VERGELEKEN ^ GESCHICHTEN E N D A A D E N, Van verfcheide zo In- als Uitlandfche GROOTÉ HELDINNEN en andere BEROEMDE VROUWEN, Naar het voorbeeld van Plutarchus. , door den Baron LODEWYK HOLBERG, jijfejfor Conjlft. en Profesfor Publ. aan dt Ktninglyke Unherjiteit te Coppenhage. EERSTE DEEL. Te AMSTERDAM, »y WILLEM HOLTROP, 178a.   VOORREDEN VAN DEN SCHRYVER. De goedkeuring waarmede myn werk , «fc hevensbefcbryvingen en daaden van s>erfchei~ de, ,zo Oofterfche als Jndifche groots Helden en beroemde Mannen, zo wel in, als buiten myn Vaderland is ontvangen, heeft my aangemoedigd, naar 't zelfde ontwerp ook dit werk op te ftellen, het welk de leevensbefchryvingen en daaden van yerfcheide^ zo in- als uitlandfche groote Heldinnen en beroemde Vrouwen bevat. In 't zelve wordt het reeds verfcheide maaien van my gevelde oordeel bekragtigd, dat het 't ééne genacht zo min,als het andere aan goede en kwaade, aan fchrandere en verftandelooze perzoonen ontbreeke; geevende daar door teffens een nieuwe blyk van myne oprechtheid , dat ik het één gellacht niec meer, dan 't ander vleije, maar de historie en daaden der mannen zo wel, als der vrouwen , met eene onzydige pen befchryve. De Historiën der Dames, in dit werk aangehaald, zyn alle federt lang bekend, en dus heb ik, by de bewerking van dezelve geene andere moeite behoeven te doen, dan dat ik uit echte fchryvers de merkwaardigfte omftandigheden verzamelde, en in orde bragt. Maar de inleidingen met de daarby gevoegde vergelykingen hebben 'my een grootere moei- * 3 19  IV DOORREDEN te veröorzaakt, en daar door krygt dit werk eenen voorrang boven andere dergelyke werken, gemerkt ik'er geene gemeene ftelling, of reeds duizendmaal voorgeftelde gedagten in voorgedraagen heb, waar van anders alle boeken thans byna vol zyn. Ik volge ook in dit werk het eens door my aangenomen flag van te moralizeeren, daarin beftaande, dat ik my van alle driftige uitdrukkingen en aanftootelyke fpreekwyzen onthoude, van zulke dingen eeniglyk fpreekende, waarin, naar myn begrip, andere fchryvers mis^hebben, die den fchyn van 't weezen zelf niet onderfcheiden. Ik heb dit reeds zeer dikwils, en byna in alle myne fehriften te kennen gegeeven, en daarom heeft het my niet weinig bevremd, dat eenigen hebben kunnen gelooven, als of ik aandeel aan die bladen had, welke hier, onlangs, weekelyks zyn uitgekomen. Ik heb veeleer met dergelyke fehriften lteeds gefchertst en derzèlver fchryvers als een zeker foort van Staatkundige Tinnegieters aangemerkt, welke de waereld met der vaart in eene andere vorm willen gieten. De bladen, waarvan ik fpreeke, draagen den naam van Spectator , Anti - SpsStator , philofophifchs SpeSiator^ enz» Wat betreft den eerden Speïïator,eenigen, omdat zy merkten, dat in deze bladen, allerwegen, myne fpreekwyzen en uitdrukkingen voorkomen, hebben geene zwaarigheid gemaakt, my dit weekelykfch gefchrift toe te fchryven. Ik zeg, dat zulks van eenigen is gemerkt, dewyl ze dit werk, mogelyk, met eene grootcre aandagt, met een ryper overleg .  VAN BEN SCHRYVER. V leg, dan ik zelf, hebben doorgeleezen. Want ik heb flegts een gedeelte daarvan ter loops ingezien, en ontdekt, dat de fchryver zig wel van eenen fierlyken 'ftyl, en verfcheide goede boeken bediend, maar ook teffens cenige tooneelen gemaakt had, welke men niet zonder bewondering kon aanzien. Deze beftaan daarin: een perzoon, die zig den Decnfchen man der waarheid noemt, kondigt zyn Vaderland door een open brief den oorlog aan, en geeft in zyne eerfte bladen te kennen, dat hy de gebreken dezer Ryken tegengaan , en de ondeugden zyner broederen beftraffen wille , waartoe hy meent bevoegd, en met alle noodige eigenfehappen begaafd te zyn, dewyl hy de waereld door ondervinding heeft leeren kennen. Hy zegt mede vry uit, dat hy zekere perzoonen bedoelen, en hunne r.aamen flegts weglaaten wille. Elk een verwondert zig ten hoogften over dit Manifest, het welk met een zo ongemeen vertrouwen op zig zelv', en met eene zo groote ftoutheid was opgefteld, en niemand wist, wat men van een zo moedigen fchryver eigenlyk moest denken. Doch men oordeelde voort anders toen men zag, dat de gebreken, welke hy zyn Vaderland toefchreef, in andere landen ook worden gevonden, en even zo oud als de waereld zyn. Weshalven men merkte, dat men geene rede had, zig over zulke berispingen, die reeds zo menigmaal herhaald waren, en waarvan men eene ontelbaare menigte in alle boeken vind , zonderling te vermoejen. Verftandige en geleerde lieden hebben, buiten dae, reeds eenen afkeer van zo veele ze-  vi VOORREDEN dekundige vertoogen, waarmede, federt ecni' ge jaareri, alle boekwinkels zyn overlaaden, en merken de zedefchry vers niet anders aan, dan handlangers der Boekverkoopers, welke hen een beïtaan moeten geeven. Maar dit fchynt de fchryver van dit weekblad niet te gelooven; want hy geeft zig, in een zeker öpzigt, voor zulk een man uit, die hier te land het ys in de zedekunde breeke; hy verdigtdatzigdeinwoonercndes lands tegen hem wapenen, klaagend in zyne eerfte vertoogen , dat hy geene beterfchap by de menfchen befpeure; juist, of de bekeering der waereld maar een werk van den ééncn Saturdag tot den anderen ware. Wanneer ook, eindelyk, anderen, naar zyn voorbeeld, de pen tot zulke ftoffen willen feherpen; dan wordt hy 'er boos over, om dat men hem niet alleen wil laaten lchryven. Dit moest, noodwendig, aanleiding tot allerhande oordeelcn geeven , waarover de fchryver mede heftig klaagt. Doch hier van is geen werk vry, en elk verftandig fchryver tragt veeleer, zig naar dezelve te verbeteren, dan dat hy anderen hunne vryheid, van te oordeelcn, zoude beneemen. Wat my betreft; ik heb my zeer gewagt, myne gedagten. over dit werk te uiten. ~Ik heb alleen geoordeeld , dat eenigen het te hoog, anderen het te gering agten. Alles, wat men uit my heeft kunnen krygen, heeft daarin beftaan, dat ik wenschte, dat de fchryver niet zo driftig, maar met een grootere ?agtmoedigheid h'adt gefchreeven , gemerkt men met een mindere drift hetzelfde, en met een grooter werkinge kan zeggen. Ik heh, van  VAtf ben SCHRYVER. vit van 't eerst begin af al vermoed, dat het den menfchen zoude ftooten,dat een jong Student mee zulk eene ernsthaftrghcid te kennen gaf, hoe hy de tocneemende gebreken zyner broederen niet verder kon verdraagen, maar zig gedrongen zag, zig tegen dezelve te verzetten. Dit is een tooneel, waarvan ik geen voorbeeld weet te geeven, vooral, daar deze goede waarheids-man de inwooneren der ftad niet kent, wier gebreken hy zig verpligt oordeelt te beftryden , en de ondeugden , waartegen hy zo heftig yvert, als wellust, vreeten, zuipen , fpeelen, pedanterie enz.-in vroeger tyden, tienmaal meer, dan thans, in zwang gingen. Dit ware nogtans eindelyk nog wel te ontfchuldigen, om dat een goed lied niet te dikwyls kan herhaald worden, en daarom is het ook waarfchynlyk, dat zoo de fchryver zyne (tellingen met zulk een geweld niet gezogt lnd door te dryven, men van zyn werk gemaatigder geoordeeld zoude hebben. Uit 't zonderling vertrouwen op zig zelv', het welk hy in dit werk liet blyken, befloot men, dat hy ook de fchryver van den hierop gevolgden Staatkundigen Spectator zyn moest; waarin deze te kennen geeft, dat hy, op eene onzydige manier, de ftaats - gebreken onderzoeken, en niet alleen alles mc~t geloofwaardige bewysftukken ftaaven, maar zig ook in de binnenite Kabineten van Koningen en Vorltcn wil begeevcn, om te zien , wat daar wierdt ondernomen. Want de inleiding komt by beide fehriften overeen , cn de beloften zyn even groot, het welk den zinry ken fchryver , welke door weekelykfche vertoogen , * 4 on-  viti VOORREDEN onder den Titel, de Vreemdeling,?t Gemeen een tyd lang heeft vermaakt, aanleiding heeft ge?;eeven, 6m 'er op een aartige wyze 'meê te fchertfen. Ik voor my laat beide fehriften in haare waarde of onwaarde berusten, toonend alleen, wat tot de hierover geveldeoordeelen gelegenheid hebbe gegeeven, en dat de naam van een beroemd fchryver, welken de Spectator zig zelv' geeft, hem nogtans niet van allen toegeftaah is. Naa eenige weeken kwam een ander weekelyksch blad uit, wiens fchryver zig de Anti-Spectator noemt, doch die, met meerder recht, den Titel van een poêtifchen Spectator mogt draagen, dewyl in't ganfche werk niets vyandigs dan de Titel is. Want, wordt het woordje slntï weggelaaten; dan is 'er geen onderfcheid tusfehen beide, behalvcn dat het eerfte uit vier, en het laatfte uit twee bladen beftaat, en 't eerde in profa, maar het ander in rym is gefchrceven. De Dichter noemt wel, in zyne eerfte afdeeling, den Waarheids man doorgaans een' Dwaas; maar het fchynt, dat hy hetzelfde op eene fchertfende wvze heeft willen bewerken, wat de ander'op eene ernstige manier heeft voorgedraagen. Wanneer men hem al voor een vyand van den Spediator houden wil; dan is hy evenwel geen gevaarlyk vyand. Want hy dreigt wel fteeds, maar Maat nooit toe. Deze twee fehriften kwamen , een tyd lang, (leeds zamen uit; doch het laatfte hielde aller eerst, om bekende reden, op, die ik hier niet aanhaalen wil. De derde fchryver noemde zig den philofophifehen Speiïator. In zyne vertoogen heerscht eene  VAN DEN SCHRYVER. IX eene grootere bedaardheid, maar niet zo veel geest, als in de anderen. Deze eerlyke man hadt verftan'diger gehandeld, wanneer hy te huis gebleeven ware, dan dat hy zig, door zyne fehriften , aan het ftreng oordeel van jonge en ftrydbaare fchryvers hadt bloot gefteld, welken hy, hoewel niet in dien graad , had kunnen vermoeden, hoe hy ze bevinden moest, terwyl hy niemand tergde, maar de andere veelêer als om vrede badt. Het vierde zedekundig werk, waarvan ik flegts een gedeelte in gefchiïft heb gezien, draagt den naam van Diogtnes. Het is, zo veel ik weet , nog niet gedrukt. Hierin heerscht flegts de lompheid van Diogenes^ maar niet deszelfs geest. Men fprak daarenboven van poët'tfche, juriftifche, theologifctie, en andere Spectators, waaraan de fchryvers reeds zouden werken,zo dat de menfehen eindelyk begonnen te duchten, dat 'er in elke wyk der ftad een waarheidsman te vourfchyn zoude komen; ja dat men, met de tyd, zo veele Spectators over dag , als klapper!ui 's •nachts zoude hebben. Eenige zyn naderhand gedrukt, maar welke my even zo onbekend zyn , als zommige Spebla-riccn , welke nog onder handen zouden zyn. Ik voor' my fchrik ltudecrende perzoonen niet van het werken af, maar raad het hen veeleer aan, en heb zelfs door ukdcelinge van zekere pryzen bekwaame vernuften tot nutte bezigheden zoeken aan te moedigen. Maar, gemerkt de zedenleer zo edel en noodwendig is; zo wenschtc ik, dat ze, met de uiterfte pmzigtig- en wclvoeglykheid, mogt worden * 5 voor-  X VOORREDEN voorgedraagen, en dat 'er zig niemand meê bemoeide, dan wien het noch aan jaaren,noch aan bevinding ontbrak. Wil men een zede. leeraar wezen; dan neemc men een amnc oo zig, waardoor men het menschdom in zvne phgten onderwy>t,en het teffens zyne gebreken toont. Daartoe wordt fchranderheid, ouderdom en ondervinding gevorderd; en daarom is dit ampt noch elksVerk, noch elk een as 'er toe bevoegd. My wierd (voor eenigen tyd) een werk o?er denpligt der Regenten, om over te zien , overgegeven, hit we k een jong mensen had ontworpen, en aan een ouden, en in de regeerkunde zeer ervaaren Regent was opgedragen. In het zelve waren verfcheide goede gedagten, om dat de fchryver zig van eenige goede boeken hadt bediend die van deze ltof handelen. Maar ik iteldehem voor, hoe 't gansch niet zoude voegen, dat een kuiken de hen leeren, en een jonge ing welke pas boven de kindfene jaaren was, een» ouden Koning regels, om teregeeren, wilde voorfchryven; en werkte, door myne aanmerkingen ook zo veel by hem uit, dat hv het werk het eggen. Ik wenschte dat de zedekundige verhandelingen niet als nieuwe tvdmgen moeten aangemerkt worden, die wee, kelyks uitkomen Men ziet, dat de geleerd ite en fchranderfte mannen by zekere natiën zyn overeen gekomen,om eenige ftukken der yeddeer re verhandelen. Op deze wyze zyn échngelfche Spectator, de Hambmglche Patriot, met meer andere fehriften bewerkt "c worden. ° Willen deze eerlyke mannen myne lesfen,  van den SCHRYVER. %i hen hier gegeeven, kwalyk necmen, en denken , dat ïk hen daar door zoeke van het fchryvenaf te houden; dan gaan ze onredelyk te werk: want de aanmoedigingen, waardoor ik reeds bekwaame vernuften aangefpoord heb, om zig beroemd te maaken, en waarmede ik nog verder denk voort te vaaren, kunnen my van zulk eene befchuldiging volkomen zuiveren. Niets zou my aangenaamer zyn, dan, wanneer ik mogt zien , dat iemand myner landsgenooten ie'ts bewerkte, waarin 't Gemeen meerder behangen fchepte, dan in myne fehriften. Ja ik heb menigmaal betuigd, dat verfcheide gedigten, welke, vóór eenige jaaren, op aanleiding van de door my geftèlde pryzen , zyn opgeheld , zo wel gelukt zyn, dat ik wenschte, ze zelf te hebben ontworpen. Maar, wyl ik, hier te land, , llercerst ben begonnen, zedekundige fenriften in de Deenfche taal, en wel op verfcheide wyzen, te bewerken,zo legt 'er my aangelegen, dat deze weetenfehap ook verder nog met alle mogelyke om- en voorzigtigheid werde voorgedraagen. Met dit inzigt merke ik zulks aan, en geloof als een oud. man, welke zig byna 40 jaaren daarin heeft geoefend, daartoe eenigzins bevoegd te zyn. De aanmerkingen reeds menigmaal gegeeven, en welke ik hier nogmaals wil herhaa* len, beftaan hoofdzaaklyk hierin. ,.Eenfchry„ ver moet zig toeleggen, meer een zagt„ moedig onderwyzer, dai een ftraf en drift „ tig berisper te wezen. Hy moet de waar,, heid liever lachgend en bevallig, dan drei „ gend voordraagen,en meer gelyk een Wys- » geer,  xii VOORREDEN „geer, dan een norfche fchoolmeèster zvn » Men kan hetzelfde doelwit, door een £L moedig en vriendelyk gelaat, en zomwyPen nog beter, dan door hevige uitdrukk n gen bereiken. Dit heb ik altycfwaarëSme?' en daarom gingen myne vermaaningen, (leeds' met een zékere bevalligheid gepaard . waarin' anderen behaa en fchepten. MMiMIS ik ook, wanneer ik myne medeburgers hunne gebreken wilde toonen, dit voordel door een ander' laatcn doen. Zo laat ik, by voorBeeld, in de komedie, Jean de Frame, een ouden knorngen man de (poorloosheid onze" jeugd doorhaalen, enz. Doet men dit- dan zegd men egter, wat men wil, zond4 tot een' ftrengen beöordeelaar op te werpen waar door men by de ouden gehaat, en bv de jongen veragtelyk word. Ik keur wel de tedere, en opgefchikte manier van te moralizeeren niet goed, welke men by de tegenwoordige Franfche fchryvers waarneemt waarby men de uiterlykefchel flegts aanroe™' en eenige geringe gebreken inden ommegang! en verfcheide zwakheden der vrouwen bel merkt en berispt; Maareven zo min keure ik ook de oude Gotifche Methode goed. die in gemcene en ruwe uitdrukkingen beltaat SLï fJl £ alle bcfc"e volken voorlang is afgefchaft, maar ook voor de eeuw van Koning Daa meer voegde, dan voor onze ty. den. Een zedeleeraar moet hierin den middenweg houden. Hy moet geen hoofd-gebrek onaangeroerd laaten; maar hy mon ze op een gepaste en belchcide manier aanroeren en er de menlchen van zoeken af te brengen! Dqch,  van den SCHRYVER. xin Doch de wydloopige uitweidingen moet hy hen overlaaten, die meesters in de fchoolfche redekunde willen zyn. De tweede voornaame aanmerking beftaat hierin: „ een fchryver, welke voorneemt, de ondeugden en gebreken van een zeker „ volk te ontdekken en te beftraffen, moet „ vooraf een goeden grond in de zelfkennis „ leggen, en zig dan de-eigenfchap des volks ,, bekend maaken, en nagaan, wat'er eigen„ lyk voor ondeugden by hetzelve in zwang „ gaan." Men kan zig wel van goede en buitenlandfche boeken bedienen; maar men moet wel letten, in welk land zy zyn gelchreeven. Want doet men zulks niet; dan kan men dit volk de ondeugden van eene andere natie "toefchryven, en de verkwisting van een Span* jaard, de gierigheid van een Engelschman, de iigtvaardigheid van een Hollander , en de gfootfpraak van een Deen als doorhaalen en beftraffen; ja, wanneer men hieromtrent niet omzigtig te werk gaat, dan kan men dezelfde fout begaan, die zeker dorp-predikant beging, welke zig van een Poftil bediende, die in een groote ftad gefchreeven was, en zyne boeren, wegens hunne pragt en verkwisting, en om hunne vergulde koetfen,fcherp beftrafte. De derde voornaame aanmerking is: een „ fchryver moet zig vooral wagten , zekere „ perzoonen in het oog te houden, ten ein„ de een geoorloofd en nut moreel gefchrifc ., niet in een lasterfchrifc veranderd werd.." Dit heb ik, by elke gelegenheid, en in alle myne fehriften ingefcherpt, en ik betuig op 't plëg.  xiv VOORREDEN 't plegtigfte, dan ik zulks, nooit, met voordagt gedaan, maar lieverdezen of genen inval opgeofferd nebbe. Ja, zomwyleh, zvn op niyn' last geheele bladen veranderd, waarin lk vermoedde , dat men eenige plaatzen op zekere perzoonen duiden mogt, waarvan alleen dezulken uitgezonderd waren , die my met hunne fehriften (allereerst aanrandden: maar welke zwakheid, hoewel ze met denood' weer kan ontfchuldigt worden, ik egter ook in myne fehriften beleeden, en myne leezers heb verzogt, my dezelve te vergeeven, My legt 'er des veel aan gelegen, dat zig onze Deenfche en Noorweegföhe zedeleeraars binnen hunne paaien houden, op dat men my, die 't begin van zulk werk hier te land gemaakt heb, niet most befchuldigen, dat ik aanleiding tot ongeoorloofde fehriften heb gegeeven. In de vierde plaats geeve ik ook nog onzen fchryveren deze welmecnende les, .," dat ze „ zig moeten wagten , tor geene geleerde „ kwakzalvery te vervallen, van welk gebrek „ onze natie, tot deze tyden toe, taamlyk „ vry is gebleeveiv' Hiertoe behoort hoofdzaaklyk de bondige brief, welke onlangs de prsjuditio nhniéc cotjfidentia is uitgekomen. Ikwensch,dat deze verftandige man zyne pen menigmaal moge opvatten. Want alhoewel hy, in verfcheide opzigten, dezelfde gedagten niet met my voed, ik geef hem egter de eer, die hem toekomt, en neem gaarne lesfen aan, om dat ik myn gevoelen, Iteeds, aan de verbetering van andere bekwaamc manden heb onderworpen. Maar dit is te bekiasgen, " dat  VAN DEN SCHRYVER, XV dat zy, die best in flaat zyn, het Gemeen met hunne fehriften te ftigten, het weinigfte vertrouwen op zig zeiven voeden. Men kan van hen zeggen,dat ze konden,zo ze wilden; even als men van anderen kan zeggen, dat ze willen, om dat ze niet kunnen. Geenen hebben kragten,maar geen' lust; dezen ontbreekt het niet aan lust ; maar aan de behoorlyke fterkte. Ik bedoel niemand in 't by zonder, maar zegge alleen, dat onze fchryvers, welke zig, voorheen, door de befcheidenheid, van anderen, op eene zo voordeclige wyze onderscheidden, thans, met volle fchreden, tot de geleerde kwakzalvery haasten. Wat wc eertyds vreemde natiën te last lagen, dat wordt ons nu van hen weder verweeten. Thans maakt niemand eenige zwaarighcid, fehriften uit te geeven. Men heeft waargenomen, dat zelfs ambagtslieden, ja Noorweegfche boeren, hunne aanmerkingen over historifche enflaatkundige zaaken door den druk hebben meêgedeeld, zo dat deze had, welke, voorheen, byna gansch geene eige fehriften konde toonen, nu met eene al te groote menigte daarvan is overlaaden. Mogt iemand mogelyk denken, dat ik hieromtrent te ver gaa; dan kan ik het door de klagten van alle verftandide medeburgers bewyzen, en aantoonen, dat hunne eenpaarige wensch my deze belydenis heeft afgeperst. Daarby kan het my niet als eene ftoutheid worden te last gelegd, wanneer ik, naa eenen arbeid van zo veele jaaren , eindlyk, eens jonge lieden, en hen inzonderheid, welke zig op deze Academie ophouden, en van wien zig de helft byna tot fchryver  XVI VOORREDEN vers heeft opgeworpen, eene les geeve, ea hen de woorden van horatiüs voorhoude: Hoe opus,hoeftudiumparui properetnus & ampli. Si putrice volumus, Ji nobis vivere cari. Elk zal moeten toëftaan, dat deze vermaaningen nooit noodiger, dan in de tegenwoordige tyden waren. Ik wil, gaarne, den toorn van eenige fchryvers over my verdraagen, wanneer ze flegts by anderen, voortaan, eene goede werking hebben. Welke ftad heeft tog wel, ooit, een half dozyn Spectators en Zedeleeraaren op eenmaal kunnen vertoonen? Men zoude denken, dat elk bedoeld hadt, de gebreken en ondeugden in het land uit te roejen. Maar de hierop gevolgde inlandfche oorlogen hebben het tegendeel beweezen, en betuigd, dat geen één van alle thans aangehaalde fchryvers dit voornaame doelwit beoogde. Want de gefchillen, die ze onderling hadden, gingen ten laatften zo verre, dat ze door gewoone Procesfen geëindigd moesten worden, en hieromtrent kwamen hunne werken met de tooneelfpelen der Ouden overeen, wier laatfte tooneelen, doorgaans, met flagen eindigen. By dit alarm en tumult was het een geluk voor de ftad, dat ten zelfden tydc een muziekcollegie wierdt opgeregt, het welk als door bevallig overëenftemmende toonen deze wangeluiden fcheen te dempen, en de beweeging, waarin de ftad gebragt was, weêr te ftillén. Of deze goede werking daadlyk daar door gevolgd zy, kan ik met geene zekerheid bepaalen. Zo veel is zeker, dat 'er een algcmeene vrede  tan óen SCHRYVER. xru Vrede op volgde, en regtfchapen Patriotten verheugden zig even zo zeer, dat deze Oorlog wierdt geëindigd , als^at een zö pryswaardig Genootfchap zyn begin nam, en wenfchen, dat een zo uitneemend en nuttig werk, het welk de ftad en 't land tot fieraad ftrekt, nog verder behouden en agtervokd moge worden. Dan, zo groot als voor het óverige myn genoegen is, dat ik, door myn voorbeeld, jonge en ftudeerende perzoonen aangemoedigd en aangezet heb; belyde ik egter ook te gelyk, dat ik zulk eene vlugheid, welke thans wordt gezien, juist niet in hen getragt heb te verwekken, ten zy men gcloove, dat de eere eenes lands in de menigte van fehriften beftaat. Maar, wyl zulks van verftandige menfehen noch als roemwaardig, noch als nuttig wordt aangemerkt, zo moet men zig, by zulke omftandigheden, meer van een toom of breidel, dan van fpooren bedienen. Want het fchynt, dat de menigte van boeken, welke zo wel in de landstaal oorfpronglyk gefchreeven, als in dezelve worden overgezet, enkel cn alleen bedoele, den Boekhandelaaren eenig beftaan te verfchaffen. Men zou byna denken, dat men weêr in de oude tyden kwam, toen men met laffe rondeelen en zotte hiftorien als handel dreef; maar waar door niet anders wierdt uitgerigt dan dat de fmaak der natie verergerde, de ftudiè'n in de uiterfte verlating; kwamen, maar de Boekhandelaars ryk wierden. Hy deze groote menigte van fehriften ontbreekt het ons egter aan zulke verhandelingen , welke I. Dkv.L. ** ^  xvm VOORREDEN den wasdom, en eene grootere uitbreidir.güej' kunften en weetenfchappen bedoelen. Daar zyn nog veele piapingen in onze Hiftorien overig, welke verdienen gevuld te worden. Ons ontbreeken naauwkeurige befchryvingen van Provinciën en Itcden; wy kunnen geene overzettingen van Griekfche en Latynfche Schry vers en Dichters toonen, om van andere noodige Hukken niet te fpreeken. Wanneer ■zulke' fehriften uitkomen, dan verheuge ik 'er my biliyk over. Wilde iemand , mogelyk, dit op my zelv' duiden, enbeweeren, dat veele myner fehriften ook dat nut niet medebragten , het welk zy biliyk moeften hebben; dan verftoute ik my, te beweeren, dat elk werk, door my uitgegeeven, nogtans ccn goed en lofwaardig oogmerk hebbe, en hedocle, een gebrek te verhelpen, hetwelk ons tot dus verre door vreemden is te last gelegd. Myne befchryving van Denemarken en Noorwegen heeft men voor een noodig werk gehouden, om dat dergelyk een nog niet was uitgekomen. Dit zelfde kan , met een nog grooter recht $ van myne Deenfche Ryks-historie worden gezegd. Het ware te wenfchen, dat elk een zyne geboorteplaats dien dienst deedt, welken ik myne geboorte-ftad heb beweezen. Het ftelzel^ welk ik nopens het recht der natuure en volken heb ontworpen, was in die tyden zeer noodig, om dat deze wee- ' tenfehap, voorheen in déze Gewesten, byna geheel onbekend was. In de algemeene Kerkhistorie konden wy, eertyds, niets anders, dan korte en laffe jaarboeken en lysten van ketters vertoonen. Om die rede, en om dit ge-  VAN den SCHRYVER. xix gebrek te verhelpen, heb ik de KerkhiflorU befchreeven. De Joodfche Historie is, tot nu toe, in geene taal volkomen uitgekomen. Van de andere kleine fehriften kan ik insgelyks voldoende reden geeven, hoewel eenigen gelooven, dat die alleen voor tydverdryf zyn gefchreeven. De befchaafdfte nacicn zyn grootsch op zekere Gedichten, als de Franfchen op hunnen lutrin, en de Èngelfcbeti bp hunnen hüdikras. Om nu eene proef te neemen, wat in dit land in zulk eene fchryfwyze te wege kon gebragt worden, zo heb ik het bekend gedicht, fèter paars, gefchreeven. Dir zelfde kan men mede van de vyf Hekeldichten zeggen, welke daarop zyn gevolgd , waarby myn oogmerk geenszins was, een vinnig fpottend gedicht te bewerken , maar wePin de voetftappen van andere volken te treeden, en blyken te gcevcn van eene fchryfwyze, waarvan men, tot dus verre, by ons geen regt denkbeeld had. Myne Metamorphojis i eene navolging der herfcheppinge van ovidius, kan^ ten opzigte van de vinding, voor een Origineel doorgaan. Die zelfd oordeel kan men vellen van klim's Onderaardfché reis, het welk een zedelyke roman is, waarvan men, in de Latynfche taal, de Argenis van barclay alleen kan vertoo. nen. Wat vremdelingen en uïtlanders van myne zedekundige gedagten oordeelden, dat 'er geene gemeene, en zo menigmaal voorgeftelde denkbeelden in heerfchen, is bekend* Myne Blyfpelen zyn niet alleen in vremde taaien overgezet, maar worden ook nog dagelyks, Op" vremde tooneelen met een goed ge-  ïx VOORREDEN volg vertoond; en door dit werk heb ik ttf wege gebragt, dat Denemarken nu het derde Ryk is, het welk op zulk een werk kan roemen. Want men heeft anders geen tooneel, of eene verzameling van Origineele Komedien, dan in Frankryk en Engeland. Ik toone alleen, wat my heeft aangezet, de thans aangehaalde fehriften te verdedigen, laatend anderen het oordeel over, of ik in dit oogmerk gelukkig ben geweest. Jvlen kan 'ér uit'afneemen dat ik by myne werken alleen '^edoeld hebbe, het gebrek eenigzins te verhelpen, 't welk eertyds by ons heerschte, en dat deswegen de aanmerkingen welke ik over verfcheide fehriften meegedeeld heb , die in zo groote menigte thans by ons uitkomen, niet op my zelv' en myne fehriften kunnen toegepast worden. Men zal my ook, hoope ik, van den argwaan vryfpreeken, als of ik eeniglyk om 'tgeld, en winst halve had gefchreeven. Het voordeel is in verre na zo groot niet, als eenigen zig wel verbeelden. Daar leggen nog boeken by my, die ik niet heb verkogt, hoewel ze reeds voor twaalf jaaren, en flegts in een maatig getal, waren gedrukt. En wat op andere uitgaaven en overzettingen is gewonnen , dit zullen zy weeten, die 'er het voordeel van hebben getrokken. De geringe middelen, die, ik verzameld heb, vloeijen dus eigenlyk uic deze bron niet voort, maar zyn, veeleer, eene vrugt van eenen veele jaaren agtervolgden cenzaamen ftaat, van eene maatige lee vensvvyze, en een' afkeer van alle wellust: met één woord, de geheele winst, waarvan ce-  VAN DEN SCHRYVER. XXI eenigen met wangunst fpreeken, beloopt niet hooger dan dac ik daar door de fchade kan vergoeden, welke de veepest op myn landgoed heeft veroorzaakt; ik kan met waarheid zeggen: quod cttofit, citoperit; want alles, wat ik door een veertig jaarig aanhoudend werk heb opgelegd, is in een tyd van « da- iren weder verdweenen. Weshalven ik het lier nogmaals herhaale, dat ik in een zeker opzjgt bevoegd ben, wegens de in zo groot eene menigte uitkomende fehriften aanmerkingen te maaken, vooral daar ik zie, dat de fchryfzucht, geftadig, meer en meer de overhand neemt, en ontelbaare fehriften uitkomen, welke geen ander doelwit kunnen hebben dan een ituivertje gelds te verdienen. Men kan het armen ftudenten wel niet kwalyk neemen, dat ze door hun werk iets tragten te winnen, maar zy konden, door een nutter werk, het zelfd oogmerk bereiken. Zy konden, by voorbeeld, in plaats van ons vertaalingen van Romans of andere dergelyke boeken te leveren, die wy niet noodig hebben, oude Latytifche en Griekfche fchry vers in hunne moedertaal overzetten, waaraan 'c pns nog ontbreekt, en zig daardoor niet flegts in de geleerde taaien, maar ook in hunne eige taal oefenen. Om hen tot dit werk aan te moedigen, heb ik zelf een' Griekfchen fchryver in het Deetisc/i overgezet, welk werk, indien God wil en wy leeven, nog in dit jaar het licht zal zien, en onzen ftudenten, misfchien, tot een wegwyzer in zulken arbeid dienen kan, welke, gewis, zo gemaklvk niet is, als eenigen zig wel verbeelden. En zoo ** 3 ze  xxij VOORREDEN ze al, eindelyk, origineele ftukken willen leveren ; dan kunnen ze immers andere en bekwaame doffen kiezen, waarby elk Patriot hen met vermaak de hand zal bieden, gelyk men zulks aan het Deensch Magazyn ziet, 't welk een pryswaardige onderneeming is 9 en een grooter nut doen kan, dan men wel denkt. Want hoewel daarin verfcheide ftukken worden gevonden , welke den leezers juist geen zo groot nut kunnen doen ; dit werk verdient nogtans eenen byzondcren roem , om dat het eene verzameling is van, enkel echte origineele ftukken, waarvan men zig met groot hut kan bedienen, om eenige fouten te verbeteren , die in onze Hiftoric waren ingefioopen. Verftandige Patriotten wenfchen, dat onze fchryvers hunne pennen tot zodanige werken mogten gebruiken. Wilde men zeggen, dat zulk een werk geen voordeel aanbréngc, dcwyl de gemeene man, die het grootfte gedeelte des lands uitmaakt, een veel grooteren 1'maak vinde in andere dingen; dan toont tog de ondervinding, dat nutté fehriften ook hunne liefhebbers vinden. Egedes in 't Deensch gefchreeve befchryving van Groenland is zeer wel ontvangen, en ook in vremde taaien overgezet. Van havens reis na Rusland heeft het zelfde geluk gehad. En waartoe de gemeene man nog geen lust toont, daar kan men hem, even als aan andere plaatzen toe wennen. Om tot het werk terug te keeren, het welk ik thans uitgeeve, dit is zo wel, als myne Helden-historie, eene navolging van Plutafchus, weike beroemde mannen onderling  van den SCH'RY VER. xxrrr iing vergeleeken en zig, daar door, eenen onftervelyken roem heeft te wege gebragt. Deze wyze van zedelesfen te geevcn, is de nutfte, en onberispelykile. Zy is de nutfte, om dat ze op de Historie rust, welke een fpiegel is van deugden en ondeugden, die niet vleit. Zy is ook teffens de onberispelykfte, om dat 'er niemand boos over wordt, wanneer hy zyne fouten en gebreken in overleeden menfehen afgebeeld ziet. Men ziet veeleer zonder tegenzin, hoe anderen door de ondeugden mismaakt worden, en wat ze voor droeve gevolgen hadden. Juist daardoor krygt men ook een afkeer van dezelve, en wandeld voortaan omzigtiger. Het gemeene fpreekwoord zegt wel, dat men van overleedenen geen kwaad moet fpreeken. Maar ik heb, aan verfcheide plaatzen, in myne fehriften, getoond, dat veele allerwege aangenomen fpreeKwoorden en hellingen, by een naauwkeurig onderzoek, ongegrond worden bevonden. Men heeft veeleer rede, te zeggen, dat men de lecvendigen moet verfchoonen , om dat ze of wegens zulke oordeelcn te veel lyden, of daardoor flegts worden verhard; maar'de overleedenen kan men vry beoordeclen, dewyl ze, door de befchuldigingen en verwyten , niet verder wórden geroerd, als dezelve niet hoorende; maar den leevenden kan hun voorbeeld de deugd aangenaam, en de ondeugd gehaat maaken. Want verbied men den fchryvers, kwaad van de dooden te fpreeken; dan verbied men hen mede, eene Historie op te hellen. Doch het is veiligst en gevoegelykst, dat men de dooden 'een tyd lang in h.t graf ** 4 "laat  xxiv VOORREDEN van den SCHRYVER; laat rusten, en vervolgens elks deugden en ondeugden, als in dit werk, vermelde. VeeTen hebben zig verwonderd, hoe ik, by zo fobere gezondheids - omftandigheden , zo veele fehriften opftellen, en egter te gelyk myn ampt waarneemen kunne, het welke my, naast myne eige huishoudely ke zaaken, genoeg werks verfchaft. 'Maar, ik heb my, fteeds , van alle noodelooze werken onthouden ; en my nimmer in eene wydloopige briefwisfeling ingelaaten, en alleszins op kortheid toegelegd, zo dat ik in éénen regel heb gefchreeven waar anderen tien toe gebruiken , wanneer ik merkte, dat 'er niets wezenlyks door wegEelaatcn wierdt. Dezen regel wil ik ook allen en elk, welke met bezigheden overlaaden zyn, in allen opzigte hebben aanbevolen. Voor 't overige, wyl dit werk zeer lang, te weeten van Augustus tot het einde des voorigen jaars onder de pers is geweest, zo zyn, inmiddels verfcheide veranderingen voorgevallen. De Koningin van Hongarye, die dezen naam werdt toégefchreeven, is nu Roomfche Keizerin; en .de Zon des Hongaarfchen volks, welke in de inleiding tot de Historiën der Koninginnen margareta en elizabeth , zo helder fchynende wordt voorgefteld, heeft eene taaning ondergaan, en wel door de dapperheid der Pr ui fin, inzonderheid door de fchranderheid cenes Konings, die de bewondering van geheel Europa is geworden. rooR~  VOORBERICHT DES HOOGDUITSCHEN OVERZETTERS. T\ewyl de beroemde fchryver, door de bondige voorreden, voor dit werk geplaatst, my van de moeite heeft ontheft, om van deszeifs inhoud en oogmerk, Breedvoerig te handtien; zo zal ik, in het tegenwoordig voorbericht, des te korter kunnen wezen. Aller minst zal ik my daarmede ophouden , om dit nieuw werk van den Heerc holberg, het welk ik op begeerte van den Drukker in het Hoogduitsch heb overgezet, door een wydloopige en welbedagte lofreden, den Leezers aan te pryzen. Zo gemeen ah dit ook in alle voorredenen is, en zo flipt als het inzon* derheid de over zetters pleegen waar te necmen, •welke hierdoor aan den lof, dien zy aan hun Origineel geeven, op eene wel ongemerkte, maar hen nogtans zeer heugelyke wyze, deel neemenx hoe zedig zy dien ook geftadig van zig weeren ; ik zal my egter aan deze in trein gcbragte gewoonte niet onderwerpen. Vindt dit werk goedkeuring*, zo ah '/ zig 9 gewis, om zyne fchr anderheid, bevalligheid, en het daaruit te wagten nut , belooven kan, dat het zeer wel ontvangen zal worden; dan komt zulks eeniglyk van deszelfs heerlyke eigenfchappen en voorreek» ten voort. Maar mogt het, tes>en verwagting, eenigen niet aan/laan; (jnaar wien behaagen holberg's fehriften niet?) dan zoude myne geringe aanpryzing , zekerlyk , niet het minste 'tot de betere lotgevallen dezes hoeks toebrengen, ** 5 en  xxvi VOORBERICHT en ik zou ben, welke eens vast hebben voorge* nomen, vynnden des goeden fmaaks te zyn, nogtans van hunne dwaaling niet overtuigen, al wilde ik een Heraut wezen, en de voorrechten dezes hoeks in het breede verhaalen. Doch zoo al myn oogmerk ware, deze voorre* den in een loffchrift te veranderen, dan zoude ik eeniglyk tot roem des Heer en holberg en dezes tegenwoordigen werks aanmerken, dat hy de cerjlc is geweest, welke, naar bet ontwerp en voorbeeld van plutarchus, zulk een volledig werk heeft op gefield. De Leevensbefchryvingen van plutarchus, en de daarby gevoegde vergelykingen zyn, altoos, als een meester/luk aangemerkt, en men moet zig biliyk vei~ wonderens, daar de laatere fchryvers, tot dus verre* de oude zo roemwaardig zyn gevolgd, dat zig nog niemand aan zulk een werk begee•ven , en ons ook zulke lecvensbefchryvingen en vergelykingen van grootc Mannen heeft geleverd, wierdt 't oor-  (9) 't oordeel over hen geveld. Trouwens, Egypien is flegts, zeer zelden, van ondeugende Regenten beheerscht geweest. Bykans alle Koningen wierden van de on* derdaanen innigst beahnd en by hunnen dood even zo oprecht en weemoedig beweend , als kinders den dood hunner ouderen pleegen te betreuren. D~s hieruit biykt, dat myne vooraf aangenomen ftelling, hoewel zy vreemd Ichyne, nogtans niet heel ongegrond is, en dat men,door verhandige ftigtingen, de deugd by de Regenten erfelyk kan maaken. Het andere voorbeeld van zulk eene regeeringswyze geeft ons de voorrnaalige Peruviaanfcbe heerfchappv in America. De Stigter derzeive Tnka Mvnko Kapack, was 'er niet zo zeer op uit, o n eene kunïhge regeerwyze in te Hellen, als wel, om den Regenten de deugd in te prenten, en ze by alle zyne opvolgers als ervelyk te maaken. Om dit te bewerken , gaf hy voor , dat hy een Zoon en zyne Gemaalin eene Dochter der zon was, gelastende ftrengst en nadruklykst dat zyne nakomelingen geen huwelyk met anderen zouden aangaan, dan die ook op zulk eene Memellche afkomst konden roemen, ten einde zy, door de vermen^inge met andere menfchen, niet bevlekt of iets van hunne aangeboore deugA 5 den  ( io ) den en Hemelfche eigenfchappen mogten verliezen. Even als dit bevel eens in de Koninglyke Familie aangenomen , en als onveranderlyk wierdt bekragtigd, en de opvolgers van Manko Kapack teftens zagen, hoe noodig het ware, alle ondeugden te myden , op dat de onderdaanen by de verheve gedagten raakende de heerlykheid des Koninglyken Huizes behouden mogten worden; zo hebben zy de voetftappen hunnes Stigters nimmer verlaaten, en daar door te wege gebragt, dat de Peruviaanfche regeering de allergelukkigfie is geworden, welke men in oude en nieuwe Historiën geboekt vindt. Doordien Manko Kapack voorgaf, dat hy een Gezandt des Hemels was, uit dien hoofde afgevaardigd, om eene meer befchaafde leevenswyze in trein te brengen; zo tragtte hy, meer door verftandige lesfen en weldaaden, dan door de fcherpte des zw'aards, de wilde en woeste volken te winnen, waarmee" het zuidelyk America toen opgevuld was. Gelukten deze zngte middelen niet; dan zogt hy ze eeniglyk, door de leevensmiddelen en den toevoer af te fnyden, tot gehoorzaamheid te brengen. En, wanneer ze op deze wyze in 't naauw gebragt waren, dan ftelde hy hen het geluk van andere volken voor, die onder zyn gebied reeds Honden. Van dezelf-  (II) zelfde middelen bedienden zig alle zyne nakomelingen , brengende , daar door , het grootst gedeelte van het Zuiddyk America onder hunne gehoorzaamheid. Niemand hadt berouw, dat hy onder zulk eene regeering ftondt, die niets, dan deugden, liet blyken, en welke met zulk eene zagtzinnigheid heerschte, dat men de Regenten niet anders, dan ouders, en de Onderdaanen niet anders , dan kinderen konde aanmerken. De Historie des laatlïen Konings, Guaynacava , toont allerduidelykst hoe inniglyk de Koningen van hunne onderdaanen wierden bemind. Deze Vorst was met zyn leger in optogt naar Qyito. om dit land in te neemen , maar de weg was , wegens de menigte van fteile klippen en diepe dalen, zeer moejelyk. Toen hv Q,'ito gelukkig hadr veroverd, ondernamen .ie Onderdaanen, ten einde hy des te gemakkelyker weder terug kon keeren, vry willig * een ongeloovelyk werk, tenvyl ze door de bergen een breeden en effen weg zogten te maaken. 't Gelukte hen ook, alhoewel het eene onbefchryvelyke moeite koste, de rotfen door te graaven, en de dalen aan te vullen, welke, op zommige plaatzen twintig voeten diep waren, om eenen effen weg van vyf honderd mylen tot (land te brengen. En hierby lieten zy 't niet eeniglyk berus- 'ten.  (»; ten. Want merkende, dat Guaynaeava zig, gaarne, in deze Provincie ophieldt, zo maakten zy ook een dergelyken weg aan de andere zyde, op dat de Koning het genoegen mogte hebben, langs den éénen weg te komen, en langs den anderen weêr terug te. reizen, en beide wegen vondt hy, altyd, met groene takken, en welriekende bloemen beltrooid. Dit zoude men voor ongelooflyk houden, ware dit groote werk niet kort te vooren aangelegd , toen de Spanjaarden in Peru kwamen. Andere kenmerken der tederlte liefde laate ik onaangeroerd , waaruit men afneemen kan, dat de "Peruvianen hunne Vorften als hunne eige ouders beminden, en het Ryk, onder eene zo vaderlyke regeering, het grootst geluk genoot. Men kan byna niet zonder traanen hooren, dat zulk een land, door eenige wreede Spanjaarden, verwoest is, en nimmer kan men zonder de grootfte aandoeningen leezen, dat deze inhaalige en bloeddorftige Europeè'rs ondernamen, een volk befchaafder te maaken, het welk zy tog, veeleer, zig ten voorbedde en ter navolginge hadden moeten vóórhellen. Voorst overige befpeurt men niets gemaakt in de Peruviaanfcbe regeeringswyze. Want het land ftondt enkel en alleen onder eene eenige en onbepaalde magt. De wys- heid  ( 13 ) heid des Stigters is in dit ftuk alleen gebïeeken, dat hy de ondeugden in de Opperhoofden uitrooide , en hen de deugd zo diep inprentte, dat ze noch de magt, noch ook den wil hadden, van ze weêr uit te delgen. Dit hadt, misfchien, dezelfde werking kunnen hebben, wanneer de ftaat al op een andere wyze ware ingerigt geweest , of wanneer de Vorst, in plaats van eene volftrekte magt in handen te hebben, met eene bepaalde magt geregeerd, of wanneer men, in fteê der Monarchie, de regeering der Edelen, of eene burgetlyke regeering had verkoozen. Want die fteden en andere maatfchappyen, welke van de beste Overheid werden geregeerd, hebben ook de beste regeeringswyze. Ik bekenne openhartig, dat ik andere wetgeevers of ftigters den raad niet zoude geeven, zig van de middelen van Manko Kapack te bedienen , om dat ze op eene ongeoorloofde en ongedoogbaare verfiering rusten. Maar 'er zyn nog andere geoorloofde middelen overig, welke van eene even zo goede werking kunnen zyn. Dus getoond hebbende, dat geene der gewoone regeeringswyzen, waarvan Ariftoitlcs gewag maakt, geheel volkomen ge noemd kan worden; dat elke haare ongemakken hebbe, en daarom eene deugdzaams  C 14 ) me en verftandige Overheid een' Staat alleea gelukkig maake; rnogt men verwagten, dat ik nu eene verhandeling over de piigten der Regenten liet volgen Mogelyk ware ik ook in dit opzigt, daar ik de beste Historiefchryvers onvermoeid leeze , gelukkiger, dan menige jonge fchryvers, die de Overheden regels van regeering voorfchryven , vóór dat ze geleerd hebben, hun eigen huis te regeeren , of zig zeiven te kennen. Maar dit laate ik aan oude en kundige Staatsdienaaren over, welke enkel en alleen met grond en nadruk hiervan kunnen fpreeken. Dit alleen zal ik zaaklyk bybrengen > dat men eiken Regent loflyk en goed kan noemen, wanneer hy een juist denkbeeld heeft van zig zeiven, en waartoe hygefchikt is; naauwkeurig nagaande, dat zyn land, waarever hy heerscht, meer een zo genoemd toebetrouwd, dan een byzonder erfgoed is ; dat hy de Onderdaanen niet zo zeer als zyne knechten en dienaaren, maar veeleer als zyne kinderen aanmerke; dat hy meer 't land, dan 't land hem toebehoore; dat hy door God als tot een Voogd is aangefteld, en de Allerhoogfte zyne rekening ftipt nagaan , en 'er aanmerkingen op maaken zal, als de voogdyfehap met het leeven ophoudt. Elders heb ik in myne lchnften aangeweezen, dat het, in een zeker land, niet ge.  C 15 ) gebruiklyk was, voor zig in het byzonder^ maar eeniglyk voor de Overheden te bidden, om dat men van oordeel was, dat het welzyn van den Vorst en het Volk, onaffcheidenlyk, onderling verknogt is. Dit moet zig een Regent en elke Overheid aanhoudend voorftellen; deze Helling moeten zy als geheel ontegenzeggelyk en onveranderlyk aanneemen, dat de Vorst en Onderdaanen flegts leden van één lighaam zyn, waarvan hetminfte deel nietlyden kan, of'tganfche lighaam moet de fmerten ondervinden. Men kan een'Vorst met de ziel, die het lighaam bezielt, vergelyken. Deze is wel het edelfte deel, maar egter ook een deel, om dat ze niet kan werken, zo zig niét 't ander deel, te weeten het lighaam, in een goeden toefiand bevindt. Men zegt doorgaande: gaat het den Koning wél, dan gaat het ook den Onderdaanen wél. Maar men kan ook met t zelfde recht zeggen: wanneer 't den Onderdaanen wél gaat; dan gaat het ook den Koning wél. Hier moet, of liever hier kan geen byzonder voordeel of belang plaat» hebben, zal niet het gantsch gebouw zakken, en eindelyk inftorten. De leden moeten geen byzondere verbindtenis tegen de maag aangaan, en even zo min moet zig de maag tegen de leden verzetten. Men weet uir den bekenden ftryd tusfchen de maag en de leden,  ( 16) den, dat de üitflag voor beide partyen zéeï nadeelig is geweest. De dagelykfche bevinding toont, dat de eere en 't welzyn van een'Vorst nergens door zo zeer bevorderd werde, dan door zulk eene voorftelling, dat de waare beerlykheid en 't wezenlyk geluk van een Regent niet betlaan in de verhevenheid van ftaat, in de grootte der magt, en in 't getal van Ryken en Landen, maar eeniglyk in de juiste waarneeimng van het ampt, en in 't genoegen, het welk hy by zig zeiven daar door ondervindt, dat hy met roem en eene algemeene goedkeuring zyne rol op 't groot tooneel heeft gelpeeld, waarop hy door God wierdt geplaatst. De Hoogheid brengt,dikwyls, niet anders mede, dan een gedwonge leevenswyze; en men kan een verheven Staatsperzoon met zulk een mensch vergelyken, die in pragtige en met goud belegde kleederen gaat, welke even zo ongemaklyk, als fchitterende zyn. De grootte der magt, en de menigte van landen brengen niets anders te wege, dan dat de last zwaarer wordt, en de bezigheden zig vermenigvuldigen. Het is een last, een ampt waar te neemen; maar het iseengenoegen,hetzelve wél te bedienen, 't eerfte is een lastige tytel; maar 't laatfte een waare heerlykheid. Wy moeten ons leeven aanmerken als een tooneelfpel, waarin elk  (tf) elk éen' kftté rol is gegeeveri, om tc f|ié>« len. 't Veiflrekt een' tooneelfpeeler tot geen vermaak, dat hy eene verheve rol gelpeeld, maar hy verheugt zig daaröver, dat hy ze wél, en met goedkeuring heeft volvoerd. Uit dien hoofde zal hy op het tooneel, veel liever, een ander'perzoon, dan een'Keizer, willen verbeelden, wanneer hy meent i dat hy tot 't eerfte beter, dan tot 't andere in ftaat is, om dat het Voordeel en de eere niet in de verhevenheid der rolle, maar in de volvoering derzelve beftaat. Alles, wat een Vorst door de geboorte, of door eenig toeval bezit, kan wel een geluk, maar geene waare heerlykheid worden genoemd, en even, zo min kan men het den naam van't hoogfte göed geeven. Veeleer beftaat dit in eenbeftendig genoegen, het welk hy ondervindt, zo uik« wyls als hy overdenkt, dathy met zyne eigé eer 't geluk der onderdaanen te gelyk bevordert, en met Augustus kanzeggen: „ het to„ neelfhik heeft een einde; klapt in de handen!" De Vorften noemen zig Patres Patriae, Of Vaderen des Vaderlands. En hierom moeten zy zig toeleggen , om aart dieri naam te voldoen, het welk door de waarneeminge van den vooraf bygebragten regel gefchiedt. Een Vorst moet deze ftelling onveranderlyk vasthouden, dat zyn welzyrt op het welzyn des volks ruste, en dat hun I. Deel. B we»  ( 18 ) wederzydsch belang even zo min gefcheiden kan worden, als de verbindtenis van het nut tusfchen ouders en kinderen. Toen Zopyrus, één der getrouwde onderdaanen van Koning Darius, zig neus en ooren af liet fnyden, en daar door zynen Koning de magtige Stad Babyion in handen leverde; zo zeide Darius: dat hy liever éénen Zopyrus ongefchonden wilde hebben, dan honderd fteden, gelyk Babyion. Dit moet, noodwendig /liefde jegens de regeering verwekken, wanneer men ziet, dat 't leeven van een trouwen dienaar hooger wordt geagt, dan de verovering van een geheel land. Wanneer de onderdaanen hiervan overtuigd zyn; dan doen zy alles vrywillig, en met vermaak, waartoe zy anders met geweld genoodzaakt moesten worden, 't Misnoegen wordtin lust, de onverfchilligheid in liefde, de wederfpannigheid in gehoorzaamheid, en de ondeugd zelfs in deugd veranderd. Dat een Vorst in ftaat zy, een ondeugenden onderdaan deugdzaam te maaken, heeftde Macedonijche Koning, Pbilippus, en wel op de volgende manier beweezen. Ni' canor wierdt by heul aangeklaagd, dat hy fteeds lasterlyk van hem iprak. In plaats van hem, om deze Hout-en vermetelheid, te beftraffen, liet de Koning, veeleer , na de rede verneemen, die Nicanor, moge-  C 19) lyk, hiertoe mogt beweegen. En hoorende, dat Nicanor, alhoewel hy een man van verdiende was j egter in armoede en veragting leefde, zo zondthy hem een gefchenk. Hierop prees Nicanor den Koning, en deze zeide tot zyne Hovelingen: gy ziet hieruit, dat 't in de magt eenes Konings is, in eene Stad den burgeren, of de deugd, of de ondeugd aangenaam, en ze dus of goed, of kwaad te maaken. Trouwens, de Historiën leveren ons ook verfcheide voorbeelden uit, dat een loflyk Vorst een geheel volk eene andere geftalte kan geeven. Ten bewyze dezer helling behoeft men flegts den tegenwoordigen toeftand des Hohgaarfcben volks met den voorigen te vergelyken. Vóór eenige jaaren heerschten in Hongarye een aanhoudende twist en oproer; het volk was misnoegd op de regeering, en omtrent buitenlandfche vyanden vertfaagd. Maar, fedett dat de thans regeerende Koningin deo Throon beklommen, en deze zo roemwaardige Vorllin den onderdaanen zo veele blyken eener regt moederlyke liefde heeft gegeeven, heeft al het volk eene.andere geftalte aangenomen, en is, op eene zo verwonderenswaardige wyze , zo zeer veranderd, dat het niet meer het zelfde fchynt te weezen, De haat en tegenzin omtrent de regeering is in eene brandende liefde, 't wantrouB 2 wen  ( *> ) wen in vertrouwen, en de verfaagdheid in moed en vuur veranderd geworden. Dit volk , het welk, zo menigmaal, voor 'sRyks vyanden- vlugtte, is nu een fchrik voor de magtigfte Vorften in Europa, en eene half veragte natie ftrekt, thans, dat Waereldgedeelte , 't welk wy bewoonen, tot een wezenlyke eer. Deze merkwaardige verandering is niet door kunftig bedagte wetten, of door eene nieuwe inrigting der regeering, maar door de deugd van de Vorftïn alleen, en door haare moederlyke genegenheid jegens haar volk te wege gebragt, toen ze openlyk zeide: ik wil uwe Móéder zyn , indien gy myne kinderen zyn wilt. Deze eenige verklaaring, en de nakoming derzelve door daadelyke blyken, heeft het oude mistrouwen volkomen uitgerooid, en den zwakken Hongaar/eken onderdaanen nieuwe kragten, en als een nieuw leeven gegeeven~, zo dat men naar waarheid kan Zeggen : hier is het regte Hongaarfche water, l'Eau veritable de la Reine d'Hongrie, het welk verfrist en verkwikt. Men heeft gemerkt, dat elk burger en landman de regeering byna boven vermogen onderfteund, ja vader en zoon hebben onderling geftreeden, wie zyn leeven voor de eer en *t welzyn eener zo geliefde Vorftin zou waagen. Gewis, zo lang als deze ftaatsregel door de Koningin zal  zal worden waargenomen; zal deze natie voor geene andere in deugd, dapperheid en trouw in 't minfte zwigten. Maar mogt deze Vorftin daarvan afgaan, mogt zy, naar het voorbeeld van eenigen haarer Voorzaaten, den bederflyken raad van zekere kerklyken gehoor geeven , en zig, door de Je fait en, tot eene onverfchilligheid omtrent haare getrouwe onderdaanen laaten overreden , welke zo groote blyken hunner liefde tot de regeering gegeeven, en ter vergeldinge niets anders, dan de geweetensvryheid, hebben begeerd; mogt dit gefchieden, dan zou de Staat, voort, wêer even zo zwak enon» aanzienlyk worden; men zoude weêr van twist, oproer, zamenzweeringen en wanhoop hooren, ja, de onderdaanen zouden, op nieuw, by 's lands vyanden, ja zelfs by de Turken en ongeloovigen belcherming tegen hunne Overheid zoeken. Dan, dit is niet te denken, en uit dien hoofde kan men de tegenwoordige regeerwyze in Hongarye uitmuntend noemen; gemerkt daar Hoofd en Leden, en gevolglyk ook deze zelfs onderling naauwst zyn verëenigd, en in alle deelen van dit ft aatkundig lighaam eene gewenschte overëenftemming heerschc, die 't gansch geitel verfterkt en onderhoudt. Zo lang als deze gewenschte gefteldheid duurt; zullen handen en voeten B 3 tot  C 22) tot nut der maag gewillig werken, om dat zy gelooven, dat zy 'er hunne fterkte zelv' van krygen, en de maag zal haaren eigen fmaak gewillig verzaaken, ten einde niets aan te neemen, dan waardoor de leden gevoed, en verfterkt kunnen worden, 't Welzyn des Ryks zal als de welftand van elk burger in 't byzonder worden aangemerkt. De fchatkamer van den Vorst zal door de onderdaanen als eene Staatsbank worden befchouwd, waarin allen en elk actiën en aandeel hebben, en alle burgers zullen hun eigendom voor een Vorst, en voor eenen tot zyrie dienften altoos beftemdeti fchat houden. Men zal, nimmer, van andere gefchillen tusfchen het hoofd en de leden hooren, dan die, weleer, in Engeland, onder de regeering van Koningin Elifabetb, plagten te ontftaan, toen de Parlementen clie Koningin, dikwyls, misnoegd verheten , om dat zy weigerde, allé fubfidien, die men haar aanbood, aan te neemen, en zy tot geen huwelyk wilde befluiten, waar door het land met Vorften van eenen zo uitfteekenden ftam voorzien kon worden. Mvn voorneemen is niet, door deze verhande!ing alle Staatsgefteldheid en grondwetten voor nutteloos te verklaaren. Veeleer bewondere ik zelf de kunftige ftaatsgebouwen , die door verfcheide ftigters en wet-  wetgeevers zyn opgeregt. Ook ftaa ik toe,: dat ze nuttig zyn. Dit eenige beweere ik flegts, dat daar door de ongemakken in een maatfchappy niet kunnen weggenomen worden, zo niet een verftandig, rechtvaardig en ervaaren Vorst aan het roer zit. Want de beste wetten zyn flegts als doode letters aan te merken, wanneer ze niet worden opgevolgd. Men kan ze met Caligula's verordeningen vergelyken, die met zeer kleine letteren gefchreeven, en zo hoog waren gefield, dat niemand ze kon leezen. Men kan, door nieuwe ftigtingen en wetten, de Staatsgebreken, (vitia flatus,) aanwyzen en kenbaar maaken; maar men geneest ze niet, zo lang als de gebreken der Regenten ( vitia perfonarum, ) niet worden weggenomen. Solon en Lycurgus, twee groote wetgeevers, ftigtten twee Gemeenebesten. De wetten van Solon waren doorgaande goed en welgegrond; maar de Staat van Atheene was aan dezelfde zwakheden, als voorheen, ja by het leeven van den ftigter zelv' nog onderhevig. En dit kwam daarvan daan, om dat hy meer op het gebouw, dan deszelfs ftandhouding dagt, ea meer op het fchip en roer, dan op den ftuurman zag. Maar Lycurgus was 'er niet zo zeer op uit, om goede wetten te geevea s als wel om dezelve by aanhoudendheid B 4 werk-  C*4) werkftellig te doen maaken ; en dit kon op geene andere manier gefchieden, dan dat hy een beftendig deugdzaarr.e Overheid invoerde, die noch de magt, noch de wil hadt, van ondeugend te zyn. Hierin beftondt zyn meesterftuk, 't welk ook van dat gevolg was , dat Lacedemonie eenige eeuwen in den hloejendften ilaat, en aan geene verandering onderhevig was. Uit het* bygebragte blykt dus, dat alle regeeringswyzen goed zyn , wanneer de Regenten bekwaam en deugdzaam zyn, en dat inen, op zulk eene wyze, even zo gelukkig, onder een volftrekte, als bepaalde Tegeering leeven kan. De Staat kan, onder eene Ariftocratie, even zo zeer bloejen, als onder eene burgerlyke regeering, en even zo gelukkig zyn, wanneer eene vrouw den fcepter zwaait, als wanneer een man aan het roer zit. Margareta en Elifabeth, welker Historiën ftraks zullen volgen, dienen ten bewyze der laatfte ftehinge, en toonen duidelyk, dat geene Salifche zvet noodig is, om het welzyn van een Ryk te bevorderen. Denemarken is, nimmer, in een grooter aanzien geweest, dan onder de regeering van Koningin Margareta, en Engelands welftand levert een onwêerfpreekelyk getuigenis uit van de verftandige regeering van Koningin Elifabetb. Nu wil. ik my tot de Historie, zelve wenden. M A P,-  MARGARETA. Deze beroemde Koningin , wier Leeven tot een Sieraat der Noordfche gefchiedenisfen iirekt, is in het Jaar 1353, van Koning wa ldem a r III. cn Koningin helwig gebooren. Nopens haare geboorte verhaalt men eene zonderlinge gebeurtenis. De Koning naamlyk ware,eens xs&peburg gekomen, alwaar de Koningin.HELWiG gevangen zat en hy hebbe een vrouwsperzoon begeerd om 'er den volgenden nacht meê door te brengen ; maar men had buiten zyn weeten, de Koningin by hem gelegd en deze ware, hierop, met deze groote dochter bezwangerd geworden. Doch Wy 1 huitfëld niets hiervan meldt en het ook niet gelooflyk fchynt te wezen , dar, iemand zig verftout zou hebben den Koning zulke pots te ipeelen; zo kan men deze gebeurtenis onder de fabelen rekenen, die men, doorgaans, by de geboorte van groote Monarchen gewoon is te verdigten. margareta tien jaaren oud zynde, wierdt ze aan den Koning van Noorwegen, hagen, uitgehuwd , en die verbindtenis lag den grondflag tot de verè'eniging.der beide Noordfche. Ryken, welke nog duurt. Bydithuwelyk zyn de volgende omftandigheden merkwaardig. Koning waldemar, en magnus smek, Koning van Zweeden, hadden zamen afgefproken, dat de Zoon van magnus, de Prins hagen, met de Deenfche Prinfes, margareta, zoude trouwen. Doch deze verbindtenis zogt de Zweedfche Adel te verydelen door «en huwelyk tusfehen den ftraks gemciden B 5 Ziveed-  Zweedfchen Prins hagen, en de holst einsche Graavin elisabeth, eene zuster van h end rik bygenaamd den yzeren, te bewerken. Tot dat einde zonden zy ook, in het jaar 1362, eenen Gezandt na holste in, om deze gewigtia;e zaak volkomen tot ftand te brengen. De Graavin wierdt, op de plegtigfte wyze,aan den Koning hagen verloofd; ook nam ze den Titel eener Koningin van Zweeden en Noorwegen aan, om dat deZweed/che Prins, hagen, in Noorwegen regeerde, en begaf zig fcheep, om haare reis na Zweden te aanvaarden. Maar door norm wierdt ze na Denemarken gedreeven. Koning waldemar ontving ze met de grootite eerbewyzingen, zig houdende, als ofhy, uit zorg voor haar perzoon, niet konde toelaatendat zy haare reis in den harden winter agtervolgde." Maar, inmiddels, dat hy haar deze hoflykhcden bewees, drong hy, met de üiterfte magt, aan op de nakpming der voormaalige afipraak, raakend het huwelyk van Koning hagen met zyne dochter margareta. En, daar deze verftandige Heer in ftaat was, Koning magnus smek tot alles, wat hv wilde, tebeweegen; zo verkreeg hy ook. 'ditmaal, op hem, dat hy van gedagten veranderde, en z;yne voorige belofte nakwam. De jonge Koning hagen, wierdt voort hierop na Denemarken gezonden, alwaar hy het huwelyk met de Prinfes margareta, welke toen eerst elf jaaren oud was, te Koppenhagen voltrok. Dit trof de HoJfteinfche Graavin zo gevoelig, dat ze zig fchaarhde. weêr  weêr na Holftein re reizen, en ging deswegen in het Zweedfche kloofter Wadilena. Uit dit huwelyk wierdt een zoon, met naame oluf, gebooren, die naa den dod van Koning waldemar, in het jaar 1376. tot Koning van Denemarken wierd verkoozen, en riaa den dood zyns Vaders, 1380. ook den NoorweegCchen Throon beklom. Dus wierden de beide Ryken , Denemarken en Noorwegen, in zyn Perzoon zamen vcrè'enigd , en , om dat hy een erfgenaam van Zweeden was, zo kon hy ook op dit Ryk eene aantaal doen. Doch de Zweeden hadden den Hertog vmMekelenburg ,albertus, tot hunnen Koning gekoozen, en de Erven van magnus smek buitengellooten. Des moest de jonge Koning oluf, met zyne twee Ryken te vreden zyn, en zig alleen den cisch op 't derde voorbehouden. Vermits Koning oluf noa; jong zynde, aan de regeering kwam, zo wierdt goed gevonden , dat zyne moeder de regeering zo lang waarneemen zoude, tot dat hy mondi* was Zy regeerde ook, werklyk, indien"tyd, over deze Rylcen met grooten roem, tot dat haar Zoon, 1387. in den bloei z ner jeugd overleedt. Met hem hield de regtoKoninglyke Linie in Noorwegen en Zweeden op. In Denemarken was 'er, insgelyks, in de opgaande Linie, niemand mor voorhanden en dus hadt margareta 't naaste recht tot de opvolgin ; in de règéeritt°\ Deze Vorftin wierdt ook, werklyk , zo wei uit hoofde van haar onbetwistbaar erfopvolging jecht9 als om haar doorzigt en verhand;, welke  ( 28 ) welke zy, gediturende de minderjaarigheid naars Zoons, in de beftieringe der Ryken hadt laaten blyken, tot regeerende Koningin, en wel zp eenpaarig verklaard en aangenomen, dat do ééne Provincie als met de andere ftrecdc, wie allereerst haar huldigen, en'er de fchriftlyke verzekering van zoude geeven. In Noorwegen hieldt zig nog een aanzienlyk en ma.;tig Heer op, welke den naam van hagen jonsen drost droeg, en van de Noorweegfche Koningen afftamde. Deze kon, daarom, met eenig recht, aanfpraak op de Noorweegfche Kroon maaken. Doch margareta wist het zo te fchikken, dat hy zyn recht liet vaaren, en op het %\QX.Aggerhus van zyn eisch, in het jaar 1388. plegtig alïtand deedt. Ook bragt zy te wege, dat de Noorwegers den jongen Hertog van Pommeren, hendrik, tot haaren opvolger verklaarden. Deze ftamde van haare Zuster af, en zy hadt hem reeds tot haaren erfgenaam van Denemaken beftcmd, waar door ze den grond tot de verèeniging van beide Ryken lag. En daar de naam hendrik in deze Ryken vreemd, en. den D'eenen en Noorwegers onaangenaam was , zo veranderde zy dien in erich, onder'welken naam deze Koning ook in de Historiën bekend is. In het begin haarer regeering raakte zy met Zweeden in oorlog, waartoe de volgende gebeurtenis aanleiding gaf'. Vooraf is reeds, gemeld, dat haar . In Zweeden nam het misnoegen zo zeer de overhand, dat de Kerkel;. ken en de Ridderfchap ; openlyk, over'des Konings gedrag klaagden. En, daar ze met hunne klagten niet gehoörd wierden , zo begonnen ze zig openlvk tegen hem te verzetten. Zy verfterkten hünne Kasteelen, zeggende hem ten laatften de gehoorzaamheid op. TefFens riepen zy de Koningin margareta te hulp, om dat ze alleen niet fterk genoeg waren, hem tegenüand te bieden. Hoewel zig nu deze verftandige Koningin van de gelegenheid wél wist te bedienen, en zc tot haar voordeel te befteeden, zy hieldt zig egter voor het oog zo, alsof ze geen lust hadt, zig in ie Zweedfche onlusten te mengen, en hoorde,daarom, hun voorftel zeer onverfchillig aam Daar door zogt zy de Zweeden te beweegen, hun aanzoek te herhaalen , en de voorwaarden, die zy hen voorleggen zoude, aan te neemen. Zv wilde te gclyk deze gewigtige zaak j vóór dat ze aan 't werken ging, regt ryp laaten worden. Toen ze eindefyk van 't aanzien en de fterkte der partye een vast bericht hadt ontvang en; liet ze zig met de misnoegden in eene ónderhandeling in , en beloofde hen hulp, doch onder deze voorwaarde, dat men haar voor een regeerende Koningin aanneemen en vcrklaaren zbude. Een Zweedsch Heer, algud magnüson die twee kasteelen, Oherftein en Oereftein, te leen bezat; was de eerfte, die zig voor de Koningin verklaarde, en in eenen, op Drie Koningen dag, van het jaar 1388. gelchreeven brief haar niet alleen hulde deedt, maar  maar ook beloofde, dat de twee gemelde Kasteelen tot haaren dienst zyn zouden. En, daar deze Heer deallereerfte was, die de anderen met zyn voorbeeld voorging, zo bewees hem de Koningin, vervolgens, eene behendige en byzondere genade; zy fteldehem onder het getal haarer Raaden, en beleende hem met verfcheide gojderen in Denemarken. Hem volgden verfcheide anderen, welke de Koningin, insgelyks, hunne Kasteelen en vestingen overgaven , en eindelyk beloofde ook de Zweedfche Ryksraad, haar hou en getrouw te zyn, waar door dus haare party, welke zy reeds in Zweeden hadt, ongemeen wierdt verfterkt. Maar nqgtans kon een bloedige oorlog; niet worden gemyd; hoe talryken aanzienlyk ook de Vrienden waren, waarop zig Koningin margareta in Zweeden kon verlaaten. Want Koning albertus hadt, behalven de party, die hem nog in zyn Ryk was toegedaan, een groot leger wn.DuitJckers verzameld. Op datzelve ftelde hy zyn fterkfte hoop, en daardoor geloofde hy, fterk genoeg te weezen, om Koningin mars ar et a hec hoofd te kunnen bieden. Weshalven hy geen zwaarigheid maakte, de beflisfing dezes gefchils op de uitkomst van een veldflag te lasten aankomen. Koningin margareta nam ook hierin genoegen, en beide legers raakten, op de vlakte by Falkïöping ïnfT'estgothland, handgemeen. De Zweeden wierden door hunnen Koning albert zelv', en de Deencti door den Heer ivar lïkke te Eeghohn aangevoerd. De Slag viel voor den ai Sep- temb.  ( sO ièmb 1388. en van weerskanten wierdt met groote dapperheid gevogten. Doch eindelyk Wierden de Zxveeden geflagen, en de Deeneti behaalden eene volkomen overwinning. In dezen beroemden Sla»- wierdt de Koning zelf, met zyn' Zoon erich, en verfcheide andere voornaame Heeren gevangen. Negentien Zweedfche Ridders wierden naast zeer veele gemeene Soldaaten gedood. De Deenen verlooren méde zeer veel volk, waar onder agt Ridders waren, waaruit men kan afneemen, dat de Slag zeer bloedig is geweest. Koningin margareta hieldt zig , zo lang als de Veldflag duurde, te Wordïngburg op, wagtend, met 't uiterfte verlangen, na de tyding hoe de Slag ware uitgevallen. Maar toen zy eindelyk hoorde, dat haare Troeperi de overwinning hadden behaald, en Koning al bert zelf gevangen was; zo begaf ze zig4 met den grootften haast, na Bakte. Daarheen wierdt de gevangen Koning ook gebragt, maar vervolgens bragt met hem na Lmdholm in Schonen- alwaar hy zeven jaaren in gevangenis moest zitten. Maar de overige gevangen liet de Koningin na Kallundborg en andere plaatzen brengen. Deze veldflag is éen der beroemdfte, die ooit in 't Noorden is geleverd. Want daar door wierdt, op ééncn dag, een groot Koningryk gewonnen, en de Koning zeil met zvn' Zoon, en zo veele aanzienlyke Heeren, vielen in de handen des overwinnaars. Hierdoor heeft Koningin margareta eenen byzonderen voorrang onder alle Xooj-dfche forfteh gekreegen, en.deze groote Vorftm  C ss) verdient den naam eener Noordfche semir amis, met 't grootfte recht. Zy woonde wel den Slag niet zelve by , als semiramis, maar nogtans was haar geest by 't leger tegenwoordig, en haare fchikkingen waren zo verftandig "en uitfteekend, dat men zig, te vooren reeds, eenen gelukkigen uitflag belooven konde. Haare ganfche Historie toont, dat haare regeering eene aanëenfchakeling van enkel wyze fchikkingen is geweest. Deze groote overwinning is, door een fierly k heldendicht van erasmus laetus vereeuwigt. De fchryver verdeelt het in tien boeken, -noemende het Libri Margaretkorum. Hy heeft zyn werk aan de Koningin elisabeth in Engeland opgedraagen. Het fchynt , dat deze Vorftin zig de regeering der Deenfche margareta tot een voorbeeld heeft voorgefteld. Indien men op dit gedicht mag aangaan; dan is de Koning a lüert door den Deenfchen Generaal, lykke, met eigen hand gevangen genomen. Doch dit fchynt eene vinding des dichters te zyn, om zynen Held des te grooter te maaken. Dit zelfde kan men mede zeggen van verfcheide andere omftandigheden,' en dus kan men dit werk, al is het dat de inhoud waar is, doorgaande nogtans niet als een geloofwaardig boek aanhaalen. Dan, deze oorlog wierdt, door dezen Veldleg, niet voort geëindigd. Want de Mekelenburgfche Heeren, als mede Rostok en Wismar, agtervolgden de Vyandlykneden tegen de Noordfche Ryken nog een tyd lang. En , daar zy Stokholm benenens andere ryksvestin-' I. Deel. C dit Ryk is het ook, naderhand, tot den BromCebroifchen vrede .654. gebleeven. Uit deze korte getchiedenis ziet men, dat bykans geen Noordsch Vorst zo groote dingen uitgevoerd, en tot tiand gebragt heeft, als deze Koningin. Zy regtte door haare overwinningen niet flegts, maar ook door haare wysheid en ftaatkunde een groote Monarchie op, hegtende de daarvan eertyds afgefcheurde Landen en . Provinciën weêr aan het Ryk De groote wysheid, waarmede zy ten laatften, naa dat ze de regeering reeds aan Koning erich overgegeeven hadt, alle misflagen, die hy begin r, wist te verbeteren, en alles, wat hy in dc war hadc gebragt, weêr teregelen, verdient niet min te worden bewonderd. Gewis. door zo groote verdienden en voorrechten heeft die Koningin haare gedagtenis in het Noorden onftervelyk gemaakt. Naa zo groote onderneemingen , en eene zo gelukkig gevoerde regeering, overleedt, eindelyk, deze nooit genoeg gepreezen Koningin, in het jaar 1412, den 28 Oclob. op een Schip, toen ze van Flensburg na Denemarken wilde zeilen. Zy kan eene plaats onder de grootfte Vorftinnen beweeren, waarvan in de Historiën wordt vermeld; want zy L Deel. D yer-  (50) verëenigde zo wel door haare wysheid en ftaatkunde, als door haare zegevierende wapenen, drie ftrydende Koningryken, en was, in haaren tyd, ééne der fterkfte, zo niet der allerfterkfte Magten der waereld. Haar beleid wist ook deze Ryken, zo lang als zy leefde, verè'enigd te houden. Inmiddels waren de Zweeden met haare regeering zo wel niet te vreden, als de Deenen en Noorwegers. De Zweedfche Historie ontkent wel niet, dat zy een groot doorzigt en bekwaamheid in Staatszaaken heeft bezeten; maar brengt nogtans verfcheide klagten tegen haar in , en befchuldigt de Koningin , dat de Zweedfche natie door haar met groote lasten zy bezwaard geweest; dat ze zelfs eene lchatting op den rug van elk dier heeft gelegd, welke uit dien hoofde de rugge-fchatting wierdt genoemd; dat ze al het geld uit Zweeden na Denemarken gevoerd, en de meeste bedieningen en Kasteelen in Zweeden den Deenen ter beftieringe heeft gegeeven. Ook zeggen de Zweedfche Historiefchryvers, dat de Koningin, wanneer de Stenden daarover klagtig vielen, en haar vóórhelden, dat zulk eene handelwyze met de door haar gegeeven fchriftlyke verzekeringen ftreedt, dit antwoord gaf: zy zouden zig flegts met hunne fehriften bemoeijen; dat ze voor haare Kasteelen en Vestingen wel wilde zorgen. Zy berichten insgelyks, dat zeden jongen Koning erich deze les heeft gegeeven: Zweeden moet u voeden, Noorwegen u kleeden, en Denemarken u verdedigen. Doch 't is niet denkelyk, dat ze de Zweedfche natie zo veragtelyk zoude behandeld  C5X ) deld hebben. Zulk eene handelwyze komt ook zo min met haaren inborst, als haare behendige voorzienigheid overeen, om de onderli ge eensg zindheid der drie Ryken te bewaaren. Veeleer mag men gelooven, dat de Zueeden , welke nooit konden vergeeten, dat ze als met geweld tot de Calmarifchs verëeniging genoodzaakt wjren geworden, alle gelegenheid waarnamen, om haar gedrag te iaaken, en zy haar veele dingen hebben te last gelegd, die ze nooit heeft uitgevoerd. Dit blykt onder anderen uit de befchuldiging, welke zy tegen haar inbragten, ter oorzaake van een penning , op wier ééne zyde het beeldtenis eene vrouwe, en op de andere zyde een Oe te zien was, 't welk zy zeer haatelyk verklaarden, daar nogtans deze letters niets anders konden beduiden, dan of een Oertag oïOere, toen eene gangbaare munt zynde, of wel de ftad Oerebroe, daar deze penning was geflagen, het welk de rekkelyker Zweedfche fchryvers zelve toeftaan. De befchuldiging, dat ze de Zweedfche bedieningen en Kasteelen den vreemden gaf en toeberrouwde, fchynt even zo ongegrond te zyn. Want uit de Historie ziet men, dat twee Zweedfche Heeren, alüüd m agnusön, en auraham «roüersön haare grootfte gunftelingen waren, en door haar met goederen in Denem :rken beleend zyn geweest. Wat men dus, hier, in de Koningin laakt, is veeleer als de verftandigfte Staatsregel aan te merken, om dac ze, daar door, de Deenen, Noorwegefi en Zweeden zo onder malkander zogt te mengen., dat alle drie volken maar D a één  (52) één volk mogten worden. Wat 'er ook van zyn moge; de verëeniging hieldt egter aan, zo lang als zy leefde. Maar voort naa haaren dood wierden de Ryken met tweedragt en onëenigheid, met moord en bloedige oorlogen opgevuld. En mogelyk hebben de Zweeden, toen, eerst deze dingen van Koningin margaueta verdigt, om hunnen afval te rechtvaardigen. Van de Dienen, in tegendeel, werdt deze Vorftin, om haare godsvrugt en milddaadigheid, mitsgaders om haare verftandige regeering , waar door ze de Eer des volks tot den hoogften top bragt, tot de wolken toe verheven. Van den gemeenen man wierdt zy, om haare minzaamheid en vrindlykheid in den ommegang, bemind, en de genegenheid der Kerklyken hadt ze, door groote giften, gewonnen, waarmede zy de Kerken en Kloofters in alle drie Ryken begiftigde. Maar den Deenfchcn Adel hieldt ze kort, daarom, om dat die, zo menigmaal, een' ophand tegen haaren Vader hadt verwekt. Men zegt, dat haar fpreekwoord was. „ Zy wilde de appe„ len in den bogaard lchudden, de beeken „ droog maaken, en de bekers verbreeken;" waarmeê zy op de drie geflagten der Abildgaard, Begger en Limbekke zag, die zyin toom wilde houden. Met dit inzigt kogt ze groote goederen van den Adel in Denemarken, zo dikwerf als zitr. de gelegenheid daartoe maar opdeedt, om de magt der Kroon daardoor grooter, en het gezag des Adels geringer te maaken. Het Kasteel Eegolm kogt z« van den Heer ïyah lykice in Fenfysfel, Hel-  (53> HeUerJlöp en Oerum op Tye van den Heer nicol. strangesön , en Rosholm van den Heer nicol. gundesön. De gemeenzaamheid , welke zy, jegens haaren biechtvader, den Abt van iora, liet blyken, gaf aanleiding tot eene zekere kwaadipreeking , en Koning albert verweet haar zulks openlyk, toen hy haar Munkedeye noemde. Maar, hoe zou de Koningin hieromtrent gelukkiger geweest zyn, dan andere regeerende Koninginnen? Want in de gefchiedenisfen vind men flegts zeer weinige, welke van deze lastertaal vry waren. Wat belangt haare lyfsgeftalte; zy zoude zwartagtig en manhaftig zyn geweest, en haar Vader, de Koning waldemar , zou ter dezer oorzaake zo wel, als om haare ziels-hoedanigheden en groote bekwaamheid, menigmaal hebben gezegd, dat de natuur by haar eenen misflag hadt begaan, dewyl zy eene vrouw was geworden , daar ze nogtans een mansperzoon hadt moeten worden. Zy ftierf in 't 5911e jaar haares ouderdoms, en naa dat ze 37 jaaren, zo wel ten tyde van haaren Zoon, 0 lof, als haar opvolger, krich van Pommeren, hadt geregeerd. Want zy regeerde werklyk onder beide Koningen. Nogtans meend men, dat ze ten regten tydezygeftorven, om dat Koning erich haar boven het hoofd begon te wasfen, en haar misfchien, indien ze langer hadt geleeft, in een Kloofter hadt geftoken. Doch zulk eene onderneeming hadt voor dien goeden Koning zeer gevaarlyk kunnen zyn. Want, alhoewel zy taamlyk oud was, haar aanzien was, dit nietD 3 temin,  C 54 > temin, in de Ryken nog zo groot, dat, byaldien de Koning zulk een voorneemen hadt willen volbrengen, het haar even zo gemaklyk, ja nog veel gemaklyker ware geweest, hem na Pommeren terug te zenden , als 't hem geweest ware, haar in een Kloofter te fteeken. En dit is het, wat ik noodig oordeelde, van deze groote Koningin hierby te brengen. Alles is uit de algemeene Deenfche Historie ontleend, om dat haare daaden in geen byzonder werk zyn opgetekend, zo men de Margaretica van laetus uitzondert, 't welk een dichtkundig werk is, en eeniglyk van de groote overwinning handelt, die zy op Koning albert heeft behaald- Ecrsr wierdt ze te Sora begraaven, maar vervolgens na Rothfchild vervoerd, alwaar Koning erich het Albaster -praalgraf voor haar liet opregten het welk men daar nog vind. ELI-  ELISABETH. Koningin van Engeland. Deeze beroemde Koningin is, te Greenwich. den 7 September 1533. gebooren, zynde eene dochter van Koning hendrik VIII, en anna bülein, met welke die Koning weder trouwde, toen hy zyn voorige Gemaalin, catharina, om bekende, en door alle Engelfche Gefchichtfchryvers wydloopig bygebragte redenen, hadt veritooten. Dewyl zeer veele Engelfchen en buitenlanders dit nieuw huwelyk voor onwettig hielden, en de Paus in de echtfcheiding met Koningin catharina niet hadt willen bewilligen; zo bewerkte de Koning, voort, eene Parle. ments-afte, waardoor de jonge elisareth tot eene wettige erfgenaam der Éngelfche Kroon wierdt benoemd, indien geen Prins uit dezen echt mogt volgen. Dan, naauwlyks waren 'er 3 jaaren verloopen, of de Koning befchuldigde zyn nieuwe. Gemaalin van ontrouw, en liet haar openlyk ter dood brengen, zo als, vervolgens, in de gefehicdenis dezer ongelukkige anna bülein, afzonderlyk zat worden aangeweczen. Op den onmiddelyk naa haaren dood volgenden dag begaf hy zïg, op nieuw, in den echt met johanna'seymour, by welke hy eduard teelde, dewelke ook, naderhand aan de regeering kwam. Deeze verandering bragt te wege, dat elrs a be t 11 zo we, als de Primes m a r ia , 'u elke de Koning by de Koningin catharina D 4 hadt  C5' ) hadt ver wekt, voor onwettige kinders erkenci, en van de opvolging wLrden ukgeflooten. Naa 's Konings dood beklom eduard den Engelfchen Throoi. Deze beminde elisabeth regthartclyk, noemende dezelve, niettegenhaande haar voorig ona.eva'1 , nogtans nooit anders, dan zyn lieve Zuster. Zy maakte zig ook, wegens'haare uitfteekendê hoedanigheden, by de ganfche Engelfche natie geliefd. In haar zeventiende jaar was zy de Latynfche, Fra:.fche en Italiaanfche taaien magtig, en in de Griekfche taal ook taamh k vergevorderd. De andere weetenfchappen laate ik daar, waarin zy het zo verre hadt gebragt, dat men haar voor een wonder der toenmaalige tyden onder de vrouwen hieldt. De dood van Koning; eduard, eenige jaaren daarna gevolgd, bragt haar in een gevaarlyken toeftani. Maar zy gedroeg zig zo verhandig en omzigtig, dat haare vyanden geene gelegenheid vonden, haar in 't bederf te horten Toen naa den dood van Koning ediard, wegens de opvolging, gefchil ontftondt, en joh anna gray, door haare aanhangers, te Londen voor Koningin wierdt uitgeroepen; zo koos elisabeth het veiligfte, voegende zig by de party van haare halve Zuster, maria. En de uukomst leerde,dat haar gedrag in dezen verftandig was, g;emerkt de party van maria de overhand behieldt. Deze Vorftin was in den Roomfchen Godsdienst opgevoed; en hadt dien zelfs, nog by het leeven van haar Vader, met de uiterfte ftandvastigheid verdedigd. Nu zogt zy dien, by de aanvaarding haarer regeering, weêr openlyk in  C 57 ) in te voeren, en, by deze gelegenheid, wierden de yverigfte Protestanten tot den houtftapel ver weezen, alwaar men hen als ketters verbrandde. Ten tyde dezer vervolginge gedroeg e isaheth zig zo voorzigtig, dat, niemand de minfte genegenheid tot de Reformatie in haar koade befpeuren. Maar nogtans hield men haar, wat deze zaak betreft, geflaag verdagt, dewyl zy in den brotestantfchen Godsdienst was opgevoed. — Men kon, naar allen fchyn, niet verwagten, dat mar i a eige erfgenaamen zoude nalaaten, en uit dien hoofde moest men duchten, dat elisabeth, ten eenigen tyde, weêr alles mogte om verre ftooten, wat m aria hadt gebouwd. Ter oorzaake hiervan beraadflaagden de Roomfchen zamen, hoe men dit ongeluk kon voorkomen. — De onderdaanen verwekten, hier en elders, tegen de harde regeering van Koningin m aria eenen ophand. Hieruit wis*ten de Roomfchen voordeel te trekken, voorgeevende, dat 'er elisablth mede de hand in hadt. Zy bragten het by de Koningin ook zo verre, dat elisabeth in de gevangenis wierdt gezet. Men liet de muiters pynigen , maar niemand klaagde de Prinfes elisabeth aan. Dit niettemin wierdt zy uit de ééne gevangenis na de andere gebragt. Verfcheide vreemde Mogendheden, en onder deze christi a an III. Koning van Denemarken, fpraken wel voor haar, docht 't was van geen gevolg. In deze verzoeking dee.it ze openiyk belydenis van den Roomfchen Godsdienst, en woonde de Mis naarftig by. Maar het mistrouwen kon, nogtans, D 5 daar  C 53 ) daar door niet worden weggenomen, en 't fchynt,, dat men haar van het leeven zou hebben beroofd,hadt niet deSpaanfche Prins, philippus, de eigen Gemaal van Koningin maria, om reden van Staat, voor de Prinfes elisabeth gebeden. Dewyl nu de Roomfchen merkten, dat hun aanflag niet wilde gelukken, zo floegen eenigen een huwelyk met dezen of geenen vremden Vorst voor , om ze dus verre buiten het Ryk te brengen'. Maar dit floeg elisabeth af; waar doof dan Koningin maria zo verbitterd wierdt, dat ze met: heftige woorden tegen de Prinfes uitborst, en zig openlyk liet verluiden, dat de Koningin van Schotland het naaftc recht ter opvolginge hadt. Dat men, voor 't overige, geen geweld tegen de bedrukte Prinfes gebruikte, kwam deels wegens den Oorlog welken men in Engeland tegen Frankryk verklaarde, deels mede wegens den dood van Koningin maria, die den 17 November 1358. volgde , waar door alles eene andere gedaante kreeg. Dit fterfgeval maakte alle Ministers en Raaden ongemeen verflagen. Want, om dat zy allen Roomsch waren, en alle vervolgingen hadden goedgekeurd, welke de Protestanten onder Koningin maria moesten uitftaan,zo duchten zy, dat hen, by de veranderinge der regeering, een zelfde lot mogte treffen. Des vonden zy goed, den dood der Koningin een tyd lang te verbergen. Doch dit duurde niet lang, of hy was reeds overal rugtbaar. — 'Er waren toen drie Prinfesfen , die op de Kroon eene aantaal konden maaken. De eerfte  C59) fte was eltsabeth, eene halve Zuster der overleeden Koningin maria. De andere was maria stuart, Koningin van Schotland, afdammende van de Zuster van hendrik VIII, en de derde was francisca, eene Hertogin van Sufolk, zynde eene dochter van de jongfte Zuster dezes Konings. Het recht van elke Prinfes wierdt onderzogt; maar eindelyk vondt 't Hooger Huis goed, de Kroon aan elisabeth toe te eigenen. Het LaagerHuls gaf, kort daarna, ook zyne toeltemming, en zo wierdt elisabeth, openlyk, voor Koningin van Engeland uitgeroepen. Alle Protestanten verheugden zig over deze verheffing : maar de Roomfchen waren 'er bedroefd over, hoewel niet allen. Eenigen hunner geloofden, dat ze in den Godsdienst geene verandering zou maaken; maar zommigen, welke zo driftig nieti waren, waren in een zeker opzigt blyde, dat de bloedige vervolgingen , waardoor maria 'c land in eenen kwaaden naam gebragt hadt, eens weêr een einde namen. Elisabeth was 25 jaaren oud, toen ze de regeering aanvaardde. Zy was welgemaakt, en hadt iets deftigs en majeftueus in haar wezen, doch waarin teffens een groote vriendelykheid doordraaide. Een zekere natuurlyke leevendigheid en vryheid, waar door ze de harten van allen, met wien zy fprak, wist in te neemen en te kluisteren, maakte haar inzonderheid by dc onderdaanen bemind Deze hoedanigheden wierden, by deze verandering, niet verminderd, maar vergroot , en -vel zo zeer, dat eenigen zulks laakten, en geloofden, dat zig de Koningin, in haar gedrag,  ( 6o) drag.zomtycls gelyk helde met zulke perzoonen, die op 't tooneel verfchynen, en verfcheide rollen fpeelen. Zo dra als zy den Throon hadt beklommen, verzogt philippusII, Koning van Spanje, de nagelaaten Gemaal haarer zuster, maria, haar ten huwelyk. Hy beloofde haar teffens de uitfteekendfte voordeden, maakende zig te gelyk fterk, des Pauzen difpenfatie omtrent dit huwelyk te bewerken. Dan , deze fchrandere Koningin , welke geheel iets anders voorhad, dan zig met een Spaanfchen Koning in den echt te begeeven, paaide hem met goede woorden, die zeer omzigtig ingerifft, en zo zamengefteld waren, dat men dien Koning niet mogt vertoornen, elisabeth hadt de grootlte rede, dezen Koning zeer vriendelyk te behandelen, om dat hy haar leven, door zyne voorfpraak, ten tyde van Koningin maria, hadt gered. Toen ze zig eindelyk van deze aanbieding hadt ontflagen, nam ze voor, de Reformatie weder in het Ryk te bevestigen. Doch hiertoe wierdt een groote omzigtigheid gevorderd, en daaromtrent was het gedrag der Koningin, in het begin, ook zo voorzigtig, dat men eigenlyk niet wist, wat ze voor oogmerken in 'zaaken van den Godsdienst bedoelde. Want, toen haar, voort naa het aanvaarden haarer regeering, een verzoekfchrift overgegceven wierdt, dat ze vier aanzienlyke gevangenen weêr op vrye voeten mogte hellen, en men haar zeide, dat deze vier gevangenen de vier Euangelisten waren zo gaf ze niets verder ten antwoord, dan dit: zy wist niet,  (6i ) niet, of deze vier Evangelisten zelv'begeerden , los te raaken. Ja, toen Holland en Zeeland haar de Souvereiniteit over deze Provinciën aanbooden ; zo gaf zy den Gezanten, Buys en Aldegonde, by hun verblyf in Engeland, te kennen, dat ze zig al te zeer over de Mis ergerden. Hierom zeide zy tot hen: „ wilt gy de Mis niet als een heilig „ werk bywoonen; woont ze dan als eene ,, Komedie by.» Maar eindelyk ontdekte ze zig vry, overleggende in een geheimen Raad, dewelke uit enkel Protestantfche Heeren beftondt, hoe men een zo groot en gewigti°werk best en veiligst by de hand kon neemen. Toen alles we'1 geregeld was, liet ze een Parlement beroepen , welk haar hierin kon onderfteunen. Maar ondertusfchen liet ze op 'c ftrengst verbieden, dat geene gefctiillen over den Godsdienst op den Predikftoel gebragt zouden worden. Het Parlement vergaderd zynde , wierdt, voort in de eerfte zitting, het befluit genomen, dat de Godsdienst weêr op denzelven voet gebragt zou worden , als hy, ten tyde van eduard VI. geweest was. Dit befluit veroorzaakte eene groote beweeging onder de Bisfchoppen. Eenigen hunner, welke juist zo heel yverig niet waren, en zig doorgaande naar de tyds-omftandigheden rigtten, lieten het daarby berusten, dat ze niet in 't Parlement verfcheenen, en wel deels om door hunne wederfpannigheidde Koningin niet te vertoornen, deels om de opfpraak te ontgaan, dat ze nu de Reformatie weêr zogten in te voeren, «e ze onder Koningin maria hadden veroor-  ( 6a ) oordeeld: anderen in tegendeel kantten zig, npenlyk, tegen dit vaö 't Parlement genomen Kit,'hoewel vrugteloos.A Des wierdt door dit Parlement, alles weêr omver geftooten wat 't voorige eenpaarig hadt beftooten Men mag zig hierby niet zo zeer over het LaageXis? waarin nieuwe leden waren a s wel over het HoogerHüis verwonderen , het welk uit dezelfde%erzoonen , als te vooren hehondt. Men kan 'er uit afneemen, welken invloed de Koningen van Lngcland op deze vergaderingen der Stenden hebben. _ Hierop wierdt eene nieuwe Commisüe beleed, om de zaaken van Godsdienst te regelen en eene by eenkomst, waarin beide geoofsgenooten hunne gronden openlyk voor3fl, en ze tegen malkander bcweeren zouden Doch deze vergadering liep vrugteloos af om dat de Roomfchen weigerden , op nieuw? wegens zulke hellingen met hunne partv te twisten, welke reeds, naar hun gevoelen, te vooren belust waren- Veertien Shoppen , behalven andere Priesters en Geestlvken, wilaen hunne bedieningen Uever neder eggen , dan zig naar de Reformam fchikkel. Hunne plaatzen wierden, voort, weêr met even zo veele Protestanten bezet tn Engeland wierdt, in weimg tyds,geheel bervormd, daar het, onlangs, alle de geenen dTe de Reformatie toegedaan waren, te vuur en te zwaard hadt vervolgd- Tlhoewddusde Koningin, door de: voornaamften dei natie, onderheund wierdt, zy vaaren bloot. Een groot gedekte der Engel^  (63) fehen was haar, wegens de veranderingen van den Godsdienst, niet genegen. De Paus met de yverigfte Roomfche Mogendheden laeen zig toe, haar van den Throon te ftooten en boven dien hadt zy eene groote mededinger aan maria, Koningin van Schotland, welke meende, dat ze, ten onrechte, van de opvolging was uitgeflooten. 'Er wierdt eene buitengemeene bekwaamheid gevorderd, om de ze zwaarigheden te verwinnen; maar by de Koningin elisaheth wierdt ze gevoaden Tot dat einde lag ze zig toe, om de vriendfchap met den Koning van Spanje een tyd lam? te onderhouden; ook floot ze een' vrede mee Frankryk, laaiende in dezen die Kroon Galais voor 8 jaaren over. De Engelfche natie maakte msgelyks haar werk, om haaren Throon te bevestigen, en 't Ryk aan haare nakomelingen te verzekeren. Met dit inzigt hieldt het Laager Huis by haar aan, dat ze zig in een hu welyk mogt begeevcn ; maar de Koningin iloeg deze aanbieding zeer befcheiden af er» antwoordde, dat ze, door haare Kroonin*. met haare onderdaanen was getrouwd, die tv voor haare Kmders hieldt. Voor 't overig hadt ze geene genegenheid voor het huwelyk, willende, gaarne, met dit graffchrife te vreden zyn: „ hier rust eene KonS „ die zo veele jaaren regeerde, en als Maagd ,, leefde, en geftorven is.» Op deze wyze beantwoordde zy, altoos, het aanhouden des Parlements, wanneer het haar tot een huwelyk zogt te beweegen. Waaruit men kon afneemen, dat ze zig, nooit, tot eens ver- an>  (64) anderinge haares Staats zoude overreden Niettegenftaamle Koningin elisaheth met hendrik li-. Koning van Frankryk, een» vrede hadt geflooten; zo liet egter deze Koning zyn' Zoon, franciscus, welRe zig met dc jonge Koningin van Schotland, Maria, in den echt hadt begeeven, het wapen van Engeland aanneemen, om daar door hunnen wederzydichen eisch op dit Ryk te kennen te geeven. elisabeth klaagde 'er zeer over, hoewel te vergeefs; en toen franciscus, naa zyns Vaders dood, in Frankryk aan de regeering kwam, zo wierdt deze eisch nog veel fterker voortgezet. Dit verwekte elisabeth geene geringe onru t, en, dewyl zig, naderhand, allerlei lastige omftandigheden opdeeden, zo kan men zeggen, dat haare ganfene regeeri ig eene aanëenfchakeling van wederwaardigheden is geweest. Vóór dat ik verder gaa , wil ik zaaklyk aanwyzen, hoedanig de toeftand was zo wel in, als buiten 't Ryk , toen eli sabetii de regeering aarvaardde. De Koningin hadt Frankryk* Schotland, den Paus, en alle RoomJ'che Mogentheden tot vyanden. Want alhoewel de Koning van Spanje, philippus II, zig nog niet openlyk tegen haar hadt verklaard; zy merkte egter, dat zy hem niet onder haare Vrienden konde tellen, en de uitkomst toonde ook. dat zy hierin niet mis hadt. Aan de andere zyde moést zy, genadig, een waakend oog op Ierland, en op een groot gedeelte haarer Onderdaanen in Engeland houden, als welke in haat waren, haarde regee© ring  Cö5) ring zo veel te moejelyker te maaken, als ze geene hulp van vre mien kon verwasten Zy wist zig dus , naast God, op niets anders te verlaaten , dan op haar beleid, en verftandig gedrag, als mede op haare eige getrouwe Onderdaanen, wier liefde zv tragtte re winnen. Dit verkreeg zy ook door haare uitmuntende hoedanigheden, zo dat men, daarom, in waarheid zeggen kan, dat 'er, nimmer, een Koning van Engeland meer van het volk bemind geweest is, dan deze Koningin. Daar door. dat ze den Protestantreken Godsdienst met yver handhaafde, verpligtte zy de meeaten, om dat de Voornaamften en Aanzienlykften in het land, de Reformatie hadden aangenomen; maar door eene verhandige huishouding maakte zy zig by al het volk bemind. Nooit heeft een Vorst ce inkomften met grooter wysheid beftierd. Zy behoedde mets ten onnutte, en was deswegen in haat, groote dingen uit te voeren, zonder haar volk te belasten. Dan alleen , wanneer het de mterhe noodzaaklykheid eischte, en 't land er eenig voordcel uit kon trekken, fpaarde zygeen geld , maar gaf het ryklyk uit. Voorts maakte zy zig ook daardoor inzonderheid bemind, dat ze deels de bedieningen niet anders, dan naar verdienden uitdeelde, hetwelfe zy, geduurende haare regeering zeer hipt in agt nam, deels in het doen van recht >.eer onzydig te werk ging. Door deze uitmuntende hoedanigheden nam zy de onde daanen zo zeer in, dat ze zi allen, als één man, verPügt agtten, haare Koningin te befchermen, en bereid en willig waren, alle lasten en fchatl 1 Deel- £ tin-  (66) tingen te betaalen, die men heri oplag, om dat ze wisten, dat elke penning wel zóu beileed worden. Maar de Koningin wierdt, daar door, in ftaat gefteld, om niet alleen haare menigvuldige en magtige vyanden het hoofd te bieden, maar ook groote onderneemingen in het Ryk uit te voeren, ja grootere dingen werkheilig te maaken, dan ooit een Koning van Engeland in haat geweest was. Eén haarer ftaatsregelen, waarvan zy zig bedien de, om haare vyanden zwak te maaken, beftondt daarin, dat ze onder hen onè'enigheid zaaide, en de onlusten voedde, welke in Frankryk, Schotland en de Nederlanden uitborsten, ten einde elk in zyn Staat en Ryk genoeg mogt vinden te beftryden,en haar dus in rust te laaten. De Godgeleerden mogten , mogelyk, zulk een middel voor ongeoorloofd houden; maar de Staatkundigen merken het als eene Staatkunde aan , en elisabeth heeft, gewis, door dezen regeer - regel, hoofdzaaklyk, haaren Troon bevestigd. By zulke omftandigheden moét het ons niet vremd voorkomen, dat zo veele, en hrydige oordeelen over deze Koningin zyn geveld. Eenigen pryzen ze als de volkomenfte Vórftin, die ooit den,Throon beklom, verheffende haare wysheid, rechtvaardigheid, godsvrugt,en liefde jegens deonderdaanen, als welkezdgroot was, dat ze zig zelve, menigmaal, daardoor vergat, om dat zy haare gedagten, eeniglyk, over den weihand en des volks genoegen liet gaan. Anderen in tegendeel beelden haar zeer haatelyk af, zeggende, dat ze, door eene aanhoudende geveinsdheid en vermomming, haare  C6\7) ce ondeugende daaden eene kleur wist te gee« ven. En, om dat de Koningin tot geen "huwelyk was te bcweegen, /.eemen zy 'er gelegenheid uit, om ze van eenen ongeregelden en onkuifchcn wandel te befchuldigen. — Wat het eerfte betreft; het is zeer moejelyk, om 'er over te oordeelen, gemerkt God eeniglyk het hart der menfchen kent. En uit dien hoofde gaat men even zo dwaas, als redeloos te werk, wanneer men, uit een enkel wantrouwen, de beste en nutfte daaden zwart zoekt te maaken. Wat betreft het laatfte; geene Koningin, die ongehuwd bleef, is deze lastertaal ontgaan, en waarom zou dan deze Koningin niet 't zelfde hebben getroffen ? Doch zulke lastering is niet van 't minst gewigt. Ik zou de my voorgeftelde paaien verre overfchreden , wilde ik de Historie deezer Koningin, hier omftandig vermelden,als welke een tydpe:k van byka'ns 45 Jaaren behelst, en daarenboven vol is van groote en merkwaardige gevallen Ook is myn oogmerk in dit werk niet, my met Krygs- en Staatszaakcn onledig te houden, maar enkel en alleen zodanige ömftandigheden by te brengen , die het Character myner Heldinnen uitmaaken, en uit dien hoofde is dit gefchrift meer moreel, dan wel historisch. Ik zal my, daar-, om, by openbaare Staats efchillen met lang ophouden, maar by zulke gebeurdtenisfeh wydloopiger zyn, waarin de perzoneele hoedanigheden zigtbaarl k doorftraalen — Ten opzigte van buitenlandfche zaaken hadt de Koningin, by het aanvaarden der regeering , E 2 ver-  (68) verfcheide gefchillen met Schotland en Frankryk, als den Bondgenoot van Schotland, en moest deswegen zo wel, als uit hoofde van de eifchcn der Koningin van Schotland, geftadig,een oplettend oog na dit Koningryk wenden , en de onlusten, welke 'er ten dien tyde in heerschten, voeden. Toen de aanvang wierdt gemaakt, lieten haar verfcheide vremde Mogendheden een huwelyk aanbieden. Ook waren verfcheide van haare eige onderdaanen, welke zig met de hoop op zulk een huwelyk vlyden. ~ Onder dezelven fcheen niemand gelukkiger te zyn, dan robert dudxe y, welken de Koningin boven alle anderen genegen was: en hierover moet men zig zo veel te meer verwonderen, als hy geene hoedanigheden bezat, waar door een zo verftan. dige Koningin hadt kunnen ingenomen worden; en zyne voorrechten, die hy misfchien mogt hebben, wierden door zyne gebreken verre overtroffen. Behalvcn dezen Heer hadt ze nog twee gunhelingen, doch van eene heel andere natuur. Want van hunnen raad bediende zy zig in alle zaaken, het Ryk aangaande. Deze twee waren nicol au s 3acon,wienzy hetgrooc Zegel hadt toebetrouwd, en william cecil, één der grootfte Staatsdienaaren dier tyden, welke ook zyn aanzien, en daarop gefielde vertrouwen ftaande hieldt, zo lang als hy leefde. Ook hadt de Koningin, by zulke zorglyke tyden, bekwaame Dienaars noodig. Want, waar ze ook haare oogen wendde, daar zag ze vyanden. Zy hadt in het begin, wel eenige hoop, dat philjppus II, Koning vaa  C693 vim Spanje, haar vriend zou zyn. Maar, toen ze in het jaar 1560, door haaren Afgezandt, montaigu , dien Koning om zyne vriendfchap liet verzoeken, zo kreeg ze niet alleen een koel antwoord, maar hy gaf ook de Engelfche Ridderorde weêr terug, dien hy hadt gekreegen. En hier bleef het niet by. Hy zogt ook Paus pius IV te beweegen dat hy den banblikfem op haar mogt' fchieten, om dat ze den Godsdienst in Engeland hadt veranderd. Dan, de Paus, weigerde, dit te doen, om dat hy nog geftadig hoopte, de Koningin, door goede woorden en beloften, wéér tot de Roomfche Kerk te lokken. Hy nam 'er ook werklyk de proef van door zyn' Gezandt Pïrpaslia. Maar elisaiieth bleef by haar eensgenomen befluit, en zo liep deze bezending 'vrugtloos af. Des moest de Koningin daarop bedagt zyn , om door haare feige magt den vyanden het hoofd te bicden, het welk zy ook gelukkig deedt, en wel zonder daarby haare Onderdaanen eenen byzonderen last opteleggen. Want, daar alle haare Voorzaaten de gewoonte hadden, het Parlement geftadig te beroepen, om fubfidien te verkrygen; zo zogt ze zig, door eene verftandige huishouding', met de haar ingewilligde, gewoonc fubfidien te behelpen, zo dat men, daarom, haare regCenng, als een gouden eeuw, in Engeland aanmerkt. N De Schotfche gefchillen waren, inmiddels, in volle beweeging, en de onlust nam toe, toen Koningin maria, voort naa den dood van haar Gemaal, franciscus II, in E 3 Schot-  C 70) Schotland kwam. Deze Koningin zogt de Roomsongezinde Onderdaanen in Engd nd op te hitzen, en hieldt, deswegen, eene heimclyke briefwisfeling met de Grai< in van Lenox, welke insgelyks vanKoninglyken bloede was Doch de verltandige elisabeth kreeg weldra bericht van dii voorneemen, en liet, ter dier oorzaakte, de Graavin vastzetten. Zy ontdeke^ ^oort daarna, een anderen aanflag, welke ten beste der Schotfc^e Koningin gefmeed was, en liet de bewerkers daarvan "wel in hechtenis neemen, maar egter niet aan 't leeven ftraffen lk heb getoond, dat de verftandige regeering van Koningin elisaueth haaren Throon tegen zo veele vyanden beveiligde, dewyl ze deels de harten der Onderdaanen tragtte te winnen, deels mede de onlusten voedde, welke toen in Frankryk, Schotland, en de Nederlanden heerschten. Want, toen de Reformatie, in deze landen, zeer veele vrienden vondt, en 'er harde vervolgingen overontftaan waren •, zo hadt elk Vorst en Mogendheid genoeg in zyn eigen Ryk en Staat te beftryden. In Frankryk begeerden de Hugemoten, in het jaar 1562, hulp van de Koningin elisabeth. Zy maakte ook geene zwaarigheid, met hen in onderhandeling te treeden , eifchende zy tot haare zekerheid Havr de Gr ace, eene Zeehaven, waarin eene Engelfche bezetting zou gelegd worden. Maar de Hugenooten flooten, niet lang daarna, met de Rceering een verdrag, en verlieten dus niet alleen Koningin elisabeth, maar waren ook den Frantchen behulpzaam, om  C 7i ) om de Engelfchen, in 'c volgende jaar, weêr uit Havre de Grace te verdryven. In Schotland was alles in groote verwarring, jacob, Graaf van Murray , die 'c roer van Staar in handen hadt gehad , wierdt door de jonge Koningin maria herk vervolgd. Men floeg deze Koningin vciTchcido parcyen voor. elisabeth daarentegen helde haar haaren Gunsteling , robert dudley, voor, om dat ze duchtte, dat maria, wanneer ze met een buitenlandfchcn Vorst mogt trouwen, in haaren eisch op Engeland nog meer geltyfd mogt worden. En uit dien hoofde ware het haar ongemeen aangenaam geweest, indien maria dezen dudley ten Gemaal hadt verkooren, welke, door Koningin elisabeth, Graaf van Leicester was gemaakt. Doch maria wilde zig daardoor niet laaten vangen, befluitend eindelyk, deze party af te flaan, en een ander' Schotsch Heer, hesrik uarlet, ten Gemaal te neemen, dewelke een Zoon was van den Graaf van Lenox. Hierdoor geloofde zy, de Koningin elisabeth te vreden te hellen. Het huwelyk wierd ook werklyk voltrokken, hoewel het, zoals ik in de Historie van Koningin maria zal toonen, droeve gevolgen hadt. Want, naa da: Koningin maria, door den Graaf van Bothwell, wegen den aan haaren eigen Gemaal gepleegden moord , verdagt wierdt gehouden, eh zy hierop met Hothwell trouwde; zo wierdt ze door haare eige Onderdaanen vervolgd , en moest, in het jaar 1568, na Engeland vlugten. E 4 Hier  (70 Hier zondt zy eenen brief aan Koningin elisabeth, waarin zy haar 'c haar aangedaan ongelyk bekend maakte, en om haare befcherming verzogt. elisabeth liet haar wel, wegens haare aankomst, geluk wenfchen, maar weigerde, mondelirg met haar •te fpreeken, tot dat zc de befchuldigingen, welke men ten haaren laste had , weêrlegd zou hebben. Men beraadflaagde nu mede'in den tnge:fchen geheimen' Raad , hoe men omtrent de gevangen Koningin zou handelen. Eenigen waren van oordeel, dat men ze weêr op den Thoon moest zetten , zeggende, dat 'er Koningin elisabeth zo wel als andere Mogendheden aan gelegen lag, om de Vorften tege hunne oprocrigeOnderd nnen 'e befchermen. ï)it begreep de fchrandere Koningin zeer wel; maar zy zag insgelyks, dat het met haar voordeel niet inftemde, eene vorftin weêr, met gewapende hand, op den Throon te zetten, die eene aantaal op Engeland hadt gemaakt. Zy vondt het me ie niet raadzaam, deze Vorftin weder na Schotland terug te zenden , alwaar haare aanhang, door toedoen van Frankryk, de overhand behouden, en haar nieuwe vrees en onlust kon verwekken. Het beste middel fcheen daarom te zyn, haar in Engeland te houden ; het welke men ook deed , en by deze gelegenheid liet elisabeth eene zo groote haatkunde blyken, als mogelyk een Vorst, ooit, hadt beweezen. Zy hieldt Koningin maria, van den éénen tot den anderen tyd, met groote en heerlyke beloften op, begeerende eeniglyk, dat de befchuldigingen , welke men tegen haar in- bragc,  C 73 ) bragt, mogten onderzogt worden. Dit onderzoek wierdt ook werklyk gedaan. Maar g lisabeth weigerde daarover een oerdeel zo veilen. Des makia in haaren voongen toeftan., bleet, tot dat de Graaf van Murray eenen gevaarlykci anllag ontdekte, welken zy met den Hertog van Norfolk hadt gefmeed. Dit was van dat f.evolg, dat ze na het Kasteel Turbury gebragt, en aldaar in bewaaring gelteld wierdt. De Hertog van Norfolk merkende, dat de zaak ontdekt was, verliet het Hof. Maar nogtans wierdt hy, vervolgens, gevangengenomen, en na den Tour te Londen ebragt. Hierop hoorde men, dat nog meerder anderen , ten dienst der Schetfcht Koningin, eene zamenzweering hadden aangegaan. En om die rede wierdt ^Koningin maria niet alleen.in een nog naauwere bewaaring gebragt, maar oo< eenigen der medepligtigen wierden deels geltraft, deels anderen genade be weezen. Dan, hier bleef het niet by. De geheime verflandhouding tusfehen Koningin maria en den Hertog van Norfolk wierdt geftadig voortgezet. Koningin klisa betit kreeg 'er bericht van, en liet dezen Hertog, naa dat hy vooraf verhoord , en veroordeeld was, 15% i ter dood brengen. Het gedrag van Koningin maria wierdt. gettadig, meer en meer verdagt, en men ontdekte de ééne zamenzweering naa de andere. Des zig elisabeth ten laatften genoodzaakt zag, in het jaar 1580, eene Commisfie te beleggen, welke het oordeel velde, dat Koningin maria onthoofd moest worden: cn dit wierdt ook, E 5 in 'c  C 74 ) in 't volgend jaar, tot elks verwoRdering voltrokken. Deze omftandigheden heb ik hier flegts aangeftipt, om dat ze in de Historie van maria stüart breedvoeriger geboekt zullen worden. De fchrandere Koningin elisabeth fpeelde haare roi, hierby, ongemeen bedekt en kunftig. Zy hieldt zig geftadig , als of haar aan de behoudenis van Koningin maria ongemeen veel gelegen lag. Het moest den naam hebben, als of het Engelfche volk haar hadt geperst, om zo hreng te werk te gaan, en dit doodvonnis ter uitvoer te brengen. En, dit volvoerd zynde, ftelde zy zig heel mistroostig en wanhoopig aan. Zy gaf in eenen brief, welken zy, voort daarna, aan den Zoon van maria, jacob, den jongen Koning van Schotland, fchreef, de innigfte droefheid te kennen, daar door by haar verwekt , en liet ook het Proces van haaren Secretaris , d a v i d 3 o n , opmaaken, om dat hy, buiten haar weeten ^ met de voltrekking van het vonnis zo fchielyk was voortgegaan. Maar egter heeft zy , niettemin alle deze veinzing, de opfpraak niet kunnen ontgaan, dat ze ben gekroonde Koningin , haar zo na beftaande,, ter dood hadt laaten brengen. — Eenigen zyn van gedagten, dat deze groote Koningin haare regeering, daar door, zeer heeft bezoeteld , maar andere zoeken deze daad te ontfchuldigen, om dat men de ééne zamenzwcering naa de andere ontdekte, en 'er genoeg uit afnecmen kon, dat elisabeth niet veilig op een Throon zyn zoude, zo lang als maria leefde. Wat men, mot, recht, in  (75) in deze handel wyze laaken kan , was het veinzen van Koningin elisabeth, 'c welk men niet anders, dan een fchouwfpel kan aanmerken. Deze onlusten nog aanhoudende, vielen 'er teffens ook verfcheide andere gewigtige dingen voer. De Schotfche niet alleen , maar ook andere zaaken verfchafcen de Koningin werk, en maakten haar, wegens de daarmêe gepaard gaande zwaarigheden', nier. weinig bekommerd. Haare Ministers merkten, dat de vyanden der Koningin nimmer hil, maar. naa éénen mislukten aanflag, voort weder op een anderen bedagt waren. En uit dien hoofde hielden zy het voor volhrekt noodzaaklyk, dat de Koningin tot een huwelyk befloot, ■ten einde zy, eige erfgenaamen hebbende, allen die na de Engelj'che Kroon honden, deze hoop mogt beneemen. Men beraadflaar»;de mede, welken Prins me.i ten Gemaal der Koningin beftemmen wilde , en de Franfcha Prins, de Hertog van /,njou, wierdt allereerst voorgeflasen De beroemde franciscus walsingham wierd ook, werklyk, in het jaar 1571, na Parys gezonden, om deze zaak tot hand te brengen, en de onderhandelingen namen haaren aanvang. Maar, om dat deze party noch t Fronfche Hof, noch Koningin elisabeth regt aanftondt; zo geleek dit werk na een" tooneelfpel. Dóch elisabeth wist, uit deze bedekte Onderhandeling , een dubbeld nut te trekken. Deels helde zy, daar door. haare Ministers te vreden, welke, met alle magt, op het trouwen der Koningin droegen : en deels ftuitte  C7ö) ftüitte zy, daar door, dc onderneemingen haarer vyanden, welke aan dit werk geloof hoegen, en vreesden, dat Frankryk en Engeland verè'enigd mogten worden. De uitkomst toonde, dat het aan weerskanten geen ernst was. Want men maakte, wegens"het huwelyks-verdrag , zo veele zwaarigheden, dat de ganfche onderhandeling, ten laatften , vrugteloos afliep. . Dit niettegenftaande voeren beide Hoven voort, elkander op het vrindlykst te bejege.nen. Want Koningin elisabeth week, wat de Staatkunde betreft, in 't minfte niet voor catharina de Medicis, In 't volgende jaar fioeg men Koningin elisabeth den jongeren broeder des Hertogs van Anjou\ den Hertog van /Jlenfon ,voor. De Koningin verklaarde zig hiertoe, naar den uiterlyken fchyn , niet ongenegen, hoewel ze zig met dezen laatften zo min, als met den eerhen, in het huwelyk dagt te bcgeeven. Toen men deze zaak yvcrigst dreef, was de Koningin reeds 45 jaaren oud, maar de Hertog hadt niet meer, dan den ouderdom van 25 jaaren bereikt. Des konden eenigen, die de eigenlyke oogmerken dezer Koningin niet wisten, en haare gemocdsgefteldheid niet van naby kenden, zig niet genoeg verwonderen, dat ze de Gezandten, welken de Hertog 157H na Enr geland zondt, om het aanzoek te doen , zo vriendelyk ontving. Zy wist haare rol zo wél te fpeclcn, dat vcclen, niettegenftaande beide zo zeer in jaaren vcrfchilden, deze zaak nogtans begonnen te gelooven. Ten minften meende de Hertog, dat het de Koningin ernst was.  C 77 ) was. Want in het jaar 1579 bezogt hy, ïri eigen perzoon , hoewel op eene onbekende wyze, het Engelfche Hof, reizend, naa eenige met de Koningin heimelyk gehouden gefprekken, zeer vergenoegd weder terug. In het jaar 1581 kwam hy, voor de tweede maal, in Engeland, alwaar hy even zo vriendelyk, als te vooren, wierdt ontvangen. Ja, de Koningin hak hem zelfs een' ring aan zyn' vinger, dien ze van den haaren hadt getrokken. Doch de goede Hertog merkte met de tyd, uit de menigvuldige zwarigheden, die overal wierden gemaakt, dat hy , gelyk men zegd, ten laatften een blaauwtje hadt geloo* pen. En daarom verliet hy Engela/id'v/eêr in het volgend jaar. Veelen hebben dit gedrag der Koningin, en andere dergelyke dingen, als een tooneelfpel aangemerkt, en zy hebben gansch geen ongelyk , die haar een zeker boertig geitel toefchryven. Maar, vooraf hebben vvy reeds aangemerkt, dat ze, door zulke veinzeryen, haare mededingers zogt te ontwapenen, en hen de hoop te beneemen, welke zy op de Engelfche Kroon mogten hebben. Doch teffens fchynt het, dat 'er een zekere foort van verwaandheid mede gepaard ging, om dat haar gansch verdrag uitwyst, dat zé 'er een groot behaagen in fchepte, van de mansperzoonen bewonderd en aangebeden te worden. Daar kwam het ten deele van daan, dat ze alle de geenen , die aanzoek om haar deeden , zo vriendlyk behandelde. En uit dien hoofde voedden ook eenigen derzelven de hoop op een werklyk huwelyk. Onder deze bevondt zig  (78) «tg ook de Zweedfche Prins erich, die naderhand'den Zweedfchen Throon beklom. Die nam, voort, by 't aanvaarden haarer regeering, de proef, zendend tot dat einde zyn' ouden Leermeester, Dionyfjus, na Engeland Deze vleide zyn' Principaal met zo groot eene hoop op een gelukkig gevolg, dat de Prins het befluit nam, in eigen Perzoon zyn bezoek by de Koningin af te leggen, en liet, tot dateinde, by Koning freder ikII., om een reispas • anhouden Doch zyn Vader, de fchrandere Koning oustavus, vondt het niet goed - by zyne hooge jaaren, zyn'oudften Zoon uit het Ryk te laaten vertrekken, draagende, deswegen, zynen jongeren Zoon johannes, beneffens steen erichson dit werk op. De Koningin gaf hen een zo gunhig antwoord, dat ze als in triumf van Londen vertrokken, en Prins ï.rich, by hunne terugkomst, lieten weeten, dat 'er niets meer, dan zyne tegenwoordigheid, aan ontbrak , om het huwelyk te voltrekken. Uit dien hoofde maakte men allerhande toebereidzels. erich zondt eenaanzienlyke fomme gelds na Engeland, en begaf zig zelf op reis. Maar , dewyl zyn Vader inmiddels kwam te herven, zo wierdt de verdere reis uitgefteld. Eindelyk merkte hy, datdeKo ningin hem flegts met ydele woorden paaide, vestend zyne gedagten, daarom, op de Hesfencasfelfche Prinfes, om welke, hy, doch op zodanig eene wyze, aanhieldt, dat hy de met elisablth begonnen onderhandeling niet ter eenemaal aforak Maar, om dat zynë brieven, welke hy aan beide te gelyk fchreef, ©n-  C 79 3 onderfchept, en de Koningin zo wel, als de Prinfes van Hes feu ter hand gefield wierden zo gaven hem beide den zak. ' Voorafheb ik reeds meld inge gemaakt, dat Koningin elisabeth haaren Throon, voornaamlyk, door dezen Staatsregel zogt te bevestigen , dat ze de in de nabuurfchap ontftaane onlusten en gefchillen, met groot beleid tragtte te voeden. In de Nederlanden heerschten, reeds federt lang, zeer groote beroerten. De gedrukte en "vervolgde Protestanten, die tegen de harde Spaanfche regeering eenen ophand hadden verwekt verdedigden hunne vryheid met eene onbefchryflyke dapperheid. Vier Provinciën, te weeten Holland, Zeeland, Utrecht, en Friesland yereenigden zig, 1579, door de zo bekende' Utrechtjche Unie, en met de tyd voegden zig daarby nog de drie andere Provinciën Maar, om dat ze alleen, uit eige kranen" met in haat waren , het magtig Spanje te wederhaan; zo zogten ze nu eens by deze dan by geene Mogendheid hulp, enbooden! eindelyk , der Koningin van Engeland dè Souvereimteit aan. Doch dit aanbod floeg de Koningin af, om niet met Spanje in een openbaaren oorlog te geraaken. Zy liet het eeniglyk daarby berusten, dat ze eenige hulptroepen , ^onder aanvoering van haaren Gunfteling , den Graaf van Leicester , daarheen zondt, en te gelyk door een Manifest bekend maakte, dat ze, deswegen, den vrede met Spanje met wilde breeken. Maar, om dat ze, nogtans, ligt vooruit zag, dat Konin»?hilippus dezen byftand niet anders, dan als  ( 8o) als een vredebreuk opvatten, en zy, hierom, gewis, met Span e overhoop zou raaken; zo zogt ze dezen ftorm \roor te komen, en zonde eene vloot na ylmerica, om daar eenige bpaanfche Provinciën te vermet stèren. Deze vloot wierdt geleid door den Graaf van CarlisIe, die den beroemden Zeeheld, drake. by zig hadt. De Engelfchen bemagtigden, voort, St. Jago, een eiland der groene Kaap. Hierop veroverden zy, in America, St. Domingo, i arthagena^ en andere fteden Ten dien tyde tragtte ook een andere Eng< Ischn.an, john davids, eenen weg ten Noorden na Oostihdie uit te vinden Hy vond ook, eindelyk, de Zee engte tusfehen Nieuw" Groenland en Nieuw Engeland, die nog den naam draagt van de >-traat Davids, hoewel men, wegens het ys, daar niet doorkomen kan. Ten zelfden tvde, dat ze den verdrukten Nederlanders hulpe zondt, onderfteunde zy ook de Hugenoten in Frankryk, en zo wierdt deze Koningin, waarvan men geloofde, dat ze haaren eigen Throon niet kon befchermen, een fchrik voor de magtigfte Ryken van Europa. Doch de hulp, welke zy den vereenigden Provinciën , door den Graaf van Leicenter, zondt, hadt ditmaal, geen zonderlinge werking, waarvan de hoogmoed dezes mans de oorzaak was. Want naauwlyks hadt hy de hoogfte magt over deze volken gekreegen, of men merkte reeds, dat hy de verëenigde Provinciën van haare vryheid zogt te berooven, en zig tot een Heer over dezelve op te werpen. Maar, toen deze aanflag bekend wierdc  C8/ ) wierdt en dc Staaten hun misnoegen daarover te kennen gaven, zo verliet hy de Nt' derlanden weder. elisabeth hadt niet mis, dat ze den ftorm vooruit zag, welke over haar uit Spanje uitberften zoude. Want in het jaar 15S7 kreeg ze bericht, dat Koning philippus IIgroote toebereidzels maakte, welke op Engeland gemunt waren. Des vaardigde zy, voort, den beroemden drake met eene goede vloot af, geevende hem bevel, om alle Spaanfche Scheepen te verbranden , welke hem zouden ontmoeten. Dit voerde hy ook met groote bekwaamheid uit, boorende zeer veele Schepen in den grond. Maar philippus zat, van zynen kani, mede niet uil, en hadt 't befluit genomen, Engeland zelfs met de uiterhe magt aan te tasten om meester van dit Ryk te worden. Tot dat einde hadc hy Koningin maria, vooraf reeds overreed, om hem haar recht op Engeland over tejdraagen. En buiten dat bediende hy zig nog van eenen anderen eisch, voorgeevende, dat hy een Roomsch Koning was , die uit het Huis Lancaster afftamde, maar dat tLiSAbeth uit een onwettig huwelyk geteeld ware, en zig, boven dien, door de verandering van Godsdienst, de Kroon onwaardig had gemaakt. Om zynen togt tegen Engeland, met eenen des te grooteren nadruk, te beginnen, bragt hy het by Paus s 1 x t u s V. zo ver re, dat diedeKoningin el isab eth in denKerkelyken ban deedt,en de Onderdaanen van den haargedaanen eed van getrouwheid ontfioeg. Dc Koning van Spanje hadt reeds, federt een langen h Deel. F tyd,  ( 82 ) tyd, alle moeite gedaan, om eenfterke vloot in Zee te zenden. Deze vloot beftondt uit iyo Scheepen,wa3röp onder aanvoering van den Hertog van Medina Celi ,9000 mannen waren. De Hertog van Panna hadt, insgelyks, bevel ontfangen, om 30000 mannen uit de Nederlanden in te fcheepen. Doch elisabeth liet, deswegen, nogtans den moed niet vallen. Zy rustte insgelyks eene aanzienlyke vloot uit, alhoewel die by de Spaanfche, noch ten aanzien van de menigte, noch de grootte der Schepen, in vergelyking kwam. Want zulk eene Vloot was, voordezen, nog niet in Zee gezien geweest, en daarom gaf men haar den naam van eene onverwinnelyke Vloot. Inmiddels was nogtans elisabeth, by alle fchikkingen, welke zy tot eene dappere tegenweer maakte, op den duur zeer ongerust. Zy moest thans ondervinden, wat ze, van het begin haarer regeeringc af, getragt hadt af te • weeren, en waarom zy de in andere Landen heerfchende onlusten deels gevoed, deels mede buitenlandfche Vorftcn op een huwelyk hadt doen hoopen. Maar nu was de tyd verfcheenen , dat ze zig uit alle kragten zelve moest verdedigen. By deze omftandigheden was zy beducht, dat de inwooners van Ierland, welke meestal yverige Roomschgezinden waren, de party van Spanje trekken, en zig met deze Kroon mogten vereenigen. Maar de grootfte ongerustheid verwekte haar tacobus, de jonge Koning van Schotland, wiens moeder zy onlangs ter dood hadt laaten brengen. Uit dien hoofde tragtte zy hem, door allerlei beloften, en vooral de "toezegging,  C S3 1 ging, dat zy hem de opvolging op den Engelfchen Throon, naa haar dood, te wege wilde brengen, te vreden te hellen , bewerkende ook, daar door, werklyk zo veel, dac hy zig niet in deze onlusten mengde. Ik wil den daadiyk hierop gevolgden Spaanfchen Oorlog niet wydloopig befchryven, om dat myn oogmerk in dit werk niet is van Krygszaaken uitvoerig te fpreeken. Tot myn oogmerk is genoeg, wanneer ik aanhaale, dat deze zo genoemde onverwinnelyke Floot deels door horm vergaan , deels door de Engelfche Schepen in den grond geboord is, welke laatfte, om dat ze ligt en beter waren gebouwd , veel meer, dan de groote en zwaare Spaanfche Schepen konden uitvoeren. Dit viel voor in het jaar 3588. Koning philippus hoorde deze droeve tyding, dat zyne groote Vloot tot wier uitrusting hy 3 jaaren beftéed hadt, vergaan en in den grond 'geboord was, met eene ongelooflykeonverfchilligheidaan, en zeide flegts:,, wy „ hebben rede, God te danken, dat de fchade „ niet grooter is:" of, gelyk anderen berichten ; „ iK heb myn Volk niet belast met den ,, ftorm te ftryden." Maar Engeland was vol vreugde en triumf, en alle Eer wierdt naast Gód aan de Koningin toegefchreeven. Men deed ook hieromtrent niet kwalyk; haare voortreffelyke fchikkingen, mitsgaders haare verftandige huishouding vergoedde alles, wat hier en daar, misfchien , ontbreeken mogt. Haare flipte en naatiwkeurige huishouding ging zo verre, dat eenigen ze voor eene onbetaamelyke gierigheid verklaarden. F 2 Maar  Maar nogtans veranderde zy, hoewel haar dit ter ooren kwam , haar voorig gedrag niet; om dat ze met zekerheid wist, dat, hét geen anderen gierigheid noemden, niets anders dan eene goede huishouding was. Zy helde zig Jaar door in haat, dat zy het Parlement met behoefde te belasten, het welk haar daarom, wanneer de nood het eischte, alles met de uiterfte bereidwilligheid toeftondt, wat ze begeerde, zonder dat het Gemeen daarover morde. Hoewel de Spanjaarden, in het jaar 1588, zulk een geweldig verlies hadden geleeden, zy agtervolgden eter den Oorlog , waarin Engeland groot voordeel ter Zee behaalde. Maar de Koningin hieldt met hendrik IV, Koning van Frankryk, vriendfchap, welken ^y» eenige duizende mannen, onder den Graaf van Èsfex, te hulpe zondt. Deze vriendfchap duurde zo lang, tot dat deze Koning den gereformeerden Godsdienst verliet. Door deze onverwagte gebeurdtenis verkoelde de vriendfchap. De Koningin verweet hem , in een fcherpen brief, zyn gedrag, en de ondertekening luidde: votre bonne Soeur a la vielle mode, je n>ai que faire de la nouvelle, elisabeth. Doch, wylzybeideeen algemeenen vyand aan Spanje hadden , zo wierdt de vriendfchap weêr vernieuwd, tot dat, eindelyk , Koning hendrik eenen byzonderen vrede met Spanje floot, en de Koningin verliet. Des moest zy , met haare eige magt, Koning philippus alleen tegenftand bieden, welke nu eens in Engeland, dan weêr in Ierland, verfcheide maaien , hoewel fteeds te ver-  CS* ) vergeefs, zogt te landen en in te vallen, en deze vyandfchap , zo lang als hy leefde, agtervolgde. Deze oorlog lag den grond tot de Republiek der verëenigde Provinciën, dewelke bezwaarlyfc in haat zouden geweest zyn, het tegen de groote Spaanfche Monarchie uit te houden, waren zy niet door Engeland onderheund geweest. Koning fhilipi'üs ftierf in het.jaar 1598, en de Koningin wierdt, daar door, van eenen haarer bitterde en gevaarlykde vyanden verlost. In dit jaar viel 'er aan het Engelfche Hof iets merkwaardigs voor, het welk waardig is, wat breeder geboekt te worden. Naa den dood van den Graaf van Lcicester, was geen onderdaan in grooter gunst by de Koningin, dan de Graaf van Esfex, en deze gunst ging zo verre, dat eenigen geloofden, zy drekte zig verder uit, dan tot eene enkele vriendfchap en gemeenzaamheid. Deze gunst duurde tot het jaar 1598, wanneer een Stadhouder na Ierland moest gezonden worden. De Koningin, die deze zaak met den Graaf van Esfex overleide, viel op een zeker man, met naame william knolles. Maar Esfex bragt een anderen in voorflag, daande zo zeer op zyn gevoelen, dat hy, merkende, dat zyn voordel niet wierdt geteld, de Koningin, en wel op eene zo onbetaamlyke en hoogmoedige manier, den rug toedraaide, zo dat ze zig niet kon onthouden, hem, in drift, een oorvyg te geeven. Esfex, zeer oploopend zynde, tastte voort na den degen. Maar dén der omdaanders verhinderde hem , dat hy F 3 hem  9 ( 86) hem niet ontblooten konde. Waarop hy vo verbittering wegging. Nogtans wierdt deze zaak, ditmaal, niet verder gedreeven. Veeleer vind men , dat Esfex, naderhand, niet alleen met de Koningin weêr heeft gefproken, maar hy ook zelf tot Stadhouder van Ierland is verklaard. Van dien tyd egter merkte men, dat hy met zekere voorneemens zwanger ging Want hy zogt zig by het Gemeen geliefd te maaken, en bragt het ook, door zyne aanhoudende vriendelyk- en dienstvaardigheid, zo verre, dat men hem bykans aanbad. Hy tragtte mede, de genegenheid des Krygsvolks te win» nen, en mogelyk is zulks van hem met een goed inzigt gefchied. Maar zyne vyanden namen daaruit gelegenheid, om hem verdagt te maaken, en zyne vrienden bragten zelfs het hunne daartoe, dewyl ze, ontydig, met zeer grootfche woorden, van zyne afkomst fpraken, dat hy uit het bloed der oude Schotfche en Engelfche Koningen was gefprooten, als of zy daar" door te kénnen wilden geevcn, dat deze Graaf, naa de Koningin, de naaste tot de Kroon was. Men hadt hem mede een boek opgedraagen , waarin de fchryver het recht onderzogt van alle de geenen, die aanfpraak op de Engelfche Kroon konden maaken. De Graaf van Esfex wierdt, door zo eene overmaatige vleijery, geftadig, meer en meer, in zynen hoogmoed geftyfd, en zyne vyanden zogte n dien zelfs te vermeerderen, om hem des te eerder in 't bederf te hortten. Alhoewel  (87) wel deze Heer groot verhand, en zeer uitfteekcnde hoedanigheden bezat; het was nogtans geen werk, door vleijery hem in het net te lokken, om dat hy, door zyne eige verdienften opgeblaazen zynde , alle Engelfihen naa zig veragtte. Hy begaf zig, in het jaar 1599, met den lastbrief der Koningin, na Ierland, om daar de oproerigen weêr tot gehoorzaamheid te brengen. Maar, in plaats van het bevel der Koningin uit te voeren, volgde hy zyn eigen hoofd, laatende zig met tyrus, den opperden der Rebellen, in een onderhandeling in. Hierdoor wierdt elisabeth zo toornig , dat ze eenen fcherpen brief aan hem zondt, waarin zy hem zyn gedrag verweet. Die brief was, by dezen hoogmoedigen Heer, van zulk eene werking, dat hy, voort, het befluit nam, met 'c uitfchot zyner troepen na Engeland te gaan, en zig aan zyne vyanden te wreeken, verbeeldende zig, dat hy een grooten aanhang onder het Gemeen zou vinden. Dit voorneemen liet hy, vervolgens, wel weêr vaaren, maar reisde nogtans, zonder verlof, alleen na Engeland, om de tegen hem ingebragte befchuldigingen te weêrleggen. De Koningin bevondt, dat hy zyne zaak zeer flegt verdedigde, en, dewyl ze, boven dat, daarmede niet te vreden was, dat hy , zonder verlof, na Engeland was gekomen, zo liet zy hem vast zetten. Geduurende dien tyd wierdt zyn gedrag, op bevel der Koningin, door den Raad onderzogt, cn 't oordeel was, dat hy zig hadt misgreepen. Verder wilde de Koningin de zaak niet dryven, omdat haar oogmerk F 4 eenig-  (88) eeniglyk was, zynen hoogmoed te fnuilen, en dézen Graaf te toonen , dac ze zig van zvn Perzoon niet zonder rede hadt laaten verzekeren. Hy bleef, vervolgens, nog een tyd lang zitten, befteedende zynen tyd alleen tot geestelyke zaaken. Ook zondt hy zulke ootmoedige en beweegelyke brieven aan de Koningin , dat deze geloofde , zyn hoogmoed ware nu gedempt. Weshalven hy vryheid kreeg, om na zyn eigen huis terug te keeren. Alles fchikte zig zo gelukkig voor den Hertog, dat hetfeheen, hy zoude weder in de voorige gunst by de Koningin geraaken; vooral, daar" deze hem reeds verfcheide blyken daarvan gaf. Maar, door zyne eige vrienden en huisgenooten wierdt alles weêr verbrod. Want deze lieten allerwegen uithrooijen, dat de Hertog te onrecht was vervolgd , maakende zyne onfchuld zo groot, dat de Koningin genoodzaakt wierdt , om haare eige Eer, de zaak, weêr onder handen te neemen, en Commisfarisfen te benoemen, die hieromtrent het vonnis zouden vellen. Dan, ten einde zy, nogtans, haare gemaatigdheid mogt toonen, zo liet ze den hie toe aangeftelde Heeren weeten, dat haar oogmerk niet was, den Graaf een fchampere ftraf aan te doen, maar dat zy hem alleen wilde toonen, dat hy tegen zyn' pligt gehandeld hadt, en haare bevelen niet was nagekomen. Voor het gerecht verfchynende, wierdt hem voorgehouden, dat hy zo weinig eerbied voor het bevel der Koningin hadt laaten blyken; dat hy met 't Opperhoofd der Rebellen  C3q) len in Ierland in eene heimelyke onderhaiide iing was getreeden en eindelyk dac hy, -ionder verlof, de hem toebetrouwde post Hadt verlaaten. Hierop viel hy op de knieën, pryzende de genade der Kóningin omtrent zyn» perzoon. Teffens verklaarde hy openlyk, dat hy zyne misdryven niet wilde bewimpelen. Hy erkende zig fchuldisr, maar zwoer by zyne Eer, dat hy, nooit, eenen ftrafwaardigen, en voor de Koningin nadeeligen aanflag hadc voorgehad. Het vonnis wierdt op de volgende wyze geveld, dat hy van zyne plaats, welke hy in den geheimen Raad hadt bekleed, als mede van zyne andere hooge bedieningen beroofd zoude zyn , en zo lang gevangen blyven, als het de Koningin behaagde. Dit vonnis hoorde hy met groote nederigheid aan, en de Koningin was 'èr zo over voldaan, dat zy hem in volkomen vryheid helde, en 'tHof flegts liet verbieden. Hierop begaf hy zig uit de ftad; maar gaf teffens te kennen vóór dat hy vertrok, dat hy niet zoude rusten, vóór dat hy nog eens de gunst hadt genooten, van haare Majefteit weder te zien. Tot dat hy dit geluk erlangde, wilde hy, als Nebucadnezar, onder de dieren leeven, en gras op het veld eeten, tot dat de toorn der Koningin volkomen bedaard ware. Doch deze Heer kon den regten tyd niet met geduld afwagten Hy zogt, voort, weêr allerleije dingen van de Koningin te verkrygen, welke hem egter, niet uit ongenade omtrent zyn' Perzoon, maar om zyn geduld te beproeven, wierden afgeflagen. Inmiddels F 5 nam  nam de Graaf dit weigerend antwoord met zulk eene bitterheid op, en liet zig zulke narde woorden omtrent de Koningin ontvallen , dat zy 'er uit afneemen konde, hoe alle hulpe by hem vrugteloos ware. Eenigen gayen hem den raad, hy moest met magt zoeken zyn Crediet te herhellen , en zyne vyanden te vellen, welke de gunst der Koningin genooten. Dezen aanflag volgde hy, en zyn huis hondt, hierop, open voor alle de geenen, die op het Hof misnoegd waren. Hierom wierdt hy verdagt gehouden, dat hy met gevaarlyke aanflagen zwanger ging, en deKoningmvondtnoodig, zekere verfpieders te onderhouden , die haar verflag konden doen, wat hy fprak, en in zyn huis omging. Door dit middel kreeg zy ook bericht van zyne buitenfpoorige redeneeringen , en zyn wonderlyk gedrag. Inmiddels ging de boos- en bitterheid des Graafs geftadig verder. Hy was 'er op uit, om zig van de perzoon der Koningin te verzekeren , ten einde dezelve daar door te noodzaaken, alle de geenen te verbannen, die zyne vyanden waren. Anderen gelooven, dat hy nog een gevaarlyker oogmerk bedoelde, te weeten om de Koningin te onthroonen, en den jongen Koning van Schotland'op den Throon te zetten. Hy fchreef ook werklyk eenen brief aan dezen, en moedigde hem daartoe aan, verzamelende teffens een getal Krygslieden, welke hy in tonden, en buiten de Stad lag, om 'er zig, voort, van te kunnen bedienen. De Koningin, welke het nooit aan goede berichten ontbrak, liet den Graaf, zo dra ze dit hoorde , door haaren Raad voor zig daagen. Maar hy  C 91 ) hy wierdt van iemand, door middel van een gefchreeven briefje, gewaarfchouwd, en gaf deswegen ten antwoord, dat hy, wegens eene ziekte, niet in haat was, uit het huis te gaan. Doch hieruit merkende, dat het niet langer tyd was, te wagten; zo nam hy het befluit, de burgers en inwoo;;ers van Londen tot oproer te bëweegen. Maar de verftandige Koningin liet het daartoe niet komen, zendende, voort,eenig Krygsvolk heen, om hem met zyne aanhangers in hegtenis te neemen. Drie Staatsbedienden, welke zy teffens mede zondt, traden in zyn huis, en vroegen in den naam der Koningin, waartoe de veele gewapende lieden, waarmede by omringd was, zouden dienen. Hy verzogt, dat ze met hem in zyn Kabinet mogten gaan, en, hen daarin gebragt hebbende, ontfchuldigde hy zig, dat hy hen moest ver laaten, om dat hem eenige bezigheden in de Stad daartoe perhen. Hierop verliet hy hen, en liet dc deuren toefluiten ; zo dat zy, welke hem gevangen moesten neemen, zelve in hegtenis raakten. Zo dra hy in de Stad gekomen was, riep hy heel luid: voor de Koningin! voor de Koningin! men /iaat my na het Leeven! Maar niemand wilde zig by hem voegen. En , hoewel 'er eene groote menigte volks uit nieuwsgierigheid byëen kwam , en de Graaf vcore voer te fchreeuwen : in de wapenen, mvne vrienden, zoo gy my dienen wilt; niemand nogtans trok zyne party. Hiermede nog beezig zynde, zeide men hem, dat hy als een landsverraader uitgeroepen was. Weshalven hy raadzaamst oordeelde, weder terug te ging;  C 9> ) gaan ; en aan de Teems eenige kleine visicherspinken vindende, tradt hy in ééne van deze, en liet zig na zyn huis brengen. Hier wierdt hy dus als belegerd; en [zyne aanhangers raadden hem, een dapperen tegenftand te bieden , en liever met den degen in de vuist, dan door beuls handen te herven. Doch de Graaf veranderde voort van geda°-ten, en vondt goed , zig over te geeven • waarop hy, aanftonds na den Tour te Londen wierdt gebragt, en zyne aanhangers wierden in andere gevangenisfen opgeflooten: waarop de Koningin de Onderdaanen voor hunne, by deze omftandigheden beweezen trouw, liet bedanken. Kort daarna wierdt de Graaf als een Landsverrader ter dood- veroordeeld. Hy hoorde zyn vonnis met groote oplettendheid aan, en fcheen van zyn gedrag berouw te hebben. De 25 February van het jaar itfoi wierdt ter volvoeringe van het vonnis bepaald. De Koningin kon, op dezen dag, tot geen vast befluit komen. Zy beval ook, allereerst, de ter doodbrenging te haakcn ; maar kort daarna gaf zy last, om 'er meê voor te gaan. Deze wankelmoedigheid, het zy ze dan gemaakt, of echt geweest moge zyn, heeft tot verfcheide Romans en Tooneelfpelen aanleiding'gegeven, waarin elisabeth wierdt voorgefteld als een Perzoon, welke van liefde en toorn teffens wordt beftreeden, zo dat men niet kon weeten, welke hartstogt de overhand zoude behouden. Doch, wyl de Koningin reeds 68 jaaren oud, en dus in eenen ouderdom was, waarin de liefde natuurlyker wyze, geen zonder-  (93) derlinge kragt meer hebben kan; zo ziet men , dat dc fchryvers, by deze vertooning, eene poëtifchc vryheid hebben gebruikt, waarvoor gansch geene rede is. Zo dra de Graai" van Esfex op het fchavot was gekomen, nam hy zyn' hoed af, zag ten hemel, en beleed zyne jzonden in eene aandoenlyke reden. En, naa dat hy Gode zyne ziel hadt aanbevoolen, wierdt hem zyn hoofd met den derden houw afgehouwen. Zo was het einde dezes grooten mans, welke onder alle Onderdaanen by de Koningin zo zeer gezien was. Ik heb noodig geoordeeld, zyne gefchiedenis omftandig te boeken, deels ,om dat ze den Leezer niet onaangenaam zyn kan, deels, om dat ze ook daartoe dient, om het Charadter dezer Koningin te kennen. Men ziet 'er uit, dat ze zig niet flaafsch door haar gunftelingen liet beheerfchen, maar dat ze manhaftig van moed was, hen te temmen, wanneer zy haar gunst wilden misbruiken. "Voor 't overige is ook de Historie in een tooneelfpel, onder den naam van den Graaf van Esfex afgehandeld. Dit gefclhedde omtrent het einde der regeering van Koningin elisabeth, en toen ze reeds hoog bejaard was. Uit deze gebeurtenis kan men afneemen, dat de voorige vlugheid en zielskragten by haar, in de laathe jaaren, niet zyn afgenomen. Dan korten tyd, welken zy nog leefde, befteedde zy , om den binnenlandfchen oproer te dempen, het welk zy ook , kort vóór haar' dood , tot ftand bragt, wanneer het Hoofd der Rebellen, de "Graaf van Tyro\ zig onderwierp, en haar te  C 94 ) te voet viel. Des zegevierde zy over alle haare vyanden, hellend haare Ryk'en in den aller gelukkighen toehand, waarin zy ooit geweest waren. Het recht wierdt, zonder partyfchap, gehandhaafd. Handel en wandel bloeiden. Dc Eer der natie beklom den hoogften top, en de grondflag tot den rykdom èn het aanzien des Engelfchen volks wierdt gelegd , waartoe het naderhand is gekomen. Tusfehen het Hof en de Parlementen was, fteeds, de liefderykfte en naauwfte verëeniging , en, daar de aanfpraaken aan beide zyden, voordezen zo wel, als naderhand, niets anders, dan Complimenten waren; zo waren zy, onder de Regeering van Koningin elisabeth, ernftig en oprecht. Des men daaruit ligt kan opmaaken, welke eene innige droefheid de dood dezer grooter Koningin in 't ganfche land veroorzaakt hebbe. By het einde van Januarïus, 1603, begon zy, die zwakheid te voelen, waarvan ze ook is geftorven. Men zag het als een kwaad voorteken aan, dat ze genoodzaakt wierdt, den ring van haaren vinger te laaten afvylen, van wien zy plagt te zeggen, dat ze, daar door, met naar volk getrouwd was. Zy hadt reeds hooge jaaren bereikt, en dus was 't niet te denken, dat ze tot voorige gezondheid zoude komen. Hierom wierdt ze van den éénen hofvleijer naa den anderen verlaaten, welke zig allen haastten , om de opgaande zon, te wceten jacobus, Koning van Schotland, aan te bidden , welken men als haaren opvolger aanzag. Eenigen drongen 'er zelfs op, dat men hem, nog vóór den dood der  C95) der Koningin, na Engeland moest laaten kernen , welk alles de Koningin niet zonder fmertelyke aandoening aanhoorde. De ziekte nam meer en meer dè overhand, en ter dier oorzaakeverzogt de Raad de Koningin, eenen opvolger te benoemen. Zy antwoordde hen, hoe ze altoos hadt te kennen gegeevendat haare Throon de Throon eenes Konings was, en niemand anders haar opvolger zyn kon, dan de Koning van Schotland. Naa zulk eene verklaaring hierf deze groote Koningin, den 24 van Maart 1603, in 't 70^ jaar haarers ouderdoms, naa dat zy 44 jaaren hadt geregeerd. Wil men het Character van Koningin elisabeth ontwerpen; dan moet mende hekelfchriften en loftuiteryen ter zyde zetten, waar door eenigen alles in de Koningin gelaakt, anderen in tegendeel hemelhoog hebben gepreezen4 en eeniglyk op haar gedrag en leeven zien. Men kan haar een groot verhand, en een zeer ryp oordeel geenszins betwisten. Dit heeft zy allerduidelykst daar door beweezen, dat ze alles, wat haare vyanden tot haar bederf en nadeel bedagten, wist te verydelen en te vernietigen. De middelen, waarvan ze zig tot dat einde bediende, heb ik, in haare gefchiedenis vooraf reeds bygebragt. De kunst van te veinzen, verftondt zy volkomen, en dit ging zoverre, dat haare vyanden deze handelwyze als eene groote huichelaary af beeldden, maar anderen een zagteren naam gaven , en een komiek gedrag noemden. Doch hoe 't ook daaromtrent gelegen zy, dit kan men niet ontkennen, dat ze.  (960 ze, door deze veinzery, groote dingen uitgevoerd, en zig uk menige ongevallen heeft gered. Het Roomfche Hof was 't eenige; voor 't welke zy riet veinsde, misfchien, om dat ze van gedagten was, dat, zo geoorloofd als het ware, in Staacszaaken zyne gevoelens te verbergen , het ongeoorloofd was in zaaken van Godsdienst. Eenigen hebben ook de groote liefde, welke zy fteeds voorgaf, haare Onderdaanen toe te draagen, met den naam van geveinsdheid beftempeld. Doch, 't zy dan deze liefde gemaakt geweest zyn mogt, of niet, het was noch ha ir, noch de Onderdaanen nadeelig. En, daar haare werken, fteeds, met haare woorden overeen kwamen, kan men het de Engelfche natie niet kwalyk neemen, wanneer deze alles in ernst opnam. Men wil deze Vorftin ook de ondeugd van gierigheid te last leggen , daarom, om dat ze niets onnut verfpilde, en haare Staatsdienaaren meer zogt te onderhouden, dan te verryken. Men vind, dat ze, naa den dood van haaren grooten gunheling, den Graaf van Le'tcester, deszelfs nagelaatèn goederen openlyk liet verkoopen, om haar verfchoote penningen weder te krygen. Ik heb vooraf alreeds geboekt , welke eene uitfteekende werking deze verftandige huishouding der Koningin in den Staat hadt, dat ze, daar door, haaren Throon bevestigde, en 's volks liefde te wege bragt. Des kan men haar - juist om het geen men in haar laakt, veeleer, allen Vorften als een navolgenswaardig voorbeeld aanpryzen. Wat men haar, met eenig recht, te last kan leggen, is het ter dood brengen der Koning-  C 97 3 nïngin van Schotland; hoewel egter eenigen. beweeren , dat elisabeth genoodzaakt was, daartoe over te gaan, om dat de omftanheden zodanig waren, dat zy beide tc gelyk niet konden behouden worden, gemerkt maria's dood elisabeth's leeven en geluk was. Inmiddels laate ik anderen dit ter beoordeelinge over, en zal alleen nog zeggen, dat siXTUs V, hoewel hy Roomfche Paus was, deze daad nogtans niet fcheen te veroordeelen. Want men zeg£ , hy hebbe zig laaten verluiden, dat hy elisabeth 't geluk en de eere niet misgunde, dat ze een gekroond Hoofd het Leeven hadt henomen. Maar evenwel blyft het, niettegenftaande alle mishagen, welke men deze Kóningin te last heeft willen leggen, eeneafgedaane zaak, dat ze ééne der grootfte Vorstinnen was, die ooit den Throon beklommen. Haare ganfche regeering is eene aaneenfchakeling "van enkel groote en heerlyke onderneemingén. Zy verdedigde zig tegën alle haare vyanden; zy verzwakte de Spaanfche Monarchie, die voor geheel Europa een fchrik was ; zy lag den grondflag tot het Gemeenebest van de vere'enigde Nederlanden; zy deedt de Scheepvaart der Engelfchen bloejen, dryvende aan de ééne zyde tot Archangel toe, en aan den anderen kant tot in Oost- en f-Ves tindien handel; zy dempte alle oproerige zamenzwecringen, en hadt de harten der Onderdaanen in haare handen , welke zy neigen kon, waarheen zy wilde. Ja, zelf haare bitterfte vyan len fpraken niet anders, dan met verwondering van 'haar. Paus sixtus V. zag haar, en den . L Deel. G Kb-  (98) Koning van Nararra als de eenige gekroonde Hoofden aan, die de kunst van te regeeren verftonden. Ook zegt men, dat hy zig, op deze vreemde wyze, hebbe uitgelaaten: hy wenschte, de Koningin elisabeth maar éénen nacht in zyne armen te hebben, om dat hy geloofde, dat, door zulk eene verëeniging, een tweede a lexander. de Groote kon worden voortgebragt. Wat anders de" regeering dezer Koningin meest beroemd maakte, was de grondlegging van een Godsdienst, die nog in Engeland bloeit. Dit groote werk dreef zy met zo veele grmaatigd- en oplettendheid , dat zelfs fcheeri, dat alle Gezindheden zig zouden verëenigen. Want zy liet het eeniglyk daarby berusten, dat ze de voornaamhe dingen hervormde. De uiterlyke Eerdienst bleef, naast de gebruiken, onveranderd, en dit was van dat gevolg, dat de Roomfche en Protestanten, een tyd lang, in dezelfde Kerken gingen. Die het oogmerk van haar verftandig gedrag niet begreepen, waren van gedagten, dat ze eene hehnelyke neiging voor den Roomfchm Godsdienst hadt, dm dat ze de kruifen en beelden in de Kerken behieldt, en verfcheide maaien liet bly ken, dat ze geen behaagen in het trouwen van Kerklyke Perzoonen hadt. Maar, toen men met de tyd , geftadig duidelyker zag, darde Roomfche Onderdaanen met vuile aanflagen zwanger gingen; zo fcheidden deze hoofdpartyen van elkander. Zelfs onder de Hervormden onthondt, by de volgende gelegenheid, een heftig gefchil. Die, ten tyde der groote vervolginge onder Koningin' ma-  C99) m arta, uit Engeland waren geviugt, hadden de Reformatie in Duitschland, in Zmtferlanden te Gerieve, op die wyze aangenqmen, als ze daar was ingevoerd. Toen ze nd, onder de regeering van Koningin elisabeth, terug kwamen, en vonden, dat de Hiërarchie of de Bisfchoplyke regeering nog plaats hadt; dat de beelden en kruifen nog aan heilige plaatzen honden; dat de Kerklyken gelyk als in het Pausdom gekleed gingen^ en de oude Ceremoniën nog wierden behouden, zo zagen zy de Reformatie in Engeland als een onvolkomen werk aan, en drongen 'er op, dat alle zulke dingen moesten afgefchaft worden, begeerende tetTens, dat de uiterlyke Eerdienst naar d&Genecffche wyze mogt geregeld worden. Maar zy konden hunne begeerte niet verkrygen, dewyl de Koningin, naar 't voorbeeld der verftandigfte Ref»rmate;n goed hadt gevonden, de fchaduw over te laaten, om de verfchillende partyen 4 daar door» des te ligter te verëenigen. De kortelings aangekomen vlugtelimen zonderden zig, deswegen , vin de Engelfche kerk af. Dit is de oorfprong der zo genoemde Puriteinen, welke dien naam kreegen, om dat zy 'er op drongen, dat de Kerk gezuiverd, en van den Roomfchen zuurdeesfem gereinigd moest worden. Dit alles wordt mRapinjs groots Engelfche Historie of met hilzwygen voorbygegaan, of maar zeer kort aangeroerd; waaruit men ziet, dat dit werk geen zo groot meesterltuk is, als men doorgaans voorgeeft. Want de Religie- zaaken maaken het pit in de Historie van Q 2 Ko-  C ïco ) Koningin elisabeth uic. Deze voldoen den Leezcr meest; zy geeven eene afbeelding van deze groote Koningin , en toonen den grondllag en oorfprong der volgende onlusten, cn der groote tegen elkander 'twistende partyen , waarmee dat Land tot dit uur toe is geplaagd. Vooraf heb ik reeds gemeld, dat onder de kleine zwakheden der Koningin ook deze was, dat ze, gaarne, gepreezen en bewonderd wilde zyn. De bekende Maurier brengt 'er twee voorbeelden van by. De Staaten der verèenigde Nederlanden deeden eens eene bezending aan haar, waarby veele voornaame jonge Hollanders waren. Toen den Gezandten gehoor verleend wierdt, zeide één hunner tot een Engelsch Heer, dat hy niet kon begry pen, waarom men niet voordeeliger van de'geftalte der Koningin oordeelde, dat hy ze, ten miniton, naar zyn oordeelzo gemaakt vondt, dat hy op haar perzoon ligt kon verliefd worden. Dit kwam ter ooren van de Koningin, en, toen de Gezandten, by hun vertrek , met goucten Ketenen wierden befchonken, kreeg deze jonge perzoon een keten, die tweemaal zo zwaar was. Maar op een anderen tyd, toen ze hoorde, dat de Franfche Refident, isuzanval, den fpot met haare uitfpraak van zommige Franfche woorden gedreeven, en daaromtrent berispt hadt, dat zy haar par Dien, en haar par ma fois al te lang rekte; kreeg zy zulken tegenzin, in zyn' perzoon, dat zy hem volhrekt niet wilde vergunnen, zig aan haar Hof op te houden. Toen naar 't bericht van een ander fchryver, een Schotsch Heer eens door haar gevraagd wierdt, of zy, of  C ioi ) of Koningin maria fraaijer hairen hadt? zo hebbe hy geantwoord: zy ware de fchoonfte Koningin "in Engeland, en maria de fchoonfte Koningin in Schotland. Maar, toen ze met dit antwoord niet te vreden was, hadt hy gezegd, de Koningin ware blanker, dan maria, maar dat Koningin maria ook fraai ware. Dewyl zy , eindelyk, ook wilde weeten, ofzy, dan Koningin maria grooter ware-, en hy ten antwoord gaf, dat Maria grooter was, zo hebbe zy hem geantwoord: „ dan moet uwe Koningin al te groot wezen; want ik ben noch te groot, „ noch te klein." Waaruit nuen ziet, dat deze Koningin wat boertig was. Ik weet niet, of men ook daartoe kan brengen, wat van haar uiteinde wordt verhaald ; dat ze naamlyk in de laatfte oogcnblikken, in haar vertrek, hadt laaten muziceeren, op dat dc ziel als naar den Tact het lighaam mogt verlaaten. Zy wilde, naar het bericht van een Italië aansch fchryver, lugthartig Her ven , dewyl ze vrolyk hadt geleeft. Qcomme era pisjuta allegremente.~) Maar, hiermede komen andere fchryvers niet overeen, welke veeleer getuigen, dat ze met groote ,godsdienftigheid is gehorvcn , hoewel men zeggen kan , dat, by aldien die Historie al waar zyn mogt, hierin nogtans niets berispelyks isopgcflooten, wanneer het naamlyk, naa eene voorafgegaane Christelyke bereiding, is gefchied. Dezelfde fchryver haalt , verder, het verbod van deze Koningin aan, dat haar bloot lighaam, naa haaren dood, niet moest gezien worden, waaruit men heeft opgemaakt, dat ze een zeG 3 ker  ker gebrek heeft gehad, en daar door tyi htor voornemen gehyfd is geworden, van nooit re trouwen. De Historie dezer groote Koningin wil ik met een opfchrift eindigen, 't welk in de Kerk St. Mary le Jtovs wordt gevonden , en waaruit men afneemen kan, hoe hoog haar de Engelfche» hebben geagt Het is het volgende : Spains Rod, Rom's Ruin, Netherland''s Reliëf, Earttfsjoy, Eng land's Gem, World'>s wonder, Nature* sChief. She was and is, whatcan theremore be faid? On eartk the chief, in heaven thefecond Maid. Dat is: Degeesrel van Spanje, de val van Rome, de behoudenis van Nederland, de vreugd der aarde, Engelands kleinood, een wonder der waereld, en een meesterftuk der natuur. Zy was en is, wat kan 'er meer worden gezegd 3 de yoornaamfte maagd on aarde, en de tweede in den Hemel. VER-  ( 103 ) VERGE LYKING. Uit de beknopte Historie dezer twee Koninginnen ziet men, dat ze eene zo pryswaardige en verftandige regeering hebben gevoerd , dat men ze, met 't grootfte recht, allen Vorften ten voorbedde en ter navolginge kan voordellen. De bloey van beide de Ryken, de liefde der Onderdaanen en der aangrenzende Landen, ja de bewondering van gansch Europa leveren van haare deugd en bekwaamheid een onweêrfpr'.ekelyk getuigenis uit. Denemarken, welk men, voorheen, onder de zwakke Ryken rekende , wierdt, onder de regeering van Koningin margareta, een groote en tnagtige Monarchie , welke geheel Europa oplettend maakte , en met verwonderu g befchouwde. In Engeland wierdt ten tyle, dat elisabeth heerschte, de grondflag geiegd tot dat groot aanzien, waarin dit Ryk, tot onze tyden toe, boven andere Europifche Rykeü is geweest. Dat men zulks niet aan enkel toevallige oorzaaken , maar aan 't verftand , de bekwaamheid en ftaatkunde dezer Koninginne moete toefchryven, blykt uit den toeftand der toenrnaalige tyden, weike haar beide meer tegen, dan gunflig fcheenen te zyn. Toen margareta de regeering aanvaardde, was alles onrustig; en een magtig Vorst, door Duitfcbs Vorften en Stenden onderfteund, deedtniet alleen eene aantaal op een gedeelte haarer Landen, maar zelfs op haar geheel Ryk. elisabeth wierdt, by het aanvaarden haarer regeering, door de magtigfte Vorften niet alleen, maar ook door haare eige Roomfche Onderdaanen ontrust, welke allen, met magt, aan haaren valwerkten. Maar beide reddeden zig uit deze wederwaardigheden; beide z;gevierden over haare vyanden, en wierden hen een fchrik,-van weiken zy, eertyds, wierden betyot, G 4 De  ( 104) Da aleemeene verandering, naa den dood deze? twee Koninginnen gevolgd, fielt haare groote hoedanigheden in een nog helderer licht. Want Dew marken wis , onder den Koning erich van Pemmeren, in even zo min aanzien, als Engeland onder de regeering van Koning tacobus den eerjlen. Wil men , voor 't overige, deze twee Koninginnen ondsrling vergelyken, en nagaan, wie van haar den voorrang verdiene; dan is deze vraag niet ligt te beantwoorden. De vergelyking is zeer moeijelyk, en, wilde men de onderneeiningen van beids Koninginnen, en haare perzoneele hoedanigheden in de weegfchaal leggen; dan moeten zy eikanderen wel evenaaren. Eene andere zwaarigheid, by de* ze vergeiyking, doet zig op, ten aanzien van da verfcheide tyden, waarin zy hebben geleeft; wesfuiven men gedrongen is , dezelfde hoedanigheden op eenen ongelyken prys te ftellen, margareta heeft, wanneer men ze tegen elisabeth vergeiykt, flegts eene maatige en geringe opvoeding gehad , leevende boven d ta in eene onbefchaafde eeuw. Maar de laatfte regeerde, toen de tyden i:eeds zeer waren opgehelderd, en de Prinfesfjn, even zo wel als de Prinfen , in de ftaatkunde, wysbegeerte , taaien en zedeleer wierden ondurweezen , gelyk men uit het voorbeeld • van johanna gray, en andere Staatsperzoonen van de yrouwelyke Sexe, afneemen kan, welke ten tyde van Koningin elisabeth leefden. Des het dsnkejyk is, dat de bekwaamheid en regeerkunde der eerfte veel helderer zou hebben uitgefebitterd, zo ze ten tyde der laatfte hadt geleefd. In dit qpz'gt is het zeer moeijelyk, de uitfpraak te doen, wie van ó.$ie twee Koninginnen de grootfte zy, en mogelyk ware bet best, naar'tvoorbeeld van Plutarchus, in zynen Alexander en Cezar, deze zaak in het geheel niet te beflisfen. Dan, myne jeezers mogten 'er niet meê es vredeu zyn, en daarom  » ( io; ) om wil ik 't wagen , zekere onderneemingen en hoedanigheden, welke men by dit groot Paar vind, onderling te vergelyken. — Laate ik roynegedagten gaan over de zegevierende wapenen dezer twee groote. Vorftinnen ; dan vinde ik, dat elisabeth meer heeft gezegevierd. Maar alle door haar behaalde overwinningen kunnen met de eenige overwinning niet worden vergeleken, welke margareta by Falkiöping behaalde. elisabeth onderfteunde, door haare wapenen , de Hugenoten in Frankryk, die zonder haare hulp tegen de Roomfche party geen ftand halden kunnen houden. Zy ftelde dit insgelyks te werk, door haare troepen, inde Nederlanden; leggende daar door den grond tot de Republiek der verëenigie Provinciën, die ook nog bloeijen. Zy boorde,, voorts, de onverivinnelyke spaansche vloot in den grond, en bragt, daar door, de Spaanfcbe Monarchie zulk een nadeel toe, dat ze dit, naderhand, niet weêr te boven konde komen. Maar margareta behaalde flegts ééne overwinning, doch die was zo gewigtig , dat men, in de Historiën , nog naauwlyks van zulk eene overwinning leest , die met haar vergeleeken konde worden; want die bragt haar drie Ryken te wege; en een magtig Koning viel, met zyn Zoon, leevendig in haare handen. Zulk een flag beflist de zaak, en kan niet alleen van alle gefchillen een einde maaken, nuar ook eenen duurzaamen vrede bevorderen. Zy waren beide groote Wetgeeffters en Grondlegfters. elisabeth lag den grond tot de Kerk, zo als zy nog in Engeland is. margareta ftigtte, door de verëeniging van drie Ryken, een groote Monarchie, en wist, met geen minder beleid, dit groore gebouw, zo lang als zy leefde, in ftand te houden. Beide konden door vriendelyk- en minlykheid, de harten der Onderdaanen zo z^er inneemen, dat ze niet anders, dan natuurlyke moeders, G 5 • wier-  ( 105 ) vierden bemmdl Doch in dit opzigt fchynt dé Éngelfcbe Koningin den voorrang te hebben. Haaro liefkoozingen omtrent de natie gingen zo verre, ♦lat men ze voor overmaatig, en de Koningin voor de grootfte Meesteres in de kunst van te veinzen hield. Of haare inwendige overtuiging met haare uiterlyke houding overéénkwam, kan men niet zeggen, dewyl God eeniglyk het hart kent. Maar dit is buiten kyf, dat haar gedrag van eene uitfteekende werking was , vermits ze , door een enkelen wenk, over het leeven en de goederen der Onderdaanen hadt te gebieden. Inmiddels liet zy het niet by de vleijende- woorden , en de uiterlyke vriendelykheid eeniglyk berusten , brengende zy zig daar door, niet alleen eene zo algemeene liefde des volks te wege; maar zy bewees het ook werklyk , en met de daad. Het welzyn van elk burger nam zy zeer ter h«rte, en nimmer lag ze zelfs de minfte fchattingen op, dan in de uiterfte noodzaaklykheid. Het geld der Onderdaanen gebruikte zy even zo zuinig, als haar eigen. Nooit heeft een Vorst de inkomften uiet grooter zorg hefteed, als elisabeth. Hoe verre margareta haar in dit-ftuk hebbe geëvenaard, kan men niet weeten, om dat de Deenfcbe Historie niet zo. breedvoerig, als de Éngelfcbe is befchreeven, en de gefehiedfchtyvers mogelyk, veele dingen onaangeroerd hebben gelaaten, welke tot den grootften lof van Koningin maroareta (hekken. Alen vind wel, dat de Zweden, in bunnen tyd, over fchattingen klaagden ; rnasr mén kan niet beflisfen, of deze klagten al, dan niet gegrond waren. Men zoude 'er bykans ann twyfelen , om dat deze Natie met de tot ftand gebr3g'e verêfning der Ryken, nimmer, regt re vreden ware. Daar zyn nog andere ver¬ dienden overig, waardoor elisabeth zig niet alleen zelve een' onftervelyken naam te wege heeft gebragt, ruaar ook margareta, beneffens alle au-  ( Io7) 'andere Vorften, welken vóór kaar hebben geleeft, den voorrang kan betwisten. Deze beftaan daarin, dat ze de Scheepvaart en den Koophandel heeft bevorderd , en Manufaéluuren in 't land opgeregt. •Daar door alleen is de Engelfche natie tot sulk eene grootte en magt geklommen. Noch het land, noch de menigte der inwooners maaken deze natie zo aanzienlyk; haare rykdotn alleen heeft haar in ftaac gefteld , om geheel Europi in evenwigt te houden. Vóór dat deze Koningin den Throon beklom, lieten de Engelfchen de voortbrengzels van hun land, ruw, door vreemde Schepen na de Oostzee en de Nederlanden brengen , alwaar ze verwerkt, en hen weder verkogt wierden. Maar dit voordeel benam elisabeth den uitlanders, en deedt dit haaren eigen Onderdaanen te beurt vallen, daar door, dat ze Fabrieken in het Ryk opregtte. Hierby kwamen nog de nieuwe volkplantingen, welke zy in Oosten Westindii aanlag; zo dat dit Ryk het, eeniglyk, aan haare wyze regeering heeft te danken, dat het zelfs door de felfte, langstduurende en kostbaarfte oorlogen, niet aan geld kan worden uitgeput. Zulke heerlyke fchikkingen haeft Koningin margareta niet gemaakt. Maar, dit moet men niet zo zeer aan haar perzoon, als wel aan de tyden, en het gebrek aan gelegenheid toefchryven. Want anders zwigtte deze Vorftin, wat betreft de regeerkunde, gewis, zeer weinig voor elisabeth. In alle haare daaden ftraalt een ongemeen verftand door. Men ziet, met boe veele wysheid zy het groote werk , de verëeniging der drie Ryken, by de band nam, en hoe voorzigtig zy zo wel hierby, als by alle haare overige onderneemingen zy geweest, tea einde zy, door overhaasting, niets mogt bederven. Daar kwam het van daan, dat alle haare aanflagen wél gelukten. Uit dit bygebragte kan men nn eenigzins opmaaken, in hoe verre deze twee groote Koninginnen elkan-  ( io8 ) eikanderen gelyken, en in welke opzigten de ééno den voorrang boven de andere verdiene. Vergelykt men de daaden, door haar beide uitgevoerd; dan mogten zy zig, meestal, evenaaren. Doch zo ge]yk als'deze beide Koninginnen onderling in deugeden en groote onderneemingen zyn mogen , men .befpeurd egter ten aanzien der gebreken , een onderfcheid, In 't Leeven van elisabeth vind men eenige vlekken , die het ontOeren. margareta is, bykans, in het geheel geene berisping onderhevig. Het openlyk ter dood brengen der Scbotfcbe Koningin bevlekt het Leeven van elisabeth zo zeer, dat u.en deze daad geenzins kan onfchuldigen. Haar Throon ftondt wel niet vast, zo lang als deze Koningin leefde: maar de artfeny was al te fterk, en deze daad ftrekte tot een kwaad voorbeeld. Eenigen hebben wel getragt, de ftrenge handelwyze van Koningin elisabeth daar door te verzagten, dat de ter dood brenging van Koningin maria, buiten haar weeten, en zonder haare bewilliging is gefchied; en dat ze ook, daarom, de Jbitterfte klagten uitgeboezemd, en andere kenmerken van haare diepe fmert, die ze des wegen onderyondt, heeft laaten blyken. Maar, in plaats dat zulke omftandigheden dit werk zouden ontfchuldigen, maaken zy het, naar myn begrip, nog erger, en kunnen niet anders, dan als een tooneelfpel, worden aangemerkt. Wat men, verder, in deze Koningin kan laaken, was eene al te groote heerschzugt. Zy wilds, om deze rede alleen, niet trouwen, op dat niemand, naast haar, aan de regeering deei mogt neemen. Daarom wilde zy ook, geduurende haar Leeven, geenen Opvolger benoemen. Zy hadt reeds 70 jaaren bereikt, en egter verklaarde zy zig niet eerder, dan in het allerlaatfte uur haares Leevens, voor den Koning van Schotland. Koningin margareta daatëmegen , bedoelde meer  C io9 ) ineerhet welzyn haarer Staaten , dan dat zy haar oog vestte op haare eige Hoogheid, voorziende de Ryken, voort, van een'Koning, welken zy, zonder uitftel, toen ouderdom en zwakheid haar 't indagtigmaakten, alle magt opdroeg. Doch Engeland heeft, door de heerschzugt van elisabeth, niets verlooren; en Denemarken , door de gemaatigdhtid van margareta , niets gewonnen. Het ware den Noordfche Ryken meer voordeel geweest, indien margareta haar gezag even zo zeer ftaande hadt gehouden, als elisabeth. Het welzyn van beide Ryken nam, met deze beide Koninginnen , een einde, en hieldt op, toen de eerde de regeering nederlag, en de andere ftierf. Zo dat men had mogeh wenfchen, dat margareta, nooit, de regeering neergelegd hadt, en elisabeth nimmer geftorven ware. -*» Beide Koninginnen verflonden de Kunst, van té veinzen, in den hoogden graad. Daarin alleen zag men een onderfcheid, dat f. l : s a b e t h aanhoudend veinsde; maar margareta dit middel, nimmer anders beezigde , dan wanneer 'er een gewigtig oogmerk door kon bereikt worden. Hietotn had ook 't geveinsd gedrag der laatdeeen wisferewerking, dan dat der eerde. Het grootst bewys, dat beide Koninginnen in de kunst van veinzen gaven, zag men, toen elisabeth den hervormden Godsdienst in Engeland invoeren, en margareta 't groote werk.de verëeniging der Noordfche Ryken, tot ftand wilde brengen, elisabeth gedroeg zig, in hec begin haarer regeering, zo onverfchilüg, dat niemand konde weeten, of zede Reformatie, dan de Roomfche Kerk meer genegen, en toegedaan was; en margareta bewees zig heel onverfchilüg by het groote werk , aangaande de verëeniging der Ncordfcbe Kroonen; daar ze nogtans eene even zo groote begeerte tot de Ziveedfcbe Kroon hadt, als elisabeth yverig was, om den bloey van den Hervtrmden Godsdienst te bevorderen. Het veinzen  ( Hó ) zen van Koningin elisabeth kon men, misfchien met nog meerder recht laaken, omdat men het voor or.billyk en ongeoorloofd houd, in zaaken van Godsdienst te veinzen. Nogtans kon men tot haare ontfchuldiging zeggen j dat, wanneer ze zig, voort in 't begin, en vóór dat ze regt vast op den Throon was gezeeten, voor den Hervormden Godsdienst hadt verklaard, zy 't ganfche werk onmogelyk gemaakt mogt hebben. Maar het veinzen van margareta waszodanig.dat zelfs deftrengfte Zedenleeraar het niet laakeu kan. Toen haar de Zweedfche Kroon wierdt aangebooden, gedroeg ze zig ongemeen onverfchilüg. Zy merkte 't eerfte aanbod als eene overhaasting aan, en als eene zaak, die de Zweeden niet genoeg hadden overwoogen, willende zig daaromtrent niet eerder verklaaren, vóór dat de zaak ryp, en zy van de waare gene genheid der Zweedjcbe natie volkomen overtuigd was. Zy liet de Zweeden geftadig aanhouden, geevende hen 't éé« weigerend antwoord naa het ander, waarin zy zekere bemindeperzoonen navolgde, welke door eene gemaakte onverfcbilügheid, haare minnaaren in vuur en vlam zetten, en hunne onbe* •flendige genegenheid in eene emftige liefde veran» deren. liet is denkeiyk , indien margaruta, -voort, haare toeftemming hadt gegeeven , dat zy haar oogmerk, nooit bereikt zou hebben. Wanneer men dus aan Koningin elisabeth. meerder voorrechten toefchryven kan ; heeft zy, egter, ook meerder gebreken gehad. Ik heb vooraf getoond, dat het Leeven van Koningin uarqaseta niet aan zo veele ftiydige oordeelen onderhevig was. Ik zeg met voordagt, niet aan zo veeJe; want haare gefchiedenis wyst uit, dat zy 'er «iet ten eenemaal vry van is gebleeven. Ik laat het verwyt daar, welk men haar wegens haare minnaajyen aandeed, om dat het even zo ongegrond zyn kan, als het geen men van elisabeth, en an- de'  C in ) • i!«ïe regeerende Vorftinnen voorgeeft, wier vertrouwde omgang met haare Siaatsdienaaren zulke oordeelen veröorzaakt kan hebben. Wat men, met grooter reeht, in Koningin margareta laaken kan, is haare al te groote milddaadigheid jegens de Kloosterlingen. in welk een opzigt ze ook van Koning albert Munked,eye wierdt genoemd. Deze befcbuldiging, hoewel men ze, wegens de gefteldheid der toenmaalige tyden, eenigzins kan maatigen, is, mogelyk, niet heel ongegrond, en ten minften veel waarfchynlykw, dan het verwyt, het welk men Koningin elisabeth wegens haare gierigheid aandoet, als welke niets anders was, dan een pryswaardige Huishouding, waarby allen , uitgenomen de Vleijers en Hovelingen, voordeel hadden. Zodat men moet belyden, dat deze twee Koninginnen, niettegenftaande de geringe gebreken, welke men in haar befpeuid, als groote lichten onder alle Vorften der aarde uitfchitieren. AGRIP-  AGRIPPl'NA* Jongerei E N CATHARINA de MEDICIS. INLEIÖING. Onder de dwaalingen, welke men by zeer veelen, ten opzigte van da befchryving der deugden en ondeugden, ontmoet, kan men ook de wanbegrippen tellen , welke men, voor een zeer groot gedeelte, van de P Mi ken of Staatkundigen pleegd te vornïen. De gemeene man geeft dien naam aan zulke perzoonen, welke zig, door geheimvolle gebaarden, door eene gemaakte ftilzvvygendheid, door eene zonderlinge omzigtigheid en een geftadig wantrouwen, van anderen onderfeheiden. Doch, zo zeer als men zou dwaalen, wanneer men een Philofooph naar den mantel en langen baard, en een goed Soldaat naar een rood kleed en eenen knevel wilde beöordeelen; even zo onzeker zyn ook de evengemelde kenmerken van een Staatkundigen. Een geftadig flilzwygen, eene te verre gaande omzigtigheid , en een geduurig wantrouwen, maaken, veeleer , het Gharaaer van een eenvoudig en onkundig man uit. Want men vind »  C 1-3 ) vind, dat de eenvouw.cligfte lieden, wanneer zy eenig ampt bekleeden, doorgaans daartoe vervallen. Om dat ze gehoord hebben , dat openhartig- en ligtgeloovigheid vooral in zulke mannen , die bedieningen hebben, worden gelaakt, en zy zeiven, by gebrek van oordeel, niet in haat zyn, gewigtige dingen en kleinigheden van elkander te onderfcheiden; zo heeft hunne agterhoudendheid en hun wantrouwen geene paaien. Zy zyn, ten opzigte van hun eeuwig ftilzwygen, gelyk als de Schryver in de Historie van peter paars , dewelke wel naauw op zyne hoede was, van iemand te ontdekken, dat de Burgermeester, op het Stadhuis, inkt op zyn' das gefpat hadt, om dat hy hadt gehoord , dat zaaken, in de raadkamer voorvallende , geheim gehouden moesten worden. Men kan ze, ter oorzaake van hunne omzigtigheid en ontydige vrees, als mede hun wantrouwen, met zekeren man vergelyken-, welke van honger ftierf, om dat hy was bevreesd , dat hy door vergift van het Leeven beroofd mogt worden. Don Quichot was geftadig in het harnas, om dat hy geloofde, dat de Ridders der ganfche waereld tegen hem eene zaamenzweering hadden aangegaan. —Hieruit ziet men-, dat een gedrag,/liet welk ie.' mand, by het Gemeen, den naam van een I deel, H , g^öt  C "4 ) groot 5tiatkundigen.te wege brengt, heet dikwyls, niets anders is, dan een bewys van onbedrevenheid, van de uiterfte onkunde en eene fpoorlooze vrees. Van deze dwaaling des gemsenen mans wil ik, hier, niet wydloopiger handelen; maar veeleer nog iets laaten volgen, aangaande het verkeerde denkbeeld, het welk Hopgen en Laagen , Geleerden en Ongeleerden, aan het woord Staatkundige, pleegen te hegten- Doorgaans wordt zulk een befchreevén als een gevaarlyk man, die 'er geiladig op uit is, anderen het net over het hoofd te haaien, voor welken men wél op zyn hoede moet zyn. Doch deze afbeelding past meer op een' on echten , dan een echten Staatkundigen, en toont, dat iemand, welke in die'manier te werk gaat, veeleer een nabootfer van een Staatkundigen is,dan dat hy de waare hoedaanigheden van zulk een man zoude bezitten. Een echte Staatkundige is, geenszins, gelyk ik reeds heb gezegd, zulk een man, voor wien zig elk moet wagten. Want, zo dra hy zig1 dien naam van een Staatkundigen te wege heeft gebragt, is hy geen Staatkundige meer. Het is met hem gelegen, als met een mensch, die van het liegen eene gewoonte maakt. > hen is 't niet hiogelyk, iemand verder te bedriegen. Zo dra zig het gerucht van hem heeft ver-  (H5) verfpreid, dat 'er geen waar woord uit zyn* mond komt; dan gelooft men hem in het geheel niet meer, al ware 't ook, dat hy de waarheid fprak. Op dezelfde wyze is het seksen met de loftuitenjen envle.jingen van ten stoven Huichelaar. Verftandige menfchen merken ze niet anders aan, dan fchimpreden Zo oordeelde men, met recht, van de huichelaars aa» het Hof van Dionyfius. De Koning had een gebrek aan de oogen * en daarom hielden zig de plunnftykers, als of ze aeekeblind waren , en hepen malkander omver. Maar zy regtten daarmede niets anders uit, dan datze den naam van huichelaars kregen , op wier woorden en daaden men in het minst met aangaan konde En dit is medé waar van een Staatkundigen. Deze is met in haat, door zyn beleid het minfte verder uit te voeren , zo dra men hem den naam van een Staatkundigen geeft. De kunst belïaat alleen daarin, dat ' die seen werklyk zy, voor wen men van niemand word gehouden. Uit dien hoofde verdienen dezulken, welken in de Historiën als de grootfte Staatkundigen worden afgebeeld, daarom alleen dezen naam met, om dat ze van allen daarvoor worden gehouden. Lopewyk den elfden en Ferdinaneus Catholictjs, op eenen zelfden tyd leevende, zag elk een aan H 2 voor  C «<5 ) voor de grootfte Staatkundigen. Maar, oni dat zy hunne Staatkunde, op eene zo zigtbaare wyze, te werk fielden, dat ze in het oog van allen en elk een liep, zo wierden hunne aanfiagen , dikwyls, voor hen zeiver een net. Ter dier oorzaake gaf de eerfte zynen Gezanten dit bevel: „ Komt gy ,, aan zulke plaatzen waar men niets anders „ doet dan liegen; legt u. dan ook op leu,, gens toe. " mentent bien , mentez vous bien autft.j Kan een Staatkundige zig niet den naam te wege brengen, dat hy oprecht , eenvouwdig en eerlyk is; dan voert hy, door zyne kunftenarijen, niets anders uit, dan dat hy anderen waarfchouwt, zig wél voor hem te wagten. Alsdan zegt men van hem , foenum in cornu gerit, (wagt u voor hem,) gelyk men van fchadelyke dieren zegt, die op een zekere wyze worden getekend, op dat zig elk voor deze moge wagten. Wanneer iemand geftadig bedriegt, veinst, en voor anderen een kuil maakt; dan hy hangt zig zelv' als een bord om den hals , tekenend zig zeiven, anderen ter waarfchouwinge." Ja, hen, met welke hy verkeert, verzoekt hy als, dat ze op zyne woorden en beloften niet moeten aangaan, maar veeleer het juiste tegendeel doen, van het geen hy hen zegt. Zyne handelwyze is eene navolging van een oud Kersmisfpel, waarby de  dehoofdperzonaadje den aanwezenden dezen regel gaf": „ wanneer ik zeg, hou vast, dan moet gy los laaten; en wanneer ik „ zeg,laat los, dan moet gy vast houden." Men ziet insgelyks, dat zekere menfchen zig van dezen regel bedienen, wanneer ze met zodanigen te doen hebben, die volgens hunne eige belydenis, Staatkundigen willen zyn. By hunne gebaarden denken ze, voort, op tegengebaarden, en leggen zig toe, om hen in hun eigen net te vangen. Zy neemen hunne woorden, fteeds, in eene andere betekenis, doende het juiste tegendeel, van 't geen zy hen aanraaden. In de Historiën wordt,menigmaal, zeer verheven van zekere Staatkundigen gefproken. Doch dit wyst niets anders aan, dan dat de Historiefchryvers het oordeel des gemeenen mans volgden, het welk meer op den fchyn, dan het wezen zelf rust. ca rel emanuel, Hertog van Savoijen, wordt als de eerfte Staatkundige zyns tyds te boek gefield, en men zeide van hem, indien hy ontleed ware geworden, dat men zyn hart met hairen begroeid zou hebben gevonden. Maar, dewyl hy de regte Staatkunde niet bezat, en zyne rol, onder den fchyn van eerlykheid., niet wist te fpeelen; zo deedt hy zig zelv' het grootfte nadeel. Konde hy, op eenen zekeren tyd, door zyne Staatkunde zegevieH 3 ren,  ( n3 ) ren, en op zyne medailles laaten flaan opportune; (ten bekwaamen tyde,) dan konden hem zyne vyanden, op eenen anderen tyd, met dezelfde munt betaalen, en 't opfchrift kiezen, opportunius, ften bekwaamden tyde.) Hiertoe behoort mede, wat een Engels cb fchryver nopens Koning Jacobüs I. bericht. Hy zegt, dat deze Koning 2*g voor een groot Staatkundigen hieldt. Zyn fpreekwoord was : wie niet weet te veinzen, die weet niet te regeeren. Doch 't fchynt, dat hem een andere ftaatsregel onbekend was a buiten welke de eerfte van geen nut is. Deze beftaat daarin, dat iemand, wanneer hy veinst, zyne kunst met voordagt verbergen, en niet anders, dan onder den fchyn van eerlyk • en oprechtheid, moet bedriegen. Maar deze Koning pochte fteeds op zyne kunst, zo wel in het byzyn van vremden, als zyne eige onderdaanen. En daarom viel het anderen veel ligter, dezen, [in zyne eige oogen wyzen Salomon te bedriegen, dan dat hy hen 't net over 't hoofd hadt kunnen haaien; en dit kon zo veel te eerder gefchieden, als de waereld, by Koningen en Vorsten, veel oplettender is, dan by anderen. De Grooten der aarde zyn als de Hemeltekenen, waarop de Starrekundigen geftadig letten; elke opflag van het oog, dien zydoen, elk woord, ja de gering-  ( n9) ringfte daad zelve wordt zeer naauwkeurig gade geflagen. Zo min als de Zon haare vlekken kan verbergen ; zo min kunnen gruote Heeren hunne gebreken bedekken. Zy zyn aan een verheve plaats, en wel als tot dat ei de geftelt, opdat ze van elk een gezien mogen worden. — ik houde jun ius brutus, Sixtus V. en anderen, huns gelyken , voor echte Staatkundigen. De eerfte wist zig, veele jaaren zo zeer te verbergen, dat men hem voor een eenvouwthg en onkundig man hieldt. Maar, toen hem de tyds-omftandigheden zeiden, het masker af te neemen; zo zag men hem als een wonder aan, en geloofde, dat hy, op een bovennatuurlvke wvze, van een dier in een mensch was herfchapen. Sixtus V. verdient dezen naam insgelyks, om dat hy zyne rol mee eene even zo groote bekwaamheid fpeelde. INiemand geloofde, dat hy tot de Pauslyke waardigheid bekwaam was, voor dat men hem Paus hadt gemaakt, en memand wilde toegeeven, dat hy kon veinisen, vóór dat men 'er, op eenmaal, door de diudelykfte bewyzen , van overtuigd wierd. Waren zy beide geftorven, vóór dat de tyd hen hadt vergund, het masker af tehgten; dan zou de eerfte met Keizer claud r us in ééne klasfe zyn gefield geweest, en den laatften zoude men. voor een man hebban H 4 ^-  O^o ) gehouden, die van de waereldlyke hoogi beidden groothen afkeer hadt gehad. Hieruit ziet men, dat menig een als een eenvouwdig man begraaven is, die mogelyk nogtans, in zyn Leeven, een doorliepen Staatkundige geweest wate, en dat zy, die zyne eenvouwdigheid meest betreurden, en "er ten deele zelfs, den fpot meê dreeven zig, mogelyk, reeds in zyn net hadden bevonden. De Historiën leveren ons twee Staatsbedienden uit, welken op een Congres zamen kwamen, en waarvan de één den anderen zogt te bedriegen. De perzoonen waren, aan de zyde van Frankryk, de Kardinaal mazarin, en , aan.dezyde van Spanje, Don louisdeharo. De eerfte was als een volkomen Staatsman bekend , welke nooit bedagt, wat hy zeide; maar de ander hadt den roem, dat hy een oprecht en waarheidlievend Heer was. Hierom .geloofden allen, dat de eerfte den laatften 'gewis, te loos zou zyn, en hem alles, wat hy maar wilde, kon wys maaken. Maar St. euremond, welke, met zeer veel overleg, zyne gedagten over dit pyreneesch Congres heeft voorgefteld, toont zeer duidelyk, dat Don louis de haro dien mazarin, nogtans, in verfcheide opzigten , de loef heeft afgeftoken. Want juist de gedagten, die mazarin van haro's eenvouwdig- en  C ) en oprechtheid hadt, veroorzaakten by hem zorgeloosheid en vertrouwen; en het denkbeeld dat har o nopens de listen en loosheid van mazarin hadt gevormd, verwekte by hem mistrouwen en omzigtigheid. Dus wierdt mazarin gevangen, om dat hy geloofde , dat hy met een Schaap te doen hadt, en Har o behaalde de overwinning, om dat hy wist, dat hy met een' Vos in onderhandeling was gecreeden. Anderen mogen hierover naar hun begrip oordeelen. Ik voor my ben van gedagten, dat hy, welken men voor den eenvouwdighen burger der Stad hield, de allerbekwaamfte en volkomenfte Staatkundige zyn kan. De Kardinaal de F l e u r y , die wegens zyn eerlyk, oprecht en ongeveinsd gedrag beroemd was, kan , mogelyk , alle deze hoedanigheden hebben bezeeten. Maar het kan meê wel zyn , dat hy richelieu en mazarin in list en loosheid overtroffen heeft, en zo mede bekwaamer'was, dan deze twee, om de waereld een rad voor de oogen te draaijen; en wel zo veel te meer, als men het niet van hem vermoedde. Wie zyne list, fterkte en bekwaamheid zelf verraadt, die ontwapent zig zelv', en moet zig, als Simfon, met gebonden handen en voeten, aan de magt zyner vyanden overlaaten, om dat hy zig zelf bloot gegeeven, en bekend geil 5 maakt  ( !22 ) maakt :heeft, waarin zyne fterkte beftaatl Een Fransch fchryver zegt: mazarin beging de groote fout in zyne Staatkunde, dat hy, altoos, een Vos, en nooit oprecht was. (Mazarin avoit un grand defaut en politique, c'esi quil etait toujours fourbef) Men verhaald, dat hy den Marfchalk van faber eens aanzogt, om.den Hertog van Savoijen een zekeren listigen trek te fpeelen. Maar, om dat.de zaak van geen aanbelang was, zo antwoordde de Marfchalk: „ men j, laate my in kleinigheden eerlyk zyn, ten „ einde ik, met een des te beter gevolg, „ myne list gebruiken moge in zulke zaa,, ken , die voor het Ryk van voordeel „ zyn. " Dit antwoord toont, dat Faber een veel grooter Staatkundige was, dan de Kardinaal, welken niemand vertrouwde,om dat hy, nooit, de waarheid hVak, en op wiens belofte zig niemand verliet, om dat hy fteeds bedroog. Een regt cn volkomen Staatkundige volgt, daarom, de voetftap* pen van mazar i n niet; veeleer tragt hy 't zo ver re brengen, dat men hem voor een eenvouwdig en eerlyk man houde, welke zig veel liever laat bedriegen, dan dat hy anderen zou tragten te vangen. Maar fielt hem het gerucht eens onder het getal van de Staatkundigen; dan houdt hy zigi als of hy zyn' voorig gedrag betreure, en zy-  ( 113)3 zyne voormalige aanflagen verfoeije. Eenigen hebben zig van dezen kunstgreep bediend , en zyn daardoor op nieuw in ftaat geweest, om de waereld een'trek te fpeelen. Dit heeft men in twee fabelen aangeweezen. De merkende, dat alle listen, waarvan ze zig,' toe dus verre, omtrent de muizen bediende, voortaan vrugteloos waren, liet zig zwart verwen, voorgeevende , dat ze den Monniken orden aangenomen, de waereld verzaakt, en een vast befluit hadt genomen, voortaan geen vkesch te eeten. Zy fpeelde ook haare rol, een tyd lang, zokunftig, dat de muizen, zo wel doof haar ordens-kleed, als haar gedrag vierden bedrogen, en de Kat voor regt bekeerd en veranderd hielden. Uit dien hoofde lieten zy al het mistrouwen vaaren, en gingen met den vyand, dien zy, voorheen, ten uiterften verfoeid hadden , een vertrouwde vnenfchap aan. Waardoor de Kat de gelegenheid kreeg , op eenmial eene groote en merkelyke vangst te doen. — Toen de Vos, volgens den inhoud der andere fabel, merkte, dat zyne medebroeders, door hunne aanhoudende ftreeken , het gantsch geflachtdcr Vosfen in een zo kwaaden naam hadden gebragt, dat zig dé eenvouwdigfte Gans niet meer wilde'laaten bedriegen ; zo hieldt hy zig , ■als of hy dood.was, leggende zig, op den  C 124 ) gewoonen landweg, met uitgeflrekte pooteh; alwaar hy getrapt en geflagen wierdt, tot dat hem een boer als een Kreng agter op zyn' wagen fmeet, welke vol ganzen en lammeren was, enz. Met deze fabelen heeft men willen aanwyzen, dat niemand zyne Staatkunde met een goed gevolg te werk kan hellen , zoo hy niet de waereld diets heeft gemaakt dat het hem of aan wil, of aan bekwaamheid ontbreeke. iemand te bedriegen, mazarin en andere Staatkundigehebben dus bun handwerk zo goed niet verftaan, als de Vos en de Kat, welke niet geloofden, dat ze, door hunne listen, iets verder in ftaat waren , om uit te voeren, voor dat zy andere dieren in de verbeelding hadden gebragt dat ze hunne voorige taal niet verder wilden of konden oefenen Hierom zegt een Italiaan , welke eene afbeelding geeft van Paus julius II. niunn piu fariltnente inganna gli altrt, che cbi hafama che mai non ingannare. Volgens de uitfpraak des Kardinaals van ossat, kan een Gezant, welke voor een Staatkundige gehouden wordt, aaneen ander Hof niets uitregten. juan di vega ztide tot mend o z a , die zyn opvolger in een zeker gezandfchap was, dat hy aan her Hof, waarheen hy reisde, de waarheid nimmer zoude hooren: waarop mendoza antwoordde: dan  C «5 ) dan heeft dat Hof aan my zyn' man gevonden ; want voor ééne owaarheid kan ik er honderd andere weêr geeven. En ik, gat vega ten antwoord, beb eenen anderen weg gekoozen. Ik beb de leugens der Ministers met evenzo veele waarbeden beantivoord, en dit is my zo veel eerder gelukt, om dat men my nooit geloofde. JNiets kan tot een grooter bewys der boven aangehaalde helling dienen, dan de Historie der twee Vorflinnen, welke ik voorgenomen heb, onderling te vergelyken. Beider Leeven helt ons eenen fcliakel van listen en Sraatsftreeken voor, weshalven deze twee, in de gefchiedenis, ook als degrootfte meesteresfen in deze kunst worden afgebeeld. Maar de uitkomst heeft getoond , dat ze dien naam niet verdienden, welke men haar geeft, agrippina, die 'er enkel en alleen op uit was, hoe zy veinzen, en anderen in woorden en redenen mogt vangen , helde dit zo duidelyk te werk , dat haar eigen Zoon haar, voort, de kunst afleerde, en omtrent zyne moederden regel waarnam, vosfen moet men met vosfen vangen, (cum Vulpibus vulpinandum). catharina med ic i s wist, haare Staatkunde mede niet genoeg te verbergen; hierom verliet zig niemand verder op haar woord en  (126) eh haare beloften, verwekkende daar door9 ten laatften, by haare eige zoonen een mistrouwen. Doch van deze ftof wil ik niet omftandiger handelen, maar liever overgaan tot de Historie zelve. A G R i p-  C ia? ) A GR I PP IN A de Jongen DE MOEDER VAN NERO. Deze Vorftin,befaamd deels wegens haaren hoogmoed, deels wegens haar ongelukkig einde, was eene dochter van germanicus en agrippina. De Vader hadt zig eenen grooten naam, door zyne deugd en dapperheid, verworven; cn de Moeder was, niet minder, om haare kuisch- en ftandvastigheid bekend. Maar nooit is een Kind zo" zeer van aart veranderd, als agrippina, gclyk uit de volgende Hiftorie zal blyken. Zy wierdt, in het jaar 28 naa Christus geboorte, door het huwelyk met domitius .enorarbus verbonden, by welken zy ook een' Zoon teelde, welke den naam t. domitius /enobarijus kreeg, en naderhand, onder den naam van nero regeerde. In het jaar 40 der Christen-jaartellinge verloor zy haaren Gemaal , en wierdt, "door haaren broeder, c a•jos cadgula, in ballingschap gezonden; maar door Keizer cl au oius weder terug geroepen , laatende zy , voort daarna, haaren tweeden Gemaal, crispus passienus, ombrengen, om van zyne goederen meester te kunnen worden. Van natuure was zy wreed, hoogmoedig, en gierig ; maar haare voornaamfte aartstogt was eergierigheid. Toen een planeetleezer haar eens zeide, dat haar Zoon  C "8) Koon domitius nero , Rooms ch Keizef zoude worden, maar te gelyk ook zyne moeder dooden, antwoordde zy: „ daar is niet aan verbeurd; hy moge my gaarne dooden, „ zoo hy maar aan" de regcering komt." Hoewel ze. reeds tweemaal getrouwd geweest was, zy hadt, egter, niets van haare natuurlyke fchoonheid verlooren , en nam , daar door zo wel, als door haare listen, Keizer claüdius zo zeer in, dat hy zig met haar, naa den dood der Keizerin messalina, in 't huwelyk begaf. Dit gefchiedde op de volgende wyze. Messalin a hadt, een tyd lang, haare onkuischheid fterk, en wel ongeftraft agtervolgd, om dat het claudius, wegens zyne grooce eenvouwdigheid , niet merkte, en het niemand, uit vrees voor messalina, die van des Keizers hart meester was, durfde openbaaren. Maar eindelyk kwam het zo verre, dar ze openlyk, in het byzyn van claudius, met een jongen Romehfehen Heer onkuischheid pleegde, waar door dan 's Keizers oogen wierden geopend, en hy haar ter dood liec brengen. Naa den dood van messalin a was men 'er voort over uit, om eene nieuwe Gemaalin voor claudius te zoeken, om dat het hem byna onmogelyk was, anders, dan onder het jok eener vrouwe te leeven; en door dit huwelyk kreeg hy gewis , het geen hy zogt. Maar onder de drie voornaame Rsomjche Vrouwen, welke men hem vooruoeg, wierdt agrippina verkoozen, die den cenvouwdigen Heer zo fchielyk innam, dat hy, geduurende zyne ganfche regcering , niets onaex* nam,  C "9 ) nam, dan wat ze goedkeurde. Om haar Huis te bevestigen, hieldt ze voort noodig, haaren Zoon domitius, met octavia, des Keizers dochter, te doen trouwen. Dit kon op geen regtmaatige en lohyke wyze gefchieden, óm dat octavia aan een voornaam Romein, l. silanus, alreeds verloofd was. Maar agrippina, welke het nooit aan listen ontbrak , vondt voort een middel, om deze verlooving te verydelen, terwyl ze tegen silaNus allerhande valfche befchuldigingen inbragt. Des moest hy zyne bruid aan den Zoon van agrippina overlaaten, 't welk hem zo zeer ter harte ging, dat hy zig zclv' het Leeven benam. Dit bragt zy reeds tot ftand, vóór dat haar huwelyk met den Keizer nog werklyk was voltrokken; waaruit men konde afneemen, wat ze voortaan uitvoeren zoude, wanneer ze werklyk Keizerin was geworden. Daar was, in verre na, geene zo groote list en loosheid noodig, als agripp in a bezac, om zulk een' Vorst, als deze Keizer was, te beheerfchen. Zyne groote eenvouwdigheid hadt hem , enkel en alleen, by den voorigen Keizer, caligula, het Leeven gered. Van deze eenvouwdigheid gaf hy zeer duidelyke blyken, toen hy de regeering zelf aanvaardde. Want hy deedt byna niets anders, dan dat hy de bevelen zyner Gemaalin en Gunftelingen werkftellig maakte. Maar, wanneer hy uit eigen beweeging iets belastte, het welk nogtans zeer zelden gefchiedde ; dan was het dwaas en buitenfpoorig. Ik vind,dat hy eens, toen hy Cenfor was, uit eigen beweeging, I. deel. I «e-  ( 130) f ene burgerlyke wet gaf. Deze beftondt daarin , wanneer iemand van eene flang was gebeeten, dat hy dan een zeker middel, het welk hy teffens aanwees , daartegen moest gebruiken. Men moest hem daarom,voort, te binnen brengen, dat hy een' misflag hadt begaan, dewyl dit bevel gansch geene gemeenfchap met de burgerlyke wetten hadt, maar een medicynsch Recept was. Des moet het ons niet vreemd voorkomen, dat eene perzoon, die zulke hoedanigheden, als agrippina bezat, zig alle magt aanmaatigen konde. Alhoewel de Keizer zyn huwelyk met agrippina reeds vaft beflooten hadt, daar was egter een groot beletzel overig, het welk deszelfs voltrekkinge ten eenemaal kon verydelen. Want gemerkt a g r i p p i n a des Keizers broeders dochter was, zo ftreedt dit huwelyk niet alleen met de Roomfche wetten, maar de Romeinen hielden ook zodanig een voor eene bloedfchande. Doch haare Gunftaling, vitellius, bewerkte by den Raad, welke toen, op de fchandelykfte wyze, den geveinsden fpeelde , dat zulk een echt niet alleen goe.gekeurd, maar ook gepreezen, en tot welzyn van den Staat noodig geoordeeld wierdt. Hierop wagtte men niét lang met de voltrekkinge van dien. Want 't huwelyk wierdt, onmiddelyk den dag daarna , als de Raad dit befluit bekend gemaakt hadt, voN trokken. Doch, zoo men op de gefchiedenisfen aangaan mag, 't was niet de eerfte maal, dat cla udiüs en agrippina zamen na bed gegaan waren. Rome kwam dus onder de heerfchappy eener hoogmoedige Vorftin,  C 131 ) die naderhand even zo veele wreedheid pleegde, alszy, voorheen, onkuischheid hadt gepleegd, hoewel zy deze ondeugd , nogtans, niet te eeneraaal verzaakte. Want men befchuldigd haar, dat ze met den Keizerlyken vrygemaakten bedienden, pallas, en anderen, eene ongeoorloofde verkecring gehouden , en messalïna weinig toegegeeven heeft, van welke zy zig daardoor eeniglyk onderfcheidde, dat ze deze ondeugd beter wist te bedekken. Wat betreft de magt, die ze zig hadt aangemaatigd; men kan zeggen, dat ze, zo lang als claudius nog leefde, de receering alleen in handen hadt. Zy kwam zelve in den Raad; zy plaatfte zig, by openbaare Feesten, op den Throon aan 's Keizers zyde; en de vreemde Gezanten hadden by haar zo wel, als by den Keizer gehoor: ja, zy zondt zelfs Gezanten , en was altyd tegenwoordig,wanneer de Keizer rechtdag hieldt. Weshalven niets meer ontbrak, dan dat zy hem van alle openbaare zaaken volkomen uitgeflooten hadt. Dit gedrag moest, noodwendig, aanleiding tot allerleié oordeelen geeven. Deswegen zogt ze,door verfcheide dingen, een' naam te maaken, waarvan ze dagt, dat ze het Roomfche Volk aangenaam waren. Hiertoe kan men brengen, dat ze l. annjeus seneca uit de ballingfchap terug liet roepen. Deze man hadt zig," door zyne Philofophie en geleerdheid , boven alle anderen van die tyden beroemd gemaakt, en de Keizerin betrouwd» hem zelfs de opvoeding haares Zoons toe. Dit gefclüed zynde , liet ze het reeds beI 2 flotr  C 132 ) fiooten huwelyk haares Zooas met 's Keizers dochter, octavia , voltrekken, waar door de jonge domitius in een even zo groot aanzien kwam, als de eigen Zoon van claudius, britannicus. Veelen konden ook toen reeds het lotgeval des laatften voorzien, dat hy, door de list zyner ftiefmoeder , van de opvolging zou worden uitgeflooten, zo als ook werklyk gefchiedde. Verder nam zy voor, alle de gecnen van kant te helpen, die haar verdagt waren, en onlust konden verwekken. Dewyl nulollia paulina, de nagelaaten Weduwe van ca jus, hoope hadt gehad, een Gemaalin van claudius te worden , zo liet zy haar van de ondeugd van tovery befchuldi^en, den Keizer overredende, om haar in ballingfchap te zenden. Vervolgens liet zy haar zelfs het Leeve i beneemen, gelaftende, dat men haar het hoofd van deze lollia paül.na zou breng:n. Om deze zelfde rede liet zy mede nog verfcheide andere voornaame Romcinfchs Vrouwen dooden. Maar, wat agrippina met haaren Zoon voor hadt, bleek voornaamlyk in het jaar ^o, toen ze den Keizer bepraatte, om hem voor zyn Kind aan te neemen, en voor zyn' Zoon te verklaaren. Van dien tyd af wierdt hy nero claudius cïsar orusus ger- manicus genoemd. Men maakte den eenvouwdigen Keizer diets, dat de aanneeming van dezen domitius als een Kind, ter onderfchraaging van zyn huis ftrekte, en in dit geval deedt tallas haar groote diensten. Maar b k. i t a n n 1 c u s, welke nogtans de wettige erfgenaam was, raakte meer en meer ia ver-  C i33) veragting, en in hetzelfde jaar kwam 'er een opfchrift voor den dag, 't welk men alleen ter Eere van claudius en den Zoon van agrippina had gemaakt, en waarin britannicus ten eenemaal was uitgeflooten. agrippina liet, hierop, britannicus als een privaat perzoon opvoeden, ontneemend hem zelfs zyre bedienden, die hy tot nu toe hadt gehad. Zelfs liet zy eenigen van dezen, waaronder ook zyn Leermeester was, onder allerlei voorwendzeis, het Leeven bencemen, geevend hem in plaats daarvan, zulke perzoorien, die haar toegedaan waren: zo dat die jonge Heer als gevangen was, cn de vryheid niet hadt, van uit te gaan, of met zyn' Vader te fpreeken. Zelfs liet ze uitftrooijen, dat hy niet wel by 't hoofd was, en de vallende Ziekte hadt; daar nogtans alle Schryvers getuigen, dat het hem noch aan kragten des lighaams, noch aan verhand ontbrak. En, alhoewel hy maar 9 of 10 jaaren oud was, egter merkte hy, dat zyne Stiefmoeder hem geen goed hart toedroeg. Dit • gaf hy ook, zomtyds, door eenige uitdrukkingen te kennen , inzonderheid , toen hy eens nero jenobarbus noemde, waardoor zo wel nero, als agrippina zeer over hem gebelgd waren. De aanneeming van nero tot een kind, die claudius hadt voorgenomen wierdt door den Raad goedgekeurd, agrippina kreeg ook, ten zelfden tyoe, den naam ■/f'ügusta of Keizerin. En , op dat zy haare magt niet alleen te Rome en in Jtalie, maar ook aan ver1 3 'te  C 134 ) * re afgelegen plaatzen, mogt laaten zien; zo zondt zy eene volkplanting van oude Sold iaten na Ubiopolis, of de Stad der 13 biet s aan den Rhyn in Duitschlandwdke, ter dier oorzaake, den naam kreeg van Coloma Agrippina, dien deze Stad nog draagt, hoewel men, thans, deze plaats, by verkorting, doorgaans alleen Cohnia of Keulen pleegd te noemen. Nero zyn 14de jaar bereikt hebbende, trok men hem de toga virilis of het kleed der mannen aan, om 'er mede aan te wyzen, dat hy niet meer onder de kinders behoorde. Dit gefehiedde met groote pragt, en agrippina was zeer verblyd, dat zig haar Zoon te gelyk met den Keizer, in vorltelyke Kleeding kon laacen zien, daar men britannicus nog in zyne kindskleederen vertoonde. Zy liet ook nero tot Princeps juventutis, of erfgenaam des Ryks , verklaaren, en tot Conful aanftellen, wanneer hy zyn 20fte jaar bereikt zou hebben. Dit alles bepaalde zy op een zo listige manier, dat 'er de Raad zelf by den Keizer om moest verzoeken, welke dan met vreugde hunne begeerte inwilligde. Zy lier ook nu eens door het volk , dan weêr door 's Keizers vrygemaakten, verfcheide aanzoeken doen; ten einde het niet fchynen mogt, als of het door haar toedoen gefehiedde, maar dat de ganfche Stad zulks wenschte. Inzonderheid vergat ze niet, de* zulken van kant te laaten helpen, van wien ze geloofde, dat ze vrienden van britannicus waren. Tot dat einde zette zy lucius geta , en rufus ciuspinus. als Over-  ( i$5 > Overften der Keizer yke Lyfwagt af, ftellend in hunne plaats aan de o beroemden bu k r hus, een man van groote deugd en dapperheid. Om deze verandering een fchyn te geeven, helde zy den Keizer voor, hoe het beter en veiliger ware, dat de keizerlvke Lyfwagt onder één' aanvoerder ftondt. Doch men begrypt, dat agrippina, hierby twee oogmerken bedoelde. Vooral zogt zy alle dezulken van gewigtige bedieningen af te zetten, van wicn zy wist. dat ze b r i t a n n ic u s genegen waren. Maar daarenboven gefehiedde het ook met dit inzigt, dat zy haaren Zoon, gaarne, aan het onderwys van regtfehape mannen wilde toebetrouwen , welke hem deels van on.ieugden, waartoe hy van natuur genegen wa>, afhouden, en deels mede eerbied jegens zyne moeder moesten inprenten, wanneer hy zelf aan de regeering kwam. De volgende tyden wyzen ook uit, dat ze hierin zeer verftandiiïhaJt gehandeld. Want n lro beminde de deugd, offmoorde ten minften zyne vuile lusten, zo lang als hy den raad van s ene ca en burrhus volgde. Maar, zo dra als hy deze twee uitfteekende mannen, door zyne eige wreedheid, verloor gafhy zyne ondeugende neigingen den losfen teugel ontneemende zyne mo.der niet alleen haaremagt, maar ook zelfs't^Leeven. De gedagten van agrippi.\a waren nu enkel en alleen daarop gevestigd, om haaren Zoon van de regeering, naa claudius dood, te verzekeren , verzuimende zy , daarom, geene gelegenheid,om de harten des volks voor hem in te neemen. zonaras .ctuigt onder anderen, dat ze zelfs by eene'duurte, toen 'er I 4 ger  C 136 ) gebrek aan brood was, het volk tot oproer aanhitste, op dat haar Zoon het door beloften, in 's Keizers plaats, welke toen juist ziek was, te vreden hellen, en zig, daardoor, eene algemeene liefde mogt te wege brengen. Op haare aanporring moest ook nero, door verfcheide fchouwfpelen en andere vrolykheden, het volk vermaaken, en wierdt deswegen van allen als een onfeilbaar opvolger van claudius aangemerkt. Maar britannicus wierdt zo opgefiooten gehouden, dat veelen twyfelden, of hy nog wel leefde. Dan, hoe een vouwdig ook claudius was, hy merkte egter ten laatften, dat agrippina zeer onkuisch leefde, en zelfs tegenbritannicus, ten voordeele van nero, allerlei kwaade aanfiagen fmeedde. Zelfs klaagde hy eens, dat hy in zynen echt zo ongelukkig was, geevend, zomwylen, zynen fpyt daarover te kennen, dat hy met de moeder getrouwd was, en den zoon als een Kind hadt aangenomen. Teffens betuigde hy, dat hy de regeering aan br ita nnicos, als zyn' eigen Zoon wilde overgeeven. Ja 't kwam zoverre, dat hy eens, dronken zynde, liet verluiden, hoe hy genoodzaakt ware, agrippina, wegens haar ongeregeld Leeven met pallas, te ftrafTen. agrippina, die'er, door verfpieders, aanftonds bericht van kreeg, wierdt 'er zeer over ontroerd, en befloot, dit ongeluk bytyds voor te komen, en den Keizer, door vergift, het Leeven te beneemen, 't welk ook gefehiedde. Men zegd, dat ze eenige Champignons vergiftigde, welke de Keizer zeer gaarne at, en 'dat 'er nero, 'J na-  ( 137 ) naderhand, mede geboert hebbe. Dit vergift wierdt door eene Romeinfche Vrou w,met naame locu sta klaar gemaakt, welke zich reeds lang tot zulk een handwerk hadt laaten gebruiken. Dit vergift deedt ook zyne werking. Want ctAUDiu sftierf'er aan, in't Ó4fte jaar zy ns ouderdoms. agrippin ahieldt deszelfs dood een tyd lang geheim, om alles ten voordeele van n eko te regelen. Dit fterfgeval eindelyk bekend wordende,ftelde zy zig wegens britannicus als zeer bedroefd aan, en omhelsde hem met traanen: maar dit deedt zy alleen, op dat hy niet eerder van het volk en krygsheir mogt gezien worden, vóór dat alles, volgens haare inzigten , tot ftand gebragt ware. Dit gefchied zynde, liet ze alle poorten des Hofs openen, verklaarend opentlyk, dat claudius was geftorven. Voort daarna wierdt nero, door de keizerlyke lyfwagt, den Troepen voorgefteld, welken men teffens bekend maakte, dat die thans hun Keizer was. Eenige fchryvers berichten , dat verfcheide Soldaaten vroegen, waar dan britannicus ware? Maar, om dat die niet voor den dag kwam, zo wierdt nero, eenpaarig, van allen tot Keizer aangenomen. De eerfte, aan wien zig agrippin a, naar claudius dood, zogt te wreeken, was de vrygemaakte narcissus. Om dat hy haar in verfcheide gevallen tegen geweest was; zo lietzy hem, voort, in de gevangenis zetten, en dwinsen, dat hy zig zelv' moest dooden , alhoewel nero zyne behoudenis gaarne hadt gewenscht, Deze narcissus was, ten tyde van claudius, in zulk een aanzien, en hadt eenen zo grooten fchat verzameld, dat I j een  C 138 één der dichteren dier tyden, juvenalis, deszelfs rykdom by den fchat van crofsus, of de Perfifche Koningen < ergelykt. Toen claudius eens over gebrek aan geld klaagde , gaf men hem den raad , dat hy met narcissus en pallas gemeenfchap moeste maaken. Koningen, Vorsten en Steden vleiden hem; want claudius was hem zo zeer genegen, dat agrippina zelfs zyn val niet kon bewerken. Hy was ook, niettegenftaande alle gebreken, welke men hem te last lag, des Keizers gunhe waardig. Hy ontzag zyn Leeven niet "ter behouaemsfe zyns Heeren, en 't is denkelyk, dat agrippin-a zig niet verhout zou hebben, claudius door vergift om te brengen, indien marcis sus tegenwoordig was geweest. Maar zy hadt hem kort te vooren overreed , om zyne gezondheid , eene reis na het bad in Campanie te doen, en toen kreeg zy eerst de handen vry, om haar voorneemen uit te voeren. nero, door het Leger tot Keizer verklaard zynde, deedt eene reden, die seneca voor hem hadt opgeheld, en beloofde den Soldaaten, even zo veel geld te laaten uitreiken, als ze van Keizer claudius hadden getrokken. Van het Leger wierdt hy na den Raad geleid, alwaar hy, insgelyks, eene redevoering deedt, die mede van zyn' Leermeester, seneca, was opgeheld, en hierop kreeg hy alle eertitels, welke dit ve rzende Collegie zo wel den goeden , als kwaaden Keizers plagt te geeven. Op deze wyze kwam nero, door de list en misdryven zyner moeder, tót de hoogfte magt. Zy geloofde, daar door een meesterftuk  ( 139) ftuk getoond, en den grondflag voor haare eige heerfchappy gelegd te hebben, om dat ze gewis hoopte, dat ze onder een' Zoon, die haar oneindig was verpligt, met een volftrekte magt regeeren zoude. Doch de uitkomst toonde, dat ze zig, daar door, veeleer zelve haaren val berokkend, en een woedend dier den weg ten Throon gebaand hadt, waar door zy niet alleen, maar te gelyk ook de voornaamften des Roomfcken^s&ds van het Leeven wierden beroofd. Vdór dat ik daartoe overgaa, wil ik vooraf bybrengen, welk eene afbeelding de Schryvers dier tyden van dezen Vors: maaken, en welke hoedanigheden zy hem toefchryven. Van natuure was hy grootmoedig,en zo milddaadig, dat zyne mildheid, menigmaal, zelfs in verkwisting veranderde, 't Ontbrak hem noch aan moed, noch bekwaamheid; maar hy was meer een liefhebber van den lediggang, dan van werken. In zyne jeugd befpeurde men in hem een' trek, om allerlei afbeeldingen in erts en fteen te maaken, te tekenen , te fpeeien en te zingen, en een' wagen te mennen. In kunsten en weetenfchappen hadt hy geen' zonderlingen voortgang gemaakt, en daarom moest seneca v.ior hem altoos de redevoeringen opltellen , welke hy in den Raad moest doen. Dit was tot dus verre, gelyk ta citus aanmerkt, van geen een' Keizer, zelfs niet van caligtjla , gefchied; want die plagt zyne redevoeringen altoos zelf te bewerken, nero hadt wel zin in alle foorten van weetenfchappen, maar hy leerde ze pas oppervlakkig kennen. Men meent, dat  C 140) dat zyne moeder hem van de PMlofophie, als eene weetenfehap, een' Vorst niet voegende, hebbe afgehouden. Ook boezemde hem seneca een' afkeer van de oude Redenaars in, om zyne nieuwe en opgefchikte welfpreekendheid ten top te voeren, nero kreeg insgelyks lust in de dichtkunde , en begon verzen te maaken,welke van zommigen gepreezen,maar van anderen gelaakt wierden. Men vind, dat persius den fpot met het gedwongene en hoogdraavende heeft gedreeven, het welk in deszelfs gedichten wierd c gevonden, suetonius zegt, dat hy zwak van oogen was, en niet ver kon zien. — Uit deze befchryving konde men opmaaken, dat hy noch onder de goede, noch flegte Vorften te tellen ware , om dat men by hem een mengzel van goede en flegte hoedanigheden befpeurd. Maar , om dat hy, met de tyd, in handen van vuile vleijers viel,die hem in zyne wellust ftyfden, waartoe hy, buiten dat, genegen was; zo wierdt het goede, 't welk nog by hem gevonden wierdt, ten eenemaal verftikt, en de ondeugden namen zo zeer de overhand, dac hy van allen als een woedend dier, en als een vyand des menschdoms wierdt aangemerkt. nero, Keizer verklaard zynde, beloofde den Romeinen eene goedertierene en rechtvaardige regeering, en hieldt ook, een tyd lang, zyn woord. De eerfte vyf jaaren zyner regeeringe worden, door de Schryvers, ongemeen geroemd, en men zegd, dat trajanus deze eerfte vyf jaaren allen Vorften tot een voorbeeld heeft voorgefteld. Doch van deze tyden wil ik zo min, als van zyne kort daar-  C 141 ) daarop gevolgde wreedheid breeder handelen, maar eeniglyk die dingen boeken, welke tot de Historie van agrippina behooren. Dewyl de Keizer toen nog een Jongeling van zeventien jaaren was, en eeniglyk, door middel zyner moeder, den Throon hadt beklommen; zo regeerde deze, een tyd lang, met een onbepaalde magt. Zy gaf naast den Keizer den vreemden Gezanten gehoor; zy ondertekende zyne brieven, en reedt met hem in één' wagen; ja hy volgde, zomwylen zelfs, haaren wagen te voet na. Ook ftondt hy toe, dat de Raad haar alle eernamen gaf, en gelastte , dat die in 't Keizerlyk Paleis moest vergaderen, ten einde zy agter een behangzel alles konde hoóren, wat 'er wierdt verhandeld , zonder van iemand gezien te worden. Maar, men merkté weldra, dat deze groote magt der Keizerin niet naar den zin van nero was. Nogtans verftoutte hy zig riet -. daarover eenige moeijelykheid te laaten blyken, zo lang als zy met n u r r h d s en seneca eene naauwe gemeenfchap onderhieldt. Deze twee mannen waren zodanig , dat hy ze niet kon misfen ; om dat de eerfte in Krygszaaken, en de ander in zaaken van regeering zeer kundig en bedreeven waren. Zy waren oeide mede vertrouwde vrienden, hoewei hunne neigingen onderling;niet overeenkwamen ,gemerkt bürrhus ftrenger danseneca,en deze zagtzinniger was dan «urrhus. Maar beide waren het in ditopzigt eens, dat zy het welzyn van den Staat zogten te bevorderen. Eentydlang beweezenzy agrippin a alle Gehoorzaamheid; maar merkten eindelyk, dat haare hooaimoed alle paaien te buiten ging, en daar-  daarom tragtten zy dien, koewei op een bedekte en fyne wyze, te bepaalen. Toen in het jaar 54, of in het eerfte jaar van nero's regeering eenige Armenifche Gezanten by den Keizer gehoor zouden hebben, en agrippina kwam, om zig aan 's Keizers zyde te zetten, raadde seneca den Keizer, dat hy van den Throon zoude klimmen, als met oogmerk, om zyne moeder te ontvangen. Hierop zogt hy met burrhüs, een voorwendzel, om dit gehoor tot een anderen tyd uit te ftellen, en beide lagen zig toe, daar door te beletten, dat de vreemde Gezanten geene getuigen mogten zyn van den fmaad, welken de Staat toen uitftaan moest. Naa dat dus seneca de heerschzugt van agrippina, eenigzins, paaien gefteld hadt; zo overleide hy verder met burrhus, hoe men haare groote magt, in zaaken van regeering, best te eenemaal bepaalen konde. Maar het middel, waarvan ze zig, in dit opzigt, bedienden , was van een droef gevolg. Want zy lieten den Keizer niet alleen toe,"maar ondérfteunden hem zelfs,dat hyzyne min, welke hy op acte, die onlangs nog eene flaavin geweest was, hadt gevestigd, konde agtervolgen, 't welk zyne regte Gemaalin, octavia, eene Vorftin van groote deugd en kuischheid, ten grootften nadeel ftrekte. Deze min nam zo zeer de overhand, dat nero eindelyk van voorneemen was, om met deze acte re trouwen. Maar dit was voor agrippina onlydelyk, en uit dien hoofde zogt zy , deels door fcherpe vermaaningen, deels door vleijende woorden, eene zo onbe- taa-  ( 143) taamelyke rlaad voor te komen. Doch nero floeg geen geloof aan haare zoete praat, en kon haare verwyren niet verdraagen. Des agrippina daardoor mets anders uitregtte, dan dat ze den Keizer, geftadhr., onverfchilliger omtrent zig maakte, en hem bewoog, zyn meest vercróuwen op seneca te hellen. Zelfs zegd men, dat n e k o . door de verfayten van agrippin a, zo gaande wierdt gemaakt, dat hy dreigde, indien de Keizerin 'er mede voortvoer, de regeering voort neder te leggen , en zig na het Eiland Rhodus te begeeven. Gemerkt dit nu allerwege bekend wierdt, zo maakte men daaruit op,dat de heerfchappy van aurippina niet lang meer zoude duuren. Ten dien tyde zogt nero van alle verfierzelen, welke op het Hof wierden gevonden , het beste en kostbaarfte uit, en zondt het zyne moeder toe. Doch deze kon daarby haaren fpyt niet verduuwen, maar zeide, dat ze zig niet met een klein gedeelte konde laaten paayen van alles, wat haar nogtans toebehoorde , en welk alles een gefchenk van haar was. Dit antwoord nam nero zo kwalyk op, dat hy haaren gunfteling, pal las, voort, de bediening der inkomlten ontnam, welk ampt hem Keizer claüd.us nog toebetrouwd hadt. Doch, wyl men geene rekenfchap van hem eischte, zo behieldt hy de ongelooflyk groote geldfommen, welke hy hadt verzameld. Door deze ongenade, haaren gunfteling overgekomen, wierdt agrippina zo toornig, dat ze zig fcherpe woorden liet ontvallen, en dreigde , britannicus tot Keizer te laaten verklaaren. Zulk een gedrag moest nero,  C 144 ) nero, noodwendig, zeer verflagen maaken. britannicus ging, toen, reeds in 't vyfriende jaar zyns ouderdoms, en was by het volk zeer gezien. Hy hadt ook, als de regte en eenige Zoon des voorigen Keizers, een veel grooter recht, dan nero, om zyn' Vader in de regeering op te volgen. Van dien tyd afwas britannicus een doorn in 's Keizers oogen, en n e r o geloofde , niet veilig op den Throon te zitten, zo lang als britannicus leefde. Des nam hy het befluit, om hem van kant te helpen, het welk ook gefehiedde. Men mengde vergift onder zyne fpys, waarop hy, geduurende de maaltyd, ter ontroering van elk, en vooral van agrippin a,dood nederviel. Want deze verloor in hem den eenigen perzoon, waar door ze den Keizer nog, eenigzins, in toom kon houden. Ook moest ze, niet zonder rede, duchten, dat haar, eindelyk, een zelfd lot mogt treffen. Deze zo fchandelyke daad voerde de reeds bovengemeldeLOCUSTAuic, van wier vergifemenging zig agrippina te vooren zelve hadt bediend, om Keizer claudius het Leeven te beneemen. Gemerkt dus agrippina aan britannicus een bekwaam middel hadt verlooren, waarvan ze zig, in geval van nood, tot haare behoudenis kon bedienen, zo zogt zy, op eene andere manier, het ongeluk voor te komen , waarmeê zy wierdt gedreigd. Doch dit konde noatans zo niet verborgen gefchieden, dat nero niet haare oogmerken gemerkt zou hebben, en daarom vondt hy raadzaam, haar de Lyfwagt te beneemen, welke zy, tot dus ver-  C '45 ) verre, zo wel ten zynen tyde, als ten tyde van claudius, tot haare befchermmg hadt gehad. Hy liet ze van het Hof in een ander huis brengen, alwaar hy ze niet anders, dan onder eene fterke bedekking, bezogt, en naa eene korte begroeting weder verliet. Hierop begon het Hof van agrippina merklyk af te "neemen, en haare opwagters verdweenen allengs. De meesten fchuwden haare tegenwoordigheid, en verlieten haar voort. Des wierdt ze, in deze naare omftandigheden , alleen van eenige Romeinfche vrouwen bezogt, wt*e-£g*er--meer om iets te befpieden, dan uit vriendfchap by haar kwamen, agrippina kon ze zelvó niet anders aanmerken. Want zy wierdt door julia silana befchuldigd, dat ze voorhadt, zig metrubellius plautus in den echt te begeeven, en hem op den Throon te zetten, om dat hy een aanzienlyk Heer was, en van augustus even zo wel, als nero afftamde. Weshalven nero geloofde, eene wettige rede te hebben, zyne moeder van kant te helpen, en befloot, haar zo wel, als plautus, zonder eene verdere verhooring, ter dood te laaten brengen. Maar burrhus helde hem voor, dat men niemand, ik laat dan haan zyne eige moeder, onverhoord moest veröordeelen, beloovende hy, des Keizers wil zelfs werkheilig te maaken, indien agrippina fchuldig bevonden mogt worden, inero ftondt dan toe, dat seneca en burrhus na haar toe mogten gaan, om zig of van haare onfchuld te verzekeren, of haar, zoo ze ftrafbaar bevonden mogt worden, het Leeven te beneemen. l deel. K Doch  C 146) Doch agrippin a verdedigde zig met haare gewoone hout-en vrymoedigheid, en kreeg de vryheid , haaren Zoon te zien. Toen ze met hemfprak, maakte zy geen het minst gewag van de befchuldigingen, tegen haar ingebragt, om dat zy 't als onnoodig hieldt, zig wegens eene ongegronde zaak te verantwoorden. Veeleer begeerde zy alleen, dat haare aanklaagers gehraft mogten worden, het welk zy ook verkreeg. Want silana wierdc eerst in ballingfchap gezonden , en daar na gedood.. Maar de Tooneelfpeeler paris, welke silana by deze befchuldiging onderfteunde, wierdt verfchoond , om dat zig de Keizer Yan hem tot zyn vermaak bediende. Naa deze gebeurdtenis fcheen het aanzien van agrippina weêr eenigzins te klimmen. Doch dit duurde flegts zo lang tof dat nero opeen Romeinfche vrouw,poppjea sabina, verliefde. Deze was van eene uitbundige fchoonheid, en hieldt zig zeer ftil en fchaamagtig, hoewel ze noch deugd, noch fchaamte hezat. Zy was getrouwd met een voornaam Romtsin, genaamd otto, die naderhand Keizer wierdt. Deze ging zo onbedagt te werk, dat hy op de fchoonheid zyner Gemaalin by den Keizer roem lc, en hem daardoor gaande maakte, om ze te willen zien. Naaüwlyks hadt nero ze gezien, of hy was reeds heftigst jegens haar ontdoken; en, ten einde haar Gemaal hem geen beletzei omtrent de agtervolging zyner liefde zyn mogt, zo zondt hy hem als Stadhouder na Lufïïatiie , maar moest poppjea agtcrlaaten. . Toen  C 147 ) Toen deze eereierige D;ime 's Keizers \h fde merkte, verftoutte zy zig, op een huwelyk met hem aan te dringen. Maar nogtans maakte zy geen» Raat, hierin te üaagen , zo lang als agrippina nog in eenig aanzien was. Ter dier oorzaak c liet ze geene gelegenheid voorbygaan, om den Keizer tegen zyne Moeder op te ruijen. Zomtyds verweet zy hem fchamper, dat hv als under de voogd\ zyner moeder ieefde. Zomuylen zogt zy agrippina zelfs verdagt te maaken, als ot ze gevaarlyke oogmerken tegen den Keizer fmeedde By dit voornecmen vondt ze zeer veele helpers, om dat alle de ceenen, die dagelyks by den Keizer waren, zeer gaarne zagen, dat Agrippina's magt, zo veel mogelyk , gefnuikt mogt worden. Dit bevorderde eindelyk den val van agrippina, en zette nero aan, om de ysfelvkfte en'vcrfoejelykfte daad uitte voeren,"die ooit tewerk geheld wierdt, dewyl hy befloot, zyne Moeder van kant te helpen, l/p dezen bloedigen aan (lag hadt hy reeds lang gedagt, en niets, dan de vrees , hadt hém' daarvan* tot nu toe, afgehouden , dat het volk , om eene zo onnatuurlyke daad, een oproer mogt verwekken. Maar pupPiïA verzuimde niet. hem, door haare aanflagen. daartoe aan te moediger., en agkipp. n a werkte zelve aan haar ongeluk , gemerkt ze zig, aeftadig, fcherpe woorden en.bedreigingen "het ontvallen. Eenige fchryvers beweeren dat agrippina, merkend , dat ze door houtheid nietb konde uitK a voe-  ( i+5 3 voer en , door ligtvaardig - en onkuischheid , den Keizer zogt té winnen, en hem haar eigen Perzoon tot ontugt aangebooden heeft. Maar, ook deze kunstgreep was te vergeefs, vermeerderende zy flegts den afkeer, dien neio reeds van haar hadt. Want van dien tyd af wilde hy niet verder alleen met haar fpreeken. Ook was hem niets aangenaamer, dan wanneer ze de had verliet, en na haare lusthuizen vertrok. Zo menigmaal als zy van zulk eene reis begon te fpreeken, prees hy, altoos, haar voorneemen. Voor't overige liet hy geene gelegenheid voorbygaan, om zyne moeder fpyt aan te doen, nu eens eenigen opruijende, die allerlei gefchillen met haar moesten zoeken, dan weêr anderen omkoopende,om den fpot met haar te dry ven. Eindelyk nam hy een volkomen befluit,om haar het Leeven te beneemen, denkend alleen over de manier en wyze, hoe zulks gevoeglykst kon gefchieden. Het kwam hem gevaarlyk voor, aan zyne moeder openlyk een' moord te pleegen; maar door vergift was niets by haar uit te regten. Want agrippina, die zulks vermoedde, hadt zig daar tegen met een artfeny - middel voorzien , cn daarom was dezeaanflag reeds verfcheide maaien, mislukt. nero, dus niet weelende, hoe hy zyne moeder , gevoegtykst, van kant mogt helpen, wendde zig -na zynen Vrygemaakten , anicetus, die hem in zyne jeugd hadt gediend. Deze was , toen , over de Galeyen geheld, welke in de haven van Mifena lagen. En, dewyl hy een roekeloos en vermetel man, -, . en  ( 149 ) en een heimelyke vyand van agrippina was; zo kon men geen bekwaamer werktuig vinden, om deze misdaad uit te voeren. ani~cetus hadt, naauwlyks, 's Keizers oogmerk begreepen, of hy beloofde reeds, zodanig een Schip klaar te maaken, 't welk zig van zelf zoude openen, opdat agrippina in't water viel en omkwam , maar niemand anders konde denken, of het ware eeniglyk door een ongelukkig toeval gcfchied. nero nam dezen aanflag aan, en, dewyl hy zig niet verftoutte, dien te Rome uit te voeren; zo behoot hy, zulks in Campanie te doen, alwaar hy, buiten dat, een Feest van 5 dagen moest bywoonen. Inmiddels hieldt hy zig, als ofhy zig weêr met zyne moeder wilde verzoenen; hy zeide openlyk , dat de Kinders iets van hunne Ouderen moesten verdraagen, tragtend door dit vóórhel te bewerken, dat agrippina zyne woorden des te eerder mogt gelooven, en 't haar gefpannen net zo veel te minder ontgaan. Hv overreedde haar ook, dat se met hem van Rome op een Schip vertrok,'t welk anicetus klaar hadt gemaakt. Hy liet haar op den weg na Antium agter, begeevend zig alleen na Campanie. Voort daarna zondt hy haar een vriendelyken brief, waarin hy haar tot het Feest noodigde , het welke , toen, gevierd zoude worden. Zy vertrok 'er ook heen, vindend den Keizer aan den oever, om haar te ontvangen. Hy omhelsde ze teder, leidend haar na een Kasteel, om 'er wat uit te rusten. Inmiddels kreeg ze bericht, dat men allerlei gevaarlyke aanfiagen tegen haar hadt £ 3 S^-  C 150) eefmeed; en, niet weetende, wat ze 'er van moest gelooven, wilde zy niet weêr fcheep gaan, maar liet zig met een wagen vervoeren. Op deze wyze ter plaatz<ï komende, daar de bveenkomst zoude zyn, zo wierdt ze door dén Keizer pragtig onthaald, welke haar ook, naar den uiterlyken fchyn , verfcheide teke¬ nen zyner Heide en genegenneiu ^ai; vei rekende hy haar teffens, hem tog bekend te maaken, wat ze wenschte en begeerde, om dat hy haar niets konde weigeren; en fpeelend eindelyk zvne rol zo kunlHg, dat agrippina , ten "laatften , al het wantrouwen liet vaaren, vast geloovende, dat ze , voortaan, niets , dan vriendfchap en liefde van hem hadt te wagten. Naa de laatfte avond-maaltyd, ter zelfde plaatze gehouden, liet Ntaoze weêr aan den oever brengen. Het Schip, waarop ze hadt gevaaren, had men, op 's Keizers heimelyk bevel, verbryzeld; en uit dien hoofde verzogt men haar, in een ander te gaan 't welk anicetus klaar hadt gemaakt, en die het ook zelf wilde bellieren. Toen de Keizer affcheid van haar nam, omhelsde hy ze nog, voor 't laatst, met groote tederheid, waarop hy haar verliet. Het overig geieelte van den nacht bra t hy flaapeloos" door, om dat hy , met fterk verlangen, na dc uitkomst zynes aanflao-s wagtte. Naast de Keizerin was nog c^EPERtcs gallus, en een Romeinfche Dame , aceronia polla, op het Schip, welke met agrippina over allerleie zaaken fpraken Maar, juist fpreekende van de verandering , welke men by den Keizer had be-, 0 . fpeurds  ( 150 ' fpeurd, en de liefde roemend , die hy omtrent zyne moeder hadt laaten blyken; zo viel >t verdek der kajuit in, en, om dat ze met lood bedekt was, zo wierdt crepeuus voort daar door verpletterd; maar de plaats, daar agrippina zat , hieldt het nog een tvd lang. De machine, waar door de bodem des Schips zig moest openen , werkte mede, wegens de verwarring, waarin de bootslieden raakten, niet op haar tyd, dewyl veelen van dit voorneemen nie.s wisten , en de anderen deswegen hinderden,welken men dit geheim had toebetrouwd. Eindelyk deed men het Schip omvallen, maar 't welk nogtans ook mer met de behoorlyke oplettendheid kon gefchieden, en uit dien hoofde viel a g rippin a met aceronia zagt in het water: acerqn i a fchreeuwde om hulp-, en, om de bootslieden des te eerder te beweegen, nep zy: ik ben de Keizerin. Doch dit bevorderde haaren ondergang- want zy was, voort daarna, met Sken fn tonen dood gefiagen. Maar agrippina, die geheel ftü zweeg, kwam 'er met een' flag over de fchouders van, reddende: z?g mefzwemmen, het welk nogtans niet lang duurde; want zy wierdt, voort, door eenige te hulp fpoedende booten gered, en aan land gebragt. nero, hoorende, dat zyne moeder tegen verwagting was gered, onthelde zeer, gdoovende, dat 't ganfche land tegen hemi zoude opftaan. Wesnalven hy, zonder uitftel,, net burrhus en seneca raadpleegde welke aan dien vuilen aanflag geen deel fchynen gehad te hebben. Deze beide zweegen hierop  C 152 ) heel ftil, niet weetende , welken raad zy by deze omftandigheden, moesten geeven. Aan den éénen kant kwam hen die yslyke daad ▼oor oogen, welke zy verfoeiden, en aan de andere zyde, waren zy van gedagten, dacdes Keizers Perzoon in gevaar was, wanneer hy zyne moeder niet vóórkwam. Eindelyk zag s H n e c a, die gemeenlyk eerst plagt te fpreeken, burrhus ftyfaan, om hem daar door als tc vraagen, of het niet raadzaam ware, agrip> pina het Leeven te beneemen, om den Keizer te redden. Maar burrhus antwoordde hierop met groote vrymoedigheid , dat de Keizerlyke Lyfwagt, wier Hoofd hy was, eene veel te groote eerbied voor het regeerend Huis, en den naam van germanicus voedde, dan dat iemand van haar bewoogen zoude kunnen worden, de hand aan de dochter van germanicus te flaan ; dat het veeleer anicetus, welke dit werk begonnen hadt, ook moest volvoeren, amcetus nam het ook, zonder de minfte bedenking, op zig, waarover de Keizer zig zo verheugde, dat hy uitriep: anicetus geeft my heden het Leeven weder. Hy gaf hem teffens bevel, om dit voorneemen , zo dra mogelyk ,' te volbrengen. Den Keizer wierdt hierop bericht, dat agerinus van de Keizerin agrippina was aangekomen, en met den Keizer begeerde te fpreeken. nero liet hem voor zig komen, en, terwyl hy zyne Commisfie voorftelde, een' dolk tusfehen de beenen werpen , en voort daarna in de gevangenis brengen. Want hy wilde allerwegen hebben uitgeftrooid, dat agrippina dezen agerinus ha.lt gezonden,  C '53 ) den, om hem te vermoorden, en dat de Keizerin , gehoord hebbende , dat haar aanflag mislukt was, zig zelve van het Leeven hadt beroofd. Inmiddels verfterkte zig anicetus met eenige bootslieden, komende 's morgens, zeer vroeg, ter plaatze , daar zig agrippina opmekft. Hier vondt hy veele menfchen, uit de rondom liggende plaatzen vergaderd, maar welke, zo dra ze flegts deze gewapende mannen zagen, de vlugt namen. anicetus vermeesterde voort den toegang, floeg de poorten open, neemend alle de geenen gevangen, die hem tegen kwamen. Hierop ging hy met twee Soldaaten regelregt in het vertrek, alwaar hy agrippina. op het bed liggende vondt, welke flegts eene vrouw by zig hadt, maar welke mede, voort, de vlugt nam agrippina was vol onrustige gedagten, om dat ze geene tyding van den Keizer kreeg, en agerinus ook nog met geen antwoord was terusr. gekomen. Maar, toen ze anicetus zag', kon ze de rede zyner kumfte ligt raaden. Nogtans fprak zy hem vrymoedig aan, zeggende, dat ze niet kon geloöven, dat de Keizer zig met het bloed zyner eige moeder zoude bezoedelen. Maar, toen ze nog fprak, floea: haar één der Soldaaten met een hok op het hoofd. Hieröp toonde zy hem haar lyf, biddend hem, daarop te willen Haan, om dal het eene zo ontaarte en onnatuurlyke vrugt ter waereld hadt gebragt. Hierop gaf men haar veel doodelyke heeken, waaraan zy lUerf. Eenigen zeggen, dat nero naar ontzielde lichaain begeerd hebbe te zien, en 'er K $ den  054) den fpot mede gedreeven: doch alle Schryvers zyn het in dit huk niet eens. Haar lighaam wierdt voort, naar de toenmaalige gewoonte, doch zonderde minfte haatfie, verbrand , en flegts een eenige van haare Vrygemaakten doorhak zig, om zyne trouw jegens de Keizerin te bewyzen. Haar gebeente werdt ter aarde befteld, en eerst naa den dood van nero regtte men voor haar een praalgraf op. Zulk een einde hadt agrippina, die wegens haar geluk en ongeluk, haare groote hoedanigheden , en haare niet mindere ondeugden, ééne der beroemdhe Vorftinnen in de Historie is. Doch bekendst is ze daar door' geworden, datze eene moeder is geweest van nero, en één' der grimmigfte "Tyrannen, welke men in de Historiën geboekt vind, ter waereld gebragt, en op den Throon gezet heeft. Ik zeg met voordagt één' der grimmigften; om dat ik het, in dit geval, niet eens ben met andere fchryvers, welke, hem voor den allergrootften Wreedaart houden. Want caligula, een broeder van agrippina, die eenige jaaren te vooren regeerde, was nog erger, om dat hy zig als een woedend dier, en als een geflagên vyand des menschdoms gedroeg. Maar nero zogt doorgaande, zyne misdryven eene kleur te geeven, gelyk men, vooral by zyn gedrag omtrend aorippina befpeurt,"daarcaligulazo veel omflag niet zou gemaakt hebben. \ oor het overige kan ook'agrippina onder dc groote geesten worden geteld, die de natuur heeft voortgebragt. Maar zy maakte geen goed gebruik van haar verhand, en daar haare ftaat- kun-  ( 155 ) kundige greepen eene al te duidelyke list bedoelden , zo wierdt ze door haare eigen fchranderheid verltrikt, en door haar Zoon in >c Zelfde net gevangen , het welke zy voor anderen hadt gefpannen. Het eenige, waarin zy met haare moeder, de oudere aüiuepina, eene overeenkomst hadt, was een groote en verheven Geest, maar weiKe, naderhand , in eene onbepaalde eergierigheid veranderde. Zy heeft eenige fehriften nagelaaten, waarin ze haar eigen Leeven zo wel, als de Historie van eenigen haarer Nabeftaanden heeft befchreevcn. Deze worden, dikwerf, van de oude fchryvers aangehaald; maar ze zyn alle verloorcn gegaan. CA-  C u6 ) CATHARINA de MEDICIS. Catharina de Medici's, de eenige dochter en erfgenaam van laurentius de. Medicis, \-orst van Urbi no, wierdt te Florence, in het jaar 1519, gebooren. Men vind niets omtrent haar opgetekend, tot het jaar 1533, toen men wegens haar huwelyk met een Franfchen Prins handelde , die een Zoon was van franciscus I, en toen den Titel van Hertog van Orleans voerde , maar vervolgens Dauphin wierdt , en den Franfchen Throon, onder den naam van hendrik II., beklom. Dit huwelyk gaf, wegens zyne ongelykheid, aanleiding tot verfcheide oordeelen. Want, alhoewel het Huis de Medicis in Italië in groot aanzien was, en cath a r 1 n a den Titel eencr Vorftin van Urbino droeg, de Voorzaaten egter van het Huis de Medicis waren maar zekere en vermogende Kooplieden geweest, en hadden eerst, onlangs, deze waardigheid gekreegen. Weshalven franciscus, wegens eenen zo ongelyken echt, verfcheide oordeelen over zig moest gedoogen; maar hy hadt 'er zyne byzondere oogmerken by, welke hier te boeken noodeloos zyn zoude. Het huwelyk hadt zynen voortgang; en catharina wierdt, naa den dood van fr anciscus I, regeerende Koningin van Frankryk. Zo lang als haar Gemaal, hendrik ii., rc-  C i57 ) regeerde, .leefde zy zeer ftil, en haar gedrag levert , in deze tyden, geene hof voor de Historie uit. Men befpeurde flegts in haar eene groote gelatenheid, en dat ze de Kunst, van te veinzen,volkomen hadt geleerd, waarin ze voor geene Jtaliaanfche Dame eenigzins zwigtte.' Allermeest moet men zig over de toegeevendheid verwonderen, welke zy omtrent de Hertogin van Vahnnnoh liet blyken * die toen de Minfiaares des Konings was, en deszelfs hart zo zeer hadt ingenomen, dat de Koningin byna op geen aandeel aan 't zelve konde roemen. Ter dier oorzaake hield men ze, ten tyde van hendrik II., allerwegen, voor eene Prinfes, die geen byzondereeergierigheid bezat, om dat ze die, met zo veele omziatigheid , wist te verbergen. Maar, naauwlyks was Koning hendkik dood, en haar Zoon, franciscusIL, op den Throon verheven, of het tot dus verre in de asch bedekt gelegen vuur berstte uit, en men befpeurde , voort, in deze Koningin een groote heerschzugt, waar door Frankryk, onder de reseering van drie Koningen, zo lang zy naamlyk met eene onbepaalde magt regeerde, in vollen vlam gezet wierdt. Zy kon zig wel, ten tyde, dat haar eerfte Zoon franciscus II, den Throon beklom, de regeering niet aanmaatigen, om dat die reeds, volgens de wetten in Frankryk, zyne mondige jaaren hadt bereikt Maar, om dat deze Vorst nogtans zeer jong, en daarby zeer zieklyk , als mede zwak van verhand was, zo moest men over een, uit zekere leden beftaande, geheimen Raad denken, die de  C t5*) de fegeering, in 's Konings naam , konds' waarncemcn. Het Ryk was, toen, in drie groi te pauycn verdeeld, Dc eerite hadt de Hertogen van G >rtCe tot haar Hoofd. Het Hoofa der andere was de ; roote Conftapel van \, ontmetency\ en de derde party maakten de Prinfcn van den bloede uit, welke het groottle recht meenden' te h^bb^n , aan de regeeringe ües Ryks deel te neemen. De Ichrandere Koningin merkte weldra, dat ze te zwak was, om alle deze groote Heeren te gelyk het hoofd te bieden, inzonderheid daar ze vreemd was,en zeer weinige vrienden in het Ryk hadt. Des hieldt zy het voor noodig , zig by ééne party te voegen\ en 1 deeze 'zaakkeen tyd lang zeer naauwkeurig overwogen hebbende, voegde zy zig by het Huis dtr Hertogen van '-uije, brengende daardoor de Prit fen van den bloede tegen zig m het harnas. Deze hadden den Koning van kapor re tot hun Hoofd en Aanvoerder, maar verlieten zig meest op den Prins van Coudé, welke de' grootfte bekwaamheid , en het onverfchrokkénst hart bezat. Zy zogten de Koningin , wel voort in het begin , op hunne zyde te brengen-, maar deze listige Vorftin, welke de andere party voordeeliger toefcheen, paaide ze met goede woorden , overredend den Koning van Éfap'éMrÜ dat hy de Franjche Prinles - i lisabbth j, r,a Spanje geleidde, opdat ze zig inmiddels in den pöst^ dien ze ingenomen hadt, regt kon bevestigen. Doch haare hoop wierdt verydcld. Want de Prins ,#an iondé nam daaruit gelegenheid, om zif, .geftadig, meer en ireer, tegen de Party van Gut-  C 159 > Guife in eenen goeden ftaat te ftellen. Hy overleide met den Groot Admiraal Coligny, hoe men zig tegen dc Koningin en haare aanhangers best te weer mogt ftellen. En gemerkt het Ryk overal vol was van zulke perzoonen, die de Reformatie hadden aangenomen , en op de regeering, wegens de hen aangedaane vervolging, misnoegd waren, vonden zy goed, alle deze Gereformeerden, welke geméenlyk Hugenoten genoemd wierden, op hunne zyde te brengen. Dit gefehiedde ook; maar de uitkomst beantwoordde niet aan hunne verwagting. Want de zamenzweering , by Amboife gedaan, wierdt ontdekt, en de Troepen, die ze verzameld hadden, wierden geflagen en verftrooid. Den Prins van Condé nam men op het flot van Amboife gevangen, alwaar men hem een geregeld Proces wilde aandoen, waaraan zig ook de Prins, om dat hy zig op zyne geboorte, en op den grooten aanhang, welken hy in het Ryk hadt, verliet, mee groote vrymoedigheid onderwierp. De Koningin wist niet wat te doen. Aan de ééne zyde zag zy, dat de zaak een' Prins van Koninglyken bloede raakte, met wien ze niet op dezelfde wyze, als een' misdaadigen, te werk kon gaan Aan den anderen kant duchtte zy, dat zig de Prins, indien hy weêr op vrije voeten wierdt geheld, aan 't fpits der Hugenoten mogte ftellen. Eindelyk vondt ze nogtans, naa een ryp overleg, coed, hem weêr in vryheid te ftellen, en zig te houden, als of men twyfelde, dat hy aan het oproer der Hugenoten eenig aandeel hadt gehadt. De Koningin, wier oogmerk, by alle deze be-  beweegingen, enkel en alleen was, dat zy het roer in de handen mogt behouden, vleide nu eens de eéne, dan weder de andere party. Nu eens toonde zy zig rekkelyk omtrent de Hugenoten, en dan weêr wapende zy zig tegen dezelve, naar gelange haarde tyden tot haare oogmerken, meer of minder, gunftig toefcheenen. 'T is ook naascdenkelyk, dat ze geen zwaarigheid gemaakt zou hebben, dc Reformatie aan te neemen , indien ze haar voordeel daarby hadt gevonden. Want de regeering was de eenige beweegrede, naar welke ze alles regelde, en waar door de onbehendigheid in haare regeering wie- dt veroorzaakt, dat men haar, aan de ééne zyde, nu eens wegens haaren al te grooten y ver, dan weêr , aan den anderen kant, wegens haare al te groote onverfchilligheid omtrent den Roomfchen Godsdienst laakte. De Prins van Condè verkla«rde zig , kort naa zyne flaaking, openlyk, voor den hervormden Godsdienst. Des zag men hem, vervolgens, fteeds aan als het Hoofd der Hugenoten. Op hem volgde, onmiddelyk, de Admiraal van Coligny, wJke voorlang reeds een yverig Hugenoot was. Op den Koning van Navarre (telde men, wegens zyne bevreesden wankelmoedigheid, geen vertrouwen, en daarom bediendennen zig alleen van zyn' naam, om dat hy de eerfte Prins van den bloede was. By deze omftandigheden vondt de regeering goed, eene vergadering te Fontaine'u'eau te beleggen, alwaar men het befluit nam, alle ftenden des Ryks, by den tegenwoordigen gevaarlyken toeftand, zanien te roepen, en > een  ( i6i ) «en algemeen Concilie ter zaake van den Godsdienst te beroepen. Inmiddels bragt de Prins van Condé weêr alles in beweeging, zoekend, door hulpe zyner vrienden, de Stad Lyons in handen te krygen. Doch deze aanflag wilde hem niet lukken, maar hy geraakte daar door, veeleer in eene nieuwe moeijelykheid. Want, toen men hem befchuldigde, dat hy de eerfte bewerker dezer onderneeming was, maar hy zulks ontkende, zo wierdt hy met den Koning van Navarre ten Hove verzogt, om zig deswegen te verantwoorden. Deze twee Heeren wisten langen tyd niet waartoe te befluiten, maar eindelyk bewilligden zy daarin. Maar, toen zy kwamen, wierdt de Prins, op nieuw, gevangengenomen, en men ontzeide hem, naa een voorafgegaan gewoon Proces, het Leeven. Hier liet de Koningin een bewys van haare bekwaamheid zien. Want of ze fchoon den Prins als haaren gevaarlykften vyand aanmerkte, zy regelde de ganfche zaak zo, dat alle fchuld op het Huis van Guife viel. Zy hieldt zig zelve heel twyfelagtig. Wanneer ze met den Hertog van Guife fprak, dan zeide zy dat deze onbeftendigheid een gebrek van haare Sexe was ; maar fprak ze met de vrienden van den Prins van Condé, dan lag ze deze wankelmoedigheid uit als eene zorgvuldigheid, om dezen Heer te redden, verzoekende hen, dat ze tog om middelen en wegen bedagt mogten zyn, om herhin vryheid te ftellen. In deze vertooning was egter iets wezenlyks. Want, om dat haar voornaamst doel was, dat ze de regeering, geduurende de minderiaarigheid haarer Zoonen, mogt be- I. DE Ei. L hOU-  C '60 houden, kon zy niet toeftaan, dat het Huis van Guife de overhand behieldt, maar 't welk, gewis, gefchied ware, zoo men des Prinfen party geheel had onderdrukt. Daarvan komen haare menigvuldige, en onderling ftrydende onderneemingen , welke men in de Historie vind geboekt, en die als blyken van haare natuurlyke onbehendigheid en wankelmoedigheid pleegen aangehaald te worden. Duidelykst zag men dit, by de tegenwoordige ge'egenheid. Want, toen de Guifes op de Voltrekking van het vonnis drongen , zo tragtte zy, met alle magt, het uit té hellen, en eindelyk zelfs te vernietigen. Zodanig was de toeftand des Ryks , toen de jonge Konina:, Franciscus II, ftierf. Hem volgde zyn broeder, welke toen den Titel van Hertog van Orleans voerde, en by 't aanvaarden der regeeringe den naam van c arel IA. kreeg. Maar, om dat hy, onlangs, eerst tien jaaren oud was geworden, toen zyn Broeder overleedt; kon men , by deze minderjaarigheid, even zo min, als onder de voorige, eenen gerusten toehand des Ryks verwagten. De beide Hofpartyen zogten zig , tegen elkander te verfterken, en de Koningin Weduwe vleide, naar haaren eens aangenomen regel, alle beide, om 't roer van Staat in handen te behouden. Het eerfte, wat ze deedt, beftondt daarin, dat ze den gevangen Prins weêr op vjtye voeten ftelde, en alle Ryksftenden liet vergaderen, welke vergadering den i s December 1560. een' aanvang nam. Men verklaarde de Koningin, by deze gelegenheid, openlyk, voor Regentes, en daar door bereikte zy, eindelyk, het doelwit, waar  c tr>$) waar naar ze zo lang hadt geftaan. Doch het duurde niet lang, of het Ryk wierdt op nieuw beroerd. De Prins van Condé kon niet vergeeten, dat men over hem' een doodvonnis had geveld, tragtende ziiü, daarom, aan de Gut fes te wreeken, welke zig zo vyandig tegen hem hadden beweezen. Het kon hem nimmef aan gelegenheid ontbreeken , dit . voorneemen werkheilig te maaken, zo lang als men voortvoer , de Hugenoten te vervolgen, en hen de vryheid van Godsdienst te weigeren. Men deed deswegen, voort, aanzoek by de Koningin , dié 't ook niet te eenemaal affloeg. Uit al haar gedrag, blykt, dat ze als niet wist, welken Godsdienst zy den voorrang zoude geeven, alhoewel het denkelyk is, dat ze in dit opzigt heel onverfchilüg is geweest, en dat haar voornaame Godsdienst in hoogmoed en heerschzugt heeft beftaan, waar naar zig haare Godsdienst rigten moest. Vooraf heb ik reeds aangeweezen, dat ze vooral daarop zag, dat geene van beide Hofpartyen de overhand mogt behouden. Met dit inzigt vleide zy de Hugenoten, houdende zig, als of zy hen, gaarne, zekere vryheden wilde verfchaffen, het welk men uit de voorhagen afneemen kan, die ze den Paus ten zelfden tyde deedt. Om deze zelfde rede gaf ze aanleiding tot het beroemd gefprek over den Godsdienst, te Pais ft, 1561 , het welk een groot gerucht maakte , en waarheen geheel Europa de oogen wendde, daar beide partyen zamen kwamen. De Kardinaal van Lotharingen voerde het woord, in den naam der Roomschgezinden^ en de bekende theodo- L 2 rus  (IÖ4) rüs Beza. verdedigde de leerftellingen der Hervormden. Doch dit gefprek liep even zo vrugreloos af als alle andere, welke men, ooit, wegens den Godsdienst heeft gehouden. "Want beide partyen verlieten deze plaats weêr met dezelfde gevoelens,die ze daarheen mede gebragt hadden. Detwistende partyen waren 'er des op uit, om zig te verfterken. De Hertog van Guife, de groot Gbnftapel van Montmorencyl, en de Marfchalk van St. André, verëenigder, zig zamen, en deze verëeniging kreeg den naam van Driemanfckap. De andere party , wier Hoofden de Koning van Navarre, de Prins van Condé, en de Admiraal Coligni waren , zogten, in tegendeel, dit Driemanfchap hand te doen houden. Maar de Koning van Navarre was een zeer wispeltuurig Heer, en liet zig overreden, om zyne oude party te verlaaten. En door zyne» overgang wierdt het eerfte Driemanfchap den Hugenoten niet alleen, maar ook de Koningin Weduwe zelve te magtig. Weshalven zy voort, naar haare oude gewoonte, de zwaklte party zogt te onderfteunen, laatende het in Ju/ius gegeeven Edict herroepen , waarin de vrye Godsdienstoefening den Hugenoten was verboden. Zy gaf, veeleer, eene andere verordening uit, ■waarin men hen toeltond , hunne Eerdienst vry en openhk re mogen houden. Dit nieuw bevel noemde men het Edicl van Januariut, om dat het in deze maand i^6z uitkwam. Zo aangenaam ais zulks voor de Hervormden was; zo zeer vielen 'er de Roomschgezinden klagtig over, en de Koningin verkreeg niet zonder  C 165) der de grootfte moeite, dat men dit bevel in 't Parlement bevestigde, 't Gevolg van dit Edict was, dat de Hugenoten, hierop, hunnen openbaaren Eerdienst zelfs te Parys waarnamen , het welk zulk eene opfchudding maakte, en zulk eene verbittering by de fterkere party verwekte, dat het de Koningin begon te berouwen, dat ze zo ver was gegaan. Gemerkt niet lang daarna eenige Hugenoten, welke hunnen Godsdienst naby Vaszi vierden, de nederlaag kreegen, zo gaf zulks aanleiding tot de burgerlyke oorlogen , die onder de regeering van 3 Koningen duurden, en de ondergang van Frankryk bykans waren geweest. Myn oogmerk is niet, en ik zoude ook te ver moeten uitweiden, deze oorlogen, hier, breedvoerig te befchryven. Weshalven ik flegts eenige voornaame omftandigheden aanftippen wil, waarin de Koningin 't meeste aandeel hadt. — Beide ;artyen zogten voort, den jongen Koning in handen te krygen. De Hertog van Guife kwam hierin de andere party voor, en bragt hem van Fontainebleau na Parys. Dit verwekte zulk eenen fchrik by de Koningin, dat zy , heimelyk , by den Prins van Condé om hulp aanhieldt. Dewyl nu deze daar door als gewettigi wierdt, de wapenen op te vatten ; zo liet hy alle Hervormden noodigen, hem in zyne rechtvaardige onderneemingen by te haan. Beide partyen bragten, in weinig tyds, hunne legers te veld. In dezen oorlog trok de Koning van Naparre dc party van het Hof tegen den Prins van Condé, welken men tot een Hoofd der L 3 Hu-  ( i6r> ) Hugenoten verklaarde. Maar, toen de Koning , kort daarna , Rouaan belegerde; zo wierdt hy uk die ftad, door een musketkogel dood gefchooten. Hierop vervolgde men dien oorlog met een ongelyk geluk. De voor'naamfte (lag, in dit jaar geleverd, viel voor by Blainville waarin de Conftapel van Montmorency door des Prinfen Soldaaten gevangen wierdt genomen; deze daarentegen in handen van dc andere party viel. Doch, by de hierop gevolgde onderhandelingen , wierden zy beide weèr op vrye voeten gefteld. De Koning wierdt wel, in het jaar daaraan, voor mondig verklaard ; maar de Koningin regeerde'nogtans met het zelfde gezag, als te vooren. De binnenlandfche oorlog wierut met den groothen yvér voortgezet. Nu eens hadt de ééne, cn dan weêr de andere party de overhand. Het grootfte verlies, dat de Hugenoten leeden , ondervonden zy in het jaar it6Q, wanneer de Prins van Condé, in den (lag by Jamack, het Leeven verloor. En, om dat de Hugenoten, door dezen val, zonder Opperhoofd waren , zo moest Coligni het bewind aanvaarden. Deze behartigde de vervalle zaaken der Hugenoten met zulken yver, dat ze, door den dood des dapperen Prinfen, niets fcheenyn te hebben verloeren. Dewyl men dus in het onzekere was, of men de Hugenoten door magt zou kunnen onderdrukken , zo wendde men alle vlyt aan, om ze door list te bedwingen. , En toen ging men over tot het yslykst bloedbad, waarvan men ooit in de gefchiedenisfen hoorde, en waar door het Leeven van Koningin catha-  G167 ) rin a ,'op een zeer fchandelyke wyze,wierdt bevlekt. Dit gefehiedde in het jaar 1572, van welk jaar thu anus zegt, dat hetverdiene, met zwarte letters te worden aangetekend. Dit Treurfpel wierdt op de volgende wyze gefpeeld. De Koning van Navarre hadt een jongen Zoon nagelaaten , welke tot dus verre den naam van een Prins van Beurn hadt gevoerd , maar naa zyns Vaders dood den Titel van Koning van Navarre aannam, en dezelfde is,die naderhand den Franfchen Throon, onder den naam van hendrikIV, beklom. Dezen jongen Heer, welke de naaste Prins van den bloede was, en door zyne moeder, met groote naarftigheid, in den Hervormden Godsdienst opgevoed was, zagen de Hugenoten als hunnen voornaamften befehermer aan Het Hof tragtte, dien met de Franfche Prinfes, margareta, door den echt te verbinden, en by deze gelegenheid wierden alle Hugenoten genodigd, het trouwfeest by te woonen. Men fpaarde geene lief koozingen, om hen in »t net te krygen, en gaf onder anderen voor, willens te zyn, Spanje den oorlog aan te kondigen, en tot dat einde zig van den Admiraal Coligni te bedienen. De Admiraal wierdt wel van eenige goede vrienden gewaarfchouwd •, maar 't hadt geen' ingang. Veeleer verliet hy zig op de gedaane verzekeringen, verfchynende naast de voornaamfte Hugenoten. Het Huwelyks-verdrag onder de verloofde perooncn geflóoten, en deze dag zo wel als de volgende, met allerhande vrolykneden, L 4 fpee-  (168) fpeelen en danzen,doorgebragt zynde, wierdt de Admiraal, op de ftraat, door twee Musketkogels getroffen, waarvan de eerfte hem een' vinger wegnam, maar de ander zynen linker arm wondde. Dit maakte een groot gerucht, en niemand fcheen 'er meer over ontfteld te zyn, dan de Koning zelf, welke zig hieldt , als of hy den Hertog van G»//è,alsden bewerker dezer daad gevangen wilde laaten neemen, waardoor men den Admiraal weder bevredigde. Hierop begaf zig de Koningin Weduwe na den Koning, moedigend hem aan, om het tegen de Hugenoten genomen befluit uit te voeren, en 'cr in den volgenden nacht, als den nacht vóór het Feest van kartholom^eus, een' aanvang meê te maaken. -De Koning liet zynen Raad vergaderen, welke zulks niet alleen goedkeurde, maar ook den Hertog van Guife ten aanvoerder aanftelde, om dezen bloedigen aanflag te volvoeren. Toen men nu alle noodige fchikkingen had gemaakt, nam het bekende bloedbad zynen aanva g, welk men in de Historie Laniena St. Bartholo'nai pleegd te noemen, om dat het op het Feest van Bartholomaus gefehiedde. Alle Hugenoten wierden op eenmaal vermoord , welke op dit Feest waren gekomen. Onder hen was de Groot-Admiraal, 20 voornaame Staatsperzoonen, 1200 Edellieden en 3 of 4000 Soldaaten en Burgers. En, dewyl hierop na de Provinciën ook een bevel wierdt afgezonden , om daar de Hugenoten insgelyks van kant te helpen, zo gelooft men, dat over 't algemeen , toen , byna honderd duizend menfehen om het Leeven gebragt zyn. Eene ys-  C 169 ) yslyke daad! welke, naar de belydenis van pek.e fixe, nooit haars gelyke heefc gehad, noch ook,' indien God wü, ooit weder haars gelyke hebben zal. Deze daad is toereikend genoeg, om de gedagtenis dezer Koningen by de nakomelingen affchuwelyk te maaken, vooral, daar men weet, dat haar niets minder, dan de Godsdienst, ter harte ging, en het nogtans den naam moest hebben, dat alles uit een heiligen yver gefehiedde. Haar voorig gedrag wyst ten vollen uit, hoe weini-x werks zy van den Godsdienst maakte. Men vind veeleer, dat ze zig in alle ifoorten van wellust en losbandigheid toegaf, en 't Franfche Hof nimmer zo ongeregeld is geweest, dan onder haare regeering. |a, de roekeloosheid ging zo verre, dat men zelfs met heilige dingen den fpot dreef, en naar davids P/a/men danste. Men verhaald,dat de Koning naar geenen Pfalm met grooter vermaak danste, dan naar den iigjlen Pfa!ms By dit bloedbad wist men in het begin niet, of men ook den Prins van Omdé, en den nieuwen Bruidegom, den Koning van Navarre, mede moest vermoorden. Maar men vond goed hen in het leeven te behouden.Doch Koning c ar el liet deze beide Heeren voort by zig brengen, en, hen een hoop doode lighaamen toornende, voegde hy 'er deze dreigende woorden by: Kiest 'of dm Dood, of de Min. Hierop verkoozen zy het laatfte, zweerende den Hervormden Godsdienst af Doch, wyl men wist, dat zulks niet uit overtuiging , en vrywillig gefehiedde, zo het men hèn naauwkeurig bewaaken, zo dat zy in den tyd, dat ca rel IX. nog regeerde, en nog lang daarna, niet L 5 va*  C 170 ) van het Hof konden komen. De jonge Koning van Naparre gedroeg zig, inmiddels, zeer omzigtig, tragtende ten uiterften, de ftrikken, hem door de Koningin catharina gelegd, te ontgaan, hoewel het hem in alles niet mogelyk was. Want hy het zig door zekere Hof-damen inneemen, van welke zig de Koningin bediende, om de aanflagcn van groo, e Heeren uit te visfehen. Dit was ook het eenige waar door men den jongen Koning van ISaparre kon verleiden, en 't welke hem verfcheide moeijelykheden op den hals haalde. Nu geloofde men, dat het tyd was, alle Hugenoten te verdelgen, en daarom rukte 's Konings broeder, de Hertog van Anjou, met eene groote Krygsmagt voor Rochd/e, toen de hoofdvesting der Hugenoten. Doch, toen de belegering fterkst voortgezet wierdt, kwamen eenige Poolt che Gezandten, om den Hertog bekend te maaken, dat hy door de Poolfche Stenden tot hunnen Koning was verklaard. De Hertog brak hierop voort de belegering op, om van zyn nieuw Ryk bezit te neemen. En de Hugenoten wierden , daar do't van een groot gevaar ontheft. Niet lan°; daarnaa viel Koning carel in eene gevaarlykc ziekte, waarin het bloed uit zyn geheel l\f perste, het welk als eene ftraf van God 1, wegens het door hem vergoot en örtfchüldig b'oed , wierdt aangemerkt. Geduurend 's Konings ziekte , maakte de Hertog van lenfon, des Konings derde Broeder, met verfcheide andere Heeren, tegen de Koningin Weduwe een verbond, om haar buiten dc legeering te fluiten. Zy haalden ook den Koning  C 171 3 ningvan Naparre overkom deel aan dit verbond te neemen. Doch Koningin catharina kreeg 'er, door haare Hof-damen, die haare vcrfpiedltcrs waren, wel dra bericht van , en liet deze Heeren voort gevangen neemen. De Prins van Condé redde zig met de vlugt na Duitschland. Maar den Koning van Naparre bewaarde men naauwer, en hy wierdt, voort daarna, op bevel der Koningin , door den Cancellier, over zekere ftukken gevraagd; doch hy verliet zig op zyne Hoogheid, willend op geene vraag antwoorden. De zwakheid van Koning ca rel begon nu zo de overhand te neemen, dat hy zelf merkte, niet lang meer te zullen leeven. En, dewyl hy tegen de Koningin Weduwe zo wel, als zyn'broeder, den Hertog van Alengon, zeer onverfchillig was geworden; zo liet hy den Koning van Navarre by zig roepen, by wien hy nóg alleen deugd en eerlykheid hadt gevonden, catharina, zulks ter coren komende , duchtte, dat dit met inzigt mögt gefchieden, om haar de regeering te ontneemen, en de beftieringe des Ryks aan den Koning van Navarre op te draagen. Des zogt ze by hem eene vrees te verwekken, gelastend, dat men hem,door een donker gewelf, na den Koning door gewapende Gardes zoude brengen, welke zig teffens moesten houden, als ofzy hem, voort, ombrengen wilden. Dit veroorzaakte ook zulk eene vrees in den Koning , dat hy eenige fchreden agteruit weck. Maar, toen de Kapitein der Gardes hem verzekering gaf, dat hem niets kwaads zoude overkomen , zo vervolgde hy zynen weg. Kort  C 17a ) Kort daarn?, te weeten in het jaar 1574, ftierf Koning carel IX, en cathari a zogt, deels door list, deels door magt, zig meester van de regeering te maaken/tot dat haar Zoon. de Hertog van Anjou, welke Koning van Polen was\ wéér konde teru, komen. Zo dra als deze in Frankryk was gekomen, helde zy hemde twee gevangen Heeren voor, om met hen naar zyn welgevallen te handelen: maar hy heideze beide,~aanftonds, op vrye voeten. Deze nieuwe Koning is onder den naam van hendrik III. "bekend. Men vleide zig, vóór dat hy tot de regeering kwam, met de hoop, dat hy, door zyn verhand en zyne "bekwaamheid, Frankryks vervallen toehand weder zou herftellen; maar het vervolg beantwoordde niet aan de verwagting, en het fcheen, dat ook catharina de medicis, onder dezen Koning, de regeering in handen moest hebben. Want hendrik III. gaf zig, geduurende den tyd, dat het Ryk in degevaarlykfteonlusten was ingewikkeld,aan alle foorten van wellust en den lediggang over , flytende den tyd daarmede, dat hy aanste, Honden afregtte , die hy in eene groote menigte hieldt, en Papegaajen leerde kjappen. Het fcheen wel in 't begin, als of hy zelf regeeren wilde. Maar dit hemde met de oogmerken der Koningin Weduwe niet in , om dat ze duchtte,dat haar gezag daar door mogt lyden. Des zogt zy alles zo in de war te brengen, dat haar lieve Zoon, om dat hy zig daaruit niet wist te redden, haare hulp niet konde derven. Tot dat einde voedde zy de verdeeldheden cn binnenlandfche onlusten, hit-  C 173 ), hitzend de ééne party tegen de andere op, tot dat het Ryk, eindelyk, daar door in.de uiterfte verwarring raakte, het welk zelfs nog naa haaren dood duurde. Weshalven men kan zeggen, dat ze niet flegts voor zig,maar ook voor haare nakomelingen heeft gezorgd. De naare toehand, waarin het Ryk , door »s Konings agteloosheid, en, door de list der Koningin'Weduwe, geraakt was, gaf aanleiding tot een verdrag , het welk verfcheide voornaame Perzoonen onderling aangingen, om den Roomfchen Godsdienst te befchermen. Het eigenlyke Hoofd dezes verbonds, in de Historiën bekend onder den naam van Liga San&a, was de Hertog van Guife. Maar de hoogfte plaats gaf men, nogtans, voor 't oog, aan den Koning-, en, om dat hy die niet wel kon afflaan, zo moest hy niet alleen zyn'naam daartoe leenen, maar zig ook terpügten, om den oorlog tegen de Hugenoten te vernieuwen. Tot dat einde bragt hy 3 legers in het veld, om ze aan verfcheide plaatzen teflèns aan te tasten-, en het fchynt, dat men , met zulk eene magt, van de onlust op eenmaal een einde had kunnen maaken. Doch Koningin catharina vondt den ouden toeftand des Ryks met haare oogmerken en voordeden inftemmend, volftrekt niet willende, dat de Hugenoten ten eenemaal onderdrukt zouden worden , op dat 'er altoos 2 partyen mogten zyn, die zig tegen elkander te weere konden ftellen. Des helde zy den Koning zo veele reden voor, en haalde hem ten laatften over, dat hy met de Hugenoten een' vrede floot. Naa dat de vrede was getroffen, reisde catha-  074 ) rina na Guienne, houdende zig, als of ze deze reis alleen deedt, om de vredes- tractaa ten zeer ftipt te doen nakomen, en teffens haare Dochter, margareta, na haaren Gemaal, den Koning van Navarre, te brengen. Maar eigenlyk zogt zy , onder de Hugenoten onëenigheid te zaaijen, ten einde zy de ééne party zo wel, als de andere mogt beheerfchen. De Koning van Navarre ontving zyne Gemaalin zeer koel, ziende haar meer aan als eene zuster des Konings, dan als zyne eigen Gemaalin, om dat hun^ huwelyk tegen beider zin en neiging was geflooten. Maar nogtans maakte hy zig haare toenmaalige tegenwoordigheid ten nutte. De Koningin Weduwe hadt verfcheide Hofdames by zig, om door hulpe van deze den Koning van Navarrc zo wel, als andere Heeren van de party der Hugenoten in het net te krygen. Doch margareta zogt, aan de andere zyde, verfcheide Hovelingen, die catharina meê gebragt hadt, op dezelfde wyze te vangen , verydelende daar door de aanflagen der oude listige Koningin dermaate, dat deze zig gedrongen zag, den Hugenoten meer toe te haan, dan ze in 't begin willens geweest was. Des de dochter hier door bewees, dat ze haare moeder volkomen navolgde, en even zo listig was, als deze. Naauwlyks waren 'er tien maanden naa dezen vrede verloopen, of de Koningin werkte reeds weêr aan eenen nieuwen oorlog, om dat ze bevreesd was, dat de Koning anders onverfchilüg omtrent haar mogte worden. Zy zogt hem daarom, in een geftadige onrust te hou-  C 175 ) houden, op dat hy haare hulp en onderhandeling lteeds noodi mogte hebben. Gaat men de oogmerken d^zer Koningin naauwkeurig na;dan moet men ze, noodwendig, van wankelmoedigheid bcfchuldigen, om dat al haar gedrag daarin beiiondt, dat ze oorlogen en vyandlykhtden berokkende, en 'er ook voort wéér een einde van maakte. Doch eene aanhoudende hcerscuzugt was de bron dezer onbehendigheid. Daar door wierden alle haare aanflagen gebooren, en daarop rustten oorlog, vrede, hilhand, verbonden, mits aders de vernietiging derzelven. Tot dezen nieuwen oorlog hitfte zy de Hugenoten heimelyk zelve op, en hieldt by haare Dochter, de Koningin margaketa, zo lang aan, tot dat deze haar beloofde, h:aren Gemaal, den Koning van Navarre, het harnas te doen aantrekken. Dit gefehiedde ook: tot dat einde bediende zig margareta van eenige bevallige en beminnenswaardige Hofdames, weetendevooraf reeds, dat de Koning dezelve niet konde wederftaan. Des wierdt de kryg beflooten, riraagend deswegen den naam van oorlog der verliefden , guerre des amourenx. Doch hy was van geen langen duur. Want in het volgend jaar wierdt weêr een nieuwe vrede geflooten. Inmiddels nam de zo genoemde Heilige Ligue, wier Hoofd de Hertog van Guife was, geftadig, meer en meer de overhand. En, daar dit verbond door Spanje wierdt onderfteund, zo kon de Koning het niet langer wederftaan. Des was hy genoodzaakt, met den Koning van Na? ar re en de. Hugenoten eene hei-  • ( 176 ) helmelyke vriendfchap te onderhouden , om tegen deze toeneemende fterke party een fteünzel te hebben. De Koningin nam wederom, by deze oraftandigheden,. op zig, om tusfehen beide te komen, haaiende den Koning over, ter gerustftelling der party van Guife, de bekende verordening, of het doorgaans zo genoemde Edict van Julius af te vaardigen, waarby dezen Hugenoten wierdt bevolen, om binnen zes maanden het Ryk te ruimen. Hierop wierdt de Koning van Navarrefocneftens de Prins van Condé, door Paus sixtus V, in den ban gedaan. Doch deze gaven deswegen den moed niet op, maar agtervolgden den oorlog met grooten y ver. Koning hendrik was, by alle deze omftandigheden, heel onverfchilüg, en men kon niet zeggen, welke party hem meest tegenhoudt. Des was het voor de Koningin geen werk, naar gelange zy het met haar voordeel imftcmmend oordeelde, om een nieuw Tractaat tusfehen beide Koningen te bewerken, het welk ook in het jaar j5 85, tot ftand kwam. Nooit heeft een Vorst zo veele vredes-tractaaten geflooten. Men konde dit tot roem der Konineinne zeggen, zoo ze niet zelve altoos de oorlogen hadt berokkend. Maar, even als men hem geenen byzondcren dank is verfchuldigd,f die ons weêr uit het water trekt, wanneer hy 'er ons, te vooren, ingeftooten heeft, zo weinig rede hadt Frankryk, om deze Koningin voor haare vredes - onderhandelingen te danken. Want nimmer lag zy een gefchil by, zonder een nieuw weêr te verwekken. Nooit fmoor-  C Ï77 3 fmoo*de zy een vuur, zonder een nieuw weêr te ontfteeken. Des was haare regeering, om zo te fpreeken, gelyk een kegelfpe!, waarby men de kegels omver werpt, om ze weer op te zetten, en opzet, om ze weer omver te ^De^vrede dus op nieuw gefiooten zynde, zogt ze beide Koningen, door pragtige gastmaalen en danzen te vermaaken, het welk naast de heerschzugt haare voornaamfte hartsto°t was. Waarom ook 't danzen, nooit, zo algemeen in Frankryk is geweest > als in haaren tyd, en men danfte, toen, aan het Hof zelfs naar de Pfalmen van David. De Koningin zeide wel , 't gefehiedde eeniglyk , om haare Kinderen en andere voornaame Staatsperzoonen te verlustigen, dewyl de ziel nergens door zo zeer, als door muziek en danzen, verkwikt en opgebeurd wierdt. Maar het is veel waarfchy nlyker, dat ze den Koning, die buiten dat tot dergelyk een wellustig Leeven van natuure geneigd was , door zulke vrolykheden, een' tegenzin in, en afkeer van ernftige zaaken wilde inboezemen, op dat hy haar de regeering alleen mogt overlaaten. Doch, met welk een inzigt zy het ook gedaan moge hebben, het is zeker, dat in geen één Ryk, ten dien tyde* zo veel gedanst, en zo veele vredes- traetaaten wierden gefiooten , dan onder haare regeering. De Provinciën rigtten zig naar het voorbeeld des Hofs, en in het ganf< he Ryk hoorde en zag men niets anders, dan danzen , fpeelen en maskeraden. De Geestlyken yverden wei .daartegen, doch verwierpen, eigenlyk* herj . 1. deel» M dan-  C 178) danzen op zig zelf niet, maar laakten alleen, dat de Regtzinnigen of Orthodoxen met de Hugenoten dansten, doch zy regtten 'er niets mede uit. Want de meesten waren van oordeel , wanneer het geene zonde was te danzen, dat het dan ook met de Orthodoxie niet ftreedt, met de Ketters te danzen. Even als het Hof de wellust eeniglyk volgde, en de Koning, daar door, meer in veragting raakte; zo nam de Hertog van Guifè in aanzien toe, en de Rocmschgezinden merkten hem aan als den eenigen, die den Godsdienst en Staat kon befchermen. Ja, dit ging eindelyk zo verre, dat Parys en de voornaamfte Steden van Frankryk zig aan zyne befcherming onderwierpen , en de Koning zelfs na Chartres dc wyk moest neemen.. Daar nu, op deze wyze, het Huis van Guife, en de ƒ/. Ligue, allerwegen, de overhand hadt, en de Koningin, eindelyk, zig zelve en den Koning in gevaar zag, zo beiteedde zy alle gedagten , om deze magtige party te onderdrukken. Dit kon door geene magt gefchieden; des bediende zy zig van list, noodigend den Hertog van Guife, met ongemeen vrienderyke en vleyende woorden, tot een gefprek met den Koning. De Hertog, welke zig op haare belofte verliet, kwam te Chartres, alwaar de Koning hem met veele eerbewyzen ontving, en tot Grootmeester der Franfche Gensd'armerie verklaarde. Maar kort daarna wierdt hy vermoord, waarover elk een verzet ftondt, om das hy één der voornaamfte Heeren der toenmaalige tyden was. Deze moord -gefehiedde in het jaar 1588. De verftan- dig-  C i79 ) digften vermoedden voort, dat dsarüit eené groote onlust zou ontftaan; en de Koning zelf fcheen dit te duchten. Weshalven hy zig na de Koningin Weduwe begaf, om haar van dezen moord bericht te geeven, zeggende* Madame, nu ben ik eerst Koning. Men zegd, dat de Koningin hebbe gevraagd, of hy ook de behoorlyke fchikkingen hadt gemaakt, om het ongeluk, dat 'er uit konde ontftaané voor te komen; en de Koning ja gezegd hebbende, zo hebbe de Koningin geantwoord: ik wil wenfchen, dat het tot uw voordeel moge uitvallen. Waaruit men byna zou befluiten* dat deeze moord buiten haar weeten was gepleegd. Maar anderen, waar onder ook miron, des Koning; Lyfarts, fpreekt hiervan s in het verllag, welk hv van 's Hertogs dood. heeft gedaan, als van eene zaak, welke te vooren met de Koningin catharina was overlegd geweest. In 't volgende iaar ftierf deze beroemde Koningin van droefheid, doch niet zo zeer over haare gepleegde zonden, als. wel over de onverfchiïligheid haares Zoons, welke ten laatften met haar, by zyne onderneemingen, niet meer raad pleegde. Dit alleen was genoeg, om deze eergierige Vorstin het Leeven te beneemen. Want of ze fchoon een hoogen ouderdom van 70 jaaren hadt bereikt, de lust $ van te regeeren, was egter by haar nog niet vergaan. Zelfs meend men, dat het volgend* geval zeer veel tot haaren dood heeft toegebragt. Zy bezogt den Kardinaal van Bourbon in zyne ziekte, van wien ze alleen met deze „woorden aangefpróken wierdt: „ Is 't waar 4 M 2 3S Ma-  C ito) „ Madame, dat gy ons allen op de flagtbsnk brengen wilt ? " waarover zy zig heftig ergerde. De berichten, welke men raakend deze Koningin vind opgetekend, ftryden onderling zo zeer, dat het, zelfs naar de uitfpraak van p. daniel, nog niet is afgedaan, of ze onder de deugdzaame, of berispenswaardige Vorftinnen eene plaats verdiene. Elk ftaat toe, dat ze eene groote bekwaamheid in zaaken der regeeringe bezat. Men kan ook niet ontkennen, dat ze, van de natuur, met een groot verhand, en een ryp oordeel was begaafd, en even zo min kan men haare welfpreekendheid, mildheid , deftige en majeltueufe houding, waar door ze zig in den geheimen Raad, een zeker gezag, en in den ommegang eene groote eerbied wist te weeg te brengen, in twyfel trekken. Deze hoedanigheden worden haar van allen eenpaarig toegefchreeven. Maar anderen befchuldigen deze Koningin, dat ze in 't geheel geen'" Godsdienst hadt; dat ze voor detovery was,en eene paallooze heerschzugt bezat, ter voldoeninge van welke zy, onder de regeering van drie Koningen, den Godsdienst zo wel, als het welzyn des Staats opofferde. Doch dit ontkennen eenigen, welke veeleer beweeren, dat ze zig aan den Roomfchen Godsdienst vast heeft gehouden, en dat de gunst, die ze den Hugenoten verfcheide maaien bewees, een gevolg haarer Staatkunde was, waarby ze , zomtyds , iets liet vaaren, om het geheele niet te verliezen. De andere ondeugden, welke men haar te last leid, houden haare Vrienden voor en kei las te  (i8i) teringen der Hugenoten , waar door zy het Hof zogten gehaat te maaken, waarvan cie toen zo menigvuldige uitgegeeve hekelfchriften ten getuigenis verftrekten. Zy haan toe, dat deze Koningin eene groote begeerte hadt, van te heerfchen, maar zeggen tegelyk, dat catharina dit als een haar voegend recht, ten tyde der twee eerfte Koningen , biliyk konde eifchen, en de derde Koning zy haar zo zeer verpligt geweest, dat hy ze, zonder onrechtvaardig te zyn, niet buiten de regeering konde huiten. , De groote Franfche Histonefchryver ,p.daniel, meldt hieromtrent zyne gedagten , op de volgende wyze: de Koningin was fteeds geneigd, vrede te fluiten, en namtot dat einde, zomwylen zelfs genoegen in harde voorwaarden. Zy kon , geduurende de minderiaarigheid der twee eerfte Koningen, mets redelykcr doen, dan de twee ftrydige partyen in een evenwigt te houden, en te beletten, dat geene van beide voor de regeering gevaarlyk mogte worden. Deswegen hielde ze met de Hoofden van beide partyen verftand, om zig nu eens van de ééne, dan weer van de andere te bedienen. De brief, welken zy, ten voordeele der Hugenoten , aan den Paus fchreef, is geen bewys van haare onverfchilligheid in den Godsdienst, maar wyst, veeleer , haar hierby bedoeld oogmerk aan, om de Hugenoten, door zulk eene gemaatigdheid, met de Roomfche Kerk weer te vereenigen. Wat betreft de tovery, waarvan men haar befchuldigd; men kan niet ontkennen, dat ze zeer veel van de Starrekunde hieldt, M 3 wel-  C 182) welke men in haar Vaderland hoog aettej maar , wanneer men daaruit een verdrag met den Duivel wil afleiden, dan gaat men dwaas cn redeloos te werk. Zo fpreckt deze looze Jeluit van catharina de Medicis. Men kan 'er verfcheide aanmerkingen over maaken. De menigvuldige vredes tractaaten , door haar gefïooten, kunnen niet als kenmerken haarer vredelievendheid warden aangehaald. Want daar haare gefchiedenis uitwyst , dat ze even zo dikwyls oorlog berokkend ^ als vrede heeft gefïooten; zo blykt daaruit, dat haare eige Hoogheid en de behoudenis van haar gezag de waare en eenige grond zo wei van het éérij als het ander is geweest. Deze zelfde aanmerking kan men mede maaken omtrent haar gedrag, toen ze de ftrydige partyen in een evenwigt tragtte te houden. Want door den regel, 'dhideet hnpcra, (verdeel en heersen,) of toen zy het zaad van onëenigheid uitftrooide, zogt zy haare regeering te bevestigen, welke zy, wanneer het Ryk of een behendige vrede hadt genooten, of wel in eenen algemeenen oorlog ingewikkeld was geweest, onfeilbaar hadt verloören. Voor 't overige jhoge deze historiefchryver zo kundig, als liy wille, haar gedrag omtrent de Hugenoten ontfchuldigen ; niemand egter, die haare gefchiedenis onzydig leest, kan p. bAniel hierin zyne ftem geeven. en gelooven, dat dit het eigenlyke doel der Koningin geweest is. Veeleer kan men het tegendeel baweeren, dat ze zig, met vreugde, voordien Godsdienst zou hebben verklaard , welke met haar belang meest  ( i33 ) meest overeenkwam. Raak end de lastering van tovery, welke men haar te last legd, ben ik het met p. dan iel volkomen eens, gaande men zekerlyk te ver, wanneer men haar vaneen metjden Duivel aangegaan verdrag befchuldigd. Inmiddels maakt hy zig nogtans zeer verdam, die daxelyks met planeetlcezers, en zulke menichen omgaat, welke toornende dingen willen voorzeggen, en zulke kunsten oefenen, welke door GodlyKe en menschlyke wetten zyn verboden. Zo was het Hot, ren tyde van catharina, geheld. Allerwegen zag men Starrewichgelaars en Voorzeggers. 'In andere dingen zag het even zo flegtuit. Speelen, Danzen, Maskeraden, en andere foorten van wellust en losbandigaeden, hadden zozeer de overhand genomen, dat t FranCche Hof, noch te vooren, noch naa deze tyden, ooit, zo ongeregeld is geweest. Dit was zo veel te minder te ontfchuldigcn , als de toenmaalise omftandigheden , met veel grooter recht, vast- en bededagen, dan wellustige feesten cischten. Weshalven het zeer moejelyk valt, de Koningin zo wel hierin, als in andere hukken, welke men haar te last legd, te ontfchuldigcn. Beloften en plegHo- gedaane verzekeringen wierden ra t minst niet meer geteld, ja haare valsch- en heid was zo groot, dat geen niensch vollt ekt meer op haare beloften aanging. En , wanneer men deze Koningin anders al het minftc niet te last kon leggen,het Parvfche bloedbad be-riekt nogtans haare Eere, op eene heoi onuitwischbaare wyze, en wel zo veel te meer , als zig de Koningin nergens minder over, dan M 4 üver  ( I84 ) over den Godsdienst bekreunde. Men zegd , dat de fehriften van machiavel haar hoofdboek waren , en dat ze die haaren Zoonen liet voorleezen. Inzonderheid behaagde haar het fchadelyk werkraakend de Vorften, welk men het Euangelium der Koningin noemde, en dat haar Cancellier , morvilliers, geftadig in de handen hadt. Men meend, dat catharina, door het leezen daarvan, tot menige vuile daad is verleid geworden. Niettegenftaande alle deze gebreken, hadt catharina, nogtans , ook groote hoedanigheden. Zy was milddaadig, welfpreekend, vlug en vaardig in haare aanflagen, en kan onder de groote Geesten der toenmaalige tyden worden gerekend. "Wat men inzonderheid in haar moet roemen, en als iets edelmoedigs aanmerken, was het geduld , waarmede zy de bitterfte befchimpihgen aanhoorde, die men haar aandeed ; ook zogt ze zig niet tewreekenaan hen, welke allerhande hekelfchriften op haar p^rz on en regeering maakten, brantome verhaalt 'er verfcheide voorbeelden van. Hy zegt, dat ze de bicterfte hekeldichten, op haar gemaakt, gelee zen, met veragting befchouwd, daarover gelagchen , on derzelver maakers babbelaars en fnappers (bavards £? donneurs de billevefeesj heeft genoemd. Deze woorden plagt ze doorgaande te gebruiken. Toen ze eens hoorde, dat de Hugenoten een Canon medevoerden, 't welk zy de Koningin "Weduwe noemden, zo wilde zy de rede dezer benaaming weeten. Toen ze eindelyk, zeer lang, by een voorsaam Heer deswegen aangehouden hadt ; zo gal  C 185) *af hy ten antwoord: „ men noemd dit C«„ «0» daarom zo, om dat het grooter en wy- der is, dan de andere.» Het fchynt, dat men daarmede haare onkuischheid heeft willen aanwyzen. Doch men vind met, dat ze, in de Historie, daarvan is befchuldigd. Zy hoorde zig ook niet aan dit antwoord, maar lachte 'er veeleer over. co star gewaagt, in zyne brieven, van haar gedrag omtrent eenige Soldaaten, die fcherpe woorden gebruikten. Alhoewel catharina de Medtcis , zegt hy , in een land was gebooren, waar men zegd, dat God de wraak voor zig heeft behouden , om dat men 'er het grootst vermaak in vind, {paree que c'efl le morceau friand,) zy was egter fteeds meer genegen, te vergeeven, dan te ftraffen. Toen zy hoorde, dat eenige Soldaaten naby haare karos allerhande vuile fchimpwoorden tegen haar uitbraaken, zonder haare tegenwoordigheid in 't minst te ontzien, of de hem te maatigen; zo liet zy het daarby alleen berusten, dat ze uit den wagen zag, en tot dc Soldaaten zeide:,, hoort „ fpitsbroeders, zoo gy niet wat ter zyde ,, gaat, wanneer gy kwaad van my wilt fpree„ ken; dan zal ik maaken, dat gy niet op uw „ gemak, als te vooien, zult eeten." Met één woord, deze Koningin bezat veele deugden, maar veel meerder gebreken; ja, men vind by haar zo veele gebreken, dat, wanneer men haare deugden en ondeugden onderling vergeiykt, de laatfte de eerfte zeer verre overhaalen, en toonen, dat haar Leeven niet, gelyk de Franfche gefchiedfehryver jfeweert, als een vraagftuk kan worden aanM 5 ge-  C 186) gemerkt. Het Paryfche bloedbad bevlekt haar Leeven op eene zo verfoejelyke wyze , dat men haare Eer, in dit opzigt, geenszins kan verdedigen,zynde het eene daad, welke noch van de Godgeleerden, noch van de Staatkundigen ontfchuldigd kan worden. Van de eerften verftout zig niemand, deze daad te verfchoonen. Maar de anderen mogten, misfchien, deze daad zowel, als andere vervolgingen, tragten te vernisfen. Zy zeggen, het groote en magtig Frankryk was een zwak en kragteloos lighaam, en kon den zwakkeren Nabuur geen tegenftarid bieden, zo lang als In het hart des lands zo veele misnoegden waren, welke met vreemde volken een'verbond hadden opgeregt, en by onrustige en gevaarlyke tyden het harnas aanfchoote'n." Niemand kon m'etrede ontkennen, dat de Throon nooit regt vast ftondt, en dat Frankryk niettegenftaande zyne grootte, zyn' rykdom, en de menigte der inwooners , fteeds zwak en kragteloos is geweest, zo lang als het in twee partyen was verdeeld. Des men de onderdrukking der Hugenoten, als een meesterftuk van RicHELiEu moet aanmerken. Want van dien tyd af heeft zig Frankryk eerst in zyne fterkte getoond, en een zo groot aanzien in Europa gekreegen. Deze reden fchynen eenigzins gegrond te zyn, hoewel ze, by een nader onderzojk, nogtans niet als voldoende kunnen aangemerkt worden: want het gefchil, het misnoegen, en de onëenigheid, in het Ryk heerfchende, ontftonden niet uit het onderfcheid in den Godsdienst, maar van de vervolgingen. Indien derhalve richelieu, en na»  naa hem lode-wyk XIV , ia plaats van de Hervormden te onderdrukken en uit te roeiien hen eene aanhoudende en onveranderlyke vryheid des Geweetens toegelïaan, en ze op denzelfden voet, als de andere onderdaanen hadt behandeld 3 dan zouden aile deze ongeregeldheden van zelve opgehouden, en Frankfykde veele, werkzaame en bekwaame inwoohcrs hebben behouden, waarvan het zig op éénmaal beroofde. Mogt iemand twyfelen, of zulks met nut c'n voordeel kon geleideden i die ma»- een oog flegts wenden na Holland en andere Staaten, daar alle inwooners, van weiKen Godsdienst zy ook mogen zyn, een' zelfden yver voor de Rcgcering , en eene zelfde liefde voor het Vaderland haten blyken. VER-  t 188 ) VERGELYKING, Uit rle Historiën dezer twee Vorftinnen blykt, dat ze elkander in de meeste opzigten evenaarden. De eerfte was een regeerende Keizerin, en regeerde, ten tyde haares Zoons, met eene onbepaalde magt. De andere was een regeerende Koningin, en zat fteeds aan het roer, toen haare drie Zoonen naa malkander den Titel van Koning voerden. Zy waren beide . in eenen hoogen graad, eergierig en listig. Doch dè eergierigheid uitte zig egter fterker by de eerfte, dan by de laatfte; want deze offerde alles op, Eer, Kuischheid , Godsdienst, haaren goeden naam en roem , en wat anders maar mogelyk was, om zig den'weg tot Hoog. heid te baanen, en haar gezag ftaande te houden. En, wanneer middelen van geweld niet wil Jen helpen, dan moest vrouw locusta, of andere in de Cbymie en Botanie kundige vrouwen haar hulpe bewyzen. Men vind niet, dat zig catharina de Med'icis van zulke midielen heeft bediend ; maar die zogt, veeleer, door list en kundige ftaatsgreepen, haare regeering te bevestigen. Inmiddels is het zeer waarfchynlyk, dat vrouw locusta, zoo zy in laatere tyden hadt geleeft, ook eenige verdiende aan 't Franfche Hof gehad moge hebben, om dat catharina de Medicis, in dit opzigt, even 20 min gemoedelyk fchynt geweest te zyn, als ao Rif pi na. De menigte van planeetleezers, waarzeggers, en andere menfehen van dit foort , welke zy onderhieldt, geevsn eenigzins te kennen, dat dergelyke dingen gebruiklyk kunnen geweest, en (Dgijs op eene meer bedekte wyze te werk gefield zyn, dewyl het nieuw Italië, alwaar zy als in eene fchool zyn opgevoed, de misdaaden bedekter, dm het oude, weet te pleegen. Zy waren beide Ustig, en konden buitengemeen vein ■  ( 189 ) veinzen, wanneer ze 'er eenig voordeel door wisten te bthaaien. Doch, daar a gr ipp ina van natuure flout, driftig en hoogmoedig was; zo kon ze deze kunst met zulk een goed gevolg niet oefenen, als catharina, die de fcheldwoorden en verwyten onverfchillig aanhoorde, en dus gevaarlyker, dan agrippina was. Maar nogtans kan men van de Staatkunde dezer beide Vorftinnen zeggen, dat ze niet echt was, om dat ze niet met de verëischte omzigtigheid werkftelligwierdt gemaakt, en uit dien hoofde ook flegts, gelyk haare historiën uitwyzen, voor een tyd lang nuttig was. Hoewel men op de minnaaryen van c at h a r t* n a allerhande hekelfchriften heeft gemaakt; men vind egter, by geloofwaardige gefchiedfchryvers, nopens haare onkuischheid niets opgetekend, en, allerminst kan men zeggen , dat ze in dit opzigt agrippina evenaarde. Deze laatfte , daarentegen , was van verfcheide ondeugden vry , die de eerfte onbefchroomd pleegde. Inmiddels kan men, egter, niet (lipt en zeker nopens de gemoe isgefteldheid dezer beide Vorftinnen oordeelen. Want het is denkelyk , dat agrippina, zoo ze in den Christelyken Godsdienst ware opgevoed geweest, en eenen magtigen Paus ter zyde, en eene yvenge Geestelykheid op den hals gehad hadt, zig niet verftout zou hebben , zo veele misdaaden te pleegen. 't Is insgelyks denkelyk , dat ca th ar in a de Medicis, hadt ze in de heidenfche tyden geleeft, wanneer de hooge Overheid niemand wegens haare daaden rekenfchap behoefde te geeven , misfchien nog meerder euveldaaden hadt gepleegd. Heeft ze dus minder gezondigd, dan agrippina; dan moet men zulks meer aan den Godsdienst, waarin zy opgevoed was; dan aan haar eigen naturel toefchryven. Dit moet men, altoos, naauwkeurig in agt neemen , zo menigmaal als men eene vergelyking maakt tiisfchen heidenfche en Christen-Vorften. 't Is but-  ( 190 j btiiten kyf, dat de Christelyke Godsdienst dit nut heeft meêgebr.igt, dat de menfchen daardoor, zoo niet deugdzaamer, ten minften egter minder ondeugend en kwaad zyn gemaakt. Wanneer me-n derhalve de natuurlyke gemoedsgefieldheid dezer twee Perzoonen alleen overweegt; dan kan men wel van weeiszyde daarover twisten , wie van haar de meeste kwaade neigingen hadt. Maar wil men ook haare handelingen en kwaade daaden beoordeelen dan overtreft agrippina catharina zeer verre, en daarom fchynt het niet biliyk te zyn, de Franfche Koningin met de Roomfche Keizerin in ééne klasfe te ftellen. Het eenige roemwaardige , wat agrippina boven de Koningin van Frankryk vooruit heeft, beftaat daarin, dat zy haaren Zoon de heerlykfte opvoeding zogt te geeven, gelyk zy hem daarom ook twee deugdzaatne en verftandige Romeinen, seneca en burrhus, tot Leermeesters gaf. Maar catharina zag het gaarne, dat haare Zoonen in wellust en onkunde opgroeiden; hoewel men te gelyk ook toeftaan moet, dat a gripïika daar door juist niet heeft gezogt, van haaren Zoon een loflyk Vorst te maaken, maar hem alleen eerbied jegens zyne moeder in te prenten. Ware haar oogmerk geweest, van haaren Zoon een deugdzaam Vorst te maaken; dan zou zy hem, in haar Leeven, zo veele kwaade voorbeelden niet hebben gegeeven. Uit dien hoofde ziet men ook , dat nejio een volkomen Copy van dit Origineel is gewor. den, en dat hy meer het Leeven zyner moeder nagevolgd , dan de vermaaningen zyner Leermeesters gehoor heeft gegeeven. Doch aan hoe veele ondeugden agrippina ook vast moge geweest zyn; zy heeft egter geene misdaad gepleegd, die met het .Paryjcbe bloedbad kon worden vergeleeken. Want .alhoewel catharina zulks niet enkel eri alleen aanregtte^ zy hadt 'er egter deel aan , en gaf 'er haare ftem toe; en in dit opzigt zal men niet ónt- fchul-  ( X9T fchuldigen, dat ik deze beide Vorftinnen by'malkander gevoegd, en onder haar eene vergeiyking gemaakt hebbs. Deze eenige yslyke daad van c atharina evenaart alle misdaaden der Roomfche agrippina, ten zy men wilde zeggen, dat 'er een blinde Godsdienst-yver de oorzaak van geweest is, maar 't welk ook niet wel wezen kan. Want uit de_ganfche Historie van catharina ziet men , dat ze zig nergens minder over bekreunde, dan over den Godsdienst, maar dat ze zig van dien alleen bediende, om haar gezag te bevestigen , es haare euveldaaden eene kleur te geeven. tO&qoox £u:ü;1 c;i93 m ; tiara CL EO-  CLEOPATRA E N ANNA BOULEIN. INLEIDING. De jaagers bedienen zig van verfcheide middelen, om wilde dieren te vangen. De vogelvangers gebruiken allerhande netten, om de vogels te verftrikken; en in den oorlog worden menigerlei werktuigen gevorderd, om eene vesting te beftormen, en in te neemen. De eerflen leggen zig toe, de eigenfchappen der dieren en vogelen na te gaan, en moeten 'er zig na ngten, willen zy eene gelukkige vangst doen. _ ln het laatfte geval geeft men agt op tie legging der fteden , en de gefteldheid der vestingen, en volgens deze omftandigheden worden de werktuigen zo wel gefteld , als de andere toerustingen tot de belegering der vesting ingericht. Want de middelen , by zekere gevallen de beste en nutfte, doen by eene andere gelegenheid een zeer geringen, of wel gansch geenen dienst. Nu eens eifchen de omftandigheden, dat men regt toe regt aan moet gaan, dan weêr een' omweg neemen: nu eens ftorm loopen; dan weêr de ves-»  r 193) Vestingwerken onderrnynen. Een Arts fchryft een Zwitfer en een' Italiaan nies: eenerleie medicytien voorden een akkerman bouwt het ééne land niet op dezelfde wyze i als het ander. De één gaat de natuur des zieken na, en de ander de gelïeldheid van het land. 'Er worden vericbeide, en zomtyds flrydige middelen verëischt, om eenerleie zaaken te erlangen, en een zelfd doel te treffen. Dezen regel moeten zy zelfs waarneemen, welke de liefde en genegenheid van iemand tragten te winnen. Daar worden verfcheide t ja zomtyds zelfs flrydige werktuigen gevorderd, om de harten te beltormen, en in te neemen. Eenige worden door vriendelykheid en vleyery, andere door eene gemaakte onverschilligheid gewonnen. Een bedreeven vrouwsperzoon weet dit by ondervinding, Hellend dit, dagelyks, ook met een goed gevolg te werk. Men gaat 't geitel der perzoonen na, waarop men doeld ; de machinen worden 'er naar ingerigt; en men neemt verfcheide gehalten aan, naar gelange der omftandigheden. Merkt eene etvaare en bedreeve vryster of weduwe, dat een mansperzoon, na welken zy Haat, door eea vriendelyk of vry gelaat gewonnen kan worden ; dan is ze gelyk eene Sirene, tragtend hem, door zoete woorden en inneemendé I» deel. N nfr  ( 194 ) uitdrukkingen, te lokken. Maar merkt ze^ dat dit niet helpen wil, en dat ze, daar door, in haaren minnaar flegts een' afkeer verwekt; dan bedient ze zig van eenen fpytigen toon, en van ernrtiger woorden. Want het hart van menigen jongen Vryer wordt niet anders, dan door het ys der geliefden verliefd gemaakt, en door het vuur van dien gloed weder verkoeld. Wanneer men de oogen na hem wend; dan keert hy den rug toe: maar keerd men hem den rug toe; dan flaat hy 'er de oogen weder heen. En , de zaak zó gefield zynde, wordt de overwinning behaald, wanneer men nu eens regt toe regt aan gaat, maar dan weêr vlugt, of op eene tarrarifche wyze vecht. Uit dien hoofde, voorziet zig een wel bedreeven viouwsperzoon van een tuighuis , waarin verfcheide foorten van geweer zyn, om zig, naar gelange der omftandigheden, nu eens van 't een, dan weêr van 't ander te bedienen: even als zig een winkelier van allerhande waaien voorziet, en den éenen kooper door zuiker, den anderen door azyn, den derden door zout, den vierden door peper na zyn' winkel lokt, en dus van eene dagelykfche neering kan verzekerd zyn. Dewyl men dus zo veele zinnen als hoofden aantrelt; zo moet men verfcheide middelen beezigen, cm. de hanen der menfchen te  ( 195 5 winnen, en daarom als een Proteus allerhande gedaanten aanneemen, en als een Camekon zig nu eens in een gryze, dan in een zwarte, en dan weêr in een blaauwe kleeding laaten zien. Men verhaalt van ai> cibiades, dat hy, op zyne reizen , mi eens wellustig, dan weêr ingetogen ; nu eens vriendelyk, dan weêr eerbaar, nu eensflegt, dan weêr pragtig gekleed was, om dat hy alle menfchen , met welken hy moest omgaan j daar door zogt te verpligten. Öp' die wyze moet ook een mensch, die zig de gunst vari anderen te wege wil brengen, de natuur aller dieren aanneemen. Nu eens moet hy ftom zyn als een visch; dan weêr klappen als een ekfler; nu eens zuur zien j als een kat j dan weêr vriendelyk als een mops; nu eens eerbaar zyn, als een beer; dan weêr fnaaksch, gelyk een aap; nu eens moet hy ftorm lojpen, en dan weêr vlugten ;nu eens moethy regt toe regt aan gaan, en dan weêr allerlei omwegen maaken; mi eens moet hy zig voort lakten z\tw, dan dert Onzigtbaaren in de Korr.Hi? weêr gelyken, en zyn gezigt bedekt iou;1-m. Even als men een' Framchman d~>or Hwmonien, een* Italiaan door disfonanthn, een' Spanjaard door Adagio, en een Polak do^rPresto lokken kan; zo moet een Mufikant, die allen en elk, door zyn muziek, bekooren en in-  ( neemen wil, allerleie toonen en maaten liaan* .Want wat den éénen appetyt verwekt, dat verwekt in een ander' een tegenzin. Waar over deze lacht; daar weent een ander over: en v/at den éénen vrolyk maakt, daar geeuwt een ander over. Het is een flegt ruiter, die flegts één paard weet te beryden, en de kinstenaar is niet volkomen in zyne kunst, die flegts op ééne koord kan danzen. De digclyktche'bevinding toont, dat dit werklyk zo is; en de historiën der beide Koninginnen , welke ftraks zullen volgen, helderen deze zaak ons>emeen op. Men kan 'er uit zien hoe twee perzoonen, door twee flrydige middelen , in 't net wierden gebragt Hadt zig cleopatra zo onverfchilüg willen houden als anna boulein; dan.hadt zy, mogelyk, antonius voor 't hoofd geftooten, en haar oogmerk niet bereikt: en, ware anna boulein voort gekomen , toen ze wierdt geroepen, dan ware zy misfchien nooit Koningin van Engeland gewoiden. cleopatra hadt het geitel van antonius regt nagegaan, en fchikte zig naar 't zelve. Zy maakte des* wegen niet veele omftandigheden, maar gaf hem de vesting, v.oort naa de eerfte opëifching, over. En door het zelfde middel, waar door ze antonius allereerst verftrikte,'"zogt zy hem ook in haar net te be> hou-  C 197 ) fiouden. Maar anna boule tn, welke of zelve het gemoed van hendrik Vili. nagegaan , of door haare moeder bericht gekreeeen hadt, dat d?ze Heer door onverfchilliaheid ontfiooken kon worden, hieldt zig, als of haare maagdom ha.,r liever was , dan hit leeven. Zy betwistte hem elke fchrede, zy liet hem vyf jïiaren de rol van boel fpeelen ; zy verwierp alle aanbieding, en wilde volhrekt van geene capituhtie weeten , zoo ze niet .in deze woorden beftondt: aut Cajar, aut nihil, of Koningin , of niets. Door deze geveinsde kuischheid bereikte zy haar oogmerk , en wierdt regeerende Koningin van Engeland Want 'sKonings drift, die by een ander, door zulk een handelwyze, zou hebben afgenomen , raakte daar door in vollen gloed, zo dat hy alles moest bewilligen, wat ze eischte.- Inmiddels is het anna boule 1 n niet alleen, welke daar door ter Hoogheid is geraakt , dat zy haare waare meening verborg, en door eene geveinsde onverfchil'igheid de harten in brand ftak. Die kunst is veel ouder , en men vind 'er zeer veele voorbeelden van in de Historiën. 1 )eze weettnfchap bloeit nog volkomen , en de Heer r1chardson heeft zekerlyk mis, wanneer hy, door zyne Pamela, de vrouwsperzooN 3 nea  C 198 ) tien onzer tyden in eene haar voorheen onbekende weetenfchap heeft willen onderregten. Elk vrouwsperzoon, van welken ftaatze ook moge zyn, kan eene Pamtla vertoonen, wanneer de nood het vordert. Men heeft geen nieuw gefchreeven onderwys tot dit einde meer noodig, en het is denkelyk, dat deze weetenfchap zonder regels, geftadig, voortgeplant zal worden. De misflag, dien anna boulein beging, beftondt daarin, dat ze de regels niet aanhoudend opvolgde., waarby ze zig, tot dus verre, zo wél hadt bevonden. Zy nam het masker te fchielyk af, veröorzaakend, door eene al te groote vriendelykheid, welke byna na eene ligt vaardigheid geleek , dat het vuur wêer in het hart verdoofde, dat 'ze door onverfchilligheid , te vooren in brand hadt gezet. Het is waarfchynlyk, voor zo verre men uit de gemoedsgefteldheidvan henprik VIII. Oordeelen kan, dat, zoo ze in den echt een even zo onverfchillig gedrag, als vóór haare verlooving, hadt laaten blyken, des Konings liefde alsdan, by klimmende jaaren 3 eer zoude toe -, dan afgenomen hebben. Dit mag ter inleidinge dienen. Nu wil ik de hiftorien dezer Koninginnen zelve befchryven,. C L E-  (199) CLEOPATRA. D e Eg-yptifche Koning ptolomeus au^C/^n ;„ w innr on« naa de ichep- ping der waereld, en in het 51 jaar \óór Christus geboorte overlceden, liet twee zoonen en twee dochters na. In zyn Testament ftelde hy zyn' oudften zoon cn ouafte dochter tot zyne opvolgers aan, gelastend teffens dat ze, volgens de in 't Koninglyk Egyptisch, Huis ingevoerde gewoonte, zamen trouwen, en te gelyk regeeren, ja wyl ze beide nog iong ware», geduurende de minderjarigheid, onder de voogdyfchap des Roomfchen Raads zouden (taan. De Zoon droeg denzelfden naam ptolomeus, als zyne Voorzaaten, maar de Dochter, welke bekender geworden is, en wier Historie, hier, zaaklyk geboekt zal worden, heette cleopatra. Dan, naauwlyks was de Vader geftorven, of cleopatra wierdt, door de twee Ministers van den jongen ptolomeus, photii\üs, die hem hadt opgebragt, en achilles, die over het Leger geheld was, buiten de regeering gefïooten. Hierdoor wierdt cleopatra gedrongen, om zig.naiSyrit en Palestina te begeeven , ten cmde daar troepen te verzamelen, om daardoor haar recht op de regeering te beweeren. Gemerkt ptolomeus, toen, maar dertien jaaren oud was; eo regeerden de twee vooraf gemelde MinisN 4 t€rs>  C 20Ó ) fcrs , onder zyn' naam , met een volftrekte magt. fas was deze oorlog begonnen, dien de zuster met den broeder voerde; of de groote pompejus nam, naar den met caesar gehouden ongelukkigen flag , zyne wyk na JZgypten, doch waar hy van deze twee booze Mannen, die zig daardoor by caesar zoeten gehefd te maaken, van het Leeven beroofd Wierdt. Hierdoor meenden zy, zo wel hun eigen aanzien, als de magt des jongen ptolomeus te hebben bevestigd. Maar de zaak viel anders uit , dan ze zig ooit konden ver' beelden. caesar vervolgde den vlugtenden pompejus, en , gehoord hebbende, dat hy na Altxanirie was gevluait, zo begaf hy zig ook met eene kleine magt daarheen. By«zyne aankomst kreeg hy bericht van pompeius dood als mede van de verwarring, waarin 't Egyptisch Ryk door het gefchil, onder de Koninelyke kinderen ontftaan, gekomen was. Hy nam voort een befluit, deze onlust te dempen , en na de rede te verneemen, als mede te onderzoeken, welke party van beide on^elyk hadt. Doch dit voorneemen wapende^cie twee Koninglyke Ministers tegen hem. Want deze gaven voor, dat het voor 't Ryk eene fchande was, zig aan de uitfpraak en heerfchappy eenes vreemden te onderwerpen. Maar caesar geloofde, dat hem dit, in den naam van den Romünfclien Raid , aan wiens voogdyfchap de Koninglyke kinderen waren toebetrouwd, met allen recht toekwam, cleopatra, welke zig op haare fchoonheid verliet, berichtte caesar, dat z; zig aan zyne uitfpraak  C 201 ) fbraak onderwerpen, ja in eigen perzoon wilde komen , om haare zaak te verdedigen. Uit dien hoofde voer ze met een klein Scheepje na Afcxandrïè, en kwam 'er tegen middernacht aan. Maar, om dat ze zig van niemand wilde laaten zien, vóór dat ze caesar hadt gefproken, en teffens merkte, dat het niet mogelyk was, in de ftad te komen, zonder gekend te worden, zo liet ze zig in eenige klederen winden, en door a pollodorus als een pak regclregt na het Hof in ca es a r's vertrek draagen. caesar oordeelde uit deze vinding, dat zy een groot verftand moest bezitten; en om dat ze boven dien van eenezeldfaame en uitbundige fchoonheid was, zo hadt beide zulk eene werking, dat ze alles verkreeg , wat ze begeerde.' Dèn dag daaram liet caesar ptolomeus by zig roepen, en drong 'er op, dat hy zyns Vaders laatllen wil nakomen, enzyne zuster niet buiten de regeering moeste fluiten. Maar ftolomhus merkend, dat caesar reeds door zyne zuster ingenomen was, en zy zig aan het Hof ophieldt, ging heel verbitterd van hem, rukte de kroon, midden op de ftraat, van het hoofd, floeg ze in ftukken, en fchreeuwde , dat hy was verraden. Dit was de oorfprong van den volgenden oorlog, waarin caesar we! in 't begin in groot gevaar geraakte, maar eindelyk nogtans, gelyk bekend is, de overhand bchielut, zodat 'er ptolomeus het leeven en de regeering door verloor. caesar, geheel Egypten tot gehoorzaam -• heid gebragt hebbende, gaf aan cleopatra N. j en  C 2Ö2 ) en haaren tweeden broeder, die ook dennaara van ptolom us droeg, de kroon, en beval , dat ze beide zamen regeeren zouden. Maar, omdat ptolomeus toen flegts elf jaaren oud was, zo was dit even zo veel, als of cleopatra alleen voor een regeerende Koningin was verklaard. De liefde, welke caesar voor haar hadt opgevat, ging zoverre, dat ze vóór deszelfs vertrek zwanger , enhicröp van een Zoon verlost wierdt, welke naar ca es ah den naam caesarion kreeg. Zy bragtcn geheele nachten met allerhande Feesten en vrolykheden door. caesar hadt beflooten, haar mede na Rome te neemen, en met haar te trouwen. Om welke tede hy ook willens was, by eene volks vergadering, eene wet voor te draagen , naar welke het elk Roomfchen burger vry zou haan , met eene vrouw, die hy wilde, te trouwen, en zo veele vrouwen te neemen, als hem lustte. mariös ciNiNA, een voorfpraak des!volks, betuigde naa caesar's dood, dat hy reeds eene reden geheel hadt uitgewerkt, die totdat einde zou gedaan worden. Waaruit men ziet, hoe zeer cleopatra dezen grooten Held hadde ingenomen, dewelke, hoewel hy de vrouwen beminde , nogtans geen haaf derzelve was. caesar verliet Egypten zeer ongaarne, om dat hy cl kop at ra agter moest laaten. Inmiddels dröeg hy haar de regeering op, geever.d haar, voor 't oog, haaren broeder tot Mederegent . doch welke toen, gelyk ik reeds heb gezegd, nog zeer jong was. Des voerde zy de regcering alleen, geduurend de min-  ( 203 3 mïnderjaarigheid dezes Heeren, tot dat hy vyfcien jaaren bereikte. Toen nu de tyd daar was, dat hy aan de regeering deel zoude neemen, hielp zy hem door vergift van kant, en regeerde dus alleen in Egypten. Toen dit gefehiedde, wierdt caesar, te Rome; op het Raadhuis vermoord. Naa deszelfs dood wierden de burgerlyke oorlogen vernieuwd, waarin octavius en antonius de overhand behielden, die teffens voorgenomen hadden, caesars dood te wreeken. De Roomfche Landen wierden dus onder deze twee Heeren verdeeld, en ANTONiuskreeg.de ten Oosten liggende Staaten, waar onder ook Egypten was begreepen. Toen deze in Ajie kwam, om allerlei nieuwe fchikkingen in zyne landen te maaken, en hoorde dat eenige Stadhouders van cleopatra, in den voorigen oorlog,, zynen vyanden hulptroepen hadden toegezonden ; zo liet hy cleopatra na Cilicie ontbieden, om zig deswegen te verantwoorden, c leop atra verliet zig op. haare fchoonheid, waar door ze caesar ingenomen hadt, twyfelende gantsch niet, of zy zoude ook antonius in haar net brengen. Dit hoopte zy zo veel te vaster, als ze van den eer hen bemind was geweest, toen ze nog zeer jong was. Maar nu hadt ze reeds den ouderdom van vyfentwintig jaaren bereikt, en teffens eene grootere bekwaamheid en bevinding in dit ituk gekreegen. Zy liet deswegen allerhande ryke en kostbaare gefchenken klaar maaken, en verzamelde een groote fomme gelds, maar voornaamlyk was zy op pragtige kleeren bedagt. Doch meest verliet ze zig op den Sieraad, die in  f 204) in haare eige fchoon- en aartigheid beflondt, en waarvan zy vermoedde, dat ze daar door veel meer, dan door haare pragt en gefctienken zoude uitvoeren. Op weg zynde, kreeg ze verfcheide brieven van antonius, om haare reis te verhaasten; maar hierover lachte zy flegts, en verhaastte zig niet. Toen ze eindelyk door Pamphilie was gekomen, begafzezigop de rivier Cydnus, op welken zy tot Tarfus in Uhcte voer. De agcerfteven haares Schips glinsterde van goud, de zeilen waren van purper , en de riemen met zilver beflagen. Midden op het verdek des fchips ftondt eene van goud gewerkte Tent, waarin ze als eene Vernis m de pragtigfte kleedcren zat, omringd van haare fchooniïe Hofdames, waarvan eenige Zeenimphen, andere de Gratiën verbeeldden. In hêe van trompetten hoorde men flegts een zagt muziek van fluiten, luiten en andere aangenaam luidende inftrumenten, welke verliefde ftukken fpeelden ; en, daar de roeiers zo waren afgeregt, dat ze den Tact moesten haan, zo wierdt dit Muziek, daar door, nog zo veel lieflyker en aangenaamer. Op het ichip ftak men, fteeds, welriekend reukwerk aan, het welk zig over de rivier tot den oever toe uitbreidde , alwaar veele aanfchouwers , aan beide zyden der rivier, vergaderd waren, om haare aankomst te zien. Zo dra men te Tarfus hoorde, dat zy aankwam , gingen alle inwooners dier ftad haar tegemoet, antonius hieldt, juist ten dien tyde, rechtdag, maar wierdt weldra van allen verlaaten. Men zeide toen ook doorgaan- de,  C 2Cf?) de, dat een vermomde Venus ten nutte van Ajle gek* men was, om met Bacchus te trouwen. ^Zo dra ze aan land geflapt was, liet haar antonius, wegens haare aankomst, geluk wenfchen, en ze tot een gastmaal noodigen. Maar zy liet antwoorden, dat ze verzogt, de eer te mogen hebben , van hem eerst te onthaalen, en dat zy hem, aan den oever, onder haare tenten zoude afwagten, antonius nam deze noodiging aan , vindend alles , op 't pragtigst en kostbaarst klaar gemaakt. Hy noodigde cleopatra den volgenden dag by zig, niets ontziende, om alles op de kostelykhe wyze te beftellen: maar moest nogtans, niettegenftaande de groote kosten $ che hy maakte, belyden, dat alles maar zeer gering was, in vergelyking van het geen men by cleopatra had gevonden. Zy ftelde hem dit zelve fchertfender wyze, dóch met zulke eene bevalligheid voor, dat hy 'er niet gevoelig over konde worden. Want haare omgang was zo inneemend, dat ze in ftaat was alle menfehen te minnen, ja als te betoveren. En daar door wist zy even zo wel, als door haare fchoonheid, de harten in vollen gloed te zetten. Men zegd, dat antonius nergens zo zeer door, dan door haare fpraak wierdt ingenomen, welke onbefchryflyk zoet en aangenaam was. Dezè zo vernoegde byeenkomst veroorzaakte, dat de klagten en bezwaarenisfen in het geheel niet wierden geopperd , welke men tegen cleopatra had ingebragt. Want zy~nam antonius voort zo zeer in, dat hy haar oiets kon weigeren. En toen wh  ( 206 5 was het, dat hy, op haare begeerte, haare Zuster, arsinoe, van kant liet helpen, op dat die haar niet verder in den wee; zyn mogt. Men zag alle dagen niets dan Feesten 'en pragtige gastmaalen. antonius wierdt, by zulk een gastmaal, wegens de kostelykheid, welke men overal ontdekte, en w .gens de menigte gouden vaten , die op de kunstigfte wyze gewerkt, en met Edelgefteenten verfierd waren , geheel als buiten zig zelv' gefield. Doch zy zeide, dat dit maar eene kleinigheid was, en dat zy hem dit alles tot een Prefent gaf. Den volgenden dag regtte zy een gastmaal aan , het welk nog pragtiger was antonius hadt, naar zyne gewoonte^ zeer veele gasten, alle voornaame Staatsperzoonen, meêgebragt. Dezen vereerde zy alle gouden en zilveren vaten $ waar meê de tafel was bezet. Men meend, dat ze, by dit gastmaal, de onwaardeerbaare parel heeft gefmolten, waarvan in de Historiën gefproken word. Men verhaald deze Historie op de volgende wyze* cleopatra hadt, menigmaal, over de gastmaalen van antonius gefchertst, en gezegd , dat ze noch kostbaar, noch wél waren aangeregt. Gevraagd nueenszyndevan antonius, wat 'er aan ontbrak, zeide zy; zy wilde een gastmaal aanregten, dat eenige tonnen gouds zou kosten: (Sexcenties Sestertiuni) rnaar antonius lachte daarover, en hieldt dit voor onmooglyk. Men ging hieröp een wedding aan , en het gastmaal'wierdt tegen den volgenden dag vastgefteld. Dit nu was, volgens de ingevoerde gewoonte , wel zeer pragtig, maar nogtans was 'er niets voorhanden)  C 20?) den, waaruit men een zo groote kostbaarheid had kunnen befluiten. antonius dit ziende, rekende zaaklyk na , wat dit gastmaal omtrent konde gekost hebben, zeggend, dat het in verre na geene twee tonnen gouds uitmaakte, cleopatra verzogt hem, nog wat geduld te hebben, om dat hy het begin flegts hadt gezien. Hierop bragt men eene andere tafel in het vertrek, waarop niets dan een vat met wynSzyn hond. antonius wierdt 'er over verlegen, niet kunnende begrypen, wat dit zoude beduiden, tot dat cleopatra van haar één oor eene parel van onfehatbaare waarde nam, en ze in den wynazyn wierp. Deze gefmoltcn zynde, dronk ze den azyn met de gefmolten parel op de gezondheid van antonius uit. Zy was van voorneemen, dit ook met de andere parel te doen, welke van eene even zo onfehacbaare waarde was. Maar p'lanthus hield haar terug zeggend, dat ze die weddirtgfehap gewonnen' #n antonius ze hadt verlooren. Op die wyze betoverde die listige Koningin antonius indiervoegen, dat hy zig zelv* daar door geheel verbat, en alle gelegenheid verzuimde, om zig tegen zyne vyanden in eenen goeden ftaat te ftellen. Want in plaats van zyne gewoone vaardigheid te laaten blyken s bleef hy te silexandrie by cleopatra, alwaar hy zig, dagelyks, in alle foorten van wellust baadde, waarvan men onder anderen het volgende voorbeeld verhaald. Een vremdelirg kwam eens in de keuken van anti» n i u .ajwaar hy zag, dat een geheel wild TOT*  CaoS) verken op eenmaal gebraaden, en eene grooEë menigte andere ïpyzen kiaar gemaakt wierdt. Hy vroeg den kok, of men veele gasten verwagtte. De kok antwoordde, dat'er maar twaalf perzoonen zouden komen : maar, dewyl mea niet wist, wanneer en op welken tyd antonius wilde eeten, zo moest men fteeds, veele gerechten klaar houden. cleopatra lag zig inzonderheid toe te beletten, dat antonius niet uit haare oogen mogte komen , bedienende zy zig, deswegen , van alle bedenkelyke middelen, om hem gekluisterd te houden. Zy was, geftadig, in zyn gezelfchap, zo wel by alle Feesten, als op de jagt, verlaatend hem dan zelfs niet, wanneer hy zyn leger monfterde. Toen hy zig eens met visfehen verlustigde, maar geene vangst kon doen , zo wierdt hy *er zeer moejelyk over, vooral, daar 't in de tegenwoordigheid der Koningin gefehiedde. "Weshalven hy eenige visfehers bevel gaf, dat ze, heimelyk, onder het water, eenige groote visfen aan den angel vast zouden maaken, 't welk ook gefehiedde, en ant onius trok hierop, 2 of 3 maal eenen grooten visch uit 't water. De fchrandere Koningin merkte deze pots aanftonds, en liet, op een anderen tyd, wanneer men zig weêr met visfehen wilde vermaaken, heimelyk, aan den angel van antonius eenen gezouten dooden visch vast maaken, welke vangst tot een groot gelach j en tot veel fcherts aanleiding gaf. Maar ten einde antonius daarover niet misnoegd mogt worden, zeide zy tot hem; „ laaten de „ klei-  C 200 ) :, kleine koningen zig met zulke visfcheryeh „ ophóuden: u £ast het beter, Steden, Lanj, den en Koningryken te visfehen." cleopatra nam nogtans, niettegenftaande de wellust, waaraan zy vast was, de uitbreiding der kunsten en weetenfchappen zeer ter harte. In plaats van de onwaardeerbaare Sllexandr\nfche Bibliotheek ; welke , vóór eenige jaaren, door eenen ongelukkigen brand, in de asfche was gelegd, regtte zy eene nieuwe op , tot wier vermeerdering antonius zeer veel toebragt, dewyl hy by dezelve alle boekeryen voegde, die in Pergamus wierden gevonden , waarin meer, dan 2co,oco ftuks boeken waren. Inmiddels deedt cleopatra dit niet zo zeer uit hoogmoed, als wel om haar eigen riut. Want zy beminde, en las goede boeken met groeten yver,en met een ongemeen vei maak. Zy was ook in verfcheide weetenfchappen, vooral in de taaien, zeer geoefend , en hadt het, in dit laatlte opzigt, zo ver gebragt, dat ze met Ethiopiërst Hebreeuwen j Troglodyten, Ardbiers, Syriërs , Parthers en Medcrs j en wel met elk één hunner in zyne landstaal konde fpreeken. Hierin overtrof zy alle haare- voorzaaten in Egypte», Het fcheen, als of de tusfehen haar en antonius aangegaane gemeenzaamheid, door deszelfs huwelyk met octavia, caesar's Zuster, toen tot ftand gekomen, wierd verbroken. Want ANTONir s wierdt daar door genoodzaakt, haar voor een tyd lang te verlaaten. Doch ten einde hy cleopatra eenigzins te vreden mngtc ftellen, zo fchonfc I. deel. O hy  C 2IO ) hy haaf Phenicie, Syrië , het eiland Cyprus * en een gedeelte van Ciliciè, waarby hy naderhand, nog een gedeelte van Jutten er\ Arabic voegde. Doch de Romeinen namen hierin gansch geen genoegen, maar hielden zulk een handelwyzc voor een fmaad, welke den Staat wierdt aangedaan, antonius deedt hierop nog verfcheide veldtogtcn tegen de Partners. Maar uit alle omftandigheden zag men, dat hem cleopatra al te fterk hadt gekluisterd. Want om alleen haaren omgang en haar gezelfchap te genieten, ging hy, midden in den winter, op den ongelegenften tyd, met het grostfte nadeel en verlies des legers, weêr terug. ' Zyne nieuwe Gemaalin, octavia, vertrok ten zelfden tyde van Rome, om hem te gemoet te pan, en was alreeds te Athene gekomen. Deze Dame bezat groote hoedanigheden, en daarom duchtte clkopatra, dat die antonius geheel inneemen, en dus van haar afkeerig mogte maaken. Om zulks voor te komen, ftelde zy zig heel wanhoopig aan , voorgeevende, dat ze zig dood wilde hongeren. Zo menigmaal als ant onius haar bezogt, gedroeg ze zig bevreesd en verfchrikt; en, wanneer hy van haar ging , dan fcheen ze verlaagd en ncêrflagtig te zyn. Zomwylen waren haare oogen vol traanen ; maar voort daarna veegde zy ze wêer af, op dat antonius als haare zwakheid niet mogt merken. Maar, dewyl hy de rede haarer droefheid ligt ontdekte, en voor haar Leeven zeer bedugt was; zo fchreef hy aan octavia, dat ze zo lang te Athene mogt blyven, tot dat hy daar zelf  ( 211 ) zélf zoude komen, om dat hy van voornee«en was , eenen nieuwen veldtogt te doen. Hy rustte zig ook werklyk toe, om den oor]og tegen de Parthers te vernieuwen. octavia merkte, zo wel uit dezen brief^ als uit het overig gedrag van antonius^ dat hy heel onverfchillig tegen haar was geworden , reizende deswegen na Rome terug, alwaar ze nogtans haar' intrek nam in het huis van antonius, hoewel haar Broeder, octavius, zig daartegen aankante, die wegens deze handel wyze veel meer, dan zy, op antonius was verbitterd, octavia was ééne der deugdzaamfte Romeinfche Damen van die tyden, en haar onberisp'elyk gedrag, haar geduld en ftandvastigheid, hadden in de ziel van antonius, biliyk , even zo veel liefde en hoogagting, als de handelwyze van cleopatra veragting en onverfchilligheid moeten verwekken. Toen nu cleopatra, ditmaal, de aankomst van octavia hadt belet; zo fpaarde 'zy geene moeite en kunst, om antonius in haare boejen te houden. Nu eens hortte zy traanen; dan weder was ze vriendelyk, of dreigde, vérgeetende mede niet, dezulken^ door gefchenken, jegens haar geneigd te maaken, en gansch in te neemen, welken antonius zyn vertrouwen en vriendfchap waardig agtte. Deze lieten dus niet na, overeenkomstig met den wensch van cleopatra te handelen, en antonius voor te ftellen. dat hy , zonder wreed en redeloos te werk te gaan, de Egyptïfche Koningin in zulken toeftand niet verlaaten konde, dewyl hy, daar O a door,  C 212 ) door , haar onfeilbaar 'c Leeven zou beneemen , die hem tog hoogcr , dan haar eigen Leeven agtte.- Door zulke voorltcllen , die dagelyks herhaald , cn met nieuwe vermeerderd wierden, liet zig antonius ligt overhaalen, om te Alexandrie teblyven, en zynen veldtogt tot het voorjaar uit te ftellen. Hy kon ook wel niet anders, dan met groote moeite, befluiten, Egypten te verlaaten, en van zyne geliefde clVopatr a te fcheiden, welke hem , op dezen weg, tot aan den Euphraat uitgeleide deedt. Toen hy het Koningryk Airmenie vermees* terd hadt," keerde hy na Alexandrie terug, doende daar een zegepraalendcintogt. Hy hadt den gevangen ArmeniCchen Koning by zig , welken hy aan cleopatra vertoonde. Hierop vervolgden zy Wêer de oude leevenswyze. Vóór dat antonius een nieuwen togt deedt, liet hy cleopatra met groote pragt kroonen, verklaarend haar met den Zoon, dien ze met julius caesar hadt geteeld, tot Koningin van Egypten, Cyprus, Lybie en Coeltfyrie. Maar den beiden Prinfen, welke hy zelf b^ haar ge-eeld hadt, gaf hy den Titel van Koningen der Koningen. Den oudhen wierdt te gelyk Armenië, Medieen Parthie toebedeeld , wanneer hy 't laatfte Ryk zou hebben ingenomen/ Maar de jongfte kreeg Syrië, Phenicie en Cilicie. Dit gedaanzynde, rustte hy zig toe tot den beflooten oorlog tegen de Parthers. Van dezen oorlog, wiens ongelukkige uitkomst genoeg bekend is, wil ik niet breedvoerig fpreeken; laatende, hier, teftens de rede der laatfte groote onèenigheid on-  C 213) onaangeroerd , die tusfehen hem en octavius uitborst, en te gelyk veroorzaakte, dat antonius van octavius zuster fcheidde, waardoor cleopatra van eene gevaarlyke Mededingfter wierdt ontflagen. Veeleer wil ik, zonder my in deze gevallen in te laaten, van de groote Burgerlyke Oorlogen fpreeken, waardoor antonius en cleopatra zo wel van de regeering, als van het Leeven wierden beroofd. — Naa dat men, van weerszyde, groote toerustingen gemaakt, en eene fterke magt te water en te land byeen gebragt had, wierdt, eindelyk, die gewigtige Zeeflag by Ac!iumgedaan , welke van dit gefchil op eenmaal een einde maakte. Men vogt, in het begin, mee groote dapperheid aan weerskanten,' tot dat eindelyk cleopatra, die den Zeeflag in eigen perzoon by woonde, en door het yzclyk geruisch , het welk de ftryd veroorzaakte , bevreesd wierdt , met haare 60 Egypifchc fchepen de vlugt nam, en na Pehponefits Hovende, antonius dit merkende, vergat zig zelv', en volgde haar fchielykna, waar door octavius dus eene volkomen overwinning behaalde, welke hem, anders, nog hadt betwist kunnen worden, an tonius liet zig, by de vlugt, op een groot fchip brengen , waarop cleopatra was, gaande daar op de voorfteven zitten. Hy leunde met zyn hoofd op beide handen, en met zyne elleboogen op de kniën. Toorn, fchaamte en wanhoop hadden zyne ziel zo ingenomen, dathy langen tyd heel onbeweeglyk was, en in dien ftaat drie dagen lang bleef zitten. Eindelyk ging hy aan land, doch zonder cleopatra te zien of to O 3 fpree-  C2I4 ) fpreeken. Maar naderhand zagen ze zig nogtans weder , en agtervolgden hunne voorige teevenswyze. cleopatra ging, hierop, regelregt na Alexandrie: maar antonius begaf zij; na Lybie, alwaar hy een grooc leger hadt gelaaten, om de grenzen te dekken. Hier vernam hy, dat zig deszelfs aanvoerder voor de partyvan octavius hadt verklaard, en wierdt 'er zo verzet over, dat hy zig, in de wanhoop, zelf 't Leeven zou benomen hebben, hadden hem zyne vrienden niet, ter naauwer nood? daarvan terug gehouden. Des was 'er voor hem niets meer overig, dan dat hy cleopatra volgde , die reeds te Alexandrie was gekomen. cleopatra duchtte, dat de inwooners van Alexandrie mogten weigeren, haar binnen de haven te laaten, wanneer zy haare nederlaag en vlugt mogten hooren. Uit dien hoofde liet zy haare fchepen met kroonenverfieren , op dat de inwooners mogten gelooven, dat ze als eene overwinster terug kwam. Zo dra zy in de had was gekomen, liet ze alle voornaame Heeren ombrengen, die haar verdagt fcheenen, ten einde zy geen' ophand mogten verwekken, antonius kwam juist ook aan, toen ze met dit bloedig voorneemen onledig was. Dewyl 't haar nooit aan allerhande vindingen ontbrak, zo kwam ze tot een v zonderlingen inval, om te beletten, dat ze niet in handen van octavius mogt vallen. Zy nam deshalven voor, alle haare fchepen uit de Middelland/the Zee , door de fmalle landengte, of den hthmus , na de roode Zee te laa-  C *T5 ) laaten vertrekken, en daardoor te gelyk haare fchatten na de andere fchepen in veiligheid te brengen, welke zy aan de andere zyde hadt 'liggen. Doch daartoe wierdc noodwendig gevorderd , dat ze een Kanaal door die fmalle landengte, welke omtrent twintig mylen lang is, moest laaten graaven. Dit zag ze nogtans niet aan als eene onmogelyke zaak. Maar, om dat de Arabiers alle fchepen verbrandden, die aan de overzyde lagen, zo moest ze van haar voornoemen afzien. Dewyl ze dus in haare hoop te leur gefield wierdt, zo was ze, naar het getuigenis van plutarchus en andere gefchiedfchryvers, enkel en alleen daarop bedaj;t, om de gunst van octavius te winnen, en hem antoviusop te offeren, dien ze nu niet verder noodig hadt; waaruit men de trouwloosheid dezer Koningin afneemen, en te gelyk kan zien, dat ze, by alle omftandigheden, enkel en adeen, haar nut en voordeel beoogde. Dit voorneemen verborg ze tenuiterften, geevend veeleer a n t o n i u s den raad, om Gezandten na octavius te zenden, om met hem over een' vrede te handelen. Zy zondt teffens ook, in haar naam, Gezandten af, welke heimelyk bevel hadden op haar voordeel inzonderheid bedagtte zyn. Doch octavius wilde de Gezandten van antonius in het geheel met hooren , maar de geenen , welke cleopatra aan hem hadt afgevaardigd, liet hy met een vriendelyk antwoord vertrekken, om dat zyn oogmerk was , zo wel de perzoon van cleopatra, als haare fchatten te hemagueen. Haar perzoon zogt hy daarom in handen O 4 W  C aió ) te krygen, om zyne aanftaande zegeviering, daar door, des .te luisterryker te maaken. Maar haare fchatten zouden hem in haat ftellen, de groote fchulden te voldoen, waarin hy door dezen oorlog was gekomen. Om deze rede gedroeg hy~zig vriendelyk jegens CLtoPA'xra, tragtend haar te overreden, dat zy hem, antonius mogt overleveren. antonius hadt zig, naa zyne terugkomst van Lybie, in een niet verre van den Nyl gelegen landhuis, met twee van zyne aller vertrouwdfte vrienden begeeven. Doch het duurde niet lang, of de liefde nam weêr de over-' hand , reizend deswegen weêr na uikxandrie, alwaar hy zyne voorigc ongeregelde leévenswyze agtervo.lgde, en op nieuw Gezandten aan octa viu's afvaardigde, welke hem moesten bidden, dat hy cleopatra met haare kinderen Egypten laaten, antonius het Leeven fchenken, en toeftaan mogt, zyn overigen tyd als een privaat perzoon te Atheus te flyten. Doch deze laatfte bezending was van eene even zo flegte werking , als de eerfte. Des liet a n t o n i u s alle hoop vaaren, en wierdt volkomen wanhoopig. Maar, ten einde hy zyn' moed weer eenigzins opbeuren mogt, zo gaf hy zig aan alle foorren van wellustover,en men zag, dagelyks, niets anders, dan vreeten en zuipen. Ja, hyen cleopatra ftreeden regt met 'elkander , wie van hun beiden de pragtigfte gastmaalen konde aanregten. Dan, de Koningin begreep inmiddels zeer wel, w7aaröp deze zaak, ten laatften, zoude uitkomen. Hjerom verzamelde zy allerhande foorten van  C "7 ) vergift, om te weeten . welk foort van vergift den ligtften dood veroorzaakte. Zy nam 'er allerleie proeven mede aan zulke gevangenen, die buiten dat ten dood alreeds veroordeeld waren. Des merkte zy, dat het vergift , waaraan'de menfchen fchielykst ftierven, ook de grootfte fmerten veroorzaakte; maar dat, in tegendeel, een niet zo fterk vergift, eenen wel zagten, maar ook te gelyk een langzaamen dood ten gevolge hadt. Hierop nam zy eene proef met vergiftige dieren, en liet verfcheide foorten van hangen by zodanige ter dood veroordeelde menfchen brengen. Men nam dagelyks, in haar byzyn , du danige proeven. Eindelyk merkte zy, dat de hang Aspis de eenige was, welke geen pyn of trekkingen veroorzaakte, dewyl men door den heek derzelve alleen bedwelmd wierdt, en eindelyk *agt aan het fluimeren raakte. Wanneer men hen aanraakte , die van deze flang waren gelloken, en hen tot opftaan prikkelde; zo'wierden ze toornig, als wanneer men iemand uit eene zoete fluimering opwekte. Dit vergift was het dus, het welk zy uit alle andere verkoos. Dit niettemin zegd men nogtans, dat ze by het befluit bleef, om antonius op te offeren, wanneer zy 'er zelve eenig voordeel uit kon trekken. Maar, ten einde hy geenen den minften argwaan omtrent haare trouwloosheid hebben mogt, zo liet zs een grootere liefde jegens hem blyken, dan zy hem ooit beweezen hadt. Zy vierde deswegen haaren eigen geboortedag flegts in ftilte en met zeer weinig Itaatfle; maar den geboortedag van an0 5 to-  C 918 ) »on ius vierde zy mee zulk eene ongemeen^ pragt, dat veele genodigde perzoonen , die arm gekomen waren, ryk weder heen gingen. octavius oordeelde het raadzaam zyne overwinning te agtervolgen , vóór dat antonius en cleopatra nieuwe kragten konden verzamelen. Deswegen liet hy zig, in het voorjaar, by Pelufium zien, het welk de fleutel van Egypten was. Deze vesting wierdt hem zonder flag en ftoot, en naar men meend, op een heimelyk bevel van cleopatra overgegeeven. Toen zig 't gerucht daarvan te Alexandrie verfpreidde, gaf ze aan antonius, om hem allen argwaan te beneemen, de vrouw en kinderen van den bevelhebber der vestinge over, om 'er naar zyn' wil mede te handelen, cleopatra hadt naby den Tempel Jjis pragtige begraafplaatzen la? ten maaken. Daarheen liet zy haaren kostclyken huisraad , haar goud, zilver en elpenbeen, haare edel-gefteenten, en eene groote menigte welriekende kruiden brengen, als of ze zig daar met haaren ganfehen fchat wilde verbranden. octavius hiervan bericht krygende , en duchtend , dat ze in wanhoop hiertoe mogt overgaan, liet haar, dagelyk?, nu eens door dezen, dan weêr door gcenen te kennen geeven, dat ze niet bevreesd mogt zyn, om dat hy voorneemens was, haar alle genade te beWyzen. Maar inmiddels naderde hy de ftad , geftadig, meer en meer. Toen hy daar eindelyk kwam, floeghy zyn leger neder by Hippodromus, en hoopte, wegens de heimelyke verftandhouding met cluopatra, waarop hy zig meer, dan op zyn leger, ver-  C 219) verliet, voort meester van de ftad te worden. Deze list van c l t opatra was antonius onbekend. Hv floegook geen geloof aan de berichten , welke men hem daaromtrent gaf, maar maakte, veeleer,alles tot een dapperen tegen ftand klaar. Hy deedt een fterken uitval uit de ftad ,en, zeerveelen der belegeraars gedood hebbende, dreef lïy ze, met verlies, wéér na hunne legerplaats, en kwam dus, als een orer winnaar, terug. Doch dit was de laatfte dappere daad, welke hy uitvoerde. Want, in plaats van zig dit voordeel ten nutte te maaken, en op het gedrag van cleopatra te letten, begaf hy zig eewapend by haar, wierp zig voor haare voeten, en kuste haare handen. Het ganfche hot wierdt, hierop, met een vreugde - gefchreeuw vervuld, even of de belegering reeds opgeflagen was. cleopatra, die hem flegts zorgloos tragtte te maaken, regtte voort éen kostelyk gastmaal aan, waarmede zy het overige des dags, en een gedeelte van den nacht dóorbragten. Den dag daaraan nam antonius voor, octavius te water en te land aan te tasten. Hy ftelde zyne troepen op eenige hoogte der ftad, en begaf zig zelf na eene andere "plaats , om de vloot te zien, welke juist uitliep, om de fchepen van octavius aan te tasten : maar moest met ontroering Zien, dat de Admiraal van cee op at ra, zq dra hy den vyand na.'erde. zig met de ganfche vloot aan dezen overgaf. Hierdoor wierden zyne oogen geopend, zo dat hy de trouwloosheid van cleopatra zag. Weshalven hy ook in de grootfte woede na het hot haastte, om zig aan haar te wreeken, maar zy hadt zig  ( 220 ) zig reeds weg begeeven; want, dewyl ze difr voorzag en den toorn van ahiÓ niSdSE F^?-r) dlZe-Z1" in de begraafplaatzen der KuninPen °P> welke met muuren omringd waren. Hierop liet zy antonius weeten , dat ze zig zelve hadt omgebragt. En, d ar hy hgtgeloovig was, en den tyd niet' nam om na te gaan, of deze tyding echt wa- doorftnk Z° Si"S & in kamer, en üoorltak zig met zyn eigen zwaard. Kort te vooren, vdór dat hy den geest gaf kwameen lllTV/™^ by hei"' ^ bragS de tyding dat cleopatra nog leefde. Wes- ™Z? ^Tfnsunde; dat men zyne wonden mogt verbinden, en liet zig brengen ter plaatze , daar zig cleopatra hadt opgefloten. cleopatra wilde, uit vrees van overvallen te worden , niet toehaan , dat men de h?Zl?t Z?Ude opcnen > om hcm door dezelve binnen te brengen, maar wierp, uit de vensters, ketenen en touwen na beneden, waar- ïem-' ?Ct hulPe haarcr Hofdames, welke zy by zig hadt, na boven trok. Geen gezigt hadtwelhgtdeerlykerkunnenzyn. anl?h»\V* W1u[dt na bovcn getrokken, welke fe HnLmet,bI°;d bedekc' en °P wiens gelaat de dood reeds afgebeeld was; maar welke nogtans zyne oogen na cleopatra wendde, en haar nog de hand ten affcheid boodt. Maar aan den anderen kanthondt cleopatra, en trok hem met eigen handen na zig toe. Zo dra h-LJ, ?a b,oven wasgetrokken, verfcheurdezy haare kleederen, floeic op haare borst, veegde net bloed van zyn wezen en kleederen af, en noemde hem haaren Heere en Gemaal, an- T0-  C 231 ) tonius, door deze liefkoozingen opgewekt* en de Koningin in deze omftandigheden ziende, zeide, om haar te troosten, dat hy vergenoegd ftierf, nu hy den geest in haare armen konde geeven: dat hy zig voor het overige niet fchaamde , als een Romein van een anderen Romein te zyn verwonnen. Hierop vermaande hy haar, haar eigen Leeven en Ryk te redden, wanneer het zonder verlies haarer Eere kon gefchieden, waarfchouwende haar teffens voor de verraders, die aan haar eigen Hof en onder het gevolg van caesar waren. Pas hadt hy deze woorden gefproken, of hy gaf den geest. Ten dien zelfden tyde kwam de van octavius gezonden proculejcs aan. octavius kon zig van traanen niet onthouden, toen men hem bericht van deze gebeurdtenisfen gaf, en het bebloede zwaard van antonius overreikte, proculejus hadt bovenal bepaalden last, zig meester van cleopatra te maaken, en ze, ware het mogelyk, leevendig in zyne magt te brengen. Maar zy wilde zig, volftrekt, niet leveren in zyne handen, Iaatend hem alleen toe, dat hy met haar buiten de begraafplaats fpreeken mogt, en hoorde dus zyn vóórhel door eene reet in de deur aan. Zy fpraken lang zamen. Zy begeerde fteeds het Ryk voor haare kinderen: maar hy vermaande haar, dat ze zig tog niet bedroeven , maar kaar vertrouwen op octavius mogt ftellen. Naa dat hy zig deze plaats, zo goed als mogelyk was, bekend gemaakt hadt, vertrok hy, om oer a tics verllag van zyne verrig- ting  C 222 ) ting të doen. Deze zondt hieröp gallus tot • dit zelfd werk af, die insgelyks met haar door de reet fprak, en met voordagt het gefprek lang agtervolgde. Inmiddels zette proculeju« eene ladder tegen den muur, en klom door het zelfde venster , waar door antc nius binnen gebragt was. Hierop ging hy beneden na de poort, alwaar cle'opaxra met gallus fprak. Toen hem ééne der opgeflooten Dames allereerst zag , riep ze uit : „ o ongelukkige c l e o p a t r a ! nu zy t gy in de „ handen uwer vyanden geraakt." cleopatra draaide zigby ditgefchrceuwom,en proc u le ju s ziende, wilde zy zig met een dolk doorfteeken, dien ze fteeds aan haar kleed hadt hangen. Maar pROCULEjusliep toe, nam haar in de armen, en zeide tot haar, dat ze kwalyk omtrent zig zelve en caesar handelde, dewyl zy hem, daar door, de gelegenheid zoude beneemen, haar zyne genade en goedheid te bewyzen. Hierop rukte hy haar den dolk uit de hand, en doorzogt haare kleederen, of ze ook vergift in dezelve hadt verborgen. Hieröp zondt caesar zynen vrygemaakten , epaphroditus , met last om haar naauwkeurig te bewaaken. Hy liet haar ook door p r o c u l e j u s vraagen, wat ze van hem begeerde. Hieröp rukte hy voor Alexandrie , alwaar hy de poorten open, cn de inwooners in de uiterfte verwarring vondt, om dat ze niet wisten, hoe het met hen afioopen zoude. Maar hy liet hen , by zyne aankomst, van zyer aan geen vergelyk met den Roomfchen ltoel waste denken, hoopende daarom ,dat 'er, naa haaren dood, veel eer een middel kon bedagt worden, om den Koning met den Paus weêr te verzoenen. De Hertog van Norfolk hadt pene groote begeerte, den Roomfchen Godsdienst weêr op den voorigen voet geheld te zien: maar hy durfde zulks by den Konmg niet laaten blyken. Z,m yver, dien hy in dit huk bewees, zyn aanzien enongemeeneroem waarin hy by het Hof was, veroorzaakten, dat men hem als het Hoofd der Roomfche partye aanmerkte. En men meend o k, dat hy tot den val der Koningin meest hebbe toegebragt. Dan, 't zy zulks door hem of anderen bewerkt moge geweest zyn , men zag, dat de Koning , door de berichten , welke hy raaien J 't gedrag der Koningin kreeg , tot eene heftige jaloezy wierdt aangezet, pn dit moet ons zo veel te minder bevremden , om dat hy van natuure driftig en ongeduldig was. Men befcnuldigde de Koningin , dat ze met noickis, smeton, wes-  C*3«) w e s t o n en u a r r e t o .sr, hanre Hofjonkers en Bedienden, op eene ongeoorloofde en vertrouwde wyze omging. Men moet bekennen, dat ze eenige vrye gebaarden hadt, waarop de Koning zo naauw geen agc gaf, zo lang als hy nog geen mistrouwen te en haar hadt opgevat. Maar toen hy eerst begon jaloers te worden; wierdt hy , daar door, nog meer in Zyne meening geftyfd. Men mag mede niet twyfelen, dat haare vyanden, zo dra ze zagen, dat de Koning willig was, alles aan te hooren, wat zy hem aanbragten, haare Woorden en gebaarden als alleihaarelykst zullen hebben uitgelegd. Doch 's Konings jaloezy uitte zig, duidelykst, by een te Greenwich gehouden Carrousfel , van 't welk hy met eenen brandenden toorn vertrok, zonder dat iemand de rede,dezes yvers kon bedenken. Men meend, dat hy daar eenige omftandigheden heeft ontdekt, welke hem in zyn mistrouwen ftyfden, en van niemand, dan hem alleen, wierden waargenomen, sanderus zegt, dat de Koningin een' zakdoek liet vallen, welken één der geenen opraapte, dien men van eenen ongeoorloofden omgang befchuldigde, en 'er zyn wezen mede hadt afgeveegd. Deze Schryver verdient, in dit opzigt, geen geloof, om dat geen één ander van deze omftandigheid gewaagt. Doch, hoe het daaromtrent ook moge zyn gehgen, de Koning liet, zodra hy llegts van het Carrousfel was terug gek. men, My lord rochefoRt, MORkIS, S1WETON, WeSTON en BAItltS- ton in hegtenis neemen. Ten zelfden tyde wierdt ook de Koningin in haare kamer opge- floo-  C 237 ) flooten, en den dag daaraan na den Touriri Londen gebragt. Haare vyanden wisten ook te bewerken,"dat de Aartsbisfchop van Canterbun bevel kreeg, zig binnen zyn Paleis te houden, un einde hy geene gelegenheid mogt hebben, tot haar voordeel, met den Koning te fpreeken. Het moet ons niet vremd voorkomen, dat de Koningin, door dit geval, geheel van haar ftel was ~, en , om dat haar niemand eenen goeden raad meêdeelde, zy de valftrikken niet ontgaan konde, welke men haar had gelegd. Toen men haar verhoor Je , ontkende zy , ooit, eene trouwloosheid omtrent den Koning te hebben gepleegd. Maar, toen men haar vóórhelde, dat ze van morris, smeton, wcston en barreton zelv' was bcfchuldigd, verftoutte zy zig niet, zekere dingen te ontkennen, welke onder hen waren voorgevallen. Wat n o w ris betrof-, zy bekende, dat zy hem eens hard aangefproken hadt, om zyn huwelyk met zyne verloofde bruid te voltrekken-, en, toen hy geantwoord hadt, dat hy -er juist geen haast meê maakte, hebbe zy hierop ten antwoord gegeeven : zy merkte wel, dat hy hoopte, nog met haar zelv', naa 's Konings dood bruiloft te houden. Hieruit fchynt te blyken, dat 'er eene grootegemeenzaamheid onder hen moet plaats gehad hebben. Want anders kan men niet wel begrypen, hoe eene Koningin, op zulk eene wyze met haar Bedienden zoude hebben kunnen fpreeken. Raakend den Mufikant smeton bekende gy , dat hy nooit meer, dan tweemaal, in haar  C 238 5 haaf vertrek was geweest. Toen zy hern dnaf Voor de laatltemaal zag , hebbe zy hem gevraagd: waarom hy zo bedrukt uitzag? waarop ny de ftoutheid hadt gehad, van te antwoorden: myne bedruktheid kan, nooit, zo groot zyn, dat ze niet door een vrindlyk oog Van uwe Majefteit verdreeven kan worden. Eindel' k beleedt zy ook dat weston de vryheid hadt genomen , haar bekend te maaken, dat hy haar beminde. Deze belydenis fchynt, van groot gewigt te zyn. Maar, men kan niet wecten, of het register, waaruit men zc getrokken heeft, in allen opzigten echt is geweest. Dit kan men met zekerheid beweeren, dat ze met een' Koning een gefchil hadt, welken de jaloezy de wapenen in handen gegeeven , en die reeds voor eene andere perzoon een vuurige liefde hadt op.evat. Des kan het heel ligt zyn gebeurd , dat, zoo het register al niet vervalscht is geweest, zy nogtans, welke over dit verhoor geheld waren , de woorden in zodanig eenen zin opnamen,. als die met des Konings voorneemen inltemde, en dat ze dus meer op de betekenis, die ze aan de woorden hegtten, dan op de woorden zelve hebben gezien. Tegen Lord rochefort wierdt geene andere befchuldiging ingebragr, dan dat men eens hadt waargenomen, dat hy zig over het bed der Koni gin nadt gelcg.1. Toén alle deze mannen naa malkander verhoord waren ; antwoordde morris, dat hy geloofde, de Kor.ingin ware onfchuldi.; , en by deze uitfpraak bleef hy ook tot zyn dood toe. smeton  ( 239 ) ton beleedt eindelyk, dat hy driemaal by de Koningin hadt gehaapen ; maar zy wierden beide niet tegen malkander verhoord. Hy wierdt ook nog veroordeeld, vóór dat men een oondeel over de Koningin velde op dat hy niet a's een getuige kon gebruikt worden. Dit fenyne de fchuld der Koningin te verminderen. Want 't is niet denkelyk dat men , uit eigen beweeging, zulk een getuigenis zou hebben verworpen , wanneer men het van eenig gewigt had bevonden. Maar 't fchynt veeleer, dat men beducht was, smeton mogt zyn woord herroepen, of de Koningin mogt hem tot een leugenaar maaken, wanneer men ze beide tegen malkander verhoorde. Alle de anderen beriepen zig op hunne onfchuld; maar het was vrugteioos: want zy wierden allen ter dood veroordeeld, en van het leeven beroofd. Drie dagen daarna deed men de Koningin en haaren Broeder, Mylord rochefort, voor het gerecht komen. Men befcliuldigde de Koningin, dat ze met haaren Broeder en nog vier andere Perzoonen eenen ongeoorioofden en ftrafvaardigen omgang hadt gehouden, en dat ze den Koning hadden willen ombrengen. Beide betuigden wel, dat ze onfchuldig waren ; maar nogtans wierden zy ter dood veroordeeld, alhoewel men van de laatfte befchuldiging geen verder gewag maakte, om dat zy op haar zelve ongerymd was. Het vonnis wierdt op de volgende wyze geveld: Mylord rochefort zoude onthoofd , en ïyn 'lighaam gevierendeeld worden; maar de Ko»  C HO ) Koningin zoude, naar 's Konings goedvinden» of leevendig verhrand, of wel onthoofd worden. — Hier mede eindigt rapin r/.yn verhaal, aangaande deze ongelukkige Koningin. Doch, wvl deze Schrwer, wat de hoofdzaak aangaat, fchraal en laf is, cn verfcheide dingen heeft weggelaten, die eene ceh:eafbeeldin v dezer Koningin maaken, wil ik dit gebrek uit BURHjiT en andere Schryvers verhelpen. De ongelukkige Koningin bevondt zig naderhand, naa dat men haar gevangen ha'i geromen, in eeren de rmswaardigen toeftahd, om dat ze op de genegenheid det, Konings geen verderen haat konde maaker:, en gevaar liep van Ecre en Leeven te verliezen. In het begin Icheen zy, over deze verandering niet zonderling btkunmerc-l te wezen, zeggend daarom al lachgende, dat ze geloofde, de Koning wilde haar (leg s eene vrees aanjaagen. Maar, zo dra zy merkte, dat het ernst was, begeerde zy , in haare kamer, het Avondmaal te 'genieten , en liet daa:by eene groote aandagt, en eene volkome overgeeving aan Gods wil blyk n. Dit niettemin bragt deze fchielyke verandering de Koningin in zulk eenen toeftand , welken de aan wezenden misfehien niet merkten. Doch dc brieven , welke zy aan den Koningen MinistersIchreef^ geeven zeer dnidelyk te kennen, dat haare herfenen zomwylen niet wel geheld waren, en zy 'c gebruik van haar verhand niet altoos rnagtig was. Daarby befpeurde men in haar, dat ze zig, zomtyds, zeer devoot betoonde, én  C 241 ) en heele ftroomen van traanen ftortte, maar onmiddelyk daarna haare droefheid in fcherts en lachgen veranderde. Zo dra zy hoorde, dat zy, welke men naast haar befc huldigde, na den Tour waren gebragt; . oordeelde zy voort, dat ze niets verder konde hoopen, en dat men haar, insgelyks, ook daar heen zoude brengen , het welk ook op den tweeden dag van haar arrest gefehiedde. Toen ze naby de rivier was, waarover zy gezet zou worden , trof zy eenige voornaame Heeren aan , die haar de rede haares vals te kennen gaven, Zy beriep zig op haare onfchuld, wenfehend, met den Koning te fpreeken. Maar dit juist was het, welk men haar volftrekt niet wilde toehaan. In den Tour gekomen zynde, viel ze op dekniè'n, roepend God tot getuige haarer onfchuld aan. Men gelastte , dat haare Nabeftaande , Mevrouw bollen, by haar in haar flaapvertrek moest blyven , die heimelyk een vyaidin der Koningin was. Deze Dame moedigde de Koningin aan, van allerhande dingen te fpreeken, om daar door , raakend deezë of geene zaak, eene belydenis uit haaren mond te lokken ; verzuimend hieröp niet den Koning van alles , wat sefproken was , voort. een bericht te geevën. Het'fcuynt , dat de Koningin, toen, verfcheide dingen heeft gefproken, die aanleiding tot argwaan konden geeven. Maar, om dat ze in deeze verwarring zelve niet wist, wat ze deedt; zo kon men ook op haare woorden niet aangaan. Toen men haar zeide, dat ze door nor ris en den Muükant, smeton , van ontrouw I. deel, «na--  C 24a ) omtrent den Koning was befchuldigd; viel Zfi op dc kniè'n, en riep met traanen uit: „ Hee,, re Jefus, ontferm u over my:» maar voort daarna borst ze in een luid gelach uit. Zo dra als deze vlaag vöorby was, begeerde zy, dat men het Sacrament by haar mogt laaten, om haare devotie daardoor te kunnen onderhouden. Voorts zeide zy tot den Gouverneur van het Kaftecl , dat ze altyd eene trouwe Gemaalin des Konings was geweest, cn zy van alle befchuldigingen vry was, welke men tegen haar had ingebragt. Hieröp begon ze, luid te fchreeuwen: ,, O nörris! hebt gy „ my befchuldigd? Nu zyt gy ook gevangen, ,, als ik. Wy moeten beide herven, en sme„ton insgelyks.'' Dit gezegd hebbende, duchtte zy , dat men haar in eene flegte gevangenis mogt brengen. Waarom zy 't ongeluk beklaagde, dat haar en haare moeder overkwam, vraagend, of ze zonder recht en vonnis zoude herven. Men gaf haar hieröp ten antwoord: om dat don minden onderdaan, nooit, recht geweigerd wierdt; dat zy zo veel te minder rede hadt, daaraan te twyfefcft. — De val dezer ongelukkige Koningin veroorzaakte, dat het geheele Hof haar, voort, den rug toekeerde, eh jeanne seymour, aanbad, welke de Koning weêr op den Throon wilde verheffen. De eenige Aartsbisfchop c r a mer, wilde of kon de befchuldiging niet gelooven, welke men teren de Koningin inbragt, om dat hy haar verpligt was, en boven dat van haare deugd en onfchuld zeer voordeelige denkbeelden voedde. Weshalven hy 'took waadde, eenen brief aan den Koning  C243 ) riing te fchryven, waarin hy haar tragtte te ontfchuldigen, hoewel hy'er ongemeen voorzigtig in te werk ging, om den driftigen Konin0- niet te vertoornen. Doch die brief was van geene werking. Want de jaloezy en nieuwe liefde hadden den Koning dermaate ingenomen, dat alle vóórhellen vrugre'oos waren. Des hadt de zaak haaren voortgang, en de vier perzoonen, vooraf genoemd,'wierden ter dood veroordeeld. De verhooring, eindelyk over de Koningin en haar broeder, Mylord rochefort gehouden, wordt met de volgende omftandigheden verhaald. 'Naa dat ze beide voor 'c gerecht gebragt, en de ftukken, waarvan men hen befc'iuldigde, waren voorgeleezen ; zo hief de Koningin haare handen ten Hemel, en ontkende alles , waarmede men haar betichtte. Haar broeder deedt hetzelfde , en hierop antwoordde zy, met de grootfte bedaardheid, op de voorgeleezen befchuldigingen. De Mufikant smeton was de eenige, die werklyk iets beleeden hadt. Maar ik heb reeds gemeld , dat men zig niet van zyn getuigenis bedienen , eh hem met de Koningin teffens voor het gericht wilde ftellen. Des 't eenige, wat men by brengen konde, om de Koningin vour fchuldig te verklaaren, was het getuigenis eener reeds ovèrleden vrouw, welke deze tefchuldiging, en den ongecorloofden omgang der Koningin met haaren Broeder met eenen eed. hadt bevestigd. Op dézen eed bouwde men egter het vonnis, dat Mylord rochefort onthoofd, en ds Q % Ko-  ( 244 ") Koningin insgelyks haar hoofd verliezen, of wel verbrand zou worden. Hoe ftraf die vonnis ook was, de Koning egter kon, daardoor, nog niec te vreden gefield worden. Hy wilde mede, door een gercchtelyke uitfpraak, zynen echt met de Koningin vernietigd, en de jonge Prinfes, elisabeth, voor een onecht kind verklaard hebben. Om dit te bewerken, bragt men haare oude verbindtenis met Mylord percey by. Maar, om dat men hiermede niet te regt raaken, en geen bewys van een werklyk voltrokken huwelyk te berde kon brengen; zo zogt men de Koningin, dee^s door dreigementen, deels door beloften, dat ze in het Leeven zou gehou 'en worden , te beweegen , zulk eene verëeniging te bekennen, het welk • deze ongelukkige Prinfes, in haare verwarring ook deedt, en openlyk beleedt, dat de met den Koning aangegaane echt, in ditopzigt, onwettig en kragteloos was. Op deze belydenis bouwde men, naderhand, het vonnis, waar door des Konings huwelyk met de Koningin volkomen wierdt vernietigd. Deze twee oordeelen ftreeden , baarblyklyk, met elkander; en één van beide moest noodwendig valsch zyn. Was het huwelyk des Konings en der Koningin van geener waarde ; dan kon men haar niet befchuldigen, dat ze den echt hadt gebroken, om dat ze geene Gemaalin van Koning hendrik VIII was. Maar, was het huwelyk wettig; dan was de echtfeheiding onwettig. Des men hieruit aiet, dat de Koning volftrekt van haar wilde fchei-  C 245 ) fcheiden , op welke wyze het dan ook mogt geleideden. Twee dagen daaraan maakte men toeftel, om de Koningin ter dood te brengen. Zy ging, den avond te vooren, alles zeer naauwkeurig na, wat ze in haar ganfche leeven hadt gedaan, en, toen ze zig te binnen bragt, dat ze zig al te ftreng tegen Prinfes maria, uit den eerftcn echt des Konings verwekt, hadt beweezen; zo liet ze de Gemaalin van den Commandant by zig roepen, en verzogt deze, dat ze op een ftoel mogte gaan zitten. Hieröp viel ze voor haare kniën neder, bsgecrende van haar met traanen in de oogen, dat ze zig na de Prinfes maria begeeven, voor dezelve even zo , als zy thans deedt, nederknielen, en in haaren naam mogt bidden, dat die haar, om Gods wille, het dreng gedrag mogt vergeeven , tot dus verre omtrent haar beweezen. En, dit gedaan zynde, Helde zy zig eenigzins gerust, zeggende, dat 'er nu een heen van haar hart was. Doch maria liet zig, door dit berouw, niet zonderling beweegen; want het vervolg der gefchiedenis toont , dat ze het ongëlyk nooit kon vergeeten, 'c welk haar, voordezen, zo gis zy meende, aangedaan was. b urn et zegt, dat men uit deze tederheid des Geweetens, welke de Koningin in dit ft.uk liét blyken, het welk van geen zo groot gewigt, als de andéren was, met taamlyke waarfchynlykheid kon opmaaken, wanneer ze van grootere misdaaden bewust geweest ware, dat ze dezelve, in de laatfte oogenblikken haares leevens, niet ontkend, en haare q 3 m'  C 246 ) onfchuld, met zulken yver, niet zou verdedigd hebben. Doch hiertegen kan men inbrengen, dat 'er in het misdryf, ten opzigte van Prinfes maria gepleegd, nietsfchimpigs was, daar de andere dingen, waar van men haar befchuldigde, haare Eere in tegendeel raakten: om niet te zeggen, dat 'er haar veel aan gelegen lag, Prinfes maria te bevredigen , ten einde die zig niet aan haare dochter, elisabeth, mogt wreeken, zo als vervolgens egter gefehiedde. Dit haale ik niet aan, om de zagte gedagten daar door te verzwakken, welke men, mogelyk, van deze Koningin mogt hebben ; maar ik wil 'er alleen mede te kennen geeven, dat men uit deze omftandi,-,heid haare onfchuld niet kan bewyzen. — In den laatften brief, dien ze aan den Koning zondt, bedankte zy hem voor de menigvuldige weldaaden, aan haar beweezen. Zy bediende zig, onder anderen, ook van deze uitdrukkingen, dat de Koning haar uit eenen laagen ftaat op den Throon hadt verheven , en , daar hy haar, op deze waereld, geene hoogere waardigheid hadt kunnen geeven, dat hy haar nu eene plaats onder de Heiligen in den Hemel hadt willen geeven. Dezen brief eindigde zy hiermede, dat ze, nogmaals, haare onfchuld betuigde, en de by hem geteelde Dochter, elisabeth, zyne zorg nadruklykst aanbeval. Het laatst gefprek, met den Commandant des Kastecls gehouden , is zeer byzonder. Zy het hem by zig roepen, om hem bekend te maaken, dat ze daarover zeer bedroefd was, dat haare ter doodbrenging niet eerder,  C 247 ) der, dan naa den raiddag zou gcfchieden, om dat ze niets zo zeer, als eene fpocdige vcrlosfine wenfchte. Zy zeide teffens, zy hebbe gehoord, dat de fcherprechtcr een bekwaam man was, die zyn handwerk vcrftondt: zy hadt ook maar een kleinen hals, die ligt kon afgehouden worden. Toen ze dit laatfte zeide voelde ze na haaren hals, en borst m een luid gelach uit. Dit zeldzaam gefprek vind men in eenen brief, welken de Commandant des Kafteels aan een zeker Heer heeft gefchreeven. Die brief eindigt met deze woorden: ik heb zeer veele perzoonen, zo wel van 't " raannelvk, als vrouwelyk genacht, ter !, dood zien brengen-, maar nooit heb ik gczien, dat iemand zulk een vermaak Helde " in het fterven, als deze Koningin » Den 10 Mey 1536, wierdt ze, kort vóór den middag, na de gerechtplaats gebragt. Daar waren zeer veele voornaame Heeren tegenwoordig, om de voltrekking van het vonnis meê te aanfehouwen. De Koningin fprak maar zeer weinig, en wilde niemand befcnuldigen -, roerende daarom de oorzaak haarer veröordeeling gansch met aan. Zy zeide alleen , dat ze ftierf, om dat ze door dc wetten des Lands ter dood veroordeeld was geworden. ' Zy badt Godt, dat Hy den Koning wilde zegenen , die een genadig en zagtzinmg Heer was, cn haar zeer veel goeds hadt beweezen. Hieröp nam ze affcheid van de vergaaermg, verzoekende van deaanfehouwers, dat ze voor haar mogten bidden. Eindelyk beval zy Gode haare ziel, en lag het hoofd op den blok, het welk, voort, door een handden fcnerprechQ 4 tcr  C248 ) ter afgehouwen wierdt, dien men deswegen van Ca/ais hadt laaten komen. Haar ontzield lighaam wierdt, in eene naby den Tour van Londen gelegen Kapel begraaven. Mylord uoCHtroar, en de andere aangeklaagde Perzoonen wierden, hieröp. ook gerecht, en allen onthoofd, smeton alken wier t gehangen. Men zeide Herwegen, dat hy verleid was geweest, om de Koningin te bclchuliigen, en dat men hem, ter vergeldinge, genade had beloofd: maar naderhand hebbe men niet raadzaam gevonden, hem te laaten leeven, om dat hy, met der tyd, alles hadt kunnen op^nbaaren. norms bood men allerhande voordeden aan, i-dien hy wilde belyden, dat het met de zaak, waarvan men hem betigtte, zo was gelegen. Maar hy was niet te beweegen. Veeleer zeide hy openlyk, dat hv liever duizendmaal fterven, dan flegts een eenig maal iemand, door eene valfche befchuldidn0-, wilde beledigen. Zo ftierf Anna boltlein, welke verfcheide ftrydige ooTdeelen heeft moeten verdraagen. burnet fpreekt op de volgende wyze van haar: anna boulein was al te vry, en daarom is 't waarfchynlyk, dat de veroordeelde en ter dood gebragte Perzoonen, door dit al te vry en lee* èndig gedrag verleid zyn geweest, om losfe gefprekken met haar te houden. Want anders kon men niet begrypen, hoe ze zig hadden durven verltouten, eene regeerende Koningin eene liefde-verkiaaring te doen, zoo ze niet, door haare vrye redenen , en haar gedrag zelve daartoe geleheid hadt gegeeven. -Eenigen hebben gelooft, dat  C =49 ) dat zulk een onbetaamelyk en vry gedrag flegts als eene werking van haar vrolyk geitel isaan te merken, zonder dac het van verdere gevolgen is geweest; dat ze zig dus zelve haar ongeluk 'heeft op den hals gehaald , zonder het' iemand te moeten wyten. Eenigen hebben den Koning van wreedheid en tyranny befchuldigd, om dat hy eene Koningin, op een zo fchandelyke wyze ter dood heeft laaten brengen, van wier kuischheid hy, in de vyf jaaren, vóór haar huwelyk, zo veele blyken hadt. Maar anderen hebben hem in dit geval, willen ontfchuldigen. Zo oordeelt deze beroemde Hiftonefchryver van deze zaak. My dunkt, men kan, zonder eenzydig te zvn, beweeren, dat de Koning, naa zulke kenmerken en bewyzen, rede heeft kunnen hebben, om eene Koningin, die hy uit 't hof verheven hadt, met veragting en onverfchillirheid te behandelen; ja, dat hy, mogelyk, wezenlyke rede heeft kunnen hebben, om haar, wegens eene aan hem gepleegde ontrouw, verdugt te houden. Wanneer hy dus haare verdere verkeering gemyd, en haar het Hof hadt laaten verbieden, dan hadt deze handclwyze heel wel onfchuldig kunnen worden. Dat' ze , geduurend de vyf jaaren vóór haar huwelyk, zo groote blyken eener ftrenge kuischheid heeft gegeeven , is niet toereikend , om het -vervolgens tegen haar opgevat wantrouwen te doen vergaan. Veeleer' kon 'er de Koning uit afneemen, dat ze de kunst verhoudt, van te veinzen, om hem des te eerier in het net te krygen, en zig dvn weg ten Throon , met des te meerder Q 5 ze*  C 250 ) sekerheid, te baanen. Maar de Koningin des Lands, op eenen enkelen, hoewel gegronden argwaan, door des Scherprechters hand, openlyk ter dood te laaten brengen , dit is eene daad , die geenszins immer kan onfchuldigd worden. Wat men den Koning, allermeest by deeze zaak kan verwyten, is deongeregelheid van het Proces, de nieuwe liefde, diehy voor je anne seymour. heeft opgevat, en de haast, dien hy, by de voltrekking van zyn huwelyk met deze maakte, als welke, voort naa den dag, dat de beichuldigde Koningin ter dood gebragt was, volgde. Want deze handelwyze heeft de zaak van hendrik VIII. zeer verergerd, en de verdedigers van anna boulein gelegenheid gegeeven, om haare onfchuld met gewigtige bewyzen te verdedigen. VER-  ( 251 ) VERGELYKING. Nia dat ik dus 't merkwaardigfte uit de Historiën van deze beide Koninginnen he.b bygebragt; is 'er nog overig, dat ik toone, in welke opzigten zy elkan Ier evenaarden . en in welke omftandigheden zy onderling ve.fchilden. —, Wat betreft de gehoorre; anna boulein kan met cleopatra niet worden vergeleeken, om dat de laatfte uit een oud en magtig Koninglyk Huis afdamde,- maar de eerfte alleen op eene enkele adelyke afkomst konde roemen. Ten opzigte van de Zielvermogens was het onderfebeid, insgelyks, zeer merklyk. cleopatra kan men onder de groote vernuften der der toeiiaiaalige tyden re;;enen, Haar natuurlyK verftand was , door de weetenfchappen, en eei.e uitfteekende opvoeding gefcherpt. Zy was met allein in verfcheide deeien der geleerdheid wel geoefend , maar fprak ook verfcheide taaier, anna boulein daarentegen fchynt gansch met opgehelderd, maar veeleer gelyk men in een fpreekwoord pleegd te zeggen, eene eenvoudige duit geweest te zyn. En dus moet men de list, die ze liet blyken, om Koning hen duik in bet net te trekken, veeleer aan 't onderwys van haare moeder, dan aan haare eige frhranderheid toefchryven. Wat aangaat de lighaamsgeftalce; cleopatra haJt insgelyks den voorrang. Want, hoewel zy beide fraai waren ; de Egyptifcbe Koningin wierdt nogtans als een meesterftuk der natuur aangemerkt , daar voir het tegendeel nog zeer veele andere anna boulein in fchoonheid evenaarden. Doch, zo zeer als de eerfte de andere in deugden en andere voorrangen overtreft; zo zeer overtreft zy ha« ook ten opzigte van ondeugden, beide werden vanonkuischheidbefchuldigd. cleopatr a kan onder de onkuischte vrouwen worden geteld,  ( 252 ) die in de Hiftorien zyn te vinden. Maar het gedrag1 van anna boulein is dubbelzinnig. De oordeelen , over haar gedrag aan 't Franfcbe Hof geveld, zyn van verfcheide onzydige fchryvers ongegrond bevonden. En 't is nog niet beflist, of de befchukliging , dat ze de haaren Gemaal beloofde trouw in haaren echt heeft verbroken, gegrond geweest zy. Maar, nietregenftaandedezeongelykheid, merkt men egter verfcheide dingen, waarin ze elkander evenaarden. Beide wierden, wegens haare ftatuur en fchoonheid, tot het grootfte geluk , en tot den hooglien trap verheven, waartoe men, hier op de waereld, komen kan, cleopatra ware geen regeerehde Koningin over Egypten , en zo veele andere landen geworden, hadt ze niet, door haare uitbundige fchoonheid , antonius betoverd; en anna boulein ware, zonder dit zelfde middel, nimmer, de Gemaalin van een grooten Koning geworden. De fchoonheid was het net, waarmeê de vangst gefehiedde, hoewel het niet op eenerlei manier gefteld wierdt. De eerfte lokte haaren minnaar, terwyl zy haar gelaat bloot gaf, en zig in alle aanlokzelen vertoonde; de andere verdubbelde des Konings liefde, toen zy haar aan. gezigt verborg, en bem den rug fteeds toekeerde. Dit flrydige gedrag van beide Koninginnen deedt nogtans eene zeilde werking; om dat het jegens minnaars van verfcheide' neigingen moest worden geregeld, daar elk, op een byzonderewyze, wilde gewonnen zyn. Beide bereikten dus, langs verfcheide wegen , één oogmerk. Weshalven men niet kan zeggen, wie van beide in ditopzigt, de grootlte bekwaamheid liet blyken, en naar welke zig een vrouwsperzoon, dat zig op deze zelfde reis bevindt, ais volgens een Compas , veiligst moge rigten. Het is waarfchynlyk , dat cleopatra, ware haar minnaar gezind geweest als hendrik VIII., zig even zo afkeerig , als anna boulein,  ( «53 ) lr in zoude hebben getoond, en dat de taatflé,' zoo zy antonius hadt willen winnen, evenzo vry, als cleopatra, zoude geweest zyn. Maar gelooft men , dat ze beide eene zelfde bekwaamheid lieten blyken,om de overwinning te bebaalen; dan moet men egter toeftaan , dat cleopatra van het behaalde voordeel een beter gebruik heett weeten te maaken. Want zy bediende zig van het zelfde middel, om an to niu s in haar net te behouden, het welke zy eertyds gebruikte, om hem # te verftrikken. Maar anna boulein vergat het onderwys haarer moeder al te fchielyk. Des braken de leden, waaruit de keten, met zo veel kun3t, was zamengefteld ; het dier kwam weer op yrye voeten, en nam wraak over zynegevangenneeming,. door den ondergang der geene, die bet in 'tnet getrokken hadt. WeshalVen men van haar ook zeggen kan , bet geen de Cartbaginenzen van h an nibal oordeelden, dat hy wel wist, de overwinning te behaalen, maar niet geleerd hadt, de vrugten daarvan in te oogften. Daar is nog eene omftandigheid oveng, waarin deze twee Koninginnen elkander evenaaren, en waarom zy, met eenig recht, hier hebben kunnen zamengevoegd worden. Deze ziet op het droevig einde, dat zy heide hadden. Want de eerfte doodde zig zelve uit wanhoop, en de andere wierdt, door des Scherprechters hand, ter dood gebragt; en men kan het uiteinde van anna boulein inzonderheid, niet zonder aandoening leezen. Daze verdiende , wegens haare deugdzaamheid en haaren bevalligen omgang, meer liefde, dan haat, en kon, deswegen , ook geene andere vyanden hebben , dan die haar geluk benydden: daar zig cleopatra , voor 't tegendeel, om haaren hoogmoed, om haare wreed-en trouwloosheid, by veelen gehaat gemaakt hadt, S I CS-  SIGBRITT E N C I-I I O S Z A. * INLEIDING. ipve Ouden hebben ontegenzeggelyk, ge\_J lyk, wanneer zy beweerden, dat de geboorte ons tot menfchen, maar 't onderwys en een verftandige opvoeding tor redelyke menfchen maake; even als men, door de onderregting, een nuttig burger wordt. (Natura nos hamines , Jed doblrina reddit bumauos, ut lex cives, Jed Jcbola civiles.*) De mensch is gelyk een ruw en nog niet bewerkt marmer, het welk men flypen en bereiden, en tot de gehalten, die men hei wil geeven, bekwaam moet maaken* De gezonde rede toont de noodzaaklykheid eener goede opvoeding, overtuigend teffens hen van eene dwaaling, welke gelooven, dat de liudien en weetenfchappen een zeer gering, of in 't geheel geen nut doen. De ondervinding wyst insgelyks uit, wanneer men goede verhanden door onder tvysfcherpt en opwakkert, dat daar- door niet alleen nutte leden, maar ook zodanige mannen kun-  ( 255 ) kunnen voortgebragt worden , die een genootfchap tot een waaren fieraad ftrekken. Maar nogtans is hierby het volgende te merken. Alhoewel, zal een zo edele vrugt tot ftand gebragt worden, beide wordt gevorderd., en de natuur zo wel, als de kunst daartoe moet medewerken, egter heeft 'er de natuur het grootfte aandeel aan, ja men kan zeggen , dat dit bykans alleen een werk der natuure is, en dat de kunst hierby de plaats van een handlanger flegts bekleede , en de natuur enkel helpe. Zo min als van eene onbekwaame ftof, hoe veel ze ook wordt gefleepen, en welke geftalte men haar ook geeft, iets volkomens gemaakt kan worden; zo min als in de medicynkunde alle voorgefchreeven middelen helpen, zoo de natuur niet werkt; zo min als in 't Muziek de kunst in ftaat is, iets uit te regten, wanneer de natuurlyke ftein ontbreekt; zo doen ook fchoolen en onderwyzingen een zeer gering, of gansch geen nut, wanneer de gaaven der natuure ontbreeken. Alsdan zegd men te regt: ex nibilo nihil fit; van niets komt niets. Hierop rust de ftrydig en vremd fchynende ftelling van socrates, welke in het eerstgefprekvan heschines wordt verhandeld, dat men de deugd en bekwaamheid niet kan leeren. Daar het dus met de zaak is gelegen; Bi moe-  c 256 y moeten Overheden en anderen, over een \ genootfchap geheld , wel niet verzuimen, nopens de opvoeding en geleerdheid der geenen kennis te krygen, die ze tot dit of dat werk willen gebsuiken ; maar zy moeten, hoofdzaaklyk , na de ga.iven verneemen, die de natuur hen heeft verleend. ■—• Misfchien brengt men bier tegen in, dat het zeer moeielyk most vallen, daaromtrent een zeker bericht te krygen. Maar, in myne fehriften heb ik , op verfcheide plaat zen, getoond , wanneer men zekere kweek en oefenfchoolen tot dit einde alleen opregtte, om de hoedanigheden der jeugd uit te vorfchen; en te onderzoeken, waarin de fterkte van elk in het byzonder beftondt ; dat dan eene eenige kweekfchool, op zulk eene wyze ingerigt, al wierden 'er de weetenfchappen niet geoefend, den Staat nogtans veel nutter zoude zyn, dan honderd andere fchoolen. Want men kon 'er de heerlykfte bouwftoffen uit haaien, en nimmer zou het aan bekwaame mannen ontbteeken , om ampten waar te neemen. Menig handwerksborst, die op een winkel zit te werken , kan alle hoedanigheden bezitten , die tot een groot Generaal worden gevorderd. Maar, om dat hy zyne eige fterkte niet kent, en zyne gaaven der natuur van anderen ook niet worden onderzogt, zo is en blyft  C 25? ) blyft hy een gemeen ambagfsgezel, 'of zulk een mensch, van welken men gelooft, dat 'er aan hem niets verder nuttig" is, dan de handen en vingeren; daar tog in hem een Eugenius, een Marlborougb, een Turenne, een Condé verborgen, en als begraaven kan zyn. Menig een , wiegs dagelyksch werk daarin alleen beftaat , dat hy in de Kerk Amen zegt, en het gezang begint en eindigt , kon, wanneer men hem op een ander tooneel plaatfte, de grootfte Staatbediende worden; en menig een, die eeniglyk daartoe gebruikt wordt, dat hy de jeugd in 't fchryven onderwyst, en vast gelooft, dat hy tot geen gewigtiger werk in ftaat is , konde zoo men hém flegts een korten tyd oefende, een Orakel in eene raadkamer worden, en met grooten roem de eerfte plaats in eene rechtbank bekleeden. Wie zoude wel, naar hee getuigenis van een geestig fchryver, ooit hebben gedagt, dat ten tyde , toen gansch Europa 'de magt van het Ooftenrykscb Huis duchtte , in de Sorbonne een jonge leerling was verborgen, dié den grond dezer groote heerfchappy ondermynen, en ze aan het wankelen zou bren» gen. Maar nogtans ziet men , dat dit iri den Perzoon van den Kardinaal richeli eu is gefchied; en wie weet, Wanr ergens nog, in deze tyden, onder het fchool-' I, o e el. R ftof,  (=58 ) ftof, een jonge leerling verborgen ligge , welke beilemd is , om eene roede voor Frankryk te worden, vóór dat 'er nog twintig jaaren verloopen. By 't onderzoek van zulke gaaven der natuur kan men de volgende regels waarneemen. Wanneer meri by iemand, die noch opvoeding, noch onderwys heeft genooten, een goed begrip, eene groote oplettend- en omzigtigheid , een by alle onverwagte en gevaariyke toevallen bedaard en onveranderd geitel, als mede eene met bedaardheid gemengde dapperheid befpeurd; dan kan men vast gelooven, dat in zodanig mensch een metaal is verborgen, waarvan een Generaal gemaakt kan worden; ja, dat hy, naa de oefening van eenige maanden, met veel grooter roem, een leger zoude kunnen aanvoeren, dan een ander ,. die alle trappen langs gegaan is. Want of hem fchoon eenige dingen ontbreeken , welke eeniglyk door ondervinding moeten geleerd worden, hy bezit egter de voornaamfte ftukken , welke zig anderen, die van den éénen tot den anderen eertrap wierden verheven , nooit kunnen te wege brengen. Men kan zo wel-in de wetenfchap, als in de praktyk derzelve zyn bedreeven, en egter zo verre niet komen, dat men boven anderen uitlteeke, zoo de natuur het zaad van zo heerlyke vrugten niet uitlrrooit. Men  (259) Men kan ook van een Generaal beweeren* het geen men van de Dichters pleegd te zeggen, dat ze gebooren, en niet door de kunst gemaakt worden : nascumer, non fiunt. Een fcrygsman kan alle weetenfchap. pen bezitten, welke men van hem vorderd. Maar, ontbreekt het hem aan leevendigheid en moed , om ze werkheilig te maaken; dan is hy flegts een gemeen Generaal, hannibal- hoorde, eens, een grooten Wysgeer, openlyk, van het ampt en den pligt eenes Veldheers fpreeken. Maar nogtans hieldt hy dezen man, deswegen, niet voor bekwaam, om een leger aan te voeren, en zou dus het bevel, liever, aan een onervaren burger of boer hebben toebetrouwd, by wien hy niet zo veele kunde, maar eene grootere , natuurlyke bekwaamheid hadt ontdekt. Een ander' hapert het, dikwyls, zo min aan weetenfchap, als aan gaaven der natuur; maar deze voorrechten weet hy niet, ten allen tyde, noch by alle gelegenheden , regt te gébruiken. Hy kan 't ampt en den pligt eenes Generaals tot de minfte omftandigheden toe kennen ; hy kan dapper en vrugtbaar in vindingen wezen; hy kan een fneedig begrip, en een groot verhand hebben; ja, hy kan alle eigenfchappen bezitten , die voor zulk een man worden gevorderd; maar, gaat zyne dapperheid niet Ra ggu \  ( 2*0 ) gep.iard met bedaardheid ; Wyft hy niet \ by eenen bloedigen veldflag, en by een on« verwagt geviar;* bezadigd; en laat hy zig, daardoor, in zyne gemaakte fchikkingen in de war brengen, dan is hy nier gefchikt tot deze plaats. Een zeker Keizer nam'er.de volgende proef van. Een vreemd Gezant begeerde gehoor, die fteeds op zyn beleid en dapperheid zeer fnoefde, en anderen met veragting aanzag. De Keizer was toen juist met de belegering eener ftad onledig, eh gaf dezen Gezant, in zyne tent, juist gehoor op zulk een tyd, dat de ftad fterkst aangetast zou worden. Maar de fnoevende windbreekende Gezant raakte , geheel en al, by zyne reden in de war, toen hem de Kogels om de ooren begonnen te fnorren, en men kon 'er uit afneemen, dat hy niettegenftaande alle zyne groote voorrechten, welke hy meende te bezitten, niets minder, dan een' Generaal, verbeelden konde. Want, wanneer hy al alle eigenfchappen van een Generaal werklyk hadt bezeeten , hy kon zig egter van dezelve niet ten dien tyde bedienen , wanneer ze meest wierden gevorderd. Wanneer een werktuig of een uurwerk niet even zo goed gaat by kwaad, als by goed weêr; dan kan mén ze niet als een meesterftuk aanmerken , al waren ze nog zo kunstig en zuiver gemaakt, En even ZQ  ( rfi ) zo min kan men iemand den naam van een Generaal geeven, wanneer hy of niet in ftaat is, de daartoe verëischte ftukken, ten allen tyde en aan alle plaatzen te werk te ftellen, en te gebruiken, of wanneer hem zelfs maar een eenig van allen ontbreekt. Want op deze wyze is zulk een man gelyk zeker Bevelhebber, die wel in oorloo-szaaken eene groote bevinding bezat , maar het gebrek hadt, dat hy den reuk van 't buskruid niet verdraagen kon. Een volkomen Veldheer, die alie vooraT aangehaalde eigenfchappen bezit, en ze , ten allen tyden en by alle toevallen, in zyne magt heeft, is een meesterftuk , het welk een ganfche eeuw pas in ftaat is, te wege te brengen. En, wyl de natuur alleen zulk een meesterftuk vormt en voortbrengt, zo kan een dorp even zo goed, als eene Krygsfchool of Ridder- academie, het land met een groot Veldheer voorzien. Want de oefening en weetenfchappen hebben, hier, flegts eenen geringen invloed, in vergelyking van denatuurlykeeigenfchappen, v/elke in een groot begrip, een fpoedig befluit, eenen bedaarden moed by een voorkomend gevaar, en eene buiten gemeene oplettendheid beftaan ; zo dat men in ftaat is, zyne gedagten zelfs by het grootfte vuur, enkel en alleen daarop te vestigen, Wat by een gevecht gedaan, gelaaten, verR 3 anderd  ( af>2 ) anderd en verhoed moet worden; ja, dat men zyne gedagten zo zeer verzamelen, en by malkander kan houden, als van den Hertog van al ba , by de grootlle hette des gevechts, wordt geroemd- Want, toen deze groote Held van iemand wierdt gevraagd , of hy het Wonderwerk niet hadt gezien, het welk, naar men verhaald, in den flag by Muhlberg, aan de Zon was gebeurd ;_ zo gaf hy ten antwoord: „ ik heb „ 'er juist geen agt op gegeeven, wat aan r den Hemel voorviel, 0m dat ik, in den „ flag, alle myne gedagten op Aarde noodig „ bad." Nadien dus deze dingen niet geleeraard, noch geleerd kunnen worden, maar enkel en alleen gaaven der natuur zyn ; zo handelen die Vorsten niet verkeerd, welke, zomwylen, het bevel over een Leger aan zulke Mannen toebetrouwen, die in de weetenfchappen juist niet zeer zyn bedreeven, maar nogtans boven anderen eene bekwaamheid en neiging tot oorlogszaaken laaten blyken. Men ziet hieruit teffens, dat zy mis hebben , welke meenen , dat niemand een Kapitein zyn kan, die te vooren geen Luitenant wjs , en dat niemand een Leger kan aanvoeren, dieniet vooraf, eenige jaaren, Overfle van een Regiment is geweest. Want de Krygskunde begrypt men ligt; maar de andere eigenfehappen, welke veel  C 263) veel noodiger zyn, kunnen niet worden geleerd. Dit zelfde , wat ik nopens een Legerhoofd heb bygebragt, kan mede van Rechters en Staatsbedienden worden gezegd. Wanneer men merkr, dat iemand de eigenfchap bezit, dat hy voort kan begrypen, wat beide partyen ter verdediginge van haare zaak bybrengen; wanneer iemand in ftaat is, de zaak tot den grond toe in te zien, en bondige bewyzen van de opgefinukte welfpreekenheid van een Advocaat te onderscheiden ; dan kan men hem , zonder bedenking, van den ploeg neemen, en voort tot een Byzitter in een gerecht verklaaren. JSiemand kan wél over en naar eene wet oordeelen, dan die ze heeft geleezen. Maar, zulk een mensen, die de bovengemelde natuurlyke gaaven bezit, is alleszins in haat, wanneer men hem het ftuk in de wet toont, naar 't welke moet gefproken worden, om een beter en gegronder oordeel te vellen , dan de oudlte Rechter, die de natuur der zaake niet verhaat, en het bewys voor dezelve niet kan begrypen. Men verhaald,dat een zeker Rechter, wien het aan weetenfchap en welfpreekendheid ontbrak niet in haat was, zelf zyne hem te geeven, maar dat hy het altoos , daarby liet berusten, dat hy zig nu eens op de Item en gedagte van dezen, R 4 dan  (264) dan weêr op die van een ander Byzitter beriep. De vatbaarheid dezes mans was dus een tyd lang dubbelzinnig. Maar, toen men eindelyk merkte, dat hy dien ahyd toeviel, Welke zyn gevoelen bondigst hadt voorgedraagen; zo wierdt hy voor een verftandig en fchrander Rechter gehouden, en zyn enkele wenk bewerkte meerder hemmen, dan de geleerde en opgetooide ftemmen der overige Byzitters. Wanneer men verder befpeurd, dat iemand zwygenkan, befcheiden, listig, bedagtzaam is, en de kunst verhaat, de gebreken van anderen te merken, en zyne eige te verbergen; dan kan men hem als zulk een man aanmerken , die de natuur tot een Staatsman heeft gemaakt. Al heeft zodanig een niets geleerd; hy kan egter, door een kort onderwys, tot de regeeringe eenes Staats veel bekwaamer worden gemaakt, dan een ander , die alle ampten 't één naa het ander heeft bekleed. Hier geldt juist het oordeel, het welk democritus over protag o ras velde. Toen deze nog een jongeling was, droeg hy eens een grooten last, met groote vaardigheid, over de ftraat. democritus zag dit met verwondering aan, en riep hem by zig. Toen hv merkte, met welke kunst het hout, hetwelk protacoras droeg, zamengelegd was, vroeg  < ) hy hem, wien hy die vinding was verfchuldigd. protagoras antwoordde, dat hy dit zelf uitgevonden en gedaan hadt. Hierop verzogt nEMOCRiTüs hem, de hukken van elkander te deen, en ze weêr zamen te voegen; het welk hy ook met groote vaardigheid deedt. Waaruit democritus afnam, dat 'er iets in dezen Jongeling ftak, en deze met de tyd een groot Wiskundige kon worden. Dit oordeel wierd ook bewaarheid; want protagoras wierdt één der grootfte Wysgeeren van de toenmaalige tyden. Hoewel deze ftelling vreemd en ftrydig fchynt, zy kan egter door ontelbaare voorheelden uit de Historiën worden geftaafd. themistocles, die nimmer eenig onderwys in de zeevaartkunde hadt gehad , wierdt, naa verloop van eenige dagen, de grootfte Admiraal, dien Griekenland ooit kon vertoonen. Alhoewel caesar niet met MARius en anderen van den laagften trap af hadt gediend; hy wierdt nogtans, heel fchielyk, de grootfte Veldheer, die in de Historiën is te vinden. Keizer tul ianus nam men van de Hoogefchool te Atheene, en ftelde hem aan het fpits eenes Legers , en hy overtrof, in zyne proef jaaren, alle oude Generaals, welke in zyn tyd leefden- Aan de andere zyde vind men, dat R 5 Krygs-  Caf56 ) Krygslieden van het Leger genomen, ea' voort in de Staatskabinetteh wierden gebruikt , die deze plaats met grooten roem bekleedden. Het is nog niet beflin , of de Hertog van Marlborough een grooter Generaal, dan Staatkundige geweest zy, en of hy zig meer aan het ïpits zynes Legers, dan by de Congresfen en Staatsvergaderingen beroemd gemaakt hebbe. Men hjeld hem in 't begin flegts voor een oorlogsman , om dat de oorlog zyne hoofdzaak was. Maar, toen men hem eens"gebruikte, om eene onder handeling, gewigiige Staatszaaken makende, tot ftand re brengen, zo merkte men, dat men hem in 't één zo wel, als in het ander, niet kon misfen. — Men heeft in deze, en in de voorige eeuw gezien, dat zeer veele Kardinalen en Godgeleerden tot de grootfte en voornaamfte Staatsbedienden wierden verheven, eichelieu, die Bisfchop te Lucon was; wierdt van 't altaar genomen, en in een Staatskabinet geplaatst. Het is bekend, met welk een aanzien hy deze plaats bekleedde; hoe hy een langen tyd als de ziel der regeering zv geweest; je, dat Frankryk bykans te klein voer hem fcheene. Een zelfd voorbeeld heeft men in een anderKerklyken. alberoni,gezien, dewelke, door zyne bekwaamheid in regeerings zaaken, niet alleen Spanje, maar ook een  ( 267 ) een groot gedeelte van Europa in beweeging bragt. En heeft men, eindelyk, niet ook nog , in onze tyden , zulke voorbeelden, dat verfcheiden, die nooit 't geringfte van de Inftituten of Pandecten van Cujacius of Mevius , van Grotius of Puf'endorf 'hebben gehoord, voort by hunne eerfte intreede, en wanneer ze, voor de eerfte maal, tot hooge gerechten wierden toegelaaten, door hunne bondige ftemmen, geheele reijen der overige medeleden tot hun gevoelen [overhaalden ? Dan, niemand mag hierby denken, als of myn oogmerk ware , door deze verhandeling het onderwys en de ftudien te verwerpen. Neen : veeleer erkenne ik 't nut en de noodzaaklykheid derzelve. Maar ik heb, hierdoor, flegts willen toonen, wat de natuur aan de volkomenheid eenes menfchen voor een aandeel hebbe, en wat het onderwys en de opvoeding daaromtrent zeggen. Ja heb, door de voorbeelden van verfcheiden uitmuntende mannen, beweezen , dat de groote volkomenheden , welke men by hen aantrof, alleen aan hunne natuurlyke en aangebooren hoedanigheden kunnen toegefchreeven worden. Doch teffens ftaa ik toe, dat dezelve, indien ze een onderwys genooten, en zig in de weetenfchappen hadden geoefend , nog eenen hoogeren graad van  C 268 ) van volkomenheid zouden bereikt hebben.' Myn oogmerk is alleen te toonen, dat Generaals, Staatsmannen en Rechters, gelvk de Dichters en verfcheide Kunstenaars, meer gebooren , dan door kunst worden toebereid; en dat die Vorften niet zo heel kwalyk handelen, wanneer ze, zomwylen, geleerde en welgeoefende Perzoonen voorbygaan en zig, m plaats van dezen, van zulke mannen bedienen, welke ongeoefend, en in de weetenfchappen niet bedreeven zyn maar egter zonderlinge en uitneemende gaaven der natuure laaten blyken. Deze Helling, die ik beweerde, heb ik niet alleen door bewyzen, maar ook door voorbeelden uit de Gefchiedenisfen , en door de dagelyktche ondervinding geltaafd. En uit dien hoofde geloove ik, dat men, naa een vooraf gegaan onderzoek der natuurlyke gaaven zig, in gewigtige Staatszaaken, van oude' vrouwen ook met nut bedienen kunne, al is het, dat dezelve, onder alle tweeheenige icnepzels, voor de on nutfte op de waereld ja, voor zo onnut worden gehouden, dat men haar als de eenige waar aanmerkt waarop men geenen prys kan hellen. Op dit algemeen gevoelen rust de Historie van dien Koopman, welke met den Duivel een verdrag hadt aangegaan , dat hy, naa een gelukkigen handel van ettelyke jaaren, zig aaa  ( 269 ) aan zyne magt wilde overgeeven, zoo hy anders niet eens zulke waaren kon laaten. brengen , waar voor niemand het minste wilde geeven. Toen die Koopman, door het gtoote voordeel , in eenige jaaren behaald, ryk was geworden, liet hy, door zyne fchepen , verfcheide onnutte waaren b'engen. Maar , hoe .hegt die 'er ook uit zagen, daar wierden egter altyd eenige gevonden, welke, hoewel voor een geringen prys, wierden verkogt. Hierom vondt hy eindelyk goed, om ook eene laading met oude vrouwen te ontbieden- Deeze laading was de eenige , waar voor niemand het minste wilde bieden, en daar door wierdt hy van het aangegaan verdrag weêr vry. Uit deze bekende Fabel blykt , dat men oude vrouwen, doorgaans, voor de onnutfle fchepzels op den aardbodem houd. Maar nogtans heeft men, niettegenftaande dit bykans algemeen liegt gevoelen , verfcheide oude vrouwen gevonden, dewelke niet alleen haare huishoudingen met verhand beftierden, maar ook met grooten roem, geheele Koning- en Keizerryken regeerden. Hiervan hebben wy, in onze tyden , een gewigtig voorbeeld aan Madams deMaintenon, zonder wier raad en goeddunken één der grootfte Koningen niets gewigtigs ondernam , en niets befloot, zoo hy vooraf niet  C 270 ) niet hadt gezegd: Qu'en ditez i vous, Madame'.'De Historiën der beide vrouwen, welke ftraks zuilen volgen, en gelegenheid tot deze inleiding hebben gegeeven, bevestigen myne helling insgelyks. s 1 g b r i t t was eertyds, eene gemeene en oude Fruitverkoopfter, maar zat, vervolgens, onder een vluggen en verftandigen Koning, met het grootfte aanzien aan het roer. chiosza was, weleer, eene ongelukkige Slaavin geweest; maar bragt het zo verre, dat een groot Keizerryk, geduurende den tyd, dat vier Keizers naa malkander regeerden, naar haaren wenk alleen en wil beheerscht wierdt en dat men haar, om haare groote bekwaamheid, nog in het 8q/?c jaar haares-ouder- doms , voor Regentes verklaarde. * Nu wil ik my, zonder van deze zaak wydloop:g te handelen , tot de Historiën dezeï twee vrouwen zelve begeeven. S I G-  C&70 SIGBRITT. Van deze bewonderenswaardige Dame kon zeer veel worden gezegd, zoo ze zig op een ander Toneel, dan hier in het Noorden, hadt vertoond, alwaar groote en merkwaardige dingen , wegens de agteloosheid der fchryvers, in eene diepe vergeetelheid alsbegraaven liggen. Haar Leeven moest anders, noodwendig, eene ryke hof voor de Gefchiedenis uitleveren. Zy was eene gemeene ea vreemde vrouw, en wisc nogtans de grootfte magt in het geheele Ryk niet flegts in handen te krygen, maar hield ook, niettegenftaande allen haat en nyd, dit hoog gezag ftaande, zo lang als chms tiaan II. in Denemarken heerschte, zo, dat men zelfs haaren val niet anders, dan door des Konings ontthroonnig kon bewerken. v an haare afkomst en opvoeding, als mede van haare andere gevallen weet men het minste niet te zeggen, tot dat ze, door middel van naare dochter, by Koning christi'aan bekend wierd, toen deze nog Prins en Stadhouder van Noorwegen was. Even zo min heeft men van haare lotgevallen vernomen , die ze • ervolgens heeft beleeft , toen ze met Koning christiaan dc Ryken verliet. Des men ze met eene Comeet kan vergelyken, waarvan men eigenlyk nog niet weet, van waar ze kome, en waar zy heenen gaat. In de Historiën wordt, allereerst, van haar  C 272) haar gefproken in het jaar 1507, toen ze, té Bergen in Noorwegen, in kennis raakte met den Prins, en wel by de volgende gelegenheid. De Prins hoorde, dat zig in die had Bergen een zeerfraay en welgemaakt vrouws-perzoon, met naame dtweke , opbieldt. Dezelve was arm, en van eene zeer geringe afkomst. Want haar moeder was, eerryds eene fruitverkoópfter te Amfterdam geweest, en hadt daar appelen en nooten vefrkogt. Maar toen geneerde zy zig daarmede, dat ze te Bergen tappers- neering deedt , en herberg hieldt. svannino bericht, dat erich walkendorph, die ze met de moeder te Bergen zag, den Prins, by zyne komst te Opjlo, een zeer uitvoerig bericht van haar heeft gegeeven, en haare fchoonheid zo voordeelié befchreeven, dat hy den Prins tot eene heftige liefde aanfpoorde. Indien het met de zaak zo is gelegen; dan ftrekt ze, zeker, niet tot Eere van dezen Aartsbisfchop. Zo dra de Prins te Bergen kwam, was hy begeerig , dit vrouwsperzoon te zien , en ten einde zulks, des te gevoeglyker, mogt gefchieden , zo gaf hy een Bal op het Stadhuis , waarop hy de Voornaamfte der ftad noodigde, en heimelyk ook sigbritt met haare dochter liet verzoeken, om deze vrolykheid by te woonen. Dus zag de Prins dyweke voor de eerfte maal, en, bevindende, dat het Origineel met de hem gedaane befchryving volkomen inftemde , zo' wierdt hy, door haare fchoonheid, voort ingenomen. Doch in 't begin veinsde hy , en noodigde eerst eene andere Juffer, om met hem te danzen,  ( 273 ) zen, ten einde 'er niemand iets van merken mogt. Eindelyk kwam de beurt ook aan dyweke om wier wille alle deze fchikkingen waren gemaakt. Deze noodieina;, als mede de eer, <->m met den Prins naast'de andere Dames der Had te danzen, zonder dat zulk; ten kwaade geduid kon worden, levert een zeer duidelyk getui genis uit, dat sigbritt zig in zulke geringe en arme omftandigheden niet bevonden moet hebben , als onze Dee»fche fchryvers voorgeeven •, maar dat zy eene aanzienlyke burgervrouw in Bergen moet geweest zyn. Weshalven het waarfchynlyk is, dat men, in haare gefchiedenis, veele dingen vergroot en verdigt hebbe , om dat de Deenfche Adel, wegens haare groote magt, haar eenen bitteren haat toedroeg. Ook "is het denkelyk; dat de herberg, die zy te Bergen hieldt , niet voor 't Gerneen. maar eeniglyk voor voornaame perzoonen open ftondt; en uit de juiste befchryving, welke de Aartsbisfchop walkendorph van dy weke wist te geeven, kan men niet zonder rede opmaaken, dat hy in dit haar huis niet onbekend is geweest. Doch, ik moet de Historie van sigbritt agtervolgen. Het Bal geëindigd, en het reeds laat in den nacht zynde, nam de réén naa den anderen affcheid. Maar dyweke bleef met haare moeder tot het laatfte toe. De Prins noodigde haar,! op nieuw, op een Bal op het Kasteel; en, daar verfchynende, kwam het tot een verdrag , waarvan 't voornaamfte artikel was, dat de Vryster, dien zelfden nacht, met den L dsel> S Prinï  C 27+) Prins na bed zou gaan. Hoe zig de listige sigbritt by deze omftandigheden gedraagen hebbe, of zy haare dochter, voort by den eerlf.cn aanval, overgegeeven, dan ofzy haar ontlerregt hebbe, om eene Pamela te verbeelden , om de lusten haares Boels des te fterker te ontfteeken, hiervan maakt de Historie geen het minst gewag, hhitfeld zegt flegts, dat ze beide dien nacht zamen na bed zyn gegaan, en dat deze dans bewerkt hebbe, dat Koning chuisuaan ten laatften uit drie Ryken danste. Want wyl de moeder van dyweke eene doortrapte vrouw was, en een groot natuur lyk verhand bezat; zo wierdt zy 't rad, welk alles dreef, toencHRiSTiaan II. de regeering aanvaardde. Naa dat de'Prins zig , een tyd lang , te Be rgen opgehouden , en zig daar met zyne nieuwe Heleua hadt verlustigd, reisde hy na OpJIo terug, tbeveelend dyweke, dat ze zig met haare moeder, ter nader órder, te Bergen moest ophouden. By zyne komst te OpJJo liet hy een huis van fteenen bouwen, waarvan scanning, die ten tyde van christtaan lil. in Noorwegen was, getuigt , de overblyfzels te hebben gezien. De Prins dit voltooid hebbende, liet haar daarheen brengen, en ruimde haar dit huis ter wooninge in. Deze verkeering duurde ook zo lang , als hy Stadhouder van Noorwegen was. In het jaar 1510, wierdt de Prins door zyn Vader, Koning johannes, na Denemarken geroepen. Deze gehoorzaamde dit bevel ook dadelyk, begeevende zig voort na . De-  ( *?5 ) ébtnemarken. Maar, om dat hy dtweks hiet konde misfem, zo gaf hy de moeder, zó Wel als de dochter bevel, om hem ten eerften te volgen. Of dit werklyk zy gefchied, kan ik met geene zekerheid zeggen, om dat'er de Historie niets van meldt. Het is waarfchynlyk, dat de Prins, by het Leeven van zyn Vader, in dit huk zeer omzigtig is te werk gegaan, deels, om dat hy voor den Koning vreesde, deels mede, op dat de groote party, waaraan men toen werkte, daar doorniets lyden mogt. Wanneer dus sigbritt met haare dochter , nog ten tyde van Koning johannes,' te Koppenhagen is, gekomen; dan moeten ze zig, daar, heimelyk hebben opgehouden. Deze zelfde omzigtigheid moet christiaan II. ook nog eenige jaaren naa het aanvaarden der Regeering , hebben gébruikt , en wel uit hoogagting voor zyne Gemaalin^ die eene zuster vanKe.zer carel Vi was. Want in dien tyd vind men niet het minste j raakend sigbritt of ctweke, opgetekend tot het jaar 1517 ; wanneer de Historie weêr van haar begint te fpreeken. Zoo men op scanning aangaan kan; dan hebben ze eenige jaaren, naa het huwelyk des Konings met de Spaanfche Prinfes $ te Koppenhagen , in armoede en veragting geleeft, tot dat de Koning voor haar, in het jaar 1517, een fteenen huis op de Amaker- markt liet bouwen, het welk vervolgens het Paléis van sigbritt wierdt, en waar de gewïgtigfte Rykszaaken wierden beflooten. Tot dus ver had men de byzondere Koningiyke Genade jegens sigbritt als een s 2 ge*  076) gevolg der liefde aangemerkt, welke de Koning 'haare dochter toedroeg. Men kan ook Zeggen, dat door deze liefde de eerfte grond daartoe gelegd was. Doch het fchynt-mede, dat sigbritt zig, met de tyd , door haar natuurlyk verhand, en door haare groote bekwaamheid , zelve geliefd maakte, gemerkt des Konings Genade, naa den dood van dïweke, welke in het jaar 1517 volgde, niet alleen aanhield, maar ook nog meer toenam» Want van dien tyd af merkt men eerst, dat haar aanzien in het Ryk zeer groot geweest is, en zy zo wel van Hoogen, alsLaagen, die na iets honden, ongemeen geëerbiedigd wierdt. dy weke viel, in het vooraf gemelde jaar, plotfeling, in eene krankheid , waaraan ze ook ftierf. Dewyl haar dood heel onverwagt voorviel, zo ontftondt een algemeen gerucht, dat ze door vergift om het Leeven gebragt was. Eenigen meenden, dat zulks op aanzetting des Ryksraads was gefchied, om de Koninginvan deze medevryster te onthefTen. Maar anderen hielden dit voor ongegrond, om dat de listige en magtige moeder voor den Raad veel gevaarlyker was, dan de dochter, houdende daarom de Nabeftaanden van den voorraamen Edelman, torben oxe, eeniglyk verdagt. Want deze merkende, dat torhen oxe deze dïweke lief kreeg, en dus duchtende, dat hy met haar zelfs mogte trouwen, zo geloofde men, dat ze zulk een fmaad, die hun geflagt daar door zou worden aangedaan, voorkomen wilden. Ik roer hier zo wel het mistrouwen niet aan, het welk de Kening zelf  C 277 ) zelf tegen dien Heer opvattede, als het ongeluk welk hem deswegen overkwam, om dat dit eigenlyk tot de Historie van sigbritt niet behoort- Deze omftandigheid zal ik alleen aannaaien. Toen torben oxe ter dood veroordeeld was, fprak niet alleen de Koningin met den geheclen Raad, maar ookdePauslyke Legaat voor hem. Maar de Koning liet nogtans het vonnis uitvoeren, en de Historie bericht dat hy in deze onverbiddelykheid door sigbritt is geftyfd geweest; waaruit men kan afneemen , dat ze toen reeds een groot gezag heeft gehad, en niet zonderling meêlydend is geweest. Doch men kan zeggen, dat zy, in dit geval, meer eene Staatkunde, dan eene wreedheid heeft beweezen. Want wyl men haar befchuldigde, dat ze aan een huwelyk tusfehen dezen Heer en haare dochter hadt gewerkt, zo kon ze niet voor hem fpreeken , wilde zy deze befchuldiging zelve niet waarfchynlyk maaken. Van dien tyd af nam het aanzien van sigbritt, geftadig, meer en meer toe, en hoogen en laagen maakten by haar hunne opwagting. Haar Paleis, by het Huis des H. Geestes te Koppenhagen liggende, was als een Hof, waarheen alles by een kwam, deels om gunstbewyzen te verkrygen, die ze uitdeelde, deels mede om niet misnoegd te fchyaen, en zig daar door haare ongenade op den hals te haaien, als welke geen gering^ongcluk was - dewyl het haar noch aan magt, noch wil ontbrak , om de Grooten te onderdrukken. Haare voornaamfte Raadgeevers waren hans MK;kelson, Burgermeester te Malmoe, S 3 claus  C278) CLAUS BOLST, d1 der IK SLAGHEK Meester godschalk, die haare bevelen4 blindelings opvolgden en daarom ook by den Koning in groote gunst ftonden. suanninq getuigt, dat hy in zvne jeugd, toen hy na School ging, de voornaamfte Mannen, inden winter, by het flegte Weêr en in de felfte kaude, voor de toegeflooten deur van sig-i britt hadt zien ftaan, en gemerkt, dat ze in de handen geflagen, en niet de voeten geftampt hadden, om zig tegen de koude te befchermen. Dit verwekte by de Grooten een algemecnen haat tegen sigbritt , maar moesten hem verbergen, om niet in haare en gevolglyk ook des Konings ongenade te vallen. Zy konde dus niets verder doen, dan dat ze, heimelyk, kwaad van sigbritt fpraken; en, om haar by het Gemeen regt gehaat te maaken, zo fchreeven zy haar alle wreedheden toe, die de Koning pleegde Doch het is nog niet afgedaan, ofdeKoninè daaromtrent niet meer, zyne eige neiging dan den raad van sigbritt zy gevolgd; en of hy niet op dezelfde wyze geregeerd 'zou hebben, zoo 'er sigbritt al nooit geweest ware. Dan, hoe het daarmede ook gelegen mogte zyn, haar wierdt nogtans de fchuld der harde regeering, welke de Koning naderhand voerde, alleen gegeeven. Ik voor my laat my niet door den ftroom van andere fchryvers medevoeren, die deze Dame met de gehaatfte kleuren afbeelden. Ik: belchouw haare onderneemingen alleen met een onzydig oog , en vind , dat goede en kwaade hoedanigheden by haar onderling gemengd  C *79) mengd waren. Men kan haar eene groote bekwaamheid , en een grondig doorziet m verfcheide zaaken nier betwisten. \\ ant alhoewel veele van haare gemaakte IctofcRuigen, en wel niet zonder rede . worden gelaakt, in dezelve ftraalt egter verhand en oordeel uoor. Men kan geen grooter bewys van haare bekwaamheid geeven, dan dat een Koning, die zelf verltands genoeg bezat, om te regeeren, haaren raad boven alle andere volgde. Men vindt, dat de Koning haar by verfcneide gewigtige zaaken gebruikt, dat ze, kort naa den dood van dï w ere, het opperst opzigt over den Tol in de Sond heeft gekreegen, en dat deze tol, op haaren raad, na Koppenhagen wierdt verplaatst. Deze verandering maakte de ftad E/zeneur omtrent den koning koetzinnig. De Hanfe- fteden kiaagaen 'er mede over, voorgeevende , dat haar cue K.ppenhaagfche vertolKlaats al te ongelegen was , en de vremde Kooplieden brasten , insgelyks, klagten in tegen sigbritt, beicauldigende haar, dat ze door haar vuerden opgehouden; ia, om haar des te meer zwart tc maaken, zo"gaven zy voor, dat ze tovery tegen hen gebruikte, om hunne reis op tc houden, en " te vervdelen, en dat een Kanonmk te Rhen, Mééster paul, die deze kunst verftondt, haar de behulpzaame hand daarin boodt. Hieruit ziet men , dat deze Dame veele dingen, uit haat, te last gelegd zyn. Voor 't overige fchvnt het, dat sigbritt, by deze verandering, twee oogmerken bedoeld, en daar door deels den bloei en welHand van Koppenhagen heeft willen bevordeS 4 ren»  ( a8o ) ren, maar deels mede de inwooners van Elfenen r tugtigen, om dat die weigerden, eenige Hollandfche Colonien . welke men willens was-, in deze Had teftigten, wooningen en plaatzen in te ruimen. Het is waarfchynlyk dat het de Koningin, in dit ftuk, en om deze zaak te bevorderen, met haar eens is geweest. Want zy waren beide uit de Nederlanden. leggende zig daarom ook beide toe, om Holïandfche Colonien in het Ryk aan te leggen, »t welk ook ten deele werkftellig wierdt gemaakt, gemerkt men het kleine land Amak aan eenige Nederlanders overliet, van wien het ook nog word bewoond. De haat, welken men eens tegen sigbritt had opgevat, nam geftadig meer en meer in het Ryk toe. Maar , om dat zy ongemeen ito ut en onverfchrokken was, zo liet ze zig dit in het geheel niet aanleunen; en daarom kan men zeggen, dat siguritt, zoo men naar al moest haaten, nogtans ook waardig was bewonderd te worden. Het volgend voorbeeld toont, hoe weinig haar de vrees bekroop. Toen de Pauslyke Legaat, arcemboldus, door zyne Kramery van aflaat, de Ryken allerwegen onder Contributie hadt geheld, en de Regeering, uit vree9 voor den Paus, hierby _ftil zweeg; zoc liet zig sigbritt harde dreigementen omtrent dien Legaat ontvallen, zeggend openlyk , indien zy 'Koning ware, dat zy den Legaat met alle zyne lieden wilde laaten verzuipen , zo dat geen éen van hen ontkomen zoude. Daarover klaagde ook a rCEMBOLDfjs op de volgende wyze: „ onder 4, alle dingen, die ik hier niet vernaaien wil, „ is  r 281) „ is dit niet 't minfte, dat moeder sigbritt (wilde God, dat ze in waarheid eene regte „ mueder dezer Ryken mogt genoemd wor„ den zig openlyk heeft laaten verluiden, de „ Legaat mogt blyde zyn, d >t hem niets er„ gers, dan de gevangenneeming, overgeko„ men ware. Zy heeft ook in het byzyn van „ zekere menfchen gezegd, indien zy Koning „ ware, dat ze den Legaat met al zyn gev volg wilde laaten verzuipen, zo dat 'er „ geen één van zoude ontkomen." De gevangenneeming , van welke de Legaat hier fpreekt, zag op deszelfs broeder,antonellcs-ARCemïoldus, maar met welke sigbritt niet te vreden was, dewyl ze veeleer begeerde, dat men den Legaat zelv' ftrenger zou behandelen. In dit gedrag ftraalt eene ongemeene ftoutheid door, en men kan 'er uit afneemen, dat ze behaagen hadt in de Reformatie, al is het, dat men niet kan zeggen, hoe ver ze daarin is gegaan. Even zo minkan men weeten, of ze van Godsdienst zy veranderd , om dat 'er de Historie niets van gewaagt, en de Koningin, by welke zy zo wel gezien was, fteeds by den Roomfche ft Godsdienst is gebleeven. Men moet zig waarlyk verwonderen, dat deze Vrouw, welke met zul'v eene magt regeerde, zig in de gunst der Koningin nogtans heeft kunnen houden Maar dit kwam daarvan daan, deels, om dat ze beide uit de Nederlanden geboortig waren, deels mede, om dat de ftoutheid van sigbritt met een zekere, natuurlyke oprechtheid en vrymoedi^heid gepaard ging, die niet onaange-naam was, S 5 waa-  C S32 ) wanneer ze zig al harde woorden liet ontvallen, Ten bewyze daarvan diene het volgende voorbeeld. Dewyl de Koningin zeer vruetbaar was, en jaarlyks een kind ter waereld bragt; zo morde vrouw sigbritt over deze pngemeene vrugtbaarheid, en zeide, dat het lanj niet toereikend was, zo veele kleine Heerkens te voeden. Het fchynt, dat Koningin elisabeth haar deze en andere dergelyke Complimenten ten befte hielde, om S?^' doorgaans , met een natuurlyke en Hollandfche vry- en rondborstigheid gepaard gingenen meteen zekere bevalligheid wierden geuit. Ten minsten kan men vast gelooven dat den Koning haar gedrag niet tegenftondt,' om dat de gunst, welke hy eens jegens haar hadt beweezen, geftadig, meer en meer toenam. Doch, zozeer ais 's Konings gunst omtrent haar toenam, zo zeer vermeerderde zig 'effens de haat des Deenfchen Adels tegens haar • en men lag daarom de fchuld alleen op haar" dat de Koning zo hard en ftreng regeerde, en inzonderheid in het jaar 1519, toen hy den Zweedfchen veldtogt wilde doen, en heerenfchattingen beval; gelyk men zulks uit de lterke klagten van h uit f e ld, die hy daarover doet, afneemen kan. Inmiddels moet nogtans deze Historie-fchry ver toeftaan, dat sigbritt verfcheide nutte en goede fchikkingen gemaakt, en wetten aan de hand heeft gegeeven, waartoe men onder andere ook die geene moet brengen, welke de Koning, in dit gemelde jaar, liet uitgaan, betreffende de fcholieren tc Koppenhagen. De Koning naamlyk beval, dat niemand in de fenolen aange- •,no-  C 283 ) (Romen zoude worden, die zig zyn onderhoud pjet zelf verfcharTen konde, op dat de had met geene Griekfche en Latynfche Beede laars vervuld mogt worden. Deze Scholieren hadden, voor dezen , eene zonderlinge kleeding, te weeten een' mantel, die aan den éénen kant open was, en het is denkelyk, dat dergelyke mantels voor de burgers van Koppenhagen juist geen aangenaam gezigt op de ftraaten waren. Want zo veele mantels, zo veele BeedeIaars. suanjsung is het, in dit geval, met HuitfmiT niet eens, en meent niet, dat de affchaffing dezer gewoonte nuttig was , maar vaart veeleer deswegen heftig tegen sigbritt uit, zeggende: „ het is, van 't eerst begin des Christendoms af, in Denemarken gebruiklyk geweest, dat armen fchoolkinde„ ren wierdt toegelaaten, hun brood aan de „ huizen te zoeken." Zulke Scholieren wieri den, vóór dat men ze in de fenolen aannam, eerst van de fchoolmeesters beproefd, of ze ook bekwaamheid bezaten , om de weetenfchappen te lecren, en, wanneer ze die niet bezaten, dan wierden ze na handwerkslieden geweezen, Die aangenomen wierden, moesten allen mantels draagen, welke het geheele lyf bedekten, uitgenomen den regtqn arm, die vry was, Op het hoofd hadden zy eene : muts met een haart, welke agtcr af hing, en suanning getuigt, dat deze dragt nog in zyn tyd, tóen hv in de fchool ging , gebruiklyk was. Maar vrouw sigbritt was van gedagten, dat deze mantels nergens anders toe dienden, dan om 'er geftolen Goed onder te verbergen, en gaf hierom den Koning  ( 284 ) ning d.e raad, dat hy alle zulke verdagte mantel» draagcrs de had uitjaageh, en te gelyk moest laaten gelasten , dat niemand in de fchoolen zou ontvangen worden , die zig zyn onderhoud niet zelf verfchaffen kon. suanning hield" dit verbod voor iets zeer godloos, zeggende , dat 'er Gods wraak op is gevolgd. Doch het fchynt, dat vrouw sigbritt, in dit geval , niet zo heel kwalyk.heeft gehandeld ; want veelügt hadt ze by ondervinding Opgemerkt, dat deze Scholieren met hunne mantels hunne regte hand tot nog iets anders gebruikten, dan om 'er aalmoe/en mede aan te neemen. Ten minsten was het niet gevoegelyk, dat in een Koninglyke Refidentieplaats de Scholieren zo rond liepen, en den menfchen lastig vielen. Doch men laakte alles, wat sii britt aanraadde. Haar voornaamfte Raadgeever, in dit en andere ftukken, was Mag: diderik slaghek, welke, vóór eieffigéf) tyd, door haare voorfpraak, in 's Konings dienst gekomen was. Deze slaghi.k was een man van groot verhand, en kwam , eindelyk, tot zulk een aanzien , dat hy en Madame sigbritt, ten laatften alleen de rykszaaken onder zig verdeelden. Kort daarna volgde de Zweedfche oorlog, en het Stokholmfche bloedbad, waaromtrent Koning christiaan II, zo veele tegengaande oordcelen over zig heeft moeten laaten vellen. Of sigbritt aan deze ftrenge handelwyze doel gehad hebbe, daarvan meldt de Historie niets. Het ftilzwygen der Historiejfchn vers fchynt haar daarvan vry te fpreeken, inzonderheid, daar alle overige worden genoemd,  ( 285) noemd, welke den Koning, by dit werk met iaad en daad hebben bygeftaan. Inmiddels nam de ver ittering der Grooten in Denemarken omtrent sighritt, geltadig, meer en meer de overhand. Doch niemand onderwondt zig, openlyk haar aan te randen, dewvl zv even zo veel moeds bezat, haaren wanden het hoofd te bieden, als bekwaamheid om ze heimelyk te onderdrukken. Men ftrooide allerlei Historiën van haare tovery uit, het welk men ziet uit het geval, dat suanning van den jongen Prins joh ann es aanhaalt. Wanneer die naamlyk eens, uit nieuwsgierigheid , eene vies hadt genomen , welke vóór het glas op haare kamer ftondt, en wilde zien, wat 'er in ware. maar die vies hem uit de hand gevallen, en in hukken gebroken was; zo zy er de Duivel uit eefprongen, 'en men hebbe hierop een ftormIn donderweêr in de geheele ftad gehoord. Maar ten dien tyde was niets gemeener, dan zulken menfchen tovery te last te leggen, die eene zonderlinge bekwaam- en fchranderheid bezaten. Dat de gemeene man zulke dingen geloofde, dit moet ons niet bevremden; maar dat een verftandig Man, als suanning, dergelyke zotte historiën aanhaalt, en ze voor waar opgeeft, is zeer vremd. De grootfte haarer vyanden , en wien ze meest moest duchten, was de Admiraal severin norbï, om dat deze Heer, wegens zvne trouw en groote verdienden, die hy het Ryk hadt beweezen, by den Koning in groot aanzien, en in eene heel byzondere agting was. En daarom hieldt zy hem ook we-  C 2SÖ ) Srlhet toe,val vcrda5t> dj»t haar in dit jaar overkwam, dewyl ze zig met kon verbeet; 51' dac eewge boeren uit eigen bewéeging; eene zo hou te daad zouden uitgevoerd heb-* ben. Die Historie is, als volgt. Toen de Koning zyne troepen by Soelbierg monsterde, ging sigbritt met céne haarer bediende buiten de had, om déze monstering mede te zien, waaruit men kan afneemen, hoe «rering de Staat ten dien tyde geweest moet zyn j dewyl eene Dame van het grootfte aanzien in het Ryk uit de had te vL ging, en Jegts van eene dienstmaagd wierdt verzeld; «mLS ' 111 °"Ze tyden ' ee"^ ▼oorhaan» ambagtsvrouw met zoude willen doen. Toen ze naby den St. Jurgens- vyver kwam, die uit den Pebhng- vyver loopt; w erdt zy van twee dronken boeren overvallen die uit Koppenhagen kwamen. Toert dezen, haar zagen, zeide de één tot den anderen: ' nu „ zal zy ongelukkig worden; dit is die geene,, welke den_ Koning regeert.» Hieröp wierpen zy haar in den vyver, en gingen verder na de monsterplaats. Dc Koning, wien mogelyk door eenigen, die dit hadden gezien 4 bytyds kennis daarvan wierdt gegeeven! fpoedde zig voort daarheen , en vondt haar taamelyk gefiagen, en halfverdronken, doch buiten leevens- gevaar. Des hy ze weêr het opneemen, en na de ftad brengen. Maar, in de ftad komende, ftonden eenige Rathfchild/che Zoldaaten by de poort, die nahaarfchooten i doch zy kwam önbefchadigd in haar huis. Dit laatfte toont, dat ;er op dien dag eene zamenzweering tegen haar, en de boeren mis-  misleiden omgekogt geweest zyn; omhaarlri het water te werpen. De Koning liet, voort$ de twee boeren vervolgen, en ze gevangen na Koppenhagen brengen, alwaar sigbritt het genoegen hadt, van ze ter dood te zien brengen, om dat zy hun handwerk niet regt verftaan, en de daad maar ten halve hadden uitgevoerd, sigbritt zogt wel, naderhand , den Admiraal by den Koning, om deze daad, verdagt te maaken; maar zy kon niets uitvoeren, dewyl deze man in een al te groot aanzien was. Kort daarna gefehiedde die gevaarlykc en algemeene ophand waar door de Koning, gelyk bekend is, genoodzaakt wierdt, zyne Ryken te verlaaten. By deze vlugt liet hy sig britt in eene kist fluiten, en in dien itand fcheep brengen, op dat ze niet door het Gemeen mishandeld mogte worden. Men zegd, dat ze den Koning, in deze omftandigheden , met de volgende woorden getroost hebbe: „ blyft gy geen Koning van Dene„ marken ; 'dan zult gy Burgermeester van „ Amflerdam worden." Dit wordt van onze Deenfche fchryvers aangehaald, hoewel men rede heeft, om 'er aan tetwyfelen, en dus ook deze reden onder die dingen tellen kan, welke deze Dame flegts woiden toegefchreeven. Want men merkt, dat ze, by alle haare kwaade hoedanigheden, haar toegefchreeven, het Koninglyke Huis nogtans, altyd, eene groote liefde heeft toegedraagen, en daarom is 't niet denkelyk , dat ze zig, in deze droeve omftandigheden , van eene zo hoonende taal zoude bediend hebben. Het was, gewis, een flegte troost voor een' Ko- . ninS  C*B8 ) ring van drie Ryken, dat hem het Burgerrneesterfchap van Amfierdam wierdt beloofd« inzonderheid , aaar dit ampt, toen nog in verre na met zoaanzienlyk was, als het thans is, om met te zeggen, dat sigbr.it r niets daarover hadt te zeggen. Hier eindigt de Historie dezer beroemde en bewonderenswaardige Dame. Haare verdere lotgevallen zyn volkomen onbekend gebleeven, en onze Deenp;he Schryvers melden, verder, niet het minste van haar. Het is waarfchynlyk, dat Keizer ka rel- die alle Bedienden van Koning chris j iaan II verzorgde, ook haare zaak behartigd zal hebben, zoo men niet zeggen wil, dat ze, geduurende den tyd, dat ze aan het roer zat, zo veel gelds heeft verzameld, dat ze een anders hulp met noodig hadt, Voor -t overige is dit merkwaardig, dat ze met den Burgermeester hans Mickelson, by de overgaaf der ftad Malm bloeder geweest; dan hadt ze zig gëen grbótet magt kunnen aanmaatigen. De hoogftë StaatsperzOonen moesten voor haar huigen, en de Koningin zelve, ja 't ganfche Koninglyke Huis mogt haar niet tegënfpreeken. Of zy aan alle wreedheden, en inzonderheid aan het Stokholmfche bloedbad deel gehad hebbe, kan ik met geene zekerheid zeggen. Inmiddels vind men niet, dat ze haaren ouden gunsteling , diderick slagiiek, tragtte te redden j toen deze wegens die zaak befchuldigd , en ter dood gebragt wierdt. Men heeft haar zulks ook nergens verweeten, hoewel men^ anders, haar ftraf gedrag, zeer wydloopig en naauwkeurigj heeft opgemerkt. Doch dit kan men, met 't grootfte fecht, in haar laaken, dat ze tot haare Lievelingen én Vertrouwden , enkel ondeugende en fchadelyke Mannen koos, uitgezonderd den Burgermeester hans mickelsön alleert, wien allen enelk het getuigenis van een braaf en deugdzaam man geeven. Voor 't overige kan men vari deze Dame zeggen, dat ze groote bekwaamheden en een doordringend verhand bezat. Dit blykt daaruit, dat haar veele gewigtigé Rykszaaken, en wel door zulken Koning wierden toebetrouwd $ die zelf groote natuurgaaven bezat. Verfcheide fchikkingen, door haar gemaakt, getuigen zulks insgelyks, gemerkt men by dezelve een gezond verhand, en veel doorzigt befpeurd. Tot een bewys haarer bekwaamheid kan men ook de gedagten aannaaien, welke men van haar voedde, dat ze kon toveren. Want tovery en een groot verhand wierden, in die tyden, altoos, onI. de Ei. T der-  C 290 } derling vermengd. De ftout- en trotsheid; welke men haar te last lag, mogten by anderen , die zo gehaat niet waren, den naam van grootmoedig- en ftandvastigheid hebben gekrcegen. Want deugden en ondeugden krygen andere naamen, haar gelange zy by meer of minder gehaate perzoonen worden gevonden. Ik voor my verftout my niet, de gebreeken dezer Dame te ontfchuldigen. Dit alleen wil ik aanhaalen , dat men, in haare gefchiedenis, verfcheide dingen aantreft, de welke, zoo ze niet kunnen gepreezen, nogtans waardig zyn, bewonderd te worden. Dat eene jonge Dame 't hart van een Vorst inneemen kan , is iets heel natuurlyk en gemeen. Maar dat eene oude en gemeene Vrouw den hoogden top van Eer beklimt, en zig op dezen Ecretrap tegen zo veele vyanden weet ftaande te houden , is iets buitengemeen waarvan men geene andere rede kan geeven ' dan dat ze een ongemeen verhand moet hebben bezceten. En dit kan men ook deze Dame met ontzeggen. Haare groote bekwaamheid en liefde tot het Koninglyk Huis was het alleen, waar door ze zig niet flegts den weg ter hoogheid baande, maar ook in dit aanzien wist itaande te houden. CHIOS-  ( 2qï ) CHIOSZA of KIOSEM5 eene Turkfche Sultane. Van de afkomst dezer beroemde Damé heeft men even zo min, als van de afkomst der overige Sultanen een zeker en uitvoerig bericht, om dat zy alle uit den flaaven ftaat tot deze Eer worden verheven. Men vind, dat deze kiosem of chtosza eene Gemaalin van Keizer achmet I. was. Geduurend dé regeering dezes Keizers wierdt niet veel van haar gefproken; maar ten tyde van haare Kinderen en verder nagefiacht is haar naam zeer beroemd geworden, om dat ze toen met eene onbepaalde magt heerschte. Onder dé regeering van haar Zoon, osman, gaf ze aller eerst te kennen, wat ze in het fchild voerde^ töen ze^ by een oproer, eene rede voor het Krygsheir deedt, en het vóórhelde, welk eene ergernis eh ongeluk de geftadige ophanden het Ottomannisch Ryk veroorzaakten, wiens grondflagen nogtans, altoos, een welgeregeld leger waren; hoe zeer de Christenen zig over zulkeonëenigheid verheugden; en hoe zeer die allen regtfehapen Mufelmannen ter harte ging. Dewyl het, tot dus ver, re, in Turkye iets vremds was, eene vrouw openlyk te zien , ik zwyg, haar eene rede aan het Krygsvolk te hooren doen; zo wierden allen en elk daarover ontzet, merkende deze handel wyze als eene onbetaamelyke ftoutheid aan, waar door de landsgebruiken wierT 2 deri  C 2Qft ) den overtreden. Maar ondertusfchen veroorzaakte, egter, ook dit gedrag der Sultane, vooral, daar zy haare reden met nadtuk én fierlykheid deedt , een zeker foort van bewondering. En men merkte, met de tyd, meer en meer , dat zy uitneemende en byna heldhaftige hoedanigheden bezat, waar door ze zig den weg tot die groote magt onder de regeering haarer Zoonen baande, welke, volgens haaren raad en haar goedvinden, nu eens op den Throon verheven, en dan weêr wierden afgezet. Onder de regecring van haar eenen Zoon, amurath IV, meldt de Historie niet veel van haar, om dat deze Keizer zelf een fchrander en bekwaam Vorst was. Maar toen haar tweede Zoon , inrahim, den Throon beklom , hadt zy de ganfche regeering in handen. Zy deedt alles, wat ze maar wilde, noodzaakend alle Ministers en Bedienden , haare bevelen uit te voeren. Zy was dapper, hoogmoedig, fneedig, en bezat zulke hoedanigheden, welke men zelden by eene vrouw vind, weetende zig dus niet flegts vreeze,maar ook ontzag te weeg te brengen. Toen de Groot-Vizier, ten tyde van den gemelden ibrahim, iets hadt gepleegd, het welk niet na haar wil was, zo liet zy hem, niettegenftaande de grootedienften, die hy het Keizerryk hadt beweezen, worgen, geloovende daar door haar aanzien te verfterkeri, dat ze de hand aan een perzoon lag, die van het Krygsheir bemind en geëerd wierdt. Deze magt bezat zy ook zo lang, als ibrahim regeerde. Maar tegen dezen Keizer wierdt.  C 203 ) wierdt, in het jaar 1647, een algemeene ophand verwekt, en men hielde her. in 'c algemeen noodig, denzei ven van de regeering af te zetten.' 'Maar, om dat chiosza alles regeerde, zoverltoutte men zig niet, dit werk uit te voeren, ten zy men', vooraf, haare bewilliging daartoe had verkreegen. Dehoogfte Priester of Mufti nam het" op zig, baar daar toe te overreden , en verzogt daarom verlof, haar op te wanten. Toen hy deze vryheid hadt verkreegen, helde hy den Keizerin den droeven toeftand voor, waarin het Ryk, door de flegte regeering van ibrahim, was gekoomen. En, dewyl hy ligt befluiten konde, dat de Keizerin, hoewel zy, als eene Cirkasjlfche vrouw, juist niet zonderling weemoedig en meêlydend was, in den dood haares Zoons nogtans zo ligt niet zou bewilligen, deedt hy haar eeniglyk den voorflag, dat men hem, voor al zyn Leeven, gevangen mogte zetten. Hierin nam zy genoegen, en ibohim wierdt hieröp, voort, voor den Divan of grooten Raad gedaagd , om te antwoorden op de befchuldigingen, welke men tegen hem zoude inbrengen. Doch ibrahim veragtte dit bevel, "weigerende te vcrfchynen. Weshalven een Fetfa of oordeel van den Mufti volgde, in deze bewoordin en opgeheld „ een Groote Heer is verplïgt, voor ,, het gerecht te verfchynen, en rekenfehap „ van zyne daaden te geeven, wanneer het „ zyne onderdaanen begeeren." Maar iura him, wien men dit oordeel toezond, fcheurde het aan hukken, dreigende, den Mufti in T 3 heg-  ( 294 ) hegtenis te laaten neemen. Hy hadt in dit geval ook geenongelyk; want het oordeel was op zig zelf ongegrond, vooral in een land, waar de Vorst eene onbepaalde magt wordt toegekend. Doch, wen het ganfche'land met net leger in onrust en beweeging is; dan hebben de wetten geene kragt meer. Uit dien hooide het zig ook de Mufti, door des Keizers bedreigingen , niet affchrikken , maar zondt hem een nog harder Fetfa of oordeel toe , van den volgenden inhoud: ,, wie de 5, wet Gods niet waarneemt, dien kan men <,, voor geen waaren Mufelman of Regtzinni„ gen houden, al ware het de Keizèr zelf. „ maar zulk een mensen heeft, als een Onge„ loovige, al het recht verlooren, 't welk tiy, ,,tc vooren, op de regeering heeft gehad.'» JJit Fetfa fcheurde de Keizer weder aan hukken: maar voerde daar door niets anders uit, dan dat men des te meer met de voltrekkinge des oordeels fpoedde. Want de Janitfaaren begaven zig voort hieröp gewapend na 't Kasteel. Den Keizer ontviel dc moed hierby zo zeer, dat hy zyne toevlugt tot chiosza nam, door wier voorfpraak hy nog een tyd lang in het Leven gclaaten, en flegts na de gevangenis gebragt wierdt. In zyne plaats helde men wéér zyn' jongen Zoon, mahomeo, op den Throon. ïbrahim verdroeg dit in -'t begin met geduld; maar eindelyk wierdt hy daarover zo wanhoopig, dat hy verfcheide maaien, het hoofd tegen den muur aan hukken wilde ftooten; wcshalven men raadzaam vond, hem te laaten worgen, Naa  C 295 ) Naa dit treurfpel, en toen de Zoons- zoon der Keizerin mahomet , op den Throon was verheven, voer cmosz a voort, geduurend deszelfs minderjarigheid, de regeering waar te neemen. Zv hadt reeds eenen ouderdom van 80 jaaren' bereikt, toen ze tot Regentes wierdt verklaard, waaruit men niet al-leen haare heerschzugt, maar ook de verheven gedagten afncemen kan, die men van haare groote bekwaamheid had, daar men anders, wanneer men tot die jaaren is gekomen, van de bedieningen pleegd ontheft, en in rust gefteld te worden. Men moest 'er zig ook zo veel te meer over verwonderen, om dat de moe der des jongen Keizers voorhanden was, die boven dat insgelyks alle hoedanigheden bezat, welke tot de regeering eenes Staats gevorderd worden. Doch dit juist baande den weg tot het ongeluk van chiosza, en beroofde haar, eindelyk, ook van het Leeven en de regeering. De moeder des jongen Keizers duchtte^ dat chiosza met haaren Zoon mahomet, op dezelfde wyze, als met haaren ter dood gebragten Gemaal ibrahim, mogt handelen, en zogt zig, daarom, door eene party tegen de oude Keizerin te verfterken. En, wyl chiosza de Janitfaaren of het wetvolk op haare zyde hadt, zo zogt zy de Spahis of de ruitery tc winnen. Tot dat einde helde zy den Spahis den hoogmoed der Janitfaaren voor , en dat deze niet alleen ibrahim hadden vermoord, maar nu ook den jongen mahomet veragtten. Inzonderheid gaf zy den Spahis , welke in Afe T 4 ver-  C 296 ) verdeeld lagen , te kennen, dat chiosza willens was, hen allen uit tenxjen, verkerend hen plcgtig, dat dit onfeilbaar zou gelchieJen, wanneer ze dit ongeluk niet bytyds voorkwamen. 1 De Spahis of Ruiters wierden hierdoor zo zeer yerbicterd , dat ze in een groot getal' vergaderden, en zig na S0utari, een kleine ltad, aan den Bosphorus gelegen, begaven van welke plaats zy, aanftonds, eenigen uic Het midden van hen na Conftaminopel zonden , om de hoofden der geenen te begeeren, die ibrahim ter dood gebragt hadden. De voornaamfte bewerker dezes moords was de vizier mor ad bassa geweest, welke onder dc Janitfaaren was opgevoed, en van hen zeer hoog geagt wierdt. Toen deze Vizier van het voorneemen der Spahis tyding kreeg, bragt hy een groot getal Janitfaaren op de been, en trok met hen na Soutari. Hy hadt atle Spahis, welke zig te Conpantinopel opnieiden, gedwongen, dezen togt mede te doen, maar gebruikte teffens de voorzigti*heid, van ze onder de Janitfaaren te verdeelen, op dat ze niet ontvlugten, of zig by de andere party mogten voegen. Daar vielen eenige kleine fchermutzelingen tusfehen beide partyen voor; maar de Vizier liet, eindelyk, de Spahis vermaanen, van hun voorneemen af te zien, dreigende teffens, dat, wanneer ze dit niet aanftonds zouden doen, hy een Nep/uraan of Keizerlyk opbntbod wilde laaten doen, dat allen, boven de zeven jaaren oud synde, het geweer moesten opvatten. Door deze  C *97 ) deze dreigementen wierden de Spahis zo bevreesd gemaakt, dat ze opbraken , en zig weder terug begaven. Door dezen terugtogt der Spahis wierden de Janitpaaren zo hoogmoedig , dat ze zig als Heeren en Meesters van het geheele Keizerryk aanmerkten; en de oude Keizerin geloofde nu, a'ae haare vyanden te hebben overwonnen. Zy lieten ook naderhand , geene gelegenheid voorbygaan, om de Spahis in 't algemeen, maar hen inzonderheid hegt te behandelen , die voor de dapperften wierden gehouden, om daardoor den overigen vrees aan te jaagen. Doch zy regtten 'er niets anders mede uit, dan dat de Spahis zig met andere ook verëenigden, en op dezelfde wyze met de Janitfaaren handelden. Ten ongeluk der laatften ftondt toen juist het Gemeen te Conftantinopel tegen den Bectas, den Aga of Aanvoerder der janitfaaren op, om dat hy de munt hadt vervalscht, dringend, in een groot aantal, op 't Keizerlyke hot. De andere party verzuimde niet van dezen ophand gebruik te maaken, brengend het zo verre, dat den Groot Vizier het zegel ontnomen, en deze gewigtige plaats een anderen wierdt toebetrouwd. Op die wyze onthonden twee Factiën in die ftad. Eenige hielden het met de Janitfaaren ; maar anderen waren voor den nieuwen Vizier. Het Hof was insgelyks ia twee partyen verdeeld. Dc jonge Keizerin zogt de magt haares Zoons te befchermen ; rrmar de oude Keizerin wilde de regeering alleen voeren. i3y deze omftandigheden liet chiosza den f 5 Aga  ( 298 ) Aga der Janitfaaren weeten, dat hy zyn aanzien niet zoude beweefen kunnen, zo mahomet met het bewind ontnomen, en die Zyn' jongeren broeder, s o l y m a n , weêr opgedraagenwieidt. Want deszelfs moeder reeds geftorven zynde, zo kon haar het beftier des Keizerryks door niemand worden betwist. Tot dat einde gaf zy voor, dat mahomet met zo wel gemaakt,'en niet van zulk een goeden inborst was, als solyman. bectas deedt daarom, op deze vermaaning, de voornaamfte Janitfaaren vergaderen, om deze zaak met hen te overleggen. Men zogt ook den Groot Vizier door beloften te winnen, en net hem, daarom, om middernagt verzoeken deze vergadering by te woonen , het went hy ook, uit vreeze voor de Tanitfaaren beloofde. Hy kwam'er ook werklyk, doch eeniglyk met oogmerk, om te veinzen, en hunne aanflagen uit te vorfchen. Zo dr' als ny m de vergadering was gekomen, alwaar ïoocuo anitfaaren in het geweer honden , ruimde hem Bectas de eerfte plaats in, doende voort den voorflag, dat men mahomet aizetten, en solyman weêr op den Throon verheffen moest. De Groot Vizier keurde, voor het oog, dezen voorflag aanftonds goed' cn beloofde met een eed, denzelven naar het uiterlte vermogen te onderfteunen , waarop men hem, by het aanbreeken desdags, en wel in de vaste hoop weêr na huis liet gaan , dat hy dit genomen befluit met alle magt zoude bevorderen. Eenige helden wel Bectas voor, dat hy een' misflag hadt begaan , in den Groot Vizier vry Weêr te laaten vertrekken-:  ( 299 ) ken: maar hy floeg geene agt op deze aanmerking: , verlaatende zig op zyne groote magt ,"waar door hy , den volgenden dag, zyn voorneemen hoopte werkheilig te maaken. • , . Zo dra de Groot Vizier in zyn Paleis was gekomen, begaf hy zig na het hot, alwaar hy voort, naa dat hy zig te kennen hadt gegeeven , binnen gelaaten wierdt. Hy vervoegde zig, voort, na den Harem of het vertrek des Sultans, en trof daar solyman Aga aan, welke nog niet na bed gegaan was, om op het voorneemen der Regentes te letten. Want wyl dezelve met eenige Hofbedienden tot laat in den nacht gefprek gehouden hadt, zo befloot hy daaruit, dat ze met een gewigtigen aanllag zwanger moest gaan. In dit mistrouwen wierdt hy geftyfd, toen hem de Groot Vizier bekend maakte, wat de Janitfaaren voor een befluit genomen hadden. Zy overleiden deze zaak een kof ten tyd, en solyman begaf zig hieröp na het vertrek van chiosza, waarin hy met geweld tragtte in te dringen. Maar eenige Gefneedenen der Keizerin helden zig tc weer, en wilden hem den irnang betwisten. Doch, toen hy éénen htauer met den dolk neer.^ftooten hadt, zo namen de overigen de vlugt, en heten hem den weg vry. "Hierop tractt solyman regelregt in de Kamer van chiosza, en liet ze met eene wagt bezetten, om haar den uitgang te bc- leCDeze fchikkingen gemaakt, en verfcheiden van haare getrouwftê Gefneedenen van kanr geholpen zynde, begaf zig solyman na het  C 3oo ) vertrek der jonge Keizerin. Hy eaf de vrouwen, die haar opwagtten, voort door te! «f h'n™ Keizerin aanftonds opwekken gefehiedde door tekenen; want daar door pleegd men zig aan >c Turkfche Hof te kennen te geeven. Maar, toen de jonge Kei, merkte' wac me" meL haarJei?haaren 5nT.TrnCemens was> 20 kondc zy zig niet SÏÏ J?ï ? °Verluid te «*«euweyn,gwïï door de Keizer uit den flaap ontwaakte. De jonge mahomet, door het gefchreeuw zy! Jen m°ender zeei\bea»g^ «*gc& fterk te wee- volen hVdr"^ d3c hy zig v00r solymans voeten hadt geworpen, riep hy uit: laba, la- h,L Zfam Vem ' dat is : Hofmeester help my. solyman nam hem op zyne armen en ging met hem na buiten. Hy toonde hem den Opperften der Hofpagen, moedigend hem aan tot trouw aan den Keizer Toen lelde'hv311 VCrf ke"ng hadt ^kreegen^verleide hy , verder , met den Groot V zier voorr"^^"8^ d0Cn ware' Men S voort beve , alle Jcochlans of Paren op te wekken ; het welk ook gefehiedde? De Pages , wier getal óoo beliep, opgewekt, en d?S?ew§rr onde"e^zynde' wVarm ae Keizer was, hepen allerwegen in groote verwarring rond, zonder te weeten, wat zt deeden, om dat ze zig verbeeldden, dat de Ja mtfaaren reeds in 'r. Kasteel gedrongen waren •m hen allen het Leeven te^SS^ heten zy zig zo wel, als anderen , tot 'c Hof  C 301 ) - \ Hofbehoorende, wapenen, om den Jamtfaa- ren te wederftaan. , By alle deze omftandigheden kon men den iongen Sultan tot geen bedaaren krygen, om dat die vast geloofde, dat men hem, als zyn Vader, ombrengen wilde. Doch hy ftelde zig eenigzins gerust, toen men hem allerwegen op het hot rond leidde, en de veele gewapende lieden toonde , welke tot zynen dienst bereid ftonden. Toen hy aan de vertrekken der Pagen kwam, en een jongeling begon uit te roepen: God laate onzen Keizer duizend jaaren leeven\ zo herhaalden de Paeen dezen wensch, en riepen als uit éenen mond, Allah'. Allah! God! God', waarin hen alle de geenen navolgden, die in de naast gelegen vertrekken waren. Inmiddels haat de Groot vizier alle krygsbedicnden, van wien hy wist, dat ze den Keizer getrouw waren, laaten bekend maaken, om zig na het Hot, en wel met zo veel manfchap, als zy op de been konden krygen, te begeeven, ca zig met leevensmiddelen voor drie dagen te voorzien. Des wierdt het hot, fchieiyk, vol van gewapende lieden, en de Bosphorus, of Zeeëngte, met vaartuigen bedekt. De Janitfaaren , van deze fchikkingen en alle die beweegingen bericht krygende , welke men op het hot tegen hen maakte, zo zogten ze zig door meerder troepen te verfterken, gelyk ook gefehiedde. En zo wierdt de ftad in twee partyen verdeeld ; eenige hielden het met den Keizer, anderen met de Janitfaaren. Op het Slot vergaderden voort eenigen, om de Regentes het Leven te beneemen, en crok0 ken,  C S°2 } ken, tot dat einde, na haar vertrelc. Ëeri haarer aanhangeren, de Hazoda BaszwS zu ksbeletten. Maar »nen fleepte hem'nïïert Sultan, in wiehs byzyn hem iemand den köp met eene byl kloofde, waarop hem de overigen m kleine hukken hakten/ De jonge Sultan wierdt over dit vertoon zo zeer ontroerd knnriTl ï "™lyks, weêr tot bedaaren konde krygen. Men moest het zo deerlyk toegeregte dooae lighaam voort wegdoen tfPw%Executie gedaan zynde, tradt degroote Mufu met verfcheide Bedienden in hetveriTh'rr™^ ^wegens ^ grooten oploop iïec„T™uIc des volks zeer ontheldf het welk allerhande taaien onder malkander fprak 7 ^0n,„ln hec be?in9 °ok niet begrypen." wat dit alles wilde zfggenj tot dat hy einde' lyk merkte, dat allen eenpaarig begeerden, dat men hen de oude Keizerin, als de oorzaak ' des ongeluks, mogt overleveren, en te gelvk allen den geenen den dood dreigden, die zig zouden verhouten, dit te beletten. Op denzelfden tyd kwam ook de jonge Keizerin welke met wist, of de Janitfaaren reeds in beweeging waren: maar zy duchtte, dat, indien de Janitfaaren de overhand behielden, chiosza haar mogt laaten worgen, en dus op dezelfde manier ftraffen. als zy, te weeten chiosza, thans wierd gedreigd. En uit dien hoofde verweet zy den Pagen hun bloedig voorneemen met zeer harde woorden zeggende, dat ze zeer ontaart handelden, dat ze eene oude en bedaagde v orstin het Leèven ï?^"?en' die hen' "immer, iets kwaads hadt beweezen. Doch, wyl de Icoch- lans  C 301) lans of Vagen reeds wisten, dat dit maat veinzen was, en de jonge Sultane niets zo zeer, dan de dood der Regentes wenschte^ alhoewel zy de lastering tragtte te ontgaan, dat ze zig met het bloed haarer Schoonmoeder bevlekte, gingen zy in deze zaak, meteenen des te grooteren yver te werk, en begeerden een van den Sultan ondertekend Fetfa of doodsvonnis* Een Page, die in den yver de jongeKeizerin voor chiosza zelve aanzag, wilde haar voort ombrengen: maar zy nam de vlugt na haar Zoon, en riep, dat ze de Moeder , en niet de Grootmoeder des Keizers was. De Sultan gaf hieröp ook een teken met zyn zakdoek , welken hy in de hand hadt, om zyne traanen af te veegen, dat hy terug mogt wyken. Dewyl mén nu merkte, dat de verbittering op de oude Keizerin zo groot was; zö liet de Mufti den Sultan te kennen geeven, dat het Gods Wil ware, dnt chiosza het Leeven wierdt benomen, en dat'er geen ander middel overig was, om het beroerde land de rust weêr te verfchaffen. Hieröp bragt men aanftonds papier, inkt en pennen; en de Mufti ftelde het vonnis op, 't welk door den Sultan ondertekend wierdt. De inhoud was , dat chiosza zoude geworgd worden, doch zo, dat haar lighaam niet wierdt gefchonden, en dat dit doods- vonnis aan zulk eene plaats voltrokken zoude worden, dat de Sultan haar gefchreeuw niet konde hoorcn. De Pagen oïlcochlans verdeelden zig hierop in twee partyen. Eenigen bleeven by den Keizer, om te beletten, dat geen tegenbevel gegeeven mogte worden. Maar de anderen haast-  C 304) haastten zig, om- 't vonnis te volvoeren k nt de Kamerdeur der veroordeelde Keizerin, en riepen, Allah\ Allahl Eenige Arabifche Gefneedenen, die deze deur bewaakten, heten, voort, 20 Icochlans binnen treeden, Deze door de Zaal gedrongen zynde, waarin zig de Hofdames van chiosza ophielden, zo kwam hen eene vrouw , welke de Keizerin tot vermaak diende, met een piftool in de hand tegen , en vroeg hen wat zy wilden. Toen ze antwoordden dat ze de oude Keizerin zoïten, zeide zy, ik ben het zelve', losfend teffens de piftool op éénen uit den hoop, maar 't ging niet af. Deze vrouw wilden zy voort ombrengen; maar toen solyman, die deze terdoodbrenging mede by woonde , tot'hen zeide, dat het de Keizerin niet was, zo vielen ze eindelyk in het vertrek van chiosza zelf in ; maar dit was zo duister, dat men licht moest ontfteeken: want chiosza hadt alle Kaarzen laaten uitdoen, en zig zelve onder eene kas verborgen. Naa lang zoekens wierdt ze eindelyk ontdekt, en voor den dag gehaald. Zy beloofde eiken Icochlan groote geld lommen , zoo zy haar Leeven wilden redden. Maar om dat 'er niemand iets van wilde hooren, zo wierp zy eene hand volZechinen onder hen, in hoope, van zig, geduurende den tyd, dat zy het geld opraapten, met de vlugt te redden. Eenigen heten zig ook werklyk daardoor ophouden, raapende 't geworpen geld weêr op. Maar •anderen hielden de Keizerin vast, en een AP banier, welke merkte, dat ze twee groote ringen in de ooren hadt, rukte dezelve met; ge-  C -3^5 ) geweld weg. Het waren twee in goud ge* ze;te Diamanten, welke haar Zoon, amurath, haar hadt vereerd, en waarvan men voorgaf, dar ze zo veel waardig waren, als de inko nften van een geheel jaar van groot Kaho hl Egypten bedroegen. De Albaniër , die dezi diamanten op zodanig eene wyze magtig was geworden, duchtende, dat het hem niet mogelyk zou wezen, dezelve te verbergen, gaf ze aan solyman over, die 'er hem 10 Zechinen, én eene plaats in de Schatkamer ter vergelding voor gaf. Men fcheurde de klederen der veroordeelde Keizerin aan hukken, en maakte zig meester inzonderheid van een kleed van Hermelyn, het welk met diamanten bezet, cn met eenige Magifihs Tignren getekend w&s. Men geloofde, dat ze door hetzelve alle Keizers hadt betoverd, die in haaren tyd hadden geleeft. Eindelyk trok men haar heel naakt uit. Maar toen men haar wilde worgen, zo had men geen'ftrop by de hand, en moest, daarom, eersteen touw laaten haaien. De Icochlans deeden haar, eindelyk, den ftrop om den hals, en dezen fterk toegetrokken hebbende, geloofden zy, dat de Keizerin dood was. Weshalven zy.hnar op den grond lieten liggen, roepende , Udli, Udli, dat is, dood. Merkwaardig'is het. dat de Keizerin, hoewel ze reeds 80 jaaren oud was, en bykans alle zinnen hadt verlooren, zelfs geen' tand meer inden mond had, egter, toen men bezig was, met haar te verworgen, éénen Icochlan dermaate met het tandvfeesch op den vinger beet, dat hy dien niet eerder uit den mond weêr konI. DEEt, * V de  (Sc6 ) de trekken, vödr dat hy haar met den dolK een' ftoqt in 'c regte oog hadt gegeeven. Hierop gingen zy, die het vonnis hadden volvoerd, en dit handwerk niet regt fcheenen te verhaan, weer heenen, om van het ter dood brengen der oude Keizerin verflag te doen. Maar een Aga merkte, dat zig het lighaam dezer ongelukkige Vorftin nog bewoog, en riep hierom de Pagen weêr terug, om haar het Leeven volkomen te beneemen, gelyk: ook gefehiedde. De zwarte Gefneedenen namen eindelyk,het lyk op, en bragten het na des Keizers Moskee. De Slaaven deezer Keiu,lirL' }vluer.ptal °P 4oo beliep, volgden het 3M, ti,hu«en en ™,eenen> ^kten de hairen mt hun hoofd, en ftelden zig zo deerlyk aan, dat men het met zonderaandoeningcnmedelvden konde aanfehouwen. Hieröp liet de GrootVizier de Pagen voor hunne beweezen trouw bedanken geevende hen teffens te kennen, üat men het zwaarfte nu te boven was Het overige wilde hy op zig neemen, om uit te w^' 5et,wdk 00k Spiedde. Want de hoogmoed der Janitfaaren wierdt, van dien tyd af gefnuikt, en mahomet bezat den 1 hroon veele jaaren in rust Zulk een einde hadt deze Vorftin, welke ten tyde van verfcheide Keizers, dVrwStog in handen gehad , en met eene onbepaa dl hÏÏZfffT*?1 hadt'*Haare ?roote EoedSig! ^SSkendaarmt,'datnienze tot Regentls verklaarde , hoewel ze reeds 80 jaaren oud Ke&r'rlf derT Cen ?ader recht todden, heï Keizerryk, geduurende de minderjaarigheid van mahomet, te xegeeren. Ten bewyzè van  C 3C? ) van haare bekwaamheid dient ook dit, dat men haar van tovery befchuldigde. Want doorgaans zyn 't alleen groote verhanden geweest, welke zig van anderen door bekwaam en geleerdheid onderfcheidden, die zulk een oordeel over zig hebben moeten laaten vellen* Deze moord gefcbiedd» in het jaar 1651. V 2 VER-  ( 308 ) VERGELYKING. Dat deze twee Dames hier, gevoeglyk, by ef. kander hebben geplaatst kunnen worden, blykt uft haare geboorte, .natuurlyke boedanigheden, onderneem.ngen en lotgevallen, sigbritt was eene gemeene Hollandjcbe vrouw, die fruit verkogt hadt, en kon des wegen niet op haare voornaame voorouders roemen, chiosza was eene Slaavin uit drkasfie, en was dus, mogeiyk, van eene nog gemeerier afkomst.- De eerlle baande zig den weg tot hoogheid, door de fchoonheid haarer dochter: maar de andere beklom den hoogden trap, door haare eige uitfteekende gedaante. Doch beide bragten zig, door haar ongemeen verftand, en door haare groote natuurlyke gaaven, aanzien en magt re wege. sigbritt was de dryfveer, onder een vluggen en bekwaamen Vorst, en ch i o s z a heerschte in een tyd, dat vier Keizers regeerden, met eene onbepaalde magt. Beide helden tot het ftrenge over, en hadden dus ook even veele vyanden: maar beide bielden, door eene ongemeene ftandyastig-en bekwaamheid, hunne vyanden veele jaaren in toom; en men moest ze dus , hoewel men ze haatte, nogtans ook ten zelfden tyde bewonderen en hoogachten. Ten betooge der groote bekwaamheid, die sigbritt bezat, kan men als een onwederfpreekelyk bewys bybrengen, dat zig een groot en verftandig Koning van haaren raad in de gewigtigfte zaaken bediende. Daarenboven zyn verfcheide heilzaame en welgegronde verordeningen en fchikkingen door haar bedagc en gemaakt , en 't is waarfchynlyk, dat ze een werktuig by hec nieuwe wetboek van ch ris ti a an II is geweest, om dat 'er verfcheide Hollandjcbe reglementen in werden gevonden. De bekwaamheid en Staatkunde  ( SOP ) de van chiosza fteekt daarin door, dat men haar in een groot Keizerryk aanmerkte als het rad, 'c welk alles dreef, en dat men haar, in de minderjaarigheid des laatften Keizers, tot Regentes verklaarde. Dat in de Historie, met grooter veragting van de eerfte, dan van de andere word gefproken, zulks is meer aan den tyd en de plaats , dan aan den perzoon toe te fchr^en. Niets was ■in Denemarken'vreemder, alwaar men, toen, alleen op de geboorte en eene.adelyke afkomst zag, dan ■een gemeene en vreemde vrouw aan het roer van Staat te zien. Daar voor het tegendeel aan t Turkfcbe Hof niemand den anderen zyne geringe afkomst Kan verwyten, om dat zy alle flaavenzyn, en uit het ftof tot de gewigtigfte Eerampten worden verheven. Deswegen voedde men, hoewel men beide ontzag, voor de laatfte nogtans, te gelyk een zekere eerbied, waartoe de perzoneele hoedanigheden van deze beide Dain&s zeer veel toebragten. Wanc ciiuosza hadt een Majeftueus wezen, en ■was teffens mild, vlug, loos en welfpreekend : maar sigbritt was barsen fpytig, alhoewel in haaren gemelyken aart iets vry en Hollandscb was, het welke niet onaangenaam was. Want alhoewel zy, verfcheide maaien, nu eens dit in den Koning, en dan weêr dat in de Koningin te berispen vondt, zy ftondt egter, altoos , by beide in gunst. Zy fchrolde, by voorbeeld,.op de groote vrugtbaarheid van Koningin elisabeth, en zeide, dat het land zo veele Heerkens of Jonkers niet kon onderhouden. Maar men vind met, dat dit haar Hollandscb Compliment kwalyk is opgenomen. Dewyl de Historie dezer beide Dames zo onvol • ledig is; zo kan 'er geene verdere vergelyking tusfehen haar worden gemaakt. Want elke kan verfcheide hoedanigheden hebben bezeeten; doch wetke, om dezelfde rede, onbekend zyn. Uit de korte gefchiedenis van chiosza ziet men, dat het haar noch. aan bekwaamheid, noch aan wil ontV 3 brak,  C 3io ) bralt, om de grootfte ftaatslisten uit te voerenmaar uit de Historie van siobjitt blvkt dat ey eene eerlyke vrouw is geweest, en niets minder, dan de kunst van veinzen verftaan hebbe. Te eelyk wyzen haare onderneemingen uit. dat ze met een manneg oordeel, en met een zeer goed na. tuurlyk verftand begaafd waren. Hadt dus de TurkJcbe ch iosza a een listiger en loozer brein; dan bezat de flttn/è4e«IGBRIXT integendeel, een zo veel te ryper verftand. Zy hadden, eindelyk, be.de een droevig einde, chiosza wierdt ia haaren beogen ouderdom geworgd; maar s i o b b i t t wierdt by het einde haarer regeeringe in het water geworpen , en daarom als alleen gered, op dat ze, voort daarom, in balllngfchap zou leeven, zo dat net alg-emeene fpreckwoord in haar wierdt beWaÜ i j wie hm&m zal> dis verzuipt niet» Inrriddels kan men van haare lotgevallen, die ze op haare vlugt beleefde, niets zeggen, ©m dat 'er de Historie niets van meldt. Voor 't overige leerd men uit de Historiën van deze béide vrouwen, dat de boven aangehaalde Fabel van oude vrouwen ongegrond is. Want men vind, zoo men maar zoekt, benalven deze twee, nog verfcheide andere bedaagde vrouwen , welke een manlyk hart in vrtuwlyka iignaamen omdroegen, en als vrouwen met manly. ice hoedanigheden werden toegerust, ja welke met chiosza konden byten, alhoewel zy geene tanoen meer hadden. MIS-  MEJUFFER de M0NTPENS1ER, E N MEVROUW m MAZARINI. INLEIDING. Des menfchen vrye wil moet in geene zaak minder dan in huwlykszaaken worden bepaald, en egter wordt, nergens, een grooter dwang, dan in dit geval geoefend. Want men ziet dagelyks, dat verfcheiden tegen hunnen wil, genoodzaakt worden,zig met zodanige perzoonen m den Echt te begeeven, van wien ze nogtans een afkeer hebben, en dat anderen die perzoon riet ten huwelyk mogen neemen, die ze beminnen. Deze dwang is, in beide gevallen, even (legt gegrond, en heeft dus ook, aan weerszyde, droeve en kwaade gevolgen. Ik wensch zeer, dat dit gebod heilig gehouden moge worden: de Kinders moeten hunne ouders volgen en gehoorzaam zyn ; doch met deze byvoeging, uitgenomen trt buzvelyks-zaaken; want is een echt liegt eegrond, en valt hy daarom niet wél uit, dan lydt niet de Vader, maar de Zoon, niet de Moeder, maar de Dochter. Wanneer de Ouders hunnen Kinderen kleeren en \r 4 fchocr  ( 3'* ) fchoenen geeven; dan. laaten zy de maat niet neemen naar hüririe lighaamen en voeten; rnasr naar de lighaamen en voeten der Kinderenden wel.met recht. Want hy voelt het alleen hoe en waar de fchoen wringt, die hem draagt. . Maar in zaaken van huwelyk willen de" Ouders'hunnen Kinderen niet toelaaten, dat geen te kiezen, wat met haare neiging meest inftemnïenj is, ( ) maar men dwingt de Kinderen, zi°naar den wil en zin der Ouderen te rigtem Men moest, in deze gewigtige zaak, met de Kinderen, als in welke zy eeniglyk deel neemen, niet alleen raad pleegen, maar zy moesten ook een dubbelde hem hebben ; of* om het duidelykèr uit te drukken, de Kinders moesten hierin Rechters, maar de Ouders flegts zulke perzoonen gelyk zyn , die men in zekere gerechten Aufcultanten of luisteraars pleegd te noemen. Maar, om dat men,in dit fr.uk, zo ongeregeld te werk gaat, zo moet het ons niet bevremden,wanneer (*) plutarchus verhaalt de.volgende Historie van een Romein, welke zig, zonder rede, van zyne vrouw fcheen te fcheiden. Zyne. vrinden hielden hem dit voor, en konden de rede zyns misnoe£ens niet begrypen, daar deze vrouw fraai was, en haaren man Kinders ter waereld bragt. Maar hy lhekte zyn' 'voet uit, en zeide: „ deze fchoen is •„ ook nét: ma^r niemand voelt de pyn, welke hy '« veroorzaakt, dan ik, zelf. "  ( 3*3 ) neer men 'er,'allerwegen, veele droeve gevolgen van ziet, en de rechtsgedingen daar doof ook zo zeer vermenigvuldigd worden. Wanner men eenige vogteri onderling mengd, die in hunne natuur ftrydigzyn, dan, beginnen ze te fchtiimen,en loopeu als uit het elas, waarin men ze heeft gedaan; zo ook wanneer de niet met elkander overeenkomende gemoederen van twee perzoonen, door een gedwongen echt, worden verëenigd, dan ontftaat 'er zulk eene onrust en beweeging, die alles in wanorde brengt. Wegens zulke ongeregeldheden moeten, zomwylen, jonggetrouwde lieden allerhande oordeelen ondergaan, en worden, menigmaal, deswegen zelfs geftraft; daar tog de ouders, biliyk, zo wel de lastering, als de ftraf moesten draagen, die met geweld zulk een huwelyk wilden, waar tegen de natuur zig als aankantte- Ter opheldennge dezer'ftelling wil ik een voorbeeld bybrengen, het welk, voor eenige jaaren ter beflisfinge van den Kerkenraad dn Koppenhagen overgegeeven wierdt; en de volgende omftandigheden behelst. Een man befchu!digde zyne vrouw van ontrouw, en begeerde, van haar te worden gefcheiden. De daad wierdt beweezen, en de vrouw ontkende ze ook niet. Zy bragt alleen in, dat ze , door haare Ouders, tot dit huwelyk V 5 S£'  gedwongen was geweest, en beriep zig op nog leevende perzoonen , welke getuigen •konden, dat ze, by het trouwen gevraagd zynde door den Predikant, of ze de tegenwoordige Perzoon voor haaren man aannam, niet neen geantwoord hadt: maar haare ouders hadden dien Predikant een' wenk gegeeven, dat hy dit niettemin met het trouwen zoude voortgaan. Ik, als een lid des Kerkeraads, was van oordeel, dat men die vrouw deswegen niet kon ftraffen, als hadt zyhaare belofte verbroken, dewyl ze niets beloofd of toegezegd hadt. Eene belofte, die iemand doet, wanneer'er een ander hem met geweld toe dwingt, is geene belofte, en allerminst kan men zeggen, dat zig iemand tot eene zaak verpligt hebbe, wanneer hy openlyk heeft te kennen gegeeven, dat hy 'er zyne flem niet toe geeve. Die vrouw was dus, naar myn begrip, wel niet onfchuK dig, om dat zy eene misdaad hadt begaan, maar haar man hadt even zo min, als haare ouders , recht, om haar aan te klaasen. Want de eerfte hadt zig met eene perzoon laaten trouwen, die tegen het trouwen openlyk hadt geprotesteerd. En de ouders konden even zo min op eene beftraffing dringen, om dat zy hunne dochter hadden gedwongen, den gèenen de hand te geeven , wien ze naar haar belydenis, het hart niet kon*  ( 315) konde geeven. Wanneer een (legt gebouw omver valt, dan is dit niet, altyd, de bouwftoffen tewyten, maar menigmaal ook hen, die het opregtten, en niet zogten, door goede fteenen en kalk een verband in het gebouw te maaken. En , wanneer uit een ongefundeerd huwelyk allerhande verwarringen ontftaan, dan hebben zy fchuld, die niet op liefde en overëenftemming der gemoederen by de verëenigde perzoonen hebben gezien. Want daar door moet de getroffen verëeniging, als een huis door kalk en lleenen, in een goeden ftand worden gehouden. Voor 't overige worden de gedwongen huwelyken, op tweeërleie wyze , voltrokken. Men dwingt of beide perzoonen, ora tegen hunnen wil een huwelyk aan te gaan, en alsdan is het, als of men twee paarden regelregt tegen elkander in een molen fpand, waarop eindelyk moet volgen, dat het rad aan ftukken fpringt; of één van beide wordt alleen genoodzaakt, eene perzoon, waarvan hy of zy nogtans een' afkeer heeft, te trouwen. En in dit laatfte geval is het even zo gelegen, als wanneer één voet willig is, maar de ander niet wil volgen, waar door men genoodzaakt wordt, op één been te hinken, en eindelyk weldra haast ftil te ftaan. Het eerfte foort van zulk een lui we ■ lyk is een gefchil, en hec ander eene gebrekkige verëeniging. Want even zo min kan  ( 316-) kan men het een' koop noemen, wanneer de ééne party wil verkoopen , maar de andere niet koopen wil. Even zo min kan ook een echt volkomen zyn, wanneer beide partyen niet vry willig, en zonder den minften dwang, daartoe haare hem geeven. Hierom zeide zeker lugthartig man in de komedie: „ ik ben half verloofd; want ik heb myn hart aan een meisje gegeeven ; „ daar ontbreekt nu niets meer aan, dan „ dat dit meisje my haar hart ook geeve." ' Wat men tegen deze helling inbrengen kan, beftaat daarin, dat jonge lieden, by gebrek van doorzigt, hun eigen welzyn niet kennen, en daarom eene zogewigtige zaak aan hünne Ouders en Voogden moeten overlaatem ik ftaa zeer gaarne toe , dat de Ouders , in dit geval, niet te eenetnaal moeten buiten gefïooten worden. Maar'het komt my voor, dat zy, in deze zaak, biliyk , niets meer, dan eenen goeden raad geeven, of op zyn hoogst alleen het jus prctjemandi hebben, en dus den Kinderen alleen zekere perzoonen mogten voorftaan , waaruit de Kinders, naderhand, dezulke konden kiezen, welke met de genegenheid huanes zins en harte meest fchynen overeen te komen. Maar het is ongeoorloofd, en lykt na Tyranny, den Kinderen zekere perzooren op te dringen, inzonderheid wanneer 1 •• ■ ■ ■ ;* - . .-het  C 317 ) het zo gefchiedt, als in Spanje en Italië gebruiklyk is, daar bruid en bruidegom malkander niet eer zien, voor dat ze na het altaar gaan. Men lacht over een zeker priester, die het trouwen met deze woorden begon: „ elk,die een huwelyk wil aangaan, „ moet vooraf zien, hooreu en voelen. Ik voor my vind op de inleiding dezes eerlyken mans niets te zeggen: want, wanneer men niet zo omzigtig'te werk gaat; dan is het, als of men, naar het gemeene fpreek- woord, de kat in den zak koopt. Wanneer een huwelyks - verdrag , naar den voorflag van den fiaatkundigen Tinnegieter, voorwaardelyk, en wel óp zulk eene wyze wierdt geflooten , dat het een' Echtgenoot , naa eene voorafgegaane vierendeeljaarige opzegging, vry flondt, zig van den anderen tefcheiden; dan kon de vryheid der Kinderen, door de raagt der Ouderen, worden bepaald: maar, nu zulk een Contraél eeuwig duurt, en een ongelukkig huwelyk daarom geen vagevuur, maar eene helle is; zo handeld men onmenschlyk, wanneer men iemand tegen zyn' wil dwingt, zig met een Perzoon, waarvan *rien n°g" tans een' afkeer heeft, in den echt te begeeven. Ja, deze dwang is niet alleen tyrannig, maar ook ongerymd. Want, daar de echt eene liefderyke verëeniging van twee har-.  ( 3i8 ) harten zyn zal, zo kan een Vader zyne dochter wel vraagen , of ze dezen of dien Perzoon beminne kunne. Maar hy kan haar ,>niet beveelen denzelven te moeten beminnen. Want op bevel te beminnen, is even zo onmogelyk, als zig, op bevel, eene hand breed grooter te maken, dan men is; en hier heeft ook plaats, wat men van het geloof pleegd te zeggen, dat men het niet door geweld iemand inplanten en inboezemen kan. Wilde men tegen werpen, dat men, wanneer het al iemand onmogelyk viel, op bevel te beminnen, ten minften egter de welvoeglykheid in agt neemen , en zig jegens een' echtgenoot vriendelyk kon houden; dan is het hieromtrent evenëens gelegen, als wanneer men in zaaken van Godsdienst wilde zeggen, dat men, zoo men al niet in ftaat ware , op een bevel te gelooven, zig egtar ten minften zo kon houden, als of men geloofde, of dat men, 't welk het zelfde is, voor huichelaar mogt fpeelen. Naar myn begrip is het beter, zo wel in het ééne, als andere geval, voor de vuist te werk te gaan. Want, even als men iemand eene dwaaling in den Godsdienst eerder, dan geveinsdheid, kan vergeeven; zo is ook in het huwelyk eene heldere oorvyg zo berispenswaardig niet, als een valfche kus: even als het veel edeler en betaamelyker is, wanneer men zynen vyand den oorlog openlyk aankondigd, dan wanneer men  ( 319 ) men hem onder den fchyn van vriendfchap overvalt, en ongelukkig maakt. s Zo redeloos nu als de Ouders en Voogden handelen, wanneer zy de Kinderen met geweld, en als met de hairen na het bruidsbed trekken; zo verkeerd gaan zy, over het algemeen , ook te werk, welke verliefde perzoonen van malkander zoeken te fcheiden, die de natuur nogtans,door eene heimelyke overè'enuemming, onderling fchynt te hebben verè'enigd. Over het algemeen zegge ik; want zomtyds kan men, met recht, dwang gebruiken , wanneer men merkt, dat deze of geene party voor een geheel geflacht wanvoegelyk of fchandelyk zyn zoude. Maar, waar deze omftandigbcid geene plaats heeft; daar kan men met recht zeggen, dat de verhindering, in dit geval, even zo onbillyk en ongerymd is, als de vooraf reeds aangehaalde dwang. Want', daar zplk eene fcheiding, menigmaal , harder is dan de dood , handeld men.redeloos, wanneer men 'er op dringt. Maar zulk eene handelwyze is te gelyk ook ongerymd, en het bedoelde oogmerk kan, daar door, onmogelyk worden bereikt: want men giet, daar door, flegts oly in het vuur, en eene zwakke, en nog niet ver gevorderde genegenheid wordt, door dit werk in «ene t\Qtnan/cha en X^Sfidifcbi liefde veranderd.  ( 3-o ) derd. En dit is de rede,; waarom de Dichters en Treurfpeifchryvers geene- hartstogt fterker hebben bevonden, dan de begeerte van beminnende perzoonen, vyelke niet kunnen verkrygen, wat ze wenfchen. Hoe meer men het opzigt verdubbeld , hoe fterkere kasteelen men. bouvvd, en hoe vastere fchanzen men opwerpt; des te fterker wordt de -liefde. Van deze twee foorten van dwang en deszelfs gevolgen leveren de Historiën der beide Dames, welke ftraks zullen volgen , merklyke voorbeelden. De ée'ne was genoodzaakt met hem te trouwen, welken zy haatte, en de andere mogt geen huwelyk aangaan met hem, dien zy beminde. "VVeshalven het gedrag van deze twee Vorftinnen aanleiding gaf tot de droeve gevallen, welke in haar JL.eeven voorkomen.  C 321 ) Mejuffrouw de MONTPENSIER. Mejuffrouw de montpensier, eene Dochter van Gaston, Hertog van Orleansen Broeder van lodewyk XIII, zag 'c eerfte Lcevens-licht den 28 Juny 1627. Zy kan onder de geleerde Prinfeslen worden gerekend , en heeft l|aare eige Historie in de bekende Memoires opgeheld , die zy in 8 Deelen heeft nagelaaten. Om dat haare Moeder kort naa de geboorte haarer dochter ftierf, en haar Vader, niet lang daarna, uit misnoegen het Hof verliet, zo moest men zekere Perzoonen aanhollen om haare Goederen te bellieren. De beroemde Kardinaal van rucheli eu, welke toen de eerhe Minister van Frankryk was, en met eene onbepaalde magt regeerde, wilde de terugkomst des Hertogs van Orleans niet anders, dan onder zo harde voorwaarde gedoogen, dat 'er onze Juffer,die toen maar 4 of 5 jaaren oud was, zeer over wierdt verbitterd. Want hy liet den Hertog weeten, wilde hy de Genade van den Koning, zyn broeder, weder erlangen, dat hy tot de echtfeheiding met de Prinfes van Lotharingen moest beüui en, welke hy , geduurende zyne afwezigheid, te Nanci hadt getrouwd, en zig met Mejuffcr de comballet, eene Nicht des Kardinaals, in 't huwelyk begeeven. Deeze ftoutheid des Kardinaals moet ons niet bevremden , dewyl hy in een zo groot aanzien was. Want de Koning was, gelyk onze Juffer bericht, van natuure befchroomd en be« I. deel. X kwaa-  C 3** ) kwaamer, zig van anderen te laaten regeercn dan zelf tc regeeren. Hy was voort van zyn ftel, zo dra hy maar een vremd gezicht zag. De Hertog fchikte zig tot een verdrag, en kwam 'weder terug, doch zonder zig aan de voorwaarden te onderwerpen, welke de Kardinaal hem wilde voorfchryven. rich lieu ftierf 1642, en de Koning óverleedt kort daarna. Wcshalven de beftieringe des Ryks der Koninginne weduwe wierdt toebetrouwd , welke dezelve weêr aan m a z a & 1 n , een' Leerling van ïuCHELiEu, overgaf, zo dat de grootfte magt, even als voorheen, in handen van een Kardinaal bleef. Geduurende dien tyd, dat mazarin aan het roer zat, hieldt de Graaf van Soisfons om onze Juffer aan, om dat haar Vader hem dezelve reeds hadt beloofd; maar zy floeg deze party af. De toen uit zyne Koningryken verdreeven Prins van Wallesdie naderhand in Engeland, onder den naam van carel II. regeerde, beminde ha r mede; maar zy wilde deszelfs voorhei niet eens aanhooren, om dat ze volftrekt een Keizerin wilde worden. Hierop hadt zy eeniglyk haare gedagten gevest, en nam deswegen ook zulk een gedrag aan, welk metdegemocdsgefteldaeid des Keizers inftemde. Om dat zy. hadt gehoord, dat de Keizer tot godsdienhis,e en devote oefeningen overhelde; zorigttezy 'er ook haare devotie na, zig houdende als of zy in een klooster wilde gaan. Doch deze van haar ontworpen echt kwam even zo min, als de voorflag rot hand, welken men had, om ze aan den Koning van Spanje uit te huwely- ken,  ( 3*3 ) ken , die toen juist? zynej Gemaalin doorden dood hadt verlooren. mazarin hieldt zig, als of hy haar welzyn wilde bezorgen; maar men merkte weldra, dat alles flegts in enkele woorden bcftondt, en dat hy het nimmer in ernst meende. Dit veroorzaakte dat de Prinfes hem den rug toekeerde, en zig by de party des Prinfen van Condé voegde, die een geflagen vyand des Kardinaals was, en de onderdaanen, inzonderheid de inwooners van Parys zo zeer tegen de Ministers ophitfte, dat dc jonge Koning, beneSenS de Koningin Weduwe en het geheele Hof, verfcheide maaiende vlugt moest neemen. Daardoor kreeg die Prins in het Ryk allerwegen de overhand, en nam zo zeer in •magt en aanzien toe, dat verfcheiden van zyne eige aanhangers, onder welken ook onze Prinfe was, onverfchillig omtrent hem wierden. Ook vind men opgetekend, dat zy zelve onder hen geweest is, welken den raad gaven, hem gevangen te neemen, het welk ook gefehiedde. Doch, haare onverfchilligheid omtrent den Prins was van geen langen duur, "Want zy voegde zig wederom by deszelfs party, en bevorderde niet alleen zyneflaaking uit de gevangenis, maar deedt ook alles, wac zc kon, om het ganfche Ryk tegen den Kardinaal cn het Hof op te ruijèn, waar door zy het, eindelyk, zo ver bragt, dat mazarin genoodzaakt wierdt uit het Ryk te vlugten. Zy ging toen zelfs zo verre, dat ze, toen zig het'Hof na Orleans wilde begeëven , 'in eigen perzoon daarheen reisde, om dit te beletten . Zy vondt dc poorten wel gefïooten, X 2 maar  C 3=4 ) maar liet ééne van deze aan ftukken liaan , en kwam daar door in de ftad, alwaar zy alle inwooners overreedde, om zig openlyk voor de party des Prinfen te verklaaren. Haar eigen Vader, de Hertog van Orkans, zag deze daad als eene dwaaze onderneeming aan,vergelykende dezelve met de gevallen van een doolenden Ridder. Maar, toen de zaak gelukkig uitviel. zo wierdt zy haar tot roem uitgelegd. Mejufler mottevjlle getuigt dat de Prinfes 'er zelv' zo groots op was, dat ze zig met de hoop vleide, van eene Gemaalin des jongen Konings van Frankryk te zullen worden. Zy ontdekte haare gedagten zelfs aan de Koningin Weduwe in een brief. Maar, deze kwalyk opgenomen wordende, fchreef ze, voort, een anderen brief, vol dreigementen , en waarin ze te kennen gaf, dat ze geen zo gering perzoon was, die men mogt veragten; dat ze des Konings party dienst konde doen, wanneer men haare begeerte nakwam, maar de voldoening moest daarin beftaan, dat men haar tot Koningin maakte; eindelyk, voegde zy nog daarby, dat zy in ftaat was, het Hof de zaaken zo verward en moejelyk te maaken, dat men nog op de knié'n om haare hulp zou moeten fmeeken. Dit heeft Mejuffer mottevjlle uit twee eigenhandige brieven onzer Prinfes getrokken en bekend gemaakt. Waaruit men ziet, dat zy eenen zeldfaamen hoogmoed heeft bezeeten, dat het haar, by de vlug- en bekw: amheid , en die ze bezat, aan het noodig beleid heeft ontbroken. , Toen ze Or/eans, op deze wyze, tegen de Hof - party in zekerheid hadt geheld, verliet ze  C 325 ) ze met den Prins deze Had, om zie; na Parys te begeeven. 'Kort daarna wierdt buiten deze hoofdltad, voor de poort van St. Antonius, de beruchte flag geleverd, waarby des Prinfen Leger wierdt- geflagen. Hieröp fcheen het , met dezen gansch gedaan te zyn; maar Mejufter de montpensier wendde alle moeite aan, en bragt het, eindelyk, by de Paryfche burgers zo verre, dat ze voor de geflage troepen de poorten openden. Zy begaf zig, ten zelfden tyde, in eige Perzoon, na de Baftille, en liet daar de kanonnen op de Koninglyke troepen affchieten. Maar, toen de Hof-party geftadig fterker wierdt,zo moest onze JutTer de gevolgen haarer beweeze dapperheid en haares grooten y vers voor den Prins van Condé ondervinden. Want niet lang daarna kreeg ze bevel, om zig na St. Fargeau te begeeven. Doch men handelde daarby ongemeen zagt en hoflyk. Want de Koning liet haar weeten, om dat hy gehoord hadt, dat ze zig na deze plaats wildq begeeven, dat het haar vry ftondt, deze reis te aanvaarden. Zy hadt hieröp ook nog allerhande moejelykheden, raakende haar Huiscn gedacht, en wierdt zelfs met haar Vader onéenig, met wien ze nogthans weder wierdt verzoend. Zes jaaren van het Hof, federt dat dit haar was verboden, gebannen geleefd hebbende, verkreeg ze 's Konings gunlte weder, cnverfcheen te Sedan op nieuws aan 't Hof. Zy wierdt van den Koning en de Koningin Weduwe minzaam ontvangen, en mazarin deedt zelfs voor haar een' voetval. Hieröp X 3 volg*  ( 3-6 ) volgde zy het Hof na Parys, alwaar des Konings Broeder eene groote genegenheid voor haar liet blyken, en met haar zogt te trouwen. Zy was 'er ook niet ongenegen toe. Want een huwelyk met een jongen en welgemaakten Prins, die daarenboven nog een broeder van den Koning was, fcheen haar een gepaste en voordeelige party te zyn. Doch zy veranderde weêr van gedagten, en deze jonge Prins trouwde, kort daarna, met een Engelfche Prinfes. De onlusten waren nu volkomen gedempt, en men was toen juist beezig, om het huwelyk des jongen Konings met eene Spaanfche Prinfes tot hand te brengen , het welk ook naderhand wierdt voltrokken. Spanje en Frankryk flooten vrede met elkander, en de Ryken wierden door dit huwelyk veré'enigd. Dit was het laatfte meesterftuk van mazarin; want hy ftierf kort daarna, en zyn dood verwekte zelfs by hen geen zonderlinge droefheid, welken hy zig nogtans, door weldaaden verpligt gemaakt, en tot Eerampten en Waardigheden hadt verheven. Want hy deedt dirfniet altoos voor niet, fpottende zomwylen zelfs met hen, die door hem waren bevorderd. Toen men hem eens vejweet, dat hy de Vorftelyke Waardigheid aan al te veel perzoonen mededeelde; gaf hy ten antwoord : je feraï tant des Ducs, qiPïl fera honte de Pétre g? de ne Pêtre pas. Dat is: „Ik wil zo veele Hertogen maaken, , dat het een fenande z,n r.al voor hen, zo „wel, die 't zyn, als die het niet zyn." Onze juffer geeft hem doorgaande een liegt getuigenis. Het is onzeker , of zy hem heeft  C 327 ) heeft willen pryzen dan laaken, wanneer ze fnreekxvan de mildheid, die hy kort vóór Sn'dood het blyken. Hy het naamlykop een zekeren dag, een groot gastmaalaanregS, en 'erook de Koninglyke perzoonen op noodigen. Na. de tafel bragt hy zyne gasten n cène gallery, welke vol Edelgelteenten en andere koscbaarc zaaken was. Dit alles gaf hy ten beste, doch oP deze voorwaarde, dat er elk genoodigd perzoon, door eene Lotery, deel aan zou neemen. Het hoogfte lotJbcftondt in eene Diamant, ter waarde van 4000 gulden, en welk een' Officier by de Ko.unglyke Gendarmerie te beurt viel. —- Onze luffer kreeg ook, by die gelegenheid, een kleine Diamant van 40 o Livres. Tot dus verre had men onze Juffer als eene Heldin befchouwd, die haare vyanden getrotfeerd en zig in oorlogszaaken hadt laaten gebruiken. HJt moest, noodwendig, verwondering baaren, toen men zag, dat eene jonge Prinfes van 20jaaren,met zulken onverfchrokken moed, en met zulk eene bedaardheid van geest, de gevaarlyklle veldtogten bywoonde. Maar, even als de grootfte Helden zig, zomtyds, door geringe dingen, ligter, dan anderen bevreesd laaten maaken, zo wierdt zv zelve ook eens van zulk eene ontydige vrees overvallen, het welk een algemeen gelach verwekte. Zy maakt geene zwaangheid, dit geval met haare gewoone oprechtheid z»lve te vernaaien. Toen ze naamlyk eens te jirmagnak haar kwartier in een oud huis hadt eenomen, en 's nagts aireede in flaap gevallen Was,klopte iemand aan de deur,enfchreeuwX 4 *  c 32?) de, dat ze zig fpoedig mogte bergen, om dat het huis voort zoude inftorten. Zy fprong deswegen uit het bed, en liep na de voorplaats, daar ze allerwegen rondzag, en vroeg, wat da beduidde. Men zeide haar, dat het niets anders, dan eene aardbeeving was, dewelke, om dat die menigmaal voorviel, by dc inwooners verder geenen fchrik veroorzaakte. Toen ze dit hoorde, ftelde zy zig weêr gerust; maar zy merkte nu ook eerst dat ze naakt was, weshalven zy zig met een paardekleed bedekken m^est, het welk haar een ftalknecht toereikte, tot dat men haare kleêren bragt. Dit dient ten betooge der ftellinge, welke ik elders, raakende de Philofophie en dapperheid heb by gebragt, te weeten, dat de grootfte Wysgeer, en de ftoutfte Soldaat, door een onverwagt toeval, onthutst, en met ■ vreeze bevangen kan worden, zonder zyn gewoon Charaótcr te verliezen. Ik heb gezegd, dat men onze Prinfes, tot dus verre, als eene Heldin heeft befchouwd. In de overige tooneelen haares Leevens merkt men eene vermenging van liefde en Wysbegeerte. De omftandigheden, welke men by haare liefde ziet, bevestigen de ftelling, dat de zo genoemde Prudes onder de v rouwen, welke zo teêr zyn, en alles afpasfen, en in dc wcegfchaal leggen, doorgaans de ikgtfte keuze doen. Men kan haar, in dit ftuk, met de Mifanthropen vergelyken, wien alle menfchen tegenftaan, maar die,ten laatften,hunne genegenheid en liefde op zulk een voorwerp vesten, waar dc or by anderen een tegenzin worde verwekt, heb vooraf alreeds ge-  ( 329 ) gezegd, dat deze Prinfes verfcheide voordeelige partyen afgeftagen en zy, volftrckt, geen anderen Gemaal heeft willen hebben, dan den Keizer, of den jongen Koning van Frankryk. Haar Nabeftaande, Monfieur de turen ne, floeg haar eene party met den Koning van Portier al voor, maar waarop ze in yver antwoordde: weg', dien wil ik niet. t ijken n e wierdt'er gevoelig over, en zeide: Dames van uw Staat moeten geen anderen wil hebben, dan den wil des Konings. Naa dat men lang hierover hai gefproken, verklaarde zy zig, eindelyk, heel kort, dat ze niet het geringfte meer van deze zaak wilde hooren. la, zy bleef fteeds by haar voorneemen, of men fchoon, naderhand, haar nog verfcheide andere partven aanbood; wcsh-ilven haar ook, verfcheide maaien, het Hof wierdt verboden. Dan, deze ttdere en hoogmoedige Prinfes, welke volftrekt niets minder dan eene Keizerin zyn wilde, en uit dien hoofde zo wel uitlandfche Koningen, als haar eigen Neef, den Hertog van Orleans, van de hand hadt geweeze'n, wierdt in haar jaar fmoorlyk verliefd, en viel op eene party, welke met haare hooge geboorte gansch niet inltemde. Zy verhaalt deze liefde zelve in haare Memoires ; maar men vind een hreeder bericht hiervan in een ander werk; ten Titel voerende: les anours de Mademoifelle & de Monfieur Lauzun, waaruit ik het voornaamfte aannaaien wil. Indien men op den fchryver van dit werk kan aangaan; dan kan men deze zaak als een gevolg van een enkel toeval befchouwen, waartoe de volgende gelegenheid aanleiding X 5 gaf.  ( 330) gaf. De Graaf van lauzun bevondt zig eens in een gezelfchap, alwaar men over het huwelyk onzer Mademoifelte fprak. Eén der aan wezenden wendde zig, by deze gelegenheid, na Monfieur de lauzun, en zeide: waarom beproeft gy uw geluk niet? dit is iet s\ waaro er gy biliyk, uwe gedagten moest laaten gaan. laüzü* wierdt over deze reden zeer ontzet, geevend in zyn antwoord te kennen, dat het te hout en te vermetel voor hem zou zyn, indien hy zoverhevegedagten wilde voeden. Dit niettemin liet hy 'er zyne gedagten over gaan, en wagtte dus de Prinfes ..iet alleen meerder reizen óp, dan voorheen, maar deedt ook alles, wat tot haar vermaak kon ftrekken. Naa verfcheide gefprekken, met nam c,.uuuuui, waaruit ny Konue atneemen, dat zyn Perzoon haar niet geheel onaangenaam was, nam hy, eindelyk; eens de vryheid , te zeggen, dat hy wel merken kon, dat Mademoifelle wel haast van ftaat zoude veranderen ; dat hy daarom van harte wensen te den Perzoon eerst te leeren kennen, die het geluk zou hebben, haar Gemaal te worden op dat hy dan ook, als de eerfte,de Eernwt hebben, om 'er haar geluk meê tc wenfchen. De Prinfes beloofde hem zulks bekend temaaken; waarop hy, vo.rt, met eene groote aandoening vroeg, wanneer zulks zou gefchieden? De Prinfes, de oorzaak zyner onrust merkende, antwoordde met een grimlach dat het binnen .; maanden zou gefchieden? „ Ach" gaf de Graaf hieröp ten antwoord' „ die tyd zal my zeer 'lang vallen, en myn' „ geduld zul, daar door, op de pruef gefield „ wor-  C 33* ) worden. Doch ik moét dien tyd fwagten., " om dac het de Urinfes zo beveelt.» Den fa'eftemden tyd. verloopcn Graaf by de Prinfes, en zeide: „nu is dctya Sr en ik hoope, dat uwe Hoogheid " haa l Slofte zal nakomen.» De Prinfes woef hem, of de 3 maanden reeds verloopcn waren waarop hy antwoordde, dat hem do^ baanden als jaaren waren voorgekomen , en d™ hy die" ?yd naauwlyks hadt kunnen Xïten. Ia maar," zeide de Prinfes, „ wat fS heVVbaaren; wanneer gy ditalhoort ' zo veel," zeide laozon,,, dat ik, daar " door , dè gelukkigfte mensch op den aard" bodem kan worden. Welaan," antwoordde Oo welke wyze,'' vroeg hy, „ zal zulks " eefcSeaen?" Het antwoord der Prinfes waf k £l het u op eene ruit in myn glas fchmen Op eene ruit?» antwoordde hy: " dus zal het de eerfte in uw huis, wanneer V fiv het Slas nadert, eerder, danik, weer " ten» De Prinfes vroeg hem, op welk 'eene wvze hy het dan wenschte tc weeten? Wfflro7ïluzuNantwoordde:rpPdic^, Se uwe Hoogheid goed vindt, zoo ik " Saar de eerfte ben, die het weet.» Eimd^lyfverklaarde zig de Prinfes op de volgende wwe- heb daar geen zorg voor, ik wil het Wy0P éen blad papier fchryven, en het u veiV ;' ?e2eldno-dezen avond overleveren.» Den Vvó-TSkomen zynde, naderde hy haar eerSïriS S boeneend riaar haare belofte te binnen. ÏL9öp gaf zy hem een verzegeld billet over, SSef«W daar, dit is het, wat gy  C 332 ) „ begeerd hebt:maar opent het niet, dan naa „ middernagt. Want om dat het, heden „ yry dag is, en ik gemerkt heb, dat alle vrv„ dagen my tegen, en voor my ongelukkig „ zyn, zo wil ik, dat deze dag eerst geheel „ ten einde wezen zal.»' laozon ging hier op van haar: maar kwam tegen middernao-r weêr, en toonde haar, dat het Billet no*verzegeld, en hy haar bevél zeer hipt was nagekomen. De Prinfes antwoordde: „ Wagtnu „ nog een kwartier uurs, en alsdan geeve ik ,, u vryheid, het te openen.» Dit gefehiedde ook; waarby ze nu nog voegde, dat hv nu heen kan gaan, 't billet openen, en morgen verder met haar fpreeken Zo dra de Graaf te huis gekomen was, opende hy het billet, en vondt, tot zyne grootfte ontroering, dat 'er zyn^igen naams in was gefchreeven: maar leefde nogthans tusfehen hoop en yreeze, om dat hy konde denken, dat de Prinfes zyn' naam 'ei- daarom eeniglyk hadt in gefchreeven, ten einde zy met hem mogt boerten, en bragt deswegen den overigen tyd des nachts in zeer groote onrust door. Zo dra de dag aanbrak, maakte hy zig klaar om na de Prinfes te gaan. Deze, hem ziende en merkende, dat hy 'er zo bleek enontiteld uit zag, fprak hem met deze woorden aan: „ waar komt tog deze fthielyk" verande„ ring van daan? gisteren waart gy leevendig „ en vrolyk; en heden zyt gy droevig en „ neérftagtig?» lauzun antwoordde- „ik „ had met gedagt, dat haare Hoogheid zo „ openlyk met my hadt willen fpotten» Mademotjelk moest hem des verzekeren, dat het  ( 333 ) het haar waarlyk ernst was, en zy kon hem, naauwly ks, met groote moeite zo ver brengen, Hnf hv zulks «reloofde. Maar toen lauzun fcniëen en betuigde zyne dankbaarheid. De Scnrvver dezes werks betuigt , dat men , noo t, iets beweeglyker heeft kunnen hooren dan de reden f welke hy toen deedt Nu was 'er niets meer overig, dan dat de Graaf ook de toeftemming des Konings zogt te verkry gen. Toen hy eens met den Koning over zaaien fprak raakend de Prinfes; griminrhr» de Koning daarby, en zeide . „ net fchvn?, l auzun, dat myne Nicht u aan " het hart legt. Want uit uwe reden metk '-' ik dat gy in een beter blaadje, dan ie-/" mand anders, by haar moet Haan.' Hierop aSSddeVAUZON, dat hy niet konontkenneïdat de Prinfes hem zo veele tekenen haar" "genegenheid hadt gegeeven, dat hy oo een uitfteekend geluk kon hoopen, wannee? zi- zyne Majefteit in dit huk flegts ge. S wilde bewyzen. MadameAmontssJ??,toen tegenwoordig, zynde, en door déze reden van lauzun ingenomen zeide hkröp totden Koning: „ waarom wil Uwe Maielteit zyn geluk hinderen; hy is im" Ss ee J man van groote verdienden ? Wel" aan ''antwoorddlde Koning, „zytverze" kerd, lauzun, dat ik u in allen deele van den Koning gekreegen, of hy begaf zig na dc Prinfes, om 'er haar kennis van te geexlt Dewyl 'er nu niets meer overig was  C 334 ) dan dat deze twee Verliefden des Konings openly.kc bewilliging verkreegen ; zo begaf zS onze Prinfes om deze zaak rot ftand te brengen , by den Koning, bcgeerende deszelfs tóeltemming. De Koning antwoordde haar vrien- vrZ^ °n Zï haarc ZY wel iets IS5 e" zeldfaams, doch dat hy haar niet ' Sf? Tlde Zyn: alleen vcrzoSc hY haar, zig wel te bedenken. Waren de Verliefden, oS deze en andere verklaaringen des Konings' die ay, met hunnen wensch inhemmend deedt. aanhonds voortgegaan met de voltrekkinge h^n hL11nJuerdraSJ da" zou de zaak haar vol beflag hebban gekreegen. Maar, om dat ze nog eenige dagen wagtten, zo kreegen de Komngin de Hertog van Orhans. "en de Prins van Condé daar door gelegenheid, om alles Weêr omver te ftooten, eri hielden niet eerder op, met den Koning te bidden, vóór dat die hen beloofde, zyne gedagten te veranderen en de Prinfes van eene haar zo min betaamende party af te houden. Niemand S ez£i za3k yveri!?er» dan des Konines moeder, de Hertog van Orham. Want dïe vc;cddc nog eenen byzonderen haat tegen de Primes , om dat hy zelf, weleer, om haar aangehouden, maar een weigeiend antwoord hadt gekreegen. De Koning liet, deswegen. 'savonds de Prinfes eens l>y zig komen; en ontfchuldigde zig, dan hy ue gedaane belofte met kon houden. Deze woorden waren een donderhag in ö-ï ooren der verliefde Prinfes Zy hoorde ze als een doods-vonnis aan, en zeide: „ wat zal van Monfr. lauzun wor„ den ? ch wat zal van my zelve worden 5" De  C 335 D De Koning antwoordde: „ ik wü hem op eene andere wyze tevreden hellen , zo dat " hv vergenoegd zyn zal. " Welk eene verwondering dit geval voor 'c overige verwekt, en wat men 'er aan 't Hof van hebbe geoor ieeld, dit kan men uit de brieven der Marquifin van Sepignes afneemen, die deze zaak zeer ophelderen, en welke ik, om die rede, niet voeglyk voorbygaan kan. Zy zyn aan den Heer van Coulanges gefchreeven, en luiden, als volgt. , , Ik wil u eer.e zaak verhaalen, de wonderbaarfte, de zeldfaamfte, de onaelooflykfte, de grootfte, de geringfte, de vremdfte, de eemeenlle, de bekendfte, maar tot dus verre de geheimfte zaak , met een woord , eene zaak, waar van men tot' nu toe geen voorbeeld heeft, eene zaak, die men nooit heeft kunnen vermoeden •, i< elke men te Parys niet kan gelooven, en daarom te Ltons ook ongelooflyk is. Ik kan op my niet verkrygen, dezelve bekend te maaken; maar ik kan my mede niet bedwingen dezelve te verzwygen. Monfieur l aüzün zal tegen aanltaande Zondaer het Character dezer Pi infcs uit kennen * dat naamlyk in haar iets was, het welk ru een Roman geleek, en zy haare Mul.ristte naar het ontwerp, het welke men in de Rc.~ mans vind, die ze naarltig hadt gferaen. Zy verhaalt zelve de meeste omftandigheden dezer liefde, in haare Memoires, alhoewel niet altoos op die wyze, als de fchryver van het bovengemelde werk, waaruit dit is genomen. Haare met lauzun aangegaane verbindtenis wierdt dan, m December 1670 vernietigd. Zy valt 'er klagtig over, en met zulke bewoordingen, die bykans eene wanhoop uitdrukken: Men had biliyk rede, zig te verwonderen , dewyl men zag, dat deze voorheen zo tedere en hoogmoedige Prinles, tnan^ door de Min heel ingenomen was. Koning LODEWYit XIV. voer aanhoudend voort, haare aanzoeken af tc flaan; ja, hy het zells in het volgend jaar den Graaf van lauzum gevangen neemen, en na Pignerol voeren. laüzon zogt wel te ontvlugten, maar wierdt, door de wacht, op de vlugt agterhaald, en in eene nog naauwer bewaaring gebragt. Dc Prinfes tragtte wel,1 met alle moeite, zyne llaakirig tc bevorderen, en befteedde 'er groote fmimen gelds toe. Zy bragt het eindelyk ook zo verre, dat hy niet flegts op vrye voeten wierdt geheld, maar ook de vryheid kreeg, om weder te Parys te komen. Maar naauwlyks hadt hy zyne vryheid gekreegen, of hy vergat alle hem bewcèze wëldaaden; en hier is het, waar haare Memoires een einde neemen, te weeten met het jaar 1688. Eenigen hebben voogegeeven , dat deze Roman mee l deel. Y een  C 333 ) een heimelyk huwelyk eindigde. De Prinfes geefc ook zelve in haare Memoires te kennen dat zulk een gerucht ontftaan ware: maar zegt ook te gelyk, dat ze geene moeite doen wilde, om dit gerucht te wederleggen, dewyl ze verzekerd was, dat noch dë .Koning, noch iemand anders 'er geloof aan zoude flaan Het is denkelyk , dat het een verdigtzel is geweest, alhoewel een zeker fchryver zegt dat men in de ftad Eu als eene vaste waarheid verhaalde, dat de Prinfes met lauzun eene dochter hebbe geteeld, die te Treport opgevoed ware, en-tot het jaar 1727 of 1728 geleeft zou hebben. 6 Mademoifelle de montpensier. ftierf met lang daarna, te weeten in het jaar ir>02 , en heeft verfcheide fehriften nagelaaten, welke in 8 deelen in i2i>o. zyn uitgekomen. In dezelve vind van 1) berichten, tot haare eige Historie, en tot de gefchiedenis dier tyden behoorende; 2) brieven, tusfehen haar en Mevrouw motteville gewisfeld, en waarin van een voorflag tot een Kluizenaars- leeven wordt gehandeld, hoe dit best en op de genoegelykfte wyze kon worden ingerigt; 3; haare minnaryen met Monfieur lauzun, waarvan vooraf reeds is gefproken ; 4) befchryving van een onzigtbaar eiland, een geestige Roman, en waarin ze met een zeker Ptiriements- heer te Dombes fcherst; 5; Historie der Prinfes van Paphlagonie, zynde eene fpotterny met een voornaame Dame, welke noch fraay noch aartig is. huetius, die van deze Romans fpreekt, getuigt , dat Mademoifelle flegts weinige Exemplaaren daarvan heeft  ( 339 ) heeft laaten drukken, om dat ze tragtte te verhoeden, dat ze niet in aller handen zouden komen. Voorts zegt hy, dat de Princes zelve hem een dezer Exemplaaren hadt vereerd , waarin hy, op den rand, de naamen der Perfoonen hadt getekend, die in de gedrukte boeken weggelaaten waren* y 3 HOR  C 340 ) HORTENSIA MAZARINI. Deze Dame , die wegens haar verhand , oordeel, en zeldaame gevallen , in de Historie zo bekend is geworden, was eene Zusters- dochter van den beroemden Kardinaal mazarin. Haare oudfte zuster geviel Koning lodewyk XIV. zo zeer, dat het zelfs lcheen , als of ze Koningin van Frankryk zoude worden. Maar, haar moeders broeder, de Kardinaal, verhinderde zulks, om de opfpraak te ontgaan, hoewel hy zig, anders, zeer weinig aan de oordeelen van andere menfchen plagt te ftooren, maar altyd te zeggen: Laifbns les dire, po-urm qtfits nous laisJent faire. Deze hortensia, die jonger was , wierdt door den Kardinaal , wegens haare groote hoedanigheden, meest bemind, en daarom nam hy ook 't befluit, om zyn' naam door haar voort te planten, en haar alleen zyne groote goederen na te laaten. Tot dat einde wierden verfcheide voorhagen gedaan, om ze op eene voordeeligc en'gepafte wyze uit te huwelyken. Eindelyk viel de keuze op hem, met wien zy minst gediend was, te weeten den Hertog van mi ll er a y f. Deze Heer kreeg zulk eene liefde voor haar, dat hy zelfs zeide, hy wilde, met vermaak drie maanden naa den trouwdag Iterven, zoo hy maar het geluk mogt hebben , haar Gemaal te worden. Hierover boert zy zelve in haare Memoires, zeggende : „ hy kreeg meer, dan »» hy gewenscht hadt: want hy wierdt myn » Ce-  ( 341 ) „ Gemaal, en ftierf egter niet» Men zegd, dat den Kardinaal, in het begin, dit aanzoek des Hertogs zo zeer tegenftondt, inzonder• heid daar hy hadt geweigerd, de oudite Zuster tot eene Gemaalin te neemen, dat hy zig openlyk hadt laaten verleiden, hy wilde hortensia liever aan een Lakey ten huwelyk geeven. De jonge hortensia kon evenzo min genoegen in deze party neemen. Want zy beminde de gezelligheid, en was vrolyk en leevendig; maar de Hertog ging m zyne devotie zo verre, dat hy zig by allen daar door bcfpottelyk maakte. De Abt van Choifi befchryft deszelfs Chara6ter, op de volgende wyze. Zyne fchouders waren niet fterk genoeg, om de Eere en het geluk te draagen, welke hem, door de verëeniging met eene Gemaalin van zo uitfteekende hoedanigheden, en van zo groote goederen, te beurt viel. Hy was wispeltuurig gemelyk en wantrouwig; en eene ontydigè devotie bedierf ten eenemaal het goede, dat 'er, anders, mogelyk, nog by hem te vinden ware. Toen hy eens in zyne Galery ging wandelen-, nam de Devotie by hem zo leer de overhand, dat hy met een' hamer alle onwaardeerbaare ftandbeelden aan ftukken floeg, die 'er tot fieraad en pragt in waren gezét. Toen hem de Koning, door colIert, na de rede van zulk een vremd gedrag het vraagen, wendde hy zyn Geweeten voor. De Koning ging, toen, in deze zaak niet verder, maar, toen hy, na verloop van eenigen tyd, op eene trap der Louvre eenen hamer zag leggen , zeide hy: „ ziet, hier Y 3 5» ngt  r 342) n «gt een geweer, hetwelk de Hertog mazarin wonder wél weer te gebruiken" Op een anderen tyd viel de Hertog, toen h'y den Bisfchop van Noyon tot aan de koets verzeide, aan het poortier derzelve op de kniën verzoekende des Bisfchops zegen. , De Bisfchop, welke flegts zyne reisklêcren aan hadt ontfchuldigde zig zeer lang, maar, niet van nem kunnende ontflagen worden, zeide hy eindelyk: myn' Heer, om dat gy 'er met zo „ veel yver op dringt, ziet, zo geeve ik u s, myn medelyden. Zodanig een was hy, die de Eer hadt, van een Echtgenoot eener Dame te zvn, die aller oogen na zig trok, en om wier wille de Kardinaal, onder de aanzienlykftc en voornaamfte Heeren, toen aan het Franfche Hof leevende, als de monftering deedt, om voor haar een waardigen Gemaal uit dezelve te kiezen De Party met den Hertog van Miilerayê wierdt, op de volgende wyze, tot hand gebragt. Toen de Kardinaal zyn naderend einde merkte, en egter, gaarne', bytyds denoodige fchikkingen wilde maaken, om zvn' naam en gedagtenis voort te planten; maakte hy den Bisfchop van Fr e jus, Zoogt On■ dedet, zyne gedagten bekend, en överleide met hem, wat hy voor een party kiezen, en welk een' Gemaal hy zyne zusters dochter hortensia, zou geeven, waardoor hy zynen naam vereeuwigen , en wien hy zyne goederen mogt maaken. Madame mazarin getuigt in haare Memoires, dat zo wel dc Koning van Engeland, als de Hertog van Savoyen in voorflag kwamen. Maar, om dat de Her-  C 343 ) WPi-mp- van Milhraye den Bisfchop van FreSf ?l»TKulden beloofd hadt, wanneer hy us 5000c> guioc: pzaam konde zyn; ïrfnetdtoS St na, den Hertogin zynaïnzoeo^etVagtigst te onderhennen S bïïs het eindelyk ze party wierd gefïooten. Het huwclyKS yur drag wïs, als volgt: ^^.-«Jgj^ taan den titel en naam eenes tffW^J ma 7 a rin voeren, en met zyne Gemaalin de eenige Erfgenaam des Kardinaals wezen ; pn m den dood zyner Gemaalin de geheele 2*5.Kouden: maar mogt zyne Gemaalin S overleeven; dan wierdt voor haar flegts iXomen van 60000c> gulden betod.De trouwdag was den 16 February ^65 , wan neer Madame mazarin maar 15 jaaren cuu ÏS De party gefïooten zynde, moest z g deBisSho'pvan Frejus meteen.: enke c.dankin(r laaten paajen, om dat de Her.og met Shen konde , eene zo groote fomme gelds uk tfgeeven, alhoewel de ervenis aomilhoe- " De^rSiSTüerf eenigen ,tyd daarna en het onSmeen veele goederen na, waar door MadanfnAZARiN l volgens hanige belvdenis. de rykfte, maar ook teücns ae on /ehik ügfte Perzoon in de Christenheid wierdt. & "Broeder, en haare zuster, welkende Kardinaa? in zyn Testament voorbygegaan haS, waren niet zonderling.bedroefd1 over zyn''dood, maar zeiden, God f"kJ>^% dood is. Madame mazarinzeye: kweiae zie: niet fterk daarover, hoewel zy. dit zelve, in SI Memoires, als eene ondankbaarheid  C 344 ) aan zich laakt, en de daarop gevo'gdeonge. vallen als Itraffen voor deze óndankbaarheid aanmerkt. Zy befpeurde voort dat ze aan den Hertog van mazarin een zeer oninngenaamen en lastigen man hadt gekreegen. Toen ze haare zuster kennis gaf van de bekommernis, waarin ze door dit huwelyk was geplaatst, krecf ze geen anderen troost, dan dezen > crepal crepa, dat is, fierf van verdriet. Zy verhaalt zelve, hoe ze van den Hertog, in de cerite jaaren, zy behandeld. „ Dewyl de „ Hertog my, uit vrees, niet te Papys wilde „ laaten; zo nam hy my, in dc eerfte drie „ jaaren, op alle zyne reizen mede. Driemaal „ moest ik hem na den Elfas, en even zo „ dikwyls ra Bretagne verzeilen , wanneer » hy na andere plaatzen reisde; dan moest ik „ by hem zyn, en zomwylen, wanneer ik zwanger was, aoo mylen met hem afleg■>•, gen. Zo dra ik maar met één' van myne „ Bedienden had gefproken ; kon ik verzekerd wezen, dat die, morgen, zyn affcheid „ zoude krygen." Ja, de jaloezy dcsHertogs ging zo verre, dat hy niet lyden kon, dat ze een byzondere genegenheid jegens haare dienstmaagden en oppasfers liet blyken , en dus fcheen het, dat hy ten laatften verlangde, dat ze niemand, dan hem alleen, zoude aanzien. Door zulk een gedrag verbitterde hy de Hertogin geftadig meer, en hy maakte dat 'er flegt van hem wierdt gefproken. Doch hy ftoorde zig niet daaraan, maar gaf voor, dat alles, wat hy deedt, tot haar eigen best gefehiedde, en dat hy haar meer, dan zyn' ei-  ( 345 ) eigen roem beminde. Madame mazarin getuigt, dat ze dit alles nog gaarne hadt willen verdraagen, zoo hy zig maar met door eenio-e fchynheilige menfchen hadt laaten reeèeren en verleiden, om zeer groote fommen gelds weg tc geeven. Weshalven zy ook duchtte, dat haar Zoon, die anders de rykhe Heer van Frankryk konde zyn, door zulk eene huishouding arm mogt worden. Het fchynt, dat dit bericht eenigzins is vergroot, om dat het van haar zelve komt. Maar ondertusfehen getuigen nogtans ook anderen , dat deze Hertog een zeer eigenzinnig Heer was, en ontfchuldigen, om die rede , het hieröp gevolgde gedrag der Hertogin. Zy het het in 't begin daarby berusten, dat ze daarover zo wel hem zelv' als anderen klaagde; maar zy kreeg flegts eenen zeer flegten troost. Toen zy hem , eindelyk, weer na den EJCas zou verzeilen, alwaar hy Gouverneur was, zo verliet zy hem. Zy viugtte na de Graavin van Soisfons, haare zuster, neercend Edelgefteenten mede , die op 50000 gulden gefchat wierden. Deze vlugt veroorzaakte een groot gerucht. Haare vrienden trapten ze weer onderling te verzoenen, en 'er^wierdt ook een verdrag gcflooten, op de volgende voorwaarden, dat ze niet gehouden zoude zyn, hem op zyne reizen te verzeilen. Maar de Diamanten zouden colbert ter bewaaringe worden overgegeven. Madame mazarin hieldt zig, inmiddels, nu eens in dit, dan wêer in dat klooster op. De Hertog deedt aïle moeite, haar tebeweegen, dat ze wêer by hem mogte komen, en, toenhy,  ( 340) door goede woorden, niet kon uitrekten ™ zogt hy ze met geweld te ontvoeren. Maar wyl men dit merkte , z0 gaf men des Je nauwkeuriger op alles agt, en de Hertog kon dus zyn oogmerk niet bereiken. Doch inzonderheid tragtte de Hertog zig, om die rede , meester van haar perzoon te maaken om dat ze, gelyk de jeugd doorgaans voor dergelyke inaakeryen pleegt te zyn, allerhande klug en in het klooster uitvoerde, dat ze by voorbeeld, ook eens de vaten waarin het wywater is met inkt liet vullen, waar door de INonnen haar gezigt bevlekten.' Maar, om dat % merkte , dat het hem moeijelyk zou vallen , haar met geweld te ontvoeren, zo nam hy 'er de proef van, om 't door een rechtsgeding mogclyk te maaken. De zaak kwam voor het Parlement; doch de Konine kwam tusfehen beiden, en bragt het roe een ïWJfr 'm d° VOlgende ftukken behaande" dat Madame mazarin zig weder na haar huis begeeven, maar dat het haar daar vry zou haan , om Bedienden naar haar eitren welgevallen aan te neemen. Ook wierd haar toegelaaten, zekere vertrekken voor zig al leen te bevyoonen, en kreeg teffens de vryneid, den Hertog op zyne reizen niet te volgen. Wat de verdeeling der goederen betrof, dit zoude door des Konings Ministers tot hand gebragt worden. 6 bisters Doch dit verdrag wierdt weldra weder vernietigd, en kon, onmogelyk, van een langen 85L£^ fSÏÏP de Semoederen teveel van elkander verfchilden. Madame mazarin Jict, kort daarna, een tooneel opregten, om 'cr  C 347 ) 'er eene Komedie op te fpeelen. De Hertog vondt goed, dit tooneel twee uuren, vóór dat het fpel beginnen zou, omver te laaten haaien, voorwendend, dat het een Feestdag ware welke daar door ontheiligd wierdt. Hunne vrienden zagen dit als eene nieuwe oorlogsverklaring aan ; inmiddels fpraken zy egter beide dien namiddag horlyk zamen, hoewel ze zig zeiven reeds van tafel en bed hadden gefcheiden. Doch de Hertog kon zig niet lang naar dezen toeftand fchikken. Hy hadt berouw van het gefïooten verdrag, en hieldt deswegen by den Koning aan, dat het gefchrift, daaromtrent opgeheld, verfchcurd mogt worden. Madame mazarin gaf'er ook haare toeftemming toe, doch op deze voorwaarde, dat zig de Koning niet verder met dit huiskrakkeel mogte bemocjen. De Koning beloofde zulks, en hieldt zyn woord ook naderhand fteeds heilig. Dc Hertog liet hierop allerhande Historiën van haar ongeregeld gedrag uitftroojen, en, om dat zy duchtte, dat dc Koning ze mogt gclooven, zo liet ze zich door eene Dame na het Hof brengen, door welke zy aan den Koning met deze woorden, wierdt voorgefteld. „ Hier is de zondaares, „ waarvan men zo veel kwaads fpreekt.» Maar de Koning betuigde, dathy'er, nooit, het minste van hadt "gelooft. • Naa dit vernietigd verdrag begon weer het Proces•, en toen Madame mazarin merkte, dat de Hertog veele leden des Parlements op zyne zyde hadt gekreegen, zo Verzuimde zy, van haaren kant, ook niet, om zig vrienden tc maaken. Hierin was zy ook gelukkig, en uit  ( 348 3 uit dien hoofde kan men zo veel te minder begrypen, waarom ze toen wêer het befluit genomen hebbe, om uit het Ryk te vlugten en na Italië te gaan. Weshalven men moet gelooven, dat ze daartoe alleen , door eenen onverwinnelyken afkeer van den Hertog bewoogen is geworden. Zy ontvlugtte in mans-kleeren, die ze hadt aangetrokken , om des te minder gekend te worden, en hadt maar eene eenige even zo verkleede Dame by zig. Haare eerite toevlugt nam ze tot haaren broeder, den Hertog van nevers, welke haar voort in zyne Karos nam , en ter plaatze bragt, daar de eerfte paarden klaarftonden, om haar verder te brengen. Ook waren reeds op alle plaatzen waar ze doorreisde, de paarden bcfteld. Deze vlugt gefehiedde in Junius f667, 's nachts, en , op dat 'er niemand 't minfte van mogt merken, zo moesten haare Dames, den da°te vooren, alle de geenen, die de Hertogin wilden bezoeken, ten antwoord geeven, dat ze, wegens eene onpaslykheid, met niemand konde fpreeken. Des de Hertog de vlugt van zyne Gemaalin ook niet eerder vernam, dan in den volgenden nacht. Maar, zo dra als hy er van onderregt was, begaf hy zig, in de uiterfte verwarring, na het Hof, en liet den Koning 'snachts om drie uuren wekken, om hem te verzoeken, dat men de Hertogin vervolgen , en ze wêer inhaalen mogt. Maar de Koning antwoordde, dat hy zyn eens gegeeven woord houden, en zig niet verder in geichillen wilde mengen, welke de Hertog met z>yne Gemaalin hadt. En daarby zou het tc laat,  ( 349 ") laat, en dus vrugteloos zyn , de vlugtende Hertogin te vervolgen; want die zoude reeds eenen zo verren weg op haare reis hebben afgelegd, dat men ze niet wêer zou kunnen Dc Hertog, met dit antwoord afgezet zynde, begaf zig by colbert , welke hem raadde, aanftonds iemand, dien hy deze zaak kon toebetrouwen, met het bevel af te zenden, om haar alles toe te haan, wat ze zou begeeren. indien ze wêer terug wilde komen, inmiddels agtcrvolgde de Hertogin haare reis met den uiterflen fpoed, en reedt zomtyds te paard, wanneer ze niet zo fchielyk, als ze wenschte, met een rytuig konde voortko. men Zy veranderde haare kleeding met, maar was fteeds als een Edelman gekleed , tot dat ze xeNancy in Lotharingen kwam, alwaar ze zig wêer in vrouwe-kleeding zien liet. De Franfche Refulent aan 't Lotharingfene Hot begeerde wel, dat men ze mogt aanhouden, maar te vergeefs. Want de Hertog nam ze niet alleen in zyne befcherming , maar gai ' haar ook eene wagt, welke de Hertogin na Zwitferland moest vergezellen Uit Zmtfcrland' begaf ze zig na Milan\ alwaar, binnen den tyd van fes weeken,, negen Couriers uit Parys by haar aankwamen. Daar door wierdt ze verwittigd , dat haare party tegen den 1 ,ertog zeer fterk geworden was, en dat t liren ne, tot haar voordeel, met den koning hadt gefproken. Inmiddels deedt de Hertog van mazarin alle moeite , om te weeten, wie de vlugt der Hertogin bevorderd, en wie 'er kennis van,  C 350 ) of anders deel aan hadt gehad. Inzonderheid hieldt hy den Hertog van Neversen den Edelman de Rohan verdagt, en zyne agterdoet ten opzigt yan den laatften, was niet onfc! grond, om dat een brief van Madame mazarin aan dezen onderfchept wierdt, waaruit men niet onduidelyk opmaaken kon, dat eene zekere onbetaamlyke gemeenzaamheid onder hen plaats moest hebben. Maar de Hertogin heeft veele moeite gedaan, om dezen argwaan te vernietigen , en te toonen, dat in dien brief mets, dan Complimenten, vervat waren Madame mazarin hieldt zig, vervolgens een tyd lang tc Rome op, en begaf zig, eindelyk, weer na Frankryk, alhoewel de Hertog, door een vonnis des Parlements, de vryheid hadt gekreegen , om ze, waar hy ze vinden mogt, in hegtenis te laaten neemen. Op deze ttrugreize wierdt ze door den Hertog van Nefiers verzeld, in wiens gezelfchap zy fes maanden onderwegc doorbragt. Toen ze aan de grenzen van Frankryk was geko • men , hoorde zy de vremde Historie , dat haar Gemaal alle Standbeelden in zyn Palcis aan, bukken hadt geflagen. Door deze daad haalde hy zig eene groote veragting op den hals, en de party der Hertogin wierdt 'er door vermeerderd. Zy wierdt ook daarom zo driest, dat ze zig verftoutte, met haaren Broeder regelregt, na Nevtrs te reizen. De Hertog van mazarin lag zig zeer toe, haar gedrag op deze reis uit te"'vorfchen, maakend insgelyks fchikkingen , om haar, uit kragt yan het verkregen Parlements-befluit, af te haaien en weg te voeren. De aanhoudende be  C 351 ) befchuldigingen, die wegens haar flegtgedrag voor den Koning gebragt wierden, bragten eindelyk te wege, dat zyne Majefteit met haar zelve, en wel alleen begeerde te fpreeken om te hooren, wat ze 'er op antwoorden zoude. Dit gefehiedde , en de Koning beloofde haar, of een voordeelig verdrag met den Hertog te bemiddelen, of haar, indien ze wêer eene reis na Italië doen wilde, een iaarlyksch Penfioen van 240ooLivres te geeven. 1 Doch, Madame mazarin was tot geen nieuw verdrag met haar Gemaal te beweegen, befluitend daarom tot een nieuwe reis. Haare Zuster, die in Italië met den Conneftablevan Colonna was getrouwd, verliet haaren Gemaal, ten zelfden tyde, mede door de vlugt; en deze twee zusters ontmoetten zig in Frankryk* In een Logement, niet verre van Lyon, troffen zy iemand aan, die allerhande nieuwspapieren veilde en hen een bericht van haar eigen gedrag, en haare zeldfaame gevallen verkogt, het welk haar juist niet zonderling aangenaam zyn konde. Men verhaald een defgelyk geval xanjupiter, wien zyne eige Historiën, op eene even zo onverwagte wyze , ter ooren kwamen. Mercuur naamlyk wierdt eens door hem na Atheen gezonden, om een boek te laaten binden. Maar dc boekbinder gaf, by mistasting , Mercuur, die het, klaar zynde, wêer wilde haaien, een ander boek, het welk een zelfden band hadt, en waarin de minnaaryen van Jupiter befchreeven waren: zo dat deze bericht van zulke dingen kreeg, die hy niet dagt te leezen. Eindelyk nam Madame mazari» het befluit,  C 352 ) fluit, om zig na Engeland te begeeven. £y ging daar ook werklyk woonen, en bleef, tor. haaren dood toe, in dat Koningryk. Doorgaans geeft men wel voor, dat ze die reis daarom alleen aanvaard hadt, om dat ze begeerig was, haare Nabeftaande, de Hertogin van Jork te bezoeken. Maar anderen gelooven, dat ze na Engeland tot dat einde was genoodigd, om de Hertogin van Portsmoüth het hoofd te bieden , die een Maitres van carelII. was, en dezen Koning heel hadt ingenomen. Niemand fcheen daartoe bekwaamer, dan Madame mazarin. Want deze overtrof de Hertogin van Portsmoüth niet alleen in verftand, maar ook in fchoonheid; en men wist, dat Koning carel, toen hy nog omzworf, eene groote genegenheid voor haar hadt opgevat. Haare aankomst was den Koning zeer aangenaam, en gaf hy haar voort een Penfïoen van 40x0 ponden fterlmgs. Maar, wyl toen juist ook de Prins van Monaco in Engeland kwam, zo hielde ze zig zo zeer by hem op, dat ze daar door vergat, de rol te fpeelen, welke zy op zig hadt genomen. Des de Koning ook daarom zo onverfchillig omtrent haar wierdt, dat hy hetPenfiocn, haar toegelegd , weder vernietigde. Op aanhouden haarer vrienden kreeg ze, nogtans, ten laatften dit Penfïoen weder, waar door ze in haat gefteld wierd, zig overeenkomstig met haare geboorte en ftaat'te gedraagen. Haar Paleis was de vergaderplaats, daar de aanzienlykfte en .voornaamfte Perzoonen uit gansch Engeland kwamen. De grootfte Heeren, dc buitenlandfche Ministers, cn de bevaliigfte Da- >nes  C3&) iïies verrcheenen daar dagelyks. En, dewyl Madame mazarin zeer veel tyd tot hetleezen van goede boeken hadt befteed, zo was haar Paleis ook vol geleerde Mannen, die dagelyks van de Philofophie, de Historie, den Godsdienst, de Taal en Dichtkunde de nutfte gefprekken hielden. Deze geleerde gezelfchappen hebben den beroemden st. evremont tot menig werk aanleiding gegeeven. Haar Paleis was dus gelyk eene beroemde en pragtige Academie, waarop de geleerdfte en gewigtigfte zaaken wierden verhandeld. Dit duurde tot het jaar 1682, wanneer morin het bekende fpel, Baszette genaamd, na £«geland bragt. Want, toen Madame mazarin behaagen in dit fpel vondt; zo wierden de geleerde gezelfchappen , tot dus verre in haar Paleis gehouden, in fpeel- party en veranderd , waarover de boven gemelde evremont in verfcheide gedichten klaagt. Inmiddels hielden egter de geleerde gefprekken niet ten eenemaal op. Want men vind, dat het gefchil , wegens de vroegere en laatere fchryvers in Frankryk, 169a ontftaan, in haar Paleis naauwkeurig onderzogt is. Naa den dood van c a r e l II, behieldt zy, onder deszelfs Broe der en Opvolger, Koning ja co bus, het zelfde Penfïoen en dezelfde Eere, die ze onder de voorige regeering hadt genooten. Koning william bewees haar, ingelyks, groote gunst, en nam ze niet alleen in zyne befcherming , toen 't Engelsen Parlement begeerde, dat ze zig uit het Ryk zou begeevei ; maar gaf haar ook een jaarlyksch Penfïoen vau 2000 ponden fterlings. Eindelyk ftierf deze beI. deel. Z roem-  ( 354 ) roemde Dame te Chelfey in Engeland, 1^99," 53 jaaren oud zynde. Men kan niet ontkennen , dat hnar gedrag, in verfcheide opzigten ongeregeld is geweest. Maar veelen ontfchuldigen haare handelwyze omtrent den Hertog van m t zarin, om dat ze aan hem een norfcnen en zeer lastigen Gemaal hadt gekreegen, en deze Hertog één der eigenzinnigfte Heeren van die tyden'is geweest. Voor 't overige bezat zy zo veele en zo uitfteekende hoedanigheden , dat ze als een fieraad der vrouwelyke fexe in haare tyden wierdt aangemerkt. YEir  ( 355 ) VERGEL YKING, r\a.t deze twee Dames hier by malkander zyn geiJ voeed, is, daarom alleen gefchied, om dat ik onder de Vrouwen, wier daaden ftof tot de Historie geeven, geene betere kon vinden. Wanneer men by den opfchik van een huis. wegens gebrek aan fieraaden en huisraad , geene overëenfteminmg vvaarneemen kan^ dan pleegd men deze plaats met een fpiegel, eene andere met een hangblaker, en eene derde met eene fchildery te vullen, op dat er seene plaats bloot en ledig moge blyven. Indezelfde omftandigheden vind ik my ook hier. Wanneer men de afkomst dezer beide Dames nagaat; dan befpeurd men een groot onderfcheid tusfehen dezelve Mademoifelle de montpensier was eene gebooren Koninglyke Prinfes: maar hortensia kon op geen anderen voorrang roemen, dan dat ze. de Zusters dochter was van een Kardinaal, of dat ze den Bisfchop tot een moeders broeder hadt, het welk, naar 't Deenfcbe fpreekwoord, voor een celuk te houden is. De eerfte was dus, ten opzigte van de geboone , als eene ftar, welke door natuurlyk en eigen licht fchittert. Maar de laatfte was gelyk de Maan, of een duister lighaam, nee welk zyn lieht van anderen ontleent. — In haar leeven befpeurd uien, even zo min, eene groote overëenftemming, welke ook, wegens de ongelykheidvan ftaat, geene plaats kon hebben. Dewyl Mademoifelle eene gebooren Prinfes was, en eene meer, dan Koninglyke eergierigheid bezat; zo verioonee zy zig als de hoofdperzonaadje in alle tooneeleni deiTragedie, welke, geduurende de minderjaarigheid van lodewykXIV, wierdt gefpeeld. hortensia daarentegen was, in de eerfte jaaren, als eene Machine, en halt geen vryen wil. Eerst ftondr zy onder de voogdy van een magtigen moeders- hroeZ 2 f«>  ( 356 ) der, en vervolgens wierdt ze uitgehuwelykt aan een eigenzinnig Heer, die elke fchrede gade floeg, cn op eiken opflag des oogs, dien ze deedt, jaloers was. Des men van haar, in dezen ganfchen tyd, niets anders kan zeggen , dan dat ze te vroegtydig, en tegen haaren wil getrouwd was. — Maar ten opzigte van huwelyks zaaken geeven deze twee Dames eene even ryke ftof voor de Historie aan de hand , alhoewel elke byzondere lotgevallen hieromtrent heeft beleeft. Zy kunnen beide als wanhoopige perfoonen in Treurfpelen en Romans aangehaald en voorgefteld worden. En wel de eerfte, om dat zy hem moest verlaaten , dien ze nogtans beminde; en de andere, om dat ze gedwongen wierdt, hem te beminnen, van welken zy een afkeer hadt. Het is moejelyk te bepaalen, welk foort van dwang, •wanneer men in dit geval of iets gebiedt, of verbiedt, de fterkfte werking en de droevigfte gevolgen hebbe. Aan den éénen kant ziet men ,' dat de Franfche Prinfes., die anders zeer hoogmoedig en eergierig was, tot de uiterfte laag- en zwakheid verviel, dat ze ftroomen van traanen ftortte, en een' voetval deedt, om de toeftemming tot den echt met den van haar beminden Perzoon te verkrygen. Aan de andere zyde ziet men, dat de Italiaanfche Hertogin huis, kinderen, vaderland en Koninglyke goederen verliet, en van giften en Pennoenen buiten 'stands leefde, enkel en alleen, om van hem te worden gefcheiden, dien zy haatte. — Men leerd uit de Gefchiedenis van hortensia, hoe flegt ouders en voogden handelen, wanneerzy hunne kinderen en anderen , hunne zorg toebetrouwd, met geweld, tot een huwelyk dwingen, met hunne genegenheid ftrydig , om dat zodanig een dwang aanleiding geeft tot het grootfte ongeluk, tot ontrouw , tot allerhande zonden en fpoorloosheden. — Niemand kan het ongeregelde gedrag «ier Hertogin gevoegljk ontfchuldigen. Want, hoer  ( 3S7 ) hoewel de Hertog van mazarin, naar het oordeel aller verftandige menfchen , verdiende , dat zyne Gemaalin hem ontrouw wierdt; kan men deswegen egter niet de Hertogin vry fpreeken. Dit eenige kan men zeggen, dat haar Gemaal, om dat ze met geweld en als met de hairen na het bruidsbed wierdt geileept, geen recht hadt, over zyne horens tc klaagen, om dat hy zig, door eenen zo geweldig voltrokken echt, ftilzwygend als verbonden hadt, dezelve met geduld te draagen. De Historie der Mademoifelle toont, dat die Dames veikeerd handelen, welke in haare bloejende jaaren, wanneer ze veele vryers hebben, en uit dezelve éénen naar eigen welgevallen, kunnen kiezen, al te laag wagten, en met haar befluit niet eerder klaar worden , vóór dat de luister der jeugd is verdweenen. Want een Koopman moet, menigmaal, zyne Waaren voor den halven prvs afftaan, wanneer hy ze al te lang laat liggen. Menige moeten, om dat ze de gelegenheid verzuimden , de zaaken naar het gewigt veilen, die ze anders, wanneer zy eerder hadden beflooten, by het ftuk , met voordeel hadden kunnen verkoopen. Eene Fruitverkoopfter moet te vergeefs roepen: alle deze appellen geeve ik voor eenfchelling; om dat zy ze zo lang bewaarde, tot dat ze van de wormen half verteerd zyn. Men ziet, ingelyks , uit verfcheide voorbeelden , dat eene'Juffer , wanneer ze zig al te lang bedenkt, eindelyk wordt genoodzaakt , zig beter koop te geeven, en dien te neemen, welken zy maar kry. gen kan , daar ze voorheen tog , dien ze maar wenschte, tot een' man hadt kunnen krygen. De minziekte en de begeerte om te trouwen , overvalt de Vrysters , menigmaal , als eene fchielyke Koorts, en 't kan heel ligt gebeuren, dat zy beginnen te branden, wanneer de Vryers beginnen, onverfchilüg te worden. Eene Vryster wordt, daarom, dikwyls genoodzaakt, zelve de plaats van Z 3 een  ( 358 ) •en Vryer te bekleeden. en is, zomtyds, zo onsje, lukkig, dat ze te vergeefs om hem aanhoudt, dien ze, te vooren, meest veragtte. Eene Vryfteris, als eene bloem, aan allerhande toevallen onderhevig, en, wat deze toevalien niet veran 'eren. dat bewerkt de cuderdom met de tyd. Waare het in gebruik, de fchoonheid eener vryfter, gelyk een huis, Jaarlyks te bezigtigen ; dan zoude men elk jaar eene verandering en vermindering merken. Hét kwaadfte is, dat de fchoonheid der Vryfters niet, als een huis, verbeterd en weêr herfteki kan worden; des moet die geene, welke in 't begin op haare uitneemende gedaante grootsch was. wanreer haare fchoonheid afneemt , en eene verandering ondergaat, haare plaats aan andere overlaaten, en alsdan wordt bewaatheid , wat men in ons Kerfpel pleegd te zeggen: ftaat op gy doornen, en laat de rooztn zitten. Zo ging het ook deze Dame; toen anderen wilden, wilde zy niet; en, toen zy wilde, wilden anderen niet; en daarom wierdt deze Vorftin, voor welke Koningen en Vorften, voorheen, te gering waren, eindelyk gedrongen, zig als •zeil ve aan een perzoon aan te bieden, welke, wat den ftaat en de verdienften aangaat, op zulk eene groote party niet hadt mogen hoopen. Andere gevolgen laat ik onaangeroerd, daaruit ontftaande, omdat het de fchryvers, in dit opzigt, allen onderling niet eens zyn. Men ziet dus, dat deze twee Dames, hoewel elke op haare wyze, ftof tot mianaaryen aan de hand hebben gegeeven. Anders waren ze in geen één ftük, dan alleen in geleerdheid, en in eenen verheven geest, malkander gelyk, waar door ze teffens boven alle andere Dames, welke in haaren tyd leefden , biliyk, den voorrang beweeren. Mademoifelle was een fieraad allergeleerde vergaderingen, en ba Paleis van hortensia te Londen was gelyk eene Academie. Beide hebben zig ook door (chrif-  t 359 5 fehriften beroemd gemaakt, en onder de fchryvers dier tyden eene plaats gekreegen, inzonderheid Mademoifelle, wier opftellen en gedagten over verfcheide ftoffen in 8 Deelen zyn verzameld. Voor •t overige beftond dePhilofophie dezer twee Dames meer in de Theorie. dan in de Praktyk, en zy fpraken meer van de deugd, dan dat ze zig toeleiden, dezelve te beleeven. Doch, wy hebben helaas! ook onder de Mannen veele Wysgeereji, van wien men zeggen kan: „ de ftem is Jacobs ,, ftem; maar de handen en daaden zyn handen en '„ daaden van Efau."