GESCHIEDKUNDIG ONDERZOEK, iritin'i DE KENNIS, DIE DE OUDEN HADDEN VAK I N D IE.   GESCHIEDKUNDIG ÖNDERZ QE^K^ DE KENNIS, DIE DE OUDEN HADDEN"' VAN ï N D I Ei ÉN DEN VOORTGANG DES KOOPHANDELS OP DAT LAND, VÓÓR DE ONTDEKKING VAN DEN WEG DER W A A RD S OM DE KAAP DE GOEDE HOOP. MET EEN AANHANG ZEL," BEHELZENDE WAARNEEMINGEN OVER* HET STAATSBESTUUR, DE WETTEN, DE GEREGTSHANDELINGEN DE KUNSTEN, DE WEETENSCHAPPEN EN GODSDIENSTIGE INSTELLINGEN, DER INDIAANEN. DOOR iVILLÏAM ROBERTSON, D. Ds Opperfle der Edenburgfclie Hoogefchoole , ea 's Konings Gcfchiedfchryver van Schotland, Te AMSTERDAM en HAARLEM, ■*J TNTEM4 en A. LQQSJES,   PETRUS LOO SJES adrujnsz. AAN DEN NEDERLANDSCHEN LEEZER, Wanneer het oorfpronglyk Werk, 't geen ik thans mynen Landgenooten vertaaldaanbiede, my in handen kwam, en ik 't zelve met die greetigheid doorlas, waar mede ik alles., wat uit de pen van den roem der Gefchiedfchryveren deezer Eeuwe vloeide, geleezen heb , Hond ik geen oogenblik in twyfel ter verleening myner toeftemming aan den voorflag der Uitgeeveren, om myne pen te leenen tot het vertolken, en 't zelve in een gelykvormig Nederduitsch gewaad te kleeden, als ik zyne Gefchiedenis van America, en van Schotland, gedaan heb; welke beide Werken een zo gunftig als aanmoedigend onthaal by myne Landgenooten ontvingen; ten vollen verzekerd dat ik denzelfden dank daar door Zal behaalen. Eene aanpryzing van 't zelve agt ik geheel oyerboodig. Alleen eene aan* 3 mer-  Vi de VERTAALER merking kan ik niet naalaaten hier onder't oog te brengen. De Oudheid, waar toe de Heer robertson opklimt, maakt het onvermydelyk , dat 'er veel Geleerdheids en Oudheidkundigs in kome; dan de wyze, op welke hy die doorgaans dorre ftoffe weet te verwerken, neemt 'er den roest van af; en , daar hy alles met eene wonder bondige Oordeelkunde tot zyne groöte hoofdzaak t' huis brengt, weert hy het anders verveelende van dusdanige Naafpeuringen weg. — Zeldzaam gebeurt het dat een Aanhangzel in waardye met het Werk gelyk Haat; doch hier zal het, by veelen, 't zelve overtreffen. Gelyk dat gedeelte zyner Gefchiedenisfe van America, 't welk ons den Aart en Zeden der Americaanen befchryfe, voor het meesterltuk in dit Werk, by den menschkundigen Wysgeer, gehouden wordt, zo is dit Aanhangzel gefchikt om ons ter kennisfe in te leiden der Oude Bewoonderen van het Oosten. Terwyl hy door het getrouw aanwyzen der bronnen, uit welke hy zyile kundigheden, in dit en andere opzigten,putte, den Onderzoekgraagende middelen aan de hand geeft, niet alleen om overtuigd te worden van de waar-  AAN DEN L E È & E R. Vit waarheid zyner Berigten, en de gegrondheid zyner Aanmerkingen; maar ook, om, wegens deeze en geene Byzonderheden, een nader en vollediger kennis te bekomen, dan de aart zyns Werks toeliet te verfchaffen. Wegens den oorfprong, aanleg en uitvoering, deezes Werks kannen wy den Neder duitfchen Leezer geen beter verflag geeven, dan met de woorden van den Heer robertson zeiven, die, op dit lïuk, zich in deezer voege laat hooren: „ Het leezen van Major ren„ nell's Gefchrift, ter opheldering „ zyner Kaarte van Indostan, een der „ belangrykfte Aardrykskundige Ver„ handelingen, die ooit in eenig land „ uitkwamen , gaf aanleiding tot dit Werk. Dit boezemde my het denk„. beeld in, om volkomener,dan ik ge„ daan had , in het Inleidend Boek „ tot myne Gefchiedenis van America, „ na te gaan, welke kennis de Ouden „ hadden van Indie, en te overweegen „ wat zeker, wat duister en wat fabel„ agtig , is, in de Berigten deezes „ Lands, welke zy overhandreikten. ,, In den aanvange deezes Onder„ zoeks, had ik geen ander oogmerk * 4 „dan  *ui pi VE RTAALER ,, dan myn eigene verlustiging en on-> „ derrigt. Maar 't zelve voortzetten„ de, en met naauwlettenheid de oude „ Sehryvers naagaande , kwamen my (9 c'.uiige Stukken voor, tot hier toe „ niet opgemerkt, of met geene ge„ noegzaame aandagt gade geflaagen: „ nieuwe inzigten deeden zich op; „ myne denkbeelden breidden zich al„ lengf-kens uit, en werden belangry- ker: tot ik, in 't einde, my yer„ beeldde, dat de uitflag myner Naa„ fpeuringen onderhoudend en leerzaam „ yopr anderen zou kunnen weezen, door zodanig eene bcfchryving te s> geeven van de onderfcheidene wy„ zen, waar op de Gemeenfchap met 3, Indie , van de vroeglte tyden af, „ onderhouden is, als ftrekken koii „ om aan te toonen , hoe veel die „ groote Tak des Koophandels, in elke „ .KeuW , tocgebragt heeft, ter ver., grootinge van den Rykdom en de „ Magt der Volken , die denzelven „ in bezit hadden. „ In deezer voege werd het Ge„ fchiedkundig Onderzoek, 't welk ik „"thans den Leezer aanbiede, begon„ nen en voltooid. Welk eene maate „ ygn verdieiiften 't zelve bezit, moe- 5> ^  AAM DEN L E E Z E R. ££, }j> ten de Leezers bepaalen. Myne „ dankbaare herinnering van de gunfti„ ge wyze, op welke men myne andere „ Werken ontvangen heeft, vermeer„ dert natuurlyk de bekommernis, met v welke ik de beoordeeling van het ,, tegenwoordige te gemoete zie. j, Toen ik eerst myne gedagten op „ dit Onderwerp vestigde, was ik zo „ volkomen overtuigd van de ongun„ ftige omftandigheid, waarin ik my „ bevond, het te onderneemen, Lan„ den te befchryven , van welke ik „ geene plaatslyke kennis had , dat „ ik de omzigtiglle voorzorge gebruik„ te om my te hoeden voor dvvaalin„ gen, welke daar uit konden ontftaan. , Ik heb, met onvermoeiden vlyt, de „ Werken geleezen van alle Schry„ vers, welke ik kon bekomen, die „ eenig berigt van Indie gaven ; ik „ heb nooit een beflisfend gevoelen „ opgegeeven , dan 't geen onder„ fchraagd was door voldingend gezag: „ en,daar ik het geluk had,om,onder ,? het getal myner Vrienden, eenige „ Heeren te tellen , die aanzienlyke „ Posten in Burger- en Krygsbewind, ^ in Indie, bekleed, en verfcheide ge« deelten diens Lands bezogt heb* 5 ?> ben.  r be V É R t A A L E R „ ben, nam ik te meermaalen tot hun „ myne toevlugt, en leerde, uit hun„ ne Gefprekken, zaaken, die geene „ Boeken my konden opleveren. Voegde het my hunne Naamen te „ noemen,men zou erkennen,dat zy, „ door hun Oordeel en Bekwaamhe„ den, ten vollen geregtigd waren tot „ het vertrouwen, 't geen ik op hun „ gefteld heb. „ Onder het voortzetten des Werks, „ gevoelde ik myne gebrekkigheid, „ ten aanziene van een ander ftuk. ,, Om een naauwkeurig denkbeeld te s, geeven van de onvolkomenheid der Ouden, zo in het befpiegelend, als „ in het beoefenend, gedeelte der Zee„ vaard, en om met volkomene juist„ heid te bepaalen, op welk eene wy„ ze zy de Ligging der Plaatzen bepaal„ den, derzelver Lengte en Breedte „ berekenden, werd eene grootere „ maate van Wiskundige weetenfchap vereischt, dan myne bevlytiging, op 3, andere Weetenfchappen, my heeft „ toegelaaten op te doen. — Wat my 5, hier ontbrak, heeft de Vriendfchap 3, myns kundigen en hooggeagten „ Amptgénoots, de Heer playfair, 9> Hoogleeraar in de Wiskunde, aange- „ vuld;  AAN D E N L E E Z E R. X* ?, vüld; en my in ftaat gefteld, om de „ gemelde byzonderheden op te hel„ deren, op eene wyze, die, zo ik ver,, trouw , den Leezeren volkomene ,, voldoening zal fchenken. — Aan dien ?, zelfden Amptgenoot ben ik desge„ lyks verfchuldigd het vervaardigen der twee Kaarten, noodig tot ophel3, dering deezes Onderzoeks; zonder ,, zynen byftand zou ik zulks niet 3, hebben kunnen onderneemen." Even als in de Vertaaling der Ge~ fchiedenisfe van America, heb ik my 'eene kleine Verfchikking in dit Werk veroorlofd, om naamlyk de Aantekeningen en Ophelderingen, door den Heer robertson agter. elke Afdeeling geplaatst, onder aan den voet der Bladzyde te voegen, of, indien ze my daar toe gefchikt fcheenen, in het Werk zelve in te lasfehen, waar van wy met eene korte aanwyzing den Leezer verwittigen. Deeze verfchikking vermindert het-lastige van veelvuldige Aantekeningen , die de aandagt af breeken. Ontvangt, Leezers ! deezen onzen arbeid in uwe gunfte. Mogten wy eens zo gelukkig weezen, dat de Heer robertson de Gefchïedenis van Noord-  XII DE VERT. AAN DEN LEEZER; Noord-America, jaaren geleeden reeds VQor een gedeelte afgewerkt, voltooije, zo dat deeze, gepaard met de Gefchiedenis van het Portugeefche America 9 en van de Vastigheden door verfcheide Volken van Europa op de West-Indifche Eilanden gemaakt, zyn plan voltrekke , en eene volkomene Gefchiedenis der Nieuwe Wereld, door zo meesterlyk eene penne opgefteld, het licht zie. Gebeurt dit, en verleent de Hemel ons leeven en lust, dan hernieuwen wy, by deezen, onze belofte, in 't Hot des Berigts voor de Vertaaling der Gefchiedenisfe van Schotland geplaatst , om dit Vervolg onzen Vaderlanderen ter hand te Hellen : dan het einde des Aanhangzels, op het tegenwoordige Werk, fchynt eene ftaaking van den Letterarbeid des onvermoeid werkzaamen zeventig jaarigen Schryvers aan te duiden, en de hoop op de vervulling van deezen wensch te verzwakken. — Vaart we}. Haarlem, jen i van Slachtmaand, 1792. IN-  INHOUD. Eerste afdeeling. De Gemeenfchap met Indie , van de vroeg/Ie tyden af, tot de vermeestering van Egypte , door de Romeinen.' ' . . . Bladz. i tweede afdeeling. De Gemeenfchap met Indie, zints de vastftelling der Romeinfche Heerfchappy in Egypte, tot de Vermeestering van dat Koningryk door de Mahomedaanen. . , 85 derde afdeeling. De Gemeen fchap met Indie, zints de hemagtiging van Egypte door de Mahomedaanen, tot de Ontdekking van  INHOUD. yan den Weg om d&. Kaap de Goedp Hoop, en de Vestiging der Portugeefche Heerjchappy in het Oosten; . '. '' . ': Mét iès VIERDE AFDEELING) -Q. Aïgemeene Aanmerkingen. '. . 273 AANHANGZEL. Over de Staatkunde, de Wetten, tc s E 12 ONDERZOEK voorwerp was van den Eerdienst (rf). •—~ Zodanig is mede het bericht, 't welk hy sneeft van het Egyptisch Leger , waarin ', bebalven zesmaal honderd duizend man Voetvolk, en vier en twintig duizend Ruiters, zeven en twintig duizend gewapende wagens gevonden werden (elagtige Krygstochten van bacchus en ercules (/>). De fchaarfche berigten, betreffende Indie n de Inwoonderen van dat Gewest, welke iErodotus ontvangen hadt, fchynt hy iet van de Egyptenaaren, maar van de yerfiaanen, ontleend te hebben Qq). Dit maaks (w) D.iodor. qic. Lib.. I. p. 6~. (o) DlODOR. sic. p. 64. Cp") Strabo, Lib. XF. p. 1007. D. 1009. B, 'e Wysgeerige Gefehiedfcbryver van alexander en gr00ten fchynt dezelfde gedng?en gekoesrd te hebben, ten aanziene der Krygstochten van isosTRis in Indie. Hifi. Lid. c. 5. Akrian. xped. Alex. Ed. Gronov. L. Èat. 1704. (#) Herodotus, Lib. III. c. 105,  wegens OUD INDIE. 13 maakt het waarfchynlyk, dat 'er,tenzynen tyde, weinig gemeenfchap tusfchen Egypte en Indie plaats greep (r). ] Met dezelfde duisternis als de Egyptifche, is de Gefchiedenis der vroegfle Zeeverrigtingen van Phenicie niet omgeevem Elke omftandigheid, in het chara&er en de ligging der Pheniciëren, begunftigde den geest des Koophandels. De grond, welken zy bewoonden, was noch ruim, noch vrugtbaar. Van den Koophandel alleen konden zy rykdom , of magt, bekomen. In gevolge hiervan was de Koophandel der Pheniciëren van Sidon enTyrus uitgeftrekt, en veel gewaagd: en zy gelyken, zo in Zeden als in Staatkunde, naar de groota handeldryveiïde Staaten van den tegenwoordigen tyd, meer dan eenig Volk in de oude Wereld". Onder de veelvuldige Handeltakken der Pheniciëren, mag dien op Indie als een der grootften en winstrykften aangezien worden. Naardcmaal zy, door hunne ligging aan de Middellandfche Zee, en den gebrekkigen toeftand hunner Zeevaard, het niet konden waagen eene recbtftreekfche gemeenfchap met Indie ter Zee te openen, zette de onderneemzieke geest des Koophandels hun aan, om eenige welgelegene Havens, aan het einde van de Arabifche Golf, den Idumeëren te (>■) Van de plaats gemerkt [ tot hier toe , is de I Aantekening van rqbs.k.tson in den Test ingevoegd. I. AFDEELING.  t4' ONDERZOEK ï. AFDEELTNG. » i i te ontweldigen. Van deeze voeren zy geregeld aan den eenen kant op Indie, en, aan den anderen kant, op de Oostlyke en Westlyke Kusten van Africa. De aflland, nogthans, van de Arabifche Golf tot Tyrus was groot, en veroorzaakte een zo verdrietig als kostbaar vallend overvoeren der Goederen te land , dat het voor bun noodig wierd bezit te neemen van Rhinocolura, de naaste Haven in de Middellandfche Zee, aan de Arabifche Golf. Derwaards bragten zy alle hunne Koopwaaren uit Indie over land, langs eenen veel korter en gemaklyker weg, dan men naderhand de Voortbrengzels van het Oosten, van den overkant der Arabifche Golf na den Nyl, voerde (V). Te Rhinocolura werden zy weder ingefcheept, gereedlyk te water na Tyrus gebragt, en de Wereld over verfpreid. Deeze, gelyk dezelve de vroegfle weg van gemeenfchap is met Indie, waarvan wy eenige geloofwaardige belchryving bezitten, hadt zo veele voordeden boven eenigen immer bekenden weg vóór de hedendaagfche ontdekking eener vaart op het Oosten, dat de Pheniciers indere Volken der Aarde met de voortbrengselen van Indie, in grooter overvloed, en rot minderen pryze, konden voorzien, dan :enig Volk der Oudheid. Aan deeze omlandigheid, die, geduurende een geruimen yd, dien Handel alleen in hunne magt flel- de, Cs) Diodor. sic. Lib. I.v. 70. Strabo , Lib, 'VI- p. 1128. A.  wegens OUD INDIE. 15 de, hadc men niet alleen toe te fchryven den onmeetelyken rykdom van byzondere Perfoonen , „ die de Kooplieden tot Vor„ flen, en de Handelaars de Heerlykften in ,, den Lande, maakte (7)" ; maar ook de uitgeftrekte magt van den Staat zelve, welke "eerst het Menschdom deedt begrypen, welke ryke bronnen een Handeldryvend Volk bezit, en tot welke groote dingen het bekwaam is, [Wanneer wy de uitgeflrektheid en de uirwerkzels van den Koophandel der Phe~ meieren befchouwen, moet, in den eerften opflage , het fchaars berigt, 't geen wy daar van by de oude Schryvers aantreffen , vreemd voorkomen. Doch , als wy ons herinneren, dat de Griekfche Gefchiedïchryvers, (herodotus uitgezonderd), die ons een verhaal van de Pheniciers opleveren, hunne Werken langen tyd naa de verwoesting van Tyrus, door alexander, den grooten, in't Jicht gaven, zal onze verwondering ophouden, dat zy in geen breed verflag treeden wegens een Koophandel, die toen na andere plaatzen verlegd was, en langs andere Kanaalen gedrecen werd. Maar de magt en rykdom van Tyrus , in het bloeiendst tydvak des Koophandels, moest eene algemeetse aandagt getrokken hebben. In de Voorzeggingen van ezechiel (11), die tweehonderd en zestig jaaren vóór den val van Tyrus leefde, vinden wy (t) JESAIA, XXIII. 8. (k/ezechiel, XXVI. XXVII. en XXVIII. t. afdeelimg.  ï. AFütiE l1ng. 16 ONDERZOEK wy het byzonderst berigt van de natuur ed de verfcheidenheid hunner Koopverrigtingen, die men by eenig oud Schryver ontmoet, en tevens een grootsch denkbeeld oplevert van de uitgebreide magt der Pheniciëren (v~). ] . De Jooden hadden, door hunne nabygelegenheid aan Tyrus, gelegenheid, om den rykdom, welke na die Stad. vloeide uit de winstgeevende bron des Koophandels, welken de Pheniciers van hunne vastigheden aan de Arabifche Golf voerden, op te merken, 't geen hun aanzette om 'er deel in te kiygen. Dit deeden zy onder de vooripoedige Regeeringen van david en salomo, deels door de vermeestering gemaakt van eene kleine Streek in het Land van Edom, welke hun in 't bezit ftelde van de Havens Elath en Efiongeber aan de Roode Zee, en deels, door de Vriendfchap met i-i i r a m Koning van Tyrus, die s a l o m p in itaat ftelde omVlooten uit te rusten,welke onder het bewind van Phenicif'che Stuurlieden na Tarfis en Ophir zeilden (V). In welk gedeelte des Aardkloots wy de Havens te zoeken hebben, die de Schepen van salomo voorzagen van de Goederen, door de Gewyde Schryvers opgenoemd, is eene nafpeuring die langen tyd den vlyt der Geleerden heeft bezig gehouden. Vroegtyds veronderftelde men, dat ze gelegen waren in: . (v) Het ingeflootene is de II Aantekening van den Heer roberts oh. fa) i Kon. IX. 26. X. 22.  weoess OUD INDIE. 17 in eenig gedeelte van Indie, en werden de 'Jooden gehouden voor een der Volken, die op dat Land handel dreeven; Doch het algemeener aangenomen gevoelen wil , dat salomo's Viooten ,naa het doorzeilen vart den Straat van Babelmandel, den koers hielden langs de Zuidwest-Kust vmAfrica tot het Koningryk van Sofala ; een Land beroemd van wegen de ryke Goud- en Zilver - Mynen, (waarom het, door de Oosterfche Schryvers, het Gouden Sofala geheeten wordt (ar), ) en overvloed hebbende van alle de andere Goederen, die de Laadingen der Joodfche Schepen inhielden. Dit gevoelen, 't welk de naauwkeurige naavorfehingen van den Heer d'anville hoogstwaarfchynlyk maakten, fchynt thans met volkomen zekerheid vastgefleld, door een geleerd Reiziger, die, door zyne kunde van de Pasfaatwinden in de Arabifche Golf, en zyne agtgeeving op de oude wyze van Seheepvaard, zo in die Zee, als langs de Afrikaanfche Kust, niet alleen reden gege even heeft van den zeer langen tyd, dien de Schepen van salomo befteedden op de uit- en t'huis reize, maar ook, uit omftandigheden wegens de Reis vermeld, getoond, dat dezelve niet gefchiedde na eenige plaats in Indie (y). Da (te) Notices des MSS. dii Roi^ Tem. Th p. 40. (?) Bruce's Travels. Book. IL Ch. 4. [De N$ derduitfche Leezer kan dit zeer leezenswaardig en om derrigtend gedeelte vari bruce's Reize vertaald vin den ih de Nieuwe Al^em. Faderl. Lvttereeff. V I> bh 403. enz.] B i. AFDEE* LINGJ i  18 ONDERZOEK I. AFDEEling. De Jooden mogen wy, derhalven, befluiten hebben geen regc om geteld te worden onder de Volken, die ter Zee Gemeenfchap met Indie hielden; en, indien men, uit eerbied voor de gevoelens van eenige aanzienlyke Schryveren, hun eisch daar op erkende , zo wceten wy, met zekerheid, dat de Handelpooging, welke zy deeden, geduurende de Regeering van salomo , kortitondig en rasvoorbygaande was, en dat zy welhaast wederkeerden tot hun voorigen lhrat van ongemeenfchaplyke afzondering van de rest des Menschdoms. Van het opzamelen der fchaarfche berigten, welke de Gefchiedenis ons oplevert, wegens de vroegfle poogingen , om een Handelgemeenfchap met Indie te openen, gaa ik nu, met meer zekerheids en grooter vertrouwen, voort, om den voortgang van Gemeenfchap met dat Land af te tekenen, op het geleide van Schryveren, die gebeurtenisfen vernaaien nader aan hun eigen leeftyd voorgevallen , en ten welken opzigre zy volkomener en naauwkeuriger berigten ontvangen hadden. De eerfte vastigheid van eenige buitenlandfche Magt in Indie, welke verzekerd kan worden door eene blykbaarheid , die eenige maate van geloof verdient , is die der Perfiaanen, en zelfs van deeze hebben wy flegts een zeer algemeen en twyfelagtig berigt. Darius, de Zoon van iiystaspes, fchoon-door toeval of kunflenaary ten Throon verheeven, bezat zodanige werkzaame en onderneemende bekwaamheden, dat  wegens OUD INDIE. 19 dat zy hem dien hoogen ftand waardig maakten. Hy onderzogt de onderfcheide Landfchappen zyns Koningryks naarftiger dan eenigen zyner Voorgangeren, en fpeurde Gewesten van Afia, voorheen weinig bekend , op (z). Veele der Landen , die Zuid - Oost van de Caspifche Zee na de Rivier Oxus ftrekken, aan zyne heerfchappy onderworpen hebbende , voelde hy zyne nieuwsgierigheid aangeprikkeld om een uitgebreider en naauwkeuriger kennis te bekomen van Indie, waaraan zy grensden. Met dit oogmerk benoemde by scylax van Carijandra om het bevel te voeren over eene Scheepsvloot, uitgerust te Caspatyrus, in het Land van Pactyen (het heden daagsch Pehkely) aan het bovenfte gedeelte van den bevaarbaaren loop van de Rivier Indus, met last om dien Stroom af te vaaren, tot dat hy den Oceaan zou bereiken., Scylax volvoerde, fchoon met veel moeite, en onder veelvuldige hindernisfen, deezen last: want hy befteedde niet minder dan twee jaaren en zes maanden, om de Schepen van de plaats , waar hy aan boord ging, tot de Arabifche Golf te brengen (a). Het verhaal, door hem gegeeven van de volkrykheid, vrugtbaarheid, en de verregaande vordering in befchaafdheid, van dat gedeelte van Indie* waar hy door voer, deedt darius ongeduldig haaken om meester te worden van een zo veel bezittend Land» Zulks (3) Herodot. Lib. IK c. 44. (0) Herodot. Lib, IK c. 43, 44». B 2 I. afdre- LING.  f. afdeeling. 2© ONDERZOEK Zulks volbragt hy fchielyk, en, fchoon zyne vermeesteringen in Indie n'et blyken zich uitgeftrekt te hebben buiten de ftreeken door den Indus befproeid, worden wy , egter, opgeleid, om een hoog denkbeeld te vormen van de rykheid, en het getal der Inwoonderen, in ouden tyde, als wy leezen, dat de fchatting, daar door darius geheeven, bykans een derde gedeelte bedroeg van de geheele inkomften der Perföfche Monarchy {¥). Maar, noch deeze Scheepstocht van scylax , noch de vermeesteringen van darius, tot welken dezelve aanleiding gaf, fchenken ons eene algemeene kennis van Indie. De Grieken, het éénig verlichte Volk van dien tyd in Europa, floegen weinig agts óp de verrigtingen van Volken door hun als Barbaaren aangemerkt , bovenal in Landen verre van de hunne verwyderd: en scylax hadt het verhaal van zyne Reize opgevuld met zo veele tastbaar fabel- ag- (F) Herodot. Lib. ÏIT. c. po - 06. Het berigt der Inkomften van de Perfifche Monarchen, door herodotus, is opmerkelyk, en fchynt rfgefchreeven uit een openbaar Register, hem medegedeeld. Volgens 't zelve was het ?■ rnfche Ryk verdeeld in twintig Satrapyen, of Landvoogdyen. De fchatting, van ieder geheeven, wordt byzonder opgegeeven , en bedraagt in 't geheel 14,560 Fub fthe Trlenten, welke Dr. arbuthnot gelyk fielt met 3.807,437 Ponden Sterling. Eene fom zeer klein voor de inkomften van dien.grooten Koning, en'die weinig overeenkomt met veele gebeurtenUfen wegens den rykdom, de pragt en weelde, van het Oosten, welke ons by oude Schryvers voorkomen..  WEGENS OUD INDIE. 21 agtige omftandigheden (V) , dat hy zich fchynt onderhevig gemaakt te hebben aan de rechtmaatige firaffe, waaraan Perfoonen, die eene doorfteekende neiging tot het won-derbaare betoonen , dikvvyls onderworpen zyn, dat men ze met wantrouwen hoort, zelfs dan, wanneer zy volkomen waarheid ^verhaalen. Omtrent honderd en zestig jaaren naa de Regeering van darius hystaspes, ondernam alexander de groote zyn Tocht na Indie. De wilde uitfpattingen van drift, de onbetaamelyke buitenfpoorigheden van onmaatigheid, en de pochende ten toonfpreidingen van trotsheid,al te veelvuldig in het gedrag van dien buitengewoonen Man, hebben zyn Character dermaate vernederd, dat de voortreffelykheid van zyne verdienden, als Overwinnaar, Staatsman, of Wetgeever, zelden op den juisten prys gefchat zyn. Het onderwerp myns tegenwoordigen Onderzoeks leidt my om zyne verrigtingen alleen uit één oogpunt te befchouwen; doch het zal my in ftaat ftellen, om een treffend tafereel op te leveren van de grootheid en uitgeftrektheid zyner Plans. Alexander de groote fchynt, korten tyd naa zyne eerfle gelukkige Veldtochten in Afia, het denkbeeld gevormd te hebben om eene Algemeene Monarchy op te rigten; haakende na de Heerfchappy der Zee zo wel als de» Lands. (V) Philostrat, Fit, Apoll. Lib. III. c. 47? en Nrite 3, van olearius tzetzet, Chiliad. VIL Ters 630. B 3 ï. afdeeling.  I. Afdee- LING. « ONDERZOEK Lands. Uit de bewonderenswaardige poogingen der Tyriers te hunner eigene verdediging , zonder eenigen Bondgenoot of Befchermer, vatte hy een hoog gevoelen op van de hulpmiddelen, die de Zeemagc fchenkt, en van den rykdom uit den Koophandel, byzonder uit dien op Indie, te haaien , welke hy bevondt dat de Burgers van Tyrus geheel in hunne magt hadden. Met oogmerk om zich van dien Handel te verzekeren , en 'er eene plaats voor te vestigen , in veele opzigten beter dan Tyrus, grondvestte hy, zo ras de bemagtiging van Egypte voltooid was, eene Stad naby een der monden van den Nyl, die hy met zyn eigen Naam vereerde; met zo veel oordeels was deeze plaats gekoozen, dat Alexandrie welhaast de grootfte Koopftad wierd der Oude Wereld: en, niettegenftaande veele opeenvolgende Ryksomwentelingen, geduurende achttien Eeuwen de hoofdzetel bleef des Handels met Indie (d). Te midden van de Krygsverrigtingen op welken alexander welhaast verpligt was zyne aandagt te vestigen, liet hy de begeerte, om den winstryken Handel, dien de Tyriers op Indie gedreeven hadden, in zyne handen te krygen, niet vaaren. Kort daarop ontftonden 'er gebcurtcnisfen , die niet alleen deeze begeerte bevestigden, en 'er meer fterkte aan gaven; maar hem het uitzigt openden om de (/f) G'fchieder.is van America, door w. robert-* ion. I Deel, bl. 23.  wegens OUD INDIE. 23 de Opperheerfchappy te verkrygen over Landen , die de rest des Memchdoms zo kostbaare Waaren leverden. Naa zyne beflisfende overwinning, op de Perfiaanen behaald, werdt hy, in het naazetten van den laatften darius en van bes sus, den Moordenaar diens ongelukkigen Konings, genoodzaakt dat gedeelte van Afia door te trekken, 't welk van de Caspifche Zee voorby de Rivier Oxus loopt. Oostwaards kwam hy tot Maracanda (e), toen eene Stad van eenige vermaardheid, en gefchikt, om, in een volgend Tydperk, onder den hedendaagfchen naam van Samarcand, de Hoofdltad te worden van een Ryk niet minder dan zyn eigen in uitgebreidheid of magt. In het verloop van eenige maanden , door eenige Landfchappen trekkende tot nog onbekend aan de Grieken, in eene rigting dikmaals digt aan Indie grenzende , en onder een Volk gewoon veel daar op te handelen, leerde hy veele zaaken, betreffende den toeftand van een Land (ƒ), 't geen langen'tyd het voorwerp van zyne overleggingen en wenfchen geweest was Qr); die weetenfchap deedt zyn verlangen , om 'er in te vallen , nog bet opblaaken. Vaardig en beflisfend in alle zyne belluiten, toog hy uit fiactria, en trok die keten van bergen over, welke, onder verfcheide benaamingen, den Steenen Gordel en op de gemoederen der Krygslieden, ver» O") Strabo, Lib. XV. p. 1027. C. & Not. 5. 'afaub.  wegens OUD INDIE. 27 vcrpJigt was het op , en last, te geeven, om weder na Perfie te keeren (k~). 1 Het (k~) Arrian. Lib. V. c. 24, 25. 't Is vreemd dat alexander in de Landfchappen, aan Indie grenzende , geen zodanig berigt ontving van de, op vast bepaalde tyden, Regens in dat Land, 't welk hem de ongefchiktheid toonde om zyne Krygsverrigtingen aldaar voort te zetten, tcrwyl die Regens aanhielden. Zyn Tocht in Indie nam een aanvang omtrent het afioopen der Lente ,arriak. Lib. II'. c. 22 , toen d.e Regens aireede begonnen waren in 't gebergte, van 't welke alle de Rivieren in de Panjab voortkomen, en die gevolglyk zeer hoog gezwollen moeten geweest zyn, eer hy derzelver oevers bereikte, rennell, p. 268. — Hy trok den Hydaspes over in 't midden van den Zomer, omtrent het fterkfte van het Regenfaifoen. In een Land, waardoor zo veele breede Rivieren loopen, moet een Leger te velde, in dit Jaargctyde, zeer veel geleden hebben. Eene naauwkeurige befchryving van den aart deezer Regenvlaagen en Overftroomingen ,in dit gedeelte van Indie, veifchaft ons arrian. Lib. F. c. p, en nog volkomener strabo, Lib. XF. p. 1013. 't Geen zy' daardoor uitgeftaan hadden, deedt de foldaaten van alexander klaagen, s t r a b o, Lib. XF. p. ic2i, en niet zonder grond; nrardemaal het zeventig dagen langonophoudelykgeregend hadt,d 10dor. sic. Lib. XVU, c. P4. — Etne omftandigheid, welke aantoont met welk eene naauwkcungheid de Officiers van alex ander alles in dat gedeelte van h>die opmerkten, verdient gemeld te worden. Aristobulus tekent in zyn Dagboek op. dat, hoewel 'er zwaare ftortregeus vallen in't gebergte, en in de landen daar omftretks , in de vlskten beneden geen eene Regenvlaag viel, strabo Lib. XF. p. 1031. B. 1015. B. Major rennell was onderrigt, door een a^nzienlyk Man, die zich in dit gedeelte van Indie onthouden hadt, 't welk thans zelden door de Europeaancn bezogt wordt, dat, geduurende een groot gedeelte van den Zuid - West Pasfaatwind, of ten minften in de Maanden July, Augustus, en een gedeelte van September, 't welk de Regentydis in meest alle an- I. afdeeling.  28 ONDERZOEK I. afdeeling. Het tooneel deezes merkwaardigen bedryfs was aan den oever van de Hyphafis, thans Beyah , de uiterfte grenspaal van alexander's vordering in Indie. Hier uit is openbaar, dat hy de geheele uitgeftrektheid van de Panjab niet doortrok. De Zuid- andere ftreeken van Indie,de Dampkring, in de Delta van den Indus, doorgaans bewolkt is; doch dat 'er geen regen valt dan zeer digt by zee. In de daad, weinig Regenbuien heeft men 'er, ftaande dit geheele faifoen. Capitein hamilton verhaalt, dat, toen hy Tatta bezogt, aldaar in drie jaaren geen Regen gevallen was , Memoires,^. 288. —Tamerlane, die, door de nabyheid van den zetel zyns Ryksbeftuurs aaa Indie, de middelen hadt om wel onderrigt te worden van den aart des Lands, vermydde de dwaaling van alexander, en deedt zyn Krygstocht na Indie in het drooge faifoen. —— Naardemaal nadir shaii, 20 toen hy in Indie viel in den Jaare 1738, als wanneer hy, in het volgend Jaar, te rug keerde, door dezelfde Landftreeken trok als alexander, en bykans in dezelfde rigting, kan niets ons een treffender denkbeeld geeven van den volftandigen yver des Macedonifchen Overmeesteraars , dan de befchryving der zwaarigheden, welke nadir shah moest te boven komen, en de moeilykheden , welke zyn Leger verduurde. Schoon bekleed met volftrekt gezag, en voorzien van onmeetelyken rykdom, en niet min uitmuntende door groote bekwaamheden dan door langduurige ondervinding, in den oorlog, hadt hy het verdriet om een groot gedeelte zijns volks te verliezen, by het overtrekken der Rivieren van de Panjab, by het dringen door het Gebergte ten "Noorden van Indie, en in de gevegten met de woeste Inboorelingen der Landen, welke zich van de oevers van den Oxus uitftrekken tot 3e grenzen van Perfie. Een belangryk verhaal van dien wedertocht, en het leed daar op geleeden, vinden wy in is Me morten van khojeh abdulkurreem, een Cashmerian van Rang, die in 't Leger van nadir ihah diende. ' .  wegens OUD INDIE. ap Zuid-Westlykfte grenzen daar van worden gevormd door eene Rivier, oudtyds bekend onder den naam van den Hydrufus, en nu by dien van de Setlege, tot welke alexander nooit nader kwam dan den Zuidlyken Oever van de Hyphafis , waar hy twaalf zeer groote Altaaren oprigtte, om tot gedenktekens van zynen Krygstocht te dienen; en die, (wanneer wy geloof mogen flaan aan den Leevensbefchryver van apóllo*oius iyanjEUs) nog overig waren, met leesbaare Opfchriften , toen die geestdryvende Sophist Indie bezogt , driehonderd en drieënzeventig jaaren naa den Krygstoeht van alexander (/> De breedte van de Panjab, van Ludhana aan de Setlege tot Attock aan den Indus, wordt berekend op tweehonderd en negenënvyftig Geographifche Mylen, in een rechte lyn; en alexander's marsch, op dezelfde wyze berekend, ftrekte zich niet wyder uit dan tweehonderd Mylen. Maar, zo in zyn heenen gaan, als in zyn wederkeeren, werden zyne Legers dermaate over het Land verfpreid, en waren menigmaal in zo veele onderfcheidene Smaldeelen werkzaam, terwyl alle zyne beweegingen zo juist afgemeeten en bepaald waren door Lieden des kundig, die hy ten dien einde in bezolding hadt, dat hy eene zeeruitgeftrekte'en naauwkeurige kennis verkreeg van dat gedeelte van Indie (jn). Toen CO Philostr. Fita Apollon. Lib. II. cap. 43. Ed. Oir ar. Lipf. 1709. (w) Plin. Nat. Hist. Lib. FI. c. 17. I. afdeeling.  30 ONDERZOEK h /fdeeling. Toen alexander, by zyn te rugtocht, de oevers van den Hydaspes bereikte, bevondt hy, dat de Officiers, aan welken hy last gegeeven hadt om zulk een aantal Schepen te bouwen en te verzamelen als hun mogelyk was , zyne bevelen met zo veel vlycbetoons, en een zo gelukkigen uitflag, volvoerd hadden, dat 'er een talryke Vloot gereed lag. Dewyl alexander, te midden van zyn Krygszugt , en dolle woede om Vermeesteringen te maaken, nimmer zyne bedaardere en handelbegunftigende ontwerpen uit het oog verloor , was die Vloot beftemd om den Indus af na den Oceaan te vaaren, en van deszelfs mond na de Perfiaanfche Golfte flevenen, om dus eene Gemeenfchap ter Zee te openen tusfchen Indie en het middelpunt zyner Heerfehappye. Het bewind over deezen Tocht vertrouwde hy aan nearchüs, een Officier bekwaam tot zulk een gewigtige post. Maar, vermids alexander, door zyne Eerzugt, zich aangeprikkeld voelde om vermaardheid langs alle wegen te bejaagen,en gefield was op het beflaan van nieuwe en fchitterende onderneemingen, vergezelde hy n e a r c h u s in het afvaaren der Riviere. De Toerusting was, in de daad, zo groot en heerlyk, dat ze verdiende aangevoerd te worden door den Vermeesteraar van Afia. Dezelve beftondt uit een Leger van honderd en twintig duizend Man, en twee honderd Olyphanten, en eene Vioot van bykans twee duizend Schepen, onderfcheiden in grootte sn gedaante : aan boord van dezelve was een  wegens OUD INDIE. 31 een derde gedeelte der Krygsmagt ingefcheept, terwyl de overige in twee verdeelingen, de eene aan de rechter, en de andere aan de flinker, zyde der Riviere , de Vloot volgde. In het voorttrekken werden de Volken, die de oevers bewoonden, tot onderwerping gedwongen, of overgehaald. Opgehouden door de veelvuldige verrigtingen, waar toe hy zich uit deezen hóófde genoodzaakt vondt, zo wel als door den rraagen voortgang van zulk een talryke Vloot, befteedde alexander meer dan negen maanden eer hy den Oceaan bereikte (»). [Dat eene Vloot van bykans tweeduizend Schepen, in zulk een korten tyd, kon byeen gebragt worden, moet, in den eerften opflage, ongelooflyk voorkomen. Arrian ü s verzekert ons , nogthans, dat hy, in de opgave van dit getal, ptolemeus , den Zoon van lagus, volgde, wiens gezag hem volwigtig voorkwam. (0) Maar, dewyl het Land Panjab vol is van bevaarbaare Rivieren, langs welken alle gemeenfchap tusfchen de Inboorelingen onderhouden wordt , hadt het een overvloed van Vaartuigen voor den Overwinnaar gereed, zo dat men gemaklyk dit getal kon zamenbrengen. Indien wy geloof flaan aaa 't verhaal des inyals van semiramis in Indie, waren 'er niet minder dan vierduizend Schepen in den Indus verzameld om haare Vlooc we- (») Strabo, Lib. XF. p 1014. (e) Arrian. Lib. FI. c. 3. T. afdee- ling.  AFDEELING. 32 ONDERZOEK wederftand te bieden (/>). 't Is opmerkelyk* dat, wanneer mahmoud van gaznah in Indie viel, eene Vloot op den Indus by een gebragt was om hem te wederilaan, uit een gelyk getal Schepen beflaande (#). ] Alexander's doordringen in Indie, langs deezen weg, betekende veel meer dan langs den voofgemelden. En, wanneer wy agtflaan op de veelvuldige beweegingen zyns Legers, op het getal der Steden van hun vermeesterd,'en op de onderfcheide Staaten , welken zy te onderbragten , mag hy gezegd worden, de Landen, welke hy doortrok, niet alleen gezien, maar doorkeeken te hebben. Dit gedeelte van Indie is, in laateren tyde, zo min door de Europeaanen bezogt, dat noch de ligging der plaatzen, noch derzelver afftanden , met dezelfde naauwkeurigheid kunnen bepaald worden als in de binnenlandfche Gewesten, of zelfs in de Panjab. Dan, volgens de naafpeuringen van den Major rennell, met niet min oordeels dan vlyts gedaan, kan de afftand van die plaats aan den Hydaspes, waar alexander zyne Vloot uitrustte , van den Oceaan niet minder zyn dan duizend Britfche Mylen. Van dit «itgebreide Land munt (ƒ<) D10dor. sic. Lib. II. c. 74. . (?) Dit is de V Aantekening van robertson; die'er by voege: Wy ieeren uit ai] een akbery, dat de Inwoonders van dit gedeelte van Indie, nog heden ten dage, alle gemeenfchap met elkander te water onderhouden ; de Ingezetenen van de Circar, of Tatta, alleen, hebben niet minder dan veertig duizend Scheper; Van onderfcheiden maakzel. Vol. II. p. 143.  wegens OUD INDIE. 33 munt een groot gedeelte, byzonder de Opper Delta, zich uitftrekkende van de Hoofdftad het oude Malli, nu Moultan, tot Patala,het hedendaagsch Tatta, uit,in Volk.ykheid en Vrugtbaarheid f>). Alexander, wel voldaan over het 'olbrengen deezer hachlyke onderneeming, bragt, korten tyd, naa dat hy den Oceaan bereikt hadt, zyn Leger te land na Perfie te rug. Het bevelhebberfchap, over de Vloot, met een groot aantal Krygsvolk op de Schepen, liet hy aan nearchus, die, naa eene Kustreize van zeven maanden , dezelve behouden op de Perflaanfche Golf in den Euphraat bragt (Y). [Alle deeze byzonderheden zyn ontleend uit de lndiaanfche Gefchiedenis van arrianus, een der keurlyktte Verhandelingen , door de Oudheid ons overgehandreikt. Het verdient, in 't voorby gaan, nader gekend te worden. Het eerde gedeelte beftaat in Uittrekzels uit het berigt, gegeeven door nearchus, van de Lugten Grondsgefteltenisfe van Indie, en de Zeden der Inboorelingen. Het tweede behelst het Dagverhaal diens Krygsbevelhebbers, op zyn Reize van den Mond van den Indus tot het diepfle van de Perfiaanfche Golf: verfcheide, hier opheldering verfchaffende, aanmerkingen kunnen wy niet voorby, plaats te geeven. Voor- (r) Rennell, Mem. 68. &c. (V) Pi.in. Nat. Hifi. Lib. VI. c. 23. C li afdee, ling.  34 ONDERZOEK L AFDEE.L-ING. Vooreerst is het opraerkclyk, dat noch nearchus, noch ptolembus, noch, ajïistobulus, noch zelfs ariuanus, éétwmal gewag maaken van de Reis van scylax (7), Dit kon niet ontdaan uit hunne onkunde deswegen; want herono rus was de geliefde Schryver, in de handen van elk Griek, die eenigen eisch op Letterkunde maakte. Het kwam waarfchynlyk voon uit hoofde van de redenen, die zy hadden om re geloofwaardigheid van scylax te wantrouwen. Overeenkoatftig hier mede, verzekert alexander. in een gefprek,'t welk arrianus hem in den mond legt, dat hy, behalven Êcchus, de eerlle was, die den Indus doorvoer; 't welk influit. dat hy niet geloofde 't geen wegens scylax verhaald wordt-, en geen kennis droeg van 't geen darius hystaspes gezegd wordt gedaan te hebben, om dat gedeelte van laaie aan de Psrfifche Kroon te onderwerpen («). Dit gevoelen wordt bevestigd door megasthenês, die zich langen tyd in Indie onthieldr. Hy verzekert, dat, uitgenomen i,acchus en hercules, alexander de cerire was die indie introk (y~)- Wyders wordtn vuy door arrianus onderrigt, dat de As/a- ca- (?) Zie hier boven, W. ip. (i;) Areian. Lib. VIL c. :io. 00 Arujan. Hifi. 1' die. c. 5. Strabo verwondert zich, dat fry rrn ÖéÈ2e F-belrgtige Tochten eenig geloof gelkr^en hxbbj. Lib.Xt ."p. 1007.D.  wegens OUD INDIE. 35 cani, en andere Volken, die dit Land bezaten, 't geen nu den naam draagt van het Koningryk van Candahar, fchatting betaalden, eerst aan de Asfyriërs, vervol- , gens aan de Meders en Perfen (V). Naardemaal alle vrugtbaare Landfchappen ten Noord-westen van den Indus, oudtyds, gerekend werden een gedeelte van Indie te weezen, is het waarfchynlyk, dat de Schatting, van dezelve geheeven, de fom uitmaakte, gefield op de Schattinglyst uit welke iierodotus zyn berigt ontleende van de Jaarlykfche inkomften des Perfifchen Ryks, en dat geen der Landfchappen , ten Zuiden van den Indus, ooit aari den Koning van Perfie onderworpen ware. Ten anderen, verfchaft deeze Reis van nearchus eenige treffende blyken van de onvolkomene kunde, welke de Ouden hadden van eenige Scheepvaart, onderfcheiden van die aan welke zy in de Middellandfche Zee gewoon waren. Schoon de veel onderwindende geestgefteltenis, en de wydftrekkende oogmerken , van alexander hem aanfpoorden, om ter Zee eene gemeenfchap te openen, tusfchen Indie en de Landen zyner Perfifche Heerfchappye, wisten hy en nearchus beiden zo luttel van den Oceaan, dien zy wenschten te bevaaren, dat zy vreesden zulks ondoenlyk te zullen vinden, uit hoofde van ondoorvaarbaare Straaten of an- dê- (w) Ar Rian. Hifi. Ir.dk. c. li ""Cs i. \fdeeling.  335 ONDERZOEK T. afdee ling. dere hindernisfen (ar). Wanneer de Vloert - digt by den Mond van den Indus kwam, levert de verbaasdheid, verwekt door den . fterken Vloed en Ebbe van het Gety in den Indifchen Oceaan, een ander bewys op van hunne onkunde in de Zeevaart. Van dit verfchynfel hadden alexander en zyne Tochtgenooten geen kennis (jy). En is 'er geen reden om ons te verwonderen over hunne verbaasdheid: dewyl de Getyen in de Middellandfche Zee naauwlyks merkbaar zyn. en verder dan de kundigheid aan deeze ftrekte zich. die der Grieken en Macedoniërs niet uit. {z) De Getyen aan de Kust, by den Mond van den Indus, loopen zeer hoog; de uitwerkzels daar van zyn verbaazend, inzonder* heid die fchielyke en fïuitfche inbreeking van het Gety in de monden der Rivieren en Straaten in Indie, bekend onder den naam van Bore Ca). Ein- (x) Arrian. Hifi. Indie. c. 20. Q. Curt. Lib. IX. c. 9. (j) Arrian. Lib. VI. c. 19. (z) Om dezelfde reden was, by de Romeinen, toen zy met hunne overwinnende Wapenen in de Landen kwamen aan den Atlantifchen Oceaan gelegen, of aan de Zeekusten, welke daar mede gemeenfchap hebben, die nieuw verfchynzel der Getyen een voorwerp van verwondering en fchrik. Cesah befchryft de ontzetting zyner Krygsknegten by deezen Springvloed , die groote fchade roebragt aan de Vloot, met welke hy in Brittanje viel, en erkent dat het eene vertooning was, aan welke zy niet gewoon waren. Mll- Gallic. Lib. IV. c. 29. (a) Deeze zo genaamde Bore wordt naauwkeurig be.  wecens OUD INDIE. 37 Eindelyk. De loop der Reize van n earchüs, de Voorgebergten, de Kreeken, de Rivieren, de Steden, de Bergen, welke hem op dezelve voorkwamen, zyn zo klaar befchreeven, en de afllanden der voornaamfte zo duidJyk uitgemeeten, dat de Heer befchreeven door rennell, Introd. XXIV Mem. 278. In de Peripïus Maris Erytfortti, p. 26, vinden wy gewag van deeze Wacergetyen, en de bcfchryving ftemc zeer juist overeen met die van de Bore. Plinius geeft, in zyn Nat. Hifi. Lib. XIII. c. 25, een zeer vergrootend verflag van de Getyen in den IniHfchen Oceaan. Rennell fchynt te denken, dat alexa,\i:er en diens ïochtgenooten zo onkundig niet hebben kunnen weezen van de Getyen; naardemaal HERoDOTus de Grieken onderregr. hadt, „ dat in „ de Roode Zee, alle dagen, een geregelde Ebbe en „ Vloed ging", Lib. II, c 11. Dit is al de verklaaring door herodotus van dat verfchynzel gegeeven. Dan by de Ouden ontmoeten wy voorbeelden van onopletcenheid op gevallen, door agtenswaardige Schryvers verhaald, die heden ten dage verbaazend voorkomen. Schoon herodotus, gelyk ik aangemerkt heb, een vry breed verhaal gaf van de Reis door scylax volvoerd, neemen noch alexander, noch diens Gefchiedfchryvers, deeze gebeurtenis eenigzins in opmerking. — Ik zal, hier naa , gelegenheid hebben, om een nog merkwaardiger voorbeeld op te haaien, van de onoplettenheid der laatere Schryveren, op eene naauwkeurige befchryving, welke herodotus van de Caspifehe Zee gegeeven hadt. Uit deeze en andere foortgelyke voorbeelden, welke het ligt zou vallen op te haaien, mogen wy befluiten, dat de ter loopfche vermelding van den geregeiden Vloed en Ebbe in de Roode Zee, geene genoegzaame reden oplevert, om het verhaal van arrianus , wegens de verbaasdheid van alexander's Krygsvolk, toen zy voor de eerfte keer de zonderlinge uitwerkzels van het Gety aan den Mond Van den Indus zagen, als ongelooflyk te verwerpen, c 3 t. afdeel1mg.  ï afdeeling. 38 ONDERZOEK Heer d'ainville, door dien re vergelyken mee de daadlyke gefteltenisfe des Lands, volgens de beste berigten, zo oude . als hedendaagfche, in ftaat geweest is de meeste Plaatzen aan te wyzen, welke nearchus opnoemt, met eene maate van zekerheid, die zo zeer tot eere (trekt van de geloofwaardigheid des Griekfchen Scheepsvoogds, als van den vlyt, de ge» 'leerdheid en fchranderheid des Franfcheh Aardryksbefchryvers (b~). 3 Op deeze wyze opende alexander eerst de deur der kennisfe van Indie aan de Volken van Europa, en het uitgebreide gedeelte daar van werd met grooter xaauwkeurigheid gade geflaagen, dan men zou hebben kunnen verwagten van den korten tyd, welken hy zich in dat Land onthieldt. Gelukkig werd een juist verslag, niet alleen van zyne Krygsverrigtin"gen, maar van alles wat optekenenswaardig was in de Landen, waar deeze voorvielen, opgefteld in de Dagboeken van drie zyner voörnaamfte Bevelhebberen piolemeus de Zoon van lagüs, ari- sto- (b) Mem. de Literat. Tom. XXX. p. 132. &c. Hedendaags wordt de naam van Roode Zee aan de Arabifche Golf gegeeven; maar de Ouden noemden den 'Oceaan,die van die Golf na Indie loopt, de Erythrjaiifchi Zee, na Koning erythras, van wien tóen niets meer weet dan den naam, welke, in 't Grieksch, Rood betékent. — Uit deeze toevallige betekenis des woords is het gevoelen ontïlaan, dat die Zee van eene andere kleur was dan andere Zeeën, en gevolg'.yk gevarrlyker te bevaaren. het in ['] beflootene is de VI Aantekening van robertso-m  wegens OUD INDIE. 39 stobulus en nearchus. De twee eerstgemelde hebben onzen tyd r.iet be' reikt; doch het is waarfchynlyk dat de gewigtiglte byzonderheden, daar in vermeld, bewaard zyn; dewyl arrianus betuigt, dezelve ais zyne Gidfen gevolgd ■te hebben, in zyne Gefchiedenis des Krygstochts van alexander (V) ; een Werk, 't geen, hoewel opgefteld, langen tyd naa dat Griekenland zyne Vryheid verlooren hadt, en in eene Eeuw, toen vernuft ea fmaak in verval geraakten, ) Arrian. Lib, VI. c. 2.  wegens OUD INDIE. 41 re tedere en ranke geftalte, hun donkerverwige kleur, hun zwart ongekruld hair, hun katoene kleeding, hun leeven geheel van voedzel uit het Plantenryk, hun verdeeling in afzonderlyke .Stammen of Casten, welker Leden nooit door huwelyk zich ondereen vermengen; de gewoonte der Vrouwen om zch nevens hunne afgeftorvene Mannen te verbranden, en veele andere byzonderheden, in welke-alle zy volmaakt gelyken op de hedendaagfche IJindoos. In een breedfpraakig verflag, omtrent dit alles te treeden, zou hier ontydig zyn; maar dewyl het onderwerp, fchoon weetenswaardig en belangryk, ons onvermydelyk zou brengen tot ontvouwingen, niet wel ilrookende met den aart van een Gefchiedkundig Werk, zal ik myne gedagten daarover befpaaren tot een aanhangzel, 't geen ik my heb voorgefleld aan dit geschiedkundig onderzoek te hegten, in hoope dac het eenig bykomend licht moge verfpreiden , over den oorfprong en natuur van den Handel op Indie. Hoe veel cok de Wesrer-wereld aan den Tocht van alexander verfchuldigd was, vóór de kennis van Indie, doorzog! hy Hechts een klein gedeelte van dac uitgeftrekc Land. Zyne Krygsverrigringen breiden zich niet verder uit, dan het hedendaagsch Landfchap Lahor, en de Landen aan de oevers van den Indus van Moultan tot de Zee. Deeze, nogthans, werden bezien met die maate van naiuwC 5 keu | afdes- ling.  4 2 ONDERZOEK l AFDEE LING. i 1 ] 1 I C keurigheid, welke ik reeds vermeld heb.; . en 'c is eene byzonderheid, die in opmerking verdient genomen te worden, .dat* dit gedeelte van Indie, 't welk de Europeaanen eerst intraden, en waar mede zy, in ouden tyde, best bekend waren, thans minder bekend is dan bykans eenig ander gedeelte van dat vaste Land (/)■ noch Koophandel, noch Oorlog, aan welke, door alle Eeuwen heen, de Aardrykskunde haare verbeteringen voornaamlyk te danken hebbe, heeft eenig Volk van Europa aangezet, om 't zelve op te zoeken, en nader te bezigtigen. Indien een vroegtydige dood geen einde gemaakt hadt aan de Regeering van den Maccdonifchen Held, hebben wy reden om te denken, dat Indie, door de Ouden, volkomener zou opgefpeurd zyn, en dat de Heerfchappy der Europeaanen 'er zich twee duizend Jaaren vroeger zou gevestigd hebben. Toen alexander in Indie, rukte, hadt hy iets meer op 't oog dan een kortftondïgen inval, 'c Was zyn plan, dat uirgeftrekte en ryke Land aan zyn Ryk te hegten, en fchoon de wederftree/ende geest zyns Legers hem, op dien :yd, noodzaakte de voortzetting van dit >ian op te fchorten, was hy verre van iet te laaten vaaren. Een algemeene >efchouwing van de maatregelen, door lem ten dien einde aangewend, voor te raagen, derzelver voeglykheid en waar- fchyn- (ƒ) Rennell, Mem. p. 114.  wegens OUD INDIE. 43 fchynlyk flaagen aan te wyzen, is niet vreemd van het onderwerp deezes Ondersoeks, en zal ons een juister denkbeeld, dan gewoonlyk, doen vormen, van het oorfpronglyk vernuft en de uitgebreide Staatkundige Wysheid, waar in deeze vermaarde man uitvlak. Toen alexander Beheerfcher werd van het Perfijche Ryk, befpeurde hy vroeg, dat hy, met al de magt van zyne Erfheerfchappye, verfterkt door de Krygsbenden, welke de invloed, dien hy ver^ kreegen hadt over alle de Staaten. van Griekenland, hem in ftaat ftelde daar te werven, geen hoope kon fcheppen om Landen, zo uitgeftrekt en volkryk,in onderdaamgheid te houden; dat, om zyn Gezag zeker en duurzaam te maaken, 't zelve gevestigd moest weezen in de genegenheid der Volken door hem te onder gebragt, en gehandhaafd worden door hunne Wa? penen: en dat, om dit voordeel te verwerven, alle onderfcheidingen tusfchen de Overwinnaars en de Overwonnenen moesr ten vernietigd , en zyne Europifche en Ajiaüfche Önderdaanen, met elkander, tot één lichaam gebragt worden: zo dat zy één Volk waren, door het gehoorzaamen van dezelfde Wetten, door het aanneemen van dezelfde Zeden, Inftellingcn en Tugt. Hoe fchoon dit plan van Sotedsattié mogt weezen, en welgefchikt tot het bereiken van .zyn oogmerk, kon niets fneei aanioopen tegen de begrippen en vooroordeelen zyner Landsgenooten. De Grieken koes- I. afdee' lino.  44 ONDERZOEK I. afdee ling. koesterden zulke hoogvliegende denkbeel. den van de hoogte, tot welke zy waren opgevoerd, door Befchaafdheid en Wee, tenfchap, dat zy de rest des Menschdoms naauwlyks voor Natuurgenooten fchynen te hebben willen erkennen. Aan alle andere Volken gaven zy de vernederende benaaming van Barbaaren, en beweerden, in gevolge van hunne eigene hooggeroemde meerderheid, het regt van Heerfchappy over hun te bezitten, op dezelfde wyze als de Ziel over het Lichaam heerscht, en de Mensch over de onredelyke Dieren. Hoe buitenfpoorig deeze aanmaatigingons nu moge voorkomen, dezelve vondt, tot fchande der oude Wysbegeerte, ingang in alle de Schooien. Ar isï ote le s, vervuld met dit gevoelen, tot welks onderfchraaging hy bewyzen, die eer fyngefponnen dan bondig mogen heeten (g), bybrengt, raadde alexander de Grieken als Onderdaanen. en de Barbaaren als Slaaven te beheerfchen, de eersrgemelden als Medegenooten, de laatstgenoemde als Schepzels van een minderen rang aan te merken (h) Maar de gevoelens van den Kweekeling waren min bekrompen dan die zyns Leermeesters, en zyne ondervinding, in het beheerfchen der Menfchen, leerde den Monarch, wat de hefpiegelende Wcetenfchap yan den Wysgeer niet ontdek- - te. f» Ar is tot. Folit. F. c. 3 — 7. O) Pr, ut. de Fortuna Alex. Orat. I p. 30". VOL Vil. Ed. Reisie. Strabo, Lib. I. p. 116 A.  wegéns OUD INDIE. 45 te. Korten tyd naa de overwinning van Arbela,namen alexander, en, op zyn aanraaden, veelen zyner Krygsbevelhebberen, de Perfifche Kleeding aan, en fchikten zich naar veele hunner Gewoonten. Ten zelfden tyde zette hy de Perfifche Edelen aan om de Zeden der Macedoniëren té volgen, de Griekfche taal te leeren, en fmaak te vinden in de fchoonheden der fraaije Schryveren in die taaie, toen algemeen beoefend en bewonderd. Om de vereeniging volkomener te maaken, befloot hy eene der Dogteren van darius te trouwen, en koos Vrouwen voor honderd " zyner voornaamfle Officieren, uit de aanzienlykfte Perfifche Familien. Hunne Egtverbintenisfen werden met veel pragts en feestlykheids gevierd, tot groote blydfchap des overwonnen Volks. In naavolging dier voorbeelden, trouwden meer dan tien duizend Macedoniërs, van minder rang, Perfifche Vrouwen; aan elk deezer gaf alexander een Huwelyksgefchenk, ten blyke van zyne goedkeuring huns gedrags (i). [Alexander was zo zeer bedagt, om deeze vereeniging zyner Onderdaanen Volkomen te maaken, dat men, naa zynen dood, onder andere grootfche plans door hem ontworpen, een befluit vondt, om verfcheide nieuwe Steden te bouwen, ee. 3 ni- T) Arrian. Lib. VIL c. 4. Plut. de Fort. Ahx p 304. I. afdeeling.  ONDERZOEK t AFDEELING. nige in Afia, en eenige in Europa, dia in Afia mee Europeaanen, en die in Europa met Afiaanen, te bevolken, „ ten „ einde door hun over en weder trou„ wen, en het uitwisfelen van goede dien„ ften, de Inwoonders van deeze twee „ groote Landen, allengskens, eene gelyk„ heid van gevoelens mogten krygen, en aan elkander door onderlinge toegene„ genheid verbonden worden" (£).] Onophoudelyk arbeidde alexander öm zyne Europifche en Afiatifche Onderdaanen door de onverbreeklykfte banden aan elkander te hegten; dan hy liet de zekerheid zyner nieuwe vermeesteringen niet geheel daar op aankomen. In elk Land, door hem te ondergebragt. koos hy bekwaame Standen , waar hy Steden bouwde en verfterkte; in deeze plaatlle hy bezettingen i, deels beflaande uit zodanige Inboorelingcn, als zich naar de Griekfche Zeden en tugt fchikten, deels uit zulken zyner Europifche Onderdaanen, als afgemat waren door de vermoeienisfen van den Krygsdienst, en na rust baakten in een beftendig verblyf. Deeze Steden waren menigvuldig, en dienden niet alleen als een keten van posten, om de gemeenfchap tusfehen de onderfcheide Landen zyner Heerfchappye te bewaaren; maar als Sterkten om het vermeesterde Volk in vrees en . ik) Diod srcuL Lib XFIIL c. 4. Dit is de VII Aantekening van robertson.  wegens OUD INDIE. 47 en bedwang te houden. Dertig duizend zyner nieuwe Onderdaanen in deeze Ste- , den geoefend, en naar de Europifche wyze gewapend, vertoonden zich voor alex- . ander, te Sufa, en werden door hem gevormd in dat gedrongen en vast lichaam van Voetknegten, by den naam van de ' Phalanx bekend, 't welk de fïerkte van een Macedonisch Leger uitmaakte. Maar, om zeker te gaan van het gezag over deeze nieuwe Krygsbende, en dezelve kragtiger te doen werken, bepcialdehy, dat eik Bevelhebber, 't zy hooger of laager van rang, een Europeaan zou weezen. Naardemaal het menschlyk vernuft, in dezelfde omftandigheden, natuurlyk de toevlugt neemt tot dezelfde hulpmiddelen, hebben de Europifche Mogenheden, die tegenwoordig in hunne Indifche Gewesten een groot aantal Inboorelingen in Krygsdienst neemen, dezelfde grondregels in bet oprigten der Troepen gevolgd; en, waarfcbynlyk zonder zulks te weeten, hunne Battalions Scapoys gevormd, op dezelfde beginzelen als alexander zyn Phalanx van Perfiaanen. Hoe verder alexander zyne Overwinningen voortzette aan de oevers v?.n den Euphraat, welke aangemerkt mogen worden als het middelpunt zyner Heerfchappye. vondt hy het noodig een grooter getal van Steden te bonwen , en te verfterken. Verfcheide deezer, ten Oosten en ten Zuiden van de Caspifche Zee, worden door de oude Schryveren vermeld : I. i.FDSEling.  48 ONDERZOEK t. AFUERLING. mëlds cn in Indie zelve ftigtte hy twee Steden op de oevers van de Hydaspes, en een derde aan die van de Acefmes, beide bevaarbaare Rivieren, die, naa derzclver Stroomen vereenigd te hebben, in den Indus vallen (7). — Uit de keus dier Standplaatzen is het blykbaar, dat hy ten oogmerke hadt, eene gemeenfchap met Indie open te houden, niet alleen te land, maar ouk ter zee. 't Was voornaamlyk met uitzigt op dit laatfte, dat hy, (gelyk ik reeds heb aangemerkt,), de vaart van den Indus met zo veel naauwkeurigheids on- (7) Het fchynt een algemeen aangenomen gevoelen,, dat alexander niet meer dan twee Steden in Indie bouwde, Nic^ea en Btic phalia, gelegen aan de Ilydaspes, de tegenwoordige 'Ckelum, en dat craterus het opzigt hadt over beider bouwing,; Maar het is openbaar uit arrian. Liki F. Cap. tilt , dat hy eene derde Stad fligtte aan de Acefines, nu de Jenaub,onder het beftuur van hépiiestion; en, indien het zyn oogmerk ware, om het bewind over het Land te houden,' fchynt etne verfterkte plaats, aan een der Rivieren ten Zuiden van de Ilydaspes, ter bereiking daar van, noodig geweest te zyn. Dit gedeelte van Indie is, in de laatfté tyden, zo weinig bezogt, dat men,met gee'ne moge-' lykheïd, de nette ligging dier Steden konne aanwyzen. Indien p. tieffenthaler grond heeft voor zyne gisfing, dat de Rivier, thans Rauvee geheeten, de Actftnes van arrianus is, bernouilli, Vol. F. p. 39, wordt het waarfchynlyk, dat deeze Stad niet verre- van Lahore gebouwd was, een der gewigtigfie plaatzen in dat gedeelte van Indie, en, in de dyeen Ahbery , voor een Stad van zeer hooge oudheid opgetekend. Maar rennell geeft, myns oor'ieels, goede redenen op, om te veronderftellen, dat la Jenaub de Acefines der Ouden is.  wegens OUD INDIE. 49 onderzogt. Met het zelfde oogmerk bezag hy, by zyn wederkeeren van Sufa, in perfoon, den loop van den Euphraat en Tiger, en gaf last tot het wegneemen der dammen , dje de oude Monarchen van Perfie, daar toe aangezet door een byzonder voorfchrift van hunnen Godsdienst, 'i welk hun geboodt met de uiterfle zorgvuf digheid zich te wagten voor het befmetter van een der Hoofdftoffen, gelegd hadder by de monden deezer Rivieren, om hunnei Onderdaanen den toegang tot den Oceaai te beletten (nf). Door de Zeevaart in dee ze Cm") Arrian, Lib. Vï. c. 7. Strab. Lib. XV p. 1074. De Godsdienftige zwaarigheden , welke d Per feu maakten om eene reis ter Zee te doen, ware by de Ouden bekend. P l i n i u s verhaalt, van ee der Magi, door tiridates na Keizer nero te Gezant gezonden: Navigare nolwrat quoniam ez fpuere in Maria, aliisqtie tnortalium necesfitatibu violare naturam eam, fas non putant. Nat. Hisi Lib. XXX. c. 2. Deeze afkeer van de Zee ftrekte zy zo verre uit, dat, volgens de waarneeming va een welonderrigten Gefchiedboeker, geen Stad va eenige bedüidenis in hun Ryk aan den Zeekant g< bouwd was; ammian. marcel. Lib. XXIII. c. ( Wy leeren uit Dr. hydê, hoeonmiddelyk deezedenl beelden verbonden waren met de Leerftellingen vr zoroaster, Rel. Vet. Pcrf. Cap. VI. In alle c Oorlogen der Perfen met Griekenland, beftonden c vlooten van den Grooten Koning, geheel en al, 11 Schepen verfchaft door de Pheniciers, Syriers, t vermeesterde Landfchappen van Klein Afia, en < nabygelegene Eilanden. Herodotus en diod< rus siculus vermelden hoe veel ieder Land o bragt om de vloot zamen te ftellen van twaalf ho derd Schepen, met welke xerxes in Griekenlai viel, en onder deeze is 'er geen één aan Perfie t hoorende. Hier by is het niet ongepast óp te m< D ke I. afdeeling. I l I r • a i 1 1 t 1 1 | rt e d it .e le 1'- $ e;f-  5o ONDERZOEK U afdee ling. zer voege te openen, ftelde alexander - zich voor , dat de kostbaare Koopwaaren van Indie uit de Perfifche Golf zouden ge- - voerd worden , in de binnenfte gedeelten van zyne Afiatifche Heerfchappyen, terwyl dezelve, over de Arabifche Golf, na Alexandrie zouden gaan, en van daar verder de wereld door. Hoe groot en wydftrekkend deeze ontwerpen ook mogten weezen , de voorzorgen genomen , en de fchikkingen gemaakt om ze te volvoeren, waren zo veelvuldig en zo goed, dat alexander reden te over hadt , om op een gelukkigen uitflag te hoopen. Ten tyde dat de muitzieke geest zyner Krygsknegten hem noodzaakte zyne Krygsverrigtingen in Indie te ftaaken, hadt hy den ouderdom van dertig jaaren nog niet bereikt. In dit onderneemvolle tydvak des leevens, moest een Vorst, van een zo werkzaamen , volftandigen en onvermoeiden aart, ken, dat, volgens herodotus, wiens gezag onbetwistbaar is in dit ftuk, de Vloot onder het bevel ftondt van ariabigines, een Zoon van darius, die verfcheide Satrapen van hoogen rang onder zyn bewind hsdt; Perfen zo wel als Meden dienden als Soldaaten aan boord, herod. Lib. VII. c. 96. 97, Door welke beweegredenen, of op welk gezag, zy aangezet werden, in deezer voege te handelen, kan ik niet verklaaren. Ter oorzaake van eenige GodsdienlUge zwaarigheden, gelyk aan die der Perfen, weigeren veelen der Inboorlingen van Indostan , heden ten dage, aan boord van een Schip te gaan of ter Zee te dienen, en nogthans hebben, in zommige gevallen, de Seproys, in dienst der Europifche Mogenheden , deeze fchroomvalligheden overwonnen, ;  WEGENS OUD INDIE. 51 aart, welhaast middel gevonden hebben, om een geliefd plan, lang bedoeld, te hervatten. Indien hy Indie ten tweede maale hadt aangevallen, zou hy, als de eerfte keer, niet in de noodzaaklykheid geweest zyn , zich den weg te baanen door vyandlyke en onbezogte Gewesten, by eiken flap opgehouden door Volken en Staramen van Barbaaren, wier naamen nooit in Griekfche ooren klonken. Geheel Afia van de Stranden der Jonifche Zee, tot de oevers van de Hyphafis, was dan aan zyne Heerfchappye onderworpen geweest ; en door die verbaazende uitgeftrektheid Lands, hadt hy zulk een aantal Steden of verfterkte Plaatzen (/z) gebouwd , (V) De Heer le baron de sainte-croix fchynt, in zyne verftandige en geleerde Critique des Historicns d'Alexandre le Grand, p. 96, eenigen twyfel te koesteren, ter aanziene van het getal der Steden, welke alexander gezegd wordt gebouwd te hebben. Plutarchus, )•] Wat hier van ook zyn moge, seleucus zou waarfchynlyk veel verder gegaan zyn , indien hy zich niet genoodzaakt gevonden hadt, het voortzetten van deezen loop te eindigen, om zich aan te kanten tegen an tigonus, die zich toerustte om de Landen, aan seleucus onderworpen, aan de fpitze van eene ontzaglyke Legermagt aan te tasten. Eer hy zyn Optocht na den Euphraat begon, floot hy een Verdrag met sandracott u s ; in gevolge, waarvan die Monarch het Koningryk, door hem verkreegen, gerust behieldr. Maar de magt en de bezittingen der Macedoniër en fchynen ongefchonden gebleeven te zyn, geduurende de Regecring van seleucus, die twee en veertig Jaaren , naa den dood van alexander, een einde nam. Met oogmerk om eene vriendlyke gemeenfchap met sandracottus aan te kweeken, koos seleucus een Bevelhebber, m agast hen es geheeten, die alexander op den Tocht na Indie vergezeld r» Dit is de XI Aantekening van den Heer rq- 11r t s o n. D 5 I. afdeeling.  I. afdee LtNG. 58 ONDERZOEK zeld hebbende, eenige kennis- van het - Land en de Zeden der Inboorelingen bezat , en zondt deezen als Afge/ant na Pa. libothra (V). In deeze wydberoemde Hoofdftad van de Prafy, aan de oevers van de Ganges gelegen, onthieldt zich mag asthe nes verfcheide Jaaren, en was, naar allen fchyn, de eerfte Europeaan, die immer deeze groote Rivier befchouwde, dezelve overtreft alle andere in de Oude Wereld, in uitgeftrektheid (7), en is niet min uitfteekend van wegens de Vrugtbaarheid der Landftreeken, door weike zy heenen vloeit. — Deeze Reis van magasthe n es , na Palibothra, fchonk den Europeaanen kundigheid aan een wyduitgeftrekt Land , waarvan zy voorheen niets wisten : want alexander toog Zuid - Oostwaards niet verder op , dan tot dat gedeelte van de Rivier Hydraotes of Rauvee, waar de hedendaagfche Stad Lahore ligt, en Palibothra, welks ligging ik als eene groote hoofdzaak in de Aardrykskunde van Oud Indie, met alle aandagt heb nagegaan, fchynt (V Straso, Lib. ff. p. 121. &c. Arrian. Hist. hid. pasfira. Qtj Rennell geeft 'er ons een verheeven denkbeeld van, door ons te berigten, „ dat de Gan„■ ges , naa dat dezelve voortgefprooten is in een „ bergagtig land, waar door zy meer dan acht hon„ derd mylen loopt, Mem. p. 233, onder het ftroo„ men door de vlakten, elf Rivieren ontvangt, van „ welke eenige zo groot zyn als de Rhyn, en geene ,, kleinder dan de Theems , behalven veele andere „ van minder beduidenisfe, p. 257.  wegens OUD INDIE. 59 fchynt my toe dezelfde Stad te weezen met de hedendaagfche Stad Allahabad, by den zamenloop der twee groote Rivieren Jumma en Ganges (v). Naardemaal de weg van La- 00 In het bepaalen der ligging van Palibothra , heb ik het gewaagd van den Heer rennell te ver» fchillen , en dit doe ik met wantrouwen. Volgens strabo was Palibothra gelegen aan de vereeniging van de Ganges, met eene andere Rivier, Lib. XF. p. 1028. A. Arrianus is hier over nog uitdruklyker. Hij plaatst Palibothra aan de zamenvloeijing van de Ganges en de Erranaboas, welke laatfte hy befchryfc als kleinder dan de Ganges en de Indus; maar grooter dan eenige andere bekende Rivier; Hist. Ind. c. ioj ■Deeze berchryving der ligging ftrookt volmaakt met die van Allahabacl. P. boudier, aan wiens waarneemingen de Aardrykskunde van Indie veel verfchuldigd is, zegt-, dat de Jumna, by haare vereeniging met de Ganges, hem in grootte niet minder voorkwam dan die Rivier; d'anville Antiq. de Pinde. p. 53 Allahabad is de naam aan die Stad gegeeven dooi den Keizer akbar, die 'er een fterk Kafteel oprigtte van 't welk wij een fraaije aftekening hebben , uitge geeven door Mr. hodges, No. IF. of his SeleL Fiemvs in India. De oude naam, by welken zy noj bekend is onder de Hindoos, is Praeg of Piyag, ei het volk des Landfchaps wordt Praegi geheeten; ' 'welk eene fterke overeenkomst heeft met Prafy, d< •oude benaaming des Koningryks waar van Palibothiu de Hoofdftad was; p. tieffenthaler cte ber nouilli. Tom. I. p. 223. D'anville, p. 56 Allahabad is zulk eene bekende zetel van de Gods dienftigheid der Hindoos, dat zy den naam draag van de Koning der Godsdienflig vereerde Plaatzen Ayeen Akbery, Vol. I'. p. 35- De grond daa „ omheenen, tot de uitgeftrektheid van veertig mylen „ wordt voor heiligen Grond gehouden. De Hin „ doos gelooven , dat, wanneer iemand te deezer plaai „ ze fterft, hy in zyne naastvolgeude wedergeboort ontvangen zal wat hij wenscht. Schoon zy leeraf „ rei I.' AFDEELING. [ : [ t r 1  6a ONDERZOEK T. AFDEE LING. Lahore na Allahabad door eenige der . bestbebouwde en ryklle Landfchappen van In- ,. ten lat Zelfmoord in 't algemeen door pynigen hier „ n: naals zal geftraft worden, merken zy het nog„ thans als verdienstlyk in iemand aan, dat hy zich „ te Allahabad doode ; Ayeen Akbery , Vol. III. p. 256. P. tieffenthaler. befchryft de onderfcheide Voorwerpen van Godsdienftig Eerbetoon te Allahabad, die nog met groote eerbiedenisfe bezogt worden door een onnoemlyk getal Bedevaartgangeren; bernouilli, Tom. % 224. Uit alle deeze omftandigheden mogen wy opmerken, dat Allahabad eene plaats is van hooge oudheid, en dezelfde legging heeft met het oude Palibothra. De Heer rennell vondt zich bewoogen om Palibothra dezelfde ligging te geeven met Patna, voornaamüjk om deeze twee redenen. — Vooreerst om dat hy verftaan hadt, dat, op of naby de plaats waai Patna Iag,oudtyds eene zeer groote Stad geweest was , Patelpoot - her of Patalipputra geheeten, 't welk zeer gelykt naar den ouden naam Palibothra. Schoon er thans geene zamenloop van twee Rivieren te Patna is, kreeg hy berigt, dat de vereeniging van de Soar.e met de Ganges, thans twee en twintig mylen boven Patna, voorheen onder de wallen dier Mad ware. De Rivieren in Indie veranderen zomtyds derzelver loop op eene zonderlinge wyze , en "hy brengt eenige treffende voorbeelden van zulke ftroomverleggingen by. —— Maar, eens toegeftaan zynde, dat de berigten der Inwoonderen, wegens de verandering in den loop der Soane, volkomen nauwkeurig waren, twyfel ik wel zeer of het berigt van a r r i a n u s , wegens de grootte der Erranaboas toepasfelyk zon wezen op die Rivier; zeker zo juist niet als op de Jumna. - Ten tweeden, fchynt de Heer re nnell eenigermaate tot dit befluit bewoogen door den Wegwyzer van plinius, of de Tafel der afftanden Van Taxila, (het hedendnagfche Attock) tot den mond van de Ganges, Nat. Rist. L. II. c. 17. Doch de afftanden daar in zyn zo onnaruwkeurig, en , in zommige gevallen , zo tastbaar verkeerd, dat niemand 'er zich  wegens OUD INDIE. 61 Indie loopc, rees het denkbeeld van de waarde des Lands, naar gelange men het nader leerde kennen. Diensvolgens maakte 't geen megasthenes op zyne Reis na Palibothra, en geduurende zyn verblyf te dier Stede, waarnam, zulk een indruk op zyn hart, dat hy zich opgewekt vondt om een breed Verhaal van Indie uit te geeven; ten einde, by zyne Landsgenooten, een diepgaander indruk van de aangelegenheid deezes Gewests te wege te brengen. Uit zyne Schriften fchynen de Ouden meest al hunne kennis, wegens den inwendigen Staat van Indie, ontleend te hebben; en de vergelyking der drie breedfte Vernaaien deezes Lands, van diodorus zich met zekerheid op kunne verlasten. Daarvolgem is Palibothra vier honderd en vyf en twintig mylet beneden den zamenloop van de Jumna en Ganges ge legen. De daadlyke afftand egter tusfchen Allahabac* en Patna is niet meer dan twee honderd Britfche my len. Van een zo groot verfchil kan men geen reder geeven , zonder een grooten misflag in den wegwy zer te veronderftellen ; of dat de plaats der zamen vloeijing van de Jumna met de Ganges eene veran dering ondergaan hebbe. Voor de eerfte deezer ver onderftellingen is (in zo verre ik weet) geen geza{ uit eenig Handfchrift ontleend , en voor de laatib fpreekt geene overlevering. De Heer rennell heef de redenen bygebragt, welke hem bewoogen om d legplaats van Palibothra met die van Patna voo dezelfde te houden, Mem. p. 49 — 54- Eenige de tegenwerpingen, welke hem gemaakt zouden kunne worden, heeft hy voorzien, en getragt op te losfen en , naa alle- wat ik 'er heb bygevoegd, zal het m niet verwonderen, indien myne Leezers, in dit Aan rykskundig gefchil, eer tot de zyde van rennkli dan de myne,overgaan. I. afdeeling. i l t r r i i V  6z ONDERZOEK I. afdeeling. rus siculus, strabo en arrianus, toont duidelyk, door de groote gelykheid, dat zy de woorden van hem nafchreeven. Maar, ongelukkig, was megasthenes zo zeer op het wonderbaare gefield, dac hy de waarhéden, door hem verhaald, mee veele buitenfpoorige vercieringen vermengde. Tot hem klimmen de Fabelagtige Verteïtingen op, van Menfchen met ooren zo lang dat zy 'er zich in konden inwinden, van andere met één oog, zonder mond, zonder neus, met een langen voec en agterwaards gekromde teenen, van een Volk drie fpannen hoog, van wilde Mannen met hoofden in de gedaante van een wigge, van Mieren zo groot als Vosfen, die goud opdolven, en veele andere even wonderbaare dingen (w). De Uittrekzels uic zyn Verhaal , ons door strabo, arrianus en andere Schryvers , naagelaaten , fchynen niet geregtigd tot eenig geloof, indien zy geen fleun krygen door inwendige baarblyklykheid, en bevestigd worden door het geheugenis van andere oude Schryveren, of zamen[temmen mee de ondervinding van laatere Jagen. Hec berigt, nogthans, door megasthenes gegeeven, van de Afmeetingen ïn Aardrykskunde van Indie, is keurig en 'uist. Zyne befchryving van de Magt en den Hykdom der Prafy gelykt volkomen op die 0*0 Strabo, Lib. XX. p. 1032. A. 1037. C.  wegens OUD INDIE. 6*3 die zou hebben kunnen vervaardigd worden, van eenige der groote Staaten in het hedendaagsch Indostan, vóór de vastflelling der Mahomedaanfche of Europifche magt in Indie , en ftemt overeen met de befcheiden , welke alexander wegens die Volk ontvangen hadt. Hy kreeg tyding, dat zy gereed ftonden om hem wederftand te bieden aan de oevers van de Ganges , met een Leger, beltaande uit twintig duizend Ruiters, tweemaal honderd duizend voetknegten , en twee duizend gewapende wagens (x); en magasthenes verhaalt, dat hy gehoor hadt by sandracottus, op een plaats, waar deeze gelegerd was met een Leger van vier honderd duizend man (jy). De verbaazende grootte, welke hy toefchryft aan Pa' libothra, als niet minder dan tien mylen in de lengte, en twee mylen in de breedte haaiende , omringd door muuren , op welke men vyfhonderd en zeventigToorens telde, en in dezelve vier en zestig Poorten, zou misfehien door de Europeaanen gerekend worden onder de wonderen, in welker verhaal hy zo veel vermaak fchiep , indien zy thans niet wel onderrigt waren van de ruime wyze, waar op de Steden in Indie gebouwd zyn,en niet met zekerheid wisten, dat dit Land, in vroegeren tyde zo wel als tegenwoordig, mogt roemen op (V) Diod. sicul. Lib. XVII. p. 232. Q. Curt. 'Lib. IX. c. 2. (y) Strabo, Lib. XV. p. 1035. C. I. ftFDEEling.  64 ONDERZOEK I. afdeeling. op Steden van nog grooter uitgeftrekt* heid (z). DitGezantfchap van megasthenes by sandraco ttus en een ander van d aima chus, by diens Zoon en Opvolger allitrochidas, zyn de laatfte verrigtingen van de Syrifche Monarchen met Indie, waar van wy eenig berigt hebben. [Want ik zal niet fpreeken van den kortflondige inval in Indie door antiochus den groot en , omtrent honderd negen en zeventig jaaren laater dan die zyns Voorzaats seleucus. Wy weeten niets meer van deeze Krygsverrigting , dan dat de Syrifche Monarch, naa den oorlog dien hy voerde tegen de twee aan 't muiten llaande Landfchappen Parthia en BaEtria geëindigd te hebben, Indie introk, en den vrede fluitende met sophagasenus, een Koning des Lands , van hem een aantal Olyphanten, en een fomme Gelds, ontving (a). ] — En kunnen wy met geene zekerheid den tyd bepaalen, of de wyze befchryven , waar op de bezittingen der Syrifche Vorften in Indie hun ontnomen werden, 't Is waarfchynlyk dat zy zich genoodzaakt vonden dit Land , korten tyd naa den dood van seleucus, te verhaten (b~). Maar, (z) Rennell, Mem. eg. 50. (a) Polyb. Lib, X. p. 597. &c. Lib. XI. p. 561. Ed. Cafaub. Justin. Lib. XF. c. 4. Bayer, Hist. Regn. Greecor. Bactr. p. 69. &c. Dit is da XIV Aant. van robertson. (£) Justin. Lib. XF. c. 4.  wegéns OUD INDIE. 65 Maar, fchoon de groote Monarchen van Syrië, omtrent dit tydperk, deeze Landfchappen in Indie, welke aan hunne Heer fchappy onderworpen geweest waren, verIooren, onderhielden de Grieken in een kleinder Koningryk, zamengefteld ^uit eenige overblyfzels van alex» ndër's Ryk, nog eene gemeenfchap met Indie, en deeden 'er zelfs eene vry groote landaanwinning. Deeze beftondt 'in het Koningryk Bactria , oorfpronglyk toebehoord hebbende aan seleucus; doch zynen Zoon, of Kleinzoon, ontweldigd, en tot een onafhangelyken Staat gemaakt, omtrent negen en zestig Jaaren naa den dood van alex-* ander. Wegens dit Koningryk, moeten wy ons te vrede houden, met eenige onvolkomene aanduidingen, uit de oude Schryvers, op te zamelen. Uit deezen leeren wy dat de Handel van 't zelve met Indie groot was; dat de Vermeesteringen der Bactriaanfchc Koningen in dat Land uitgebreider waren dan die van alexander zelve, en in 't byzonder, dat zy het bezit herkreegen van de Landftreek naby den mond van den Indus , door Alexander vermeesterd (V). —- Elk der zes Vorften, die in Bactria heerschten , volvoerden hunne Krygsverrigtingen in -Indie met zo veel geluks, dat zy diep in 't harte dat dezelve omtrent honderd en dertig jaarea gellaan hadt. [Dan eene Gebeurtenis, terloops door strabo verhaald, en die de nafpeurende vlyt van den Heer de guignes ontglipt is. Hemt wonderwel overeen met het verhaal der Chi-  wegéns OUD INDIE. 67 Chineefche Schryveren, en bekragtigt hetzelve. De Grieken, fchryft hy, werden van Bactria beroofd , door Stammen of Horden van Scythifche Nomaden , die te voorfchyn kwamen uit het Land over de Jaxartes ; en bekend zyn onder de naamen van Afy, Pafiani, Tachari en Sacarauli (e). De Nomaden by de Ouden waren Volken, die, gelyk de Tartaar en, geheel, of althans grootendeels , als Veehoeders leefden, zonder zich met den Landbouw op te houden (ƒ)]• Zints deezen tyd, tot het afloopen der Vyftiende Eeuw, wanneer de Portugeefen, de Kaap der Goede Hoope omzeilende, eene nieuwe Gemeenfchap met het Oosten openden, en hunne overwinnende wapenen in elk gedeelte van Indie voerden, verkreeg geene Mogenheid, in Europa, daar eenigen Landëigendom, of oefende 'er eenige Heerfchappy. Geduurende dit Tydperk van meer dan zestien honderd jaaren, fchynen alle ontwerpen, om vermeesteringen in Indie te maaken, geheel geflaapen te hebben , én geen Volk onderflondt iets meer dan het onderhouden van Handelgemeenfchap met dat van rykdom overvloeiend Land. In Egypte werd de Zetel van die Handelgemeenfchap gevestigd, en wy kunnen niet, zonder ons te verwonderen, ontdekken, ("O Strabo, Lib. XI. p. 779. A. Cf) Dit is de XV Aantekening van roberts on. E a ï. afdeéling.  I. afdeeling. 63 ONDERZOEK ken, hoe fchielyk en hoe geregeld de Handel met het Oosten gedreeven werd, door dat Kanaal, waar door de fchranderheid van alexander beftemd hadt, dat dezelve zou vloeijen. Ptolemeus, de Zoon van lagus, plaatfle, zo ras hy bezit genomen hadt van Egypte, den Zetel des Ryksbewinds te Alexandria, Door eenige gezagbetooningen, en veele weldaadige fchikkingen, doch voornaamlyk door den roem zyner zagte en billyke Regeering, trok hy zulk eene menigte van Inwoonderen na deeze geliefde verblyfplaats, dat dezelve welhaast in een volkry. ke en welvaarende Stad veranderde. Vermids ptolemeus het vertrouwen van alexander volkomener verdiend en bezeten hadt, dan iemand zyner Krygsbevelhebberen, wist hy zeer wel, dat het hoofdoogmerk van dien Vorst, in het grondvesten van Alexandria, geweest was, zich te verzekeren van de Handelvoordeelen met Indie. Eene lange en voorfpoedige Regeering begunftigde de volvoering van dac oogmerk; en, fchoon de oude Schryvers ons niet in Haat Hellen om de Happen na te gaan, die de eerfte ptolemeus deedt om 't zelve te volbrengen, hebben wy een doorflaand blyk van zyne buitengemeene agtgeeving op de zaaken der Zeevaart, dewyl hy een lichtende Baak oprigtte op het Eiland Paros, aan den mond der Haven van Alexandria (g): een Werkftuk zo Cg} Strabo, Lib. WIL p. 1140. C.  wegens OUD INDIE. 69 zo heerlyk uitgevoerd, dat men het onder de zeven Wereldwonderen telde. Wat de fchikkingen op den Koophandel van zyn Zoon ptolemeus philadelphus betreft, hebben wy volkomener narigten. Om den Handel op Indie, (die in Tyrus, deszelfs oude Stapelplaats, begon te herleeven (^) ) in Alexandria te doen zamenloopen, begon hy een Kanaal te vervaardigen, honderd Cubiten breed, en dertig Cubiten diep, tusfchen Arfinoe aan de Roode Zee, niet verre van daar het tegenwoordige Suez ligt, en de Pelu/iac, of Oostlykften Arm des Nyls, door middel van welk Kanaal, de Voortbrengzels van Indie, geheel te water , na die Hoofdftad zouden hebben kunnen vervoerd worden. Maar'tzydat, om reden van zeker gevreesd gevaar wegens het voltooijen, dit werk nooit ten einde gebragt werd; of dat men dit Kanaal, van wegen de langzaame en gevaarlyke vaart aan het Noordeinde van de Roode Zee, van te weinig gebruik vondt, ptolemeus bouwde, om de gemeenfchap met Indie gemaklyker te maaken, eene Stad aan den Westlyken oever dier Zee, bykans onder den Keerkring, aan welke hy den naam van Berenice gaf (/). Deeze nieuwe Stad werd weldra de Stapelplaats des Indijchen Handels. [Naar- (h) Strabo, Lib. XFI. p. 1080. A. (7) Strabo, Lib. XFII. p. 1156. D. Plijs. Nat. Hifi. Lib. FI. c. 29. E 3 I. afdeeling.  ?o ONDERZOEK I AFDEELING. : ] < i < ( { l d n [Naardemaal de afltand van Arfinoe ,iham Suez, van den Nyl veel kleinder was, dan die tusfchen Berenice en Coptos, konden, langs deezen weg, alle de Koopwaaren, in de Arabifche Golf gebragt, zeer fpoedig en onkostbaarst in Egypte gevoerd worden. Maar de vaart op de Arabifche Golf, die, zélfs in den tegenwoordigen gevorderden fbat der Zeevaardye, langzaam toegaat en bezwaarlyk valt, werd, in ouden tyde, door de Vulken daar rondsom woonende, zu hoogstgevaarlyk gerekend, dat zulks hun bewoog om zodanige Benaamingen te geeven aan verfcheide Uithoeken,. Baayen en Havens als een treffend denkbeeld opleveren van den indruk, die de vrees deezes gevaars op hunne verbeelding gemaakt hadt. Den ingang van de Golf noemden zy Babelmandeb, zo veel als de Voort der droefenisfe; aan eene Haven , liet verre van den ingang verwyderd, gazen zy den naam van Mete, dat is Bood. ïene Uthoek, digrdaarby, werd door hun ïardefan, dat is, de Kaap der Begraaenisje, geheeten. Andere benaamingen, die >p 't zelfde uitkomen, worden vermeld loor den Schryver, aan wien ik deeze onlerrigting verfchuldigd bén (k). h Is, lerhalven , niet te verwonderen , dat de apel van den Indiaanfchen Handel van het foord-einde der Arabifche Golf verlegd, wierd" (k) Bruce's Traveh, Vol. I. p. 442. &c. Zie t gedeelte vertaald in de N. AÏgcm. Vadert. Letroef en. V. D. II. St. bl. 501. enz. Vert.  wegens OUD INDIE. 71 wierd naa Berenice; dewyl deeze verplaatzing een gevaariyke vaart zeer opkortte. . Dit fchynt de hoofdreden geweest te zyn, die ptolemeus bewoog, om de Haven van Gemeenfchap met Indie te Berenice te plaatzen \ naardemaal 'er andere Havens aan de Arabifche Golf waven, veel nader dan deeze aan den Nyl. In een laater tydperk, naa-de verdelging van Coptos, door Keizer biocletianüs, onderrigc ons abulfeda (/), dat de Indifche Koopwaaren van de Roode Zee naa den Nyl gebragt wierden , laogs den kortflen weg, te. weeten, van Cosfier, waarfchynlyk de Philoteras Portas van ptolem eu s, na .Cous, de Ficus Appollonis, eene reis van vier dagen. Het zelfde berigt van den afftand werdt door de Inboorlingen aan Dr. pococke opgegeeven (»;)• In gevolge hiervan, veranderde Cous ,. van een klein Dorp in eene Stad in Opper Egypte, in grootte het naastkomende aan Fostat, of Oud Cairo.- — Laater werd, uit oorzaaken, welke ik niet kan verklaaren, de Handel van de Roode Zee over Cos fier verplaatst na Kene, verder de Rivier af dan Cous («)• Hedendaags worden alle de voortbrengzels van Indie in Egypte gevoerd ter Zee van Gidda na (/) Abulfeda, Defcript. Egypt. Ed. Michaelis, p. 77- ■ (m) Pococke, Travels,.No\: I. p. 87. \n) Abulfeda, p. 13-77- D'anville, Egypte, p. 106-200, E 4 - I. \fdeeling.  7* ONDERZOEK I. AFDEE LING ] ] l 1 1 ( | j t c s & c \ € j d g ri '< ■V' Is SWz, en dan op Kameelen na Cairo gebragt , of over land mede genomen door de Caravane - wederkeerende van de Bedevaard na 3'Jecca (o). Dit is, zo verre ik het aeb kunnen nagaan, een volledig berigt, /an alle de onderfcheide wegen, langs welke alle de Voortbrengzels van het Oosten ia den Nyl gebragt zyn , zints de eerfte apening van die Gemeenfchap (p)]. Van Berenice werden de Goederen te and gebragt na Coptos, eene Stad drie iryien van den Nyl gelegen; doch welke remeenfchap met die Rivier door een vaarbaar Canaal, van 't welk nog eenige ovei)lyfzels voor handen zyn (V). en voeren lan den ltroom af na Alexandria. De af- 0) Niebuhr, Voyage. Tom. I. p. 224., Voliey, Tom. I. p. 188. (p 't Is zonderling, dat p. sicard. Mem. des Wcsfions dans le Levant, Tom. II. p. 157, en eenie andere agtenswaardige Schryvers, veronderftellen, at Cosiier het Berenice zy, aangelegd door ptole11 us, fchoon pto 1 emeüs de breedte fielt op 230 , o', en strabo de ligging opgeeft als ten naastenby nder dezelfde Parallel met die van Syéiiè. Lib. II. . 195. D. Ingevolge van dien misflag, heeft men de ierekening des afftands, tusfehen Berenice en Coptos, p twee honderd en acht en vyftig mylen voor vereerd gehouden;pococke, p. 87. Maar,devvyl plt1 u s niet alleen den geheelen afltahd opgeeft ; maar e onderfcheide posten op den weg noemt, en het etal der Mylen tusfehen elk meldt, en den Wegwyzer an antoninus volkomen met de opgave van pli. ius overeenflemt, d'anvii.le,Egypte, p. 21, is r geen- reden altoos, om de naau'wkeurigheid daar m ir) twyfel te trekken. Dit, met het ingeflootene, de XVI Aantekening van hobertson, (q) D'anville, Mem. de P Egypte, p. 21.  wegens OUD INDIE. 73 afïtand tusfehen Berenice en Coptos was, volgens plinius, twee honderd en acht ai en vyftig Romeinfche mylen (r),ende weg i liep door de VVoestyn van Thebais , by- kans geheel van water verftooken. Maar de aandagt eens magtigen Monarchs voorzag in het vervullen deezer behoefte, door het laaten opzoeken van waterwellen, en waar men deeze aantrof deedt hy Herbergen , of, om meer in den Oosterfchen ftyl te fpreeken, Caravanferas bouwen , tot gemak en verfrisfmg der Reizigeren (s). Langs deezen weg bleef de Gemeer fchap tusfehen het Oosten en Westen twee honderd en vyftig jaaren aanhouden, zo lang Egypte een onaf hangelyk Koningryk was. De Schepen , na Indie beilemd, vertrokken van Berenice , en , volgens de oude wyze van Scheepvaart, langs de Arabifche kust vaarende, na het voorgebergte Syagrus, (thans Kaap Rafalgatef) hielden zy koers langs den Perfifchen oever , of rechtftreeks mPattala, (nu Tatta,) boven aan de Neder Delta van den Indus, of eenige andere Marktplaats aan de Wesrkust van Indie. Tot dat gedeelte van Indie, door alexander bezogt en te onder gebragt, fchynt de Handel onder de befcherming der Egyptifche Koningen een geruimen tyd bepaald gebleeven. Naderhand volgde men een gemaklyker koers, en de Schepen zeilden van Kaap Rafalgate rechtftreeks na Zize- 'rus. (r) Zie de Aantekening («) hier boven. (V) Stt.abo, Lib. 'WIL 1157. D. 1169. E 5 % 'deeing.  I. afdeeling. 74 ONDERZOEK rus. Dit was , volgens den Heer d e montesquieu het Koningryk van Sigertis, aan de Zeekust, niet verre van den mond van den Indus, vermeesterd door de Griekfche Monarchen van Bactria (f) ; volgens den Heer rennell was het eene Haven aan het Noordlyk gedeelte van de Malabarfche Kust (u). Oude Schryvers hebben ons zodanige naarigten niet naagelaaten, als ons in iTaat Hellen om mee zekerheid uitfpraak te doen , welk van deeze twee tegenovergeiielde gevoelens den meesten grond heeft. Ook kunnen wy met geene naauwkeurigheid aanwyzen , welke de andere Havens in Indie waren, door de Kooplieden van Berenice bezogt, toen die Handel eerst geopend werd. Dewyl zy Schepen, die weinig laadden, gebruikten, en befchroomd de kust langs kroopen, is het waarfchynlyk, dat hunne Reistochten binnen zeer enge perken omfchreeven waren , en dat men, onder de ptolemeussen, geene groote vorderingen maakte in de ontdekking van Indie. [De Egyptenaar■$. ftrekten, naar hec denkbeeld van rennell, onder de ptolemeussen, de Vaart uit tot het uiterfte punt van hec vaste Land van Indie, en zeilden zelfs de Ganges op tot Palibothra (tegenwoordig Patna) (y). Maar was het (/) üEfprit des Loix, Lib. XXL c. 7. (w) Rennell, Introd. p. XXXVII. OJ Re-Nnell, Introd. p. XXXVI.  wegens OUD INDIE. 75 het de gewoonte geweest de Ganges zo verre op te zeilen, dan moesten de binnenfte gedeelten van Indie aan de Ouden veel beter bekend geweest zyn, dan ze ooit waren; en-zy zouden niet aangehouden hebben met hunne berigten, desaangaande j van megasthenes alleen te ontleenen. Strabo beginc zyne befchryving van Indie op eene zeer merkwaardige wyze. Hy verzoekt zyne Leezers met toegeevenheid het verhaal te ontvangen, 't welk hy daarvan oplevert; dewyl het een zeer verafgelegen Land betrof, en door weinige perfoonen bezogt was ; van deeze weinigen, veelen flegts een klein gedeelte des Lands gezien hebbende, verhaalden zy dingen van hooreri zeggen, of, ten besten genomen, wat zy in haast opgemerkt hadden, terwyl zy 'er doortrokken in Krygsdienst of op Reis (»• Hy merkt op, dat weinigen der Handelaaren van de Arabifche Golf ook de Ganoes bereikten (V). Hy beweert dat de Ganges door één mond in Zee uitloopt (j); eene dwaaling tot welke hy niet zou hebben kunnen vervallen, indien het bevaaren dier Riviere, ten zynen tyde, algemeen in gebruik geweest was. 't h waar, strabo' fpreekt van het opvaaren van de Ganges; doch flegts in Yvoorbygaan, en op eene ... i • -en- (V) Strabo, Lib. XF. p. 1005. B. (x~) Ibid. p. 1006. C. (j) Ibid. p. 1011. C. I. AFDEELING.  76* ONDERZOEK I. AFDEELING. enkele plaats f»: terwyl, indien zulk eene groote binnenlandfche Reis, door een digcbevolkt en ryk Gewest, gebruikJyk geweest , of zelfs maar ooit verrigt, ware, door de Romeinfche, Griekfche, of Egyptifche, Handelaaren, deeze eene byzondere befchryving zou verdiend hebben; hier van hadden plinius en andere Schryvers moeten gewaagen: dewyl niets daar aan gelyk zich opdeedc in de Scheepvaart onder de Ouden. Door arrianus, (of wie anders de Schryver moge weezen van de Periplus Mar is Erythrtei,) wordt opgemerkt , dat, vóór de ontdekking van een nieuwen weg na Indie, waarvan wy vervolgens zuilen moeten fpreeken, de Koophandel op dat Gewest gedreeven werd met kleine vaartuigen, die elke Baay in- en omzeilden (a). Schepen van zo ligt een maakzel , en die deeze wyze van zeilen volgden , waren zeer ongefchikt tot eene Reize van zulk eenen afïïand als het omvaaren van de Kaap Comorin, en de Baay van Bengale, na Patna. 't Is niet van waarfchynlykheid vervreemd, dat de Kooplieden , van welken strabo gewaagt, als de Ganges bereikt hebbende, derwaards te land reisden, of uit de Landen by den Mond van den Indus, of van eenig gedeelte der Malabarfche Kust , en dat de Scheepvaart op de Ganges, van welke hy in j ïe weeten Lib. XII & XIII van zvn ff at. Bist. . m  wegens OUD INDIE. 103 veele deezer de voortbrengzels waren van Indie, of daar omftreeks gelegene Gewesten , en de Handel op het Oosten, ten dage van dien Schryver, in eene vry groote uitgeitrektheid gedreeven werd , kunnen wy eenig denkbeeld vormen van de fterke vraag ra dezelve, uit den hoogen prys, voor welken ze, by aanhoudenheid , te Rome verkogt werden. De pryzen van dezelfde Waaren in Oud Rome te vergelyken met die men thans in Engeland betaalt, is geene bloote voldoening van nieuwsgierigheid; maar geefc ons een maatftok in de hand, by welken wy de onderfcheide maate van gelukkig flaagen, waar mede rnen den Indifchen Handel in ouden tyde en hedendaags dreef, cn dezelve in laateren tyde gedreeven wordt (V)-] Ten derden. Was de Zyde, een Voortbrengzel van Indie, te Rome fterk gezogt; en, wanneer wy ons voor den geest brengen de verfcheidenheid van fraaye kunstbewerkingen voor welke dezelve gefchikt is, en hoe veel deeze toegevoegd hebben aan (w) Veele opmerkenswaardige plaatzen by oude Schryvers , wegens den hoogen prys by de Romeinen voor Edelgelteenten en Paarlen bedeed , als mede over het algemeen gebruik derzelven by lieden van allerlei rang, zyn verzameld door meursius de Luxu Romanonim, Cap. 5. en door stanislaus robierzyckitts in zyne Verhandeling over 't zelfde Onderwerp, Lib. II. c. 1. Dr. arbuthnot geefc 'er een voldoenend berigt van in zyne weippge,ftelde Tables of anciens Coins, fVeights', and Meafures, p. 172, &c, Dit is de XXIi Aantekening van ROBERTSQNi G 4 II. AFDEELING.  104. ONDERZOEK II. afdeelino, aan den luister der Kleeding en Toeftel, kunnen wy ons niet verwonderen, dac dezelve in zo groote waarde gehouden werd, by een Volk van Weelde doordronken- De prys, welken men 'er voor befteedde, liep buitetifpoorig hoog ; doch hec werd eene Kleedinq; gerekend al te fyn voor Mannen \ alken Vrouwen van hoogen rang, en fchatryken, droegen dezelve Dit, egter, maakte de vraag na Zyde niet minder geweldig; inzonderheid naa dat het voorbeeld van den verkwistenden elagabalus hec gebruik daar van onder de andere Sexe invoerde , en de Mannen leerde zich te vernederen tot het draagen van dit verwyfde dekzel, gHyk de ftrengheid der oude denkwyze de Zyde kleeding noemde. Twee omftandigheden, wegens den Zydehandel onder de Romeinen, verdienen onze opmerking. Strydig met het geen doorgaans plaats grypc in allen Handelbedryf, fchynt het algemeener gebruik van dat voortbrengzel de ingevoerde hoeveelheid niet vermeerderd te hebben, in zulk eene evenredigheid als beantwoordde aan de fteeds totneemende vraag na 't zelve : de prys der Zyde verminderde niet geduuren^ de hec verloop van tweehonderd en vyftig jaaren, zints den tyd dat dezelve eerst te Rome bekend werd. Onder de Regeering van aurelianus bleef men de Zyde nog tegen Goud opweegen. Die hadt men waarfchynlyk toe te fchryven aan de wyze (x) Tacit. Annales, Lik. II. c. 33.  WEGENS OUD INDIE. 105 ze op welke die ftoffe door de Kooplieden van Alexandrie bezorgd werd. Zy hadden geene rechtflreekfche gemeenfchap met China, het éénigfte Land, waar men, ten dien tyde, de Zydeworm kweekte, en diens arbeid tot een artykel van Koophandel maakte. Al de Zyde , welke zy kogten in de onderfcheidene Havens van Inctte door hun bezogc , was daar in fchepen diens Lands gebragt : en, of door eenig gebrek in kennis om de Zydewormen te kweeken en te behandelen, was de voortbrenging deezer kundige werkzaamheid by de Chineefen zelve fchaars, of de tusfchenbeide komende Handelaars vonden 'er hun voordeel by in de markt te Alexandrie met een kleine hoeveelheid, tot een hoogen prys, te voorzien, dan de waarde door hec vermeerderen van den voorraad te vermin^ deren. De andere omftandigheid , welke ik op 't oog had,is van byzonderder aart,en verfchaft ons een treffend bevvys van de onvolkomene gemeenfchap der Ouden met wydafgelegene Volken , en de gebrekkige kennis welke zy hadden , van derzelver voortbrengzelen in Natuur en Kunst. Hoe zeer men de van Zyde gewerkte Stoffen bewonderde , en hoe vaak Griekfche en Romeinfche Schryvers van Zyde gewaagen, hadden zy, verfcheide eeuwen lang, naa dac het gebruik gemeen geworden was, geen zekere kundigheid of van de Landen aan welken zy die zo geliefde arrykel van ©pfchik moescen dank weeten , of van de ü 5 wy- 11. ƒ< FDEELING.  iot? ONDERZOEK IL AFDEELING. wyze op welke hec voortkwam. Eenigen veronderftelden , dac de Zyde een fyne Dauw was, kleevende aan de bladeren van zommige boomen of bloemen ; anderen hielden dezelve voor eene tedere foorc van Wolle of Katoen; en zelfs zy, die geleerd hadden dat die Stoffe het werk was van een Infect, toonen , door hunne befchryvingen , geen onderfcheiden denkbeeld gehad te hebben hoe dit fpinnen gefchiedde (;y). 'c Was fy) De Heer mahudel heeft , in een Vertoog, aan de Academie des Infcriptions & Belles Lettres,in den Jaare 1719, voorgeleezen, de onderfcheide Gevoelens der Ouden , over de natuur en den oorfprong van de Zyde verzameld, 't welk ftrekt om hunne onkunde teu dien opzigte aan te toonen. Zints de uitgave des Vertoogs van den Heer mahudel, heeft Vader du hal de eene foort van Zyde befchreeven, van welke ik geloof dat hy de eerfte kennis aan de Hedendaagfchen gegeeven heeft. „ Deeze wordt voortgebragt „ door kleine Infecteu, zeer op Slekken gelykende; „ zij vervaardigen geen ronde of langwerpig ronde „ Spinzels gelyk de Zydsworm , maar fpinnen zeer „ lange draaden, die zich hegten aan boomen en ftrui„ ken, wanneer zy door den wind worden opgeno„ men. Men verzamelt ze, en vervaardigt 'er Zyde „ ftofFen van, ruwer dan die komen van de tamme Zy„ dewormen. De Infecten , die deeze ruwe Zyde „ voortbrengen, zyn wild." Dtfcription de PEmpi' re de la Chine, Tom. II. Fol. p. 207. Dit gelykt veel naar de befchryving van virgilius: Fellereque ut foliis d<.pedant tenuia Scres. Georg. II. 121. Ren oplettend Leezer van virgilius zal ontdekken, flat hy, behalven alle de andere hoedanigheden van ten groot Dichter, op befchryven afgerigt, eene zeer litgebreide kennis van de Natuurlyke Historie bezat. Dse natuur en voortbrengzels van de Wilde Zydewor- me»  wegens OUD INDIE. 107 — 't Was, in gevolge eener gebeurtenisfe, in de Zesde Éeuwe van de Christen Jaa>'telling voorgevallen , waarvan ik beneden zal gewp.agen, dat de vvaare natuur der Zyde in Europa bekend wierd. De andere Koopwaaren , doorgaans uit Indie aangebragt, zal ik vermelden in het berigt, 't Welk ik nu gaa geeven van de Laadingen door de Schepen in dien Handel gebruikt,heen gebragt, en te rug genomen. De kundfchap hiervan zyn wy verfchuldigd aan de Omvaaring der Eryihrtefche Zee, toegefchreeven aan a r ri anus, in een keurige, fchoon korte, Verhandeling, min bekend, dan dezelve verdient; dezelve treedt in eenige byzonderheden , den Handel betreffende, waar van men geen wedergade by eenigen .ouden Schryver aantreft. De eerde plaats in Indie, op welke de Schepen uit Egypte, toen zy de oude wyze van vaaren volgden, gewoon waren te handelen , was Patala aan de Rivier Indus Zy brag- meir worden breeder ontvouwd in de groote Verzameling van Memmes coneernant VHlstoire, {et Sciences, les Aits, &c. des Chimis, Tom II. p. 575> Steen door Vader de mailt. \, in zyne breedui'.gewerkte Historie van China, Tom XIII. p. 43J- ' 7Het is eene zonderlinge oiflftaiidigtieid in de Gefchiedenis der Zyde, dat de Maho-nedaansn, uit hoof's dat dezelve het uitwerpz-1 is v h een worm, de Zyde aanzien al, eene onreine kleeding; en Het is, met algemeen e toeftemming der Leer ren . >.dat een Pérfpon ■ dié e:*ne ïCleejding ge.! ■ f& Zyd^ drsagt, de dcgètykTcliè Gebeden , fii uc:.i Coran voorgefchreeven , niet wettig kan tótCartea; li i kb el. MïlL Qrs.,.t. A, t. bak.ir. II. AFDESL1NG.  ft. AFDEE LINO. 108 ONDERZOEK bragten 'er dun wollen Laken , geruit Linnen , eenige kostbaare Gefteenten en Reukwerken, in Indie onbekend, Koraal, Storax, Glazen van onderfcheide foonen, eenig gewerkt Zilver, Geld en Wyn. Voor deeze Waaren kreegen zy veelerhande Speceryen , Sapphiren en andere Gefteenten, Zyden Stoffen, Draad Zyde, Katoenen (z) en zwarte Peper. Dan een veel grooter Koopmarkt aan dezelfde Kust was Barygaza, en te deezer oorzaake vermeldt de Schryver , dien ik hier volg, de ligging en de wyze van het aandoen der Haven met zeer veel naauwkeurigheids. De ligging komt volmaakt overeen met die van Baroach , aan de groote Rivier Nerbuddah , langs welke, of te lande , uit de aanzienlyke Stad Tagara over hooge bergen Ca) alle de bin- nen- (z) Indien het gebruik van in Indie gemaakte Katoene ftoiï"en onder de Romeinen algemeen geweest was, zou men de onderfcheide foorten opgenoemd vinden in de Wet de Publicanis & Fectigalibus, op dezelfde wyze als de onderfcheide Speceryen en kostbaare Gefteenten. Zodanig eene byzondere opgave zou even noodig geweest zyn voor den Koopman als voor den Tollenaar. Ca) Dit gedeelte der Periplns van arrianus is met groote naauwkeurighcid en geleerdheid onderzogt door den Lieutenant wiiford, en uit zyne naipeuring blykt, dat het Plithana van arrianus het tegenwoordige Pultanah is, aan den Zuidlyken oever van de Rivier Godvery , ruim honderd en zeventien Engelfche Mylen ten Zuiden vw Baroach; dat de ligging van Tagara dezeifde is met die van het hedendaagicheDovlatabad,en dat de hooge gronden, over welfeen de Goederen na Baroach gevoerd werden , de  wegens OUD TNDIE. 109 nenlandfche voortbrengzels gebragt worden. De in- en uitgevoerde Koopmanfchappen aan deeze groote Markt waren veelvuldig en verfcheiden. Behalven de reeds opgenoemde, telt onze Schryver, onder de ingevoerde, Italiaanfche, Griekfche en Arabifche Wynen, Koper, Tin, Lood, Gordels van een keurlyk weefzel, welriekende Klaver, wit Glas, rood Rattekruid, Potlood, Goud en Zilver Munt. Onder de uitgevoerde noemt hy , den Onyx en andere Gefteenten , Yvoor , Mirrhe , verfcheide foorten van gewerkt Katoen, effen en met bloemen vercierd, en lange Peper (b). Te Mufiris, een naaste Haven van aangelegenheid op die kust, waren de ingevoerde Koopmanfchappen veelal dezelfde met die te Barygaza; doch dewyl dezelve nader aan de Oostlyke gedeelten van Indie lag, en daar mede veel gemeenfchaps fchynt gehad te hebben, waren de Goederen, van daar uitgevoerd, veelvuldigeren kostbaarder. Hy gewaagt, inzonderheid, van Paarlen in grooten overvloed en zeldzaame fchoonheid, van verfcheidenerleie Zyden Stoffen, kostbaare Reukwerken, Schildpad, onderfcheide föorten van doorfchynende Steenen, bo» Battagaut-Bergen zyn. De liggingen en afftanden van deeze onderfcheidene Plaatzen , zo als dezelve opgegeeven worden door arrianus, leveren een bykomend bewys op, (indien het anders noodig ware,) van de juiste kundfchap, welke hy ontvangen hadt, wegens dit gedeelte van Indie. Afiatie. Refearches, Vol. I, p. 369, &c. Cè) Peripl. Mar. Erythr. p. 28. ÏL afdeeling.  no ONDERZOEK 11 AFI KE LI AG. bovenal Diamanten, Peper in groote hoeveelheid, en van de beste foort (c~). De iuischeid des berigts van deezen Schryver , wegens de Goederen uit Indie aangebragt , wordt bevestigd , door eene Romeinfche Wet, die de Indifche Goederen . aan Tolgelden onderworpen, optelt (V). Door deeze twee met den anderen te v.ergelyken, kunnen wy een vry naauwkeurig denkbeeld vormen van den aart en de uitgeifrektheid des Handels met Indie in oude tyden. Naardemaal de ftaat der Maatfchappye en der Zeden onder de Inwoonderen van Indie, in het vroegfte tydperk, waarin zy bekend werden , ten naasten by overeenkwamen met die hunner Afftammelingen heden ten dage , waren hunne behoeften en 't geen zy verlangden, bygevolge veel al dezelfde. De vindingrykheid, en het vernuft, hunner eigene Kunftenaaren, was genoegzaam om hun zo veele gewerkte Stoften te bezorgen, dat zy weinig van buiten 's lands behoefden , uitgezonderd eenige der nuttige Metaalen , welke hun. eigen Land in geene genoegzaame hoeveelheid opleverde: toen zo wel als nu, kogc men meest met Goud en Zilver de benoodigdheden der Weelde uit het Oosten. In twee byzonderheden , nogthans , ia onze Invoer uit Indie grootlyks onder- fc heiCO Peripl. Mar. Erythr. p, 31, 32. rrf) Digest. Lib. XXXIX. Tit. IV. itf. D$ Publteanis £f / eetigalibus.  WEGENS OUD INDIE. III fcheiden van dien der Ouden. De Kleeding, beiden van Grieken en Romeinen, beftondc bykans geheel uic Wol , die, door hun veelvuldig gebruik van warme baden, draaglyk genoeg was. Hun fleec van Linnen en Kacoen was veel minder dan hedendaags , nu lieden van allerlei leevensrang Linnen en Kacoen draagt. Diensvolgens beftaar een aanmerkelyke cak des Invoers, uic dac gedeelte van Indie, 't welk de Ouden kenden , uic Stukgoederen, onder welke Koopmans benaaming begreepen worde de onnoemelyke verfcheidenheid van gewerkte ftoffen , die de fchranderheid der Indiaanen van Katoen vervaardigt. Maar , zo verre myne waarneeming ftrekc, hebben wy geen gezag, 'c welk ons geregcigc om den invoer der Ouden, een dien aanziene, aanmerkelyk te agten. Schoon de Handel op Indie, heden ten dage gedreeven , meest een Handel van Weelde is , brengen wy, nogthans , mee de Artykelen aan dezelve dienstbaar, veele Goederen mede, die enkel moeten aangemerkt worden als ftoffen voor onze eigene Handwerken. Van dien aart is de Katoen uit Indostan, de Zyde uit China, en de Salpeter van Bengale. Maar in de berigten van den ouden Invoer uit Indie, vind ik niets , behalven ruwe Zyde en Draad-Zyde, vermeld, 'c geen coc ftofie van eenige binnenlandfche bewerking kon dienen. De Vaarc der Ouden zich nooic tot China uitgeftrekt hebbende, blykc de hoeveelheid van onbewerkte Zyde , welke zy uic II. AFDEEL1NG.  na ONDERZOEK II. AFDEE LiNG. uit handen der Indifche Handelaaren krecgen , al te fchaars geweest te zyn , om de bewerking daarvan tot eenig voorwerp ; van belang voor binnenlandfche vlyt te maaken. Naa dit beknopt berigt des Koophandels door de Ouden op Indie gedreeven, gaa ik voort, om te onderzoeken , welke kennis zy hadden van de Landen verder op gelegen dan de Havens van Mufiris en Barace, de uiterfle grenspaal ten Oosten , tot welke ik tot hier toe hun voortgang heb afgetekend. De Schryver van de Omvaart der Erythrcefche Zee, wiens naauwkeurigheid in 't befchryven het vertrouwen, waar mede ik hem eenigen tyd gevolgd heb, ten vollen wettigt, fchynt weinig geweeten te hebben van dat gedeelte van de Kust, welke van Barace Zuidwaards ilrekt Hy gewaagt, 't is waar, in 't voorbygaan, van twee of drie onderfcheidene Havens, maar geeft niet te verfhan dat een derzelve een Stapelplaats was van den Handel met Egypte. Hy haast zich na Comar of Kaap Comorin, de Zuidlykfte uithoek van het Indisch Schiereiland , en zyne befchryving van dezelve is zo naauwkeurig en overeenkomftig met den tegenwoordigen ftaat, dat ze uitwyze hoe hy deswegen volkomen egte berigten ingewonnen hebbe (e). Naby dezelve plaatst hy de Paarlvisfchery van Colchos, het hedendaagfche Kilkare, onge- twy- (e) Peripl. Mar. Erythr. p. 33. d'AnVillb Ant. de Pinde, p. 118, &e.  wegens OUD INDIE. 113 twyfeld dezelfde die de Nederlanders thans verrigten in de Straat, welke hec Eiland Ceylon van hec Vasteland fcheidt. — Als daar niet verre afgelegen, vermeldt hy drie onderfcheide Havens, die blyken geweesc te zyn op den Oostkant van het Schiereiland, thans bekend onder den naam van de Kust van Curmandel. Hy befchryfc deeze als Emporia , of vaste Handelplaatzen Cf); maar uit een oplettend nagaan eeniger omftandigheden in zyn berigt des betreffende, komt het my waarfchynlyk voor, dat de Schepen van Berenice , na geen deezer Havens zeilden , fchoon dezelve , gelyk hy ons meldt , Goederen kreegen uic Egypte gebragt, zo wel als de Voortbrengzels van de tegen over liggende kust des Schiereilands : dan deeze fcheenen ingevoerd te zyn met Lands Schepen (g~). 't Was ook met eigen Schepen, in gedaante en grootte verfchillende , en, van onderfcheide bcnaamingen, van welken hy 'er eenige opgeeft, dat zy Handel dreeven met het Gouden Cherfonefus, of hec Koningryk Malacca, en de Landen by de Ganges. — Niet verre van den mond dier Riviere plaatst hy een Eiland, door hem befchreeven als liggende onder de opgaande Zon, en als het laatfte Gewest in hec Oosten, 't welk bewoond was (h). Van alle deeze deelen van Indie ichynt de Schry- (ƒ) Perip. Mar. Erythr. p. 34. q>) ronmct ic^ota. (fp) Perip. Mar. Erythr. p. 36. H II. &fdeeling.  "4 ONDERZOEK iii afdeel1ng. Schryver dier Omvaart eene zeer gebrekkige kennis gehad te hebben, gelyk blykc, niet alleen uit het geen hy vermeldt, wegens dit ingebeelde Eiland, en dat by het zich niet onderwindt 't zelve te befchryven; maar ook uit zyn verhaal, met de ligtgeloovigheid en zugt tot het wonderbaare , die altoos onkunde vergezellen, en kenmerken, dat deeze afgelegene Oorden bevolkt waren met Menfcheneeters, en Menfchen van fchriklyke en gedrogtJyke gedaanten (/). Ik heb deeze aandagt hefteed, om den koers,aangeweezen inde Omvaart derErythrafche Zee, na te gaan: dewyl de Opfteller van dit Werkje de eerfte oude Schryver is, aan wien wy de kennis verfchuldigd zyn van de Oostkust des grooten Schiereilands van Indie, of van de Landen daar by gelegen. — Aan strabo, die zyn groot Werk over de Aardrykskunde zamenftelde onder de Regeering van augustus , was Indie, en in 't byzonder het Oostlykst gedeelte daar van, weinig bekend. Hy vangt zyne befchryving aan met de toegeeflykheid zyner Leezeren te verzoeken , uit hoofde van de fchaarfche berigten welke hy kon opdoen van een Land zo wyd afgelegen , 't geen de Europeaanen zelden bezogt hadden, en veelen hunner enkel by hec doortrekken , of in den Krygsdienst. Hy merkc op, dac de Koophandel zelve weinig hadc toegebragt toe eene (0 Perip. Mar. Erythr. p. 35.  wegens OUD INDIE. 11$ eene naauwkeurige nafpeuring des Lands: dewyl weinigen der Kooplieden uic Egypte,en de Arabifche Golf, ooic zoo verre als de Ganges waren opgezeild; en van zo ongeletcerde Menfchen kon men bezwaarlyk verwagten kundfchap ce zullen verkrygen, die eene volle maate van vertrouwen verdiende. Zvne befchryvingen van Indie, in 'c byzonder van de binnenfte Landfchap pen , zyn bykans geheel ontleend uit de Gedenkschriften der Bevelhebberen van alexander, met eenige luttel beduidende byvoegzelen van laater dagtekening, en deeze zyn zo weinig in aantal en zomtyds zo ormaauwkeurig , dat ze een treffend bevvys bybrengen van de geringe vorderingen, weiken de Ouden, zints den tyd van alexander, gemaakt hadden in hec onderzoek deezes Lands. Wanneer een Schryver van zo veel oordeels als strabo, die in eigen perfoon verfcheide verre Landen bezogc, om 'er een juister verhaal van te kunnen vervaardigen, aantekent, dat de Ganges , door één mond zich in den Oceaan ontlast mogen wy, met reden, befluiten, dac, ten zynen tyde, geen rechcftreekfche vaart was op die Rivier, door de Handelaars van de Arabifche Golf, of dat die Reize zo zeldzaam ondernomen word, dac de Weecenfchap 'er weinig onderrigtings uic trok. De volgende Schryver in Tydorde, van wien wy eenig berigc wegens Indie onc- van- (A) Strabo, Lib. XF. p. ion. C. Ha m afdee* ling.  II. afdee ling. nö ONDERZOEK * vangen, is plinius de Oude, die omtrent vyftig jaaren na strabo bloeide. Naorden:aal hy in de korte befchryving van . Indie, in zyne Natuurlyke Historie gegeeven, dezelfde Gidfen volgt als strabo, en geene kennisfe van het binnenfte des Lands fchynt gehad te hebben, dan die hy ontleende uit de Krygsbevelhebbers, die onder a l ex ander , en diens onmiddelyke Opvolgers, dienden, is het noodloos zyne befchryving byzonder na te gaan. — Hy heek 'er,nogtbans, twee gewigtige Artykels bygevoegd, welke hy aan laatere ontdekkingen hadt dank te weeten. Het eene is het verflag van den nieuwen koers der Zeevaart van de Arabifche Golf na de Malabarfche Kust, waar van , en van welks aangelegenheid, ik hier boven reeds gefprooken heb» — Het andere behelst eene befchry. ving van het Eiland Taprobana, welke ik ten voorwerp eener gezetter overweeginge zal reemen, naa onderzogt te hebben wat ptolemeus toegebragt heeft tot vermeerdering onzer kundigheden wegens den ouden ftaat van Indie. Schoon ptolvmeus, die zyne Werken omtrent tachtig Jaaren laater dan plinius aan het licht gaf, rreer fchynt uit te munten door zyn onvermoeide vlyt en begaafdheid om de dingen te fchikken, dan door een vindingryk vernuft , is de Aardryltskunde meer aan hem, dan aan eenigen anderen Wy>geer, verfchuldigd. Gelukkig voi r die Weetenfchap, hadt hy, in het vormen van zyn algemeen Stelzel der Aard- ryks-  wegens OUD INDIE. 117 rykskunde, de denkbeelden aangenomen en de hardel wyze gevolgd van hipparchus, , die bykans vier honderd jaaren vroeger dan hy leefde. Deeze groote Wysgeer . was de eerfte, die het ondernam- eene Naamlyst van de Starren te maaken. Om derzelver plaats aan den Hemel met juistheid te bepaalen mat hy den afftand af door zekere cirkels van de Spheer ; tellende deezen by Graaden, of van 't Oosten na 't Westen, of van 't Noorden na 't Zuiden. De eerfte noemde hy de Lengte , de tweede de Breedte, van een Star. Deeze handelwyze vondt hy van zo veel nuttigheids in zyne Starrekundige nafpeuringen, dat hy dezelve, met geen min gelukkigen uitflag, op de Aardrykskunde toepaste ; en het is eene byzonderhcid der opmerkinge waardig, dat, door het waarneemen en befchryven des Hemels, de Menfchen eerst leerden de Aarde met juistheid te meeten en af te beelden. Die wyze, om de ligging der Plaatzen te bepaalen , door hipparchus uitgevonden, fchoon bekend aan de Aardryksbefchryvers tus* fchen zyn Leeftyd en dien van ptolemeus, en door strabo (/), zo wel als door plinxus (tn) , vermeld, werd door geen van hun beiden gevolgd. Van dit verzuim fchynt geen waarfchynlyker reden gegeeven te kunnen worden , dan dat zy geen Starrekundigen waren , en niet ten vol- Q) Strabo, Lib. II. (m) Plinius, Nat. Hist. Lib. II. c. 12. 26. 70. H 3 ÏL lfdreling.  IÏ. AFüEEling. 118 ONDERZOEK voilen alle de voordeden begreepen. welke de Aardrykskunde van deeze vinding kon trekken. [Wat strabo, in 't byzonder betreft, hy erkent zyne agterwegelaating der verbereringen , welke hipparchus ontleend hadt uit Starrekundige Waarneemingen; doch billykt dezelve door een dier redeneerkundige fcherpzinnighedan , welke de Ouden zo gereed in alle hunne Schriften lieten invloeijen. ,, Een „ Aardryksbefchryver", zegt hy, ,, heefc geen agt te flaan op 't geen buiten de „ Aarde is ; en zullen Menfchen , bezig „ om de zaaken te befchikken van dat „ gedeelte des Aardbodems , 't welk be„ woond is, de onderfcheiding en verdee,, lingen van hipparchus der kennis„ neeming onwaardig keuren J Dan ptolemeus, die een lang leeven befteed hadt in het vei beteren der Starrekunde, zo wat het befpiegelend , als wat het beoefenend, gedeelte aanbelangt, ontdekte die voordeelen, ten opzigte der Aardrykskunde, volkomen, in deeze beide was hipparchus zyn Leidsman; diensvolgens befchreef hy , in zyne beroemde Verhandeling over de Aardrykskunde, de onderfcheide deelen der Aarde. volgens derzelver Lengte en Breedte. De Aardrykskunde was dus op eigenaartige gronden gevestigd , en onm'iddelyk verbonden met Starrekundige Waarneemingen en Wiskundige Weetenfchap. Dit (h) Strabo, Lib.II. p. 104. C. Dit is de XXVI 4nnt. vau p.obekhojï,  wegens OUD INDIE. 119 Dit Werk van ptolemeus verwierf welhaast groote hoogagting by de Ou:len. [Agathemeuus, die niet lang naa hem bloeide, geeft hem dit getuigenis: „ pto„ lemeus, die de Aardrykskunde tot een „ geregeld Stelzel bragt, behandelt alles, „ wat tot dezelve behoort , niet loslyk, „ of enkel naar zyne eigene begrippen; „ maar, lettende op 't geen gefchreeven ,, was door oudere Schryveren , nam hy „ van hun aan wat hy eenftemmig met de „ waarheid vondt." •— Uit hoofde van diezelfde bewondering zyns arbeids, vervaardigde agathodjEMOn , een Kunftenaar van Alexandrie , een flel Kaarten ter opheldering van 't Werk van ptolemeus; waar in de ligging van alle Plaatzen, door dien Aardrykskundigen vermeld, met derzelver Lengte en Breedte, volgens diens denkbeelden zich vertoonen (0) ]. — Geduurende de Middel-Eeuwen, onderwierp men zich, zo in Arabie, als in Europa, aan de beflisfingen van ptolemeus, in alles wat de Aardrykskunde betrof, met eene zo ingewikkelde toeftemming, als men toedroeg aan de bepaalingen van aristoteles, in alle andere rakken van Weetenfchap. By de herleeving van een vryer geest van onderzoek, in de zestiende Eeuwe, werden de verdienflen der verbeteringen door ptolemeus in de Aardrykskunde gebragt , nagegaan en erkend ; die taal (#) F abri c. Bib/. Grtc. Vol. III. p. 412. Dit is de XXVII Aantekening van robertsqk. H 4 II. AF DEELING.  iso ONDERZOEK II. afdee ling. taal der weetenfchap, welke hy eerst alge- meen maakte, wordt nog gebruikt, en de ligging der Plaatzen nog bep*gld op de. zelfde onderfcheidende en beknopte wyze, door de Lengte en Breedte op te geeven. Ptolemeus, niet voldaan met de algemeene beginzels van hipparchus aan te neemen, ftreefde hem na in de toepasfing derzelven, en, gelyk die Wysgeer alle de Starrebeelden gefchikt hadt, waagde hy het, 'c welk geen min zwaare taak was , alle de Gewesten der Aarde, toen bekend, te overzien, en hy bepaalde, met eene keurige en ftoute beflisfing, de Lengte en Breedte van de meest aanmerkelyke Plaatzen in elk Gewest. Alle zyne bepaalingen , egter, hebbe men niet aan te zien als de uitflag van daadlyke waarneeming; ptolemeus gaf ze ook niet als zodanig op. De Starrekunde was, ten dien tyde, rot eenige weinige Landen bepaald. Een groot gedeelte der Wereld was weinig bezogt en gebrekkig befchreeven. De ligging van een klein getal Plaatzen, alleen, was met eenige maate van naauwkeurigheid bepaald. Ptolemeus vondt zich, derhalven, verplïgt de Wegwyzers en Opneemingen van het Romeinfche Ryk, welke de ilaatkundige wysheid van dien grooten Staat , met verbaazende moeite en groote kosten , hadt laaten vervaardigen, te raadpleegen. [Naardcmaal deeze openbaare Opneemingen en Wegwyzers aan de oude Aardryksbefchryvers het beste berigt verleenden , we-  WEGENS OUD INDIE. 121 wegens de ligging en den afftand van veele Plaatzen,.zal het niet ongepast zyn, hier / tusfehen beiden, met een kort woord , te doen zien, op welk eene wyze de Romei- nen dezelve vervaardigden. Het denkbeeld eener algemeene Opneeming des geheelen Ryks werd eerst gevormd door julius ca;sar, en werd, onder zyne Regeering begonnen zynde, op gezag vaneen Raadsbefluic, voltooid door augustus. Dewyl Rome in Weetenfchap voor Griekenland verre moest zwigten , gaf men de volvoering deezer groote onderneeming in handen van drie Grieken, Mannen van uitfteekende bekwaamheden, en bedreeven in alle deelen der Wysbegeerte. De Opneeming der Oostlyke Verdeeling des Ryks werd door zenodoxus voltooid in veertien jaaren , vyf maanden en negen dagen. Die van de Noordlyke verdeeling volbragt tkeodotus in twintig jaaren, acht maanden en tien dagen. De Zuidlyke Verdeeling bragt men ten einde in vyf en twintig jaaren, ééue maand en tien dagen (ƒ>)• Dic was eene onderneeming deeze groote Mannen waardig, en voegende aan den luister van een groot Volk. Behalven deeze algemeene Opneeming,bragt elke Oorlog eene nieuwe afbeelding en meeting mede van de Landen, die ten tooneele des Krygs geltrekt hadden. Wy mo- (/>_) /Ethici Cosmographia apud Gcographos, edi- fOS (t HEK». STEPHANO, 1577. p. I07. H5 IT. FM KELING.  132 ONDERZOEK II. afdeeling. mogen uit vegetius befluiten , dat elk Landvoogd van een Romeinsch Wingewest 'er eene Befchiyving van kreeg ; waar in de afftand der Plaatzen by mylen was afgemerkt , waar in men de wegen, de bywegen, de bergen, rivieren, enz. aantrof; alle deeze, zegt hy, waren niet alleen met woorden uitgedrukt, maar afgetekend in eene Kaart; ten einde de oogen eens Veldheers, in het raadpleegen over zyne krygsbeweegingen, de overleggingen van zynen geest mogten te hulp komen (f).] Buiten de grenzen des Keizerryks, hadt ptolemeus niets waarop hy kon vertrouwen [ dan de Dagboeken en Verhaalen der Reizigeren. Op deeze grondde hy alle zyne bepaalingen : en dewyl hy te Alexandria woonde , ten tyde dat de Koophandel van die Stad op Indie in de grootfïe uitgebreidheid gedreeven werd, zou men ligt denken, dat deeze omftandigheid hem de middelen zou verfchafc hebben om des veelvuldige kundfchap op te doen. Maar, 't zy door de onvolkomene wyze, op welke dat Land , in zyn tyd, bezogt werd. 't Zy door te veel betrouwen te ftellen op de berigten van Perfoonen, die hetzelve met weinig aandagts of oordeels bezien hadden , is zyne algemeene Opgave van de gedaante des Indifchen Vastenlands, de gebrekkigfle, welke de Oudheid ons heeft opgeleverd. Eene verhaazende mis- (» Veget. Inftit.Rei Militarts, Lib. III. c. 6". Dit is de XXVIfl Aantekening van robertson.  wegens OUD INDIE. 123 misflag doet hem het Schiereiland van Indie van den Sinus Earygazenus , of Golf van Cambay, van hec Westen na het Oos . ten loopen , in ftede van de waare ftrekking, van hec Noorden na het Zuiden (V). Deeze misflag is te min verfchoonelyk als wy overweegen, dat megasthenes eene meeting van het Indifche Schiereiland had uitgegeeven, die naby aan de waare kwam \ en deeze, met eenige veranderingen, was aangenomen door eratosthenes, strabo,diodorus sicuLus,en plinius, die vóór den Leeftyd van ptolemeus fchreeven (s). Hoewel ptolemeus zich hadc laaten vervoeren , om zulk een dwaalend begrip te vormen , wegens de algemeene afmeetingen des Vastenlands van Indie, was zyne (V) Het gevolg van deezen misdag is opmerkeiyk. Ptolemeus, Lib.VIL c. 1, rekent de Lengte van Barysaza, of Baroach, op 170. 20', en die van Co* ry, of Kaap Comorin, op 130. 20/, 't welk een verfchil maakt van juist vier Graadeu; terwyl het weezenlyk verfchil tusfehen deeze twee Heatzen ten naasten-by veertien Graaden is. Cs) Strabo, Lib. XV. p. 1010. B. Arrian.////? Ind. c. III & IV. Droo. sicul. Lib. II. p. 148 Plin. Nat. Hist. Lib. VI. c. 21. Ra mus 10, de Uitgeever van de oudite en misfehien hoogstfehntbaardt Verzameling van Reisbefchryvingen ,is de eerde, die zo verre my bekend is, deeze vreemde dwsaling vat ttolemeus" heeft opgemerkt, Via;;gi Vel.-L p jSi. Hy tekent, met regt, op, dat de Schryver vat de Omvaart der Erythrafche Zee veel naauwkeurige geweest is, en het Schicreürnd van Indie befchreevei ï dt, als van het Noorden na het Zuiden drekkende i'eripl. Mar. Erythr. p. 24. 20. II. afdrel1ng. l  124 ONDERZOEK II. akdeeling. ne kundfchap, ten aanziene van hec Land, meer in 'c by zonder, en de ligging van bepaalde Plaatzen , naauwkeuriger ; en hy is de eerfte Schryver, die zulk eene maate van kennis bezat, welke hem in ftaat ftelde om de Zeekust af ce tekenen, de meesc bekende Plaatzen op dezelve te vermelden, de Lengte en Breedte van ieder op te geeven, van de Kaap Comorin Oostwaards, coc de uiterfte gienzen der oude Scheepvaart. Ten opzigte van zommige ftreeken, byzonder langs de Oostzyde van het Schiereiland tot aan den mond van de Ganges, fchynen de berigten, hem medegedeeld, in zo verre juist geweest te zyn, dat zy, ten naasten by, misfchien meer overeenkomen met de weezenlyke gefteltenisfe des Lands , dan de befchryvingen, welke hy geeft van eenig ander deel van Indie. De Heer d'anville heeft, met zyne gewoone naarftigheid en oordeelkunde , de voornaamfte ftanden, zo als dezelve door hem bepaald worden , overwoogen , en bevonden dat zy beantwoorden aan Kilkare , Negapatam, de mond van de Rivier Cauveri, Mafulipatam, 't Punt Gordeware, enz. 't ls vreemd van het voorwerp deezes Onderzoeks tot dusdanige kleinigheden af te daalen; doch, in verfcheide gevallen, mogen wy aanmerken , dat niet alleen de gclykvormigheid der Ligging , maar ook de gelykiuidenheid der oude en hedendaagfche Naamen, zeer treffend is. De groote Rivier Cauveri heet, by ptolemeus, Chaberis; Arcot, binnen  wegens OUD INDIE. .125 nen in het Land, is, by hem, Arcati Regia; en waarfchynlyk heeft de geheele A Kust haaren tegenwoordigen naam van Cormandei ontvangen van Sor Mandulam , . of het Koningryk van Sorce, 't welk daar op gelegen is (t\ In het verloop van een honderd en zes en dertig Jaaren, die zints den dood van strabo tot dien van ptolemeus voorby fnelden , werd de Handelgemeenfchap met Indie zeer veel uitgebreid: de laatstgemelde Aardryksbefchryver hadt, ten aanziene van de Ganges, zulk eene vermeerdering van onderrigt bekomen , dat hy de naamen van zes onderfcheide Monden dier Riviere vermeldt, en derzelver ligging befchryft. Zyne afbeelding , nogthans , van dat gedeelte van Indie, 't welk verder dan de Ganges ligt, is, ten opzigte van de algemeene gedaante, niet min verkeerd , dan die hy gaf van het Schiereiland , en komt even min overeen met de daadlyke ligging deezer Landen. Hy waagc het niet te min daar van eene Opgave te doen , gelyk aan die , welke hy gemaakt hadt van de andere groote afdeel ing van Indie , reeds door ons nagegaan. Hy vermeldt de Plaatzen van aangelegenheid langs de Kust; aan eenige derzelven geefc hy den onderfcheidenden naam van Emporia; dan of hy 'er dien naam aan toevoegt , om dat zy Stapelplaatzen des Handels wa- CO Ptolem. Geogr. Lib. VIL c, 1. u'Anville Antiq. de Pinde, p. 127, &c. II. fdeeling.  ia6 ONDERZOEK II. /fdeeLING. 1 I l 1 < ( l 1 / I i 8 waren voor de Inboorelingén, in den H; n* del , welken het eene Land fchap van Indie met het andere dreef, dan of zy ILvens waren na welken de Schepen uit de Arabifche Golf rechtftreeks heenen zeilden , wordt niet onderfcheiden opgegeeven. 3t Lnatfte , denk ik , is het denkbeeld 'it geen ptolemeus ten oogmeik heeft in te boezemen ; maar deeze Gewes:en van Indie waren zo wyd afgelegen, en, door den fchroomvollen en traagen voortgang der oude Scheepvaart , tiaar allen fchyn, zo weinig bezogt, dat zyn berigt ieswegen allergebrekkigst is, en zyne befchryvingen duisterder , onnaauwkeuriger ;n min overeenkomftig, zyn met de weesenlyke gefteltenisfe des Lands. dan in eenig gedeelte van zyne Aardrykskunde. — Dat schiereiland, waar aan hy den naam geeft ran het Gouden Cherfonefus, tekent hy af ils zich rechtftreeks van het Noorden na iet Zuiden ftrekkende, en bepaalt de Lenge van Sabana Emporium, den Zuidlykften lithoek, op drie Graaden over de Linie, ren Oosten van dit Schiereiland, plaatst iy, 't geen hy de Groote Baay heet, :n in het verfte gedeelte daar van ftelt hy latigara, de verfte grens der Scheepraart in ouden tyde, aan welke plaats hy liet minder dan acht en een halven Graad duider Breedte toefchryfc. Verderop verjaart hy, dat de Aarde geheel onbekend $, en beweert dat het Land van daar Westwaards loopt , en in die ftrekking voorraat tot het zich vereenigt met het Voorge-  wegens OUD INDIE. 127 gebergte Prasfum in Ethiopië, 't welk , naar zyn gevoelen , de eindpaal was des Vastenlands van Africa in 't Zuiden («). In gevolge van deeze dwaaling niet min onverantwoordelyk dan verbaazend , moest hy gelooid hebben , dat de &rytnra)cne ; Zee, in haare geheele uitgestrektheid van j de Kust van Africa af, tot die van Cam! bodia, een groote Kom ware, zonder eenige gemeenfchap met den Oceaan (V). Uit (u) Ptolem. Geogr. Lib. VIL c. 3. 5. d'Anyii.le, Antiq. de Pinde, p. 187. (v) Deeze dvvaaling van ptolemeus verdient, bnazender voorkomen, als wy bedenken, dat ny niet alleen kennis moet gehad hebben van 't geen 11 e r od o t u s verhaalt, wegens het omvaaren van Africa, op last van een der Egyptifche Koningen, Lib. IV. c. a; maar ook aan het gevoelen van eratosthe- n e s , die beweerde , dat de groote uitgcftrektheid j van den Atlantifchen Oceaan de eenige zaak was, ; die de gemeenfchap ter Zee tusfehen Europa en.Inj die belette ; strabo , Geogr. Lib. I. p. 113. A. i Deeze dwaaling moet nogthans niet geheelenal ptoI lemeus ten laste gelegd wbrden. Hipparchus, . dien wy voor zyne Gids mogen houden, hadt geleeraard, dat de Aarde niet omringd wordt door een I geheel met elkander gemeenfchap hebbenden Oceaan; i maar dat dezelve gefcheiden is door verfchillende S. Landtongen, die den Oceaan verdeelen in veele groo:i te Kommen; strabo, Lib. I. p. 11. B. Ptole- II meus, dit denkbeeld aangenomen hebbende, werd !l bewoogen om (taande te houden, dat een onbekend t Land zich uitltrekte van Catigara tot Prasfum, aan de Zuid-Oost kun van Africa; Geogr. Lib. VIL c. 3 & 5. Naardemaal het Stelzel der Aardryks- I kunde van ptolemeus algemeen werd aangenomen, verfpreidde zich ook deeze dwaaling. Over- een- II. afdeeling.  128 ONDERZOEK IT. AFDESLING. Uit de Verwarring deezer verwilderde denkbeelden, in welke de berigten van onkundige, of op fabelen verzotte, Reizigers de Aardrykskunde van ptolemeus gedompeld hebben , heeft de Heer d'anville Orde poogen te fcheppen , en , met veel fchranderheids, begrippen gevormd ten aanziene van eenige hoofdiiggingen , die het voorkomen hebben van welgegrond te zyn. Het Schiereiland Malacca is , volgens hem, het Gouden Cherfonefus van ptolemeus; maar, in ftede van de ftrekking, welke hy daar aan gegeeven heeft, weeten wy, dat het eenige Graaden na het Oosten loopt, en dat de Kaap Romania, deszelfs Zuidlykfte Uithoek, meer dan een Graad ten Noorden van de Linie ligt. — De Golf van Stam merkt hy aan als de Groote Baay van ptolemeus ; maar de ligging van de Oostzyde van die Baay, met Catigara overeenkomende, is, met de daad, eenkomdig met dezelve, leerde de Arabifche Aardryksbefchryver edriss», die iil de Twaalfde Eeuw fchreef, dat een aaneengehegte (treek Lands zich Oostwaards uitdrekt'e van Sofala aan de Africaanfche Kust,tot deeze zich vereenigde met eenig gedeelte van het vaste land in Indie; d'anville, Antiq. p. 18/. — By het eerde Deel des Werks, getyteld: Gesta. Dei per Francos, is een oude en zeer ruwe Kaart van den bewoonbaaren Aardbodem gevoegd , getekend naar dit denkbeeld van ptolemeus. D). Tingit gedeelte des Onderzoeks, zo wel als in de Kaart, vervaardigd om hetzelve op te helderen, heeft men de Aardrykskundige begrippen van den Heer d'anville, aan welke de Heer rennell het zegel zyner goedkeuring hing (x), aangenomen. Maar de Heer gosselin heeft onlangs een werk uitgegeeven (3?), waarin hy de Stelsels Van eratosthenes, strabo en p t 0- (w) Ptolem. Geogr. Lib. VII. c. 3. d'Anville Limit es du "Monde connues aux Anciens au de la Gange. Mem de Litèrat. XXXII. p. 604.' Ant. de Pinde, Supplem. I. p. 161, &c. f» Rennell, Introd. p. XXXIX. (y) Gosselin, Geographie des Grecs analyjiej I H. \fdeeling.  II. afdee' ling. 130 ONDERZOEK ptolemeus met elkander vergelykt, en met de kundigheden, welke de Hedendaagfche Aardryksbefchryvers verkreegen hebben ; in welk geleerd en vernuftig Werk hy van zynen Landsgenoot , ten aanziene van veele bepaalingen door deezen gemaakt, verfchilt. Volgens den Heer gossklin, is het Magnum Promontorium, het Groote Foorgebergte, 't welk d'anville voor Kaap Romania houdt aan het Zuideinde van het Schiereiland Malacca , het Punt Bragu, aan den mond van de groote Rivier Ava, digt by 'c welk hy Zaba plaatst, door d'anville en door barros (z) veronderfteld gelegen te zyn aan de Straat Sincapura, of Malacca. — De Magnus Si~ nus, of Groote Baay van ptolemeus, houdt hy voor dezelfde met de Golf van Martaban,en niet de Golf van Siam, volgens de bepaaling van d'anville. De ligging van Catigara beantwoordt, gelyk hy poogt te bewyzen , aan die van Mergui , eene groote Haven aan de Westkust van het Koningryk Siam , cn hy wil dac Thina of Sina Metropolis, door d'anville zo verre als Sin-hoa, in het Koningryk Cochin ■ China geplaatst , gelegen is aan dezelfde rivier als Mergui, en nu den naam draagt van Tana Serim. — De lba~ dij Infula van ptolemeus , die d'anville Helt Sumatra te weezen, beweert hy dat een dier kleine hoopen Eilandjes is, wel- (x) Dcead. II. Lib. FL c, li  wegens OUD INDIE. 131 welke aan dit gedeelte van de kust van Siam liggen (a). Volgens het Stelzel van den Heer cosSelin, voeren de Ouden nimmer door de Straat van Malacca, hadden geen kennis van het Eiland Sumatra , en waren geheel onkundig van den Oosterfchen Oceaan. Indien deeze begrippen eenigen myner Leezeren welgegrond voorkomen, moet de Zeevaart en de Koophandel der Ouden Op indie in nog veel enger paaien omfchreeven worden , dan ik 'er aan heb toegedaan. Uit Aijeen Akbery fT) leeren wy , dat Cheen de oude naam was van het Koningryk Pegu: dewyl dat Land grenst aan de Ava waar gosselin hec Groot Voorgebergte plaatst, zal deeze groote gelykvormigheid van naamen , misfchien,' zyn denkbeeld fchynen te bevestigen , dac Sinte Metropolis, of Thina, gelegen was aan die Kust, en niet zo verre Oostwaards als d'anville ftelc (V). J De (a) Gosselin, Geographie des Gr eet analyfée; -p. 137 - 148. (b) Vol. II. p. 7. (O Naardemaal de Aardryksb'efchryving van ptolemeus, de Oostlyke Verdeeling van Af.a betreffende , meer met dwaalingen opgevuld, duisterder en te» jgenftrydiger is dan eenig ander gedeelte van zyn Werk, en dewyl alle de Handfchriften van 't zelve , beide Griekfche en Latyrifche, zeer onnaauwkeurig zyn in de twee Hoofdftukken, die de befchryving bevatten' van de Landen over de Ganges, heeft de Heer d anville, in zyne Verhandeling over de Grenzen der wereld,den Ouden over de Ganges bekend,zich meer I a toe- IL afdee" li kg.  II. afdeeling. 132 ONDERZOEK De dwaalingen van ptolemeus, wegens de afgelegene gedeelten van Afia , hebben zich te zigtbaarder vertoond door een verkeerd gevoelen der Hedendaagfchen daarop als geënt. Sin te,. de verfte plaats vermeld in zyne Aardryksbefchryving, heeft zulk eene overeenkomst in klank met China, den naam by welken het grootfte en befchaafdfte Ryk in 't Oosten , onder de Europeaanen, bekend is, dat zy, toen zy eerst daar aan kennis kreegen, te voorbaarig beflooten , dat dit een en het zelfde was; ingevolge hier van veronderflelde men dat China by de Ouden bekend geweest was, fchoon geen ftuk zekerder fchynt te gaan dan dat zy ter Zee nooit verder kwamen dan de uitgeflxektheid door my aan hunne Scheepvaart toegekend. In deezer voege de Ontdekkingen van Indie naagegaan hebbende , welke de Ouden toegegeeven in gisfingen, dan wy aantreffen in de andere naafpeuringen van dien omzigtigen Aardryksbefchryver. Hy bouwt desgelyks meer dan anders op de overeenkomlten tusfehen de oude en hedendaagfche Naamen der Plaatzen , fchoon hy ten allen tyde, misfchien , eene te groote neiging betoone, om deeze af te leiden, en 'er op af te gaan. Deeze overeenkomlten Zyn, in de daad, menigmaal zeer treffend, en hebben hem tot gelukkige ontdekkingen gebragt. Maar, in het gebruik zyner Schriften, kan ik niet naalaaten te ontdekken, dat eenige Naamen, door hem vermeld, verrè gezogt zyn, en op verbeelding rusten. Wanneer ik hem volg, heb ik alleen zodanige gevolgtrekkingen aangenomen, als my toefcheenen met zyne gewoone naauwkeurighcid te Itrooken. . Dit is de XXXII Aantekening van rober'tson.  WEGENS OUD INDIE. 13$ den ter Zee deeden, zal ik vervolgens onderzoeken welke vermeerdering van kennis deezes Lands zy te land verkreegen. Het blykt (gelyk ik voorheen vermeld heb.) dat 'er vroegtyds een Handel op Indie gedreeven wierd door de Landfchappen langs de Noordlyke Grenzen llrekkende. De veelvuldige Voortbrengzels en gewerkte Stoffen van Indie werden te land gevoerd in de binnenfte gedeelten der Perfifche Heerfchappye, of langs de bevaarbaare Rivieren, die door Opper-Afia vloeijen, na de Caspifche Zee gebragt, en van daar na de Euxinifche. Terwyl de Opvolgers van seleucus de Heerfchappy van het Oosten behielden, bleef dit de wyze waar op zy hunne Onderdaanen de Goederen van indie bezorgden. — Wanneer de Romeinen hunne vermeesteringen zo verre hadden uitgebreid , dat de Euphraat de Oostlykfte Grensfcheiding van hun Ryk uitmaakte , vonden zy deezen Handel nog gevestigd ; en vermids dezelve hun eene nieuwe gemeenfchap met het Oosten opende , waar door zy een meerderen toevoer van voortbrengzelen tot voldoening der in top gevoerde Weelde ontvingen , werd het een voorwerp hunner Staatkunde dien Handel te befchermen, en aan te moedigen. Naardemaal de optocht der Caravaanen, of Gezelfchappen van Kooplieden , die reisden na de. Landen, van waar zy de kostbaarfle gewerkte Stoffen, inzonderheid Zyde-ftoffen, ontvingen, dikwyls geftoord I 3 ei II» fVFDEEling. i  134 ONDERZOEK jr. afdkë ling. en gevaarlyk werden door de Parthen, die zich meester gemaakt hadden van alle de Landfchappen (trekkende van de Caspifche. Zee tot dat gedeelte van Scythie, ol\ Tartarye, 't welk aan China grenst, poogden de liomeinen deeze Gen eenfc hap veiliger te maaken dour eene Ohderhafldelirig mee een de: Mi i i phei var dat gr >ote R.yk. By de Griekfche , ol\' Romeinfche, Schryvers 't is waar vinden wy deswegen geene voetllappen ; onze Kundigheid des betreffende is geheel ontleend uit de Chineefche Gefchiedboekeis, die ons berigten dat an toun, (Keizer makcus antonius.) de Koning des Volks aan den Wester Oceaan , ten dien einde een Gezantfehap afvaardigde aan oun-ii, die over China geboodt , in het honderd en zes en zestigile jaar der Christlyke Jaartellinge (d); welke de uitflug was deezer onderneeminge is niet bekend, en kunnen wy, gevolglyk, niet zeggen of dezelve zulk eene gemeenfchap gemaklyker maakte tusfehen deeze twee wydafgelegene Volken, als diende tot een gereeder vervulling der wederzydfche behoeften. De toeleg was zeker niet onwaardig aan den verlichten Romeinjchen Keizer , aan welke dezelve Wordt to-gefchreeven. Het is blykbaar, dat, in het voortzetten deezes Handels op China , een groot ge- deel- (jT) Memoires fiir les Liaifons & le Commerce des Romair,s avec Is Tart art s cff les Chinois ,par M. de «uignes. Mem. de Literat. XXXII. p. 355. &c.  wegens OUD INDIE. 135 deelte van de wyduitgeftrekteLandfchappen, ten Oosten van de Caspifche Zee, moest 1 doorgetrokken worden. En fchoon het voornaamfte roerze!, om die verre Reis- tochten te onderneemen , winst ware, moeten 'er, nogthans, onder deeze Gelukzoekers, lieden' van een weetgierigen aart en bekwaamheid geweest zyn, die hunne aan» dagt van de voorwerpen des Handels konden aftrekken, om dezelve op andere, van een algemeener belang, te vestigen. Van hun kreeg men zodanige berigten, en onderwierp dezelve aan het onderzoek der kundigen, als ptolemeus in ftaat ftelde om eene befchryving te vervaardigen van de verafgelegene Gewesten van Afia (V), volkomen zo naauwkeurig als die van verfcheide Landen, van welke hy , uit hoofde van derzelver nabyheid , veronderfteld mag worden onderfcheidener kundfehap bekomen te hebben. •— Het verfte punt Oostwaards, waar toe zyne kennis van-die gedeelte van Afia uitflrekte, is Sera Metropolis, 't welk, uit verfcheide omftandigheden, blykt te zelfder plaatze gelegen te hebben als Kant- cheou,eene Stad van eenige aangelegenheid in Chen-fi, het Westlykfte Landfchap des Chineefchen Ryks. Deeze Stad plaatst hy op de Lengte van honderd zeven en zeventig Graaden en vyftien Minuuten , bykans drie Graaden ten Westen van Since Metropolis , door hem befchreeven als de uiterfte grenspaal van Afia (e) Pxolem. Lib, FI. c. 11—18. I 4 II. iFDEELING.  II. afdeeling 136 ONDERZOEK Afia ter Zee ontdekt —- En bepaalde zich de kennis van ptolemeus wegens dit gedeelte van Afia niet alleen tot dat ge, deel te door 't welk de Caravaanen verondersteld mogen worden rechtftrceks op hunne reize Oostwa-.rds getrokken te zyn ; hy hadt desgelyks eenig algemeen onderrigc omtrent veiTcheide Volken Noordwaards gelegen, die, volgens de plaatzing, welke hy daar aan toefchrjft , gedeelten befloegen van de groote vlakte van Tartarye, zich veel verder uittrekkende dan Lasfa , de Hoofdftad van Thibet, en de Verblyfplaats van den Dalai Lama. De Breedten van verfcheide Plaatzen , in dit gedeelte van Afia, zyn door ptolemeus, met zulk eene ongemeene maate van naauwkeurigheid, opgegeeven, dat wy niet wel kunnen twyfelen of zy rusten op daadlyke waarneemingen. Uit veele voorbeelden , ten bewyze hier van, zal ik drie van de Plaatzen uitkiezen, gelegen in zeer onderfcheidene gedeelten van het Land , met welks befchouwing wy ons bezig houden. De Breedte van Nagara aan de Rivier Cophenes, (heden Attock,) is, volgens ptolemeus, twee en dertig Graaden en dertig JVJinuuten , 't welk volkomen zamenftemt met de waarneeming van een Ooster.'-ch Aardryksbefchryver. door den Heer d'anv De Breedte van Sera Metropolis is by ptolemeus ach: en dertig Graaden en vyftien Minuuten ; die van Kant cheou wordt door de . Zendelingen der Jefuiten op negen en dertig Graaden gelteld. — Ik heb deeze treffen, de voorbeelden van de overeenkomst zyner Berekeningen , met die door hedendaagfche Waarneemingen zyn opgegeeven, bygebragt, om twee redenen. De eene, om dat zy klaar aanwyzen , dat deeze verafgelegene deelen van Afia met geene geringe maate van oplettenheid waren 1 onderzogt; de andere, dewyl ik geen gering genoegen voel , om , naa dat ik my genoodzaakt gevonden heb, verfcheide dwaalingen en gebreken in de Aardryksbefchryving van ptolemeus aan te wyzen ,« regt te laaten wedervaaren aan eenen Wysgeer, die zo veel heeft toegebragt tot verbetering van deeze Wee ten fchap. De nukken, door my aangevoerd , draagen het doorflaandst blyk, zo wel van de uicgeltrektheid zyner kennisneeming als van de juistheid zyner. befluiten, ten opzigte van Landen , hem , uit hoofde van derzelver verren afftand, minst bekend. *ot (g-) Tab. Geogr. apud hudson. Geogr. Minor-es, III. p. 145. I 5 II. fdee-  133 ONDERZOEK HL afdeeling. ] ] J I 2 v V f l Tot dus verre heb ik myne naafpeuringen, wegens de kennis, die de Ouden van Indie hadden , bepaald tot het Vasteland, Ik zet my thans, om te overweegen, welke Ontdekkingen zy gedaan hadden van de Eilanden, gelegen in verfcheide gedeelten van den Oceaan, die 't zelve omringt, en maak een aanvang me-c Taprobane, het grootfle en aangelegenfle van allen. Dit Eiland ligt zo rechtflreeks in den koers der Zeevaarenden, die het verder dan Kaap Comorin waagden, inzonderheid wanneer zy , volgens de oude wyze van Scheepvaart, zelden zich van de Kust verwyderden , dat de ligging van 't zelve , gelyk men veelligt zou denken, met de uiterfte naauwkeuiigheid moest bepaald weezen. — Vóór den tyd van alexander den gr o o ten was de naam van Taprobane onbekend in Europa. In gevolge van de rustlooze weetgierigheid met welke die Vorst elk Land, 't geen hy vermeesterde of beïogt, fchynt men 'er eenig berigt van ge* ireegen te hebben. Zints zynen tyd, beeft sykans elk Schryver over de Aardrykskunde daar van gewaagd; doch hunne ver j malen, des betreffende, zyn zo verfchil. end,en menigwerf zo tegenitrydig, dat wy ■ezwaarlyk kunnen gelooven, dat zy het elfde Eiland befchryven. Strabo, de oudfte Schryver thans oor handen, by wien wy eenig byzonder erflag van het Eiland Taprobane aantref;n , verzekert dat het zo groot was als Irittanje, en gelegen op den afftand van ze-  wegens OUD INDIE. 139 zeven, of, volgens anderer opgave, van twintig dagen zeilens van den Zuidlykften Uithoek des Indifchen Schiereilands : van waar hy, ftrydig met het geen wy weeten dat de weezenlyke ligging deezes Eilands is, 't zelve befchryft als zich Westwaards meer dan vyfhonderd Stadiën uititrekkenr de (/?)• Pomponius mela, een Schryver m tydopvolging de naaste aan strabo, is onzeker of hy Taprobane zou aanmerken als een Eiland, of als het begin eener andere Wereld: maar dewyl niemand, fchryft hy , het ooit omgezeild heeft, fchynt hy het meest tot het laatstgemelde gevoelen over te hellen (ï). Plinius verfchaft ons eene breedvoeriger befchry ving van Taprobane, die , in ftede van 'er meer lichts over te verfpreiden , alles , wat dit Eiland betreft , met meer duisternis omwindt. Naa de veelvuldige en llrydige gevoelens der Griekfche Schryveren opgegeeven te hebben , berigt hy ons, dat, door den Koning van dat Eiland, Gezanten gezonden werden aan Keizer claudius, uit welken de Romeinen verfcheide voorheen onbekende dingen wegens dit Eiland verhamen: in 't byzonder dat 'er vyfhonderd Steden op 't zelve waren, en dat, in 'c middenpunt, een Meir was van drie honderd en vyf en zeventig My- ler (K) Strabo, Lib. II. p- 124. B. p. 180. B. p 102. A. Lib. XV. p. 1012. B. CO Pomp. mela, de Situ Orbis, Lib.III. c 7 II. afdeeling.  i4o ONDERZ'OEK II. AFDEE LING, len in den omtrek. Deeze Gezanten fton- den verfteld op 't gezigt van den Groot en Beer en de Pleiades, Geftarnten , die zich . aan hunnen Hemel niet vertoonden ; nog meer waren zy ontzet, als zy vernamen, dat hunne Schaduwen na het Noorden weezen, en de Zon aan hunne {linkerhand opkwam, en aan hun rechterhand onderging. Zy verzekerden ook, dat, in hun Land, de Maan nimmer gezien wierd dan vóór den achtften dag naa Nieuwe Maan, en alleen tot den> zestienden zigtbaar bleef (F). Vreemd, in de daad, dat een Schryver, zo verftandig als plinius, alle deeze byzonderheden verbaalt zonder eenige aanmerking daar op te maaken , en inzonderheid niet opi.ierkt, dat het geen deeze Gezanten vertelden, wegens het fchynen der Maane , op geene plaats des Aardbodems kon waar weezen. Ptolemeus, fchoon zo naby aan den tyd van plinius leevende, fchynt geheel geene kennis van diens befchryving van Taprobane gehad, of iets van het Gezant, fchap aan Keizer claudius, geweeten te hebben. Hy plaatst dit Eiland tegen over Kaap Comorin, op geen grooten afftand van het Vasteland, en befchryft het als van het Noorden na het Zuiden ftrekkende ter lengte van niet minder dan vyftien Graaden, twee van welken hy ten Zuiden van den Equator ftelt, en indien zyne opgave van de afmeeting juist geweest ware, mogt hec, (/F) Plinius, Nat. Hifi. Ui. VI. c. 22,  weöens OUD INDIE. 141 het, ten aanziene der grootte, regtmaatig met Brittanje vergeleeken worden (7). Ag.\ themerus, die laater dan ptolemeus fchreef, en wel bedreeven was in diens Aardrykskunde, houdt Taprobane voor het grootfte van alle Eilanden, en geeft Brittanje flegts de tweede plaats (m). Uit deeze verfcheidenheid der befchryvingen, door de oude 'Schryvers opgegeeven, is het geenzins te bevreemden, dat de hedendaagfchen zeer verfchillende gevoelens omhelsd hebben, ten opzigte van het Eiland in den Indif'chen Oceaan, 't geen men voor hetzelfde zou houden met het Taprobane der Grieken en Romeinen. Naardemaal en plinius en ptolemeus 't zelve opgeeven als voor een gedeelte ten Zuiden van den Equator liggende, beweeren eenige Geleerden , dat Sumatra het Eiland is, 't welk aan deeze befchryving beantwoordt. Maar de groote afftand van Sumatra van het Schiereiland van Indie ftemt niet overeen met eenig berigt, door de Griekfche of Romeinfche Schry. vers gegeeven, wegens de ligging van Ta. probane, en wy hebben geen blyk dat de Scheepvaart der Ouden zich immer tot Sumatra uitftrekte. -Het meer algemeen aangenomen gevoelen is, dat het Taprobant dei (/) Ptol. lib. VIL c 4. d'Anville, Ant. di Pinde, p. 142. (m) Lib. II.c. 8. apud hudson. Geogr. Minor Vol. II. li: afdeeling.  142 ONDERZOEK II. af pee ling. der Ouden, en het tegenwoordig Eiland Ceylon , voor 't zelfde moet gehouden worden ; en, niet alleen de nabyheid aan het Vasteland van Indie , waar de algemeene gedaante van het Eiland , zo als dezelve wordt opgegeeven door ptolemeus, alsmede de ligging van verfcheide Piaatzen öp 't zelve, fchenken aan dit gevoelen (ondanks verfcheide groote misdagen , waar van ik vervolgens zal fpreeken ,) eene groote maate van zekerheid. De andere Eilanden , ten Oosten van Taprobane, door ptolemeus vermeld, zou men, (was zulk eene breedvoerigheid noodig,) kunnen toonen dat de Andamanfche en Nicobarfche Eilanden zyn in dé Golf van Bcngale. Naa dit lang, en, zo ik vreeze, verveeIend onderzoek, van de vordering door de Ouden gemaakt, in het opfpeuren der onderfcheide deelen van Indie. en naa opgegeeven te hebben hoe verre zy Oostwaards, of ter Zee of te Land, kwamen , zal ik eenige algemeene aanmerkingen voordraagen, wegens de wyze op welke zy hunne Ontdekkingen deeden , en de maate van vertrouwen waar mede wy mogen afgaan op hunne berigten deswegen ; 't geen ik met zo veel voordeels niet kon doen, voor dat ik deeze naafpeuring voleindigd had. De kunst om Kaarten te vervaardigen , die of de gedaante der geheele Aarde, zo verre men dezelve onderzogt hadt, of die sran byzondere Landen, vertoonden, was, by de  wegens OUD TNDIE. 143 de Ouden, bekend ; en , buiten derzelver gebruik , om de verbeelding te hulpe te ■ komen, was het onmogelyk zich' een onderfcheiden denkbeeld van de eene of andere gevormd te hebben. Van eenige deezer Kaarten gewaagen herodotus, en andere vroegtydige Griekfche Schryvers. Maar geene Kaarten, vóór die gemaakt werden, om de Aardrykskunde van ptolemeus op te helderen, hebben onze dagen bereikt; in gevolge waarvan het zeer bezwaarlyk vak te begrypen, welke de betrekkelyke ligging was van de onderfcheidene Plaatzen, door de oude Aardryksbefchryvers vermeld; ten ware men door meeting des verzekering kreeg. [Dus heeft de Schryver van de Omvaart der Erpkrafche Zee de afftanden uitgemerkt van veele der Plaatzen door hem genoemd, met zulk eene naauvvkeurigheid, dat hy nader , dan 't geen men by eenig Schryver der Oudheid aantreft, komt by eene volkomene Opneeming van de Kust van Myos - hormus , aan de Westzyde van de Arabifche Golf, langs de Oevers van Ethiopië, Arabie, Perfie en Caramattie, tot den mond van den Indus, en van daar lan^s de Westkust van het Indisch Schiereiland tot Mufiris en Bar ace. Dit voege veel toe aan de waarde deezer korte Verhandeling . die , in alle andere opzigten, groote verdienden bezit. Het mag voor een opmerkelyk bewys van de uitgeftrektHéia en naauwkeurigheid der kundigheden van deezen Schryver, omtrent Indie,aangezien II. SlFDEEling.  tl. AFDEE LING. j i H+ ONDERZOEK zien worden , dat hy de éénigfte oudé .Schryver is, die blykt eenigermaate kennis gehad te hebben van de groote verdeeling , des Lands, welke nog plaats heeft, te weeten Eigenlyk Indofian ; bevattende de Noordlykfte Landfchappen van het Schiereiland en Deccan , behelzende de Zuidlyke Gewesten. „ Van Barygaza," fchryft hy , ,-, ftrekt het Vasteland Zuidwaards ; „ van hier wordt dit Land Dachinabades „ geheeten : want, in de taal des Lands, ü noemt men het Zuiden Dachanos " (#). ] Zo ras, egter, de wyze om de ligging van ieder Plaats uit te merken door de'opgave der Lengte en Breedte was ingevoerd, en algemeen werd aangenomen , kon elke ligging zeer kort en weetkundig befchreeven worden. Maar dan nog hangt de naauwkeurigheid van deeze nieuwe haudelwyze, en het voordeel, 't welk de Aardryksbefchryving daar van trekt, af van dé wyze , op welke de Ouden de Lengte en Breedte der Plaatzen berekenden. Schoon de Ouden , om de Lengte en Breed- («) Perip. Mar. Erythr. p. 29. Dewyl de Grieken en- Romeinen, als zy een vreemden naam overnamen, altoos daar aan eenen uitgang gaven byzonder aan hunne Taal eigen, 't weïk de Taalvorming dier beide taaien eenigermaaie noodzaaklyk maakte , is het blykbaar dat Dachanos het zelfde is met Decïan, welk woord tot nog dezelfde betekenis heeft ■ ;n nog de Naam is van die Afdeeling des Schier' :ilands. De Noordlykfte Grensfcheiding van Deccan s tegenwoordig de Rivier Nerbiiddah, wasr ook )nze Schryver dezelve plaatst; Perip. ibid. Dit s de XXXIII Aantekening van robeutso*  WEfJErts OUD INDIE. 145 Breedte der Plaatzen te bepaalen , op dezelfde beginzelen afgingen als de Hedendaagfchen, gefchiedde het, nogthans, door middel van Werktuigen veel flegter van maakzel dan die men thans gebruikt , en zonder die keurige oplettenheid op elke omftandigheid , welke invloed kan nebben op de juistheid eener waarneeming ; eene oplettenheid waar van eene langduurige ondervinding alleen de noodzaaklykheid kan aanwyzen. Ter bepaaling der Breedte van eenige Plaats, namen de Ouden de Middaghoogte der Zonne waar, of door de fchaduw van een rechtftandigen Zonnewyzer, of door een Astrolabium ; hier door viel het gemaklyk te berekenen hoe veele Graaden en Minuuten de Plaats der Waarneeminge af was van den Equator. Als zy zich van geen deezer middelen konden bedienen, leiden zy de Breedte eener Plaats af uit dé beste berigten , welke zy zich wisten té verfchaffen van de lengte des langden dags aldaar. Ten opzigte van het bepaalen der Lengte eeniger Plaatzen, vonden zy zich meer verlegen : dewyl 'er maar ééne foort van Verfchynzelen aan den hemel was , tot welken zy de toevlugt konden neemen. Deeze waren de Maansverduisteringen (want de Zonsverduisteringen werden niet genoegzaam begreepen om ze dienstbaar te maaken tot eenige oogmerken der Aardrykskunde) ; het verfchil tusfehen den tyd op welken eene Maansverduistering waargenomen was, te beginnen en te eindigen op K- twéé ïï. AFDÉE- m  II. akdeeling. 146 ONDERZOEK twee onderfcheide Plaatzen , gaf terftond het verfchil tusfehen de Meridmanen dier Plaatzen. Maar de moeilykheid om deeze waarneemingen met mauwkeurigheid te doen, en de onmogelykheid om ze dikwyls te herhaalen, deeden ze van zo weinig gebruik in de Aardrykskunde worden , dat de Ouden , ter bepaaling van de Lengte , meest daadlyke opneemingen moesten te baat neemen, of zich vergenoegen met de losfe berigten, die zy ontvingen uit de berekeningen der Zeevaarenden, of de dagboeken der Reizigeren. Maar, hoewel de Ouden , door behulp der bovengemelde bewerkingen, de ligging der Plaatzen met eene vry groote maate van naauwkeurigheid te land konden bepaalen , is het zeer onzeker of zy eenig middel, dan geheel niet, hadden, om dit ter Zee te doen. De Zeelieden der Oudheid fchynen zich zeldzaam van Starrekundige Waarneemingen bediend te hebben. Zy bezaten geene Werktuigen gefchikt voor eene beweegende en onvaste plaats van Waameeming; en fchoon hunne gewoonte, om veelvuldig te landen , eenigermaate dit gebrek kon verhelpen, heeft egter, zo verre my bewust is , geen oud Schryver eenig berigt gegeeven van eene Starrekundige Waarneeming op hunne Scheepstochten gedaan. Het fchynt te blyken uit ptolemeus, die eenige Hoofdftukken befleedt om te toonen op welk eene wyze de Aardrykskunde zou kunnen verbeterd . en de misflagen te regc gebragt worden, van de berigten  wegens OUD INDIE. 147 teri der Zeelieden (V), dac alle hunne opgaven alieen op Rekening fteunden, en de gevolgen niec waren van Waarneeming. Zelfs mee alle de verbeteringen , welke de Hedendaagfchen gemaakt hebben in de Zeevaardkunde, weet men, dat deeze wyze, van het by' rkrekening te doen , zoo los en onzeker gaat, dac men daar uit, alleen, mee eenige aanmerkelyke maate van naauwkeurigheid, geen gevolg kan afleiden. By de Ouden moec deeze onnaauwkeurigheid veel groocer geweesc zyn ; dewyl zy gewoon waren, op hunne reizen, in ftede van een rechten koers te houden, die veel gemaklyker vale af te meeten , langs de kust om te zeilen; zy hadden geen Kompas, of eenig ander werktuig, waar mede zy de ligging van de eene Zeekusc, ten opzigte van de andere,konden bepaalen. Overeenkomfcig hier mede, vinden wy de ligging van veele Plaatzen, die wy mogen veronderilellen op Zee bepaald te zyn, met weinig juistheids vastgefteld. Wanneer, in gevolge van een daadlyk gedreeven Handel, de Havens van eenig Land dikwyls bezogt werden , kunnen de berekeningen van onderfcheidene Reizigers gediend hebben orti eenigermaate elkander te Verbeteren, en de Aardrykskundigen in ïtaat te Hellen , om hunne befluiten, met eene grooter nadering aan de waarheid , op te maaken. Maar in wydafgelegene Landen, die nimmer het tooneel waren van Krygs- ver- (0) Ptolem. Lib. I. c. 7-14. K 2 II. afdbeling.■ .4  II. AFDF-E- 148 ONDERZOEK verrigtingen, noch bezogt werden van dïkwyls daar doortrekkende Caravaanen , is alles wilder en onbepaalder, en de overeenkomst tusfehen de Oude Befchryvingen van dezelve, en de daadlyke Gedaante, is menigmaal zo flaauw dat men dezelve bezwaarlyk konne vinden. Ook was de Breedte der Plaatzen , gelyk gereed te bevroeden is, in 't-algemeen, by de Ouden juister bekend dan derzelver Lengte. De Waarneemingen, welke de Breedte bepaalen, zyn eenvoudig, kunnen gemaklyk genomen worden , en ftaan voor niet veel dwaalings bloot. De Lengte kan men niet juist vastftellen, zonder meer zamengeftelde werkzaamheden, en het gebruik van Werktuigen volkomener dan eenige die de Ouden fchynen bezeten te hebben. [Schoon de oude Starrekundigen, in het afleiden van de Breedte der Plaatzen uit de Waarneemingen van de Zon of Starren, verfcheide verbeteringen verwaarloosd hebben, die zy hadden behooren te maaken, waren hunne opgaven zomtyds naauwkeurig op weinig Minuuten na; doch , op andere tyden,blykt het, dat zy tot twee of zelfs drie Graaden mistastten ; alles dooreen gerekend zouden zy, misfehien, op een halven Graad na , de waarheid getroffen hebben. Dit gedeelte van de oude Aardryksbefchryving zou, derhalven, draaglyk naauwkeurig mogen heeten, indien wy daarin een genoegzaam aantal van zulke bepaalingen aantroffen. Deeze egter waren verre van talryk te weezen, en fchynen zich alleen bepaald te heb-  wegens OUD INDIE. 149 hebben tot eenige der voornaamfte Plaatzen in Landen rondsom de Middellandfche Zee gelegen. Wanneer, by mangel van naauwkeurige Waarneemingen, de Breedte ontleend werd uit de Lengte van den langflen of koi'tften Dag, zo kon men, in geen van beide de gevallen , eene groote maate van juistheid verwagten, en allerminst in de nabyheid van den Equator. Een misflag van een vierendeel uurs, welke, zonder eene wyze om den tyd naauwkeuriger te meeten dan de oude Waarneemers konden gebruiken, niet gemaklyk te vermyden viel, kon, op die hoogte een misflag van vier Graaden in de bepaaling der Breedte veroorzaaken. Ten opzigte van de Plaatzen onder de Verzengde Luchtftreek, hadt men een ander midddel om zich van de Breedte te vergew'sfen; te weeten, door den tyd des Jaars waar te neemen wanneer de Zon toprecht boven eene plaats ftondt, of wanneer lichaamen, loodrecht op een vlakte gezet. geen Schaduw op den Middag gaven; de afftand der Zonne van den Eq'iator op dien tyd, welke bekend was uit de beginzelen der Starrekunde, was gelyk aan de Breedte van de Plaats. Wy hebben voorbeelden van het aanwenden deezes middels in de bepaaling der Parallellen van Syene en Meroe. De naauwkeurigheid , welke deeze handelwyze toelaat , fchynt zich te bepaalen tot omtrent een halven Graad, en dit alleen op de veronderftelling, dat de Waarneemer ter plaatze zelve K 3 bfjfc; II. afdee- ling.  II. AFDEE LING. 150 ONDERZOEK blyft; want, indien hy van de eene plaats . na de andere trok, en geene gelegenheid hadt om de waarneeming van, den eenen . dag door dien van den volgenden te verbeteren , zou hy zeer waarfchynlyk veel verder van de waarheid afdvvaalen. Wat de Lengte der Piaatzen betreft , dewyl de Maansverduisteringen niet veelvuldig en zelden van gebruik konden zyn tot derzelver bepaaling, en alleen waar men Stirrckundigen vondt om die verfcbynzels met juistheid waar te neemen , mogen wy die wel onaangemerkt laaten, by het Onderzoek der Aardrykskunde van verafgelegene Landen. De verfchülen van de Meridiaanen der Plaatzen werden, daarom, oudtyds, geheel bepaald, door de Strekkingen en Afftanden der eene Plaats van de andere ; in gevolge hier van kwamen alle de misflagen der berekeningen, opneemingen, en wegwyzers, voornaamlyk op de Lengte neder, op dezelfde wyze als tegenwoordig op een Schip, 't welk geen middel heeft om de Lengte te vinden, behalven , door het vergeiyken van de LogJyn, met de waarneemingen van de Breedte ; hoewel met dit onderfcheid, dat de dwaalingen, voor welken de kundigfte Scheepslieden onder de Ouden bloot ftonden, veel grooter waren, dan de onkundigfte Schipper heden ten dage, met een Kompas voorzien, kan begaan. De Lengte van de Middellandfche Zee, in Graaden van Lengte, van de Pylaaren van Hercules tot de Baay van tsfus, Is minder dan veertig Graaden; maar, in  wegens OUD INDIE. 151 in de Kaarten van ptolemeus,. meer dan zestig, en, in 't algemeen, zyn zyne Leng- . ten, gerekend van den Meridiaan van Alexandrie, inzonderheid Oostwaards, by- 1 kans in dezelfde evenredigheid verkeerd. Het blykt, dat,in vreemde Zeeën,de kusten dikwyls werden opgemaakt uit een onvolkomen berigt van de gezeilde aftanden, zonder de minite kennis van de trekkingen, of de treek, door't fchip gehouden. Ptolemeus, 't is waar , was gewoon omtrent een derde te tellen voor de bogtigheid van den Koers eens Schips (ƒ>); doch het is openbaar , dat de toepasfing van deezen algemeenen regel zelden tot een juist betuit bragt. Desaangaande hebben wy een doorteekend voorbeeld in de gedaante , welke die groote Aardrykskundige aan het Schiereiland van Indie geeft. Van het Voorgebergte Barygazenum tot de Plaats aangeduid door Locus unde fblyam in Chryfen navigantes , dat ii» van Suratte aan de Malabarfche Kust tot omtrent Narfapour op de Kust van Cormandel, is de aftand, gemeecen langs de Zeekust , ten naasten by dezelfde met die in de daad plaats heeft ; te weeten omtrent Vyfhonderd en twintig Mylen. Maar de misflag in de trekking is verbaazend; want de Malabarfche en Cormandelfchè Kust , in ftede van Zuid waards te loopen, en op Kaap Comorin elkander in een vry (ƒ>) Ptolem. Geogr. Lib. I. c. 12. K4 II. iFDEE» ling.  II. afdeeling. i j I 152 ONDERZOEK vry fcherpen hoek te fnyden , worden door ptolemeus, bykans in dezelfde rechte lyn, van hec Westen na het Oosten uitgeftrekt; een weinig na hec Zuiden afwykende. Deeze Kusc worde, ten zelfden tyde , uitgemerkt mee verfcheide ' Baayen en Voorgebergten ; in derzelver ligging ten naasten by overeenkomende mee die men 'er daadlyk vindc. Alle deeze omftandigheden, zamengenomen, wyzen ten klaarften aan, uic welke ftoffen de oude Kaarc van Indie werd zamengefteld. De Schepen , die de Kusc van dac Land bezogten , hadden aantekening gehouden van den tyd op welken zy van de eene na de andere Plaats onder zeil gingen, en opgemerkt , als zy hec ftrand langs voeren , aan welke zyde hec land lag , wanneer zy een Baay over/taken , of een Voorgebergte omzeilden. Dit gebrekkig dagverhaal , mee een onvolkomen berigc, misfehien van de Breedte van ;en of twee Plaatzen , was waarfchynlyk il het onderrigt wegens de Kust van In. üe, 't welk ptolemeus zich kon verghaffen. Dac hy een beeer zou hebben cunnen verkrygen van de Kooplieden, die, nee geen byzonder oogmerk om de Kuse :e verkennen , voeren , zal ons niec verdonderen, als wy in aanmerking neemen, lac zelfs de beroemde Periplus van hanüo een Aardryksbefchryver niec in ftaac ;ou ftellen om de Kust van Africa met iieer naauwkeurigheids af te. tekenen dan  wegens OUD INDIE. 153 dan ptolemeus die van Indie gedaan heeft Met dit alles weet ik niet, of ptolemeus, onder het groot aantal Plaatzen , welker ligging hy bepaald heeft, de waarheid in de Lengte van ééne zo naby komt, als hy daadlyk deedt in de bepaaling der Breedte van de drie Steden hier boven bygebragt , tot een treffend , fchoon niet zeldzaam, blyk van zyne naauwkeurigheid. Deeze waarneemingen beweegen my; om te blyven by een gevoelen door my elders voorgedraagen (V), dat de Grieken en Romeinen, in hun Handelgemeenfchap met Indie , zelden , of door nieuwsgierigheid, of door winzugt , gebragt werden om de meer Oostwaards gelegene deelen te bezoeken. Verfcheide byzonderheden komen ons te vooren tot ftaaving van dit denkbeeld. Schoon ptolemeus den naam van Emporia geeft aan verfcheide Plaatzen gelegen op de Kust, die van den Oostlykften mond der Ganges na het uiterfle van het Gouden Cherfonefus ftrekt, is het onzeker , gelyk ik reeds heb opgemerkt, of wy uit deeze benaaming dezelve moeten aanmerken als Havens bezogt door Schepen uit Egypte, dan alleen door Schepen des Lands. Het verdient in opmerking genomen te worden, dat hy verder op dan het Gouden Cherfonefus maar van éênEmporium gewaagt , (?) Dit is de XXXIV Aantekening van r o b e rt s o n. (r) Roïertson, Gefchiedenis van America, I. D. bl. iS. en 27. K 5 II. afdeel1ng.  154 ONDERZOEK n. AFUF.I LiNG, waagt (Y) , 't geen duidlyk uicvvyst, dat - de Gemeenfchap met dat gedeelte van Indie niet veel betekend hebbe. Waren de - Scheepstochten uit de Arabifche Golf na deeze Gewesten van Indie zo veelvuldig geweest, dat zy ptolemeus aanfpoorden om zo naauwkeurig de Lengte en Breedte der Plaatzen, door hem vermeld, op te geeven, hy moest, in gevolge derzelven, zulk een berigt ontvangen hebben als veele groote misdagen, door hem begaan, zou hebben voorgekomen. Was het gebruiklyk geweest Kaap Comorin om te vaaren , en de Baay van Bengale tot den mond van de Ganges op te zeilen, eenige der oude Aardryksbefchryveren zouden niet zo onzeker geweest zyn, en andere zo grof niet misgetast hebben, ten aanziene van de ligging en grootte des Eilands Ceylon. Indien de Kooplieden van Alexandrie dikwyls de Havens bezogt hadden van het Gouden Cherfonefus , en van de Groote Baay , moesten de befchryvingen , door ptolemeus daar van gegec ven, meer overeengekomen hebben met derzelver waare gedaante , en kon hy niet geloofd hebben dat verfcheide Plaatzen over de Linie lagen , die men met de daad eenige Graaden aan deeze zyde van dezelve aantreft. Maar , fchoon de Scheepvaart der Ouden zich niet uitgeftrekt hebbe tot het verder gelegene Indie , zyn wy verzekerd , dat verfcheide Voortbrengzels van dat Land in CO Ptolëm. Geogr. Lib, Vil. c. 2,  wegens OUD INDIE. 155 in Egypte gevoerd, en van daar na Rome en andere deelen van hec Keizerryk ge- t bragt, wierden. Uic omftandigheden, reeds door ons vermeld , hebben wy grond om . te belluiten , dat men deeze in Schepen des Lands na Mufiris bragt, en na andere Havens op de Malabarfche Kust , die, ten dien dage, de Stapelplaatzen des Handels mee Egypte waren. — In een Land van die uitgeftrektheid als Indie , in 't welk de Natuurlyke Voortbrengzels veelvuldig zyn , en eene groote verfcheidenheid verkrygen door vlytbetoon en kunstbewerking, moet een daadlyke binnenlandfche Handel , zo ter Zee als te Land , vroegtyds ftand gegreepen hebben tusfehen de onderfcheide Gewesten. — By de oude Schryvers ontmoeten wy daar van eenige fpooren ; en waar de bronnen van kundfehap zo weinig eri fchaars zyn, moeten wy ons vergenoegen met deeze aanduidingen. Onder de verfcheide Rangen, of Casten , in welken het Volk in Indie verdeeld was , werden de Kooplieden als een byzondere vermeld (f)\ waar uit wy mogen opmaaken, dat de Koophandel een der gevestigde Bezigheden, of Beroepen, by de Lieden diens Lands geweest hebbe. — Uit den Schryver van de Omvaart der Erythrafche Zee leeren wy , dac de lnwoonders van de Kust van Cormandel, mee hunne eigene Schepen Handel dreeven mee die van de Malabarfche ; dac de binnen- land- (0 Pt in. Nat. Hht. Lib. VI. c. 22. II. kFDËELING.  156* ONDERZOEK landfche Handel van Barygaza groot was £ en dac men , in alle Jaargetyden, een aantal van Schepen des Lands aantrof in de Haven van Mufiris («). — Strabo onderrigc ons , dac de kostbaarfte Voortbrengzels van Taprobane gevoerd wierden na de onderfcheidene Emporia, of Marktplaaczen, van Indie (V). Op deeze wyze kreegen de Egyptifche Handelaars die Goederen , en konden dus hunne reis binnen hec Jaar volbrengen , die veel langer zou hebben moeten duuren, hadt dezelve zich zo verre Oostwaards uitgeftrekc als men doorgaans veronderftelt. Uit dit alles krygt het eene groote waarfchynlykheid, dat ptolemeus het berigt, wegens de Oostlykfte gedeelten van Indie, waarop hy zyne berekeningen grondde , niet zo zeer gekreegen hebbe door een rechtitreekfche en geregelde gemeenfchap tusfehen Egypte en deeze Gewesten, dan wel uit de befcheiden van eenige weinige Waaghalzen, die, dooreen onderneemzieken geest gedreeven, of door winzugt aangezet, buiten de gewoone grenzen der Scheepvaart gingen. Hoewel , zints den Leeftyd van ptolemeus, de Handel op Indie bleef aanhouden door het voorige Kanaal, en beide Rome, de oude Hoofdftad des Ryks , en Confiantinople, de nieuwe Zecel des Beftuurs , de kostbaare Voortbrengzelen diens (u) Peripl. Mar. Erythr. p. 30 en 34, wenteling in de Gemeenfchap van Europa , roet het Oosten te wege bragt. Mahomed fchynt , door het verkondigen van eenen nieuwen Godsdienst , zyne Landsgenooten met een nieuwen geest bezield, en de vonken van verborgene driften en bekwaamheden ontftooken te hebben. Het grootfte gedeelte der Arabieren , van de L 3 vroeg-  i66 ONDERZOEK III. AFDEE LING. A. D. 640. vroegte tyden af, voldaan met Volks Onafhangeiykheid en Perlbonlyke Vryhcid , paste hunne Kameelen op , of kweekte - Palmboomen , binnen de paaien van hun eigen Schiereiland, en hadden weinig Gemeenfchaps met de rest des Menschdoms,, dan alleen wanneer zy uitrukten om een Caravaan te plunderen, of een Reiziger te berooven. In eenige ftrecken , nogthans, hadden zy eenen aanvang gemaakt, om den arbeid des Landbouws, en de drukte des. Koophandels, te voegen by de bezigheden1 des Herderlyken Leevens. Alle deeze rangen van Menfchen betoonden , toen zy aangevuurd waren door de geestdrift, welke de aanmaaningen en het voorbeeld van mahomed hun inbliezen, op eenmaal al den yver van Zendelingen, en de eerzugt van Overmeesteraarcn. Zy verfpreidden de Leer van hunnen Propheet, en breidden de Heerfchappy van diens Opvolgers uit, van de Oevers der Atlantifche Zee tot de grenzen van China, met eene fnelheid van voorfpoed, waarvan de Gefchiedenis des Menschdoms geen wedergade oplevert. Egypte was een der eerfte vermeesteringen van de Mahomedaanen ; en , daar zy zich, in dat uitlokkend Land, nederzetten, en 't zelve in bezit hielden , werden de Grieken uitgeflooten vau alle Gemeenfchap met Alexandrie, werwaards zy zo lang heenen toogen, als de groote Marktplaats, van Indifche Goederen. Dit was de eenige uitwerking niet , welke de voortgang der Mahomedaanfche wapenen hadt op den  wegens OUD INDIE. i6> den Koophandel van Europa met Indie gedreeven. De Arabieren hadden , vóór hun inval in Egypte, het groote Perfifche Ryk te ondergebragt, en 't zelve aan de Heerfchappye hunner Caliphs toegevoegd. Zy vonden hunne nieuwe Onderdaanen bezin- met het voortzetten van dien uitgebreiden Handel op Indie, en het Land ten Oosten van Indie gelegen, welks begin en voortgang in Perfie ik reeds vermeld heb; zy bevroedden dermaate de groote^ voordeelen daar aan verbonden, dat zy 'er in begeerden te deelen. Naardemaal de werkzaame vermogens van 's Menfchen geest, wanneer zy tot veel beduidende poogingen in één geval opgewekt zyn, bekwaamst gevonden worden om met kragt in andere rVningen te werken , werden de Arabieren, van doldriftige Oorlogshelden, welhaast veel onderneemende Kooplieden. : Zy voeren voort den Koophandel op Indie te dryven door het voorige Kanaal van de Perfifche Golf', doch het gefchiedde met dat vuur zo kenmerkend eigen aan alle de eerfte onderneemingen van mahomed's Naavolgeren. Binnen korten tyd kwamen zy veel verder dan de oude grensperken der oude Scheepvaart, en bragten veele der kostbaarfte Goederen van het Oosten, rechtftreeks uit de Landen , die dezelve voortbragten. — Om al het voordeel, uit de verkoop ontftaande, op een te hoopen, deedt de Caliph omar (a) , weinig jaaren O) Herbelot, Billiot1. Odeut, Art. bas ra h. L 4 III. Ui deeling.  168 ONDERZOEK m. AFDKELING. ren naa de vermeestering van Perfie, da Stad Bas fora fh'gten , aan den Westlyken oever van den grooten Stroom , gevormd door de vereeniging van de Euphraat en de Tigris, met oogmerk om deeze twee Rivieren , langs welken de Goederen , uit Indie gebragt, van alle de deelen van Afia. gevoerd werden , in bedwang te houden. Deeze -gelegenheid was zo wel uitgekoozen , dat Basfora , in korten tyd, eene Handelplaats wierd • die naauwlyks voor Alexandrie behoefde te wyken. Dit algemeen verflag , ten opzigre van den Handel der Arabieren op Indie , 'c welk alles is , 't geen de Gefchiedfchryvers van dit Tydperk ons opleveren, wordt bevestigd en opgehelderd, door het Verhaal eener Reize üit de Perfifche Golf na het Oosten , gefchreeven door een Arabisch Koopman , in den Jaare DI11LI der Christen Jaartcllinge , omtrent twee Eeuwen naa dat Perfie onderworpen werd aan de Caliphs , en uitgelegd door de Verklaaring van een anderen Arabier , die mede de Oostïyklte deelen van Afia bezogr. Dit keurig Verhaal, 't geen ons in ftaat ftelt om eene gaaping in de Gefchiedenis der Haiidelgemeenfchap met Indie aan te vullen , verfchaft ftoffe tot eene meer byzondere befchryving van de Ontdekkingen der Arabieren in het Oosten , en- van de wyze op welke zy dezelve deeden. [Naardemaal ik veel gebruik van dit Verhaal zal maaken, kan ik niet naalaaten om voor-  wegens OUD INDIE. 169 .vooraf iets te zeggen tot ftaaving van cltszelfs betwiste egtbeid. Deeze Reis, met de Waarneemingen van abu zeid al hassan van Siraf, werd uitgegeeven door den Heer renaudot (h). Dewyl deeze Uitgeever , in zyne Aanmerkingen , de Letter- -en Staatkunde der Chineefen met geheel andere kleuren voorftelt , dan ze vertoond waren in de fchitterende befchryvingen , door eene blinde bewondering der Jefuiten uitgegeeven, hebben twee yverige Zendelingen de egtbeid van deeze Verhaaien in twyfel getrokken , en beweerd , dat de Schryvers nooit in China geweest waren (c). Eenige Geleerden in Engeland koesterden desgelyks eenige twyfelingen over derzelver egtheid : dewyl renaudot geene aanduiding hadt gegeeven van het Handfchrift door hem vertaald, dan dat hy het vondt in de Boekery vun den Graaf de seignelay. Maar, vermids niemand het Handfchrift, zints dien tyd, gezien hadt namen de twyfelingea toe, en de Heer renaudot werd be- fchul- (b) Onder den Ty tel van, Anciennes Relations des Iiuks, & de la Chine, de deux Foyageurs Maho■methans, qui y allerent dans le Ncurieme Siècle , traduit de Arabe, avi c remarqw s J'nr les princtpaux endroits de ces Relations , 1718. Dewyl ik geene Fravfche Uitgave bezat, heb ik myne Aanhaahngen gedaan volgens, de Engelfche Overzetting. (c) Vader premare , Lcttr. édiliantes & e%rïeufès, Tom. XIX. p. 420, &c. en Vader parennin, Ibid. Tom. XXI. p. 158» &c. L ï IIT. \fdee" ling.  i?o ONDERZOEK in. AFUEt fchuldigd met het misdryf van bedrog. . Dan de Handfchriften van colbert ter bewaaring overgegeeven zynde in 's Ko. nings Boekery, gelyk, (ten gelukke der Letterkunde,) de meeste byzondere Verzamelingen van Handfchriften in Frankryh gedaan zyn , ontdekte de Heer de guignes, naa lang zoekens, het eigende Handfchrift , waar toe de Heer renaudot wyst. Het blykt gefchreeven te zyn in de Twaalfde Eeuwe (V). Het Verhaal der twee Arabifche Reizigeren wordt, in veele byzonderheden, gestaafd door hunnen Landsgenoot massoudi, die eene Verhandeling uitgaf over de Algemeene Gefchiedenis, aan welke hy de wonder vreemd klinkenden Tytel geeft van Weiden van Goud en Mynen van Juweelen, honderd en zes jaaren laater gefchreeven. Uit hem ontvangen wy desgelyks zulk een verflag van Indie, in de Tiende Eeuwe, waar uit blykt , dat de Arabieren, toen ten tyde, eene uitgebreide kunde van dat Land gekreegen hadden. Volgens zyne Befchryving was het Schiereiland van Indie verdeeld in vier Koningryken. — Het eerde bedondt uit de Landfchappen aan den Indus gelecgen, als mede aan de Rivieren die in den Indus vallen ; de Hoofddad was Moultan. — De Hoofdftad van het tweede Koningryk was Canoge, deeze blykt, uic de nog zigtbaare overblyfzelen , eene zeer groote Stad ge- (d) jfwnal des Scavans, Dcc. 1764.. p. 315. &c.  wegens OUD INDIE. 171 geweest te zyn (e). Om een denkbeeld van de Volkrykheid deezer 'Stad te geeven , verzekeren de Indifche Gefchiedfchryvers, dat 'er dertig duizend winkels waren in welke men de Betel - noot verkogt, en zestig duizend benden van Speellieden en Zangers, die eene belasting aan den Staat opbragten (ƒ). — Hec derde Koningryk was Cachemire. Massoüdi is, voor zo verre ik weec , de eerfte Schryver , die van dit Paradys van Indie gewaagt , waar van hy eene korte doch juiste befchryving geeft. — Het vierde is het Koningryk van Guzerate, 't geen hy vertoont als hec grootfte en magtigfte; en hy ftemt mee de. twee Arabifche Reizigeren overeen in aan de Soevereinen van 't zelve den naam van Balchara te geeven. — 't Geen massoudi wegens Indie verhaak, is te opmerkenswaardiger, dewyl hy zelve dat Land bezogt (g). Massoudx bevestigt wac de twee Arabifche Reizigers gezegd hebben , wegers de groote vorderingen der Indiaanen in de Srarrekunde. Naar zyn verhaal was 'er, -onder de Regeering van brahman, den eerften Monarch van Indie, een Tempel gebouwd met cwaalf Toorens , verbeeldende de Twaalf Tekens van den Zodiak; en ia welken eene afbeelding was van alle de Scarren, zo als zy zich aas (Y) Rennell's Mem. p. 54. (ƒ) Feris.hïa,vertaald door oow,Yol. Lp.32. (2O Notices & Extrnits des Manvfcrits de laBiiliotheque du ii'ji. Tom. I. p. o, 10. III, afdeeling.  ra. AFDEELING. 172. ONDERZOEK aan het Uitfpanzel venoonen. Onder dezelfde Regeering werd hec beroemde Sind* Hind opgeteld , 'c welk de uitneemendlte Verhandeling van de Indifche Starrekunde fchynt te weezen (h). — Een ander Arabisch Schryver, die omtrent het midden van de veertiende Eeuw fchreef, verdeelt Indie in drie Deelen; het Noordlykfte alle de Landfchappen aan den Indus bevattende. — Hec Middelde zich van Guzerate tot de Ganges uittrekkende , — en het Zuidlykfte,' door hem Comar geheeten, naar Kaap Comorin (i). J Schoon zommigen zich verbeeld hebben, dat de wonderbaare eigenfchap van den Zeilfteen , door welke dezelve zulk eene kragt geefc aan een Naald of een dun Yzerdraad, dac dezelve altoos na de Poolen der Aarde wyze, in het Oosten bekend was langen tyd vóór dat men dezelve in Europa hadt waargenomen , is het openbaar beide uit het Verhaal des Mahoniedaanfchen Koopmans, en- uit veele andere daar mede zamenftemmende blykbaarheden, dat niet alleen de Arabieren , maar ook de Chineefen, ontbloot waren van deezen getrouwen Gids, en dat hunne wyze vaa Scheepvaard niet verder gevorderd was dan die der Grieken en Romeinen Ck). Zy Huurden beichroomd langs de kust heen; zeld- (h) Notices, &c.' Tom. I. p. 7. O') Notices, &c. Tom. II. p.46. Dit is de XXXVI Aantekening van robertson. {Je) Relatief!, p. 2. 8. &c.  wegens OUD INDIE 173 zeldzaam waagden zy hec zo diep in Zee te fteeken dac zy hec Land uic hec oog verlooren; en daar zy hun koers zo vreesagcig inrigtren, was hunne wyze van rekenen gebrekkig, en onderhevig aan dezelfde dwa3lingen als ik aanwees in die der Grieken en Romeinen (/). Niettegenftaande deeze nadeelen, ftrekte zich de vordering der Arabieren, Ooscwaards, veel verder uic dan de Golf van Siam , de grenspaal van de Zeevaarc der Europeaanen. Zy kreegen kennis aan Sumatra , en de andere Eilanden van den Grooten lndifchen Archipel, en kwamen toe de Stad Canton in China. En hebbe men deeze Ontdekkingen niet aan te merken als het uitwerkzel van de onderneemende nieuwsgierigheid eeniger byzondere Perfoonen; zy moeten toegefchreeven worden aan een geregelden Koophandel uic de Perfifche Golf met China, en alle de. cusfehen beiden liggende Gewesten, gedreeven. Veele Mahomedaanen hec voorbeeld der Perfen, door COSMAS INDICOPLEUSTE! befchreeven, volgende, zecten zich in ln die, en de Landen daar omftreeks, neder Zy'waren zo talryk in de Stad Canton dac de Keizer , (volgens hec verhaal de; Arabifche St?hryveren,) hun coeftondc een Cadi, of Regeer, van hun eigen Aan hang te hebben , die de Gefchillen _ onde zyne Landsgenooten , overeenkomftig me hun (/) Renaudot, Inquiry info the Time wen th .Mahsmedans fint entirtd China, p. 143. III. afdeeling. » r c t  174 ONDERZOEK III. AFDEE LING. hunne eigene Wetten, befliste, en in alle • Godsdienstverrigtingen voorzat (m). Op andere Plaatzen won men Aankomelingen . tot het Mahomedaanfche Geloof, en de Arabifche Taal werd verflaan en gefprooken in meest alle Zee-havens van eenigen naam. Schepen van China, en verfcheide Plaatzen van Indie, handelden in de Perfifche Golf, en , door de veelvuldigheid van onderlinge gemeenfchap, wer* den alle de Volken van het Oosten beter met elkander bekend (V). [De Zeevaardkunde der Chineefen fchynt, op dat wy dit, in 't voorbygaan, wat omiïandiger toonen, en het voorheen gezegde wegens hunne onkunde van hec Kompas^ nader ftaaven, die der Grieken en Romeinen niec overtroffen te hebben. De koers, welken zy hielden van Canton na Siraf, aan den mond van de Perfifche Golf, worde door hunne eigene Schryvers opgegeeven. Zy hielden zo naby moge* lyk hec ftrand langs, tot zy het Eiland Ceylon bereikten, en dan Kaap Comorin oirvaarende, zeilden zy langs de Westzyde van hec Schiereiland , coc den mond van dèn Indus, en Huurden de kusc langs tot de plaats hunner beftemminge (o). Eenige Schryvers hebben Haande gehouden, dat de Chineefen en de Arabieren hec Scheeps- kom- (V) Re lat ion, p. 7. Remarks, p. p. Inquiry, p, 171, &c. C») Relation, p. 8. (<0 Mem. de Literat. Tom. XXXII. p. 367.  wegens OUD INDIE, 175 kompas wel kenden, als mede hec gebruik daar van in de Zeevaart; doch hec is op merkelyk, dat 'er in de Arabifche, Turkfche of Perfifche, Taal geen oorfpronglyke Naam voor het Kompas is. Doorgaans noemen zy het Bosfola , de Italiaanfche Naam , 't geen toont, dat de aangeduide zaak, zo wel als het woord , hun vreemd is. Men vindt geen ééne waarneeming, van oude dagtekening, door de Arabieren gemaakt wegens de verandering van de Kompasnaald , of eenige onderrigting daar uit ten diende der Zeevaarenden afgeleid. De Heer j. chardin, een der geleerdfte en best onderrigtfte Reizigeren, die hec Oosten bezogt hebben, op die ftuk ondervraagd zynde , geefc ten antwoord : ,, Ik „ durf voltirekt beweeren , dat de Afiaa„' nen aan ons verpligt zyn voor dit won„ derbaar Werktuig, 't geen zy uit Europa „ gekreegen hadden , langen tyd vóór de „ vermeesteringen der Portugeefen. Want, , voor eerst , zyn hunne Kompasfen vol" maakt gelyk de onze, en zy koopen ze „ van de Europeaanen, zo veel zy kunnen „ krygen; hec naauwlyks durvende waagen „ aan de Naalden zelve iets te doen. < „ Ten tweeden, gaat het vast, dat de oude „ Zeelieden alle de kust langs kroopen, „ 'c geen ik coefchryf aan hec gebrek van „ die Werktuig, om hun te geleiden en „ te onderrigcen in 'c midden van den „ Oceaan. Wy kunnen niec zeggen dac „ zy fchroomden Reizen verre van huis te „ waagen; want de Arabieren , de eerfte 55 iScc* III. afdeeling.  176 ONDERZOEK. III. AFDEELING. „ Zeelieden in de wereld , volgens myh „ begrip , ten minften wat de Indifche „ Zeeën betreft, hebben , van onheuglyke „ tyden af, uit het verfte van de Roode „ Zee, langs de kust van Africa gezeild; „ en de Chineefen hebben altoos op Java „ en Sumatra gehandeld, 't welk een reis „ van aanbelang is. Zo veele onbewoonde, „ en nogthans vrugtbaare, Eilanden, zo „ veele Landen onbekend aan het Volk, „ van 't welk ik fpreek , leveren een be,, wys op, dat de oude Zeelieden de kunst ,, niet verftonden van de Groote Zee te „ bouwen. Ik kan niec dan redekavelend „ hier over fpreeken ; wanc nooic heb ik „ in Perfie, of Indie, iemand aangetroffen, „ die my kon berigten, wanneer het Kom„ pas eerst by hun was bekend geworden, „ fchoon ik de kundigften in beide die „ Landen des ondervraagd heb. Ik ben „ uit Indie na Perfie gevaaren in Indiaan„ fche Schepen, dac 'er zich, buiten my, „ geen Europeaan aan boord bevondt. De ,, Stuurlieden waren alle Indiaanen ; zy ,, bedienden zich, tot hec doen van Waar,, neemingen, van den Graadboog en Qua„ drant. Deeze Werktuigen hebben zy „ van ons ; ze zyn gemaakt door onze „ Kunftenaaren, en verfchillen niec in hec ,, minsc van de onze, uitgenomen dat 'er „ Arabifche Letters op ftaan. De Ara„ bieren zyn de kundigfte Zeelieden van „ alle Afiaanen en Africaanen; dan noch „ zy, noch de Indiaanen, gebruiken Kaari, ten; en hebben ze niec zeer noodig; zy „ be-  wegens OUD INDIE. 177 i,, bezitten 'er eenige; doch deeze zyn naar „ de onze gemaakt : want zy zyn geheel onbedreeven in de Perfpectief Op)." — Toen de Heer niehbuhr te Cairo was , vondt hy een Zeilfteennaald in 't bedt van een Mahomedaan , welke diende om de Kaaba aan te wyzen ; hy noemde dezelve El Magnatis, een duidelyk bewys. van den Europifchen oorfprong (q). ] Een treffend bewys van deeze nieuwe onderrigting, China en Indie betreffende, vinden wy by de Schryvers, van welken ik zo even fprak, vóór deeze tusfehen vallende Opheldering. Zy wyzen de ligging aan van Canton , nu by de Europeaanen zo wel bekend , met eene vry groote maate van naauwkeurigheid. Zy fpreeken van het algemeen gebruik der Zyde onder de Chineefen, Zy zyn de eerften die gewaagen van hun beroemd Porcelein - werk, 'c geen zy , uit hoofde van de dunheid en doorfchynendheid, by Glas vergelyken. Zy befchryven den Theeboom , en de wyze hoe men de Bladeren van denzelven gebruikt; en, de groote inkomften, fpruitende uit de belasting op de Thee gefield, (gelyk zy ons berigten,) fchynt de Thee zo algemeen de geliefde drank der Chineefen geweest te zyn in de Negende Eeuwe, al3 in de tegenwoordige 0r\ Zelfs (j>~) Renaudot, ïnquiry, p. 141. &c. Cjf) Niehbuhr, Foyage en Arabie, Tom. II. p, 169. Dit is XXXVII Aant. van robertsök. Cr) Relation. p. 21. 25. M m. afdeeling.  i-3 ONDERZOEK III. afdee ling. Zelfs ten aanziene van die gedeelren van Indie, welken de Grieken en Romeinen gewoon waren te bezoeken , hadden de , Arabieren eene volkornener kundfchap opgedaan. Zy gewaagen van een groot Ryk op de Malabarfche Kust, beheerscht door Monarchen , wier gezag zo volftrekt was als dat van alle Mogendheden in Indie. Deeze Monarchen waren onderfcheiden by de benaaming van Balchara , een naam nog in Indie bekend (Y), en het is waarfchynlyk, dat de Samorin, of Keizer van Calicut, zo dikwyls vermeld in de Verhaalen van de eerfte Reizen der Portugeefen na Indie, een gedeelte van de Landen hunner Heerfchappye bezat. — Zy verheffen de uitfleekende vorderingen, welke de Indiaanen gemaakt hadden in de Starrekunde, eene byzonderheid waarvan de Grieken en Romeinen niec fchynen geweeten te hebben. Zy beweeren dat de Indiaanen, in deezen tak van weetenfchap, de verlichtfte Volken van het Oosten verre overtroffen, uit welken hoofde hun Vorst den naam droeg van den Koning der ïFysheid (f). Andere byzonderheden, de ftaatkundige inrigtingen, de regtsbehandelingen, de tydkortintren en de bygeloovigheden, der Indiaanen betreffende, inzonderheid de pyr>ia;eride kwellingen en boetedoeningen der Fnqnirs, zou men kunnen aannaaien als be\vyzen van de meerdere kunde, die de Ara- bie- fO Het bei.ot. Art. hend. cn belhar. O) Rddtion , p. 37 , 53.  wegens OUD INDIE. ifo bieren van de Zeden diens Volks opgedaan hadden. Dezelfde geest van Koophandel, of Godsdienstyver, welke de Mahomedaanen van , Perfie aanzette om de verst afgeleegene Oorden van het Oosten te bezoeken, bezielde de Christenen van dat Koningryk. De Nestoriaanfcke Kerken, in Perfie geplant , eerst onder de befcherming van de Vorften daar te land gebooren, en vervolgens van derzelver Vermeesteraaren de Caliphs , waren veelvuldig , en werden beftuurd door agtenswaardige Geestlyken. Zy hadden vroeg Zendelingen na Indie afgevaardigd, en Kerken in verfcheide deelen diens Lands opgerigt; bovenal , gelyk ik reeds optekende, op het Eiland Ceylon* Toen de Arabieren hun Scheepvaart za verre als China uitltrekten , opende zich een ruimer veld aan hun oog, beide voor hun Koophandel en Godsdienstyver. Indien wy mogen afgaan op de zamenftemmende blykbaarheid der Christen Schryveren in het Oosten en in het Westen, bekragtigd door het getuigenis der twee Mahomedaanfche Reizigeren, werd hun Godsdienftige arbeid met zulk een gezegendea Uitflag bekroond, dat het getal der ^Christenen in Indie en China, in de Negende en Tiende Eeuwe, vry groot was. [De voortgang van het Christendom en van de Mahomedaanfche Leere, in China en Indie , wordt door zulke voldingende getuigenisfen bevestigd, dat 'er geen grond M a vari ui. afdeeling.  III. AFI-EELING. (u) Men vindt 2e byeen verzameld door assemankus, Biblioth. Orientalis, Vol. IV. p. 437521. &c.; en by renaudot in twee Verhandelingen, gehegt aan zyne Anciennes Relations; en door den Heer de la croze Histeire de Chris* tienisme des Jndes. 180 ONDERZOEK van twyfel overblyve (V). —- Ten onzen tyde, nogthans, weeten wy dat het getal der Aankomelingen tot beide die Godsi dienscbelydenisfen zeer klein is , byzonder in Indie. Een Gentoo merkt alle de onderfcheidingen en voordeelen van zyn Cast aan als hem toebehoorende , volgens een uitfluitend en onmededeelbaar Regt. Te bekeeren r of bekeerd te worden, zyn denkbeelden even frrydig met de beginzelen, die hem diep in 'c harte geworteld zitten: en kunnen noch de Catholyke , noch de Prctestantfche, Zendelingen in Indie zich beroemen deeze vooroordeelen overwonnen te hebben, dan by eenigen van de laagfle Casten, of die hun Cast geheel verlooren hadden. Deeze laatlle omitandigheid is een groote hinderpaal tegen de voortplanting des Christendoms in Indie. Naardemaal de Europeaanen het vleesch eeten van het Dier 't welk de Hindoos heilig agten, en dronken fchap verwekkende Dranken drinken , in welke bedryven zy gevolgd worden door de Bekeerelingen tot het Christendom , doet hun dit tot dezelfde laagte zinken met de Pariars , de veragtften en gehaatften onder het Menschlyk geflachr. Ee-  wegens OUD INDIE. 181 Eenige Catholyke Zendelingen bemerkten dit zo duidelyk, dat zy beüooten de Kleeding en Leevenswyze aan te neemen van de Brahmins, en weigerden gemeenfchap te hebben met de Pariars, of hun tot het deelgenootfchap aan de Sacramenten toe te laaten. Doch dit werd afgekeurd door den Apostolifchen Gezant tournon, als onbeftaanbaar met den aart en de voorfchriften van den Christlyken Godsdienst (v). Niettegenftaande den arbeid der Zendelingen , meer dan twee honderd jaaren aangewend om de vastigheden van verfcheide Christen-Volken,die denzelven onderfchraagen en verdeedigen, zyn 'er, (volgens het getuigenis van een verftandig Schryver,) uit misfchien een honderd millioen Hindoos , geen twaalf duizend Christenen, en zyn deezen nog meestal uit Chancalas , of Uitgeworpenen (w). — Het getal det Mahomedaanen, of Moor en, thans in Indoftan, wordt op omtrent tien Millioenen gerekend; doch deezen zyn geen oorfpronglyke Inwoonders des Lands, maar Afttammelingen van Gelukzoekers, die 'er gekomen zyn uit Tartarye, Perfie en Arabie, zints den inval van mahmoüd van Gazna, den eerften Mahomedaanfchen Vermees ■ (v~) Foyage aux Indes Oriënt ales, par M. s o NNerat, Tom. I. p. 58, Note. O) Sketches relating to the History , Religion, Learning and Manners, of the Hindoos, p. 48. M 3 III. AFDEE» LING.  III. AFDEE LING. 182 ONDERZOEK meesteraar van Indie in 't MII jaar der Christen Jaartellinge (V), Naardemaal de Zeden der Indiaanen, in ■ oude tyden , ten allen opzigce, dezelfde fchynen geweest te zyn met die der tegenwoordige Eeuwe, is het waarfchynlyk , dat de Christenen en Mahomedaanen, die gezegd worden zo talryk in Indie en China geweest te zyn, meest Vreemdelingen waren , door een voordeeligen Handel derwaards gelokt , of hunne Naakomelingen. Het getal der Mahomedaanen in China is zeer vermeerderd door eene handelwyze by hun zeer algemeen, om, in jaaren van Hongersnood, Kinderen te koopen , die zy in den Mahomedaanfchen Godsdienst opbrengen (y). ] Vermids de Christen - Kerken in Indie en China, in ouden tyde, alle hunne Geestlyken uic Perfie kreegen , waar zy geordend werden door den Catholicos, of Nes.toriaanfchen Kerkvoogd, wiens opperhoofdigheid zy erkenden, werd dit het geregeld kanaal van Gemeenfchap en Verftandhouding; eri aan de vereenigde uitwerking van alle déeze omftandigheden, zyn wy de onderrigcing verfchuldigd, welke wy ontvangen van de twee Arabifche Schryvers (z), we- (x) Orme, Hist. of Military Transact, in Indoftan, Vol. I. p. 24. Herbëlot, Biblioth. Oriënt. Art, gaznaviah. (j) Hist. Gen. des Voyages, Tom. VI. p. 357pit is de XXXVIII Aantekening van robertson. (3) Relation , p. 30.  wegens OUD INDIE. 183 wegens deeze Ryken van Afia, door de Grieken en Romeinen nimmer bezogt. Maar terwyl beide de Mahomedaanfche en de Christen Onderdaanen der Caliphs voortvoeren met hunne kennis van het Oosten uit te breiden, vonden zich de Europeaanen bykans van alle Gemeenfchap met hetzelve uitgeflooten. Voor hun was nu de Groote Haven van Alexandrie digt, en de nieuwe Beheerfchers van de Per/iaanfche Golf, wel voldaan dat zy genoeg leverden om de vraag te vervullen na de voortbrengzelen van het Oosten, in hunne eigene wydltrekkende Heerfchappyen, verzuimden dezelve door een der gewoone kanaalen te voeren na de Handeldryvende Steden aan de Middellandfche Zee. De ryke Ingezetenen van Conftantinople, en andere groote Steden van Europa, verdroegen deeze berooving van weelde ftreclende Goederen, aan welker genot zy zints lang gewoon waren , met zulk een ongeduld , dat zy al de werkzaamheid van Koophandel infpanden , om een hulpmiddel te vinden tegen een kwaad, 't geen zy ondraagelyk oordeelden. De zwaarigheden, welke te boven gekomen moesten worden om dit einde te bereiken, leveren het fterkst bewys op van de hooge waarde, in welke men, ten dien dage, de Goederen van het Oosten hieldt. De Zyde van China werd gekogt in Chenfi, het Westlyksc Landfchap van dat Ryk, en van daar met een Caravaane, in tachtig of honderd dagen reizens, gebragt aan den oever van den Oxus; hier M 4 in IIT. AFDKELING.  184 O N D E R Z O E K III. AFDEE LING. ingefcheept, zakte dezelve die Rivier af toe - de Caspifche Zee. Naa eene gevaarlyke Reize over die Zee, de Rivier Cyrus, zo verre . die bevaarbaar is, opvaarende, kwam men, de Goederen vyf dagen te land vervoerd hebbende, tot de Rivier Phafis fV) , die in den Euxinus. of Zwarte Zee, valt. Van hier bragt men de Goederen langs een gemaklyken en wel bekenden weg na Cö«flantinople. — Hec overbrengen der Waa. ren uit dat Gewest van 'c Oosten , thans onder den naam van Indostan bekend , ging eenigzins min verdrietig en min moeilyk toe. Deeze werden van de oevers van den Indus, langs een weg reeds vroeg genomen, en door my airede befchreeven, of na de Rivier Oxus, of rechtftreeks na de Caspifche Zee , gebragt, vanwaar zy denzelfden koers hielden tot Conftanti-> ■nople. Het is blykbaar dat alleen Goederen van een kleinen omflag, en van groote waarde, de kosten van zulk een overbrengen konden draagen; en, in het opmaaken van den prys dier Goederen, moesten niet alleen de kosten, maar ook hec gevaar van ze over te voeren, in aanmerking komen. Op den Tochc door de groote vlakte , zich uitftrekkende van Samarcanda toe de grenzen van China , vonden zich de Caravaanen blootgefteld om befprongen en beroofd te worden door de Tartaaren, de Hunnen, de Turken, en andere roofzieke Stammen, die het Noord- (*) Plin. Nat. Hist. Lib. VI. c. 17.  wegens OUD INDIE. 185. Noord - Oosten van Afia onveilig maaken , en ten allen tyde den Koopman en den Reiziger aangezien hebben voor een wettigen prooy ; ook waren zy voor overlast en plondering niet vry op hunne Reize van den Cyrus tot de Thafis , door het Koningryk van Colchis ; een Land , zo in ouden tyde als heden ten dage, berugt van wegen den diefagtigen aart der Inwoonderen. Zelfs onder alle deeze hindernisfen, zette men den Handel op Indie met ernst voort. Confiantinople werd eene aanzienlyke Marktplaats van Indifche en Chineefche Waaren, en de Rykdom, die, in gevolge daar van , derwaards vloeide , bragt niet alleen veel toe tot den luister van die groote Stad ; maar fchynt ook eenigen tyd den val des Ryks , waaraan zy ter Hoofdftad ftrekte, vertraagd te hebben. Zo verre wy mogen gisfen uit de onvolkomene berigten van gelyktydige Gefchiedboekers, werd Europa, voornaamiyk langs den aangeweezen weg , hoe gevaarlyk en -moeilyk dezelve ook ware , geduurende meer dan twee Eeuwen , met de voort' brengzelen uit het Oosten voorzien. Staande dit tydperk , waren de Christenen er Mahomedaanen bykans in geduurige vyand lykheden ingewikkeld ; voortgezet met a de heftigheid, die mededinging na magt aangevuurd door Godsdienstyver , natuur lyk opwekt. Onder omftandigheden, wel ke zulk eene verwydering veroorzaakten kon de Handelgemeenfchap bezwaarlyk item M 5 hou III. AF()F.t> LIN I . > l  III. AFDEE' LING. iM ONDERZOEK houden, en de Christen Kooplieden gingen of geheel niet na Alexandrie, en de Havens van Syrië , de oude Stapeiplaatzen ■ der Goederen uit hec Oosten, naa dac dezelve in handen der Mahomedaanen vervallen waren, of, indien de Winzugc, hun afkeer van de Ongeloovigen overwinnende, hun aanzette om na de zo lang bezogte Marktplaaczen te trekken, gefchiedde zulks met veel omzigtigheids en wantrouwens. Terwyl de moeilykheden, om zich de Voortbrengzels van hec Oosten te verfchaffen, dus aangroeiden, werden de Inwoonders van Europa, meer en meer, begeerig om dezelve te verkrvgen. Omtrent deezen tyd eenige Steden Van Italië, boven al Amalpi en Venetië, eene grootere maate van onafhangelykheid, dan zy voorheen bezaten , verworven hebbende , begonnen dezelve de Kunften van binnenlands vlytbetoon voort te zetten, met eene drift en fchranderheid, ongewoon in de MiddelEeuwen. De uitwerking hiervan was zulk eene vermeerdering van Rykdom, die nieuwe behoeften en begeerten baarde, en een fmaak voor 't geen fraai was, en tot de weelde behoorde , deedt gebooren worden, welke hun aanporde om vreemde Landen te bezoeken ; ten einde daaraan voldoening te verfchaffen. Onder Menfchen op deezen trap van vordering , zyn de voortbrengzels van Indie altoos in groote waarde gehouden , en, zints dit Tydperk , werden zy, in grooter hoeveelheid in Italië ingevoerd en van algemeener gebruik,  wegens OUD INDIE. 187 bruik. Verfcheide omftandigheden , welke deeze herleeving van den lust tot den Koophandel aanduiden, zyn verzameld door den naarftigen muratori, en, van hec einde der Zevende Eeuwe, kan een aandagtig opmerker de geringe voetftappen van deszelfs voortgang opfpeuren O). Zelfs in verlichte Eeuwen , wanneer de verrigdngen der Volken met de meeste zorgvuldigheid waargenomen en opgerekend worden, en de voorraad van Gefchiedkundige bouwftoffe overvloedig fchynt te weezen , heeft men zo weinig agts geflagen op de bedryven des Koophandels , dat alle pooging, om daarvan een geregeld verflag te geeven , eene zeer moeilyke taak gevonden wordt. Het Tydsbeftek, nogthans, waar toe ik dit Gefchiedkundig Onderzoek gebragt heb, is een der Tydperken in de Jaarboeken des Menschdoms, waaromtrent de Gefchiedenis de allerfchraalfte berigten oplevert. Dewyl het voornaamlyk in hec Griekfche Keizerryk, en in eenige Steden van halie, was, dat men poogingen deedt om de Goederen uic Indie, en andere Ryken van hec Oosten, te doen komen, kunnen wy alleen uic de Gefchiedboekers dier Landen verwagten, eenig verflag van dien Handel te zullen ontvangen. Maar van den Leeftyd van ma home d tot den tyd dat de comneni den Throon te Confian- th r~b^ Murat. Antiq. Ital. medii JEvi', II. p. 400/408 410. 883. 885, 804. Rsr. Ital. Script. Xi. p. 487. IÏI. A lrl J KELI KG.  188 ONDERZOEK III. afdee ling. tinopk beklommen, een Tydperk meer dan . vier en eene halve Eeuw Jang , beftaac de liyzantynfche Gefchiedenis uic magere . Kronyken , welker Zamenbrengers zelden verder gaan dan toe Hofltreeken, de verdeeldheden op Schouwburg , of de Gefchillen der Godgeleerden. De Jaarboeken der Monniken van verfcheide Staaten en Steden in Italië, geduurende dit Tydvak, zyn, (indien mogelykO nog van veel minder beduidenis, en, in de vroege berigten dier Sceden, welke meesc beroemd werden, wegens de zugc toe den Koophandel, zoeken wy mee weinig vrugts na den oorfprong,of den aart, diens Handels, door welken zy tot die vermaardheid opklommen. [Uit de Kronyk van andreas dandulo, Doge van Venetië, toe dien hoogen Rang verheeven op een cyd, wanneer zyne Landgenooten een geregelden Handel op Alexandrie dreeven , en van daar alle voortbrengzelen van het Ooscen invoerden, zou men eigenaartig eenig befcheid verwagten, wegens hun vroegtydigen Handel op dat Gewesc; maar, uitgezonderd eene beuzelagtige vertelling, wegens eenige Fenetiaanfche Schepen, omtrent het Jaar DCCCXXV1II, tegen bevel van den Scaat na Alexandrie gelievend, en die van daar hec Lichaam van den H. marc u s Hooien (V) , vind ik geen ander zweemzel wegens de Gemeenfchap eusfehen die (e) Murat. Script. Ror dezelfde Kanaalen , langs weiken dezelve voor- rf') Man. de LiLrat. Torn. XIILYII. p. 467. I &c. 483. III. AFDEELING.  ioa ONDERZOEK lil. ƒ FDEE voortyds tot hun kwamen , eerst door de . Tyriers, vervolgens door de Grieken van Alexandrie, naderhand door de Romeinen, . en ten laatften door de Onderdaanen van het Conftantinopolitaanfche Keizerryk. Maar welke ook de invloed van deeze aangroeiende Gemeenfchap moge geweest zyn , dezelve werd verhinderd eene volkotnene uitwerking te baaren door de Kruistochten, aangevangen tot herwinning van het Heilig Land, die , geduurende twee Eeuwen , de belyders van de twee mededingende Godsdienlten bezig hieldt, en Jtrekten om hun wyder dan ooit van elkander te vervreemden. — Ik heb, in een ander Werk (g),het Mensthdom befchouwd, terwyl het onder de beheerfching dier krankhoofdigheid woelde; de zonderlingfle. misfchien, en de Jangduurigfi:et die in de Gefchiedenis des Menschlyken Geflachts voorkomt. Ik heb aangeweezen, welke uitwerkingen dezelve hadt op hetStaatsbeftuur, den Eigendom, de Zeden en den Smaak, als het onderwerp van myn toenmaalig Onderzoek vorderde. Voor tegenwoordig moet ik my bepaalen tot de Gevolgen der Kruistochten op den Koophandel , en in hoe verre zy dienden om de Overbrenging der Indifche Waaren na Europa te vertraagen, of te bevorderen. Een denkbeeld van eene byzondere Heiligheid te hegten aan dat Land , 't welk de • Qg) Hhtt van Carel den V. I. D. bl. 45. II. D. bl. 66.  wégéns OUD INDIE. 193 de Infteller van onzen Godsdienst tot zyne verblytplaats koos, terwyl hy op Aarde omwandelde, en waarin hy het groote werk der Verlosfinge des Menschdoms volbragt , is een gevoelen zo eigen aan het menschlyk hart, dat, van den aanvang der Vastftellinge des Christendom* af, hec bezoeken der Heilige Plaatzen in Judea aangezien werd als eene daad van Godsvrugt; (trekkende om den geest van Godsdienstigheid kragtdaadig op te wekken en. te voldoen. In volgende Eeuwen hieldt deeze gewoonte aan, en nam toe in alle deelen der Christen wereld. Toen Jerufalem aan den Mahomedaanfchen fchepter onderworpen was, en gevaar zich mengde by de vermoeienis en kosten eener verre Bedevaart, werd het volbrengen daar van als nog verdienstlyker aangezien. Zom« tyds lag men dezelve fchriklyke fnoodaarts tot boetedoening op. Doch, doorgaans, dreef vry willige yver de Menfchen daar toe aan , en, in beide de gevallen, hielde men zulk een Bedevaart voor eene voldoening van alle voorgaande overtreedingen. Uit verfcheide oorzaaken, elders door my opgeteld (h~) , vermeerderden deeze Godvrugtige Bezoeken van het Heilig Land, op eene verbaazende wyze, geduurende de Tiende en Elfde Eeuw. Niet alleen byzondere Perfoonen van den laageren of middelbaaren Leevensfland; maar Lieden van hooger Rang, vergezeld doof een (k) Hist. van Carel den V. Als boven.N III. afdee' ling.  in. afdekling. 194 ONDERZOEK een grooten fleep, en talryke Caravaanen van vermogende Bedevaarrgangers, trokken na jerufaiem. In alle hunne verrigtingen, hebben de Menfchen eene wondere behendigheid om eenige agtgeeving op Belang te mengen met die bedryven, welke bykans geheel Geestlyk fchynen. De Mahomedaanfche Caravaanen, die, uit kragte van de bevelen huns Godsdiensts, den heiligen Tempel van Mecca bezoeken, beftaan, gelyk ik vervolgens breeder zal ontvouwen, . niet alleen uit Godvrugtige Bedevaartgangers, mear uit Kooplieden, die, in 't heengaan cn wederkeeren, voorzien zyn van zodanige Koopmanfchappen, in welken zy Herken handel dryven (/). Zelfs de Faquirs in Indie, wier wilde Geestdryvery hun boven alle belangneeming omtrent de goederen deezer Wereld fchynt te verheffen, hebben hunne veelvuldige Bedevaarten dienstbaar gemaakt aan hun tydlyk Belang, met Handel te doen in alle Landen, welke zy doortrokken, [Het is opmerkens¬ waardig , fchryft de Heer stewart, dat de Indiaanen eene zeldzaame kunst bezitten om hun Godsdienst winst te doen aanbrengen : het is zeer algemeen onder de Faquirs, op hunne Bedevaarten van de Zeekusten na het binnenfte des Lands, Paarlen, Koraalen, Speceryen en andere kostbaare goederen, van kleinen omflag, met zich te neemen, welke zy, by hun we- (i) I'iajgi di Ramufio. Vol. I. p. 151. 152.  wegens OUD INDIE. 195 wederkeeren, verruilen voor Stofgoud, Muskus, en foortgelyke dingen; verbergende dezelve gemaklyk in hun hair, en in de kleederen om hun middel geflaagen; dryvende, op die wyze, in evenredigheid van hun aantal, geen geringen Handel (*)]. Even zo was het niet door Godsdienftigheid alleen, dat zulk eene menigte van Christen Bedevaartgangers zich opgewekt vonden om Jerufaiem te bezoeken. By veelen was de Koophandel de voornaame dryfveer tot het onderneemen dier verre Reize, en, door het verruilen der voortbrengzelen van Europa voor de kostbaarder Goederen van Afia, byzonder die van Indie, welke, ten dien tyde, verfpreid waren door alle deelen van de Heerfchappy der Caliphs, verrykten zy zichzelven, en verfchaften hunnen Landgenooten zulk een meerderen toevoer van Oosterfche "Weelde voldoende Waaren, dat hun fmaak daar voor vermeerderde (/.) Maar hoe zwak de trekken mogen wee-* zen, die, vóór de Kruistochten, den invloed uitwyzen van de veelvuldige Bedevaartgangen na het Oosten, deeze worden zo zigtbaar, naa den aanvang deezer Heilige Oorlogen , dat zy elk waarneemer in 'c (k) Stewart Account of the Kingdom, of Thibet. Phil. Transact. Vol. LXVII P. II. p. 483- üit is de XL Aantekening van robertson. CO Gul. Tyr. Lib. XVII. c. 3 p. p33-aP- Gefit Bei per Francos. N 2 ui. afdeeling.  ioö ONDERZOEK m. AFDEELING. 'toogloopen. Verfcheide oorzaaken wrogten hier toe mede; uit derzelver optelling zal blyken, dat door het agc geeven op den voortgang en de uitwerkzels der Kruistochten, een groot licht verfpreid wordt op het onderwerp myns tegenwoordigen Onderzoeks. Groote Legers, aangevoerd door de aanzienlyklte Edelen van Europa, en beftaande uit de onderneemendfte Mannen in alle de Koningryken van 'c zelve, toogen na Palestina , door Landen , in alle foorten van befchaafdheid veel verder gevorderd , dan die welke zy verlaaten hadden. Zy aanfchouwden den dageraad van welvaard in de Gemeenebesten van Italië , die met elkander na den voorrang dongen in hec voortzetten van Kunften, en-in hunne poogingen om den Handel op het Oosten aan zich te trekken. — Zy bewonderden, vervolgens , den meer gevorderden Haat van Rykdom en Luister in Confïantinople; eene Stad, die het hoofd uitltak boven alle toen bekende Steden , door haaren wyd uitgebreiden Koophandel , en allermeest door dien zy dreef op Indie, en de daar omllreeks gelegene Gewesten. — Zy dienden, naderhand, in die Oorden van Afia, door welke de Waaren van het Oosten meestal gevoerd werden, en vermeesterden verfcheide Steden , Stapelplaatzen van dien Handel. — Zy vestigden het Koningryk van Jerufaiem, 'c welk bykans twee honderd jaaren ftondt. — Zy namen bezit van den Throon des Griekfchen Keizerryks, en  wegens OUD INDIE. 197 en beheerschten 't zelve langer dan eene halve Eeuw. Te raidden van zulk eene verfcheidenheid van Gebeurtenisfen en verrigtingen , werden de denkbeelden der fiere Oorlogshelden van Europa allengskens uitgebreid en verbeterd ; zy kreegen kennis aan de Staatkunde en de Kuniten der Volken, door hun te onder gebragt; zy floegen de bronnen van hunnen voorfpoed gade, en maakten zich die kundigheden ten nutte. Antiochie en Tyrus waren , toen de Kruisvaarders dezelve vermeesterden , bloeiende Steden , bewoond door ryke Kooplieden , die alle de Volken, op de Middellandfche Zee handelende, de voortbrengzelen van het Oosten verzorgden (m) , en , zo verre men kan opmaaken , uit tusfchenvallende gebeurtenisfen, vermeld door de Gefchiedfchryvers van den Heiligen Oorlog, die, meest Priesters en Monniken zynde, hunne aandagt op geheel andere voorwerpen, dan den Handel, gevestigd hadden, is 'er grond om te gelooven, dat en in Conflantinople , terwyl het onderworpen was aan de Franken, en in de Havens van Syrië, door de Christenen bemagtigd, de lang gevestigde Handel op het Oosten befchermd en aangemoedigd bleef. Dan, fchoon de Koophandel fiegts een bykomend voorwerp moge geweest zyn by de krygshaftige Aanvoerders der Kruis- toch- C»0 Gul, Tyr. Lib.XIII. c. 5. Alb. aguens. Hist. fflerof. ap. Gesta Dei. Vol. I, p. 247. N 3 III. afdee* ling.  i98 ONDERZOEK III. AFDEELING. tochten , in geduurige Oorlogen ingewikkeld met de Turken aan den eenen, en met de Sultans van Egypte aan den anderen, kant , was deeze het hoofdvoorwerp by hunne Medegenooten, in gemeenfchap met welken zy hunne krygsverrigtingen voort zetten. Hoe talryk de Benden waren, die het Kruis opnamen, hoe onderneemvol de geestdryvende drift was , welke hun bezielde , zy konden hun oogmerk niet bereiken , of zelfs ter bedoelde plaats des Oorlogs komen, zonder verzekerd te zyn van den byftand der Italiaanfche Staaren. Geene van de andere Europifche Mogendheden kon *hun een genoegzaam aantal Schepen bezorgen om de Legers der Kruisvaarderen na de kust van Dalmatie over te voeren, van waar zy na Conftantinople, de algemeene Verzamelplaats , trokken. Geen der andere Europifche Mogendheden was in ftaat hun Krygsvoorraad en Leevensmiddelen in zulk eene ruimte te verfchaffen, als zy noodig hadden om in een verafgelegen Land te vallen. In alle de opeenvolgende Krygstochten hielden de Vlooten der Genueezen, der Pifaners, of der Venetiaanen, langs de kust, terwyl de Legers te land voorttrokken, en verzorgden dezelve , van tyd tot tyd, het noodige; alle de vrugten plukkende van een Handeltak, die, door alle eeuwen heen, ryke winst aanbragt. — Het was met al de fcherpziende aandagt van winstzoekende Kooplieden dat de Italiaanen hunne kuip verleenden. By de vermeestering van eene  wegens OUD INDIE. 199 eene Plaats , die zy van aangelegenheid oordeelden om 'er zich neder te zetten , verwierven zy, van de Kruisvaarders, groote voorregten van veelerlei aart; vryheid van Handel; vermindering van de gewoone belastingen op den uic- of invoer, of eene geheele ontheffing van dezelve; den eigendom van geheele Voorlieden in eenige Sceden, en van geheele Straaten in andere; en het voorregt, tocgeftaan aan een ieder die in derzelver omtrek woonde, of onder hunne befcherming Handel dreef, om beoordeeld te worden naar hunne eigene Wetten , en door eigen aangeflelde Rcgters (V). Wy mogen , ingevolge van zo veele voordeden, opmaaken, dat, gcduurende hec voortzetten der Kruistochten, alle de handeldryvende Staaten van Balie in IVlagt en Rykdom zeer fterk toenamen. Elke Haven, voor den Handel openltaande , werd bezogt door hunne Kooplieden , die, thans den geheelen Handel cp hec Oosten aan zich getrokken hebbende , met zulk een noesten yver ïlxeefden om nieuwe Markcplaatfen te vinden tot verkoop der Indifche Waaien, dat zy den fmaak voor dezelve invoerden in veele deelen van Europa, waar ze, tot nog, weinig bekend waren. Twee Gebeurtenisfen vielen 'er voor, eer de Heilige Oorlog eindigde, die de Venetiaanen en Genueefen, hun in 't bezit (rellende van verfcheide Landfchappen in hec Griekfche Keizerryk , bekwaam maakten (n) Bist. van carel den V. I D. bl. 53. 129. N 4 III. AFDEELING.  soo ONDERZOEK IIÏ. AFDEELING. ten om Europa overvloediger mee alle de Voortbrengzelen van het Oosten te voorzien. De eerlte was de vermeestering van Conftantinople, in den Jaare MCCIV, doorde Venetiaanen, en de Aanvoerders van den vierden Kruistocht. Een verflag van de Staatkundige belangen en ftreeken , die deeze Verbintenis deeden gebooren worden, en de geheiligde wapenen, gefchikt om de Heilige Stad uit de handen der Ongehovigen te verlosfen , regen een Christen Monarch te wenden, is vreemd van het oogmerk deezes Onderzoeks. —. Conftantinople werd ftormenderhand ingenomen en geplunderd, door de Bond^enooten. Men zette een Graaf van Vlaanderen op den Keizerlyken Throon. De heerfchappyen, die tot nog onderworpen gebleeven waren aan de Opvolgers van constantin us, werden in vier deelen gefmaldeeld. Een gedeelte kwam aan den nieuwen Keizer , om zyn Staat op te houden, en de kosten des Ryksbeftuurs goed te maaken; een gelyk deel, van de andere drie deelen, kreegen de Venetiaanen, en de Hoofden van den Kruistocht. De eerstgemelden, die, zo in het beraamen als uitvoeren van deeze onderneeming , het oog gefladig gevestigd hielden op 't geen meest tot bevoordeeling van hunnen Koophandel zou kunnen ftrekken, befchikte hec in dier voege, dac zy de Landen kreegen van de grootfte waarde voor een handeldryvend Volk. Zy werden Bezitters van een gedeelte van Peloponnefus, ten dien dage de zetel van bloei-  wegens OUD INDIE. 201 bloeiende Handwerken , inzonderheid van Zyden ftoffen. Zy verwierven verfcheide van de grootfte en best bebouwde Eilanden in den Archipel, en vormden een keten van vastigheden, deels van een kryg- deels van een handeldryvenden aart , die zich uitftrekte van de Adriati/che Zee, tot den Bosphorus (V). Veele Venetiaanen hadden zich te Conftantinople nedergezet, en maakten, zonder daar in geftoord te worden door hunne krygszugtige Medegenooten, weinig agt flaande op het geen naar vlytbetoon fmaakte, de verlcheide Handeltakken, die zo langen tyd die Hoofdftad verrykt hadden, zich eigen. Twee deezer trokken, inzonderheid, hunne aandagt; de Zyde-handel, en de handel op Indie. Zints de Regeering vat justinianus, was het meest in Grieken land, en op eenige der nabygelegene Ei landen, dat men Zyde-wormen, door hen eerst in Europa ingevoerd, kweekte. D< Zyde, door dezelve voortgebragt, werd to Stoffen van veelerhande foort verwerkt ii veele Steden des Ryks. Maar in Conftan tinople, den Zetel van Rykdom en Weel de, was de vraag na eene Waar van zul! een hoogen prys het meeste, en, by ee; zeer natuurlyk gevolg, daar het middelpun des Zyde-handels. De Venetiaanen had den, in het fchiften en gereedmaaken de Laa (o) Danduli Ghronic. ap. murat. Scrip Rer. Ital. Vol. XII. p. 328. Mar. sanuto vu de Duchi di- Fcnet. Murat. Vol. XXII. p. 532. N 5 III' afdeeling. I t e  202 ONDERZOEK III. AFDEE' LING. Laadingen voor de onderfcheidene Havens, op welken zy handelden, eenigen tyd geleden , bevonden , dat de Zyde een zeer weezenlyk Artykel was , en dat de trek daarin, geheel Europa door , van dag toe dag fterker wierd. Door het verblyf van zo veelen hunner Medeburgeren in ConJlantinople , en door de vrydommen aan hun toegeftaan, verfchaften zy niet alleen Zyde in zulk een overvloed , en voor zodanigen prys , als hun in ftaat ftelde om den Handel wyder uit te ftrekken, en met meer voordeels dan eertyds; maar zy werden zo door en door bedreeven in alle takken van het bewerken der Zyde , dat zy het ondernamen, in hun eigen Land, Zydeftof - Fabrieken op te zetten. De maatregels, door byzondere Perfoonen ten dien einde genomen, zo wel als de inrigtingen door den Staat gemaakt , werden met zo veel voorzigtigheids beraamd, en met zulk een gelukkigen uitflag volvoerd , dat, in korten tyd, de Zyde-fabrieken van Venetië, met die van Griekenland en Sicilië, om den voorrang dongen, en ftrekten om het Gemeenebest te verryken, en den kring van deszelfs Koophandel uit te breiden. Ten zelfden tyde bedienden zich de Venetiaanen van den invloed dien zy in Con(lantinople verkreegen hadden, om hun Handel op Indie te verbeteren. De Hoofdrad des Griekfchen Keizerryks ontving, behalven de middelen, welke zy gemeen hadt met de andere handeldryvende Steden fan Europa, om Goederen uit het Oosten te  wegens OUD INDIE. 203 te krygen, een groot gedeelte derzelven door een kanaal haar byzonder eigen. Eenige der kcstbaarfte Koopmanfchappen van Indie en China, werden over land ge voerd, langs wegen hier boven vermeld, na de Zwarte Zee, en van daar, met eene korte vaart, na Confiantinople. Tot deeze Markt, de best voorziene van alle, uitgenomen Alexandrie, hadden de Venetiaanen thans den vryen toegang, en de Goederen, daar gekogt, maakten eene groote vermeerdering by 't geen zy gewoon waren in de Havens van Egypte en Syrië op te doen. Terwyl dus het Latynfche Ryk te Conpiantinople beftond, bezaten de Venetiaanen zo aanmerkelyke voordeden boven alle hunne Mededingers, dat hun Koophandel zich zeer wyd uitbreidde, en 't was voornaamlyk Van hun, dat alle deelen van Europa de Waaren uit het Oosten ontvingen. De andere gebeurtenis, op welke ik het oog had, was de Omkeering van de Heer fchappy der Latynen in Confiantinople, en de Hertelling van het Keizerlyk geflacot op den Throon. Deeze werd te wege gebragt naa een tydverloop van zeven en vyftig jaaren, deels door een korttondige kragtbetooning, waar mede de verontwaardiging van een vreemd juk te draagen de Grieken bezielde, en deels door den veelvermogenden byftand, dien zy van het Gemeenebest Genua ontvingen. De Genueefen voelden zich dermaace getroffen op 't gezigt van de voordeden, III. \FDEELiNG,  III. AFDEE LING. ao4 ONDERZOEK welke de Venetiaanen, hunne Mededingers in den Handel, trokken van derzelver vereeniging ^ met de Latynfche Keizers van Conflantinople, dat zy, om hun van dezelve te ontzetten, de diepst gewortelde vooroordeelen van dien tyd te onder bragten, en zich met de fcheurmaakende Grieken vereenigden ter ontthrooning van eenen Monarch, befchermd door Pauslyke Magt; de donders van het Vaticaan, die, ten deezen dage, de grootfte Vorften deeden beeven, uittarcende. Deeze Onderneeming, ■hoe ftout en ongodsdienftig toen ook gekeurd, Haagde gelukkig. Ter belooning voor hunne veel beduidende dienilen, fchonk de Griekfche Keizer, door dankbaarheid of uit zwakheid, onder andere giften, Pera, de voornaamfte Voorftad van Conflantinople, aan de Gemieefen, om dezelve, als een Leen van het Keizerryk, te bezitten, met zulk eene ontheffing van de gewoone Belastingen op inkomende en uitgaande Goederen, dat zy eene befliste meerderheid verkreegen boven alle Mededingers in den Koophandel. Met de waakzaame oplettenheid van Kooplieden, bedienden zich de Genueefen van deeze gunftige omftandigheid. Zy omringden hunne nieuwe vastigheid in Pera met fchansfen. Zy maakten van hunne Handelplaatzen, op de byliggende kusten, fterkten (p). Meer dan de Grieken zelve waren zy meester van O) NlCEPH. GREGOR. Lib. XI. C. I. i. & Lib, XVII. c, I. §,2. '  WEGENS OUD INDIE. 20$ van de Haven van Conflantinople. De geheele Handel van de Zwarte Zee kwam , in hunne handen,* hier mede niet te vrede , namen zy bezit van een gedeelte.. van Cherfonefus Taurica, de hedendaagfche Crim, en maakten Caffa, de Hoofdftad, ten voornaamen zetel van hunnen Handel op het Oosten, en de Haven, waar zy alle de Goederen, na de Zwarte Zes gevoerd , langs de onderfcheiden wegen, hier boven befchreeven, byeen verzamelden In gevolge van deeze Omwenteling, werd Genua de grootfte handeldryvende Mogendheid in Europa; en, indien de onderneemende vlyt, en onverfchrokke moed, haarer Burgeren geftaan hadt onder hec be- Folieta, Hist. Genuenf. ap. gr/ev. Tkes. Ahtiq. Ital. I. 387. De marinis de Genuenf. Dignit. ib. p. 1486. Niceph. gregor. Lib.XIII. c. 12. Murat. Annal. Ital. Lib. VII. c. 351. — Caffa is de gelegenfte plaats voor den Koophandel aan de Zwarte Zee. Terwyl deeze ftad in handen was van de Genueefen, die dezelve meer dan twee Ecuwen hielden, maakten zy Caffa tot den zetel van een uitgeftrekten en bloeienden Koophandel. Zelfs, met alle de nadeelen van derzelver tegenwoordige onderwerping aan het Turksch bewind, blyft zy een plaats van Herken Handel. J. j. chardin, die deeze Plaats in den piare MDCLXXII bezogt, verhaalt, dat, ftaande zyn veertig daags verblyf aldaar, 'er meer dan vierhonderd fclupen af- en aanvoeren ; Voyages, Vol. I. p. 48. Ify ontdekte !er verfcheide overblyfzels van de Germeefche Grootheide liet getal der lnwoonderen beloopt, volgens peysonnel, nog tachtig duizend menfehen. Commerce de la Mer Noire. Tom. I. p. 15, I..y befchryft den Handel als zeer uitgebreid. Hl. iFOEELING.  III. AFDEELING. 206 ONDERZOEK beduur eener. verftandige Staatkunde, zoui dit Gemeenebest langen tyd dien rang hebben kunnen bewaaren. Maar nimmer was 'er iets ongelyker dan het inwendige beduur der twee Mededingende Gemeenebesten, Venetië en Genua. In het eerfte volgde men, in het Staatsbeftuur, beftendig het ftelzel van voorzigtigheid; het laatfte was in niets beftendig dan in eene gefteldheid op nieuwigheid, en neiging tot verandering. Het eene genoot eene aanhoudende rust; het ander werd gefchokt door alle de ftormen en locwisfelingen van parcyfchap. De vermeerdering van Rykdom, die, door den noes* ten vlyt der Kooplieden, Genua toevloeide, kon het gebrek in de Staatsgefteltenisfe niet opweegen; en, zelfs in den voorfpoedigften ftaat, deeden zich kentekens op, die eene vermindering van Rykdom en Magt voorfpelden. Zo lang, egter, de Genueefen de overhand, welk zy in het Griekfche Keizerryk gekreegen hadden, behielden, voelden de Venetiaanen dat zy den Handel op zo ongeiyken voet dreeven, dat hunne Kooplieden Conflanlinople zelden, en met tegenzin, bezogten; en, om de Goederen van het Oosten in zulk eene menigte te bekomen als de onderfcheiden deelen van Europa, welke zy gewoon waren des te bezorgen, vorderden, moesten zy zich vervoegen tot de oude Stapelplaatzen diens Handels. Van deeze was Alexandrie de voornaamfte en ryklykst voorziene: dewyl de overbrenging der  wegens OUD INDIE. 207 der Indifche Goederen te land door Afia, na een der Havenen aan de Middellandfche Zee, meenigmaal onvolvoerbaar gemaakt werd door de invallen der Turken, Tartaaren en andere Horden, die de een naa den ander dat vrugtbaar land verwoestten, of {treeden om de beheerfching. Maar, onder het moedig krygsbeftuur der Sultans van de Mameluken, werd veiligheid en orde fteeds in Egypte gehandhaafd, en de Handel, fchoon met zwaare belastingen bezwaard, ftond voor allen open. Naar gelange van den voortgang der Genueefen in den Koophandel van Conflantinople en de Zwarte Zee geheel aan zich te trekken, vonden de Venetiaanen het meer en meer noodig hun Handelgemeenfchap men Alexandrie uit te breiden. — [Nicephorus gregoras fchildert de inhaaligheid en onbefchoftheid der Gettueefen te Conflantinople, waar van hy ooggetuige was, met deeze fterke kleuren af: „ Thans, (dat is omtrent het Jaar MCCCXL) „ droomden zy, dat zy de Heerfchappy der „ Zee verkreegen hadden, en vorderden „ een uitfluitend regt om op den Euxi,, nus te handelen; verbiedende de Grieken „ na Mceotis , Cherfonefus , of eenig ge„ deelte van de kust verder dan den Mond „ des Donaus, te zeilen, zonder dat zy ,, daar roe verlof gaven. Deeze uitfluiting „ ftrekren zy desgelyks tot de Venetiaa„ nen uit, en hunne trotsheid gaat zo ver„ re , dat zy een plan vormen , om een „ tol ui. afdeeling.  2ö8 ONDERZOEK III. AFDEE LING. „ tol te leggen op ieder Schip , 't geen ,, door den Bosphorus vaart (rj".2 Maar die Handel op Alexandrie zulk , eene openlyk erkende Gemeenfchap influitende met de Ongeloovigen, welke men in deeze Eeuwe onbeftaanbaar rekende met het Charactef van Christenen , bewoog zulks den Raad van Venetië , om zyne eigene gemoedszwaarigheden, of die der Onderdaanen, uir den weg te ruimen, tot het neemen van toevlugt tot het onfeilbaar gezag van den Paus, die veronderfteld werd met de magt bekleed te zyn om zyne Onderhoorigen van de irrikte opvolging der heiligde Wetten te ontdaan ; en zy verwierven van hem verlof om 's jaarlyks een bepaald getal Schepen na de Havens van Egypte'en Syrië te zenden (Y). — Onder deeze wettiging, befloot het Gemeenebest van Venetië een Verdrag van Koophandel mee de Sultans van Egypte, op een billyken voet ; ingevolge van dit Mandelverdi\ig, benoemde de Raad een Conful, die te Cr) NlCEPH. gregor. Lib. XVIII. C. 2. § I, Dit is de XLII Aantekening van uobertson. (O Eene Vergunning van den Paus werd zo noodzaaklyk gekeurd om de Handelgemeenfchnp met Ongeloovigen te wettigen, dat, lang naa dit Tydperk , in den Jaare MCCCCLIV, Paus nicolas de V, in zyné berugte Bulle ten voordeele van Prins hendrie van Portugal, onder andere voórregten, hem de vryheid vergunt' van met de Mahomedaanen te mogen handelen, en zich beroept op dergelyke vergunningen van Paus martinus den V, en eugemus, aan de Koningen van Portugal. Leibnitz Codex Jur, Cent. Diplom at, P. I. p. 489.  wegens OUD INDIE. *qq te 'Alexandrie, en een anderen die te Da mascus, zyn verblyf zou houden j een open- / baar Gharacter bekieeden , en , des gevolmagtigd door de Sultans, een Handel regts- gebied oefenen. Onder hunne befcherming zetten zich Venetiaanfche Kooplieden ren Kunftenaars in elk deezer Steden neder. Oude vooroordeelen en afkeerigheden werden vergeeten, en hun wederzyds belang vestigde, voor de eerde keer, een vryen en open Handel tusfehen de Christenen en de Mahomedaanen (t~). Terwyl de Venetiaanen en Genueefcn beurtlings deeze buieengewoone poogingen te werk fielden, om alle de voordcelen te erlangen, fpruitende uit het verzorgen van Europa met de Voortbrengzelen van hen Oosten, lag het Gemeenebest van Florence, oorfpronglyk eene handeldryvende Volksregeering, zich met zulk een onaflaatenden ernst op den Handel toe, en ds geaartheid des Volks, zo wel als de natuur hunner Infiellingen, was zo gefchikc om den voortgang daar van te bevorderen, dat deeze Staat fchielyk in Magt, en hec Volk in Rykdom, toenam. Maar, dewyl de Florentyners geen gefchikte Zee-Haven bezaten, ftrekte hun vlytbctoon zich voornaamlyk uit tot verbetering hunner Handwerken en binnenlandfchen Arbeid. Omtrent den aanvang der Veertiende Eeuwe $ blyken, uic de optelling van een wel on- def- (t) Sandi, Storia Civilê Fenezlana. Lib. V ] Maar, terwyl lieden, die tyd en lust tot betpiegeling hadden, zich onledig hielden met het onderzoek deezer Ontdekkingen vati marco polo, die aanleiding gaven tot gistingen en befchouwingen , waar uit het even gemelde gewigtig gevolg deels voortvloeide , gebeurde 'er iets , 'e welk de aandagt van geheel Europa trok, en dé zigtbaarfte uitwerking hadc op den loop diens Handels, welks voortgang ik trage af te tekenen. De Gebeurtenis , op welke ik doel is de eindelyke vermeestering van het Griekfche Keizerryk door mahomëd Óen II, en de vestiging van het Turkfche Ryksbeftuur te Conftantinople. Het onmiddelyk uitwerkzel van deeze groote Omwenteling was, dat de Genueefen, in Pera woonagtig, in den algemeenen ramp ingewikkeld, genoodzaakt waren niec alleen die woonltede te verlaaten; maar ook alle de Vastigheden , door hun aangelegd aan de byliggende Zeekust; naa dezelve bykans twee Eeuwen bezeten te hebben. — Hec leed-c . niet (7) Life' óf Cohimbus, by bis Son, c. 7 & 8. Dis is de XLVI Aantekening van robkrts,ojn. ■,  wegéns OUD INDIE. 225 niet lang, of de overwinnende wapens van den Sultan dreeven hun uit Caffa, en alle Plaarzen , die zy in de Krim bezaten (m'). Conjlantinople was niet langer eene Marktplaats van Indifche Waaren , open (taande voor alle Volken van het Westen, en geen voorraad van dezelve kon nu verkreegen worden dan in Egypte en de Havens van Syrië, onderworpen aan de Sultans der Mameiukken. De Venetiaanen dreeven , in gevolge van de befcherming en de voorregten, welke zy verworven hadden door hun Handelverdrag met deeze magtige Vorften, den Handel op alle deelen van derzelver Heerfchappyen, met zo veel voordeels, dat zy het van alle Mededingers wonnen. Genua, langen tyd de gedugefte Mededinger, vernederd door het verlies haarer Bezittingen in het Oosten , en verzwakt door binnenlandfche oneenigheden , nam dermaate af, dat het vreemde befcherming moest zoeken , en beurtelings zich onderwerpen aan de Heerfchappy der Hertogen van Milaan en der Koningen van Frankryk. In gevolge deezer vermindering van Staatkundig vermogen, verzwakte ook hec vlytbetoon in den Handel by de Genueefen. Eene zwakke pooging, om het aandeel in den Indifchen Handel , 't welk zy voorheen bezaten , te herkrygen , door hec aanbod, om een Verdrag met de Sultans: van Egypte aan te gaan , op denzelfden voet (7») F o liet a, His?. Genuenf. p. 602. 626. Murat,- Annal. d'Ital, IX. p. 451. P \\ti AFDEELING. A. C. 1474»  III. afdeeling. fla6 ONDERZOEK voet als de Venetiaanen , liep vrugtloos af ; en , geduurende het overige van de Vyftiende Eeuwe , verzorgde Venetië het grootfte gedeelte van Europa met de Voortbrengzelen van het Oosten, en dreef den Koophandel veel uitgebreider, dan men, tot deezen tyd toe, gekend hadt. ' De Staat der andere Europifche Volken was zeer gunftig aan den voortgang des Handels der Venetiaanen. Engeland, verWoest door de Burgeroorlogen, welke de ongelukkige twist tusfehen de Huizen van york en lancaster verwekte , hadt naauwlyks begonnen de aandagt te wenden tot die voorwerpen en bedryven , waaraan het zyne tegenwoordige Rykdom en Magt heeft dank weeten. — In Frankryk werden de heillooze uitwerkzels nog gevoeld van de Engelfche wapenen en overwinningen , en de Koning hadt de magt, het Volk de lust, niet gekreegen, om de neiging des Landzaats te wenden tot werkzaamheid en het voortzetten van de kunften des Vredes. —— De vereeniging der onderfcheide Koningryken van Spanje was nog verre van voltooid; eenige der vrugtbaarfte Landfchappen ftonden nog onder de Heerfcbappye der Moor en, met welken de Spaanfche Vbrften geduurig kryg voerden; en, uitgenomen by de Cataloniers, ■ lloeg men luttel agts op buitenlandfchen Handel. — Portugal, fchoon het reeds de loopbaan van ontdekking was ingetreeden , aan welker einde het zulk een heerlyken prys behaalde, hadt 'er die vordering nog niec  wegens OUD INDIE, 227 niet in gemaakt, welke het geregtigde tot eenen hoogen rang onder de handeldryvende Scaacen van Europa. — In gevolge hier van, hadden de Venetiaanen, bykans zonder eenigen Mededinger, behalven eenige der kleindere Staaten van Italië, de handen rnim, om hunne ontwerpen van Koophandel te beraamen en te volvoeren; en de Handel met. de Hanze - Steden , die hec Noorden en Zuiden van Europa met elkander vereenigde, en tot dus lang gemeen geweest was aan alle Italiaanen, werd thans grootendeels door de Venetiaanen alleen bezeten. Terwyl de toeneemende vraag, na Voortbrengzelen van Afia, alle Volken van Europa aanzette om de Gemeenfchap mee de Venetiaanen zo vuurig te begeeren , dac zy hun , door het verkenen van veelerlei vrydommen , uitlokten om hunne Zeehavens te bezoeken , mogen wy hier in opmerking neemen , eene byzonderheid -in hun Handel op het Oosten, welke denzelven onderfcheidt van 't geen plaats gehad heeft in andere Landen, in eenig Tydperk der Gefchiedenisfe. In de oude wereld zeilden de Tyriers, de Grieken, die meesters waren van Egypte, en de Romeinen, na Indie, om de Goederen te haaien, welken zy de Westerfche Volken verzorgden. In laateren tyde, en heden ten dage, doeri de Portugeefen, de Hollanders, de Engelfchen , en , op hun voorbeeld, de andere Europifche Volken , 't zelfde. In beide die Tydperken , heeft men fchreeuv ende P 2 klag- iii. afdeel1ng.  S23 ONDERZOEK ni. AFDEELING. klagten aangeheeven, dat, in hec voortzetten van deezen Handel, elke Staac berooid wierd van de kostbaare Mecaalen, die, in deszelfs loop, onophoudelyk van hec Westen na hec Ooscen gaan, en nooic wederkeeren. Van die verlies, 't geen mogt onc« ftaan uit deeze trapswyze, maar onvermydelyke, vermindering van hun Goud en Zilver , (of dit een weezenlyk of enkel een ingebeeld verlies moet geagt worden, ftaat my, te deezer plaatze , noch te onderzoeken , noch te bepaalen,) waren de Venetiaanen, grootendeels, ontheven. Zy hadden geene rechtftreekfche gemeenfchap met Indie. Zy vonden in Egypte, of in Syrië, Pakhuizen opgevuld mee allerlei Oosteifche Goederen, door de Mahomedaanen daar gebragc ; en uic de beste narigten , welke wy bezitten, wegens de natuur van hunnen Handel , kogten zy dezelve meer by Ruiling dan voor gereed Geld. Egypte, de groote Markt der Indifche Waaren, fchoon een zeer vrugtbaar Land, derft veele dingen, in een gevorderden ftaat van Za« menieeving, tot gemak of cieraad vereischt. Al ce bepaald in uitgeftrektheid, en te wel bebouwd om plaats voor Bosfchen open te laaten ; te vlak om Mynen te bezitten tot het opleveren van nuttige Metaalen, moest hec uic andere Landen voorzien worden van Timmerhouc, Yzer, Lood en Tin. De Egyptenaars , terwyl zy onder de Heerfchappy der Mamelukken ftonden, fchynen zelve niet gehandeld te hebben op de Havens van eenigen Staac des Christen- ryks,  wegens OUD INDIE. 229 ryks , en voornaamlyk van de Venetiaanen .kreegen zy de opgetelde Artykelen. Behalven deeze verzorgde het vernuft der Venetiaanfche Kunftenaaren, eene verfcheidenheid van Wollen- en Zydenftoffen, Spiegels, Wapenen, Cieraaden van Goud en Zilver, Glas, en veele andere Koopwaaren , tot welken zy gereed Koopers vonden in Egypte en Syrië. Voor die Goederen ontvingen zy van de Kooplieden, te Alexandrie, Speceryen en Droogeryen van allerlei foort, Edelgefteenten , Paarlen, Yvoor , Katoen, ongewerkte en gewerkte Zyde , in veelerlei gedaanten , en andere Voortbrengzelen van het Oosten , nevens verfcheide kostbaare Artyke- len, in Egypte gegroeid of bewerkt. In Aleppo, Baruth , en andere Steden, voegden zy by de Goederen, daar te lande «it indie gebragt , by de Laadingen , de Perfifche Vloertapyten , de rykgewerkte Zyden-ltoffen van Damascus, nog bekend by den naam van die Stad ontleend, er verfcheide Voortbrengzels van Natuur en Kunst, byzonder eigen aan Syrië, Palestina en Arabie. Indien, ten eenigen tyde. hun vraag na de Goederen van het Oostet dat geen te boven ging , 't welk zy kon1 den maaken by Ruiling voor hunne eigens gemaakte Goederen, verfchafce de Handel, dien zy dreeven met de Steden van he Hanze Verbond, boven vermeld, hun ui de Mynen van Duitschland , een geregel den toevoer van Goud en Zilver, 't welli p 3 zv III. afdeeling. 1 1  230 ONDERZOEK ITT. AFDFIi,LING. zy , met voordeel, op de Markten van Egypte cn Syrië, konden flyten. i Jvolgefls eene neiging, zigtbaar in alle Udryvende Staaten, om de werkzaam1 c(Un des Koophandels aan Staatkundige regelen en bedwang te onderwerpen, fchynt her gezag der Regeering van Venetië, tusfehen beiden getreeden te zyn , zo ten aanziene van het beltuur des invoers van Aftatifche Goederen , als in de wyze om ze onder de verfchillende Volken van Europa te verfpreiden. Na ieder Stapelplaats van eenige aangelegenheid in de Middellanafche Zee , werd een zeker getal groote Schepen , bekend by de naamen van Galeoenen ofCarakken, vcor rekening van den Staat uitgerust ; zy keerden, met de rykfte Koop* manfehappen belaaden , weder («) ; het voordeel, nit derzelver verkoop , moet niet weinig de inkomften van het Gemeenebest vermeerderd hebben. Burgers, nogthans, van allerlei rang, byzonder Perfoonen van Edele Geflachten, werden aangemoedigd om deel te neemen in buitenlandfchen Handel, en wie een Schip van zekere grootte ten dien einde uitrustte, ontving eene aanmerkelyke belooning van den Staat (c-X 'c Was op dezelfde wyze, deels in Schepen het Gemeenebest toebehoorende, deels in C») Sabel neus, Hist. Rer. Fenet. Dec. IV. lib. HL p. 863. Denina, Revo/, d'Italië, Tom. t'ï. p. 340. (O S.a!nvdi, Stor. Civ. Fenez, Lib. FIII, p. -Spi.  wegens OUD INDIE, 23* in die van byzondere Handelaaren , dat de Venetiaanen de Goederen, uit het Oosten ingevoerd , zo wel als de Voortbrengzels en bewerkte Stoffen van hun eigen Heer fchappye, door Europa vervoerden. Daar zyn twee onderfcheidene wegen, langs welken wy kunnen komen tot eenige kennis van de grootheid deezer Handeltakken van de Venetiaanen. — De eene, door agt te geeven op de groote verfcheidenheid, en den hoogen prys der Waaren , die zy te Brugge bragten ; eene Stad, die ten voorraadfchuur ftrekte, waar uit de andere Volken van Europa voorzien werden. Eene volkomene optelling derzelven wordt gegeeven door een wel onderrigt Schryver; deeze lyst behelst bykans elk Artykel, in die Eeuwe van aanbelang gekeurd tot gemak en cieraad O). De ander, door aan te merken, welke uitwerkzels de Venetiaanfche Handel hadt op de Steden, die het vergund werd in die voordeelen te deelen. Nimmer vertoonde zich de Rykdom zigtbaarder in den trein des Handels. De Burgers van Brugge, daar door verrykt , fpreidden in Kleeding, Gebouwen, en Leevenswyze, zulk een luister ten toone , dat zy den trots der Koninglyke waardigheid kwelling baarden, en den nyd gaande maakten. [Toen in den Jaare MCCCI joanna van n a v a r r Ë , Echt- genoote van philip den schoonen, 6 Kó- (p) I.ud. nuicciARDiNi, Defcript. de- P#fi Bas/, p. 173- 1; P 4 III. AFDEEL1ISG.  23* ONDERZOEK IIÏ. AFDEE LING. I Koning van Frankryk, zich eenige dagen in Brugge onthieldt, werd zy dermaate getroffen door de Grootschheid en den Rykdom dier Stad, en boven al door het fchitterend voorkomen der Burger - Vrouwen , dat zy, in vrouwlyken nyd ontfiooken, vol verontwaardiging uitriep : „ Ik „ dage dac ik hier alleen Koningin zou ,, weezen ; maar ik vind 'er eenige hon- „ derden!" (^).] Antwerpen, toen de Handel derwaards verplaatst was, werd welhaast een Mededinger mee Brugge in Rykdom en Pragc — In fommige Steden van Duitschland, byzonder in Augsburg, de groote Marktplaats der Indifche Waaren, voor de binnenlandfche deelen deezes uitgeftrekten Lands, ontmoeten wy vroegtydig voorbeelden van zulke groote middelen, door Handelvlyt verzameld, dat de Bezitters daarvan tot hoogen rang in 't Ryk verheeven wierden. Uit aanmerking van deezen verbaazenden aanwas des Rykdoms in alle de Plaatzen, waar de Venetiaanen hunnen Handel gevestigd hadden, mogen wy befluiten, dat de voordeden, die zy zelve trokken uit de onderfcheide Handeltakken , inzonderheid van die op het Oosten , nog veel grooter waren, 't Is, nogthans, onmogelyk, zonder het behulp van meer tot byzonderheden afdaalende Narigten dan wy binnen bekomen, deeze mee naauwkeurigheid te bereed)-Lur>. GurcciARDiNi, Defcript. p. 40S. Dit is de XLVII Aantekening vsn robürïsua.  wegens OUD INDIE. 233 tekenen : doch verfcheide omftandigheden kunnen wy bybrengen, om, in 't algemeen, de juistheid deezer gevolgtrekking te wettigen. Van het eerfte herleeven van den geest des Koophandels in Europa , bezaten de Venetiaanen een groot aandeel in den Handel op het Oosten. Dit bleef trapswyze aangroeijen, en, geduurende een groot gedeelte van de Vyftiende Eeuwe , hadden zy dien Handel bykans geheel in. Hieruit fprooten de gevolgen van alle Monopoliën. Waar geen Mededinger is, en de Koopman het in zyne hand heeft de markt te zetten, en den prys der Waaren, welke hy verkoopt, te bepaalen, zal zyne winst verbaazend groot zyn. Eenig denkbeeld van derzelver grootte , ftaande eenige Eeuwen, zullen wy ons kunnen vormen, door agt te liaan op de Intrest, toen voor 't gebruik van Geld betaald. Deeze is, buiten tegenfpraak, de netfte maatftok, om af te meeten, welk een voordeel men behaalt van het Geld in den Handel gelegd: want. Kaar gelange de Intrest van het Geld hoog of laag is, moet de winst, door 't gebruiken des Gelds behaald, veranderen, groot of gcmaatigd worden. Van het einde der Elfde Eeuwe tot het begin der Zestiende, het Tydperk waarin de Venetiaanen hun voornaamften Handel dreeven , was de Intrest verbaazend hoog: zomtyds twintig ten honderd, en daar boven: zo laat als het Jaar MD, was dezelve niet gedaald beneden tien of twaalf ten honderd, in eenig P 5 dee III. AFDEE■ !NG.  m VFDEELING. (r) Hist. van carel denV. II D. bl. 2i<5. enz. (s) In de Hist. van carel den V. I D. bl. 212, heb ik aangetekend, dat, geduurende den Oorlog, verwekt door het berugte Verbond van Kameryk, toen carel de VIII, Koning van Frankryk, geen Geld tot minder Intrest dan veertig ten honderd kon bekomen, de Venetiaanen , voor vyf ten honderd , zoo veel Gelds opnamen als hun behaagde. Maar dit, zo ik my verbeelde, kan niet aangezien worden als de gewoone hoogte Her Iiurestgelden tot den Handel, ten dien dage; maar als eene Vry willige en Vaderlandlievende pooging der Burgeren, om hun Land, in een hachlyk tydsgewricht, te onderfchraagen. Van dusdanig eene loflyke Vaderlandsliefde, vindt men veele treffende voorbeelden in de Gefchiedenis der Republiek. Wanneer de Genueefen, in den Jaare MCCCLXXIX, naa eene groote overwinning ter zee op de Fenetiaanen behaald te hebben, gereed Honden om de Hoofdftad aan te tasten, Melden de Burgers, door eene vrywillige opbrenging, den Raad in ftaat om zulk eene magtige Vloot uit te rusten, dat dezelve hun Gemeenebest behieldt. Sabellicus Hist. Rer. Fenet. Dec. II. Lib. FI. p. 385. 390. — In den Oorlog met Ferrara, die in den Jaare MCCCCLXXII eenen aanvang nam, vorderde de Raad , fteunende op de verknogtheid der Burgeren aan hun Vaderland, dat zy al hun Zilverwerk, en Juweelen , in de algemeene Schatkist zouden brengen, met toezegging dat derzelver waarde , op 't einde van den Oorlog, met vyf ten honderd tot Intrest, zou betaald worden ; men volbragt deezen eisch volvaardig. Petr. cyrn/eus de Belh Ferrar. ap. murat. Script. Rer. Ital, Voi. xxr. p. ioiö. 234 ONDERZOEK deel van Europa (r). — Indien de voordeden van een Handel, zo uitgelTrekt als die der Venetiaanen , beantwoordden aan deeze hooge waarde van het Geld, kon het niet misfen, of dezelve moest een overvloeiende bron van Rykdom weezen, voor den Staat en voor den Burger Cs). De  wegens OUD INDIE. 235 De Staat van Venetië werdc , diensvolgens , geduurende het Tydperk, 't geen wy thans op 't ooge hebben, door Schryvers van die Eeuwe , voorgedraagen met uitdrukkingen, op geen ander Land in Europa toepasfelyk. Het Inkomen van het Gemeenebest, zo wel als de Rykdom der Ingezetenen, ging alles te boven wat men elders kende. In de pragt hunner Huizen, in de kostlykheid der Huiscieraaden, in de menigte van Zilverwerk , met één woord, in alles wat tot eene fraaye en pragtige Leevenswyze behoort, overtroffen de Edelen van Venetië den grootften Monarch over de Alpen. En was dit luisterryk vertoon het uitwerkzel niet van eene onbedagte verkwisting; maar het natuurlyk gevolg van gelukkigVlytbetoon, die, met gemak Rykdom verkreegen hebbende,geregtigd is, om denzelven met glans te genieten. [Twee Hukken moet ik hier nog byvoegen, tot bewyzen van de groote uitgeflrektheid des Venetiaanfchen Handels in dit Tydperk. — Voor eerst, vindt men by r y mer (t), een reeks van vergunningen van de Koningen van Engeland; behelzende veele voorregten en vrydommen , ver leend aan de Venetiaanfche Kooplieden, op Engeland Handel dryvende; als mede verfcheide Handel verdragen met dat Gemeenebest, die duidlyk een grooten aanwas van Handel op dat Land aantoonen (tf). —■ Ten (t~) Rymer's Great Colhclion. Cu) De Heer anderson, ar.n wiens geduldige vlyt en gezond oordeel, elk, die zich ;n eenig onderzoek III; \fdeeling.  236 ONDERZOEK III. afdeeling. Ten anderen'. Hec oprigren van een Bank op openbaar gezag, welker Credit gegrond was op dat van den Staat. In eene Eeuw, , en by een Volk zo door en door kundig van de voordeden, welken de Koophandel trekt van de inflelling der Banken , is het noodloos dezelve op te tellen. De Handelverrigtingen moeten veelvuldig en uitgebreid geweest zyn , eer men de nuttigheid van zulk eene Inrigting ten vollen kon bemerken , of de beginzels des Handels zo wel verftaan, dat men fchikkingen beraame om dezelve met voordeel te beftuuren. Venetië mag zich beroemen het eerite voorbeeld aan Europa gegeeven te hebben, van eene Inflelling, by de Ouden geheel onbekend, en de roem van het tegenwoordig Stelzel des Koophandels. De Bank van Venetië was oorfpronglyk op zulke regtmaatige beginzelen gebouwd, dat dezelve ten voorbedde diende van de Banken in andere Landen opgerigt, en werd de Venetiaanfche Bank met zo veel braafheids en eerlykheids beftuurd, dat het Credit van dezelve nimmer wankelde. Het nette Jaar, wanneer de Bank van Venetië, volgens een Staatswet, werd vastgefteld , kan ik niet bepaalen. Anderson veronderftelt, dat het gefchiedde in den Jaare MCLV1I fV). ] Nim- zoek, den Koophandel betreffende, ingewikkeld vindt, by veele gelegenheden, dank zal moeten betuigen , heeft ze in orde vermeld. f>) Chron. Deduct, Vol. I. p. 84. Sandi Stor. LiviLFemz. P.II. Vol. II. p. 768. Part. III. Vol. II. p. 802. — Dit is de XL1X Aant. van robertson.  wegens OUD INDIE. 237 Nimmer leefden de Venetiaanen in een vaster geloof, dat de magt huns Lands wel gevestigd was, nimmer hadden zy een fterker vertrouwen op de volduuring en aanwas van deszelfs Rykdom, dan omtrent het afloopen der Vyftiende Eeuwe, wanneer 'er twee Gebeurtenisfen voorvielen , (die zy noch voorzien noch beletten kónden) voor hun Magt en Rykdom doodlyk. De eene was de Ontdekking van America. De andere het openen van een rechtftreekfche vaart op de Oost - Indien, om de Kaap de Goede Hoop. Van alle Gebeurtenisfen, in de Gefchiedenis des Menschlyken Geflachts, zyn deeze gewis onder de belangrykfte te rekenen \ en vermids zy eene aanmerkelyke verandering van Gemeenfchap tusfehen de onderfcheide deelen van den Aardkloot te wege bragten, en in 't einde die denkbeelden en fchikkingen in den Koophandel vastftelden, welke het groot onderfcheid maaken tusfehen de Zeden en Staatkunde van den Ouden en Hedendaagfchen tyd, is een verhaal derzelven ten naauwften verbonden met het Onderwerp deezes Onderzoeks, en zal dit hetzelve brengen tot dat Tydperk , 't geen ik ten grenspaal daarvan gefield heb. Maar, dewyl ik de Opkomst en Voortgang deezer gewigtige Ontdekkingen, breedvoerig ontvouwd heb in een ander Werk (w), zal hier niets meer dan een vlugtige befchouwing noodig weezen. De (v) Cefchiedenis van America, I & II Boek. m. afdeeling.  o38 ONDERZOEK iiu AFDEELING. De bewondering, of nyd, met welken de andere Volken van Europa de Magt en den Rykdom van Venetië aanfchouwden, bragt hun eigenaartig in het onderzoek van de oorfprongen van die uitlteekenheid; onder deeze bleek de ryke winst geevende Handel op het Oosten, verre weg, de voornaamfte te weezen. Te verdrietig, dat zy verllooken waren van een bron des overvloeds, voor de Venetiaanen met zulk een rykheid ilroomende, hadden verfcheide Landen poogingen gedaan om deel in den Indifehen Handel te krygen. Eenige van de Italiaanfche Staaten, (gelyk ik voorheen aanduidde,) tragtten toegang in de Havens van Egypte en Syrië re verkrygen , op denzelfden voet als de Venetiaanen; maar, of door den meerderen invloed der Venetiaanen ten Hove der Sultans, liepen hunne onderhandelingen daar toe ingerigt, vrugtloos af; of door de menigvuldige voordeden, welke Kooplieden, lang in 't bezit van eenigen Handeltak gevestigd, hebben boven nieuwe Gelukzoekers, hadden alle hunne poogingen geene uitwerkzelen van eenig aanbelang. • [Denina, een Italiaansch geloofwaar* dig Schryver, en een naarftig Onderzoekef Hl de oude Gefchiedenis der onderfcheidefie Sraatsbeftuuren van Italië, verzekert, dat, indien de veelvuldige Staaten, die op de Middellandfche Zee handelden , zich veréómgd hadden , Venetië alleen deeze alie zou overtroffen hebben , in Zeemagc en  wegens OUD INDIE. 239 en uitgeftrektheid van Koophandel (V). — Omtrent het Jaar MCGCCXX, gaf de Doge mocenigo een fchets van de Zeemagt des Gemeenebests, die dit oordeel van denina bevestigt. Ten dien tyde beilondc dezelve, uit drie duizend Koopvaardyfchepen van verfchillende grootte, waar op zich zeventien duizend Matroozen bevonden ; uit drie honderd Schepen van meerder fterkte , bemand met acht duizend Koppen ; en vyf en veertig groote Galeasfen of Carakken, elf duizend Scheepslieden voerende. Op de Lands- en byzondere Scheepstimmerwerven arbeidden zestien duizend Timmerlieden fj).] , In andere Landen werden verfcheide Ontwerpen, met hetzelfde oogmerk, gevormd. Reeds in den Jaare MCCCCLXXX, vatte het vindingryk en onderneemend vernuft van columbds het denkbeeld op, om een korter en zekerder Gemeenfchap met Indie te openen , door rechtftreeks Westwaards koers te zetten na die Landen , welke, volgens marco polo en andere Reizigers, zich Oost waards veel verder uitftrekten dan de uicerfte Grenzen van Afia, by de Grieken- en Romeinen bekend. Dit plan , onderfchraagd door bewyzen , ont* leend uic zyne befpiegelende kennis der Aard- Cx~) Denina Revolutions tT Italië, traduits par PAbbé jardin, Lib. XVIII. c 6. Tom. VI. p. 339- (V) Mar. sanuto, Vite de Duchi di Venezia, ap. murat. Script. Rer. Ital. Vol. XXII. p. 059. Dit is de L Aantekening van robertson. III. afdeeling.  24o ONDERZOEK Itl. afdee ling. Aardrykskunde, uit zyne ondervinding in de . Zeevaard, uit de berigten van kundige Zeelieden, en uit de befchouwingen en gisfïn. gen der Ouden , ftelde hy eerst voor aan de Genueefen, zyne Landsgenooten , en vervolgens aan 'den Koning van Portugal, in wiens dienst hy getreeden was. De eersrgemelden verwierpen het uit onkunde, en de laatfte wees het van de hand, op eene wyze allervernederendst voor een edelmoedig harr. Door aanhouden en bekwaamheid bewoog hy, in 't einde, het traagfte en minst waagend Hof van Europa, om dé~ uitvoering van zyn plan op zich te neemen; en Spanje hadt, als eene beloo. ning voor dit afwyken van zyne gewoone zeer verregaande omzigtige maatregelen, den Roem van eene Nieuwe Wereld te ontdekken, in grootte naauwlyks minder dan een derde gedeelte van den bewoonbaaren Aardkloot. Hoe verbaazend de gelukkige uitflag van columbus was, dezelve voldeedt niet aan zyne eigene wenfchen, noch bragt hem tot die Oosterfche Gewesten; de verwagting van welke aan te treffen het oorfpronglyk voorwerp was van zyn Reistocht. De uitwerkzels , nogthans , , van zyne Ontdekkingen waren groot en verre (trekkende. Door aan Spanje het bezit te fchenken van onmeetelyke Landen , vol ryke Mynen, en veele kostbaare Voortbrengzels der Natuure opleverende, waar van men verfcheidene tot hier toe geoordeeld had byzonder eigen te weezen aan Indie, begon de Rykdom zodanig in dat  wegens OUD INDIE. 241 dat Koningryk te vloeien, en zich uit hetzelve dermaate door Europa te verfpreiden, dat zulks een algemeenen geest van vlycbetoon opwekte , en tot onderneemingen deedt gebooren worden , die alleen welhaast den loop des Koophandels in nieuwe kanaalen zou hebben doen (troomen. Maar die werd fpoediger te wege gebragt , én volkomener bewerkt , door de andere groote Gebeurtenis, welke ik vermeldde , de Ontdekking van een nieuwen koers voor de Zeevaart na het Ousten, om de Kaap de Goede Hoop. Wanneer de Portugeefen , aan welken het Menschdom de opening van deeze Gemeenfchap, tusfehen wydsc van een gelegene deelen des Aardklooes, heeft dank ee weeren, hunne eerfte Reis ter ontdekkinge deeden, is het waarfchynlyk dat zy niets verder op 't oog hadden dan om die deelen der kust van Africa, welke digtst by hun eigen Land liggen , op te fpeuren. Maar een geest van onderneeming , ééns opgewekt en in beweeging gebragt, gaat altoos voort , en die der Portugeefen, fchoon traag en vreesagtig, in den beginne , kreeg allengskens kragt, en zette hun aan, om, langs den oever des Vastenlands van Africa, veel verder te ftevenen, dan de Ouden, in die rigting, gekomen waren. Door een gelukkigen uitflag aangemoedigd, werden zy ftouter, veragtten gevaaren die hun voorheen deeden verbleeken , en kwamen moeilykheden te boven, eenyds onoverkomelyk gekeurd. Toen de Portugeefen, in den Brandenden Q We- III. afdeel1ng.  s4s ONDERZOEK Ml afdeeling. Wereldgordel , of Verzengde Lugtfixeek, door de Ouden onbewoonbaar geoordeeld, yrugtbaare Gewesten vonden , door talryke Volken bewoond j en bemerkten , dat bet Vasteland van Africa , in ftede van zich in breedte Westwaards uit te ftrekken , volgens het gevoelen van ptolemeus , vernaauwde en meer Oostwaards liep , deeden zich wydftrekkender oogmerken aan hun oog op , en zy voelden zich bezield met de hoope om Indie te bereiken , door te volharden in denzelfden koers, dus lang gehouden, te volgen. Naa verfcheide mislukte poogingen, om het oogmerk, 't geen zy bedoelden, te bereiken , zeilde eene kleine Vloot de Taag uit, onder het bevel van vasco de gam a , een Officier van rang , wiens bekwaamheid en moed hem gefchikt maak-, te, om, over de moeilykfte en'gevaarlykfte onderneemingen, het beleid te hebben. Uit onkunde, nogthans, van het gefchikte Jaargetyde , en van den koers dien hy moest houden in den grooten Oceaan, door welken hy ftondt heen te zeilen, was zyne Reis lang en gevaarlyk. In 't einde zeilde hy dat Voorgebergte om, 't welk, zints verfcheide jaaren, het voorwerp van den Schrik en de Hcope zyner Landgenooten geweest was. Van daar bereikte hy, naa een voorfpoedige vaart langs de Zuid-Oostkust van Africa, de Stad Meiinda, en fmaakte het genoegen, om daar , zo wel als op de andere Plaatzen , welke hy aandeedt, een Volk aan re treffen zeer verfchillende van ruu-  wegens OUD INDIE. 243 ruuwe Bewoonders des Westlyken oevers van dat Vasteland, door de Portugeefen tot hiertoe alleen bezogt. Deeze vondt hy zo verre gevorderd in Befchaafdheid, en kennis aan de verfcheide Kunften des leevens, dat zy een daadlyken Koophandel dreeven, niet alleen met de volken op hun eige kust ; maar met afgelegene Landen van Afia. Geleid door hunne Stuurlieden, die een koers hielden, hun door de Ondervinding geleerd, zeilde hy den Indifchen Oceaan dwars over, en landde te Calecuta aan te Malabarfche kust, op den twee en twin> tigften van Mey des Jaars MCCCCXCVIII, tien maanden en twee dagen na zyn vertrek uit de Haven van Lisfabon. De Samorin, of Monarch des Lands , verwonderd over het onverwagte bezoek 'van een onbekend Volk, v/elks voorkomen, wapenen en zeden, geene gelykheid hadden met die van eenige der Volken, gewoon zyne Havens te bezoeken , en in zyne Heerfchappye kwam langs een weg tot hier toe onbevaarbaar gekeurd, ontving hun eerst met die bewondering, dikwyls door de nieuwigheid verwekt. Doch kort daar op, als hadt hy een vooruitzigt gehad van alle de rampen, nu Indie boven 't hoofd hangende , door deeze heillooze Gemeenfchap met de Inwoonders van Europa , thans geopend, vormde hy verfcheide plans, om ga ma, en diens Tochtgenooten, af te fnyden. Dan de Portugeefche Admiraal redde zich met zonderlinge voorzigtigheid en onverfchrokkenheid, uit het geQ 2 vaar III. AFdeeling.  IH. AFDEE ling. 644 ONDERZOEK vaar der openbaare aanvallen en heimlyke . treeken van de Indiaanen; en zeilde ten laatften van Calecuta met zyne Vloot, be. laaden niet alleen met de Waaren eigen aan die Kust; maar ook met veele der ryke Voortbrengzelen van de Oostlykfte Gedeelten van Indie. Vasco de ga ma werd , by zyne wederkomst te Lisfabon, ontvangen met de bewondering en dankbaarheid, verfchuldigd aan een Man, die, door zyne uitfteekende Bekwaamheden en manmoedig Beiluit, eene ondernceming van het grootfte aanbelang gelukkig volvoerd hadt; eene onderneeming, die lang de gedagten van zyn Souverain bezig gehouden hadt, en de hoop geweest was zyner IVledelandgenooten (z). Deeze Gebeurtenis betrof de Portugeefen alleen niet. Geen Volk in Europa zag het met een onverfchillig oog aan. Want, fchoon de Ontdekking eener Nieuwe wereld, 't zy wy dezelve befchouwen als een blyk van fchranderheid in den Perfoon, die het eerst een o denkbeeld vormde van deeze onderneeming, welke het Menschdom tot de kennis van dezelve bragt ; 't zy wy den invloed daar van in agtneemen op de Weetenfchap, door een volkomener kundigheid te fchenken vap den Kloot, dien wy bewoonen; 't zy men de uitwerkzels daarvan gadeflaa op de Handelgemeenfchap des Menschdoms, eene Gebeurtenis yeel fchitterender dan de Reis (z) Aiia de joao de barros, Dec.I. Lib. II". e. u. C astagned.a, Bilt. de F In de , trad. lh ■ Frar.gois, Liv. L c. 2-2$.  wegjins OUD INDIE. 245' Reistocht van gama, fchynt deeze laatfte oorfpronglyk algemeener de aandagt getrokken te hebben. De eerfte vervulde , in de daad , de Menfchen met verbaasdheid ; dan het leedt eenigen tyd eer zy zulk eene genoegzaame kennis kreegen van dat gedeelte der Aarde, nu aan hun oog ontdekt, om een juist denkbeeld te vormen , of zelfs eene waarfchynlyke gisting te maaken, ten aanziene van de gevolgen die uit de Gemeenfchap met de Nieuwe Wereld zouden ontftaan. Doch de onfchatbaare waarde van den Indifchen Handel , die, zo in ouden als in laateren tyde, elk Volk, dat denzelven dreef, verrykt hadt, was een voorwerp, gemeenzaam voor den geest van ieder denkend Mensch, en zy begreepen terftond, dat de ontdekking van deezen nieuwen weg der Zeevaart, in het Oosten , groote omwentelingen moest te wege brengen, niet alleen in den loop des Koophandels, maar ook in den Staatkundigen toeftand van Europa, Welke deeze omwentelingen, waarfchynlyk, zouden weezen, en hoe zy zouden werken , waren ftukken , met byzonderc aandagt overwogen in de Steden Lisfabon en Venetië; doch met zeer wyd verfchillende aandoeningen. De Portugeefen, fteunende op de Regten, welke , in die Eeuwe , eene eerfte Ontdekking, bekragtigd door eene Pauslyke goedkeuring, veronderfteld werd mede te brengen ; zich geregtigd oordeelende, tot een uitfluitendenHandel op de Landen eerst door hun bezogt^ Q 3 be. IIL afdeeling.mt  aat? ONDERZOEK III. afdeelt ng. begonnen, by voorraad, alle de voordeden' daar van te fmaaken, en zich te verbeelden , dat hunne Hoofdftad welhaast zou , weezen 't geen Venetië toen was, de groote Verzamelplaats der Koopwaaren uit het Oosten voer geheel Europa, en de. Zetel van Rykdom en Magt. — Op de eerfte kundfehap van ga ma's welgelukten Reistocht, voorzagen de Venetiaanen, met het fcherpziend oog van Kooplieden, dat het onmiddelyk gevolg daar van geen ander zou weezen dan de verdorring van dien Handeltak, welke zo gansch veel hadt toegebragt tot het verryken en vergrooten huns Lands; en zagen dit met des te hartgrievender aandoening, dewyl zy bemerkten geene kragtdaadige middelen te bezitten, om de doodlyke werking daarvan te voorkomen , of zelfs te vertraagen. Beider, hoop en vrees was wel gegrond. De Portugeefen traden de nieuwe loopbaane, hun geopend, in, met werkzaamheid en drift ; en voerden daaden uit , zo in den Koophandel, als in den Kryg, verre te boven ftreevende, 't geen men zou hebben kunnen verwagten van een Koningryk , zo klein in uitgeftrektheid. Alle deeze werden beftuurd door eenen Monarch, in ftaat om de grootfte Plans te vormen,met eene bedaarde, en een vast ftelzel volgende, wysheid, en dezelve voort te zetten met eene nimmer aflaatende volftandigheid. Gelukkig voor Portugal, koos het keurig onderfcheidend oog van emanuel eene volgreeks van Officieren, tot het voeren des Opperbevels in  wegens OUD INDIE. 247 in Indie, die, door hunne onderneemvolle dapperheid, Krygs-en Staatkunde, gepaard met eene belanglooze braafheid, zugt voor 't algemeene welweezen en vaderlandliefde, regt hebben om geplaatst te worden in den rang der Perfoonen, wegens deugd en bekwaamheden , in eenige Eeuw of onder eenig Volk vermaard. Zy voerden, misfchien,grooter zaakèn uit, dan ooit in zo korc een tyd volbragt wierden. Vóór het einde der Regeeringe van emanuel, vier en twintig jaaren naa den Reistocht van ga ma, hadden de Portugeefen zich meester gemaakt van de Stad Malacca, welke toen de Stapelplaats werd des Koophandels, gedreeven onder de Inwoonders van alle die Gewesten in Afia, door de Europeaanen onder den algemeenen naam van de Oost-Indien begreepen. Na deeze Haven, bykans op gelykeri afftand van de Oost- en Westerlyke einden deezer Landen, en in bedwang hebbende die Straat, door welke zy gemeenfchap met elkander hebben , kwamen aldaar de Kooplieden van China, van Japan, van elk Koningryk, op het Vasteland, van de Moluccas, en alle de Eilanden in den Archipel, in 't Oosten; en die van Malabar, van Ceylon, van Cormandel en van Bengalen, in 't Westen (a). Deeze vermeestering verzekerde de Portugeefen van den grooten invloed over den binnenlandfchen Handel van Indie; terwyl (d) Decad. de barros, Dec. I. Lm FIJI.c. 1, O soa... de reb. Ernan. Lib. Vlh p. 313. &c, Q 4 m afdeel1ng.tmm  248 ONDERZOEK lïï. AFDEE LING. zy, ten zelfden tyde, door hunne Vastig■ heden te Goa en Diu, zieh in Itaat vonden, om den Handel op de Malabarfche kust . aan zich te trekken, en grooten hinder toe te brengen aan de zo lang beftaan hebbende gemeenfchap van Egypte met Indie, door de Roode Zee. Hunne Schepen voeren op alle Havens in het Oosten , waar men kostbaare Koopmanfchappen vondt, van de Kaap de Goede Hoop tot de Rivier van Canton; en langs die ontzaglyk wyduitgeftrekte kust, meer dan vier duizend mylen bedraagende hadden zy, ter bevordering en befcherming des Handels , een reeks van Sterkten en Koopplaatzen aangelegd. Desgelyks hadden zy bezit genomen van de plaatzen gunltigst voor den Handel langs de Zuidkust van Africa, en op veele van de Eilanden tusfehen Madagascar en de Moluccas liggende. In alle deelen van het Oosten werden de Portugeefen met eerbied ontvangen, en in veele hadden zy een volttrekt gezag verkreegen. Zy dreeven hunnen Koophandel zonder mededinging of bedwang ; zy fchreeven aan de Ingezetenen de wetten der onderlinge gemeenfchap voor ; zy zetten dikwyls een prys, welke hun behaagde, op de Goederen door hun gekogt; en konden dus uit Indostan, en de daaromtrent gelegene Ryken, wat nuttig , wat zeldzaam , of gezogt was , in grooter hoeveelheid, en verscheidenheid, invoeren, dan voortyds in Europa bekend was. De Hist. Getier, des Foyages, Tom. I. p. 140,  wegens OUD INDIE. 249 De Portugeefen , niet te vrede met de verkreegene meerderheid in Indie , vormden reeds vroegtyds een Plan , niet min ftout dan inhaaiig, om alle andere Volken uit te fluiten van eenig aandeel in de voordeden des Handels op het Oosten. Om dit te volvoeren, was het noodig bezit te krygen van zodanige Vastigheden aan de Ara* bifche en Perfifche Golf, die hun meester maakten van de Vaart op deeze twee binnenlandfche Zeeën, en hun in ftaat ftelde, om beide, de oude Handelgemeenfchap tusfehen Egypte en Indie te ftremmen , en om in hunne magt te hebben den ingang van de groote Rivieren, die het vervoeren der Indifche Goederen gemaklyk maakte, niet alleen door de binnenfte deelen van Afia, maar zo ver als Con/lantinople. Het beleid der maatregelen, tot volvoering van dit oogmerk, werd toevertrouwd aan alphonso albuquerque , den uitfleekendften van alle de l'ortugeefche Generaals , die zich in Indie deeden uitmunten. Met alle de poogingen van verftand en dapperheid, kon hy flegts de eene helft volvoeren, van het Plan door de Staatzugt zyner Landsgenooten ontworpen. Door het Eiland Ormus, 't welk den mond van de Perfifche Golf befchutte , te ontweldigen aan de kleine Vorflen, die, als cynsbaaren ter Perfifche Monarchen, aldaar hun gebied hadden opgerigt, verzekerde hy Portugal van dien uitgeftrekten Handel op het Oosten , welken , gelyk wy voorheen gezien hebben, de Perfen verlcheide Eeuwen lang Q 5 ge- III. afdeeling.  III. AFDEE LING. 250 ONDERZOEK gedreeven hadden. In de handen der Por• tugeefen, werd Ormus welhaast de groote Markt, die het Perfisch Ryk, en alle de - Landfchappen van Afia, ten Westen van 't zelve gelegen, met Indifche Waaren verzorgde; en een Stad, welke zy bouwden, op dat dorre Eiland, geheel onvoorzien,van water, werd een der hoofdzetels van Rykdom , Pragt en Weelde, in het Oosten (c). De Krygsverrigtingeh van albuquerque, in de Roode Zee, waren verre van zo gelukkig te flaagen. Deels door den moedigen wederftand der Arabifche Vorften , wier Havens hy aantastte ; deels door de fchade , welke zyn Vloot leedc in eene Zee, zo moeilyk en gevaarlyk te bevaaren, vondt hy zich genoodzaakt te rug te keeren , zonder eenige vastigheid van aanbelang te krygen (d). — Het oude Kanaal van Gemeenfchap met Indie, door de Roode Zee, bleef fteeds den Egyptenaaren open; doch hun Handelbedryf in dat Land werd zeer beperkt en verhinderd, door den invloed , welken de Portugeefen verkreegen hadden in alle Havens , op welke zy gewoon waren Schepen te zenden. In gevolge hier van, begonnen de Venetiaanen welhaast te voelen, dat verloop van hun eigen Indifchen Handel, 't welk zy voorzien en gevreesd hadden. Om den ver-. Cc) Osorius, de rebus gestis Eman. Lib. X. p. 274. &c. Tavernier's Travels, Book V. c.23. (d) Osorius, de rebus gestis Eman. Lib. IX. p. 248. &c.  wegens OUD INDIE. 251 verderen loop deezes kwaads te fluiten haalden zy den Sultan der Mamelukken, even zeer als zy ontzet wegens den fchielyken opgang der Portugeefen in het Oosten, en niet min belangs hebbende om hun te beletten een Handel aan zich te trekken, die zo langen tyd de voornaame bron geweest was van Rykdom voor de Monarchen en het Volk van Egypte, over, om met den Paus en den Koning van Portugal in onderhandeling te treeden. — De toon , dien de Sultan in deeze onderhandeling aannam , voegde aan het moedig Opperhoofd eener Krygsregeering. Naa zyn uitfluitend Regc op den Indifchen Handel beweerd te hebben , waarfchuwde hy Paus julius den II en Koning emanuel, dat hy, indien de Portugeefen niet afzagen van die nieuwe Vaart, door welke zy in den Indifchen Oceaan waren doorgedrongen, en niet ophielden met dien Handel aan zich te trekken, die , zints onheugelyke tyden , gedreeven was tusfehen het Oosten van Afia en de Landen zyner Heerfchappye, alle de Christenen in Egypte, Syrië en Palestina ten dood zou brengen , hunne Kerken verbranden, en hec Heilig Graf zelve verwoesten (. Fenez. Part. H. p. 901. Part. HL p. 433. III. afoeeling.  III. afdeeling. 354 ONDERZOEK bepaalen toe de zwakke behulpzels van een ten val neigenden Staat. — Hier van treffen wy een optekenenswaardig voorbeeld aan in eene aanbieding, door de Ve* netiaanen gedaan aan den Koning van Portugal, in 't Jaar MDXXI, om,, voor een bepaalden prys, alle de Speceryen te koopen die in Lisfabon werden ingevoerd, boven die welke noodig , waren ten gebruike zyner eigene Onderdaanen. Indien emanuel onbedagt genoeg geweest was om deezen voorilag te aanvaarden, zou Venetië al het voordeel van de winstryke Monopolie, thans verlooren, wedergekreegen hebben ; maar het aanbod werd ontvangen op eene wyze die 't zelve verdiende, en, zonder in overleg te neemen, van de hand geweezen Qi). De Portugeefen zetten, bykans onverhinderd , hunne zaaken in het Oosten voort, tot zy daar een Handeldryvend Ryk op» rigtten; 't welk, 't zy wy het oog liaan op deszelfs uitgeftrektheid, deszelfs rykdom, en de kleine magt die het vormde, of op den luister met welken het Beduur daar van volvoerd werd, tot hier toe geene wedergade in de Gefchiedenisfen der Volken aantrof. Emanuel, die den grondflag lag van dit verbaazend Gebouw, fmaakte het genoegen van het byna voltooid te zien. Elk gedeelte van Europa kreeg, uit handen der Portugeefen,de Voortbrengzelen van het Oosten; en, indien wy eene (K) Osor, de rebus Eman. Lib, XII. p. 265. [  wegens OUD INDIE. 255 eene kleine boeveelheid uitzonderen , die de Venetiaanen nog by aanhoudenheid ontvingen langs de oude kanaalen , hadt ons Werelddeel langer geen Handelgemeenfchap met Indie en de verdere Ryken van Afia, dan om de Kaap de Goede Hoop. Hoewel, van dit Tydperk af, de Europifche Volken voortgevaaren zyn om hun Handel op Indie ter Zee te dry ven, werdt nogthans een groot gedeelte der kostbaare Voortbrengzelen van het Oosten na andere Gewesten der Aarde te Land gebragt. In de opgave van den voortgang des Handels op Indie, is deeze tak van denzelven een voorwerp van overweegenswaardige grootheid , en tot nog niet met genoegzaame aandagt onderzogt. — Dat de Ouden, doorgaans, de toevlugt namen tot de verdrietige , langwylige en kostbaare; wyze, om de Goederen te land te vervoeren , zal niemand verwonderen, als hy in overweeging neemt hoe onvolkomen by hun de Scheepvaart was. De rede, dat deeze wyze van vervoering heden ten dage niet alleen Hand houdt, maar toeneemt, verdient eenige opheldering. Wanneer wy de Kaart van Afia inzien , kunnen wy niet nalaaten te ontdekken, dat de Gemeenfchap door alle de deelen van "dat groote Vasteland ten Westen van Indostan en China , fchoon eenigermaata Zuidwaards geopend, door de bevaarbaare Rivieren de Euphraat en de Tigris, en Noordwaards door twee binnenlandfche Zeeën , de Enxinifche en de Caspifche, in III. \KDEELING.  ml AFDEELING. a56 ONDERZOEK in veele wyduitgeftrekte Landfchappen geheel te land moet onderhouden worden. Deeze was, gelyk ik reeds opmerkte , de eerfte wyze van Gemeenfchap tusfehen verfcheide Landen, en bleef zulks, geduurende de kindschheid der Zeevaart, de éénige. Zelfs naa dat die kunst eenige maate van vordering bekomen hadt , ftrekte zich hec vervoeren der Goederen , langs de twee gemelde Rivieren, zo weinig uit tot de binnenfte gedeelten des Lands; en de Handel , op de Euxinifche en Caspifche Zee, werd zo menigmaal belemmerd door de Barbaarfche Volken , aan derzelver oevers verfpreid, dat, deels uit dien hoofde , en deels uit de verkleefdheid des Menschdoms aan oude Gewoonten, de Handel der verfcheide Landen van Afia, byzonder die van Indie, en de verderop gelegene Gewesten, te land volduurde. Dezelfde omftandigheden , die de Tnwoonders van Afia aanzetten, om zulk een aanmerkelyk gedeelte van hunnen Handel met den anderen op deeze wyze te dryven , werkten nog kragtiger in Africa. Dat Vasteland, 't welk weinig gelykt op de andere Deelen des Aardkloots , wordt niet doorfneeden met binnenlandfche Zeeën, gelyk Europa en Afia, of door eene menigte van Meiren, gelyk Noord-America , of geopend door Rivieren in eene groote uitgeftrektheid bevaarbaar; de Nyl alleen uitgezonderd. Het vormt eene eenpaarige en aan elkander verbonden oppervlakte, tusfehen de onderfcheidene gedeelten,  wegens OUD INDIE. 257 ten, van welke 'er, van de vroegfle tyden af, geene Gemeenfchap, dan te land, kon plaats hebben. Ruw , gelyk alle de Volken van Africa zyn, en traag , gelyk de voortgang is , welken zy gemaakt hebben in de Kuniten des leevens, hielden zy altoos die Gemeenfchap open. Hoe verre zich dezelve uitftrekte in de vroegere Tydperken* op welke ik in dit Onderzoek myn oog vestigde, en langs welke wegen die gaande gehouden werd, kan ik, by mangel van berigten , met geene naauwkeurigheid bepaalen. Het is hoogwaarfchynlyk, dat, zints onheuglyke tyden , het Goud, Yvoor, de Reukwerken, beide uit de Zuidlykfte deelen van Africa en uit de Noordlyker gedeelten, of na de Arabifche Golf, óf na Egypte gevoerd werden ,en verruild voor de Speceryen, en andere Voortbrengzelen , van het Oosten. De Makomedaanfche Godsdienst, die zichi met eene verbaazende fnelheid, over geheel Afia, en een zeer groot gedeelte van Africa ,veripreidde, bragt veel toe aan den aanwas der Handelgemeenfchappe te land , in beide deeze Werelddeelen, en heeft daar aan meerder kragts bygezet, door 'er een nieuw beginzel van werkzaamheid mede te vermengen , en door dezelve te rigten tot een algemeen middelpunt. Mahomed geboodt alle zyne Naa volgers, éénmaal in hun leeven, de Caaba, of het vierkant gebouw in den Tempel te Mecca, te bezoeken, hec onheugbaar voorwerp van Eerbiedenis onder zyne Landsgenooten; en ,• volgens hunR na III. afdeel1ng.  a5§ ONDERZOEK fff. AFDEEling. ne Overlevering, de eerfte plek gronds op deezen Aardbodem , toegeheiligd aan den Dienst van god. Om fteeds in hunne ge. moederen te doen ftand houden het leevendig gevoel van hunne verpligting, tot het volbrengen van dit Godsdienftig bedryf, ftelde hy vast, dat, in hunne veelvuldige Godsdienstverrigtingen , de waare Gelocvigen altoos hun aangezigt na die Heilige Plaats zouden wenden (7). In gehoorzaamheid aan een Voorfchrift zo ftaatlyk gegeeven, en met zo veel ernsts ingeboezemd, verzamelen zich talryke Caravaanen van Bedevaartgangeren, 's jaarlyks, in alle Landen , waar het Mahomedaanfche Geloof gevestigd is. Van de oevers der Atlantlfche Zee aan den eenen , en van de wydst afgelegene Gewesten van het Oosten aan den anderen, kant, komen de Aankleevers diens Propheets te Mecca. Denkbeelden en inzigten van Koophandel vermengen zich met die van Godsdienstoefening. De veelvuldige Kameelen van ieder Caravaan worden bekaden met die Waaren van elk Land , welke gemaklykst te vervoeren zyn, en in het verkoopen gereedst van de hand willen. De Heilige Stad is niet alleen opgevuld met yverige Godvrugtigcn, maar ook met ryke Kooplieden. Staande de weinige dagen huns verblyfs aldaar,is de Ma»kt van Mecca, misfchien, de grootfte van den geheelen Aardbodem. Koopen van verft) Her be lot, Biblioth. OrientaZ.An. caaba & ke3lab.  0 wegens OUD INDIE. 259 verbaazende waarde worden 'er geflooren , waarvan de fpoed , de ftilte , hec onderling vertrouwen in hec volbrengen, een onlochenbaare bewyze ftrekken. De Voortbrengzels en Handwerken van Indie maaken een hoofdartykel uit in deezen zo veel beduidenden Handel; en de Caravaanen ver< fpreiden dezelve, op de c'huis reize, door alle deelen van Afia en Africa. Eenige deezer worden noodwendig gekeurd, niec alleen toe genoegen, maar coc onderhoud, des leevens, andere ftrekken coc verfraaijing en wellusc. Zy zyn zo verfcheideh, dac ze zich fchikken naar den fmaak des Menschdoms, onder alle Lugtftreeken, en in de onderfcheide ftanden van vordering in befchaafdheid ; zy worden zo zeer ge, zogt door de ruwe lnboorelingen van Africa, als door de veel weelderiger Inwoonderen van Afia. Om te voldoen aan de onderfcheiden begeerten, keeren de Caravaanen te fugge, belaaden met Neteldoeken en Chitzen van Bengale en de Deccan, de Katoenen van Cachemire, de Peper van Malabar, de Diamanten van Golconda '. de Paarlen van Kilkare, de Kaneel van Ceylon . de Muskaatnooten en Foelie van de Moluccas , en een onnoemelyk aantal van andere Indifche voortbrengzelen der Natuur en Kunst. Behalven deeze groote Caravaanen, gedeeltlyk aangelegd ,. uic eerbied voor een bevel van den Godsdienst, gedeeltlyk met oogmerk om een voordeeligen Handekak uic ce breiden, zyn 'er andere Caravaanen, R 2 eÉf UI. a.fdeeling.  1IÏ. AFDEE- IrlNG. ■ 160 ONDERZOEK en geene kleine, geheel uit Kooplieden beftaande, die alleen den Handel ten oogmerke hebben. Deeze trekken, op bepaalde tyden, uit onderfcheide gedeelten van de Turkfche en Perfifche Heerfchappyen, en na Indostan, ja, zelfs tot China gaande, langs wegen van ouden tyde bekend, brengen zy, alles te land vervoerende, de kostbaarfte Goederen deezer Landfchappen, na de afgelegene Gewesten van beide de Ryken. Het is alleen , door in aanmerking te neemen, den afltand op welken groote vragten van deeze Waaren gevoerd worden , en dikwyls , door wyduitgeftrekte Woestynen , die, zonder het gebruik van Kameelen, ondoonrekbaar zouden weezen, dat wy eenig denkbeeld kunnen vormen van de grootheid des Handels op Indie te lar.d, en waar door wy kunnen begrypen, dat, in een Onderzoek, wegens de verfchillende wyzen, op welken men deezen Handel dryft, dezelve geregtigd is op de aandagt , die ik hefteed heb in de pooging om dezelve naa te gaan. [Ik merkte zo even op, dat, zonder de Kameelen, de Woestynen ondoortrekbaar zouden weezen; dit verdient eenige opheldering. Wanneer wy de gedaante en de ligging der bewoonbaare deelen van Afia en Africa in opmerking neemen , zul fen wy voldoende reden vinden om den Kameel te houden voor het nuttigfte van alle de Dieien over welken de Inwoonders deezer twee groote Werelddeelen de heerfchappy gekreegen hebben. In beide zyn eeni-  WEGENS OUD INDIE. 261 eenige der vrugtbaarfte Landftreeken van elkander gefcheiden door zulke wyduitgeftrekte Zand woestynen , de woonplaatzen van gebrek en droogte, dat ze de mogelykheid der Gemeenfchap tusfehen dezelve fchynen uit te fluiten. Maar, gelyk de Oceaan, die, in den eerften opflage , als 't ware, ten onoverkomelyken feneidsmuur ftrekt, tusfehen de onderfcheide Gewesten des Aardbodems, door de Zeevaard dienstbaar gemaakt is tot derzelver onderlinge Gemeenfchap; zo worden, door middel van den Kameel, een Dier door de Arabieren, zeer eigenaartig, het Schip der IVoesïjne geheeten, de fchroomlyke Woestynen doorreisd , en de Volken , daar door van een gefcheiden, in ftaat gefield, om met elkander te handelen. Deeze moeilyke Reistochten, onvolbrengbaar voor eenig ander Dier, verrigt de Kameel met verbaazenden fpoed. Onder de zwaare lasten van zes, zeven en acht honderd Ponden gewigts , kunnen de Kameelen een langen tyd loopen, met weinig voedzel en rust, en zomtyds zonder in acht of negen dagen water te proeven. Door de wyze fchikking der Voorzienigheid, fchynt de Kameel gevormd tot een Lastdier, in de Gewesten waar hy geplaatst , en zyn dienst meest noodig, is. In alle de deelen van Afia en Africa, waar men de meeste en grootfte Woestynen aantreft, heeft men Kameelen in menigte. Dit is de eigen ftandplaats deezer Dieren, en buiten dezelve ftrekt de kring hunner werkzaamheid zich niet verre R 3 uit III. AFDEELING.  £rj2 ONDERZOEK III. afdeeling. 3 ; i i uir. Zy fchuwen even zeer overmaat van Het te en van Koude, en komt hunne aart zelfs niet overeen met de zagte Lugtsge. fteltenisfe onzes Gerhaatigden Wereidriems. Naardemaal de eerfte Handel in Indifche Waaren , van welken wy eenig egt befcheid hebben, gedreeven werd op Kameelen (jt); en dewyl het, door 't gebruiken deezer Dieren, is, dat de vervoering dier Koopmanfchappen , zich zo wyd en zyd verfpreid hebben over Afia en Africa, dagten my de vermelde byzonderheden, wegens dit zeldzaam Beest, noodig ter opheldering van die gedeelte myns onderwerps. Indien eenigen myner Leezeren een volkomener berigt verlangen, en wenfehen te weeten, hoe het vernuft en de kunst der Menfchen de oogmerken der Natuure onderfteund hebben, in den Kameel, van zyne geboorte af, op te brengen tot een leeven vol last en moeite, waar toe hy verordend is, dat zy dan den Graaf de buffon (7) raac.'pleegen , een der cierlykfte Schryveren, en, voor zo verre ik kan oorkelen uit het naaflaan der getuigei?>?fen loor hem aangehaald , een der naauwkeu. •igfte befchryvingen uit de pen diens be■oemden Mans gevloeid. De Heer volsey , wiens naauwkeurigheid wel bekend s, vermeldt de wyze , op welke de Kameel O).Genesis XXXVII: 25. (I) Bijffon, Hist. Naturelle, Art. chamea^ e DltOMEDAIRE. ,  WEGENS OUD INDIE. 263 meel zyne Reis aflegt , in deezer voege: „ In het trekken door de Woestynen, be„ dient men zich voornaamlyk van Kamee„ len; vermids zy weinig gebruiken, en veel „ draagen. De last, hun doorgaans opge„ legd,is omtrent zeven honderd en vyftig „ Ponden; het voedzel, dit Dier gegeeven, „ beilaat in Stroo , Distels , fteenen van „ Dadels. Boonen, Gerst, enz. Met één „ Pondeeten daags, en even zo veel water, „ kan hy weeken lang reizen. Op den weg „ van Cairo na Suez, tusfehen de veercig „ en zes en veertig uuren lang, eeten „ noch drinken deeze Lastbeesten : doch „ die langduurige onthoudingen , te dik„ wyls herhaald, putten hunne kragten uit. ,, Hun gewoone tred is zeer langzaam, en „ zy leggen naauwlyks meer dan twee my„ len in één uur,af; het is vergeeffche „ arbeid, de Kameelen tot rasfer loopen „ aan te zetten ; doch, indien men hun „ eenige verpoozingen, om te rusten , ver„ leent, kunnen zy van vyftien tot acht„ tien uuren op één dag voorttrekken (m)." Om een volkomen denkbeeld te geeven van de uitgeflrekte verfpreiding der Indifche Koopwaaren , in welke het zo even befchreeven Lastdier zo veel diensts doet, zou het noodig zyn, den weg af te tekenen , en het getal der veelvuldige Caravaanen, hier toe gebruikt, te berekenen. Kon dit met juistheid gefchieden, het zou een keurig Onderwerp weezen voor Aardry ks- 0») Volnev, Foyage, Tom. II. p. 383. R 4 m AFDEB LING.  s64 ONDERZOEK HL AFDEE LING. rykskundige naafpeuring , zo wel als een wenschlyk toevoegzei toe de Gefchiedenis des Koophandels. Schoon het onbeftaanbaar zy, met de kortheid, welke ik eenpaarïg heb in agt genomen door het geheel beloop deezes Onderzoeks, my in te haten tot een verflag van die uitgebreidheid, zal het, nogthans, hier wel voegen, dat ik, tot opheldering van dit gedeelte myns onderwerps , zodanig eene befchryving geeve van twee Caravaanen , die Mecca bezoeken , als myne Leezers in ftaat zal {tellen , om een rechtmaatiger oordeel te ftryken over de grootheid van derzelver Koopbedryf. De eerfte is de Caravaan welke van Cairo in Egypte vertrekt, en de andere van Damascus in Syrië. Ik verkies deeze twee , dewyl zy de grootfte zyn , en bo fchreeven door Mannen die ten vollen geloof verdienen, en de beste gelegenheden hadden om desaangaande volkomen berigt te ontvangen. — De eerstgemelde beftaat, niet alleen, uit Bedevaartgangers, uit alle deelen van Egypte; maar ook uit die welke komen uit alle de kleine Mahomedaanfche Staaten aan de Africaanfche Kust van de Middellandfche Zee, uit het Ryk van Marocco en zelfs uit de Neger-Koningryken aan de Atlantïfche Zee. Zamen vergaderd zynde, beftaat de Caravaane ten minften uit vyftig duizend Menfchen , en het getal der Kameelen , gefchikt om Water, Leeftogt, en Koopmanfchap, te draagen, is nog grooter. De Reis, die, met heen eu we-  wegens OUD INDIE. 265 wedertrekken van en na Cairo, in niet minder dan honderd dagen volbragt wordt , Jegt men geheel te land af; en dewyl de weg meesHoopt door Zandwoestynen, of dorre onbewoonde Wildernisfen , die zelden iets tot Leevensonderhoud opleveren, en waar dikwyls geene Waterbronnen gevonden worden, moeten de Bedevaartgangers altoos veel vermoeienis ondergaan, en zomtyds ongelooflyk veel ongemaks uitharden (n~). De Caravaan van Damascus, zamengefteld uit Bedevaartgangeren van bykans eik Landfchap des Turkfchen Gebieds, behoeft, in getal, voor die van Cairo weinig onder te doen , en de Handel , welken dezelve dryft, is naauwlyks iets minder (V). Deeze Bedevaart werd, in den Jaare MDCCXLI volbragt door khojeii abdulkurreem, van wien ik hier boven fprak (j>). Hy geefc den gewoonen weg op van Damascus na Mecca, berekend by uuren, de gebruiklyke wyze van het opmaaken eener Reize in hec Oosten, door weinig bezog- t( (_n) Zeer vroeg heeft hakluyt eene befchryvinc van die Oravaane uitgegeeven, Vol. II. p. 20a. &c Maillet heeft zich verledigd om een, zeer rot kleinigheden afdaalend, berigt daar van op te ftellen, De fcription de F Egypte, Part. II. p. 212. &c. Po cock vermeldt de Reiskoers, met de lengte eiker dag afgelegd, welke hy ontving van iemand die veer tien maaien te Mecca geweest was, Vol. I. p. 188 261. &c. O) Voyage de volney, Tom. II. p. 251. &c (ƒ>) Zie hier boven, bi. 28. R 5 III. akdeeling.  &66 O N DE RZOEK te Landen. Volgens de middelmaatigue berekening, moet de afftand tusfehen de twee Steden , naar dit verflag , meer dan duizend mylen weezen. Een groot gedeelte van de Reis gefchiedt door een Woestyn, en de Bedevaartgangers ftaan niet alleen veel vermoeienis uit ; maar vinden zich menigwerf blootgefteld aan groot gevaar van de wilde Arabieren — Het is een zonderling bewys van den roofzieken aart deezer Arabieren, dat, fchoon alle hunne onafhangelyke Stammen vol yverige Mahomedaanen zyn , zy , nogthans , geene zwaarigheid maaken om de Caravaanen van Bedevaartgangeren te berooven, terwyl zy bezig zyn met het volbrengen van een der onvermydelykfte Pligten van hunnen Godsdienst. Hoe groot deeze Caravaanen mogen weezen, moeten wy niet denken, dat alle de Bedevaartgangers, die Mecca bezoeken, tot dezelve behooren; hier by komen zo veelen uit de wydflrekkende Heerfchappyen van Perfie, uit elk Landfchap van Indostan en de Landen ten Oosten deezes Lands gelegen, uit Abysfinie, uit verfcheide Staaten aan de Zuidkust van Africa, cn uit alle deelen van Arabie, dat zy, te gader genomen, gerekend worden tweemaal honderd duizend te bedraagen. Op zommige jaaren wordt dit getal nog vermeerderd door kleine hoopen van Bedevaartgangeren, Khotei-i abdulkurreem, Memoin, p, Ui.. &c. III. AFDEEL1NG. I  wegens OUD INDIE. 267 reri, uic verfcheide binnenlandfche Landfchappen van Africa , welker naamen en ligging nu eersc in Europa beginnen bekend ce worden (r). Hec gaac vasc, dac de Koophandel, door de Caravaanen in de binnenfte gedeelten van Africa gedreeven, nier alleen wyduitgeftrekr, maar van groore waarde, is. Behalven de groote Caravaan , die na Cairo trekt, en by welke zich de Mahomedaanfche Bedevaartgangers , uit alle deelen van Africa, vervoegen , zyn 'er Caravaanen , die geen ander oogmerk hebben, dan om Koophandel te dry ven ;• zy gaan van Fez, Algiers, Tunis, Tripoli, en andere Staaten aan de Zeekust, en dringen diep hec Land in. Eenige deezer befteeden niet minder dan vyftig dagen, om de plaats haarcr beftemminge te bererken: en dewyl de gemiddelde begrooting der Reize omtrent achttien mylen daags bedraagt,kan men de uitgeflrektheid van dezelve, gereedlyk, opmaaken. Naardemaal de tyd van den uittocht, en reisweg, bekend zyn, worden zy ontmoet, van het Volk van alle de Landen , door welke zy heen trekken, die met hun Handel dryven. Indifche Goederen , van CO Deeze laatfte waarneeming zyn wy verfchuldigd tan de Asfociation for promoting the Discover) of the Interior Parts of Africa, opgerigt door eenige Heeren in Groot-Brittanje, op beginzels zo uitge* breid en met inzigten zo zeer het algemeene best bedoelende , dat zy hun en hun Land ter eere ftrekken. Procedings, &c. p. 174. III. afdeeL1NG.  a68 ONDERZOEK III. afdeeling. van allerlei foorc, maaken een gewigtig Arrykel uit in deezen Handel, in verruiling voor welken zy meest Slaaven geeven (Y). Naardemaal de Reizen der Caravaanen, louter van eenen Handeidryvenden aart, op geen vastbepaalde tyden aanvangen , en de weg, dien zy neemen, verandert, naar het goedvinden, of de verbeelding der Kooplieden, uit welken zy beflaan , kan 'er met dezelfde naauwkeurigheid geene befchryving van gegeeven worden. Door agt te liaan op de berigten van zommige Schryveren, en de wenken van anderen , by gelegenheid voorkomende, kunnen wy genoeg kundfchaps opzamelen, om ons te verzekeren, dat het vertier der Oosterfche Goederen , door deeze Caravaanen , zeer groot is. Dezelfde Gemeenfchap, die oudtyds onderhouden werd, door de Landfchappen in het Noord Oosten van Afia met Indostan en China, welke ik voorheen befchreef, beflaat nog. — Onder alle de veelvuldige Stammen van Tartaaren, zelfs by die hunne herderlyke zeden in de grootfte zuiverheid bewaaren, is de Vraag, na de Voortbrengzelen dier twee Landen, zeer groot (;). Om hun dezelve te verfchaffen. trekken de Caravaanen 's jaarlyks uit Boghar (tï), Samarcant, Thibet, en ver- (j) Report of the Committee of the Privy Council on the S/ave Tra.de, Part. VI. f>) Voyages de pallas, Tom.I.p. 357. & Torn. II. p. 422. (>) Hakluyt, Vol. I. p. 332.  wegens OUD 'INDIE. 269 verfcheide andere Plaatzen, en keeren weder met groote vragten van indifche en Chineefche Goederen. Maar de Handel, tusfehen Rusland en China, in dit gedeelte van Afia gedreeven, is verre weg de uitgeftrektfte, en meest bekendfte. Het is waarfchynlyk, dat eenige Gemeenfchap van dien aart tusfehen hun onderhouden werd, van den vroegften tyd her; maar deeze vermeerderde grootlyks, naa dat de binnenlte deelen van Rusland meer toeganglyk werden door de vermeesteringen van zin gis khan en tamerl a tv e. De Handel dry ven de Volken van Europa kenden zo wel de wyze van het dryven deezes Handels , dat , korten tyd naa de opening der Portugeefen van eene Gemeenfchap met het Oosten , de Kaap de Goede Hoop omvaarende, 'er eene pooling gedaan wierd , om de voordeden, welke zy van deeze Ontdekking trokken, te verminderen , door de Rusfeit over te haaien om de Indifche en Chineefche Waaren, door de geheele uirgellrektheid huns Ryks, te voeren, deels te land, deels door middel der bevaarbaare Rivieren, na eenige Haven aan de Baltifche Zee, van waar zy konden verfpreid worden door alle deelen van Europa (V). Dit ontwerp , te groot voor den Monarch , toen den Rusfifchen Throon beklee- den- (V) Ramusio, Raccclto da Fiaggi , Vo!. I. p. 374- B. III. afdeeling.  270 ONDERZOEK III. afdeeling. dende , werd uitvoerlyk gemaakt door de Vermeesteringen van ivan basilowitz, en het vernuft van peter den grooten. Schoon de Hoofdlieden der beide Ryken, op den verbaazenden afftand van zes duizend drie honderd en acht en zeventig mylen van elkander liggen, en de weg voor meer dan vier honderd mylen, door eene onbewoonde Woestyn, loopt (w) , reisden de Caravaanen van de eene na de andere. Maar, hoewel het bedongen was, by.de inrigting dier Gemeenfchap, dat het getal der Perfoonen , in ieder Caravaane, geen twee honderd zou te boven gaan, en hoewel zy befiooten waren binnen den omtrek der Caravanfera, geduurende den korten tyd, dien zy in Pekin bleeven, en alleen mogten handelen met weinige Kooplieden, aan welken de Monopolie van den Handel met hun was toegedaan , werd , nogthans, niectegenftaande alle deeze voorzorgen en bepaalingen, de j'alourfche waakzaamheid, met welke het Chineefche Staatsbeftuur Vreemdelingen uitfluit , van den vryen ommegang met deszelfs Onderdaanen, ontrust, en de toelaating der Rusfi* fche Caravaanen, in het Chineefche Ryk, welhaast verboden. Naa verfcheide onderhandelingen, bedagc men in 't einde een redmiddel, waar door de voordeden van wederzydfchen Handel beveiligd werden, zonder inbreuk der omzigtige fchikkinge van de Chineefche Re- gee- (w) Bell's Travth, Vol. II. p. 167.  wegens OUD INDIE. 271 geering. Op de grenzen der beide Ryken, werden twee kleine Steden gebouwd, bykans tegen elkander liggende; de een om door de Rusfen , de ander om door de Chineefen. bewoond te worden. Na deeze Steden brengen de Onderdaanen van elk Ryk de ten Handel gefchikte Voortbrengzelen hunner Landen ; de Pelteryen, de Wollen en Linnen Stoffen, het Leder, hec Glas, enz. van Rusland, verruilt men voor de Zyde, het Katoen, de Thee, de Ryst, de Kostbaarheden, enz. van China. Door eenige met veel oordeels verleende vergunningen der thans regeerende Alleenheerfcheresfe aller Rusfen, wier groote Ziel verheeven is boven de bekrompene grondregelen eeniger haarer Voorgangeren, is deeze Handel zo bloeiende geworden, dat het jaarlyks beloop niet minder is dan acht honderd duizend Ponden Sterling, en het is de eenige Handel, dien China, bykans alleen hy ruiling, dryft (V).— En is deeze de eenige Plaats niet, waar Rusland voorzien wordt van Chineefche en Indifche Goederen. Een groote voorraad van beide wordt , door Caravaanen van onafhangelyke Tartaaren, gebragt te Orenburg , aan de Rivier Jaik (y) te Troitzkaia aan de (#) De Heer coxe heeft, in zyn Account of the Raspan Disctnveries, Chap. II. III. & IV, met zyn gewoone oplettenheid en oordeel , alles verzameld wat tot deezen Handeltak behoort, welks natuur en uitgebreidheid weinig in Europa bekend waren. GO Feyage de pal las, Tom. I. p. 355. &c.- III. AFDEELING.  iii. afdeeling. G E- a^a ONDERZOEK wegens O. L de Rivier Oui , en op andere Plaatzen, dien ik zou kunnen opnoemen. — Ik heb my te breeder uitgelaaten over de wyze waar op de Voortbrengzels van China en Indie door het Rus/ifche Ryk gevoerd worden ; dewyl deeze het treffendsc blyk oplevert, 't geen ik weet , van de groote uitgeftrektheid, op welke kostbaare Goederen te land kunnen vervoerd worden (Y). ] (z) Dit ingeflootene beheist de LI & Lil Aantekening van ROBEK.TSON.  GESCHIEDKUNDIG ONDERZOEK WEGENS OUD INDIE. VIERDE AFDEELING. ALGEMEENE AANMERKINGEN, Dus verre heb ik myne poogingen aangewend om den voortgang des Koophandels op Indie, zo ter Zee als te Land, te befchryven , van de vroegfle tyden af, in welke de Gefchiedenis desaangaande eenig echt berigt oplevert, tot dat 'er eene geheele Omwenteling kwam in deszelfs aart en de wyze van dien te dryven, door die groote Ontdekking, die ik, van den beginne af, (lelde als de uiterfte grenspaal myns Gefchiedkundigen Onderzoeks. Hier, derhalven , zou ik myn Werk voleindigd kunnen rekenen. Maar, dewyl ik myne Leezers gebragt heb tot dat Tydperk wanneer eene nieuwe wyze van denken opkwam , en nieuwe fchikkingen van Staatkunde in Europa werden ingevoerd, doorS dien IV. AFDEELING.  IV. AFDEE LING. a74 ONDERZOEK dien men de waarde en 't aanbelang des . Koophandels , zo door en door begon te verdaan , dat , bykans in elk Land , de . aanmoediging van denzelven het voorwerp wierd van de oplettendheid des algemeens, en der Staatsbeftuuren. — Vermids wy nu gevorderd zyn tot dat punt, vanwaar eene lyn kan getrokken worden, die het hoofdonderfcheid uitmerkt tusfehen de Zeden en de Staatkundige Inftellingen van den Ouden en Hedendaagfchen Tyd, zal het dit Werk Jeerzaamer en nuttiger maaken, wanneer ik het befluit met eenige Algemeene Aanmerkingen , welke eigenaartig voortvioeijen uit de be&houwing van .beiden, en eene vergeiyking van den eenen met den anderen. — Deeze Aanmerkingen , vertrouw ik , zal men niet alleen bevinden , dat een onmiddelyk verband hebben met het onderwerp myns Onderzoeks , en 'er een bykomend licht over verfpreiden •, maar teffens dienen om veele byzonderheden op te helderen in de algemeene Gefchiedenis des Koophandels , en uitwerkzels of gevolgen aanwyzen van' verfcheide Gebeurtenisfen , die over 't algemeen niet waargenomen, of overwogen, zyn met de aandagt, welke zy verdienden. I. Voor een hedendaagsch befchouwer moge het, naa dat hy de groote en wydftrekkende Uitwerkzels van het vinden eens nieuwen wegs voor de Zeevaart na Indie, de Kaap de Goede Hoop omzeilende, overwogen heeft , vreemd fchynen , dat eene Ontdekking van zo veel aanbelangs met  wegens OUD INDIE. 275 gedaan, of zelfs ondernomen was, door een van de Handeldryvende Staaten der Oude , Wereld. Maar, in onze oordeelvellingen, ten opzigte van het gedrag der Volken in . ver af gelegene Tydperken , dooien wy nooit wyder, dan wanneer wy, ten dien aanziene, beflisfen, niet volgens de denkbeelj den en oogmerken hunner Eeuwe , maar overeenkomftig met die van onze eigene. Die averechtfche oordeelvelling draalt, misfchien, in geen geval, zigtbaarder door, dan in 't geen wy thans voor oogen hebben. Het waren de Tyriers en de Grieken , Meesters van Egypte, die de onderfcheide Volken van Europa eerst de Voortbrengzels van het Oosten bezorgden. Uit het verflag, reeds gegeeven, van de wyze waar op zy dezelve verkreegen , is het openbaar , dat zy dezelfde beweegredenen, als de heëendaagfche Volken, niet hadden , om te wenfchen na een nieuwen weg van Gemeenfchap met Indie, noch ook dezelfde middelen om dien te ontdekken. Alle de Handelverrigtingen der Ouden, met hetOosten, bepaalden zich tot de Havens op de Malabarfche kust, -of ilrekten zich, ten verften genomen, uit tot het Eiland Ceylón. Na deeze Stapelplaatzen bragten de Inboorelingen , van alle de onderfcheidene Gewesten in de Oostlykfte Landfchapper v&nAfia, de Voortbrengzelen van Natuui en Kunst, by hun vallende, in hunne ei gene Schepen; van deeze maakten de Sche pen, uit Tyrus en Egypte gelievend, hun ne laadingen. Terwyl de werkzaamhedei Sa va IV. u'deeling. 1 1  s;6 ONDERZOEK IV. AFDEELING. van hunnen Indifchen Handel in eenen zo engen kring omichreeven waren, was het vervoeren eener Laading over de Arabifche Golf, niet tegenltaande de onkosten van het brengen over land, 't zy van Elath na Rhinocolura , of door de Woestyn na den Nyl, zo veilig en gemaklyk , dat de Kooplieden te Tyrus en te Alexandrie , weinig reden hadden om zich wegens de ontdekking van eenen anderen weg te bekommeren. De ligging van beide deeze Steden, zo wel als die van andere groote handeldryvende Staaten der Oudheid, verfchilde zeer veel van die der Landen , aan welken het Menschdom, in laateren tyde, het houden van Gemeenfchap met die wyd afgelegene deelen des Aardkloots , te danken hadt. Portugal, Spanje , Engeland , Holland, die het werkzaamst en gelukkigst geweest zyn in het vak deezer ondernceminge, liggen alle aan den Atlantifchen Oceaan, (in welken elke Europifche Zeetocht ter ontdekkinge moet beginnen,) of hebben 'er onmiddelyken toegang tot denzelven. Maar Tyrus lag aan het Oostlykst uiteinde van de Middellandfche Zee ; Alexandrie niet verre van daar; Rhodes, Athene, Corinthus , naderhand gerangfebikt onder de fterkst handeldryvende Stad der Oudheid, vindt men aan die Zee, vry hoog diezelfde ftreek op, gelegen. De Handel van alle deeze Staaten was lang bepaald binnen den omkring van de Middellandfche Zee, en die van zommige ftrekte zich nooit daar  wegens OUD INDIE. 277 daar buiten uit. De Pylaaren van Hercules , of de Straat van Gibraltar, werden langen tyd aangemerkt als de uiterfte paaien , waartoe de Zeevaard reikte. Tot aan dezelve te zeilen , rekende men voor eene uitfleekende Proeve van Zeevaardkunde ; en eer eenige van deeze Staaten een begin konden maaken van eene pooging, om den wyden onbekenden, buiten dezelve gelegen, Oceaan te onderzoeken , hadden zy eene Peis te volbrengen, (volgens hunne begrippen) zeer groot en vol gevaars. Dit was genoeg om hun af te fchrikken. van zo hachlyk een beiiaan , 'c welk zelfs, indien het gelukkig Haagde , hun , aangemerkt hunne ligging, geen hoope gaf, om 'er veel voordeels van te trekken. [De éénige Reistocht ter Ontdekking in den Atlantifchen Oceaan Zuid waards, door eene der oude handeldryvende Staaten in de Middellandfche Zee, is die van hanno, ondernomen op last des Gemeenebests van Carthago. Naardemaal de ligging dier Stad , zo veel nader aan den Straat van Gibraltar, dan Tyrus, Alexandrie, en de andere hier boven opgenoemde Zetels van Koophandel in ouden tyd, een onmiddelyker toegang tot den Oceaan aanboodt , zal die omllandigheid, gepaard met de verfcheide Vastigheden, welken de Carthaginenfers in verfcheide Landfchappen van Spanje opgerigt hadden, hun nacuurlyk deeze onderneeming ingeboezemd, en het vooruitzigt op groote voordeelen, van het welgelukken te wagten, gegeeven hebben, S 3 De IV. AFDEELING.  IV. AFDEELING. 278 ONDERZOEK De Reis van hanno dient veeleer rot verflerking dan tot verzwakking der redenen, welke ik gegeeven heb , waarom geene dergelyke pooging gedaan was door de andere handeldryvende Staaten aan de Middellandfche Zee (a) ] Maar, fchoon wy konden veronderftellen , dat de ontdekking van een nieuwen weg na Indie een begeerenswaardig voorwerp geweest ware by eene dier Staaten , was hunne kunde en bedreevenheid, in de Zeevaart, zo gebrekkig , dat zy dit oogmerk met geene mogelykheid konden bereiken. De Schepen, die de Ouden in den Handel gebruikten, waren zo klein, dat ze geen ruimte genoeg hadden tot het bergen van leeftocht,genoegzaam voor hetScheeps. volk geduurende eene lange reize. Het maakzel dier Schepen, daarenboven, was zodanig, dat zy het zelden konden waagen verre van land te fteeken , en hunne gewoone handelwyze, om langs de kust heen te houden, (waar van ik reeds zo menigmaal heb moeten fpreeken,) deedt alles zo omzigtig en langwyüg toegaan, dat wy, uit deeze, zo wel als uic andere, omftandigheden , welke ik zou kunnen optellen (V), vrylyk mogen verklaaren, dat eene Reis, uit de Middellandfche Zee na Indie om de Kaap de Goede Hoop heenen, eene f~d) Het ingefiootene is de LUI Aantekening van 1, OBERTSON. Cb) Goguet, Orig. des Loix des Arts, &c. II. V- 303.3:9-  wegens OUD INDIE. s-o eene onderneeming was , die hun vermogen, om dezelve te volbrengen, op eene wyze eenigzins ten voordeele van den Koophandel «rekkende, verre te boven ging. Met deeze uitfpraake, kan naauwlyks als onbeftaanbaar worden aangemerkt hec berigcbyHERODOTUsbewaard, wegens een Reistocht volbragt door eenige Phemcifbhe Schepen , door een Koning van Ësypte daar toe gebruikt, die, uit de Ar* bifche Golf vertrekkende , het Zuidlyk voorgebergte van Africa omzeilden, en: naa eene reis van drie Jaaren , door der Straat van Gades, of Gibraltar, in der mond des Nyls kwamen (V) : want verfcheide zeer beroemde Schryvers onder cu Ouden , en die hec meesc uieftaken wegen hunne vordering in de kennis der Aardryks kunde , merkten dit verhaal veeleer aai als een aartig fprookje, dan de Gefchiede nis van iets 't geen daadlyk gebeurd was en zy twyfelden, of aan de mogeiykhen om den Uithoek van Africa rond te zei len, of zy ontkenden dezelve , met rond woorden Cd). — Maar, indien 't geen hi rc Cc) Herodot. Lib. IV. c. 42. Cd) Polyb. Lib. III. p. 193. Ed. Cafau Plin. Nat. Hist. Lib. IT. c. 6. Ptolem. Ge «r Lib IV. c. 9. Schoon deeze Schryvers de Kt der Pheniciëren voor een Fabel houden , vennel herodotus eene onhandigheid dezelve betrefte de, welke fchynt aan te duiden, dat die Tocht ni de daad gedaan is. „ De Pheniciers , fchryft h; „ verzekeren, dat zy, Africa omzeilende, de Z< aan hunne regterhand gezien hadden t geen n „ niet gelooflyk toefchynt, fchoon het door ander S 4 »»•< IV. AFDEEL1NG. I 1 » 1 e '7. tisk .1et tt >n ijt :n  s8o ONDERZOEK IV. afdee' ling. i i i RODOTvrs verhaak, wegens den koers door . deeze Phenicifche Schepen gehouden, door de Ouden met algemeene toeftemming was , aangenomen , kunnen wy bezwaarlyk ver onderiïelien , dat eenige Staat zo in het wilde waagziek zou geweest zyn, om zich te verbeelden , dat eene Reis , tot welker volbrenging men drie jaaren belïeedde , ondernomen kon worden met uitzigt op Handelvoordeel. II. De fchielyke Voortgang der Hedendaagfchen in het doorzoeken van Indie , zo wel als de uitgebreide Magt en de kostbaare Vastigheden daar vroegtydig verkreegen, duiden zulk een onderfcheid aan, tusfehen hunne wyze van beleid in Zeetochten, en dat der Ouden , als met aandagt verdient overwogen en uitgelegd te worden. Zints de Regeering van den eerden ptolemeus, tot de Vermeestering van Egypte doör de Mahomedaanen , was Europa voorzien geworden met de Voortbrengzelen van het Oosten door de Grieken van Alex- „ gelooflyk geoordeeld moge worden." Lib. IF. p. 42. Dit moet zeker gebeurd weezen , indien zy >v yk die Reis voibragten. De kennis der Starre- nmde was, nogthans, in dien vroegen tyd, zo onvolkomen, dar de Pkmiciers,, alleen door ondervinbng, tot de kennis van zulk eer verfchynzel konden praaken; zonder dezelve zouden zy het niet hebben lurven waagen iets te verzekeren, 't welk het voorramen moest hebben van eene omvaaifehyiilyke vernering. Zelfs, naa hun verhaal, geloofde herodo■us het niet.  WEGENS OUD INDIE. 281 Alexandrie, door de Romeinen, terwyl zy Meesters waren van Egypte , en door de Onderdaanen der Keizeren van Confiantinople , toen dat Koningryk een Landfchap hunner Meerfchappye werd. Geduurende dit lange Tydperk , zich bykans tot duizend jaaren uitftrekkende, kwam geen deezer Volken , de verlichtfte. buiten twyfel, in de Oude Wereld , ter Zee Oostwaards verder dan de Golf van Siam, en hadt geen geregeld gevestigden Handel dan op de Havens aan de Kust van Malabar, of die op het Eiland Ceylon. — Zy ondernamen geene vermeesteringen in eenig gedeelte van Indie , zy bouwden geene vastigheden, zy lagen geene Sterkten aan. Te vrede met eene enkele Handelgemeenfchap, poogden zy geen Gezag, hoe genaamd, of Heerfchappy, te verkrygen in de Landen op welken zy Handel dreeven, fchoon het niet onwaarfcbynlyk is, dat zy dezelve zouden hebben kunnen krygen, zonder veel tegenftands van de Inboorelingen, een zagt verwyfd Volk, onder 't welk , ten dien tyde , zich geen vreemd en oorlogzugtiger ilag van Menfchen vermengd hadt. Dan de veel onderneemende werkzaamheid der Portugeefen bleef niet lang binnen dezelfde grenzen beperkt ; weinig jaaren naa hunne aankomst te Calicut, toogen zy Oostwaards aan, en drongen door in Gewesten den Ouden onbekend. De Koningryken Cambodia, Cochin China , Tanquin, het groote Kyk van China, en alle de vrugthaare Eilanden in den wyden IndiS 5 fchen IV. AFDEELING.  a8a ONDERZOEK IV. AFDEE- fchen Archipel, van Sumatra tot de Philippynfche Eilanden, werden ontdekt, en de Portuge zen , fchoon zy in alle oorden tegenibnd onta;oetten van de Mahomedaanen, vai Tart aarfche of Arabifche herkomst , in verfcheide deelen van Indie gevestigd , vvanden veel meer te dugten dan de Inboorelingen, vestigden daar dien uitgeftrekten invloed en heerfchappy, welke ik hier boven vermeldde. Van dit opmerklyk onderfcheid tusfehen den Voortgang en de Werkzaamheden der Ouden en Hedendaagfchen in Indie, lchynt de gebrekkige kunde der eerstgemelden, in het befchouwend en beoefenend deel der Zeevaart, de voornaamfte oorzaak geweest te zyn. Van de Kust van Malabar tot de Philippynfche Eilanden te zeilen , was eene Reis van eene uitgeftrektheid, de onderneeming der Ouden verre te boven gaande , en zou, volgens hunne wyze van zeevaaren, eenen langen tyd geduurd hebben. De aart huns Handels op Indie was zodanig, dat zy, (gelyk ik hier boven aanmerkte,) dezelfde beweegredenen niet hadden als de Hedendaagfchen, om de Ontdekking met kragt door te zetten; en , volgens de befchryving, ons gegeeven van de Schepen met welken de Kooplieden van Alexandrie hun Handel op de Arabifche Golf dreeven , blyken dezelve , tot dat oogmerk , geheel ongefchikt geweest te zyn. Om alle deeze redenen hielden de Ouden zich te vrede met eene gebrekkige kennis van Indie; en, door den invloed van re-  wegens OUD INDIE. 283 redenen uit denzelfden oorfprong herkomftig, bedonden zy het niet aldaar vermeesteringen te doen, of Vastigheden op te rigten. Om een van beiden te volvoeren, moesten zy een groot aantal Volks na Indie overgefcheept hebben. Maar het flegt maakzei hunner Schepen, zo wel als hun ot> bedreevenheid in dezelve te beftuuren, bragt te wege , dat de Ouden het zelden waagden eenig aanmerkelyk getal Krygsvolk ter zee verre te voeren. Van Berenice tot Mufiris was voor hun, zelfs naa dat hippalus de wyze, om een rechten koers te ftuuren, ontdekt, en hunne Zeevaartkunde den hoogden trap van verbetering beklommen, hadt, eene Reis van niet minder dan zeventig dagen. Volgens den ouden koers, langs de kust van Perfie, moet een Reistocht van de Arabifche Golf na eenig gedeelte van Indie nog langer geduurd hebben, en nog langzamer volbragt geweest zyn. — Naardemaal 'er nooit een vyandlyke aanval ter-Zee op Indie gedaan is, of dooi de Griekfche Monarchen van Egypte . fchoon de twee eerden, ónder hun,bekwaame en eerzugtige Vorden Waren, of dooi de meest onderneemende der Romeinfche Keizeren . is het blykbaar, dat zy zulk eene onderneeming moeten aangezien hebben , ah boven hun vermogen om dezelve uit tc voeren. Alexander de groote, en. op zyn voetfpoor, zyne Opvolgers, de Mo narchen van Syrië, waren de eenigde Per foonen, in de Oude Wereld, die een denk beeld vormden , om hunne Heerfchapp; ii IV. AFDEE" LiNG.  284 ONDERZOEK IV. AFDEELING. in eenig deel van Indie te vestigen; doch het was door Legermagten, te Land aangevoerd , dat zy dit oogmerk poogden te bereiken. III. De fchielyke uitwerking van het openen eener rechtltreekfche Gemeenfchap met het Onsten, in het verlaagen van den prys der Indifche Waaren , moet onzer opmerking niet ontglippen. Hoe bekort ook de oude Gemeenfchap met Indie moge fchynen geweest te zyn , dezelve ging met groote kosten vergezeld. De Voortbrengzels der afgelegene deelen van Afia , op Ceylon, of in- de Havens op de Malabarfche Kust, gebragt, door de Inboorelingen, fcheepte men in vaartuigen , die uit de Arabifche Golf kwamen. Te Berenice werden dezelve ontfcheept, en op Kameelen , twee honderd en acht en vyftig mylen ver, na de oevers van den Nyl gedraagen. Hier gingen ze weder fcheep, en werden, de Rivier af, na Alexandrie gevoerd, en van daar na onderfcheide Marktplaatzen verzonden. De vermeerdering van den prys der Goederen, door zulk eene menigte van werkzaamheden moet verbaazend geweest zyn , inzonderheid wanneer de kosten , daar op loopende, bepaald werd door Monopolisten , aan geen bedwang onderworpen. Doch ,naa dat de Doortocht na Indie, om de Kaap de Goede Hoop, ontdekt was, kogt men de veelvuldige Voortbrengzelen uit de eerfte hand, in de Landen waar ze gegroeid of bewerkt waren. In alle deeze, byzon- der  wegens OUD INDIE. 285 der in Indostan en China, zyn de leevensmiddelen overvloediger dan in eenig ander gedeelte des Aardbodems. Het Volk leeft 'er meest van Ryst, het veelvoudigst uitleverende van alle Graanen. De Volkrykheid is , in gevolge hiervan, zo groot , en de arbeid zo goedkoop, dat alle Voortbrengzels van Natuur, of Kunst , op een zeer laagen prys te liaan komen. Deeze Goederen, gefcheept in onderfcheide deelen van Indie, werden rechtftreeks na Lisfabon gevoerd , op eene Zeereize , in de daad wel lang , doch onafgebrooken en veilig, en verfpreidde men dezelve vervolgens van daar door Europa. Het vervoeren van Koopmanfchappen, te water, valt zo veel minder kostbaar , dan op eenige andere wyze , dat, zo dra de Portugeefen de Voortbrengzels van Indie, in genoegzaame hoeveelheid, konden aanbrengen, om te voldoen aan de Vraag in Europa , zy dezelve tot zo laag eenen prys konden leveren , dat de mededinging der Venetiaanen bykans geheel ophieldt, en de volle Aroom des Handels, volgens de eigenaartige rigting, vloeide na de goedkoopfte Markt. In welk eene evenredigheid de Portugeefen den Prys der Indifche Waaren verlaagden , kan ik met geene zekerheid bepaalen ; dewyl ik , ten aanziene van dit Huk , by gelyktydige Schryvers geene genoegzaame onderrigting gevonden heb. Eenig denkbeeld, nogthans, hier van, misfchien de naauwkeurigheid zeer naby komende, kunnen wy opmaaken, uit de be- re* IV. &fdeeling.  a86 ONDERZOEK IV. \fde1ling. rekeningen van den Heer munn, een kundig Engelsch Koopman. Hy heeft een Tafel uitgegeeven van de Pryzen in Indie, betaald voor verfcheide Artykelen van Koopwaaren, vergeleeken met de Pryzen voor welken ze verkogt werden te Aleppo; uit welke Tafel blykt, dat het verfchil bykans is als drie tot één, en hy berekent, dat, naa het ftellen van eene voeglyke fomme voor de kosten van de Reis uit Indie , dezelfde Goederen in Engeland kunnen verkogt worden voor de helft van den Prys, welken men te Aleppo betaalt. De kosten van de Indifche Goederen op de Perfifche Golf na Bas fora, en van daar, of door de Groote of de Kleine Woestyn, na Aleppo te brengen, kunnen zo ik my verbeelde, niet zeer veel verfchillen van die over de Roede Zee na Alexandrie. — Wy mogen, derhal ven, veronderflellen , dat de Venetiaanen dezelve van de Handelaaren in die Staat, konden koopen voor bykans denzelfden Prys als' ze verkogt werden te Aleppo; en, wanneer wy hier by voegen , wat 'er op kwam, als hun eigen voordeel op alle de Markten, welke zy bezogten, is het blykbaar dat de Portugeefen de Goederen van het Oosten konden leveren beneden den gemelden Prys, en alle deelen van Europa daarmede, de helft goedkooper, dan voorheen, voorzien. Aan de veel onderneemende Plans der Portugeefche Monarchen, werd fchielyker en tellens volkomener beantwoord, dan zy, ten tyde van derzelver vorming, in het uur der  wegens OUD INDIE. 287 der gloeiendfte hoope , konden vervvagten. Reeds in de Zestiende Eeuwe , bezaten hunne Onderdaanen eene Monopolie van den Indifchen Handel, gegrond op den billyken tytel , dat zy deeze Koopmanfchappen in grooter Overvloed, en tot een gemaatigder Prys, leverden. IV. Hier moeten wy aanmerken, dat, in gevolge van deezen grooten Overvloed van Indifche Waaren en den minderen Prys, de Vraag na dezelve , in alle deelen van Europa , fchielyk toenam. Deezen opgang ra het breede te ontvouwen, zou my verre vervoeren buiten het Tydperk, 't geen ik ten eindpaal van dit Gefchiedkundig Onderzoek gefield heb; doch eenige algemeene Aanmerkingen, desbetreffende, zal men o-ereedlyk van dien aart keuren, dat ze eene naauwe gemeenfchap hebben met het onderwerp myner Naafpeuringen. Welke de voornaamfte Artykelen waren, uit Indie aangevoerd toen de Romeinen het beftuur des Handels op dat Land hadden , heb ik reeds opgegeeven. Dan, naa den val des Romeinfchen Ryks, en de vestiging der fiere Oorlogshelden van Scythie en Germanie, in de onderfcheide Landen van Europa, werd de ftaat der Maatfchappye , zo wel als de ftand van byzondere Perfoonen, zo zeer verfchillend van dien in vroegeren tyde , dat de behoeften er begeerten der Menfchen niet langer dezelfde bleeven. Barbaaren , onder welken veelen, in 't geen men befchaafdheic heet , niet verre gevorderd waren , bovet dei IV. afoeeung. i l l  IV. AFDEE- L-ING. 288 ONDERZOEK den ruwften ftaat des gezelligen leevens, vonden weinig ftnaaks in de gemakken en cieraaden , zo vol aantrekkende bekoorelykheid voor befchaafde Volken. De keurlyk gewerkte Zyden-ftoffen , de kostbaare Gefteenten en Paarlen van het Oosten, die ten cieraad en praal geltrekt hadden der ryke en weelderige Burgeren van Rome , waren geene begeerde voorwerpen voor Menfchen, die nog langen tyd , naa het bezitneetnen hunner nieuwe Vermeesteringen, de oorfpronglyke eenvoudigheid van hunne herderlyke zeden behielden. Zy vorderden, egter, van ruwheid tot befchaafdheid , volgens den gewoonen loop die de Volken beftemd zyn te houden , en een aangroei van behoeften en begeerten nieuwe voorwerpen vorderende om dezelve te voldoen, begonnen zy fmaak te krygen in eenige der wellustigheden van het Oosten. Onder deezen gaven zy de voorkeuze aan de Speceryen en Reukwerken, welke dat Land in zo groot eene verfcheidenheid, en in zulk een verbaazenden overvloed , oplevert. Vanwaar hunne gefteldheid op dezelve hervoortkwam is van geen aanbelang om te onderzoeken. Wie de Schryvers der Middel-Eeuwen leest zal veele byzonderheden aantreffen, die deeze waarneeming bevestigen. In alle optellingen van Indifche Waaren, welke zy geeven , worden de Speceryen altoos vermeld als het voornaamfte en kostbaarfte Artykel (V). In (e)jAC. de vitriac. Hist. Hier of. np. bos- garas, I. p. IOpO. WlLH. tyr. Lib. XII. C. 23.  wegens OUD INDIE, 289 In hunne keukens werden alle fchotels 'er ruim en ryklyk mede voorzien. Op elk Feestönthaal , oordeelde men hec kwistig gebruik derzelven een noodig vereischte tot pragt. In aile voorfehriften der Geneeskunde maakten ze de voornaamite inmengzels uit (f). Maar hoe groot ook de Vraag na Speceryen geworden ware , was de wyze, op welke de Volken van Europa dezelve toe hiertoe kreegen, zeer nadeelig. De Schepen der Kooplieden van Alexandrie waagden het nimmer die afgelegene Gewesten te bezoeken, welke de koscbaarfte Speceryen voortbrengen. en, eer dezelve door Europa konden verfpreid worden , waren ze bezwaard met de winften getrokken van vier of vyf onderfcheide handen , door welke zy gaan moesten , vóór ze aan den man kwamen. Maar de Portugeefen, bezield met een ftouter geest om Zee te bouwen, in elk deel van Afia doorgedrongen zynde, namen hunne Laading van Speceryen in, ter plaatze waar dezelve groeiden, en konden ze leveren voor zulk eenen Prys , dat ze, van een kostbaare weelde, een Artykel wierden van zulk een algemeen gebruik , dat de Vraag na dezelve grootlyksvermeerderde. —Een uitwerk(èl,gelykfoortig hier mede, ontdekken wy in de Vraag om andere Waaren uit indie aangevoerd, naa de verlaaging van den Prys door de Por- (f) Du ca.nge, Closfar. Ferb. ar om at a.Henry, Rist. of Gr. Britt. Volf IV. p. S?7,59$* T IV. afdeel1ng.  IV. AFDEELING. 290 ONDERZOEK Portugeefen. Zints dien tyd mag de toe» neemende fmaak voor Ajiatifche weelde ftreelende Goederen, in elk Land van Europa , gedagtekend worden ; en het getal der Schepen tot dien Handel, te Lisfabon uitgerust, vermeerderde van Jaar tot Jaar. [Niettegenftaande dit toeneemende verlangen na de Voortbrengzelen van Indie, verdient het, in 't voorby gaan, onze aandagt, dat men , geduurende de Zestiende Eeuwe , eenige Koopwaaren , die tegenwoordig de Hoofdiirtykelen zyn des Invoers uit het Oosten, of geheel niet kende , of luttel rekende. De Thee, welker invoer thans verreweg die van eenig ander voorcbrengzel van het Oosten overtreft, is , in geen Land van Europa , eene volle Eeuw in algemeen gebruik geweest; en, nogthans, is, in dat korte tydsbefiek,door eene zonderlinge grilligheid van Smaak, of de overheerfchende kragt der Gewoonte, het Aftrekzei van een Blad uit de verst afgelegenfte uiterften der Aarde , waarvan men, misfchien, den hoogften lof daar aan geevende, zou kunnen zeggen , dat het onfchadelyk is , bykans eene Leevensbeboefte geworden in veele deelen van Europa , en de zugt, om Thee te drinken , is van de hoogfte Leevensrangen tot de allerlaagfte afgedaald, (g). — Het Chineefche Por- (g) In den Jaare MDCCLXXXV, rekende men, dat de Thee, in 't geheel 'va .Europa uit China ingevoerd, omtrent negentien Millioenen Ponden bedroeg, van welke men giste dat twaalf Millioenen gebruikt wer-  wegens OUD INDIË. 291 Porcelein, nu zo algemeen in veele deelen van Europa als of het een inlandsch maakzei ware, kenden de Ouden niet. Marco polo is de eerfte, onder de Hedendaagfchen, die 'er van gewaagt. De Portugeefen begonnen het Porcelein in te voeren , niet lang naa hunne eerfte Reis na China, in den Jaare MDXV1I ; doch het leedt langen tyd, eer het gebruik algemeen werd (Ji). ] V. Daar de Handel op Indie zo ryke Winst gaf, en langen tyd voor dus eenen tak gehouden was, is het opmerkelyk, dac men de Portugeefen in het ongeftoord en uitfluitend bezit van denzelven, bykans eene geheele Eeuw lang, liet blyven. Schoon, in de Oude Wereld, Alexandrie, door de byzonder gelukkige ligging, eene Gemeenfchap ter Zee met het Oosten kon onderhouden , en de Voortbrengzels van 't zelve' door Europa verfpreiden, met zo veel voor-* deels, dat die Stad eene onbetwistbaars , meerderheid kreeg boven elkèn Mededinger, deedt men, nogthans, (gelyk ik zulks ter gepaster plaatze heb aangetekend,) van tyd tot tyd, verfcheide poogingen om deel te erlangen m een Handel , zo blykbaar voordeeiig. Uit de aangroeiende werkzaamheid des Handelgeests in de Zestiende Eeuwe; werden in Groot - Brittanje, en de daar aan onder-' worpene Heerfehappyen. Dodsley's Annual Register for 1784 & 1785. p. 156". Qi') Dit is de LV Aantekening van robertson^ T 2 IV. afdeeling.  IV. afdee.ling. A- C. 1521. 292 ONDERZOEK we, zo wel als uic hec voorbeeld van de verregaande bezorgdheid, door de Venetiaanen en Genueefen beurtlings ce werk gefield , om elkander van eenig deel in den Indifchen Handel uit te fluiten, zou men hebben mogen verwagten , dat 'er de een of andere Mededinger zou opflaan om den eisch der Portugeefen op een uitfluitend Regt des Handels op het Oosten in twyfel te trekken , 't zelve te betwisten, en een gedeelte van denzelven die Mogenheid te ontwringen. Er hadden,nogthans, ten dien tyde,eenige byzondere omftandigheden plaats in den Staatkundigen toeftand van alle die Volken in Europa , voor welker indringing , als Mededingers , de Portugeefen eenigen grond van dugten hadden, en hun verzekerde in het gerust genot hunner Monopolie des Indifchen Handels , geduurende een zo lang Tydsbeftek. — Spanje was, zints de komsc van carel den V op den Throon, of zo zeer bezig in eene menigte van Krygsverrigtingen , tot welke hec genoodzaakt werd door de Staatzugt van dien Monarch, en van diens Zoon p h iLips den II, of zo zeer lettende op het voortzetten van zyne eigene Ontdekkingen, en Vermeesteringen, in de Nieuwe Wereld, dat, fchoon, in gevolge der gelukkige onderneeming van m* gellan , de Spaanfche Vloot onverwagt, door een nieuwen koers, in dat afgelegen Gewest van Indie aankwam , 't welk de . zetel was van den wmstgeevenften en aanloklykften tak des Han-  wegens OUD INDIE. 293 Handels door de Portugeefen gedreeven , die Ryk geene pooging van aanbelang kon doen om zich te verzekeren van de Handel voordeden, welke het van die gebeurtenis zou hebben kunnen trekken. — De Koningen van Spanje werden, door de ver kryging der Kroone van Portugal, in der Jaare MDLXXX , in ftede van Mededia gers, Befchermers van den Portugeefchet, Handel , en Bewaakers van deszelfs uitge {trekte Regten. Staande de Zestiende Eeuwe. waren d< kragt en middelen van Frankryk zodanij verzwakt en uitgeput, door de vrugtloozi Krygstochten der Koningen van dat Ryl in Italië , door hun ongelyken ftryd tegei de Magt en Staatkunde van carel dei V, en door de' onheilen van Burgeroorlo gen, die het Ryk meer dan veertig jaare lang verwoestten, dat het niet veel aandagi kon vestigen op voorwerpen van den Hat del, of zich inlaaten tot eenig plan van or derneeming, in wydafgelegene Landen. De Venetiaanen, hoe gevoelig zy mog ten geraakt weezen, door den kweilenda lotwisfel van bykans geheel verftooken t zyn van den Indifchen Handel, aan welke hun Hoofdftad voormaals ten opperzet< ftrekte, waren zo zeer verzwakt en verni derd door het Verbond van Kameryk, d zy zich buiten ftaat bevonden tot eenij onderneeming van aanbelang. Engeland, (gelyk ik hier boven vermeh de,) geknakt door den langduurigen kry tusfehen de Huizen van york en lai T 3 ca IV. afdeeling. r > C 1 ) 1 s i- 1 e a .1 lt ,e l- g j- s-  294 ONDERZOEK IV. AFDEKJiJK : ca ster, en even bekomende tot voorige kt gten, werd, geduurende een gedeelte van di Zestiende Eeuwe , van alle betooning van werkzaamheid te rugge gehouden,door de omzigtige Grondregelen van hen drik den VII; en fpilde, geduurende een ander gedeelte van dezelve , zyne fterkte , door zich onbedagt te mengen in de Oor? logen der Voiften op 'r Vasteland. Het Volk, fchoon gefchikt orh Grondbezittingen in Indie te verkrygen , uïtgeftrekter en waardiger dan die ooit een Europifche Mogenheid bezat , hadt geen zodanig voorgevoel van zyne aanftaande uitfteekenheid aldaar, dat het vroegtydig deel nam in den Handel, of 't geen in dat Land omging ; en een groot gedeelte van die Eeuw verliep, voor het de aandagt na het Oosten begon te wenden. Terwyl de aanzienlykfle Volken in Europa, uit hoofde van de gemelde omftandigheden , het noodig vonden werklooze aanfchouwers te blyven, van 't geen in 't Oosten gebeurde, waagden het de Zeven Vereenigde Nederlanden , nieuwlings toe ;en kleinen Staat gevormd, nog wortelende om een Staatkundig Beftaan te verkry2,en , en nog in de kindschheid van haare magt , in den Indifchen Oceaan te ver"chynen , als Mededingers der Portugeefen; ;n, derzelver voorwendzels eens uitfluiten len Handelregts, op de uirgeftrekte Lanien ten Oosten van de Kaap de Goede h'cop, verfnaadende, wielen zy aan op die Vlonopoiie .door de Portugeefen, tot dus lang,  wegens OUD INDIE. 295 lang, zo zorgvuldig bewaard.: — De En gelfchen volgden welhaast de voetftappen der Nederlanderen , en beide deeze Volken vorderden , eerst door den onderneemvollen vlyt van byzondcre Perfoonen , en, vervolgens, door de kragtdaadiger poogingen van Handeldryvende Maatfchappyen , onder de befcherming van Openbaar Gezag, met verbaazenden fpoed; van den gelukkigften uitflag vergezeld, op de nieuwe loopbaan, hun geopend.-Hetgroot gevaarte van Magt, door de Portugeefen in het Oosten opgerigt, (een gebouw veel te uitgebreid voor den grondflag, waar op men 'c zelve liet rusten,) werd bykans in zo kort een tyd, met zo veel gemaks omverre geworpen, als het was opgetrokken. — Engeland en Holland hebben, door de Portugeefen uit hunne voornaamfte Vastigheden te verdryven , en de voordeeligfte Handeltakken zich toe te eigenen , dien voorrang verworven in Zeemagt en Handelrykheid, door welken zy uitfteeken onder de Volken van Europa. VI. De Gelyktydigheid der Ontdekkingen, door coltjmbus in 't Westen gedaan, en die van ga ma in het Oosten, is eene zonderlinge omftandigheid, welke niet onopgemerkt mag voorby getreeden worden, uit hoofde , van den grooten invloed deezer Gebeurtenisfen, om het Handelverband der onderfcheide Werelddeelen met elkander te vormen, of te verfterken. Door alle Eeuwen heen, zyn Goud en Zilver 3 en byzonder het laatfte, met veel T 4 voor- IV. afdeeling.  2q5 ONDERZOEK IV. AF DEELING, voordeels na Indie uitgevoerd. In geen gedeelte des Aardbols hangen de Inboorelingen zo weinig af van vreemde Landen, en ten aanziene van noodwendigheden , en ten opzigte van de aangenaamheden des leevens. De voordeelen van eene gunflige Lugtsgefteltenisfe en vrugtbaaren Grond, vermeerderd door hunne eigene fchranderheid, verfchaffen hun wat zy verlangen. In gevolge hiervan is de Handel met hun altoos op een eenpaarigen voet gedreeven; die kostbaare Metaalen zyn gebruikt ter verruilinge -voor 't geen Natuur en Kunst in Indie oplevert. Maar toen de Gemeenfchap met Indie zo veel gemaklyker geworden was, dat de Vraag na de Voortbrengzelen van dat Land veel grooter werd dan eertyds, zou Europa, indien het niet voorzien geworden ware met het Goud en Zilver, noodzaaklyk om na de Marktplaatzen van het Oosten te brengen, uit bronnen, ryker en overvloediger dan haar eigen fchraale en verarmde Mynen, of den Handel op Indie geheel hebben moeten ftaaken , of dien dryven met een zigtbaar nadeel. Door zulk een aanhoudende trek van Goud en Zilver, zo wel als door het onvermydelyk verlies , beiden in den omloop en in de handwerken, moest de hoeveelheid dier Metaalen verminderen , en derzelver waarde zou zo veel veranderd weezen, dat ze niet langer van denzelfden dienst konden blyven, in de Koopverrigtingen tus'chen de twee Landen. Doch, vóór dat de uitwerkzels van die vermindering ge- voc  wegens OUD INDIE. 297 voelig konden bemerkt worden , opende America haare Mynen , en Hortte fchatten over Europa uic , met een ftrcomender overvloed dan hec Menschdom immer befpeurde. Deeze fchac vloeide, in fpyc van ontelbaar angflige voorzorgen om hec voor te komen, na de Markten, waar de Koopman fchappcn , noodig om de behoeften der Spanjaarden te vervullen, of hunne weelde te voldoen, te vinden waren; en, van dien tyd, tot den tegenwoordigen, hebben da Engelfchen en de Nederlanders de voortbrengzels van China en Indostan gekogt, voor Zilver, gehaald uit de Mynen van Mexico en Peru. De onmeetlyke uitvoer van Zilver na hec Oosten, geduurende den loop van twee Eeuwen, is niet alleen aangevuld door den geftadigen invoer uit America ; maar de hoeveelheid is verbaazend vermeerderd, en, ten zelfden tyde, is de evenredige prys van deszelfs waarde,in Europa en in Indie, zo weinig veranderd , dat veele van de Hoofd-artykelen, uit het Oosten ingevoerd , toe nog meestal voor Zilver gekogt worden, Terwyl America , in deezervoege aanhieldt om de Gemeenfchap van Europc. met Afia gemaklyk te maaken, en uit tc breiden. gaf dit aanleiding tot een Hande met Africa , die uit kleine beginzelen zt groot geworden is, dat dezelve den voornaamflen band vormt van Hnndelgemeen fchap met dit Werelddeel. Kort naa da de Portugeefen hunne ontdekkingen uirge breid hadden , op de Kust van Africa, T 5 ver- IV. AFDF.eLtlS'G. [ 1  sq8 ONDERZOEK IV, afdee LïNG. verder dan de Rivier Senegal, poogden zy eenig voordeel te trekken van hunne nieuwe Vastigheden abaar, door den Slaaven» , handel Verfcheide omftandigheden vereetiigden zich, ter beguniliging van dit haatlyk Koopbedryf. In alle gedeelten van ka, van welke de Spanjaarden bezie namen , bevonden zy dat de Inboorelingen, door de zwakheid hunner gefteltenisfe, door de luiheid hun eigen, of door de onverstandige wyze op welke men ze behandelde , niet in ftaat waren tot den arbeid, noodig om de Mynen te bewerken, of den grond te bouwen. De Spanjaarden , 'er greetig op gefteld om vlytiger en fterker handen te vinden , namen de toevlugt tot hunne Nabuuren de Portugeefen, en kogten van hun Neger - flaaven. Welhaast leerde de Ondervinding, dat deeze Menfchen waren van een fterker ras , en zo veel beter in ftaat om vermoeienis uit te harden , dat de arbeid van één Neger gelyk gefteld wierd met dien van vier Americaanen (Y) ,• van dien tyd is het getal, gebruikt in de Nieuwe Wereld, met een fchielyken voortgang toegenomen. — In dit bedryf, niec min ftrydig met de gevoelens der Menschlykheid , dan mee de beginzelen van den Godsdiensc, hebben alle de Volken van Europa , die Grondgebied verkreegen , in de warmer lugtftreeken van de Nieuwe Wereld, de voeeftap- pen (0 Robertson's Gefchiedenis van America, I D. bl. 351.  wegens OUD INDIE, 1299 pen der Spanjaarden ongelukkig gevolgd. Tegenwoordig gaat hec getal der Negerflaaven op de Franfche en Groot- Brittannifche Vascigheden, in de IVest-Indien, een millioen te boven \ en dewyl de invoering der Slaavernye , zo in ouden als in laace ren cyde, zeer ongunftig bevonden is voor de bevolking, is 'er een jaarlykfchen roevoer uic- Africa, van een minften acht en vyftig duizend noodig , om het getal vol te houden (k\ Indien hec mogelyk ware , mee gelyke naauwkeurigheid, hec getal • te bepaalen van de Slaaven in de Spaanfche Heerfchappyen en in Noord-Ame-. rica, zou het geheel getal der Neger-flaaven op nog eens zo veel berekend mogen worden. Op deeze wyze heeft de Handelgeest van Europa, die aan dac Werelddeel eene zigcbaare meerderheid fchohk, boven de drie andere deelen des Aardkloots, door het onderfcheiden van derzelver behoeften en redmiddelen, en door dezelve wederkeerig aan elkander dienstbaar te maaken, tusfehen die wyd van een gelegene Wereldoorden, eene gemeenfchap opgerigt , waar uic hec een ongelooflyken aanwas van Rykdom, van Magc en Genietingen, haalde. VII. Schoon de Ontdekking van eene Nieuwe Wereld in het Westen , en hec openen van een gemaklyker en regtftreekfcher Gemeenfchap mee de afgelegene Ry- kui (k) Report of Lords of the Privy Council. A. D. 1788. IV. afdkel1ng.  300 ONDERZOEK TV. AFDEELÏNG. ken van het Oosten, medewrogten tot hec uitbreiden des Koophandels en het vermeerderen der Genietingen van Europa, mogen wy, nogthans , een groot verfchil opmerken, zo ten aanzien van den ryd, als van de wyze, waarop, zy deeze uitwerkzels te wege bragten. Toen de Portugeefen eerst de onderfcheide Landen van Afia be*zogten, zich uittrekkende van de kust van Malabar tot China , vonden zy dezelve in 't bezit van zeer befchaafde Volken , die vry groote vorderingen in fraaye, zo wel als nuttige, Kunflen gemaakt hadden, die gewoon waren aan den ommegang met Vreemdelingen, en wel bedreven in alle de voordeelen des Handels. • Maar, wanneer de Spanjaarden de Nieuwe Wereld, door hun ontdekt, begonnen te onderzoeken, boodt dezelve hun een geheel verfchillend gelaat aan. De Eilanden waren bewoond door naakte Wilden, zo gansch onkundig in de eenvoudigfte en noodzaaklykfte Kunflen des leevens, dat zy voornaamlyk beftonden uit de van zelfs voortkomende voortbrengzelen van een vrugtbaaren Grond, en zagte Lugtftreek. Het Vasteland fcheen hun een Bosch van onmeetlyke uitgeftrektheid, langs welks kust eenige zwakke Stammen verftrooid woonden , die in vlytbetoon, of vordering, de Eilanders niet verre te boven gingen. Zelfs de twee groote Monarchyen, met den naam van Befchaafde Staaten vereerd, waren, in dit ftuk, hunne Landsgenooten niet zo veel vooruit, dat zy, met regt, deezen naam mog.  wegens OUD INDIE. 301 tnogten voeren. De Inwoonders, zo van Mexico als van Peru, onkundig van de nuttige Metaalen , en verftooken van de bekwaamheid noodig om zulk eene heerfcbappy over de mindere Dieren te voeren , dat zy 'er eenige hulpe van erlangden in den arbeid, hadden zo weinig vordering in den Landbouw, de eerfte van alle Kunften, gemaakt, dat een der grootfte zwaarigheden, met welke het kléin getal Spanjaarden, die deeze Ryken , van waar men met zo veel ophefs gefprooken heeft, te worftelen hadt, beftondt in zich het noodige ten leevensonderhoud te verfchaffen. Het was, in gevolge hier van, met een zeer wydverfchillende geestgefteltenisfe, dac de Gemeenfchap mee twee Landen , op elkander zo weinig gelykende in derzelver maate van vordering, begonnen wierd en voortgezet. De Portugeefen , verzekerd dat zy in 't Oosten niet alleen de Voort brengzels zouden aantreffen, met welke de goede hand der Natuure dit gedeelte des Aardbodems verrykt heeft, maar ook de gewrogten der Kunst , reeds zints langen tyd in Europa bekend en bewonderd, vatten deezen uitlokkenden Handel, met de grooefte vuurigheid, aan. Het aanmoedigen van den zei ven , hielden de Koningen van Portugal voor het gewigtigfte oogmerk des S'aatsbeftuur* , ter bereiking van 't welke zy al de magc des Koningryks aanwendden en hunne Onderdaanen opwekten tot het dosn van zulke kragedaadige poogingen IV, AFDEELT NG.  3o2 ONDERZOEK IV. AFDEELING. gen, in het voortzetten van dien Handel, dat daaraan de verbaazend fchielyke opgang , door ons vermeld , moet worden toegefchreeven. — De groote verwagtingen, met welke de Spanjaarden hun loopbaane van Ontdekking intraden, ontmoecte dezelfde fpoedige voldoening in geenen deele. Van het vlycbetoon der ruwe Inwoonderen van de Nieuwe Wereld , ontvingen zy geen één enkel artykel voor den Koophandel. Zelfs de natuurlyke Voortbrengzels van den Grond en de Lugtftreek hadden , niet aangekweekt en vermenigvuldigd door de koesterende en vlytige hand der Menfchen , weinig te beduiden. Hoop, eer dan gelukkig flaagen, zette hun aan toe het voortzetten van hunne nafpeuringen en vermeesteringen: en dewyl het Ryksbeftuur luttel onmiddelyk voordeel trok van al dien arbeid, werd dezelve meestal overgelaaten aan byzondere Gelukzoekers , door wier, zich veel onderwindende, werkzaamheid, meer dan door eenige pooging van den Staat, Spanje de meest waardige bezittingen in America verkreeg. —■ In ftede van de oogenbliklyke en groote voordeelen, die de Portugeefen van hunne ontdekkingen trokken, verliep 'er meer dan eene halve Eeuw, eer de Spanjaarden eenige vrugt inzamelden van hunne vermeesteringen , behalven de kleine hoeveelheid van Goud, die de Eilanders gedwongen werden te verzamelen , en de plundering van het Goud en Zilver, door de Mexicaanen en Peruviaanen gebruikt tot eieraad van hunne  wegens OUD INDIE. 303 ne Perfoonen , Tempelen , en Vaten ten Huislyken-of Tempeldienst gefchikt. 't Was niet vóór de ontdekking der Mynen van Potofi in Peru , in den Jaare MDLIV, en die van Sacotecas in Mexico , korten tyd daar naa , dat de Spaanfche Bezittingen in de Nieuwe Wereld een beftendig, en een eenigzins beduidend, toevoegzei van Rykdom en Inkomften aan het Moederland opbragten. De Handel op Indie verfchilde van dien op America, ten opzigte van de byzondere vermelde omftandigheid, niec minder dan ten aanziene van de wyze op welke dezelve gedreeven werd , naa dat het Staatsbeftuur 'er veel deels in nam. De Handel op het Oosten was eene enkele Koopverrigting, zich bepaalende coc den inkoop van de Natuurlyke Voortbrengzelen des Lands, als Speceryen , Edel-Gefteenten , Paarlen, enz. of van de bewerkte Stoffen, in ruimte voor handen by een vlytig Volk, als Zyden- en Katoenen-ftoffen, Porcelein, enz. Niecs meer was 'er noodig coc hec dryven van dien Handel, dan hec aanftellen van • eenige weinige kundige Lieden , op gefchikce plaatzen, om de foort van Goederen te fchiften en te vervaardigen tot de Laadingen der Schepen, zo ras dezelve uic Europa aankwamen, of ren meesten hec verkrygen des bevels in eenige weinige verfterkte Posten, die hun den ingang verzekerden in Havens. waar zy veilig konden leggen en befcherming vinden, tegen de aanvallen van eenige vyandlyke Magc. Zy had- IV. afdeeling.  3o4 ONDERZOEK hadden niet noodig eenige poogingen te doen tot het aanleggen van Volkplantingen, of tot het bearbeiden van den Grond, of" tot het voortzetten der Handwerken. Deeze tweevoudige arbeid bleef, even als te vcoren , in de handen der Inboorelingen. Maar zo ras de wilde geest van onder* neemirg, welke de Spanjaarden, die eerst de Nieuwe Wereld doorzogten en te onderbragten, begon te bedaaren; en wanneer zy , in flede van, als Gelukzoekers , van Landfchap tot Landfchap te zwerven, om Goud en Zilver op te fpeuren, hunne gedagten in ernst vestigden, om hunne vermeesteringen , door aankweeking en ylytbetoon , heilzaam te maaken , vonden zy het noodig, Volkplantingen aan te leggen, in elk Landfchap, 't geen zy wenschten te verbeteren. — Andere Volken volgden der Spanjaarden voorbeeld , in de Vastigheden, welke zy naderhand maakten op eenige der Eilanden, en het Vasteland, van Noord-America. Europa begon de Nieuwe Wereld , naa dat zy dezelve ontvolkc hadt, ling. f i I  IV. afdeeling. AAN- 312 ONDERZ. wegens O. I. uit te ftrekken , om 'er Vryheid , Geleerdheid en goeden Smaak te verdrukken, toen deeze gelukkige poogingen aanwendden om 'er te herleeven, en het Menschlyk Geflacht te zegenen , te verlichten, en te befchaaven.  AANHANGZEL OVER. DE STAATKUNDE, DE WETTEN, DE REGTSOEFENINGEN, DE KUNSTEN, DE WEE" TENSCHAPPEN EN GODSDIENSTIGE INSTELLINGEN, DER INDIAANEN.   AANHANGZEL OVER DE STAATKUNDE, DE WETTEN, DE REGTSOEFENINGEN, DE KUNSTEN, DE WEE TENSCHAPPEN EN GODSDIENSTIGE INSTELLINGEN,DER INDIAANEN. Ik zal my thans bevlytigen, om te voldoen aan eene verbintenis onder welke ik my zeiven gelegd heb (a), om, naam]yk, eenige Waarneemingen in 't midden te brengen, over den Aart, de Zeden en Inftellingen, der Indiaanen , voor zo verre deeze nagegaan kunnen worden van de vroegfle Tydperken tot welke onze kennis van dezelve reikt. Begaf ik my in dit wyduitgefirekte veld, met oogmerk, om 'c zelve in de geheele uitgebreidheid over te zien; had ik ten oogmerke elk Voorwerp, 't geen zich aan 't oog des wysgeerigen Onderzoekers aanbied , te befchouwen uit alle de onderfcheidene gezigtspunten, het zou my leiden tot nafpeuringen en befpiegelingen, niet alleen van eene verbaazende lengte; maar geheel vreemd van het oogmerk myns Gefchiedkundigen Onderzoeks. Myne naafpeuringen, en aanmerkingen zal ik , derhalven, bepaalen tot het geen in een naauw verband ftaat met het oogmerk van dit Werk. Ik zal verzamelen wat de Ouden ons hebben nagelaaten, wegens de O), Zie hier boven, bladz. 41. AANHANGZEL.  3l<5 ONDERZOEK AANHANGSEL. de Inflellingen byzonder eigen aan de Inboorelingen van Indie , en door dien te vergelyken met het geen wy weeten van dat Land, daar uit zodanige gevolgen tragten te trekken, als ftrekken tot aanwy'zinf der omftandigheden, die de rest des Menschdoms , door alle Eeuwen heen , hebben aangezet om de Handelgemeenfchap met dat Gewest tot zulk eene uitgebreidheid voort te zetten. Van deeze Gemeenfchap doen zich de zigtbaarfte blyken op in de vroegfle Tydperken , waaromtrent de Gefchiedkunde berigt verfchaft. Niet alleen het Volk op de grenzen van Indie woonende, maar afgelegene Volken, fchynen, van onheuglyke tyden.af, van de Goederen, daar vallende, kennis gehad, en dezelve zo hoog gewaardeerd, te hebben, dat zy , om dezelve magtig te worden , vermoeiende , kostbaare en gevaarlyke, Reizen deeden.Wanneer de Menfchen een kenbaare voorkeus geeven aan de Waaren van eenig byzonder Land , moet zulks daar aan toegefchreeven worden, dat het zommige dierbaare Natuurlyke Voortbrengzels bezit, eigen aan deszelfs Lugtftreek en Grond , of dat de Inwoonders eene grootere vordering gemaakt hebben , in werken van vlytbetoon , kunst en fraaiheid. 't Is niet, aan eenige byzondere uitfteekenheid der Natuurlyke Voortbrengzelen van Indie, dat wy geheel en al de voorkeuze der Oude Volken, aan de Waaren uit hetzelve herkomftig , moeten toefchryven : want, uit-  wegens OUD INDIE. 317 uitgenomen de Peper, een Artykel , 't welk niet gelochend kan worden van groot aanbelang te weezen, verfchïllen ze. weinig van die der andere Keerkring-Gewesten ; en Ethiopië, of Arabie, zou de Pheniciers, en andere handeldryvende Volken der Oudheid, ten vollen hebben kunnen voorzien van Speceryen , Reukwerken , Edel - Gefteenten , Goud en Zilver , die de voornaamfte gedeelten van hunnen Handel uitmaakten. Wie, derhalven , den Handel op Indie in deszelfs oorfprong wil opfpeuren, moet dien niet zo zeer zoeken in eenige byzonderheid der Natuurlyke Voortbrengzelen van dat Land, dan wel in den verder gevorderden ftaat der Inwoonderen. Veele, zeer veele, bewysftukken zyn ons overgehandreikt , die , wanneer wy dezelve met behoorelyke aandagt onderzoeken , overtuiglyk aantoonen, dat de Inboorelingen van Indie niet alleen vroeger befchaafd waren , maar ook grooter vorderingen in befchaafdheid gemaakt hadden, dan eenig ander Volk. Deeze zal ik tragten op te tellen, en in zodanig een gezigtspunt te plaatzen , dat ze teffens dienen om licht te verfpreidtn over de Inftellingen , Zeden en Kunften, der Indiaanen, en reden geeven van de drift aller Volken , om zich de Voortbrengzelen van hun vernuftig vlytbetoon eigen te maaken. Doof de Oude Heidenfche Schryvers , werden de Indiaanen geteld onder die Gedachten van Menfchen, aan welken zy den AANt IIAivGZEL.  3i8 ONDERZOEK AANHANGZEL. den naam van Autochthones', of Aborigines, gaven, die zy aanmerkten als uic den eigen grond gefprooten , of wier oorfprong niet kon naagefpeurd worden (by By de Heilige Schryvers was de Wysheid van het Oosten (eene uitdrukking, welke men te verftaan hebbe als eene befchryving van dier Volken buitengewoone vordering in Weetenfchappen en Kunften), van vroegen tyde af beroemd (f). — Om deeze uitdruklyke verklaaringen, wegens de oude en verregaande Befchaafdheid der Inwoonderen van Indie op te helderen en te ftaaven , zal ik my inlaaten tot eene befchouwing van hun rang en ftaat als byzondere Perfoonen —— van hun Burgerlyk Beftuur — van hunne Wetten en Geregtshandelingen —- van hunne nutte en fraaye Kunften -— van hunne Weetenfchappen —- en van hunne Godsdienftige Inftellingen, voor zo verre wy desaangaande berigten kunnen opzamelen uit de verhaalen der Griekfche en Romeinfche Schryveren, vergeleeken met het geen nog overig is van hunne oude Vorderingen en Inftellingen. I. Uit de oudfte befcheiden van Indie > leeren wy , dat het verfchil van Rangen, en de onderfcheiding van Beroepen, aldaar ten vollen ftand greep. Dit is eene der ontwyfelbaarfte bewyzen van eenen vry verre gevorderden ftaat der Maatfchappye. De Kunften^ in de vroegfle ftanden des ge- zel- (J>) Diod. sic. Lib. II. p. 151. (V) 1 Koningen, IV: 31.  wegens OUD INDIE. 319 zelligen leevens, zyn zo weinig en zo eenvoudig, dat ieder Mensch ze alle genoeg zaam verftaat, om de eifchen van zyne eigene bepaalde verlangens te voldoen. Een Wilde kan zyn Boog vormen, zyne Pylen fcherpen, zyn Hut bouwen , zyn Canoe uithoolen, zonder een hand, bedreevener dan de zyne, te hulp te roepen ( Africa, ii d. bl. 225. aan- PHNGZEL.  320 ONDERZOEK AANHANGSEL. aandeel hec beoefenen der Beginzelen van den Godsdiensc ; hec volvoeren van deszelfs Plegtigheden , en hec aankweeken der Weetenfchappen. Zy waren de Priesters , de Onderwyzers en de Wysgeeren , des Volks. — Den Leden van den tweeden Rang was het Staatsbeftuur, en de Verdediging des Lands opgedraagen. In Vredestyd waren zy Regeerders en Magiftraatsperfoonen, en in den Oorlog toogen zy ten ftryde. —• De derde beftondt uit Landlieden en Handelaars. — De vierde uit Kun-ftenaars , Werklieden en Slaaven. Geen van deezen kan ooit zyn eigen Cast verhaten , of in eene andere toegelaaten worden (e). De ftand van elk Perfoon is onveranderlyk bepaald; zyne beftemming is onherroepelyk; en zyn leevenspad afgebaakend binnen perken, waar hy niet buiten mag treeden. Die lyn van affcheiding is niec alleen vastgefteld door Burgerlyk Gezag , maar tevens bevestigd en geheiligd door den Godsdienst ; en ieder Rang, of Cast, wordt gezegd op zulk eene onderfcheidene wyze van de Godheid voortgekomen te zyn, dac dezelve ce vermengen, of te verwarren , zou aangezien worden als een daad van de vermetelfte Ongodsdienftigheid; / ['c Geen ik van deeze onderfcheidene Casten gezegd heb , zal nog eenige toelichcing behoeven. Volgens alle Schryvers der (e) Ayeen Ak-bery. III p. 81. &c. Sketches re.'ating to the Hisiory &c. of the Hindoos, p. 107,  wegens OUD INDIE. 321 der Oudheid, waren de Indiaanen in zeven Casten, of Stammen , verdeeld (ƒ). Naastdenkelyk vervielen zy tot deeze dwaaling, door eenige Onderverdeelingen der Casten aan te zien als daadlyk van elkander in oorfprong verfchillende. Doch dat 'er niet meer dan vier oorfpronglyke Casten waren , leeren wy uit het zamenfremmend getuigenis der best onderrigtte hedendaagfche Reizigeren. Een alleronderfcheidenst berigt, deswegen , treffen wy aan in een Werkje, vóór het midden der laatstverloopene Eeuwe opgefteld door abraham roger, Kapellaan der- Hollandfche Factory te Pullicate (g~). Door het vertrouwen te winnen van een kundig Brahmin, kreeg hy een echter en uitgebreider onderrigting wegens de Zeden en den Gódsdienst der Indiaanen^ dan de Europeaanen bezaten, vóór de onlangs verkreegene Overzettingen uit de Sanskreetfche taal. Ik gewaag van die Boek, dewyl het minder bekend is, dan 't zelve verdient. Thans blyft 'er geen twyfel altoos meer over , noch ten aanziene van het Getal , noch aangaande de Bezigheden, der Casten: dewyl deeze beidé ftukken bekragtigd worden , door de oudfte en heiligfte Boeken der (ƒ) Strabo,- Lib. XF. p. 1029. C. &c. Diod. sicul. Lib. II. p. 153, &c. Arrian. Indie. c, ió; Cg) La Porte Ouvertè, oii la vraye Reprefs>:ta~ tion de la Fie, des Mqeiirs, de la Religion, & d» Service des Bramins, qui demeurent [ar les Cesteé d'e Cer mandel, &c. aan- HANGZEL.  AANHANGSEL. 326 ONDERZOEK der Hindoos, en bevestigd door de berigten van hunne eigene Inftellingen, gegeeven door Brahminen, uitfteekende in ge, leerdheid. Volgens hun, ontftaan de onderfcheide Casten van Brahma , den onmiddelyken werker der Seheppinge onder de Oppermagt, op de volgende wyze, die teffens den Rang aanwyst welken zy moeten bekleeden , en het werk 't geen elk derzelven te verrtgten ftaat. De Brahmin, van den Mond (JVysheid) ; om te bidden, te leezen en te onderwyzen. De Chehteree ,van de Armen (Sterkte); om den Boog te fpannen, te vegten, en te beftuuren. De Bice, van den Buik of Dy en (Voedzei); om te voorzien in de Leevensnoodwendigheden, door Landbouw en Kunstwerken. De Sooder, van de Voeten (Onderwer* ping); om te arbeiden en te dienen. De voorfchreevene Bezigheden van alle deeze Rangen zyn weezenlyk in een web pjè■ egelden Burgerftaat. Ondergefchikt aan flëeze is eene vyfde, of bykomende, Rang, Ènrrün Sunker geheeten, de veronderftelde Al komst eener onwettige vereeniging tusfehen Perfoonen van onderfcheidene Casten Deeze Leden vinden meest hunne • bezigheid in het dry ven van Koopmanfchap in 't' klein (h). De laatstgemelde bykoo- men- C%) Preface to the Code of Cent00 Laws, p. XLVÏ & XCIX.  wegens OUD INDIE. 323 mende Cast is, voor zo verre ik weet , door geen Europisch Schryver opgenoemd. De onderfcheiding was te gering om door hun waargenomen te Worden, en zy fchynen de Leden van deeze Cast aangemerkt te hebben, als behoorende tot de Sooder* Behalven deeze erkende Casten, is 'er een Gèflacht van ongelukkige Menfchen, op de Kust van Cormandel, Pariars, en, in andere oorden van Indie, Chandalas, geheeten. Deeze zyn Verwerpelingen uic hunne oorfpronglyke Cast, die, door wangedrag , alle de voorregten daarvan verbeurd hebben. Hun ftaat is, buiten twyfel, de laagfte vernedering der Menschlyké Natuur (/). Geen Mensch van eenige Cast wil de minfte gemeenfchap mee hun hebben (k). Indien een Pariar eenen Nayr, dat is een Krygsman vnn den hoogften Rang', op de Malabarfche kust, genaakt , mag deeze hem ilrafloos ter dood brengen. Water of Melk wordt ontheiligd geagt als hun fchaduw daar over gegaan is , en niet gebruikt dan naa eene' pleg- (t) Onder het overzetten kwam my in handen de Gefchir-clktiïidige Verhandeling over de Heidt ns, door den Hoogleeraar h. m. g. g rel man , die het tot een hoogen trap van waarfchyalyidieid brengt, dat de zogenaamde Heidens, in verfcheide irreckeri van Europa omzwervende, uit Indie afkomf'ig, en van de hiatstgeraelde Caste Sooder , of liever het uitfehot der Casten, Pariars zyn. Tweede Afd. HoofJjh Y e» VI. bl. 266 en 304. V e r t. Ck) sonnerat, Tom. I. p. 55, $6» X 2 aaniiangzel.  3H ONDERZOEK AANHANGZEL. plegtige zuivering Q). 'c Is bykans ortmogelyk met woorden uic te drukken, welk een gevoel van laagheid en verfmaading de naam van Pariar, of Chandala, in de ziel van een Hindoo verwekt. Ieder Hin* doo , die de Regels, of Inftellingen, van zyn Case overcreedc, zinkc neder in dien fmaadvollen ftaac. Die maakc de Hindoos zo fterk en moedig in hec ftandvascig aankleeven der Inftellingen van hun Scam ; dewyl hec verlies der Caste by hun hec verlies is van alle agting en vertroosting in de menschlyke zamenleeving ; en eene ftraffe, onvergelyklyk fterker dan de Ban ten tyde dat de Pauslyke Magc de grooc"fte kragc oefende. In de Mahabarat, hec oudfte Boek der Hindoos, en van grooter gezag dan eenig tot nog toe aan de Europeaanen bekend, worden de Oorfpronglyke Casten opgenoemd, en derzelver werkzaamheden befe'ireeven QnX Dezelfde onderfcheiding in Casten , was bekend aan den Schryver van Heeto-pades, een ander Werk van verbaazende Oudheid, uit het Sanskreetisch vereaald (n). By die alles moec ik nog voegen,- dac, fchoon de lyn der Onderfcheiding in diervoege getrokken is, dat het opklimmen van een laager rot een hooger Case volitrekc onmogelyk zy, en aangezien zou wor- (/) Jyeen Akbery, Vol. HL p. 243. (m) Baghvat-Ceeta, p. 130. (n) Heeto-pades, p. 25L  wegens OUD INDIE. 325 worden voor eene fchriklyke Godloosheid , indien iemand, in laager Rang, hec zich onderwonde eenig bedryf uic te voeren , toe een hooger behoorende , nogthans , in zekere gevallen, de Pundits hec geoorlofd keuren voor Perfoonen van een hoogen Rang, zommige bezigheden te verrigten aan een Rang,beneden den hunnen, toegeweezen, zonder hierdoor hun Cast-regt te verliezen (V). Overeenkomftig daar mede vinden wy Brahminen gebruikt in den diensc hunner Vorften , niec alleen als Staatsdienaars; maar in mindere posten (/>). De meeste Opper-officieren in het Leger van sevagi, den Grondvester van den Staat Mahratta, waren Brahminen, en eenigen hunner Pundits, of Geleerde Brahminen Qq), Veele der Seapoyen , in diensc der OostIndifche Maatfchappy , byzonder in Bengale , behooren toe de Case der Brahminen. Eene andere byzonderheid , de Casten betreffende, verdient onze opmerking. Een verbaazend getal Bedevaartgangeren, in zommige jaaren meer dan 150,000 beloopende, bezoekt de Pagoda van Jaggernaut, in Orisfa, (eene der oudfte en meest geëerbiedigde Plaatzen van den Hindoo-Eerdienst) , ten tyde van het Jaarlyks Feest eer (0) Pref. of Pundits to the Code of Gentoo Laies, r p. ico. (_p) Orme's Fragments, p. 207. ff) Orme's Fragments, p. 97. X 3 AANHANGZEL.  32Ó ONDERZOEK aan' hang zel. ■ ter eere van de Godheid aan welke die ■ Tempel is toegeheiligd. De Leden van de vier Casten hebben vryheid, om , dooreen - vermengd, het Altaar des Afgods te naderen , zich zonder onderfcheiding neder te zetten , en tellens aan dezelfde fpyze deel te neemen. Dit bedryf fchynt eenige herinnering aan te duiden van een Staat, vroeger dan de Inflelling der Casten, toen men alle Menfchen als gelyk aanmerkte. Ik heb geene toereikende berigten, om rede te geeven van eene handelwyze, zo rechtftreeks aanloopende tegen de eerfte denkbeelden en beginzelen der Hindoos, 't zy Qodsdienftige, 't zy Burgerlyke (r> Eenige myner Leezeren zullen niet naagelaaten hebben op te merken, dat ik geen verflag gedaan heb, van de veelvuldige Ordes van Indifche Boetelingen, aan welke allen de Europifche Schryvers den naam van Faquirs geeven; een naam waar mede de Mahomedaanen de Geestdryvende Monniken van hun eigen Godsdienst beftempelen. Het licht, waarin ik de Godsdienflige Inftellingen der Hindoos befchouwd heb, maakte het niet noodzaaklyk de Indifche Faquirs byzonder in overweeging te neemen. Hun aantal , de ftrengheid hunner lyfskwelladien, de pynigende boetedoeningen , welke zy vry willig ondergaan , en hec hoog gevoelen, 't geen het Volk van O) Berkier, T-osn.il. p. 102. Tavernier, B. II. c. 9. Akq_uetil, Dm. Pnlim. p. 81. %f//*.ï, p. 96.  wegens OUD INDIE. 3*7 van hunne heiligheid koesterc, hebben alle Reizigers, die Indie bezogten , getroffen, en de befchryvingen daarvan zyn te over bekend. De flerkwerkende invloed der Geestdryverye, de zugt om uit te munten, en de begeerte om eenig deel te erlangen aan die eerbiedbetooning tot welker genoc de Brahminen gebooren zyn , kan reden geeven van alle de bunengewoone dingen, welke zy doen en lyden. Eene byzor.» derheid, hun betreffende, kunnen wy niet naalaaten hier te plaatzen. Deeze Orde van Boetelingen fchynt zeer oud te zyn in Indie. De befchryving der Germani, door strabo uit megasthenes ontleend, past, bykans in elke omitandigheid, op de hedendaagfche Faquirs (/). ] Niet alleen zyn voor de vier onderfcheide Stammen, de gemelde en doorgaans or> veranderlyk onoverfchreedbaare grenzen bepaald; maar ook de Leden van ieder Cast blyven beflendig het Beroep , of Bedryf, hunner Voorvaderen aankieeven. Van genacht tot gedacht, hebben dezelfde Familien eenzelfde Leevenswyze gevolgd, en zullen die blyven volgen. Zodanige willekeurige befchikkingen over de onderfcheide Leden , die eene Maatfchappye uitmaaken , fchynen, in den eerften opflage, aan te loopen tegen de vordering in Weeteufchappen of in Kunflen, en door rondsel) Strabo, Lib. XF. p. 1040. B. Ket ingeflootene is de I Aantekening van robertson op het Aanhangsel. X 4 aanHINGzel.  3a8 ONDERZOEK AANHANGZEL. roncjsom de onderfcheide Ordes van Men* fchen, dusdanige grensfcheidingen op te rigten, welke het Godloosheid gerekend wordt te overtreeden, fchynt men de werkzaamheden van 's Menfchen geest binnen naamver kring te bepaalen dan de Natuur daaraan heeft toegeftaan. — Wanneer ieder Mensch volkomene vryheid gelaaten wordt om zyne poogingen aan te wenden omtrent die voorwerpen en tot die einden , waar toe de aandrift van zyn eigen geest hem by voorkeuze noopt, mag men verwagten dat hy dien hoogen trap van uitmuntenheid zal beklimmen , tot welken de onbedwongene uitoefeningen van verftand en vlytbetoon natuurlyk opleiden. — De Regelingen des Indifchen Burgerlyken Befluurs, ten opzigte van de onderfcheidene Rangen van Menfchen, moeten, noodwendig , zomtyds het vernuft in deszelfs loopbaan fluiten, en talenten, gefchikt om in een hooger kring te fchitteren, bepaalen tot bezigheden van eene laagere Cast. Doch, de fchikkingen deezes Burgerlyken Befluurs zyn niet gemaakt voor 't geen zeldzaam is; maar voor 't geen doorgaande plaats heeft; niet voor weinigen; maar voor de menigte. Het oogmerk der eerfte Indiaanfche Wetgeeveren was de kragtdaadigfte middelen in 't werk te ftellen om te voorzien in het onderhoud , de veiligheid , en het geluk, van alle de Leden der Maatfchappye , onder hun op.zigt. Met dit oogmerk zonderden zy zekere Geflachccn van Menfchen «O.  wegens OUD INDIE. 329 af, voor ieder der onderfcheidene Beroepen en Kunften, in een wel ingerigte Burgerftaatnoodig,en beftemden dac de uitoefening daarvan zou overgaan van Vader op Zoon, in eene beftendige opvolging. Die Scelzel, fchoon hoogsc ftrydig mee de denkbeelden , welke wy, in een geheel anderen ftaac van Maatfchappy geplaatst, gevormd hebben, zullen wy, by een nader inzien, beter gefchikt vinden, om het beoogde einde te bereiken, dan een bedagtloos befchouwer zich , in den eerften opflage , kan verbeelden. 's Menfchen geest buigt zich voor de wet der noodzaaklykheid,en is gewoon zich niet alleen te fchikken naar de bepaalingen welke de ftaat zyner Natuure, of de inftellingen zy'ns Lands, hem opleggen, maar ook daarin te berusten. Een Indiaan weet van het oogenblik dac hy ter wereld intreedt, den Stand hem toegefchikt, en tot welke Werkzaamheden hy,door zyne Geboorte, verordend is. De voorwerpen, hier toe betrekking hebbende , vertoonen zich al lereerst aan zyn oog. Zy houden zyn< gedagten bezig , of zyne handen onledig: en, van zyne vroegfte jaaren af, wordt h} opgebragt tot de hebbelykheid om met ge mak en vermaak te verrigten , 't geen d< bezigheid van zyn geheele leeven zal uit maaken. — Hier aan mag toegefchreevei worden die hooge trap van volmaaktheid zigtbaar in veele der Indifche Handwerken en, fchoon eerbied, voor de handel wyzi hunner Voorvaderen, den geest van uitvin X 5 din AANHANGSEL. I > ' i  339 O N DïE R Z O E K AANKAN GZEL. : ] 4 ( 1 2 l ding moge verdooven, verkrygen zy, nogthans, door den voorvaderlyken trant aan te kleeven, zulk eene vaardigheid en kieschheid in de behandeling, dat de Europeaanen , met alle de voordeden van meerdere Weetenfchap, en hec behulp van volkomener werktuigen , nooit in ftaat geweesc zyn , om hunne keurlyke Werken naa te maaken. Terwyl deeze groote vordering hunner keurigfte Handwerken de bewondering van andere Volken verwekte, en derzelver Koophandel trok, verzekerde de onderfcheiding der Beroepen in Indie, en de vroegtydige verdeeling des Volks in Klasfen , ieder aan byzonderen arbeid bepaald, hun van zulk een overvloed der gemeenere en nuttige leevensgeryflykheden, als niet alleen hunne eigene behoeften vervulde, maar ook dezelve verfchafte aan de rondsom gelegene Eanden. Aan deeze zo vroege Verdeeling des Volks in Casten, moeten wy desgelyks toefchryven , eene treffende byzonderheid in den Staat van Indie; de Volftandigheid der daar gemaakte Inftellingen, en de Onveranderlykheid in de Zeden der Inwoonderen. Wat nu in Indie is , was daar altoos, en zal 'er waarfchynlyk altyd blyven; loch hec woesc Geweld en de bekrompenïeid der Geescdryverye van de Makome, iaanfche Ver mees ceraaren, noch de Magt Ier Europifche Meesceren, hebben eenige 'erandering van belang medegebragc. [Ik eg, mee voordagc, eenige verandering van elang, wanc hec is hec gevoelen van Hee- ren,  wegens OUD INDIE, 33ï ren, die veel in Indie gezien, en 't geen zy daar zagen met een onderfcbeidend oog waargenomen,hebben, dat de Vermeesteringen,1 zo der Mahomedaanen als der Europeaanen, eenige uitwerking baarden op de Zeden en Gewoonten der Inboorelmgen. Zy verbeelden zich , dat de Klceding , die de Hindoos. tegenwoordig draagen , de Tulband , de Jummah, en de lange Broek, een naavolging is, van de Kleeding hunner Mahomedaanfche Vermeesteraaren. De oude Dragt der Indiaanen, gelyk dezelve befchreeven wordt by arrianus (t), beftondt in eene Mousfeüne of Dundoeksch kleed, luchtig over de fchouderen geflaaeen, en een fchort van dezelfde (toffe, ter helft van de beenen reikende; hunne Baarden verfden zy met verfcheide kieuren, 'c geen tegenwoordig niet gebruiklyk is. — De gewoonte, om de Vrouwen opgefiocten te houden, en de ftriktheid met welke zy bewaard worden, veronderftelt men desgelyks van eene Mahomedaanfche herkomst te weezen. Deeze veronderftelling wordt eefrermaate bevestigd door het Tooneelfpeï van Sacontala. uit de Sanskreetfche taal vertolkt. In dit Toneelftuk worden verfcheide Vrouwlyke Characters ingevoerd, die zich in de verkeering mengen, en zo vry met de Mannen omgaan als de Vrouwen in Europa gewoon zyn. De Optiei' Ier van dit Huk, mogen wy veronderstellen, befchryft de Zeden, cn houdt zich aan de ft) Arrian. His:. Indie. c i£, aan- IUNGZEL.  332 ONDERZOEK aanhak gzel. de Gewoonten van zynen tyd. Maar, terwyl ik deeze aanmerking maak , komt het ter fneede desgelyks op te tekenen , dat 'er, uit eene plaats by strabo, reden is om te denken, dat, ten tyde van alexander den grooten, de Vrouwen in Indie met dezelfde jalourfche oplettenheid gade geflaagen wierden, als heden ten dage. „ Wanneer h'unne Vorften," fchryfc hy, megasthenes volgende, „ op de 55 Jagc in 'c openbaar uitryden, worden zy „ vergezeld door eene menigte van hunne „ Vrouwen ; maar den weg , welken zy „ langs trekken, is te wederzyde met tou„ wen afgeflooten, en, indien iemand de„ zelve te naby komt, wordt hy terflond „ met den dood geiïraft («)." — De invloed van de Zeden der Europeaanen , begint zich te verwonen onder de Hindoos , die in de Stad Calcutta woonen. Eenigen hunner ryden in Engelfche Wagens , gebruiken Stoelen om op te zitten, en verderen hunne huizen met Spiegels. Verfcheide omftandigheden zou ik hier nevens kunnen voegen , indien dit de plaats was om daar over uit te weiden, die waar fchynlyk zullen medewerken , om deezen geest van Naavolging, te doen veld winnen (V).j Dan, dit in 't voorby gaan opgemerkt hebbende, blyven dezelfde Onderfcheidingen van Rang , dezelfde fchikkingen in het (ti) Strabo, Lib. XF. p. 1037. A. (_v) Dit is de II Aantekening van roberts»^  wegens OUD INDIE. 333 hec Burgerlyk en Huislyk Leeven ftand houden ; men eerbiedc dezelfde Beginzels van den Godsdiensc , en kweekt dezelfde Kunften en Weetenfchappen aan. Te deezer oorzaake is, door alle Eeuwen heen, de Handel op Indie dezelfde geweest ; Goud en Zilver is eenpaarig derwaards heen gevoerd om dezelfde Waaren te koopen , welke het thans aan alle Volken verfchaft; en, zints den tyd van plinius tot den tegenwoordigen , heeft men Indie altoos aangemerkt en gevloekt als een draaykolk, diefden Rykdom verflindende inzwelgt vari alle andere Landen, welke onophoudelyk derwaards heen vloeit , en nooit wederkeert. [Het is niet onaartig op te merken , hoe naauwkeurig de begrippen vari een Afiatisch Schryver met die der Europeaanen , ten deezen aanziene, overeenftemmen. „ Agt geevende," fchryft hy, „ op de Armoede van Turan , [de Lan£ den over den Oxus geleegen, ] en Ara„ bie, kon ik, in den beginne , de reden niet vinden, waarom deeze Landen nooit „ in ftaat geweest zyn, om fchatten te be„ waaren , terwyl , in tegendeel, dezelve „ in Indostan ftaag toeneemen. Timour „ bragt in Turan de Rykdommen van Tur*' kyen, Perfie en Indostan ; maar ze zyr ^ alle vervloogen; en , geduurende de Re- geeringen van de vier eerfte Caliphs . „ waren Turkyen, Perfie, een gedeelte var „ Arabie, Ethiopië, Egypte en Spanje „ hunne Schatting-opbrengers ; maar noj „ werden zy niet ryk. 't ïs, derhalven, AANHANGSEL. i > >  334 ONDERZOEK ,, blykbaar,dar. deeze vervloeijing des Ryk,, doms uic een Staat, moeë ontitaan' uic „ buicengewoone afleidingen, of uic eenig , „ gebrek in hec Staacsbeftuur. Indostan ,, is meermaalen uitgeplunderd door vreem- de Invallers, en niec één hunner Konin„ gen won daar by iets aan in Rykdom? ,, hec Land heefc ook inwendig niec veele ,, Goud- en Zilver - Mynen , en nogthans „ heeft Indostan overvloed van Geld, en „ alle andere tekenen van Welvaart. 'Dé „ overvloed van Geld moet ongetwyfdd „ toegefchreeven worden, aan den ruimen ,, invoer van Goud en Zilver met de Sche„ pen uic Europa komende, en van andere j, Volken; veelen van welken gereed Geld in verruiling brengen voor de Gewerkte ,, Stoften en Natuurlyke Voortbrengzelen ,, des Lands. Indien die de oorzaak niec „ is des bloeienden ftaacs van Indostan , ,, moec dezelve aan eenen byzonderen „ Zegen van god worden toegefchree„ ven f»"] Volgens de berigten, welke ik hier boven opgegeeven heb van de Laadingen, oudryds uic Indie aangevoerd, biyken dezelve ten naastenby bellaan te hebben, uic dezelfde Artykelen als die, in onzen tyd, gefcheept worden: en hec onderfcheid, *c welk wy daarin befpeuren , fchync niet zo zeer ee oneftaan uic eenige verfcheiden- heid (w) Memoir.s of khojeh abdul-kurreem, a Chasmeerian of difïinction. p. 42. Dit is de III Aantekening van robertson. aanhangzel.  wegens OUD INDIE. 335 heid in den aart der Goederen , die de Indiaanen ten Koophandel vervaardigen , dan wel uit eene verandering in den fmaak, of in de behoeften, der Volken , die dezelve begeeren. II. Een ander bewys van de vroegtydigë en ver gevorderde Befchaafdheid des Volks in Indie, mogen wy ontkenen uic de befchouwing van deszelfs Staatkundigen toeftan d en Regeeringsvorm. De Indiaanen creeden in de Gefchiedenis huns eigen Lands te rugge, door eene verbaazende opeenvolging van Eeuwen, en beweeren , dnt geheel Afia, van den Mond van den Indus aan hec Westen , toe de Grenzen van China aan hec Oosten , en van het Gebergte Thibet ten Noorden, tot Kaap Comorin ten Zuiden, een groot Ryk uitmaakte , onderworpen aan één magtig Souverain , onder wien verfcheide erflyke Prinfen, of Rajahs, regeerden. Maar hunne Tydrekening, die den Leeftyd der Menfchen , in ouden tyde , by duizenden van jaareo, en de lengte van de onderfcheide Tydperken, in welke zy veronderftelt dat de Wereld beflaan hebbe , by Millioenen afmeet, is zo verregaande wild en buitenfpoorig , dat dezelve geen ernflig onderzoek verdient. Wy moeten ons , derhalven , te vrede houden, tot dat men eene zekerder onder rigting verkryLrt, wegens de Oude Gefchiedenis van indie , met de eerfte verhaa'en dat Land Kerreffende , die men voor echt kan aanmerken , van de Grieken . onder ALEX- AAM- hanqzel.  336 ONDERZOEK a anhangzel. alexander den grooten. Zy vonden zeer groote Koningryken, in dat Land gevestigd. De Landen der Heerfchappyen van po rus en taxi les begreepen een groot gedeelte van de Panjab , een der vrugtbaarfte en best bebouwde Landen van Indie. Het Koningryk der Prafy, of Gandaridae, ftrekte zich zeer verre uit te we. derzyden van de Ganges. Deeze drie Ryken waren, naar uitwyzen der oude Griekfche Schryveren, magtig en volkryk; Deeze befchryving der verdeeling van Indie in Staaten van zulk eene grootte , is alleen eene befiisfende proeve van den ver gevorderden voortgang in Befchaafdheid. ïn alle de Gewesten der Aarde, zonder onderfcheid , waar men gelegenheid gehad heeft, om de vordering der Menfchen in het Maatfchappylyk Leeven naa te gaan, doen zich eerst kleine onafhangelyke Stammen, of Gemeenfchappen, voor. Hunne algemeene behoeften zetten hun ter vereeniging aan ; en hunne onderlinge jaloufien, zo wel als de noodzaaklykheid om zich van het noodig leevensonderhoud te verzekeren, dringen hun om op eenen afftand te verwyderen eiken Mededinger, die inbreuk maakt op een Grondgebied, 't geen zy als hun eigendom aanmerken. Veele Eeuwen verloopen 'er , eer zy zamenvloeijen , of een genoegzaam vopruitzigt krygen om te voorzien in hunne behoeften, of eene toereikende wysheid om de zaaken te beftuuren, van eene talryke Maatfchappy. — Zelfs onder de zagte Lugtftreek, en op den ry- ken  wegens OUD INDIE. 337 ken Grond van Indie, misfchien gunfliger voor de vereeniging en aanwas van hec Menschlyk Geilachc, dan eenige andere plaats des Aardbodems, moec hec vormen . van zulke uitgebreide Staaten , als gevestigd waren in dat Land, toen de Europeaanen 't zelve eerst bezogten , hec werk van langen tyd geweest zyn , en de Leden, die dezelve uitmaakten, zich lang gewend hebben aan het uitoefenen van nuttig vlytbetoon. Schoon de Monarchaale Regeering vascgefteld was in alle de Landen van Indie; waar toe de kennis der Ouden zich uitftrekte, waren de Souverainen verre van een onbepaalde of eigendunklyke Magt te bezitten. Geen voetllappen , 'c is waar ; ontdekt men in die oorden , Van eenige Vergadering , of eenig openbaar Staatslichaam , welks Leden,,of van eigen regtswege, of ais Vertegenwoordigerst hunner Medeburgeren, item hadden in het maaken' van Wetten, of hec oog te houden op derzelver volvoering. Inrigtingen , gefchikc om de Regten, den Mensch in den Staat der Zamenleeving toekomende, te verzekeren en te handhaaven, hoe gemeenzaam dit denkbeeld moge weezen by de Volken iri Europa , maakte nimmer een gedeelte uit der Maackundige Gefteltenisfe in eenig groot Afiatisck Koningryk. Aan geheet andere beginzelen hadden de Inboorelingen van Indie, de beperkingen dank te weeten,1 die de- uitoefening der Koninglykè Magt bepaalden. Y Dfr aanhangzel.  AANHANGZEL- 33S ONDERZOEK De Rang cler byzondere Perfoonen was onverandeviyk vastgefteld, en de Voorregten der onderlcheidene Casten werden onfchendbaar geoordeeld. De Monarchen van Indie , die allen genomen waren uit^den tweeden, van de vier boven befchreevene Rangen, als aan welken het Staatsbeftuur en het voeren van Oorlog werdt toevertrouwd , zagen, onder hunne Onderdaanen , een Rang van Menfchen, verre boven hun in waardigheid verheeven, en zo wel bewust van hunne eigene uitmunienheid , zo in Rang als in Heiligheid, dat zy het eene verlaaging en befmetting zouden rekenen, indien zy hetzelfde Voedzel met hunnen Souverain nuttigden (V). Hunne Perfoonen zyn heilig , en kunnen zy , zelfs wegens de gruwzaamfte misdryven , niet met den dood geüraft worden ; men mag hun bloed nooit vergieten (y> — Menfchen, in zulk een verheeven ftand geplaatst, "moeten de Monarchen met eerbied sanzien , en hun eerbieden als de Bedienaars van den Godsdienst, en de Leeraars der Wysbeid. By gewigtige gelegenheden, is het de Pligt der Souverainen hun raad te pleegen , en zich door hunnen raad te laaten befluuren. Hunne vermaaningen, en Zelfs hunne beftraffmgen, moeren met onderwerplyke eerbiedenis ontvangen worden. Dit (V) Orme's, Disfert. Vol. I. p. 4. Sketches &c. p. 113. (y) Code of Gent00 Laws. Cb. XXI. §. 10. p. 575. 283. &e.  wegens OUD INDIE. 339 Dit Regt der Brahminen, om hun gevoelen in te brengen , ten opzigte van het Beftuur der Staatzaaken , was by de Ouden niet onbekend (z) ; en in zommige . verhaalen , in India bewaard, van de gebeurtenisfen in hun eigen Land voorgevallen , vinden wy gewaagd van Vorften, die , de Voorregten der Casten gefchonden, of de aanmaaningen der Brahminen in den wind geflaagen, hebbende, door derzelver Gezag afgezet, en met den dood geftrafc wierden (a). Terwyl de heilige Regten der Brahminen , aan den eenen kant, ten befchutzel dienden, tegen de ink'ruipingen der uitbreiding van Koninglyke Magt, was dezelve, aan den anderen kant , bepaald door de denkbeelden , welke zy , die de hoogde posten in de Maatfchappy bekleedden, vormden van hunne eigene waardigheid en voorregten. Naardemaal niemand , dan Leden van de Cast , naast in Rang aan die welke de Godsdienst heilig verklaard had; , in eenige Staatsbedieningen konde gebruikt worden, vonden de Souverainen.der uïtgeUrekte Koningryken, oudtyds in Indie opgerigt, hec noodig, hun te bekleeden met het Opzigterfchap over de Steden en de Landfchappen , te verre afgelegen om onder hun eigen onmiddelyk opzigc te Haan. Op (z) Strabo, Lib. XV. p. ioap.C. (cï) Account of the Qualities requijite in a Magift rat e, prefixed by ' the Pundits to the Code of Genton Laws, p. CII & CXVI. Y 3 aanhangzel.  AANHANG"ZEL. 340 ONDERZOEK Op deeze posten gefteld, verkrcegen zy minigwerf zo veel rykdoms en invloeds, dat Bedieningen, opgedraagen tot wederopzcggens toe , in hunne Familien bleeven, en zy allengskens een Tusfehen-orde vormden, tusfehen den Souverain en diens Onderdaanen; en door den alcoos waakzaamen nayver, met welken zy hunne eigene waardigheid en voorregten handhaafden , dwongen zy hunne Regeeiders hun te eerbieden, en met bilhkhetd den teugel der Regetringe te befiuuren. De voordeelen deezer Bedwangmiddelen, op de magt des Souverains, bepaalden zich niet geheel en al tot de twee Eerfte Rangen in den Staat , zy ftrekten zich eenigfrmaate uit tot Leden van den derden Rang , die met den Landbouw zich onledig hielden. De arbeid deezes talryken en nuttigen Lichaams van Menfchen behoort zo weezenlyk tot de behoudenis en hec geluk der Maatfchappye , dat men alle aandagt vestigde en alle moeite aanwendde, om hun ftaat veilig en genoeglyk te maaken. Volgens de heerfchende begripper onder de Inwoonders van indie, wordt (zo als ons de eerfte Europeaanen. die hun Lard bezogten , berigtei) de Souverain aangemerkt voor den éénigen algtmeeren Eig' naar van alle de Landen zo wyd zyne Meerfchappy zich uitftrekr, en van hem wordt allen bezit, welken zyne Onderdaanen daarvan kunnen hebbtn , ontleend. Deeze Landen werden uitgegeeven aan Landhoevenaaren, die dezelve bebouwden, voor  wegens OUD INDIE. 341 voor een bepaalde Opbrenging en, doorgaans een vierde bedraagende van de jaa lykfcne vrugren, in de voortbrengzeien des lands betaald (b) In een Land, waar het Arbeidsloon zeer laag, en de arbeid des Landbouws geenzins zwaar, is: dewyl de grond de Gewasfen bykans van zelve voortbrengt waar de LeevensmiddeJen tot verbanzens toe g ) , verzekeren zy, dat het Regt, onder dat Volk, met groote naauwkeurigheid uitgeoefend wierd , en men de misdryven zeer zwaar ftrafte (q). — Maar in deeze algemeene waarneeming is al de kundfchap begreepen , welke de Ouden ons verfchaffen wegens de natuur en gedaante der Regtspleegingen in Indie. Zints den tyd van megasthenes, fchynt geen Griek, of Romein, van eenigen naam, zich lang genoeg in Indie opgehouden, of zo veele kennis aan de gewoonten der Inboorelingen verkreegen te hebben, dat hy in ftaat ware om eenig breeder verflag te geeven, wegens een ftuk van zo veel aanbelangs in hunne Regeering. Ge« (p) Strabo, Lib. XF. p. 1035. D. (tf) Diod. sicul. Lib. II. p. 154.  wegens OUD INDIE. 355 Gelukkig wordt de gebreklykheid der berigten van de Ouden, ruim en rykelyk, vergoed , door de naauwkeuriger en wydftrekkender naafpeuringen der Hedendaagfchen. Staande het verloop van bykans drie Eeuwen , is het getal der Perfoonen , un Europa na Indie getoogen, zeer groot geweest. Veelen hunner, die zich langen tyc in dat Gewest onthielden, en Mannen warer van opvoeding en een onbekrompen hart. hebben op zo gemeenzaam eene wyze me de Inboorelingen verkeerd , en zulk eene voldoende kennis aan hunne Taaien verkree gen als hun in ftaat ftelde, om hunne Inrig tingen met aandagt gade te flaan, en met ge trouwheid te befchryven. Hoe agtenswaar dig hun gezag oog moge weezen, zal ik nogthans s in 't geen ik zal bybrengen, to opheldering van de Geregtshandelingen de Hindoos , het daar op alleen niet laatei berusten; maar myne berigten uit hooge en zuiverder bronnen ontleenen. Omtrent het midden der Zestiende Eeu we, beklom akber de VI, Afftammelinj van tamerlane, den Throon van In dostan. Hy is één van die weinige Sou veramen , die den tweevoudigen bynaar van den grooten en den goeden met regt, verdient, en volftrekt de éénig fte van Mahomedaanfche afkomst , wien ziel blykt zo verre verheeven geweest t zyn . boven alle de bekrompene vooi oordeelen van dien geestdryvenden Gods dienst, in welken hy was opgevoed.. d£ hy in ftaat ware een Regeeringsplan i Z % vo aan- hangzel. [ l \ C r i r r > 1 ■> s 3 c e r-  aanhangsel. 356 ONDERZOEK vormen, waardig aan een Monarch , die zyn Volk beminde, en zyn besc deedt om deszelfs geluk te bevorderen. Dewyl, in elk Landfchap zyner wydffrekkende Heerfchappye, de Hindoos geen gering gedeelte zyner Onderdaanen uitmaakten, liet hy niets onbeproefd , om eene volkomene kennis te krygen van hunnen Godsdienst, van hunne Weetenfchappen , van hunne Wetten' en Inzettingen ; ten einde hy elk gedeelte zynes Ryksbefluurs, byzonder waE den Geregcshandel betrof, mógt beftuuren op eene wyze, zo veel mogelyk gefchoeid op de leest hunner eigene begrippen. [Het billyk en zagt Ryksbeftuur van akber kunnen wy in geen voordeeliger licht zetten , dan door het over te Hellen tegen het gedrag van andere Mahomedaanfche Prinfen. In geen Land vertoonde zich die ftrydigheid treffender dan in Indie. In het Jaar M der Christen-Jaartelling , Viel mahmud van ghazn a aan wiens Heerfchappye dezelfde Landen, welke het oude Koningryk van Bactria uitmaakten , onderworpen waren , in dit Land. Elke flap, welken hy daar in vorderde, was met bloed geverfd, met verwoesting getekend. De beroemdfte Pagodas, de oude Gedenktekens van de Godsvrugt en Grootheid der Hindoos, werden verdelgd; de Bedienaars van den Godsdienst om 't leeven gebragt; de Landen met eene niets onderfcheidende woestheid vernield, en de Steden uitgeplunderd en verbrand. — Omtrent vier honderd jaaren naa mah- MUD,  wegens OUD INDIE. 357 jiud, wendde timur, of tamerlane', een meer befaamd Overweldiger, zyne onwederftaanbaare wapenen tegen Indostan, en , fchoon gebooren in eene befchaafde r Eeuwe, evenaarde hy niet alleen, maar overtrof, menigmaalen, zeer verre de wreede bedryven van mahmüd ; weshal ven hy regtmaatig , door de Hindoos, de onfchuldige ilachcoffers zyner woede , met den haatlyken naam van den Verdel genden Vorst gebrandmerkt werd (V), De trotfche verfmaading, met welke de waan geloovige Mahomedaanen alle Volken aan zien, die den Godsdienst van hunnen ge eerbiedigden Propheet niet omhelsd heb ben, is de hoofdreden van de onaflaatendi woede, met welke mahmud en tamer lane tegen de Hindoos te werk. gingen en dient tevens grootlyks, om de verdien ften van den Geest van Verdraagzaamhcii en Gemaatigdheid, met welken akber zy ne Onderdaanen regeerde, meer luisters b; te zetten. Welk een indruk het zagt Be ftuur van akber op de Hindoos maakte leeren wy uit een fraaijen Brief van j e s s want sing, Kajah van Joudpore, aa aurengzebe, diens geestdryvenden e vervolgzieken Opvolger. „ Uw Koning » (r) Eene korte, maar fraaije, Befchryving van dee5 Verwoestinge, treft men aan in Mr. orme's Disfe. tation on the Etablishments, made by the Mah medan conquerors in Indostan. Mr. gibbon hee 'er ons een volkomener Verhaal van opgeleverd. Vt V, p, 646. Vol. Vi. p. 339. &c. Z 3 aanhang- zel. i f 7 1 1 r- e i- ft 1.  353 ONDERZOEK aanhang'zel. „ Jyke Voorzaat, akber, wiens Throon „ thans in den Hemel is , beheerde zyne Ry!-szaaken in billykheid en vaste ge„ rustheid, geduurende een Tydsverloop „ van twee en vyftig jaaren , bewaarende „ elke Stam van Menfchen by rust en in „ geluk ; 't zy ze Nauvolgers waren* van „ jesus, of van moses, van david, of „ van mahomed; waren zy Brahmins , „ behoorden zy tot den aanhang der Dha„ rianen\ welke de eeuwigheid der S^of„ fe ontkent, of tot die welke de We,, reldwording aan het geval toefch;yft , ,, zy allen genooten zyne befchermmg en „ gunfte; in zo verre dat zyn Volk , uit dankbaarheid, voor de geen ondeifcheid „ maakende Befchutting, welke hy hun „ verleende, hem van alle anderen onder„ fcheidde met den naam van Juggut „ Grow, den Befcherm-engel des Mens ch5, doms. — Indien uwe Majeileit eenig „ geloof flaat aan de Boeken, met onder„ fcheiding Godlyk geheeten , zult Gy „ daar in geleerd vinden , dat god de „god des geheelen Menschdoms is, en i, niet de god der Mahomedaanen alleen. pfe Heiden en de LMuntlman zy. even ,, zeer in zyne tegenwootdigueid. Verfchil „ van k eurt n order de Menfchen is van „ zyne btfchikking. 't Is Hy die het be,, fiaan geeft. In uwe Tempelen , zynen „ Naam ter eere geftigt, wordt de fteminé „ des G beds opgeheevén'; ir eer Huis der ,, BéeJdéh . wufr <• et! de klok luidt . is i, Hy ook het vuuiwerp üci Aanbidding, „ Den  wegens OUD INDIE. 359 „ Den Godsdienst en de Godsdienst - ge- bruiken van andere Menfchen te veragcen, i „ is het Welbehaagen des almagtigen " veragten. Wanneer men een fchilderftuk - bekladt, haalt men zich natuurlyk het „ misnoegen des fchilders op den halze , „ en met het grootfte regt luidt de taai „ des Dichters : Vermeet u niet de veelal, vuldige Werken van de Godlyke Magt „ te bedillen, of te diep te onderzoe- " Akber, wien een zo regtmaatig verdiende lof naagaat, werd in de edelmoedige onderneeming des gemelden billyken Ryksbeftuurs, met allen yver, onderfteund door zynen Vizier abul fazel ; een Staatsdienaar, wiens verftand niet min verlicht was dan dat zyns Meesters. Door hunne vlytige naafpeuringen, en raadpleegingen van geleerde Mannen (O > verkreegen zy zodanige berigten , als abul fazel in ftaat ftelden , om een korten inhoud uit te geeven van de Hindoe-Regtsgeleerdheid in de Ayeen Akbery (u) , 't welk mag aangezien worden als de eerfte echte bekendmaaking . van derzelver begin- ($) Dit zo bewaarenswaardig fluk zyn wy verfchuUigd aan den Heer orme , Fragments, IStotes p. XCVII. Een Heer. die deezen Brief in 't öorfpronglyke geleezen foute, verzekerde my van de getrouwheid en fraaiheid der Overzettinge. - Dit is de VI Aantekening van robertson. (j) Ayeen Akbery. A. Vol. III. p. 95(«) , Vol. III. p. 197. &c. Z 4 aan- [angzel.  36b ONDERZOEK aan HANGZEL. A. C. ginzelen aan Perfoonen van eene verfchillende Godsdienstbelydenisfe. Omtrent tweê Eeuwen kater, werd het . uitfteekend voorbeeld van akber gevolgd, en overtroffen, door den Heer hastings, den Gouverneur Generaal der Britfche Vastigheden in Indie. Op zyn gezag, en onder zyn opzigt, vergaderden te "Calcutta , de beroemdfle Pundits, of Wetgeleerde Brahminen uit de Landen, over welken hy het bevel voerde; en verzamelden, in den tyd van twee jaaren, uit hunne oudfle en bestgekeurdfte Schryveren , van woord tot woord, zonder toe- of afdoen, een volkomen Zamenltel van de Wetten der Hindoos (V), 't welk, buiten alle tegenfpraak, de besce en echrfte opheldering bevat, van de Indiaanfche Staatkunde en Zeden , tot dus lang aan Europa gefchonken. Volgens de Pundits leefden eenigen der Schryveren , op wier gezag zy de beduiten grondden , in het Wetboek te neder gelield, verfcheide millioenen van Jaaren vóór hunnen tyd (V), en zy roemen op een volgreeks van Uitleggeren hunner Wetten , van dat tydperk af, tot op heden. Zonder in een onderzoek te treeden van een voorgeeven zo buitenfpoorig , mo^en wy befluiten , dat de Hindoos Verhandelingen bezitten, over de Wetten en Regtsgeleerdheid huns Lands, van een veel hooger opklimmende oudheid , dan men aantreft (v) Preface to the Code. p. X. Cw) Ibid. p. XXXVIII.  WEGENS OUD IN DTE. 36*r treft by eenig ander Volk. Do waarheic hier van rust niet op hun eigen getuigenis alleen; maar wordt buiten allen moge lyken twyfel gefteld , door ééne omftan digheid, naamlyk, dat alle deeze Verhande lingen gefchreeven zyn in de Sanskreetfclu Taal, welke, zints veele Eeuwen , in geei gedeelte van Indostan gefprooken is , ei tegenwoordig alleen verftaan wordt door d< geleerdfte Brak-mirten. Dat de Hindoos een Volk waren verr in Befchaafdheid gevorderd , ten tyde da hunne Wetten werden opgefteld , blyk middagklaar uit eene inwendige blykbaar heid in het Wetboek zelve. Onder Vol ken , die eerst uit den ftaat van Barbaarsch heid opkomen . zyn de fchikkingen, door d "Wet gemaakt,zeer eenvoudig,en alleen toe pasfelyk tot eenige weinige gemaklyke, ei dagelyks voorkomende, gevallen. De Meri fchen moeten lang in den ftaat der Maai fchappye vereenigd geleefd hebben, hunn verrigtingen moeten veelvuldig en zamer. gefteld geweest zyn, en de Regters moete eene onnoemelyke verfcheidenheid van g< fchillen , waar toe dezelve aanleiding g: ven , beflist hebben , eer een Stelzel vï Wetten zo uitgebreid en veel bevatter wordt, dat het ftrekken kan om de Rei terlyke Handelingen te regelen , van e< Volk , verre in Befchaafdheid opgeklor men. In dien vroegen tyd des Komeinfcln Gemeenebests , toen de Wet der Twaa Z5 T . AAN» hang" zel.. t l C c 1 ï tl n d r- ;n 1- •n lf a*  362 ONDERZOEK aanhangzel. Tafelen werd aangekondigd, Was 'er niets . meer noodig dan de kortbondige voorfchriften, welke zy behelzen, om de Be. flisfingen der Geregtshoven te regelen ; maar, in een laater Tydperk , werd een Lichaam van Burgerlyke Wetten, hoe uitgebreid ook van inhoud , naauwlyks toereikende, tot dat einde , gevonden. Het Wetboek der Hindoos heeft geene gelykheid altoos met de fchraale kortheid van de Wet der Twaalf Tafelen ; maar mag, ten opzigte van het aantal, en de verfcheidenheid, der Stukken, daar in overwoogen, vergeleeken worden met de beroemde Digesten van justinianus, of met de Zamenftelzelen, van Regtsgeleerdheid, by de befchaafdlte Volken in-gebruik. De Artykelen, uit welke het Wetboek der Hindoos is zamengefteld , zyn in een natuurlyke en klaarheid fchenkende Orde gefchikt. Ze zyn veel in aantal en veel bevattend, en naagegaan met die keurige oplettenheid en juistheid van oordeel, welke natuurlyk eigen zyn aan een Volk, uitileekende in fcherpheïd en fchranderheid van vernuft, en 't geen langen tyd gewoon geweest is aan de naauwkeurigheid van Regterlyke Behandelingen, en bedreeven in alle de verfyningen der oefenende Regtsgeleerdheid. De Beflisfingen op elk Stuk zyn, (met uitzondering van eenige weinige gevallen , veroorzaakt door plaatslyke vooroordeelen en byzondere Gebruiken) , gegrond op de groote en onveranderlyke Begin-  wegens OUD INDTE 3^3 einzelen van Regr, die het Mei schlyk Hart door alle Eeuwen heen, en m alle oorden der Weield, erkent en eerbiedr. Wie het geheele Werk nagaat, kan geen twyfel overhouden, of het behelst de Regtsgeleerdheid van een verlicht en haedeldryverd Volk. We eenig byzorder gedeelte inziet , zal verbaasd ftaan over de kleinigheden, waar toe deeze Wetten afdaalen , en de keurigheid van onderfcheiding, die, in veele gevallen , verder fchynt te gaan , dan de aandagt der Europifche Wetgeeving: en het is hoogst opmerkelyk \ dat eenige die.r Schikkingen en Bepa-dingen, welke de grootfte maate van verfyt.ing aanduiden , vastgefteld waren in Tydperken van de verafgelegenfte Oudheid. „ In de eerfte van de heilige Wet ver„ handelingen," (gelyk waargenomen ft door een Man, aan wien de Oosterfche Letterkunde de grootfte verpligtingen heeft,) „ welke de Hindoos veronderftellen, eem" ge Millioenen van Jaaren geleeden, door ' menu geopenbaard'te zyn, is een keurlyke plaats over de Wettige Rente van ,', Geld, en de bepaalde waardcering daarvan in onderfcheidene gevallen ; met „ eene uitzondering ten opzigie van de ge„ vallen rer Zee ; eene uitzondering, die het gezond verftand terftond goedkeurt, en de Koophandel volftrekt vercischt , fchoon het niet vóór de Regeer hg van „ carel oen 1 was, dac onze Engel„ fche Reeibgcleerdheid dezelve tueitondt " J ° „ ten aan- h ' ngzel.  364 ONDERZOEK AANHANGSEL. „ ten aanziene van Contracten , de Zee- „ vaard betreffende (x). " Het is desgelyks opmerkenswaardig, dat, hoewel de lnboorelingen van Indie, door alle Eeuwen heen , uitgeblonken hebben in Menschlievenheid en zagtheid van aart, nogthans de bezorgdheid hunner Wetgeeveren, om de orde en rust der Maatfchap. pye te bewaaren, zo groot geweest is, dac de Straffen , welke zy de Misdaadigers aandoen, zeer flreng zyn, overeenkomftig met eene waarneeming der Ouden , reeds bygebragt. „ Straffe is , (volgens eene treffende perfoonsverbeelding in hec YVecBoek der Hindoos,) „ de Magiflraat ; „ Straffe is de Inblaazer van fchrik. Straffe „ is de Voedfler der Onderdaanen; Straffe „ is de Affchutller van onheil; Straffe de „ Befcherm-engel der geenen die flaapen;. „ Straffe verfchrikt mee een zware aange„ zigt, en een gloeiend rood oog , de „ Misdaaden (y)." IV. Naardemaal de toeftand der oude Inwoonderen van Indie , 't zy wy hun als byzondere Perfoonen aanmerken , of als Leden der Maatfchappye, uit de dusverre voortgezette naafpeuring, alleszins blykt hoogst gunftig geweest te zyn tot het aankweeken van nutte en fraaije Kunflen, worden wy natuurlyk opgeleid om te onderzoeken , of de vorderingen, welke zy daarin Cx) Sir wil li am jones, Third Discourfe, Afiat. Refearch. p. 428. Ö) Code, Ch. XXI. §. 8.  wegens OUD INDIE. 36*5 in daadlyk gemaakt hebben , zodanig waren als men zou mogen verwagten van een i Volk in dien ftaat. In de onderneeming om de vordering daarin aan te wyzen .erlangen wy het geluk niet om een geleide aan te treffen, gelyk aan 't geen onze naafpeuringen regelde, ten opzigte van de voorgaande gedeelten onzes Onderzoeks. — De Ouden konden, door hunne gebrekkige kennis aan den inwendigen ftaat van Indie , ons flegts weinig berigts mededeelen, wegens de Kunften daar gekweekt, en, fchoon de Hedendaagfchen , ftaande hun aanhoudende Gemeenfchap met Indie, drie Eeuwen lang, toegang gehad hebben, om hun met meer aandagts gade te (laan , is het nogthans van zeer laate dagtekening , dat men, door zich toe te leggen op het leeren der Taal, tegenwoordig en voortyds in Indie gefprooken, als mede door het raadpleegen en overzetten hunner beroemdfte Schryveren, dat zy een pad van onderzoek hebben opgeflaagen , 't welk mee zekerheid leidt tot eene volkomener kennis aan den ftaat der Kunften, in dat Gewest aangekweekt. Een der eerfte Kunften, welke 's Menfchen fchranderheid zogt te verbeteren , boven 't geen enkele noodzaaklykheid vordert, was de Bouwkunst. In de korte aanmerkingen, tot welker bybrenging het onderwerp myner naafpeuringen my opleidt, over den voortgang deezer Kunften in/«die, zal ik myne aandagt geheel bepaalen tot die van de hoogfte Oudheid. De duur- AANiANGzel.  aan (h ng- zi' l. 566 ONDERZOEK duurzaamfte Gedenktekens van 's Menfchen vlytbetoon, in dit ftuk, zyn de Openbaare Gcbounen. De Voortbrengzels der Kun, ften, ten diende van het gewoon burgerlyk leevcn, verflyren en verdwynen onder het gebruik; maar Werken, gefchikt ten diende der Naakomelingfchap. blyven Eeuwen in ftand, en het is uit de wyze waarop dezelve gemaakt zyn , dat zy een oordeel vellen ten aanziene van de maate van vermogen, kunde en vordering, welke het Volk, 't geen dezelve vervaardigde , bereikt hadt. In alle gedeelten van Indie , worden Gedenktekens van hooge Oudheid gevonden. Dezelve zyn van twee foorten ; zy zyn geheiligd ten Godsdienftigen gebruike, of beftonden uit Sterkten, gebouwd tot beveiliging en verdeediging des Lands. — In de eerstgemelde, aan welke de Europeaanen, hoedanig ook derzelver maakzel moj>e weezen, den naam van Pagodas geeven , mogen wy eene verfcheidenheid van Bouwtrant opmerken, die de trapswyze vordering in de Bouwkunde aanwyst , en licht verfpreidt o^er den algemeenen ftaat der Kunften en Zeden , in onderfcheide Tydperken. De allervroegfte Pagodas blyken niets anders geweest te zyn dan Unhooiingen in bergagtige gedeelten des Lands, waarfchynlyk gevormd in naavolging van de natuurlyke Spelonken , waarin de eer'Je Bewoonders deezer aarde zich, veili ruidsbalve , begaven, geduurende den nagt, en waar zy befchutting vonden tegen de ongenade der Jaargetyden. De be-  wegens OUD INDIE. 367 beroemdfte , en, gelyk 'er reden is om te gelooven , de oudfte, van alle deeze is de Paaoda op het Eiland Elephanta, niet verre van Bombay gelegen. Deeze Pagoda is door menfchen handen uit vaste rots gehouwen, omtrent ter halver hoogte van een hoogen berg, en vormt een ruim vertrek van omtrent honderd en twintig voeten in 't vierkant. Om het dak te onderfchraagen, en de zwaarte van het daar boven liggende gedeelte des bergs te onderftutten , heeft men een aantal zwaare Pylaaren , en van geene onfraaye gedaante, uit dezelfde rots gehouwen , op zulke geregelde afftanden , dat zy , by de eerfte intrede, in het oog des befchouwers, het vertoon van fchoonheid en fterkte beiden verwekken. Een groot gedeelte van den binnenkant is bedekt met Menfchelyke Gedaanten in hoog verheeven beeldwerk, van eene reusagtige grootte zo wel als zonderling van gedaante , en onderfcheiden door eene verfcheidenheid van Tekenen ; vertoonende , naar alle waarfchynlykheid , de Eigenfchappen der Godheden, welken zy eerden , of de Bedryv«n der Helden , die zy in eene bewonderende gedagtenis hielden. — Op het Eiland Salfette , nog digter by Bombay, zyn Uithoolingen, in denzelfden fmaak, weinig minder in pragt,en gefchikt tot dezelfde Godsdienftige oogmerken. Deeze verbaazende Werkftukken klimmen tot eene zo hooge Oudheid op, dat, daat de Inboorelingen, noch. uit de Gefchiedenis aan* hangzel. »  $68 ONDERZOEK AANHANGI ZEL. nis , noch uit de Overlevering , in fraai zyn eenig berigt te geeven , betreffende den tyd , wanneer die Pagodas gemaakt werden, zy derzelver wording toefchryven aan het kunstvermogen van hooger Weezens. — De uitgeftrektheid en grootte deezer orderaardfche Vei blyven, die kundige Reizigers vergelyken met de beroemdfte Gedcrkftukken van menschlyke Magt en Kunst, in eenig gedeelte der Aarde, duidt onfeilbaar aan , dat ze niet kunnen vervaardigd weezen , in dien ftaat des gezelligen leevens , wanneer de Menfchen irt kleine Stammen verdeeld blyven , ongewoon Werken te onderneemen, die volftandig vlytbetoon vorderen, 'r Is alleen in .Staaten van groote uitgebreidheid , en by Volken, zints lang, aan ondergefchiktheid gewoon, en geleerd om met vereend overleg te werken . dat het denkbeeld van zulke heerlyke Werkflukken opkomt , en het vermogen, om dezelve daar te ftellen, kan gevonden worden. Dat 'er zulk een magtïge Staat gegrondvest was in Indie, ten tyde van het vormen der Uithflolingen op de Eilanden Élephanta en Salfette, is het eenige befluit niet, 't welk wy mogen trekken uit derzelver befchouwing; de ftyl, waarin de Beeldhouwwerken, die dezelve vercieren, uitgevoerd zyn , wyst eene groote vordering in Kunst aan, in dat vroege Tydperk* Beeldhouwkunde is de nabootzende kunst, waarin de Mensch de eerfte proeve van zyne eigene bekwaamheden gegeeven heeft. Maar  wegéns OUD INDIE. 369 Maar zelfs in die Landen, waar die Kunst den hoogden trap van volmaaktheid beklommen heeft, zyn de vorderingen by uicdek traag geweest. Wie immer agt floeg op de Gefchiedenis deezer Kunde in Griekenland, weet hoe verre de eerde ruwe proeve, om een Menfchenbeeld te maaken, af was van eene volkomene aftekening der Menschlyke gedaante (Y). Maar de onderfcheidene Groepen van Beelden, die nog ongefchonden in de Pagoda van Elephanta gevonden worden , hoe laag ook te dellen in vergelyking met de Kunstdukken der Griekfche of zelfs Etrufchifche Kundenaaren , zyn vervaardigd in een ftyl verre overtreffende den harden en weinig uitdrukkenden trant der Egyptenaaren, of der Beelden in het beroemde Paleis van Perfepolis. In dit licht zyn ze voorgekomen aan Perfoonen te over in daat om derzelver waarde te fchatten; en uit verfcheide Tekeningen , byzonder die van niebuhr, een Reiziger even naauwkeurig in het waarneemen als getrouw in het befchryven, moeten wy een gundig denkbeeld vormen van den daat der Kunften in Indie in dat Tydperk. Het is der optekeninge waardig , dat, fchoon verfcheide der Beelden, in de Holen van Elephanta , dermaate verfchillen van die tegenwoordig in de Pagodas vertoond worden als voorwerpen van 'Eerbiedenis , dac (z) Winkelman's Hist. de IArt. chez lesAth ciens, Tom. I. p. 32. &c. Aa aanhangZEL»  370 ONDERZOEK aanhang'zel. dac eenige Europifche Geleerden zich verbeeld hebben, dac zy Plegtigheden vercoonen van eenen Godsdiensc veel ouder dan . die chans in Indostan is vascgefteld, nogthans, door de Hindoos zelve, deeze Holen aangemerkt worden als geheiligde Plaatzen van hun eigen Eerdiensc, en zy zich derwaards vervoegen tot volvoering hunner Godsdienscverrigtingen, terwyl zy de Beelden, daar voorkomende , op dezelfde wyze vereeren als die in hunne eigene Pagodas. Toe bevestiging hiervan , mag ik my beroepen op het Berigt my gegeeven van een ^kundig Heer, die die onderaardfche Heiligdom , in den Jaare MDCCLXXXII, bezogc, vergezeld door een fchrander Br ahmin, een Inbooreling van Benares , die, Tioewel hy nooic voorheen in 'c zelve geweesc was, zeer wel de afkomsc, de opvoeding en 'c leeven, kende van elke Godheid, of Menschlyke Gedaanee,hem daar te vooren komende, en, op een vaardigen trant, eene uitlegging gaf van de beduidenis der verfchillende Tekenen die de Beelden van elkander onderfcheidden. Zulks mag aangemerkt worden als een uitmaakend bewys, dat het Stelzel der Beeldenfpraak, thans in Benares'va zwang,niet verfchilt van't geen afgetekend is in de Holen van Elephanta. — De Heer ho-nter, die, in den Jaare MDCCLXX>XIV , Elephanta ging bezigtigen, fchynt de Beelden, daar voorkomende , aan te merken, als Afbeeldingen der Godheden , die nog heden ten dage de voorwerpen van Eerdienst zyn onder de Hifi'  wegens OUD INDIE. 371 Hindoos (V). — Ééne hyzonderheid ftrekt om de juistheid van die denkbeeld te bevestigen. Verfcheide der meest in 'c oogloopende Perfoonadien, in de Groepen te . Elephanta, zyn vercierd met den Zennar, de heilige Streng of Koorde, byzonder eigen aan de Orde der Brahminen; een echt bewys van de onderfcheiding der Casten , reeds in Indie vastgefteld , ten tyde dac men deeze Werkftukken vervaardigde. [Ik heb my vergenoegd mee alleen eenig berigc ee geeven, van de onderaardfche Uitholingen op het Eiland Elephanta ; dewyl geene andere zo dikwyls bezogt, of zo naauwkeurig bezigtigd, zyn. Op verfcheide plaatzen in Indie trefc men, nogthans , verbaazende Werkftukken van denzelfden aarc aan. De uitgeftrektheid en grootsheid der Uitholingen, op het Eiland Salfette , zyn zodanig , dat de Tekenaar, door den Gouverneur boon gebruikt om 'er Aftekeningen van te vervaardigen, verzekerde dat de arbeid van veertig duizend Man, veertig jaaren agter den anderen, noodig zou weezen om ze te voltooijen (b). Hoe wild en onbepaald deeze wyze van begrooting ook moge weezen , dezelve geefc ons een denkbeeld van den indruk , welken hec gezigc dier voorwerpen op zynen geesc maakce. — De Pagodas van Ellore, achttien mylen van Aurunga- Bad, Ca) Archaologia, Vol. VII. p. 286. &C, (£) Ai'Qhl£ókgHai'So\. VII. p. 336. Aa a aanhang»zel.  aanhangsel. 37- ONDERZOEK bad, zyn desgelyks uic vasten rots gehouwen, en evenaaren zy die van Elephanta en Salfette niec in fraaiheid , zy gaan ze verre in uitgeftrektheid en aan cal ce boven. De Heer thevkmot, de eerfte, die eenige befchryving gaf van deeze zonderlinge Verblyfplaatzen, verzekert, dac men, verre boven de cwee mylen rondsom den Berg, niets anders ziet dan Pagodas (V). Deeze Pagodas te Ellore bezag de Heer anquetil ou perron meer op zyn gemak, en met grooter aandagt; doch, daar zyne breedvoerige befchryving van dezelve niet vergezeld gaat van eenig plan , of tekening, kan ik my geen onderfcheiden denkbeeld van het geheel vormen, 'cis, echter, blykbaar, dat ze de Werkftukken zyn van een magtig Volk, en, onder de ontelbaare Figuuren in Beeldhouwwerk , waarmede de wanden bedekt zyn , kan men alle de Voorwerpen van den tegenwoordigen Hindoo - Godsdienst vinden Cd). — 'Er zyn opmerkingswaardige Uitholingen , in een Berg te Mavalipuram, niet verre van Sadras. Deeze Berg is op de Kust van Cormandel wel bekend, onder den naam van de Zeven Pagodas : en wy hebben een goede befchryving van de Werken aldaar, die groots zyn, en van eene zeer hooge oudheid (Y). Veele andere voorbeelden van (c) Thevenot, Foyag. Part. III. ch. 44. Cd) Zend-avesta, Disc. Pre lim. p. 233. (O Afiat. Refearches, Vol. I. p. 145. &c.  wegeks OUD INDIE. 373 van dergelyke Werkftukken, zou ik, des noods zynde, kunnen bybrengen (ƒ). ] In ftede van dusdanige onderaardfche Holen , de oorfpronglyke Plaatzen tot Godsdienftig Eerbewys beftemd, die alleen konden vervaardigd worden waar zich eene gunftige gelegenheid aanboodt, begon de Godsdienftigheid des Volks welhaast Tempels te bouwen ter eere hunner Godheden, in andere gedeelten van Indie. De aanleg derzelven was, in 't eerst, ten uiterften eenvoudig. Zy beftonden uit zeer groote Pyramiden , en hadden van binnen geen licht, behalven 't geen 'er inkwam, door eene kleine deur. De Indiaanen , naa langen tyd gewoon geweest te zyn, om alle de Plegtigheden van hunnen Godsdienst in de duisternis der Spelonken te volbrengen , vielen eigenaartig in hec denkbeeld , om de ftaatlyke donkerheid van zulk een verblyf als heilig aan te zien. Eenige Pagodas, naar deezen eertien Bouwtrant, zyn nog in Indostan voorhanden. Afbeeldingen van twee derzelven te Deogur, en van eene derde naby Tanjore in de Carnatic , alle Werkftukken van hooge Oudheid, heeft de Heer hodges uitgegeeven (g) ,• en , fchoon ruwe Gevaarten , zyn ze van zulk eene grootte, dac de magc van eenige aanmerklyke Scaat vereischc werd om ze-te ftigcen. Naat (f) Dit is een gedeelte det VII Aantekening van ROBERTSON. GO No. VJ. Aa 3 aan- HANGZEL.  AANHANG'ZEL. 374 ONDERZOEK Naar gelange verfcheide Gewesten van Indie , in Rykdom en Befchaafdheid, vorderden , verbeterde ook de BouwtranE 1 hunner Tempelen allengskens. Van eenvoudige Gevaarten , veranderden zy in pragtig opgecierde Gebouwen, en zy ftrekten, door derzelver uitgeftrektheid en grootsheid beide, tot gedenktekenen van het Vermogen en den Smaak des Volks, dat dezelve vervaardigde. In deezen zeer verre gevorderden ftyl, vindt men Pagodas van hooge Oudheid , in verfcheide deelen van Indostan , bovenal in de Zuidlykfte Landfehappen, welke zich niet bloot gefteld vonden aan het vermetend en verdelgend geweld des Mahomedaanfchen Godsdienst-yvers. Om mynen Leezeren te gemoec te komen , in het vormen van zulk een denkbeeld wegens deeze Gebouwen , als hun in Haat kan Hellen om te oordeelen over den vroegen toeftand der Kunften in Indie , zal ik 'er kortlyk twee befchryven , van welke wy de naauwkeuriglie befcheiden hebben. ■ De ingang der Pagoda van Chillambrum digt by Porto Novo , op de Kust van Cormandel, in hoogen eerbied gehouden uit hoofde van derzelver oudheid, is, nevens een ftaatlyke poort onder een Pyramide , honderd en twee en twintig voeten hoog , gebouwd van groote fteenen meer dan veertig voeten lang, en meer dan vyf voeten vierkant, en alle overdekt met koperen Plaacen , vercierd met eene eindlooze verfcheidenheid van net uitgevoerde Figuuren. Het geheele Gebouw ftrekt  WEGENS OUD INDIE. 375 ftrekt zich in de eene rigting uit ter lengte van een duizend drie honderd en twee en dertig voeten, en negenhonderd en zes en dertig voeten in de andere. Eenige van de . gedeelten, die tot cieraad dienen, zyn vol' voerd met eene fraaiheid, geregtigd tot de bewondering der keurigfte Kunftenaaren (¥). De Pagoda van Seringham, boven die van Chillambrum in heiligheid verheeven, gaat dezelve ook in grootte zeer verre te boven ; gelukkig vind ik my in ftaat van 'er een volkomener denkbeeld van te geeven , door de woorden over te neemen van een ftaay en naauwkeurig Gefchiedboeker. Deeze Pagoda is omtrent eene myl van den Westiykften uithoek gelegen van het Eiland Seringham, gevormd door de verdeeling van de groote Rivier Caveri in twee kanaalen. „ Dezelve is famengefteld „ uit zeven vierkante bemuurde plaatzen, „ de eene binnen de andere opgehaald, de „ muuren zyn vyf en twintig voeten hoog, „ en vier voetten dik. Deeze bemuurde „ plaatzen liggen drie honderd en vyftig „ voeten van elkander, en elk derzelven heeft vier groote poorten, met een hoo„ gen tooren, welke geplaatst zyn , een „ in 't midden van elke zyde der bemuu„ ringe , en gefteld tegen over de vier „ hoofdwinden. De buitenmuur haalt by- „ kans (K) Mem. de Literat. Tem. XXXI. p. 44. &c. Voyage de M. sonnerat, Tom. I. p. 21". Aa 4 AANBAN GZEL.  375 ONDERZOEK aan- hangz£l. „ kans vier mylen in den omtrek , en de „ poortweg, ten Zuiden, is vercierd met „ pylaaren; eenige deezer beftaan uit en„ kele fteenen,drie en dertig voeten hoog, „ en bykans vyf voeten over 't kruis; die „ het dak vormen zyn nog grooter; en in ,v de binnenfte bemuuringen zyn de Ka„ pellen. — Omtrent eene halve myl ten „ Oosten van Seringham, en nader aan „ de Rivier Caveri dan de Coleroon , ia „ eene andere groote Pagoda, Jembikisma „ geheeten; doch deeze heeft flegts ééne „ bemuurde plaats. De uitfteekende eer„ biedenis in welke Seringham gehouden „ wordt, ontflaat uic een geloof, dat in „ deeze Pagoda hec eigenlyk Beeld huis„ vesc van den God wistchnu, 't welk „ Godsdienftig vereerd werd door den God „ brahma. Bedevaartgangers,uit alle dee„ len des Eilands, komen hier om zonden„ vergiffenis te-verwerven, en geene zon„ der geld te offeren; een groot gedeelte „ der Inkomften des Eilands is beftemd „ toe het onderhoud der Brahminen, die „ de Pagoda bewoonen; en maakten dee„ zen , mee hunne Gezinnen , voortyds * eene menigte uit, van niet minder dan „ veertig duizend zielen, zonder eenigen arbeid te verrigten , gevoed en onder„ houden door de ryklyke opbrengingen „ des Bygeloofs. Hier, gelyk in alle de ,, groote Pagodas van Indie, leeven de „ Brahminen in eene ondergefchiktheid v „ welke geen wederftand kent, en flurme- »n ren  wegens OUD INDIE. 377 „ ren in eene wellustigheid , welke van „ geene behoeften weet (*'). " ['t Geen ik gezegd heb wegens de fraaiheid van eenige der Cieraaden in deeze Indiaanfche Geftigten, worde ten fterkftea bevestigd door den Collonel call, Opperïngenieur te Madras , die zulks aanvoert als een bewys van de vroegtydige en hooggeklommene Befchaafdheid der Indiaanen. „ Men mag vrylyk verklaaren", fchryft hy , „ dat men , in geen gedeelte „ der Wereld, meer kenmerken vindt van „ Oudheid in Kunflen , Weetenfchappen „ en Befchaafdheid , dan in het Schierei,', land van Indie, van de Ganges tot Kaap „ Comorin. Ik denk dat de Cieraaden van „ eenige der Pagodas en Choultries, zo „ wel als de grootsheid van het werk , „ alles overtreft wat heden ten dage ge„ maakt wordt, niet alleen van wegen dé „ fraaiheid des Beitelwerks; maar ook ter „ oorzaake van de kosten der Bouwing, „ als men in aanmerking neemt tot welke „ verafgelegene plaatzen de Bouwiloffen 5, gevoerd, en tot welk eene hoogte zy ., opgetrokken zyn (£). 1" De andere foort van Openbaare Gebouwen , van welke ik gewaagde, waren die men tot Verdeediging des Lands vervaardigde. Uit de onmeetelyk wyde uitge- ftrek- (0 Orme's Hist. of Milit. Transact, of Indostan , Vol. I. p. 178, (k'J Philofophical Transactions, Vol. LXII. p. 354 Dit is een gedeelte der VII Aant. van robertsoss Aa 5 aanhangzel.  r aanhang"zel. S7& ONDERZOEK ftrekte vlakten van Indostan . ryzen 'er, in onderfcheide gedeelten, Verhevenheden en Rotzen op , door de Natuur tot plaat. zen van fterkte gevormd. Van deezen , namen de Inboorelingen vroegtydig bezit, en, dezelve met werken van onderfcheiden nart verfrerkende, werden ze bykans onoverwinbaare Posten. Er fchynt, eeuwen geleden, een Tydperk van algemeene onlust en gevaar in Indie geweest te zyn , wanneer zodanige wykplaatzen volitrekt noodig gekeurd werden tot algemeene veiligheid; want, onder de Pligten der Magiilraaten, door de Pundits voorgefclyeeven, is 'er eene, „ dat hy een fterk Fort zal „ oprigten, ter plaatze waar hy verkiest „ zyn verblyf te houden ; dat hy eene „ muur aan alle vier de zyden van 't zel„ ve zal ophaalen, met toorens en fchans„ fen, en 'er een graft omheen maa„ ken (/)." Van deeze Forten zyn 'er nog verfcheidene in weezen , die , zo als den aanleg des gehouws uitwyst, en, volgens de Overlevering der Inboorelingen , in zeer lang verloopene tyden moeten gemaakt zyn. De Heer iiodges heeft de Gezigten van drie derzelve in Plaat gebragt; de eerfte van Chunar Gur, gelegen aan de Rivier de Ganges , omtrent zestien mylen boven de Stad Benares (m); de tweede van Gwallior, omtrent achttien mylen ten Zuiden (7) Introd. to Code of Gentoo Laws, p. CXI. 0*0 No. I.  wegéns OUD INDIE. S79 den van Agra f»* en de derde van Bidje«ur,ov hec Grondgebied van BenaresQo). i Zy zyn alle , inzonderheid Gwallior, werken van eene verbaazende grootte en fterkte. De Forcen in Bengale kunnen egter^ niec vergeleeken worden met verfcheidene in de Deccan. — Asfeergur, Burhampour, en Dowlatabad, worden door de Inboorelingen voor onoverwinbaar gehouden (p); en iemand, een zeer bevoegd regter in deezen, heeft my verzekerd, dac Asfeergur, inde daad, een allerverbaazendsc werk is, en zo voordeelig gelegen , dac hec hoogstmoeilyk zou vallen , 't zelve met geweld te vermeesteren. Dan, het is niet alleen uit het belcnouwen der Openbaare Gebouwen, dat wy de regtmaatigheid en gegrondheid bewyzen van onzeftelling, betreffende de vroege vordering der Indiaanen, in fraaije en nutte Kunften; wy worden tot het vormen van 'c zelfde befiuir opgeleid, door het gezigt dier Voortbrengzelen hunner fehrandere vinding, die de Hoofd - Artykels uitmaaken van hunnen Handel met vreemde Volken, Van deeze zyn de Werkftukken des'Indiaanfeiten Weefgetouws, en der Indiaanfche Naaide, door alle Eeuwen heen de voornaamfte geweest : het fyne Linnen worde, mee eenigen trap van waarfchynlykheid, gegist door de Ouden Stndon Se* O) No. II. f" No. III. ensell, Mem. p. 133- ^39- flAN- :ang- zel.  380 ONDERZOEK aanhangzel. genaamd te weezen, naar de Rivier Indus, of Sindus, naby welke het allervolkomenfte geweeven werd Qq). De Katoenen - ftoffen van Indie fchynen oudtyds zo zeer bewonderd geweest te zyn, als heden ten dage; niet alleen van wegen derzelver keurig weefzel , maar ook uit hoofde van de fraaiheid, met welke eenige derzelven geborduurd, en de fchoonheid der bloemen , met welke andere vercierd waren. Van het vroegfte Tydperk der Gemeenfchap van de Europeaanen met Indie , heeft dat Land zich onderfcheiden door de menigte en de fraaiheid der Verfftoffen om fchoone Kleuren te leveren ; daar in overvloed voorkomende. (V). Eene zwaar Blaauwe Kleur, by de Romeinen in de hoogfte agting, droeg den naam van Indicum (s). Ook fchynt uit Indie eene Verfftoffe, gebruikt tot het vervaardigen van fchoon Rood, ingevoerd te weezen ; en het is eene bekende zaak , dat, zo in Katoenen-, als in Zyden-ftoffen, welke wy tegenwoordig uit Indie ontvangen, Blaauw en Rood de Kleuren zyn , die het meest in luister en fchoonheid uitfchitteren (V). [Indie, fchryft strabo, levert eene verfcheidenheid van ftoffen , gefchikt om de ($") Sir wil li am jones 's Third Discourfe, p. 428. (r) Strabo, Lib. XF. p. 1018. A. 1024. B. CO Plin. Nat. Hist. Lib. XXXF. c. 6. §. 27. (O Salmasius, Exercit. Ptinianat in Solin. 180. &c. 810. Salmasius de Homionymis Hyles Jatrica. c. 107.  wegens OUD INDIE. 381 de fchoonfte Kleuren te verwen. Dat het Indicum , 'c welk de heerlyke Blaauwe Kleur voortbrengt , het zelfde is met de Indigo der Hedendaagfchen , mogen wy , niet alleen befluiten uit de gelykklankigheid van den Naam , en de gelykheid der uitwerkinge; maar ook uit de befchryving, door plinius daar van gegeeven (u), Hy wist dat dezelve een bereidzel was uit het Groeiend Ryk, fchoon hy verkeerd onderrigt ware, en ten opzigte van de Plant zelve , en hoe men die ten gebruike gereed maakte; 't geen ons in 't minst niec zal bevreemden , indien wy ons te binnen brengen de verbaazende onkunde der Ouden , ten aanziene van den oorfprong, en het reeden, der Zyde. Uit hoofde van de Kleur der Indigo, in de gedaante in welke dezelve werdt ingevoerd , wordt ze, door zommige Schryvers, Atramentum Indicum, en Indicum Nigrum, geheeten (v), en onder deeze laatstgemelde benaaming opgenoemd, by de Artykelen der Goederen uit Indie gebragt (V). De Kleur van de hedendaagfche Indigo , niet ontbonden , gelyk t op die van het oude Indicum, zo donker gekleurd zynde , dat dezelve naby zwart komt fV). De Gum Lacca, of Gom-lak, tot het ver- 00 Plin. Nat. Hist. Lib. XXXF. c. 6. §. ar, (y) Salmasius, Exercit. p. 180. (V) Peripl. Mar. Erytbr. p. 22. , (#) Delaval's Experim. Inquiry itito theCaii' fe, of the Changes ofCoiours, Pref. XXIII. aanhang*zel.  .aanhangsel,. 38a ONDERZOEK verwen van Rood gebruikt, was desgelyks by de Ouden bekend , en onder denzelfden naam dien dezelve thans draagc (y). Deeze kostbaare zelfftandigheid, van zulk een uitgebreid nut in 't fchilderen , verwen, vernisten, en het maaken van Zegellak, is het voortbrengzel van een zeer klein Infect. Deeze Infecten zetten zich op de vogtige uiteinden der takken van zekere boomen , en vinden zich fchielyk vastgelymd aan de plaats , waar zy zich nedergezet hebben, door dik doorfchynend vogt, 't welk uic derzelver lichaamen zweet, de trapswyze aangroei van 't welke een volkomen cel vormt voor elk Infect, .die ten Grafilede ftrekt van de Moeder ] ■en ter Geboorteplaats van de Naakome' Jingfchap. Deeze lymerige zelfftandigheid, waar mede de takken der boomen geheel overdekt zyn, is de Gum Lacca, of Gomlak (z). Ctesias fchync een vry onderfcheiden berigt ontvangen te hebben van het Infect, door 't welk de Gom-lak wordt voortgebragt, en roemt de fchoonheid van de Kleur, daar door geverfd (V). — Indiaanfche Verwers, was de oude naam welken zy droegen , die, of fchoon Blaauw , of fchoon Rood , verfden ; een naam Cjjj Salmasius, Exercit. p. 810. _ (2) Een beknopt,-naauwkeurig en voldoend, Berigt, wegens de formeering, den'aart, en 't gebruik van de Gom-lak, is voorhanden in de Philofophhal Transacïions, Vol. LXXI. T. II. p. 374. (aj Excerpta exlndic.ad calc. Herodot.£/;V. wesseiung. p. .830.  wegens OUD INDIE. 333 naam die het Land uitwyst, van waar de Verfftoffen, door hun gebruikt, kwamen (7>). Uit het verwen van Katoenen - ftoffen met onderfcheide Kleuren, is het blykbaar, dat de oude Indiaanen een vry groote vor dering moeten gemaakt hebben in de kennis der Scheidkunde. Plinius geeft een verflag van deeze Kunst, voor zo verre dezelve oudtyds bekend was ; en dit is juist hetzelfde, met het geen tegenwoordig gedaan word in het Katoendrukken (Y). ] Maar, hoe zeer de Ouden deeze voortbrengzelen der Indifche Kunstbewerking, in Stoffen te vervaardigen en te verwen, mogen bewonderd hebben, eenige omftandigheden , welke wy hier boven opgaven, maakten hun Vraag na Katoenen - ftoffen uic Indie, veel minder dan die heden ten dage, en zulks veroorzaakt , dat het berigt, 'c welk wy desaangaande van Griekfche en Romeinfche Schryvers ontvangen, zeer gebrekkig is. Wy mogen, nogthans , uit de verwonderenswaardige gelykheid van den ouden Staat van Indie , mee den tegenwoordigen, beiluicen, dac, door alle tyden heen , de voortbrengzels hunner Weefgetouwen zo veelvuldig, en verfcheiden, als fchoon, waren. Hec fchrander vernuft der Indiaanen in ander foorc van Kunstwerken , bovenal in Metaal en Ivoor, wordt door oude Schryvers (b) Salmasius, Exercit.p.'Sio. (O Plin. Hist. Nat. Lib. XXXV. c. ÏI.i§.,42. Dit is de VIII Aantekening van robertson. aan- hangzel.  AANHANGZEL. 384 ONDERZOEK vers met loffpraake vermeld; doch zonder dat zy ons eene byzondere befchryving geeven van derzelver natuur (V). Van dee. . ze vroegtydige Werkftukken der Indiaanfche Kunftenaaren heeft men thans in Europa eenige Proeven ; uit welke blykt, dac zy de behandeling kenden om op het hardfte Edelgefteente te fnyden , en , zo in fraaiheid van tekening als in netheid van uitvoering , eenen aanmerkelyk hoogen trap van uitmuntenheid bereikt hadden. Een vernuftig Schryver beweerc, dac de Kunst, om op Edelgefteente ce fnyden , waarfchynlyk eene Indiaanfche uicvinding was, en zeker daar ce Land, vroegcyds, in die Gewescen verbecerd werd, en hy onderfchraagc die zyn gevoelen mee verfcheide bewyzen, die geenzins verwerplyk zyn (e). De Indiaanfche gegraveerde Edelgefteencen , van welke hy befchryvingen heefc in 'c lichc gegeeven, blyken hec werk te weezen van een zeer vroegen cyd; naardemaal de Opfchrifcen in de Sanskreetfche Taal zyn (ƒ). Dan , hec is niec alleen uic den verre gevorderden ftaac der Handwerklyke Kunften in Indie, dac wy hec befluic van den hoogen trap der Befchaaving van de In- woon- (V) Strabo, Lib. XF p. 1044. B. Dionys. Periegies, verf. 1016. (  aanhangzel. j 1 j 394 ONDERZOEK „ lngudi \ 'c geen Gy zo menigmaal ge„ voed hebt, met een handvol Synmaka„ zaad, en nu de voetftappen van zyne „ Weldoenfter niec wil verlaaten." Sacontala. „ Waarom zyc gy droe» „ vig , ceder Rheecje ! om my, die onzer „ beider verblyfplaacs moet verlaaten ? De» wyl gy door my werd opgekweekt, als „ gy uwe Moeder verboren hadc , die „ fchielyk naa uwe Geboorte ftierf, zal „ myn Voedfter-vader u oppasfen , wan„ neer wy gefcheiden zyn, met tedere zorg „ oppasfen. — Keer ce rug, arm Dier, — „ keer ce rug — wy moeten fcheiden..." [Sacontala barst in traanen uit. ] Cana. „ Uwe traanen , myn Kind.' „ voegen te deezer gelegenheid weinig , „ wy zullen allen weder by elkander ko„ men : hou u ftandvastig : zie den rech„ ten weg voor u, en volg denzelven. „ Wanneer de dikzwellende traan beneden „ uwe fchoone oogleden hangt, laat dan » uw beOuic de eerfte poogingen infpani, nen, om u zelve los ce maaken. —, In uwen doorcochc door deeze aarde, , waar de paden nu hoog, dan laag, zyn, , en hec rechce pad, zelden, zich onder, fcheidc, moecen de fchreden van uwen , voec, onvermydbaar, ongelyk weezen ; , maar Deugd zal u rechc voorwaards , doen fpoeden (K). " , Uic dit voorbeeld van een Indiaansch rooneelfpel zal ieder Leeaer van goeden fmaak, (h) Act. IV. p, 47. &c  wegens OUD INDIE. 395 fmaak, zo ik my verbeelde, zich ten vol- a len verzekerd houden, dat het alleen on- h der een Volk van befchaafde Zeden, en kie- -t fche Gevoelens, is, dat een opilel, zo een- voudig en keurig, kon vervaardigd, of met genoegen ontvangen, worden. Ik ontdek, in dit ïooneelfpel één voorbeeld van die. wilde buitenfpoorigheid, zo veelvuldig in de Oosterfche Dichtftukken. De Vorsu een armband, die van sacontala's arm gevallen was , 'er weder aanvoegende , fpreekt haar met deeze woorden aan ^ „ Zie , Wellust myner ziele! dit is de „ nieuwe Maan, die het uitfpanzel verlaa„ ten heefc ter eere van uwe alles over" treffende fchoonheid , en nedergedaald „ zynde op uwen betoverenden arm, beide „ haare hoornen rondfom dezelve zamen„ gevoegd heeft in de. gedaante van een „ Armcieraad! (0" Maar dk is de taal van een verrukten Jongeling tot zyne Zielsvoogdesfe, en, door alle Eeuwen heen, by alle Volken, verwagt men vergrootende loffpraake uit den mond van Minnaars te hooren. Tooneelvertooningen fchynen het geheid vermaak der Hindoos, zo wel als van andere befchaafde Volken, geweest te zyn. „ De Treur- en Blyfpelen, de Klugten en „ Muzykftukken van het Indiaansen Too„ neel zouden zo veele Boekdeelen vul„ len , als die van eenig oud, of beden-. „ daagsch, Volk van Europa. Ze zyn alle m CO 4ct\ lil. p. 3& an- el.  396 ONDERZOEK AANHANGSEL. 3 „ in Verzen, wanneer de Zamenfpraak ver„ heeven is, en in Ondicht,als dezelve op ,, een gemeenzaamen trant voortgaat: de „ Lieden van Rang en Geleerdheid wor„ den ten Tooneele gevoerd, ipreekende „ zuiver Sanskrit, en de Vrouwen Pra„ crit, 't welk een weinig meer is dan „ de taal der Brahminen, door eenen zag„ ten tongval tot de zagtheid van het Ita„ liaansch gelenigd; terwyl geringe Per„ foonen in het Tooneelfpel de gewoone „ Tongvallen fpreeken van de onderfchei„ de Landfchappen, waar in zy veronder,, fteld worden te woonen (JC)." [De Sanskreetfche Letterkunde is een geheel nieuwe aanwinst voor Europa. Baghvat - Geeta , de eerfte Overzetting zynde uit die Taal, niet vóór den ïaare MDCCLXXXV in 't licht gegeeven , is het onmiddelyk verknogt aan het onderwerp myner naafpeuringen, en zal het genoegen verfchafièn aan eenige myner Leezeren, indien ik hun, uit de twee aanmerkelykfte Werken in die Taal opgefteld, een en ander meer uitgewerkt voorbeeld bygebragt hebbende, hun een kort verflag geeve van andere Opftellen in het Sanskreetisck, te onzer kennisfe gebragt. Het wyduitgeftrekte gebruik van de Sanskreetfche Taal is -eene omftandigheid, welke onze byzondere opmerking verdient. „ De „ groote bron van Indifche Letterkunde," fchryfc f» Pre face t$ Sacont. by Sir william joiES, p. IX. *,  wegens OUD INDIE. 397 fchryft de Heer halhed , (de eerfte Engelschman die kennis aan het Sanskreetfche kreeg,) „ de moeder van bykans „ eiken Tongval van de Perfiaanfche Golf „ tot de Chineefche Zeeën , is de Sans„ kreet; eene Taal van de eerwaardiglle „ en onnaagaanbaarfte oudheid, die, fchoon „ voor tegenwoordig in de Boekeryen der „ Brahminen opgeflooten , en enkel ge„ bruikt tot de Gedenkboeken huns Gods„ diensts , blykt de doorgaande Taal van „ byna geheel de Oosterfche Wereld ge„ weest te zyn : en voetftappen van „ derzelver oorfpronglyke uitgeftrektheid „ kunnen nog, in bykans alle Landftreeken „ van Afia ontdekt worden. Menigmaal „ heb ik verbaasd geftaan over het vinden „ van de gelykheid der Sanskreetfche „ woorden, met die van het Per/isch, Ara„ bisch, en van het Latyn en Grieksch: „ en deeze niet in Kunstwoorden, of ver,, bloemde uitdrukkingen, die de mededee„ ling van verfynde Kunften, en befchaaf„ de Zeden, by gelegenheid, zou hebben „ kunnen overbrengen; maar in den grond „ der Taaie, in woorden van één Letter,, greep, in de naamen van Getallen, en „ de Benaamingen van zodanige zaaken, als ,, eerst onderfcheiden worden by den „ vroegst aanbreekenden dageraad der Be„ fchaafdheid. ,, De gelykheid , welke waargenomen „ mag worden in de Letteren op de Ge„ denkpeftningen en Zegels van verfcheide „.Landfchappen in Afia; het licht, 'c „ welk AAtt- hangzel.  AAtttHANGZEL. i 39S ÖN DERZOEK „ welk zy wederkeerig over elkander ver„ fpreiden ,- en de algemeene overeen„ komst, welke zy alle hebben toe het„ zelfde groot eerst beginzel , opent een „ ander ruim veld voor de weeclust. De „ Geldmunten van Asfam, Napaul, Chas- meere , en van veele andere Koningry„ ken , zyn alle met Sanskreetfche Lecce„ ren; en de meesten behelzen zinfpeelin„ gen op de oude -Sanskreetfche Mytho„ logie. — Dezelfde overeenkomst heb ik „ waargenomen op de Afdrukzelen der Ze„ gelen van Bootan en Thïbet* Een zydelings bewys mag desgelyks ,, afgeleid worden uit de byzondere fchik» „ king van hec Sanskreetfche A, B, C, „ zo zeer verfchillende van die in eenig „ ander gedeelte der Wereld. Deeze zon» „ derlinge wyze van zamenvoeging grypt „ nog ftand in hec grootfte gedeelte van „ hec Oosten, van den Indus tot Pegu, in „ Taaien nu naar allen fchyn daar van on„ derfcheiden, en in geheel daar aan onge„ lyke Letteren; en levert zulks een krag„ tig bewys op, dat ze alle van denzelf„ den ooriprong voortkomen. „ Een ander voorwerp biedt zich der ,, befpiegelinge aan , in de Naamen van „ Perfoonen en Plaatzen , van Tytels en ,, Waardigheden , die ter algemeene ken„ nisneeming openftaan, en in welke men, „ toe de meerite grenzen van Afia, duid* „ lyke trekken van hec Sanskreetfche „ vindc (7)." Naa QP Preface to the Crammar of the Bengal Lan* guage. p. 3.  wegens OUD INDIE. 399 Naa dit weetenswaardig algemeen berigt wegens de Sanskreetfche Taal, zal ik nu de Werken optellen, die uit dezelve overgezet zyn, behalven de Baghvat-Geeta en de Sacontala. Vooreerst zyn wy aan den Heer wilei n s verfchuldigd de Heeto -pades , of het Vriendlyk Onderwys {[Amicabh In* flruBion) in een reeks opzichzelven Haande Fabelen , doormengd met zedekundige, onderwyzende en ftaatkundige, Grondregelen. Dit Werk is door geheel het Oosten zo hoog geagt, dat het overgezet wierd in elke Taal daar gefpr-ooken. Het ontglipte de aandagt niec van den Keizer akber , altoos naauwkeurig lettende op alles wat iets kon toebrengen tot bevordering van nutte kundigheden. Hy geboodc zyn behulpzaamen Vizier, abul fazel, om 'c zelve in een ftyl te brengen , gefchikt naar aller vatbaarheid , en om de duistere plaatzen in 't zelve op te helderen , welk bevel hy volvoerde, en aan het Boek den naam gaf van hec Kenmerk der fVysheid. Eindelyk kreegen deeze Fabelen ingang in Europa, en zyn daar verfpreid met byvoegzelen en veranderingen , onder de naamen van pilpay en esopus. — Veele der Sanskreetfche vercellingen zyn vernuftig en fchoon, en zyn uitgefchreeven , of naagevolgd, door de Fabelfchryvers van andere Volken. Maar in eenige derzelven worden de Characters der ingevoerde Dieren niet wel in agt genomen , of doorgehouden. Een Tyger als zeer GodsdienlHg te aanhang»zel.  AANKAN GZZh. 400 ONDERZOEK te befchryven, en Liefde, met andere Gods-* dienstpligtcn te doen prediken (m) ; of een oude Muis wel bedroeven in de Neetee Saftras, dat is, de ftelzels van Zedeen Staatkunde (»j,en een Kat, die Boeken over den Godsdienst leest (0), in te voeren , verraadt gebrek aan fmaak, en onoplettenheid cp het welvoeglyke. — Veele van de Zedekundige Spreuken , als afgebrooke Grondregels aangemerkt , zyn gegrond op eene doorkr.eede kennis van het menscblyk hart en 't beloop der Wereld, en verich-ffen leering met eene fraaije eenvoudigheid. Maar, de pooging des Schryvers om zyn Werk in een aaneenvolgende reeks van Fabeien te brengen, en zyne wyze om dezelve te doorweeven met zulk een groot aantal van zedekundige bedenkingen in Dicht en Ondicht, maakt de zameniTelling van het geheel zo kunftïg, dat het leezen dikwyls verveeiend valt. Akber merkte dit zo duidlyk op, dat hy zynen Vizier, behalven andere onderrigtingen, ten aanziene van dit Werk medegedeeld, raadde , de breedvoerige uitweidingen van 'c zelve op te korten. 't Is verre van myn oogmerk , dat ik, met deeze aanmerkingen in 't midden te brengen, iets in 'c geringde zoek af te trekken van de verdienften van den Heer wilkins. Zyn Vaderland is hem hoogst ver. pligt voor het openen eener nieuwe bronne vaa (m) Heeto-pades. p. 16, («) Ibid. p. 24. (O Ibid. p. 35. &e. '  wegens' OUD INDIE. 401 van Weetenfchap en Smaak. De beroemdheid van de Heeto-pades, zo wel als de inwendige waarde des Werks , ondanks de aangelapte gebreken , regtvaardigen zyne keuze van 't zelve, als een Gefchrift, waardig om in de oorfpronglyke gedaante in Europa bekend te worden. Op het leezen van deeze en andere Vertaalingen van'dien Heer, zal niemand hem den lof ontzeggen, waartoe hy nederig zyne aanfpraak bepaalr, ,j van eene Sehildery gemaakt te hebben, ,, Welke wy veronderstellen een waar af„ beeldzel te weezen, fchoon wy het oor„ fpronglyk Huk niet kennen (p)." Ten tweeden. Hebben wy eene Overzetting van een beroemd Opftel 4 in 't Oosten bekend onder den Tytel van de vyf Edelgefleenten , (The Five Gems) (q). Hec beftaat uit Verzen van vyf Dichters , die* zich ten Hove onthielden Van abissura, Koning van Bengale. Eenige deezer Verzen zyn eenvoudig en fraay. Ten derden. Een Lierzang van wüem, waarin die buitenfpoorigheid van verbeeldingskragt, en die ver gezogte en onnatuurlyke begrippen j welke zo vaak de Europeaanen de Diehterlyke voortbrengzels van het Oosten, met wanfmaak, doen leezen , in ruime maate1 voorkomt. Dö Schryver van het Nieuw Afiatisch Mengelwerk , waarin wy de Overzetting van dé Verzen der gemelde vyf Dichteren, en vart deê-_ (ƒ>) Preface, p. XIV» {q) Ne» JJiatic Mifcellavy, N. I. Ce aan- iiang- zel. urn  402 ONDERZOEK aanhangzel. deezen Lierzang, aantreffen, heeft ons niet onderrigt, aan wiens bedreevenheid, in dé Sanskreetfche Taaie,wy de Vertaaling dier Hukken te danken hebben. Ten vierden, Eenige oorfpronglyke Overdragten van Landeryen , van zeer vroege dagtekeningen, vertaald door den Heer wil ui ns. Het moge vreemd voorkomen, dat een Brief van eene Wettige Overdragt van eenig Eigendom gerangfchikt wordt onder de Letterkundige Opflellen van eenig Volk. Maar zo wyd verfchillen de Zeden der Hindoos van die der Europeaanen, dat, daar onze Regtsgeleerden de woorden en de bedingen vermenigvuldigen om een Overdragt volkomen te maaken , en zorg te draagen tegen alles wat dezelve zou kunnen verzwakken , de Pundits het tot de Regten behoorende gedeelte, met alle mogelyke kortheid, opfleilen ; maar,in eene lange Vooraffpraak, of uitgewerkt Slot , hunne eigene Geleerdheid , Welfpreekenheid, Kunst van opflellen, in rym en onrym, ten toon fpreiden. De Inleiding van een deezer Hukken behelst de Loffpraak van den Monarch, die het Land vergunt, in den Houten ftyl der Oosterfche vergrooting: „ Toen zyn ontelbaar Heirleger op- trok, was de Hemel dermaate vervuld ,-, met het opklimmend Hof hunner voeten, „ dat de Vogelen der lugt daar op konden „ rusten." — „ Zyne Olypbanten bewoo„ gen zich als wandelende Bergen, en de „ Aarde, gedrukt door derzelver gewigt , „ vergruisde in Hof." Het Huk befluic met  wegens OUD INDIE. 403 friet de aankondiging van wraak tegen de zodanigen, die het zich zouden onderwinden deeze Overgifte aan te tasten: „ Ryk„ dom en het Leeven der Menfchen zyn „ zo voorbygaande als de afrollende Wa„ terdruppen op een blad van den Lotus, f,.Leert deeze waarheid, ö Menfchen! en „ onderwindt het u niet den Naasten van „ zyn Eigendom te berooven (>) ". De andere Giftbrief, welke van nog ouder dagtekening fchynt, is niet min opmerklyk. Beide worden zy gevonden op koperen plaaten gegraveerd (V). Ten vyfden. De Overzetting van een ge* deelte van den Shaster, door den Colonel dow, in den Jaare MDCCLXVIII uitgegeeven , hadt , misfchien , in de eerfte plaats moeten vermeld worden. Maar dewyl deeze Vertaaling door hem niet gedaan is uit het Sanskreetisch; maar opgefchreeven uit den mond van een Brahmin,i die den Shaster in 't Perfïsch , of in de gewoone Bengaalfche Taal , verklaarde , zal dezelve eigenaartiger onder onze opmerking vallen, wanneer wy den ftaat der Weetenfchappen by de Hindoos onderzoeken , dan te deezer plaatze , waar wy eenig berigt hebben zoeken te geeven van hun fmaak in het opftellen hunner Schriften (0- ] V. De (r) Afiatic Refearches, Vol. I. p. I23, &c. . (s) Ibid. Vol. I. p. 357. (t) Dit is de IX Aantekening van robertson. Cc 3 aanhangzel.  4©4 ONDERZOEK aanhangzel. V. De vorderingen der Indiaanen, in Weetenfchap , verfchaffen een bykomend bewys van hunne vroegtydige Befchaafdheid. Allen, die Indie in ouden tyde , of heden ten dage, bezogten , oordeelden, dac de Inwoonders, 't zy in hec verrigten hunner byzondere bezigheden , 't zy in hec beleid van Staatszaaken , voor geen Volk behoefden te wyken in fchranderheid , fcherpheid van verffand, of behendigheid. Uit het aanwenden van zodanige Talenten op de beoefening van Weetenfchap, moge men zich eenen buitengewoonen trap van vordering belooven. — Overeenkomftig mee dit denkbeeld , waren de Indiaanen reeds vroeg, uit dien hoofde, beroemd, en eenigen der uitfleekendften onder de Griekfche Wysgeeren reisden na Indie, ten einde zy, door den ommegang met de Wyzen diens Lands, een gedeelte mogten opdoen van die kundigheden, waardoor zy vermaardheid verworven hadden De berigten, nogthans, welke wy van de Grieken en Romeinen ontvangen wegens de Weetenfchappen , die de aandagc der Indifche Wysgeeren meest trokken, of van de Ontdekkingen , welke zy daarin gemaakt hadden , zyn zeer onvolkomen. Aan de naafpeuringen van eenige weinige kundige Perfoonen, die Indie, geduurende de drie laatsc verloopene Eeuwen, bezogten, zyn wy breedvoeriger en echter kundfchap verfchuldigd. Maar, door den we- der- (?) Bruckêri, Hist. Phitofoph.Vo), I. p.ipo.  wegens OUD INDIE. 405 derzin , waar mede de Brahminen hunne Weetenfchappen aan Vreemdelingen mededeelen , en de onbekwaamheid der Europeaanen om veel kennis daar van op te doen: dewyl zy, even als de Verborgenheden van hunnen Godsdienst , voor de oogen des Gemeens verborgen waren , in eene onbekende Taal, werd deeze kundig, heid langzaam, en mee veel moeite, verkreegen. — Dezelfde waarneeming, nogthans, welke ik maakte wegens onze kennis van den ftaat der fchoone Kunften onder hec Volk van Indie, past op dien van hunne vordering in Weetenfchap , en de tegenwoordige Eeuw is eerst voorzien met eene genoegzaame blykbaarheid, op welke men eene bellisfende oordeelvelling over beide kan gronden. Weetenfchap, wanneer men dezelve afgefcheiden befchouwc van den Godsdienst, welks overweeging ik toe een ander hoofdpunt myns Onderzoeks verfchuive, beftaat in de overweeging van de werkzaamheden des Verftands, of van de uitoefening onzei Zedelyke Vermogens, of van de natuur er hoedanigheden der uitwendige Voorwerpen — De eerfte wordt de Redenkunst — d< tweede de Zedekunde — de derde de Na tuurkunde, of de kennis der Natuur, gehee ten. Ten aanziene nu van de vroegtydigs vorderingen in het aankweeken van efl deezer Weetenfchappen in Indie , hebbei wy bewysftukken in handen, die aller op jnerking verdienen. Cc 3 Dan aan- HANt> ZEL. I i  4oS ONDERZOEK AANHANG*ZEL. Dan, eer wy tot derzelver overweeging treeden, zal het eigenaartig weezen, dé denkbeelden der Brahminen, ten aanziene van de Ziel zelve, te onderzoeken; want, indien deeze niet rechtmaatig waren, zouden alle hunne befpiegelingen, wegens derzelver werkingen, verkeerd en ingebeeld weezen. De onderfcheiding, tusfehen Stof en Geest, fchynt vroeg by de Indifche Wysgeeren bekend geweest te zyn: aan den Geest fchreeven zy verfcheide vermogens toe, voor welke zyde Stof onbekwaam keurden : en , wanneer wy ons te binnen brengen, hoe onvolkomen onze denkbeelden zyn van elk voorwerp dat niet onder het bereik der zintuigen valt, mogen wy verzekeren, (indien wy eenige infchiklykheid gebruiken omtrent byzondere begrippen der Hindoos, welke wy vervolgens Zullen verklaaren,) dat geene befchryving van 's Menfchen Ziel gefchikter is, om de waardigheid van haare natuur uic te drukken , dan die ons gegeeven wordt , door den Schryver van het Heldendicht, Mahabarat■■ getyteld. „ Eenigen, zegt hy , ^, merken de Ziel aan als een'Wonder, an- deren hooTén daar van met verbaasd^, heid; maar niemand kent dezelve. Het „ Zwaard verdeelt dezelve niet; het Vuur „ verbrandt ze niet ; het Water verderft „ ze niet ; de Wind verdroogt ze niet; „ want de Ziel is ondeelbaar , onbrand„ baar, onverderflyk; de Ziel is eeuwig, „ algemeen, volduurende, onbeweegelyk; - »., dei "  wegens OUD INDIE. 407 ■„ de Ziel is onzigtbaar, onbegrypelyk en „ onveranderlyk (y). " Naa deeze voordrage van de gevoelens der Brahminen voor de Ziel zelve, kunnen wy voortgaan tot het overweegen van hunne denkbeelden , ten aanziene van elk der Weetenfchappen , in de opgegeevene drievoudige verdeeling. Vooreerst. Redenkunst en bovennatuurkunde. Ten aanziene van geen onderwerp heeft het Menschlyk Verftand zich meer beoefend, dan in het ontleeden van zyne eigene werkzaamheden. * De onderfcheide vermogens van de Ziel heeft men onderzogr. en bepaald; gefchikte Regels heeft men voorgefchreeven , om op de waarneeming van 't geen men ziet gebeuren , vervolgens Beginzelen te gronden, of, uit de kennis der Beginzelen, een plan van Weetenfchap te vormen. — De Wysgeeren van oud Griekenland waren zeer ' beroemd , wegens hunne vordering in deeze afgetrokkene befchouwingen ; en ontdekten , in hunne ontledingen en fchikkingen , zulk een diepte van denkingskragt, en fcherpheid van oordeel , dat hunne Stelzels van Redenkunst, en bovenal het Stelzel der Peripatetifche Schoole, geteld zyn onder de proeven van uitfteekendlle poogingen der Menschlyke Rede. Maar, zints wy eenigermaate kennis gekreegen hebben aan de Letterkunde en de Weetenfchap der Hindoos , bevinden wy, dat, (v) Baghvat ■ Gceta, p. 37. Cc 4 aan- hangzel.  4Q8 ONDERZOEK hanqzll. dat, zo ras de Menfchen komen op die hoogte in hec gezellig leeven , dat zy hunne aandagc kunnen wenden op befpiegelende naafpeuringen , 's Menfchen Ziel, in alle Gewesten des Aardbodems, bykans dezelfde vermogens zal ten toon fpreiden, en in haare naafpeuringen en ontdekkingen mer. byna dezelfde Happen zal voortgaan. Uit abul fazel's Korc Begrip van de Wysbegeerte der Hindoos (w) , waar van hy, volgens zyn verflag, kennis kreeg door eene zeer gemeenzaame verkecring, met de Geieerdflen diens Volks ; uic hec voorbeeld van hunne Redenkunftige ophelderingen , begreepen in dat gedeelte van den Shaster , door Colonel d o w (V) uitgegeeven; en uic veele plaaczen, in de Baghvat- Geeta, blykc ten vollen, dat dezelfde befpiegelingen , die de Griekfche Wysgeeren bezig hielden, ook de aandagt der Indiaanfche Brahminen hadden getrokken ; en de befpiegelingen van de eerscgemelden, zo ten opzigte van de hoedanigheden der uitwendige voorwerpen , als ten aanziene van de natuur onzer eigene denkbeelden , waren niec vernuftiger dan die van de laatstgenoemden. Met naauwIseurigheid te bepaalen , mex fcherpzinnigheid te onderfcheiden , en met fchranderhetd te redenkavelen, kenmerkten Griekfche en Indiaanfche Wysgeeren; by beiden bragt dezelfde verregaande uicpluizing, ora die (») Aycen Ahbery, Vol. III. p. 95. &c. (x) Dow>.Dtsfertatioti, p. XXXIX. &c.  WEGENS OUD INDIE. 409 die werkzaamheden der ziele te ontknoopen, tot welker bevatting de vermogens der Menfchen niet gevormd zyn , hun zomwylen tot valfche en gevaarlyke gevolgtrekkingen. Die twyfelende Wysbegeerte, welke het beftaan der ftoflyke Wereld lochent, en beweert dat 'er niets weezenlyks buiten onze denkbeelden beftaat, fchynt in Indie, zo wel als in Europa , bekend geweest te zyn (j) ; en de Wyzen van het Oosten , daar zy veel verfchuldigd waren aan de Wysbegeerte van wegen de kennis aan veele gewigtige waarheden, vonden zich niet meer, dan die van het Westen, ontheeven van haare begogelingen en dwaalingen. Ten tweeden. Zedekunde. — Deeze Weetenfchap , welke ten doelwit hsefc vast te ftellen , wat Deugd van Ondeugd onderfcheidt, naa te fpeuren welke Dryfveeren de Menfchen tot werkzaamheid aanzetten, en Regels voor het Leevensgedrag voor te fchryven, fchynt , daar zy de gewigtigfte van alle is , de opmerking der Brahminen ten fterkften getrokken te heb.ben. — Hunne gevoelens waren, met betrekking tot deeze Hukken, verfchillende , en men vindt de Brahminen , even gelyk de Wysgeeren van Griekenland, in Aanhangen verdeeld , onderfcheiden door Grondregelen en Leerftellingen dikwyls rechtftreeks tegen elkander aangekant. — Die (j) Dow's Dhfertaiion, p. LVII. Ayen Ak$trj, VoL Hl. p. 128. Cc $ aanhangzel.  4io ONDERZOEK AANHANG?ZEL. Die Aanhang, van wier gevoelens wy gelukkig het meest weeten, hadt een Stelzel van Zedekunde omhelsd , gegrond op de edelaartigfle en waardigfte beginzelen, welke 'sMenfchen Rede, zonder bovennatuurlyken byftand, kan ontdekken. De Mensch, leeraarden zy, was gefchaapen, niet tot een befpiegelend en bèdryfloos leeven ; maar om te werken. Hy was gebooren , niet voor zichzelven alleen ; maar voor zyne Mederaenfchen. Het geluk der Maatfchap, pye , van welke hy een lid is , het heil des Menschdoms , zyn zyne hoogde en eindelyke bedoelingen. In de keuze, wat men den voorrang te geeven, of te verwerpen, hebbe, is de regtmaatigheid en voeglykheid der keuze de eenige zaak, waar op de Mensch moet agtgeeven. De gevolgen , welke uit zyne bedryven kunnen voortvloeien , Haan niet in zyne magt, en, 't zy ze voordeelig of naadeelig zyn , kan hy, zo lang hy voldaan is over de zuiverheid der, beweegredenen , welken hem tot werkzaamheid aanfpoorden , die Goedkeuring van zyn eigen hart fmaaken , welke waar Geluk uitmaakt onafhangelyk van de magt der Fortuine, of de gevoelens van andere Menfchen. „ De Mensch," zegt de Schryver van den Mahabarat, „ heeft geene Vryheid „ van werking. Elk Mensch wordt onge„ willig gedrongen te handelen, volgens „ die beginzelen , welke in zyne natuure „ huisvesten. Hy , die zyne werkzaame vermogens wederhoudt, en nederzit met n zy-  wegens OUD INDIE. 4u i zynen geest: alleen ftaaroogende op de l] voorwerpen zyner zintuigen , mag iemand van een verkeerde ziel genaamd '1 worden. Hy verdient lof, die, alle zyne „ driften te ondergebragt hebbende , met „ zyne werkzaame vermogens alle de be„ dryven des leevens vervult, zonder zich „ over den uitflag te bekreunen 0> „ Laat de beweegreden in de daad, en niet „ in de uitkomst, berusten. — Behoor niet „ onder de zodanigen , wier prikkel, om „ iets te doen, de hoop op belooning is. — „ Slyt uwe lcevensdagen niet in ledigheid. ,' Stel alles, in het aanwenden uwer poo„ gingen ; volbreng uw Pligt; verzaak j, alle gedagten wegens het gevolg. —„ Laat het u hetzelfde weezen, welke de „ uitflag zy, of ten goede of ten kwaade; „ want zulk eene Gelykmaatigheid wordt „ Tog geheetcn , dat is , Aandagt op 't „ geen geestlyk is. — Zoek dan eene fchuilplaats' in Wysheid alleen: want de \] elendigen en ongelukkigen zyn zodanig „ ter oorzaake van den uitflag der dingen. „ — Menfchen , die de waare Wysheid „ bezitten , bekommeren zich niet over het „ goede of kwaade op deeze Wereld. «—„ Bevlytig u dan om dit gebruik van uw „ Verftand te maaken; want dat gebruik in „ uw doen is een kostlyke Kunst. —■ Wy„ ze Menfchen, die alle gedagten verzaakt „ hebben van de vrugt, welke uic hunne „ werkzaamheden zal voortkomen, worden „ ont- (z) Baghvat-Geeta, p. 44. AAN- iiangzel.  4ia ONDERZOEK aanhang"zel. „ ontflaagen van de keten der Geboorte , „ en gaan heenen na de Gewesten van eeu„ wigduurende Gelukzaligheid (V)! " Uit deeze plaats, en veele andere, welke ik zou hebben kunnen aanvoeren , leeren wy, dat de onderfcheidende Leerftellingen der Stoicynfche Schoole in Indie onderweezen wierden, veele Eeuwen vóór de Geboorte van zen o, en teffens ingeboezemd met eene overtuigende ernsthaftigheid, zeer gelykende op die van epictetus. En het is niet zonder verbaazing, dat wy de Stellingen van deeze manlyke en werkzaame Wysbegeerte , die alleen gefchikt fchynt voor Menfchen van eene kloeke en moedige geestgefteltenisfe , als een Leefregel voorgefchreeven vinden , aan een Geflacht van Menfchen, meer uitfteekende door de Zagtheid van hunnen Aart, dan wegens de Grootheid hunner Zielen. Tenderden. Natuurkunde. In alle Weetenfchappen, die ftrekken om onze kennis der Natuure uit te breiden, zo in de Wis- Werktuig- als Starrekunde, is de Rekenkunst een Grondweetenfchap. In een Land, derhalven, waar wy vinden dat men zo veel aandagts gevestigd heeft , op het verbeteren der Rekenkunde , om de be* werking van dezelve gemaklyk en juist te maaken, mogen wy vermoeden, dat de Weetenfchappen, daar van afhangende, eene hoogere maate van volkomenheid verkree- Cd) Baghvat-Geeta, p. 40.  wegéns OUD INDIE. 413 gen hebben. Zodanig eene verbetering dier Weetenfchap treffen wy in Indie aan. Terwyl, onder de Grieken en Romeinen, de eenige wyze om Getallen aan te duiden, beilondt in het te nederzetten der Letteren van het A, B, C, 't welk het berekenen ten uiterflen omflagtig en verdrietig maakte , hadden de Indiaanen , zints onheuchlyke tyden, tot het zelfde einde, zich bediend van de Tien Cyferletteren, of Figuuren , nu zo algemeen bekend ; door middel van deeze Tekenen, volvoerden zy alles in de Rekenkunde met allen gemak, en de grootfte vaardigheid. Door de gelukkige uitvinding van eene onderfcheide waarde aan eiken Cyferletter toe te kennen , naar gelange dezelve van plaats verandert, heeft men niet meer dan een Tiental noodig, in de zamengefteldfle en uitgeftrektfte berekeningen; en de Rekenkunde is de volmaaktfte van alle Weetenfchappen. De Arabieren voerden , niet lang naa dat zy zich in Spanje hadden nedergezet, deeze wyze van rekenen in Europa in, en waren opregt genoeg, om te erkennen, dac zy die kundigheid van de Indiaanen ontleend hadden. Hoewel de voordeden deezer Rekenwyze zeer in 't oog loopende en groot zyn , bleef egter , zo traag is het Menschdom in bet aanneemen van nieuwe uitvindingen, het gebruik daarvan eenigen tyd bepaald by de Beoefenaars van Weetenfchappen ; allengskens , nogthans, lieten Menfchen, van Wereldlyk bedryf, de voorgaan- AATÏHANQZELj  414 ONDERZOEK aanhanozel. gaande lastige wyze van rekenen, met Letteren , vaaren , en de Indiaanfche Rekentrant geraakte, door geheel Europa, in algemeen gebruik (V). Deeze Rekenwyze is tegenwoordig zo algemeen en eenvoudig, dat de fchranderheid der Indiaanen , aan wien wy' de uitvinding hebben dank te weeten, min opgemerkt en min gepreezen wordt , dan dezelve verdient. De Starrekunde der Indiaanen levert een nog in 't oog loopender biyk op van hunne meer dan gemeene vordering in Weetenfchap. De aandagt en de gelukkige uitflag, waar mede zy de Hemelfche Lichaamen waarnamen, waren zo weinig bekend by de Grieken en Romeinen , dat zy 'er niet dan zeer ter loops van gewaagen (V). — Maar zoo ras de Mahomedaanen eene geregelde Gemeenfchap met de Jnwoonderen van Indie onderhielden, ontdekten en roemden zy de uitfleekende vorderingen deezes Volks in de Starrekunde. Van de Europeaanen, die Indie bezogcen,' naa dat zy den weg over de Kaap de Goede Hoop ontdekt hadden, was de Heer eernier, een onderzoekend en wysgeerig Reiziger, een der eerften, die ons onderrigtte , dat de Indiaanen zich , zints lang, op de Starrekunde toegelegd, en in die Weetenfchap aanmerkelyke voortgangen ge- (f) Montucla, Hist. des Mathemat. Tom. I. 36b. &c. CO Strabo , Lib. XF. pi IO47. A. Dirné °erieg. v. U72.  wegens OUD INDIE. 415 gemaakt hadden (d). Zyn berigt , nogthans, fchynt zeer algemeen en onvolkomen geweest te zyn. De eerfte volkomene proef van der Indiaanen verre vordering in de kennis der Starrekunde , zyn wy verfchuldigd aan den Heer de la loubere, die, uit zyn Gezamfchap na Siam wederkeerende, een Uittrekfel medebragt van een Siamsch Handfchrift, 't welk Tafelen en Regels behelsde om de Plaatzen van de Zon en de Maan te berekenen. De wyze, op welke deeze Tafels waren zamengefteld, maakte de beginzelen, waarop ze fteunden, zeer duister, en vorderde een Verklaarder, zo bedreeven in Starrekundige berekeningen, als de beroemde cassini, om de meening van dit keurig Siamfche Fragment te verklaaren. Het Tydperk van deeze Siamfche Tafelen komt overeen met den' éé» en twintigften van Maart des Jaars DCXXXVIII onzer Jaartellinge. — Andere Tafels kreeg men van Chrisnabouram, in de Carnatic, welker Tydperk beantwoordt aan den tienden van Maart des Jaars MCCCCXCI onzer Jaartellinge. — Een derde foort van dusdanige Tafelen kwam van Narfapour, welker Tydperk niet verder rugwaards gaat dan tot hec Jaar MDLXIX onzer Jaarrekening. -— De vierde en keurigfte foort van Tafelen werden uitgegeeven door den Heer le gen til, aan wien zy medegedeeld waren door een geleerd Brahmin van Tirvalore, eene (X) Bernier, Foyages, Tom. IJ. p. 145- &c, aanhangsel. A. C. 1687.  4'it5 ONDERZOEK aanhak gzel. • eene kleine Stad, op de Kust van Cormandel, omtrent twaalf mylen ten Westen van Negapatnam. Het Tydperk deezer Tafelen klimt tot eene hooge Oudheid op, eti komt overeen met de beroemde Eeuw van de Calyougham of Cöllee Jogue, welke , volgens het berigt der Indiaanen, honderd en twee jaaren vóór de Geboorte van christus een aanvang nam. [Dewyl ik veilig mag veronderflellen , dat veelen myner Leezeren onkundig zyn van de buiten fpoorige Lengte der vier Eeuwen, of Tydkringen, in de Indiaanfche Tydrekenkunde , zal het hier voegen een kleinen uitftap te doen , om hun des een verflag te geeven, volgens de opgave van den Heer halbed. De Eerfte, de Suttee Jogue (of Eeuw van Zuiverheid), wordt gezegd drie Millioen , twee honderd duizend jaaren, geduurd te hebben : zy beweeren dat der Menfchen Leeftyd, in die Eeuwe, tot honderd duizend jaaren zich uitftrekte , en dat zyn geftalte één en twintig Cubiten hoog was. De Tweede, de Tirtah Jogue (de Eeuw waar in een derde gedeelte des Menschdoms bedorven was), ftellen zy, uit twee Millioen, vier honderd duizend jaaren, beftaan te hebben ; en de Menfchen toen tien duizend jaaren leefden. De Derde, de Dwapaar Jogue (de Eeuw waar in de helft des Menschlyken Geflachts* in 't bederf viel), duurde één Millioen, zes honderd duizend Jaaren j en 's Menfchen LeeÊ;  wegens OUD INDIE. 41? Leeftyd kromp toen in, tot één duizend De Vierde, de Colièe Jogue (de Eeuw, in welke het geheele Menschdom verdor- ■ ven , of verkleind, werd , want dat is de waare meening van Collee) is de tegenwoordige Eeuw, welke zy veronderftellen beftemd te zyn, om vier honderd duizend Jaaren te duuren, van welke *er reeds bykans vyf duizend verftreeken zyn: het Leeven der Menfchen in dat Tydperk is bepaald tot één honderd Jaaren (e). Indien wy veronderftellen dat de berekening des tyds, in de Indiaanfche Tydrekenkunde, gedaan is by Zonne- of zelfs by Maan-jaaren, kan 'er niets buitenfpooriger in zichzelve, of ftrydiger, zyn, met onze wyze van den duur der Wereld te berekenen , gegrond op heilig en onfeilbaar gezag. Eenige poogingen hebben Geleerden aangewend , en bovenal hierin de Heer bailly zich bevlytigd , om de Tydrekening der Hindoos eenigzins beter te doen zamenftemmen met die in de Schriften des Ouden Verbonds voorkomt; maar dewyl ik de beginzelen, op welken tiy zyne gevolgtrekkingen doet fteunen , niet kan ontvouwen, zonder my in te laaten tot breede en ingewikkelde uitpluizingen , vreemd van het Onderwerp myner tegenwoordige Verhandelinge , en vermids ik eenige zy- CO Halhed's Prefaee to the Ceik of Gent of Uw*, h XZWl- Da aan3angzel.  4ï8 ONDERZOEK aanhangsel,. zyner begrippen niet kan toeftemmen, laat ik het berusten by het wyzen tot zyn Werk, en myne Leezers voor zichzelven oordeelen (ƒ). Gelukkig ontdek ik, dat, in het Tweede Deel van de Transactions of the Society of Bengal, eene Verhandeling over de Tydrekenkunde der Hindoos ftaat geplaatst te worden; en ik hoop dat eenig geleerd Lid van dat Lichaam, door zyne kennis in de Taaien en Gefchiedenisfen van dat Land, in ftaat zal zyn om licht te verfpreiden over een onderwerp, 't welk door het verband, waarin het ftaat met Godsdienst en Weetenfchap, allerbelangrykst wordt. Uit ééne omftandigheid , egter , welke opmerking verdient, mogen wy befluiten, dat de onderrigting , welke wy tot nog , wegens de Tydrekening der Hindoos-, ontvangen hebben , zeer onnaauwkeurig is. Wy bezitten, zo verre ik weet, niet meer dan vyf oorfpronglyke berigten van de onderfcheide Jogues, of Eeuwen, der Hindoos. — Het eerfte is ons gegeeven door den Heer roger, die 'c zelve ontving van de 'Brahminen, op de kust van Cormandel. Volgens dit verflag, is de Suttee Jogue een Tydperk van één Millioen zeven honderd acht en twintig duizend Jaaren; de Tirtak Jogue één Millioen twee honderd en zes en negentig duizend Jaaren; de Dwapaar Jo- " (f) Bailly, /istriti. Indknm , Disc. Prelimin. p. LXXVII.  wegéns OUD INDIE. 419 jogue acht honderd eh vier en zestig duizend Jaaren; den duur van de Collee Jogue geeft hy niet op (g). Het tweede berigt is dat van den Heer èernier, die 't zelve kreeg van de Br ahminen van Benares. Volgens diens opgave , duurt de Suttee Jogue twee Millioen vyf honderd duizend Jaaren; de Tirtah Jogue één Millioen twee honderd duizend Jaaren; de Dwapaar Jogue acht honderd yier en zestig duizend jaaren ; wegens hec Tydsbeloop van de Collee Jogue, zwygt hy mede geheel (Ji). Het derde berigt is dat van den Colonel Dow. Hy ftelt de Suttee Jogue een Tydperk van veertien Millioen Jaaren ; de Tirtah Jogue op één Millioen tachtig duizend ; de Dwapaar Jogue op twee en zeventig duizend, en de Collee Jogue op zes; en dertig duizend, Jaaren (O- De Heer le gentil verfchaft ons een vierde berigt, 't welk hy ontleende van de Brahminen op de Kust van Cormandel i en, dewyl hy zyn verflag kreeg in 't zelfde gedeelte van Indie,en uit dezelfde bron als de Heer rog er, flemt het in allen deele' daar mede overeen (&). Het vyfde berigt van dén Heer hal- hed,' fg) Roger, Porte Ouverte, p. 179. (h) Be knier, Foyages, Tom. II. p. iGo. (?) Dow, Hist. of Indostan , Vol. I. p. 3. ■ (k~) Mem. de t Academ. des Sciences, pour X~7<£é Tom." II, Part. I. p. 176. Dd ft aanhangzel.  aanhangzel. 420 ONDERZOEK hed, heb ik, hier boven, in 't breede geplaatst. Uit dit verfchil, niet alleen ten opzigte van de geheele getallen, maar ook van veeIe der byzonderheden in de onderfcheiden opgaven, is het openbaar , dat de onderrigting, welke wy tot hiertoe van de Indiaanfche Tydrekening ontvangen hebben, zo onzeker is als het geheele ftelzel van dezelve wild en fabelagtig. Hoogstwaarfchynlyk komt het my voor, dat, wanneer wy meer kennis verkreegen hebben van de beginzelen, waar op men de gefmeede Eeuwen, of Jogues, der Hindoos gevormd heeft, wy beter in ftaat zullen weezen om hunne Tydrekening overeen te brengen met de waare wyze om den tyd te berekenen, gegrond op het gezag des Ouden Verbonds; en dat wy teffens reden zullen vinden om te befluiten, dat het verflag, door hunne Starrekundigen gegeeven van den ftand der Hemelfche Lichaamen, by den aanvang van de Collee Jogue., niet fteunt op daadlyke Waarneeming, maar opgemaakt is , uit eene te ruggaande Berekening. —- Wien het gelust de Tydrekening der Hindoos verder naa te fpeuren, zal veel hulps ontvangen door een Vertoog van den Heer marsden , over dac onderwerp, waarin hy de natuur van hun Jaar, en van de verfcheide Eeuwen onder hun in gebruik, mee veel kunde en naauwkeurigheid ontvouwd heeft (0-3 De (_f) Philofoph. Transact. Vol. LXXX. Part. IL. p. 560.. Dit is de X Aantekening van robertsojnu  wegens OUD INDIE. 421 De vier foorten van Tafelen, van welke ik vóór deezen ophelderenden uitflap gefprooken heb, zyn onderzogt, en met elkanderen vergeleeken, door den Heer b a i lI.y, die, by een wonder gelukkig vernuft, een uitfteekende maate van welfpreekendheid gepaard heeft, met de geduldige onderzoekingen van een Starrekundigen, en de diepe naafpeuringen eens Wiskundenaars. Zyne berekeningen zyn bekragcigd. en zyne redenkavelingen zyn opge heldere en uitgebreid, door den Heer playfaih in een meesterlyk opgeftelde Verhandeling f». In ftede van het te onderneemen, on deeze Schryvers te volgen in hunne redenkavelingen en berekeningen , die , ui derzelver aart, dikwyls afgetrokken en in gewikkeld zyn , zal ik my vergenoeger met zulk een algemeen verflag desweger te verleenen , als gefchikt is voor eer Werk van die natuur, gelyk het geen il thans onder handen heb. Dit zal, zo il hoop, een gepast denkbeeld opleveren vai *t geen aan 't licht gekomen is , wegen de Starrekunde in Indie; een onderwerp ti weetenswaardig en te gewigtig om overge flaagen te worden, in eenig berigt wegen den ftaat der Weetenfchappen in dat Land en , zonder eenige eigene oordeelvellin daar in te mengen , zal ik het elk myne Le< fm) Transactions of the Royal Society of Edi\ iurgy Vol. LI. p. 135. Dd3 aanhang- zel. [ | l t l ! s » 5 r  42a ONDERZOEK AANHANGSEL. Leezeren overlaareh zyn eigen begrip deswegen te vormen. Het mag aangemerkt worden, al$, de algemeene uitkomst van alle de naafpeuringen , redeneeringen en berekeningen, ten opzigte van de Starrekunde der Indiaanen , welke men, tot hier toe, heefc uitgegeeven, „ dat de Beweeging der Hemelfche Li„ chaamen , en in 't byzonder derzelver „ Stand by den aanvange van de onder„ fcheide Tydperken, tot welke deeze vier „ foorten van Tafelen wyzen , met groote „ naauwkeurjgheid bepaald zyn ; en dat veele van de beginzelen hunner bereke„ ningen, inzonderheid wat zeer afgelegene „ Tyden betreft, bewaarheid worden , „ door eene verbaazing verwekkende over„ eenkomst met de Tafelen der heden„ daagfche Starrekundigen in Europa, ver„ beterd door de laatfte en keurigite waar„ neemingen, uit befchouwing der Zwaarte„ kragt ontleend." Deeze befluiten worden allerbelangrykst gemaakt, door de blykbaarheid , welke zy verfchaffen van eene i/ordering in Weetenfchap, die geene wedergade vindt in de Gefchiedenis van ruwe Volken. De Indiaanfche Brahminen, die jaarlyks eene foort van Almanach uitgeeven, behelzende Starrekundige Voorzeggingen van eenige der opmerkenswaardigrte Verrchynzelen aan den Hemel, als de Nieuwe en Volle Maan, de Zon- en Maan-verduis:eringen, bezitten zekere wyzen van berekening, welke, by onderzoek, blonden worden te berusten op een zeer uitgei; - id  wegens OUD INDIE. 423 ftelzel van Starrekunde. De Heer le gen til, een Fransch Starrekundige, hadt gelegenheid, terwyl hy in Indie was, om twee Maan - verduisteringen waar te neemen, door een Brahmin berekend, en hy vondï de misrekening,in beide, van zeer weinig beduidenis. De naauwkeurige beantwoording deezer uitkomften is min te bewonderen, dan de juistheid en welgegrondheid der beginzelen , op welke de Tafels, waar volgens zy rekenen , zyn opgefteld. Want de wyze, waar op de Brahminen de Zon- en Maan-verduisteringen voorzeggen,is van eene geheel verfchillende foort met eenige die men aangetroffen heeft by ruwe Volken, in de kindschheid der Starrekunde. In Chaldea, en zelfs in Griekenland, was, in de vroegfle tyden, de wyze, om die Verduisteringen te berekenen, gegrond op de waarneeming van zekeren omloop, naa welken de Zonen Maan - verduisteringen , bykans, in dezelfde orde, wederkeeren; doch zy deeden geene pooging altoos, om de onderfcheidene omftandigheden , van welke de Verduistering afhangen, te ontvouwen, of het verfchynzel daar van af te leiden, uit eene naauwkeurige kennis der beweegingen van Zon en Maan. Dit laatfte was bewaard gebleeven voor een verder gevorderd tydperk, toen Wiskunde, zo wel als Rekenkunde, tot byftand geroepen werd van de Starrekunde, en, indien men het al ondername , fchynt het met geen goeden uitflag beftaan te weezen, vóór den tyd van Dd 4 hu- aanhang'zel.  4H ONDERZOEK aanhangsel. hipparchus. Het is eene wyze van die verhevener foort , gegrond op beginzelen- en op eene ontvouwing van de beweegingen der Zon en Maan , welke de berekeningen der Brahminen ten gidfe ftrekt , en zy bedienen zich nimmer van eenige dier grovere berekeningen, op welke de eerfte Starrekundigen in Egypte en Chaldea roem droegen. De Brahminen van den tegenwoordigen tyd laaten zich , in hunne berekeningen, door deeze beginzelen leiden, fchoon zy ze thans niet verftaan ; zy kennen alleen het gebruik der Tafelen , welke zy bezitten ; maar wee ten niet van de wyze op welke ze zyn zamengefteld. De Brahmin, die te Pondichery by den Heer le gentil kwam, en hem onderrigting gaf in hec gebruik der Indiaanfche Tafelen, bezat geene kennis van de beginzelen zyner kunde, en hy gaf geen blyk van nieuws» gierigheid, omtrent den aart der Waarneemingen van den Heere le gentil, of ten aanziene van de Werktuigen, door dien Heer gebezigd. Hy was ook geheel onkundig wegens de Opdellers van die Tafelen , en wat men kan te weeten komen ten opzigte van den tyd, of de plaats, waar ze vervaardigd worden, moet uic de Tafelen zelve worden opgemaakr. Een gedeelte deezer Tafelen roemc op eene Oudheid, (zo als wy reeds hebben opgemerkt,) zo hoog als het begin van de Calyougham, of dat dezelve te rug gaan toe het Jaar 3102 t?5ór de Christlyke jaartelling $ maar dewyl niets,  wegens OUD INDIE. 425 niets , (dit mag men vrylyk veronderftellen,) gemaklyker valt voor een Starrekundigen , dan om aan zyne Tafels eene Jaartekening te geeven, welke hem behaagt, en , door achterwaards te rekenen , een Tydperk van eene bepaalde Oudheid vast te ftellen, moeten de eifchen der Indiaanfche Starrekunde op eene zo hoog gryze Oudheid niet, zonder nader onderzoek, toegeftaan worden. Dit onderzoek is , diensvolgens , in 't werk gefteld door den Heer bailly, en de uitflag zyner naafpeuringen komt hier op neder: dat de Starrekunde in Indie gegrond is op Waarneemingen , die van niet veel laater Jaartekening dan het bovengemelde Tydperk kunnen weezen. Wam de Indiaanfche Tafels vertoonen den ftanc der Hemelen op dat Tydperk, met eene verbaazende naauwkeurigheid , en daar is tusfehen dezelve en de berekeningen var onze hedendaagfche Starrekunde, zulk een< overeenkomst, ten aanziene van die Eeu wen, als uit niets anders kan voortkomen dan dat de Opftellers van die Tafelei dezelve juist volgens de natuur hebbei vervaardigd, en het gelaad des Hemels af getekend in de Eeuw toen zy leefden. Om eenig denkbeeld te geeven van d hooge maate van naauwkeurigheid in d Indiaanfche Tafelen, zal ik eenige weinig' voorbeelden byeen zamelen uit eene groo te menigte die aangevoerd zouden kunnei worden. De plaats der Zonne voor he Starrekundig Tydperk, by der,\ aanvang vai Dd 5 d j\anhangzel. i 1 i 1 t 1 e  aanhangzel. 426" ONDERZOEK de Calyougham , gelyk dezelve bepaald , wordt in de Tafelen van Tirvalore, is aileen zeven en veertig Minuuten grooter, . dan volgens de Tafelen van den Heer d e la caille , verbeterd door de berekeningen van den Heer oe la grange. — De plaats der Maane, in diezelfde Tafelen, voor het zelfde Tydperk, verfchile niet meer dan zeven en dertig Minuuten van de Tafelen van mayer. — De Tafelen van ptolemeus voor dat Tydperk dwaalen niet minder dan tien Graaden, ten opzigte van de plaats der Zonne, en elf Graaden omtrent die van de Maan. — De verfnelling van de Beweeging der Maane, te rekenen van het begin der Calyougham tot den tegenwoordigen tyd, ftemc in de Indiaanfche Tafelen met die van mayer tot één enkele Minuut overeen. ■ De ongelykheid van de beweeging der Zonne, en de fchuinsheid, of helling, der Ecliptica, die beide , in vroegere Eeuwen , grooter waren dan tegenwoordig, zyn, zo als ze voorkomen in de Tafelen van Tirvalore, bykans van dezelfde hoeveelheid als de Befpiegeling der Zwaartekragt , daar aan toekent, drie duizend Jaaren vóór de Jaartelling der Chrisltenen. Het is, derhalven, in deeze lang voorheen verloopene Eeuwen , (omtrent vyf duizend Jaaren van de tegenwoordige verwyderd,) dat der Indiaanen Starrekunde het naauwkeurigst is, en, hoe nader wy aan onze tyden koman, hoe meer de overeenftemrning van derzelver uitkomden m-'jt de onze afneemt. Redelyk cu  wegens OUD INDIE. 427 nu fchynt het, te onderftellen ,■ dat de tyd, op welken de regels het naauwkeurigst zyn, de tyd is, wanneer de Waarneemingen gedaan werden , op welken men die Regels bouwde. Tot ftaaving van dit gevolg,, beweert de Heer baii-lï, dat geen der Starrekundige Stelzelen van Griekenland, van Perfie of van Taftarye, uit welke men zou kunnen vermoeden dat de Indiaanfche Tafels opgemaakt werden, met dezelve kan worden overeengebragt; inzonderheid wanneer het de berekening van zeer vroege Eeuwen geldt. De meerdere volmaaktheid der Indiaanfche Tafelen ftraalt altoos te meer in 't oog hoe hooger men in de Oudheid opklimt. Dit wyst desgelyks aan, hoe bezwaarlyk. het valle eenige Starrekundige Tafels op te Hellen , die zouden overeenkomen met den ftand des Hemels op een Tydperk , zo verre af van den .tyd, op welken de Tafels werden vervaardigd, als vier of vyf duizend Jaaren. 1 't Is alleen van de Starrekunde, in haaren verst gevorderden ftaat, en op die hoogte, als dezelve in het hedendaagsch Europa beklommen heeft, dat men zulk eene naauwkeurigheid kan verwagten. Wanneer men zich nederzet, om te overweegen, welk eene maate van Wiskunde 'er noodwendig vereischt wordt tot hei opftellen der Indiaanfche Tafelen en Regelen, zal men bevinden dat dezdve zeer groot is. Behalven deeze kennis van de beginzelen der Geometrie, is 'er de platte aak: HANGZH.L. / I  428 ONDERZOEK AAN [hanc zel. - en klootfche Trigonometrie , of iets daar 'r aan gelyk, noodig , als mede zekere wyze om te naderen tot de waarde van Geome- - trifche Grootheden, die zeer verre fchynen te loopen boven de beginzelen van eenige deezer Weetenfchappen. Eenige van deeze laatfte wyzen ook zeer klaar uit, (fchoon dit niet opgemerkt is door den Heer b a i l l y ,) dat de Plaatzen, voor welke deeze Tafels gefchikt zyn, tusfehen de Keerkringen moeten gelegen hebben : dewyl zy geheel niet pasfen op een grooter afftand van den Equator. Hec befluit, 't welk uit dit alles duid. lyk fchynt voort te vloeijen, is, dat de Indiaanfche Starrekunde rust op Waarneemingen , in zeer vroegen tyde gedaan; en, wanneer wy in aanmerking neemen de juiste overeenkomst der plaatzen , welke zy aan de Zon, de Maan, en andere Hemelfche Lichaamen, toekent, op dat Tydperk > met die men opmaakt uit de Tafelen van delacaille en mayer, bevestigt zulks ten fterkften de waarheid, welke ik wilde beweeren, wegens den vroegtydigen en ver gevorderden ftaat der Befchaafdheid in Indie. Eer ik van dit onderwerp afftappe, ftaat ons nog eene omftandigheid te overweegen, die byzondere opmerking verdient. Alle kundigheden, welke wy tot nog toe verkreegen hebben van de beginzelen en befluiten der Indiaanfche Starrekunde, zyn ontleend uit de Zuidlyke deelen van de Carnatk, en de Tafelen zyn gefchikt voor Plaat-  wegens OUD INDIE. 4-9 Plaatzen , gelegen tusfehen de Middaglyn van Kaap Comorin, en die door het Oostlykst gedeelte van het Eiland Ceylon getrokken wordt f» De Brahminen in de Carnatic erkennen, dat zy hunne Starrekunde uit het Noorden ontleenden , en dac hunne wyze van berekenen, Fakiam, of Nieuw, genoemd wordt,om dezelve te onderfcheiden van de Siddantam, of Oude Rekenwyze, te Benares in gebruik, welke zy als veel volkomener opgeeven; en wy leeren uit abul fazel, dat alle de Starrekundigen van Indostan geheel afgaan op de voorfchriften , begreepen in een Boek Soorej Sudhant geheeten, in zeer vroegen tyde opgefteld (o). Het is duidlyk, dat, uic dit Boek, de wyze, aan welke de Brahmi» nen van het Zuiden den naam van Siddantam gaven, genomen is. Benares is, van onheuchlyke tyden af, het Athene van Indie geweest, de woonplaats der geleerdfte Brahminen, de Zetel van Weetenfchap en Letterkunde. Daar wordt, hoogstwaarfchynlyk, alles, wat 'er overbleef van de oude Starrekunde en Ontdekkingen der Brahminen, tot nog bewaard (p~). In eene verlichte Eeuwe , en by een verlicht Volk, onder eene Regeering die uitfteekt door een reeks der fchitterendfte en (n) Bailly, Dise. Prelim. p. XVII. (o) Ayeen Akbery. III. p. 8. (p~) De Heer bernier zag, in den Jaare i Ee 4 fter« aanHANGZEL.  44° ONDERZOEK AANHANG»ZEL. ; ,i l Herken , het geluk en genoegen vermeerderen , en 't getal des Menschlyken Geflachts doen aangroeijen. Zonder in een verder Verflag te treeden, of hec te onderneemen om die oneindige menigte van Godheden op te tellen, aan welken de Verbeelding of de Vrees der Menfchen het bewind over de onderfcheidene gedeelten der Natuure in handen gefteld heeft, mogen wy eene treffende gelykvormigheid opmerken, in de trekken van de Stekels des Bygeloofs, over de geheele Aarde aangenomen. Hoe minder de Menfchen gevorderd waren van den ftaat des Wilden Leevens, hoe minder kennis zy hadden van de werkingen der Natuure, hoe het aantal der Godheden , door hun vereerd , kleinder was, en hun Godgeleerd Geloof beknopter; maar, toen zy allengskens den kring hunner kundigheden uitbreidden, vermenigvuldigden de Voorwerpen hunner Eerbiedeuisfe, en de Artykelen van hun Geloof vermeerderden. Dit hadt bovenal plaats ander de Grieken in Europa, en by de Indiaanen in Afia ; de twee Volken , in die groote Afdeelingen der Aarde, die het vroegst befchaafd waren , en toe welken k , te dier oorzaake, alle myne waarneém'ngen zal bepaalen. Zy geloofden, dat, over ieder beweeging n de Natuurlyke Wereld, en over elk beIryf in 't Burgerlyk of Huislyk Leeven , ;elfs de gemeenfte en beuzelagtigfte niec Jhgezonderd, eene byzondere, Godheid het op-  wegens OUD INDIE. 441* opzigt hadr. De wyze , waar op zy de Posten deezer toevoorzigthebbende Magten i rangfchikten, en de werkzaamheden, welke zy aan ieder toefchreeven, waren in veele opzigten dezelfde. Wat veronderfteld wordt het werk te zyn van jupiter, van nep. tunus, van j.olüs, van mars, en van venus, volgens de Godenleer in 't fVesten, wordt in het Oosten tocgefchreeven aan de werkzaamheid van agnée, den God des Vuurs: aan varoon, den God des Oceaan s ; aan vayoo, den God des Winds (x); aan c ama, den God der Liefde , en eene verfcheidenheid van andere Godheden. De Onkunde en het Bygeloof der Menfchen , dus de Hemelen bevolkt hebbende met ingebeelde Weezens, fchreeven zy aan dezelve zulke hoedanigheden en bedry-ven toe, als zy oordeelden te ftrookeh mee derzelver characfer en verrigtingen. Het is een der voordeelen, van den waaren Godsdienst ontleend, dat deeze, door den Mensch een maatftaf van volftrekte Volmaaktheid voor te ftellen , die hy altoos in 't oog moet houden, en cragten "te gelyken, gezegd mag worden de Deugd van den Hemel op Aarde weder' tq brengen , en het Mènschlyk Gemoed naar hee Godlyk voorbeeld te vormen. — In het vervaardigen van ■ Stelzels des valfchen Godsdienses , is de-werking rechtfixeeks hier tegen over gefteld. De Menfchen fchreeven aan de Weezens door hun tot den rang Jiud qó bot o1 iJKjboifl - ' nes Baghvat-Geeta. p. 94. Ee 5 aan" 1angv zel.  44a ONDERZOEK AANHANGZEL. ■ van Godheden verheven , zodanige bedry. ven toe als zy zelve bewonderden, en met roem vereerden. De Hoedanigheden of - Eigenfchappen der Goden, die de Voorwerpen zyn van Aanbidding, waren ontleend van die der Dienaaren, die zich voor hun nederboogen, en gevolglyk vonden veele der Onvolmaaktheden, eigen aan de Kinderen der Menfchen , toegang in den Hemel. Door dé kennis van de leevens- en lotgevallen en eigenfchappen eeniger valfche Godheid, kunnen wy , met eene zekere maate van gewisheid, uitfpraak doen, over den ftaat der Maatfchappy en Zeden, ten tyde dat zodanig eene Godheid in den rang der Goden geplaatst werd. De Mythologie van Griekenland wyst duidlyk aan, het Character der Eeuwe, waarin dezelve gevormd werd. Het moet, in tyden van de grootfte losbandigheid, regeeringloosheid en geweld, geweest zyn, dat Godheden van den hoogften rang veronderfteld konden worden in ftaat te weezen, om Daaden te doen, of zich door Driften te laaien beheerfchen , die men , in meer verlichte Tydperken, der Menschlyke Natuure tot lchandvlekken zou aangerekend hebben; het moet-geweest zyn, toen de Aarde nog vervuld - was met verwoestende Gedrogten, en de (Menfchen , onder Regeeringsvormen, ai tê zwa.< on hun befcherming te verleenen zich blootgefteld vonden aan de ftrooperyen van op buit verhitte roovers, of de" wreedheid van wilde on-  wegens OUD INDIE. 443 onderdrukkers, dat de welbekende verrigtingen van hercules, om welken hy van de Aarde ten Hemel verheeven werd, noodig konden zyn, of zulk een hoogen trap van verdienstlykheid waardig gekeurd worden. — Deeze zelfde aanmerking past op de oude Mythologie van Indie. Veele van de lotgevallen en daaden der In" diaanfche Godheden pasfen op de ruwfte Eeuwen , vol van geftaage onrust en roof. Het was, om wanorde te weeren, om verkeerdheden te regt te brengen , om den Aardbodem te zuiveren van magtige Onderdrukkers, dat vishnou, eene Godheid van den eerften rang, gezegd wordt een en andermaal vleesch geworden te zyn \ en onder verfcheide gedaanten , op Aarde , verfcheenen te weezen (y> III. Daar het Character en de Verngtingen deezer Godheden , welke het Bygeloof voor zichzelven fchiep , als voorwerpen van Eerbiedenisfe , overal zulk eene gelykvormigheid met elkander hadden., zo waren ook de Plegtigheden van derzelver Eerdienst zeer gelykfoortig* Naardemaal de Goden uitftaken, of door de Wreedheid van hunnen Aart, of de Ongebondenheid van hun GerRr, valt het ligt op te maaken, welk een Eerdienst hun welgevalligst moést geoordeeld wordea, Om de gunst der eerstgemelden te verwerven, of hun wraak te verzagten, bediende men zich van Vasten, Lyfskwelladien, en Boe- (j) Feyages de sohnerat, Tom. L 15S.\&c. « aan- hang- zel.  AANHANG*ZEL* 444 ONDERZOEK Boetedoeningen; alle ftreng, en veele in een • hoogen graad folterend. De Altaaren deezer Goden zwommen altoos van bloed, de , kostbaarfte llachtoffers bragt men toe , en geheele Hecatombes fïortten voor het Zoenalraar neder, Menfchenoffers zelfs waren niet onbekend , en hieldt men dezelve voor de kragtdaadigfte Verzoenmiddelen. Tot verwerving der goede genegenheid der Goden van een zagter Aart , nam- men de toevlugt tot inftellingen van eene geheel andere foort, tot luisterryke Plegtigheden, vrolyke Feesten, waar aan Dichtkunst, Muzyk en Dansfen, veel ter vermeerdering des vermaaks toebragten ; doch die menigmaal eindigden in tooneelen van dartelheid en ongebondenheid , welke de zedigheid verbiedt open te fchuiven. Van deeze beiden vindt men, in de Plegtigheden van den Eerdienst der Grieken en Romeinen , eene menigte voorbeelden,onnoodig op te haaien voor myne Leezeren , die eenige geleerdheid bezitten (z). In het Oosten is het plegtige des Bygeloofs , ten naasten by , van denzelfden ftempel. De Zeden der Indiaanen, fchoon, van den tyd af dat zy bekend werden by de Westerfche Volken, uitfteekende in zagtheid, fchynen, in een vroeger Tydperk,- in eene groote maate . gelyk geftaan te hebben met die van andere Volken. Veele hunner Goden waren woest en fchriklyk in hunne nafa) Strabo, Lib. VUL p. 581. A. Lib. XII. p. 837. C.  wegens OUD INDIE. 445 natuure , en werden, in hunne Tempelen, vertoond onder de vreeslykfte gedaanten. Indien wy de heerfchappy des Bygeloofs over 's Menfchen geest niet kenden, zou- , den wy naauwlyks gelooven, dat een Eerdienst , gefchikt naar het Character van zodanige Godheden , kon ingevoerd worden onder een zagtaartig Volk. Elk Godsdienftig bedryf, ter eere van zommigen hunner Godheden volvoerd , fchynt door Vreeze voorgefchreeven. Lyfskwelladien en boetedoeningen zo ftreng , zo pynlyk , en zo aanhoudend, dat wy de vernaaien van dezelve met verbaasdheid en fchrik leezen , werden vermenigvuldigd. Hoe ftrydig hec is met den aandoenlyken aart van een Hindoe- , het bloed te ftorten van eenig dier dac leeven ontvangen heeft , werden veele en verfchillende Dieren, zelfs de nuttigde, als het Paard en de Koe, als Slachtoffers op de Altaaren van zommige hunner Goden toegebragt (V); en, 't geen nog vreemder klinkt, de Pagodas van het Oosten werden , zo wel als de Tempels van het Westen , bezoedeld met gruwzaam Menfchenoffer (b). Dan Godsdienst-Inftellingen en Plegtigheden , van eenen min ftrengen en wreeden aarc, kwamen meer overeen met de geaarc- heid Cd) Ayeen Akbery, Vol. III. p. 241. Roger, Porte Ouverte. p. 251. Cb) Heeto-pades. p. 185-322. Ajiat. Refearches, p. 265. Voyage de sonnerat, Vol. I. p. 207. R.0gsr, Pene Ouverte, p. 251. AANHANGzel.  446 ONDERZOEK AAN* ZEL- beid van een Volk , door de verregaande iedere smdoenlykheid, zo van lichaams- als zielsgeftekenisfe , gevormd tot eene overnwatige zugt voor vermaak. In geen gedeelte des Aardbodems, werd het verband tusfehen de Voldoening van zinnelyken lust, en de Plegtigheden van openbaare Godsdienstoefening, met meer openlyke onbetaamlykheid ten toone gefpreid. In elke Pagoda bevondt zich eene menigte Vrouwen, gefchikt tot den dienst van den daar geëerden Afgod, en, van haare vroege jeugd, tot een wellustig leeven beftemd : hier toe brengen de Bralminen haar op , door eene Opvoeding aan deeze jonge Dogteren te geeven, die zo veel bevallige begaafdheden voegt by haare natuurlyke bekoorelykheden, dat het geen zy winnen, met zich ten beste te geeven , geen gering toevoegzei fchonk aan de inkomften des Tempels. In elke verrigting in de Pagodas volvoerd , zo wel als in alle openbaare ommegangen, is het de taak deezer Vrouwen voor den Afgod te danfen, en lofzangen hem ter eere te zingen ;en het valt bezwaarlyk te beflisfen, of zy het meest tegen de welvoeglykheid en eerbaarheid zondigen door de Gebaaren, welke zy vertoonen, dan door de Gezangen , die zy aanheffen. De wanden der Pagodas zyn bedekt met Schilderyen in een even onkiefchen fmaak (V), en, in het binnenfte gedeelte des Tempels, want het zou on't- (Y) Foyages de gëntil , Vol. I. p. 244, 26e. Prefaee to Code of Cent00 Laws, p. i.V.1.  wegens OUD INDIE. 447 ontëerend weezen, 't zelve hec Heiligdom te noemen, is de Lingam geplsatsc een zinnebeeld van 't voortteelend vermogen , te ruw om eene verdere opheldering te gedoogen ([cf). IV. Hoe ongerymd de Geloofsartykelen ook mogten weezen, welke hec Bygeloof heeft aangenomen , en hoe onheilig de Plegcigheden, die 'c zelve voorfchryfc, de eerstgemelde werden, door alle Eeuwen heen, in alle Landen, met eene niet twyfelende toeftemming aangenomen , en de laatstgenoemde met de fchroomvalligfte ftiptheid onderhouden. In onze redenkavelingen wegens Godsdienftige Begrippen en Gebruiken, zo hemelsbreed van de onze verfchillende, kunnen wy zeer ligt mistasten. Zelve onderweezen zynde in de Beginzelen van eenen Godsdienst, in alle opzigten der Godlyke Wysheid , die ze ons voorfchreef, waardig , boezemen wy dikwyls onze verwondering uit over de Ligt- en Bygeloovigheid der Volken in het omhelzen van Geloofsbegrippen, zo lynrecht aanloopende tegen het gezond Verftand , en wy vermoeden, zomwylen, dat Stellingen, zo wild en buitenfpoorigby hun,daadlyk, geen geloof vinden. Doch de ondervinding kan ons een vollen verzekeren, dac noch onze verwondering, noch ons vermoeden, welgegrond is. 66 Geen Cd) Roger, Porte Ouverte, p. 157. Foyage de sonnerat, Vol. t p. 41. 175- Sketches, p. 16Ï. Hamilton's Travel*, Vol. I. p. %79' aanhangzel.  448 ONDERZOEK AANHANGZEL. Geen Artykel van den openbaar beleden Godsdienst werd in twyfel getrokken by die Volken in het oude Europa , welker Gefchiedenis wy best weeten; en geen Bedryf , daar door voorgefchreeven , kwam hun onvoeglyk te vooren. Ia tegendeel, elk Begrip 't welk ftrekte om den Eerbied der Menfchen voor de Goden huns Lands ce verminderen, of aanleiding gaf om hun van derzelver Dienst te vervreemden, verwekte, by Grieken en Romeinen, dien yver vol veroncwaardigings, eigen aan elk Volk gehegt aan zynen Godsdienst, door een vasc geloof in deszelfs waarheid. De gehegcheid der Indiaanen , zo in ouden ryde als heden een dage, aan de Leërftellingen en Godsdiensc - Gebruiken hunner Voorvaderen, is, zo mogelyk, nog fterker geweesc. In geen Land, van 'c welk wy eenig berigt hebben, werden, met zo veel bezorgdheids, voorbehoedzels in 't werk gefteld, om het gros des Volks buiten allen bereik te ftellen van eenige verzoeking tot twyfeling, of ongeloof. Zy werden niet alleen, (gelyk ik aangemerkt heb dat het geval is van den grooten hoop des Menschdoms in alle Landen,) wederhouden van zich tot een befpiegelend onderzoek te zetten, door de veelvuldige bezigheden van een werkzaam en floovend leeven; maar alle pooging, om den kring hunner kundigheden wyder uit te breiden, werd uitdruklyk verboden. Indien iemand van de Sooder Cast, verre weg de talrykfte van de vier Casten , in welken het  wegens OUD INDIE. 449 het geheele Volk verdeeld was , het zich onderwonde, eenig gedeelte van de Gewyde Boeken te leezen, waarin alle de -Weetenfchap, in Indie bekend, is opgeilooten, werd hy ftrenglyk geftraft; en, wanneer hy het waagde, 't zelve van buiten te leeren, moest hy zulk een beftaan met het leeven boeten f» Na eenige hooger maate van kennis te dingen, dan het den Brahminen behaagde te onderwyzen, werd niet alleen voor Vermetelheid gehouden, maar als Godloosheid gedoemd. Zelfs dt hooger Casten hangen , wat het onderwys betreft, geheel van de Brahminen af, er kunnen geen gedeelte van Weetenfchap bekomen, dan 't geen zy zich verwaardi gen hun mede te deelen. Door dusdanig! middelen , handhaafde men in 't algemeet een diepen en Godsdienftigen eerbied voo die Inftellingen, welke men heilig keurde En, fchoon het Geloof der Hindoos dik wyls beproefd geworden is, door de druk kende en ftrenge vervolgingen , verwek door den bygeloovigen Godsdienstyve Jiunner Mahomedaanfche Vermeesteraaren kleefde geen Volk immer, met groote ftandvastigheid, de Leerbegrippen en God; dienst - Plegtigheden hunner Voorvadere aan (f). V. Wy mogen, met vollen regt, aanme ken, dat , wanneer Weetenfchap en Wy b (e) Code ofGentoo Lam, Ch. XXI. $* 7. (ƒ) Orme's Fragment, p. 102. Sonnera Vol. I. p. 104. Ff aani1angzel. i » l t c r » t n rs- i-  45o ONDERZOEK aan- h.'.nüZEL. begeerte verfpreid worden , door eenig Land , het Steizel des Bygeloofs onderworpen geraakt aan een onderzoek , waar voor 't zelve eertyds fchootvry was, en gevoelens voet krygen, die, ongemerkt, deszelfs invloed op de gemoederen der Menfchen verminderen. Een vry en volkomen onbelemmerd onderzoek loopt altoos ten Voordeele der Waarheid uit; doch is even nadeel ig ^ro^r Dwaaiing. 'c Geen , in Eeuwen van dikke duisternis, mee een ingewikkeld Geloof omhelsd wordt, zal veragting verwekken , of verontwaardiging gaande maaken, in een verlicht Tydperk. De Gefchiedenis van den Godsdienst in Griekenland en Italië, de eenige Landen van Europa, -die, in oude tyden, uirlraken van wegen hunne vorderingen in Weetenfchap , bevestigt de waarheid deezer waarneeming. Zo ras de Weetenfchap in Griekenland zo veel opgangs maakte , dat zy de Menfchen in Raat ftelde, om, met een onderfcheidend oog, op te merken, de Wysheid , het Vooruirzigt en de Goedheid, (en toon gefpreid in het fcheppen, onderhouden en befluuren , der Wereld , moeten zy begreepen hebben, dar de Charafiers der Godheden , die, als Voorwerpen der Aanbidding, in hunne Tempelen, bun werden aangeboden, dezelve niet kondon i.eregtigen om aangezien re worden voor de gezagvoerende Magten in de Na:uur. Een Dichter mogt ]üpiter acnfbi-eeken als den Vader der Goden en der Monfchen, die ze beiden door eeuwig© wet-  wegens OUD INDIE. 45! wetten beheerschte; maar, by eenen Wysgeer,moet de Zoon van sa tor nu s, wiens geheele Leevensgefchiedenis eene aaneenfchakeling behelst van geweldige en ongebondene bedryven , die een Mensch haatlyk en veragtlyk zonden maaken, dien rang volftrekt onwaardig gekeurd zyn. De aart van het Godsdienftig eerbewys * in hunne Tempelen volvoerd, moest niet min aanftootelyk weezen voor een verlicht verftand , dan het Charaéter der Goden ter eere van welken men 't zelve verrigtte. In ftede van Inftellingen , ftrekkende om de Menfchen van Ondeugd te rug te roepen, hebbelykheden van Deugd in hunne zielen te vormen of te verfterken, of het gemoed te verheffen tot een gevoel van zyne eigene waardigheid, hieldt het Bygeloof zyne Aanhangers bezig met beuzelagtige en niets beduidende Plegtigheden, of voorgefchreevene Gebruiken, die, met een heilloozeu. invloed , werkten tot het ontfteeken der Driften, en het bederven van het Hart. 't Gefchiedt, nogthans, met fchroom en behoedzaamheid, dat de Menfchen hec waagen den vastgeftelden Godsdienst huns Lands aan te tasten, of Gevoelens te beftryden , die men langen tyd voor heilig gehouden heeft. In den beginne poogden eenige Wysgeeren, door zinnebeeldige uil? leggingen en fyn uitgedagte verklaaringen, de Volks Godenleer te ontvouwen, als of dezelve eene befchryving geweest ware van de kragten der Natuure, en van de verfcheidene gebeurtenisfen en omwente* Ff a AAÜ- hangzel.  45a ONDERZOEK AANHANGZEL. lingen r die plaats gegreepen hadden ia het Stelzel der ftoflyke Wereld, en poogden zy , door deeze uitvlugc , veele van die ongerymdheden te verzagten, en te vergoelyken. Allengskens gaf men aan meer gewaagde en ftouter befpiegelingen, den Godsdienst betreffende, plaats, in de Schooien der Geleerdheid. Wysgeeren van diep en ver inzigt, volkomen overtuigd van de Godloosheid der Volksbygeloovigheid, vormden denkbeelden wegens de Volmaaktheden van één Opperst Weezen , den Schepper en Regeerder des Heelals , zo juist en redelyk, als men immer bereikte door de vermogens der Menschlyke Rede, zonder eenigen hoogeren byitand. Indien wy nu van Europa na Afia onze gedagten wenden, zullen wy bevinden, dat de waarneeming , welke ik gemaakt heb, over de Gefchiedenis van den valfchen Godsdienst, ook daar even zeer doorgaat. In Indie, zo wel als in Griekenland, was het, door het aankweeken van Weetenfchap , dat de Menfchen eerst opgeleid wier den om te onderzoeken en twyfelingen te koesteren , ten aanziene van de vastgeftelde Leerbegrippen des Bygeloofs. En, wanneer wy in aanmerking neemen , het groot verfchil tusfehen de Kerklyke Gefteltenisfe, (indien ik deeze benaaming mag bezigen,) dier beide Landen , zullen wy ons veelligt verbeelden, dat, in het laatstgemelde, het aangenomen Godsdienstftelzel meer voor onderzoek bloot lag , dan in het eerstgenoemde. — In Griekenland was geen  wegens OUD INDÏE. 453 geen byzonder Geflacht, of Orde, van Menfchen afgezonderd toe het volvoeren der 5 Godsdienstverrigtingen , of te dienen als erflyke en belanghebbende Bewaarders van . deszelfs Leeringen en Inftellingen. , Maar, in Indie, waren de Brahminen de geboorene Bedienaars van den Godsdienst, en zy bezaten een uitfluitend regt van Voorgangers te weezen , in alle de veelvuldige Godsdienstverrigtingen, welke het Bygeloof voorfchreef, als noodig om de Wraak des Hemels af te wenden , of denzei ven tot Gunst en Genabetoon te beweegen. Deeze onderfcheide wegen en voorregten verzekerden hun van een verbaazend bedwingend vermogen, over hunne Landsgenooten; en alle bedenkingen, die invloed kunnen hebben op 's Menfchen hart , de eer , het belang , de magt van hunne Orde , noodigden hun ten fterkften tot het vasthouden derLeerftellingen,en het handhaaven der Plegtigheden , waar mede de behoudenis van deeze langbezetene meerderheid, boven hunne Landsgenooten, zo onmiddelyk verbonden was. Maar, dewyl de voornaamfte Perfoonen van die Cast hun leeven toewydden aan het voortzetten en aankweeken der Weetenfchap, waren de vorderingen, welke zy in alle takken van dezelve maakten, (waar van ik reeds eenig verflag gegeeven heb,) groot, en ftelden hun in ftaat, om zulk een juist denkbeeld te vormen van het Stelzel der Natuure , als mede van de Magt ? Wypheid en Goedheid, uitfehitterenFf 3 de aa n- IANGZEL.  454 ONDERZOEK aanhangsel. de in bet voortbrengen en onderhouden des Heelals, dat hunne gedagten zich verhieven boven de Volksbygeloovigheid, en hun opleidden tot het erkennen en eerbiedigen van één Opperst Weezen , „ den „ Schepper van alle dingen (om hunne „ eigene woorden te gebruiken, ) en vart „ Wien alle dingen voortkwamen (g)." Dit is het denkbeeld , 't welk abul FAzel, die de Gevoelens èzv Brahminen met de uïterfle aandagt en opregtheid onderzogt, van hunne Godgeleerdheid geeft, „ Zy allen,'' zegt hy , „ gelooven in de „ Eenheid van de Godheid, en, fchoon zy „ de Beelden in hooge eerbiedenisfe hou„ den, gefchiedt zulks alleen, om dat zy „ Hemelfche Weezens vertoonen, en hun„ ne gedagten voor afzwerven bewaa„ ren (/i)-" De begrippen der verlichtfïe Europeaanen, die Indie bezogt hebben , [temmen , in dit punt , volmaakt met die pan abul fazel overeen. De berigten, welke de Heer bernier ontving van d'e Pundits van Benares, zo wegens hun uitwendigen Eerdienst, als dat één Opperheer het éénig voorwerp was van hun Eerbetoon, lu-'den 'er volmaakt eenftemmig melë (*'). De Heer wilkins, misfehien betwaamer dan eenig Europeaan ooit was om ï-ver dit onderwerp te oordeelén, befchryfe ïe geléérde Brahminen van den tegenwoor- di- (g) Baghvat -Geeta, p. 84. (A) yfyeen Akbery, Vol. III. p. 3. 0 i'riiKifr., I'eyage, Tom. II. p. 15$»  wegens OUD INDIE, 455 digen tyd als Theïsten , Geloovers in de Eenheid van god (A). In hetzelfde gevoeten ftaat de Heer sonnerat, die zich zeven Jaaren in Indie onthielde met oogmerk om de Zeden, de Weetenfchappen en den Godsdienst der Hindoos, te onderzoeken (/> De Pundits, die het Wetboek der Hindoos overzetten, verklaaren , „ daar het 'c Opper3t Weezen was, 't welk „ door zyne Magt alle Schepzelen van de „ dierlyke, groeiende en ftoflyke, Wereld „ vormde uit de vier Hoofdftoffen, Vuur, Water, Lugt en Aarde, om ten cieraad „ te ftrekken voor de verzamelplaats der „ Scheppinge, in wiens alomvattende Goe. „ dertierenheid, den Mensch, het middel„ punt der kennisfe, verkoos, om gezag en „ heerfchappy over al het overige te voe„ ren; en, aan dit begunftigd Voorwerp ver„ ftand en oordeel gelchonken hebbende, „ gaf hy 't zelve het Oppergebied over de „ Aarde (*»)•" Men hebbe deeze begrippen niet aan te zien voor verfynde gevoelens van laatere tyden. De Brahminen, door de Makomedaanfche Vermeesteraaren van Indie aangezien voor de Bewaarders van den VolksGodsdienst, zyn door hunnen geestdryvenden Godsdienscyver met zo veel voordagts verdrukt, dat de tegenwoordige Leden van die Qk) Pre face to Baghvat-Geeta, p. 24. (P) Sonnerat, Foyage, Toni. I. p. 198. (jif) Prelinu Discours, p. LXXIII. Ff 4 aan- RANGZEI.,  456 ONDERZOEK aanhangzel. die Orde, zeer verre by hunne Voorvaders, zo in Weetenfchap als in Magt,agter liggen. Het is uit de Schriften van hunne oude Pundits , dat zy de redelykfte Gevoelens, welke zy thans omhelzen, haaien, en de Wysheid, die bun nu beroemd maakt, is tot hun overgekomen van zeer lang verftreekene Eeuwen. Dat deeze (telling welgegrond is, kunnen wy, met volkomene zekerheid, zeggen ; naardemaal de diepstverborgene Geheimenisfen der Hindoo - Godgeleerdheid , met de grootfte zorgvuldigheid voor 'r oog van 't gros des Volks bedekt, die fluier is afgenomen door de Vertaalingen,onlangs, uit de Sanskreetfche Taal, in 'c licht gegeeven. Het voornaam oogmerk van de Baghvat-Geeta, eene Epifode in de Mahabarat, een Dichtftuk van de hoogfte Oudheid , en van het grootfte gezag, in Indie, fchynt geweest te zyn , om de Leer van gods Eenheid vast te ftellen, en, uit eene rechte befchouwing van de Godlyke Natuure , een denkbeeld af te leiden van den meest behaagelyken Dienst aan het Volmaakt Weezen. In deeze Baghvat-Geeta vinden wy , te midden van veel duistere bovennatuurkundige uitpluizing, te midden van eenige cieraaden der verbeeldingskragt niet gefchikt naar onzen fmaak, en te midden van eenige gedagten, opklimmende tot eene hoogte van verhevenheid waar toe hec ons bedaard oordeel bezwaarlyk valt zich te verheften, be-  wegens OUD INDIE. 457 befchryvingen van het Opperweezen , gereinigd tot denzelfden lof, dien wy gaven aan de befchryvingen der Griekfche Wysgeeren. Van deeze zal ik 'er mynen Leezeren nu eene opgeeven , die ik hier boven beloofde,en,wegens de andere, hun tot het Werk zelve verzenden. „ O , magtig Weezen!" zegt arjoon, „die " de eerfte Schepper zyt, eeuwige God * der Goden, s Werelds Verblyf Gy zyt ' het onverderflyk Weezen, onderfcheiden " van alle voorbygaande dingen. Gy zyt ' vóór alle Goden ; de oude Pooroosh, " [dat is Leevende Ziel,] en de Opper'„ Onderfteunder van het Heelal. Gy kent ' alle dingen , en zyt waardig gekend te , worden; Gy zyt het Opperst Verblyf, " en door u, ö Oneindige Gedaante, " werd het Geheelal uitgebreid. — Eer" bied zy U toegebragt van vooren en van " agtejen ; Eerbied zy U toegebragt van , alle zyden. ó Gy, die alles in allen zyt! ' >_ Oneindig is uwe Magt en uw Roem, " _ Gy zyt de Vader van alle dingen, " bezielde en onbezielde. Gy zyt de • wyze Leeraar van allen , waardig aangebeden te worden. — Daar is niemanc gelyk Gy; waar dan, in de drie We „ relden, is 'er één boven U? — Waar „ om ik nederkniel, en, met myn lichaan „ op den grond uitgeftrekt, uwe Genad< „ affmeek, Heere! Aanbiddenswaardig: wan „ gy zult met my handelen als een Vadei „ met zyn Zoon, als een Vriend met zyt „ Vriend, als een Minnaar met zyne Be Ff 5 „min aan" iiang7.el. I l  458 ONDERZOEK aanhangzel. ,, minde (V). " — Eene befchryving van hec Opperweezen wordt opgegeeven in een der Heilige Roeken van de Hindoos, waai? . uic blykt, welke de algemeene Begrippen der geleerde Brahminen waren , wegens de Godlyke Natuur en Volmaaktheden. „ Naardemaal god Onftoflyk is , is hy „ boven alle Bevatting, dewyl hy Onzigt, baar is, kan hy geene gedaante hebben; „ maar uic hec geen wy befchouwen van „ zyne Werken, mogen wy befluiten, dar, „ Hy Eeuwig , Almagtig, Alweetend -en „ Overaltegenwoordig is (o)." Aan Menfchen, bekwaam om zodanige begrippen van de Godheid te vormen, moet de Openbaare Eerdienst in de Pagodas niet anders voorgekomen zyn dan een Afgodisch Eerbewys coegebragc aan Beelden, door eene bygeloovige vermenigvuldiging van beuzelagtige, of zedelooze , Plegtigheden. Zy moeten gezien hebben, dac de Menfchen, alieen door Heiligheid des Harren, en Zuiverheid van Zeden, konden hoopen de goedkeuring weg te draagen van een Weezen, volmaakc in Goedheid. Deeze waarheid trage vei as in ce fcherpen in de Mahabarat; doch mee de omzigtige behoedzaamheid en kundige voorzo-gen, eigen aan een Brahmin, die het zorgvuldig vermydc zynen Landsgenooten ergernis te geeven, of den invloed van zyn eigen Orde ce verminderen, Zyne denk- f» Baghvat Geeta, p. 94, 95. («j Dow's D.sfertatian, p. XL,,  wegens OUD ï ND IE. 459 denkbeelden over de wyze, om de Godheid te dienen, worden treffend ontvouwd op veele plaatzen in het Dichtftuk, waar toe ik, om de aanhaalingen niet te vermenigvuldigen, den Leezer wyze f» Wanneer wy ons voor den geest brengen , hoe traaglyk 's Menfchen Ziel zich opent voor afgetrokkene denkbeelden, en hoe moeilyk het valle (volgens eene waarneeming in de meermaals aangecoogene Mahabarat) voor lichaamlyke weezens een onzigtbaar pad te bewandelen, is het blykbaar, dat de Hindoos tot een hoogen trap van Befchaafdheid moeten opgeklommen geweest zyn , eer hunne gevoelens zo verre verheven werden boven de Volks Bygeloovigheid huns Lands. — De onderfcheide Staaten van Griekenland hadden langen tyd beftaan , en groote vordering in Befchaaving gemaakt, eer men de dwaalingen van valfchen Godsdienst begon te ontdekken. Het was niet vóór den leeftyd van «o» crates, en in de Schooien der Wysbegeerte door diens Leerlingen geopend, dat beginzels, aangekant tegen de Hellingen van 't Volks Bygeloof, veel velds wonnen. Een langer tydsverloop verltreek 'er, eer. de Romeinen, een Volk uit Krygshelden en Staatslieden beftaande, verlicht werden dooi Weetenfchap , of het waagen durfden een vry onderzoek te doen, ten opzigte var de Voorwerpen of Plegtigheden van ttei Eerdienst, gewettigd door hunne Voor va. Q) Baghvct-Geeta, p, 55- 75- 97* "?» aan- HAtvGZEL. i  46© ONDERZOEK AAN- hangzel. vaderen. Maar, in Indie, waren de gelukkige uitwerkzels van vordering in Weetenfchap veel vroeger zigtbaar. Zonder de wilde berekeningen der Indiaanfche Tydrekenkunde aan te neemen, volgens welke è&Mahabarat, meer dan vier duizend Jaaren geleeden, werd opgelleld, moeten wy toeltaan, dat dit Dichtiïuk een Werk van hooge Oudheid is, als mede dat de Schryver van 't zelve toont eene kennis" te bezitten van beginzelen der Godgeleerdheid, der Zedekunde, en der Bovennatuurkunde, veel regtmaatiger en redelyker, dan op dac Tydperk fcheenen begreepen te worden door eenig Volk, waar van de Gefchiedenis melding maakt. Maar zo onbekwaam zyn de beperkte vermogens van 's Menfchen Geest, om zich een evenmaatig denkbeeld van de Volmaaktheden en Werkzaamheden des Allerhoogiten te vormen , dat wy , in alle de befpiegelende Stelzels , deswegens, van de uitmuntendfte Wysgeeren by de meest verlichte Volken , een bedroevenswaardig mengzel vinden van onkunde en dwaaling. Van deeze waren de Brahmins niet meer vry, dan de Wyzen van andere Landen. Naardemaal zy beweerden, dac het Stelzel der Natuur niet alleen oorfpronglyk in orde gefchikt was door de Magt en Wysheid van god; maar dat elke gebeurtenis, die voorviel, te wege gebragt wierd door gods onmiddelyke cusfchenkomsc, en zy niet konden begrypen, hoe een Weezen kon werken op eenige plaats, of het moest daar te-  wegens OUD INDIE. 461 tegenwoordig zyn, fielden zy vast dat de Godheid een leevenmaakend Beginzel was door de geheele Schepping verfpreid, eene algemeene Ziel, die elk gedeelte daarvan vervulde Elke verftandige Natuur , inzonderheid de Zielen der Menfchen, begreepen zy, deelen te weezen afgefcheiden van dien grooten Geest (y) ; met welken zy, naa haare beftemming op aarde vervuld, en eene genoegzaame maate van zuiverheid verkreegen te hebben , weder zouden vereenigd worden. Om de vlekken , welke eene° Ziel, geduurende haar verblyf op aarde, kreeg, door het botvieren aan dierlyke en bedorvene lusten, uit te wisfchen, moest dezelve, naar hun begrip , een lange reeks van verhuizingen ondergaan , door de Lichaamen van onderfcheide Dieren, tot zy, door 't geen ze leedt en leerde, in de onderfcheide gedaanten van beftaan, zo geheel bevryd ware van alle befmetting, dat zy gefchiktheid bezat om verzwolgen te worden in het Godlyk Weezen , gelyk een drup , wederkeerende in dien onbegrensden Oceaan, waar uit zy oor fpronglyk voortkwam (j). Deeze Leerfteljingen der Brahminen, we- Qq) Baghvat-Geeta, p. 65. 78. 85. B er nier Tom. II. p. 163. (r) Dow's Disfertation, p. XLIII. O) Voyages & sonnerat, Vol. I. P- !92« 200 Baghvat-Geeta , p. 39- »5« Dow s Dtsjtrt. p XLIII. AAN- HANGZEL.  46*2 ONDERZOEK AANHANGZEL. wegens de Godheid, als de Ziel die door' de geheele Natuur beftaat, werkzaamheid en kragt verleenende aan elk gedeelte van dezelve , zo wel als de eindeiyke Wedervereeniglng van alle verftandige Weezens met den eerllen Oorfprong, ftemmen volmaakt overeen met de Begrippen der Stoicynfche School. En 't is opmerkenswaardig, dat wy, na het waarneemen van zulk eene groote gelykvormigheid in de verhevenfie gevoelens hunner Zedeleere, desgelyks zulk eene overeenkomst ontdekken in de dwaalingen hunner Godgeleerde Befpie.» geliagen (/> 's Menie hen Geest, nogthans, als zy een hooger geleide derft, loopt gevaar, om in een dwaaling, het gedrag betrelfende , ten ©p«gte van den Godsdienst, te vervallen, welke van een veel erger natuur is. Wanneer de Wysgeeren , door hunne vorderingen in Weetenfchap , begonnen zulke fechtmaarige denkbeelden te vormen, van de Natuur en de Volmaaktheden des AUerhooglten,als hun overtuigden dat hetVolksftelzel van Bygeloof niet alleen ongerymd^ maar Godloos , was, begreepen zy ten vollen al het gevaar, 'c welk m gt ontftaan Dit het door hun ontdekte mede te deelen aan het Volk, onbekwaam om de kragt te vatten der redenen die hun bewoogen hadtien , en zo yverig gehegt aan de vastge- ftel- (t) L i p s 11, Phyfiol. Stoicor. Lib. I. Disfirt. VULXXI. Seneca, ANTPNINUS, EP.ICTETüS, Oj? veelvuldige plaatsen.  wegens OUD INDIE. 463 Helde begrippen, dat het zich zou aankanten tegen alle pooging om derzelver valsehheid aan den dag te brengen. In ftede, derhal ven, van te gedoogen dat eenige ftraal van die kennis, welke hun eigene ziel verlichtte, hun bereikte, vorm Vol» III, p, s. Si. 95- BLAD-    BLADVYZER DER VOORNAAMSTE ZAAKEN. VOORNAAMS A. j4ardryhkunde, (Vorde. ringen der Ouden in de) en het vervaardigen van Kaarten , 14a, enz. hoezy de Lengte en Breedte der Plaatzen bepaalden, 144; gebrekkigheid hunner Werktuigen, 145. Agatiïodemon , vervaardigt Kaarten tot de Aardrykskunde Van PTOLEMEpS , 119. Akber. de VI, loflyke inrigtingen van dien Vorst, 355; zyn billyk en zagt Ryksbeftuur, 356. albuquerque,CAt.PHONSE) wat hy ten diende des Portugeefchen Iiandels,als Krygsman, verrigt hebbej 249. Alexander de groote , Grootheid en uitgeftrektheid van zyne Plans, 21; begrypt de voordeden van Zeevaard en Koophandel; ftigt Alexandrie, 22; zoekt den Indifchen handel in handen te krygen , ald. leert op zyne Krygstogtsa veele zaaken, Indie Gg betreffende , 23; langs welken weg hy in Indie kwam, 24; hoe hy voortrukte , en verfcheide Landen doortrok,25; moet, otn deongewilligheidzyns Krygsvolks , het verder inrukken ftaaken , 26 ; hoe verre hy in Indie kwam , 28 ; welke kundigheden hy daaropdeedt, 29 ; vaart den Indus af na den Oceaan, 30; Opheldering over de mogelykheid van de talrykheid zyner Vloot onder neauchus, 31; hoeveel hy op deezen Tocht van mdie leerde kennen, 324 zyne verbaasdheid aan den mond van den Indus over de Getyen, 36; ontfluit' de deur der kennisfe van Indie, 38; welk gedeelte van Indie wy door zyn Tocht keren kennen,41; zyn Plan omtrent Indie, en de welgepastheid zyner maatregelen ter volvoering, 42, enz. hoe hy zyne Griekfche en Afiatifche Onderdaanen zogt te vereeuigen,43j Steden door 4 heas  B L A D W Y Z E R, hem gebouwd totGemeenfchap,46; of by in Indie twee dan drie Steden geftigt hebbe ; Standplaatfen ten Handel gefchikt, door hem gekoozen, 48 ; Gronden,die hem op een Gelukkigen uitflag deeden oopen, 50 ; zyne Opvolgers koozen ook de beste plaatzen tot de Steden , en verfterkte Posten, uit, 51; wat hy zich van een tweeden Tocht mogt belooven, ald, hoe 't ging onder zyne Opvolgers, 54. '/tlexandria,&oov alexander den grooten gefticht , 22; bloeit onder ptolemeus , den Zoon van lagus, 68; wat ptolemeus philadelphus, tOt verbetering van den Koophandel , doet, 69; waarom I men daar geen anderen weg tot den Indifclien Handel gezogt hebbe, •276. jflmalfi, zoekt den Indiaanfchen Handel, 186,192. dmerica , door columbljs ontdekt, 240; welk eene aandoening die ontdekking eerst te wege bragt, 244; welk een invloed ; dezelve hadt op het Handelverband der onderfcheide Were ld deelen , 295; verfchaft Goud en 1 Zilver in ruimen overvloed, 297 ; vastigheden daar, door de Europeaanen, ■ aangelegd, 304;verfchaft veel werks aan de Europeaanen , 305. Antiochus de groote, zyn Inval in Indie heeft weinig zekerheids, 64. Antonius, (Marcus) zendt een Gezantfchap aan den Chinetfchen Keizer, 134. Antwerpen, wordt een Mededinger van Brugge, 232. d'Anville's en gosselin 's onderfcheide gedagten 0ver veele Plaatzen in Indie, 128. Arabieren, over hun Spece-' ryhandel, 99; door maHomed met een nieuwe geestdrift bezield , 166; hebben oudtyds geene kennis gehad van liet . Kompas; waren niet verre in de Zeevaard gevorderd, 172, I74;krygen verdere kennis van Indie, 173;. wat zy des vermelden , 177 ; wat zy ophaalen van een Ryk aan de Malabarfche Kust, 178. AiusTOTELES,zyne bekron^ pe denkbeelden ovër de gelykheid der Menfchen, 44; wat hy over den Koophandel oordeelde, 96, Arrianus, welk licht zyn Werk, de Omvaaring der Erythrcefche Zee, verfchaft, 107, enz. waarde zyns Werks, 143., Au*  BLADWYZER. Augustus, brengt Egypte onder de Heerfchappy der Rominèni hoe hoog hy Egypte fchatte, en waarom, 83. B. TDactria (Berigten wegers het Koningryk), r65 i trotsheid der Koningen, 66; hoe lang 't zelve geHaan hebbe , ald. met het verlies daar van nam de heerfchappy der Grieken in Indie een einde, ald. Baghvat-Geeta, een Dichtftuk , ingerigt om de Leer van Gods eenheid vast te fttllen, 456. Bank, (De eerfte) in Venetië opgericht, 236. Bankhouden, eerst te Florence ingevoerd, 210. Bar ace , eene Stapelplaats, waar gelegen, 94. Barygaza, een oude Koopmarkt in Indie, 108; Waaren daar vertierd , 109. Basjora, geftigt, 168. Beeldhouwkunde-, zeer vroeg in Indie, 368. Benares, is het Athene van Indie geweest,429; van het Obfervatorium aldaar.432. Beygale, (Over den Landeigendom in) 345; hoe Keizer akber daar de inkomften regelde, 347. Berenice, door ptolemeus philadelphus gebouwd , 69 ; word de Stapelplaats des Indifchen Handels, ald. verandering in de vaart daar door te wege gebragt,70; dezelfdeStad niet met Cos fier ,72; hoe de Handel op Indie daar gevoerd , 72; onzekerheid omtrent de Havens door hun bezogt, 73 , 74. Beroepen , (Onderfcheide} vonden reeds vroeg in Indie plaats , 319 ; de Leden van ieder Cast blyven hetzelfde Beroep, of Bediyf, hunner Voorvaderen aankleeven, 327; Aanmerkingen over deeze fchikking , 328. Bore, (Opheldering van een Watergety in Indie") gebéeten, 36. Bouwkunst, hoedanig in Oud •Indie, 365, Bovennatuur kin 1 de, hoedanig by de oude Indiaanen , 407. Brahminen, maaken,onder de Indiaanen , den eerden Rang uit, 322; hun meerderheid boven de Monarchen , 338;hunne levenswyze in de Pagodas, 376; baten zich beweegen om den Europeaanen de Sanskreetfche taal te keren, 3B5. — ■ wat zy van dg Ziel gelooven, 406; vart hunne Reden- en Boven. 'S 5 »a-  BLADWYZER. natuur-kunde, 407; van hunne Zedekunde, 409; Bedienaars van den Godsdienst, 434; ten wellustige 11 einde voedeti zy jonge Dogters op, 446; hoe zy de vordering in Godsdienstkennis beperken, 449; hun Geloof ia den éénen god, 454;dit is reeds zeer oud, 450; verhevenheid boven Volksgevoelens , 459. Bekrompenheid hunner Begrippen ten opzigte van Gods Eigenfchappen, 460. Breedte, der Plaatzen; hoe de Ouden dezelve bepaalden, 144; maate van naauwkeurigheid daarin, 148. Brugge, (Handelder Venetiaanen op) 217; hoe zeer daar door verrykt, 231; johanna van NAVAütlE benyJt der Burgeren wel» vaard , ald. Bygeloof, hoe gebooren en opgekweekt, 438 ; hoe noodig door strabo gekeurd, 464. C. Caffa, door de Genueezen tot een Handelitad gemaakt , 205. Cairo,(Dereis der Caravane uit) van daar befchreeven, 264. Canoge , volkrykheid dier Stad, 171. Caravanen , eene verbeterde wyze van Koophandel, 4; groote,die na Mekka trekken, welk een Handel dezelve dryven, 258 ; andere , die deezen fterk voortzetten, 260; de Reize van die uit Cairo en Damascus vertrekt , befchreeven, 264. Caravanferas, in deWoestyn van Thebais gebouwd ,73. Casten. Zie Rangen. Ceylon, beantwoordt beter , dan Sumatra, aan de befchryving der Ouden van Taprobane, 141. Chandalas, of Verwerpelingen uit huu oorfpronglyke Cast; deerlyke weiland derzelven, 323. Chardin, zyn berigt wegens de Zeeyaart der Arabie* ren , 175. Chillambrum, eene Pagoda aldaar befchreeven, 374. China, langen tyd het Land waar men alleen Zyde maakte , 105 ; fverkeerd gevoelen, dat dit Land den Ouden bekend zou geweest, en door hun bevaaren zyn , ontftaari uit de gelykklankigheid van den naam Since, 132; marcus antonius zendt een Gezantfchap derwaards, 134 ; twee Monniken ontdekken daar de Zydeteelt, en brengen de Zydewormen na Europa. over»  BLADWYZER. ©ver, 162; het Kompas, daar oudtyds niet bekend, 172, 174; de Arabieren komen aldaar , 173 5 .de Mahomedaanen zetten zich daar neder-, ald. het Christendom en de Leer van mahomed daar voortgeplant, 179; marco polo bezoekt dit Gewest, en andere, in 't Oosten , 219; Verflag van den Handel tusfehen Rusland en China, 269. Choultries, of Huizen, voor de Reizigers in Indie ,352. Christendom ,in Indie voortgeplant, 179; oorzaaken van den traagen opgang, 180. iColubibus, onderflaat een nieuwen weg na 't Oosten te vinden , en ontdekt America, 240; welk een invloed die ontdekking hadt op het Handelverband der onderfcheide Werelddeelen, 295. Conjlantinopole , langs welke wegen met de goederen van het Oosten voorzien, 183; door de Venetiaanen ingenoomen , 200 ; door mahomed den II Ver- nieesterd, 224; solyman de Doorlugtige zoekt die Stad tot een Stapelplaats des Indifchen Handels te maaken, 309. , Cosmas, Indicopleustes by genaamd; zyn vreemd begrip wegens de gedaante des Aardkloots, 157; v/elk een kennis hy gehad hebbe van de Westkust van Indie, if8. Cosfier, dezelfde Stad niet als Berenice, 72. Cous, verandert van een klein Dorp in eene Stad, 71, Cyfer letters, van Indifchen oorfpronge, 413. D. T"\ama;tr!ir,deReis der Caravane vau daar befchreeven, 264. Dandulo, (Andreas) geeft fchaarfche berigten van den Handel der Venetiaanen , 188. Darius hystaspes, zoekt kennis van Indie te verkrygen, 19 i scylax , door hem als Scheepsvoogd uitgezonden, ald. wat hy in Indie volvoerde, 20. Duchanos , hetzelfde met Deccan, 144. E. Jpgypte, ( Handelgeraeen*-~* fchap tusfehen) en Indie, 68; hoe naderhand en hedendaagsch gevoerd, 71; Rykdom en Magc door dit Ryk verkreegen, uit den Handel op indie, 77; waarom Egypte dien Handel zonder Mededingers dreef, ald. door au- gus-  BLADWYZER. custus te ondcïgebragt, en waarom van hem in hooge waarde gehouden, 83; op welke plaatzen de Schepen uit Egypte, oudtyds, handel dreeven, 107, enz. hoe zy de onderfcheide Waaren aauvoerden, 155; de Sultans van Egypte fluiten een Handelverdrag met de Venetiaanen, 208; last des Florentynjchen Gezantfchaps na den Sultan, 212. Egyptenaar*, (.De Oude) begunlligeti de Zeevaard «iet, 6 ; sesostris wil hun een Handeldryvend Volk doen worden, 7. Elephanta (Eene Pagoda op het Eiland) befchreeven, 367. Ellore, verflag van de Pag*das aldaar, 371. Emanuel , Koning van Portugal, diens wys beleid om zich in Indie te vestigen , 246; bedreigd door den Sultan der Mamelukken, 251; laat zich door een aanbod der Venetiaanen niet verkloeken, 254. Engeland,verg\mn'mgen daar den Vénetiaanjchen Kooplieden verleend, 235; vermeestert, voor ten goed gedeelte, den Handel der Portugeefen op Indie, 294. Europa, vol werkzaamheids om America van Noodwendigheden te verzorgen , 305; of het verarmt, door het verminderen haarer Schatten om den Handel op Indie voort te zetten, onderzogt, 306; heeft aan de ontdekking van de Vaart na Indie, om de Kaap de Goede Hoop, de behoeding voor de Slaaverny dank te weeten, 307. F. E\ aquirs, hoezy by hunne " Bedevaarten den Koophandel voegen, 194; oudheid deezer Orde van Boetelingen in Indie, 327. Fazel , (Abul) waardig Staatsdienaar van akber, geeft een korten Inhoud uit van de Rindoo-Regtsgeleerdheid, 359. Florentyners, leggen zich op den Handel en Fabrykcn toe , 209 ; richten het Bankhouden op , 210 ; zoeken, door een Gezantfchap na Alexandrie, Handelgemeenfchap met Indie, 212; Last der Gezanten, ald. Forten, van hooge oudheid in Indie, 377- G. Gama , (Vasco de) zeilt de Kaap de Goede Hoop om , 242;hoe by zich,ia Indie geland , gedraagt, *43J  BLADWYZER. £43; hoe by zyne wederkomst in Portugal ontvangen,244; welkemvloed zyn Scheepsbedryf hadt op het Handel verband der onderfcheide Werelddeelen, 295. Ganges, grootheid dierRi. viere, 58; twyfel, of de Egyptenaar* den Ganges opgezeild hebben , 74; strabo's gebrekkige berigten wegens deeze Rivier , 75, 115; ptolemeus heeft 'er beter berigten van, 125. Gentoos, wat hun belet het Christendom te omhelzen, 180. Geldhandel:, moet uit twee onderfcheide oogpunten befchouwd worden, 306. Genueezen,bevooróee\en zich in de Kruistochten, 198; krygen verfcheide Landfchappen in 't Griekjche Ryk in bezit, 199; bieden den Grieken byftand, en verkrygen van hun groote Handelvoordeelen , 204; maaken Caffa tot een Handelftad, 205; waarom in Staatsgefteltenisfe minder dan de Venetiaanen , so6; hunne inhaaligheid in den Handel, 207; verliezen hunne Bezittingen jri het Oosten, 224; en invloed op den Koophandel , dien zy vrugtloos zoeken te herltelleu, 225. Gefchiedenis, (Egte) klimt niet zeer hoog op, 1. Gefteenten, (Edel-) hou by de Romeinen gezogt, 100. Gibbon, met lof vermeld j 164. Godsdienst , (Oorfprongen van valfchen) 436. Golf,(Arabifche) gevaarlyk te bevaaren; verfcbriklyke Naamen aan verfcheide gedeelten gegeeven, 70. Gomlak, welk een voortbrengzel, 382. Gosselin 's en d'anville 's onderfcheide gedagten over veele plaatzen in Indie, 128, enz. Grieken, dringen , onder alexander den grooten, in/ntó,2i; hun heerfchappy aldaar onder diens Op. volgers, 54; wanneer'dezelve een einde nam, 66; hoeverre Oostwaards hunne kunde van Indie zich uitftrekte, 153. H. TJfandelfm 'tOosten vroeg gedreeven, en hoe, 3 ; op welk eene wyze door de Egyptenaaren,67;hoe de Perfen den Handel op Indie te land dreeven, 78 ; hoe de -Romeinen , 85; fchaars fpreeken de oude Gefchiedboekers van den Handel, p5; plato '$ ge-  BLADWYZER. j g«Vóelen over den Handel, Kooplieden maaken v in Indie eene byzondere Cast, of Rang, uit, 155; 10e met den Godsdienst gemengd, 194; welke gevolgen de Kruisvaarten op den Handel hadden, 195; de Venetiaanen dreeven denzelven op 't Oosten , meer by Ruilinr;, dan met Geld, 227; de Staat trekt zich daar den Handel aan , 230 ; verandering daarin te wege gebragt door de ontdekking van Avimca,en het vaaren om de Kaap de Goede Hoop, 237; hoewel, zints dit Tydperk, de Europifche Volken den Handel op Indie dreeven, bleeven egter Afia. en Africa te land dien onderhouden; oorfprong hier van,255;hoe . door de Cara vanen voortgezet, 258. Handel, Onderzoek der oor. zaaken waarom de Handeldryvende Staaten der Oude Wereld geen nader weg ter Zee na de Indien gezogt hebben, 274; waarom de Pryzen der Goederen des Indifchen Handels ■> r.aa liet omzeilen van de Kaap de Goede Hoop, dermaate verminderden,284; verandering in de Goederen door den Indifchen T Handel ingevoerd, 287; waarom de Portugeefen zo lang ongehoord in 't bezit van dien Handel bleeven, 292; verliezen denzelven aan de Nederlanders, en Engelfchen^ 394; hoe op Indie meest met Geld gedreeven, 295; groot verfchil van den tyd en wyze, waarop de Handel door de Portugeefen en de Span* jaar den werd uitgebreid, 300; of de Haudel, met geld, op de Indien, Europa verarmt, onderzogt, 306. Hanno , doet een Reistocht ter outdekkingeinden^flantij'clien Oceaan, 277. Hanze-Steden, (Handel der) met de Venetiaanen, 227 , 229. Hasïings , wat hy gedaan hebbe om ons het Zamenftel der Wetten van de Hindoos te bezorgen, 36.0. Heeto-pades, berigt van dit Sanskreetfche Werk, 399. Herodotus, van wien hy zyne Berigten omtrent Indie fchynt ontleend te hebben, 12; welk berigt hy van de inkomften der Per/ï/cfoMonarchen geeft, 20,33; zyn verhaal eener Reize der Pheniciëren, 't welk in twyfel getrokken wordt, 279; aanmerkelyka byzonderheid iu dat verhaal, ald.. Hindoos,, wat hun belet het Christendom te omhelzen, 1805  BLADWYZER. 180 ; verflag van hunne Geregtshandelingen, 355; verflag van hun Wetboek, 360. Hippalus, waagt het uit de Arabifche Golf den Oceaan over te fteeken, 91; hoe groot men deeze ontdekking hieldt, ald. Befchryving van den weg dien hy nam, 92. Hipparchus , welk een dienst hy aan de Starreen Aardrykskunde gedaan , hebbe, 117. J en I. fY aggernaut, eene Pagoda J daar bezogt , ftelt op een Jaarlyks Feest alle Casten gelyk, 325;welk een verbaazend getal Bedevaartgangers daar heen trekt, ald. jerufaiem, yverig door Bedevaartgangers bezogt, 193; Koophandel mengt 'er zich onder, 195. Indie, (Twyfelingen wegens den Tocht van sesostris na) 8 ; vroegfle weg van Handelgemeenfchap der Pheniciëren ter Zee , 14; de Jooden hebben dezelve niet gehad , 18 ; tocht Van alexander den grooten in Indie, 21; in 't zelve waren , ten tyde van alexander , reeds groote Vorlïendomaien, 39; diens Bevelhebbers deelen ons zeer goede Berigten wegens Indie mede , ald. als mede van veele byzonderheden, de Landsgefteltenis en Volkszeden betreffende, 40;Plan van alexander omtrent lndi:, en de maatregels ter volvoeringe van 't zelve genomen , 42, enz. Heerfchappy der Grieken in Indie onder zyne Opvolgers, 54; wanneer dezelve een einde nam , 66; in Egypte de Zetel van Handelgemeenfchap met Indie gevestigd, 67; langs welk een weg gevoerd , 71; de Perfen hebben ter Zee geen Handel op Indie gedreeven, maar te Lande-, en hoe, 78; hoe de Romeinen op Indie handelden, 86; welke goederen zy van daar kreegen, 97 ; op welke plaatzen in Indie de Schepen uit Egypte handel dreeven, 107; onderfcheid des Handels der Ouden enHedendaagfchen op Indie ,110,111; strabo gebrekkig in zyne berigten van Indie, 114; plinius de Oude desge» lyks , 116 ; ptolemeus geeft een zeer gebrekkig berigt van het vaste Land in lndk , 122 ; is beter in de Zeekust te befcliryven , 123 ; welke ken-  B L A D W Y Z E R. kennis de Ouden te land kreegen, 132; wat ze van de Eilanden wisten, 138; welk eene Verdeeling eu Befchryving de Arabier massoudi van Indie geeft, 170; Vorderingen, doorkrabben , in de kennis van Indie gemaakt, 173; Indie door de Fortugeelen bevaaren om de Kaap deGoede Hoop, 241 ; reden van het onderfcheid der werkzaamheden in , en kunde van, Indie, tusfehen de Ouden en Hedendaagfchen, opgegeeven, 281 ; hoe ruim voorzien van leevensnoodwendigheden 285; hebben weinig van anderen noodig, 296; kry. gen daarom Geld voor Ihunne Waaren, ald. reeds vroeg heeft zulks ftand ge- * greepen, 333. Indiaanen, (Handelgemeenfchap met de) niet alleen , van oudsher, gezogt, om de natuurlyke Voortbrengzelen huns Lands; maar om de verder gevorderde Befchaafdheid, en werken van Vlytbetoon, 316; hoe by ongewyde en gewyde Schryvers hoog geagt,317; by hun greep reeds vroeg het verfchil van Rangen,en de onderfcheiding van Beroepen,ftand,3i8; elk blyft by het Beroep zyner Voorvaderen . 327; oogmerk der Indiaanen hierin,' erj deeze fchikking beredeneerd , 327; voordeden daar uit herkomftig,329; onveranderlykheid hunner Zeden, 330; eenige weinige veranderingen door de Mahomedaanen en Europeaanen daarin te wege gebragt, ald. de Staatkundige toeftand en Regeeringsvorm,ten blyke var* hunne vroegtydige Befchaafdheid , aangevoerd , 335; reeds vroeg hadden zy uitgebreide Ryken , 336; Monarchale Regeering onder hun niet onbepaald , of eigendunklyk , 337; hoe de ftaat desLandbouws wordt gehandhaafd 340; Officieren, aangefteld om over de Landen , de Steden , en het Krygswezen, cpzigt te hebben, 352;de aart hunner Wetten en de gedaante derGeregtshandelingen wyzen hunne Befchaafdheid uit, 353 ; welke vordering zy , te& betoon daar van,in nutte en fraaije Kunften gemaakt hebben, 364; van hunne oude Bouwkunst , 365 ; van hunneWeefgetouwen, Verfftoffen, 380; van hec fnyden in Metaal, Ivoor, en Edelgefteenten, 384; Voortbrengzelen van vernuft van zeer oude herkomst, 385; Heldendicht en  BLADWYZER. en Toneelfpel, 386, enz. Van hunne vorderingen in Weetenfchap, 404 ; Redenkunsten Bovennatuurkunde, 407;Zedekunde, 409; Natuurkunde, 412; Eerfle Rekenaars met een tiental Cyferletters ,413; Starrekunde, 414; Tydrekenkunde , 416 ; van hunne Godsdienftige Inftellingen en Gebruiken, 433; wegens hunne gehegtheid aan de Leerftellingen en Godsdienstgebruiken hunner Voorvaderen , 448. Indicum der Ouden , hetzelfde met de Indigo der Hedendaagfchen, 381. Indus, (Zwaare Getyen aan den mond van den) 36. Intrest van Geld, tot eene verbaazende hoogte, 234; hoe by de Hindoos vroeg eene uitzondering plaats vondt ten aanzien van geld en Zeezaaken, 363. joanna van navarre , nV- dig over de Welvaard en den Rykdom der Bruggenaar en. 231. Jooden , van hun Koophandel ten tyde van David en Salomo, 16; hebben toen geen Handelgemeenfchap met Indie gehad, 18. Italië, begint den Handel op Indie, 186; hoe de Ste- i den van dit Land zich door de Kruisvaarten bevoordeelden, 198, ] Julius II, (Paus) door den Sultan der Mamelukken bedreigd, 251. Jusïinianus , (Keizer) tragt den Perfen den Zydehandel te ontweldigen , 162 ; hoe hy de Zydeteelt ia Europa krygt, 163. K. fff aap de Goede Hoop , doof de Portugeeaen omgezeild , 241; welke aandoening die gebeurtenis veroorzaakte , 244; welk een invloed die hadt op den. Handel, met de gelyktydige Ontdekking van Ame* rica.,295; aan deScheepvaard om die Kaap, heeft Europa de behoeding voor Slaaverny dankte weeten, 3°7- Kaarten, zeer vroeg vervaardigd , 142; welke dè oudfte zyn, die men bezit, 143- Kameel , den Oosterlingen van grooten dienst in den Handel, 3 ; dit breeder ontvouwd, 260; hoe dit Dier reist, 262. Katoen , (Onderfcheid tusfehen den Handel in) oudtyds en nu, 108, 11 r, 383. Kompas, den Arabieren, oudtyds, onbekend, 172; zo ook by de Chineefen, 174Koophandel. Zu Handeh i h Krui**  B L A D W Y Z Er R. Kruistochten na het Heilig. 'Land, welke gevolgen dezelve hadden op den : Koophandel, en hoe verre zy dienden om de Overbrenging der Indi- 1 fclie Waaren na Europa te vertraagen , of te bevorderen „ 192. ïodb ■ . . T andbouwers , hoe in 7«*'e bevoorregt, 340; welke lasten zy aan den Souverain, als Grondheer, moeten opbrengen , 341; dit oud gebruik houdt nog ftand , ald. hoe ongeftoord ". ' de Landbouwers daar voortyds leefden , 348 , ' 349 j Befchikkingen tot « 'bevordering van hun geluk, 350. Landeigendom, (Aanmerkingen over den) in 't Oos- ■ ten, 342; in .Bengal, 345; uit den aart der Leenbe- * zittingen opgehelderd, ald. Lengte der Plaatzen , hoe de Ouden dezelve bepaalden, 145; gebrekkigheid hier in , 150. "Linnen , vanwaar by de Ouden Sindon geheeten , 379- M. Tijfihibarat, verllag van dit oude Indiaanfche Heldendicht, 386. Mahomed , met welk een nieuwen geestdrift hy de Arabieren bezielt, 16$. .— de II vermeestert het Griekfche Keizerryk, 224. Mahomedaanen,vKemd vooroordeel by hun omtrent kleederen van Zyde gemaakt , 107 ; welk eene verandering zy op den Indifchen Handel te wege bragten , 167 ; dryven Handel op Indie, en zet- ' ten 'er zich neder, 173; planten 'er hun Godsdienstvoort, 179; waar- - om dezelve 'er geen grooter opgang maakt, 180; houden de Christenen voor Afgodendienaars, 190. Malabar, oorfprong deezer benaaming, 158. Mamelukken , (De Sultan der) bedreigt den Paus en den Koning van Portugal, indien de laatfte de vaart op Indie niet ftaakte ,251; wordt door de Venetiaanen onderileund, ald. doch te vergeefsch, 252; h unne Heerfchappy overweldigd^ ald. Marfeille, zoekt den Handel in Indifche Waaren, 190. Massoudi, welk eene befchryving en verdeeling van Indie hy opgeeft, 170. Medici, (Cosmo D{y een groot Koopman, 211; . ., ■ ■ zoekt  BLADWYZER. zoekt door een Gezantfchap na Alexandrie deel in den Handel op Indie ,212. Megasthenes , Afgezant ' van seleucus , breidt de kennis van Indie uit, 58; welke waarneemingen hy mededeelde, 61; Fabelagtige Vertellingen van hem afftammende , 61; juister berigten door hem gegeeven , ald. Mekka, moet door Mahomedaanen , pligtshalven, bezogt worden, 257; welk een invloed dit op den Koophandel heeft, 258. Monarclien in Indie, bezaten geen onbepaalde of eigendunklyke Magt, 337 '■> waardoor beperkt, 338. Mufiris, eene Haven aan de Malabarfche kust, eerst door hippalus bezogt , 91; waar geleegen , 94; Koophandel daar gedreeven, 109, 15J. N. Nearchus, Vlootvoogd onder alexander den grooten, 30j diens verrigtingen,33;maakt geen gewag van den Tocht van scylax, 345 uit zy" ver" haal blykt de onkunde der Ouden van eenige Scheepvaart , uitgenomen die van de Middellandfche Zee , 35 ; zyne naauwkeurig- heid in Plaatsbefchryviflgen, 37. Nederlanden , (De Zeven Vereenigde} ontneemen den Portugeefen een gedeelte huns Handels op Indie , 294. P. "paarlen, by de Romeinen ■*• zeer hoog gefchat, 101. Pagodas, (De oudfte) in Indie befchreeven, 367; Berigt van de laatere, 373 ; derzelver vier zyden van zeer vroeg naar de vier Hoofdwinden gerigt ,43!» hoe inwendig gelleld,446. Palibothra, (Vérfchilleiide gevoelens over de ligging van) 59; welk berigt megasthenes van die Stad geeft, 63. ; . Palmyra, gelukkige ligging dier Stad, tot den Handel op Indie , 87 ; waar door zo zeer in vermogen toegenomen, 88; hoe lang deeze een vrye Staat bleef, ald. Ruïnen daar van ontdekt, 89; grootheid aan den Handel verfchuldigd , 90; hoe deerlyk thans ge' fteld, ald. Pariars , ongelukkige ftaat deezer Verwerpelin gen uit hunne oorfpronglykeCast, 323. Patala, welk een handel de Egyptijche fchepen daat dreeven, 107. Hh 2 Pat*  L A D W Y Z E R. ■Paufen, verkenen den Christenen vrvheiJ om met de Mahomedaanen handel te dryven , aotf. Perfiaanen, hebben eerst eene vastigheid in Itidie verkreegen , 18 ; welke Godsdienilige zwaarighe* den zy maakten omtrent het water en het reizen ter zee.,49; fchynen geen Handelgemeenfchap met Indie ter zee gedreeven te hebben, 78; hoe zy denzelven voerden, ald. worden Mededingers óeiRomeinen in dien Handel, 159; trek- • ken den Zydehandel aan Zich, l6i; [ust1n1anus rragt huu deezen deels te ontweldigen, 162. Pheniciers, hoe ten Koophandel gefchikt, en op welk eene wyze zy dien op dé Indien voortzetten, 13; Oorzaaken dat wy des zo fchaars berigt hebben, 15; van hun Reistocht door herodotus vermeld, 279. Plato's gevoelen over den ' Koophandel, 95. Plegtigheden , (Aart der Godsdienst-) in 't Oosten , 444- Plin.us de Oude, wat hy ons, tot meerder kennis, dan vroegere Schryvers, van Indie verfchaft, 116; zyne befchryving van Ta* ■ probane, 139. Polo, (Marco)dringt diep in 't Oosten door, 219welke berigten hy merie- • deelde , ald. de waardy zyner Berigten beoordeeld, - 220. Poatpowus mrla, zyne twylingen overTAprobane,\<{a Porcelein , (Chineesch) den Ouden onbekend , 290; wanneer in Europa eers't ingevoerd, 291. Portugeefen, zeilen de Kaap de Goede Hoop om, 241 •> hoe zy het voordeel des Handels op Indie hoopten en verwierven, 246; hoe zy zich aldaar vestigden , 247; tragten den geheelenHandel aan zich te trekken, 249; de Venetiaanen tragten vrugtloos hun daar van te ontzetten , 251; rigten daar een Handeldryvend Regt op , 254 ; hoe zy doordrongen ,281; en een voordeeligen Handel vestigden, 286; redenen waarom zy zo lang in een ongeftoord bezit bleeven, 292 ;'t Verlies, 294. Ptolemëus , hoe veel de Aardrykskunde aan hem verfchuldigd is, 116; volgt hipparchus, als Leidsman, 118 ; agathod/emon vervaardigt Kaarten tot zyne Aardrykskunde, 119; diens hoog gezag in dit vak, ald. hoe hy de Lengte en Breedte der Plaatzen bepaalde, 120; geeft  B LADWYZER. geeft een zeer gebrekkig berigt der Vastekust van Indie, 122; misilagen door hem begaan , ald. is gelukkiger in 't befchryven der Zeekust, 123 ; doch begaat ook groote misflagen, 126; byzonder omtrent de Erythrcefche Zee , 127; hoe verre Oostwaards hy Afia kende, i35;naauwkeurigheid zyner Opgave van de breedten der Plaatzen aldaar, 136; ü-yne befchryving van Taprobane , 141; misüagen jn de Lengte der Piaatzen door hem begaan, 150; hoe hy zyne Kaart van Indie vervaardigde, Ptolemeus philadelphus, doet den Koophandel te Alexandna bloeijen, 69; bouwt Berenice, ald. Ptolemeus, Zoon van lagus , vestigt den Handel der Egyptenaaren op Indie , 68 ; hoe hy Alexanéria deedt bloeijen, ald. R. ~ïï3ajah, (Een Hindoe) als een Vader zyns Volks befchreeven, 349. Hangen, of Cas ten, (Vier onderfcheide) by de Indiaanen reeds vroeg ftanrigryf>ende; eu welke, 319; hoe onveranderlyk ftand houdende, 320; op welk eene wyze ze volgens de Indiaanen ontftaan, 322; Een vyfde Cast is min opmerkenswaardig , ald. jammerlyke toeüand der zodanigen , die uit hun oorfpronglyke Cast verworpen zyn, 323; oudheid der Casten , 324; zonder het Cast-regt te verliezen is het fomtyds geoorlofd, het werk vafi laagere te verr-igten, 325 ; Feest, op 't welk alle Casten gelyk zyn , ald. de Leden van elke Cast blyven de Bedryven en Beroepen van hunne Voorvaderen aankleeven, 327; aanmerkingen op die fchikking, 328. Redekonst, (Verflag van de) by de Indiaanen, 407. Regentyd in Indie , waarneemingen deswegen, 27. Regt, hoe oudtyds in Indie bediend, 353. Reis, uit de Perfifche Golf na het Oosten, deor een Arabisch Koopman; egt ■ heid van dezelve onderzogt en beweerd, 168. Rekenkunde, Uitfleekenheid der Indiaanen hier in, met tien Cyferletters, 412» Reukwerken , hoe zeer by de Romeinen in gebruik, 98; hoe fterk by de meeste Volken gezogt, 288. llh 3 to*  K L A D W Y Z E Tl. Roger . ("A.) zyn Werkje , La Porte Oieverte, £«?<:. aangepreezen, 321. Romeinen , hoe zy, naa de vermeestering van Egypte, den Handel op Indie dreeven, 85; zeer geftéld op de Voortbrengzels van Indie, 86; langs welke wegen zy dezelve ontvingen , ald. nieuwe Vaart door hippalus geopend, 91 ; welke goederen zy uit Indie voor den Handel begeerden en verkreegen , 97; Speceryen en Reukwerken , 98; kostbaare Steenen en Paarlen, ico ; hoogfchatting der Paarlen , 101 ; Zyde en Zyde Stoffen, iog;RyksOpneemingen onder wie begonnen ; Wegwyzers daar uit gevormd, 121; Handel der Romeinen op Indie, te land , 133; hoe verre zich Oostwaards 'hunne kunde uitftrekte, 153 - krygen dePerjen tot Mededingers in den Handel op Indie, 159. Rusland, (Verflag van den Handel tusfehen) en Chi* mü, 269; hoe,doorivan basilowitz en peter den grooten, mogelyk gemaakt, 270; voordeelige ftaat, heden ten dage, 271. Ryots, hoe zy hunne Landbezittingen hebben onder< *>«•> 34i, 346. S. Qacontala, berigt van een ^ 7nd«