VOORNAAMSTE POINCTEN VAN DEN ALMANACH» Foor bet Jaar 1797- Hetzelve is naar de Juliaanfche Tydre- kening . • °510 Sedert de eerde Olimpiade . . 2571 Sedert de Stichting van Rome . 2.^5° Naar het tydpcrk van Nabonasfar • 2544 Naar de Turkfche Tydrekening . «ijc Na de giondlcgging der Bataaffehe Vryneirt 0 Het Gulden-getal is Quatertempers. voor dit jaar 12 ilte8, ioen 11 Maart. De Epacla . . 1 2de 7, 9 en 10 juny. De Zonnencirkel 14 Sde2ö,22en 23 Scpt. pi Zondagslett. A 4de 20, 22 en 23 Dee» BEWEEGELYKE FEESTDAGEN. Septuagefima isFebr. t Pinxter . 4 J«ny Aschdag 1 Maart H. Drievuld. 11 dito. paalchen ió April H. Sacram- 15 dito. Kruisdag 22 May ifte Zondag van dea Hcinelv. 25 dito. 1 Advent S öec.  ECLIPSEN, VOOR HET JAAR 1797. In dit Jaar zullen twee Eclipfén, in ons Vaderland zichtbaar, voorvallen. De eerfte zal zyn aan de Zon den 24 Jury; bet begin na den middag ten 4 uuren, 48 min. het midden ten 5 uuren 34 min. en het einde ten 6 uuren 10 minuten ; zullende 3 en twee derde duimen over de Noordzyde verduisteren. De tweede zal zyn aan de Maan, dié geheel verduisterd zal worden, den 4 Decemb. het begin 'smorgens ten 3 uuren 24 min. het midden ten 5 uuren 16 minuten, en het einde ten 7 uuren 7 minuten. De totaale verduistering zal plaats hebben 's morgens ten 4 uuren, en het begin der verlichting ten 6 «uren 38 minuten*  JANUARY, XXXI. Louwmaand. I Zondag ^Nieuwe Jaar. 21 Maandag Duink. j. 3 Dingsdag Doesburg]. 4 Woensdag Eindhoven]". 5 Donderdag Thelefphorus. »m Eerfte g4> Vrydag Drie Koning, *ÏSP Q nar tier, 7 Saturdag Kasiel j. Viydag den <8 Zondag Opent.s.Om.j. 6 ,'s morg. 9 Maandag Kopperm. ten 9. uur. 10 Dingsdag Parys j. 19min. 11 Woensdag Hyginius. ia Donderdag Archadius. tefk volle ,13 Vrydag Juleita. ^sJ Maan, 14 Saturdag s Pontiaan. Vrydag den 15 Zondag. H.N.Jefus. 13,'smorg. 16 Maandag Tjrugge j. ten 1 uur. 12 17 Dingsdag Westzane b. nun. 18 Woensdag St.Pieterlr. 19 Donderdag Mar. en Mart. 0T Laatlte 90 Vrydag s. Fab.enSeb. Quartier, 2! Saturdag s. Agniet. Vrydag den 22 7,ondag s.Vincenr. 20, 'savonds 23 Maandag Oorfchot j. ten 10 uur. 9 24 Dingsdag Antw. p. min. 25 Woensdag s. Pauli bek. 26 Donderdag Kortryk j. m\ Nieuwe 27 Vrydag Tilburg]". w Maan, 28 Saturdag Herenthals j. SaturtTag den 29 Zondag Emmerik j. 28,'Smorg.. 3c Maandag Geersberg. pt (ten 1 uur. 5$> 31 Dingsdag Luik j, ^min.  FEBRUARY XXVIII. Sprokkelmaand. 11 Woensdag Gelder V. i ft! Donderdag Maria Ligtm. \ 3 Vrydag GelcPórp p. { Eetfïe . 4 Saturdag Arnemulden j. Quartier, 5 Zondag s. Agatha. Saturdag den 6 Maandag s. Dorothea. 4,'savonds 7 Dingsdag Nioon j. ten 8 uur. 15 fl Woensdag Gend p. tnin. 9 Donderdag s. Apolonïa. 10 Vrydag Bremen 3. - Volle 11 Saiurdag Roermond j. |^ Maan, 12 Zondag Sepuagefima. Saturdag dên 13 Maandag Gregorius. u,'srnidd. ï4 Dingsdag Valentyr. teni2uur. 12 15 Woensdag Zwol p. min. 16 Donderdag Heusden j. 17 Viydag Rees 3'. Lasifte 18 Saturdag Simeon Bi \^Quartier, 19' Zondag Sexagefima. • Saturdag den to Maandag Maftr.Zwolp. 18,'smidd. 21 Dingsdag Pipinus. ten 12 uur. 2? Woensdag s. Pieterft. 29 min. 23 Donderdag Fafiendag. 24 Vrydag s,Matthys. g^. Nieuwe 25 Saturdag Gouda j. fgjjp Maan, 2.6 ] Zondag Qtiinquagefim. Zondag den 27 Maandag Herenthals p. ;r>,'s namidd. 28 I Dingsdag Vasten-Avond. ten 3 Uur> I min. 1 «  MAART XXXI. Lentemaand 1 Woensdag \ Aschdag. 2 Donderdag Emmerik p. r, Vryd*g Heusden p. 4 "Saturdag Deventer ]. ,5 Zondag ^,^™!r 6 Maandag qrfe* M. ^'fl^f 9 Dinsrsdag s. Thom. Maand, den 0, 8 Wolnsdag simft. Mir. >s morg ten 6 0 Donderdag ! Kuilenb. p. uur. 34 min. 10 Vrydag Ouatertemp. . 11 Saturdag Ouatertemp. föèS Volle 12 Zondag Rementfcere. \gj Maan» 13 Maandag Schiedam p. Zondag den 14 Dinpsdag Amft. lootd. 12, 's namidd. 15 Woensdag Wag. p. ten 10 uur. 34 16 Donderdag Amersf. p. min. 17 Vrydag s. Geert. 18 Saturdag Vianen p. I^^rar ier 19 Zondag Oculi. ^Qirar.ier, 20 Maandag foacbim. Maindag den 21 Dingsdag s- Bened. w.'smorg. 22 Woensdag Gorcum p. ten7uuu 23 Donderdag Vollenh. p. 24 Vrvda?. Gabrie!. 2* Saturdag Maria Boodf. m™*™* 2$ Zondag* l*tare. f f j. 27 Maandag Rubertus. DJOgsd. den 28 Dingsdag Bosch b. 28,;|m.w# 2o Woensdag 7ype j. ten 8 rur. Donderdag Utrecht p. \° nim. 31 Vrydag . Voorf. k. »  APRIL XXX. Grasmaand. ij Saturdag Amersf. 2 Zondag Judica, 3 Maandag Aikni.j. 4 Dingsdag Ambiofius. <^E?y Eeifte 5 Woensdag Vincent. >Jgf/Qnartiei:> 6 Donderdag Groning. p. Dingsdag den 7 Viydag Epiphanus. 4, 's avonds 8 Saturdag Walthrodus. ten 12 uur. 17 9 Zondag Palm Zondag, min. jo Maandag Macarius. ii Dingsdag Leo. 0^ Volle J2 Woensdag Montfoortb. %gj Maan., 13 Donderdag ! Witte Dond. Dingsdag den 141 Vryd ag Goede Vrydag. n , s m org. 15 j Saturdag Elburg p. ten 9 uur. 19 161 Zondag Paasfchen. min» 17 j Maar d ag 2.de i'aaschd. ï8, Dingsdag Aitcm. b. Laatfte 191 Woensdag Marelin. v^Quartier, 201 Donderdag 1 Sulpitius. Woensd. den 2ij Vrydag Anfelmus; 19,'snamidd. 22 Sirurdag jSotlierus. ten 1 uur. 3 23 Zondag Quafi.Op.Tyd. miri. 24 Maandag Melitus. 25 Dingsdag s. Mare. 0*. Nieuwe 26 Woensdag Weesp b. Maan, 27 Donderdag Conrardus. Woensd. den 28 Vrydag Vitalis. 26,'snamidd. 29 Saturdag Sybilla. Iteniouur. 55 30 Zondag Mifericordia, {min.  MAI XXXI. Bloeimaand. ï Mandag uPhil.cn Jac. a Dingsdag Hul«j; 3 | Woensdag t Vmding. ft % Donderdag Groning. 1- »0ba„tief S ÏÏffda. s janiatk wTensd. den 67\zXg ^/.Haagk. ^JfS!* 2 [Maandag s.Mich. op. enj« uur. 5* o Dingsdag Zwol.p. ,mn' io Woensdag Gordiaan. v ]le IX Donderdag Gronmg. p. f|) „ 12 vrydag Zwol b. W d den ,3 Sacurdag Zwol p. '^avonds 4 Zondag Cantate. io, sav 1= Maandag Nymeg. p. ten 9 uu 16 Dingsdag Simon. min- 17 Woensdag Bruno. ft 18 Donderdag Urrechtp. g£ Laat sS* £r S5& a, ZonAy 4 uur. a* 22 Maandag t 03 Dingsdag Defidenus. mm. 24 Woensdag Donatus. Nieuwe g Donderdag |fl^. CAr: A ^we 26 Vrydag Eleuth.Leid.K w » 27 Saturdag LucjnM. vry g ;QMaKaSg Bridft ten 8 uur. 29 H Z A Wasfenaar p.Uin. |i Woensdag PeironcUa M»  JUNY XXX. Zomermaand. 1 Donderdag Pamphiiius. 2 Vrydag Marcellinus. 3 Satardag Vajlendag. 4 Zondag Pinx fier dag. Eerfte 5 Maandag 2-Je Pinkjïerd, ^ Quartier, 6 Dingsdag Norberius. Vrydag den 2, 7 Woensdag Oiiatertemp. 's morg. ten 8 Donderdag Hariingen k. j uur. 36 min. 9 Vrydag Dord. lo. lo Saturdag Quatertemp. Volle H Zondag H. Drievuld. %j£) Maan, 12 Maandag Odulphuf. [Vrydag den 13 Dingsdag s. Anthonius. y, >Smorg. 14 Woensdag Leeuwaard, j. ten nuur. 35$ 15 Donderdag H. Sacrament. ,njn. 16 Vrydag. Puttersh. p. 17 Saturdag Schagen p. tff. Laatfle 18 Zondag Delfc.Bosk. k. l^Louarier 19 Maandag Hilverf. p. Sat. den ,7, * 20 Dingsdag Bosch j. .s morg. ten 21 Woensdag A!o,fius. 6 nur.'37 22 Donderdag Midd'lb. j. mjn, 23 Vrydag Vastendag, 24! Saturdag t Jan Baplift. ^pb* Nieuwe 25' Zondag 'Jaarlem k. (raj) Mmi 26 Maandag Joh en Paul. slSrdag den 9.7 Dingsdag Ladsdaus. „4 'smidd. 28 Woensdag Vastendag. te„ , uur< 2v Donderdag $ Pet. en Paul. t „fin Sc Vrydag j. Paul. ged. 51 mUU  JULY XXXI. Hooimaand. 1 Saturdag /Bieda p. 2 Zondag Maria Vifit. 3 Maandag Hyacinthus. Eerde 4 Dingsdag Marth.tranf. ^PQuartieri. 5 Woensdag Ucr. lo. Sac. den i * 6 Donderdag Gore. p» 's raidd. ten 7 Vrydag Demetrius. 4 uur. 40 min» 8 Saturdag Procopius. Volle 9 Zondag Mech. k. Maan, 10 Maandag Utrecht k. Zond. den 9, 11 Dingsdag PiusP. enM. 's morg. ten 12 Woensdag NaborenFel. 2uur. 31 min. 13 Donderdag Anacletus. fSS Laatfte 14 Vrydag Zwyndr. p» \&/Quartier, 15 Saturdag Apostelfch. Zondag den ïö Zondag Reinildis. 16,'savonds.. 17 Maandag Alexis. ten 9 uur. 10 18 Dingsdag Arnoldus. min. 19 Woensdag Honsd. beg. /S^ Nieuwe " £0 Donderdag s. Margriet. Maan, 21 Vrydag Daniël. Zondag den 22 Saturdag s.Maria Magd. 2&Vs *oQfg. 23 Zondag Deventer kv^ tên u uur. 34 04 Maandag Vast. G.on.j. min. 25 Dingsdag sjac* '■m Eerfte £6 Woensdag s. Anna. 4§?Quartier, 27 Donderdag Panthaleon. Maandag der»- 28 Vrydag Nafarius. 3t,'smorg. »9 Sittirdag MarthaenFel. ten a uur. 19 30 Zondag Goud. k» min. 31 Maandag s. Ign. Loj.  AUGUSTUS XXXI. Oogstmaand. 1 Dingsdag s. Pieters ba. i 2 Woensdag Portiuncula. I 3 Donderdag s. Stev. vind. '4 Vrydag s. Dominic. Volle 5 Saturdag Maria ter fn. \~J Maan, 6 Zondag Transf.Christ. Maandag den '7 Maandag Loosduinen k. 7, 's avonds 8 Dingsdag Cyriacus. ten 5 uur. 49 9 Woensdag Faflendag. mir. 10 Donderdag s. Laurens. frfis Laatfte 11 Vrydag Jkverw. p. Quarticrj 12 S^tiüdag Clara. üingsd. den 13 Zondag Beverwyk k» 15,ss morg. 14 Maardag Faftendag. ten 2 uur 52 15 Dingsdag Maria Hemelv. min. 16 Woensdag Rochus. 17 Donderdap Jeroen. ^BJ|^ Nieuwe 18 Vrydag Hclerra. Maan, 19 Saurdag Ludovicus. Dtnpsd. den zo\Zondag s. Bern. 22,'smorg. fii Maandag Hartjesdag. ten 6 uur. 57 22 Dingsdag Timotheus. min. £3 Woensdan Fajlsndag. 24 Donderdag s. Bartholom. ^\ Eerfte U5 Vrydag s.Lud.Rotr.b. >j^/Quarticr, 26 Saturdag Severimr. Dmgs. den 27 Zondag Moiden k. 29, 's morg. 28 Maandag Rott. k. ten 5 uur. 17 £9 Dingsdag s.J.onth.Rt.k. min. 3° Woensdag Felix M. 3'. Donderdag Paulinus. J  SEPTEMBER XXX. Herfstmaaud. 1 Vrydag ?. Gillis. 2 Siturdag Justus. 3 Zondag Seraphina. 4 Maandag flondsd. Eind. /£s?\ Volle 5 Dingsdag Viclorianus. \&J Maan, 6 Woensdsg Eleutherus. Woensd. des 7 Donderdag Blokz. k. 6, 's morg. 8 Vrydag Maria Geb. ten 9 uur. 9 Saturdag , Workum j. 32 min. 10 Zondag ' Ter.tolen j. 11 Maandag Nymeg. k. Laatfte 12 Dingsdag Guido. V^/Quankr» 13 Woensdag Amatus. Dond» den 14 Donderdag + Verheft". 14,'s morg. 15 Vrydag Utrecht I. ten o uur. 16 Saturdag Cornelius. .20 min. X7 Zondag s. Lambett. 18 Maandag Amft.. lo. Nieuwe 19 Dinssdag Amfterd. lo. Maan, 20 Woensdag Quat. Vast. Woensd. den 21 Donderdag s\ Matth. 20,'snamidd. 22 Vrydag Quatertemper, ten 3 uur. 23 Saturdag 'Quatertemper. 29 min. 24 Zondag Amft. k. 25 Maandag Firmian. Eerfte 26 Dingsdag Thiel p. *W Quartier, 27 Woensdag Buren p. Woeusd. den 28 Donderdag Gorcum p. 27,'savonds 29 Vrydag s. Michiel. ten 7 uur. 30 Saturdag | s. Hieron. 56 min.  OCTOBER XXXI Wynmaanrt. i iZondag s. BavoWp.k 2/Maandag Engelb. B. 3 Dingsdag LeydenOntz. 4 Woensdag s. Franc. Volle 5 Donderdag Placidus. \gj Maan, 6 Vrydag Goeree j. Vrydag den6, 7 Saturdag ftdam p. 's morg. ten 8 Zondag Alkmaar Qntz. o uur. 55 min. 9 Maandag Dionifius. 10 Dingsdag 5. Viélor. Laatfle 11 Woensdag Leerdam b. ULQuartier 12 Donderdag Maximiliaan. Vrydag den * 13 Vrydag Schagen b. 13,'smorg. 14 Saturdag Boeren Sat. ten 9 uuren. 15] Zondag Theretfa. 31 min. 16 Maandag Derdatus. 17 Dingsdag Florus. Nieuwe 18 Woensdag s. Lucas. Maan, 19 Donderdag Irena. Vrydag den 20 Vrydag Haarl. b. 20,'smorg.. 21 Saturdag s. Urfula. ten 1 uur. 22 Zondag. Rheenen k. 55 min. 23 Maandag Sevainus. 24 Dingsdag Rvergistus. *Jfa Eerfte 25 Woensdag Cispinus. 4P Quartier, 26 Donderdag VVyk k, Vrydag den 07 Vrydag Vallendag. 27 , 's morg. 28 Saturdag s.Sim.enJud. ten 3 uur. 29 Zondag Narcisfus. 23 min. 30! Maandag Simeon. 31 Dingsdag Fafltnd.  NOVEMBER, XXX. Slagtmaand. 1 Woensdag Alderheiligen, 2 Donderdag Allerzielen. 3 Vrydag Gouda b. 4 Saturdag Dokkuni j. 5 Zondag Med. k. /O* Volle 6 Maandag Leonardus. S^J Maan, 7 Dingsdag s. Willebord. Saturd. den 4, 8 Woensdag Godfried. -s avonds ten 9 Donderdag Salvator. I2uur.29min« 10 Vrydag Lis b. 11 Saturdag s. Martèn. rf*^ Laatfle 12 Zondag Zaand. k. ^Quartier, 13 Maat.dag Gore. p. Saturd. den 14 Dingsdag Gore. b» 11,'s avonds 15 Woensdag Schied. b. te0 7 Uur» 16 Donderdag Monnikend. b. 5 rnin. 17 Vrydag Lis b. 18 Saturd?g riuifen p. -am. Nieuwe 19 Zondag s. Elifabeth. ; agen cp Aken, cn tweemaal .ter week op Frank" fort aan den Main vertrekt; behalve» dien kan men met de Milbeitnnier Posi'.vagen, van Keulen op Frankfort gaan. Van Arr.be?» vertrekt een Postwagen Maandag en Donderdag, over Doesburg op £cr?.en, Dantzig en Koningsbergen; wanneer op het aankomen van dezen te Doesburg een Wagen verbekt naar Manft^r en Oskabrti*. Van JWunJler Woensdag en Saturdag 'smorgèfls-, verrrekc 'er een op Kasfel, van vaar men daadlijk na deszelfs sankomst, op Lctyzig , Dresden , geheel Poit», ïilefien, Bobemen, Onstenryk , Ilorgaryen cn Turkyen afgaan kan. Van Kasfel rijdt een Wagen over Keburg en Bamberg op Neurenberg ; van daar op Augsburgt Trenten, Pad'u,;, Fenetiën en door gantidi Indien, li ) Beverwijk, ten 2 uuren vau het Waterover ie ICarnemdkfteeg. Bmsfel, om de agt dagen een Schip 3 van de GfHgW bij de Jan Roodc Poorts Toren. - ■SuiHjhot , alle Uuren een Schuit, ligt bij den tflfetfcfc Stad» He/berg; ra?t dez» Schuit gaa*  men oofc op Vetfchillende utnren op Furmtrmd „ Mottnikketldam, Edam en Hoorn. Bremen, Satwd ésti Beurtman, Van denNtBrug. Bergen, Bohemen en Bamberg, Zie Arnhem. Bodegraven, Maandag ten 12 uuren een Schuit. Breda, Zondags een Schip, Brouwershaven, om de 14 dagen een Schuit. C. ) Campen, met het luiden der Boomklok, bij den Ouden Brug op 't Water. Courland, zie Arnhem. Crommenie , Maandag, Woensdag, en Vrijdag ten 3 uuren een Sehip. D. ) Delft , het geheele Jaar een Schuit , dés middags ten i uure, en ten 3 uuren van deBeere» bijt, buiten de TJtrechi fche Po irt; gefchik: voor Perfonen en Goederen; een Post, ten half 9 uur. Deventer, Dingsdag, Donderdag en Snurdag, 's morgens met het openen van den boom 5 van de Oude Brug een Schip. Diisfildorp , om de 2 a 3 weeken een Schip van ' den Gelderfchen Kaai. Deutekom, om de 14 dagen met Pakken en Brhr» Ven, door Harderwijk of Doesburg; te bevtaag*» < in de Zwaan bij de Nieuwenbmg, * a-  Diemernteir, vin den Ï5 Maart tot den 15 Noy. Maand. Woensd. en Vrijd.; van den 15 Nov. tot den 15 Maart Maand, en Vrijd. ten 12 uur. een Sch. Dord, Saturdags een Schip, Burgerdam, van t Mei tot t Septemb, aUe dagen ten 8, 10, 2 en 4 uuren een Schip, doch Zond, alleenlijk ten 8, 10 en 1 uuren. E. ) Edam, van den 1 O&ober tot 31 Maart 'smidd. ten 3 en 4 uuren, en van den 1 Apiil tot den 30 Sept. ten 2 en 5 uuren vaart 'er een Schuit , zie Monnikkendam. Enkhuizen, 's morgens ten 9 uuren , en 's avonds met het luiden der Boomklok, aan 't Zeerecht. Embdcn, Zomers om de 3 dagen , maar Dec., Jan. en Febr. niet bepaald; ligt op 't Water voor de Zoutfteeg, Emmerik, des Dingsdags om de 14 dagen een Sch'p, ligt op 'c Rokkin, Elburg, Dingsd. Dond. en Saturd. een Schip. F. ) Franeker, alle Dingsdag '? avonds met het 'uidcii der Boomklok, op het Water over de dubleide Worstfleeg. Ft ankfort, zie Arnhem, £,) Gwda, (van Amfl, op) de ïria.indtfn Maatt,  Wit ■ Sept. en OStobet * morgens ten 8 uuf=n, en^e't geheele Jaar door 'savonds ten 8 uuren, Jan Febr. NoV. en Decemb vertrekt geen Dagfchultj-de Vracht is 19 duivers, de fchuit i*t aan de Beerebijt. Verders vertrekt alle dagen varv de pijpemarkt, een Schip genaamd de Ykcr , zomew ten 6 cn 'swint ten 4 uuren. Gent, per V/eek een Schip van den Jan Roode Poorts Toren. Gorinchem, om de 14 <*ag . • a ,Jo Turner .VJtn'e Water, dij ae vu . H,7/^ , D-gsdag cn Vrijdag «r8ch.p, Ugt op de Heeregragc bij de Leidfchegragt. JA***», Maand., Woensd. en Saturd. kott op den middag, Ugt aan de O. Z. van den Haring- pikkers Toren. om de 14 dagen Saturdags, een Bode, - re bevraagen onder de Eeurs. Hamburg, Zomers Saturd,'s avonds een Beurtman die Zondags morgens, van de Nieuwenbrugs Boom,. vertrekt. Hamburg, zie /Irnhem. Krtoveubosch , Zondag 's morg. van de Jan Roo depoort°sTorennuis: van daar vertrekt ook ee* Bode om de 14 dagen, te bevragen oneer de ■Beurs. Hongaryee ,-Zie Arnhem. 1.) Italiën (de Brieven op) vettrtkken ten I H«e per Post, des Dingsdags. K.) Kuilenburg, 'sMaandagS avonds van t Ho ■ kin bij de Gaperfleej;. j , „- c,t.-.rt OD\ verbekt als boe ric «*■»• ¥ Keulen (. t sCRip. op.,  heeft, gewoonlijk om de agt dagen: %t op de Geldcrfche Kaai. Koningsbergen, zie Arnhem, Kasfel, zie Arnhem, Koburg , zie Arnhem, L.) Zf/rfe* (van Amfl. op) alle avonden ten 8 uuren een Schuit van de Beerehfjr,en geduurende den Zomer, *s morgens ten 10 uuren een Kaag van den O/ertoom: ,met deeze betaalt ieder Per> foon r guld. De gewoone Pakfchuit ligt op de Cingd bij den HeiJïgen Weg , vertrekt Zomers middags ren 6 en des Wicters ten 4 uuren. Loemn, Maandag , Donderdag en Sarurdag ten T2 uureü van de Cingel over het Klooster. Loenderfloot, zie Bodegraven, Ztipzig, Lecze, Lijfland, zie Arnhem, Lemmer (op de) met het luiden der Boomklok, van de Papenbrug alle dagen een Schip. London, per week een Schip van de Korsjesbrug. LoosdricbtDingsdag, Woensdag, Donderdag • en Saturdag ten half 1 uuren een Schuit. M.) Monnikendam, van I Od. tot 3 i Maart, des morg. ten 7 en 1 • uuren , eo des middags ten z Wtfea.1 de Nachti'chuit met Booinfluiten. Van 1  April tot 30 Sept. des morgens ten 6 cn 9 uuren» en des midd. ten 8 uuren : de Nacbtfchuit als boven. Men gaat ook w el over Meunikkendam op den bepaalden tijd op Hoorn, Zie Pm-merend en Edans desgelijks. Nog ligt 'er aan de Nieuwenbrug op 't Water een Zeilfchuir, die alle dagen des middags ten 3 uuren affteekt, Maarfen , alle dagen 's middags ten r2 uuren» van de Cingel voor 't Klooster en ten2 uuren van de Beerebijt; men gaat ook daarmede op Ouderkerk , Abcoude , Bambrug , Loendsrfloot , Nieuwer fluis, Breukelen en andere plaatfen , dien coers liggende. Medcnblik, Dingsd. Donderd, en Satutd. 'smerg. van de NL-uwenbrug. Mecbden, om de 3 dagen een Schip ligt op de Cingel, over Maltha. Maattrkht, Dingsdag. en Vrijdag ten 12 uuren een Post. Meppelt, Dingsdag en Saturdag een Schip, maar des Winters op Woensdag alleen. Middelburg, Saturdags een Schip. Munfier, Dingsd. en Vrijd. ten 12 uur. een post. K.) Naarden, (van Amft, dcor Muiaen o\) van.  i'April tot 30 Sept. Zondags ys morg. ten 5, 7 en ïc uuren , 's midd. ten 2, half 5 en half 6; in de week 's morgens ten 6 , 8 en 10 uuren ; van den 1 O&ober tot 21 Maart 's morgens ten 7, 9 cn 1 uure, 's midd. ten 3 en half 6 uure, L;gt op de 3?rinfegr. tusfehen de ütrechtfe Straat en Araftel : men betaalt tot Muiden ƒ ft. 12 p. en van daar op Naarden 3 ft- 4 p, dus 9 ftuiv. tot Kaarden, zie fÜtsp, Nes, (de) Zie traveren. Noord-wijk , en Noerdwijkerbout, 's Maandag av, •enSchuitvan de Bloem-en eenvandeNieuwmarkt. Nietfwkerk , Zomers Dingsd. en Vrijd. avond, met het luid.-n der Boomklok, 's Wint. Vrijdag Vmorg. ten to uuren van de Texelfche Kaai. Nijmegen, Donderdag 's morgens vroeg van de Ci -gel hij de Lutheifche Nieuwe Kerk. Neurenberg , zie jin.hem. Nieiiwenrtam, alle dagen ten 10, 12, 2, 4 en Zomers ook ten 6 urnen een Schip. O.) Ouderkerk, Maandag en Vrijdag ten 1 r uur, van 't Kokkin. : Oudewter, ten ii auten van 't Rokkin. bij de Gapeïftccg.  ) QsnabrUg en Öostenryk, zie Arnhem. Gldenburg , ééns in de week een Schip. Oostenooud en Qtidenbosch , alle avond, ten 6 «ft icn Ommelanden alle avonden ten 7 uuren. P.) purmeretid, van den i O&ob. tot 31 Maatt5 j*s morg. ten 8 en 9 uuren, 's midd. ten 1, 4 en 5 uuren; van r April tot 30 Sept, 's morg. ten 6, 8 en ir uuren; 's midd. ten 1, 4, 5 en 6 uuren.» nog een Zeilfch. op het Water bij den Nieuwenbr., die alle dagen *< midd. ten zuur. afgaat. Polen en Padua, zie Arnhem. R.) Rotterdam, alle dagen ten It uuren van 't Rokkin bij de Capel, en ten 2 uuren van de Beeirebijt. Da brieven op Rotterdam , vertrekken alle avonden per Post, *s avonds ten 8 u iren. Bij he« :floten water een Wagen van de Reguliers Bree'ftraat, '» morg, ten 8 uur. metPerfoDP. en Goederen. S.) Schoonhoven, 's Maand, ten 12 en Donderd. ten 10 uuren van de lieereer, bij de 0tf. Straat. Sneck, Zomers met het luiden der Boomklok 5 lijt bij den Dam. Schiedam., (de-brieven op) vertrekken alle avonden per Post ten 8 uuren cn de- Schuit, Dmgid,: en Vrijd, van hit Rok'dn, om 1 uur.  S:avcren, alle avonden een Schip-. Steenbergen, alle avonden ten 6 uur. een PoSt. ,Steen vooraan op den Texelfchen Kaai. Vriesland , (op) vertrekt 's Woensdags avonds een Schip, te bevraagen op den Achterburgwal, over de Brouwerij de Hooiberg. W.) IVeesp, van 1 April tor 1 O&, Zondags ten 6, 8 en 10, 'smidd. ten 3 en half 6 uuren; in de yreek 's midd. ten half 2. half 4 en half 6 uuren, van 1 Novemb. tot ?,r Maart. Zond. ten Ö en 8, *$ midd. ten 2 en 5 uur. en andere dagen 'srnorg. ten *, 8 en 9 uuren, 's midd. ten 2 en 5 uuren , vragt 5 ft. 4 penn. Deeze Schuiten liggen op de Prinlegrachc bij den Amftel; zijnde een halfuur na den bepaalden tijd buiten de Weesper Poort. I-Poerden, 's Maandags en Dond, ten 1 uure, Zie Kuilenburg  Wezel, cin dc S £ 14 dagen een Schip van den Geldtrfchen Kaai. Y.) Tsjellhin, Maandag- ten 1 uure een Schuit, Dincsd.ig en Vrijdag ten 12 uuren een Post. / . Z.) Zardavi of Zaandam, alle uuren een Schuit aan den Haringpakkers Teren. Zwol, met het luiden der Boomklok aan de O. Zi van de Ou ■.Ie Brug, Zutphen, om de drie d. gen een Schip van de Oude Brug. Ook vertrekt 'er een Bode des Vrijdags avonds, te bevragen op den Fluweelen BurgWal , tusfehen de Oude Kerk en den Nitzel. - Zeelandv vertrekt des DingsJags en Vrijdags een Post, re bevragen onder de Beurs. Zierikzee, des Zomers per week een Schip va» den Cingel over de Lutberfche Nieuwe Kerk. Zwammerdam, Maandag en Vrijdag een Schip. ' Ziiiartfluis, Dingsd. en Saturd. j doch 's Winti alk-en 's Woensdags een Schip. Zwed,n, Dingsd. en Vrijd. ten 12 uur. een P^sr» Zwitzerland, Dingsdag en Vrijdag ten 12 uuren een Post. 9*  GEBRUIK DER Z E G, E L S.. Reqnest voor i -perfoon ƒ- ; 6 : - • ■ — 2 ■■ 1 • : 12 : - *~ - Collegiën , ƒ i : 4 : • Om een polittcq ampt te.bekomen, -\vaarvara het ampt beloopt van 2 tot 4 hond. guld, worden gefchreven op een zegel van/ ét- van / 400 tot / 800 — / - : 12 : - — ■ 800 (— X2GO — - 1 : 4 : - — 12 co— 1600 — - 2 : 8 — iöco — 2000 —■ - 3 : -:* — 2000 — 2500 4 : - : . — 2500 — 2coo 0 : - : - •— 3000 — 4oco 8 : -: . — 4oco — Jooo 12 : -: - —• 5000 — 6000 — - 16 '. -: - — 6000 — 8000 — - 24 : - : 3coo — i2ccc •- - 36 : - : - boven -- isoco -—' 48. : - : - Alle rekeningen van Weeskamers , Voogden, Executeurs, enz. waarvan eenige adtainiflratie aal worden verantwoord, moeten werden ge-  fchreven, wanneer ontvangst en uitgaaf zamea bedragen/35, op een Zegel van/ - : 6 : • van / ioo en tiaar boven - : ia : - ïooo 11 3 t - : - »— - 30C0 1 6 : -: . -■- - 6oco ■ 9 ? -: •■ — - icoco ■ 12 : - : - . 140C0 1 18 : - : 2C000 - ■ 24: - : - Alle andere rekeningen, zonder uitzondering, moeten worden gefchreven, van/ 50 tot / 100 op een zegel van 3 ft. en daarboven , op een zegel van 6 ft. ten lasten van den debiteur : hiervan zijn uitgezonderd Profesforen, Doctoren in de Medicijnen , Chirurgijns , enz. voor zo veel haune gedaane vifites betreft.  A A N D E BS LEZER. Ziet daar, geëerde Landgeuooten ! om wede£ in ftaat gefield, om U, even als in het voorleden jaar, weder eene verzameling van ftukjes, in poëiij en proza , aantebieden ; onderfcbei« den, beroemde, Dichters en Dichteresfen verrijkten ons Jaarboekje met de voortbrengfels van hun vernuft, en wij dur?en ons vleien dat wij dit jaar niet minder dan in het voorleden vol.  doen zullen: - gebrek aan plaats heeft ons veel bruikbaars doen agterwege laaten, dat wij ia het aanftaande jaar hoopente gebruiken j verders beveelen wij ons wel hartelijk in de voorddurende genegenheid van alle de fchoone geesten onzes Vaderlands, terwijl wij verzoeken hunne ftukken, voor deu i*D. Juuij 1797 > te bezorgen aan f. van GULIK Amft. ro Novemb. te 1796. AMSTERDAM»  MENGELINGEN i n P 0 E Z Ij e n P R O Z A.  Zo lang in Nederland de vietenfcbappen bloeiin% En 't Folk de Vrijheid kiest, ten enig oogenlijn; — Zo lang zal welvaart Jangs den vritchtbren bodem,vloeiën; S» Neerland, tot aan *f eind der aard,geëerbiedigt zijn/•  OPWEKKING t o t ZINGEN. Zou, wijl het oorlog moordend woed Daar 't ijslijk waad door menfch^übloe En zich verzaadt in rooven, Bij 't fehrikaanjaagend krijgsgefchrei, De ftem van Neêtland» diclurenrei, Op pik dus,kruin, „verdoovep? Neen: in apo^o's Laauvverveld Vergeet bello»» heur geweld, En waprende oorlogsvaan**: Alen kampt wel om den laaüwerhoed, M«r, onbevlekt met menfchenbloed En niet ontwijd door traaaen. A  co Wel, Dichters! gord dan 'c fpeeltnig aaa» Om huppelend ten rei te gaan, In pindus groene dreeven; Den overwinnaar wagt^ ten loon, Een versch geplukte lauwerkroon.> Die Iteeds zijn roem doet keven. Zingt bachi'S, ïii verheven dicht; Verheft den lof van 1 minnewicht; Roemt pap hos koningiunej En dróómt, van flnarte en zorgen vrij, U zingend aan de lieve zij' Van uwe zielvriendinneJ - verzamelaar,  GENIET ds TEGENWOORDIGHEID, AAN DAMEET. Blijf immer n galijk, ïO blijere of droeve dageaj Vergeec de hoop in 't zorgen ni- t, En blijf het grootst geluk met vaste fchoudretf draagen, Te veel g*!uk baart vaak verdriet. *tZij ge a'.toos uit den kelk der rampen hebt gedronken,Terwijl gij immer zuchten moet, Of, dat u Tt wuft geluk zijn febatcen heeft ge» fchoi ken, De dood ftelt eenmaal ren aan voojt- en tégen» fpoed. Zijt daarom wel te VTede, én, poog vernoegd re leeveu; Genist, ep aarde, o Vriend! geniet' — A 2  C4) De blijdfchap fchenke u wijn, in roozenvoilo dreeven, Eer u geluk en lente ontvlied! — Al gaart gij Pern's goud cn Chili's zilver famen, Gij flerft, en wat baat u uw fchat? Drai plundert u de klaauw der hongrige Erfgeraamen, En zegt hun gierig hart: heeft hij niet meer gehad? - Al zijt ge, o beste vriendJ — uit koningen gefprooten,Of in een fchaamle hut gebaard, ?t Zij rijk of arm, damïet! — uw noodlot is beflooten; De dood is aller lot op aard'. Dit lot 't z;j vroeg of fpade -- is 't lot van alle menlchen; Het graf is 't eindperk onzer loop: Dasr eindigen ellende en wenfehen, — Dair flerft genot en hoop! - - tiaar lioratius,. B,  IS HET HIERNA BETER? Is 't hierna beter? vroeg de moeder, toets de dood: Haar teedren zuigling in zijn magere arme» ilootj Kan eenig fterfling mij daar van veizeekring geeven, 'k Wensch dan mijn kind niet wcêr in 't leven ? Maar ach! ....zal ooit de tijd, die alles op kaa klaaren, Uit deeze onzekerheid mij 'c zekere openbaa» ren? — Is 't hierna beter? - vroeg de grijsaart, toen de dood Zijn fponde naderde, en een pijl naar 't hast hem fchciotj A 3  (6) Was mij dit klaar ontdekt, ik had mijn leveGS* morgen Niet doorgebrngr. met duizend zorgen; En ik zou, onbévrccst voer einde'ooze plaagen, Min zorgen in mijn laaiiie als eerde levensdagen. Is 'c hierna beter? -- vraag ik ieder die dit leest; Is \ zeker, als de dood mijn lichaam en mijn geest Vateenfclieid, dat miïn ziel dan eeuwig voord zal loeven ? Kan iemand mij verzeekring geeven Dat hij, die deugd bemind, dat heil eens zal verwerven ? Dn vrees ik r?ood nog graf, — dan weusch ik ras te nerven! •- M. R.  TROOST. Als de domheid wordt verhoogt, En op duizend fchatten boogt, Door 'c geluk veikreegen, Stelt de wijsheid daar deu fchat, Die baar eigen ziel bevat , Zegepraalend tegen. Als de beerschzuc'j.t moordend woedt, En een ftroom van Burgeibloüd, Op haar wenk doet vloeien, Troost dit denkbeeld ons verftarsd: Ketens kunnen wel de hand, Maar het hart niet , boeien ] A 4  C 8 ) Als de boosheid zegepraalt, En de deugd als harding dwaalt, Van haar erf verdreeven, Spreekt de troost, in »c lijdend hart, Na een weinig aardfche fnjart Wagt ons 'c eeuwig leven J Dat dan domheid zegevier', Heerschzucht zwaai' heur bloedbanier, Boosheid triumpheerej Eees wagt Wijsheid, -- Vrijheid,-- Deugd,B£j de reinfte hemelvreugd, ónverganklijke eeiej — N.  ie vergenoegde MOEDER, op het LAND» Hoe zalig is 't, op 't eenzaam lantlj Dcor nijd nog zorgen aangerand, In lommerrijke dreeven, Verwijderd van het ftads gewoel , Vetüdeld door het reinst gevoel, Zijn dagen door te leeven. Geen koning die dat heil geniet 5 De kroon befchermt voor geen veidsiet,, Maar is een bron van morgen: De.landman flaapt gerust en zacht, Ttrwijl de vorst den langen nac:t Doorwaakt, - tot aan d.n morgen».  C xo ) "Geen laster die de ziel doorboort, — Geen eerzucht dis 't genoegen ftoort, — Van zo-genlooze harten,; - Dc vriendfchsp gaar, op 'c ftiüe land, Met reine liefde hand aan hand, Eu kent geen' bittre fmarten. De Wijsgeer vindt, in ieder kring, Déar flof voor zijn befpiegeliug^ In zij i geruste woning! D^ar leeft c'e deugd van rampen vrij; Daar heerfchtn dwang nog davernij, — Is elk zijn eigen koning. Hier, waar de deugd de wijsheid kast, Hier leef ik zalig en gerust, En fmaak het zoetst genoegen; Natuur en ftille eenvouwigheid Heeft mij dat hmglijk lot bereidt, Waarom vaak dwaazen zwoegen.     r  mo kindrea.xiet de» Wijsgeer aan, En poog zijnvo.dlpoor in te flaatw Dan zult ge waarheid vinden! Dan zal de rampf»*** u ontvliên, ?t Genoegen u haarfchatteq biên, Eu u geen fcöija veiblinden. De wijsheid fchenkt alléén geluk; Z-3 U een troosteresfe in druk , - Een ftaf in oude d*gen: Z j fpreid doodt*, d, kalm ed zacht, E, zal, in't levvn dat ons wagt, Gerijpte vruchten draagenï HST TOEKOMSTIGE LEVEN. Wie voor den Eeuwig wandelt hoopt oP het totkomft'ge fëtèf? ' E.enzo rustig en blijde als op den toekomlV gen dag! - q m> at  » sS VROUWEN. Geformeerd tot liefde en beftemd tot tederbeid! - Bloeiünde als roozjn in de Lentej vruchtbaar als het graan in den Zomer; lieflijk als de druif in den Herfst, en eerbied verwekkend als de befneeuwde eik in den Winter! Oprecht als de tortelduiven en fchuldeloos als de Serapbim.» -: Qidfeu die ons, langs bebloemde wegen, ten hemel geleiden! - Zo gevoelig van hart als teder van geftel! -- Zo zaclitiiartig van ziel als onbefmet van zeden ! .. zo deugdzaam als fchooa! ~ Die ons de ellendenvolle aarde in een hemel vol zaligheid veranderen! - Engelen in den fluiër der fteiflijkheid gekleed: « Hes  ( 13 ) geluk der mannen en het proukfluk der fchep» ping! - Zijn de goede J :- 6! -- waren zij alle zóó» Verleidende Sereenen en verilindende Hijdra's! - zo nijdig als wraakzuchtig van aart! — Rozen met giftige doorneu; - fchoonfehijaend maar ledig graan ; -- verpestende druiven , en eiken die ons vallend dreigen te verpletten! — Sodoras appelen, fchoon in fchijn maar vervuld met asfche! - Arglistig als de Hangen en valsch als de draaken! -- Verleidfïers, die ons vleiende de hel in de kaaken voeren! -- zo ongevoelig als heerschzuchtig! -- zo kwaadaartig als onrein!-» zo opbruifebend ais de zee bij het '.voeden der orcaauen' -- Duivelen in menfchelijke gedaante! -- Het ongeluk der mannen en de verachte» lijkfte aller wezens! Zijn de kwaads! ö[ -- wierden »er geenc gevonden! -•  WINTERZANG» "Wanneer de ftrenge wintervorst Natuur in heme werking fchorst, De gladde ftroomen doet bevriezen? Als jeugd en grijsheid klappertand, Dan is het best, voor *t open land, & Vriend; — den warmen haard te kiezen. Laat d,nn de vonkelende v. ijn , - De zo.te vrucht van Rhoue en Rhijnr-- Et *j vrienclfcbaps beker overitroomen; Dat geeft meer biijdfehap, bij 't genot, Ais ju pi ter -- de dondergod ,— JBij zijnen neeïar ooit durft droomen* Ja, can -- bedwelmd door wijn en min ln de armen van'een echtvriendin, Die leed en vreugde ons trouw helpt draaien, Dan hoort men, fc.oon de winter woedt, Geen woeste,, ftorm, --geen holieu vloed,- Nog kletterende bagelvlaagen. - A, C. S.  VROEGE LIEFDE. Reeds in ini;ne kinderdagen Pleeg een goelijk maagdelijrj v„ Voor mij blijder ziïl bekaaien Dau mijn tal en bal te zijn, Vrolijk lachend, wierp ik vaardig Zweep en hobbelpaard in 'c gras,, Wen een meisje , fchoon en aardig. Bij mijn lieve zuster was.. Straks naar t meisje tf>egevïoogeftJv 2at ik naast hem- groene zijr Spiegelde ik mij in henre oogeaj, & Dan was mijn hart zo blij!  C "O •1c Had dan al mijn zielverlangen; Leliën en rozchblaéu Zag ik op heur poëzie wangen, — Lachte haar dan vriendlijk aan. 'k Gluurde op boezemdoek en kantje, Wijl ik haar een liedje zong, Speelde fchnldloos met het bandje Dat voor heuren boezem hong. Wat ik eens als knaapje deede Doe ik wis mijn leven lang, Tot ik eens, in ftille vreede, Zing mijn jongftea zwaancnz2ng, ' G.tf. v.Y. NA ARVOLGING, Bcftormt het noodlot u met ongwarschte dagen, Blijf ka1!!! en welgemoed de zwaaifts rampen draag»!, Eu — laat den vrouwen 'c nutloos klaageti. W E L-  W S L 12 E R- Wanneer de morgenflond, met zacht — aaamia- nig bloozen, 'c Paleis der zon ontfloten bad, En zij, gebj^ eea bruid, omkranst met fmfche. £ ioozen, Heur zegekoets betrad, Dan knelde ik aan de bron, bij g'ndfcbe wilgenboomen, Mijn cloë op dit hart, Of droomde, zorgloos, op haar boezem, zoete dxoomen , Bevrijd vaa minnefmart. !Of — als »t bedaauwde veld de laatfte zonceglanfen, Geheel aêmechtig, droak} B  JDe maan zachtkwijnend ftraalde, aan de onbewolkte tranfen, »t Gerbrute ftatig blonk ; Dan floeg mijn hart op 'tkaare, in gindfche lust* priëelen, Op 't fpigtig lentegras, 3Sn nog kan vaak mijn hart het zoet herdenk elf ftreelen, Das ik zóó zalig was! Maar de eigen liefde, wier begoochling me eens verrukken, -- En tot een God verheffen kon , Die eigen liefde is thans van al mij-e ongelukken ,, —. Van al mijn fmarten de eenge bronf Nog zingt in 't wilgenboschje elk vogeltje evett teder, Dan - baart mij flegts verdriet. Kog"vindt mijn fchreiè'nd cog de lustprieele» weder, Maar o! mijn cioë nietl -  Het leven is me een last, nu ik mijn ctoè' derven - En -- eenzaam dooien moet! — Zij was'me een trouwe gidfe, in 't ondermaanfche zwerven, -- Een troosteresfe in tegffftfpocd; Zij was mij 'c gantsch heelal, — cn - niets kan mij vermaakeu Nu ik die dierbre. ontbeer; Al mag ik, moegefehreid, fomtïjds 't genoegen fmaaken Van 't fmartelijk weleer ! - B. N. HET LEVEN. De wensch teelt wenfehen, -- en de ellende baart ellenden. Bekommernis en zorg toeft ieder fTerveliiig. Alhoopende op genot zien wij een leven eaden, Dat niets is dan eea droom , of bange iTiiimefing. Vbrz. Ba  GELUKKIGE EENZAAMHEID. In het voor mij zalige eenzaam Datr geniet ik al het zoet, Dat ik in »t gezellig leven Zoo onzalig derven moet. Valfche vrienden zijn verdweenen,' Daar, w«iar ik geen vijand ken; Geen gedaante van verleiding Zweeft dsar, waar ik eerzaam ben. 'ie Droom mij zèlven vaak gelukkig; De aaide is dan geen woestenij; 'k Zoek geen {laaf, en 'k vind geen dwingland, Eiken ftervling zie ik vrij. In 't gewoel vas 't aardfebe levea Smaak ik nimmer waare vreugd; ïSeen, hei i« ir. 't zalige eenzaam, Dat mijn ziel zich eerst verheugd,,  C 21 J Daar tan ik mijn waarde voelen; — Daar eerst zweef ik boven .'c ftof; Daar zie ik.dts ftervlings grootheid; Daar outfangt mijn Maaker lof. Liefde zie ik, maar zoo fchuldioos, Even als een fpeelend kind Aan den fchoot der teerde moeder, Daar 't zijn al — zijn hemel viudt. Ja het zijn die zalige uuren Waar de vriendfehap mij bekoort, Daar 't belang haar niet kan breekent Daar geen beuz'iing haar verftoort. »k Voel dan al haar beil,-- haar waarde; 'k Voel die zagte harmonij, Slegts bewaard voor reine vrienden; Welk een zalig uur voor mij! Zoo te mijmren, •- zoo te droomen, Is bet zagst — het reinst genot Wierdt htt nimmer afgebroken, 01 hoe zalig was mijn lot! M. ft. c» B 5  de adelaar E K De slak, \ Een Fabel. *t Is vleiend, door verdienfte en deu^d,Ten hoogften trap van eer te ftijgen, Doch , 'e ftoort niet weinig qtllz vreugd, Wanneer onwaardigen dezelve rang verkrijgcns Die 't edtl hart met recht verheugt, * * * » * Den Aadlaar, -- de eer der Adelaaren, Zo braaf van aart als vol verfland , Zat op een' hoogen eik, — den hoogden eik van, 't land. De jergen, onder hem, waar op zijn oog bleef ftaaren, Verzwonden fchier voor zijn gezicht; Zo waarlijk, fprak hij, iets vermeten, Die beet ik toch wel hoog gezeten, Een ander dier bereikt deez' hooge plaats niet ligt,'-  C=3) Mat 'kheb aan mijn verdienfte alleen dit dank te weeten! — Zo fprak hij, toen hij aan zijn zij', . Een Slak, niet minder trorsch op zijne plaats dan hij, Zag aan een' hooien tak gezeten. Verwonderd, en niet mi.-, beteugeld in zijn waan/ Sprak de Adel aai de Slak dus aan: Verachtlijk dier! hoe k'orrt in 't toppunt deezei eiken, Die v.ij rret vliegen Hechts berden? Dat is zo, fprak ceS'ak, hoe ge u verwondren mocgt Ik kroop, heer Aadbar J en gij vloogd. N A A R V O L G I N G. We dat kan wat hij ivil is een gelukkig man, Doch wijs en groot is hij, dis dat wil wat hijtö, B, N. B *  NOODLOT, ^ elk ecne c-ntzachelijke Coliosfaalc gedaante Verheft zich, ftatig zweevende in het geftarndc ruim? Zijne armen zijn gelijk vuurpilaarcn; ijsfe/ lijk is zijn blik; voor zijne nadering beeten de tvaerelden; hij verheft zijne fiem.ne en de natuur ziddert tot in haar binnenfte ; - de gr .ven Slijten van een enjerilinden de leevende en de Comeet bluscht zijn vlammend hair. - Vimruloctten ftorten »yer dc aar.de j cn uit hcure baan ge-  (2S ) fchokt verdooft de zon; - de ftarren verzinken of dwaalen als vluehteKugen aan de woeste grenzen Van het petkenloos ruim ; - de dood met de vleugelen des nachts zweeft in het ronde en oogst zijne offers; -- de woeftijnen der aarde, en de vuurplaatfen der gebluschte zonnen, zijn met ontvlecschte en bleeke gebeentens alom bezaaid. Zegepraalende zweeft de Colosfus over de ruïnen en van de gcflarntens vlamt 2ijn naam mij vreeslijk tegen ; daar ftaat met gloeiende letteren s KO O DI.OT. Naar Slercitr. Bi  £rastus en amahante. ij d ij l e. Pas had de Zon .den oostertrans b:p» pe;d,Ndoor haar gouden g'ans, Tn was de vaile nacht, naar westelijk!r iïreefcc De woning van brast onttfeeken, Toen hiK nr*rutr Annr «>., driet, Zijn frille hut verüet, Om, bij het vrolijk daagen, Aan amarant zijn nood te klaagen. * Nu treedt hij eenzaam langs de velden , En zucht: o lieve Herderin] Wie ik zo tederlijk bemin, Maar, wie ik nooit die min dorst melden,  C*7) ?Ioe dikwerf wilde ik niet, •- bij iedren rr.ocgenftond , Mijn ganfche harte aan u verklaarenj Maar naauwelijks begon mijn tong zich te openbaaren, / Of taal en fpraak bezweek in mijn beklemde mond: Maar eindlijk gteep ik moed , cn^al het eenmaal wa2gen, , Hoe 't gaa, nog deezcn dag, beminlijke A m A/ Sant'! . Kusch ik, als minnaar u de handt Of, wordt ik door u afgcflaagen, o Ban verlaat ik, voor altoos, Dit ftil gewest, dat ik alleen om u verkoos!* — Zo, fpreekende, in zich zelf verlooren, Gaat hij al zachtkens voord; ' En een beminlijt ltemaccoord Treft oogenblikkelijk zijne ooren; Hij luistert, — wijl hij nader treed, En ziet van verre een meisje, in 't zindüjk wit gekleed,  Vercierl met jonge lenteroozen; En hij herkend welhaast zijn lieve herderin» Het voorwerp van zijn tecdre rein , Terwijl zijn kaaken, van het zachtst verlan^ciri bloozen: Zij vangt op nieuw met zingen aan, \Vijl hij, om ongeftoord baare lieve item te booten» Zich ftil verfchuilt in de elzeab'aên, Cn 'tliefil-lijkst gezang boeit zijne luistrenie ooïciVI Zou de liefde me ooit behaagen? — Neen, ik vlucht die kleine guit; Hij bluscl.t al de büjlfchap uit, Van de zoce lentedagen: Wien gij ooit het hart doorfchiet, »t Mijne, o liefde! treft gij niet. Ik leef vrol jk, — zonder zorgen, 's Avonds flaap ik rustig in, Fn , eer nog de dagvorftin , Nituwen glans fvhenkt aan den morgert, T. rij fik, blijde en ongeftoord, Laags het veld> mijn febaapjes voord,      (59 ) I ér ast .betoverd door de ftemvan AMARANT^ Poogt haar nog naderbij'te komen, Hij fluipt van agter de elzenboomen, Met zij ie veldfluit in de hand. i Om, agter eenen eik, regt over haar, te fnellenj Van waar hij, ongezien, zijn herderin befpiedt. . „ Van hier, zegt hij, zal ik uw lied, Wanneer gij weder zingt , verzeilen Met mijne herders fluit." En,, naauw heeft hij met fpreeken uit, Of zij begint»op nieuw, met zingen aanrevangen; En, ongezien verzelt sRiSTas fluit haar zangen, * Zij zwijgt — begint op nieuw — boort weêr het zacht geluid, Van zijne hqrderlijke fluit, En -- naauw van haar bewondering bekoomen» Ligt reeds E R A st u s haar te voet; Beleid haar zijne liefde, en, dat zijn teer gemoed, Vervuld met duizend fenroomen, Haar nooit die li:£de ontdekken dorst 1 •»  C 30 ) Zij ziet - zijhoorc hem aan, en voelt haartecdis borst, • Van ongewoone fiddring, beeven; En zij belette, met ftamelende rcèn, Als 2e immer minnen moest ze aan hem, en hem alle'e.i! Haar hand en liefde gaam zou geeven ! — En wie verwonderd zich dat zij, nog *i eigen j-ur» Pc gade van erastus waar? N, H, Z,  Aas D O R A N T. Dorant ik ben op 't hoogst door uw Verhaal verrukt, Daar gij een' lauwerkrans op 't hoofd der braafheid drukt: Hoe ftout -• hoe treCend hebt ge uw grootfche taak voldongen'. Den wijdfchen roem van een verheven daad be* zongen! Ceen wonder dat ik blaak door »t hart ontroe* rendst vier, Want geen verbeelding flegts ftemde uw beroemde lier; Neen , zegt ge , waarheid doet mijn nimf de fnaaren dwingen, 4, En, door heur vlam ontgloeid, zal zij te.ftoujs ter zingen'3  ( 32 ) Ook leerde mij uw zang hoa de eenig' ViSW grond D?t reine deugd, alleen in nedrigheld beftond,' Hoe dra al 't klatergoud dier Lraafbeid was verlooren, Wen men zijn eedle daad aan 't waereldrond deed hoorent Dan viel het masker af — de menfehenvriend verdween En 't haatlijkst wangediorht -- de huichïlaar verfcheen. -- j Zo mooge uw eigen taal 't rechtvaardigst vonnis wijzen, G)j zongt den lof der deugd, maar -- om u zelf te prijzen; Waarom hebt gij met ik begonnen en voleni?-' De menfehenvriend verdween -- de huichtea* wierd herkend. G,H.v.Y,  LIERZANG-, AAN HET GELUK, Oij, tot wiens troon wij alle vluchten, — Wiens gunden vorst cn beedlaar zoekt; — Zo vaak gefmeekt met heete zuchten, Maar, even dikwils ook vervloekt, 'Schoon even doof voor vloek als bede, Gedoog dar ik u nader treede, U vijand heete en — tevtns vrind; - U.v dwaasheid tot de had verdoeme; - En tevens uw volmaaktheid roeme, Die ieder zoekt, maar - niemand vfö4c. C  [ 34"-) Gij ipeelt, tan *t aanbegtn des levensg. Met ons een ijdel guichelfpel: 'Nu Vinden ws.u .-• maar, de.onrust teven;.,, En zó vormt ge ons op aarde eeu hel; Dan vlucht ge ons, en -- de rust keert weder Doch naauwelijks 'omhelst ze ons teder Of wij gevoelen weêi uw ftrafj Dan poogen we -a-.nibij te hoornen, Kn als we a 5t naaste b;i ons droouierj, Zijt gij het verfte vau ons af, Ge „omkranst den krijgsheld met laaaw'riéren3 Beloont zijn kHBde en dapperheid: Hij voert, door u, zijn krijesbanieren Zo ver de zon heur draaien fpreid, Hij bidt u aan — cn ziet, nog heden, Ook zich door ieder aansneden, Vereert -- gewierookt ais een Gb£, Maar -- morgen hzbt gij hem begeevea, Bij, Van'pt met ramp, en moet zij* léven Verliest** oj» cea hoffciiavot.  r 35 y — 3i ls groot - wen ge otssa's vriend-bejegtat v Dat vergenoegen bij ons leeft5 Nog grooter - als ge ons immer zogent, Ons 't vergenoegen nooit begeeft; Maar allergrootst, - in- tegenfpoedeu , Als noodlutltormen om or.s woeden , De ellende ous knaagt met hellepijn We als vorst, -- uit koningUjke zaaien, — In 't butje, als beedlaar, nederdaalen, Nog even vergenoegd te zijn, — Een flaaf, voor''t Iastjuk cpgetdogen; Smeekt u-flegts luttel j;uultet) af, \ En gij, door 'c wuft geval bewoocjin , Schenkt hem een Diadeem en Haf: 1 Verhoogd uit flijk, beferoond met luister Vergeet hij haast zijn' ijzreu i-luister, Nu wortit de Haaf zelf dwingeland* iMaaro! hij vindt geen heii iu w^el.ie,. De flaap, die. hem in>oeiëns ih-r-eldc,, Oritvlucb.* ?,ijn vorstlijk lcdikauc^. C 2-  (■3<5 ) ~ 't Is groot, — naar 't ftreng bevel der reden, A\s burger, zijnen pligt te doen; Nog grooter, - nier zijn lot te vrede» , Geen zucht naar hooger Haat te vocn ; Maar allergrootst -- uit flifk verbeven, Als vors't een volk de wet te geeven, En, - nooit verblind door wuften fchija,— Het vorstliik ros met roem te mennen, Sich zeiven ftc-eds te blijven kennen, En vader van zijn ve-lk te zijn. Hij Ui zich recht gelukkig heeten Dien g>j uw gunst met maate geeft , Die , bij een onbevlekt geweten, Bezit al wat hij nodig heeft; •Die om rw gunst niet hoeft te fmeeken, Eb wir.u ge toch niets doet ontbreeVcn; Als Vorst cn Deedlaar even rijk, Bluft lij. op 't konirglijk fchaarlaken, En c". 'er fchaamle rietendaken, Toe'? akóOJ *aa sich ieif gelijk.  ( 57") Daa waar zal ik dién fTerfling zoêke»j Wien ge altoos onverfchillig zijt, Die, zonder op uw trots te vloeken, U ook geen laffe beden wijd, Die, .immer met zijn lot te vreden , Langs roos en diflel voort blijft treedea j De zielrust boven alles fchat; Die, nooit te bits door u bejegend, Nog al te mild door u gezegend, *t Genoegen in zich zelf bevat? 6! Waar dit lot mijn lot op' aarde, Daa ruilde ik voor geen koningsfhat! Want, ach' een troon heeft luttel waarde, Het echt geluk is middenmaat! — Een diadeem ftreelt wel het harte , Maar; weert het purper zorg en fmarte? Bevrijdt de troon voor zielverdriet'? Geluk! verhoor mijn ftiile beden, Met weinig is mijn bai't te vrcden , Maar»! een zetel wetsch ik niet. ' C.3 "  C S8 ) Kïj ftreèlt geen grootfche prttlmtookf, Ik weosch geen magt,--nog «or, -noggouci Een rseedrig (tulpje op 't !anu ter woniag, En dagelijks mijn onderbond, Eén Boezemvriend: - geruste dagen5 Een gïft-, die lüf en leed helpt draagenj Een ;.:oost, dat ik omhelzen kan, &ie daar mijn eenig ziel begeeren, Ge'uk! _ wilt gij me uw gunst verëeren, Vervul mij dceze wenfehen dan| - CLEANT, »;tj 't graf zjjkeb. vrouw. God dank! - ik heb, voor weinig dagéa, Mija vrouwtje naar dit graf gedraagen! Hoe hartlij* heb ik haar, bij 't jongst vaarwel, geknecht i •aSfn heb /* in mija huis en zij in de aarde - rust. A. C S.  «8 ft| L V *I nA, ohm», een jonge ichoonheid. Bloeiende als de lenteroos; Vrolijk als het jeugdig geitje, In de malfche klaverwei: Op wier aaufchijn nog de waóem, Der bevallige onfcbuld lag; In wier borst een hartje klopte, Zonder list of veinzerij: Openhartig - teergevoelig « Was zij fteeds tot hu'p gereed, Nimmer loos maar fteeds voorzichtig., Niet geleerd en echte* wijs. Al haar doen was ongckuofteld, Zij kon nijd «og agterdocht; 'h Woord van wraak was niet te vi«d«« la de ual die *t meis.e fprak. 4*  C 40 ) Brnisehte 't jeugdig bloed eens hevig,. 'i Bruischte nooit uit zucht naar wraak leder iterfiing was haar broeder, Elk die vriendlijk was, .. haar vriend. Hij waar wit of zwart van aanfchijn, Droeg hij flegts een menscbh'jk hart, 2ij fchonk haar geheel vertrouwen , Maar voor fnoocHtarts vlucbte zij. Hozen bloeiden voor baar treden, Vv'aar een anrer doornen vond, Want zij zocht alleen het goede, ... Liep het kwaade fael voorbij. Zwijg, o dichter i uw verbeelding Schetst hier fiegts een tafereel. Dit waar mooglijk, maar niet zeker! ... Doch mijn fcuoone silvia Is geen i.:cd der j.i a a t s c h a p p ij0 m. a, 9.  H O R A T I ü Si Ik ben een vriend der zanggodinnen , Weg, rampen, .- fmarten en verdriet.' =>» Ik -wil de blijdfchap flegts beminnen, En ftoor mij aaa de zorgen nier. Wat kan het toch de dichter fcheelen Tot wiens geluk de krijg beflis? Wie Polen onder zich verdeelen, Of dat de Paus geftorven is ? Blijf gij mij overal geleien, Beminnelijke zanggodini En help me, uit roezen , kransjes bre>tën# Voor dapiine, - mijae.zielvriend.  042 ) Woe-zwak zon niet mijn cïther tooK* Was zij niet deor uw hand hefbaard, «oom, met uw zustren, bij mj woonea <*«t dajhkk is alle «,v Jlüklewaardt. GELUK «n GELD. 'Geluk cn geld baan vaafc verdr.etj Wanneer de rust uw hujs ontvlied, Dan zal u niets op aard' bekhfreu; Gij zult , gefolterd door den druk, Ellendig bij het grootst geluk, Behoeftig b,j «w ichauen blijvea.  X I E F D E. Liefde! godinne der tederfte fmarte! fk Heilig aan u en elizb mijn harte, ó! verzacht mijn beminlijk verdriet: Als in de nachtlijke fchaduw der boomen, Wenfchende dat mijne elizb zal koomen, De avondftarre mijn traanen ziet ilroomen, En de maan mijne zuchten befpiedt! — Als ik elizb, met ünacbtende zorgen, Hoopend verbeid', maarvergeefs, tut den morgen De eenzaamc ftonden al fchreiënde tel., ['Maar ïd het einde uit het boschji moet fche den Waar ik zo tang haar vergeefs bleef verbeidt» Als zich in 't oosten de ftraalen verfpreiden, En di« weer keer naar mijn rustigs celi  C 44 ) nrVn mrjne arrnen t d Daar ik haar reeds h;; ^ ' Dan wn-H^ ' " "wnlichr vciwagt. Dan wordt door ELIZEde fthoonft * W.i ^r verlaDgen he„rkaak-e„ doet h ^ bruter een beried offer gekoozen, » Ea>Ó°°V °^Verëeat^^altaargeüra,ti B, «A A L M O £ S E N. Wat hoor ik ginder voor geluid En hfei" v°or een gefchrei ? Ginds deelt BBATllJx gaaVeanit. Eu hier legt 0lzs Hen een tij. R«*r Burger.  I I H ï 7 MENSCHDOM ONGELUKKIG? Dank heeft de voorzienigheid, dat ze mij een ïhcl fchonk vatbaar voor de hoogde en fijafte aandoeningen; dan -- zoude ik morren, om dat mijne ziel even zo gevoelig is voor de minfte der firrarten , als voor den verhevenften wellust ? - o Neen ! ééns zalige gewaarwording bVerweegt duizend fmamlijke, en m de ellende vertroost nog dikwijs het herdenken aan vorige genietingen , of de hoop op toekomftig geinki '  (40 Het fchijnt vermetel te bcpaalen of het menscb-i dom gelukkig of ongelukkig kan genoemd worden; dat ieder hier voor zich zeiven fpreeke, ea de gevoelige lezer, uic het volgende, overmija : geluk of ongeluk beflfsf& In fombere uuren als zwaarmoedige gedachten' mijne- ziel bemeesteren ; - ali ik dmiatni trotfche dwaazen in geluk en voorfpoed daar heen zie leeyen, die zo wel verfland als hart ontbeeren , en zich zalf verveelea , bij hunne wellustigfte gasterijën; - ais ik waare deu-d ea verdiende zie verfcho-ppen , laage eb Ycrïch* teliike fchepfeis, zonder grondbeginselen, — zonder bekwaamheden of talenten , zonder trouw of braafheid, zie verheffvn; - als ik mij alles van de zwarrite zijde voordel; -rils ik mee deugdzaame gelieven n:ec duizelde ellenden cji rampfpoedea zie wordelen, en den mar, op het graf zijner gade, of den j .ngelirsg op den zerk zijner geliefde zie fchreiën; .. als. ik geen vriend vinden kan die éenfleaaig met mij deukt, of  (47) een meiije of wier boezem ik kan weeaen, an die met mij weent, - ja danr~ dan gevoelt dk : hart, dat het -- ongelukkig is! - Maar , als de zwaarmoedigheid plaats ma?.:* 1 voor acngenamer gewaarwordingen , - a's ik :'h een Itille Lente avond , bij »t zachte fchijnfel der maan, de bedaauwde vulden langs wandel, en de natuur, ia al haare majcfteit, befchoiw en geniet; -- als ik het genot der dwaazen met de fijnere en hemelfche gewaarwordingen der edele zielen vergelijk, en de braaven , in alle; : hunne tegenfpoeden , gelukkiger zie, door hunne zelfbewustheid, dan doarotfcben bij hunne rijfcI (lommen; •- als ik de verfchopte deugd, "met een • i oog vol hemdfchc aandoening, naar de Harren zie blikken, en zich gelukkig droomen; -- als ik. imonfters op hunne doodfponde hunne vermaaken. hooi' vervloeken, en met een wanhoopig -- rol* ilend oog a'celig in *~t ronde zie blikken, bij de nadering van den overwinnaar des levens; — al&« 3k d»;fl jongeling op,het graf vau zijn geliïfde, cf  C 4S ) «ïen echtgenoot op het graf zijner gade zie nederknielen en met het hoogfte zelfvertrouwen om den dood fmeeken; of als ik na het doorworflelen van tailooze tegenfpoeden, twee gelieven op het geluk zie zegepraalen, -- maar nog meer als ik op den boezem van een'getrouwen vriend, of in de armen van mijn meisje mijn hart kan uitfchudden , en weenen, -- dan ben ik gelukkig» -- ONG. AAM  AAN DE V R IJ H E I D. Daal, Dochter der Natuur.' ö Vrijheid-I daal op aarde; Het volk herwon zijn magt - heef: dwinglandij geveld, En op het fchittrend puin van 'c oud bedrogs des Adels Is uur o'f-iii- UcftaU Koom, gij, die vorften boeit, gij, door Euroop' bewonderd, Treed toe, verfpreid uw zege op valtfhe go» denmin, pij, heiige Vrijheid! fiicht hier uw gewijden Zetel, Zijt Neerland ter godin. D  ( 5o Uw vriendlijke aanblik doet de woeste bergen juichen, Daar de oogst in 't middenpunt der barre rotfen tiert, De affchuwelijkfte kust, met fchorfen ijs omgeeven, Lacht, door uw hand verlïert. Gij die vernuft cn kunst en weelde en deugd ver. aadclt, 'De mensch verwint altoos bij uw gewijde vaên» Eer hij u kende was het leven hem geen leven, Gij firoomde 't leven aan. Het vrije' Volk ziet zich door vorst bij vorst b:- ftrijden. Maar uwe voet vertrapt de vuige dwingland!], Eedang zal volk bij volk den vreede hulde zy, ce. ren Op 't graf der tirarsnij»  C $i ï Veriosfers! Frankrijks kroost! voor uwen oorlojsblikfem Verfmelte en boeien kroon,-- verdelgd door uw geweld;- Ja, dat de laatfle flaaf weldra dèn laatften Koning In 't zwijgend graf verzelt. G, H. GOEDE WERKEN. Dat gij u zelf genoeg vertrouwd, En voor een goeden dichter houd,. Kan elk genoeg bemerken; Maar, God Apollo, lieve vriend ! Is met gelooven niet gedienc, ^St Ma.ir, eischt ook goede werken. OHO.  spreuken. Een tefrgevoelig hart is 't grootfle in tegenfpoed: Gevoel is 't edelst zwak, als 't zwakheid hecten moet. Die fteeds gelukkig leeft vergeet de ellende ras: Hij kent de ellende 't best die eens ellendig was. Den Wijsgeer zal c'e'n fout nooit tot vemeedring ftrekken. De Zon is 't grootfle licht en heeft toch zelve vlekken.  (53) 7)e braave heeft voor niets » op 't jammerdal, te vreczen ; Zijn eigen hart moet van zijn daaden rechter wezen. Hij die de deugd betragt , in de aardfche rampwoestijn , Kan, hoe het lot ook keer, nooit ongelukkig zijn. Geloof toch dat de pracht, waar van de hoven blaaken, Ons wel verblinden kan, maar nooit gelukkig maaken. Groot is de fterfling , als 't geluk hem gunüea. biedt, Maar hij is hoopeloos als herri 't geluk ontvliedt. * Bereid de flavernïj de cndraaggelijkfte fmarre, Oi 'c zwaarfte fiavenjuk is van ons eigen harte, i> 3  C 74 ) ' öoor zelfmoord wil de dwaas onsterflijke eer mwerven; Maar moedig lijden is nog meer ais moedig fterven. * De reedaaar mooge ons vrij den weg der dev.gd verklaaren, Eén voorbeeld werkt meer uit als duizend redenaaren, N. H. Z. EINDRIJMEN. Englen juichen blij te moede. Van hun zaligheid bewust. Ghristnen, •- bij des waerelds woede., Zijn op de eeuwigheid gerust.  GELOFTE AAN SB MAAN. Lieve maan! wat blikt ge teder» Op den droeven jongling neder, Die van zoeten weedom fchreit! Moet hij langer eenzaam dwaalen , Zult gij nooit zijn pad omftraalen , Als hem liefde roozen fpreidt? — Ja, gij hoort mijn droevig klaagen, — Zaagt mijn heil zo gaerne daagen , Troostercsfe in tegenfpoed! — Blijder zoud gij mij belonken, Van de reinftc liefde dronken , "Blijder als gij heden doet. D 4  (sa) Ac!)! .. zal eens de tijd genaden, ■D.ic ik cioë's lieve kaaken, In het huwlijks heiligdom , Lieflijk arm in arm geftrengeld, Door de reinfte min verengeld, Kusfchen mag als Bruidegom ? In uw fchijnfel neergezeten, Schoon van 'c gansch heelal vergeeten, Slegts van ctoë teer bemind, Zult gij, in uw fèille chooren, Dan het hartlijkst loflied hooren > Van uw' allerbesten vrindj Van Verlangen fchier bezweeken , Ziet gij thans mijn traanen leken j Van Verlangen naar dien das Dat ik t Meisje van mijn harte, 't Voorwerp van mijn vreugde en fmarte; Ais de mijne omhelzen mag!  DE MORGEN, Koom, helder als de morgen, Die op de heuvlen lacht, De zoete liefdezorgen Verlengden mij den nacht; Koom, DOR is! zie van verre, Hoe de uchtendfcheemring kwijnt, En , met de morgenfterre, Nacht, - zorg en fmart verdwijnt! * Reeds wagten ons de dreevert, Door vruchtbren daauw verkoeld, Daar alles nieuwer leven , — En zoete min, gevoelt: Ontvluchten wij de boeien Der fteedfche flavernij, Hier ziet gij roozen bloeien, 1 Onfchuldig fchcon, als gij. D 5  ( SS) teie imren zijn verloören Dat ons de zorg bekneld; Gij zijt tot heil geboren, Zegt u .het ganfche veld: Mijn zachte minnezangen Lispt de echo na, in 't dal; 'Van liefde en teer verlangen Huischt ieder waterval. Zie gindfche bloemen kwijnen, — Wier glans nog 't oog vertakt, Zij welken en verdwijnen, - Bedroefd en ongcphukt: Wat heil fchenkt ons dit leven, Dat ongenoten kwijnt? — Wat vreugd kan fchoonheid geeven, J3ic ongekuscht verdwijnt? -  ( *9 ) 'Dat vrij, de dwaazen zwoegen} Ons heil veiwek hun pijn 5 Zij fchelden een genoegen Waar voor ze onvatbaar zijn! Gindsch kust de duif haar tortel, Door fmart nog leed vermast, Schoon, op een dorren wortel, De nachtraaye. ij slijk krast. * Maar door geen profecijcn Wordt hunne vreugd geftoord.» Zij laaten krasfen,— fchreijën. En kusfchen immer voord: Vcrllaafd aan 't lastig zwoegen, Heeft nooit een dwaas gefchat, Wat wellust en genoegen Een teedre kus bevat.  C 60 ) Een trotfche vorst moog ftrijdenV Ellende is al *fj0 pracht, Naar hartelijk verblijden , Heeft hij ver^eefsch gefmacht: t Is aan mijn zielvriendinne Dac ik mijn dagen wij», lk kus wat ik beminne, £" - 't gansch heelal hoort mij.' V. K. HEER LEERZAAM, a a k z iJ N KAMERDIENAAR. Beveel daar buiten ftjl te blijven, Ik ™ thans om mijn naam te fchrijven; Staar Burger, 0m9,  D«E LEEUW E M DE EZEL. G eboogen onder zwaare lasten, En, mager, van 't geftadig vasten, Ging eens een Ezel Qyer 't veld; Hem,kwam der dieren fchrik, —de wijdberoemd© held, ~ De aiöm beruchte woudvorst tegen; Ontwijk, veiachtlijk dier! mijnkon'mglijke wegen, Dus brult de fiere Leeuw; - flegts fchande omringd uw lot, Gij dient gelijk een flaaf, en ziet u fteeds befpot, Ën krijgt nog Haag, fpreekc gij één woord 'er tegen; Maar ik ben de eer van 't woud , — de roem van 't dierenrijk, Mijn ktagt is ver beroemd, --is iemand mij gelijk?  Bi langoor had bedaard £?zweegen, Maar nu hief hij deemoedig aan: En wat voor goed hebt gij gedaan, Mit al uw dapperheid , die ge alles waard durft keuren j > (Die 't woud beheerscht en ieder vreest ? Ik, Vorst! ben 't menschdom fteeds oneindig nut gevveesc, En gij, - kloekmoedig held! - gij kunt hun flegts vtrfcheurcn! -- GRAFSCHRIFT. Staa, wandiaar! bij dit graf, dat tedokj.asch omvat; Die door zijn daaden is vergood: Hij at. en dronk zich daaglijks zat, En •- flicp zicb eindlijk dood O KG,  TREUR: ZAN G, over doris afzit». Hier is het plekje gronds waar ik, voor weinig dagen, Met mijn geliefde do Ris ging; 1 Waar ik, met mijnen arm om haaren hals geslagen, Van haar het eerfte kusje ontving. Hiér is het, waar ik vaak haar aan mijn boezem drukte;, Waar gistten nog baar lieve hand, 1 Van tusfchen 't lachend groen.het veldfiooltje plukte, Door haar weleer voor mij geplant. Hier zag ik heutvoor 'tlaatst, met hleekgefchrcide wangen, Gezonken aan mijn kloppend hart; • Toen fprak zij; ohoe ras zien we ons geluk vervangen Door fchaais gevoelde fnmtj ! Ik leef voor u al!e':n,Wat zoude op aarde ons fcheie.i! Niets dan de woeste dood, — wien inagt — (Wiens trotsch, medogeftloos, als we om verfcha* ning vleien, Met onze traancn lacht."  • ( 64 ) Nu moet ik, ver van haar, in eenzaame oorden , leeven : Wie weet of ooit mijn oog haar oog weer tegenlacht! Voor mij is datverfchiet -- dat zwart vetfchle|, omgeeven Met ondoordringbrcn nacht' - A.C.S. WAARSCHOUWING. Ilebt gij, ojongling! de vreugde tot uwe geliefde verkooien, Zo omarme haar kuisch, gelijk u de onfcl.uld omarmt! SI egts den reinen vergezelt de hemelfche vreugde door 'c leven, »En befhooit voor hem met lieflijke roozen de baan. Daarom, ontheilig haar niet, -- gij zoudet u fmarten bereiden, Want als ge haar ontheiligt vliedt zij voor een- J wig van u! — G.M. A. HET I  HET VOORWERP MIJNER ZANGEN. Uw magt moog volk bij volk bedwingen, Mij, trotfche vorfter-■ dwingt ze niet, 'k Zal nooit uw' heldenmoed bezingen, Die oceaanen bloeds vergiet. Ik zing geen koninglijke floten, Waar dwinglandij een fchuilpJaata zogt; [ Noch de ijdle pracht van wufte grooten, Door burgerzweed en bloed gekocht ;Een ander meld de nageflagtcn Voor wien Europe eens heeft gebeefd 5 :Wie 't vreeslijkst was in meofchenflachten, Of 't meeste bloed vergooten heeft. E  ( 66 ) Het voorwerp van mijn teedre zangen Is 't meisje, dat mijn harte ontvonkt: Ik roem de roozen op heur wangen, En 't oog dat kwijnend mij belonktf »v De handdruk die mij fchïer verengeit $ — Den boezem die van liefde zwelt, Als, door baar witten arm omftrengeld, Zij, met mij, door de danszaal fnelt. Al 't goud dat de aarde moog bevatten Heeft mi;'n begeerte nooit gewond, Ik ruilde niet voor Peru's fchatten Eéu kus van ctoe's rooden mond. Het doet mijn liefde fteeds vermeeren, A!s zij mij zaclukens wederflaat; Mijn kusfen fchertfende afwil weeren, En zich toch gaerne kusfchen laat. Naar Horatius. ^  W AAR E RIJKDOM. De fterfling dwaalt, om geld en goed, De verfte Zeeën rond, Als of hij in zijn vaderland J3een gunftig noodlot vond; En heeft geluk zij,, wensch vóidaan Zijn gierigheid verzaad , Dnn flerft hij, wijl hij al zijn goed Aan vreemden agterlaat. Hoe kunnen dit de goedren zijn, Waar meê men heil verwerft, De wijze zamelt fchatten in Waar van 't genot nooit flerft; Hij zoekt de deugd-die hem oP aard' Het reinst geluk bereidt, Die nimmer hem verlaaten zal, Maar volgt - in de eeuwigheid, W. E 3  AAN MIJNE VRIENDEN. Klaagt nimmer dat de lieve lente, Van ieder jaar , te ras verdwijnt; Die lente keert, met nienwe roozen,* Zo vaak een ander jaar verfchijnt. Klaagt dat de lente van ons leven, Gelijk een drcorn, daar heenen zweeft; Die lente zien wij nimmer weder, Als ze eens, en eeuwig, ons begeeft! A.C S. GETROUWHEID. Triolet. De dwaaze roem, voor trouw te gelden, Loont niet de moeite trouw te zijn: Bekoort ia ernst, - tot eigen pijn, U de ijdle roem voor trouw te gelden? Een goelijk meisje twijfelt zelden , Maar oordeelt vaak uit blooten fchijn. De dwaaze roem voor trouw te gelden, Loeut niet de moeite tiouw te zijn. G. M. A.  LEANDER aan EDUART, Verfchrik niet, eduaRt! dit blad papiers te leezen, Aan u gefchreeven niet leanbers eigen bloed, Leawdei», die weleer uw haltvriend pleeg te weezen, Die morgen op 't fchavot zijn leven einden moeti - - v Ik, die , voor deeze , mij het hoogst geluk dorst droomeS, Bevreest voor tegenfpoed , — voor rampen, nog gevaar; Almagtfg Godl — waar is leakdbr toe gekomen! — Ja, dierbaare.'EnuART.' ik ben — een moordenaar' — E3  Een moordenaar? - mijn God! .... Hier, in mijn duistren kerker, Gevoel ik dubble ellende - en toch - 't berouwd mij niet. Hij wien ik heb ontziald, hij was mijn rampbewerker, Eu de eenige oorzaak van mijn bitter' ziel* verdriet. Onmooglijk kan iku al de ijsli kbeèn befchrijven , Van die gevangenis, waar in ik eenzaam kwijn, Ach! -- mogt het eeuwig, voor 't heelal, verborgen blijven , Hoe menfeben op deeze aarde elkaar tot beulen zijn ! »k Zal u een flaanwe fchets der ongelukken toonen, Van mij - uw vriend zints bij van u gefcheiden was; En , als gevoel en trouw nog in uw boezem woonen, - Dan wijd gij wis een traan aan zijne onfchuldige ascn.  ( 7i ) Gij weet, ik minde elizb — en dorst mij ook beroemen Dat ik haar wederliefde en reine trouw bezat: Dien tijd kon nog uw vriend zijn lot gelukkig noemen, Daar hij, door liefde ontgloeit, geen wenfchen overhad. "»k Was arm - maar iic bezat een braaf en deugdzaam harte; Een ziel, door wetenfchap en 't fijnst gevoel befchaafd ; Ja, Wijsheid ! - gij alleen , gij balfemt thans mijn fmarte , Zo wel als gij weleer mij 't hoogst genoegen gaaft! — 'k Beging een fout der jeugd, bedwelmd door drift en liefde, Maar 'k heb, voor 't echtaltaar, die fout der jeugd geboet; Ik huwde metELizE,en fchoon de vrees mij griefde, Ik wagte flegts geluk, maar nimmer tegenfpoed. E 4  C70 Zte daar mij toen gehuwd, met niets om van te leeven, Geen uitzicht - geen beftaan -- en — toch verblijd van geest. Hoe dwaas is toch de mensch, -- der* drift ten prooij gegeeven, Maar, als hem liefde blindt, toont zich zijn dwaasheid meest! Zo leefden wij vereent, -- en kenden zorg nog fmarte ; In 't einde ontwaakten we uit die diepe (lui. mering, Ellenden knaagden toen aan ous gefolterd harte, Maar o! wil deelden die ellenden onderling! Ik zag naar uitkomst ©m , bij iedren nieuwen morgen, Wie voor een gade zorgt vindt lust in werkzaamheid. V Maar vruchtloos was mijn moeite, en vruchtloos al mijn zorgen, Voor ons was llegts ellende, en geen geluk, bereid.  C 73 ) Gij weet mijn gaê was fchoon, .. die fchoonheid blonk in de oogen Des fnooden ferdihAkjts, met al te rijk een' gloed5 *t Geluk had hem bedeeld met fcbatten cn vermogen. Zo leeft de fnoode in vreugd, -- wijl de on► fchuld lijden moet! Eerst wilde hij door goud mijn echtgenoot behaagen, Toen door gevlei en list - en eindlijk door geweld! Maar zij, der deugd getrouw, belachte al zijne laagen, En zag verachtend neêr opzijn gevlei en geld. Hij voerde in 't eind haar weg, — om zijnen lust te boeten, Ik volgde en vond hem ras,'5.- gaf hem gerechte ltraf, Wijl ik zijn fchuldïg bloed deed ftroomen aan mijn voeten, Wischte ik dien feilen hoon en fnoode fchaaden af. E s  (74} Daa - 'k zag mij ras gevat, geboeid ten keiker voeren, En ik niet flegts, maar ook mijn fchuldlooze echtgenoot; Haar fcbreiën kon het hart der beulen tiet ontroeren, Terwijl m' onfchuldig haar in d' eigen kerker floot. Hier greep haar »t weedom aan, met de ijsfe» lijkfie fmarte, Van niemand onderftennd, .. van niemand bijgedaan , Wrong zicb een minlijk wicht van onder 't moeder harte, En ik zag, ftijf geboeid,-haar pijnen weenende aan ! Een fchaamle handvol flroo om 't lichaam op te beureu! En al ons voedzel was een ftuk ;befchimmeld brood.' ïk zag den laatften troost mij ook van 't harte fcheuren,      (75) v De moeder met het kind bezwijken door den dood! Daar lag zij, die welëeer mijn eenigst vergenoegen , Mijn hoogde doelwit was, in de aardfcherampwoeftijn 3 Met wie ik, harte aan harte, een waereld door kon zwoegen, Waar uit de dengd en 't recht voorlang verbannen zijn. Haar lijk wierd weggevoerd, — en ik, -- van elk begeeven, . Ik zuchte hulploos , in mijn bittren tegen, fpoed, Ik wierd ontboeid, maar weet dat ik mijn bitter leven, Op 't ichandlijk ftraffchavot, op morgen,einden moet. Ik fmeekte mijn cipier, -- en, door mijn leed bewoogen, Heeft hij mij, in mijn hol, dit ftuk papier© . gebragtj  C 74 ) Hier op fchreef ik , met bloed en traanea uit mijne oogen, Het bitter noodlot dat uw vriend, op morgen, wagtj - - HET SCHOON der DEUGD. Eindrijmen. Leer,trotfche flerveling' het fchoon der deugd beminnen ; Dat nooit uw wulpfche ziel »t gemis der drift beween ; En, vraagt m' u: kaB de drift het fchoon der deugd verwinnen? Uw antwoord bJijve als mensch en Christen altijd J .- neen! Want drift fineedt voor de deugd een onverbreekbie keten, En ploft, in *t jeugdig hart, 't gevoel voor godsdienst neer; Maar deugd fchenktUan den mensch een ongeftoord geweten; Z,j pleit voor zijne en 's Scheppers eer.' - v. H;  aan D O R V A L. Zoude ik dor.val ooit vergeeten?„'Neen, ik heb hem eens bemind! — Eens was hij mijn al op aarde; Eens mijn beste — trouwfte vriend! — Aan zijn hart was ik gelukkig; 'k Lachte daar met tegenfpoed ; Schat en aanzien konde ik misfchen; Do r v al was mijn eenigst goed! -. \ Tuigt dit, eenzaame avondbonden! — Uuren! — die ons mogt befpien Tuigt! was ik niet hoogstgelnkkig? Tuigt! — gij hebt mijn heil gezien.' -  ( 7<3 ) Maar het onverbidlijk noodlot Scheurde ons beide wreed vaneen* Ver van mij-- doolt »ouval, een/aan. Ver van hem - dool ik, alleen! -- • Da», - hoe ver vaneen gefcheiden, Blijft zijn fchaduwe aan mijn - 'k Zie hem daaglijks, in verbeelding, 'k Droom en - dor val is bij mij' 6 Verbeelding! -- fluimer nimmer, Laat ik mijmren-, tot aan 't era*" Dor val is mij hier ontnotmn, Neem mij dor vals bee'd niet af.' - Of, .. moet ik mijn vriend vergeeten ? — Neen - - ik heb hem eens bemind, 'k Wil hem dan alléén vergt eten, Als ik weêr een' »o rval vindt» - M. R.  AAN MIJNEN VRIEND, / OP ZIJ» VERJAARDAG. Geen goud - geen fchittrende eerlauwrierAlleen 't gevoel van >t hart Herat tans mijn zwakke lier — ?k Heb vaak voor u , mijn Vriend J op d:zen dag, gezongen , Mijn eerileling der kunstwas nimmergrootsch nog fchoon, Doch »t vuur, dat tans mijn ziel zo tïntlend heeft doordrongen, Gloeide ook in d' eerften toon.  ( 8o) Wie noemt deeze aarde een rampwocftijn, Waar vriendfchap valsheid is -- waar meiifehen: tijgers zijn ? Die fterfiiug hoont Gods gunst — 'k weet, in dit treurig leven, Ontmoet ons hart zo fchaars een vrind, Als 't oog, op 't woe«t gebergt, meueeuwigi ijs orngecven, Een roosje vind; -■ ' Doch hij, die 't fpoor der deugd betreed, Vind ligt e'én edel rviens.ch, ten troost in 't nijpenst leed, En wie op 't harte eens vriends, door 't noodlot neêrgeilagen, Nooit fchigtig om zijn misdrijf bloost -Vind daar, als 't weenend oog den felfteu florru ziet dasgen — Den zoetften troost. —  (Si ) Dan Is, voor 't onbevlekt gemoed, Deze aarde geen woeftijn waar Leeuw en Tijger woedt. Wie bier een waaren vriend - een fchuldeloos geweten, Verè'enigt met een deugdzaam hart :Dw fterfling mag zich zelv, zo groot, zo zalig heeten ln vreugde als finart. Ja, halsvriend! dit gevoelt mijn ziel, Schoon afgrond, rots en ftorm mi;n broze I«. venskiel, |?ij 't flingrend golfgeklots op 's waerelds zee Schoon ramp 0p ramp miin val bereid. h Zink op uw zwoegend hare - daar teelt mija Dittersc lijden Nog zaligheid!  ( «2 ) Zo ras de bloozende uchtenddoad, Zijn golvend dofgoud drooit aan 't gloeiend hemelrond, Dan hijgt mijn fmachtend hart om bij zijn vriend te vvezen! En ach' geen blijdfchap heeft me omdraait, Zo *k in zijn vriendlijk oog zijn vreugd nog rouw tang leezen Eer d'avond daalt! Wanneer voor hem de zagte gloed Der beldre voorfpoeds zon een roosje or,»lui« ken doet, Dan deelt mijn blijde ziel in zijn verrukt genoeg gen; Maar giieft het lot zijn bloedend hart-*k Voel dan - wat heil me ook ftreelt - nsijt^ boezem argÖig zwoegen Door de eigen fmart.  Dan treêu we op ftille wandelpaên, I Om onze fombre ziel vaa flaaffche zorg te ontflaan; )e omwolkte hemel fchijnt dan in ou» leed te deelen; De ftille fchepping zwijgt en- treurt -Ven 't eenzaam nagtegialtje in 'c loof derfteile abeelen Zijn klaagtoon neurt. • 6! Dan befchouw ik, in mijn vrind, D.en fcnac waar in mijn ziel haar hoogden wellust vind. jjt wien mij \ naam verblijf, in ijslijk donkre "rotfen, Aan d' oever van een wildernis, «r 't eeuwig buldrend ftonnt - de golve» vreeslijk klotfen Niet aaklig is. F e  (84) Nu vriend! gij kent dit gloeiend hart Gij weet -- gij voelt hoe 't klopt -- hoe 'e klopt in vreugd en fmart — De vriendfchap eischte een toon; ik heb vol moeds gezongen, En is mij nu de prijs bereid! Hebbe ik naar 't heerlijkst loon niet vruchten loos gedongen, Dan vinde ik in mijn vriend eea vriend voor dd eeuwigheid! • A.CS. EERZUCHT. liet vuur der eerzucht, eens aan »t gloeien, Wordt door geen zeeën uitgebluscht; Ellendig die zich eens liet boeien, En door haar wakker wierd geluncht; Ilij (macht, — fchoon duizend traanen vloeien*] Zijn leven lang vergeefs naar rust.  E D ü A R Hoe ras vetvlooden onze jaareü! Zij werden — waaren — zijn niet meer5 Gelijk in d' oceaan de baeren Zó zonken in de tijdzee neêr. Schaars zagen wij een roosje bloeien * Maar vaak de rampörcaanen loeien Al buldrende op dés Ievenftroom. Gevoel, wat is de ramp der aarde? -s Wat is haar heil van luttel waardel Schijnt- alles niet een' langen droom!? r 3  (85) Ook 20 zal heel ons leven wijken, Wat rouw en vreugd de toekomst teelt, 't Mag 't tachtig jaaren zelfs bereiken, 't Blijft bij zijn einde een fchaduuwbeeld* Een droom ilegts? hoe is dan het leven Ons nutteloos van God gegeeven ? -- Neen! neenl 't is meêr dan enkel fchijn: Te rijpen in de tegenheden Door eindelooze zaligheden, Kan dit een droom - een fchaduw zijn t m Neen, »t hei! der aard' mooge ons begeeven , Maar -- aan het eind' der aardfche finatt, 6! Dan begint pas recht het leven Voor 't godgewijde christenhart. En dit -- dit kunt gij zo gevoelen, Mijn bduaRD blijft hooger doelen, Gij juicht:-„Gods wijsheid koos mijn lot, 'k Moog hier op aard' met onheil kampen, „ Gods goedheid zelve woog mijn rampen, „ Door hen klim ik des te eer tot God,"  C 87 ) Hoe gij! ~ gij kimt, wen rampen treffen, Noch juichen; God is groot en goed! Ach! mogt ik mij ook zó verheffen, Gods liefde zien in tegenfpoed. Vriend! - fpreek; dafc mij uw troost verkwikke, Dat ik vernoegd ten hemel blikke Ook wen mij niets dan ramp verbeidt: ft Leer me, aan uwe zij gezeeten , Mij zeiven uuren lang vergeeten Bij 't uitzigt op de onfterflijkheid. G. h. v. y. AAN ZEKER DICHTER, Mij n vriend! hond voor 't Publicq uw vaerfen toch verholen * Of, wagt een ongewenscht onthaal. Want, de eenc helft is broddeltaal, En de andre helft uit Feitb cn Bilderdijk geftolen, VttRZ. F4  ODE AAN BB DEUGD, L^ens zal de zachte maan Voor eeuwig ondergaan; De Zon wordt eens gebluscht "t Geftarnt' gaat eens ter rustj Het perkenloos heelal Neigt eindelijk ten val; Maar o j de deugd alleen Leeft door alle eeuwen heen.'. Zij fchënkt, in bittren drukj Den fterding 't waar geluk; Zij voert den fleren held Door 't groene laauwcrveld;  l*9> Als de onfchuld zuchten loost s Is zij de beste troost; Den zegen giet heur hand , Gelijk een daauw , op »t land; Zij vreest den ktaauw des tïjds, ' Nog 'c gif des bitfehen nijds; Zij fchenkt het reinst genot; Is vlèkloos als haar God' -- Gelijk, bij »t golfgeklots, In 't hart der "zee, een rots, Wiens kruin de- wolken tart, Die in des afgronds hart Gevest is met zijn voet, Schoon ftorm en donder woed» Onwrikbaar blijft en pal, Staat deugd in ongeval* — Dat woeste dwinglandij, Met moordend ftaat op zij3 Geheel deeze aard' verdelg. En bloed en traanen zwelg, De deugd kent heur waardij} En vreest geen tijrannijj E 5  ( 9» ) o Gij, die vorftcn vliedt, Maar onder 't dak van riet, Bij ftille eenvouwigheid, Uw zachten glans verfpreidt, o Deugd! -- blijf me altoos bij, En zweef aan mijne zij'! *k Tree kalm de waereld in Zijt gij mijn zielvriendin! — VBt.S» Eigen krachten Te verachten, Wordt in je zus fibotl gelcert. v. A» - Eigen krachten Te betrachten, Wordt door j e z o s zelf geleert J V. T.  AAN HET MAANTJE. 6 Mijn allerlicffle maantje* Toen ik u , in 't lindenlaantje! Onlangs mogt^ ter vlucht befpiên, Heb ik iu uw wezenstrekken, (De geleerden zeggen: vlekken,) Juist mijn liefjes beeld gezien. Lieve maan ! — het kan niet misfen Dat ik hier uit dien te gisfen,  Dat gij op m'.j zijt verliefd, En, om mij in min tc ontvonken, EIcbt gij al de teedre lonken Van mijn meisje fnood gediefd» Maat gij zult uw doel niet treffen, Wilt uw horens vrij verheffen, Of zink fchaamrood in de zee, Want om u te ftraffen, maantje! Caa *k niet meer in 't lindenlaantje, Of ik breng mijn liefje mcê!  ALSERT aa» ÜEINHART, Iveeds zag ik de morgen daagen, Die mij, voor 't altaar der trouw » Aan het voorwerp mijner wenfehen, Aan charlottb, binden zou. Thans fcheen mij de tijd te kruipen, Schoon hij me eens te fnel ontvloogs Als ik zaligheid en liefde Gloeien zag in lotjes oogt 'k Snelde uit mijne ftille woning, Wijl verbeelding lieflijk droomt: o! Wie weet of mijne charlottb Niet haar minnaar tegenkoomt!  Cn) En terwijl dit ftreelend denkbeeld Mijn gedachte bezig hoiid , Hoor ik ijlings hulpe fchreeuwen , Aan den ingang van een woud. 'k Snel cn - zie charlottb zelve, God! -- wat ijslijk gezicht! Door twee fnooden aangegrepen , Jïn uit haare koets geligt. a l b e n t roept ze, en zonk in onmagt* En heur fchakers vluchten voord. God! - da.ir lag zij in mijne armen, Wijl de fmart mijn ziel doorboort l Lotje! riep ik , lieve lo tje J Zie toch eens uw' a l b e r t aan} En 'er druppelde, uit mijne oogen. Op haar wangen , traan bij rraan Lotje » riep ik, lieve lotje! God! - geef mij mijn lotje wcêr! En een zucht verhief haar boezem, Gaf haar *t lieve leven weêr. Zijt gij, *t a l b e r t! mijn geliefde J Zijt gij 't zelf die mij bevrijd ?    />/' 0 4.   (95 ) Ik omhelsde lotje teder* Ja, ik voel dat gij het zijt.' Spraakloos aan haar hart gezonken, Kende ik nu geen lijden meer, Ik was Zalig -- was gelukkig, Want ik had mijn lotje weêr! Lieve * ei «har t.' ja v0or eeuwig Is haar lot aan 't mijn gehecht, En de priesterlijke zegen Heeft die banden'zelf gelegd! Koom, en zie uw alb BRT droomen?, Zie dat in deez' wildernis, Door dc vriendfehap en de liefde, Toch de mensch gelukkig is»  UK DEM SLAAP. © Volzalige oogenblikken! Grenzen van het bang verdriet! Neen .... ik ben niet ongelukkig, 'k flaap -- ik droom en ik geniet! ■ In den arm des flaaps gezonden , Voel ik rampen , - angst nog pijn Die kan flaapen, - die kan droome Zou die ongelukkig zijn ? *-  C P7 ) 't Lighaarh ligt vermoeid zich neder$ Door de zorgen afgemat, I* de ziel verftompt door denken, •En het oog van traanen nat; 't Rustpunt nadert,-morgen vluchten, Zachtkens daalt beguichling ncêr ; Die kan flaapen - die kan droomen Is niet ongelukkig meerJ -- « 's Minnaars ontrouw teelde zuchten, " NiNA 2ag zich wreed gehoond. Maar, é toverbeeld! gij nadert f N i N a ziet baar trouw beloond : 't Meisje droomt zich zelf gelukkig, Daaglijks weenend, - lacht zij weêrj Nina flaapte, -- Nina droomde, Was niet ongelukkig meer.' — G  Onfchu!d,--^eed vervolgd,.-mishandeld Zijgt in de armen van de rust, Aan de zoomen van een beekje, Doot den wind in flaap gekuschti Al haare angften zijn verdweenen, Kalme rust verfchijnt nu weer; Onfchuldfluimerde,- onfchuld droomde, En zag geen vervolging meer! ~ Vrijhart ziet de MaatfchappVlë Met een oog vol traanen aan, Zuchtende om der volleren dwaasherd , Wijl zij vrif}n hetnên gaan} 'Dan , - vermoVidheld fluit zijne oogen En hij ziet geen flavernij; Slaapend breekt hij boei en kluisters, - Droomt zijn landgenootcn - vrij: -  C 99 ) J»; Natuur! .. o milde moeder' G«jhebt2„fvoor iedre WQnd. Artfemj, VOor eIfce P«It gij naar behoefte rond. Z'J dlC Waake"d "iet genieten Schend gü droomen vol genot; I^an fla,pen - ik kan ^ »"* te vrede met mijn lot.' ... C Gcnoeg'ijke oogenbnkken , G»n«nvoor het bang .verdriet ! iVecn • ïi- r,__ »'»P * hierflegts afgebroken, * 'k Slaap in »t graf c»ns ,nf(1i ^_ . . & ZorglO0S vond ^eenbedvan.2achteroo2en) Waar geen fmart die fluimri^ ftoort; M a. G 3  4 AS ï*" T L I N D E R. ft Rijkgekleurde Vlinder ! Wat dartelt gij z° vrolijk? - Wat fpiegelt ge u m «■ j]Nu fladdrendc om dat bloemptje Dan fchomlcnde op beur fcelkjc Het ligtbewoogen bloemtje Wiegt op haar tenger fteeltje ; Schijnt in uw vreugd te deelcn; Schijnt zich verheugd te buigen Tot aan den rand vau * beekje;  c m) Schijnt rfch verheugd te buigen Wijl het heur vriend mag draagt Hoe fpiegelt ge u fn >t water, Klapwiekend op het bloemptje' Hoe heerlijk zijn uw kleuren In 't glanzend licht der zonnc! Bemaald met blaauw en zilver, En gloeiend goud en purper: Gij kleurt het helder water Met rijkvcrmengde verwen, Van paerlen en fafieren En leliën en roozén. Gij fchijnt op uwe fchoonheid, ( Du tuigt uw fladderwieken , Zo dartel als hovaardig: Maar -- fchitterende Vlinder.« Blijf vrij u ?ro«jk fpiegelen,' Ik zal uw vreugd niet ftooren j Uw tierig fladderwieken Mag ik zo gaarne aanfchouwen , Doet me in verrukking ftaaren/ 6 Spiegel u nog lange!  ( W 5 Zo rpiegcW iic}l ecn n1e'IS5e ' Ik durf heur naam niet noemen., Een moedig » dartel meisje Des morgens in heur fpiegel» En krult Heür bruine, hairen, En vVflR haar v,Iite tanden, En tfascht hëut toozénwangen En leTijblanken boezem , Dan lacht zij om zich . zeiven , En waant zich de allerfchoonfte Van al de lieMJ meisjes. Haar fchoonheid is ook treffend Gelijk als «Ie "We ö Vlinder 1 Maat .. zou dat lieve meisje Zo wel als gij o-vlinder!' Zich fctttildeloos veimaaken ? O.H. v. Y.  MORGENLIED, VOOR, VELDELINGEN. Verlaaten wij »t leger, De haan heeft gekraaid; Reeds zingen de vooglen , En de ochtendlucht waait: Zi«t, hoe in de beeken De morgenzon blinkt , En 't gras, op de velden, De daauwdrrmnen-drinkt' G 4.  C 104 ) Koomt, - grijpen wij, vrolijk De hoed van den wand, En Hellen we elkander De Ckkels ter hand» Gij maagden! aan 't melken, Gij knaapen.! te veld; • Reeds is voor ons allen Plet dagwerk befteld, v En, als ons de velden Hun overvloed biên, Met dank op den vader Der menfchen gezien; Hij fchenkt zijnen zegen» Op arbeid en vlijt; Geeft winden, en regen, En koude op zijn tijd.  ïoomt, vangen wij vreugdig °°s dagwerk dan aan; Zo blijde als de zonne Voleindigt heur baan; Koomt, zingen wij, famen> Een vrolijk gezaag; Dan vallen ons de miren , Nog d'arbeid niet lang» ♦ "o* eet men dan vrolijt^ Des middags, zijn broodj En is niet beangftigd Voor ziekte of voor dood: Want de arbeid geeft kragten, Maakt vet en nwa*. rond|, Behoudt ons aan lichaam Eu ziele gezond.' C M» A,  DE AA! E H D E ÓL1FANT. Foei, fprak eens de Aap tot d'olifant, Wat zijt ge lomp en plomp, en onbefchoft va» leden; Elk bond u, en niet xonder reden, Voor 'c lompfte en plompfte dier in 'tland, Daar uw gebit en fnuitelks hart met ijzing vullen. Uw pootenzijn te dik; - öy/c ooren veel te lang; Gij zijt zo log als traag van gang, En, wie vlucht niet verlchrikt, voor uw afgrijtlijk brullen? Maar de Olifant, door fpijt verviild, Raakte eindlijk t'einde zijn gedald, Dus fprakhij tot de Sim: gij hekelt mijn'gebreken Maat iSjaffchuwlijke aap lin 't ganfelie dicrenujk Wel iemand u gelijk?  ( 107 ) Bezie uvr zelveri eerst, -- kom dan vsn andrea fpreeken. * ■ * Een goede les voor hun, die fteeds, door waan verblind, Zich zelveri prijzen, andfen I Po, door kwaadfprekenheid, bij de ondeug 1 zich bemind,' Maar bij den braaven haatlijk maaken. ' ' ' « ' ~~ Ji| ' TROOST b ij 1 S E, a A G, ! E n ast. ]iad , ..zedeft lirigm ^ Op Pi c ard grooten haat gedraagerf' Had eindlijk i*n ontmoed,en ijsfelijkgeflaagon. Goddank' - fprak picard, hoogst ver. blij!, c N" ik toch, met zekerheid, ■ Mij weêr op 'sheeron ftraaten waagen! -  W E N S C H! Ach! had , ver van de maatfchappïj*. Iu eene ftille woestenij, Mij 't eerfte levenslicht befcheenea! >t Waar onbefchaafd , maar toch gelukkige! geweest; N lk had voor flavernij nog bijgeloof gevreesd, Ik had om 't onrecht en geweld niet moeten weeneu. Neen, »k had, in lemmer van 'tgeboomt, Slegts van geluk en rust gedroomd, En in mijn laage hut gezeten, "Van list, nog van bedrog geweeten; lk bad een vrijheid dddr gefmaakt Waar nu mijn hart vergeefs «aar hsakt, Want in de beste maatfehappij Daar \s men flaaf al heet men vrij - U. Rj p.  WEDERVINDING, Een Fragment, r- —"*» BU "ani£ de Vnn»;..:.l.... —.«.fcmaneia voor /W t verwante Vio.-i i t_ berg zat ik ' 7 "e eenVOl,wi^landher. ^rg, 2ac lk, aaa den gemeenen haart e„ k„ peinsde het iAr _«': en be- loehter, toen V J *° * VerI°°rea - wel e^eDam^"b ^ .»vk ru • ag blUHen treden en  C no ) Ik ftaarde met aandagt op haar. -- Ja zij is hety | ïiep ik uit en zonk onmagtig neder; - ieder be- ■ svees mij hulp - eu bij mijne bekoming bevond I ik mij in de armen van mijne dochter» o lieve vriend' de blijdfcbap der hemelingen, - wanneer z;j, na lange afwezigheid, elkaar omhelzen jj , kan niet grooter zijn dan de mijne op datoogen- , blik, -- ik heb haar weder! - zie daar alles wat : ik zeggefl kart, -tong èn"pen fpva^eloos ;ik heb haar weder, cn ben hoogstgelukkig! -• ze zullen wij ook elkander, na dat de cood ons ; gefcheiden beeft j % zaliger'gewesten.weder-1 vinden ! - - O.      DRINKLIED, De'lieve .wijn verheugd het .-hart-, Als of we in eden zijn ; 't Is waar - een kHsje ft wonderzoet, Maar -- zoeter nog de wijn.. ' Ik ben zo vrolijk als een rhee i Die om het beekje danst, Wen mij op 't fchenkblad flesch en gïaa Recht vrolijk tegenglanst.  Wat'geef ik om al 't aardsch verdriet Wen 't lieve glaasje klinkt, Wen >t hartverheugend druivenfap Aan mijne lippen blinkt j Dan drink ik uit de volle flesch En zet bem leeg ter neêr, Zo dat mij 't bloed door de aadren fchuimt Ea tuimlend eisch ik meêr. De waereld is een traanendal Wat noodi zij blijft het uiet, Zo dra de wijn in ff glaasje bruischt, Tot mindring van * verdriet: Zij is de waare troost in ramp, Verjongt het oude bloed, Verdrijft de pijn uit hoofd en maag, Is balfem voor 't gemoed. I  C "3 ) Zij heft den beediaar oP een troon Doet de aarde een hemel zijn Geeft ons volop der godenvreugd - Dat doet de lieve wijn. Daarom IöJ het eedle-Ja„d VGeen ons het wijntje fbher*/, Darmen dan ook den planter dank• Li vrolijk-hem gedenkt. & 't meisje dat de dn^n *e« $,Wé ik' bij'c vriendenmaal/ A's mijne ïiéve koningin , Een fchui'.neude pocaal. Zo leef dan itdre noble baas Die flwfcnea ledig drinkt, Zo lang hijkelkjen houden kaa E» dan ten gronde zinkt. 0 lty gevolgd. G. H, v. Y, II  T H A I & Duizend wufte dwaazenftreevea Naar ontterfltjke eer; •kW».*liefst onbekend te leeven; »i Wenscb genoegen, en, mets meer, Wilt ge onfterfl-jke eer verwerven, Met FhiHppus Goón? Doe dan duizend menfchen ftetven , En vest in hun bloed uw, troon. i mtiaïs lof verdienen» Wilt ge als ïhais iu^ Die vloekwaardig is? Zie dan juichend de ruïnen, Vanl't verwoest Perfcpohs. de roem der Oosterlanden, De eer van Perfie was, -Deed een dronke hoer verbranden; ^ . Keerde cfi nasht i» puin enjsch! |  A A ET L ü C i A. Schoon gij elk jongeling bekoort, Uw fierheid, LUC1A , doet ieder voor n ^ tenj Want, allen is 't bekent, gij hoort Maar beden, - traanen Doch Haar U} Maar eenmaal neigt uw fchoon, met uwe jeugd, ten val, D« zult gij, ongevraagd, uw g«„ften iedcï bieden, Terwij! elk jOI}gli„g n ontvlieden £n nog, befpotten zal! - Ha  JEUGD en SCHOONHEID. Gelijk een roos, die de eigen dag Ontluiken en verfleufen zag, Vlucht jeugd eu ichoonheid heeneiü Geniet daarom, vriendin! geniet, Eer jeugd en ichoonheid u ontvlied; En gij haar wreed verlies te bitter zoudbeweenen ! Want o ! - zij keeren nooit weêrom; Terwijl wij zorgend d'ouderdom Al zachtkeus binnen droomen; Dan vallen we, als de bloemen, af, Gerijpt voor 'c nooit verzadigd graf; En, dierbre! is iemand ooit den zeis des dood ontkoome» ?  C "7 ) Wel, dat we dan, door liefde en wijn, Met kusfcben,,-- itoeiën, - vrolijk zijn, En fchertfende ons vermaaken • Koom, lieve' zet n aan mijn zi/, Omhelzen we ons vaa'zorgen vrij, Eer fleepende ouderdom en wreede finttte. naaien, VïRZ, s a WEG .kaar BED, Hendrik de vierde op Mevrouw d'an. s* r a g u e s verliefd- zijnde , vroeg : Hoe men bet beste in heur kamer kon komen? - Door de kerk, SirbJ antwoorde zij. li* f ' Nj Hendrik de vierde op Mevrouw d'an- n 3  a a » CIIARLOTTE. De klok flaat middernacht. - Langs d' onbewolkten hemel Drijft thans de ftille maan, met zachte kwïj. ning, heen, >k Zit bij mijn eenzaam lampje, - ontvlucht aan 't aardsch gewemel, En, lotje! dierbre lotje! ik denk aan h alleen! ■* Mijn hart klopt flegts voor u; -- mijn enigftn gedachte, o Dlerbaare! -- zijt gij! Waar ik mijookbevind, bij dagen en bij nachten, Denk ik altoos aanu-o' dagt ge ook één» aan ttUL-  O 139 ) Bat ik U tcèr bemin dnrsi- rif ïl nn«n^.... Dat heeft mijn tong u vaak gezeid, En thans durft zich mijn hart op nieuw aan n verklaaren, 'k üemin u tot in eeuwigheid.' Eens deed de lieffte hoop mij 't zacht genoegen fmaaken, Maar o! die lieve hoop verdween* Toen vloeide , langs mijn kaaken, Een ftroom van traanen heenj Maar thans voel ik die hoop op nieuw in mij herleeven, Gij zelve, o dierbre! geeft mij moed • Ach! — wierd mijn wenschvoldaan,-gijaan mijn hart gegeeveu, Dat gaerce alles om n doet! Met u zal de aard' me een hemel fchijnen,' Met u ken ik geen tegenfpoed; Maar zal van fmart verkwijnen, Als ik u derven moet! Nu, dierbre! een enkel woord kan mij geluk, kig maaken, H4  ( Ï2J ) Zegr.flegt?. uw lieve mond dat gij mij ook bemint, Dan aal-bet: wreed verdiiet mijn harte nooit:ge-. naaken, <' ' ~ Wijl ikj'bij li, den graocTten'wellust vindt. Geliefde!; -- o.diild dat ik voordaan uii zo mag. noemen, " '' > 1 '.! Geliefde! een enkel woord, dan ken ik leed noch pijn; Dan zal mijn hart op 'i 'hoogst genoegen .: téo«tmi% 4* qood sij Ai l.o r .n\iv\ i*M En ik, - met u, -- gelukkig zijn! «?..!•>a--t '}m 1*1933 !^ro'T-Ü5 e- ti'i*.--i VJ    / / /'/. IJ. c   FERDINAND 15 jj 'tg V. \ f z ij nep. ECHTGENOOT!. Uier fluimert zi[, die, in die leven. Mijn eenigst uitzigt is. geweest! Zij heeft aan de eeuwigheid den geest,— Aan de aard' heur ftof klomp weêrgegeeven. Hier toeftpzij op 't bazuingefchal, W^n^^n den groten, dag; d^r dagen,, tnJ>i»iM«nagtige op, zijn,- doiid*rwsgsn^ u .Mes al. zijne englen, komen zal.1 - HS  C Ï22 ) Keur zaligheid was onvolkomen , In deeze barre wildernis* Waar »t lot van ieder fterfiing. is Het leyen zwoegend door te droomen ; Waar ieder naar genieting ft ree ft , En 't wuft gelok begochelde oogen Steeds met een fchaduwbeeld bedroogen, Maar nooit genot gefchonken heeft. De^eugd bKkte,uit den hemel neder, En, zag haar rijp voor dc eeuwigheid: De fchutgeest, die haar had geleid, Bragt haar nu bij heur oorfprong weder! Maar ik, - verhaten van mijn gids, - Moest eenzaam verder *t pad betreeden, . Waar doornen wasfchen voor mijn fchredenf fin 't nacht rondom mij heenen is! k  Hier, 't wuft gewoel der ftad ontweeken, Trad ik zo dikwils aan baar zij'; Dan weenden, — dan gevoelden wij Meer dan een engel uit kan fpreeken! »k Had naauw één jaar dat heil beleeft, Van 't reinst genot, en uitzigt dronken, Toen mij het lot een zoon gefchonkeo, Maar 't graf een gade ontnomen heeft. En, fints de dood me el i ze ontroofde, Heeft driemaal reeds de Meij gebloostj Dit kind bleef al mijn lust en troost, Daar 't fleeds het beste hart beloofde: Het maakt me alleen nog 'c leven zoet, Ligt dat het, bij mijn eenzaam lïerven, Langs 't aardfche dal als banling zwerven, En, gansch verlasten, zuchten moet! -  ( "4 ) Maar o! nog leeft der wezen vader, Die hem, op dit ellende dal, Wel door zijn gunst befchermen zal, En drenken uit zijn liVfdrijke ader; Daar boven , bij mijn ècbtg'enoot', Zal hem de deugd me in de armen voeren, Daar zal cms ramp' nog fmart beloeren, Verheven boven graf en dood! - - B. N.  VERGENOEGEN. -L'e Pelgrim zoekt langs bejg en.dalen, Ee Vorst \a rijkvergulde zaaien 't Genoegen dat hun beiden vüedt: De Pelgnm vindt op. ycrre. r.«en. De Vorst in fchïttrende pa!d2en Het waart vergenoegen niet. Geeft gloeiend purper ooit gr&fn^ Wen zorg des Konings hart doét zwoegen! Wat «orgen heeft een jfonlftg niet, Vol angstdoorwaakt.hij lange'nachten, Blijft beevend naar den morgen Vagten En zucht wen hij 'den morgen ziet.  ( I2Ö ) De beedlaar in zijn fchaamle woning Smaakt meer genoegen dan een koning; Doch 'c waar genoegen fchuuwt zijn Hulp, GefoltJ- geprangt door fmart bij finatto Grieft ijsüjke armoè 't lijdend harte, En.ach! het fnakt vergeefs naar hulp. * De zeeman zwerf van de avondftranden Tot aan de kruidrijke uchgendlanden , Waar zee en ftorm en afgrond loeit, Dan vind hij ooit langs de eeuwge waatren. Waar blikïems fchittren - donders klaatren , >t Genoegen dat zijn aandrift boeit. Ds Held doe volk bij volkren fneeven, Zijn leeuwenkragt doe alles beeven Zo ver de wind de golven ftuuwd. Ook daar voelt hij zi;n heil belaagen, De wroeging aaa zijn' boezem knaagcn, Daar ieder voor zijn d&adcn gruuw*.  C 127 ) ^Genoegen- >t ecdeIst hsi[ ^ Wordt fchaars gekent in a, zijn waarde _ s^gts hij geniet die zaligheid Die immer vrolij* - Wel te VKteden _ Gemoedigt- rustloos voort blijft treeden °P '£ Pad do0r de Alrpagt hem bereid. * Met altoos onvoldaan verlangen Blijft aan de onzekere toekomst hangen- Hetraor£ zelfs.bijhet voIfctfcnotj Schoon 't nimmer onheil moog' bejegenen,, De zwangre wolken fchatten regenen-, t Blijft hunkeren naar een beter lot. Vertrouw nooit d' ongewisfen morgen,. De toekomst lacht met al ons zorgen, Smaak 't heil dat'u dit uur bereidt;' Wensch - wilt gij ooit gelukkig Ieeven, Nooit meêr dan u het lot wil geeven, Of vind gi; troest in treurigheid ? ~  C "3 ) Gelukkig h-tj die zonder zwoeger» 2kh ru'tig;-niaar zijn lot kan voegen, Schosn ook zijn weg langs rotfen loopt» Hem marien fotrs" in de oógen blinken1, Nooit 7al hem 'gantsch dé moed ontzinken, ■—Wijl hij op God -- zijn Leidsman hoopt. •"r* Gelijk eefi'Tieefc door bloemrijke oorden , . |ftf ziet betoverende actoorden ,i ■ Ha*^föfcn*ria«gss"TOOs cn doótriètr fpreidt, ZO.ka'm vlo it iéder zijner jaaren Als-effen^ *-'onberoerd*- bauen Naard'oceaan der eeuwigheid, N. De  8 E SENTIMENTEELS. Pie üimmsT gezochte xvoorclea Gewaand 0f valsch gevoeJ betoont, Maar immer blijken, doet door daaden t Gevoel dat ia zlja boezem woom. ^ uit Z.:j(1 bru;ds omheIzende Ter hulp van lieve vaderland, >C eiSen **» gevoel durft fuellea naar üet Olijks ledikant.  ( ISO ) Niet hij die met luidruchte woorden Van teêr gevoel en weemoed fpreekt, Eo wiens door ftaal omfchanfte boezem Geen aasje medelijden kweekt. Niet hij die flegts met warme manen * De menfchelijke ellend' beweent , Maar die rampzaligen in >t lijden Volvaardig troost en hulp verleent. Niet hij die met verliefde beden Het kwijnend licht der maan begroet, Die fcbreit om 't lijden van de tortel En zich met brood der weezen voedt. Maar hij die flegts een enkel traantje lnftilte van zijn wangen vaagt, Tot 's naasten heil niet flegts zijn goedren, Maar ook zijn eer en leven waagu  C*3I ) Zie daar een' rechtgefcbaapen boezemj Een teêr - een recht gevoelig hart' Zie daar het waare beeld der Godheid 't Geen allen rarr,p in »t fterfuur tart. 't Geen oP deeze aard' naar heter levën Als '£ roosje naar den daauwdrup fmacht, En eenmaal boven 't vastgeftarnte De kroon der eenwigheid verwagt. é N. I 3  helaas:.... Wie kan op zijn vrijheid roemen? Wie is waarlijk vrij te noemen? Wie fmaakt hier «ie zaligheid, Slegts aan enkkn toegeleid? Ziet men haar ooit triuropheeren, Dtór, waar Koningen regeeren? Leeft de mensch Siar waarlijk vrij? »k Gruuw van zulk een maatfehappij, Aterlingen - flaaffche zielen: Mogen voor ecu' zetel knielen, In een monarchaal gebied Woont de waare vrijheid niet. Mooglijk in gemecnebesten, Daar zich nimmer'troonen vesten j Daar de mensch, eens vrij gemaakt, »t Rein genot dier vrijheid fmaaktj  (133 ) Daar men zijne ftera doet hooren, Volgens 't regt der vrijgeboren; Naar de fpreak der maatfchappij: lader is gelijk en vrij!" - Vraagt het hem, die vriend noch rnaagca Heeft om zijn belaag te fchraaigen; Vraagt het haar, die voorfpraak derft, En das fchier van honger fterft. Vraagt het.,,, maar onnoodig vraagen.' U, o fchoone vrijheidsdagen' Ziet'men in ge'én maatfchappij; Daar zijn flegts de rijken vrij, ó Natuur ! gij fchoukt ons tevent. Alles bij de vonk des levens, Gij" gaaft elk juist evenveel: Dan -- wie gaf aan elk zijn deel ? Ja natuur, uw oog moet fchreijen,; Als gij ziet de raaatfchappijën, Daar men, in uw overvloed, Om zijn vocdzel beed'len moet. M. R. Ï3  DEUGD en LASTER. Iloe ook de laster woed» Die een geiust gemoed In zijne borst mag draagen, Belacht het grimmigst lot; Daar hij vertrouwt op God, Kan niets zijn ziel vertzaagen. Wat ooit de lasterzucht , Met algemeen gerucht, Zich immer moog vermeeten; Zij roove nw dierbaare eer} — Ze ontrooft u nimmermeer, De rust van 't vrij ge weeten.  C 135 ) Dat zich 't verblind Heelal, Met rampen zonder tal Tot u verderf verè'enej Dat ge in dien bangen nood, Al jamrende om den dood, En bloed en traanen weene» Elk traantje dat ge fchreit Zal eens, in de eeuwigheid, Celijli een paerel prijken Aan uwe gloriekroon, Die Gods geliefde Zoon Uw vrolijk toe zal rijken. Maar laster ziet beur magt Gewis ten val gebragt, En van heel de aard' verdelgen; 't Ga bgar op aarde wel , Reeds wacht de ontvlamde hel Om haar eens in te zwelgen 1 - G.H. v. Y> 14  N. N. Ja vriend! uw Vaers heefc fchone trekken $ , 't Heefc mij geheel verrukt, bekoort, Doch t zal de Nijd tot laster wekken Wanneer ze uw Dichtftuk roemt en hoort; Dat Monfler zal ligt elk vertellen • „ 't Is niets wat regels faam te Ireüen Wanneer de helft geflolen wordt! " Mjar'k zal dien Laster tegenfpreken, zeggen, om uw recht te wreken, ».» Gij doet mijn' Vriend de helft te kort* A.C.S.  D ft G *X EZ I N G, i-ea KindrTret klei-nevJeAen) . ik nooitaag voor deezeh, , 05 0n,^s' ^tkens tree^; doris bloemhof flllJpcn Het dw^Ide door de laanen'V Ket Zag naar alle bloemen j Hetplukreroozenknopjes. En» vangende kapeltjes, fC 01"de^o2en zweefden, ^eek hij de gouden verwen v*« hun gekleurde vlerkjes/  C 138 ) *t Zag een capeltje zitten, Op een ontluikent roosje, En wou dat beestje vangen J Hief langfaam »t -kleine handje •Omhoog, en greep, - en fchreeuwdes En trok het poesli^ handje - Dat bloede - fnel te rugge; Een doorn had hem geftoken, In zijne kleine vinger. Hij, fchreiënde van fmarte, Befchouwde zijne wonde, En maakte zuurc minen. Ik zat hem tegenover, Bij dosis, in de loofhut, En lachte om zijne minen, Snel knikte 't met het kopje, En zeide zachtjes: fpotter! Weet gij hoe wonden fmarten? Gij zult het haast gevoelen! - Nu greep hij boog en pijlen, En, eer ik kon ontvluchten, Schoot hij me een pijl door' t harte»  C 139 ) En deed,?mij pijnlijk kermen: ïk zonk aemëchtig neder? En dagt eerlang te fterven; Maar boris, mijn geliefde, Trok 't pijkjen uit mijn harte. En zalfde dat met balfem, wijl zij mijn wonde ftreelde; En zo wierd ik geneezen. Ik zal , geheel mijn leven, Dat kind niet meer bcfpotten; Had mij de fchoone do ris, Uit liefde, niet geneezen, Dan waare ik reeds geftorven.  ONDER CS AFBEELDING VA K HETER PAULÜS. Toen 't flingrend fchipvan ftaat, -- bedreigd door ftorm en bairen , -Beroofd vari Palinuur, -- bijna ten afgrond zonk, Greep hij het, flingrend roer, en hragl het, doorge- vaaren, De haven veilig in, W8ar zijne noordftar blonk: Hij heeft den vrijen mensch zijn rechten weergegeeven i Hij was, doorpen en taal, zijn vaderland tot eer; Maar ging, helaas! tevroegin 't onverganklijk leven, Want, waar vind nu de belg een tweede t&vL v s wcêr? —  1 N H O U D, OPWEKKING TOT 2ingen j ' - GRNIET DS "GBNW0ORDICHE,D, AéN '' DAMEET "* • • » «ET ÖXER NA BETER? 3 TROOST " ^ LErV;rEN0EGDE m0ede'r 0p hêt land, 97 T°EKOBrSTIGE L£VEN . ^E VROUWEN . 11 WINTERZANG .' 12 VROEGE LIEFDE 14 | NAARVOLGING 15 4 I WELEER . * 10 HET LEVEN , ' l? GELUKKIGE EENZAAMHEID ' '9 'NAARVOLGING , ' * a* HST NOOIH.OT * 23 brastus en amarante * ' *4 * • 20  INHOUD. AAN DORANT • • • Pflg- 3* LIERZANG AAN rT GELUK » . 33 CLEANT BIJ.'T GRAF ZIJNER VROUW S3 S1LVJA » * • 39 HORATIUS • 41 GELUK EN GELD . . 42 AAN DE LIEFDE • 43 AALMCESSKN • • S • 44 IS BET MENSCHDOM ONGELÜKKIG . 45 AAN DE VR1JHBID . «49 GOEDE WERKEN • • 5»1 SPREUKEN . . • 52 ENDRIJMEN ' GELOFTE AAN DE MAAN • • 55 DE MORGEN • * 57 HEER LEERZAAM AAN ZIJN KAMERDIENAAR 60 ' DE LEEUW EN DE EZEL • GRAFSCHRIFT • • * TREURZANG OVER DORIS AFZIJN • 63 WAARSCHOUWING • • • 6+  I N H O ij d. HET VOORWERP- MIJNER ZANGEN . 6V wa ARE RIJKDOM . . , aan mijne vrienden . .63 GETROUWHEID , TRIOLET . , LEANDER AAN EDUARD - . . 63 HET SCHOON DER DEUGD, ENDRIJMEN 74 AAN DORVAL ... 75 AAN MIJN VRIEND OP ZIJN VERJAARDAG 77 aan EDUARD . .85 AAN ZÉKER DICHTER . . g- ODE AAN PE DEUGD . . m' EiGENKRACMTEN * • QO aan HET MAANTJE ALBERT aan REJNHART . # ^ AAN DEN SLAAP. . .96 AAN EEN VLINDER . . j MORGENLIED VOOR VELDELINGEN * I03 DE AAP EN DE OLIFANT . . l0$. TROOST IUJ SLAAG . . . lQ?. WENSCH ... . lo8l  i n n o u d. DÉ W'DF.RVlNDlNG, EEN FRAGMENT KQ. DRINKLIED * < • • l'tl 7 Tl AIS f * • • * • 114 AAN LU«IA • • f • 115 JEUGD-EN SCHOONHEID . . I l6 Wi G NAAR BKD . . . H? AAN CHARLOTTE • • • 1^ FEUDINANT KIJ 'T GRAF ZIJNER ECHTGE- NOOTE . • • * $M HET VP.RG&NOEGSN • • . 1-5 DE SENTIMENTEELS . • 1*9 HELAAS l 13& DEUGD EN LASTER • . • 134 AAN N. N. . • • • DE GENEZING . • • • *Z7 ONDER DE. AFBEELDING VAN HETER PAULUS . . • • m°