3 —— < "— tlJ - < ~ o — ______ 5  ALMANAK VOOR HET JAAR 1799*  , Met dit Jaar telt men Van «Te Juliaanfche Periode. . . «512 Jaarea. ■ ii iji de Schepping der Waeïeld . . 5748 — - ■' de Zondvloed 4092 — —— de Geboorte onzes Hecren . . 1799 —— —— de Joodfche Jaartelling' . • . 5559 —— —— de Hégira of Turkfche Jaartelling 1213 — J QüATKlTEIIFBRI, kei 1 , . ifiDe I. 13, J5 en 16 Febr. Ke: Guldengetal ; . 14 — ï£ 15. »7 «0 18 Maij. De Epacta . . . •. «1 — HU i3, 20 en 21 Sept. De Zondagsimer . . F. — IV. iS, 21 en 20 Dec. SeptuageGma ......... .20 Jan. Vastenavond 5 Febr. A ch - dag 6 ' Paasfchen ............ -4 Maart. Kruisdag » . . 2? April. Hemelvaartsdag a Maij. Pinkfter " —— Advent 1 Dec' De Lente, begint . . 20 Maart. De Zomer . ..... 21 JnniJ. De Hirftt 22 SeP?- De Wiüte* Dec,    JANUARY, Louwmaand, heeft XXXI Dagen. ,1 Dingsdag N- Jaarsdag. ta Woensdag Mhc< rius.. 3 Donderdag Genoyeva. Nieuwe Maan, 4 Vrydag ff&araüdus. Zondag rieiy, 5 Sacoivag Thelèfphorus. • 6, 's morg. * 6 j Zondag Drié Koning. O . T. j ten 4 uur, 33 7 Maandag Koppermaandag. min. 8 üingsdag Erhardus. 9 Woensdag Julianus. 10 Dor derdag Boudewyn. Eerfle Oiiart. 11 Vrydag Hysenius. Maand^en 14 12 Saturdag Archadiu's. 's morg. len 4 \% Zondag J letta. uur. 17 min. 14 Maandag s Ponriaan. 15 bingsdag s Paul. Westz. b. 16 Woensdag ( M;«rcelfus. Volle Maan, 17 Donderdag s An nonius. Maand.den.21, 18 Vrydag s Pier. Stoel Cr. b. 'savonds ten£ 19 Saturdag Mar. en Martha. uuren. 20 Zondag Scptuag. H. N. J. 21 Maandag s Agniet. Laatfte Ouart* 22 Dis.gsdag s Vincent. Maand, cien 28, 23 Wotrsdag Emerentia. Voorm. ten n 24 Donderdag Timotheus. uur* 9 min. 25 Vrydag s Pauli bek. ■26 Saturdag Policarpus. De Zon treed 27 Zondag Sexagefima, den 20 in Aqua» 28 Maandag Carolus. r/wofdeWa» 29 Dirgsdag Franc, de Sal. terman, op ten 30 Woensdag Aldegonde. 8.onder tui 31 1 Donderdag l Pesrus Nol. 4W.  FEBRUARY, Sprokkelmaand, heeft XXVIII Dagen; I | Vry iag Ignatias. Nieuws Maan, a Saturdag Maria Lichtmis. Maand, den 4 , « Zqndag Quinquagejima. 's avonds ten 4 Maandag Gilbtrtus. 8 uur. 33 min. 5 Dingsdag Vastenavond. 6 Woensdsg Aschdag, Befl. tyd. Eerfle Quart,. 7 Donderdag Richardus. Wocnsd. den 8 Vrydag Gudula. 13, 'smorg. 9 Saturdag Apolonia. ten 1 uur. 3 10 Zondag Qiiadragef. min. 11 Maandag Euphrofina. 12 Dingsdag' Eulalia." Volle Maan, , 13 Woensdag Qjiatertemp» Woensd. den , 14 Donierdag Valentyn. 2o,'smorg. 15 Vrydag Qjwtertemp.. ten 5 uur. 3 2 16 Saturdag Quatertemp.. min. 17 Zondag Rem-nlFcers. •,8 Maandag Simeon b. Laatfte Ouari* 19 Dingsdag- s Bonifacius. Dhgsd. den 20 Woensdag Pipinus. 26, 's avonds 21 Donderdag Eleonora.. ten 8 uur. 41 22 Vrydag s Pietersftoel. min. 23 Saturdag Milburfa. De zon treed 24 Zondag Oculi, s. Maith» den 19, in 25 Maandag Vidor. Pifces, of de 26 Dingsda? Nestor. Visfchen, op 27 Woensdag Leander. ten 7 oru1er s8 Donderdag Lupicinus. ten 5 uur.  MAART, Lentemaand, heeft XXXI Dagen. 1 Vrydag Albinus. 2 Saturdag Simplicius. Nieuws Maan, 3 Zondag Latare. Woensd^en 4 Maandag Cafimir. 6", nam. ten i/ 5 Dingsdag Frederik. uur. 53 min. 6 Woensdag Coleta m. 7 Donderdag s Thomas* 8 Vrydag [ohannes. Ecrfle Quaft. 9 Saturdag Franciscat Dond. den 14, 10 Zondag Judica, *s avcnis ten 11. Maandag Rofina. 6 uur. 41 min. 12 Dingsdag s Gregorius. 13 Woensdag Amlt. Mir. lo. 14 Donderdag Mathildus. Volle MJan, 15 Vrydag Ifabella. Dond. den 21, 16 Saturdag H-rebertus. nam. ten 3 uur» 17 Zondag Palm-Zondag» 12 min. 18 Maandag Eduardus. 19 Dingsdag s Jofeph. Laatfte Qtfart, 2c Woensdag Joachim. Dond. de»|28, 21 D nderdag IV'ute Donderd. 's morg. ten 7 22 Vrydag Goeds Vrydag, ■ uur. 53 min. 23 Sa urdag Theodofia. 24 Zondag Pa/vsschen. De Zon treed 25 Maaadrtg 2de Paaschd. M*b. den 19 , in 26 Dingsdag Eutgerus. Aries, of de 27 Woensdag Rupertus. Ram, maken- 28 Dondc-dag. Sixtus. de dagen nacht 29 Vrydag Eustarius. evenlan^j0p 30 Satur rag Quirinus. en onder te» 31 Zondag Ojtaft modi O, T« öuufa  APRIL, Grasmsare'l heeft >"XX D.igen. 1 Maandag | Theodora. 2 Dingsdag. . s FianfiJcl 3 Woensdag Nfceius. Nieuwe RLzan, 4 Donderdag : A broïius. Vrydag den 5, 5 Vrydug Vincent. : 'sniorg. ten 7 6 Saterdag Sixtus p, 40 min. -7 Zondag A/i/è rienrdta. 8 Mi«i d;;g VValtbrud^si 9' Dirgsdag ProcopiuSi Eerfle Ou~rt, 10 Woértsdag Macaaua. 1 ^atuCd.cen.i?, ib Donderdag Leo. 's morg. ten3, 12 Vrydsg Jtilius. j uur. 6 min* 13 Saturdag Justifrjjs. 14 Zondag 'jubllaie. folie Maan , 15 Maandag Aisitafius. Vryd. den 19, 16 Dingsdag Calixtus. 's avonds ten 17 Woensdag QuintiliauuS. ten 11 uur.59 18 Donderdag Anicetus. min. 19 Viydag Marcelin. ao Saturdag Sulpitius, Laat [Ie Ojiart. 21 Zondag Cantate. Vryd. den aö, 22 Maandag Soiherus-. 's avonds ten 23 Dirgsdag jors. 8 uur. 49 min. 24 Woensdag '«cü.us. 2g Donderdag s Marcus. De Zon treed 26 Vrydag detus. den 19 in Tau. 27 S aturdag Conrardus, rus, of de 28 Zondag Vocem, Stier, op ten £9 Maandag f Dag. 5 onder ten 7 30 Dingsdag [ Eiuruphms. \ uur.  MAY, Bloeimaa?il, heeft XXXI Dagen. 1 i Woensdag , s Pfill. en Jac. 2 Donderdag HEM.CutusTi.L.k. Nieuwe Slaan, 3 Viydag -f Vinding. Zond. den 5, 4 Snurdag Monica, 's morg. ten o 5 Zondag Exaudi. Ame sf. k. uur. 33 min. 6 Maandag s Jan Later. H. k. j zón-eclips. 7 i'ingsdsg Stanislaus. 8 i Woensdag s Mich. Openb. 9 ' Donderdag Job. Eerfle Quart. 10 i Vrydag Gordiaan. Zond. den 12, 11 Saturdag Vasttndag. Namidd. ten 5 12 Zondag PiNKSïERSchev k. uur.a8min. 13 Maandag 2de Pinkfiérd N. k. 14 Dingsdag s ChrisftoiLl. 15 Woensdag Quatcriemp, Folie Maan, 16 Donderdag Simon. Zond. den 19, 17 Vrydag Quatertemp. 's morg. ten 8 8 Saturdag Quatertttrip. uur. 10 min. 19 Zondag 77. Drievuldig}, eid. 20 \ Maandag Bemardus. 2t Dingsdag Timotheus. Laatfte Qiiart. ajs \ Woensdag Marriar.ua. Zond. den 26, 23 Donderdag H. Sacrament, 'smorg. ten 11 24 Vry iag Donatus. uur 14 min., 25 . Saturdag Urbanuv. 26 1 Zondag Eieutherus. DoZon treed 27 (Maandag Luciamis. den 20» in Ge- 28 : Dingsdag i Germa.ms. mhti, of de 29 i Woensdag 1 M ximus. Tweelingen, 30 j Do derdag Feüx p. op ten 4 on§t Vrydng Pctronellö m. *der ten 8 uur.  JUNY, Zomermaand, heeft XXX Dagen. ] Saturdag Pampfaitius. ' i Nieuwe Maan', ~ Zondag MarcéiNm. Dord.k. \ Maand, den 3, 3 Maandag Clo.il jus. narnidd. ten 3 4 Dingsdag Optatus b. uur.Ê24 min. 5 Woensdag s Bonifecius. Donderdag Rorbertus. Eerfle Oi.art. 7 Vrydag Robertus. Maandldenio, 0 Saturdag Medardus. 's avonds ten 9 Zondag pelagi». nuur. 47 min. 10 Maandag Getuiius. 11 Dingsdsg s Barnabas. Volle Maan, 12 Woensdag Odulphus. Maand, den 17, 13 Donderdag s Anthonius. namid. ten.ir. 15 Saturdag Modestus. 16 Zondag Lurgerus. Laatfte Ouart, 17 Maandag Adolphus. Din^siVden 18 Dingsdag Arno-phus. 25,% morg. 39 Woensdag Servif. en Prot. ten 3 uur. 33 so Donderdag Silverius. min. 2r Vrydag Aloifius. 22 Saturdag Paulinus. De Zon treed 23 Zondag Vastendag. den 20 inCan- 24 Maand? g s Jan Baptist. eer , of de 25 Dingsdag Elo^ius. . Kreeft, heb- 26 Woensdag Joannes en Paulus. bende haar 27 Donderdag Ladhlaus. grootlTe N.De- 28 Vrydag Vastendag. clinatie, ma- 29 Saturdag s Pieter en Paulus. kende alhier de 30 Zondag sPauliGed,Ha£r].k. langflen dag.  JULY, Thmmml,te& XXXI Dagen.' '7 ITndTg & Woerd.k. **£ l M™d=g° Procope. i? Wolnsdag 7 Broeders M. ten 4 uur. 31 11 Donderdag Pius P. en B. min. 12 Vrydag Nabor en Fehx. lï Satmdag Anacletus. VolhMaan, li Zondag Ucr. k. ter Veer k. Woensd. den 5 Maandag Apostel-Scheid. Jfr^Jfg 4§ Dingsdag Reynildus. ten i uur. 35 17 Woensda g Alexis. min. 18 Donderdag Arnoldus. 10 Vrvdas* Bernulphus. Lr? Saturdag Margriet. Woensd. den 2t Zondag Zardam k. Alph. k. 24,'savonds 22 Maandag s Maria Magd. ten 8 uur. 55 23 Dingsdag Apollin. min. 44 Woensdag Vastendag. 25 Donderdag Hondsd. beg.s.Jac. De Zo n treed 26 Vryd?g ' s Anna. den 20 in Leo, 97 Saturdag Panthaleon. of de Leeuw, 28 Zondag Wyk. k. Gouda k. opten4»on. 29 Maandag Martha en Felix. deften8uur. 30 Dingsdag Abdon. 31 Woensdag 1 BeemfterBidd. '  AUGUSTUS, Oogstmaand, heeft XXXf. Dagen. 1 \ v?;ri?Idag ) LPieterS l,'and- [Nieuwe Maan, a Vjydag Portiuncula. Dond den r 3 Saturdag s Stevens vind. narnidd. ten a 4 bondag s.Domimcus. uur s min 5 Maandag Maria ter Sneeuw. ' 6 gingsdag Transfig. Climti. Eerfle Ouart. y VV^ensd.g Donatus. Dond. ^en 8 8 Donderdag Cjmcus. 's morg. ten o , 9 Vrydag Vatendag. uur. * min/ to Siturdag j Lourens Hoorn k. JL ?t?on?ag S?verw-k. Volle Maan, ? Sh"8 ' SIara;. Dond. den is, 13 Dingsdag Hypohtus. namidd.reno 14 Woensdag Vastendag. uur. 48 min 35 Donderdag Maria Hemelvaart. 36 Vrydug Rochu,s. Ovar*. 37 Satuitfgft Jeroen. Vryd. den 13, 18 Zondag Zard. k. mimi' ten 2 19 Maandag Hartjesdag. 1 uur. 40 min. 20 Dingsdag s Bernard. ai 'Woensdag Privatus. \ Nieuwe Maan. 22 Donderdag Timotheus, Vrydagden 30, *ï i'ry nr fandag. 's s vonds ten ? 24 Saturdag s Barthol. ïi uur. 19 min. 25 Zondag Rotr. k. Muidenk. 26 Maandag Severinus. fDeZON treed &7 Dingsdag Sulphius Bomra. k. 1 den 22,in Vir. 28 Woensdag | sAugustin. ^c,ofde 29 Dond^dag i s Jari 0ruh. ^a|gd op teB 30 Vrydag | Feiix m. 15 onder ten 31 I Saturdag Paulinus. 7 uur.  SEPTEMBER, Herfstmaand, beeft XXX Dagen. 'i Zondag s GilJis, Weesp.k. 2 Maandag Jnstus. Eerfle Qtiart, 3 Dingsdag Seraphina. Vrydag den 6, 4 Woensdag Uondsd. eind. r arnid. ten 3 5 Donderdag Victorianus. uur. 18 min» '& Vrydag Eleutherus, 7 Saturdag Cloudoa. Volle Maan, 8 Zondag Maria geboorten. Saturd. den 14, 9 Maandag Gorgonius.Nym.k. 's morg.ten 2, 10 Dingsdag Nicol. Tol. uur. 50 min. 11 Woensdag Theodofius. 12 Donderdag Guido. Laatfte Qjiart. 13 Vrydag Amatus. Zond. den 22, 14 Saturdag t Verheff. I's morg. ten 7 15 Zondag Nicodemus. uur. 42 min. 16 Maandag Cornelius. 17 Dïngsdag sLambert Amft.lo. Nieuwe Maan, 18 Woensdag Qjiatertemp. \ Zend. den 29, 19 Donderdag Donatus. j 's morg. ten 8 20 Vrydag. Quatert» Vastend. uur. 23 min. 21 Saturdag Qjiater't: s.Matth. 22 Znd\g Amfterd. k. De Zon treed 23 Maandag Tecla. den 22 in Li34 Dingsdag Gerardus. bra of de 05 Woensdag Firmian. Schaal, maa- 26 Donderdag Supr. en Justus. kendedeHerfft- 27 Vydag Cosm. en Dam. fnede, dagen 28 Saturdag Wenceslaus. nacht evenlang 29 Zondag I s Mickiel. op en'onder 30 < Maandag s Hieron. ten 6 uur.  ©CTOBER, ÏVynmatnd, heeft XXXI Dagen. 1 Dingsdag s Bavo. i 2 Woensdag Engelb. b. 1 Esrfie Ouart. 3 Donderdag Leyden Ontzet. S^ui^den *, 4 Vrydag s Franc. 's avonds 5 ! aturdag Placidus. ten u uur. s3 o Zondag Bruno. mij,. 7 Maandag Marcus. 8 Dingsdag Alkmaar Ontzet, Volle Maan, 9 Woensdag Dionifius. Zondag den lo Donderdag ; s Victor. i3si avonds ten it vryda? Gommarus. 7 UUr. 43 min". 12 Saturdag Maxirniliaan. 13 Zondap Eduard, Laatfte Quart. 14 Maandag < Donaiaan. Maand, den Dingsdag Therefia. 2t 's avonds 16 Woensdag Deodatus. ten lL uur, 3 i? Donderdag Florus. min. 18 Vrydag , s Lucas. 19 I Zaturdag Irena. Nieuwe Maan' 20 j Zondag Wendela. Maand. denaS, .21 M?andag s Urfula. 's avonds ten 22 j D-.ngsdag Mauritius. ö uur.es min. 23 Woensdag Severinus. Zon- Eclips 24 Donderdag Evergistüs. 25 Vrydag Crispinus. De'ZoNtreed 26 Saterdag Evaristus. den 22 , in 27 Zondag Rheenenk.Vastend. Scorpïo 'or den 28 Maandag s Simon cn Juie. Scorpioen. óp 29 Dingsdag ; Narcisfus. ten 7, onder go Woensdig i simeon. ten 5 Uur. 31 Donderdag « Vastendag. '  NOVEMBER, Slagtmaand, heeft XXX Dagen; 1 I Vrydag Allerheiligen, 2 Saturdag Allerzielen. Eerfle Quartï 3 Zondag Hubtrtus. Maand, den 4, 4 Maandag Carolus Borom. voorm. ten u " 5 Dingsdag iilaudina. uur. 53 min. 6 Woensdag Leonardus. 7 Donderdag s fVillebrordus, Volle Maan, 8 Vrydag Godfried. Dingsd.den 12, 9 Satoxdag Salvator. narnidd. ten 2. 10 ' Zondag Justus. uur 27 min. 11 Maandag i Marlen. 12 Dinasdag Jona?. Laatflè Qiiartï 13 'Woensdag Brictus. Woênsd. den 14 Donderdag LÏertrarn. 20, namidd. 15 j Vrydag Mf;chutuSo ten o uur. 9 16 » Saturdag Siivester. min. 17 Zondag Gregoiius» 18 Maandag Eugemius» Nieuws Maan, 19 ; Dingsdag s Elirabeth. Woensd. den 20 j Woensdag Raphael. ( 27, 's morg. 21 Donderdag Maria Prefent. ten4uur9min. afc Vrydag s Cecilia. 23 Satunag C'emens, 24 Zondag Chryfogontns. De Zon treed 25 ] Maandag s Cuharina. den 21, in Sa- 26 Dingsdag Conradus. gillarius of de 27 Woensdag Pieter Alox. Schutter, op " 28 Donderdag Oda m. ten 8 onder 29 ' Vry lag | Vastendag, ten 4 uur. 30 1 Saturdag s Ankus*  DECEMBER, Wintermaand, he ft XXXIDagen* X '.Zondag « i Advent. a ; Ma-md'g Ribïana. Eerfte Quart. 3 i D'ngsdag s Franciscus. WoenscU den 4 Woensdag s Btrbara. 4, 's morg. k Donderdag Sabbas Abt. ten 3uur. 45*.n. (> 1 Vrydag ? Nicolaas. 7j Saturdag sAnbrofius. Folie Maan, 8 1 Zondag 2 Atv* M.iria O. Dond. den ia', 9 Maandag Leocadia. 's morg. ten9 10 , Dingsdag Melchiades. Uur. 14min. 11 Woensdag Oamascus. 12 Donderdag A'exis. Laatfte Ouart. 13 Vrydag s Lucia. Dond. den 19 14 Saturdag Nicafius. »s avonds ten 15 Zondag % Advent* 11 uuren. 1° Msandag Everhari. 17 ! Dingsdjg Lafarus. Nieuwe Maan, 10 ! Woensdag Ojiatertemp^ Dond. den aö, *9 | Donderdag Menengofus. nam. ten 3uur. 20 j Vrydag Q/iatert, Vastend, min. 21 [ Saturdag Quatert, s. Thom» 22 ! Zindag 4 Advent,. De Zon treed 25 Maandag Victoria.. den 20 in Ca» »3 Dingsdag Vastendag* pricorvus. of 24 ! VVoenslag K'.rsdag, den Steenbok, 26 j Donderdag ide Kindag. s. St. h.bbcnde haat 27 1 Vrydïg- j ^j» Evangslitu grootflc Z 28 | Saturdag Oinoz Kinderen. der üeclinaue, 29 j Zondag Thom. Cantelberg. maakt alhier 30 I Maandag Sabitiui. . ÓQnkortfttn 31 ' Dingsdag Silvester. dag  C 13 ) ECLIPSEN VOOR HET JAAR 179». In dit Jaar zullen 'er alleen maar twee ZoirEclipsen op de Aarde zig vertoonen, welke bcid« buiten ons gezigt zullen voorvallen. ,De Eerste zal zijn den 5 Maij's morgens tea q uure 34 minuten, en ringvtrmig verduisteren op den middag der plaats die op 194°. lengre ea 8 en 1 half e. Noorder breedte lfcfet, dat is in den ft Uien Oceaan, De Tweede zal zijn den 28 Oftober 's avonds tea 5 urtren 55 minuten, zullende totaal verduisteren op den middag, nabij de Kust van Peru, op de lengte van 2940. en 5' 20' Zuider breedte. - dezelve zalmede gedeeltelijk te zien zijn op PiRAMAlimo aan de rivier Surinamen, net begin aldaar naar bunnen tijd namiddag ten 2 uuren 30 min: het midden ten 3 uur 25 min: en bet einde ten 4 uur 12 min;, zullende de Zon aldaar 3 duim over de Zuidzijde verduisteren.  C 14 D Vooibygang van de PLANEET MERCURIUS over de ZON. De Planeet mbrcuhius (•) zal den 7 Maij, vaa dit Jaar over de 2 oh voorbijgaan. Het begin voormiddag ten 8 uitren 10 minuten. Het eiude uam^djjag ten 3 uareu 40 minuten. O De Planeet MERcitnit's is die Planeet van ons waereldgettel, welke bet digtfte van alk- de Plaaeerea' bij de zon ftaat, egter bedraagt-deezen affhnd omtrent 8500 halve Aardkloot? middellijnen, ieder 500 daitfché* mijlen lang (nameutlijk a's deze Planeet in haare midmelbaare affland is;. Deeze Platieet, bij onzen Aardkloot,vergeleeken zijnde, is ongeveer 14 maal klijnder dan dezelve : zij is op den tijd der bovengemelde voorbijgang . omtrend van onzin Aardkloot 14000 halve Aardkloots-middellijnen verwijderd, en zd! Hechts het i5ofte gedeelte der Zon bedekken; een kl»ine zwarte vlek, zal in een kromme of gebogen lijn over de Zon fchijcen voort te gaan, gedurende ,de bovengemelde êijd, .  C 15 ) PLANEET BEDEKKINGEN door de MAAN. De Piatieet ju piter, zal zigtbaar door de MA ah bedekt worden den 16 Jacuarij. Hu begin *s morgens ten * uuren 15 minuten. Het einde *s morgens ten 3 uuren 8 minuten. Jupiter zal de rand der m a & v, bij *t begin ten Oost N, Oosten fcbijnen te raken, en zal bij 't einde ten West N. Westen dezelve fcbijnen te verlaten of'er van uit te komen. De maak zal nogmaals Jüpiter bedékkeu, den \z Februarij doch buiten onigezigt, 'smidd.om 12 uur. De Planeet venus zal .zigtbaar door de maan bedekt worden den 24 November, het begin 's morgens ten 4 uuren 30 minuten, en het einde ten 5 uuren 23 minuten, het begin is aan de Oostelijke rand en het einde aan de Westelijke rand der Maan. De fLANEET, die van den 21 Maart 1799 tot den 20 Maart 1800 regeert, is m a r s. De Jaaren, waar over deeze Planeet regeert, zijn in 't gemeen meer droog dan vochtig; fchoon het fomtijds iets regent, zo zijn dejelve, vooral in het voorjaar, zetr droog.  C IQ" ) Het voorjaar begint met heldrenZonrsefchijn en heeft in deeze Jaaren fchoone dagen, doch die, fchoon warm op den dag \ dikwijls droog cn vrij koel zijn. De zomers zijn onder de Planeet mars het al» Ier heetfteten hebben dikwijls zeer vuurige en brandende dagen. In de herfst nu en dan regen, echter heeft men tusfehen beide fchoo: e en drooge dsgen, en fomtijds wat regen in den voormiddag; doch droogte en zonnefchijn in den namiddag, waaromhec Jaar ook vruchtbaar is. De winter is vrij kond, en meer droog dan vochtig en dikwijls onbeflendigweer. ve r. t rek  HET AFVAAREN VOLK- MARKT-SCHUITEN, SCHEEPEN*, van AMSTERDAM op Arnhem, gaat Woensd. avonds eer. Schip van de Colvtnlcrf- burgwal, bij het Oude Manhuis, doch m Dec, Tan. en Febr- om de I4dagen. J yir, alle morg. ten 9 «»t en Maandags nudd. tea » uur nog een Schip van het Water. ^..rJL«, '» morg. ten 8 uur een Sdup. van't Wat* bij de Vrouweft. uitgenomen 's Maand. sWmt. al.eui Zond. Dinesd. üond en Saturd. • ' , den Bosch, alle Saturd. av. een Schip, van de Cingel. b\tlÏTn Waterland, Maand. .Woensd. eaVrljd. ten 2 uur een Schuit van de Texclfche Kaaij, of over Buikfloot met do Schuit op £<**>». . ... Buikfloot, alle uur een Schuit, bebalven 'swint. srmd.1. ten i/out, van de Nieuwe Stads Herberg. Cro*L«/„ Maand., Woensd. en Vnjd. nam. ten 2 ouc een Schuit van de HatingpakkerS Toren. DemiKtr, Dingsd., Dond., en Satmd. een Schip, van 't Water aan de Oude Brug. * Diemermeer, Maand , Woensd. en \ ryd., ten 12 uur een Schuit, van 't Rokkin bij de Visfteeg, Diemen en DUmerbrug , Maand, en Vrydag ten i uur een Schuit, van 't Rokkin, bij de DoelenfluiS Dunrerdam, Zona. ten 8, IO, 2 en 4 uur,, 'S Wint, te» S, to i t en 3 u«, ook Zond. ten t uur een Schpitv.  Ldavt, Monnikendam en Purmerent, dagelijks een Marktfchuit ten i uur de eerfre van de Texetf Kaaij en da tvs eede van 't Water, (zie verder op Hoorn.) Gouda, in Maart, April, Sept. en Oö. 's morg. tea 8 en in Maij, Junij, Julij en Aug. ten 7 uur een Schuit. De Nachtfchuit 5t geheele Jaar Js avonds ten 8 uur van d« Seerebiit, ook alle dag de Tktr, van de Pijpenmarkt. 's Graveland) alle dag een Schuit, ten z uur. beh. Zondag». Groningen , Dond. en Zond. met het openen der Boom. Haarlem, alle uuren een Ssbuit met heropenen derHaarl. Poort tot 's avonds ten 8 uur, dagelijks de Marktfch, Van 't Water: bij de Papenbrug. den Haag Cn Dilft, alle midd. ten I uur een Schuit Van t Rokkin ten 3 uur van de Beerebijt, of over Leijden. Harderwijk, alle avcnd. een uur voor Boomfluiten een Schip van de Slijpft OpElburg, Dingsd., Dond cnSaturd. Harlingen, alle avond, doch 'swint. Maand. , Woensd, en V rijd. een uur voor Boomfl. een Schip van de Tex. Kaai bi) de N. Bfug. Van waar dagelijks gelegenheid ia «m na alle de Vriesfebe plaatzen te reizen Hasjelt, Zond. Maand. Woensd. en Vrijd. doch'swint. Maand, en Vrijd. een utlr voor Boomfl. een Schip van* de Oude Brug , of alle avond, met de Zwolfibt Beurtman. Hinlopen, Maand. Woensd. en Vrijd. een Kaag van de Teertuinen. Hoorn, over Monnik, en Edam gaat van den i O&ober tot ?t Maart dagelijks ten 7, ir , en 2 uur een fchuit. Ten 3 en 4 uut tot Edam toe. Van 1 April tot 30 Sept. ten 6 , 9. en 2 uur, ten 3 en 5 tot Edam toe. Verders het geheele jaar door de Nacbtfib. met Boomfl over Monnikm* dam en Edam, Hoorn over Purmerent gaat Van I Oct. tot 31 Maart dafelnks ten 8 uur een Schuit tot Pjirm. toe. Ten 9, 1 en 4 uur over Putm. Van 1 Apr. tot 30 Sepr. ten 6 uur tot Purm. toe. Ten 8 uur over Purm. Ten II uur tot Purm. Ten I en 4 uur over Purm. Ten 6 uur tot Purm. toe, Veiders het- gaheele jaar Mjaad* en Vrjd, 'awidd, tra  C 3 ) 2 uur ook een Schuit tot Purm. toe. Ook alle avonden een Schip voor Boomluid. van de N, Brug. Kamden , Zomers, Maand Woensd. en Vrydag een Schip, 's Winters Dingsd. en Vryd. (zie verder Zwol.) ' Leeuwarden, Zond. en Dond. *s merg met het 6penen der Boom een Schip van het Water voor de Valkcfteeg, of over Harlingen. Leiiden, alle morg. (behake Nov. Dec. Jan. en Febr.") een Kaag van de Overtoom. De Marktfch. Zom. ten J en 's Winters ten 4 uur van 't Cing. bi] 't Latynf. School. de Lemmer in Vriesl., alle dagen een Schip met Boorr.1. van de Papenbrug. Loenen en Maarfencn terug, alle dagen behalven/.ond. *s midd. ten iz uur van 't Cing, bij de Munt or 3 maal daags met de Utrecbtfcbt Schuit Medenblik, Woensd. 's midd. ten 2 uur een Schuit van den N. Brug en Saturd. 's midd- ten 3 uur een Schip van de Siij-pfteenen. Middelburg, alle Saturd. morg. een Schip van deHeeregragt, bij de Rom. fteeg, of over Rotterdam. Muiden en Naarden , Zomers Zond, ten 5, 7, 10, 2 en 4 en half 6 uur ; in de Week ten 6, 8, 10,2, 4 en half 6 uur , 'sWint. ten 7 , 9, 11, 1, 3 , en 7 uur eer! Schuit, van de Princegragt bij den Amftel, van waar bij toewater een Postwagen rydt, Nieuzvendam, '* morg. ten 10 en 12uur, namidd. ten 2 en 4 uur, en in de Zomer ook 's av. ten 6 uur een Sch» van de O. Teertuin, bij de Schreijers Tooren. Niemvkerk. Dingsd. Dond. en Saturd. een Schip voor "Boomfl. van 't Watet bij de Raamskooij. Nijmegen, alle Woensd. een Schip van }t Cingel bij de Luth. N. Kevk. Qostzaanen, in de Zomer 's morg. ten 7, en 10, nam. ten 2, 4 en 6 uur , 's Wint. ten 8,10, jen J uur. Benevens een Markfch. ook 's midd. ten 1 uur een Schuit van de Oude Stads Herberg.  Rotterdam, alle midd. ten it uur een Schuit van 'tHoi. kin, ten 2 uur van buiten aan de Beerebijt, ook over Delft of Gouda. Verders Woensd. en Saturd. nam. ten 4 uur een Beurtfch. van 't Water bij de Pap. Brug. Schiedam, Dingsd, en Dond. een Marktfch. ten 12 uur Van »t Spui' bij't Bierdrag. Huisje ten 3 uur van buiten. Snoek, van den t Maart tot 6 Dec. Maand. Dond. en Sattird. s'av. een Schip van 't Water bij de Valkeft. Stavoren, alle avond, met Boomfl. van 't Water voox de Kapelfteeg. Steenwijk, Blokzijl, Meppelt en Vollenhoven, Dingsd. en Saturd. vo->r 't tuiden der Boomk: van de Meppeler Stijger op 't Water, of alle avond, n et de Beurtman op Zwol. Texel, Dingsd. Dond. en Saturd. s'avonds een Kaag Van de Texelfche Kaaij. Utrecht, alle dag, 's morg. ten 7, 'snamidd. ten 1 een Schuit, van de Achtergragt bij de Urrechtfa Poort, en de Nachtfchuit ten 8 uur van de B?ereb doch 's Wint. "smorg. ten 8 uur. De Marktfïh. ten half 4 uur van 't Cing. IVeesp, van half Maart tot half Oihob. Zond. ten 6 , S, 10, half 3 en half 6 uur, in de Week ten 6, 9, half 2., half 4 en half 6 uur. Half OcTrob. tot haltMaart Zond. ten 8 , 10 , half 3 en half 5 uur; in de Week ten 8, 10, half 2, half 4- en half $* uut een Schuit, van de Princegragt by den Arnftel. * Woerden, Zom, Maand en Doni. 's Wint. alleen Maand, ten 12 uur een Schuit., van de Colv. Burgwal, en ten 3 uut van de Beerebijt. Hrormer, Wprmervter, Zaandijk en de Koog, een Schn't Maand. Woensd. en Vrijd. ten 2 uur. van de Haringpakkers Tooren. Zaandam, van r Apr. tot r OcTrob. a'le uur. een Schuit Van het opengaan der Boom tot s'avonds ten 6 uur, en van 1 Odob. tot 1 April tot 4 uur. ZwolU alle avonden een uur voor Booml. een Schip vm de O, Brug, doch in Dec, en Jan, Dingsd, Doni. en S^i.  C S ) Verders gaan alle Maandagen, wanneer het te Amfterdnm groote Marktdag is, verfcheiden Dorpfchuiten, meest alle ten 12 uur van het Water, het Kokkin, den Araflel, het Ongel, enz. van ALKMAAR op Amfierdam, alle morgen-ten half 10, en Zond. de Nachtfch. s'av. ten 8, en s'W'mt. ten 9 uur. Enldiuizen, Vrijd. nam ten 2 uur een Schip. dm Haag, Saturd. nam. een Schip. Haarlem, Saturd. s'morg. ten 9 uur een Schip. Hoorn, dagelijks s'morg. ten 8, nam. ten 4 uur, doch in de Winter nam. ten 3 uur. Medcnblik, Woensd. en Saturd. s'm. ten half 10 een Sch. Scbagen, Dingsd. Vrijd. en Satun". een Schuit nam. ten2 u. de Zijp, dagelijks een Schuit, s'morg, ten 7 en nam ten 1 uut. doch van 1 Q&ob. tot r Apr. s'morg. esn uur later. van den BOSCH op Aindirdam , Zondags een Schip Bi cda, 4 maal weeks s'mor?,. een postw. 2 nva' e -n Kar. BAft, een Schip alle Dingsd. D.rrdrecht, Wo*nSd. Dond. Vrijd. en Sattird. een Schip; Gouda en Haarlem, alle Vrijd. een Sehip. Girkum, alle dagen behagen Dingsd. een Schip. den Haag, Maand. en Vrijd. een Schip. Rcmrdam, Zond, Dingsd. en Dond. doch in Jan. e» Febi, alleen Zond. en Dond. van DELFT op A^Gerdam, alle midi. ten 3 uur een Mirktfchuit. Birger. op Zoom , Tertoolen en Bo««*/,V rijd, s'av, een Schip. den Bosch, 4 maal per week een Schip s'av. ten 6 uur. den Z>VK'/,Dond. en Siturd. s'morg. ten 8 uur een Schip, Zfelfshaven, alle namid. Zomers ren 4, en s'Winters ten 3 uur een Schuit. Gouda, alle Maand, s'midd. ten 12 uur een Schip. den Haag, alle dagen een Schuit van s'anorgens tea 7..half 8, half 9, 9 uur, half 10, halt 11, half 12,*i  (6) namidd. ten half ï, hnlf 2, half 3, haK £j half 5") half 6,"half .7 en half 8, doch van 1 Apr. rot 30 Sept, do lnitlte Schuit ten hall'9. De Marktfch. Maand, s'morg. ten 6 en Vrijd. s'morg. te.n 7 en namidd. ten half 4 uur. Haarlem , öond. midd. ten 2 uur een Schip. 'Letjdcn, s'morgehs ten 5,7, 9 en half li. De Marktfchuit ten 11 uur, nam. ten half I , half 3 , half $Sen half 7 uur een Schuit. Maasfluis, alle dagen.een Schuit s'morg, ten half 8, half IO, half 12, nami', van den 1 April tot den 1 Oft. ten 2 en 4 uur, van den t O et. tot 31 Maart ten 1 en 3, de laatlie fchuit s'avonds ten 6 uur. Rotterdam, gaat alle uitren een laagfchuit van den I April rot half Sept. van s'morg. 5 tot S'av. half 9 uur. Van half Sept. tot half Oft. s'morg, ten 6, en van half Oef. tor ultimo Maart van s'morg. 7 tot s'aVonds 7 uur. Schiedam, van 1 Maart tot 30 Sepr., namid. ten 4 en van 1 Oft. tot ultimo Febr. nam. ten13 uur, benevens alle üonderd. nam. ten 2 uur nog een Schuit Gaardingen, in den Zomer nam. ten 3, cn s'Winters ten 2 uur een Schuit.' van DORDRECHT op yimfïerd. Middelb. en Ontwerp, alle 8 dagen ren Schip. Burgen op Zoom, Db'gsd. en Saturd. een Schip. Gouda, alle morg. een Vecrfchuic ca s'Woensd. een Marktfchuit met vallend water. Rotterdam, alle morgen ten 5, 6, 7, g of ten 9 uur, gaande dadelijks een uur later een Marktfchuir, van EDAM op Amfterdam, alle morgen een Marktfchuit ten 5 uur. Zie verder van Hoorn op Amfterd. Purmerent, in den Zomer Dond. nam. ten 3 en s'Wint, ten 4 uur een Schuit. van GOUDA op Jlphen, Dond. s'm'd.i. ten 12 uur. iltnfltrdam,'gaat alle avond, ten 8 u«t een Nachffcruït.  ( 7 ) en v.m prao. Maart tot uit. Oftob. ook: s'morg, ten it uur e«n Dsgfchuit. Bodegraven, alle dagen s'morg. ten 9 > namiddags tea I, en s'av. ten 9 uur. Doch van half Oftob. tot half April de midd. Schuit ten half n uur. Dort, alle dagen een Zt-ilfchuit met vallend water» of'N of V. Maan, s'morg. ten 6'uur. Lei'jden, Woensd. Dond. Vrijd. en Saturd. s'morg, ten II uur een Schuit- Middelburg en Vlisfmgon, Maandag een Schip. Rotterdam, alle dag behalv. Zond. een Sch. ten half 12 u. Schoonhoven, Dirgsd. en Saturd. s'morg. ten 10 en Dond, s'morg. ten H uur. een Schuit. . van den HAAG op Amfterdam, alle dagen nam ten halfuur de Marktfchuir. den Bosch en Ceertruid, Maand, en Dond. tem uur een Sch. Ddjï, alle da:;en en uuren op het half uut. Heusden, Dingsd. en Vrijd. ten half 1 uur een'Schip. Leijdtn, s'morg. ten 5, 7, 9 en half 11 , nsmidd. ton nalfji, half 1, half 5 en half 7 uur. De Mar kt fel: uit ten half 2 en Saturd. in den Zomer s'morg,' ton 4 en s'WinterS ten half 5 uur. Rotterdam, dagelijks ten half 2 een Marktfchuit en tij bellooten water s'morg. ten 10 uur een Wagen. van HAARLEM op Alkmaar, Dingsd. s'morg. ten 9 uur een Schip. Amfterdam, gaan aile = uuren tot s'avonds half 7 uuren Jaagfchuiten, en Zom. % maal daags en s'Wint. 2 maal daags voorm. een Schip. Leijden, alle dag. van 14 Maart tot % Oft. s'morg ten é, 8, Xo en ü uur. nam. ten 1,2, 4en 6uur» DePakfchiut Maand. Woensd. en Vrijd. s'morg. ten 11 u. Van 4OCÏ. tot i 3 Maart s'morg. ten 6, 10 en 12, nam. a, 4 en 6 uur. de £akf. s'morg. ten 11. De Nachtf.'t geh. Jaar door ten 11 u. Rotterdam , Woensd, ea Saturd, s'morg, ten 11 uur, - \: ■ •4  C 8 ) van HARL1NGEN op , Amfterdam, alle morg. ten 9 uur een Schip, deck van »2 Nov. tot 12 Febr. Zond. Woend. en Vrijd. Dokkum en Stteek. s'morg. ten 9 uur een Schip. Enkbuizen, Saturd. s'morg. ten 11 een dito. Franeker, s'morg. ten 9 en iz, namid. ten 1 , g en i uur, en Dond. s'morg. ten 7 uur een Schuit. Leeuwaarden, s'morg. ten 4 cn 9 en namid. ten i en 4 uur eeu Schuit, van HOORN op Alkmaar, alle morg. ten 8 uur en van 1 April tot 30 Sept. nam. ten 4 uur, doch van 1 Oft. tot 30 Maart teu 3 uur een Schuit. Amfterdam, over Purmerent, gaat van 1 Oftober tot §t Maart dagelijks ten f (doch Maar.d. en Vrijd. ten 4 uur) ten 9 en 1 uur. Ten 5 uur tot Pmm. toe. Van den 1 April tot 30 Sept. ten 4,9,1, half 4 een fchuit. Amft, over Monnik, en Edam, gaat 't geheels jaar dcor ten 6, i» en half 3 uur een Schuit, ten f uur tot Monn. toe. De Nachtfch. het geheele Jaar door (Zomers ten 10 en 's Wint. ten 12 uur) over Monnik, en Edam. De Beurtiehepen alle avonden met Boomluid. van LE1JDEN op Amfterdam, alle avonden ten 9 uur een Nachtfchuit en dagelijks, except van pmo. Nov. tot uit. Febr s'morgens ten ii uur een Kaag. De Marktfchuit in den Zom. nam. ten 5 en s'Winters ten 4 uur. Delft en den Haag, dagelijks s'morg. ten half 4, 6 ,8 en half 11, nam. tenhalf I , half 3 , f en half7uureen fchuit. Den Marktfchuit op Delft ten 11 en op den Haag ten 1 uur. Gouda, Woensd. Doiul. Vrijd. en Sat. ten half 11 uur. Has.rlem, van 14 Maart tot 2 Oftob. s'morg. ten half 4, half 7, 9 en u uur, nam. ten half 1 , 2 , 4 en n Eebr. alleen Zond. en Woensd. een Schip. den Briel, dagel. een Sch. en Zond. en Woensd. een Schip. Delft, van 1 April tot 30 Sept. s'morg. ten 6 uur, en vervolgens alle uur tot s'av. ten 8 uur een Jaagfch. Doch van 1 Oft. tot 31 Maatt de eerfte Schuit s'morg. en de laatfte s'av, ten 7 uur. 1  C to) Dort, gaat alle dagen een Mirktfch. met 't begin der eerfte en laatfte quartier der Maan s'morg. ten haifó, gaande dagel. e'én uur later tot 'c begin van de volgende cerfte en laatfte quartier. Gouda . alle morg. ten half ij uur een Schuit, den Haag, alle dag- Zom. ten half 2 en s'Wint. ten I uur een Sch en bij befl. water s'morg. ten 9 uur een Wag, Leijden, alle morg ten half :o uur een Marktfchuit. Londen, alle 3 di.,en een Beurtman. Middelburg en Nijmegen, gaat dagelijks een Beurtfchip, Schiedam, alle morg. behalv. Zond. ten half 10 uur, en van daat terug Zom ten 3 en s'Winti, ten half 3. Schoonhoven, Dii gsd. Dond. en Saturd. een Schip, Sluis in.Vlaanderen, Dingsd. Dond. en Saturd. doch van pmo. Nov. tot uit. Febr. alleen Woensd. en Saturd. een Schip met 't eerfte getij. van UTRECHT op jimfl. even eens als van Amjl. op Utrecht (zie bladz.4.) den Haag, Dond. en Saturd, nam. ten 4 uur een Schip. NB. bij befl. water s'morg. ten half S een Wagen vau buiten de Cathrijne Poort. Maarfen, alle nam. zom. ten 3 en s'wint. ten t uur. Leijden door ffoerden en Bodegraven, van IJ April tot 15 Och. s'morg. ten 7, 12 en s'av. ten 8 uur, doch van 15 Oct, tot 15 Apr. geen fchuit ten 12 uur. NB. bij befloot. water s'morg, ten 9 uur een Wagen op Letjden. de Vaart, s'morg, ten 6, 7 , 8, 9, 10, n en 12 uur, nam. ren r, 2,4, 5 en 6 uur een Schuit. Tsjeljhin, in den zom. nam. ten 3 en in de winter ten 2 uur een fchuit. van Z A A N D A M op Amüerdam^ gaat alle uuren een fchuit van s'morg. ten 5 tor s'avonds 7 uur, doen van 1 Oct. tot 31 Maart de te-fte fchuit i'morg. icn 6, en de laatfte nam, ten 4 uut.  (II) HET AFRIJDEN der POSTWAGENS. van AMSTERDAM op Arnhem, en terug zom. s'morg. ten 6 uur. er, s'tf int. met het open. der Poort, rijdt af van't Cing. bij de Beul. ifraat. Almaar, bi! bed. W ater, s'morg. ten i O uur. van tH.pi. den Haag en'terug, Van Pmo. April tot Uit. Oft. des Midd. I ten een uur, en van Pmo. Nov. tot ült. Maart, des mori eens te 9 uur van 't Nieuwe Zijds Heeren Logement een Wazen, namentlijk Maand. Woensd. en Vryd.van A.niterdam na den Haag; en Dingsd. Dond. en Saturd. yan den Haag na Amfterdam; doch bij befloten water alle dagen een Wagen. De vragt is binnen in f\ : 18 ; en voor in ƒ 4 : 16; als mede voor een Kind dat op d<; fchootzit de helft van de viagt, buiten het paslagiegeld. uec Corrpt wordgehoud. ce Amit. in de Beursftr. in No. 19* Ten huize van C. Guët, alwaar ook belleld wordende Afgeh. Postwagens voor vier en zes perfoonen en PostCha'ffen na den Haag en andere plaatzej en 't Compt. in den Haag ten Huize vau J. Custers, m de hooge NieuWftraat. , r> n. JLotterd. bii befl. wat. een W. ten 8 uur van de Reg. Breit. Utrecht, rijdt bij befl. water dagelijks s morg. ten 9 uut een Postw. van de Reg. -Breeft. En een dito van t ütr. Veer op de Achtergragt bij de Utr. Poort. Alsmede Maand. Dingsd. Vrijd. en Saturd. een Pakwagen ten half 10 van 't Cingel aan het Markt or achietfch. Veer, var;. AL KM AAR op Haarlem en te rug, alle moCKen ten 9 uur, van AMERS VOORT op Utrecht en Je rug, Zond. Woensd, Vrijd. enSat.s morg. ten 7 en b'mid. ten 4 uur en dageüjks ten 8 uur een Kar, Zwol en te rug. Dingsd. s'morg. ten 7 uur. van den BOSCH op Antwerpen, alle Woensd, s*morg. ten 8 uur een Tourkar en Zond. te rug. Maaflricht, van 14 April tot if Sept. s morg. ten 3 uur. Van 16 Sept, tot 13 April met Poort openen»  (II) "Èrtda en de Graaft tingel, behalv. Zond. een Todrkar. Nijmegen en fe rz/g-, Dingsd. en Vrijd. s'moig. ten 7 ui». Utrecht, van 1 April tot 30 Sept. Maand Woensd. en Saturd. s'morg. ten 6 uur. van GOUDA op Rotterdam en te rug, van half Maart tot uit. Sept, s'morg. ten 6, 8, 10 en 12 uur, namid ten half 3, 4, 5 en 6 uur. Van pmo. Od. tot half Maart s'morg. ten 7, 9, en 11 uUr, mm. ten half S, 4, en f uur. Ook Dingsd. nam. ten 4 of 5 uur nog een Wag. rijdt af aan de poort. Schoonhoven en te rug. Van half Maart tot half Odfcob. s'morg. ten 6 en nam. ten 4 uur. Van half Oft. tot half Maart s'morg. ten 7 en nam. ten 3 uur. Rijdt af aan de Stads Doelen. van HOORN op Enkhuizen en Medenblik en te rug, dajeliiks. van L E E U W A A RD E N op Groningen en f : - iö-: 6 gl. — 7 12-: ■ 15 I - : 8 10 - x - : i3 1 - 4-: 9 11. 6 -: ■ -124 • 10 • ■ i2> 11-: 30 ■ 1 - i9 : 1 t2 . 15- 1-: ■ 36 ———' 2- 6 : ; ■ 16 20 1 -: --42 2 14;.: 18 — 22 ii-: 48 3 - 2. j ao • 25 - : • ti :— 3 ,gl- — 3- Ï7-5 < 24— $0,  IJST LUIDEN der POORTKLOKKEN. Van Amflerdam. 't verlangen, 't verkorten. 'smo.l's av. 'smo.'J ar. Den 22 Jan. half 7 half 5 Den 8Aug. half 5 half I 8 Febr. 6\ 5 25 5! 7 24 half 6'half 6 oSep. half 6 half 7 MMaart. 5 21 half 6 « c8 5 -half 7 , 13 Oct. 6 half 6 ie April, half si 7 21 —-half 7, ;„S 22 halfs'half 8 <^Nov 7^5 7 Maij. 4i 8 Van 7 Msij tot 8 Aug. blijv. de Poorten, tot's av. hilf 11 uuren open. Van HAARLEM en ENKHUIZEN. 't verlangen, 't verkorten. 'srao, s av. 1 smo * av. Den 8 Jan. aalf 7 half 5 Den2öjulij. 4 8 iFebr. 6 5 14 Aug 4 half 8 18 6 half 6 22 half 5 half 8 23 , 'talf 6 half 6 29 —- half 5 7 4 Maart, half 6 6 i2Sept. 5 half 7 13 5 ö T 2<5 5 6 18- 5 half 7 x Oei. half 6 6 1 April ïalf 5 7 10 • half 6 half S i(5 _ ialf 5 iialf 8 18 6 half 6 20 - 4 half 8 25 6 5 1 Maij. 4 8 joNov. half - 5 20 .. .... half 4 half 9 13 — half 7 half 5 30 " lialf s -ïDec. 7 4 De Groote Hout, en Kennemer Poortenzyn alle avon» den tot 11 uur open : en de Spaarwouder tot het aankoomen det laatfte Trekfchuit. Elk der Poorten kan men na 11 uur, voor 30 Stuiv, doen openan»  GEBRUIK der ZEGELS, Volgens de Ordonnantie van II Sept. 1794. REKENINGEN, rekeningen, van Voogden* Ex;;. Curat, tf\aan ** gemeene Land, Sleeden Adminlftrateurs , e;>Z. of anderen Colleg. (da Ac \. I tu 11 laste van de Crediteur.) teïrageo:°ntV' en UUg' " zan,en'van ƒ 10tot/100opeengfl.Z IOO - 2Ü0 Olt.- 200 - 400 - 12 11. - 400 - iooo - s»4 ft. — ' IOOO - 2000 - 48 ft. - 2.5 en<*««r/;.opeen 6ft Z. ico - - - - 12 ft. - soo - - - - 24 ft. - 34 600 - - - - 48 ft. -! 3000 - - - - 6 : - 6000 - - - - 9 : - 10000 - - - - .12 ; - 14000 - - - - 18 : - ^eoooo - - - - 24 : - AUe andere Rekenin¬ gen, aan Particulieren moeten worden gefchreven van ƒ50 tot ƒ 100 op een<^egel van 3 ft. en daar bov. opeen 7eg. van 6 ft. ten lasten van den Debit. bierv. zijn uitgezonderd Rek. van verkochte Effecten , tot welker Tranfp. 't recht van 't Zegel vold. is, alsmede lick. of Notit. vau Prof. en Doét. in de Med en Chir, wegens gecjaane vifitei. en van ieder 1000 daarboven het laatste, zegel te verbog. met eea zegel van 2.4 ft. HüüRCEDDltEir, alle Jaaren Huur bij elkander gerekent: bened. de go op een 3 ft. Z van ƒ50 tot bened 100 6 ft. - 100 - 200 12 lr. - 200 - 600 • 24 ft, . 600 - icoo ƒ 3 : - - looo - 2000 6 ; - - 2000 - 3000 8 : - 300O - . 4000 12: . - 4000 - 6000 16 : - fiooo - ,12000 18 : - 12000 en daai bov. 24 ; 'm De Huurders moeten Copijen hebben op een Zegel van 6 ft. Doch van 3 ft. in dien de Huurcedal zely» vau 3 11. is.  MIN GELI NGEN I N P O E Z IJ m PROZA.  Di zacht %tor Godfdititst) Deugd tn 'r Heil der Maatfbbefp'.fo Stfnaare altijd dt lier van Ncfiiands Dkbt'rtn rijl  Met veel genoegen bieden wij onzen geëerde» Landge«ootcn weder een kleine verzameling van nieuwe oirfprongkelijke Dicht- en Proza - Hukken in dit Jaarboekje aan. Wij vleijen ons, dat hetzelve over het geheel niet minder dan de voorigen zal behagen, en betuigen den Dichters en Dichteressen onzen dank, doos ■wier vriendelijke medehulp wij in ftaat gefield zijn, om idit Werkje in denzelfden fmaak te achtervolgen;terwijl iwij ons tevens in derzelver voortduurende gunst, en de mededeelzaamheid van andere fraaije veraufteu ia ons  Taderland, nedrig blijven aaabeveelen, kunnende men zich verzekerd houden dat wij, va» onzen kant, geene kosten noch moeite zullen fpaaren, om dit Werkje, bij aanhoudendheid , de goekeuring van onze kunst- en letterminnende Landgenooten te doen wegdraagen. Veele ilukjes, die wij wel der plaatzïng waardig oordeelenden door de kortheid van ons bellek, dit Jaar moeten achter wege laten, hopen wij in *ïen volgend mede te beginnen. Wij verzoeken de Hukken , die men ons gunftig wil toezenden , vooral toch voor den eerllen Mai 1790, te mogea ontvangen. Amflcrdam , / Qiïiï. 1798, BB •w*j», J. DOLL. DICHT  DICHTGEDACHTEN B IJ DEK NADERENDEN WINTER. Helaas! gij zijt niet meer! o Lente- en Zomerdagen i Die vaak mijn blijde ziel in Eden hebt geleid Gij laat ons niets meer na, dan ftnurfche wintervlaagenDe blijken der verganglijkheid. Het land zelf wordt beroofd van zijn aanloklijkheden, Daar elk zijn Lustverblijf, ontbloot van lagchend grojn, Door ftoim en damp omringd, verwisfeit met de fteden , Uit vrees voor 't guur en bar Taifoen. IHoe is natuur geheel veranderd van tooneelen! ' De hemel treurt in 't zwart, en de aarde ligt verwoest, De zoa ziet neder op verwelkte bloempriëelen En akkers , zonder blijk van oegst.  co Het vliegend zangchoor zwijgt: zijn lied wordt Hechts ver- (vangen, Door't fcborgekrasch der kraai, die, dol van honger, fcnreit, En 'c heir der voog'lsn, die naar warmer land verlangen , Door d'indruk der natuur geleid. Een dolle ftorm vertlrooit de geel gerijpte blaêren; flet kaale woud verheft zijn kruinen naar de lucht, Die in den gouden tijd der hoven fieraad waren, En 't lustprieel der voog'len vlucht. Dj wolken hingen laag, bijna op de aarae neder, Wijl zij met regen, fneeuw en hagel zijn bevracht, De tnage morgen reikt den vroegen avond weder De vaale floerslen van den nacht. Zie daat bet tafereel, dat ons den winter fchildert, Wanneer natuur van ons aanvangelijk vervremd; Hoe juist is niet de tijd, dat heur gelaat verwilderd'! Hoe flipt de rust, voor deaard'bellemd! . ; a Wijl niets dan harmonie is in natwur te vinden , Zoud gij dan, mensch: dieflecbts één flip der fchepping zïjt, De wetten der natuur, en 't wijs verband ontbinden; Weet, dat gij tegen-de Almagt ftrijdt.  tl) Wil liever naar het doel van uw beftemming ftreeven, Om in dien kring waarin Gods hand u heeft gebragt, Iets tot volmaaking aan dat groote plan te geeven, Het geen zijn wijsheid heeft bedacht. Natuur bereikt Gods doel door wisfeling van luchten; Daar 't algemeen belang den goeden fHchter wenkt: pe Lente ontrolt het zaad, de Zomer fiooft de vruchten, Die 't Herfstfaifoen ons fchenkt. Thans heeft het aardrijk weêr voldaan aan Gods bedoeling, En fchikt zich tot de rust, naar't eigen raadsbefluit ö NeenJ 't verborgen vuur omfteekt bij zijn verkoeling. En broeit een nieuwe fehepping uit. Bloos hier, ofterveling! die blind zijt voor Gods daadeü, Uw vaadzig leven flijt met vroeten onder de aard', Xe mag zijc om natuur te volgen op heur paden , Gij zijt uw heerlijke orde onwaard. De Winter, die ons thans begroet met guure vlaagen, Ontfluit natuur en mensch een' nieuwen levenskring: Hoe wigüg wordt voor ons de afdeeling onzer dagen^ Bij elke tijdsverwisfslbg l A 2  (O En zonden wij dan niet, gelijk de veldelingen Een keurige balans oprnaaken van hun graan, Ons evenwigt van deugd, en piigt en zegeningen, Ook thans opmerkend gade daan. Hier koomt de zomervrengd nog voor mijne oogen zweevea Op vlugge vlerken van verbeeldingskragt en kunst: Ontvang een dankb're traan, o oorlprong van mijn leven! Voor al de blijken uwer gunst. 6 Tijden.' die zoo vaak mijn warme ziel deed glooren, WaDneer het lzgchend groen veifierde berg en dal, De leenwrik zijn gezaög huuwde aan de hemelchooren, En Philomela's woucgefcual. Of, wen het zacht geruiscb van kabbelende beeken Somtijds hunn' zang verving en wekte een zoete rust, Daar Zepnir fpelend vloog, met hemelgeur beftreeken, De roozeniipjes afgekuscht. ©f, wen de dagvorftin heur koets van goud deed glimmen, En 't zacht gevederd choor haar blijde komst bezong; ©f heuveltoppen groette uit roode westerkimmen , Wanneer de maan haar beurt vervong,  co rjw fchoonheid houdt mij nog in aandacht opgetoogen, Verrukkend laadtooneel! daar ik in eenzaamheid, Of met een' boezemvriend, bet fhdsgewoel ontvloogen, Vaalt werd door gulle vreugd gevleid. Il>r lieten wij ons oog in 't ruim der fchepping weiden, Hier zigen wij natuur met een verfcherpt gezicht, Daar rowpsoN, derham, ray, van winter ons geieidden,. Want op hun woord ontftond het licht. Dearzieik nog dat bossh, wiens laauen ons bekoorden," En dikten voor den gloed der nsete middagzon; ; Daar wij het blij accoord der vliegende orgels hoorden, En 't ruisfehen van een klaare bron. ! Ginds zie ik in "'r v'erfchiet die groene en ruime velden, Daar Veeman ruuders meifct, en Landman graanen bouwt', 1 Wie zou, weldaadig God] uw grootheid niet vermelden, Die vee en meafchen onderhouut, I Hoe meenig zaalig uur heb ik verrukt gefleeten , Daar lagchende natuur mij lokte in 't grazig dal; ( Of, ©p een oeverduin in eenzaamheid gezeeten, Bij *t ruisfehen vaa een' waterval! A $  C O ' Welk een verfcheidenheid heeft God aan alle zijden Op »t ruim natuurtoonèel voor ons ten toon gefpreid! Hier heeft zijn liefdeen zorg, door 'c wisfelen eter tijden Ons telkens nieuw vermaak bertid» Na dat de Lentebloem den lust iets groots deed hoopen , De mdde Zomer die verwachting had voldaan , De Herfst niet langer kon vtrzaaden honger noopen, Komt gij gepast, o Winter.' aan. Schoon uw gelaat ons niet zoo vriendli k komt belonken, En Lecte en Zomtr n in fchoonheid overtreft, Weet uw aanlokkend zoet het rijp vernuft te ontvonken, Dat het uw nut in tcp verheft. Hier had mijn Zangfter ligt die ruime Mof bezongen, Den grijzen Wintervorst en 't Aibeituur ter eer; Doch wijl een fcheller lier die puikftof heeft voldongen, Legt zij de pen eerbiedig neêr. Mr. M. F, PI.  (7) EDUARD aan zij» VRIEND G. Ach, hoe aklig is de waereld, Als men eenzaam daar in leeft, Niets kan ons genoegen fchenken, Niets dat ons voldoening geeft' Dat de vrek, bij al zijn' rijkdom, Dat de dronfcaarc bij den wijn, Hun geiuk, kan 't zijn, bevatten; Ledig moet hun harte zijn. Ook zo ledig was het mijne , Toen ik noch de kracht, den troost, Van de liefde niet befefte , Noch 't gevoel voor eigen kroost; Tans doorgrond ik hoe de liefde Met de blanke deugd gepaart, Alle paden kan vetè'fnen, Nimmer iets dan roozen baart.  ( 3 ) Zij firckt ons ten troost in fmarten, Deelt met ons in onze vreugd • Waarfchouwd als wij ons misgrijpen, Leid ons op het pad der deugd. Jongllng op dees nietige aarde Woont geen vreugd, dan bij de min Zoek, wilt gij gelukkig wezen, Zoek een brave gezellin. Die naar waarde deugd kan loonen, Daar zij zelve deugd betracht, En den laffen lagen vleijer, Met een edlen trots veracht. Die als het gelnk nw fchreden Voor een oogenblik verlaat, U met vriendüjkheid bejeegent , Uwe luimen tegengaat, Die met n één hart, één leven, Eéne ziel, ééa wil belliert, En uw huis bij die genoegens Nog met lieve kindren Hert,  Kloek en wakker zijn uw Zonen, Deugdzaam, als hun vader is, Uwe Dochters, fchoon en zedig, Harer Moeder beeldtenis. ê! Wil God mijn' wensch vethooren, Zij op aarde een vrouw uw deel, Zo als gij haar ziet befchreven In dit kunstloos dicht-tafreel. Zeg dan : aklig is de waereld, Als men eenzaam daar in leeft, Daar «ij, bij 't genot der liefde, U den reinften wellust geeft. W. J L. C.  AAN GOD, O-eef, goede God» ei geef dat mijne zeden, Naar uwe wetten zijn gericht, Dan blijft mijn hatt, bij donkre tegenheden, Nog altijd opgeruimd en ligt. Geef, goede God! ei geef dat mijn geweeten, Nooit voor zijns Rechters oog ontzet; Dan rust ik zagter op een neen gezeten, Dan de ondeugd op een roozenbed. Dan kan ik leed mij aangedaan vergeeven, Wijl de onfchuld alles heilig acht. Algoede God wil mij dien zeegen geeveïi, Dat ik altijd tnijrj pligt betracht, W, J. L.   es  3>e ^rin/c/'c/uuzl.  m  ( n ) Ds drinkschaal, B B N • OOSTERSCHE GESCHIEDENIS. Tea tijd, van koning Moaldan, Een driftig, maar een fciirander man, Die Babels rijk met roem regeerde, Was, 't geen man elders zelden viad, 's Lands eerften dienaars eerflen vrind. Sn dees beminde hem die alles wijs beheerde. De koning had, bij zekre wet, Esn' hoogen eereprijs gezet, Een gouden DrinUfibaal was 'c,die wierd ten prijs gegeven, Voor hem die op het eind' van 't jaar, »t Zij 'c edelman of burger waar', Het zeldzaauifte en het fcaoonft' had in zijn land bedreven. Op *t jaarfeest daartoe aangelegd, Verfcheen een jeugdige oorlogsknecht', Die grootsch zijn' vader, met gewis gevaar van *t leven, In 't aanzien van de gantfche ftad, Aan 't brandend dak oattrokkea had.  Ds tweede was een boer der naastgelegen lauden, Die leven moest vaa 'c werk der banden, Voor vrouw, voor ktndren en eeu talrijk huisgezin; Zijn brave buurman ftierf, en liet twee jonge zonen Behoeftig na: de boer nam bem bij zich te wonen, Ja nam hein aïs zijn kindren hi-, En wilde, dit was klaar asu vorst ea volk gebleken, Nooit van die weldaad tot zijn gloei hooren fpreken. Thans kwam een burger van de. ftad, Die door een' felkn brand het alles had verloren, % En die , hoe waarlijk hoog geboren, Nooit om eeu ampt gebeden had, Schoon zij:i gedacht, metglai s iu 't hoog bewint verheven* Hem ligtlijk dit had kunnen geven, Verkiezend' liefst alleen van 't geen hij had geleerd, Als meester van zichzelv', te leven, Dan van der Grooten gunst, hoe hoog elk dij waardeer! Men had hem zelfs aireede een ceiürapt opgedragen, Doch dit was ruuig afgcHagen ; Zijn flelfel was 'c Is grooter man „ Die van zijn wijsLeid leven kan, „ Dan die van Grooten brood moet vr:gen, ,, Een ampt dat uit medoogenheid n Een' moedig min word toegeleid,  ( 13 > Kan bij groothartïgen hem zeker niet verëeren, Een ampt is nuttig voor den geen» „ Die , overftelpt door tegenheên, Zich niet in. ftaat bevond om ooit iets nuts te leeren." Hierna verfcheen een man van nederigen Hand , Met eenen jongling aan de hand; \ ees fprak tien koning aan: „ 6 Roem den opperheeren! „ lk bied u dezen jongling aan, Hpogstvraardig naar den prijs te ftaan. , 'k Ben zieklijk, zwak en oud van dageuj Mijn brave zoon, mijn eenig kind, „Waarvaa men nergens weêrgaè vind! Deed wat hij kon.om mij mijn' nood te helpen dragen} „ Helaas! de dood beeft hem verflagen! „ Dus raakte ik, op den rand van 't graf, „ Schier tot den harden bedelftafj , Wanneer decs jongman, door mijn drang met mij gekorae», jj „ Van een' aanzienlijk maa der ftad, „ Wien hij een' dienst beweezen had, ,j „ In hooge gunst wierd aangecomen , Iets daar men velen met vervoering naar zien ftaan, „ Men bood deez' jongeling een matig eerampt aao; | , Maar hij, de vrind mijus zoons, dea wellust van mija leven 9 „ Droog zijn' begunftiger, dat hij  ( 14 ) Dat waarlijk mager amptje mij, Die 't beter noodig had, te geven, „ En leeft, gelijk hij altijd deed, ,, Behoeftig, van zijn eerlijk zweer. Wat grootheid, zelf berooid te blijven, tt Om kranken ouderdom in eenig ampt te drijven 1'* Hierna verfcheen een jeugdig man, Van wieh men veilig zeggen kan, Dat zagte tederheid niet eedier in het weze» Van eenig menseh kon zijn te lezen. Een jongeling was aan zijn zij', Van waarlijk ftonter oog, en grooter moed dan hij. Vorst! fprak hij, 't kan u niet mishagen, „ Dat ik deez' eedlen jongeling, ,, Van wien ik 't hoogst geluk ontfing, „ Aan u , als waardigst tot de Drinl/lhaal opmoog' dragen. Ik ben het leven hem verpligt, Zijn vrindfehap fchonk mij 't levenslicht, Wij waren inderdaad twee zulke trouwe vrinden, „ Dat ik u, als een eerlijk man , ,, In allen ernst bezweeren ban, At Dat onze wedergsêde op de aard* niet is te vinden, „ Féi zelfde fchoonheid hield ons hart In 't pijnlijk liefdenet verward}  Cis ) 'Maar ik, gevoeliger, doorheeter vuur gedreven, „ Waar' door de liefdevlam vergaan , \iy Zo ik mij had gezien gedwongen af te ftaan ,, Haar die de ziel was van mijn leven. „ Mijn halsvrind, ziende dus mijn leven in gevaar, Befloot dees landen te verlaten, „ Te zwerven door uitheemfche ftaten, „ Tot dat ik door den echt verhonden was aan haar. j Wat edelheid van ziel, in zulke jonge jaren, „ Zijn zoetfte neigingen op 't offren aam een' vrindl „ Uw gunst moet zich voor hém verklaren, ",j Naardien men van zijn daad bijna geen voorbeeld vind.' 'oen was het 's konings zaak om 't oordeel uit te fprekeah ,, Ik dank den Hemel, dat mijn ftad ,, En land noch zo veel deugd bevat, , Dus fprak hij, als dit uur mij zigtbaar is gebleven, i „ Hem dié ons 't leven gaf te onttrekken aan de dood, Is onze pligt, maar daarom groot; , Een nabuurs kinderen, van alle hulp verdoken, „ Te aanvaarden als een eigen bloed, „ En dat wanneer men zelf noch blosdig werken moet, Pis edel, en dit kan niet w'orden wederfproken. ,, 't Is tdel, dat een fchrancier man, Die van zija' arbeid leven kan,  C 16 ) Den invloed zijns geflachts, in rang gefielde vrinden, Te midden in het ongeluk, In 't minst niet zoeken wil,om daaraan troost te.vinde „ Dit is eeu groot, een edel ftuk. Grootbartigheid verdient met recht te zijn geprezen l. ,, Het is niet minder groot een eerampt af te ftaan, „En een dat voordeel geeft, omdat men is begaan ,, Met ouderdom, gedrukt door alierhande plagen, 3> En dat noch als men zelf bijna in kommer leeft, j En hoofd en banden noodig heeft, „ Om voor zichzelven zorg te dragen. ,8 Daar zijn veel fchurfcen, hier en in een ieder land,. „ Die liever voor zichzelven nemen, ,, En andren van hun goed vervrêmen-, j, Dan armoede in den nood te komen aan de hand; ,, 'Er zijn *cr duizenden van dezen fchoonen ftacd; „ 6 't Schurken gild is groot! Ik moet den jorglirgprijzen „ Die zijn beminde bruid zijn' halsvrind toe kan wijzen, Omdat dees halsvrind zonder haar Zich zag geftort in doodsgevaar. ,,' Hij is de mioftè niet der eedle ftervelingen, „ Die naar de Drinkfibaal komen dingen. „ Elk dezer braven zal van mij „ Een loon ontfangen naar waardij. „ Maar  C 17 ) n Maar alles 't geen ik hier rechtmatig goed moet keuren, „ Dat zag men meer op de aard» gebeuren. Maar geeft mij noch een wijl gehoor; ik ftel u hier een voorval voor , „ Waarvan ons in het boek der aller oudlle ftaten, „ Geen enkle trek is nagelaten. ,, Eeni liet ik, ('t baart mijn hart noch pijn') „ Mijn' geest van 't fpoor der reden liepen, ,, En had mij toen gewis vergrepen , „ Mijn dolheid had gewis mij een tiran doen zijn; „ Maar Omar, door de goön mij tot een' vrind gegeven, Durfde in mijn dolheid mij weêrftaan; ,, Hij toonde mij mijn dwaasheid aan, Daar flechts eenbeusling mij tot toorne had aangedreven, „ En redde dus de wagchelende eer, „ Van zijn' ontzinden opperheer, „ En waagde bij die daad zijn leven: l Een hoveling die dus een grammen vorst weêrboud, En zonder zijn verderf te vreezen , Bïhoort met recht te zijn befchouwd ,^ Als een bijzonder, groot en alleredelst wezen. „ Mijn bart eischt, thans van mij dat ik mijn' pligt voldoe t„Ik leg de schaal aan Omar toe," B  (i8 ) I Toen fprak de dienaar:„ Vorst! 'kbid wil het mij vergeven, » Dat ik , voor de oogen van 't gemeen, „ Vrijmoedig u moog' tegentreen; »5 Ik moet u andermaal weêrftreven. „ Men vond meer dienaars, die, vol moed* „ Zelfs wagende eerlijk hoofd en goed, ,< Hun meesters durfden tegenfpreken Maar mij, mijn vorst! is nooit gebleken ,» Dat ee.i vergramd monarch, bij vrije' tegenfpraak, „ Niet ftraks gehoor gaf aan de wraak. Een rorst die in zijn razernijé'n ,, Geduldig tegenfpraak kan lijè'n , ,, En in zijn gramfchap hooren kan „ Een waarheid die hem niet kan dan ongunftig wezen., „ Een waarheid die hem klaar zijn zotternij doet lezen, „ £n die geduldig lijd van een verflaafden man. |j „ja, die, dat meer hem Hert dan alle waereldtroonen, ,, Dien ftonten dienaar wil beloonen , Is niet flechts onbekend in elk gefchiedenis, „ Haar 'r edelst wezen., vorst! dat is de waereld ïs> ,s Vergun mij dan vrij uit te zeggen , (leggen.** | j» ^aC £M «j zelv'het loon, de drinkschaal, toe moet De koning bloosde, en 't volk, eeu langer morren mee,  (19) Lag ftraks de schaal den koning toe. , Schoon uw oog mij nooit meer ziet, Vrouwen moogen klaaglijk weenen ,i En den heldendood betreuren, » IVJaar der Batten meisjes nietj" Dus hervat de fiere jongling - Laat op ééns hear handen los, En verlaat zijn a lm as hoeve, Steigende aan de poort derzelve» Op het moedig-briesfchend ros> Nu .. nu ziet de dappre non os Nog eens oinl _ hoe hard en Hout, En 't vaarwel! van de gelieven, Klinkt nu helder en aanhoudend Door het dicht b*w«tfft:n woud.  (27 ) Verr' was rodü s reeds geweeken Onberoepbaar verr' reeds heen, Toen 't ontroerd en minnend meisje Ia 't ekaats der galmende Echo Nog zijn ftem te hooren fcheen» Eindlijk toch bemerkt zij de Echo! £n .. nu zinkt ze al fchreiend neêr! En — nu roept ze allengskens iterker: „Rübus! - rüdüs! nooit ziet e e m a „ U «aar 't bloedig ftrijden weêri»' En das roepend loopt ze al mijmrend Tot den vroegen morgenflond Door het bosch en langs haar hoeve'. Dan! — reeds galmt het lied der Barden 't Blijde lied der zege in 't rond! Haastig fnelt zij derwaards heen en Op *t geluid van »t naadrend liedi Ziet het choor der grijze barden, En den rei der dappre helden, Maar haai auuus ziet zij niest  C 25 ) „ Waar is R u n xj s ?»»(vraagt ze in 't wilde) En een grijs en dapper held Roept van uit der Barden midden: „ Hij, mijn zoon - de fiere rudus ,, Bleef op >t bloedig oorlogsveld!" Even fnel als door den blikfem t Steil geboomte ter neder ftort, Zo ftort e l m .\ gillend neder Onder 't volle waar van zij roerloo» Naar een ftulp gedragen worde. Uit dees ftulp nabij het flagveld Kon men al de lijkeu zien, Die verminkt, vertrapt, vertreden Lillend, koud en bleek dddr liggen, En den fchrik des ftrijds doen zien, Naauw bekoomt het kwijnend meisje - Of de wanhoop van de min Stort haar woede en nieuwe krachten Ongelooffelijke krachten , Op dit fchriklijk tijdftip ia.  (29) „ R xjdus! " gilt ze en wringt de handen Wijl ze uit deeze ftulp vertrekt, Maar d fchrik! - daar ziet zij 'e flagveld,'..» Stapt 'er heen, tot dat ze op r udus Roerloos fchier ligt uitgeftrekt. Bleek beftorven lag de jongling, Met zijn bloed en 's vijands bloed, Wreed bemorst, en uit zijn wonden Drupte nog bij volle druppelen, Zijn zo dierbaar heldenbloed. Dan, daar 'e hoofd van 'ï kermend meisjn Op des jonglings boezem lag, Hoort, en voelt zij 't hart nog kloppen — Nog met fterken aandrift kloppen, En nu telt zij... flag... voor flag! A!s verrukt van moed en blijdfehap, Scheurt ze op eens haar fneeuwwit kleed, En verbindt de ontfiooten wonden , Met meer liefde en hoop dan immer Eenig arts der Batten deed.  (30 5 Kloppend hart.' van dappren rudoj! Ach J geef hem het leven weer! „ Klop nog lang voor 't hart van elma, Die uw vloeiend bloed kwam Helpen , Waar voor 'c oorlog nimmer weer!" Dus — dus fpreekt ze in eedle fierheid, Rudüs voelt nu 't hart weêi flaan , En zijn kracht op nieuw herleeven, Opent de oogen en riet elma Vol van blijdfehap naast hem flaan. Rodus heft cu »t hoofd al bevend , Van 't verfchriklijk oorlogsveld: Elma fchraagt den zwakken jongling, En nu fchijnt hij zelve een meisje, Maar zijn elma fchijnt een held. d' Eenen ara hield hit geflagen Om haar hals, terwijl zijn hoofd Op haar tedren fchouder rustte , En dus brengt zij hem in 't Hulpje Gantsca vermoeid, en afgefloofd.  C 31 ) Hier verfrischt - verkwikt, geholpea Worde zijn kracht allengs herflelJ, En nu komen ze aan den avond ■Oader *t choor der blijde Barden Dat de zegepraal vermeldt. Hier is hubus!" roept nu elma, „ Hier is rudds! - rudcs leefcJ Deeze hand is »t, die den Batten „ Die den fieren! braven jongling „ Aan het vaderland hergeeft. Heel den rei van Batos helden Is verblijd, ontzet en roemt Rudus dengd en elmas trouwe, Wijl me alom den naam dier Eedlen , Vol van luide erkentnis noemt. Ito dus leeve en elma leevef-. flij voor haar en zij voor Hem 1" Jnigchsn nu de jongelingen, Juichen nu de.maagden-reien, Juicht nu de algemeene ftera.  C 3* ) En nu voert een choor van Barden Onder 't flikkrend fakkellicht, En 't gezang der blijde reiëa De gelieven naar den Tempel, Voor de zuivre min gefticht, Daar — daar praalt de held met wonden, elma met gefcheurd gewaad, Voor het brandend huwlljks- outer; Wijl hun hart van vreugd en blijdfchap, Van de reinfte liefde flaat. ,, Runus leeve! en elma leevel Zij voor hem en hij voor haar! " juicht nu ook het choor der Barden En dit zweeren de gelieven, Voor het rookend echt-altaar. Heil en eer bekroon hun fchedel! Zegen ruste op dezen band! " (Zegt de grijze Bard der Barden) „ Helden teele deeze liefdeHelden voor het vaderland. Om 99  (33 ) AAN ELÏZE in bek HERFST. E li se! hoor 't loeien Der buldrende ftormen - De Zomer is weg. Zie 't wagglen der eiken — Hoor 't klappen der vengfters - En wijk naar de ftadj De Herfst is de bode Des aakligen Winters , Eu sa! als hij komt "Vlucht ijlings de Zomer Hij komt met een krijgsheir Van hagel en wind. De wind is in fnelheid Als vliegende kogels Teu dage des ftrijds,. En 't klett'ren ces hagel» , Als 'e tnpplen der paarden Door ftraaten der da.!, e  ( 34 ) De Zon haak de wolken, Als zwarte gordijnen, Voor 'c aangezicht toe De droevige bemel Schijnt regen te weenen, Bij dag en bij Eacht. Kom ftadwaards, «lise! Maar neen - gij zegt immer „ Ik blijf op het L-.nd ,» Daar zie ik in zomer 3, In herfsttijd en winter „ Mijn Schepper, mijn God. „ De goedheid, de grootheid j, Des Eeuwigen Vaders „ Te fmaaken, te zien' „ O Is dit niet zalig? En zou ik mijn Vader „ Ondankbaar verfmaên ? *» 6 Dierbaare iusb! Wat "Zijt gij gelukkig! ■Al loeit hier de itorm —  C 35 ) Al buldren de orcaaaen Al klettert de hagel, Gij looft uwen GodJ Kom - 'k wil bij u woonen, Met u de genoegens Der rijke Natuur, Den Schepper der waereld Sieeds dankend genieten, In 'c eenzame dal. Msar ö mijn blize' Gij lacht - ja, -- de vreugde Is los als de tijd, Nu is het nog lente , Straks nadert de herfsttijd En - dan komt de dood' Dan zullen wij even, Als bMren verdorren, En vallen in 't ftof Dan liggen wij neder, Gevoelloos en fpraakloos — Genieten niet meerl C 2  Cs) Elisb j wij naadren Dien fleependen winter In 't aaklige graf Maar •- eens komt de lente I Er-isa ! dan leevej, Dan^ftaan wij wéér op! Dan eeuwige lente! Dan vreugd zonder einde 5 Dan nadert geen herfst — EhseJ geen winter -Wij leeven - triumph» dan Al d» eeuwigheid door» Kom! leeven wij vrolijk Op aarde, bij 't rijke Genot der Natuur Eens zijn wij bij de Englen Eens zijn wij zelf Englen - Heel de Eeuwigheid doorj H,  (37) AAN DE MAAGDENLIEFJES, Waarom 4 lieve bloemen» Gij kinders van de lente! - , Gij zusters van de vreugde! Waarom 6 lieve bloemen! Noemt men u maagdenliefjes? Daar toch de lieve maagden De fchoone ontlooken roezen, De geurige angelieren, De rijkgekleurde tulpen, De zijden anemoonen En gouden tijdeloozen Veel meer dan u beminnen; Of zijt ge ó lieve bloemen! Het beeld van haare liefde? «. Het beeld dier jongelingen Die zich van dartle maagden Het eerfte zien beminnen Maar naderhand verlaaten Uit henr gedachten vliegen? 6 Ja, dit zijt ge é bloemen! Ca  C3« ) Want gij 6 raaagdeiilief jes» Gij beur: het eerst uw kruinen Ia 't jeudigst van de lente Weêr uit de ontlooken velden : En de altijd zachte meisjes Zijn ongemeen gevoelig Voor 't fchoone van de lente5 .Zij haaken naar de lente En gij zijt de eerfle bloemen Die dan heur oogen treffen; Maar komen de andre bloemen O^k uit de knoppen breeken , Die met meer kleuren prijken, En meer dan gij bevallen, Dan denken haast de maagden Niet meer om haare liefjes: Zo handlenze ook te dikwerf Omtrent de jongelingen • Zij'haaken naar ds liefde, En fnellen als betooverd, Den eerften jongling tegen, Dan zien zij flraks een' ander, Die lchooner is dan de eerfle Dan denken ze ook niet langer  ( 39 ) Aan deeze jongelingen. Troost u dan lieve bloemen! Gij deelt in 't zelve noodlot, Dat de onflandvaste meisjes Den jongelingen baaren. Dan, nochtbands zijn 'er meisjes, Die de allereeide liefde Zo fpoedig niet vergeeten; Die u als de terlte kindiea Der lieve en fchoone lente INog fteeds haar lieve bloemen Standvastig blijven heeten; En die de jongelingen, Die zij het eerst beminden Onwankelbaar bemiLiues. Geen nood! des lieve bloemen! Al zijn 'er wreevle maagden Die uwen roem veiduistren, En u den naam van Utfjes Medoogenloos onttrekkon, Geeu nood! bij "t puik der maagden Zult gij beftendig draagen Den nsain van maagdet.liefjes» O* «k C4  t 40 ) R H I NV A L aan z ij n e ECHTGEN OOTE Bij den doid van baar txveejaarig Kindjen, TVT IUlRu! '«'een - ach.' ween niet meer.' Hond op terwijl gij fchreit met uwen God te twisten, Het rustloos klaagen - noch het morren voegt den christen, Maria! ween niet meer! ó Dwaas 6 al te zinlijk hart! Gij wilt 't geen God u gaf dan God niet wedergeven Die Heer van dood is en van leven, ó Dwaas! — o zinlijk hart» Maria! ween! ach ween niet meer! O :s kindje is beter in den arm van God geborgen, Hij zal veel beter voor haar heil en blijdfehap zorge», Dan 't moederhart, hoe teer.  C 41 ) Voor ziekte en zonde ea pijn -ïs 't lieve kind bij God, door Jefus bloed geheiligd, rJ3n door ziju geest bewaakt in eeuwigheid beveiligd, Daar zal *c een Engel zijn, 't Is ligt der liefde alreê gewijd Van uwe moeder, die niet van dit kind kon fcheiden, Ligt zal zij 't thands gekroond naar Jefus throon geleiden» Gekroond, maar voor den ftrijd» Ligt zal soptiia's aangezicht Reeds Jefus aangezicht met Hemelvreugde ontmoeten! Of baadt ze al fpeelende aan zijn doorgeboorde voeten Zich in het eeuwig licht, Maria! ween — ach ween niet meer! IUw kind deelt in »c geluk der blijde feraphijnen, is zaaliger dan wij -- dan wij die hier nog kwijuen Op deeze laag? fpheer. Dit ftof was uw sop hia niet Neen: 't beter deel wordt door geen enge kist omvangen, Maar leefc en werkt en zweeft reeds onder Englen ziagen! Neen! - 't was sop h ia niet! C5  (4i; Sophïa leeft bij God omhoog! Sophia is reeds vroeg dit worstelperk ontweeken Sophia denkt san ons, en zal ligt van ons Ipreeken, Ja: wagt ons ligt omhoog! En ééns - ja eenmaal zal dit ftof Ook gantsch verheerlijkt wier herleeven en verrijden, Dan zal haar tong die bier pas ftaatnren kon God prijzen In 't zalig hemelhof» Daak dan uw oog in 't kntj'cn neêr , , Mas ia.' laat uw mond, dan »t koude kiudjen zeegnen En haar als hoorde ze u, met deeze taal bejeegnen SorraiAj *k ween niet meer. O mc.  (43 > A L E X I S. Op ecnen fchoouen zoomerfcben avondftond was aiexïs senen nabij gslegen vijver , wier wateren de fchitterirjg der. Maan terug kaatsten, gaan bezoeken. - De diepe ftiJ.ce der door dit aangsnaame licht befcheenen velden , het lieflijs gezang der Filomeelen , hielden hem lang in eene diepe verrukking gedompeld; - daa eindelijk terug keeroude, kwam bij in een prieel van jeugdige wijngaarden, bij zijae eenzaame hut gelegen. Daar vond hij zijnen ouden vader gerust op het gras in • 't maanlicht flaapen, zijn grijs hoofd door een zijner handen onderfteund. Alexis ftond lang met de ar«men kruislings voor hem , terwijl hij zijn oogen beften-dig op zijn Vader gevestigd hield. - Alleenlijk zag hij nu en dan de lucht door de bladeren, en tiaanen van vreugde biggelden over zijne wangen. - o Gij, (zeide hij) „ Gij, dien ik raast God, het meest eerel — Wijn „ Vader 1 hoe zagtkecs rust gij! -- Wat is de flaap eem „ opregten zoet' — buiten twijffel hebt gij met waggev „ lende treden uwe hut veriaaten, om den avond door „ heilige gebeden te vieren, en zult biddende iu flasp  C44) & geraakt zijn. o Vader;. ach wat ben ik gelukkig?God heeft uw gebed verhoord; want waarom zon onze hut anders voor alle gevaar befcbermt zijn, en „ befchaduwt van takken , door de zwaarte haarer », vrucht geboogen? -- Waarom zou de zegen des He„ meJs, over onze kudden, en de voortbrengfels on» zer vel len zijn ? Als gij voldaan zijt over mijne ,» zwakke zorgen voor uwen grijzen ouderdom, dan „ ftort gij traanen van büjdfchap -- en, wanneer gij s» «we ooget; naar den Hemel wend, dan geeft gij mij s, uwen zegen met een blij gelaat. Ach, met wat ge. *, voel ben ik als dan doortrokken? Mijn borst zwelt, „ en geperste traacen ontrollen mijne oogen] -- Nog „ deeze» dag, mijne zijde verlaatende, om, buiten de „ hut, uwe krachten d..or de warmte der zon te ver,, leevendiÊen, bcfcoonwende om u heenen de kudde, »» fpringende op de begraasde velden; de boomen met ,, vrugten belaaden, en den overvloed, door den geheel^n oord veifpreid. Mijne haairen, zcide gij, zijn „ in vreugde grijs geworden. Geliefde velden , 2Ïjt voor eeuwig gezegend 1 Mijne verdonkerde oogen •) zullen u niet lang meer aarfchouwen. Welhaast zal „ Jk u verlaat»n, voor andere, nog gelukkiger velden, o Ach, mijn Vader, mijn beste vriend, moet ik u dan  C 4S ) haast verliezen ? o droevige gedachten ! --als dan - be« laas! ... zal ik een altaar aan de zijde a.i#ès= grafa „ oprichten , en, zoo menigmaal mij een guliïj^rf-dag „ zal verfchijnen, een dag op welke ik eenige orjgeluk„ kïgen wél konde doen , o mijn Vader, dan zal ik „ melk, en bloemen op nw graf verfpreideu!'* ~ Hieï zweeg hij, en zag den grijsaard met oogen van traanen bevogtigd aan, - „ Hoe gernst legt hij daar nitge„ ftrekt: - welk eenen vriendelijken lach verfpreid ,, zich te midden van zijn fiaap over zijn aangezicht! — „ Ach, (voegde hijger bij,buiten twijffel, zijne deugd* „ zaame daade.i uitboezemende, in zijne droomen her* „ naald, hebben in zijn wezen de uitdrukking van wel,» dadigheid doen opgaan;}-welk een aaogenaame glans „ veifpreid de Maan op zijnen grijzen kruin, en ver„ zilverden baard ! - Ach dat u de koele avond* „ winden , dat u den vogtigen daauw geea kwaad „ toebrenge." Op deeze woorden kuschte hij zijn voorhoofd, om hem zagt te doen ontwaaken> en geleide hem naar de knt, om- hem op zagte vellen, een aangenaamer fiaap te bezorgen» A, L. K.  C4* ) GEDACHTEN OP II E T LAND. © Eenzame Honden J gij boeit mijn gedachten Gevoel en verrukking vervoeren mijn ziel - 0 *k Zou nu wel immer om de eenzaamheid wenfchen 1 Zo nu aan mijn hart nog een wenschjen ontviel. o" God der Natnnr! hoe dankt u 'dit harte, . Dat nu zijne zaligde vreugde geniet Het veld fchijnt te juichen - en 'k paar met uw klankea o Zangrijke Vogels» mijn hartelijk lied. 0 Luchtige fephirs.' - wie leerde u dat ftreelen* Of zou het een geest zijn, die mij hier bewaakt? o Woel vrij <5aar heen, en zorg dat geen fmarte Geen aklig denkbeeld mijn ziele genaakt.  (47) Gelukkige veldliriü' hos rollen uw dagen Gelijk dit zachtvlietende beekje daar heen Of wandlen ook de Enplen op zalige paden Door froüijke menfchen maar zelden betreên, o Juicht dan gij geesten, gij fep'iirs, gij vogels 1 Die over de velden zo darrelend zweeft, "En bloos gij verachter der 'rijke Nature , Zo vast aan eene ijdile waereld verkleeft. De wijze veracht diadesmen en fcliatten Voor 't ftüle, voor H eenzame leeven op 'eland, Hier treédt hij langs roozen, verwijderd van 't woelen Der wacreld met doornen en distien beplant. Op'fsderen dag fchijnt de morgen veel fchooner Voor hem te verrijzen - hij dankt zijnen God, Straks rolt ook weer de avond de velden in 't rouwkleed, Hij aaafchouwt het, geniet .. en juicht in zijn lot. o Edele Wijsheid! gij dochter des Hemels! Die de ijdele fterfling zo fchandlijk veracht; Hier woont gij - hier is het, dat door uwen invloed Uw liefliDg dea besten der plichten betracht.  («O Vervloekte begeerte naar eer en naar fcbatten! Die de woelzieke flraatea der waereld betreedt, Gij fr.oode vergalt het konflondige leeven, Daar ge ijzeren boeien voor llervlinge» fmeedt. Maar hier lacht te vreeden kalmte mij tegen, Hier wordt mijn gezang door geen onrust gefinit, Hier meldt elk bloemptjcn van Scheppers Algoedheid» Hier ftamelt elk vogeltjen dankbaarheid uit» » Eenzaam en iTil op het land te verkeeren, Met een harte gewijd aan zijn God en de deugd, En daar de genoegens eener vreedzame ziele Te fmaaken - o dit is de zaligfte vreugd l - H,      ( 49 ) J? I L P A *T O Ê, g b z a w t van MONTEZUMA Kdzer van Mexico, Bij peRDinAno cortesj aan zijnen opperheer» PiLPAToê, door n, dooiluclite vorst! gezonden, Ten tweede maal naar't heir van Sparjes opperheer. Buigt, aa» den grooten pligt van onderdaan verbonden, i Met een eerbiedig hart zich voor uw' rijkstroon neêr. lOntfungen door het hoofd der looze Kastiljanen , fpaart, \ Dien cortes, die geweld aan 't fchandlijkst veinzen Befchouwde ik hem omringd van laffe Tlascalanen, I De ketens van een' drom uithcemfche roovers waard'. Dit volk, bij uw beflier in volle rust gezeten, I En in een' overvloed waarbij niets halen kan , (geteii, Heefc, zo liet fchijnt, ééasflags niets Hechts zijn heil ver-i Maar heeft,voor mijn gezigt, den grootflen walg daarvan d>  ( So ) Helaas. monteztjmaI de meeste flervelingen, Zodra een hoog bellier ben te vermogend maakt, Zijn hakende in hun hart naar ftaatsveriindericgen, Oir du de dartle geest naar hooger eerfhnd haakt. Tlascalaas Grooten , trots op uitgeftrekt vermogeu, Dat hen uw goedheid liet, bevrijd van achterdocht, Bifchouwden uw gezag voor lang met nijdige oogen, Daar elk van hen voor zich den rang van koning zocht, 'c Ware onvoorzigtigheid zich tegen u te kanten, Dus maakte hunne list een dom gemeen misnoegd, Deed tegen u, door 't volk, den oproerftander planten, Door 't volk, dat nooit beleid bij zijne woeling voegt, Men deed het fchimpen, vorst! op 't wettig ftaatsvermogen Uw zagt bellier, tot zelfs uw naam toe wierd veriicht, Men wapent het ontzind met pijlen en met bogen, En onderflelt in 't volk bedrieglijk de oppermagt; Men dringt het heimlijk aan om voor zijn recht te flrijdei Min vleit het meesterlijk met vrijheid en geluk j Om, zo de Grooten zich van u door »t volk bevrijden» Dat zelfde volk te flaan in 't haatlijkst burgerjuk. Helaas! zo is het volk: wie daarmeê wil beginnen, En wensen' dat hij daarmeê »t bedoelde wit befchiet'» Zie't als een reuzenbeeld met kinderlijke zinnen; Men moet het leiden, prias! 't bellieren voegt het niéi  ( Si ) iriascala zag das ras de muittoorts aangeftoken,[ Deed tot Tabascoos volk de morring overflaan; den zag alom het bloed uws trouw fien dienaars roken 9 En in dien droeven ftaat verfcheen de Kastiljaan, doortrapter dan het volk van deze ftille landen, ! Daar niemant ooit bericht van 't boze Europe ontflng» ,loeg 'x knallend fciuetgeweer in Kastiljaanfcae handen, *c Eenvoudig volk met fchrik en hartsverwondering. 9ie monfters door hun vuist in 's vijands drom gedreven. Die eeuwig knabbelen op een geducht metaal, En op wier forsfen rng dees rovers, zich begeven, Voort-vliegend' langs het veld, gelijfc een blikfemflraal, PcellOj hoogst geducht, bij hen kanon geheeten, Ocello inderdaad (*) in brulling hoogst gelijk, ;lk heb dat moordend tuig u reeds op doek doet weten, (f) De Hemel geev' dat nooit zijn wreede kracht u blijk!) Dit alles wekte ontzag in »t hart der Tlascalanen, Daar c o r te s, op 't berichthoe 't hier gefchapenftond, Op 't oogcnblik voor zich, en voor zijn Kastiljanen, In 's lands verdeeldheidfteun voor zijne ontwerpen vond; (") Dus noemen de Mexicanen den donder, en dien naam g«» ven zij aan het kanon. (t) De eerfle zendelingen van Montezuma wisten geen woorden voor paarden en kanon ; zij fihilderden die op een foort vancaloen, tn zonden die naar het hof, noch worden die afbeeldingen te Mexie* bewaard, D z  ( so Dat is om, onderfteund door zijn veibondelingen, Die hij behendig ftreelt, eu fchandelijk verkloekt , Tot in uw hoofdftad zelf baldadig door te dringen , I Daar hij voor Spanjes vorst een plaats ten zetel zoekt, Op't fchsamtloost word ons volk door't rovers rot bedrogeï Het fielt een' God hen voor zagtmoedig, als een lam, , Die met der menfchen ramp in 't Godlijk hart bewogen*: Voor hen op de aarde zich ten offer geven kwamj Een'God elks eerbied waard', een* God van liefde en vredt Een' Gód van vrijheid die en moord en dwang vervloek lYIaar hun gedragingen weêtfpreken klaar hun rede, Naardien hun hart flechts goud, en-bloed en tranen zoek: Hoe zal *t misleide volk zich jammerlijk beklagen, Als 't és-is, verarmd , verflaafd zijn vorig beil beziet,; En als 't, ééns in bet juk des Kastiljaans geflagen, Dit roversrot befchouwd gevestigd in 'c gybied ! Gij ziet nn-klaar, mijn vorst! wat ooites trots doet wezen En waatöp hij ontzegt om uit uw rijk te gaan; Gij merkt licht wat ens ftaat van dezen man te vreezenj■'- Ik zie het nevens u, doch beb mijn' last voldaan. Ikzelf ik ftelde aan.hem uw grootsch gefchenk in handen; Dien goudhoop door nw gunst den rover toegeleidj I 3k zag bij de overgaaf zijne oogen gretig branden, En.'t hart fcheeu door 't gezJgt tot grooter eüch berei  ijch ïfc, in trouw voor u pligtfchnliig onbezwelce», lÉeöond, bedaard en fier, dan trotfehen Kastüjaan, bt nadruk, voor elks oor, dees woorden toe te fprekenï | Noch bied mijn groote vorst u zijne vrindfchsp aan. AU' wat gij eifchen zult voor u en uwe fciaeren, , Ad' wat 'er noodig is, kunt gij bij ons gebiên, :Oin naar uw vaderland te fteevnen door de baren; , Gij zult op *t oogenblik uw' eisch bewilligd zien. Maar door cóa* enklen tred meer landwaarts in te zetten. Dwingt gij m o n t e z u m a. uw' togt te wederftaanj Uw intogt, vreemdeling! is tegen onze wetten. „ Vertrek, en dwing ons niet om u te keer te gaan.'* in fiere grimlach was zijn antwoord op mijn rede, Met ha'ft der bovenlip iees vreeslijk fteil om hoog; ij trok, met éénen ruk, het lemmer uit de fchede, En beet mij grimmig toe, met een ontftoken oog: ;Zolang uw keizer noch mijn kielen niet zag flopen , Zolang die dobbrend' zijn in'tzeefchuim voor deez' wal, ! Zolang kan hij en H hof va» Mexico noch hopen, Dat ik, bij dreigement, dees kust begeven zal. 1 Kom, zie op ééïten fprong hem van die hoop beroven." Straks voert men, op zijn wenk, ontdoken fakklen aan, n brandftof, zo 't mijfcheen, niet wel doorvocht tedoveni .Licht uit een hsl ontleend door dezen Kastiljaan, D 3  (54) 't Gevleugeld waterflot, den fchrik van uwe ftranden, Zolang bet brullende ons de dood zend aan den wal, Thans lieflijk, door de hoop dat dit 's lands dwingelanden Voor eeuwig, langs den vloed, van ons vervvijdren zalj Staat thans den vlam ten prooije; en binnen weinige uren Vernemen we op de zee niets dan een' zwarten imook, , En onze zoete hoop, die licht aan 't hof blijft duren, Verdwijnt in *t golvend nat, en opgefiegen rook. Toen hoorde ik, hoogst verbaasd, den trotfen totmijfpreken^ En op den toon eens mans geboren tot gebiêa : „ Zijn mijn befluiten thans u klaar genoeg gebleken? ,, Ga, zeg montezuma all' wat gij hebt gezien." Toen wierd een vreugdekreet dolzinnig aangeheven, Door een misleid gemeen, dat op een vrijheid hoopt Die Hechts in klank beflaat, hen listig ingegeven, Daar 't aan den vreemdeling zijn vaderland verkoopt, Nadat ik dezen brief aan u had afgefchreven, En even vóór dat ik dien door mijn volk verzond, Heb ik hier zelf 't bevel ten optogt uit zien geven, Ten verdren indrang, vorst! op uw' gedreigden grond. Ik had gelegenhsid een' Tlascalaan te fpreken, En ftelde hem 3t bedrog des loozen vreemdliligs voor> Zie hier wat van dit volk mij zigtbaar is gebleken; Helaas! Kastilje alleen heeft bij dit volk geiioorj  (53 ) - Wij zullen,* dit 'sbun taal, een' dwingeland verluin, 1 En door den Kastiljaan verfterkt, in 't vaderland I Ons, tot één' hoop veréénd, een'eigen landraad kiezen, Orcindig meerder zagt dan eenig hooffche band. ,"t Is lang genoeg gemard in 't juk van opperheeren, Die alles regelen naar hunne grilligheid; ' "De burger kan zo wel als eenig vorst regeeren, L Vernuft is ieder mensch door * noodlot toegeleid.» ï'j' eindigde zijn taal met boze lasteringen , Op all' wat vorstlijk is; ik zie niet dan te klasr, Dat Spanjes dwingland hier den hoogen toon doet zingen, Bij dees door hem misleide en opgeruide fchaar'. Intusfchen vraagt de fnoode, eer hij zal verder treden, Om'cvolk , zoalsbij 'tnoemt, vandwinglandij te ontflaan , Den landvorst fchatten af, en 't goud der burgerleden Vloeit als een milde ftroom rondom den Kastiljaan, Volleerd in veinzerij, en volken uit te zuigen, Vol van een levendig en duodeïijk vernuft, iWeet cortbs en zijn volk der volken geest te buigen, Daar niet één Kastiljaan voor ééa beletfel zuft. :Een fehelmfluk kost hem niets, noch min om 't op te tooijen; Een valfche vrindlijkheid, door gulheid enderfitund, 'Weet al het fnoodfte zelfs als waai' het deugd te plooijeo, Daar nimmer Kastiljaan zich aan verwijt bekreunt. D 4  'Sn werd hij overtuigd van boze onbillijkheden, Heeft iernant van ons volk zijn fnood ontwerp doorgrond, Zijn vreeslijk dondertuig , zijn fabel is zijn reden, En fluit op 't cogenblik elk eerlijk rcan den mond. Geen dag, geen uur verloopt, of deze Kastiljanen Veifieren eeneh grond, vvaaröp hun gierigheid Het goud te zuigen weet van dwalende onderdanen , Steeds juichende in het juk hen fchaamtloos opgeleid. Maar 't groende wee uw landdoor't roofgefpuis beicaoren, Is det, door dartelheid van dit losbandig rot, De zeden van de jeugd oogfchijnlijk gaan verloren, Die federt Cortes komst met deugd en Godsdienst fpot; Want waarlijk deze drom gouddorstige barbaren , Veinst flechts dat ia hun hart een vrees voor God gebied; Opr^at men 'c volk bedrieg» vtiè'eren zij de altaren , Hun mond belijd een' God, hu,, hart erkent dien niet. Een valfche minzaamheid, een nederige buiging, Een taal die 't gulle hart van onze volken vleit, De omhelzing, en daarbij de fchoonfie dienstbetuiging, Gevoegd bij trek aan trek der wulpschfte geestigheid, Ziedaar wat zij de jeugd, bi, fchaamtlooze ontucht leeren, En bij baldadigheid te ltaven met geweld; De vuile dronkenfehap, het Hemeltérgendst zweren, Is iets waarin dit rot een zigtbre glori fielt.  ( 57 ) !Tïu, keker! zie wat u van Spanje ééns ftaat te wachten, Wanneer de Kastiljaan uw riiksftad nadren zal} Reeds deed hij hier 'c gemeen en goón en vorst vznühte»,' Reeds zweren eenigen, in 't geestbedrog, uw1 val. i Vóór dat deesfchedmen, vorst! ons volk, zo >t heet, verlichtWas onze hoogfte lust ontzag voor 't hoog gebied; (ten, Tiascala wierd vervloekt, om 't fcheudm zijner pligten, Zodra 't zijn diep ontzag voor de oppermagt verliet. Maar welk een lot moet ons door volken zijn befchoren, Die, loopende achter 't juk dat fchandlijk hen verntêrt, Hunn' eerbied voor hun goön en wettig vorst verloren, Daar all' wat order is door hen word omgekeerd? Daar iedor heerfchen wil, daar elk zijn wet wil geven? En daar geen wetten zijn , dan enkel in den mond? Daar elk van 't woest gemeen als opperheer wil leven, Daar is geen heerfcaappij, dan op een' wanklen grond. Noch meer, wat ftaat een' vorst, wat ftaat een land te vreezen , Daar een bedorven volk zijn vaderland verkoopt, Uitheemfche roovers dringt in 't hoog bewint te wezen, En dwaaslijk in dat juk op ware vrijheid hoopt ? En dat een rooversrot, beftaande uit oo^ogslieden, Die loeren óm dit land in 'c fchandlijkst juk te daan, In fchijn van ons den naam van vrinden aan te bieden, En dorftend' zijn naar 't goed van vorst en onderdaan? D 5  C 58 ) Ja, prins! een rooversbende, uit 's afgronds kolk gekomen, Dre, daar 't de zinloosheid der volken noodig heeft, Het oproer overal ten bijfland heeft genomen, En's volks baldadigheid door moordtuig fteunfel geeft. Gij, oordeel zelf, wat gij van zulk een volk moet duchten, En van den fcbelmendrom die listig hen gebiedt Mijn bart, mijn land getrouw, en u, mijn vorst 1 moet zuchten, Daar 'c cog een traan ontvloeit, en meerder kan ik niet. *t Ontwerp des Kastiljaans is lichtelijk te raden : Nooit keert hij van dees kust, wat hij u zweren moog'; 2ijnheerschzucht,hoe vermomd, vertoontzich door zijn daden; De vlammen van zijn vloot verlichtten klaar ons oog. Zo Spanjes legerhoofd niets zocht dan bondgenooten, Indien hii inderdaad opah nrt«. -r-i-^ i i —, Q.„u «uuvi dtii^t uau , Waartoe dan vooreen volk dat u voor't hoofd dorst floten, Voor muitelingen, fnood de wapens opgevat? Waartoe dan op den togt naar Mexico gedrongen? Daar hij zo duidlijk ziet dat u die togt mishaagt.' Waartoe vijandelijk uw legermagt befprongen , Gelijkt hij dreigt, daar bij uw bondgenootfcuap vraagt? Kon hij, om 't oorlogswee in 't zuchtend land te fluiten, Zo wel niet op de plaats daar thans zijn leger legt, Als binnen Mexico dat bondgeuootfchap fluiten , Dat hem zo dierbaar is als hij uw volken zegt?  ( 59) Neen , vorst! dit rijke land fteekt hem te veel in de oogen, Uw'goudmijn, ... dit alleen begeert de Kastiljaan, Die alles hopen kan van zijn geducht vermogen, En 't fchandiijk dwalend volk bied hem uw landen aan. Doorfnoode Grooten, dwaas van wraak en eerzucht dronken, Misleiders van 't gemeen, daar coRTEshen misleid» Word hem gelegenheid ten verdren togt gefchonksn, En tot vernedering van uwe majesteit. Ziedaar, geliefde vorst! aan ü 't bericht gegeven, Dat mij de pligt gebied, eer ik van hier vertrek; Dat wijzerman dan ik, door fijner geest gedreven, TJ, ia het nadrend wee, het best ontwerp entdekk». De God die ons verlicht met zijn weldoende ftralen, Verwijdcre al 't verraad met fpoed van 't hofgezinj En moet de krijg het lot mijns vaderlands bepalen, Dan ftorte u de oorlogsgod de beste midlen in. 2o hij affchuwlijk is al waar z jn toortfen rooken, Hij zal geheiligd zijn bij ieder merifenenvrind, Als gij en »t vaderland door hem zult zijn gevs roken , Op fchuim dat lust in moord, in roof en oproer vind. * O J.  ( <0 ) O R E S T E S„ Als de itrcora des levens Naar zijn oerfprong vloeit. Als de dag des levens Naar zijn avond fpoeit. - -Als geen zuchtend windjen Teedre harren roert, Noch de klacht des minnaars Naar zijn meitj;n voert. — Spreeken dan die fionden Nog van kalme vreugcl, O F zij n z ij ve rfc hrikliik Voor den vriend der deugd? Half bezweken oosen, Lippen blaauw als lood, Teekuen reeds de naaa'ring Vau o R e s t t s dood.  (o! ) Hoor dat kermen, weenen, Dat het harte breekt Zie 'c eerbiedig luistren Wen orbstes fpreekt. „ Dierbren, ** zegt bij ftervend, 'k Nader tot mijn vrieud En ik heb dien besten ,, Niet vergeefs gediend. „ Ja de bloem der jaaren „ Heb ik reeds gewijd „ Aan u, die mijn Schepper „ En mijn Vader zijt. Prikten dan de doornen „ Iu mijn teedfren voet „ 'k Sprak , 't is alles heerlijk „ Wat mijn Vader doet. „.Waardden foms de rampen „ Om mijn leger heen , „ Dan zijn vaak de traanen 3Ï 't-Sterflijk oog outgleen.  ( «Sa ) „ Maar ik zag den Hemel „ Vol verrukking aan, Wen foms niets dan roofen „ Bloeiden op mijn paêa. „ Nu mag ik gevoelen ,» Nu 'k mijn waarde ken, ,, Maar 'k zal eens genieten, Wen ik zalig ben 1 'k Heb, verganklijk leven» „ Van de deugd verzeld ,, Door uw kronkelpaadjes „ Vluchtig heengefneld. ,, »k Zag reeds hier den Hemel ,, Blaauwcn in 't verfchiet, i, 'k Zing ftraks in den Hemel ,, 't Eeuwig zegelied! Hier bezweek hij - fcheidde Van het waereldrond Daar de God des Hemels «Reeds zijn bode zond. J. v. P.  De OS en de EZEL, De Os en de Ezel hadden twist, Wie van beiden meerder list Vlug. en vrolijkheid bezat; Ea wie grootfcher aanleg hadj Of wat fmakelijker was, Klaver of het flegtfte gras. Ijder voerde met getier, (Ergerlijk voor 'c vreedzaam dier,) Dugtige bewijzen aan, Blaar men kon zich niet verftaan. Knorrend wierd men 't eindlijk eens, Is dit niet wat ougemeens, In een twist zo fel en boos? Dat men 't Paajrd ten fcheidsman koos: Beide twisters gingen fier Op hun wijz' naar 't moedig dier, Bragten hun bewijzen bij: »t Paard lonkt fchimpig van ter zij Op den Ezel en zijn mat. Kinders, zegt hij, hoon mijn raad:  (64 ) Leeft te vrede met uw lot; Beiden zijt gij lomp en zot* Beiden zijt gij log en laf, - En de twisters drepcn af. J. v. Ht MENSCHENL'IEFDE, Heel ik zon menfehen doden? ik!.. ^ Neen, zeker biet, riep eens de luitenant van der Schrik2 lk breng mijn naasten niet om 't leven, Hoe menig held is niet gebleven! Hoe menig luitenant geraakte, in oorlogstijd, Zijn armen of zijn beenen kwijt!. .. |klaat, eer 't oorlog wordt, mij liefst mijn affcheid geven. G. OP DE VRINDSCHAP. «Als 't u vooifpoedig gaat hebt gij ontelbre vrindens Gij hebt ben overal, niets is zo algemeen. Geen fchaduw is van hen in tegenfpoed te vinden : 't Streelt d' oogelukkigen vindt bij 'er dan Hechts één'. Naar bet Irattsch, G.   ^Cet.Min. _ . .Zie daar" den. '«_^  Yen de Q^oz/tv,   ( «5 ) 2 E I N I B. eens OOSTERSCHE GESCHIEDENIS. Terwijl ABDOüLMELiR, de vijfde Calif van de* Ham der Ommiadeit, regeerde, leefde 'er te Coufa een rijk bandeldrijver djabkr geheten , die maar enen zoon had. Dit kind was het geliefd voorwerp der tederfte zorgen van een goeden vader, en niet te vrede met het in zijn eerfle levensjaren een behoorlijke opvoeding gegeven te hebben , verlangde hij zijn zoor deszelfs geheele leven gelukkig te maken, door hem eene beminlijke wederkelft te bezorgen. Djabkr, rijk zijnde, ontzag geen geld om een» bevallige fchoonheid te vinden , die jonger dan zijn zoon, noch onder zijne oogen op kon luiken, en do tederheden van den geen verdienen, tot wiens toekomftige Echtgenote zij beflemd was. Cit vele andere zocht men eene Circasfifche uit om dit gelukkig lot te fmakeu j zrineb alleen, (dus heette de maagd; was dat waardig J bij «ene verrukkende gedaante, voegde zij de zachcE  ( 61 ) ite "n weer geest, daa gewoonlijk die vrouwe» bezitten, opgefloten binnea de muren van een Harera, welker denkbeelden, en door vrees,en door flavernij, «ltijd bekrompen ziju. -Zeiweb, geboren om te behagen, veroverde fpoedig den jongen numan , (de naam des zoons van ïd j a b e R j) de opvoeding van deze twee gelieven ging onder de ogen van den vader gelukkig voort, en kreeg Jstar voltooijing, door hun onderlinge tederheid. De«elfde Meesters onderrichtten hen in alle bevallige we* tenfchappen , en hun vorderingen in dezelve waren des te fneller, daar zij bij dezelve uit één beginzei werkten, om hier door elkander meerder te behagen. De jaren hun hart en fchoonheid gevormd hebbende, befloot de vader hen te vereenigen; reeds Haarden zij dat gewenscht ogenblik aan , en op een tijd dat zij zich beiden in den tuin van djaber verlustigden , «am s.ïikub haar luit om de ftem van haar vriend te ver» selleu, zij zong de bevalligheden van beur Minnaar, cn 't geluk dat zij eerlang fmaken zou. II ad jad j,sBevelhebber over 't leger van den Ca~ Jif, trad voorbij de muuren van den tuin, hoorde een fijn, die hem dwong zich optebouden, en daar hij op- g*tpgen w**,over ds .toaefl, dacht hij dat de aartgflei  ( Cl ) Dïet minder dan »t gelnit weien kon. Zijn Vorst een •efchenk willende vereeren, geloofde hij, dat zoo die fchoonheid zodanig-as, gelijk zijn verbeelding hem dezelve afmaalde, niets den Calif aangenamer dan de bezitting van dezelve zijn zon. De Bevelhebber onderZOgt wie de bezitter van dien tuin was, maar vooral liet bij zich gelegen leggen om te weten welke de Jorgt fchone was , die hij met zoo veel vermaak gehoord had. Men berichtte hem dat hi) zich niet bedrogen had, fiaat zoo fchoon wanende, dat in de daad zsikeb, een meesterfbk der Natuur, het voorwerp der tedeifte zorgen van een rijken Minnaar was , die haar fpoedig ten Echtgenote zou nemen: dat de vader van dien Minnaar, heur niet minder dan den zoon beminde, een aanmerkelijk gedeelte van zijne bezittingen gegeven had om haar tekoopen, en eene opvoeding, zijn zoon waardig te geven- - De zwarigheden, welke de Bevelhebber voorzag, b£* droefden hem, doch zonder hem allen moed te benemen; en niet kunnende hapen zeine* voor geld in " ziine macht te krijgen. befloot hij h«r te fchaken: doch fcet huis van den Koopman was vervuld met een groot aantal flaven van beiderlei kunne , daarenboven vreesde kij pwcld te gebruiken, over 't welk men bmteatw^  C 68 ) fel zich zou beklaagd hebben, en dat de Calif, welken hij poogde te behagen, ftraffen kon; dan eene Hst Helde hem in het bezit van de gene, welke hij niet durfden -ontvoeren. Men vindt te Ceufa, gelijk overal, van die lage werktuigen tot het misdrijf, welke , na dat zij zelve har» jeugd en eer misbruikt hebben, handel roet de bevalligheden van het beminlijk geflaeht drijven. Eene van deze verachtlijke wezens, afgerechter dan alle de overigen, was dikwils door welluuelingen te werk gefield, wel-, ken hare dienden duur ta liaan kwamen , en bij die oude koppelaariler vervoegde zich had ja dj insgelijks. Het kleed van heiligheid, dat zij uiterlijk droeg, en met het welke zij haar andere bezigheid bedekte, die beur beter ter hand flond, opende voor haar het vreuwenvertrek van ntjmast zij verfcheen voor zei neb, het aangezicht omfluiërd, houdende in de eene hand een der grootfle Paternosters, die immer de geveinsdheid nïtvondt , en met de andere op een (lok leunende, even als of zij onder den last der jaren gebukt ging. Keinib, zeo godsdienflig als bevallig, had van hare kindshiid af eene grote eerbied gekoesterd voor hun, die toonden deugdzaam te zij" j bedreu door de ge-  (ff*) fvclnsde vertoning van deze oude, omring zij haar met alle mogelijke achting. Heur zacht en aan zich zelve verlochend voorkomen, de grove pij, met welke zij gekleed was, hare oogen dan eens ten Hemel geflagen. fdan weder naar de Aarde gericht, hare gedurige zu'cffP ten, dit alles overrede zei neb dat zij het geluk gemoot in haar Paleis eene begunftigde van den grote» Profeet te ontmoeten. De doortraptheid van dit oude Wijf overmeesterd» i welhaast de Minnares van nu mak, welke geloofde i niet meer zonder haar te kunnen leven, en wanneer de I Huichelares het overwicht zag dat zij bekomen had , l fprak zij om de nieuwe aaukwelinge te verlaten: Wat i zijt gij wreed, miju lieve Moeder! antwoordde zeii heb, om mij ie willen begeven! welke dringende oor; zaak verplicht u ons zoo fpoedig van de zoetheid uwer i omgang te beroven? de oude daarop: Raadpleegde ik enkel met mijne vriendfehap voor u , ik zou mij geen oogwenk bedenken om aan u al mijn tijd toetev, ijden ; maar'er zijn plichten van dien aait, dat zij de overwinning op alle menfchelijke bedenkingen moeten behalen. Hier, ia uwe nabuurfchap, worden 'er vele van uwe kunne gevonden, welke de vroomheid onder één dak verecnigdej zij beoeffenen inde afzondering a-ll» E 3  die dengden, welke de Wet voorfchrijftj vasten, mes alleen op bevolen dagen; maar zelf noch dikwüs vrijwillig ter doding van het vleesch; in een woord al haar tijd is aan »t gebed, der lezing van den Coran, der betrachting van goede werken geheiligd, hec voorbeeldig leven van deze onderfteunt en reinigc mijne zeden; en die goede Vrouwen, fchoon meer gevorderd dan ik op den weg van 't geestlijk leven, verwaardigen zich ecbter zomüjds om de toevlucht, tot mijn gering licht te nemen, zelfs noch dezen morgen verdochten ze mij dat ik bij haar komen wilde, om mij over een gedeelte der Wet te raadplegen, weik haar bezwaart; kan ik mij onttrekken aan dit heilig verzoek, weigeren weêrteneren bij vriendinnen, die mij zoo dies. baar zijn? De begeerte om zodanige Fïeilïgen te kennen, ontvlamde fpoedig in het hart der onvoorzienige zbi nbe: zij drong de fchijnheilige , om haar in du nuttig ea vereerend gezeifehap te brengen, de bedriegfter kantte zich bier tegen aan, om de drift der Maagd des te meer gaande te maken, eindelijk, fchijoeude te bukken voor de dringende aanzoeken, ftemt zij toe haar te geleid-a in het ftil verblijf dezer vromen. Gekomen in het huis ©"«.njst vei .van de woning van Djabjbh veiwiderd  C 71 } tvas, verliet de Oude haar jeugdige Vriendin, om , zoo zij voorgaf, deze vrome Vrouwen hier van te verwittigen. Weinig ogenblikken bleef ze in eb in het voorpoortaal alleen, daar vier vermomde mansperfoneu heur aangrepen, een neusdoek in den mond flopten, om hes gefchreeuw te beletten, en in een draagzetel (lcepten, die terttond den weg naar Damaskus nam Men kan zonder moeite de gefteldheid van deze on» , gelukkige bezeffen , zij vervulde de tucht met klachten over der Menfchen boosheid, en betreurde bitter haar Minnaar, Schoonvader, en het gelukkig lot, van »t welk zij zich verftoken zag. De afgrijslijkfaeid der toekomst deed heur de billijkde vrees met hare tranen paren, en de zorgen welke men vóórhaar nam verftrekten tot niets anders, dan om keer het leven meer ter. galt, meer ondraaglijk te maken. Na een moeijeliike reis van 30 dagen, kwam men eindelijk te aan, en ftelde uie naam van den fchaker den Caiif de jeugdige bedroefde voor , en door de (manen welke de fchone ondergaan had, fchenen heul bekoorlijkheden te meer innemender: bij al het verdriet, dat heur folterde, voegde ziek ook dit noca, in weerwil van zich zelve, te behagen. Pe Calif, door bare fchoonheid-verrokt, hoopte dat  (70 »ij die donkere wolken wel zou kunnen verdrijven Wqj na alle de fchonen die zijn prooij geworden ware badden altijd in 't eerst een droevige houding, en dit verdriet, 't welk hij immer aan de vreeslijkheid der flav«mj, de fmart om tgdere ouderen ^ moeten veri^^ toekende, maakte hem die fchonen belangrijker, zonder dat hij wanhoopte de overwinning te behalen. De pracht van den Harem, de eerbied van een drom flaven die altijd haar betoond wierd, welken de Vorst den voorrang gaf,de liefde van den Calif zeiven, konden geen fmart verminderen, die door den tijd zelf» fcheen aantewasfen ; hoe trotsch anders , begon hijvoor deze halftarrige bevreesd te worden , en roaaktë de Voiftin, zijne zuster, deelgenote van zijne liefde, en der beletzelen welke hun weerhielden. A b A z a (dus werdt zij genaamd) wilde de fiere fchoonheid kennen , welke haar Meester weêrftand bieden dorst: op het eerite gezicht reeds, kon zij niet nalaten een gevoelig deel in het lot dier ongelukkige Maagd te nemen, welker gelaat zoo veel zachtheid en ongeveinsdheid aankondigde. De Vorftïn, medelijdende van aart, bemerkte weldra dat het hart van zeineb niet vrij was, zij prees het in haar getrouw te zijn, de liefde van een duister Mini  (73 ) taar boven die van een machtig Vorst, door geweld in haar bezit geraaKt, te Hellen. Deze twee fcnoonne-j een wierden fpoedig ten nauwften verbonden , maar echter zeineb waagde het nimmer der Voiftin henr Jurtsgeheim toetevertrouwen. Abaza, die de waarkeid doorzag,raadde haar Broeder aan, allen fchijn van dwang te verwijderen, hem verzekerende dat de tijd het eenigst hulpmiddel voor '* verdriet, dat zei heb folterde, opleveren kon. Hoe ongelukkig deze fchoone ook was, mum AS van haar afgefcheiden , en het lot onbewust van haar, welke hij meer dan zichzelven beminde , was niet minder te beklagen. Op den dodelijken dag die hen van een fcheutde, had hij, verwonderd over zeinbbs afwezigheid , naar met het levendigst ongeduld verbeidt; en toen hij zich genoodzaakt zag de hoop om haar weêrtezien optegeven, wierdt het leven hem een last. Een woedende wanhoop veranderde zich binnen weinige dagen in een dodelijke kwijning: de fmart van numaw ftond op zijn gelaat uitgedrukt, en maakte op heizelve dagelijks nieuwe vorderingen. Zijn Vader, even bedroefdals hij, wierdt bang voor zijn.leven, verwachtte van den lijd de verlichting, welke hij vruchtloos hoopse, en voorzag met affchrik dat de fmart, de krachten E S si  C74) uitputtende, hein zijn eeaigen zoon zon ontroveaj toen zich de maar der aankomst van een zeer beroemd' Geneesheer door de Had verfpreidde , welke in den loop der ftarren, het bezien der handen, cn alle geheime konften ervaren was; doch wij zullen zien dat hij de menfchen zeer wel kende,en dezelve tot hun en zijn "Voordeel te misleiden wist. De bekwame Geneesheer toefde niet lang met de waarheid uittevorfchen , hij bemerkte dat de kwijnteg van zijn zieken gene audere dan een zedelijke oorz. ak hebben kon, en daar bij zoo fchrander als geleerd was, dwong bij hem weldra de ontdekking vau zijn hartsgeheim af; maar om een Maagd op de oppervlakte des Aardbeis verloren, welke de fchakers zorgvuldig bedekt hielden, optefporen, dit zeker had geene kleene moeite in : doch de vaardigheid desGeneesheers en een gelukkig toeval, hem met al 't geen 'er gebeurd was bekend gemaakt hebbende, bleef bij niet in gebreken die ontdekking aan 't vermogen van verborgen wetenfchippcn toetefchrijven. 'Bt bevond zich toeu te Coufa eene Jodin welke de handel in edele gelteenten, geheel ^«had door doen reizen, zij was te Damaskus geweest, en vaak aan het Hof van abaza toegelaten, door die Vorftin, en  «elf, door den Calif, was zij dikwerf belast geweest, o& de jonge zeineb verfcbeiden juwelen van groote waarde aantebieden, welke die fchone immer met onverfchilligheid ontfangen had. De fporen van fmart in de wangen der Maagd gedrukt , waren aan het doordringend oog der Jodin niet ofttfeept; de gemeenzaamheid van deze vrouw in 4*1) Hanm, bragt haar tot de ontdekking der liefde van den Ouif, der af kerigheid van de fcbone flavin , en zelfs , om , even als de Princes ABAZA.de reden dier afkerigheid te vermoeden. Zeineb had heur naam niet veranderd; de Jodin welke betrekkingen met den Arabifchen Geneesheer had, fprak hem over ze in eb, de drift van den Calif, de enverfchilligheid der Maagd, de geheime vlam, welke men geloofde dat haar blaakte: men moet zich niet verwonderen dat deze gewaande Wijsgeer, en een onderhandelaarfter betrekkingen hadden, deze twee levemflaaden hebben meer overeenkomst te zamen, dan in den eerden opfiag wel fchijnen zou. Onze handbekijker en de oude Jodia leefden beide van de kunst om menfchen te bedriegen, en vereenigden zich dikwils, ten einde 'er wel in te flagen. De Wijsgeer bewust dat zij* zieke uitliefde voor een jonge flavin,-zsinsb geheten, fterven zou, en dat  (76) «Ke ze ine b zich te Damaskus bevond , maakte aanfhlte om zijn kunst uitteoefftnen: hij trok ia het zand eeQ waereldkloot, plaatfte in denzelven verfcheiden punten, en na dat hij Zon en Maan, doorweven met onverftaanbre woorden, geraadpleegd had, was zijn uitbraak dat nu man niet genezen zoude, voor hij een tocht naar Damaskus ondernomen had , dat daar de grenspaal zijner rampen te vinden was. De hulpvaardige Geneesheer bood aan hem daar te verzeilen, verzekerende dat hij 'er zijn hulp en raad zou behoeven. De Vader, die geen ongeluk kende, 't welk dat van Zijn zoon te verliezen evenaarde, (temde in alles toe op hoop van hem het leven te redden, deed den jeugdigen zieken met zijn Efculaap vertrekken, en gaf bun dat zijn rijkdom en vaderlijke liefde-hem ingaf, om aan deze zaak te kosten te leggen. Te Damaskus aangekomen, vondt de Geneesheer, min onkundig en ftommoediger dan zijn kunstbroederen, welhaast meer aanhang dan zij allen , huurde een win', kei (want in het Oosten zijn Geneesheren te gelijk Apothekers) rustte die toe met onderfcheidene hulpmiddelen zeer nuttig voor hem, en die hun, welke dezelve gebruikten, geen nadeel toebragten. Nu man, die voor zijn leerliag doorging, deelde de geneesmiddelen  C?7) ■ft', en de verrukkende fchooaheid van den jjujdigeïï "kwekeling bragt niet weinig aan den bloei der winkel toe. 't Gerucht van dezen anderen Efculaap verbreidde zich dra tot in den Harem: de Calif, die al de Geneesheren der ftad te vergeefs beproefd had om de kwijning der fchone flavin te verdrijven , om te pogen de herftelling van kwalen, niet onder hun gebied ftaande, Wilde noch eenmaal hem raadplegen , met wiens bekwaamheid men zoo veel ophad. Hij vaardigde de Ka* hermané, of Opzieneres van 't vrouwenvertrek} RAzia genaamd, naar hem af, welke in naam van heur Vorst den Geneesheer ophieldtmet lange verhalen over den ftaat der begunftigde flavin, en in de daad hij alleen had bij zich een middel bekwaam om haar fmart te bedaren: hij beval daarop den jongen mumaB een fles te halen, en deed hem zijn hand op een ftuk papier, aan dezelve gehegt, de wijze fchrijven, waarop men deez' drank gebruiken moet. Men bezeft geredelijk dat het fchrïft van nomaM aan de tedere ze i neb bekend was, en moeijelijk zou het zijn om de verwarring, waar in zij op 't zien van hetzelve geraakte, te fchetfen; zij vermeerderde op 't vernemen dat dit het fchrift was van een jongman uil  (7§ ) tioufa, van een weêrgaloze fchoonheid, doch die een droefgeestig voorkomen had , op welke ontdekking znr neb in een flauwte viel,* maar door de hulp van r 4 z i a , en meer noch door de kracht van 't geneesmiddel tot zich zelve gekomen,verraadden de tranen van deze tedere Minnares heur overhaaste vragen , de blijdfckap, welke» tegen haar wil doorblonk, fpoedig haar geheim. De medelijdende Kahermané befloot zeinbb te redden, welke zij immer zoo ongelukkig gezien had, en in wier lot zij een gevoelig deel nam, want het lot van deze fchoonheid was om altijd bemind te worden. K. a z i a keerde weder tot de winkel van dien bekwamen Geneesheer, fprak breedvoering over baar jonge zieke, de verlichting welke het hulpmiddel had aangebragt , over haar fchoonheid, tranen, bevalligheden, die haas zoo zeer van hare gezellinnen onderfcheidden, de liefde va» den Calif, van welke de Vorst noch nimmer vruchten had ingezameld; toen nu man, die gretig haar woorden verfloud, insgelijks bezweek. Razia. die poogde het hart van den jongman te doorgronden, was zeer voldaan hem zoo teder te vinden: na dat zij den Geneesheer geholpen had om brm weder tot zich zelveu te brengen, gaf zij te veifhaa  (79 ) Jat zijn geheim door haar ontdekt was; en, om zijn fmart te verzachten, zijn liefde moed te geven * beloofde zij hem een befcherming, welke de Minnaar met zijn bloed zou hebben willen koopen, die hij aanbsod met al zijn vermegen te betalen. De eerde van hare gunsten moest dus zijn noman bij haar te brengen, welke hij zijn Gade noemde: Ra» zia Hemde 'er in toe, de zaak was licht te doen door middel van een vermomming, en bujun zag zich gevormd in een Maagd; dan, niettegecftaande de gelijkvormigheid van zijn gelaatstrekken , kon zijn aangezicht niet wel voor dat van een meisjen genomen worden, zoo dat de iluiër, die hem bedekte , alleen deze berfchepping begunftigde. Aan de poort van den Harem gekomen vereffende de Opzieneres alle zwarigheden welke de gefnedenen maakten om een vreemde vrouw den toegang tot zijn binnenst gedeelte te vergunnen, welke, voor de vrouw van den Geneesmeester , echter doorgelaten wierdt : zij klommen beiden op tot aan een lasge gaanderij, en RAZiA, die uit befcheidenheid geen getuige van de eerfle zamenkomst der gelieven zijn wilde, wees aan de gewaande echtgenote van den Arts het vertrek van zeineb 't welk grensde aan dat der Prinfes a* aza,  ( Zo ) Nxjmak, geheel aandoening nam de eenedeurvoor dé andere, en een reeks van kamers doorgegaan zï,nde, elk op 't pragtigst toegerust, ontdekte hij in de laatfte eene vrouw heerlijk uitgedost , welke hem op een trotfchen toon vroeg, wat hem zoo vermetel maakte toe haar, zonder bekomen verlof, te naderen? N v m a k, vervuld met fchrik, wilde zommige woorden voortbrengen, doch zijn ftem maakte hem te meer verdagt: de Vorftin vermoedende dat de fluiër een man verborg, rukte hem dezelve af, en toefde niet om zich aan de waarheid te overreden: toen verdubbelde haar toorn, en zij ftond gereed den vermetelen onherftelbaar te bederven: hij wierp zich aan bare kniën, fmeek•te aan de voeten van zei heb te mogen fterven, welke de ware oorzaak van zijn misdaad was, en zich zonder hoop verloren achtende, vertelde hij met weinig woorden zijn gefchiedenis met zoo veel nadruk als fmart, zonder de kniën der Vorftin te verlaten, welke hij altijd vast hield. AbAza, goed van inborst, hoorde met deelneming naar *t verhaal van zijn ongelukken, en verblijdde zich de oorzaak der kwijning van zei kei uitgevonden te hebben: zij deed terftond de jonge fchoone komen, en buod heur den geen aan om wien zij zo veel tranen ge-  C 81 ) geplengd had. Wij bevinden ons te zwak om de verwondering, verrukking en blijdfchap van de twee verliefden uittedrukken. Wanneer zij te gader verfcheïden zalige uuren doo> gebragt hadden, wilde dePrinfes, tbands hun befchermfter gewordeu , hen een klein feesc geven, uitgevoerd door de fiavinnen welke haar dienden. Noman, altoos vermomd , ging door voor eene vreemde , die zij tot zich geroepen had, om de luit te fpelen, welke hij in de daad ook meesterlijk behandelde. Na eene keurige avondmaaltijd deed de Vorftin zeimee verliefdeliederen zingen, welke zij in haar droefgeestigheid vaak herhaald had, toen zij henr waarden bjum4.n betreurde; deze verzelde met zijn luit de Hem van zijn Meestresfe, en dit feest, gevierd door menfchen die zoo fchoon overeenftemden, fchcen zelrs der overige deelgeneten verrukkend toe, die onbewust waren hoe veel rein vermaak deze zangers (maakten, dus hun begaafdheden zamen toekende. . De betoverende ftem van zbikeb deed zich tot buiten het vertrek van abaza horen, de Calif, die beneden haar verblijf wandelde, wierd getroffen door klanken die altijd den weg tot zijn hart gevonden hadde»: bij trad binaen, en berispte op een bevallige wijF  C82 ) ac zijne zuster, dat zij in haar kamer vermaken genoot, bij welke zij hem niet wilde toelaten. De weldadige abua greep de gepaste gelegenheid aan om het geluk dier twee gelieven te volmaken, en om dea Vorst van een drifc te genezen, welke niet dan fchadelijke gevolgen voor hem hebben kon j zij «ntGng den Calif met al dien eerbied, welken zij haar Opperheer fchuldig was, en met al de teêrheid welke zij een broeder bewijzen kon: zij zelve fchonk hem de aangenaamfte dranken , en deed door hare vrouwen faelle en aangename dansfen doen , om zijne ogen. te vermaken , en hem in een vrolijke geestgesteldheid te i brengen : toen verlof vragende om de vermaken te doen i verfchillen, deed zij verfeheidene gefchiedenisien door ds zulke van hare vrouwen verhalen, die in ftaat waren dit op de fchooufte wijze te doen, en daar de Vorst in geestige vertellingen behagen fchiep, ving acaza op hanre beurt dus aan: Ik haaste mij om u, mijn Vorst! met eene gefchiedenis bekend te maken, waar van de uitkomst en liefde en menschlijkfiaid om 't zeerst ijzen doet. Een rijk Koopman van Agra bezat een zoon wien hij gelukkig wilde maken, hij koos daartoe eene Gade uit, welke hij geloofde hem waardig te zijn, en de overeeafteia. \  (S3> feiing der twee jeugdige gelieven billijkte weldra da ieuze van den Vader: dit drietal zou dus een beftendig geluk hebben kunnen genieten, zoo eeu kwaadaartïg -Vifir, die op niets anders dagt dan om de driften vatt zijne Weester te bevredigen, wien hij in den flaap der Vetwijfdheid wiegen wilde, de jonge Vrouw niet aan heur Mirmaar en 1'choonvader had ontrukt , ton einde haar als flavin aan den Sultan wegtefchenken. De Vorst, bezitter van dien zeldzamen fchat geworden, verliefde fpoedig op denzelven, maar kon nimmer flagen inbaar te behagen ; zijn flavin van droefheid in zijn,armen uitterende, beweende onophoudelijk den Man van wien men haar afgefcheurd had, en beandwoorde der liefkozingen van heur Meester met de kilde afkerigheid: eindelijk, de Minnaar wien zj aanbad vond middel inden kerker van zijn dierbaarfle doortedringen , (want (weet dat der Min niets oumooglijfc is;) hij fmaakte het geluk haar te zien, en te fpteken, welke hij zijn leren had toegewijd, toen de minijverige Sultan hun beiden verraschte: zijn macht, en verfmaadj liefde, deden hem in de lsvendigfte gramfcbap ontbranden, en zonder naar huune verfchoning te willen horen, zag hij in die twee echtgenoten niets anders dan een trouwloze flavin en een vermetclen, welke zijn Harm beledigd F z  ( 34 ) hadden j hij trok zijn dolk en offerde de een na den andea op aan de wraak. Ik beken dat het ongeluk van dezetwee fchuldeloze flachtöffers mij immer met affchris ver-, vult, en kan mij niet overreden dat de macht van een' Sultan die der liefde, en der huwlijksttouw, overtreft.: Ik ben met u van een gevoelen , hernam de venederde Vorst, wij hebben geen wettig vermogen over twee harten die zich te gader beminnen , welke door de geheiligfïe banden vereenigd zijn : immers behoort de1} vrouw onvervreemdbaar haar Man toej en, hoe hevigj ook de drift van een Sultan zijn mag, zij moet wijkeni voor de onderlinge liefde. Gebieder der Gelovigen ! riep de Vorftin uit , gij gasft daar een oordeel uwer wijsheid en goedheid waardig: zie daar denMao, en de Vrouw, van welke ik u zoo evenfprakj gij zijt de weldadige Vorst die al heft ongelijk herftelc , dat men hen wilde aandoen t die flavin, welke gij nimmer kost behagen, is de wettige Gade van hem, wien gij in een gewaad, zoo weinig zijn gcflacht voegende, aanfcheuwt: Liefde en fmaro maakten dat hij de wetten van den Harem fchond, gij zult het hem vergeven dat hij getrouw en gevoelig bleef, en u voor de edelmoedigfte der Oosterfehe Vorften hield.  C «S ) NtiMAweazBiNEB vielen bevende en buiten zien zeiven aan de voeten van den CaHf, die door de voorafgezonden lof van zijne zuster geftreeld, op niets auders dagt dan om hem te verdienen, de getrouwheid, moed en deus>d van hen bekronende, welke de morEnlandfche wetten auders ter dood zouden verwezen hebben: hij zond hen weg overladen met fchatten , ihen geen andere wet opleggende, dan dat zij immer Elkander zouden beminnen, een wet, weke zij door getaeel hun leven volbragten. De bekwame Geneesheer, ; die het middel voor hunne rampen zoo fchoen gevon; den had, ging door in gantsch Jrabiën voei arts der i iiel, zoo wel als van het ligchaam, O. F 3  C 86) '■x LUCHT.VERSCHIJNSEL Van den Suften Augustus 1798. (*) sk Wil van geen Verfcbjjnfeli zingen, Eeuwen jaaren reeds gelcèn, Neen' 'k zing van een nieuw Verfcbijiifejl, Dat dit Jaar, daz' maand , verlcheen. Siddert, üxrtfché ftervelingen 1 Door geen teek'nen aar-gedaan , 'k Zal u een Verfchijnfel fchikiVen Korts gezien bij 't licht der Maan. Naa een klaterende dot,der 'c Luchtgewelf weergalmen dee.!t, Eri met dikke duistre woiken, Half de hemel was bekleed » (*) De buite-nfpoorigc denkbeelden aangaande dit Verfèbifni fel in dit flukje zijn gcene Verdichtzels. 't Bijgeloof hetfs ) hetzelve terflond tot een arm met een zwaard tvccten te fiitfê ■ pen} tn wis weet wat 'er hier en daar nog bij gabangen isf  ( %7 ) Liet zich in het donker Noorden Eeti afgrijslijk Teken zien, Duizenden aanfchouwden 't beevend. Hoort, onthoudt het, Jorgelièn'. o, Wie durft het bijkans melden , Melden voor de Hdd'renste aard? AchJ een a k m ftak ui: d, ü die arm geen angften baar', „ Dat dat zwaard u niet doe vreezenj » 'k Nam als gij 't Verfchijnfcl waar. „ Maar mijn geest in ftille kalmte Hing 'er niets verfchrialijks annj 'k Zag nieis in dat Luchiverfchijnfel Dan een rkgekbuog der maan. „ Zeldzaam; maar daarom geen wonder} „ Evenmin, als die der Zon .... „ Of uoem alles alles Wondren j, Uit de onpeilbre Wijsheidsbron. A. L. Pz,  De E X T E R en de ZWALUWE, Een Exter, die fraai klappen kon, (Dat wil in andre woorden zeggen, Dat hij kon praten , maar geen woorden uit kon leggen,) En door geklap de vrindfchap won Van wezens zijns gelijks, die, door een klank bevangen, De ziel aan klanken laten hangen, (Zo zijn 'er duizenden!) befchimpte op zekren dag Een' Zwaluw', dien hij rusten zag. „ Voort, fprak hij, luije boefj het is uw post te vliegen, „ En niet te rusten. Zie naar mij: „ Ik ijver met mijn huplarij; „ Uw ftil zijn tracht gewis ook mij i,i ilaap te wiegen. „ Eenkoele,eenlaauwekwant...hijis'tdieopietsloert, „ En heimlijk ftreken bij zich voert, „ Waarmeê hij uitgaat op bedriegen. „ Gij hebt een fchelmfluk voorbereid; „ Want anders waartoe toch die loome vadzigheid? „DeZ waluw fprak:"Mijn vrind. gij hebt fraai leeren klappen* FS  ( 00 ) „ Uw meester heeft zijn vlijt niet dwaas aan u beft eed: i, 't Is zeker, dat die leeriiar weet (pen. » Waar dat men meer naar hoort, naar goed verftand, offnapHij is voorzeker van die liên ,, Die in wat van hen moog' verfcbil'en, ., Niets dan een' hoop van fchcimen zien, Die zij volftrekt niet dulden willen. ,, Maar, 'k bid u, zie eens,. zonder fpijt, W re dat ik hen, en wie gij zijt. f, Gij hebt een amptje, vrind] van uw' patroon gekregen., „ Dat is, de vrije kost en woning; mits dat gij „ Juist klapt v/at hem behaaglijk zij; „ Hier voor verkrijgt gij 't geen zij van de tafel vegen. „ Gij leeft dus van Hansworsterij. „ Uw ampt hebt gij verdiend alleen dus door te klnppen, ,, Het geen uw baas u leerde fnappen; „ Zo hij u had gcleeid, in uwen flaa'ffchen tijd, ,, Te zeggen dat ge een dief, niet dan een Echo zijt „ Gij zoud, alleen om hier laaghartig afval te eeten, („ Wat doet men om gema-.t, en om een' vetten mond!) „ U fchande klappen, en gij zoud het zélfïniet weten. ,, Wat heil, indien men dit alleen bij Exters vondl (T) Men weel dat de Ex ter van eene ditfdghtigegt'darthddis»  (91 ) „ En vn'erd geen ampt op de aarde om dom geklap bezeten l ,, Wat fchimpt gij dan op mij, om't rusten op den grond? Die ftil is doet geen kwaad: ik moei mij met mijn zaken, ,, En tracht voor eigen huisbelang, Gelijk pligrmatig is, door wijze vlijt, te waken, „ Och! mogt elk fchepfel, van wat rang, Begrijpen dat het heil der volken word geboren,' „ Uit, dat wat leeft alleen zijn huisbelang moet hooren! ,, Dit brengt alleen het heil der maatfcbappijën voort^ 't Vind alles dan geluk, en 't gaat gelijk »t behoort, ,, Eïii les te klappen, naar een' meesters welbehagen, „ Dat is vrijwillig ketens dragen, ,, En dit is 't dat mij niet bekoort. „ Ik klap niet, ik zotk ftil bet aas voor mijne jongen; „ *k Heb tooit tot iemants fchirnp gekakeld, of gezongen; ,s Ik zuiver tuia en lucht, leef ftil in de aarde hut, ,, Ben niemant tot een' last, maar 'c algemeen tea nut; 5, lk dien niet tot vermaak in kamer, of in boekeaj ,, Geen '* Heer ;, die glans of voordeel zoek)?, „ Door klappers fober te onderhouden, ,, Heeft immer mij het oog gedoekt, 3, Dat duizend" Heeren 5, vast vergeefs beproeven zouden. Vrind! leef dus voort bij klapperij, „ En laat ine in 't zoete rusten vrij.  C 92 ) U Helaas! bet nedrig, »t ftille en nutte wofd vsrgeteBf Daar isder op een' fchreeuwer ziet. „ De ware Wijzen doen dit niet; L, Doch, vrind! men vind flecht fchaers, de ware wijsheid Weet, fpeelpop van een» zotten baas,(vrinden, „ En van zijn laag gevolg! bekoord door uw geraas, ,, Dat Wijzen meerder nnc in mij dan in u vinden.»» De zwalnwe ondervond toen 't fpreekwoord juist gewis, Dat niets hier zo gevaarlik is, Dan sekken die, van hoogmoed dronken, Met hunne wijsheid willen pronken. En die men opentlijk hnn zot geklap verwijt; En fchelmen, die ten allen tijd Eegeeren dat men hen het eerbewijs zal bieden , Dat toebehoort aan brave lieden; Wanneer ben iemant zegt het kwaad door hen verricht, En voorlegt voor elks aacgeaigt. Men zag den klapper ftrafes vergramd de vlerk verheffen, Om »t beestje doodeiijk te treffen; Maar 't was 'te fpoedig in da lucht. Zeg, Lezer! zou 'er zulk een klucht, ..Als Wij u cp \ papier, van dees twee beesten, bieden, Nitt onder menfchen wel gefchicden ? A.  C93 ) DeSLAAPENDE PHILLIS. Zuïscht zachtkens, winden! Door't loof dei boomen , En Hoort mijn phillis In 't fluimren niet. Gonst zachtkens mugjes! Bromt zachtkens vliegjes l Scoort door uw angel Heur flaapjen niet! Rol vreedzaam, beekje! Langs ftille boorden Maak vreedzaam beekje! Maak geen geruisen t Gij dartle visfehen ! Stoort door uw fpartlea In *t ftille beekjen Het meisjen nier. Zingt niet 6 vogels! In 't loof der eiken, Aan welker wortel Mijn phillis rust.  ( 94 ) Stoort vlugge herders! Met uw fchalmeiën Door uw gezangen Mijn mefajen niet! Blaast radde jagers Niet cp aW hoornen; Stoort met honden, Mijn PHitLis niet. Dus fprak ik zachtkens.' -« Maar ... in verrukking Om 't flaapeud meisjen Sprak ik te luid! £ij was reeds wakker, Maar hield haar oogen Een poos geflooten, Ais in dsn flaapj Maar toen ik zachtkens Dagt weg te fluipen En op de toonen Stil heeneu trad.' .,, Toen riep mijn PHiLtiit Stoor yyreede damcwJ  (93 ) Het zoete flaapjen Van piiillis niet! Ontroerd, en blijde Kam ik mijn fhillis Nu om haar midden En hielp haar opj Ik buicbte 't blosjen Des flaaps nu lustig Haar van de wangen! En riep verheugd: Ruischt nu vrij wiadea! Gonst nu vrij mugjes! Bromt nu vrij vliegjes! Zij flaapt niet meeT. Bruisch nu vrij beekje! Langs kabblende oevers ! Speelt nu vrij visfehen! In 't klotfend nat! Juicht nu vrij herders! Jaagt nu vrij jaagers! IVlet wind en hoornen Zij flaapt niet meer! E.  Dn COQUETTE, en de R lj P. „ Verachte Rijp! affchuwlijk beest! Voor hout en vruchten hoogst gevreesd, Als 'c fchaadlijkst tuig voor onze boomen,'.,. Och! u befchouvvende op de blaên, ,, Brengt mij verbeelding in den waan Dat ik u op mijn lijf voe! komen J ** De Rijp, dit hoorend' van een vrouw, Zei, zonder boosheid, fmart of rouw, Of wraak van vrouwenfpijt te vreezen: Mijn zogenaamde lelijkheid, Is mij niet eeuwig opgeleid, „ Mevrouw! 'k zal haast een Vlinder wezen, ,, Die 't oogverrukkendst kleed bezit, „ Van 'c fcboonfte blaauw, en rood cn wit; ,, 'k Za, des te fchooner zijn verrezen. ,, Meer dau één v,ouw, gelijk men zegt, ,, ls juist mijn fpeeirol toegelegd, l, Dat is, dat zij, na »t ilaapöntwijken, ,, Volmaakt de bonte Rijp gelijken; }, Daar zij, na dat de zon haar aan \Toilet befchijn', „ A!s wij, volmaakte Vlinders zijn."    Ye/ycAiefr'/z   (97) De HEUVEL. Eiti Fragment uit mijn Reisdagboek, ....... Y)en volgenden morgen begaven wij ons, met het aanbreeken van den dag, naar zekeren hier nabij gelegen heuvel, ten eude het uitmuntend gezicht te genieten, welke men van dezelve heeft. Het weder was fchoon -- de oosteruim gloeide van 't heeriijkite purper-en kondigdeneenen nieuwen luistervollen dag aanj — Wij wandelden langs een^o pangenamen weg, ter zijde van weiken wei- en bouwlanden lagen, die door den dauw des nachts als overdekt fcheenen. De bloemtiens, door den dauw verkwikt ea verfrischt, begonden te ontluiken, en vofpreidde eea aangenamen geur •- Alles was tot nog toe ftil geen het mir.fte geluid - geen windje, geen vogeltje werd nog van ons gehoord. — De geheele natuur, ftil en kalm , ademde tevredenheid en vergenoegen , geli?k dezelve in het gemoed van den deu^dzamen huisvest. Aldus kwamen wij aan den voet des heuvels. -- Naf tegon het vin ogenblik tot ogenblik lichter te worden, ea nauwlijfcs hadden wij den top des heuvels bereiktof G  ( 93 ) het licht der waereld was reeds opgegaan! Nimmer: had ik zu'k een verruklijk gezicht gezien. — De JMajestuenfe pracht en heerlijkheid^ waar mede de opgaande Zon zich vertoonde, was boven alle befthrijving. — Wie is hij, die zich daar door nietten fterkften getrofFen voeit? Nu wendden wij ons gezicht op de om ons liggende o:.afziculijke vlaktens -- welke heerlijke verfchieten -welke onbegriipliike fchoonheden vertoonden zich hier aan onze oogen; Laat mij poogen hier van een flauwe fchets te geeven. Van den voet des heuvels, tot den gezichteinder, was het as bezaaid met vreedzame koornükkers -• aangename heivelden en weilanden -- donkergroene besfehen en kreupelheut lage Hulpen en blauwachtige heuvels en bergen, agtcr zommigen van welken, de toppen van eenige toorens zichtbaar waren. Wie kon bij zulk een heerlijk gezicht ongevoelig blijven ? De flilte van den morgen - het wijduitgtflrekt verfchiet .- de hoogte des heuvels, waar door men zulk eene groote ruimte in ééns overzag — alles -- alles droeg bij, om oiv geiag toch nooit in dwinglandij J Vant cpent ééns het volk zijn lang geblinddoekte oogen, I Dan ran getergd geduld ligt wonderen beflaan: iïaakdus een recht gebruik van 't koningHjk vermogen; : Stel al uw heil in 't heil van uwen onderdaan. i Wensch eindelijk dat gij, vóór *t einde van uw leven, 1 Van mijne fchuidloosheid nog overtuigd moogt zijn: Vees dan verzekerd dat mijn dood u is vergeven.... Denk aan den laatften brief der fterver.de bodlijn. W. G. In een VR1ENDENROLLE. Zoeter dan de lippendruk Van een tedre Maagd; Scboner dan het blozend rood Van een lenteroos; Sterker dan de fcherpe punt Van den pijl des Doods Is de Vriendfchap, eu heur tfcroon Stichte ze in mijn hart. H °-  MORGENGROET van DORIS en CLORIE". 5, Welkoom, allerzostfte Cloris ! ,, Vind ik u zo vroeg in 't veld, ., 2ie, mijn Cioris! zie uw Doris, Die n mint en gsarn' verzelt, „ Ach! hoe vol van zielverlangen a Volgde ik langs dit fpoor uw gangen» Hier, bekoorlijk harte dief je! ,, »k Heb een tuiltje faam vergaêrd ; „ Zie die Tulp, dat M^agdeliefje, Het ia dubbel mlonens waard; si Laat, mijn Cloris' mij dit hechten? j, Laat mij dit door 'c keursfuoer vlechten. s, Zie, hoe lieflijk, wat al geurtjes * „ Tot verkwikking voor den geest, s, Deze fprnitjes, deze kleurtjes ,, Strooken met uw' ted'ren leest? , j, Ach! wat fchoonheid! 'k zal na dezen r, Voor u 'f eêlst der bloempjes lezen.   < ~£hat~ dit' do    C 115 ) Cloris dankte haren herder, En fchonk hem een' tedren zoen; Maar haar Doris waagde 'e verder, Wierp haar zagtkens in het groen: ö! Toen voedde hij zijn lustjes, Door een aantal malfche kuschjes. 3, Staak, zei Cloris, Haak het ftreelen l ,, Schoon gij Hechts een kuscbje bied s i, Hoort gij niet een deuntje fpeelen? j> AchJ licht zijn wij reeds befpied 1 „ Wilt gij u voor haat bevrijden „ Leer dan lastertongen mijden. „ Zie dees ruiker vol met krenkjè», „ Waarom hebt gij dit gedaan? „ Fraaije bloemtiots.' al uw reukjes, „ Al uw kleurtjes zijn vergaan; » Wij, die uwen luister minden, „ Zien uw fchoonheid ras verflindea. „ ZagtJ fprak Doris, déze bloeman, m Zal ik vlechten om uw hoofd; j> 'k Zal njijn Cloraas fchooahciu roemen , H 2  Die mij heeft haar trouw beloofd. Lieve Cloris! 't zijn uw lonken „ Die mijn minnend hart ontvonken. „ Hoor de vliegende orgelkeclen, „ Alles fchijnt tot min gezind} 5, Hoor het ringelmuschjelweelen, „ Ei! zie, hoe 'c zijn weerhelft mint.' „ Zie, de leeuwrifc wil zich fpoeden, „ Om zijn telgjeus op te voeden, Na dat Doiis had gefproken, Kwam hen Cloë voor 't gezigtj „ Ik lag, fprak ze, in 't groen gedoken, „ En zag wat gij hebt verricht; „ Zie, hoe ras uw blosjes vlieden, „ Ais u Cloë komt befpieden. 't Purper vlood van Cloris wangen; Schreijend loosde zij een zucht: ,, Kon ik, zegt ze 't fchjapje vangen Uit mij i ftu'p ftraks weggevlugt, „ Vader, zo dit waar' verloren, Zou nici weinig zich verftoren.  ( H7 ) Goede Cloë was bedrogen , Toonde een bleek, een bang gelaat5Wendde veldwaarts ftraks haare oogen, Dadr zij >t beestje zoeken gaat. Cloris fprak toen: - ,, Hoor -toch, Dons „ Naar de oprechtheid van uw' Cloris. „ Gistren, in dit eenzaam ftreekje, i* Vroege gij Cloris, uwe bruid, Ginds bij 't ftille waterbeekje , „ Vrij en onbewimpeld uit; „ Of haar Damocs losfe woorden Boven Doris reên bekoorden? „ Eu mijn houding, goede Doriif Trof gevoelvol uwe ziel; „ Schoon uw veinzen ook uw Cloris- Lieve Dorisï bitter viel; „ Zeg mij, heb ix noch niet evea „ ü mijn hait, en hand gegeven? Uwe liefde is fteeds mij teder; Damon mint mij niet alleen j 5, Damon is dan bier, dan weder s H3  C H8 ) „ Elders, met zijn dartle reënf „ Damon zal, door boertig zidgeB M Cloris nooit tot weérmin dwingen, „ Neen! een bloem door u gefchonken, i» Zal, ter fpijt van Damons fmart, „ Boven valfche dartle lonken, „ Prijken op mij,, jeilgdig haK. ii En ik zal, om hem te mijden, Steeds mij,, kudde bij u weiden. Nu, nu Itaaftcen zij hna reden Doris had haar' wil vetftaan,' En zij wendden hunne fchreden Beiden liefdrijk huiswaarts aan 5 Daar zij toen bij Cloe Honden, Die geen fchaapje had gevonden. D. A. d, Ga  ( n9 ) *A ah E L I Z E, Eij ten Avondwandeling» Terwijl ifc in dit eenzaam uut Dees ftille kromme laan Dus eenzaam langs een eenzaam pad Ten eind* zal zijn gegaan, Terwijl 't vermaak het welk mijn hart Geniet, als t aan u denkt, Mij meerder heil dan Peruus goud Of Ccefars glorij fchenkt: Elizb! gij die thans zoo vet Van mij verwijdert leeft, Doch wiens bekoorlijk beeld nochthans Staag voor mijn oogen zweeft! Wellicht.dat gij, gelijk ik doe, De eenvouwdige natuur Bewondert met een kaimen blik In dit verruk'lijk uur. Of mooglijk drinkt gij in den fchoot Van 't vreedzaam huisgezin H4  ( Ho ) Het zoet van een gevoelig hart En kalen ge weeten in i Of mooglijlc zie ge in eenzaamheid, Daar niets uw aandacht ftoort , En leest in eenig leerzaam boek Biet nijvren weetlust voort. Dan fchoon dit gisfen aan mijn geest Een zacht genoegen biedt, Toch weet ik wat gij denkt of doet, 6 Mijne e r. i ze , niet! Maar dit, dit weet ik, lice maagd! 'c Zij ge in geielfchap zijt, Of eenzaam, of in 't huisgezin U.v vreeczaame uuren fiijt, Dat ge in dit hart 't welk u behoort, Altijd alleen regeert, liet welk alleen uw liefde zoekt En 't meest uw deugd waardeert. *k Heb nooit in opgefmukte taal Met woorden vol van kunst Maar dia 't gevoelig hart niet fpreekS Gebeedcn om uw gunst,  ( 121 J En echter weet gij flat mi,V zhl Niers zonder u bekoort, En dat, zoo gij mij flechis bemint, Niets mijn geluk vetftoort, Dat vrij een ander voor uw oog Zijn goud en rijkdom maal', Of met een hooger voorgedacht En aadlijk Hamhuis praal', Een ander fchets met zwier en kunst Zijn liefde voor u af, Ik bied u niets dan Hechts een haife Dat nrj de Hemel gaf5 Het goud gaf aan de vrije ziel Toch nooit bet waar geluk: Een hooge ftiat vetfoit den raeasch Niet van der zorgen juk» Maar hitten die eenflemmig daan, Daar liefde liefde loont, Zie daar de plaats waar deugd regeert, En 't vergenoegen woont. Ajjoïï.  C is2 ) ISMEN E, N* ttn onweder. iNaauwlijks zweeg de fchorre donders Storm en regen trokken af; Toen ismenk blij en hupplend Naar haar bloemhof zich begaf. „ Ach mijn bloemtjens!" -- riep het meisje Toen zij die verwilderd vond. „ Heel mijn bloemhof is ontluisterd, Alles Hgt hierop den grond: Slaa ik de oogen naar dit roosjen, ,. Ach zijn fchoonheid is vergaan! 3, Gistren bleef ik, vol verrukking, ,, Bij dit lieve bloemtje ftaan ; „ 'k Dacht toen dikwerf bij mij zelven-, „ 'k Zal het damon laaten zien; „ *k Zal hem zeggen: kom, mijn waardftej „ Laat ik u dit roosje biên. ,t De eerstling van het jeugdig ftmikje, Dat ik zelf met eigen hand, Zo zorgvuldig en blijmoedig, ,, In mijn tuintje heb geplant*  C »3 ) s> o Dan zal ik hem verhaalen », Hoe geheel verheugd ik flond^ *, Toen ik voor het eerst een knopje j» Aan dit teder ftruikje vond; 3, Hoe ik »t daaglijks giHg bezoeken, ?> En wat vreugde ik al genoot, .., Wen ik »t daar >t van dorst verfaiagtre^ m Water ter verkwikking bood. „ Dan wat baat mij ru 't herdenken, tt Ach mijn roosje is niet meer.' j, Waarom toch, ó wreede ftormwindf j, Wieipt ge juist dit roosje neer? „ Ja - waar zich mijn oogen wenden, „ Zie 'k verwoesting in het rond, „ Al mijn bloemtjens zijn ontluisterd, „ Neêrgeflageti op den grond. 3, Ach» -- hier viel de grijze alcbstes, Eindelijk haar in de reên , Die den fterkften weerzin voelde, Bij haar klagteu en geweên. „ Zwijg ismbneI - want de klaagtaon, „ Dien gij hier in 't rond verfpreidt, » St00rt (le vre«gd - verbant de bli|dfcbap « M Weert de lieve vrolijkheid.  „ 't Aardrijk lacht ■- de beemden juichen - ,, Daar alöm door bosch en veld, „ 't Zangrig choor zijn vreugd doet blijken,. Wijl 't Gods liefde en goedheid meldt, s, Alles juicht en gij ismen e ! ,, Slaakt een' bittre jammerklagt, „ Denk wat weldaau — welk een zegen ,, 't Onweêr ons heeft aangebragt. Gistren ftond het veld te kwijnen, Daar 't verzengd fcheen van de zon, ,, Daar geen gras of kruid of bloemtje j, 't Mar.ce hoofd verheffen kon. „ Ligt kondt gij uw' roozesftruikje, Van een vs einig vocbts voorzien, Maar Natuur heeft meerder nodig, ,, Dan een ïteifling hasr kan biên. „ Kom, ismenb! hef een juichtoon Met de gantfche Schepping aan, 5, Eerlang ziet ge uw rooienftcuikje Weêr vol fchoone roosjes ftaan." *t Meisje zweeg •- ontweek den grijsaart -« IJlde fluks naar da mok toe, En veihicf den lof der Godheid Mee haar minnaar blij te mie. G.  aan H E D O N E. •Neen! dartle hedone! 'k veracht uw wulpfche min Scheinheilig opgetooid Met roozen vati de deugd. Vw hart - ik kende 't niet 't Verürekte nooit ten throon Der reine liefde - ó neen J 'k Miskende in u haar fchoonl 'k Veracht nu >t vuurig oog Dat vaak het mijne ontftak, In 't vuur der teéifle min: Dat oog dat mij zoo vaak, Niets anders meer deed zien; Niets anders denken deed, Dan: lieve hedone 1 Dat oog welks helle gloed, Zijn iïraslen zinken deed, Tot in mijn zwoegend hart,  (126 ) En dat gevoelde dan In u zijn zaligheid ! ó Ja: dat vuurig oog Heeft me aan mij zelf ontvoerd 5, 't B.'droog mijn kalme ziel Dat fnood bedrieglijk oog! En daar ik mij dus dacht Met u vereend te zijn Door d' allerreinften band, Klonk mij dat blikkrend oog V*ak aan u lippïn vast, Misleidend •- lustig oog» Wat fpeeldet gij met mij ! 't Lieftalige geluid Van uwe zachte ftem, Dat me aan uw voorden bond', 6 Dat verast ik nu , Die ft.mi... 2ii IL-pte mij, Gel j< de Sephyc fu scat, Zoo dikwerf in het oor: Uvv ne:(s is zac'it van aart, O fthul ig ah een kind, ls deugUaam; — 6 bej'rogl %  Ach.' had zij mij gezegd, Uw HEDONE is fnood, Wellustig en te loos, Voor uw eenvoudig hart. Dan 'k ben .. hier dank ik God? 't Gewis verderf ontvlugt, De klip voorbij gezeild, Waarop mijn veege kiel Aan flarden ftooten zou, En mijn te zwakke deugd In 't diep verzinken moest* I< ken haar nu die klip •Die ijsfelijke klip, Te duchten voor elk eenj Nu zal ik zeggen: - zie/ Mijn broeder eer ge uw fcbip . Op gindfche klip vergruist, Blijv liever dan aan land, Of, zo ge u zelv begeeft Op deeze onpeilbre zee, 2eil - bid ft - dan die'kj^ . Zoo ver gij kujjt voorbij.  C ïs8 ) E e w VELDGEZICHT in de LENTE. 6 ïloe hoe lieflijk lacht bet aardrijk Nu de Lentetijd genaakt! En hoe veel veranderingen Zijn hier door Natuur penmkt 1 Toen ik, nog zo kort geleden, Hier mijne ogen dwalen liet, W as het alles kou !e winter — Al dit fchona was '^r mieti Korte dagen , lange nachten Volgden op den Morgenftond: Gure en woeste nootdewin.len Rukten bomen uit den grond. *k Hoorde 's nachts, bij 't flikkrend lamp-licht, 't N:.ar gefnuif der ftormeT aan; En den voordgedrev.'n hagel Kleurend op de glazen flaan. Blaar hce vrolijk lacht nu 'c aardrijk, Nu de Lentetijd genaakt, 6 Hoe veel' veranderirgen Zijn hier door Natuur gemaakt!  C 129 ) 'k Zie het daglicht vroeger dagen *k Voel de lieve Zon haar kracht j En ik beef niet meer des avonds Voor het nadren van den nacht Neen in »t zoetst gevoel verzonken Laeht mij d» effen hemel aan 'k Voel de geur der nachtviooltjent O/er »t fluimrend aardrijk gaan : Malfche buitjens dalen neder Op 't ontfpruitend veldgewasch En allengskens lonkt een bloempje Door het zachtlijk groenend gras • 'k Zie hoe gindsch de blijden landman 't Dartiend rundvee veld waards leidt Waar alreê een wollig fchaapje Met zijn kleine lamren weidt. Maar waar zou ik hier 6 Lente! Eindigen dit fchoon tafreelj » Hier voel ik all» de zwakheid Van mijn kunstloos dichtpenfeel. Dan, fchoon Filomeeles orgel Bosch en veld verrukt doet Haan, Laat nochthans geen mindre v< gul Ojk een daa'tbre toon te Haan, I  Ja zoo zing ik ook Uw werken, Schepper! die 't heelal gebied , Gij verfmaadt de fombre tonen Van Uw dankend fchepfel niet. v, O. r>a W. DE BESTS BURGER. O fchonc Dichtkunst! fterk mijn hand, Om 't waardigst tafereel te malen , Ten roem van 't vrije Nederland; £n laat uw glans rriijn lier bcftralen; Zo vlecht de kunst een gouden kroon Tot eer en glorie der Bataven ; Zo maalt zij ons den Vrijheidszoon., Gehaat van dwingland en van (laven; Ce fteun van oulerdom en j'-ugd, De beste Burger, 't beeld der deugd. De beste Burger, - eedle naam Hoe ftrcelend is 'e, uw klank te horen! Dat trotschbeid zich uw fieraad fchaamj Zij klinke vreemd in vorstlijke oren; — Mijn Burger fcliat dien eernaam, hoog,  Als moad en braafheid dien vei-fieren. Was niet die naam voor Caezars oog De. roem der dappre Batavieren ? Hij, die van d' onde deugd ontaart Is. zijner vadren naam onwaard. -- Gij Burger flreefc naar grootfchen roem ; 's Lands heil is al uw» lust en pogen j Dat de eigenbaat uw» ijver doem', Wij zien op u met dankbaare ogen ; Uw moed doet vader'.andfche trouw En waren godsdienst-ijver groeijen; Vrij mag het kaagend naberouw d' Ontaarten zoon der vrijheid boeijen Die enkel voor zich zeiven leeft, En Hechts naar eigen voordeel ftreefr. Gij zijt het , die door koopbeleid 't Gebouw der welvaart op ziet trekken, En, waar uw handel zich verfpreid, Elfes liefde en achting weet te wekken. Bloeit niet door u de wetr„fchap , Die gij op Neêrlandschgrond helpt kweken? Gij voert de kunst tot hoger trap , Waar die allengs was wegweken» I 2  C 132 ) Zo bloeit door u de maatfchappij , Eu 't beil dar brave bnrgerij. Gij zijt het die de» godsdienst fchraagt Uit liefde voor het boogfte Wezen » Wiens godlijk beeld gij nedrig draagt j Uw lust is 't, God oprecht te vrezeö} En wat de boosheid zich vermeet Om 't vuur der deugd alom te doven, Gij, die noch eer noch pïigt vergeet, Laat u geen enklen ftip ontroven Van »t fchoonfte vooïfchrift van uw pligt, 't Welk u aanminnig leert en fticht. Gij zijt voor uw natuurgenoot. Een toevlucht in zijn boezempijnen; Uw hand vetfchaft den fchaamlen brood, Die hu'p -- en hooploos moest verkwijnen; Menschlievendkeid veriiert uw kruin, Eu is de drijfveer uwer daden; Zo plant gij deugd in Ntêrlandsch tuin, Langs welgebaande en effen paden; Ous finaakt gij 't aangenaamst genot, Schoon lage wellust u befpotr Gij doemt het haatb'jk zclfbelarg,  C 133 ) Den gouddorst die den mensch ontluistert 5 Gij boeit en plet den wreden dwang, Die 't vrije hart aan ketens kluistert} Uw heilig recht, zo duur gekogt, Of van Natuur zo mild verkregen, Die in haar werk gelijkheid zocht, Befchermt gij, tot een rijken zegen, Op dat geen heerschzucht uw beiiaan , Zo roemrijk, ooit te grond deed gaan. Gij vloekt de muitzucht, die haar tand In al wat heilig is durft zetten. Gij ftrengelt eendragts zachten band , In fcbaduw van de fchoonfte wetten. Gij gordt de wapens aan , vol moed, Om 'c woest geweld alom te Horen; En d* oude trouw leeft in uw bloed Bij volksbeftuurders die u horen, En in wier vaderlijken fchoot Gij meermaals uw belarsgens goot. Naast God, die u het aanzijn gaf, Wiens dienst u 't hoogfte heil kan geven, Is u het dierbaarst tot aan »t graf In edle vrijheid blij te levenj ij  C 134) Vergulden ketens eert gij niet; Gij gunt den flaaf zich laf te buigen; Maar »t morifter dat uw vuist ontvlied, Moet van uw grootsch bedaart getuigen; De Vrijheid is uw edelst pand, En 't vrij gewest uw vaderland. Ja, 5t is dien vrijgevochten grond, Waar voor ge uw ijvervuur voelt blaken. Die u, van 's levensmorgenftond De zoetfte zaligheê/r deed fmaken. Gij volgt uw» eerfte vadren naar, En Hort uw goed, uw bloed, uw panden Die gij verkreegt, op 't grootsch altaar Der vrijheid, met oprechte handen; Gij fchroomt geen moeite of boezempijn, Maar leeft alleen om vrij te zijn. Met recht roemt u mijn Iseuwendaal; De vrede vlecht u glorie palmen: U fiert de welvaart met heur praal; Europa doet uw lof weergalmen. — Ja, beste Burger! wis uw roem Leeft door de volgende eeuwen henen! 0 Dat zich 't eakroost naar u noem'!  c m) Dat ijder, van uw glans omfchenen, Dan zegge tot de fiere jeugd, „ Leer bij zijne asch de Burgerdeugd!" H. V« KLAGTËN bene r MOEDER, over het afsterven van HAAR TWEEJARIG ZOONTJE, •Ach! gij hebt mij dan begeven, Tedre liefling van mijn hart! Vroeg verwelkte uw jeugdig leven} Vroeg voel ik mijn' boezem beven Dooi verdriet en bittre fmart. 'k Derfde, in uwen lieven vader, Ondanks al mijn bang geween, Mijnen vrind, en tronwften rader: Vond mijn' troost en hoop te gader Toen, mijn zoon! in u .. alléén, 'k Smaakte, in drosfheid, reine weelde, Als gij, liggende aau mijn borst, Met uw kleine hand mij ftreelde, En uw oogje lagchend fpeelde, Onder 't lesfcben van ukV' dorst, I 4  ( I3« ) Als me een tram van rouw ontvloeide, Riept ge, ontroerd dóór mijn verdriet, Daar me uw ftaamlend mondje boeide, En mijn wang van kuschjes gloeide: Lieve moeder! fchrei toch niet. pk Heb nu reen tot bange klagten; 'k Schrei, daar mij geen Iteifling troost, Niets mija onheil kan verzagten, Gantfche dagen, gantfche nachten, Om het misfen van mijn kroost. Slechts dees troost is mij gebleven, Dat gij, door uw vroege dood, Dierbaar telgje! zijt ontheven Van de rampen in dit leven, En bevrijd voor allen nood. Dweepzucht moog' mijn hoop beftrijden, Doemen zelfs mijn» lieven zoon. Zou mijn fchuldloos wichtje lijden? Neen; 't zal eeu -.ig zich verblijden Voor Jehovaas glontroon. *k Heb dit hoorntje, dezen morgen, Op uw eenzaam graf geplant: *i Loont, voor ieders oog veiborgen,  f 137 > Met een roosje haast mijn zorgeu, Daar ik 't kweek met eigen hand. Uit «we asfche zal het groeijen. 'k Denk dan, als zijn knopje zwelt, Daar mijn tranen 't fteeds befproeijeu: Zo zou ook mijn telgje groeijen, Had de dood het niet geveld. 't Bloemtje, uit zijnen knop gebroken, Zal hier nimmer dorren; neen: Als zijn blaadjes zijn ontloken, Zal het, aan mijn borst geftoken, Daar, mijn telgje! uw plaats bekkên. De M E Y. C. L. De Nachtegaal juicht reeds met klinkende toonen, En boodfchapt den aanvang van 't lagchend getij. De Leeuwerik zingt lieflijk en d> Oojevaars kleppen: De piepende Spreeuwen betoonen zich büj. IHoe vroüjk en luchtig ftaat herder en kudde' Hoe pronkt ieder bloemtje dat de aarde verfisrt.' De Duiven verdubblea hun kuscbjes. Hoe dartlen Giuds de eadjes, daar 't rauscbje vast huppelt en tiert.  Elk blaadje geef: geuren, hoe zag: cn hoe KeflifkI De bloemen verfpreiden een Nektar op 't veld, Elk pleit om den voorraig door tallooze kleuren, Daar hen in hua Schoonheid geen tjverzugt kwelt. De teedere loovren bekleeden 't geboomte, Natuur als verreezen ziet lagchend en blij, De kronkelende beeken fcefproeijen al rrurmiend, Met Speeleude golfjes en akker en wei. Hoe zagt, hoe aanloklijk verkoelen de zepbijrs Het rijzend' gebergte de bogti^e klist" Dj jeugdige liefde voelt fiokenöe driften, En kweekt in de harten den vleijenden lust. De vlakten «eergalmen van fchelle Schalmijen, De dorpling houd feesten en daust in bet roudj De boer gaat ten reije in mollise klaver, En ligt in een wending zijn lief van den grond. Niet vrolijker heften weleer Batavieren Als mannen vau vrijheid hun fpcer en hun hoed. Benijd toch 6 fteeden het lot van den aki-er; Wie haalt bij den landman in deugd en in moed?  INHOUD. MENGELINGEN in POEZIJ bn PROZA . Dichtgedachten bij den raderenden Winter. BJadz. i E d u a r d aan zijn Vriend g. . . j Aan God . ... IO De Drinkfcbtal. eene Oosterfibe Gefibicdetiis , iE VraaSfln . • . • . j9 R d d u $ en e r, m a , Vaderlandfihe Romance . 20 / belizjï in den lierfst . 9 « 33 A \a de Maagdeulief jes ... 37 R ih val aan zijne Echtgenoot* , # 40 ALaxls 43 [ Gcd*chten op het Land . «45 | Pil p AToë, gezant van montezoma bij ferd 1 n a m d c o r t e s j aan zijnen Opperheer. 40 f. OU es TE S ,. . x_ * • • • oo Dé Os en de Ezel -«.63 [ Mei fcaenlierde » 04 Op tie Vriendfchap , ., * • • . ibid. f ZeinkBj eene Oosterfibe Gefchiedenis , ö- ; »t Lucht- Ve/fchijnfel van den 53 Aug, 1798. 8rS Di Cscer en de Zwaluwe * • . . g«  INHOUD. De flaapende phillis . • Bladz, et De Coquette en de Rijp . 9<5 De Heuvel, een Fragment uit mijn Reisdagboek, 9? De Hulst en het Roozcnboompjcn . ioz Aan de Zeiltteen . .104 Op eene Roos . • • I0* Anna boujcij» uit baare gevangenis aan Hendrik den VIIle , Koning van Engdand, . 10* In een VriendeBtolle . . • 11 ** Morgengroet van Doris en Chris . • 1*4 Am B ex ze, bij een Avondwandeling . • ï'9 Ig ME NB, na een Onucder . . . is2 Aan hedone • • • i2s Een Veldgezicht in de Lente De beste Burger . • .130 Klagten eener Moeder, over het affterven van baar tweejarig Zoontje * • De Meij ... ^7