UITLEGGING DER TY-TELPLAAT. Etter ziet men 't Opperhoofd der dappere Malteezen» Aan wien het Ordenskleed eerbiedig word gebragt: Jerwyl, meer agterwaards, een Jeugdig Ridder tragt Te ontdekken yt geen *er op een Zuil fiaat aangewezen j Een fchrandre Munnik toont hem alles vriendlyk aan, Daar hy hem *t ongeval van Paulus doet belhouwen* Een Crocodil door 't Zwaard van Gozo neêrgehouwen, De Turk zyn Legermagt voor Rhodes nederftaan, En het verlaaten van dat Eiland, na veel pyden: Al daaden waardig der vergetelheid ontrukt. Voorts ziet men 't Turks gebroed in Slavetny gebukt, Dit zelfs de paf ontfangt die 't anderen deed lyden. De Voorgrond toont het Veê daar '« Eiland nut van heeft, 't hrfclüet, aan de eene zf, de wederzydfche Vlooten, Aan de andre, 't Turkfche Heir dat Malta hield bepalen, Schoon waare Dapperheid voor geen gevaaren beeft. Men ziet de Faam om hoog met Maltaas Wapen praaien, Waar door 't zo mmgwer? de Zege kost behaalen. J. FOKKE.    HEDENDAAGSCHE I I I Cl ' I £m T$ n i' ; op het VERVOLG van de ALGEMEENS HISTORIE; Befchreeven door een Gezelfchap van GELEERDE MANNEN IN ENG E^L-A.N D. UIT HET EN GELS GH VERTAALD, enz, Xril*. D EB '£$%f&i$S TUK, Behelzende de Historie van ALGIERS, TUNIS, TRIPOLI en BARCA; benèvéns die van het Eiland en der RIDDER - ORDE van MALTA. Te AMSTERDAM, By M. S C H A L E | A hl F, MD CCLXXXVh   INHOUD van het ZEVENTIENDE DEEL DER HEDENDAAGSCHE HISTORIE. III. HOOFDSTUK. Historie van Algiers, zeden:' deszelfs grondlegging door Barbarosfa tot op den tegenwoordigen tyd. I. AFDEELING. Aardrykskundige befchryvifig van Algiers . . BJadz. 3 II. AFDEELING. Verdeeling van bet Koninkryk Algiers 4? III. AFDEELING. Befchryving van de Stad Algiers, Hoofdftad des Koninkryks . 66 IV. AFDEELING. Gemeenfchap tusfehen Algiers en Christen en Arabiiche Vorften; Konfuls weike aldaar hun verbiyf houden . . , , 77 * O E K. V. AFDEELING. Historie van Algiers, zints de grondlegging van die Monarchie door Barbatosfa tot aan het einde der zestiende Eeuwe .' " 81 VI. AFDEELING. Historie van Algiers, zints het begin der zeventiende Feuwe tot op het fluiten van het jóiigfte Verbond met, en den'dood'van Haly Dey, jn den jaare 1718 171 IV. HOOFDSTUK. Historie van Tunis. J. AFDEELING. Aardrykskundige befchryving i'an het Koninkryk Tunis . 205 II. AFDEELING. Regeeringsform, Wetten,Taal ?n Koophandel der Tunetuanen 240 III.  I N' H III. AFDEELING. Historie van Tunis, zedert de ftigting door Sinan Basfa . 251 IV. AKDEELING. Vervolg der Historie van Tunis, naa deszelfs verovering door de Turken, tot op den Vrede met Engeland in den jaare I . 299 V. HOOFDSTUK. Historie van bet Koninjcryk Tripoli. I. AFDEELING. Aardrykskundige befchryviqg. van het 'gewest; deszelfs Voortbrengzcls, Oudheden, Inkoinften en Regeeringsform . . 320 II. AFDEELING. Historie.van Tripoli tot op den tegenwoordigen tyd . • 333 III. AFDEELING. De Bombu'deering van de Stad Tripoli door de Franfche Vloot, en de nadeelige Vrede voor de Stad 3+s VI. HOOFDSTUK. Historie van het Koninkryk Barca . . . . 358 O O -D.;. ..• VIL HOOFDSTUK. : Historie van het Eiland en der Ridder Orde van Malta. L AFDEELING- Béfchryvina; van het Eiland, deszelfs Voortbrengzelen, Bewoo. ners, Gewoonten, Regeeringsform en Inkomften . . . 367 II. AFDEELING. Historie van Malta, zedert-het de eigendom der Ridders' is geworden; neven^ een-Berigt wegens den < orfprong, de InflellïDg, Wetten en Tucht der Orde 389 III. AFDEELING. Historie der Ridders van Rbodurt zints hunne vestiging op dat Eiland, tot op' de verdry ving van dezelveadoor $oliman, T.urkfchea Keizer 432 IV. AFDEELING. Historie dep Orde van Malta, zedert derzelver e'erfte vestiging aldaar, tot op den Dood des GrootMeesters, j oaruies: de Faletta;, in den jaare 1568 . . . 508 V. AFDEELING. Vervolg der Historie van Malta," zedert den Dood des GrootMeesters Joannes de la Faletta, tot aan het vyfde jaar. van Aatanifi Manuel de Villhona, in dpn jaare 1725 • ... • . 694.; . ■ ' ' ' ' 'HEDEN-'  HEDENDAAGSCHE HISTORIE; ZYNDE EEN VERVOLG van de ALGEMEENE HISTORIE. XIX. B cTË K, DERDE HOOFDSTUK-, Historie van Algiers, zedert deszelfs grondlegging door Barbarosfa, tot op den tegenwoordigen tyd. EERSTE AFDEELING; Aardrykskundige Befchryving van Algiers. 8g*j33*!?iET Koningryk Algiers befloeg voormaals een §j-j as aanzienlyk gedeelte van Mauritania Tingitanait % in de Oude Historie befchreeven; draagende, §§*3Ë*28 insgelyks den naam van Mauritania Ccefarienjis, naar de ftad Ccefarea, door Juba gebouwd, ter eere van Augustus, die hem in zyn vaderlyk Ryk herfteld Hedend.Hist.XVII.D.I.St. A s hadc. XIX. BOEK. iii. HOOFDST. i. AFE, Naamsw- fprong.  i XIX. 1 boek. ! Ui. HOOFDST I. A F I). Verdeeling der Arabieren. Der Turken. Uitgebreidheid. v HISTORIE la-Jt. Alpers, of Ar gier, ontleent den naam van de wofdftad, de eenige ftad van naam in het geheele Koninkryk. Algiers is. eene verbastering, van het Turkfche Algezair. Kort na deszelfs verovering door de Arabieren, wierd dit Koninkryk verdeeld in vier hoofdprovinciën: i Tremecen, Tien fan, of Telenfine; 2. Eigenlyk Algiers; o. Ruieyah, doorgaans Rugia; 4- Icrmez, of Jenes: waarby zommige fchryvers-voegen, s- Conftantina: ontleenende alle die naamen van haare byzondere hooidfteden. Doch zints Algiers de hoofdftad des Koninkryks, en Tremecen daar aan onderworpen is geworden, hebben de Turken* onder wier befchermmg de Algie. rynen zich begeeven hadden, het verdeeld in achttienprovinciën: 1.' Eigenlyk Algiers; 2. Iremecen; 3. ^f«lez; 4. Meyahï K ^gad, of Angued, 6. BemArazid; 7. MManaï 8- Cto.5 p. »«• Tei^,; kr,-- 12. ffcr^i iS. Oran, Awran,of Horan; 14. Möstaganï 15. ió. S«^M7- offigtnt |B, Confïantina; allen naar de. hoofdfteden dus ge- ^De'Uitgebreidheid deezes Koninkryks, van 't Oost na 't West, dat is., van de ftad Tabarca, aan de rivier Zaine, tot aan de ftad Twust en het gebergte Trava, wordt, door de Aardrykskundigen, verfchillende berekend. Sanfon, die de grenzen ftelt tusfchén de Zaine en de Mulyva, of Mi/toia, geeft daar aan negenhonderd mylen in de lengte; La Croix, zevenhonderd en twintig; Luytz, zeshonderd en dertig. ^Om thans geene andere te noemen, volgens de jongfte en beste berekening kan de grootfte uitgebreidheid met hooger gefteld wórden dan op vierhonderd en zesug O) Marmol Afric. Lib. 5, Cap. 33» Dapper. Davity. Tasfy Morgan. Shaw. ,  van ALGIERS. 5 mylen. (i) Beter is men 't eens omtrent de breedte; niemand geeft het minder dan honderdvyftig mylen op het fmaJfte, en tweehonderdvcertig mylen op het breedfte. Doch zelf in deeze berekening gaan ze boven de laatlte en naauwkeurigfte waarneemingen. Eenige ftreeken, byzonder van 'Pelenfin tot aan de zee, zyn weinig meer dan veertig mylen breed, en naby de bronnen van de Sig. Habra en Shellif ongeveer zestig mylen; 't welk in het wcstlyk gedeelte mag gehouden worden voor de midden - uitgebreidheid van 't geen de Arabieren noemen tel, of bouwland. Doch ten Oosten van Algiers is het merkelyk breeder, byzonderlyk onder de middaglynen van Bujeyah, of Bugia, en Bona, daar het zich ruim honderd mylen verre "ftrekt, vooral onder de middaglyn van Jigeri, of Gigeri, op 36 Gr. 55 Min. N. B. tot aan Luolajah, in het Atlantifche- gebergte gelegen, op 44 Gr. 5o Min. N. B. Wat aangaat de Algierynfche heerfchappyen aan geene zyde van de Tel, of buitenfte grenzen van den Atlas, zo onzeker en onbepaald zyn deeze, dat de noordlyke flreeken van de Sahara, of Woestyn, aan dien kant de eigenlyke grenzen fchynen te weezen. In 't algemeen grenst Algiers ten Noorden aan de Middelandfche zee; ten Oosten aan de rivier Zaine, welke het van Tunis fcheidt; ten Westen aan de Malvya, en de bergen van Trava, welke het van Marokko fcheiden; en ten Zuiden aan de Sahara, of Numidifche Woestyn. (c) Zo gemaatigd is, in de meeste oorden, het klimaat van Algiers, dat het 'er alryd groen is. De boomen^ beginnen in Sprokkelmaand te knoppen; in Gras-' maand vertoonen zich de vrugten in haare volle1 grootte; in Bloeimaand zyn ze doorgaans ryp. In' Zomeren Shaw, pi. (cy Zie de Kaart van Algiers. Shaw, p. 2. Tasfy. Marmol, en anderen. A 3 XIX. boek. HL HOOFDST. 1 AFD. Kiïmaatf *rond t oortloed onvermengd met dat van andere Natiën behoulen hebben. Eene diepe veragting betoonen zy aan lezulken, die, de voorkeuze geevende aan hunne nide wooningen in fteden en vlekken , zich onderverpen aan een Vreemd juk; welke zy, diensvolgens, "potswyze, burgers en hovelingen noemen: en dewyl zy net uitlanders huwelyken hebben aangegaan, worden re niet hooger dan Mooren geagt. De Algierynen, die reen onderfcheid maaken tusfchen deeze tweederhande drabieren, even min als zy de Zwervende en StadMooren van elkander onderfcheiden, geeven aan alle zier den gemeenen naam van Mooren. In deeze onnauwkeurigheid worden zy gevolgd door verfcheiden Europeaanen, die geen onderfcheid fchynen te maaken :usfchen de Turken, Mooren en Arabieren in dit Ko- ^Stiurken, ten tyde hunner eerfte veroveringe van iic gewest, hadden zo weinig kennis van het bergigtig en woest gedeelte van hetzelve, dat zy den AraHeren gelegenheid gaven om zich te verzekeren van de doortogten na de Koninkryken Fez en 'Junis; doch bx meerdere kondfchap, en naadatzy, op de voordee[igfte posten, fchanzen hadden opgeworpen, noodzaakten ze hen welhaast, te wyken of zich te onderwerpen. Veelen deezer Arabieren wilden liever aan hun fchattingfchuldig worden, dan hunne oude wooningen verlaaten; terwyl anderen, een vreemd juk wraakende, na de meer ongenaakbaare dee en des Koninkryks weeken, en vry van fchatting leetden. Eene derde foort tradt in onderhandeling met de veroveraars, door een wederzydsch verdrag van over en Weder geenen overlast te zullen doen, gelyk in t vervolg nader zal blyken, wanneer wy zullen handelen over de Zuidlyke deelen van Algiers, alwaar de meesten hunner woonen. Doch deeze laatfte betoonen weinig  van ALGIERS. is weinig of geen ontzag aan de Algierynfche regeeringi die, uit hoofde van derzeiver krygshaftigheid e yoordeelige ligginge, hen niet durft moeien. Wam zo ras 'er eenige aanflagen op hunne vryheid zyn g( daan, of op hunne bezittingen, 't zy voormaals doo de Jurkfche Bas/a's, of naderhand door de Deys, vei ftopten zy terftond hun koorn en andere leevensmid delen, in ruime holen in de rotzen, en dreeven hm vee na Biledulgerid, of andere ongenaakbaare bergge westen, daar zy niet flegts hunnen vyand het hoof. konden bieden, maar hem, door hunne geduurigi ftroopingen, veel nadeels doen. Nog eene anden foort van deeze Arabierenis 'er, zwervende langs de oevers van de rivieren Ziz en Hued-Abra, en in an dere oorden van Algiers. Deeze doen nooit de moeite om den grond te ontginnen, maar trekken van oorc tot oord om weilanden, en leeven voornaamlyk van den roof, niet alleen in dorpen en Adowars, maar ook in fteden en vlekken. Grootlyks wordt de provincie Oran gekweld door deeze ftroopende landloopers. (?) Meestal leeven de Algierynen van zeerooven, en worden met regt gehouden voor de gevaarlykfte van alle de Afrikaanfche Kaapers. Zeer tuk zyn ze op roof, ftoutmoedig en waagziek, wreed tegen die in hunne handen vallen, bovenal de Christenen, zy maaken geene zwaarigheid in het fchenden van de heiliglte verbintenisfen, wanneer zy tegen hunne belangen aanloopen. Niet minder woest en onmenschlyk zyn de Kustbewooners, fpaarende wrakken noch matroozen, vrienden noch vyanden; alleenlyk wanneer de laatften Mohametaanen zyn, geeven ze hun een kleinen reispenning om na huis te keeren; maar ten aanzien van het fchip of de laadinge, hoewel ze aan Turken CO Leo. Marmol, enz. XIX. n boek. III. I. HOOFDST. r I.AFD. 1 1 . ZteAlgierynfcheRege*. ring.  XIX. BOEK. lil; HOOFDST. I. AFD. De krygsmagt ze de Turkfche Basfa's af. Zendt af gevaardigden aan de Porte, ï<5 HISTORIE Turken of vrienden van den Staat behooren, heeft de Dey geen gezag genoeg over hen, om eenig gedeelte voor de eigenaars te behoeden, dan door een akkoord. Hoewel de regeeringsvorm voormaals republikeinsch was, heeft Algiers den tytel van Koninkryk behouden, gelyk wy mogen befluiten uit het opfchnft der keuren, bevelfchriften en andere openbaare afkondigingen, welke in deeze bewoordingen zyn begreepen: „ Wy de hoogere en mindere leden der f, magtige en onverwinnelyke krygsmagt van Algiers, % en van het geheele Koninkryk." Deeze verandering gebeurde door de gierigheid en dwingelandy der Basfa\ of Onderkoningen, door de Porte over hen gefield, onder wier befcherming zy zo lang geftaan hadden , dat zy 'er in zekeren zin onderworpen aan waren geworden: tot dat de Turkfche Janitzaaren en krygsmagt magtie genoeg geworden zynde om den dwingelandifchen aart der-Bas/a's te overheeren, en het volk bykans uitgemergeld door de zwaare belastingen, hetzelve opgeleid, de eerften te raade wierden, die kleine dwingelanden af te zetten, en eenigen hunner eigen bevelhebberen over het Koninkryk te Hellen. Om hierin te beter te flaagen, zondt de krygsmagt eenigen •van haare voornaamfte leden als afgevaardigden aan de Porte, omtrent het begin der zeventiende Eeuwe, om te klaagen over de gierigheid en onderdrukking dier Basfifs, die de inkomften van den Staat, en het geld van Conftantinopole overgemaakt, in hunne eigen koffers verftopten, terwyl het moest dienen tot onderhoud van de foldaaten, die hierdoor zo onmagtig waren geworden, dat ze geduurig gevaar hepen van overmeesterd te worden door de Arabieren en Mooren, die, met eene kleine hulp van eenige Christen Mogendheid, niet zouden misfen, alle de Turken uit het Koninkryk te verjaagen. Zy betoogden den Groot-  van ALGIERS. i,' Vizir, hoe veel roemrugtiger het zyn zou, en tevens beter koop uitkoomen voor den Grooten Heer, hun verlof te geeven tot het verkiezen van. hunnen eigen Dey uit het midden hunner, wiens belang alsdan zou vorderen, te waaken,'dat de inkomften des Koninkryks behooriyk wierden aangewend tot het voltallig houden van deszelfs krygsmagt, dat ze wel betaald, en alle de behoeften van den Staat vervuld wierden, zonder eenig verder bezwaar of moeite voor de Porte, dan dat zy haare befcherming verleende; terwyl zy van haaren kant zich verbonden, den Grooten Heer altoos te zullen erkennen voor Opperheer, en de gewoone hulde en belasting betaalen. Veel ingangs vondt de laatfle voorflag by dien Opperftaatsdienaar, dewyl dezelve diende om aan de Porte groote fommen jaarlyks te befpaaren, een beter verfland tusfehen de twee Mogendheden te vestigen, en de Turkfche krygsmagt te brengen op een beter voet, dan zy onder de Pasja's ooit gellaan hadt. Om alle deeze redenen wierdt de Sultan ligtelyk bewoogen door zynen Staatsdienaar om'er in te bewilligen, liever dan het gevaar te loopen van een algemeenen opftand, en van het verlies van de kleine overblyfzels zyns gezags in dat Koninkryk. Nog vermogender wierden de Janitzaaren door deeze vergunning, omdat de verkiezing van die Deys alleen aan hun ftondt, en zy ze uit het midden hunner moesten kiezen. Dit verkiezend lichaam, de Douwan, gemeenlyk Divan, of gemeene Raad genaamd, beflond in 't eerst uit achthonderd krygsbevelhebbers, zonder. Wier raad of toeflemming de Dey niets kon doen; by gewigtige gelegenheden, wierden alle de krygshoofden te Algiers, ten getale van ruim vyftienhonderd, opgeroepen. Doch zints deeze Deys, welkë men mag vergelyken met de Nederlandfche Stadhouders, vermogender en onafhanklyker zyn geworden, beflaai Hedend.Hist.XVII.D.I.St. C 'de XIX. boek. III. HOOFDST. I. AFD.  1,8 H I S T O R I E. XIX. boek. III. hoofdst. 1, a-? d, de -Diuara voornaamlyk uic dertig Yiah-Bas fa's, nevens den Mu/ti en Cadi, by zomrnige voorvallen, en, by de verkiezing van een' nieuwen Dey, uit de geheele krygsmagt, die daarby mag tegenwoordig zyn en ftemmen. Alle ftaatszaaken moeten door die vergadering overwoogen worden, eer zy de kragt van eenewet bekoomen, of.de Dey dezelve mag ten uitvoer brengen.. Doch in de laatfle dertig of veertig jaaren heeft deeze Vergadering zo weinig zeggens gehad, dat zy alleen flaatelykheids halve byeenkoomt, en om detoeftemming te geeven aan 't geen de Dey en zyne voornaamfle gunflelingen vooraf beraamd hebben: zodat, in de daad, de geheele. magt thans berust in een perfoon, alleen met deeze kleine bepaaling, indien het dien naam mag hebben, dat de Groote Heer hem nog zynen Onderkoning of Basfa noeraf, en. het volk zyne onderdaanen, en aan zich de magt houdt, om zyne verkiezing te bekragtigeii: of te wraaken. D e Algierynfche Deys worden vcrkoozen uit de krygsmagt; de geringde zo wel als de aanzienlykfte foldaat heeft een even groot regt op die waardigheid; elk onverzaagd en onderneemend foldaat , hoewel van agter de ploeg of van den kruiwagen genomen, kan tot den throon verkooren worden. Hy behoeft niet tewagten, tot dat de tegenwoordige bezitter door ouderdom of ziekte daarvan beroofd worde: genoeg is het, indien: hy zich daarop kan handhaaven met denzelfden dolk, waarmede hy zynen voorzaat het hart heeft; doorflooten. Zints de Deys door de krygsmagt verkoozen zyn, hebben naauwlyks tien hunner het geluk gehad, op hunne bedden te flerven: dat is, zonderbehulp van een musketkogel of ponjaart. Zelf dezulken, die een vreedzaamer uitgang gehad hebben,, kunnen niet gezegd worden dit verfchuldigd te zyn. aan eene meerdere hoogagting by het leger, als aan hun.  van ALGIERS. rp hun eigen goed geluk en vooruitzigt, in het dempen van eenen nieuwen opftand, door het dooden der zamenzweerders, eer zy hunne ontwerpen konden ten uitvoer brengen. Niet meer verhaasten hun wanbeftuur, tyranny of gierigheid hun verderf, dan de tegenoverftaande hoedanigheden hen daar tegen kunnen behoeden. Het kwalyk uitvallen van eenige' onderneemingen, hoe verftandig ook ontworpen en volvoerd, is eene voldoende misdaad by die bygeloovige en muitzieke troepen ter . veroorzaakinge van eenen opftand, en om den besten en verftandigften Dey, of bevelhebber, zyne 'waardigheid en het leeven te doen kosten. Ja, zy hebben dikmaals geen anderen grond, dan zucht na verandering, aangeblaazen door een Houten dinger na de hoogfte magt. {kj Dit gevaar, evenwel, doet nog iets ter handhaavinge van het aanzien, althans de gedaante van den Divan, welke anderzins thans, misfchien, geheel was afgefchaft. Een Dey is dikmaals verpligt, dien te beroepen en te raadpleegen by alle gewigtige voorvallen, alleen om zich tegen het misnoegen des volks te dekken; hoewel hy, daar de voornaamfte leden meestal zyne fchepzels zyn,. in de daad mag gezegd worden met een willekeurig gezag te handelen, ftaande 'er, van zyne opperfte vierfchaar, geene beroeping open, dan by.wyze van opftand, of openbaare muiterye. (/) Reeds hebben ■ wy aangemerkt, dat het geheele lichaam der krygs-^ magt deel heeft in de verkiezing van een nieuwen Dey, en dat de geringfte perfoon zo wel als de aanzienlykfte regt van ftemmen heeft: en 'gelyk 'er ge-meenlyk verfcheiden dingers na die waardigheid zyn, kan de verkiezing naauwlyks onderfteld worden zonder eenige (*) Shaws Reizen. Tasfy, Lib. 2, Cap 6. Morgan. CO Tasfy, Lib. 2, Cap. 6. Shaws Reizen, C a XIX, boek. iii. HOOFDST. i. AFD, tr ver'■ezinge.  Jtx- T30EK. III. HOOFDST. f. AFD. Aga de janitzaaren, HISTORIE eenige opfchudding, indien zonder bloedftortiug, te gefchieden. De verkiezing gefchied zynde, wordt de verkozene begroet met de woorden: Aila barik', God z'pem ul Straks naa deeze begroeting wordt hy omhangen met de Kaftan, of de tekens zyner oppermogendheid, terwyl de Cadi, of Opperregter, aan hem eene aanfpraak van gelukwenfchinge doet, welke doorgaans wordt beftooten met eene ernftige vermaaning, behelzende, dat gelyk het Gode thans heeft behaagd, hem tot de hoogfte magt des Koninkryks te verheffen, zyn pligt vordert, met regtvaardigheid en billykheid te regeeren, zyne nieuwe onderdaanen by hunne regten en vryheden te handhaaven, en het tot zyne voornaame zorge en bemoeijing te ftellen, derzelver veiligheid en geluk uit alle. zyne vermogens te bevorder c IT * Naast den Dey volgt in rang en waardigheid"^ deAza, of Generaal der Janitzaaren; hy is een der ouditebevelhebbers van het leger, en bekleedt flegts twee maanden zynen post; naa verloop van dezelve wordt hv opgevolgd door den Chiah, of den volgenden oudften officier, ofoudften Yiah-Basfa. Geduurende deeze twee maanden heeft hy de fleutels der hoofdftad m zyn bewaar; alle krygsbevelen worden in zynen naam afgekondigd; en het vonnis van den Dey over eiken foldaat, 't zy hy met den dood, of flegts aan den lyve worde geftraft, moet op het plein van zyn paleis vol-, voerd worden. Zodra het korte tydperk van zynemagt en waardigheid is verftreeken, wordt hy als Mazoul, of overjaard aangezien, ontvangt geregeld zyne foldy, gelyk alle de andere leden der krygsmagt, om de twee maanden, vry van alle andere belastingen, uitgezonderd wanneer zyn raad in de groote vergadering wordt gevraagd; tot welke hy, egter, hoewel eeene ftem hebbende, ten allen tyde pen. vryen toe&i gang.  van ALGIERS. ar gang heeft.—- De volgende in waardigheid is dè Ge heimfchryver van Staat, die alle openbaare befluiter aantekent. Op hem volgen vierentwintig of dertig Chiah • Bashas, of Opper-Kolonellen, onder den Aga. die naast hem op dezelfde gaandery in den Divan zitten. Uit deeze worden doorgaans de Gezanten aar vreemde Mogendheden gezonden, of om des Deys be velen door het Koninkryk te brengen. Thans koomen de achthonderd Bolluk-Bashas, of oudite Kapiteinen, welke, naar gelange van hunnen ouderdom, den rang hebben om tot Chiah - Bashas bevorderd te worden, De Oldak - Bashas, of Luitenanten,, zyn de volgenden 3 ten getale van vierhonderd, op hunne beurt regelmaatig bevorderd tot den rang van Kapitein en, en tot andere llaatsbedieningen, naar maate van hunne bekwaamheden. By wyze van onderfcheidinge draagen deeze lederen riemen, van agter tot midden op den rug hangende. Eén regel wordt in de bevordering van minder tot hooger rang onder deeze troepen naauwkeurig onderhouden: te weeten, het regt van ouderdom; een inbreuk hierop, onder wat voorwendzei ook, zou een opftand onder de foldaatery veroorzaaken, en des Deys leeven in gevaar brengen. Andere krygsbevelhebbers van naam zyn de Peküards, of Legerverzorgers; de Peys, zynde de vier oudfte foldaaten, en naast aan de bevordering; de Sou laks, de acht in jaaren naast op hen volgende, en een gedeelte van des Deys lyfwagt, die altoos hem vooruit trek ken, wanneer hy te velde gaat, zynde onderfcheiden door hunne karabynen en vergulde houwers, en de afbeelding van een koperen fnaphaan op hunne mutzen. Alle deeze amptenaars beflaan den Divan, of Grooten Raad; van deeze hebben alleen de dertig Chiah - Bashas het regt om naast den Dey op de groote gaandery te zitten; de overigen moeten op den vloer C 3, des> • XIX. boek. III. HOOFDST. I. AFD. Geheim. fchryver van Staat De Divan.  11 HISTORIE XIX. boek. Hl. HOOFDST, I. A F », Wyze van Jlem f/ien, des Raadzaals ftaan, met hunne armen kruislings over elkander, en zo veel mogelyk onbevveegelyk. Ter verhoedinge van opftand, mogen zy met hunne zwaarden, of eenig ander befchadigend geweer, 'er niet binnen koomen. Die een pleitgeding, of iet anders voor den Divan hebben te -verrigten, deeze moeten buiten de poort ftaan, in allerlei weder; hier wordt hun doorgaans koffy aangebooden door eerwgen der Chiahs, of mindere bedienden, tot dat zy geholpen worden. Zonderling is de wyze van het opneemen der Hemmen in den Divan. De Aga, of Voorzitter in den tyd, ftelt eerst de vraag voor, die terftond met luider ftemme herhaald wordt door de Chiah - Bashas, en naa deeze wederom door vier officiers, Bashaldalas genaamd. Dan gaat zy over van het eene lid van den Divan tot het ander, met vreemde lichaamsgebaaren, en met een afgryzelyk gefchreeuw, wanneer de vraag niet naar hunnen fmaak is. Uit deeze vertooningen kan de Aga gereedelyk afleiden, na welk een kant de meerderheid overhelle, en doet het diensvolgens afkondigen. Zelden eindigen de vergaderingen zonder eenige opfchudding, twist of ongeregeldheid; en geen wonder, aangezien verre de meeste leden lieden van geringe afkomst zyn, ruw en ongeletterd, fpeelballen van hunne eigen belangen en driften. Zints de laatfle jaaren hebben de Deys maatregelen beraamd, om degeenen te doen zwygen, welke zy weeten hun nief toegedaan te zyn, en weinigen behalven hunne eigen fcbepzels, in den Raad te beroepen. Ook hebben zy, in de laatfle jaaren, de gewoonte gehad, terftond naa de verkiezing, alle de bevelhebbers van den Divan , die tegen hen geweest zyn, te doen verworgen, en hunne plaatzen te vervullen met dezulken, die hunne bevordering meest beyverd hebben. Door dit middel wordt  v a n A L G I 2 R S. a3 wordt het racerendeel diens opperften Geregtshofs van des jDevf wille afhankelyk. In deeze en alle andere openbaare Regtbanken zo wel als Staatsfchriften, mag geene andere dan de lurkjche taal gebezigd worden: eene byzonderheid, welke de Mooren en arabieren, zo wel als de Christenen noodzaakt, zich van Tolken te bedienen, wanneer zy eenige zaak voor eenen dier Regtbanken hebben hangen. Doch de taal der tegenwoordige landzaaten is eene loort van mengelmoes van Arabisch, Moorsch en hunne aloude taal, die, waarfchynlvk, het oud PhenUcisch was. Doch in hunne openbaarè onderhandelingen met andere Natiën maaken zy byzonderlyk gebruik van de Lingua Franca, zynde niets anders dan een plomp onlpraakkunftig mengelmoes, of gemengd Spaansch, Portugeesch, Italiaansch en Fransch, welk lang m gebruik- geweest is, niet alleen langs de Kusten van Barbarye, maar ook in de meeste oorden van de Levant Ook is het van grooten dienst in hunne zeeroovery," die voornaamlyk met hunne geaartheid ftrookt, en hun de meeste voordeden aanbrengt; van hier dat zy de meest geduchten van alle de Barbaryjche' zeeroovers zyn geworden.. Nogthans laaten ze de vryè Christenen en Jooden, 't zy landzaaten of uitlanders, Arabieren en Mooren, een onverhinderden koophandel te land en ter zee dry ven, als mede alle andere handelaars in zyde, katoen, wolle, leder en andere goederen. De voornaamfte van deeze kooplieden zyn, egter,. Andalufiers, Granadaanen en andere Spanjaards, inzonderheid in den omtrek der hoofdftad gevestigd. Ook heeft men hier te lande een fabriek van tapyten, hoewel niet zo fraai als de Turkfche. Ook worden te Algiers, üuweelen, taffen en andere zydeftoffen geweeven, als mede zeilen van grof linnen in de meeste gewesten des Koninkryks: Sufa levert het fynfte. De meeste. xi x: boek. 111. HOOFDST i. AFD. Taal,  24 HISTORIE XIX. BOEK. III. hoofdst. I. afd. meeste van deeze ftoffen worden binnenslands vertierd; doch zommige van dezelve, inzonderheid de wollen en zyde ftoffen, zyn zo weinig van beduidenisfe, dat ze genoodzaakt zyn, het te kort koomende uit de Levant en Europa aan te vullen. Zeer weinig van hunne gemaakte goederen, of voortbrengzelen, zenden deeze gewesten van Barbarye na andere landen; hunne oly, wasch, huiden en koorn zyn naauwlyks toereikende om het land te fpj'zigen. Zo veele oly, hoewel dezelve hier menigvuldig is, wordt 'er binnenslands gebruikt, dat'er zelden verlof wordt gegeeven om dezelve na Europa te mogen verzenden. De verdere goederen, die na buiten worden uitgevoerd, zyn voornaamelyk vederen van ltruisvogelen, wasch, huiden, wolle, koper, zyde, geborduurde doeken, dadelen en Christen -flaaven. De ingevoerde goederen, 't zy by wyze van koopmanfchappen of buit, beftaan inzonderheid in gouden en zilveren ftoffen, damasten, lakens, fpeceryen, tin, yzer, koperen plaaten, lood, kwikzilver, touwwerk, zeildoek, kogels, linnen, cochenilje, wynfteen, aluin, ryst, fuiker, zeep, ruw en gefponnen katoen, aloë, Brazilsch- en Campeche-hout, vermiljoen, rottekruid, gomlak, zwavel, opium, anys, en komynzaad, mastik, falfaparille, wierook, galnooten, honig, papier, kammen, kaarten, gedroogde fruiten, en verfcheiden wollen ftoffen. Doch hoewel 'er een geduurige vraag is na deeze goederen, wordt 'er, nogthans, zeer weinig van dezelve ingevoerd, uit hoofde van de zwaare belastingen, veelvuldige knevelaaryen en onzekere betaalingen. Het ongeluk is, dat zo wel de manufakturiers als winkeliers, welke laatfle meestal Mooren of Jooden zyn, door de Regeering zeer ftreng worden behandeld, en dikmaals in zwaare geldboeten geflagen om verzuimenisfe, of zelf om voorgewende misflagen: eene  van ALGIERS. ft5- eene ftrengheid, welke hen zo arm doet blyven, dat het hen m de noodzaaklykheid brengt om hunne klanten te benadeelen, in de maat of het gewigt, hoewel zy verzekerd zyn, indien zulks uitlekke,met de uiterfte itrengheid daarvoor te zullen behandeld worden (»") De geldmunten zyn meestal uitlandsch; zy zelve hebben flegts drie foorten: te weeten, de koperen* Barba, zes van welke voormaals een Asper, doch teeen woordig flegts half zo veel waardig zyn. Der>ze munt vertoont, aan beide zyden, het wapen des Önderkomngs. De Asper is een klein vierkant ftuk zilver, aan weerkanten met Arabifehe karakters, vyftien van dezelve maaken een Spaanfche Reaal, en vierentwintig eene Dupta, omtrent een Kroon waardig. Wyders hebben ze driederhande goudmunten, die, egter, allen ^Jremecen geflagen worden: te weeten de Rupee, waardig vyfendertig Aspers; de Median, waardig vyftig; en de Zian, of Dian, waardig honderd Aspers; deezè was de aloude geldmunt der Koningen van Tremecen, of lelenfim uit welken hoofde die provincie alleen het regt heeft om deeze geldmunten te flaan, die gemerkt zyn met den naam des Onderkonings, en insgelyks gangbaar in de Koninkryken Cocon en Labez, hoewel deeze ook hunne byzondere munten hebben. Behalven deeze zyn de Turkfche gouden Sultaanen' omtrent een Dukaat waardig, de Fezaanfche Motical* lm, waardig omtrent tweeentwintig ftuivers, de Spaan, fche Reaalen, de Franfche Kroonen, de Hunzaarfche Dukaaten en andere Europifche geldfpecien, onder hen ansgelyks gangbaar. Alleen moet men aanmerken dat deeze vreemde geldfpecien geen vasten prys hebben, omdat de uitlanders derzei ver waarde berekenen, naar gelange zy onder de byzondere Natiën waardig zyn. De vaste (») Shaw, Reizen. Hedesd.Hist.XVII.D.Ï.St. D XIX. boek. ii l HOOFDST. i. A F Dj Geldnuntetu 'reemdè tunt.  2 6' Hl I s x O Pv i e; XIX. bo£k. III. HOOFDST, I, AFD. vaste geldmunt is de Patacachica, of Pataca Aspers, (eene ingebeelde munt, gelyk het Engelfehe Pond Sterlings, bf de Franfche Livre) altoos waardig tweehonderd tweeendertig Aspers, een derde gedeelte van een Pataca Gorda, doorgaans zwaar twee Pistoolen en een half; doch dit gewigt klimt of daalt meermaalen naar des Deys goedvinden, of naar gelang van den eisch der Regeeringe. (o) Piasters. Reaaien, De' Algierfche en Marokkaanfcht Sukanin • is waardig- . • • • 2 4 De Venetiaanfcbe Sequin ." . .2 6 De Portugeefche Kruzado ... . 7 o Patacachicas. Temins. De Sevilifche en Mexicaanfche Piaster, twintig van welke, de volle zwaarte hebbende, een Pond moeten bedraa- gen, is waardig .. >. • -3 T De Livornofche Piaster. .. - -3 ö Die van Tunis 3 4 De Pataca Gorda, of gangbaare Algie* rynfche Piaster .. . -3 ° Aspers, DeTemin, of RyalChica, het achtfte deel van , een Pataca Chica, is waardig . . • 29De Carout, of halve Temin . . • ■ 14 De Pataca Chica . . - - ' l3l De Pataca Gorda . . . • • 696' De Jooden hebben te Algiers het bewind over de zilvermunt, waarvoor zy jaarlyks aan den Dey eene bepaalde fomme betaalen. (?) I n de oude Historie van Mauritania Tigitana hebben 'n wy ( 0 ) Tasfy , Lib. 2, Cap. 11, p. 250. QO Tasfy, 1. c. Baudrand, CorneiJlo, ense.  •va» ALGIERS. 27 ■wy reeds eenig verflag gedaan van de rivieren deezes .Koninkryks; doch alzo beider grenzen onderfcheiden zyn, zullen wy hier aan hegten eene korte befchryving van de voornaamfte ftroomen, tot dit Koninkryk behoorende. z. De eerfte is de Zha, of Ziz, welke door de provincie Tremecen ftroomt, als mede door de Woestyn Angued, en in de Middelandfche zee valt by de Stad Taberita, daar zy den naam van Sirut voert. 2. Haregol, welke onderfteld wordt de Sign van Ptolemeus te zyn, ontfpringt in het Atlantifche gebergte, doorkruist de Woestyn Angued, en valt, omtrent vyf mylen van Oran, in zee. 3. Mina, de onderftelde Chylematis van Ptolemeus, eene groote rivier, loopende door de vlakten van Bathala, befproeit de ftad van dien naam, en valt, by de ftad Arzew, in zee. 4. De Shellif, Züef, of Zilif, eene groote rivier, die, in den berg Gnanexeris ontfpringende, eenige groote wildernisfen doorftroomt, als mede het Meir Titteri, de grenzen van Tremecen en Tenez nadert, en een weinig bo. ven de ftad Montagan in de zee zich ontlast. Zy wordt gehouden voor de Chinataph der Ouden, en aan beide oevers bewoond van Arabieren, die ryk en krygsdapper zyn, en twee of drieduizend paarden te velde kunnen brengen. 5. De Celef, waarfchynlyk de aloude Car. thena, valt omtrent drie mylen ten Westen van Algiers in zee, naa een korten loop van achttien of twintig mylen. 6. De Hued-al-quivir, volgens zommigen de Nazebata, of Nafaba der Ouden, by de Europeaanen^ Zinganor genaamd, loopt af met een fnellen ftroom, door eenige hooge bergen van Cuco en Abez, en valt, by Bujeyah, in zee. Zy bevat verfcheidenerlei visch, waarvan evenwel geen werk gemaakt wordt, uit hoofde der menigte, die op de Kust wordt gevangen. 7. Sel-Gimmar, of Suf-Gimmar al Rumniel, de onderftelde Ampfaga van Ptolemeus, ontfpringt in den berge D 2 Auras, XIX. BOEK. iii. HOOFDST. i. AFD. De Zha. HaregoL Mina. Shellif.. Celef. Hued al« uivir. SuTimmar»  28 HISTORIE XIX. boek. Ui. HOOFDST. Ji A F D. Ladog. Guadi. Gods. dienst der Algierynen. Auras, op de grenzen van den Atlas, doorftroomt vervolgens eenige dorre vlakten, en de vrugtbaare veidtn van Conftantma, daar zy eenige andere rivieren ontvangt, die haaren loop verhaasten: van daar ten Koor-, den langs eenige ryen hooge bergen glydende, valt zy, een weinig ten bosten van Gigeri, in zee. 8. De Ladoz, of Ladeg, doorloopt, van den berg Atlas, een gedeelte van Conftantina, en valt, een weinig ten Oosten van Bona, in zee. 9. Guadi, of Guadil - Barbar,. ontfpringt by het hoofd van Orbus, of Urbs, in Tripoli, loopt door Bujeyah, en valt by Tarbarea in zee.. Zommigen houden haar voor de Tusca, of Rubricatus der Ouden, (p) Wy zwygen van andere van minder naam: als de Malva, of Maluja, welke Algiers van het Koninkryk Fez feheidt; in 't vervolg zullen wy daar van verflag doen. 't Blykt, ondertusfchen, niet, dat de Algierynen van de rivieren, aan hun behoorende, zo veel voordeels trekken als zy konden, hoewel veele derzelven groot en uitgebreid genoeg zyn, om te dienen ter onderhoudinge van gemeenfchap tusfchen de inlandfche gewesten en de Zeekusten. (#) Van den Turkfchen Godsdienst is die der Algierynen alleen daarin- onderfcheiden, dat zy eene grooter menigte bygeloovigheden aankleeven. Deeze Afribaanfche gewesten waren van hunne oude bygeloovigheid bekeerd tot het Christlyk geloof, reeds in de vierde Eeuw, wanneer eenige Siciliaanfche Edelen, die een gedeelte van Barbarye hadden bemagtigd, het aldaar invoerden. Welk een fpoedigen voortgang het zedert gemaakt hebbe, kan afgeleid worden uit het getal der Afrikaanfche Bisfchoppen, die in den jaare 411 byeenkwamen- in. eene kerkvergadering te Carthago, niet minder (p-) Shaw, Reizen. Dapper, p. 160. if) Sanfon. De 1'ifle, Atlas Geogr. Dapper. Davity.  v a n ALGIERS. 29 minder dan tweehonderd zesentachtig, behalven honderd en twintig, die 'er niet verlcheenen. Doch de kerk wicrdt wel haast befmet met Arianery , en andere ketteryen, door de Vandaaïen, en andere Noordfche Natiën, die uit Spanje derwaarts overflaken. Ten laatfte voerden 'er de Arabieren het Mohametamdom in, weik zy door het zwaard voortplantten, omtrent het begin der zevende (*) Eeuw, en 'er nog heden ftand houdt. De Algierynen erkennen den Koran als den regel van geloove en leeven, doch zyn doorgaans zeer flap in het nakoomen van dien. Drie voornaame lieden zyn'er onder hen, die het bewind voeren over alle zaaken den Godsdienst raakende; de Mufti, of Opperpriester; de Cadi, of Opperregter in kerkelyke, eli alle andere zaaken, welke de burgerlyke en krygsmagt aan hem overlaat; en de groote Marabout, of hoofd der Marabmtijche Orde, zynde eene foort van KluisMonniken, onder hen in zulk een hoog aanzien, dat zy niet alleen in de byzondere huisgezinnen, maar ook in de regeering zeer veel zeggens hebben. Deeze drie Amptenaars hebben zitting in den grooten Divan naast den Dey, en aan zyne rechter hand. In alle moeilyke en zwaarwigtige ftaatszaaken mogen zy hun gevoelen zeggen, doch hebben geene Item met de overige leden. Die geheellyk den Godsdienst raaken,. worden gemeenlyk aan hun overgelaaten; en hunne uitfpraaken, indien ze eenpaarig zyn, worden als verbindende aangezien, en mogen niet verder betwist worden, (r) Een goed gedeelte der bygeloovigheid, welke in dit: CO Tasfy, p. 88. Shaw, Reizen. (*) Dit is ongetwyfeld een misflag: want omtrent deezen tyd; wierdt eerst Mohamet bekend. D 3 XIX. boek. MI. HOOFDST. I. A V D,  i XIX. c BOEK. 3 UI. ( HOOFDST. I. AFD. ( Vreemde bygeloo. [ ■vighedett, f •i ;ö HISTORIE lift Koninkryk heencht, wordt, niet zonder groot egt, toegefchree^en aan den hoogmoed, gierigheid :n bedriegery deezer Marabouts, welke het volk geooft door Geesten aangeblaazen te zyn, en in zulk :ene eere houdt, dat zy het als eene eer voor hunne /rouwen aanzien, zich met dezelven te vermengen. De reizigers oordeelen zich gelukkig, wanneer ze ioor één of meer van dezelve verzeld worden, als ïene zekere lyfwagt tegen de onbandigfte Banditen; lus befchut, kunnen ze, zonder vreeze, door de geiraarlykfte bosfchen en wildernisfen trekken. Aan hun jewaat kent men deeze Marabouts. Zy fcheeren hoofd 'och baard, (s) en draagen een eenvoudigen langen cabbert, met een kort manteltje daar over. Bykans ïTSn zo veel eerbieds hebben de Algierynen voor de dollemans, idiooten en maanzieken, welke zy befchouwen als aangeblaazene Heiligen, en Gods byzondere ^unstgenooten. Veel verdienfte ftellen zy in het veelvuldig wjsfchen van hunne lichaamen, in het langduurig vasten, en liefdaadigheid jegens de beesten. Van den anderen kant houden ze het voor zonde en eene verontreiniging, den Koran beneden den gordel te draagen; hun water op hunne klederen te laaten druipen; met eene pen in plaats van een penceel te fchryven; gedrukte boeken, of fchilderyen en ftandbeelden te hebben van menfchen of beesten; klokken te gebruiken; Christenen, inzonderheid vrouwen, in hunne Moskeeën te laaten koomen; een Turk tegen een Christen te ruilen; geld aan te raaken, eenig werk te beginnen, zelf bloed te ftempen of eene wonde te verbinden vóór het Morgengebed; met den voet tegen den grond te {tampen, terwyl ze met den voetbal fpeelen; Hangen te eeten, welke zy voor heilig aan- GO Leo. Marmol. Davity. Dapper- Tasfy, p. 89.  v a n- ALGIERS. gi aanzien j hunne kinderen aan een ander lichaamsdeel dan aan de zooien der voeten teftraffen, of met eene geflootene kamerdeur te flaapen. De Sodomie houden ze met voor eene inbreuk op hunne wet;, het is onder hen eene heerfchende zonde, van welke Priesters noch Leeken van eenigerlei rang vry zyn. ZjiEa eenvoudig en ligt, inzonderheid onder de gemeene lieden, is hunne kleedy. Doch de Jurken van meerder aanzien maaken zeer veel werks van een kostbaarder gewaat van fyne lakens of zyde. Hunne overrokken zyn fraai geborduurd, de Tulbanden kunihg zamengevoegd, en hunne beenen verfierd met pantoffels van fraai glad leder, In ligtheid en lengte verfchillen alleen de klederen der vrouwen van die der mannen; haare hembden en tabberts hangen tot op de voeten: veelal hebben ze het hair van agter zamengebonden, en verfierd met juweelen, of gemeene kraaien, naar gelange van haaren rang en omftandigheden • op het zelve draagen. ze een zyden of linnen kap' Daarenboven zyn ze 'er zeer op gefield om haare halzen, armen en gewrigten te verlieren met ringen en juweelen, en haare ooren met lange pandanten. De Sharifs, die van Mohamet afdammen, genieten het voorregt van onderfcheidende Tulbanden, van groene zyde, te draagen. De Pelgrims, die eene bedevaart na Mecca gedaan hebben , en voor Agi, of Heiligen , worden aangezien, hebben insgelyks een onderfcheidend kenmerk in hun gewaat. De kleedy der gemeene lieden bpftaat in een linnen broek over hun hercbd, en een open wit wollen jak, met eene foort van kap of hoed van agteren, niet ongelyk aan dien der Kapu- cyners. Zommigen omwinden zich in zwarte mantels ,, die tot op de knieën reiken.- Geene andere dan de Onderkoning en eenigen u zyner voornaame Amptenaaren, mogen te paard rydeu wij XIX. BOEK. I li. hoofdst. I. A f d. Kleedy. 'ryze^ rei' en.  S2 HISTORIE XIX. BOEK. III. HOOFDST. I. AFD. Des Deyi inkom- fcen. ten minfte niet in de hoofdftad, of eenige andere volkryke plaats. De overigen moeten zich bedienen van ezels, of te voet gaan. Wanneer de vrouwen uitgaan, flaan ze doorgaans dunne linnen fluiers over het aangezigt, welke ze aan den gordel vastbinden: zodat ze onbekend zyn. Die van hoogen rang zyn, worden gedraagen in draagftoelen, van takken en teentjes gemaakt, en met gefchilderd laken overdekt, Hoewel breed genoeg voor twee perfoonen, zyn ze, nogthans, zo laag, dat ze met de beenen kruislings onder 't lichaam in dezelve moeten zitten. Zeer gebruiklyk is deeze manier van reizigen op hunne pelgrimaadjen na Mecca. Zy koomen heen, zonder gezien te worden, en veilig voor wind, ftof en regen, als mede voor de brandende hitte derzonne, (£) i Geene andere belasting betaalt de Dey aan de Porie, dan een zeker getal fchoone jongelingen, en eenige andere gefchenken, welke jaarlyks derwaarts worden gezonden. Verfchillende wordt zyn eigen inkoomen berekend; waarfchynlyk klimt of daalt het, naar gelange der gelegenheden, welke hy heeft, om landzaaten en uitlanders te fnuiten en te fcheeren. Volgens eenigen bedraagt het flegts veertigduizend Dukaaten, terwyl anderen het op vierhonderdduizend, en wederom anderen op zeshonderdduizend Dukaaten fchatten. Dr. Shaw heeft de belastingen des geheelen Koninkryks gewaardeerd op driehonderdduizend Dollards, doch onderftelt dat het achtfte gedeelte der pryzen, de nalaatenfchap derzulken, die zonder kinderen fterven, gepaard met de jaarlykfche belastingen, die door de Regeering worden geheeven, de gefchenken der uitlanders, de boeten en knevelaaryen, nog eens CO Grammay, Lib. 7, Cap. 13. Davity, p. 194. Dapper, p.. 178. Tasfy, p. 39S.  van ALGIERS. 3 eens zo veel beloopen. (m) Volgens Tasfy, bedraag zyn geheele inkoomen niet boven de zeshonderdvyf tigduizend Piasters: eene byzonderheid, welke hy toe fchryft aan de gierigheid der Landvoogden der pro yincien, die, van 't geen zy van de landzaaten vor deren, flegts een klein gedeelte in 'sLands kas over maaken. (w) Niet minder is hier de geregtigheid veil tet aanzien van de ftraffe der overtreederen dan om trent den eigendom: inzonderheid heeft dit plaat; met opzigt tot de Mohametaanfche krygsmagt. Zelden worden deezen met den dood geftraft, dan om muiten; en oproerigheid, in dat geval worden zy met de fnoeren der boogen geworgd, of aan yzeren haaken gehangen. In geringer misdaaden worden zy in eene boete beflagen , of hunne foldy ingehouden. Officieren worden alsdan vernederd tot den rang van "emeene foldaaten, van waar zy allengskens wederom tot hunne voorgaande posten kunnen opklimmen. Eener overfpeelige vrouwe wordt een ftrop om den hals gebonden, met het ander einde aan een paal: dus wordt zy onder water gehouden, tot dat zy den geest geeve. In geringe overtreedingen zyn de ftokflagen gebruik, lyk; zy worden gegeeven op den buik, rug of de zooien der voeten, naar gelange van den aart der misdaad, of het goedvinden des Regters, die insgelyks het getal der flagen bepaalt, (xj De geduchtfte van alle ftraffen zyn die aan de Christenen of Jooden, om zekere misdaaden, worden geoeffend: als het fpreeken tegen Mohamet en zynen Godsdienst; waarom zy Mohametaansch, of leevende moeten geinpaleerd worden. De afvalligen worden nog zwaarder gefolterd; wordende leevende verbrand of gebraaden, of van boven van de muuren der ftad ge- («O Shaw, Reizen, fw) Tasfy, p, ap8. <*) Dezelfde. Hedend. Hist. XVII. D. I. St. E } t XIX. • boek. - iii. HOOFDST. I. AFD, l Zeden* bederf'e/f onder~j drukking.  34 HISTORIE: XIX. boek. III. HOOFDST I. AFD, Minder Divans. C?3 Shaw, Reizsa.. geworpen,. van waar zy ontvangen worden op yzeren haaken, zommigen by de ooren, anderen by de ribben, armen, of andere iichaamsdeelen, en verfcheiden dagen in de uitgezogtfte folteringen; hangen. De dooder van eenen lurk in een gevegt, of het kweeken van muitery tegen den Staat, wordt insgelyks met inpaleeren of verbranden geftraft; zulke flaaven, die poogen te ontvlugten, worden tot op den dood toe, op de wreedaartigfte wyze, gemarteld, naar het goeddunken hunner heeren. Eenen Moor, aan dievery of huisbraak fchuldig,. wordt de rechter hand afgekapt, en om zynen hals-gehangen: in deezen flaat rydt by door de ftad op eenen ezel, met het aangezigt rugwaarts. De onmenschlyke ftraffe, van het door mid. den zaagen, is hier insgelyks in gebruik;, de lyder wordt gebonden tusfchen twee planken'van dezelfdelengte en breedte, en van het hoofd een begin gemaakt. Een man van aanzien, voorheen Gezant aan het Britjcht Hof, en by veelen van de Bezetting en Zeemagt te Gibraltar bekend, wierdt, niet veele jaaren. geleeden, op deeze wreedaartige wyze ter. dood gebragt. (2) 3 Be halven den Dey en den grooten Divan, by welken de hoogfte magt huisvestte, hadt voormaals ieder provincie eenen Bas/a of Bey, onder den voorgemelden; nevens eenen Divan, met eenen Aga aan het hoofd, onder den laatstgemelden alle deeze deeden de zaaken af, hunne byzondere regtsampten raakende ; doch van deeze ftondt beroeping open op den: Onderkoning, Basfa en zynen Raad;.en van deeze op den opperften Aga, en den grooten Divan. Doch; zints de Dey onlangs eene zo willekeurige magt heeft tekoomen, kunnen wy met: geene zekerheid bepaalen,.  van ALGIERS. 3j of deeze laagere Divans nog in weezen zyn. Alleen weeten wy, dat hy drie Basfa's, of Stedehouders, onder zich heeft: eenen in het Oosten, den tweeden in het Zuiden, en den derden in het Westen. D^eze doen jaarlyks eenen togt door hunne Landvoogdyfchappen, omtrent het einde van den Zomer, aan 't hoofd van een klein leger, om de belastingen re heffen, en de onwillige betaaiers met krygsmans regtsvordering te ftraffen De eenige geregtsplegtigheid, in den Divan gebruiklyk, is het hooren van aanklaagers en getuigen; ftraks daarop wordt het vonnis geveld; als zynde 'er Advokaaten noch Prokureurs, welke de regtsoeffening vertraagen. De vrouwen, die eenige aan» klagt hebben , koomen 'er gemaskerd, en ftaande voor de deur des Divans, roepen ze met luider ftemme: Uar Alla; Geregtigheid m Gods naam. Doorgaans worden ze verzeld van een groot gevolg van haare eigen fexe, zomtyds ten getale van honderd of meer om door haar getier de gedaane aanklagt te rugfteunen! De uitlanders ftaan onder hunne eigen wetten en reg. ters De Christenen hebben hunne Konfuls; de Jboden hunne Voorzitters; de Arabieren, Mooren en andere hunne byzondere Opperhoofden. Met dit alles is de Divan de Opperregter, op wien zy zich zomwylen beroepen. Een aanzienlyk getal kooplieden, van verfchillende Natiën, ontmoet men in de havenfleden. Algiers wordt gefchat 'er drieduizend huisgezinnen van te bevatten, O) die, op de twee voornaame markttyden, ongeveer tweeduizend opene winkels houden. Het Joodenkwartier, beflaande uit tweehonderdvyftig huizen, bevat ten minfte achtduizend perfoonen. Zeer talryk zyn de Christen flaaven, niet alleen in de hoofd. , ^. 3 , ftad, Ca"> Diego de Hoedo, Topogr. Algier. Marmol. Grammay, 7 kunnen drinken. Veele flaaven worden hierdoor ryk genoeg om hunne vryheid te kunnen koopcn; hoewel zy, behalven de belasting aan den Dey, ook het hunne moeten toebrengen tot onderhoud hunner arme elendige broederen, en van de Christen Kapellen, welke hun ten gebruike worden toegeftaan. De overige flaaven, die geenen koophandel dry ven, of eenig ander beftaan hebben, worden zeer ftreng behandeld, moeten den gantfchen dag zwaar werken, en worden 's nachts opgeflooten in hunne kelders, en andere openbaare gevangenisfcn, daar zy, zonder eenig dekzel, op den blooten grond liggen: zodat zy van de vogtigheid zomtyds verftyven. In de fteden en vlekken worden zy tot de vermoeiendfte en laagfle bezigheden gebruikt. Ten platten lande trekken zy, in plaats vanosfenof paarden, den ploeg, en verrigten andere deelen van den akkerbouw. Minder flreng worden de llaavinnen gehandeld; indien ze fchoon en geestig zyn, dienen ze veelal tot bywyven; en verkrygen zomwylen een volftrekt vermogen op haare meesters. Die jong noch fchoon zyn, worden gemeenJyk in de keuken of eenig ander huiswerk gebruikt, naar maate van haare bekwaamheid. Zeer zwaar worden ze geftraft om het geringfte verzuim, inzonderheid in het ftuk van zindelykheid, waarop de Algieryntn, even als andere 'lurken, in hunne klederen, tafel en huisgeraaden, zeer gefteld zyn. Zagter worden veelal de Roomfche Priesters en Monniken behandeld, omdat ze beter van geld voorzien zyn; door dit middel zyn ze vry van werken en andere moeilykheden. Doch wanneer een Christen Vorst den oorlog verklaart aan de Mogendheid, onder welke zy behooren, zyn ze veelal de eerfte Aagtoffers van derzelver wraaklust en wreedheid. De Algierynfche vrouwen, vooral die van aanzien7, zyn, leiden een luy en ledig leeven, met zitten en* E 3 lan- XIX. boek. IJl. HOOFDST. Ii A F Du Ledigeid der rouwe».  38 HISTORIE XIX. BOEK. III. HOOFDST It AFD. HuwtJyken. lanterfanten op haare Sofa's, of het bezoeken van de Baden, of het gaan na de begraafplaatzen haarer bloedverwanten, of der befaamde Heiligen; of met wandelen in de tuinen en lusthuizen, die, hoewel niet fraai, egter verfierd zyn met allerlei groen, bloemen, vrugten, lommerryke dreeven, en andere vermaaklykheden. Hier fpillen haare mannen met haarden meesten ledigen tyd, met rooken, koffydrinken en andere uitfpanningen. (£>) Hoewel de Koran hun vryheid geeve, zo veele vrouwen te mogen hebben als ze kunnen onderhouden, vernoegt zich, egter, een Algieryn met twee, of drie ten meeste. Zelden mogen ze haar vóór den trouwdag zien; zy worden hun beichreeven door eene nabeftaande, of andere vriendin, tot het fluiten van het huwelyksverdrag gelastigd. Dit aan weerkanten geflooten zynde, zendt de bruidegom een gefchenk van fruiten of andere ververfchingen aan zyne toekoomende bruid, onthaalt haare bloedverwanten naar zyn vermogen, op muzyk en dans , in den Moorfchen fmaak. Op den trouwdag verfchynt zy in haar beste gewaat; haare handen, armen en aangezigt met rood en wit befchilderd, zittende op eene Sofa, omringd van eenen ftoet van vrouwen, allen keurlyk getooid. In den avond wordt zy, onder eenen fluier, verhemelte of Sedan geleid na het huis des bruidegoms, van denzelfden vrouwenftoet verzeld, danzende op het fpeelen van pypen en tambouryns. Hier ontvangt en geleidt hy haar in een afzonderlyk vertrek, terwyl het overige gezelfchap buiten Haat, wagtende tot dat de gewoone tekens des Maagddoms worden uitgebragt. Deeze zyn niet ontvangen, of hetzelfde gezelfchap voert ze in zegepraal door de geheele ftad, met muzyk en dans gepaard; de ouders en (£) Deatelfderr, Grammay, Cap. 7.  van ALGIERS. 39 en bloedverwanten midlerwyl zich zelve gelukwen lehende met dit getuigenis haarer kuischheid. (c) De Moorfche Artzen zyn onkundige kwakzalvers, waanende de ziekten te geneezen met enkele geneesmiddelen en bezweeringen. Wanneer de kranke tot zyn uiterfte nadert, wenden zy hem na het Oosten, en bidden onophoudelyk tot Mohamet, tot dat hy den geest geeve. Het lyk wasfchen zy met warm water en zeep, trekken het vervolgens een wit hembd, een witten broek en muilen, en een zyden rok aan, nevens een tulband. Dus uitgedoscht wordt het op een Baar gedraagen na de begraafplaats, met een gevolg van bloedverwanten en vrienden. Geen ander rouwgewaat draagen ze, dan dat de vrouwen eenige dagen haar aangezigt met een fluier bedekken, en de mannen hunnen baard eene geheele maand laaten groeien.. In drie dagen ontfteeken ze in hunne huizen geen vuur.; de naaste bloedverwanten bezoeken, in dien tyd, dikmaals het graf des geftorvenen, en deelen brood en andere aalmoezen uit onder de armen. Desgelyks brengen ze derwaarts eene foort van vuurfleenen, welke aan den zeekant worden gevonden; dezelve op het graf werpende, onder het roepen: Cekm Allah; Gods licht; dit zeggen gaat gepaard met een luid geroep, en andere rouwtekens. Cd) Indien de overleedene een man van aanzien zy, -doen ze veelal' op zyne graftombe graveeren eene lofrede, met eenige gepaste texten uit den Koran. (A) De. CO Dezelfden. C<0 Grammay, ibid. Dapper. Davity. CA) Zeer fraai en net zyn deeze graf fteden, welke men meestal buiten de fteden vindt. Zommige zyn verfieid met fraai fnywerk,. beelden en andere fieraaden. De meeste zyn voorzien van Kapellen , of bedeplaatzen, werwaarts mannen en vrouwen, inzon ■ derheid op Vrydag, zynde hunnen Sabbat, zich begeeven.. Daar nevens s XIX. BOEK. iii. HOOFDST. i. A F i>. Begraafenisfen.  XIX. boek. III. MOOFDST. I. A Fü Magt der Regeeringe (_*) Corneille, fub d!gi*rs. |o HISTORIE De fterk te deezes Koninkryks beftaat in de Landen Zeemagt, vooral in de laatfte. Weinige aanzienlyke en fterke fteden zyn 'er, en nog minder bezettingen, in eenige geringe forten, 't zy aan de Kust, afin oude Kasteelen binnenslands, flegt verfterkt, en nog flegter bezet, om de Mooren en andere Nacien in bedwang te houden. Wy hebben reeds gefproken van de Janitzaaren, of krygsmagt, die zich alle de magt hebben toegeëigend, als zynde de eenige perfoonen, iie het voorregt hebben om den Dey te verkiezen. Behalven deeze onderhoudt de Regeering een zeker getal troepen, meestal Mooren, die de drie groote Üasfa's, of Stedehouders, onder den Dey, na derzelver byzondere Landvoogdyfchappen verzeilen, en hun de hand bieden in het gaaren van 'sLands middelen, uit welke alle de foldaaten en amptenaars, zo in het burtrerlyke als in het krygsweezen, hun meeste beftaan bebben. Om de fchaarsheid van geld, worden deeze belastingen meestal ontvangen in goederen, als koorn, vee en vrugten. Deeze troepen mogen in de verkiezing van eenen Dey ftemmen, noch deelen in eenige andere voorregten der Janitzaaren, die de geheele magt en het bewind des Koninkryks zich hebben aangematigd; «evens flaan da Cellen der Marabouts , of Monniken, die altoos gereed ftaan om huhne godsdienftigheid te fchraagen, en hunne aalmoezen te ontvangen. Onder de menigvuldige Gedenktekens buiten de muuren der ftad Algiers, is dat van de vermaarde Mevrouwe Cave, dochter van Öraave Juliaan, uit Boetica, eene vrouw van aeldzaame fchoonÉeid, die gefchaakt zynde door Rotherik, den laatften Koning der yifitroihen in Spanje, in wederwraake voor dien hoon de Saraceenen derwaarts nodigde; met een leger van zeshonderdduizend man bragten zy wel haast het geheele gewest't onder , en hielden het eenige eeuwen in bezit. (*)  van ALGIERS. 4; gemaatigd; noemende zich Effenii, of Edelen, hoewei L H\hür lieden v*n d™ JaagfteTranren het flegtfte karakter zyn. Want vermidf de openval welt J anZ6n W°r,den aanS£VU,d door Rekr£u?en ™ioTheht>T£\*e Z°°nen VM ZUlke foldaaten ƒ die verlof hebben bekoomen om te Algiers te trouwen • doch zmts deeze eenen kwalyk geflaagden toeleg op aanzienlyke posten bevorderd te worden?Vo * " Behalven de byzondere voorregten der Tanitzaa ren, reeds vermeld, mogen ze hunnF wooningeï rSb' ben op eenige der fraaifte pleinen van de hSfdftaden worden opgepast en bediend door flaaven, op kos ll\tr Re/ffrinêe' P« twee maanden ontvangen" ze hunne foldy; een derde beter koop dan de overige ™ners mogen ze hunne lyfsbehoeften kooien Niet alleen de Jooden en Christenen, maar ook de Moeren, hoewel hunne geloofsgenoot^, behandelen ze zeer trotsch en willekeurig. Zeker il w ™S bentn' * " * tatto ^ ^ £ ben kunnen meester worden, zynde 'er nog eenVoo ter getal van deezen, zo wel als van AJ^",g(B)' CO Shaws Reizen. Tasfy. Marmol. Dapper. 'Jak IJ? ^P* "irahlere>* worden, door onze Schryvers dik- E XIX. boek. III. HOOFDST. I. AFD.  9» HISTORIE XIX. BOEK. ' III. HOOFDST, ï. AFD. en andere Natiën, welke, 't zy uit hoofde hunner voordeelige ligginge tusfchen ongenaakbaare bosfchen en dewyl de Turken hen by éénen naam noemen. Reeds hebben wy aangemerkt, dat zommigen hunner in tenten woonen, en, ten behoeve hunner kudden, dikmaals van verblyf veranderen. Anderen woonen in dorpen, bouwen zeer nette huizen, en dry ven een voordeeligen handel. Beiden hebben hunne Cheyks, of opperhoofden, door we'ke ieder Adowar, of gemeente, beftuurd wordt. Toen de Turken dit Koninkryk bemagtigden, fielden zy eenigen onder fchatting,. en noodzaakten anderen, om vreedzaam onder hen te leeven. Die in dorpen woonen, houden meestal hun verblyf by den berg Atlas ; de zwervende Stammen in de wildernisfen, naby het Koninkryk Tunis en Fez, waarmede zy een uitgebreiden en voordeeligen handel dryven, vooral in fchoone paerden, welke-zy, met groote ervarenheid, temmen, kweeken en handelbaar maaken. Zy woonen in fraaie tenten, gaan iieriyk gekleed,, inzonderheid de vrouwen, die, behalven haartooizei van halskraagen en armringen, haare tronie, hals, armen en beenen, zelf de toppen der vingeren, befchilderen. Zy waanen een onbefmet afzetzel te zyn dér aloude Arabieren, en hunne moedertaal in de grootfte zuiverheid behouden te hebben. Zy zyn groote ftarrekundigen en dichters; die in deeze weeten. fchappen uitmunten, worden door hunne Cheyks met eerampten en belooningen aangemoedigd. Hunne opftellèn tot lof van den landbouw en het herdersleeven, als mede ter vermeldinge van hunne overwinningen en minnaaryen, worden in boekdeelen byeenverzameld, en in hunne fchoolen geleezen. Zy doen belydenis van den Mohametaanfchen Godsdienst, doch met bygeloof vermengd, door Marabouts ingevoerd. Veel vermaaks hebben ze in de jagt op wilde dieren, vloeiende hun land over van leeuwen, luipaerden, beeren,tygers, fteekelvarkens, ftruisvogels, egels, harten, wilde ezels en koeijen. De laatfle houden ze voor een aangenaam voedzel; doch hunne voornaamfte kost is melk van hunne kudden, honig, vrugten, meelpap, en nu en dan lamsvleesch. De boog, korte (peer en houwer zyn hunne wapens. Wanneer ze op den vyand uittrekken, voeren ze mede hunne vrouwen, kinderen en gezin, opdat ze, uit vreeze voor flaaverny, ta Bloediger mogen vegten. (*) (*) leo Aftic. Lib, 9. Marmol. Davity. Dapper. Tasfy,.  van ALGIERS. 4 en wildernisfen, of om hunne nabuurfchap met anden Komnkryken, niet alleen het Turkfcbe juk by aanhou denheid het hoofd hebben geboöden, maar ook veelyuldige invallen gedaan in de onderfcheidene oorder daaraan onderworpen, (ƒ) Om deeze te temmen, er van de overigen fchattingen te vorderen, wordt zulk eene menigte krygsbenden in de drie gemelde landltreeken onderhouden; welke krygsbenden, egter; ftaan^1 ^ beVd der TurVche legerh°ofden Alle deeze bevelhebbers, van den Dey tot aan den genngften toe, trekken geene andere befoldiging, dan de beflootene foldy der foldaaten, dus genaamd, omdat ze geene verdere verhooging gedoogt, en om de twee maanden tachtig Saims. bedraagt. Geregeld koomen ze het in de zaal van den Divan ontvangen.' Doch aan ieder ampt zyn eenige voordeden verknogt. ontitaande uit inkoomende en uitgaande goederen, ankergeld, het verkoopen en losgeld van flaavenen andere belastingen op den koophandel. By deeze mogen wy voegen zekere giften, haaren oorfprong verfchuldigd aan zekere byzondere oogmerken, doch zedert een vast gebruik geworden; gefchenken aan den Dey, of den Divan, van uitlandfche hoven, of by-1 zondere perfoonen, ter verkryginge van eene gunst of bedieninge, of om eene ftraffe te verzagten. Aan zulke Turken, die bevorderd zyn tot den rang van Mazoul Aga, of tot andere posten, welke hen vry waaren van den dienst, zo wel als aan die geenen, welke m den dienst gekwetst of verminkt zyn, wordt geduurende hun leeven de volle foldy betaald, en zy mogen zich vestigen in het Koninkryk daar zy goedvinden. Doch indien zy, zonder reden, den dienst ver- C/) Marmol, Vol. a. Dapper. Tasfy, Cap. a, 3. F 2 j i XIX. boek. III. HOOFDST.' I. iFDi Algierynfchekrygsmagt,hoe bezoldigd.  44 HISTORIE XIX. BOEK. II t HOOFDST. I, AFD, Zeemag, verlaaten, eer zy dien rang beklommen hebben, verbeuren zy de helft dier foldye. Ieder foldaat mag eenhandwerk doen', koophandel dry ven, of ftilletjes in zyn huis leeven; doch hy moet, daartoe geroepen wordende, ten allen uure gereed zyn ten dienfte van den Staat. Zeer ftreng en hard is de "lurkfo.e krygsdienst in tyd van oorlog. Zo wel als in Europa, heeft men hier ruitery, voetvolk en artillery. Het leger wordt geboden door eenen Aga, die eenen Chaya en twee 'CMaêüi onder zich heeft, allen door den Dey aangeliefd. Eene.reden,. welke hen noopt, onverzaagder tegen de Christenen dan tegen eenigen anderen vyand te vegten, is, omdat de gevangenen nooit uitgewisfeld of gelost, maar als een eigendom van den Staat worden aangezien; en diensvolgens hunne goederen door denzelven worden in beflag genomen, indien ze niet door kinderen of broeders worden opgeeischt. ' 'Nog gedugter zyn de Algierynen ter zee. De Zeeroovers, hoewel ze geen bewind in de zaaken van den Staat, noch item in de verkiezing van den Dey hebben, worden nogthans in groote eere gehouden, ter oorzaake van de Pryzen, welke zy geduurig aanbrengen, welke eene bron van het aLgemeene inkoomen, en de middelen zyn, die hen gezien maaken by de Christen Mogendheden, om de veiligheid van haaren koophandel. Hunne zeemagt beftaat doorgaans uit twintig fchepeu; flegts een van dezelve behoort aan de Regeering, en wordt door den Admiraal gevoerd; het voert den naam van Deylek, of Koningsfchip, en heeft zyne byzondere Pakhuizen. Alle de overigen behooren aan byzondere perfoonen, en hebben welvoorziene Magazynen. Dewyl hun land weinig timmerhout uitlevert, uitgezonderd 't geen heel uit Tasfy, Cap. ia. Bijl. of Algiers t p. 255.  van ALGIERS. 45 uit de wildernisfen van Biledulgerid. of uit de provincie Bujeyah wordt gehaald, vergenoegen zy zich met daarvan den kiel en den bodem te maaken, terwyl tot het overige het hout van de genomene Pryzen wordt gebruikt. Deeze floopen zy zorgvuldig, om bet hout en yzerwerk te behouden; met kleine kosten kunnen zy, door dit middel, een fchip timmeren. Behalven dit hulpmiddel der kaaperyen, voorziet hen de Engelfche Konful van kruid, kogels, bomben, fchietgeweer, ankers, touwwerk, en alle andere fcheepsbehoeften; in betaaling neemt hy koorn en oly voor de bezetting te Gibraltar en Pm Mahon; geene andere dan de Engelfche Natie mag koorn uit Alners uitvoeren. (A) (C)- De Kapiteinen van deeze Kaapers, die doorgaans beftendige bevelhebbers zyn, hoewel uitgeflooten van allen ftaatsbewind, hebben doorgaans aandeel in hunne lchepen, indien ze niet de eenige eigenaars zyn • diensvolgens mogen zy een fchip uitrusten, wanneer' en kruizen daar ze willen, doch met deeze bepaaling,, dat ze, daartoe geroepen wordende, den Staat ten diende moeten ftaan, 't zy om manfchap of leevensmiddelen te vervoeren, des Deys bevelen te volbren- CS.) Tasfy, Ch. 14. §eiÏ5* (C) De goederen , welke door de Engelfchen en andere Euro* peaanen te Algiers worden ingevoerd, zyn gewerkte zyden, gouden en zilveren ftoffen, damasten, linnen, wollen ftoffen, fpeceiyen, koper en tinwerk, kwikzilver,, krygsbehoeften en allerlei icheepsgereedfchappen, cochenille, koperrood, fuiker, Brazilsch en rood hout, aluin, galnooten, vermiljoen, brandewyn en andere flerke dranken, opium, gom, gedroogde vrugten, papier en anderedingen van minder waarde. Daartegen haalt men van daar fyne wol Ie, veders van ftruisvogelen, huiden van wilde en andere dieren, dadels en Christen-flaaven. (♦) O tlijl. of Algiers, Ch. 18. F 3. XIX. BOEK. iü. HOOFDST. I. AF o,  46 HISTORIE XIX. b' >ek. III. hoofdst, I. afd. Verdeeling der Pryzeni gen, of zelf den Grooten Heere te dienen, alles op kosten des eigenaars. Daarenboven leggen ze onder de bepaaling , dat zy aan boord hebben eenen Aga BucM, of anderen ouden ervarenen bevelhebber, door den Dey als Aga aangefteld, zonder wiens toeftemming zy jagt maaken, na huis keeren, noch zelf de matroozen mogen ftraffen. By de wederkomst van eenen kruistogt doet dien Aga verflag van des Kapiteins gedrag, die, aan eenig wangedrag fchuldig bevonden wordende, voorzeker daar over wordt geftraft : ten getuige diene Mefomorto, die, hóewei naderhand tot Dey verheven, vyfhonderd ftokflagen ontving, en, ter vergöedinge zyner eere, ftraks op een nieuwen krystogt wierdt uitgezonden, (z) (D) De Regeering eigent zich toe het achtfte deel van alle de Pryzen, flaaven, laadinge en fchepen; het overige wordt verdeeld onder de eigenaars en bootsgezellen. Zeer flegt voorzien zyn ze van geryflykheden en leevensmiddelen; zy hebben hangmatten noch kisten, en geene andere leevensmiddelen dan biskuit, tvater en een weinig ryst. Zo roemen zy 'er op, dat ze de zindelykheid der Christenen veragten, en dat ze, O') Ibid. (D) Hunne gewoone kruistogten in de Middelandfche zee zyn in de Straat van Gibraltar, by de Kaapen Molinos, Gat-Palos , Corfa en Casfa, St Martm en St. Sebastiaan; de Eilanden Mojorca, Minor ca, Jviea en St. Pieter; de rivier van Genua; de Kusten van Napels; den Kerke/yken Staat; Sicilië, Trapan ;n de Golf van Venetië. In den Oceaan, by Radix, Lagos, de Kaapen St. Vincent, la Roche en Finisterre; de Kanari. fehe Eilanden, Madera en de Vlaamfche Eilanden. Doch wanneer 'er vyandlyke fchepen in de Middelandfche zee kruizen , bepaa!en zy zich doorgaans tot de Kuiten van Portugal en de Kanarifche Eilanden. (*) O) Ibid.  vam ALGIERS. 47 ze, zonder deeze hulpmiddelen, hunne zeerooverj kunnen pleegen. Die zich aan boord van een Zeeroover bevinde, die een fchip neemt, is geregtigc tot een gedeelte van den buit, van wat land of Godsdienst hy ook zy; dit ontftaat uit het denkbeeld, dat misfchien, door eene geheime beftuuring der Voorzienigheid, hun gelukkig flaagen aan deeze vreemdelingen moge verfchuldigd zyn. Alle de fcheepsbevelhebbers, van den Rais, of Kapitein, tot aan de kwartiermeesters, moeten Turken, of ten minften Couloulis zyn; mogende de Mooren niet op den overloop, of by het gefchut koomen, ten zy op bevel van den Rais, of minderen bevelhebber. Doch de Christen flaaven mogen voor matroozen of Onder-Officieren dienen, en hebben deel in den buit, naar gelange van hun gedrag of bekwaamheden. (£) TWEEDE AFDEELING; Verdeeling van het Koninkryk Algiers. Voorheen hebben wy reeds aangemerkt, dat dit landfehap verfchillende verdeelingen heeft ondergaan, naar gelange der onderfcheidene meesters, onder welken het geftaan heeft, Romeinen, Christenen, Ariaanen, Saraceenen en Turken: dit is de reden van het groot verfchil, welk wy ontmoeten tusfehen de fchryvers, die over dit onderwerp hebben gehandeld. De grootfle verdeeling was in de achttien provinciën, welke wy laatst hebben opgenoemd; deeze gebeurde kort naadat Eigenlyk Algiers de hoofdprovincie deezes Ko- (é) Ibid.'Ch. 14. XIX. boek. : in. HOOFDST. i. AFD. Verdeer ling van Algiers.  4? HISTORIE XIX. BOEK. III. HOOFDST. II. AFD. Koninkryks was geworden; of liever, naadat het zich onder de befcherming der Turken hadt begeeven. Doch zints de Deys vermogender en in zekeren zin onafhanklyk zyn geworden, bepaalden zy . het tot drie landitreeken, of Gouvernementen: het Oostlyke, Westlyke en Zuidlyke. Dewyl in deeze achttien provinciën weinige Heden liggen, behalven de hoofdlieden, en de meeste derzelven onaanzienlyk zyn, zullen wy ons vergenoegen met het aanwyzen van het merk< waardigfte in dezelve, onder onze befchryving van deeze drie Gouvernementen, en van de provincie Eigenlyk Algiers, als zynde nu de aanzienlykfte van het geheele Koninkryk, ons beroepende op de Kaart wegens de byzondere grenzen en ligginge ten aanzien van elkander. Het Oostlykë, insgelyks het Levmtfc7ie Gouvernement, of Beylik genaamd, bevat de fteden: i.Bona; 2. Conflantina-; 3. Gigeri; 4. Bujeyah; 5. Steffa; 6. lebefj y. Zamaara; 8. Biscara; en 9. Necanz. In alle deeze fteden hebben de Turken bezettingen. Daarenboven bevat het de twee oude Koninkryken Couco en Labez, hoewel onafhanklyk van de Algierynfche heerfchappy, omdat hun 'land ongenaakbaar is. By deeze mogen wy voegen eene Franfche faktory te Callo, onder het bevel der Kompagnie van het Franfche Bastion. Het Westlyke Gouvernement bevat: i. Oran, thans de hoofd'ftad van den Bey; 2. Tremecen; 3. Mastagan; 4. Tenez; en 5. Secrelly, met zyn'Kasteel en bezetting. Het Zuidlyke Gouvernement bevat niet eene ftad, 3orp, zelf geen huis; alle de landzaaten woonen in tenten: eene byzonderheid, welke den Bey en zyne Lroepen noodzaakt, altyd te velde te zyn. Behalven de fteden, onder de twee voorgaande afdeelingen vermeld, zyn 'er eenige, welke wy verzwygen, als armoedig  van ALGIERS. 4fj tZ°.edl fn gefing',ZOnder eeniSe vestinS of bezetting, veele andere liggen thans in puinhoopen. Ca} w J,00StI?ke, °\Lewntf^ Gouvernement is verre weg het aanzienlykfte van allen, niet alleen in rvk dom, fterkte en uitgebreidheid, maar ook in getal en aanzien van fteden. Thans zullen wy van dezelve wfc"gt gCeVen' fPaarende de befchryving van de hoofdftad voor eene andere Afdeeling. i. De eerfte ftad is Bom, voormaals de hoofdftad der provincie onder het Koninkryk Conftantina, volgens onderftelhng het aloude Hippo, normaals deBisfchop? Sf, z,etelJan.den H- Augustinm, en eene zeehaven, door de Romeinen aangeleid. (A) Weleer was zv vermogende en volkryk, doch thans armoedig gebouwd en fchaarsch bewoond, en bezit naauwlyks eenige Ipooren van haare voorgaande grootheid, behalven de puinhoopen eener Hoofdkerk, "of Klooster, door dien kerkvoogd geftigt. Bona wierdt door den Zeeroover Barbarosfa verwoest, en aan zyn nieuw Koninkryk Al. giert gehegt, doch kort daarna hernomen door haare oude eigenaars de Tunetaanen, en even fpoedig door hen wederom verboren. Zy wordt gedekt door een Kiem fort, waarin eene bezetting van driehonderd lurken ligt, onder bevel van eenen Aga, die inseeIyks Gouverneur der ftad is. De Ree is een weini> westlyker, na den kant van het Genwefche fort; zv is diep en veilig. Het omliggende land is vrugtbaar in koorn Ca) Marmol, Afric. Lib.tf. Tasfy, Lib i.Cap.o. ShawsReizen. . (.A5 ,De inwooners evenwel ontkennen dat bet 't aloude Hippo is, m de oorlogen zo dikmaals genomen, hernomen en veW0{ft Volgens Shaw breiden zich de overblyffels van het oude Hippo uit over eene ftreek lands, tusfchen de'rivieren Boojemah ff sl boufe De puinhoopen befJaari ongeveer eene halve myl in den omtrek, en beftaan allen uit brokken van nieuwe waterbakken Hëdend.Hist.XVII.D.I.St. g XIX. hOEK. III. HOOFDST. II. AFD. Bomt.  5o HISTORIE XIX. BOEK. II I. HOOFDST. II. AFD, Conftan tina. OüdheJen. koorn en fruiten, en bevat eene menigte groot en klein vee, doch is zeer onderhevig aan de invallen der plonderende Arabieren, (é) 2. Co ns tan tina, het Cirta Julia, en Cirta Numidice der Romdnm, zedert Confiantina genaamd, ter eere eener dochter van Con/lantinus den Grooten, die het luisterryk herbouwde, thans by de Mooren Citfuntin, of CucwAn geheeten, is de hoofdftad der provincie van dien naam. 2eer voordeelig ligt zy omtrent zestien mylen van de .zee , op eene foort van halfeilands voorgebergte, aan alle kanten, behalven in 't Zuidwesten, ongenaakbaar. Haar omtrek wordt gefchat op eene myl; de grond helt een weinig na het Zuiden , doch eindigt in het Noorden in eene fteilte van ten minfte zeshonderd voeten rechtftandige hoogte. Men heeft 'er een bekoorlyk uitzigt van eene groote menigte bergen, valeien en rivieren, voor de Had en op eenigen afftand van daar gelegen, (c) De ftad is wel verfterkt, en bevat eerwaardige overblyfzels der Oudheid, bewyzen van haare voorgaande grootheid, toen zy nog de hoofdftad van Mauritania Gefarienfis was: onder anderen eene menigte waterbakken, waterleidingen, poorten en zegeboogen, fraai gewerkt. De brug over de rivier Rammel is mede een keurlyk ftuk; de rivier, een weinig beneden denzelven, loopende door een onderaardfchen weg, in .een vasten rots uitgehouwen, omtrent een vierde gedeelte van eene myl Noordwaarts, formeert aldaar een fraaien waterval. In de nabuurfchap is een klaare bron van heet water, die van fchilpadden krielt, welke de onkundige vrouwen voor duivels aanzien, en voor de bewerkers van alle ongemakken en ziekten. In deeze ftad houdt de Bey van 't Oostlyk Gouvernement zyn <*) Marmol. Tasfy. Shaws Reizen. (O Delfde.  van ALGIERS. 51 zyn verblyf, en heeft 'er eene wagt van driehonderd SpaMs, of Turkjche Ruiters, en vyftienhonderd Mooren, op zyne eigen kosten. De inwooners zyn vermogende, trotsch en dapper. De nabuurige bergen, welke deeze landftreek doorfnyden, worden bewoond vaneen ftrydbaar, doch befchaafd volk, die, behalven dat ze deeze en andere fteden van fruiten en leevensmiddelen voorzien, verfchillenden handel dryven. Zo talryk zyn ze, dat ze, by eenige onmin, me't den Bey van Conftantina gereezen, of by eenige andere gelegenheid , een leger van dertig- of veertigduizend man kunnen op de been brengen. Zy hebben geen fchietgeweer, maar gebruiken lanzen en boogen. Dikmaals zyn ze onderling in oorlog, voornaamlyk om den wille hunner vrouwen, die, wanneer ze haare mannen moede zyn, of door hen kwalyk worden behandeld, doorgaans van het eene gebergte na het ander vlugten, om een nieuwen bedgenoot te zoeken; zy neemen dan met zich de juweelen, geld en andere kostbaarheden, welke ze kunnen magtig worden, (d) Naby de ftad, aan den zeekant, zyn de puinhoopen van Colo, eene Romeinfche volkplanting, hebbende een kasteel op een zeer hoogen rots, met eene bezetting onder eenen Aga; onder diens befcherming ftaat eene kleine Franfche faktory, die met de Mooren in huiden, wasch en wolle handelt. De bergen van Colo bezitten overvloed van eene groote en wilde foort van aapen, op 't vangen van welke de Mooren zeer zyn afgerecht. Aan dezelfde kust ziet men de puinhoopen der aloude ftad Stora, met eene welgelegene Baai, alwaar de Genueezen, en naderhand de Franfchen, hunnen Afrïkaanfchen handel begonnen, die zedert door de Maatfchappy van het Franfche Bastion merkclvk is uitgebreid. Con- (d?) Leo, Lib. 5» p. 309. Shaw. G a XIX. boek. III. HOOFDST. II. AFD*  52 HISTORIE XIX. boek. III. HOOFDST. II. AFD. Gigen. Constantina was de verblyfplaats der Koningen» zints de Arabifche verovering van Afrika tot in den jaare 1520, wanneer, Barbarosfa zich van Algiers en Colo verzekerd, hebbende, de inwooners, ter herftellinge van hunnen koophandel, daar door bedorven, zich aan hem onderwierpen, en tot heden toe Algietynfche onderdaanen zyn gebleeven. 3. Gigeri, of Jigel, het lgilgüi der Ouden, is thans een gering dorp, beftaande uit omtrent vyftienhonderd flegte huizen, gedekt door een oud fort. Het ligt aan zee, tusfehen Bona en Bujeyah, omtrent vyftkn mylen van ieder, en een weinig aan geene zyde der kaap, die de oostlyke grensfeheiding van de Golf van Bujeyah maakt. Het fort ligt op een fteilen rots, in zee uitfteekende, maakende, door zyne ligging, eene dubbele haven, eene ten Oosten, en eene ten Westen. Dewyl de landzaaten meer tot een -zwervend leeven leiden, bevat dit land geene ftad of eenig ander dorp. Binnen deezen omvang, welke aan de Numidifche? wildernisfen grenst, ligt de vermaarde berg Araz, ftrekkende tusfehen vyfentwintig en dertig mylen in de lengte van 't Noorden na 't Zuiden, en is overal moeilyk te genaaken. De bewooners zyn een geflagt van Arabieren, Cabeylezen genaamd, een ftrydbaar volk, die in dit gebergte eene laatfte fchuilplaats voor hunne vryheid zogten, welke zy, door de natuurlyke fterkte der fteiltens, zedert behouden hebben. Vóór het jaar 1664 plagten zy te handelen met de Franfche faktory te Gigeri, en voerden derwaarts huiden, koorn en wasch. Doch by gelegenheid van eenen oorlog tusfehen Frankryk en Algiers, ontving de Franfche Admiraal bevel tot het bouwen van een Fort aan den zeekant, om deeze Arabieren in bedwang te houden Het irerk was niet begonnen, of zy kwamen af, met oogmerk  van ALGIERS. 53 merk om hem aan te tasten, en noodzaakten hem zee te kiezen.. Vervolgens verdreeven zy de Franfchen uit Gigeri, vernielden hun fort, en namen vierhonderd gevangen Zints dien tyd hebben ze alle uitlanders geplonderd, die aan deeze kust ichipbreuk lyden, en maaken ze, zonder onderfcheid, tot flaaven, hoewel ze behooren tot Natiën, die met Algiers en de Porte vrede hebben. De Mohametaanen alleen worden losse laaten en met een klein reisgeld na huis gezonden. De Dey zelve kan niets van het wrak voor de eigenaars bewaaren, door zyn gezag, en door geen ander middel dan een vriendlyk verdrag. 4- Bugia, het onderftelde Salda van Strabo, doop de Romeinen gebouwd, (Ê) en voormaals de hoofdftad des Koninkryks van dien. naam, heeft eene fraaie h7 ven, geformeerd door eene fmall ftreek lands £ zee mtloopende; een gedeelte van? dï^rgebe'riïS wierdt eertyds mgeflooten door een muur vZeS wen fteen. Ook was hier eene waterleiding, die de haven van water voorzag, door het te ontlasten in eene ruime bak; al hetwelk thans in puin ligt Het graf van Seedy Busgree, een van de befchermhéiligen der plaatze, is het eenig merkwaardig overblvfzel De plaats zelve is gebouwd op de puinhoon'pn eener groote ftad, aan Jen voet eeL hoogebergs? na het Noord-oosten ziende; een groot gedeelte der weTl TV0', fan tenu t0p' daar een kasteel ligt welk de plaats dekt, behalven twee andere aan den voet, ter beveiliginge van de haven. De inwooners dryven. een uitgebreiden handel in ploegyzers en JE yzerwerk; zy maaken ze van yzer, weJk ze uit de nabuunge mynen haaien. De ftad wordt befproeid door een groote rivier, welke Marmol en Dappl dl CO Shaws Reizei Hm G $ XIX. boek. nu HOOFDST. II. AFD. Bugia,  XIX. BOEK. III. HOOFDST. II. AFD Steffa. Tebef. Zamora. Ifccara. 54 HISTORIE Huet el 'Ouibir of de Groote Rivier noemen, en onderHeld wordt de Nafava van Ptolemeus te zyn, ■(•ƒ) naardien zy zich een weinig Oostwaarts in zee ont. last, naa eene groote menigte beekjes in haaren boezem te hebben ontvangen. De plaats is volkryk, en heeft eene aanzienlyke markt van yzerwerk, oly en wasch. (g) 5. Steffa, door Marmol, Testelza, en door Grammay-, Distefa genaamd, ligt ten Zuiden van Bujeyah, omtrent twintig mylen van daar, en vyftien van de zee, op den weg van Fez na Tunis, (A) in eene vrugtbaare valei, tot aan den berg Labez trekkende. Zy wierdt verwoest door de Arabieren, niets is 'er nu overgebleeven van haare voorgaande grootheid, dan de treurige overblyfzeis van haare eertyds verhevene en ftaatelyke müuren, van vierkanten Heen van eene verbaazende grootte. De inwooners, ongeveer driehonderd gezinnen bedraagende, hebben in elende en armoede geene weergae in de Turkfche heerfchappyen. 6 Te bef was mede eene ruime en bloeiende Had ten tyde der Romeinen, doch is thans in zo flegten Haat als Steffa. 7. Zamora, het onderftelde Azama van Ptolemeus, is, door de Turkfche dwingelandy, zo laag gedaald als eene der voorgaanden; het wordt gedekt door een fort, door de Algierynen gebouwd. Nogthans wordt zy voor eene der vrugtbaarfle oorden in Barbarye, in koorn en weilanden, gehouden. Alle Maandagen wordt 'er markt gehouden, op welke de Arabieren, om hunne noodwendigheden te koopen, in menigte zamenfchoolen. 8. Bis cara behoorde aan de provincie Zeb in m- ( ƒ) Dapper, ibid. ( g} Shaws Reize. (,&) Marmol, Cap. 52. Dapper. Tasfy.  van.ALGIERS. 5, Numidie, welk ten zuiden van Labez ligt; doch de Algierynen maakten, in hunne jaarlykfche ftrooperyem er zich meester van, om een te gemaklyker doortogt te hebben na de zuidlyke provinciën. 'Er zvn nóe eenige overblyfzels van de oude ftad, die haaren naam aan dit gewest gaf; zy heeft eene bezetting om de inwooners in bedwang te houden, die in hunne tenten een zwervend leeven leiden, en leeuwen, tvgers en ander wild gedierte aan de uitlanders te koop veilen. INooit is de' ftad 'Algiers zonder een groot getal Biscaraanen, die gebruikt worden tot het genngfte en zwaarfte werk, als het reinigen van ftraaten, ledigen van ke.ders, fchoorfteenveegen en het draagen van pakkaadje. Wanneer iemand, met die morzig werk, tien of twaalf Kroonen heeft overgewonnen! keert hy weder na zyn vaderland, daar hy in groot aanzien is, van wegen de fchaarsheid van geld onder hen, wordende zy gehouden voor de rampzaligften van alle Arahfche ftammen in het Koninkryk. (A 9. De laatfte plaats, der opmerkinge waardig, in dit Oostelyk Gouvernement, is Necauz, voor eene der aangenaamfte fteden in Barbarye bekend, gelegen omtrent twintig mylen ten zuiden van Steffa, naby eene fraaie rivier, wier oevers verfierd zyn met verfcheiden foorten van hoornen, het bekoorlykfte lommer uitleverende. De vygen, welke hier groeien worden voor de fynfte van geheel Afrika gehouden' Aan weerkanten is de grond vrugtbaar in koorn en andere leevensbehoeften. In de ftad ftaat een pragtige Moskee, en niet verre van dezelve eene groote fchool ryklyk begiftigd, tot onderwys van de Turkfche jeugd.' De inwooners zyn beleefd en gezellig; de vrouwen zeer fchoon; de huizen net, hoewel flegts van ééne verCO Tasfy. f XIX. boek. lil. HOOFDST. II. ATV. Necauz.  XIX. BOEK. III. HOOFDST. II. AFD, ft HISTORIE verdiepinge; de tuinen verfierd met allerlei vrugten en welriekende bloemen. Men vindt 'er Hospitaaien, en eene menigte Baden, nevens andere geryflykheden; dit alles, egter, dunt merkelyk door de dwingelandy der Turkfche Regeeringe. (£) Het grondgebied van Bujeyah, gelyk dat van Gigeri, wordt ingeflooten door hooge bergen, bekend by de jiaamen van Beni jubar, Aurazen Labez, bewoond van eenige der oudfte ftammen van Arabieren, Mooren en Saraceenen. De bergen van Beni-jubar liggen omtrent twintig mylen ten Zuiden van Bujeyah, en ftrekken een aanmerkelyk end wegs langs de kust, in de lengte en in de breedte ; zynde een gedeelte van den kleinen Atlas, Zy zyn zeer fteil en klipagtig; een groot getal rivieren ontfpringt in dezelve. Zy zyn beplant met vcele vrugtboomen, vooral okkernooten en vygen,en leveren overvloed van garst, waarmede de landzaaten hunne talryke kudden voeden. De bewooners zyn ftrydbaar, en leeven onder hun eigen opperhoofd; zommigen zyn voortreffelyke boogfchutters. Hier en daar ziet men op het gebergte dorpen, door ftammen bewoond, die naar den oord van 't gebergte genaamd worden. (/) Labez is een ander gebergte, tot den kleinen Atlas behoorende, ftrekkende van Beni-jubar tot aan het Oostlyk Koninkryk Couco. Het wordt bewoond van een onverzaagd foort van lieden, in zeden en leevenswyze veel naar hen gelykende, doch fchattingfchuldig aan den Dey van Algiers, die voornaamlyk in paerden wordt betaald. Labez is vrugtbaar in koorn noch vrugten; het voornaamfte voortbrengzel is eene foort van riet of biezen, van welke zy fraaie Arabifche matten Marmol, Cap. SS- DapperU) Marmol, Cap. 5. Tasfy, Lib. 1, Cap. 9.  vah ALGIERS. s? ma ten maaken, in de Iandtaale Labez genaamd, naa welke dit Koninkryk of gewest den naam voert. Het gebergte of gewest Auraz is mede een gedeelte van den Atlas, loopende zuidwaarts van Confiantinc heel tot aan Büedulgerid. Het beflaat uit eene lan£e reeks rotzen, door elkander loopende, en van kleine vlakten en valeien doorfneeden, omtrent dertig mylen m de lengte, (w) Zo wel aan den top als voet zvn ze zeer vrugtbaar. Men heeft hier eenige bronnen, van de. heuvels nederdaalende, welke eene foort van zoutmoerasfen formeeren, welke de zon in den zomer doet opdroogen, en in zout verandert. De bewooners zyn moedig en krygzuchtig , en leeven voornaamlyk van het berooven en vermoorden der reizigers Zo zeer waren ze eertyds op de vryheid gefield, dat 11n,jr"mdeling o^er hen wilden dulden, uit vreeze dat de wegen en doorgangen na hun verblyf zouden ontdekt worden. Zo onverduldig zyn ze se worden, zints de Algierynen hen to.'pligtig gemaakt hebben, dat er, om hen tot betaaling te noodzaaken, met minder dan veertig van hunne krygsposten nood,> zyn. Jaarlyks verfchynt de Bey aan het hoofd van zyn vliegend leger, om de betaaling hun af te dwingen Het laatfle gewest, in dit Oostlyk Gouvernement, der opmerkinge waardig, is Couco, of CW .düs ge* naamd naar den berg, aan welks voet de hoofdf?adrligt, of misfchien naar de ftad zelve, voormaals de hofflad eens Koninkryks , verfierd met pragtige- gebouwen, vooral het paleis der Vorflen , die door hunne togten in Spanje een beroemden naam hadden verworven. Zy lag in de gedaante eens driehoeks, ten /.uiden van Algiers en Bujeyah, omtrent dertig mylen van de eerfle, en twintig van de laatstgemelde, aan r > r., den {.*») Shaws Reizen. Hedend.Hist.XVTI.D.I.St. H • XIX. boek. ! III. HOOFDST. II. AFD. Stad en onink» ;k Couco  5 HISTORIE (O Shaws Reizen. CO Dapper, Tremecen. Tasfy, enz. XIX. ■boek. III. BfOOFDST. II. AFD Kasteel. Mostagai barakken voor de Janitzaaren. Voormaais was net verdeeld in verfcheiden afdeelingen , twee van welke ten tyde van Edrifi nog te zien waren; men mogt ze voor twee Heden aanzien, van eene langwerpige vierkante gedaante, ieder binnen haare eigen muuren beflooten. In den jaare bevatteden de twee niet minder dan vyfentwintigduizend wel gebouwde huizen, met ruime ftraaten, en eene groote menigte prachtige openbaare gebouwen: inzonderheid vyf groote vierkante kollegiën, in den Italiaanfchen fmaak gebouwd; als mede badftoven en hospitaalen in groote menigte. Niets is nu van dit alles overig dan de vestingwerken, en eenige fraaie puinhoopen. De plaats is genoegzaam geheel verwoest, door Hasfan, Dey van Algiers, in den jaare 1670, tot ftraffe van de kwalykgezindheid haarer inwooneicn. JNaauwlyks een zesde gedeelte is 'er meer overig van deeze zo befaamde hoofdftad, die gerekend wierdt, vier mylen in haaren omtrek te beflaan. (O Van honderdvyftig Moskeeën ftaan 'er nu flegts acht, ieder voorzien van een toren van de Dorifche Orde, met marmeren kolommen verfierd. De vierhonderd zestig badftooven zyn thans tot op vier verminderd. De Jooden hadden 'er tien Synagogen, alle welke thans in verval zyn, (?) wordende de ftad bewoond van Arabieren, Mooren en Jooden, de meeste van alle welke arm zyn. 1. Omtrent twintig mylen ten Oosten van Oran ligt de ftad Mostagan, of Mostaganin, Müsty Gannim, het Cartenna van Plinius en Ptolemeus. De ftad is tooneelwyze gebouwd, met een ruim uitzigt op zee, en overal elders van heuvelen omringd. In eene der opene plaatzen, omtrent in 't midden, zyn de overblyfzels van een oud Moorsch kasteel. De Noord- west-  van ALGI-ERS. o3 westlyke hoek der ftad, welke aan de haven grenst, wordt omringd van een muur van gehouwen fteen nog een ander kasteel ftaat 'er, geregelder aangeleid en van eene Turbfche bezetting voorzien. Doch ver nads de nabuurige heuvels boven alle deeze uitfteeken. beïtaat de voornaamfte vastigheid der plaatze in eer kasteel, op eene dier hoogten gebouwd, beide de itad en het land dekkende. («) De ftad is ruim voorzien van water, en heeft eene gemaklyke en vei. Jige haven. Agter dezelve ryst de berg Magaraba, dus genaamd naar de Magarabaanen, een volk afkomftig van de Berebers, die denzelven bewoonen. Deeze berg ftrekt omtrent tien mylen van 't Oost na het West, langs de Middelandfche zee. De Magarabaanen woonen in tenten, hoeden zeer veele kudden, en betaalen jaarlyks twaalfduizend Kroonen aan den Dey van Algiers, (x) Zeven mylen van Mostagm, omtrent in 't midden tusfehen Oran en Algiers, ligt de ftad Tenez, aan den voet eens heuvels, eene myl van de zee, daar zy eene voegzaame haven heeft. Tenez en deszelfs grondgebied waren eertyds onderworpen aan de Koningen van Tremecen; doch de landzaaten, de binnenlandfche oneenigheden te baate neemende, richtten een Koninkryk op, t welk van korten duur was, en wel haast een prooi der Algierynen wierdt, die 'er zedert eene fterke bezetting gehad hebben. De Gouverneur woont in het kasteel, voormaals het Koninklyk paleis. Zeer vrugtbaar is het omliggende land in koorn, vrugten en weilanden, en levert honig en wasch. Marmol' houdt deeze plaats voor het Laguntum, en Sanut voor het Tipafa van Ptolemeus; doch het geringe dorp Tefesfad k gewisfelyk het aloude Tipafa. De C») Shaws Reizen. (*) Marmol, Lib, 5, Cap. 23. Dapper. Tasfy, , XIX. ; BOEK. , 111. . HOOFDST. II. AFD. : Tenea.  04 HISTORIE XIX. boek. III. HOOFDST II. AFD. Sargel. Zuidlyk Gouver nement. De laatfle Algierynfche bezetting, in dit Westlyk Gouvernement, is Shrshel, of Sargel, Sarcelli, of, zo als ïasfy het noemt, Sercelles, eene geringe verwoeste ftad , aan den zeekant, omtrent acht mylen ten westen van Algiers. Niets merkwaardigs bezit deeze plaats, dan eene gelegene haven voor kleine fchepen. (>) (E) De Zuidlyke landftreek, of het derde Gouvernement van het Koninkryk Algiers, bevat geene bemuurde fteden, hoewel zich hier en daar eenige pragtige puinhoopen vertoonen, by welke de krygsbenden zich verfchanzen, en in bezetting liggen, om de landzaaten in bedwang te houden. Deeze woonen in tenten, en zyn verdeeld in horden, ieder van welke eene foort van reizend dorp uitmaakt, met zyn byzonder opperhoofd, uit het midden hunner gekoozen. Zy veranderen van wooning met het jaargety, of naar (y) Tasfy, p. 153. CE) De aloude ftad Tesfare, of, zo als zy by de Romeinen wierdt genaamd, Cafarea, in dit Westlyk Gouvernement gelegen, verdient onze opmeting , zo wel als de geboorteplaats van verfcheidene uitfleekende Wysgeeren en Dichters, a!s omdat zy eertyds eene der volkrykfte en vermögendfte fteden was in Afrika. Zy lag aan eene Baai, eene myl ten Westen van Sargel, tusfehen hetzelve en Algiers; haare puinhoopen wyzen uit, dit zy diie mylen in den omtrek befloeg. Zy wierdt gebouwd door de aloude Afrï. haanen, en door de Romeinen, en naderhand door de Prinfen van het gellagt der Idrtfi verfierd. Eindelyk wierdt zy geheel verwoest door Abdallah, zoon van Mahadm, en de inwooners onmenfchelyk vermoord , in den jaare 959- Thans is 'er niets meer over dan de puinhoopen der muurèn, en twee oude Heideniche tempels, het dak of gewelf van eenen van welke zo hoog is, dat men van daar een fchip twintig mylen verre in zee zien kan De Mooren noemen dien tempel Coborurnia, of Romemsch graf; |iy is gebouwd van groote vierkante fteenen,en rondom omheind. (.*) (*) Maitnol, Lib. 5, C«p. 34- Dappsr, p. lós,  van ALGIERS. 05 naar gelange het belang van weiden of akkerbouw medebrengt. Zy fokken veel vee, klein en groot behalven de paerden en andere lastdieren, welke hunne draagbaare hutten van de eene plaats na d< andere overbrengen. De meeste deezer landftreeken. of gewesten, zo veele takken zynde van het Atlantijche gebergte, zyn belemmerd met hooge heuvels, doorfneeden van vlakten, zommigen van groote zandwoestynen, allen meer of min vrugtbaar naar den aart van den grond, en den overvloed of fchaarsheid van water Eenigen, vooral in de meer Zuidlyke deelen, langs de grenzen van de Sahara, of groote Woestyn, en in de landftreeken van Zab en Mezzab, zyn van water geheel ontbloot, behalven 't geen uit de wellen koomt, welke de opgezeetenen moeten delven overal daar zy hunne hutten neerflaan. Zommige deezer wellen zyn zo zout of brak, andere met zulke wanimaakelyke mineraalfloffen bezwangerd, dat alleen de dnngendfte nood hen kan noodzaaken, dit water te gebruiken. Deeze volken betaalen eene foort van lchattinge aan Algiers, doch niet dan door des Beys troepen daar toe genoodzaakt. Van hier dat veelen hunner dezelve zorgvuldig ontwyken, tegen dat de tyd des bezoeks nadert, door hunne verblyfplaatzen over te brengen na ontoeganklyke ftreeken, daar zy niet dan met gevaar kunnen genaderd worden. Doch wanneer deeze voortvlugtigen naderhand gevangen worden, zo als dikmaals by verrasfing gefchiedt, blyft de Bey niet in gebreke om hen de agterftallen dubbel te doen betaalen, of by mangel daar van, hen gevan. gen na Algiers te zenden. (2.) Niet zeer aanmerkelyk is de ftaande legermagt, welke de Bey, of Gouverneur deezer Zuidlyke Provin- cie (O Marmol. Dapper. Tasfy. Hedend.Hist.XVII.D.I.St. I ' XIX. > boek. ! iii. HOOFDST. ii. AFD, Leger- magt van  66 HISTORIE XIX. BOEK. III. HOOFDSr. HÉ AFD. dit Gou ■ verns- ment. De ftad Algiers. ' 1 i 3 i i cie op de been houdt; zy beftaat flegts uit honderd Spdhis, of Turkfche ruiters, en vyf honderd Mooren. Met deeze en zynen hofftoet is hy, naar de wyze der landzaaten, altoos in 't veld gelegerd. Doch, tegen den tyd als de jaarlykfche fchattingen moeten gegaard worden, ontvangt hy doorgaans een aanzienlyke verfterking van den Dey, en mag belastingen heffen in Biledulgericl, zo dikmaals hy kan, door geweld of list, en zich eenen weg baanen door de enge wegen, welke in het land den toegang geeven. (a) DERDE AFDEELING, Befchryving van de ftad Algiers, hoofdftad des Koninkryks. Op de befchryving van de drie Provinciën of Gouvernementen, in welke het Koninkryk Algiers verdeeld is, zullen wy nu laaten volgen een berigt vegens de hoofdftad, eene plaats, zints verfcheiden :euwen het beftendig verblyf des Deys, de verzamelilaats van het groote lichaam der Turkfche foldaaten, ie legplaats der vloot, en het middelpunt der Regeeïnge. Haar tegenwoordige naam is Algezair, of liever él Jezeir, of Al Jezirah, een Arabisch woord, betekenende het Eiland, omdat 'er een Eiland aan de ftad ag, aan hetwelk zy zedert, door middel van eene Mole of Hoofd, gebegt is. In hunne openbaare ge"chrifcen en brieven noemen zy het Al Jezeir e Megerne, of het Westlyk Al Jezeir, in onderscheiding'van een ander van deezen naam by de Dardaneüen. De Ara- O) Tasfy, Lib. 2, Cap. ulu  van ALGIERS. 67 C<0 Tasfy, Lib. 2, Cap. 1, p. 115. Shaws Reizen. I 2 wrwwen uucuieu nee nectendaags Oaac/ra o/ fle«e ilfo gana, naar een Arabifch' Prins, geheeten, d yoormaais de ftad overheerd hadt. Merkelyk verfch is er tusfehen de fchryvers over den oorfprongj zon migen houden het voor het aloude Rufeurum, of Rt fueurum; anderen voor het Salda- anderen wederoi voor het Jol, of Julia Czfarienfis, ter eere van ^ E* gelbgt. Waarfchynlyk is het niets anders dai het oude Jeofium, in het Reisboek zevenenveertij mylen van Topaza geplaatst. (a) Algiers ligt tusfehen Bujeyah ten Oosten, ei Tenez ten Westen, op 36 Gr 30 Min. N B. en 3, Gr. 15 Min. O. L Aan den Noord- en Noord-Oost kant wordt zy van de Middelandfche zee befpoeld Zx is gebouwd in 't hangen van eenen heuvel, op' welken de huizen zo langzaam trapswyze boven elkander klimmen, dat elk derzelven, langste eene of ander eeb een onbelemmerd uitzigt heeft. Door de geregeldheid deezer fteilte, en de witheid des gronds, maakt de ftad eene fraaie vertooning uit zee gezienop eenigen afftand doet zy zich op als eene blfekery' met hnnen bedekt, in de gedaante van een Amphiteater. Zy beflaat omtrent eene myl in den omtrek; wordt omringd van hooge muuren, twaalf voeten dik, bezet met vierkante torens, doch allen zo zeer vervallen, dat ze weinig tegenweer kunnen bieden, indien ze niet door eenige buitenwerken verfterkt waren Zy zyn omgeeven van eene graft, twintig voeten wyd, en zeven diep, doch thans genoegzaam met flibber gevuld, uitgezonderd op eenige plaatzen, daar hét van weinig nut is. De muuren hebben eenige uitltekken met fcnietgaten, doch weinig of geen gefchut De fterkte der ftad beftaat derhalven voornaajnlyk in de buitenwerken. n,? r- XIX te boek. il lil. j. HOOFDST. , III. AFD, tl 1 T > I Fraai uitzigt.  6S HISTORIE XIX. boek. I in. HOOFDST III. AFD, Zes poorten. Fïavenmuur. De ftad heeft zes opene poorten, ieder door eenige buitenwerken gedekt; eenige andere zyn thans digt gemetzeld. De geheele ftad wordt beftreeken van sene reeks van heuvelen aan den Westkant, op de zelve zyn gebouwd twee fterke forten. Het een, van wegens deszelfs vyf fcherpe hoeken, het StarreKasteel genaamd, dekt de zandbaai, en den mond der riviere Elved; het ander, het Keizerlyk Kasteel geheeten, befchiet het Starre • Kasteel, en de geheele ry heuvelen, mitsgaders de zandbaai in den mond der riviere Rebat, (fc) aan de zuidzyde der ftad. CA) Beter is de ftad verfterkt, en kan kloeker weerftand bieden aan den zeekant. In de befchryving van haare werken aan dien kant, zullen wy een aanvang maaken met de havenmuur. Deeze was het werk van den befaamden Lheredirty zoon van Barbarosfa. Vóór hem was de haven van Algiers geheel open, en hadt meer het aanzien van eene Ree dan van eene haven; doch zo ras hy meester van de plaats wierdt, begon hy te bouwen en dezelve te verfterken, door de handen van Christen flaaven, die in drie jaaren het werk voltooiden. De muur is gebouwd in het kleine eiland tegenover de ftad, in de gedaante van een grooten halven cirkel, loopende van de Dowan, of havenpoort, tot aan eene der punten van het eiland, en van het ander punt van hetzelve tot aan de muuren der ftad, laatende een ruimen mond voor de haven, in welke de fchepen veilig voor 't geweld der golven kunnen liggen.. De muur beflaat omtrent honderd fchreden in de lengte, van tby Marmol, Lib. 5» Cap. 41- Dapper. Shaws Reizen. CAVt Was hier, daar Keizer Karei de V. zyn leger aan land: deedt gaan, in zynen ongelukkigen togt tegen Algiers, in denjaare 1541-  van ALGIERS. 69 van het kasteel, welk haar dekt, tot aan de gemelde havenpoort, en tusfehen de zes en zeven fchreeden breed; zy heeft, aan de eene zyde, een fteeöen kaai, en aan de andere een zandbank, van 't eene einde tot aan het andere. Op eenen hoek wordt de muur of Mole gedekt door een oud rond kasteel, eertyds gebouwd door de Spanjaards, toen zy de plaats in bezit hadden: het heet Vuurtooren- Kasteel Het ligt opeen vasten rots; ter beveiliginge van de fchepen brandt 'er altyd een vuur op, Het heeft drie Batteryen met fraai gefchut. Aan den zuidkant des eilands ligt een ander fort, beflaande uit drie Batteryen, ter dekkinge van den mond der haven, welke een goed getal fchepen kan bevatten, (B) en zelden of nooit ledig is van koopvaardyfehepen, zeeroovers of ander vaartuig. Jammer is het, dat wanneer de wind uit het Noorden opfleekt, zynde dwars over de Ree, dezelve zulk eene dyning in de haven veroorzaakt, dat de fchepen veelal tegen elkander dryven. Des Deys flaaven zyn 't geheele jaar door in 't werk om groote fleenblokken aan te voeren uit eene nabuurige groeve, welke» vervolgens op het zand geplaatst worden, om den muur tegen het geweld der golven te dekken. Dit werk moet geduurig hervat worden , omdat de zee deeze fteenen allengskens wegfpoelt, en dien geffcadigen aanvoer noodzaaklyk maakt, (c) Het CO Marmol. Dapper. TatCy, p. 163-. CB) De haven is langwerpig van gedaante, honderd en dertig vademen lang, omtrent tachtig wyd, en op zyn meest vyftien diep; alles een gewrogt van arbeid en kunst. De twee Batteryen, dia den mond der haven dekken, en in deeze eeuw gebouwd zyn, worden gezegd tegen Bomben befland te zyn. De Jaagde gefchutlaagen zyn voorzien van zesendertigponders. Het middelfte is oudi, en zwakst. (*) (*) Shaws Reizen. 13 XIX. boek. iii. HOOFDST. iii. AFD»  70 HISTORIE XIX. boek. iii. HOOFDST. III. AFD. Andere forten. i Inwooners. i 1 ] ■i i j ( e l I * e - ..c Het gefchut is van koper; de affuiten en andere gereedfchappen worden wel onderhouden. De Battery van de-'havenpoort, op den Oosthoek der ftad, is met verfcheiden lange ftukken gefchut beplant; een van dezelve heeft zeven Rollen, ieder van drie duimen middellyn. Een weinig verder na het West-ZuidWest ligt de Battery van de Visfcherspoort, ook de Zeepoort genaamd, beflaande uit eene dubbele laag gefchut, beide den mond der haven en de Ree beschietende. Wyders liggen 'er twee of drie forten langs den zeekant: een aan den zuidkant der flad, het Kasteel der Renegaaten genaamd; de twee andere aan den Noordkant; te weeten Setteet /Jko-lett, een regelmaatige vyf hoek, bekwaam om eenen vyand de lan3fB*g te beletten, en het nestelen op de Bakiras, of de belendende vlakte; het ander, met naame het EnIflfche Kasteel, befchiet den weg na de Rivierpoort, in iezelfdc ftrekking. (d) Men rokend dat de flad honderdduizend Mohameaanen bevat, onder welke eenige weinige Renegaaten :yn; vyftienduizend Jooden, en tweeduizend Christen laaven, behalven de Europe'danen en andere vreemdeingen. Slegts ééne fraaie flraat is 'er in de flad, trekkende van't Oosten na het Westen, doch overal liet even wyd. Hier zyn de beste winkels, de voorïaamfle koopmanshuizen, de "koornmarkt en van anlere mondbehoeften; alle de andere flraaten zyn zo ng, dat naauwlyks twee menfchen naast elkander unnen gaan. In 't midden zyn ze laager dan aan de anten, om doortogt te geeven aan het water, welk 2r doorloopt; voegt hier nevens allerlei vuiligheden, n men zal van de onaangenaamheid terftond een enkbeeld hebben: te meer, dewyl ze geftadig hetree- den Shaws Reizen.  van ALGIERS. 7x den worden, ginds en herwaarts, van kameelen, paer den, ezels en muilezels, voor welke de voetganger' moeten plaats maaken, door zich aan de huizen vast te houden. Nog gevaarlyker is het, een ïu,k0Toldaat in de ftraaten te ontmoeten: want de rykfte Christen moet zorgvuldig voor hem uit den weg gaan. en blyven ftilftaan tot dat hy voorby is, of anders gevaar loopen van de gevolgen zyner woestheid te zullen ondervinden. Doorgaans wordt de engte der ltraaten aangemerkt als een behoedmiddel tegen de hitte; doch waarfchynlyk wierden ze aldus aangeleid uit hoofde der aardbeevingen, opdat de huizen aan weerkanten mogten gefchraagd en geftut worden door Hukken houts, over de ftraaten reikende. (C) De huizen, wier getal op vyftienduizend wordt berekend, zyn gebouwd van gehouwen of gebakken, meestal vierkante fteenen , met een ruim gevloerd plein m t midden. De Gaanderyen rondom her plein rusten op kolommen; boven dezelve loopt eene tweede verdieping, eveneens gefchraagd. De buitendeuren der vertrekken zyn doorgaans even hoog als de zoldering. Boven de hoogfte verdieping zyn de Terrasfen, welke tot wandelplaatzen dienen, of om linnen te droogen. Zommigen hebben fraaie tuinen, met zomerhuizen, om hen, terwyl ze aan 't werk zyn, tegen de hitte te befchutten, of om een uitzigt te hebben op de zee, of hunne kaapers met pryzen koomen opdaagen. De fchoorfteenen worden altoos zuiver en wit CC) Tii den jaare 1717 gevoelde men in de Had, negen a?tereenvolgcnde maanden, verfcheiden aardbeevingen: zodat alle de inwooners, behaiven de Diva» en Staatsdienaars, de ftad verlieten, en in t veld onder tenten gingen woonen. In zommige oorden SeurdegC* " ^ Vem; gew0rpeD > de Zrond fPleet en C*) Tasfy, Ub. a, Cap. 1, ^XIX. boek. III. HOOFDST. UI. af o. Hutzen,  XIX. eoek. 111. HOOFDST m. üfi Paleis van den Dey. 72 HISTORIE wie gehouden; zy ryzen, in de gedaante van eene koepel, uit de vier hoeken van het 'j'erras. De inwooners zyn verpligt, hunne huizen ten minfte eens in 't jaar te witten, doorgaans tegen den tyd hunner hooge feesten. De huisgeraaden zyn weinig en eenvoudig , beftaande alleenlyk uit eenige weinige houten en aarden vaten, nevens matten en matrasfen, die voor bedden dienen, (e) Dewyl de huizen aan elkander zyn getimmerd, zonder tusfehenruimten, kan men, langs deTerrasfen, van het een einde der flad na het ander wandelen; hier en daar ftaan ladders, waar de huizen niet even hoog zyn. Op die wyze bezoeken zy veelal hunne buuren, en flyten zo de avonden met elkander in de opene lucht. Doch hoewel de huizen van het gros der inwooneren van binnen dus gering zyn, ziet men 'er, egter, veele, be'hoorende aan lieden van aanzien en vermogen, fraai bekleed met marmer, rustende op kolommen, met fraai gebeeldhouwen, gefchilderde en vergulde zolderingen. (ƒ) Het prachtigfte van allen is des Deys paleis, ftaande midden in de ftad. Het is een ruim en ftaatelyk gebouw, omringd van twee deftige Galleryen, de eene boven de andere, rustende op marmeren pilaaren Van binnen zyn twee ruime zaaien; eiken Zondag, Maandag en Dingsdag vergadert de Divan in eene van de. zelve. De Barakken voor de Turkfche foldaaten zyn insgelyks grootfche gebouwen, en worden zeer zindelyk onderhouden door de flaaven, die,'op kosten der Regeeringe , hen bedienen. Ieder Barak heeft plaats voor zeshonderd Turkfche foldaaten, ieder van welke een ruim vertrek tot zyn gebruik heeft. Op de CO Grammav, Lib, 7, Cap. 3- Marmol. Dapper. Tasfy. if) Dezelfden.  van ALGIERS. 73 de pleinen van alle deeze Barakken zyn fonteinen, in welke de foldaaten zich wasfchen, eer ze tot het gebed gaan. Talrïk zyn hunne Moskeeën, en zommige der- i zeiven zeer groot. Dewyl ze meestal aan den zeekant1 ftaan, maaken ze eene fraaie vertooning, en brengen niet weinig toe tot het fraai gezigt op de ftad. Badend zyn 'er insgelyks zeer menigvuldig, zynde het eene gewoonte by de Twken> zich daar heen te begeevcn, niet alleen vóór hunne vyfdaagfche bedeftonden, maar ook op alle andere uuren van den dag Eenigen zyn zeer ruim en prachtig, fraai gevloerd met marmer, en ryklyk voorzien van verdere gerieflykheden; andere zyn klein en onaanzienlyk, voor de mindere ftanden voegende; allen, evenwel, zyn genoegzaam in denzelfden fmaak gebouwd. De vrouwen hebben haare afzonderlyke Baden, met oppasfing van perfoonen van haare eigen fexe, in welke geene mansperfoonen, onder eenigerlei voorwendzel, een voet mogen zetten. Behalven deeze openbaare Baden, hoedanige 'er omtrent zestig zyn, hebben ze zes andere, Bafios genaamd; doch deeze zyn niet beter dan akelige kerkers, in welke zy hunne flaaven by nacht opfluiten. In elk derzelven hebben zy eene kapél, tot het vrye oeftenen van hunnen Godsdienst. Ieder flaaf heeft drie kleine brooden, nevens eene kleine matras en een deken tot zyn bed. In deeze Baden moeten ze allen zamenkoomen op een bepaald uur in den avond; den volgenden morgen worden ze 'er uitgelaaten, om zich te begeeven tot hun byzonder bedryf. Buiten de muuren der ftad ftaan eenige zindelyke gebouwen: onder anderen, de zaal, in welke de fcheepsbevelhebbers vergaderen, aan den voet der havenmuur. In groote hoogagting is by hen de wooning des Opper- Marahouts, ftaande in het hellen van den heuvel, een net Hedend.Hist.XVTI.D.I.St. K vier- XIX. boek. iii lOOFDST. [i. AFD. Moseeën. Baden.  74 HISTORIE XIX. BOEK. III. HOOFDST» UI. AFD. vierkant gebouw, met een koepel, in den Turkfchett fmaak. VVyders vindt men 'er eene groote menigte en verfcheidenheid van Graflieden, aan de aanzienlyke lieden behoorende. Eenige van dezelve zyn zeer fraai, (D) en de meeste voorzien van Kapellen en Bedehuizen, welke eiken Vrydag bezogt worden van mannen en vrouwen. Hier ftaan ook de Celletjes der Marabouts, welke op die dagen de gaanden en koomenden de hand leenen in hunne gebeden voor de geftorvenen, en voor dien liefdedienst ftukjes geld of andere gefchenken ter belooninge ontvangen. B v ouds hadt de ftad Algiers wellen noch fonteinen* om haar van water te voorzien; tot in de jongstverloopene eeuwe moesten ze het water, 't geen van den hemel viel, in bakken verzamelen. Een Moory. uit Spanje derwaarts verdreeven, ontdekte toen een middel, om door behulp van twee waterleidingen zo veel daarvan af te leiden, als honderd fonteinen, op bekwaame afftanden van elkander, konde vullen. Dit water, 't welk voor zeer goed wordt gehouden, wordt derwaarts geleid door eene reeks van pypen en buizen, (D) Onder deeze ziet men zes van eene ronde gedaante, naast elkander ftaande, door haare fraaiheid van alle de overige ligtelyk te onderkennen. Deeze behooren aan zes Deys, welke tot die waardigheid verkooren, en terftond daarna in den Divan geworgd wierden, weinige dagen naa- elkander, door de woede hunner aan. hangen. Het eenige graf binnen de ftad is dat van Halt Dey,, die voor een Heilige en groot gunfte!ing des Hemels wierdt aange» zien, om reden dat hy zyn eigen dood ftierf: een geluk, door wei» nigen, tot die waardigheid verheeven, genooten, zints derzelver eerfte infteliïnge: van hier dat dit graf veertig agtereen volgende, dagen met bloemen verfierd, en van hoopen volks omringd wierdt,, doende gebeden voor zyne ziele.. (*) O T»ty, *» Cap. te p. sw.  van ALGIERS. 7 buizen, uit eene groote menigte beekjes, die uit di nabuurige bergen ontfpringen. (g) De grond rondom Algiers is zeer vrugtbaar. D( heuvelen en valeien zyn allerwege verfierd met tui nen, boschjes en lusthuizen, alwaar de vermogendfte geduurende den zomer, hun verblyf houden. Deeze lusthoven zyn kleine witte huizen , belommerd dooi allerhande vrugtboomen, en ander groen, welke uil zee een aangenaam gezigt opleveren. De tuinen zyr voorzien van overvloed van vrugtboomen, meloener en moeskruiden, en worden befproeid door eene me^ nigte fonteinen en beekjes. Zo onag'tzaam zyn de landzaaten omtrent hunne natuurlyke voordeden, dat zy zelf hunne boomen niet fnoeien, maar ze in 't wild laaten opwasfen. Hunne wynftokken, welke zeer fchoon en vrugtbaar zyn, loopen voort tot aan den top hunner hoogfte boomen, ftrekken zich van daar uit tot andere, maakende dus de bekoorlykfte lommer, ryke boogen. Beter vrugten zouden ze geeven, in, dien ze zorgvuldiger wierden opgepast. Hunne Oranje-, Citroen- en andere vrugtboomen, hoewel menigvuldig, koomen, egter, by gebrek van oppasfinge, nimmer tot die volkomenheid, als die door uitlanders, in 't byzonder door de Eurdpeaanfche Konfuls, gekweekt worden: de boomen op de Landgoederen van deezen leveren veel voortreffelyker vrugten, dan die aan Turken of andere Natiën behooren. (h) Men kan niet verwagten dat wy in een Werk als het onze, verflag zullen doen van eiken vrugtbaaren plek gronds, tot de provincie Eigenlyk Algiers behoorende. Van een derzelven, nogthans, moeten wy een kort verflag doen: te weeten, de ryke en bekoor- lyke CgO Dapper, als boven. Tasfy, Lib. 2, Cap. 4. Shaw. {hy Dezelfdeni K 2 ï XIX. BOfcK. ; ui. . 1100FD6T. III. AFD. I ! Omliggendland van | Algiers. Vlakte van Met;ejah.  XIX. BOtK. IIL HOOFDST. UL AFD, 76 HISTORIE lyke vlakte van Mettejah, (t) ftrekkende omtrent vyf. tig mylen in de lengte, en twintig in de breedte (fc) Allerwege wordt zy befproeid door eene groote menigte bronnen en beekjes, en brengt voort overvloed van ryst, fruiten, kruiden, allerlei koorn, van eene uitfleekende foort; zodat de landzaaten jaarlyks twee, en zomtyds drie oogften hebben van tarwe, garst, haver en verfchillende peulvrugten. Deeze vrugtbaare oord wordt bewoond van Arabifche Stammen, en was de vaderlyke heerfchappy van Prins Selim Eutemi, die ontthroond en vermoord wierdt door Arach Barbarosja, van wien wy in 't vervolg zullen fpreeken. Weinige natuurlyke zeldzaamheden, der opmerkinge waardig, ontmoet men hier, uitgezonderd de Hammam , of heete baden van Meereega , de aloude aqws calidce Colonia, tusfehen de rivier Shellif èn de zee. De grootfte en meest bezogte van dezelve is eene kom van twaalf voeten in 't vierkant, en vier voeten diep. Het water borrelt om hoog in eenen verdraaglyken trap van warmte; naadat het de kom heeft gevuld, ontlast het zich in een kleiner, waarvan de Jooden zich bedienen, die niet in gezelfchap der Mohametaanen mogen baaden. Eertyds ftondt over deeze Baden een fraai huis; rondom dezelve liepen fteenen Galleryen: tegenwoordig liggen ze bloot voor wind en weder, half met fteenen en puin gevuld, hoewel ze in de Lente nog veel bezogt worden van lieden, met verkoudheid , geelzucht en andere ongefteldheden gekweld. Nog hooger aan den heuvel is een andere bron, doch veel te heet om *er in te baaden; door bakken wordt het water van daar na elders afgeleid, en aldaar gepompt. (/) l\og veele diergelyke heete bronnen vindt men in deeze provincie; en het Land is aan aardbeevingen zeer onderhevig. Ci) Tasfy, p, aoa. Ck\Shaws Reizen. (/) Dezelfde. VIERDE  van" ALGIERS. f< VIERDE AFDEELING; Gemeenfchap tusfehen Algiers en Christen en Arabuche Vorften} de Konfuls, welke aldaar hun verblyf houden. Bykans alle de Europifche Zeemogendheden hebben vrede met de Algierynen. De Engel/dien befteedden hunne goede dienften ten voordeele der Nederlanders, die thans dit voordeel mede genieten. De Zweeden vonden het geraaden, den vrede te koopen, voor zevenhonderdduizend Dollars; dit, in aanmerking genomen zynde het klein getal Zweedfche fchepen, welke hunne Roovers ontmoeten, is tot nog toe voor eene kleine verborgenheid aangezien, 't Zal veel zyn, indien de Dey niet eerlang genoodzaakt worde, het getal dier verbintenisfen te verminderen , uit dezelfde beweegredenen, welke zyne voorzaaten noopten dezelve uit te breiden- Niet moeilyk valt het te gisfen, wie der bondgenooten, in dat geval, meest gevaar zal loopen van eene vredebreuk, zo lang de Franjeben hen met hunne fchepen van Marfeilje en Touion, en de Engelfchen met die van Gibraltar, kunnen in bedwang houden. Gewisfelyk vordert het belang der Algierynen in oorlog te zyn mer, de Natiën, die op de Middelandfche zee handelen, omdat zy altyd ondervonden hebben, dat de balans der pryzen, op dezelve behaald, merkelyk in haar voordeel was, zo ten aanzien van het getal als waarde; en zonder zulk een geduurigen onderftand, hun Staat zich met geene mogelykheid. kan handhaaven, of de gevaarlykfte muiteryen voorkoomen. (a) (<*) Tasfy, Lib. 2, Cap. 20. Shaw-K 3 r XIX. «oek. III. HOOFDST. IV. AFD. Natten, die vrede hebben met Algiers.  78 HISTORIE XIX. boek. III.' HOOFDST IV. AFD De Divan en.de krygsmagt weigerden het aangaan van eene verbintenis met den Duiifchm Keizer, hoewel de Sultan, aan wien zy nog eene foort van onderwerpinge fchuldig zyn, dit ernftig op hen begeerde. De Dey zelve fcheen meest tot den oorlog gezind te weezen, hoewel zyn eigen belang hem veeleer hadde moeten beweegen om in vrede te leeven met de Christen Vorften, dewyl ieder ongelukkige onderneeming, of zelf eene mislukking, even dikmaals het verlies van zyn hoofd medebrengt, als zyne weigering om den oorlog te verklaaren aan eene Natie, op welke zyne krygsoverften wenlchen te rooven. Geheel anders is het gelegen met de foldaaten, die, welke kleine nadeelen zy 'er ook by mogen lyden, over 't geheel genomen verzekerd zyn, 'er by te zullen winnen; zo als gebeurde in den jongften oorlog met Engeland, in welke het verlies van zesentwintig van hunne flegte rooffchepen zo ryklyk wierdt vergoed, door het neemen van niet minder dan driehonderd en vyftig ryke koopvaardyfchepen. Voorzeker zouden ze nooit hebben bewil'lligd in eenen vrede met de Engelfchen,. hadden zy dien niet gekogt voor geld en fcheepsbehoeften; (i>) beide welke de Regeering toenmaals grootlyks behoefde. (A) Door O) Dezelfde. (A) Behalven het groot voordeel, welk de Algierynen, ten aanzien van het getal en de waarde dier Pryzen, trokken, hebben zy nog verfcheiden andere middelen om de fchade van hunne verliezen ter zee te vergoeden. Indien een Roover op zee vcrgaa, of door den vyand genomen worde , is de eigenaar verpJigt, om een ander even groot fchip te koopen of te 'timmeren, binnen eenen tyd, door den Dey bepaald; die, egter, zyne omftandigheden en vermogens in aanmerking neemt. Indien een Turk of Moor worde gevangen ' genomen, al ware 't in een gevegt tegen den vyand, wordt hy nooit vrygekogt door de Regeering, maar als dood aangemerkt; en indien hy kind noch broeders hebbe, worden zyne goede-  van ALGIERS. ?o Door zulke vernederende middelen, kweekten 1 Engelfchm hunne vriendfchap, tot dat zy zich van G braltar en Port Mabon verzekerd hebbende, hunne ve bintenis meer geducht maakten. De Franfa.en ve kreegen den vrede met Algiers, in den jaare 17il wanneer zy een fterk Eskader hadden op de Ree li* gen, om kragt te geeven aan de vertoogen hunne Konfuls. Wat aangaat de overige Christen Vorften e Staaten, het ftrydt tegen den aart der Algierynfche Re geennge, lang met hun vrede te hebben. Geheel anders is het gelegen met de Ajrilaanfd Mogendheden , met welke zy, om verfcheide redener in goed verftand moeten leeven, byzonderlyk me den Koning van Marokko, en den Bey van Tunis, die aan AIgiers grenzende, anderzins zeer lastige nabuurer zouden kunnen worden. Voornaamlyk bewoond wor dende van Arabieren en Mooren, die de 'Jurkfche regeenngsform verfoeien, zouden zy, by een vredebreuk met een hunner, groot gevaar loopen. En, veelligt ware het de kragtdaadigtfe Weg voor de EuropHch Mogendheden om de Algierynfche magt te fnuiken, indien ze een dier Staaten tot den oorlog konden noopen, en goederen, zo roerendè als onroerende, door den Dey in beflaffgenomen ten diende van den Staat. Indien hy uit zyne gevangenisfewedeikeere, is ai wat hy kan erlangen een jaar foldy, om hem in' ftaat te dellen tot het koopen van een nieuw ftel wapenen, om wederom in dienst te kunnen treeden. Zelf het vernielen van huizen door. bombardeeren brengt eenig voordeel aan den Staat, indien zv behooren aan Mooren of Cologjies, die verpligt zyn om ze binnen t jaar te herbouwen. Indien zy daar toe onvermogende zyn, wordt alles, wat tot het huis behoort, in beflag genomen, en ten behoeve van den Staat verkogr. In allen opzigte is dus de oorlog meest verkieslyk voor zulk eenen Staat, welke dien met zo kleine kosten kan: voeren , en jself de nadeelen ten voordeele doet gedyen. (*) (*) Dapper. Tasfy. Shaw. Ie XIX. 2- BOEK. [•- III. f. HOOFDST. ^ÏV. AFD, r tl e Waarom Algiers ''.vrede ' hebbe met Marokko en Tunis ?  XIX. boek. ii i. HOOFDST IV. AFD. Hoe d, Arabieren door de Algiery nen be~ dwongen voraen. %o HISTORIE en daarin de hand bieden. Jammer is 't, dat de Turkfche dwingelandy, al voor lang, het geheele geflagt der Mooren tot dien veragten ftaat van flaaverny en lafhartigheid heeft vernederd, dat ze niet meer vatbaar zyn voor edelmoedige poogingen. Chaban, Dey van Algiers> met flegts zesduizend Turken, en even zo veel Mooren, deedt een aanval op, en verfloeg geheel en al Muley lshmael, Koning van Marokko, aan 't hoofd van zestigduizend man, en dwong hemden vrede te koopen. Niet minder gelukkig flaagde hy omtrent Mehemed, Bey van ïunis, wien hy, met flegts drieduizend knegten, verfloeg aan 't hoofd van twintigduizend man , ontnam hem wyders al zyn gefchut en nafleep, deedt eene zegepraalende intrede in zyne hoofdftad, en, zynen mededinger Ben Chouker op den throon geplaatst hebbende, keerde hy weder in zyn eigen land, met een onmeetelyken buit belaaden. Genoeg zyn deeze twee voorbeelden om te doen zien, hoe geducht de Turkfche magt moet geweest zyn, zo wel voor de Moorfche onderdaanen, als voor de nabuuriee Moorfche Koninkryken. r Geheel anders is het gelegen met de tolphgtige Arabieren, die nog hunne oude dapperheid en vryheids, liefde behouden hebben, en elke gelegenheid befpieden om onafhanklyk te worden. Zy zyn talryk, en zelf fterk genoeg om de overmagt te hebben boven de Algierynfche benden, indien flegts hunne Stammen eensgezind, en hunne nabuuren onzydig waren. Doch de Regeering van Algiers, behalven dat zy hen met willekeurige belastingen drukt, bezit een nog kragtdaadiger middel om allen toeleg van dien aart te voorknomen, door het kweeken van verdeeldheden tusfehen die Stammen, en dezelve tegen elkander op te ftooken. Door dit middel is een klein getal Turkfche benden, zich aan de rechte zyde voegende, meer dan een  van ALGIERS. 8j een genoegzaam evenwigt tegen de andere. Aldus, uit kragt van den ouden, ftokregel, divide et imperal aan den eenen, en ftrengheid aan den anderen kant, is de Algierynfche ftaat bekwaam geweest, dat uitge' breid en volkryk Koninkryk in gehoorzaamheid te houden, of liever in de wreedfte flaaverny, met eene krygsmagt, bedraagende naauwiyks zevenduizend Turken, de Cologlies daar onder begreepen. Met zulk een klein getal Turkfche knegten is dit Koninkryk in ftaat geweest, ftaande te blyven en zich te handhaaven, en zo aanhoudende oorlogen te voeren tegen zo veele Christen Staaten, zelf de meest geduchten om hunne magt en ftaatkunde. VYFDE AFDEELING; Historie van Algiers, zints de Grondlegging van die Monarchie, door Barbarosfa, tot aan het einde der zestiende Eeuwe. Op eene andere plaats deezes Werks hebben wy gezien, hoe de Romeinen uit Afrika wierden ver- r dreeven door de Pandaalen en andere Noordfche vol * ken; die, naa het meerencteel hunner rykfte ftedenv verwoestten over deeze gewesten den meester ge-2 lpeeld te hebben zints den jaare 427 tot in 558 , op hunne beurt kamp moesten geeven , voor de zegepraaiende wapenen des befaamden Behfarius, Veldheer van Keizer Justinianus. Zints dat tydftip bleeven ze onderworpen aan de Griekfche Keizers, tot omtrent het jaar 663, wanneer de Mohametaanfche Arabieren alle deeze ftreeken van Afrika overftroomden, en ze overH™ totv3?T £ Jand^ten middel vonden om flfiDEND.HlST.XVII.D.I.ST. L het XIX. BOEK. iii. hoofdst. V. afd, De Ma. ibouts erdry. iti de linghagi.  82 HISTORIE XIX. boek. 111. HOOFDST. V. AFD, het juk af te fchudden, en zich meester te maaken van een groot gedeelte van Barbarye, daar zy zich verdeelden in een gróót getal kleine Koninkrykjes of Staaten, onder opperhoofden van hunne eigen Natie. Verfcheiden eeuwen hielde deeze Regeéring ftand, tot in den jaare ioji, wanneer Abel lexfin, van de Zinhaghiaanfche Stam, hen verdreef, door behulp van eenige vermogende Marabouts, en den tytel aannam van Amir Al Miminin, of Hoofd der Geloovigen, terwyl zyne onderdaanen bekend waren by dien van Morabiten, en by verbastering Almoraviden- Dit geflagt wierdt wederom verdreeven, in de twaalfde eeuwe, door Mohavedin, een Marabout, die, met behulp der Muzamcdmen, Braham Hali, den laatften Keizer der Zinhagdamfche Dynastie, ontthroonde, en hem" Hoodzaakte, na eenige rotsagtige fteilten te vlugten, daar hy rampzalig zyn'leeven eindigde, met het elendig overfchot zym gezins. De overweldiger en zyne opvolgers matigden zich den naam aan van Mohavidinen, naderhand Mohaveden en Molmden.- Dit priesterlyk geflagt wierdt uitgeroeid door Abdulac, Gouverneur van Fez, aan 't hoofd zyner Ber.imerinii hy zelve wierdt ontzet van zyne nieuwe veroveringe, in de dertiende eeuwe, door de Sharifs van Uafcen, afkomftig van de Arabifche Prinfen, die hier gebloeid hadden in de tiende eeuwe. Om zich te beter te verzekeren van hunne nieuwe heerfchappyen, verdeelden deeze Barbarye in verfcheiden Koninkrykjes of provinciën, ftaande ieder onder een byzonder hoofd, ter voorkoominge dat ze'niet andermaal verlooren wierden. Onder anderen wierdt de provincie Algiers verdeeld tusfehen vier van hunne eigen in?eboorene Prinfen. De voornaamfte van hun, Rabmir Émiz genaamd , verkoos Treniec:n; d". andere drie hadden Tenez, Eigenlyk Algiers en Bujeyah: door deeze : . ^ver-  van ALGIERS. 8* verdeeling wierden de vier fteden de hof en hoofdfteden der vier Koninkryken. De Prinfen namen den tytel van Koningen.aan. Ieder hadt ouder zich, een zeker getal Arahfihe Stammen, of kleine Republieken, wier hoofden eene zekere belasting moesten opbrengen. Zulk een vasten grond voor een wederzydsch duurzaam evenwigt leiden deeze Monarchen, dat zy verfcheiden eeuwen te zamen in vrede en vriendfchap leefden, t0t dat eindelyk, de Koning van 'Iremecen eenige der wederzydfche voorwaarden gefchonden hebbende, de Vorst van Tenez, Mul Fariz genaamd, thans in magt geklommen, van deeze inbreuk zich bediende om hem den oorlog aan te zeggen. Niet lang leedt het, dat hy zich meester maakte van Bujeyah en Tremecen; flaagende voorts zo voorfpoedig omtrent zynen tegenftreever, dat hy hem noodzaakte, zich te onderwerpen aan een zeer nadeeligen vrede, en zyn tolpligtige te worden. Niet lang, egter, bleef hy in dien ftand: want Mul- Fariz weinige jaaren daarnaa ftervende, en zyn Koninkryk verdeeld hebbende tusfehen zyne drie zoonen, de oudfte van welke Tenez, de tweede Jigeri, en de derde, met naame Abdalamz, Bujeyah bekwam, begon de laatfte ohmiddelyk een wakkeren en voorfpoedigen oorlog tegen den Koning van Tremecen, in welken de Algierynen, die tot nog toe aan den laatstgemelden tolpligtig geweest waren, hem thans te zwak ziende om hen te befchermen ofte onderdrukken, het veiliger oordeelden, hunne fchatting tot zynen tegenftreever over te brengen. Zo magtig wierdt hier door Mdalaniz, dat hy, waarfchynlyk, geheel Barbarye zoude bemagtigd hebben, hadden.niet de Spanjaards deeze binnenland, fche onlusten te baate genomen, en derwaarts gezonden een magtig leger, welk fpoedig een einde maakte aan zynen voorfpoed, en het gelaat der dingen geheel deedt veranderen. L 2 Deeze XIX. BOEK. iii. HOOFDST., v. AFD.  84 HISTORIE XIX. boisk. III. HOOFDST. v. AFD. Deeze merkwaardige ftaatsomwenteling viel voor in den jaare 1505, wanneer Ferdinand de V, Koning van Arragon, op raad zyns eerften Staatsdienaars, Kardinaal Ximems, den Graaf van Navarre derwaarts zondt met een magtig leger en eene vloot; fpoedig veroverde hy de gewigtige ftad en haven Oran, of Auran, toen meest bewoond van Mooren, die, twaalf jaaren geleeden, uit de Zee-provinciën van Spanje verdreeven waren, en de Spaanfche taal in den grond verftaande, en kundig in de gelegenheid der Zeekusten, dezelve merkelyk ontrustten door hunne geduunge landingen; hier van een einde te maaken, was het groote doelwit dier vermogende krygsmagt. Met zo veel kloekheids en fpoeds vervolgde de Spaanfche Admiraal zyn geluk, dat de ftad Bujeyah en andere aanzienlyke fteden wel haast hetzelfde lot als Oran ondergingen. Niet weinig ontrustten deeze voorvallen de Algierynen, die groote reden hadden om te vreezen, dat de naaste toeleg zyn zou op hunne hoofdftad, die zich op dat pas in te.zwakken ftaat bevondt, om zulk eene magt het hoofd te kunnen bieden. Geen voegzaainer middel vonden zy in dien hachelyken kans, dan zich te vervoegen by Selim Eutemi, of Celim Beni Tumi, een krygshaftig' Aralifcli Prins, wiens grondgebied was de vrugtbaare vlakte Mettijah, doorgaans Mostigia genaamd , en zich geheel en al onder zyne befcherming en heerfchappy te begeeven. Diensvolgens verfcheen hy, aan het hoofd van een goed getal zyner dapperfte onderdaanen, te gader met zyne gemaalin Zaphira, eene vrouw, met regt vermaard om de begaafdheden van lichaam en geest, en eenen zoon, thans twaalf jaaren oud. Deeze hulpbenden, egter, wederhielden de Spanjaards niet van het doen eener landinge, met een genoegzaam aantal krygsbenden, naby Algiers, die welhaast die hoofdftad noodzaakten  van ALGIERS. 85 zaakten tot het betoonen van hulde, en om aan Stans tolphgtig te worden. Ook kon Selim hun niet belet ten het bouwen van een fterk fort, op het klein Eiland, tegenover de ftad gelegen, welk tegen d Algierynen tot een vermogend dwangmiddel diende, e' hunne Roovers tevens het uit- en inzeilen van hunn haven belette. Dit vernederende juk moesten z< draagen tot in den jaare 15)6, in 't welk Koning Fer dmand ftierf. Zy hadden geene kennis van zyn over lyden, of zy beflooten, ware 't mogelyk, dit juk a te fchudden, en eene nieuwe pooging tot vryheid t< doen. Atuch Barbarosfa , de berugte Zeeroover, eer Turk van het Eiland Lesbos in den Archipel, volgem Marmol een Sicüiaansch Renegaat, bevondt zich toen. met een Eskader Galeien, op eenen kruistogt. Aar hem zonden de Algierynen, met raad en toeftemmins van Pnnfe Eutemi, een gezantfehap, verzoekende dat hy wilde overkoomen en hen bevryden van het Spaanfeite juk, met belofte van eene belooninge, aan een zo gewigtigen dienst evenredig. Gereedelyk aanvaardde hy de nodiging, en zondt terftondt een Eskader van achttien Galeien en dertig Barken ter hunner huJpe, terwyl hy zelve te lande zich derwaarts fpoedde, verzeld van zo veele Turken en Mooren, als hy tot dien togt kon beweegen. De tyding hier van vervulde de ftad Algiers met onuitfpreeklyke blydfchap. Aruch Barbarossa was de zoon eens Renegaats van Sicilië of Lemnos, die de zeeroovery pleegde ■ anderen willen dat hy een Pottebakker was. Hoe 't zy, zyn zoon, daar wy thans van fpreeken, wierdt al vroeg een Zeeroover, en voerde het bevel over een fchip, uitgerust door eenen koopman van Cmflantinopolen, om te kruizen op dezulken, die niet in verbond itonden met de Porte. Regelrecht zeilde hy na de Kusten van Barbarye, alwaar men naauwlyks ooit een I- 3 Turkscb e XIX. - boek. ; iii. j HOOFDST. ^V. AFD. Barbarosfa door de Algierynen aangezogt.  86 HISTORIE XIX. BOEK. III. HOOFDST. V. AFD, Turksch vaartuig hadt gezien. Vriendlyk wierdt hy ontvangen door-den Koning van Tunis, en hem verlof gegeeven om in alle zyne havens te mogen binnen loopen, mids hem betaalende de tiende der gemaakte Pryzen. Eene andere Galei voegde zich hier by hem. Men wil dat hy toen flegts dertien jaaren oud was , en by zich hadt twee broeders, Hayradin, doorgaans Aradin. en Ifaak genaamd; de eerfte volgde hem op in het Koninkryk Algiers. Zo veele Pryzen namen deeze drie broeders, dat Mooren en Christenen 'er over verbaasd Honden. Binnen acht jaaren bevondt hy zich aan 't hoofd van twaalf groote Galeien; acht van dezelve behoorden aan hem, de vier overige aan zyne bevelhebbers. Met deeze wierdt hy genodigd ter hulpe van den Koning van Bujeyah, die uit zyne heerfchappyen was verdreeven. Naa zyne magt, beftaande uit duizend Turken en Mooren, te hebben aan land gezet, deedt hy eene vrugtlooze pooging ter herwinninge van zyne hoofdftad, verzeld van dien Vorst. De Spaanfche bezetting gaf op hen een geftadig vuur, waardoor zyn flinker arm met een kanonkogel wierdt afgefchooten. Met geen beter uitflag herhaalde hy het jaar daar naa den aanval; waar naa hy 'er geheel van afzag, en regelrecht zeilde naa Jtgel, omtrent twintig mylen van Bujeyah gelegen, daar by den geheelen herfst en volgenden winter vertoefde. Dewyl de inwooners door de fchraalheid des oogsts bykans van honger vergingen, ging hy onder zeil, en keerde eerlangterug met drie fcheepslaadingen koorn, welke hy uitdeelde onder de lledelingen, en de Arabieren in het nabuurig gebergte. Door deeze edelmoedigheid won hy zo zeer de harten der laatften, dat zy hem terftond vereerden met den tytel van Sultan, hoewel zy dus lang hadden geweigerd, de opperheerfchappy der grootfte Monarchen te erkennen.  vam- ALGIERS. 87 kennen. Onder dien nieuwen tytel begon by kryg te voeren tegen eenigen der nabuurjge bergbewooners, en hadt op hen eenige aanzienlyke overwinningen behaald, wanneer hy een gezantfchap ontving van Prins Selim Eutemi, boven gemeld, welk hem hoop gaf, meester te zullen worden van eene gelegener en gewigtiger plaats aan de Barbaryfche Kust, dan Jigel of Bujeyah. Hy begon zynen optogt aan 't hoofd van achthonderd Turken, drieduizend Jigeliten, en tweeduizend Moorfche vrywilligen; doch in plaats van regelrecht op Algiers aan te trekken, wendde hy zich na Sharfel, alwaar Hasfan, een ander befaamd Zeeroover, zich hadt neergezet. Hy verraste, en noodzaakte hem totovergave, niet zonder eene voorafgaande belofte van vriendfchap. Doch hy hadt hem niet in zyne magt gekreegen , of hy deedt hem het hoofd afflaan, nam alle zyne fchepen, en dwong de Turken, die Basfan gediend hadden, hem op zynen nieuwen togt te volgen. By hunne komst in de nabuurfchap van Algiers, kwamen alle de bewooners dier hoofdftad, met Prins Selim Eutemi aan hun hoofd, dien grooten krygsman en verlosfer te gemoete, dien zy voor onverwinnelyk aanzagen, en geleidden hem, met de grootfte pragt en ftaatelykheid, onder de toejuichingen des volks, binnen de hoofdftad. Hy wierdt gehuisvest in een der pragtigfte vertrekken van 's Vorften paleis, terwyl zyne troepen zo ongemeen edelmoedig wierden behandeld, dat onze Zeeroover, zich bovenmaate verheffende op hunne vreemde en onverv/agte onderwerping , het verraaderlyk ontwerp begon te fmeeden, om hen in flaaverny te brengen, en zich zeiven tot Koning van Algiers op te werpen. Naa zyne voornaamfte Bevelhebbers in een eed van gebeimhoudinge te hebben genomen, deelde hy hun zyn ontwerp mede,; zy XIX. boek. iii. HOOFDST. 7. AF».  88 HISTORIE XIX. BOEK. III. HOOFDST. V. AFD Basbaros fa's on dankbaarheidtegen dt Algiery. nen. zy maakten geene zwaarigheid om zyn befluit goed te keuren, en hem allen mogelyken byftand te belooven. Midlerwyl rinkelrooiden zyne benden, in de ftad en ten platten lande, met alle mogelyke losbandigheid en woestheid, en pleegden, geheel ftraffeloos, ■ de aanftootelykfte ongeregeldheden: want de Algierynen hadden den moed, noch het vermogen om haar rtq bedwingen. Barbarosfa aanfchouwde niet flegts met .oogluiking dit bedryf, maar ftookte het onder de hand, met oogmerk om de zaaken te brengen tot zulk eene hoogte, als de volvoering van zyn verraaderlyk ontwerp zou bevorderen. Onder dit alles, om de Algierynen te beter te verblinden, deedt hy eene Battery opwerpen by de zeepoort, tegen over het Spawfche fort, en het vervolgens, zonder eenige uit. werking, eene geheele maand lang befchieten; waar naa hy geraaden vondt, het tot een gelegener tyd uit te ftellen. Zo willekeurig gedroeg hy zich by deeze gelegenheid, zonder den Vorst te raadpleegen, of'er zich eenigzins aan te laaten gelegen zyn, of hy over zyn doen-voldaan of onvoldaan ware, terwyl de foldaaten zich even baldaadig aanftelden tegen de Algierynen, dat zy niet langer aan zyn oogmerk konden twyfelen, en over zyne trouwloosheid zo hard en openlyk begonnen teklaagen, dat de Zeeroover reden hadt om te denken, dat hun volgende flap zyn zou, hem openlyk te keer te gaan. In dit begrip befloot hy, zich van Prinfe Eutemi te ontdoen, en zich door zyne troepen voor Koning van Algkrs te doen uitroepen. Zyne huisvesting in 's Vorflen paleis gaf hem gelegenheid ter beraaminge van tyd en maatregelen om hem heimelyk van kant te helpen. Opgemerkt hebbende, dat hy doorgaans dagelyks eenigen tyd alleen hleef in het Bad vóór het Middaggebed, nam hy die gelegenheid waar om hem in dien naakten weerloozen ftaat  Van ALGIERS. g0 hebbende, ging hy heenen zonder gezien te wordei Straks keerde hy derwaarts weder ƒ verzeld van ee aanzieniyk gevolg, onder voorwendzel van naar « woonte te baaden, en betoonde zyne verbaasdheid? droefheid over dien Koningsmoord. Men verforddd dat hy van een overval aangetast, en in het Bad ge ftikt was: en hoewel de Algierynen te veel gronds had den om den Zeeroover als 'den bewerker vtn da treurtooneel verdagt te houden, waren zy reeds a wreed behandeld door zyne foldaaten, élt zy hen over zyn gedrag ftraffen, noch 'er zelf over durfde" klaagen. Integendeel vreesden zy, dat de flagtinga fn wY°,U W°,"d£n' Waar°P veelen hunner de ftac en het land verheten, en na eenige der nabuurie. ftaaten vlugtten, terwyl anderen zich in hunne S verfchansten, en de Turken meester van IZUeten Dit verloopen en de moedeloosheid baande hem den wet tot den openltaanden throon, welken hy beklom op'i verzoek zyner naavolgeren, zonder de minfte tegenkanting aan de zyde der Algierynen. Diensvol|en< wierdt Barbarosfa met groote ftaatfie uitgeroepent tc paerd reedt hy door de ftad, verzeld van zyne 7arier en Mooren, roepende: „ Lang leeve Aruch Barbaro^a „ de onverwinnelyke Koning van Algiers, de uitver' „ korene Gods, om het volk te verlosfen van de on„ derdrukking der Christenen, en ter verdelginge van „ aHen, die hem zuilen wederftaan of weigeren hem „ als hunnen wettigen Opperheere te gehoorzaamen !" De dwingeland wierdt geleid na Eutemi's paleis, alwaar hy, gezeeten op den throon onder een prachtig verhemelte, de gelukwenfchingen zyner Turken ont ving. Vervolgens verfpreidden zich zyne troepen door alle wyken der ftad, om den Algierynen kennis te geeven van het gebeurde, en hen in 's Konings naam Hedend.Hist. XVII. D.I.St. ' M S t d XIX. boek, 1 111. . HOOFDST. -jV. AFD, i > i i [ i ' Voor Koning van Al giers uitgeroepen.  9o HISTORIE XIX. BüEÜ. III. H03FDST. te nodigen, om hem getrouwheid te zweeren, meü de verzekering, dat allen, die hier in bewilligden, met byzondere agtinge behandeld worden, en tot zynê gunst zouden geregtigd zyn. Diensvolgens voldeeden veelen aan de uitnoodiginge, deeden hem hulde, tekenden de Akte van zyne krooninge, en bekwamen hun affcheid met betooninge van zyne agtinge. De overigen kwamen allengskens aan de hand, meer door vreeze dan door liefde, hoewel hy hadt gezorgd om hen te lokken door eene afkondiging, in welke hy plegtig hadt beloofd, hen te zullen regeeren met de regtvaardigheid van een goed Prins, en de toegeevendheid van een tederhartig vader. Een ander bevelfchrift kondigde hy af, ter vastftellinge van eene betere krygstucht onder zyne foldaaten, verbiedende hun, op de zwaarfte ftraffen, den inwooneren, in hunne byzondere ftanden, eenigen overlast te doen. In weerwil van deeze vleiende verzekeringen, waren worgingen, verbeurdverklaaring, gevangenisfen, ban nen en boeten de eerfte teekens van zyne gewaande regtvaardigheid en vaderlyke tederhartigheid: zodat hy en zyne Turken zo geducht en verfoeid wierden by de verdrukte onderdaanen, dat zy zich opflooten en in hunne huizen verfchoolen, zo dikmaals hy in 't openbaar verfcheen. Terwyl hy dus zyne dwingelandy pleegde tegen allen, welke hy van kwalykgezindheid verdagt hieldt, verzuimde hy niet zich te verfterken door allerlei middelen, die hen konden affchrikken van de poogingen ter herftellinge van hunne vryheid. Hy begon met het vermeerderen van zyne troepen, het verfterken van het kasteel zyner hoofdftad, voorziende het van gefchut en andere krygsbehoeften, en plaatzende daar binnen eene fterke Turkfche bezetting. Vervolgens floeg hy nieuw geld, (a) met zynen naam C#) Leo Afric. Lib. 4; Marmol, Lib. 5> Cap. 11, Dapper. Tasfy.  van ALGIERS. 9i naam cn zyn wapen, en zondt Gezanten aan alle de 1 buunge Prinfen, om bun kennis te geeven van zy komst tot den throon. Aldus in zyne oppermoger heid gevestigd, regeerde hy zyne onderdaantn m de verregaandfte willekeurigheid. Zo baldaadig , losbandig wierden zyne Turkjche foldaaten, dat de u gierynfch vrouwen, noch zelf haare kinderen van be derlei fexe op de ftraat durfden koomen, uit vree van eenigen beestagtigen toeleg; terwyl de mannc uitgemergeld en verarmd wierden, door zwaare bela tingen. door hunnen gewaanden befchermer, en ze met durfden klaagen over hunne rampzalige flaaverm Door zyne heerschzucht en fchraapzucht liet Ba baros/a zich vervoeren tot drie uiterften, die, veehVi heilloos voor zyne belangen zouden hebben kunne worden: hy verbitterde de Algierynen door zyne wreec heid, en oogluiking omtrent de beestagtigheid zyne foldaaten; door zyne fchraapzieke knevelaaryen vei vreemdde hy de genegenheid der krygshaftige Arabit ren, welke hy in 't eerst met zo veele moeite had zoeken te winnen; en hy dankte het meerendeel zyne Moorfche troepen af, die misnoegd wederkeerden n, de provincie Jigel, alwaar zy voornaamlyk geworvei waren. De Algierynfche opperhoofden wierden verwittigc van alle deeze omiïandigheden, en begonnen than; den kans fchoon te zien tot het doen van eene kloeke pooging om hunne vryheid te herftellen. Zy vonder middel om heimelyk eenige Afgevaardigden te zenden aan de Arabieren van de Mettijeaanfche Vlakten, het vaderland en de heerfchappyen van hunnen jongften Cheyk, Prinfe Selim Eutemi, wiens zoon gelukkiglyk Oran ontkoomen was, en zich begeeven hadt onder de (i)Morgan, Algier, Part. 1, Cap. 3. Tasfy, Cap. 2, p.20. M 2 ia- XIX. ne boek. d in. £(; hoofdst. .jjV. afd. Ü■i:en slfr. ■» tl r t r 1 1 [. Verfchrik ■ lyke za. menzweering te* gen Barsarosfa.  9z HISTORIE XIX. BOEK. III. HOOFDST, V. AF O, de bcfcherming van den Markgraave de Gomarez, die hem behandelde met de genegenheid en hoogagting , aan zyne geboorte, jeugd en ongelukkige omftandigheden voegende. Dit gezantfchap hadt geen ander oogmerk, dan deeze dappere Arabieren te noopen, om zich met hun te vereenigen tot het wraakneemen over den moord van hunnen Vorst, een einde te maaken aan de Turkfche dwingelandye, en den zoon op zyns vaders throon te herftellen. Wyders vonden zy middel om eene heimelyke briefwisfeling te onderhouden met den Gouverneur van het Spaanfche fort, tegenover Algiers. Het ontwerp was, dat Barbarosfa en alle zyne Turken op één tyd vermoord, en de Algierynen op nieuw fchattingfchuldig aan Spanje zouden worden. Op den dag, ter volvoeringe van dien gewigtigen toeleg beftemd, wierdt beflooten, dat een aanzienlyk getal Mooren, naar gewoonte, hunne vrugten en moeskruiden ter markt zouden brengen, met wapens onder hunne klederen verborgen; terwyl een ander gedeelte zich heimelyk zou verzekeren van de Galeien, wmke aan weerkanten van de ftad op ftrand waren getrokken, en dezelve in brand fteeken: terwyl de Turken bezig waren met het brandblusfchen, zouden de burgers de poorten voor hun fluiten, en de bezetting van het Spaanfche fort hen met gewapende floepen van rondsomme aanvallen, terwyl het grof gefchut van de bolwerken op hen zou fpeelen. Doch te talryk waren de leden, die in het geheim van dit ontwerp waren; en Barbarosfa hieldt een zo waakend en befpiedend oog op de Algierynen, dat hy het tydig genoeg ontdekte, om het te kunnen voorkoomen. Zonder betooning van den geringften agterdogt of ongerustheid, deedt hy eene fterke wagt plaatzen by de ftadspoorten en de Galeien, onder voorwendzel van die tegen de Spanjaards te dekken; deeze voorzorge verydelde de oog-  van ALGIERS. §t oogmerken van dit vloekgenootfchap, zonder hun den minflen agterdogt te geeven, dat hy kennis van hun ontwerp hadt. Penyyi zy geduldig wagtten op eene gunfhge-gelegenheid, overieide hy de kragtdaadigfie middelen om .zyne wraak tegen de zamenzweerders te koelen. Diensvolgens begaf hy zich, kort daarna, met zynen gewoonen ftoet, na de Moskee, op het uur des gebeds; derwaarts wierdt hy gevolgd van een goed getal Algierynfche Grooten, die niet w°aren binnen getreeden, of de deuren wierden geflooten, en de fcrVT Trrfh f°ldaaten omfingeId' Terftond bragtBarbarosfa hun onder 't oog, in de fterkfte be- h^trilï?'* °VerIeii VeITaad; vervoIgens deedt hy twintig der voornaamfte aanvoerders, aan de deur der Moskee, onthoofden, en met hunne iyken eenige kuilen floppen, midden in de ftad. Voorts verklaa de hy hunne goederen verbeurd, en befloeg de overigen in e^ne zwaare boete. Zulk een fchrik jaagde S SeZn hSemUCnfte TechtSP]^ë , dat zy loortaaS hebben (i) Zyn° °pvo)gers nooit iets ondernomen ffp?nEri°n|e Arahifche?"™, de zoon van Eutemi', geen minder magts dan genegenheids meenende te bezitten, om het leed, zyn geflagt aangedaan tl wreeken, deelde den Markgraave de Go marl eer'zee? mtvoerlyk ontwerp mede, om de ftad Algiers in handen des Koning* van Spanje te ftelJen; het wierdt medegedeeld aan den Kardinaal Ximmes, die het S keurde, en eene vloot zondt met tienduizend man landtroepen, onder bevel van Don Francisco de Ve7a , om Barbarosfa met zyne Turken uit Algiers te verjaagen, en den jongen Selim Eutemi te herftellen. Doch de vloot was met gekoomen in 't gezigt der plaatze, of zy CO Marmol. Grammay. Leo, Afric Dapper. Tasfy. Morgan M 3 XIX. BO£K. III. HOOFDST. V. AFD,  94 HISTORIE XIX. BOEK. m ,HOOFDST V. AFD Zamenzweeringmet den Kening van Tenez, tegen Barbarosfa zy wierdt door een ftorm verftrooid, en het grootfte gedeelte tegen de rotzcn verbryzeld: de meeste Spanjaarden verdronken; de weinigen, die uit het water ontkwamen , wierden door de Turken gedood of tot flaaven gemaakt. Deeze wederfpoed verfterkte niet alleen den dwingeland in zyne overweldiging, maar deedt zynen hoogmoed en baldaadigheid zo hoog ftygen, dat hy zich voor onve.rwinnelyk begon aan te zien, en nog wreeder te worden tegen de bewooners van de ftad en het platte land. En, in de daad, niet alleen de Algierynen, maar zelf de Arabieren eh Mooren begonnen hem aan te zien voor een wonder van goed fortuin, aangemerkt de hoogte van magt en grootheid, tot welke hy, met behulp van eene handvol lurkfche landloopers, was gefteegen. Zo zeer waren de Arabieren van verfcheiden ftammen daarover ongerust, dat zy verfcheiden onderhandelingen hielden, in welke ten laatfte wierdt beflooten tot het zenden van een Gezaatfchap van vier hunner voornaamfte hoofden aan Hamida Al Aabd, doorgaans genaamd Hamidel Abdes, Koning van Tenez, een Vorst, niet minder ongerust dan zy zelve, over Barbarosfa's buitenfpoorige magt. Gereedelyk beloofde hy, zyne uiterfte poogingen te zullen aanwenden om hem nevens zyne Turken uit Algiers te verjaagen, mids zy zich verbonden, aan hem en zyne nazaaten dat Koninkryk op te draagen. Hunne tegenwoordige vreeze deedt hun in deeze voorwaarde gereedelyk bewilligen. Terftond floeg hy op weg, aan 't hoofd van tienduizend Mooren; zynen voet hadt hy niet gezet op het Algierynfche gebied, of de Arabieren van het gantfche land vereenigden zich met hem. Barbarosfa zich op zyn goed geluk verlaatende, tastte hem aan, aan't hoofd van duizend Turkfche Muskettiers, en vyf honderd Granadaanfche Mooren, en verfloeg ten eenemaal dit talryk leger. Hamida  van ALGIERS. 9j Hamida vervolgd wordende tot voor de poorten zyner hoofdftad, week verder na den berg Atlas; waarnaa de overwinnaar de plaats infloot, bemagtigde en pionderde; noodzaakende de inwooners, hem voor hunnen Vorst te erkennen, (d) Ligt en niet te onregt zou iemand zich verbeelden, dat zulk een fnelloopende voorfpoed, vergeleeken met het dwingelandsch gebruik, welk hy 'er van maakte, alle de nabuurige Staaten eene vreeze voor zyne regeering zou hebben aangejaagd. Nogthans hadt hy zich niet verzekerd van bet Koninkryk Tenez, of de inwooners van Tremecen, eenig misnoegert hebbende opgevat tegen hunnen regeerenden Vorst Abuzeyan, ot Abuzyen, die zynen neef ontthroond hadt, zonden eenigen hunner voornaamfte burgers in eezantfchap aan Barbarosfa, met aanbieding van de opperheerfchappy, indien hy tot hen koomen en den overweldiger wilde verjaagen • gereedlyk wierdt deeze nodiging aangenomen. Zyn broeder Hairadin, of Cheridin, ontving ftraks bevel, om het fchutgevaarte, nevens andere benoodigdheden, tot die onderneeming vereischt, uit Algiers aan hem te zenden. 'Zyn apdere broeder, Jfaak Zemi, wierdt als Stadvoogd te Tenez gelaaten, met flegts tweehonderd Turken, en eenige weinige Mooren, -terwyl hy zelve, met zyne overige troepen, zich na Tremecen fpoedde; zyn legerbende groeide onder den optogt, door de toekomst van verfcheiden Moorfche Stammen, die tot geen ander oogmerk, dan in de hoop op pionderen, zich by hem voegden. Abuzyen, geen vermoeden hebbendé omtrent het verraad zyner onderdaanén, van Barbarosfa's optogt en aannaderinge kennis bekoomen hebbende, trok CO Marmol, ibid. Grammay, Lib. a, Cap. 17, r8. Dapper. Davity. Tasfy. Morgan. vv XIX. boek. III. HOOFDST. V. AFD.  95' HISTORIE XIX. BOEK. m; HOOFDST. V. AFD. trok hem te gemoete, met een leger van zesduizend Ruiters, en drieduizend knegten. Men wierdt handgemeen* op de vlakte van Agbad, naby Oran; dapper wierdt 'er eenigen tyd gevogten : doch de aanvaller hadt zo veel baat van zyn grof gefchut, dat hy Abuzy'en noodzaakte, na zyne hoofdftad te wyken, daar hy naauwlyks was aangekoomen, of de Trem&ceniaanen hieuwen hem het hoofd af, en zonden het, op de punt van eene fpeer, aan. den zegepraalenden Barbarosfa, met herhaalde uitnodiging om van het Koninkryk bezit te koomen neemen. By zyne aannadering trokken hem alle de ftedelingen te gemoete om hem te verwelkoomen; hy ontving hen met zyne gewoone vriendlykheid en veele fchoone beloften. Doch naauwlyks was hy met zyne Turken binnen de ftad gekoomen, of hy begon eenige blyken van zyne dwingelandifche geaartheid te vertoonen. De plonderaars van het paleis van wylen hunnen Koning dwong hy, alle het vervreemde terug te brengen; eene onnoemelyke fomme perstte hy dus zyne nieuwe onderdaanen af; een gedeelte dier fomme befteedde hy tot herftellinge van de vestingen der ftad en van het kasteel, Al Meshuar genaamd; het ander deel diende tot loon voor zyne Turken en Mooren. Grootlyks waren die van Tremecen verbitterd over deeze ftrengheid; zommigen gaven hem reden tot vreeze, dat zyne regeering over hun onrustig en wisfelvallig zyn zou. Gelyk hy, van den anderen kant, met reden van oordeel was, dat zyne nabyheid aan de Spanjaarden te Oran hem belemmering en gevaar zou veroorzaaken, vondt hy geraaden, in een verbond te treeden met Muley Hammei , Koning van Fez , welke thans met Marokko in oorlog was. Voorts droeg hy zorge om de overige fteden diens Koninkryks te bemagtigen, en met  van ALGIERS. 97 met zyne eigen troepen te bezetten: (O en alz eenigen haarer, kort daarnaa, het waagden, aan : muiten te flaan, op het berigt van de dwingelandye weke hy pleegde over al wat in zyne magt viel, wa hy genoodzaakt, eenen zyner Zeerooveren, Escande genaamd, te zenden, om haar tot gehoorzaamheid t< brengen. De Tremeceniaanen begonnen nu in goedei ernst berouw te hebben van hunne uitnodiginge aai zul.-; eenen dwingeland ter hunner hulpe, en te raad pleegen over de middelen om hem van daar te ver dry ven, en hunnen wettigen Vorst Buhama, of, gelyl andere hem noemen, Abuchen Men, of Abu Hommen, terug te roepen. Ongelukkig wierden hunne ontwei pen rugtbaar, en zeer veelen der zamengezwoorenen. op de wreedfte wyze afgemaakt Abuchen Men hadt net: geluk, Oran te bereiken, en genomen te worden onder de befchenning des Markgraaven de Gomarez, die er onmiddelyk kennis van gaf aan Karei den F, nu onlangs met eene magtige vloot en een leger in Spanje gekoomen. Straks ondernam de ftaatkundige Monarch de herfteiling van den ongelukkigen Prins, die hier door niet alleen aan hem tolpligtig, maar ook een dienltig werktuig zou kunnen worden om den over heerenden dwingeland uit zyne andere bezittingen te verdryven. Terftond gaf hy bevel tot eenen onderitand van tienduizend man, onder bevel van den Gou verneur van Oran, die, onder het geleide van Abuchen Men, zynen optogt na Tremecen ondernam; onder weg voegde zich by hen Prins Selim, en een groot getal Arabieren en Mooren uit de nabuurige gewesten. De eerfte toeleg, tot welken zy beflooten, was een aanflag op de gewigtige vesting Calau, gelegen tusfehen Iremecen en Algiers, waar in de Zeeroover Escander, aan CO Marmol, ibid. Grammay, Lib 7, Cap. 27, TaslV, enz. Hedend.Hist.XVII.D.LSt. ft 3 XIX. t boek. , III. s HOOFDST. r V. AFD. 't Jaar 1517- Karei de V. helpt den Koning van Tenez.  9« HISTORIE XIX. BOEK. iii. HOOFDST. v. AFD aan 't hoofd van driehonderd man, het bevel voerde. Zy flooten de plaats naauw in aan alle zyden, in de hoop dat Barbarosfa daar door buiten Tremecen zou gelokt werden ter haarer hulpe: in welk geval de bur« 'gers gelegenheid zouden gehad hebben om de wapens op te vatten en zyne wederkomst te beletten. Midlerwyl verdeedigden zich de Turken zeer dapper, en in eenen uitval verrasten en fneeden ze driehonderd Spanjaarden af. Deeze voorfpoed bemoedigde hen om andermaal eenen kans te waagen; doch thans vonden zy de belegeraars zo zorgvuldig op hunne hoede, dat zy met zwaar verlies wierden terug gedreeven: Escander zelve bekwam eene wonde in de dye, door een musketkogel. Kort daar naa gaven zy zich over op eerlyke voorwaarden; (A) naadat de plaats eene zwaare plondering hadt ondergaan, wierdt zy gefteld in handen des Konings van Tremecen. Onder dit alles bleef Barbarosfa beftendig in zyne hoofdftad; hy durfde niet van daar wyken, uit vreeze voor opftand: niet minder was hy bedremmeld over de ftaatkundige draalingen des Konings van Fez, die beloofd hadt, hulptroepen te zullen zenden. Ten laatfte vernomen hebbende, dat Abu Rammei en zyne Arabieren, verzeld van Martin Argot, den Spaanfchen bevelhebber, in aantogt waren, om het beleg CA) Nogthans wierdt dit verdrag verbroken door de belegeraars, en alle de Turken vermoord, op vyftien na, die zich vasthielden aan de ftygreepen des Konings en des Spaanfchen Generaals. Een jong Arabisch Officier, zyns vaders fchüd ontdekt hebbende in de handen van Escander, die het hem vöormaals hadt afgenomen, en zyne vrouwen gelchoffeerd, viel op hem aan met eene hevige woede, geholpen door dertig jonge krygshelden van zynen eigen Ham, en hieuw ze allen in (lukken, in weerwil van des Konings en des Generaals poogingen, om dien moord te voorkoomen. (*) {*) Marmel, en andere.  van ALGIERS. 99 beleg te flaan om Tremecen, befloot hy uit te trekke aan het hoofd van vyftienhonderd zyner Turken, e vyfduizend Moorfche paerden, en zich door den vyat eenen weg in 't open veld te baanen. Niet verre w hy van de ftad, of zyn Raad gaf hem den raad, wed< te keerenden zich binnen dezelve te verfterken. Doe dit was te laat: de inwooners hadden beflooten, he met geweld daar buiten te houden, en hunne poorte te openen voor hunnen wettigen Prins, zo ras h zich zoude vertoonen. In deezen toeftand zag h geen anderen weg dan zich te werpen in het kastee en zich aldaar te verdeedigen, tot dat hy eene gele genheid zou vinden, om met zyne manfehap en fchai ten heimelyk af te trekken. Dapper verdeedigde h zich hier, en deedt menigen gelukkigen uitval op de yyand, even alsof hy vobrneemens ware, een lan beleg door te ftaan. Doch zyne mondbehoeften her begeevende, nam hy te baate een onderaardfchei gang, langs welken hy met zynen fchat heimelyk wei Hoop. Zyne vlugt fpoedig ontdekt wordende, wierd hy zo kort op de hielen gevolgd, dat hy, om dei vyand op te houden, een groot gedeelte van zvi geld , juweelen en zilverwerk langs den weg deed ftrooien, in de hoop dat zy, om dien teraapen, halt< zou houden. Deeze list mislukte hem, door de op lettenheid des Spaanfchen Generaals, die zelve aan 'i hoofd der vervolgeren was, en hen noodzaakte voort te fpoeden, tot dat hy hem agterhaald hadt, aan de oevers van de Huexda, omtrent acht mylen van Tre mecen Pas was Barbarosfa, met zyne voorhoede, ovei den ftroom getrokken, wanneer Argot hem, aan de andere zyde, in de agterhoede viel, en dezelve geheel affneedt; toen over de rivier trekkende, den dwingeland aantastte. Hier gebeurde een bloedig gevegt, m t welk de Turken als leeuwen ftreeden, tot dat ze N 2 door h XIX. n BOEK. id Ui. JS HOOFDST. ,rV. AFD. h n n y y U y li ■y 3 a x T > c L l t Barbarosfa met zyn lege» geheel ge[lagen.  ioo HISTORIE XIX. BOEK. LIL, HOOFDST. V. AFD Hayradii tot Koving en Groot ■ admiraal ver kooren. door overmagt bezwykende, allen vermoord wierden door de Spanjaards, en onder deeze Barbarosfa zelve, in het vieren veer ti^fte jaar zyns leeftyds. Zyn hoofd, op eene lans gedoken, wierdt in zegepraal gevoerd na Tremecen, alwaar de Markgraaf de Gomarez den Koning op zynen throon herftelde, niet alleen zonder tegenkanting, maar onder de blyde toejuichinge van alle de inwooners. De Koning van F.z, die tot nog toe het zenden van onderftand listiglyk verwyld hadt, vertoonde zich, eenige weinige dagen naa den ftryd, aan 't hoofd van twintigduizend ruiters by het flagveld, alsof hy ter zyner hulpe kwam; doch de tyding zyner nederlaage en dood verftaan hebbende, trok hy af, met allen mogelyken fpoed, opdat hy, op zyne beurt, niet door den vyand zoude worden aangevallen, (f) Nog grooter was de verflagenheid te Algiers, by de aankomst der tydinge van den flag, onder de lurken, die aldaar in bezetting waren gelaaten. En, in de daad, groote reden hadden zy tot verflagenheid, aangezien zy niet alleen van alle zyden door vyanden omringd wierden, maar daarenboven gelaaten waren ter verdeediginge van eene ftad, by welker ingezeetenen zy met zo veel reden in haat waren gevallen. ]A!s het kragtdaadigfte middel ter verhoedinge van eenen opftand van dien kunt, wierden zy wel haast te raade, Hayradin, Barbarosfa's broeder, te doen uitroepen voor Koning van Algiers, en Groot Admiraal der zee. Zonder merkelyke tegenkanting wierdt deeze ftap gedaan, hoewel de meerderheid der Kapiteinen, en volgens zommigen Hayradin zelve, in 't eerst meer neigden, met hunne krygsmagt en fchatten aan boord te Cf) Marmol Tasfy. Als mede Vertot, Hijl. de. Malta,. Livr. io, p. 541.  van ALGIERS. ior te gaan op tweeëntwintig Galeien, en Algiers te vei laaten. Waarichynlyk zouden ze dit hulpmiddel t baate genomen hebben, ware met de Ma kgraaf a Gomarez te voorbaatig geweest met het terug zendei van « Keizers krygsmagt na Spanje, terftond naa d, herfteilmg van den Koning van Tremecen, in plaat van dezelve in Afrika te houden; door dit midde miste hem de fchoonfte kans, om de Turken ten eene maal uit Barbarye te verjaagen. Te kloekzinnig wa; Bayradin om niet te bemerken het voordeel der af weezigheid dier magt, welke de misnoegden affcbriktc van het doen van verdere poo-ingen, ter herftellinec van hunne vryheid. Hierom ftelde hy de gedagter van te vertrekken geheel ter zvde; zyne bevelhebber' en krygsmagt verklaarden, hem tot het uiterfte te zullen byftaan. Nikt zonder regtmaatige vreeze was hy, egter. dat de Algvrynen, wien zyne regeering dag aan daa meer ondraaglyk wierdt, uit hoofde der wreede dwin. gelandye en onderdrukkingen, welke zyne krygsover ften over hen pleegden, by de eerfte gelegenheid zich zouden vereenigen met de Arabieren en Mooren. en in eenen openbaaren opftand uitbarften. Omtrent twee jaaren was hy in 't bewind geweest, wanneer hy zo duidelyke proeven hadt van eene algemeene gistmge door het Koninkryk, dat ze hem voor eene fpoedige muitery deeden duchten. Om zich te kragtdaadiger te dekken, nam hy de toevlugt tot SHim den 1, Keizer van Conftantinopole. Am hem zondt hy een Gezant, met ryke gefchenken, om hem kennis te geeven van den dood zyns broeders Aruch, en zyne eigen verheffing op den Algièrynfthen throon, en om hem tevens de onderwerping van zvn Koninkryk aan zyne befchermtng aan te bieden, en de betaaling van eene jaarlyifche fchattinge. mids de Keizer hem te N 3 hulpe ■- XIX. e BOEK. e Ul. j HOOFDST. ,V. A F Bi [ Neemt toevlugt tot Selii» den J.  XIX. boek. in. HOOFDST. V. AF 3, Verkrygtzyne defchermi/ig. Ï02 HISTORIE hulpe kwam met eene genoegzaame magt, om hem in zyne 'waardigheid en nieuwe veroveringen te handhaaven. De .Gezant hadt wyders last, de Porte te onderrichten aangaande den toeftand der zaaken in Barbarye, en haar onder 't oog te brengen, met hoe geringe moeite dat geheele gewest onder haare befcherming en heeri'chappy zoude kunnen gebragt worden. In gevalle de Groote Heer deeze aanbiedingen van de hand wees, was hy gevolmagtigd, aan hem op te draagen de volkomene afftand van het Algierynfche Koninkryk , op voorwaarde dat Hayradin de waardigheid en tytel van zynen Onderkoning zou voeren, (g) Selim, die door de verovering van Egypte een einde hadt gemaakt aan de langduurige overweldiging der Mamelukken, vondt groot behaagen in deezen voorflag. Gereedelyk nam hy Hayradin onder zyne befcherming, benoemde hem tot zynen Basha of Onderkoning over het Koninkryk Algiers, en zondt hem wel haast eene verflerking van tweeduizend Janitzaaren, in volle wapenrusting. Dit Helde hem in ftaat om meester te worden van de Arabieren en Mooren, diegenoodzaakt waren te bukken onder de veragtfte flaaverny, zonder dat zy over zyne regeering de minfte klagte durfden voortbrengen. Dus gedekt, bleef hy binnen Algiers, zonder de minfte vreeze of gevaar, veilig bewaard door zyne onverzaagde Turken, groeiende dagelyks in magt en rykdom, door de menigte zyner Zeeroovers, en hunne voorfpoedige plonderingen op zee: terwyl de Porte, jaar op jaar, hem eene verflerking van nieuwe manfchap zondt, nevens geld tot foldy zyner troepen. Een verbaazend aantal Turken, kwaaddoeners, of lieden, wier zaaken verloopen waren, ■ Cgï Dezelfden.  v a n ALG JERg, 103 waren, trokken derwaarts uit de Levant, en begavei Wh vrywillig in zynen dienst: in weinig'tyds wierJe bier door de lurken in ftaat, om de Mooren en labieren te lande te beteugelen, en den Christenen on zee afbreuk te doen. (A) »«wtenen op Thans hadt hy ruimte van tyd ter volvoering van twee groote ontwerpen, welke hy eenigen tvd irf zm gehad hadt. Het 'eerfte was', d6v?rniefinï vS fort, een fcherpen doorn voor^vne hoofdftad; het ander, Algiers te maaken tot eene bekwaame haven, door het bouwen van eenen havenmuur van daar tot aan het Eiland, met oogmerk om zeefch!Pfnffte,dekken te§en harde° ™d et1 défiïoo™. zee, mitsgaders tegen het gefchut van 't Spaanfche ion; om welke te vermyden zy genoodzaakt w^n omtrent eene myl ten Wekten de? fta!1 te gaan lil daar het eene onveilige ankerplaats was.^ Naa het doen van menige vrugtlooze pooging op het fort, nam hy eindelyk hst te baate. Twee jonge fchoon* Mooren deedt hy heimelyk na het fort brefgen waar zy z.ch heten aandienen by den Slotvoogd, onder 7n°rif,eren Zy hue^den Christenen te worden ?,n ttelKfpe! den Zy hunnen ro1' dat zy ^ huis wier den gehouden, om tot den doop onderweezen te worden Geruimen tyd hadden zy aldaar getoefd? zonder da op hun eenig vermoeden viel, wanneer op Paaschdag, terwyl de geheele bezetting in de kei k was, een van des Gouverneurs huisbedienden hen beiden druk bezig zag, boven op een wagttoren, mJ? StLkrLllVeT\met den rand hunner Tulbanden t 1^1 V y dG beZetting 0p de been> *e voorts te wapen liep , om eene verrasfing te verhoeden De twee jonge Mooren by den kop fevat en vooï'den O) Marmol. Grammay. Tasfy. Morgan. 1 XIX. '■ BOEK. III. HOOFDST. V. AFD.  so4 HISTORIE XIX. BOEK. III. HOOFDST. V, AFD. Bet Spaanfchf fort ge' t/onnen. Slotvoogd gebragt, wierden ras genoodzaakt, het geheele geheim te openbaaren. Hierop beval de Gouverneur, hen op te hangen aan een zeer hoogen galg, als een zein voor de ftad dat hun ontwerp ontdekt was: een bedryf, welk Hayradin dermaate in arren moede deedt oncfteeken, dat hy befloot, geene middelen onbeproefd te laaten, tot dat het fort ingenomen of verdelgd ware. Hy zondt, den volgenden dag, een wapenbode , om van den Gouverneur, Martin de Vargas, de overgave der plaatze op eerlyke voorwaarden te eifchen, of, in gevalle van weigeringe, hem met de uiterfte ftrengheid der krygswet te dreigen. De wakkere Slotvoogd gaf tot antwoord, dat hy een Spanjaard was, en zyne aanbiedingen als dreigementen even zeer veragtte. Toen zwoer Hayradin op den Koran, in eene volle raadsvergadering, het beleg ftraks te zullen onderneemen, en het niet op te breeken, eer hy der plaatze meester geworden, of in den toeleg ware omgekoomen. Op eene tyding, ten zelfden dage ingekoomen, dat 'er een Fransch fchip op de Kust geftrand was, 't welk om zyne befcherming en hulp verzogt, verleende hy gereedelyk 't een en ander; doch hy deedt 'er het grof gefchut af neemen, om 'er zich, nevens de weinige veldftukken, die hy hadt, tegen het fort van te bedienen. Veertien dagen lang vuurde hy met zo veel hevigheids, dat de muuren en vestingwerken bykans vernield waren , en de bezetting een zo zwakken tegenftand boodt, dat hy met reden meende dat het tot het uiterfte gebragt was. In deeze onderftelling deedt hy tweeduizend Muskettiers aan boord gaan van zyne Galjooten , en na de muuren roeiende , beklommen zy de bres zonder tegenkanting. Hy vondt den Gouverneur gevaarlyk gewond, en de overige bezetting gedood of buiten ftaat. Voorts deedt hy ze na Algiers ö voeren,  Van ALGIERS. 105 voeren, en zorgvuldig oppasfen; doch eenige weinige maanden daarnaa, om eenig misnoegen of agterdogt. beval hy den wakkeren Gouverneur met Hokken te liaan, dat 'er de dood op volgde, en de overigen tot flaaven .te maaken. (i) T,jANS in 'c bezit van dat gewigtig fort zynde, draalde hy niet met de volvoering van zyn ander ontwerp, het bouwen van een Mole of Havenmuur, ter beveiliginge en tot gemak van zyne fchepen. Niet minder dan dertigduizend Christen-flaaven gebruikte hy tot deezen arbeid: van hier dat het geheele werk binnen de drie jaaren voltooid was. Vooraf hadt hy het fort herfteld, en 'er eene bekwaame bezetting binnen geleid, om het binnenloopen van vreemde ichepen in de haven te beletten, zonder alvoorens voldoende berigten wegens zich zelve te hebben gegeeven. Zulk eene Merkte en aanzien gaven deeze twee volwigtige werken, niet flegts aan de ftad, maar ook aan het Koninkryk, dat Hayradin wel haast geducht wierdt, niet alleen voor de Mooren en Arabieren, maar ook voor de Christen Zeemogendheden, byzonder voor de Spanjaarden, van welke hy by aanhoudendheid eene beflisfende landing hadt gevreesd; nu integendeel was hy in ftaat niet alleen alle hunne koopvaardyfehepen langs de Barbaryfche Kusten te belemmeren, maar ook herhaalde en gelukkige landingen te doen in hun eigen gebied, en van daar een groot getal gevangenen en anderen kostbaaren buit te haaien. Hayradin bleef niet in gebreke om de Porte kennis te geeven van alle deeze verrigtingen, en zynen voorfpoed in het behaagelykst licht voor te draagen, met oogmerk om een verfchen onderftand van penningen te verkrygen, ter zyner in ftaat ftellinge tot (O Dezelfden. Hedend. Hist. XVII, D. I. St. O XIX. boek. iii. HOOFDST. v. AFD. Hayradin maakt Algiers tot eene voegzuame luiven.  io6 HISTORIE XIX. boek. III. HOOFDST. V. AFD Hasfan Aga volgt hun op. tot het bouwen van een fterker fort, en het opwerpen van nieuwe Batteryen , op alle plaatzen, die voor eene vyandlyke landing best gelegen fcheenen. Geen verzoek deedt hy, of 't wierdt door den Grooten Heer gereed ingewilligd; ook verzuimde hy geenen tyd om de nieuwe werken aan te leggen by het fort en den Havenmuur: by voorvallende gelegenheid is dit alles, van tyd tot tyd, merkelyk verbeterd. (*) De Sultan, midlerwyl, 't zy uit erkentemsfe van Hayradins gewigtige dienften, of, misfchien, uit agterdogt, dat hy zich onafhanklyk zou zoeken te maaken, bevorderde hem tot de waardigheid van Kapitein Basfcs van het Keizerryk, en benoemde Hasfan Aga, een SardMfcW Renegaat, tot zynen Opvolger als Basha van Algiers. Naauwlyks hadt deeze bezit genomen van zyn nieuw bewind, of hy begon zyne kruistogten en rooVeryen langs de Spaanfche Kusten voort te zetten, met grooter woede en voorfpoediger dan voorheen, en breidde ze uit tot aan den Kerkelyken Staat cn andere gewesten van Italië. Zyne plonderingen ontftelden Paus Paulus den 111, en noodzaakten hem, zich te wenden tot Karei den V, en hem te vermaanen tot het zenden van eene magtige vloot, ter beteugelinge van die veelvuldige en wreede rooveryen. Den Keizer haperde het, aan zynen kant, aan geene nieuwe aanfpooringen; zyn misnoegen over het verlies van het Spaanfche fort; de onwaardige behandeling, zynen Gouverneur aangedaan; de vyandlykheden, welke de Algierynen by aanhoudenheid op de Middelandfche zee pleegden, gevoegd by de nodigingen der Arahifche Grooten, die hem hunne hulp beloofden ter herftellinge van Selim op zynen throon: dit alles bewoog (*■) Relation addrefèe au Pape Paul. Vertot, Hifi. de Maliha, Livr. 10, p. iaS. Tasfy. Morgaa.  vam ALGIERS. io? pewoog nem, eene magtige'vloot uit te rusten, en m eigen perfoon daar over het bevel te voeren, met oogmerk om niet alleen Algiers, maar het grootfte gedeelte van Barbarye te veroveren. Zyne eerzucht fluisterde hem in 't oor, dat niets zynen naam meer oniterrlyk konde maaken, dan de vernieling van zulk een groot aantal gezworene vyanden van het Christendom, en het brengen van die gewesten onder de bamere van Christus. Op dat 'er niets mogt ontbreeken aan het wel flaagen van zo eene doorluchtige onderneeminge, kondigde de Paus eene Bulle af, met volkomene kwytfchelding van zonden, en de belofte van de martelkroone, aan allen, die in te flryden tegen de ongeloovigen het leeven zouden laaten. fn In t laatst van den zomer ging de Keizer onder zeil, met eene magtige vloot, beftaande uit honderdtwintig fchepen, en twintig Galeien, bemand met dertigduizend koppen, uitgeleezene troepen, mitsgaders een verbaazenden voorraad van geld, wapenen en krygsbehoeften, als mede een groot getal jonge Edellieden en Heeren, die als vrywilligen dienden, op hunne eigen beurs, en uit een beginzel van godsdienitigheid en glory. Veele vrouwen van geboorte en aanzien hielpen den luister en pragt zyns hofftoets vergrooten; als mede de huisvrouwen en dochters van Officieren en foldaaten, die hem volgden, met oogmerk om zich in Barbarye te vestigen, naadat de verovering daar van zou volvoerd zyn. Deeze verbaazende vloot vertoonde zich voor de Kust van Algiers ; ieder fchip liet van den agterfteven de Spaanfche vlag, en van den grooten mast een ftandaart met een Krucifix waaien. Groot en algemeen was de verflagenheid, welke de CO Dezelfden. ö 2. XIX. boek. III. HOOFDST. V. ap'd.  108 HISTORIE XIX. boek. 11 ï HOOFDST. v. AFD. Algiers in groote verflagenheid. de verfchyning deezer magtige vloot te Algiers ver, oorzaakte. De ftad was thans omringd van een enkelen muur, onvoorzien van buitenkerken. De geheele bezetting beftondt uit flegts achthonderd gewapende Turkfche foldaaten, en zesduizend Mooren, zonder fchietgeweer, flegt geöeffend en gekleed ; de overige krygsmagt was nu verfpreid door andere provinciën des Koninkryks, om de gewoone fchatting van de Arabieren en Mooren te vorderen. In deezen benarden ftaat vergaderde de Divan, om te raadpleegen over de kragtdaadigfte middelen ter verdeediginge van de ftad. Het eerfte befluit was, de krygsmagt niet te waagen aan eene vrugtlooze tegenkanting van eene vyandlyke landinge, maar dezelve binnen de muuren te houden, om den best mogelyken tegenftand aan eenen aanval te bieden , tot op de wederkomst der afgevaardigde benden, thans door het Koninkryk verfpreid: om deeze te verhaasten, en nieuwe troepen te werven, zonden zy allerwege renboden af. De vloot kwam voor anker by Kaap Matabuz, omtrent twee kleine mylen ten Oosten van Algiers. Het leger hier aan land getreeden zynde, zonder tegenkanting, vatte de Keizer post op eene hoogte, en deedt zynen kruisftandaart planten onder het gefchal van trompetten en keteltrommen, terwyl het overige deel van 't leger nacht en dag arbeidde aan het bouwen van een Kasteel, welk zedert den naam van Keizers fort heeft gedraagen. Het leger lag gefchaard onder 't bereik van het fchutgevaarte van het fort, by eene bron, die de geheele ftad van water voorzag; en wier loop door de Spanjaards na elders geleid zynde, de inwooners genoodzaakt wierden zich te bedienen van het water, in hunne regenbakken verzameld: en dit was onfmaaklyk en ongezond. Thans vorderde de Keizer van Hasfan de overgave,  van ALGIERS. 100 gave, op ftraffe van met de geheele bezettinge ove .den kling te zullen gejaagd worden. De wapenbod) hadt wyders last, 's Keizers overgroote magt, zo ti z-;e als te lande, breed.uit. te meeten; aan den Rene gaat aanzienlyke beloften te doen, in geld en waardig heden; én hem te overreeden .zich te bedienen vai die gunftige gelegenheid, om zich te verzoenen mei God en zyne Kerk, beide welke hy, door zynen afval, zo zwaar hadt beleedigd. (???) Men wil dat Hasfan'ceii dubbelzinnig antwoord gaf, met oogmerk om tyd te winnen , tot dat eenigen zyner boden de vliegende .legers zouden bereikt hebben, die'thans de provinciën plaagden. Dewyl hy van deezen kant geene tyding vernam, ftondt hy op het punt van de ftad te zullen overgeeven, wanneer hem wierdt berigt, dat de krygsmagt van het Westlyk Gouvernement in vollen aantogt was; , toen befloot de Divan eenpaarig, de ftad tot aan het uiterfte te Verdeedigen. JKard uit de ftad geen verder antwoord bekoomende, en overtuigd dat de gelegenheid der plaatze niet toeliet, dezelve te water en te land te kunnen influiten, zonder zyne magt te verdeelen ,,.-befloot tot eenen algemeenen ftorm, welken hy hoopte, hem meester der flad te zullen doen worden, voordat 'er troepen tot ontzet zouden koomen. Reeds waren de muuren en vestingwerken door . zyn gefchut zwaar befchadigd, en de inwooners tot de uiterfte verlegenheid gebragt, wanneer zeker Geestdry ver, Yuzef, of Jqfeph genaamd, voor den Divan verfcheen , en met luider ftemme voorfpelde, dat voor de verwisfeling der Maane het Christen leger zou verdelgd zyn. Lang was deeze mensch by het graauw voor een Profeet gehouden en .geëerbiedigd; thans hadt hy, waarfchynlyk, van Hasfan zyrie («O Rejat, au Pape, Vertot, p.132. O % r XIX. : BOEK. ; 111 . HOOFDST. , V. AFD. Door Karei de V belegerd.  ÏIO HISTORIE XIX. boek. III. HOOFDST. V. AFD, De bele< geraars met regen gekweld. Door Jlorm overvallen. zyne les geleerd, die hem beval, zyne voorzegging voor het volk te herhaalen, welk dezelve met toejuichingen hoorde, en befloot zich dapper te gedraagen ter verdeediginge van de plaats, tot dat zyn woord zou vervuld zyn. Veel overlast leeden de belegeraars van den regen, welke hunne legerplaats overftroomde, hunne leevensmiddelen befchadigde, en hun fchietgeweer genoegzaam ten onbruik maakte. («) De Gouverneur, van dit alles naauwkeurig onderrecht, deedt veelvuldige uitvallen; in welke, nogthans, zyn volk meestal wierdt terug gedreeven door de Ridders van Malta, wier waakzaamheid zy niet in ftaat waren te ontduiken. Eindelyk ontftondt 'er, op den 28 October, een verfchriklyke ftorm uit het Moorden, verzeld van zwaare aardbeevingen, en eene ftokdonkere duisternisfe, zo op zee als te lande. De fchepen, door de kragt van wind en golven, van hunne ankers gedreeven, ftootten tegen elkander, of wierden tegen de harde rotzen verbryzeld , in fpyt der vereenigde poogingen van ftuurlieden en matroozen. In eenen nacht vergingen achtënzestig fchepen en vyftien Galeien, met alle de manfchap en krygsbehoeften: zodat het leger aan 'c ftrand van alle middelen van beftaan ontbloot was. De legerplaats, ftrekkende langs de vlakte onder het Fort, wierdt onder water gezet, door de plasregens, welke van de nabuurige hoogten nederftroomden. Een groot getal van troepen, van ftandplaatze willende veranderen, raakten in wanorde, en wierden door de Mooren en Arabieren in ftukken gehouwen; verfcheiden 'Galeien, en andere vaartuigen, inde inhammen langs het ftrand eene fchuilplaats zoekende, wierden ftraks geplonderd, en de manfchap door de landzaaten af ge* maakt. Sci-jrik- («) Vertot, Hifi. de Maltba, Vol. 4» Livr. 10, p. 134.  van ALGIERS. ui Schrikwekkende was de vertooning van den eerstvolgenden morgen; de zee was over en ovei bedekt met wrakken van fchepen, en met iyken van menfchen en paerden. Karei befloot de tegenwoordige ltilte te baat te neemen, om zich zei ven en het overlchot van zyne vloot en leger te behouden. Zyne tenten, fchutgevaarte en nafleep den vyand ten beste geevende, trok hy regelrecht, hoewel in geene kleine wanorde, na Kaap Malabux, om aldaar aan boord tê gaan van de weinige fchepen, die den ftorm ontkoomen waren. Doch deezen ftap deedt hV niet, zonder alvoorens eene gevoelige proeve van HasfarCs misnoegen ondervonden te hebben. Deeze listige Bas/a, des Keizers beweegingen naauwkeurig hebbende doen helpeden , liet den Christenen eenen vryen aftogt na het ltrand; thans deedt hy eenen uitval met zvne troepen, en hen met eene wanhoopige woede aantastende , terwyl zy bezig waren met zich in haast te fcheep te begeeven, rechtte hy eene fchroomlyke fiagting aan, en nam tevens veelen gevangen. In één woord, de Algierynen wierden verlost van alle vreeze en gevaar, vóór de aankomst der troepen, gezonden om fchattingen te heffen. Naa de blyde vreugdebedryven over deeze verlosfing, wierdt Yuzef niet alleen verklaard voor redder van zyn vaderland maar hem wierdt een aanzienlyk gefchenk gedaan' nevens het verlof om zyn Profeetisch ampt ongemoeid te mogen oeffenen. Midlerwyl moest de Keizerlvke vloot een nieuwen ftorm uitftaan, in welken zy geheel verftrooid^ wierdt, en verfcheiden fchepen vergingen. Een fchip, aan boord hebbende zevenhonderd Spaanfche foldaaten, behalven het bootsvolk, zonk in 's Keizers tegenwoordigheid, zonder dat 'er een eenig mensch konde gered worden. Eindelyk, naa veel zukkelens, bereikte men XIX. boek. lil. HOOFDST. V. AF O. Bet "beleg opgebroken. Nieuwe orm.  ïiz HISTORIE XIX. .EOtK. ïfl|. . HOOFQST. ■V. - AF O. Hasfans togt na Tremecen Hasfan fier ft, et wordt- op gevolgd door Haji men de haven van Bujeyah, thans in de magt der Spanjaarden, werwaarts Hasfen, Koning van Tunis, zich begaf met eenen voorraad van leevensmiddelen; dit deedt hem eene gunftige bejegening by den Keizer vinden, verzeld van nieuwe beloften van vriendfchap en befcherminge. De Keizer vertoefde 'er niet langer dan tot den 16 van Slagtmaand, wanneer hy, zich van een gunftigen wind bedienende, onder zeil ging na Carthagena, alwaar hy op den 25 van die maand aankwam. Dus eindigde deeze rampfpoedige onderneeming, in welke honderdtwintig Oorlogfehepen en Galeien, ruim driehonderd Kolonellen en andere Overften, en achtduizend' foldaaten en matroozen omkwamen in den eerilen ftorm, behalven die by de infcheeping door den vyand gedood, of in het jongfte onweder verdronken waren. (0) Wat aangaat de gevangenen, hun getal was zo groot, dat de gekfcheerende Algierynen eenigen hunner, by wyze van veragtinge, hoofd voor hoofd voor een uyen verkogten. Naa deeze zonderlinge verlosfing , ondernam de Bas/a van Algiers eenen togt tegen Müley Hammed, Koning van Tremecen, die, om in zyn Koninkryk herfteld te worden, zich aan Karei den V. hadt onderworpen. Doch die Vorst, thans niet in ftaat zynde om hem het hoofd te kunnen bieden, was genoodzaakt den vrede te koopen door het opbrengen van eene groote fomme .gelds, en zyn tolplichtige te worden. Kort naa zynen togt wierdt Hasfan aangetast :van eene hevige koortze , welke hem, in het zesenzestigfte jaar zyns ouderdoms, uit het leeven wegnam. De Algierynfche krygsmagt, zonder op verderen ■last van de Porte te wagten, verkoos Haji, of Chaji, een Co) Relation au Pape Paul 111, Vertot, ibid. p. 139. Tasfy, enz.  van ALGIERS. u3 een oud krygsbevelhebber van hunne eigen bende JW??e? °pv?1«er- Niet lang hadt deeze nieuw, J>asja het genot van zyne waardigheid gehad, of bi wierdt aangevallen door een vermogenden Arabifche] Uieyk, Abu femn genaamd, aan 't hoofd van twintig duizend man, wien hy, egter, het geluk badt te over winnen, en op eene f.handelyke vlugt te jaagen, Nogthans was hy wel dra genoodzaakt, zyne waardig, heid af te ftaan aan Hasfan, zoone van Hayradin. broeder van Barbarosfa, dien Sultan Soliman was overi gehaald tot Basfa van Algiers te benoemen. Met dit OnüprTn rS ji Të ge^erbiedigd door het nieuwe Opperhoofd, en door alle de Algierynen, om zyne ongemeene dapperheid en befcheidenheid. Hasfan. zyn Opvolger, te Algiers gebooren, was nu in 't acht! S P?ngi J™1 Z5TS n°uder(!oms' Zyn vader Hayraam een Basfa hy de Porte, en een groot gunfteling van Solyman, hadt hem niet alleen deeze Landvoogdyichap bezorgd, maar verwierf voor hem daarenboven een Lskader van twaalf kloeke en welgewapende Galeien. Eene zyner eerfte onderneemingen was, Abu Zegen, jonger broeder van Abdallah, op den throon van Iremecen te plaatzen, ten koste van zynen ouder broeder, die zich aan Karei den V. vervoegd, en beloord hadt, zyn tolpligtige te zullen worden. De Keizer hadt Abu Hammed op dezelfde voorwaarden ten throone verheven, welke, diensvolgens, zyn leeven lang , geregeld fchatting hetaalde ; doch naa zynen dood, wierdt dezelve door zynen zoon Abdallah geweigerd Zyne twee zoonen dongen gezamentlyk na de opvohgmg; Abdallah, de oudfte, vervoegde zich by den Keizer; Abu Zegen nam toevlugt tot Hasfan, welke diensvolgens tegen Abdallah te velde trok, welke toenmaals op den throon zat, aan 't hoofd van een "IK T"' e" ™ct «nig zwaar gefchut; waarop Hedend.Hist.XVII.D.I.St. P Ab- , XIX. 5 boek. I iii. j HOOFDST. . v. afd Hasfans togt tegen Abdallah.  H4 HISTORIE XIX. BOEK. III. HOOFDST. Y. AFD. Abdallah, die zich niet in ftaat bevondt, om aan hunne vereenigde magt het hoofd te kunnen bieden, zyne waardigfte bezittingen verzamelde, en na Oran vlugtte. Zonder eenige verdere zwaarigheid te ontmoeten, beklom Abu Zeyen den throon, en, om Hasfan voor zyne uitfteekende dienften te beloonen, vorderde hy groote fommen gelds van zyne nieuwe onderzaiten. Hasfan keerde weder na Algiers met zyne krygsmagt, naa eene afweezigheid van weinige weeken, met fchatten belaaden.. Niet lang hadt de nieuwe Tremeceenfche Monarch het genot van het zoet zyner door onregt verkreegene waardigheid. Het eerfte jaar zyner regeeringe was naauwlyks verloopen , of hy wierdt door den Spaanfchen Graaf dAlcandela genoodzaakt, dezelve aan zynen broeder af te ftaan, en na Fez te wyken. De Graaf, thans Gouverneur van Oran, hadt Abdallah eene verfterking bezorgd van Don Carlos, van tweeduizend Adalufiaanen; met deeze, en een groot getal Mooren, die nevens hunne Opperhoofden hunnen dienst, en eenige veldftukken kwamen aanbieden» trok hy op na Tremecen, en wierdt in zynen optogt vereenigd met den dapperen Almanzor, Oom, Schoonvader en eerften Staatsdienaar van Muley Hammed Abdallah, aan 't hoofd van vyfduizend ruiters. By hunne aannadering van Tremecen, deeden de inwooners Almanzor verzoeken, den Graaf niet derwaarts te willen* voeren, dewyl zy volkoomen beraaden waren, de plaats aan hem over te leveren, en de Turken uit te dry ven. De Veldheer antwoordde, dat de onderdaanen, die hunnen Vorst hadden verraaden, het hoofd verbeurd hadden; 'er nevens voegende, een troep Christen beulen te zullen medebrengen, om het werkt te volbrengen. Onder tusfehen vondt Hasfan, Basfa van Algiers, middel om de zaak by te leggen, door aan hem te zenden een eerwaardigen Heilige, door wicn&  van ALGIERS. 11 s mens bemiddeling tusfehen hen een verbond wierd geflooten, volgens 't welk de Turken terftond Iremece, zouden ruimen, en onder dekking van eene bekwaam wagt van ruiters na Algiers veilig geleid worden Vervolgens floeg de Graaf het beleg voor Mostagan. en Almanzor, die geweigerd hadt hem derwaarts u verzeilen, trok regelrecht na 'Irmeeen. De Turket kwamen met hun vrygeleide te Algiers, en Abdallah wierdt in zyn Koninkryk herfteld, onder voorwaarde, egter, van aan Karei den V. fchatting te zuilen betaaien. (ƒ>) Niet lang was Hasfan te Algiers geweest, of hy ontving eene nieuwe nodiging van de rustlooze Tre. meceaanen om tot hen weder tekeeren, en het bewind te aanvaarden, of hen onder zulk eene magt te ftellen, als hy best geraaden zou oordeelen. Terftond hierop trok hy te velde, aan 't hoofd van drieduizend Janitzaaren, duizend Spahis, en tweeduizend Moorfche ruiters, onder Mulatto, Koning van Tenez, met eenig gefchut, en floeg den weg in na Tremecen. Gekoomen zynde aan de rivier Sagu, vier mylen van Oran, ontmoette hy den Spaanfchen Graaf d'Alcandela, aan 't hoofd van zesduizend Spanjaarden, en even zo veele Arabifche en Afrikaanfche ruiters, onder bevel van den Koning van Tremecen; dit noodzaakte hem, dien nacht halte te houden , om zyn volk een weinig rust te doen genieten, met oogmerk om 's anderen daags den vyand aan te tasten. Ongetwyfeld ware een bloedig gevegt het gevolg geweest, ware niet aan hem een Renbode afgevaardigd door twee Galeien, met een brief des Konings van Franhyk, om hem den rouw te beklaagen over den dood zyns vaders Hayradin Bar- (/O Marmol, Lib. 15, p. 34ff. Huedo. Morgan, Algiers, Vol. a, Ch. 7. - P 2 t XIX. j boek. 2 lil. t HOOFDST. . v. AVO, ! De AI. gierynen ruimen Tremecen  n6 HISTORIE XIX. BOEK. '. m. HOOFDST. V. A FX), Barbarosfa, door eene koorts te Conftantinopokn uit het eeven weggerukt. Zo zeer trof hem dit verlies, dat iy den volgenden morgen een verdrag floot met Don Martyn, des Spaanfchen Graaven zoon, waarby hy tich verbondt, den Koning van 'lremecen in het gerust bezit van zyn gebied te'zullen laaten. Niet langer dan twee dagen naa de tekening van het verbond, bleeven de Algierynen in het veld, alwaar zy diepen rouw bedreeven; waarnaa zy, nevens hunnen Basfa, na Algiers wederkeerden, (jj Geen genoegen vonden de Tremeceaanen in den vrede; zy haatten hunnen Koning, uit hoofde van zyn leenmanfchap aan den Keizer, en zyne.vriendfchap met de Christenen; zy leiden hem wyders wanbeftuur te laste. Thans vervoegden zy zich by den Sharif van Fez, aan wien zy aanbiedingen deeden ,* welke terftond wierden aangenomen'. Spoedig ontrustten zyne toerustingen tot dien togt de Algierynen, die met geen kleinen nyd zagen den fpoedigen voortgang, welken deeze muitzieke broeders reeds in dien oord gemaakt hadden.. Diensvolgens zondt Hasfan Basfa een leger van Vyfduizend knegten, en duizend ruiters, met tien veld. ftukken, onder bevel van een Turkfcben Alkaide, en twee Renegaaten, met bevel om geenen flag te leveren aan de Fezaanen, eer zy zich vereenigd hadden met de Beni Amar, een krygshaftigen Arabifchen Stam, in de nabuurfchap van Oran, De Fezaanen, reeds in 't gezigt van Mostagan genaderd, waren niet weinig verbaasd over het aanrukken der Algierynen na dezelfde plaats. Abdallah, des Sharifs jongfte zoon, die het bevel voerde, zich niet in ftaat bevindende om flag te leveren, vondt geen ander middel om dien te ontdaan, dan door zyne paerden westwaarts te doen 3 zwen- C q) Marmol. Morgan , enz.  van ALGIERS. 117 zwenken, en eene fpoedige vlugt te neemen, met agterlaating van zyne kameelen en pakkaadje. De Algierynen en Arabieren, egter, agterhaalden fpoedig zyne agterhoede, over welke zyn broeder het bevel voerde, en naa een bloedig gevegt doodden zy den jongen Prins, vernoegen zyne benden, en voerden zyn hoofd in zegepraal op de punt van eene lans. De tyding van deezen onfpoed was Abdallah niet ter ooren gekoomen, of hy trok af met zyne troepen en pakkaadje, om deeze onaangenaame boodfchap te.doen aan zynen eerzucbtigen vader, terwyl.de zegevierende Algierynen Tremecen binnentrokken en pionderden, en, in eene algemeene vergadering, beflooten, in den naam van hunnen Basfa die ftad in bezit te neemen. Diensvolgens den Alkaide Sepher agterlaatende, met vyftienhonderd Turken , keerden zy onmiddelyk na Algiers, met buit belaaden, alwaar zy gunftig ontvangen wierden. Hasfan deedt het hoofd van des Sbarifs zoon in eene yzeren kooi fluiten, en op de voornaamfte ftadspoort, Bab-Azoun genaamd, ten toon ftellen , alwaar het bleef tot in den jaare 1573. O) In datzelfde jaar deedt Hasfan eenen toren bouwen op dezelfde plaats, alwaar de Keizer zynen ftandaart hadt geplant. Desgelyks leide hy den grond van een< Hospitaal voor gekwetfte Janitzaaren, en leide d^ Jaatfte hand aan een pragtig Bad, in naavolging vai/ het geen zyn vader te Vtnjiantinopohn hadt gebouwd Doch dit veroorzaakte het verlies van zyn Baslasampt voor eenigen tyd. Want geweigerd hebbende zyn voorgaand bewind af te ftaan aan Rustan, een trotfchen giengen Basfa, in blaakende gunst by de Porte, wierdt hem te verftaan gegeeven, dat zyne weigering wel dra zou ten gevolge hebben het verlies van beide anipten, (O Dezelfden. P 3 XIX. BOEK. m. HOOFDST. V. AFD, Tremecen door de Mgieryien gepionder d Hasfan 'lOUWt ■enige \edenk' lukken e Algiers.  XIX. boek. m HOOFDST. V. AFD Ifasfano/». gevolgd door balha Rius. ïi8 HISTORIE ampten, zo wel als van zyne voogdyfchap van gierc. Ter weeringe van zo geduchten flag, rustte Hasfan terftond zes Galeien uit, en zeilde na Conjtantinopolen, laatende intusfchen liet bewind in handen van den /Marde Sepber, een man van beproefd beleid en dapperheid, van eene laage afkomst, door eigen verdienfte tot dien hoogen trap van aanzien geklommen. Geduurende zyn zevenmaandig bewind, handelde hy zo voorzigtig en regtvaardig, dat in al dien tyd niemand met den dood, zelf niet aan den lyve wierdt geftraft. Hy ondernam daarenboven en voltooide het groot Bastion over de Havenpoort, voorzag de ftad van koorn en andere leevensmiddelen, geduurende eene knellende fchaarsheid, en volvoerde verfcheiden andere openbaare verrigtingen, te Algiers en in zyn Alkaidefchap Tenez, alwaar hy tien jaaren daarnaa ftierf, wordende zeer geagt en betreurd. In zyn bewind te Algiers wierdt hy, in Grasmaand, opgevolgd door Bas/a Sallia Rais, wien Rustan die waardigheid bezorgde, in wederwraak op Hasfan, die vrugtloos alle middelen ter zyner bevrediginge hadt in 't werk gefteld. Salha Rais, vyfde Basfa van Algiers, en de eerfte van Arabifche afkomfte, die over de Algierynen regeerde, hadt, onder andere krygstogten, Hayradin Barbarosfa op verfcheiden onderneemingen verzeld, en zo veele blyken van onverzaagdheid en beleid vertoond, dat hy zyn voornaamfte gunfteling wierdt. Het eerfte bedryf, welk zyn nieuw bewind beroemd maakte, was de t'onderbrenging van den Sultan, of Koning van Tocost, of Tuggurt, die onlangs tegen dien Vorst was opgeftaan; (B) hy trok door een gedeelte der woestyn van (B) Deeze Vorst, wiens gebied beftond uit eene zeer aanzienyke ftad, en omtrent deitig groote vlekken en dorpen, ruim honderd-  van ALGIERS. 119 van Numidie, aan 't hoofd van drieduizend Turkfche knegten, duizend Spahis, en achtduizend andre hulpbenden, met twee of drie veldftukken; hy vertoonde zich voor des Sultans hoofdftad, eer deeze eenig vermoeden van zyn ontwerp hadt. In deeze verrasfing wierdt de jonge Koning, pas veertien jaaren oud, door zynen eerften Staatsdienaar geraaden, en 1'poedig overgehaald, om de ftadspoorten met ketens geflooten te houden, in de hoop op eenigen byftand van zyne leenmannen, en de nabuurige Arabieren, doodvyanden der lurken; doeh de Basfa beukte de muuren met zo gelukkigen uitflag, op de drie eerfte dagen, dat hy op den vierden dezelve ftormenderhand innam. Thans volgde 'er eene fchroomlyke flagting; de jonge Vorst gevangen genomen en gevraagd zynde, hoe hy zyne band hadde durven opheffen tegen des Grooten Heers eerwaardige baniere, leide al de fchuld op den eerften Staatsdienaar, die, in de daad, by die gelegenheid, ongemeenen yver tegen de lurken hadt betoond. Ter ftraffe daar voor, deedt de Bufa hem aan een ftuk gefchut vastbinden, en aldus in de lucht fpringen. De overige inwooners, ten getale van twaalfduizend,' wierden tot flaaven verkogt, en de ftad geplonderd zynde, geheel woest gelaaten. Salha Rais, den jóngen Koning medevoerende, trok regelrecht op tegen Wargala, insgelyks eene Heerlykheid in Numidie, die aan 't muiten was geflagen. By zyne aankomst in de hoofdftad, vondt hy dezelve ledig van inwooners; by zyne nadering was de Vorst, met alle zyne onder! daanen honderdvyftig mylen ten Zuiden van Algiers gelegen, was, onder anderen, genoodzaakt, eene jaarlykfche be'ajting van vyftien blanke gavinnen aan dei> Algierynfche» Basfa te zenden; doch hadtt thans geweigerd, hier in voort te vaaren. Q*) (*) Marmol. Huedo. Morgan, Algiers, Vol. s, Ch. 8. XIX. BOEK. ii l HOOFDST, V. af as,  120 HISTORIE XIX. i boek. : III. HOOFDST. V. AFD» V Jaar laanen en hunne goederen van de meeste waarde, ia eenige ongenaakbaare wildernisfen geweeken. Slegts veertig ryke Neger'Kooplieden, wier kameelen :1e vlugtelingen hadden medegevoerd, genoodzaakt zynde agter te blyven, kogten zich vry voor tweehonderdduizend Dukaaten aan hout en ftofgoud. Straks vaardigde Salha Rais, op eenen fnel loopenden Dromedaris, eenen bode af aan de vlugtelingen, met plegtige belofte, ingevalle zy wederkeerden, en voortaan getrouwe leenmannen bleeven, om het gebeurde hun geen leed zou wedervaaren. Heilig hieldt hy zyn woord op hunne wederkomst. By zyn doortogt door Tuggurt ftelde hy den jongen Koning nevens andere gevangenen, edelmoediglyk op vrye voeten, □p dezelfde voorwaarde. Indien Marmol's opgaave naauwkeurig zy, bragt hy te Algiers vyftien kameelen met fbofgoud belaaden, behalven veelen anderen kostbaaren buit. (s) In 't volgende jaar rustte hy eene vloot uit van veertig Galeien, Brigantynen en andere fchepen, en deedt eene landing op Majorca, alwaar hy door deEilanders zo moedig wierdt ontvangen, dat hy vyfhonderd man, en onder dezelve eenigen zyner beste Bevelhebbers verloor. Zyn volgende aanflag was op de Spaanfche Kust, alwaar hy alle plaatzen even bereid vondt om hem op gelyke wyze te ontvangen. Eindelyk na de Straat zeilende, zag hy vyf nieuwe Oorlogsfregatten, onlangs van Lisfabon gekoomen, met Muley Abu Hasfan. Koning van Bedez, of Velez, die na de Kroon van Fez ftondt; naa een kloeken wederftand wierdt hy gevangen genomen, nevens twintig zyner Afnkaanen, en de meeste Portugeezen. Met deeze zeilde Salha terftond na Felez, alwaar de Alkaide Monfa, (O Lib. 5, Ch. 57» P- 427-  van ALGIERS. Iai Monfa, Gouverneur van wegen den Koning van Fez m den waan dat hy gekoomen was, om die fterkte aan te tasten ten behoeve van zynen gevangenen de Koning van Bedez, hem de overgave deedt aan bieden. De edelmoedige Basfa gaf tof antwoord , da, hy, met zyne Fezaanfche Majesteit in een verbond ftaande,, zo verre 'er af was van een voorneemen om het te fchenden, dat hy gekoomen was om hem ten gefchenke aan te bieden do pryzen, welke hy op zyne dfea\^^had^VeTerad; e" dat Z?nen nieydedPingyer! die by Christen Vorften om byftand tegen hem had aanzoek gedaan, gevanklyk na Algiers voerde, in SlnJrail allS dG Voord^len, voor welke hy zyn" d afwatPhZv0§t te,k0Tn' *?y V°e^de 'er dat al wat hy op hem begeerde in vergelding, was hem ftoorden in het gerust bezit van het Koninkryk Tremecen; (C) maar dat de rivier Mullujah voortaan de grensfcheiding mogt blyven tusfehen Fez en Ateiers Deeze boodfehap, nevens de pryzen en het gefchut' ZZlTr Va2 a?, Gouv™-> ^nen meester e Algiers (tf ' ^ ging t0Sn °nder zeiI na Omtrent déezen tyd hadden de twee Sharifs zulke vorderingen gemaakt, en zo veel magts verkreesren m deeze gewesten van Barbarye, dat de nayver van Sultan (O Marmol, Livr. 5. Huedo, enz. CC) Boven hebben wy gezien, hoe de Algierynen dat Konink. ryk ir.beat namen, onder het Basfafchap van Hasfan. Wat aan* gaat Muley Hammed Ain Zeyen, den toenmaalign Koning, zy heten hem den tytel behouden, onder voorwaarde dat hy aL de fterkten in hunne handen zou overlevert*; hieraan moest Iw zich onderwerpen, leevende voorts in vriendfehap met dien Basfa L des zelfs Opvolger Rais, tot zynen dood toe. QlQïitS^a en des. HEnEND.HisT.XVII.D.LST. O , XIX; BOEK. III. HOOFDST. v. AFD Salha's ede imoe. digbeid.  122 HISTORIE XIX. boek. III. HOOFDST, V, AFD. Sultan Rais daar door met reden gewekt wierdt. Onder voorwendzel dat eenige Tingitaniers, op hun bevel, over de Mullujah waren getrokken, en plonderingen hadden aangerecht, verzamelde hy een aanzienlyk leger van knegten en ruiters, en trok, met twaalf ftukken gefchut, na de ftad Tesfa, of Tedza, acht mylen aan deeze zyde van Fez, alwaar een van hun op zyne komst wagtte, aan het hoofd van veertigduizend ruiters, en even zo veele knegten: een leger, overbekwaam om eenen Veldheer, min dapper dan Rais, den moed te doen verliezen. Waarfchynlyk is het ondertusfchen, dat hy voornaamlyk zich verliet op eenige Aikaiden in 'svyands leger, welke hy in zyne belangen hadt overgehaald: want naauwlyks was het gevegt begonnen, of eenigen hunner liepen tot hem Over; waarnaa de Sharif, met merkelyk verlies, op de vlugt wierdt gedreeven. De Basfa, eene bezetting van tweehonderd Turken binnen Tedza gelaaten hebbende, voerde zyne troepen na Fez, alwaar hy den Sharif van nieuws aantastte, die thans zyn leger hadt vermeerderd. Hier gaf hy hem andermaal de neder, laag, en volgde hem zo kort op de hielen na de nieuwe ftad, dat hy in de eene poort binnen tradt, terwyl de Sharif uit de andere trok, om na Marokko te wyken. De ftad wierdt, na gewoonte, geplonderd; alleenlyk kogten de Jooden zich vry voor driehon derdduizend Dukaaten. Des Sharifs voornaamfte vrouw en haare twee dochters deedt hy met allen mogelyken eerbied behandelen, en veilig na Marokko voeren, (u) Bykans twee maanden toefde hy in die ftad, tot dat hy Muley Abu Hasfan op den throon gevestigd, en met de Aikaiden verzoend hadt; waarnaa hy zege- praa- (») Dezelfden.  van ALGIERS. 123 praaiende na zyne eigen hoofdftad wederkeerde. D, Gouverneur van het Kasteel van Felez, vreezend het misnoegen des Fezaanfchen Konings, verliet, kor ma dien togt, de fterkte. Het Algierynfche Eskader hier van de lucht gekreegen hebbende; bemagS dezelve zonder tegenftand, en leide 'er eene bezffi in van tweehonderd Turken. Ryklyk wierden ze, doo den Basfa, voor dien gewigtigen dienst beloond. in t volgende jaar verzamelde Salha Rais een nieuw omerherenbPlStt%eenn magtige vl°0t uic> raet oogmS cZttZ f g te ?aln V00r de ftad Bujeyah. (D} £S£f Tu"1 ï*d kWam Strozzi> de MUteefcbe /J. miraal met bevelen van de Porte, om hen by te ftaan pï£/ nrZfcken KoninSs> Francois den 1, tegen Philips den II, Koning van Spanje. Diensvolgens was de verphgt hem te zenden' vierentwint/g«oSS Galeien, eene fterke vermindering voor zyne K zeemagt; doch dit wierdt eenigermaate vergled ,Tor eene verfterking, welke hy hldt ontvangen van dei Koning van Cuco van dertigduizend Arabieren en Mooren. Dus verfterkt, trok hy op na Bujeyah, welk hy infloot en zo dapper befchoot, dat de Gouverneur, Don Alonfo de Peralta. in weinige weeken genood. zaakt «5?5 De ftad dertig mylen ten Oosten van Ateiers v^odT Zf hCUVe!S' ê,edfkt d00r verfcheide" fioogfe? ?; Se ? if hftfrVeTerud d°°rZW^r0 AWro, inden jaare 1510, en bleef in de handen der Spanjaarden, zo wel als Oran door denzelfden Admiraal bemagtigdf beiden wfe^deTaan! gemerkt als doornen aan de zyde der SS gedekt door twee Kasteelen; het eenf wafgSouwd KE, van een heuvel door AW^„ V, zedert Mnn Katteel ™ dThtv^e^ ku«neil bieden! ^ W3S ftaat' °m ,anS teSenft^ te q2 ! xix: 1 BOEK. : iii. , hoofdst. V. af»» Rais belegerd Sujcyah»  124 HISTORIE XIX. ,BOEK. III. HOOFDST. Y. afd, Zyn doo, zaakt was te handelen, en eerlyke voorwaarden verwierf; dit niettegenftaande deedt Philips, by deszelfs wederkomst in Spanje, hem onthoofden. Salha Rais bekwam een groot getal flaaven, en een ryken buit, welke hy ter zee na Algiers zondt, terwyl hy met zyne landtroepen te land derwaarts wederkeerde, naa eene afweezigheid van flegts twee maanden. Aldus wierdt deeze gewigtige plaats herwonnen op de Spanjaarden, naadat zy 'er vyfendertig jaaren meester van geweest waren, (v) In 't einde des jaars zondt de Basfa zynen zoon Mohammed aan de Porte, met de tyding van zynen voorfpoed, en eenige aanzienlyke gefchenken. Gunftig wierden deeze ontvangen, en bezorgden hem in vergelding eene verfterking van veertig Galeien en zesduizend Turkfche foldaaten, welke, in het volgende jaar, tot eene heimelyke on« derneeming moesten gebruikt worden. Diensvolgens gingen ze, in Bloeimaand daar aan volgende, onder zeil na Bujeyah, werwaarts zich de Basfa begaf met nog dertig van zyne eigen Galeien, en vierduizend man, op de voorgenomene onderneeming, de aart van welke geheim wierdt gehouden. De verzamelplaats was te Temendefust, gemeenlyk Metafuz genaamd, vier mylen ten Oosten van Algiers. Naauwlyks was hy hier gekoomen, of de Pest, welke thans in die hoofdftad hevig woedde, '•openbaarde zich in zyne Liefchen, en nam hem weg, in fpyt van alle aangewende middelen, in den tyd van vierentwintig uuren. De droefheid, welke zyn fterven op de vloot veroorzaakte, is naauwlyks te befchryven; zy ging terftond onder zeil na Algiers, alwaar hy by de Ba fa's, zyne voorzaaten, begraaven wierdt in een graf aan den zeekant: zyn ongelukkige O) Marmol. De Torres. Huedo. Morgan. -  van ALGIERS. i25 Opvolger Hasfan Corfo deedt boven hetzelve een traaije kapel ifigten. (E) Terstond naa zyne begraafenis, verkoozen d. Algierynfche foldaaten den geliefden Renegaat Hasfm Lorjo, op Corjica gebooren, in zyne plaats, tot dat z^ de verdere bevelen van de Porte zouden verftaan heb ben. Hy was een man, niet minder bemind by dJanitzaaren, dan wylen de Basfa hem bemind hadt, onder hem hadt hy gediend als Beyler bey, of Kapiteir Generaal der landmagt, en grooten roem in dien pos behaald; nogthans was hy zo nederig, dat hy niei zonder merkelyke moeite kon bewoogen worden tei aanvaardinge van het Basfafchap. De vloot uit d« Levant gezonden, tot nog toe onkundig van Salha Rah overlyden, kwam kort naa zyne verkiezing voor Al giers. In eene groote Raadsvergadering wierdt hiei beflooten, met allen mogelyken fpoed en geheimhouding daar van kennis te geeven aan de Porte: waar naa zy onmiddelyk na Oran moest ftevenen, zonder op een antwoord van het Hof te wagten. Diensvolgens vertrok zy, met alle het noodige tot een beleg; doch hadt de vyandlykheden tegen de buitenwerken naauwlyks begonnen, of 'er kwamen bevelen van de Porte, Hasjan Corfo het onderneemen van het beleg uitdruk' kelyk verbiedende: want de Groote Heer verwagtte den voorfpoed niet van den nieuwen Basfa, welke zynen voorzaat hadt verzeld. ) Deeze bevelen, hoewel overgebragt door den berugten Renegaat Ochali, (w) Huedo. Morgan, enz, (*) Marmol. Huedo. Morgan, enz. ï xix. boek. : iii. [ HOOFDST. 7 V. AFD. ■ Hasfan Corfo door de Janitzaarenver koor en  126 HISTORIE XIX. BOEK. HL HOOFDST. V. AFD. Tekelli Onderkoning , doch verworpen. Ochali, wierden met grooten tegenzin ontvangen door den Vorst en het leger, die zich van den gelukkigen uitflag verzekerd hielden ; zynde de bezetting toenmaals in zwakken toeftand. Doch vermids zy niet durfden wederftreeven, keerden ze terftond terug na Algiers. Naauwlyks hadt Corfo zyne nieuwe waardigheid vier maanden bezeeten, of 'er kwam tyding van de nadering van acht Galeien, aan boord hebbende eenen nieuwen Basfa, die hem moest opvolgen: te weeten, den befaamden Tekelli, een voornaam Turk aan het Hof des Grooten Heers. Hierop namen de Algierynen een eenpaarig befluit, hem niet toe te laaten op hun grondgebied, maar Hasfan Corfo in zyn bewind te doen voortgaan, en van hun befluit kennis te geeven aan de Porte. Diensvoigens wierden 'er by voorraad bevelen gezonden aan de Aikaiden van Bujeyah en Bona, Om hem om geenerhande reden de landing toe te ftaan; en, in gevalle hy zulks door geweld ondernam, op hem te fchieten, en hem te doen weeten, dat zy vast beraaden waren, hem niet als hunnen Onderkoning te ontvangen. Naauwkeurig gehoorzaamden deeze Landvoogden aan de bevelen; Tekelli wierdt afgeweezen te Bona en Bujeyah, en ten laatfte te Algiers.' Doch de Levantfche vloot, die aldaar nog voor anker lag, begon voor de gevolgen van zulk eene hardnekkigheid te vreezen. Dewyl 'er nooit goed verftand hadt plaats gehad tusfehen deeze en de Algierynfche Janitzaaren, wier byzondere voorregten zy benydden, doch niet konden genieten, kwamen zy eindelyk overeen, om Tekelli door eenen list binnen te brengen. Zy vingen aan met het betuigen van eenige vreeze, dat de nieuwe Onderkoning, over hunnen tegenftand misnoegd, hunne Galeien by nacht in brand zoude fteeken, dewyl ze ongewapend en zonder wagt in de haven  van ALGIERS. is? haven lagen. , Maar," zeiden ze, „ indien gy Ja„ nitzaaren wilt zorge draagen voor de ftad, zullen „ wy voor de verdeediging der vloot zorgen, en „ naauwkeunge wagt op onze fchepen houden." Deezen voorflag van beide zyden gereedlyk zynde ingewilügtt, was hun volgende raad, Tekelli kennis te g|e. yen van hun befluit, om gezamentlyk hem tegenftand te bieden, en op zyn onverwyld verlaatcn van de Kusten aan te dringen. Hierin bewilligden zv insee- dfboodC'ïe dS. Wi6rdt ben0emd 0m A^ï Png.°P W£g; d0chj in ftede dier boodfchap, deedt hy hem uitvoerig verflag van de trotsheid rToo^tf tT df'^ehJy der Janitzaaren , en van de noodzaaklykhejd van het beteugelen van hunne magt! om hun affchudden van het juk der Porte te voor koomen. Tekelli leende aan hem een greet g ooi en keurde met ilydfchap goed het voorgf ftfg ne mi'dde" T2e1 10 de te^e^' Dl duisternis des nachts hun gunftig zynde, kwamen zy met zyne Galeien voor de Havenpoort, alwaar zy de Levantynen by troepen aan ftrand vonden, gewapend en gereed om hen by te ftaan. Onder dit alles fliepen dl MgierZ fche Turken gerust in hunne bedden, weinig vermoedende t geen aan 't ftrand omging, wanneer Chuloc, aan t.hoofd van driehonderd man ter ftad intrekken' de Tekelli in het oude paleis bragt. Straks was de ftad in roer, door het geroep der Levantynen: Lang leeve Sultan Ottoman, Tekelli! Tekelli! Spoedig wekte dit gedruis de Janitzaaren, die gewapend uit alle hoeken toefchooten; doch, hunne minderheid verneemende, zich gelukkig rekenden in een fpoedigen aftogt letellt, alles naar zynen wensch ziende flaagen, trok terftond na het nieuwe paleis, verzeld van twee* duizend muskettiers, en wierdt aan het portaal met diepe EOtK. III. HOOFDST. V. AFD,  I2S HISTORIE XIX. boek. Ilj, HOOFDST. V. AFD, Corfo's wreede dood. O Huedo. Marmol. Morgah. diepe onderwerping ontmoet door Hasfan Corfo, koomende om hem te verwelkoomen, en hem te verzekeren, dat de rol, dien hy in het jongfte voorval hadt gefpeeld, volftrekt gedwongen en tegen zynen wil was. Op deeze verontfchuldiginge gaf hy geen ander antwoord dan een verftoord veragtend gezigt, met bëvel dat hy in verzekering moest worden genomen. Het morgenlicht was niet aangebroken, of hy vaardigde twee Galeien af, de een na Bujeyah, de andere na Bona, om de twee Aikaiden gevangen te neemen. Voorts deedt hy een ftreng onderzoek na de belhamels van den opftand; doch zyne heerfchende drift, gierigheid, zwaarder dan zyne gramfchap weegende, nam hy gereedelyk aan de gefchenken, die hem van alle zyden wierden aangebooden, en beloofde geene anderen ter dood te zullen brengen, dan den Renegaat Corfo en de twee Aikaiden. 'Diensvolgens, eenige dagen naa de ftaatsomwenteling, wierdt de ongelukkige Corfo verweezen tot de Chinhun, of de Haak, eene fchroomlyke ftraffe, drie dagen hing hy aan zyne ribben, en ftierf onder de uitgezogtfte folteringen. (F) Het volgende flagtoffer des onverbiddelyken TekelH, was (F) Het was in Wynmaand, en het Taifoen uitermaate koud zynde , zegt men dat hy aan de Christen - flaaven, die daar voorby gin. gen, om Gods wille, badt, iets hem over 't lichaam te willen werpen om hem te dekken; doch, alzo 'er rondom wagten Honden, durfde niemand hem genaaken. Dus ftierf deeze dappere Renegaat, in zyn aehtendertigfte jaar, de vyfde maand van zyn Basfafchap ; een fchrikwekkend voorbeeld van de onbeftendigheid der fortuin. Hy wierdt begraaven by zynen ouden meester en voorzaat Salha Rais, alwaar zyn eigen Renegaat en edelmoedige wreeker Tuzef, ter zyner eere, eene fraaie Kapel bouwde. (*)  v a N A L G I E R S. 129 was Ahfardo, een %dfo#A< Renegaat, Gouverneur van Bujeyah ; die, voor onmeetelyk ryk gehouden wordende, de wreedfte folteringen van ftokflagen, branden en koppen onderging, om hem zynen rykdom te doen aanwyzen, en eindelyk leevende geïmpaleerd wierdt; tot deeze ftraffe wierdt ook de Gouverneurvan Bona verweezen; doch, door de tusfchenfpraak van eenige Algierynfche Grooten, en voor eene aanzienlyke fomme gelds, hadt hy het geluk, vergiffenis te verwerven. Dit niettegenftaande veroorzaakte de wreedheid van den nieuwen Basfa tegen Alifardo, en de fchandelyke ftrafte van den braaven Corfo hunnen begunftigden Basfa , een algemeen misnoegen onder de Janitzaaren. (*) Niemand ging het meer ter harte dan Corfo's eigen Renegaat Yuzef Calabres, thans Gouverneur van Tremecen; naauwlyks hadt deeze de tyding verftaan of hy nam het befluit, het koste wat het dood te wreeken, of in de onderneeming om te koo? nD1e,Jurken onder hem> niet minder verbitterd door lekelhs wreedheid, wierden ligt bewoogen om zich by hem te voegen; waar naa hy aan eenige der voornaamfte Bevelhebbers te Algiers deedt weeten dat indien ze hem wilden helpen, of flegts onzydil blyven, hy zich verbondt om hen van dien dwingeland te vryen. Met vermaak omhelsden zy den voorflag: en de Pest, die toenmaals te Algiers hevig woedde lekelh noodzaakende na een oud vervallen Kasteel aan den zeekant te wyken, omtrent vyf mylen westwaart, wierdt de kans voor hun ontwerp fchoon geoordeeld Yuzef, verzeld van driehonderd Turken en Renegaaten, trok op met zulk een fpoed en zo heimelyk, dat hy zich voor TekelWs verblyf vertoonde, eev deeze de , „ jaarS fleet hy met het verzamelen van een zo talryk leger, als nooit een Basfa vóór em hadt op de been gebragt; het beftoudt uit vyfnenduizend lurken, Renegaaten en Morisken, allen musketiers; duizend Spahls, behalven tienduizend^ ters, door den Koning van Cuco en andere C%*j geleverd Voor zyn leger behoefde zyne vloot nier onder te doen, beftaande uit tweeëndertig Galeien en Galjooten allen wel bemand en toegerult, behïveS drie Franfche fchepen, met brood, oly en andere leevensmiddelen gelaaden. Met deeze fterke kSart' l!olhy ^ KLoUWmaand> °P ^nen togt tegeSg on^l Sn beS°" een gereS^d beleg8van hetzelve op den derden van Grasmaand, met oogmerk, om naa de bemagtigmg van hetzelve eenen ktns te waagen op Oran, m de nabuurfchap gelegen. In deeze ftad voerde het bevel de Graaf d'AUandfla, die zynen vader was opgevolgd; en in de eerstgenoemde zyn broeder Don Mamn de Cordoua, die, voor eene onmeetelvke fomme, zyne vryheid hadt bekoomen, en nu den Tur. ken een dapperen tegenftand boodt. De Algierynfche vloot verfcheen, kort naadat die dappere GouveSur zich in de ftad hadt geworpen, die, zo ter zee als te t^r '^et/Ui ieene k]°ekmoedigheid wierdt aangetast, dat de belegeraars, op verfcheiden plaatze'n bres fchooten in de forten en in de ftad, z 2 V^fT g om,dezelve te P^rd binnen te rydfn. Verfcheiden maaien waren de Turkfche ftandaarten op de Bolwerken geplant, en even dikmaals van daar ZnïlZ?™' Drag,elykS W;ei'den de aanval]en hervat" wordende er verfche manfchap gezonden ter vervulhnge van de plaats der gekwetften of vermoorden, zonder dat de yver of moed der belegeraaren ver flaauwde. In weerwil van de dappere \erdeedig7ng Ifev» thanssbykans in j£ XIX. boek. iii. HOOFDST. T. AFD.  138 HISTORIE XIX. boek. III. HOOFDST. V. AFD puinhoop veranderd, binnen kort in de handen der belegeraaren zyn gevallen, ware niet de Basfa genoodzaakt geworden , met de uiterfte verhaasting op te breeken, op de ingekoomene kundfchap, dat de befaamde Genueefche Admiraal Dorio in aantogt was, met eene magtige onderfteuning van Genua, Napeis en Sicilië. Hy kwam te Algiers in Hooimaand, en vondt de geheele ftad in traanen en weeklagten over het verlies van hunne bloedverwanten en vrienden, die in het ongelukkig beleg gefneuveld waren; terwyl hy, die, ongetwyfeld, iets bezat van de woestheid der Barbarosfa:'s, zich heimelyk verblydde, dat het hem hadt verlost van zo veele doodsvyanden, inzonderheid onder de muitzuchtige Janitzaaren. En uit het vervolg blykt het duidelyk, dat hy thans eenen anderen togt in den zin hadt, die hem van alle de overigen fpoedig zou ontflaan. (d) De Christen vloot midlerwyl in haar doel mislukt hebbende, om de Algierynfche Galeien te onderfcheppen, zeilde na Pennon de Velez, in de hoop van dezelve uit die haven te verjaagen; doch in die onderneeming ontmoette zy een zo onverwagten tegenftand van de handvol Turken, die aldaar bezetting hielden> dat de Christenen zich gelukkig rekenden, met geen klein Verlies en fchande van daar te mogen vertrekken. In 't volgende jaar Jeeden de Algierynen eene aanmerkelyke fchade en vernedering , door 't verlies van Pennon de Velez, eene plaats, tot nog toe, met reden voor onwinbaar gehouden; dit zou zy, waarfeh}mlyk, gebleeven zyn, ware zy niet door haaren Gouverneur lafhartig verlaaten. Grootlyks wierdt dit verlies betreurd by de AU gierynen en hunnen Basfa, zo wel als by Sultan Soliman,. die idy Marmol, Huedo. Tasfy. Vertok  van ALGIERS. 139 die wraake zwoer tegen de dappere Ridders vai Malta, die het meeste deel in deeze verovering gehai hadden. Ten langen laatfte wierdt hy overgehaaL door zynen Onderkoning, zo wel als door den beruo ten Zeeroover Dragut, om de bemagtiging van da Eiland te onderneemen. Doch van den kwaaden uit flag diens togts zullen wy in 't vervolg verflag doei onder de Historie van Malta. Hier dient alleen te wor den aangemerkt, dat de Turken genoodzaakt zynde hel beleg op te breeken, by de aannadering van de Christen vloot, Hasfan met zyne achtentwintig Galeien weder, keerde na Algiers, alwaar hy in het begin van Wynmaand .aankwam. Omtrent achttien maanden naa zyne wederkomst, acht Galeien te Metafuz van de Porte zynde aangekomen, wierdt hem te verftaan gegeeven, dat zy Mohamet Basfa, zoon van Salha Rais, na Algiers overbragten. Te regt befloot hy hieruit, thans voor altoos der regeeringe te moeten vaarwel zepgen; ftrydig met de gewoonte, ruimde hy terftond'zyn paleis op voor zynen Opvolger, wien hy insgelyks aanboodt het pragtig Bad, door hem gebouwd in die hoofdftad, behalven een groot getal Christen flaaven. Hy vertrok kort daarnaa, met al zynen fchat, na Conftantinopolen, alwaar hy flegts nog drie jaaren leefde. Hy ftierf in zyn vyftigfte jaar, het achtfte van zyn jongfte Basfafchap, en wierdt in dezelfde Kapel met zynen vader begraaven. Hy liet na twee zoonen, de oudfte' van welke, Mohamed Bey genaamd, ter vrouwe nam de dochter en erfgenaame des befaamden Zeeroovers Dragut, die voor Malta was gefneuveld. Zynen jongften zoon, verwekt by de dochter des Konings van Cuco, liet hy, by zyn vertrek na Conftantinopolen, onder het opzigt zyner moeder te Algiers, (e) Zyn Ce) Huedo. Morgan, en anderen. S % 1 XIX. 1 boek. 1 iii. . HOOFDST. j-V. AFD» 't Jaar 1570. Hasfan's food.  i4o .HISTORIE XIX. BOEK. 1 in. \ HOOFDST. 1 V. AFD Mohamed zyn Op. volger. Zyn Opvolger Mohamed volvoerde, kort naa zyne ;omst, verfcheiden weldaadige verrigtingen, waardoor iy de liefde van alle de Algierynen won. Niet alleen verzorgde hy dat land van leevensmiddelen, geduu•ende eene drukkende fchaarsheid, maar zuiverde ook ie wegen van de zwermen Roovers, welke van deeze fchaarsheid de voornaame oorzaak waren: zodat 'er naauwlyks een dag verliep zonder openbaare ftrafDeffeningen. Zo weinig gelegenheids vondt hy tot het oeffenen van zynen krygshaftigen aart, dat hy een groot gedeelte van zynen tyd fleet met jaagen en visfchen. De eenige togt, welke hem na buiten noopte, was het dempen van eenen opftand te Conftantina, de hoofdftad der Oostlyke provincie; alwaar de Gouverneur getragt hebbende eene jonge Juffer haarer ouderen te ontvoeren, de burgers de geheele Turkfche bezetting verdreeven hadden. Zyne tegenwoordigheid bragt de muitelingen fpoedig tot ftaan; doch zyne ontydige ftrengheid in het verkoopen van alle de inwooners tot flaaven, wierdt zeer euvel opgenomen ; binnen 't jaar kostte zy hem het verlies van zyn bewind, in weerwil der uitfteekende dienften, welke hy aan het Gemeenebest hadt beweezen: want door zyne voorzigtigheid en beleid, wierden de Janitzaaren en Levantynen, twee onderfcheidene lichaamen, he eeuwig over hoop lagen, tot geen klein nadeel en verwarring van den Staat, eindelyk verzoend en te zamen vereenigd. Daarenboven vermeerderde hy de ftad en het kasteel met aanzienlyke vestingwerken; liets fcheen hem zo zeer ter harte te gaan als die plaats onwinbaar te maaken. Terwyl hy dus bedagt ivas op de bevordering van de Algierynfche magt en rykdom, fmeedde een ftoute Spaanfche gelukzoeker, fan Gafcon genaamd, gebooren te Valencia, een ontverp tegen hem: indien het gelukt ware, zou het  van ALGIERS. i4r ten gevolge gehad hebben het verderf van alle zyne Zeeroovers, en groot nadeel hebben aangebragt. Het hadt geen minder oogmerk, dan de geheele zeemaet in de Baai te verrasfen, en dezelve, in het bolfte van den nacht, in brand te fteeken. Niet alleen hadt hy van Koning Philips den U daartoe verlof bekoomcn, maar ook de noodige fchepen, ingenieurs, vuurwer ken, en alle andere gereedfchappen, ter volvoeringe van zyn ontwerp noodig. Hier mede ging hy onder zeil na Algiers, in 't begin van Wynmaand, wanneer de meeste, zo niet alle fchepen, in de haven voor anker lagen; by kwam na genoeg, om, zonder dat op hem vermoeden viel, alles met eigen oogen waar te neemen. Hy naderde tot aan de havenpoort, en plaatste ginds en elders manfchap met de vuurwerken • doch zy waren zo flegt gemaakt, dat ze, ondanks alle' imnne konst, dezelve geen vuur konden doen vatten Om zyne onverzaagdheid te toonen, klopte Gafcon' driemaal met het gevest van zynen ponjaart aan de havenpoort, en liet dien in dezelve fteeken, als een teken zyner heldhaftigheid. Het gelukte hem, dat ftuk ongemerkt te verrigten; doch niet zo gelukkig waren zyne foldaaten, die, hunne poogingen ongelukkig ziende uitvallen, zulk een gedruis begonnen te maaken, dat de wagt, op het naaste Bastion geplaatst, daardoor fpoedig gewekt wierdt; van hier verfpreidde zich welhaast de wapenkreet door de gantfche bezetting. Gafcon zich dus te leur gefield, en in het uiterfte gevaar bevindende, hadt geen anderen uitweg, dan zyne riemen en zeilen te baate te neemen, en met allen mogelyken fpoed zich van daar te begeeven. Thans geboodt de Basfa, van het oog. merk onderrecht zynde, vier van zyne beste Galeien, de Spanjaards te vervolgen. Zulk een fpoed hadden de Bngantynen in den aftogt gemaakt, dat ze reeds S 3 twintig XIX. BOüK. iii. hoofdst. V. a f d. Gafcon's floute onderneeming.  142 HISTORIE XIX. BOEK. III, HOOFDST. V. AFD. twintig mylen van land waren; zich verbeeldende, nu allen gevaar te boven te zyn, begonnen zy zagter te roeien, eu een weinig rust te neemen. Niet lang hadden zy deeze verpoozing genooten, of van het fchip, waarop Gafcon zich bevondt, zag men eene der vier Galeien, boven gemeld, met alle zeilen in top op hem jagt maakende, en hem ieder minuut inwinnende: zy waren dus genoodzaakt, andermaal met alle hunne magt te roeien; ondanks alle hunne poogingen, wierden ze agterhaald, en genoodzaakt, zich over te geeven. De Kapitein, die op de Galei het bevel voerde, was een Griekfche Renegaat, Delli Rais genaamd; hy hadt niet verftaan, dat Gafcon, de uitvinder en uitvoerder van het ontwerp, in zyne magt was, of wendde ilraks den lieven na Algiers, zonder zich met de overige fchepen te bemoeien, te regt van oordeel zynde, den prys te hebben gewonnen, meest behaagelyk voor Mohamed Basfa. Mohamed, zo dra hy in zyne handen was overgeleverd, deedt eene galg van ongemeene hoogte oprechten , fer plaatze alwaar hy geland was, vervolgens hem daaraan ophyzen, en aan de toonen ophangen, opdat hy, onder de uitgezogtfte folteringen, zyn leeven zou eindigen; om zyne gramfchap tegen, en veragting van zynen Koninklyken Meester te betoonen, deedt hy zynen Lastbrief aan zyne toonen binden. Het vonnis wierdt naauwkeurig uitgevoerd, en des Basfa's ftrengheid toegejuicht van de verbitterde Turken, terwyl de gevangene zyne fchrikwekkende ftraffe droeg met de lydzaamheid en Standvastigheid van eenen Martelaar, (ƒ) Niet lang, nogthans, hadt hy in dien pynlyken ftaat gehangen, of Delli Rais, de Renegaat Kapitein, die (ƒ) Huedo.  vam ALGIERS. 143 die hem genomen hadt, kwam, aan het hoofd va] eene menigte andere Kaaper-Kapiteinen, by Mohamt Basja, en bragt hem, in de fterkfte bewoordingen, onder t oog, de onregtvaardigheid en wreedheid var Jet doemen van krygsgevangenen tot zo ftrenge ftraf ten ; er nevens voegende, dat dit de gereedfte wee was om de Spanjaards en andere vyanden tot het neemen van wederwraake te tergen; zodat het, ten eenigen dage, hun lot konde zyn, op dezelfde onmenschlyke wyze behandeld te worden, ten zy hy op ftaanden voet beval, zynen gevangenen te verlosfen. Zv voegden er by, dat de list, door hem verzonnen, mets anders was, dan 't geen de eene Natie geregtigd was tegen de andere te werk te ftellen , met welke zy in oorlog was, en 't geen zy zelve, indien het m hunne magt ware, met blydfchap omtrent eenigen V3?and zouden aanwenden. Eindel y k bewoogen zy den Basfa in hun verzoek te bewilligen; Ga/con wierdt niet alleen afgenomen maar in het Koninklyk Bad gebragt, alwaar hy, door eenige Christen Wondheelers , zorgvuldig opgepast, en uit nieuwsgierigheid door allerhande flag van menfchen bezogt wierdt; doch zyn lot, fchynt het, geheugde niet, dat hy 'er zo wel af kwam. Groot gemor ontftondt 'er onder het volk; 't welk den Basfa deedt berouw hebben van zyne zagtheid, Eenige Mooren, voorgeevende, zo aanftonds uit Spanje te zyn gekoomen, verzekerden, dat aldaar algemeen verhaald en geloofd wierdt, dat de Algierynen geen hair van Gafcon's hoofd durfden befchadigen, uit vreeze dat hunne vloot zou koomen en hunne ftad in het hart der zee doen verzinken. Zo zeer wierdt de al te Hot geloovende Basfa door dit verhaal verbitterd, dat hy beval, den rampzaligen Valenciaan op te hyzen tot aan den top van den muur der Geregtsplaarze,. en hem op de i XIX. 1 boek. i iii. HOOFDST. v. AFD, Verton. gen ten zynen behoeve.  144 HISTORIE XIX. , boek. ut hoofdst. y. afd, I Zamen~ zweering tegen den Basfa. j i i i ; 1 ] I le Chinghan of haak te laaten nedervallen; gelukkig ?atte hem deeze, in zynen val, in de buik, en bragt ïem zulk eene doocilyke wonde toe, dat by, zonder iet loozen van de minfte zucht, ftierf. Des Basfa''s jramfchap ftondt bier niet ftil; hy deedt het lichaam 'ot eenen fchrik ophangen; het bleef hangen tot dat het gedeeltelyk verteerd was, wanneer eenige Christen • flaaven het waagden om het by nacht af te neemen, en heimelyk te begraaven op het kerkhof der Christenen, buiten de Westerpoort. Aldus eindigde iet ontydig ontwerp des ongelukkigen Jan Gafcon; t welk hem, evenwel, eene plaats bezorgde onder de Spaanfche Martelaars. Terwyl Mohamed aldus te Algiers den rol van een Barbaar fpeelde, vonden eenige inwooners van Cowïantina middel hunne klagten te brengen voor het Dttomanfche Hof: 't welk, 't zy omdat het zulke willekeurige handelingen in eenen onderdaan afkeurde, of, nisfchien, omdat het jaloersch was tegen de volksgezindheid, welke hy aan de Algierynen betoonde, terlond derwaarts zondt den berugten Zeeroover Hali Fartaz, gemeenlyk bekend onder den naam van Ochali, Dm zyne plaats te vervullen, toen hy nog geene veerden maanden het bewind gevoerd hadt. (G) Ochali, gemeenlyk, by wyze van veragtinge, Hali Bartaz, of Schurft-Kop genaamd, van laage afkomst in een gering dorp in Calabrie, die, van den ftaat (G> Mohamed Bas/a bereikte den ouderdom van vyftjg jaaren, toen hy genoodzaakt was, het bewind neder te leggen; maar hy 3iende onder den Grooten Heer tegen Don Jan van Oostenryk, üie de Turkfche vloot verfloeg; hy wierdt by die gelegenheid revangen genomen, nevens verfcheiden andere hooge krygsbevellebbers, en na Rome gezonden als een gefchenk aan Paus Pitts (en F, doch.niet lang daarnaa uitgewisfeld tegen eenige Christen üdders, by de verovering van Goletta gevangen genomen.  v a n A L G 1 E R S. 145 ftaat van flaavernye, (H) door zyne dapperheid en verdienfte, opklom tot de waardigheid van Basfa, kwam CH) Deeze verwonderlyke mensch , ter zee gevangen genomen en verkogt zynde aan een Algierynfchen Zeeroover,"wa?zc vol ongedierte en fchurft dat Zyne medegevangenen hem fchuwden Doch zyn mees er in hem blyken van nyverheid en kloek veXnd opmerkende, mm hem van den Roeibank, en maakte hem Boots. Th"; ?1 12 Wreeken van de ^evantynen, die hem gehoond hadden, wierdt hy Mohametaansch. Naf zyne v yheid bekoomen en eenig geld te hebben verzameld, om een aandeel in een fchip te kooptn, ging hy op eenen krui/togc, wierdt wS W eigeftnaarava" een GalJ°ot, en wierdt gehouden voor eender beste en ftoutlle Zeeroovers van Barbarve. Hy wierdt een groot g nftehng van den vermaarden Dragut', en was zints d el tyd bekend onder den naam van Hali Rais, inzonderheid by de Porie aan welke hy wierdt gezonden om nieuwen onderftand te verzVek/n tegen Hertog Medina Celi en do Christen vloot? Hy ve°wierf eene verrterkmg van honderd Komnk)yke Galeien, onder Vv e l v a n den vermaarden.Admiraal Phiali. Van deezen togt zullen wi" vervolg breeder handeen, en hier alleen aanmerken, dat nlalut en Halt Rais geene! kleine eere mleiden met het verflaan van de Christen vloot, in 't jaar 1560. Vyf jaaren daarnaa verzelde hy Dragut m t beleg van Malta, alwaar beiden zich dapper kwee' ten. Naadat Dragut aldaar geflagen was, benoemde hem de Groot. Admiraal tot deszelfs Opvolger te Tripoli, in welk bewind hy eerlang door de Porte bevestigd wierdt. Derwaarts voerde hy het lyk van zynen ouden vriend en weldoener, en begroef het od eene wyze aan zynen rang voegende; aldaar nam hy bezit van alle zyne Galeien, wapenen, fchatten, flaaven, en andere goederen, .n welke hy insgelyks door de Porte wierdt bevestied. Geduurende zyn derdehalfjaarig bewind, behaalde hy nieuwen rykdom en roem, door de herhaalde en fchroomiyke plonderingen, welke hy onder de Christenen aanrechtte langs de Kusten van de Middetardfche- zee, inzonderheid die van Napels, Sicilië en Calabrie. Onder alle zyne voorfpoeden vergat hy niet zynen vriend Phiali, maar zondt hem van tyd tot tyd gefchenken: om welke dankbaare erkentenis,Je Opper Admiraal, by de herroeping van Basfa Moha. #by den Grooten Heer voor hcm CO Huedo Morgan, enz. Hedeno. Hist. XVII D. I. St. T XIX. BOEK. rif. HOOFDST. ii AFD.  146 HISTORIE XIX. BOEK. III. hoofdst. V. afd Ochali brengt het 'fCof.inkrykTunis 'ï onder kwam te Algiers in 't begin van Lentemaand des jaars 1586, toen het oorlogsvuur tegen de oproerige Moriskm van Granada op 't hevigst brandde. By zyne aankomst wierdt hy door hen ernftig aangezocht om onrierftand te^en de Spanjaards, en gaf verlof aan allen, die, op eigen kosten, hun geluk wilden beproeven; doch hy weigerde hun, voor eigen rekening, eenige hulp toe- te fchikken, voorwendende dat het hem beter voegde, zyne eigen Staaten te befchermen, dan zich met de zaaken van anderen te bemoeien. Toen eene menigte Algierynen, welke zich in dat gefchil gemengd hadden, een grooten voorraad van wapenen hadden ingefcheept, wilde hy die niet laaten vertrekken: met veele moeite, egter, gaf hy de toeftemming, dat dezulken, die twee wapentuigen van ééne foort hadden, één van dezelve mogten zenden, mids het om niet gefchiedde, en niet om voordeels halve; hy beval dat ze allen in eene zekere Moskee zouden gebragt worden, opdat hy mogt getuige zyn van hunnen yver voor de zaak. Hier wederom den voor. raad te groot vindende, deedt hy een gedeelte van dezelve brengen na het Arzenaal der ftad, en ftondt toe dat de overige wierden ingefcheept. In dit eerfte jaar leide hy de^ fondamenten van de fterkte, Bebalweyd genaamd. In't volgende jaar maakte hy zich vermaard, door de geheele onderbrenging van het Koninkryk Tunis, 't welk toen onder de befcherming van Spanje ftondt, aan de gehoorzaamheid van het Ottomanjfche gebied; in 't vozend Hoofdftuk zullen wy hiervan breedvoerig gewag maaken. Omtrent het einde des jaars, eene zegepraalende intrede doende in die hoofdftadt, wierdt hy ontmoet van verfcheiden Arabifche Cheyks, om hem by die gelegenheid geluk te wenfchen. , In 't eerst ontving hy hen vriendelyk; doch deedt, tot hunne groote  van ALGIERS. i47 iZZ 7fTld\een daS of ^ee daarna, hur wee en, dat hy van hun verwagtte, dat ze aan hem fchatting betaalen, en de kosten zouden helpen dra? gen van de verdeediging der regeering egen ate haare vyanden, zo uit- als binneniandfche. Zo zee I iet hun deeze verklaaring, dat zy vrymoedig ver klaarden, dat hy nooit eenige fchatting van hun moest verwagten, dan die hy met den degen in de vuis^un zou afpersen: want nergens ander/wilden ze aan hem baa,de, WG en P£nnin/,°P^-engen. Niet minder verbaasde dit antwoord den trotfchen Basfa; doch, zo a s t0en de zaaken ftonden , vondt hy het geraadeS zyne gramfchap te ontveinzen. ë««wuen d^V^V^ gehede jaar te Tmi °m te zaaken diens Koninkryks op een vasten voet te brengen; daar naa keerde hy weder na. zyn eigen Gouvernement gaat Ramadan S^o-genaamd, . die naderhand Bast van Algiers wierdt. Daarenboven benoemde hy een andere Renegaat, Mohamed Neapolitano genaamd, tot Generaal te velde, en leide in de ftad eene bezetting van drieduizend Turken. Na deeze behoedmfdde "I reisde hy te lande na Algiers, alwaar> omtrent het midden van Sprokkelmaand aankwam. Z?n oogmerk was met langer aldaar te vertoeven, dan tot S hy alle zyneKapitemen en Galeien tot eenen togt gereed gemaakt hadt. Met deeze zeilde hy regelrecht na Conftantmopolen, om den Sultan te verzoeken om eene vloot, met oogmerk om Golem te herneemen van de Spanjaarden, as zonder welke ftad hy Tunis geen meester kon blyven. Dit althans was het gewafnde voorgeeven van zynen togt; doch eensklaps veianderde hy van koers, om vier Malteefche Galeien te onderfcheppen, zeilende in het kanaal tusfehen SiciZ en Malta. De Malteezers zogten het door de vlugt T 2 te XIX. BOEK. ui. HOOFDST. v, AFD.  XIX. HOEK. III. HOOFDST V. AFE 148 HISTORIE te ontkoomen; drie van hun ontkwamen het met zeilen en roeien; doch het vierde fchip, St. Anna genaamd, ftondt een wanhoopig gevegt door tegen acht Algierynfche fchepen, 't welk twee uuren duurde, en gaf zich niet over, eer alle de Ridders en het meeste fcheepsvolk gefneuveld of onbekwaam tot meerder tegenftand waren. De Basfa vervolgde de drie andere fchepen, twee van welke hy agrerhaalde en nam, naa een wanhoopigen tegenftand. Zy hadden aan boord een grooten voorraad van kostbaare goederen, behalven eenige honderden gepluimde Roeiers, meestal Mooren. Met deeze ryke pryzen zeilde hy terug na Akiers, alwaar hy, onder het gewelf der Zeepoort, de meeste Malteefche fchilden deedt ophangen, nevens het beeld van den H. Joannes, van den agterfteven van des Admiraals Galei genomen, als tekens zyner overwinninge. Deeze voorfpoed belette niet, dat hy met zyne foldaaten merkelyk gefchil kreeg, en verfcheiden maaien gevaar zyns leevens liep, uit hooide dat zy volgens hunnen rang niet behoorlyk betaald wierden. Tot zulk eene hoogte liet hy hun misnoegen klimmen, datzy, naar alle waarfchynlykheid, hem zouden vermoord hebben, hadde hy zich niet zorgvuldig opgeflooten gehouden in zyn eigen paleis, tot dat hy eene nieuwe vloot hadt uitgerust, en zich met allen fpoed op een nieuwen kruistogt konde begeeven. Het was in Grasmaand, en het weder zeer onftuimig: zodat hy den wind tegen, en de verbitterde Janitzaaren van agteren hebbende, genoodzaakt was zyne Roeiers zo fterk aan te zetten, dat zommigen hunner op de roeibanken, in zyne eigen Galei, den geest gaven. Terwyl hy na de Lwmt zeilde, ontving hy bevel van de Porte, om zich met zyne Galeien te vereenigen met de Turkfche vloot te Coron in Morea, welke tegen het Eiland Cyprus was beftemd. Hy gehoor-  van ALGIERS. 14 zaamde met allen mogelyken fpoed; hy hadt twintig wel bemande en gewapende fchepen, en wierdt var" de overigen met groote blydfchap ontvangen : zeei waren zy verheugd over hunne verfterking door eenen zo bedreevenen Zeeman. Op deezen togt viel voor de vermaarde flag van Lepanto, welke zo roemrvk voor de Christenen, en zo heilloos voor de Turken afliep, en waarin Basfa Hali, die 't bevel voerde over de flinker vleugel, 'er alleen met eere afkwam. Onder andere krygsverrigtingen, vogt hy tegen de Maiteefche Sultane met zulk eene woede, dat de meeste Ridders geineuveld of gewond zynde, hy dat fchip enterde en nam; en hoewel hy naderhand, by de volkomene nederlaage der Turken, genoodzaakt was, het te verJaaten, behieldt hy, egter, den grooten ftandaart der Orde; t welk hem niet flegts onflerflyke eere aanbragt, maar ook voor hem van oneindigen dienst was • want, eer hy Conftantinopolen konde bereiken, hadden de Janitzaaren zo zwaare klagten tegen hem ingebragt, dat ze zyn verderf konden veroorzaakt hebben; doch toen hy, m zyn gehoor by den Grooten Heer, den ftandaart voor deszelfs voeten nederleide, wierdt hv m ftede van verwyten, met lof en toejuiching over. laaden, en in zyn bewind te Algiers bevestigd, met verlof om dien Staat te doen beftuuren door zynen gunftehng Memmi Corfo, welken hy, toen hy voor de woede der Janitzaaren vlugte, als zynen Stedehouder had gelaaten. Met zo veel beleid en gemaatigdheid hadt deeze man zich gedraagen, dat hy, geduurende Halis afweezen, alles in rust bewaarde, en zelf de liefde der krygsmagt hadt gewonnen, (g) Door de voorfpraak van zynen befchermer PHnli, verkreeg Hali, kort daarnaa, eene vloot van tweehonderd- Cg) Huedo. Morgan. T 3 g XIX. boek. III. HOOFDST. V. afd, Zyne dapperheid en voorfpoed  XIX. boek. UI. HOOFDSY. V. AFD. Arab Achmed Onderkoning. Belegei üoletta. 150 HISTORIE honderddertig Koninklyke Galeien, met de tytel van Kapitein- Basfa; in Zomermaand verliet hy hier mede Conftantinopolen; fpoedig agterhaalde hy de Christen vloot, en daagde dezelve tot éen tweede gevegt; doch deeze, om welke redenen is onzeker, wees dezelve' eenpaarig van de hand; en de Basfa leide 'er bykans zo veele eer mede in, alsof hy eene overwinning hadt behaald. By zyne wederkomst genoot hy nog meer gunfïen van de Porte dan ooit te vooren. Doch terwyl hy op deezen togt was, wierdt de Sultan, die, naar 't fchynt, hem verlof hadt gegeeven om den tytel van Algiers te behouden, kort daarnaa overgehaald* dat bewind op te draagen aan Arab Achmed, gebooren te Alexandrie, van Arabifche ouderen; deeze zeilde diensvolgens na Algiers, in Lentemaand, verzeld van zes Ottomanfche Galeien. By zyne aankomst vondt hy het volk in eene fchroomlyke vreeze voor een bezoek van de zegepraaiende Christen vloot. Terftond leide hy zich toe op het herftellen en vermeerderen der vestingwerken. Hy flegtte eene groote en fraaie Voorftad buiten de Beb - azoun ■ poort, brak de poort af, nevens een gedeelte van den muur der ftad, en herbouwde die., met merkelyke verbeteringen. Aan deeze en andere foortgelyke verrigtingen befteedde hy de twee jaaren en een half, welke zyn bewind duurde: eene byzonderheid, te merkwaardiger, omdat de ftad, al dien tyd, zuchtte onder eene fchroomlyke pest, die bykans een derde deel der in woon eren wegnam. Ondertusfchen droeg hy zorge om zich te verzekeren van de liefde der krygsmagt, door eene na'auwkeurige betaaling, en andere minzaame bedryven; doch niet minder ftreng, zomtyds zelfs barbaarsch, was hy tegen .zde Mooren, arme lydzaame flaaven, die niet durfden klaagen. In 't laatst van Bloeimaand ging hy onder zeil  van ALGIERS. 151 zei met de Galeien, gezonden om zynen voorzaat Basfa Hah te onderfteunen in het beleg van Gcletta; omtrent dien tyd kwam zyn Opvolger te Algiers. Deeze was Ramadan Sardo, een Sardinisch Renegaat, welken Bas ra Mak als zynen Onder-Gouverneur hadt gelaaten in de ftad Fez, als den bekwaamften om die ftad in benooriyke onderdaanigheid te houden. (I) Zo bemind, fchynt het was deeze perfoon by Ae Algierynen, dat zy Afgevaardigden aan de Porte hadden gezonden, om den bultan te fmeeken, in gevalle hy Basfa Arab opontboodt, hun geen anderen Gouverneur dan Ramadan Sardo te willen zenden. Aan 't hoofd dier Afgevaardigden was Memmi Rais, laatst Admiraal van Algiers, een groot gunfteling ten Hove; met kleine moeite verkreeg deeze de toeftemming in 't verzoek: Basfa Arab wierdt gezonden na het beleg van Goletta, om te Algiers plaats te maaken voor Sardo. Dit alles gefchiedde buiten Sardo's kennisfe: in zo verre, dat by detydmg zyner bevorderinge ontving te Kayrcwan* daar hy nog zyn verblyf hieldt, door eenen Renbode door zynen vriend Memmi aan hem gezonden van Fufa alwaar hy toen op dat pas het anker hadt laaten vallen! ™k AD-*.N.i °nufinJ,de c>7dinS met Seen binder verbaasdheid dan blydfchap; en eenen Renegaat in zyn afwezen llaaf tot die waardigheid geklommen. Spoedig leerde hy de Ara~ htfch.™ de Turkfche taai; las en fchreef zeer fraai: en naaien! gen tyd zich op den koophandel te hebben toegeleid, verwierven hem Zyne groote hoedanigheden de genegenheid van Basfa Hali, die hem voor zoon aannam, en tot Kiayah, of Stedehouder van zyne nieuwe veroveringen aanftelde, waarin hy zich zeer voorzigiig en verftandig gedroeg totln h jaar IS73/wanneer Dm % Oostenryk de ftad hernam, en hem met zyne Turken nooozaak.e, ïïüm 16 Wy ' g6lyk Wy in ht>C V0,Sende Hoofdftuk zien XIX. BOEK. III. HOOFDST, V. AFD.  152 HISTORIE XIX. s boek. I III. i HOOFDST. ( V. AFD ' 1 ( ( i i j i i i i s t < 3 ] i i ] 1 j 1 ( fweezen in zyne plaats gefield hebbende, tot op de .ankomst van ,den Kapitein- Bas/a met de Ottornarjche r\oot, zeilde hy regelrecht na Algiers, alwaar hy ouder le grootfte vreugdebetooningen wierdt ontvangen. £yn eerfle werk was, de beste toebereidfels te maaien ter verjlerkinge van zynen voorzaat voor Coletta :n Tunis, en hulp te bieden aan Muley MoJucb tot :enen togt na Tingitana, in gevolge der bevelen, hem ran de Porte gezonden. De aankomst van den KapiteinBasfa met de Turkfche vloot in de Baai van Tunis, in iet einde van Hooimaand, verflaan hebbende, zondt iy terftond derwaarts zynen Admiraal Memmi, met ïegen groote Galeien en Galjooten, wel bemand en ;ewapend; zyn voorzaat was reeds met een ander 'maldeel tot hetzelfde oogmerk vertrokken. Het gevolg hiervan was, dat de Spanjaards, met zwaar veries, uit het geheele Koninkryk verjaagd wierden. Kort voor het begin des volgenden jaars vertrok ïy, aan het hoofd van zesduizend Janitzaaren, dui:end Zowvowa, of bergslieden, achthonderd Spahis, en waalf veldftukken, na het Koninkryk Fez, om Muley Xloluch te helpen tegen Muley Mohamed, Koning van Fez, die op hem wagtte, aan het hoofd van dertigluizend Renegaaten, en een groot getal Mooren, allen ran fchietgeweer voorzien, behalven dertigduizend luiters, allen wel gewapend; terwyl Ramadan, aan 't roofd van zyne eigen magt, ontmoet wierdt van eene /erfterkinge van zesduizend Arabifche en Moorfche )aerden. De jonge Sharif van zyne meeste magt veraaten wordende, en zelve genoodzaakt zynde te dugten, hadt Ramadan geene verdere moeite of kosen te doen, dan zich te vertoonen aan het hóófd /an zyn leger. Nogthans bleef de dankbaare Muley Moluch niet in gebreke om de Algierynen en Arabieren :delmoedig te beloonen. Onder de gefchenken, welke  van ALGIERS. IS3 ny deedt aan Ramadan, of, zo als het genoemd word' aan des Grooten Heeren ftandaart, was eene Beur met driehonderdduizend Dukaaten,' nevens eene aaJ zienlyke menigte kostbaare zeldzaamheden, en tï Christen flaaven, welke aan den overwonnenenV«T, Monammed behoord hadden. ■ In Lentemaand keerde 'Ramadan terug na Aders en wierdt van zyn volk met zo groote foeiuichinTer ontvangen, alsof hy eene volkomene owS hïï behaald. Doch hy behieldt zyn bewind nietLge dan tot het laatst van Zomermaand des ioI-endS jaars; wanneer hy, tot onuitfpreekelyke droef heid eS algemeen mISnoegen, genoodzaakt was, hetzelve al Rentïït^fet ^ ^ ^nfcht eene mL 1? egCerde te Algürs drie ^ en he"ds £? Z° Ved [egtvaardigheids en billyk- neids, dat men van geenerhande klagte over zvn be wmd gehoord hadt. Zo zeer was de§ PorTover^igd van zyne verdienfte, dat hy by dezelve zeer luS BaSr^3^?'.611 k0rt d™ b^ordered fot bef Basfajchap vani Tunis, fJ) alwaar wy, in 't volgende Hoofdftuk, nader van hem zullen hooren g Hassan Venedic, nog een kind zynde, was door den vermaarden Dragut gevangen gerlome'n,en van' hem overgegaan op zynen erfgenaam Hali Sartaz. Zo> veel yan zyns Meesters trotsheid, gierigheid en wre^rl ' heid hadt hy ingezogen, dat hy, by zyfe aankomst te Algiers, zeer koel wierdt ontvangen/ Hy begon zvn bewind met eenige zeer tyrannifche bedryven • het eerfte van dezelve was, allen, die eenige flaaven had den, van welke een goed losgeld kon%erwagt worden, te dwingen om dezelve weinig hooger &n voor den mkoopprys aan hem te verkoopen. Vervolgens fn„ , eischte C/O Huedo, en anderen. Hedend.Hïst.XVII.D.I.St. V % XIX. s boek. - III. I HOOFDST. ,V. AFD. >V Jaar i 1576. V Jaar 1577. Ramadan wordt Basfa van Tunis. Hasfan /encdic, :yn Op. olger.  154 HISTORIE .XIX. boek. iii. HOOFDST. V. AFD 't Jaar is8o. eischte by een vyfde, in ftede van een zevende deel van alle de pryzen der Zeeroovers. Een volgende (tap was, het opkoopcn van alle het koorn, waar aan toen groote fchaarsheid was, oly, boter, honig en fruiten: tot zo verre dat de Janitzaaren niet fchroomden hem in het aangezigt te zeggen, dat 'er niets op de Markten te koop was, 't geen hem niet toebehoorde, dan uyens en kool. Dezelfde dwingelandy pleegde hy aan de Arabieren, en de Afrikaanfche onderdaanen buitenslands, van welke hy veel zwaarder belasting eischte; en, 't geen dezelve nog ondraaglyker maakte, hy dwong hun om die op te brengen in tarwe en garst, aan welke groote fchaarsheid was, en die hy op een buitenfpoorigen prys Helde. Met hetzelfde fchraapzuchtig inzigt wierdt hy vleeschhouwer, gcldwisfelaar en uitdraager; in alle welke hoedanigheden hy bedrog met knevelaaryen paarde, niet alleen omtrent de Algierynen, maar omtrent alle de uitlandfche kooplieden; het Algierynfche Gemeenebest bragt hy tot den ftaat van de diepfte veragtinge en elende. Alle deeze en veele andere onderdrukkingen verdroegen de Turken met een verbaazend geduld, tot dat hy het eindelyk ih 't hoofd kreeg, hunne foldy te befnoeien. Hierop bragten zy zo veele klagten tegen hem in by de Porte, en fchilderden zyne wreedheden, onregtvaardigheid en knevelaary met zo levendige kleuren, dat hy fpoedig opontbooden, en een nieuwe Basfa in zyne plaats derwaarts wierdt gezonden, naadat hy drie jaaren en drie maanden hadt geregeerd. De naam diens niéuwen Basfa was Joffer Aga, een Hungaarfche Renegaat, (K) die te Algiers kwam in 't laatst ::!5*lo7t*V .r^oo'tov sï' men • nu &-0 • [C ft 003 (K) Nevens zyne moeder en twee andere kinderen was hy door eene bende Turken gevangen genomen, en den Sultan aangebooden, öie hem op eenmaal tot eenen Gefneedenen en een Muzulman maakte,  van ALGIERS. 155 laatst van Oogstmaand, in eenen tyd, dat die hoofdltad, zo wel als het geheele gewest, zuchtte onder de dieplle elende door een woedenden hongersnood; tot zo verre dat, achtduizend Arabieren en Mooren gezegd, worden van gebrek op de ftraaten te zyn geftorven, in den tyd van zes weeken, voornaamlyk dooide gierigheid zyns voorzaats. Nogthans liet by hem m vrede vertrekken, met zynen onmeetelyken fchat, onder de vervloekingen des volks; hoewel hy niet draalde met het te baate neemen van de kragtdaadigfte middelen om in hunnen drukkenden nood te voorzien De eerfte ftap, welken hy deedt, was, het af kondigen van eenen vryen toegang tot die haven voor alle cnnsten kooplieden, tot het dry ven van den gewoo. nen koophandel, welke door zynen. voorzaat merkelyk: geftremd was, en van over de losfing der gevangenen te handelen; dit bragt fpoedig eenen onderftand aan in koorn en andere leevensmiddelen. By zyne aankomst.de Vaders der Verlosfmge, en alle andere Christen kooplieden, by zich ontbooden hebbende, verzogt hy dezelve aan hunne Korrespondenten te fchryven, en hun te verzekeren, dat ze thans niet te doen hadden met een fchraapzuchtigen. Hasfan, maar met iemand, die m alle biilykheid wilde handelen: want dat hy onbekwaam zynde om kinderen te verwekken, geene begeerte hadt om fchatten te verzamelen, maar veel eer, om door zyne gemaatigdheid en weldaadigheid. de algemeene gunst en liefde te winnen. Zyne edelmoedige geaartheid deedt hem, egter, zich maakte, en hem de zorge over den jongen Prins zynen zoon aanbeval. In deeze, zo wel als in alle andere posten, tot welke hy bevorderd wierdt, gaf hy de luisterrykfte proeven van zyn zonder, hrg beleid en regtvaardigheid, en van zyne goedwilligheid jegens aLe menfchen, uitgezonderd de misdaadigen. V 2 XIX. BOEK. III. HOOFDST. V. AFD. laffer Aga volgt.hem  155 HISTORIE XIX. "boek. m. HOOFDST. V. AFD. rt Jaar 1581. Eene zamenzweerlngtegen hem. zich geenzins flap aanftellen omtrent die geenen, welke eene andere behandeling verdienden. Zints het eerfte jaar zyner regeeringe, begon hy eenige proeven te> geeven van zyne ftrengheid tegen de kwaaddoeners. Zynen eigen Stedehouder zette by af, ter oorzaake van eenige regtmaatige klagten, tegen hem ingebragt. • De Aga der Janitzaaren, die met hem uit de Levant was gekoomen, in 't volgende jaar befchuldigd zynde van ómkoopinge en knevelaarye, deedt hy eenen Divan beleggen, en hem, met eene groote meerderheid, veróordeelen en afzetten, (i) Niettegenftaande deeze wyze voorzorge, maakten de Aga en de Stedehouder, over deeze ftrengheid verbitterd, eene zamenzweering om hem te vermoorden; zullende de eerstgemelde hem in 't bewind, en de andere den Aga opvolgen. Een ryk Moorsch koopman zou hun geld bezorgen om de moorders om te koopen; waar voor hy, behalven een buitenfpoorigen intrest, tot eenen aanzienlyken post zou bevorderd worden. Ben Delli, de verraaderfchè Aga, hadt reeds zo veele Janitzaaren gewonnen., dat hy oordeelde, aan eene vergaderinge hunner Bevelhebberen de zaak te mogen voorflaan; doch tot zyne groote verbaasdheid, riepen vier der voornaamften, liever in ftukken gehouwen, dan verraaders te Willen worden van den Sultan, en van den verdienftelyken Jqfer; dit hadt ten gevolge, dat die reeds in 't vloekgefpan hadden bewilligd, begonnen te deinzen. De Aga wierdt terftond in ketens geboeid, en aan den Basfa gezonden, die den Stedehouder insgelyks deedt in verzekering neemen. 'Er wierdt eene groote vergadering beleid, in welke, hoewel de verraaders veele vrienden hadden, niemand een woord ten hunnen behoeve durfde fpreeken: waarnaa beiden veroordeeld, en CO Dezelfden.  vam ALGIERS. iS7 en heimelyk geworgd wierden. De gedienrtige Moor. fche koopman nam de vlugt, doch kogt naderhand zyne veiligheid voor dertigduizend Dukaaten, de fomme, welke hy aangebooden hadt aan de verraaders te verfchieten. (k) Vóór het einde deezer maand kwam de KapiteinBasfa Hali te Algiers, met zes Koninklyke Galeien van öePorte, op eenen aanflag tegen den Sharif van Marokko. die vermoed wierdt in onderhandeling te zyn getreeden met den Koning van Spanje tegen het belang der Porte. Deeze Kapitein - Basfa, die de grootfte vriend en fchutsheer geweest was van zynen gunileling Hos* fan, laatst Onderkoning van Algiers, hadt zich dermaate laaten opftooken door de laage opruijingen diens Renegaats, tegen zynen Opvolger den edelen Joffer, dat hy hem allen mogelyken ondienst deedt, uit kragt van zynen tegenwoordigen last; hy ontnam hem een groot getal flaaven, groote fommen gelds, en andere gewaande noodwendigheden tot zynen krygstogt. Doch toen hy de Janitzaaren beval, tot zyner hulpe westwaart te trekken, weigerden zy eenpaarig eenen voet te verzetten, 't en zy hy des Keizers uitdrukkelyk bevel vertoonde. Deeze weigering noodzaakte hem, eenen anderen Renegaat aan de Porte te zenden; doch zy wilden hem niet uit Algiers laaten vertrekken, zonder eenige Afgevaardigden uit hun eigen lichaam. Zy zonden den voornaamften Marabout, een perfoon van groot gezag, met brieven aan de Porte, vertoonende het gevaar van het zenden van Basfa Hali tegen den Sharif, van wien zy tot nog toe geen hoon of leed hadden ontvangen: aangezien, indien het hem gelukte, dien Prins uit zyn Koninkryk te verjaagen, dat het niet zwaar zou vallen voor eenen Huedo. Morgan, en anderen. V 3 XIX. BOEK. iii. HOOFDST. V. AFD.  ï58 historie XIX. boek. lil HOOFDST. v, AFD. Hasfan andermaalBasfa van Algiers. Hasfan ep eene kruislogt. eenen Renegaat van zynen onderneemenden en eerzuchtigen geest, zich meester te maaken van geheel Barbarye, te meer dewyl een ander Renegaat thans Basfa van Tripoli was. Omtrent het einde van Hooimaand leedt de Kapitein Basfa de vernedering, een uitdrukkelyk bevel van de Porte te ontvangen, met bedreiging van zyn hoofd te verbeuren, om zynen togt te Haaken : hy was genoodzaakt, terftond met zyne vloot te vertrekken, en kwam, in 't laatst van Wynmaand, te Conllantinopolen Q ) Zodanig was, egter, de onbeftendigheid diens Hofs, dat, in fpyt van alle de vertoogen tegen hem, en van alle de misdaaden, zynen gunlteling Hasfan te laste geleid, hy middel vondt om hem te doen benoemén, voor_de tweede maal, tot Basfa van Algiers, als het eenige middel om de Algierynfche. Janitzaaren te vernederen. Andermaal wierdt die veraste en fchraapzieke Renegaat tot die waardigheid bevorderd, tot grooten fpyt van de krygsmagt en alle de inwooners, die eene niet min regtmaatige hoogagting hadden opgevat voor den verdien[telyken Joffer, hoewel hy niet boven de twee maan* den by hen geweest was, dan afkeer tegen zynen Opvolger, onder wiens voorgaande bewind zy eene zo lanhoudende onderdrukking en dwingelandy hadden uitgeftaan. H a s s a n kwam te Algiers in 't laatst van Bloeimaand, verzeld van elf Galeien; zeven daarvan waren de zyne, de andere behoorden aan den Kapitein-Basfa. Morat Rais, de ftoutftè Zeeroover dier eeuwe, zeer gelukkig geweest zynde op zyne kruistogten tegen de Christenen , befloot de Onderkoning, door zyn voorbeeld uitgelokt, in eigen perfoon in zee te fteeken. Tweeëntwintig Galeien of Galjooten wierden door zyne Ka- (/) Dezelfden.  van ALGIERS. j59 Kapiteinen of Rais uitgerust, by welke hy zyne t voegde. GezamenClyk zetteden zy koers na de Ku van Sardinië, alwaar zy landingen deeden, volgens aai wyzing der Sardinifche flaaven, en meer dan vyftiej honderd gevangenen wegvoerden. Het aanmerkelykf voordeel, egter, behaalde hy op de Spaanfche Kusten van waar hy niet minder dan tweeduizend mannen vrouwen en kinderen, nevens onmeetelyken rykdom na Barbarye overbragt. Naa deezen togt, verneemen wy niets van zyn knevelaaryen of wreedheden binnenslands; misfchie vreesde hy voor nieuwe klagten by de Porte. Nog thans wierdt hy opontbooden; waarop hy zyne traj nen niet kon bedwingen. Hy vertrok in Bloeimaan met zyne eigen Galeien, welke by thans tot twaal hadt vermeerderd, om het bewind van Tripoli te aan vaarden, waartoe hy, naa een eenjaarig gebied te Al giers, thans bevorderd was. Weinig meer vinden w1 van hem vermeld, dan dat hy twee geheele jaaren ti Tripoli in groot aanzien leefde; waar naa zyn befchet mer, thans hoogbejaard, en geneegen om afftand t< doen, voor hem verwierf de waardigheid van Kapitein Basfa; in welken post hy groot nadeel deedt aan d< Christen kooplieden, en wierdt eindelyk vergeeven t< Conftantinopolen, door den vermaarden Renegaat Cigala. die hem in dien post opvolgde. Des nieuwen Basfa's naam was Memmi Arnaud, dat is, de Albaniër; hy was een befaamd Zeeroover ge. worden, en hadt zo veel beleids in zyn gedrag betpond, dat, by Hasfan''s vertrek van Algiers na Tripoli, de Kapitein - Basfa hem aanprees als een bevoegd perfoon tot Opvolger in zyn bewind. Diensvolgens wierdt hy derwaarts gezonden, en gaf, na zyne aankomst, proeven van zyne groote bekwaamheid en naauwgezette regtvaardigheid; groot genoegen gaf hy daar lf XIX. St boek. 1- iij. 2. HOOFDST. ■eV. AFD, J » e i i f 7 , Wordt vergeeven. Memmi Onderkoningvan Algiers.  ï6o HISTORIE XIX. BOEK. in. HOOFDST. V. AFD. H Jaar 1585. jMorat zeilt na de Kana. rifche Eilanden. < daardoor, niet alleen aan de Algierynen, maar ook aan de Christen kooplieden, die met hun handel dreeven. Eduard Osborn, Lord Majoor van London, in het tweede jaar van des Basfa s bewind, vernomen hebbende dat zommige Algierynfche Roovers een fchip, aan de Turkfche Maatfchappy behoorende , aangetast en in den grond geboord hadden, ftrydig tegen het verdrag van koophandel, met de Porte geflooten, viel daarover in eenen brief by hem klagtig. In Herfstmaand zondt Koningin Elizabeth insgelyks eenen brief aan de Porte over hetzelfde onderwerp; met de bovengemelde klagten over de Algierynfche Roovers, ging eene andere gepaard, over den Basfa van Tripoli, die een Engelsch fchip, Jefus genaamd, hadt genomen, derwaarts beftemd om eene laading oly te koopen. Het gevolg was een uitdrukkelyk bevel van den Sultan aan den Basfa, om fchip en goederen terug te geeven. Omtrent deezen tyd was Morat Rais de eerfte der Barbaryfche Zeeroovers, die het durfde waagen, om door de Straat van Gibraltar te zeilen in den Atlantifchen Oceaan, en van daar na de Kanarifche Eilanden. Hy liet het dry ven op eenigen afftand, tot lat by, om de donkerheid van den nacht, niet kon gezien worden. Thans deedt hy eene landing op het Eiland, met tweehonderdvyftig Fuzeliers, die, behalven een aanmerkelyken buit, driehonderd gevangenen wegvoerden, en onder dezelve de moeder, de echt. genoote en de dochter des Gouverneurs, die, egter, ivierden uitgewisfeld. Op zyne wederreize wierdt hem berigt, dat de Admiraal der Spaanfche Galeien, Don Martin Padilla, aan den mond van de Straat op hem wagtte, aan 't hoofd van achttien fchepen, om hem te ftraffen over zjme vermetelheid van te durven zeilen, werwaarts, tot nog toe, geen Barbaryfche R.00ver den fteven hadt durven wenden. Morat, hoewel  van ALGIERS. 161 wel uit den aart onbezonnen, hieldt het, egter, ii deezen toeftand, raadzaamer, na Larache te wyken een Marokkaanfche zeehaven, alwaar hy ongeveer eeni maand bleef liggen. Ten laatfte zich bedienende vai een onftuimigen nacht, in welken hy met regt ver moedde dat de Spaanfche Admiraal de eene of anderi haven zou hebben opgezogt, waagde hy het om dooi de Straat te zeilen, en deedt vervolgens eenen fchoot om Padilla te waarfchuwen, dat hy op hem niet huv ger hadt te wagten. Niets merkwaardigs vinden wj wyders aangaande Memmi aangetekend, geduurende zyn tweejaarig bewind, dan dat zyn fchraapzuchtigc Opvolger Achmed, by zyne aankomst, van hem eene boete van dertigduizend Dukaaten eischte; hy niet in ftaat zynde dezelve op te brengen, was genoodzaakt heimelyk de wyk te neemen na Temendefurt, in eene van zyne Galeien, met agterlaating van zyne huis. vrouwe en kinderen, welke, egter, die vrekagtige Basfa hem, in eene andere Galei, naa zondt. Zo zeer trof Memmi deeze onverwagte gunst, dat hy hem. met dezelfde Galei, vyfentwintigduizend Dukaaten zondt, nevens een wissel van de overige vyfduizend, voor welke zyn naamgenoot en landsman, Memmi Ar naud, en de braave Mor at borge blecven. Naderhand zeilde by van Temendefurt na Tunis, waarvan hem het bewind door de Porte was opgedraagen: naa hier drie jaaren geregeerd te hebben, wierdt hy verplaatst na Tripoli, daar hy tweemaalen Basfa was. In beide Landvoogdyfchappen won hy de liefde en toejuiching der foldaaten en van het volk, door zyne regtvaardigheid en gemeenzaamheid, welke hy, tegen de ge. woonte der meeste Renegaaten, zelf tot aan de Christenen uitbreidde, (m) Ach- («O Huedo. Morgan, en anderen, Hedend.Hist.XVU.D.I.St. X 1 XIX. > boek. i iii. I HOOFDST. ,v. AF». t ' 'i Jaar \ 1586. ; Memmi opgevolgd van Achmed.  XIX. lil. H10FD5T. v. afd lèi HISTORIE Achmed, een gebooren Turk van adelyken huize, doch uitermaate trots en gierig, kogt het Onderkoningfchap van Algiers voor eene groote fomme; geen wonder, derhalven, dat hy mee geweldige knevelaaryen zyn bewind aanvaardde. De volgende fhp was, een verbod aan de Zeeroovers om in zee te lteeken, voordat hy zelve gereed was om aan het hoofd van dezelve op eenen kruistogt tegen de Christenen zee te kiezen. In Zomermaand des jaars 1587 ging hy onder zeil, mee elf Galeien en Galjooten, en zette regelrecht koers na het kleine Eiland Galita, van daar na Biferta, en Mantimo, naby Trapani, in Sicilië. Zyn volgende koers was door de Golf van Napels, na het Rorneinfthe gebied; aan 't hoofd van zyn volk tradt hy hier aan land, in de hoop op een grooten buit; doch hy rekende zich eerlang gelukkig, zyn leeven door de vlugt te mogen beveiligen: Prins dndreas Doria, thans na Nupels zeilende, met zev'en Koninklyke Galeien, maakte jagt op hem, die den geheelen nacht duurde. Achmed, dus veilig den dans ontfprongen, zeilde na de Golf van St, Florentin, pionderde Faringola, en voerde tweehonderdveertig gevangenen mede. ^ Van daar zeilde hy langs de Kusten van Toskane, Genua, Provence en Spanje, doch zonder merkelyken voorfpoed, zynde het volk overal op zyne hoede. Het kruizen moede, keerde hy terug na Algiers, omtrent het einde van Oogstmaand, naa eene afweezigheid van tien weeken. Deeze was de eenige togt, welken hy, in eigen perfoon, geduurende zyn driejaarig bewind, deedt, hoewel hy van tyd tot tyd zyne Kapiteinen uitzondt, wien het geluk doorgaans medeliep. Misfchien wederhieldt bem zyn aandeel in de Pryzen van het knevelen van het volk: zodat hy, zyn bewind met dat van Tripoli verwisfelende, alwaar hy den wakkeren Memmi zou vervangen, met een goeden naam  van ALGIERS. 163 naam vertrok : ook blykt het niet dat de Algierynen over zyn bewind kwalyk te vrede waren. Zyn Opvolger, Basfa Hidir, een gebooren Turk, die dat bewind insgelyks voor geld gekogt hadt, kwam in Algiers in Oogstmaand, wanneer Achmed vertrokken was. Omtrent deezen tyd bragt de befaamde Morai eene fchoone Malteefche Galei op, welke hy, na een bloedig gevegt, genomen hadc, nevens eenige kleine Pryzen, welke hy behaald hadt, naadat hy in groote woede was gefcheiden van zynen vriend Memmi, den Algierynfchen Admiraal, die geweigerd hadt met hem aan te fpannen in het beftryden van vier Galeien, aan Paufe Sixtus den V behoorende. Voor zo een vetten buit wierdt zyn Malteefche prys aangezien, dat de Basfa hem eene wagt van Janitzaaren zondt, nevens zyn eigen paerd, om hem te geleiden na het paleis, alwaar hy met veel luister en ftaatfie wierdt ontvangen. Niet weinig griefde de roem, welken hy hier behaalde, den Admiraal Memmi, die, kort daarnaa wederkeerende van zynen kruistogt, op welken hy niet zeer voorfpoedig was geflaagd, allerwege befchuldigd wierdt van de fchade, doorhem geleeden, door het niet volgen van Mor at s raad. (ra) Een zeer voornaame banton, Sidi Chayah geheeten, opgeflookt door den Koning van Spanje, en door den^ Groot-Meester van Malta, verwekte, midlerwyl, een' geduchten opftand te Tripoli. Reeds hadt hy eene aanzienlyke magt op de been, die vermeerderd zou worden met eene aanzienlyke verfterking uit Spanje en van Sicilië: ook was hem onderftand in krygsbehoeften toegezegd. De ftad Tripoli was eenigermaate ingeflooten, en wierdt in geduurige onrust gehouden, behalven dat zy, door gebrek aan mondbehoeften, . by, Huedo. Morgan. X 2 xix; BOEK. III. HOOFDST. V. AFD. 't Jaar 1589. Achmed van Hidic opge. volgd. Een op}and te "ripoli.  XIX. BOEK. III. HOOFDST. V. AFD, i*4 HISTORIE bykans eenen hongersnood leedt. Doch al wat hy, van zyne Christen bondgenooten, kon verwerven, om hem in zynen opftand te fchraagen, was eene Malteefche Brigantyn met kruid, kogels en leevensmiddelen. De Porte intusfchen van zynen opftand verftendigd, beval den Admiraal Hasfan, met zestig Galeien derwaarts te ftevenen. Hy vertrok van Confiantinopolen in Hooimaand, en zondt bevel aan alle de Kaaper-Kapiteinen van Tunis en Algiers, om met hunne fchepen zich met hem te vereenigen. Zyne brieven aan die van Algiers waren gericht aan Morat Rais, zonder zich met de overigen te bemoeien, nogthans voegden deeze, nevens die van Tunis, met hunne Eskaders, zich by hem. Hy zette zyn leger aan land, beftaande uit twaalfduizend Turken, behalven die van zyne twee bondgenooten, en van Achmed, Basfa van Tripoli', doch hec faifoen te verre verloopen vindende, om met des Sultans Galeien langer in die zeecn te vertoeven, vergenoegde hy zich met eene aanzienlyke bende Janitzaaren te laaten by de Algierynfche en Tunetaanfche magt, en zeilde terug na Conftantinopolen, in Wynmaand. Niet lang naa zyn vertrek wierden deeze benden handgemeen met de muitelingen, welke zy ten eenenmaale verfloegen. Sidi Chayah wierdt niet flegts van zyne aanhangers verlaaten, maar door zommigen hunner wierdt hem het hoofd verraaderlyk afgehouwen, en by de Turken gebragt: een voorval, welk aan den opftand fpoedig een einde maakte. Doch om weder te keeren tot Algiers; de onderftind, welken hasfa Hïdir ni Tripoli hadt moeten zenden, hadt hem zodanig van volk ontbloot, dat hy, by mangel aan foldaaten', dat jaar niet meer dan vier Kaapers in zee konde zenden. Daarenboven was hy genoodzaakt geweest, te rolde te trekken tegen den Sultan, of fchattingfchul- digea  van ALGIERS. 165 digen Prins der Beni Abbas, een dapperen Arabifchen Stam, bewoonende de berggewesten van Algiers, zommige van welke ongenaakbaar zyn. Dewyl hy het, uit dien hoofde, wist, hoe moeilyk het zou vallen, hen door openbaar geweld tot reden te brengen, befloot hy andere middelen te baate te neemen. Ten dien einde wierp hy een grooten hoop aarde, fteenen en boomen op, om zyn leger voor verras fing te behoeden , en tevens te beletten, dat de vyand van elders van leevensmiddelen wierdt voorzien, terwyl hy zyn best deedt om alle zyne olyf-, dadel- en andere vrugtboomen te verdelgen. In deezen toeftand van zaaken vondt een Marabout middel om beide partyen te bevredigen , door bun qnder 't oog te brengen de ongerymdheid van het opvatten van wapenen, welke tegen hunne gemeene vyanden de Christenen voegzaamer -konden gebruikt worden. Deeze bewyzen, gefterkt door eene fomme van dertigduizend Dukaaten, welke de Arabifché Prins zich verbondt aan den Basfa te betaalen, deeden hem welhaast een verdrag van vrede fluiten, en een einde maaken aan verdere vyandlykheden. Naa twee maanden keerde tlidir terug na Algiers, zo wel voldaan alsof hy eene overwinning hadt behaald. Een ander lot ter zee onderging midlerwyl zyn klein en flegt uitgerust Eskader; het wierdt beloopen van een zo geweldigen ftorm naby de Kust van Sicilië, dat twee fchepen van de vier tegen den oever wierden gedreeven en vergingen: het eene naby de ftad Augusta, het ander tegen de rotzen van het Eiland Goza ; de. twee andere. Kaap Pasfaro bereikende, hadden het geluk van den ftorm te ontkoomen, en op de Kusten van Puglia en Calabrie veele gevangenen en anderen buit te haaien. In 't volgende jaar raakten Morat Rais en de Admiraal Memmi, op eenen kruistogt, wederom oneenig; X 3 de XIX. boek. ut HOOFDST. V. AFD.  i66 HISTORIE XIX. boek. 11 l HOOFDST V. AFD de eerfte, altoos waaghalzig en ftout, was voor het aantasten van acht Sicihaanfche Galeien, naby het Eiland Luürica, omtrent twintig mylen van Sieilie; de andere, iteeds omzigtig en bevreesd om eene overwinning te duur te koopen, was even fterk daartegen: zodat er niets voorviel; de Kaapers keerden terug na Algiers, zonder een aanmerkly-ke Prys gewonnen te hebben, (o) Wyn maand was merkwaardig om de ontkooming van veertien Kaper. Kapiteinen uit het Kasteel van 'Napels; een van hun, Mustagha Arnaud genaamd, was een zeer beroemd Algierynsch Zeeroover; hy hadt aldaar zesentwintig jaaren gevangen gezeeten, en door uitwisfeling noch losgeld nooit de vryheid kunnen bekoomen; een andere was de befaamde Jaffer Rais, een Fransch Renegaat, genomen naby het Eiland Ivico, in den jaare 1586; de derde was Hamza Rais, een gebooren lurk, in groote agting te Byzetta en Tunis, daar hy Admiraal van alle de Zeeroovers was hy was nevens zyn eigen Galei genomen in den jaare 1590, door den zoon van Prinfe Doria, koomende van Napels, op de Romeinfche Kust. Deeze drie, de aanzienlykften van de veertien, waren zeer zorgvuldig bewaard, terwyl de overigen de vryheid hadden om binnen de muuren te mogen wandelen. Alle deeze verlof bekoomen hebbende om op den Biram, of hec Paaschfeest, gezamentlyk 's avonds te fpyzigen, zaagden hunne boeijen in ftukken, klommen over eenen der muuren, maakten eene opening in eenen anderen met koevoeten en handfpaaken , en zich meester ge-, maakt hebbende van een Pleifierjagt van zestien riemen, aan den Gouverneur behoorende, roeiden ze na het Eiland Lustnca, alwaar zy wierden overgenomen van eenen Algierynfchen Kaaper, welken zy 'er geCo) Huedo, en Morgan.  van ALGIERS. 167 gevalüg aantroffen, en kwamen benoude te Biferta, de verblyfplaats van Hamza Rais. Groote. vreugde wierdt hier en te Algiers bedreeven over de veilige ontkooming van zo veele hunner dappere Kapiteinen; die, van den anderen kant, als eene algemeene ftaatsramp, door geheel Italië wierdt betreurd, en door alle de Koninkryken, grenzende aan de Middelandfche zee. Niets merkwaardigs gebeurde 'er verder geduurende Bidirs bewind, dan dat hy in 't volgende jaar wierdt opontbooden, tot groote blydfchap der Algierynen, by welke hy gehaat was, uit hoofde van zynen hoogmoed en dwingelandye; zynde hy oud, jigtig, baldaadig en fchraapzuchtig. Nogthans vondt hy middel, naa zyne komst by de Porte-, in dezelfde hoedanigheid andermaal derwaarts te worden gezonden, (p) Hy wierdt opgevolgd door Shaaban, die in Oogst maand te Algiers kwam, en terftond een naauwkeurig onderzoek omtrent zyns voorzaats beltuur begon, tegen hetwelk, door de foldaaten en het volk, zwaare klagten waren ingebragt. In eene groote Raadsvergadering wierdt de voorflag gedaan, om aan de Porte Afgevaardigden te zenden, gefterkt met gefchenken, om tegen Hiciir regt te verzoeken. Al dit gevolg wierdt overfchreeuwd door de loosheid van den nieuwen Basfa, die zich vergenoegde met hem te beflaan in eene zwaare geldboete, en het doen van eene ernftige beftraffing. Doch de foldaaten duidden niet dat hy 'er dus gemaklyk afkwam, en flemden op om den Admiraal Memmi Arnnud te zenden aan de Porte, ter overbrenginge van hunne klagten: gereedlyk aanvaardde hy dien last, als zynde het zeerooven moede geworden , 't welk hy onlangs, met gevaar van het leeven of de vryheid, was ohtkoomen, met verlies van eenen Dezelfden. XIX. BOtK. ui. hoofdst. V. afd. 't Jaar 1592Hidir op. ontbooden Shaaban Basfa.  XIX. BOEK. III. HOOFDST. V. AFD, t63 HISTORIE eenen beminden neef, in 't gevegt gefneuveld. Dus nam hy affcheid van Algiers, en zeilde na Conftantme. polen, omtrent het einde van Oogstmaand, met zyne eigen vier Galjooten; twee van dezelve hadden aan boord Hidirs gezin en pakkaadje, en de derde de overige Afgevaardigden. Doch by hunne komst by de Porte, hoewel hunne gefchenken wierden aangenomen, konden ze geen gehoor verwerven, en waren genoodzaakt terug te keeren, tot grooten fpyt der misnoegde foldaaten. , , , Geen oorlogsbedryf viel 'er voor geduurende de twee eerfte jaaren van Shaaban's beftuur, behalven eenige kaaperyen ter zee, en eenige fchepen in den mond der haven gezonken of verbryzeld; gedraagende hy zich al dien tyd zeer gemaatigd en voorzigtig. Morat Rais, in 't volgende jaar Memmi Arnaud als Ad-^ miraal van Algiers zynde opgevolgd, liep, naar gewoonte, met zyne vier Galeien in zee. Op de Kust van Barbarye twee Toskaanfche Galeien ontmoetende, nam hy de volgende list te baate. Twee zyner fchepen deedt hy de zeilen inneemen en de masten zakken, en als Pryzen aan de twee andere vastbinden, tot dat hy tegenover den vyand was, die, als op eenen ontwyfelbaaren Prys , op hem aanliep. Eensklaps deedt hy zyne twee andere Galeien de Toskaanen aanvallen met zulk eene woede, dat daardoor onder hen eene bystere bedremmeling ontftondt. Naa een hardnekkig gevegt, wierden' zy, in 't midden van Hooimaand, te Algiers opgebragt. (5) Opgeblaazen van zo aanhoudenden vooripoed, hadt hy, in 't volgende jaar, de ftoutheid van eenen aanflag te waagen op vyf UaUeefcbe kruizers, liggende in de haven van Syracufe. Hy lag nog voor Kaap Pas- (^) Huedo, en Morgan.  van ALGIERS. i6o Fasjaro, wanneer de Malteefche Admiraal, van hem e .zynen toeftand kennis bekoomen hebbende, terfton Zyne ankers het flippen, en hem overviel, terwvl h eene van hunne eigen Brigantynen jaagde. In weer wil van de donkerheid des nachts, herkenden ze fpoe dig elkander. Morat toog op de vlugt, doch de Ma, tees volgde hem zo kort op de hielen , dat hy hen lpoedig inhaalde en aantastte. Verwoed was het ge vegt.; doch de Turken bergden zich, hoewel niet zon der merkelyk verlies, hebbende Morat vyf wonden ir den flag bekoomen. Nogthans keerde hy niet teruf na Algiers, voordat hy een aanzienlyk getal Pryzen badt gemaakt, en in ftaat was om met gevangenen en buit belaaden die haven binnen te loopen. Dit was de laatfte togt diens onverzaagden en gelukkigen Zeeroovers; by zyne wederkomst vondt hy, dat Basfa bhaaban na Conjlantmopolen vertrokken was, naa dien btaat drie jaaren beftuurd te hebben, tot algemeen genoegen van het volk. 5 Zyn Opvolger Mustapha was zyn bloedverwant, en niet minder hoflyk en oprecht; doch hy hadt nog geene vier maanden zynen 'post bekleed, of hem wierdt de voet gelige door den gemelden Basfa Hidir, wiens invloed by de Porte hem andermaal tot dien voord-e. iigen post deedt benoemen, tot grooten fpyt der Al gierynen, die, van den edelmoedigen Mustapha zich veel goeds beloofd hebbende, alles kwaads hadden te vree zen van zynen norfchen en wraakgierigen Opvolger. kn, in de daad, niet min uit wraaklust dan in de hoop op gewin, hadt hy alle netten gefpannen, om dien vetten buit te yangen. Den Afgevaardigden by de Porte hadt hy gedreigd, verzoekende hun den Al. gierynen te verzekeren, hun zekerlyk dit te zullen betaald zetten, by voorvallende gelegenheid. Dkns" n XIX. 1 boek. 7 UI- . HOOFDST. j, V. A F D. 1 Mustapha opgevolgd van Hiüir.  ï7o HISTORIE XIX. BOEK. III. HOOFDST V. AFD eerfte bedryf, van hunnen geliefden Mustapha te vorderen eene geldboete van vyftienduizend Dukaaten, onder voorwendzel dat hy het onderhouden van den havenmuur hadt verwaarloosd. Mustapha, met geen kleinen fpyt, zynen eisch voldaan hebbende, vertrok na Conftanünopokn, met het vast befluit, het koste wat het wilde, om dat bewind te herkrygen, en de Algierynen te verlosfen van een eigendunkelyken dwingeland, welken zy zo veele reden hadden te verwenfchen. Niets merkwaardigs gebeurde 'er in deeze korte regeering, behalven de herhaalde proeven, die hy van zyne fchraapzucht gaf, tot dat, tot zyne diepe vernedering en hunne overgroote blydfchap, zyn-mishandelde voorzaat in zyne voorgaande waardigheid herfteld wierdt. Een zo goed gebruik hadt Mustapha gemaakt van zyn aanzien by de Porte, en Hidir's karakter in een zo helder licht geplaatst, dat zyn nieuwe Lastbrief hem eenigzins onafhanklyk maakte. De eenige wraake, egter, welke hy van hem nam, was, hem te verligten van een goed deel van zyn gereed geld, de eenige voordeélige waarde, welke hy wist dat zulk een Gierigaart naa de Levant konde voeren, en tevens het kragtigfte werktuig, welk hy tegen hem by de Porte kon doen fpeelen. Eerst verwees hy hem in eene boete van dertigduizend Dukaaten, in plaats van de vyftien, welke hy 'hem hadt afgekneveld: voor reden geevende, dat hy niet zag, waarom hy, die den havenmuur twaalf maanden hadt verwaarloosd, niet eens zo veel zou betaalen,als hy zelve hadt moeten opbrengen om een verzuim van vier maanden. Vervolgens verboodt hy, op de zwaarfte ftraffe, aan lieden van allerlei rang, van hem Ikavcn of andere roerende goederen te'koopen; hierdoor verhinderde hy hem, de geleedene fchade te vergoeden; geen Alrieryn was gezind om dit gebod te overtreeden, alle, daar-  van ALGIERS. 171 daarentegen, fchreeuwden, dat zulk een knevelaar te zagt behandeld was. Vol van nyd en wraakzucht vertrok Hidir; zints dien tyd verneemen wy niets van hem. Zyn Opvolger wierdt meer en meer de lieveling van Algiers, door zyne minzaamheid en edelmoedigheid, hoewel onder zyn bewind niets merkwaardigs voorviel, dan dat hy den havenmuur, de vestingwerken en andere openbaare gebouwen her-Helde, (r) ZESDE AFDEELING; De Historie van Algiers, zints het begin der zeventiende Eeuwe, tot op het fluiten van het jongfte Verbond met, en den dood van Haly Dey} in den Jaare 1718. Met den aanvang der zeventiende Eeuwe, hadt de krygsmagt van Algiers Afgevaardigden gezonden aan de Porte, om te klaagen over het wangedrag en de fchroomlyke onderdrukkingen der Turkfche Onderkoningen, die alle de openbaare inkomften in hunne eigen koffers deeaen koomen; en wier gierigheid de oorzaak was, dat de krygsmagt van den Staat zo ellendig betaald en onderhouden wierdt, dat dezelve in geduurig gevaar was van overweldiginge door de Arabieren en Mooren, die, met behulp van eenige Christen Mogendheden, fpoedig in ftaat zyn zouden, om het Ottomanfche juk af te fchudden, en aan wier vereenigde magt de gedunde en misnoegde foldaaten kleinen weerftand zouden kunnen bieden. In gevolge van Cr) Huedo. Morgan, en anderen. Y 2 XIX. boek. III. HOOFDST. VL AFD,  XIX. BüEK. in. HOOFDST. VI. AFD, 172 HISTORIE van dit vertoog, verwierven zy verlof van dat Hof tot het verkiezen van hunne eigen Deys, die, gelyk ze beweerden, beter zorge zouden draagen voor het aanwenden der inkomften tot het houden van het Koninkryk in beter ftaat van tegenweer, en dat de gewoone belastingen getrouwer zouden overgemaakt worden aan de Porte, in ftede van nieuwen onderftand van daar te verzoeken, zo als die fchraapagrige Onderkoningen de gewoonte gehad hadden. Deeze Afgevaardigden verbonden zich om den Grooten Heer voor hunnen Oppervorst te erkennen, en by alle gelegenheden gereed te zyn om hem met hunne landen zeemagt by te ftaan, behoorlyken eerbied aan zyne Basfa"s te betoonen, hen zeiven en hun gevolg te huisvesten en te onderhouden, overeenkomftig hunne waardigheid, en op hunne eigen kosten, mids zy in het toekoomende van alle Raadsvergaderingen, behalven hunne eigen Divans, wierden uitgeflooten, 't en zy ze daartoe genodigd wierden, en van de vryheid van Hemman in dezelve, 't en zy hun raad wierdt verzogt, of het belang der Porte, door hun zwj^gen, waarfchynlyk, nadeel zou lyden: doch dat alle andere aangelegenheden, het gebied van Algiers betreffende, geheel zouden overgelaaten worden aan den Dey en zynen Divan. (s) De Afgevaardigden, dus verre geflaagd zynde, keerden zeer voldaan na Algiers, alwaar zy niet verzuimden kennis te geeven aan den toenmaaligen Turkfchen Bisfa van de voorregten, door zyn Hof hun toegeftaan; hy hadt niets te doen, dan zich daar aan te onderwerpen Straks ging de groote Divan over tot het verkiezen van eenen Dey uit het midden hunner. Zy verzamelden een nieuw Wetboek, en maakten ver. (a) Marmol. Tasfy. Morgan.  van ALGIERS. i?3 verfcheiden fchikkingen tot bet beter handhaaven var den nieuwen Regeeringsvorm ; het naakoomen var denzelven deeden zy alle hunne onderdaanen met eed( bekragtigen. De land- en zeemagt, nevens den koop. handel, wierden na genoeg op denzelfden voet ge bragtsals wy in eene voorgaande Afdeeling befchreever hebben; hoewel de volgende kibbelaaryen, welke voorvielen tusfehen de Basfa's en de Dey's, zoekende de eerften hun voorgaand gezag en invloed te herftellen, en de laatften het te beihoeien, fteeds zo veelvuldige klagten en onaangenaamheden veroorzaakten aan het Üttomanfche Hof, dat het berouw hadt van de ontydige bewilliging aan dat hoogmoedig en onhandel. baar lichaam. Deeze nieuwe Eeuw ving aan met een nieuwen toeieg der Spanjaarden op de hoofdftad deezes Koninkryks, onder beleid van den vermaarden Joannes Mdreas Doria; die, egter, even onfpoedig als de voor gaanden flaagde. De Spaanfche vloot, die op den vyftienden van Oogstmaand de Baai ongemerkt was binnen geloopen, wierdt, door tegenwind, genoodzaakt, dezelve te verlaaten, eer men handgemeen hadt kunnen worden: ware 't zo niet geweest, de plaats was thans in eenen ftaat om zo k/oeken tegenftand te kunnen bieden, dat deeze toeleg, hoe zeer ook mislukt, met regt mag aangezien worden als de gelukkigfte, dien zy ooit op die plaats gemaakt hebben. Zy waagden het, ten zelfden oogmerke, eene tweede vloot te zenden, twee jaaren Jaater, wanneer het weder van nieuws de beste befchutster van Algiers was. Deeze herhaalde poogingen deeden de Algierynen befluiten tot het uitrusten van eene fterke vloot van kloeke fchepen, in ftede van hunne voornaame kragt te Hellen in hunne Galjooten en kleine vaartuigen, allen onbekwaam tot wintertogten. Binnen kort wierY 3 den 1 XIX. i boj:k. : III. . HOOFDST". VI. AFD. t Jaar 1601.  XIX. boek. II l HOOFDST. VI. AFD 174 HISTORIE den ze zeer bedreeven in den fcheepsbouw; hunne vrienden en nabuuren van Tunis en 'iripoli volgden hun voorbeeld. Eene menigte Morisken, in 't begin deezer Eeuwe uit Spanje verdreeven, wierden bekwaame matroozen, en fchoolden by hoopen te Algiers byeen, deeze, gevoegd by de Christen Renegaaten, moeten veel geholpen hebben tot dien fpoedigen aanwas van magt ter zee, en van de bedreevenheid in de zeevaart, welke zy van de Engelsen en Franfchen geleerd hebben. Reeds in den jaare 1616 beftondt hunne zeemagt uit veertig zeilfchepen, van honderd tot honderdvyftig lasten, in twee Eskaders verdeeld; het een van achttien zeilen lag voor de haven van Mallaga, het ander buiten de Straat, by Kaap Santa Maria, tusfehen Lisfabon en Sevilie, alwaar zy alle Christen fchepen zonder onderfcheid aantastten, En~ gelfche en Franfche zo wel als Spaanfche en Portugeefche, en maakten zich geducht by alle Zeemogendheden van het Christendom, (è) De Franfchen braken het ys in het betoonen van hun misnoegen over derzelver veragtelyke verbondbreeking; terwyl de Spanjaards, meer gehoond door, en in grooter gevaar van hun, by Engeland, den Paus, en elders vrugtloos hulp zogten. De oorzaak van den vredebreuk tusfehen" Frankryk en Algiers vinden wy niet vermeld. Zwaar wierden de Kusten van Provence geplaagd van de Barbaryfche Roovers; zommige van welke, misfehien, eenig Fransch fchip zonder onderfcheid hadden aangetast: hoe 't zy, de Heer Beaulieu wierdt tegen de Algierynen gezonden met eene vloot van vyftig Oorlogfchepen en Galeien; naa onder weg eenen hunner Roovers te hebben genomen, zeilde hy voort om het groot Eskader op te zoeken, 't welk op (£) Morgan, Algiers, Vol. 3, Chap. 14.  v an ALGIERS. 175 op de bpaanjche en Latalomjche Kusten ongelooflyk nadeel hadt gedaan. In eigen perfoon tastte hy een fchip aan, daar een Renegaat van Roebelle het bevel op voerde: naa een kloeken en wanhoopigen tegenftand, wilde deeze liever fchip en volk doen zinken, dan in 'svyands handen vallen. Een ander Renegaat verliet zyn fchip, en vlugtte met de floep; een derde wierdt in den grond geboord; de overigen hadden het geluk van te ontkoomen. De Admiraal zeilde met de twee Pryzen na Marfeilje. Hy was niet vertrokken, of de Algierynen keerden weder tot hunne voorgaande plonderingen op de Spaanfche Kusten, die, best bekend zynde aan de verdreevene Morisken, voor alle de barbaarschheid en wraaklust dier verbitterde On> geloovigen bloot lagen. Koning Jakobus de I. wierdt door het Spaanfche Hof ernftig aangezogt, om ter hunner verdryvinge het zyne toe te brengen. Gondemir bragt hem, in de kragtigfte bewoordingen, onder het oog, hoe veel zyne eigen handeldryvende onderdaanen van die Roovers leeden. Het ftuk wierdt in eene Raadsvergadering 0verleid, en de Heer Willam Monfcn geraadpleegd. Die groote zeeheld keurde die onderneeming af, als zeer gevaarlyk, kostbaar en onvoordeelig. INogtbans vordt Gondemar in 't vervolg middel om de zaak zo verre te brengen, dat 'er eene vloot na de Middelandfche zee wierdt gezonden, beftaande uit zes fchepen, en twee Penasfen van de Koninklyke zeemagt, en nog twaalf kloeke fchepen, door den Koning gehuurd en uitgerust. Op den twaalfden van Wynmaand ging de vloot onder zeil na de Straat, en kwam, op den eenendertigften dier maand, behouden in de Baai van Gibraltar, onder het opperbevel van den Admiraal Rohert Manfel. Van daar wendde hy den fteven na de Baai van Alders, alwaar XIX. boek. III. HOOFDST. VI. AFD. 't Jaar 1617. Jaar 16 zo.  i?6 HISTORIE XIX. boek. HU HOOFDST. VI. .AFD 't Jaar 1Ó2S. Zamenzweeringder Cou lolies tegen de Al. gierynen. alwaar hy, met zyne floepen, de fchepen in de haven zogt in brand te fteeken; doch hy deedt luttel fchade. Zyne Officieren wierden van llapheid befchuldigd. Naa eenige weinige fchepen vernield te hebben, keerde hy terug; en hy was naauwlyks uit 't gezigt, of de Roovers, in zee iteekende, namen omtrent veertig kloeke fchepen, aan de onderdaanen van zynen Koninklyken Meester behoorende. (c) Naa deezen vrugteloozen aanflag tegen hen, waren de Algierynen in openbaaren oorlog met alle de Christen Mogendheden, behalven de Nederlanders, wien zy den voorflag deeden, gericht aan den Prinfe van Oranje, dat ingevalle zy twintig oorlogfchepen, in het volgende jaar, tegen de Spanjaards wilden uitrusten, zy 'er zestig fchepen zouden by voegen: doch deeze voorflag wierdt niet aangenomen. In 't volgende jaar, geduurende het bewind van Basfa Maharan, wierdt 'er eene geduchte zamenzweering gefmeed door de Collo^ies, gemeenlyk Coulolies genaamd; het Kasteel van Algiers, waarin 'sLands fchat en de oorlogsbehoeften bewaard wierden, bemagtigd hebbende, hadden zy zich bykans van dien Staat geheel meester gemaakt. Nogthans wierdt deeze zamenzweering by tyds ontdekt, en gedempt door de Turken en hunne getrouwe vrienden de Renegaaten, die onder de muitelingen eene fchroomlyke flagting aanrechtten. Een groot getal wierdt openlyk ter dood gebragt, en hunne hoofden, buiten de Oostpoort, op de ftads muuren geplaatst. Een gedeelte van het Kasteel fprong in de lucht, doch de fchatkist wierdt geborgen. Zints dien tyd wierden de Coulolies afgedankt, hoewel zy naderhand, onder zekere bepaalingen, in de krygsmagt wederom wierden aangenomen, gelyk nader zal blyken in 't vervolg. Om- (O Burket, Journ. Morgan, Vol. s, Ch. 19,  van ALGIERS, i77 Omtrent twee jaaren naa deeze zamenzweering gebeurde de merkwaardige omwenteling in den Akil rynjchn Staat, door welke dezelve eerlang bekwaam wierdt om het Ottomanfche juk af te fchudden, en een onaf bankiyke Staat te worden onder zyne eigen Deys De eerfte aanleiding tot deeze ftaatsomwenteling caf de vrede, of liever het beftand van vyfentwintif jaa- ?nTr/\ue ken t.?1fluJiten Sultan Mom> oï Amurath de IV, thans gewikkeld in eenen ongelukkigen oorlog tegen Perfie, en met andere onlusten in Afie merkehl belemmerd, eenigermaate genoodzaakt was met Keizer Berdmand den 11, opdat hy door twee zo vermogende vyanden met zou overheerd worden. Dit beftand t welk geen kleinen invloed hadt op de zeerooverv' wierdt algemeen afgekeurd van alle Barbaryfche Kaapers, die allen onder des Sultans befcherming ftonden Doch nergens vondt de wapenftilftand zo veele tegenftreevers dan by de Algierynen, die thans te trotsch en te ryk waren geworden, door hunne aanhoudende Plondenngen van de Christenen, geduurende de drie laatfte jaaren, om met gewilligheid eene zo magtige wederftreevmg van hun geluk te verdraagen. Zy met hunne nabuuren namen eerlang een eenpaarig befluit, terwyl de Porte zo veele zwaarigheden om handen badt, zich op te werpen tot drie onafhanklyke Staaten, en zich zeiven voortaan aan te merken als niets te doen hebbende met eenig verdrag, door dat Hof met Christen Mogendheden geflooten. Alwie derhalven vervolgens met hun in vrede wenschte te leeven, zou genoodzaakt zyn, zich onderfcheidenlyk en afzonderlyk by hunne Wethouders te vervoegen, (d) Dit befluit was niet genomen, of de Algierynen begonnen verfcheiden koopvaardyfchepen te neemen, behoorende aan (<0 Continuat. of Mar 'tan. Hili. Morean. Heoend. Hist. XVII. D. I. St. Z XIX. boek. iii. HOOFDST. lh AFD  178 H I S T O R I E XIX BOEK. III. HOOFDST. VI. AFD / aan Mogendheden, die vrede hadden met de Ottomanfc'ie Pirte; zelf vervolgden ze eenigen tot aan de havenvan Rbodus; in fpyt van het vuur des Kasteels ,, tastten zy dezelve aan en namen ze weg. Eveneens handelden zy omtrent de haven van Salamis, op het Ei. land Cyprus, alwaar zy twee groote Venetiaanfche fchepen aantastten, die beiden door het vuur verteerden. Nog verder ging hunne vermetelheid te Scanderoon, of Alexandretta, alwaar ze een Nederlandsen fchip en een Polaker wegnamen. Thans waagden zy zich aan land; verneemende dat de ftad van den Turkfchen Aga en de inwooners was verlaaten, pionderden zy alle de Pakhuizen en Winkels, en ftaken ze vervolgens in brand. De Franfche Koning, Lodewyk de XIIl, zich verlaatende op zyn verbond met de Turken, ondernam het, omtrent deezen tyd, op hunne Kust een nieuw Fort te bouwen, in ftede van 't geen de Marfeliaanen 'er eertyds geftigt hadden. Het moest het Franfche Bastion heeten: een bekwaam Ingenieur wierdt, ten dien einde, derwaarts gezonden; doch de fondamenten waren naauwlyks gelegd, of de Mooren en Arabieren vernielden dezelve, en verdreeven de Franfchen, De Koning, ongezind om af te zien van een ontwerp, zo voordeelig voor den koophandel, ondernam het andermaal, en Haagde 'er in; eene nieuwe Franfche volkplanting wierdt aldaar gevestigd. Doch de gelegenheid naderhand onvoegzaam bevonden wordende, verwierf de Maatfchappy van het Franfche Bastion vervolgens van de Algierynen de haven, La Calle genaamd, en van den Dey verlof, om met de Mooren en Arabieren te mogen handel dry ven. (e) Doch om weder te keeren tot de Algierynfche plonderingen: de groote menigte Pryzen, welke zy behaalden op alle Natiën zonder on> CO Tasfy, Uijl. t Algiers, Livr. i , Chap. vier Galjooten doen bou-J velhebbers, matroozen en andere manfchap, als aan" hetPt ,iit2 Dee!,e °"gemeene en bykans ongelooflyke togt, zo verre buiten den koers, dien tot nog toe eenig Barbaryfche Roovv ha* E Ivk? Eilard .fhoeete" TdSf 3an eene" R*neSaat' °P °at Noofd. lyfee Enand gebooren, die door een A/giery» op een Deensch fchip was genomen. Deeze verraader, wiens KapLn 3ef febee len zomer de Middelandfche zee hadt op en neder gekrüisf en zich fchaamde met ledige handen t'huis te koomenf overreedde hem, met eemge moeite, na dat Eiland te zeilen, alwaar hyS ™ïLïZ\Teniyken hf in flaaven 20U behaa'e". hoeWeIghy ?r naauwlyks iet anders medeneemenswaardig zou vinden. <*> 1 C*) Morgan, Algiers, Vol. i, Ch. dern. IIedend.Hist.XVII.D.I.St. Aa XIX. eoek. III. HOOFDST. VI. AFB. ~)ntnmetg van n Ad' 'traal chinin»  i8Ö HISTORIE XIX. boek. III. HOOFDST VI AFD. Zyn £ev*g* tegen een Hollandschfchip. het vuur en de woede des Venetiaanfchen Admiraals ontkoomen waren. Kort naa» zyne aankomst in die hoofdftad verfcheen 'er insgelyks de Chiayah van den Basfa van Tripoli, om over het koopen van tweehonderd Italiaanfche en Spaanfche flaaven te handelen, ten dienfte en op uitdrukkelyken last van den Grooten Heer. Deeze Bevelhebber, ziende dat zyne onderhandeling hem langer zou ophouden dan hy verwagt hadt, en niet zo lang ledig willende blyven, floeg Pechinin voor eenen vereenigden kruistogt, in welken deeze gereedelyk bewilligde. Naauwlyks waren ze vier dagen in zee geweest, of zy ontmoetten een kloek En~ gelsch koopvaardyfehip van veertig ftukken gefchut; Pechinin wilde het met allen geweld aantasten, doch wierdt daar in verhinderd door zyne Kapiteinen, die den Engelschman niet gaarne onder de oogen zagen. Zy kruisten nog verfcheiden dagen, zonder iets van belang te ontmoeten, en begonnen zeer verdrietig te worden: waarop Pechinin fpottende aanmerkte, dat indien het hun om een ryken Prys te doen geweest ware, zy den Engelschman niet zouden hebben laaten loopen. Darmaate ftak hun deeze ftekeligheid in den krop, dat zy zwooren, het eerfte Christen fchip, welk zy ontmoetten, te zullen aantasten, hoe fterk het ook mogt weezen. Twee dagen naa dit befluit, ontmoetten zy een Hollandsch koopvaardyfehip van achtentwintig ftukken en veertig man; om de ftilte konde het niet vlugten. Binnenfchoots genaderd zynde, zondt Pechinin een Bricantyn om den Kapitein te doen wceten, dat hy de "Bevelhebber van dat Eskader was, en zich ver. bondt, hem zei ven met al zyn volk in een Gidsten land te zullen aanzetten, indien hy fchip en laading gewillig overgaf; doch dat hy, in gevalle van weigeringe, zich het gevolg moest getroosten. Op deeze bood-  van ALGIERS. it7 boodfchap antwoordde de Hollandfche Kapitein, dat In voorheen hem te Algiers gekend hadt; dat hy than< eene laadmg m hadt, aan andere eigenaars behoorende maar, voegde hy 'er nevens, indien hy 'er zo veel zin in hebbe, laat hy over koomen, en wy zuilen zien, -wat ten zynen gevalle kan gedaan worden. Dit antwoord ontftak den Admiraal in toorn; hy fchaarde zyne vyf Galeien en twee Brigantynen in eene halve Maan; doch eer hy zyn gefchut konde aan boord brengen, pakte zich de Hollander weg door gunst van een opkoomend voordcehg koeltje, en bragt de Galeien in zulk eene verwarring, dat zy, in plaats van in behoorlyke orde te blyven, elkander op het lyf liepen. Pechinin, ondertuslchen, den Hollander aan "boord klampende, zette zeventig man over, die op het dek ruim baan -gemaakt hebbende, het touwwerk begonnen in ftukken te fnyden, en de luiken open te breeken. Doch hier in wierden ze fpoedig geftoord door de Nederlanders, die hen van tusfchendeks gruwzaam havenden, uit hun klein geweer en twee ftukken gefchut, met fchroot gelaaden. Verfcheiden maaien zogt de Admiraal zyn volk te verlosfen, terwyl de andere Galeien het fchip poogden te omfmgelen ; doch overal was het voor hun te heet, om reden dat het fchip, zeer zwaar rrelaaden zynde, zo diep in het water lag, dat ieder fchoot onder hen fchroomlyke verwoestingen aanrechtte, en hun noodzaakte af te houden. Eindelyk gaf hun de Hollander tot een affcheid zulk eene laag dat 'er, behalven de gekwetsten, tweehonderd marl lneuvelden. In deezen deerlyk gehavenden ftaat moest Pechmin naar Algiers wederkeeren , tot geene kleine droefheid en vernederinge der Algierynen, en van de vier Kaapers. (i) De Tripolitaanfche Chiayah ftierf kort (O Morgan, als boven. Aa 2 XIX. boek. in. HOOFDST. VI. AF& Hy moet >yken.  188 HISTORIE XIX. BOEK. li r. HOOFDST. VI. AFD. fa's magt isfnoetd. kort daarnaa aan zyne wonden; en de vermaarde Pechinin was genoodzaakt te bekennen, dat hy door den dapperen Hollander zwaar gehavend was. Hoewel dit klein Eskader dus reddeloos en te leur gefield na Algiers moest wederkeeren, hadt, egter, de flad eerlang het genoegen, andere de haven te zien binnen loopen, met eenen ryken buit, op de Christenen behaald, en met eene menigte flaaven belaaden; vermogender en meer geducht voor de Europifche Mogendheden wierden ze wel haast hierdoor dan ooit te vooren, en pionderden de onderdaanen van Frankryk, Engeland en Holland. Met Spanje, Portugal en Italië hadden ze beflooten nooit den vrede te flutten, als zynde deeze gezworene vyand en van den Mohametaanfchen Godsdienst. De Algierynfche Staat die hoogte van magt en aanzien bereikt hebbende, dat de Engelfchen, Franfchen en Hollanders het voor een geluk rekenden, deszelfs vriendfchap tot eenigen prys te kunnen koopen, was het eigenaartig voor die ftoute en rustelooze Natie, nog eenen flouten flap te waagen, zich te ontflaan van de eenige beteugeling hunner verre uitziende bedoelingen, hunne afhanklykheid van de Porte. Onlangs merkten wy aan, eenige floute poogingen, daartoe reeds aangewend, en hoe veel afkeers zv reeds betoond hadden, niet alleen van des Grooten Heeren verbintenisfen met eenige Christen Vorflen, maar oolc van het gezag zyns Onderkonings, 't welk nu gedund was in eene loutere bewilliging van alles 't geen de Diy's en derzelver Divan goed vonden te beveelen. De Porte, van den anderen kant, altoos waakzaam en jaloersch op haare eigen magt en aanzien, verwisfblde dikmaals de fchraapzieke en werkelooze met andere b3tcr voortvaarende, werkzaamer en onverzaagder Basfa's, die een waakend oog konden houden ter herftellinge van haar voorgaande gezag. Hunne Last° brieven  van Algiers. isq brieven waren niet flegts uitgebreider, maar gav< hun zomwylen volle magt tot het ontthroonen < doen ter dood brengen van zulke Deys, die des Sulta wille wederflreefden, en om anderen tot die waardi heid ce bevorderen. (*) Zulke geweldige maatregel gelyk wy ons ligt kunnen verbeelden, konden b zwaarlyk volvoerd worden, zonder het Koninkryk i brengen in de wanhoopigfte beroeringen, die zelde indien ooit geftild wierden, dan „door het verdry ve of vermoorden van die bloedige Staatsdienaaren, e alle hunne aanhangers. Deeze wederzydfche twist tusichen de Turkfche Onderkoningen en de Algiervnfcl Deys, maakt het voornaamfte gedeelte uit van hunn binnenlandfche Historie, tot aan het begin der vol gende Eeuwe, toen de Jaatften middel vonden om d Porte te beweagen, tot het vereenigen van deez beide waardigheden in één perfoon; en toe te item men, dat alwie door den Mgierynfclen Divan tot Dewierdt verkooren, insgelyks zou bekleed worden me den tytel en waardigheid van Basfa, of Onderkoning gelyk wy nader zien zullen. - Zonder ons meer 01 te houden met deeze binnenlandfche en min gewigtig, gelchillen, gaan wy thans over tot dat gedeelte hun ner Historie, waarby wy meer belangs hebben. De Leezer zal zich herinneren, hoe veel gevoel' de Algierynfche Staat hadt van de kwaalyk beraadem fw'/ ^ rgeluktkig^S^erneeminge' door Admiraa Ivanfe op hunne hoofdftad en zeemagt gedaan; zintS dien tyd heten zy niet af van de Engelfchen ter zee te ontrusten, en aan alle fchepen, die in hunne hander" vielen, hunnen moed en wraak te koelen. Niet vroe ger fan omtrent het einde der regeeringe van Karet dm 11, floot de Brüfche Natie met hun die duurzaame ver» iky Tasfy, Hifi. dAgiers, Ch i Aa 5 ip. XIX, n BOEK. IS Ut y HOOFDST ' VI. AFD e n i i > e ; t "t Jaar 1682. ! De Al. gierynen fluiten een Ver* bond met Engeland.  192 HISTORIE XIX. boek. in. HOOFDST fl AFD de geheele krygsmagt, als mede den Basfa fpoedig befluiten om over vrede te handelen. Vader Vacher, die thans te Algiers den post van Franfchen Koniul bekleedde , wierdt hierop aan den Franfchen Admiraal gezonden, en nevens hem een 'lurkfche Afgevaardigde, met welken laatlten de Admiraal gereedelyk in onderhandeling tradt, doch den eerften wees hy af. In deeze zamenkomst drong de Admiraal op de onmiddelyke flaaking van alle Christen flaaven, die in gevegt onder de Franfche vlag genomen waren; deeze eisch wierdt gereedelyk ingewilligd. Honderd tweeenveertig gevangenen wierden, 's anderen daags, by hem gebragt, met belofte van de overigen, te zullen zenden , zo dra zy konden verzameld worden uit de verfchillende oorden des lands, door welke zy verfpreid waren; deeze belofte zynde nagekoomen, bewilligde hy in eene vredehandeling. Weinige dagen daarnaa zondt hy den Commisfaris Generaal van zyn Eskader, nevens eenen zyner Ingenieurs, in de ftad, doch met uitdrukkelyken last om te dringen op de wedergaave van alle de overige Franfche gevangenen, niemand uitgezonderd , en van alle de goederen, welke zy op de Franfchen hadden bemagtigd, en dat zy den befaamden Mezomorto, hunnen Admiraal, en Hali Rais, eenen hunner Kapiteinen, als gyzelaars zouden zenden. Merkelyk belemmerde deeze laatste eisch den Dey, die denzelven aan den Divan mededeelde. Mezomorto verviel in eene geweldige drift, en voerde der vergadering te gemoete, dat de lafhartigheid van hun, die aan 't roer zaten, den val van Algiers hadt veroorzaakt; doch, wat hem aanging, hy nooit zou bewilligen in de wedergaave van iets, 't geen voormaals den Franfchen toebehoorde. Straks begaf hy zich van daar na de krygsmagt, welke hy kennis gaf van het ge-  van ALGIERS. m gebeurde, en dermaate verbitterde tegen den Dey, dat zy eenpaarig beflooten hem te vermoorden: een befluit, welk zy dien zelfden nacht volvoerden, terwyl hy de Ronde deedt. Den volgenden dag deedt Mezomorto zich zeiven tot Dey verklaaren door de fol daaten en het volk; vervolgens haalde hy de pen door alle de geflootene voorwaarden van vrede, en deedt de bloedvlag op de muuren der ftad planten. Met grooter woede dan voorheen wierden thans de vyandlykheden aan weerkanten hervat. De Franfche Admiraal hieldt aan met het fchieten van zulk een vlaag van bomben, dat binnen de drie dagen het grootfte gedeelte der ftad in de asfche lag: zo geweldig was de brand, dat de zee, twee mylen in 't rond, 'er door verlicht wierdt. Mezomorto, onaangedaan onder alle deeze wederfpoeden, en over het groot getal gefneuyelden, wier bloed by beeken langs de ftraaten ftroomde, of bever woedende en wanhoopig geworden, zogt na middel om zyne wraak op den vyand te koelen! Zich met vergenoegende met alle de Franfchen, die in de ftad waren, wreedaartig te doen Aagten, beval hy, hunnen Koniul leevende te binden aan den mond van een Mortier, en, in plaats van eene Bombe, na hunne fchepen te fchieten. r,iZi°ife^0ntïak 2? ongehoorde ftuk van onmenfchelykheid den Franfchen Admiraal in woede, dat de wind hem fteeds gunftig blyvende, hy Algiers 'niet verliet, tot dat hy alle hunne fchepen, vestingwerken gebouwen, in één woord, bykans het geheele beneden, en meer dan twee derden van het bovengedeelte der ftad geheel vernield hadt. Naauwlyks was hy vertrokken, of de Algierynen begonnen ernftig bedagt ï ZT ,0p de kraStdaadigfte middelen om vrede met Frankryk te bewerken. Deeze voorflag wierdt volftrekt XIX. boek. iii. HOOFDST. vi. AFD  van ALGIERS. 195 deezer onderwerpinge was, de bekragtiging van den gemelden vrede te Parys, geduurende het volgende jaar. De volgende pooging van den Dey, en van zynen Divan, was, het herftellen van die fchroomlyke ver- U verzoeken, Uwe gewyde oogen voor altoos af te wenden van het aanfchouwen van een bedryf, verfoeid by alle braave lieden onder ons, byzonderlyk de aanzienlyken; wien, daarom, met regt de fchuld daarvan niet kan geweeten worden. „ Wyhoopen, magtige Keizer, zo groot als Gemfehid, zo ryk als Kraour, zo grootheerlyk als Selyman, en zo grootmoedig als Akemptas, dat Uwe barmhartigheid deeze onze ernftige fmeekingen .met zal afwyzen ; en de hooge gedagten, welke wy hebben van Uwe onvergelykelyke edelmoedigheid, vervuld ons met eene foort van verzekeringe, dat Gy alle onze broeders, welke Uwe keten» draagen, in vryheid zult doen herftellen, zo als wy gedaan hebben, met alleen omtrent Uwe onderdaanen, maar ook dezulken, die onder de fchaduw Uws Doorluchtigen naams waren: opdat de blydfchap van deezen vrede wederkeetig en algemeen worde, en opdat een grooter getal monden daardoor geopend worde om Uwen lof te vermelden: opdat, wanneer Uwe onderdaanen wederkeeien in hun vaderland, zy dankbaarlyk zich mogen nederwerpen aan Uwe voeten, terwyl de onze Uwen lof uitgalmen door de uitgebreide Gewesten van Afrika, en hunnen kinderen inprenten den eerbied voor Uwe onvergelykelyke deugden, en eene fchuldige hoogachting voor de Franfche Natie. „ Dit zal veiürekkon tot den gelukkigen grondflag van eenen eeuwigen vrede, van welken wy, aan onze zyde, ten aanzien van alle deszelfs voorwaarden, eene getrouwe en heilige naakooming belooven; niet twyfelende, of dezelve zal even eens onderhouden worden van Uwe onderdaanen, van welke Uw gezag eene onbepaalde gehoorzaamheid vordert. ■ „ Mogt de Almagtige en genadige Schepper eenen zegen verleenen over deezen vrede, en eer.e altoosduürende vereeniging onderhouden tusfehen den allerhoogften, allervoprtreffelykfien en allergrootmoedigflen Keizer van Frankryk, en de allerdoorluchtigfte en grootheerlykfte Basfa, Dey, Divan en de zegepraaiende wa. penen van de Republiek van Algiers." (*) O Ü%P. ff'Altiers, p. 259. Boulet, Hlfl. des Cierlfs, p. 17$, 33 b % XIX. SOEK. iii. HOOFDST. /i. AFD.  van ALGIERS. 197 Dit verdrag, de grondflag van alle de volgende, ze dert met hun aangegaan, wierdt vernieuwd in he tweede jaar der regeeringe van Koning Jakobus den 11 door den Heer Wüliam Soam, op zyne reize na Conjlan tinopclen, werwaarts hy in Gezantlchap trok. Dit kaï ook gezegd worden van het vernieuwd Verbond, tus lchen Chaabcm ■ Chojiah , Dey van Algiers, en Heen Thomas Baker,. vyf jaaren daarnaa, in het tweede jaai van Koning Willems regeeringe.. Met dit alles moeter wy geenzins gelooven, dat de Algierynen, inzonderheic de Rais, of Kapiteinen der Kapers, zo getrouwe nakoomers van deeze Verbonden waren, dat ze een Engelsch fchip lieten loopen, wanneer ze het met eenige voegzaamheid konden prys maaken; zy hadden 'er altoos eene verontfchuldiging of voorwendzel voor, zo dikmaals by de Regeering deswegen wierdt geklaagd, 't Viel ook niet gemaklyk, vergoeding te bewerker by de Deys of den Divan, die belang hadden by het aanmoedigen der zeerooveryen. Het eenig middel was, het doen van wedervergeldinge; en 't was op den grond van zulk eene fchendinge, dat Kapitein Beach, negen jaaren na het fluiten van het jongfte verdrag, zeven van hunne Fregatten aantastte, welke hy op ftrand jaagde of verbrandde. Het gevolg daarvan was, eene vernieuwing van vrede met die Republiek. Mustapha, de toenmaalige Dey, bleef by aanhoudenheid een vriend der- Engelfche Natie; hy vernieuwde het oude verbond met Heere George Byng, naderhand Lord Torrington, in den jaare. 1703. Tot eene ftandvastige onderhouding van de voorwaarden des verbonds, kon, egter, de Engelfche Natie de Algierynen niet noodzaaken, dan naa dat zy, door het beleid van Heere George Rooke, van Gibraltar en Port Mahon meester was geworden, 't Gelukte hun, in den jaare 1708, de ftad Oran, of Auran, op de Bb 3 Span*- ■ XIX. : BOEK. , III. . HOOFDST. , VI. AFD. Zeven fchepen door de Engelfchen ver~ nield.  i98 HISTORIE XIX. BOElC. II I. HOOFDST. th-'AFD *t Jaar 17io, Sbanjaards te heroveren ; lang was hun dezelve een doorn in het vleesch geweest. Van. zo veel gewigts was deeze verovering, dat zy dezelve teritond^verhieven tot eene verblyfplaats van den Westenchen 'Bey, die zich tot nog toe te Tremecen hadt onthouden, met een klein leger van Cologlies en Mooren, behalven eene 'fterke bezetting.' Veele moeite deeden ze om Oran met nieuwe vestingen te verfterken; doch ondanks alle deeze voorzorge, wierdt zy, in den jaare 1737, hernomen; zedert hebben de Spanjaards de itad behouden, in fpyt der aanhoudende ;poogingen des De\s, om dezelve uit hunne handen te wringen. Nog merkwaardiger en voorlpoediger voor de Algierynen, was het jaar 1710, om verfoeiden redenen, vooreerst, om den moord van hunnen onwaardigen Dey, lbraim, bygenaamd Dolleman; ten tweede, om.de verkiezing van den dapperen Hali tot den throon; ten derde, om de verdry ving van den Turkfchen Basja, en de vernietiging van die waardigheid, door den moed en het beleid des nieuwen Deys. Wat aangaat de eerstgemelde gebeurtenis; zy verdient in haare voornaamfte omftandigheden verhaald te worden, lbraim beZaü eenige edele hoedanigheden, doch met van dien aart, dat ze zeer behaaglyk waren by de onderdaanen; zeer ftreng ftrafte hy allerhande dievery, zo gemeen in deeze gewesten. Zeer leep was hy daarenboven op het ontdekken van bedriegeryen; hy fpaarde daartoe geene moeite. Doch hy was zo verzot op vrouWen, dat hyzich dezelve verzorgde door allerlei middelen, zelf de zodanigen, die onder hen voor onvergeeflyk worden aangezien. Hy hadt de gewoonte, zo ras zyne koppelaars voor hem eene ongemeene fchöonheid ontdekt hadden, den tyd, wanneer haare mannen op zee of elders afweezig waren, waar te neemen, om haar op een ontydig uur te koo- men  van ALGIEJ&.S. 199 mett bezoeken, en door dreigementen, of door ge fchenken, haar ter voidoeninge van zynen lust ovei te haaien. De huisvrouw van zekeren Kapitein Mak mut, onder andere, in eene zyner nachtzwervingen door hem zynde aangezogt, wees hem af met de uiter fte verontwaardiging, en noodzaakte hem met fchaamt( te vertrekken. Haaren man kort daarnaa t'Luis koo. mende, verzuimde ^y niet om hem kennis te geever. van den hoon , haar aangedaan; doch hem zeer agter. lyk vindende om den Dey over een zo teder ftuk aan te fpreeken, en meer genegen om den aanflag te verbergen dan te wreeken, zeide zy hem, in hevige drift, dat zy nu zag getrouwd te zyn aan eenen lydzaamen Christen, en niet, zo als zy gedagt hadt, aan eenen ^wakkeren Mufulman, en dreigde hem met eene Echtfcheiding. Vervolgens gaf zy kennis van de zaak aan de vrouwen van etlyke Zee-Kapiteinen, en vertoonde haar het gevaar van flaavinnen te zullen worden van lbraim'j wellust, die al zo vroeg bewys hadt gegeeven van kleinsgtïnge' voor allen Godsdienst, en voor de eere haarer fexc; ligt haalde zy haar over om haare mannen in het gefchii in te wjkkelen. Spoedig haalden deeze Mahmut over om het oor te leenen aan den raad zyner vrouwe, en beloofden hem hunne hulp om het land te ontflaan van dien onwaardigen Monarch; terwyl „zy haaren man raadde den mismaakten Neger, welke den Dey in haar vertrek hadt gebragt, te'gebieden, om hem den eerften doodelyken fteek te geeven. De zamengezworenen maakten affpraak, hem by de eerfte gelegenheid te vermoorden. Terwyl hy op zekeren dag, van de Mouilje kwam, loste de Neger, welken zy aan de Waterpoort geplaatst hadden, zyn geweer op hem; doch door den fpoed en angst fchoot hy mis. De Dey ontftelde, doch vervolgde zynen weg, .zonder naar de Zaak te durvën vraag en, niet wee- ■ XIX. BOi.k. 111. , HOOFDST. VI. AFf).  XIX. boek, iii. HOOFDST. yi. AFD Baba Hal tot Dey vtrkoozer, 200 HISTORIE weetende, vvien hy by zulk eene gelegenheid zou vertrouwen. Uit vreeze voor hetzelfde lot, durfden de lieden van ' zyn gevolg hem niet toefpringen. Naauwlyks waren ze op de Slaaven Markt gekoomen, of de Neger, die zyn geweer andermaal hadt gelaaden, ^n langs een korter weg aldaar was gekoomen, fchoot op hem, en miste andermaal: dit deedt hem in alleryl zich na zyn Paleis fpoeden, terwyl de zamengezworenen, die zich onder zyn gevolg gemengd hadden, hem naaliepen, roepende Charallal Regt om Gods wille! -Spoedig voegde zich het graauw by hem; zommigen •fchreeuwden dat hy ontthroond, anderen, dat hy van kant moest gemaakt worden. Het gelukte den Dey, zyn vertrek te bereiken; hy verfchanste zich in zyne kamer met twee Christenflaaven, zyne Paagien. De plaats behangen zynde met eene menigte fchietgeweer, door Christen Vorften hem ten gefchenke gegeeven, beval hy den Paagien ■dezelve te neemen, en op hen te fchieten, zo dikmaals zy eenen aanval op de deur deeden; verfcheiden wierden hierdoor gedood of gewond. Den aanval op de deur te gevaarlyk vindende, liepen ze na het Terras boven de kamer; en naa eene wyde opening daar in gemaakt te hebben, wierpen ze daardoor handgra■naaten en fchooten met kogels, tot dat hy 't beftorf, naa een weinig langer dan eene maand geregeerd te hebben, (772) ï Terstond daarnaa ging de Divan over tot het verkiezen van eenen Opvolger; Baba Hali wierdt met weinig tegenkantinge en bloedvergietens, tot die waardigheid verheven. Hoewel een perfoon van bekende dapperheid en verdienfte, hadt hy, egter, niet lang den throon bezeten, of hy vernam dat 'er een aller- fterkite Imy Tasfy, fiijl, dermaatT L h™* ^ haVend€" Zyne vo^°°^ aermaate, dat hy, ware hem nog grooter getal toege \ Cc 2 teld, k- XIX. te BOEK. Ie iii. HOOFDST. fcVL AFD. t. n » y r s 1 1 1 1 Wreeds Iraffe n dood an denehen.  2IO HISTORIE XIX. 'BOEK. IV. ' HOOFDST. I. AFD, is daarenboven merkwaardig om eene ftad van dien naam, aan den voet gelegen, zeer vermaard om het verwen van fcharlakenfe mutzen en de Linnenblcekeryen; uit alle gewesten des Koninkryks wordt dagelyks eene groote menigte derwaarts gevoerd. Dc ftroom, welke daartoe dient, en van den top des bergs nederdaalt, wierdt voormaals, langs een fraaie waterleiding, na Karthago afgeleid. Over de bron was een Tempel gebouwd, welks puinhopen nog in wezen zyn. Wyders ziet men 'er, in 't hangen van den berg, en aan den voet, verfcheiden Romeinfche Oudheden: als Kasteden, Steden, en Opfchriften in marmer gehouwen. De berg ligt omtrent anderhalve myl Zuid-Zuidoost van Tunis, en is meest woest en wild, uitgezonderd eenige weinige plekken, op welke Garst groeit; doch 'er zyn veele Byenftallen. Voor 't overige is het gewest meest vlak land, door 't welk de berg Atlas een ruimen weg baant van Zaab tot in ATumidie* Andere bergen van dit gewest zyn, de Gueslet, Beni-Tefren enNufufa; de eerfte, omtrent drie mylen van Kayrwan, bevat insgelyks verfcheiden Romeinfche Oudheden; de twee andere, omtrent zeven mylen van Zerbi en Asfacus, bevatten weinig merkwaardigs, behalven de armoede der bewooneren, die, door middel van hunne ongenaakbaare woonplaatze, nog hunne vryheid handhaaven. Het Meir van Tunis, 't welk voormaals diép was, en ruim gènoeg voor eene groote vloot, is zo eng geworden, vooral in. den zomer, doordien alle de vuiligheden der ftad zich daarin ontlas. ten, dat het midden van het kanaal weinig 'meer dan zeven voeten diepte heeft. Voor 't overige is het Meir, eene myl en meer in 't rond, droog en fchadelyk geworden; hoewel, in andere opzigten , deszelfs aanzien niet weinig fchoonheids ontvange van de menigvuldige kudden, welke de oevers bezoeken. Niet minder  VAN TUNIS. 211 minder vermaard, is het om de menigte, en grootheid der Barbeden, welke voor de fmaakiykfte van de geheele Barbaryjche Kust worden gehouden: de Kuit, by den naam van Bolargo bekend, gedroogd zynde, wordt voor eene groote lekkerny gehouden. fe) — Laaten wy nu de voornaamfte fteden van den ZomerKreits kortelyk befchouwen. Wy beginnen met de hoofdftad Tunis, welker opkomst, oudheden, ligging en voorgaande luister wy reeds hebben aangeweezen in de Oude Historie. Diodoms gaf haar den bynaam van Aiu*m, Wit, waarfchynlyk ter oorzaake van de witte kalkagtige rotzen, van welke zy, uit zee gezien zynde, fchynt Omringd te worden. Tusfehen deeze ftrekt zy zich uit bovenwaarts, van de Westlyke oevers van het kanaal van Goletta, in de gedaante van een langwerpig vierkant, omtrent eene myl in de lengte, De.geheele ftad, met de voorlieden daaronder begreepen, beflaat njet meer dan drie mylen. Tegenwoordig is zy op verre na niet zo volkryk als Algiers, hoewel haare regeering zagter zy; ook zyn de gebouwen niet zo pragtig,. Het fraai gezigt, welk het voormaals'van den zeekant vertoonde, is. thans merkelyk verminderd; zynde de forten, kasteden en andere werken op de belendende heuvels, welke daar veel toe deeden, door de Turken vernield, zo ras zy de plaats in bezit hebben gekreegen. .(ƒ) Tunis gaat gebukt onder drie zeer groote ongelegenheden, i. j Het wordt zodanig beheerscht door deeze heuvels, dat, uitgezonderd haare muuren, welke omtrent veertig ellen hoog, en, op voegzaame afftanden, met kleine torens beplant zyn, haare voornaamfte fterkte fchynt te beftaan in het getal haarer inwoone. , ... . ren., CO Shaws Reizen. C/) Grammay, Afric, lïïufr. Lib. 8, Cap. i, Dapper, p. 190. Shaw. Dd 2 XIX. BOEK. IV. HOOFDST. I. AFD, De hoofd/WTunis  212 HISTORIE XIX. BOEK. IV'. HOOFDST. I. AFD. ren, de meeste van welke kooplieden zyn. 2. De Meiren en Moerasfen in dén omtrek maaken haare ligging ongezond, niettegenftaande de ingezeetenen dit ongemak zoeken te verhelpen, door de groote menigte Mastik, Myrrhe, Rozemaryn en andere welriekende kruiden, welke zy dagelyks in hunne woonen Badltooven branden, om alzo een lieflyke geur aan de lucht te geeven. 3. Het derde en grootfte ongemak is fchaarsheid van water, zynde 'er geene fonteinen of rivieren naby; hunne bronnen zyn meestal brak', en de'waterbakken weinig in getal: hierom zyn ze genoodzaakt, het drinkbaar water te haaien van Bar da, en andere plaatzen eene myl vérre.'" Eéne 'bró'n is 'er, in de daad, in de ftad, wier water tamelyk drinkbaar is; doch dit wordt zorgvuldig bewaard ten diende van den Bey en zyn huisgezin. By de voorgaande konden wy eén vierde ongemak voegen, ontgaande uit de dorheid van het omliggende land, 't welk geduurig moet bevogtigd worden: zodat'er naauwlyks een koornland is, 't welk niet, op eenen hoek van hetzelve, eene gegraave put heeft. Deeze buitengewoone moeite en onkosten doet zomwylen het koorn overmaatig hoog in prys klimmen. De ftad daarenboven, in den herfst, aan de invallen der Arabieren bloot liggende, zyn de burgers genoodzaakt, hunne tarwe, garst en ryst, in of naby de. voorlieden te zaaien, ja zelf deeze velden met hooge muuren te omheinen, (g) Uitgenomen deeze ongemakken , is 'er geene plaats, ruimer voorzien van allerlei leevensnoodwandigheden. Met fchepen wordt 'er geftadig nieuwe voorraad aangevoerd, terwyl de tuinen overvloeien van veelerhande vrugtboomen; als Palm , Vygen-, Dadel-, Citroen-, Limoen- en Olyfboomen: , • 1 ,- zo (g) Dezelfden»  van TUNIS. 213 zo overvloedig groeien de laatfle rondom de ftad, da zy de inwooners en de uitlanders van oly voorzien zelf van houtkool, zynde dit de eenige brandftof welke zy behoeven. Zy hebben zeer goede tarwe voornaamlyk van Urbs, Bujeyah en andere nabuurigi plaatzen; van bet meel bakken zy lekkere koekjes en eene foort van platte taartjes: doch dit is alleei m gebruik by de vermogenden; de min vermogendei' moeten zich behelpen met garftenmeel, waarvan z\ kluitjes kooken , welke zy met oly of boter eeten In de ftad wordt eene Markt gehouden , oo welke mets anders dan garst geveild wordt. Nogthans hebben ze de ruimte van honig en allerhande vrugten, tamelyk goed koop, om hun tot fpyze te dienen; op zommige feestdagen eeten ze een weinig vleesch, vooral lamsvleesch. De ftraaten zyn doorgaans breed, op voegzaame afftanden van fteegen doorfneden;. de huizen zyn meest van fteen gebouwd, doch geringer dan die van Alvers, eene verdieping hooger, en van boven plat. Weinige gebouwen zyn 'er van eenig aanzien, behalven de groote Moskee, het paleis van den Bey, en eenige andere van lieden van hoogen rang; hoewel 'er voormaals eene menigte Moskeeën en andere openbaare gebouwen ftonden. 'Er zyn Kweekfchoolen, Hospitaalen , Badftooven en Gevangenisfen voor flaaven; 'er zyn vyf poorten, doch geene van allen aanzienlyk. Buiten de muuren, rondom de ftad, liggen de Turkfche Graflieden, verfierd met marmeren Tomben, Kapellen, bloemperken en andere verfierzels. Aan het Paleis van den Bey zyn vier poorten, eene aan ieder voorgevel, en hooge torens op ieder, hoek. De pleinen zyn ruim, de Galleryen luchtig en (*0 Dezelfden. Dd t XIX. > boek. t HOOFDST. , I. A F D. ) l Paleis 'an den ïey.  XIX. boek. IV. HOOFDST. I. AFD. (*) Leo. Grammay. Marmol, en anderen. 214 HISTORIE en pragtig; de tuinen uitgeftrekt, doch niet fraai; de kamers en zaaien insgelyks zeer pragtig, inzonderheid de zo genaamde Schatkamer, in welke, onder andere kostbaarheden, bewaard word hun Wetboek, gefchreeven door hunnen vérmaarden Leeraar Al Mohadian, van welken de Beys roemen afkomftig te zyn; en uit kragt van welke afkomst zy voorgeeven de eenige beflisfers te zyn van godsdienftige gefchillen. Niets merkwaardigs of byzonders heeft de voornaamfte Moskee, behalven haare dikte en ftaatelyken toren, welke, naast die van Fez, voor den hoogften in geheel Afrika wordt gehouden. Na genoeg midden in de ftad ligt een zeer uitgeftrekt Plein, 't welk voormaals niet minder dan drieduizend winkels van Wollen- en Linnenkoopers bevatte; alles fraai gebouwd, en voorzien van een ruimen voorraad dier beide ftoffen; behalven nog veele andere, behoorende aan verfchillende handelaars en fabrikeurs, en kooplieden in allerlei drogeryen. Linnen en wolle zyn de twee voornaamfte fabrieken der ftad, om welke zy altoos vermaard geweest is, boven alle andere fteden van Barbarye, uit hoofde van den byzonderen flag, welken de vrouwen van het wollefpinnen hadden; laatende zy haare fpinwielen werken van de toppen der huizen toe beneden op den grond, (f) Men vindt 'er verfcheiden kweek- en andere fchoolen, en in dezelve een goed getal' Geleerden, en Leeraars van hunne Wet; zommigen worden op Lands kosten onderhouden, andere beftaan van de bedelaary; allen zyn in booge agting, hoewel niet zo veel als hunne weezenlyke of zo genaamde Idiooten en Dollemans, die fteeds rond zwerven , die by het volk voor de grootfte gunftelingen des hemels aangezien, en als zo-  van TUNIS. ai5 zodanig van Lands wegen onderhouden worden. D Janitzaaren hebben zeer gemaklyke Barakken, gely die van Algiers; hun Aga, of Opperhoofd, heeft zy: paleis, van waar zy de bevelen haaien. De Koop lieden en Winkeliers hebben 'er eene algemeene Beun en de Tolbedienden een groot Tolhuis. Het laatft openbaare gebouw is het Arzenaal en Dok, aan d oevers van het kanaal geleegen; hier is genoegzaame: voorraad voor etlyke Galeien. Aan den overkant lig het Fort Goletta, omtrent twee mylen van daar, ei eene halve myl van de ftad ligt een ander Kasteel op een klein Eiland op het Meir gebouwd. Doe! vermids 'er geene waarfchynlykheid is dat de ftad vai dien kant zal worden aangetast, heeft men deeze ves ting al voor lang laaten vervallen. De voornaamfti fterkte van de ftad is het Kasteel, op eene hoogti gelegen, 't welk de ftad beftrykt, en op eenen afftan* eene fraaie vertooning maakt. Naby het Kasteel i de Bazar voor de Wollebereiders, eene lange wyd< ftraat, met winkels aan weerkanten, van vooren oj vier pilaaren rustende. In andere opzigten koomt d( ftad volmaakt overeen met hetgeen zy was ten tydi van Abu-lfeda, die verhaalt dat 'er een Eiland o] het Meir was, op het welk de Tunetaanen gewoon warei zich te verlustigen ; doch dat het aan alle zyder wierdt omringd van de vuiligheden, uit de ftad der waarts gevoerd. (£) In 't algemeen zyn de Tunetaanen, even als de Al gierynen, een mengelmoes van Turken, Mooren, Ar alk ren, Jooden en Christenen kooplieden en flaaven; mei dit onderfcheid, dat ze befchaafder zyn. Veel min zaamer zyn ze jegens hunne flaaven ; hoewel ze dc Ridders van Malta, welke in dien ftand gebragt zyn. ftrengei (£) Abu-lfeda, ex Tradudt, Gagnierii. Als mede Shaw. 2 XIX. ■C boek. 1 1 v. . HOOFDSr. I. A FD. 1 3 t 1 > 1 1 i > i Be- fchaafd' heid der ■ Tunetaanen.  XIX. boek. iv. HOOFDST. 1. AFD. Godsdienst,zeden, snz. 2ï8 HISTORIE het g?en opium zy, fchynt het veele van deszelfs hoedanigheden te bezitten. Nogthans hebben de Christen koopheden, ter voorkoominge van alle gefchillen met de overiges inwooners, eene voorltad, hun toegeftaan tot geuef van den koophandel: zy is gelegen buiten de pooit aan den zeekant, omtrent een musketfchoot binten de muuren der ftad. Hier hebben ze hunne paknuizen, winkels en wooningen; eenige van dezelve zyri zeer fraai en groot. Het overige der voor ftad beftaat S ruim tweehonderd kleine huizen, welke meestal van hunne pakkers, draagers en andere bedienden bewoond worden. , , De Godsdienst, gewoonten, zeden en taal der Tunetaanen dezelfde, in alle opzigten zynde, als die der Algierynen, wyzen wy den Leezer na hetgeen wy deswlgen, in het voorgaande Hoofdftuk, gezegd hebben! egn gaan over tot een kort berigt wegens de andere merkwaardige fteden en plaatzen in deezen Zomer- KVan de fterkte Goletta en de twee Kasteelen hebben wy reeds iet gezegd: het eene, door Keizer Karei den V gebouwd, laat men thans vervallen; het andere, nog in weezen, wierdt gebouwd door Achmed, Bey van Tunis, om zyne hoofdftad te dekken tegen de Malteefch' fchepen, die de Golf konden rondzeilen, ^ntitor he? gefchut van het eerfte Kasteel befchadigd te worden: hierom is het laatfte bykans waterpas met de zee gebouwd, hebbende acht breede Batterven, twee of drie voeten boven water, op welke het kanon geplant is. Zedert zyn 'er eenige andere Buitenwerken aangeleid, door andere Beys , nevens een goed getal fraaie huizen , welke aan de plaatze, meer het aanzien van eene ftad dan van een Kasteel geeven?  van TUNIS. 219 geeven. lunis ligt op 36 Gr. 45 Min. N. B. en 10 XIX, Gr. 26 Min. O. L. (0) boek* De andere plaatzen van naam, in de provincie iv. ' Eig niyk Tunis, volgens de oude verdeeling, zyn deeze: hoofdst. Nabel, of Nebel Nabis, de Colonia Neapoli van Pto L AFD» lemtus, thans, by de ltaiiaanen, Neapolis de Barbaria Nabel/ genaamd, ligt. op een laagen grond, anderhalve myl van net ftrand, omtrent eene ftadïe ten Westen van het aloude Neapolis, omtrent drie mylen ten Oosten van Iums. Het is nóg heden eene Koopftad, en is lang vermaard geweest door haare Pottebakkeryen; de oyenge inwooners geneeren zich met den akkerbouw of vcehoedery. De puinhoopen der oude ftad zyn zodamg uitgewischt of met puin bedekt, dat ze on» kenbaar zyn. Mar/a, of liever El- Merfa, betekenende, jn t Arabischde Haven, beflaat een gedeelte des gronds van het aloude Karthago. Men wii dat zy gebouwd wierdt door Mehedi, Kalif van Kayrwan; zy wierdt bykans geheel verwoest in de Burgeroorlogen van Barbarye, doch eenigen tyd daarnaa herbouwd door eenige landlieden en visfchers : zedert is het eene fraaie en volkryke ftad geworden, wier huizen op achthonderd gerekend worden, behalven een Kweekfcbool en pragtige Moskee, door Muley Mahmed, vader van Muley Hasfan, gebouwd. Men vindt 'er nog andere fchoone gebouwen en lusthuizen, alwaar de Beys en lieden van aanzien zich vermaaken; wordende de lucht, om de afwisfelingen van land- en zeewinden, aldaar voor zeer gezond gehouden. Het omliggende land is^ vrugtbaar in koorn, fruiten en fuikerriet. Van oud Karthago is weinig overgebleeven, behalven de voortreffelyke waterleiding, welke de ftad van water voorzag, en eenige akelige puinhoopen. (p) .... . Naby 1 O J Marmol. Leo Afric. Dapper. Davity, Grammay, Lib. 8, Cap. 1, Shaw. Shaws Reizen. Ee 2  v ai s TUNIS. 22j èbor de Turken verwoest, en Weeven in puin liggen, XIX tot op de regeering van Mehedi, eerften Kalif van boik' Kayrwan,-die de ftad deedt herbouwen, en tot zyn IV. hoofdverblyf nam. De muuren rondom de ftad waren hoofdst. vast en hoog, en voorzien van zes hooge, en een ****** goed aantal kleine torens: twee van dezelve, die van de zee befpoeld wierden, waren rond, de vier andere vierkant. Zy hadden kleine poorten met yzer befla. gen, zo laag dat een mensch 'er niet kon doorgaan fterkte ken: ieder was eene foort van afzonderlyke De tweede poort, in het Oosten, aan de Iandzyde, muntte boven de andere uit in fterkte, hebbende een overwelfden boog van onderen van zeventig voeten, geflooten door zes deuren, de eene binnen de andere; zommige waren gemaakt van yzeren plaaten, andere yan yzeren flaaven kruiswyze over elkander, met val. hekken van hetzelfde metaal. De ftad, dus herbouwd, verfierd, en op nieuw bevolkt, heeft, zegt men, haaren ouden naam verwisleld tegen dien van Mehedia, ter eere van dien Vorst. Zedert heeft zy zo veele veranderingen en omwentelingen ondergaan, dat 'er weinig overig is van haaren ouden luister, behalven de. muuren en eenige andere vervallende huizen-. Shaw meent, dat deeze plaats, of SeleCto, de Subletli, of Subletto der Middeleeuwe, en vyf mylen Zuiden ten Westen van daar gelegen, de Tunis, of Landhoeve van Hannibal was, alwaar hy, naa zyne vlugt uit Karthago, gezegd wordt te fcheep gegaan te zyn. Dit vertoont nog de puinhoopen van een zeer fterk Kasteel, aan uitgeftrektbeid gelyk aan den Tour te Londen, gebouwd, meent men, ter dekkinge van de kleine kreek of haven daar berieden. Thuanus houdt El Medea voor het Adrumentum «er,Ouden; doch waarfchynlyker is het, dat BerMa, Ee 3 aan  H22 HISTORIE XIX. BOEK. IV. HOOFDST I. AFD. Sou/a. aan de Golf van Hamomel gelegen, ruim een halven Graad Noord westlyker, zo wel liet oude Adrumenium, als het Heraclea van het Westerfche Keizerryk ge WSoVsA,(of Sufa, eene andere hoofdftad ligt aan dezelfde Kust, omtrent vyf mylen ten Zuid-Oosten van HerUa, en dertig ten Noordwesten van £//^^ zy is eene der aanmerkelykfte fteden m het Komnkryk de voornaamfte oly.markt, en dryft fterken handel m linnen; als mede in wasch, honig, verfcheiden foorten van gezouten visch, inzonderheid longa, welke hier gevangen en gezouten, en zeer fterk gezoet wordt. De ftad ligt op een hoogen rots, het Noordlyk uit einde van eene lange reeks heuvelen,/mekkende ^ aan Surfeff, het oude Sarfura. Agter de ftad ligt eene ruime vlakte. De grond rondom Soufa is vrugtbaar in garst, heeft eenig goed weiland, en geeft oly ven, vygen en andere fruiten. Voormaals. was het eene fterke, volkryke en vermogende ftad. Nog heden is het de verblyfplaats der Turkfche Basfa's. De inwooners, meestal matroozen en zeeroovers, zyn beicheiden en beleefd jegens de vreemdelingen. Behalven deeze zyn 'er veele wolkoopers, die op Turkye en andere gewesten van de Levant handelen. De minst aanzienlyken zyn pottebakkers, veehoeders of akkerlieden 't Is nog de verblyfplaats van den Gouverneur der provincie, aan wien zy eene jaarlykfche belasting van twaalfduizend Dukaaten opbrengt. De ftad.ligt omtrent honderd mylen van. Tunis, eu wordt verdeeld in de Boven- en Beneden-ftad. De haven is welgelegen en veilig; de Tunetaanfche Roovers koomen hier om te ankeren. (O Merkwaardig is wyders deeze Cs^ Marmol. Dapper. Sfiaw. , , - CO Grammay, lab"8, Cap.ó, Marmol, Dapper. Davity. Shaw.  vam TUNIS. 223 plaats, om de nederlaag van Prinfe Philibert van Savoye, en het {heuvelen van eene menigte Malteezsr Ridders, die, gelyk in 't vervolg zal blyken, in den jaare 1619, dezelve op de Turken zogten te veroveren. Momsteer en Heraclea zyn de twee andere merkwaardige plaatzen in deeze provincie. Monasteer, eene aloude ftad, van Karthaagfcbe of Romeinfche herkomfte, doch zedert by den hedendaagfchen naam genoemd, naar een Klooster van Augustyner Monniken in de nabuurfchap , is thans eene zindelyke koopftad, aan den uithoek eener Kaap ge* legen, en van fterke muuren omringd. Heraclea was eene oude Romeinfche ftad aan de Zeekust, doch zedert door de Arabieren verwoest. Men wil dat Codrus, de vermaarde Koning van Athene, in deeze ftad overleeden is. Te Azarica, eene nabuurige ftad, worden nog vertoond, de begraafplaatzen en Graffchriften van dien waardigen Vorst, Ixion, Koning vanKorinthe, en van den Wysgeer Phido. (m) Omtrent twintig mylen ten Zuiden van Monasteer liggen de Kaap en de uitgebreide puinhoopen van Demas, het aloude Tapfus. Deeze twee uithoeken formeerden de aloude en ruime Baai van Lempta, welke toen uit eene menigte havens moet beftaan hebben: want evenredig met den Noordlyken oever loopt een Eiland van Demas bykans tot aan Tobulba, en een ander bykans ten halven wege van Monasteer tot aan Lempta^ terwyl de zogenaamde Jouries en Tarachia? tegenover Lempta en Tobulba liggen, en door Julius Cafar gevvigtig genoeg geoordeeld wierden, om ter dekkinge van dezelve aldaar wagtfchepen te plaatzen. Den naame Kayrwan ontleent het volgende gewest van zyne hoofdftad, gemeenlyk Carayan en Carvan genaamd, («O Tenet apud Grammay, Lib. 8, Cap, & XIX. boek. IV. HOOFDST. i. AFD. Monasteer Thapfus. Baai vafw Lempta. FCayrwafl»  s24 HISTORIE XIX. naamd, het onderftelde Vico Augusto uit het Reisboek. boek. Voormaals was het de befaamde verblyfplaats der FaIV. temitifche Dynastie-, en is nog heden eene der voor- houfdst, naamite plaatzen in het Koninkryk, zo om den. koop- I. afd harjdel, als het getal haarer inwooneren, ondanks haare ligging in eene dorre vlakte, ontbloot van rivieren en bronnen, en flegt voorzien van leevensmiddelen, welke op karren derwaarts gevoerd worden uit de nabuurige fteden, die ten minfte vyf of zes mylen van daar liggen. Zy ligt omtrent acht mylen ten Westen van Sou/a, en even verre ten Zuidwesten van Hetkla. Omtrent een Pistoolfchoot van daar vindt men een ■ ruime waterbak en vyver, tot het bergen van regenwater, ten dienfte der inwooners en van bet vee: doch de vyver is dikmaals droog in 't midden van den zomer, of het water bederft; hier uit ontftaan koortzen en andere ongemakken. (x) Deeze ftad wierdt herbouwd door Hukba, of Occuba Ben Nafic, Opperveldheer van Othmans, of Hatmens legermagt; de laatstgemelde was de Opvolger van Mohamed den III, Kalif van Damascus, in den jaare 652, en hadt hem, uit Arabie, gezonden na deeze oorden, tot het doen van veroveringen. Hukba, in eene nabuurige haven zyne troepen ontfcheept hebbende, koos deezen dorren en eenzaamen plek tot eene verzamelplaats, en de verwoeste ftad tot zyn verblyf. Deeze omringde hy met hooge en fterke fteenen muuren, van ftaatelyke torens voorzien. Onder andere aanzienlyke gebouwen, ftigtte hy eene pragtige Moskee, rustende op eene ongelooflyke menigte kolommen van het fraaifte Graniet; twee derzelven waren van een zo uitfteekend fraai en hel,der rood, met kleine witte vlekken als Porphyrfteen doormengd, dat derzelver waarde voor onfchatbaar,, en O) Shaw, en anderen.  van TUNIS. 225 en het geheele gebouw voor het pragtigfte in gantscb Afrika wierdt gerekend. Daarenboven bezat fy aan zienlyke inkomften en voorreeten en den rvS v?« noofdftad als zynde de ^%&mil^jMS in dit gedeelte der waereld gebouwd. Uit dien hoofde is zy insgelyks de begraafplaats der TunetaanfceVot ften; niet alleen deeze, maar ook alle de Grooten en heden van vermogen in het Koninkryk, zyn *e! oS In dln dn hUMe'AVerhlyfzeh hier ^ »rS befteï 7, a ü' Pf g,'J0nd hlervan is ee" bvgeloovie beerin dat de gebeden des Opperpriesters, Opvolger ^'X' kamedl hun eene volkomene vergiffenis van zonden aanbrengen, en den kortften weg na het Paradys zullen baanen. Voor zo heilig wordt de ftad - onder hen gehouden, dat de aanzienlyke perfonaadjen doorgaans de fchoenen uittrekken eer zy binnen dezelve tree den. Zy doen fraaie Kapellen en Bedehuizen ftjgten boven de graven hunner geftorvene bloedverwanfef en bepaalen eene jaarlykfche fomme, niet alleen tot onderhoud van dezelve, maar ook van een zeker geta luye Priesters en Monniken, om zich op gezette* tv den derwaarts te begeeven. Uit hoofde van deezen bygeloovigen toevloed, en deeze milde giften! 7s deeze ftad nog welvaarende, niettegenftaande de duurte en fchaarsheid der leevensmiddelen. De mee^t wooners beftaan van het bereiden van allerlei leder" t welk zy na Büedulgerid en andere oorden van Numidi zenden. Indien zy door de Regeering niet zó "wS SbZ hebbt.0^/)^ de£Zen h3ndd ^ DaSer.GrSyy' ^ ?' «' Mï™oI> *. Cap. Z HedexNd.Hist.XVII.D.I.St. Ff XIX. boek. iv. 10OFDST. 1. AFD, bulba.  22Ö HISTORIE XIX. : BOtK. 1 .IV. j fcqOFDST. II AFD. Gabbs. letba. Cz) Dezelfden. if onder haaren Gouverneur, Prins El Agleb, m /olkryk,.dat de inwooners daar by eene nieuwe ftad jouwden, welke zy Rcctirta noemden; El Agleb e* enigen zyner Hovelingen ftigtten aldaar pragtige paleizen. Zo deerlyk, egter, is zy zedert gehavend, dat het thans flegts een armoedig dorp is. (z) Ga «bs, of Capes, het onderftelde Ep.chus en lakape der Ouden, is thans veranderd in een grooten puinhoop, inzonderheid van groote vierkante pilaareu van het fchoonfte Graniet, hoedanigen men elders in Afrika zelden aantreft. In het omliggende land ziet men verfcheiden groote plantaadjen van palmboomen, wier vrugt veel minder is, in grootte en fmaak, dan die van Jireed, of Büedulgerid. Doch de voornaamfte tak van koophandel, om welke deeze koopftad (Emporium) zo als haar Strabo noemt, eertyds vermaard was en nog is, is de groote menigte Alhenna-planten, die hier in de tuinen gekweekt, en wier bladeren, gedroogd en fyn geftooten zynde, met groot voordeel na alle Markten van het Koninkryk verzonden worden. Dewyl deeze, zo wel als de Palmboom, veel waters behoeft, is de Triton, die niet verre van daar ftroomt, langs eene menigte kanaalen afgeleid. Leo fpreekt wyders van eene vrugt, by de Arabieren Hab-hazis, of Halb-haziz genaamd, welke hier in menigte gekweekt wordt. Zy is van grootte als een boon, van fmaak als een Amandel, en over geheel Barbarye zeer geagt. Vier mylen ten Zuiden van Capes, of Gabbs, en drie mylen van Tobulba, ligt het kleine Eiland Jerba, of Gerba, het Lotophagitis der Ouden, dus naar zyne bewooners genoemd, en deels naar de Zotus, van welke zy inzonderheid beftaan. Thans is het de Zuidlykfte grenspaal van deezen Zomer-Kreits.  228 HISTORIE XIX. boek. iv. HOOFDST. T. AFD. Bizerta. zoude eene der oorzaaken kunnen wezen van de verandering ten goede, welke zy, in de jongstverloopene jaaren , in haaren bloei en koophandel heeft ondergaan. Bizerta , by de Afrikaanen genaamd Ben Sart, Zoon des Meirs, naar het Meir, door de zee digt daar by geformeerd, ligt aan eene Vaart, tusichen dezelve gegraaven, omtrent acht mylen-1 Zuid ten Westen van Kaap Blanco, en omtrent tien ten Noorden van Tunis. Voormaals was het een voornaame ftad; en hoewel hét niet boven eene myl in den omtrek beflaat, zouden 'er zesduizend huizen geftaan hebben; terwyl thans de ftad en de onderhoorige dorpen naauwlyk zo veele inwooners tellen. Zo zeer zyn deeze voorheen beroemde plaatzen aan verval onderhevig, door de knevelaaryen der Regeeringe, en door de oorlogen , welke in deeze gewesten gewoed hebben. Nogthans liggen 'er nog eenige fterke Kasteelen en Batteryen, inzonderheid aan den zeekant, behalven twee ruime gevangenhuizen voor de flaaven, een groot Magazyn, of Pakhuis, voor hunne koopmanfchappen, en twee torens, nevens eenige buitenwerken, ter dekkinge van den havenmond. Deeze ftad, hoewel digt aan zee, wordt ryklyk voorzien van versch water, uit bronnen, welke haar rondom aan den kndkant omringen. Het nabuurig Meir levert overvloed van visch; geneerende zich de meeste inwooners, en de opgezeetenen aan weerkanten van de Vaart, met de visfchery, welke in f't laatst van Wynmaand begint, en tot het begin van Bloeimaand duurt. Want vermits de regen het water van het kanaal doet zoet worden, fchoolt de visch, in dat faifoen, in menigte derwaarts, waarnaa dezelve verdwynt, of mager en eneetbaar wordt. De opgezeetenen zyn zeer armoedig, en egter uitermaate trotsch, kwaadaartig en trouw-  van TUNIS. 229 trouwloos: hierom plagt de Bey Muley Hafcen te ze: gen , dat zyne onderdaanen zo zeef zyne gramfcba verdienden, omdat zy door liefde noch door vree2 in den band konden gehouden worden, (b) — Onde Bizerta behooren geene fteden, maar acht dorpen,ee ruimeplakte. Matter, of Mater genaamd, en het grom gebied van Choros, het aloude Qypea, of Corobis, zee uitgeftrekt, en zeer vrugtbaar: althans zou het z kunnen zyn, indien het minder bloot lag aan de in vallen der wilde Arabieren. De landzaatin zyn zee arm, en eeten zeer flegt; hunne grootfte lekkerny i Uuscou, eene foort van koek, gemaakt van bloem vai meel, eyeren en zout, welke zy droogen en een ron< jaar bewaaren. Zy zyn zeer kundige jaagers; te paen ryden zy meestal zonder zadel of toom, èn beflaa nooit hunne paerden Nog rampzaliger zyn ze, we gens de nabuurfchap der Arabieren, die meest van roo. ven, pionderen en moorden leeven, en de arme op. gezeetenen, door hunne geftadige ftrooperyen er wreede afperzingen onderdrukken. De Bizertaanen, zo in de ftad als ten platten lande, zyn de bygeloo! vigfte heden van geheel Barbarye. Nooit trekken zv ten ltryde, of zy hangen eene menigte toverringen , om hunnen eigen hals, en dien hunner paerden. Niets anders zyn deeze toverringen, dan ftrooken perkament of papier, met eenige vreemde karakters befchreeven • zy benaaien ze in een ftuk leder, zyde of andere ftoffe, en draagen ze op hun lichaam, als behoedmiddelen tegen allerlei toevallen, (c) Porto Farino, het laatfte gewest in de bovengemelde verdeeling, draagt dien naam naar de hoofditad, wier haven wy reeds befchreeven hebben. Deeze (*") Leo, Lib. 5. Grammay, Lib. 8, Cap. a. Marmol Lih k Cap. 7. Dapper. Davity, enz. CO Dezelfden ' Ff 3 V XIX. P loek. e iv. y HOOFDST. n i. a F d. !- r 3 r s 1 l l t Porto Farino.  2a2 HISTORIE XIX. boük.. IV. HOOFDST, Ik AFD. De Beyi worden magtiger. dezdve verkiesbaar is. Verre, egfer, van nayver, zamenfpanningen en oproerigheden te yoorkoomen, en in fpyt van alle hunne behoedmiddelen, valt die waardigheid meermaalen ten deele aan den zoon, die zich den fterkften aanhang heeft weeten te maaken, dan aan hem, die door den vader is benoemd. Van hier dat zo dikmaals de throon ledig wordt, t zy volgens den loop der natuure, of door openbaar ver. raad en geweld, dezelve zelden vervuld wordt zonder veel bloedvergietens, roof en geweld, naar gelange van het getal der mededingeren. Tegenwoordig is het Dey fchap tot zo verre ingekrompen, dat het naauwlyks de helft bezitte van het aandeel in de regeering, welk de Beys genooten, toen zy den tweeden rang bekleedden. Want deeze wierden-doorgaans aangefteld tot Gouverneurs der Provinciën; alwaar zy in groot aanzien leefden, en door onderdrukking onmeetelyke rykdommen verzamelden; terwyl thans de Bey, het Koninkryk in twee Kreitzen verdeelende, het opzigt over dezelve in zyne eigen handen hebbende, en, aan t hoofd van een vlfeeend leger, in eigen perfoon de belastingen gaarende, het op eens ontbloot heeft van den voornaamiten tak van hun vermogen, luister en gezag. Zeer Ivkommerd waren de Deys en de Divan over deeze raagtvermeerdering en willekeurig gedrag; en nog meer, naadat zy de Koninklyke waardigheid op hunne raakoomelingen vast maakten, en dezelve aan hun nog meer verzekerden, door het aangaan van verbenden met hunne nabuuren, de Arabifch: Prinfen.. De edele poogingen, door hen aangewend, ter aifchuddinee van dat drukkende juk, maaken geen klein gedeehe uit van de Historie van Tunis-, hoewel zy, in ftedje van gelukkig te flaagen, zo als zy verdiend had den, veeleer hebben medegewrogt om het nog zwaarder en onwankelbaarder te maaien. "met  van TUNIS. 249 Italiaanfche handel wordt geheel gedreeven van Jooden, XIX. die dezelfde goederen na Frankryk zenden, en van eoek! daar uitvoeren Spaanfche lakens, Damast, verfcheide iv.* nerlei zyden en wollen ftoffen , gouden en zilveren hoofdst; pasfementen. De Franfchen betaalen drie ten honderd11, AFD* van alle goederen, welke zy uit of in Frankryk voeren; de Jooden tien ten honderd van de goederen uit Italië. De Iwken en Mooren verzenden na de Levant wollen ftoffen, lood, ftofgoud, en een groot getal pakken mutzen; zy haaien van daar zyde, Calicoes, yzer, aluin en vermiljoen. Bykans dezelfde goederen zenden ze na Egypte; maar de oly, welke derwaarts gaat, moet niet in vaten, maar in potten gedaan worden, omdat het meerendeel van dezelve dient voor de lampen te Mecca en Medina; de Arabieren zouden dezelve voor befmet aanzien, dewyl in de vaten voormaals wyn kon geweest zyn. Zy haaien van daar linnen, koffy, ryst, vlasch en katoen. Het getal der Franfche fchepen, welke te Tunis, door Turken, Mooren en Jooden bevragt worden, beloopt jaarlyks honderdvyftig na de Levant, vyftig na Frankryk en Italië: het getal der Engelfchen is onzeker. Een aanmerkelyke tak van den Tunetaanfchen koophandel is die der karavaanfehepen, die op de Levant handelen, niet alleen om de halve belastinge, welke zy aan den Staat opbrengen, maar ook om den geweldigen toevloed van volk, dien zy veroorzaaken, en de belasting op Paspoorten. Doch de aanmerkelykfte van alle Karavaanen zyn die van Salee en de Cadenfis-, de eerfte koomt aldaar omtrent' drie weeken voor de Ramadan, en brengt den Tunetaa. nen ftofgoud en Chequins, ter waarde van ruim een miljoen guldens. Die van Cadenfis, welke tweemaal 's jaars koomt, brengt insgelyks ryklyk ftofgoud, behalven een aanzienlyk getal Negers, welke zy verruilen tegen lakens, papier, Veneiiaansch glaswerk, koraalen Hedend.Hist.XVII.D.I.St. ü en  25o HISTORIE XIX. boek. IV. HOOFDST. JI AFD. Uitland' fche Kon /uit. MastertArabisch. en andere krameryen. (d) In de meeste opzigten voor 't overige gefcbiedt de Tunetawfche handel na genoeg even eens als die van Algiers. D e Enge/fchen, Franfchen, Kdzerlyken, Nederlanders en Genueezen hebben hier hunne Konfuls, die met veel eerbieds behandeld worden. Niet alleen hebben ze hunne fraaie huizen in de hoofdftad, maar ook vermaaklyke Landhoeven in de nabuurfchap; zeer pragtig leeven ze op beide plaatzen. Hunne inkomften en die van hunne bedienden ontftaan uit de belasting van twee ten honderd van alle fchepen, die te Tunis laaden. Deeze belasting wordt gegaard door den meest gezienen koopman, die jaarlyks rekening doet aan den Konful, den Kanzelier en vier andere kooplieden. Alle openbaare verbondfchriften worden in het Arabisch gefchreeven, 't welk, door de invoering van den Turkfchen Godsdienst in Barbarye, en de gemeenfchap met de Mooren, zeer verbasterd is. De openbaare koophandel wordt veelal gedreeven in de Lingua Franca, Frankifche taak Veele Renegaaten vinden middel om aan de gewigtigfte bedieningen te geraaken, en verzamelen groote fchatten. Van Jooden krielt het insgelyks in het Koninkryk, uit hoofde van hunne nuttigheid in den handel; en, hoewel in alle andere opzigten niet minder veragt, laat men hen, egter, handelen en bloeien, en in hunne afzonderlyke Kwartieren op hunne eigen wyze leeven. Hun getal in de ftad Tunis wordt op negen- of tienduizend gefchat; veelen hunner dryven een aanmerkelyken handel. Dewyl ze zeer veel werks maaken van bedrog in hunne maaten en gewigten, fchelmagtige bankbreuken maaken, ftofgoud en andere goederen vervalfchen, worden ze veelal zwaarder dan andere uitlanders geftraft erj idy Aldaar.  2JZ HISTORIE XIX. 30EK. IV. 'hoofdst. III, afd. geheel Barbarye, onder het juk der Saraceenen, die beftuurd wierdèn door Onderkoningen , met den tytel van Emirs, die eerst dien regeeringsform invoerden, onder welken het zedert bleef bykans vyf honderd jaaren. In een voorgaand Hoofdftuk hebben wy getoond , welk een wanhoopig wraakmiddel de Kalif Kayrwan te baate nam op zynen verraaderfchen Onderkoning Abul Hagaz, die aan zyne Afrikaanfche heerfchappyen de geweldige hand gefiagen, en zyne overweldiging bevestigd hadt door behulp des Kalifs van Babyion. Deeze verraader geflaagen en gedood zynde door die plonderende Arabieren, welke by ter zyner hulpe in Afrika hadt genodigd, namen zyne twee zoo. nen, om 's vaders lot te ontgaan, de vlugt, de eene na Tunis, de andere na Bujeyah, alwaar zy als Printen ontvangen wierden, en de opperfte magt dier beide Heerlykheden aannamen. Doch zy moesten zich welhaast onderwerpen aan Techifien, of Texefien, van den Ham der Almoraviden, die toen in 't Westen van Barlarye heerschte. By hunne onderwerping, het hy hen in het bezit van hunne nieuwe Heerfchappyen, welke zy in vrede genooten, tot dat die flam ontbloot wierdt van de oppermagt door dien der Almoheden; die, in' een algemeenen opftand, dezelfde hoogfte magt verkreegen, de twee Prinfen verjaagden, en zich dezelfde eere en tytels aanmatigden, die aan de Kalif's gegeeven wierden. Deeze hielden hun verblyf te Marokko, en regeerden 'lunis door hunne Onderkoningen, tot op den ondergang van den ftam der Almoheden; de Arabieren te Tunis verwekten toen eenenopftand tegen hen, en belegerden des Konings van Marokko s Onderkoning. Spoedig .ontving deeze van hem eene verfterking van een klein leger, en twintig fchepen, onder bevel van Aluledi, of AM Hedi, een Seviliaansch Bevelhebber, van den ftam der Mueamuda^ deeze,  van TUNIS. 253 deeze, te Tunis landende, vondt de ftad bykans verwoest door de Arabieren; doch vondt, door zyn beleid, fpoedig middel om de zaaken tot een vergelyk te brengen; op zekere voorwaarden noodzaakte hy hen, de ftad en de dorpen in vrede te laaten. Hy regeerde dat Koninkryk met den tytel en volle magt van Onderkoning, en liet, by zynen dood, het bewind aan zynen zoone, Abu Zechariah, een perfoon, in vernuft en beleid niet minder dan zyn vader. Om alles in rust te houden, bouwde hy een Kasteel in het hoogfte gedeelte der ftad. Hy breidde zyne veroveringen uit tot aan Tripoli, vorderde zwaare brandfchattingen in Libië, Numidie, en heel tot in het land der Negers, (g) en liet, by zynen dood, een grooten fchat naa aan zynen zoone en Opvolger Abu Ferez, naa beftendig en voorfpoedig geregeerd te hebben , onder alle de onlusten, welke al dien tyd tusfehen de Benimerini en de Almoheden plaats hadden. Abraham, of zo als hy gemeenlyk wordt genaamd, Abu Ferez, wiens eerzucht thans zyne hoog-, geklommene magt en rykdom evenaarde , bezat niet lang zyns vaders waardigheid, of hy befchouwde zich zei ven als te groot, om aan den Koning van Marokko langer hulde te doen. De oneenigheden, welke tusfehen de andere Afrikaanfche Mogendheden woedden, hadden haar dermaate verzwakt, dat hy zich als haaren meester aanmerkte in fterkte en rykdom. Eigena?rtig dong hy derhalven na de onderbrenging van het geheele gewest, vooral dewyl de Benimerini zich thans hadden meester gemaakt van het Koninkryk Fez, en de Benizegens van Tremecen: zodat Marokko alleen in de handen der Almoheden bleef.. Met dit oogmerk begon Abu Ferez zynen optogt na Tremecen, welk hy fpoedig 0^5 Marmol. Grammay. Davity. li % XIX. boek. IV. HOOFDST. lil. A-F», \bu Ferez oproerig.  VAM TUNIS. 257 aan de belangen zyns geflagts te vaster te verbinden.(k) Deeze Opvolger was de vermaarde Muky Hasfan, van wien wy reeds gefproken hebben in de Historie van Algiers, in zyn Koninkryk herftcld door den Keizer, naadat hy door Barbarosfa verdreeven was Jang hadt Hasfan op den throon . gezeeten en voor Mahmeds Opvolger uitgeroepen, of Mamm% zyn oudfte broeder, die nog in befloocene hegtenisfe wierdt gehouden, deedt eenige kloeke poogingen, door behulp van zynen oppasfer, om te ontvlugten en zyn regt op de Kroon te handhaaven. Doch hv wierdt ontdekt, eer hy bet konde uitvoeren, en verweezen om zyn hoofd te verliezen; zo veelen zyner broederen en bloedverwanten, als men kon magtig worden, wierden nevens hem ter dood gebragt. Afral hid, insgelyks eenen broeder, gelukce het evenwel te ontvlugten, en de wyk te neemen na Bucbara, in Numidie, alwaar hy vriendlyk wierdt ontvangen van Ahdalah. Heer dier plaatze. Deeze terftond een leger Arabmen hebbende verzameld, trok op tegen Hasfan, en floeg hem; doch, alzo zy geen gefchut hadden,konden ze de ftad niet dwingen; hierom was Afrashid genoodzaakt, van de Arabieren tc fcheiden; naa de voorlieden en nabuurige plaatzen. te hebben in brand geftoken, trok hy na Algiers, om Barbarosfa om beftand te verzoeken, die dit Koninkryk regeerde meden tytel van Onderkoning, of Basfa onder den Sultan] De laatstgemelde, die de oneenigheden, welke tusfehen de twee broeders heerschten, als mede die van hunne aanhangers, te Tunis, al geruimen tyd hadt aangezien als eene gunftige omftandigheid ter bemagtiginge van dat Koninkryk, en om het aan zyne Ottomanfehe heerfchappyen te hegten, ontving hem niet alleen C/C) Mannol. Kedexd. Hr?t. XVII D. I. Sr. K k XIX. boek. jv. HOOFDST. III. AF»,  2S8 HISTORIE XIX. BOEK. IV. HOOFDST. ïü. AFD. alleen vriendelyk, maar voerde hem na Conflantir.opolcn, onder voorwendzel van verderen byftand voor hem van Soliman te zullen verzoeken, 't Lydt bykans geenen twyfel, of hy zou zynen wensch hebben ven kreegen, hadde niet Barbarosfa den Monarch verwittigd van zyne gezintheid omtrent dat Koninkryk. Te bekoorende was die voorflag, om door dat ftaatkundig Hof te worden van de hand geweezen: terwyl Jfrashid in zekeren zin in die flad wierdt gevangen gehouden, wierdt Barbarosfa met een fterk Eskader na 'hinis gezonden. Hasfan, op zyne verfchyning aan de Kun, vermoedende dat het zyn broeder Afrashid was, en renige reden hebbende om voor eenen opftand onder de 'fuwtaanm te dugten, vlugte met eenige Aralitren na een fterk Kasteel, alwaar hy zich verborgen hielde, tot dit hy het oogmerk der lurken hadt doorgrond. Straks zeilde Barbarosfa na Bizerta, welk zich terftond aan hem overgaf, uit fpyt 'tegen Hasfan, die den inwooncren ongenoegen hadt gegeeven. Van daar zeilde hy na Porto Farino, en de Kaap van Karthago. Ten laatfle plaatfte hy zich voor den toren van Goletta, of het Kasteel, welk hy met los kruid groette, ten teken van verbond en vriendfchap; van den toren wierdt hy eveneens beantwoord. Vervolgens vraagde hy, voor wien zy de plaats inhielden; het antwoord was, voor den Koning van Tunis, alwaar alles op de been was, en men greetig uitzag na Afrashid, wiens broeder Hasfan vervloekt wierdt van zyne onderdaaren van wegen ?yns wreedheid en onderdrukkingen. Terftond kwam Haf andere Gezanten zendt, om eenige zaaken met den Divan af te doen. Zeer koel worden zy ontvangen, liet alleen omdat ze op Lands kosten onderhouden vorden, maar nog meer om hun trotsch gedrag,'t welk :e meer gehaat is by de foldaaten, als dienende tot ;en verwyt van hunne geringheid en afhanklykheid /an de Porte. D e Heer Thomas Thomfon, Engelfche Konful te Algiers, n het vierde jaar van Halfs regeeringe, gaande na de saai , in welke de Scheeps-Kapiteinen doorgaans vergaderen, wierdt gehoond van eenen jongen Moor, die ïem op de Mouilje, die zeer eng is, op 't lyf liep, n ftede van hem uit den weg te gaan. Gevraagd synde, of hy voorneemens ware hem voort te duuwen, êvas het onbefcheiden antwoord, dat geen Christen hond  2o4 HISTORIE VIERDE XIX. t BOEK. h HL v HOOFDST. C VI. AFD.j Het Verhond met de Engel ' fchen vernieuwd. Hali Dey Jierft. std, op de plaats zou geftorven zyn. Hierom wierdt v na de Gevangenis gebragt tot den volgenden dag, ranneer hy de overige twaalfhonderd op zyn agterfte ntving, welke hem van zyne fpraak en zinnen beoofden. In deezen ftaat liet men hem fteryen. Admiraal Baker, in datzelfde jaar, door Zyne Sritfche Majesteit, George den I, gezonden ter verlieuwinge van de Verbonden met Tmsj ïnpox en disiers, bezogt de twee eerfte Koninkryken in eigen ferfoon, doch zondt twee Kapiteinen, te gader met en Konful Thomas Thomfon, na Algiers, om alle de voorgaande Verbonden met die Republiek te ver- nieul7'Baba Hali hadt het geluk van in vrede te fterven op zyn bed, naa eene regeering van bykans Slaaren. Van de waardigheid van Basfa, of Groot. Provoost, was hy bevorderd tot die van Dey, in Zomermaand des jaars r7io; hy ftierf in Grasmaand des iaars 1718, zeer geagt en betreurd, en wierdt met veele ftaatfie begraaven. Ter voorkoominge van alle opfchuddinge en bloedvergieting in de keuze van eenen Opvolger, droegen zyne huisbedienden, te gader met de leden van den Divan, zorge, zo ras zyne Artzen hem hadden opgegeeven, het oog te laaten vallen op Mehemed, thans Groot-Schatbewaarder. Zo ras Hm den laatften adem hadt uitgeblazen, wierdt Mehemed omhangen met den Caftan, of Komnklyken Man el, en onder het bulderen van 't gefchut en andere plegtigheden uitgeroepen. O) in) Tasfy. Morgan, enz.  vak TUNIS. 205 VIERDE HOOFDSTUK; Historie van TUNIS. EERSTE AFDEELING; Aardrykskundige Befchryving van het Koninkryk Tunis. V'oormaals bevatte dit Koninkryk de provincier Ccnftantina, Bujeyah, Tunis, Tripoli en Zaab, ge meenlyk Ezzab, Thans behooren de twee eerfte aar Algiers. Tripoli is een afzonderlyk Gemeenebest, er Zaab is daarvan afhanklyk geworden: zodat de tegen woordige Beys niets anders dan Eigenlyk Tunis hebber behouden. Deszelfs grenzen zyn de Middelandfche zee ten Noorden en ten Oosten; het Koninkryk Al giers ten Westen; en Tripoli, nevens een gedeelte var Büedulgerid, ten Zuiden. Deszelfs Lengte is, van hel Noorden na het Zuiden, of van Kaap Serra, op 37 Gr. 12 Min. NB. tot aan het Eiland Jerba, op 33 Gr 30 Min. tweehonderdtwintig mylen: in de breedte, van 't West na het Oost, of van de ftad Sbekka tol aan Clybea, omtrent honderdzeventig mylen. («) Tegenwoordig is het geheele Koninkryk verdeeld in twee Kreitzen: den Zomer- en den WinterKreits: in eigen perfoon doorreist de Bey dezelve ir. de gemelde faifoenen. De Zomer. Kreits, of het Noordlyke Distrikt, ij by verre de vermaaklykfte, vrugtbaarite en volkrykfte; mei] GO Shaws Reizen. Cc 3 XIX boek. iv. KOOFD27. 1. AFD. Het Ka. n'mkryk Tunis. I  XIX. boek, iv. HOOFDST J. AFD. Rivieren 20C HISTORIE men vindt daarin-de meeste fteden, dorpen en gehugten; het vertoont, boven den anderen Kreits, een voorkoomen van overvloed, voorfpoed en blymoedigheid: voordeden, ontftaande uit de zagtheid der regeeringe, en omdat men 'er minder geplaagd wordt met onderdrukking en dwingelandye dan te Algiers. De voornaamfte rivieren van deezen Kreits zyn de volgende: de Zaine, welke het Koninkryk Tunis van Algiers fcheidt. De Guadil - Barbar, welke zommige Scnryvers tot de grensfcheiding tusfehen deeze twee Koninkryken ftellen. (A) De Me-jerda, doorgaans genaamd Megerada en Maggiordecca, de vermaarde Bagrada der Ouden, aan wier oevers Regulus wordt verhaald eene zeer groote flang gedood te hebben. Dikmaals veranderd zy van kanaal, en heeft op veele plaatzen, over welke zy voormaals ftroomde, zigtbaare blyken haarer overftroomingen nagelaaten. De Müiana, die voor de Catada der Ouden wordt gehouden; omtrent eene myl van daar ligt het beroemde heete Bad, Hamman Leef genaamd, 't welk van de burgers van Tunis veel bezogt wordt: de rivier is alleen merkwaardig, omdat zy de Baai van Tunis formeert. De Gabbs, of Caps, of Capes* de onderftelde Triton der O.uden, ontfpringt flegts drie of vier mylen ten ZuidZuidwesten van de ftad van dien naam, en valt in de zee ten Noorden van de oude ftad, maakende den grond, (A) Dr. Shaw, de laatfle Schryver over dit onderwerp, ontkent dat 'er eene rivier Guadil - Barbar is, of dat zy zo verre van de zee ontfpringt; alleen e.kent hy dat de Zaine de fcheiding tusfehen Tunis en Algiers is. De laatfte, zegt hy, ontfpringt niet verder dan eenige der nabuurige bergen, en valt in de zee naby 'Iliarbraca, nu Tabarka, wier puinhoopen over haaren Westlyken oever zyn verfpreid; onder dezelve is een Fort, en eene Tunetaanfche bezetting, nevens eenige gejjrokene Waterbakken, en andere Oudheden.  van TUNIS. grond, op welken zy gebouwd was, tot eene fooi yan Ichiereiland. Meer eigenlyk, nogthans, behoor deeze tot den Winter Kreits. Het water van de Gabbs zegt men, is zo heet, dat het niet eerder, dan eei uur, naadat het gefchept is, kan gedronken worden Het water van het Meir wordt gehouden voor eer onfeilbaar middel tegen de Melaatsheid, (b) Dc Mejerda, of de Oude Bagrada, de voornaamlte rivfei van het geheele Koninkryk, fcheidt zich in tweeën, bykans van het Oost na het West, en ontvangt de meeste flroomen. Op de Zaine ligt een klein Eiland, tegenover haaren mond, 't welk thans de eigendom is der Genueezen, die, teroorzaake van de Paerlvisfchery, eene jaarlykfche rente voor dezelve aan den Bey betaalen; doch het gering voordcel, welk zy, in* de laatfle jaaren, daarvan hebben getrokken, zal, waarfchynlyk, binnen kort hen noodzaaken, die Vastigheid te verlaaten, hoewel ze 'er een tamelyk goed Fort hebben, bekwaam om hen te befchermen, tegen eene overrompeling der Ze-Nati, en andere Arabieren aan de Vaste Kust, en tegen den overlast der Algierynfche en 'lunetaanfeha Roovers. (c) De voornaamfle Eilanden, aan deezen Staat behoorende, zyn de volgende: Kaap Negro, vyf mylen ten Noord-Oosten van Tabarka, waarop eene Vastigheid is van de Franfche Afrikaanfche Maatfchappy, die eene aanzienlyke fomme gelds betaalt aan Tunis, voor de vryheid, welke zy geniet te La Calle, en voor het onderhoud van een Fort ter haarer befcherminge, tegen de aanvallen der nabuurige Mogodri en andere Arabieren. Jalta, het Galata, of Calathe der Ouden, is een hoog tby Leo Afric. Lib. 9. Dapper, (c) Shaw. Tasfy, p. 13a* t XIX. t boek. • iv. j HOOFDST. I. AFD, Het Ge- mieefche Eiland.  üo8 HISTORIE XIX. boek. IV. HOOFDST, I. AFD. Golf Bizerta» hoog rotsagtig Eiland, zes mylen ten Noorden van Kaap Negro, en tien mylen ten Noord - Oosten van Tabarka. Hier is eene zeer gevaarlyke ondiepte, op onze Zeekaarten onbekend, liggende ongeveer vyt mylen ten West-Zuidwesten van daar. De Lam, zynde twee kleine vlakke Eilanden, alwaar de Italtaanjche Roeifchuiten dikmaals op de Tunetaanjche liggen te wagten. Deeze Eilanden liggen omtrent vier mylen ten Noord-Noordwesten van Kaap Pll-loe, en na genoeg ten halven wege van Kaap Bianco, De voornaamfte Kaapen. zyn, Kaap Serra , vyt mylen ten Noord-Oosten van Kaap Negro, de verst uitfteekende van Afrika na het Noorden; vier mylen van daar, Noordwaarts, liggen de Drie Gebroeders, drie rotsagtige Eilanden, naby het vaste land, omtrent ten halven wege van Kaap Bianco. Ter oorzaake yan haare witheid wordt deeze Kaap onderfteld te zyn het Fromontormm Candidum van Piinius, en het Promontorium Pulchrum van Livius, alwaar Scipio, in Afrika, t eerst voet aan land zette. Kaap Zibeeb, dus genaamd naar de groote menigte Rozynen, die aldaar gekweekt worden, is insgelyks merkwaardig om de witheid haarer rotzen aan den Oostkant, en omdat de zo genaamde Pil-loe, een hooien fcherpen rots, in de gedaante van deezen hunnen geliefden fchotel, aan deszelfs voet ligt. De laatfte Kaap van naam is Bon, by de Mooren Ras Addar genaamd, het Herculifche Voorgebergte der Ouden. Zy ligt elf mylen ten Oost Zuid-Oosten van Kaap Zibeeb, en is zo hoog, dat men van deszelfs top de bergen van Sicilië zien kan. De voornaamfte Golfen zyn de volgende: Bizerta, de Sinus Hipponenfis der Ouden: zy ontleent haaren naam van de ftad Bizerta* aan haaren Westlyken oever gelegen. Deeze Golf, die gemeenfchap heeft met het 0 Meir  van TUNIS. 2O0 meir van denzeifden naam ten Zuiden, en met de ze ten Noorden, maakt tusfehen dezelve eene foort vai kanaal,, door 't welk een aanhoudende ftroom ziel van t eene m de andere ontlast, even gelyk de At lantifche Oceaan in de Middelandfche zee flroomt Deeze Golf wordt geformeerd door de Kaapen Bldnc en Zibeeb, laatstgemeld; zy is omtrent vier mylei breed, en kon voormaals van de grootffe fchepen to aan de haven van Hippo bevaaren worden; 'er zyr nog eenige overblyfzels van in weezen, in de zee uit fteekende, om den Noord-Oosten wind te breeken: zy fchynt eene der fchoonfte en veiligfte havens aan deeze Kust geweest te zyn. De Turken, altoos afkeeng van verbouwen, hebben ze laaten vervallen, zodat zy thans niet dan kleine fchepen kan ontvangen, en gevaar loopt van binnen kort geheel te zullen vervallen. De andere merkwaardige Golf is die van lunis, gelegen tusfehen de Kaapen Zibeeb en Bona; de eerfte maakt de Westerfche, de andere, op elf mylen afftands, de Oostlyke punt uit. — Zowa Moore, de Egi. murus der Ouden, en de Zimboa van onze Zeekaarten, ligt tusfehen deeze Kaapen, doch naast aan Bona, in den mond zeiven van de Golf. Het Eiland Gamelora hgt een weinig Oostwaart van Kaap Zibeeb; en vier mylen ten Westen, binnen de Kaap, ligt Porto Farino, naar de aloude Zoutwerken digt daaraan, Gar-elmelialL ot het Zouthol genaamd, (d) ' Het voornaamfte gebergte van dit Koninkryk, is de Zowaan, of Zagoan, van wiens top men het grootfte gedeelte des Koninkryks overzien kan; en waar Asa thocles onderfteld wordt onthaald te zyn op een gezigt van het land der Adrumetynen en der Karthagers? Hy is (.d") Marmol. Dapper. Srjaw. H£j>end.Hist.XVII,D.I.St. Dd 2 XIX. 1 boek. i IV. . HOOFDST. I. AFD. l - Golf van Tunis Bergen.  2IÖ HISTORIE XIX. BOEK. IV. HOOFDST. I. AFD. tcleedy. ftrenger behandelen, en hen noodzaaken, hunne vryheid duurder te koopen. Behalven den yzeren band, welken allen om de enkels moecen draagen, worden deeze aldaar geboeid met een zwaaren yzeren keten , weegende doorgaans vyfentwintig ponden. Daarenboven gebruiken zy hen tot het zwaarfte werk, het aandraagen van zand, fteen en kalk voor de Metzelaars. De Malteezen, daarentegen, waren niet verwittigd van deeze flegte behandelinge, of zy deeden, by wyze van wedervergeldinge, alle hunne Turkfche flaaven, zeer zwaar met ftokflagen ftraffen. Het gevolg hier van was, dat deeze genoodzaakt waren, den Tunetaa. nen te doen weeten, dat indien zy voortgingen met hunne Malteefche flaaven zwaar te laaten werken, zy dood zouden gerost worden; dit berigt maakte een einde aan hunne barbaarsheid. (/) In andere opzigten zyn de Tunetaanen beleefd jegens de vreemdelingen; alles wordt met de Regeering op eene vriendlyke wyze gevonden. De uitlandfche Konfuls worden 'er met grooter gemeenzaamheid en infchikkelykheid, regtvaardigheid en fpoed behandeld, dan aan eenig Hof aan deeze Afrikaanfche Kusten. In één woord, deeze Natie heeft, in de laatfle jaaren, zich meer toegeleid op den koophandel, en de verbetering van hunne fabrieken, dan op zeerooven: van hier dat zy de vriendfchap van verfcheiden Christen Mogendheden heeft aangekweekt. (77z) Na genoeg dezelfde als die der Algierynen, is de kleedy der Tunetaanen, zo mannen als vrouwen. De vrouwen zyn fchoon, zindelyk en gemeenzaamer; zy gaan, in de daad, met fluiers gedekt; doch de uitlanders mogen haar zien en met haar fpreeken; haare man- (/) Thevenot, Part. i, Leo. Marmol, en anderen, Cm ) Shaws Reizen,  van TUNIS. ttf mannen zyn niet zo jaloersch als de overige Afri Manen. Zeer talryk zyn de Baden in deeze ftad: en hoewel ze niet zo groot en minder fraai zyn dan die yan Fez en Algiers, worden de lieden hier beter be diend, mettegenftaande de ftad onvoorzien zy van loo' pend water. Zy hebben geen water genoeg om hunne" ftraaten te reinigen of nat te maaken, die, hierom overal zeer morzig of vol itof zyn: van hier dat her! wandelen hier zeer onaangenaam is, vooral omdat aan de voorgevels hunner huizen geene luifels zyn De Kooplieden, Officieren, Leeraars en Leerlingen zyn zeer zmdelyk gekleed, wanneer ze uitgaan; zv gedraagen zich zo minzaam, dat, hoewel hunne ftraaten krielen van voetgangers, een vreemdeling, egter, de ftad kan doorwandelen, zonder vreeze voor lenigen overlast, gelyk te Algiers plaats heeft. De openbaare herbergen , die door flaaven worden opgehouden zyn hier veel beter dan te Algiers ingerigt: in zo verre dat zelf deeze flaaven het regt hebben om eenen Turk te mogen ftraffen, indien hy te veel drinke, of zich onbehoorlyk gedraage. Zy verkoopen geen anderen dan witten wyn, welke in menigte in het omliggende land yalt, en zeer goed en goedkoop is; doch gewoonlyk vermengen zy dien met ongebluschte kalk om daaraan meer dronken maakende kragt te geeven fV? Hoewel veele Tunetaanen zich het drinkeni van wvn veroorlooven, verloopen 'er zich, egter, weinigen in • zommigen zyn zo naauwgezet, dat zy dien in 't gehee niet gebruiken. In de plaats daarvan gebruiken ze een mengzel van drogeryen, welke zy Harix, of Latös noemen; eene once van dezelve maakt hen zeer vroiyk en brengt hen in een goeden luim. Dit mengzel zeggen ze van de Turken te hebben geleerd: indien («) Thevenot. Hedend. Hist, XVIID. I, St, E e XIX. boek. iv. HOOFDST. 1. AFD,  2,2o H I S T O R T E XIX. Naby deeze puinhoopen, omtrent drie mylen ten boek'. Noorden van Tunis, ligt Kommart, eene bemuurde en, iv. volkryke ftad, voornaamlyk bewoond-van landlieden hoofdst, en warmoeziers, die de vrugten van hunnen vetterr 1.afd. grond zenden na de hoofdftad, vooral hun fuikerriet, 't welk hier overvloedig groeit, en uit hetwelk aldaar de fuiker wordt bereid.. Volgens een oud Afrikaansch Schryver heette voormaals deeze ftad Vaiachia. (#) Ariana, eertyds Ahderana, wordt insgelyks bewoond van arme warmoeziers, die Tunis van fruit en gras voorzien; het ligt flegts drie mylen van daar. Arradez, de laatfte ftad in deezen oord, merkwaardig om haare voortreffelyke bronnen en baden, ligt aan de Oostzyde van de Golf van Goletta, en aan den weg tusfehen dezelve en Tunis. Voormaals was het eene Romeinfche Volkplanting, door de Turken zedert ontmanteld.' Naderhand herbouwden de Beys dezelve nevens het Kasteel; zints dien tyd heeft zy allengskens haar voorgaand aanzien ten deele herkreegen. (r) D e volgende hoofdftad der provincie van dien naam is. El Medea, volgens andere Media en Mehedia, ook Afrika genaamd, gelegen op een klein fchiereiland aan de Oostkust des Koninkryks. Voormaals fchynt zy eene zeer vaste plaats geweest te zyn, hoewel niet boven de tweehonderddertig fchreden breed aan den landkant, doch aan den zeekant allengskens breeder wordende. De haven is binnen de muuren der ftad, hebbende den mond zuidwaarts, doch zy is zo naauw, dat ze naauwlyks wyd genoeg is voor de kleinfte fchepen. Het was eene zeer fterke plaats, omringd van kloeke muuren, hooge torens, en andere oude vestingwerken; alle deeze, nevens de ftad, wierden door Cf) Ebn Rash. Marmol, Lib. 6, Cap. 17. CO Marmol,ibid.;-.  van TUNIS. 227 De drie overige provinciën, ten Noorden en Westen van de reeds beicftreevene gelegen, zyn Hamamel, Bizena en Porto Farino, dus naar haare hoofdlieden geraamd. Ha mam el, by verbastering Mahometa, en het ondeifteide aloude Siagui, is eene kleine doch weivaarende ftad, digt in een gebouwd op een laagen uithoek, kort aan de zee, en door zo oneffene rotzen aan de landzyde gedekt,-dat een leger moeite zou hebben om haar aan dien kant aan te tasten. Haar naam, meent men, is ontleend van het Arabisch woord Bamam, een wilde duif, die in de fpleeten en nabuurige rotzen menigvuldig broeden. Ten tyde van Leo was de plaats tot een zeer laagen peil gedaald, hoewel door de Tunetaanen met hooge muuren en andere werken verfterkt. Door de knevelaaryen der Regeeringe zyn de inwooners, koolwerkers en vislchers van bedryf, tot de diepfte armoede gebragt. Eveneens luiden de jongfte berigten vóór Dr. óhaw, die het eene kleine maar ryke . ftad noemt, en zegt., dat haar tegenwoordige bloeiende ftaat niet vroeger dan met het einde der voorgaande eeuwe eenen aanvang heeft genomen. Te land ligt het zeventien, doch ter zee zestig mylen van Tunis, aan eene groote Golf, naar baar genoemd. Eenige mylen ten Westen van Hamamel zyn de puinen, eener haven, voormaals behoorende aan Faradeefe, eene oude Romeinfche ftad, waarvoor men Aphrodifium zou mogen houden. De Faredeefiaanen, zegt men, waren, eene eeuw geleden, de befaamdfte roovers, en kundigfte zeelieden van deeze oorden ; door den aanwas des koophandels, en de beter gelegenheid tot den fcheepvaart, zouden de meesten hunner na Bamamel verhuisd zyn; (a) dit zoude (<0 Shaws Reizen. Ff 2 XIX. boek. IV HOOFDST. L AFD. Hamamel.  23o HISTORIE XIX BOEK I V hoofdst. I. afd. Bayjah. Deeze ftad, gelyk ook Bizerta, hebben zommige gehouden voor het aloude üüca; terwyl het yee^er fhvnt geweest te zyn de haven, werwaarts de kar. thalers zich begaven, 'snachts voordat zy Scipw aantastten naby de haven van Utica. Livius noemt haar met den Afrikaanfchen naam Rufcinona, een woord van Theniafche afkomfte. Voormaals was het eene aanTienlvke ftad, hoewel zy zedert in diep verval geraakt L'zvnde thans alleen vermaard om haar fraai katoen, en omdat de Tumtaanen hier hunne lcheepsmagt, als op eene allezins veilige plaats, opleggen De ftad ligt tusfehen de twee vermaarde Kaapen Bizerta en Karthazo, even verre van beiden, op de Kaap Rash Ubeeb of Voorgebergte van Apoüo. De landzaaten noemen haar Gar el Maüah, of Zouthoi, naar eene aloude zoutgroeve, digt daarby. Hier ftierf de'. Franfche KoZl st Lodewyk, op zynen togt naar het H. Land; Keizer Karei de V ontfeheepte hier zyne troepen, teeen Tunis beftemd. (d) , ë By de voorgaande zullen wy nog eene en andere ftad voegen, die, hoewel geene hoofdlieden, nogthans opmerking verdienen. Bayjah, gemeenlyk^, en Bena, het onderftelde oude Facca van Sallustius, en ÖPPidum Vaggenfe van Plinius, was voormaals, en S nos'eene koopryke ftad, de voornaame koornmarkt van 't Koninkryk, welk nabuurige gewesten, voor. naamlyk de vlakte Busdera, aan de oevers van de Mejerda gelegen, in zulk eene menigte voortbrengen, dat ze meer dan het geheele Koninkryk kunnen fpy»gen. Van hier hebben de Tunetaanen een fpreekwoord, dat indien 'er nog eene ftad ware, zo overvloedig van koorn voorzien, het zo menigvuldig en goedkoopjes (<0 Marmol, Lib. 6, Cap. 14» Davity, Vol. 5, p. 234. Dapper, p. i9g*» Van de Zegeboog tot aan de ftad loopt een weg vauvan SP'ik' zwarten fteen, aan weerkanten met borstweerinj-eu'3' gedekt. Een weinig van het einde diens wegs ftaat een tweede Boog, of Portico, even als de voorgaande, loopende na een ruim plein, op 't welk men ziet de puinhoopen van drie naast elkander ftaande Tempels, wier daken, portaalen en voorgevels zyn afgebroken, doch de zymuuren, nevens derzelver voetftukken en kanteehngen, zyn nog in bun geheel. (/) De Menara aan den Zeekant, omtrent twee mylen West-Zuid-West van Hamamel, is een Praalgraf, m de gedaante van een rolrond voetftuk gebouwd, van omtrent zestig voeten middellyn, met een-gewelf daar onder. Op den top, recht boven rie Kroonlyst, ftaan et lyke kleene Altaaren, met Opfchriften, drie van welke nog leesbaar zyn. In het eerfte ftaan deeze woorden: L. Amüiö Africano avvncvlo; in het tweede: C. i>vellio Pmt-ano patrveli; in het derde: Vitellio qvarto pfr, (W) Eene menigte van diergelyke Praalgraven ziet men insgelyks te Hydra, zommigen van eene ronde, andere van eene achtkantige gedaante; andere wederom vierkant, met eene nis aan ieder der zyden, of anders eene wyde ledige plaats als een Balkon op ,, PL den. CO Shaws Reizen, («O Dezelfde. Gg 3  XIX. boek. iv. HOOFDST. 1. afd. Aard- heevinget te Tunis l38 H I S T O R I E den top; alles rustende op vier, zes of acht kolommen, gaaf en goed; zynde alleenlyk de Opfchriften tot dezelve behoorende, door- den tyd verfleeten, of door de boosheid der Arabieren verdelgd, (ra) De laatlte Oudheid, welke wy zullen vermelden, is de Cothon, of Toren van Demafs, het aloude 'Ihapfus, welke, even als de muuren van Tremecen, en van andere fteden, gebouwd zynde van een mengzel van kalk en iteen, tot op deezen dag zich zo fterk en wel bewaard vertoont, dat een vaste rots niet harder en duurzaamer zyn kan. Van hier dat dit eerwaardig gedenkftuk der Oudheid nog in weezen is, ondanks de vernielingen des tyds, der zee en der Arabieren. Dit Koninkryk, zo wel als Algiers en andere aan de Barbaryfche Kust, is zeer onderhevig aan zwaare aardbeevingen, die gemeenlyk voorvallen naa zwaare regens, in 't laatst van den zomer, of in den herfst, en dikmaals gevoeld worden op een wyden afftand van het land, alwaar men meer dan tweehonderd vademen water heeft gepeild, (o) ' In andere opzigten is het land meestal zo gezond en vrugtbaar als eenig ander in hetzelfde klimaat. De Noordlyke ftreeken, liggende tusfehen 34' en 37 Gr. N. B. en die best bebouwd zyn, genieten eene gezonde lucht. In de laatfte zeventig jaaren heeft men 'er geene Pest gehad, hoewel zo veelvuldig en vernielende in de meeste gewesten van Barbarye en de Levant. De winden waaien meestal uit zee, en zyn diensvolgens verkoelende; doch die over de Zuidlyke zandwoestynen koomen, zyn verflikkende, inzonderheid omdat ze meest in Hooi- en Oogstmaand waaien. Indien ze vyf of zes dagen agter elkander duuren, zyn de landzaaten genoodzaakt zich te verkoelen, door den («) Shaws Reizen. CO Dezeffde. Zie ookLeo.Grammay. Marmol.  van TUNIS. 239 den vloer met water te befprengen. De zeewinden,die uit het West Noord-Westen en uit het Noorden waaien, brengen in den zomer droog weder, doch in den winter regen mede; doch de Ooste zo wel als de Zuide wind is meestal droog, hoewel, in de meeste faifoe. nen, van een bewolkten dampkring verzeld. De vroege regen valt doorgaans in Herfst-, en zomtyds in Wynmaand. Terftond daarnaa ploegen de Arabieren den grond, zaaien hun koorn, en planten hunne boonen, garst, linfen en Garvancos (C) omtrent drie weeken laater. Hun oogst vangt gemeenlyk aan in Bloei-, of in het begin van Zomermaand, naar gelange van het voorgaande faifoen. Zy ploegen met osfen; de hoeveelheid zaads, 't zy van tarwe of garst, is derdehalf fchepel per akker, welke door elkander tien-, en in zommige oorden negenvoudig geeven. (/>) Meer dan hunne nabüuren de Arabieren leggen 'zich de Tunetaanen op den landbouw toe; ieder duim gronds wenden zy ten voordeele aan: men moet derhalven geene regelmaatigheid, veel minder fieraad, zelf in hunne tuinen verwagten: fraaie wandelwegen, bloemperken en andere fieraaden zouden als eene verfpilling van nutten grond worden aangezien; en regelmaatigheid in planten-en zaaien, of eenige andere verbetering, als eene fcbandelyke afwyking van het gebruik hunner voorouderen, welk zy heilig aankleeven; het zaaien en planten valt hun zwaar genoeg, zonder iets meer te beoogen. Nog minder werk maaken zy van r v c Mynen C/O Shaw. (C) Dit is het^«r der Ouden, en onze zo genaamde graauwe Erwten ; zy verichillen daarin van de andere, dat zy door fcooken met in eene pap veranderen, ge/yk andere peul vrugten. Hierom worden zy nooit alleen opgedischt, maar te gader met hunne Pillaw «n koeskoes. Meestal worden zy gebraaden gegeeten, en als zodanig van lieden van allen ouderdom en rang voor eene lekkerny gehouden. XIX. boek. IV.' ., HOOFDST,5 Ufo.1  XIX. BOEK. iv. HOOFDST. i. AFD. Het Beyfchap iAo HISTORIE Mynen van metaalen, mineraalen of andere onderaardi'che voortbrengzelen. De historie, welke zy van Bey Mohammeds ploegyzer vertellen , kan op beide deeze takken der iSatuurlyke Wyhbegeerte worden, toegepast. Deeze Prins, door zyne onderdaanen ontthroond zynde, vervoegde zich by lbraim Bojah, Dey van Algiers, die zich verbondt hem op den throon te herftellen, onder voorwaarde dat hy hem zoude leeren het gewigtige geheim van de Kymia, of Philofophifchen fteen, welk hy verhaald wierdt te bezitten. Mohammed ondertekende deeze voorwaarde, en wierdt herfteld op den throon. Hy volbragt zyne belofte, door den Dey toe te zenden eene menigte ploegyzers en fpaden, den Algierynfchtn Prinfe daarmede willende leeren, dat de rykdom zyns Koninkryks moest ontftaan uit eene naarftige bebouwing van den grond; en dat de Philofophifche fteen, welken hy hem konde leeren, geen andere was, dan het veranderen van een ryken oogst in goud. ($) (y) Shaws Reizen. TWEEDE AFDEELING; Regeeringsform , Wetten, Taal en Kof handel der Tunetaanen. Even als te Algiers, is het opperbewind willekeurig, doch verfchilt daar van dat het aidnar door verkiezing wordt opgedraagen* hier, daarentegen, is het niet alleen erflyk, maar de Bey heeft de magt om naar gevallen eenen zyner zoonen, zonder aanzien van jaaren, tot zynen Opvolger te benoemen; of,  van TUNIS. 241 of, ingevalle hy niemand zyner kinderen dien post waardig keure, mag hy eenen broeder of neef in de plaats Hellen. In alle andere gevallen zyn ze even willekeurig, en onafhanklyk van de Porte en van den JJivan. Voormaals ftonden ze, in de daad, onder de: bekherming van de Porte, doch de fchraapzuchtige knevelaaryen en de dwingelandy der Bas/a's noodzaakten hen eenigermaate om het juk af te fchudden, en een eigen regeeringsform te beraamen, welke in zulkervoege geregeld wierdt, dat de Deys, zo als zv toen genoemd wierden, niets konden doen zonder Kennis en toeftemming van den Divan; doch zedert ebben zy middel gevonden om zich ook van dit lastig Jw T?^' h°ewel zv n°S ee"e foort van gedaante of fchaduw van beiden hebben behouden. De Porte: houdt hier nog eenen Basfa; doch in magt en gezag is hy een nietmetal; hy dient alleen om de Tu- TZrJi ?T gCdag,tig Zyn' dat Z>T normaals aan ae lurkjclie Sultans onderworpen waren. De Divan voornaamlyk beftaande uit vrienden en Creatuuren der Beys, wordt meer byeen geroepen tot het geeven van eene gedwongene toeftemminge aan hunne belluiten, dan om met hun over derzelver billykheid en voegzaamheid te raadpleegen. By de eerfte invoering van deezen nieuwen regeeringsform, was het Devfchap de hoogfte waardigheid, gelyk het nog te Algiers «; die van Bey was de naaste in rang, doch daar aan geheel ondergefchikt. Doch de Beys, zeden hunne magt gebouwd hebbende op de puinhoopen der D% ! hebben het Beyfchap allengskens opgevoerd tot Je hoogte van willekeurigheid en onafhanklykheid, welke wy het thans zien bezitten. Door het erflyk te maaken, hebben zy merkelyk voorkoomen de veelvuldige afzettingen, muiteryen en moorden, de bykans beftendige gezellen der Koninklyke waardigheid, overal daar Hedend. Hist. XVII. D. I. St. H h de XIX. BOEK. IV. HOOFDST. I. AFD.  VAN TUNIS. 24Q Met dit alles moet het erkend worden, dat óndanks alle deeze uitfpoorige magt,de Beys verre te kort fchieten, in vermogen-en heerlykheid, by de voorgaande Koningen van Tunis: wy bedoelen die der LasJis, de eerften, die den naam van Koningen aannamen, en die ftad tot de hoofdftad huns Koninkryks verhieven. Eene talryke en luisterryke Hofhouding hadden zy, in de daad, ftelden de voornaamfte Staatsdienaars aan, en vertrouwden hunner zorge de gewigtigfte belangen. Hun Divan, of groote Raad, beftondt uit driehonderd perfoonen van aanzienlyken huize, eerlykheid en ondervindinge; hunne lyfwagt uit honderdvyftig man, meest Renegaaten, en hunne legermagt uit veertigduizend man. Zy hadden een inkoomen, aan die grootheid evenredig. Dit alles nam een einde met Muley Hafcen, door Barbarosfa ontthroond; en hoewel hy herfteld wierdt door Keizer Karei den V, daar door aan hem fchattingfchuldig wordende, konde hy zyne magt niet wederom brengen in dien luister, welken zyne voorzaaten hadden gehandhaafd, geduurende eene reeks van bykans driehonderd jaaren. Nog meer verviel die magc, terwyl ze ftonden onder de befcherming der Porte, of eigenlyk onder de dvvingelandy en onderdrukking haarer Basfa's De Deys, welke daarna volgden, waren niet in ftaat om dezelve te herftellen; en de Beys, die hun den voet geligt hebben, hebben, 't zy uit gebrek aan magt of uit verkiezing, nog grooter onverfchilligbeid laaten blyken omtrent ftaatelyke grootheid dan eenige anderen , indien zy zich zelve en hunne naazaaten flegts kunnen handhaaven ia het voorregt van eene onbedwongene regeeringe. (a) Zy hebben, in de daad, eenige dringende redenen om niet zulk eene aanzienlyke vertooning te maaken, welke C<0 Leo. Grammay. Marmol. Dapper. Davity. Hh 2 XIX. boek. iv. HOOFDST, [i. AFD,  «44 HISTORIE XIX. boek. iv. 500FDST. I. AFD ( I welke eerder nyd en jaloersheid, dan ontzag en eerbied zou verwekken, 't zy by hunne onrustige en onderdrukte onderdaanen van binnen, of by hunne omringende nabuuren, byzonderlyk by de Algierynfche Deys aan hunne flinker, en de 'lripolitaanfche aan de rechter hand; niet dat de laatllen veel vermogen om hun nadeel te doen, 't en zy ze zich met de eerften vereenigen, of geholpen worden van eenige Christen Zeemogendheden, als de Engelfchen en de Franfchen; met welke, derhalven, de Tunetaanen in goed verftand moeten zoeken te leeven. Een meer waakend oog moeten ze over de Algierynen houden: want deeze, meer gezind zynde tot zeeroovery dan tot koophandei, hebben merkelyk de overhand op hen bekoomen, zints zy de zeeroovery vaarwel gezegd, en zich op het vreedzaamer bedryf van den koophandel hebben toegelegd: in zo verre, dat een Algierynfche Rais zyn volk de fnoodfte ongeregeldheden onbedwongen iaat pleegen, zelf op eene Tunetaanfche Ree of haven; terwyl deeze, vreezende zich zelven eene woeste krygsmagt te zullen op den halze haaien, die' niets vuuriger verlangt dan een voorwendzel om eenen inval te kunnen doen in een land, zo veel beter dan bet hunne, genoodzaakt zyn, allen hoon en fmaad uit dien hooghartigen hoek te verduwen. Van hier dat ze nooit beter in hunnen fchik zyn, dan wanneer zy dien Staat zien ingewikkeld in binnenlandfche onlusten cf een buitenlandfchen oorlog: hoewel, in 't laatfle geval, de Bey van Tunis zelden nalaat, aan hun een gezantfehap te zenden, met aanbiedinge van zyne hulpe; wanneer dezelve tvordt aangenomen, wordt zy, egter, altoos, ondér't een of ander voorwendzel, uitgefteld. De waarheid Ier zaake is, dat de Algierynen niet minder magtifer te land dan te water zyn, dan zy, niet alleen  tan TUNIS. 245 alleen in fterkte en vermogen, maar hunne foldaaten en matroozen zyn krygshaftiger, kloeker en onverzaagder; en, door hun losbandig gedrag, hebben zy hun zulk eenen fchrik aangejaagd, dat zy zich ver genoegen met het houden van een waakend oog over1 dezelve, zonder eenen ftap te durven doen, die hen zou kunnen gaande maaken , veel min aan zo eene woeste, fchraapzuchtige en geduchte Natie een voorwendzel te geeven tot het doen van eenen inval Immers blykt het, uit het geen wy gezien hebben in hetlaatfte gedeelte van hunne Historie, dat het hunne beftendige ftaatkunde geweest is, verdeeldheden te Itooken, invloed te hebben op nieuwe verkiezingen, zomtyds zelf om eenigen hunner Beys af te zetten. Van den andéren kant, wanneer zy het geraaden gevonden hebben, openlyk met hun te breeken, 't zy met of tegen regt, lieten zy nooit na, hunne uitge. hongerde troepen te zenden om hunne landen te verwoesten ; de waardigfte goederen wegtevoeren, en 't geen ze niet konden medeneemen te vernielen Om deeze redenen is 't het belang der Tmttaanfche Beys, een genoegzaam getal Renegaaten in foldy te houden, wier fortuin, geheellyk van hun afhangende, diensvolgens vordert, getrouwer en waakzaamer te zyn ter voorkoominge, dat de Arabifche Cheyks geen geheim verftand houden, of in eenige verbintenis met de Algierynen treeden; in goed verftand te leeven met den Bey van Conftantina: want niet langer dan zy elkander getrouw zyn, en zich voorzigtig gedraagen, kunnen ze beftand zyn tegen Algiers; de vriendfchap der Engeljchm en Franfchen aan te kweeken, niet alleen uit hoofde van hunnen voordeeligen handel met dezelve, maar inzonderheid van wegen de oorlogsbehoeften! worden ^ *°°X ^™ bdde Natien voorzien 3 Het XIX. boek. iv. 400FDST, 1. AF».  XIX. boek. IV. HOOFDST. II. AFD Rene ■ gaaten. z4.6 HISTORIE Het beloop der inkomften en der Landmagt der Tunttaanfcl.e Beys is niet ligt te gisfen ; de eerfte, voornaamlvk beftaande in1 de fchattmg, welke de Arabieren en Mooren betaalen, en; in de.Tollen.der .ïnkoomende en uitgaande goederen, zyn in eene geduurde ryzing en daaling: de reden is, omdat, aan de eene zyde, Arabieren en Mooren dikmaals andere middelen vinden om de betaaling te ontduiken, door het verbergen van de voortbrengzelen des velds in ruime bergplaatzen, onder den grond of in hollen, terwyl zy zeiven met hunne gezinnen en vee wyken na ontoegankelyke plaatzen, ten tyde van des Beys landbezoekinge, en wederkeeren, zo ras hy met zyn vliegend leger is vertrokken. Zo arm zyn ze, en zo zeer met belastingen gedrukt, dat zy, zonder geduurige ontwykingen , niet zouden kunnen beftaan, zelf in hunne rampzalige leevenswyze. Zekerder gaan de tollen van inkoomende en uitgaande goederen. Hunne Legermagt beftaat uit Renegaaten en eene kleine Landmagt: want zy hebben geene Janitzaaren in foldy, o-elyk te Algiers; deeze Landmagt dient inzonderheid tot Bezettingen en in de Zeehavens; maar zy wordt behoorlyk betaald noch is bekwaamlyk geoeftend. De Renegaaten, die inzonderheid de Lyfwagt des Beys uitmaaken, en de Bezetting van zyne hoofdftad, worden, in de daad, beter onderhouden en gekleed; doch genieten niet de byzondere voorregten der Algierynfche Janitzaaren. Men zou zich derbalven mogen verwonderen over het gering getal hunner krygsmagt in tyd van vrede, en dat de Beys hunne regeering en uitgebreide landen aan zo eene zwakke wagt durven vertrouwen. Zv kunnen, in de daad, by alle gelegenheden, een talryk leger Mooren en Arabieren op de been brengen, zo wel paerdevolk als knegten; doch op hunne getrouwheid is niet veel ftaats te maaken^ 1% t"l t;^" ■» I  van TUNIS. 247 Veel geringer is insgelyks hunne fchecpsmagt, dan men van zo eene handeldryvende Zeemogendheid zou mogen verwagten. Aan de Regeering behooren flegts vier fchepen, flegt toegetakeld; het grootfle voert flegts veertig ftukken. Wyders zyn 'er dertig Galjooten, voerende van twintig tot honderdtwintig man. Gemeenlyk ftaan ze onder 't bevel van eenen Renegaat, en zyn bemand deels met Renegaaten, deels met lurken en Couloglies. De Christen flaaven doen bet fcheepswerk, en de Turken vegten. De vier groote fchepen , welke tweemaal 's jaars op een kruistogt uitzeilen, worden door den Bey voorzien' van oly, boter, azyn en hard brood; doch dewyl deeze voorraad niet toereikende is, vermeerderen de Kapiteinen, voor twee Piasters van eiken Turk, die leevensmiddelen tot eene zekere hoeveelheid, voor 'r meest voor veertig of vyftig dagen. Nog andere Galjooten worden uitgerust door byzondere Reeders, die op eigen kosten den kruistogt doen, het fcheepsvolk betaalen, en andere kosten draagen; zy hebben den eigendom van de genomen pryzen, uitgezonderd de aandeelen, welke de Bey aan zich behoudt. (/;) Wanneer een der Landsfchepen eenen prys op brengt, koomt, na aftrek der fcheepskosten, het hok/ van het fchip en de helft der laadinge aan den Bey;1 de andere helft wordt verdeeld onder den Kapitein en het bootsvolk. Wat aangaat de flaaven, behalvenzyne helft, geniet de Bey het.voorregt, de overige voor honderd piasters ieder te kunnen koopen; zelden mist het of hy neemt drie- of vierhonderd voor die fomme; de tiende man behoort aan den Divan. Wanneer een Christen koopvaardyvaarder op de Ree koomt, hyst hy zyne vlag op, en groet het^ Kasteel rby Grammay. Marmol. Davity. XIX. boek* IV. HOOFDST. 11. AFD Ver de e'ng der 'ryzen. Behan* iting  a4S HISTORIE XIX. Kasteel Goulette met drie fchooten; vervolgens treedt boeic. de Kapitein aan land om zyne opwagting te maaken iv. by den Aga. Een Ooriogïchip, aan eene Christen hoofdst. Mogendheid behoorende , ankert een weinig verder ïl afd. van het Kastel en WOrdt door hetzelve eerst gevan de groet, naar gelange van zyne grootte; welke groete Christen jlv met even vee[ fch0oten beantwoordt. Van de Jchepen. aan]cornst eens Oorlogfchips moet de Konful kennis geeven aan den Bey, die terftond de flaaven in hunne byzondere gevangenisfen doet opfluiten, opdat niemand hunner middel vinde om aan boord te koomen. By het vertrek zendt de Bey doorgaans aan den Kapitein het gewoone gefchenk van osfen, fcbaapen, groente en andere leevensmiddelen. Alle koopvaardyfchepen , welke in dit Koninkryk losfen of laaden, moeten vierderhande ongelden betaalen: ankergeld, beloopende acht piasters, en een halven voor het laaden en even veel voor het losfen. De ongelden van het landen, uitmaakende een gedeelte van 'sLands inkomften, ryzen en daalen, naar gelange der behoeften van den Staat. De Paspoorten, aan de Franfche Kapiteinen gegeeven, gelden, op verzoek hunner eigen Kroone, drie jaaren; aan 't einde van dezelven moeten ze vertoond worden aan een Admiraliteitshof in Frank ■ ryk, eer ze vernieuwd worden, onder zwaare ftraffe. Doch die aan de Engelfchen worden gegeeven, gelden veertien jaaren , zonder aan de gemelde verpligtinge onderhevig te zyn. (c) inkoo- Tunis verzendt na Frankryk koorn, oly, boonen, mende ««linfen, wasch, wolle, huiden en Marokkaanfche vellen; uitgaan- het ontvangt in betaaling Spaanfche wolle, Languedoksch ^«^•laken, vermiljoen, fuiker, peper, nagelen, wyn, ren' brandewyn , papier , aardwerk , yzer en ftaal. De ha- (O Hifi. Qf Tunis, Ch. 6, p. 3°$.  van TUNIS. 251 en geboet, vooral wanneer ze betrapt worden op het befnoeien van de Munt, welke hier na genoeg de. zelfde is als te Algiers, (e) Dezelfde zyn hier insgelyks de ftraffen als in het ftraks genoemde Koninkryk j allerzwaarst zyn ze hier omtrent de Renegaaten, die wederom Christenen worden: deeze worden bewonden in een ftuk laken m pek gedoopt, en dus in brand geftoken, of hun nog een fmartelyker en taaier dood aangedaan, door hen te begraaven op het hoofd na, en dit te befmeé. ren met honig, 't welk vervolgens aan de beeten van Wespen en andere Infekten wordt bloot gefteld- veriche,den dagen en nachten kunnen ze het dus pynlyk uithouden, eer ze den geest geeven. Niet minder wreed zyn ze tegen hunne flaaven, die tragten weg £r™£3' ^f50^' dezulken, die hunne meesters vermoorden, indien het Turken zyn: om deeze laatfte misdaad worden den misdaadige armen en beenen ge. broken, hy aan den ftaart van een paard gebondfn, en dus langs alle ftraaten gefleept; waarna hy geworgd! worden cIranien SeSeeven wordt om begraaven te C«) Dezelfde, p. 205. Cf) Thevenot, Part. ï, Ch. 93. DERDE AFDEELING, Historie van Tunis, zedert de fiigting door Sinan Basfa. Naauwlvks hadt dit gewest adem gehaald van zyne onderwerpinge aan de Romeinen en aan de JNoordfche Vandaalen en Gothen, of het kwam, nevens^ ïi 2 geheel XIX. boek. iv. HOOFDST. ii. AFD.' Straffen, Tunis on. ter de Saaceerien.  XIX. boek. IV. HOOFDST III. AFD. Zyn dooa\ Hutmen volgt hem op. Abu Bar. 254 HISTORIE fpoedig onderbragt; hy noodzaakte den Koning, zyn tolpligtige te worden. Dit voorbeeld wierdt lpoedig gevolgd door dien van Fez, welke thans onledig zynde met het beleg van Marokko, het geraaden vondt, dusdanig een bezoek te voorkoomen, door het zenden van een gezantfchap met ryke gefchenken, en de plegtigfte verzekeringen van hem voortaan als Opperheer te zullen erkennen. Zegepraalende keerde Abu Ferez weder in zyne hoofdftad, nam den tytel aan van Koning van Afrika, en vestigde zyn hof in die ftad, met dezelfde pragt en grootheerlykheid, welke dat des Sherifs van Marokko onderfcheidde. Zints dien tyd begon Tunis de pragtigfte fteden van Afrika na de kroon te fteeken, als zynde verfierd met veele kostbaare gebouwen, en gedekt door fterke muuren, torens en andere bolwerken, overeenkomftig met den nieuwen tytel van Hoofdftad van Afr.ka. By zyn overlyden verdeelde Abu Ferez zyne Heerfchappyen tusfehen zyne drie zoonen: aan den eenen gaf hy het Koninkryk Bugia, aan den anderen Numidie, en aan den derden, Hutmen genaamd, Tunis. Niet minder dapper dan zyn vader was Hutmen, of Autman. Hy breidde zyne heerfchappye merkelyk uit, beroofde zynen broeder Hamar van Numidie, wiens Koninkryk hy aan Tunis hegtte, en deedt hem de oogen uitfteeken. Hy regeerde veertig jaaren, en liet zyn Koninkryk na aan zynen zoon Abu Bar, die naderhand daarvan beroofd wierdt door eenen Jefajah, of Suliajah, die zich zei ven noemde den zoon van Omar den 111, Kalif der Afiatifche Saraceenen. (/z) Hutmen, zo wel als zyn vader, hadt de Koningen van Fez in zo verre in bedwang gehouden, dat zy geene C&) Grammay, Lib, 8, Cap. 2. Marmol, Lib, 6, Cap. 16,  van TUNIS. 255 geene krygstogten of veroveringen durfden ondei neemen, uit vreeze van hem te mishaagen. Doe naa zynen dood wierden zy magtig genoeg, bmne korten tyd, om hunne oppermogendheid te doen ei kennen van ahe de Mchammetaanen in Af'nka. en hunm heerfchappyen uit te breiden tot aan de Oostlykfti gewesten van Barbarye, en Zuidwaarts tot aan Neger land. Desgelyks voerden zy bloedige oorlogen teger Hutmen's Opvolgers; tot dat eindelyk Hasfan, of Haxen een hunner Koningen, Tunis belegerde, en bemagtigde; de Koning was genoodzaakt eene fchuilplaats te zoeken in de nabuurige wildernisfen, toen van Arabieren bewoond. Het leedt egter niet lang, of hy keerde weder met eene talryke bende van dat volk; en Hasfan geflagen hebbende, hernam hy zyne hoofdftad en zyn Koninkryk. Terwyl de Tunetaanfche Monarch met dien van Fez in oorlog was, verwekte de ftad Tripoli, door Abu Zecbariah bemagtigd, eenen opftand, en bleef vyf jaaren onafhanklyk; tot dat Abu Hamen, Hasfan''s Opvolger, Muley Abu verfloeg, en hem noodzaakte te vlugten na Conftantina, alwaar hy hem belegerde en gevangen nam, en vervolgens opfloot in het Kasteel van Qeuta, 't welk toen aan de Mooren behoorde. Midlerwïl zag de ftad Tripoli op eenmaal zich omfingeld van een Eskader Genueefche fchepen, en* twaalf Galeien, die haar fpoedig noodzaakten, zich op» befcheidenheid over te geeven. Alle de inwooners wierden flaaven, en ftonden op het punt van weggevoerd te worden, wanneer de Koning van Fez, daarvan verwittigd, vyftigduizend Kroonen losgeld en voor den inkoop der ftad boodt. De fomme wierdt op die voorwaarde gereedlyk aangenomen door de Genueezen, doch niet zo eerlyk betaald door den Koning van Fez, zynde de helft valsch geld. (i) De (O Marmol, - XIX. h boek. n iv. HOOFDST. ;IU. AFD. Tunis door Hasfan be magtigd Tripoli igetiO' 'en.  1S6 HISTORIE XIX. boek. iv. HOOFDST. III. AFD. D e Fezaanfche Monarch ftierf kort daarna, en wierdt opgevolgd van Abu Celem, die een verbond iloot met den Vorst van Tunis, die nog te Ceuta gevangen zat: door middel van eenige verbintenisfen tuslchen hen, herftelde hy hem in vryheid en in zyn Koninkryü. Niet lang was Abu Abez in zyn gebied terug geweest, of hy herwon de ftad Tripoli, en andere zyner provincien, van welke Hasfan hem beroofd hadt, en genoot ze voorts in vrede, gelyk ook zyne Opvolgers deeden- tot dat een van hun, Abu Barca genaamd, vermoord wierdt, nevens eenen zyner zoonen, w het Kasteel van Tripoli, op bevel van Chiajah, zynen nee ve, die' een opftand in het Koninkryk verwekt hadt. Niet lang was deeze overweldiger in het bezit daarvan geweest, of een neef van hem floeg aan t muiten, en doodde hem. Zyn leeven lang droeg hy de Kroon in vrede; en by zyn fte-rven befprak hy dezelve aan Ze. chariah, neeve des gemelden verraaders CHajah, zynen voorzaat. Doch kort daarop aan de pest ftervende, koozen de voornaamfte ingezeetenen tot zynen Opvolger Muley Abu Camtn, neef Zechariah, wiens dwingelandifche regeering verfcheiden fteden deedt aan 't muiten flaan, en zich zelve tot kleine Prinsdommen opwerpen. Muley Abu Camen wierdt opgevolgd van Muley Mahmed, van wien wy niets merkwaardigs vermeld vinden, dan dat hy drieëndertig jaaren te Tunis reseerde, en veele kinderen hadde, den oudften van welke hv, op vermoeden van verraaderlyke ontwerpen, deedt gevangen neemen. Alle de overige waren zo ondeugende, dat hy onder hen geen bekwaamen Opvolger konde vinden. Ten laatfte viel zyne keuze op den iongften, niet alleen omdat hy voor den moedigften wierdt gehouden, maar omdat, zyne moeder eene Arabifbe van dat land zynde, hy hoopte dezelve  i6o H I S T O R I E XIX. BOEK. IV. HOOFDST. III. AFD . I Hasün neemt toevlugt tot Karei ée V. meester te maaken van Kayrwan en andere plaatzen, In welke hy eene fterke bezetting van 'Jurken leide. Naderhand deedt hy het kanaal van de Goletta, 't welk ^emeenfehap hadt met de haven, wyder maaken, om lizo de haven te vergrooten ; hier toe wierden de Juristen-flaaven gebruikt. (/) — Wat aangaat den iroorvlugtigen Hasfan, hy vondt het best geraaden, Je wyk te neemen onder eenige nabuurige Arabier s, iie het nog met hem hielden; hy vertoefde onder iien, tot dat by op den throon wierdt herfteld door Karei den V, by wien hy tegen Barbarosfa om hulp irerzogt. (m) Dit, nogthans, was een gevaarlyk redmiddel: zyn verzoek by een Christen Keizer om hulp was eene daad, die niet konde nalaaten, hem nog meer gehaat te maaken, niet flegts by zyne eigen onderdaanen, maar ook by alle Mohametaarfche Prinfen: :e meer, dewyl hy zyne Kroon op geene andere voorwaarden kon herwinnen, dan door aan dien Monarch fchattingfchuldig te worden. Maar te wanhoopig [tonden zyne zaaken, om door eenige bedenkingen iran dien aart te worden afgefchrikt, van aan bedenkingen, behalven die van wraaklust, het oor te leenen, tegen zyne eigen trouwlooze onderdaanen zo wel, als tegen den verraaderfchen Barbarosfa en de Porte. Zyn begunftigde Renegaat, een Genuees, nam op zich de behandeling van die zaak met den Keizer, die den voorflag gretig aannam, en befloot tot het doen van den togt in eigen perfoon. Doch hoewel de toebereidzels tot deeze onderneeming met allen fpoed en geheimhouding gefchiedden, in de havens Van Napels, Sicilië, Genua en- Spanje, kreeg Barbarosfa 'er zo fpoedig de tyding van, door eenen Florentynfchen Priester, thans na Conflontinopolen beftemdj (/) Marmol. (#0 Grammay. Marmol, enz.  yam TUNIS. zót beftemd, en met eenige gewigtige zaaken wegens he Branjche Hof belast, dac-by tyds genoeg hadt om 'e de Porte van te verwittigen, en met een van he dreigende gevaar om niet alleen haare geheele vloo te verhezen, maar ook alle haare veroveringen i; Barbarye, indien 'er niet fpoedig in voorzien wierdt Nogthans ftootte hy het hoofd in dien hoek; heb bende de Groote Heer thans de handen vol werk m Afie, en zyne Staatsdienaars te Conjldntinopden onbe' kwaam of ongezind zynde om hem met volk en fchepen te hulpe te koomen. Deeze gevaarlyke toefhnd ichnkte hem evenwel niet af van het bieden van "kloeken tegenftand. Daar hy de ftad Tunis niet naar zy nen wensch kon verfterken, uit hoofde van de hoogten, welke haar aan de Westzyde beftrvken, en de voorlieden, een van haare voornaamfte fieraaden, niet durfde afbreeken, uit vrceze van het misnoegen der lunetaanen, begon hy ftraks de Goletta te verfterken, toen weinig beter dan een vierkanten toren, gebouwd.om den mond van het kanaal te dekken, waardoor de zee in het Meir by de ftad loopt. Niet alleen voegde hy daar nevens eenige fterke buitenwerken, maar wierp 'er eene Turkfche bezetting in en voorzag de plaats van alle het noodige ter verdeedjginge. Vervolgens nodigde hy alle de Mooren en Arabieren ter zyner hulpe, en bragt hun onder 't oog, dat dit eene gemeene zaak was, by welke zy-allen even veel belang hadden: in zo verre het verlies van Jums met alleen geheel Barbarye zou in gevaar bren-1 gen, maar alle de Staaten onder een Christen jak brengen, en de heilloosfte gevolgen hebben voor den Mobametaanfchen Godsdienst. Deeze bedenking alleen geloofde hy, zou van genoegzaame kragt zyn om alle de Mhmetaanfche Prinfen op te zetten tegen den atvailigen Hasfan en zynen vermogenden bondgenoot; Kk 3 vrugt- t XLt. BOi-K. t iV t HDOFDiT. \4Ü. AF O. 1 Barharosfa's fclukk'mgentot tegen■y/eer.  263- H I S T Q" R I E XIX. v BOEK. d IV. d VQ0KDST. / lii, AFD.J t ] I 'sKeher, vloot ver fchynt. rugtïoos hadt hy getragt, den eerften leevende of ooi in handen te krygen. De rondgaande brief eedc de bedoelde uitwerking in het wapenen van de loorfc'ie en Afrikaanfche Pnnfen tegen de Christen 2gennagt, en haalde de meeste Levantfche Zeeroover* er zyner hulpe over. Vervolgens deedt hy eenen fterken muur bodven van den Zeekant tot aan den Watertoren, en ,ran daar tot aan het Meir, maakende eene loort van ïolwerk met de noodige fchiecgaten. Daarenboven >ouwde hy over het kanaal een grooten brug, binnen len gemelden muur. Op eene plek gronds tusfehen ie zee en de Goletta deedt hy een bolwerk verfterken, i^an waar men een vry uitzigc hadc over de geheele Kust, en dat de twaalf Galeien, die buiten .waren gelaaten, dekte, terwyl alle de overige vaartuigen veilig lagen in het Kanaal of op het Meir. Naa deeze en mdere middelenter verdeediginge,.wierp hy in deeze vesting zevenduizend man: vierduizend van dezelve waren Turken of Renegaaten,, tweeduizend Tunetaanjcht Mooren, de overige duizend waren uitgeleezene onverzaagde Janitzaaren; allen voorzien van fchiet- en zygeweer,krygsvoorraad en leevensmiddelen, aangevoerd door fchepen, welke van Tunis af en aan voeren. («) i Karel de V, de tyding gekreegen hebbende van de toebereidzels om hem te ontvangen, deedt zyne vloot,, met allen mogelyken fpoed, onder zeil gaan na de Tunetaanfche Kusten; zy beftondt uit veertienhonderd fchepen van allerlei grootte, en onder dezelve negentig Koninkiyke Galeien. Spoedig bereikten zy de Kaap van Karthago; deeze rond gevaaren zyn Ie, verkondfehapten zy de Goletta; zobder tegenkanting tradt hier de talryke krygsmagt aan land. 5j r,r ng^fïi 'Bar* (»). Marmol. Bofio. Vertot, enz, .33 I' ■ £ «  vam TUNIS. 167 bronnen; hier fchaardehy zyn leger in flagorde, en wagtte den vyand af. Volgens de Spaanfche Historiefchryvers, beftondt zyn leger uit negentigduizend ftrydbaare mannen; doch uit den uitflag hunner bedryven zullen wy den Leezer laaten oordeelen, of zy zo talryk kunnen geweest zyn: dewyl alle andere Christen Schryvers zich eens zyn, dat hy in die nederlaage niet meer dan driehonderd verloor. (/>) De twee legers kwamen fpoedig aan elkander; de Arabieren, gelast om den vyand aan alle zyden,te befpringen, vielen met hunne gewoone hevigheid aan; doch zo ras het Christen gefchut begon te fpeelen, en de Muskettiers zich van hun geweer bedienden, vlugtten zy met groote verhaasting ; geenerlei beloften of bedreigingen waren m ftaat om hen tot ftaan te brengen, of den ftryd te doen hervatten. Naa een kort en hevig gevegt, bezweeken de Turken, met agterlaating van zeven ftukken gefchut. Barbarosfa vergeefs getragt hebbende, zyne verfpreide benden te verzamelen, was genoodzaakt, haar na de ftad te volgen, werwaarts zy in groote wanorde vlugtten. In ftede van dezelve hunne lafhartigheid te verwyten, berigtte hy hun hier bedaardelyk, voorneemens te zyn, den volgenden morgen, nogmaals eene proef te neemen van hunnen moed tegen de Christenen. Dit, egter, was flegts een voorwendzel, om zyne beraamde vlugt te beter te bedekken; hy befchouwde het als gevaarlyk, zelf aan zyne lurken 't geheim daarvan te vertrouwen. Zyn oogmerk wierdt fpoedig ontdekt, door zyn bevel, om alle zyne fchatten uit het Kasteel te ligten, als mede-door de hei- (/>) Marmol. Vertot, Bijl. de Malta., Vol. 4, p. 79. LI 2 XIX. boek. IV. HOOFDST.' 111. AFD»  268 HISTORIE XIX. BOêK. IV. hoofdst. Hl. afd. Barbaros1 alugt n, Boua. heimelyke orders, welke hy gaf, om alle Christen flaaven te doen in de lucht fpringen, hoewel niemand zyner krygsoverften onmenfchelyk genoeg was om dien last uit te voeren. Hy hadt thans onder zyne gevangenen een Maltet/clien Bevelhebber, met naame Paul Simoni, die voormaals zich zo dapper tegen de Turken hadt gekweeten, dat hy nimmer hem tot eenigen prys wilde flanken of doen uitwisfelen. Deeze, eenig vermoeden of kundfchap hebbende van zyn ver. fchnkkelyk ontwerp, vondt middel om eenigen zyner Oppasfers om te koopen om hem eenige vylen te bezorgen, door middel van welke hy zich zeiven en zyne lotgenooten van de boeijen verloste. Vervolgens de deuren van het Magazyn in het Kasteel open geloopen hebbende, voorzagen zy zich van geweer, dooden alle Turken, welke zy aldaar vonden, en plaatsten eene fterke wagt by alle toegangen. ISaa deeze behoedmiddelen, vertoonde zich Simoni op de kanteeüngen, met de witte vlag; en nodigde het Christen leger ter hunner hulpe. De opfchudding dreef Barbarosja fpoedig derwaarts, beveelende dat hem terftond de poorten zouden geopend worden. Ziende dat zyne bevelen alleen beantwoord wierden met Musketfchooten, en een hagelbui van fteenen, welke de flaaven op'hem wierpen, riep hy : „ Ik ben verlooren; de „ Christen honden hebben van het Kasteel en van •a „ alle myne fchatten bezit genomen." Zonder langer ite toeven, verzamelde hy zyne Turken, en nam in aller yl de vlugt: eer Karei 9e V deeze omwenteling vernam, was hy reeds behouden in de ftad Bona aangekoomen. ( !. » n e > z j 1 r t t Hasfan keert weder fia Tunis.  274 HISTORIE XIX. ÏOEK. IV, HOOFDST. III. AFD. Onderkonings, hadt geworven onder de Banditen, en andere onverlaaten in de nabuurfchap van Napels; hy landde met dezelve aan de Goletta, welke de Gouverneur hem raadde niet te verlaaten, zonder alvoorens anderrecht te zyn aangaande zyns zoons magt, en de gezindheid zyner onderdaanen. Doch hy, waanende dat Hamida niet onbefchaamd genoeg zyn zou om hem onder de oogen te zien, trok, aan 't hoofd van zyn klein leger, regelrecht na Tunis. Nog meer bewoog riem, om met zo geringe magt derwaarts te fpoeden, int de verraaderlyke Hamida eenigen zyner aanhangeren hem te gemoete hadt gezonden, niet als vyanden, maar a's gehoorzaame onderdaanen, om hunnen wettigen Vorst in zyne heerfchappyen te verwelkoomen, hem te verzekeren, zynen oproerigen zoon in de uiterfte ontfteltenisfe en wanhoop te hebben gelaaten; en dat by fcheen beflooten te hebben eene fchuilplaats te zoeken onder eenige hem gezinde Aralieren, in de uiterfte deelen zyns gebieds. Eenigen melden, dat de burgers aan Hamida gevraagd hebbende, of hy zich wilde onderwerpen aan zynen vader, hy tot antwoord gaf, dat zyn vader Christensch was geworden, en nu kwam om hen te verdelgen, en zy allen op hunne hoede moesten zyn. Zy hernamen: „ Indien de Ko„ ning koome verzeld van Christen foldaaten, willen „ wy voor u fterven; doch indien hy geene andere „ dan zyne Moorfche wagt medebrenge, zullen wy niet gedoogen dat de wapens tegen hem worden „ opgevat."Dat hierop wierdt beflooten, dat de bovengemelden zyne wagt zouden gaan verkondfehappen. Hoe 't zy, hy hadt zyne vyf honderd Mooren in zulker voege geplaatst, dat zy de Italiaanfche benden agter zich bedekten, terwyl de burgers binnen de ftad onder de wapenen bleeven, wagtende op het zein, welken kant zy moesten kiezen. Eindelyk gebeurden 'er eenige  van TUNIS. 275 eenige fchermutfeüngen tusfehen de afgezondenen en *s Konings benden, waardoor de tweeduizend ltaliaanen verklapt wierden. De Tunetaanen het thans voor toegeftaan houdende dat hy Christen was geworden, zo als zyn zoon verfpreid hadt, volgde 'er een bloedig gevegt, waarin zyne benden merkelyk leeden, niet alleen van de Tunetaanen, maar ook van eene talryke bende Arabieren, die in de nabuurige olyfbosfehen in eene hinderlaage lagen. Naa--een hevig gevegt, waarin veelen van zyn volk fneuveldcn of gevangen genomen wierden, en nog meer na de bosfehen vlugtten, en van daar na de Goletta, wierdt de Koning door zyns zoons troepen omfingeld, en gevanklyk in de hoofdftad gebragt zynde , naauw opgeflooten. Den volgenden morgen ontboodt hy zynen zoon by zich, om te hooren wat hy voor zyné zaak hadt in te brengen, en, ware't mogelyk, tot een vriendlyk verdrag te koomen; doch Hamida weigerde ronduit, hem te zien, maar zondt hem eenige Beulen, die hem de keuze gaven, zyne oogen of zyn leeven te verliezen. Hy het eerfte gekoozen hebbende, wierdt hem terftond het gezigt ontnomen met een gloeijenden priem; wordende hy voorts in zynen kerker geworpen, om 'er te kwynen in ketenen, droefheid en elende. (*) Hamida, thans, zo 't heette, in het vreedzaam bezit van den Twietaanfchen throon, zondt zyne troepen na Bizerta, eene der fteden, in welke Barbarosfa eene Turkfche bezetting hadt geworpen. Doch terwyl hy met de bemagtiging van die gewigtige plaatze onledig was, hadt de Onderkoning van Napels, verwittigd van Hasfan's nederlaage, hem vyftienhonderd Spanjaarden toegezonden, onder bevel van Alonzo Bivas; zy landden aan de Goletta, nevens eenige Arabieren, en (j) Bofio. Marmol Vertot. Mm 2 XIX. boek. IV. HOOFDST. [II. AFD. Abdulnelechhemag'igd den 'kroon, ,  27(5 H I S T 0 R I" E XIX. boek. IV. HOOFDST. !H. AFD en andere bondgenooten. Te deezer gelegenheid zondt de Gouverneur der Vestinge Mdulmelech, Hasfan's broeder, vermomd na Tunis, verzeld van veelen zyner vrienden, die zich door de ftad hier en daar verfpreidden; zynde het thans eenen feestdag, op welken de 'Junetaanen, op geen gevaar bedagt, groote vreugde bedreeven. Zy zich onverwagt voor het Kasteel vertoonende, doodden de wagt en vermeesterden de poort. Straks verzekerde zich Abdulmelech van Hamida! s jongen zoone, deedt hem de oogen uit. fteeken en zich zeiven voor Koning uitroepen. Dien tytel hadt hy niet gevoerd boven eene maand, geduurende welke hy zesduizend Dukaaten aan de Bezetting van de Goletta zondt, volgens het verdrag, of hy wierdt van eene gevaarlyke kwaaie aangetast: waarop hy zynen broeder Hasfan flaakte, en hem zyne vrouwen en kinderen wedergaf, welke'zyn onnatuurlyke zoon door dwang tot zynen wille genomen hadt. Om deeze reden wilde de oude Koning met haar geene gemeenfchap hebben, maar zondt ze terug aan haare ouders en bloedverwanten: Abdulmeleth ftierf veertien dagen daarnaa. Geduurende zyne ziekte beroofden hem zyne bedienden van zyne beste huisgëraaden, en hielden hem zo naauw opgeflooten, dat, zo dikmaals de deur van zyne kamer geopend wierdt, hy verwagtte vermoord te zullen worden. Terstond naa zyn overlyden verkooren 'de Tunetaanen Muley Mohammed, Hasfan's zoon, thans-gyzelaar in de Goletta, tot hunnen Koning; dech Don Francisco '1ouar, Gouverneur van het Kasteel, weigerde hem los te laaten, en plaatste eenen van Mdulmelech's zoonen, ook Mohammed genaamd, op den throon ; hy wierdt met groote toejuiching ontvangen, doch regeerde flegts vier maanden. Midlerwyl waagde het Muley Hasfan om na de Goletta zich te begeeven, waar-  van TUNIS, *77 waarfchynlyk om van den Gouverneur voldoening te vraagen; doch hy wierdt door hem gezonden na het kleine Eiland Tabarca, op de Kust tusfehen Bona en Karthago, van waar by vervolgens, overftak na Sardinië, Napels, Rome, en eindelyk na den Keizer, toenmaals teAugsburg, die hem vriendlyk ontving, en met medelyden met hem fchynende begaan te zyn, hem op betere tyden deedt hoopen. Doch verre van hem de hand te bieden ter herwinninge van zynen throon, deedt hy zelf hem geen regt wedervaaren wegens den Gouverneur van de Goletta, die eene groote menigte geld en juweelen hadt verdonkerd, door den ongeluk, kigen Hasfan hem in bewaaring gegeeven. fj) De verraaderlyke Hamida, onder dit alles, in de hoofdftad, en in andere fteden zyns Koninkryks niet wordende toegelaaten, zworf van Hof tot Hof, onder de Moorfche en Arabifche Prinfen, om hunne hulp ver^ zoekende. De lunetaanen, eindelyk, thans onvoldaan over Mohammed?s bewind, ontbooden hem terug. Diensvolgens ging hy te fcheep, met de vrienden, welke hy by zich hadt, in eenen Zeeroover, en landde kort daarnaa te Monasteer, Van daar vervoegde hy zich by zyne Arabifche vrienden, van welke hy eenige verfterking hadt ontvangen, met welke hy zo onverhoeds binnen Tunis kwam, dat de jonge Koning naauwlyks den tyd hadt om na de Goletta te vlugten. Naauwlyks was Hamida meester van de ftad en het Kasteel, of hy deedt allen, die in andere belangen ftonden, wreedaartig ombrengen; zommigen der voornaamftcn wier. den voor de honden geworpen , om leevende verfcheurd te worden. Naa deeze omwenteling, regeerde hy In vrede het Koninkryk tot dn den jaare 1570 j wanneer zyne hoofdftad wierdt verraaden door eenige ingezeetenen, in de handen van den befaamden Ochali oi (O Dtzsifde», Mm 3 XIX. BOEK. iv. HOPFDST. ui. AFD, Hamic'a terug ontm bood»n.  XIX. boek. IV. HOOFDST. III. AFD De Zee roover Diagut. i7t HISTORIE of Hali, Basfa van Algiers: zints dien; tyd zyn de ftad en het geheele Koninkryk in de magt der Turken gebleeven. . D e ongelukkige Hasfan vertoefde nog in s Keizers Staaten, tot dat die Monarch de magtige vloot hadt uitgerust, welke na Afrika ftevende, om Barbarosfa en andere Turkfche Zeeroovers te ontzetten van de plaatzen, welke zy langs de Kust van-Barbarye hadden bemagtigd. Tot deezen togt hadt hy mede overgehaald den Paus, de Genueezen, de Fenetiaanen en de Malteezen; deeze moesten hunne aandeelen leveren in fchepen, manfchap en krygsbehoeften, ter verfterkinge van zyne vloot, welke hy deedt uitrusten in de onderfcheidene havens van Spanje, Napels en Sicilië. Zy ftondt onder bevel van den grooten Genueejchen Admiraal Doria, en eenige der kundigfte land- en zeeoverften, van het Eiland Malta, Spanje en Italië: omftandigheden, die alle de zeefchuimers den grootften fchrik aanjaagden, hen op de kragtigfte middelen van tegenweer deeden bedagt zyn, en hen noodzaakten, by de Porte aanzoek te doen om nieuwe hulpe. Deeze vloot moest beginnen met den befaamden Zeeroover Dragut te verjaagen uit verfcheiden zeehavens aan de Kust van Tunis, welke hy bemagtigd hadt. • Eer wy een verder berigt geeven van de bedryven deezes vermaarden Zeeroovers, zal 't, misfchien, onzen Leezeren niet onaangenaam zyn, eenig verflag te hooren van zyne eerfte en allerverbaazendfte opkomst en karakter. Hy wierdt gebooren in een klein dorp van Natolie, tegenover het Eiland Rhodus, van geringe Mohametaanfche Ouders, die van de voortbrengzelen van een klein plekje gronds leefden. Dragut wierdt hunne Jeevenswyze welhaast moede, en tradt, op den ouderdom van twaalf jaaren, in dienst van eenen Bevelhebber van de Artillery, op eene der Galeien van den Grooten Heer,  van TUNIS. 279 Heer, als geringen matroos; doch hy wierdt fpoedig een der kundigüe Kanonniers, en diende eenige jaaren in die hoedanigheid. Eindelyk eenig geld verzameld hebbende, 'kogt hy een aandeel in een Brigantyn, aan eenige Zeeroovers behoorende; door zyn goed geluk1 aldaar wierdt hy in ftaat gefield om eene kleine Galei te koopen. Behalven de menigvuldige Pryzen, welke hy nam, wierdt hy zo kundig aangaande alle de Eilanden, Baayen, havens, rotzen, en ondiepten, aan alle deeze Kusten, dat hy greetig ontvangen wierdt in dienst van Barbarosfa, toen Admiraal van de Turkfche vloot. Te wel kende. Barbarosfa zyne dapperheid en verdienfte, om hem niet op alie mogelyke wyze aan te moedigen: naa hem alle de mindere rangen agtervolgens te hebben doen bekleeden, bevorderde hy hem tot den post van zynen Stedehouder, en gaf hem het bevel over een Eskader van twaalf Galeien. Zints dien tyd liet Dragut geenen Zomer voorbygaan, zonder kruizen op de Christen Zeekusten, en fchroomlyke verwoestingen op die van Napels en Sicilië aan te richten. De Keizer, vermoeid van de dage. lykfche klagten over deeze aanhoudende plonderingen, zondt eindelyk uitdrukkelyke bevelen aan den Admiraal Doria, om deeze vaarwaters van zo geduchten vyand te zuiveren. Diensvolgens ruste Doria eenige fchepen uit, en gaf het bevel over dezelve aan zynen neeve. Met allen fpoed vertrok de jonge Admiraal om hem op te zoeken, en hadt het geluk, hem te vinden in eene kleine Baai, naby bet Kasteel van Giralatta, aan de Kust van Corfica, tusfehen Calvi en Layazzo. Dragut, onkundig dat de Keizerlyke vloot in zee was, zag zich aan alle zyden naauw ingeflooten, en hevig befchooten van het gefchut van het Kasteel en dat van het Keizerlyk Eskader. In 't eerst verdee- digde XIX. boek. IV. HOOFDST. 11. A F ü.  a8® HISTORIE XIX. boek. iv. HOOFDST 1IJ. AFD. digde by zich met zyne gewoone onversaagdheid; doch het vyaridlyk vuur zo veel fterker dan het zyne v&'cl ndè, en de Kustbewooners by troepen ziende toefchidteh om de hand te bieden tot het verdelgen van het zeefchuimend rot, 't welk hunne Kusten en fteden zo dikmaals hadt verwoest, was hy eindelyk genoodzaakt, de witte vlag op te hyzen. Vergeefs zogt hy in onderhandeling te treeden: niets kon hy van den jongen Admiraal verwerven dan zyn eigen leeven , op voorwaarde van zich met al zyn volk en fchepen aan den Gouverneur van het Kasteel te zullen overgeeven: een hard lot, welk hy zich moest getroosten, 't Geen den ruwen ouden Zeefchuimer't meest vernederde, was, dat hy, met zyne fcheepsoverften aan boord van den Admiraal gebragt zynde, bevondt dat deeze niet meer was dan een aankoomende Jongeling: onbekwaam om zyne verontwaardiging te verbergen, uitte hy eenige hoonende uitdrukkingen, welke hem de ftraffe van ftokflagen op den halze haalden, en oorzaak waren dat hy, als een gemeenen flaaf, in ketens wierdt gekluisterd. Hy wierdt na Genua gezonden, alwaar hy vier jaaren in flaaverny bleef, ondanks alle de poogingen en aanbiedingen van Barbarosfa en den Grooten Heere, om hem, tot welken prys ook, te losfen. Waarfchynlyk zouden hem de Genwezen zyn' leeven lang bewaard hebben, doch zy wierden eindelyk gedwongen hem over te leveren aan Hayradin Barbarosfa, zynen broeder té Algiers opgevolgd, en by de Porte als Turkfche-Admiraal, toen zy hem zagen vérfchyneft aan het hoofd van honderd Galeien, om het bombardeeren en verwoesten van hunne ftad en grondgebied af te weeren. Diensvolgens wierdt Dra^ut geflaakt,en, met gefchenken overlaaden, aan den ouden Turkfchen Admiraal gezonden, (m) Spoèdig (») Marmol, Lib. 6, Cap. 28. Vertot, Hi/i.de Malta, Li?, u,  van TUNIS. 28i Spoedig wierdt hy in zynen ouden post herfteld, en geplaatst aan het hoofd van een fterk Eskader, bekwaam om wraake te neemen van zyn voorleeden ongeluk, en de kwaade behandeling, geduurende zyne gevangenisfe, hem door de Genueezen aangedaan. Zyne gramfchap hem thans nog doodlyker haat tegen de Christenen' dan ooit te vooren hebbende ingeboezemd, begon hy dien eerst tegen het Koninkryk Naptls bot te vieren. Hy veroverde en pionderde het Kasteel van Lamore, en alle de dorpen langs de Kust, medevoerende veele gevangenen en een ryken buit. Zyn volgend voordeel was een Malteefche Galei, door een ftorm van het Eskader verwyderd; men vondt in dezelve zeventigduizend Kroonen, beftemd om te dienen tot verbeteringe van de vestingwerken van Tripoli. Hayradin Barbarosfa het bewind zyner vloote opgedraagen hebbende aan zynen geflaakten Stedehouder, zvnde hy zelve ruim • tachtig jaaren oud, vierde thans te Conftantinopolen den teugel aan zyne voorgaande ongebondenheden, welke hy nu zo ruimfchoots involgde, met een goed getal zyner fchoone flaavinnen, dat hy dood in zyn bed wierdt gevonden; tot groote droefheid van Sultan Soliman, die, om zo veel mogelyk dit zwaar verlies te vergoeden, aan alle zyne Kaapers bevel zondt, Dragut voor Bevelhebber te erkennen. Nogthans gaf hy hem niet den tytel van Admiraal, maar vergenoegde zich met hem te bevestigen in het gezag, hem door Barbarosfa opgedraagen, over alle de Zuidlyke Kusten van de Middelandfche zee. Dragut, thans met de befcherming en het gezag des Grooten Heeren gedekt, dagt het hoognoodig, naar het voorbeeld zyns ouden Meesters, zich te verzekeren van eene veilige bergplaats, voor zich zeiven, zyne fchepen, wapenen en pryzen. Ten dien einde nam hy de zeehavens van Souza en Monasteer in, beHbdïnd.Hist.XVII.D.I.St. Nn hoo~ XIX. boek. iv. HOOFDST. Hl. AFD.  282 HISTORIE XIX. BOEK. IV. HOOFDST, III. AFD hoorende aan het Koninkryk Tun'.s; en die, open en zonder vestingen zynde, alle Zeeroovers, zonder aanzien van landaart, toelieten: even dikmaals ftonden ze dus onder de heerfchappye der Turkfche, Moorfche en andere Zeeroovers, als onder die van haare natuurlyke Prinfen. Dragut was thans in 't gerust bezit van dezelve, doch voorzag ligt, niet lang te zullen in ftaat zyn om dezelve in te houden tegen de overmagt des Keizers, en zekerlyk te zullen overvallen worden in de volgende Lente, door de verecnigde vlooten van Napels en Sicilië, Hierom liet hy het oog vallen op de haven van Afrika, of, zo als zy naderhand wierdt genoemd, Mehedia, tusfehen Tripoli en Tunis, niet alleen fterk door de natuur, maar nog meer door haare verbaazende muuren en buitenwerken, vooral een oud Kasteel, voorzien van gefchut en andere krygsbehoeften, hebbende eene gelegene haven, tegen alle aanvallen gedekt. Onbekwaam zynde om dezelve met geweld meester te worden , befloot hy list en verraad te baate te neemen ; te gelukkig flaagde hy hierin. Afrika ligt op 35 Gr. 16 Min. N. B. en 27 Gr. 21 Min. O. L. van Parys; gemeenlyk wordt het gehouden voor het oude Adrumetum der Romeinen. Veele wisfelvalligheden heeft het ondergaan; het lag bykans in puinhoopen, toen Mehedi, de afvallige Kalif van Kayrwan, het herbouwde, verfterkte, en naar zynen eigen naam Mehedia noemde. De ftad ligt op eene foort van fchiereiland, 'van een hoek lands in zee uitloopende, omtrent vier mylen ten Oosten van 7obulba Toen zy door de legermagt van Karei den V wierdt ingeflooten, was zy omringd van dikke muuren, gedekt met zwaare torens en sndere buitenwerken; zynde voorts aan alle zyden van de zee omringd, behalven een fmallen ftreek lands, omtrent driehonderd- vyftig  van TUNIS. 283 vyftig fchreden in de breedte, welke het aan de vaste Kust hegt. Deeze ruimte wierdt beflagen door een fterk Kasteel, binnen den muur gebouwd. Boven het Kasteel waren twee andere muuren, waarin de vertrekken des Gouverneurs en de Barakken der foldaaten waren. De ftad befloeg vyfduizend driehonderd fchreden in den omtrek, zynde rondom met torens bezet, op een afftand telkens van dertig ellen. Het Arzenaal ftondt aan den Oostkant, niet verre van eene pragtige Moskee, naast den muur der ftad. Aan 't einde der ftad, aan den Noordkant, is eene hoogte, op welke een toren was gebouwd, een ruim uitzigt hebbende over de zee. Binnen de ftad was eene afgefchootene haven, in welke de Galeien en andere kleine vaartuigen wierden opgeflooten: voorde grootere was eene bekwaame haven in de nabuurfchap. Tegenover de ftad, aan de landzyde, lag eene reeks klimmende heuvelen, bedekt met wyngaarten, en verfierd met eene menigte lusthuizen; aan den Oostkant vertoonden zich altyd groenende tuinen en boomgaarten. Daar agter lagen de zaailanden, ftootende tegen eene rye hooge heuvels, van 't Oost na 'tWest loopende; aan geene zyde van welke men ziet eenige ruime vlakten, overvloeiende van voortreffeiyke weilanden, werwaarts zich de Arabieren 's winters vervoegen, met hunne veekudden, van wegen dezelve en eenige kleine meirtjcs, hier en daar in de laagfte gronden. Zodanig was de gelegenheid en fterkte van Mehedia ten deezen tyde, en de bloeiende ftand, in welken de bovengemelde Kalif haar gebragt hadt, naadat zy, door de opvolgers van Mohammed, geheel verwoest was. Dewyl hy het, in ftede van Rayrwan, tot zyne verblyfplaats hadt beftemd, was hy niet minNn 2 der XIX. eöek. IV. HOOFDST. [II. AFD.  284 HISTORIE XIX. BOEK. IV. HOOFDST. iii. AFD. Doria wint Monasteer. der kwistig geweest in het verfieren daar van met pragtige gebouwen, dan in het verfterken met de fterkfte vestingen. Dragut was thans insgelyks bedagt geweest om het te voorzien van allerlei wapenen en [crygsbehoeften, als mede eene fterke bezetting, waar □ver hy het bevel aan zynen neeve gaf. (w) In deezen voordeeligen ftand was de vesting, wanneer Karei de V befloot om haar uit des Zeeroovers handen te wringen, in fpyt van allerlei zwaarigheden en beletzelen, hoewel de Koning van Tunis onvermogende was hem eenige andere hulp te bieden, dan de noodige leevensmiddelen voor zyne vloot, ter voortzettinge van het beleg. Zo ras alles tot dien togt gereed was, befloot Koning Muley Hasfan, zo oud en blind als hy was, na Afrika over te fteeken met zyne twee zoonen, Muley Mohammed en Muley Bubekar, en den Onderkoning van Napels in dat beleg te verzeilen, in het volle befluit, indien hy zyne heerfchappyen konde herwinnen, de ftrengfte wraake te neemen op den trouwloozen Hamida en alle diens aanhangers. Hy vertrok dan met de vloot, welke de Kust van Barbarye fpoedig bereikte. De Admiraal ontfeheepte zyne troepen by Kaap Bona jend, en nam het Fort Calibia in, van waar hy voorttrok na Monasteer. Hier wierden eenige Turkfche partygangers moedig aangetast door de Malteefche Ridders, die hen naazetteden tot in de ftad, welke zy in bezit namen. Vervolgens wierdt het Kasteel opgeëischt, ;n, op des Turkfchen Bevelhebbers weigeringe, ftormenderhand ingenomen, ondanks eene kleine verdeediging en zwaar verlies aan weerkanten. De Gouverneur, een oude Zeeroover, fneuvelde; de Bezetting, en de inwooners derwaarts gevlugt, wierden tot flaaven gemaakt. DüEze Cw) Marmol, aldaar. Vertot,  van TUNIS. 285 Deeze voorfpoed moedigde Doria aan tot het belej van Mehedia; ten dien einde fchreef hy teiflond aai den Keizer om een nieuwen onderftand in fchepen manfchap, .krygs-en mondbehoeften. Midlei wyl lloe^ hy zich neder tusfehen eenige Eilanden naby de ftad. om Dragut het werpen van nieuwe verfterkinge in dezelve te beletten. De Onderkoningen van Napels en Sicilië hadden last om hem van alle het noodige te voorzien, en hielden het gereed. De laatfte deedt Doria weeten, dat de opgezeetenen diens Eilands zc veel belang hadden by het verdryven van de Turkfche Zeeroovers uit die plaatze, dat by voorneemens was, in eigen perfoon over te koomen, met een goeden voorraad 'van troepen, mond- en krygsbehoeften. Hy was een oud ervaren krygsman, genaamd Don ^fuan de Fega; de Keizer hadt den Admiraal uitdrukkelyk bevolen, zonder zynen raad niets van belang te onderneemen. Dit bevel vertraagde niet alleen den dienst, maar was een diepe fpyt voor Doria, die duidelyk voorzag, dat indien hy deeze Eilanden verliet, Dragut niet zou in gebreke blyven om nieuwe troepen in de ftad te zenden. Nogthans was hy genoodzaakt na Palermo te zeilen, om zyne bevelen te ontvangen van den Onderkoning, en de hulp, welke hy beloofd hadt, aan te dringen. Diens volgens zeilden zy na Drepano, alwaar zy de Napelfche hulpbenden vonden, beftaande in vierentwintig Galeien, en andere voorraadfehepen, onder bevel van Don Garcias de Toledo, den joneen Onderkoning van Napels. Bykans hadde deeze omftandigheid eene tweede draaling veroorzaakt; die jonge Edelman weigerde ronduit onder den dapperen Don Juan de Vega te dienen , en wilde volftrekt zyne eigen troepen gebieden. Met eenige moeite wierdt eindelyk de zaak bygeleid, op voorwaarde dat elk zyne eigen troepen zou gebieden, en de veirigNn 3 tin gen [ XIX. i boek. > iv. ■ HOOFDST. m. AFD. Beleg van Mehedia.  a86" H I S T O R I XIX. boek. IV. HOOFDST. III. AFD tingen van het beleg beflist wierden by meerderheid van ftemmen van den krygsraad. Doch" geduurende deeze lange draaling en Doria's afzya, hadc Dragut in de ftad gezonden eene talryke verfterking van zyne beste troepen en Bevelhebbers, als mede van krygsen mondbehoeften; terwyl hy zelve langs de Kusten kruiste, om het overbrengen van nieuwe verfterking in de Christen legerplaats te beletten. —— Zodanig was de toeftand aan weerkanten, wanneer het leger landde, om het beleg naar den eisch te beginnen.. Het gezigt van zo eene talryke krygstoerustinge zou de ingezeetenen fpoedig van verdrag hebben doen fpreeken, hadt niet Dragufs neef, E t 1 s r 1 ft"'' 1 t r Q e t i n  294 HISTORIE XIX. boek. iv. HOOFDST. IIL AFD. Karei iiedt he, aan Je Malteezei Zy wyzet, het af. noodzaakte, eene koele fchuilplaats te zoeken in holen en waterbakken, zo als zy op het punt Honden om hun bloedig ontwerp te volvoeren. Dit voorval, egter, wederhield de twee hoofdmoorders niet van het ombrengen van den Serjant-Majoor, en de overige hoofdbeleiders van den opftand: hier naa kwam alles tot rust. Eindelyk wierdt een nieuwe Gouverneur derwaarts gezonden, die in de plaats gebrek vondt aan alles ter verweeringe noodig, en de loldaaten in groote gisting over wanbetaaling. Hy gaf er kennis van aan de beide Onderkoningen, die den Keizer den voorflag deeden om de plaats te flegten. Doch de ftaatkundige Monarch neigde meer om dezelve over te doen aan de Ridders van Malta, in plaats van Tripoli, welke de Turken onlangs op hen 'veroverd hadden; voor het onderhoud van de Bezettinge en de vestingwerken boodt hy hun jaarlyks twintigduizend Kroonen. Geene listen wierden door zyne Staatsdienaars gefpaard om den. grooten Raad ter aanneeminge van 's Keizers aanbod te bevveegen. Te veele gewigtige redenen hadden de Ridders, die hen wederhielden van hunne Orde met eene zo gewigtige plaats te bezwaaren: onder anderen het ongenoegen van Frankryk en de verbittering van de Porte: met eene groote meerderheid wierdt de aanbieding van de hand geweezen. Straks wierdt een Gezantfchap afgevaardigd om reden te geeven van hunne weigeringe; en hoewel Karei, als Opperbefchermer der Orde, hen daar toe kónde genoodzaakt hebben , berustte hy in hunne weigering, en beval de plaats te flegten. Alle de vestingwerken waren zodanig ondermynd, dat de geheele ftad in een oogenblik in de lucht fprong, en in een puinhoop wierdt veranderd, zo als zy nog heden ten dage ligt. (2) Ha- Cz') Marmol. Bolio. Vertot,  van TUNIS. 295 Hamida, de regeerende dwingeland van het Ko «inkryk lunis, was zeer verheugd dus gelukkig te zyn entflagen van zo vermogenden vyand, en zo een fcherpen doorn in zyne zyde, als de Christen Bezetting dus lang voor hem geweest was, die voornaamlyk bi-ftondt van plonderingen in zyne heerfchappyen. Nogthans was Karei, nog meester van de Goletta, en hadt aldaar eene fterke bezetting, die hem in bedvvang hieldt : waarfchynlyk noodzaakte hem dit, om aan hem tolpligtig te worden, opdat van dien kant geen nieuwe aanllag tegen hem mogt geichieden, ten voordeeie van zynen broeder Muley Mohammed: want wy vinden uitdrukkelyk aangetekend, dat hy zeventien jaaren lang in het gerust bezit van den throon bleef, zedert de vernieling van Mehedia, dat is, tot het jaar 1570, wanneer de nieuwe Dey van Algiers hem verdreef, op ernftig aanzoek zyner aanzienlykfte onderdaanen, («) Deeze nieuwe omwenteling wierdt veroorzaakt door zyne fchroomlyke dwingelandy en wreedheden, gepleegd tegen verfcheiden Edellieden , welke by in hunne perfoonen en goederen zwaar mishandeld hadt. Zyn juk niet langer kunnende draagen, beflooten ze hierom, zich te wenden tot Hali, of Ochali Basfa, nieuw verkooren Dey van Algiers, met wien zommigen der hoofden perfoonlyk bekend waren. Diensvolgens wierden eenigen met verzoek om hulp aan hem afgevaardigd, met aanbieding zelf van de opperheerfchappy van 't Koninkryk $ in naame der Otiomanfche Porte. De hoofdbeleider deezer onderhandelinge was de Alkaide Ebn "Jibaara, Generaal der Ruitcry, die Hamida een doodlyken haat toedroeg, hoewel hy dien zo loos ver- (0) Grammay. Marmol. XIX. boek. iv. HOOFDST. III. AFD  206 HISTORIE XIX. BOEK. IV. HOOFDST. UL AFD. verbergde, dat hy by hem met twee andere voornaame amptenaaren niet het minst in 't oog liep. Met kleine moeite bewoog deeze Hali tot eene zo voordeelige onderneeming. Hy vertoonde zich niet aan het hoofd zyner benden, of alle drie liepen tot hem over, met hunne aanhangers, volgens affpraak, in 't oogénblik als Hamida zich gereed maakte om hem flag te leveren. Deeze afval jaagde den dwingeland zulk een doodfchrik aan, dat hy zyn leger verliet, en met zo veelen zyner Bevelhebberen, als hem wilden volgen , na zyne hoofdftad vlugtte, in 't minst niet twyfelende, of de burgers zouden eenpaarig een Turkfchen vyand te keer gaan, welken zy zo veele reden hadden te haaten. Doch, tot zyn nog grooter fpyt, vondt hy ze allen gereed om zich met hun te vereenigen, zo ras zy zich vertoonden in het gezigt van de muuren, werwaarts Hali hem vervolgd hadt. In deezen nood fnelde hy na zyn paleis, en met zich neemende twee van zyne vrouwen, twee zoonen , en zo veel geld, juweelen en andere kostbaarheden, als hy kon draagen, floop hy in den nacht na de Goletta, verzeld van flegts vyfentwintig vrienden en bedienden. In zyne vlugt wierdt hy overvallen van eene bende Mooren, die van zyne vlugt verwittigd waren, en hem fpoedig ontlastten van het waardigfle gedeelte van zynen vragt, zonder hem of zyn gevolg eenig verder leed te doen. Met het overfchot bereikte hy gelukkig de Spaanfche Bezetting, terwyl Hali met zyne Turken, zonder eenigen tegenftand, de ftad introk, in 't einde van het jaar 1569. Een minnelyk verftand vertoonde zich welhaast tusfehen den veroveraar en zyne 'nieuwe onderdaanen: want hy behandelde hen niet flegts vriendlyk, maar betoonde zich, tegen de Turkfche gewoonte, milddaadig en dankbaar jegens de voornaame werktuigen der ftaatsomwentelinge. Des- gelyks  tan TUNIS. 297 gelyks kwamen de Arabifche Prinfen te Tunis, om hen geluk te wenfchen met zynen voorfpoed, en hunn dienften en vriendfchap aan te bieden : in de hoop waarichynlyk, van eenige gefchcnken, of althans eeni belofte van jaargelden, gelyk de voorgaande Konin gen van Tunis aan hun plagten te betaalen, om hei aan hunne belangen te verbinden. In 't eerst wier den ook deeze minzaam bejegend; doch hy deedt hun. eenige dagen laater, weeten, dat hy eene fchattinf. van hun verwagtte, om de regeeringskosten te draagen. Niet weinig ftondt hy verwonderd over hut antwoord, van hun geene andere fchatting te moeten vervvagten, dan die hy in het open veld op de punt van den degen hun zou afdwingen. Hali vertoefde een gedeelte van het volgende jaar, om de zaaken van zyn nieuw Koninkryk te regelen, draagende de waardigheid van Onderkoning op aan zynen begun. ftigden Renegaat Ramadan Sardo, die naderhand Dey van Algiers wierdt. Onder hem ftelde hy een anderen Napelfchen Renegaat, Mahamed genaamd, als Generaal te velde. Zy hadden onder zich eene bezetting van drieduizend Turken en Renegaaten, om het volk in bedwang te houden. Alles dus geregeld zynde, verliet hy de ftad, en keerde weder na zyn eigen Koninkryk, omtrent het begin van Grasmaand, zeer voldaan over zynen voorfpoedigen togt. Onder dit alles hadt Muley Mohammed, Ham'da's broeder, middel gevonden om te ontvlugten , eerst na Numidie, en van daar na Spanje, alwaar hy ernftig aanhieldt om herftelling in zyn Koninkryk van Tunis, met belofte van het op die voorwaarden van de Spaanfche Kroon te ontvangen, en fchattingfchuldig te zullen worden. (6) In gevolge van zyn aanzoek, wierdt eene Grammay, Lib. 8, Cap. 2. Hedend.Hist.XVII.D.I.St. Pp 1 XIX. ; boek. . iv. . HOOFDST. UI. AFD. i  298 HISTORIE XIX. boek. IV. HOOFDST. iU. AFD. over (O Marmol, Lib. t, Cap. 34. Vertot. Davity. Dapper. ïene nieuwe vloot uitgerust, onder bevel van Don Jan van Oostniryk, van welken wy iri 't vervolg deezer rlistorie verflag zullen doen. Sinan, Basfa van de Levant, bragt dit Koninkryk Dnder de heerïchappy van Selim den II, geduurende riet volgende jaar, en vondt het zeer verdeeld, vooral door den opftand van Kayrwan, welk zynen eigen Prins hadt verkoozen, naa de verdry ving der Turken uit Tunis, door den Keizer, ter voorkoominge dat ze van nieuws onder de Turkfche dwingelandy vervielen. Naa de verjaaging van Barbarosfa uit Tunis hadden zy den eerften Alfdki hunner groote Moskee tot hunnen Vorst verkoozen; met behulp zyner nieuwe onderdaanen, en van eenige Arabifche troepen, bemagtigde deeze etlyke fteden in de nabuurfchap van Kayrwan, en nam den Koninklyken tytel aan. Insgelyks hadt hy met Hamida, Koning van Tunis, een verbond gemaakt door wederzydfcbe huwelyken; en ten tyde van des Keizers togt na Mehedia nog op den throon zittende , onderfteunde hy hem met troepen en leevensmiddelen. Dragut hadt hem in wederwraake den dood gezworen, en verfcheiden ingezeetenen, vooral eenige Alfakis, omgekogt, om hem in 't holfte van den nacht ter ftad in te laaten. Aan 't hoofd zyner troepen dezelve intrekkende, verraste hy den Koning in zyn paleis, en doodde hem. Vervolgens verzekerde hy zich van de plaats; en hoewel hy, acht jaaren daarnaa, in het beleg van Malta* fneuvelde, was, egter, niemand der Tunetaanfche Vorften in ftaat geweest, om dezelve tot onderwerping te brengen. (c\ Zodanig was de toeftand des Koninkryks, wanneer Selim de II Koning Philips den II van de hoofdftad beroofde. Basfa Sinan, die het bevel voerde  van TUNIS. 299 over de onderneeming, om de nieuwe verovering te beter voor zynen Meester te verzekeren, doodde niet alleen alle de Christenen, welke hy 'er vondt, op veertien na, welke hy als zegetekens na Conftantinopolen. zondt, maar vernielde de muuren en het Kasteel, en deedt een ander by de haven bouwen. Ter voorkoominge van verdeeldheden in het toekoomende, ter ontrustinge van den Staat, voerde hy 'er na genoeg den regeeringsform in van Algiers en Tripoli; dat is, hy ftelde dien onder de befcherming van den Grooten Heer, en benoemde eenen Basfa, of Onderkoning, nevens eenen Divan, beflaande uit krygslieden. Hy ftelde Beys, of Gouverneurs over de provinciën, en leide Bezettingen in andere oorden des Koninkryks, om de onderdaanigheid aldaar te handhaaven; en by zyn vertrek liet hy 'er vierduizend Janitzaaren, om in 't toekoomende verdere muitery te beletten. Aldus wierdt 'er een einde gemaakt aan de magt en den luister der Koningen van Tunis, naadat dezelve driehonderd zeventig jaaren hadt ftand gehouden. VIERDE AFDEELING; Vervolg der Historie van Tunis, naa deszelfs Verovering door de Turken, tot op den Vrede met Engeland, in den Jaare 1718, In ftede van eene reeks van Prinfen, moet de Lee zer, in deeze Afdeeling, weinig anders verwagten dan eene lyst van fchraapzuchtige Deys, of Onder, koningen, door hunnen eigen Divan verkoozen, m genoeg gelyk als die van Algiers, wier gierigheid er eerzucht zo veele nieuwe verkiezingen veroorzaakte; Pp 2 da! XIX. boek. iv. HOOFDST. v. awo, ' Nieuwe regee* ringsJorm.  300 HISTORIE XIX. •boek. iv. HOOFDST. IV. AFD 't Jaar 1574. dat 'er in het tydverloop van honderdtwintig jaaren, niet minder dan drieëntwintig geregeerd hebben, die allen, op vyf na, vermoord of ontthroond zyn. Al van den beginne hadden de Tunetaanen zo eenen tegenzin in den Basfa, welken Sinan over hen hadt aan gefield , dat zy terftond by de Porte aanzoek deeden om die waardigheid te vernietigen, en hun verlof te geeven, uit hun midden, even als te Algiers, eenen Dey te verkiezen. Dit verzoek gereed zynde ingewilligd, gingen ze terftond over tot de keuze van eenen, dien zy binnen 't jaar vermoordden, lbraim, zynen opvolger, dreigde hetzelfde lot; doch hy weerde het by tyds af, door te vlugten na Mecca. Op deeze veelvuldige en bloedige omwentelingen volgde eene andere, in welke de Beys, of Bevelhebbers van den tweeden rang, hunne magt op de puinhoopen van die der Deys bouwden; zodat het Beyfchap allengskens zo volflrekt en willekeurig wierdt, dat de groote Divan, of Opper-Raad, niets dan de fchaduw van magt behieldt. Zelf heden ten dage wordt dezelve door die Beys beroepen, alleen om hunne befluiten goed te keuren, zonder immer geraadpleegd te worden, dan alleen om een nieuwen opftand te voorkoomen, of zich tegen de woede van een verbitterd graauw te dekken. Niet meer invloeds heeft de Groote Raad in de verkiezing van eenen Bey, die gemeenlyk door geweld gefchiedt; de langfte degen of het grootfte belang weegt meestal zwaarst, en is meestal het eenig middel om die waardigheid te bekoomen, zonder aanzien van opvolginge. Deeze wanorders, die zo veel bloeds en opfchuddinge gekost hebben, waren, waarfchynlyk, de voornaame redenen, welke de Porte bewoogen hebben, ter herftellinge van de oude gewoonte om Basfa s derwaarts te zenden, om een teugel te zya voor hunne eigendunkelykheid. Diens-  van TUNIS. 301 Diens volgens hebben wy, in de Historie van Algiers, verfcheiden voorbeelden ontmoet van groote gunftelingen ten dien Hove , uit hoofde van hunne dapperheid en beleid, van ,het Deyfchap van Algiers tot het Basfafchap van Tunis bevorderd. De dappere Ramadan Sardo, Basfa Hali en andere, wierden even minzaam ontvangen, en niet minder bemind te Tunis, dan voormaals te Algiers; nogthans wierden zy opontbooden naa verloop van twee jaaren , door dat jaloersch en ftaatkundig Hof, en op even gewigtige en eereaanbrengende togten uitgezonden. Met het tydbeftek, bevattende de regeeringen der Deys, zyn wy niet zeer bekend. De onderfcheidene poogingen, door den Keizer en andere Christen Mogendheden gedaan, tegen dit en andere Zee-Koninkryken van Barbarye, hadden een merkelyke afbreuk veroorzaakt aan allen handel tusfehen dezelve en de Europe'aanen, en alle deeze Mohametaanfche Natiën even onverwinnelyken haat tegen ieder Christen Mogendheid ingeboezemd: zodat alle gemeenfehap tusfehen de Europifche en Barbaryfche Staaten eeniglyk betrekkelyk was tot de Zeeroovery, en de eenige koophandel, door welken zy zich verkoozen te voorzien zelf van zulke Europifche goederen, die tot de duurzaamheid van hunnen Staat onontbeerlyk waren. Zo voorfpoedig wierdt deeze handel door de Tunetaanen gedreeven, dat een Genueefche Renegaat, die thans bloeide, en aangefteld wierdt tot Bevelhebber over de Galeien van Bizerta, een voegzaame haven aan dit Koninkryk behoorende, meer dan twintigduizend Christen ilaaven hadt gemaakt, (c) De verrigtingen deezer oproerige en eigendunkelyke regeeringe beflonden voornaamlyk in plonderingen ter zee, in oproerigheden, twisten,, i doodf» Cf) Hifi. of Algiers, Tunis, &c. London , 175q. PP 3 XIX. BOEK. iv. HOOFDST. v. AFD,  Soa HISTORIE XIX. BOEK. IV. HOOFDST7 IV. AFD 't Jaar i68r. i Gefchil tusj'chen Murat's drie zootien over het Bey. fchap, doodflagen en dwingelandye te lande; veele van deeze wierden gevoed door de Turken, in de hoope van ;ene voegzaame gelegenheid te zullen ontmoeten, om bier te klimmen tot dezelfde hoogte van willekeurige magt over de Mooren, als zy te Tripoli en Algiers bereikt hadden. Zo wel verzekerd waren de Beys van dit ontwerp, dat zy het tot een vasten regel fielden, in goed verftand en vriendfchap te leeven met de Sharifs aan de eene, en de groeiende magt der indringende Turken aan de andere zyde te beteugelen. Een niet minder waakend oog hielden de Algierynen, van haaren kant, ter voorkoominge van eene te naauwe vereeniginge der Beys met de Sharifs, als zynde hun land tusfehen beiden gelegen. En 't was deeze wederzydfche nayver, die een geduchten oorlog Dntftak tegen de Tunetaanen, waarvan wy, in de Historie van Algiers, met een woord gefprooken hebben. Hier zuilen wy 'er breedvoeriger van handelen, als zynde een der merkwaardigfle voorvallen der Hedendaagfche Gefchiedenisfe. Murat de II, Bey van lunis, liet drie zoon en na: Ma'amed, Hali en Ramadan; allen Honden na het Beyfchap. Ramadan was de eerfte, die, vredesbalven, van zyne eifchen afzag, en zynen broederen volle vryheid gaf om het bewind te deelen, of het elkander te betwisten. Hunne eerzucht hadt welhaast ten gevolge een gefchil, 't welk een geruimen tyd veel bloeds koste, tot dat Mahamed, uit een beginzel van Godsdienst, of den tegenftand moede, voor Hali week, en na Kayrwan zich begaf, daar hy zich aan de eenzaamheid en godsdienftigheid overgaf. Niet lang was Hali in het gerust bezit van het Beyfchap geweest, of het oorlogsvuur ontbrandde tegen hem door zyne eigen verraaderye. Want Mahamed, by zynen afftand, zynen geliefden zoon Achmed aan deszelfs zorge vertrouwd  van TUNIS. 3ereikt hebben, en tot het Beyfchap zyn verheven gevorden; doch hy liet hen hunne maatregels vervolgen, ot dat zy, eene bende Algierynfche troepen, van Dey r.brahim, voor veertigduizend piasters, gehuurd heb>ende, in ftaat gefield wierden om hem geregeld te «elegeren. Hy gebruikte, egter, de voorzorge, eenige Moorfche Hoofden aan te neemen % om hem in de plaats e onderfteunen. Het beleg hadt reeds geduurd van ierfstmaand des jaars 1Ó85 tot aan Zomermaand daar lan volgende, wanneer deeze hulpbenden, uit den aart tan langwyligheid ongewoon, moede zynde zo lang te ïvorden opgeflooten binnen de muuren der ftad, na lunne bergen weeken, en het voor hem overlieten, ;ich, zo goed hy konde, met zyne burgers te verleedigen. Zy hadden de ftad niet verlaaten, of Kara Osman, lie het bevel voerde over de Ruitery, deedt eenen iitval, onder voorwendzel van deeze vlugtelingen te /ervolgen, doch trok regelrecht na de twee Beys'y vaar naa de poorten terftond voor hun geopend wierlen; doch eerder als voor vrienden dan als voor ver>veraars. Terwyl deeze aan de eene zyde introkken, zogt  van TUNIS. 30£ zogt Cheleby aan den anderen kant te ontkoomen ; doch, ontdekt zynde, wierdt hy gevankelyk gebragt in de Tent van Dey lbraim: en zyne Algierynen, zich zeiven aanmerkende als der plaatze meester zynde, begonnen de fchroomlykfte ongeregeldheden te pleegen. Mohammed hadt het hart niet om zich daar tegen te kanten; doch zyn broeder Hali, een Prins van meer moed en beleid, en minder gehaat by de Turken, zich fladwaarts fpoedende met eenige troepen, verdreef de Turken, en herftelde de rust. Cheleby's aanhangers, ondertusfchen, beflooten hebbende de beide Beys af te maaken, ftreefden na lbraim's tent; doch hen hier niet vindende, liepen ze na die van Hali, die, nog in de ftad zynde, insgelyks hunne woede ontkwam, terwyl Mahammed, zich in zyne legerplaats niet veilig agtende, met allen fpoed de vlugt nam. Hy wierdt, egter, fpoedig agterhaald door zynen fchoonbroeder, BenChoukee, die, naa eenige ernftige beftraffingen van zyne ontydige lafhartigheid, hem in ronde woorden zeide, dat niets dan zyne tegenwoordigheid een einde kon maaken aan de tegenwoordige opfchuddingen, en dat Tunis de plaats was, alwaar hy moest verwinnen of fterven. En, in de daad, zyne laffe vlugt hadt Cheleby's aanhangers in zo verre nieuwen moed doen fcheppen, dat zy waren wedergekeerd na lbraim's tent, alwaar hy gevat wierdt met oogmerk om hem van daar te voeren, en voor Bey uit te roepen. Doch deeze ftap regelrecht ftrydig zynde met lbraim's belangen, maakte hy in eens een einde aan alle verdere poogingen ten zynen behoeve, door hem te doen worgen, en zyn lyk ten toon te^ flellen. Dit gezigt jaagde de yverigften van dien aanhang zulk eenen fchrik aan, dat zy de eerften waren, die Mahammed erkenden, die, van zynen kant, kort daarop de Algierynen liet gaan met eene groote Hedend.Hist^XVII.D.I.St. Qq fomme XIX. boek. iv. HOOFDST. iv. AFD» Cheleby eworgd.  XIX. BOEK. IV. HOOFDST. ,1V. AFD. Ben Choi: kee, Bej 3of5 HISTORIE fomme gelds. Mahammed, thans alleen de magt in handen gekreegen hebbende, begon zyne onverzaadelyke gierigheid bot te vieren, door de fnoodfte verbeurd- verklaaringen en knevelaaryen, zodat zyne rykfte onderdaanen meest bloot Honden aan zyne fchraapzieke wreedheid. Desgelyks hadt hy zyn verdrag vernieuwd met den Sharif van Marokko, wanneer de Tunetaanen, zyner dwingelandye moede, zich genoodzaakt zagen, de hulp der Algierynen tegen hem te verzoeken. Cheleby, of Chaban, toen Dey van Algiers, aanvaarde gereedlyk de nodiging; en eene genoegzaame magt gezonden hebbende , tot het dekken van zyne grenzen aan den Westkant, trok hy regelrecht na Tunis, aan 't hoofd van tienduizend Turken. Mahammed plaatste zich aan 't hoofd zyner talryke Mooren, om hem flag te leveren; doch zy en hun lafhartige aanvoerder, op het gezigtvan de Turkfihe krygsmagt verfchrikt, welke zy zo lang gewoon waren geweest te vrèezen, floegen ftraks op de vlugt en verlieten hem: waarop hy na Tunis wederkeerde met zulk eene ontfteltenisfe, dat zy der geheele ftad eenen doodfchrik aanjaagde: in zo verre, dat Ramadan, de Basfa, de Dey en veele andere lieden van rang op een Fransch fchip vlugtten, na den Archipel beftemd. De Turken flooten de ftad Tunis in; doch alzo Mahammed zich kloekmoedig verdeedigde, duurde het beleg vier maanden , geduurende welke hunne benden de fchroomlykfte verwoestingen in de nabuurfchap pleegden. Mahammed het eindelyk gevaarlyk oo~deelende, zich onder zyne misnoegde onderdaanen langer te vertrouwen, nam de eerfte gelegenheid waar om de ftad te verlaaten, en in de woestyn van Zahara eene 'fchuilplaats te zoeken: ftraks hiernaa opende de ftad haare poorten voor de Algierynen. Zo ras der- zei ver Dey meester van de ftad was, ftelde hy Ben Choukee  VAN T ü N I S. 3°? Choukee aan tot Bey, en latar tot Bey van 7ttm';r,' en naa zich zeiven ryklyke vergoeding verzorgd te hebben voor alle zyne moeite , keerde hy weder na AU gïers, laatende deeze benden den Staat naar hun goed dunken beftuuren. Naauwlyks was hy vertrokken, of de nieuwe Bey, even als een uitgehongerde wolf, begon de gruwelykfte mishandelingen en wreedheden tegen de ongelukkige burgers te pleegen. Even alsof het verbeurd-verklaaren van alle hunne goederen ten zynen eigen behoeve eene te geringe ftraffe ware, deedt hy achthonderd van de voornaamften door de uitgezogtfte en onmenschlykfte folteringen dood pynigen. Zo hoog fteeg eindelyk zyne onmenschlykheid en godloosheid, dat hy het ondernam, eenige vrouwen, naastbeftaande van Mahammed, met geweld te haaien uit eene vermaarde wykplaats in de ftad Kayrwan, werwaarts zy veiligheidshal ven geweeken waren: eene mishandeling, welke de inwooners dermaate vertoornde , dat zy te wapen liepen, en hem noodzaakten uit de ftad te vlugten. Spoedig verfpreide zich de opftand door de voornaamfte fteden des Koninkryks, tot zo verre, dat zyne wreedheden die des vojrtvlugtigen Mahammed'% geheel fcheenen £e hebben uitgewischt: zodat zy overeenkwamen, eenige manfchap te zenden om hem op te fpooren in de wildernisfen,r in welke hy zich verfchoolen hieldt, en hem ter wederkeeringe en hervattinge van het ryksbewind te nodigen. Mahammed was thans verborgen in het grondgebied eens vermogenden Arabifchen Cheiks* wiens vader hy kort geleeden regtvaardig ter dood gebragt hadt. Deeze, meende hy, zou de laatfte plaats zyn, waar zvne verbitterde onderdaanen hem zouden zoeken. Zo dra hy zich ontdekt zag, en dat zy hem met allen ernst zogten, weinig vermoeden hebbende van het Qq 2 oog- XIX. BOEK. IV. HOOFDST. IV. AFD Mahamïed her. oepen.  So8 HISTORIE XIX. BOEK. IV. H30PDST. IV. AFD oogmerk hun? bezoeks, gaf hy zich onmiddelyk aart den Cheik over, op diens befcherming zich volkomen verlaatende. Niet alleen nam hem de Cheik met de toefchietendlte bereidwilligheid onder zyne befcherming, maar vernomen hebbende, met wat oogmerk zyne onderdaanen hem kwamen opzoeken, zette hy hem daarenboven edelmoediglyk tienduizend Ruiters by, die, gevoegd by de troepen, welke gekoomen waren om hem af te haaien, hem in ftaat fielden ter behaalinge van eene volkoomene overwinninge op Ben Choukee. Het gevolg was, dat hy binnen kort zyne hoofdftad herwon, en in het Beyfchap herfteld wierdt. De eerfte flap, naa zyne herftelling, was de herroe. ping van zynen broeder Ramadan uit Toskane, werwaarts hy gevlugt was, en de opdragt aan hem van het Deyfchap. Hy ftierf kort daarnaa aan eene beroerte, en wierdt opgevolgd van Ramadan , tot het Beyfchap verheven door den invloed der Algierynen, in tegenftelling van den Divan, die zynen neef Murat tot die waardigheid wilde bevorderd hebben. De Algierynfche aanhang de overhand hebbende bekoomen ten behoeve van dien zwakken Vorst, zag hy zich niet met de hoogfte magt bekleed, of hy gaf zich over aan vermaak en ledigheid, en vertrouwde het geheele bewind van zaaken aan een Italiaanfchen Violist, Mazoul genaamd, die, door zynen hoogmoed en wangedrag, het Koninkryk welhaast in binnenlandfche onlusten dompelde. De Divan en de Grooten, die, ter beüevinge van de Algierynen, zich voor Ramadan verklaard hadden, begonnen hunnen misflag en gevaar te zien, en verzuimden niet in klagten uit te vaaren tegen den Bey, en zyns eerften Staatsdienaars flegt gedrag. Men ftak nu de hoofden by elkander; 'er gefchiedde een heimelyk overleg om Ramadan te ontthroonen, en Murat in zyne plaats te kiezen. De begunftigde Mazoul ein-  van TUNIS. jet? eindelyk met angst vervuld, kon geen ander middel vinden om den dreigenden ftorm te doen overdryven, dan zynen zwakken Meester een fterk vermoeden in te boezemen, dat zyn neef een toeleg op zyn leeven hadt: waarop de bevreesde Ramadan, niet min lafhartig dan ligtgeloovig, hem deedt vatten en voor den Raad ftelien, die geheel van zyne hand vliegende, geene zwaarigheid maakte om hem tot verlies van zyn gezigt te verwyzen. 't Lydt geen twyfel of in alle deeze verrigtingen de Algierynen inzonderheid de hand hadden, wier belang vorderde, niet alleen zulke zwakke Vorften en kwaade Staatsdienaars aan het hoofd der Tunetaanfche zaaken te hebben, maar ook om hen in zo verre met den Divan te doen overhoop liggen, dat ze altoos eene gelegenheid hadden om de maatregels te dwarsboomen, welke zy ten nadeele van hunnen eigen Staat zouden beraamen. MuRAT'soogen wierden behouden door de vriendfchap en edelmoedigheid eens Franfchen Renegaats, den Wondheeler, welke het vonnis, over den Prins geveld, moest ten uitvoer brengen. Deeze, door Morafs vrienden in hunne belangen overgehaald, maakte eene infnyding, welke de oogen met bloed bedekte, en de omftanders overtuigde, dat zyn gezigt met 'er daad verlooren was. Dit gevoelen wierdt nog meer verfterkt door eenige proeven, met hem genomen, als het plaatzen van konfooren met gloeiende kooien in zynen weg, over welke hy looslyk ftruikelde, en het voorhouden van blanke zwaarden, tegen welke hy, zonder de minfte vreeze te betoonen, inliep. Ramadan en zyn Raad, volkomen overtuigd dat hy zyn gezigt hadt verlooren, zondt hem, onder een fterk geleide, na het Kasteel van Soufa, en ftelde hem onder bewaaring van den Aga, een Renegaat-Monnik, Qq 3 om XIX. BOEK. iv. HOOFDST. IV. AFD,  3io HISTORIE XIX. BOEK. IV. HOOFDST. IV. AFD Ramadai geworgd en verbrand. om zyne afvalligheid Papafalga gebynaamd, die het bedrog fpoedig ontdekte, en door eenen Renbode Ramaaan deedt weeten, dat hoewel zyne oogen merkelyk misvormd waren, zyn gezigt, egter, weinig hadt geleeden. Dit berigt ontftelde grootlyk Ramadan en zyn Hof, die terftond door eenen Bode aan den Aga bevel zonden, om Morat ter dood te brengen. Tot zyn geluk hadt Morat, door zyne minzaamheid en andere goede hoedanigheid, tot zo verre de genegenheid der Mooren, Turken en Renegaaten in he: Kasteel gewonnen, dat hy hen gereedlyk in zyne belangen overhaalde. Gewillig booden ze hem de hand om den Aga van kant te helpen terwyl hy aan tafel zat, en bevorderden zyne omkooming na het gebergte van Osfoleti, liggende omtrent dertig mylen van Tunis, voor de aankomst van 'sBey's bloedige bevelen. De tyding zyner ontkoominge was niet bekend ten Hove, of de meeste Tunetaanfche troepen liepen tot hem over: eene omftandigheid, welke Ramadan noodzaakte om door de vlugt op eigen veiligheid bedagt te zyn. Maar terwyl by zich bereidde om met allen fpoed ter zee te ontkoomen, wierdt hy gevat, en voor Morat gebragt, die hem deedt worgen, en zyn lyk tot asch verbranden. Nog harder lot wedervoer zynen geliefden Violist en eerften Staatsdienaar Mazoul; hy wierdt gedoemd om opgeflooten te worden in eene yzeren kooi,en om,twee agtereenvolgende dagen, het vleesch, ftuk voor ftuk, van zyn lichaam gefcbeurd te worden. Zyn lyk, op den misthoop geworpen, wierdt met de uiterfte verfmaading behandeld. Nog verder ging Morat in zyn onmenschlyk misnoegen tegen zynen oom;, doorgaans mengde hy de asch van 't verbrande lichaam onder den wyn, welken hy dronk, (e) Niet (O H'tjl. of Tunis, p. 292.  van TUNIS. 3ïi Niet minder hevig en onverzoenbaar was zyne verbittering tegen de Algierynen, om de bevordering van de verkiezing van Ramadan tegen bem. Zyn eerfte openbaare regeeringsbedryf was eene oorlogsverklaaring aan hun; doch hy voerde den kryg zo kwalyk beraaden en kwistende, dat hy zyne eigen onderdaanen volftrekt bedorf, en de fchroomlykfte onheilen zyn Koninkryk op den halze haalde. Zo onverzaadelyk was zyn wraakdorst, niet alleen tegen dat mededingende Gemeenebest, maar ook tegen dezulke zyner onderdaanen, die de hand hadden geleend tot het bevorderen of fchraagen van zyns ooms belangen, dat hy hen vervolgde met knevelaaryen en wreedheden, ten koste van de heiligfte. eeden en verbintenisfln. De Marabouts en Regtsgeleerden, hoewel onder hen * in groote agting, konden zyne wraake niet ontgaan, hoewel de wyze, op welke hy dezelve koelde, meer belachelyk en fchrikaanjaagende dan wreed was. Naa hen in de groote zaal van zyn paleis te hebben ont : booden, deedt hy hen naakt uitkleeden, en aldus ge ' bonden op den grond liggen. Hen den geheelen nacht, in dien ftaat en onzekerheid hebbende laaten liggen,i vergenoegde hy zich met den volgenden morgen door1 zyne bedienden eenige emmers water op hen te doen1 werpen: naadat hy zich met dit fchouwfpel naar genoegen hadt verlustigd, ontfloeg hy hen van den angst. In andere opzigten was hy een monfter van wreedheid, en holde in die fchriklyke barbaarschheden langer voort dan men zich zou verbeelden, in een Koninkryk, alwaar veelen zyner voorzaaten, om kleine misdaaden, aan 'svolks woede waren opgeofferd. Nog j thans kwam hy'er niet ftraffeloos af; hy wierdt eindelyk vermoord door lbraim, Overfte zyner lyfw^gt. die, voor deezen zonderlingen en gevaarlykcn dienst aan den Staat, met eenpaarigheid tot het Beyfchap wierdt verkooren. " Ibaajm XIX boek. IV. HOOFDST, IV. AFD, Morai's ■.onder* inge Irafeffeningiver ae ►lara )OUtS. lyn dood.  312 HISTORIE XIX. boek. iv. HOOFDST. IV. AFD, Ibraim was kloekmoedig, onverzaagd en edelmoedig, en zeer bemind by de lunetaanen, als de herfteller van die vryheid en rust, van welke zy zo lang beroofd geweest waren. Nogthans hadt hy het ongeluk, in eenen oorlog, welken hy tegen de Tripolüaanen ondernam, van met groot verlies geflagen, en gevangen genomen te worden van de Algierynen, die hem zeven maanden naauw opgeflooten hielden; niet dan op de nadeeligfte voorwaarden wilden ze hem flaaken. Der opfluitinge eindelyk moede geworden zynde, en vreezende dat zyne onderdaanen eenen anderen Bey zouden kiezen, was hy genoodzaakt hunne eifchen in te willigen. Een van deeze was, dat hy aan hun tweehonderdduizend piasters zou opbrengen, zo ras hy in zyne waardigheid zou herlteld zyn; de andere, dat hy, van dien tyd af, aan Algiers tolpligtig zou worden. Niet zo heimelyk wierdt dit verdrag getroffen, of de Tunetaanen kreegen 'er de lucht van; zy waren zeer 't onvrede over de tweede voorwaarde, hoewel ze in de eerfte gaarne zouden bewilligd hebben. Dit niettegenftaande zy ten vollen overtuigd waren, dat lbraim uit eene dringende noodzaaklykheid in deeze voorwaarden hadt bewilligd, de gedagte, egter, dat hy zich hadt vernederd om tolpligtig te worden aan dien mededingenden Staat, deedt hun eenpaarig befluiten, hem niet meer op hun grondgebied toe te laaten, en alle toegangen even zorgvuldig tegen hem als tegen eenen vyand geflooten te houden. Zo ftreng wierden deeze bevelen uitgevoerd, dat hem, by zyne aankomst met zyn klein gevolg voor de poort van Bizerta, de ingang in deeze plaats wierdt geweigerd. Door twee zyner krygsoverften deedt hy onderzoek doen na de reden deezes gedrags; doch zy wierden terftond in hegtenisfe genomen; waaruit hy ligt  van TONI S. 313 ligt konde befluiten, dat de toegang hem was afge fneeden. Daarop zeilde hy na Porto Farino, alwaai hy eene gunftiger bejegening verwagtte; doch, tol zyne uiterfte verbaasdheid, vondt hy 'er nog fterke) tegenftand: want Hasfan Ben Hali, die aldaar het bevel voerde, hem verre van ftrand vernomen heb bende, zondt terftond een vaartuig op hem af. 't Ge vegt was naauwlyks begonnen, of lbraim wierdt ge wond door een Musketkogel, die zyn leeven te gelyt met den ftryd deedt ophouden. Om zynen yver er oppasfendheid wierdt Hasfan, door de Tunetaanen, ir de plaats des gefneuvelden verkooren. Geduurende deeze lange reeks van Beyfchappen kruisten de Kaapers op de Middelandfche zee, en be. lemmerden de Christen Kusten, pleegende fchroom lyke mishandelingen tegen de opgezeetenen , beroovende dezelve van hunne waardigfte eigendommen, en voerende eene oneindige menigte in flaaverny, Met eenen ongemeenen voorfpoed hadden ze deezï vyandlykheden gepleegd, tot in den jaare 1682, wanneer de beroemde Hollandfche Admiraal de Ruiter jagt maakte op een Turksch fchip, de Drie Halve Maanen genaamd, in de Baai van Tunis, en het aldaar verbrandde, op den zevenentwintigften van Sprokkelmaand, naadat hy zesentwintig Christen flaaven verlost, er het overige fcheepsvolk gevangen hadt genomen. Spoedig volgde hierop de vrede, welken hy floot met Mahammed, den Bey, den Dey en den geheelen Divan. Niet lang naa deezen vrede, wierdt 'er een verdrag geflooten met Engeland. Doch geen van beiden wierdt langer onderhouden, dan zy jaarlyks gekogt wierden door kostbaare gefchenken , tot op de regering van Koning George den I, wanneer Admiraal Baker een nieuw vergelyk met hun trof, gelyk ook met Algiers en Tri. poli, 't welk tot heden toe ftand houdt. -Hbdesd.Hist.XVII.D.I.St. Rr Ar. ■ xix: ' BOEK. IV. ■ HOOFDST. IV. AF Di , lbraim fneuvelt, \ 't Jaar 1716.  xix. BOEK. IV. HOOFDST. IV. AFD. jï4 historie Artikelen van Vrede en Koophandel tusfehen zyne geheiUgdjls Majefteit Koning george, enz. en de zeer voortreffelykeHeeren hali Basfa,hassan ben hali Bey, cara mustapha Dey, den Aga en den Divan vm de edele ftad Tunis , en de geheele krygsmagt van het gemelde Koninkryk, vernieuwd en geflooten in het Jaar van Christus 1716, door johan baker, Schildknaap, Vice-Admiraal, enz* 1. „ Dat alle voorgaande bezwaarnisfen, verliezen en andere eifchen , aan weerkanten , nietig en van onwaarde zyn zullen, en voortaan voor altoos zal Hand grypen een vaste vrede en vrye koophandel, tusfehen de onderdaanen van zyne geheiligdfte Majefteit George-, Koning van Groot-Britannie, enz. en het volk van het Koninkryk Tunis, en de Landen daar onder behoorende; maar dat dit Artikel niet zal vernietigen eenige regtvaardige fchuld, 't zy van wegen koophandel of anderzins, welke een of meer perfoonen over en weder zullen hebben uitftaan, maar dat dezelve ingevorderd en afgedaan zullen moeten worden gelyk te vooren. 2. ,, Dat de fehepen van weerkanten volle vryheid zullen hebben om binnen te loopen in eenige haven of rivier der wederzydfche Heerfchappyen, betaalende alleenlyk tol van 't geen zy zullen verkoopen, en het andere vervoerende zonder eenigen hinder of floornis, en vryelyk genieten alle andere gewoone voorregten; en dat de laatfle belemmering ten aanzien van heü laaden en losfen van goederen te Goletta op den ouden voet in deeze gevallen zal gebragt worden. 3. „ Dat 'er over en weder geene fchepen, op zee of in eenige haven, zullen genomen worden; maat onder hunne vlag, zonder eenigen hinder of ftoorais, gerust hunne reize mogen voortzetten. Ter voor-  van TUNIS. 315 voorkoominge van alle onaangenaamheden, zullen de lunetaanfche fchepen moeten hebben een Certifikaat, getekend en gezegeld door den Britfchen Konful, dat zy te Tunis t'huis behooren; op de vertooning van hetzelve zal het Engelfche fchip twee man moeten laaten aan boord koomen, vreedzaam en met oogmerk om verzekerd te worden dat zy Engelfchen zyn; en hoewel zy pasfagiers van andere Natiën aan boord hebben, zullen deeze vry zyn, nevens hunne goe. deren. 4. ,, Dat indien een Engelsch fchip laade eenige goederen of pasfagiers, in het Koninkryk Tunis t'huis behoorende, zy verpligt zyn zullen, dezelve nevens de goederen te befchermen, zo veel zy kunnen, en ze niet aan hunne vyanden overgeeven. En ter betere voorkoominge van eenige onregtvaardige eifchen op de Kroon van Groot • Britannie , en ter vermydinge van gefchillen en oneenigheden, zullen alle goederen en koopmanfchappen, die voortaan zullen ingefcheept worden door de onderdaanen deezer regeeringe, 't zy in deeze of in eenige andere haven, in fchepen behoorende aan Groot - Britannie, eerst aangegeeven worden aan de Kanzelaary, by den Britfchen Konful, in de haven zyn verblyf houdende, uitdrukkende de hoeveelheid, de hoedanigheid en de waarde der dus ingefcheepte goederen, welke de gezegde Konful moet opnoemen in de Verklaaring, welke gegeeven wordt aan het gezegde fchip of vaartuig, voor deszelfs vertrek: ten einde opdat indien vervolgens eenige reden van klagte mogt ontftaan, 'er geene grooter aanfpraak gedaan worde op de Britfche Natie, dan door dit middel zal bevonden worden billyk en regtvaardig te zyn. 5. „ Dat indien eenige der wederzydfche fchepen, by toeval van flegt weder of anderzins, zullen vervallen op de Kusten aan de andere zyde behoorende, Rr 2 de XIX. bc*ek. iv. HOOFDST* [V. AFD.  3i6 HISTORIE XIX. BOEK. IV. HOOFDST. IV. AFD. de perfoonen zullen vry zyn, en de goederen geborgen en aan hunne wettige eigenaars zullen terug ge-, geeven worden. 6. „ Dat de Engelfchen , welke tegenwoordig, en vervolgens in de ftad of het Koninkryk lunis zullen woonen, volkomene vryheid zullen hebben, wanneer zy zulks goedvinden, van daar te verhuizen met hunne gezinnen en kinderen, hoewel in het land gebooren. 7. „ Dat de leeden der wederzydfche Heerfchappyen niet door flegte taal gehoond , of anderzins zuii len mishandeld worden, maar dat die zich dus vergrypen naar verdienfte ftraffe zullen ondergaan. 8. „ Dat de Konful, of iemand anders van de Engelfche Natie, te Tunis zyn verblyf houdende, niet gedwongen zullen zyn, in eenig gefchil, zich te vervoegen by eenig Geregtshof, maar by den Dey zeiven, van welken alleen zy vonnis zullen ontvangen; dat isj ingevalle 'er eenige twist ontftaa tusfehen eenen on. derdaan van Groot - Britannie en eenen van deeze regee* ringe, of van eenige andere vreemde Natie; doch indien 'er twist ontftaa tusfehen twee van zyner Majefteits onderdaanen, zal het door den Britfchen Konful alleen beflist worden. 9. „ Dat de Konful, of iemand van de Engelfche Natie, niet zal gehouden zyn de fchulden van eenig byzonder lid dier Natie te betaalen, 't en zy hy by zyne handtekening zich daartoe verbonden hebbe. 10. „ Dat vermids het Eiland Minor ca in de Middelandfche zee, en de ftad Gibraltar in Spanje, overgegeeven en gehegt zyn aan de Kroon van Groot-Britannie , zo wel door den Koning van Spanje, als door alle de onderfcheiden Mogendheden van Europa, in den ïaatften oorlog betrokken, door deeze toegeftemd cn volledig beflooten wordt, dat van nu af voor altoos, het gezegde Eiland en de ftad Gibraltar zullen gehou-  vak TUNIS. 31? den worden, in allen opzigte, by de Regeering van Tunis, als uitmaakende een gedeelte van zyner Majefteits eigen Heerfchappyen, en derzelver ingezeetenen als zyner Majefteits natuurlyke onderdaanen, even eens alsof" zy in eenig gedeelte van Groot-Britannie gebooren waren: zy en hunne fchepen en vaartuigen, voerende de Engelfche vlag, zullen vryelyk mogen bandelen in eenig gedeelte van het Koninkryk lunis, en zullen zonder eenige floornis hunne reize mogen voortzetten, 't zy.ter zee of elders, op dezelfde wyze, en met dezelfde vryheid en voorregten, als in dit en alle voorgaande verbonden bedongen zyn ten behoeve der Britjche Natie en onderdaanen. 11. „ Dat . tot beter en vaster onderhouding van de gemeenfchap en vriendfchap, welke zo lang en gelukkig gevestigd is geweest tusfehen de Kroon van Groot - Britannie en de Regeering van Tunis, door deezen van weerkanten bovengemeld toegeftemd en beflooten wordt, dat geene fchepen of vaartuigen, te Tunis t'huis behoorende, of in de Heerfchappyen daarvan, zullen mogen kruizen, of uitgaan op pryzen van eenige Natie hoe genaamd, voor of in het gezigt van de gemelde ftad Gibraltar, of van eenige haven van het Eiland Minorca, eenige hindernis of overlasi te doen aan fchepen, brengende leevensmiddelen oi ververfchingen voor zyner Gt oot - Britannifche Majefteits onderdaanen, troepen en bezettingen in deeze plaatzen, of eenige ftoornis te veroorzaaken in den koophandel van dezelve. En indien 'er pryzen genomer worden, door de fchepen of vaartuigen van Tunis, binnen de ruimte van tien mylen van die plaatzen, zul len zy zonder regtspleeging terug gegeeven worden iï. ,, Dat alle Oorlogfchepen der wederzydfche Heerfchappyen volkomene vryheid zullen hebben on elkanders havens te gebruiken tot het fchoon maakei Rr 3 ei XIX. BOEK. IV. HOOFDST. iV. AFD, 1 l l I  5i8 HISTORIE XIX. BOEK. IV. HOOFDST. IV. AFD i I 1 < ! ;n vertimmeren van dezelve; te koopen en in te fchee» aen allerlei leevensmiddelen , dood of leevende , of mdere noodwendigheden, tegen den prys-, welken de andzaaten betaalen , zonder 'er eenigen tol van te jeeven aan eenigen amptenaar. En vermids de Oorïogfchepen van zyne Britannifche Majefleit dikmaals verzamelen in de haven van Mahon, op het Eiland Minor ca, indien ten eenigen tyde zy of zyner Majefteits troepen aldaar in bezetting gebrek mogten hebben aan leevensmiddelen, en van daar mogten zenden Dm onderftand te koopen in eenig gedeelte des geaieds, onder Tunis behoorende, zullen zy mogen koopen vee, leevende of dood, en alle andere leevensmiddelen, tegen marktprys, en zullen ze mogen uitvoeren zonder eenigen tol te betaalen, op dezelfde ivyze alsof zyner Majefteits fchepen in de haven waren. "13. „ Dat ingevalle eenige Oorlogfchepen, aan het koninkryk Tunis behoorende, op eenige van hunne vyandlyke fchepen mogten neemen een Engelsman om loon dienende, deeze tot flaaf zal gemaakt worden; naar indien het kooplieden of pasfagiers zyn, zullen jy hunne vryheid en goederen ongcftoord behouden. 14. „ Dat indien 'er een flaaf in het Koninkryk Tunis, van eenige Natie hoe genaamd, ontvlugte, en lan boord gaa van eenig fchip, aan de Staaten van Groot - Britannie behoorende, de Konful niet gehouden lyn zal om het rantfoen te betaalen, 't en zy hy by :yds gewaarfchuwd zy, te gebieden dat dezulken niet vorden aangehouden; en alsdan, indien het blyke dat ;en flaaf op die wyze is weggeloopen, zal de gezegde Konful aan deszelfs meester betaalen den prys, voor velken hy hem op de markt gekogt heeft; en indien er geen prys op ftaa, zal by betaalen driehonderd Dollars, en niet meer. 15. „ Ter betere voorkoominge van gefchillen, welke  VAN TUNIS. 319 welke vervolgens mogten ontftaan over het groeten en openbaare plegtigheden , wordt hierby vastgefteld en beflooten, dat wanneer een Vlag-Officier van Groot - Britannie zal koomen in de Baai van Tunis, met een van zyner Majefteits fchepen, terftond, naa voorafgaande kennisgeeving, vyfentwintig fchooten zullen gedaan worden uit het Kasteel van Goletta, of van de naaste vesting aan Tunis behoorende, volgens gewoonte, en als eene Koninklyke groete aan zyner Majefteits Vlag; met hetzelfde getal zullen zyner Majefteits fchepen antwoorden; en wordt door deezen verder toegeftaan en bedongen, dat alle plegtigheden van eere zullen toegeftaan worden aan den Britfchen Konful, hier vertoevende, om in allen opzigte zyner Majefteits perfoon te vertegenwoordigen, gelyk aan alle andere Natiën hoe genaamd; en dat aan geenen anderen Konful in het Koninkryk boven hem de voorrang zal gegeeven worden. 16. „ Dat de onderdaanen zyner Britfche Majefteit, 't zy hun verblyf houdende of handel doende in de Tunetaanfche heerfchappyen, in het toekoomende niet meer zuilen betaalen dan drie ten honderd aan tol van de waarde der goederen of koopmanfehappen, welke zy in het Koninkryk Tunis zullen in- of uitvoeren. 17. „ Wyders wordt beraamd, vastgefteld en beflooten, dat wanneer het der gezegde regeeringe van Tunis mogt behaagen, de tollen der Franfche Natie Iaager te ftellen dan zy tegenwoordig betaalt, het altoos in agt genomen zal worden, dat de Britfche tollen twee ten honderd laager zyn zullen dan eenig verdrag, welk voortaan met de Franfchen zal gemaakt, of door de Franfche onderdaanen betaald worden. 18. „ Eindelyk wordt hier by beraamd, vastgefteld en beflooten, dat indien een Britsch fchip of fchepen, ©f eenige onderdaanen van zyne Britannifche Majefteit, ifi XIX. BOEK. IV. HOOFDST-, IV. AF!)  XIX. boek. v. HOOFDST. ?. A F O, Tripoli, 320 HISTORIE in de haven van Tunis, of in eenig gedeelte des Koninkryks zullen invoeren, oorlogsgereedfchappen, als kanon, musketten, pistoolen, buskruid, kogels, masten, ankers, touwen, pik, teer of diergelyken, zy van geene zodanige goederen eenige tollen of ongelden zullen betaalen." „ Gelcezen, goedgekeurd en bekragtigd door de bovengemelden, en getekend en gezegeld in de gemelde ftad Tunis, op den solten dag van August, O. S. in 't Jaar des Heeren 1716." VYFDE HOOFDSTUK; Historie van het Koninkryk Tripoli. EERSTE AFDEELING; Jlardrykskundige Befchryving van het Gewest ; Voortbrengsels ; Oudheden ; Inkomften ; Regeeringsform. Deeze Staat, hoewel onder de befcherming van, en tolpligtig aan de Porte, matigt zich den naam van Koninkryk aan; zynde de Groote Heeren altoos zeer gefteld op het vermenigvuldigen van deeze tytels, om daar door de ftaatelykheid en luister van den hunnen te doen uitdyen. Het Koninkryk ontleent den naam van de Hoofdftad, welke insgelyks genaamd wordt Nieuw Tripoli, in onderfcheiding van eene veel ouder ftad van dien naam 'mPhnicie, die nog zeer ganzienlyk is, Het  VAN TRIPOLI. 32£ Het Koninkryk Tripoli grenst ten Noorden aan de Middelandfche zee; ten Westen gedeeltelyk aan Tunis en Biledulgerid ; ten Zuiden aan den berg Guibet, of Atlas; ten Oosten aan Barca, of liever Egypte, alwaar deszelfs grensfcheiding is Kaap Solyman, of Soloman, volgens de jonglte en naauwkeurigfte Aardryksbefchryvers. (A) In dit geval zal de uitgebreidheid des Koninkryks, van 't West na het Oost, dat is, van de Had Capes, of Gabs, aan den mond der riviere Triton, welke de grenspaal is aan de zyde van Tunis, op 10 Gr. 13 Min. O. L. tot aan Kaap Solyman, op 25 Gr. 27 Min. O. L. ten naasten by zyn tweehonderd mylen, daar onder niet gerekend de bogten der Kust. Wat aangaat de breodte, van 't Noord na 't Zuid, dezelve verfchilt merkelyk, zynde op zommige plaatzen weinig meer dan veertig mylen; en op andere, als by de Had Tripoli, daar de Kust zich meest Noordwaarts ftrekt, heel tot aan den berg Atlas* den Zuidlyken grenspaal, ruim tachtig mylen. Voormaals was Tripoli verdeeld in zeven provinciën: 1. Eigenlyk Tripoli; 2. Het Land van Mesrata; 3. v&nHaicha; 4. Benolefa, Taourga of Teorregu; 5. de Golf van Sidrx; 6, Ouguela; en 7. de Kust van Dame, Tegenwoordig is de gewoone verdeeling in Zee- en Bin- (A) Dit gewest van Barca behoort, volgens eenige Aardryks. kundigen, aan Egypte, en ftaat onder het gebied van den Basfa van Kairo. Doch anderen, met meer waarfchynlykheids, plaatzen het onder Tripoli. De waarheid is, dat niet alleen de Woestyn» maar ook de Zeekusten in zo elendigen ftaat zyn, dat ze naauwlyks waardig zyn om door een van beiden geëigend te worden; zynda de eeifte niets anders dan eene fchraale, zandagtige en dorre wilderniste, door eene van de flegtfle foort van Arabieren bewoond, leevende geheel en ai van het uitplonderen van Karavaanen en andere Reizigers, welke zy by da geringfte gt.egenheid, en om eenigerhande misnoegen , vermoorden. Hedend.Hist.XVII.D.I.St. Ss XIX. BuEK. V. HOOFDST. I. AFD. Verdee'ing.  XIX. boek. V. HOOFDST, 1. AFD. De fia Tripoli. (<») Mannol, Lib. 6, Cap 44. Zie ook Sanut. Grammsy. Daviiy. Dapper. 3*a HISTORIE Binnenlandsch. De bewooners van het eerfte gedeelte leeven veelal van den koophandel en zeeroovery; die van het laatfte, mee^t, van rooven en plonderen. Ieder afdeeling bevat eenige fteden en vlekken , behalven een goed getal dorpen, die voornaamlyk in de tweede verdeeling verfpreid liggen. De meesten zyn arm en dun bewoond ; zynde het land genoegzaam allerwege zandagtig en dor. De fteden en vlekken liggen langs de Kusten. Van de voornaamfte derzelven zullen wy nu eenig berigt geeven ; zynde de overige thans geheel ontvolkt of vervallen, of alleenlyk bewoond van eenige arme visfchers, lymbranders, potaschmaakers, en bier en daar eenige weinige landlieden: alleen tot den laagften peil van armoede en havenloosheid gedaald, door de wreede knevelaaryen der regeeringe, of de veelvuldige beroovingen der Arabieren. d Tripoli, de hoofdftad des Koninkryks, wierdt voormaais verdeeld in twee deelen: het Oude en het Nkuwe. Het eerfte, de geboorteplaats van Keizer Sevetus, en 't welk onderfteld wordt van de Romeinen gebouwd te zyn, wierdt zedert veroverd door de Fandaalcn, en eindelyk verwoest door de Mohametaanert, onder hunnen Kahf Omer den 11. Zints dien tyd is het nooit op zyn verhaal gekoomen , en ligt thans bykans geheel in puinhoopen. Het laatfte, een weinig van daar gelegen, hoewel niet zeer groot, is volkryk en in b'oeienden ftaat. Het ligt aan den zeekant up een zandagtige grond, omringd van hooge muuren en fterke bolwerken, beplant met piramidaale torens, doch die niet wel onderhouden worden. 'Er zyn flegts twee poorten: eene aan den landkant ten Zuiden, de  van TRIPOLL 323 andere aan den Zeekant ten Noorden , daar zy de gedaante heeft van eene wasfende Maane, naby eene ruime en gemaklyke haven. De Oostkant is weinig anders dan eene groep fteile rotzen, op welke men eenige oude thans vervallene Forten ziet. De Westkant der ftad wordt gedekt door een fterk Kasteel, van hedendaagfche vestingwerken omringd, en met zwaar gefchut beplant. Niéuw-Tripoli wordt onderfteld van de landzaaten gebouwd te zyn; zy noemden het 'larabilis, of Trebilis, waarvan de Latynen Tripolis gemaakt hebben. Volgens zommige Schryvers ging 'er voormaals veel handels om, uit hoofde der nabyheid van Numidie en Tunis,- welke bezógt wierden van fchepen van Malta, Venetië, Sicilië, Mar/eilje, en andere gewesten; zynde 'cr bykans geene zo gelegene haven langs de geheele Zeekust', behalven Alexandrie: waardoor zy zo ryk wierdt, dat zy krielde van vermogende kooplieden , overvloed hadt van fraaie Moskeeën , Hospitaalen en andere openbaare gebouwen, en in fchoonheid en rykdom Tunis te boven ging. Weinige over. blyfzels heefc het thans van den voorgaanden luister behouden; de huizen zyn laag en gering, en de ftraaten naauw, morzig en onrcgelmaatig. Nogthans zyn 'er nog eenige Gedenktekens in weezen, uitwyzende haare voorgaande heerlykheid, byzonderlyk een Zegeboog, waarvan de helft thans onder het zand begraaven ligt. NrET vreemd kan dt ongemeen verval ons voorkoomen, indien wy in aanmerking neemen de twee groote ongelegenheden, onder welke deeze ftad gebukt gaat: vooreerst, gebrek aan versch water, zynde hier rivieren, fonteinen nuch bronnen, en geen ander middel Marmol, a's boven. Ss 2 XIX. BOEK. V, ÏOOFDST. I. AFD.  324 -HISTORIE XIX. BOEK. V. HOOFDST. li AFD. Oud. heden. middel om de ftad van dat nuttig element te voorzien dan Regenbakken; ten tweede, de groote fchaarsheid aan koorn , en andere voortbrengzels van den grond , ontftaande door den dorren zandgrond , die haar verfcheiden mylen in het rond aan den landkant omringt. Nogthans brengt dezelve palmboomen in groote menigte voort, die de fmaaklykfte dadels draagen, welke een aanmerkelyk gedeelte van hun voedzel uitmaaken. Behalven deeze hebben ze den Lotus: een boom, wiens vrugt voor nog fmaaklyker dan de dadels wordt gehouden, en eenen voortreffelyken wyn uit. levert. Deeze plant dient hun voor fpyze en drank: van hier dat ze by de Ouden den naam draagen van Lotophagi, Lotuseeters. Doch, over 't geheel genomen, zou Tripoli* zonder den aanhoudenden toevoer van leevensmiddelen, die door hunne Kaapers en andere koopvaardyfchepen worden aangcbragt, van de voortbrengzels van zynen eigen grond niet beftaan kunnen; hierin mogen wy de oorzaak van zyn tegenwoordig verval zoeken. Naby de muuren der ftad is eene befaamde begraafplaats, in welke men gevonden heeft doodkisten, urnen, Medailjen en andere keurige overblyfzels der Oudheid. De Franciscaner Monniken hebben hier eene fraaie Kerk, Klooster en Hospitaal; te noodiger is het laatfte geftigt, omdat de ftad zo dikmaals en zwaar van de Pest bezogt wordt. Voormaals waren hier nog andere Monniken-Orden, die zedert genoodzaakt zyn geworden van daar te vertrekken, waarfchynlyk uit hoofde van 'c verval der ftad. Het omliggende land is verfierd met eene menigte van fraaie Lusthuizen, na genoeg gelyk aan die in den omtrek van Algiers en T&niiy zy worden inzonderheid door Christen flaaven onderhouden. Ten opzigte van deeze ongelukkige rampzaligen verdient het onze opmerking,  van TRIPOLI. 325 dat 'er hier flegts een klein getal van dezelven is, in vergelyking van de veele duizenden, van welke de twee gemelde Heden krielen: in zo verre dat 'er flegts één Badhuis is in de gantfche ftad, in welk zy 'snachts worden opgeflooten. De inwooners behouden flegts een genoegzaam getal om voor hun de laagfte dienften te verrigten, en hunne Lusthuizen te beplanten; de overigen verkoopen ze. De landzaaten dryven aanmerkelyken handel in linnens, waarvan hier eene groote menigte wordt vervaardigd. Doch hun voornaamfte beftaan hebben ze van hunne eigen Kaapers, en van die van andere Natiën, welke hunne havens koomen bezoeken. Zy hebben, in de daad, weinige eigen Kaapers; doch dëeze zyn zo onverzaagd, en maaken hunne gelegenheid zich zo wel ten nutte, dat zy zeer veele fchepen neemen, die op Egypte, Italië en den' Ar ch'pel handelen. Capes, of Capz, van de Mooren Gales en Gdbs genaamd , ligt aan den Noordiyken oever der riviere van dien naam, den onderftelden Triton van Ptolemeus.'En dewyl deeze ftad de grensfcheiding is tusfehen Tunis en dit Koninkryk, zou zy gevolglyk aan het eerstgemelde Ryk behooren; doch de meeste Aardrykskundigen tellen haar onder de fteden van Tripoli. Zy ligt aan eene Baai van dien naam, en is groot, en wel verfterkt door een ouden muur en een fterk Fort. Digt daar by liggen de puinhoopen der oude ftad, Tacape door de Romeinen genaamd, eene der eerfte fteden, door hen aan deeze Kust gebouwd. Zy lag op eenen langzaam ryzenden grond, omtrent eene halve myl van de nieuwe ftad; 'er zyn nog eenige oude blyken van haaren luister voorhanden: byzo». derlyk eenige vierkante pilaaren van eene byzondere foort van Graniet, welke men nergens elders in Barbarye vindt. Voormaals wierdt zy van de zee befpoeld, Ss 3 v/elke XfXT bolk. v. HOOFDST. 1, AFD. Capez»  326 HISTORIE XIX. boek. v. HOOFDST, 1, AFD, Mahara. El Hamman. welke eene Baai van eene halve myl over 't kruis formeerde; doch deeze is al voor lang gedempt door het ontdaan van eene zandplaat aan de eene zyde, en lan den anderen kant, door het. zand en de vuiligheden , welke de rivier Capez daar in ontlast. Hier uit ontftondt, waarfchynlyk, het verval der nieuwe ftad, die thans zeer fchaars bewoond wordt van arme visfchers en landlieden, die een weinig garst, en eene groote menigte palmboomen planten; doch de dadels verdroegen zo fpoedig, dat zy niet, zo als de Numi* difche, een geheel jaar kunnen duur«en. Ter vergoedingc van dit gebrek, bedienen ze zich van eenen wortel, welke hier overvloedig groeit; als aardappelen gekookt zynde, fmaakt hy als de amandel, en is zeer voedende. De inwooners zyn geheel zwart, en zo armoedig, dat zy hem voor een ryk man houden, die een fchoof garst bezit. Zo fchroomlyk worden ze gedrukt, aan de eene zyde door de Regeering, en aan de andere door de Arabieren, (c) Mahara, of Machres. is thans een arm dorp, gelegen aan den mond van de Capes; het is alleen merkwaardig om een hedendaagsch Kasteel, met voordagt gebouwd, om den mond dier Golf te dekken. El Hammah is insgelyks eene oude ftad, al voor lang vervallen , omtrent vier mylen van Capez. Zy verdient alleen gemeld te worden om haare Romeinfche muuren van vierkante fteenen, met eenige Opfchriften, vermeld door Leo den Afrikaan en Dapper, doch zedert uitgefleeten, als mede om haare zwavelbronnen, die langs eene oude waterleiding derwaarts gevoerd worden. In andere opzigten is het een armoedig elendig vlek, alleen van visfehers en bouwlieden bewoond. Zoara, (c) Shaws Reizen. Marmol. Baudrand. Mamniere.  vam TRIPOLI. 327 Zoara, of Zara, is eene andere vervallene ftad, omringd van een ouden omgeftooten muur, en aan de zee gelegen, omtrent dertien myien van het Eiland Jerba, of Zerbis; zommigen houden 'er de aloude Pifidaanfche haven voor. Tegenwoordig wordt zy alleen bewoond van eenige arme lieden, die hun beftaan hebben van het branden van leem en potasch, of zich met zeerooven of visfchen geneeren. — Alle deeze plaatzen liggen ten Westen van de Kust van Sidra. In nog vervallener ftaat zyn dezulke, welke men aan de Oostzyde aantreft. Zeer veel heeft tot het verval van alle deeze zeelieden geholpen de nabyheid van het Eiland Malta, 't welk zeer gereedlyk tegenover deeze Kusten liggende , de Ridders heeft in ftaat gefteld om een meer waakend oog op dezelve te houden, cn de Zeeroovers te beteugelen : zodat zy genoodzaakt geweest zyn, zich op de visfehery toe te leggen, en in de nabuurfchap deezer vervallene plaatzen zo veel lands te bebouwen, als genoeg is om hun een zeer bekrompen beftaan te bezorgen. De eenige plaats van naam ten Westen van de Golf is Derne, thans eene kleine ftad, doch voorheen van^ meer aanziens, door de Mooren gebouwd, naa hunne1 verdryving uit jühdalufie. Zy ligt omtrent eene halve myl van zee , en wordt omringd van eenige voortreffelyke verschwater bronnen: eene van dezelve loopt door, en andere rondom de wallen; de grond is diensvolgens in ftaat om eenig koorn en tuinvrugten voort te brengen: nogthans wordt dezelve fchraal bewoond. Deeze plaats is nog de hoofdftad van een distrikt van dien naam, ftrekkende van Kaap Bowb ten Oosten tot aan. de Golf van Bengofi ten Westen, ruim honderd mylen en nog verder landwaarts, Dit distrikt wordt inzonderheid bewoond van zwervende Jlra- XIX. boek. v. HOOFDST. 1. AFD. Zoara. Stad en .and >erne.  HISTORIE XIX. BOEK. V. HOOFDST. 1. AFD» Distrikt van Mes« rpta. Arabieren, ten getale van dertigduizend familiën» die ïönë kleine belasting aan den Bey van Tripoli betaalen. Het is genoegzaam over en over bedekt met eene plant of heester, welke een doornagtig blad en eene geele bloem draagt, die het grootfte gedeelte van het jaar bloeit. De Byen aazen inzonderheid op deeze bloem, welke aan haaren honig een aangenaamen fmaak geeft. De weg is hier flegt, en bykans drie vierde deelen van bet jaar onveilig, (d) Ten Westen van de Golf Sidra ligt het gewest of Distrikt Mesrata, bevattende het van ouds genaamde Cyrenaica, en Peniapolis* naar deszelfs vyf fteden, en nu, naar de hoofdftad, Mesrata genaamd. Het bevat nog heden eenige vlekken en dorpen, aan de zeekust en binnenslands, die, met de Christenen, eene foort van handel dryven in Europifche goederen. Deeze verkoopen zy aan dc Negers, en wisfelen daar tegen flaaven, Muskus en Civet, welke zy na Turkye voeren, (e) De inwooners waren ryk en krygshaftig, ten allen tyde het Tunetaanfche, gelyk nu het Tripolitaanfche juk onverduldig draagende. Doch deeze groote en voormaals bloeiende landftreek is insgelyks in de laagte gedrukt door de Zeeroovers, die de Kusten pionderen, en door de Arabieren, die het binnenfte land verwoesten, wanneer zy met de Berebers zamenfpannen. Deeze laatfte kunnen omtrent tienduizend weerbaare mannen in de wapens brengen , en zyn dikmaals in oorlog met de Arabieren, doch evenwel genoodzaakt, zich te onderwerpen aan het Turkfche juk en tolpligtigheid, in fpyt hunner kloekmoedigheid en menigte, ff) De andere Distrikun binnenslands zyn nog woester en fd} Lucas, Voy Vol. 2, p. 85, 94 (O Marmol, Lib. 6, Cap. 55. C/3 Marmol, ibid. Davity. Dapper.  van TRIPOLI. 320 en meer ontbloot van fteden , gelyk ook minder bekend. Al wat wy 'er van kunnen zeggen, is, dat zy bewoond worden van na genoeg het zelfde volk als de laatstgemelden, leevende eveneens, en ftreevende desgelyks om zich van tolpligtigheid vry te maaken. Het land is meestal dor en fchraal, en zo zandagtig, dat het genoegzaam onbruikbaar zy: zonderden overvloed van dadelen, die aldaar groeien, en zonder de bergen, die eene foort van weiland voor vee uitleveren, zou 'er bykans geen mensch kunnen leeven. Op de buitenfte grenzen, ten Zuiden en Oosten van dit Koninkryk, inzonderheid aan den kant der Woestyne Barca, ligt het gewest Auguela,, Augela of Ouguela genaamd, 't welk, hoewel meestal zandagtig en onvrugtbaar, nogthans eenige plekken bevat, zo wel bevogtigd, dat ze overvloed van dadels draagen; de berg Meys, die het van het Koninkryk Barca fcheidt, verfchaft voortreffelyke weiden. Behalven de ftad Aguila, van welke dit distrikt zynen naam ontleent, ligt in hetzelve nog eene andere, aan den voet diens bergs, genaamd Si-wah, Siouab, of San Bey, zynde de laatfte ftad aan dien kant, welke aan het Koninkryk Tripoli behoort. De Kusten bevatten geene natuurlyke zeldzaamheden, behalven de Golf Sidra, dus genaamd naar een ( klein Eiland, agter in dezelve gelegen. Van oudss heette zy Syrtes Magna, in tegenftelling van de Kleine Syrtes, waarvan wy in het voorgaande Hoofdftuk hebben gefproken. Beide zyn zeer gevaarlyk voor de zeelieden, inzonderheid deeze, omdat zy geweldiger zuigt, en de zandgronden hier dieper zyn. Nogthans lagen 'er, volgens Ptolemeus, niet minder dan zestien vlekken; van welke niets anders overig is dan eenige puinhoopen, of armoedige dorpen. Weinige rivieren, en deeze nog van klein belang, zvn 'er, welke zich Hepend.Hist.XVII.D.I.St. Tc aldaar XIX. boek. v. HOOFDST* 1. A F D. Auguela; De rroose prtes.  33° HISTORIE XIX. boek. v. HOOFDST. i. AFD. aldaar ontlasten. Van niet meer gewigt zyn de Cafarnacar, Rufalmabes, Magra en andere, die in de Middelandfche zee uitloopen , en onderfteld worden te ontfpringen in de Gibel, of het Atlas ■ gebergte, uitgezonderd dat zy tot voedzel dienen voor eene oneindige menigte palmboomen, door dien zy in kanaalen worden afgeleid, zonder welke zy, in zulk een zandagtigen grond, onmogelyk zouden kunnen groeien. De eenige overgebleevene Oudheid hier te Lande is de Zegeboog van wit Marmer, boven reeds vermeld, die in het zand en de aarde bykans begraaven ligt. Vier Borstbeelden zyn 'er van Romeinfche Burgemeesters , doch zeer uitgefleeten. De vier hoeken van het gevaarte worden gefchraagd door even zo veele pilasters, verfierd met wyngaartbladeren. Boven ieder der vier poorten ftaat een Zegewagen, in eenen van welke verbeeld wordt Alexander ,vza twee fphinxen getrokken, met eenige flaaven daar beneden. De Opfchriften boven de poorten zyn allen uitgefleeten, behalven aan den Noordkant, 't geen nog leesbaar is. De fteenen zyn van fyn Marmer, tusfehen de vyf en zes voeten dik, zonder kalk of cement, alleen door middel van looden plaaten en yzeren krammen zamen verbonden. Behalven andere kunstgewrogten, ziet men, buiten de muuren van Tripoli, eenige gaten, in de gedaante van ovens, in den rots uitgehouwen, met Nisfen rondom dezelve; Lucas vondt in een van dezelve een Doodkist van hout, bekleed met fyn gewerkt platlood, bevattende menfehen beenderen, die bykans vergaan waren. Beneden aan de Kist ftondt eene groote aarden Urne in den rots, en rondom de Kist, fchotels en borden van verfchillende grootte, waarin voorheen fpyzen geweest waren. Wyders ftonden 'er verfcheidene foorten van fraaie drinkglazen, kop-  van TRIPOLI. 33r kopglazen, en een koperen lamp bykans geheel verroest; doch niets van eenige waarde, behalven twee flukjes zilver, zo dun als papier, omtrent twee duimen breed en drie lang. In de meeste, zo niet alle : deeze Graven, heeft men gevonden groote glazen Urnen, en menfchen-beenderen; de grond is bedekt met een roodagtig water, bykans fmaakloos. (e) De Regeeringsform, Godsdienst, Wetten en Gewoonten deezes Koninkryks na genoeg dezelfde zynde als die van Tunis en Algiers, is het te minder noodig daar over uit te weiden, naa 't geen wy over deeze onderwerpen, in de voorgaande Hoofdftukken, gezegd hebben. Alleen zal 't niet ondienftig z3~n, over het eerfte onderwerp aan te merken, dat de Beys van Tripoli niet enkel in naam aan de Porte tolpligtig zyn, maar in de daad fchatting opbrengen. Dit, gepaard met de andere behoeften dér Regeeringe, de gierigheid der Turkfche BasfuCs, van Conftantinopolen herwaarts gezonden, en het algemeen verval dés koophandels, noodzaakt hen, de onderdaanen met zo drukkende belastingen te bezwaaren, dat het grootfte gedeelte des Koninkryks tot den laagften peil van behoefte en elende is gedaald. De voornaamfte inkomften fpruiten voort uit de Kaapers, die, egter, weinig in getal zyn, zelden meer dan zeven of acht; en nog kan flegts één van deeze eigenlyk een fchip genaamd worden: de overige zyn kleine Galeien, zeer fober bemand en uitgerust. Voorts heeft men nog de inkoomende en uitgaande regten; de belasting op de Jooden, die hier zeer talryk zyn; op de landzaaten, die, fchoon nog zo arm, egter een gedeelte van de voortbrengzelen van den grond of van hunne fabrieken moeten afftaan; en eindelyk op de Land-Mooren en Araliertn, van Ce") Lucas, Foyage, Livr. 2, p 100. Martinisre. Tt 2 XIX. boek. v. JOOFDST, i. &F9t  332 HISTORIE XIX. BOEK. V. HOOFDST. It AFD. Koophandel, van welke de Bey dezelve door zyn vliegend leger of Janitzaaren vordert: want de laatstgenoemden, zowel als de Mooren, worden door deeze zwaare belastingen zo arm gehouden, dat niets dan geweld, en zomtyds voorbeeldige ftraffen, hun dezelve kan afperzen. (ƒ) Dewyl de koophandel in de laatfte tyden merkelyk verminderd is, en de behoeften van den Staat toe* neemen door deszelfs tolpligtigheid aan de Porte, zyn ze hierom genoodzaakt, ter aanvullinge van dezelve zwaarder fchattingen te heffen van de onderdaanen, hoewel zy in geduurigen angst zyn, dat zy, ter verligtinge van hunne elende, den eenen of anderen tyd zich onder de befcherming. eener Christen Mogendheid zullen begeeven. En, in de daad, geen andere band, dan die van den Godsdienst, heeft hen kunnen weerhouden, dat ze niet al voor lang deezen flap gedaan hebben, in fpyt van de waakzaamheid der Regeeringe. Nogthans maakt de Bey, door middel van zyne hulp van de Porte, de vertooning van eene foort van eigendunkelyke magt, behalven dat hy Opperveldheer van alle de troepen is. Door het aanftellen van bevoegde Amptenaars in allerlei posten, is hy wyders zo volftrekt meester van den Divan geworden, dat dezelve thans niet meer dan eene bloote gedaante heeft, hebbende dezelve niets anders te doen, dan goedkeuren en bekragtigen van 't geen hem behaagt aan denzelven voor te draagen. Ook bemoeit zich de Porte, noch derzelver Basfa met de Regeering, mids hy zyne fchatting aan de eerfte naauwkeurig opbrenge, en de gierigheid des anderen voldoe. D E Koophandel der 'Fripolitaanen beftaat voornaamlyk in flaaven, 't zy ze door hunne Kaapers genomen, of van de nabuuren gekogt zyn. Het meerendeel zenden Cf) State 0/ Tripoli 313.  van TRIPOLI. 333 Zenden ze na Turkye, alwaar zy 'er het meeste voordeel mede kunnen doen. De volgende tak van handel is de asch, welke zy van de Arabieren koopen, en aan de Europeaanen verkoopen voor de Glasblaazeryen en Zeepziederyen. Voorts is hun handel geen noemens waardig. Eéne byzonderheid in de handelwyze van deezen Staat verdient onze opmerking; de Tripolitaanen zyn getrouwer in het onderhouden van hunne verbonden met andere Natiën dan hunne nabuuren; deeze naauwkeurigheid, 't zy dezelve ontftaa uit weezenlyke eerlykheid, of uit een gevoel van hunne eigene zwakheid, is, nogthans, zeer voordeelig voor den koophandel en zeevaart, (g) (g") Dezelfden. TWEEDE AFDEELING; Historie van Tripoli, tot op den tegen- "jvoordigen tyd. Deeze Staat, zo wel als geheel Barbarye, naa het Romeinfche juk te hebben afgefchud, kwam by beurten onder de Vaniaalen, Sar aceenen, en de Koningen van Marokko, Fez en Tunis; tot dat zy, hunner flaavernye en onderdrukkinge moede, beflooten een eigen Monarch te hebben, welken zy uit het midden hunner verkoozen. 't Blykt niet dat iemand dier Vorften zich heeft beroemd gemaakt door merkwaardige togten. Ook wierdt Tripoli niet aangezien als een Koninkryk van veel aangelegenheids, tot dat het een twistappel wierdt tusfehen eenige Christen Vorff.cn en de Koningen van Tunis, die het bezeeten hadden, Tt 3 zints XIX. bo£k. v. HOOFDST. 11. AFD.  334 HISTORIE XIX. BOEK. V. HO0FO&T, II. AFD. Tripoli door de Spanjaard belegert zints de verdryving van de Vandaalen uit Afrika. Wy hebben reeds aangemerkt, dat de oude flad ingenomen en geheel verwoest wierdt door de Arabieren, onder hunnen Kalif Omar den II, naa een beleg van zes maanden, en dat de meeste inwooners over de kling gejaagd, of na Egypte in flaavernye gezonden wierden. (A) Lang daarnaa herbouwden de Afrikaanen de ftad, en noemden haar Tirabilis, doch op denzelfden grond, of een weinig Zuidlyker, is onzeker. Ondertusfchen wierdt zy eerlang onderworpen aan de Koningen van Tunis; onder eenen hunner, Bucamen genaamd, wiens voorzaaten de Kroon van Tunis te gelyk met die van Fez hadden gedraagen, verkoozen de Tripolitaanen, wien zyne dwingelandyen onderdrukkingen ondraaglyk waren geworden, eenen hunner medeburgeren tot Koning in zyne plaats, en fielden dien in 't bezit van zyne fchatkist en inkomften. Met groote billykheid en regtvaardigheid regeerde in 't eerst deeze nieuwe Vorst. Bucamen zondt een talryk leger tegen hem; doch de Veldheer, door de loosheid van eenigen der voornaamfte ingezeetenen, met vergif gedood zynde, keerde het leger terug zonder iets verrigt te hebben. De nieuwe Koning zag zich niet buiten gevaar, of hy begon, op zyne beurt, den tyran te fpeelen, tot zo verre, dat de burgers tegen hem zamenfpanden, en hy door zynen eigen behuwdbroeder vermoord wierdt. Zy koozen in zyne plaats zekeren Abubacer, die voormaals onder bem gediend, doch zedert den dienst verlaaten hadt, en Marabout of kluizenaar was geworden. Ligt wierdt deeze man overgehaald ter aanvaardinge van het ryksbewind. fDoch hy hadt niet veele maanden geregeerd, of Ferdinandy Koning van Castilie en Arragon, zondt der waart Petrus Cè) Ebn Rak. ap. Marmol, Lib. 6, Cap. 44.  van TRIPOLI. 335 Petrus, Graaf van Navarre, met eene magtige vloot en leger, die het beleg floegen voor Tripoli. Abubacer, door eenige Genueejche kooplieden van dit voorneemen heimelyk verwittigd, hadt alle dierftige middelen beraamd tot een kloeken wedeiftand. Maar noch het groot getal zyner benden, noch het gefchut, welk hy langs het ftrand geplant badt, kon de landing beletten, noch het influiten der ftad, terwyl de Graaf het beleg voortzette. Don Diego Pacheco, aan 't hoofd van vierduizend man, wierdt gelastigd de nadering der landzaaten af te weeren, die uit de nabuurige ftreeken, zo te voet als te paerd, in menigte ter hulpe kwamen toefebieten. Eindelyk begon men ftorm te loopen 'smorgens ten negen uuren; ondanks den kloeken tegenftand van binnen, wierden de poorten bemagtigd, waarnaa de Mooren de ftad verlieten , en Abubacer, met zyn gezin en vrienden, in het Kasteel week, werwaarts hy, door den Spaanfchen Veldheer, kort op de hielen wierdt gevolgd. (O Zich niet beftand vindende tegen een zo magtigen vyand, gaf hy zich, den volgenden morgen, op eerlyke voorwaarden over. Met zyne Gemaalin, twee zoonen en eenen oom wierdt hy gezonden aan Keizer Karei den V, thans te Palermo, die hem kort daarnaa in zyne waardigheid herftelde, onder voorwaarde van zyn Leenman en tolpligtig te zullen worden. De ftad, die zeer ryk was, wierdt aan de foldaaten ten beste gegeeven; doch de Graaf verzekerde zich van den fchat, welken hy in het Kasteel vondt, die nog van meer waarde was. Naa het met nieuwe vestingwerken voorzien , en'er eene talryke bezetting te hebben gelaaten, vertrok hy van daar. Abubacer herbouwde en bevolkte van CO Grammay, Lib. 8, Cap. 10. Davity. Marmol, Lib, 6, Cap. 44. Vertot. XIX. boek. V. HOOFDST. II. AFD, Ingenomen en ver mest.  33ó HISTORIE XIX. < EOEK. ' V ] HOOFDST. , II. A F D. j jian de\ Ridders . van Malta 1 gegeeven. y ) ] Door Sinan be-l legerd. \ t 1 j 3 t I ( 1 t t f I C e Q /an nieuws de flad, welke hy in 't bezit hieldt, in sKeizers naam, tot dat de Ridders van Rnodus van iet Eiland verdreeven , en genoodzaakt wierden na ïyracüfe te wyken; als wanneer het Keizer Karei belaagde, hun bet Eiland Malta te fchenken, nevens de tad en het'Kasteel van Tripoli. Diensvolgens namen ;e beiden in bezit, fielden eenen hunner aan tot Gouverneur, en leiden 'er eene bezetting in van hunne :igen troepen. Naauwlyks waren ze in deezen nieuven eigendom gevestigd, of Barbarosfa maakte 'er zich neester van, als mede van Tunis en Bizerta; doch het vierdt kort daarnaa door den Keizer hernomen, en an hun terug gegeeven, zo als wy in de Historie van Algiers gezien nebben. Zy bleeven in 't bezit tot op de regeering van Soyman, die, onder voorwendzel dat het geduurende iet befland hernomen was, derwaarts eene vloot ;ondt, beflaande uit honderd en tien Koninklyke Gaeien, en dertig andere fchepen, onder het bevel van 3asfa Sinan, die onder zich hadt den befaamden Salha ïais, bygenaamd Duivelbanner, en den niet minder 'ermaarden Dragut. Met deeze vloot, voerende waalfduizend flrydbaare mannen, zeilde Sinan regelecht na Tripoli, en zette zyne troepen en gefchut .an land, by de Anguüs-hoek, van waar hy aan den ïouverneur zondt, om de overgave te eifchen, met gelofte van op die voorwaarde aan hem en zyne beetting de vryheid te zullen fchenken, maar met beSreiging, in gevalle van weigeringe, hen allen over [en kling te zullen jaagen. Op deeze trotfche bood:hap, gaf de Gouverneur, met overleg van zynen laad, tot antwoord, dat hy, van den Groot-Meester, erwaarts was gezonden om de flad te verdeedigen, n dat hy, zonder diens bevel, dezelve niet °zou verleveren. Straks gaf de Basfa bevel, om de voor-  van TRIPOLI. 33? toornaamfte vesting, in welke de Gouverneur het bevel voerde, met veertig ftukken zwaar gefchut te bombardeeren. Doch zy was aan dien kant zo wel verfterkt met bolwerken en buitenwerken, dat hy bezwaarlyk zyn oogmerk zou bereikt hebben, hadde niet een overloopende verraader (B) hem eene zwakker plaats aangeweezen, tegen welke hy ftraks zynen aanval keerde. In twee dagen deeden zyne Batteryen de uitwerking, dat Gambars, de Gouverneur, van overgave begon te fpreeken. Verneemonde, egter, dat de meerderheid zyner Bevelhebberen daar van afkeerig was, befloot hy, zonder hunne toeftemming, de plaats over te geeven. Heimelyk vervoegde by zich by eenen Franschman, Aramont genaamd, die in het leger der belegeraaren als een openbaar Staatsdienaar wierdt behandeld; door zyne tusfchenkomst handelde hy met den Basfa over de overgaave. Zommige Schryvers verhaalen, dat op 'sBasfa's weigeringe om in zyne voorflagen te bewilligen, hy vertrok, doch in zyn wederkeeren na de bezetting door hem wierdt aangehouden. Anderen beweeren, met meer waarfchynlykheids, dat tusfehen den Basfa en hem een heimelyk verdrag was geflooten; de waarheid hier van blykt duidelyk uit de uitkomst: want de plaats was niet overgegaan, of by en alle zyne aanhangers^ wierden ontflagen, en op twee Galeien na Malta ge-' voerd; terwyl alle de overigen, veel talryker, gevangen genomen en naar gewoonte uitgefchud wierden, om als flaaven verkogt te worden. De ( B) Deeze fchurk was geboortig in Provence, maar was, om zyne ongeoorloofde minnaaryen met de Moorfche vrouwen, genood, zaakt geworden den Mohametaanfchen Godsdienst aan te neemen. Hy hadt zich begeeven in den dienst van jdga Morat, Heere van Tachoras, en diende hem als veripieder in de ftad. Hedend.Hist.XVII.D.I.St. Vv XIX. BOEK. V. HOOFDST. II. AFD. De Jiai *aat over  338 HISTORIE XIX. Boek. v. HOOFDST. U. AFD. D s Basfa zuimde niet om de bezetting varr het andere Fort tot overgave te vermaanen; doch men liet hem weeten, dat zy Spinjaards waren , en beflooten hadden, liever met den degen in de vuist te ftervenj, dan zich gevangen te geeven: ten zy hy, in de tegenwoordigheid van alle zyne Hoofdbevelhebbers, wilde belooven, hen veilig na Malta te zullen overvoeren, met hunne wapens en pakkaadje, en van de vervulling dier belofte voldoende verzekering geeven. Gereedlyk bewilligde Sinan in deeze voorwaarden, en zondt hun, in de tegenwoordigheid van alle zyne Sangiacs, zynen ring tot onderpand; waarnaa zy ftraks het Fort overgaven, en, in gevolge der voorwaarden des verdrags, na Malta gevoerd wierden. (C) Aldus wierdt Tripoli O verCC;) Dit berigt wierdt wederfproken door de voorflanders van Frankryk, die alle de fchuld fchuiven op dc Spanjaards en Kataldnen, die aldaar in bezetting lagen. Deeze, zeggen ze, dwongen den Gouverneur tot de overgave, tegen zyne neiging. Zeker is het, dat by derzelver aankomst op Malta, de GrootMeester dOmedes de Spanjaards vry fprak van alles, 't geen hun te laste geleid wierdt, en den Gouverneur, Gaspar de Vallier genaamd, en de meesten zyner a3nhangeren, deedc in hegtenis neemen, als verraaders van Tripoli. De Maarfchalk wierdt in een Hol geworpen , om nevens zyne medepligtigen te worden te regt gefield; en de Franfche Gezant djiramont wierdt aan de meeste Christen Hoven befchuldigd, als te zamen doende met den Maarfchalk. Zelf luisterde men elkander in 't oor, dat Hendrik de II, zyn Meester, hem derwaarts hadt gezonden, om met den Turkfchen Basfa dat verraaderlyk ontwerp te beraamen. Hy wie'rdc onderffold , by die gelegenheid genoopt te worden door zyne vriendfchap met den Turk, en zynen haat tegen den Keizer, voor wien Tripoli van 't hoogfte aanbelang was, als dekkende het zyne overige Heerfchappyen in falie. Hendrik deedt eenige poogingen om zich zeiven en zy. nen Gezant van die ergerlyke gerugten te zuiveren. D'Omedes. Groot Meester van Malta, tekende eenen Brief, ontkennende den laster, welken hy gezegd wierdt door zyne Zendelingen verlpreid te  van TRIPOLI. 339 overgegeeven aan de Turken, op den 14 van Oogstmaand, naadat de Christenen het een weinig ianger dan veertig jaaren bezeeten hadden, zints deszelfs veroveringe door den Graaf van Navarre. Sinan gaf het bevel over de flad aan Aga Morat, onder voorwaarde van het te zullen bezitten onder den Grooten Heer, en wederom overgeeven, wanneer deeze een anderen Gouverneur zou aanftellen. 't Leedt, egter, niet lang, of de befaamde Kaaper Dragut nam de plaats in bezit. In zynen aanflag op Malta het hoofd hebbende geflooten , maakte hy dezelve tot zyne wapenplaats, niet, in de daad, met den tytel van Basfa, welken de Groote Heer hem volftrekt hadt geweigerd, maar alleen als Gouverneur in naam van de Porte. Hy verflerkte de flad en het Kasteel met zwaare muuren, en bouwde twee Forten aan den'zeekant, van krygsgereedfchappen en voorraad ruim voorzien. Hier door wierdt zy eene der Iterkfle fteden van Afrika, en de gewoone fchuilplaats der meeste Kaapers, die onder de Turkfche vlag voeren, van waar zy de Kusten van Italië, Sicilië, Napels en Spanje verontrustten. Desgelyks deedt Dragut van daar eene voorfpoecbge 'landing op het Eiland Jerba, Gerba of Gelves, in den mond van de Golf Gabbs, of Capez, naby de Kleine Syrtes,en noodzaakte den Cheik of Heer daar van tot tolpligtigheid aan de Porte. Johan de Lacerta, Hertog van Medina Coeli, niet lang daarnaa t door den Koning van Spanje tot Onderkoning van F Sicilië aangefteld, oordeelde zyner nieuwe waardigheid' geene grooter eere te kunnen aandoen, dan door de te hebben, ten n&deele van den Franfchen Koning en diens Staatsdienaar. Doch het algemeen was niet voldaan over zyne verontfchuldiging. (*) (*) Vertct, Wfl- it M*lt«, Vol. 4, Lib. 60, p. 33?. Vv % XIX. boek. v. HOOFDST. ii. AFD. Ver. fterkt door Dr»-. gut. Lacerta »l Trioli hereemen.  34° HISTORIE XIX. boek. \ v. HOOFDST. II. AFD. j i i ] i 1 i < i i < ( i le verdelging van alie de Turkfche Kaapers, en dat het cragtdaadigst middel daar toe zyn zou, de verovering /an Tripoli. Zyn ontwerp wierdt ten hoogften goed. gekeurd door den Koning zynen Meester, en verscheiden andere gekroonde Hoofden, byzonder door Johan de Valetta, Groot-Meester van Malta, die insjelyks zyne hulp beloofde. Doch Lacerta onderrecht, jynde van den Herken ftaat van tegenweer, in wellen Dragut de ftad gefteld hadt, en dat hy zelve 'er n perfoon tegenwoordig was, bezweek zyn moed, m hy opperde de bemagtiging van het Eiland Gerba, n de eerfte plaats. De Groot Meester hem beraaden /indende tot het voortzetten van zyn wild ontwerp,* seide hem in ronde woorden, dat by kon doen wat ly goed vondt, maar in gevalle hy hem geene verzekering gaf, regelrecht na Tripoli te zullen ftevenen, iy geen de minfte onderfteuning van de Malteezer Drde moest verwagten. Lacerta zwoer hem, by het eeven des Konings zyns Meesters, en by het hoofd /an zynen eigen, zoone Gaston, onmiddelyk derwaarts, e zullen zeilen, en de plaats belegeren. Diens volgens ging hy te fcheep, op den tweeden van Sprokkelmaand; behalven de Galeien en andere toegezegde :rygsmagt, bezorgde hem de Groot-Meester tweehonlerd Malteefche Graavers, ter voortzettinge van het j.eleg. Dragut hadt niet gehoord, dat deeze vloot by iet Eiland Qtieskynefs was, of hy ftak in zee met twee -an zyne Galeien, tegen welke Lacerta een grooc getal 'an de zynen zonde. Doch terwyl deeze, in ftede 'an hem aan te tasten, den tyd fpilden met het pionleren van twee koopvaardyfehepen van Alexandrie, •ntkwarn Dragut dezelve, en zondt ftraks eene zyner ïaleieh met deeze tyding aan de Porte, met verzoek m eene fpoedige hulp, terwyl hy zich zeiven te Tri. v- . poli.  van TRIPOLI. 341 poli verfterkte. Derwaarts zeilde de Hertog, naa vrugtloos getragt te hebben, op jerba water te baaien. By zyne aankomst aan de Zandbanken van Pa'o, zondt hy eenig volk aan land, om 'er eenige putten te graaven: zy vonden 'er het water zeer zoet en helder, doch, egter, zo ongezond, dat veelen zyner Bevelhebberen en matroozen 'er van ftierven, en nog meer ziek en nutteloos wierden. Kort daar naa wierden ze beloopen van een zwaaren ftorm, welke verfcheiden fchepen verftrooide; de Siciliaanfche Capitana zonk. De ftorm was niet bedaard, of de Malteefche Admiraal deedt den voorflag om na Languir te itevenen, zynde eene gezonder en gelegener haven, alwaar hunne fchepen veilig waren tegen de aanvallen der Turkfche vloot, die thans in vollen aantogt was om hen aan te tasten. Doch Lacerta, zulke gevaarlyke togten moede, beval zyne vloot weder te keeren na het Eiland Jerba, daar zy zonder flag of ftoot aankwam, doch het water te onbruik gemaakt vondt door eene groote menigte Aloëbladeren, welke de landzaaten in de putten geworpen hadden. De Cheik van 't Eiland deedt den Hertog om een mondgefprek verzoeken, met oogmerk om met hem een : verdrag te treffen, dewyl hy zich tegen eene zo groote magt niet vondt opgewasfen; doch de voorflag wierdt door zyne doldriftige troepen afgekeurd. Hier .op wierdt den Hertog, door twee Christen flaaven, berigt, dat hy vroeg in den volgenden morgen eenen aanval van de Jerbiten hadt te wagten. Lacerta, hun in de voorbaat willende zyn, geboodt zyn leger aan te rukken. Omtrent tweeduizend vyanden van agter een heuvel, met bun gewoon gedruis, ten veorfchyn koomende, vielen fpoedig op hen aan; doch Ruiters noch fchietgeweer hebbende, wierden ze met zwaar verlies of de vlugt gedreeven: waarnaa de Cheik de fleutels var Vv 3 h§ XIX. boek. V. HOOFDST. 1» AFD. Zeilt nc* [erba. Verflaas de Jerbiten te land.  342 HISTORIE XIX. boek. v. HOOFDST. II. AFD Bouwt een Kas teel. Door dt Turkfche vloot verrast. Hy wordt geflagen. het Kasteel aan hem overleverde, en zich voor een onderdaan van Spanje erkende. Lacerta, op deezen voorfpoed een hoogen moed draagende , was zo bezorgd voor de bewaaring van die Eiland, als een gedenkteken van zyn goed geluk, dat hy ftraks eenen aanvang maakte met het bouwen van een Kasteel met vier Bastions, en eenige andere werken, om de Jerbiten in bedwang te houden, en de ftrooperyen der Zeeroovers te weeren. Intusschen hadt Solyman, op de eerfte maare van deezen togt, eene magtige vloot doen uitrusten, beftaande uit vyfentachtig Galeien, onder bevel van den vermaarden Kara Mustapha, voerende ieder honderd Janitzaaren, onder bevel van Piagli Basfa, des Sultans gunfteling. Doria, thans een der voornaamfte Bevelhebbers op Lacerta's vloot, en 'lesfieres, de Malteefche Admiraal, hadden by herhaaling narigt ontvangen wegens deeZe wapening. Vrugtloos zogten de twee Admiraals den Hertog te beweegen om het Eiland te verlaaten, en de Turkfche vloot by den Archipel te ontmoeten, eer de Barbaryfche Roovers zich met dezelve konden vereenigen. Doch hy, onledig met het bouwen van een Fort in Afrika, welk zynen naam zou voeren, verwierp hunnen heilzaamen raad, tot dat, in Bloeimaand, de tyding inkwam, dat de Turkfche vloot, drie dagen geleeden, gezien was op de Kust van het Eiland Gofa. Hy hieldt zelf niet af, eer hy dezelve met zyne eigen oogen zag. Toen fprak de dappere Doria: „ Eéns mans hardnekkigheid „ heeft ons allen bedorven; trouwens, wy zullen niet „ geflagen worden, zonder ons gevaar te hebben „ vooruit gezien." Zo groot was de bedremmeling, welke by derzei ver lannadering heerschte in het leger en op de vloot, inzonderheid in deeze, als zynde het laag water, zodat de  van TRIPOLI. 343 de fchepen aan den grond zaten, dat de Turken dezelve enterden met den degen in de vuist, twintig Galeien namen, en veertien groote fchepen, zonder flag of floot. Eén flegts, gevoerd by Macdonald, een dapper en ervaren Bevelhebber, hoewel van drie Turkfche fchepen vervolgd, ontfprong den dans, om op Malta de eerfte tyding te brengen van deeze nederlaage, terwyl de Turken de lucht en zee deeden weergalmen van hun vreugdegejuich. In deezen wan hoopigen ftaat vervoegde zich Lacerta by Doria, die ziek te bedde lag, en fprak hem aldus aan: „ O Doria, „ de eenige man, die by deeze gelegenheid eenig vooruitzigt en beleid hebt betoond! wat zoudt gy „ my raaden?" — „ Myn Heer," was zyn antwoord, „ gy gebiedt de landtroepen, en't is uwe zaak,voor „ derzelver veiligheid de beste maatregels te beraa„ men. Wat my belangt, myn voorneemen is, my ,, heden nacht in een kleine Brigantyn te laaten overbrengen, waar mede ik zal tragten, in het holfte j, van den nacht, my eenen weg te baanen door het groote bosch van fchepen, welk ons omringt, om voorts met zo veelen onzer verfpreide fchepen, als ik zal kunnen zamenbrengen, regelrecht na ,, Mesjinarte ftevenen." De Hertog, meer bezorgd voor zyn leeven dan voor zyne eere, befloot hem in deezen aftogt te verzeilen. De zorge voor de troepen op het Eiland overlaatende aan Don Altidréz de Sunda, begaf by zich, met verfcheiden andere Hoofdbevelhebbers, aan boord van het Brigantynfchip; en 't gelukte Doria, hen veilig te geleiden door de vyandlyke vloot, na Malta, van waar Lacerta, kort daar naa, na Sicilië zeilde. Veel erger wedervoer het dezulken, die op het Eiland waren gebleeven. De Turken or.tfcheepten hunne talryke benden, en flooten het beleg om het Kas- XIX. boek. v. HOOFDST. kt, AFD Doria*» raad.  344 HISTORIE XIX. BOEK. V. HOOFDST. II, AFD. < ] 1 < < ] 1 ( 1 I Kasteel, welk Don Alvarez met ongelooflyke dapperheid verdeedigde, aangezien hy niet alleen te doen hadt met die zegepraalende Turken, maar ook te worftelen met gebrek aan water en allerlei leevensmiddelen, en eene vernielende ziekte, welke het grootfle gedeelte zyner troepen wegfleepte. Zy hadden water in hunne Regenbakken, rioch hout om fpyze te kooken, en leeden zo grooten dorst, dat 'er dagelyks veelen der zynen tot den vyand overliepen. Bykans drie maanden hadt het beleg geduurd, in welk eiverloop de meeste buitenwerken vernield waren, het gefchut in het Kasteel reddeloos gefchooten, en de bezetting, door honger, ziekte en overloopen, tot minder dan de helft was gedund. In deezen nood deedt de wakkere Gouverneur aan zyne overige foldaaten den voorflag van eenen kloeken uitval, wanneer de vyand 't minst daarop verdagt zyn zou, en zich door hunne dapperheid te redden, of met het zwaard in de vuist te fterven. Gereedelyk bewilligden zy in dien voorflag. Doch tot hun ongeluk hadden de 'lurken, ijit eenige overloopers, hun voorneemen ontdekt: /an hier dat hy de wallen niet hadt verlaaten, of hy lag zich ingeflooten, aan alle zyden, van zulk eene >vermagt, dat hy op eenmaal niet alleen van de eere, /an in die onderneeming te fneuvelen, beroofd, maar net het rampzalig overfchot der bezettinge gevangen vierdt genomen. Thans trok de Basfa in het Kasteel, m deedt alle de werken flegten, om te voorkoomen lat de Christenen, naa zyn vertrek, derwaarts wederkeerden. — Aldus liep het af met deezen ongelukken togt, in welken de Christenen bykans veertienluizend man verlooren, aan gefneuvelden, gevangelen, of aan ziekte en honger geftorvenen. De Koling van Spanje alleen verloor achtentwintig Galeien n veertien vragtfehepen, behalven die van den Paus, van  van TRIPOLI. 345 van Malta, en van den Hertog van Toskane. Kara Mustapha zeilde kort daarnaa, met zyne zegepraalende vloot, na Cmjïantinopolen, en Dragut met zyne Kapers keerde weder na Tripoli, alwaar hy het bewind van dien Staat aanvaardde onder des Grooten Heeren befcherming. Doch eene gevaarlyke wonde, in het beleg van Malta bekoomen, maakte een einde van zyn leeven, omtrent zes jaaren laater: zo als nader zal blyken. Naa zynen dood volhardde de Porte in het zenden van eenen Sangiac of Basfa na Tripoli; zynde het Kasteel bezet met Turken, en de ftad van Mooren bewoond; betaalende het Koninkryk fchatting aan den Grooten Heere. De Zeeroovery ging gelukkig voort; de Renegaaten genooten de gewoone aanmoediging van de lurken, en wierden bevorderd tot het bevel over de Kaapers, zomtyds over geheele vlooten, ja zelf tot bet Baslalchap. Zy maakten zich aangenaam by de Kegeenng, met alleen door hunne wanhoopige onverzaagdheid, maar byzonder door hunne overmaate yan barbaarsheid tegen de Christen gevangenen, t welk dikmaals fchaeverhaalingen ten gevolge hadt, die zomtyds zo boog klommen, dat wy de byzonder. heden niet zonder afgryzen kunnen vermelden. In deezen ftaat bleef het Koninkryk, tot dat de Turkfche heerfchappy, meer en meer ondraaglyk °e.# worden zynde, door de 'gierigheid en dwingeiandv> der Basfa s, een zeker Marabcut, met naame Sid Haiah omtrent het einde der zestiende Eeuwe, middel vondt"' om eenen algemeenen opftand in de ftad en ten plat ten lande te verwekken. Hy twyfelde niet aan den onderftand van deeze of geene Christen Mogendhe;d, zo wel als van de Mooren en Arabieren, om alle de lurken uit het Koninkryk te verjagen; naa welte ^SSSfe»fi dTs?. Regexlngsform meet XIX. BOtK. V. hoofdst. II. afd, Een op. 3»d >or een arabout wekt.  XIX. boek. v. HOOFDST. Een Re. negaat bemagtigt het bewind van Tii poli. ZyneJchattingt 346° ïï ï S T O R I E te-bcraamen, cn,;des nopds.,:dien^ te rftellen'onder fe befchermuig van .hun,- die hem tot de■ ltaatsomwenteling, de has.d geleend hadden. Tot.zyn onaeluk verzekerde hy zich niet van buitenlandiche hulpe, eer de opftand openlyk'uitbrak: zodat Hafcen Basfa, 'de lurkfcbe Admiraal, hem fpoedig overviel,-met zesti> Galeien, en andere fchepen en troepen, welke hy te Tunis en Aioiers hadt verzameld j by floeg hem zo dikmaals, dat hy van zyne troepen vcrlaaten, en èïédelyk door zyne eigen aanhangers vermoord wierdt. Haf en zondt des Marabout\s i.oofd m-Conftanthopblen, en hadt, naauwlyks de Regeering oP den ouden voet her-iteld, wanneer een nieuwe Gouverneur, van de Porte aerwaarts gezonden, een veel kragtiger middel' vondt om den Staat uit deeze dwingelandy te redden. Deeze man was een Griebfche Renegaat, van het aloud gellagt der Justmiani, bekend by den naam van Mabmet B-ygh, die, door zyne listen en kuiperyen, eene Banier of Landvoogdyfcbap van den Grooten Heer hadt verworven. Hy zeilde regelrecht na Tripoli, en bet Kasteel in bezit genomen hebbende, weigerde hy, eenen Basfa - van Conflantinopokn tè ontvangen of te erkennen Hy aanvaardde al het bewind der regeeringe, met als onafhanklyk, maar als tolph>r,V %n de Porte, aan weike hy zich verbondt, eene fclutting en hulde op te brengen; als een blvk zvner ond-rdaanigheid en af hankiykheid. Hy bleef gerust in het Kasteel, t welk bezet was van eene talryke bende foldaaten, welke hy in foldy hadt Fenomen. Van deeze bediende hy zich als eene lyfwapt, om het lot van zo veele andere Bas fa's te -ontgaan , wélke db Porte, op het geringfte vermoeden, hadt doen worgen or bannen. ° De fchatting, welke hy!aan de Porte betaalde, beItondt voornaamlyk in flaaven , en-andere gefchenken,  v a n T R I P O li I. §47 me«st aangenaam aan dat Hof. Door dit middel handhaafde zich Mahmet in zyn yolftrekt gebied, tot aan zynen dood. Doch kort daarnaa waren de Tripolitaanen van nieuws genoodzaakt, eenen Basfa aan te neemen, als eenen teugel voor hunne Deys; welke Deys verkoozen wierden door de krygsmagt, en meestal door dezeïTde oproerige en bloedige middelen, als te Algiers in gebruik waren. Zyne Opvolgers betoonden dezelve afhankiykhcid; zomtyds gebqurde het, dat de fchepen, welke 'de belas' ting na Conftantinopolen zouden overbrengen, in de handen der Malieezen vielen. Eens namen ze drie groote fchepen, gelaaden met Mooren, Negers en andere kostbaarheden. Weinige jaaren laater nam ccn M'Meefche Ridder, .Charolt genaamd, drie groote fchepen, te Tripoli t'huis behoorende, nevens een groot aantal vaartuigen, welke zy na Conftantinopolen geleidden. Hevig was het gevegt aan weerkanten. . lbraim Rais, die over het Turkfche Convooi het bevel.voerde, hadt vierhonderd vyftig foldaaten op zyne drie fchepen; doch van alle kanten .omringd wordende van de Malteefche vloot, was hvj genoodzaakt, naa -een v/anhoopigen tegenftand, bet op te geeven. De Christenen namen ruim driehonderd 'Jwk-n gevangen, en onder dezelve den Bevelhebber, en liepen, met twintig ryk gelaadene fchepen de haven van Malta binnen. DERDE XIX. boek. v. HOOFDST. ii.' AFD, aan de Porte.  XIX. boek. v. HOOFDST. UL AFD. Trouw loosheid der Tripolitaaniehe Kaapers. ! < M'isnoe' fen der . ranfchen 14» HISTORIE DERDE AFDEELING, Bombardeering van de Stad Tripoli,door de Franfche F loot 3 en de naüeelige F rede voor de Stad.a De volgende merkwaardige gebeurtenis, raakende de Historie van dit Zeeroovend Gemeenebest, k'as de geduchte bombardeèring, welk het zich zeizen op den halze haalde, door de trouwloosheid tegen len Franfchen Koning-, Lodewyk den XIV. De Geschiedenis der twee nabuurige Republieken, Algiers en Tunis, toont duidelyk, hoe luttel zwaarigheids deeze reeroovende Staaten vinden in het fchenden van de Dlegtigfte verbintenisfen met de Christen Mogendhelen , en hoe zeer de befcherming der Porte deeze :rouwloosheid hebbe aangemoedigd. Doch hoe ongeüraft ook andere Christen Vorften deeze verbondbreekingen hebben aangezien, nooit hadt het Franfche Hof zo veel ontzags voor Conftantinopolen, dit het verzuimde eene ftrenge wraak te neemen van zulke nbreuken. Tot de geduchte onderneeming, welke wy nu zulën verhaalen, gaf aanleiding het neemen van een fchip onder Franfche vlag, door eenen Kaaper van Triboli, en het houden van een groot getal Franfche onderdaanen in eenen ftaat van flaavernye in dat Gemeenebest, naadat de Franfche Konful op de wedergave vrugtloos hadt aangedrongen. Zo kwalyk nam te Franfche Monarch deeze trotfche weigering, dat hy die zyne Kapiteinen, die in deeze vaarwaters kruisten, fchaeverhaalingen beval te gebruiken, (a) De O) La Croix, Relat, de PAfrique,Vzxx. ift Ch, 10, Seft, 1,2-  van TRIPOLI. 349 De Markgraaf dAnfreville, door den Kommandeur Du Quesne afgezonden tot geleide van twee kleine pryzön, welke hy genomen hadt by het Eiland Hiera , ter Noorden van Sicilië, zes fchepen, te Tripoli t'huis behoorende, ontmoetende, digt by Kaap Sapimca, deedt, ingevolge van dien last, eenen aanval op dezelve. Drie van hun, alle zeilen byzettende, hadden het geluK van hem te ontkoomen, terwyl de andere, het gevegt vol houdende, zo verfchrikkelyk gehavend wierden, dat zy ten laatften genoodzaakt waren, met ailen fpoed te zeilen na het Eiland Ghios, om te kalfateren. De Kommandeur Du Quesne hadt de plaats niet verftaan, werwaarts zy geweeken waren, of hy kwam met een Eskader van zeven fchepen, en overviel hen. Eer hy, egter, vyandlykheden pleegde, deedt hy den Aga, die op het Eiland geboodt, weeten, dat hy een vriend was, maar uitdrukkelyk bevel hadt om eenige Tripoli* aanfche Zeeroovers op te fpooren, die, uit kragt der nog in weezen zynde verbonden, oproerige onderdaanen genoemd wierden, en onderworpen aan de regtvaardige wraake des Konings van Frankryk. Deeze fchoonfchynende verkiaaring vondt, egter, het gunftig antwoord niet, welk hy van den Aga hadt verwagt; waarop hy de plaats zo geweldig befchoot, dat de Tripolitaanen, thans bezig met het herftellen van hunne befchadigde fchepen, over boord fprongen, en na de twee Forten zwommen, aan de ftad behoorende. Vergeefs zogt Du, Quesne de haven binnen te loopen; hy wierdt verhinderd door zwaare paaien , welke zy in zynen weg gelegd hadden. Thans volgde 'er een verwoed gevegt, 't welk vierdehalf uur duurde ; het Kasteel fchoot op zyn Eskader, 't welk eene groore menigte bomben wierp, die groote verwoestingen aanrechtten op de Triplitaanfcht fchepen, en in de ftad. Veele Xx 3 huizen XIX. BOEK. V HOOFDST. III. AFD,  35° HISTORIE XIX. BOEK. V. HOOFDST. ] II. AFD De Sultni }iüsnoegc op de Franfchen huizen Horteen in of wierden zwaar befchadigd; veele ingezeetenen fneuvelden, of wierden gekwetst, 's Andoren daags verzogt de ftad in onderhandeling te treeden, en boodt aan, de Tripolitaanen tot den vrede te willen noodzaaken, of anderzins hen uit de haven te verdryven. Du Quesne, in plaats van te antwoorden op haare voorflagen, week met zyn Eskader verder at, met oogmerk om deeze Kaapers te beter in te 'Ruiten. De klagten over deeze vyandlyke inbreuk 'der Franfchen op de Chiotten, en hunne flegte behandeling van de Tripolitaanen, tot den Grooten Heer en den Divan gekoomen zynde, verbitterden hen zodanig op de Franfchen, dat de Gezant van Lodewyk den XIV, de Heer de Guilleragues, die uitgedrukten last hadt, zyns Meesters eifchen in deeze zaak niet in 't minst te laaten zakken, veele moeite hadt om zyne eer en belang in een zo teder ftuk te handhaaven, en genoodzaakt was, alle zyne ftaatkunde, omkooping en kuipery te baate te neemen, ter voorkoominge van eene vredebreuk tusfehen de twee Monarchen. Naa een lang en hevig gefchil tusfehen den Groot Vizier en hem, bewilligde eindelyk het Ottomanfchs Hof, dat de Kapitein - Basfa en de Heer Du Qjiesn: de zaak zouden vereffenen, door een verdrag van vrede , van den volgenden inhoud. 1. ,, Dat alle de Franfchen, aan boord van eenig fchip, 't zy van Tripolitaanfche- Kaapers, of anders, zedert het jaar i68r uit de haven gezeild, in vryheid zouden gefield worden. 2. ,, Dat het fchip van Kapitein Crunlier, welk zy hadden genomen onder F.tahfche vlag, en na de haven van Chio gevoerd, met al het/volk, gefchut en wapenen zou terug gegeeven worden. 3. Dat het fchip, onder Maprlaanfche, vlag genomen, in dezelfde haven zou blyyen liggen onder het gezag  VAN TRIPOLI. 35t gezag van den Kapitein- Basfa, met al zyn touwwerk, gefchut en wapenen, tot dat het beflist ware, of het voor een Fransch fchip moest gehouden worden. 4. „ Dat de fchepen, te Tripoli t'huis behoorende, zich.niet zouden aanmatigen, eenig koopvaardyfehip onder Franfche vlag vaarende te doorzoeken, noch dezelve, of het volk of de laading, aanhouden, ingevalle zy van een Paspoort van den Franfchen Admiraal voorzien waren. 5. „ Dat alle vreemdelingen, aan boord van Franfche fchepen, vry en ongemoeid zullen blyven in hunne perfoonen en goederen; gelyk ook alle Franfchen, van allerlei rang, die zich zulien bevinden op fchepen onder eene vreemde vlag, zelf die van vyanden. 6. „ Dat geene Franfche pryzen , noch derzelver gevangenen , zullen verkogt worden in eenige haven, behoorende onder het Koninkryk 'Jnpoli. 7. „ Dat de Franfchen eenen Konful te Tripoli zullen hebben. 8. „ Dat geen Tripolitaanfcf Kaaper een fchip zal mogen neemen , binnen den afftand van tien mylen van de Franfche Kust." (&) Uit deeze artikelen zal den Leezer kunnen blyken, hoe veel invloeds het Franfche Hof op dat van den Grooten Heer hadde; doch de Regeering van Tripoli verwierp dezelve met de uiterfts veror>twaard;~inf. Lodewyk de XIV hadt thans eene zo magtige vloot tegen die Republiek in gereedheid doen brengen, dat het naauwlyks kon uitblyveh-, of zy moest, door dezelve tot nog nadeeliger voorwaarden genoodzaakt worden. Op den vyftienden van Zomermaand des volgenden jaars 1685, verfcheen de Maarfchalk d'EJïrees, Vice » A) Welke de ftaat deezer fteden zy, welke koophandel in dezelve gedreeven , en hoe zy geregeerd worden, kunnen wy niet ontdekken. Naar alle waarfchynlykheid ftaan de zeefteden onder de befcherming der Porte; maar of zy beheerd worden door den Basfa van Egypte of Tripoli, dan of zy zich vry en onafhankeiyk gemaakt hebben, even als die van Tripoliën Tunis, is ons niet gebleeken ; alleenlyk vinden wy aangetekend, dat de bewooners der zeefteden befchaafder zyn, dan de binnenlandfche. De eerften doen belydenis van het Mohametaandom, en hebben de beginzels van menschlykheid en regtvaardigheid ingezogen ; terwyl de laatften , byzonderlyk die der Woestyne , die Godsdienst noch eenige blyken van uitwendigen Eerdienst hebben, zo wild en woest, en even (&) La Croix. De l*Ifle. D'Anviile. Hedend.Hist.XVII.D.I.St. Zz  362 H I S T O R I E XIX. even zeer van rooven en pionderen leeven, als alle boek. andere wilde Arabieren, van welke wy, in de voorv'. gaande Hoofdftukken, meermaalen gefproken hebben. •oorDST. 0O(>r hen wierdt deeze landltreek, tot nog toe eene onafgebrokene barre wildernis, 't eerst bewoond, By hunne komst vestigden zy zich in de. beste ftreeken; doch vermenigvuldigende, geraakte de eene horde of itam in twist met den anderen: de fterkfte verdreeven de zwakften uit de beste oorden, en deeden hen in de Woestyn omdwaalen, alwaar zy een armoedigst leeven leiden; naauwlyks bezitten ze de onöntbeerlykfte leevensneodwendigheden. Zy worden gezegd de lelykfte aller Arabieren te zyn: mager van lichaam, barsch van gelaat, wreed en diefagtig van uitkyk; gehavend en berooid in hunne klederen, welke doorgaans geene andere zyn, dan die zy den Reizigers, en Pelgrims hebben uitgefchud : de armoediglte hebben naauwlyks iets om hunne naaktheid te bedekken. Wvdeks gaat hun de naam na van ftoute en ervaarene roovers en plonderaars te zyn;. doch hun rooven brengt zo weinig op, dat de nood hen dikmaals dwingt, hunne ftrooptogten uit te rtrekken heel tot in Numi'He, Lybie en andere Zuidlyke landftreeken (c) De ongehoordfte wreedheden pleegen zy aan dezuiken, die het ongeluk hebben van in hunne handen te vallen ;. zy doen hun eene groote menigte warme melk drinken, hangen hen vervolgens aan de voeten, en fchudden ze heen en weder, om hen aldus eenige etukaaten, of ander geld, welk zy veelligt hebben doorgellokt, te doen overgeeven. Zelf roeren zy derzei ver uitwerpzels, in de boope van eenige vergoeding van hunne moeite te vinden : 't zy ze al o£ niet j» La. B4aitiriiere, V. Barca, Saimt. La Croix. Davity.,.  van BARCA. 363 niet dus iets verborgen vinden, nimmer laaten ze na, hen tot op het bloote lichaam naakt uit te fchudden. Zo arm, behoeftig en uitgehongerd zyn deeze Barcaanen, dat zy hunne kinderen verhuuren, verpanden, ' en zelf verkoopen, ter bekoominge van leevensonderhoud, aan de Siciliaanen, en andere nabuurige Christenen, van wien zy hun meeste koorn ontvangen, vooral eer ze op eenen togt uitgaan, die eenigen tyd zal duur en. (d) C rf) Marmol. Einde van het XVII*'- Deels XIX, bgeic. vi. IOvFDST,   HEDENDAAGSCHE HISTORIE» ZYNDE EEN VERVOLG VAN DE ALGEMEENE HISTORIE. XIX. BOEK, s ZEVENDE HOOFDSTUK; ~- -7 I, a f d. Historie van het Eiland en de Orde der Ridders van Malta. EERSTE AFDEELING; Befchryving van het Eiland, deszelfs Voortbreng" zelen, Bewooners, Gewoonten, Regeeringsform en Inkomften. @y8ET kleene Eiland Malta, by de Romeinen Het ^ H fC onder den "aam van Mehta bekend, ligt 'm Eiland 5^,^*5 de Middelandfche zee , tusfehen Tripoli enMdiu. 3&C^-^ Sicifci en hoewel het flegts, achttien mylen ten Zuiden van het laatfte, en ongeveer vyftig mylen Hedend.Hist.XVII.D.II.St. Aaa s tea  XIX. BOEK. VII, b00fdst. I. afd. 3<58 H I S. T O R I E ten Noorden van f>tpoli ligge, wordt het, egter, onder de Afrikaanfche Eilanden geteld. Deszelfs ligging is op 36' Graaden N. B. tusfcuen 15 en 16 Graaden O. L ; hebbende de Zuidlyke Kusten van Sicilië ten Noorden; die van Tripoli ten Zuiden; Morea en het Eiland Candia ten Oosten ; de Eilanden Pantabarea, Lino/a en Lampadofa ten Westen. De Zuidkant beflaat meestal uit rotzen en zandbanken, zonder eenige haven of kreek; doch aan den Oostkant heeft het eenige gemaklyke havens, byzonderlyk de zo genaamde Cala dl S. Marco en Cala di S. Paulo. Doch de twee voornaamfte op het Eiland zyn aan den Zuid-Oostkant; de eene Marza Muzet, en de andere Marza genaamd, betekenende eene Haven; deeze is de grootfle van beiden, en ligt ter rechter zyde van de haven Muzet. Deeze twee worden van een gefcheiden do.or een langwerpig Schiereiland, op 'twelk gebouwd is een fterk Fort of Kasteel, St. Élmo genaamd, 't welk beider monden dekt. Buiten de haven van Muzet ligt een klein Eiland, by 't welk de fchepen, van befmettinge verdagt, quarantaine moeten houden, (a) Malta wordt doorgaans gerekend, negentien of twintig mvlen te beflaan in de lengte, negen of tien in de breedte, en zestig in den omtrek. Eertyds was het weinig beter dan een dorre rots, hebbende naauwlyks eenige aarde, bykans geen ander koorn voortbrengende dan een weinig komyn; zynde deszelfs voornaamfte voortbrengzels vygen, meloenen, honig cn katoen, welke de opgezeetenen tegen koorn verruilden. In deezen onvrugtbaaren ftaat fchynt het gebleeven te zyn tot dat het de eigendom wierdt der Ridders van Malta. Ook hadt men 'er groot gebrek aan water en brandftoffe. Om alle deeze redenen was het, f«) De Lifle. Baudrand. Vertot, en anderen.  van MALTA. 369 het, tot op dien tyd, fchraal bewoond, liggende o\ hetzelve flegts tusfehen de dertig en veertig gehugter of dorpen, hier en daar verfpreid, en geene andere ftad dan de hoofdftad van dien naam, nevens het vlek en het fort St. Angelo, welk de haven dekte. Hel geheele getal van opgezeetenen bedroeg niet boven de twaalfduizend, met vrouwen en kinderen daar onder begreepen, meest allen zeer behoeftig. In één woord, het was zo fchraal, armoedig en weinig uitlokkende, dat wanneer Karei de V het den Ridderen van Rhodus aanboodt, naa derzelver verdryving van dat Eiland, hunne Gelastigden, .gezonden om het naauwkeurig te befchouwen, zulk een nadeelig verflag deeden, dat ze naauwlyks konden bewogen worden ter aanvaardinge van het aanbod, (b) Hoe het, zedert hunne vestiging aldaar, ten goede is veranderd, zullen wy nu vernaaien. Het Eiland Malta bevat tegenwoordig vier aanzienlyke fteden, van fteenen muuren en andere vestingwerken omringd: te weeten, Citta Valetla; Qtta Veccka, of de Oude Stad, het Oude Malta,- de ftad St. Angelo, ook Citta Vittoriofa, of de Zegepraaiende Stad genaamd 5 cn St. Michael, allen wel bewoond, en in een toeneemende bloeienden ftaat Daarenboven zyn de arme gehugten veranderd in volkryke dorpen, de oude dorpen in aanzienlyke vlekken, wel gebouwd en bewoond. Overal wordt de grond zo zorgvuldig beplant, dat dezelve de opgezeetenen overvloed van noodwendigheden kan verfchaffèn. Desgelyks zyn de havens aan de Kust merkelyk verbeterd , gelyk het geheele Eiland overal zo vast verfterkt is, dat het alle de magt en poogingen der Ottomanfche Keizers, tot (b) Vertot, Bijl. de Malta, Livr, 9, Tom 3, p. 451» Hedend.Hist.XVILD.II.St. Bbb ! XIX. '■ BOEK. Vil. HOOFDST; . 1. AFD. Door de Ridders >erbe. terd»  XIX. boek. VIL HOOFDST. J. AFD. Dapper lieiJ der Ridders. Gezond heid des klimaait Boe he van water voor zien wor de. De [la Malta. Ce*) Vertot, Vol. 5» Uw. 14» P- 19°» {d) Davity. Dapper. 379 HISTORIE tot op den huidigen dag, heeft kunnen tarten en afweereh. In de daad, dat het voor het Christendom tot een onwinbaar bolwerk heeft gediend, heeft men inzonderheid te danken aan de waakzaamheid en yver der Edele Orde; doch met dat alles is het zeker, dat zy moeite noch kosten heeft gefpaard om deeze nieuwe Vastigheid onwinbaar te maaken. Niet weinig hebben de Ridders deszelfs fterkte vergroot, door de opgezeetenen in hunne krygstucht te onderwyzen: zodat ze, by eiken aanval, gereed zyn om de wapens op te vatten. Zo zeer zyn ze in getal gegroeid, dat zy, in de volkstelling, in den jaare 1632, onder het Groot-Meesterfchap van Antonio de Paulo, bevonden wierden een getal te bedraagen van eencnvyftigduizend zevenhonderd zielen, behalven de Ridders van de Orde. (e) De opgezeetenen zyn zeer kloek en gezond, niettegenftaande de onmaatige hitte, veroorzaakt door de wederkaatzing der zonneftraalen tegen de rotzen,welke het Eiland bedekken; doch deeze hitte wordt zodanig getemperd door de Weste en Noordweste winden, welke doorgaans het grootfte gedeelte des agtermiddags waaien, dat de opgezeetenen 'er weinig ongemak van hebben, en zelf de vreemdeling ligt aan het ^klimaat gewenne. (i) — 'Er zyn geene rivieren op het Eiland , maar hier en daar eenige bronnen van •versch water; daar deeze ontbreeken, is men genoodzaakt, putten in de rotzen te graaven. De fteden worden meestal voorzien van regenwater, welk zy in Bakken bewaaren. ^ De ftad Malta, of Oude Stad, eertyds Melita genaamd, om de groote menigte honig, welke het Eiland  van MALT A. 371 Eiland voortbrengt, (A) was eertyds de boofd- ei eenige ftad. Zy is zeer oud; de Hoofdkerk, aan St Pieter gewyd, is de eerfte die 'er gebouwd wierdt, kort naadat St. Paulus de Eilanden hadt bekeerd. Vol gens de gemeene Overlevering wierdt de Landvoogc Publius, die den Apostel zo minzaam ontving, dooj hem bekeerd, en ftelde 'ef den eerften Bisfchop aan Niets anders merkwaardigs vindt men 'er. De voornaamfte ftad is de Citta Faletta, by de Ita, liaanen Terra Nova, en by de Franfchen Fille Neuve. of de Nieuwe ftad genaamd. De eerfte naam wierdi haar gegeeven door den befaamden Joannes de Faletta. Groot Meester der Orde, die haar deedt herbouweiï kort naadat zy verwoest was door de Turken, van het Kasteel St. Elmo, voor dezelve gelegen, en waar van zy zich meester gemaakt hadden. De ftad is gebouwc op eenen rotsagtigen grond, hoog en oneffen, zodal de ftraaten zeer ongemaklyk en ongelyk zyn, hoe we anders recht en breed. De fraaifte ftraat is die vai: het Kasteel St. Elmo na de Koninklyke poort loopt; omtrent eene myl lang. De grond, op welken dï ftad ligt, fcheidt de groote haven Marza van de kleine, Marza Muzet of Musfetto genaamd, uitmaakende eene foort van fchiereiland , open liggende voor de zeegolven, op drie onderfcheidene plaatzen, door midde van eene diepe gragt, in den rots uitgehouwen, welkt het van het overige des Eilands eenigzins fchynt ai te zonderen. Het wordt voor eene zeer fterke "plaats gehouden, niet alleen om haare voordeeh'ge ligging, maar nog meer om de zwaare muuren, voorzien var Bastions en andere hedendaagfche werken, by zekere gele- (A) De landzaaten, die nog hunne oude Arabifche fpraai ■behouden, noemen het eenvoudig Medina, betekenende eene fad, «f dejlad) by uitneemendheid, Bbb 2 i XIX. . boek. VII. . HOOFDST. | I. AF»4 Vestte gen.  37i HISTORIE XIX. boek. vu. HOOFDST. I. AFD. Gebouwen. Waterleiding. Feorten. Tuinen. (O Dapper. Davity. Vertot. gelegenheden, op verfchillende tyden, door de GrootMeesters der Orde aangeleid, (e) De ftraaten zyn breed, lang en recht; verlierd met fraaie huizen, en voortreffelyke openbaare gebouwen van vierkante fteenen; byzonderlyk munten uit de Strata Reale, of Hoog-ftraat, en de Strata de Merchanty, of Koopmans■ ftraat. Het getal der huizen bedraagt ruim tweeduizend; zy zyn fterk en hoog, van boven plat, naa de Oosterfche wyze, en meestal van waterbakken voorzien , ter berginge van het regenwater. In laatere tyden, ègter, zyn ze beter van water verzorgd, uit eene voortreffelyke bron, langs voegzaame waterleidingen, van Porta del Monte, aan den zeekant, onder de regeering van den beroemden Groot Meester yilof de Vigmcourt. Hier door geniet niet alleen de ftad overvloed van water, maar de fchepen, welke in de haven liggen, kunnen het, met groot gemak en fpoedig, door middel van pypen, in hunne vaten aftappen. Behalven de Porta del Monte, aan den zeekant, heeft de ftad nog twee poorten, na de ommelanden uitgaande: Porta Reali, of de Koninklykepoort, en Porta Boucheria, dus genaamd om de nabyheid van de Vleeschhal. Rondom de ftad ligt eene groote menigte vermaaklyke tuinen, voortbrengende allerlei vrugten, bloemen en kruiden, en die, door arbeid en naarftigheid, zeer voortreffelyk onderhouden worden. De Tuin van den Groot-Meester in 't byzonder, Bofcheta genaamd, liggende op eene hoogte ten Westen van de ftad,bevat eene groote verfcheidenheid van Oranje , Limoen-, Citroen-, Granaatappel-, Olyf , Peere en andere boomen. Een gedeelte van deeze bekoorlyke plek gronds is aangeleid tot eene Diergaarde, en voedt  van MALTA. 373 \'oedt eene groote menigte haazen en konynen; eer ander gedeelte, met Oiyfboomen beplant, bevat her. ten en reeën. De geheele aanleg vertoont eene bekoorlyke verfcheidenheid van fonteinen, watervallen en andere waterwerken, en is verfierd met een pragtig paleis, welks vertrekken zeer pragtig gemeubileero zyh. Men ontmoet hier zeven pragtige Kerken; de aanzienlykfte van dezelve is de hoofdkerk, aan St. Jan gewyd, den Patroon • der Orde , wiens regterhand zy waanen als een allerwaardigst overblyfzel te vertoonen. Behalven dat des Groot Meesters, zyn hier nog zeven paleizen, door de Ridders gemeenlyk Borgia, en door de Franfchen Auberges, of Herbergen genaamd, zo als zy by hunne eerfte oprechting waren. Zedert, egter, draagen ze meer gemeenlyk den naam van Hoven of Pcdeizen, gefchikt voor de zeven Tongen of Natiën uit welke de Orde tegenwoordig beftaat. Voormaals hadden ze een achtfte paleis,- het Engelfche genaamd; doch zedert de Kerkhervorming is het afgebroken. De naamen der andere zyn: Provence, 'Auvergnia, Fxance, Italië, Arragon, Germanie- en Spanje of Castüie Ieder heeft eene groote Zaal, in welke de Nationaalê Vergaderingen gehouden worden, eer zy in de Akemeene Kamer byeen koomen, alwaar de Groot-Meester verkooren, en alle zaaken van gewigt, het Gemeeaebest betreffende, verhandeld en beflooten worden. D e Groot-Meester houdt altyd zyn verblyf in deeze ftad; zyn Paleis ftaat tusfehen het Kasteel St. Elmo en de Hoofdkerk van St. Jan. Het is' een pragtig gebouw, verre het pragtigfte en kostbaarfte op het geheele Eiland; in hetzelve wordt het Algemeen Kapittel of de Vergadering gehouden van de Ridders der eerfte Orde, of, zo als zy genoemd worden, de Ridders van het groote Kruis. Digt by het.Kasteel St, Bbb3 Elm» XIX. boek. vii. HOOFDST, i. afd. Kerken, Paleizen.  «74 H I S T O R I E XIX. boek. V i HOOFDST, I. AFD. Verbas tering der Ridders. Elmo ftaat een voortreffclyk Hospitaal, waarin ieder zieke een afzonderlyk vertrek heeft, in eene zeer ruime zaal, dertig e'llen lang, en tien breed Vyfentwintig zulke kamertjes telt men aan weerkanten van de Zaal, in tweeën verdeeld door eene wyde GaU lery, welke van het eene na het ander einde loopt. De zieKen zyn zeer gemaklyk gehuisvest, en worden niet alleen opgepast door bekwaame Artzen en Heelmeesters, maar ook bediend door de Ridders zelve, hoewel alle deezen,leeden van den hoogften rang en aanzien zyn. Alle de fchotels, borden en lepels zyn van zilver; vier Artzen bezoeken de kranken geregeld 's morgens en 's avonds. Doch wy moeten hier aanmerken, dat de Malteefche Ridders merkelyk zyn verbasterd van hunne eerfte inftelling , en zien meer hebben overgegeeven aan weelde, minnaaryen en andere heerfchende ondeugden, dan aan de onderhouding van de oorfpronklyke regels hunner Orde. Doch, hoewel zy, ten aanzien van het.Hospitaal, waarvan wy thans fpreeken, grootlyks zyn verflapt in hunne nederigheid en gedienftigheid in het betoonen van de geringfte dienften aan de lyders, dragen zy, egter, zorge, dat ze, met denzélfden-yver en naauwkcurigheid, worden opgepast van lieden van laager rang. Qf) Digt by het Paleis des Groot-Meesters is eene ruime Markt, op welke allerhande leevensmiddelen, in groote menigte, te koop geveild worden. Alle dagen wordt hier markt gehouden; in'den zomer, ten tyde van de grootfte hitte, begint dezelve eenige uuren vóór zonnenopgang. Doch het meeste koorn en andere voorraad wordt herwaarts gebragt van Sicilië, Sardinië en Corfica, behalven 't geen ter zee op de Turken en andere vyanden veroverd wordt. Nog Davity. Dapper. Vertot. >  van MALTA. 375 Nog een ander ruim vierkant plein is 'er voor de XIX Banjert, of Gevangens, alwaar de flaaven bewaard Bo*V worden. Deeze gevangenis is een zeer groot gebouw, vïr' evenrcaig aan de groote menigte flaaven, welke van hoofdst. de Kusten van Barbarye en het "lurkjche gebied geftadie L afd.' worden aangevoerd. Op gemelde plein worden zy te jtmters koop geveild. Wy hebben geene gelegenheid ter openbaabeichryvitige van hunne overige openbaare gebouwen,reSebo»' als het Bislchoplyk paleis, het Tolhuis, de Schatkamer,yveft' de Kanzeiaary, de Gelchurgietery, de koorn-, wynen andere Magazvédn. Doch wy kunnen niet nalaaten gewag te maaken van hun Tuighuis, niet alleen een' pragtig gebouw van buiten, maar ook een der best voorzienen van wapens en oorlogstuig van * geheel Europa. Het ftaat haast het paleis des Groot Meesters; een van de Cvde heeft 'er altoos het opzied over. (ej r t>* Aan den mond der Baai Hggen twee groote rotzen, jra,Utl even als twee vingers van eene hand, tegen oversSf^ Litta ValeUa m zee uitfteekende. Op den top van de eene ligt de ftad en het Kasteel St. Angelo, op de andere Citta Vivorioja, beiden zeer fterk. Het eerfte Kasteel heefc iTerke buitenwerken, Tuighuizen, Magazynen, een paleis, en vertrekken voor de Ridders, en een Hospitaal voor de zeelieden. In den jaare 1565 wierdt het:, door de Turken, bykans geheel verbeid Zb-ts dien tyd wierdt het bewoond van eere handvol volks, meestal behoorende tot het Dok, in t welk de Galeien worden getimmerd, en alwaar de^ Opziener eene wooning heeft, niet verre van zee Eene andere ftad, dieper in 't land gelegen, Citta CittaVi« VUtonofa, of de Zegepraalde Stad genaamd, van we-torofJ gen het beleg, Welk het van de Turken heeft door- , - „ * gefiaan, ig ) Vertot, en anderen.  37<5 HISTORIE XIX. geftaan, wierdt gebouwd door eenen der Groot-Meesboek. ters, Philips de Vüliers IJls Adam genaamd, kort naaVII. dat de Orde het Eiland in bezit hadt genoomen, en hoofdst. js nog zeer fterk. Zy beilaat anderhalve myl in den ï«afd. omtrek, en bevat by de twaalfhonderd huizen, die meestal bewoond worden van gebooren Malteezen en Zeelieden. Men telt 'er vyf of zes kleine Kerken, eene van welke aan de Grieken behoort, en een paleis, dienende tot een Geregtshof voor de Inquifkiemeesters. De ftad en haven van St. Middel, gemeenlyk genaamd het Sangle - Eiland, naar eenen van de Groot-Meesters der Orde, die dezelve, in den jaare 1560, deedt bouwen, wordt alleen door een diep kanaal van het laatfte gelcheiden. Zy beflaat omtrent eene myl in-den omtrek, en is naar de hedendaagfche manier "verflerkt; wordende voornaamlyk bewoond van de Kaapers der Orde, die op de Turken kruizen. Tusfehen deeze haven en die van St. Angelo ligt eene -derde, in welke alle ,-de Kaapers en Kruizers, met hunne pryzen en buiten, voor anker koomen. Deeze haven kan geflooten worden door middel van een zwaare keten ; van hier laat men den Standaart der ftad en des kasteels waaien, wanneer cenc Galei of ander fghip de haven binnenloopt, (ji) Weinige Nimmer was dit Eiland vermaard om eenige noenatuur- menswaardige natuurlyke zeldzaamheden, -behalven het Jykezeld Hol en de Grot, waarin St. Paulus en zyne reisgezellen zaamhe. Verfchoolen tegen den regen, toen de Adder hem aea' in den arm beet. (13) • , De (7;) Vertot, en anderen. (B) In den Jaare 1606 bouwde de vermaarde Groot-Moester jihf de Vigna'coürt op dien grond eene Kerk, een zeer ftaat doch klein gebouw. Op het Altaar is eene fraaie fchildery , verwonende des Apostels affchudden van den Adder, omringd van man.  van MALTA. 3J7 Ö e zonderlingfte zeldzaamheid, welke wy aangaande XIX dit Eiland vermeld vinden, is een plek gronds, op boek! een kleinen afftand van het dorp en de kerk van St vu Mattheus, alwaar voormaals eene kleine kerk plagt te hoofdst. ftaan, die fchielyk verdween, 't zy dat ze in'de lucht I,AFD' vloog of m den grond verzonk door eene kleine aardbeeving. In de plaats daar van ziet men thans niets anders dan een wyd hol of fteilte, tusfehen de veertig en vyftig vademen diep, en omtrent vyf honderd ellen m den omtrek. Doch de verbaazendfte omftandigheid van allen is, dat de grond daarvan thans een Bogaart vertoont, eenige vrugtboomen en plantgewasfen draagende. fj) ° O nder de weinige kunstgewrogten, welke menAW^ op eüt Eiland aantreft, mogen wy tellen de twee mari^S meren hoofden in Bas-Relief, ontdekt in den Jaare 276, en thans geplaatst in den agtergevel van het paleis des Groot-Meesters; het eene draagt het Op. lcnrirt van Zenobia Orientalis Domina, het ander PendeJüea._ In de kerk van St. Jgatha vindt men een zeer iraai ltaridbeeld dier Santinne, in wit marmer, op het groot Altaar geplaatst, en zeer keurig gewerkt. Toen de lurken de Had belegerd hadden, haalden de bveeloovige ingezeetenen het beeld uit de kerk, en plaats- terj CO Bofio, en anderen. mannen, vrouv/en en kinderen, in eene houding van bewondering en verbaasdheid, en in het oud Maheesch gewaat; alle zeer we' SS3£ Boven aan de fchlIdery leesc men SïSS Vipera ignis acta ca/ore /rustra PaüH Manum invadit; is infula: benedicens Jlnguibus et herbis adimit omne virus. 31. DC. V. (*) (*) Davity. Dapper. Vertot. Hedend.Hist.XVII.D.ILSt. Ccc  378 H I S! T O Rv I' E' XIX. ten het op de bolwerken , alwaar de Heilige bloot boer' ftondt aan 'svyands onophoudelyk fchieten, Terwyl VII.' zy eeniglyk bedagt was op de beveiliging van haare hoofdst. vereerders, en niet bedagt op haare eigen veiligheid, li-afd, nam een jn >c wiid gefchooten kogel den pink haarer rechterhand weg. In groote eere wordt dit beeld gehouden by alle de Malteezm, als de Befchermheihge van de ftad en het Eiland. Maar de grootfte zeld« zaamheid is de Grot dier Heilige, onder de kerk. De plaats heeft drie openingen, door welke de nieuws* gierigen met lange touwen worden neêrgelaaten, voor*, zien van fakkels en andere noodwendigheden. Doch de Grot is zo vol kromten en bogten, dat men 'er niet verre in durve doordringen,.'uit vreeze voor verdwaalen. In het Tuighuis vertoonen zy onder andere zeldzaamheden de wapenrusting van eenigen hunner voornaamfte krygshelden en Groot-Meesteren: een ftuk gefchut van yzerftaaven, door fterke draaden zamenverbonden, met eene zeer dunne houten kas, alles overdekt met dik leder, vast aan een genaaid,, en zo fraai gefchilderd, dat het zieh als weezenlykkoper vertoone. Wy hebben reeds gewag gemaakt van de Waterleiding , welke de ftad Vaktta van overvloed van water voorziet. Daarenboven ftaat 'er, op het groote plein, eene fraaie fontein, door den Groot Meester Laxans gemaakt. Zy is van fteen, in de gedaante van eene Mand uitgehouwen, ftaande op een Voetftuk, omtrent drie voeren boven den grond. Ih 't midden verheft zich een:Obelisk, omtrent vier voeten hoog, verfierd met bloem-n en kroonen , die aan de vier hoeken hangen. Boven op den Obelisk ftaat insgelyks eene Mand, kleiner en fraaier gewerkt. Het water, om hoog klimmende in de vier hoeken van den Obelisk in de eerfte Mand, valt in de.kleine daarboven, die, door-  van MALTA. V9 doorgeflagen zynde, het water in de benedenfte Mand laat vallen in menigvuldige ftroomen, van waar het wederom valt in een grooten fteenen Bak, alwaar de paerden koomen om te drinken, en van daar wederom in eenen anderen kom,alwaar honden en andere dieren hunnen dorst koomen lesfchen. Hoewel de grond des Eilands uit den aart fteenagtig en dor is, wanneer evenwel de noodige arbeid wordt gedaan ter bewerking en beplantinge van denzeiven, is alles, wat hy voortbrengt, zeer voortreffelyk, zo in fmaak als geur. De bloemen en kruiden verfpreiden een lieflyken reuk, en de fruiten eene aangenaame geur. De katoen, die aan heesters groeit, niet boven de twee voeten hoog, wordt voor de fynfte van de waereld gehouden. De druiven, zo roode als witte, zyn zo groot als pruimen, met een dikken huid, van een lekkeren fmaak. De wyn, welke daarvan gemaakt wordt, is fterk en geestryk; doch men heeft 'er weinig wyn , omdat de meeste druiven ter markt gezonden, en versch gegeeten of gedroogd worden. De brandftofte is 'er zo fchaars, dat het Olyvenhout, van Sicilië, Alïkante en elders herwaarts gebragt, by het pond verkogt wordt. De gemeene lieden behelpen zich met gedroogde koernist of distelen, om 'er hunne fpyze mede te bereiden, hunne ovens te ftooken, en by koud weder hunne vertrekken te verwarmen. (£) In weerwil van het groot gebrek aan weiland en gras, wordt bier eene groote menigte fchaapeh en; geiten gefokt, wier vleesch zeer aangenaam is, dewyl' ze meestal graazen op de welriekende planten , die op de rotzen groeien. Men vindt 'er insgelyks over. vloed van varkens, en zeer goede ezels, muilezels-, en (£) Dezelfden. Ccc 2 XIX. boek. VII. HOOFDST. I. AFD. De grond wel be. plant. Gedïer* 'en.  38o HISTORIE XIX. boek. vil HOOFDST. ■ I.AFD jiart der vrouwen. ' ■ I : 'Aart der man : tten. ] Taal ;n eenige paerden, die voornaamlyk met garst en kaf gevoed worden.. Hat tam gevogelte is zeer groot; iet wilde, inzonderheid' de patryzen, koomen uit /erfcheiden gewesten, vooral in Lente- en Wynmaand, jy troepen overvliegen. De landzaaten, zo mannen als vrouwen, gaan op iet Siciliaansch gekleed. De vrouwen zyn niet groot, naar fchoon, vrolyk en geestig; fchuw en zedig in: 'iet voorkoomen, doch wellustig, en zeer geneigd tot iiinneyver en wraaklust. By warm weder hebben ze jinnens huis meestal niets anders aan dan muilen en lembden; doch deeze zyn doorgaans zo lang, dat ze tot aan de enkels reiken; zommige draagen dezelve met zyde, zilver en goud benaaid en geborduurd. Doch wanneer ze uitgaan, werpen zy haare lange fluiers over dezeiven, en draagen 'er meestal linnen onderbroeken onder. Het hair tooien ze met verfchillende fieraaden, voornaamlyk door hetzelve te krullen sn te vlegten in onderfcheidene gedaanten, en het boven haare voorhoofden hoog op te zetten. Doch laare voornaamfte pragt, wanneer ze uitgaan, beftaat n een talryken ftoet van bedienden en flaavinnen. De mannen zyn kloek en krygshaftig, zeer fpaarsaam en maatig in hunne leevenswyze. In gevolge lier van en van hunnen aanhoudenden arbeid bereiken :q eenen hoogen ouderdom. Doch zy zyn zeer jaoersch, wantrouwende, wraakzuchtig en verraaderlyk: :odat zy om een geringen hoon eikander ligt vermoorden. f*0 De taal der landzaaten is oud Punisch of Arabisch, 't welk in onderfcheidene oorden zo verfchillende ivordt uitgefproken, dat die van de eene wyk naauwlyks die van eene andere verftaan. Doch de bewoo. ners CO Eofio, Davity. Dapper. Thevenot,  van MAL T' A. 38, ners van fteden en vlekken fpreeken het Ftansch en italiaansch tamelyk wel. Het Italiaanse!), egter, is meest in gebruik in de ftad Falctta, en onder de Rid. ders en andere lieden van rang. (w) Schryven vinden wy niet onder hen gebruiklyk te zyn; zelf hunne., huwelyksverbintenisfen worden geflooten, door het verwisfelen van een zakdoek, of diergelyke kleinigheid, tusfehen den bruidegom en de bruid, in 't byzyn van getuigen. Hiernaa mogen zy, en doen het met 'er daad, een korten tyd zamenwoonen, geduurende welken de man zyne bruid langs ltraat of door de Laanen van het dorp leidt, 't zy om haar zyne liefde te betoonen, of ten blyke dat hy vry is van jaloezy. Alle deeze vryheid wordt toegelaaten, zelf vóór de huwelyksplegtigheid, welke gemeenlyk in de kerk verrigt wordt. En, in de daad, zo armoedig zyn ze meestal, dat ze geene omflagtige plegtigheden kunnen bekostigen. •In hunne Begraafnisfen hebben ze van de Grieken ontleend de oude gewoonte van gehuurde rouwbe.j klaagfters, die met fchrikwekkende weeklagten, gebaaren en beweegingen het lyk verzeilen, trekkende het hair van haare hoofden, en misrr&akende haare aangezigten, op het allerafzigtelykst/iD'e naaste bloedverwanten fcheeren het hair, werpen zich op het lyk, en maaken een fchrikwekkend treurgeluid. De lykftaatfie wordt voorafgegaan van eenigen der broederfchappen, Penitenten, of Boetelingen genaamd, gemaskerd, en gevolgd van eenen ftoet van priesters en Monniken, draagende zommigen het kruis, ert andere fakkels in hunne handen. Voor 't overige worden in de lykftaatfie de gebruiken der Griekfcke kerke in agt genomen. De- C«0 Dezelfden, Ccc * XIX. boek. v 1 r. HOOFDSTÏ I. APD, Hmve~ iykttié Begra®* 'enisfen.  XIX. jsqek. VII. HOOFDST, I. AFD. Krygsmagt, Zeemag 3%z K I S T O R Pi •£ De krygsmagt van het Eiland, behalven de Ridders, en de zulke, die meer onmiddeiyk tot de Orde be. hooren, beftaat uit de landzaaten, die, omtreat het midden der voorgaande eeuwe, gerekend wierden op vyfentwintigduizend man, allen bekwaam om de wapens te voeren, kloek en wel onderweeezen. Op het zein van het driemaal losfen van het gefchut, zyn zy allen verpligt onder hunne byzondere ftandaarten te verfchynen, in volle wapenrusting. Voormaals droegen ze lange zwaarden en houwers, boogen, pylen, lanzen en pieken, waar mede ze zeer vaardig, konden omgaan; doch zedert zy geftaan hebben onder het gebied der Malteefche Ridders, zyn ze niet min bedreeven geworden in de behandeling van fchietgeweer. Wyders zyn ze meestal goede paerdryders, hoewel ze geen ander gebruik maaken van paerden dan in 't leger. Ten minfte eens in de zes maanden houdt de GrootMeester, of iemand van zynentwegen, eene wapen* fchouwing. Om paerden en ryders te beter te oeffenen, houden ze jaarlyks wedloopen in of by de ftad, alwaar aan de overwinnaars aanzienlyke pryzen worden uitgedeeld Daarenboven is ieder Ridder, die 'sdaags vier fiudi heeft'*; verpligt, een paerd tè houden, tot zyn eigen gebruik, en op zyne eigen kosten. (72) t Het getal der Galeien, welke de Orde levert, verfchilt, naar gelange der omftandigheden. Zy plagten vyf in. getal te zyn, tot in den jaare 1627, wanneer de Groot-Meester Paul 'er een zesde nevens voegde; in den jaare 1652 deedt Lascaris eene zevende bouwen. .Zy zyn zeer fterk gebouwd, wel bemand en beftuurd, voerende doorgaans ieder honderd matroozen en vyfentwintig Ridders. De Galei, de Capu tania genaamd, voert den ftandaart der Orde, en heeft door* C«)~fiofio, en anderen.  van MALTA. 383 doorgaans dertig Ridders aan boord. Bëbalven deeze hebben ze eenige Galjoenen, en andere kleinere vaartuigen, wier manfchap voornaamlyk beftaat uit flaaven, van we'ke ze zelden minder dan tusfehen de twee- en drieduizend hebben. Die niet op de fchepen dienen, worden tot de zwaarfte en geringfte dienften te lande gebruikt; op eiken marktdag worden deeze telkens zo beftendig gekogt en verkogt, dat hun getal niet zeker kan bepaald worden. Wanneer wy in aanmerking neemen de menigvuldige vestingwerken, van tyd tot tyd aangeleid, naar gelange der gelegenheden; of de groote menigte zwaar gefchut, en andere krygsbehoeften, van welké dezelve voorzien zyn; de ervarenheid en dapperheid der Bevelhebberen ; de goede tucht en geftadige wagt, die onder hen wordt gehouden, gepaard met de voordeelige ligging, zullen wy moeten bekennen, dat dit Eiland niet zonder reden al zints lang bekend is geweest onder den tytel van Fior del Mondo, of Bloem der IPaereld. Vermids het in geduurig gevaar is van overvallen te worden van Turkfche of Barbaryfche Roovers, beeft hierom ieder plaats van aangelegenheid, vooral langs de Kust, haaren Gouverneur en eene bekwaame bezetting, die geduurig de wagt houdt, en naauwkeurige Ronde doet, eiken nacht, zo te voet als te paerd. Op het geringfte vermoeden van gevaar, worden 'er op de hoogten vuurbaaken geplaatst, en deeze zeinen beantwoord door het gefchut der fteden: zodat binnen den tyd van twee uuren het alarm verfpreid is door het geheele Eiland, en elk, die de wapens voert, ter verdeediginge gereed is, van de aanzienlykfte Zeehaven af tot aan het gefingfte en afgelegenfte dorp. (0) Van O) Bofio, en anderen. XIX. BOEK. V j I HOO FDST. I. A F D.  XIX. BOEK. vil HOOFDST. I. AFD. Randch Geld. 1 ] j \ } 1 384 H I S T O R I E Van klein belang is de koophandel deezes Eilands; hy beflaat voornaamlyk in wyn en een weinig zyde. Veel koorn wordt 'er ingevoerd van Sicilië, Alikame en andere plaatzen. Wat aangaat de Turkfche en Barharyfche Roovers, die in de handen der Malteezen vallen, derzei ver laading wordt prys verklaard, en al het volk op dezelve in flaaverny gebragt. Dewyl 'er bykans altoos van hunne fchepen in zee kruizen, mogen wy deeze pryzen aanmerken als eenen der voordeeligfle takken van hunnen koophandel: want door dit middel kunnen zé Sicilië en andere gewesten van de Levant voorzien van fpeceryen, fuiker en andere goederen, waar tegen zy van daar terug brengen koorn, peul vrugten, vleesch, zo versch als gezouten, hout, oly, zyde en andere nooddurftigheden. Doch de voornaamfte voordeden daar van koomen aan de Orde, hebbende de landzaaten daar aan geen ander deel, dan ioor ruilen tegen dezelve van de voortbrengzels hunler Ianderyen en nyverheid. Weinig geld wordt hier gemunt; niet dan met ;enige moeite ftondt Keizer "Karei de V hun dit voor;egt toe. Het beftaat voornaamelyk uit zilveren en Coperen ftukken van geringe waarde; de kleine der aatften worden Piccioli genaamd; zes van dezelve maacen een Grein; tien van deeze een Cdrlino, en twee /an deeze een Tarino. De larine's zyn van koper of ülver, en bedraagen omtrent vier Huivers en een ïalf Franfche munt. Zy hebben koperen ftukjes, vier Tarind's waardig , die eeniglyk geflagen worden om iet zilvergeld voor den buitenlandfchen handel te bevaaren. De Scudi, of Malteefche Kroonen, worden >mtrent vierenvyftig Huivers Fransch geld waardig jefchat. Wyders munten ze Sequinen, omtrent zestien Farino's waardig. Behalven deeze hebben ze veel uitandsch geld, als Venetiaanfche en Turkfche Sequinen, cn  van MALTA. 385 en Spaanfche Pistoolen, die op drieëndertig Tarhvf geichat worden. Daarenboven gebruiken ze de Spaan Jche Dollars of Daalders, die gemeenlyk gangbaar zyi tegen tien Tarino's; doch deeze moeten door des Munt meesters handen gaan, en met zyn merk geftempel. worden. r De Groot-Meester ontvangt alle de inkomften vai Malta, gelyk ook van het nabuurig klein Eiland Gofa over 't welk hy, by zyne verkiezing, met de hoopft. magt bekleed wordt voor zyn leeven. De Groot Meesters voeren den tytel van Oppervorflen, en zyr naast in rang aan de Keizerlyke en Koninklyke waar. digheid Zy bekleeden den voorrang boven alle an dere Vorften, zelf boven de Roomfche Kardinaalen ■ even als andere gekroonde hoofden, zenden en onrJ vangen zy Gezantfchappen. (/>) Met de bevestiging van de voorgaande, hebben de Pausfen nevens dezelve nog andere voorregten gepaard : zodat wanneer een Hunner te Rome verfchynt, hy regt heeft op de naaste plaats aan zyne Heiligheid, 't zy in de Kerk, Kapel ol elders, en m eene Cavalcade onmiddelyk voor hem en alleen rydt. (qj Zyne inkomften, voortfpruitende uit eene zekere belasting op het Eiland, influitende de regten op inkoomende en uitgaande gezouten goederen, en diergelyke Imposten, wierden door Rofio gerekend het eene jaar door het andere , te bedraagen , omtrent tienduizend Kroonen; hy voegt 'er nevens dat Keizer Karei de V weinig meer van daar. hadt ontvangen dan zevenenveertig Dukaaten 's jaars. Daarenboven legt bem de Orde toe eene gelyke fomme voor zyne tafel het regt van Admiraalfchap op alle pryzen, gerekend op tien ten honderd, zo wel van goederen als flaaven, C/O Bofio. Davity enz. Cf) Vertot, Livr. 9, fob An. 1524. Hedend.Hist.XVII.D.U.St. ' Ddd Aa'1^- s XIX. - boek. 1 vii. . HOOFDST, j i. AF Dj 1 Groot' ■Meester. ■ Inkom» Jlen.  j85 HISTORIE XIX. het geld fpruitende uit de openftaande Kommanderyen boek. en Prioryen, voormaals gemeen aan de Orde, doch VU. zedert hem tocgeleid. Deeze, nevens eenige andere hoofdst, voordeelbn aan zyne waardigheid verknogt, gerekend i. afd. 0p veertig luizend Kroonen, doen zyn geheele inkoomen, jaarlyks, door een gerekend, bedraagen zestig, duizend Kroonen. Voormaals voerde hy, in alle zyne brieven, geen hooger tytel dan dien van Groot Meester van de Orde van St. Jan van Jeruzalem, Prins van Mallat en Gofa, (r) H s zie altoos onder een Verhemelte, *t zy in de pragt. Kerk, in eene algemeene Vergadeiing, of zelf aan tafel, aan welke geene andere nevens hem mogen zitten, dan de Ridders van den eerften rang, of van het Groote Kruis, en zelf deeze 'niet dan op ftoelen zonder rugleuningen. Door twaalf paadjen van adelyke geboorte wordt zyn eeten opgedraagen Hy heeft zynen Groot-Hofmeester, Voorfnyder en Schenker, (sj Hy kan niet afgezet worden zonder 's Pausfen toeftemming; niemand dan de Paus kan uitfpraak doen in een gefchil tusfehen hem en zyne Ridders. V Eiland Het klein Eiland Gofa, door de landzaaten GauJish, Gofa. • en door de haliaanen Gozo genaamd, wordt vm Malta gefcheiden door een naauw kanaal, omtrent twee mylen lang aan den Noordwestkant. De lengte van het Eiland is drie mylen, de breedte anderhalf, en in zynen omtrek acht mylen. Het wordt omringd van fteile klippen en zandplaaten, en is aan alle zyd n moeilyk te genaaken. Men vindt óp hetzelve fhd noch dorp, maar flegts eenige verfpreide hutten, welke van zesduizend zielen, mannen, vrouwen en kinderen, bewoond worden. De grond is bergagn'g en "oneffen, doch vrugtbaar, en zo wel beplant, dat dezelve Cr) Dapper, Afrika, (0B&fia, e» anderen.  v a n M A L T A. 387 zelve niet flegts- zyne eigen opgezeetenen voorziet XIX* van overvloed van koorn en fruiten, maar zeer veel' boek. daar van na Malta zendt. (t). De 'voornaamfte ge- vii.* hugten zyn Scilendi Dovere en Miiggjari; hier worden hoofdst. veele fchaapen en geiten gefokt. ~ Het Eiland levert L AFD«! overvloed van haazen, konynen, byen en gevogelte. Naast hetzelve, na den kanc van Barbarye, ligt ten hooge fteile rots, daar eenige van de fehoonfte Valken worden gevangen. J^arïy'ks zendt de Groot Meester eenigen van deeze aan den Kon.ng van Spanje, als eene foort van hulde, welke hy verpligt is aan dien, Monarch te betoonen, in gevolge van de gifte dier twee Eilanden , weleer door Keizer Karei d>n V gedaan. De Groot-Meesters hebben het merkelyk verfterkt, inzonderheid zedert het door zynen Gouverneur aan de Turken verraaderlyk overgegeeven , en door de Malteezen hernomen was. De Groot Meester Tignaeourt heeft het in zulk eenen ftaat van tegenweer gebragt, dat alle aanflagen, zedert op hetzelve gedaan, vrugtloos zyn uitgevallen. De Gouverneur, die om de drie jaaren van Malta derwaarts wordt gezonden , houdt gemeenlyk zyn verblyf in het Fort; aan den voet des heuvels, op welken hetzelve ligt, heeft men onlangs eene kleine ftad gebouwd. De opgezeetenen van het Eiland fpreeken dezelfde taal, en onderhouden dezelfde gewoonten , als de Malteezen. Zy zyn dapper en leeven lang; zynde de lucht hier zeer helder en gezond, de bronnen en fonteinen zeer menigvuldig, en van voortreffelyk water voorzien. De Gofaanen zo wel als de Malteezen behooren tot de Kerk van Rome. Tusschen Malta en Gofa liggen de kleine Eilan- Comin en den Comin en Cominot} zynde, volgens zommigen, hetCominot' eerfte (O Bofio. Thevenot, Part. 1, Cap. 8. Davity. Dapper. Venot, Livr. a, Tom, 4, p. 229. Ddd 2  3°8 HISTORIE XIX. eerfte het Hepbestia of Vulcanus Eiland der Oudea. boek. Voormaals waren ze onbewoond; doch, onder het v I \. opzigt van Vignacourt, veiligheidshalve op ieder een Fort hoofdst. gebouwd zynde, zyn zy thans tamelyk digt bewoond. I. afd. Qp Comin, tusfehen de vier en vyf mylen in den omtrek, wordt eene groote menigte vee gefokt, (w) Het Eiland Lampedofa, door Ptolemeus Lipadufa geaaamd, ligt ruim vyfentwintig mylen West-Zuid-West van Malta, op 34 Gr. N. B. en omtrent achttien mylen van de vaste Kust. Het is onbebouwd en onbewoond; doch 'er zyn puinhoopen van een Kasteel en ftad. De reden van het verlaaten van hetzelve wordt ongerymdelyk toegefchreeven, door zommigen, aan fpooken en verfchynzels, die aldaar waren; door anderen, aan de ongezonde lucht, die fchrikwekkende droomen en gezigten veroorzaakt, (w) Ver- Hier ftaat eene Kerk of Kapel, aan de Maagd tnaarde Maria gewyd, in tweeën verdeeld; wordende het eene Kirk' gedeelte gebruikt van de Christenen, het ^ander van de Mohametaanen, beiden koomen hier, om 'er hunnen Godsdienst te verrigten, en hunne offeranden toe te brengen, welke zy ied) Fazel. de Reb. Sicul, Lib. i. Bofio, Hifi. di MJÏta, Lib. 3, Cap. 5. Davity. Dapper. Vertor.  van MALTA. 39i hen met ongemeene wreedheid te vervoigen, mee- XIX. nende hy hierdoor alle vermoeden te zullen wegnee- boek'. men, alsof hy tot hunnen Godsdienst overhelde. VII. Lenige ltaliaanjche Heeren en Kooplieden, die ge- hoofdst. tuigen geweest waren van de kwaade behandeling aan11, AFn' de Christen Pelgrims, niet alleen van de Mohametaanen, maar ook van de Grieken, die theen gepasten onderftand te zullen ontvangen van dit nieuwe Liefdegeftigt, tot dat de ftad overrompeld en bykans geheel verwoest wierdt De door de Turken, of Turkomannen, en de geheele BezetTurken tjng Egyptifchen Kalifs over den kling gejaagd. tenmlcm Deeze wederrpoed maakte, een tyd lang, een einde dcmaan alle pelgrimaadjen. De plonderzieke Barbaaren beroofden het Hospitaal van al wat zy 'er van waarde vonden; waarfchynlyk zouden ze ook de Groote Kerk van 't Graf geplonderd hebben, hadde niet de vreeze voor 't verlies van het jaarlykfche inkoomen, welk zy van de Westerfche Pelgrims trokken , hen daar Doordevan terugge gehouden. In deezen deerlyken ftaat Kruh- bevonden zich de zaaken van het H. Land, tot dat vaardersfiQ klagten, welke geftadig van daar overwaaiden, yen vergroot door den dweepagtigen yver van Peter den Kluize- (jO Dezelfden; en Vertot, Livrt i, p. 20.  van MALTA. 3n3 Kluizenaar,, heni noopten ter reddinge van die plaatzei uit de handen der Ongeloovigen, en aanleiding gave tot de Kruistogten, van welke wy elders verflag gedaan hebben. ° 6 D e Kalif van Egypte, die zich de nederlaage det Jurken door de Christenen ten nutte gemaakt, en de ftad Jeruzalem herwonnen hadt, vreezende dat de Cnnstenen, door zyne woordbreeking grootlyks verbitterd, hem daar uit verjaagen zouden, hadt veertig, duizend man geregelde troepen derwaarts gezonden , behalven de twintigduizend Mohametaanen, die'er reeds waren, welke hy genoodzaakt hadt, tegen alle gelukzoekers de wapens op te vatten, terwyl de Gouverneur gelastigd was, alle Christenen, op welke eenig vermoeden viel, van tyd tot tyd in hegtenis te neemen. 6 Onder deeze was de vermaarde Gerard, een Framchman uit Provence, die, zints hy gekoomen wasom de oorden dier ftad te bezigtigen, zich zei ven hadt gewyd aan den dienst van het Hospitaal van St. Jan. Van wegen zyne byzondere Godsvrugt en liefde voor de Pelgrims, wierdt de zorge en het beftuur over dat geftigt aan hem opgedraagen, onder den tvtel van Sddminiftrator, of Beftuurder. Eene Roomfche Mevrouw Agnes genaamd, droeg tevens zorge voor perfoonen van haare eigen fexe. Te gader breidden zy hunne hefdaadigheid uit niet alleen over de Pelgrims, maar ook over de Ongeloovigen, die, om eenigen onderftand, derwaarts kwamen. Naadat de ftad bemagtigd was door de Christenen, door welke hy in vryheid wierdt gefteld, hadt hy het vermaak van dezelve verrvkt te zien door gefchenken, en begiftigd met landeryen van groote waarde, en dus het getal van mannen en vrouwen Hospitaliers merkelyk toeneemen. Thans beraamde hy bet ontwerp, te gader met MeHedeêjd.Hist.XVII.D.II.St. Eee vrouw i XIX. I boek. vu. HOOFDST. II. AF». Gerard (ligt de Monniken Hospita, liers.  XIX. boek. VII. HOOFDST II. AFD 't Jaar il 13. Gerard fierft. 394 H I S T O R I E vrouw Agnes, deeze godsdienftige broeders en zusters beweegen ter verzaakinge van de waereld, en ter aantrekkinge van het Monnikskleed. Hy ontwierp de Regels der Orde, die goedgekeurd en bckragtigd wierden door Paus Pascalii 'de* UI, die hen onder zyne befcberming nam, hun eenige gewigtige voorregten vergunde, en hem tot Beftierder van het Klooster voor zyn leeven aanftelde; met bevel, dat naa z>ne aflyvigheid de broederfchap zou overgaan ter verkiczinge van een nieuwen Befluurder, onder denzelfden tytel van Rector. Van hier dat zommige Schryvers hem hebben gehouden voor den eerften Meester deiOrde, (2) hoewel hy 'er flegts de Stigter van was, en dat deeze tytel door alle de Ridders gegeeven wierdt alleenlyk aan zynen Opvolger Raymond, volgens eene onder hen algemeen aangenomene overlevering,, Hoe 't zy, de braave oude Gerard bereikte een hoogen ouderdom, hoogst geëerbiedigd by alle Christenen en in zynen dood niet minder betreurd. (H) Raymond dupuy, by de' Latynen De Polio genaamd, gebooren in het Dauphineefche, van een zeer oud en edel geflagt, wierdt eenpaarig tot zynen Opvolger verkoozen, onder den tytel van Meester; diens, volgens plaatzen hem de meeste Historiefchryvers aan het hoofd der Groot-Meesters der Orde. (aj Raymondj hoewel aan 't hoofd van zo eene talryke broederfchap, kon niet nalaaten gevoelig te zyn getroffen van de ellende (O Grammay. Bofio Megisfer. Davity. Vertot, en anderen. («) J.B Rondenel, Regal. Hospita!. Bofio. Megisfer. Vertot. (H) Het gewaat, welk hy voorfchreef, was zwart, met een wit Kruis voor de borst. Agnes , tot Priorin over de Zusterfchap aano-efteld, voerde hetzelfde gewaat in. Met goedkeuring van den Paul, en van den Patriarch van Jeruzalem, Wierden beide in de Orde van St. Augustims aangenomen.  van MALTA. 355 ellende en menigvuldige gevaaren, waar mede de Christenen van Palestina worftelden. Veelen hunner zuchtten in eene drukkende flaaverny; hunne lieden waren in geduurig gevaar van op hen veroverd te worden; de vlekken en dorpen blootgefteld aanj de geduurige ftrooperyen hunner onverzoenlyke vyanden; hunne vrouwen en dochters weggevoerd en aan hunnen beestagtigen wellust opgeofferd; veelen hunner manfchap, om den dood, of de flaaverny, erger dan den dood, te ontgaan, genoodzaakt het geloof te verzaaken; de wegen derwyze onveilig gemaakt, door eerlooze bandyten, dat alle gemeenfchap en koophandel ten uiterften gevaarlyk wierdt: deeze bedenkingen vermeerderden zyne zwaarmoedigheid en zorgen, zints het oogenblik dat hy tot zyne nieuwe waardigheid bevorderd wierdt. Eindelyk ontvouwde hy dezelve, in de aandoenlykfte bewoordingen, voor het geheele Kapittel; naa welke inleiding hy zyn beraamd ontwerp open leide van hen in eene krygsorde te veranderen, en hen te verpligten zo wel de wapens te behandeldh, als de pligten van Godsdienst en herbergzaamheid te betragten. Tegen zyn ontwerp wierden eenige zwaarigheden geopperd, doch deeze eindelyk overwonnen, door hunnen yvcr ter verdeediginge van het H. Land. En dewyl de meesten hunner geftreeden hadden onder hunnen nieuwen Koning, wierden zy ligtelyk overgehaald ter hervattinge van hun krygsberoep: waartoe de Patriarch van Jeruzalem hun ontflag verleende , onder voorwaarde van tegen geene anderen dan de Ongeloovigen de wapens te zullen voeren, (è) Zints deezen tyd begon de Orde in drie klasfen verdeeld te worden. De eerfte beftondt uit dezulke, die,> CM Dezelfden; als mede Fazel. de Reb. Seeul. Menel, Equejlr. Ord. Bysfac, Hifi. de Malta, Livr. i, p. 69, Eee 2 XIX. boek. VII. HOOFDST. tl. AFB. De Orde '« drie 'ilasfen 'erdeeld.  396 HISTORIE XIX. BOEK. VII. HOOFDST. II. AFD. die, 't zy door de edelheid hunner geboorte, of den rang, welken zy voormaals in het leger bekleed hadden, best bevoegd en geregtigd waren om ter verdeediginge van den Godsdienst en van het H. Land te vegten. De tweede klasfe begreep de zodanieen, die het priesterlyk ampt bekleed hadden , als Wykmeesters, of als Kapellaanen; behalven hunne gewoone dienstverrigtingen in de kerk, of by de kranken, moesten deeze, beurtelings, het leger verzeilen als Aalmoezeniers en Kapellaanen. De derde klasfe beftondt uit dezulken, die niet van adelyke geboorte, noch in de gewyde Orden waren; zy wierden dienstknegten genaamd, en aangefteld om de kranken en gewonden op te pasfen, of tot zulke laagere dienften, tot welke de Ridders der eerfte klasfe zouden geraaden vinden hen te gebruiken. In vervolg van tyd wierden deeze onderfcheiden door een wapenrok, verfchillende van dien der Ridderen van de eerfte en tweede klasfe. Zommige Schryvers willen, dat Raymond, en niet Gerard, de eerfte was, die aan de Orde ien zwarten Mantel gaf, met het wit linnen Kruis-, met acht punten, en de vorm en plegtigheden van het aanneemen van Ridders inftelde. (I} Hoe 't zv, hy CO De openbaare belyderris by het Altaar,by hunne aanneeming, is van deezen inhoud: „ Ik N. N. beloove hier aan den Almagti»en God, aan de gezegende Maagd Maria, en aan St Jan den Dooper, om met Gods hulp en zegen eene waare en oprechte gehoorzaamheid te betoonen aan den Overfte, welken hy over my sal aanftellen, en die behoorlyk zal gekooren worden door onzen Godsdienst; allen eigendom te verzaaken, en in geduurige kuisheid te leeven " Terwyf hy zyne hand van het boek trekt, zegt daarop 3e dienstdoende Geestlyke: „ Wy ontvangen en erkennen u als ;en dienaar der armen en zieken, en als gewyd aan de verdeediging van de Katholyke Kerk." Hy antwoord: „ Ik erkenne my zeiven ils zodanig." Wat aangaat hunne formuliergebeden en andere by» zonder»  van MALTA. 297 hy verwierf de bevestiging van zynen Regel van Paus Calixtus den II, en van eenigen zyner Opvolgeren, en beval dat het witte Kruis op een rood veld zou geplaatst worden op den ftandaart der Orde, met goedkeuring van Paus lnnocentius, omtrent tien jaaren daarnaa. Zints dien tyd wierdt de Orde onderfcheiden in de bovengemelde klasfen van Ridders, Kapellaanen en dienende Broeders, van het Hospitaal van St. Jan te Jeruzalem. Hy en zyne Ridders kweeten zich dapper in de belegeringen van Acra, Ptolemais, Barut, Tyrus en Sidon, en ten laatfte in die van Ascalon. Uit aanmerking van welke dienften Paus Anastafius aan de Orde vergunde de vrywaaring van regtsgebied van alle Oosterfche Kerkvoogden, (c) Omtren t deezen tyd hadt de Orde zo veel roems en agtinge behaald, en wierdt zo aanmerkelyk vereerd en aangemoedigd door alle Vorften van het Christendom, dat eene menigte jonge Edellieden uit gantsch Europa 'er na tragtten om onder haare Baniere te dienen. Deeze toeloop noodzaakte den Groot-Meester tot het maaken van eene nieuwe verdeeling, overeenftemmende met de voornaamfte Natiën, die daar in wierden toegelaaten; deeze waren acht in getal, Taaien genoemd. r. De eerfte is die van Provence, die waarfchynlyk den voorrang hadt uit eerbied voor Gerard, den godvrugtigen ftigter. Aan deeze zyn verknogt de waardigheden van Groot-Kommandeur, Groot-Prioor van St. Giles, Groot-Prioor van Touloufe, en Baljuw van Eee 3 Mo- CO Dezelfden. zonderheden, op welke wy niet kunnen fïilftaan, de Leezer kan dezelve vinden by de beneden aangehaalde Schryvers. C*) (*) Beflo, Hift. de Malt», Part.i, Ch. s&3. Bysfac, Hift>dcM*lt*. Davity* Dapper. Vertot, Tom. 6, p. 16. XIX. boek. VII. HOOFDST. II, AFD. De Orde verdeeld in acht Taaien, Provence.  39* ...H I S T O R I E XIX, BOEK, VIL HOOFDST. II. AFD, Auvergne. Frankryk.: Italië. , .: < li". .Arragon. Monosque. Onder de Priory van Touloufe behooren vyfendertig, en onder die van St. GUes vierenvyfcig Kommanderyen. 2. De tweede is die van Auvergne, aan welke verknogt is de waardigheid van Opper -iMaarfchalk der Orde; van Groot-Prioor van Auvergne, onder welke behooren vier Kommanderyen van Ridders ,en acht van dienende Broederen, en van Baljuw van Curent, thans Baljuw van Lions. 3. De derde is die van Frankryk, bezittende de waardigheden van den Groot-Aalmoezenier, van'GrootPrioor van Frankryk , met vyfenveertig Kommanderyën; den Prioor. van Aquitanie, met vyfenzestig, en den Prioor van Champagne', met vyfentwintig Kommanderyen ; nevens de waardigheid van Baljuw van Morea, cn Groot Schatbewaarder. 4. Dié van Italië, aan Welke verknogt js-het ampt van Groot Admiraal van de Orde van Rvme, wiens regtsgebied zich uifc'ftrekt over negentien Kommanderyen; dat van Prioor van Lombardye, hebbende vyfenveertig Kommanderyen; van Prioor van Venetië, als mede van Barktta en Capua, bevattende te zamen vyfentwintig Kommanderyen; van Pifa, met zesentwintig, en van Mesfina, met twaalf Kommanderyen; nevens het. ampt van Balju w van St. Euphemia, van Steven van Menopoli, van de H. Drieëenheid te Venetië, en van St. Jan te Napels. .5. Die van. Arragon, bevattende die-van Arragon en van Catalonie en Navarre, aan welke behooren de waardigheden van Opper-Befchermer der Orde; die van Groot-Prioor van Arragon, of Kastelein der Inposten, voerende het bewind over negentien Kommanderyen; die 'van Navarre, over zeventien, en die van Catalonie, insgelyks over zeventien; mitsgaders die van Baljuw van Majorca. Voormaals bezat hy de Baljuagie van Caps,  v a n MALT A.« 399 Cbps,of Capez, in Barbarye, toen de Christenen-be-L zrtxers jvan Tripoli waren: doch.zy is thans vernietigd.. 6. De zesde was die van Engeland, aan< welke be; hoorde de waardigheid van Turcopelier, (K) of Kolonel-Generaal-van hét Voetvolk; als mede de Prioryen van Engeland en Ierland, met tweeëndertig Kommanderyëh .onder dezelve , nevens de Baijuagie van den Arend. Doch alle:;deeze zyn zedert de Hervorming vernietigd, en de inkomften tot een ander oogmerk aangewend. , ! -• « 7. De zevende is die van Duï'schknly alwaar de. Groot-Baljuw en de Prioor van Duitse,Hand bun verblyf houden. De laatfle is een Prins van het Keizerryk, en heeft onder zich, in Opper- en Neder-Duitse land, zevenenzestig Kommanderyen; doch dezulke, die in de Vereenigde Provinciën zyn gelegen, zyn al voor lang van de'overige afgefcheiden. • 8. De achtfte en laatfte is die van KastiMe, bevattende de Koninkryken Leon en Portugal. Hier mede is verknogt de waardigheid van Groot Kanzelier der Orde; als mede de Prioryen van Kastïlie en Leon, welke bevatten zevenentwintig Kommanderyen, en dié (FO Deeze tytel is afkomftig van de Turkomannen, die hunne ligte paerden veelal Turcopnlen noemden; een naam, eigen aan aüe de kinderen, gebooren van een Turkjchen vader en eeneGriek. fche moeder, meer byzonder, egter, van dezulken, die tot den kryg beltemd waren. Naderhand wierdt het eene krygswaardigheid in her Koninkryk Cyprus, (») van waar het overging ih de Orde van Malta. Doch "hier gaf men dien tytel alleen aan den KolonelGeneraal van het Voetvolk Naa de Hervorming verfmolt die waardigheid in die van den Groot Meester der Orde , op last van Pauslè Gregnrius den XI11, en wietdt gefchonken aan Hugo de Loubeux de Fendatte; by de bekragtiging 'van deszelfs bevordering tot dien hoogen r3ng, in den jaare 1582. (**) £3 Lufijnan, Hifi. i, Cyprt. Alben. Acq. Lib. 15, Ca». $. C*) Vertot, Livr. s, p. at6. * XIX SOEK. KIK hoofdst; II. afd. Engeland. Duitsckland. Kastilie, •  40© HISTORIE XIX. boek. vii. HOOFDST li. AFD ( t < die van Portugal eenendertig; nevens de Baljuagie van Bovedo. Wat aangaat de Negropont, deeze wordt doorgaans begreepen onder de Taaien van Kastïlie en Ar. razon. («} Deeze verdeeling houdt nog ftand, uitgezonderd dat de laatfte 'laai van Kastilie en Arragon in de plaats van die van Engeland gefteld is; en dat deeze Kommanderyen, Prioryen en Baljuagien in 't eerst aan de geheele Orde in 't algemeen g.ehegt wierden, doch zedert, op de bovengemelde wyze, onder de ver. Echiilende 'Tongen verdeeld zyn. (L) (e) Omtrent X.d} Rondin, Regul. Hospital. en anderen, (ö) Vertot, Livr, I, p. 7,4. CL") De Ridders, in de verfcheidene oorden van het Christendom srjngefteld , om het opzigt te hebben over de inkomften, wierden Kommandeurs genaamd, naar het Berigffchrift van het groote Kapittel, beginnende: Commendamus, enz. „ Wy beveelen , kommar dieren) „ aan uw opzigt zulk en zulke landen, enz. en zulk een „ Koninkryk, provincie, enz." Van hier ontleenden deeze beftuuren of Cornmisfien den naam van Commendatarite; de huizen of gemeenfchappen , in welke deeze beftuurders hun verblyf hieiden, dien van Kommand er yen ; en de voornaamften van dezelve wierden Kommanaeürs genaamd: de laatften waren het niet voor hun leeven. maar durante bene placiio, „nair goedvinden," of quant' diu Je bene gesferint, zo lang zy zich wel gedroegen. Maar verin is d-eze Kommanderyen te dikmaals op onregtvaar. digheid betrapt wierden, door een te groot aandeel der inkomften ten haaren eigen gebruike te doen dienen, wierden zy vervolgens jefteld onder het opzigt van hoogtre Beftuurders, door het Kapittel benoemd, en Prioorun genaamd, die bezoeken moeten afl.ggen by M het opzigt hebben over een zeker getal deezer Kommanderyen; lun toevertrouwd, en aanfpraaklyk 7yn voor het gepaste gebruik ?an derzeiver inkomften; van waar hunne posten den naam ontleenlen van Refponjïoies, Verantwoordingen, en zy zeiven dien van Refponfores , Ver antwoorders ; en die, uit dien hoofde, verpligt varen, in geld, wapens en andere goederen, na jferuzalem over e maaken, het zuiver beloop en inkoomen van eike Kommmdery, vereenkomftig met de" befluiten en inftdiingen van het Algemeen kapittel. De  van MALTA, 401 Omtrent deezen tyd was de Orde zo talryk, vermogende en ryk geworden , en onder zo voortreffelyke fchikkingen en inrichtingen gebragt, dat wanneer dé Groot-Meester Raymond Dupuy te Jeruza-, Urn kwam, om zynen dienst aan te bieden aan den' jongen Boudewyn du Bourg, Koning van Jeruzalem, hy wierdt aangemerkt als een man, van den hemel ter hulpe gezonden, en zyne krygsmagt als een onver,winnelyk bolwerk tegen de vyanden van 't Christendom. Diensvolgens waren de dienften, welke hy en zyne Ridders aan den jongen Koning beweezen, zo groot en uitfteekende, dat Paus Innocentius de II, in de Bulle van Vrywaaringe, aan de Orde verleend, daar van uitdrukkelyk gewag maakt, in bewoordingen van de hoogfte goedkeuringe. Raymond dupuy, afgeleefd en ten einde van zyne kragten, vondt het geraaden, zich te begeeven in zyn eigen Hospitaal van St. Jan, alwaar hy be- ' kwaamer gelegenheid zou hebben "om het korte over--'5 fchot zyns leevens te befteeden ter voorbereidinge tot een beter. Naa de Orde bykans tweeënveertig jaaren befluurd te hebben, ftierf hy in 't midden zyner broederen, in het tachtigfle jaar zyns ouderdoms, tot groote droefheid van het geheele Christendom. (}") Hy Cf) Bofio, en anderen. De Baljuwen en Baljuagien waren niets anders dan mindere foorten van Kommanderyen, die de landeryen van de Kommandeurs jn pagt ■amen, en aan dezelve verantwoording moesten doen van derzelver huur en inkomften. Zommigen deezer Baljuagiers droegen den naam , v«n Kloosterlinge»; dat wil zeggen,zy hielden hun vetblyf in eenige der Kloosters, aan de Kommandery behoorende, en hadden het opzigt over een zeker getal landeryen, betaalden derzelver inkomften aan den Kommandeur, en trokken van den Groot-Meester een voeg. zaame fo]dy, tot hun onderhoud. Van een anderen en aanzienlyker aart was de waardigheid van Groot-Baljuw van Duitschland. (*) €*) Vertot, Vol. 6. p 162, en anderen. Hedend. Hist. XVII. D. II. St. F ff XIX. boek. VII. HOOFDST. I. AFD. '/ Jaar I160. ïaymond erjt.  4oz HISTORIE XIX. BOEK. VII. HOOFDST. 11. AFD. Auger de Balben. Arnauld ie Comps Hy wierdt opgevolgd van Auger de Balben, insgelyks uit het Dauphineefche; hy was Raymond's geftadige medgezel geweest op zyne krygstogten, en tevens een zyner meest vertrouwde Raaden. Kort naa zyne verkiezing wierdt hy gedagvaard voor de Synode in de ftad Nazareth, ter oorzaake van de fcheuringe, in de Kerk ontftaan tusfehen Paus Alexand^r den lil, en den Tegen-Paus Victor den lil, en derzelver aanhangers. Veel hielp hy, door zyne ongemeene wysheid en behendigheid, om den Koning, den Patriarch en de Bisfchoppen over te haaien zich te verklaaren voor den eerften, als den wettigst verkoorenen. Niet minder gelukkig Haagde hy in het beflisfen van het berugte gefchil over de throonsopvolging te Jeruzalem, naa den ontydigen dood van Boudewyn den lil, door de ftrydende partyen onder het oog te brengen het onvermydelyk gevaar van hun ontydig twisten. Weinige maanden overleefde hy de krooning van den jongen Koning, by welke hy tegenwoordig was; hy ftierf in het derde jaar van zyn bewind, (g) Hy hadt tot Opvolger Arnauld de Comps, insgelyks . een Edelman uit een zeer oud en doorluchtig geflagt in het Dauphineefche, merkelyk in jaaren gevorderd. Naauwlyks was hy tot die waardigheid verkooren, of hy vondt zich genoodzaakt, aan 't hoofd zyner Ridderen op te trekken, na de grenzen des Koninkryks, om zich te verzetten tegen de invallen van Sultan Adhed, die, weigerende de fchatting te betaalen, tot welke zyn voorzaat zich by Boudewyn den 111 verbonden hadt, thans de grenzen van Judea verwoestte, aan het hoofd van een talryk leger Saraceenen. Grooten roem behaalde Arnould met deezen veldtogt, door zynen fnellen en zonderlingen voorfpoed. Hy ftierf in het vierde jaar van zyn bewind. Zyn Cgy Bofio, en anderen.  van MALTA. 403 Zyn Opvolger was Gilbert iïAsfalit, of, zo als ande) en hem noemen, De Laüley, een Er.gelschman, volgens de meeste Schryvers; een man van zonderlingen moed en wakkerheid. Doch 't was zyn ongeluk dat hy door den Koning van Jeruzalem zich te ligt liet1 overhaalen, om hem met alle zyne magt te hulpe te koomen in den oorlog tegen de Saraceenen in Egypte,1 en ten dien einde eene fomme van honderdduizend Kroonen opnam van de Florentynen, op het Crediet der Orde. Het gelukte hem, de lbad Balbeis, het al. oude Petujium, te bemagtigen. Maar, gelyk wy voorheen, in het verhaal van dien oorlog, gezien hebhen, de uitflag niet beantwoordende aan zyne vuurige hoope, noch aan de zwaare fchuld, met welke by de Orde hadt belast, ftondt hy af van zyne waardigheid, en vertrok te fcheep na Frankryk. Behouden landde hy in Provence, vertrok na Bouen, alwaar hy, ondanks zyne jongfte wederfpoeden, vriendlyk ontvangen wierdt van Hendrik den 11, Koning van Engeland. Doch te Dieppe te fcheep gegaan zynde om na Engeland over te fteeken, hadt hy het ongeluk van te verdrinken, naa eene regeering over de Orde van twee jaaren; wordende met reden berispt om zyne eerzucht in het deel neemen in dien buitenlandfchen kryg, ftrydig met de regels der Orde, en om zyne verkwisting van derzelver fchatten, welke by in korten tyd verfpilde. Zvn Opvolger Castus, of Casto, binnen 't jaar naa , zyne verkiezing geftorven zynde, ontmoeten wy niets merkwaardigs, 't geen zyne regeering kenmerkte. Hy wierdt opgevolgd van Jobertus, een man van zonderlinge godsvrugt en lièfdaadigheid jegens de armen, doch onbekend ten aanzien van zyne afkomfte. In (J>) Culielm. Tyridus, Lib, 2, Cap. 5. Bofio, cn anderen. Fff 2 XIX. BOEK. VII. HOOFDST. 1. AFD. Gilbert l'Asfalit. V Jaar 1167. "astu?. obert.  4©4 HISTORIE XIX. BOEK. VII. HOOFDST. II. AFD. In zo wanhoopigen ftaat ftonden thans de zaaken des Koninkryks van Jeruzalem, door de onvoorzigtigheid van Koning Amatri, en de wakkerheid en den voorfpoed van den grooten Saladin, dat zo wel de Ridders Tempeliers als die van St. Jan geduurig onder de wapens waren tegen de magtige vyanden van het Christendom. Hunne kragtcn, thans uitgeput, vorderden nieuwen en aanzienlyken toevoer uit Europa. Ter verwervinge van deezen, zondt Amalri derwaarts twee Ge> zanten, terwyl hy zelve de hulp des Keizers te Conftantinopolen ging verzoeken; laatende het bewind over het Koninkryk aan den Groot-Meester van de twee Orden: alhoewel Meiier, een afvallig Tempelier, die zich by Saladin gevoegd hadt, Syrië en Palestina te vuur en te zwaard verwoestte. Jobert, met behulp zyner Ridders, en te gader met de Tempeliers, trok. te velde tegen den Renegaat, welken hy noodzaakte de wyk te neemen op het gebergte en in de enge wegen, en de Turkomannen om het beleg van Arach, of Krach, op te breeken, en te vertrekken, in het oogenblik als de Koning van Cm'ft'antinopolen terug kwam, zonder, egter, den verzogten onderftand in troepen of geld verkreegen te hebben. Een ander Riddsr Tempelier, Menil genaamd, kort daarnaa zich fchuldig gemaakt hebbende aan eene openbaare fchennis van het regt der Volken, door het vermoorden van eenen Gezant van het Hoofd der Moordmaar en aan den Koning van Jeruzalem, deedt die Vorst hem vatten, en in ketens werpen, met oogmerk om hem aan den Prins der Moor denaar en te zenden ; doch hy ftierf eer dit konde gefchieden. Hoewel nu des Tempeliers leeven daar door behouden wierdt, de daad, nogthans, welke hy gepleegd hadt, krenkte merkelyk den roem zyner Orde, terwyl dien der Hospitaliersmerkelyk klorp. Amatbj  van MALTA. 405 AmaTRI liet het Koninkryk Jeruzalem na aan zyner oudften zoon Boudewyn den l V, toen nog minderjaarjg; een Prins van een ziekelyk geitel, onder welken de zaaken der Christenen in Palestina nog verder agter uit liepen. De Groot Meester Jobert was . hem tot een ftandvastig vriend en helper, zo hier als in Syrië, cn noodzaakte den gelukkigen Saladin, met groot verlie. en ylings, na zyne eigen Staaten te wyken. Doel, Boudewyn, het bouwen van een Kasteel ondernomen hebbende op zyn grondgebied, aan geene zyde van den Jordaan, ontftondt hier uit een nieuw en hevig .gefchil; zyn leger raakte fpoedig verftrooid, en de Ridders Hospitaliers en Tempeliers, de eenige troepen die Hand hielden, wierden meestal over den kling gejaagd. Jobert, hoewel met wonden bedekt, vondt middel om zich zwemmende over die rivier te bergen: Otho, of Oden, Groot Meester der Tempeliers, wierdt gevangen genomen, (i) Ligt kan men zich verbeelden de elende deiChristenen in deeze gewesten omtrent dien tyd: den Koning van nieuws geftort in zyne Melaatsheid, en onbekwaam om te regeeren; de beide Groot-Meesters, zyne voornaame fteunzels, buiten ftaat om hem te helpen, den eenen krygsgevangen by-Saladin, den anderen gekluisterd aan zyn bed, ter oorzaake van zyne menigvuldige en gevaarlyke woiden. Paus Akxand.r de lil beriep de derde befaamde .Lateriaanfche Kerkvergadering te Rome; verfcheiden Oosterfche Patriarchen en Kerkvoogden verfcheenen in dezelve, en bragten verfcheiden klagten in tegen de al te groote voorregten en indringingen der Ridders Hospitaliers en Tempeliers; ten aanzien van welke eenige nieuwe fchikkingen beraamd wierden. De Ridders, daarentegen, CO Gail. Tyr Bofio. Baudoin. Vertot, en anderen. Fff 3 XIX. BOtK. VII. HDOFDSTV II. AF O, Helpt den jongen Boudewyn in Syrië.  4©6 H I S T O R I E XIX. boek. VII. HOOFDST. li. AFD Margatl aan dt Ridder af geftaan. tegen, klaagden over het gedrag der Oosterfche Kerkelyken o.ntrent de Leekenj door dezulken, die met Melaatsheid belmet waren \ en gemeenfchappelyk leefden , het voorregt te vergunnen > an in de openbaare Kerken te verfchynen, en in hunne Genootlchappen eene Kerk en Kerkhof te mogen hebben. Doch de voornaamfte klagt dier Kerkvoogden was, dat alle de elende en nadeelen in Palestini moesten geweeten worden aan de eerzucht en gierigheid der Krygsorden, wier voornaame bedoeling was, fchatten te verzamelen, in ftede van de voorbeelden van wyien Koning Amatri en van wylen den Groot-Meester Aifalit te volgen, en hunne poogingen aan te wenden ter beveiliginge van het Koninkryk van de invallen der ongeloovige Egyptenaaren , door de verovering van die provincie, en de bemagtiging van Damiate, daar al liet overige van! afhing; eene omftandigheid, aantoonende dat de onderneeming dier twee groote mannen verre was van zo kwalyk beraaden te zyn 'als in 't eerst verfpreid wierdt, hoewel de kwaade uitllag oorzaak was dat dezelve ter zyde gefteld, en zo algemeen wierdt uitgekreeten. (£) i Hoe 't zy, deeze wederzydfche partyfehap van "Geestlyken en Ridders wederhieldt Reginald niet, eiger naar van het fterke Kasteel Margath, op de grenzen van Judea, om tot een gefchenk, of liever by wyze van ruilinge , die gewigtige vesting af te ftaan aan de Orde van St. Jan, die terftond nieuwe vestingwerken by dezelve deedt aanleggen. Deeze aanmerkelyke overwinst vergoedde, egter, niet het verlies, welk de Orde Jeedt, door den dood van den GrootMeester Jobert, die, volgens de meeste Schryvers, van droefheid ftierf over den akeligen toeftand en het dagelyksch verval des Koninkryks van Jeruzalem. J OBERT Qky Dezelfden.  van MALTA.' 407 Jobert hadt tot Opvolger Rogcr des Moulins, c de Molinus, een man van zonderlinge wakkerheid e beleid, die zich onledig hieldt met het voeren va den oorlog tegen Saladin, en het byleggen van eenig gefchillen tusfehen den Patriarch en den Prins vai Antiochie, over eenige vergunningen, welke de laatft hadt verworven van Paufe Lucius den III, die ins gelyks hadt verleend eene nieuwe bekragtiging vai de Regels en Inftellingen der Orde, aan welke vei fcheiden aanzienlyke voorregten verknogt wierden Hy was niet van Antiochie terug gekoomen, of h; ontving de tyding van den moord van de Ridders de; Orde, te Conftantinopolen gevestigd. Zy allen warer door de Latynen vermoord , op eenige weinigen na die ter zee ontkwamen, en de treurmaare bragten Cr De jammerlyke toefland , in welken het Koninkryl zich thans bevondt; des Konings onmagt tot werk zaamheid of tot trouwen, uit hoofde zyner Melaats heid, en de aanhangen, daar uit fpruitende: dit alle; een Gezantfchap aan den Paus noodzaaklyk maakendc ter .verwervinge van een nieuwen kruistogt, wierdt de Groot Meester Des Moulins," nevens den Meestei der Tempeliers verkooren, om den Patriarch van Jeruzalem na Rome te verzeilen. Van daar reisden zy na Frankryk en Engeland; doch hun aanzoek deedt de be doelde uitwerking niet. Naa zyne wederkomst bleef hy aan het hoofd zyner Ridderen , op alle hunne togten tegen Saladin. Op eenen van dezelve eindigde by zyn leeven, door een doorluchtigen dood; wor dende hem zyn paerd onder het lichaam dood gefchooten, door den verraaderfchen Graaf van Tripoli, die tot de Saraceenen was overgeloopen, en thans vermomd ftondt. By zynen val wierdt hy fpoedig om- fingeld (7) Dezelfden, f XIX. 3 BO£K. 1 VII. B HOOFDST. ,11. AFD. ; Roger des .Moulins. Door de Saraceenen ge» dood.  4*8 HISTORIE XIX. BOEÏ. Vil HOOFDST. ii. AFD. föarner is Syriër, tingeld van die barbaaren, die hem met eene menigte wonden griefden, terwyl eene groote menigte Ridderen, ter reddinge van zyn leeven toegefchooten, aldaar insgelyks bun einde'vonden : zodat .naa het eindigen van het gevegt, wanneer de Ridders op het flagveld kwamen, om het lyk van hunnen GrootMfester te zoeken, zy het bedekt vonden met hoopen Tuikomannen en Saraceenen , welke zyn zwaard" hem vooruit na de andere waereld hadt gezonden. Zyne overblyfzels wierden terftond gezonden na Acra, alwaar hy ■ begraaven wierdt, met al den luister en rouwe, aan zo grooten Kapitein. en voorvegter van het Christlyk gelóove verfchuldigd. Doch hoewel de Ridders een zo waardigen Groot Meester verlooren, genooten ze, egter, den troost, van meer dan vyftienduizend gefneuvelden van den vyand op het flagveld te ontmoeten. Dit gevegt gebeurde op den zevenentwintigften van Bloeimaand, (m) Terwyl de vyand nog in het hart des Ryks was, vondt het Kapittel geraaden, den dapperen Garnsr van Neapoli, in Syrië, in de plaats des geftorvenen Groot Meesters te verkiezen. Dapper kweet hy zich in het wanhoopig gevegt, voorgevallen op den elfden van Hooimaand daar aan volgende, waarin Guy van Lujlgnan, Koning van Jeruzalem, verflagen en gevangen genomen, het H. Kruis door den vyand veroverd, en de meeste Ridders op de'plaats zelve, of vervolgens in koelen bloede door Saladin gedood wierden. Garner, naa geftreeden te hebben totdat hy met wonden was bedekt, ontkwam gelukkig des verwinnaars woede, door de vlugt te neemen nnJscalon, alwaar hy, weinige dagen daarnaa, overleedt, naa zyne waardigheid twee maanden en tien dagen bekleed te hebben. Het («O Guil. Tyr. Conf, Lib. I, Cap. $. Bofio. Buudoin, Hifi. Lib. 2, Cap. i.  Van MALTA. 409 Hët geringe overfchot der Ridderen verkoos, in zyne plaats>, Ermengard, of Emengard d'Aps, die, in dien hachelyken toeftand, met moeite wierdt bewoogen ter aanvaardinge van die waardigheid. En niet zonder reden: want hy aanvaardde dezelve op den twintigften van Hooimaand, en de zegepraalende Sala. dm nam bezit van Jeruzalem op den negentienden van VVynmaand. Deeze veroveraar verdreef alle de Ridders Hospitaliers uit die Hóofdltad , en kort daarnaa alle de Latynen uit Palestina, nevens alle de Kryesorden, ter bewaaringe van die ftad ingefteld. De Groot-Meester, zich zeiven en de Orde beroofd ziende van hunne aloude wooninge, verhuisde nevens dezelve na de fterkte Margath, naa alvoorens, op hunne eigen kosten, bykans duizend gevangenen uit des vyands handen gelost te hebben. Derwaarts wierdt insgelyks ipoedig overgebragt het Bisdom van Valania, om meer veilig te zyn tegen de vyandlyke aanvallen. De Orde bleef hier, tot de verovering van Acra door de Christenen, vier jaaren daarnaa, in den roem waarvan zy deelden. Deeze ftad verkooren ze vervolgens tot hun verblyf: waarom ze ook Ridders van St. Jan d'Acra getyteld wierden. In het volgende jaar ftierf Ermengard, de laatfte Groot-Meester der Ridders Hospitaliers, naa het genoegen gefmaakt te hebben, van den grooten vyand der Christenen, Saladin, geftagen en vernederd gezien te hebben. Zyne plaats wierdt vervuld door Godfried de DuisJon, of, volgens anderen, de Donjon, een Franschman.d Hy hadt het geluk, geduurende het beftand tusfehen de Christenen en Saladin, dat veele Edelen en Grooten van verfchillende Natiën, die groote goederen in deeze gewesten.hadden verkreegen, dezelve aan de Orde maakten vóór hun vertrek na Europa; hierdoor wierden zy en de Tempeliers beftuurders en meesters Medeno.Hist.XVII.D.II.St. G*g van XIX. BOEK. VII. HOOFDST. [ 1. AFD. Emen. ?ard i'Aps. '/ Jaar X191. Godfried ; Duisfon  4io HISTORIE XIX. boek. vir. hoofdst, II. afd 't Jaar ii 94. A1ph.on.fu: van Portugal. van dat gedeelte des Koninkryks, 't welk nog in de magt der Christenen was; waarnaa ze Amatri van Lujignan, toen Koning van Cyprus, tot Koning van Jeruzalem verkooren. Maar alzo Diiisfon duidelyk begreep, hoe weinig dit den Christenen zou baaten, zo lang ze de hoofdftad niet herwonnen, beproefde by allerhande middelen om hen te beweegen ter herwinninge van dezelve. Doch hunne belangen waren thans dermaate verdeeld, dat zyn raad niets baatte. Hy ftierf kort naa de huweiyksvoltrekking van lfabella met den Koning van Cyprus. Geduurende zyn Groot-Meesterfchap verwierf hy verfcheiden aanzienlyke voorregten van Paus Celestinus den Hli en van eenige van diens Opvolgers ,• byzonderlyk een Bulle van Gregorius den VUL, gebiedende den Christen Kerkvoogden in den Ban te doen, allen die het onderneemcn zouden de Ridders Hospitaliers, op eenigerlei wyze, te berooven van landeryen, en tienden of andere belastingen hun af te perzen, in weerwil der voorregten, door verfcheiden zyner voorzaaten aan hun verleend. (72) i Zyn Opvolger was Alphonfus van Portugal, afkom* ftig van het Koninklyk geflagt diens Ryks. Hy beriep een algemeen Kapittel, in het oude Kasteel van Margath , kort naa zyne verkiezing. In hetzelve wierden verfcheiden verftandige en heilzaame fchikkingen gemaakt ter hervorminge van de Orde, die thans zeer vervallen was; hy maakte een begin van zich zeiven, zyne huishouding en toerusting; als mede, om de Orde te brengen onder eene foort van Aristokratifchen Regeeringsform. Eenigen dier fchikkingen zyn nog in kragt; doch andere niet gefmaakt wordende by de Ridders, als te hard en ftreng, en hy by hen in den haat vallende, om zyn heerschzuchtig gedrag, ont- deedt («) Naberat, de Prhileg, fub Godofrido, p. 28.  van MALTA. 411 deedt hy zich van de waardigheid binnen 't jaar, en zeilde na Portugal, in de hoop van den throon diens Koninkryks te zullen beklimmen; doch in plaats daar van wierdt hy door zynen broeder vergeeven , en ftierf den i Maart 1207; (0) of, volgens anderen, in eenen burgerkryg tegen zynen mededinger. Vóór zynen afftand hadt hy voor zyne Orde eenige voorregten en vrydommcn verworven, welke hem meerdere agtinge konden bezorgd hebben, hadde zyne voorgaande hervorming dezelve niet gebragt tot eene foort van regeeringioosheid en muiterye, onder welke het meerendeel hem openlyk weigerde langer te gehoorzaamen. Door hunne openbaare veragting van zyne fchikkingen, noodzaakten zy hem, om te gader van zyn ontwerp en waardigheid af te zien. Godfried, of Geofroi le Rat, een Franschman, Groot-Prioor van Frankryk, verving zyne plaats. Ten1 zynen tyde ftierf de groote Saladin te Damascus: eene gebeurtenis, welke een nieuw leeven gaf aan de Orde en aan alle de Christen Prinfen in het Oosten; houdende het Beftand nog aan onder zynen Opvolger Safadin, 't welk hun eene genoegelyke verpoozing gaf. Doch deeze wierdt welhaast geftoord, door het fchroomlyk gefchil, ontftaan tusfehen zyne Orde en die der Tempeliers, 't welk bykans verderflyk voor beiden was uitgevallen. De laatften, fchynt het, hadden door geweld verdreeven een Leenman der Hospitaliers uit een Kasteel, welk hy naby Margath van hun bezat. Hy hadt over dien hoon niet aan hun geklaagd, of zy vaardigden terftond eene bende hunner Ridderen af, die het Kasteel, met het zwaard in de vuist, beklommen, en hen daar uit verjaagden. Dit geweld pntftak de beide Orden dermaate tegen elkander, dat 'er (9) Naberat, ald. Vertot, Tom. 1, p. 3291 eaz. Ggg 2 XIX. üoek, VII. HOOFDST. II. AF», Geofroi e Rat.  XIX. BOfcK. VII. HOOFDST II. AFD. 41» HISTORIE 'er weinig minder dan een burgerkryg op volgde, in welken beider vrienden deel namen, en die aanleiding gaf tot twee aanhangen, even zeer tegen elkander ontftokcn. Dewyl 'er thans geen Opperheer was, die hunne veibitteidheid kon tot liaan brengen, vonden eindelyk de Patriarch en eenige Bisfchoppen middel, hen tot eene wapenfchorzing te brengen, en het gefchil aan de beflisfing des H. Stoels te Hellen. Paus Innounüus de lil zat op den Zetel, toen de Afgevaardigden van beide Orden de zaak voor hem bragten. By wyze van voorafgaand vonnis, beval by den Hospitaliers, het Kasteel voor eene maand aan de Tempeliers in te ruimen; waarnaa de eigenaar een regtsgeding tegen hen zou mogen beginnen, en de zaak bepleit worden voor voegzaame Wethouders, of beflist door zulke verftandige en onpartydige goemannen, omtrent welke de Opperhoofden van beiden het zouden eens worden. De Paus fchreef wyders brieven aan de Groot-Meesters, vermaanende hun, alle partyfchappen ter zyde te ftellen, zo gevaariyk voor het Christendom, en zo aangenaam by de lurken en andere vyanden van hetzelve, en zich te houden aan de uitfpraak der Regteren, op ftraffe van den Ban en zyn hoogfte misnoegen. Het gefchil wierdt eindelyk beflist ten voordeele der Hospitaliers, en de eisfchen der Tempeliers onwettig verklaard. Het Kasteel wierdt terug gegeeven aan de regte eigenaars , de zaak voor 't uitwendige bygeleid tot wederzydsch genoegen, en de eensgezindheid over en weder herfteld. De Paus fehreëf aan beiden, hun het belang des Konings van Cyprus aanbeveelende, en de wederfpannigen met zyne uiterfte verontwaardiging dreigende. Doch 'er vertoonde zich kleine waarfchynlykheid. dat de zaaken op dien minzaamen voet zouden blyven. De Ridders Tempeliers bezaten niet  van MALTA. 413 niet minder dan negentienduizend Ambagts-Heerlyk heden, beiialven andere inkomften en voorregten, terwyl de hospitaliers niet meer dan negenduizend be zaren. Het vuur van nyd en jaloezy wieidt, derhal ven, flegts voor een tyd onder de aslche bedolven om naderhand met te meer gewi lds ten dake uit teflaan Zes of zeven jaaren naa dit ver.elyk ftierf Amatr d' Lujij. n, zon-Jvr kinderen verwekt te hebben b] zyne laatfte Gemaafjtn ljabella: zodat het Koninkfyï Cyprus, kwam op zynen zoon lluao, uit het eerfte bed Hierom, en om de menigvuldige gefchilien, weikt toer maf.Is op het Eiland plaats hadden, droeg hy hel bewind daar van op aan de Ridders van St.'Jan d'Acra. Zyne weduw,. IjfabeUat Koningin van Jeruzalem, kon daa.naa ftervende, liet haare dochter Maria, uit een voorgaand huwelyk verwekt, onder derzelver voogdy. fchap, te gader met de Ridders Temp liers. Godjried le Rat verwierf, geduurende zyn bewind, groote voorregten van de Pausfen Cekstinus de lil en Innocenvus de UI, en byzonderlyk van Koning Jan van Engeland. ■• p) De Gezanten, na Europa gezonden ter bewerkinge Van nieuwen onderftand, van daar terug gekeerd zynde met belofte van eene fpoedige toerusting te watei en te lande, was de Groot Meester, met reden twy, felende, of zulk eene gewigtige verfteiking in de daad van daar zou kunnen gezonden worden, nogthans van gevoeien, dat men zich evenwel hadde re bedienen van den fchrik, welken dat gerugt den Ongeloovigen hadt aangejaagd, ter ve-nieuwinge van bet Beftand met hun. Zyn raad vtmdt algemeen geroegen, bethal ven by de Meester der T r ' Wordt Koning van C) prus.  4i4 HISTORIE XIX. EO ek. Vi I HOOFD51. II IF*D Gicin df Mountagu Bertnnd ie Texi. dezelve door hem was gegeeven; hy hadt aanhangs genoeg om dien te doen van de hand wyzen, (q~) Groot-Meester ftierf kort daarnaa, en wjerdl opgevolgd van Guerin de Mountagu, ëéh Frtitïsèhmm uit ■Auvergne. Kort naa zyne verkiezing b toonde 'by kfagi daadige hulp aan de Grieken in Ki ^ fijn/neme, te gen de Turkomannen en Saraceenen; in vergj-mg van deeze gewigtige dienften, fchonk de Konbg de ftad Saks, nevens de Kasieelen Camard en Nieuw-Kasteel-, aan hem en zyne Orde. Jndreas, Koning van Hartgarye, geduurende zyn Meesterfehap- te Acra, of Ptolemais, gekoomen, en ziende de weJvoegelyke orde en het fpaarzaam beftuur der Rid.lcrs Hospitaliers, fc'-onk aan derzelver Hospitaal vericheiden Janden, Kasteelen en andere goederen, b?halven een jaarlyksch inkoomen van vyf honderd Marken, te betaalen uit de Zoutmynen van Saloch. Insgelyks aanvaardde hy het gewaat en kruis der Orde, in welke hy door denzelfden Groot-Meester wierdt aangenomen. Paus Ho. norius bekragtigde alle deeze giften aan het Hospitaal, en voegde 'er nog andere voorregten nevens. Wyders bekragtigden de Franfche Koningen Lodewyk de Flll en de IX, alle de vergunningen, door Richard den I, Koning van Engeland, aan de Orde gedaan. Ook bevestigde Gregorius de IX alle de voorregten en vryheden, door zyne voorzaaten toegeftaan. Onder zyne regeering wierdt eindelyk Damiate door de Ridders ingenoomen, naa een lang en hardnekkig beleg. Guerin bekleedde zyne waardigheid ruim drieëntwintig jaaren. Zyn Opvolger, Bertrand de Texi, in zyns voorzaats voetftappen treedende was niet minder naauwlettende op de belangen van 't Christendom, dan op die zyner Orde. (?) Sarjut, Cap. 3, p. 206. Vertor.  van MALTA. 4'5 Orde. Nimmer, m de daad, was'er meer waakzaamheid noodig dan nu. Door den afftaüd van ?Vwi de Brienne, was het Koninkryk Jeruzalem als een fchip zonder Loots; en door het oponlbod van dé Teu'onfche Ridders, ter beteugeünge van de febrikwekkende ver woestingen der Heidenen in Pruis/en, hadt de Staat een aanzieniyken fteun verlooren; geene andere be' fchermers hadt dezelve behouden dan de Hospitaliers en 'Jempeliers. Keizer Frederik, als Koninp van Jeru zalem, hadt hun, in de daad, by zyn vertrek, beloofd* hun zynen zoon en opvolger Koenraad, met eene mag! tige verfterking, te zuflen zenden; doch al'e zyne magt elders noodig hebbende, vergat hy ipoedig zyne belofte aan de beide Orden. Jexi, verzeld van Ber. trand de Barras, Ridder van de Orde en Groot-Prioor van St. Giles, trok'in gezantfehap na den Keizer, om hem zyne beloften te herinneren; doch hy kon van hem niets meer verwerven, dan de bevestiging van de voorregten en vrydommen, door zyne voorzaaten verleend, met eenige vermeerdering van dezelve. Paus Gregorius, zyn voorbeeld volgende, paaide de Orde met eene nieuwe Bulle, gebiedende alle Patriarchen en Kerkvoogden in het Christendom, in den Ban te doen alle degeenen, welke de Orde zouden kwellen, benadeelen, of op eenigerlci wyze boonen t zy in derzelver leden of goederen, (r) Bertrand de Texi ftierf het volgende jaar te Ptolemais, volgens zommigen, van droefheid over de fcherpe verwyten, door het Rocmfche Hof hem en zynen Ridderen gedaan, om de byzondere hoogagting, door hem betoond aan #r0uteQ Vataces> toen Reïzer van Nice. Hoe 't zy, hy hadt het genoegen, kort voor zynen dood, te verneemen de overkomst van Richard, Hertog van CttfTÏ- (O Naberat» p. 34. XIX. li- ÊJS. Vil. HOOFDST. 1. At bi  4i6 HISTORIE XIX. C BOEK. 1 VII. HOOFDST. g II. A F D v Guerin. g c c ( Bertrand de Comps.j ornwnles, broeder van Koning Hendrik den III van \ngeland, mee een leger van veertigduizend man. (j) Hem volgde op, Güerin, of Gerin, wiens toenaam n Vaderland wy by geenen der Schryvers vermeld inden, en die niet op de Lyst gebragt is door Meisfez, hoewel door de overigen met naame gemeld, m zyne en der Christenen volkomene nederlaag in en flag tegen de Chorasmyns, in welke onder de beide )rden zulk; eene flagting gefchiedde, dat flegts zesenwintig Hospitaliers^ en drieëndertig Tempeliers 'er het *even af bragten. De twee Groot Meesters fneuvelen, dapper "ftrydende aan het hoofd hunner ben:en, (ï) omtrent drie jaaren naa de verkiezing van liietm. Bertrand de comps, een oud ervaren krygsnan, en van geboorte een Dauphinees , volgde hem ip. Hoewel hy de Orde zo aanmerkelyk gedund zag, [oor de jongfle flagting onder de Ridders, om hulpe langezogt zynde van den Prins van Antioehie, die thans .an alle zyden omringd wierdt van zwermen Turko. mnnen, ftelde by zich, egter, aan het hoofd zyner ïog overige krygsmagt, en trok ten zynen behoeve >p. Even eens gedroeg zich de Meester der Tempeiers; 'er ontftondt een langduurig en hevig gevegt ;usfchen hen en de Ongeloovigen, waar in aan weerjanten met groote onverzaagdheid gevogten wierdt. Bertrand, verwoed over eenen tegenftand, aan welken ry niet gewoon was, brak, aan 't hoofd zyner Ridïeren, in op 'svyands gelederen, baande zich een iveg door dezelve, en dreef ze op de vlugt. Doch in zyne jongfte pooging bekwam hy zo veele wonden, lat hy 'er aan ftierf, in 't vierde jaar zyns bewinds. («) Het (O Bofio. CO Vertot, Tom. i, Livr. 3, p. 482. C«) Bofio. Megisfer,  van MALTA. 417 Het Kapittel verkoos iil zyne plaats Pieter de VilleIride, een Edelman , niet minder vermaard om zyne godsvrugt, dan om zyne zonderlinge dapperheid. In 't begin zyner regeeringe verfcheen aldaar Lodewyl de IX, anders St. Lodewyk genaamd, aan het hoofd van een magtigen kruistogt, tot welken Paus Innocentius de IV, door eene afzonderlyke Bulle , alle de Christen Vorften hadt uitgenodigd. Lodtwyk ontving het gewaat en het kruis uit handen des Groot Mees ters, en verbondt zich, hem op alle zyne togten te zullen verzeilen. Alle de aankoomelingen der Orde: welke zich in Europa bevonden, en alle de fchatter der Prioryen, aan dezelve behoorende, deedt hy na Palestina overvoeren, met oogmerk om met deeze verfterking te velde te trekken, en zich met den Ko^ ping in het beleg van Damiate te vereenigen. Wyders deedt hy zyn uiterfte best om den Sultan van Egypte te beweegen, om met hem te handelen over het losfen van Christen flaaven, die thans zeer menigvuldig waren geworden. Doch de Sultan, die heimelyk in verbond ftondt met den Keizer, wees den voorflag volftrekt af, en liet de Gelastigden gaan met ftrenge doch wel verdiende berispingen over hunne voor. gaande trouwloosheid. Den ongelukkigen uitflag des belegs hebben wy reeds verhaald; en moeten hier nog aanmerken, dat hy nevens den Koning gevangen zynde, het Kapittel hem voor eene zeer groote fomme loste. Doch hy overleefde niet lang zyne wederkomst te Ptolemais, alwaar hy in het derde jaar van zyn bewind ftierf. Zvn Opvolger' was William de Castlenau, anders Chateauneuf, een IranfcW Edelman, uit Auvergne, een oud Ridder, en naauwgezet waarneemer van de godsdienftige Tucht. Hy veroordeelde de Ridders on te eeten van hunne Mantels, op den vloer hunnei Hedend.Hist.XVII.D.ILSt. Hhh Eet XIX. boek. vii. HOOFDST. ii. AFD. Pieter de Villebride. V Jaar 1251. William de Chateau. neuf.  418 HISTORIE XIX. boek. VIL HOOFDST. I. AFD. Hugo Revel. Eetzaale gefpreid, omdat zy gefchil gehad hadden met eenige Franfchen van Lodewyks gevolg, terwyl deeze hy Ptolemais op de jagt waren. Die Monarch, omtrent deezen tyd, de vestingwerken van Ptolemais, Joppe, Ccefarea en andere plaatzen hebbende doen herftellen en merkelyk verbeteren, keerde thans terug na Frank' ryk, en liet het bewind over dat gewest aan den nieuwen Groot Meester, omtrent drie'jaaren naa deszelfs verkiezing ; die vervolgens het Klooster van den berg Thabor verfterkte, in de gedaante van een vast Kasteel. Wyders verbeterde hy het Kasteel van Bethanie, door Paus Alexander den IV hem gefchonken met alle deszelfs inkomften, en nog eenige andere, welke hy van bekwaame Bezettingen voorzag. Doch de byzondere gunst diens Pausfe, en alle de fraaie beloften, hem gedaan, wegens een fpoedigen en aanz;en!yken byftand uit Europa, liepen op niets uit. Droef heid over deeze teleurftelling, waarfchynlyk, verkortte zyne dagen; (ï) hy ftierf in het negende jaar van zyn Meesterfchap. Hugo revel, zyn Opvolger, een Dauphinees, van een oud en edel geflagt, hielp veel, door zyn wys en omzigtig gedrag, ter herftellinge van den luister der Orde. Hy beriep een algemeen Kapittel te Cefarea; de misbruiken, in verfcheiden Kommanderyen ingefloopen, wierden hier onderzogt, en Prioren aangefteld om dezelve te bezoeken en te beftuuren, en de inkomften aan de algemeene fchatkist getrouwelyk over te maaken. Hetzelfde Kapittel maakte eene Wet, verbiedende aan de Ridders, Testamenten te maaken, Legaaten te befpreeken, of zelf eenige gefchenken te doen aan hunne bedienden, zonder verlof des GrootMeesters, als zynde onbeftaanbaar met hunne gelofte van (*) Bofio. Megisfer, Baudoin, Davity, Dapper. Vertot.  van MALTA. 4ip van armoede, (y) Te noodiger waren deeze fchikkingen ten dien tyde, niet alleen ter hervorminge van deeze onderfcheidene misbruiken, die tot eene wanftallige hoogte waren geklommen, maar ook om de Orde in ftaat te ftellen om op haare eigen kosten dien onderftand te verkrygen, welken zy van de Euro* pifche Vorften al voor lang te vergeefs verwagt hadt, en het agterblyven van welken de zaaken der Christenen in die gewesten merkelyk hadt doen terug gaan. Door deeze en andere wyze maatregelen des Groot Meesters, zullen wy de Ridders zien werkzaam zyn, by alle gelegenheden, met hunne gewoone dapperheid en yver, onder alle de zwaarigheden, veroorzaakt door de flapheid en traagheid dier gekroonde Hoofden, wier pligt en belang gevorderd hadt, hun de band te hebben gebooden. Revel was naauwlyks in het derde jaar zyner waardigheid getreeden, wanneer Bendocdar, de bitterfte vyand, welken de Orde immer hadt, door de Mammelukken tot Sultan van Egypte wierdt verheeven, en de beide Orden met de verdryving uit dat gewest dreigde. Zyn eerfte aanval was op het Kasteel Asfur, of 'Jmhur, eene der vastfte fterkten, welke de voorgaande GrootMeester hadt verfterkt en met honderd Ridders bpzet, behalven eenige andere benden, die met de kloekmoedigfte onverzaagdheid post hielden, tot dat ze allen waren nedergehouwen : tot zo verre dat de Sultan niet in de vesting konde koomen, dan over doode lichaamen, met welke alle de toegangen bedekt lagen. De zeehaven Gaffa, of Joppe, en de Kasteelen Beaufort en Carac, ondergingen, het volgende jaar, het zelfde lot; de Bezettingen wierden zonder genade neêrgefabeld. AntiocUe ging by verraad over; niets ver- Cy) Dezelfden: als mede Fazer. Hhh 2 XIX. bolk. VII. HOOFDST. II. AFD. De Ridders te Asfur ge* [lagen.  420 HISTORIE XIX. BOEK. ; VII. HOOFDST. IJ. AFD. r Woont 'de Kerk vergadering var, Lions by 't Jaar 1278. vertoonde zich nu dan het akelig vooruitzigt van het geheele verlies van het H. Land, wanneer Revel en ie Meester der Tempeliers middel vonden om den Sultan ;e be weegen tot het fluiten van een Beftand, in de tioop dat 'er binnen kort onderftand uit Europa zoude averkoomen. Zy wierden het eens om te gader over te fteeken na Italië, om door hunnen invloed Thibald, Aartsdeken x&n Luik, thans in Palestina, op den Pauslyken Zetel te verheffen, welke bykans drie jaaren hadt ledig geftaan: zy twyfelden niet, daar hy. een ooggetuige geweest was van den rampzaligen ftaat van het Christendom, of zyne godsvrugt en yver zouden hem aanzetten tot het te werk fteilen van zyn gezag, ter bewerkinge van merkelyken onderftand aan de beide Orden.. Zy wierden niet verydëld in hunne hoop. Ihebata nodigde hen beiden op de algemeene Kerkvergadering van Lions, welke hy, kort naa zyne verheffing, beriep. En vermits deeze niet vroeger dan drie jaaren daarna 'konde vergaderen, befteedde hy dien tusfchentyd aan het fchryven van rondgaande brieven, om de Christen Vorften, door een tydigen onderftand, te vermaanen tot het verhoeden van het geheel verlies van 't H. Land. Den uitflag dier doorluchtige vergaderinge zullen wy hier niet herhaalen, zo min als veele andere gebeurtenisfen, geduurende dien tyd in Palestina voorgevallen, welke de Sultan niet zou verzuimd hebben ten zynen voordeele te doen gedyen, ware hy niet, vóór 't eindigen van het Beftand, door den dood verhinderd. (2) De Groot-Meester Revel, zat van jaaren, vermoeijenisfen en droefheid, ftierf insgelyks midlerwyl, in het achttiende jaar van zyn bewind, t Zyne plaats wierdt vervuld door Nikolaas de Lorgue, een (z) Dezelfden,  van MALTA. 421 een Edelman van zagten aart en inneemenden wandel. Na zyne verheffing was zyn eerfte werk, de herftelling van de eensgezindheid, tusfehen zyne Orde en die der Tempeliers zints lang afgebroken;-en de bellislïng der gefchillen en partyfebappen, welke heerschten onder de verfchillende Natiën,in de.ftad gevestigd. Doch hy hadt den fpyt, van niet alleen alle zyne poogingen te zien mislukken , maar ook op eenmaal het Beftand verbreeken, door Sais Melech, Bendocdar's Opvolger, eer het geëindigd was; als mede de gewigtige vesting Margaili aanvallen en overgaan aan dien trouwloozen Prins, welke dezelve tot den grond toe deedt flegten. Zyne droefheid over het verlies van eene zo gewigtige plaatze, als mede over den voorfpoed der Ongeloovigen in die oorden, ging hem zo na, dat hy van een tweede Beftand met hun zich bediende om over te fteeken na Europa, om nieuwen byftand te verzoeken. Doch al. wat hy kon verwerven, was eene bende van vyftienhonderd man, meestal Banditen, van de heffe des volks, zonder moed of krygstucht. Zelf weigerde hem Paus Nikolaas de IV, ■om hem met geld by te ftaan tot hunne foldy. Met deeze geringe verfterking moest hy wederkeeren na Ptolemais; dienende bet gezigt van dezelve meer ter aanhitzinge dan ter verminderinge van de misnoegens en de wanhoope der broederfchap. De koele bejegening, welke De Lorgue in Europa hadt ontmoet, gepaard met den beklaaglyken ftaat der Christenen in Palestina, was een zo zwaaren flag voor zyn gemoed, dat hy kort daarnaa ten grave daalde. Onder zynen Opvolger Jan de Villiers, een Franschman, floegen de zaaken van den Godsdienst van kwaad tot erger over, door het verlies van 3w poli in Syrië, van Tyrus, Sidon, Baruth en eindelyk van Ptolemais. Ten aanzien van de laatfte ftad, mogen, wy Hhh 3 aan- XIX. boek. vil HOOFDST. 11. AFD. Nikolaas de Lorgue Jan de 1 yilliers.  XIX. BOEK. vil HOOFDST. II. AJ.'D. De Ridders zeilen na Cyprus. 422. HISTORIE aanmerken, dat het breeken van het tweede Beftand inzonderheid aan derzelver Bezettinge moet geweeten worden, of liever aan de verlterking, welke door De Lorgue in dezelve was geworpen. Wy hebben reeds aangemerkt, welk een elendige hoop dezelve ware, zonder tucht eh zonder foldy: zodat zy, by voorkoo. mende gelegenheid, geene zwaarigheid maakten om uitvallen te doen, en te leeven van den. roof van Christenen zo wel als van Saraceenen, zonder onderfcheid. Vergeefs eischte de Sultan vergoeding van deeze rooveryën; de nayver en verdeeldheden, welke aldaar regeerden, zynde de ftad thans zonder een gepast Opperhoofd , en bewoond van een gemengden hoop van alle volken en ftanden, meestal onafhanklyk van elkander, gaven geencn grond om op herftelling te hoopen; zelf de Patriarch, 's Pausfen Legaat en de hoofden der Geestlykheid waren na een afzonderlyken oord der ftad gevveeken. Terwyl dus tweedragt, nyd., roof en moord in de plaats ongehinderd hunnen rol fpeelden, wierdt die groote menigte, welke, ver. eenigd zynde, alle de poogingen des vyands het hoofd hadde kunnen bieden, een prooi van deszelfs ontembaare woede , en bragt te wege het verlies en den geduchten ondergang dier ongelukkige ftad, f» als mede de geheele verdry ving van de Christenen, en byzonderlyk van deeze Orde , uit Palestina. De Groot-Meester, en de weinige Ridders, die het onherftelbaar verlies overleefd hadden, gingen met allen fpoed te fchepe, en floegen verfchillende wegen in. Die in de weinige nog niet ingenomene Kasteelen waren gebleeven, volgden hun voorbeeld. De Hospi\aliers, egter, nog al in de hoop leevende dat een nieuwe kruistogt hen wederom zoude in ftaat ftellen ter (*) Bofio , en anderen.  van MALTA. 423 ter bemagtiginge van het H. Land, beflooten zo naby doenlyk was aan hetzelve zich te vestigen. Van den Koning van Cyprus verlof bekoomen hebbende, om op zyn Eiland eene fchuilplaats te zoeken, wees hv hun de ftad Limisfo tot hun verblyf aan. Hier floepen zy zich thans neder. De Groot-Meester beriep naa elkander twee Kapittels, om te raadpleegen over de gepaste maatregelen ter verbeteringe, ware 't mogeyk, van hunnen bykans wanhoopigen ftaat, en voorkoominge van den geheelen ondergang der Orde. Vüliers genoot den troost, van het eerfte algemeene Kapittel opgevuld te zien met een groot getal Ridders van alle Natiën, ouden en jongen, die fereedlyk uit alle oorden op Cyprus, zamenfchoolden; weigerende niemand, by die drukkende gelegenheid aldaar* verlchynen: zodat men, zints de ftigting van de Orde. nooit eene zo talryke vergadering15hadt gezien. ' wïS Gro°t-Meesters aanfpraak, welke alle de toehoorderen de traapen uit de oogen perste, wierdt gevolgd van eene algemeene verklaaring, zo van ouden a s jongen, dat zy allen gereed waren en met ongeduld verlangden hun leeven te waagen voor de herwinning van de heilige plaatze. By ongeluk hadt de ltad Lmusfo zo veel geleeden van de Arabifche en Sa, raceenfche Zeeroovers, dat zy thans de gedaante hadt van een groot Vlek, dat aan alle zydén open Ja? • yan hier dat eenigen der vergaderinge den voorflag deeden, eene veiliger en gelegener verblyfplaats, hier of daar in Italië, te zoeken. Deeze voorflag,,eeter wierdt door den Groot-Meester en de oudfte Ridders van de hand geweezen, als onbeftaanbaar met het oogmerk en den zin van eenigen hunner jongfte initelhngen, gebiedende zo na doenlyk by het H. Land te blyven, om gereed by de hand te zyn, wanneer zich de gelegenheid mogt aanbieden, ter herwinnTnge van BOEK>. V I L HOCFOf,T. ! I. A F O.  4-24, H I S T O R I E XIX. boek. VII. HOOFDST. II. AFD. Villiers hervat het bewind. Maakt nieuwe fchikkingen. van hetzelve de wapens op te vatten: waarop beflooten wierdt, zich zo goed doenlyk was in de plaats te behelpen, en niet verder te zeilen. Dewyl'er geene ruimte genoeg in de plaats was, ter huisvestinge van eene zo groote menigte Ridders met derzelver gevolg, kwam men overeen, dat een zeker getal der Galeien , die hen derwaarts hadden overgevoerd, gewapend en gefield zouden worden onder het bevel van een voegzaam getal Ridderen, wier werk inzonderheid zyn zoude, op hunne beurt de zee te fchuimen * en de Pelgrims na en van Palestina te geleiden. Straks zeilde een goed getal uit verfchillende havens van het Eiland, en bragten, by hunne wederkomst, aanzienlyke pryzen, op de Turkfche Kaapers veroverd, die op de Pelgrims, op derzelver uit- en wederreize pasten; Dit deedt hunne zeemagt toeneemen, en zy gaven bevel tot Jet bouwen van eenige nieuwe fchepen, door middel van welke zy eenige vertooning ter zee begonnen te maaken; de Ridders wierden aan 't werk gehouden, en andere tot den oorlog en fcheepvaart opgeleid. (6) Villiers, eenige nieuwe fchikkingen gemaakt hebbende, befloot de ftad Limisfo te verfterken, om dezelve te beveiligen tegen de aanflagen van Melech Nazer, Melech Zaraph's Opvolger, die niet zou in gebreke 'blyven om eenen kans te waagen, indien de plaats open en weerloos bleef. Paus Celestinus de IV eindelyk op den Pauslyken Stoel verheeven, begon hun eenige blyken van genegenheid te geeven; en hoewel hy kort daarnaa van zyne waardigheid ontzet wierdt, gedroeg zich zyn Opvolger Bonïfacius de VIII niét minder edelmoedig jegens hen, door zyne ban- blixe- Bofio. Megisfer. Lufignan, Hij. de Malta, Vertot' •Tom. 2, Livr, 4» P* 9»  VAN MALTA. 42; blixemende Bullen tegen de Koningen van Engelant en Portugal. Deeze Vbrften, naa het verlies van hel H. Land, hadden hunne landeryen en inkomften afgezonderd tot hetgeen ,zy meer godvrugtige en lief daadige oogmerken noemden, dan het onderfteunen van deeze Ridders in hoogmoed en wellust, tot hoedanig een verwyt zy te veel aanleidinge hadden gegeeven. Doch deeze Bullen, niettegenftaande hunne fchoonfchynende voorgeevens, noodzaakten deeze twee Vorften tot gehoorzaamheid. By ongeluk hadt de Koning van Cyprus, niet minder hooghartig dan die Paus, zulk een nayver opgevat tegen de geheele Orde, die zich onafhanklyk waande behalven van den Paus, dat hy voluit weigerde hun een verblyf in zyne Staaten te vergunnen, ten zy ze beloofden eene jaarlykfche fchatting te betaalen , by wyze van Leenverheffinge. In deeze voorwaarden moesten de Ridders berusten, in fpyt van 's Pausfen Bulle daar tegen, in welke hy dezelve eene verfchriklyke en doemwaardige knevelaary noemde. Midlerwyl ftierf de Groot-Meester Villiers, te Limisfo, aan hartzeer en vermoeijenisfen, in het zesde jaar van zyn bewind, (c) Het Kapittel verkoos in zyne plaats Odon des Pins, anders Odo de Pinibus, gebooren in Provence, reeds hoog bejaard, en beter bevoegd tot het Monnikenleeven dan voor zulk een krygshaftige Orde. Zyne werkeloosheid, en het verzuim in het zenden van Galeien om nieuwe pryzen op te fpooren, berokkenden hem fpoedig den algemeenen afkeer der geheele Orde. Diensvolgens wierden tegen hem klagten ingebragt by den Paus door het meerendeel der Orde, die tevens verlof verzogten om hem te mogen afzetten. Hy wierdt hierop van den Paus gedagvaard, doch hy ftierf vóór '(c) Dezelfden; als mede Bysfat. Baudoin. Hedend.Hist.XVH.D.II.St. Iü i" '■ XIX. : boek. vii. HOOFDST. ii. AFD. '* Ja*r 1294. Odon des Pins. t1.*lttj!'  426 HISTORIE XIX. boek. VII. HOOFDST. II. AFD- William de Villaret Ontwerp ter bemagtiginge va, Rhodus. vóór zyne aankomst in Italië, in het tweede jaar naa zyne verkiezing. Hy hadt tot Opvolger William de Villaret, uit Pro. vence, die thans zyn verblyf hieldt in zyne eigen Priory van St. Giles. De tyding van zyne verheffing vernomen hebbende, verkoos hy, vóór zyn vertrek na Cyprus, in eigen perfoon te bezoeken alle de plaatzen in de onderfcheidene Taaien van Provence, Auvergne en Frankryk, in de meeste van welke hy verfcheiden heilzaame en noodige veranderingen maakte. Ten zynen tyde bekragtigde Paus Bonifacius de VIII den ouden Regel der Orde, die geduurende het beleg van Ptolemais was te zoek geraakt, doch waarvan een affchrift in de Vatikaanfche Boekery nog voorbanden was. Tevens fchonk de Paus aan de Orde de Abtdy Venofa, in het Koninkryk Napels, welke hy, om de ongeregeldheid der Nonnen in dezelve, vernietigd hadt. Villaret, zyne dankbaaarheid betuigd hebbende aan zyne Heiligheid, voor deeze twee uitfteekende gunften, zeilde na Cyprus, alwaar hy met algemeene blydfchap wierdt ontvangen. Met onverduldigheid hadt men op zyne komst gewagt, in de hoop dat zyne tegenwoordigheid een nieuw leeven zoude geeven, aan een ontwerp, welk zy beraamd hadden, om de Saraceenen uit het H. Land te verjaagen, door het aangaan van een verbond met Guzan, thans aan het hoofd der Mogolfche Tartaaren. Wyders ontving hy verfcheiden andere aanzienlyke voorregten van Paus Be. nedictus den X, en Philips den Schonen, Koning van Frankryk. (i) ' Doch den Groot-Meester fpeelde een veel gewigtiger ontwerp in de gedagten, welk hy tot nog toe i geheel voor zich zeiven hieldt. De kwaade behandeling, CV) Naberat, p. 40.  van MALTA. 427 deling, hem en zyner Orde door den Koning van Cyprus aangedaan, hadt hem voornaamlyk op dit ontwerp gebragt. Het was niet minder dan de bemagtiging van het Eiland Rhodus, alwaar de Heeren van Galla zich tot Opperheeren hadden opgeworpen, en het met Turkfche en Saraceenfche kooplieden bevolkt, en die alle de Zeeroovers dier Natiën in hunne havens ontvingen, alwaar zy, tegen de Galeien zyner Orde gedekt, veilig ankerden. Zyn eerfte werk was, de havens, verfterkte plaatzen en Bezettingen naauwkeurig op te neemen. Doch zich buiten ftaat bevindende om met zyne geringe magt eenen aanval te onderneemen, zeilde hy terug na Limisfo, met oogmerk om van daar na Rome over te fteeken, en den Paufe kennis te geeven van zyn oogmerk raakende dat Eiland, en door zyne tusfchenkomst eene nieuwe verfterking van de Europifche Vorften te bewerken. Doch terwyl hy zich tot die reize gereed maakte, overviel hem eene uitteerende ziekte, welke een einde maakte aan zyn ontwerp en aan zyn leeven in het twaalfde jaar van zyn Groot Meesterfchap. Hy' beleefde derhalven den droevigen ramp en volkomene vernietiging van de O'-de der Tempeliers, (e) Hy hadt tot Opvolger zynen broeder Foulk de ViU laret, die volkomen onderrecht aangaande alle zyne ontwerpen, en met geen minder moed en beleid in het afdoen van zaaken begaafd, de gefchiktfte perfoon was om zyne plaats te vervullen. Diensvolgens zeilde hy van Limisfo, verzeld van eene groote menigte Ridders, met de Galeien der Orde, om met den Paus en Franfchen Koning te raadpleegen; deeze bevondt zich thans te Poüiers, om onderzoek te doen wegens de zaak der Ridders Tempeliers, en aan derzelver Meester, die (O Dezelfden. Iii 2 XIX. BOEK. vii. hoofdst. ii. afd. FouUc de /illaret.  428 HISTORIE XIX. boek. VII. HOOFDST 21. AFI Zyn ontwerp goedgekeurd. die 'er zieh insgelyks bevondt, de vereeniging van de beide Orden onder één Opperhoofd of GrootMeester voor te flaan. Hy antwoordde op dit voorftel, dat hetzelve, voorbeen gedaan in de Kerkvergadering van Lions, onder Paus Gregorius den IX, uit hoofde van eenige onoverkoomlyke zwaarigheden, was; ter zyde gefteld. Hy merkte aan, dat de Spaanfche. Monarchen, die in geduurigen oorlog waren met de Mooren, en hunne voornaamfte fterkte ontleenden van< de Krygsorden, in hunne heerfchappyen gevestigd, nooit zouden gedoogen dat de Spaanfche Ridders, die geheellyk van hem afhingen , aan eenig ander gezag, behalven het zyne onderdaanig wierden; vervolgens,, dat het onredelyk, ja zelf gevaarlyk ware, der Krygs-, orde te noodzaaken tot het onderhouden van de. ftrenge tucht der Hospitaliers, met betrekking tot der. zeiver godsdienrtige verpligtingen en geloften, tot onderhouding van welke zy geene bekwaame roeping, noch de gepaste kragten hadden ontvangen: waarom, zulk eene vereeniging veel eer een hinderpaal, dan een middel zyn zou ter herwinninge van het H. Land. Om kort te gaan, dit plan wierdt verworpen, en. dat van den Groot-Meester Villaret goedgekeurd, naam-, lyk, de ruiling van. het Eiland Cyprus, alwaar zy waren blootgefteld aan de aanvallen der Saraceenen van buiten, en den overlast en de knevelaaryen des Ko-. nings van binnen, tegen dat van Rhodus, alwaar zy in ftaat zyn zouden zich zeiven onafhanklyk te maaken, en nader by de hand zyn ter onderneeminge van de heroveringe van Palestina, zodra zich daartoe eene. voegzaame gelegenheid zou aanbieden. Miar alzo de verovering van dat Eiland eene onderneeming was boven haare tegenwoordige kragten, wierdt 'er een nieuwe kruistogt voorgefteld en goedgekeurd, om hun de hand te bieden met eene genoegzaame magt ten dien y einde,  van M ALTA. 420 ©inde, zonder, evenwel, het byzonder oogmerk 1 openbaaren , welk hun beiang vorderde zo veel mog< lyk geheim te houden, 's Pausfen Bulle ten die einde vergunde zo volkomene Aflaaten , en andei aanzienlyke voorregten, aan hun, die 'er deel in zoi den neemen, of denzei ven bevorderen, dat 'er vr willigen uit alle gewesten van Europa, vooral u Jüuitschland, zamenfchoolden , om zich te laaten aar tekenen. De vrouwen zelf leiden gewilliglyk hunn juweelen af om de kosten te helpen draagen. D onnoemelyke fommen, hierdoor byeen verzameld, Re. den hen fpoedig in ftaat om wapenen en krygsbehoei ten te koopen, en fchepen om een leger over t voeren, zo talryk, zegt men, (ƒ) dat, by gebrek aai een genoegzaam aantal van Transportfchepen, d< Groot Meester en zyne Ridders zich vergenoegdei met het uitkiezen van de kloekfte en bestgewapend< manfchap. Naa van den Paus affcheid te hebben ge nomen, zeilde Villaret met de vloot na Cyprus, alwaai zy behouden aankwam, zonder Rhodus te genaaken, om allen argwaan te voorkomen. Hier vertoefde hj alleen zo lang, als nodig was, om de Ridders, en alk de wapens en goederen der Orde aan boord te brengen; waarnaa by, op zynen voorgenomen togt, wederom onder zeil ging. De Groot-Meester, naa de onedelmoedige weige«. ring van Keizer Andronicus, die de Latynen doodlyk haatte, om hen de Investituur van Rhodus te fchenken, hoewel hy 'er naauwlyks iets anders dan een Kasteel bezat en eene fchaduw van gezag, den uitflag deezer onderhandelinge ligt voorziende, in ftede van langer te Macry te vertoeven, alwaar hy alleenlyk vertoefde om 'er versch water in te neemen, zeilde hy regelrecht (ƒ) Bofio, en anderen. Iii 3 e XIX. boek» n vu. e HOOFDST. [.II. AFO. r. t e De Investituurvan Rho. dus hem geweigerd.  43° HISTORIE XIX. boek. VII, HOOFDST. II. AFD. Belegert de hoofdftad. recht na dat Eiland, en zette zyne troepen, leevensmiddelen en krygsvoorraad fpoedig aan land, in fpyt van den tegenftand, welken de Grieken en Sar aceenen, die het thans bewoonden, hem booden: zo laag waren deeze thans gedaald beneden den peil van dapperheid en edelmoedigheid, om welke zy, in voorgaande dagen, met zo veel regts beroemd geweest waren. Niet dat zy terftond zich aan de overvallers, zonder tegenftand te bieden, overgaven: want 'er verliep naauwlyks een dag, dat zy niet eene pooging deeden om hen van daar te verdry ven, vooral daar de Keizer Andronicus hun van verfchen onderftand verzorgde, in de hoop dat het Eiland zich gereedlyk aan hem zou onderwerpen, zo ras de Latynen zouden verjaagd zyn. Dit gefchil duurde bykans vier jaaren, hoewel wy by de Schryvers weinige of geene byzonderheden daarvan aantreffen, uitgezonderd raakende de bemagtiging van de hoofdftad, zonder welke de Groot Meester duidelyk voorzag dat het Eiland bezwaarlyk zou bukken. Het beleg wierdt met verbaazende kloekmoedig, heid voorcgezet, ftreevende de Ridders om ftryd de grootfte gevaaren te gemoete om de bemagtiging te verbaasten. Maar alzo de belegeraars eenen niet minder kloeken weerftand booden , vondt hy geraaden, het beleg in eene blokkeering te veranderen; in welke, egter, hy wel dra zich zo naauw ingeflooten vondt van de Grieken en Saraceenen, dat hy geenen toevoer van leevensmiddelen voor zyn leger kon bekoomen. Eindelyk, evenwel, eenigen voorraad bekoomen hebbende, doormiddel van eene groote fomme gelds, welke hy van de Fwrentynen opnam, en zyne manfchap genoegzaam ververscht, verliet hy zyne verfchanilngen, en tastte de Saraccnen aan, volkomen beraaden te overwinnen of te fterven. 't Gevolg was een bloedig  van MALTA. 431 bloedig gevegt, waarin by een groot getal zyner dapperfte Ridderen verloor, terwyl de ingezeetcnen met de uiterfte woede hun te keer gingen, als overweldigers van hunne landen , gezinnen en vryheid. Ten laatfte bezweeken de Saraceenen, en verlieten het flag veld, de vlugt neemende na hunne fchepen, waarmede zy de tyding hunner nederlaage verfpreidden over de Eilanden van den Archipel Het beleg wierdt met nieuwen moed hervat, ftorm geloopen, en de ftandaart der Orde kort daarnaa op. de bolwerken geplant. De Grieken en andere Christenen, in de plaats gevonden, wierden by hun leeven en vryheid gefpaard, maar alle de Saraceenen over den kling gejaagd. Op de verovering van de ftad volgde die van het Kasteel Lindo, aan de Oostkust van het Eiland gelegen, waarby twee welgelegene Baaien zyn, inzonderheid die, welke nog haaren ouden naam van Slangen-Baai voert. Andere vestingen, en allengskens het geheele Eiland, ondergingen hetzelfde lot: zodat de Ridders, binnen de vier jaaren, 'er meester van wierden. Ter gedagtenisfe van deeze doorluchtige verrigtinge, zo glorieryk en voordeelig voor de Orde en voor het geheele Christendom, namen ze, en behielden zo lang ze in 't bezit van het Eiland bleeven,den naam aan van Ridders van Rhodus; en onder deezen naam zullen wy, in de volgende Afdeeling, van hun fpreeken. (g) (>) Bofio. Marmol, Afric. Lib. 2. fub An. 1397. Baudoin, Bijt des Cheral. de jerufalem, Livr. 3, Ch. 2. Vertot. DERDE XIX. LCV.K. VII. HOOFDST. [ i. AFD.  .XIX. BOEK. VIL HOOFDST. III. AFD, Het Eiland Rhodus. iNifara. .Lero.. 434 HISTORIE DERDE AFDEELING, Historie van de Ridders van Rhodus, zints hunne vestiging op dat Eiland, tot op de verdryving van dezelve door Soliman, Turkfchen Keizer. Dit vermaarde Eiland uitvoerig befchreeven zynde in onze Oude Historie, hebben wy, by deeze gelegenheid , 'er niets by te voegen. Maar alzo de verovering van hetzelve ten gevolge hadt die van acht of negen kleiner Eilanden, voormaals de Rhodifche genaamd, doch meestal niets anders dan barre rotzen, zullen wy eenobeknopt verflag doen van dezulke, die in 't vervolg van den meesten dienst waren voor de Orde, en alleenlyk het merkwaardigfte daarvan melden, eer wy den draad onzer Historie hervatten. Zy zyn bekend by de naamen van: i. Nifara,-vm ouds Nifyros; 2. Lero; 3. Calamo; 4. Epifcopia.; 5. Calchis de Simia; 6. Tilo; en 7. Cos, anders Lango. Nis ara ligt van Cos omtrent twee mylen, en omtrent even verre van de vaste Kust van Caria. Voormaals was 'er een Tempel, aan Neptunus gewyd, eenige heete Baden, en een goede haven. By de verovering wierdt het als een Leengoed, door den GrootMeester, opgedraagen aan Jan en Bonavil Asfaliers, twee broeders, die zich in het beleg van Rhodus dapper hadden gekweeten, op voorwaarde dat zy voortaan zouden bouwen eene Galei van vyfentwintig Roeibanken, dezelve op hunne eigene kosten bemannen en wapenen, en daarmede in zee gaan, wanneer en werwaarts de Groot-Meester zou beveelen. Lero beflaat omtrent achttien mylen in den om- trek,  van MALTA. 433 trek, en is een rots, op welks top een Kasteel lat welk de haven tegen de Zeeroovers dekte. Calamo, 't welk omtrent veertig mylen in de omtrek beflaat, is insgelyks niets anders dan een aai eengefchakelde rots. Nogthans vonden 'er de Riddei de puinhoopen eener aanzienlyke ftad, wier inwooner waarfchynlyk, van den koophandel leefden. — Va nog minder belang zyn Episcopia cn Zift». Chalce, c Chalets de Simia, bezit niets merkwaardigs, behalve dat het eenige goede wynen draagt, en eene groot menigte geiten voedt. De opgezeetenen zyn beroem om eene foort van kleine ligte Fregatten, die onver gelykelyk fnel zeilen en roeien. Ook was het Eilam vermaard om zyne uitfteekende zwemmers en duikers die na fponsjen dooken. 'Er was onder hen eene wet volgens welke niemand mogt trouwen, die geene twintig vademen diep konde duiken. Op den top dei Eilands deedt de Groot Meester een zeer hoogen toren bouwen, om op een grooten afftand een vaartuig in zee te kunnen ontdekken, waarvan terftond kennis wierdt gegeeven aan de Orde, 't zy door zeinen, of door het zenden van een hunner fterkzeilende Fregatten na Rhodus. Het gewigtigfte van allen is het Eiland Cos, of Lango, omtrent vier mylen lang en twee breed, en vermaard, als zynde de geboorteplaats van Hippocrates en Apelles, De grond is vrugtbaar, en draagt veelerhande vrugten. De Ridders vonden 'er eene kleine ftad of vlek, aan den zeekant gelegen, aan de agterzyde van eene ruime Baai, en aan den voet eens hoogen bergs. De haven was thans gemaklyk en wyd; doch zedert is de mond zodanig verftopt, door het zand, door de golven derwaarts gefpoeld, dat geene andere dan kleine fchepen daar binnen kunnen loopen, terwyl de grootere op de Ree moeten liggen, alwaar goeae ankergrond is. Hedend.Hist.XVII.D.II.St. Kkk Op ;, xix. boek. n vu. [. HOOFDST. g III. AFD. ;, Calamo. n f 1 i X » Cos, of Lango.  boek. vii. HOOFDST lü. AFD Rhodus verjierh 434 HISTORIE Op dit Eiland deedt de Groot-Meester een fterk Kasteel bouwen, met zwaare torens en andere verfclïanzingen. Hy ftelde het onder het bewind van • eenen der Ridderen, die den grond van koophandel op het Eiland leide; deeze wierdt zo aanmerkelyk, onder zyne Opvolgers, dat de ftad veel vertooninge begon te maaken, en het Eiland als een ander Rhodus wierdt aangemerkt: zodat het verheven wierdt tot de waardigheid van een Bisdom onder dat van Rhodus. en tot eene der Baljuagien der Orde. Terwyl de Groot Meester zyn gezag bevestigde • op de bovengemelde Eilanden, wierden de vestingwerken der hoofdftad verbeterd en vermeerderd volgens zyn ontwerp: zodat hy, by zyne wederkomst, met groote ftaatfie de haven binnen zeilde, onder het vreugdegejuig der Orde. Niet lang hadt hy de vrugten deezer nieuwe veroveringe gefmaakt, of de Saraceenm, die op hunne fchepen het zwaard zyner benden waren ontkoomen, verwekten een magtigen vyand tegen hem. Osmin, of Othman, van 't geflagt der Sultan''s van dien naam, die thans in Bithynie regeerde, 't zy om het bloed der verflagene Saraceenen te wreeken, of omdat hy niet gaarne eene zo krygshaftige en onderneemende Orde zo na aan zyne Staaten zag, befloot, het ging hoe 't wilde, dezelve van het Eiland te verjaagen. Naa zyne onderfcheidene veroveringen in Lycie, Carie en andere oorden des Griekfchen Keizerryks, wendde hy zyne geheele krygsmagt tegen die plaats, en maakte zo veel fpoeds met zyne toebereidzelen, dat hy in ftaat was het beleg voor die hoofdftad te kunnen ftaan, eer de muuren en andere vestingen volkomen herfteid waren. Tairyk was zyne vloot, zyne troepen krygshaftig en onverzaagd, en gewoon (ft) Vertor, Tom. 2, Livr, 4, p 91. Boiio. Megisfer, en anderen.  van MALTA. 435 gewoon om onder zyne baniere te zegepraalen; nogthans verzaakte hem zyn goed geluk in deezen toeleg De onverzaagde kloekmoedigheid der Rhodifclie Ridderen diende tot zulk een onverwinbaar bolwerk tegen alle zyne aanflagen , dat hy gedrongen was, het beleg op te breeken. Naauwlyks was hy afgetrokken , of de Groot Meester beval de muuren kragtdaadig te verfterken, en by de oude nieuwe buitenwerken te voe • gen, om de ftad in 't toekoomende voor diergelyke onderneemingen te behoeden. Vervolgens zogt hy den grond te leggen toteenen koophandel, die zo wel den rykdom en bloei^ als de fterkte des Eilands konde bewerken. Ten dien einde nodigde hy derwaarts allen, die zich na verfchillende oorden van Griekenland hadden begeeven, om 'er hun vast verblyf te neemen; zy kwamen by troepen. Wvders ftelde hy de haven van Rhodus open voor alle Natiën: een ftap, welke insgelyks eene groote menigte kooplieden derwaarts lokte. Allengskens klom hierdoor de ftad tot dien trap van rykdom, dat zy eene der bloeiendften van geheel Afie wierdt. De Orde der Tempeliers vernietigd zynde, wierden derzelver landeryen en inkomften opgedraagen aan de Ridders van Rhodus. In gevolge hier van benoemden ze Robert Lalleman, van het Zwarte Kasteel, een man van bekende eerlykheid en beleid, tot hunnen Prokureur-Generaai, nevens een voegzaam getal andere Ridders, zyne medehelpers, en zonden hen met volle magt om bezit te neemen van die goederen. Lalleman wierdt wyders aangefteld tot algemeen Opziener, Onderzoeker, Bcftuurder, Rentmeester en Hervormer van de Orde, aan deeze zyde der zee, en gemagtigd tot het maaken van eene volkomene Hervorming in alle de misbruiken, onder hen ingefloopen, geduurende de laatfte beroerde tyden, raakende het gebruik van Kkk 2. de XIX. boek. VII. HOOFDST. II. AFD. Den ha»iel her» nu.  436 HISTORIE XIX. boek. VII. HOOFDST, III. AFD Weeli door Vi laret in gevoerd de inkomften van ieder Priory; met volle magt ona alle overtreeders, van allerlei rang, te vonnisfen en te ftraffen, dezelve van hunne waardigheden te verlaaten, en andere in hunne plaats aan te ftellen. Daar- 'enboven wierdt hy gemagtigd, om bekwaame en waardige perfoonen in de Orde aan te neemen. ' Te ftaatkundiger was deeze last overleid, dewyl de volvoering van dezelve op eenmaal tot zwygen bragt de klagten, tegen de Orde ingebragt, ten aanzien van die misbruiken, in de Kerkvergadering van Weenen, door de aanhangers van den Franfchen Koning, die zich van de goederen der Ridders Tempeliers wel zouden hebben willen verzekeren. Paus Bonifacius, die zich als hunnen Opziener en Hervormer hadt aangebooden, en als een herfteller van alle zodanige misbruiken, wierdt hier door insgelyks verhinderd om eenigen zyner kreatuuren tot dien post te benoemen. Lalleman en zyne helpers ontmoetten, in veele gewes. ten van Europa, groote zwaarigheid, om die goederen uit de handen der vasthoudende beftuurders te wringen. Dus, egter, ging het niet in Engeland, alwaar Eduard de II uitdrukkelyk bevel gaf aan alle zyne Wethouders, om Lalleman en andere Gelastigden te ftellen in bet bezit van alle de landeryen, welke de Tempeliers in zyne heerfchappyen bezaten; wyders zondt hy brieven aan zyne Baronnen, om de volvoering van zyne bevelen te verhaasten, en alle hunne magt en gezag te baate te neemen ter befcherminge van deeze Gelastigden. (i) U Het gelukkig flaagen der jonge Ridderen ter zee, l*op hunne kruistogten, hadt ten gevolge de invoering van weelde. Villaret zelve wierdt met het invreetende 1 kwaad befmet. Hy was fteeds omringd van flikvlooiende tafel- (/) Walfingham, in Eduard. II, p, 99,  van MALTA. 437 tafclfchuimers; de uitgcleezenfte en vreemdfte lekker, nyen bedekten zyne tafel. De openvallende bevelhebberschappen fchonk by aan zyne minst, waardige gunltelingen, ten nadeele der zulken, die, door hunne hooger bejaardheid en verdienite, tot dezelve beter geregtigd waren; hy floot den toegang voor alle vertoogen en klagten, weigerende dezelve den toegang tot zyne tegenwoordigheid; of indien hy aan iemand gehoor verleende, ging zulks gepaard met de hoogmoedigfte en vernederendfte omftandigheden. Zelf hieldt hy te rugge de gewoone wedden en andere noodwendigheden der Ridderen, dienende broederen en dienstboden; en nogthans overlaadde by het huis met fchulden. Om deèze en andere foortgelyke ongeregeldheden wierdc hy eerst gedagvaard om voor het Kapittel te verfchynen; en toen by trotsch verfmaadde daar aan te voldoen, befloot men hem af te zetten.x Aan het hoofd der misnoegden was zekere Maurits de Pagnac, een ftreng doch ftuursch onderhouder van de godsdienftige tucht. Onder voorwendzel van de Orde te ontheffen van zulk een eigendunkelyken Meester, vondt hy middel om zich in diens plaats te doen verkiezen. Vervolgens zogten zy zich van zyn perfoon te verzekeren; doch alzo deeze in zekeren zin ongenaakbaar was geworden, booden zy eene aanzienlyke fomme aan eenen zyner Kamerdienaaren, om hen in 't holfte van den nacht in zyn flaapvertrek te brengen; doch hy, in ftede van hunne aanbieding aan te neemen, berigtte zynen Meester wat 'er gaande was. Villaret verliet, onder zeker voorwendzel, de ftad, en week na het Kasteel Linde, aan de Oostzyde des Eilands gelegen, 't welk hy innam. Van daar deedt hy het Kapittel weeten , dat hy zich op den Paus beriep tegen hunne Akte van afzettinge , of eenige andere, welke zy tegen zynen perfoon of waardigheid mogten vervaardigen. Kkk 3 'tKoM XIX. BOiK. Vil. HOOFDST. III. AFD.  438 HISTORIE XIX. boek. Vil. HOOFDST II r. AFD Villaret en Pagnsi mededin gers, Pagnac Jierjt. Villaret's dood. 't Kon niet anders, of alle deeze daaden van openbaarc dwingelanJye moesten de gemoederen der ge. maatigdften van hem vervreemden , en eindelyk in zyne afzetting doen bewilligen. Paus Jan de XXtl van dit a'les een omftandig verflag ontvangen hebbende, zondt terftond derwaarts Bernard de Mareze, Prioor :van St. Caprius, nevens zynen eigen Kapellaan Bofolo, met last om een ftreng onderzoek te doen na dezelve, de twee Groot-Meesters op te fchorten, en dezelven voor hem te dagvaarden, terwyl Gerard de Pms door zyne Heiligheid benoemd wierdt, het bewind te voeren over de Orde, tot dat het gefchil beflist was. Insgelyks waren zy gelastigd zich te verzekeren van Villaret's geld, juweelen en zilverwerk, en dezelve, nevens eene naauwkeurige lyst van het geheele beloop, te brengen in de fchatkamer der Orde, om te dienen ter betaalinge van de fommen, uit de Bank van Florence opgenomen. In gevolge van 'sPausfen bevel, vertrokken de twee Groot-Meesters nz.Avignon. Op de reize derwaarts wierdt Villaret met zo veele tekenen van eerbied behandeld, dat zyn mededinger Pagnac daar uit kleine hoop op een gelukkigen uitflag fchepte. Naa verfcheiden gehoóren, welke de Paus aan elk hunner verleende, wierdt de afzetting van Villaret veroordeeld als te voorbaatig en onwettig. Ligt voorzag Pagnac dat zene eigen veroordeeling 'er het _gevolg van zyn zoude; om de fchaude daar van te ontgaan, vertrok hy heimelyk na 'Montpelier, alwaar hy, kort daarnaa, van hartzeer ftierf. Ter handhTayinge van zyn gezrg over de Orde, herftelde de Paus Villaret in zyne voorige waardigheid; niet, egter, zonder hem onder de hand te hebben doen belöoven, van dezelve binnen 't jaar te zullen nederleggen, op voorwaarde dat hy z_>u begiftigd worden met eene der ryklte Prioryen, in welke hy het  van MALTA. 439 het overfchot zyner dagen een Juisterryk leeven zou kunnen leiden. Aan weerkanten wierdt aan de affpraake naauwkeurig voldaan; / ilïaret ruilde zyn GrootMeeste, fchap tegen eene Priory. Den avondftond zyns leevens fleet hy in zyns zusters Kasteel Teyran^ in Languedok, en wierdt begraaven in de Groote Kerk van St. Jan te Montpetier, alwaar, ter zyner gedagtenisfe, een ftaatelyk marmeren praalgraf wierdt opgerecht. (£) De twee Opzigters, welke de Paus na Rhodus hadt gezonden, hadden Gerard de Pins> Groot-Generaal der Orde, gelaaten als Gouverneur van het Eiland, geduu-. rende de afweezigheid der beide Meesceren. Deezpc Edelman wierdt aangevallen van eene magtige vloot, beftaande uit tachtig zeilen, zo Pinken, Brigantynen als andere vaartuigen, onder 't bevel van den befaamden Orcon, of Urcham, zoon van Qthman: een Prins» die zyne meeste dagen in het veld hadt gefleeten, en thans t'onder gebragt de provinciën Myfee, Lycaonie, Prhygfe en Carie, de laatfte van welke alleen door een eng kanaal van Rhodus wierdt gefchciden. Toen de tyding kwam, dat de Othmanfche vloot het oog hadt op dat Eiland, hadt Gerard de Pins flegts vier Galeien aan de Orde behoorende, nevens vyf Gemiee/che koop. vaardyfchepen, en eenige Pinken en Brigantynen. Deeze, egter, bemande hy met foldaaten en ingezeetenen, en zeilde op den vyand af, die, hoewel veel fterker in getal, nogthans, minder gewoon zynde aan zee- dan aan landgevegten, ligt geflagen wierdt met een aanmerkelyk verlies De Rhodiërs boorden eene menigte van derzelver Fregatten en plat gebodemde vaartuigen in den grond, namen 'er eenigen, bemagtigden een groot getal gevangenen, *en verftrooiden de C*) Dezelfdeo. XIX. BOfcK. vii. HOOFD.ïT. ii. aro. 't Jaar 1321. De P;ns aat ican.  44 HISTORIE XIX, BOEK. VII, HOOFDST. III. AFD. V Jaar 1323. Heiion de Villeneuve 1 ) 1 1 I l t 1 I g £ r d n de overige. Vervolgens zeilde hy na het Eiland Episcopiaj, alwaar Oihman verfcheiden oude Rhodt/che familiën hadt gelaaten, met oogmerk om dezelve in hunne oude wooningen te herftellen; deeze deedt ds Pins over den kling fpringen. De Ridders, intusfchen, die nog te Avignon vertoefden, door den Paus zamengeroepen, en tot vrede en eensgezindheid vermaand zynde, gingen over tot het verkiezen van eenen Groot-Meester in Villaret''s plaats, die nu, volgens affpraak, afftand hadt gedaan. (Niemand kon daartoe beter geregtigd zyn dan de dappere Gerard de Pins, die in de verdeediging van het Eiland zich zo moedig hadt gekweeten. Nogthans hadt de Paus een zo vermogenden invloed op dit (laafsch Kapittel, dat de keuze viel op eenen zyner sigen kreatuuren, Heiion de Villeneuve, die, uit dankbaarheid, aan hem verkogt eenige fraaie landgoederen m landeryen, aan de Orde behoorende, in de nabuurfchap van Cahors, de hoofdftad van Quercy, ïn Frankryk, 'sPausfen Vaderland. Hy vertoefde omtrent twee jaaren ten Pauslyken 3oye, geduurende welke hy een algemeen Kapittel )eriep te Montpelier, ter hervorminge van de mismiiken, onder zyns voorzaats bewind in de Orde injefloopen. Doch terwyl hy deeze fchikkingen beraamde ten teste zyner Orde, hadt zyne afweezigheid andere wet. en noodzaaklyk gemaakt: zodat hy, by zyne aankomst, ykans alles om verbetering zag roepen. De meeste Commandeurs hadden, onder 't een of ander vooreeven, de plaats verlaaten; de Bezettingen, by manel aan betaalinge, waren merkelyk gedund; de muuen en andere werken vervallen. Diergelyke wanorers waren ook elders ingefloopen: zodat alle zyne toeite en tyd moesten befteed worden aan het her- ftellen  van MALTA. 441 ftellen en verbeteren van de vestingwerken, het we ven van nieuwe troepen, en het verfterken van c bezettingen , welke hy , den overigen tyd zyns b winds, op eigen kosten onderhielde. Desgelyks wj het Eiland aan hem verfchuldigd een fterk bolwerk welk hy deedt opwerpen by eene der voorlieden, voc zyne eigen rekening. Gelyke zorge droeg hy voc de kleine Eilanden, welke hy deedt bezoeken va bekwaame Opzieners, en ftelde onder het bewind va dezulken zyner Ridderen, welke hy oordeelde derze ver fterkte en veiligheid meest te zullen bevorderer De groote toevloed van Ridders, welke zyne teger woordigheid en jongfte heilzaame fchikkingen in d< hoofdftad deeden zamenkoomen, deedt de zeetogtei fpoedig herleeven, en bragt overvloed en rykdom o] het Eiland ; daarenboven zuiverden zy deeze zeeëi van Roovers. Zyne weldaadigheid en liefde breiddi zich uit tot de behoeftigfte voorwerpen, 't zy Pel grims of anderen, die gehuisvest en verzorgd wier den in een pragtig Hospitaal, ten dien einde opgericht Thans zyn wy gekoomen tot eene meer verwon deringe wekkende verrigting, onder deezen Groot Meester voorgevallen ; wy vernaaien dezelve alleer op het gezag van eenige gemaatigde Schryvers, (T hoewel anderen geene zwaarigheid gemaakt hebben om het een bloot vertelzeltje te noemen: de Leezei moge hier over oordeel en. Doch alzo het eenige betrekking heeft tot eenige andere deelen deezer His. torie, kunnen wy niet nalaaten, daar van een kort verflag te doen. Onder de menigvuldige vergiftige dieren, welke dit Eiland kwelden, was een gedrogt, van een tweeflagtig leeven, welk zyn verblyf hieldt in een onder- aardsch (/) Thevenot, Tom. 1, Ch. 3. Baudoin, Lib. 3, Cap. 4. Davity. Vertot, Tom. 2, p 193, enz. Hedend.Hist.XVII.D.II.St. Lil r- XIX. e boek. ï- VII. s HOOFDST. Ui. afd» J r r tl 1 [.; 1 ) 1 ■ Gozar: . doodt een grooten Krokodil.  442 HISTORIE XIX. BÖiiK. Vf I HOOFDST. 11. AFD aardsch hol, aan 't einde van eene groote moeras, en onder 't vee fchroomlyke verwoestingen hadt aangericht. De landzaaten noemden het een Draak; doch waarfchynlyk was het een Krokodil. Verfcheiden Rhodtfchi Ridders hadden, op verfchillende tyden, hun leeven ingefchooten by hunne poogingen om dit gedrogt te dooden; zynde het fchietgeweer toen nog niet bekend, en deszelfs huid tegen andere wapenen beftand. Om deeze rede hadt de Groot-Meester uitdrukkelyk verbooden, op zwaare flraffén, om op hetzelve nieuwe kanzen te waagen. Allen gehoorzaamden gereedelyk, behalven een Provencaalfchen Ridder, Deodat de Gozan genaamd, die beflooten hadt, het koste wat het wilde, het Eiland van dien overlast te bevryden. Opgemerkt hebbende, dat de buik des diers niet gefchubd was , befloot hy het aan dien weerloozen kant te beftryden. Wedergekeerd zynde op zyn vaderlyk Kasteel, deedt hy eene afbeelding van dit dier in hout vervaardigen, en onderwees twee groote doggen om den buik aan te grypen, terwyl hy zelve het te paerd met eene lans aantastte Hierin verfcheiden maanden volhard hebbende, keerde hy terug na Rhodus met zyne honden, en twee bedienden, en hieldt zich fchuil, tot dat hy gelegenheid vondt om het Monfler te beftryden Gekoomen zynde ter bevoegde plaatze, reedt hy, in vollen galop, nevens zyn gevolg, op het dier in; doch zyne lans ftuitte af; terwyl hy zich gereed maakte ter herbaalinge van den flag, fprong zyn paerd, fchrikkende van het fchuifelen en den ftank des ondiers, agter uit, en zou hem in 't zand hebben geworpen, ware hy niet vlug en behendig afgefteegen. Thans zyn zwaard trekkende, bragt hy het dier.eenê zwaare wonde toe in het zagtfte deel van zynen buik, zodat 'er terftond eene menigte bloeds uit gudsde. Zyne  van MALTA. 44* Zyne getrouwe honden zigen dit niet, of zy greepen die plaats, en hielden zo vast, dac het beest hen niet konde affchudden; waarnaa het den Ridder een zo geweldigen flag met zynen ftaart toebragt, dat hy ter aarde viel, gaande voorts met zyn lichaam op hem leggen. De Ridder zou noodwendig onder dat gewigt gefmoord hebben, hadden niet terftond zyne twee bedienden ter zyner hulpe toegefchooten, en hem van dien last bevryd. Zy vonden hem zo flaauw en onmagtig, dat zy hem voor dood fchouwden; doch hem een weinig water in het aargezigt geworpen hebbende, opende hy zyne oogen, en zag het Monfter dood naast zig leggen. Dit bedryf was niet rugtbaar geworden, of Gozan wierdt omringd van eene menigte landzaaten, en veele Ridders, die hem in zegepraal na des Groot-Meesters paleis geleidden. Maar hoe groot was zyne vernedering, wanneer hy, voor lof en toejuiching, eene ftrenge berisping onderging, en na de gevangenis wierdt gezonden, zonder voor zich zeiven te mogen fpreeken. Terftond wierdt eene Raadsvergadering beroepen, in welke die geftrenge Gouverneur zyne misdaad breed uitmat, en 'er op ftondt dat hy ten ftrengfte zou geftraft worden om zyne ongehoorzaamheid, welke hy beweerde van gevaarlyker gevolgen te kunnen weezen, dan alle de fchade, welke dit en veele diergelyke Monfters konden doen. Eindelyk wierdt hy overgehaald om zich met zyne afzetting te vergenoegen. Gozan wierdt, diensvolgens, van zyn gewaat en kruis beroofd: een hoon, die hem zwaarder dan de dood viel. Villeneuve, een man van edelmoedigen inborst, en een bewonderaar van onverzaagdheid, door dat ftreng voorbeeld zyn gezag gehandhaaft hebbende, nam hem gereedelyk wederom aan, en betoonde hem veele zonderlinge gunften. Zelf benoemde hy hem Lil 2 tot XIX. boek. vii. HOOFDST. II. AP£{,  444 HISTORIE XIX. boek. vii. HOOFDST.. DL AFD VreedzaameJiaat der Orde. tot zynen Luitenant-Generaal; als zynde hy met regt van meeninge, dat een man, die zulk een ongemeen aeleid e onverzaagdheid hadt betoond voor de veiligheid van het Eiland, niet zou nalaaten daar van de blyken te vertoonen tegen de vyanden van het Christendom, (m) Om i'rüjit deezen tyd was het Eiland zo wel verfterkt en bezet, en de zee zo zorgvuldig bewaakt door de lihod'fch". Galeien , dat de Mohametaanen van alle aanflagen tegen hetzelve afzagen. Deeze ftilftand van vyandlykheden baande allengskens eene algemeene verflapping. De kruistogten wierden nagelaaten, omdat 'er geene pryzen te behaalen warén. Veele Ridders verlieten het Eiland, en keerden weder na Europa, omdat ze geene gelegenheid vonden ter betooninge van hunnen krygsgeest. Veelen van deeze verzuimden het zenden van hunne quota's, aandeelen, of, zo als men ze noemde, refponfionss, verantwoordingen; onder voorwendzel dat de vreedzaame rust, welke het Eiland genoot, dezelve noodloos maakte. Verre de meesten zworven ginds en verre, in weelde en overdaad, ten koste van de Orde, tot groote ergernisfe van hun , die getuigen geweest waren van de maatigheid en geregeldheid, om welke de Orde met zo veel regt vermaard geweest was By Paus Benedictus den XII, die Jan den XX//'was opgevolgd, wierden menigvuldige klagten tegen hen ingebragt, dat het fchenken van de goederen der 'tempeliers aan hun, hen met dezelfde gebreken hadt doen befmetten ; doch terwyl by de dienftigfte middelen beraamde om hen tot hunne oude tucht te doen wederkeeren, wierdt hy ylings weggerukt. Zyn opvolger C7e» (w) Baudoin. Davity. Vertot.  van MALTA. 445 I Clemens de VI wierdt insgelyks onderricht aangaande de gewigtige nadeelcn, welke de Ajrikaanjche Roovers gedaan hadden aan de Eilanden Cyprus, Candia en an dere in den Archipel, terwyl zy, die ze behoorden befchermd te hebben, zich in weelde en wellust baadden. De Paus, de veelvuldige klagten, die uit verfcheiden boeken tot hem kwamen, moede, fchreef daar over een zeer ftrengen brief aan den GrootMeester. Het gevolg was, het beroepen van een algemeen Kapittel, waarin beflooten wierdt, dat vyf Fregatten in de haven van Rhodus uitgerust, en op kosten der Orde zouden onderhouden worden. Insgelyks wierden hier eenige heilzaame fchikkingen gemaakt, raakende de tafel, kleedy, gevolg, enz. der Ridderen, en drie Opper-Opzieners benoemd om dezelve aan zyne Heiligheid te brengen, met nederig verzoek om dezelve te bekragtigen'met zyn Apostolisch gezag, om dezelve van te meer kragts re doen zyn. Zeer voldaan was de Paus over hunne gereede bewilliging; hy zondt, niet lang daarnaa, vier zyner Galeien, om zich te vereenigen met de hunne, en die van andere bondgenooten , ter verdryvinge van de Turkfche Kaapers uit Sm\rna, 't welk thans in hunne handen was. Elders hebben wy den uitflag van dien togt verhaald, waarin de Rhodijchr Ridders de uiterfte dapperheid betoonden. De Groot Meester hadt de tyding hunner veroveringe van die gewigtige plaats niet vernomen, of hy zondt derwaarts een nieuwen voorraad van volk, wapi nen en mondbehoeften Het korte overfchot zyner dagen btfteedde hy aan de verfterkinge van het Eiland, en het groote paleis; dit laatfte omringde hy met fterke muuren, zwaare toorens en andere openbaare gebouwen Wyders ftigtte hy eene fraaie kerk, welke by ryfrlyk beg'frigde. Hy overleedt in het drieëntwintigfte jaar zyns MeesterLll 3 fchaps3 XIX. boek. VII. HOOFDST. II, AFD,  446 HISTORIE XIX. boes. vii. HOOFDST. 1(1 AFD. V Jaar I34ö Deodat de Gozan. fchaps, tot groote droefheid der Orde, die hem den toenaam van den Gelukkigen hadt gegeeven. («) Merkulyke verdeeldheid ontftondt 'er in heü Kapittel over de keuze van eenen Opvolger. Elk verklaarde zyn gevoelen. Deodat de Gozan aan de beurt zynde om te Hemmen, fprak aldus: „ By myn „ zitting neemen in deeze Vergadering, heb ik my „ onder eede verbonden , geenen Ridder te zullen „ voorflaan, dan dien ik ter bekleedinge van dien „ volwigtigen post den bekwaamften zal oordeelen, „ en meest gezind tot het algemeene welzyn der Orde. „ Naa den tegenwoordigen ftaat van het Christendom „ ernftig te hebben overvvoogen, en de aanhoudende „ oorlogen, welke wy genoodzaakt zyn tegen de On„ geloovigen te voeren, de ftandvastigheid en kloek„ moedigheid, noodig ter voorkoominge van de ge„ ringftc verflappinge in onze tucht, verklaare ik, „ niemand te vinden, beter bevoegd tot het gelukkig „ beftuur van onze Orde dan my zelve." Thans begon hy eene optelling van zyne voorgaande verrigtingen, byzonderlyk het ombrengen van den Draak. Inzonderheid, egter, ftondt hy ftil op zyn gedrag, zints wylen de Groot Meester hem tot zynen Stedehouder hadt benoemd. Hy befloot met deeze woorden, tot de kiezers gericht: „ Reeds hebt gy eene „ proeve gehad van myn beftuur, en kunt niet on„ kundig zyn van 't geen gy van my hebt te ver- wagten. Ik ben derhal ven overtuigd, dat gy, zon„ der my onregt te doen, my uwe Hemmen niet kunt „ weigeren." Hoe kwalyk deeze welfpreekendheid ook voegde in zynen eigen mond , hy wierdt met eene groote meerderheid verkoozen, tot geene kleine blydfchap der OO Dezelfde».  van MALTA. 447 der RJwdiers, die hem als eenen Held, en hunner Verlosfer aanzagen. Het duurde niet lang, of zyn gezag eh zonderling beleid gaf een nieuw leeven aan het Christen Eedgenootfchap tegen de Turken. Zyn invloed bezorgde het bevel over de vloot aan den Groot-Prioor var Lombardye, een Ridder van beproefde dapperheid en ondervindinge, die de Turkfche aantastte by het kleine Eiland Embro, in den Archipel. In dat vermaard gevegt nam hylionderdtwintig Pinken, Brigantynen en andere kleine fchepen, dreef hunne groote Galeien op de vlugt, en haalde by de vyfduizend flaaven van dat Eiland, (o) Spoedig volgde op deeze groote overwinning eene andere, welke hy in Klein-Armenië behaalde op de Egyptifche Saraceenen, die een groot gedeelte des gewests hadden bemagtigd. Deszelfs Koning hadt aanzoek gedaan om hulp by Gozan, die hem voor een Christen Prins houdende, hoewel een fcheurmaaker, geene zwaarigheid maakte in het uitrusten van eene magtige vloot, nevens eene talryke bende voetvolk, welke hy zondt onder het bevel van eenigen der dapperfte Ridderen. Deeze, zich mee de Armenifche magt x'ereenigd hebbende, tastten welhaa.st den vyand aan. Een geruimen tyd was het gevegt hevig en hardnekkig aan weerkanten; de Saraceenen hadden geen vermoeden van een anderen vyand dan de Armeniërs, welke zy dikmaals verflagen hadden; doch toen zy de dapperheid en onverzaagdheid der Rhodiers ondervonden , bezweek hun de moed en toogen zy op de vlugt. Eene menigte fneuvelde in de hitte van 't gevegt; veelen wierden in de vlugt pevangen genomen , nevens al hunnen naafleep; de verwinnaars verlieten dien Co) Bofio, Baudoin, en anderen. XIX. boek. vii. HOOFDST. iii. AFD. Slaat de Turken; en de Sa. raceeren.  448 historie: xix. boek. VII. HOOFDST, III AFD. Het Christen Eedgenootschapverbroo- ' ken. lien oord niet, voor en aleer de invallers uit alle Siunne veroveringen verjaagd te hebben. Het Christen Eedgenoocichap midlerwyl gebroken synde door "sPausfen zuinigheid, en den oorlog tusfehen de Veiutiaanen en Genueezen, zondt de Paus een brief aan den Groot-Meester, om hem te beweegen :er aanvaardinge van het Beftand, door den Grooten ffeer aangebooden. Grootmoedig antwoordde hy op ieeze vermaaning, dat hoewel hy zich zou verlaaten den van alle zyne bondgenooten, de regels en de 2ed zyner Orde hem niet zouden toelaaten, in een verbond te treeden met de vyanden van 't Christendom, en dat hy beflooten hadt, tot dat het Gode zou behaagen hem nieuwe bondgenooten te bezorgen, zich aan den verweerenden kant te houden. Wanneer, eenigen tyd daarnaa, Innocentius de VI hem ernftig vermaande, zich te voegen aan de zyde van Mattheus Paleologus, tegen Keizer Joannes, de zoon van Mdrónicus, en zelf dien Prins met een brief aan hem zondt, hem nadruklyk aanftaande om hem ter herwinninge van de Kroon de hand te bieden, maakte Gozan- geene zwaarigheid om te weigeren deel te neemen in hun gefchil, als onbeftaanbaar met zyne Orde. Om te voorkoomen dat de Paus hem daar toe geen ontflag verleende, deedt hy hem weeten dat de fchatkist der Orde bykans was uitgeput door de gierigheid der Priooren in Europa, die de inkomften in hunne eigen koffers hielden, en daarin gefchraagd wierden door hunne eigen Vorften , in 't byzonder die van Frankryk, Kastïlie en Arragon. Hy voegde 'er nevens 3at zyne hooge jaaren hem onbekwaam maakten tot het beftuur van eene zo uitgeftrekte Orde: waarnaa hy zyne Heiligheid ernftig badt, zyne waardigheid te mogen nederleggen. Innocentius, in ftede van te volioen aan zyn verzoek, waar toe hy zeide, uit hoofde zyner  V a n MAL T A. 44 zyner verdienften en gewigtige dienften aan het Chris tendom, geene vryheid te hebben, vermaande het door nieuwe brieven, den regeeringslast kloekmot diglyk te draagen, tot dat het der Voorzienigheid zo behaagen, hem daar van te ontflaan. Dus vermaand befloot hy het korte overfchot zyns leevens te beftee den aan de verfterking van de Stad en het Eiland Modus, en het aanleggen van een bekwaam Havenhoofd tot gemak en veiligheid van de Galeien der Orde Doch, zyn gemoed gevoelig getroffen zynde doo 'sPausfen weigering, en nog meer door het tucht verval, welk hy dagelyks zag toeneemen, herhaalde hy zyn aanzoek by den Paus in zo fterke bewoordin gen, dat hy eindelyk in zynen afftand bewilligde Maar terwyl de Bulle ten dien einde te Rome wierdt afgevaardigd, ftierf Gozan, zat van ouderdom, vermoeijenisfen en hartzeer, tot droefheid der geheele Orde, in het zevende jaar van zyn bewind. Zyne lykftaatfie was overeenkomftig met zyne verdienften; op zyn graf wierdt een Opfchrift gehouwen, alleen in deeze woorden: Draconis Extinctor; de Draakeiooder. (pj Pieter decornillan, of Cormülan, uit Provence, een deftig en geftreng man, wierdt. in zyne plaats verkoozen. Terftond naa zyne verheffing 'beriep by een algemeen Kapittel te Rhodus,- ter hervorminge van eenige krytende misbruiken. Ondertusfcben wierden zyne gedagten afgetrokken van dit pryswaardig werk, door een niet min ontydig dan zelfzoekend gebod van den Paus, om Rhodus te verlaaten, en zyne Orde te vestigen in eenig gedeelte van het vaste Land, 't zy aan den kant van Palestina of Anatolie, om de Turhn, die thans een gedeelte van het laatfte gewest C/O Bofio. Baudoin, Lib. 3, Cap. 4. Verrot, p. 134. Hedekd. Hist. XVII. D. II. St. Mm m 9 - XIX. 1 boek. U VII. 1 HOOFDST. III. AFD. j > 9 Gozan fterp. Pieter de Cornillan.  4£0 HISTORIE XIX. BOEK VIL hoofdst. III. afd. jewest hadden bemagtigd, te beletten om zich ia ISfegropont te vestigen, en van daar verder door te dringen in Europa: een onzinnig en onftaatkundig ontwerp, waarvan de verblinde Paus, met fchrik bevangen door den fpoed van Othman's veroveringen, niet kon worden afgetroond door de kragtigfte vertoogen. Hy zondt drie der aanzienlykfte Ridders der Orde, om hun, in de fterkfte bewoordingen, onder 't oog te brengen de zwaare klagten, by hem ingekoomen over hunne fchandelyke werkeloosheid en flapheid, in eenen tyd dat de Turken het grootfte gedeelte van Griekenland verwoest hadden, en thans Italië dreigden, ten einde hun te gebieden, in alleryl hunnen zetel over te brengen na eenig gewest, nader by het H. Land, en hun ta verzekeren, dat ingevalle zy weigerden aan zyn gebod te voldoen, de onmeetelyke fchatten der Tempeliers, welke hen aan werkeloosheid en luyheid zo fchandelyk boeiden , te zullen opdraagen aan eene nieuwe Krygsorde, die aan het oogmerk haarer inftellinge beter zou beantwoorden. Op deeze ftrenge en dreigende boodfchap gaf de Groot-Meester zagtmoedig tot antwoord, niet dus overhaast een Eiland te kunnen verlaaten, welk van het beste bloed der Orde hadt gekost, zonder de algemeene toeftemming zyner broederen; en diensvolgens, om daarover te raadpleegen, een algemeen Ka» pittel te zullen beleggen. De Paus, met regt van oordeel zynde, dat het gezigt van de vestingwerken, fchatten, haven en zeemagt een onverwinnelyke hinderpaal tegen hunne toeftemming zyn zoude, indien het Kapittel te Rhodus wierdt gehouden, beval het, by eene afzonderlyke Bulle, te Nimes te vergaderen^ deeze Bulle, zeide hy, moest als een onwraakbaar getuigenis van zynen wille worden aangemerkt. De onzekerheid, in welke dit nieuw en uitdrukkelyk bevel den  vak M A L T A. 451 den Groot-Meester bragt, tusfehen zynen pligt jegens zyne broeders en zyne gehoorzaamheid aan den Paufe, maakte een fpoedig einde aan zyn leeven, in de achttiende maand zedert zyne. verheffing. In zyne plaats verkoos het Kapittel Roger de Pins, of de Pinibus, van de Taal van Provence, een man van doorluchtigen huize in Languedok, nabeftaande van Otho de Pins*r voorheen Groot-Meester der Orde, en van den befaamden Gerard de Pins, die onlangs de luisterryke. zege hadt behaald op Orcan, Othman's zoon, geduurende des Groot-Meesters afwezigheid. De Paus, egter, zo zeer ingenomen met zyn eigen ontwerp als ooit, ter voorkoominge van alle draalinge en tegenftand der Ridderen, beval het Groot Kapittel te houden te Avignon, in plaats van te Nimes. Gelukkig wierdt hem midlerwyl eene leuze gegeeven, dat Morea een veel gelegener verblyf voor de Rhodiers zyn zou, dan elders in de nabuurfchap van Palestina, daar zy zich onmogelyk zouden kunnen verdeedigen tegen de geduchte magt der Turken en Saraceenen. Straks keurde de Paus dien voorflag goed; de Ridders, om tyd te winnen, benoemden Gelastigden en andere Afgevaardigden , om daar over te handelen met Robtrt, Voogd van 't Keizerryk van Conftantinopolen , en met Jdkob van Savoye s Prins van Piemont, die beiden aanfpraak maakten op dat Eiland. Zeer listig-wierdt deeze onderhandeling gerekt, en liep eindelyk op niets uit. Roger ftierf in het tiende jaar zyner Regeeringe, naadat hy, door zyn beleid en gezag, den heilloozen flag, door den Paus der geheele Orde gedreigd, behendiglyk hadt afgeweerd, en alle de Regels der Orde in 't Latyn doen vertaaien en op nieuw bekragtigen. Hy hadt. zyne eigen bezittingen uitgeput, al zyn zilverwerk en juweelen, tot zelf zyne huisgeraaden verkogt, ter vervullinge van Mmm % de XIX. boek. VII. HOOFDST. [II. AFD. t Jaar 1355. Roger de Pins,  .52 HISTORIE XIX. < boek. j VII. 1 HOOFDST. ( III. AFD. Raymond Berengèr. Steekt Alexandrie in brand. Ie dringende behoeften der kranken en noodlydenden, 'eduurende eene pestziekte en hongersnood, die door iet geneele Oosten gewoed hadden. Om deeze milddadigheid verwierf hy den nadruklyken tytel van Aalmoezenier, (q} Zyn Opvolger was Raymond Berengèr, gefprooten iit het doorluchtig geflagt van dien naam in het Dauphineefche. Het begin zyns bewinds maakte hy jeroemd door de menigte van Galeien, welke hy uitrustte tegen de Egyptifche Kaapers, die deeze zeeën onveilig ma&kten, midsgaders alle de Kusten van het Eiland Cyprus, alwaar zy de fchroomlykfte verwoestingen pleegden. Berengèr, zich niet vergenoegende met het verdelgen van veele derzelven in de openbaare zee., waagde het zelf, te gader met die des Konings van Cyprus, om dezelve in de haven van Alexandrie te verbranden. De vloot beftondt uit bykans honderd zeilen , van verfchillende grootten en Natiën, voor het meerendeel tot dien togt gehuurd, zonder, evenwel, zyn ontwerp aan iemand te hebben medegedeeld behalven Paus Urbanus den V. In minder dan vyf dagen verfcheenen ze voor de muuren dier hoofdftad, welke zy ftraks begonnen te beladderen met den onverzettelykften moed ; in fpyt van den kloeken tegenftand der talryke Bezettinge, veroverden zy de plaats. De Groot Meester verloor veelen zyner Ridderen, doch keerde terug met een onmeetelyken buit, en een groot getal flaaven, na alvoorens die doorluchtige ftad te hebben in brand geftoken, welke hy niet langer kon houden, uit hoofde der aannaderinge des Sultans, die, aan 't hoofd van een talryk leger, in vollen aantogt was. Zyn volgende togt was na Tripoli in Syrië, welk hy (y) Bofio, en anderen.  VAN MALTA. 453 hy innam en pionderde. In 't volgende jaar wierdt bj, op 'sPausfen bevel, gezonden na het Eiland Cyprus, ter beteugelinge van eenige binnenlandfche get chili en, op dat Eiland ontftaan. Met zyn gewoon beleid en geluk' kweet hy zich van dien last. B y zyne wederkomst te Rhodus hadt hy het verdriet tan te verneemen, dat de Orde bezwaarlyk eenigen onderftand konde bekoomen van de Refponfiones (verantwoordingen) in Europa, van wegen de gierigheid der Kommandeurs en Priooren. Zo na ging hem dit ter harte, dat hy van den nieuwen Paus Gregorius den XI verlof verzogt, zynen post te mogen nederleggen. Doch de Paus, 'sMans verdiende kennende, vondt een voegzaam middel ter verligtinge van zvne zorgen, fïoor het beroepen van een algemeen Kapittel der Orde tc Avignon, om tc raadpleegen over de bekwaamde middelen ter wegneeminge van dat bezwaar. Verfcheiden heilzadme fchikkingen wierden jn die Vergadering gemaakt, in gevolge van een Ofjftel, door Befejiget derwaarts gezonder.: want om zyne hooge jaaren wierdt hy verontfchuldigd, in perfoon aldaar te ve-fcliynen. Hy beleefde de vrugten dier hervorminge niet; hy ftierf in dat zelfde jaar, naa de Orde acht jaaren en zes maanden beftuurd te hebben, (r) Zyn plaats, wierdt vervuld door Robert de Julliac, of JuUy, Groot-Prioor van Frankryk, thans in zyned Priory vertoevende. De- tyding zyner. verheffinge ■was niet tot hem gekoomen, of hy leide zynen eerbied af aan den Paus te Avignon, eer hy na Rhodus vertrok. Het eerfte werk naa zyne overkomst was, het afzetten van alle Ontvangers aan die zyde der zee, die in hunnen post onagtzaam geweest waren. Vervolgens was hy genoodzaakt op zich te neemen, de ver- (r) Rondinel, Act. Ord. fit. 13. Vertct, p 258. Mmm 3 XIX. BOEK. v ir. HOOFDST. III. AFS, Robert 3 Julliae,  454 HISTORIE. XIX. BOEK. VIL HOOFDST. lik AFD, Ferdinand de Herëdia. /erdeediging van het Kasteel en de Benedenftad vanSmyrna, geduurende het Christen Eedgenootfchap te ander gebragt, en welke, als eigenlyk aan zyne Orde aehoorende, de Paus hem thans noodzaakte onder jyne befcherming te neemen; gebiedende hem, op ftraffe van den Ban, op ftaanden voet een genoegzaam getal Ridders derwaarts te zenden, nevens eene bezetting en leevensmiddelen ter verdeediginge. Soliman, Qrcan's krygshaftige zoon, die thans op den throon zat, hadt, in minder dan twee jaaren, het grootfte gedeelte van Ti.racie, en de ftad Adrianopolis vermeesterd. Zyn niet minder gelukkige Opvolger Amurat, die zyne veroveringen nog verder hadt uitgebreid, bevondt zich thans aan 't hoofd eens magtigen legers, 't welk zo wel Rhodus als Smyrna dreigde, De Groot-Meester verzuimde niet om van alle deeze toebereidzelen de weet te doen aan den Paufe, die daarop een Kapittel van de voornaamfte Kommandeurs der Orde tc Avignon beriep, waarin beflooten wierdt, dat vyf honderd Ridders, en even zo veele Schildknaapen, of dienende broeders, ftraks de reize zouden aanneemen, de eerfte na Rhodus. en allen door de Prioors te benoemen, en de andere door de dus benoemde Ridders. Kort daarnaa ftierf de GrootMeester. Hy hadt tot Opvolger Ferdinand de Heredia, 'sPausfen bvzonderen gunfteling, thans ie Avignon. Hy wierdt tot die waardigheid verkooren, meer om zyn groot gezag by den Paus, wiens gunst en vriendfchap de Orde nu meer dan ooit behoefde, dan uit genegenheid, welke zy eenen perfoon konden toedraagen, van wiens eerzucht en gierigheid zy zo veel badt geleeden. Op eene aangenaame wyze, egter, wierden de Ridders verrast, toen zy, in de plaats van eenen hunner grootfte onderdrukkeren, in hem den edelmoedigften weldoener vonden. Zy?ï  vam malta. 455 Zyn eerfte werk was, zich te voorzien van eene vloot, die zyne nieuwe waardigheid fchraagen, en tevens daar aan luister konde byzetten. Diens vol eens verzorgde hy zich negen groote Galeien , en een groot getal Avanturiers, welke hy, op eigen kosten in foldy hadt genomen. Hy ftondt op zyn vertrek' wanneer hy, op het ernftig verzoek van Gregorius den XI, die nu Vrbanus den V was opgevolgd, verpligt was, zyne reize eenigen tyd op te fchorten, om hem van daar te verzeilen na Rome, werwaarts hy voorneemens was zo dra mogelyk te zeilen, in de hoope dat zyne tegenwoordigheid de onlusten, die thans in Italië regeerden, zou doen bedaaren. Diensvolgens ging hy aan boord van des Groot Meesters Galeien, die 'er in perfoon het bevel over voerde, te Mar. felje, verzeld van de Groot-Priooren van-St. Giles, Engeland en Rome, en landde behouden te Civita Vecchia, van waar de Groot-Meester hem in groote ftaatelykheid geleide na Rpme zyne eigen Hoofdftad, draagende den ftandaart der Orde voor hem te paerd, onder de luidruftige toejuichingen des volks. IIeredia, fpoed maakende om weder te keeren na Rhodus, zeilde kort daarop na dat Eiland, alwaar hy, door de geheele Orde, met ongeduld verwagt wierdt. Op zynen overtogt ontmoette hy de Pene-, tiaanfche vloot naby de Kust van More-a; zynde die Republiek thans in oorlog met de Turken, die de ftad Patras hadden ingenomen, vermaard om haaren zydehandel. De Venetiaanfche Admiraal kwam by hem aan boord, om zyne hulp te verzoeken ter herwinninge van eene zo gewigtige plaats uit de handen dier Ongeloovigen. De twee vlooten vereenigd zynde, zeilden ftraks derwaarts. Heredia, naa zyne troepen te hebben aan land gezet, begon terftond de ftad te beklimmen, ter plaatze alwaar de muuren meest befcha- digd XIX. boek. vii. HOOFDST. ii. AF».  45<5 HISTORIE XIX. boek. VII. HOOFDST UI. AFD Patras ingenomen. Heredia gevangei digd waren in het jongfte beleg, en maakte 'er zich meester van zonder merkelyken tegenftand; hebbende de Turkfche Gouverneur het beste deel zyner bezet, tinge gefpaard tot de" verdeediginge van het Kasteel. Dit, in het hoogfte gedeelte der ftad gelegen, wierdt insgelyks regelmaatig belegerd, met dezelfde dapperheid en geluk. De Turken booden, in de daad, een kloeken wederftand; doch deeze diende eeniglyk ter fcherpinge van de onverzaagdheid der Ridderen en die des Groot-Meesters, die naauwlyks door zyne werktuigen een bekwaame bres gemaakt zag , of hy beklom de vesting met het zwaard in de vuist, zonder om te zien of iemand hem volgde. Naa den top bereikt te hebben, fprong hy na beneden, eer als een jonge roem en gelukzoeker, dan als iemand, die het top van beiden hadt beklommen. Hier wierdt hy ftraks aangerand van den Slotvoogd; zy hielden een bloedig tweegevegt, waarin het Heredia gelukte, zynen vyand met het zwaard door het lichaam te loopen, en hem dood ter aarde te vellen. Midlerwyl kwamen de overige Ridders hem te hulpe, en de bezetting wierdt over den kling gejaagd. (*) Het gelukkig flaagen deezer onderneeminge deedt fpoedig den Groot Meester zyne uitzigten verder uitbreiden; hy begon nu den voorflag te doen omtrent de verovering van het geheele fchiereiland. Korinthe was de volgende plaats, op welke een kans moest gewaagd worden: haare ligging en vestingwerken bcfloo: hy in eigen perfoon te verkondfchappen. Doch 'tot zyn ongeluk niet voorzien zynde van een genoegzaam geleide, viel hy in eene hinderlaage der Turken, die al zyn gevolg doodden, en hem gevangen zonden aan den Sultan, zonder hem hooger aan te zien dan 'als (O Dezelfde;].  Van MALTA. 457 als een gemeen' Ridder. De drie Groot Prioors, die hem van Marfeilje op den togt fteeds verzeld hadden, ver/tonden zyne gevangenis niet, of zy booden ftraks de wedergave van Patras voor zyn rantfoen. Doch de Sultan, door eenige overloopers verftendigd, wie zyn gevangene was, wees dat aanbod met veragting van de hand, en deedt hun weeten, dat hy, nog meester zynde van het overige van Morea,- wel middel wist om die ftad in korter tyd te herwinnen, dan zy aan de bemagtiging befteed hadden. Deeze vernederende weigering, gepaard met het ongeluk van hunnen Groot Meester gevangen te moeten laaten in de handen der Ongeloovigen, bewoog hen tot eene tweede aanbieding van eene aanzienlyke fomme, behalven de wedergaave van Patras, voor zyn losgeld; ja, zy verbonden zich, tot op de volle betaalinge, gyzelaars te willen blyven. Doch, hoewel de Turken in het aanbod gereedelyk bewilligden, de Groot-. Meester, egter, die thans naauw opgeflooten zat in het Kasteel van Korinthe, hadt het niet vernomen, of hy wees het grootmoedig van de hand: „ Laat my, „ myne waarde broeders," zeide hy in zyn antwoord aan hun, „ laat een afgeleefden en nutteloozen gryzaart „ in banden fterven, terwyl gylieden, die nog jong en fterk zyt, u zei ven fpaart ten dienfte van den „ Godsdienst." Eindelyk, wanneer zy, die verlof hadden om met hem te mogen fpreeken, hunne traanen en fmeekingen vrugtloos hadden te baate genomen, ter bekoominge van zyne toeftemming, hernam hy: „ Indien 'er zulk eene groote fomme voor myn „ losgeld moet betaald worden, Iaat dezelve dan niet „ genomen worden uit de fchatkist der Orde: myne „ familie is doch ryk genoeg geworden oiai my dit „ bewys van dankbaarheid te geeven " Ligt zou men waanen, dat zulk een ftaal van zonderlinge edelmoeHedend.Hist.XVII.D.II.St. ! Nnn digh*id XIX. boek. vii. HOOFDST. iii. AF9. Zyns '.onderlinge'.delmoeiigheid.  854 HISTORIE XIX. < BOEK. ( VII. ' hoofdst. JII. afd. i I Gelost, < i : Zyn _ mededitt»\ i Vindt de kas ledig. 1 ligheid de Turken zou getroffen hebben; integendeel leedt het op hen de uitwerking, dat zy hem in naauver gevangenis zonden na Albanië, en tot eene ftrenjer hegtenis doemden, in weike hy ruim drie jaaren gehouden wierdt, geduurende welke hy tyd 't over hadt om zyne ernftige bedenkingen te laaten gaan over Je kanswisfeling der menschlyke zaaken. (ï) In dat zelfde jaar ftierf Gregorius de XI, wiens dood gevolgd wierdt van de fcheuring tusfehen Urbanus den VI en Clemens den VIL Deeze fcheuring veroorzaakte /erdeeldheid in de Orde, houdende zommigen het met len eerften, doch de Groot Meester en het meerenleel der Ridderen met den laatften: byzonderlyk naa Hendia's wederkomst uit zyne gevangepisfe, uit welke ïy gelost wierdt voor de fomme, door zyne Familie jefchooten. Thans aan het hoofd der geheele Geneente, verklaarde hy zich openlyk voor Clemens; in vederwraake waar van Urbanus, op zyn eigen gezag, hem afzette, en zyne waardigheid opdroeg aan eenen Richard Caracciolo, Groot - Prioor van Capua: zodat de Drde thans twee Groot-Meesters, zo wel als de Kerk :wee Pausfen hadt; doch, uitgezonderd die der haiaanfche en Engelfche Taaien, en eenige weinige Kommandeurs in Duitschland, hielden het de overigen be[tendig met Heredia. Een veel grooter misbruik wasj geduurende zyne gevangenis, ter Orde ingefloopen. De Kommandeurs en Priooren hadden zich eene foort iran onaf hanklykheid aangematigd, en zich zei ven opgeworpen , tot regters hoe groot een aandeel hunner Verantwoordingen zy aan de algemeene kas moesten overmaaken, zonder verder agt te geeven op de bevelen des Raads, dan zy beftaanbaar oordeelden met hunne tegenvoordige behoeften. Veelen behielden alles. Zo verre was (O Bo*0' BaBcfok, L, 3, €ap. 7.. Vertot, T. a, p. 293.  van MALTA. 459 was de Orde ten agteren, dat hy zich genoodzaaki vondt eene reize te doen na Avignon, alwaar Clemen. de VII zyn verblyf hielde, om diens Pausfen tusfehen komst te verzoeken, ter noodzaakinge van die trouw looze Rentmeesters tot het overmaaken van hun aan deel, en het betaalen van de agterftallen. B y zyne komst te Avignon, fcheen de Paus gevoelig getroffen van het treurig berigt, welk hy van derj ftaat der fchatkist gaf, veroorzaakt door de gierigheic en eerzucht dier trouwlooze Rentmeesteren. Drie Kapittels wierden, 't eene naa het andere, beroepen: het eerfte te Valentia, in 't Dauphineefche; het tweede te Avignon; het derde in de Kasteleny der Imposten voor Spanje; in alle drie was de Groot-Meester Voorzitter. Op de aandoenlykfte wyze bragt hy dezelve onder 't oog het gevaar, welk de Orde en zelf het Christendom liep door deeze misbruiken, vooral in deezen tyd, terwyl Bajazet, die thans op den Turkfchen throon zat, het oog fcheen te hebben op Smyrna en Rhodus. Om kort te gaan, hy maakte zulk eenen indruk op hen, dat veelen hem terftond aanboöden, met hem na Rhodus te willen wederkeeren, terwyl anderen zich verbonden, om alle hunne agterftallen aan de fchatkist te zullen opbrengen. Nog verfcheiden andere heilzaame fchikkingen wierden in deeze Kapittels gemaakt; waarnaa de Groot-Meester twee ryke Kommanderyen in Spanje ftigtte, en, by manier van wedergaave , dezelve begiftigde met de groote fchatten, welke hy voormaals hadt verzameld. Zyn mededinger Caracciolo, voor hem niet willende onderdoen, deedt na genoeg dezelfde flappen in Italië,en ftierf kort daarnaa. Benifacius de IX, evenwel, die' Urbanus te Rome was opgevolgd, weigerde hem eenerr Opvolger te benoemen, 't zy uit vreeze van door de Orde te zullen verworpen worden, of uit agting Nnn a voor : XIX. ' boek. . vii. , HOOFDST. iii. AFD. Gaat na Avignon. : Houdt drie Ka. pittels. Zvn medeiingerVerft.  46o .HISTORIE XIX. boek. Vil. HOOFDST. 111. AFD, *t Jaat 139ó. Sterft. Philibert ile Naillac voor Heredia. voor wien hy een zonderlingen eerbied hadt opgevat. Hendia, verneemende dat de. agterftallen en onderftandgelden, in de drie Kapittels aan hem beloofd, traaglyk inkwamen, gaf nog een gewigtig gedeelte zyner eigen goederen ten beste, door, op verfchillende tyden, eenigen zyner Galeien te zenden na Rhodus en Smyrna, met nieuwen onderftand in wapenen en leevensmiddelen, en geld ter betaalinge van de troepen; nevens een goed getal Ridders en andere benden om de twee plaatzen te helpen verdeedigen. Vervolgens hieldt hy nog eene vergadering te Avignon, waarin, naa vertooning dat de muuren en buitenwerken van Smyrna veel te uitgebreid waren, en eene talryker bezetting behoefden dan de Orde in ftaat was te onderhouden, beflooten wierdt, dat zy voortaan naar evenredigheid zouden ingetrokken worden. De Admiraal van Duitschland wierdt door den Groot-Meester benoemd om daar over het opzigt te hebben, en ontving, voor de moeite daar van, een gefchenk van vierduizend florynen, uit zyne eigen beurs. In Lentemaand des volgenden jaars overleedt de Groot-Meester Heredia te Avignon, in zeer hoogen ouderdom, naa die waardigheid, met den grootften roem, negentien jaaren en acht maanden bekleed te hebben. Zyn lyk wierdt na Capfo gevoerd, en bygezet in de Kerk dier Kommanderye, door hem zeiven geftigt. Het groot Kapittel hadt de tyding van zyn overlyden niet vernomen, of het verkoos in zyne plaats Philibert de Naillac, Groot-Prioor van Aquitain, een man even beroemd om zyne dapperheid als wysheid. Elders hebben wy gezien, welk een vermogend Eedgenootfehap de Christen Vorften hadden aangegaan tegen de geduchte magt van Sultan Bajazet, in gevolge  van MALTA. 461 vafl den kruistogt, 's jaars te vooren door den Paus afgekondigd, Naauwlyks was Philibert tot zyne nieuwe waardigheid verheeven, of de Paus en andere Vorften ftonden hem fterk aan, om zich by hun bondgenootfchap te voegen. Met de uiterfte bereidvaardigheid bewilligde hy, en zondt zyn aandeel van Galeien by die des Griekfchen Keizers, en der Venetiaanen, onder het bevel, des vermaarden Ihom-Mocenifco, terwyl hy zelve zich gereed maakte, om de landtroepen, onder het bevel zyner voornaamfte Krygshoofden, en eene groote menigte Rhodifche Ridders, te ontmoeten in de algemeene verzamelplaats in Hungarye. Sigismund, thans Koning van dat Ryk, Hoofdbevelhebber van 't vereenigde leger, deedt hem by zyne aankomst begroeten, en de benden in zyne eigen kwartieren nodigen , verklaarende voorneemens te zyn aan hun hoofd te ftryden. Dewyl hy niet minder behaagen fchepte in hunne bevallige houding, dan voldaan was over de onverzaagdheid en verdienfte der Bevelhebbers, plaatste hy hem en zyne voornaamfte Legerhoofden naast zynen ftandaart. Zeer talryk was het overige gedeelte des vereenigden legers, en wierdt aangevoerd door de ervarende Veldheeren van Europa. Bajazet. ondertusfchen, die zich thans in Awtolie bevondt, hadt zulke kragtige maatregels beraamd, om het overwaaien van alle berigt van daar te voorkoomen, dat de Christenen zelf de plaats zyns verblyfs niet wisten: inzoverre dat wanneer hy op eene dagreize na gekomen was aan Nicopolis. welk zy thans belegerd hielden, de Christenen, waanende dat hy nog in Anafolie was, zonder vreeze, tucht en wantrouwen, rondom de plaats hier en daar verftrooid lagen. Het gevegt, welk daarop volgde, was veeleer eene algemeene flagting van de Christenen, dan een gere. gelde veldllag. De BJiodiers verzamelden lpoedig onder Nnn 3 hunnen XIX. boek. vii. HOOFDST. UI. AFD. Wordt geflagtn.  XIX. boek. vii. HOOFDST. 211. AFD» Morea aan de Orde vsrkogt. \6z HISTORIE hunnen Groot-Meester, rondom den perfoon van Koning Sigismund, en vogten met de grootfte dapperheid. De meesten fneuvelden met het zwaard in de vuist; het zelfde lot zouden die Vorst en Naillac hebben moeten ondergaan, indien niet de Voorzienigheid hun eene vischfchuit hadde doen ontmoeten, met welke zy vlugtten onder eene wolk van vyandlyke pylen, en na den mond van den Donau roeiden,-alwaar ze door de Christen Vloot wierden opgenomen. Beiden gingen aan boord van eene Rhodifche Galei, en zeilden daar mede na dat Eiland. Sigimund begaf zich eerlang na Dalmatie, laatende den Groot-Meester het verlies van zo veele dappere Ridders betreuren, en bedagt zyn op de dienftigfte middelen ter herftellinge van zynen wederfpoed. Kort hier naa kwam Theodorus Paleologus, Vorst van Morea, te Rhodus. Aan den Groot-Meester en het Kapittel veilde hy dat Schiereiland te koop, waarin zy gereedelyk bewilligden. Uit kragt van dit koopverdrag moest hy hun in handen ftellen Korinthe, Sparta en de andere voornaame fteden dier provincie, eer zy aan hem betaalden de bepaalde fomme, in geld en juweelen, vóór zyn vertrek, (w) Straks zondt de Groot-Meester de noodige Gevolmagtigden om bezit te neemen van die plaatzen. Onder de betooninge van uitgelaatene blydfchap wierden ze ingehaald van de Wethouderfchap en ingezeetenen dier fteden, die niet twyfetden, of zy zouden, onder fchut en fcherm eener zo vermogende en krygshaftige Orde, voortaan beter gedekt zyn tegen de invallen der Turken. Doch \ .viel anders uit te Sparta, alwaar de verraaderlyke Griekfche Bisfchop, een vyand der Latynen, de burgers der- 00 Bofio, Lib. 4. Baudoin, Lib. 4, Cap. 1, Vertot, Tom. t, Livr. 6, p. 335.  van MALTA. 463 dermaate tegen hen opflookte, dat zy aanftonds eenige Afgevaardigden aan de Gevolmagtigden zonden, hun berigtende, voorneemens te zyn niemand hunner in de ftad toe te laaten, en in gevalle zy nader kwamen, zy als vyanden zouden behandeld worden. Eenige min aanzienlyke plaatzen, egter, volgden blymoedig het voorbeeld der Korinthiers, en ontvingen hen met eerbetooning. Doch alzo zy onvoorzien waren van eene toereikende magt, om Spana tot onderdaanigheid te noodzaaken, keerden ze tydig genoeg terug na Rhodus. eer de Vorst het Eiland hadt verlaaten. Op de tyding wegens hunne ontmoeting in die ftad, gaf hy een klein gedeelte van het geld terug, en ging terftond te fcheep derwaarts. Doch zyne onderdaanen verkondigden hem met ronde woorden, zich liever aan de Turken te willen onderwerpen , dan door den Paus, of eenig' Latynfcli1 Vorst geregeerd te worden. Niet weinig was hy hierdoor verlegen omtrent de terug gave van het geld, voor de ftad ontvangen, 't welk, zoals zyne zaaken thans ftonden, hy bezwaarlyk konde misfen. De Groot Meester, van den anderen kant, niets van hem hoorende, zondt eenigen zyner aanzienlykfte Ridders, om de zaak met hem af te doen. Naa veel heen .en weder reizens, en veelvuldige andere draalingen, wierdt men 't eindelyk eens, dat de Orde de ftad Korinthe aan hem zou wedergeeven; waar tegen Paleohgus zou afftaan het gewest Sun, en de Baronny Zetona, beiden in dezelfde provincie van Korinthe gelegen, behalven zesenveertigduizend zeshonderd Dukaaten in geld, waarvan hy tweeëntwintigduizend in gereede penningen betaalde. O) De Groot Meester, midlerwyl, het gevaar voorziende , welk Smyrna dreigde, om eerlapg door Timwt C-v) Bofio, en anderen, XIX. boek. vii. HOOFDST. II* AFQ»  464 ff I S ï O R I E XIX. BOEK. VI f. HOOFDST. III. AFD Smyrna door de Turken belegerd, Ingenomen en gejlegt. Tïmur Begs, of Tamerlarfs, zegepraalende wapens te worden beftreeden , hadt alle bekwaame maatregels beraamd om het in ftaat van tegenweer te ftellen, het van oorlogs- en mondbehoeften voorzien, en derwaarts gezonden William de Mira, aan 't hoofd van een goed getal Ridders, om 'er het bevel te voeren, en alle de vestingwerken dier plaatze in den besten ftaat te ftellen van een beleg te kunnen verduuren. Zo loflyk kweet hy zich van deezen last, dat Bajazet zelve de plaats voor onwinbaar verklaarde. Doch, naa zyne merkwaardige nederlaag, verkoos Timur, voor dezelve het tooneel des oorlogs te openen, welken hy aan de Rhodiers hadt verklaard, als het eenige volk, 't welk, hoewel gezWóorene vyanden der Turken, geweigerd hadt, zich aan zyne heerfchappye te onderwerpen, 't Is noodloos hier te herhaalen zyn voorfpoed by die ftad, die, hoewel met de uiterfte kloekmoedigheid verdeedigd, wierdt ingenomen. Dewyl de veroveraar, naar gewoonte, de plaats deedt flegten, was de bemagtiging eer voordeelig dan fchadelyk voor de Rhodiers, als zynde dezelve, zo zeer huns ondanks , hun door den Stoel van Rome opgedrongen. Doch de flagting van zulk een aanzienlyk getal Ridders, welke die Barbaar deedt in den pan hakken, was een zwaare flag voor den Groot-Meester en de geheele Orde. Om evenwel een zo groot verlies, zo veel doenlyk, te herftellen, beraamde de Groot-Meester het ontwerp om zich te verzekeren van een oud Kasteel, in de Baai van Ceramie aan de Kust gelegen, omtrent twaalf mylen van het Eiland. In eigen perfoon begaf hy zich op zyne vloot, en zeilde langs de Kust van Carie; het Kasteel, waarin Timur eene kleine Bezetting hadt gelaaten , binnen treedende, vermeesterde hy het. Doch alzo hy het tot zyn oogmerk niet fterk genoeg vondt, deedt hy eene  van MALTA. 46s eene nieuwe fterkte bouwen, op den rotsagtigen uithoek van een Schiereiland, 't welk in zee uitliep, en noemde 't het Kasteel van St. Pieter; de Tunken, 'er naderhand meesters van geworden , hebben het zedert Budroo - Kasteel hernoemd. Eene fterke Bezetting wierdt in hetzelve geleid, en een zeker getal fchepen van verfchillende grootten beftendig in de haven ge houden, die, op het eerfte zein, gereed waren zich te vereenigen met de Galeien van Rhodus en Lango.Zy hielden den mond der riviere Caria geflooten voor alle Kaapers en Zeeroovers, terwyl het Kasteel voor eene wykplaats diende voor alle Christen flaaven, die uit de nabuurige gewesten kwamen overloopen. Kort naa deezen togt kwam de Genueefche Admiraal, Maarfchalk Boucicault, te Rhodus, met zeven; groote fchepen en negen Galeien, op zynen togt na! Cyprus. De reden van zyn zeilen na dat Eiland, met eene zo fterke magt, was de oorlog der Genueezen tegen den Cyprifchen Koning Janus. Hoewel de Groots Meester hem by zyne landing met alle eere ontving, en geduurende zyn verblyf luisterryk onthaalde, ontzag hy zich, egter, niet, vrymoedig zyne gedagten te melden ten aanzien van zynen toeleg op de Cypriers, 't welk hy zeide het kragtigfte middel te zullen zyn om eenen weg te baanen voor de Saraceenen op dat Eiland, 't welk tot nog toe een fterk bolwerk tegen hen, en de verzamelplaats van alle F.uropifche Zeemagten geweest was. Tevens fmeekte hy hem in de nadruklykfte bewoordingen, hem te willen toeftaan vooraf derwaarts te ftevenen, alzo hy, onder Gods zegen, niet twyfelde aan de herftelling van den vrede tusfehen die twee Natiën. De Admiraal zyne toeftemming gegeeven hebbende, deedt Naillac zyne Kapitane en twee andere Galeien gereed maaken, en zeilde daar mede na 't Eiland Cyprus. Boucicault, om geduuHedend.Hist.XVII.D.II.St. Ooo rende XIX. BOEK. VII. HOOFDST. III. AFD. Na.llac bouwt hel Kasteel >an St. 'ieter. Oorlog usfche* Cyprus en üenua.  466 HISTORIE XIX. boek. vii. HOOFDST. III. AFD Dêet eet aanflag sp Tripol in Syrië. rende des Groot-Meesters afweezigheid niet ledig te zitten, verwoestte het omliggende land van Alexandretta, toenmaals Lescanderonos, of Scanderona gekaamd, op de Kust van Syrië, daar hy eenige plaatzen be'magtigde. Niet min gelukkig Haagde- de Groot-Meescer in de aangenomene bemiddeling. Zyn groot g^zag en onverwagte verfchyning maakten fpoedig een einde aan alle de gefchillen tusfehen de twee Natiën. Terstond naa het fluiten van den vrede, verlieten de Groot-Meester en de Maarfchalk het Eiland, en verwoestten, op hunne t'huisreize, te gader de Kusten van Syrië en Palestina, thans in de handen det Sar aceenen of van Tartaarfche Troepen, aldaar door i Timur gelaaten om ze te bewaaren. Desgelyks dee. den ze eenen aanflag op de ftad Tripoli in Syrië, doch 1 vonden de toegangen aan den zeekant bezet door vyftienduizend man van diens Vorften troepen. Zo verre, egter, was 't van daar, dat deeze talryke benden de Rhodifche Ridders affchrikten van het doen van eene landinge, dat elk om ftryd de eerfte wilde zyn, om met het zwaard in de vuist over boord, en tot aan den kin in het water te fpingen. Gerugfteund van ongeveer drieduizend Genueezen, gingen ze op den vyand los, en vielen met zo een geweld op hem aan, dat zy hem tot aan de muuren der ftad terug dreeven, a'waar hy, tot het hoofd toe, agter zyne fchanspaalen begraaven lag. De Ridders, geen volks genoeg hebbende om de ftad te belegeren, beflooten hun geluk te beproeven tegen Barut, of Berytus, eene bloeiende koopftad aan de Kust van Phnicie, alwaar veele Christen kooplieden, vooral de Venetiaanfche, ryke Magazynen hadden. Deeze plaats veroverden, pionderden en verbrandden ze. Een volgende aanflag was op Sa'd, of Zaide, welke zy fterk bezet vonden. Een hevige ftorm belette hun, alle hunne troepen aan land te  van MALTA. 467 te zetten: zodat de ontfcheepten, door de Sar aceenen. aan alle zyden, met groote woede wierden aangevallen, Niet minder dapper verdeedigden zy zich, geduurende de vyf uuren, welke de ftorm aanhieldt; toen weeker zy na hunne fchepen, in 'svyands gezigt. Een no£ ongelukkiger lot ware hun bykans wedervaaren , ir hunnen volgenden aanflag op Lidda, by de Grieken Die*, polis genaamd, in PaleMna: want eenige manfchap hebbende aan land gezet, om de plaats te verkondfchappenj zagen ze flegts drieduizend Turken, op eenigen afftand van de zee; deeze beflooten ze 'sanderen daags met zonnen-opgang aan te tasten. Doch onder het wederkeeren na de fchepen ontdekten ze by de dertigduizend Turken, in eene hinderlaage in een nabuurig boscb, Deeze gelukkige ontdekking voorkwam het landen der overigen, en dat ze allen in de pan gehouwen wierden. (y) De Kusten dus wel bewaakt wordende, en omdat het faifoen reeds verre verloopen was, beflooten ze van elkander te fcheiden. Boucicault zeilde na Fama» gosta, en de Groot-Meester keerde terug na Rhodus.^ Hoe geducht by hunne vyanden de Rhodifche Ridders thans waren, kan men afleiden uit de voorflagen van vrede, welke de trotfche Sultan met blydfchap aan hun deedt, door een afzonderlyk Gezantfchap na Rhodus, uit de voordeelige voorwaarden, van welken voor de Orde en voor de Christenen in Palestina duidelyk te zien is, dat de Groot-Meester zyne aanbiedingen ten grooten deele op zyne eigen voorwaarden aannam. De gelukkige keer, welken de zaaken des Christendoms omtrent deezen tyd namen, hielpen niet weinig tot het verkrygen van een zo voordeeligen vrede: te weeten, de eensgezinde yver,-welken de meeste (y) Bofio. Baudoin. Vertot, en anderen. Ooo a XIX. boek. VII. HOOFDST. III. AF», V Jaett 1409. Maakt vrede met den Sultan.  468 HISTORIE XIX. boek. vil hoofdst III. afd Gaat in Gezantfchap na Engeland en Frankryk. nee- meeste Kardinaalen zo wel als de gekroonde Hoofden lieten blyken, om een einde te maaken aan de fcheuringe, door de Kerk onder de gehoorzaamheid aan één Opperhoofd te brengen. Het meeste genoegen, egter, gaf het hun, de keuze van eenen Paus te zien vallen op den Kardinaal van Milaan, naderhand Alexander de V genaamd, die, hoewel van geringe afkomfte, egter alle de uitfteekende deugden bezat, welke die hoogfte waardigheid konden verfieren. De Groot-Meester deelde den nieuwen Paufe mede een ontwerp, door hem beraamd, om een ftaatelyk Gezantfchap te zenden aan de voornaamfte Hoven van Europa, met oogmerk om dezelve te vereenigen in een verbond tegen de Turken, wier hooggaande magt zo gelukkiglyk beteugeld was door Bijazefs jongfte nederlaage, en het ftuiten van Timur's fnelloopende voorfpoeden. De Paus gaf niet flegts zyne goedkeuring aan dit ontwerp , maar verbondt zich zelf om daar van de grootfte kosten te draagen. Om een einde te maaken aan de fcheuringe, welke onder de Orde heerschte, als mede om de aloude tucht te herftellen, en verfcheiden andere misbruikèn te hervormen. beriep de Groot-Meester een algemeen Kapittel te Nice, en naderhand te Aix in Provence. En dewyl hy zyne tegenwoordigheid als dienftig befchouvvde, maakte hy zich reisvaardig, wanneer de Paus geraaden vondt hem te trekken in een ontwerp, van meer nuts voor den Godsdienst; die was, hem in gezantfchap te zenden aan de Koningen van Engeland en Frankryk, die thans in oorlog waren, om dezelve door zyne bekwaamheid te beweegen tot het fluiten van vrede of een veeljaarig Beftand. Veel fmaaks vondt Naillac in deezen voorflag; te gereeder nam hy de aanbieding aan, dewyl het tot een middel konde dienen om die twee Monarchen te doen deel  van MALTA. 469 neemen in zyn ontworpen Verbond tegen de Turken. De gemelde Vergadering derbalven gemagtigd hebbende tot het benoemen van drie leden, om in zyne plaats voor te zitten, begon hy tot zyn gezantfchap alles in gereedheid te brengen. Ongelukkig voor hem, dat hoewel het Kapittel zamenftemdc omtrent eenige heilzaame fchikkingen ter affcbaffinge' van eenige fchreeuwende misbruiken , inzonderheid met opzigt tot de Prioryen en Verantwoordingen, nogthans de fcheuring even als te vooren onder hen duurde, niet tegenftaande de verkiezing van eenen nieuwen Paus; weigerende de twee afgezette Pausfen Bmedittus de XIII en Gregorius de XI, het gezag der Pifaanjche Kerkvergaderinge te erkennen, en de Prioors fteeds het met den eenen of anderen hunner houdende, opdat ze een voorwendzel mogten hebben voor het terugge houden van hunne aandeelen. Alexan der deV overleed, in de volgende Bloei maand, te Bologne, en wierdt opgevolgd van Balthazar" Cos/a, toenmaals Legaat, of, zo als men hem meerV naar waarheid heeft genoemd, Tyran dier ftad; («) een man, even berugt om zyne gierigheid als ongebondenheid, en verdagt van zyns voorzaats dood door vergif verhaast te hebben, om plaats te maaken voor zyne eigen verkiezing, (*) by welke hy den naam van Joannes den XXIII aannam. Veel leedt de Rhc-C difche Orde, zo wel als de rest van 't Christendom, van zyn kwaad voorbeeld en verfoeielyke gierigheid: tot zo verre dat hy eene Bulle afkondigde ten behoeve van eenen haarer Kommandeurs, wien hy toeftond te trouwen, ondanks zyne gelofte van kuischheid; op zyn eigen gezag matigde hy zich zeiven zyne Kom- (a~) Gobidin in Cofm. AóL 6. p, 30. Platina Pagi, en andere Pauslyke LeevensbefchryYerSi O00 3 XIX. BOi.K. VII. HOOFDST. [II. AF», De nimve Pausïerfe. Joannes e XXIII.  470 HISTORIE XIX. boek. vii. HOOFDST. Ui. AFD, Afgezet en Martinus in zyne f laats. Kommandery aan, en verkogt dezelve kort daarnaa aan eenen jongeling van veertien jaaren, welken hy ontfloeg van de gelofte en het gewaat der Orde. Zo hoog fteeg zyne dwingelandy, dat hy alle de Prioryen aanpakte, zo dra hy vernam dat ze waren opengevallen, en verkogt ze vervolgens aan de meestbiedenden, zonder aanmerking van derzelver karakter of verdienfte, of van de regten en voorregten der Orde, welke, door zulke eigendunkelyke plonderingen, zich op den oever van haar verderf zag gebragt. (c) Eindelyk zondt hem he£ Kapittel van Rhodus eenen brief, opgevuld met de zwaarfte klagten , gefchreeven met die lofwaardige vrymoedigheid, hunnen hoogen ftand en waardigheid voegende, hem onder 't oog brengende de nadeelen, welke zy en het geheele Christendom ongetwyfeld moesten lyden van zyn dwingelandisch gedrag. Het gevolg was, dat, uit vreeze dat zy alle zyne flegtigheden zou brengen ter kennisfe van de algemeene Kerkvergaderinge, welke toen zat, hy geraaden vondt, eenige zyner eigendunkelyke handelingen te befnoeiè'n, en de overdragt van eenige Kommauderyen, voormaals door hem verkogt, te herroepen, zonder evenwel aan de koopers de kooppenningen terug te geeven. Ten laatfte wierdt hy afgezet door de Kerkvergadering van Confians, in welke de Groot-Meester tegenwoordig, en met de wagt van het Konklave vereerd was. Otho Colonna, in Slagtmaand, in zyne plaats gekoozen, onder den naam van Martinus, deedt, in Grasmaand daaraan volgende, de Kerkvergadering fcheiden. Naillac, thans van zynen post ontflagen, zou gaarne terftond na Rhodus zyn vertrokken, alwaar zyne tegenwoordigheid van de geheele Orde ernftig verCO Dezelfden.  van MALTA. 471 verlangd wierdt; doch zyne groote begeerte om ei zaaden dier langduurige en heillooze fcheuringe gehe verdelgd te zien, bewoog hem tot blyven en om t( een zo loffyk werk de hand te leenen. Hy vergt noegde zich daarom met aan de Orde over te maake achttienduizend Kroonen uit zyne eigen Kas, ter vei vullinge van haare behoeften, en beriep vervolger eene talryke vergadering te Avignon, by welke h voegzaamer kon tegenwoordig zyn. Deeze vergadc ring, beftaande uit de oudfte Priooren, Ontvanger en Kommandeurs van Italië, Frankryk en Savoye, nar het befluit, dat 'er een algemeen Kapittel der Ord zou gehouden worden te Rhodus, voor 't welk allen die dus lang hadden geweigerd zich aan 's Groot-Mees ters gezag te onderwerpen, zouden gedagvaard wor den, om volgens de wetten en inzettingen der Ord< op eene geregelde wyze te worden te regt gefield. (d[ Dit befluit hadt de bedoelde uitwerking. D< Groot-Meester, die na Rhodus zynen weg nam ovei Florence, tot het houden van een mondgefprek mei den nieuwen Paus over zyn voorgeflagen verbond te gen de Turken, wierdt te Bologne ontmoet van eer aanzienlyk getal weigerenden, die hem nu om vergiffenis verzogten, en om toelaating tot de Orde, met belofte van eene volkomene gehoorzaamheid aan zyne bevelen in het toekoomende, en eene fpoedige betaaling van alle hunne agterftallen. Hy beval hun, hem te Ancona te ontmoeten, van waar zy behouden te Rhodus aankwamen, tot onuitfpreekelyke blydfchap van de rest der broederfchap. Het algemeen Kapittel wierdt kort daarnaa geopend, waarin elk zich als om ftryd benaarftigde om te voldoen aan z^ne begeerten, en te berusten in de onderfcheidene fchikkingen, door hem C<0 Bofio» Baudoin. Vertot, en anderen. e xix. d BÖÜK. it vii. hoofdst. q III. afd, s r s 1 > ; 'i Jaar 1421. HyjStr/i  472 'HISTORIE xix. : boek. 1 VII. HOOFDST. , III. AFD., Antony Fiaviano. j i ! (O Dezelfde Scbryvere, iem voorgeflagen ter herftellinge van de aloude tucht. 3p de bekragtiging van deeze nieuwe infteliinge /olgde fpoedig eene ziekte, welke hem, in hoogen juderdom, wegnam, in het vyfentwintigfte jaar zyns jroot-Meesterlchaps. (e) Zyn Opvolger was Antony Fiaviano, van de Priory /an Catalonie, Groot-Prioor van Cyprus, geboortig uit drragon. In 't begin zyner regeeringe wierdt de rust 10 gelukkiglyk in de Orde, zo wel als in de Kerk, gevestigd, op nieuw geftoord, door de agtervolgende lanflagen der Turken en Egyptifche Saraceenen. De jerstgemelden hadden nu hunne zaaken verwonder!yk herfteld, zo wel in Europa als in Afie, onder de regeeringen van Mohamet den 1 en diens Opvolger Amurat den lil, waar van de laatfte het oog fcheen :e hebben op Morea, en de Eilanden van den Archipel. De vreeze voor zulk een bezoek drong de kleine Vorften dier Staaten om hulp te verzoeken van den GrootMeester, die terftond eenige Galeien in zee deedt kruizen, en zo veel kondfchap opdeedt van des Sultans oogmerken, als hem doenlyk was. Doch terwyl hy alle noodige toebereidzels maakte tegen de aanflagen eens zo vermogenden vyands, zag hy zich in dreigender gevaar van de zyde van Egypte, alwaar de Mammelukken ten throon hadden verheven den beFaamden Circasfier, Al Nazir Al Dahar, een krygsman, meer bedreeven in zeezaaken, dan iemand, waarmede de Orde dus lang te doen gehad hadt. Om zyne nieuwe onderdaanen aan 't werk te houden, hadt deeze Vorst den oorlog verklaard aan Janus, Koning van Cyprus, thans in een naauw verbond met Rhodus: eene omftandigheid, welke Fiaviano noodzaakte, de beraamde hulp voor Morea op te fchorten, en alle middelen te  van MALTA. 473 te beproeven ter bemiddelinge van eenen vrede tusfehen de Saraceenfche en Cyprifche Koningen. Al Dakar, die in het doen van eifchen alleen met zyne magt te raade ging, weigerde naar vrede te luisteren, 'ten zy Janus zyn Vasfaal en jaarlykfche tolpligtige wilde worden: eene voorwaarde, welke hy niet minder hooghartig Van de hand wees. Dus 'er geen ander middel zynde, dan om 'den twist met het zwaard te beflegten, zondt Fiaviano hem zo veele fchepen, volk en geld als hy konde misfen. Deeze oorlog eindigde in de nederlaage der verwyfde Cypriërs, het verlies van een groot getal Rhodi/che Ridders, en de gevangenis van den Cyprifchen Monarch, die na Egypte wierdt gevoerd. De Groot-Meester, op het bekoomen van deeze tydinge, vreezende voor het verlies van het geheele Eiland, zeilde derwaarts met nieuwen onderftand, en beloofde 'er te blyven, mids de landzaaten beflooten, in de verdeediging van hun Vaderland, met het zwaard in de vuist te fterven. Doch zy floegen den weg in van onderhandelinge, als meest ftrookende met hunne aangeboorene werkeloosheid, terwyl de Egyptifche Sultan telkens nieuwe voorvvendzels uitdagt om daar mede te draalen, in de hoope dat zyne legermagt, eer 'er iets beflooten ware, zich van het Eiland zou verzekeren. Deeze loosheid noodzaakte de Rhodijche Ridders, derwaarts gezonden, hunne poogingen te verdubbelen ter beteugelinge van 's vyands voortgang. Hunne zonderlinge dapperheid, by deeze gelegenheid, verbitterde derwyze den Egyptifchm Veldheer, dat hy, in wederwraake, hunne groote Kommandery op dat Eiland vernielde, zynde de rykfte van de Orde, alle hunne huizen afbrak, de boomen omverre hakte, en die fraaie Baljuage geheel verwoestte. AlDahar, niet minder geftoord op de Rhodiers, wierdt door zyn Hedend.Hist, XVII.D.II.St. Ppp piuim- XIX. boek. VII. HOOFDST. III. AF»,  474 HISTORIE XTX. boek. vii. HOOFDST. lil. AFD Vrede met Al Dahar. Een ah gemeen Kapittel. pluimftrykend Hof ligtelyk overgehaald om eenen kanste waagen op de verovering van nun Eiland, 't welk hy thans als weereloos befchouwde, omdat zo veele Ridders ter hulpe van Cyprus waren opgetrokken. Ingenomen met deeze hoope, welke hy trotzelyk waande , hem den weg te zullen baanen ter bema^tiginge van alle de overige Eilanden van den Archipel, hervatte hy zyne onderhandeling met de Cypnaanen, doch hy eischte niet minder dan honderd-en twintigduizend gouden florynen voor losgeld van hunnen Koning, welke hy wist dat ze niet in ftaat waren te betaalen. Deeze buitenfpoorige eisch fchrikte den Groot Meester niet af; hy bezorgde het meerendeel dier fomme uit 'sLands kas, en de vrede wierdt kort daarop geflooten. Dü trouwlooze Al Dahar, hoewel bewust dat de vrede , tusfehen hem en wylen den Groot Meester Naillac geflooten, nog ftand hieldt, zogt Fiaviano te misleiden met voorflagen ter vernieuwinge van denzelven, teiwyl hy de grootfte toebereidzels maakte om hem aan te vallen. Doch de Groot-Meester, die overal zyne verfpieders hadt, was zo wel onderrecht aangaande alle zyne ontwerpen, dat hy geenerhande mUde.en verzuimde om die te doen mislukken. Ongelukkig hadt de Cyprifche oorlog zyne fchatkist dèrmaate uitgeput, dat hy genoodzaakt was zyn toevlugt te neemen tot het gewoone, doch verdrietige hulpmiddel , het beroepen van een algemeen Kapittel, en ten zelfden tyde by Paus Eugemus den IV en verfcheidene andere gekroonde Hoofden aanzoek te doen om onderftand. (f) Meer bereidwilligheid, intusfehen, vondt men by het Kapittel, dan men reden hadt te ver- < O Bofio. Baudoin, Lib. 4, Cap. 2. Vertot, Tom. 2, Livr. 6, p. 423,  van MALTA. 47s verwagten, aangezien de GrootPrioors, Kommandeui en Baljuwen der Orde, geduurende de jongfte onlu< ten, niet alleen waren wedergekeerd tot de oude mii bruiken, door het aanwenden ten eigen gebruike va de inkomften, welke aan de algemeene kas behoorde overgemaakt te zyn; maar ook hetzelve het y verigft verlangen te kennen gaf ter weeringe van die wan orders, en ter herftellinge van de aloude tucht, doo nieuwe fchikkingen en ftraf bedreiginge. Hierin wierd zulk een loflyken fpoed gemaakt, dat de Groot Mee* ter tyd over hadt tot het maaken van alle noodig toebereidzelen tegen eenen aanval van de zyde vai lurkye of Egypte. Fiaviano befleedde den ledigei tyd, welken het Beftand met den Sultan hem overliet tot het ftigten van een pragtig Hospitaal op zyn< eigen kosten. Doch onder dit alles overviel hem di dood, en maakte een einde aan al zynen arbeid ir het zeventiende jaar van zyn Groot Meesterfchap Kort voor zyn overlyden zondt hy eene fomme var tweehonderdduizend Dukaaten aan de algemeene kas; zynde de vrugt van de voorbeeldige bezuiniginge, welke hy allen, die onder zyn bewind ftonden, hadt zoeken m te prenten. Wyders verwierf hy eenige aanzienlyke voorregten voor de Orde, van de Pausfen Martmus den F, Eugenius den IV en Joannes den XXIIIals mede van Hertog Philips van Bourgondie, den HerI tog en de Hertogin van Lotharingen, en andere gekroonde Hoofden, (g) Hy hadt tot Opvolger Johan de Lustic, GrootPrioor van Auvergne Deeze hadt de tyding zyner verkiezinge niet verftaan, of hy vertrok na het Eiland Rhodus, alwaar hy onderrecht wierdt aangaande de toebereidzels, die in Egypte tegen de Orde gemaakt wier- (£•) Vertot, ibid. Naberat, Pr ml. p. 67, Ppp 2 s XIX. I* BOüK. !. VII. 1 HOOFDST. jïll. AFBi 2 t t 1 ft Jaar , 1437. i Johan de Lustic.  XIX. BOEK. VII. HOOFDST. 11L AFD. AlDah vernieh ten Ka teel. (ft) Dezelfden. „6 H I S T O R I £ wier Jen; de Turkfche Sultan, Amurat de lil, fcheen daar in genoegen te neemen, uit hoofde van het Christen Eedgenootfchap, onlangs tegen hem gefmeed. Om te beter agter zyne oogmerken te koomen, zondt de nieuwe Groot-Meester den Groot-Prioor van Rhodus aan hem in gezantfchap, om hem kennis te geeven van zyne verkiezing en het Beftand te vernieuwen, Niets, egter, kon deeze Staatsdienaar uit den ftaatkundigen Monarch krygen, dan wederzydfche pligtpleegingen, in zulke algemeene bewoordingen, die hem duidelyk deeden begrypen, dat een vredebreuk niet verre af was. Tevens zondt hy zynen eigen neef, William Lustic, met twee Galeien, om te verneemen wat 'er in Egypte en aan de Kusten van Barbarye gaande was. Spoedig keerde hy terug, met het onaangenaame nieuws, dat de geheele magt van Egypte eerlang tegen de Orde zou gewapend zyn. De Groot-Meester draalde niet met het uitrusten van acht Galeien, en een evenredig getal van Transporten andere fchepen, wel bemand en gewapend, en om Rhodus en de andere Eilanden in voegzaamen ftaat van tegenweer te ftellen. (//) -r Al dahar, daarentegen, met eene vloot van achttien Galeien, en een groot getal andere fchepen, vers fcheen op de Kusten van een klein Eiland, of liever Rotz, aan de Orde behoorende, omtrent honderd mylen van Rhodus, en drie mylen van de Lycifth. Kust gelegen. De Rhodiers hadden 'er een Kasteel gebouwd, naar 't welk het Eiland Kasteel-Rots wierdt genaamd. Dit veroverden en vernielden de Saracetnen, en de opgezeetenen gevangen genomen hebbende, zeilden ze terftond na Rhodus, alwaar ze in Herfstmaand aankwamen. De Groot-Meester maakte geen zwaarigheid Offc  van MALTA. 477 om hun in zee te ontmoeten, en hun den flag aan te bieden; doch zy, met verwondering zo veele fchepen onder zyne vlag ziende, in ftede van die uitdaaging aan te neemen , weeken in eene kreek, en hunne fchepen wendende, vergenoegden zy zich met dezelve, .door middel van hun klein gefchut, op eenen afftanc te houden. Het fchieten duurde tot in den avond, wanneer de BJwdi'èrs in hunne haven wederkeerden, met oogmerk om hen 's anderendaags aan te vallen: doch tot hunne verwonderinge vernamen ze dat ze ir den nacht vertrokken waren. Vervolgens verfcheener ze voor Lango, alwaar de Maarfchalk, gereed om hen te ontvangen, hun terftond te gemoete zeilde; post gevat hebbende onder het gefchut van het Kasteel, boodt by hun insgelyks den flag aan; om dien te ont. wyken, wendde de vyand, en zeilde na een Eiland; aan de Turken behoorende, fchoon bykans geheel verlaaten. Door het vastmaaken van hunne fchepen aan elkander, met de voorftevens na buiten gekeerd, formeerden zy eene fterke Battery om de Rhodijche fchepen te weeren , indien deeze hen beftonden aan te tasten; dit deedt de Maarfchalk met groote woede, ondanks de groote meerderheid der vyandlyke fchepen , en derzelver ftei ke verfcbanzinge. Hevig was het gevegt aan weerkanten, en eindigde met den dag. De vyand hadt thans zevenhonderd man verlooren, en de Rhodiers niet boven de zestig. Niet minder dan vyf wonden hadt de Maarfchalk in het gevegt bekoomen: dit niettegenftaande wilde hy 's anderendaags den fhg hervat hebben, hadde niet een opkoomendè ftorm, welke hem fcheen te dreigen, hem genoodzaakt na Rhodus weder te keeren; dit gaf den vyand gelegen' heid om te wyken. De Sultan, over zyn wangeluk in arren moede ontftoken, en genoodzaakt tot nieuwe toebereidzels, Ppp 3 zogt XIX. BOTÉK. Vlï. HOOFDST. Hf; AFD. Lustic verfterkt^ Rhodus.  478 HISTORIE XIX. boek. VII. HOOFDST lil. AFD zogt midlerwyl den Groot Meester te bedotten. Deeze verzuimde, van zynen kant, niet, zyne Magazynen te voorzien, het Eiland te verfterken, en alle de Ridders der Orde op te ontbieden, bekwaam om de wapens te voeren, om hem de hand te bieden. Desgelyks zonde hy Gezanten aan de meeste Hoven van Europa, met naame ook aan dat van Rome, om hun te doen weeten, dat hy met een beleg in zyne Hoofdftad wierdt gedreigd; en ingevalle zy verzuimden, hem in zo een netelig tydftip by te fpringen, voor hem en zyne Ridders geen ander redmiddel zyn zou, dan zich onder derzelver puinhoopen te begraaven. Of deeze Vorften de echtheid van dit berigt wantrouwden, dan of hun yver voor Kruistogten begon te bekoelen, weinig meer kon hy van hun verwerven dan goede woorden: alle de vrugten, welke hy van zo veele Gezantfchappen plukten, was een aanvallend en verweerend verbond met den Griekfchen Keizer Joannes Paleologus; 't welk in 't einde even vrugteloos als alle de overigen afliep; zynde diens Vorften magt thans aan de enkele hoofdftad bepaald, die door de Turken., aan alle zyden, naauw wierdt ingeflooten. (Y) Einde lyk verfcheen de Egyptifche vloot in 't gezigt des Eilands, in Oogstmaand, en zette terftond tachtigduizend man aan Tand , nevens eene talryke bende Ruiters , de bloem der Egyptifche krygsmagt. Zy trokken regelrecht op de hoofdftad aan, terwyl de vloot, om allen toevoer van hulpe af te weeren, de haven hieldt ingeflooten. Al wat de Historiefchryvers ons aangaande deeze merkwaardige gebeurtenis hebben gelieven te berigten , koomt hier od neder, dat de plaats met eene groote menigte gefchut gebeukt , en veele geweldige aanvallen tegen dezelve gc- (<) Dezelfden.  van MALTA. 470 ■gedaan wierden, in alle welke de belegeraars telke met groot verlies wierden afgefla^en; dat de Eg} HJche Veldheer, zyn ontwerp hebbt nde voortgeze tot dat het grootfte gedeelte zjtis legers verfmolt was, zich genoodzaakt zag, het "beleg op te breeke: en met het rampzalig overfchot zyner troepen : Egypte terug te zeilen. Dit zonderling voordeel op de Ongeloovigen w niet rugtbaar gemaakt in Europa door den jongen Lusti door zynen oom gezonden om 'er den Paus van i verwittigen, of het bezorgde eene nieuwe verfterkii van de dapperfte jongelingen uit Frankryk, Italië e Duitschiand. In een nieuw Kapitrel, te Rhodus ve gaderd, wierdt beflooten, dat de Groot Meester m< Egypte mogt in onderhandeling treeden over de;n vr< de, die eerlang bewerkt wierdt door een Franse koopman, Jacob Cceur genaamd: een perfoon, die ee zeer uitgebreiden handel dreef, en, door zyn geza en beleid, aan 't vredewerk de laatfte hand leide hoedanig, egter, en op welke voorwaarden, is on niet gebleeken: alleenlyk vinden wy aangetekend, da de R/wdi/che Gelastigden by hunne t' huiskomst ui Egypte medebragten een aanzienlyk getal Christel flaaven , geduurende den oorlog genomen. Strak, daarna wierdt aan den Groot Prioor van St. Gilcs, er aan den Algemeenen Ontvanger van Provence bevei gezonden, om Jacob Cceur van alle gemaakte kosten in de vredehandeling fchadeloos te ftellen. (*) Kokt naa het fluiten van den vrede, ontving de Groot Meester eenen brief van Paus Nikolaas den F, in welke deeze hem ftreng beftrafte over zyne genomene vryheid in het vermeerderen van de Verant woordingen der Prioryen en Kommanderyen der Orde, ea (&) Bofio, en anderen. ns XiX p- BOEK. t, Vil. ;>n HOOFDS*. -, III. AFD. ia as c> e ]g n t:t 'h n 5 s t [ 1 ! i Nikolaas de V veroordeeltzyn gedrag/»  Ag« HISTORIE XIX. BOEK VII HOOFDST. lij. AFD. (/) Bofio. Baudoin. Davity. Vertot. en het ftraffen van dezulken , die niet voldeeden aan zyne afvorderingen, die by hem als onregtvaardig en ftrydig met de wetten waren aangebragc. Ligtelyk zuiverde Lustic zich zeiven en zynen Raad, door het overzenden van een onpartydig berigt der geheele zaake, door alle de Leden des Kapittels ondertekend. Tevens beftrafte hy, van zynen kant, de aanbrengers, zynde allen Ridders, die verre van Rhodus woonden, om gevaar- en tuchteloos te kunnen leeven. Hy vertoonde dat hunne afweezigheid een kwaad en gevaarlyk voorbeeld gaf aan veele anderen, de Orde van dei zeiver dienften verftak, en hen noopte, een ledig en verwyfd leeven te fchatten boven eene getrouwe betragting van hunnen pligt. De Paus was genoodzaakt^zich te houden als of hy voldaan ware; doch deeze verklikkers, die hunne vrienden hadden, niet alleen in het Kollegie der Kardinaalen, maar ook in des Groot-Meesters Raad, gingen voort met te leeven in een openbaar verzuim van de inzettingen; voedende eene foort van Regeeringloosheid onder hunne broeders, niet alleen te Rome, maar ook in verfcheiden andere gewesten van Europa. Ter beteugélinge van een zo vreemd misbruik, vondt de algemeene Raad zich genoodzaakt een vreemd middel te baate te neemen, 't welk, by eenige andere gelegenheid, niet alleen als onbeftaanbaar met, maar zelf als gevaarlyk voor zulk een Rcpubliekeinfche Regeeringsform zou aangemerkt zyn geworden. Men wierdt het eens, den Groot-Meester te bekleeden met eene foort van Dictaioridate magt, door hem in handen te ftellen het opperfte gezag, en het bewind over de geldmiddelen der geheele Orde. (/) Lusti c  vaw MALTA. 481 Lustic deedt al wat hy kon om deeze fchikking te verydelen; nu eens in 't midden brengende dat dezelve met de wetten der Orde, dan wederom met zyne hooge jaaren onbeflaanbaar was. Niet zonder moeite wierdt hy overgehaald tot het aanvaarden van het gezag; hy deedt het onder deeze mids, dat deeze fchikking niet langer zou ftand houden dan drie jaaren, naa verloop van welke de Raad zyn aloud gezag zou herneemen. Spoedig deedt dit middel eene goede uitwerking in de Orde, eene fpoedige betaaling van de agterftallen, eene vernieuwing van de oude tucht, en veele andere heilzaame fchikkingen, te veel om ze allen op te tellen. Vervolgens zondt hy een Gezantfchap aan Amurat den II, die geweigerd hadt aan zyne voorgaande Gezanten zich aangaande het Beftand te verklaaren; doch thans gedreigd wordende door een vermogend Eedgenootfchap , door den Koning vanHungarye, de Waiwooden van Zevenbergen en Walachie, en vooral den dapperen Scanderbeg, Koning van Albanië, te gader met den Sopki van Perfie tegen hem aangegaan, nam hy de aanbieding met blydfchap aan. Gaarne hieldt zyn Opvolger, Mohammed de II, vrede met Rhodus, tot dat hy zyne trouwlooze ontwerpen tot rypheid konde brengen, en vernieuwde gereedelyk het Beftand met Zinot, door den GrootMeester gezonden om hem over zyne komst tot den Othomanfchen throon te begroeten. Doch naa de bemagtiging van Conftantinopole, wierdt deeze Veroveraar derwyze opgeblaazen, dat hy, ondanks zyne jongfte verbmtenisfen, eenen wapenkoning aan den GrootMeester zondt, met den eisch om hem voor Oppervorst te erkennen, aan zyne fchatkist eene jaarlykfche belasting van tweeduizend Dukaaten te zenden, en, in gevalle van weigeringe, hem den oorlog te verklaaren. (m) Op («O Bofio. Baudoin. Vertot Hedend.Hist. XVII. D. II. St. Q q q XIX. boek. vji. HOOFDST. II. AFD.  XIX. BOEK. VII. HOOFDST, III. AFD, t Jaar 1454- Zyn dood. Jakob de Miliy. 482 H I S T O R I E Op deezen trotfchen eisch gaf Lustic tot antwoord, dat de Orde, van welke hy het hoofd was, geenen anderen Opperheer erkende dan den Paus van Rome, en dat cie ftad cn het Eiland Rhodus, alwaar hy het bevel voerde, gekogt zynde voor de dapperheid en het leeven van veele edele Ridders, hy gereed was zyn leeven op te offeren, eer hy de voorregten en onafhanklykheid der Orde zou verraaden. Dewyl hy met regt van oordeel was, dat een gevaarlyke oorlog dit antwoord zou op de hielen volgen, nam hy tevens de toevlugt tot den Paus en de Europifche Vorften om een onverwylden onderftand. Lustic, midlerwyl, zat van jaaren en zorgen, overleedt op den negentienden van Bloeimaand, in het zeventiende jaar zyns bewinds, én wierdt opgevolgd van Gaubert, of Jakob de Milly , Groot Prioor van Auvergne. Op den twintigften van Oogstmaand daar aan volgende kwam hy te Rhodus. De Orde hadt thans reeds de eerfte uitwerkzels van Mohammeds toorn ondervonden. De Sultan , onverduldig om zich te wreeken op eene Orde, welke hy boven alle zyne andere vyanden verfoeide, hadt reeds eene vloot van dertig Galeien gezonden om de Kusten te"verwoesten. Doch terwyl hy de kragtdaadigfte toëbereidzels maakte, om zelf haaren naam te verdelgen, wierdt in Europa een magtig Eedgenootfchap gefmeed, waarvan Paus Calixtus de III zich als hoofd verklaard hadt. Hy hadt daartoe overgehaald de Koningen van Hungarye en Arragon, den Hertog van Bourgondie, de Republieken Genua en Venetië, nevens eenige andere Prinfen van Italië, en eindelyk den Groot-Meester van Rhodus. Dit verbond noodzaakte den Sultan, zyne toëbereidzels tegen de Rhodiers te ftaaken, en zyne wapenen na een- anderen kant te wenden. De vernederende verdry ving, welke hy voor Belgrado ontmoette, door den  van MALTA. 483 den vermaarden Hungarifchen Koning, diende alleenlyk ter zyner meerdere verbitteringe, vooral tegen de Ridders van Rhodus, die zich van zyne afweezigheid bediend hadden ter verwoestinge van de Kusten zyner heerfchappyen; zy hadden verfcheiden zyner zeehavens ingeflooten, en hem te zee en te lande merkelyk nadeel toegebragt. Hierom rustte hy terftond eene magtige vloot uit, bemand met achttienduizend man Landtroepen, met bevel om alle de Eilanden, aan de Orde behoorende, te vuur en te zwaard te verwoesten. (72) Hunne eerfte landing gefchiedde op het Eiland Cos, of Lango; zy wierpen fterke Batteryen op tegen het Kasteel: naa bres gefchooten te hebben, liepen ze ftorm met hunne gewoone woestheid. Doch zy wierden met groot verlies terug gedreeven, zagen van haare onderneeminge af, en gingen in alleryl te fcheep. Hun volgende aanflag was op Simia, alwaar zy het Kasteel ondermynden, met oogmerk om het te doen fpringen. Doch hun ontwerp wierdt tydig genoeg ontdekt om het te verydelen door eene tegenondermyning van binnen: zo ruuw wierden ze by die gelegenheid behandeld, dat ze het Eiland verlieten. Thans richtten zy hunnen koets na. Rhodus, en zetten 'er eenige troepen aan land om het Eiland te verkondfchappen. Zy overrompelden de volkryke ftad Archangel, en voerden het meerendeel der ingezeetenen gevanklyk mede. Na genoeg dezelfde verwoestingen pleegden zy, in hunnen terugtogt, op Lerro, Calamo, Nizara en Lango, alwaar zy de meeste wyngaarten en vrugtboomen vernielden, veele gevangenen maakten, en na Conftantinopok wederkeerden. (0) Deeze («) Bofio, en anderen. (O Bofio, Baudoin. Vertot, enz. Qqq 2 XIX boek. vii. HOOFDST. ii. AF».  XIX. BOEK. VII. HOOFDST. ih. AFD. Rhodus door de ( Venetiaanen over 1 vallen, 1 I ( < ] ( 48+ H I S T O R I £ Deeze wederfpoed, welke de Eilanden meest ontvolkt hadt, noodzaakte de Ridders, die 'er het bevei voerden, om dezelve met nieuwe vestingwerken en fterke Kasteelen te verfterken. Te noodiger waren thans foortgeljke toebcrcidzels geworden, niet alleen uit hoofde van den oorlog met den Turkfchen Sultan, maar ook omdat zy gedreigd wierden met een vredebreuk met Egypte, een niet minder vermogende sn onverzoenbaare vyand der Orde, dan de trotfche Mohammed. Eer zy nog volkomen gereed waren te^en leeze twee vyanden, wierden zy overvallen van een..n ierden, uit hoofde der befcherminge, welke de GrootMeester hadt verleend aan de wettige Koninginne van Cyprus tegen den bastaart Lufigmn, welken Mohammed sn de Egyptifche Sultan ten throone hadden verheven, Jit haat tegen de Latynen. De laatfte hadt, daarenboven, tegen het regt der Volken, den Rhodifchen Gezant in verzekering genomen, en alle de fchepen, tan de Orde behoorende, aangehouden, om dezelfde •eden, terwyl Mohammed, op denzelfden grond, alleanderhandehngen over vrede met Rhodus van de hand vees. In deezen toeftand van zaaken bevondt zich de ïroot-Meester, wanneer de Venetiaanen, die den borengemelden bastaart hadden genoodzaakt in den echt e treeden met eene dochter van eenen hunner Raadsïeeren, en hem kort daarnaa van kant geholpen, oplat zy, op naam der weduwe, het Filand moeten •egeeren, eene landing deeden op het Eiland Rho%>-, :n 'er grooter verwoestingen aanrechtten, dan zelf le lurken of Saraceenen ooit gepleegd hadden. Verbolgens kwamen ze met eene vloot van veertig Gaeien, blokkeerden de haven, en dreigden de ftad met :en beleg. (/>) Een voorwendzel tot deeze vredc- C/O Dezelfden. hTGuk  van MALTA. 485 breuk was gedeeltelyk gegeeven door den GrootMeester, die, by wyze van fchaêverhaalinge voor het aanhouden van zynen Gezant door de Saraceenen, twee rykgeiaadene Fenetiaanfche Galeien, na Egypte beftemd, hadt genomen, de laadingen verbeurd verklaard, de Saracetnen tot flaaven gemaakt, en de Fenetiaanen, die 'er op waren, na huis gezonden. Deeze tweede vloot was gezonden om de wedergaave van alles te eifchen, met bedreiging, in gevalle van weigeringe, alle de Eilanden, aan de Orde behoorende, te zullen verwoesten. In deezen hachelyken kans, verklaarden zich eenige heetgebakerde leden van den RhodifchenRzad voor een veragtend verwerpen van de Fenetiaanfche eifchen. Doch de Groot Meester, de fchroomlyke gevolgen van zulk eenen flap voorziende, wilde liever het hoofd in den fchoot leggen, dan in zo een netelig tydftip het verlies van zo veele onderdaanen waagen: want behalven dat zy zo veele magtige vyanden van buiten over de hand hadden, was hun binnenlandfche toeftand niet veel meer uitlokkende. De partydigheid van zo veele Franfche Groot Meesters, die jongst elkander waren opgevolgd, en de aanzienlykfte Prioryen en Kommanderyen gefchonken hadden aan hunne landgenooten, tot nadeel van die van andere Taaien, die 'er even veel regt op meenden te hebben, hadt in hunnen eigen Raad eene foort van burgerkryg ontfioken; zodat ze zelden- byeenkwamen om te raadpleegen over de gewigtigfte belangen der Orde, maar hunne overleggingen terftond geftoord wierden door klaagliederen. Deeze Misnoegden, zo als de Franfche Schryvers hen noemen, gingen zoverre, dat de Voorfpraak voor de Arragonfche Taaie eene Akte van beroepinge aan des Groot-Meesters voeten nederwierp, en ylings met de overigen niet flegts uit den Raad, maar zelf uit de ftad vertrok. Geene middelen of Q.qq 3 be- XIX. boek. VII. HOOFDST. II. AF»,  486 HISTORIE XIX. boek. VII. HOOFDST. Ut AFD. V Jaar 1461. Raymond Zacosta. beloften liet de Groot-Meester onbeproefd om deezen ftorm te doen bedaaren; door zyne zagtmoedigheid en beleid bragt hy de meesten in een beter luim; doch deeze was van geen langen duur, gelyk wy nader zien zullen. De Groot-Meester ftierf kort daarnaa aan de jigt, op den zeventienden van Oogstmaand, in het achtfte jaar zyner regeeringe. ($) Raymond zacosta, doorgaans Megisfer genaamd, zyn Opvolger, was geboortig in Kastïlie, en Kastelaan der Imposten. Kort naa zyne verkiezing, viel het Kapittel op een kragtdaadig middel ter blusfchinge van den brand, die zich van nieuw begon te verheffen, door het aanftellen van eene nieuwe Taal in de Orde, ten voordeele der Kastiliaanen en Portugeezen, die daar door gefcheiden wierden van de Katalaanen en Navarrezen. Zints dien tyd beftondt de Orde uit acht Taaien, en wierdt tusfehen die nayverige Natiën een eenpaariger evenwigt vastgefteld. D e zaaken waren te Rhodus niet bygeleid , of de Groot-Meester wierdt verrast met eenen voorflag van vrede van de zyde des hooghartigen Mohammed''s, die met zo veel veragtinge alle de aanbiedingen zyner voorzaaten hadt van de hand geweezen, op alle andere voorwaarden behalven die van Leenmanfchap en fchattingfchuldigheid. 's Groot - Meesters agterdogt omtrent dien verraaderlyken Monarch deedt meer zyne vreeze klimmen, dan zyne hoop groeien op een gelukkigen uitflag dier vredehandelinge. Evenwel zulk eene aanbieding niet openlyk durvende afwyzen, zondt hy eenen zyner Hoofdbevelhebberen na Ccnftantinopolen, verzeld van twee Grieken, gebooren Rhodiers; zy vonden de Porte gereed ter bewilliginge in vriendlyke voorwaarden, zonder op haare voorgaande druk- Cf) Bofio. Baudoin, Vertot,  van MALTA. 48; drukkende eifchen aan te dringen. Spoedig wierdt '< een Beftand getroffen, zonder dat zy evenwel agt< des Sultans heimelyke oogmerken konden koomet Doch zyne verovering van Paphlagenie en het Trapt zondifche Ryk opende welhaast de oogen van de geheel Christenheid. De Groot-Meester liet het voordeel deezes korte Beftands niet verlooren gaan; hy deedt een fterk Ka; teel bouwen, tot dekkinge van de hoofdftad. D grond, welken hy daartoe verkoos, was een vaste i zee uitfleekende rots. Kosten en moeite, om d vesting fterk en duurzaam te maaken, wierden 'e niet gefpaard; en vermids de Hertog van Bourgondi eene aanzienlyke fomme daartoe hadt gefchonken wierden zyne wapens opgehangen aan de muuren, die eene kleine Kapel, aan St. Nikolaas gewyd, influiten de, het Kasteel naar dien naam deedt noemen. Mid lerwyl wederhieldt het Beftand de Turken niet van he doen van herhaalde landingen op de Eilanden, en he neemen van alle de fchepen, welke zy van de Ord< ontmoetten. Deeze vyandlykheden noodzaakten der Groot-Meester zyne Galeien uit te zenden , om d< fchade op hen te verbaalen ; waarover de trotfeh* Sultan zodanig wierdt vertoornd , dat hy zints da oogenblik befloot, hen niet alleen van dat Eiland, maar ook, indien 't mogelyk ware, uit geheel Afie U verjaagen. Hy begon met eenen aanflag op Lmrn'os\ 't welk hy niet zonder zwaar verlies bemagtigde. Naa een zeer hardnekkig en bloedig beleg, gaven de twee Gattilujto's, hoewel diens Monarchen trouwloosheic ten vollen bewust, de plaats over, onder belofte van vergoedinge van zynen niet minder eerloozen Vizier. Zy wierden de rampzalige flagtoffers hunner eigen ligtgeloovigheid. Nog erger ging het de Rhodifche Ridderen, welke de dwingeland, tegen alle trouwe en r XIX; i koek. Ü vii. HOOFDST, „III. AF», c 1 e r e 5 > I Des Suhans wreedheid tegen de Ridders.  488 HISTORIE XIX. boek, VII. HOOFDST. III. AFD De Groot ■ Meester te Rome gedag, vaard. en menschlykheid, deedt door midden zagen, en hunne lyken voor de honden werpen; eene wreede waarfchuwing wat de rest der Orde hadde te verwagten. (r) De Groot-Meester, tegen de gevolgen zyner woede by tyds willende op zyne hoede zyn, beriep eene algemeene Vergadering te Rhodus; hy geboodt alle de Ridders daar by te verfchynen , en alle de agterftallen aan de algemeene kas over te maaken. Maar terwyl hy deeze en andere noodige behoedmiddelen te baate nam voor hunne veiligheid en eere, begonnen verfcheiden Prioors en Kommandeurs, in Italië en Arragon, om zyne • regtvaardige eifchen te ontgaan, zwaare klagten tegen hem in te brengen. Zommigen waan. den, dat hy meer van hun eischte dan ze fchuldig waren; anderen, dat zyne hooge jaaren en kleinmoedigheid hem het zagtfte windje, welk uit de Turkfche heerfchappyen waaide, ais den fchroomlykften en vernielendften orkaan deeden aanzien. Eindelyk wierden deeze klagten gebragt voor Paus Paulus den II, op welken de Koning van Arragon genoegzaame invloed hadt, om hem te beweegen tot het beroepen van een algemeen Kapittel te Rome, en Zacosta voor hetzelve te dagvaarden, om zich te verantwoorden van de befchuldigingen, welke hem zouden worden voorgeleid. De hoofdoorzaak van des Arragonfchen Konings vyandfchap tegen hem, was, dat by, naa zyne verkiezing, zich hadt toegeëigend de Hoofdkanzelaary der Imposten, eene der voordeeligfte bedieningen in de geheele Orde. Andere Vorften hadden hunne byzondere inzigten met hunnen wensch, dat hy te Rome zou gedagvaard worden: hoewel het, in de daad, even zo veel was, als dien waardigen Groot-Meester over te leveren in de handen zyner bitterfte vyanden; waar, tegen (O Baudoin. Vertot.  yaw MALTA. 489 tegen hy zou hebben kunnen inbrengen zyne hoog jaaren, en zyne verpligting om het Eiland Rhodus ii eigen perfoon te yerdeedigen. Doch de eerwaardig gryzaart, die het zuiveren van zynen naam boven all andere bedenkingen waardeerde, de dagvaarding ge hoor geevende, deedt alle deeze onregtvaardige aan tygingen zo klaarblykelyk wederkeeren op de uit ftrooiers van dezelve, dat alle zyne vyanden tot zwy gen gebragt wierden, en de Paus zelve zich fchaam de, aan dezelve zo veel gehoor te hebben gegeeven Om hem alle mogelyke vergoeding te doen, gaf hj hem niet alleen de zonderlingfte blyken zyner agtinge en volkomene overtuiginge, maar bekragtigde ook verfcheiden fchikkingen, door het Kapittel gemaakt, vooral tegen de "weerfpannige weigeraars , die hem zo veele moeite en onlust veroorzaakt hadden Zacosta maakte de toebereidzels tot zyn vertrek na Rhodus, zeer voldaan over den gunftigen keer, welken zyne gehoorzaamheid ten zynen voordeele hadt genomen, wanneer hy wierdt aangetast van eene zeer hevige Pleuris, die hem wegnam, op den eenentwintigften van Sprokkelmaand, het, zesde jaar van zyn GrootMeesterfchap. De Paus, om zyne groote agting voor hem te betoonen, beval dat hy zou begraaven worden in de Bafilica van St. Petrus, met de grootfte ftaatelykheid. (*) Het Kapittel, terftond naa zyn overlyden, overgaande tot de verkiezing van eenen Opvolger, viel de keuze, met de meerderheid van ééne ftem, op jfohan Baptifta de Ürfini, Groot-Prioor van Rome, ten nadeele van Raimond Riccard, van de Taal van Provence, en Groot-Prioor van St. Giles, waarfchynlyk door 'sPausfen invloed op eenigen der kiezers. De nieuwe Groot- ( j ) Bofio. Baudoin. Vertot. Hedend.Hist.XVII.D.II.St. Rrr 2 XIX. 1 boek. 3 VII. = HOOFDST. "III. AFD. 't Jaar 1467. Johaa Baptisra de Uifini.  400 HISTORIE -XIX. boek. vii. HOOFDST fff. AFD Groot-Meester, weetende hoe noödig des Turlfche* Sultans voortgangen zyne tegenwoordigheid te Rhoius maakten , verha-astce niet alleen zyri vertrek , maar beval, by een afzonderlyk opontbod, alle de dappere ' Ridders zich derwaarts te begeeven, byzonderlyk de. zulken van elke Taaie, die in krygszaaken meest ervaren waren. By zyne aankomst droeg hy het opperbewind over alle de vestingwerken op aan Pieter d'Jubusfon, eenen der kundigfte Bevelhebbers, en in de geheele Orde in de .Vestingbouwkunde meest bcdreeven. Terftond deedt deeze eenen wyden en diepen gragt rondom de ftad graaven, en het gedeelte aan den waterkant verfterken met een zwaaren muur, honderd vademen lang, zes hoog en een vadem dik. Mohammed, hoewel zieklyk en met de pest'bezogt,hadt dertig kleine Galeien uitgerust, met landtroepen gevuld, met last om op de best genaakbaare Eilanden landingen te doen, en ze te vuur en te zwaard te verwoesten. De opgezeetenen, in de Kasteelen eene wykplaats zoekende, gaven de overweldigers gelegenheid om hunne troepen aan land te zetten overal daar zy eene voegzaame plaats ontmoetten, terwyl de Rhor difch Ruitery, in onderfcheidene benden zeer voordeelig verfchanst, zo onverwagt op hen inviel, dat weinigen hunne fchepen konden bereiken, en de overigen in den pan gehakt, of gevangen genomen wierden. Deeze wederfooed vermeerderde nog verder des Sultans woede; ftraks gaf by bevel tot het uitrusten van eene talryke vioot, zonder van derzelver beftemminge een woord te zeggen. Vermid'?' het evenwel Vut te raaden was, dat zy tegen het Eiland F.uboea, of tegen Rhodus moest dienen, draalden de Venetiaanen, eigenaars van het eerfte, niet, om over een aanvallend en verweerend verbond te handelen. Met blydfchap ,t3 .11.. i *. * u -Teil an i  van MALTA. 491 aanvaardde in 't eerst de Groot-Meester deeze aan bieding; doch verneemende dat zy in de voorafgaand» artikelen heimelyk een byvoegzel hadden ingelascht inhoudende dat de Orde zich onder hunne befcherminj zou ftellen, en in 't toekoomende niets zonder hunn< toeftemming mogen onderneemen , verwierp hy dei voorflag met die verontwaardiging, welke zulk eei verftrikkènd verbond met regt verdiende. Nogtham wederhieldt hem deeze laage kunstgreep niet van he zenden van een fpoedigen onderftand, zo ras hy ver nam dat Euboea met 'er daad door den Sultan aange vallen, en de hoofdftad belegerd was. Deeze huif. beftondt uit een aantal Galeien, onder bevel van Car dano, een oud ervaren Ridder der Orde, en den ver maarden d'Aubusfon, niet minder bedreeven in alle. wat tot het aanvallen en verdeedigen van eene ftac behoorde. Mohammed, de Galeien der Orde onder de Fenetiaanfche vernomen hebbende, zondt terftond eener Heraud om baar den oorlog te verklaaren, met de fchroomlykfte vervloekingen van zichzelven , indien hy niet den Groot-Meester doodde, en alle Ridders, die in zyne handen vielen, verdelgde. (O Doel: deeze dreigementen fchrikten den Groot-Meester niet af om zich by de Fenetiaanen te voegen op eenige togten tegen hem, en alle de Turkfche Roovers, die de Rbodifche Kusten kwelden, prys te maaken. De Rhodifche Galeien waren naauwlyks wedergekeerd van het verwoesten van Attalia, wanneer de Groot-Meester een ftaatelyk Gezantfchap ontving van Hasfan Casfan, Koning van Ferfis, die thans in eennieuw verbond met de Christen Vorften tegen Mohommea was getreeden. De Fenetiaanen, naa het verlies van Euboea, (*) Bofio, enz. Rrr 1 ■ XIX. : boek. , VII. r HOOFDST. [III. AF BI l l t i l 1 Een Perfiscb Gezantfchap te Rhodus.  492 HISTORIE XIX. boek. VII. H00FD5T. III. AFD Euboea, waren 'er de eerfte uitvinders van, en hadden daartoe overgehaald Paus Paulus den II, de Koningen van Arragon en Napels, de Republiek Genua, en eindelyk den Perfifchen Monarch, wiens Gezant te Rhodus met de uiterfte pragt ontvangen wierdt. Het onderwerp deezes Gezantfcbaps was, kennis te geeven van zyne toetreedinge tot het Verbond tegen Mohammed; en tevens den Groot Meester te verwittigen, dat hy de gewigtige Vesting Torato, in Klein-Armenië, op de lurken veroverd, en vast "beflooten hadt, den oorlog tegen hen voort te zetten. Hy vertoonde, dat hoewel de Perji-anfche troepen onverwinnelyk waren, hunne Ruitery geene weergae badde, en het hun niet ontbrak aan menfchen of paerden, aan lanzen, houwers en andere krygsgereedfchappen, het gebruik van fchietgeweer in zyne Staaten nog onbekend zynde, hy het noodig oordeelde te verzoeken, dat zyne nieuwe bondgenooten hem 'eenigen van hunne beste fchutters en bekwaamfte Kanonniers wilden byzetten. De Groot Meester beloofde niet alleen aan dit verzoek te zullen voldoen, maar toonde de Gezant alle zyne land- en zeemagt, in flagorde gefchaard, alle bewegingen en verrigtingen van'een wezenlyk gevegt volvoerende. Voorts voorzag hy hem van een Eskader van twaalf Galeien, om hem over te voeren na Venetië, alwaar het Verbond geflooten was. Op zyne terugreize voorzag hem de Republiek van een goed getal van de beste Geelgieters, Gefcbutfmeden, Zwaardveegers en andere werklieden : hierdoor wierdt het Pe^fifche Ryk welhaast voorzien van een volledig ftel Artülery. en een verbaazende menigte ander geweer.(V) Dit Gezantfchap, egter, deedt den geheelen last des oorlogs op den Perfifchen Monarch nederdaalen. Moluni' O) Dezelfden.  va» MALTA. 493 Mohammed, vergeefs gedagt hebbende, door zagti woorden en dreigementen, hem van het Verbond me ' de Christen Mogendheden af te trekken, wendde alk zyne magt tegen hem. Doch dit gaf aan het overige Bondgenootfchap tyd om adem te haaien, en fchortte des Sultans voorneemen tegen Rhodus lang genoeg op. om den Groot-Meester de gelegenheid te geeven tot het maaken van voegzaame toebereidzelen tegen eenen inval. Te midden van alle deeze bemoeijingen, kwynde hy bykans een jaar aan eene zwaare ongefteldheid, en andere zwakheden des ouderdoms; deeze eindigden eindelyk in eene hevige waterzucht, en fleepten hem ten grave op den achtften van Zomermaand, in het negende jaar zyns Groot Meesterfchaps. Hy wierdt opgevolgd van Peter cTAubusfon, GrootPrioor van Auvergne, beroemd om zyne uitfteekende bekwaamheid in de Krygs-Bouwkunde. Terftond naa zyne verkiezing, deedt hy den mond der haven van Rhodus fluiten met een zwaare keten, tegen dê zwervende Zeeroovers; hy vermeerderde het getal der torens hier en op andere Eilanden, ter voorkoominge van hunne veelvuldige landingen , en verfterkte dezelve met fterke Bezettingen. Terwyl hy dus nuttig onledig was, kwam 'er een Gezant van Venetië, om terug te eifchen den perfoon van Riccio Martini, een Cypniian van hoogen rang, en een yverig voorftandex van Charlotte de Lufignan, die op dat Eiland zich verfchoolen hadt. De Gezant eischte dien Edelman op in zeer fterke, en zelf dreigende bewoordingen. De Groot Meester was aan dezelve zo weinig gewoon, dat de Raad ftemde om hem zonder antwoord te laaten gaan; doch d'Aubusfon, het gevaar voorziende van zich de Venetiaanen, in zo netelig tydftip, tot onvrienden te maaken, matigde in zo Rrr 3 verre ; XIX. : boek. ! vii. HOOFDST. iii. AFD. '/ Jaar 1476 De Urlini fierft. Peter d'Aubus- fOD.  494 HISTORIE XIX. BOEK. VII. Hoofdst. III. afd. Mohammed bereidtzich ten eorlog. verre deszelfs misnoegen , door bet voorzigtig ant. ivoord, welk hy gif, dat hy den Gezant voiiaan liet vertrekken, zonder den perfoon, die onder zyne be- ' fcherming was, over te leveren, of het misnoegen der Republiek gaande te maaken. (w) Naauwlyks was de Venetiaanjche Gezant verreisd, of by ontving eenen anderen van den Onder.üasfa van Lycie, eene Turkfche provincie in de nabyheid van Rhodus. In fchyn kwam hy om te handelen over de losfing van Cnristen flaaven, welke die Staatsdienaar in zyne magt hadt; doch in de daad om naauwkeurig narigt te ontvangen wegens den toeftand des Eilunds en der Orde. De edelmoedige d'Aubusfon tradt met hem in onderhandeling ; geene fomme of gefchenken fpaarde hy uit zyne eigen beurs, om zulk een wenfchelyk verbond tot ftand te brengen. Hy fmaakte het onuitfpreekelyk genoegen om eerlang een groot getal gevangenen aan zyne voeten te zien, inde treffendfte bewoordingen hem dankende voor zyne edelmoedigheid , en hem hunnen vader, redder en verlosfer noemende. Door zyne verfpieders hadt de Groot-Meester vernomen, dat de Vew.tiaamn op het punt waren van een afzonderlyk verbond met de Porte te fluiten. Van den anderen kant hadt hy verftaan, dat Hasfan Casfan, zat van jaaren en vermoeidheid, verweerender wyze handelde, zonder iets tegen de Turken te onderneemen, terwyl de Christen Mogendheden onder elkander bloedige oorlogen voerden. Duidelyk voorzag hy uit dit alles, dat Mohammed niet zou in gebreke blyven om in 't volgende jaar het Eiland Rhodus aan te tasten. In deeze overtuiging beriep hy voor alle dingen een alge- (w) Bofio. Baudoin, Lib. 6, Cap. 5. Vertot, Tom, 3, Livr. 7 , p, 70.  van MALTA. 495 algemeen Kapittel te Rhodus. Het getal zyner tro pen ontoereikende vindende ter verdeediginge v; het Eiland, liet hy tevens eene algemeene vermaanir afgaan, houdende aan alle de Groot-Prioors der Ord en den Ridders gebiedende , me£ hunne wapens e gevolg aldaar te verzamelen. In zo nadrukkelyl bewoordingen was deeze vermaaning opgefteld, d het niet konde uitblyven, of elk waardig lid der Or< moest daar door in nayver ontltoken worden, zich i fpoeden ter verdeediginge van een Eiland, 't welk c zetel en glory der Orde, en bet bolwerk des Chri tendoms was geworden. Veelen hunner verkogten c verpandden hun zilverwerk en huisgeraaden, om me allen mogelyken fpoed zich te kunnen voorzien va de noodige wapenrustinge, om by de algemeene Vei gadering te kunnen tegenwoordig zyn. Midlerwj verzorgde hy in eigen perfoon de Eilanden en Steri ten van 't geen ze noodig hadden tot het bieden va eenen kloeken tegenftand. Vervolgens vulde hy alli zyne Magazynen en Arzenaalen met krygsnoodwen digheden tot een beleg; terwyl Paus Sixtus de VI hen de waarfchynlykfte middelen, om dezelve te kunne] koopen, leverde,, door middel van een Jubelfeest, b; die gelegenheid afgekondigd; 't welk van alle oordei onmeetelyke fommen in de algemeene kas zamen bragt. (x) Mohammed, diepen fpyt gevoelende.dat d'Aulusfon, door zyne fterke toebereidzels, duidelyk toonde een klaar inzigt te hebben aangaande zyne vyandlyke oog merken, en vreezende dar dezelve een vermogenc Verhond regen hem in Europa mogten ten gevolge hebben, vondt geraaden te beproeven, in hoe verr< dit door eene vredehandeling konde voorkoomer wor- CO Dezelfde». 2 XIX, n boek. g VII. HOOFDST. nII}. AFD. :e it Ie e e ff t n 1 i I i r t Mohammed paalt hem met aanbiedingenvan vrede \  4p6 HISTORIE XIX. boek. VII. HOOFDST. III. AFD worden. Doch vermids zyn hoogmoed geene weigering kon verdraagen , ingevalle de eerfte voorflagen van hem kwamen, vertrouwde hy het bewind daar van aan zynen zoon Zem, of Zizim, en zynen neeve Keleby, wier Landjvoogdyfchappen naast aan Rhodus grensden. Deeze gebruikten eenen Griekfchen Renegaat tot het brengen van eenen brief aan den GrootMeester, vol van betuigingen van hoogagtinge voor hem en zyne Orde, en in 't einde hem nodigende tot het fluiten van den vrede met den Sultan, waar toe ze haare bemiddeling aanbooden. De Griek, by het overhandigen van den brief aan d'Jubusfon, bevestigde den inhoud uit eigen ervarenisfe, hem verzekerende, dat de Sultan gaarne hem eenen vrede zou willen fchenken, op voorwaarde van eene jaarlykfche fchattinge, of, indien deeze eisch te hard fcheen, een gefchenk van tweeduizend Dukaaten jaarlyks: eene erkentenis, welke de Venetiaanen, ter verkryginge van gelyke gunfte, geene zwaarigheid hadden gemaakt toe te ftaan. 'sGroot-meesters antwoord was, dat vermids zyne Orde aan den Paus onderworpen, en in vee!e opzigten aan verfcheiden Europifche Vorften gehouden was, hy zonder derzelver toeftemming niets konde fluiten;" maar hy beloofde, hen en zyne Orde te zullen raadpleegen. Hy voegde 'er nevens, dat het niet ongeraaden zyn zoude, een kort Beftand met de Porte te fluiten, terwyl hy van zyne onderhandeling kennis zoude geeven aan de Europifche Vorften. Listig gewaagde hy van dit laatfte artikel, om tyd te winnen voor zyne Ridders, om vóór de vredebreuk het Eiland te kunnen bereiken. De Griek, zynde daartoe genoegzaam gevolmagtigd, floot met hem een Verbond van wapenfchorzinge en vryeri koophandel, terwyl de vredehandel wierdt voortgezet, die kort daarnaa be- kragtigd  van MALTA. 497 kragtigd wierdt door een ander Gezantfchap van de Porte. Niet minder loos en ftaatkundig handelde in dien laatften flap de trotfche Sultan, als weetende dat zulk een Gezantfchap waarfchynlykst den yver dei Christenen zou doen bekoelen, en het vooruitzigt van een aanftaande vrede den onderftand vertraagen, welken zy voor hadden na Rhodus te zenden, als mede den haast der Ridders, om derwaarts te fpoeden, verminderen, (y) De Sultan van Egypte, die niets zo zeer vreesde als dat Mohammed meester wierdt van Rhodus, door welke verovering hy een nader by gelegen en geduchter vyand zou worden, zondt midlerwyl eenen zyner begunftigde Staatsdienaaren in Gezantfchap na Rhodus, en vernieuwde het jongfte verdrag van vrede met den Groot Meester. Diergelyk een verbond wierdt ook getroffen met den Koning van Tunis, met deeze byvoeging, dat de Orde, in gevalle van nood, van daar zou verfterkt worden met dertigduizend zakken koorn, zonder 'er eenigen tol van te betaalen. Intusschen kwamen de Ridders van allerwege in grooten getale opdaagen; doch alzo de Groot-Meester nog meer verwagtte, vondt hy geraaden, het Kapittel tot in Wynmaand uit te ftellen, wanneer hy het met groote ftaatelykheid en eene aandoenlyke aanfpraak opende. Een der eerfte befluiten ter deezer vergaderinge was, den Groot-Meester te bekieeden met de hoogfte magt, en het opperbevel over de land- en zeemagt, ten minfte tot dat de ftorm gelukkiglyk zou overgedreeven zyn. Dus gemagtigd, benoemde hy voorts de bekwaamfte Bevelhebbers tot hunne onderfcheidene posten, vernielde alle de land- en lusthuizen, zelf de kerken, Cy) Dezelfde Schryvers. Hedend.Hist.XVILD.ILSt. Sss XIX. boek. vil HOOFDST. 111. AFD, Frsde met Tunü  498 HISTORIE XIX. boek. Vil HOOFDST lil. AFD Moham med befluit Rho dus te belegeren. kerken, in de nabuuffchap der hoofdftad, deedt al het gras en te veld ftaande koorn op het Eiland afmaaien, wees den ingezeetenen in de fteden en ten platten lande hunne posten aan geduurende het beleg: in één woord, hy maakte alle toebereidzels tot een kloeken tegenftand. ( z ) Eindelyk befloot Mohammed, Rhodus aan te vallen». Het beleid dier onderneeminge was vertrouwd aan Mifaoli, of Michael Paleologus, een Griekfchen Renegaat, van Koninklyken bloede, thans tot de waardigheid van Groot-Vizier verheven. Om te dugtiger proeven zyns yvers tegen de Christenen te geeven, hadt hy, met ongemeene drift, op dat beleg aangedrongen, en de platte grond des Eilands en alle deszelfs vestingwerken doen opneemen door drie befaamde Renegaaten, ten dien einde door hem derwaarts gezonden. Een van deeze was van geboorte een Rbodier, die door zyne losbandigheid zich zei ven hadt bedorven, en genoodzaakt was de plaats te verlaaten; de anderewas de Griekfche Renegaat, die onlangs den brief van Frinfe Zuzim aan den Groot-Meester hadt gebragt; de derde was zekere Francois Frapan, een Duitscu Ingenieur , die gereisd hadt door alle de Christen landen, op welke Mohammed het gemunt hadt, en hem ter hand hadt gefield naauwkeurige ontwerpen, door hem zeiven getekend, (a) De Groot-Vizier Paleologus wierdt ftraks afgevaardigd met eene kleine vloot, nevens zyne drie Renegaaten, om vóór de aankomst des grooten legers de plaats te verkondfchappen. Tegen den vierden van Wintermaand verfcheen hy voor Rhodus, en zette eenigen zyner Spahis aan land, tegenover het Kasteel Facis. Doch by wierdt zo dapper bejegend, dat hy zich gelukkig rekende, CO C*) Dezelfde Schryvers.  v a n M A L T A. 4po rekende, de fchepen bereikt te hebben met een aanmerkelyk verlies van de zynen. Zyne volgende landing was op het Eiland Tib, aan de Orde behoorende; de opgezeetenen waren, met hunne have, in het Kasteel geweeken, zynde eene vaste fterkte, met eene fterke bezetting voorzien. Hy befchoot het acht dagen lang, tot dat hy, oordeelende bres genoeg te hebben gemaakt om ftorm te loopen, hetzelve, aan 't hoofd zyner troepen, met groote onverzaagdheid beklom; doch hy wierdt met zwaar verlies terug gedreeven. Hy was genoodzaakt het beleg op te breeken, en zeilde na Phisco, inLycie, de algemeene verzamelplaats der Turkfche vloot. Hier bleef by liggen tot aan Grasmaand daar aan volgende, wanneer hy den mond der rivier van Lycie binnen zeilde, in 't gezigt van 't Eiland Rhodus, niet meer dan zeven mylen van daar gelegen. De vloot beftondt uit honderdzestig groote fchepen, behalven de Feloeken, Galjooten, platte en andere Transportfchepen, te zamen bemand met niet minder dan honderdduizend koppen landtroepen. Deeze verbaazende toerusting, op den drieën-; twintigften van Bloeimaand, aan de Kusten des Eilands verfcheenen zynde, begon het voetvolk aan land te treeden onder dekking van 't gefchut. Niet minder' wakker fpeelde het gefchut der ftad tegen hen, terwyl de Ridders met het zwaard in de vuist na buiten ftreefden, en tot aan hunne draagbanden toe te water gingen, om de landing te beletten, tot dat zy, naa veel bloedvergietens aan weerkanten, door de menigte overheerd, moesten wyken." Toen landden de Turken in grooten getale aan verfcheiden oorden, en wonnen fpoedig den berg St. Stephen, alwaar zy zich fterk verfchanst hebbende, de ftad opeischten. Op de weigering der belegerden , volgden welhaast eenige bloedige fchermutzelingen: waarnaa de ftraks gemelde Sss z Diiitfcht XIX. boek. VII. HOOFDST. III. afb. Rhodiw door d» rurken belegerd.  50o HISTORIE XIX. BOfcK. VII. HOOFDST. HL AFD Duitfche Ingenieur den Groot-Vizier raadde, met alle zyne magt aan te vallen op den toren of het Kasteel St. Nikolaas; hem verzekerende dat dit genomen zynde, de ftad zich fpoedig zou moeten overgeeven. Zyn raad wierdt gevolgd, en eene Battery tegen de Vesting opgeworpen. De Groot Meester, van zynen kant, deedt, op eene voegzaame plaats, insgelyks eene Battery ftigten, welke haar vuur met gelyke kloekmoedigheid beantwoordde. Doch dit alles was louter fpel in vergelyking van 't geen eerlang volgde, wanneer de groote menigte en verfcheidenheid van fchietgeweer, welke de Vizier hadt medegevoerd, op de plaats begon te fpeelen. Wel dra wierdt 'er bres gefchooten, en eene bende Turken gelast ftorm te loopen. Hevig was thans het gevegt. De GrootMeester, die de aangelegenheid dier fterkte kende, kwam haar in perfoon verdeedigen, en vatte post op de gevaarlykfte plaats der breuke, met een welberaaden toon zynen Bevelhebberen te gemoete voerende, dat dit de post van eere was, aan den Groot-Meester der Orde behoorende. Ons beftek gedoogt geene omftandige befchryving van dit beleg; die 'er meer van willen weeten, kunnen te raade gaan met de beneden aangehaalde Schryvers. (è) In 't algemeen zullen wy aanmerken, dat geduurende hetzelve de hoogstklimmende woede en onverzaagdheid aan weerkanten geoeffend wierden; dat noch de ongemeene dapperheid der Rhodifche Ridders, noch de menigvuldige bloedige verjaagingen, welke zy den vyand toebragten, noch de groote menigte Turken, welke by eiken aanval fneuvelden, den Groot-Vizier, die Mohammeds gramfchap meer vreesde dan (è~) Du Puys, Rêfat. du Stege de Caourfm, p. 3. Bofio. Baudoin, Lib. é, Cap. 8, 9, 10. Vertot,Tom. 3, Livr. 7, p 93-.  van MALTA. 501 dan de wapens der Rhodiers, konden affchrikken van het voortzetten van het beleg. Den dood van den Duitfchen Renegaat, die zich als een verfpieder in de ftad hadt begeeven , en ontdekt was, wierdt volvoerd op 'sGroot Meesters bevel. De herhaalde ondervindingen, dat de belegerden telkens kennis kreegen van eiken ftap dien hy deedt, verwekte by den 'lurhfchen Veldheer zulk een agterdogt op zyne Bevelhebbers, dat hy niet wist, wien hy zou vertrouwen, 's GrootMeesters waakzaamheid en onvermoeide dapperheid, die overal was, elk Ridder aanzette, voor ieder gevaar waarfchuwde, en eiken list verydelde, deeden zulk eene uitwerking op dien barbaar, dat hy drie geheele dagen gevoel- en werkeloos lag, wordende opgewekt uit zyne bedwelming door zyne vreeze en wanhoop, en de ontrustende tyding, welke de overloopers uit de ftad bragten. De eene zeide hem, dat de GrootMeester de vrouwen, kinderen, en alle nuttelooze perfoonen op eene veilige plaats hadt gebragt, buiten het bereik van zyne werktuigen en gefchut, zodat hy zyne kragten tegen ledige huizen fpilde; een ander fprak hem van een nieuwen wal, of ander werk, in éénen nacht vervaardigd, met een ongelooflyken vlyt, waartoe perfoonen van allerlei rang en fexe de hand gebooden hadden; koomende zelf de Nonnen uit haare Kloosters, om de werklieden ververfchingen toe te dienen. Anderen verzekerden hem, dat de plaats zo wel voorzien was van mond- en krygsbehoeften, dat de bezetting niet zo fpoedig een nieuwen onder, ftand zou behoeven. Alle deeze berigten gingen gepaard met zulke loffpraaken op des Groot Meesters onverzaagdheid en waakzaamheid, dat hy, wanhoopende geduurende deszelfs bevel der plaatze te zullen meester worden, twee Renegaaten derwaarts zondt, als overloopers verkleed, om hem met het zwaard, Sss 3 door XIX. BOEK. vil HOOFDST, ii. AFD,  XIX. boek. VII. HOOFDST. III. AFD. De Tur ken bieden eent Capita Satie aar, joi HISTORIE loor vergif of op eenige andere voegzaarne wyze van kant te helpen. De fchelmen kreegen eerlang toegang tot de plaats en het paleis, en zouden hun doel bereikt hebben, ware niet een hunner gelukkiglyk ontdekt, die, op den pynbank gebragt zynde, het geheele ontwerp openbaarde, en zynen medepligtige beklapte. Beide wierden hierom ter verdiende ftraffe verweezen, doch, zo als zy na de Geregtsplaats geleid wierden, door het volk verfcheurd. Dit ontwerp mislukt zynde, nam hy toevlugt tot een ander. In verfcheiden oorden der ftad deedt hy brieven verfpreiden, opgevuld met de hoonendfte fnoeveryen en dreigementen; verheffende de magt en goedertierenheid des Turkjchen Sultans; vertoonende hoe gelukkig zy zyn zouden in de verwisteling van de dwingelandy der Rhodifche Orde tegen de zagtheid der Othomanfche Regeeringe, en verwoesting door vuur en zwaard aankondigende, indien zy de thans zo edelmoedig aangeboodene voorwaarden van de hand weczen. Deeze brieven de verdiende veragting ontmoet hebbende , was zyn volgende list, een Gezantfchap aan den Groot- Meester, genoegzaam tot hetzelfde oogmerk, en in denzelfden trotfchen toon. De GrootMeester, die tyd noodig hadt tot het herftellen van de verwoestingen, door het Turkfche gefchut aangericht, veranderde het Gezantfchap in eene onderhandeling, welke gehouden wierdt aan den kant van de ftadsgragt, tusfehen eenen der Hoofdbevelhebberen van het 'lurkfche leger en den Kastellaan van Rhodus. De Turk, in deeze zamenkomst, zich vertoonende geheel ontbloot van de fiere en trotfche houding, aan die Natie eigen, Vergenoegde zich met de Orde te vermaanen, de fchroomlyke gevolgen van eenen algemeenen ftorm te voorkoomen, en hunne dapperheid hen zeiven en eene zo groote menigte onfchuldige ingezeetenen niet te doen  van MALTA. 503 doen bloot ftellen aan de vreezelyke flagting en ver woesting, de gewoone gevolgen van eenen te hardnexkigen wederftand, waarvoor dit ongetwyfeld by den veroveraar zou worden aangezien. De Groot-Meester hernam hierop, dat indien de Groot-Vizier het geraaden vondt, een algemeenen ftorm te waagen, hy het gebrek van muuren en bolwerken wel dra zou vergoed vinden door zodanige verfchanzingen , wier bemagtiging hem niet minder bloeds zou kosten; en indien hy met zulke binderpaaien niet te kampen hadde, hy de ftad nog fterk genoeg zou vinden, zo lang zy verdeedigd wierdt door een aantal Ridders, die alle van één hart en ééne ziele waren, geen ander doelwit hadden dan de verdeediging van hunnen Godsdienst, en de eer en het belang der Orde, en wien eene edele veragting van den dood meer kragt dan wallen of muuren geeft. Dit antwoord brak de onderhandeling fpoedig af; de lurk vertrok met diepe vernedering. Doch de weigering van de overgave der plaatze hadt eene nadeelige uitwerking op verfcheiden leden der Orde* die over 's Groot-Meesters halftarrigheid begonnen te klaagen, en zich te verklaaren voor een eerlyk verdrag. Deeze zamenfpanningen, die dagelyks toenamen, kwamen eindelyk ter ooren van tf'Jubusfon; hy ontboodt de misnoegden in het paleis, en alsof hy hen niet langer als leden der Orde aanmerkte , in plaats van hen broeders te noemen, begroete hy hen met den naam van Heeren. „ Indien iemand uwer,, (zeide hy) „ zich in deeze plaats niet veilig genoeg „ agte. zy is aan ééne zyde nog niet zo naauw in» „ geflooten , of ik zal middel vinden om uwe ont„ koming te begunftigen. Maar," dus vervolgde hy op een ernftiger toon, „ indien gy blyft, laat my ?> dan nooit een woord van verdrag van ,overgaave » hooren* XIX. boj£'k. VII. HOOFDST. UL AFD.  504 HISTORIE XIX. boek. vii. HOOFDST. iii. AFD De fort, hervat. „ hooren, op ftraffe van een onmiddelyken dood." Op deeze woorden waren allen dermaate bedremmeld, dat zy niet konden antwoorden. Tot zich zeiven gekoomen zynde, betuigden ze hunne uiterfte wroeging over hunne lafhartigheid, en gaven hem de fterkfte verzekeringen, dat zy, ter verdeediginge van de plaats, onder hem tot aan hunnen laatften droppel bloeds zouden vegten. Diensvolgens betoonden zy, by alle volgende gelegenheden, zulk eene onverzaagde dapperheid, en driftigen nayver in het doorftaan van de grootfte gevaaren, alsof ze thans geen ander doel hadden, dan de onedele kladde, over zich zelve behaald, af te wryven, door den kloekften heldenmoed of een roemrvken dood. De trotfche Groot-Vizier, in arren-moede ont'ftoken door des Groot Meesters antwoord, verkondigde den dood en het verderf aan de geheele Orde, en beval eene groote menigte fcherpe nagels te fpykeren aan de toppen zyner fchanspaalen, voorneemcns zynde, allen, welke leevende hem in handen vielen, daarop te plaatzen. Het vuur van het gefchut begon van nieuws, en met grooter woede dan voorheen, te fpeelen. Alles wierdt gereed gemaakt tot een geweldigen ftorm, welke vervolgens op verfcheiden plaatzen der ftad geloopen wierdt met zulk eene woede, dat zy, in fpyt van alle tegenkantingen der Orde, hunne ftandaarten op de bolwerken plantten. Dit veroorzaakte eene nieuwe foort van gevegt boven op de wallen. De Groot Meester aan het hoofd zyner Ridderen beklom den ladder met zyne halve piek in de hand. Een hardnekkigen tegenftand ontmoetten zy van de Turken, doch velden eindelyk zo veelen hunner, dat ze genoodzaakt waren te wyken. Zy wierden ftraks vervangen van eene bende onverzaagde Janitzaaren, door den Vizier gezonden, met belofte van  van MALTA, 505 van eene groote belooning aan hem, die den Groo Meester doodde. Spoedig herkenden ze hem aan zyn vergulde wapenrusting ; twaalf hunner drongen tc hem door, en, in fpyt der Ridderen, die rondom her waren , gaven ze hem vyf kwetzuuren in verfchiiJend deelen zyns lichaams. De drift, met welke hy ziel verdeedigde, belette hem dezelve te gevoelen, to dat de Ridders, die rot zyn ontzet toefchooten, ei hem met bloed bedekt zagen, hem fmeekten te wyken, doch zy vonden hem vast beraad?n om op de p.'aati een eerlyken dood te fterven. Dit befluit gaf den Ridderen nieuwen moed; met verdubbelde woede vielen ze op. de Turken aan, hieuwen in ftukken al wat zy ontmoetten, en jaagden de overigen zulk eenen doodsangst aan, dat de fmeekingen noch bedreigingen des Viziers hen van dé fchandelykfte vlugt konden wederhouden. De Rhodiers vervolgden hen met rasfe fchreden, en velden eene groote menigte ter aarde; alle 't welk door hem zynde opgemerkt, was hy genoodzaakt alles verlooren te geeven, en na zyne fchepen te wyken. (c) De overwinning dus gelukkig geftaafd zynde, wierdt de Groot Meester door zvne Ridders, na de* Hoofdkerk begeleid, en aldaar eene ftaatelykè dank-' zegging gehouden. De Groot Vizier verliet 'het Eiland' niet, zonder de fchroomlykfte blyken zyner gramfchap te hebben agtergelaaten. Eindelyk vernomen hebbende de aankomst eeniger fchepen uit Spanje, en vrcezende door dezelve verrast te worden , zeilde hy met allen mogelyken fpoed na Conftantinopole. De Groot Meester, om het zwaar verlies der in en op. gezeetenen van het Eiland te vergoeden, beval eene groote CO DuPuy, ibid. Caourfin, p. 63. Bofio. Baudoin, Lib. 6, Cap, 10, 11, 12, Verrot Tom. 3, Lib. 7. p. qo?. Hedend.Hist.XVILD.1I.St. Ttt t XIX. e boek. t VII. 1) HOOFDST. a III, AFD, 1 ! i Het beleg opgebroken. A?ge. neene 'Jank'ag.  5o<5 HISTORIE XIX. boek. vij. HOOFDST. til. AFD. t Jaar 1481. jlard. beevingen 9p Rljpdus groote menigte koorn onder hen uit te deelen, en gaf hun voor etlyke jaaren kwyting van belastingen. Even edelmoedig beloonde hy alle de Ridders, naar gelange hunner verdienfte en dapperheid , van den lioogften Bevelhebber tot aan den minften foldaat. Voorts ging hy aan het vlytig herftellen van de vestingwerken der ftad, als niet twyfelende, of hy zou eerlang op nieuw van den trotfchen Turk/eken Sultan hooren. Hierin vergiste hy zich niet: want Mohammed, naa de eerfte vervoeringen van woede over zyns Viziers ongelukkig flaagen, dien hy afzette, en na Gallipoli zondt, verklaarde openlyk, dat gelyk zyne wapens nooit voorfpoedig waren, dan wanneer hy zich aan 't hoofd daarvan bevondt, beflooten te hebben, in 't volgende jaar in eigen perfoon het bevel te zullen voeren tegen die hoogmoedige en hardnekkige Orde. In den aanvang deezes jaars gebeurde 'er eene zwaare aardbeeving, welke de ftad en het Eiland in groot gevaar bragt. Rhodus wierdt van de zee overftroomd, en tien of twaalf voeten onder water gezet. Nog verfcheiden andere fchuddingen gevoelde men in die maand; doch de zwaarfte van allen gebeurde op den tienden van Wintermaand, in 't holfte van den nacht. Verfcheiden Kerken, het groot Paleis, en andere openbaare gebouwen wierden zwaar befchadigd; de grond golfde en beefde op eene vervaarlyke wyze. De Rhodiers, die by overlevering geloofden dat hun Eiland uit de zee was opgekomen, dagten nu niet anders of 't zou wederom daarin verzinken. De Groot-Meester, de algemeene ontfteltenis te baate neemende, ging aan het hervormen van verfcheiden fchroomlyke buitenfpoorigheden, door middel van nieuwe vastftellingen, door zwaare ftraffen bekragtigd. (d) Terwyi, (rf) Baudoin, Lib. 7, Cap. K  van MALTA. 507 Terwyl hy aldus onledig was, ontving hy eeni boodichap van Prins Zizim, eenen van wylen Monam med's zoonen , door zynen anderen broeder Bajaze onlangs verflagen. Deeze Prins verzogt de Orde on hulp en befcherming, en den Groot Meester om Vry. geleide. Gereedelyk wierdt zyn verzoek ingewilligd; en een Eskader van Rhodifche Galeien, onder bevei van Don Alvarez de Zuniga, afgevaardigd om hem over te voeren na Rhodus; met alle eerbetooningen, aan zyne geboorte en rang voegende, wierdt hy hier ontvangen. Geduurende diens voortvlugtigen Prinfen verblyf op Rhodus, kwam 'er een Afgevaardigde van den Gouverneur van Lycie, om te handelen over een Beftand van koophandel, doch in de daad om te befpieden wat 'er tusfehen den Prins en de Orde .omging: hierom rekte hy de onderhandeling zo lang doenlyk was, in weerwil der bereidwilligheid des GrootMeesters, die door den list heenen zag, om te bewilligen, en van zulk een bevoorregten Spion ontflagen te worden. Naauwlyks was hy vertrokken, of 'er verfcheen een ander Staatsdienaar, met een brief van Achmet, Bajazet's geliefden Groot-Vizier en Veldheer, om als 't ware uit zich zeiven voor te flaan eene Vredehandeling met zynen Meester, met aanbieding van zyne bemiddeling, indien de GrootMeester een Gezantfchap na Conftantinopole wilde zenden. Ligt was uit alle deeze kunftenaaryen op te maaken , dat de Prins niets anders zogt dan zynen mededinger door vergif of ftaal van kant te helpen: hierom maakte de Groot Meester allen mogelyken fpoed, om deeze gevolmagtigde moordenaars van de hand te zenden, met dit antwoord, dat hy de aanbieding wilde aanneemen, mids 'er niets in kwam van leenfehap of fchattingfchuldigheid. Om midlerwyl Ttt 2 alle ! XIX. ■ boek ï vii. : HOOFDST. iii. AFD. Prins Zizim zoekt befcher. ming te Rhodus. Bajazet's listen tegen hem.  SoZ HISTORIE XIX. boek. vii. HOOFDST. II h AFD. Twee Gezanten na Conftantinopole. CO Boffo. Baudoin. Vertot. alle verraaderlyke aanflagen tegen Prins Zizim te verhoeden, befloot de Raad, naa ryp overleg, bem na Frankryk in veiligheid te zenden. Vóór zyn vertrek, liet hy twee gefchriften in deszelfs handen: het eene gaf hem volle magt, om met Bajazet over een vergelyk met hem te handelen; by het ander verbondt hy zich, indien hy ooit het gebied wederkreeg, eenen beftendigen vrede met Rhodus te zullen onderhouden , eenen vryen koophandel aan alle deszelfs fchepen vergunnen, en driehonderd Christen flaavenflaaken. Beide Verbintenisfen, door hem -vertekenden verzegeld, en in de Archiven des Eilands nog voorhanden, zyn gedagtekend op den vyfden van de maand Regheb, in het jaar 887 van de Hegira, overeenkoomende met den eenendertigden van Oogstmaand1482. Hy vertrok na Frankryk, onder het geleide van den Heere de Blanchfort, 's Groot - Meesters neeve. (e) Terstond naa zyn vertrek, zondt de GrootMeester, volgens affpraak, twee zyner voornaamfte Ridders in Gezantfchap na Bajazet. Hy ontving hem met tekens van eere, en benoemde Achmed, boven vermeld, en Micbael Faleologus, thans uit zyne ballingfchap herroepen , om over den vrede te handelen. Bykans zou de eerfte terftond de onderhandeling hebben afgebroken, door te dringen op fchattingTen den Rhodiers, die daarvan geen woord wilden hooren, aante zéggen, dat zyn Meester in eigen perfoon die zou koomen heffen aan 't hoofd van honderdduizend man. Faleologus was genoodzaakt, hem, in het Turksch, te herinneren, dat de Sultan hun gebooden hadt, tos eenigen prys den vrede te fluiten. Deeze leuze' noodzaakte hem niet alleen, daar van af te zien, maar  v a k MALTA. 509 gaf de Rhodi/ehe Gezanten, een van welke het Turkscl verftondt, aanleiding om op voordeeliger voorwaar, den te dringen, in welke de beide Staatsdienaars, in fpyt hunner aangeboorene hooghartigheid, gaarne bewilligden. Bv deeze voorwaarden verbondt zich de GrootMeester, Prins Zizim in zyne handen, en onder eene genoegzaame wagt zyner Ridderen te bewaaren, en hem niet over te leveren aan eenigen anderen Prinfe, 't zy Christen of Onchriscen, die daar uit aanleiding zou kunnen neemen om den Sultan eenige moeite te baaren. Uit aanmerking hier van zou de Porte jaarlyks vyfëndertigduizend Dukaaten aan de Rhodifche fchatkist opbrengen voor zyn onderhoud, en daarenboven jaarlyks tienduizend Dukaaten aan den GrootMeester betaalen, in vergoeding van de fchade, door .de Turkfche troepen aan de Rhodifche Eilanden toegebragt. Dit Verbond, door Bajazet getekend zynde, wierdt terftond met eenen zyner eerfte Staatsdienaaren na Rhodus gezonden, om door den Groot Meester bekragtigd te worden. De trotfche Achmed, die tegen de voorwaarden openlyk hadt uitgevaaren, als vernederende voor de Porte, verviel kort daarnaa. in onr gunst, en wierdt gedood, (ƒ) Bajazet was niet alleen naauwkeurig, maar zelf in de voorbaat, in het betaalen van de bovengemelde lommen; doch de Groot-Meester hadt genoegen noch eere van deezé vredehandeling. De ongelukkige Zizim klaagde geweldig over zyne bewilliging in dien vrede, tot openbaare fchennis van het Vrygeleide, hem gegeeven. Veelen, geene vrienden der Orde, maakten de fcherpfte aanmerkingen tegen hem, als hadde hy verkogt de vryheid eens Prinfen, die zich onder Cf) Dezelfden. Ttt & XIX. boek. Vil. HOOFFST, 111. AFD. De vrede gefloten.  $io HISTORIE XIX. boek. VII. HOOFDST. III. AFD. Zizim aan den Paus verkogt. Voor- deelen voor de Orde. jnder zyne befcherming hadt begeeven, en , voor 2ene geringe belasting, zich verbonden zyn Cipier te worden, ten behoeve eens dwingelands, den onverïoenbaaren vyand der Christenen. Zo verre, ondertusfchen, was 't 'er af, dat Paus Innocentius ie VIII deezen ftaatkundigen flap des Groot Meesters kwalyk keurde, dat hy 'er openlyk op aandrong, dat zyn Nuncius de bewaaring van den ongelukkigen Zizim op zich zou neemen, in 't midden brengende, dat indien hy hem in zyne magt hadt, gemaklyk een einde zou kunnen maaken aan de oorlogen, die tusfehen de Christen Vorften woedden, door dezelven te vereenigen in een fterk verbond tegen Bajazet. Verfcheiden zeer billyke en fterke tegenwerpingen maakte ffAubusfon tegen deezen voorflag; doch hy vondt dén Paus zo onverzettelyk, dat hy eindelyk twee der voornaamfte Ridders zondt, om te handelen over zyne overdragt aan zyne Heiligheid, op de voordeeligfte voorwaarden voor hem zelve en voor de Orde. De twee ftaatkundige Ridders, den Paus niet minder gereed tot geeven dan zich tot eifchen vindende, bewilligden in zyn verzoek , op de volgende voorwaarden: i. Zyne Heiligheid zou voortaan zich niet aanmatigen, eenige Kommanderyen weg te fchenken, tot nadeel der Taaien, of de meerder bejaardheid der leden. 2. De goederen en inkomften der Orde zouden niet meer begreepen zyn onder de voordeelen, welke de Pausfen onder hunne eigen opdragt begreepen hadden. 3. In gevalle Bajazet nalaatig bleeve in betaaling van de jaarlykfche fomme, voor Zizim's onderhoud beftemd, ter oorzaake van dit nieuw Verbond, zou de Paus zulks vergoeden, door de vernietiging van de twee Orden van St. Lazarus en van 't H. Graf, en derzelver inkomften aan de Rhodiers fchenken. Men vergat ook niet den Groot< Mees.  van MALTA. 51 x Meester te bedenken, die, by de overlevering var den Prins door zyne twee Gevolmagtigden, zou aangefield worden tot Kardinaal, en Nuncius van zyne Heiligheid in het Oosten, gelyk gefchiedde, by eene Bulle van den negenden van Lentemaand des jaars 1488, of, volgens zommige, 1489: eene waardigheid luttel voegende aan een waereldlyken Vorst, veel minder nog aan het Hoofd eener Krygsorde. (g) Aldus wierdt die ongelukkige Prins gekogt en verkogt aan de meestbiedenden, door die geestlyke Makelaars; van welke hy op befcherming hoopte. Niets,^egter. was alle deeze trouwloosheid in vergelyking van hel verraaderlyk en onmenschlyk gedrag , welk hy ontmoette van diens Pausfen onmiddelyken Opvolger Alexander den VI, die hem, eenige jaaren laater, naauw deedt opfluiten in het Kasteel St. Angelo, en, voor eene fomme van driehonderdduizend Dukaaten, welke Bajazet hem beloofde, heimelyk met vergif deedt ombrengen. De Groot-Meester, op de tyding van dit verfoeielyk verraad , betoonde het tederfte mededogen met den o.ngelukkigen Prins, hoewel hy zynen afkeer van diens moordenaar niet durfde laaten blyken, die, in flede van het feit te verontfchuldigen, hem door zynen Nuncius deedt verzoeken, aan Bajazet terftond berigt te zenden van de krygstoerustingen, welke door Karei den VIII van Frankryk tegen hem gemaakt wierden. Van den anderen kant zondt Karei hem eenen brief, waarin hy hem by zich nodigde, om met hem den voorgenomen togt tegen óen^Sultan te overleggen. Doch hy, duideiyk voorziende dat de Franfche Monarch welhaast ander werk om handen zoude hebben, in Italië cn in zyne eigen Staaten, floeg (gy Bofio. Baudoin, lib, 7» Tom, 3, p, 175. Vertot. XIX. bóe& vii. HOOFDST. III. AFD. , De GrootMeestertot Kardinaalverkoozen. D'Aubus. fon misnoegdover 'sPausfenverraad.  5i* HISTORIE XIX. : boek. VII, IOÜFDST. l'. AFD. 1 I locg agt op de nodiging des eenen, noch op de bedelen des anderen: om welk verzuim de Paus hem lort daarnaa zuik eene vermaantng van zyn misnoegen ieedt, ais hem en de geheele Orde voor eenige verJere aanflagen op haare Voorregten deedt duchten. De Kommandery van Nuvellec, en de ryke Priory van Catalonie open vallende, fchonk Alexar^er, op zyn ïigen gezag, als eenige befchikker van dusdanige pos:en, dezelve aan zynen onwaardigen néeve Lodtwyk3orgia, hoewel de Groot-M^éiter reeds dezelve hadt >pgedraagen aan Frans Bo;/b:ox, eenen der doorluch;igfte Ridders van de Arras,onfche Taaie. Tot hun ;eluk wierdt Ferdinand, Koning van Arragon en Caj. >4liej die altoos in oor.log was met de Mooren in Afrika, :n den byftand der Orde geduuiig noodig hadt, door hunne klagten overgehaald, om ten hunnen behoeve tusfehen beiden te koomen; dit deedt hy zo kragtdaadig, dat de Paus moest bukken, en zyn gewaand :egt op hunne kerkelyke ampten afftaan. {[hy Omtrent deezen tyd maakte de Paus eene zo haatelyke vertooning in de waereld, dat hy het hoog tyd rekende, eenige der ergerlyke vlekken af te wasfchen, welke by op de Pauslyke waardigheid gebragt hadt. Ten dien einde beval hy zyne Nunciusfen, de Christen Vorften te nodigen tot een magtig Verbond tegen de lurken, waar van hy zich zei ven tot Hoofd sou verklaaren. Te deezer gelegenheid vergat hy den Groot-Meester niet; hy beloofde hem te zullen lanftellen tot Opperveldheer van dien nieuwen kruistoet. D'Aubmfon, die te veel reden hadt om des Pausfen oprechtheid te verdenken , neigde zeer om de aanbieding van de hand te wyzen; doch de Raad hem onder 't oog brengende de oneere, welke bet van O) Bofio. Baudoin, Lib.7,, Cap. 67. Vertot.  van-MALTA. 513 van de hand wyzen van zulk eene nodiging voor d> Orde zyn zoude, welker beroep was, alle gelegen heden om kryg te voeren tegen de vyanden des Chris tendoms te omhelzen, gepaard met een verpligtendei brief, dien hy ontving van Lodewyk den Xll, in wel ken hy hem berigtte, eene kleine vloot na de Mid delandfche zee te hebben gezonden, onder bevel vai Philips van Kleef, die uitdrukkelyken last hadt, zyner last en aanwyzen in alles te gehoorzaamen, beflooi hy eindelyk dien hoogen post te aanvaarden. Diens volgens deedt hy een voegzaam getal groote fchepen. Galeien en andere vaartuigen gereed maaken, er wagtte alleenlyk op die des Pausfen en des Franfchet Admiraals. Doch deeze, in ftede van zyne aanwyzingen te volgen, zeilde regelrecht na het Eiland Metilene, en belegerde de hoofdftad. Maar ny moest welhaast het beleg opbreeken, naa een zwaar verlies onder zyn volk en fchepen, en een fchandelyken afcogt na zyn eigen land doen. Kort daarnaa ontving d'Aubusfon de onaangena'ame tyding van Venetië, dat hy niet langer moest ftaat maaken op de vyftien Galeien, welke de Paus beloofd hadt te leveren: want dat hy niet meer dan twee in zee hadt, die elders gebruikt wierden. Hierdoor zag hy zich genoodzaakt , zonder eenigen byftand den oorlogslast te moeten draagen , of het Verbond te laaten vervallen. Hy verkoos het eerfte, als het eerlykfte van beiden. Zyne vloot bemagtigde het Eiland St. Mauro, terwyl hy zelve vrugtlooze moeite deedt om de verbondene Mogendheden te bemoedigen. De verraaderlyke Paus, waanende genoeg gedaan te hebben ter zuiveringe van zyn karakter, was nu geheel ingenomen met bet verryken van zynen neef, terwyl de andere Vorften , op zyn voetfpoor, op hunne eigen bvzondere belangen bedagt waren. Alle Hedend.Hïst.XVII.D.II.St. Vvv de ; XIX. - boek, . Vil. L HOOFDST, 111. AFD. D'Aubus- fon van de bond- genooten verlaa. ten.  5*4 H I S T O * I E XIX. BOEK. Vil. HOOFDST. III. AFD. H Jaar 1493- Zyn dooi. de vrufft, welke van deeze ongemeene Verbintenisfe wierdt geplukt, was, behalven bet kleine Eiland Af. Mauro, een aanzienlyke prys, welken Viliagmut, dis over het Rhodifche Eskader het bevel voerde, op eenige Turkfche koopvaardvfchepen maakte, na Conftantinopnle beftemd, en ryk gelaaden. Naa derzelver geleiders geflagen en verftrooid te hebben,, bragt hy ze behouden binnen in de haven van Rhodus. D'Aubusson befteedde het overfehot zyner dagen aan het te werk ftellen van de kragtdaadigfte middelen ter bevorderinge van eene volkomene hervorming, door het doen herleeven der aloude tucht. Hy ving aan met een Bevelfchrift om alle de Jooden uit de Rhodifche heerfchappyen te verbannen, niet alleen als vyanden des naams van Christus, maar ook als werktuigen en middelaars van overdaad en losbandigheid. Vervolgens kondigde hy eene wet af, by welke hy uitdrukkelyk verboodt het gebruik van goud, zilver en andere tooizels aan de klederen en huisgeraaden der Orde, onder bedreiging van de zwaarfte ftraffen. Hy hadt het zonderling genoegen, dat zyn gezag zo algemeen gehoorzaamd wierdt, dat de gemelde fieraaden, binnen korten tvd , van het Eiland fcheenen gebannen te zyn. Doch dit genoegen wierdt meer dan opgewoogen door den fpyt, dien hy gevoelde, doordien alle zyne regtmaatige klagten, welke hy aan den Paus zondt , niet alleen vrugtloos waren, maar zelf nieuwe onderdrukkingen te wege bragten. Overlaaden van droefenisfe en zorgen, zo wel als van ouderdom, zynde hy nu reeds boven de tachtig jaaren. ' viel hy in eene diepe zwaarmoedigheid, welke hem ten grave fleepte op den derden van Hooimaand des jaars 1493 > het zevenëntwintigfte van zyn GrootMeesterfchap. (r) Het O') Bofio. Baudoin, Vertok.  van MALTA, 515 Het Kapittel vervulde zyne plaats met Emcric d'rfmboife, een perfoon van hoog en rang, thans GrootPrioor van Frankryk. Hy hieldt zyn verblyf in zyne Priory, doch verliet dezelve fpoedig ter waarneeminge van de meer dringende posten zyner nieuwe waardig heid. Naa zyne aankomst te Rhodus, was zyn eerfte werk, het beroepen van een algemeen^ Kapittel, het regelen van de geldmiddelen, en de Eilanden en de vloot in ftaat te ftellen ter beftrydinge van den algemeenen vyand, Bajazet en den Egypufchen Sultan, die heimelyk tegen hem in een verbond was getreeden. De eerlte, die de Rhodiers niet kon vergeeven de fchuilplaats, welke zy aan zynen broeder verleenden, noch de groote magt, welke zy thans in zee hadden, door welke zy zich dagelyks verrykten ten koste van den Turkfchen en Egyptifchen koophandel, die, door hunne Galeien, in zekere maate bedorven wierdt, zag zich zo dra niet buiten gevaar van dien geduchten mededinger , of hy beval zyne Kaapers , geduurige landingen te doen op de Eilanden, aan de Orde behoorende. Wat aangaat den Egyptifchen Vorst, hy leedt niet alleen veel fchade by hen in den koophandel , maar wierdc niet minder benadeeld door den voortgang, welken de Portugeezen gemaakt hadden op de Kusten van de Roode Zee, en in veele gewesten van het Oosten. (*>) Doch alzo zyn Ryk geen hout uitleverde tot het bouwen van een genoegzaam aantal fchepen, om aan twee zulke mededingende Natiën het hoofd te kunnen bieden, was hy genoodzaakt de toevlugt te neemen tot Bajazet, die, by dit verdrag, hem vergunde koopvaardy- en andere fchepen te Confiantinopole te mogen koopen, en hout te hakken in de bosfchen naby den berg Negro, langs de baai van Jjazzoy ik) Osfor. Hifi. Ptrwg- Lib. 3, Cap. 3. Vw 2 XIX. boek. vii. HOOFDSÏ iii AF I Kmeric d'Amboii  5i(5 HISTORIE XIX. boek. VIL HOOFDST, UI. AFD. Jjazzo, om andere te timmeren. Uit aanmerking van deeze voorregten , verbondt hy zich , aan den Turkfchen Sultan eene genoegzaame vloot te leveren tot het beleg van Rhodus. Terwyl deeze toerustingen gefchiedden, zondt Bajazet eene talryke vloot uit, onder bevel des vermaarden Kaapers Gamali, met last om de Eilanden, aan de Rhodiers behoorende, te verwoesten. Doch deeze overweldigers ontmoetten zo kloeken tegenftand overal daar zy landden, dat de meesten hunner over den kling gejaagd wierden. Gamali, de verfpreide overblyfzels zyner magt hebbende byeen verzameld, deedt zyne laatfte pooging tegen het Eiland, of liever den barren rots, Lindo, alleenlyk verfterkt met een Kasteel en kleine bezetting, welk hy infloot. De Gouverneur, een oud Krygsoverfte, thans ziek te bedde liggende, droeg het bevel op aan eenen jongen Piemonteefchen Ridder, Simoni genaamd, naauwlyks achttien jaaren oud. Deeze, naa hun geweldig vuur eenigen tyd te hebben doorgeftaan, opgemerkt hebbende dat hun gefchut een gedeelte des muurs verdelgd hadt, beval terftond alle de inwooners des Eilands, die derwaarts waren geweeken, mannen en vrouwen, op de bres te verfchynen met het witte Kruis der Orde op hunne borst, en de wapens in de handen. Gamali en de zynen, deezen aanziende voor Rhodifche Ridders, die in den nacht ter hulpe der bezettinge geland waren, en vreezende van de Rhodifche Galeien te zullen worden omfingeld, braken ze het beleg op, en begaven zich na de fchepen met grooten fpoed. (/) D e Sultan van Egypte, zeven gewapende Pinken gezonden hebbende, tot het doen van eene landing op het Eiland Lango, verrasten en veroverden de Ga» (/) Bofio. Vertol, Tom. 3, Livr. 8, p. 219.  van MALTA. 517 Galeien der Orde dezelve, en zonden ze op na. Rhodus. De volgende prys, welken de Rhodiers namen, was een wanftallig groote Karak, vaarende jaarlyks van Alexandrie na Conjlantinopole, gelaaden met de kostbaarfte zyden, fpeceryen en andere koopmanfchappen, welke des Grooten Heeren onderdaanen van de Roode Zee aanbragten. Zo hoog was dit fchip, dat de groote mast eener Rhodifche Galei naauwlyks gelyk was met den voorfteven. Het hadt zeven dekken; de mast was zo dik, dat drie man dien naauwlyks konden omvangen. Behalven de laading, kooplieden en matroozen, voerde het by de duizend foldaaten ter zyner befcherminge ; om zyne grootte en kostbaare laading voerde het den naam van Koningin der Zee. Vrugtloos hadden de Rhodifche Galeien meer dan eens daarop eenen kans gewaagd. Thans wierdt het genomen, by het Eiland Candia, door een dapper Ridder, Gastineau genaamd, naa een korten wederftand. Ongemeen ryk was de laading: want, behalven de koopwaaren, hadt het aan boord eene groote menigte geld, goud, zilver en juweelen; tot losgeld van dezelve, en van zyne eigen onderdaanen, zondt de Sultan eene evengelyke waarde in fpeceryen, kostbaare ftoffen, en andere goederen van waarde, (m) Midlerwyl hadden de onderdaanen van Gaun. Compfon, Sultan van Egypte, timmerhout gehakt in de bosfchen aan de Baai van Jjazzo, om eene nieuwe vloot te bouwen. Zo dra hy onderricht was, dat de fchepen tot zyn oogmerk gereed waren, zondt hy eene vloot, beftaande uit vyfentwintig fc'nepen van verfchillende grootte, om dezelve af te haaien. Spoedig wierdt de Groot Meester verwittigd van derzelver komfte in de Baai; met overleg van zynen Raad, zondt ff») Baudein, Lib, 7» Cap. 8. Vertot, p. 322. Vvv 3 XIX. boek. vil H00FDS7. iii. AFD, T'loot des Sultans tan Egypte %ejlagen. 1  5i8 HISTORIE XIX. BOEK. VII. HOOFDST. III. AFD. sondt hy de groote Karak, met vier Galeien, om dezelve aan te tasten. Dewyl de beroemde Egyptijche krygstoerusting gedeeltelyk moest dienen tegen den Koning van Portugal, wierden de Rhodifche Galeien gefield onder 't bevel eens Ridders van die Natie, Andreas Amaral. geheeten , een onverzaagd en dapper krygsman, in de daad, doch trotsch en vermetel. De overige fchepen wierden vertrouwd aan Villiers de rJJle Adam, een Ridder van geen minder moed, maar bedaarder en voorzigtiger. De Portugeefcbe Admiraal'wilde den vyand aantasten midden in de Baai, doch de andere wilde wagten, tot dat ze gelaaden, en op de ruimte waren gekoomen,. Tot eene gevaarlyke hoogte ware dit gefchil geklommen, indien de laatlte den eerften niet hadde toegegeeven, en met hem na de Golf gezeild ware. De Saraceenfche Bevelhebber zag hem niet binnen komen, of hy deedt al het volk, welk aan land was, aan boord koomen, en zeilde hun te gemoete; doch de Rhodiers wonnen hem de loef af, eer de aanval begon. Hevig was het gevegt aan weerkanten, drie uuren lang, tot dat de Rhodiers, verwoed over 'svyands hardnekkigen wederftand, als mede over 't verlies van zo veelen van hun volk en fchepen, beflooten om hen te enteren. De Saraceenen, op geenerhande wyze tegen hen opgewasfen in dit van naby vegten, verlieten hunne fchepen, zommigen door in hunne lange Booten, anderen door in zee te fpringen; gelukkig waren ze, die het ftrand konden bereiken, alwaar ze eene fchuilplaats in de bosfchen zogten. De Admiraal alleen verkoos het fterven met het zwaard in de vuist boven eene fchandelyke vlugt. De Rhodiers namen elf groote fchepen, en vier Galeien, en boorden de overige in den grond. Voorts zetteden ze eenig volk aan land om de vlugtende naa te zetten, van welke ze veejen doodden of gevangen  van MALTA. 519 vangen namen. Ten befluite verwoestten ze het land van waar ze een aanzienlyken buit medevoerden. Cn] De Groot-Meester befteedde het korte overfchoi zyner dagen aan het herftellen der vestingwerken, er ftierf in Slagtmaand, in het achtënzeventigfte jaai zyns ouderdoms, het achtfte van zyn Groot - Mees< terfchap. Hy hadt tot Opvolger Guy de Blanchecourt, neef van wylen Pieter dAubusfon, Groot Prioor van Auvergne, aan wiens bewaaring de ongelukkige. Zizim, by des^ zelfs overtogt na Frankryk, was aanbevolen. Verwittigd van Bajazet's fterke toerustingen, maakte hy allen mogelyken fpoed na het Eiland Rhodus, hoewel hy op dien tyd gevaarlyk ziek was: zodat de Ridders, die met hem te Nice fcheep gegaan waren , ziende dat bf telkens erger wierdt, hem raadden op Sicilië binnen te loopen. Doch hy wees dien raad van de hand, en ftierf op zee, by het Eiland Santes, op den vierentwintigften van Slagtmaand. De fchepen ankerden voor Rhodus, op den dertienden van Wintermaand. Reeds 's anderendaags ging het Kapittel over tot eene nieuwe keuze, welke met eenpaarige ftemmen viel op Fabricius Caret'ti, boven vermeld, een Ridder, die in' het laatfte beleg van Rhodus hadt uitgemunt, en wien de groote d'Aubusfon zyne bevordering tot die waardigheid eenigzins voorfpeld hadt. Zyn eerfte werk was, het beleggen van een algemeen Kapittel op het Eiland, om alle noodige toebereidzels te maaken tot het aanftaande beleg. Hy ontboodt eene groote menigte gefchut uit Brankryk, werwaarts hy den Groot-Prioor Philip Villiers de Vlfle Adam hadt gezonden, als zynen Stedehouder en Opziener in dat Koninkryk. Ondertusfchen wierdt de oorlog,, met C») Dezelfden, , XIX. I BOüK. : [V ï L ! HOOFDST. .III, AF». Guy de Bianche- CCUlt. V Jaar 1512. Fabric'us "aretti.  520 HISTORIE XIX. 1 boek. { vii. j HOOFDST. j Hl. AFD.] Selim's toebe ■ reidzels tegen Rhodus. 7 Jaar 1520. Selim fierSt. net welken zy gedreigd wierden , eenigen tyd op;efchort, door de oneenigheden, welke.tusfehen Ba'azefs zoonen voorvielen. Selim, de jongite , door iet vermoorden van zyne twee broeders de magt in landen bekoomen hebbende, voerde zyne wapens na Perfee , met zulk een voorfpoed en dapperheid, dat ie Sophi genoodzaakt was een Verbond aan te gaan net verfcheiden andere Mogendheden, in 't byzonder net den Groot-Meester en den Sultan van Egypte, by ivelke beiden Selim even geducht was geworden. Selim, laa verfcheiden vrugtiooze poogirgen om den Sulten daar van af te trekken , keerde zyne geheele magt tegen Egypte, en maakte zich. binnen vier jaaren meester van Syrië, Palestina, een gedeelte van Arabie, en het geheele Koninkryk Egypte. Hierdoor wierdt 'er een einde gemaakt aan de Mammelukfche Dynastie, Spoedig ontving de Groot-Meester narigt van Selim's fterke krygstoerustingen, en was met regt van oordeel, dat ze op Rhodus gemunt waren. Dewyl hy, by zyne aanftelling , het opperbewind over de fchatkist hadt ontvangen , fpaarde hy geene kosten om zich in den besten ftaat van tegenweer te ftellen. By de oude vestingwerken der ftad en haven voegde hy eenige nieuwe, voorzag zyne Arzenaalen en Magazynen, en gebruikte alle andere behoedmiddelen tegen den vyand. Doch zyn ongeluk wilde, terwyl hy dus werkzaam was, dat een Jood, door Selim ten dien einde omgekogt, en die, om hem te beter te kunnen dienen, Christen geworden en te Rhodus gedoopt was, hem liet weeten al wat op het Eiland omging. Onder dit alles ftierf Selim, en wierdt opgevolgd van zynen eenigen zoon Soliman den II, toen naauwlyks twintig jaaren oud: eene omftandigheid, welke Gazello, Landvoogd van Syrië, aanmoedigde om aan 't muiten te flaan. Dewyl hy groot gebrek hadt aan gefchut,  van MALTA. 521 gefchut, vervoegde hy zich ten dien einde by dei Groot-Meester. Caretti zondt hem een grooten voor raad kruid, kogels en andere krygsbehoeften, neven; eenige zyner bekwaamfte Ingenieurs. Een zeer goec gebruik maakte hy van dit alles, aan 't hoofd zynei Mammelukken, tot dat by, ten langen laatfte, door d< menigte overmand, den flag en het leeven verloor, Solman" s Staatsdienaars, naa deeze overwinning, verzuimden niet om hem op te ftooken tegen de Rhodiers, die, zeiden ze, dien muiteling hadden bygeftaan met krygsnoodwendigheden , gezwoorene vyanden dei Porte waren, en een groot getal zyner dapperfte onderdaanen in ketens hielden. Doch 't geen dien Vorst bovenal bewoog, om Rhodus den oorlog te verklaaren, waren de onderrichtingen, welke hem zyn vader fchnftelyk hadt nagelaaten; hy hadt onder dezelve gevonden een naauwkeurig berigt wegens den ftaat des Eilands, hem door den joodfchen verfpieder medegedeeld. m Caretti ftierf op den tienden van Louwmaand, m het begin des achtften jaars zyner regeeringe. Dewyl de tegenwoordige toeftand van zaaken de Orde noodzaakte, met allen mogelyken fpoed over te gaan tot de verkiezing van eenen Opvolger, zou de keuze waarfchynlyk, zyn gevallen op Andreas d'Amaraldl Opper.Kanzeher der Orde, en Prioor van Castilie, hadde niet zyn vermetel karakter de kiezers van hem afwendig gemaakt,.en hen bewoogen tot het geeven van die waardigheid aan Philips Villiers de ïljle Adam, een man van groote verdiende, en thans afweezig van Rhodus. Amarald, over deeze teleurftelling in gramfchap blaakende, kon niet nalaaten aan eenen Spaanfchen Ridder te zeggen, dat Vljle Adam de laatfte Groot-Meester van Rhodus zyn zou, gelyk hy, in de daad, ook was, door de wraakzuchtige trouwloosheid en laagheid diens verbitterden Spanjaards. Hedend.Hist.XVII.D.II.St. Xx\ F en i XIX. ■ boek. ; vu. [ HOOFDST. .III. AFB, Philips Villiers de 1'Ifl» Adam.  XIX. boer. vi [ HOOFDST.' HL AFD ?24 HISTORIE Een jongen Turkfchen flaaf in zyne belangen hebbende overgehaald, zondt hy hem heimelyk na Con(lantinopole, met een brief aan den Grooten Heere, in welken hy hem een omftandig berjgt gaf van den ftaat van Rhodus, met opzigt tot deszelfs vestingen, wapenen, bezettingen en leevensmiddelen. Hy voegde 'er nevens, dat de Orde onlangs het Bastion van Auvergne hadt afgebroken, om het op een voorgronden grondflag te herbouwen: zodat het thans zyn tyd was om zyn ontwerp tegen die ftad te volvoeren, aangezien by dezelve van dien kant open en weere'ocs zoude vinden. De Sultan was nog in Hungarye, zodat de jonge Turk verpligt was zyne brieven over te leveren aan den eerften Staatsdienaar, die ze aan zynen Meester voortzondt. Soliman, blyde zyndè eenen zo vermogenden bevoorregten verfpieder hem zyne dienften te zien aanbieden, zondt zynen flaaf terug met de ruimfte beloften van belooninge; zyn verraaderlyke meester, om allen argwaan te weeren, liet van zich gaan, dat hy met zyn losgeld was terug gekoomen, De Groot-Meester midlerwyl te Marfelje aan boord van de groote Karak gegaan zynde, ging onder zei! na Rhodus; doch het fchip groote fchade bekoomen hebbende, eerst door een toevalligen brand, en daarnaa door den blixem, was hy genoodzaakt, te Siracufe binnen te loopen, om aldaar te timmeren. Hier ont. ving hy de tyding, dat de berugte Curtogli, een begunftigd Zeeroover van den Grooten Heer, aan 't hoofd van een talryk Eskader op hem wagtte. Sterke poogingen deedt men om den Groot-Meester af te raaden van het beftryden van een zo magtigen en gelukkigen vyand; hy was doof voor alle hunne vertongen , en beval zyne kleine vloot zeil te maaken. Zy ontdekten den vyand, op hem wagtende, by Kaap St. Angelo, en hem in 't holfte van den nacht voorby zei-  van MALTA. 523 zeilende, kwam hy behouden te Rhodus, alwaar zyne tegenwoordigheid een nieuw leeven aan de Orde gaf. (e) Soliman, omtrent deezen tyd Belgrado bemagtigd, en beflooten hebbende zyns vaders ontwerp te volgen, in het doen van eenen aanflag op Rhodus, maakte alle de noodige toebereidzels tot het beleg, en benoemde de Krygsoverften, die het bevel zouden voeren. Dit niettegenftaande zondt hy eenen Gezant om der nieuwen Groot-Meester geluk te wenfchen, en hen den volgenden brief ter hand te ftellen. „ Sultan soliman, door Gods Genade, Koning dei Koningen, enz. aan philips villiers di „ l'isle adam, Groot - Meester van Rhodus. „ Groetel „ Wy wenfchen u geluk met uwe nieuwe waardig heid, en behouden aankomst in uw gebied. Ik wenfch< dat gy aldaar met nog meer roem dan uwe voorzaater moogt regeeren. Gy hebt het in uwe magt om ir onze goedgunftigheid te deelen , -en de uitwerkzeh onzer vriendfchap te genieten. Als een vriend, der hal ven, van ons, wees niet een van de laatften, di< ons geluk wenfchen met onze veroveringen in Hun garye, en byzonderlyk met onze bemagtiginge van d< gewigtige ftad Belgrado, alwaar wy alle onze tegen ftanders over den kling gejaagd hebben. Vaarwel, j, Uit onze Legerplaatze, enz." Deeze brief in den Raad geleezen zynde, zond de Groot-Meester het volgende antwoord. „ philip (O Bofio, Tom.a, Lib. 18, p.625. Baudoin, Lib. 8, Cap/5 Ytrtot, p, 256. Xxx z XIX. BOEK. VIL HOOFDST. III. AF». Soliman's Brief aan htm. I 1 t i 1.  5^4 HISTORIE XIX. boek. VII. HOOFDST. III. AFD. Zyn antwoord MA „ philips villiers de l'lSLE adam, GrOOt- „ Meester van Rhodus, aan soliman, Sultan „ der Turken. „ DutDELYK begrype ik de meening des briefs, welken uw Gezant my gebragt heeft. De voorfiagen van eenen vrede tusfehen ons zyn my zo welkoom,als zy zyn zullen aan uwen Kaaper Curtogli, die, op mynen overtogt uit Frankryk herwaarts, geene middelen onbeproefd heeft gelaaten om my te verrasfen; doch, zyn doel gemist hebbende, en onwillig zynde om deeze zeeën te verlaaten, eer hy 'er eenig nadeel heeft gedaan, is hy na den mond van de Lycia gezeild, en heefc getragt, twee koopVaardyfchepen te neemen, die uit onze havens gezeild waren. Zelf heeft hy eene Candiafche Bark aangetast, doch is, door de Galeien, welke ik hem heb naagezonden , genoodzaakt dezelve te laaten zeilen, en eene fpoedige vlugt te neemen. Vaarwel. „ Gegeeven te Rhodus, enz." Deeze brief wierdt gezonden, niet met eenen Gezant, of perfoon van rang, die by de Porti gevangen zou hebben kunnen gehouden worden, als zynde de Turken niet zeer naaüwgezette onderhouders van het Volksregt, maar door een burger Van Rhodus. Pyrrhus, een oud ervaren Basfa, ftelde voor aan den Raad, den Groot-Meester te doen weeten, dat zy zynen brief aan Soliman niet hadden durven vertoonen, uit hoofde van de geringheid des overbrengers; maar ingevalle hy genegen was naar voorfiagen van vrede te luisteren, hy een bevoegd perfoon der Orde in de hoedanigheid van Gezant moest zenden. 'tLEEDTniet lang dat 'er een andere bode te Rhodus kwam, met een tweeden brief van dien Monarch, maar in een geheel anderen ftyl, en' weinig minder dan eene Oorlogsverklaaring. Hy was van deezen inhoud: Ik  van MALTA. 525 Ik ben wel verzekerd, dat de brief, dien ik u heb gezonden, u ter hand is gekoomen, en dat dezelve u meer ongerustheid dan genoegen heeft gegeeven. Wees verzekerd dat ik verre ben van ftil te zitten met de bemagtiging van Belgrado, en dat ik eene andere verovering op het oog heb , van niet minder aangelegenheids, waar van gy binnen kort zult hooren, zynde gy en uwe Ridders zelden uit myne gedagten." De Groot Meester antwoordde hier op in den volgenden zin. „ 't Misnoegd my in geenen deele, dat gy my en myne Ridders in de gedagten houdt. Gy fpreekt my van eene verovering in Hungarye, en van eene andere, welke gy vöorneemens zyt elders te maaken, in welke gy u zeiven even veel voorfpoeds belooft; maar bedenk ernftig, dat van alle de ontwerpen,welke de menfehen kunnen beraamen, dezulke de onzekerfte zyn, die van den oorlogskans afhangen. Vaarwel.'' De volgende tyding, welke hy van Conftantinopole vernam, behelsde dat de Turken eene Brigantyn van de Orde hadden genomen. Dit voorval befchouwde hy als eene volledige oorlogsverklaring, en deedt hem de gefchiktfte toebereidzels maaken, dcor de ftad te voorzien van allerlei noodwendigheden, vooral door het opdoen van een grooten voorraad tarwe, wyn en oly, van Napels en Sicilië, en alle het te velde ftaande köorn te doen inzamelen, opdat de vyand geen anderen lyftogt mogt hebben, dan dien hy zeiven medebragt. (p) De trouwlooze Kanzelier wederftreefde alle deeze wyze behoedmiddelen, onder verfcheiden voorwend, zeis, als bezuiniging, en het gevaar van 'sLands kas te Cp) Bofio. Megisfer. Baudoin Vertot. Vitry,1 Xx;x s XIX. boek. VIL HOOFDST. II. AFD. Soliman's 'weede Brief. Zyn moedig \efcheid, Amarald's verraad.  s-z6 HISTORIE XIX. boek. vii. HOOFDST. ui. AFD. Hulp ui, Europa geweigerd. te zullen uitputten, door het opkoopen van zulk eenen voorraad, eer men wist dat men dien zou noodig hebben; als mede door den Raad ware 't mogely.k diets te maaken, dat Soliman zo dreigenden brief niet zou gezonden hebben, indien zyne zwaare toerusting met 'er daad tegen Rhodus beftemd ware. Gelukkig dat de Groot-Meester zyn ftuk tegen hem doordreef: anders zouden ze gebrek gehad hebben aan de dringendfte noodwendigheden. Hy verzorgde een voorraad van wyn door middel van Bofio, die insgelyks in dienst nam vyf honderd Candiafche vrywilligers, nevens Gabriël Martinengo, een voortreffelyk Ingenieur, door den Raad van Brefcia derwaarts gezonden ter bezorginge van de vestingwerken. By zyne aankomst overlaadden hem de GrootMeester en zyne Ridders met beleefdheden. Wel haast vondt hy zulk een genoegen in de Orde, dat hy verzogt in dezelve aangenomen te worden, en gereedelyk wierdt aangenomen. Hem wierdt het opperbewind over alle de vestingwerken opgedraagen; op zynen raad wierden de Bolwerken hooger opgehaald, de poorten met Ravelynen bezet, nieuwe Kazematten gebouwd, een Conterfcharp by de Gragt, en andere verbeteringen gemaakt: allen van een zeer fraaien aanleg. ) Alle de Gezantfchappen des Groot-Meesters aan de Europifche Mogendheden om hulp waren vrugteloos; en hy zag nu duidelyk, dat Rhodus, waarfchynlyk, geene andere verdeedigers dan de Ridders zoude hebben. Dit deedt hem een algemeenen wapenfchouw houden; 't bleek by denzelven, dat hy niet meer dan vyfhonderd Ridders en omtrent vierduizend foldaaten hadt, behalven eenige Kompagniën Rhodifche burgers, en de boeren van het Eiland, die als graavers moesten dienen. De flaaven, welke aan byzondere  van MALTA. 527 dere perfoonen behoorden , moesten in de vestingwerken gebruikt werden, terwyl de Rhodifche Kruizers, die alle t'huis ontbooden wierden, bevel ontvingen zich op te fluiten in de haven, en dezelve tegen den vyand te befchermen. De haven wierdt geflooten met een dubbelen keten ; om te verhoeden dat de vyand de Moelje aantastte, liet men eenige oude fchepen, met fteenen gelaaden, aan den mond van de Mandrake zinken. De Bastion, muuren en Bolwerken wierden voorzien van gefchut, vuurballen, zwaare fteenen en andere krygsnoodwendigheden; onder welke de vooruitziende Groot Meester niet verzuimde te plaatzen een wonderdoend ftandbeeld van de Maagd Maria, in het voorgaande beleg gehaald uit de Kapel, in welke het plagt te ftaan, en op de Bolwerken geplaatst. Dit deedc hy in ftaatelyken ommegang van daar haaien, en in de Kerk van St. Markus plaatzen. Intusschen gaven de Turken geduunge zemen met hunne nachtvuuren op de Lycifche Kusten, tegenover Rhodus. Een Rhodiër, Jaxi genaamd, die het Turksch verftondt, wierdt met eene kleine pink op kundfchap uitgezonden; doch de vyand hem verdagt houdende, zondt hem geboeid na Conftantinnpole, alwaar hy verfcheiden dagen agter een gepynigd wierdt, tot dat hy het beftierf: niet, egter, zonder alvoorens uit hem te hebben afgeperst een volledig bengt wegens den ftaat en de fterkte der ftad, en in 't byzonder vernamen, dat de Rhodifche krygsmagt niet boven de zesduizend man fterk was.. Zo dra Soliman de byzonderheden van Jaxi s bengt verttaan hadt, deedt hy alles tot een beleg gereed <: maaken. Doch volgens den regel, dien hy zich zei J ven hadt voorgefchreeven, zondt hy vooraf aan den Groot-Meester en de Ridders eene Ooxlogsverklaarir.g van XIX. boek. VII. 300PDS.T. II. afd. Soliman's )orlogs trk aa* ing.  XIX. boek. VII. HOOFDST. Hl. AFD 528 HISTORIE van deezen inhoud: „ De aanhoudende verwoestingen, welke gy pleegt tegen onze getrouwe onderdaanen, en het onregt en de hoon, welke gy daar door onzer Keizerlyke Majefteit aandoet, noodzaaken ons u onze uitgedrukte bevelen te zenden, om het Eiland en de Vesting Rhodus aan ons over te leveren. Indien gy daarin gereedelyk bewilligt, zweere ik by den grooten Maaker van hemel en aarde , by de zesentwintigduizend Profeeten, de vier Muftaphs uit den hemel gevallen , en by onzen grooten Profeet Mohammed, dat gy verlof zult hebben om het Eiland te verlaaten, en de opgezeetenen om aldaar te blyven woonen, zonder eenigen overlast aan beiden. Doch indien gy draalt met aan myne bevelen te gehoorzaamen , zuit gy over den kling gejaagd worden door myne onverwinnelyke benden; en alle de Bastions, torens en gebouwen gelyk gemaakt worden met het gras, dat aan den voet uwer vestingwerken groeit." Qq~) Op deeze oorlogsverklaaring volgde eerlang de geheele vloot, beftaande uit vierhonderd zeilen. Het leger, zegt men, beftondt uit honderd-veertigduizend man, behalven zestigduizend Graavers, uit de Mynen op de grenzen van Hungarye en Servië aangebragt. Zo dra de Groot-Meester van derzelver beftemming verwittigd was, ontboodt hy ftraks zyne meeste troepen van de kleiner Eilanden, om de ftad te helpen verdeedigen. Om gereeder by de hand te zyn tot het geeven van zyne bevelen, verliet by zyn Paleis in de Bovenftad, en nam zyn verblyf digt by de Kerk Onzer Lieve Vrouwe der-Overwinninge. De Turken landden zonder tegenftand, onder bevel van Pyrrhus, of Pm', Basfa, zoon eens Renegaats, die terftond de ftad (^) Fontan, Bel. Rhod. Bofio. Baudoin, Lib. 9, Cap. 1. Vertot, Tom. 3 , Livr. i, p. 302.  van MALTA. stg ftad deedt influiten. De Loopgraaven wierden ge opend, en eene fterke Battery tegen de plaats op. geworpen , die door het gefchut der ftad welhaast ontmanteld wierdt. Op dit voordeel volgden geftadige uitvallen, in welke zy eene menigte der vyanden doodden, en derzelver verichanzingen dempten. De zelfde poogingen en tegenftand wierden dagelyks hervat, in welke zelf de Janitzaaren zulk eene meerderheid van bedreevenheid en onverzaagdheid by de Rhodifche Ridders vonden, dat zy begonnen te kJaagen, derwaarts gebragt te zyn na een flagtbank in plaats van een geregeld beleg. Deeze murmureeringen veroorzaakten eene algemeene muitery, in welke zy eene zonderlinge veragting betoonden tegen haaren' jongen Veldheer: zodat hy zich genoodzaakt vondt' 'er den Sultan van te verwittigen, en hem te verzekeren, dat niets dan zyne tegenwoordigheid een algemeenen opftand kon verhoeden. Dit onaangenaam nieuws deedt den .Sultan ftraks befluiten, om in perfoon het bevel over het beleg te voeren. Midlerwyl ware Rhodus bykans verlooren door de verraadery eener flaavinne, die een ontwerp maakte om de flaaven te be weegen de ftad aan verfcheiden oorden tevens in brand te fteeken. Zy hadt middel gevonden om den Turkfchen Veldheer kennis te geeven van haar ontwerp, en van den-dag en de uure, wanneer het zou volvoerd worden. Doch het verraad wierdt aan den dag gebragt, door eenige der voornaamfte flaaven, die 'er in betrokken waren; op den pynbank gebragt zynde, openbaarden ze alle de by zonderheden der zamenzweeringe. Op 't getuigenis der anderen, wierdt de flaavin veroordeeld en gehangen; de anderen wierden gevierendeeld, en derzelver ledemaaten,tot eenen affchrik,aan verfcheiden oorden der ftad ten toon gefteld. Hedend. Hist. XVII. D. II. St. Y y y Thans • XIX. BOEK. VII. HOOFDST. Hl. AF O* Muiterjr 'n bet rurkfche Leger*  530 HISTORIE XIX. boek. : yn. i HOOFDST 'AL AFD. Jthodus gekanonneerd. Thans hadt Soliman zyne legerplaats bereikt, aan t hoofd van vyftienduizend man zyner uitgeieézenfte jenden,'die hem uit Lyae gevolgd waren. Nu deedt ty zyn geheele leger voor zich verfchynen, zonder Teweer, en hetzelve influiten van deeze vyftienduizend nan, terwyl hy zelve op eenen Keizerlyken throon ftondt, hoog genoeg om van de geheele menigte te kunnen gezien en gehoord worden. * Terwyl zyne oogen ' van gramfchap gloeiden , voerde hy hun de fcherpfte verwytingen te gemoete; en maakte hen uit voor aterlingen, onwaardig om te leeven. Hy befloot zyne- rede met het dreigen van eene voorbeeldige wraake. Met de vyftienduizend gewapenden hadt hy een zein afgefproken om hunne fabels te trekken, alsof het voorneemen was, de overigen af te maaken; hierop vielen ze allen ter aarde, fmeek-ende- om genade. Toen naderde Peri en de andere Generaals den throon,, met de diepfte vernedering, en fpraken voor hun,, als hebbende zy dus lang eene loflyke onverzaagdheid en dapperheid betoond. Den Sultan , die- niets zogt dan hen tot hunnen pligt té brengen, behaagde hét aan den Veldheer te verklaaren , dat hy op zyn ; verzoek hunne ftraffe zou opfchorten, tot dat zy hunne vergiffenis hadden verzekerd, door dezelve op 'svyands Bastionnen en Bolwerken te zoeken. Deeze verklaaring hadt zulk' eene uitwerking op hun, dat hun meeste zoeken thans was, wie op de gevaarlykfte aanflagen eerst , zou worden Uitgezonden, (r) M'-et verdubbelden yver wierdt het beleg hervat. Ongelooflyke poogingen' deeden de. Ridders tér verdeediginge van de ftad. De Jóodfche Artz, dié als Spion -voor de Turken fpeelde, vondt middel om Soly- tebaoo. sabijdMtay aas «Juin:»*, o —-t \ mm do h93 !- Atfitf™*' fft .t2.U ,a nvX.TtïH.(wa isH  van.:MALTA. 531 man dagelyks berigt te doen toekoomen. Deeze Mc narch de plaats, in zekeren zin, met vestingwerke geheel bedekt vindende, van zulk eene hoogte, dz ze alle zyne Batteryen befchooten, deedt eene onl zaglyke menigte aarde en fteenen byeen brengen waartoe, nacht en dag, zo veele handen gebezig wierden, dat ze fpoedig een paar bergen opwierpen hoog genoeg om de ftads muuren te overreiken; vai deezen maakten ze een geftadig vuur. De belegerdei midlerwyl, die van het dak van des Groot Meester Paleis konden befpieden , hoe de Batteryen geplan wierden , vernielden dezelve bykans zo fpoedig mei hun gefchut, als zy opgericht wierden. De St. Niko laas Toren wierdt om verre gefchooten ;• men fchooi bresfen en herftelde ze; 'er wierdt ftorm geloopen. en de aanvallers terug gedreeven. Tot ongeluk der belegerden, Veroorzaakte hun aanhoudend fchieten zulk eene verblinding van hun kruid, dat zy 'er gebrek aan begonnen te hebben. De trouwlooze Amarald, wiens post het Was de Magazynen te onderzoeken, hadt den Raad bedroógen door een valsch berigt, dat 'er meer dan genoeg was om het beleg uit te houden, hoewel het twaalf maanden duurde. Doch hier vondt de Groot-Meester nliddel om dit onverwagt gebrek eenigzins aan te Vullen, doordien hy voorzigtiglyk eenen grooten voorraad van falpeter hadt opgedaan, 't welk ftraks tot buspoeder wierdt bereid, hoewel hy tevens verpligt was den Ingenieur aan te zeggen, in het vervolg fpaarzaamer te zyn, en het alleen te gebruiken ter verdeediginge van de bresfen , welke door den vyand gefchooten wierden. De Basfa midlërWyJ onderricht zynde, dat de boeren door Martinengo gebruikt wierden tot herftellinge der bresfen in de Bolwerken, plantte eenige Ruiters tegen dezelve, op Welke hy Yyy * een - XIX. n boek. t VII. (J HOOFDST. III. AFD. I , 1 1 5 De Rhodiers hebben gebrek aan kruid.  532 HISTORIE XIX. boek. vii. HOOFDbT. ui.' AFD. een groot getal bekwaame fcherpfchieters plaatste, om hen met hunne zinkroeren te treffen. Tegen deeze plantte fchielyk de Ingenieur Batteryen van klein gefchut op de kanteelingen der huizen, die onder hen eene veel grooter verwoesting aanrechtten. Doch dit vergoedde niet het verlies van zo veele bekwaame banden: de vyand kon beter tegen het verlies van vyftig, dan zy van één. Hierom begonnen ze te vreezen, het niet lang te .zullen kunnen uithouden,'t en zy ze merkelyken onderftand ontvingen uit Europa, of de fcherpte des naderenden winters den vyandnoodzaakte, het Eiland te verlaaten. (j) Onder dit alles hadden de Turken geen duim gronds gewonnen. Soliman vondt het nu geraaden, zyne talryke Graavers aan 't werk te zetten, op vyf verfchillende plaatzen, om de Bastionnen te ondermynen.Martinengo ontdekte, door middel van zamengebondene vellen, of trommels, waar de Del vers aan 't werk waren. Zommige Mynen deedt hy openen,., en de Graavers door handgranaaten verjaagen ; andere verbranden of verflikken, door den -brand te fteeken in: het buskruid. Alle zyne waakzaamheid kon, egter, niet beletten dat 'er twee aanzienlyke Mynen fprongen, tot groote fchade van het Bastion Engeland, eene lengte van ruim zesendertig voeten des wals nederwerpende, en de Gragt met het puin vullende. Straks beklommen de 'Turken, met het zwaard in de vuist, den wal, en plantten daarop zeven van hunne ftandaarten; doch, door een Travers gefluit zynde, vie. len de Ridders met zo veele woede op hen aan, dat zy genoodzaakt waren, met groot verlies van daar te verhuizen. De Groot-Meester, die thans in de Kerk was, fpoedde zich derwaarts met zyne korte piek in de (o Bofio. Baudoin. Stègs de Rhodes, p. 25. 009 * W *  van MALTA. 533 de hand, van zyne Ridders verzeld, en kwam tydig genoeg om de hand te bieden tót het nederwerpen van de ftandaarten, en den vyand te verdryven. Vergeefs zogt de Vizier Mujtapaa hunne vlugt te verhoeden, door eenigen der voorften met zyn zwaard te vellen, en de andere terug te dry ven; zy moesten het Bastion verlaaten, en ontmoetten den dood op hunne vlugt, welken zy zogten te ontloopen, uit de fnaphaanen, welke van de Bolwerken op hen gelost wierden. Drie Sangiacs verlooren het leeven in deezen aanval, nevens eenige duizende Turken. De GrootMeester verloor eenigen zyner dapperfte Ridders, onder andere zynen Standaartdraager. Bykans daaglyks wierden de aanvallen hervat, met denzelfden kwaaden uitflag en verlies van volk; tragtende ieder Generaal uit te munten onder het oog huns Keizers. De Generaal Peri eindelyk, de troepen, welke het Bastion Italië verdeedigden, eenige dagen agtereen gekweld hebbende, zonder eenige tusfehenpoozing, deedt eene kloeke bende, welke hy agter eene hoogte verborgen hadt, de plaats beklimmen, met het krieken van den dag, op den dertienden van Herfstmaand De verdedigers van flaap en vermoeidheid overmand vindende, deedt by de fchildwagten den keel affnyden, en binnen de bres doorfluipende, ftondt hy gereed om de overigen aan te vallen. Doch de Italiaanen, in der yl ontwaakende, liepen te wapen, en vogten met veel onverzaagdheids. De Groot' Meester, door het alarm fpoedig gewekt, fchoot tydig toe, moedigde, door zyne tegenwoordigheid zo wel als door zyn voorbeeld, de Rhodiers, en bragt den fchrik onder de vyanden. Pyrrhus, iets willende doen om de fchande van dit verjaagen af te wasfehen, waagde vervolgens eenen kans op een nabuurig werk, onlangs door den Groot-Meester opgeworpen} alwaai Yyy 3 zyn< XIX. boek. vii. HOOFDST. iii. AF 8,  XIX. BOEK. VII. hoofdst. 111. afd. ^34 HISTORIE jyne foldaaten nog flegter bejegening ontmoetten. Zy vvierden overheerd door handgranaaten, geimolten pik en kookende oly, die op hen wierden uitgegoo;en, terwyl de naastgelegene benden geene minder flagting onder de vlugtende aanrechtten. Hierdoor begonnen de Janitzaaren van nieuws te murmureeren, en te roepen dat ze derwaarts gevoerd waren alleen om geflagt te worden. De Groot-Vizier Muflapha, vreezende dat hunne klagten zynen Meester ter ooren zouden koomen, befloot eindelyk, als een laatfle toevlugt, andermaal eenën kans te waagen op het Bastion Engeland, terwyl Basfa Achmed, eenige nieuwe Mynen , aan de andere zyde der ftad, zou doen fpringen. Op den zeventienden- van Herfstmaand beklom de eerfte, aan het hoofd van vyf Bataljons, moediglyk de bres, en,'in fpyt van 't vuur der belegerden, drong zo verre door dat hy eenige ftandaarten op den top plantte. Eensflags deedt op dat pas een hoop Engelfche Ridders, aangevoerd door eenen Bouk, of Burk, eenen uitval wit hunne verfchanzingen, en noodzaakten hen te wyken, hoewel in goede orde. Muflapha, van gramfchap biaakende over hun wyken, leidde hen terug, en doodde eenige Ridders met zyne eigen handen. Doch het vuur van de nabuurige Batteryen en klein gefchut maakte het hun zo benaauwd, dat fmeekingen noch dreigementen konden baaten, dat zy niet van de onderneeming zouden afzien; met geweld fleepten zy hem mede. De Rhodiers verlooren by deeze gelegenheid verfcheiden dappere Ridders, zo Engelfchn als Duifchers, byzonderlyk Johannes Burk hunnen moedigen Bevelhebber ; doch de Turken verlooren by de drieduizend man, nevens een goed getal hooge Bevelhebbers. Gelyken onfpoed ontmoette Achmed ten opzigte van zyne Mynen; eene van dezelve was geopend, en  van MALT A. 535 en de andere tot op eenige vademen aan dén Wal genaderd: zodat hy. insgelyks was genoodzaakt tè wyken. Drie dagen na deezen aanval de Joodfche Spion betrapt zynde op het fchieten van eenen pyl van het bolwerk, met eenen brief daaraan vast, wierdt hy gegreepen. Op den pynbank beleedt hy, door wyleri den Sultan om^ekogt te zyn om als verfpieder te Rh. ' dus zyn verblyf te houden, en dat dit de vyfde brief was, welken by langs dien weg hadt gezonden. Straks wierdt hy gedoemd tot het rad, en het vonnis aan hem volvoerd. D e Sultan, befchaamd en vergramd over zynen wederfpoed, beleide eene algemeene raadsvergadering, in welke hy eenige fcherpe aanmerkingen maakte op zynen Groot-Vizier , omdat hy de bemagtiging van Rhodus als eene ligte zaak hadt voorgedraagen. Dé looze Muftapha verklaarde, dat ze tot nog toe gelyk op tegen den vyand hadden geftreeden, als vreesden zy een onedelmoedig gebruik te maaken van hunne overmagt. Laaten wy nu, voegde hy 'er nevens, befluiten tot een algemeenen aanval op de ftad aan verfcheiden oorden, en dan zien, welk een fchraalen tegenftand de Ridders, dus verdeeld, aan onze vereenigde magt zullen kunnen bieden. In den morgen van den vierentwintigften, beklom ieder afzonderlyke bende haare bres met eene onbe-o zweekene kloekmoedigheid; hebbende de jonge Sultan,f om hen te beter te bemoedigen, zynen throon doeh^ piaatzcn- op eene hoogte, van waar hy alles konde' aanfchouwen. Niet minder waren de Rhodiers in de weer in het terug dryven van dezelve, met hun gefchut, musketten, gefmolten lood, kookende oly, ftinkpotten en andere werktuigen ter .befchadiginge. Met Bastion Engeland het tooneel der grootfte flagtinge zynde. XIX. boek. VII. HOOFDST. II. AFD. De Joodfche Spion imdekt. Rhodus p vter laatzen ange' alten. •  536 HISTORIE XIX. boek, vu. HOOFDST. UI. AFD. zynde, vatte de Groot-Meester aldaar post, en boezemde , door zyne tegenwoordigheid en voorbeeld, zyn volk eene ongelooliyke onverzaagdheid in. Zulk ïene verwoesting ontftondt 'er onder de befpringers, dat ze kamp gaven. De Generaal, die over den aanval het bevel voerde, verzamelde hen en voerde ze andermaal aan ; zelf beklom hy de bres,, daar hy met een kanonkogel wierdt gedood. Dit voorval vervulde de Turken met woede en wraakzucht; zy vogten :met Dngelooflyke woede; doch de Rhodiers gingen hun met even veel kloekmoedigheids te keer. Deeze wederfpoed, in iïede van angst en vreeze, vervulde hen met eene woedende begeerte om zynen dood te wreeken; doch alle hunne hardnekkigheid deedt de Rhodiers geenen voet wyken. Priesters, Monniken, kinders, oude lieden, en vrouwen van allerlei rang en ouderdom, kweeten zich tot verbaazens toe by deeze gelegenheid, zommigen door den vyand met fteenen te bedekken, anderen door het gieten van gefmolten lood, zwavel en andere brandftoffen, anderen wederom door de ftrydenden te voorzien van brood, wyn ■en andere verkwikkingen. (£) Niet minder wanhoopig en bloedig was de aanval •op het Bastion Spanje. De Turken beklommen de bres, en drongen door tot aan de verfchanzingen, daar zy niet minder dan dertig hunner ftandaarten plantten. Doch de Ridders drongen op hen in, met het zwaard in de vuist, met een onweerftaanbaar geweld; het fchietgeweer van het Bastion Auvergne veroorzaakte zulk eene flagting onder hen, dat zy niet konden ftand houden. De Aga, egter, verzamelde hen, en voerde ze van nieuws aan; thans verfcheen insgelyks de Groot- <0 Fontan. de Btlfo Rhodica, Lib. 2. Bofio. Boujrbon» p. 30, enz.  van MALTA. 537 .Groot-Meester. Het gevegt wierdt met verdubbelde XIX. woede hervat; zo groot was de flagting, dat de boek. Groot-Meester tweehonderd man uit de St. Nikolaas- VII. toren ter hulpe deedt aanrukken. Deeze ftonden on- "°ofdst. der 't bevel van eenige Ridders, die hen met zulk111, AFD> een fpoed en dapperheid aanvoerden, dat zelf hun verfchynen op het Bastion de Janitzaaren deedt deinzen. Soliman, van zyne hoogte dit verneemende , deedt den aftogt blaazen, om de fchande hunner vlugt te verbergen, naa omtrent vyftienduizend man van zyne beste troepen te hebben verlooren, nevens verfchei. den Bevelhebbers van rang. Naar gelange van het gering getal der manfchap , was het verlies aan de zyde der belegerden niet minder aanmerkelyk. Veelen der dapperfte en aanzienlyklle Ridders waren gefneuveld, en naauwlyks een van allen ongekwetst. De ongelukkige uitflag deezer onderneeminge hadt den trotfehen Sultan dermaate verbitterd, dat hy zynen begunftigden Vizier Muftapha, den aanraader daarvan, aan 't hoofd zyns legers met pylen geboodt te doorfchiecen. Dit fchroomlyk vonnis was op het punt van volvoerd te worden, wanneer de oude Basfa, door zyne fmeekingen, de opfchorting daarvan verwierf, in de hoop, naadat de woede zou bedaard zyn, zyne vergiffenis te zullen bewerken, (u) Soliman was op het punt van het beleg op te "breeken, toen hy berigt ontving van eenen Albanifchen overlooper, zommigen zeggen door eenen brief van den verraader ffAmarali , dat verre het grootfle gedeelte der Ridderen gefneuveld of gewond was, en dat de overgebleevenen geene kragten hadden om een nieuwen aanval door te ftaan. Dit berigt hem bewoogen hebbende om nogmaals zyne kragten te beproeven, wierdt Dezelfden. Hedend.Hist.XVII.D.ILSt. Zzz  538 HISTORIE XIX. BOEK. VII. HOOFDST. III. AFD. tvierdt het bevel opgedraagen aan den Basfa Achmed; 2n om te toonen dat hy niet voorneemens was van daar te wyken, eer hy der plaatze meester was, beval hy een huis te bouwen op den nabuurigen berg Phi~ lermo, om 'er zyn winterverblyf te houden. Achmed ' trok terftond op tegen het Bastion Spanje, van waar zyn volk, eer hy de loopgraaven konde openen, verdreeven wierdt, door hec aanhoudend vuur van het groot en klein gefchut van het Bastion Auvergne. Nog meer volks verloor hy in het opwerpen van een aarden bolwerk om den aanval te dekken. Nogthans flaagde hy in het ondermynen van den muur; zo dra hy een groot ftuk zag vallen, beval hy aan de zynen om de bres te beklimmen. Zy hadden den top niet bereikt, of zy zagen een nieuw werk, en verfchanzingen, welke Martinengo hadt aangeleid: hier wierden ze uit het gefchut zo dapper begroet, dat zy blyde waren, hunne loopgraaven met den uiterften fpoed bereikt te hebben. De aanval wierdt hervat; het wederzydsch vuur hieldt aan met groote hardnekkigheid, tot dat een musketfchoot dien onvermoeideo op nieuw beroofde van een zyner oogen, en de Orde van zyne aanhoudende dienften voor eenigen tyd. De Groot-Meester, hem na zyn paleis hebbende doen brengen, verving zyne plaats, en bekleedde die tot aan zyne volle geneezing; dat is, vierendertig dagen, geduurende welke hy in de verfchanzingen bleef, met zyne handvol Ridderen, zich zeiven naauwlyks c!e minfte rust of verkwikking veroorloovende. Dit Bastion bykans verwoest en verlooren zynde, vervolgde Achmed zyne aanvallen op de Bastions Engeland, Provence en Balie, met even veel kloekmoedigheids en verlies , ontmoetende allerwege denzelfden hardnekkigen wederftand van de weinige overige Ridders, die nu een roemrugtigen dood zogten, zynde door  van MALTA. 539 door vermoeidheid geheel verzwakt, en door de overmagt te zeer overheerd om op het verdryven van den vyand te durven hoopen. Nogthans wierden ze, in deezen uiterften nood, tydig onderfleund door den Groot-Prioor van Navarre, die met zyne bende den ftryd hervatte, en van nieuws de lurken noodzaakte, met een zwaar verlies te wyken. Waarfchynlyk zouden deeze herhaalde verdryvingen den trotfchen Sultan hebben afgefchrikt van de voortzetting van het beleg, hadde hy niet, van tyd tot tyd, van den verraader d'Amarakl narigten ontvangen van den deerlyken ftaat, tot welken de ftad en de bezetting gebragt waren. Een zyner bedienden en vertrouwelingen omtrent deezen tyd betrapt zynde op het fchieten van een pyl met een brief na den vyand , wierdt gevat en voor den Raad gebragt, alwaar zyne ontwykende ant woorden den agterdogt vermeerderd hebbende, hy ftraks op den pynbank wierdt gebragt. Hy beleedt, dikmaals den vyand berigt te hebben doen toekoomen langs denzelfden weg, aangaande de zwakfte en voegzaamfte plaatzen tot eenen aanval; dat hy, in zynen jongften brief, hun hadt doen weeten het klein getal der nog overige Ridders, en dat zy gebrek begonnen te hebben aan kruid, kogels en andere krygs en mondbehoeften. D'Amarald wierdt terftond opgeflooten in de St. Nikolaas-toren, alwaar zyns knegts belydenis hem wierdt voorgeleezen; kort daarnaa in zyne open. baare te regt ftelling, wierdt hy tegen hem verhoord, en befchuldigd als den perfoon, op wiens bevel en volgens wiens aanwyzen hy gehandeld hadt. Hy ontkende de geheele aantyging met de uiterfte onbefchaamdheid; en zelve ter pyniginge gebragt zynde, ftondt hy dezelve door met eene verbaazende hardvogtigheid. Nogthans wierdt hy nevens zynen dienaar fchuldig verklaard en ter dood veroordeeld. De knegt Izz 2 wierdt XIX. boek. VIL' HOOFDST. UI. AFD. D'Amaraids verraad ontdekt.  XIX. boek VII. HpOFDST. III. AFD. Deerlyke ftaat van Rhodus. 540 HISTORIE wierdt gehangen en gevierendeeld, en de Meester onthoofd. In eene kar wierdt hy, op den vyfden van Slagtmaand, na de Geregtplaats gebragt, en aan? fchouwde den geheelen toeftel tot zynen dood met, eene verbaazende koelzinnigheid, en eene ftandvastigheid .. die veelen hem voor onfchuldig deedt houden, (x\ Omtrent deezen tyd-was Rhodus tot de uiterfte;. nood gebragt. De Paus, de Keizer en andere. geT kroonde. Hoofden waren lang en dikmaals, doch vrugteloos, door den Groot-Meester om fpoedige hulp aangezogt. By alle zyne rampen kwam nog deeze, dat de onderftand, die hem uit Frankryk' en Engeland wierdt toegezonden, op zee verging. Het zelfde lot trof eenen anderen voorraad, welken hy van Candia hadt ontbooden; de winden, de zeeën, alles fcheen nu tot verderf der ftad en Orde te hebben zamenge, fpannen. De eenige toevlugt, die 'er nog over bleef* onder zo deerlyke omftandigheden, was,, de weinige nog overige Ridders en krygsmagt, welke op de ove^ rige Eilanden zich bevonden, te ontbieden, ter verdeediginge van hunne hoofdftad, in de' hoope dat in-, dien deeze behouden bleeve, de overige eerlang zouden herwonnen worden. Soliman, van den. anderen kant, onverduldig over de geringe grond, dien zyn Veldheer hadt gewonnen, gaf hem nadruklyke last ter hervattinge van den aanval, met allen mogelyken fpoed en wakkerheid, eer de onderftand, welken hy vermoedde uit Europa te zullen overkoomen, hem zou noodzaaken het beleg op te breeken. Achmed gehoorzaamde onverwyld, en wierp eene Battery op van zeventien zwaare ftukken gefchut tegen het Bastion Italië, maakte 'er zich fpoedig meester van, en noodzaakte O) Bofio. Gemel. del Campo, Hifi. Rhod. Fontan. Baudoin, Lib. 9% Cap. 8. Vertot, Tom. 2, Livr. 3, p. 355,  v a n M A L T A* 54i' zaakte de bezetting, dieper fladwaarts te wyken. Hier was de Groot Meester genoodzaakt, twee kerken af te breeken, ter voorköominge dat de vyand dezelve innam. Van de bouwftoffen deedt hy eenige nieuwe werken en verfchanzingen aanleggen, om hunnen verderen voortgang te Beletten. Eindelyk verfcheen de dertigftè van Slagtmaand, wanneer de Groot Meester, en zowel de belegeraars als de belegerden van meeninge waren, dat voor de laatfte maal ftorm zou geloopen wordeh. Basfa PyrrLus, die het bével hadt , voerde zyn volk regelrecht tegen de verfchanzingen aan; waarop de klokken van alle de kerken alarm begonnen te luiden. De Groot Meester en zyne weinigè Ridders, burgers en foldaaten, liepen by hóopen, en verward door elkander, na de verfchanzingen, vegtende ieder op zyne wyze, of liever zo als zyne vreeze hem aan de hand gaf. Van alle andere ware deeze aanval de wanhoopigfte geworden, indien 'er geen zwaare ftortregen was gevallen, die alle de aarde'wegfpoelde, welke de' vyanden hadden opgeworpen om hen te dienen tot eene borstweering tegen het gefchut van het' Bastion Auvergne : zodat zy thans bloot gefield zynde aan een geftadig vuur, by zo groote hoopen fneuvelden, dat de Basfa hün niet langer kon doen ftand houden, maar zy aller» hals over hoop na de legerplaats vlugtten.' Deeze laatfte verdry ving bragt den Sultan in zulk eene woede, dat niemand zyner Krygsöverften hem durfdè genaaken. De fchande van nu bykans zés maanden 'gefpild te hebhdn met zulk eenJfa'lryk leger voor de'ftad, en zo veele duizend zyner troepen met zo luttel voordeels verlooren, hadt hem wanhoopig gemaakt; alles vreesde de gevolgen zyner gramflóorigheid. PYrrhus waagde het eindelyk hem te genaaken, m opperde een nieuw plan, zynde de aanbieding van Zzz 3 eene boeic. VIL HOOFDST. III. AFD.  54a HISTORIE XIX. BOEK. VII, HOOFDST. ÏII. AFD Eene onderhand e ling aangeboden. eene edelmoedige onderhandeling van verdrag; 'er nevens voegende dat mgevaüe de hardnekkige Rid. ders dezelve van de hand weezen, zynde zy thans tot op een zo klein getal gefmolten, en hunne troepen en vestingen bykans vernield, de burgers ongetwyfeld eenigerlei verdrag zouden aanneemen, 't welk hen van 't leeven en hunne bezittingen zou verzekeren. De Sultan, genoegen neemende in deezen voorflag, wierden 'er terftond in zynen naame brieven door de ftad geftrooid, hen vermaanende zich aan zyn gezag te onderwerpen, en hun tevens dreigende met de geduchtfte uitwerkzels zyner gramfchap, indien ze in hunne halftarrigbeid volhardden. Wyders zondt Pyrrlms eenen Heraud, om zo naby doénlyk aan het Bastion Auvetg% te naderen, en de Ridders te fmeeken medelyden te hebben met zo 'veele Christen broederen, en hen niet bloot te Ite.llen aan de fchroomlyke gevolgen welke ontftaan zouden uit hun weigeren van eene onderhandeling, in hunnen jongften nood zo edelmoedig aangebooden. Elders wierden andere zendelingen te werk gefield, aan alle welke de Grootmeester aan eenigen van zyn volk beval dit te antwoorden: Dat zyne,Orde nooit met de Ongeloovigen in onderhandeling tradc, dan met het zwaard in de vuist. Vervolgens wierdt 'er door den Sultan een Albaniër met een brief aan hem gezonden, die hetzelfde antwoord bekwam; gebiedende hy voorts aan de zynen 'te fchieten op allen, die onder hetzelfde voorwendzel de ftad zouden naderen. Deeze voorzorge, egter, .belette niet,, dat de Iihodiërs luisterden haar de voorwaarden, door de Turkm aangebooden, en veelvuldige fluipvergaderingen over dat onderwerp hielden, waarin de algemeene moord van eene ftad, flormenderhand ingenomen, de fchroomlyke flaaverny van hun, die liet leeven behielden, het rooven van hunne vrouwen  van MALTA. 54.3 en dochteren, de vernieling van hunne Kerken, de ontheiliging van hunne heilige overblyfzelen en gewyde kerklieraaden, en andere vreezelyke gevolgen eener hardnekkige weigeringe, naauwkeurig vergeleeken zynde met des Sultans aanbiedingen, hen fpoedig deeden befluiten, welke zyde zy moesten kiezen. De Groot Meester, egter, onverbiddelyk blyvende voor alle hunne fmeekingen, vervoegden zy zich by hunnen Grkhfchen Metropolitaan, die zich by hem ver voegde en dit alles in de nadruklykfte bewoordingen voorhielde, doch met geen gunftiger uitflag. De Groot Meester voerde hem te gemoete, dat hy en zyne Ridders beflooten hadden, zich onder de puinhoopen der ftad te doen begraaven, indien hunne zwaarden dezelve niet 'langer konden verdeedigen, en dat hy hoopte dat hun voorbeeld niet zou gedoogen dat zy minder moeds by die gelegenheid betoonden. Dit antwoord deedt eene geheel andere uitwerking: dewyl de burgers ajlen uitftel voor gevaarlyk hielden, in zulk eene omftandigheid , vervoegden zy zich gezamentlyk by hem den volgenden morgen, en verklaarden hem in ronde woorden, dat indien hy niet meer agt gaf op hunne behoudenis, zy niet in gebreke zouden blyven om de gefchiktfte maatregels te beraamen tot hunne veiligheid, (y) 't Kon niet anders, of deeze verklaaring moest den Groot-Meester ontzetten. Hy riep alle zyne Ridders byëen, en gaf hun een berigt wegens den toeftand der ftad. De Ingenieur Martimn°o verklaarde, dat dezelve niet langer houwbaar, en 'er geen ander redmiddel over was, dan het aanneemen van des Sultans aanbiedingen; in deezen voorflag bewilligden alle de anderen. Hierop wierdt beflooten, de volgends aan- (y) Bofio. Fontan, Bourbon, Baudoin, Vertot, XIX. liOEk. vu. HOOFDST. UI. AFD  .-544 Andermaal moesten zy zich, in 't volgende jaar, voor Coron vertoonen, 't welk de Turken te zee en te land hadden ingeflooten. De Malteefche Karak wierdt vooraan in de vereenigde vloot geplaatst, en richtte eene fchroomlyke verwoesting aan onder de Turken, terwyl (O Dezelfde Schryvers. ( ƒ") Bofio, Lib, ö. Bourbon, Cap. 4Vertot, Tom. 4» Livr. 10, p. 35.  van MALTA. 575 terwyl Doria, onder dekking van het vuur en den rook aan weerkanten, eenige verfche troepen in de ftad zogt te brengen, midden door de vyandlyke fchepen. Doch de onderneeming wierdt zo kwalyk onderleid, dat 'er een groot deel van fneuvelde. De Malteefche Galeien, by tyds toefchietende, deeden de zaak een' gunftigen keer neemen; de Turken,die eenige fchepen, met het zwaard in de vuist, geënterd hadden, en ze reeds meester meenden te zyn, hadden den fpyt van zich te zien belaaden worden met dezelfde ketens i welke zy voor de Orde gefmeed had. den, en voorts na Malta gevanklyk weggevoerd. Want de vloot wierdt kort daarnaa van den GrootMeester opontbooden, ter befcherminge van het Eiland, 't welk thans met eenen inval wierdt gedreigd door den befaamden Turkfchen Zeeroover Barbarosfa, die, aan 't hoofd van tachtig vaartuigen, in deeze zeeën fchuimde. By derzelver aankomst was de Raad van oordeel, dat vermids het Eiland bykans geene vestingwerken hadt behalven het Kasteel St. Angelo, de Groot-Meester zich behoorde te begeeven na Sicilië, nevens alle de Reliquiën, kerkfreraaden en de fchatkist der Orde. Doch de dappere oude Ridder verwierp dien voorflag met eene gepaste kloekmoedigheid; hy zeide, dat gelyk hy nooit voor de vyanden des Christendoms gevlugt was, hy thans zich wel zou wagten om een zo kwaad voorbeeld te geeven aan de Orde, enkel ter dekkinge van het korte overfchot eens afgeleefden ouderdoms.' Straks gaf hy bevel tot het herftellen van de vestingwerken, met allen mogelyken fpoed, zo wel in het vlek als in de ftad, als mede tot het opontbieden van alle de bewooners van het Eiland, en een nieuw Kapittel der Orde, uit Europa. Volstrekt noodig was deeze laatfte voorzorge, hoewel de Turifche Roover eenen anderen koers hadt ge* XIX. BOfcK. Vil. HOOFDST. IV. AF 13,  5/6 H I S T O R I .E XIX. boek. vii. HOOFDST. iv. AFD, Oproer meter de Orde. • genomen, ten einde om alle de verantwoordingen s agterftallen en andere inkomften der Orde in te vorderen , de kosten deezer vestingwerken goed. te maaken, het leger en de vloot te onderhouden, en in andere behoeften te voorzien; maar ook èene menigte misbruiken te herftellen, zedert het achtjaarig zwerven der Orde zonder eene Vastigheid ingefloopen. Tot nog toe -was alles wel geflaagd, tot genoegen de§ Groot Meesters, en van het verftandigfte en . yverigfte gedeelte der Orde; wanneer 'er onverwagt twist ontftondt tusfehen een jongen Fiorentyner, behoorende tot het gevolg des Groot Prioors van Rome, en een jongen Branfchen Ridder, in welken de laatfte doorftoken wierdt; dit hadde bykans de heilloosfte gevolgen medegefleept, en 's Groot Meesters dood verhaast. De Kommandeur Serviër., van de P'rover:caalfche Taaie , vermoedende dat de Fiorentyner zynen neef door fnooden list gedood hadt, fpoorde hem op, met oogmerk om dien dood te vvreeken; hem gevonden hebbende, onder eenigen zyner jonge landgenooten, viel hy op dezelven aan, wondde eenigen, en dreef de anderen op de vlugt. Welhaast wierdt de twist algemeen, kiezende de Ridders deeze of geene zyde. De geheele ftad was in de wapens, en 'er ontftondt zulk een fchroomlyk oproer, dat men, zedert de grondlegging van de Orde, nooit iet diergelyks hadt gezien. Vergeefs kwam de Groot.Meester met zyn gezag tusfehen beiden om hen te doen fcheiden ; zyne bevelen wierden in den wind geflagen; aan weerkanten leende men nu alleen het oor . aan de infpraak der woede. De invallende nacht deedt het oproer en de wederzydfche vyandlykheden eer toeneemen dan bedaaren: zodat de Raad genoodzaakt was zich tegen .tics Groot-Meesters uitgaan tot dezelven aan te kanten, opdat  van MALTA. s?7 opdat niet veelligt een onverhoedfche fchoot in 't donker hem mogt treffen. Zy zonden eenen uit het midden hunner, Manofc genaamd, een man zeer geagt om zyne jaaren en verdienfte; door zyn beleid en overredinge bewoog deeze de twistende partyen tot het nederleggen van hunne wapens, en om zich te begeeven na hunne wooningen, alwaar zy tyd hadden tot bedaaren, en om de heillooze gevolgen hunner oproerige dolheid te overdenken. Het gevolg was, dat de Groot-Meester zich verpligt zag, een ftreng voorbeeld te ftellen aan eenige weinigen der halftarrigfte muitemaakers; eenigen van hun, weigerende hunne misdaad te belyden, wierden in zee geworpen; en twaalf der overigen afgezet, en van het kruis en de lieraaden der Orde beroofd, (g) Deeze -wederfpoed , gevoegd by het droevig nieuws, dat Koning Hendrik de VIII 's Pausfen gezag in Engeland hadt ver2Wakt, deedt den Groot-Meester in eene hevige koorts Horten, aan welke hy zukkelde tot den eenentwintigften van Oogstmaand des jaars 1534, Wanneer hy overleedt, tot groot nadeel en droefheid voor de geheele Orde , hy welke hy zo regtmaatig en algemeen bemind en gezien was. Hy ftierf in het zeven-, tigfte jaar zyns ouderdoms, het veertiende zyns GrootSMeesterfchaps. Ter eere van zyne groote verdienfte "wierdt het volgende Graffchrift op zynen zark gehouwen: Hier rust de Deugd, zegevierende op de Fortuin. "Voor zyn fterven deedt hy een pragtig Paleis bouwen, in het Kasteel St. Angelo, voor zich zelve en zyne Opvolgers, en nog een ander in de oude ftad Malta, behalven andere geftigten voor de Orde, en verfcheiden noodige vestingwerken, op dit Eiland en op Gofa. Desgelyks verkreeg hy verfcheiden aanzienlyke voorregten (£) Bofio. Baudoin, Lib. 11 , Cap. $. Vertot, ald, p. 5. Hedend.Hist.XVII.D.II.St. Eeee XIX. boek. vii. HOOFDST» IV. AFD. De Groot- Meester" derft.  57» HISTORIE. XIX. BOEK. VII. HOOFDST, iv. AFD Perino de. Ponte. regten en giften, vóór en naa het verlies van Rhodus, van de Pausfen, den Keizer, de Koningen vm,Frankryk en Spanje, ten behoeve van de Orde, welke wy hier niet kunnen opnoemen., Zyn Opvolger was Pieter, of Perino de Ponte, ge. booren te Ast in Italië, Oom van Paus Jülius den 1IL In zyn Baluagie St. Euphemia, in Calabrie, vernam hy de tyding wegens .zyne verkiezing uit den mond van Bofio,den nieuwen Bisfchop van Malta, met het uiterfte leedweezen. Doch op het ontvangen van eenen tweeden bode van daar, met een berigt wegens de oor. logen, die in Tunis heerschten, en het gevaar, welk Tripoli en Malta dreigde door den geduehten en voorfpoedigen Barbarosfa, die zich van Algiers en Tunis hadt verzekerd , haastte hy zich met allen fpoed na zyn nieuw bewind, en kwam'er op den tienden van Slagtmaand. Naa het afzenden van eene talryke verfterking na Tripoli, was zyn eerfte werk het zenden van een Gezantfchap aan den Keizer, om van. hem te verzoeken het toerusten van eene magtige vloot tegen dien Zeefchuimer, zonder welke het, zelf met eene veel fterker magt en bezetting, dier ftad onmogelyk zyn zoude, hem een tydlang tegenftand te bieden, Omtrent dienzelfden tyd ontving Karei de F een nader Gezantfchap van Muley Hasfan, ontthroonde Koning van Tunis, tot hetzelfde oogmerk. , Beiden fielden hem voor oogen het gevaar, waaraan zyne heerfchappyen in Napels en Sicilië zouden bloot ftaan, indien ny niet in alleryl eene meerdere magt zondt ter beteugelinge van die des Turkfichen Roovers, thans Koning van Algiers, en meester van Tunis. Ligt wierdt de Keizer overgehaald om zyne wapens na Afrika te voeren, vooral toen hy vernam, dat zyn dubbele list tegen C&)„Naberat, Lib, a & 3. :  van MALTA- 579 tegen den Roover mislukt, en zyn heimelyke Gezant gedood was. (z) Zo ras de Groot-Meester en de Orde zekerheid hadden aangaande des Monarchs ontwerpen en krygstoerustingen voor Afrika deeden zy vier van hunne beste Galeien, nevens de groote Karak gereed maaken, die alleen bykans zo goed was als een Eskader; by deeze wierden gevoegd achttien Brigantynen van verfchillende grootte en tot onderfcheidene gebruiken. Een aanzienlyk aantal der dapperfte Ridderen begaf zich op deeze vloot, onder 't bevel van Aurelia Botigella, een oud ervaaren krygsman. 't Geen wy aangaande deezen togt, in een voorgaand Hoofdftuk, verhaald hebben, zullen wy hier niet herhaalen, maar alleen melding doen van die dienften, in welke zich de Ridders inzonderheid gekweeten hebben. Hunne eerfte verrigting was in het beleg van Goletta, zynde de eerfte plaats,, op welke de Keizerlyke vloot een gelukkigen aanflag deedt. Naauwlyks was 'er bres gefchooten, groot genoeg om te kunnen beklommen worden, of de Malteefche Ridders, met hunne lange booten naderende, fprongen in zee, met het zwaard in de vuist, en waadden door het water tot boven den middel, zynde het ftrand te ondiep om het met de Booten te naderen. De Standaartdraager der Orde voerde de overigen aan tot den aanval; onder een verfchrikkelyk vuur bereikten zy den oever,, en kort daaraan den top der bresfe, alwaar hy den grooten ftandaart plantte. Veelen fneuvelden, en naauwlyks was 'er een ongewond. Toen de Keizer met de bemagtiging van die gewigtige plaats wierdt geluk gewenscht, deedt hy hun het regt, dat de Malteefche Ridders daar van inzonderheid de eer toekwam. Het (O Marmol, Afric. Ljb. 6. Bofio, Lib, 7, enz, Eeee 2 XIX. BOEK. VIL HOOFDST. IV. AF Bi Golefia belegerd  S*o H I S " T O R I E XIX. boek. v i r. HQOFDST. IV. AFD. Bidier ae Jalle. Het zelfde betuigde hy aan den Groot-Mèester, die, . jy zyne wederkomst, hem een Gezantfchap zondt * Dm hem geluk te wenfchen over zynen voorfpoed- ia i dfrika. De ftad Tunis volgde welhaast het lot van , Qoletta, naa de overgaave van welke de Keizer, gereed. d.m weder te keeren na Europa, zyn laatfte middagmaal: hieldt in de groote Karak, alwaar hy pragtig wierdt onthaald, en-de nog leevende Ridders met lof betuigingen overlaadde, Hy voegde 'er nevens aanzien? ïyke gefchenken,. en twee nieuwe vergunningen: by; de eerfte wierdt hun verlof gegeeven, om koorn en verdere leevensmiddelen uit Sicilië te mogen ontbieden^ . vry van tollenv by de andere verbondt hy zich, dat niemand der Orde eenige goederen of inkomften der Orde, in alle zyne heerfchappyen, zou- mogen, bezitten of genieten, 't* en zy daar toe wettelyk geregtigd door den Groot Meester of zynen Raad; of voor. en aleer de brieyen,van eigendom onderzogt en aangeteekend waren door hem zelve, of door zulke Staatsdienaars , als, hy daar toe zou benoemen. (£)' De vloot, na Malta wedergekeerd, verftondt, by haare aankomst, ce. droevige tyding van ssGroot-Meesters dood, voorgevallen op den zeventienden van Slagtmaand, hebbende hy zyne. waardigheid nog, geen jaar bekleed. Hy hadt tot Opvolger Didier de Tblon.de St. Jalle', in 't Latyn Defiderius de Tollone de Sanfta Jalla, gebooren in Provence,, thans Groot-Prioor van Thouloufe, alwaar hy nu zyn verblyf hieldt. Zyn beleid en dapperheid, voormaals betoond in de verdeediging van 'Rhodus, hadt hem al voor lang de agting, en nu de meerderheid van ftemmen by de Orde verworven, De tegen- iky Bofio,^Tom.. 3, Lib, f.„ Baudoin, Lib. ji,» Vsrtot,Tom, . 4,.Livr, io, p. 64;  van M A L T A. 581 tegenwoordige toeftand van- zaaken vereischte een man van zyne ervaarenheid en verdienfte. De Turkfche Roovers, afgemat door den geduchten flag, hun gegeeven door Botigella, Groot-Prioor van Pifa, die zelden de zee verliet, en nooit uitzeilde, zonder op hen aanmerkelyke pryzen te behaalen, of in den grond te booren, hadden een magtig Verbond geflooten, om de ftad Tripoli, zyne gewoone wykplaats, te overrompelen, of, by gebreke daarvan, dezelve te land en te zee naauw in te fluiten; in beiderlei geval hielden zy zieh verzekerd van de hulp van Barbarosfa en Hayradin, thans Heer van Tagiora. De laatstgenoemde hadt het bevel en beleid der onderneeminge op zich genomen, maar was daar mede niet zo geheim geweest, of de Gouverneur hadt'er tydig genoeg kennis van om' hém dapper te kunnen verwelkoomen. Hayradin begaf zich derwaarts, met zyne magt, in 't holfte van den nacht, en begon de muuren te beklimmen ter plaatze daar hy meende dat ze zwakst waren. De Bezetting, die onder de wapens was gebleeven, goot terftond uit ftroomen koekende oly, gefmolten lood/, en een hagelbuy van fteenen, terwyl ze de verst af zynde uit het grof en klein gefchut begroette. -; Dit alles fchrikte hen niet af van.het voortzetten van den aanval met groote woede en onverzaagdheid, tot dat Hayradin, een der voorften in het beklimmen, door een Musketfehoot van boven van zynen Ladder wierdt geworpen.' Hy viel neder in de gragt, en wierdt voor dood door zyne benden opgenomen: eene omftandighéid, welke dezelve zulk eenen fchrik aanjaagde, dat ze onmiddelyk verliepen, laatende een groot getal dooden aan den voet der muuren liggen. (/) • Met regt was, ondertusfehen, de Stadvoogd van snee- C/D-Bofio/ Marmol, Afric; Lib. 6,'Cap. 44. Eeee g „ XIX. boek. VII. HOOFDST; IV. AFD. Hayradin'*' toeleg op Tripoli.  S$z .HISTORIE XIX. BOEK. VII. hoofdst. IV. afd. Tripoli op nieuw verfierkt, neening, dat dit niet Hayradin's laatfte bezoek zou jyn; en vermids de ftadsmuuren geheel reddeloos waren , en de Turkfche Roover den fterken toren Alcaii in hadt, van waar hy, zo dikmaals 't hem geluste, een-nieuwen aanval doen konde, zondt hy terftond eenen bode na Malta, om den voorflag te doen tot het verfterken van de eene, en het flegten van de andere. Zyn voorflag zynde ingewilligd, wierdt de Kommandeur Botigella, thans Generaal der Galeien, derwaarts gezonden met eene genoegzaame magt. P>aa zyne troepen te hebben aan land gezet by Tripoli, trok hy terftond. met dezelve, en eene bende gehuurde Arabifche Ruiters, na den bovengemelden toren, tegen welken hy zyn gefchut plantte, zonder met het opwerpen van Batteryen den cyd te flyten. Hayradin fchoot toe ter verdeedinge, aan het hoofd, zyner Turken ; doch hy wierdt onderfchept door eene bende Malteefche Ridders en gehuurde Arabiers, en met verlies tchig gedreeven; niets meer kon hy uitvoeren, dan tusfehen de vyftig en zestig lurken in de plaats te werpen, en den Christenen in eenige fchermutzelingen eenig nadeel toe te brengen. Botigella, verneemende dat zyn gefchut niet de bedoelde uitwerking deedt, ontboodt eenige Galeien, onder wier fchu.t en fcherm by eene'Myn deedt fpringen, die een gedeelte des muurs deedt inftorten, en hét meerendeel der Roovers onder de puinhoopen begraaven; de overigen , de Malteezen met het zwaard in de vuist de bres ziende beklimmen, leiden de wapens neder. De toren wierdt ftraks tot den grond toe afgebroken. Toen trok Botigella, aan 't hoofd van zyn klein leger, na de ftad Adabus,wwr uit hy Hayradin verdreefgeevende de plaats aan de Arabieren over ter plonderinge. Op zyne wederreize na Malta, ontmoette hy een groot, ryk gelaaden Galjoen, koomende uit Egypte,  v a n MAL T At 5S3 ouder bevel van een dapperen. Turk, Ardor genaamd, die hem kloekmoedig ontving; dit niettegenftaande enterde hy het, met zyne Galeien, met het zwaard in.de vuist. Met deezen Prys, wier laading waardig wierdt gefchat honderd>zestigduizend Kroonen, en op1 welken zich bevonden tweehonderd Turkfche gevan. genen, liep hy de haven binnen. De openbaare vreugdebetooningen daar over wierden merkelyk beneveld, door de ingekoomene tyding van den dood des nieuwen Groot-Meesters, die op zyne reize na Malta ziek wierdt, en te Montpellier overleedt, op den zesentwintigften van Herfstmaand, omtrent tien maanden naa zyne verheffing. Wel haast ging het Kapittel over tot eene nieuwe verkiezing; de .algemeene hoop was, dat dezelve zou*3 uitgebragt zyn öp den dapperen Botigella, of op Goleo, Baljuw Van Lango, beiden daar toe geregtigd door hunne zonderlinge verdienfte, en de gewigtige dienften raan de Orde -beweezen; doch tot hunne groote verwonderinge en fpyt, gaven de kiezers, door de listen en kuiperyen van Garcia Cortez, van de Arra< govfche Taaie, hunne ftemmen aan Joannes d''Omedes, of de Homedes, van dezelfde Taaie, Baljuw van Capfus,. die in de verdeediging van Rhodus een oog hadt verlooren. Botigella verloor daarenboven, kort daar naa, het bevel over de Malteefche Galeien; wordende die post opgedraagen aan een jongen Ridder, Leo de Strozzi genaamd, Groot-Prioor van Capua, welke die waardigheid, nevens het gewaat der Orde, hadt ontvangen van zynen Oom Paus Clemens den Vil, Deeze jonge Admiraal, hoewel thans foldaat noch matroos, betoonde welhaast 'zyne dapperheid aan 't hoofd zyner vier Galeien , op zynen eerften togt onder den befaamden Andries Doria, tegen twaalf Turkfche fchepen, onder bevel van den krygshaftigen AU Zelif> aan XIX. boek. vii. iOOFDST. v. AFD. ** Jaar IS36. Joannes 'Omede*  XIX. boek. VII. HOOFDST. IV. AFD Strozzi'i dapperheid. Zyne komst Miita. 584 KIST O é. I E aan 't hoofd van zo veele onverzaagde Janitzaaren, als misfchien nooit-zich in deeze vaarwaters vertoond hadden. • . _ , . Doria, die niet-minder dan vierendertig Galeien, behalven de vier Malteefche onder Strozzi, onder de vlag hadt, ontmoette de Turken in het Kanaal van Corfu, met een foort van vertrouwen op eene gemaklyke overwinning; doch hy wierdt hardnekkig afgeflagen, met groot verlies aan weerkanten. De Turken vielen op de Malteezen , hunne oude vyanden, met zulk eene woede aan, dat de Ridder Operto, die op de Capitana het bevel hadt, fneuvelde. Zy Honden op het punt om dezelve met het zwaard in de vuist te enteren, wanneer Strozzi.ap hen een Slangftuk deedt losfen, 't welk hunne Galei in den grond boorde. De Malteezen, dus gelukkig los geraakt, wendden alle hunne magt tegen de Turkfche Capitana, alwaar het gevegt nog bloediger was. De Turken konden de Ridders het enteren niet beletten, hoewel zy zich tot den laatften man toe verdeedigden: zodat Strozzi het fchip meester wierdt, zonder een eenigen krygsgevangen te maaken. Dit deedt de overwinning tot de zyde der Christenen overhellen, hoewel dezelve zo voor de Keizerlyke als Malteefche vloot duur te ftaan kwam, door het verlies van eenigen der beste Krygsbevelhebberen. (m) Doria thans beflooten hebbende, eenen kans te Jpwaagen op het Eskader, welk den Franfchen Gezant na de Porte overbragt, zeilde Strozzi na Malta. Op zynen weg derwaarts nam hy twee groote Kaapers, en eene kleine Galei, op welke by de vierhonderd Christen-flaaven waren, op de Kust van Calabrie. Hy bragt ze allen behouden op Malta, alwaar hy met 0 geluk- C?»5 Dezelfden. - ■ < - • - - -  van MALTA. 585 gelukwenfchingen wierdt ontvangen van de geheele Orde, over den doorluchtigen uitflag zyns eerften krygstogts, en over de hoop, welke dit gelukkig begin deedt opvatten aangaande zyne toekoomende dienften aan de Orde. Onder dit alles wierdt den nieuwen Groot-Meester zyne verkiezing geboodfchapt. Het Franfche Hof vondt er zo luttel behaagen in, dat de Koning niet konde nalaaten aan den Kommandeur Trevoux te vraagen wat de Orde tot zulk eene keuze hadt bewoogen? Hy op deeze vraag geen beter antwoord weetende, hernam, dat tusfehen hem en wylen den waardigen JJle Adam altoos eene naauwe vriendfchap hadt plaats gehad. Hierop deedt hem de Vorst zyn vrygeleide toekomen, nevens het verlof om de hulp, welke hy ten dienfte der Orde zou noodig oordeelen, uit zyne heerfchappyen mede te neemen. Nogthans was hy genoodzaakt na Malta te ftevenen, zonder de groote Karak en het gewoone geleide van Malteefche Galeien, welke doorgaans wierden gezonden om zyne afweezige voorzaaten af te haaien. Omtrent deezen tyd verfcheen 'er een Gezanticnap van den Koning van Tunis, welken de Turken van verfcheiden Steden en Forten langs de Kust be-^ roofd hadden. Wyders klaagden de Gezanten, dat Barbarosfa eene talryke bezetting in Tachora hadt geworpen, onder bevel zyner beste Kapiteinen, en dat hy verwagt wierdt met eene talryke vloot tot het doen van eenen aanflag op Tripoli, of zyne eigen hoofdftad; geene van beiden zou, buiten eene fpoedige hulp, hem lang weerftand kunnen bieden. Zy voegden 'er nevens, dat de Zeehaven Sufa, die onlangs gemuit hadt, niet zou nalaaten, zich met den Turkfchen Admiraal te vereenigen. Dewyl Sufa thans eene zeer fterke Vesring was, ruim acht mylen van Tunis, Hedend.Hist.XVII.D.JI.St. Ff ff vondt XIX. b01k. VU. HOOFDST. IV. A F Bt De GrootMeestervertrekt' na Maits. Gezant. rchap van runis.  536 II I S T O R I E XIX. \ BOEK. 2 VII. i hoofdst. ( IV. afd,, Beleg van Sufa, ] Slegte ftaat van Tripoli. 'ondt de Raad dienftig , Paul Simconi derwaarts te enden, zynde den Opvolger van den dapperen Stmzzi ,!s Admiraal der Malteefche Galeien, om zich te verenigen met den Markgraaf de Terra Nova, uit Sicilië, lerwaarts gezonden, om ter dekkinge van die gewigige plaats den Tunetaanfchen Monarch te helpen. Te gader floegen zy het beleg om de plaats, de Markgraaf te land, en de Maltees ter zee. Doch de ;erfte, ongelukkiglyk verraaden zynde door eenen Reïegaat, die, onder fchyn van de Turken te hebben /erlaaten, hem een valsch berigt wegens de vesting, verken deedt, fpilde zyne magt en oorlogstuig tegen iet fterkfte gedeelte. Te laat ontdekte de Markgraaf zynen misflag, en was genoodzaakt, by gebrek aan manfchap en krygsbehoeften , het beleg op te breeken. De Malteezen, naa een goed getal hunner dapperfte Ridders te hebben verlooren, weeken na hun Eiland, niet weinig misnoegd op den Keizer om het vertrouwen van het beleg aan zulk een onbedreevenen Veldheer, (m) Omtrent dien zelfden tyd kwam de dappere Botigella terug uit zyn Gouvernement te Tripoli, waarin hy was opgevolgd door twee ervarene Kommandeurs. Met geen minder ernst vertoonde hy het onregt, welk de gemelde Monarch aan de Orde deedt, door het bewind dier plaatze aan hun te vertrouwen , zonder bedagt te zyn op het herftellen van de vestingwerken,, of het onderhouden van eene genoegzaame Bezetting; terwyl de Mooren, uit haat tegen de Christenen, alle binne kragten vereenigden, om zich meester te maaken van alle derzelver plaatzen langs de Kust. Om alle deeze wangedraagingen berigtte hy den Raad, het voor hun onmogelyk te zullen zyn, om Tripoli langer te (ot) Bofio. Baudoin, Lib. iz, Cap. 2. Vertot, p. 114.  van MALTA. 58? té verdeedigen tegen zulk eene vereenigde magt, ter zy de Keizer onverwylde zorge droeg om de plaats in beter ftaat te brengen. De Raad, alvoorens zich aan dien Monarch te vervoegen, befloot de zaak te doen onderzoeken door eenigen der kundigfte krygslieden en Ingenieurs. Men vermoedde, veelligt, dat Botigella de zaaken hadt vergroot, uit weerzin tegen den Groot-Meester. Doch zo dra dit berigt bevestigd wierdt door zo kundige Regters, zonden zy terftond den Kommandeur Groleo ten Keizerlyken Hove, om ware 't mogelyk den Keizer te bewegen tot het flegten van die ftad, en het doen fpringen van het Kasteel, als kostende meer aan onderhoud dan het waardig was. Zo dit niet gelukte, moest hy verzoeken dat de vestingen onmiddelyk herfteld wierden, en de plaats van al het noodige tot een beleg voorzien. Aan den eerften voorflag wilde de Keizer in geenerlei maniere het oor leenen, maar beloofde, fteliige bevelen aan den Gouverneur van Sicilië te zullen zenden , om het tweede ontwerp met allen mogelyken fpoed by de hand te neemen; verklaarende tevens zyn befluit, van alle Roovers uit Afrika te zullen verdryven. Hy voegde 'er nevens, zich zeer verpligt te zullen rekenen aan de Orde, indien zy haare Galeien vereenigde met de vloot, welke hy voor de Middelandfche zee uitrustte. Voorheen hebben wy gezien, dat hy een magtig Verbond hadt geflooten met den Paus, den Koning van Frankryk, en eenige andere Christen - Mogendheden, tegen Soliman. De Galeien der Orde, onder bevel van den Ridder Süneoni, moesten di