'zy door voortreflykedapperheid hebben uitgemunt, het leven behouden , met zuil-; een perfoneel kenmerk van de gunst van den Vorst, als het bekleeden met een Pels cn het gefchenk van een Sabel met cdelgcftcenten verfierd, is, volkomen voldaan zyn. Ingevolge van dezen grondregel van eene onbepaalde gehoorzaamheid, worden alle en een ieder, die in dienst van den Grooten Heer zyn, tot de Groot-Vizir zelf, door den naam Cola, d. i. flaaf van den Grooten Heer, onderfcheiden. By deze lieden ftaat de naam van Onderdaan in even zoo groote verlichting, als de naam van Slaaf by de Christen-volken. Een Cola kan een' gemeen Onderdaan in Turkyën ongeftraft beledigen; alzoo deze zich daar over niet beklaagen mag. Het min voeglykst gefchenk , dat van den Vorst komt, wordt van een gemoed, in het welk fooftgclyke denkbeelden zyn ingedrukt, als een gefchenk des Hemels aangezien , dat door zyne geheiligde handen gaat. Men geeft ook iri de daad aan den Sultan Godlyke Titels; want men noemt hem den God op aarde, de fchacluw der Godheid, enz., De meeste Muhanedaanfche Leeraars en uitleggers emmer Wetten hebben beweerd, en bcweeren nog, dat  172 Derde Af deeling. dat de Monarch boven de Wetten verheven is, en dat hy zyne beloften , ja zelfs zyn eed herroepen kan, wanneer hy ziet, dat daar uit nadeel zou ontftaan voor zyne willekeurige magt en onbcpaaldcn wil. Iedere Vorst zweert by zyne Krooning, dat hy een verdediger zal wezen van den Muliamedaanfchen Godsdienst , van deszelfs gebruiken , gewoonten , plegtighedcn, en van alle de Wetten van Muhamed. Doch juist deze Wetten verklaaren , volgends die zelfde Lecraaren, den Vorst voor den eenigen waaren en onfeilbaren uitlegger van dezelven. Evenwel moet men toch bekennen , dat andere geleerde en onaf hanglyke Leeraars der Muhamedaanfche Wetten, weigeren , de bevoegdheid van den Vorst, om in Godsdienst-zaaken te oordeelen en te beflisfen, te erkennen, waar by zy zich byna van dezelfde gronden bedienen , welke de Roomfche Godgeleerden tegen het Keizerlyk en Koninglyk vermoogen bybrengen. De volgende byzonderheid, dezen tcgenfhnd bctrffende, verdient onze aandacht. Onder de Regeering van Sultan Osman bediende zich een Mufti, als hy in .eene zaak, betreffende den Godsdienst, uitfpraak deedt van foortgelyke woorden als die, welke de Roomfche Paufen gebruiken, om zyn Godlyk gezag en onfeilbaarheid te kennen te geven. Maar toen men deze uitfpraak aan dezen uitmuntenden Vorst voorlag, verklaarde hy ze voor nietig met deze woorden: ,, Ik wil door het erkennen van twee Pau„ fen geen fcheurmaaker worden, Ik weet, dat er » één  Regeerings- Syftema. 173 ccn te Rome is , maar ik wil geen' anderen te „ Konflantinopolen erkennen !" Met opzigt tot Wereldfche zaaken, beweeren alle Leeraars ,, dat het vermogen van den Sultan onbeperkt is, en de Sultans bedienen zich van deze beflisfing tegen hen zoo goed , als tegen hunne overige Slaaven en Onderdaauen. Het draffen der misdaadigers is het zesde en laatdc onderwerp in het Staats-Sydcma der Turken. Het is naauwlyks mooglyk, om te gelooven, hoe dreng de draffen in Turkyën zyn , en hoe vaardig men is in ze 'te voltrekken. De Turkfche Regeering maakt bykans geen onderfcheid tusfchen misdaaden ; alzoo men die overtredingen der Wetten , welke uit verzuim of onachtzaamheid begaan worden, hoe gering zy ook zyn, even zoo goed, als de doutde misdaaden , met de dood draft. Eene zoo willekeurige en wrecde handelwyze moet meermaalen onrechtvaardig zyn. Doch in een Ryk, welk op flaaverny en roofzucht gegrond, van eene zoo weide uitgeftrcktheid is, en meer door eigenzinnigheid, dan door bepaalde grondregels van Staatkunde en gerechtigheid geregeerd wordt, is deze groote ftrenheid tot deszelfs in Handhouding byna wezcnlyk noodzaaklyk geworden. De veelvuldige veranderingen der Stadhouders in de Provintiën en andere groote Staats-Ambtenaarcn in den Burger- en Krygs-ilaat, welke gemeenlyk wegens byzondere inzigten van den Sultan of Groot-Vizir bevorderd worden , zonder daarby op bekwaamheden of verdienden te zien, zyn eene vruchtbare bron van veel  i 74 Derde Af deeling. veel onheilen in het Staats-ligchaam , welke zy door menigvuldige en vaardige doodsftraffen poogen te verhelpen. Niets kan meer tyrannisch zyn dan dit Syilema; evenwel heeft het buiten twyfel dikwyls Staatsomwentelingen voorgekomen. Met opzigt op den Krygs-fland, ftrekt zich deze ftrcngheid, uit tot Officieren van alle rangen, waarörn ook, het welk merkwaardig is, zelden voorbeelden van lafhartigheid of verkeerd gedrag by Turkfche Legerbevelhebbers zyn voorgekomen, veelmeer heeft de flaalïehe grondregel , de vrees voor ftraf, hen aanfpoord, om dc heldhaftiglTe daaden tc verrichten. De ftrengheid der Wetten en de zekerheid, Van uithoofde van derzelver overtreding, zonder veel omflags, met de dood geftraft te zullen worden, heelt op alle flanden in het gcheele Ryk invloed. Die genen, welke openbare Ambten bekleeden, worden daar door gedwongen , om oplettend en vlytig te wezen , in het uitoefenen van hunne gewigtige pligten, en by het volk over het gemeen wordt daardoor die ootmoed cn gematigdheid bewerkt, welke men in geen ander land by het gemeene volk ontmoet. Men moet er in de daad over verwonderd flaan, dat in eene zoo groote en volkryke Stad, als Konflantinopolen is, welke van menfchen van verfchillende Natiën en Geloofs-gevoelens bewoond is , bykans nooit een moord of dieffhl gepleegd wordt. Zy heeft derhalven buiten twyfel haare openlyke rust cn goede orde aan haare poücy, inrichting, cn aan de zekere en vaardige fcraffe van de misdaadigers te danken.' De  Regeerings-Syftema. 175 De Groot-Vizir, de Kapitein-P afcha, de Agha der Janitfchaaren, en de Boftangi-Pafcha zyn de eenigfte Staatsdienaars, welke het recht hebben, elk in zyn Departement , dc verdiende ftraffen te doen uitoefenen. Doch de Groot-Vizir is in deze byzondere onaftandigheid ten aanzien van elk cn een ieder onbepaald, zelfs de andere bovengemelde Staatsdie! naars mede ingefloten; want hy is de voltrekker van de hoogde wil des Sultans, indien deze niet goedvindt , om het zwaard der gerechtigheid, of liever den Moedigen dolk, zelf te gebruiken; eene om Handigheid, welke in de vroeger tyden der Otiomannifche gefchiedenis meermaals voorkomt, doch waar van wy in onze dagen geen voorbeeld hebben, nadien de Turkfche Beheerfchers, het voorbeeld der Christen Vorften volgen, en den last van alle wreede handelingen cn onderdrukkingen op de breede fchouders van hunne Staatsdienaaren of politieke lastdragers werpen. De minder Juftitie-beambten kunnen tot geldboeten cn gevangenis verwyzen, ook lyfftraffe opleggen, en zelfs is het den Griekfchen Patriarch geoorloofd, om aan de Griekjche Onderdaanen, voor gemeene misdaaden, ftokflagen te laten uitdeden, maar voor zwaarer hen naa de Galeien te zenden. De wyzen van ftraf-oefeningén , ongewoon by Christen Natiën in Europa, zyn in Turkyen , het Spietfen, Verdrinken en Worgen; maar federt eenige jaaren is het Onthoofden met den fabel, zeer in gebruik gekomen. By groote lieden en fpoedige voorvallen , wordt het bevel ter ftraf-oefening , zoodra het  j^<5 Derde Afdeelingi het gegeven is , op het fpoedigst voltrokken. De uitvoerers der doodftraffen overvallen den gevonnisden dikwyls in zyn huis, in zyn tuin, of op ftraat * alwaar zy hem dan naar zyne omftandigheden ter dood brengen, terwyl zy hem fomtyds dwars over de knie van den éénen leggen, en de ander hem met eenen flag het hoofd afhouwt, terwyl op een ander tyd het hoofd afvliegt, als hy op de Soja zit, zyn pyp rookt, of koffy drinkt, en men dergelyke gebeurenisfen het minst vermoedt; terwyl de beul aan zyne bedienden het bevel op weg naa zyn vertrek vertoont* en de zorg voor hun eigen veiligheid aan dezen, een diep ftilzwygen en blinde gehoorzaamheid gebiedt. Ingevalle van tegenftand , die alleen van het ongelukkig flacht-offer zelf, of misfehien van eenen Slaaf, die zich by hem bevindt, en yverig aan hem verkleefd is, gefchieden kan, volgt eene wreede vernielende moord. De Scherprechter, welke zich jaaren lang, byna door eene daaglykfche oefening, terwyl hy een appel in de lucht werpt, dien hy in het nedervallen doorhouwt, in zyn Ambt bekwaam heeft gemaakt, mikt op den hals, zoo goed als hy kan; maar als hy zyn doel mist, mishandelt en kerft hy zyn nacht-offer op het yslykst, terwyl hy het afmaakt. VIEPv-  VIERDE AFDEELING, Krygs-wezen. Het Turkfche Ryk is door het zweerd gegrond* en heeft enkel door het geweld van wapenen dieri trap van magt bereikt, welke het voor de Christenwereld éénmaal ontzaglyk maakte. De heldhaftige ondernemingen der Turkfche troepen in voorige tyden , en de ongeloofiyke ongemakken , Welke zy uitftonden , om dezelven uit te voeren , zyn overtuigende bewyzen, dat zy niet alleen van natuur eri door gewoonte fterk en ftout, maar ook met goede bekwaamheden begaafd waren. Doch deze uitmuntendheden konden hen echter niet voor die veranderingen befchutten, aan welk de menschlyke natuur algemeen is blootgefteld. Slapheid en afwyking van die ftrenge krygstucht, welke by de eerfte inrichting Was ingevoerd, hebben een algemeen bederf en alle foorten van ondeugden veroorzaakt , zoodat zy geheel verbasterd, en nu niet langer een fchrik der nabuurige landen zyn; Elk Krygs-ligchaam in het gantfche Ryk is enkel een bastaartgeflacht, in vergelyking van het geen het in voorgaande tyden was. De Krygsmagt beftaat, zoo als in andere landen, Uit verfcheiden klasfen; en deze wederom uit VoetVolk en Ruitery. Tot de Infantcry behooren de M JA*  Vierde Af deeling. Janitfchaaren, de Topeis, de Komparagis, de Boftangis, de Mekteregis, de Seregias, en de Levants. De lluitery beftaat uit de Spfl/»w, Zöiwn , Tifnariöten, Zebiris, Zebganis, en Muclagds. Deze troepen worden niet alle op gelyke wyze bezoldigd. De Zainis en Timariöten krygen hunne Soldy uit landeryën, die de Groote Heer aan hun, op de wyze. der oude Leengoedereu in Christen-landen, uitdeelt. De overigen bekomen hunne Soldy uit de Keizerlyke Schatkamer. In het bericht van elke klasfe der Turkfche Krygsmagt, zullen wy de verdeeling volgen, die men gemeenlyk by de Krygsmagt van andere Landen maakt; Te weten, wy zullen onder drie hoofdverdeelingen van de Landmagt, van de Artillery, en van de Marine, van haar handelen. Op deze wyze hoopen wy een duidlyk en voldoenend bericht van het getal, van de inrichting en krygstucht van elke te kunnen mededeelen. i. Het Korps der Janitfchaaren was, wegens zynen alöuden roem en het ongemeen groot getal Soldaaten , daar het uit beftaat, het aanzienlykfte onder de Ottomamifche krygsmagt. Maar thans zyn deze troepen een fchandvlek van het Ryk, en geen Voetvolk van eenige Natie ftaat op zoo veriichtelyken voet. Zy zyn met alle ondeugden befmet , en gevolglyk lafhartig. Zy bcftaan uit de heffe des volks. Slecht gekleed , zonder fnaphaan of fabel, en aan geen krygstucht onderworpen, zyn zy enkel gereed, om de armhartige fop tc verteeren, die de Sultan hun tot hun daaglyksch beftaan zendt, en om de borst van al-  Krygs-wezen. 179 alle Christenen, Grieken en Armeniërs, wier zaaken hen noodzaaken, door de ftraaten te gaan, waar de Janitfchaaren geïnkwartierd zyn, met fcbrik te vervullen. Zy befchitBpen dezen ongeftraft, dewyl het geenen Christen vryftaat, hun te antwoorden. Deze troepen waren in den laatllen oorlog zoo lafhartig, dat van de 60000 man, die uit Konflantinopolen naa de Krim marfcheerden , niet meer dan 6000 aldaar aankwaamen. Het grootfle gedeelte verliep te Trehifonde, en de vrees van die genen, die in de Krim aankwaamen, alwaar dc Rusfifche Armee de zaak van Saib Guerai, die aanfpraak op den Troon maakte, op het krachtdaadigst onderfteunde, was zoo groot, dat zy nooit ondernamen , om die te verdryven. Zelfs is de naam van een' Rus of Moskoiviet wezenlyk reeds genoeg , om een algemeenen fchrik over deze weleer ontzagchlyke Falanx te verfpreiden. Deze verandering moet grootendeels toegefchrevcn worden aan de tegenwoordige manier , om de Rekruuten aan te werven, en aan het werkloos leven, welke men hun vergund heeft , in vrede-tyden te lyden. In plaats, dat men voormaals van lTad tot Had, en van dorp tot dorp ging, om de flerkfte en aanzienlykfte Christen Jongelingen aan hunne Ouderen te ontrooven, of hen te verleiden, worden nu alle jonge lieden onder de Janitfchaaren aangenomen Roomsch-katholyken, Jooden en Heidenen, zyn by de Werf-Officicrcn welkom, en worden zonder onderfcheid en zonder onderzoek van hunne grondbeginfelen aangenomen. Als zy flechts een jeugdig en M a fterk  i8o Vierde Af deeling. fterk voorkomen hebben, bekommert men zich met al het overige niet, zoodat, om hunne Regimenten voltallig te maaken, dieven en dronke lappen by menigte worden aangenomen. De Heer Pytssonel , Fransen Konful te Smirna, werdt Officier der Janitfchaaren, cn dcwyl hy by dc Party die hy kommandeerde ,c zeer bemind was , kwam hy veele ongelukken voor, welke anders door deze omftandigheid de Franfchen zouden overkomen zyn. De Armenifche Patriarch, die zich in den laatften oorlog te Konflantinopolen onthield, hadt door eenige uitdrukkingen, die hem in zyne Predikatiën ontvallen waren , vermoeden gegeven , dat hy in zyn hart Roomsch-katholyk was. De Armeniërs beklaagden zich deswegens by den Groot-Vizir, en bewerkten een bevel, om hem naa de Galeiën te zenden. Doch de Patriarch, die terftond tyding kreeg, van het gevaar, daar hy in was, liet een' Overfteft der Janitfchaaren komen, wien hy zyne omfhmdigheid bekend maakte, en dien hy verzocht, omhein by zyne Kompagnie aan te nemen, hetwelk vervolgends ook den zelfden dag gebeurde , waarop hy den Overften en de overige Officieren van zyn Regiment nodigde , om den volgenden dag , welke juist een zondag was , ten zynen huize het middagmaal te houden. Hy nam zyn ambt waar, als naar gewoonte, en toen hy uit de Kerk kwam , vondt hy een party Janitfchaaren gereed, om hem na de Galei te brengen, maar ook eene andere party, om hem te be-  Krygs-wezen. i8r befchermen ; doch de eerfte gingen terftond weg , toen zy van de laatften hoorden, dat de Prelaat een Tengi-Chsri, een nieuwe Janitfchaar was, en hunne Officiers gingen met het ander gezelfchap ter maaltyd by den Patriarch, alwaar zy met den Groot-Vizir luchtig den fpot dreven, wiens bevel, om den Patriarch in hechtenis te nemen, hun ftof tot lagchcn gaf. De Janitfchaaren zyn de ftaande Krygsmagt der Ottomannen; zy zyn in 160 Kamers of Regimenten verdeeld, en elk Regiment moest uit iooo man beftaan; maar thans bedraagen zy niet bóven de helft van dit getal. Te Konflantinopolen zyn altyd 40000 man tot bezetting, en om de bedienden derjuftide by te ftaan; dc overigen zyn in de verfcheiden Provintiën van het Ryk verftrooid. Elk Regiment heeft zyne byzondere Kamers of Barakken , en in deze Kamers moesten, op de ftrengfte ftralfen, geen wyven, noch wyn komen, noch iet anders, waardoor hunne zeden zouden kunnen bederven ; doch het thans ingeflopen verderf heeft alle krygstucht vernietigd , zoodat hunne Kamers eene verzamelplaats zyn, der fchandelykftc ondeugden en ongeregtigheden. Elke Kamer heeft haaren Odda-Bachi, of kommandeerenden Overften, haaren Schatmeester, haaren Standaard-drager en haaren Kok. Buiten en behalven hunne bezolding ontvangt elk daaglyks van den Sultan eene fchootel met fchaapen-foepc, en zoo arm zyn zy , dat hier in gemeenlyk hun gantfche voedfel beftaat. Evenwel genieten zy groote voorrechten , en in de gemoederen van het graauw en gemeeM 3 ne  f$i Vierde Aj'deeling. ne volk is de hoogachting voor hun portoon zoo diep ingewortelt , dat men hun gemeenlyk met eerbied behandelt, indien zy zich niet buitengemeen flecht gedragen. De Groote Heer is altyd als Janitfchaar by ééne der Kameren ingetekend, waar voor hy zyne bezolding ontvangt, die daaglyks zeven Aspers bedraagt. De bezolding van eenen gemeenen Janitfchaar begint met één Aspers en klimt naar zyne verdienden tot zeven Aspers daags. Voor dat de Boftangis tot den rang van lyfwachten verhoogd werden, en men hun verfcheiden voorrechten toeftondt, om de magt der Janitfchaaren in evenwigt te houden , ftonden dezen in nog grooter t achting, en deeden meer moeite, om die te verdienen. Het is ook zeker, dat, indien zy zich aaneen' ftrengcr krygstucht konden onderwerpen;, 2y ook nog heden, niet alleen'voor hunne vyiinden maar ook voor hunne beheerfchers ontzagchlyk zouden wezen. Want de Groote Heer weet heel wel, dat hy voornaamlyk door de onderfteuning van dit talryk ligchaam den Troon bezit, en dat hetzelve het in zyn vermogen heeft, om hun niet alleen af te zetten, maar ook te verbryzelen. Verfcheiden voorbeelden uit voorige tyden bevestigen de waarheid van deze aanmerking. In elke Provintie is een Bevelhebber, welke alle Janitfchaaren in dezelve kommandeert , en daar voor behoorde zorg te dragen, dat elk van hun met een bruikbaar roer en een label voorzien was. In oorlogstyden vechten zy zonder orde, nadien zy in de krygskunde geheel onkundig zyn, In vredc-tydeu niqes,-  Krygs-wezen. 183 moesten zy , volgends de regelen van hunne eerfte inftelling, daaglyks in oefeningen van fterkte en vlugheid bezig gehouden worden, om ze aan moeilykheden te wennen, en tot hardvochtigheid op te leiden. De Janitfchaaren hebben tien aanzicnlyke posten onder den Grooten Heer. De eerfte is de post van Agha der Janitfchaaren, of Opperbevelhebber van dit gantfche Korps in het geheele Turkfche gebied. De tweede die van Kolkiajafi, of Generaal-Luitenant van den Opperbevelhebber. De derde die van Sesgam-Bachi, welke het opzicht over de Pakkaadjen heeft. De vierde die van Tournagi-Bachi, welke het opzicht heeft over de Valken, en andere fraaie Vogelen , die den Grooten Heer toebehooren. De vyfdc, die van Sambongi-Bachi, of Opperfte van de Oppasfers der Honden, die tot brakken gebruikt ■ worden. De zesde , die van Sangachi-Bachi, of Opziener der Jagthonden. De zevende, die van ïslach-Bachi, of Hoofdman der Boogfchutters, welke gevolglyk dat Korps Janitfchaaren kommandeert, die met boog en pylen gewapend zyn. Dc achtfte, die van So-Bachi , of Overfte der Serjanten , die by groote plegtigheden naast het paard van den Grooten Heer gaan. De negende, die van Paick-Bcchi, welke des Sultans Lievery-bedienden kommandeerd. De tiende, die van Muster-Agha, of Overfte der Serjanten van het gantfche Korps der Janitfchaaren. Het vermogen van den Agha der Janitfchaaren te Konflantinopolen ftrekt zich zeer ver uit, en in uiterlyken luister komt hy, met betrekking tot de hoedaM 4 y nig-  184 Vierde Af deeling, nigtteid en getal van zyn gevolg, en de pracht van hetzelve, zeer naby den Grooten Heer. Hy woont in een foort van Slot, welk op eene hoogte, bykans in het middenpunt der ftad , ligt. Zyne wacht is zeer taltyk, en in een tooren, die men aan dit Slot vindt, houden altyd 24 man de wacht, om alles wat in de ftad voorvalt, waar te nemen, en tevens kennis te geven, als er brand komt. Wanneer zy, uit gebrek aan oplettendheid, in dit byzonder deel van hunnen pligt te kort fchieten, dan veröorzaaken zy voor hunnen Bevelhebber ongenoegen en ftraf. De regel en orde by brand is toch, dat, indien de Groote Heer ter pïaatze , daar de brand is , voor den Groot-Vizir en Agha der Janitfchaaren komt, welke alle moeite en fpoed moeten aanwenden, opdat de brand niet voortfla, de Groot-Vizir aan den Sultan ioodo Dukaaten, en de Agha der Janitfchaaren aan den Sultan 5000, en aan den Groot-Vizir ook 5000 Dukaaten betaalen moet, indien deze voor hem aldaar is. Om deze reden geeft de wacht op den tooren , eer zy brand roept , aan den Agha vooraf bericht daar van, die altyd drie uitmuntende paarden gereed heeft. De Groote Heer en de GrootVizir hebben er ook zoo veel tot dit gebruik gereed ftaan; zoo dat er menigmaal een volledige kamp ontftaat, om een weldaadig oogmerk te bereiken. De overleden Sultan Mustafa behaalde hier in nienigmaalen den prys, alzoo hy by nacht verkleed in de ftad omzworf; Maar den tegenwoordige Monarch fielt het vermaak in het Serail boven zulk nachtzwerven. De  Krygs-wezen. 185 De Agha der Janitfchaaren is verpligt, om voor de deur der Moskee gereed te zyn, wanneer de Sultan zich tot het openbaar gebed begeeft, om hem, als hy van het paard ftapt, de pantoffels uit te trekken, eer hy in de Moskee gaat, en ze hem, als hy er uitkomt, weder aan tc trekken, als ook by het te paard fteigen behulpzaam te wezen. Vervolgends is het hem vergund, om naast den Keizer,'zynen Heer, te ryden. De volkeren te voet, die na de Janitfchaaren inden Ottomannifchen dienst het meest geacht worden, zyn de Korpfen der Topcis of Kanonicrs, en der Komparagis of Bombardiers. De ..Opperbevelhebber der cerften is de Topei-Pachi, die gemeenlyk een Pafcha van twee paardenftaarten is. Elk Departement der Artillery, zelfs de Komparagi-Bachi, die bevelhebber der Bombardiers is , niet uitgezonderd , ftaat onder zyn opzicht en is van hem af hanglyk. De Topeis in het gantfche Ryk beloopen op i3ooo man; van welken er 6000 altyd te Konflantinopolen en de overigen in de Provintiën verftrooid zyn. Zy zyn in Kamers of Regimenten, op dezelfde wyze als de Janitfchaaren, verdeeld. Onder een zoo groot getal Kanonniers bevinden er zich niet meer, dan misfehien een dozyn , die goede Ingenieurs zyn. Van dc Theorie weten zy niets het geringst, en hunne gehecle bekwaamheid verkrygen zy door oefening, zoo dat men zich van de Turkfche Artillery, als het tot een treffen komt , gemeenlyk enkel op een kans af bedient, M 5 Het  1S6 Vierde Af deeling. Het Korps der Bombardiers behoorde eigenlyk 2000 man derkt te zyn, van welk getal er 600 altyd in de Hoofdftad blyven. Maar hun getal is nooit vol; alzoo de Officiers met het voltallig maaken van hunne Regimenten juist tot het oogenblik wachten, dat de marsch dient aangenomen te worden. Hier uit ziet men de reden van hun gebrek aan kundigheden, die tot hun werk nodig zyn. Evenwel moet men erkennen , dat zy zeer ervaaren en vaardig zyn in het Gefchut gieten , en de metaalen met groote kunst fmeltcn. Zy bedienen zich gemeenlyk van Engelfchen. Dc Kanonnen, door welken de Turken in Europa vermaard zyn, heetcn Percires of "kleine Kanonnen; maar zy hebben dit groot gebrek, dat zy te kort zyn, zoodat men altyd by het gebruik derzelver op fchepen, voornaamlyk onder den wind, groot gevaar loopt, van het fchip in brand tc (leken. De Dardanellen zyn met dit foort van Kanonnen (lerk bezet; op het Kasteel in Afiën zyn er 32, en op dat in Europa 28. Het kruid kochten de Turken te vooren van de Engelfchen; maar een Renegaad , die zich voor een Engelsman uitgaf, leerde hen voor eenige jaaren de kunst, om het te maaken, die zy thans tot zulke volmaaktheid gebracht hebben , dat er geen Engelsch kruid meer in het Turkfche gebied word ingevoerd. Doch men kan zich in dit Departement kwalyk voor bedrog wachten ; alzoo de arbeiders uit gierigheid meer kooien cn zwavel nemen, en daartegen den falpeter verminderen, als het duurde ingrediend, waardoor  Krygs-wezefi. 187 door zy het zodanig verminderd hebben, dat het lang zo fterk niet is, als het Engelfche buskruid. De Lavetten van hunne kanonnen, zyn van eiken hout, en zeer zwaar en ruw bearbeid, terwyl integendeel diet yzerwerk daar aan te dun en van geen langen duur is. Het is elk en een ieder, behalven de genen, die tot het Artillery-Korps behooren, op het fcherpst verboden, om in de Gefchutgietery te gaan. De Mekteregis zyn een Korps voetvolk, welken byzonder het werk is toebetrouwd , om de Legerplaats af te fleken in oorlogstyden, en de pavillons, de Keizerlyke tent voor den Sultan en de hooge StaatsAmbtenaaren, die hem verzeilen, op te flaan en te fchikken. Hunne kunst en vaardigheid, om dat te volbrengen, wat hun post is, wordt heel zeer geprezen , en de oprechting van dit Korps is niet alleen oeconomisch, maar ook oorzaak, dat in de Turkfche legerplaatzen eene ongemeen goede orde gehouden wordt, nadien men alle verfehillen over den voorrang der plaatzing of den luister der Officiers-tenten voorkomt. Het is ook hun werk, om de tenten op te breken, in te pakken, en van de ééne plaats naa de andere te bezorgen, als de Armee op marsch is. Hun getal bedraagt 6000 man, en hun Opperbevelhebber, die Makter-Bachis heet , kommandeert het gantfche Korps. Deze post is zeer aanzienlyk, en brengt gemeenlyk tot hooger bevorderingen, te weten tot den post van eenen Gebez-Bachi > één der eerfte Bevelhebbers van dc Ruitery. De  1,83 Vierde Af deeling. De Serigias zyn een uitgelezen deel der troepen, vvellte elk Pafcha ecner Provintie in oorlogstyden, zoo als reeds gezegd is, naar mate zyner inkomften, leveren moet. Hun pligt is inzonderheid , om de Pakkaadjen te bewaaren, en een Korps de Referve te verbeelden. Hun getal zullen wy by het algemeen beloop der Krygsmagt opgeven, welke het Ottomannisch Ryk by voorvallende gelegenheden in ftaat is ,■ op de been te brengen. a. De Turkfche Ruitery , welke den naam van Spahis voert, was voormaals het aanzienlykfte gedeelte der Ottcmannifche Krygsmagt , zoo wel met betrekking tot den rang, als ook tot den roem van dapperheid en krygstucht; maar hun vermogen en invloed in 't Ryk fteeg tot zulke hoogte, dat zy voor de Sultans gevaarlyk wierden, tegen welken zy zich dikwyls in geheime eedgefpannen inlieten, en fomtyds een' openbaren opftand verwekten. Het gevolg van zoodanig oproerig gedrag was, dat Muhamed IV. dit gantfche Korps vernederde. Hy gaf aan de Janitfchaaren uit ftaatkundige gronden den voorrang, en willigde dezen zulke voorrechten in, waar van hy wel wist dat de voornaamfte Officiers der Spahis daar door misnoegd zouden worden. Deze inrichting deedt de begeerde uitwerking ; want de Spahis , welke zich naar het voorbeeld van hunne aanvoerers fchikten, verheten het Hof, en begaven zich naa de Provintiën, alwaar zy nog fteeds hunne bezolding ontvingen, maar als zy in oorlogstyden opontboden werden , alleen verfcheenen, om zich te laten monfteren, zich ver-  Krygs-wezen. lob Vervolgends weder naa hunne woonplaatzen begaven, en het aan hunne Heeren en Meesters overlieten, om den vyand met andere troepen het hoofd te bieden. Van dit tydlhp af verloren zy de eere, om een Korps de Referve tot Lyfwacht van den Sultan te wezen, en de Janitfchaaren kwamen in hunne plaats. Doch ook dezen misbruikten het vertrouwen, dat men op hen ftelde, en dus werden met den tyd de Boftangis tot een ordenlyk gedisciplineerd Korps Militie gefchikt en wel gewapend, en dezen hebben thans de eere, dat zy in het Serail, des Sultans Lyfwacht zyn , en zyne tent omringen moeten, als hy te veld ligt. Zy zyn ook werklyk by zoodanige gelegenheid eene ontzaglyke Wacht, indien zy voltallig zyn, dcwyl hun getal als dan iaooo man bedraagt. • Het is merkwaardig, dat, wanneer dc één of andet van den Krygs-fbiat het goed gevoelen van hunnen Souverain verliezen, zy insgelyks de achting des volks kwyt raaken , alhoewel het grootfte deel der Ottomanfche krygsmagt, zoo wel te paard als tc voet, uit Militie beftaat, die uit het volk in het gemeen genomen is. In dezen toeftand bevinden zich de Spahis ; zy ftaan by hunne landgehooten in zulke verachting, dat zy in het veld wonderen van dapperheid doen moeten, indien zy hunnen verlooren roem weder verwerven willen. De eigenlyk zoogenoemde Spahis beftaan uit twee klasfen; uit de ouden, die een geel Vendel voeren, en met den naam van Kaskars bekend zyn, en de nieuwen, die zich den ootmoedigen naam geven van Spahis*  ,ioo Vierde Afdeeling. Spahis-Oglars, of knechten der eerften. Deze Voeren eene roode Vlag; en alhoewel zy van jonger oorfprong zyn, en eenen zoo nederigen naam dragen, echter ftaan zy in grooter achting dan de oude Spahis , en hebben op marsch den voorrang , tot gedachtenis, dat zy, onder de regeering van Muhamed IV. na dat de andere troepen zich reeds op de vlucht hadden begeven s de flag-orde herfteld en de zege bevochten hebben. De beide klasfen zyn in oorlogstyden 12000 man fterk, en worden van de Keizerlyke Schatkamer betaald. Daar zyn nog twee andere ligchaamen Ruitery, te weten de Zaims en Timariöten, welke van ouds af Landeryën van den Grooten Heer te leen hebben, wanneer er een oorlog ontftaat, opontboden worden , om onder de wapenen te verfchynen, maar, die, als zy zich flechts vertoond hebben, middel vinden, om het leger te verlaten, en zich weder naa hunne woonplaatzen te begeven , wanneer zy geen' zin in den dienst hebben; zoo dat men zich in tyden van nood niet op hen verlaten kan. De Ruitery heeft een' Opperbevelhebber, die het gantfche ligchaam kommandeert , en die SpahilarAghafi heet. Zy zyn met een langen Sabel , een koppel Piftoolen en een Karabyn gewapend; bovendien hebben de Afidanen en fommige Europidanen ook- nog een Boog , Pylen en Heirbyl. Met het Schietgeweer weten zy juist niet te bestig om te gaan, maar met den Sabel in de vuist zyn zy dapper. De Afidanen zyn beter opgezeten dan de Europidanen;  Krygs-wezen. i91 nen; maar dezen hebben den roem, dat zy de beste troepen zyn. Hunne Soldy is onderfcheiden , naar mate de Kamers meer of min talryk zyn. In het gemeen begint zy daaglyks met zes Aspers, en kan tot honderd klimmen, maar zy moeten ze door eene uitmuntende dapperheid verdienen. De Zoons der Spahis hebben bet voorrecht, van by het Korps te worden ingetekend; doch indien zy Soldy willen hebben , die nooit hooger dan dertien Aspers daags kan klimmen, dan wordt dezelve van de Soldy van hunne Vaders afgetrokken. Het eenigfte voordeel derhalven , dat zy van dit voorrecht hebben , is de zekerheid, dat hunne Kinderen, als zy ééns aangenomen zyn, opvolgers van hunne Vaders in denzelfden dienst zyn. De andere Spahis, die den naam van Zaims en Timarib'ten voeren , maaken het grootfte deel der Turkfche Ruitery uit, en het eenigfte waarc onderfcheid tusfehen dezen en de eerften is, dat zy, zoo als wy reeds hebben aangemerkt , als Leenmannen dienst doen, en hunne Soldy uit de Landen trekken, die zy bezitten. De geringde bezolding, welke een Zaim uit zyne Lands-produclen trekt, bedraagt jaarlyks 20000 Aspers , en kan tot 100000 Aspers klimmen. De inkomften van eenen Timariöt zyn veel geringer; deze bedragen, wanneer zy het allerlaagst zyn, niet meer dan 6000 Aspers, en kunnen nooit boven de 19999 klimmen. Daar zyn twee foorten van Timarib'ten; de ééne foort wordt door den Groo-  19* Vierde Afdeeting. Grooten Heer zeiven, en de andere door de Statte houders der Provintiën met hunne Landeryën beleend; De Zaims moeten voor elke 3000 Aspers , die zy inkomen hebben, eenen volkomen gewapenden Ruiter in 't veld leveren. De Zaims moeten ook meer onkosten doen dan de Timarib'ten; hunne kleeding, uitrusting , en gevolg is luisterryker. Genen zoo wel, als dezen, zyn in Kamers of Regimenten verdeeld, en elk Regiment heeft eenen kommandeerenden Overften. De Overften der Zaims ftaan onder de Beglier-Beys, en dc Overften der Timarib'ten onder de Sangiaken. Men moet zich, om eene naauwkeurige berekening van de Turkfche Kavallery te kunnen maaken, herinneren, dat élk Officier der Zaims by de Afmee ten minften vier ten vollen gewapende Ruiters, en elk Officier der Timariöten twee leveren moet. Deze moeten zy noodwendig leveren ; doch indien de regel, om voor elke 3000 Aspers, die zy ontvangen , er één' te leveren , ftreng opgevolgd wierdt, zouden fommige Zaims wel twintig, en fommige Timariöten zes man leveren moeten. Doch op dat wy geen abuis in de rekening begaan mogen, willen wy het beloop der Ottomannifche Ruitery naar het geringfte getal ftellen, dat hunne Officiers verpligt zyn, te leveren, te weten, elke Zaim vier, en elk TimariÖt twee. In  Krygs-wezen. 103 ïn het Stadhouderfchap of Provintie Natoliën zyn 295 Zaims en 750 Timariöten; de eerften moeten derhalven 1180, en deze 1500 man leveren 2680 In liet Stadhouderfchap van Karamaniën zyn 75 Zaims en 2165 Timariöten, gevolglyk 4630 In het Stadhouderfchap van Diarbekir 106 Zaims en 540 Timariöten 1504 In het Stadhouderfchap van Siras 108 Zaims en 3029 Timariöten 6490 In het Stadhouderfchap van Damaskus 128 Zaims en 813 Timariöten 2138 In het Stadhouderfchap van Erzerum 122 Zaims en 1548 Timariöten 3584 In het Stadhouderfchap van Van 185 Zaims en 826 Timariöten 239a In het Stadhouderfchap van Aydin 110 Zaims en 4325 Timariöten 9090 ïn het Stadhouderfchap van Mosful 27 Zaims en 56 Timariöten 33a In het Stadhouderfchap van Tripoli in Syriën 73 Zaims en 112 Timariöten 516 In het Stadhouderfchap van Orfa 60 Zaims en 666 Timariöten 157a In het Stadhouderfchap van Trebifonde 56 Zaims en 398 Timariöten 1020 In het Stadhouderfchap van Silistrïën 40 Z