D E THEORIE der ELECTRICITEIT.   DE l r-9*?^Zl 'THEORIE DER ELECTRICITEIT, RUSTENDE OP PROEFONDERVINDLYKE WAARHEDEN. dooi HENDRIK L U G T. T* WEST- ZAANDAM, By HENDRIK vanJAKEN. 1 7 9 7-  AHe Weetenfchappen hebben haare Verborgenhede» en haare duisternisfen; maar men waagt niets met alles te ondernemen, om ze tot den grond te doorzoeken, 51} oin naar licht, bytezetten. GANGANEltl.  VOORREDE. Ik heb, op den 14 February dezes Jaars 1797, het licht gegeven een klein Jïukje, getyteld: Onderwys in de eerfte beginzels der Elcftriciteit, gefchikt tot eene Handleiding voor de zoodanigen , die zich in deeze wetenfehap willen oefenen , met belofte, dat hetzelve zoude gevolgd worden door een tweede ftukje , waarin ik alles, wat ik daar in had gezegd, door bejlisfende proeven zou trachten te betoogen. Om aan deze bem lofte te voldoen verfchynt dan dit Werkje, en ik heb het genoemd: Theorie der Eleftriciteit, rustende op proefondervindlyke waarheden. Dat de Theorie dezer wetenfehap, hier endaar ly vroegere geleerde Schryvers te vinden , moei* * 3 , lyk  C vr ) lyk te verftaan zy voor minkundigen, heb ik zelf ly ondervinding- Ik heb byna dertig jaar en deze wetenfehap als eene Hoofdfludie myner verftandige vermaaken beoefend, maar ook tevens veele jaar en daarin doorgebragt, zonder een' bepaalden en vas. ten grond, omdat het my altoos onbegryplyk is voorgekomen, dat aan eene en dezelfde oorzaak tegenftrydige uitwerkzels zyn toegefchreven, name* lyk, Afftooten en Aantrekken. Nooit voldaan, omdat ik deze tegenflrydige uitwerkzels niet heb kunnen zamenknoopen, heb ik eindelyk een' grond gelegd voor my zilven, op eent andere wyze, dan ik tot nog toe by anderen gevonden heb. Schoorvoetende waag ik het myne gedachten hier tver mede te deden, doch het geen my eenige vrymoedigheid daartoe geeft, is , dat ik by andere geleerde Schryvers dikwyls gevonden heb, dat Jiunne gedachten, by nadere overdenking en proef* nemingen, met de waarheid niet altyd overeenkwamen en door laatere eleCtriciteitkundigen in veele vpzigten zyn tegengefproken, die de ongegrondheid daar  C VII ) daar van hellen aangetoond het is ook zeker , dat, indien vroegere en laatere liefhebbers hunne denkbeelden niet hadden medegedeeld, men in deze wetenfehap zoo veele vorderingen niet zoude gemaakt hebben, dewyl de onderfcheidene denkwyzen. en daartoe bygebragte proeven gediend hebben ter aanfpooring tot verder onderzoek: mogelyk zal deze myne eigene en wederom byzondere denkwyze kunnen ftrekken tot verdere overweging, Myn fchryven is niet om voordeel, maar gefehiedt alleen uit liefde voor de gegronde waarheid in deze wetenfehap, en daar het tot nog toe ontbreekt aan eene Theorie over de oorzaak van zommige verfchynzelen, begryplyk voor minkundigen, fchroom ik niet dit myn Opfiel aan de zoodanigen aan te bieden. In hoe verre hetzelve met de proefondervindlyke waarheid overeenkomt zal men in het flukje zelf ontdekken. Ik foor my aan Lof noch Laster, veel min aan de waanwyze bedilling van een of ander opper* vlakhg beoordeelaar, maar ik zal my vereerd vin» * 4 den  ( VIII } den met befckeidene aanmerkingen, bevestigd door proefondervindlyke electriciteitkunde. Veele voorflellen en proeven lub ik egter gelalen, welken by andere Schryvers over vlo ediglyk te vinden zyn, en wys myne Lezers tot dezelven; alleen heb ik myne eigene gedachten willen op het papier Jlellen en zoo veel van anderen daartoe geleend als ik nodig oordeelde om myne denkbeelden daardoor verftaanhanr te dom worden. Wat de kortheid of beknoptheid betreft over eent Zoo uitgebreide wetenfehap, dit gefchiedt om myne Lezers niet te verveelen met verfcheidene proeven te herhaalen, welken by anderen te vinden zyn; ik heb alleen maar ten oogmerk, zoodanig eenen grond te leggen, waarop zy, die eenige vordering in de lehandeling der eleiïrieke werktuigen gemaakt hebben, de verfchynzels dezer zoo wonderwerkende flojfe, op eene zekere en meer eenpaarige wyze, kunnen begrypen en verttaaren. De theorie dezer Wetenfehap op het eerst werkend vermogen der elee-  C * ) eleiïrieks Jïoffc te vestigen is myn oögmtrh Deze eerst werkende oorzaak der eleclrieke Jloffe zal men door naauwkeurig onderzoek in alle verfchynzels bevinden dat AFftüOtingz^ ; de Eenheid der loopftr eek, de Atmospheeren en de beweging in de omringende lugtdeelen zal men zien, dat gewrochten zyn der eerjie oorzaak (naamlyk der Afftooting}, Bit alles is, het geheele Jlukje door, tot een'' grond, jlag gelegd, om alle proeven en verfchynzels te verklaaren: of en in hoe verre nu deze grondjlellingen aanneemlyk, of verwerplyk zyn, laat ik aan het welwikkend oordeel en verder onderzoek van kun. diger Liefhebberen over; en, indien ik in het een of ander mogt dwaalen, verzoek ik nogmaals dat myne dwaaling my op eene minzaam overtuigende wyze mag onder het oog gebragt worden; ik wensch in de theorie zeer gaarn een' beter en vaster grond te bekomen, indien men my aantoont, dat ik op een? l9sfen zandgrond gebouwd hebbe. Indien egter dit Jlukje eenig licht kan verfpreiden over verfcheidens duistere proeven en verfchynzels  C * ) zeis, zal myne moeite beloond zyn. Eer ik hier afbreke , moet ik mynen Lezeren betuigen, dat myne geëerde Vriend, de Heer pi eter Hollenberg , in de uitvinding der voor geftelde zaken en belangrykfte proefnemingen een aanmerklyk deel heeft , waarvoor ik zyn Ed. myne erkentenis betuig, met verzekering van myne hoogachting. de ScHRYVER. Westzaantiam, den 15 November, 1797. I N-  INHOUD. inleidinc. Waarin gehandeld wordt: I. Over de vastgcftelde Grondwaarheden. lïladz. 'ti II. Over de Geleidende en niet Geleidende lighaamen. . . > 4. .III. Over den toefiel eener Eleftrifche Machine. . ; . .—« 67. XI. Afdeeling. Het Glas kan zonder be- 'kleedzel niet gelaaden worden. 70. XII. Afdeeling. Vermeerdering van Elec. trieke ftoffe op de eene zyde van bekleed glas kan geenc plaats hebben zonder vermindering op de ander zyde. • ■ 74. XIII. Afdeeling Over de Ondoordringbaar¬ heid van 'c Glas. ♦ . • 80, XIV. Afdeeling. Over de ZydelingfrheUit- barfting. . . . 84, XV. Afdeeling. De Afftooting is hetfterkst op het oogenblik der Herftellipg. 93. XVI. Afdeeling. Eleélriciteit aan de Lugt medegedeeld. . . . , 94 XVII. Afdeeling. Over het Eltftrifeercn van het Water. . . . jol XVIII. Afdeelijjg. Over het Eleclrieke Licht in verdunde Lugt. . . 105, Besluit. , . . __I0s. Byvoeczel. Bevattende eenige Voor-lellen tot Eleélrieke Prosven. . . ——109. D E  D E THEORIE DER ELE CTRI CITEIT. INLEIDING. D ewyl ik van voornemen ben in dit Werkje eene Theorie te leeren, rustende op proefondervindlyke waarheden , zal het noodzakelyk zyn dczelven vooraf optegeven, om dat, zonder vastgefielde gronden, in alle wetenfchappen, en wel byzonder in deze, geene vorderingen van belang kunnen gemaakt worden. De volgende waarheden zal ik tot een' grondllag leggen: i. Afflooting is natuurlyk eigen aan de eleélrieke deelen tot malkander. A a.  C a 3 2. 'Er is maar ééne loopftreck der electrieke ftofle, gaande altoos van het plus tot het minus, (van het meerdere tot bet mindere ). Ieder geëleftrifeerd lighaam verkrygt eene atmospheer, tegenftrydig met den ele&rieken ftaat van het lighaam zelf: b. v. een pofitief geëlectrifeerd lighaam verkrygt eene negative atmospheer, en een negatief geële&rifeerd lighaam verkrygt eenepofitive atmospheer. Hier uit moet volgen, dat rondom een pofitief geëlectrifeerd lighaam de lugtdeelen in beweging gebragt, en de pofitief geëleftrifeerde lugtdeelen iveggeftooten worden,(door de onderlinge afftooting der electrieke deelen tot malkander) en,in de plaats der afgeftootene lugtdeelen, worden daadlyk weder natuurlyke lugtdeelen aangevoerd, door deperzing cn drukking der laatfien tot malkander. Rondom een negatief geëlectrifeerd lighaam worden de lugtdeelen ook in beweging gebragt, en de negatief geëledtrifeerde lugtdeelen moeten ook hunne plaats verlaten, om dat het afftootend vermogen der nog natuurlyk eleclriek zynde lugtdeelen zyne werking naar het beroofde lighaam toe oefent. Deze weinige wetten heb ik nodig geoordeeld te laten vooraf gaan, dewyl dezen de grondflag zyn,  C 3 ) zyn, waar op ik alle myne proeven en veronderftellingen gebouwd heb. Aanmerking. Om de elecrrieke verfchynzels te beoordeelen, moet men altoos onderfclieid maaken in deze drie volgende zaken: ii) In de werking der elecrrieke deelen op zich zeiven. 2. ) In de werking der elearieke deelen, met betrek¬ king tot de omringende ragt." 3. ) In de werking der elearieke deelen, in betrekking met de lighaamen, welken in gemeenfehap met de lugt en aarde Haan. De werking der elecïrieke ftoffe, vertoont zich in deze drie omftandigheden op onderfcheidene wyzen. A a Oy£f  C * ) de geleidende en niet geleidends lighaamen. Alle lighaamen worden verdeeld in twee foorten, ïiaamlyk geleidende en niet geleidende* Niet geleidende zyn de zoodanigen, in welken raen door eenig middel kan te weeg brengen , dat zy elecïrieke verfchynzels geven. De geleidende lighaamen zyn de zoodanigen, in welken men, zonder tusfehenkomst van een niet geleidend lighaam, geen eleclriek verfchynzel kanten voorfchyn brengen. De geleidende en niet geleidende lighaamen, welken ieder dient te kennen, die in deze wetenfehap zich wil oeffenen, zyn volgends de opgave van C av allo de volgende: \ Niet geleidende lighaamen zyn; Glas, alle Edele Gejleenten , Harsch , Barnfteen, Zwavel, gebakken Hout, alle pekagtige Stoffen, Wasch, Zyde, Katoen, Veders, Wol, Hair, Papier, Witte en Kandy-Zuiker, Lugt, Olie, Kalken van Metaalen en halve Metaalen, de Asfchen van dierlyke en grocibaare-zelfflandigheden, de Roest van Metaalen, alle drooge groeibaare zelffiandigheden, alle harde Steenen, Sc. Aan-  C 5 ) Aanmerking. De reden waarom ik deze geen eleStrieka lighaamen noem, zoo als men gewoon is, is deze: om dat de ondervinding ons geleerd heeft, dat alle lighaamen eene zekere hoeveelheid elearieke itofië bezitten; en daar het bewezen is, d('ï de.meesten dezer lighaamen de elearieke ftoffe van den Wryver overnemen, kan men hun den naam vatitimftfottglyk ele&rieke niet geven, ik onderfcheid de lighaamen , met dezelven alleen geleiders en niet geleiders te nGemeii. Geleidende lighaamen zyn; Goud, Zilver, Koper, Tzer, Tin, Kwikzilver,Lood,halve Metaalen,Ertzen , Kooien van dierlyke ofgroeibaare zelfftandigheden, de. vogten van dieren, alle Vloeiftoffen, uitgenomen Lugt en Olie, de uüwaasfemingcn van brandende lighaamen, Ts, Sneeuw, de meeste Zoute zelfJla:Jigheden% Rook, Waasfem van warm water, &c. Aanmerking. Dewyl ik met alle deze opgegevene lighaamen geene proeven genomen heb, geef ik hier den Schryvcr op, waar van ik dezelven heb overgenomen, men kan hier over ook. andere Schryvers naarzien om dat dit onderfcheid in de lighaamen optefpooren een aantal proefnemingen vereischt, welken in dit Stukje van eene al te groote uitgebreidheid zouden zyn. A 3 ft.  C 6 ) Sefchryving der Machine. ' De Machine waar mede ik werk, en alle hier na befchreven' proeven genomen heb, rust op eene tafel of bank van 4 voeten lang en 3 voeten breed, waar onder ftaan 4 zwaare glazen pooten, ieder 1 voet hoog: boven op deze bank aan het eene einde is gemaakt een tafeltje, 2 voeten hoog, op 4 ronde houten ftanders, waar op de Machine wordt vast gefchroefd roet fchroeven zonder fcherpe hoeken of kanten. De Wryvers der Machine zyn met kop ere veeren aan de ftylen vast, en kunnen zeer gemaklyk zydwasrds uit- en ingcfchuven worden. Onder het leder en tusfehen de ftukken baai liggen ftrookjes bladtin, het welk in aauraaking met malkander is, en door de houtfehroeven,welken de veeren aan de kusfens vast houden, gemeenfehap met dezelven doet hebben: de. kopere plaaten welke aan de ftylen vast zyn, daar de veeren der kusfens in gefehoven worden, zyn alle vier verbonden door een koperdraad, gaande van den eenen ftyl, boogswyze over de kap heen tot den anderen ftyl, door vier oogjes, welken in aanraaking zyn met de kopere plaaten der kusfens aan de ftylen, en daar door zyn alle vier de Wryvers als één. De reden, welke my daar toe gebragt heeft, is deze; de metaalen zyn de beste geleiders, wanneer nu door de Wryvers negatief moet geëleétrifeerd worden, is de vonk levendiger en fterker door deze jne?a»le verbinding, dan zonder dezelve. Ver-  ( 7 ) Verfcheiden' herhaalde proeven, niet en zonder deze metaale vereeniging, hebben my overtuigend doen zien, dat daar door de aan-en afvoering riierklyk bevorderd worde, de vonk levendiger en de kragt fterker zy, zo wel pófitivé als negativé. Wanneer men nu met zoodanig eene macliine proeven doen wil,neemt men twee tafels,of ééne lange, en plaatst dezelven zoo verre van de groote bank of tafel, waar op de machine ftaat, (als ook den perfoon, die dezelve draait) dat haare atmospheeren niet op malkander kunnen werken, men plaatfe op ieder dezer tafeltjes een' grooten blikken of koperen conductor, ieder op een' glazen voet, zoo verre van malkander, dat hunne tegenftrydige atmospheeren ook niet op malkander kunnen werken, en geve dezelven gemeenfehap door een lang koperdraad, een met den kleinen conductor der fchyf, en het andere met den knop of het koperdraad, het welk de vier kusfens te zamen verbindt, en alles is gereed om proeven te doen. Aanmerking. Eene kleine kamer is ongefchikt, om met zoodanig een' toeftel proeven te doen, by zonder, als het eene iterkwerkende machine is, om dat de herftelling der tegenftrydige condu&ors onmerkbaar gefchiedt door de hoeken of punten der te naby zynde lighaamen, en men daar door eene zwakke werking zoude bekomen. . A 4 Voor  C 8 ) Voor onderzoekende Liefhebberen is zoodanig een toeftel der machine tot pofitive en negative proefnemingen beter gefchikt, dan de gewoone machines, waar mede men maar op eenerlei wyze kan electrifeeren, want voor een oplettend oog is de voornoemde inrigting behulpzaam, om veele duister voorkomende verfchynzels beter te verftaan en gemaklyker te doorgronden, want zy doet ons ten allerduidlykften zien, dat 'er maar ééne loopftreek der elecïrieke ftoffe zy , gaande altoos van het plus tot het minus. Aanmerking. Wanneer men in den pofitiven conductor een' knop fteekt van ? of i duim middellyn, en men ftelt daar voor een' grooter knop, om op denzeiven lange vonken te laten affpringen; zo men verder dezen grooten knop door eene ketting gemeenfchap geeft met het metaale draad, welk de Wryvers verbindt, zal men zien dat de vonken langer, levendiger en lterker zyn , dan wanneer men deze ketting wegneemt , ten bewyze dat deze metaale vereeniging meerder kragt aan de herftelHng geeft: met het laaden van flesfchen zal men ook zien, dat, door den buitenkant der flesfchen door metaal gemeenfchap te geven met zoodanig toegeftelde Wryvers, de flesfchen zeiven fpoediger zullen gelaaden. worden»  C 9 ) De wys om glas te bckleeden. ■ Hoewel dit (tukje ingerigt zy voor zoodanigen, die reeds eenige ele&riciteitkunde verkregen hebben, zal ik hier voor minderkundigen nog opgeven, op welke wyze men het glas moet bekleeden. Wanneer men eene fiesch, die boven wyd genoeg is om 'er met de hand of een kwastje in te komen, wil bekleeden, neemt men bladtin, of plaatzïlver; fnyd daar van fmalle ftrookjes, befmeer dezelven op eene zyde mat goede ftyffel, breng dezelven in de fiesch, beftrykze met uwe hand of een kwastje overal geiyklyk tegen het glas aan, tot dat de omtrek en de bodem van binnen bekleed zyn, doch men doet het niet hooger boven van den rand dan i of 3 ook wel 4 duimen, zomtyds meêr naardat de fiesch groot is, want in groote flesfchen tot batteryé'n moet dit onbekleede deel grooter wezen dan in k(eine flesfchen, om reden dat de binnen én buitenzyden zich te fpoedig door een' overfprong zoudeu kunnen hcvftcllen; de buitenzyden dezer flesfchen bekleedt men op dezelve wyze en even hoog als van binnen, het bovenfte onbeklecde gedeelte glas, nadat men het eerst fchoon en droog gemaakt heeft, beftrykt men met vernis van barnfteen, doch men moet daar geen zwartzel in doen, om dat de zvvartzel voordleideiide is. Kleine flesfchen, waar men van binnen niet by kan komen om dezelven met bladtin te beplakken, laat men rondom van binnen belopen met gekookte lynöly, A 5 en  C 10 ) en ftrooit 'er dan kopervylzel in, fchud ze om tot dat alles bedekt is, bekleed ze met plaatzilver van buiten, en zy zyn goed. Men kan op de wyde flesfchen houten dekzels doen zonder fcherpe kanten, zeer glad gedraaid en zwaar vernist, met een' koperen knop boven op, en van onderen een koperdraad dat op den bodem der fiesch raakt, of anders eene ketting ; de kleine flesfchen fluit men met drooge kurken in gefmolten wasch gedoopt met een' knop en ketting voorzien, als voor gemeld is. Wanneer men nu zoodanige flesfchen gebruiken wil, droogt men het bovenfte gedeelte onbekleed en vernist glas, met een' droogen doek of by het vuur, want zonder dit zullen zy niet gemaklyk, en zomtyds in 't geheel niet,gelaaden kunnen worden door eene zwakwerkende machine, By het maaken eenerbattery moet men zorg dragen, dat alle buitenbekleedzels der flesfchen door metaal, het zy met een ftrook blik of eenig ander, op den bodem der kist vast te maaken, verbonden zyn, waar mede ook moet verbonden zyn de knop of ring welke aan de buitenzyde der kist is, om gemeenfchap te geven, want zonder deze metaale verbinding van buiten zal de herftelling niet volkomen kunnen gefchieden. EER.  EERSTE AFDEELING. Over het Eleclrifeeren. Het fpreekt van zelf, dat men in deze wetenfehap jten begin dient te maaken met te zeggen, wat eigenlijk EltStrifeeren is. Eh&rifeeren is in den volftrekften zin niet anders, dan de electrieke ftoffe, welke ieder lighaam of zelfftandigheid natuurlyk eigen is, te vermeerderen of te verminderen, of, met andere woorden gezegd, deze zelfitandigheid (ele&rieke ftof) te verplautzen, van het eene lighaam in het ander. Aanmerking. Men vrage hier niet, wat is elearieke ftoffe ? de gisfingen, welken daar over door veele geleerden gemaakt zyn, zyn te veel om hier optenoemen: het zy voor het tegenwoordige genoeg, dat wy door proefondervinding weten, dat 'er in de lighaamen zoodanig eene ftoffe beftaat, welke men gewoon is elefirieke ftoffe te noemen ; van de uitwerkzels dezer ftoffe kunnen wy tot nog toe alleen maar handelen, zonder het wezen derzelve te kunnen befchryven: dit toont ons de ondervinding, dat zy in haare uitwerkzeis vertoont licht en vuur. De wyze, welke tot nog toe, het algemeen middel  C i» ) del is, om elecïrieke verfchijnzels voord te brengen, het zy met buizen, bollen, Ichyven en andere zelfftandigheden, is het Wryven, doch het Wryven zonder mededeeling is niet in ftaat elecïrieke verfchynzels voordtebrengen, maar Wryving en mededeeling moeten altoos zamen gaan. Om dit te bewyzen , zullen wy een begin maaken met de gewoone fchyfmachines, het zy met of zonder vrygèplaatfte Wryvers , hoewel die welker Wryvers vrygeplaatst zyn , of vrygeplaatst kunnen worden, beter gefchikt zyn, om in deze wetenfehap eene meer opgehelderde kennis te bekomen, dan zonder dezelven. Om nu aantetoonen , dat wryving en mededeeling moeten zamen gaan, zal men elecïrieke verfchynzels bekomen, dient het volgende: Wanneer de machine met vrygèplaatfte Wryvers in beweging gebragt wordt, kan zy geen electriek verfchynzel geven, dan in zoo verre de omringende lugt, door voordleidende deeltjes,- als ook puntige hoeken of fchérpe kanten der machine in ftaat zy, eene zekere aan- en afvoering der elecïrieke ftoffe te kunnen bewerken, want men zal zien, als alles wel droog en zonder hoeken of punten is, dat de beide conductors geen electriek verfchynzel zullen vertoonen, ten minften zeer gering, de meerdere of mindere vertooning daar. van in dien ftaat komt voord door de omringende lugt, welke op dien tyd in ftaat is., om deze aan-en afvoering te bevorderen. De  C 13 ) Den condu&or, welke in gemeenfchap met de fchyf ftaat , kan geene electriciteit medegedeeld worden van eenig belang, wanneer de Wryvers door etn voordleidend lighaam geene gemeenfchap met den grond hebben, om dat de fchyf geen' geduurigen toevoer kan bekomen zonder deze gemeenfchap. De conductor, welke in gemeenfchap met de Wryvers ftaat, kan in geen' beroofden ftaat komen, zoo lang de natuurlyke hoeveelheid electrieke ftoffe van de fchyf en derzelver conductor niet kan afgevoerd worden, door den pofitiven conductor gemeenfchap met den grond te geven. De Wryvers moeten derhalve gemeenfchap met den grond hebben, zal de fchyf geduurig toevoer krygen. De fchyf of de conductor voor dezelve geplaatst moet gemeenfchap met den grond hebben, zullen de Wryvers in een' beroofden ftaat komen, omdat eerst de natuurlyke hoeveelheid electrieke ftoffe van de fchyf moet weggeleid worden, zal dezelve de natuurlyke hoeveelheid electrieke ftoffe van de Wryvers kunnen aannemen. Hier uit volgt, dat, zal de fchyf pofitief kunnen electrifeeren , de Wryvers gemeenfchap met den grond moeten hebben. Zoo ook omgekeerd, zullen de Wryvers negatief kunnen electrifeeren, dan moet de fchyf gemeenfchap met den grond hebben. Dus  C 14 ) Dus ziet men, dat tot het verkrygen van electrieke verfchynzels met deze machine, wryving en mededeeling altoos moeten zamen gaan* Hier uit is nu ook gemaklyk te begrypen, dat de gelegenheid tot eenig electriek verfchynzel daaruit voordkomt, dat dc natuurlyke hoeveelheid electrieke ftoffe verplaatst worde van het eenè, lighaam tot het ander, of met andere woorden; dat de verbreking van het evenwigt dezer ftofte-in de lighaamen electrifeeren zy. TWEE-  C 15 ) TWEEDE AFDEELING. Over de Electrieke kragt. Wanneer nu dit evenwigt der elecïrieke ftoffe in de lighaamen verbroken is, gefchieden 'er elecïrieke verfchynzels en eerder niet; want zoo lang dit evenwigt niet verbroken is , bevindt zich deze ftoffe in een' ftaat van rust en is onmerkbaar. Het vermogen, waar door electrieke verfchynzels voordgebragt worden, beftaat in de pooging, die de elecïrieke deelen aanwenden, om zich wederom in hunne natuurlyke uitgebreidheid te herftellen, en de lighaamen, waar in dezelve ftoffe vermeerderd of verminderd is, wederom in hunnen niet geëleclrifeerden ftaat te brengen, dat is te zeggen, om aan de lighaamen wederom zoo veele elecïrieke deelen te doen toekomen, als dezelven hadden,eer het evenwigt daar van in hun verbroken was. Deze pooging, welke de elecïrieke deelen aanwenden, om de lighaamen wederom in hunnen natuurlyken ftaat te brengen, is de elecïrieke kragt, want, naar maate het evenwigt dezer ftoffe in de lighaamen verbroken zy, is deze pooging tot herftelling fterker of zwakker. Wanneer een lighaam, welks uatuurlyke hoeveelheid elecïrieke ftoffe vermeerderd is , een lighaam ontmoet, waar in de natuurlyke hoeveelheid electrieke  trieke ftoffe verminderd is, en deze lighaamen met hunne tegenftrydige atmospheeren binnen elkanders kringen gebragt worden» oefent deze pooging haar werkend vermogen zoodanig, dat de electrieke ftoffe van het plus, of het pofitive, door eene plotslinge uitftorting of overfprong een er vonk , zich begeeft tot het minus of negative, en by deze plotslinge uitftorting bevindt zich de kragt der pooging in haar uiterfte vermogen, welk vermogen kenbaar wordt door zyne uitwerkzels. PROEVE ï. Steek in den pofitiven conductor een' kleinen knop, of ftomp gepunt draad; als de machine redelyk fterk werkt, zal 'er zich een fchoone lichtkegel aan vertoonen, deze lichtkegel is de zigtbaare pooging, die de electrieke deelen aanwenden,om dezen conductor te ontvlugten en denzelven, ware het mogelyk,daar door te herftellen;breng nu een' anderen grooter knop binnen den werkkring van dezen lichtkegel, en 'er zal een plotslinge overfprong eener vonk of lichtftraal gefchieden, met een' flag overeenkomftig de kragt der pooging. PROEVE 2. Steek in den negativen conductor een' grooten knop, nader denzelven met een ftomp-gepunt koperdraad of kleinen knop, dan zal zich een' lichtkegel aan den kleinen knop vertoonen , zyne loopftreek nemende naar den grooten knop toe des negativen conductors, deze  C i? ) deze lichtkegel is een zigtbaar kenmerk der pöögmf s die de electrieke deelen van de lugt en aarde aanwenden, om den negativen conductor te herftellen; breng nu dezen kleinen knop binnen den werkkring van zyn' lichtkegel by den grooten knop, en 'er zal ook een plotslinge overfprong eencr Vonk gefchieden van den kleinen knop tot den grooten knop, met een* flag overeenkomftïg de kragt der pooging. Men ziet in su. i. dat pofitief zich zelf herftele door afftooting, en negatief pr. i. wordt herfteld ook door afftooting; namelyk, het afftootend vermo • gen der electrieke deelen uit de lugt en van de aarde wendt hier eene pooging aan, om den beroofden of negativen conductor te herltellen, en beide deze proeven toonen duidelyk, dat 'er maar ééne loopftreek der electrieke ftoffe zy, gaande altoos van het plus tot het minus. Aanmerking. Men zy hier wei bcdagt, dat, als men de proef doet met den pofitiven conduQor , eene ketting gehangen worde aan den negativen conductor, ia aauraaking met den grond ; en doet men de proef met den negativen conduaor, eene ketting gehangen worde aan den pofitiven conduöor, die insgelyks in aanraaking met den grond zyn moet. £ DER-  C 18 ) BERDE AFDEELING. Over de vermeerdering of vermindering van het Electriek vermogen. § Dat de electrieke kragt vermeerderd of verminderd worde, naar maate het evenwigt dezer ftoffe in een lighaam verbroken zy, bevestige de volgends proeve. proeve 3. Neem eene gewoone bekleede fiesch, met een' beweegbaaren knop aan het draad der binnenzyde, horizontaal gebogen, maak aan de buitenzyde, wanneer dezelve met koper of blik bekleed is, ook een' beweegbaaren knop, zoo dat deze twee knoppen malkander kunnen aanraaken, en naar willekeur ook van malkander kunnen verwyderd worden, wanneetmen nu deze^flesch gemeenfchap geeft met den pofitiven conductor, en deknoppen, namelyk de knop der binnenzyde en die der buitenzyde der fiesch malkander aanraaken , kan de fiesch niet gclaadcn worden, of de electrieke ftoffe van de binnenzyde niet vermeerderd worden, om dat hier een onafgebroken voord!eidcnd lighaam is , waar door de electrieke fcofï'e onmerkbaar aan den grond kan medegedeeld worden : verwyder nu deze twee knoppen, b. v. een k duim en men zal, na een weinig de machine te draaien, gewaarworden, dat zich tusfehen dc twee knoppen eene vonk zal vertoonen met een' klei-  C 19 3 kleinen flag, een bewys , dat nu het evenwigt der electrieke ftoffe van de binnenzyde der fiesch een weinig verbroken was: wanneer men nu deze knoppen meer en meer venvyderd, zal men hooren en zien, dat, naar maate de binnenzyde der fiesch gelegenheid gekregen heeft, door het vcrwyderen der knoppen , het evenwigt der ejedrieke ftoffe meer te kunnen verbreken, zoo veel te fterker ook de pooging of kragt tot herftelling zal wezen. Deze kragt kan in zoo verre verfterkt worden, als men in 't vervolg zal zien met dc batteryën van verfcheidene flesfchen. Aanmerking. De gèeleftriièefde lighaamen Kunnen ook nog op andere wyzen herfteld worden, als door puntfpitzen, de vlam cener knars, waasfem van wWm water, heete lugt en meer anderen, welken, in 't vervolg, door proeven zullen blyken. 12 - VIER-  C *0 ) VIERDE AFDEELINO. Over de medegedeelde Eleclrkileit. Dat alle lighaamen op tweeërlei wyzen kunnen geëlectrifeerd worden, namelykpolitive en negative, is reeds aangetoond en zal verder ontwikkeld worden. Alle vrygèplaatfte lighaamen, in aanraaking met den pofitiven conductor gebragt, zullen ook pofitief geëlectrifeerd worden, of hunne natuurlyke hoeveelheid electrieke ftoffe zal vermeerderd worden. Alle vrygèplaatfte lighaamen, in aanraaking met den negativen conductor gebragt, zullen ook negatief geëlectrifeerd worden, of hunne natuurlyke hoeveelheid electrieke ftoffe zal verminderd worden. 'Er zyn ook nog andere wyzen waar op de lighaamen kunnen geëlectrifeerd worden, namelyk, als men zwavel in eene aarden pot fmelt, en op een' geleider laat koud worden, zal men dezelve daarna, koud uit de pot genomen zynde, fterk electriek vinden, doch geheel niet, wanneer zy op geen geleider bekoeld is. Smelt zwavel in een glas, en laat ze dan koud worden, zoo zal de zwavel negatief en het glas pofitief electriek zyn, even veel op welk lighaam men ze te koelen zet. Gefmolten zwavel in eene metaale fchaal gegoten, en daar in koel geworden, vertoont geene electrici- teit,  teit, zoo lang zy in de fchanl Haat, doch, wanneer men ze daar uitneemt, worde de zwavel pofitief (en defchaal negatief bevonden. Als men gefmolten zwavel in een vat van gedroogd hout giet, wordt de zwavel negatief en het hout pofitief bevonden. Gefmolten wasch in glas of hout gegoten, wordt de.wasch negatief en het glas of hout pofitief bevonden. Zegellak op zwavel gegoten, wordt het lak pofitief en de zwavel negatief bevonden. Zie hier over verder cavallo. Alle lighaamen, die vrygeplaatst zyn, in aanraaking met een geële&rifeerd lighaam, het zy pofitief liet zy negatief, bekomen denzelfden elesftrieken ftaat, als. dat lighaam bezit, het zy men de lighaamen electrifeert door dc gewoone machines, met fchyven, bollen, buizen, enz. als ook door vrygèplaatfte afleiders'en den eleólrieken vlieger, of op meerandere wyzen. Als ook door de uitademing van een geëlectrifeerd perfoon, &c. Om nu te weten op welke wyze een h'gchaam geëlectrifeerd zy, is de zekerfte en duidlykfte proef met de puntfpitzen, doch wanneer de eledtrieke ftaat ■ van een lighaam zoo zwak is, dat de puntfpitzen geene vertooning kunnen geven, kan men zulks onderzoeken met alle ligte en ligtbeweegbaare zeifB 3 ftan-  C 3s ) Handigheden 'cr by te brengen, als donsveere», kleine pitballetjes, fyne linnen draaden , hair, kleine ftrookjes dun geflagen goud of zilver en meer anderen* proeve 4. Wanneer men een' mensch wil onderzoeken, die vrygeplaatst, en in aanraaking met een' van beide conductors is, of met het touw van een' electriekcn vlieger, of met een' vrygeplaatften afleider, nader hem wat fpoedig met eene metaale puntfpits, is die 'mensch pofitief, zoo zal zich aan het punt een vonkje vertoonen, is hy negatief, 'er zal een lichtkwastje uit de puntfpits naar hem toekomen. proeve 5. Geef dezen vrygeplaatften en geëleétriféerden mensch cenc puntfpits in de hand, en nader hem tot op een' zekeren afftand met een' koperen knop voorde puntfpits, is hy pofitief, 'er zal zich een lichtkwast aan het punt vertoonen, is hy negatief, met* zal een vonkje of fterrëtje gewaar worden. proeve 6. Laat dezelve perfoon in zyne hand houden een vlierpit balletje aan een' linnen draad; laad een gewoon bekleed'fleschje aan een' van beide conductors, nader met den knop van dit fleschje tot het pitbalietje; is de mensch pofitief en uw fleschje ook, zoo zal het balletje van den knop afwyken, nadert gy ket balletje met een negatief fleschje, zoo zal het balletje  C =3 ) tetje den knop naderen: dit Iaatfte is een bewys dat de electrifeeringen van het fleschje en den perzoon tegenftrydig zyn geweest, daar zy, in het eerfte geval , gelyk waren, om dat toen het pitballetje wierd afgedreven. Op deze wyze kan men alle lighaamen, als ook bekleede flesfchen, welken geë'ledtrifcerd zyn, onderzoeken, met eene puntfpits in een' donkeren hoek of kamer 'er by te brengen en vóór den knop te houden, is de fiesch pofitief'er zal zich een vonkje aan het puntfpits vertoonen, is zy negatief, zoo zal 'er een lichtkwastje van het punt afvloeien naar den knop toe. Een bekleed fleschje en eene daar voor gehoudene puntfpits is het zekerfte middel, om de hoedanigheid der elecTrieke Hof te ontdekken by de proef met den vlieger,wanneer men aan deszelfs koord het fleschje van binnen elcctrifeert, en men gaat 'er mede naar eene donkere plaa s, en onderzoekt het met de puntfpits, en men zal daar door kunnen weten of de lugt pofitief of negatief electriek is. B 4 f r F-  C H ) FT F D E AFDEELING. Over de Atmospheeren. Dat de geëlectrifëerde lighaamen eene tegenftrydige Atmospheer bekomen, zal de volgende proefneming blykbaar maaken. proeve 7. Houd een' grooten knop op een' vrygeplaatften voet, op den afltand van dén voet meerder of minder , naar dat de machine werkt, vat denzelven onder aan het.voetftuk met de ccne hand, en raak met uwe andere hand die zyde des knops aan, welke van den conductor af is, houd dezen knop op voornoemden affïand vóór den knop van een' pofitiven conductor, doe de machine eenige reizen werken, laat eensklaps dezelve ftil (taan,en haal,op dat zelfde oogenblik, uwen vinger van den-knop, neem ook dén knop voor den conductor weg, en men zal bevinden, dat de knop in een' tegenftrydigen electrieken ftaat zy met den conductor, om nu te onderzoeken, op welke wyze de knop geëlectrifeerd is, heeft men voor af ecri' klein fleschje gelaaden b. v. pofitief met een kurk balletje of donsveerrje aan een' linnen draad, wanneer nu de knop geëlectrifeerd is in de atmospheer des pofitiven conductors, zal het pitballetje of veertje den knop naderen, ten bewyze, da| de knop in een' beroofden ftaat zy; heeft men den knop  ( 25 } knop geëlectrifeerd in de atmospheer van den negativen conductor, en men nadert denzelven met de veer of het pitballetje , zal het laatfte een weinig afgeftootcn worden, ten bewyze, dat de knop in de atmospheer des negativen conductors pofitief geëlectrifeerd was, daar hy in de atmospheer van den pofitiven conductor te kennen gaf, negatief geëlectrifeerd te wezen. Aanmerking. Het fleschje moet zeer zwak geëlectrifeerd zyn, PROEVE 8. Stel voor den knop van eenen pofitiven conductor eene bekleede fiesch, welker knop even hoog moet ftaan als de knop des conductors; hang aan den knop der fiesch, aan de afgekeerde zyde van den conductor, twee pitballetjes aan linnen draaden, plaats de fiesch één voet, meerder of minder, van den knop des conductors af, laat de machine gedraaid worden , cn de balletjes zullen van één gaan, houd men aan met draaien, zy zullen weêr zamen vallen, en dan wéér van één gaan en verayderd blyven, zoolang de machine gedraaid wordt en ookecnigentyddaarna. De eerfte afwyking gefchiedt door de terug flooting der electrieke ftoffe van den pofitiven conductor, welke op dat oogenblik de negative atmospheer Voordbragt, en in die terug ftooting de balletjes, als ook de binnenzyde der fiesch, min of me^r negatief maakte;maar indien men aanhoudt met draaien zal de fiesch en de balletjes insgelyks pofitief geB 5 ëke-  C 26 ) ëlectrifeerd worden, wanneer zy binnen den werkkring der atmospheer geplaatst is, doch zo zy verder ftaat zal zy niet gelaaden worden. Doet men deze proef vóór den negativen conductor, het verfchynzel zal hetzelfde zyn, doch in een' omgekeerden zin, want dan zullen de balletjes eerst pofitief van één gaan, om dat de electrieke deelen, welken in de omringende lugt en in de fiesch zyn, en welken zy beiden dan nog natuurlyk bezitten, in beweging gebragt worden , zoodra de negative conductor in een' beroofden ftaat komt, houdt men aan met draaien,zoo zullen de balletjes ook eerst weer zamen vallen en dan zich verwyderen, en de fiesch zal negatief geëlectrifeerd worden, doch ook maar, .wanneer ze binnen den werkkring der atmospheer ftaat, want verder geplaatst zal ze niet negatief kunnen worden, omdat zy , binnen de atmospheer zich bevindende, gelegenheid heeft, dat de natuurlyke hoeveelheid electrieke ftoffe, van de binnenzyde der fiesch in beweging gebragt worde, en haar werkend vermogen naar den' beroofden conductor toe aanrende, om dien te herftellen ; daar in de fiesch, in tegen over ftelling voor den pofitiven conductor ftaande, eerst de natuurlyke hoeveelheid electrieke ftoffe van de binnenzyde min of meêr wierd weggeftooten en in beweging gebragt, om door de afgeftootene electrieke deelen des pofitiven conductors van binnen te kunnen gelaaden worden. ÏKOE:  C *7 ) PROEVE 9. Om de werking der elecïrieke ftoffe in de tegenftrydige atmospheeren zigtbaar te vertoonen, gaat men dus te werk: , Steek een' kleinen knop in den pofitiven conductor, een- i duim of ï duim groot, fteek ook een' grooter knop 3 of 4 duimen groot in den negativen conductor , geef dezen conductor door eene ketting gemeenfchap met den grond , fchuif deze beide conductors op zoodanigen afftand van malkander, dat tegen over den grooten lichtkegel van den kleinen knop zich ook een' korten lichtkegel aan den grooten knop des negativen conductors vertoone, deze lichtkegel is altoos korter dan die van den pofitiven knop, en in eene omgekeerde gedaante tegen den lichtkegel van den kleinen knop.. De lichtkegel des pofitiven knops is zamengeftelcl uit de electrieke deelen, waar mede de pofitive conductor is opgehoopt: de korte lichtkegel van den negativen knop is gevormd door de electrieke deelen uit de lugt en van de aarde : deze electrieke deelen oefenen hun afftootend vermogen op den negativen knop, en (trekken zich juist zoo verre uit tot aan de grenzen of uiterften, tot welken het afftootend vermogen der electrieke deelen van den pofitiven knop in ftaat is deze electrieke deelen , welken zich aan den negativen knop vertoonen, te kunnen afftooten , want de knoppen verder verwyderd zynde , ïiet men dezen korten lichtkegel niet. Hier  C 28 ) Hier uit blykt *t, dat de electrieke deelen van de lugt en aarde, welken zich aan den negativen knop vertoonen, hunne werkzaamheid oefenen, om die plaats in de omringende lugt, welke door den pofitiven knop wordt negatief gemaakt, zoo veel electrieke deelen weder aan te voeren en te herftellen , als in tegen over Helling der afïlootende kragt des pofitiven knops kan gefchieden. Deze lichtkegel van den negativen knop is geene andere foort van elecïrieke ftoffe, zoo als zommige ouden gemeend hebben, maar behoort tot dezelfde foort, als welke van den pofitiven conductor afvloeit, maar dezelve is op dien tyd werkzaam in qene andere ■rigting of ftrceklyn. Deze proeve toont niet alleen aan de werking der elecïrieke ftoffe in de tegenftrydige atmospheeren» maar ook dat pofitief en negatief zich beide door a& flrooting tragten te herftellen. PROEVE IQ» ' Om te doen zien, dat, binnen den werkkring der atmospheeren, de lugtdeelen in eene fterke beweging gebragt worden, is deze proefneming eenvoudig en duidelyk. Steek in den pofitiven conductor een ftomp gepunt koperdraad, houd hier voor de vlam eener kaars, en zy zal, wanneer de machine redelykfterk werkt, uitgeblazen worden, wat kan nu anders de kaars uit-  ( *9 3 uitblazen, dan de wind, en wat is wind anders, dan de in beweging gebragte lugtdeelen ? PROEVE II. Neem een papieren molentje, (zoo als men ze voor electrieke proeven kan kopen) ftel het onder of by een' der conductors, en het zal beginnen te draaien, en daar mede zoo lang aanhouden, als de machine gedraaid wordt. Hier uit ziet men, dat de lugtdeelen rondom ieder conductor in beweging moeten zyn. ZES-  ( 30 ) 'ZESDE AFDEELING. Over het af floot end vermogen. Om de lighaamen in een' electrieken ftaat te brengen , door de natuurlyke electrieke ftoffe van plaats te doen veranderen in een en het zelve lighaam handele men aldus: proeve 12. Neem eene houten roede, een J duim dik, sof 4 voeten lang en vrygeplaatst, ieder einde zeer glad en rond afgewerkt, hang aan deze roede, een half voet van ieder einde af, één paar kleine pitballetjes, aan fyne linnen draaden, of anders een klein vlokje katoen aan linnen draaden; laad dan twee kleine fleschjes, b. v. pofitief, doch maar zwak, neem in iedere hand een fleschje, breng het eene op een' afftand van 3 a 4 duimen , voor het eene einde der roede, en de beide paaren balletjes zullen; van ééngaan, doch ieder paar in een' onderfcheiden electrieken ftaat, want dat paar, welk het naast aan uw fleschje hangt, zal negatief zyn en het verfte paar pofitief; om dit nu te onderzoeken, gaat men dus te werk: wanneer men b. v. in de regterhand het fleschje voor eene einde houdt, en de balletjes van één gaan, brengt men het fleschje der linkerhand met zyn knop by het voorfte paar balletjes, en dezen zullen tot het fleschje naderen, ten bevvyze, dat zy in  C 31 j in een' beroofden ftaat zyn: brengt men bet fleschje by de verfte balletjes aan het andere einde , dezen zullen van het fleschje afwyken , een bewys, dat zy ook poütief zyn even als het fleschje, neem nu de beide fleschjes gelyktydig weg, en alle vier de balletjes zullen zamen vallen en geen electriek kenmerk meêr vertoonen, de reden hier van is deze; zoodra het fleschje voor het einde weggenomen wordt, kan zich de natuurlyke hoeveelheid electrieke ftoffe deiroede over de geheele roede weêr uitbreiden, daar zy, door het voorhouden van het fleschje, uit het eene einde was te rug geftooten, en opgehoopt aan (L het andere einde , gelyk de balletjes te kennen gaven. Deze proef duidt ook aan, dat het afftootend vermogen der electrieke deelen tot malkander de eeratwerkende oorzaak van alle electrieke verfchynzels zy. Wanneer men deze houten roede, in plaats van op een' glaafen voet te plaatzen, aan drooge zyde draaden hangt aan den zolder of iets anders, en men hangt 'er drie paar pitballetjes aan, en gaat dan zoo te werk, als vóór is aangewezen, zal men door het middenfte paar den afftand kunnen vinden, waar deze twee tegen elkander ftrydende kragten haare uiterfte grenzen hebbes, want op die plaats zullen zy naast malkander blyven hangen , en geene electriciteit vertoonen of bezitten, doch dezen afftand moet men, by herhaaling, zoeken. Dewyl de natuurlyke oorzaak der elearieke kragt  c £ ) kragt voorJkomt door het afftootend Vêrnlógeffi welk de electrieke deelen tot malkander bezitten, zal men in de volgende proeve zien, dat dit afftootend vermogen der electrieke deelen zyne kragt niet kan oefenen dan op een lighaam of zelfstandigheid, waar in eene mindere hoeveelheid dezer deeltjes plaats heeft. proeve 13. Neem drie of vier pit balletjes aan linnen draaden Zamen gebonden, doet daar aan een' droogen zyden draad, 1 voet lang, neem dan een vrygeplaatften metaalen beker die wat diep is, houd daar in uwe balletjes by den zyden draad, zoo diep, dat de knoop der linnen draaden beneden den rand des bekeis kome, electrifeer dan den beeker b. v. pofitief, en de balletjes zullen niet van één gaan, trek met den zyden draad den knoop der linnen draaden even boven den rand des bekers, en de balletjes zullen zich vervvyclercn ; indien men ze laat zakken, zullen ze weer zamen vallen, zoo dikwyls als men deze proef begeert te hcrhaalcn. De reden daar van beftaat hier m; zoo lang de halletjes met hunne linnen draaden binnen den rand des bekers zyn neer gelaten, kunnen dezelven zich niet verwyderen, om dat het afftootend vermogen der electrieke ftoife van de balletjes zyne werkzaamheid niet kan oefenen, naardien dezen , als ook hunne draaden , binnen de atmospheer des bekers zich bevinden, en ieder balletje voor  C 33 3 Voor zich zelf geene atmospheer kan bekorhert , maf zoodra de draaden boven den rand komen, kan het afftootend vermogen der electrieke deelen van de balletjes zyne werkzaamheid oefenen op de omringende lugt, welke minder electriek is dan de balletjes, ieder balletje verkrygt eene atmospheer , welke atmospheeren dart op malkander werken als twee terüg ftootende kragten, en de balletjes, ais het middenftip dezer atmospheeren zynde , worden daar door van malkander afgevoerd. Hier uit ziet men , dat de lighaamen door hunne gelykzoortige atmospheeren worden Van malkander gedreven, want zoo lang de balletjes met hunne draaden binnen den rand des bekers neêrgelaten zyn, zyn zy allen omringd door de céne atmospheer, welke tot den beker behoort, maar zoodra hun gelegenheid gegeven wordt, dat hun werkend vermogen kan gaande gemaakt worden, door dezelven in gemeenfchap te brengen met eene zelfftandigheid, naamlyk de lugt, welke op dien tyd minder electriek is dan de balletjes, of, met andere woorden, met de negative atmospheer des bekers , zullen de balletjes daadlyk ieder zyne eigene atmospheer bekomen , en daar door malkander afftootcn. Doet men deze proefin een' negativen beker, het verfchynzel is volmaakt hetzelfde, de reden daar van is, dat ieder balletje insgelyks gelegenheid gegeven wordt, zyne eigene atmospheer te kunnen bekomen. C ZE-  C 34 ) ZEVENDE AFDEELING. De reden der Afflooting. Waarom twee pofitive balletjes malkander afftooten, zal aanftonds verklaard worden. proeve 14. . Men heeft in de voorige proef gezien, dat zich de lighaamen niet van elkander kunnen verwy deren, zonder dat ieder omringd zy met eene gelykzoortige atmospheer. Hang aan den pofitiven conductor of aan eene pofitief gelaadene fiesch twee pitballetjes aan linnen draaden, en zy zullen zich van elkander verwyderen: de reden daar van is deze; ieder balletje hangt in het midden zyner atmospheer, en deze beide gelykzoortige atmospheeren ftooten malkander af, om dat rondom ieder balletje eene kragt werkt, waar door de electrieke deelen der beide atmospheeren hier hun afftootend vermogen oefenen,als twee terug ftootendc kragten in de uiterfte grenzen of cirkels hunner atmospheeren. Hier werkt het afftootend vermogen der electrieke deelen op de pofitive balletjes, als van de balletjes afgaande in de lugt, welke lugt minder electriek is dan de pofitive balletjes, en dus gefchiedt deze afwyking van malkander door eene afvoering. proeve 15. Neem twee pitballetjes, fteek dezelven aan dunne ko-  C 35 ) koperdraaden, welken 6 duimen lang zyn, i duim hoog van het önderfte punt af, buig boven aan het andere einde een oogje, en hangze hier mede aan een koperdraad met een' knop, en fteek dit koperdraad in den pofitiven conductor; hang ook even zoo een paar aan den negativen conductor, laat de machine gedraaid worden, en beide paaren zullen zich verwyderen; aan de punten der politive draaden of balletjes , zullen zich lichtkwastjes vertoonen, en aan de negative fterretjes, dezen geven te kennen de af- en aanvoering der electrieke ftoffe ., als ook de eene loopftreek, deze .af en aanvoering, welke hier zigtbaar is, werkt rondom ieder balletje onzigtbaar , en doet ons hier op eene begryplyke wyze zien, waarom de balletjes zich van elkander ver. wy deren , want de pofitive balletjes worden door eene afvoerende kragt van elkander gedreven, en de negative door eene aanvoerende. De reden, waarom twee negative balletjes malkander ook afftoóten, mag in den eerfien opflag eenigzins duister fchynen, doch hy, die de voorige proef begrepen heeft, zal hier van gemaklyk de reden kunnen begrypen ; alleen is 'er maar dit onderfcheid: dat het afftootend vermogen' der electrieke deelen in de omringende lugt werkt op de negative balletjes, als naar de balletjes toekomende, welke lugt dan meer electriek is dan de negative balletjes; en dus gefchiedt deze onderlinge afftooting even eens door eene aanvoering. C 2 ACHT-  C 36 ) ACHTSTE AFDEELING. Over de Schynbaare Aantrekking. Het lust my opzetlyk en uitvoeriglyk te onderzoeken, of de aantrekking wezenlyk dan fchynbaar is. Wy hebben uit voorige proeven gezien, dat twee lighaamen of balletjes, even eens geëlectrifeerd, van malkander worden afgevoerd; nu zal men moeten oordeelen wat 'er gebeure, wanneer twee tegenftrydig geëlectrifeerde lighaamen of balletjes naby malkander gebragt worden. Eer wy tot proeven overgaan, zullen wy nog eens voorftellen de vastgeftelde en proefondervindlyke waarheden, welken door alle electriciteitkundigen daar voor erkend zyn, om dezelven tot een' grond te leggen onzer volgende proeven en verklaaringen. 1. Afftooting is natuurlyk eigen aan de electrieke deelen tot malkander. 2. 'Er is maar ééne loopftreek der electrieke ftoffe. gaande altoos van het plus tot het minus. 3- Ieder geëlectrifeerd lighaam is omringd met eene at-  C 37 ) atmospheer, tegenftrydig den electriek en ftaat van het lighaam zelf, als : een pofitief geëlectrifeerd lighaam heeft eene negative atmospheer; een negatief geëlectrifeerd lighaam heeft eene pofitive atmospheer. proeve IÓ. Zie hier de reden aangetoond en door proeven'op. gehelderd, waarom twee tegenftrydig geëlectrifeerde balletjes malkander fchymn aantetrekken. Neem twee pitballetjes, aan dunne koperdraaden geftoken, zoo als in pr. 15. zyn befchreven, hang een aan den pofitiven conductor, en een aan den negativen conductor, door middel van een koperdraad, waar aan een haakje gebogen is, om in het oogje der draadeii van de balletjes te kunnen gehegt worden; draai de machine. —Wanneer nu de conductors nog 2 voeten van malkander yerwyderd zyn, zal men aan het punt des draads van het pofitive balletje een lichtkwastje zien, en aan het punt des draads van het negative balletje een fterretje; laat de conductors malkander naderen, en de balletjes zullen ^alkander Jchynen aan te trekken, en ieder balletje zal even veel neiging toonen om uit zyne rechtftaudige lyn te zamen te komen, doch men zal ook op liet oogenblik der nadering zien,dat het lichtkwastje van het pofitive punt eene loopftreek zal aannemen tot het negative punt. ^ 3 Deze  Deze' Iichtkwast en het fterretje aan de punten geven duidelyk te kennen eene af-en aanvoering, als ook ,.by het naderen der balletjes, eene loopftrcek of invloejing der electrieke ftoffe van het plus tot het minus: indien dit nu zigtBaar gefchiedt aan de punten, dan moet ook volgen, dat he: met de elecïrieke ftoffe rondom de balletjes, wanneer zy zonder punten zyn, even eens, hoewel onzigtbaar, gebeurt. Men houde hier by wel in 't oog de vastgeftelde waarheid: rondom het pofitive balletje is eene negative atmospheer, en rondom het negative balletje is eene pofitive atmospheer, deze balletjes hebben derhalve tegen elkander ftrydige atmospheeren: op het oogenblik der nadering dezer atmospheeren, herftellen zich eerst de atmospheeren zeiven , en onder het herftelicn van dezen worden de balletjes insgelyks hcrfteld. Men ziet aan deze balletjes met puntfpitzen, dat hunne fchynbaare aantrekking, juist het verfchynzel is van de ééne loopftrcek der electrieke ftoffe , gaande van het plus tot het minus; nu kan dit immers geen aantrekken heeten, want de balletjes worden medegevoerd met de loopftreek der electrieke ftoffe, herftelleji.de eerst de atmospheeren, era de balletjes worden, óp het oogenblik der hrftofting van het plus in het minus , tot malkander gevoerd, als in een' maal of warhtroom bewogen wordende. Dewyl in deze proef beide balletjes even veel neiging toonen malkanderen te naderen, welk trekt dan * aan,  C 39 ) aan, het pofitive of het negative? indien men wil ftaande houden, dat pofitief en negatief malkander aantrekken, dan moet de ééne loopftreek der electrieke ftoffe, en het ftelzeï der atmospheeren vervallen, dewyl dan uit eene en dezelfde oorzaak tegenftrydige uitwerkzels kunnen voordkomen. Aanmerking. Indien men dit verfchynzel alleen maar wil beoordeelen uit de vertooning, welke het voor ons oog maakt, dan is 'er zekerlyk aantrekking, maar dan zal men tevens in de theorie eene ondoordringbaare duisternis ontdekken: men dringe liever door tot de ecrfte oorzaak der beweging, en men zal door het te vooren bygebragte duidelyk zien, dat het geene wezenlyke maar eene fchynbaare aantrekking zy. want, indien het afftootend vermogen der elearieke ftoffe de eerstwerkende oorzaak van alle elearieke verfchynzels is, en dat 'er maar ééne loopftreek der elearieke ftoffe plaats heeft, zoo moet volgen , dat de nadering der tegenftrydig gcëlearifeerde lighaamen voortkomt door afftooting, gaande van het plus tot het minus, en dat aantrekken eene misleidende vertooning- is voor het oog, dewyl de eerstwerkende oorzaak der beweging voor het gezigt verborgen is, en het geen hier in dit geval plaats heeft, is de wyziging eener bedekte werking, nogthans voortkomende uit de eerstwerkende oorzaak, naamlyk afftooting. C 4 r roe-  C 40 ) PROEVE 17. Om nu een' denkbeeld te verkrygen van de werking der electrieke ftoffe en de beweging der lugtdeelen onder het herftellen der tegenftrydige atmospheeren, zal men deze proef in 't werk ftellcn. Neem twee platte ronde bordjes met afgeronde kanten, een \ duim dik en van i£ duim middenlyn, fteek in den kant dezer bordjes een koperdraad, en deze koperdraaden met hunne andere einden in ieder conductor één, doch men drage zorg, dat deze-bordjes in eene horizontaale Iyn even hoog ftaan, plaats deze conductors of bordjes 2 a 3 duimen, meer of minder, naar de machine fterk is, van malkander af, leg op ieder bordje wat drooge zemelen, laat dan de machine in werking gebragt worden en men zal zien, dat de zemelen van het pofitive bordje op het negative gedreven worden, en van het negative op het pofitive, even als twee boogswyze in malkander fpringende fontein-ftraalen. Aanmerking. In deze proeven moet geen van beide conductors gemeenfchap met den grond hebben, maar beiden vrygeplaatst zyn. Uit deze vertooning kan rnen zich een duidclyk dcnhbeeld vormen van de werking der electrieke (toffe en de beweging der lugtdeelen, wanneer tcgcnltrydige atmospheeren binnen elkanders werkkringen komen „ en zie daar een klaar bewys, dat, onder de herllelling der atmos- - 'phee-  ( 4i ) phecren, de zemelen of andere ligtbeweegbaare lighaamen in dezen maal- of warlftroom der electrieke ftoffe en der lugtdeelen worden medegevoerd. proeve l8. In hoe verre de in beweging gebragte lugtdeelen kunnen medewerken, om de fchynbaare aantrekking te helpen veroorzaaken, zal men in deze proeve zien. Wanneer men de vlam ecner kaars houdt voor een puntfpits, 't welk in den pofitiven conductor is geftoken, zal men zien dat de vlam zeer fterk wordt afgedreven. —Dat deze afdryving niet alleen door de afftootendc loopflreek der electrieke ftoffe gefchiedt, maar dat daar by komt eene fierke beweging in de lugtdeelen, blykt uit pr. 10. even als een wind; hoe wel deze beweging der lugtdeelen in de eerfle plaats wel voordkomt door de afftooting der electrieke deelen , waar door de geëlectrifeerde lugtdeelen rondom dit punt worden weggeftooten, nogtans brengt deze droom der afgeftootene lugtdeelen veel toe tot de neiging of afwyking der vlamme. Houd de vlam eener kaars voor den knop van eenen negativen conductor, en men zal zien dat di vlam 'er naar toe gedreven worde. Cüthbertson heeft deze proef befchreven om de aantrekking en afftooting te bewyzen: wanneer men deze oppervlakkig voor het oog wil beoordeelen , zou zy ook zulks te kennen geven, maar C 5 men  C 4* ) men moet zich, op dat ik dit nog eens hcrhaalc, ■in deze wetenfehap door de vertooning voor het oog alleen niet laren misleiden, maar door dringen, by ieder verfchynzel, tot de eerstwerkende oorzaak, en dan zal men volgens de voörópgegeven' en door proefondervinding vastgclielde gronden . moeten toeftemmen, dat de neiging der vlamme tot den negativen conductor geene aantrekking zyn kan, maar wel eene aanvoering, want de vlam der kaars wordt alleen gedreven door de ééne loop/treek der eleótriëke ftoffe en de daar door in beweging gebragte lugtdeelen ; nu is het immers zeker, dat die eene loopftrcek der electrieke ftoffe gaat van het plus tot het minus, dit gefchiedt zoowel onzigtbaar, als wy het door zommige proeven zigtbaar kunnen vertoonen. De onzigtbaare werking der electrieke ftoffe in betrekking met de omringei.de lugt op lighaamen werkende, die met de lugt en aarde in betrekking ftaan, veroorzaakt altoos eene neiging aan ligtbeweegbaare lighaamen door twee vloeiftoffen, als electrieke deelen en lugtdeelen, en de aanperzing of aandryving der natuurlyke lugtdeelen tot malkander is altoos fterker dan de afftootende kragt der allergrootfte en fterkwerkendfte machine: deze aandryving der lugtdeelen in de plaats der afgeftootene, is eene omftandigheid op welke men by alle bewegende verfchynzels der geëlectrifeerde lighaamen moet agtgeven. PROEVE 19. Plaats boven op ieder conductor een houten bordje, en  ( 43 ) en ftel de 'conductors twee voeten van malkander, of zoo verr' dat hunne tegenftrydige atmospheeren zich niet op malkander kunnen herftellen; leg op ieder bordje wat drooge zemelen, laat de machine gedraaid worden, en de zemelen zullen van beide conductors worden afgedreven. Indien nu het ftelzcl waarheid was dat negatief een aantrekkend vermogen bezat, hoe zouden dan de zemelen van den negativen conductor kunnen afgedreven worden? In beide gevallen is afftooting hier wederom de eerstwerkende oorzaak, waar door de lugtdeelen van de atmospheeren der Conductors worden in beweging gebragt, en de negative zemelen word en medegevoerd met den ftroom der beroofde lugtdeelen, door liet afftootend vermogen der nog natuurlyk electriek zynde lugtdeelen, welken altoos de beroofden uit hunne plaatzen dryven, om den negativen'conductor wederom electrieke deelen aantevoeren. Boven de zemelen is geen lighaam geplaatst, ftrydig met derzei ver electrieken ftaat, waardoor zy zich kunnen herftellen, dan alleen de omringende lugt: nu moet daar uit noodzakclyk volgen, dat de zemelen haare beweging gelyk hebben met de ftroomende lugtdeelen van haare atmospheeren. PROEVE 2*0. Dat men door de eerfte vertooning voor het oo.* kan misleid worden, zal door deze proef blyken. Neem  C 44 ) Neem den generaalen ontlaader, ftel de punten van malkander a a 3 duimen, leg op het middenfte tafeltje, even onder de punten, een droog rond gebogen kaartenblad, of anders een droog glazen buisje in zyne lengte doorfneden,zoo wyd, dat een -J duims droog en wel rond gedraaid vlierpit balletje daar in kan rollen: leg dit balletje tegen een der punten, welks draad men gemeenfchap geeft door eene ketting, eledrifeer dan een fleschje negatief, doch niet fterk , neem het einde van deze bovengenoemde ketting in uwe hand, waar mede gy den buitenkant van het fleschje houdt; dat de ketting het bekleedzel raake, breng dan den knop dezer negative fiesch aan den draad van uwen ontlaader, daar het balletje niet tegen aanligt, en terflond zal het balletje door den draad fchynbaar worden aangetrokken, waar aan men het fleschje houdt. Dit balletje, zeg ik , zal voor ieder oppervlakkig befchouwer door het negative fleschje fchynbaar worden aangetrokken, doch een electriciteitkundige weet, dat dit eene aanvoering zy; want men zal in donker zien, dat dit balletje naar het negative fleschje worde gevoerd door de loopftreek der electrieke ftoffe, komende uit dat punt met een lichtkwastje, en voerende dus het balletje mede, om het negative fleschje te herftellen. Deze proef duidt ten duidelykften aan, welke onwysgeerige beoordeelaars onze zintuigen zyn, en hoe noodzaalclyk het zy voor den onderzoeker, de eerfte oorzaak der beweging optefpooren.  C 45 ) PROEVE 21. Steek een i of f duims koperen knopje in dert pofitiven conductor, of anders een zoo klein, dat door de werking der machine de fchoonfte en langfte lichtkegel kan voordgebragt worden; houd een i duims lindenhouten balletje aan een' droogen zyden draad, ten minften één voet lang, aan de uiterfte grenzen des lichtkegels, en men zal zien, dat de afftooting hier zoo fterk zy, dat al dwingt men den zyden draad uit zyne loodlynige rigting naar den knop toe, evenwel zal het balletje niet kunnen komen door den lichtkegel heen tot aan den knop; houd uw draad wéér in eene rechte lyn boven het balletje, en laat dan eensklaps de machine ftil ftaan , en het balletje zal plotsling naar den knop gedreven worden, en zich daar een weinig tyds bewegen. Dit plotsling aanvallen van het balletje komt daaruit voord, dat, vooreerst, de teruggeftooten' electrieke deelen in de omringende lugt hier wederom de plaats innemen, uit welke zy door den pofitiven lichtkwast waren terug geflooten , om deze negative atmospheer te herftellen, zoodra de machine ftil ftaat. Deze nu toevallende electrieke deelen nemen het balletje, 't welk in een' ligtbeweegbaaren ftaat is, mede tot aan den knop, waar toe ook de in beweging gebragte lugtdeelen werkzaam zyn , welken , door het ophouden der terugftootende kragt des lichtkegels, weder in hunne plaats  C 46 5 plaats komen, om zich in derzei ver natuurlyke uitgebreidheid en rust te kunnen herftellen: dus is deze nadering van het balletje tot den knop geene aantrekking maar eene aanvoering, en rust al wederom op de elecïrieke loopftrcek en de in beweging gebragte lugtdeelen. proeve 22. Hang aan een' pofitiven conductor een donsveertje aan een' linnen draad, nader met uwe hand tot hetzelve, en het veertje zal door de hand fchynbaar worden aangetrokken. Men weet uit voorige proeven, dat dit veertje omringd is met eene negative atmospheer. Wanneer nu myne hand binnen den werkkring der negative atmospheer komt, wordt eerst deze atmospheer herfteld, (want pofitief herftelt zich zelf, en negatief wordt herfteld, zie pr. i en 2.) en dewyl het veertje eene negative atmospheer heeft, moet de atmospheer herfteld worden. Zoodra nu dit gefchied is, oefent het afftootend vermogen der elecïrieke deelen van het veertje en den conductor zyne werkaamheid naa r myne hand toe , en neemt het veertje in zyne loopftrcek mede tot myne hand. Wanneer nu dit veertje de hand aanraakt, moet het daar aan blyven , om dat deze het middel is, waar door de geduurige toevloejing der electrieke ftoffe kan overgebragt worden naar eene plaats in de natuur van waar dezelve ontnomen is. PROE-  C 47 ) PROEVE 23. Hang dit zelfde donsveertje met zyn' linnen draad aan den negativen conductor, nader met uwe hand tot hetzelve, en het veertje zal door de hand ook fchynbaar worden aangetrokken. Men weet ook uit voorige proeven, dat dit veertje omringd is met eene pofitive atmospheer. — Wanneer nu myne hand binnen den werkkring der pofitive atmospheer komt,herfteIt zich eerst deze atmospheer, Cwant men herinnere zich nogmaals; pofitief herfielt zich zelf en negatief wordt herfteld, zie pr. 1 en 2.) en dewyl deze atmospheer pofitief is, moet zy zich zelve herftellen. Op het oogenblik nu dat zich de pofitive atmospheer herftelt wordt het veertje medegevoerd tot myne hand, en moet daar ook aan blyven, om dat hetzelve als bedolven raakt in de aanvloejing der eleftrieke ftoffe. Het veertje en draad zyn helmiddel of kanaal, waar door deze geduurige aanvloejing kan gefchieden, en dewyl het veertje zeer ligt is en de electrieke ftoffe door alle deszelfs deelen heenvloeit, kan het uit dezen vloed niet ontkomen; doch zoodra de machine ftil ftaat zal het terug vallen: een bewys dat de toevloejing niet meêr gefchiede. Het veertje moet dan door zyne eigene natuurlyke zwaarte die plaats wéér befiaan, welke het voor heen had eer het door den vloed der electrieke ftoffe wierd gedragen. In-  ( 43 ) Indien dit nu in beide gevallen voor aantrekken moet gehouden worden , wat trekt dan aan, myne hand, of het pofitive of het negative veertje? Het fchynt my onverklaarbaar volgens de algemeen aangenomene leer der aantrekking. proeve 24. Houd voor den pofitiven conductor in uwe hand jfcen veertje aan een' linnen draad, en hetzelve zal fchynbaar aangetrokken worden en blyven. Zoodra de machine gedraaid wordt, bekomt de conductor, die in gemeenfchap met de fchyf ftaat, eene negative atmospheer: nu weet men dat rondom een geëlectrifeerd lighaam de lugtdeelen in eene fterke beweging zyn, zie pr. 10 en 11. naamlyk, de pofitive geëlectrifeerde lugtdeelen worden uit hunne plaats geftooten, (door de natuurlyke afftooting der electrieke deelen tot malkander) en de plaatzen der teruggeftootene en geëlectrifeerde lugtdeelen worden wederom aanftonds aangevuld met natuurlyke lugtdeelen , en door andere gelykzoortige voordgedreven. Wanneer men nu dit veertje brengt op een' grooten afftand van den conductor, zal het al fchynbaar worden aangetrokken , (hoe kleiner en ligter het veertje is, hoe verder men deze fchynbaare aantrekking zal ontdekken.) Dit is echter geene wezenlyke aantrekking, maar het veertje wordt op dien verre afftand mede gevoerd met de aangedrevene natuurlyke lugtdeelen, wel-  c 49 > welken hunne;koers nemen naar de plaats der weggeftootene, even als een ligtdryvend lighaam in een ftroomend water wordt medegevoerd, (by voorbeeld een ftuk hout in eene aflopende rivier of eene uitftroomende fluis,) tot de plaats waar het water minder of laager is. Zoo on gery md het nu zoude we zen, te zeggen, dat dit dryvend lighaam door de zee of fluis wierde aangetrokken, even ongerymd is het ook, te zeggen, dat het naderen van het veertje eene aantrekking zy, wyl ons de voorige proeven duidelyk hebben doen zien, in hoe verre de bewogene lugtdeelen kunnen medewerken, om eene neiging aan de ligtbeweegbaare lighaamen te geven. Zoodra nu het veertje zoo digtby is genaderd, dat hét binnen den werkkring der atmospheer komt, blyft het nog in zyn' natuurlyken ftaat, om dat het aan een' linnen draad hangt, door welk veertje als dan eerst de atmospheer van den conductor herfteld wordt, en ónder het herftellen der atmospheèr wordt hetzelve naar den conductor gevoerd door de perzing en aandryving der natuurlyke lugtdeelen tot malkander; want deze voordftuwing der lugtdeelen is veel fferkér, dan de afftootende kragt der allerfterkst werkende machine. Zoodra dit veertje nu aan den conductor raakt, kan het niet wêer afgeftooten worden, om dat het aan een' voordleidenden linnen draad hangt; deze brengt te weeg dat de negative atmospheer rondom den conductor niet meer beftaan kan , om dat de loopltreek der electrieke ftoffe van het plus onzigtD baajf  C 50 ) baar door myne hand gaat naar den grond, en het veertje aan den conductor moet blyven , vvyl de loopftrcek der electrieke ftoffe door het veertje in den draad een kanaal vindt, om het beroofde in de natuur weder te herftellen, en voor het oog eene geduurige aantrekking vertoont, 't welk in de daad zoo niet is,maar het veertjein den vloed der electrieke ftoffe als bedolven zynde kan niet weer terug vallen, omdat het zelve zoo ligt is, dat het door den ftroom der electrieke ftoffe, welke het rondom doorvloeit, kan worden gedragen. Wanneer men dit veertje hangt aan eenT droogen zyden draad, zal het ook door dezelfde oorzaak , welke ftraks is opgegeven, naar den conductor gevoerd worden, doch daar aan niet kunnen blyven, omdat de loopftrcek der electrieke ftoffe door middel van den zyden draad geen' geduurigen doortogt kan bekomen, en dus verkrygt het veertje zoo wel als de conductor eene negative atmospheer; zoodra nu deze beide gelykzoortige atmospheeren daar zyn,moet het veertje van den conductor afwyken , om dat deze twee gelykzoortige atmospheeren malkander afftooten, gelyk reeds te vooren door proeven is aangetoond. Zie ïr. 14. proeve 25. Houd dit zelfde veertje aan een' linnen draad voor den negativen conductor, en het zal ook fchynbaar worden aangetrokken, en blyven. Zoo-  .( Si 3 . Zoodra de machine gedraaid wordt, bekomt de' conductor, die in gemeenfchap met de wryvers ftaat, eene pofitive atmospheer. — Nu weet men dat rondom dezen conductor de lugtdeelen ook in eene fterke beweging zyn, zie pr. io en u, naamlyk, de negative geëlectrifeerde lugtdeelen moeten hier ook hunne platatfen verlaten, omdat de nog natuurlyk eledriek zynde lugtdeelen hunne poogingen aanwenden om den beroofden conductor te herftellen. Wanneer men nu dit veertje brengt op een' verre afftand van den negativen conductor, zal het ook met den ftroom der nog natuurlyk electriek zynde lugtdeelen worden medegevoerd; want door het afftootend vermogen der electrieke ftoffe, welke in de omringende lugt zich bevindt, rigtcn deze nog natuurlyk electriek zynde lugtdeelen hunne koers of loopftreek naar het beroofde toe, het welk hier de negative conductor is. Zoodra nu hst veertje binnen den werkkring der atmospheer nadert, herftelt zich eerst de pofitive atmospheer des conductors, en onder het herftellen dcrzelve wordt het veertje naar den conduftor geveerd door den aandrang der lugt in haar natuurlyken ftaat, alsook door de electrieke deelen van myne hand en de aarde, (om dat het veertje aan een' linnen draad hangO ; het veertje moet ook aan den conductor blyven, omdat de loopftreek der electrieke ftoffe uit de lugt en van de aarde, door dit veertje en den draad, als ook door myne hand, een kanaal heeft, waar door eene geduurige toevloejing naar het beD a roof?  C £a ) roofde kan toekomen , waarin ook het veertje als bedolven zynde aan den conductor moet blyven, zoo lang de machine gedraaid wordt. Wanneer men hier ook de proef neemt met het veertje aan een' droogen zyden draad, zal hetzelve ook eerst door voornoemde oorzaak naar den conductor gevoerd worden, en wyl de electrieke deelen van myne hand en de aarde, door tusfchenftelling van den zyden draad , geen' geduurigen toevloed tot den conductor kunnen bekomen, zal om het veertje eene gelykzoortige atmospheer met den conductor veroorzaakt worden , en deze twee gelykzoortige atmospheeren moeten ook malkander afftooten, en daar door het veertje van den conductor gedreven worden. Zie pr. 14 en 15. PROEVE 0.6, Steek in den pofitiven en in den negativen conductor een' koperen knop van 1 a 2 duimen middenïyn; fchuif de conductors zoo verre van malkander, dat zy even ophouden eene vonk te geven, maatniet zoo verre, dat hunne tegenftrydige atmospheeren buiten malkanders kringen verwyderd zyn, (want dan zal het balletje in het midden ftil blyven hangen). —Houd in uwe hand of meteen anderinftrument een kurk balletje aan een' droogen zyden draad van één voet lang, tusfchen de beide knoppen, en het zal van den eenen tot den anderen knop worden gevoerd, of, zoo het fchynt, aangetrokken; even aft het  ( 53 ) het klepeltje tusfehen twee klokjes. Het vreemdst is (dat men hier by wel moet aanmerken) dat, wanneer men het balletje houdt tusfehen de knoppen, eer de machine gedraaid wordt, men altoos zal zien, dat het eerst naar den pofitiven knop gaat, als men begint te draaien, (dit zal men ook gewaarworden aan de klepeltjes tusfehen de klokjes), doch by nadere overweging zal men zien , dat zulks moet geleideden , en 't zal meerder grond aan myn ftelzel byzetten. Zoodra de pofitive knop geëledrifeerd wordt floot hy ten eerften de electrieke deelen van die zyde Van het balletje weg, welke naar den pofitiven knop is toegekeerd, naar die zyde waarmede hetzelve naar den negativen knop is toegekeerd , zie pr. i2; want het kan zyne elearieke ftoffe niet verliezen of Javyt worden, door dat hetzelve aan een'droogen zyden draad hangt, maar deze natuurlyke hoeveelheid elearieke ftof wordt verplaatst van de eene tot de andere zyde, gelyk pr. ia. duidelyk aantoont; nu heeft de eene negative helft eene pofitive atmospheer, die naar den pofitiven knop gekeerd is, en de andere pofitive helft eene negative atmospheer' die naar den negativen knop gekeerd is. Zoodra nu de negative atmospheer zich bevindt om den knop van den pofitiven conductor, op dat zelfde oogenblik is ook de pofitive atmospheer om die zyde van het balletje, als ook de negative atmospheer aan de andere zyde in de pofitive atmospheer om den D 3  C 54 ) negativen knop; deze vier tegenftrydige atmospheeren komen op het zelfde oogenblik, en werken op malkander als in pr. ió. is opgegeven; vraagt men nu, waarom nadert het balletje niet eerst tot den negativen knop, wyl daar dan ook tegenftrydige atmospheeren plaats hebben? dit zal men gemaklyk kunnen begryncn, dat niet gefchieden kan, want de elecïrieke deelen der pofitive atmospheer van den negativen knop moeten natuurlyk invloeien in de negative atmospheer van die zyde van het balletje, en deze helpen het balletje naar den pofitiven knop toevoeren, én de electrieke deelen van de pofitive atmospheer der andere zyde van het'balletje nemen hunne loopftreek naar de negative atmospheer van den pofitiven knop. In hoe verre de herftelling der tegenftrydige atmospheeren hiertoe medewerke is te zien in pr. 16 en 17, en in hoe verre de in beweging gebragte lugtdeelen binnen de werkkringen der atmospheeren kunnen medewerken, om de beweging van dit balletje te bevorderen, kan men zien in pr. 18 en 19. Steek door dit balletje horifontaal eene fpeld , daar de knop af is, aan welk einde een puntje gevyld is , en men zal onder de beweging duidelyk zien aan het punt naar den pofitiven conductor toe een vonkje , ' en aan hef punt naar den negativen •conductor toe een lichtkwastje, ten bevvyze der loopftrcek niet alleen, maar ook dat dit balletje twee-  ( 55 ) tweeërlei atmospheeren heeft; dezen zullen onder het bewegen van den eenen knop tot den anderen veranderen en verminderen, naarmaate het balletje een van beide knoppen nadert. — By deze proef moeten de conductors verder van malkander ftaan dan in de voorige proef. Van deze beweging zyn twee tegen elkander werkende kragten door twee onderfcheidene zelfftandigheden de oorzaak.— Want dit balletje heeft zyne beweging gelyk met de loopftreek der geëlectrifeerde en weg geftootene en met de loopftrcek der natuurlyke lugtdeelen , welken door hunne onderlinge zamendrukking de plaats innemen der weg geftootene, gelyk in voorige proeven is aangetoond omtrend de beweging der lugtdeelen, zie pr. 24. Aanmerking. By iedere aanraaking der onderfcheiden* knoppen ondergaat het balletje eene verandering van atmospheeren. proeve £7. Om eene verklaaring te geven van de aantrekking der zyden lappen aan de fchyf, welke ieder electrifeerder moet in 't oog lopen, wyl men hetzelve voor aantrekken zal houden, als men het oppervlakkig beoordeelt, dient het volgende. De reden hier van is deze: De lappen zitten vast aan de wryvers, welke wryvers altoos in een' tegenftrydigen eleétrieken ftaat zyn D 4 met  C 5 veertje van uwe hand ook medegenomen met de loopftreek der .natuurlyke lugtdeelen tot den pofitiven conductor : dezen aangeraakt hebbende wordt het aanftonds pofitief electriek, en, zoodra het in dezen ftaat is, wordt liet met de loopftreek der geëlectrifeerde lugtdeelen tot uwe hand gevoerd, heeft het daar aan zich weèr ontlast van zyn'electriek en overvloed, dan is het in geïyken ftaat met de natuurlyke lugtdeelen, en wordt zoo dikwyls door die beide ftroomen heen en wéér bewogen als de conductor geëlectrifeerd is. Houdt men dit veertje op den vinger vóór den negativen conductor, dan wordt het eerst aangevoerd met de loopftreek der nog natuurlyk electriek zynde lugtdeelen, zie pr. deze lugtdeelen zyn dan in beweging om den beroofden conductor door hunne natuurlyke electriciteit te herftellen: heeft het veertje den negativen conductor aangeraakt, dan is liet ook in een' beroofden ftaat en gelyk met de negative geëleétrifeerde lugtdeelen , welken ook hunne plaatzen moeten verlaten , om dat de nog natuurlyk electriek zynde lugtdeelen de negative uit hunne plaatzen dryven , o.m tot den beroofden conductor te kunnen naderen : de negative lugtdeelen nemen ook het veertje mede tot de hand, welke dan meêr •lectriek is, dan het negative veertje, en brengen hetzelve weêr in gelyken ftaat met de nog natuurlyk electriek zynde lugtdeelen, dezen nemen het veertje in hunne loopftreek mede tot den conductor, en het-  ( 6i ) hetzelve gaatjoök zoo lang heen en [weder 3 als de conductor in een' negativen ftaat is. Doet men deze proeven met al zwaarer en zvvaarer lighaamen, men zal zien dat ze eindelyk op den grond vallen, om dat zy te zwaar zyn, om door de loopftreeken der geëlectrifeerde en natuurlyke lugtdeelen te kunnen worden gedragen; even als een fteen door den ftroom des waters heen valt tot op den grond; daar in tegendeel alle dryvende lighaamen door den llroom zullen worden medegevoerd.  NEGENDE AFDEELING. ' Afflooting is de eerstwerketide oorzaak van aljs electrieke verfchynzclen. Deze proef zal doen zien, dat de onderlinge afftooting der electrieke deelen tot malkander de eerstwerkendc oorzaak van alle electrieke verfchynzel en zyn moet. proeve 30. Neem twee gewoone bekleede flesfchen , plaats ieder op een droog glazen tafeltje of op een ander vryplaatzend voetftuk; geef de eene fiesch van binnen gemeenfchap met den pofitiven, en de andere met den negativen conductor; laat de flesfchen als ook de conductors ten minftcn 1 voet van malkander verwyderd zyn. — Neem dan een droog glazen voetftukje, waarop geplaatst is een koperdraad horizontaal , met twee punten ; plaats dit voetftukje met voornoemd koperdraad zoo, dat ieder punt duim van het bekleedzel van ieder fiesch afftaa tusfehen de beide flesfchen, draai de machine, en men zal aan de punten van het tusfehen gefield koperdraad de ééne loopftrcek der elecïrieke ftoffe gewaar worden: als aan het punt, welk naar het bekleedzel der pofitive fiesch is gekeerd, een vonkje, en aan het punt, welk naar het bekleedzel der negative fiesch is gekeerd, een lichtkwastje, ten bewyze dat de natuurlyke hoeveelheid electrieke ftoffe der buitenzyde van de pofitive fiesch haare loopftreek neemt naar de  C 63 ) de buitenzyde dei- negative fiesch; wanneer nu de flesfchen geëlectrifeerd zyn van binnen , zal deze vertooning van buiten verminderen. Laat dan de machine ftilflaan , en eenige feconden zal 'er aan de punten niets te zien zyn, doch dan begint de loopftreek zich weer van zelve te vertoonen, maar recht anders om, naamlyk, men zal een vonkje gewaar worden aan het punt, welk by de negative flesch ftaat, en een lichtkwastje aan het punt, dat by de pofitive flesch ftaat, en de éénheid der loopftreek zal zich hier zigtbaar vertoonen zoowel by het electrifeeren als by het herftellen der flesfchen. Deze proef toont ons ten alJerduidelykften , dat alle electrieke verfchynzels moeten voordkomen door de ééne loopftreek der electrieke ftoffe, welker oorzaak de onderlinge afftooting is, en dat men gerustlyk kan oordeelen in proeven, waar omtrent de werking der electrieke ftoffe niet zigtbaar is, dat altoos deze werking volgens dezelfde natuurlyke en vastgeftelde wetten gefchiede, en dat de neiging der lighaamen , hoe tegenftrydig dezelve zich hier ook moge vertoonen, evenwel haare grondoorzaak hebbe in deze loopftreek. PROEVE 31. Om de electrieke ftoffe, door haare loopftreek, binnen derzelvcr eigene fpheer of werkkring te zien, zonder deze werking, op lighaamen buiten dien werkkring geplaatst te kunnen oefenen, heb ik de volgende proef in 't werk gefield. Maak  ( *4 3 Maak alle glazen pooten onder de bank der ma» cbine, als ook onder dc conductors,volmaakt droogt wanneer, in zoodanigen Haat, de conductors verre van malkander verwyderd zyn, zullen zy geene vonk geven of nemen, ten minften zeer weinig; de reden daarvan is afd. i. opgegeven. Steek in ieder conductor een' koperen knop van i of i| duim diameter, en plaats de knoppen r duim van malkander af , 'er zal een vonkswyze en geduurige ftroom electrieke ftofTe vloeien van den pofitiven tot den negativen knop, en wanneer men met dc hand een' van beide conductors wil aanraaken, zal geene vonk tot of van de hand komen, of dezelve is zeer gering. De reden daarvan is deze : de natuurlyke hoe. veelheid electrieke doffe van de fchyf en de wryvers wordt in beweging gebragt, zoodra de conductors zoo naby malkander gebragt worden, dat hunne tegenftrydige atmospheeren binnen elkanders werkkringen geraaken, en daardoor eene geduurige vloejing of ftroom hunner eigene electrieke ftolfe kan gefchieden ; want plaats de conductors zoo Verre van malkander, dat zy buiten hunne atmospheeren zyn , en zy zullen geene electriciteit vertoonen aan hunne knoppen. Dat zy op den perfoon geene vonken vertoonen, die dezelven wil aanraaken, komt hier uit voord:omdat beide conductors vry geplaatst ftaan, is de perfoon geheel buiten de loopftrcek der electrieke ftolfe ; maar wanneer men de eene hand legt op den  < 6$ ) den pofitiven conductor,, zal aatiftonds de vonk tusfehen de twee knoppen ophouden, ten bewyze, dat die mensch in betrekking (ha met de loopftreek, en hy zal dan door zyne andere hand eene vonk kunnen afgeven aan den negativen conductor. Deze mensch is dus het voordleidend middel om de loopftreek van het plus tot het mimis over te brengen.— Raakt men beide conductors gelyk aan, dan is 'er geene zigtbaare werking, om dat 'er geene verplaatzing der electrieke ftoffe kan gefchieden , dewyl dan de cirkel der voordleiding onafgebroken is. V R O E V £ 32. Deze proef zal doen zien, dat de onderlinge afftooting de eerstwerkende oorzaak zy der electrieke verfchynzelen. Neem een' dunnen en volmaakt droogen zyden draad; reig daaraan een droog en rond pit balletje van i duim diameter; hang dezen draad en balletje aan een koperdraad met een voetje, zoodat het balletje maar -J duim van het koperdraad afhange. Laat dit recht opftaand koperdraad lang zyn 8 duimen, en neem dan een bekleed fleschje van ^ voet bekleed glas, electrifeer het zwakjes pofitief, nader langzaam met deszelfs knop het balletje , en het zal eerst aan het koperdraad geftooten worden, waaraan het hangt, eer het zich verder zal bewegen : dus ziet men hier eerst afjlooten.  C 66 ) De reden daarvan is deze: het balletje wordt door de pofitive fiesch afgeftooten, om dat de in een gedrongene electrieke ftoffe der lugt, in den buitenften omtrek der negative atmospheer van het pofitive fleschje, de natuurlyke hoeveelheid electrieke ftoffe van het balletje ontmoet, en daardoor onderling terug moet fiooten , en in die terugftooting het balT let je wordt medegevoerd, daarom moet het zoo klein en ligt zy«. - Hieruit ziet men al verder, dat de onderlinge afftooting de eerstwerkende oorzaak zy, en dat de zigtbaare neiging der ligt beweegbaare lighaamen altoos door deze'eerfte oorzaak voordkomt, zoo wel in proeven waarin zich deze eerfte oorzaak minder zigtbaar vertoont, dan in anderen, waarin men dit duidelyk kan ontdekken. Aanmerking. Dat de onderlinge afftooting der electrieke ftoffe , en de daardoor voortkomende ééne loopftrcek , de eenige en vaste grond zy tot eene goede theorie, meen ik, uit alle deze proeven duidelyk te hebben bewezen. Om dezelven wel te doen, moet het balletje zoo ligt zyn als mogelyk is, en de zyde draad volmaakt .-djoog wezen. T I E N.  C 67 ) TIENDE AFDEELING. Over 't Eekleed Glas. \ Dat de electrieke kragt door bekleed glas kan vermeerderd worden is bekend en blykbaar in deze proeve. PROEVE 33. Neem een* gewoonen wynkelk, doe denzelven vol water, hang aan beide zyden eene ketting tegen malkander over, waarvan ieder met haar einde byna op den bodem raakt, ten minften zoo diep dat deze einden i duim afftands van malkander hebben. Geef nu de eene ketting met het andere eind gemeenfchap met den grond, en ook met den negativen conductor; het andere einde der tweede ketting verbindt men met het eene been van den ontlaadtang; wanneer de machine gedraaid wordt raak dan met, den ontlaadtang den pofitiven conductor aan, en men zal eene vonk in het water tusfehen de daarin hangende einden der kettingen zien gaan, zonder den kelk te breken. Neem vervolgens 2 of 3 groote bekleede flesfchen, verbind ze met den pofitiven conductor met haare binnenzyden, en geef haare buitenzyden gemeenfchap met de andere ketting, die langs den grond hangende met den negativen conductor is verbonden, als men dan met den ontlaadtang eene vonk van den conductor afneemt , wanneer de flesfchen pofitief geëlectrifeerd zyn, zal men ook de vonk door het water zien pasfeeren, doch op dat zelfde oogenblik zal de kelk E a bre-  C 68 ) breken, om dat de electrieke kragt der vonk, welke door het water gaat, nu zoo veel fterker geworden is, door het byplaatzen der flesfchen, welke krag haar vermogen oefent in het watér, welk daardoor fterk wordt uitgezet: doch het water,zich niet fchielyk genoeg kunnende uitbreiden, breekt het glas, ten blyke, dat de vermeerderde e'ectrieke kragt de eerfte oorzaak zy, dat het glas door het water breken moet, daar het zonder de flesfchen niet in Hukken brak. Hier uit ziet men, dat door bekleed glas de elecrieke kragt grootlyks vermeerderd w<,rdj, en naar" maate men meêr bekleede glazen gebruikt, kan deze kragt in vermogen fterk toenemen. Deze proef kan men aan den negativen conductor eveneens verrigten, mids men dan de eene ketting, welke in den kelk hangt, met het andere eind gemeenfchap geve met den pofitiven conductor en de buitenzyde der flesfchen: men gaat verder op dezelfde wyze te werk, de kelk zal in dit geval ook moeten breken. proeve 34. Neem een glazen buisje i duim wyd, doe het vol water, fluit de beide einden digt toe met twee kurkjes, ftcek door ieder kurk een koperdraadje tot op i duim afftand in het water binnen het buisje, vereenig het eene koperdraad door eene ketting mejt den grond en negativen conductor, en het andere ■Cti , i kor  (■ 69 ) koperdraad met den ontlaadtang; nader dan met dezen tang den pofitiven conductor, en de vonk zal door het water gaan, zonder het buisje te breken, doch als men 2 of 3 bekleede flesfchen neemt, en men gaat eveneens te werk als in de voorige pr. 33. is opgegeven , zal het buisje ook moeten breken, zoo wel door de negative als pofitive werking. É 5 È LF-  C 70 ) ELFDE AFDEELING. Zonder Bekleedzel km Glas niet gelaaden worden. Het glas kan geene electrieke ftoffe worden ingedrukt, zonder dat het eenige gemeenfchap met cen voordleidend lighaam heeft. proeve 35. Neem een bierglas, van binnen en buiten volmaakt droog, plaats het op een droog glazen voetftuk, onder het eind van den conductor, neem dan een gebogen koperdraad met een punt, fteek het in den conductor, en plaats het zoo, dat de punt één duim van den binnen bodem van het glas af zy, draai de machine zoo lang gy wilt, en het glas zal geen teeken van electriciteit geven, ten minften zeer onbeduidend. — Dit weinige komt dan voord door de voordleidende deelen, welken in de lugt zyn, of dat het bierglas of voetftuk niet droog is, want anders is het onmogelyk; om nu te beproeven of uw glas geëlectrifeerd is, neem 2 of 3 kleine drooge pitballetjes, laat de machine eerst ftil ftaan, neem dan het glas, en keer het om over de pitballetjes, indien de balletjes zich bewegen is het glas electriek , doch zy zullen zich niet bewegen. proeve 36» Om nu te toonen , dat het glas eenige gemeenfchap met een voordleidend lighaam hebben moet, zal het geëlectrifeerd kunnen worden, zoo neem het  C 7i ) het bierglas , eh omvat het niet uwe hand tot óp i a 2 duimen boven van den rand, houd het zoodanig, dat het puntfpits, welk in den. conductor fteekt, 'er van binnen in komé, Iaat eenige reizen de machine draaien, keer het glas het onderfte boven over de balletjes, en zy zullen zich bewegen, en daardoor den electrieken ftaat te kennen geven. Hier uit ziet men, dat glas, zonder dat het eenigé gemeenfchap met een voördleidend lighaam heeft, niet kan geëlectrifeerd worden : de reden waarom dit glas zoo volkomen niet kan geëlectfifëerd worden als dat het bekleed is, zal uit de volgende proeven blyken. proeve 37. Waarom het bekleedzel noodzaaklyk is kan op deze wyze verklaard worden: Wy hebben uit de voorige pröef met het bierglasi aangetoond, dat, wanneer men de buiten zyde met de hand omvat, en van binnen door het puntfbit* eenige electrieke deelen laat invloeien , het glai éenigzins geëlectrifeerd Worde : nu zal men zien, dat hetzelve , wanneer het van binnen en buiten bekleed wordt, veel fterker kan gelaaden worden. Neem een bierglas, Iaat daar buiten om een bekleedzel van blik maaken één duim beneden dén rand, zoo ruim, dat men het glas daar kari uitligten, wanneer het op de tafel ftaat: laat van binnen" Ook een bekleedzel van blik maaken, even hoog a!3 É 4 vsft  ( 7^ ) van buiten , in het midden van dit binnenfte be-' kleedzei ftelt men eene blikken pyp, zoo hoog als da rand, waarin men (leken kan en vastzetten een gla. zen handvatzei, 6 of 8 duimen boven het glas uitkomende; aan den rand van het binnen bekleedzel verbindt men een koperdraad, zoo lang, dat het a duimen boven den rand van het glas kome, een weinig buitenwaards gebogen, zoo dat het over den rand uitfteke, doch niet aan het glas raake; op dit koperdraad zet men een'koperen knop, en de toeftel is gereed. Wanneer men nu proeven met dit glas doen wil, maakt men hetzelve eerst droog, als ook het glazen handvatzei der binnenzyde, dan neemt men het by het buitenfte bekleedzel in de hand, en brengt den knop der binnenzyde, b. v. aan den pofitiven conductor, waardoor men het pofitief van binnen electrifeert, en men zal zien, als men hetzelve op de gewoone wyze ontlaadt, (naamlyk het eene been van den ontlaadtang eerst tegen het buitenfte bekleedzel aanzettende, en dan met het andere been, den knop aanraakende, welke in gemeenfchap met het binnen bekleedzel is vastgemaakt), dat het flerk geëlectrifeerd zy. proeve 38, Om nu te weten, of de electrieke deelen in het glas of in het bekleedzel zich onthouden hebben , gaat men dus te werk. Wan-  C 73 ) Wanneer men het voornoemde glas herfteld heeft, laadt men het vveêr op de gevveone wyze aan den pofitiven conductor, zet het op de tafel, vat dan met de eene hand het glazen en wel droog handvatzei der binnenzyde aan, en ligt het binnenbekleedzel daar mede uit; by onderzoek zal het een klein vonkje geven : neem dan het bierglas boven aan den rand, buiten om, en ligt het uit zyn buitenfte bekleedzel, en men zal het glas kunnen handelen naar welgevallen , mids men de binnen en buitenzyde niet gelyktydig aanraake , want anderszou het zich eenigzins herftellen ; nu ziet men dat de bekleedzels geene electricitcit bezitten: zet vervolgens uw bierglas eerst in het buiten bekleedzel, vat het binnen bekleedzel boven by het droog glazen handvatzei en zet het in het glas, onderzoek nü met den ontlaadtang, door op de gewooue wyze het bierglas te herftellen, en men zal eene even fterkc en heldere vonk zien als of de bekleedzels en het glas nooit waren gefcheiden geweest. Dit toont ten allerduidelykften aan, dat de electrieke ftoffe zich niet onthoude in het bekleedzel maar wel in het glas, en dat het bekleedzel,alleen maar dient, om gelyktydig de electrieke deelen aan het glas te doen toekomen, en ook dezelven weer gelyktydig te ontnemen. E 5 TWAALF-  C 74 1 TWAALFDE A F D E E L ï N C. Vermeerdering van elearieke/lofe 0p de eene zyde van Bekleed Glas kan geene plaats hebben, zoneier Vermindering op de andere. Wanneer het glas eene vermeerdering van electrieke ftoffe aan de eene zyde wordt ingedrukt, dat dan aan de andere zyde de natuurlyke hoeveelheid electrieke ftoffe worde weggedreven, bevestige deze proefneming. p p o e v e 39. Neem eene fiesch van binnen op de gewoone wyze bekleed met bladtin of plaatzilver, van buiten bekleedt men dezelve met dun geflagen boekjesgoud of zilver, 't welk. men op deze wyze daar oplegt. Neem goede vernis, ftryk die dun op de buitenzyde uwer flesch, even hoog als het binnen bekleedzel, laatze een' halven dag ftaan, beleg dan die vernis met goud of zilver, en wacht zoo lan-, tot dat de vernis recht droog zy, ftryk dan al het overvloedige goud of zilver 'er af met een' droogen doek » tot dat alles rondom glad en vlak is, neem dan eene naald, trek met derzelver punt groeven of flreepen m het goud, op allerleie wyzen, rechten dwars door malkander heen, en ze is gereed. Wanneer men nu deze flesch met haare binnen zyde gemeenfchap geeft met een van beide conductors, zal men de electrieke ftoffe der buitenzyde in be-  c 75 y beweging zien, (midsmen liet glas van buiten wat over het vuur gedroogd hebbe,) zoo wel by de electrifeering als by de ontlaading, doch met dit onderfcheid, wanneer men de flesch aan den pofitiven conductor electrifeert, zal men van buiten dé Vonken van rondom naar beneden zien fchieten, cn by de herfireliing van beneden naar boven zien gaan. Wanneer men haar aan den negativen conductor electrifeert, zal men van buiten de vonken van beneden naar boven zien fchieten, en by de herftelling van boven naar beneden zien gaan. Dit toont niet alleen aan, dat van de buitenzyde de natuurlyke hoeveelheid electrieke ftoffe worde in beweging gebragt, wanneer ze van binnen geëlectrifeerd wordt, maar .ook de ééne loopftreek der electrieke ftoffe, het zy deze deelen 'er van afgedre? ven of naar toe gevoerd worden. Deze proef kan men ook doen met eene glazen tuit, even eens bekleed als hier by de flesch is op* gegeven, mids men rondom en aan beide zyde i a i duimen glas onbekleed laat blyven. Aanmerking.. Men kan hier uit zeer gemaklyk begrypen, dat bekleed glas niet kan geëlectrifeerd worden , wanneer het vry geplaatst is ,■ om dat de electrieke deelen dan niet kunnen overgebragt worden van buiten naar binnen, of van binnen naar buitenv Deze verplaatsing zal altoos fpcediger gefchieden wan-  c 76 a 5 wanneer men de buitenzyde der flesch, die van biw nen pofitief geëtearifeerd moet worden, gemeenfchap geeft door eene ketting met de wryvers, en die van binnen negatief geëlearifecrd mdet worden, de buitenzyde gemeenfchap geeft door eene ketting met den conduaor der fchyf, omdat metaal beter overbrenger is, dan de houten tafel. Zie de volgende Proeven, proeve 40* Dat aan de eene zyde van bekleed glas juist zoo veele electrieke deelen worden afgeftooten,aIsaande andere zyde worden aangevoerd, kan, dus beproefd, geen twyfel overlaten. Neem drie midcciimaatige fleschjes even hoog bekleed en even groot, wier binnenfte koperdraaden zoo gebogen zyn, dat de knoppen horizontaal ftaari en iets over de buitenzyde der flesfchen uitfteken, plaats de eene op een droog glazen voetftuk of Sla* zen tafeltje, zet de andere op de tafel met haareu knop in aanraaking met de buitenzyde der vry gcplaatfte flesch, neem de derde en laad dezelve b v pofitief, breng dan derzei ver knop aan den knop der vrygèplaatfte flesch, en men zal by onderzoek bevinden, dat alle drie de flesfchen even fterk *eë< lectrifeerd zyn. to De reden daarvan is deze i de twee eerfte flesfchen zyn m haaren natuurlyken ftaat; wanneer nu, by voorbeeld , de derde flesch ioo electrieke deelen wor-  ( 77 ) worden ingedrukt, zal deze flesch 50 van dezelven overgeven aan de vrygèplaatfte flesch, om dezelve met zich gelyk te maaken, en de vrygèplaatfte flesch zal door haar buiten bekleedzel mededeelen aan de tweede flesch, die met dat bekleedzel in verbinding ftaat, ook 50. deelen, want men zal bevinden, dat, als de flesfchen even groot, even dik en even hoog bekleed zyn, zy alle drie even fterk gelaaden zulkn wezen. Deze proef is even eens negatief als pofitief, alleen maar met dit onderfcheid , dat, als de derde flesch de vrygèplaatfte flesch aanraakt, ontneemt zy die van binnen, b. v. 50 deelen, en het buitenfte bekleedzel der vrygèplaatfte flesch , ontneemt de tweede flesch, welke met haar in aanraaking ftaat, 50 deelen van haare binnenzyde, en de tafel of aarde geeft ran het buiten bekleedzel der tweede flesch ook 50 deelen, en men zal gewaar worden dat ze alle drie van binnen even fterk negatief geëlectrifeerd zyn. Dit toont aan, dat de vrygèplaatfte flesch van haare buitenzyde zoo veele electrieke deelen affloot in de tweede flesch, als de derde flesch aan haar heeft medegedeeld, indien die pofitief geëlectrifeerd is, en zoo is het met het negative in eene omgekeerde reden. PROEVE 41. Hang eene bekleede flesch aan den pofitiven con- duc-  C 78 y ductor, en geef haare buitenzyde gemeenfchap door eene ketting met den negativen conductor, zonder den grond te raaken, en ze zal van binnen gelaaden worden, daar men zonder deze gemeenfchap dezelve niet kon laaden, indien alles wel droog en zonder fcherpe hoeken of kanten is, omdat 'er dan geene verplaatzing van electrieke ftoffe kan geleideden. Hang dezelve flesch aan den negativen conductor, en geef haare buitenzyde gemeenfchap met den pofitiven, ook zonder den grond aanteraaken, en ze zal van binnen negatief geëlectrifeerd worden , daar men zonder deze gemeenfchap dezelve ook niet kon negatief maaken, indien alles wel droog is. By de pofitive flesch ziet men, dat de natuurlyke boeveelheid electriciteit der buitenzyde , door den negativen conductor en vervolgens door de wryvers worde overgenomen, en door middel van de fchyf en derzelver conductor aan de binnenzyde gebragt, dus kan dezelve aan de binnenzyde niet meer aanwinnen , dan van dc buitenzyde afgaat, dit ge* fchiedt ingevolge de afftootende kragt, welke de electrieke deelen natuurlyk tot malkander bezitten, want honderd deelen kunnen ook maar honderd afftooten, doch men zal zien, dat als men de buitenzyde der flesch gemeenfchap met den grond daarby geeft, dat dezelve dan iets fpoediger en fterker zal gelaaden zyn, omdat de electrieke- deelen der aarde iim ook in beweging gebragt worden. Wan-  C 79 3 Wanneer de fiesch hangt aan den negativen conductor is de reden dezelfde, alleen met dit onderfcheid der verplaatzing, dat dan de electrieke deeJen der binnenzyde verplaatst worden aan de buitenzyde. Aanmerking. Hieruit ziet men, waarom eene vryge. plaatfte flesch niet kan geëlectrifeerd worden. DER.  C 8? ) DERTIENDE AFDEELING. Over de Ondoordringbaarheid van 't Glas. Dat het glas ondoordringbaar zy voor de electrieke ftoffe, ziet men uit deze proeve. proeve 42. Neem eene gewoone bekleede flesch, plaats haar op een droog glazen voetftuk, verbind aan de buitehzyde een horizontaal gebogen koperdraad met een puiit, ftcck ook in den knop der binnenzyde een punt, ftel deze vrygèplaatfte flesch met het puntfpits der binnenzyde op één duim afftand voor den pofitiven conductor, en men zal aan dat punt zien een vonkje , en aan het punt der buitenzyde een lichtkwastje. — Oppervlakkig voor het oog zou hier een doortogt fchynen plaats te hebben, doch indien men aanhoudt de machine te draaien, zullen deze verfchynzels eindelyk verdwynen. — Neem dan het glazen tafeltje met de flesch voor den conductsr weg, en laat ze eenige oogenblikken ftaan, men zal ras zien , dat de loopftreek zich zal veranderen , want dan zal een lichtkwastje komen aan het punt der binnenzyde en een vonkje aan het punt der buitenzyde; een bewys dat de loopftreek eene andere koers genomen hebbe. Indien nu de electrieke ftoffe door het glas was heen gegaan en weggevloeid onder het electrifeeren , dan kon nooit, wanneer de flesch niet meer geëlectrifeerd wierd, de loopftreek der vioeiftoffe veranderd worden, omdat aan den  den binnenkant geene electrieke ftoffe mêer kon achter gebleven zyn, maar men ziet hier wel duidelyk, dat de binnenzyde een' overvloed hebbe door het lichtkwastje aan derzelver punt, en dat de buitenzyde een gebrek hebbe door het vonkje op het daarmede verbonden puntfpits; Een klaar bewys* dat onder het laaden der flesch het afftootend vermogen alleen maar werkzaam geweest zy, om de natuurlyke hoeveelheid electrieke ftoffe der buitenzyde afteftooten, maar binnen is de aangebragte hoeveelheid gebleven; Indien men deze flesch voor den negativen conductor plaatst, zullen de verfchynzels zich omgekeerd vertoonen , zoo als ook natuurlyk moet volgen* PROEVE 43. Neem eene zeer dunne glazen ruit,onbekleed, ëén voet in 't vierkant of wat minder, plaats dezelve Op haar kant (wel droog zynde) tusfehen de twee puntfpitzen van den generaalen Ontlaader, zoodanig dat ieder punt £ of § duim van het glas afftaa; hang aan ieder der beideknoppen één paar kleine pitballetjes aan linnen draaden, geef het eene koperdraad gemeenfchap door eene ketting met den grond en den negativen conductor, en den knop van het andere draad gemeenfchap met den pofitiven conductor eener fterkwerkende machine; Iaat dezelve verfcheidene maaien draaien, neem den generaalen OntF laa-  C 82 ) kader by het voetftuk van de conductors af, en de ketting van het draad; en beide de paaren balletjes zullen teekenen geven van een' eleciritkeii itaat, het eene paar pofitief, en het andere paar negatief: dit kan men onderzoeken met een ander geëlectrifeerd fleschje op de gevvoone wyze. By deze proef zal men zien, dat eene kleine hoeveelheid eleétrieke ftoffe door een der punten het glas is ingedrukt; indien nu het glas eenigzins doordringbaar ware, dan moest door de afftootende kragt, welke men aan de puntfpitzen altoos zeer fterk gewaar wordt, de electrieUe flofie 'er door heen gedreven worden, doch dewyl het eenig kenmerk nalaat dat het glas electriek zy, bewyst het dat de eleétrieke deelen 'er niet zyn doorheen geftooten, maar wel in de zelfftandigheid van het glas zyn ingedrongen aan de eene zyde, terwyl aan de andere zyde de natuurlyke hoeveelheid dier kleine plaats zy weggeftooten; dit afftootend vermogen zou zich op de andere zyde nooit vertoonen, indien de electrieke ftoffe door het glas was heen gegaan. Het electrifeeren van bekleed glas, het zy pofitief, het zy negatief, beftaat daarin, dat door het afftootend vermogen der electrieke deeltjes tot malkander deze deeltjes, door tusfchenftelling van het glas,zich niet kunnen uitbreiden tot in 't oneindige, maar door het glas bepaald worden» Aan*  ( 83 3 'Aanmerking. Men zy wel bedagf, om de glazen fty3 len van den generaalen Ontlaader zoo volmaakt droog te maaken, als mogelyk is, want anders zal deze proef mislukken, ten minfïen die ftyl, welke betrekking heeft tot den pofitiven conductor, moet wel gedroogd wezen.  C 84 ) VEERTIEND È AFDEELING. Oyer de laterale explosie of ZydeUngfche Uitbarsting. Men heeft in pr. 41. gezien, ais men de flesch aan den pofitiven conductor hangt , en men haare buitenzyde gemeenfchap geeft met den negativen conductor, zonder den grond te raaken , dat dan alleen de electrieke deelen der buitenzyde naar binnen verplaatst worden, doch als men de buitenzyde daarby gemeenfchap met den grond geeft, dat dan de laading wat fpoediger en fterker zal zyn, om dat de electrieke deelen der aarde dan ook min of meêr in beweging gebragt worden. Het is eene zekere waarheid, dat, als een lighaam met electrieke deelen wordt opgehoopt,'er dan andere lighaamen zyn moeten die dezelven misfen; nu heeft men boven gezien, dat, de flesch alleen in gemeenfchap met de conductors zynde, zonder den grond te raaken, alleen ook maar de natuurlyke hoeveelheid electrieke ftoffe der buitenzyde kan in beweging gebragt worden , maar gemeenfchap met den grond hebbende, de electrieke deelen der aarde enz, ook in beweging moeten komen, ingevolge het werkend vermogen der machine, om veel of weinig electrieke deelen in beweging te kunnen brengen, want als de fiesch op de tafel, of andere voordleidende lighaamen ftaat, worden niet alleen de natuurlyk electrieke deelen der buitenzyde in beweging gebragt, maar  C 85 ) maar ook in de lighaamen waarmede de flesch in aanraaking ftaat, en de natuurlyke hoeveelheid der buitenzyde wordt dan niet alleen afgedreven, maar ook eene zekere hoeveelheid electrieke ftoffe van de tafel, grond en der omringende lugt, in zoo verre de vermeerdering der electrieke ftoffe van binnen in ftaat is van buiten en deszelfs omtrek te kunnen afdryven. Het overvloedige gedeelte, het geen men ziet, wanneer het van de flesch wordt afgedreven , behoort tot die lighaamen , waarmede de flesch in aanraakiug en betrekking ftaat, en is alleen maar zigtbaar door het tusfchenplaatzen van eenen goeden geleider* PROEVE 44. Neem eene groote bekleede flesch, breng derzefver knop in aanraaking met den pofitiven conductor, leg eene ketting of kleinen knop op de tafel $ duim van het buitenfte bekleedzel af, electrifeer de fiesch zoo fterk, dat ze van zelf zich herftelle , doch, zodat niet kan gefchieden, laat dan de machine blyven werken, en ontlaad de flesch door uwen ontlaadtang, op de gewoone wyze, en men zal eene kleine vonk zien tusfehen het buitenfte bekleedzel en den kleinen knop, die op de tafel ligt, (dit noemt men de. zydelingfche uitbarsting of Laterale Explofie"), Wanneer men nu dezen kleinen knop door eene ketting, gemeenfchap geeft met de ketting, die aan den negativen conductor of de wryvers op den grond. F 3, hangt,  C 86 ) hangt, en men ontlaadt dan de flesch, zal de voafc veel levendiger en fterker zyn, en men zal door. herhaalde proeven bevinden, dat de knop veel verder van het bekleedzel kan afleggen, dan zonder deze metaale vereeniging; een bewys dat onvolkomene geleiders deze eleftrieke vonken zoo goed niet vertoonen, daar dezelven door goede geleiders zigtbaar worden; het geeft ook te kennen, dat het overvloedige gedeelte behoore tot die lighaamen, welken ontnomen zyn, gelyk zich op dien tyd de wryvers bevinden, en deze vonk is wel byzonder zigtbaar en kragtig, door zulke wryvers waarmede myne Machine is zamen gefteld, (zie Inleiding bl. 6.). Het onderfcheid, dat 'er is in deze proef, om den kleinen knop al of geene gemeenfchap met de wryvers te geven, is te groot, dan dat men het zonder opmerking zoude voorbygaan; het toont zeerovertuigend, dat het overvloedige gedeelte behoore tot die lighaamen, welken in een'beroofden ftaat zyn, in tegenoverftelling van den overvloed van de binBenzyde der flesch en het geen dezelve aanraakt. Indien men deze flesch van den conductor affleemt, en den kleinen knop legt, zoo als vóór gezegd is, op de tafel, zal zy by de ontlaading maar eene zeer kleine vonk vertoonen, doch op verre na zoo fterk niet, dan dat ze in gemeenfchap met den pofitiven conductor ftaa, en de kleine knop door eene metaale vereeniging met de wryvers zy verbonden, omdat, als ze aan den conductor ftaa-n felyft, de eleétrkke deelen van den cunductov en de fchyf,  C 3r ) fchyf, hunne onderlinge afftooting ook oefenen by de ontlaading, en daar door eene meerderheid van electrieke deelen op de buitenzyde gebragt wordt» welke tot de beroofde wryvers en derzelver conductor behoorcn; maar wanneer de fiesch van den conductor afgefcheiden is, de electrieke deelen der flesch alleen maar in werking gebragt worden, en het meerdere vermogen van afftooting der electrieke deelen van den knop en draad , dan maar alleen in aanmerking komt, om het evenwigt der buitenzyde» en dat lighaam, waarmede de flesch in aanraaking ftaat, te herftellen, het welk dan maar weinig zyn kan: nogtans blyft zeker waar,dat, wat het gedeelte bekleed glas aangaat, niet meêr elecïrieke deelen van binnen verzameld zyn, dan van buiten zyn afgedreven, maar dat dit overvloedige gedeelte voordkome door de vermeerderde elecïrieke deelen, als van den knop en het draad der flesch , welken, onder het herftellen , hunne onderlinge afftooting moeten oefenen op de buitenzyde, en dus dat overvloedige gedeelte gebragt moet worden ter plaa-tzo alwaar hetzelve gemist wordt. Om nu aan te toonen, dat de lighaamen, welken snet de buitenzyde der flesch in aanraaking liaan» ook in eenen eleclrieken ftaat komen, wanneer do Sesch van binnen geëlectrifeerd wordt, doet me» dc volgende proef. Hang eene gewooue bekieede flesch aan één der conductors, laat iemand geïfolecrd ftaan, met zyn© eene hand de buitenzyde der flesch aanraaken, ea F 4 ia  C 88 ) In dc andere hand eene ketting houden, die tpt op, den grond hangt. ' Wanneer nu de flesch gelaaden is,, laat hy de kettiug vallen, en moet gelyktydig de andere hand van het bekleedzel aftrekken, dan zal men bevinden, dat die perfoon in een' electrieken ftaat zy, gelykzoortig met de buitenzyde der flesch. Die pr. 44. pofitief genomen wel begrepen heeft, zal omtrend de negative hier geene verdere verklaaring verlangen; alleen is 'er dit onderfcheid in:, de vonk-, die van de buitenzyde der pofitive flesch afgaat, brengt de lighaamen,'daar zy zich aan mededeelt, in een' pofitiven ftaat ; dit kan men onderzoeken, door, in plaats van een' knop op de tafel te leggen,, eene kleine bekleede flesch met een gebogen koperdraad en knop. op \ duim afftand van het bekleedzel der flesch aftezetten , en men zal daarna bevinden., dat dezelve pofitief zal zyn; een bewys dat de vonk van het bekleedzel pofitief electriek was, en dus van het bekleedzel was afgeftooten.. Wanneer men nu dc groote flesch negatief van binnen electrifeert, zal het kleine fleschje, door de vonk der buitenzyde, negatief electriek wordenj een bewys dat de vonk ook zoodanig was, en dus tot het bekleedzel moet zyn overgegaan uit hes fleschje. Deze proeven doen zien, dat het gedeelte glas, welk bekleed is, geen meerdere of mindere electrieke deelen van binnen kan bezitten, dan van buiten zyn af-  C 89 ) afgedreven, [maar dat de vermeerderde electrieke deelen dier lighaamen, welken de poriën van het glas niet dekken, hier hunne afftooting oefenen, om aan het verminderde dat geen weder te geven, welk hetzelve natuurlyk toekomt; want, indien men, zonder knop of draad in de flesch, bekleedzel op bekleedzel herftelt, nadat de flesch eenige feconden geftaan heeft, zal men dit verfchynzel alleen maar gewaar worden, hoewel nog zeer gering, by een droog lugtgeftel, ook by fterke koude en een' hoogen Barometer, en dan behoort dit weinige tot de tafel enz, welke op het oogenblik der herftelling ook herfteld wordt, dewyl de onderlinge afflooting der electrieke deelen tot malkander, op het oogenblik der herftelling het allerfterkst is, het welk men in de volgende proef zien zak Aanmerking. Het is eene grondwet in de natuur, dat werking en tegenwerking QA&io en ReaStio) onaf«. fcheidenlyk en gelyk zyn: waaruit moet volgen, dat de electrieke ftaat der eene zyde van bekleed glas beftaat in. gevolge van den elecrrieken ftaat der tergenovergeltelde zyde.  C 90 ) V T F TI E ND E AFDEE L 1 N G, " 'Dc Afftooting is het fterkst op oogenblik der Herftelling. Dat de onderlinge afftooting der eïedtrieke deelen tot malkander, op het oogenblik der herftelling het allerfterkst zy, is proefondervindelyk zeker. proeve 45. Neem 8 bekieede flesfchen, even groot, en even hoog bekleed, ten minfteu moet ieder flesch ii voet bekleed glas hebben; plaats 4 delven aan 0«i [MJ. fuiven conductor, en 4 aan den negativen conductor, laat de conductors ten minfteu 1 voet afftanda van malkander hebben, of zoo veel rneêr als uwe ontlaadtang kan befpannen: neem dan eene ketting en leg die op de tafel, van de bekleedzels der 4 pofitive tot de bekleedzels der 4 negative flesfchen , zoodat alle 8 flesfchen of liever de buitenzyden in gemeenfchap met malkander ftaan , buig dan in het midden een fchalmpje open en doe tusfehen de einden dezer ketting 1 duim yzerdraad van N<\ 15, electrifeer de flesfchen, namelyk 4 pofitief en 4 negatief, (nu moet geen van beide conductors gemeenfchap met den grond hebben). Om deze flesfchen te herftellen, en het yzerdraad door derzelvcrbuitenzyden te doen fmelten, maak het glazen handvatfel van den ontlaadtang volmaakt droog (want van deze droogte hangt veel af) en fpan den tang uit, dat dezelve de beide conductors kan aanraaken, dan  ( ft > dan zet men den eenen knop op den negativen conductor, en men raakt fchielyk met den anderen knop den pofitiven conductor aan, en, by de hcrftelling der flesfchen van binnen, zal het yzerdraad tusfehen de ketting der buitenzyde fmelten. Aanmerking: Men moet zorg dragen, dat aan den ontlaadtang geene kleine knoppen zyn, gehk mcu zc gemeen!)k maakt, maar knoppen van 2 duimen middenlyn, want kleine knoppen herftellen de r.tmospheereu te fpoedig, wanneer zy dezelven naderen. 3? R O E V E 46. Om op twee plaatzen te gelyk yzerdraaden te fmelten door ééne ontlaading. Laat de flesfchen zoo ftaan als flraks gezegd is, vereenig de afgebroken kettingen der buitenzyde meteen eindje yzerdraad, neem dan eene kleine ketting met e:n haakje, doe dit haakje in het gat van den negativen conductor, hegt aan het ander eiud van dit kettingje ook een ftukje yzerdraad, §n vereenig, dat met het eene been van den ontlaadtang, houd dan den tang zoo lang in uwe hand by het droog, glazen handvatfel met deszelfs anderen knop £0.o ver van den pofitiven conductor te houden als mogelyk is, zoo lang de flesfchen geëlectrifeerd worden; breng dan den anderen knop van den ontlaadtang aan den pofiïiven conductor, en de eindjes yzerdraad der binnen- en buitenzyde zullen op het oogenhesfielUeg gelyktydig fmelten. PR.OE-  C 92 > P R O E V E 4-. Wanneer men tusfehen de twee eindjes ketting der buitenzyde, 111 plaats van yzerdraad een vlokje katoen legt, gedoopt in therebintyngeest, en men fnydfc een droog vuuren houtje platagtig niet een puntje 'er aan om m het gat van den negativen conductor te fteken, zal men op eene aardige wyze de proef kun. nen verrigten; leg op dit houtje insgelyks een vlokje katoen , gedoopt in therebintyn, en men fchroeft den eenen knop van den ontlaadtang af, en zet het punt op het houtje, zoo dat 'er 1 duim afftand is tusfehen 't punt en den conductor, het vlokje katoen ligt in 't midden, en men herftelt op voorige wyze de flesfchen, 'er zal dan op twee plaatzen te gelyk brand ontftaan, naamlyk tusfehen de conductors en tusfehen de bekleedzels aan de buitenzyde. Deze proeven vereifchen verdere overdenking, en verfpreiden een groot licht over de zoo dikwyïs 011begryplyke uitwerkzels des Blixems, en doen zien, dat op twee plaatzen te gelyk door één Blixemftraai verbreking of brand kan veroorzaakt worden op verre afftanden van malkander gelegen. — Zy toonen ook aan, dat, op het oogenblik der herftelling, de onderlinge afftooting der electrieke deelen het allerfterkst zy, zoo wel die der binnen als buitenzyden , daar onder het eleétrifeeren der flesfchen de onderlinge afftooting ook wel plaats heeft, doch alleen maar in dezer voege, dat de eene helft by aanwasch werkzaam zy op de andere, daar onder de lier«  C 93 ) herftclling alle electrieke deelen der buiten eh binnenzyde te gelyk in bewegihg gebragt worden, en door hunne poogingen eene plotslinge overftorting te weeg brengen van het volle in het ledige. Aanmerking. Wanneer de laading van bekleed Glas al te fterk is, dan boort zich de electrieke ftoffe, door de kragt haarer onderlinge afftooting, (maar riet door aantrekking, zoo als men altoos gemeend heeft), een' weg door het glas heen, ontlaadt hetj cn maakt het onbekwaam om weder gelaaden te kunnen worden. Z Et S-  C 94 ) ZESTIENDE AFDEELING. Eicel riciteit aan dc Lugt medegedeeld. Thans zal ik aantoon en, dat aan de omringende lugt, door een pofitief geëlectrifeerd lighaam, de electrieke ftoffe kan medegedeeld worden* proeve 48. Neem eene lange flesch 1 a 3 duimen wyd en 16 duimen lang, bekleedze van binnen rechtdoor naar belmoren tot op s duimen affland van den bovenkant: bekleedze van onderen aan de buitenzyde 5 duimen hoog met bladtin; laat dan eene tusfehenwydte van 3 duimen onbekleed, en leg daar boven wcêr een bekleedzel van 5 duimen hoog, het welk dan net zoo hoog zal komen als het bekleedzel van binnen is. — Het onbekleed glas tusfehen de bekleedzels en boven aan maakt men fchoon, en beftrykt hetzelve met goede vernis, hang aan den bovenkant van het bovenfte bekleedzel een klein pitballetje aan een' linnen draad, doch niet langer dan 4 duimen, fteek boven in de kurk, waarmede de flesch gefloten is, een' knop en draad of ketting van binnen, en ze is gereed. Wanneer men nü deze flesch gebruiken wil, maakt men de gedeelten onbekleed glas, vanboven1 én tusfehen dc bekleedzels, volmaakt droog, en men plaatst de flesch met den knop der binnenzyde in gemeenfchap met den pofitiven conductor; en het balletje aan de buitenzyde zal afwyken en pofitief zyn,  C 95 ) gyn, 't welk ook natuurlyk zoo zyn moet, dewyl de natuurlyke - hoeveelheid electrieke ftoffe niet kan wegraaken , omdat het bekleedzel in een' afgezonderden ftaat is, maar alleen iets mede deelen aan de omringende lugt. Wanneer men nu de flesch herftelt, naamlyk i door eene ketting te nemen en het eene einde gemeenfchap te geven met het onderfte bekleedzel, en het andere einde met den ontlaadtang, na dat ze van den conductor is afgenomen, op dat oogenblik zal het balletje der buitenzyde fterk negatief zyiij als ook net bekleedzel, liet welk men met een klein fleschje op de gewoone wyze kan onderzoeken. De reden daarvan is deze: wanneer de flesch van binnen pofitief geëlectrifeerd wordt, is de onderlinge afflooting der electrieke deelen, welken tot de buitenzyde van het glas behooren, werkzaam van het glas af, en maaken dus het bovenfte bekleedzel pofitief, door aan hetzelve deze electrieke ftoffe medetedeelen. Dewyl nu het bovenfte bekleedzel geene electrieke ftoffe aan andere lighaamen kan mededeelen, omdat het in een' afgezonderden ftaat is, moet het zoo lang pofitief blyven4 tot dat het zich aan de omringende lugt herfteld heeft, want rondom het bekleedzel, omdat het pofitief is, komt eene negative atmospheer , en dus moet 'er eene afvoering plaats hebben, zoo lang de flesch van binnen pofitief kan geëicctrifeerd worden. Nu  C 96 i Nu wofden> op het oogenblik der herfielling, de electrieke deelen, welken tot de buitenzyde van het glas behoören, van het bekleedzel weêr afgeftooten in of aan het glas, en het bekleedzel van boven moet dus negatief zyn, omdat het, onder het electrifeeren, aan dc omringende lugt eenige electrieke deelen heeft medegedeeld, daar het zonder deze afvoering in zyn' natuurlyken ftaat zou zyn, wanneer de flesch herfteld is. Dus ziet men dat aan de omringende lugt, door het pofitive bovenfte bekleedzel, electrieke deelen zyn medegedeeld. proeve. 49. Dat door de omringende lugt aan negative lighaamen electrieke deelen kunnen worden medegedeeld, zal ik op deze wyze'aantooneu. Wanneer men de voornoemde flesch neemt, en men geeft dezelve gemeenfchap met den negativen conductor, zal het buitenfte balletje onder het electrifeeren negatief worden, en op het oogenblik der herftelling fterk pofitief worden bevonden. De reden daar van is deze: wanneer de flesch van binnen negatief geëlectrifeerd wordt, is de onderlinge afftooting der electrieke deelen , welken tot de buitenzyde van het glas behooren, werkzaam naar het glas toe, en benemen het boven bekleedzel zyne natuurlyke hoeveelheid, omdat de pooging der electrieke deelen altoos tracht de eene zyde va» be-  C 97 3 bekleed glas zoo veel aan te voeren, als de ahdcrë zyde ontnomen wordt, waardoor het bekleedzel dan in een' negativen ftaat komt. Dewyl nu het bekleedzel geene electrieke ftolfe kan medegedeeld worden ^ omdat het in een' afgezonderden ftaat is, moet het zoo lang negatief blyven, tot dat het door de omringende lugt herfteld wordt Om het bekleedzel, dewyl het negatief is, komt eene pofitive atmospheer, en dus moet 'er eene aanvoering plaats hebben. Nu worden, op her, oogenblik der hei-ftelling, de elecïrieke deelen, welken tot het bekleedzel behooren. wederom van het glas tot het bekleedzel geftooten, en hetzelve wordt dus pofitief, omdat, onder het negatief electrifeeren der binnenzyde, de lugt aan het bekleedzel eenige electrieke deelen heeft mede gedeeld, daar het zonder deze aanvoering in zyn' natuurlyken ftaat zou zyn, wanneer de fiesch herfteld is. Hier uit ziét men, dat de omringende lugt electrieke deelen aan het negative bekleedzel heeft me-' degedeeld* Wanneer nu, volgens pr. 48. de flesch herfteld is, en het balletje, als ook dat bekleedzel, waaraan het hangt, nog in een' negativen ftaat is, zal men zien, zo men de machine weêr laat draaien en men de flesch aan den pofitiven conductor plaatst, dat het balletje eerst weêr langzaam tot het bekleedzel zal vallen, en dan afgedreven worden, en wel pofitief. Hieruit zou het fehynen, dat het glas dooreb dring-  ( 98 ) dringbaar ware, en de electrieke deelen van de binnenzyde door het glas heen gebragt, of gedreven wierden op de buitenzyde, doch men moet zich zoo wel hier, als in veele andere proeven, andermaal door het oog niet laten misleiden, maar doordringen tot de ecrfte oorzaak. De reden dezer nadering en weder afwyking van het balletje, onder het op nieuw pofitief electrifeeren der flesch van binnen, komt voord, dat de electrieke deelen, welken alleen tot de buitenzyde der flesch behoorden, door de voorige herftclling weêr op hunne plaatzen zyn gcKumc, „™ w gins^ ni!)ar dat het bekleedzel ïn een' beroofden ftaat bleef, omdat het aan de lugt electrieke deelen had medegedeeld, en, dewyl het bekleedzel, op het oogenblik dat de machine weêr gedraaid wordt, nog negatief is, en dus omringd met eene pofitive atmospheer, zoo moet gefchieden, dat, zoodra de flesch van binnen pofitief geëlectrifeerd wordt, de electrieke deelen der buitenzyde van het glas, en die der atmospheer ook in beweging raaken, welke beiden dan weêr electrieke deelen nan bet bekWdyel mededeelen, waardoor het dan nog eens pofitief wordt, en daardoor het balletje moet afftooten. Wanneer nu, volgens PR.49.de flesch herfteld is, en het balletje, als ook het bekleedzel waaraan het hangt, nog in een'pofitiven ftaat is, zalmen zien, zo men de machine laat werken, en men de flesch aan den negativen conductor plaatst, dat het balletje dok  C 99 ) ook eerst langzaam tot het bekleedzel zal nade* ren, en dan weêr afgeftcoten worden en negatief wezen. . , De reden dezer nadering en weder afwykïng van het balletje, onder het negatief electrifeeren der flesch van binnen, komt voerd,dat de electrieke deelen , welken tot de buitenzyde der flesch behopren, door de voorige herftelling ook weêr op hunne plaatzen zyn gekomen,'aan het glas, maar dat het bekleedzel in een' pofitiven ftaat was, om dat het uit de omringende lu£t electrieke deelen had ontvangen , en dewyl het bekleedzel, op het oogenblik dat de machine gedraaid wordt, nog pofitief is, en dus omringd met eene negative atmospheer, zoo moet gefchieden, dat, zoodra de flesch vanbinnen negatief geëlectrifeerd wordt, de electrieke deelen der buitenzyde van het glas in beweging raaken, en hunne poogingen aanwenden naar het glas toe, als ook de herftelling der negative atmospheer, waardoor dan het bekleedzel in een' negativen ftaat komt, en daardoor het balletje weêr moet afftooten. Aanmerking. Wanneer deze flesch 48. aan den pofitiven conductor ftaat, en men houdt een puntfpits boven vdór het bekleedzel, op eene plaats, dat men het balletje niet raake, zal 'er een vonkje aankomen: een bewys van afvoering. HoUdt men hetzelve daar voor, als de flesch pr. 49. G 2 >wu  aan den negativen conductor ftaat, zal men een lichtkwastje zien: een bewys van aanvoering. Deze proef toont ook aan, dat de onderlinge afftooting, op het oogenblik der herftelling allerfterkst zyn moet, dewyl alle elearieke deelen, welken tot het glas behooren, gelyktydig daardoor op hunne plaatzen komen.  ZEVENTIENDE AFDEELING. Over hef electrifeeren van het Water. proeve 50. Neem een houten bakje, wyd 5 duimen, plak boven op den rand, tegen over malkander twee (tukjes plaatzilver, zoo diep in het bakie, als men het denkt met water fe vullen, geef het eene ftukje gemeenfchap door eene ketting met de buitenzyde eener Hcscti, en geef het andere ftukje daar over gemeenfchap met den eenen knop van uwen ontlaadtang, vul het bakje met zuiver Regenwater, zoo hoog, tot aan de uiterfte raaklynen der beide ftukjes plaatzilver; als men dan de flesch ontlaadt, zal 'er een fchoone heldere vonkftraal over het water gaan, van het eene ftukje plaatzilvcr tot het ander ; hiermede bewyst men , dat het water geen volkomen geleider zy, want anders zou de vonk Jer onzigtbaar doorheen gaan; wanneer men nu eenige korrels Keuken-zout in het water doet, zal de vonk 'er niet meer zigtbaar overheen gaan, maar aan beide ftukjes plaatzilver flegts een weinig uitfpatting geven: dus fchynt het Zout het water meêr voordleidende te maaken. Met Spiritus Nitri, Spiritus Vitrioli of Aluin y van ieder maar een klein weinigje het water bezwangerd, wil de vonk 'er ook niet over; met Azyn kan G 3 men  C 102 ) men tot op de helft komen, eer de vonk ophoudt zigtbaar langs de oppervlakte van 't water te zweeven. Hier uit ziet men, dat Keuken-zout en Zuur en dezen overgang beletten, maar met Potasch kan het nog minder veelen, de kwantiteit hiervan moet veel geringer zyn ; wat hier van de reden mag wezen, weet ik niet, mogelyk dat het voorftellen dezer proeve aan Liefhebbers , wien dit nog niet in de gedagten mogt gekomen zyn, ter verdere onderzoeking kan aanleiding geven. Aanmerking. Over Zeewater of Water uk eene gragt of floot, dat braK 1S, wit ae voni. „uk «Hei ip.iugen, Mogelyk dat deze proef ,- verder voordgezet, behulpzaam kan wezen, om te ontdekken, wat het eigenlyk zy, dat de lighaamen voordleidend en niet voord, [ leidend maakt, PROEVE 51. Niet onvermaaklyk is 't om te zien dat het water pofitief geëlectrifeerd, niet alleen fneller in bewe! ging gebragt worde, maar dat do wnterdeelcu zclven daardoor in een' uitgebreider ftaat komen. Neem een koper of tin emmertje, boor een klein gaatje onder in den bodem, maar zoo klein dat het water by druppels 'er doorgaat, doch niet met een' aanhoudenden ftraal, maak dit emmertje vry van punten of fcherpe kanten, zooveel als mogelyk is, hang het aan den poGtiven conductor, plaats daar on-  C 103 ) onder een tin tafelbord, geef dit bord gemeenfchap met den negativen conductor, doe dan water in het emmertje, en het zal by druppels door het gaatje vallen: draai de machine, dan zullen deze druppels in een' ftraal veranderen, en zich allengskens naar onderen toe uitbreiden als een kegel of kwast, en in donker zal het verlicht zyn onder aan het emmertje even als een lichtkwast aan een puntfpits. De reden dezer fneller beweging komt voord door de onderlinge afftooting der electrieke deelen, waarmede het water wordt opgehoopt; deze afftooting brenat niet alWn h«t wND.E AFDEELING, Over de Uitbreiding van het elecïrieke Licht in verdunde Lugt. Het is aan alle electriciteitkundigen bekend, dat geene elecrrieke werking op de oppervlakte van een lighaam kan veroorzaakt worden, ten zy zoodanig lighaam in gemeenfchap of betrekking gefield worde met een lighaam of zelfftandigheid, waarin een tegenftrydige elecïrieke ftaat kan veroorzaakt worden. Wanneer wy deze vastgeftelde waarheid tot een' grondflag leggen, zal het gemaklyk te begrypen zyn, waarom het electrieke licht zich me^r uitbreidt in verdunde, dan wel in de ons omringende lugt; en ook wederom geheel moet verdvvynen, wanneer de lugt al te ydel of te veel verdund is, Om dit nu op eene begryplyke wyze voor te ftellen, moet men het volgende opmerken. — Wanneer men eene vonk trekt van een pofitief geëlectrifeerd lighaam. welke «iet grooter is dan een' fpeldeknop, komt vooreerst daar van daan, dat het geëlectrifeerd lighaam in een' zwakken of geringen electrieken ftaat is. Ten tweeden, dat het te- genfland biedend vermogen der lugt het uitbreidend vermogen der electrieke ftoffe te veel overweegt; maar wanneer de electrieke ftaat des lighaams meerder wordt, zal het veerkragtig vermogen der electrieke ftoffe het tegenftand biedend vermogen der G 5 lugt  C ioö ). lugt opwegen , en dan eene grootere vonk kunnen vertoonen, want men zal bevinden, dat deze grootere vonk, gaande door eene ruimte, waarin dé lugt verdikt is, korter en minder uitgebreid zal zyn , dan in de gewoone lugt, omdat de verdikte lugt ook weêr meerder tegenftand biedt aan de veerkragt der electrieke ftoffe. Wanneer men dit in aanmerking neemt, en men laat de kleine vonk gaan door eene ruimte, waarin de lugt verdund wordt, zaJ de vonk zich tot een grooter licht uitbreiden, en de reden daarvan is, dat het tegenftand biedend vumogen Asr iugt dan minder is, waardoor het veerkragtig of uitbreidend vermogen der electrieke ftoffe eene vryere werkingkan oefenen, en men zal bevinden, dat het electrieke licht in uitgebreidheid het fchoonfte zal zyn, wanneer de veerkragt "der electrieke ftoffe met het tegenftand biedend vermogen der lugt in zoodanig eene betrekking tot malkander ftaan, als twee tegen elkander werkende kragten, die gelyk in vermogen zyn: want is de lugt niet ydel genoeg, zal de vonk zich zoo veel niet kunnen uitbreiden, om dat het tegenftand biedend vermogen der lugt voor haare veerkragt te fterk is, doch wanneer de lugt al te ydel of te veel verdund is, dan zal het licht ook weêr moeten verminderen, naar maate de trap der ydelheid grooter wordt, omdat de veerkragt der electrieke ftoffe zich dan weêr te veel kan uitbreiden, en zelf ook een' ftaat van ydelheid aanneemt, en minder zigtbaar moet worden. Zoo  ( i°7 ) Zoo lang nu deze twee kragten, naamïyk, de veerkragt der electrieke ftoffe, cn de tegenftand biedende kragt der lugt malkander opwegen, of ten minnen na genoeg, dan kan de electrieke ftoffe zich tot het fchoonfte licht uitbreiden , maar indien de tegenftand biedende kragt der lugt byna, of geheel is weggenomen, dan kan de elecïrieke ftoffe zich te veel uitbreiden, om licht of vonk te kunnen ver. tooncn. Wanneer de machine, op fommige oogenblikkcn , eene meerdere of mindere hoeveelheid electrieke ftoffe aanbjwngt, za.1 daardoor weêr eene meerdere of mindere werking op den tegenftand der ydele lugt veroorzaakt worden ; door welke afwisfclende aanvoering, de verfchynzels der kleuren en flikkeringen van licht geduurig veranderen in dezelfde gefteldheid van lugt. Hiermede meen ik aangetoond te hebben, dat 'er een zeker evenwigt in de twee op elkander werkende kragten moet plaats hebben , zal de elecïrieke ftof zich in het fchoonfte licht kunnen vertoonen. Aanmerking, Volgens de waarnemingen omtrend dc afflanden der Noorderlichten, zal men de veerkragt der elearieke ftoffe, en de tegenftand biedende kragt der lugt op die hoogte in den dampkring, na genoeg, in evenwigt vinden met den tegenftand der verdunde lugt onder de klok, wanneer men 'er het fchoonfte electrieke licht in gewaar wordt. B E-  C 108 ) BESLUIT. Ten befiuite neem ik de vryheid myne Lezers te verzoeken , dit Werkje met aandagt te overwegen, omdat het in veele zaken afwykt van de gevoelens der geleerde Schryveren, die vóór my hunne verklaaringen over verfcheidene proeven gegeven hebben, en dikwyls aangenomene ftelzels ter goedertrouw gevolgd zyn , rustende alleen op de vertoonmg voor het oog, daarin veele proeven, bv naauwkeurig onderzoek duidelyk blykt, dat de neiging der hgtbewec-gbaarc nshaamctl aiUwyU voordkome door eene tusfehen-oorzaak, waarop de eerfte oorzaak haar vermogen al op eene bedekte wyzg heeft geoefend.  BYVOEGZEL, BEVATTENDE EENIGE VOORSTELLEN TOT ELECTRIEKE PROEVEN. i. Dat de Electrieke ftoffe eene zelfftandigheid zy van een' byzonderen aart, gantsch verfchillende van alle tot nog toe bekende vloeiftoffen, is de waarfchynlykfte gisfing. 3. Die hoeveelheid electrieke ftoffe, welke in alle lighaamen fchynt als te liggen flaapen, wordt haare natuurlyke hoeveelheid genoemd. 3- By deze natuurlyke hoeveelheid kan niets gevoegd worden, zonder van een ander lighaam iets te ontnemen ; en ook omgekeerd, van deze natuurlyke hoeveelheid kan niets ontnomen worden, zonder aan een ander lighaam iets mede te deelen. 4- Verfchillende zoorten van lighaamen hebben verfchillende eigenfehappen van electrifeering. De  C m ) 5- De electriêke ItorFe» welke de lighaamen verkrygen, zal evenredig zyn aan hunne oppervlakten, maar niet aan de hoeveelheid der zelfftandigheid of ftofdeclen, waaruit zoodanig lighaam beftaat. 6. Welke de reden zy, dat de electrieke ftoffe, door de wryving van zoramige Üghaamtn, uit den wryver verzameld, en in het lighaam dat men wryft, opgehoopt worde, als ook hoe uit het gewreven lighaam de electrieke ftoffe in den wiyypv worde overgebragt, is tot nog toe een geheim der natuur gebleven. 7- Het verfchil der electrieke kragt, welke door de gewoone wryving van het glas, en de harstagtige lighaamen gebooren wordt, hangt zo zeer niet af van het verfchil van die beide zoorten van lighaamen, dan wel van dc byzondere betrekking, welke de gefteidb.-id van den wryver heeft, tot het lighaam het geen door denzelven gewreven wordt (*}. 8' ' • Het pofitief ca negatief electrifeeren in het zelfde lighaam naar welgevallen te veranderen wordt voordgebragt door dc oppervlakten van den wryver en het gewrevene te veranderen. Mat-glas met nieuwe flcnel gewreven wordt negatief. — Gepo- lyst (*) Van Ma rum, Verhandeling over het Electrifeeren, bl. 92.  C Ml ) lyst glas met kattevel of.over den rug van eene kat gewreven wordt ook negatief (*> 9- Wanneer de laading van bekleed glas te fterk is, dan boort zich de electrieke ftoffe, door dc kragt der onderlinge afftooting (maar niet door aantrekking, zoo als zommigen Hellen} een' weg door het glas heen! 10. Hoe dunner het glas is , des te grooter laading kan het ontvangen, want daar door werkt de electrieke kragt aan de eene zyde te fterker, om een' tegengeftelden electrieken ftaat 4an de andere zyde voordtebrengen. 17. De eigenfehap van gelaaden te worden ligt niet aan het glas, omdat het glas is, maar in zooverre het zich niet van de electrieke ftoffe doordringen laat, en gevolglyk moet dit ook deeigenfehap van alle andere lighaamen wezen, welken zich, even als het glas, niet door de electrieke ftoffe laten doordringen. 12. De electrieke ftaat der eene zyde van bekleed glas beftaat altoos in den tegenftrydigen ele&rieken ftaat der andere zyde. CD Het bekleedzel bevat omtrend £ van dc laading , dus het glas fg deelen. Het (*) Priestley, Gefchiedenis der Eleétriciteit, D. II. fel. 171 —198. ^ Ct) Priestley 1. 1. D. II. bl. 31. onder in de nota, door cuTHEERTsoN opgegeven.  c m ) i3- Het is een nimmer feilende regel, dat, om eend zyde van bekleed glas te laadeti, de andere zyde door een' r. enfehap moet hebben met den grond uf dc wryvers, ofwel met beiden, 14. Alle lighaamen bezitten eene zekere hoeveelheid electrieke ftoffe aan hun tutuurlyk eigen en ftaan uit dien hoofde in cene zekere betrekking tot malkander, b. v. 1. »ia A en li even veel bezitten, zal geen van beidén Iets nemen of ontnomen worden.— s. In A eïi B kan de hoeveeineid vermeerderen, echter in de eene meer dan in de andere, en dan zyn zy in betrekking tot malkander als pofitief tot negatief. — 3. In A en B kan de hoeveelheid ver*, minderen, echter ook in de eene minder dan in de andere, en dan zyn zy ook tot malkander als pofitief tot negatief. — 4. In A en B kan de hoeveelheid, boven en ook beneden den natuurlyken ftaat komen> doch in beiden even veel zynde, ftaan zy weder in betrekking tot malkander als waren zy in hunnen na-^ tutirlyken ftaat. De electrieke ftoffe vertoont in haare uitwerkzels Licht en Vuur. Licht, wanneer zy door Lugt, verdunde Lugt, Water, Oly en alle doorfchynende zelfftandigheden gaat. Vuur wanneer zy door eenig midden gaat, welk haar vryeh doorgang eenigzins verhindert, b. v. alle on«  C "3 ) onvolkomene geleiders, fyne metaale draaden, brandbaare ftoffen, enz. ió. In geleiders is de elearieke ftoffe beweeglyk, verdikbaar, en uitputbaar, doch het glas heeft die eigenfchap alleen maar in zyne uiterlyke poriën, die, welke het in zyne innerlyke poriën bezit, is onbeweegbaar, en onuitputbaar (*). 17. Melk, Bloed en Pis zyn beter geleiders dan het Water Q). 18. De vonk door Oly is grooter dan door Water, omdat Oly nog minder geleider is. 19. Ys en Sneeuw weigeren de doorlating der fchok. 20. De rook van Harsch of Pik heeft geringe aandoening op een geëlectrifeerd lighaam, wanneer hy vry geplaatst is , maar wel op een voordleidend lighaam gefteld zynde. ai. Verfcheiden rook en damp (vrygeplaatst) doen weinig of geen nadeel aan geëlectrifeerde lighaamen, dan alleen de damp van heet water, het zy al of niet vrygeplaatst. sa. Van het gat, in eene kaart geflagen, zyn de opgeworpen' (*) CüTHEERTSON. D. H. bl. I24. Ct) Priestley, l L D. II. bl. 153. H  C "4 ) pen' kanten een nitwerkzel van de uitbarfting, e» niet van de ftreeklyn of directie. ■ ff- Het geen door Glas pofitief geëlectrifeerd wordt, wordt door Lak wederom herfteld. 24. By de herftelling eener flesch kunnen onvolkomengeleiders alle electrieke deelen niet fpoedig of te gelyk overbrengen. Wanneer eene flesch onder het Iaaden breekt, aal het bekleedzel buitwwaards, en het glas binnenwaards gebroken zyn. Het vermogen der Waterhoozen wordt door hetzelfde middel als dat der Donderwolken verminderd (*). Glas, Lak enz. kunnen in een' zwakken electrieken ftaat gebragt worden, door 'er met een blaasbalg fterk op te blazen, doch met warme Lugt het fterkst (f> 28. Eene fterke fchok der Battery, door afgebroken' metaale draaden in een houten bakje, waarin het water één duim hoog ftaat, onder het water door- gaan- (*) Van Ma rum, in de Voorrede der Verhandeling over het Eleótrifeeren. bl. 2. Ct) Priestleï, 1. 1, E». IL bl. 178.  C ii5 ) gaande langs den bodem, zal het water daardoor4 a 5 voeten cn zomtyds hoog er gedreven worden. 29. Zwavel en Glas tegen elkander gewreven, wordt het Glas pofitief, en de Zwavel negatief. 3 -• Zwavel en Zegellak tegen elkander gewreven, wordt de Lak pofitief, en de Zwavel negatief. 3i- Zwavel tegen Metaalen gewreven, wordt de Zwavel pofitief, en het Metaal negatief; doch tegen lood gewreven wordt dc Zwavel negatief, en het Lood pofitief: hieruit zou haast fchynen , dat het Lood een zoo goede conductor niet ware dan de andere metaalen (*). Het Glas met Zvvartzel,in oly of vernis gemengd, beftreken, wordt daardoor aan zyne oppervlakte zeer voordjeidend. Ca v allo zegt, in zyne Verhandeling over de ElcEiriciteit, bl. 322. onder aan inde nota: dat n en dikwyls heeft waargenomen, dat de Blixem, wanneer hy in de masten der fchepen geflagen was, over zulke plaatzen , die met Zwartzel en Teer of Oly beftreken waren, zonder de minde fchade te doen, heen gegaan was , doch de onbefchil derde deelen tot fplinters giflagen had ; als ook dat eene fterke fchok, gaande over een blad papier, dat zeer dik met