TODOCI SCHOMAKERI m " Seletta CONSILIA responsa juris, Tam ad refoktionem queeftiomm juris duhii prtfofttarum , quam ad eamm decifionem in contradiBorio maximam partcm coram ilhftribus DucatusGelriA & Comitattts Zutphanine tribunalibns ventilatarum pertitientia s ab eodem turn feparatim, turn junftim cum celeberrimis juris & cotifaetuditiis peritis, paucis aliis infertis confcripta , colleffa, & inlucemedita , cumepitomis & fummariis hnicuicjue confüioprétfixis, necnonitidicerernminfineoperis fubjunüo inftrfifta & aufta, PARS S E CV N D A. Dat is Uitgelezene jNSTRUCTOIREetlDEClSO IRE CONSULTATIENen advisen, Dienende zo tot refolutie van geproponeerde qujeftieri van regten als decifie van dezelve voor voorname vierfchaaren des Furftendoms (jelre enGraaffchapZulphen meerendeels geventileert, en afzonderlyk en gezamentlyk met vermaarde Regtsgeleerden enCouftumiers, boven en behalven eenige weinige daar by gevoegde, opgeftelt, verzamelt, en in't licht gegeven met een kort begrypen inhout voor yder Advys, als ook met een regifter der zaken 't eindes 't werk voorzien en vermeerdert. Door Mr Joost Schomaker. AdvrTWEDE DEEL. r> S HENDRIK HEYMANS te Nvmegen.) p . . By 1 HENDRIK VIERGOTt'Amfterdam.ƒ BoekverkoperS.   O C T ^0 Y. Wy Stadtholder en Raden , m name van die Edele Mogende Heeren Staten des Furftendoms Gelre ea Graaffchaps Zutphen^doen t a e ;tC w.etei1,' AlzP Hooggemelte Heeren Staten op verzoek van DoÜor Joojt èchomaker by refolutie van den 19. April dezes iaars n?6. hebben geconlenteert en geoaroyeert, dat den zeiven in deze Provincie voor den tyd van vvrtieri Jaren alleen zal mogen doen drukken, uitgeven en mede verkopenUjnlultatien en Advifen in verfcheidc deelen in quarto, onder den titul „ Jtdoct Schomakeri JCti feleSa Confilia Jive Refponja juris, tam adrefolutio,, nem qucejtionum jurts dnbii propojitarum , quam ad earum decifionem in con,, tradulorio , maximam partem coram illujlribus DucatusGelrie és5 Comitatus >f ^Mpham* tribnnaltbus ventilatarum pertinentia &c. Ofte Uitvele*ene in'' r„otre en de"f°ire Confukatien en Advifen, dienende &c Met verbodt aan alle en een ygelyk Ingezeten van dezen Furftendom en uraaticnap binnen voornoemden tyd deze zyne en andere by een verzamelde Cxelderfe Confultatien en Advifen in 't geheel of ten deele buiten confent van den Suppliant of defzelfs regt hebbende na te drukken, doen nadrukken, uitgeven en verkopen , of elders nagedrukt binnen dezen Furftendom en Graaflchap te brengen, verhandelen ofte te verkopen, op de verbeurte van alle nagedrukte exemplaren; En dat wy by opgemelte Landfchaps refolutie zyn geauthonleert, om de verdere poenaliteit tegens de contraventeurs van voorffi Uttroy te reguleren; Zo is 't dat wy uit kragt van voornoemde authorifatie üm mede ftatueren een boete van hondert daalders boven de nagedrukte exemplaren te Jvcrbeuren by die gene , welke bevonden mochte worden tegens net voors: Octroy te hebben gedaan. Dies t'oirconde hebben wy des FurlW öoms üelre.'en Graaffchaps Zutphen fecreet zegel hier onder op het fpatium doen drukken en door den Griffier laten onderteikenen. Gedaan in den Rad; van Gelderland t'Arnhem den 19. Mey 1736. Ter ordonnantie van dezelve. Was getekent J. Van ESSEN,  Omues homines , qui de rebus dubiis confultant, ab odio , ira, mifericordia vacuos efle decet. Salujt. Difficilemunuseft, üvc refpondendi fiveagendi, five juMcandi, & eor.um nullum ita obire poflumus utnonmagnsdifficultates nobis occurrant. Vartol.  ELENCHUS Jrgumentorum, quf toern requifitorialibus. III. Advys Decisoir. i. De admiffione exceptionum inftr- malitatis & nullitatis* 3. //» 1'/' exempli Jive copite ad pi- gnorationem devenitur ? IV. Advys Decisoir. 1. Een Gedaagde by decreet van des Aanleggers inftantie g'abfolveert zynde, kan denzelven zyne actie tegens den Gedaagde niet j reé'ntameren dan na voorgaande refufie van kollen. 2, Contumaciele illiquide korten konnen pet conjignationem certi nummi fub claujula folita erftadet worden , ita ut exceptio non refufarum expenfarum non obftet, V. Advys Decisoir. 1. De exceptione variationis libeüi, 2. De intetruptione inftantite & reaffumptione procejfus. 3. De vi & effeéïu mandati judicis. VI. Advys Decisoir. De modo procedendi circa tributa. VII. Advys Decisoir. 1. De modo procedendi juxiaftatutum Zutpbanicum, £jf novam ejus Urd: de anno 1696. in contumaciam contra debitorem pro debito pignorahili. 2. An ex copia authentica pignorare Heet? 3 Effeclus coniumaci XXXt ?R£ Advys Instructoir. contrair Het Voorgaande. ubi De judicia domus mortuaria legibus municipaiibus mtroduclo ,fummaria ej-us pojjejjione zsf cautione, item de natura, intelleftu, favore tS? differentia judicii pojfcjjörii & petitorii. XXXI. Advys Instructoir. tot confirmatie Van Het Voorgaande. XXXII. Advys Confirmatoir. XXXIII. Advys Confirmatoir. XXXIV. Advys Confirmatoir. XXXV. Advys. 1. Een grootmoeder in linea afcendenti alleen zynde is prssferabel voor haaroverledenesnigts halve broeders en zufters in linea collaterali tot defzelfs ongerede nalatenfehap, voor zo verre indezen Furftendom en Graaffchap gelegen is. 2. Of en hoe verre volle en halve broeders verfcheidentlyk in Hollant fuccederen tot de nalatenfchap van haar overledene broer, en de grootmoeder in't geheel of ten deele daar van uitfluiten? Qua occafione agitur de triplici ordine fuccejjionis ab inteftato. XXXVI. Advys Instructoir. De transmifftone hereditatis y Voluntate teftatoris interpretanda, add, Cons. 2 admittendum fit ? LVII. Advys Decisoir. 1. De rejiftentia contra executionem ipfo faóio perpetrata, ejusdemque varia pro rei epponentis qualitate y faóli circumftantiis poenarum conRderatione. 2. De modo y effeélu concludtndi in criminalibus, LVI1I. Advïs Decisoir. De crimine Falji. 1. De modo procedendi in caufa criminali. 2 De refponfione rei ad artU inquifitionales. 3. De tumulatione proceffus inquijitorii y accufatorii. 4. De reali citatione, incarceratione y cautione pro obtinenda relaxatione d carcere> ƒ. De poena criminis verè y quaji falji, ejus damno frivato, y requifitis. 6. De tortura, ejufque proceffu praliminari. 7. De officio judicis in caujis criminalibus, item (te fide, auéioritate, y negligentia ASiuarii in munere publico, utrinfque remotione ab officio. 8. De triplici deli&orum conjideratio- ne, probatione, differentia y effeélu. 9. De culpa y dolo , ejus aóiione , varia difiinclione, poena y pr fenfie niet hebben kunnen fruftreren j Quia pr&cipuar eorum defenJto confiftit in aBionum, quibus judicio conveniuntur , peremptione, inde exceptiones peremptoria nat<& funt, qua totius negotii conditionem tollerent, & vires principalis negotii exhaurirent : $t Gelyk den Keyzer Conftantinus alzo de peremptoire exceptien befchryft in l. 2. Cod. de pree. Imp. offer. Zanger p. 3. cap. i.n. 1. 7. Te minder, om dat na het gevoelen van alle Regtsgeleerden en Couftumiers bekent is, dat zelfs na de litis conteftatieufquead fententiam peremptoire exceptien konnen geopponeert worden. Zang.d, traEi. cap. 26. p. 3. n. 52.. Gail. 1. obs. 119. in fin. & DD. g paffim; Ende mede gelettet, dat der .Impetn: concluüe wel uitdrukkeïyk mede brengt, en daar heenen is {trekkende , dat de Gedaagdeniet, gelyk dezelve abujive fuitineert, en door de woorden in exceptivis de dilatoire exceptien verkeerdelyk begrypt, zou worden gecondemneert op der zeiver gedane Aanfprake litem te contefteren, en daar op het z-y in exceptivis {namenti^ daar door om voorlT: redenen en regten gene dilatoire maar peremptoire exceptien moetende verftaan worden) of ten princepalen te antwoorden. p. Uit alle welke gededuceerde en andere raifbnnementen, welke wy in dezen kortheits halven voorbygaan , van zelfs openbaar wort, dat de/e exceptie ter later tyt by de Gedaagde geobmoveert is, en dc/clve dan ook heeft moeten gecondemneert wor10. den om litem te contefteren 3 zondji uat zy zig van andere dilatoire  Cons. I. 51 toire exceptien mag bedienen ingevolge den uitdrukkelyken text van ons Lantregt til. f. §• 12. en Stadt.regt tit. 16. §■ 15. novt, edit. pro forma ordonnerende; Dat mm HncHane exceptien te eelyk zal hebben te propone-11. ren by verftek der zelve : qualis terminus ftatutarius intelligitur pertmptorius & exclufivus, etiamfi non exprtmitur. Zanger, d, tratï. & eap. n. 21. & 22. • '\ , Zonder dat wv, als gezegt, de Verweerderfche van hare ge- iz. fuftineerde peremptoire middelen by Antwoort voortewenden hebben mogen priveren, veel weiniger daar op ten principalen regt doen; om dat Parthyen zig daar over niet gefubmitteert nog het principaal hooftpoinét genoegzaam geinflrueert en verhandelt hebben, maar in tegendeel alleen regt over deze exceptie verzogt. In welken val een Rigter daar over eerft moet erkennen, als onder anderen ce vernemen by den meergemelten Audeur num. 28 • exceptionibus enim dilatoriis oppofitis ad judicis officium pertinere probationesfuper üs recipere, & tune demumad examen principalis negotii accedere, quando per fententiam interlocutoriam fuper diEtis exceptionibus t,m«untia?jit. Kt ibid u. fea. 2Q. quod fi de efufmodi exceptionibus & „ principali negotio fimul veritatem inquirere velit judex, rette appellatur, & irritum revocatur: Ordo enim juris exigit. * de harum excepuonum veritate conftet & pronuntietur, antequam judex ad ulteriora procedat ibid. n. 2o. per 11. & DD. Wy zouden, of fchoon ook deze exceptie m tempore ware geproponeert geworden, op dezelve egter niet hebben konnen attenderen van wegens defzelfs notoire ongefundeertheit ; Om de welke kortelyk te adftrueren, en het fundament , waar op dezelve by de Excipiente aangelegt is, ten eenemaal te deltrueren , daar in beitaande: ■ Dat de Geëxcipieerdens vier documenten fub. E. F. G. cr H by t^ der zeiver Aanfprake van den 3. Febr: 1718. meerder hadden ovemeleKt, dan by de citatie van den 20. April 171 5. waren gevoegt, en aan dezelve na het N. Reglement geinfmueert geworden, en dat de Excipiente overzulx daar van gene kenniüe hebbende niet zoude gehouden zyn op de voorff: Aanfprake en deze laafte Documenten te antwoorden, en dat by nader conlequen- A 5 tie  g PartisSecu-ndje tic de Impetranten volgens den i i. art. van gezeide N. Reglt. zouden worden verklaart in de koften van dien termyn vervallen te zyn ; zo zouden wy by nauwe examinatie egter geenfins kunnen verftaan, dat de Impetranten alhier tnformdtter zouden geageert hebben. iy. Aangezien den i. z. en it. art. van het N. Reglement , by de Excipiente aangehaalt, van dezen cas ten enemal aliëen, en alleen applicabel is, wanneer een Aanlegger of Verweerder zyne intentie na de Aanfprake of Antwoort zou willen verificeren, en het refpective bewys tam infatto quam jnre op een captieufe wyze in prsejudicie van d' eene of d' andere daar na overleggen , zonder 't zelve aanftonts daar by te voegen, en binnen de refpective termynen van 14. en 6. dagen voor den dag regtens na inhout van 't zelve Reglement daar van de fimpele copien laten infinueren j }6- En geenfins konnen die geallegeerde articulen adhanchypothejïn enige applicatie vinden; Gemerkt by leciure en collatie van die 4. latere documenten ende datums van derzelver exhibitie en nootwendige applicatie peremptoriè ons gebleken is , dat die quaïfiieufe bylagen niet voor die gearticuleerde citatie, maar eerft na dezelve opgekomen, en geenfins kunnen gezegt worden geappliceert te zyn, om daar door der Impetranten Aanfprake nader te verificeren. maar alleen by de Aanfprake ge voegt zyntotbetoninge, wat federt den 20. April 1715". en 3. Febr: 1718. tuffen deze litigante Parthyen zelfs verhandelt en gepafleert is, zodanig dat dezelve als een pars aHorum nootzakelyk daar by hebben mogen en moeten geappliceert worden , en waar van de Excipiente, als tuffen dewelke en wylen haren eheman deze als eigene fatta zelfs verhandelt zyn , geen ignorantie kan prastenderen; Behalven dat dezelve overvloedige tyt , namentlyk van den 3. Febr: 1718. tot den 27. Juny dezes jaars 1720. gehadt heeft, om daar van kenniffe te krygen, en dezelve te examineren; 17. Vermits in al dien tuffentyt en wanneer tydes en na gedane Aanfprake het beneficium manus mortu» heeft geimploreert en ook geobtineert gehadt, verpligt geweeft is zig over des boedelschartres en papieren en ten Prothocolle over de retroacten dezer procéduire te informeren 5 Zulx  Cons. I. j Zulx dat de reden en oorzake van de wet alhier ceflerende, 18. defzelfs difpolitie dan ook van zelfs zal moeten cefleren en ophouden; en zo veel te meerder, om dat die laafiegearticuleerde ip, documenten poft citationem eerft geboren , en dienvolgende ook niet eerder dan op den 3. Febr: 1718. hebben konnen overgelegt worden, en dat door der zeiver omiffie die geëntameerde Procedure niet zoude hebben kunnen gepourfuiveert zyn geworden, invoegen alnu gedaan is en nootwendig heeft moeten gefchieden. Ter oorzake door de circumduclie van de refpective termynen 2.0, en continuatie dezer zake , voorts het overlyden van Gedaagdes eheman in dien tuflentyt voorgevallen, en waar toe de documenten fub G. & H, alleen dienen, deze inftantie isgeperimeert, en de Impetranten overzulx genootzaakt geworden wederom nieuwe citatie ten dien einde tegens de Gedaagde te moeten doen , en waar van immers t bewys door applicatie van die documenten heeft moeten gedaan worden; Litis enim coepta inflantia declaratur perempta, quod noftro jure hodi- 2 j, erno fit, fi anno integro a mviffmis atlis conquieverit atlor. Koet in Comm. ad ff. lib. j\ tit* I. n. 20. Similiter quoque morte unius vel alterius litigantis lis coepta extinguitur, adeo ut contra jus civile ex ob- ^ 1 fervantia in judiciis ubique fere locorum litis Jive proceffus rcaffumptio contra heredes neceffaria fit, Carpz.. in fuo proc. jur. lib. 6. art. 4. k. 1. 2. & feqq. Fab Cod.Sab. Itb. 3. rit. 1. def. 36. Gor. ad cons. Vel. cap. ia. art. j. gl. n. 2. en Vtrechtfe confult. p. 3. confult. 16. n. f. Heeft nu dusdane citatie tegens de Gedaagde tot reaffumptie 25. van die retroacten fab poena nullitatis proceffus zo na de hedendaagfe practycque als juxta preediclos DD. en andere by den laaften d. rtum, s. aangehaalt, moeten gefchieden, zo hebben nootzakelyk die twe laafte documenten aan de Gedaagde, voor'den 3. Febr. 1718. geiniinueert, by meergemelte Aanfprake ook moeten overgelegt Avorden, gelyk mede het document fub Ut, E. als zynde een relaas en bewvs, dat die citatie met de documenten op den 29. April 1715. is gedaan en geinfinueert , en het welke niet eerder en by de citatie heeft kunnen ingezonden worden als notoir. Gelyk  g PartisSkcund/e za Gelyk dan eindelyk ook het document fmk Uu F. niet heeft of konnen ingezonden worden, vermits het zelve met anders isdm een protocollair extract en bewys van het gsne op den Gengtsdag van den 4. July-i715- ^Ten de Impetraaten en Gedaagdes eheman zelfs na de citatie van den 2<5. April des zelv.gen jaars in en over deze zake verhandelt is, en waar van immers geen ignorantie almede kan geprstendeert worden. Uit allen welken wv dan niet anders hebben konnen apprenenderen, dan dat deze Exceptie enkel en alleen maar aangelegt is, om na zo veele dilajen en terminen den voortgang dezer Procedure te retarderen en optehouden, en daarom ons ook yerphgt aï.eevonden, zonder de koften tot uitdragt der zake, als wel mmeris f»wr/«««ri« gebruikelyk, te mogen relerveren de Gedaagde en Z6. Excipiente als een temeraire Oppofante m de koften hier over 2-evallen te condemneren, jttxta doBrinam Temmen de ht. expens. la. 2. cap, 8.«. iz. & ir- obs- »• ^M>ns':cem; 1. obs. x{. & obs. 45. & Fromans in tr. de for. comp. hb. 3. cap. 6. cjr 8. traderende: * - Dit by alle vermaarde Hoven van luftitie dusdanedilatoire en mo7' ratoire exceptien, als fpruitende uiteenfiniftrepraaycquetotondienft van Parthyen en teageur van proceffen, voorts fcfcjroc* ónaeryf der crediteuren ged etefteert worden, vide aw^e Wtber in °fH* junfpr. hodierna p. x. hb. x. cap. 18. n. f, conform het Stadtregt van Zutphen tit. 16 $. 16. uit kragt van welke de Hoeren van de Magiftraat dan ook mem5werf ongefundeerde ^x;ipienten en der zeiver Procureurs ofte Dichters van dusdane exceptien in die daar by vermelte poenaliteit van twe Stadt gulden boven die koften gecondemneert hebben. II. ADVYS  Cons. II. £ I I. ADVYS DECISOIR. I- T^V exceptionibus informalitatis agendi , fuh-i? oh* JL/ reptwnisj <£r fort adbuc non competentis. II. De arrejlo. III. De literis requifitorialibus. SUMMARIA. ï. r^ajus controvcrfus refertur. a. De zake en motivcn ten principalen komen by een interlocutoire decifïe over voldongene en gefubmitteerde exceptien in geene confidentie. 3. 8. 24. Ymant perfonele actie't zy gefundeert of ongefundeert hebbende kan met arreft , moribus gerecipieert , tegens zynen debiteur of op defzelfs effecten fpreken ; etiam quando nulla esl neceffitas. n. 9, ob rat. ibid. 4. Quod fluit ex natura y varia definitione aSionis, 10. Arreftfundeert jurisdictie van dien Richter,welke't arreft decerneert. 11. En heeft alleen tegen een vreem¬ de plaats ƒ. Ymant nomine alienó voor den Gerichte agprende moet zyn' perfoon alvorens met een volmagt na Lantr: qualificeren. 6. Ita ut deficiënte mandato exceptio inqualificationis locum habeat; 7. Et procurator nullum mandatum txhibew rcfiè ad expenfai litis &iomne interefje adverfarii condemnetur. 12. 13. 21 Wanneer en hoedanig compas-of requifitoriale brieven mogen verzogt, en uit kragt van dezelve op des gecondemneerdes goedren elderwaarts gelegen ter executie gelegt worden ? 14. D en eenen Richter door den andren gerequireert zynde die by hem gegevene fententie op dc goedren van den gecondemneerden debiteur te executercn,is daar toe jure Romano volftrckt verpligt propter L.is.jf. derejud. if. Dog de impullivcredenen, waar om een fententie te Romen ergaan , de provinciale Rigters buiten Italien onder 't Roomfche gebiedt gehorende tot defzelfs executie obligeerde , hebben geen relatie tot onze jurisdictiën; Et quare non7, vid. ». 16. 17 .Hoedanig en wanneer de compasbrieven ingebruikzyn geraakt? vidk ibid. B 18. Dezelve  PUTI5 StCCNlUE fn zaken exceptioneel voor denGerïgte desamptsHengelo, on1 gedecideert hangende tuffen fohanna Willemina Aalderinks weduwe van wylen fooft Chrijliaan van Holten, geaffifteert met haren Bedienden Advocaat Dor. Bernard Huinink, Arreftante en Geëxcipieerde ter eenre, Ende Dor. Willem Kolenbrander nomine proprio Ari-eftverweerder en Excipient ter anderen zyde ; Gezien, gelezen en geexamineert de refpective aften en wethen van arreft en ontiaate van den 5. en 29. Sept: 1735. de muntlyke juftificatie van arreft 18. Dezelve zyn ftrydig aan de gronden en forrae van de regeringe dezer provincie propterdijitnctas Cif receptas jurisdiéliones, ïq. Het Lantr. der Graaffchap Zutphen de brieven requifitonaal admitterende moet ultra expresfis cajus niet g' extendeert, maar alleen verftaan worden de Jententiis in ditione ijüus Comitatus aut Provincie latis. 2.0. Quod DD. Ordinum placitó, re judicatd, b5 //. provincialium Peritis eonfirmatur, 2,2, Wanneer de Exceptio rei judi- catce plaats heeft > 12. Defumptibus tantum Me judex, qui Jententiam tulit, cognofcit. 3J, De Exceptio Jub-& obreptionis wort doorgaans meer per modum aBionis aut per viam querela, als per modum exceptioms voorgebragt. 16. Dezelve exceptive geproponeert zynde moet in termino buiten referve of inbeding bewezen worden. 27. Excepttones de jure tertii zyn re- gulariter onbéftendig. 28. De Exceptio fori adhuc non com- petentis als een declinatoire aangemerkt zynde moet ante omnes alias excepttones geproponeerr worden; 29» Zodanig dat een Excipient dezelve na de dilatoire exceptien voorbrengende daar doorgeoordeelt wort in judicem te hebben géconfentecrt. 30. De conclufie onder het woort voor als nog is verboden, en wort «.31. relativè ad propojitam exceptionem g'expliceert. 32. Judex requijitus habet tantum nu- dam executionem. 33. 3 ƒ Ita ut cognitio de exceptionibus, qucecoram ipjo ad impugnandam Jententiam, non tarnen ad avertendam aut Jufpendendam ejus executionem, proponuntur, Jpectet ad judicem, qui Jententiam d Je latam executioni mandari petiit, 3 4. Quod-tarnen limitatur. 36. Supradiclam dijiinüionem inter impugnationemJententice aut ejus executionis Jtatutum Zulphanicum rejicit, concedendo tantum gravato articulos nullitatis C53 excejjus in executione. 37. Fruftra rennntiatur injtantia, qu,e decretö judicis jam peremptaeft. 38. Excipiens termerarius in expenfas 1 litis condemnandus.  Cons. II. U arreft van den i.'Nov:-dito jaars, met die daar by bevorens per copias ingezondene en in termino juftificationis nader in forma originali & atithentica overgelegte documenten, voorts Antwoort exceptioneel met de Antwoort op de exceptien , Replycq en Duplycq exceptioneel van den 29. en 30. dito maants , mitfgaders alle protocollaire recefien én dingtalen, en op allesgelettet, waar op in dezen enigzins te letten ftonde : Het voorfchreven Gerigte met Advys van onpartydige Regtsgeleerden doende regt, rejecteert die aan zyde van den Excipient geobjicieerde exceptien informahtatis agendi, fab-& obreptionis, eè* fort adhm non competentiss en ordonneert den Excipient na pfonuntiatie dezes ten naaften litem te contefteren en ten principalen te antwoorden, den zeiven daar toe mits dezen condemnerende, als mede in de koften over deze exceptive procedure gevallen tot taxatie en moderatie van dezen Gerigte. Aldus by ons ondergefchreven geadvileert, en getekent binnen Hengelo den 7. Aug: 1736. van ESSEN. f. SCHOMAKER. Redenen, die omtrent'tvoorC geadvifeerde dienen, zyn onder anderen de navolgende. T^vat prtemiffive in dezen tot meerder begrip en diftinctie van zaJ_/ ken ex aBis zal moeten genoteert worden. Hoedanig den Excipient D>. Willem Kolenbrander zig qualifïcérende als volmagtiger van den Jode Benjamin Herts, de Geexcipi- Ic eerde op den 14. Febr: 1735. bypeindinge op der zei ver effecten heeft befproken voor den Gerigte van Zelm, om van dezelve als Weduwe van fooft Chriftiaan van Holten , en die als erfgenaam van zyn vader Kafper van Holten te hebben voldoeninge van een fchult bekentenis van 60. glns: una cum interejfe, in cas van oppofttie aan voorff: Weduwe een dag van regten leggende , als fkbA. B 2 Dat  tz> Paiiis Sïcüsds Dat daar tegens door voorn: Weduwe en alhier Arreftante en Geëxcipieerde pantkeringe en oppofitie gedaan zynde, als fub B. den Excipient in zyne voorn: qualiteit op den gepnefigeerden dag van regten verzogt, en van die Weduwe geobtineerr heeft uitftel voor den tyd van 14. dagen, fut< C. Dat dezen tyt vervloten en den Èxcipt: uitgebleven zynde, de Geëxcipieerde hem in termino prolongato van contumacie heeft gJ accufeert, tegens den zeiven proclama verzogt , en Eifch tot een koft-en fchadeloze abfolutie van die inftantie gedaan, fub D. Dat daar over Gerigts-decreet ergaan en G' excipieerde daar by van. deze inftantie koft-en fchadeloos geabfolveert zynde , als fub E. heeft het zelve met hare fpecificatien van falaris en verfchot aan den Excipt: in voorif: zyne qualiteit doen infinueren en tenens hem daar by gefommeert , om ingevolge 't N. Reglement dezer Graaffchap daar op binnen 14. dagen zo veele penningen te offereren , en by refuis te configneren , als hy zou vermeinen te behoren mi fub F. Dat den Excipient in plaatze van aan het voornoemde gehomologeerde decreet te obtempereren, heeft konnen goetvinden daar op aan de Geëxcipieerde intezenden een ampele acte , continerende een hiftoria offpecies faiïi, hoe 't zig in dezen tuffen hem en voorn: Jode met relatie tot't patrocinie van den zeiven in den beginne verleent, dog expoft aan hem Excipient gedenuntieert} zou hebben toegedragen, als fub G. Dat dezen Jode Benjamin Herts ondertuflen gerigtelyk afgevraagt of hy den Excipt: laft hadt gegeven om tegens deze Geëxcipieerde te procederen, en daar op een negatyf antwoort bekomen zynde, als fub H. Heeft de Geëxcipieerde vermeint hare actie over die bekomene adjudicatie by 't gelibelleerde decreet te mogen interneren en tegens de perfoon van den Excipient zelfs in zyn privé, als van een behoor]yk mandatum zynes principaals gedeftitueert zynde coram pudice domicilii, ofte ook op zyne goederen coram judice rei fiu te dirigeren. Gelyk dezelve dan ook ter gevolge en uit kragt van 't voorn: condemnatoir voor den Gerigte van Hengelo op den Sept: 1735". bezaat of arreft heeft gedaan en erhoiden op zekere penn: plus minus  Cons. II. 13 minus, by den Excipient als compromiflaris in den boedel van wylen Dnus. Janknegt en zyn vrouw verdient, en onder dien Rigter beruftende; ten einde om daar aanfalva declaratione , diminutione & taxa, te verhalen zodane 100. glns: tv. ftuv: als aan koften door die pantproceduire by den Excipt: als gepraetendeerdeh volmr: van den Jode Benjamin Herts ondernomen, zyn veroorzaakt geworden, als fub f. Dat daar tegens aan zyde van Excipient falvis ejuibuscunque ontzaat gedaan zynde als fub K. en na gedane Juftificatie van 't arreft op den 1. Novemb: dito jaars door denzelven 't eindens van zyn Antwoort exceptioneel van den 29. dito geconcludeert: Dat invoegen by die Arreftante (abufivelyk genaamt Arreftverweerderlche) alhier is geprocedeert, die zelve na regten zouden obfteren de exceptien informalitatis agendi, fub-& obreptionis , fort adhuc non competentis , tot admiffie van dezelve fampt en in Jt byzonder contenderende. Zo zal het dienvolgens unice in decidendo alhier aankomen 3 of die geobmoveerde Exceptien gefundeert zyn of niet; Zonder dat voor als nog in enige regtelyke confideratie kan 2. komen de zake ten principalen zelfs, te weten , of de Arreftante bevoegt is die in atlis vermelte koften van den Excipt: in zyn privé te vorderen, dan of hy dezelve op een gefundeerde wyze kan declineren te betalen, als zullende die poincten als dan eerft in aanmerkinge komen, wanneer daar over in contradihlorio hine inde zal gedifputeert, en die procedure fuo tempore in ftaat van wyzen gebragt zyn , om daar inne ten principalen te kunnen worden erkent. Het welke een zake niet toucherende het exceptive poinct, 't gene ter cognitie en decifie van ons is gebragt nog de zake daar toe ook niet gefchapen zynde om daar inne te erkennen, zullen wy daar aan met deze onze decifie ook geen atteinte of prejudicie geven. Maar ons enkel en alleen bezig houden met die geproponeerde exceptien zelfs; Alle welke exceptive middelen ons ter cas fubject als ondugtig en onbeftendig voorgekomen zynde, wy daarom dan ook dezelve hebben gerejedeert. B 5  .± PartisSecund^ „ Wy merken ten dien opzigte aanvankelyk aan, dat , hoe on* «,ornnt ook de fuftenue van deze Arreftante en Geexcipieeide fSe mogenlyn ten aanzien van deze hare petitie tegens den S&ifiW^«,6,inftitueert' fff8 zeKve r „ue ui levert materie , waar uit een perfonelc adie geboren is om me an-eft te kunnen fpreken op effeden van die gene waat te'ens men fuftineert atóe hebben, ƒy gefundeert of ongea fundeert; Cum juxta Goedd. in comment. ad L. 8. %. i. er ^- ^ 4 /Tr 5. adionis verbS conünetur in lata W^fT °™ ?ÖT L£> * maori f«s perfeï*cnS m juiicio quodfibt debetur, m ftuc- ttSSSË* opinie van de Geexcnpieerde haar wettig tegens den Excipient ter zake vermeit te competeren , daai uit °PgnTten Excipient verpligt zynde na Lantr: dezer Graaffchap 5-t, t^%^^ behoodyk te quf"ceren r een vólmatt n et bevoegt geweeft zou zyn nomme aheno voor den Zelmfen GeV,gte met peindinge op des G' excipieerdes effeden te m ocederen: Procurator entm, fipenuus mandatum non habeat ne^ limMcilm^^efi, ita ut exceptio defiaentts manda» femper opPo7ipo7J, ex quo LLorum ajjerüo dedutla, Q.uod tn mandato fubJlantietur judicium. Carpx.. proc■ jur.Ttt. f.^Pt. * „"^7- d Daar uit dan als een nootzakelyk gevolg en efted van zodane 7 inqualificatie voortvloeiende; Quod procurator nullum man*at*™"£ 7' hLs ad expenfas litis & omne intereffe ^Z'ToT'sab h l tradn Mins. cent. f. obs. 49. per tot. add. Fab Cod. Sab. hb. I. def. ti. JcarpJp. 1. Confi. ,. def. 26 «-.^-f^ Of en hoedanig dit principale point , waar op G excipieerde hare adie van arreft ge'fundeert heeft, wel of £ Excipient zelfs tot reftitutie van die gehoelleerde kotten dei ge abfolvèexde vorige inftantie gedirigeert "i»^^£t na" der door Parthyen konnen en moeten gedifcutieei t woiden. 8 Immers wy hebben gefuftmeert, dat de Arreftante door middel van arreft deze hare gemeneerde adie heeft mogen mftrtu. ten vo01 den Gerigte val Heagelo oP effeden van den Excipt: 20 zie aldaar bevonden hebben. Rekent zynde dat de arreften voor een perfonele adie e^nju  Cons. II. iy Lantr: dezer Graaffchap Tit 4. gepermitteerden ingang van regten , en genoegzaam over al gerecipieert is, Chrifi. vol, 1. decis.p. 2$f. n. 4. Etiam quando nulla esl necefftas tantumque arrefium fit ob commoditatem conveniendi. Sand. lib. l» tit. 17. def. 3. Welke dan ook van dat effect zyn, dat jurisdictie funderen van 1©» dien Rigter, welke 't arreft decerneert. Bon traïl. van arreflen 7. D.n. 7. Het gene zodanig uitgemaakt is, dat het te vergeefs zou zyn zig met eene vordre adftructie op te houden. Van welken arreft de Geëxcipieerde zig dan te meerheeft mogen IK bedienen, om dat dezelve niet een en dezelve jurisdictie met den Excipient onderhevig is, als welkers contemplatie het zelve anderzins zou beletten Lantr. Tit. 4. §. 1. van Veluwen cap. 10. §. i. & ibid. D. Schraf. Zonder dat ook dit gedane arreft van de Geëxcipieerde voor den Gerigte van Hengelo zoude kunnen worden verzwakt of inapplicabel gemaakt; om dat alhier na de ftellinge van den Excipient 't arreft zoude moeten worden aangemerkt als een medium executionis van 't ergane decreet, en dat alzo alhier informeel zou worden geprocedeert; Wyl na 't Lantregt dezer Graaffchap Tit. 9. art. 8. zou worden gerequireert, dat, wanneer by executie geprocedeert wort, en zig niet bevinden onder den Gerigte, waar voor dusdanen decreet ergaan, effecten van den gecondemneerden , als dan by compas-of requifitoriale brieven zou moeten worden verzogt, om zodanen decreet op effecten van dien gecondemneerden elderwaarts zig bevindende, ter executie geftelt te hebben ; het welke hier nagelaten zynde aan die Arreftante daarom zoude obfteren de exceptio informalitatis agendi. Welke met 't gunt hier voren bereits ter nedergeftelt , egter genoegzaam afgelant wort, gelet daar by gebleken is, dat, wanneer de Geëxcipieerde aan den Excipient heeft ingezonden gehadt haar fpecificatie van falaris en verfchot, den zeiven daarop heeft voorgegeven 't zelve een fchult te zyn, die met hem maar den Jode raakte, zig defwegens regtens praefenterende. Door woedanen antwoort den Excipient notoir quam toe te brengen een prtjudicium aan 't decreet, als welkers voortgangen executie daar door zo lange wort geftremt en moet ftille ftaan * tot  fjg ParttsSecundje tot dat eerft voor af die prejudiciële quasftie getermineert is, of namentlyk den Excipient, dan den Jode die poften moet laften? Tot afdoeninge van zodane prejudiciële vrage en bekomirtge van decifie daar over gevolgelyL wel en te regte by arreft , invoegen gemelt, door de Geëxcipieerde is geprocedeert, zonder dat daar omtrent enige compas brieven imaginabel zyn. ij. Dewelke alleen in remedio execmivo en niet in atlione jttdicati plaatze hebben , ut loanc dijferentiam notat Ferrar. in form. execttt. fint. def. n. ij. add. Bartel, ad L. 4. §. eondemnatum. ff. de re judic. ■j0- j. Want of wel na de notabele L. 15". ff. de re jttd. & ibidem inter CAteros DD. Brunn: & Groenew. de 11. abr. een fententie van den eenen Rigter by den anderen, fub cujus jurisdiBione rem degit artt bona poffidet, moet ter executie gelegt worden, wanneer daar toe door den Rigter, qui fententiam tulit, by letteren requifitoriaal verzogt wort \ quia ttna jurisdittio alter km adjuvare obligata efi, ut traditGaillib. i. obs. 115. » 2. ie. Zo kan uit die voorfchreven L. 15". {ubi fententiam Romte difiam etiam in provincüs Prafides ad finem perfequi Imperator refcrip/it) geen gevolg met relatie tot onze jurisdictiën getrokken worden j '15. Als bekent zynde, dat die-Provinciale Officiers en Rigters by ' ' de Romeinen uit kragt van verpligtinge en onderwerpinge van en aan een en dezelve wet gehouden waren buiten nieuwe cognitie van zaken alterius judicis fententiam ter executie te leggen. 57. Gelyk daar uit dan als in de practyeque dit nootzakelyk gebruyk van compas-brieven ingevoert te zyn, niet 't onregt zou mogen geoordeelt worden, ob rationes quas allegat Fab Cod. fab. lib. 7. Tit. 20. ». i. ubi agit de judice requifito , an & quatenus de «tquitate aut nullitate fententia cognofcere pofjït; 18. Daar ter contrarie zeker is, dat zodane brieven requifitoriaal ' in deze Graaffchap genoegzaam tegens de gronden en forme van de Regeringe dezer Provincie, als waar in yder zyn eygen di- * ftincte jurisdictie en gerigtsbanke heeft, geintroduceert zynde , jq ook niet verder te extenderen zyn , als 'tLantregt dezer Graaffchap d. loco daar van uitdrukkelyk is fprekende , en te verftaan de fententiis in ditione hajus Comitatus & Provincia latis , gelyk by refolutie der Lantfchap in Jan: 1611. en by fententie voor den i Gerigte  Cons. II. 17 Gerigte van Ligtenvoorde den 10. July 1735". verftaan, en daar van te zien is by Lamb. Goris ad confuct. Velav. cap. 8. art. \. gl. %. n. 5. 6. & pre cop'u ad pignoraüonem devenitur ? S U M-  Cons. III. 21 S U M M A R I A. i.~ 13.28.TT7at en hoedanig in cas W van peindinge voor een gepretendeerde fchultnade Zutphenfe Lantr» moet g'obferveert en geprocedeert worden ? v. late hi & n, 2. 3. Adverfus Mum , qui heredcm fe negat , jus pignorationis aut executionis fine prcevia illius qualitatis liquidatione locum non hahet. ob rat. ». 4. 5". Aditio hereditatis probanda. 6. Exceptio indifcreta cautionis im- pedit executionem. 7. II. Petens executionem judici inftrumentum crediti originale ad videndum exhibere tenetur. & quare? vid. rat.fubjunflamn.il. in fin. 8. 9,17. Ita ut inftrumenti executiv* veritas non coadjuvetur extrinfeca probatione , nee poftea probata excipientis juri interim quaJito objit. 10. Fides de jure petitoris judici incontinenti per probationem inftrumentalem fervato juris ordine fieri debet. 12. Voor Magenaas kan met peindinge geprocedeert worden. 14.21. Stngula aéliones fuos peculiares requirunt litis introïtus. 1 A£iis tneptè inchoata ex caufa aptitudints poftea probata , judicio non fuftinetur, 16. Quia^ modus inchoandx litis non convenit aélioni. 18. Si quid mvi in ultima adverfarii C 3 Scriftura proponitur , in judicando attendi non debet. 19. Scrupulofa ailionum formulce in foro liomnno recepta moribus funt abrogatce. 20, Na het aloude gebruik moeten nogtans alle '/aken met de geprafcribeerde diltincle Lantreglyke ingangen overeenkomende g' entameert en gepourfuiveert worden fub poena iuformalitatis. 22, Welke onderfcheidentlyke ma- niere van procederen waarom by de wet vaftgefrelt is ? v. eleganter rationes d Fabr. in Cod. Sab. citatas. 23, Waar in het efteft van een ge¬ pleegde informaliteit beftaat ? v. h. n. 24, Què fpcclat diéium Pauli in L? 121. de R. J. 25". Culpa confiftit tam in omittendo quam committendo. 26. 27, Welke en hoedaneiaken met peindinge mogen aangevangen en gevordert worden, en welke met badinge, bezate, of inleidinge~i 29. Omnium aélionum inftituexdarum principium regulariter efl citatio. 30. Wanneer een Rigter fuper negotio principali niet mag regt doen ? v» h. 31. Qui mali agit, non rem amitlit , fed litem, id efl damnum litis fumptuum.  11 Partis Secundi In zaken van peindinge en pantkeringe voor dezen Wel Ed: Lantgerigte der Heerlikheit Borculo ongedecideert hangende tuften Engbert Coerdes Panteifcher en G'excipieerde ter eenre, en Maria ter Huirne g'affifteert met denAdvod. Fifcaal van Gelder Puntverweerder en Excipiente ter andre zyden j Gezien , gelezen en g'examineert de aden van peindinge en pantkeringe in datis den 17. en 26". April dezes jaars 1719- aan den Gerigte refpettive g' exhibeert, nevens de ade over de prasfixie eenes dag regtens , en die daar op gevolgde Juftificatie van peindinge, voorts aden van compel tot productie van 't originele document per copiam, d'acte van peindinge g'appliceert, dan mede en vervolgens Antwoort Exceptioneel, Antwoort op de exceptien , Replycque en Duplycque met der zeiver bygevoegde documenten, voorts de vefdere mondelinge receflen en bedingen , zeer wytlopig den aden bygevoegt, ende gelettet waar op in dezen enigfins te letten Monde ; Het welgemelte Lantgerigte met Advys van onpartydige Regtsgeleerden doende recht, admitteert die geproponeerde exceptien informalitatis & nullitatis, de Pantverweerder en Excipiente van deze inftantie koft-en fchadeloos abfolverende. Aldus geadvifeert by ons ondcrgcfT; binnen Zutphen den 9. Novemb: 1719» HERM. P LEG HER. f. SCHOMAKER. Redenen, waarom wy die geproponeerde Exceptien informalitatis & nullitatis hebben moeten admitteren , en de Excipiente koft-en fchadeloos van deze inftantie abfolveren, zyn onder anderen kortelyk deze navolgende peremptoire regtelyke motiven. j Am dat ons uit de ade van peindinge van den 7. April laaftleden V-J is gebleken, dat den Panteifcher en Geëxcipieerde Engbert Coerdes daar by allenthalven niet geobferveert heeft de formele en  Cons. III. 23 en fubftantiele requifiten by de ftatutaire wetten dezer Landen circa modum procedendi vaftgeftelt, daar in benaarde ; Dat den Panteifcher door middelen van deze peindirge en'ge ongerede goederen van de Pantverweerderfche Maria ter Huirne komt te befpreken voor een gefulmineerde fchult, welkt niet by dezelve maar by eene Tryne Meyerinks zoude gecoiitraheert zyn, en waar van een copielyke hantfchrift van den 11. Sept: 1712. ter fomma van 40. glns. 14. ftrs. ware geannc deert , zonder dat by die gezeide acle geëxprimeert is geworden, ex cpuo tuulodcze peindinge tegens haar geintenceert wierde, ofte uit wat ccrzake deze fchult geproflueert was, nogte dat daar by of zelfs cok na gedane pantkeringe een dag regtens is verzogt geworden. Zodanig dat daar op en tegens door de Pandverweerderfcheop den 26". dito fub fa/vis quibufcunque exceptionibus & defenfiunibus te regte oppofitie en pantkeringe ondernomen is , niet alleen ten aanzien, dat den Panteifcher zo niet aanftonts by zyne acte van peindinge, ten minften na dato van die aan hem g'exploicteerde pantkeringe genen dag regtens tot juftificatie tegens dezelve hadde verzocht, gelyk hem nogtans fub poena informalitatis incumbeerde te bezorgen, als zulx genoegzaam te vernemen by het Lantrecht dezer Graaffchap tit. z. §. 4. ftatuerende: ,, Dat Partyen tuffen peindinge en pandtkeringe in lite niet ,, worden geadmitteert, ten zy zulx fpeciaal verzocht worde , ,, en dat daar op dan het Gerichte Parthyen vergunnen zal in ,, proces te treden, ten eenemaal conform het N. Reglement art. 9. waar by de praïfixie eenes dag rechtens nodig vereift wort, om daar door kenniffe te erlangen, waar over den Verweerder den zeiven gelegt is; en waarmede ook de nabuirige ftatutaire en gemeine wetten, en daar op gevolgde gewysdens in deze Graaffchap fymboliferen en overeenkomen Gail. lib. 1. obs. 113. n. 104." Zanger, de Except. part. z. cap. i. n. z68. endealdus in contradiüorio mede verftaan in zaken van Johannes Oxvelder contra Mechtelt Janzen in Juny 1697. aan 't Scholten Gerichte van Zutphen , en nog onlangs op den zf. April 1713- in zaken van Dr. Reinier Crouel q. q. en Jan Kettel aan den Gerichte van Ruirlo Referentibus DD. de Roller en Spanckeren. Maar zonderlinge en wel voornamentlyk, dat den Panteifcher %; . . " ón-  2^ Partis Secocje ongéachtet iterative gerichtelyke inftantien van de Excipiente , en wanneer door dezelve citatie ad jufiificandum tegens den Panteifcher verzocht en erholden was, noch by. zyne juftificatie van den 12. Juny, nochte naderharit het gerequireerde originele ïnftrument tot probatie van die gepretendeerde fchultvorderinge met de name van gemelte Tryne Meyerinks gefubfcnbeert, heeft weten te produceren 5 dan alleen pnetexerende , dat het zelve by zekere fommatie van den 13. July 1717. albereits en vorens aan de Excipiente ware geinfinueert geworden , ten dien einde daar toe emploierende de relatie van de voogt van der Wyk onder gemelte ade ervintelyk: Waar by ons nochtans de hujusmodi fatla infmuatione origwahs chiroirraphi , ZO immers in hac lite & qutdem tempore juftificationis moefte g'exhibeert zyn, n iet alleen niet is gebleken, maar wel in tegendeel uit de exhibitie van de refpeaive originele copielyke aflens van fommatie met het annexe inftrument; dat alleen maar een copie daar bv is overgelegt geworden , en waar van volgens desPanteifchers eigene gegemineerde gerichtelyke confeffien tefhbus attis het originele niet door gezeide Tryne Meyermkj, als dewelke utifatis ex judicialibus aüis probatum, niet fchryven koude, maar door den zei ven bon* tide in name van dezedebitnce zoude getekent zyn ; zulx dat daar door van zelfs zullen moeten ver vallen alle die difcourfen bv den Panteifcher zo breetvoerig over die prerenfe infinuatie des originelen niet exterende ofte apparerende hantfchrift en alzo fttpef non ente gemaakt; de hisenim, qua non fuut, & qua non apparent, idem est judicium l. 30. jf.de tefi.tut. & L 16. §. 3. eod. tit. Zodanig dat den Panteifcher niet bevoegt geweeft is vooraeze gepretendeerde fchultvorderinge met peindinge te mogen fpreken veel weiniger op de goederen van de Pantverweerderfche, welke by die copielyke hantfchrift niet alleen niet bekent, maar by d' acte van peindinge nooit in enige qualiteit, veel min als Erfgename van Tryne Meyerinks aangefproken is geworden; Maar hadde het defzelfs pligt geweeft daar over met een anderen ingang regtens, en alzo legitimo juris ordine in dezen met badinge tegens dezelve te procederen en te vervaren; als rechtens zynde: 2 Quod adverfus Mum, qui negat fe heredem, jus patti executivi ex3* er een  Cons. III. 2-j ere eri non potefi, nifi pr acedat citatio adverfarii et liquidatio NB. illius qualitatis, quodcitatus fit heres. Coler. defroCes. execut. p. i. cap. i o. n. 32.9. Ad hoe enim, 'ut procedatur ad bonerum detentionem contra heredem ^t prins conflare debet, quod is contra quem intenditur executio, fit heres.' per II. & DD. ibid. Welke pofitien en g'adferibeerde qualiteiten dan alzo faEli zyn, zo moeten dezelve bewezen worden: Cum aditio hereditatis quid1)faïli ejl, ideo non pnefumitur fed probari debet. arg. 1. 1. Cod. de probat. L li Cod. li min, ab hered. fe abftin. Quia cum aditio fit fundamentum ajferentis debet probari. Card. Tufc. in verb. adit. hered. Concl. 1 861. Dat vervolgens den Panteifcher almede informaliter zynen ingang regtens door peindinge tegens deze Oppofante moet geoordeelt worden geintenteert te hebben, ter oorzake niet alleen , dat den zeiven by d' acte van peindinge en daar by g' appliceerde copyelyke hantfchrift niet komt te bewyzen de caufa obligationis, ofte waar van die gearticuleerde leverantie haren oorfpronk hadde j Daar het nogtans triti juris eïi, quod fi quantitas in inftrumento 6rextet determinata, fed cautio esl indifcreta, ex qua non apparet de caufa obligationis, eo cafu impeditur executio. Coler. part. 3. cap. 1. n.j. Maar oook dat den zeiven geen origineel inftrument by deze Oppofante eigenhandig gefubferibeert , ofte funften judicialiter erkent, tot juftificatie zyner informele peindinge heeft konnen vertonen, dan alleen maar difcrepante copien uit den anderen by den zeiven gefchreven en betekent; gelyk nogtans in dezen tot erlanginge van diergelyken geprivilegieerden ingang regtens ■ tegens de Excipiente de forma Jtatutaria ejfentiali nodig ware : Cum petens executionem vel detentionem rerum aut perfona debitoris, y# debeat habere in manibus injlrumentum crediti certum , purum, ac indubitatum, ex quo apparet, quis , quid, quale, quantumve debeat, illudque judici ad videndum exhibere , & alias executio deneganda fit. Coler. ditJ. traEl.part. 3. cap. 1. n. 10. & 18. Moller. femefir. I. z: cap. 23. n. 7. Menoch. de adip. poff. rem. 4. «. 706. Gor. ad Cons. Vel. cap. 11. art. 4. gl. 4. per DD. ibid. Zodanig ook dat den Panteifcher zyne peindinge ophetgearti-g# culeerde hantfchrift gefundeert hebbende, naderhant en wanneer de Oppofante reets een jus qu&fitum daar door verkregen hadde , niet vermocht heeft deze prjetenfie van 40. gin; 14. ftr. bymeer- D gemelte  2<5 PartisSecundte gemelte Tryne Meyerinks verfchult, of by de Oppofante quafi aangenomen, door extrinficque probatien van getuigen te bewyzen, om v/aar het mogelyk daar door zyne quade maxime van procederen ftaande te houden. Geconfidereert over deze prsetenfie zelfs tuflchen litigante parthyen zo zeer het poinél in quteftie niet en is, maar zulx eerft in nevotio principali zal konnen in aanmerkinge komen, als wel of men uit kragt van deze quaeftieufe copielyke handteekenmge tegens eenen derden, daar by niet bekent of vermeit, met peindinge heeft konnen en mogen procederen. O. Behalven dat het ook kennelyk en regtens is, quod fides de debito fieri debet judici per infirumentum & non per tefles , als ter geallegeerder plaatze van Coler. n. 13. te vernemen, en verder by den zeiven »* 20. getradeert wort ex Bart. Tnftrumentorumexecutivorum 10. veritatem non coadjuvari extrinfecis probationibus: cum probatio instrumentalis , nifi habeatur in promptu , ita ut in continenti fiat fides judici de jure petitoris, non debet ad executionem procedi, nifi fer vat0juris ordine NB. citata videlicet folenniter parte, dato libello & lite contefiata. diét loc. n. 21. Alwaar gemelte Au&eur de redenen daar van n. 28. & feqq. komt te fubjungeren , en verder tot betoninge, dat geen copielyke inftrumenten tot probatie eener fchult beftendif zyn, n. 47. te adftrueren his verbis. 11. bQuod vero diximus non pojfe judicem aditum decernere executionem , nifi vip prius & letlo inftrumento , ifiud de fcriptura originali aceipiendum esl, non autem de exemplo quod regulariter non probat.per Auth. fi quis inaliquo. ubifafon. n. 2. Cod. de edend. Ac facit. I. 2. ibi. non ex indice vel exemplo alicujus fcriptura, fed ex authentico conveniendus est, ut fides veri confiare poffit. ff. de fid. inftrum. Nam ubi exempUr non apparet, ibi nee exemplatum. per /. 27, ff. de cond. & dem. Subjunaens ibidem d. Autor. n. 49. eam rationem , quod nimirum copia infirumenti abfque originali fufpicionem obrepüonis parit; Doende-daar tegens niet tot ftanthoudinge van dezen informelen ingang rechtens het gene den Panteifcher ter Duplycq Exceptioneel in principio komt te allegeren, dat namentlykdezezyne geprstenI2 deerde fchultvorderinge zoude procederen wegens magenaas , en 'dat het hem overzulx geoorloft was, daar voor ingevolge Lantrecht tit. 2. §. 4. met peindinge te mogen fpreeken; en dat den Pant-  C o n.s. III. 2/ Panteifcher een Koopman zynde zyn leverantie en boek met eede fterkende omtrent deze vorderinge zou moeten gelove verdienen 3 Dog heeft deze en diergelyke objectie by ons geen de minfteij.'' regtelyke reflexie, tot goetkeuringe van deze onbeftendige peindinge op de goederen van d' Excipiente gedirigeert, kunnen meriteren : niet alleen om boven aangeroerde redenen, maar ook dat de voorlT: allegatie en qualiteit zo van Koopman, als Erfgenaam ten refpecte van de Oppofante, voorts exprefïie van de oorzake dezer praetenfie niet by meergemelte acte van peindinge is uitgedrukt, maar alleen dezen eifch op die onbeftendige hantfchrift enkel en alleen gefundeert, en aldereerft daar van by Duplycq Exceptineel, zynde des Geëxcipicerdes laetfte zeggen gewaagt geworden ; Ten welken einde alhier tot erablifiement dezer geadmitteerde Exceptien zal moeten dienen , dat volgens het Lantr: dezer Graaffchap tit. 4. § 1. eene gedefinieerde zake is: Singulas aclio- j4^ nes faas peculiares & proprias requirere formulas & modos inchoand, n.feq. 11. Mora non contrahitur , nifi debi- tum fi liquidum. Gezien, gelezen en geëxamineert de refpeclive acten van in-en uitleidinge een Wel Ed: Lantgerichte van Gendringen dooi* Keint Hendrik, van Munfier nomine uxoris Magdalena ten Hagen Impetrant ter eenre, ende Gerrit teHuyfiedeGedaagde ter andere zyden op den 4. December 1719. en 17. January dezesjaars 1 720. met die daar op gevolgde juftifkatie cum annexis van den 5". Febr. overgegeven, en het des tyts gedane en by den Impt: verwillekeurde verzoek van cautie pro litis expenfis 3 en by manquement van dien beding tot Proclama en abfolutie van deze inftantie , voorts het daar op by den Gedaagde nadere verzogte en geobtineerde contumaciele Decreet, en onder n om ene purge van dien van  ^2 PartisSecundje van den 19. Febr: en den 4. Maart daar aanvolgende, en gelettet op die vordere mondelyke dingtalen en receffen , zo over die voorff: gepurgeerde contumacie, cautie, en het vervolg van deze actie tuffen Parthyen voorgevallen, en waar op wyders enigfins te letten {tonde : Welgemelten Gerigte met advys van onpartydige Regtsgeleerden doende regt, verftaat : dat den Impetrant , eer en bevorens hy yts verder zal mogen ondernemen de novo zyne actie zal moeten inftitueren, en de voorgaande koften van het erholdene Decreet aan den Gedaagde refunderen, den zeiven daar toe als mede in de koften over dit interlocutoir gevallen condemnerende tot taxatie en moderatie van dezen Wel Ed: Lantgerigte. Aldus geadvifeert by ons ondergeffi binnen Zutphen den ai. Juny 1720, G. VERST EG E. f. SC HOMAKER. Korte redenen van bovenilaan- de interlocutoire Sententie zyn onder anderen deze navolgende. ï -pvat het ons uit de Prothocollaire handelingen van den 5. Febr: ' XJ laaftleden niet alleen gebleken is, dat den Gedaagde by het overgeven der juftifkatie, en alzo in exordio litis & ante litem contefiatdm van den Impetrant praallablement heeft gezonnen cautie pro litis expenfis, en by ontftenteniffe van dien geconcludeert, dat hy van deze inftantie per decretum pudicii mogte worden geabfolveert, en ten dien fine den zeiven van contumacie geaccufeert ende proclama verzogt; voorts mede datdenlmpt: die zelve heeft aangenomen en belooft ten naaften Gerichtsdage te prsfteren , en by manquement van dien verwillekeurt, dat 't verzogte proclama zynen voortgank zou mogen gewinnen; Maar ook dat den Gedaagde op den 19. dito Maants, en alzo in proxima jnridka ter gevolge van dien de werkelyke prffiftatie daar van heeft afgewagt, ende ook daar op by en Wel Ed: Gerichte  Cons. .IV. 33 richte tegens den Impt: in mora deswegen gebleven zynde Decreet tot het reets geaccordeerde en verwillekeurde Proclama verzogt en erholden ,• Zulx dat mtórie daar door deze inftantie is geperimeert en den Impt: overzulx onbevoegt deze zyne geëntameerde proceduire tegens den Gedaagde te pourfuiveren, maar in tegendeel verplich- 2. tet, indien hy verder tegens den zeiven yts zou willen ondernemen , zyne aólie wederom te hervatten mits voorgaande refufie van koften en nieuwe Aanfprake te doen, conform het expreflè difpofityf van 't Lantr: dezer Graaffchap tit. 4. §. 5. Waar mede onder anderen overeenkomt 't Lantr: van Veluwen cap. 18. §. uit. & ibid. L. Goris, alwaar den zeiven negens Maranta in fpec. aur. p. 5, de inftant. komen te definiëren : Quid , fit indantia, caufa, & atlio? en vervolgens de differentie inter renuntiationem infiantia & liti aantetonen. Geconfidereert ons Lantr: ut 9. §. 2, almede uitdrukkelyken ,, ftatueert, dat geen ordel boven ordel zal gaan, of geen fen- *" ,, tentie geretraóteert mogen worden dan door middel van appel-,, latie of in caufa nnllitatis of excejfus in executione juxta /. 1. & ,, uit, C. fent. rcfc. non pof. Zodanig ook dat een Richter niet by macht is zyne eigene g fententie te corrigeren /, 14. & 5-5*. ff. de re jud. 't welke noch- * tans zou gefchieden, wanneer den Gedaagde ingevolge des Impetrants Conclufie zich met den zeiven wyders over enige handelingen van deze geperimeerde inftantie, waar van hy albereits door een regtelyk gehomologeert Decreet geabfolveert is, zou moeten engageren. Sententia enim lata contra fententiam , qua jam vires rei judicata ac- cepit, nee jure fubfifiit , nee fententiam priorem invertit , per l. 1. C.' quand. prov. non est necejj. ob rationes eleganter recenjttas apud Carpz.. def. for. p. 1, confi. 26. def. 14. per tot. & DD. ibid. alleg. Eundem in Proc. jur. tit. 8. art. 1. de poen. contum: n. 1. 2. & feqq. Zanger, de except p. 2. cap. yL n. 2. Wy hebben derhalven den Impt: ende Aanlegger, qui femper debet effè paratus in foro , ficuti miles in prtc/io, by bovenftaande fententie moeten condemneren, om by verdere onderneminge de novo zyne actie wederom tegens den Gedaagde te inftitueren, en als E dan  34 Par.tisSbcund.ss dan mede aan den zeiven erftaden de vorige koften van het erholdene contumaciele Decreet, door den gecontumaceerdenveroorzaakt, inval dezelve liquide mogten bevonden worden. 8. Sunften, in cas die nog niet mogten gemodereert of geliquideert zyn, zouden wy vermeinen (zonder nogtans de eene of de andere parthye in zo een cas te prsejudicieren) dat den Impetrant als dan behoorde te volftaan met zyne judiciele confignatie van het duplant cum oblatione de augendo quatenus opus ; gelyk de ontwyffelbare ftyl en ufance van onze Gerichtsbanken medebrengt , ende ook onder anderen getuigen Chrifi. ad 11. Mechl. tit. i \. art. z. «. ƒ. & 6. Carpz,. proc.jur. d. loco §. z. n ij. Gail. 2. obs. 19. ». 7. Cr 8 & Hb, 1. obs. 24. ». 3. & noviffime f. Schraf. in comment.ad Hef. Vel. d. cap. 18. §. uit. n. 7. traderende: p. Quod renuntians inftantia {vel quod idem efi abfolutus per Decretum judicis ab inflantia) impendia adverfario refarcire jubetur, antequamde nova aüionem inflituat, fed quia hoe, uti n feq. 8. quandoque multum haberet incommodi vel periculi, quod non lieer et renuntianti denuo jus fuum nova liteperfequi , nifiprius refufis expenfis litis prioris, praxis pro refufione acceptavit oblationem certi cujufdam nummi cum claufula addendi, quatenus taxatione habita opus &c. referendo fe ad cap. ij. n. 6- pag. zig. 10. Invoegen, zegt hy aldaar, dat de exceptie non refufarum expenfarum alleen maar plaats heeft, fi fint liquida & a judicia taxata , en dat derhalven in illiquide koften dusdane confignatie genoeg zy , ter tyt en wylen dezelve door den Richter pr&via, declaratione dr diminutione getaxeert en liquide gemaakt zyn. ri j Cum mora non contrahitur vel committitur, nifi'debitumfit liquidum j dr is tantum potefi dici effe in mora, qui maluit litigare quamremreftituere, relatio ad fitpra a/leg. Gail. Wy hebben eindelyk den Impt-. ob temeritatem litigii in de koften van dit Interlocutoir mede moeten condemneren , en geenfins ons daar van door die reets gedane oblatie en confignatie van het duplum, zo niet in deze geperimeerde inftantie maar allereerft by 't reëntameren van eene nieuwe actie in confideratie kan komen , konnen onthouden. V. ADVYS  Cons. V. ' V- ADVYS DECISOIR. I. T""Xe exceptione Variationis libelli. II. xJ De intcrruptione inftantU & reajfumptione pro* cejjiis. III. t>e vi effeBu mandali judicis. S U M M A R I A. i. TJaéli fpecies. 2.4. De inftantie gepcrimeert en en d'aéten van de vorige procedure overzulx vernietigt zynde wort vooraf tot refumptie een nieuwe citatie vereift ; adeo ut ed omijjd proceffus effet nullus. 3. Inflantia moribus lapfu anni interrumpitur, Ji intra eum nihil agatur. f. De nieuwe procedure moet in die zelve ftaat, waar in die afgebroken is, gerefumeert worden. 6. Quando hoe fallit, & exceptio-variatie-nis libelli locum habet \ v» n. 7. ubi modus alternativè concludendi in puu£lo reaffumendce litis defenditur. add. n. 20. 8. Regulariter judex non Jimpliciter •vel fine claufula juftificatoria mandatum interponit; cujus originem v. n. 17. explicationem n. 9. 13. receptiouem in praxi n. 12. 15", & rationem n, 16, 10. 17. Quo cafu jujfus aut folvat aut aliter pareat mandata, miniml •vero excipiat, n. 18. 11. Quando jus excipientisflalvum manet ? 14. In alternativis fufficit unam par~ tem adimpleri. 19. In caujis fummariis executivè pr$- ceditur rejeclii exceptionibus mo- ratoriis. 21.27. Libelli mutatio non permittitur in reidifpendium; & quare non} v. n, 22. 23. Reftringitur tarnen, fi reus ex mutatione nullum damnumpatiatur^ rat. n. 24. cü5 26. 2f. Informa libelli emendatiopermijfit tfl. 28. 7ota libelli vis in conclufione poni- tur, ad quam judex folum refpicit. 29. Quando c53 quomodo emendatio li¬ belli concedaturt arbitriojudicis committitur. 30. Over eene gefubmitteerde excep¬ tive plaidoie erkent zynde wort op andre tuffen Parthyen hinc inde gecontefteerde poinóten en geproduceerde aften in judicanco niet gerefleéteert. E 2 31. Quandt  |£ PahtisSicund/e fl i o«w0 & a «t#« <0W2- i tot uitdragt ren pri?cipa" 3 %5/fw Lto* expen- ^ niet mogen gerefcrveertwor- • litis locum habeat ? den? v. h. n. r«* «//. DD. V 32. Wanneer dezelve in punclo met- 1 ^ Tn zaken incidenteel^ punBo reaffumptionis litis incasvanpein1 dinge en pantkeringe voor een Wel Ed: Lantgerigte van \V enterzwyk ongedecideert hangende tuffen de Heer Dr. fohanKafper Evers Panteifcher en Geëcipieerde ter eenre ende JJr. Matthtas Wahen Pantverweerder en Excipient ter andere zyden s _ Gezien, gelezen en geëxamineert de refpeaiveadenvanPemdinge en Pantkeringe van den 31. Odob: en ii.-Novb: 1715. voorts die daar op ingediende Juftifkatie van Peindinge cumannexts van den 2 1. Novb: des zelvigen jaars, en zonderlinge mede gelettet op deRequefte van citatie tot reaffumptie van die afgebrokene Pantprocedure door den Panteifcher op den 13. December des gepaffeerden jaars 1718. tegens Pantverweerder geexhibeert, en het daar tegens op den 16. Maart 1719. door den zelven ten Prothocolle gecedeerde reces en geproponeerde exceptie vanati. mis libelli, voorts Antwoort op die exceptie en verzoek van copie van zeekere overgelegte projeden van gefuft.neerde liquidatie van den 20. Maart daar aanvolgende, en daar tegens en over de exceptive zake zelfs hinc inde by Replycq en Duplycq exceptioneel tufchen Parthyen afgehoudene wytloopige mondelyke didaten en receffert van den zelfden datum ; en gelettet op alle vordere dingtalen en ftukken den Proceffe bygevoegt en waarop in dezenbvervoIgens te letten ftonde : Welgemelte Gerichte met Advys van onpartydigc Rechtsgeleerden voorbygaande de hinc inde tuffen Partven gemoveerde difpu.ten over het bewys en maniere van behandeling* wegens de gel.belleerde overgelegte jrépróiedeerde aden, en wyders op en over de exceptive Procedure zelfs doende regt , rejedeert die geproponeerde exceptie «^«««/«W^enverftaat, dat den Pantverweerder en Excioient f-huldig en geholden is die arramenta der voriger proceduire te hervatten in die ftaat, als dezelve laaft gelaten is en dienvolgende dat op des Panteifchers juftifkatie van peindinge den  Cons. V. 37 Decemb. 1715. welgemelte Lantgerigte overgegeven, ten naaften zal hebben te dienen van Antwoort 't zy tn exceptivis ofte ten principalen; den zelven daar toe als mede in de koften dezer exceptive proceduire tot taxatie en moderatie van dezen Wel Ed: Gerigte condemnereride. Aldus by ons oiidergeiT- geadvifeert binnen Zutphen den 22. Novb. 1719, fOHANvan HE EG HE N. f. SCHOMAKER. De redenen, welke ons bewogen hebben den Pantverweerder en Excipient na voorgaande rejedie zyner geproneerde exceptie variationis libelli te ordonneren , om na de laafte retroacten en alzo tot hervattinge van de arramenten der vorige afgebrokene Pantprocedure voort te procederen , zyn onder / andre deze navolgende. Dat het ons uit de proces aden gebleken , en funften ook by 1 Parthyen litiganten in confejfo is, dat niet alleen na gedane pantkeringe door den Excipient op enige gefuftineerde motiven van oppofitie tegens die op zyne effeden by den Geëxcipieerde ondernomene peindinge van den 31. Odob. 1715. maar ook na exhibitie der juftifkatie van peindinge de zake tuffen parthyen verfcheidemalen fuccefïïvelyk isgecontinueert, en fa Ivo pure cujufcunque fub fpe concordia in ftaat gelaten. Dat ook ter gevolge van dien tuften dezelve daar op enige conferentien, om haar onderlinge different, ware Jt mogelyk a lamiable uit den weg te nemen, en enige illiquide poften te regulerem, gehouden zyn , zodanig dat den Panteifcher fuftinerende daar by een zeker geliquideert tantum te boven gekomen te zyn,. zig daar over by requefte op den 13. Decemb: 1718. aan den Heere Officier en Rigter geaddfeffeert, en alternativ? of tot be- E 3 talinge  Partis Secundi talinge van die gefuftineerde liquide fomme, of by ontftentenifle tot reaffumptie van die geabrumpeerde Fantproceduire gecontendeert ende daar op een marginal mandement in diervoegen, ofte confent tot die verzogte citatie ten fine voorff geobtineert heeft. Dat nu door en van wegens deze conferentien over 't poinót van liquidatie tuffen Partyen iterative gehouden , en defwegen federt den jare 171 f. tot 1718. voorgevallene protraétie van za„ ken die vorige inftantie geperimeert, en daar door de aü* ifhus litis juxta L. aUa 44. ff. de rejud. irrita en gecircumduceert zynde dienvolgende ook eene citatie tegens den Pantverweerder alvorens heeft moeten erholden en geëxploideert worden, zulx is wel tuffchen Parthyen buiten conteft gebleven, enfunftenook in regten kennelyk,- . 2 Quod Moribus noftris & confuetudine Sabaudica interrumpttur tnjtantia, fiintraannum nihil agatur. Fab. Cod. Sabaud. hb. 3. Tit. 1. a defin. 26. ita ut citatio , qua trimum ett jundamentum fubjtantiale *' proceffus, adeonecejfaria ft, ut ed omifjk proceffus effet nullus per LL. & DD. paffm ad L. properandum. Cod. de jud. & Carpz. proc. jur. art. I. & x. per tot. debeat de novo procedere contra reum adhtemmeo ftatu, * in quo intermiffa fuit, continuandam. Maar heeft den Pantverweerder in termino contmuato atatioms tegens den Panteifcher op den 16. en 20. Maart laaftleden by zyn incidenteel didaat egter alhoewel admodum perverfe geiuih- 6 neert; dat het vorige libel of juftifkatie van peindinge aoor al' zulke petitiën en conclufien ter requefte gemaakt, ware verandert, en die zake door die gefuftineerde liquidatie met meer konde geconfidereert, en overzulx hervat worden in die ftaat , als dezelve geëntameert en begonnen was, en dat by nader confequentie deze Pantproceduire daar door quoad formam_ gennmuteert, en den Excipient om zyne defenfie tegens de juftificatie te doen belet zynde de exceptio variationis hbellt te regte aan den zelven zoude geobmoveert zvn geworden. _ Edog hebben wy dezelve ten enemaal moeten reiecteren en niet het alderminfte reguard in judicando daar op niet alleen mogen nemen, maar ook in tegendeel moeten van Advys zyn; 7 Dat den Panteifcher en Geëxcipieerde ter caufe van die tuffen Partyen gearticuleerde voorgevallene en bekende conferentien litis uxta L. alta A±. pp. cle re jua. irrua cu gcuiouLuUu.v.v^ de dienvolgende ook eene citatie tegens den Pantverweerder alvorens heeft moeten erholden en geëxploideert worden, zulx is wel tuffchen Parthyen buiten conteft gebleven, enfunftenook in regten kennelyk,- . Quod Moribus noftris & confuetudine Sabaudica interrumpttur tnjtan- 'tia, fiintraannum nihil agatur. Fab. Cod. Sabaud. hb. 3.Tit. 1. defin 26. ita ut citatio , qua primum eïi fundament urn fubjtantiale * proceffus, adeoneceffaria fit, ut ek omifjk proceffus effet nullus per LL. & DD. paffm ad L. properandum. Cod.de jud. & Carpz. proc. jur. art. I. s~ - A„L„*t A* v,m,n nmcedere contra reum ad litem m eo ftatu,  Cons. V. ^g. niet pure tot reaffumptie zyn nader libel van citatie heeft mogen concipiëren, maar alternative 't zy tot betalinge, van het gefuftineerde liquidum, of en by ontftentenis van dien tot die geordonneerde reaffumptie tegens Pantverweerder moeten concluderen , om daar door aan den zelven het beneficium hoe vel illud eligendi niet te benemen, ofte tot enige andere exceptie in dezen aanleidinge te geven ; ita ut per hanc alternative conceptam conclufionem nullum adverfario damnum illatum , ex qua habet adhuc liberam facultatem deliberandi an cedat vel contendat. per Menoch. de arbitr. jud. lib. 2. cent. 2. cas. ij6. n. 24. Waaromme dan ook het marginal difpofityf van den Heere g. Droft niet Jimpliciter vel fine claufula tot betalinge van by den citant gefuftineerde liquidum is afgegeven, maar daar by deze falvatoire claufule geapponeert, namentlyk: Dat den Gedaagde invoegen en op tyt als verzogt, dearramen-g. ten der vorige proceduire zou moeten hervatten, het welk dan ook door den Excipient agtervolgt hadde moeten zyn, ofte ten dage van comparitie zodane andere redenen bygebragt, om welke hyvermeint hadde niet fchuldig geweeft te zyn het richterlyke mandament in dezen tot die gelibelleerde reaffumptie te moeten pareren, en geenfins tot het proponeren van deze onbeftendige exceptie overgaan; Te minder daar den Geëxcipieerde zig niet op die gearticuleerde liquidatie ter requefte fundeerde, ofte daarby met omiffie van zyne eventuele conclufie tot die hervattinge genomen perfifteerde, ofte enige prsejudicie aan des Pantverweerders exceptive middelen in dien cas tragt toe te brengen , veel min die op des Excipients verzoek overgelegte projecten van liquidatie als een pars aiïorum wilde emplojeren, en nog veel weiniger het vorige libel of Juftifkatie by voegen , zodanig dan dat den Excipient in deze alternative zake en conclufie , gene de minfte variatie van het voorhenen overgegevene libel diretle of indiretle konnende involveren , het eene of het andere heeft moeten adimpleren.' Zonder dat hem daar tegens heeft konnen obfteren , hoe ten, min den zelven naderhant gene competente exceptive middelen zou mogen by der hant nemen , aangezien den Geëxcipieerde zyne conclufie in punüo rea(fumptionis prioris litis dermaten gerigtet heeft,  ^o PartisSecundje heeft dat den Excipient by gene voldoeninge van het geprastendeertliqttidum op de juftifkatie van den 5. Decemb: 1715-. heeft kunnen en mogen antwoorden zo wel in exceptivis als ten principalen en in welker voegen wy dan ook den zelven daar toe by 't dhum fententie hebben moeten condemneren , en alzo in volkomene defenfie tegens des Panteifchers juftificatie laten ver- ^ L^ftallen welken dan" van zelfs alle des Excipients fpeculatien en raifonnementen moeten vervallen en genoegzaam openbaar worden dat in dezen tam quoad judicem quam quoadpartem niet anders heeft kunnen of mogen geapoftilleert en geprocedeert worden Geconfidereert alle zodane richterlyke mandementen cum clau12' fula juftificatoria, gelyk deze, de jur e & ex communi opinione , fub- fifteren en geoorlooft zyn : Cum praceptum cum claufula duotmpor- tat, videlicet: quod juffus folvat aut aliter pareat mandato, vel finolit *3' parere, dfiat Je qerto die coram judice propofiturus fuas excepttones, ob quas fe non tenere putat ad obtemperandum mandato. '14. Efi enim prtceptum alternativum , & in alternativis fuffcit unam partem adimpleri. Coler. proc. exec. part. 1. cap. 2. n. 272. alwaar hy num. pr&cedenti onder andere redenen ad num. 273. en 274. aangehaalt tradeert: lt. Quod talia pr&cepta , quatenus habent appofitam claufulam falvatoriam ' omni jure, five verfemur inforo imperii, jive etiam in foro Saxonico vel Canonico, valent: !6 Cum reo comparente in termino refolvantur in vim fimplicis citationis ' Carpz.. lib. 2. tit. 2. refp. 4.6. n. 27. & Gail. lib. 1. obferv. 19. n.2. ubi n. 3. & 4. ex Angel. & Roman, in §. memimfe. Leg. de pupillo. ff. de nov. oper. nunc. fubjungit: ■' • ■ j y Romanam Curiam hanc citandi formam introduxijje & bonos judices ea. uti folere , videlicet : mando tibi ut hoe facias &c. vel fi te gravatum fenferis, comfareas tali die jujtitite fupplementum fufcepturus. Invoegen dat het marginale mandement van den Heere Officier in dezen den regten conform en geenfins contra jus aut judiciarium ordinem afgegeven, door den Geëxcipieerde, gelyk te onregte by den Excipient gefuftineert is , geimpetreert geworden ; x g Zonder dat daar door heeft mogen geoordeelt worden de content* van  Cons. V. 41 van het vorige libel hier door gevarieert te zyn, en wienvolgende dan ook de exceptie ten dien opzigte geobjicieert van gene de minfte operatie in dezen by ons heeft kunnen geconfidereert wo-.len : Niet alleen zo zeer daaromme, dat in fummierezaken(uti funt igJ eaufa mercenariorum, fub quibus merith quoque comprehenduntur falaria Advocatorum, gelyk des Geëxcipieerdes eifch diergelyke en voorname poften bevattet) executive alleen mag geprocedeert, en gene dusdane moratoire exceptien geadmitteert worden , per doElrinam Goris. ad Cons. Fel. cap. 11. art. 4 gl. 1. n. 6. 9. & 10. als wel voornamentlyk, dat by dusdane alternative conclufie 20.' gene de minfte fchade aan des Excipients oppofitie 't zy in exceptivis of ten principalen kan of is toegebragt geworden, en confequentelyk ook niet ter werelt overgebleven is, waar op defzelfs exceptie zoude gefundeert zyn. Want of wel generaliter Me, qui hbellum mutat velgeneralem in rei 21." difpendium declarat, in de koften daar door veroorzaakt, moet gecondemneert worden. Cum atlor confilium fuum rnutare non potefl in rei difpendium , per 22? L. prejudicie omtrent zyne eefuftineerde defenfie te verwagten hadde. „ g Zo dat dan ook in dezen zeer deciioir te eragten ,s dat deze 2?' exceptie nootzakelyken tot haar fundament heeft moe en hebben S pSfupponeren, dat den Libellant zyn libel qualyk geconci- pieert en m prejudicie van zyn wederpartie moet verandert heb- bCWelke redenen alzo in hypothefi cefieren, en integendeel by den Geëxcipieerde, cafu quo aan zyne gefuftineerde petitie van het geliquideerde tantum niet voldaan wierde , geconcludeert is geworden dat den Pantverweerder en Excipient als dan na die letroaclen zou moeten voortvaren, en alzo op zyne geexhibeerde jufh'firatie antwoorden. ,. . .. 9Q Zo hebben wy dan ook met rejedie van die exceptie alleen op 2 deze conclufie peremptoir moeten reflexie nemen : Cum tota libelli vis in conclufionefojita est, eaque'generaliter amphat rejhingideterminat & declarat aüionem ; nam ex ea intentie hbellanus feu atloris declaratur & qualiter verba narrationis intellexerit adquam cmclfionem judex folum refpicere debet , per ea qu« tradit Zanger, de Fxcett P. Z. cap. l I. K. 22. 23. <^ 24. ,. • r *0. Te meerder daar de regten dideren: quodm judicis arbitrio pofiturn est, quando & quomodo emendatio & mutatio htc concedi debeat, pTdicis namque aqJas est confiderare.partis mterejfe, quod lex defimre "Tilt e^pt Lt^i^^P^j en dén Excipient tot reaffumptie der arramenten in maten als io bvde fementie, gecondemneert worden; Zo hebben wy dien3 volgende oeok op |e tuffen Partien hmc mde gefuftineerde mamer^ van behandelinge en bewys van die in ^aangeroerde projecSn „iet behoeven te attenderen, maar de zelve als zynde van genè nodte fpeculatie meer verbleven, moeten voorby-gaan, en fver die voldongene en gefubmitteerde incidentele plaidoye zelfs allwVh^bennneindelyk gene redenen konnenuitdenken welke 3I>on ïtot eS^hSde compenfatie van koften in dezen zouden kon „en permoveren, maar in tegendeel moeten oordelen, dat den  Cons. VI. 43 Excipient ganfch temerè en zonder genoegzaam fundament van regten die aangevangene proceduire door 't proponeren van deze irrelevante exceptie ge retardeert heeft, en dienvolgende dan ook te regte met condemnatie der korten heeft moeten gemulcteert worden per L. 4. Cod. de fruit. & Ut. exp. Zonder dat wy dezelve in hoe puntlo incidentali ten principalen 32, uitdragt hebben konnen of mogen referveren : qui* concurrente aliquo articulo incidente, cjui ad caufam principalem nonpertinet, pudeX non debet addefinitivam dijferre expenfarum condemnationtm , fed fiatim eam decernere. Temm. de Ut. exp. febl. 3 cap. 8. n. 1. 2. & 2f. per Angel. Aretin. de Except. cap. 7. n. jf. & Wames. cons. 203. ibid. Gail. lib. 1. obs. tfi. n. ty. Adfiruens idem Temm. n.i^.d.loc. excipienti contra mandatum, etiam fine claufula , fi demandeturparitio, & exceptio deprehenditur irrelevans, condemnatur in expenjas , ne impune caufam diftulerit & judicem & atlorem frufira fatigavert excipiens. V I. ADVYS DECISOIR. De modo procedendi circa tributa. S U M M A R I A. 1 • "\iïodus executionis rei immobilis xVJ. pro tributis retenfetur. 2. Een crediteur heeft electie zyn debiteur of defzelfs borgen, van de exceptien divijionis & excufgerenuntieert hebbende, tot betalinge te obligeren. 3. Veipondinge kan by parate en reële executie nulloque ordine juris fervató gevordert worden; 4. Zonder dat daar tegens enige op- poiitie pkiats heeft. 5. Auéloritas haft.e public* tantaejï, ut non facilè convelli imminuive pojfit. 6. Voor de folenniteit en waarheit der publycque voorwaarden van verkopinge militeren altoos de prsefumptien tot exclufie van al ander contrair bewys. 7. Is intentionem fuam habere funda- tam dicitur , qui inftrumentum publicum pro [e habet. 8. judicis prtej'entia omnem doli fufF 2 p>icionem  44 Putis Secojje picionm excludit. wort geconfidereert , betaalt g Ymant by de voorwaarden van worden. een verkopinge tot het ontfan- 10. Verpondinge gaat voor huishuire* gen der koopfpenningen gequa- 11. Wat eenborge of pofterieure cre- lificeert zynde, moeten dezelve diteur in cas van gengtelyke aan den zodanenof bymanque- diftradie te doen en te obfer- ment van hem aan den Rigter, veren heeft? dewelke als Erfhuismeefter dan 1 n '/aken van Peindinge en Pantkeringe voor dezen Ed: StadtX gerichte van Ter Borgh ongedecideert hangende tuffen de Hr: Harmannus Bosboom Stadtholder der Hoogheit Wifch, en Richter der voorff: Stadt, Panteifcher ter eenre, ende den Heer Hendrik, van Moetzveldt in qualiteit als Droft der Hoogheit Wifch en in dezen Intervenient voor den Kerkmeefter faket Hillebrant Pantverweerder ter andere zyden: Gezien, gelezen en geëxamineert de ade van fummatie van den 8. Nov. 1720. en daar op gevolgde atfe van Peindinge, en daar tegens gedane Pantkeringe refpective op den 18. en 20. dito maants door Parthyen welgemelten Gerigte, met en neffens die daar toe fpeflerende bewysdommen fub A B & C. en vervolgens na voorgaande verzogte citatie van den ij. jan: 1721. fub. N. 1. 2. 2. & 4. op den 29.^0 overgegeven en malkanderen ingezonden , voorts juftifkatie , Antwoort, Replycq en Duplycq refpeaivè van den 4. en 18. Febr: daar aanvolgende, en gelettet op allen vorderen fchyn en befcheit, mundelyke dingtalen, en Prothocollaire receffen, en waar op enigfins te letten ftonde; <. 'T voorff: Gerigte met Advys van onpartydige Regtsgeleerden doende regt, verftaat, dat den Here Intervenient en Pantverweerder fchuldig en gehouden is aan Panteifcher q. q. op te leggen en te betalen die gelibelleerde een hondert twintig gulden %na cum interefle a die mora met verklaringe dat daar voor een goede peindinge gedaan, en daar tegens een quade pantkeringe ondernomen is; den Pantverweerder daar toe als mede indekoften dezer procedure tot taxatie en moderatie van dezen Ed: Stadtgerigte condemnerende. 0 Aldus geadvifeert by ons ondergeü; binnen Zutp'hen den 18. Juny 1721. G.ALTETVS. f.SCHOMAKER. Rede-  Cons. VI. 45' Redenen van voorftaande onze Advys zyn deze korte navolgende. Dat ons uit het document fub Lit. A. gebleken is, hoedanig i» den Ontfanger der verpondinge H. f. Bruffe ingevolge Gerigts decreet van den 24. July 1720. na voorgaande g' obtineerde confênt van haar Ed: Mog: de Heeren Gedeputeerde Staten dezer Graaffchap van den 8. Febr: zelvigen jaars ten overftaan van dezen Hoog Ed: Stadtgerigte op den 2. Aug: daar aanvolgende in 't openbaar heeft opgehangen , en onder anderen op zekere voorwaarden wegens verfchuldete verpondinge verkogt het halve huis van de Wed: van Herberden binnen voorff: Stadt {taande,• Dat van die voorff: halve behuizinge den flag bekomen heeft 2>. Schkkart voor eene fbmme van 120. glns: van 22. ftr: het ftuk, en ter gevolge van den 4 art. der voorwaarden dan ook z;g behoorliken gequaliflceert en tot borgen fampt en zondersgeItelt heeft de Heer Fred. Wilh. van Duithe , en Kerkmeeftr fakgb Hillebrant onder de claufulen van eigenfchuldige, en renuntiatie van de exceptien divifionis & excuffionis. Zulx dat niet alleen debito modo & per legitimos tramites door den Executant voor deze geprivilegieerde fchult geprocedeert is, maar ook aan 't voorff: document, en daar over gedane gerigtelyke affertie nergens ten refpeöe van defzelfs formaliteit by den Pantverweerder gewraakt, ob authoritatem publicam regtelvk credyt heeft moeten geadtribueert, en door gene extrinficque en verre gezogte probatoire middelen mogen geren verleert worden. En waar uit dan ook door een nootzakelykeconfequentieheeft 2. moeten proflueren, dat den Panteifcher door den Executant en verkoper H. f. Bruffe daar by ad art. 3. tot Curator of'Receptor^van die aanbeloofde en geratificeerde Kooppenn: aangeftelt zynde niet alleen bevoegt, maar ook verpligt geweeft is by electie den koper of eene zyner borgen door dwang van rechten tot betalinge van dezelve op den verfchynsdag te necefüteren; Te meerder daar den zelven uitwyzens de applicaten fub B. & C. albereits en op F 3 zyn,  4,(5 Pastis Secüsije zyn tyt die agterftendige verpondinge met die daar over ergane koften in conformiteit van *t IV. Regl, dezer Graaffchap pag. z6. in med. aan den Ontfanger voornt: heeft moeten avanceren en betalen. 3. Zonder dat den Pantverweerder f. Hillebrant of nog veel minder den Heere Intervenient daar tegens in enigerhande oppofïtie. heeft mogen komen, immers niet op zodane gronden en {tellingen, waar op dezelve aangelegt en wederregtelyk gefouteneert is; Niet alleen ter contemplatie van de nature, aart , en eigenfchap dezer fchultvorderinge , welke dermaten necejfitatis caufa. & bono publico gefavorifeert, en by de Quartierlyke Refolutien geprivilegieert is, dat dezelve by parate en reële executie en alzo velo levato nulloque ordine jurts fervato door den Panteifcher q. q. zoude hebben mogen geinnet zyn geworden j- 4. Zonder dat den borge als debiteur van die gelibelleerde koopspenningen zelfs, men gezwyge den Heere Intervenient, als een derde by de voorwaarden niet bekent of genomineert, in dezen daar tegens, of fchoon daar voor ten Stadtgerigte by een gewonen ingang van peindinge gefproken is , in enigerlei oppofïtie heeft konnen komen, ob expreffam prohibitionem Reform. Zutph.tit. Z. §. I. Maar ook, om dat de redenen van oppofïtie, voor zo veel men heeft konnen befpeuren, daar in beftaande dat den aankoop der qusftieufe halve behuizinge door D>. Schikhart zou gedaan zyn voor en ten behoeve van den armen Korf, waar over de Heeren Droften der Hoogheit Wifch neffens de Predikant in loco opzigtigers en difpenfateurs zyn, en welke van die wederhelfte Eigenaren en uit dien hoofde mede Crediteuren van opgemelte wed: voor agterftendige huir ad 217. gin: zouden wezen , in dezen geenfins den Pantverweerder als een wettig Oppofant hebben konnen qualificeren, om uit hoofde van die daar door beoogde informaliteit aan zyde van den Panteifcher quafi ob defetlum eorum confenfusge.commitX.teYt, deze liquide betalinge en prsetenfie in plaats van die geprivilegieerde fchult van verpondinge zelfs gefurrogeert, en gefundeert op een folemneel gerigtelyk inftrument, te remoreren, en tot. ongerief van den Panteifcher de plaatze van den executant vervangende, en alzo indiretlè mede tot groten ondienfte van de gemeine zake opteholden. Behal-  Cons. VI. 47 Behalyen dat de documenten ten dien einde door den Heere Intervenient en Pantverweerder by d' Antwoort vermeintelyk g'applicer'-t om verfcheidene redenen , waar over wy onnodig geagt hebt en ons te elargeren, niet konnen ophalen ofte enerveren de autoriteit van die gerigtelyke conditiën van verkopinge, waar in Geil Panceifcher zyne intentie ten opzigte vanden debiteur en quantiteit der beloofde en verwillekeurde frmmaaefimdeert heeft; J b Niet alleen ob authoritatem hafla publica, qua tanta esl , ut non<, facile convelli imminuive poffu. per L. 8. C. de remis. pign. Groenew. ad L. i. C fi adv. pign. n. 2. item ad L. 16. C. de refi. vend. n.z. & ad L\ 3, C. de execut, rei. jud. n. 2. Maar ook, om dat voor de iblemniteiteninconteftabelewaar--5 heit dezer publycque voorwaarden, quibus nihil velin formavelin ' materia opponi potmt, altoos de prasfumptie tot exclufie van alle andre zoorten van contrair bewys moet genomen worden per L. 18. C. de prob. & L. 7. C. de depos. Sic quoque is intentionem fuam 7. habere fundatam dicitur, qui inftrumentum publicum pro [e habet. Dec. cons. 307. Immers wanneer ons die by den Pantverweerder overgelegte bewysdommen, en daar uit genomene illatien, dat by of na den gearticuleerden toeflag door den koper zou verzogt zyn den Heere Intervenient in zyne qualiteit als koper te mogen aantekenen , al in probanti forma waren voorgekomen, zo zoude immers dat verzoek niet alleen te laat gefchiet zyn, ofte den Executant of Rigter geenfins konnen verpligten, veel min authoriferen, om 't zelve op zodanen fimpel voordragen natekomen, en een ander buiten behoorlyke qualificatie voor die koopspenn: debiteren, maar ook zou in zodanen cas en pariteit van probatie het gerigtelyke inftrument dezer verkopinge authore judice gefchiet meerder geloof en regtelyk appui meriteren, en alle doleufe fufpicien buiten fluiten: Cum judex prafumptionem juflitia atque veritatis juxta L. 2. C. de% offic. civ. jud. pro fe habet, & ejus pr&fentia omncm doli Jhjpicionem excludere perhibetur. Gail. lib- 2. obs. j6. n. 6. Edog al eens citra veritatisprajudicium geftelt zynde , dat dezeQi quaïftieufe aankopinge voor den armen Korf tot Ter Borg gefchiet, en  PartïsSecundje en den Heere Intervenient als Koper voor die gelibelleerde fomme «annoteert en geboekt ware, zo zou den armen of borge niet te min verpligt geweeft-zyn dien beloofden koopspenn. zo wel als een anderen koper aan handen van den Pandteifcher als een legalen Curator of Receptor, of by manquement vaneenzodanisentan den Rigter, dewelke, als by Ant.Matthdeauü.hb. i. "f" „ o .o. & ii. te zien, in zodanen cas als Erf huismeeftêr wortgeconfidereert, en voor de penningen moet refponderen, moeten opleggen en betalen. Zonder dat den Heere Intervenient tot ftanthoudinge zynei ongefundeerde pantkeringe heeft konnen releveren , dat aen armen Korf wegens refterende huishuir meer hadde te vorderen, dan een ander, voor die halve behuizinge zou mogen geven , en dienvolgende gerefolveert hadde 't zelve aantekopen ;■■ / Gemerkt de confequentie , welke den Pantverweerder daai uit abufive formeert, dat namentlyk den Panteifcher met zou zyn bevoegt geweeft om betalinge te fpreiten voor en al eer d'armen haar contentement zouden gehadt hebben, geenfins ter dezer zake quadreert. , ^ ia„ ro Dewvle den Armen als koperen in dezen aangemerkt woidende in omnem eventum immers fchuldig en geholden waren alvorens de verpondinge, waarvoor die quseftieufe behuizinge gediftraheert is, aan den Executant te betalen, eer zy wegens hare agterwezende huishuire enig regt van aanfprake op die verkogte halve behuizinge konden hebben; Te meerder daar dezelve insevolse 't difpofityf van 't N. Regl. art. z8. het fuperplus dezer koopspenn: als die daar toe 't naafte regt hadden , konnen ontfangen en zig daar mede ter concurrenter fomme van haren gefuftineerden agterftant van huishuir aldereerft betaalt maken. Uit allen welken wy dan niet anders hebben konnen bevroeden dan dat deze oppofïtie enkel en allen maar aangelegt is , niet'alleen zonder eenig fundament van regten of intereffe maar ook om door dusdane remoratoire pantkeringe de mvorderinge van dezen beloofden koopspennink voor den Panteifcher en G authorifeerde (welke volgens gerigtelyke confeffie van den Pantverweerder de volkomene betalinge aan den Executant en üntfanger Bruffe reets gedaan heeft, en ook na 't N. Regl. dia.pag.z6.' ö op  Cons. VIL 4^ op zekere poenaliteit verpligt ware te doen) difficy] te maken. Waar toe den Oppofant als borge of pofterieure crediteur niet u. hadde behoren te komen, ten zy aan den Panteifcher alvorens g'offëreert, en by refuis van dusdane oblatie werkelyk geconfigneert hadde die g' articuleerde verfchuldete verpondinge , fampt koflen daar over aangewent, per dotlrinam A. Matth. de auü. lib. 1. cap, 11. n. 2. 4, maxime n. 15. & Fab. Cod. Sab. lib. 8. tit. 17. def. f. 6. 7. IO. n. 2. Waaromme wy ons dan ook na regten genootzaakt bevonden hebben den Pantverweerder tot betalinge van den beloofden Koopspenn. una cum intereffe a mora te condemneren, metenneffens de koften dezer procedure , als een necefTair gevolg van defzelfs ongegronde oppofïtie en pantkeringe, na de leere van Matth. diSl. traïl. de aucl. lib. 1. cap. 11. », 86. & 87. alwaar boven en behalven de condemnatie in de koften poenaliteiten tegens alzulke Oppofanten te vinden zyn. V I I. ADVYS DECISOIR. I. lT^\e modo procedendi juxta Ji at uturn Zutphanicum , | J & noVam ejus Ordin: de anno 1696. in con- tumaciam contra debitorem pro debito pignorabili. II. An ex cof)ia aut bent ka pignorare licetï III. Effetlus contumacue ey ejus purgatioms inComitatu Zut~ pbanice. IV. Hoe zig een Panteifcher in cas van oppofïtie na Lantregt heeft te gedragen ? G S U M-  5o Partïs Secundi SUMMARIA. 1. Tn de Graaffchap van Zutphen A zyn vier ordinaire ingangen regtens gerecipieert, dewelke door d' Aanleggers fub poena informalitatis & nuhtatis na de natuir der zaken moeten geëmploieert worden. 2. Welke ingangen van regten ook gedetermineerde en diverfe pourfuites tegens de erfchynende of uitblyvende parthy hebben. 3. Ingevolge de Lantregten van Zut¬ phen en Veluwen kan men voor zuivre obligatien , hantfchrift, geleent geit , of andre liquide fchult, waar van by onderteken inge blykt, peinden. 4. Hoe en wanneer een panteifcher zyne peindinge in cas van oppofitie of gene geholden is te juitificeren ? vid. n. 12. 13. En wat tot een verwin gerequireert wort? in fin. d. n. 13. y.Op copielike of geauthentifeerde documenten wort geen regt gedaan. 6. Wanneer Copyen door beëdigde of publycq character hebbende perzonen gevidimeert , gelove meriteren? v. h. & all. prajud. 7,9. Reus ob folam contumaciam non cadit caufa aÜore non probante, Heet in contumaciales fumptus condemnetur. 8. Jure Velavico tarnen contumax pro confejfu & conviüo habetur. 10. Quando in civilihus jure Zutphan. contumacia locum habet'. 11, Reus per comparitionem aut affir- mativi aut negativè litem contefimdo non ctenuo citatur. 14. De profecutione pignorationis, modo procedendi contra extraneos S53 vi ediólalis citationis. lf. De jure offer endi, quod & quando pofteriori creditori adverfus anteriorem competït ? 16. Pojï latam fententiam nulla pur- gatio ctmtumacia: in executivis admittitur. 17. In andere peremptoire gevallen of terminen kan egter een gecommitteerde contumacie gepurgeert worden. 18. Contumacia muleta efl reftitutio expenfarum, & ed purgatd omnia redeunt in priftinum ftatum, 19. Contumacia purgatur vel per refu- Jionem expenfarum, vel per probata legitima impedimenta. 20. Sub hac conditione condemnatiofa- cienda • 21. Waar toe nogtans vooraf citatie en probatié ten naaiten gerigtsdag vereift wort. 22. Een verwin zelfs metrefufie van contumaciele koften afgedaan. 23. Na de reële immiffie kan na voorgaande purge in oppofïtie getreden worden , ratio & aquitas n. 26. 27. 24. Secus quando poft fententiam res eviéia fit, 2f. Hoe als dan tot recuperatie van de poilèflie en eigendom moet geprocedeert worden ? 28. Quandoparti adaliquid faciendum terminus dandus Jitï 29. Ratio condemnationis in expenfas litis. In  Cons. VII. \ yi In zaken met Peindinge voor dezen Wel Ed: Gerigte der vrye Heerlykheit Weftervoort aangevangen door en van wegens Sr- fohan Michiel Bock^ junior als ceffionaris van zyn vader fohan Michiel Bock^fenior Panteifcher ter eenre , contra de erfgenamen van Matthcus van Elverig genaamt Haas, of wie anderzins defzelfs boedel zoude willen aanmatigen, Gepeindete ter anderen zyde Gezien en gelezen d'ade van peindinge, en daar van verzogte en g' exploicteerde wethe per editlmn ad vahas refpective van den 28. February en 4. Marty dezes jaars 1722. gedirigeert open aan alle defzelfs gerede goederen, voorts by infuffifance van dezelve des Gepeindetes ongerede goederen, en wel in fpecie op het erve en gotï. Vredenborg met alle defzelfs ap-en dependentiën in en onder deze Heerlykheit gelegen, dan mede dien daar op gefubfequeerdenEifch en Aanfprake van den Panteifcher dato den 4.Mey daar aanvolgende, met die daar by gevoegde copielyke obligatie en cefïïe, en de refpective verzogte en erholdene proclamata van den 4. Mey, 8. Juny, en 23. September defzelfden Jaars 1722. en gelcttet op allen vorderen fchyn enbefcheit, en waar op enigfins te letten {tonde. T' voorff: Gerigte met ingenomen Advys van onpartydige Regtsgeleerden doende regt verftaat, dat den Panteifcher by gene oppofïtie zyne aangevangene Peindinge voor die gepretendeerde vier hondert gulden una cum intereffe & expenfis willende vervolgen , en die gelibelleerde aangepeindete effecten daar voor verwinnen en executeren, zulx na het prsefcript en ordre van 't Lantregt of wel N. Reglement dezer Graaffchap zal hebben te doen, en by lantregtelyke oppofïtie en purge van contumacie zyne voorfchreven peindinge in termino naar behoren moeten juftificeren, om alzo in dien cas daar over na volfchrevene en voldongene procedure te kunnen laten erkennen'wat regtens, den Gepeindete niet te min in de koften over deze beleringe met den aankleve van dien gevallen, en by den Panteifcher provifioneel uit te fchieten, tot taxatie en moderatie van dezen Ed: Lantgerigte condemnerende. , Aldus by ons'ondergeü; geadvifeert binnen Zutphen den 16. Novb. 1722. fOHANvan (MEEGHEN. f. SCHOMAKERi G 2 In  ^z PAHTIsSECUMDm Tn zaken met Peindinge voor dezen Wel Ed: Gerigte der vrye X Heerlykheit Weftervoort aangevangen door en van wegens den Volmagtiger van Juffr: Aletta Catharina van Rhyn Wed: en Boedelhouderfe van fan Brouwer Panteifcher ter eenre, contra de erfgenamen van Mattheus van Elverig genaamt Haas, of wie anderzins zig defzelfs boedel zoude willen aanmatigen , Gepeindete ter andere zyde : Gezien en gelezen &c. 'T voors: Gerigte met ingenomen advys van onpartydige'Regtsgeleerden doende regt verftaat, dat de Panteifcher q. q. by gene oppofïtie zyne aangevangene peindinge voor die gepretendeerde vier hondert gulden una cum interefe & expenfis willende vervolgen, en die gelibelleerde aangepeindete effecten daar voor verwinnen en executeren , zulx na het prefcript en ordrevan't Lantr:ofwelN. Reglement dezer Graaffchap zal hebben te doen, en by lantregtelyke oppofïtie en purge van contumacie zyne voorfT: peindinge in termino na behoren moeten juftificeren om alzo in dien cas daar over na volfchrevene en voldongene procedure te kunnen laten erkennen wat regtens, den Gepeindete niet te min in de koften over deze beleringe met den aankleve van dien gevallen, en by Panteifcher q.q. provifioneel uit te fchieten, tot taxatie en moderatie van dezen Ed: Lantgerigte condemnerende. A'dus by ons ondergefl: gcadvifeert binnen Zutphen den 16. Novemb. 1722. f. van ME EG HEN. f. SC HO MA K E R. In zaken met Peindinge voor dezen Wel Ed: Gerigte der vrye Heerlykheit Weftervoort aangevangen door en vanwegensde Heer fohan de Btyer geheim Regerings-Juftitie-en Hof gerigts Raadt van zyn Koninkl: Majf. van Pruiffen tot Cleve nomine uxoris Vrouwe Anna Margarita van Roomswinkel als erfgenaam van wylen haar vader den Here Geheime Raadt en vice Canceler Mat'hias Roomswinkel Panteifcher ter eenre contra de erfgenamen van Mattheus Elverig genaamt Haas, of wie anderzins zig defzelfs boedel zoude willen aanmatigen, Gepeindete ter anderen zyde; Gezien  Cons. VII. 53 Gezien en gelezen &c. Het voorff: Gerigte met ingenomen Advys van onpartydige Regtsgeleerden doende regt verftaat , dat den Panteifcher by gene oppofïtie zyne aangevangene Peindinge voor die gepretendeerde vyf duizent en een hondert gulden una cum intereffe & expenfïs willende vervolgen , en die gelibelleerde aangepeindete effeclen daar voor verwinnen en executeren, zulx na t'prefcript en ordre van 't Lantr: of wel IN. Reglement dezer Graaffchap zal hebben te doen, en by lantregtelyke oppofïtie en purge van contumacie zyne voorff: peindinge in termmo na behoren moeten juftificeren, om alzo in dien cas daar over na volfchrevene en voldongene procedure te kunnen laten erkennen wat regtens, den Gepeindete niet te min in de koften over deze beleringe met den aankleve van dien gevallen , en by Panteifcher provifioneel uit te f:hieten, tot taxatie en moderatie van dezen Ed: Lantgerigte condemnerende. Aldus by ons ondergefl: geadvifèert binnen Zutphen den 16. Novcmb: 172a. f. vm MEEGHEN. f. SC HO MAKER. Wy hebben onnodig geoordeelt de voorftaande refpective fententien, als beftaande in een en dezelve redenen van decifie van wegens de pariteit en confonantie , welke der Panteifcheren petitiën en g'emploieerden ftatutairen ingang van regten onderlinge hebben, met particuliere redenen te bekleden, maar in tegendeel vermeïnt, dat dezelve cumulative zonder prejudicie nogtans van een ieders gefuftineerde prioriteit, en daar uit gere-fulteerde preferentie by ons hehben mogen gededuceert, endaar by overvloedig aan de Panteifcheren uit de navolgende regtelyke adftruétien moeten aangetoont worden , dat dezelve niet allerdings hebben geobferveert die fbrme en ordre, welke by het Lantregt en N. Reglement dezer Graaffchap omtrent dusdanen ingang van regte en het vervolg van den zelven geprefcribeert is. Ten welken einde hebben wy niet ondienftig voor Parthyen r g'oordeelt te premitteren, dat niet een en dezelve maniere van G 3 pro-  y^ PartisSecundje procederen in deze Graaffchap plaatze heeft, maar dat aldaar vier ordinaire ingangen van regte gerecipieert zyn, dewelke de Aanleggeren fubpoena informalitatis & nullitatis, alleen maar voor zo verre dezelve met de natuir der zake over een komen , kunnen en mogen emploieren, zonder die promifcue, of de eene voor de andere in 't werk te ftellen. 2. Dat daar uit dan ook ligtelyk op te maken is, dat alzulke gediftingueerdc termynen en ingangen van regten ook hebben zekere gedetermineerde en diverfe pourfuites , welke tegens de erfchynene of uitblyvende parthien moeten agtervolgt worden, gelyk daar van by 't Lantr: dezer Graaffchap pro objetlo , qualitate , & natura caufarum & perfonarum onder de refpeétive titulen en, rubrycquen kan gezien worden ; 3- Dat by het zelfde Lantr: tit. z. dan ook kan vernomen worden, dat na het zelve een crediteur geenzins vry geftaan heeft, om voor verftrekte penningen en daar van bekomene obligatien, hoe liquide die fchult ook moge zyn, met peindinge op zyns debiteurs goederen voorheen te mogen fpreken , dan is zulx by een nadre Ordre en Reglement tot een kortre manier van procederen voor de Gerigten dezer Graaffchap in den jare 1696. & ibidem art. 7. conform 't Lantr. van Veluwen cap. 11. art. 4. aan den zelven toegelaten, om voor zuivere obligatien of hantlchriften, geleent geit, of andere liquide fchult, waar van by eigenhant en ondertekeninge van den debiteur blykt, te mogen peinden. 4- Dat of wel by de refpective Panteifcheren dusdanen gerecipiecrden ingang van regte met peindinge op de goederen van wylen 'Mattheus van Elverig genaamt Haas voor dezen Ed: Lantgerigte, waar onder die mogten gelegen zyn, uit kragt van gefuftineerde getekende zuivere obligatien is g' inte'nteert, zo is ons uit de ftukken egter gebleken, dat dezelve niet na behoren daar omtrent zyn vervaren, wanneer dezelve zonder oppofïtie hare gedane peindingen op-den 4. Mey dezes jaars 1722. hebben tragten te juftificeren met copielyke documenten, cn vervolgens op den zelfden datum , voorts by gene comparitie op den 8. Juny en 23. Sept: daaraanvolgende verzogt en erholden, ennogwelzonder de twede of derde citatie alvorens te doen exploicleren drie diftincle preclamata , en alzo naar haar meininge daarmede een volkomene contumacie geperfe&eert. Om  Cons. VIL ^ Om het welke wat nader te adftrueren , zo vermeinen wy y dat cafu quo dien voortgank der peindinge by Juftifkatie en daar op gedecerneerde contumacie al wettig was, als neen, de Panteifcheren hare intentien niet met gevidimeerde of ookfimpele copien hadden moeten verificeren , gelyk nogtans ons gene andere voorgekomen zyn, maar met beftendige originele mftrumenten of hantfchriften s Om dat het bekent na regten is, dat den Rigter op gene copielyke inflrumenten vermag regt te doen , ofichoon ook dezelve geauthentifeert waren. Want of het wel zo in regten gerecipieert is, dat inflrumenten << ofaclens, door Secretariffen, Gerigtfchryvers of andere beëdigde * of funften publycq chara&er hebbende pcrfonen geauthentifeert en de concordantie daar van met hare handen beveftigt , gelove meriteren, zo is zulx alleen te verftaan van .zodane authentifatien, dewelke dezelve van en uit gerigtelyke" aden , regifters prothocollen, en gerigtsboeken komen te maken, maar geenfins van private hantfchriften door een particuliereen onbeëdigdeeerft gefchreven, en door een Secretaris gedefcribecrt en geauthentifeert, gelyk dusdane diftinétie juridycq, en de oorzake daarvan te vinden is onder andere verfcheidene Regtsgeleerden by Carpz. proc. jur. tit. 14. art. 2. n. 1, z. 2. & tl. 47. per gl. in Lu. C.qui pot. inpign. Fab. C. lib. 6. tit. 5. def. 10. «. 7. Voet. in Comm. ad f. defid. inftrum. n. 7. 1 o. 11. en 21. en andere DD. meer, aangehaalt by de redenen van decifie te vinden agter zekere fententie, op den 6. Nov: dezes jaars 1722. voor den Gerigte van Aalten tuffen Jan Eppenhof en den Commis Satink met advys van de Heer Dr. Coeverden en den mede AdvifeurDr. foofi Schomaker afgegeven , en by welke fententie een exceptie Miquidi, gefundeert op twe geauthentifeerde private inftrumenten en miffiven, gerejecteert is geworden; _ Zulx dat, wanneer wy al in fiaat waren geweeft over der Pant-7. eifcheren refpeftive Eifchen te erkennen, nootzakelyk dezelve by manquement van bewys non obftante hac obtenta contumacia daar in hadden moeten verklaren niet te zyn ontfankelyk nogte gefundeert, om dat het na ons Lantr. tit. 8. §. 7. conform *t Stadtr. van Zutphen tit. 19. §. 10. & tit, 8. §. j. en daar op zo vele er- gane  ^5 Pa u tis Secundi gane confirrnatoire fcntentien en conftante praftyque in deze Graaffchap relblu.it is, quodreus obfolam contumaciam non cadit caufa, actore ntn probctnte , Heet inconttim tciales fumptus femperob contemptunt jttdicii condemnetur V. Gail. i. obs. 60. n; 8. Brunnem ad l. 13. n. z±. C. dejudic. Fab. in C. lib. 2. tit. z. def 7, ft. 2 m alleg. 8. Geheel anders en contrarie de wetten van Veluwen , alwaar na 't lezen van 't laatfte ordel de zake, 't zy de zelve bewezen zy of niet, verloren, en zodane gecontumaceerde parthye aque in expenfas ac fammas pentas gceondemneert wort, quia contumax jure Velavico pro confefo & conviÜo habetur , als te zien by f. Schraff. in comm. ad Reform. Velav. cap. 9. ad art. 3. 4. n. 1. z. et 4. en Pronk, in fuis obs. ad d. Reform, cap. 9. art. 3. pag. Z%. _ • ■;. .- . 9. En ofwel na ons Lantr: tit. 4. §• 2. Stadtr: van Zutphen ut. 8. §. 4. y. en 6. & juxta l. 53. §• v. f. de re jud. een gedaagde parthye na drie erholdene proclamata pro refpondente& contumace geholden wort, zo is zulx dog niet anders te verftaan , dan voor zo verre den Aanlegger zyne intentie genoegzaam gevenficeert heeft, en wel zodanig, als daar by tot vervolg en perfeétennge van contumacie te vernemen , dat alvorens in privative ofte gemene zaken de twede en vervolgens de derde citatie interjcïlo fpatio duarum velfex bebdomadum by vorder uitblyven zoude moeten verzogt, gcëxplo'.óteert, en daar van de relatie adprotbocollum gebragt zyn geworden; . - ' ïo. Invoegen dat , wanneer die ediftale wethe der gedane peindinge buiten oppofïtie al in fimplieem citationem gerefolveert te zyn mpgte konnen aangemerkt worden, zo hadden de Panteifcheren op gemelten 4. Mey en alzo in tempor e congruo by gene comparitie van hunnen debiteurs erfgenaam overzulx ingevolge die geallePeerde ftatutaire paflagen na 't ergane eerite default de twede citatie en zo vervolgens de derde, en by gene purge of vorder uitblyven de refpective proclamata moeten verzogt, en g' obtineert hebben, als wanneer, nadat daaromtrent fucceflive was geprocedeert, de zake eerft veilig konde gehouden worden. Ei. T' welke geheel anders in cas van comparitie en handelinge egter geobferveert wort, als wanneer door eene affirmative of negative litis conteftatie wort te wege gebragt , dat een Verweerder daar door zig aan den Richter en inftantie zodanig onderwerpt, adftrin- geert,  Cons. VII. 5-7 geert, en verpligtet, dat gene vordere citatie totcompleteringe eener contumacie zo zeer nodig is, maar dat volgens het zelfde oiize Lantr. tit. 8. §. 2. & Gail. 1. obs. 74. n. 1. de termynen alsdan van zelfs by pcene van contumacie moeten waargenomen worden. Omtrent het eene en het andere alzo Panteifcheren zelfs incafu I2 pr&fuppofito in gebreke gebleven zyn, zo hebben wy den debiteur door deze onze decifie geen irreparabele prejudicie omtrent zyn regt, zo hy by comparitie na voorgaande purge van contumacie nog zou mogen en willen deduceren, konnen aanbrengen , maar in tegendeel moeten van advys zyn, dat de Aenleggeren willende hare refpective peindingen vervolgen , en die geaffecteerde effecten verwinnen, zulx by gene oppofïtie na Lantregt zullen moeten doen, als zynde daar by tit: 2. § 7. dufdanen voortgank in dien cas te vernemen in verb. gefchege het niet, zal dien Richter aanheringe doen, en nog nadrukkelyker §. 11. in verb. und daar geene pantkeringe gefchiet, zal men die opbadingen gebruiken , und tot het verwin voortgaan, als van olts gebruikelyk, geconfereert met den voorgaandcn §. 10. Lantr, alwaar de fatalia van pantkeringe, als mede hoe men de peindinge buiten oppofïtie heeft moeten vervolgen , voor dezen na gemelte Lantregt kan vernomen worden, waar mede ten eenemaal fymbolifeert 'tStadtr. van Zutphen tit. 19. §. 2,. Zulx dat daar uit notanter elucefceert , dat aldereerft , na dat I2> pantkeringe of oppofïtie tegens peindinge gedaan zy , dezelve op den geprefigeerden dag regtens moet gejuftificeert worden, gelyk dus'dane inthimatien en preflxien van een dag regtens dan gemcenlvk volgens ftyl en practycq dezer Graaffchap niet anders dan in zulken cas de wethen g' infereert worden , en ook fignificaifter by de refpective gepubliceerde ediétale citatien aldus zelfs by de Aanleggeren verzogt, en by den Heere Rigter dezer Heerlykheit wel en te regte geobferveert zyn, in verbis: met overleveringe va;; een fimpele Copye der obligatie , die den Panteifcher in cas van oppofïtie ten dage dienende gedenkt te gebruiken , en zo vervolgens zo is het, dat ik^Richtet voornt: hier van doe de gerigtelyke wethe ad valvas by edtiJ , ten einde een ygelyk_hier by g' interef 'eert zig ter behoorlyker tyt Lantr. addreffere, en ontzette die bepeindete effcflen met geit, regt, ofte gemot'den , ofte ik^zal op vorder- aanhouden van Compt. laten wedervaren 't "ene Lantr. is, H Van  j.g PartisSecundje Van welke oppofïtie alzo ons niet gebleken, maar in tegendeel dat by de Aanleggeren tegens dieuitdrukkelyke inthimatieen refervatoire claufule by de refpedive wethen ervintelyk , en wel plane informaliter in contumaciam is voortgevaren , zo hebben wy dezelve by fententie g'injungeert om in cas van gene oppofïtie die peindinge te vervolgen, zo en als zulx by t' N. Reglement d-ezer Graaffchap §. 24, & 2y. zo ten refpeóte van het gerede als ongerede tot flipte obfervantie aan de crediteuren en executanten in prima inflantia, als een effentieel rigtfnoer voorgefchreven is, en het eene en het andere , en wat wyders tot een volkomen verwin gerequireert wort, ter aangetogener plaatze zeerdifb'nctelyk tot genoegzame informatie kan gezien worden, als mede by foh. Schrajf. ad Ref. Vel. cap. 14. art. 19. en 20. hoe mede in contumaciam pure Velavico tot een volkomen verwin moet geprocedeert , en de aclen en brieven daar van ingeftelt , en door den Officier uitgereikt worden. 24. Waar omtrent wy niet tot elucidatie zullen bybrengen , dan alleen dat het vervolg van dusdane peindinge habita ibidem difiinctione in eene acte kan gefchieden, als mede dat de termynen tegens uitheemze van zes weken tot zes weken, ofte anderfins na de diftantie van de plaats moeten geprolongeert , en de wethen tegens dezelve per ediSum geëxploicleert, en advalvas g'affigeert worden, als §. 30. N. Reglement , en by 'X Lantr: tit. 4. §. 4, en Stadtr. van Zutphen tit. 9. $ 6. uitdrukkelyk mede brengen, en in zo verre ook.tot hier en toe de infinuatie der g*obtmeerde peindingen by de Panteifcheren in dier voegen, (alhoewel zonder uitdrukkinge of meldinge, ofMattheuivan Elverigh Erfgenaam, of op wat wyze en waar door hy debiteur geworden is van Even van Elverigh genaamt Haas, als dewelke die obligatien zoude getekent hebben) verzogt en geëxploicteert is, qualis edttlalis citatio tundem qiiem alia quavis fpecies effeüum habet. Gail. I. obs. jy. n. \ 2. Mev. ad jus Lub. p. 3. tit. 1. art. J. n \6. Gelyk wy dan vervolgens almede niet ondienfhg oordelen tot narigtinge van de Aanleggeren hier nog bytevoegen, dat na het zelfde N. Reglement §. 28. geconfereert met het Stadtr: van 15. Zutphen tit. 12. §. 9. en den 22. art cap. 14. Lantr: van Veluwen de naaft geveftigde of poftericure crediteuren den eerften credi-  Cons. VII. ^ crediteur of verwinhebber defzelfs geit kunnen wedergeven en zyn regt alzo door betalinge aan zig brengen , wanneer zulx maar binnen den tyt van lofle of voor de verkopinge komt te gefchieden, ofte zulx niet doende, het fuperplus van den verwinhebber eifchen v. D. Schraff. ad d. loc. Fab. C. Lib. 8. tit. zo. def. 4. 27. en andere DD. meer, alwaar te zien, of en hoe verre den eerden crediteur aan den kaften de lofle , of den eenen des anderens actie kan interverteren en betwiften, alsmede, hoe verre zig den laaften van 't jus offerendi vermag te bedienen. Aldus het eerfte lick van \diblum der fententien, hoe dat namentlyk een Panteifcher in cas van gene oppofitie tot 't verwin moet voortvaren , genoegzaam ex jure nofiro flatutario hebbende g'illuftreert en vaft gemaakt, zullenwe nog met weinige redenen en regtsmotiven aandringen het twede lidt van die zelve fententie , hoe namentlyk een Panteifcher zig in cas van oppofitie heeft te gedragen ; Ten dien einde vermeinen wy, dat het van zelfs vaft ftaat uit de hier boven geallegeerde wetten, dat den zelven alsdan verpligt is zyne intentie met legale bewysdommen te bewyzen, en geholden daar over in contradtclorio te laten erkennen , of den Eifch aan hem behoorde geadjudiceert ofte ontzegt te worden, Van welke oppofitie wy den Gepeindete immers na voorgaan- I0-, de purge niet hebben mogen prive'ren , om dat na ergane fenten tie alle handelingen en teimynen in executione zodanig peremptoir zyn, ut nulla mora purgatio in iis admittatur , relatie tot 't Lantr: tit. 4. §. 6. hoe zeer ook uit die by 't Lantr: tit. 8. §. z. en Stadtr: tit. 10. § 6. gefielde woorden en poenaliteiten van verftek fchynt te kunnen geinfereert worden , dat een gepeindede partye binnen den termyn by de wet geftelt geene oppofitie hebbende gedaan , dezelve naderhant niet zou mogen werkftellig maken; Aangezien 't anders in praxi gerecipieert , en vermogens het I7> zelfde Lantr: tit. 8. $. 1. z. en 2. eene gecommitteerde contumacie kan gepurgeert worden in alle gevallen of termynen , dewelke anderfins na 't zelfde ftatuit peremptoir en vervankelyk zyn, ahOntfathe, Pantkeringe, Vitleidinge, und allen anderen acten, die, utiverba flatutifonant, parthyen prsejudiciabelzyn kon»en'' H 2 Der-  6o PartisSecundje Dereeftalte dat dusdanen verftekdancefleert, wanneer de contumacie na behoren gepurgeert wort , als interpretatie genoeg. HZ uit het Stadtr: ü, i9. §. 9- kan geèhceert, en in diervoeeen ook alle die traditien der DD. van dusdane peremptoire en fatale terminen (prekende moeten verftaan worden fic ut ter-mm, et am Lrlapfo La purgan pofft, quod alias fien prohibitum_ Carpz Lr il art. n 109. Quippe cum contumacia mulBa eff re18 • Ei e^farïm , * ,4 'omnia redeunt ad prifiinum ftatum ita ut fecundum juris ordtnem denuo procedatur. fafon. m l x ff. fi quis in,us voc. n. 1. Coler. de proc. execut. p. I. cap. X. ». 38. 10 Welke purge op een twederlei wyze by ons Lantregt kan go9' fchieden! of door Vefufie der contumaciele koften. Lantregt tit. 4 J x of door 't bewys met regtmatige impedimenten en genot van beter regt als tit. 8. §. 1. . . . Zo datwy diecondemnatie, ten minften ^ legitima impedimenta kracht geallegeerde Lantregt * m. 8. §• 1. ^nietwyders hebben mogen doen°, als wordende daar by derzelver deduflie aan dengecontumaceerde^^gerererveert, m verb. tot een beter reot aewezen worde: . . n, ,a \uaUs%ondemnatio igitur conditionem tllam continet nifi reus ^ Z°' caufa contumaciampurgare potent. Mev. ad jus Lub. hb. 5. tit. 4. ai ^Wefeberer^g^antennaaftengerKh 21 • en daar toe door den Aanlegger voor af ^'-"^ de allesatie van des gecontumaceerdes impediment ot punftcatie fan pi-ifionele condemnatie verzogt worden als «.xj. te zien, als mede byl Mins. cent. f. abs.%7. Fab. C.hb. 3. tit. 10. ^^wXS'et^^Uen van de Magiftraat der°StaItZutPhen ongeagtet ^«j: ^^fdVl nebben naDevuibi, h „ 'er<; m oDDofit e gekomen zynde beSinge gemaak/, en tot de eerde of (wede  Cons. VIL 61 trokken, zonder dat voor dato daar tegens oppofitie was gedaan , om onvermindert het verwin met refufie van de contumaciele koften in oppofitie te treden. Uit kragt van welken f. art. tit. 8. dan ook zou mogen g'in- 23. fereert worden, dat zelfs na de reële immifiie tot de verkopinge exclufivè na voorgaande purge mag in oppofitie gekomen worden, daar anderfins , wanneer fententie in zake ergaan is, en uit 24. kragt van dien het goet verwonnen , als §. 11. ejusdem tit. ervintelyk, het zelve niet zou konnen gefchieden , als met betalinge van de fchult en koften, in welken val dan met inleidingetot2^ recuperatie van de pofieftie en eigendom zou moeten geprocedeert worden, ob rationes apud Befold. p.±. cons. 109. n. 69. Daar in tegendeel juxta d. art. y. alwaar den verwinhebber Aanlegger en den oppofant verweerder is, den zelven niet meerder als de koften te refunderen geholden is, gelyk uit de woorden beginnende daar het by contumacie fiaande gebleven is niet duifter aftenemen is. Welke admifïïe invoegen voorff: onzes eragtens ook in Kqui-26. teit is refiderende, cum quis temere jure fuo non fit defraudandus , per§. 1. f. quib. alien. licet, ubi traditur : quod ea ratio tanti ponderisfuit apud fufiinianum , ut ea fola indutlus , multa ex jure antiquo innovaverit l. uit. C. de jur. dom. impetr. zo verhaalt mede Imbert. in fms infi.for. hb. i. dat de Raadt van Parys zo grote sequiteit27. daar in gevonden heeft, dat by expreffe refolutie van den 18. Febr: 1492. is vaftgeftelt , non modo intercedendi fed etiam pluris licitandi facultatem tantisper patere, quoad figillo munita ejjet decreti fcriptura na 't verhaal en aantekemnge van den gewezenen Canceler van Gelderlant Leoninus cons. 14. n. 19. alwaar zulx met vele plaufibile redenen en exempelen wort beveiligt en opgeheldert, quo brevitatis amore wy ons refereren. Wy hebben alleen in 't ditlum fententia die eventuele juftifica-^ tie in cas van oppofitie en purge de Panteifcheren in termino te doen geinjungeert, zonder 't woort proximo of den naaftkomenden gerigtsdag 'daar by te voegen, om dat eo cafu den Aanlegger mogelyk kan zyn zyne juftifïcatie tc verveerdigen , 't welk bezwaarlyk zou gefchieden, wanneer hem kort of dagesvoorden gerigtsdag d'aöe van pantkeringe wierde g'infinueert, Greve Concl. f. 1. eonl. 53. n. 9. Hg ."Wy  6l PartisSecundje 29. VVy hebben eindelyk in het een of het ander cas de Gepeindete in de korten dezer beleringe moeten condemneren niet alleen , om dat den zelven door gene oppofitie daar toe ten opzigte van deze maniere van procederen aanleidinge heeft gegeven, dat een WelEd: Gerigte daar over 't Advys van Regtsgeleerden heeft moeten innemen, maar ook dat uit de L. properandum 13. §. fi autem ex gefiis. Cod. de jud. en andere DD. over't effect der contumacie hier boven aangehaalt, deze onze condecnnatie in expenfas genoegzaam gejuftificeert wort, en als een gevolg van de contumaciele koften moeten aangemerkt worden, heet etiam contumax vicerit & bonam caufam habuerit. VIII. ADVYS DECISOIR. ! requifüis i? effeSlibus infirumentipullici. II. ^/ Quo litis introku debitum infl r urne nto public 0 ag» niïum exioatur ? III. An quaies excepttones contra ejusmodi debita priYilegiata admhtuntur ? IV. De copiis Vtdmiatis. V. De exbSitione injlrumentorwn. VI. De errore in cakulo -aut re. VII. De potejlate maritali. S U M M A R I A. r, \T7at tot beftendighèit van een 2, Probatio , qua fit per 'inftrumenVV gerigtelyke hypothecatie of turn- publu~um, omnium ejt ex- tranfport na Lantr; der Graaf- pedittjjima fchap Zutphen vereilt wort ? 3. Is intentionem fuam habere fun- datam  Cons. VIII. 6z datam dicitur, quiinjlrumentum publicum pro je habet, 4. De Officiers zyn geholden der partyen tiibniflle en verwillekeuringe te executeren. 1,6. Acle van onderlinge liquidatie gefloten en erkent , wort g' agt een publycq inftrument gelyk te , zyn. 7 Quale injlrumentum tres habere I prajumptiones dicitur, 8, Liquide eifchen konnen volgens J de meefte Lantswetten by pein- I dinge gevordert worden contra j jus civite , quod vetat ab executione incipere; 9, Dato tarnen reo terminb ad folutio- j nem nel ejus probationem. 10. 12. Qua tarnen fedente adhuc ju- dice pro tribunali pen debet. 11. Quodjlatulis conjonantibus illuftra- tur. 13 Pantfterkinge hoedanig te verftaan? 14, Mag geen Rigter verweigeren. ' rationes v. n. 15". 16. Verba incontinenti, mox, illico, jlatutis exprejj'a , omnem dilationem ad proximam juridicam refpuunt, contr.jur.Saxon. n. 17. 18» An& quatenus prater exceptionem ; folutionis aut ejus probationem alia Jimiles exceptiones, de quibus judici in prafenti liquet vel in conUnenti probubiles, admittantur ? 19. 23. Exceptiones altiorem indaginem requirentcs m aliud judiciumrefenantur.rationemy.il. 20. pree judicium n. 27. ai. Cujusmodirefervatio fententid judicis apponi folita confervat jus txcipientis. 22. Exceptionibus rejervatis ad aliam I injlantiam ad executionem ni- hilominus deveniri potejl. 24. Refervatd opponenti aclione noviter injlituenddy dicitur vulgoby rauw actie te procederen. 2j". De admijfione, rejecliorte & reJervatione hujusmodi exceptionum v. DD. remijj.ve cum dijlmólione mter dilatorias Is peremptonas, 26. 29. f2. tf. Pradicla LL.& rationes ad jlatum quafticnis applicatie examme.ntur cum refutatione exceptionum dilatoriarum d reo contra debitum iiquidum propojitarum. 28. Ymant voor een meerdre fornme, als hy 1'chuldig is, in zynegoedren met peindinge of arreft befproken wordende , wat hem voor ofby d'acle van oppofitie tot voorkorriinge van koften te doen ftaat J vid. h. n. cum judicatis ibid. alleg. add. n. yS. 3°- 3f- Op authentyeque copien buiten produótie en recognitie der originele kan geen condemnatie vallen, et quare non ? vid. n. 31. 32. Welke copien door een Secretaris geauthentifeert egter gelove meriteren ? v. h. c5" int er bas cjf frivatas fcripturas dijf'erentiam* *' 33 34.. Wanneer een private fchrifture kragt van probatie tegens den fcribent heeft? 36. Malam cauj'am fovere cenfetur is,. qui injlrumenta occultat, 37. Amijjïo injirumeutorum, qua vel litependente vel brevi ante penes aliquem fuerunt, non juramentó jed manifejld probatione cafus contingentis ojlendi debet. 39- 43' D*  54 Partij Sicvuije In zaken van Peindinge en Pantkeringe voor dezen Ed: Lantgerighte van Aalten ongedecideert hangende tufien_ Sr. fohan Eppenhof Koopman tot Wenterzwyk Panteifcher en Geëxcipieerde ter eenre, en de Heer fohanSatinck, Commys van't LantsMagazyn tot Bredevoort Pantverweerder en Excipient ter andere zyden; Gezien, gelezen en geëxamineert de refpective aften van peindinge en pantkeringe van den %f. Juny en 10. July 172,0. voorts die daar op gevolgde juftifkatie van den 9 Oclober dito iaars, Antwoort Exceptioneel van den i2.February 1721. Antwoort 39. 43. De errores calcftlikonnen zelfs in ipfa executieve geredrelTeert worden, dog niet de errores rei n. 44' 40. Vis afius gemiriati. 41 DiftinStio inter errorem calcuh \jf rei in jure fundata efl. Al. s\rror calculi y rei in quo confi- flit7. vid. h. n. defin. 45". Rente tegens 6\. pro cento is na Lantr. geoorlooit. 46. Tranfakio non minorem auttori- tatem habet quam res judicata. 47. Quam vim habet ratio utrinque putata & comlufa: 4S1 f 1* Van geliquideerde winkelwaren kan moribus de interefle tegens s- tenhondert,eninDuitslant zelfs hoger tot 8, ten hondert bedongen worden. 49. Ex omni contractu ujurce ftipulaUe debentur. yo. De renten worden onder.de koopluiden hco interejfe geconfidereert. 53. Na Lantr: wort in re alienatavel oppignorata gerequireert confenfus utriufque conjugis. 5-4. Maritalis poteflas in quo confiflat, jtnde orta& cui fini indaéia Jit? vid- h. n. CiT prajudiciumatteg. n. fj. ƒ6. Reus pro fundanda fua exceptione attori juramentum deferre nequit. ƒ8, Hoe een debiteur den voortgang en betalinge van een gevordert capitaal willende ophouden zig voor aanvang der.f>antprocedure. heeft te gedragen ? vid. cautelam h. n. remijfivè traditam. Sg. En hoe in cas van liquidatie r v. k 60. Dilatorice exceptiones primo termi¬ ni} oretenus proponenda , ita ut omittens poftea non audiatur, nifi refufis expenjis contumacialibus. ól. Quando ,quare,& in quibuscajibus Judex omijfis dilatoriis exceptionibus ad definitivam proceders tenetur} 61. Definitivaeomagis fenteniiafertur, Ji jus excipientis in alia inflantia illafum manet. 63. Dusdane dilatoire exceptien zelfs onder proteftatie d: non 'conteftando litem geproponeert, zyn rejeótibel, quod fentent. firmatur. 64. -Quando exceptio obfeuri libelli k- cum non habet} 6$. Excipiens ex defeélu oblati debiti faltem agriiti in expenfas litiscondemnandus efl.  Cons. VIII. €f woort op de Exceptien en Replycq ten Principalen van den 26*. Maart daar aan volgende, met die daar by g' annecteerde menigvuldige documenten , voorts Replycq Exceptioneel , en Duplycq in Exceptivis, en nader Berjcht quoad caufam principalem, beneffens een Extraót uit des Panteifchers Rekenboek, refpeüiveop den 9. July, 8. Ocfober en November in dat zelfde jaar overgegeven , mitsgaders de Prothocollaire receflèn en dingtalen tuffen Parthyen (edert den i^. Juny 1720. tot den 18. February dezes jaars 1722. zeer wytlopig afgehouden, conform den Inventaris der (lukken deze Proceduire mede bygevoegt , en wyders op allen vorderen fchyn en befcheit gelettet, en waarop in dezen eenigfins te letten ftonde : Het voorff: Gerigte met Advys van onpartydige Regtsgeleerden rejeclerende de geproponeerde Exceptien illiquidi , & informalitatis agendi, obfcuri & generalis libelli, en doende regt ten Principalen, verklaart den Pantverweerder en Excipient fchuldig en gehouden te zyn, aan den Panteifcher en Geëxcipieerde die ter juftifkatie fub. Ut. A, en B. verwillekeurde en geliquideerde refpeótive Capitalen van vier duizent en zes hondert zeven en twintig gulden, fampt intereffë daar van verfchenen, en wyders tot de effeclive erlegginge te verfchynen, opteleggen en te betalen s den Pantverweerder daar toe als mede in de kollen dezer Proceduire tot taxatie en moderatie van dezen Ed-. Gerigte condemnerende, met verklaringe, dat daar voor by den Panteifcher op die refpective verhypothifeerde en g' affeóteerde parcelen een goede peindinge , en daar tegen door den Pantverweerder een quade pantkeringe gedaan en ondernomen zy, en dat over zulx by manquement van betalinge die aangevangene executie zynen lantregtelyken voortgang zal gewinnen, voorbehoudens nogtans cafu quo den Pantverweerder zyne actie of condictie , zo hy uit enigen hoofde tegens den Panteifcher te hebben fuftineren mogte, om dezelve by een nieuwe inftantie na rade te inftitueren. Aldus by ons ondergeiT: geadvifeert binnen Zutphen den 6. Novemb: 172,2. COEVERDEN. f. SCHOMAKER. I Rede-  g$ PartisSecundje Redenen van voorftaande ons Advvs zyn kortelyk deze navolgende. ,T7V hebben in het decideren van deze fummiere dog niet teW min opereufe procedure op die geproponeerde Exceptien geen reflexie konnen nemen , maar in tegendeel ons verphgt bevonden den Excipient gelibelleerder maten m fummas pentas una cum interejje & expenfs te condemneren Om dat de refpeóVive Documenten fub La. A. & B. en uit welke den Panteifcher den ftatutairen ingang van regte met rindinge te regte geëntameert heeft , ons zodanig zo ten opzig e van de extrinücque als intrinficqueformeklaar, liquide evidfnt en buiten eenige onzekerheit voorgekomen zyn, ut iis nihil vel informa , vel materja oppom popi i Want wat net eerfte betreft, daaromtrent hebben wy tot del Zell volkomene beftendigheit gezien, dat het ze ve tn debnomod & forma volgens het Lantr: dezer Graaffchap ut. 18. § 6. coram fudie & ejafeffonbus re. f«« & opvrat* te gelyk^ dooi d n Fxciüient en zyn huisvrouw juxta etmdem ut. 11. is gepaueeit, en daa in vervattet niet alleen het jaar , maant en dag maar ook u twvlens de fubfcriptie van den gewezenen Lantfchryver rnnwèndlal volgens de ordre bv het N. Reglement pag. 3?. fTv^ch^n) in het Prothocol van afiedat.en der onrncrpnde poederen geregiftreert. 10Dat onfboven dfen Lr uit almede is gebleeken dat deze obWtoire ade folenniter & judtcialiter aldus geconfic.eeit , en by den Excipient alzo in de behandelinge dezer procedure gerecognofceert rynde, mede contineert een zeekere gedetermineerde, en daa bv verv,illekeurde fumma van 4000. gin: heenkomende wegens ontfangene penningen, onder belofte om dezelvejaarlix Tegens 6 per centoy ofte in tas van voldoeninge binnen 6. weeken nagexpiratiedes termyns met y. fercento te verinterelTen ten dienende daar voor, en voor derzelver reftitutie het g'articuJ erde parcee en goe fpecialyken hypothiferendë, en wei onder  Cons. VIII. 6? die verwillekeuringe, dat den Rentheffer zig daar aan in eenonverhopentlyken misbetalings val, met parate en reële executie koit en fchadeloos zou konnen en mogen verhalen. Invoegen dat den Panteifcher dusdanen publycquen enjudicie-2. Jen inftrument voor zig hebbende , zyn intentie niet becer en expediter dan met het zelve heeft-konnen bewyzen: probationis enim hanc formam, qua fit per infirumenta publica probationem ejfe optimam ac expeditiffimam , utpote per qua probatio in continenti fieri dicatttr. Welenbec. Cons. 34. n. \6. Unde & is intentionem fuam habere fan dat am dicitur , qui in- ? firumentum publicum pro fe habet. Menoch. 1. cons. 7. n, 4. Dec. cons. 207. Ten welken einde en confideratie dan ook by ons Lantr: tit. ±> 9. art. . conform het Lantr: van Veluwen cap. 14. art.z±. wel expreffe is geftatueert, dat de officiers in cas van dusdane gerigtelyke fubmiffien en renuntiatien van de ordinaire lantregtelyke iolemniteiten fchuldig zyn de executie te doen, und die verwillekeuringe te volgen. Dat ons almede uit het document fub Lit. B. zynde een li- 5. quidatie tuffen Parthyen op den 18. Aug. 1718. gehouden, is gebleeken, dat de liquidations acle niet alleen by den Excipient is gecoucheert en door zyn Ed: beneffens den Panteifcher en Procurator Hengel getekent , maar ook, dat daar by uit verfcheidene fpecifkque poften zo van leverantie, rente van't vooff: Capitaal fr.b Lit. A. en andere aldaar genomineerde verfchotten en gedane betalinge, den Panteifcher by die vereffinge en tranfactie over die op zyn tyt niet betaalde renthe is te boven gekomen , behalven het gerigtelyk verbant van 4000. gin: eene zuivere fumma van 627. gin: onder belofte om die voorff: fumma neffens het gerigtelyk verbant op dezelve tyt en conditiën te verhantgelden; Zulx dat ons van de liquiditeit dezer fchultvorderinge ex rati- 5, onibus utrinque putatis & conclufis gebleken , en by den Excipient nergens gecontradiceert , maar paffm ter dezer procedure en alzo judicialiter erkent zynde, hebben wy dezelve overzulx adinftar inftrumemi publici atque chirographi recogniti voor beüendig moeten oordeelen , en deze beide documenten fub A. & B. in I 2 zo  0g Partis Sicujie 7n verre als inflrumenta individu* & comexa konnen aanmerken , immers ten alzulken effccle, dat den Panteifcher tot conleciii.s van die daar by vervatte en verwillekeurde Capitalen en na dat hv daar van, mi fub Lit. C. denuntiatie aan den Oppofant tydig hadde gedaan, bevoegt geweeft is met peindinge op het hypo7- theecq te fpreken : Inftrumentum enim tale non tantum veritatis , fed tres emnino dicitur habere prtfumptiones, fcilicet 7^/'{^> quod fit verum, & ^d fit confenfu partium perfeclum. Baibos. tn axiom. juridic. fub verb. inftrument. n. 2. tn fin. 8 Want ofwel dusdanen maxime van procederen juxta t. i. ' de execut. rei judic. jure civili niet gepermitteert was , zo is zulx eeter Tn het vervolg by verfcheidene ftatuten tot eenfpoediget Speditl en bedienifge vanjuftitiein liquide zaken niet alleen ^gelaien, maar ookV ordonneert om dusdanea^ liquiden eifch by wegen van peindinge aan de geugtsbanke te V^DaTLtum reo commiferationis gratia termino ut ad Wf™™-> vel faü« ejus probationem fe prtparet, als te Zien by ?°hJchrf«* Hef.rel.LP. n. n. 2. Mev.ad jus Lub.p 3. tit. ,.. art• ^ • 4°Gelvk dan deze fchult in de documenten fub A & B.vtx vat, by onze ftatutaire wetten van die aart geconfidereert en zodanig d^n ingang regtens van peindinge daar by ad Ittium & forenfium altercationum deminutionem gefavonfeert wort; ïo. Dat daar tegens oppofitie gefch.edende den oppoftnt gehol 11. den is fedente adhuc judice pro tnbunah betalinge te doen , otte dezelve te bcwyzen, als te zien by 't Lantr: dezei Giaancnap tit % % ?• Stadtr: lit. ,c m. £ Lantr: van Ruremonde ^ y. lit c art\ & 7- Lantr: van Overvffel part. i. ut. 6. § 4. en_ ££ l l N.Regl. (waar by ^*V^££* van getekende zuivere obligatien of hantfchriften g jccoideeit lort) ob identitatem rationis ad exemplum inHrumenti publici moet g'infereert worden, perea, qx* tradtt Gons d. cap. IV. ««.4. ,a ^'Zodïnfg ook dat een verweerder tot geener onfchuit zal gelaten wordèn, nog geene wederfprake mogen gemeten , maai dat 12. menTdaarvoor pantfterkjnge zal doen, dat \^n&execuuve peindin3 £ op ofte tot fterkinge van de eerfte peindinge volgensLanti. ^.  Cons. VIII. 69 f/Vr-p. §■ f dewelke den Rigter ob privilegiata debita §. 1. r.& 3.1^ d. tit. 2. enumerata ó per copulam connexa niet derft verweigeren ter oorzake den debiteur in een ander inftantie by foi me 1$. van 'cond:cl:ie zyne betalinge kan repeteren of zig van zyne exceptien bedienen, v. Fab. C. Sab. Lib. 7. tit. 20. def. 9. Richter decis. 77. n. 99. &c. En gelyk 'het den wekgever ook onredelyk g'oordeelt heeft, dat liquide petitiën door deze en geene dilatoire of funften ongefundeerde exceptien zouden mogen opgehouden worden , zo heeft den zelven almede tot amputatie van't groot en difcrepante iö". fentiment der Regtsgeleerden fuper intelleUu verborum, in continenti, mox, illico &c. by onze ftatutaire Ordonnantiën pro forma fubfiantiali gewilt, dat den Gepeindede geen tyt tot den naaften of een prolixer termyn (als wel in Saxen en elders juxta Berhch. ^ p. 1. Concl.%\. «.85. & Zanger, deExcept. part. 3. cap.zó. k.123. & feq. Maller. Coler. en andere) kan worden g'accordeert, waarin anders geen zwarigheit zou konnen gemaakt worden, ob dotlrinamFab. Cod. Sab. lib. 4. def. 42. »• 18. vid. Cor. ad cons. Vel. cap. 11. ad art. gl. n. 2. En of nu wel de woorden §. 3. tit. 2. van tot gemener onfchult nog 18,; •wederfprake toegelaten te -worden, fchynen mede te brengen , dat buiten de Exceptie folutionis aut ejus probationis, en het geene daar onder wyders habito refpetlu ad fubftantiam obligationis kan begrepen worden, geene andere Exceptien, quamvis fimiles & eandemrationem habentes , tegens alzulke liquide fchultvorderingen zouden mogen plaatze hebben , gelyk daar van onder anderente zien by Farlador. res quot. cap. fin. 5. part. §. 11. «. 7. Berhck* part. i. concl. 84. n. 2. Coler. proc. execut. part. 4. cap. t. n. 179.' 180. &c. Zanger, part. 3. cap 26. n. 58 59. Zo zyn egter alle die BDren. dewelke deze materie verhandelen, van gevoelen , dat ex tacita mente legifatoris & fumma juris é:quitate mede daar onder behoorden gecomprehendeert te worden andere 't zy dilatoire of peremptoire legitime Exceptien, de quibus in prafenti conftatvel liquet judici, & ut fint notoria , vel in continenti probabiles, ita ut altiorem indaginem non requirant, als daar van by gemelte Au-deuren verfcheidene zoorten van exceptien g'enumereert worden , quo brevitatis amore fit. relatio. . I 3 Zodanig  70 Putis Sech kus ïp. Zodanig dat daar by, als mede Carpz.. def. for. p. i. confi. 8. def. y. & 16. Sim. van Leeuw. eens. for. lib. 4. cap. 26. is te vernemen , dat, wanneer dusdane wettige exceptien fedeme /«niet kunnen geliquideert, ofte het bewys van een voorgewendede betalinge in promptu daar gedaan worden , dezelve de g' intenteerde peindinge niet mogen retarderen , maar moet derzelver examinatie aan den Excipient ujque ad judicium praparatum gereferveert worden, per l. 3. §. ibidem.ff. ad exhib. ZO. Quiajuxta eund. Parlador. dibl. loef. iz. n.óf fententiam in ejusmodi caujis fummariis [uti funt debita liquida, judicialiter vel fubferiptione dekitoris agnita) latam non plenum parare prajudicium in via ordinaria, per Glolf. in l. Z. C. de ord. cogn. Bartol. in L I. § & parvi 21, refert ff. quod vi aut clam: Om welke redenen , zeit hy, dan ook de Richteren gewoon zyn by hare /ententien te referveren aan Tegenparthy haar gefuftineert regt , welke refervatie of wel aan dezelve geen nieuw regt geeft, zo conierveert dezelve egter het regt, in cujus gratiam het zelve gereferveert is. 22. Zulx dat uit aanmerkinge van dusdane refervatie ad aliim infiantiam Coler. part. 4. cap. 2, ». 28. & 29. tradeert , dat men non óbfiantibus rei exceptionibus, nifi illa vel de prafenti notori maar dat de originele zelfs moeten geproduceert endoordenfubfcribent , te meer wanneer hy zulx begeert , eerft en vooraf voor de zyne erkent zyn, zulx is ad avertendam omnem fraudem 31. tam jure communi quam hodierno in regten zo nootzakelyk en bekent, dat het zelve nauwelyks enige adftrudie meriteert, gelyk onder anderen kan gezien worden in 1. zo. C. de fid. inftrum. & ibi Brunnem. Covarr. pratl. qumfl. cap. zi. Carpz.. proc. jur. tit. 14. art. z. n. i. z. & feq. & n. 47. Tab. Cod. lib. 4. tit. 16. de fid: tnfirum. def. 2,3. & maxime in notis n. Z. per 11. tbidem , hem Mafcard. concl. 1301. & concl, 712. alwaar hy n. <5. hifce verbis zulx K mede  PartisSecundje 7t mede avoueert: Quia ficut tefiis dsponens de auditu auditus non probat ita nee notarius exemplificans inftrumentum ab alio receptum , nifi hoe''fiat prafente judice & parte ad id eitata , v. ibid. n. 10. ii. 12. et n iq af. 35" 3^. 48. et 50. . . Want ofwel gelove geattribueert wort-zelfs buiten citatie van de geinterelfeerde parthve aan zodane geauthentifeerde copven welke een Secretaris of Lantfchry ver of ander daartoe gequalificeert beëdigt perfoon van publycque inftrumenten, 't zy uit het protocol of andere gerigtelyke aften, regifters of gerietsboeken komt te maken, en pro authentifatione met derzelver fubferiptie te munieren , gelyk van alzulke gevidimeerde affchriften welke geloofmeriteren , te verftaan zyn Fab. Mmfing. Facbin. Covarruv. en andere meer geallegeert by fob. Toet in comm, ad ff. tit. de fid. infirum. n. 7. . , . , , 22 Zo kan het zelve geenzins tot uitleveringe van een gelyke geloofweerdigheit geëxtendeert worden tot private inftrumenten , brieven of hantfchriften, dewelke d privatis bomimbus worden gecomponeert en gefchreven, als te zien in l. 24 ƒ. mandat l. 24. a6. ff. de confi. pecHH. & l. 24. §.!.ƒ• de pign. & hypotb. Voet d «•4. loc n 10 &n. Alwaar hy zegt: dat offchoon een private fchnfture wel kracht van probatie heeft tegens den fenbent, zomoet eeter daar van coniferen ex propna adverfarii fcribentis agmnone. ?f. Welke produftie en recognitie van die twe originele miffiven , zo den Panteifcher aan Excipient zou gefchreven hebben in dezen dies te nootzakelyker hadde moeten zyn, om dat dezelve in diervoegen , en wel ten reguarde van den datum , en gering onderfcheft van een 2. of i/by den Panteifcher niet alleen ontkent, en iterative tegengelproken zyn , maar ook dat dezelve zo zynde 't zy dat zulx by inadvertentie, of een ander toeval mogte gefchiet zyn, enig changement aan de quantiteit van die fub A. %■ B gevorderde petitiën zouden toebrengen, en dezelve voor een gedeelte deftrueren, alhoewel ook in allen gevalle, wanneer dezelve al in originali waren geproduceerd geenzins zouden konnen omver werpen die gerigtelyke inftrumenten , en zo veelvoudige andere documenten en hantfchriften van den Excipient, welke daar tegens è diametro contrariëren, en tot totale diluermse van die copyclyke brieven fub N. 1. et a. in attis hujus procefö fis  Cons. VIII. y$ fits g'appliceert, en by den Excipient voor de zyne g'agnofceert zyn. Zo hebben wy vertneint , dat zelfs cafu quo daarop in hoe procejfu fummario al mogte reguard genomen worden, het onredelyk. en voor een onpartydige juftitie onverantwoordelyk zoude zyn , dat men den Panteifcher, zonder die milfiven alvorens te hebben gezien en voor de zyne aangenomen, zou hebben met die dilatoire gepretendeerde liquidatie mogen ophouden , te minder daar by denzelven iterative daar toe geconcludeert, en den Excipient altoos in mora gebleven is de originele brieven zelfs, 't zy in termino congruo of naderhant tempore collationis de acfen bytevoegen , het welke den zelven van eene ongefundeerde oppofitie fchynt te redargueren: Cum malam caufam is fovere cenfetur , qui-ïQ~, oceultat jura, et inftrumenta. Mev. ad jus Lub. p. 2. tit. 1. art. 6. n. y. Parlador. fapracit. loc. §. ij. n, 15*. Zonder dat den Excipient ofwel zyn Bediende de Hr. Dr. Satink heeft konnen opkuieren het blote voorgeven en difcours daar over met den Tegenbediende de Hr. Dr. Stumphaanden Watertap voorgevallen, dat namentlyk die originele brieven ten huize van den eerften binnen Wenterzwyk zouden beruftende geweeft, en naderhant ter caufe van een omtrent zyn huisonftane brant verlegt of vermin* zyn : Om dat na de leere van gemelten Voet d. tit. n. 2.1. dusdane 2-7. fimpele allegatien , offchoon ook al met eede mogen gefterkt zyn, als dog in dezen niet gefchiet, veel mingeoflèreertis, den Excipient tot probatie van die voorgewende vermifte brieven niet zouden konnen baten, om zyne exceptie ten fine van een nader liquidatie daarmede te ftabilieren. Ten eenemaal conform het geene meer gemelten Voet ad tit.de edend.n.zf. met deze woorden nader beveiligt: Plant fi vel litependente vel brevi ante quis poffeffonem inftrumentorum fe habuijfe confiteatur aut convincatur , abfolvendus non foret, etfi fe fine dolo amiffijje jurato declarare paratus fit, nifi manifefie fatis ipfum illum cafum doceat , quo amiffo contigit: alioquin oblata jurisjurandi praftatio non liberabit eum , quo minus ad id , quod intereft , jurejurando in litem ab adverfario a\ftimandum , aut faltem arbitrio judicis moderandum damnetur , prafertim cum inftrumentafiti jurisid eftpropria, et in qua NB^jus habet editionis K 2 peti-  75 PartisSecundje petiter exhiberi cupit. per l. 4. C. ^ /• ^ '» *. /. 5. C. ^ /fhrww Holl. part. 3. W. z. «»/. zie ff ». 2,. 3. 8. ff 9. . 28. Dermaten, dat, offchoon al uit enige andere pofteneure acten of brieven na die obligatien fub Lit. A.etB. gepafleert, zekere ouitantien of renuntiatien mogten konnen g infereert worden egter dezelve niet fuffifant zouden zyn, om deze peindinge en eevolglyk de executie der verpande goederen te uoiten a s te zien bjBerlich. d. part. 1. concl. 84. n. 16. en andere DD. aldaar aangehaalt. _ ,. . , Waaruit dan ook niet anders kan volgen , of die copye yke documenten, fub N.i.et z. hebbende haar kracht van gelove verloren , alle die daar op gefundeerde exceptien mede van zelfs gedeftrueert worden; fundamento enim deftruÜo omne medipcatum corruere neceffe eff, ad notona. ■ _ : . , Beha!ven dat wy zonder prejudicie van des Excipients nadeie te inftituerene aöie poft hanc executionem rotunde moeten bekennen , dat ons alle desOppofants exceptien zeer ongefundeertzyn voorgekomen, en niets ter werelt hebben konnen vinden het welke de zelveenigfinszoude konnen onderfchragen , of m tegendeel den PanteifcheV van enige fimulatie of handel welke hy van den beginne tot den einde met den Excipient gedreven heeft , contrarie defzelfs applicaten fub. A. et B. infimuieren ofte over- tU Maar in tegendeel heeft den zelven , ex fuperabundanti door h produceren en overgeven van zyn reekenboek onder aanbiedin-e van folemnifatie alles ter betonmge van defzelfs opregte «dra* ten oozigte van 't Debet en Credh gedaan , wat van een |efchikteparthye, en eerlyk negotiant na regten zou konnen e-edefidereert worden. , _ . . _ , S Zonder dat die cbmputatie , dewelke den Excipient daaruit zo incongru en ter dezer fummiere zake geen fins quadrerende gemaakt heeft, en waarby hy fuftineert 465 t --o m calculo legeert te zyn, by ons van enig gewigt heeft konnen geconSereert worden , dat daarop een liquidatie zou konnen en mogen gedecerneert worden. , 59. Want ofwel de errores calculi etiam w ipfa executione  Cons. VIII. ff gevoelen van de meefte Regtsgeleerden konnen geredrefiêert worden, zo vermeinen wy , dat den Excipient zig daarop te laat hebbende beroepen daarmede geen appui of veranderinge aan zyne g' obmoveerde exceptien kan toebrengen ; Om dat de productie van des Panteifchers boek niet zo zeer gefchiet is, om daarmede zyne capitalen fub. A. et B. te verificeren , maar enkel en alleen ten verzoeke van den Excipient, om daaruit en mede aan alle de werelt te betonen , dat hy niet alleen opregtelyk hadde gefchreven en gehandelt , maar dat ook daaruit konde gezien worden, dat de poften fub lit. B. in de liquidations acte vervat, daar mede als met hare primitive acten conform waren. In en omtrent welke rekeninge en andere producten het Antwoort op de exceptien g' annedteert , ons daarenboven almede is gebleken, dat die 100. gin: zo aan het capitaal fub A. ten tyde van het paneren der obligatie nog zoude gemanqueert hebben, door winkelwaren voor lange moet voldaan, rontgemakt, en rekeninge daar van gelevert zyn, als mede dat niet 2yoo. gin: gelyk den copyelyken brief fub n. i. wil, maar alleen 1500. gin: in dien jare op het capitaal zoude ontfangen zyn , ter oorzake van zo vele plaufibele en concurrerende omftandigheden van verfcheidene gereitereerde confeffien daar over by den Excipient onder diverfè hantfchriften en andre confirmatoire acten gedaan , dewelke immers na regten eene genoegzame deliberatie en beftendigheit van defzelfs wille en confent prajfupponeren; in tantum, ut faciens aBum geminatum deintcps nihil contra eum op-aq; ponere poffiti Coler. cons. go, n. 28. & feq. text. int. 22. C. ad Sctum Veile). I. un. fub fin, pr. C. de emend jufi, Cod. Boven en behalven dat die praetenfe errcur nergens in calculo .x , of in re begaan is beweezen, of ons uit die ftukken zodanig voor- ' gekomen, dat wy daar aan enigzins zouden mogen defereren ,. want dat dusdane diftinctie en difcrepantie inter errorem calculi cfrrei juridycq is, is niet duifter aftenemen ex l. 1. ff. qua: fcnt. fine appelL refcind. en Parladcr. ditl. traB. cap. fin: part. 5. §. 11. ». 43. alwaar hy definieert het onderfcheit daar van te zyn: Quod nempe error calculi efterror numeri, id enim calculus fignificat > 42» ut ecceft cum ex tina fpecie deberem 50. & re alia 2,5. fcriptum fit me K 3 debere  f% PartisSecundb debere centum, conftat error in numero: Error vero rei eft: Calculatores probant aliquam fpeciem dati aut accepti , qu*r* aangetoont is, dat dien brieffub. N. 1. en de /zelfs inhont met alle die daaruit getrokkene abufive illa- tien3  go PartisSkcündje tien, confequentien en applicatien niet apparent en convincant is, maar ook dat het Lantr: tit. 18. art. it. requirerende in re 3" alienata vel oppignorata het confent zo wel van de vrou als de man ten dezen propoofte tot impugnatie van de liquidations acte fub B. (welke, gelyk gepofeert en niet tegen gefproken, zelfs prafente vel faltem non abfente uxore geperfecteert is) niets kan gelden, om dat de acte van verbant fub Lit. A. uti fupra demonflratum, te ge- 54 lyk door man en vrou debito modo gepalfeert, en den man alleen met exclufie van een vrou bevoegt is, als momber van dezelve en overzulx mede als het hooft en directeur van de connubiale focieteit alle hare goederen , actiën en fchulden , zonder hare authorifatie of volmagt te befchudden en te vervolgen, gelyk te zien by 't Stadtr: van Zutphen tit. z6. §. 6. Lantr: van Veluw: cap. Zf. §. 2. van Rurem. tit. z. §. i. «. 28. & §. z. n. 3. B. van Zutphen tit. man. §. 11. & iz- Sand. decis. Fris. lib. z. tit. 4. def.'i. inpr. en andere DD. meer. Alwaar dan ook kan vernomen worden, unde talis maritalis pe- *f teftas orta fit, &cuifini indutta, gelyk dan nog in fortioribus terminis in zake van prastens exces en bezwaar voor den Gerigte van Lichtenvoorde tuffen Herman Krabbenborg en Jan Byvank op den 14. Maart 1720. met advys van de Heer Dr. en Burgemr: Altetus beneffens den mede Advifeur Dr. foofi Schomaher is gefententieert, tot welkers redenen en hoe verre den geallegeerden tit. 18. §. 11. Lantr: te verftaan is, wy ons dan brevitatis fludto tot folutie van die daar ove defetlum obUttonis dcbiti faltem agniti aftenemen, en overzulx onnodig het zelve met de gewone traditie en texten van andere wettenen regten nader te illuftreren en vaft te maken. I X. H O V E S SENTENTIE CONFIRMATOIR. Tn zake van Appel over eene fententie by den Gerigte van Bre1 devoort in de Ranke van Aalten ter eerfter inftantie gewezen , hangende voor den Hove des Furftendoms Gelre en Graaffchaps Zutphen ongedecideert tuften fohan Satinet Commis van 's Lands Magafinert tot Bredevoort , Appellant ter eenre, en fan Eppenhof Geappelleerde ter anderen zyde: Gezien de aften en aftitaten prhris inflantia, mede gerefumeert de pleydoye over grieven en debat den 4. Oftob: 1723. tuffen Parthyen gevallen, en voorts op alles gelet waar op te letten ftonde ; Het voorff: Hof L 2 doende  $4- PartisSecund/e doende recht, verklaart by de Richters prioris inftant/ero extenjiïè ad caufam ab eo feparatam d judice decernatur. II. Vc pnefixione tt geen voor den 7. April 1729. feparaat van het poinót inqusftie verhandelt en voorgevallen is, in fpecie niet het gene over de abfentie des Advocaats en uit dien hoofde gefurcheerde, of by het Gerigte in advys gehoudene proclama hinc inde des tyts mede is bygebragt geworden , niet alleen , om dat zulx ter arbitrage van  Cons. X. 80 van een Gerigte is overgelaten, om pro re tiata een proclama te accorderen, en wederom in tegendeel om pregnante redenen het zelve te mogen verweigeren , of ook tot een nader regtdag te dilaieren, zonder deswegen datelyk van verweigeringe van juititie of bezwaar boven en tegens regten te konnen worden befchuldigt; Dilationum enim materia muhum verfat ur in judicis arbitrio, potejlque 3 • judex ex caufa coarctare vel prorogare terminum, per Menocb. arbitr. jud. cas. yz. n. i. 2. 3. & feq, Imo & poffe judicem aliquando poft ter- a, minum lapfum altera parte invita novum affgnare terminum , cum in mora modici temporis magnum non verfetur prajudicium , tradit Gail. lib. 1. obs. 5*3. dr 91. n. 13. cui addantur Rosb. prax. civ. tit. de dilat. n. 11. & Mev. p. f. dcc. 231. maar ook, dat alle die pradiminaire handelingen en contumaciele bedingen buiten werkelyk effect verbleven zynde geen gemeenlchap met het eigentlyke verfchil tuffen Partyen op den 7. April openbaar geworden en in difcuiTie getrokken hebben , waaromme wy dan ook niet over dezelve, als zynde daar over geen conclufie genomen nogte tot het voorwerp onzer decifie konnende geftelt worden, maar over 't gene deftyts aangaande de cumulatie of feparatie der twe proceduren incidenter voorgevallen en verhandelt is , als het regte onderwerp eener juridicque cognitie buiten reflexie op den probatoiren, en zo lang ftilftaanden termyn hebben moeten jugeren, om dat het in regten refoluit en-bekent is ; Quod lapfus termini y. probatorii (iftitur ob incidens feu emergens, quod meretur interlocutione decidi , Ut per muitos tradit idem Aiev. p. 3. dec. 385. Voornamentlyk, als alhier, daar die incidentele propofitie niet 6. malitiofe aut temerarie ad protelandam litem kan gezegt worden voorgebragt te zyn, door dien den Impt: die van zodanen belang geoordeelt heeft, dat hy deswegen en ten aanzien van der Doctoren difputen en altercatien over de admiffie van gecumuleerde aclien zyns principaals goetvinden intenemen gereferveert heeft: Quo cafu communis Ictorum eft conclufio , terminum prcbatorium non 7. currere etiam fi a ftatuto pra fixus fit, fi fuper puntlo incidenti difputetur, Ut idem author in not. ad n. 4. ex Ant. Tejfaur. decis. 10 & Natt. eons. 173. n. z aangenomene en doenmaals alleen fi^nem ' o ?ut?TZal«al waarover als mede we- l8-iensl gefntroduceerde of gerecipieerde gewoonte van een.W-g Li cujusdam nummi cum claufuia folita onder anderen kan ge zien worden byde HeerSchrajf. ad Reform. Felav. cap.iy art. 1. " TefaeTolge^an welke difpofitie regtens en conftante.praftycq wy onsfeneceffiteert hebben bevonden in maten als by het dtüum ^tonder dat^sTn dezen enigermaten hebben konnen weder19' hoefde woorden bv het Lantr: der Graaffchap Zutphen ».«•> denoteren als of een renuntiant verobhgeert zou zyn , eei en SvoSytot iets nieuws of anders konde worden toegelaten, koffen alle en volkomen aan de parthye te refunderen: ^caonM^t deze woorden Lantregtens geenfins van zulken volkomen[, nemaar nootzakelyk van die hier vorens gededuceerde provifionele refufie per confignationem dupli moeten w orden opgevat.  Cons. XI. ioy Als notoir volgens de gewone ftyl , ufance en analogie van voorn: lantregtelyke plaatze met veel andere diergelyke pafiages, alwaar dezelve dikwils zelfs eene plenaire refufie van koften komen te exigeren, waar aan nogtans fecundum notiffimum fiylum & praxin per talem fiSitiam refufionem by provifie kan worden voldaan, als onder anderen uit den 2. art. tit. 4. en art. 3. en 10. tit. 8. en by het Stadtr: van, Zutphen tit. 8. art. 6. & tit. 19. art. 9. en op andere plaatzen meer kan vernomen worden. Want of wel uit ScbraJJert ad Reform. Vel. cap. 14. art. 22.20. n. y. & cap. 15-. art. 1. n. 6. en andere DD. fchynt te konnen opgemaakt worden, dat boven die imaginaire refufie per confignationem dupli gedaan den Panteifcher evenswei nog zoude verpligt zyn behoorlyke cautie pro illiquido aut refiduo te ftellen , zo is het zelve of tot het regt van lofle, naaftinge, of tot liquide prastenfien te huis te brengen, en geenzins tot deze geringe zake en illiquide, vorderinge ingevolge de notoire ftyl en pra&ycq alomme aan de Gerigtsbanken gerecipieert en overbekent. fam ftylus pro lege habendus dr obfer.vandus esl, ab eoque non facile 21 recedendum, gelyk aldus onder anderen raifonneert Boer. confil. 8. ». 7. Behalven dat ons van zoeengeprsetendeerde cautie nergens by des Excipients didaten yts voorgekomen of deswegen enige conclufie genomen is. Waarna wy ons indecidendo dan ook niet, maar na het geene in petitione & conclufione voorgebragt en vervat is , hebben móeten reguleren, en die imaginaire refufie, waar van ons in margineper realem confgnationem dupli gedaan te zyn gebleken is , voor voldoende aan die geallegeerde difpofitie van regten aannemen. Cum judex non potefi aliter judicare quam petitumeft. v. Reyger the- zz, faur. jur. -vocab. judex «.63. Waar door dan van zelfs vervalt des Excipients mogelyke fui-23, tenue, als ofhem.de documenten na het voorfchrift van het N. Regl. weder op nieuws by de wethe van peindinge zouden moeten worden ingezonden , als waarop den zelven fchynt te doelen 5 . Terwyl hv bv zyn conclufie t'eindens zyn Antw: incidenteel cenomen, als hier vorens ook reets aangetoont, alleen maar tot b 5 O het  I0<5 Partis Secundi het verval in de termyns koften gecontendeert heeft, en vorder ook na hetexpreffedifpofityf van het N. Regl. faped. loco met heeft mogen zynen conclufiven eifch ten dien opzigte extenderen: Zodanig, dat daar uit geene vordere en andere condemnatie tot een koft-en fchadeloze abfolutie van d'inftantie imaginabel zynde ook dufdanen ingang regtens van peindinge, en daar by of de Wethe van dien, te gelyk nieuwe inzendinge der reets ingezondene en by de geprotocolleerde Aanfprake overgelegte documenten niet meer zal van noden zyn en behoeven gerenöuvelleert te worden, o,a Statuti verbis inhetrere debemus, prout jacent, nee ullam iis affingere interpretationem & extenfionem, als notanter het eenparig gevoelen der DD. over de interpretatie en extenfie der ftatuten en derzelver difpofitien handelende is , inter qms vide Bald. ad l. 10. vers. quod fiftatutum f. de appellat. Te minder in dezen, daar den wetgever tegens alzulken gebrekhaftigen reets die poenaliteit uitgedrukt heeft, die als odieus zvnde dan niet met eene andere ftraffe en fchade mag gecumuléert, verandert en den confignant daar tegens en boven regten bezwaart worden, ad noter. 2{. Om welke en andere redenen meer wy den Pantverwr: en Gevoegde dan ook hebben moeten condemneren, om ingevolge defzelfs willekeur ten principalen te antwoorden , en zulx wel ten naaften Gerigtsdage, zo volgens des Panteifchers iterative offertes als de dagelikze pradycq en leere der DD. medebrengende : quod a die pronuntiata fententia terminus agendi parti fit conccdendus. v. Carpz. proc. jur. tit. 11. art. 2. n. 5%.Berl. pr. concl. p. i. concl. 28. -5 Wy hebben eindelyk den Pantverwr: en gevoegde van we' gens derzelver ongefundeerde, generale contradictie , enhertnekkig vervolg ongeagtet die gedane en na regten beftendige confignatie billikermaten in de koften na den 28. Juny Gevallen gecondemneert propt er juris vulgatam regulam: Vicfum vicfori in expenfis condemnandum effe : qua maximam habet aquitatem in jure divino , naturali , canoniea , & civi/i lege fundatam , De qua late videri potefi Htnr. Temmen in tratl. de litium expens. cap. 8. n. 15.16, & feqq, 2J. Met compenfatie nogtans van de zodanige , welke op voorn: Gerigtsdag van den 28. Juny door het wederzytfe recefleren en o ver_  Cons. XII. 107 verbaliferen zouden mogen gecaufeert zyn , ter oorzake beide parthyen na de gedane confignatie het daar door afgedane point, toucherende.het inzenden der documenten , hy of na de peindinge wederom in difcufiïe te brengen niet zyn bevoegt geweeft:, maar in tegendeel verpligtet conclufie over die tuften de zelve in controverfie geblevene fuffifance of infuffifance nemende daarby te volherden, zonder het eene met het andere zo onvoorzigtelyk te mêleren, quo cafu tttriufque Utigatoris imprudentia dr culpa compenfationem expenfarum inducit, ZJt idem docet Temmen cap. 9. fetl. i. «.3. & 7. Blyvende de vorige koften als gehorende tot de zake zelfs tot 28, uitdragt van dien gereferveert, om ais dan daarover beter te konnen worden erkent vólgens de gewoonte niet alleen in inter/ot-^/onM gebruikelyk, maar ook gegrontveft op de leere van regten , waar van ónder anderen meergemelte autheur cap. 8. fetl. 6. n. zi. kan nagezien worden. X I I. ADVYS DECISOIR. Het namptilTement gedecerneert uit kragt van een bekende obligatoire hantfchrift, Ichoon de caufa dèïtï daar by niet uitgedrukt was. S U M M A R I A. 1. "Tjaélum pr van de Heer Secretaris Herm: Thomaflbn by forme van extract prothocollair de dato den 6. Juny i^jy. niet alleen, maar ook uit het reces van Gearrefteerde, waar by in dato den 7.ditodaaraanvolgende copie van des Arreftants juftifkatie kwam te vorderen , gebleken is; Dat denzelven d'obligatie of fchultbekenteniffe fub lit. A. de juftifkatie annex voor zyn eigen hantfchrift heeft bekent en erkent. Dat ons ook uit de conclufie t' eindens de juftifkatie van arreft genomen diftinclelyk gemanifefteert heeft, dat den Arreftant tot de provifie van namptiflèment daar by zyn eifch heeft gemaakt, overzulx men niet anders na regten in eafu fubjello heeft vermogt , dan denzelven zynen eifch tot provifie genomen te adjudiceren» O 5 Od  ho Partis Secundi z. Om redenen, dat in regten refoluit is, dat, zo dra ymant zyn eigen hant by recognitie komt te erkennen, ook de duchtigheit van de fchult daarby uitgedrukt zeiver komtteapproberen, na het geene getradeert wort by Rebujf. ad confi. Reg. tratl. de Chirogr. in pr&f. n. zy. in verbis. Per recognitionem chirographi probatur etiam debitum , adeo quod confttens chirographum ejje fcripium k fe, etiam de debito plenam facit fidem per Auth. qui proprium. Cod.de non num. pee. Invoegen dat door die beide erkenteniffen van den 6. en 7. dezes niet anders kan worden verftaan , dan die fchult daar by geëxprimeert gerigtelyk te hebben beleden; 3. Immers zodanig, dat, fchoon of al de recognitie van de hantfchrift hadde gedaan, egter de fchult daar by geëxprimeert ontkent (waar van dog niet gebleken) daar op tot provifionele betalinge zoude konnen en mogen gecondemneert worden , onder voorbeholt van zyne defennve middelen ten principalen, na de lere mede van Rebujf'. diil. tratl. num. 27. quando inquit: Si quis recognovit fuam fcripturam & tarnen negat debitum , tune condemnandus efl ad folvendum falvis fuis defenfionibus s 4> Conform de exprefle difpofitie van het Stadtregt van Zutphen tit. 16. §■ 4. waar by geftatueert: Dat een eifcher in zaken van gerigtelyke bekende fchult , heren-en ftadtspenningen , fchattingen, NB. zuivere obligatien, en andere kanttekeningen de provifie van namptiflèment zal mogen begeren, zo wel in cas van mondelyke pleidoye , als in het geval van fchriftelyke zaken by aanfprake NB. of juftifieatie, invoegen daar door de arreften zo wel als andere ingangen regtens worden uitgedrukt; en zulks wel onder voorbeholt van een Gedaagde zyn defenfie rakende de zaak ten principalen, gelyk dat te vernemen uit den y. §. van den 16. Tit. van het Zutphenle Stadtr: waar toe men zig kortheits halven gedraagt. y. Waarmede in terminis is fymboliferende het gene getradeert wort by Sand. in decis. Fris, lib. t. tit. 8, def. 1. in princ. Ex chirogr apho agens imprimis eontendit, ut adverfarius manum feu fcripturam agnofcat, vel inficietur , fi agnofcat, parata provifto efi , qua condemnatur reus ad confignandum in judicio pecuniam , quam tollit atlor prafiita cautione de refiituendo , fi ita pofiea videbitur. 6. Dat of nu wel indiftinüe over alle hantfchriften geen provifie kan  Cons. XII. ItI kan vallen, immers niet van zodanige, welke enige exceptien die incominenti bewezen konnen worden, onderhevig zyn, die de provifie beletten, als dat te vernemen by Sand. dttl. tratl. hb i. tit. 8. def. 3, En dat of nu wel zodanige exceptien, qua incominenti probari7. poffunt, die gene zyn, welke ex fcnpto publico , of uit de obligatie of hantfchrift zeiver zig opdoen, Waar uit als zoude voortvloeien , dat in cas fubjecl de provifie niet zoude konnen verzogt , veel weiniger den Arreftant geadjudiceert worden, Om dat de hantfchrift, waar uit dezelve wort geeifcht, voor indifcreet te reputeren, vermits die geen caufam debiti is continerende. Zo heeft men evenswei den Gearrefteerde tegens zyn eigen g afgegeven en iterative gerecognofceerde hantfchrift van de provifie niet konnen libereren, maar den zelven na de traditie van Chriftin: in fuit decis. lib. 3. tit. 9. decis. 13. in fine daar toe moeten condemneren ; Zynde uit die geallegeerde pafiage evident, dat ook zo in cafu planefimili, als alhier, voor het Hof van Brabant is gedecideert, niet tegenftaande den gecondemneerde hadde aangetoont, dat de gerecognolceerde obligatie niet anders dan voor fimulaat te reputeren was , relatio tot de pafiage zeiver hifce in terminis: Ex obligatione vero fine caufa k debitore recognita, an danda de eernendaque fit provifio ? quandoque controverfum fuit in judicio, & in fupremo Brabantia Confilio 22. Nov. 1609. decifum fuit tn caufa Horatii Cietone Impetrantis contra Philippum Wefembeque Reum , jQuod fic : non obftante eo , quod reus (uftinebat, eam effe nullam & tanquam patlumjine caufa, ac infuper docueritdiverfis prsefumptionibus, eandem fimulatam fore, idqne fecundum art. 57$. Ord. ejusdem CnrU ; Quiag, ad decernendam provifionem fumma in obligatione content* fujficit ejus fcedul* agnitie : Hebbende die decifie, gelyk ook deze, geen ander reden voor I0> haar, dan dat in materie van provifie niet anders dan Jummatim moet gehandelt worden, Welke behandelinge van dat effecl is , dat daar door worden gerefpueert alle zodanige exeptien, welke zyn altioris indaginis na de lere van den meergeeiteerden Sand. decis. Fris. lib. 1. tit. 8. def. 3, in pr. Schoon  ïi2 Partïs Skcundje 11. Schoon of nu wel den Gearrefteerde by zyn twede reces den Arreftant komt te accuferen, als of hy tegens ordre regtens de principale zaak, waar over het arreft, te weten de voldoeninge van de gerecognofceerde hantfchrift ware aangelegt, met de provifie by zyn juftificatie kwam te mêleren; zonder dat daar van by de acte van arreft ware mentie gemaakt, gelyk nogtansgemeenlyk anders tot voorkominge van alle incidentele procedures gefchiet ; En dat of wel een Gedaagde over eene zake geciteert zynde niet verpligt is over een ander ten dage dienende zig intelaten conform de lere van Huber. in z.jn heiend. Reghtsgl. part. z. cap. i. ». 4. & n. 27. Berlich. pratl. concl. 10. n. ij. Voet ad ff. lib.2, tit. 12. «. 9. Zo heeft men evenswei den Gearrefteerde tot het namptiflèment moeten condemneren , fchoon of den Arreftant by zyn acle van arreft daar van geen mentie gemaakt heeft. I2" Aangezien de provifie van namptifüment in quavis litis parteka.11 en mag gevordert worden, dat is zo wel ante quam pofi litis conteftationem na de lere van Rebuff. de fent. provis. in praf. n. 2y. En zulx wel na voorgaande proclama in contumaciam , ter oorzake den Gearrefteerde niet alleen op het poinc~c van de provifie ten dage van juftificatie eigentlyk niet heeft gehandelt, maar ook zelfs uit zyne receflèn is gebleken, dat hy niet heeft willen handelen , fuftinerende daar toe voor als nog niet verpligt te zyn. £3. Daar het nogtans in regten refoluit is, dat alle incidentele qu£eftien , gelyk als dat poincf van de provifie is , ante omnia & de plano ten fine van decifie moeten worden afgehandelt conform de lere van Rebuff. ad confi. Reg. de fent. provis. art. 1. gl. y. & 6. pag. mihi 25*9. in fine. Het welke na de difpofitie van het Stadtr: van Zutphen is ten dage van Aanfpraak of Juftificatie , als wanneer de provifie zal mogen begeert, en vervolgens daar over by korte mondelyke receflèn echter zal moeten gehandelt worden , funften by non comparitie, 'of geene contrahandelinge, quod unum & idem efl , het eerfte proclama des verzogt wordende beneffens het Decreet van namptiflèment zal moeten worden geaccordeert. *4' • Invoegen dan klaar uit de difpofitie van het geallegeerde Zut- phenfê  Cons. XII. phenfe Stadtr: komt te blyken, dat het niet nootzakelykis, dat by de requeften van citatien of aden van arreft zo wel tot het poinö van namptiflèment, als tot de principale zaak in qmeftie conclufie-worde genomen . , Aangezien het ter gearticuleerder plaatze aan de vrye keur van een Aanlegger wort gelaten, het zelve NB. te begeren , of by Requefte of by de Aanfpraak of juftificatie. Om allen welken men dan de provifie , by den Arreftant tempore geimpetreert, heeft moeten accorderen, fchoon dezelve eerft ten dage van juftificatie is gevordert, conform de expreflè difpofitie mede van het Lantrecht van Ruremonde part. 4. tit.%. $. 2. n. 1. Dat of nu wel mede uit het gezeide Lantrecht van Ruremon- IO-, de in het vervolg komt te blyken: Dat echter, zo wanneer een debiteur niet expreflè tot de provifie van het namptiflèment is gedaagt, in zo een val copie aan denzelven moet worden verleent van den eifch van den crediteur , om ten naaften gerigtsdage daar over te handelen ten fine van decifie; Zo wort daar door de difpofitie van de wetten der Stadt Zutphen , waar na zig die van de Stadt Lochem allefins gedragen , invoegen dat men in zo verre op het Lantregt van Ruremonde geen reflexie verder heeft mogen maken. Dat of nu wel mede uitzonderinge wort gemaakt omtrent obli- 17 gatien, welke drie, vier, of meer jaren vervallen zyn, dat uit hoofde van dien geen namptiflèment zoude konnen of mogen gevordert worden na de difpofitie van het Lantr: van Rurem: voorff: ditl. part. 4. tit. 2. §.4. «. n. En dat terwyl de Obligatie, uit hoofde van welke alhier geageert wort, reets over de drie jaren zoude gepaflèert zyn, confequentelyk , "dat na de difpofitie van het gezeide Lantr: van Ruremonde het namptiflèment uit hoofde van dezelve niet heeft mogen gevordert worden; Zo heeft zulx ons niet konnen permoveren om anderfins te fententieren als by het diüum is uitgedrukt. Vermits dat den Arreftant de provifie van het namptificment 18< niet fimplicitcr uit de obligatie, maar uit hoofde van de serigte- " P lyke  II4_ PartisSectjndje lvke recognitie van dezelve, door den Gearrefteerde iterativelyken tot twe diftinde reizen gedaan, heeft verzogt , waar door niet anders kan worden verftaan , dan dat den Gearrefteerde in dezen dezelve heeft gerenouvelleert ; Invoegen dat het Lantr: van Ruremonde in cafu fubjeBo niet apphcabel te maken is. Men zoude nog wel meer redenen hebben konnen allegeren, waarom men het verzogte namptiflèment heeft moeten accorderen maar alzo het certi juris is, dat uitgerecognofceerdeobligatien het namptiflèment verzogt zynde moet gedecerneert worden, zo heeft men zig daar mede niet langer willen ophouden. 10. Alleen wil men alhier nog hebben bygevoegt ten opzigte van de verzogte, en aan den Gearrefteerde geaccordeerde copien van de juftificatie cum annexis met een termyn van drie dagen ; Dat men zulx na regten is verpligt geweeft te accorderen, op dat een Gearrefteerde in zvne defenfie rakende de zaak ten principalen niet wierde verkort conform de lere van Rebuff. ad conjt. Re* tr de chirogr. num. 50. hier voor reets aangehaalt. 20. Èn ten opzigte van de koften daar in heeft-men den Gearrelteerde moeten condemneren , om dat hy in dezen voor een notoir contumax moet gehouden worden, als hebbende met willen over het poind van namptiflèment handelen, waar toe hy nogtans na regten conform de aangehaalde lere der Dodoren en byzonder het Stadtregt van Zutphen verpligt was. XIII. ADVYS INSTRUCTO IR. A rticulen van nulliteit en exces in executione moeten den volgenden gerigtsdag na de pronuntiatie der fententie den Gerigte ineedient worden, 6 & SU M-  Cons. XIII. 115 SUMMARIA. 1. A rticulen van nulliteit tegens de fententie moeten jure Zutpjo, binnen indagen na pronuntiatie derzelvegeè'xhibcert worden. 2. Jure communi. ad 30. armos nulli- tates proponuntur. 3. Per flatutum juri communi dtro- gatur, ' 4. Lapfus termini tacitam juris renuntiationem inducit; f. Qjtod variis prcejudiciis confrmatur. 6,8. Artt. van nulliteit en exces moeten in punclo executionis gclykfals binnen 14. dagen na den dag van t'bezwaargeproponeert worden. 7. .Quod juri civili congrtium, 9. InteileÜKS Jiatuti ruralis Zutph. tit. 9 §. 4, Quomodo verba und , beroepen, overgeven en mogen fuwt atcipienda) 10. Na'tgevoelenvanzommige DD. moetende nulliteiten binnen 10. dagen ad cxemplum appellationis geproponeert worden. 11. Dien termyn geëlabeert zynde mag- daar toe geen regres meer genomen , nog het extraordinaire remedie van reliëf geimploreert worden. 12. Een Rigter mag het regt in fta- tuto geradiccert tot nadeel van wederparthye op verzoek van den gecondemneerde of bezwaarde niet benemen, rat. n. 13. 14, Wat in zulken cas een Rigter incumbeert te doen ? j 5*. Non valenti agere non currit prfn< tuffchen Antony Nyman Arreftant ter eenre , ende Egbert RoeUvink Gearrefteerde ter anderen zyde waar by den kaften tot een da'elyk namptiflèment van^oo.glns: fub Lit. A vermeit, is eecondemneert, en ondertuffchen aan den zelven cop.e van de Juftificatie des arreft cum annexis geaccordeert met een termyn van drie dagen tot contrahandelinge cum expenfis Voorts mede gezien exploid van het gedecerneerde proclama en vervolrdvk verzoek van den Gearrefteerde poft decreti pronuntiationemfedentejudicio gedaan, om op zekeren termyn daar tegens articulen van nulliteit te mogen inbrengen. Dan nog Requefte van Gearreft: van den 30. dito maants , tenderende om copie van't gepronymtieerde decreet te mogen erlangen, en daarop na gedane verkiaringe van den Arreftant van den 4 July het gefubfequeerdeger.gtsdecreet, waar by falvo jure cuiufcunque die verzogte copie toegedaan 'S. Alwydcrs gezien het verzoek van den G'arrefteerde van den 11 des vorigen maants July, vervattende een preliminair declaratoir, om over drie dagen te zullen dienen van Antwoort op de gelibelleerde juftificatie van arreft , en vervolgens conclufie om binnen gelyken termyn zyne gefuftineerde articulen van tel te mogen exhiberen , met het daar op verleende Gengts appó nVtement van hantftellinge en bengt aan en van den Arreftant. P En eindelyk het daarop gevolgde Bengt en Contraberigt door voorff: Partyen, refpedive den 14. en zy. July welge- melten Gerigte overgegeven. En gevraagt. Of den G'arrefteerde en in dezen Annullant in zyn eifch en conclufie zo tot admiflie van die gelibelleerde articulen van nullitit tegens die op.den 28. Juny parte utraqueprafente gepronuntiee -de fententie condemnatoirals tot die gedeclareerde contrahandeltgc zonder rëel en datelyk namptiflèment van de hooft fumma fub A. ontfankelyk en gefimdeert ist J Waar op naukeurig geexarmneert zynde die vooifl. ftukken  Cons. XIII. 117 en- fpeciaal mede des Gearrefteerdes zo genaamde Berigt of eigentlyk Contrabericht van den z<). July, en op alles gelettet , waar op in dezen eenigfins tot fblutie op die tweledige vrage te letten ftonde, zoude ik falvo meliori van advys zyn. Dat ten refpecfe van 't eerfte Lidt den Gearrefteerde binnen I# 14. dagen na pronuntiatie der fententie niet geëxhibeert hebbende zyne vermeinte articulen over gefuftineert exces en bezwaar, in cas die tegens dezelve al plaatze konden hebben, als ob rationes infra ex adjunBts Refponfts juris allegatas van neen , daar van alnu verfteken is. Om 't welk in een geftipponeerde cas van admiffie en tydelyke exhibitie van zodane* articulen van nulliteit en exces tegens de fententie zelfs kortelyk te adftrueren, zo vermeinedat de decifie van deze.myne opinie alleen van den 4. art. van den 9. Tit, Lantregtens is dependerende, en overzulx niet te letten op het contrair gevoelen van de DD. als Gail Lib. 1. obs. 127. n. 8. Perez. ad Cod. lib. 7. tit, §. 6f. en andere traderende : jure com-%, imuni ad go. annos nullitates proponipoffe. Nadien het bekent is, quod per ftatutttm juri communi derogetur, 2. Cr terminus ftatutarius in dubio prafumitur percmptorius , cujus lapfus4, • tacitam renuntiationem juris intra terminum ftatuti alioquin ccmpetentis inducit, per ea qux trablant Peck.. de jur. ft/l. cap. 38. n. 2. Carpz. proc. jur. tit. 9. art. 2", n. 27. & dec. 128. n. 21. item 4ef, for. p. i. conft. 26. def. 21. Berlicb. pr. concl. p. 1. concl. 28. & 61. n. 2. feqq & decis. yo. n. 21. 22, Ttraq. de rctr. conv.§. 1. gl.1. verb. au tel temps. ». 32. Gelyk dan 't zelve alzo mede verftaan is by den Stadtgei igte „ van Borkulo Referentibus DD. Deel. Paften & Hengel op den 14Decemb: 1686. tuffen Engelbert Tinnegieter centra de Heer Johan van Heerde tot de Hofftede qq: en nader aan den zelven Stadtgerigte in den Jare 1693. *" caufa Henrik van Gelder en Gerrit TenCate Confulentibus DD. Deel: Joh. Georg.van Lamfweerdè en Herm. Ad. Becquer. En gelykerwys de propofitie van zodane articulen tegens den inholt der fententie ad proximan juridicam determinatam , dat is binnen 14. dagen r,a pronuntiatie van dezelve volgens Lantregtzou moeten gefchieden } Zo is het mede zeker en in praxi bekent , dat 't zelve mede©', P 3 1 plaats. '  IT3 PartisSecvnd^ plaats heeft in puniïo executionis, zodanig dat ymant by de executie fuftinerende boven regten of tegens den inholt der fententie bezwaart te zyn, geholden is binnengelyke 14, dagen naden dag van 't bezwaar hem door de gepleegde nulle executie toegebragt zvne gepretendeerde Articulos nullitatis & excejfusin exectttione cum requifuis documentis te exhiberen, juxta d. tit, 9. §. 4. j, Waar mede in zo verre 't jus civile overeenftemt volgens de getuigenilfe van Fab. C. lib. j, tit. 8. def. 12, cum opponens excejjum in executione hunc probare debet, & docere.fe non debere id pre qua executio fait o. eft- V. Marant. fp. aur. ƒ>. 6. cap. de fentent. n. 116. & 117. en de fententie op den 10. Aug: 1662. tuffen de Gravin van Naffau contra den Rentmr: Entïnk voor den Ter Borgfen Gerigte ergaan. 8. Wienvolgende het een extravagant gevoelen van den Gearrefteerde zou zyn, dat hy op den naaften Gerigtsdag zig zou mogen beroepen op "articulen van nulliteit en exces, en dezelve op den daar na volgende gerigtsdag overgeven; Gemerkt geemmaandelyken maar alleen een veertiendaagfen termyn tot der zeiver -propofitie by 't Lantr: d. §. 4. gegeven te zyn uitdrukkelyk g' evinceert wort ex copulativa dicfione g.und, 'twelke de werkwoorden beroepen en overgeven zodanig'tzamenbint, dat 't een buiten 't andere niet mag gefchieden, maar in tegendeel moet geconfïdereert worden als eenen individuelen en geen feparaten termyn. Konnende het woort mogen aldaar ervintelyk dert Gearrrefteerde niet opkuieren , als of den zodanigen, die zig beklagen wilde, dat hy met de executie boven recht of tegens den inholt der fententie bezwaart wort, zig op den naaften gerigtsdag zou mogen beroepen. Aangezien dat woortjen mogen aldaar niet anders te kennen geeft, dan de macht, welke een bezwaarde partie heeft om zyne grieven te mogen deduceren op den naaften Gerigtsdag. Zulks dat derzelver deduclie geenfins in mera facultate gravati gelegen, maar alleen door den Wetgever zeer voorzigtelyk dit verbum potentie moven in plaatze van het verbum imperativum moeten gebezigt is, ne contra L. if6. de R, 1, ubi nemo invitus jus mum defendere cogatur, impingatur. Even  Cons. XIII. n9 Evenfals als *t zelve woort mogen art. i. by d'Ordonn: over d'appellen wel en wyfielyk gevonden wort. Wanneer nu den tyt van de gelibelleerde pronuntiatiederfen- ' tentie gecomputeert en overgebragt wort tot den tyt van Gearrefteerdes ingediende Contraberigt , zo bevint zig daar uit hanttaftelyk , dat dien fatalen veertiendaagfchen Lantr: termyn , men gezwyge van 10. dagen, (binnen welke na't gevoelen van 10, veele Praclricanten nulliteiten ad exemplum & imitationem appellationum alleen admiffibel zyn) voor lange geëlabcert zynde, zonder dat binnen den zelven eenige nulliteiten geproponeert zyn, daar toe geen regres nu meer mag genomen, veel min eenu, extraordinair remedie van relyf geimploreert worden , ob jura allegata, quibus add. Zang. de Except. p. z. cap. 22. n 6. Zonder dat de refpecfive en fuccelfive addreftèn aan de Hee- Iz> ren van de Magiftraat en Gerigte door den G'arrefteerde zo om deze articulen van pretenfe nulliteit te mogen inbrengen , als copie der fententie te erlangen gedaan, dien Lantr: termyn in prejudicie van den Arreftant (wiens regt in fiatuto nopende de ftrióte obfervantie van den pèremptoiren tyt en efnuxie van dien geradiceert en verkregen , door alzulke fimple verzoeken buiten reële en tydelyke handelinge nog door welgemelte Magiftraat nog door den Gearrefteerde heeft mogen g' aufereert of geprorogeert worden) hebben konnen levendig en in ftaat houden juxta Mins. 2. obs. 68. & 2. obs. 11. & alios DD. quos aliegat & fcquitur Cl. Schrajf. ad Ref. Vel. cap. 22. art. zo. n. io. Om dat parthyen litiganten op haar tyt peremptorie moetende i2_ handelen en haar pligt weten , niet bevoegt zyn den Rigter te confuleren, wat, wanneer, en hoedanig zyte handelen hebben. Waarom meer welgemelte Magiftraat, de poft van Rigter en xa. niet van Advocaat fungerende, dan ook wel en te 'regte die gelibelleerde requeften en aöen in handen van den Arreftant geftelt heeft, om daar op te doen na rade; Zonder dat haar Ed: en Agtbr: eenige continuatie van dien fatalen termyn hebben geaccordeert, veel min aan den Gearrefteerde gepermitteert d' exhibitie zyner gepretendeerde nulliteiten, als waar op hy nogtans vermeintelyk zig doorgaans beroept. Verval»  I20 PartïsSecündje xf. Vervallende aldus des Gearrefteerdes daar op gepaft brocardi- ' cum juris : Quod non valenti agere non currat prafcriptio. 16. Want of liet wel waar is, dat 't zelve dermaten in jure aangenomen is, ut a die remoti impedimenti terminus appellations demum currere incipiat. Carpz. p.1. confi- 19. dèf, iy. _ 17 Zo is het niet genoeg die voorgegevene impedimenten te allegeren, maar moeten dezelve, als niet prsefumptyf, door inftrumenten, getuigen of immers en ten minften met een eedt bewezen worden, d. Gail lib. 1. 0**91. »• 5- Itautfimpliciaffertiommn ftetur. arg. L. 2. $. 7. f. de re'mil. ; 18. Prater quam quod impeditus omnem adhibuiffe diltgenttam probare debet L. 2. §. 6. 8. f. Si quis caut. in jud. Mev. p. 4. dec. 438. 19. En of nu wel niet nodig ware het poinót over de admifne ot rejeöie van articulen van nulliteit en exces, 't zy tegens inholt van Sententiën 't zy tegens executie over te geven vorders te adftrueren, zo nebbe tot een diftinö begrip zo van der zeiver aart en wezen , als tot oplolfe van het wangevoelen van veele Doctoren my cafu quo liever willen-refereren tot die in claufnlis concernenttbus hier nevensgaande Advifen en Sententien by vorige Praóhfyns en Gerigten dezer Graaffchap afgegeven , als uit derzelver aangevoerde redenen en motiven by recapitulatie de gevoelens der DU. daar over te cumuleren en op te halen. Hier mede tot een fuccinóte refolutie van het twede Ltdt der ' geproponeerde vrage overgaande zou ik van gevoelen zyn , dat den G'arrefteerde na mhout van die gepronuntieerde en tn rem judicatam genoegzaamergane fententie van den 28. Juny, gegrontopönze municipale, provinciale en andre confonante itatuten tot gene contrahandelinge ten principalen admiffibel is buiten reël namptimment der gelibelleerde hooftfummej ai. Zodanig ook dat den Arreftant als Eifcher na 't geallegeerde Zutphenfche Stadtr: tit. 16. §. 5- mv- edit- inmiddels bevoegt is ' 't voorff: decreet tegens den gecondemneerde na Stadtr: ter executie te ftellen, en de zake ten principalen als ook d'intereffèn, koften en fchade te vervolgen. 22. Nadien anderzins het falutair oogmerk van de provifie , als ' zynde tefie Rebuf ad confi. Reg. tr. de litt. eblig. in praf. n.ig. tegens het gemene regt ingevoerf ? om alle tergiverfatien, iubterfugien en  Cons. XIII. izi en dilaien van een debiteur aftefhyden door alzulke oppofitie zou illufoir en buiten effèét geftelt worden. Heb gezegt ten principalen, om dat den gecondemneerde alvorens 2 3 ♦ die gelibelleerde hooftfomme onder het gericht genamptifeert hebbende als dan zyne exceptien 't zy van valsheit, vreze, afperffinge, nulliteit of relyf en diergelyke andere, een diepere indagatie requirerende, by de principale oppofitie kan allegeren en voorwenden, v. Lantr: van Rurem. p. 4, tit. z. §. 4, n. 5. & feqq. & §■ 5". n. 2. fff feqq. Zonder dat na de g'elabeerde en verwerkte tyt van exhibitie 24. der cafu quo g'admitteerde articulen van nullitejt alnu de executie der fententie over de provifie gevallen zou konnen geremoreert , nog op eenige andere contraire gewysdens meer gelet worden; Gelyk zo de Heren van de Magiftraat der Stadt Zutphen opZf. den zo. Juny i68f. en alzo kort na het introduceren van het in andre Hoven en Vierfcharen aangenomene Namptiffement by refolutie van den 18. Febr: 1Ó84. mede voor een Stadtregt vaftgeftelt, in zaken vau Ifacq van Geelkerken Impt: enAlbertNyenhuis Gedaagde hebben verftaan, dat, wanneer een inftrument defeclueus is, als caufam debiti niet continerende , in zulken cas geen provifie of namptiflèment plaatze heeft ob doürinam Mornac. ad Auth. nov. jur. C. fi eert. pet. & Chrifl. dec. Cur. Belg. vol. 2.2(5 lib. 4. tit. Z. dec. y. n. 9. per a/leg. I. 1$, §. uit. ff. de prob. & 1.1. §. 2. ff. de dol. except. Qui tarnen contrarium d. vol. 2. dec. 13. n. 10. prajudicium apral. Confulenübus fecutum allegat & fequividetur. Waarom de paffage uit het Lantr: van Rurem. d. p. 4. tit. z.27: §. 2. n. z. fprekende van obligatien of wiflèlbrieven, en fchoon indifcreet, egter de provifionele betalinge medebrengende wel moet gediftingueert en geappliceert worden, waar over my egter als zynde buiten dezen propoofte en alnu na ergane en gehomologeerde fententie impertinent, niet breder zal elargeren , cum res judicata pro vcritate habetur. Aldus geadvifeert binnen Zutphenden 30. July 1738. f. S C HO MAKER. Q_ XIV. ADVYS  122 Partis Secukdje X I V. ADVYS INSTRUCTOIR. Tp\e nullïtate contra, fententiam aut ejus executionem, jLJ Waar toe Cons. 13. n. 19. relatie gemaakt is. Huk & feq. Cons. ad cl. p. 1. Cons. Gelro-Zutpb. Cons. 2. n. 37. cum feq. Cons. 11. & Cons. 12. S U M M A R I A. ü. "j^fade gemene regten en ordon1N nantien van de meefte Provinciën in het Duitfche Ryk konnen definitive fententien door het ordinaire remedie van dppellatic , en querele van nulliteit geretrafteert worden, 2. Behalven nog de extraordinaire remedien van revijie , Jupplicatie enrelyf; 3. Dog na de provinciale wetten van Gelderlant konnen dezelve alleen door het eene remedie van appelgeannulleert worden, 4. Eu maar alleenlyk over lakenen fummen die volgens d'Ordonn: appellabel zyn. 5. Waar mede de regten der nabu¬ rige Nederlantfche Provinciën en die van Vrankryk Conform zyn. 6. Moribus necejjaria eftfrovocatio in cajibus, m quibus jententia efi ipfo jure nulla, 7* Geene articulen van nulliteit zyn tegens gewezene fententien admiffibel, 8. Ten ware de nulliteit der fenten¬ tie procedeerde ex defcóiu jurisdiÜionis , citationis vel mandati procuratorii. 9. 12. if. intelleBus Jlatuti Ruralis Zutphan. T. 9. §. 2. cum exemplis ad ejus illuftrationem ad~ dueïis. n. 13- IO» Statutum in dubio ita intelligendum ut conveniat Rubrica, II. Ex qua texlus interpretatuf, 14. Explicatio vocabuli jeu particul revifie, fupplicatie & reflitutio in integrum , Daar nogtans na de Landt-en Stadtregten ende Couftumen van y, de Provincie van Gelderlant ende fpecialyk van de Graaffchap Q_ 2 Zutphen  I24 PartisSecund^ 7utohen en na de nieuwe Ordonnantie over de Appellen in den Ure 1679 door de Heeren Staten des Furftendombs Gelre geemaneert alleen een ordtnaris middel bekent eh gerecipieert is, waaibv definitive fententien by Landt-enStadtgengten gewezen, moRenge^ te Tfl' ^ . Temfdlm appellLms over zaken en fummen die appellabel zyn, 4 a Hu x te zien is in't Landtr: vanZutpher.tut 10.art.z. Landtr: vin Fe/wen cap. %V voorts in de voorn: Ordonnantie van de Ap; JÏÏeni6io art. 1. waar by nergens van een querele van nuUiteirmeJie'gemaakt wort, maarwei, als ymant zig by eenige wyzingeTennoet bezwaart te wezen, dat hy daar over m de tyt van 10. dagen zal mogen en moeten appelleren. < Conformerende haar in dezen de regten ende couftumen van 5 de Provincie van Gelderlant met de gewoonten en regten van Vrankrvk, ende van onze nabuirige en Nederlantfche Provinciën" Ji videre efl apud Rebuffum ad ConftitutiomsRegias in proem L' . „. 87. Papon lib. 10. tit. 1. arreft.}. Imbm. mEnehirid. jut LI ^UAulliter.BÜgnion. de leg. abrog ib.u fat r, 2o. lib 2 Ceil ia8. Gudelin. de jure novijf. hb. 4. eap. i$. n K m fin. Chnftn. decis. Bel*, vol. ., decis. i7. ... 8. quo s alle gat V fequitur Groeneweg. de 11 abrogat. ad Tit. Cod. quando provoc non efl nee. addeMorn°ac. adL.i. % de f erin. Anthon. Matth. de juaic. difpnt. 6 a%L%l^Weg. diBis loeis. ér Chriftin. m addit. j V A Fh T r fat 1. notanter: Quod moribus noftris neeefarta ea cua in juris fpeciem contra jus & fas vel diBa vel faOa junit Gallia tZgnmolibusnon nifiprovocatione emendari folent, & quod fupr erna CuriaMechlintenfishoceommuntterfiequatur Doet hier by het Landtr: van Overyjfel part.x. ut. 19. art.17. 7 ftatuerènde : Dat voortaan geen nulliteiten het zy alleen of ?'" me de grieven van't Appel te zamen zullen worden gededu- " Sert nog toegelaten, anders als by mamer van Appel, waar " door deSafgegevene fententien ende executie van dien niet het voorn: geen plaats kan hebben ende komt te cefleien^ft  Cons. XIV. 12? nullitas fententid procederet ex defeBu jurisdiBionis, citationis vel mandati procuratorii. DD. allegat. quos fequitur Groenew. ad difl. tit. Cod. quando provoc. non efl nee. n. 2. & 2. Makende in dezen geen veranderinge het Landtr: vandeGr^/-g. fchap Zutphen tit. 9. art. 2. in verbis: daar zal geen ordel boven " ordel gaan, of geen fententie geretracteert worden, dan door ''middel van appel, ofte in caufa nullitatis & exceffus in executione , als daar volgt; Ook niet de laafte woorden van den 4. artic. cjus- dem tit. 9. in verbis: Ook niet eenige nulliteiten, &c. " Omdat in 't Landtr: van de Graaffchap Zutphen zyn twe byzondere Capittels: het eerfte of den o.. tit. van Executie van gewezene fententien, ende het twede of die daar naaft volgende 10. tit, van appellatie ofte beroepinge ter kjaringe. Ende dat de woorden van denbovengenoemdentweden en vierden artieul ftaan vermeit in den 9. tit. fub rubricavan Executie van gewezene fententien; Dienvolgens ook niet anders te verftaan zyn, als wanneer ymant een nulliteit ofte exces begaat in de executie Van een gewezene fententie ne nigrum fit latiusfuo rubro. Lex enim vel ftatutum in dubio debet intelligi, ut conveniat rubrica I O. vel titulo fub quo ponitur, L. Imperator. & ibi Bartol. f. de in diem addibl. Et quando textus eft dubius, rubrica probat qualiter textus fit intel-n, ligendus. Bartol. in L. unie. colum. 2. Cod. ne liceat tertio provocare. Everhard. in Topicis. loco. 92. a rubric. n. 6. Zynde de zin ende de woorden van den voorn: 2. artic. ooki2. perfe klaar genoeg, als ftatuerende: dat fententien niet anders konnen geretraöeert worden als door middel van appellatie , ofte in caufa nullitatis & excefiis in executione door het overgeven van articulos nullitatis & exceffus in executione. Konnende de laafte worden van den 2. artieul met anders verftaan worden als van een Impetrant , dewelke een triumphante fententie voor hem hebbende tegen den fuccumbant een quade executie doet; . . »- By exempel: als een Verweerder by fententie m 100. gin: 13., gecondemneert is, ende dat den Impt: voor 200.gin: executeren wil; of wanneer een Impt: de goederen van een derde mogt executeren , dat zodanen geëxecuteerden zig daar over mag bekla.0.3 §ea  I25 Partis Secobi gen over nulliteiten ende exces van de aangevangene executie, gelyk zulx genoegzaam in het vervolg van den 3. en 4. artic. afte nemeq en klaarlyk zigxkomt te manifefteren ex particulis disjunctivis in verbis, van appellatie, aut in caufa nullitatis & exceffus. 14. Zynde het" woortjen of na de gemene maniere van fpreken een particula disjunttiva, qua verba disjungit & feparat , ende het woortjen et een particula copulativa, qua fenfum & verba cepulat & conjungit, ten ware jemant kragt ende gewelt aan de eigenfchap van de voorn: woortjes mogte willen doen , ende contra communem ufum loquendi & genuinum fenfum hujus arttculi van een' disjunctivum of een copulativum ende, van een conjun&ivum et een disjuna'ivum aut zoude willen maken; Edog met zo weinig fundament of apparentie van waarheit, als men het wit zwart, ende het ligt duifterniffe zoude willen noemen. 15. Zynde de laafte woorden van den 4. artieul van de nullitates , die zeer grof, evident , ende zonder aanzien en vorder bewys te taften ende te vinden zyn, ook niet anders te verftaan , als van zodane nulliteiten, die by de executie van een fententie begaan worden, in allen gevalle van nulliteiten procederende ex defeBu jurisdiiïionis, citationis vel mandati procuratorii , de quo fupra ditlum. Doet hier by, indien de woorden van den tweden en vierden artic. van 't voorn: Landtr. der Graaffchap Zutphen de eene of andere over de querele van de nulliteit van een fententie al enige bedenkelykheit mogte veroorzaken, gelyk men om voorverhaalde redenen vertrout van neen ; 16. Zo ftaat vorder te remarqueren, dat de middelen by het voorn: Landtr: geprefcribeert om een fententie , voor de Lantgcrigten van de Graaffchap Zutphen ergaan, te impugneren ofte te re.formeren, by de voorn: laafte Ordonnantie van de appellen 'm den Jare 1679. tioor Mvn Heeren de Staten van de Provincie over alle Landt-en Stadtgerigten geëmaneert, in veele poinden geal- 17. tereert ende gederogeert zyn : Leges enim pojlenores derogant pnonbus. Everhard. confil. 15*. n. 31. 18. Ende vermits by de voorn: nieuwe Ordonnantie maar een ordi' naris middel geprsefcribeert wort tot reformatie van fententien, te weten het middel van a >pel, ende dat daar by de querela nullitatis fententu niet bekent is,' zo; volgt daaruit , dat zodane articuh nullitatis  Cons. XIV. '127 nullitatis tot impugnatie van een gewezen fententie in de Gerigten van de Graaffchap Zutphen niet konnen ofte behoren aangenomen te worden*. Maar als ymant v,ermeint by een fententie over een appellabele z.ake ende fumma bezwaart te wezen, ofte ook dat hy mogte vermeinen, dat de fententie aan nulliteit laboreerde , dat hy daar over als ook over de nulliteit kan en moet appelleren; Ende als de z.ake of de fumma niet appellabcl is, dat hy dan moet patiëntie hebben , en daar by acquiefceren. Ofte dat anders de meefte fententien, hoewel dezelve volgens de nieuwe Ordonantie, zo in reguard van de zake ais in de fumma, als in dezen de geëifte fumma vanTitius, en de condemnatie van koften direcfelyk niet appellabel zyn, door een indirect middel, te weten , door de querela nullitatis ofte door het overgeven van articulos nullitatis & exceffus zouden kunnen geimpugneert ende de gedecideerde zaken de nevo in difpuit ende conteft getrokken worden. Strydig tegens de vulgaire regulen van regten dicterende : tgm quod una via alicui prohibetur, ad id alia non debet admitti, ne mens ftatuentium eludatur. Caput. cum quid una. in 6. Neque curat legifator modum , Ji idem fequatur ejfeilus. L. Muiier ff. ad SCons. Trebel. Ende regtdraats aanlopende tegens de woorden ende goede 2G meininge van myn Heeren de Staten van Gelderlant, dewelke by nieuwe Ordonnantie over de Appellen tot voorkominge van multiplicatie van proceffen, en dat hare goede Ingezetenendoorlangduirige en koftbare proceffen niet zouden uitgeput worden, voornamelyk over zaken van kleine fummen , waar over Godt betert in deze, Graaffchap by de eerfte inftantie gemèenlyk meer verpleit wort, als de quseftieufè zaken bedragen , enige zaken, geringe fummen, ende het poincf van koften van het appel geeximeert hebben. Konnende deze fententie ook in reguarde, dat den Impt: zynen Eifch ontzeit ende den Verweerder niet te min in de koften van dit Proces gecondemneert is, van geen nulliteit geinfimuleert worden; door dien het poinct van condemnatie ofte compenfatieaj> van koften moribus noftris gemeenlik voor arbitrair gehouden wort, quod judicis religioni & prudentie aftimandum relinquitur, neque tam ex jure  I28 Phtis Secumdte hre fcripto quam ex ufu judieiorum peti debet, mi tradit GüdcKtt..^ ad Bumion de leg. abrog. lib. i. «y. 90. 22 Zynde na de gemene befchrevene regten ende na de pradyeque van de-naburige Rykcn ende Provinciën geen zaak zonder exempel, dat een Aanlegger zynen eifch ontzcit , en dat den Verweerder niet te min in de koften van het Proces gecondemneert a, wordt: Exemplum eft in aüore, qui intentionem fuam contra reum con' ' tumacem non plene probavit s Hic reus , etiamft apetitione aSlons abfolvitur, tarnen ob eontumaciam in expenfas litis efl condemnandus. per L properandum ,3. §. &tfiqui. dem Cod.de judieiis.L.Contumacia. ft de re judic Et hoe m judicia Zrvari Jtant Boër. Decis. 63. »• 8. & 9. Lnbert Inftitu . Forens lil. 1. cap. 1. et IX. Minftnger. hb. 4. fifirv. 6^ Gail hb. I. l*£r» 60. ». 7- 8. 9. et «0» «Mf et /ïywwr CW*». m addit ad Buzn. de 11. abrog. lib. I. ƒ*«>. 191. . Vozende uit allen dezen, dat in de voorn: fententie by de Heeren Confulenten geen nulliteit begaan is , en alfchoon de voorn: fententie al van nulliteit mogte laboreren, dat dezelve na de Landt■reSen van de Graaffchap Zutphen ende inzonderheit niet na de Nieuwe Ordonnantie over de Appellen door een querela nullitatis kan geimpugneert worden. Aldusby d'OndergelT- onder correéhe van beter gevoelen geadvifeert binnen' Zutphen den . .. 1687. GrSB. OP TEN JSTOORTH. f.BAPTISTA HAACK. XV. ADVYS  Cons. XV. 129 X V. ADVYS INSTRUCTOIR. Contrair het voorgaande. S U M M A R I A. I. Qpecies facli. 2.6. 14. 24x5 Delatum jus jur andtim fetefl adverfarius recufare f53 ad prubationes intra terminumJlatutarium confugere. ob rat. ». 3. A S- ■ y, Aóloris intmtione^prolationibus rei intra legitimum tempus d fiatuto prafixum elisa reus abfolvitur. 8» IO. 11.12. 23. Sententia debet effe conforrnis libello , certa, CS3 c°ntinere abfolutionem aut condemnationem rei, alias efl nulla. add. n. 18. J53 feqq> 9. AÜore non probante reus abfolv endus. 13. Judex fuper non petitis- pronuntiando nullam fert fententiam. 15. Reus in acloris petitionem non con- demnatus nullas fert litis expenfas, Ji omnis mora aut contumacia abjit; 16. Quia expenfis iemeritatis poena funt. add. n. 2f. 17. Causd per modum jurisjurandi A arrefteert B. en eifcht by zyne conclufie van Aanfprake ofi^ jLJl • praetenfe Juftificatie van arreft : Dat B. uit kragt van zeker akkoort hem promptelyk zal opleggen ende betalen eene fumme van tachtentig gulden in voldoeninge van een jaar pacht una mm intereffe d mora, of zo veel R B. daar decisd locum habet compenfatio expenfarum. 18. Sententia contra eer turn jus lata efl ipfojure nulla; 19. Ita ut appellare non fit necefle, 20. Qua nultitas tanta eft, ut ea nee executionem nee exceptionem rei judicata producere pojjit. 21. Contra ejusmodi fententiam arti- culi nullitatis jure rurali Zutpb, admittuntur. 22.27. Etiam eo cafu, quando jus ap~ pellandi ex ftatuto objlat vel tempus appellationi prafinitum elapfum fuit. v. contr. Cons, 18. n. 9. 26. By het Lantr- der Graaffchap Zut» phen zyn twee middelen van querele en appel tot impugnatie vr.n een fententie ingevoert> 28. De nulliteiten tegens gewezene fententien hebben ture communi plaats tot 30. Jaren: Dog jure fiatutario Zutph. alleen maar tot den naaftvolgcnden Gerigtsdag.  PartisSectjndje B. daar in te betalen gehouden is; Ofte dat B. met eede zoude hebben uittezweren zulx betaalt te hebben. Waar öp B. antwoort, en bewyft betaalt te hebben, voor zo . veel den zelven daar in,' dat is, in de voorff 80. gin: gehouden was te betalen , ende dienvolgens dat den eedt, die A. komt te dryVen, onnedig en overtollig was, W«tm.tsd,en de da"gene, dat A. van hem by conclufie van Aanfprake eifte, tas 'êr geen qujaftie meer overig , die door den eedt koude weggenomen of gedecideert worden. g Dh is dan tot een volfchreven proces geraakt zonder enige contumacie of verzuim van termynen ; , , . Op welke proces een fententie by Regtsgeleerden is gefchept,, waarby verftaan is, dat den Eifch en Conclufie van A^tyoorbvgegaan ende den eedt opgeheven, maar met te mm B m de koften gecondemneert om praetenfe verweigermge des eedts. Dfc is dan de qmeftie of trage? of B. wel na regten kan worden gecondemneert in de koften van den proceffë , dewy]: hy is treabfolveert van den nodelozen en overtolhgen eedt by A. gedronïïn' als ook van defzelfs Eifch: voorts of niet confideranel is dat vermits B. ongehouden is den eedt ofte betalinge e doen, hy ook tot geene koften konde gecondemneert worden ? Ten anderen of niet B. na de gemeine regten, gerecipieerde praótyque ende fpecialik na de difpofitie Landtregtens m 9. art. T& T ^voegt is zig te bedienen van afle van nulliteit wegens het betwaar van condemnatie van koften , by voorff: contradictoire ende zig zelfs contrarierende nulle en onregtmat.ge fententic ffcdcccmeert ^ Om by ordre en diftinctelik op die voorftaande Cafrs pofitie en het qutritut daar uit getrokken te antwoorden. Zo dient pramiffive gezegt, dat het is een conftante ende tn fora Z. gerecipieerde opinie: quodr,iniquumfusjurandumnecefi«rium feu judkialedeferatur , integrum fit ei, cui delatum eft , illud recufare & ad probationes confugere, ut de ea qutftione fatis gtaviter dtfteftt Anth. Fab. in Cod. Sabaud. lib. 4. tit. 1. defin. 2. qui int ent ion em faam teftihus aut inftrumentis probate non diffidit , delatum fibi ab ad% Jerfario fusjurandum nee fufeipere cogitur neque referte ; Aon enim tutptetfacetevideripoteft, fed modeftl potius, qui teligione magu quam  Cons. XV. i3l eonfcientia motus tam facile jurare nolit , prudenter vero qui nee litis vilïoridm quam ex liquidis probationibus fibi exploratam comparare poffit serto deferentis perjuriovelit committere, quod baud dub ie peffitrisjurdndi religionem contingeret. Et ita tenent communiter DD. ad l. 30. ff. de jurejur. Cum d jnonnulli adeo timidi fint, ut potius quidvis facerent quam jurarent l. 8. ff. de Condit. Infiitut. Et multi [ubtdi reverentia tenentur. I 21. ff. de fide Inftrum. Quam opinionem fecuti Bart. ad l. 14. 2. Cod. de non num. pecun. & ibid. Caftr, Roman. Confil. 241. Sneidewin. ad §.item fi quis. n. 3. Pratf. Papiens. inform. re/pons. rei convent. § jusjurand. Et ita in jure Saxonum confiituit EleÈlor , ut notat Berltch, pracl. Comlus. part. 1. conclus. 32. n. 21. & feq. Nee dcfiituiturhac fententia juris ratione, cum fusjurandum fit filumt}. fubfidiaria probatio. Carpzov. part. i. confi. 16. def. 11. n. 10. Nee deferendum nifi aliis probationibus deficientibus. Idem p. 3. confi. 32, defin. 8. n. 6. \ ■ Zo is het niet meer als billik, ut is , cui fusjurandum delatum 6. efl, audiatur, fife intra legitima tempora , boe efl , terminum probatorium a fiatuto conceffum ad probandum offer at. Carpzov. part. 3. confi. 35. defin. 8. junild part. 1. confi. 12. def. 6. n. 2. Dienvolgens B. met goede redenen den Eedt , by overgelegte libel ende conclufie hem gedefereert, heeft mogen declineren , recuferen, en afloris intentionem probationibus elideren. Om nu te betonen, dat de fententie, by de Cafuspofitie vermeit, over dat fubjecl: ergaan, is ipfio jurbèr evidenter nul. Zo dient geconfidereert, dat (gelyk in faElo wort gezeit) ge- 7 prsefupponeert, dat B. nulld intercedente mora aut contumacia intra legitima tempora a IPatuto praftxa zyn probatien hebbende voortgebragt, daar op niet anders konde volgen als een abfolutoire fententie voor B. als hebbende door zyn bewys de intentie van' B. gëelideert $ Maar konde geenfins den Eifch van A. worden voorbygegaan, alzo daar door 't libel des Aanleggers niet wort gevolgt : Certi %~ enim juris efl , quod fententia debeat efie conformis libello, Gail. 1. obferv. 66. En daarom moet vaftftaan: Aut atlor intentionem fiuamg. plene probavit et condemnandus eH reus; Aut nulld probatione fatld abfolvitur reus. I. qui accufare. Cod. de edendo. L 18. Cod. de poen. R 2 Waar-  jg2 Part i-s Secundi 10. Waarop dan altyt volgt, quod fententia definitiva debeat continere abfolutionem aut condemnationem rei. L 1. ff. de re. jud. & ibid. Bart. item Dec. confil. 22. n. 2. Hartm. Pifior, p. i. cap. 4. obferv. 6. n. 24. . - 11. 'T welk in dezen door het voorbygaan van denEifcher A. niet gefchiet, waar uit dan een notoire nulliteit refulteert , per ea qua tradit Tufc. Lit. B, conclus, 122. Em. Rosb. prax. civil. tit.jz. n. 29. et DD. ibid. alleg- Boven dien wort het voorbygaan van den Eifch van A. ende . door het opheven van de delatie van den Eedt niet gedefinieert, cum illa verba nihil certi important, en is alzo daar door almede een X2,manifeite nulliteit gecommitteert; Cum fententia ineertanon valeat. I. in fumma f. de re judicat. I, 3. & fin. Cod. de fentent: qute fine certa quantit. Et talis fententia nulla efl, ut qu£ non difcernit controverfiam , nee jtnem liti imponit. Card. Tufc. Lit. f. conclus. 18. n.J™' mede'ook overeenkomt 't geene de nullitate fententia getradeeit wordt apud Zanger, in traü. de Except. part. 2, cap. 26. n. 67. 6b. cjr DD. ibi. allegat. Aldus falvb faniori judicio geadvifeert binnen Doesborg den 8. Öólob; 1687. G. van LAMZWEERD E. XVII. ADVYS CONFIRMATOIR. -nv my Ondergefl": mede zynde geëxamineertdeC^^ende BYde lutftie» daar uit geformeert, zoude nopende * eerfte quaf* mede ftiftineren, om redenen by de vorige Advyfen aangetopen dat de fententie is nul. *3-S Alzo een fententia dicitur nulla in qua abfolutio vel condemnatie non inteZnit. tefte Cravetta volum , confil. 59*'^^^: zen niet en is gefchiet, om dat den principalen Eifch is vooiby  Cons. XVII. I3? gegaan, daar over dog condemnatie <ƒ abfolutiemoeft vallen, 'ende in reguarde van welke den Eedt wierde gevordeert , we'lken2j,. eedt den Verweerder of B. door bewys van betalinge konde declineren, als zynde 't fterkfte middel: Cum probatio ea praferatur qua potior efl-. Zo verre ook, dat na getoonde quitantien A. heeft moeten defifteren, ende zulx niet gedaan hebbende, heeft moeten worden gecondemneert in die zelvige; Cum is expenfas litis pdtiatur qui poft Z^i apochas produilas a petitione non deftftit. Cravetta oper. pofthum. part. 4. confil. 692. num. 7. cum allegat. Ende daarom naar myn gevoelen den Verweerder B. ook den Weg van nulliteit tot folutie van 't tweede quxritur zoude openliaan, en principaliter by querele volgens Landtregt dezer Graajfchap Zutphen tit. 19. art. 2. Vermits daar by worden opengeftelt tweewegen, om daardoor z<$. een fententie te retracferen, namentlyk den weg van nulliteit en appel in verbis: Daar zal geen ordel boven ordel gaan of geen fententie retraüeert worden mogen, als door middel van appel of in caufa nullitatis dr excefus in executione. Daar uit nootzakelyk myns oordeels moet volgen , dat dooiden weg van nulliteit een gegraveerde Parthye kan gereleveert worden, alzo, het woort van een fententie te retratle ren expreffelyk mede flaat op den weg van nulliteit, ende vermits dien daaromtrent ook moet opereren, zo verre; Dat indien die zake met ap-27^ pellabel mogte wezen, ende een appel defert , nogtans de bezwaarde partye dezen weg ten fine van reliëf zonde mogen inflaan per modum querela, adeoque principaliter contra fententiam annullandam , & per viam exceptionis, dr fïc incidenter contra executionem fententia , fi fententia valida ft, in executione autem excedatur , volgens praefcript by het aangetogene Landtr. tit. 9. art. 4. Cum perempta appeliatione nullitatis via adhuc locus ad nullitatem fententia demonftrand.am, tam in caufa criminatoria quam civili. diéJ. Cravetta 4. confi. 657. n. 57. poft varios textus dr authores. Met het onderfcheit nogtans tuffchen de gemene regcen ende28. het angetogene ftatuit: dat na gemene regten de nulliteit plaats heeft tot  I5S P UTis Secundi tot 20. Jaren, ende volgens Landtr. de nulliteit op den naaften gerigtsdag moet worden-by klagte gededuceert, daar van, indien nodig, overvloedige redenen zouden kunnen worden gegeven , die ik fuperfedere om vorige. Aldus geadvifeert falvo meliori fentieniiunt judicio by myn ondcrff: binnen Doesborg den 6. Nov. 1687. HENR. SCHAAP. Notandum. Zulk een advys is mede getekent by Dr. Holte den 21. Oétob 1687. XVIII. ADVYS DECISOIR. Conform Cons. XI V. SUMMARIA. ï. /~Xt den principalen Eifch by fenv-J tentie voorbygegaan en een Vcrwr: niet te min inde koften der procedure gecondemneert zynde nulliteit plaats heeft ? beftaat gemeenlyk zo in de belcbouwinge van abfoluüe oï condemnatie. n. 2. als mede of de fententie contra jus certum afgegeven is. n, 3. 4,12, Ymant by fententie bezwaart zynde of zig van de querela nullitatis mag bedienen , om die te infringeren. v. n. 13. feq. 5, Judici mumbit ex aefts diligen- ter deliberare de recipiendis aut rejiciendis articulis nullitatis. 6. Si caufa nullitas dubia vel levis fit, expedttioni caufafavere debet Judex. 7. Pr.efertim ji nullitas altiorem inda- ginem repofcit. 8. In dubiofemper pro validitate ac- tus prafumitur. 9. Standum rei judicat.e, fi appella- tum non fit', aut non intra tempora ad appellandum conftituta.^ IO Adeo ut nee rejeriptum Pnncipis contra fententiam recipiatur. XI. Sententia prior pofteriore pot tor eft. 13.17'2-y- Noftris  Cons. XVIÏT. ■f n zaken voor dezen Wel Ed: Scholtengerigte van Zutphen ongej- decideert hangende tuffchen fafper Mentink^Succumbant en Annullant ter eenre, op ende tegens den Heere Bartho/t van Diemen, Burgemeefter der Stadt Zutphen q. q. Triumphant endeGeannulleerde ter andere zyden : Gezien de Articulen van nuSitéit den 10. Nov: 1687. geëxhibeert , ende daar tegens ingekomen fchnftelyk Debat van den 9. Maart 1688. neffens beiderzyts overgegevene documenten ende Advyfen, ende daar over geëxamineert alle voorgaande aclen en fententie op den 30 Juny 1687. gepronuntieert met de redenen van dien , ende alles rypelyk overwogen 3t gene in dezen enigzins te overwegen llonde; 'T voorff Gerigte met ingenomen Ad vvs van cnpartydige Regtsgeleerden doende regt rejecïeert die geproponeerde nulliteiten, en verklaart dienvolgens den Succumbant en Annullant in de Conclufie, 't eindens zyne Articulen van nulliteit genomen , niet te zyn ontfankelyk, den zelven mede in de halve koften daar over gevallen, met compenfatie van de wederhelft, om redenencondemnerende. Aldus by onsOndergcff: gcadvifeert tot Groenlo den 20. Septemb 1688, BERTR. THEBEN. JOAN ENG. van GELDER, JQHAN HESSELS. S Redenen 13» 17. 2f. Noftris vicinarumque Provmciarum moribus mag geen fententie worden geretracteert per quaftionem nullitatis fint interpofitione appellationis, n. 18. v, tarnen 11. 22. 14. 20. Dan wort daar tegens alleen geadmitieert quaftio de exeejjibus tn executione; quudrejponjis DD. confirmatur n. 2 t. If.A ftatuti verbis non efl recedendum; 16. Nequidem pratextu cequitatis, cum non tam interpretetur legem quam tollat, quod folius eft. Prtruipis. 19. Litium multiplicatio refrenanda, 22. Non aliter fententiam pojje argui nullam,, quam ji in forma proc ef- • 3 / jus notoriè fit peccatum, vel ex attts liquide conj.ct de manijefitijfima imquitate. 23. Zodanig dat in andre zaken van bezwaar boven en tegen regren het middel van appel nodig zy, quod rebus juduatis Jtabilitur n, 24. 26. In hijce regionibus fententia judi-, cum ipfo jure nulla non junt. 27. Een zake niet appellabel zynde moet den gegraveerde by de fententie acquiefceren obration. ib. jubjundam. 28. Een gecondemneerde confilia DD. voor zig hebbende kan niet als een temerarius litigator in alle des proceskoften worden gecondemneert.  itS Partis Secundi Redenen van 't advys zyn onder anderen deze. Dat wy hebbende nagezien de wytlopigeaden , waar op de fententie, welke van nulliteit geargueert wort, hebben bevonvonden, datter in forma proces in geenen dele_zy gepecceert i Maar dat na voorgaande conclufie en fubmiffie de zake antregtelyk is gedecideert met advys van onpartydige Regtsgeleer- Zulx dat onzes bedunkens uit dien hoofde geen nulliteiten plaats zouden konnen hebben, alfchoon men alhier m deze Graaffchap de gemeene regten mogte naleven , als neen , gelyk hier naar breder zal worden gededuceert. ï. Hebbende den Annullant ex hoe capite ook geene querele gemaakt, dan allenigofprincipalyk gefuftineert dat de fententie zoude wezen nul * omdat den principalen Eiich was voorbygegaan, ende hy dies niet tegenftaande gecondemneert inde kotten der Proceduire. . , . Omtrent dit point hebben wy dan in confideratie getrokken ; Voor eerft of de fententie contineerde een abfolune of condemtiatic .? gelyk een fententie ordinaris behoort te complederen /. 2. Cod. de fentent. & interlocttt. 3. Ten tweden, an exprcffm contra leges , fenatuscor.fttlta aut conftttutiones lata fuerit ? ~ Ende ten derden , zo de vorige Referenten tegens t eene of beide mogten aangelopen hebben , of dan by dezen zelvigen Gerigte bv forme vaa nulliteit een contrarie fententie zoude kunnen worden gegeven, ende die voorgaande opgeheven? Nop-nde het eerfte point, zo hebben wy wel gecordeelt dat het dhum van de fententie enigermaten zy obfcuir, maar uit de redenen van 't gewysde klaarlyk bevonden; Dat den Annullant van den voluntairen by hem geaccepjteerden eedt zy geabfolveert, gelyk mede van denalternativeu Lifeft tot betalinge van 80. gulden op Martini 1680. wegens de melioratie van den Vinkenberg verfchenem  Cons. XVIII. ,39 Poft quadam alia. En alfchoon den Annullant min of meer in 't een of ander bv » de fententie mogte zyn bezwaart, zo komt voor het derde in con-4' fiderat.e , of dezelve fententie na landtr: en coufhime dezer Graaffchap Zutphen per querelam nullitatis mag worden geinfrin- En hier omtrent gelet, dat alle Regtsgeleerden traderen , quod, judicis fit ex aclis diligent er deliberare, An nullitas recipiend* fit nee ne ne temere intemetur j Et fi caufa nullita* verfetur in dubio , vel levis < fit, parumque relevans, tune expeditiom eau fit favere , & ut aüus poUns jujttneaturquam pereat, curare debeat. Per. ad Tit. Cod. quando provoc. non est nee. Pratereaque regulare fit, fi nullitas allegetur , qua altiorem indani. „ nem repoficit, caufit proceffum non ejfie retardandum , tefte B.nol m7' l. 2. §. eondemnatum ff. de re judicat. communiqué fentent,d , quam allegat Vant. de null. tn. 14. n. 32. Ac in dubio fiemper pro validitate atlus prafumatur, omnifque excep-9 no in longam Ittem protrahens calumniofa reputetur l. qumies ff de verbor. obligat. Lanfranc. de Orian. in prax. cap. ,, „ , Quod fententia, qua contra expreffamformam ,uru non efl lata, &Q tarnen mjufta dicitur, valeat, & ftMdum rei judicata , ft apvel'at urnnon ent, aut non intra tempora ad appelUndum conflituta l prafes zj l. cum pro/at is 32. ff. de re judic. I. z. Cod. quando provoc. non efl nee. Vfque adeo ut nee refcriptum Principis contra fententiam reapiatur IO / uit Coa fentent. rejeindi non poffe. Ttnn. in Comment. ad prine. ' In ft. Tit. de ojfic. jud. n. 4. Eo quod fententia prior pofteriore fit potior. Gothofred. in notis ad., rubrtcam diiï, Tit. Cod. fentent. refetnd. fub. L. P. Zo hebben wy pro negativa gefententieert. Te meerder om dat het voorgeallegeerde in de Graaffchap Zutpnen inviolabel moet worden nagcleeft: Alzo groot bedenken geeft, of'er eenige nullitates tenens fen- t2 tentien konnen of mogen geadmitteert worden, overmits by het " Landtr. derzelver Graaffchap tit. 9. §. z. wel expreffe geüatueert is : dat geen ordel boven ordel zal gaan , of geen fententie geretract eert mogen worden , dan door middel van appellatie of w caufa'nullitatis & exceffus in executione. S 2 En  ,4o PartisSecundte En al wederom eed. tit. $. 4. dat gene blote articuli nullitatis maar alleen articuli nullitatis & exceffus in executione zullen mogen worden voorgewendet. . Waar uit notoirlyk confteert, dat moribus noftris geen lententie mag worden geretraóteert per quaftionem nullitatis. 14. Dan wort tegens dezelve alleen geadmitteert quaftio de excefti' bus in executione, te weten: wanneer ymant pretendeert tegens den inhout van de fententie bezwaart te zyn, gelyk daar van ook getuigt Gudelin. de jure Novtf. lib. 4. cap. I?. in fin. ,r Invoegen dat buiten dien expreffum cafum die geallegeerde palfagien landtregtens niet kunnen worden geëxtendeert ; Cum a ftatuti verbis non fit recedendum, eademque ftriÜë fint accipienda ita nbiftatutum non loquitur, ceffat ejus difpofitie. Mafcard. tratl. de getier ali ft at ut. interpret, conclus. 4. ». 1. 2. 3. & feq. Wefenbec. confil. 5". n. 43. vol. 1. , Et ftatuta tantum difponant quantum loquuntur,CT non plus nee extenfionem admittant etiam ex identitate rationis. Chrittin. ad LL. Mechlin. tit. 7. art. 6. n. 9. Ende dienvolgens de nulliteit tegens een fententie, uit kragt van welke nog geen exceffus in executione gecommitteert is , geen ftant kan grypen, zelfs niet onder pretext van eenige imquiteitj Nademaal & ipfa verba legis & ftmul mens legislatoris perfpicua funt, quo cafu, quamvis in generali Ma aqmtate, qua communiter m emni lege ineffe putatur, diffideant s Cujus rei exemplum habemus tn l. profpexit §. 1. Qui et a quibus. tK ?udex tarnen pratextu aquitatis k verbis legis non poteft recedere , ne fimulfaciat contra leais fententiam , nee tam interpretetur legem quam tollat , quod folius efl Principis , hoe eft , ejus cujus efl leges eendere l. 1. /. uit. Cod. de LL. Vmn. in Comment. princ, Inft. deüjpc.jud. Wa7/en'boven dan nog deze geobmoveerde nulliteit des Annullants direótelyk aangaat tegens het vervolg van den 4. alleaati Tituli 9. Reform. Zutpban. '17 Alwaar uitdrukkelvk geftatueert is, dat men geen defenlien ofte ' exoptien zal mo*en voorwenden , die de fententien verminderen of krenken ofby de fententie fchynen afgefiagen te zyn; ook met eenigenullltates dan die zyn grof, evident, en zonder aanzien van vorder bewyt te taften en te vinden zp. AJaal  Cons. XVIII. ,4I Daar wy nogtans, als hier voren gezeit, in de vorige fententie alzulke grove nulliteiten of manifefte iniquiteit niet hebben kunnen vinden, ende den Annullant door die vermeinte geobmoveerde nulliteit die fententie quoad condemnaiionem expenfarum in 't geheel heeft zoeken te refeinderen, reclamante ftatuto d. §. En ook ordel boven ordel heeft getragt te obtineren contra diïlum\%. §. 2. fine interpofitione appellationis, & fic contra omnem praxin communeque juris axioma ditlitans : quod litium multiplicatio fit refrenanda; Eo quod Reipub. interjit litibus tandem finem imponi ne fiant 19. immortales, Zulx dat onzes eragtens articulen van nulliteit in deze lan-20. den allenig worden verleent, om de executie te ftoiten , prout etiam confuluerunt DD. Henricus Lanfnck^, fohan Calencamp & Jodo-21. cus de Roller den 14, Nov. 1654. in caufa Diis. Henr. van Trier contra Berent ten Noever. En wy, die noit hier te lande eenige fententien ex vitio materite per viam nullitatis hebben zien retraéleren, oordelen non aliter 22. fententiam poffe argui nullam , quam fi in forma procefius notoriè fit peccatum vel ex atlis liquide pofft confiare de manifefiijfma iniquitate arg. L. fin. Cod. Ji ex fals. infirum. En dat daarom in andere zaken, waar in ymant mogte boven z^; regt bezwaart wezen, van noden zy het middel van appel te gebruiken , gelyk nog onlangs judicando verftaan voor den Hogen 24. Landtgerichte der Heerlikheit Borkulo in zaken van den Graaflyken Fifcaal tegens Jooft Cremer den 27. Juny 1687. ende voor meer andere Stadt-en Landtger: dezer Graaffchap de Referenten bekent. Zo ook , dat noftris vicinarumque Provinciarum moribus gene len-2y„'. tentie, etiamfi ipfo jureJit nulla, kan worden gerefcindeert dan per appellationem, gelyk daar van getuigen Chrifiin. Zypa. Fab. Rebujf. Imbert. Gudelin. Argentr. en andere. Ende uit meeft alle nabuirige ftatuiten , als dat van Overyffel part. 1. tit. 19. art. 17. van Veluwen cap. 22. van de Stadt Deventer part. 2. tit. 18. luce meridiana clarius te zien ende te vernemen is Behalven dat nog in his regionibus fententia judicum ipfo jure irriteZÓ. aut nulla non funt, uti poft Tul den. tradit Vmn. loco praallegat, n. 4. S 3 Waarom  Partts Secundi 17. Waarom dan ook een zaak om de kleinheit der fomme niet appellabel zynde moet den gegraveerde patiëntie hebben ende het daar by laten, ne , r.od una eft orohibnum, quis aha via ad id admittatur contra mentem jlatuentit , qui non curat modum, Ji idem jequatur effeüus , ad vulgata. En dewyl dan uit het vorens gededuceerde confteeit, dat den Annullant tot het obmoveren van de Articulen nullitatis is onbevoegt geweeft, zo is hy daarom ook jure merito in de halve koften gecondemneert, per regulam viBus viclon &c. & L. properandum. .9 ^' Zynde'nogtans de wederhelft gecompenfeert, om dat hyvoor zig heeft gehadt verfcheidcn advyfen van vermaarde Regtsgeleerden waar door hy aliquatenus juftam Utigandi caufam fchynt gehadt te hebben, ende daarom van een gedeelte van de koften excufabel is. X I X. ADVYS DECISOIR. Super eodem materia. S U M M A R I A. ï-4 TX^n' judicis eft lites minuere. 2. D Hoe men in cas van nulliteit na Lantr. moet procederen, en wie Aanlegger of Verweerder daar in moet geconfidjreert en verpligt worden de fportulen te verfchieten ? 3. N?no confilium in alterius detri- mentum muiare poleft. y. Inctdens limul cum principali judex decidere , 6. Et caufam in contumaciam non concludcntis pro conclufa accepta- re pote:'t. 7,8. 9. Jure Zutpbanico , Belgico ^ Gailico contra fententiam exceptio nullitatis vix admittitur , fed tantum ordmarium remedium appellationis. IO. Juxti quod timen ftatutum articulos nullitatis & excejus in executione admittere videlur. l i. Cui refragalur confuetudims noftrvooibyte ^n » °- ^ ^ Te meer daar dit Incident van weinig belang is, enordinarisden ongmeJen Aanlegger of Eifcher, welke vanë2yn wederpa hYe ytwes komt vorderen, te beurt* valt die fportelen of advyShetóen n' om alzo ee» eint^P van't proces^ te Zonder dat hier omtrent in confideratie kan komen , dat den ove?L?a dentHe7 °Prim hem naderhant niet'verder als ov^ ïl WVOOmLInCldentu h£eft Willen fubm^ren, maar daar ovei alleen recht verzocht. releV °h'Zrke vo°i-n: Volmr: mgevo]g voorff: textus Landtr: bert%P f geCOnc,udeert hadde> waarvan hy naderhant niet Jïl, 1 - ^ mm° cmlïlt™ m^e poffit in alterms detri^ mentum, & quatprius funt voluntatis pof ea funt necejftatis, ad Vulgata Hoven dien zo is een Richter na rechten bevoegt al't geene te'4» removeren, quod ad protelationem litis fieri vtdet, ut docefpaul de Caftr. m L properandum Cod. de jud. n. j. ibi ex tertia parte & feq bt mtahcafu mn habet judex necefe pronunttare fuper emeraenn feu cv mcidenti, fed pot efl incidens fimul decidere cum prineipali & non eft necefe quod fepaYatim fuper eo pronuntiet. Bald in L. ait prator § pe* mtttiturvers. item nota ff. de minor. Marant. in fpecul. aur. p 2 difi 6 9. n 26. Imo potefi talem caufam in contumaciam non concludentis pro ' conclufa acceptare & in ea pronuntiare , per ea qua tradit Specul ad Ut de conclus. n. 1. & inprimis Rosbach. inprax. civil tit. no n o Vervolgens is die geproponeerde exceptio nullitatis fententia lïgeflagen en gerejeöeertj J Om dat volgens Landtr: der Graaffchap Zutphen het vry wat Tw bedenkelyk is, of ymant contra fententiam articulos nullitatis zoude ' mogen opponeren. Als zynde by 't voorn: Landtr: tot het retraderen van een 8 T A ergane  I4g Partis Secundi ergane fententie geen ander middel gepisefcribeert als het ordina- rium remedium a pellationis. Ende is zelfs by refolutie van de Landtfchap van den ö-Jbebr: 1678. een generale Ordonnantie over d'appellen aan't Hof provinciaal geintroduceert, waar in geen mentie van enige querelen van nulliteiten wort gemaakt, maar expreffe gezegt: zo wanneer ymant by een fententie door Landt-of Stadtger. geweezen vermeint bezwaart te zyn, dat hy daar van zal mogen appelleren en provoeeren , waar door dan tastte de querela nullitatis fchynen geremoveert te worden. , o Gelyk ook van zulk een gevoelen is Anth. Matth. tn doiufl. tratt. deauïl. lib. 1. cap. 16. n. 20 cum drcit : Coetemm mores kodiernosfi fpettes , etiam ft fententia nttllius fit momenti, tarnen provocatto eft tiecejfaria, non folum apud Gallos fed & plerofque Belgas, ex foederatis id expreffe exigunt Salii , reliqui tarnen tacite fuffragari vtdeantur, dum filtus appellationismentionem faciunt, junge Landtr: xmOvcryfielp. 1. tit. iq- art. ij. . Zo dat den Heer Oppofant vermeinende by de eerfte fententie bezwaart te zyn, daar over aan 'tHof provinciaal hadde konnen appelleren, en aan zyne zyde kunnen fuftineren, dat de wethe van arreft alleenlyk aan zyn huis en niet voorhoofts was geinfinueert, en dienvolgens dat hy geen verus maar filJus contumax was. ÏO Zo dat in dezen enigzins den 2. en 4. art. in princ. Landtrechtens tit. 9. in confideratie zoude kunnen komen, welke neflens 't remedium appellationis die querelen van nulliteit fchynen't admitteren s door dien 't Landtr: aldaar uitdrukkelyk fpreekt van nullitates & exceffus in executione , quando fi quis prater aut fupra fententiam executione divexatur, ende niet van eenige nulliteiten, waar door die fententie zelfs, welke voor als noch niet geèxecuteert is, geimpugneert en vernietigt wort. En vermits de ftatuten^»»^»?»» en ftriclelyk moeten nageleeft worden , zo zouden die voorn: texten Landtr: welke alle van nullitates & excefus in executione fpreken, tot geen ander cafum wel konnen geëxtendeert worden. Maar genomen, dat men na rechten bevoegt was tegens een ergane fententie eenige nullitates te proponeren 3 ' Gelyk  Cons. XIX. • H7 Gelyk niet zonder redenen van zulk een gevoelen is r mh Go ris adv. tr. 4. §. 32. alwaar hy 't voorff": poincl wytkW deckl* " ceert en bewyft. 1 \ a- Het welke ook enigzins door ons Landtr: tit. o. art 4 in fine ^ wort geconfirmeert, alwaar, nadat/»pnncipiode nullitate&exceffu m executione gehandelt was, immediatè gefubjicieert wort • du memant eenige defenjien of exceptien zal mogen voorwenden die de fententie verminderen of krenken , of Me by de fententie fchynen afgeflagen te zyn, o0< met eenige nullitates dan die grof, evident und zonder inzien en vorder bewys te taften en te vinden zyn ; ■ Wordende alzo eenige nulliteiten , welke grof evident en exinJpectione.atlortim blyken, * toegedaan. Daarby noch komt, dat volgens de leere van Groenew. ad tit 12 Lod quand. prov. non efl nee. of wel in Hollandia geen nullitates plaats 3' hebben, echter dezelve worden geadmitteert finullitas procedatex defeclu citationis, en dienvolgens den Heer Oppofant in dezen zoude beyoegt wezen, die voorff: nulliteit te proponeren; Zo is doch die meergemelte nulliteit ex defeftu citationis & i„. ftnuattoms fpruitende ongefundeert, vervolgens billik gerejeöeert. Ier oirzake*« aElis nergens blykt, ofte klaar manifefteert, dat d mhnuatie en wethe van 't geinterpeneerde arreft niet na behoren zoude zyn geëxploicleert, als ingevolge den voorff: text Landtr: vereifcht wort. Waarin geene veranderinge maakt, dat den gerigtsdienaar 1A generalyk gerelateert heeft die wethe van arreft tot'sHeerenberge gemfinueert te hebben , zonder te zeggen of in perzoon aan den Gearrefteerden, of aan defzelfs woonfteede gefchiet was gelyk 't Landtr: van Rueremond p. y. tit. 7. §. ,. „. 5-, erï Merula m prax. civil. lib. 4.. tit. 25-. cap. 1. willen. _ Aangemerkt die prasfumptie altyt militeert voor zodane rela- ry tien en infinuatien van de gerichtsboden , qui prafumhntur exeeu- ' tionem citationis rife ac legitimè feciffe, als daar van onder anderen ipreekt Gail. r. obs. y4. ». 4. circa fin. & Mafcard. de probat. concl. 1322. n. 22. Om welke redenen die Heeren Referenten in de eerfte fententie te recht hebben geprefupponeert, dat die wethe van arreft na behoren geexploióïeert was, hebbende alzogetoont, dat aan d'ene zy- T 2 de  I43 Partis Secundi de niet al te fcrupleus geweeft zyn, om een aElus welke prafumptionem veri voor zich heeft, voor valide 't accepteren, noch ook aan d'andere zyde al te facyl , om ymant zo plotslyk te condemneren. /er Daar en boven is in dezen confïderabel en decifoir die na1 ' dere verkiaringe van den gerichtsdienaar over zyn voor dezen gegevene relatie, waar.by ervindlyk, dat deze wethe van arreft by° abfentie van den Heer Oppofant niet alleen aan defzelfs woonfteede geinfinueert is , hoedane infinuatien moribus noftris voor valide gehouden worden, als te zien by Lamb. Goris ad ftat. Vel. tit. 8. art. 3. glojf. 2- dum dicit: Vftts tarnen fervat ut ft quis domi fuA non inveniatur , fatis fit familiarés ejus admonerc &. exemplum denuntiationis apud eosdemrelinquere, quia tumprafumitur ad ejus notitiam venijfe, adeo ut contra emanentem in contumaciam procedi pof. Jit. adde Carpz.. proceft. juris tit. 7. art, 1. n. 16. ubi Iieec habet: Non tarnen quis exiftimet infinuationem ita peragenda?» fore, ut nuntius judicii ediüum citatorium in manu citati tradere necejfum habeat, fed fitfficit in domicilio vocati illud ad domum ejus portari & per uxorem, famulum , & ancillam afferri, qua tradant hoe citato ft prtefens fit, aut fi abfiens , ei faltem notificent, ne terminum preeterl.ibi finat. yj. Maar dat ook die voorff: wethe aan den Stadtholder Tielemans als een minifter, gevolmagtigde en bediende van den Heer Oppofant ten.overvloet behandigt is, welke in die voorff: qualiteit die wethe geaccepteert en aangenomen heeft. Waar mede de Gerequireerde na rechte heeft konnen en mogen volftaan arg. f. 4. tit. 4. Landtr: dezer Graaffchap, adde in terminis Mynfing. cent. 5. obs. 51. n. 1. & 2. gelyk in cafu plane Jimili aan Jt Landtdroftengerigte van Zutphen in contraditlorio tuffchen d'Erfgenamen Baar en de Graaf van Styrum verftaan is. Zonder dat hier tegens eenige confideratie meriteert de atteftatie van voorn: Stadtholder Tielemans, welke verklaart die wethe van arreft van den Zelhemfchen Gerichte door den bode entfangen te hebben, om dezelve per fubfidium juris aan den Graaf te infinueren , maar dat de wete was blyven liggen , om dat de bode op den beftemden tyt niet wederom gekomen was. Want behalvcn dat de voorn: atteftatie ten refptcle door den dienft, waar door hy aan den Graaf vercbligeert is, vry watbe- denkelyk  CoNS. XIX. I49 denkelyk valt , en uit dien hoofde zoude konnen gereje&cert worden; Zo blykt uit de naarder verkiaringe van den gerichtsbode dat den Stadtholder Tielemans de voorff: wethe in qualiteit als een Bediende van de Graaf en niet als een Officier heeft aangenomen Welke relatie van den gerKhtsdienaafder^iw^««j»y»»w^i8; cernentibus moribus volkomen geloof toegefchreven wort. Gail. I. obs. 5-4, n. ƒ. Peelt, de jure ftjler.d. cap, 24. n. f. Mms. d'icl. loc' n. 2. Gothofr. ad L.f. $. 13. ff. de reb. eor. qui fub tut. vel cur. ht. 3, Carpz.. proces, juris. tit.y. art. 1. «.73. Chrifl.adLL. Mcchl. tit. 1. art. 19. num. 3. Temeer daar die meergemelte relatie door't bewys fubD.&E. I0 gecorroboreert wort, waar by blykt, dat den Stadtholder meermaals wethen en infinuatien van andere Gerigten in qualit: als bediende van den Graaf aangenomen , en zich in diervoegen gequalificeert heeft , quo cafu a fide & reiktione nuntii recedendum non effe tradit Menocb. de arbit. jud. quaft. cas. nz. n. 8. Doende'mede niet ter zake de verkiaringe van den Heer Oppofant neffens die van den Heer Cafpar Zumkley zyn Raadt van die wethe van arreft nooit gezien te hebben. Door dien 't na rechten en ufantie genoeg was, dat die wethe 20>. ad domum of by abfentie aan defzelfs minifter behandicht was, ut Jlc verijimiliter ad notitiam ejus pervenire potuerit ,< als boven gezecht en by Mynfing. loco alleg. te zien. Gelyk ook na alle apparentie den Heer Oppofant of zyn Raadt Zumkley van 't geintenteerde arreft kenniffe bekomen hebben vermits/» termino pronuntiatonis op den 10. Febr: 1686. Dr. Haafkes in qualiteit als Volmr: van de Graaf aan 't Gerigte van Zelm gecompareert is , en tegelyk pronuntiatie van de fententie verzocht heeft, zonder 't minfte proteft van dat die wete na rechte niet geexploicleert was, of dat de Graaf van't meergemelte arreft geen kenniffe bekomen hadde. Immers en heeft den Heer Oppofant geen redenen rehadt over eenige piaecipitantie te klagen, vermits de wete van''t arreft cp de 9. Auguftus i68y. gedaan, en eetft op den 14. Oclber daaraanvolgende den eeiften termyn van handelinge geweeft is en hadde dienvolgens van 't arreft kunnen kenniffe nemen, en'daar tegens in tempor e in oppofitie kernen, Da£  p a r T I s S e c u n d * Dat verders die wethen uit andere ampten komende met voor* eaande cbnfent van denOfnci* m loco nootzakelyk moeten gemgnueert worden , of anders van geender waarden /ouden zyn, iZ^èemmul^He nonesiaüus ,mperii & ideo extra territorium de■ nuntiantis commode fieri poteft, non fiolumfi ^^T^lV fe J fed etiam fi manus fuerit injetla , ut docet bande ad confuet. feud. of hare Bedienden voor geinfinueert aangenomen worden, alsdagelyx in ufu is, en in dezen gefchiet. •; ë De andere pVinden, gelyk dat van die ceflie item van die exorbitante reekeningen met allen aankleven van dien zyn by ons in geen confideratie genomen, vermits den VolmnvandjaHeei Oppofant dezelve alleen narraüvë ter nedergeftelt , en alleen over de nulliteit recht verzocht heeft. De Heer Oppofant is mede in de koften dezer proceduue bi lik gecondemneert, om dat geen redenen gehadt heeft om zich tegen die ergane fententie te opponeren , veel weinigei dezelve ter exceptionem nullitatis te impugneren. 22 Derhal ven k poena temerè litigantium , quot efl condemnatie mexpenfas niet heeft konnen geëxcufeert worden ; ille namque qm adverfarium fuum temere in judicium vocafie confiituit, mauca litisque fumptus eidem redder e tenctur, ut docet Vlpianus m l. 79. jf. dejucl. QT ibid. DDres. X X. ADVYS DECISOIR. Over dezelve materie, dog met annullatie van een fententien defcSïu jurisdBionis chra appdïatmem. S U M-  Cons. XX. i^j S U M M A R I A. In zaken voor dezen Ed: Stadtgerigte van Borkulo ongedecideert hangende tuflen fohannes ter Heil Fifcaal en Klager ter eenre, op en tegens Henrtk ten Roller Beklaagde ter anderen zyde, Gezien ende geëxamineert de Klagte en Eifch , die Sententie in contumaeiam de dato den 30. Mey dezes jaars 16S5. de tegenhandelinge by forme van deductie, of proteft van den Beklaagde de dato óen 1, Juny, HetBerigt van den 27. dito, voorts die montlyke dictaten van den 2. July en 17. Ccfob. En gelettetwaarop in dezen enigzins te letten ftcnde : Het voorff: Gerigte doende reght met advys van onpartydige .Regtsgeleerden verklaart die bovengemelte fententie in contumaeiam informeel, nul, en kragteloos te zyn, de koften niet te min om redenen compenferende. Aldus by ons Ondergefl: geadvifeert binnen Zutphen den 26. Ocfob. i68f. B. C RE MER. G. A LTE TUS. De i. T\e Lant-of Stadtgerigten der -L' Graaffchap Zutphen geen item in fcaat hebbende mogen nog in contumaeiam nog in contradiclorio definitive fententien geven buiten fubmiffie van Parthyen en advys van Regtsgeleerden, by poene van nulliteit n f. 2.4. Ex jurisdifiionis defeótu nullitas evident refultat. 3, Qua femper etiam poft tres conforme s fent ent ias obftat, modo de Ma ex aélis confiet; Et djudice ex officio admtttatur, etiamji fuper ea lis conteftata non fuerit n. 14L 6. Niemant kan iets buiten een be- hoorlyken ingang regtens of het j geene na de citatie is voorgevallen, by fententie geadjudiceert worden. 7. Quia citationis folemnitas adeo fub- ftantialis efl,-ut, Jicuti fenten¬ tia nequidem infavorem abfentis lata fubjiftit, ita nee citatio m aliquciparte invaiida ab\entem contumacem reddere poffit. 8. Des vooimiddi;<_s ordmarie moe¬ ten na de Landtr. dem- Graaffchap de bariklpanningen gefchieden , en niet des agtenmddags extaordir.arie buiten kennis van parthyen litiganten. 9. De Gerigtsboden moeten hurne relatien tydig te boek biengen; Ita ut judex extra reiationem de faéla citatione, qua ex aélis non conftat, in contumaeiam procedere nequeat fub poena nul.italis, n 10. 11. Cautela Maranta. 12. Quando judicium dicatur nullum"1. 13. Het decreet van proclama ot' defaut meet door een gerigtsbode- of dienaar g' exploiteert worden.  PartisSecundje De Redenen van het gewysde zyn kortelyk deze. * Is dat die Gerigten van die mindere Steden dezer Graaffchap X' A Zu Phen, immers die geene welke geen ftemmeinftaat hebban niet vermengen eenige deftnitive fententie , Zo;»«]& ak J!lïïrJa«*« vellen, buiten expresconfent en fub- ^aTir^ve volgens Landtregte gehouden zyn inalle zaken haar te Deleeren met onpartydige Regtsgeleerden en dezelve daar in te laten erkennen. Land n pt. 7. *mcul. 3& 7. Dat dienvolgens een Ed: Stadtgerigte van Borkulo « ^ J«) diflitniten van hare jurisdidie daar in te buitengent Mefc vafeen bloot op verzoek van de FiLal te vedeeiren , van ftonden aan fententie geformeeit , «n At> o-pnrnrlameerde secondemneert heett. Waagr van niet dan met voorgaande beleeringe en ad- vyfvan onpar^dige Regtsgeleerden heeft konnen gefchieden, relatie tot het voorgeallegeerde Landtr. 2 Ex quo jurisdWonis defeüu notoria nullitas refultat qua ommno at , %nX'atem major nullitas, quam illa, ex * Gelyk mede « otm* leeren en Reb^Ms; C*m judices ''\xTatuto velconfuetudine teneantur requirere peritorum confilium , fihoe n JZnnt aElU fententia in contrarium ^ ^TT^ plane nulla eruntAlphon: lib. 4. ».-ij. lel' 7- »• IOT• *jW •6 ^D'afdaarenboven de Fifcaal Johannes ter Heil 't eindens zyn 6"K^te^i A^fpnlce yts geëifcht ende gevordert heeft, waar  Cons. XX. voor of tot voJdoeninge van het welke den Beklaagde niet eens geciteert is geworden. Als contenderen.de , dat , vermits het fchutfchot NB. te mg$ t is los gebroken , de Beklaagde by zekere poene mag worden j eordonneert het gefchuttede beeft aldaar zonder uitftel wederom te leveren, idque falva aflione Domini wegens het eeoleeede aa» welt &c. b r fa b Uit welke eigen pofitie van de Klager hanttaftelvken aftene» men dat het geallegeerde losbreken van het fchutfchot moet gefchiet zyn naar dato van de citatie.' Door dien dezelve ten minften heeft moeten gefchieden een dag van te voren, eer den Klager quam te dienen van zyn eifch en klagte. Ende uit die bovenftaande gefubvirguleerde woorden komt te manifefteren , dat het losbreken van het fchutfchot des nachts van te voren gefchiedt is , als wanneer den Klager op den volgenden dag zyn Eifch en Aanfprake gedaan heeft. Weshalven Hen V\fr->*\ „.„wo, 1.. ^ ^nai yn. w pmne nuiuter geencnr , en nem overzulx tonregte by fententie in contumaeiam geadjudiceert is geworden het geene naar dato van die citatie voorgevallen, en waar voor den Beklaagde niet en is geciteert geworden. Zodanig dat daar uit almede een zeer grove nulliteit is refulterendej Aangezien het niet alleen tegens de couftumen en ftatuten van dit Furftendom , nemaar tegens de pi'aóïycq van ganfeh Lui-opa is aanlopende, dat ymant zonder eenbehoorlyke ingangvan regte yts zoude geadjudiceert worden., Defeilus enim citationis nee a Principe nee ftatttto fuppleri poteft. Boerius decis, 247. ». 6. & y. Et citationis folemnitas adeo fubfiantialis efl , ut fententia abfquej. illa etiam in favorem ab fent is lata tarnen ipfo jure nulla fit. Vu & citatio, qua in aliqua parte invalida fit, abfentem contumacem reddere non potuit, & per confequens proceffus & fententia Mius vigore lata ipfo jure non vatent. Maranta de ord: judic. part.j^. dijrintl. 16. * *°- & 1 *• V*nt- ^ nullit. fent. ex defetl. citat. h'q. IO-. & %£ Met welke nulliteiten dat nog deze navolgende omftandigheden komen te concurreren , als dat bv d'Aanfprake niet het minfte bewys gevoegt 19 V Dat  ,. Da, die banke o„tyd B .oo,; die „ ^gsg*. tyTcompt: nïèt alleen maar NB. d,n^ H hmii&c. j,nB(,kwdeeeprocUmeert, ende der Aanfprake Als wanneden ^kta^deg ^ dm Bc de „lgt vell.g verklaai t 's 6«»'«" 'kenni(re «hadt of deswegen gelumge hnmefs ïen onbèwuften niet kan of behoorde te pwud.ce- " n„ ook eeenüns de gepronuntieerde fententie .» rem j„dka,am ergïn >S ƒ e 8&£den , Juny *«^?g*J geprotefteert hee:r' d aaen niet ge- \X7nn,- hv korrende judicium dtcatur nuuum , Prxterquam quod atlione infactum^ cejjante actione famosd , parentes 5' eonveniuntur. Bargal. de dolo lib. 6. reg. 37. n. 5. add. Chrtfi. vol. Z. dec 130. n. J4 6. & feqq. Aldus kortelyk by ons onderfll gcadvifeert binnen Zutphen den zo. Juny 1735"- f. SC HOMAKER. P HL C AR. SCHO MAKER. XXII. ADVYS DECISOIR. T7en Erfgenaam van een adminiftrerende JQ, momber is gehouden rekeninge en retujua te doen van zyne mombeiTchap , . fchoon ook meer mombers mogten geweeft zyn. SUMMARIA. 1. fT^afus pr.emittitur. 2. 'Heres faélum defuncüpraftare tenetur. 3. Heredes tutorum rationem admini- flratce tutelce reddere debent. 4. 6. Prius tutor qui adminiflravit conveniendus , at e'o non reperto folvendo illi demum in fubjidium tenentur, qui non adminiftrarunt. Qu Gail. lib. i. obs. 66. n 9. Vromans de foro compet. hb. 4, cap. 1. num.j. ibid. Middellant num. 1 1. De koften hebben wy'gecompenfeert , zo om dat Gedaagde\z. zelfs voorgeeft, dat beide litigante Parthyen zeer nabeftaande * vrienden zyn, als mede om dat beide in het behandelen van deze zake wel enigzins van de behoorlyke maniere van procederen zyn afgeweken , in welke gevallen de koften na regten moeten gecompenfeert worden Faber. in Cod hb. 7, tit. ïS.^def. a. » & def. 63. Carpz.. def. for. part. i. conft. Ji. def. 2,9. n.i.Z. dr 2. d, Berl. part. 1. conclus. 78. . ' XXIII. ADVYS INSTRUCTOIR. I~Ten man van net^urgerregrzyner eerfte X2j woninge gerenunrïeerten anderwaarts wederom het burgerregt g' obtineert hebbende , is zyn Kuisvrou verweigeren*» de hem te volgen niet by magr met arreft op defzelfs goederen voor den Rigter van het reets gerenuntieerde domicilie des mans daar na te procederen tot feparatie van bed en tafel &c. Maar verpligt hares mans gekorene woonftede te volgen en aldaar hare gefuftineerde a&ie te inftitueren, W 2, S U M-  pUTI5 SeC«»M S U M M A R I A. * , T?cn Vrouw is na allereg- 1 3 'Ü ren gehouden te volgen hc.: domicilie van haar man, om redenen ex jure divmo vjr jjfiww geallegeert en p'mtereert. ... „ y tut fcf ex ind.flubili umujque eoniufis vincuio adjiruitur. Jispoteflatis-, Qua etiam loeum habet, Heet uxor aviro dceejferit f£T feorlum habitet. n. 42. Kon objhnte poena de non citanda Mxore extra civitatem. n. 43- 6. ï?i£cc%* u*oresf*pc ancil- lts comparaverunt. ,8 Utjervian'ttf obediant f«min fluit. ,., „c ,2 03 Waar omtrent nogtans '° ^ vröu by huwelyxe Voorw. contraire flipulatien kan maken, en de man van alle gemeenfchap en bewint harer goedren i uitfluiten. ag> Ia  C ö ^ s. XXIII. i6$ Titius doenmaals Schepen van M. trouwt met Mavia geboortig van B. en toen refiderende tot D. op nevensgaande huwelykfe Voorwaarden in dato den 7. Maart 1721. fubA. Titius quiteert zyn Schepenplaatze te M. wint de burgerfchap te D. en woont daar met Mavia. Dit huwelvk nu ruim drie jaaren geftaan hebbende , vint Meevta goet huiten kenniffe of confënt en in abfentie van Titius te verzoeken van de Heeren van de Magiftraat van D. publicatie en affixie van haar voorff: huwelykfe voorwaarden of eenige claufulen der zelve, welke ook aldaar is gefchiet in voegen als te zien fub B. Titius en zyn geheelc familie hier door heel zeer geproftitueert Zynde, en ako onmcgelyk kunnende relblveren met zyn vrou te woonen in een fladt , daar hy dus getraduceert is , fchryft aan Mavia in beleefde termen, dat om die redenen gemeint ware W 3 van 28. In welken Val geen plaatze heeft den regel: de vrou gaat door bet trouwen in de magt en familie des mans. 56. D' uitfluitinge der gemeenfehap van goedren en ïchuldrn moet bv ofte voor het ingaan des huwelyx gepubliceert ofte geprotocolleert worden , en niet daar na, & quare? v, n. 37JMutatio domtcilii m fraudem legis non prajumitur. 46, Quando cif quis contra legem fe- cijje dicipotefl*. 47. Quod ti^e permiUente pit licite fi- eri dicitur. 49. Een vrou kan te geener tyt met geen effeót tegens de renuntiatie van haar mans domicilie pro- ! telleren, rat. n 5-0. & ƒ1. fchocn ook de contrahenten zig by hare 1 ehepaften de ftatuten van het eeifte domicilie hadden gefub- I mitteert, n. ƒ6. I Hoedanig die ftatuten te verftaan lyni'id n. 57. i j-2. f3. Een rigter of fouverein kan door de regiftrature van een proteft of authorifatie om te proceren aan een anders regt geen prejudicie toebrengen, ob rat. n. 5-4. ƒƒ. Rejcripta principum non valcnt, mjl preces veritate nitantur ƒ8. Twe burgers of ingezetene van eene Stadt of Provincie mogen malkandren niet evoceren; quod ad uxorem ratione prioris at mutati domuiln mariti applicatur. ƒ9. Muiier quee marito litem muvere vult , adionem inftituere debet non in loco contraêlus matrimonii, fed in loco domicilii mariti; 60. Alioquin ei vbftat exceptio fori in- competentis, malejuadatiarrejli, en van renvoi. 61. Extra territorium jus dicenti im- pune non paretur.  jg5 Paktis Secund* van woninge te veranderen, en na haar Wel Ed: eerft de kewe .van dien g'offereert, en daar op geen antwoort gekregen te hebben verkieft hy de Stadt van Z. alwaar zyn vader doenmaals notr'in leven en zyn meefte familie woont, zynde ook de plaifantfte°en wetgelegenfte ten refpecf e van de adminiftratie harer goederen, verzoekende by inhaefie, dat Mavia hem daar mogte volden 'en met hem cohabiteren, als fub. C. D. E. & Renuntierende ten dien einde van het voorheen gewonnen burserregt van D en dat van Z. weder winnende ik fub, F. G. In welke beide fteden geftatueert is, enook altytg'obferveert wort, dat de refpeöive burgeren en ingezetenen nog hare goederen niet kunnen nog mogen gearrefteert ofte bezet worden , ten ware zy van hare vrVheit uitdrukkely.k vertegen of daar ter plaatze gecontraheert hadden Stadtr egt van D. als-ook van Z. als fub. H. , , • M*via in plaatze van haren eheman , als dat betaamt , met der woone na Z. te volgen blyft niet alleen te D. maar doet ook op den 26. Junv 1724. en alzo twe dagen daar na protefteren tegens die door Titius gedane renuntiatie van het burgerregt van JXa\s fub. H. 1 °- «• PraMenterende teffens een rtqueft aan de Heeren van de Magiftraat aldaar, met verzoek tam aüive_quam paffivc tegens Ttttus te mogen ageren, een yder zyn reet en defenfievoorbehouden, Welk verzoek vrout jacet wort toegeftaan sis fub f. Doende vervolgens arreft op alle zyne meubilen en effecten by en onder haar beruftende als fub K. . Mitsgaders concluderende tegens hem tot de feparatie tbm ur menf*, en dat hy met geen ander regt zal mogen fpieeken &c. als fub L. ' Titius nu al twe dagen voor dit arreft van deburgerlchapte D. behoorlyk gerenuntieert, en die van Z. wedergeobtineert hebbende fuftineert volgens de vooraangehaalde ftatuten en concordaten niet arreftabel te zyn; En dat ook boven dien zvne huisvr^uwe hem of zyne effeiten te D. niet arrefteren nog aófioneren kan, maar zulx te Z. moeft doen, alwaar haar Wel Ed: na regten gepraemrneert wort met Titim haren eheman datelyk burgerefle geworden te zyn en ook te  Cons. XXIII. 10"7 te woonen; Objicierende aan Mavia overzulx de exceptien fori incompetentis, male fundati arrefti, & eo modo quo agit male avis en van renvoi, als fub. M. 3 Prazfenterende ook knmiddels een Requeft aan de Heeren van Z. als zyne competente Rigters met verzoek , als daar bv fub.N. J Qutritür. i. Of M&via volgens de Goddelyke en menfcbelyke wetten niet verpligt zy het domicilium van Titius te volgen , en alzo na Z. te gaan woonen , te meer om dat Titius haar daar toe bevorens verzogt, en deredenen en nootzakelykheit van deze veianderinge van woninge genotificeert heeft? 2. . Oï Mavia hier tegens met regt kan frftineren, dat dit renuntieren, veranderen van burgerfchap en woninge in fraudem leeis gefchiet en alzo ongcoorloft is? * 3- Of Mavia twe dagen, na 'Satttiitts burger van Z. geworden is, te D. zyne goederen en effeden in voegen als boven heeft mogen arrefteren, en tegens hem concluderen tot feparatie van tafel en bedde, en dat alhier zyne actie zal moeten inftitueren? 4- Of Titius daar tegen niet bevoegt geweeft zy , om te objicieren de exceptien fori incompeièntis, eo modo quo agis male agis, male fundati arrefti en van renvoi, en concluderen tot admiffie van dezelve fampt of byzonder ? 5- _ Mitsgaders of niet eindelyk tipt Z. van de Heeren van de Magiftraat als Zyne competente Rigters regtmatig heeft verzogt, als in het requeft fub N. te zien is?  j58 Paetis Sit«ni* T>v ons Ondereeff: zvnde g* examineert de vorenftaande Cafu, JJWwmetdiedaar'by g'appliceerde documenten fub httens ABC tot N. incluis, en gempponeert , dat dezelve als zynde maar fimple copien met de originelen over een komen, zonden wy aangaande die daar uit geformeerde vragen falvo famonjui diciê ten reguarde van de eerfte van gevoelen zyn , dat niets ge'mener is, als dat een vrou na de Goddelyke, aangeborene , en menfcbelyke regten gehouden is te volgen het domicilie van de Z.^Dewyl de man is gefteli tot een hooft des wjfs, op dat hyze na zyn vermJen verftandelyileidcn en befcbermen zoude gely^het hooft het lichaam reoeert , en de vrou daar en tegens gelafttt is dat zy ete man zal vehwZaam en onderdanig zyn , mitsgaders m alle dingen die regt en bUlik^zyn, bekulpelyk^ezen.Genes. 3. v. 16. 1 Petn 2. v. 1. tn de Zendbrief Pauli aan deEphezenf. v. XI. Xi.X*. C°los-1' WJ. 18. Titum 2. vers. f. » Daarom zegt den zelven Apoftel ook, tkjéto de vrouw niet toe, d*t ty o ver de man heerfche, maar dat zy in'ftïlheit by hemzj want de man is niet uit de vrouwe, maar de vrouwe uit de man en de vrou is niet oefchapen om de vrouwe maar de vrou om de man. 1 imoth. 2. 3 vers ix. i.Corinr 11. «. 8. en 9. weshalven ook zo zeer wort geroemt de gehoorzaamheit vmSara, om dat zy haar man noemde haren Heere, i.Petri 3. vers. 6. YlMk verbant en verknogtheit tuffen man en vrou zo nau en onaffcheidentlvk is , dat daar door de verborgentheit van het geefteivk huwêlyk van Chriftus en zyn Kerke wort afgelchetd. ± Ephes c. Uit welke maritale magt dan ook vervolgens van zelven *' voortkomt, dat zo hy een Heere des huizes zal wezen , en de vrou onder zyn heerfchappie hebben, dezelve ook m ftilheit by hem wonen moet , want daarom wort zy Huisvrouwe ook Gezellinne genoemt, om dat haar mans huis moet gadedaari , by de man wezen en dien verzeilen, zo als blykt uit de eerfte fcheppinge van de vrou , Genet. x. f. n. »> t-o. Matth. 19. v 4. want zegt Godt, het is niet goet dat de menfche alleen is, zal hen» een hulpe maken die als tegens hem over zy, dat is, die met hem t zam» wone, die altoos wandele in zyne tegenwoordigheit, entotzyndienft  Cons. XXIII. j6 en hnlpe bereit zy, gelyk uit het volgende io. vers. naarder (e zien Waar uit ook teffens kan afgenomen worden , dat de vSli zelfs al voor de val is geftelt tot des heerlykheit , Vekk ook den out vader Augufiinm heeft aangemerkt, lib \ de Gen -d Jlt. i. 6. 37. Maritum habere dominium mulieris rueruit ndtura nori eulpa dunnes & pertinacia acceffit per peccatumj Idem ex Creatione^ primi hominisaffertt Ambrofius inLib. de Paradifo. Quo facium etiam verba Apofioh 1. cor. 11. vers. 7. Ö"Q. Hoe intuitu patres ecclefia uxores fape' ancillis comparaverunt Aug < l. 14. c. 33 f. y. o^m quemadmodum virts fob dit as r% penejamulas lex effe voluerit & c. ,2, eft ordo naturalts tn hominibus 7 MtfervMMfoemnutvms, adde Bockelmann. ad Tit. f. de ntu nu»/7' num. 32. Dat ook volgens de regels der nature de wille van de vrou dea man moet onderworpen zyn, en zy alzo den zelven in alles dat ' billik is opvolgen, wort kragtig geleert door Ari/hteUs 8. Ethic cap. 10. «. 11. Polit.cap. 4. & uit. . Puffendorf verhaalt daarom lib. 6. cap. 1. n u quod foeminarototo vit* tempore propria carent habitatione s En zegt Cicero lib 1 de ome. prima focietas in ipfo conjugio efl, proxima in liberis, deinde una domus communia omnia: Dit is ook hy de civile wetten alzo vaft geftelt ziet daar van deHeerProfefforAW? probabil.üb 2 rap o Aatvard. ad Legem 11. tabb. cap. 6. & hb. 4. Variorum cao 6 Blykendemede ex l 88. §.2. de Legat. I. f?, de don. lmertQ vir. & ux. ubi mantus dominus a foemina vocatur, domini enim Pri mum appellat 1 funt, quia domui prtjunt, imperium in ea habent & qui bus ma familia parere debet. Barr.ab. Briffon. voce domini Hincfcriptum efl , uxorem efje in officio atque operis mari-i l. 4.8 n > de bon. Itbert. quod teneatur marito honorem & reverentiam exhibcre ' ' *xor deducitur in domum viri, non vir in domum uxor is & prop ter mdividuam vit* confuetudmem, quxeft int er conju.es, uxor dicitur divtna atque humanx domus foeia I.4. Cod.-^m'**. expil. hered add princip Inftitution. de nupt. & l. 1. de ritu nupt.'& ibi Dotlores Zafus hb 1. Sing. refp. cap. 3. n. 14. VoetadTit. de ritu. nupt. n 41 U dat een vrou z'g ook niet mag fepareren of ontrekken gefcfeoSf G°dt"nen f"* »«kan X Tot  jy0 Partis Secundi Tot welk geza<* en autoriteit van de man , na Goddelyke en menfchelyke wetten competerende, mede gehoort, dat van zyn woninge na luft en welgevallen, en zo duk en menigmaal het goetvint, difponeren mag, zonder dat hy daar van eenige de minfte redenen behoeve te geven aan zyn vrou; 12 H bovenftaande regel : de vrouwe gaat door het trouwenin de magt en familie des mans, althans ceflëert ten aanzien der uitgeflotenegoederen , in welkers reguard de vrouweniet door't trouwen gaat in de magt des mans, maar ongetrout na regten wort geoordeelt, vid. Confult. facob Coren. 7. in medio. Landtr: van Ruermond. p. 1. tit. 2. §. 2. art. 3 in verbis : Des niet tegenflaande is den man als momber en^-Q* mee fier van alle dezelve goederen , uitgaande fchulden , aclien, credit en , en n.ag daar mede ter goeder troutven en zonder bedrog of' argeüfl na zyn goetdunken doen, ten zy dat by de hyltx Voorwaarden anders is befpro- Jo.. ken. Hier mede accordeert in 't geheel het Stadregt van Deventer part. 3. tit. 2. art. 8. in deze uitgedrukte wroorden : ten ware by huwtlixe voorwaarden anders ware bedongen &c. Vv aar door dan na regten verder komt te volgen, dat by het 3^ aangaan van een huwelyk gefchiet bcedelmenginge onder de egtgenoten door de ftatutaire wetten, uitw:elkers kragt onder anderen de man zyn voormomberfchap en regt van adminiftratie over X 3 des  174 Paitis Secündte 32. des zelfs vrouwen goederen deriveert, zulx en in diervoegen, dat de vrouwe wegens de halve fchulden van de man bevorens gemaakt mag aangcfproken worden; Is het nogtans in de wil ende de magtvan de toekomende conthoarlen by huwelyx Voorwaarden van zodane boedelmenginge afftant te doen, en uit vreeze van des eenen of des anderen quaden ftaat en menage te ftipuleren van den beginne aan boedellcheidinge, en feparatie van malkanders goederen , welke men anderiïns na regten gewoon is te eifchen en te doen, zo wanneer de man ofte vrou voor verquifters hunner goederen by den Gerigte worden geoordeelt Stadr. van Deventer loc. a/leg. Grot, in zyn inleid, tot de Holland. Reg-fsgeleerthcit l. \. part. 5. vers. Hoewel nu des mansvoogdie over 's vrouwen goed na 't gemeene Landtr. zo verre is ftrekkende, 33 als gezeit is, zo kan nogtans dezelve door twe middelen ingebonden worden : namentijk, door houwelyks voorwaarden en boedellcheidinge, want by voorwaarden gemaakt door bande des huwelyx kan een vrouw bedingen, dat de man geen bewint zal hebben over h.ire goederen , en hem ovcrzulx yts tragtende te vervreemden ofte te belaften , zulx regtely^ 24. verhinderen. Behalven dat wy onderregt zyn, dat Mavia zoude belooft hebben de publicatie niet te willen doen, in hoedanen geval Titius zig meer te beklagen heeft, dat zy die beloften niet nagekomen heeft; nihil enim magis congruit humana fidei , quam ea , qua femel .placuerunt, fervari. I. i. ff. depaü. & ibi Doüores. Zynde ons deze belofte des te prEefumptyver voorgekomen, om dat M.evia met die publicatie ruim drie jaren na de- folernnifatie des huwelyks gewagt heeft, daar nogtans notoir is, en aan 3"-haar ook niet onbekent zal zyn, dat zodanen publicatie, hoewel daar van hier te lande weinig en byna geen exemplen zyn , geeift wordende, datelyk by het aangaan van het huwelyk gefchieden moet: want dezelve als dan adjectitia qualitas of ook als een neceffair confirmatoir van't contract van huwelyk wortgereguardeert; 37, En dan gelettet dat alle pacla.dotalia voor de folemnifatie des huwelyks in alle hare deelen moeten geperfecteert zyn , als notoiren regtens is, zo volgt van zelven, dat dezelve zo lange daar na niet gefchieden mogen, gelyk ook te zien is by Wafjenaar pruil. Notar. cap. 16. n. 27. en 28, bis verbis: Maar op dat zodanen beding  Cons. XXIII. 1J$ ding moge fubffleren, is niet alleen nodig het Kaken van een Inventaris van yder aangtbragie goederen , maar moet ook het contract ofenkaar/jk. NB. \ cor dfio van 't huwelyk, met decreet van den Rigter ajgekoi.digt tierden; Waarmede ovenenkonen de Statuten van Zutphen, gelyk te zien uit een refolutie de dato den 18. Febr: 1684. waar by ten aanzien van zulke bedingen by Luwelyks voorw a'arden is veiflaan, dat (zo een met des ander ent fchulden voor da!0 des huWelyksgemaakt niet zal te doen hebben) WQrt vereiit, dat de voorwaarden door een Secretaris NB. voor dato, des huwelyks moet geteikent, of quo»d claufulam concernentcm NB. voor dato als beven geprotocolieert zyn ; En gelyk dan door bovengemelte redenen deze veranderinge van woninge nog meer gebillikt wort, zo is Aiaviatvèn daarom ook zo veel meer verpligt om Titius te volgen , en by hem te woonen. Hoe enim fluit ex dibla reverentia & fubjectione uxor is, quod marlturn , g demicilium mutant em muiier fequi tenetur, l. uit. Cod. de incol. /. 12. Cod. de dignit. I. pen. ff. de jurisdicl. I. 65. de judic. & tbi Baldus. I. 32. dr l. uit. ad municip. Immo uxor mariti demicilium dr forum fequitur , atque ibi wuneribus perfonaltbus fungitur, non item in loco origints, quoniam per matr'monium unitur viro dr effcltur fbcia vit* , -atque una caro cum marito jure divino, funt verba Perefli ad d.tit. Cod. de incol. n. 11. Heig. quaft. juris. p. 2. q: 14. Card. Tufch. torn. uit. Lttt. ZJ, concl. 386. n. 9. zegt daarom; Quod uxor tenetur Jequi domicilium vin , dr vir non e contra, adco , ut Ji maritusmutet domicilium, Ma etiam teneatur mutare dr fequi.: Hinc jure Cancn/co ex Augufiino traditur: unaquseque muiier fequatur virum fuum, live in vita flve in morte : C. unaquaque 3. caus. 13. q. 2. adde cap. 1. de conjug. lepros. Can.fi quis accefl. caufa 34. q. 2. Quod adeo verum efl, ut licet paüts dotahbut contrarmm vel jurato premifijjet, tarnen muiier fequi debeat, immo etiam vagabundum, bannitum Jequi tenetur, Hilliger. tn Donell. I. 13. cap. 21. titte l . Gomes, & Beufl. diüis locis, Tiraquell. ad LL connub. G. 1. p. t. n. 39. Richter decis. 9. ». 6. Voet. ad Tit. de patlis dot al. n. 20.. Hartm. Pijler, obfervat. 148. n. 3. late Baldus cons 439. hb. 4, pralaud* Tufch. Lm. V. concl. 489. Beckelman ad. t. de ritu nupt §. 30. in •medio. Zodanig  fi P AR TI S SlClïNDI I77odanis dat een man zyn woninge na elders tranfporteretide, 4°%n de vröu uit quaatwilligheit of anders in de vor.ge woonplaats hlvvenZ dezelve egter na regten gepranumeert en gehouden Dlyvenae, u & . woonplaatze te refideren; ^lyltSnoSn'S leert den Hee're Voet ad Tit. f. de iu/L n 101. his verbis: . ....... • Cum vero uxor per matrimonium tranfeat inviri domicilium , atque Al\nruperin potejlJvirilit, qu* maritahs polefia* in vams tutoria poZ or eïl vixdubium efe poteft, quin marito migrante uxoris quoque ZZn domicilium videtur tranflatum effe idem tradtt Huberus ad Tit de md. n 4.?. cum inquit: Conjuges & hberi apud mantos parentefque domlctllm habere videntur, forum ei experfonamaritifiatui- '*u.t welke 00k plaatze heeft, wanneer de vrou zig van de man eefemreert, en een ander domicilie gekozen heeft, dewyl Tdogg teï e peae van het regtsgebiet ook verftaan wort te wonef bv de man , en voor dien regter geconvemeert moe woSen als dien zelven Heer Huber: ter gezeider plaatze zeer klaar aantoont, en met een Hoves decifie confirmeert, cum ita ait : A2 QuTadeo verum efi , ut, tametfi uxora viro decefferit & feorfum A babltet, tarnen ex mariti domicilio forum fortiatur squia non potuitfibi IvCa matrimomi conditionem mutare , per /. 6y. de jud. Qua de re Curie, ftprema, quam refert, & meretur examinan. Ttauident in tanti m muiier fequitur & fortitur forum mariti ut fi 45' £ilatntnmexempligraük pront CamXx: quod nullus fub eert* ^p 7^7aJ. injudUium extra csvitatemCaftelti, dr nifi 'Za J udtcibus dito civttatis quis alium convemre pojftt tarnen muiier Cafiellanapoterit conveniri in domicilie vin etiam pro bonts fins tn civitate Caflelli 1 Et hoe habet locum etiamfi non fecuta fuerit cohabitatie cum marito, fi modo matrimonium fecutum fuent quia matrimonium rapit nuptam ad civitatem vin aefi nataefet ibi. ,4 Nam uxor effichur NB. avis in loco mariti & retinet etiam eivitaW tem & Ikatur flatutis hei mariti tam aBive quam paffive , videlicet ad 'Zmodum&tLmmodum. Cardinahs Tufchus torn. ultimo d Litt.V. f %%dm; & Gail Itl 1. de pace publica. cap. 6. «. **. & 23. Wy  Cons. XXilI. 177 Wy zonden ten aanzien van de twede vrage vermcinen , èaM\t± fé veranderen van domicilie niet kan gezegt worden contra vel in fram dem legis gefchiet te zyn , quoniam fraus nunquam prafumatur led probari debeat; En wel voornamentlyk in dit geval. Dewyl Titius door opgemelte publicatie in D. zodanig getraduceert zynde daar onmogelyk konde blyven wonen. Behalven, dat men niet kan zeggen contra vel in fraudcm lezjs yts gedaan te zyn, ten zy ook teffens worde aangewezen de wet, waar tegens gepecceert zoude zyn, quoniam tmtra legem facit , ji^6. id facit, quod tex prohibel , & m fraudem legis , quando quis fiilvis verbis legis mentem & fenten'iam ejus circumvenit , per l. 29. ff. de legib. & ibi Brunneman dUèfque ; zynde in tegendeel een man na alle regten, als gezegt, geoorlooft zyn domicilie te mogen veranderen ; En- heeft hier alzo veel eer plaatze het axioma juris: Quod47. jure permittente fit licitè fieri dicitur, & qui jure fuo utitur, nemini facit injuriam, multo minus fraudem committit. De negative van de derde vrage is uit het voren gededuceerde heel ligt tebezeffen; want is het een waarheit, dat een vrou volgt de woninge en gerigtsgebiet van de man, en wel met zulken effect, dat de man verhuizende en elders borger woedende , de vrouwe datelyk geprasfumeert wort met hem opgebroken te zyn, by de man te wonen, endaar ook te regt te daan, gelyk boven uitvoerig is aangewezen. Zo ftaat immers van zelven vaft, dat Mavia niet heeft ver 48. mogt te D. in regten te ageren, en zig daar nog als inwoonderfe te gedragen, maar by aldien zy fuftineerde, dat de man met haar moefte fcheiden van tafel en bed , of dat zy tegens denzelven enige andere actie mogte uitftaande hebben , zoude zy die na voorgaande confent van de Heeren van de Magiftraat van Z. (als zynde de tegenswoordige woonplaats van Titius, en dienvolgens competente Rigters harer maalftede , alleen magtig zynde om wettige redenen daar toe confent en auftorifatie aan haar te verkenen) moeten inftitueren. Kunnende niet releveren, dat Mavia op den 26. Juny 1724.4q# met kennis van de Heeren van D. tegens deze afftant van het burgerregt vari Titius heeft geprotefteert, en dat proteft onder die renuntiatie laten tekenen. Y Gemerkt  j^g Partis Secundi Gemerkt zy daar door niet konde conferveren een burgerregt, waar van Titius op den 24. Juny en alzo twe dagen te voren bereits publycq en folemneel ten overftaan van een Schepen door een afgezonden volmagtiger hadde gerenuntieert; <0 Quoniam proteftatio quidem confervat jus proteftantis, maar is niet 'van die kragt, om daar door weder te krygen het bereits afgeftane burgerregt. Maar alfchoon dat dit proteft ook in termino ja voor de renuntiatie gefchiet en aangetekent ware , zo zoude Mavia evenswei daar mede in opzigte van het forum en domicilium alzo weinig voordeel hebben kunnen doen, als of zy het in't huwelyks-Contraól: bedongen hadde te D. altyt te willen blyven wonen. eXm Dewyl het een en ander ftrydig is met de magt en aucloriteit, 'zo een man in dat opzigt na alle regten-, als boven gezegt is, over de vrouwe heeft. *z Invoegen dat de Heeren van D. op haar verzoek wel konden ' accorderen regiflrature van zulken proteft , dat by na nooit geweigert wort en altyt vryftaat; Dog zullen Haar WelEd: Hoog-Achtbb: geen intentie gehadt hebben, om daar door a&nTitius , die nu na een wettige renuntiatie burger van Z. was, en alzo onder haar regtsreffort niet meer gehoorde, eenige prsejudicie ten aanzien van zyn nieu gekregen burgerregt te geven, als wel wetende, quod extra territorium jus diccnti impune non paretur. ■Voomamelyk mede geconfidereert zynde , dat geen burger van Z. of zyne goederen na het ftatuit van D. p. 2. tit. 2. art. 3. aldaar arreftabel zyn. ren fchyn zoude hebben, wanneer hier geageert wiert tot nakominge 57- van de huwlyxe voorwaarden, in het een of andere poirict daar by vervat, zo kan het dog niet aangaan in opzigte van dezen eifch als niet alleen ftrydig maar ook geheel alieen zynde van die fubmiffie en van die bedingen by Voorwaarden gemaakt. Want immers zoude het abfurdi fapore. III. De morgengaba. SUMMARIA, 1. Ture civili Romanoteftamenta fu\ per omnibus bonis plane erant licita & favorabitia. 2. f. At jure vetert Ueldrico ea om- nino erant vetita & odioja. rat. n. 6. 3. Quce tarnen pojlea ad certam por- tionem Jïatulo concejfam rejlriéta & permifja funt , habitd inter bona mobilia Jg3 immobilia, patrimonialia ^3 acquijiia difiinélione. add. n. 7. 4. 12.21. Tefxamenta hanc flatutari- am quantitatem excedentia pro nullis babentur. %.Statutum cuiujque loei infpiciendum & fecundum illud judüandum. 9. Cui tanquam matri reverentia prpfa quoque lex, / j. §.6. ft. depofiti. I. io. C. de paft. L, fin. C. de pignor. qua non debet effe eluforia , l. 37. 6. ff Waarom ook by 't Stadtr. van ZutpI~Ti>, 26. §. 1. expreffelyk is geflatueert: dat alle huwelyxe Voorwaarden zo bundiu zullen wezen of die gerichtelyke bekent waren ; Et fic retle infertur ) dat deze teftamentaire difpofitie direóï tegens de huwelyxe voorwaarden ten aanzien van het bedongen Z retour  lg5 Part is Secundi retour opgerigt zynde procul dubio voor onbeftendig (ten minften voor zo ver boven Stadtr: getefteert is , de quo jupra) zal moe20. ten verklaart worden ; Idque ex hoe pracipuo fundamento, quod hae communi altera conventie ae pablorum dotalium derogatio tncidat m donationen* non filum iure civili tot. tit. ff. & Cod. de don. int. vir. & ux. &Cantmtco tot. tit. Extr. Cod. eodem. & totius Europa confuetudine mter conjuges prohibitam ; Cui appefite congruit doünna fCti Baequet traicfe des droids de juftice cap.zi. n. 73, vers. & ce pour dCC. quem ibidem vide, fi lubet. , , , , 22 Zonder dat ook de refervatoire finale claufule by huwelyxe voorwaarden verfproken in verbis: Dat de Ehehden zullen vryflaan malkanderen wyders te mogen begiftigen, yts vorders kan opereren dan ad portionem ftatuto municipali concefam. > . Want of wel tuffen de Dodoren outyts aciter over de validiteit en vermogen van zulke refervatoire claufule gecontroverteert, en by eenige Couftumiers dusdane teftamentaire donatie contra leoem voor beftendig aangenomen is, als te zien by Bouvet torn. aT tit. de donat. quaft. lZ. Boer. ad cons. Bitur. tit. 8. §. 1. glojj. 1. in lit. Q. Chrifi. adLL. Mechl. tit. 17. art. 3. n. 8. poft med. Chaffan. ad Gonfuet. Burgund. rubr. 4. tit. 2. n. 14. 23 Zo is nogtans in latere tyden by verfcheide vierfcharcn en Regtsgeleerden dezer landen dit gevoelen verworpen, als ftrydig aan 't Zutph. Stadtregt, uit kragt van welke die ehelieden met anders zig mogen begiftigen dan aldaar geftatueert; 24. Want in cas deze ehelieden boven de portie by dat btadtregt toegelaten, zig hadden willen gratificeren , zo was na de opinie der oude en zommigeder hedendaagfche Regtsgeleerden nodig geweeft, datuitdrukkelvk met klare en fignificante woorden in de refervatoire chaufulegeconditioneert hadden, dat komftigeehelieden malUnderen hadden gereferveert, om in 't geheel, en alzo meer als by Stadtr geoermitteerSis , te mogen difponeren en malkander begiftigen ; 'Dcc zulx nietp.efchietzyn.de prafumuntur Contuihentcs in contratlu ïkrefpeiïum habutftfad ftatM&m & fe conformaffe cum illius difpofltione , Su.d. decis. 312. n. 1b ZJïrm»*Gr*4jWede: van wylen Andries Lchof alhier binnen X ± Zutphen m den Jare 1713. overleden zynde heeft nagelaten tot hare erfgenamen ab mteftato eene zufter Anneken Graas Wede: van Iz.ab\ Vtllers , en twee zufters kinderen , met namen Maria van derHeyden en fan van derHeyden , waar van de eerfte in levenden lyve en de twede 8. of 9. jaren buiten lants geweeft is »en aan wiens leven of doodt getwyflêlt wort. Wort gevraagt, dewyl voorff: wede: Vellers voor de halffcheit tot de nalatenlchap van de wede; Lohof -haar zufter notoriè beregtigt is, hoe omtrent de andere halffcheit moet geprocedeert worden? 1 x. Andries Lohof heeft met zyn huisvrou Herwina 'Graas in den 1691. alhier binnen Zutphen een befloten teftamcnt cpcrerigt en daar by malkanderen , ende den eenen den anderen recipoquelyk met alle gerede en ongerede goederen begiftigt: onder anderen heeft gezeiden Andries Lohof gelegateert aan Anna en Helen* Graas dogters van Berk. Graas yder een fommavan z'g aan de borgen vcor 't er!huis geftelt, zoude kunnen verhalen, of ook wel voor zo veel de ongerede goederen aangaat, na Welgevallen vindiceren, en de poflèffie weder aan zig brengen. Eehalven dat ook de twee prsefente erfgenamen de Wede: Keilers, 6. en fellts Hofman nomine uxoris Marice van der Hfyden tot wegneminge van aHe bedenkelyke zwarigheden, dewelke zig in tyden en wylen door 't verderven en vervallen van de borgen zouden kunnen opdoen, als ook onder haar erfgenamen zelfs door 't genot van de vrugtcn van de ongerede, als confumptie en alienatie van de gerede goederen, yder een vaft goet of'gedeeltens van dien zonden kunnen verbinden, ten einde dezen haren neef en broeder fan van der Hyden weder te voorfchyn komende, en 't zyne eifchende 't zelve konde bekomen , en alzo onderlinge daar door mede fecuir geftelt -zyn/ zonder dat de een meerder of minder ontvangen hebbende rifco in tyden en wylen zoude kunnen komen te lyden. Zunften zouden dezelve ook der abfenten erfnifle in handen y, doen ftellen van eene van de nabeftaande en mede erfgenamen dnar toe bequaam zynde, ofte van een Curator door de Regeringe daar toe geftelt, welke na gemaakte verdelinge van des boedels effecten namens den abfenten, en op approbatie van de Heeren van de Regeringe alhier met en neffens de mede erfgenamen de goederen na genoegzame verburginge komen teadminftreren. Om  J92 Pauis SlftHtl Om naar wederkeeren van den abfenten of anders na verloop van jaren na regten daar toe gerequireert, uitkeringe en varantwooidinge daar van te kunnen doen. 8 Fn zulx na de leere van Rigter decis. 66. ». i. z. 2. o. er io. medebrengende: dat , fchoon ymant abfent en in verre landen onb^kent mogte zvn, des evenwel geprsfumeert wort levende te 2Vn ten ware na de loop van de natuer konde gezegt en geoordêelt worden 't leven niet meerder te kunnen hebben ; Of ook wel eerder door legaal bewys daargedaan en bewezen ■worden, dat dezelve in zeekere plaatze en op zeekere tydt was crcftorvcn. Gelyk zulx allesmet meerderen is te zien by Befold. Confil. tom. z. pirt. i cons.zyi- n. z\c. 2i8. z\9. Mafcard. Decis. Tholos. pofl hb. 5. Corollar. 1. alsook by Sande Decis. Frific. lib. 4. tit. 9. def. 8. & Hpib in zyn hedend. "Regtsgeleertheit part. 1. hb. z. eap.z^. n y. En daar mede overgaande tot de twede vrage : of namentlyk de kinderen van Anna en Helena Graas regt zouden hebben tot het eïfchen van zodane 500. glns: als aan yder der zei ver moeder by de voorfchrn: teftamentaire difpofitie van Andries Lohof zyn gelegateert, zouden oordeelen; dat de voorn, kinderen en erfgenamen van Anna en Helena Graas geen regt hadden tot het eïfchen van voorzeide legaten , dewyl der zeiver moeder voor dodes afgang van Wede: Loh fs is overleden. Want ih aanmerkinge genorren zynde, voor eerft, datdenteftateur Andries Lohof met defzelfs huisvrou malkanderen reaproqualik hebben begiftigt in alle hare natelatenegoederen, van wat natmr of waar die gelegen mogten zyn , om byde langftlevende eeuwig genoten, getrokken en geprofiteert te worden, mitsdat na docTe van de langftlevende alle goederen, die als dan nog zouden overfchieten, ofte overig zyn, zouden devolveren en verfterven op wederzyts vrienden half en half. En voor een iwed.e gecorfdereert , dat den teftateur gewüt heeft, dat de voorn:Legatariffen de vorens gefpecificeerde legaten zouden trekken uit die byde langftlevende naartelatene goederen, en alzo eerft na dcode van de langftlevende. 'IO. Zo ftellen wy voor vaft , dat zodane makinge niet als een pure neen maar als een condttiontel legaat moet worden opgevat en ge- confidereert.  Cons. XXV. ïp^ confidereert, alsof den teftateur by zyn elogium difertis verbis geftelt hadt: Anna en Helena Graas nullen uit die by de langftlevende natelatene goederen yder trekken de fumma van coo. gis: in cas z.y de langftlevende komen te overleven. Zulx dat , wyl Anna en Helena Graas voor dodes afganp vande langftlevende zyn overleden , en alzo de conditie by het" legaat geftelt niet heeft geëxteert, alnu der zeiver erfgenamen, als gezegt , geen 't minfte regt of adie tot het eifchen van voorff: conditionele legaten hebben : deficiënte enim conditione evanefcitll. legatum §. 11. Inft, de bared. inftit. Dat nu dusdane difpofitie (waar by den teftateur zynhuisvrou tot-univerfele erfgenaam inftitueert, mits dat uit die "by haar natelatene goederen aan Anna en Helena Graas yder 500. guldens zullen worden uitgekeert) importeert een conditioneel legaat, zulks is uit de rechten en natuirlyke reden genoegzaam evident: Want doorgaans by de voornaamfte Audeuren fecundum analo-iz. giam juris Romani voor een generale regel wort vaflgeftelt, dat een legaat conditioneel wort gehouden, wanneer daar by of totuitkeeringe van dien een zekeren dag of tyt wort bepaalt, weikonzeker is, of byde legatariffen zal worden beleeft, ut in hypothelï: Alwaar Andries Lohof by zyn uiterfte wille zyn huisvrou tot univerfele erfgenaam heeft geinftitueert, en aan Anna en Helena Graas gelegateert yder 500. glns: dew"elke na dode van zynen geinftitueerden erfgenaam eerft zouden kunnen worden uitgekeert, teftis efl Sande lib. 4. tit. 5. def. 12.. ubi ait: quando legato adjetlus x-> est dies incertus , fi tarnen certum fit diem cefnrum vivente legatario , 3" legatum efl purum ; at li incertum fit non folum quando , fed rjr an\^t vive legatario dies fit venturus, tune dies incertus conditionis loco habctur ; SubnectensquodSenatus tale legatum: legoTitio poft mortem Sejae iy. ufufruduarice , & ex ufufrudu hsredis inftitutas quadringentos Carolinos : cenfuit conditionale , quia Titia ante Sejam è vivis excejferat. Zynde zodanen gevoelen ten eenenmaal conform 't jus civile, gelyk zeer ampel van den vermaarden Anteceftor Joh. Voet in zyne Commentarien ad ff. Ubr 2,6. tit. 2. §.2. ex profefo geleert wort, ubi ait: Diem quod attinet legatis appofitum multumrefert, utrumcer- 16. tus an incertus, fi certus dies legati , tune ftatim d morte teftatoris ce- A a dit  ï04< PartisSecundte dit & venit, & paulo poft: dieiincerti legato additi non una natura efl; Vel enim intertui» efl, quando fit exfiiturus, certum tarnen tllum vivS letratariS exftiturum effe , incertum tarnen ad id vivo an mortuo leo-atariè futurum fits Vel denique incertum prorfus, an & quando dies exfiiturus - Primo cafu talit dies legati perinde ac puri ftatim cedit a morte tefiatoris; Secundo cafu dies in eo incertus , an vivo an mortuo leoatario fit exfiiturus, conditionis loco efl , veluti hares cum morietur, centum Titio dato, & ob id legati dies non aliter cedit, quam ft moriente har ede Titius fuperfies fit, nee pramoriens legatarius fpem leo-ati ad hteredes transmittit. ■ Op welk fundament van rechten Hartman Piftor. obferv. 193. J7' affereert, quod maxima DD. pars eam teneat opinionem, hoe cafu wCpiciendum effe tempus conditionis evementis , cum Ulo demum tempore fueceffonis cafus contingat ac impletd conditione foniatur effeflum dijpo- ^Het welk ook gevolgt wort van Carpzov. def. for. part. 3. Confiit def. 2v. en andere DD. meer, aldaar geallegeert. _ tS Dewyl dan nu den Teftateur zyn uiterfte wille zodanig heeft freremdeert en geordonneert, dat de Legatariflen naar dode van zyn huisvrouwe de legaten zouden kunnen trekken, zonder eenige verdere voorzieninge, liefde of affedie by forme vanlubftitutie te hebben geopenbaart omtrent de erfgenamen van de legatariflen , als dewelke mogelyk ook de minfte verdienften by hem niet hadden. . En dat voorn: Legatariflen den val des teftateurs huisvrouwe als langftlevende niet hebben beleeft, maar ante exifientiam conditioms°zyn overleden, zo hebben dezelve ook de minfte adie ad perfequexda legata niet getranfmitteert op hare erfgenamen. I0 Mud enim certi & exploratijuris efl, quod in legatis conditionalibus dies non cedat, nifi exiflente conditione, fic ut medio tempore moriente legatario legatum ad haredes non tranfmittatur lt\. & l- 21- ff- quando dies legat. vel fdeicomm: cedat, add. prater laudatos DD. Gafp: Anth. Thefaur. qu*fi. for. Hb. 1. q. 68. ubi hanc materiam fatis tntricatam & dubiam ex variis authoribus egregie traflat & contrarias eorum opiniones per diflinfliones conciliat; quem vid. & imprimis ib. n. 7. alleg. Bartol diftinguentem inter verba , quando feil. non fuerunt adjeftafubjlantia legati fed exeentionis quod tune legatum in dubio di- eet ut  Cons. XXV. IOy cetur magis condittonale quam purum, per Mantic. de conj. uit. vol. lib. 2. tit. 2o. n. 3. & aliosDD. ibid. pro hac diftintla opinione aidu flos. En genomen dat voorff: difpofitie ten refpede van^«* en Helena Graas zou kunnen geconfidereert worden, als in zig vervattende pure legaten, en dat alzo voorff: legaten ad 500. gis: waren getranfmitteert op de erfgenamen van voorn: legatariflen, hoewel het zelve onzes bedunkens in jure niet is gefundeert , om redenen en rechten in vorigen gededuceert en aangetrokken; 21; Zo zouden dog de kinderen of andere erfgenamen vunAnnaen Helena Graas de vorens gespecificeerde legaten willende perfequeren en eifchen, tegens niemant anders hare vermeinte adie kunnen inftitueren als tegens den erfgenaam van Andries Lohof, (welke geen andere geweeft is als Gerrit Weghmam) als dewelke daar toe by fententie van een welEd: Hoog Achtb: Magiftraat der Stadt Zutphen voor erfgenaam is verklaart, gelyk uit het geproponeerde by de Cafus po/itie mede voor vaftftellcn , 't welk dient tot folutie op de derde voorgeftelde vrage; gelyk zulx uit de definitive van een legaat aftenemen is. Legatum enim efl donatio quadam k defuncto relicta NB. ab htredc preeflanda. Conform welke definitie een legataris inter alias actiones fc: retZ2t vtndicaiionem & hypothecariam etiam compettt actio in perfonam htt fuiuris at non prMeritis dant for mam ne\ ± gotiis. II. De interpretatione contratluum <&' tefïamentorum; qua¬ tenus ex mente contrahentium aut jure pafii contra Ze* gem teftamentiprobibitam jubfiftunt.l 'Aa 3 . S U Mr  198 Partis S ï C ï SB * SUMMARIA. i, 6. /"Vatyts kon man cn vrou "a l W de Landtr: van Vcluwen zig niet wyders beneficeren dan met een vierdepart van't ongerede boven en behalven al het gerede. i z. Welke middelen nogtans by precautie konnen werkftellig ge- I maakt worden tot de validiteit van een conjugale donatie ultra j ftatutariam portionem ? a. Hoedanig een gemeen Veluwfch goet tuffen een man en zyns overledens vrouws erfgenaamen vi pacli aut teftamenti by eenige derzelve geapprobeert, na die oude Lantrêgten deilbaar is ? 4. Novell, ordin. teftament. d jure antiquo in Vclavia tetrarchia recejfum & uniuique de re fua im~ mobili allodiah tejlaripermiftumy y. Quod tamea refpeólu ctnfugum limitatur, quibus tantum ujhsfructus reciprocus tam mobilium quam immobilium permijjus eft. 7. Hujusmodiftatutum reale eft. C A S V S POSITIE. S^errit van Kal!Ler cn Aalt jen Hendrix eheluiden tot Deventer Kj wonende, en in gemeenfehap bezittende een vierdepart van het trvtHogewolnnVeluwen gelegen; hebbende de overige 4 parten op den 20. Nov: 1708. hier by fub A. van der zeiver refpective zwagers en zuftersGerritforisRiggers en zyn hmsvxouMarrttjen Hendrix, Styntien Hendrix, en eindelyk Pteter Derks benevens zyn huisvrou Geeshen Hendrix aangekogt voor 4087-10, Dog vermits by 't Landtr; van Peluwen cap. 30. §. 3- verbo- 8, Een difpofitie excederende de ftatutaire portien moet utiliter ge> reduceert worden ad quantitatem ftatuto concejfam ; ob rat. ibid. p, Quod tarnen limitandum vi claufu- L-e annullativit jlatuto adjeétcs. 10» Heredum qualitas tempore conditi teftamenti , mortis tefiatoris, adtund& hereditatis inftpicienda, 11. Leges nova ad futura tantum ne- gotia rejeruntur. 12. Quod ratione prioris teftamenti con- jummati etiam locum habet; 13. Ralio hujus ajferti variè adducitur, 14. Heres regulariter faélum defuncli prcejlare tenetur. 1 Mcntem contrahentium magis quam verborum conceptionem infpicere oportet. ob rationes & 11. fubjunélas n. ió. 17. Donatio ex teftamento legibus re- probato non fubfiftens ex agnitione heredis valida fit. 18. Qualis interpretatio in ultimis vo- luntatibus fequenda ?  Cons. xxvi. m den was, dat man en vrou malkanderen wyders dan tot een vier'depart van 't ongerede zouden konnen begiftigen , hebben voorn: eheluiden genegen zynde malkanderen met de alinge nalatenfchap te beneficeren zulx geconfidereert , en daarom wel uitdrukkelyk by voorff: contracf geftipuleert , en met die verkopers als de prjefumptive naafte erfgenamen van Aaltje Hendrix verwillekeurt : Dat dezelve aan haar kepers mede tekenen zullen, dat zo wel het 2. aangeërfde als aangekogte goet magt gullen hebben te verkopen , te vermaken en koeren na hun gevallen, voor zo veel de verkopers aangaat. Dat voorff: eheluiden en koperen almede en daar en boven tot meerder fecuriteit zig by Requefte van den 12. april 1710. aan de Heeren Staten van Gelderlant hebben geaddreffeert en difpenfatie over gemelte Landtr: verkregen, om namentlyk mede over hare ongerede goederen in Peluwen by uit erft e wille te mogen difponeren, ah/ub B. Gelyk dan eindelyk daarop de teftamentaire difpofitie van deze eheluiden voor de Magiftraat van Deventer in dato den 19. May 1710. gevolgt en in forma gepaffeert zynde dezelve malkanderen daar by hebben begiftigt met alle hare natelatene goederen , en wel ten opzigte van de Veluwfebe na voorgaande fpeciaal confent en difpenfatie van hoo^ gemelte Staten van Gelderlant , fub C. De TeftatrkeAaltjen Hendrix na dode van haar zufter de mede verkoperfche Geesken Hendrix zonder kindren dezer werelt medenu onlangs overleden, en het voorff: teftament behoorlyk en tydig ter plaatzen daar dit vermaakte goet in Veluwen gelegen is geprotocolleert en geregiftreert zynde, hebben de kinderen van teftatrices zufter mede verkoperfche wylen Marritjen Hendrix als voor een derdepart erfgenaam ab inteftato van het Veluwfche goet, gelyk ook de kindren van die mede erfgename fenneken Hendrix geen verkoperfche zynde voor een gelyke portie gefuftineert ,. dat zy voor hare refpective aandelen behoren te fuccederen tot en in het halve goet Hogewolt bovengemelt. Wort nu gevraagt. Of niet Gerrit van Kalker als langftlevende en univerfeel erfgenaam van meergemelte zyn huisvrou ex teftamento beregtigt is tot die-  200 Partïs S e c tr n d te die geheele halffcheit van dit Veluwfche goet, of hoedanig daar omtrent, vermits de mede verkoperfche Styntjen Hendrix voor het overige \ part erfgenaam ab intefiato hare hanf tekeninge niet wil tegengaan, anders de verdeilinge na Lantregten van Peluwen zou benoren geconfidereert en gereguleert te worden. By ons onderff: Regtsgeleerden gezien, gelezen, en g'examineert zynde vorenftaande Cafrs pofitie en de vrage daar uit aan ons ten fine van een kort en onpartydig advys voorgeftelt, zouden wy onder corredie van gedagten zyn. Dat, of wel Gerrit van Kalker als langftlevende dezer egteluiden, voor zig hebbende eene private en publycque difpenfatie over het prohibitive Veluwfche Landtr: zo van die^ mede erfgenamen by wvze en in kragt van contract , als van meerhooggedagte Staten 'bv forme van een generaal confent tot eene teftamentaire difpofitie afgegeven, niet zonder plaufibile redenen de donatie van die gehele halffcheit in regten zou konnen fouteneren egter tot voorkominge van eene onzekere decifie en koften raatzaam zou wezen daar van voor een gedeelte aftezien, en zig laten bevredigen met'zodane gedeelten? in deze vermaakte halffcheit, als wy zouden vermeinen hem inconteftabel zo uit kragt van meergemelte koopcontract, als het oude Lantregt van Veluwen na die onderlinge difpofitie van den 19. May 1710. te competeren;. >. Ten welken einde vooraf veronderftelt zynde, dat de dtfpen* Vatie van de Heeren Staten vanGelderlant niet op deze conjugale donatie van het halve Hogeivolt zou mogen applicabc! zyn, zouden wy van fentiment wezen, dat de langftlevende dezeregteluiden uit kragt van de ftatutaire gemeenfehap die eene halffcheit van dit goet competerende, uit en van de wederhalffcheit zou behoren te genieten volgens d' expreffe difpofitie van geallegeerde Lantregt een geregte vierdepart, en van de overige drie vierde parten zodane twe derde gedeeltens, als waar toe anders buiten meergemelte contract en renuntiatie, de mede verkoperfche wylen Marritjen Hendrix of alnu hare kindren , en Styntjen Hcnrix zouden beregtigt geweeft zyn. Zulx dat den donataris Gerrit van Kalker'tgeheele goet benoude alleen van die bovengemelte drie vierde parten in de halffcheit zou  Cons. XXVI. . 2QJ zou behoren te laten volgen aan de kinderen van teftatrices zufteifenneksH Hendrix het overige een derdepart Om welk onze advys maar kortelyk na de tyt, waar in wv bepaal zyn, met eenige redenen te bekleden • y whZ^piï^**. ***** vanhetzelvetenrefpeeïe corSm ffiTT'-^ de ™PPlié*^ van het lantlyke den „ ï ditn APrïI7I°- totdiereciprocquemakingevan den 19. May dito jaars, het voor d'introduétie van de vrve Hif ftelt en wPaa « aii°d!aIe °n§erede ^oed^n °p™ ge ltelt en waai by art. 8. aan man en vrou toegelaten isaheen Ik,* f^ t^ln^'J^' J SeP.ermittce" ™s malkandeien by teltamente met een vierdepart m haar aangewonne onw < rede boven net geheel der gerede goederen, zfinTn^trkËX van Huwehxe voorwaarden of beding in dezelve te begiftigen Zodanig dat deze. mutuele difpofitie van den i9^M v '710 fchoon over het gehele goet tegens die lantlyke wet fwelk/als een 7' ' teel f atmt volgens 't gevoelen van P. Voelde Jat }etl 1 l ? n.z.& Rodcnb. de fiat. div. tit z cap c r,7,1til r .4' P' gemaakt, „nliter tan en zal moeteTferedueenZ^TldT uonem ^Tr^amiJ7 ^per iLte nTllZ^É^' !ln „ ó j h' ' 1,' 2'7- Rwt. de-cis. 40. %Everb. cons. V^i.ail. cons. Bttrv. Rubr 7 t welk .n cas fi^fl J ««^ aam gedékt te grypen, om dat deze enuu antrchaps difpenfatie, by haar en fecuir geftelt te zyn met des Lantchaps p ve'rbiedende mutneel teftament en daar in gedane g fte ^ , -iefceert, wetvanVeluwen, djaromookgtodveteb^ g^ fte ^^IS^XS^^ waar van ^w^d= harde en onredelyke zake zoude:zjr» ™ne^0z geinterpre- Hendrtx de jSS^S'^eo-ïoi zyn na te komen, NOV: ! 7°t ITnderen e^ erfgenamen van J*m*. ^* beter even alzo de kinderen en erig ^ ouderen Se»,^s't fcT^fe en koftba.e ,J2e .e een erfgenaam met bevoegt is he ten. fia. fcriwr te contradiceren , maar m tegendeel ve,p tekomen, /. i4> if' ** 10, ' Schoon  Cons. XXVI. 203 Schoon ook op zyn eigen perfoon en regt (leunende /. 7. C. de neg.gejl. de redenen daar van zyn te vinden in Nov. 48. c. r. d, l. 149. & l. 10. ƒ de R. 1. §. f. Infl. de oblig. qua ex q. cont» l. j. §. 2. ff. deO,&A. vid. interim, fi caftts ferat, Nic. Burgund. tr. de evitl. cap. jol. 102. 1,03.. 104. ioy. & 106. abt hoe axioma per varias diflintt. CT confd. examinat dr illufirat. Tot welke opinie en perfuafie wy gebragt en overgehaalt zyn door die wederzytfche intentie, w'elke de refpective verkopers en kopers in dezen waarfchynelyk moeten geoordeelt worden by haar voorff: koopcontract gehadt te hebben; Dat, gelykerwys de verkopers, als de hope van denaaftefucceffie van haar zufter Aalt jen Hendrix hebbende, aan de eene zyde door dat onderlinge beding aan de kopers hebben willen toeftaan 't geen anders de wetten aan haar niet permitteerden, ook alzo de kopers aan de andere zyde zig daar door hebben willen beveiligen en alle eventuele difputen amputeren. Want anders zou die gehele claufule , die in een contract niet otieus en buiten operatie kan zyn, overtollig, en chimeryeque zyn , in cas dezelve alhier zo generaal en ruim geftelt zodane vrye difpofitie over die aangekogte { parten niet verondcrftelde en in 't oog hadde; Te meerder daar't eindes dezelve zodane empathyequebewoordinge, voor zoveel, namentlyk , de verkopers aangaat, bevonden wort, dat wy meer op het oogmerk der contrahenten , alsopde letter van die periode zouden oordeelen te moeten letten , en daar uit veilig befluiten, dat deze teftamentmakinge, fchoon by 't Landtr: ten opzigte van \ parten outyts verboden , zal moeten fubfifteren ; fullum enim efl contr ah ent iu:n voluntatcm magis quam verborum con- 'J* ceptionem infptcere 1. fin. C. qua res pign. obl. 1. 6 §. 1. ff. de contr. empt. I. 54 de R. 1. Ratio, quia in contr.iFlibus veritat rei magis quam fcriptura perfpicï debeat l. 1. C plus val quod agit. add. Tiraq. de reir. gentil. §. 1. gl. 14 tradens: quod contrallus gflimandus venit ex virtute, vi, & effe tl u , non k verborum concepttone, quibus contr ahentes abufi jorte fuerunt, Wefenb. cons. 12 n. %o. Zo dat d' interpretatie niet anders als invoegen voorff; indezen kan vallen \ x B b 2 Cum  204. PARTIsSECUNDiE Cum in contraSlibuspotiusmens quam verba funt attendenda. Molin.de primo? lib. i. c. 4. n. 20. Recipiunt enim contraüus interpretationem ex tacita mente contrahentium l. f2. f. de v. 0. Cravett. cons. 561. n 1 & feqq. 17- Waarom wy'van gevoelen zyn, dat deze difpofitie ten reguarde der » parten voorheenen by het Lantregt verboden , en by des teftatrices naafte vrinden g'approbeert, Zal moeten ftant grypen «o» tam jure teftamenti quam jure pafli aïg. §. uit. Inft. defidetc. I. 16. §. 1. C. de teftam. & tb. DD. paftim; add. Mant. de conj. uit. vol lib 2 'tit. 20. n.g.&io & fententiam coram judicio-Harderov. inter atlorem Boon van Voorft contra reum Cons. Henr: Boonen conftlto DD. Gos. Verftege Sr J. Schomaker d. 3. Dec: 1731. la- ^'zonder dat daar tegens onzes oordeels zou konnen obfteren , dat die verkopers alleen maar met de kopers zouden hebben gecontradeert in opzigte en betrekkinge van en tot zodane ahenatien of verkopingen, als dewelke zy zo van dit aangekogte als aang'erfde goet zouden willen en mogen doen ;v Gemerkt zodane vryheit een eigenaar van zyn goet van zelfs en na alle regten competerende kan daar toe dit onderlinge beding niet gerefereert, maar moet in tegendeePt zelve tot een generale magt van makinge by teftament g'extendeert worden. En wel zonder onderfcheit of zodane teftamentaire difpofitien in faveur van vreemde of deze egteluiden quamen te gefchieden ; Door dien de reden van deze exclufie der verkoperen eventuele en naafte legitimè fucceffie tot dit Veluwfche goet een en dezelfde ja meei-aannemelyk is, dat door deze conventie hevelde makinge van dat goet aan deze eheluiden onderlinge dan aan vreemde hebben willen accorderen; Dewyl de teftatrice haar zufter dc langftlevende bevonden wordende zy als dan het geheele aan haar gemaakte goet zouden erven, daar zy anderzins in cas die bedongene magt van difpofitie tot vreemde alleen relatyf was, daar van eenenmaal zouden gefrurtreert'zyn en blyven. • Waarom in dezen zodane interpretatie , welke a priori de ap18' parentftewas, alnog na regten zal moeten plaatze hebben, zonder dat die verkopers eene andere daar aan ftrydendeuitleggingen ƒ>«ƒ- teriori  Cons. XXVI. t0g terion zullen konnen geven tot prejudicie en beneminge van liet regt den langftlevende dezer egteluiden daar by verkregen , gelyk zulx by boven geallegeerde wetten en autheuren, quikm add. id. Mantic. de tac & amb. conv. lib. z. tit. 8. & lib. 3. tit. £. met meerderen kan vernomen worden , waar toe wy ons kortheits halven refereren. Wy hebben eindelyk vermeint, dat teftatrices zufter wylen fenneken Hendrix of alnu defzelfs kinderen tot het derdepart van de drie vierde parten van het halve Hogewolt zouden moeten fuccederen; Om redenen dat dezelve nog by het koopcontract nog by eenige andere ade bevonden en gebleken is van haar erfdeel ooit te hebben gerenuntieert. Waarom wy van gevoelen zouden zyn, dat den langftlevende Gerrit van Kalker beter zou doen om haar het voorff: \ part te laten uitvolgen, of immers daar over te handelen , als het zelve uit hoofde van meergemelte difpenfatie van den iz. April 1710. en daar op gevolgde makinge te Behouden; Om dat over de interpretatie en extenfie van dat jantlykeconfent tot deze conjugale donatie veele fpeculafen zouden vallen, wier koften boven en behalven derzelver onzekere decifie waarfchynelyk het grootfte gedeelte van dat derdepart zouden abforberen. Aldus by ons ondergeff falvo meliori geadvifeert binnen Zutphen den 18. juny 1735-. J.SC HOMAKER. T.G.P LEG HER, PH.CAR.SC HO MAKER, XXVII. ADVYS INSTRUCTOIR. ï> Otipulatien conti neren de firn pel retour van 1^3 goederen ad famiüam noftris favorabel en extenfive genomen zelfs van eene effkacieufere ope~  20g P A R T I S S E C U N D ie 2 operatie dan gerigtelyke aden zouden zyn en dat ook de goederen daar by of in een teftament met fideicomtmsg afledeert, ab herede vravato niet zouden mogen veralieneert worden per Amh res %ua C. comm. de leg & fidek. egter als dan diergelyke bedingen niet alleen na 't N. Regl: dezer Graaffchap art. 4. dr 6 binnen dien aldaar gepramgeerden tyt ten fine van een ' i-crtëlyke affectatie of verbant zouden moeten zyn geprotocolleert en gebrast in 't Regifter van affedatien van ongerede goederen by poene, dat dezelve het effed van een reël verbant tot nadeel van een derde een wettig reël regt verkregen hebbende niet hebben. , . , _ , 4. Maar ook dat alzulke ftipulatien contmerende fimpel retour van goederen ad familiam & latus unde provenerunt , met anders zouden konnen denoteren dan eene gereguleerde ordre van fucceffie ab int eft at 0en geenfins verbant of fideicommis importeren; < Zodanig dat daar door in 't allerminfte aan de conthoralen ofte hare defcendentcn is geprseripieert ofte afgefneden de vrye difpofitie en alienatie van deze goedren volgens de unamme leere • der Dodoren , als onder andren te zien by Coren cons. 9. «. 49.. & co Peck,. de teftam. conj. lib. 1. cap. 6. Sande ad Cons.feud. Gelr. tr. 1. 'tit. 2. cap. 3. n. 6. Gor. adv. tr. 3. p. 2. cap. 2. ». 20. & DD. pafftm. j r 6 En wel omdeze impulfive reden, dat diergelyke ordre van fuc'ceflie en devolutie van goedren by beftendige huwelixe voorwaarden of erfmaagfdieiden geprEefcribcert altoos Vcronderfielt en by zig heeft hanc fubintelleilam conditionem , nifi gravatus aliter difpofuerit. v. Somer. de repras. cap. 4. h. Q■ Zulx dat wy om deZe en andre difpofitien van regten bv verfcheide gewysdens en advyfen van Regtsgeleerden, als onder andren by wylen de Dodoren Gos. van Steenier en Ev. van Staverden op den 22. Dec: 1629. geconfirmcert , zouden van advys zyn, dat meerhooggemelte Heere Grave wel zoude doen hier over met haar Hoogheit a lamiable te tranfigeren. Aldus kortelyk by ons ondertl; g'advifeert binnen Zutphen den 13. Aug. 1725-. G. FE R STEGE. f. SC HOM AKER. XXVIII, ADVYS  Cons. XXVIII. zo9 XXVIII. ADVYS DECIS OI R. O F COMPRO MISSORIALE UITSPRAAK. An <5T quatenus pofimus teftamentum deroget priori. S Ü M M A R I A. 1. "Droeders en zuiders kindren fuc- cederen met huilne ooms en mocyen tot het verfterr' hunner ooms en moeyen m Jhrpes. 2. Dog zonder dezelve in capita, rat. ft 3- . .U..,, , - • 4, Ex qua caufa mutatio voluntatis tefiatoris prdfumitur ? Conicilurce mutatce voluntatis interdum.fufjiciunt, ij quando eo magis ? n. 6. 7. Relièla in priori leftamen to quando rton valent ? 8. Prius teftamentum ceque rite perfectum per poftenus ipfo jure rum- pitur; 9. Sine fpeciali revocatione. 10. Licet etiam tefiatorpriori claufulam derogatoriam adjecerit , ij ip- fam pofteriori teftamento non revocaverit ; ii. Si nimirum inter prius & pofterius decem anni intervenermt, ration. vid. n. 12. , 13. Ymantgezworen of'op zekere poe¬ nen zig verbonden hebbende zyn, teftariietit niet te zullen verandren zou egter 't zelve door het laalle gebroken worden. 14. Obtivio per decennium indstcitur. ij. Moribus noftris is contra juscivile gerecipicert, dat het niet nodig is erfgen: by teftament te inftitueren. 16. Cum eo cafu her:de.t ab inteftato cenjentur vocati & mjiituti, IJ. Tejhimcuta omnia koci.erna fere moribus'codieillaria funt. Hermanna Tiberinbs Wede: Haahmans behoorlyk in judicio geaffifteert zynde heeft op den 9. Juny 1699. V0°J" den StadtGerichte vanBorkuIo zekere teftamentairediïpofhie opgerigt, en daar by tot hare naafte erfgenamen g'inftitueert hare des tyts nog in leven zynde broeders en zufter Henrib^, fan, en MegteltTiberinh\_ genaamt, voorts mede de kinderen van hare ovej ledene zufter Reintjen Ttberinks by reprsefentatie van derzelver moeder voorn: C c Wanneer  Pahtis Secoïie V^n^tcJr^^nli^n zonder lyfsgeboorte dezerwekmdien nalatende ^en Teftatrice op den 13. Jan: relt öv«rl^^"^pi"%or gemelten GeriRte^W I7' 7,r T daar bv gewilt dat de kindren van wy- gepaffeert gemaak ; ;b g voor haarTef- len haar zuftei °°Teaive kinderen by reprefentatie der nöfit e in d°e!oueren Jlaatze aanftellende ende als hares dffponen es mede erfgenamen daar toe roepende en mftituerendes ' Zonder dat zv Teftatrice eenige vordere voorzienmge of inen• f ? w nndre mede erfgenamen of der zeiver kindren f a WOaaft: uHerfe wSlegemaakt , ofte ook het voor- fö^f^Sf ^enC^^-f5 voorts E*S t^hrinK refpeaivi kinderen van wy en ^nte^ ?emel e kind en van Hm*^**.: Vermemendedaar enteKter contrarie de voorn: kj^eren van Megtelt en. dat fv even na en alzo in capita tot die voorff. nalatenfchap behootden te fuccederen en g'admitteert te worden. Qu&ritur quid juris ? Gezien en e'examineert daar op by ons Ondergeff: Regtsge- S, dekiXnvanlylef^^riWt op den .o.Oaob: .7.9-  Cons. XX VIII. 2n aan ons ondergefchrevene daar over ten fine van regtelyke decifie gedane fubmiflie, falvo reSlius fentientmm judtció , de jure moeten relponderen en verftaan, dat de herediteit van HermannaTiberinks tuflèn hare refpective Neven en Nichten m capita , dat is hooft voor hooft, en alzo in gelykedeelen behoorde gepartageert en by dezelve" genoten'te worden. Aldus by ons ondergelT: gcarbitreert cn verftaan binnen Zutphen den xi. Decemb: j719. G. FE R STEGE, f. SC IIO MAKER. De redenen van het voorlT: Lattdum zyn onder andre deze decifoire. X>at namentlyk by de eerfte difpofitie d'anno. 1699. niet meer JL/ aan fan Cornehj/en door wylen zyne moey HemiannaTiberinks is verfproken, als 't gene den zelven na de wetten dezer Landen jure fucgeffionis ab intefiato in de nalatenfchap van opgemelte zyne moey was competerende, en in dien cas, wanneer dezelve by 't • leven van hare refpective broers en zufter Henrik^i fan en Af egtelt Tiberink^ dezer werelt overleden ware, gelyk nogtans niet gefchiet, maar het tegendeel voorgevallen is, met zyne voorn: 00men en moey van gearticuleerde verderf zoude geprofiteert en daar toe met dezelve in/lirpesgcfucCedeerthebben; Zulxdatdien r. voofff: val niet g'exteert en die voorn: difpofitie ad caufam inteftati wederom gekomen zynde, niet zonder fundament daar uit zou mogen geinfereert worden, dat den zelven alnu in dezen contrairen cas door de Teftatrice te gelyk met hare andere overledene broeders en zufter kindren, haar in gelykenderdengradebeftaande, na die zelfde wetten in capita tot hare nalatenfchap geroepen te zyn. Door dien het na onze ftatutaire wetten , als by 't Stadtr: van Zutphen tit. 31, §.6. Landtr. dezer Graaffchap Tit. 17. §. 3. te vernemen, een bekende en gedefinieerde zake is, dat in de fuc'Cc 2 cefiie  \ 2x2, Partïs Secundi ceffie van collaterale dé repraffentatie geen plaats heeft, indien val, wanneer broeders en zufters kindren zonder hare oomen en moeyen fuccederen, maar dat als dan dezelve onder zig in capita erven en herederen; a- Quia ejusmodi collaterales unius locum non ingrediuntur, fed ex proprio capite veniunt, v. confult ift. D. foh. Schrajf. in comment. ad Ref. Velav.cap 21. art. 5, ubi multa fcitu digna de pure reprit fent at. notavit. 3. ■ Maar vermits, als in de Cafus pofitie vermeit, de Teftatrice by die voorff: teftamentmakinge van den jare 1699. niet is verbleven ofte daar op geftorven , maar tot eene twede op den 13. Jun: 1717. en wanneer opglte hare broeders en zufter alvorens aflyvig waren geworden en kinderen nagelaten hadden, oveigegaan, zo kan daar uit en van wegens de veranderinge van zaken en omftandigheden ook niet anders g'elicieert worden , dan dat zy hare voorff: neven en nigten op eenen gelyken voet , en zonder den eenen boven den anderen te gratificeren , heeft willen traöeren, en dat dienvolgende hare eerfte difpofitie ten reguarde van haren neef fan Cornelijjen in een ander geval , zo niet g'exteert heeft, gemaakt, alnu in dezen geen ftant heeft mogen grypen; a. Quando enim fuperveniat caufa aliqua , ex qua poteft prafumi muta- ■ ito voluntatis, turn cenfetur prius te/tamentum revocatum per pofterius. $.Mantica de conjeü. uit. vol. lib. 8, tit. 8. «. 13. Ita ut in eo cafu fuMciant conjehlure & prafumptiones mutata voluntatis. id. Mant. d. I. & l. 3 §• *//. ff de adim. leg. MmttC- m- TraB- & LL-& novifti'. me apud foh. Voet in Commem. ad ff. Itb. 28. tit. X n \ Het welke ook in regten zo verre gaat en geadftrueert wort, T„ dat, offchoon ook een Teftateur by zyne pracedente difpofitie * zekere derogatoire clauful geadjicieert, geen gewag daar van in ' zyne twede of laafte gemaakt , of dezelve fpecialiter gerevoceert hadde, evenwel die laafte difpofitie zou moeten meeleeft worden • Vcornamentlyk wanneer een tydt van tien jafen tuffchen het t t pafleren van het eerfte en 't laafte teftament vervloten is • Cum illud contigifte for et cenfendum non ex defeElu voluntatis fed me- iz mort* , nam fi illius claufuia memor fuif et, fieut fe explicavit & inten- ' tionem fuam declaravit circa fubftanttam , ita quoque fe declaraflet circa qualnatem & claufulam appofitam. Menoch. de prafumpt. hb A pras. 166. «.44. * ^" • Ja zelfs zodanig ook, of ymant met ecde gezworen ofte onzekere poenen zig verbonden haclde zyne difpofitie niet te verande-'3* ^c 3 ren,  • ai4 P A R T I S S E C U N D K ren zo zoude dezelve nogtans door eene latere wettelyk gemaakt ten eenemaal gerenverfeert en gebroken worden na de leere van Covarr. rubr. de tefiam. part. Z. n. 15 . L m. $ .uit. de leg l. I. S C. de LL. Everb. cons. 167. «• l- Carps. p. 3. confi. 5. def. 19. & Watten, pr. Not. cap. 18.$ 177' n , . j- Waar uit dan nootzakelyk komt te proflueren, dat die gearticuleerde difpofitie van 1699. ten dezen opuchte tuffenide reipective bloetverwanteu niet meer heeft konnen ui confiderat e komen, niet alleen om voorgeallegeerde redenen maar zonderlinge ook, dat een interval van iS. jaren tuffen de eerde en twede difpofitie in dezen gekomen, en daar door eene genoegzame verIX aetelheit (om welke te introduceren na regten den laps van 10. 4 zoude zyn) aan de Teftatrice heeft konnen toe- bl'eWaar'door dezelve geene dusdane mentie of fpeciale revocatie heeft gemaakt gehadt , zodanig dat hare latere difpofitie d anno Ui 7 (waar bv dezelve nelfens haar zufter wylen Megteltl ibermks kinderen en by vooraffterven van dezelve die kinderen by reprsfentatie der.afgeftorvenë ouderen wel uitdrukkelyk tot hare mede erfgenamen , zynde gene andere dan de kmaeren yan haar 1 e,tatrices broer en zufter HmrU^&x Reintjen Tibermk, komt te roepen en te inftitueren) geprofiueert uit lalutaire inzigten indezen L d'erfgenamen zal moeten agtervolgt , en derzelver nalatenfchap tuften dezelve in capita verdeilt en genoten worden. ■ , Zonder dat het effentieel nodig geweeft is , dat de Teftatrice l5'hare vordere legitimè erfgenamen by hare laafte difpofitie «™tim & diferus verbis geinftitueert zoude moeten nebben ; om dat. "\ttü\£*pré üJtjvt** l. iy. C. de tefiam: d' mftftutie van erfgenamen quibufcunque verbis, aptis tarnen &convementtbus, per qua liqueat voluntatis intentie, heeft konnen geich.eden; maar ook dat ^moribus nofirrs diergelyke inftitutien m een teftament met gefchiedende d'erfgenamen ab mtefhxto als dan moeten verftaan worden geroepen te zyn , Groene, ad é. 34. Infi. de legat. eT §. 5. dt hered. infi. Goris 4. -adv 1 1. n. y ï 7 Vnde efl quod vultro dicitur: teftamenta omnia hodiema fere codiallariaefTe pril. Schraf ad d. Reform Felav. cap. 30. art. ^.w fin: Uit allen welken wy dan nootzakelyk hebben moeten befluiten  Cons. XXIX. 2I5 en van advys zyn, dat de herediteit van dezeHermmvaTiberinks tuffen hare refpeéïive neven en nichten aquali portione , dat is, hooft voor hooft, zal moeten gepartageert en geprofiteert worden. XXIX. ADVYS INSTRUCTOIR. f 'een erfuiter voorhanden en de gefequeP VJT treerde goedren van een overledene aan den prxfumptiven naaften erfgenaam, daar gene andre nee ex teftamento nee ab inteftato bekent waren, by decreet tegens genoegzame verburginge en inleidinge van en in het erfhuis werktlyk uitgevolgt zynde, of eene fx/.'o/? daar op tot verkryginge der pofTellie gedane erf huisinleidinge van andre prajfumptivc nadre erfgenamen aan den eerften inleider kan benemen de fiduciaire poflèffie van deze reets ge poffideerde erf huisgoedren • zodanig dat het judicium domus mortuaria plaats houdende daar over alvorens nog zal moeten erkent worden? Dan of zodane nadre ingeleide erfgenamen , daar de partven by fententie interlocutoir geordonneert zyn de zake ten principalen by erf huisregt aangevangen na Stadtr: te voldingen y  6- Put is Secundi dino-en, verpligt zyn haar gefuftineert regt van°legitime fucceffie en proximiteit by citatie aSlione direcla perfonali contra pojjïdentem pro be* rede te vervorderen , of zig met hunne bewyzen volgens de gedane publicatie in de Couranten aan den Gerigte te addrefteren ? " Kegatïvè bic refponfum , ita ut immijjione in domum mortuarium ad acquirendam bujus fummariam paffejjionem facta adbuc iftf judicio inter heredes fuper ea contendentcs locusdetur. S U M M A R I A. r, S. TTmant kan tegens een ander X in jure agerende in oppofitie komen of in exceptivis of ten principalen. 2.4. De exceptien moeten als dan ordentiyk en nominatim voor het antwoort ten principalen geproponeert, verhandelt en gedecideert worden. 3. 'Twelk ook plaatze heeft m een erfhuisprocedure. y. Wanneer cf'exceptio informalitatis plaats heeft-, 6.,Of onder 't woort invoegen, outyts dog qualyk in de concluiien g'infercert, begrepen kan zyn ? 7. 9. if. 16. 18. Dusdane cxccpricir geomitteert zynde heeft de luis conteftatie ten principalen , en dienvolgens daar over de decifie plaatze. 10.11.17. En wanneer des te meerder? 12.. Een Aanlegger in zyn eifch en conclufie wordende verklaart niet te zyn ontfankelyk &c. importeert zulx een abfolutie van den V crwr: non ab inflantia, fed d petitione afloris. 13. 'Twelk tot des Verwr: conclufie, fciioon daar by vooraf tot caffatie. der erfhuisprocedure gecontendeert is, toegepaft wort, ob rat ion. n 14- 19. 2J. 32. Alle binnenjaarfche ver¬ derven, waar in ymaut contradictie lydt, moeten judicio univerfali ten erfhuisregte met inïeidinge gefchieden. 20. Quod variis ftatutis confonanlibus confirmatur £5" explicatur. 21. De nature van een erf huisproce¬ dure beftaat in de fumtniere poffeflievan het derf huis, 't welke jaar en dag duirt, zonder dat cea  Cons. XXIX. 2I7 een mede erfgenaam voor laf van dien daar van mag gepri veert worden., n. fj. En isuniverfcel, begrypende all des overlcdenes goet,waar en vai wat nature dat ook zy. n. 23. 22,. Na verloop van welken annefet tyt een detentcur daar uit niei kan gcdepoffideert worden dar door regtelyke middelen ten petitoiren. 24. 40. Dejcriptio domus mortuaria. 26. liequijita domus mortuaria recenfentur. exammantur^ adcajum jubjeclum applicantur. n. 27:28, 29. 30. 31. 33. Wanneer de erfhuisprocedure geer, plaatze heeft? wort ex fado onderzogt. 34. 38.39. 41. 42. 45-. fo. 5-4, ƒ6.5-8. ƒ9. Wanneer een Refolutie kragt van decreet of fententie niet kan hebben? latè in hypothcfi disquiritur. 35". Definitio fententia & ejus effeclus, n. 64. 36. Diftinéiio inter fententiam ct fub- fcriptiones judicum. 37- Ha non habent auctoritatcm rei ju- dicata. 43. Tot wat einde de erfhuisverbur- ginge gedaan wort < 44. En hoe dezelve exlenjivè & in- diftincTe by zommige ftatuten gefchiet? 46. D'eerfte crfhuisinlcidinge is van ' dat effect, dat den volgenden C A S V S POSITIE, -fohan Tempel voor eenigen tyt geleden van de Cadp de goede Hoop J gerepatneert zynde heeft zyn woonplaats in den Jare 1733. D d geno- s I inleider partes aüoris moet fuf- • I tineren. f 47 48- Quod verbis ftatuti y confuetudmis'noftra peritiff Sandii fir1 matur, 49. Over zodane diftinöe erfhuis-Inleidingen niet erkent zynde blyft het judicium domus mortuaria nog open. S1 • Bonorum poffeffio fine vel cum caufa cognitwne fummariffima impetratur. ƒ2. Et non prajudicat meliori cognitioni in ipfo judicio domus mortuaria. ƒ3. Quod non de jure fed de faólo pofJidentis difceptatur : quando & Iin qua caufa hoe locum habet ? ƒƒ. Sententia jus facit inter litigantes, non vero inter alios. \ 60, Tot wat einde dient, en van welke operatie is de publicatie van een verfterf alom in de couranten gedaan ? vid. h. & n. 61. cum feq. n. 62. y 63. ubi in fado ; efjeclus hujusmodi publicatiunis examinatur' 6$. Accefforiè liti affiflens non plus juris m caufa habet quam principalis, 66, Het erthuisregt is in deze en naburige provincie van Overyffel confuetudmair. 67.68. 70. Malè exteri DD. judicium Ao-mus mortuaria confundunt cum interdiclo quorum bonorum. j Ó9. Quodunius alteriufque diftinïld con~ Jideratione demonf.ratur.  2I8 Partis Secundi genomen binnen Zutphen, enaldaarden i 5-Novemb: defzelven Taars een teftament gemaakt; J Waar by tot univerfele erfgenamen heeft gemftitueert-gehadt die vier kinderen fan Hendrik^ Agtienhoven by Maria Sehryvers ehelyk verwekt, als met namen Paulus, Hendnna, fakpba, Maria En daar en boven tot executeur van zyn teftament aangeftelt ^Idf^o'p^het*gebeurt, dat den Teftateur fan Tempel kort na zyn gemaakte teftament overleden zynde , den executeur teftamentair, om zyn regt van executeurfchap met effea te konnen exerceren, en om de poflèffie van den geheelen boedel te erlangen zig in het erf en fterf huis van den overledenen op den 18. des gezeiden maants Novemb: heeft doen immitteren; En uit dien hoofde niet alleen den overledenen doen begraven, maar ook zig werkelyk in de poffeffie van alle die in den erf huize voorhanden zynde gerede goederen heeft geftelt, fub B - Hier op is het gebeurt, dat de Heeren van de Magiftraat dei Stadt Zutphen op den 27. Novemb: dito jaars voorff: by refolutie hebben verftaan: ■ ' ,, Dat die alhier van den overledenen voorhanden zynde goederen zouden -worden oemventarifeert, ter Caneellarie gefequeftreert , en onder die fequeftratie verblyven , ter tyt en wylen zoude gebleken, en by Haar Edten Achtb: erkent zyn, welke de regte en naafte erfgenamen zouden ^Dat ton dien einde die nodige advertiffementen in de couranten zouden worden gedaan, met pnefixie daar by van een termyn van zes maanden, binnen welke de erfgenamen haar met hunne bewyzen en befcheiden hier ter Cancellene zouden hebben aan- tegeven 5 , ... Ten einde dezelve gezien en NB. parthyen gehoon, over de extraditie der gemelte nalatenfchap zoude konnen worden erkent, zo en als bevonden zoude werden te behoren fub C _ Den Executeur teftamentair , fan Gyfen , in zyne qualt: en Dor. Jood Schomafer namens eenen fan Theedoor Aghtienhoven lultinerende uit hoofde van voorff: teftament , dat zyne kinderen de erfgenamen van den teftateur waren , praffenteren te zamen een requeft aan de Magiftraat der Stadt Zutphen , verzoekende  C o n s. XXIX. 219 daar by, dat de goederen onder den executeur mogten verblyvenj Dog de Heeren van de Magiftraat zyn tot hier en toe by hare refolutie verbleven, fub D. Hier op is het nu gebeurt , dat Dor. f. Schomaker namens fan Tbeodoor Aghtienhoven , als Vader en wettige Voogdt zyner vier kinderen by Maria Dorothca Coefveit ehelyk geprocréert in abftraclo buiten kenniffe des executeurs op den 6- Decemb: 1733- zig by reqte. aan de Magiftraat heeft geaddreffcert, en verzogt, dat, vermits zyns principalen vier onmundige kinderen niet alleen ex teftamento, maar ook^ ab mteftato de naafte erfgenn: van den overledenen waren, dat aan hem pr. q, die gelêqueftreerde goederen onder borgtogt, als daar by, mogten uitgereikt worden; Waar op by Haar Ed: en Achtb: op den 16. Decemb: 1733. is verdaan, dat de uitreikingc als verzogt zoude worden gedaan-, mits dat hy Dor. Schomaker. qq. genoegzame cautie kw&me te fielten fub E. . Ingevolge deze Refolutie nu heeft Dor. feoftSchomaker pr. q. op den 18. Decemb': 1733. zig in denerfhuize, na voorgaande erfhuizes verburginge , ten erfhuizes rechte doen immitteren , ten einde om daar door die fummieré poflèffie van den gehelen nagelaten boedel te erlangen fub F. _ Op welke erfhuizes inleidinge en erfhuis-verburginge hem die gefequeftreerde goederen zyn uitgereikt. Dit alles zo tot hier toe gepaffeert zynde zo is het daar en boven gebeurt; Dat eenen Michael Tempel voor hem zelven, en Dor. Fier m.Hafe* broek^ junior Volmr: van fohanTempel, gebroederen van den overleden fan Tempel zyn vader, en dus als Oomen paternel, denzelven in die derde graat als die naafte erfgenamen ab mteftato beftaande, op den 5. May 1734. en dus intra terminum by de couranten, ais voorff geftelt, en funften ook binnen jaar en dag haar in den erf-en fterfhuize van den overledenen fan Tempel na voorgaande erfhuizes verburginge ingevolge het Stadt regt van Zutphen rif. 6. § 1,4. cjr'y. ten erf huis regte hebben doen immitteren, en daer van Dor.Schomaker qq. de nodige denuntiatie gedaan, fub G. Die daar tegens in dato den .... erfhuis uitleidinge heeft ondernomen als in f allo waar is, Dd 2 De  220 Partis Secundi De zake tot hier en toe in ftaat zynde ende den executeur fan Gyfen vernemende, dat deze erfgenamen zig hadden opgedaan , enJuftin erende door die conduite van Dor. Schomaker qq. merke]Yk benadeelt te zyn in zyne qualt: voorfchreyen 3 Ta dat niet anders konde verftaan worden, dan dat hy qq. die refolutie van de Magiftraat fub-en obreptyf verkregen hadde; Geeft tegens DorfSchomaker, als die het erfhuis verburgt hadde Reqte. van citatie over, waar mede AfichaelTempelen Dor. Harm. Hafebroek, junior qq. ratione intereffe haar quamen te voegen, Concluderende daar by, dat hy fchuldig en gehouden zoude zvn die by hem onder 'burgtogt geligte goederen wederom onder 'die fequeftratie te brengen , als uit de requefte van citatie confteert fub H. Ten dage dienende objicieert Dor. Schomaker die exceptie van renvov aan die ordinaris Gerigts-banke. 'Die' zake in exceptivis afgepleit zynde zo hebben Haar Ed: en Achtb- by decreet deze procodure by requefte aangevangen opgeheven/en verftaan, dat de zake ten erf huis'regte ondernomen na Stadtrechte zoude vervolgt worden, als blyken kan uit het Decreet zelven fub f. • . . Terwyl dat nu Dor. Schomaker qq. zig het eerfte m het ftert huis ten erfhuis re, vinge dezer erfihuisproceduire, en overzulx tptniet ontfankelykheit van de Imptn: en daar uit miffchien zal tragten te infererén, dat die verzogte ophevinge. alleen fteunende op zyne fuftenue, dat thans geene erf huisprocedure meer plaats zolde konnen hebben , en hy uit dien hoofde wederom alleen contenderende tot niet ontfankelykheit ook dezelve niet gebonden zolde zyn aan dat een eenige poincl:, oPernog materie van eene erfhuis proceduire in dezen voor handen, dan of niet anders dan eene petitoire proceduire voor Imptn: overig is s Zo kan dit alles onzes eragtens niet beletten, dat die conclufie ten principalen niet is genomen, cn over den eifch van Imptn: de lis niet is gecontefteert. Aangezien zo een raifonnement wel zolde aantonen , dat den 14. Verwr: om de Impctn: haar eifch ten principalen by juftificatie van erfhuis inleidinge genomen te doen ontzeggen dat eene middel van defenfie, beftaande in 't voorgeiberde poincl:, dat geene erfhuisproceduire, na dat by de refolutie van den 16. Decemb: 172 3. fub E. by de Cafus pofttie aangehaalt, is verftaan , dat de gefequeftreerde goederen van fohannes Tempel aan den Verwr: qq: zullen worden uitgevolgt, mits ftellende genoegzame cautie, maar heeft gebruikt, dog geenzins, dat dat middel ten principalen niet is geëmploieert; Waar van 't contrarie uit de bewoordingen , die den Verwr: iy. E e gebruikt,  z%6 PartisSecundte crebruikt, volgende, zo ftaat't ook na onze opinie vaft, offchoon den Verwr: het gededuceerde in vim dilatoriam hadde kunnen obiicieren, en daaf uit eene exceptie proponeren des niet tegenftaande de vyl hy zulx niet heeft gedaan, maar liever het zelve als een middel van defenfie ten principalen heeft willen gebruiken, hy, 'tzy op goede, 'tzy op quade gronden, htem ten principalen heeft gecontefteert; Zullende wel door de Heeren Rigteren by het decideren dezer erfhuis-proceduire in behoorlyke confideratie moeten werden genomen, namentlyk, of en in hoe verre het zelve gebruikte middel van defenfie inftaat zal zyn om den edch van de Impetn: te doen vervallen; . , , T/c Dog heeft den Verwr: in allen gevalle, indien vermeenthadde meer middelen van defenfie , om den eifch van de Imptrn: ten principalen tegen tegaan, te hebben, zig zelfs te imputeren, dat zig daar van niet heeft bedient, en zo zeer op dit eemgfte ceëmploieerde middel heeft gefieert dat alle anaere vrywillig leeft eenegligeert, 't geen wel kan effedueren, dat een Rigtei op zodane andere niet geallegeerde middelen in dectdendo geen reguard kan nemen, dog geenzins van die uitwerkinge kan zyn, dat de decifie ten principalen daar door kan worden opgehouden. Aangezien die niet dcpendeert van de veelheitvan de gebruikte middelen van defenfie, maar van de litis conteftatie ten principalen , welke door eene gedane Antwoort , en daar by genomene conclufie ten principalen wort gehouden gefchiet te zyn , offchoon die conclufie maar enkel uit eene eenige reden is opge- 'ï7 Bv al het welke voor het laafte nog accedeert,. dat geene bedenkinge kan overblyven omtrent de litis conteftatie ten principalen , wanneer de volgende woorden in de conclufie van den Verwr: namentlyk, waar by hy contendeert tot mamtenue by zjne zo genoemde gedecreteerde poftejfie, na behoren werden geconfide- reert:; . . ' . • • 18 Doordien dezelve notorie de materie van de zake ten pnncipa' len te weten de poflèffie des boedels (gelyk ook daarom den Verwr: paffm, en fpeciaal art. y. & ?f. by zyne Antwoort zegt, dat men hier verfeert in poffefforio fummario) in zig belluitende,  Cons. XXIX. 227 cn den Verwr: die wel ten zynen faveure willende hebben gedecideert, ook moet lyden, dat daar over werde erkent, zo wel ten réguarde van de Imptn: als van hem zelfs, na mate , dat de Heeren Rigteren de redenen voor ieders fuftènue omtrent de pof. feffie des erfhuis milderende gefundeert of ongefundeert zullen vinden; Belangende de twede aan ons geproponeerde Vrage, zouden wy onder correctie van opinie zyn, dat de Imptn: in cafu fubjec~lov/e\ en te regte na de ftatutaire wet van de Stadt Zutphen , en de wetten hier in Geiderlandt vigerende , judicio univerfali ten erfhuisregte met inleidinge hebben geprocedeert, en vermogen te procederen, zonder verpligt of gehouden te zyn geweeft met eenige actiën ten petitoire hare vervallene erffeniflb te zoeken. Om 't welke wat nader aantetoonen, men 't volgende tot beter verftant van dien, nodig agt te prsemitteren ; Als voor eerft , dat het fubjecl: van. eene erfhuisprocedure na 19 onze ftatutaire wetten is een binnen jaars verfterf waar in ymant contradictie lydt; 'T geen niet alleen evident is uit 't Landtr: der 4. boven Ampt: 20 des Nymeegs: Quart. tit. y. art. 6. van Tiel en Bomm.Weerd. tit: 2,8. art. 4, Landtr: van Vjeluw. tit. 33. art. i. van de Graaffchap Zutphen tit. 3. art. 3. Stadtr: van Arnh. art. 28. maar ook 't locale Stadtr: van Zutphen tit. 6. art. 1. als ftatuerende met uitgedrukte woorden : Dat men een binnenjaars verfterf met erfhuisregt, by aldien iemant daar in contradictie of oppofitie gefchiede , vorderen zal. Dat dit nog nader geëxpliceert wort in denzelven art. ftadtrechtens overeenkomftig met voorgeallegeerde Landt-en Stadtrechten , door de volgende woorden : Dat zodane vorderinge moet gefchieden binnen jaar en dag na het overlyden van den afgeftorvene, te weten binnen een jaar zes ïvektn en drie dagen , en dat na verloop van dien tyt den eifeker van 'f erfhuisrecht zal verftceken zyn, voorbehoudens nogtans hem zyne atlie ter plaatze daar die fterfgocderen gelegen zyn, of funfte na aart en nature derzelver goederen. Dat daar uit komt te reftdteren, dat de nature van eene erf-21. huisproceduire aan d' eene kant , conform ook de difpofitie van den 1 z. art. d. tit. 6. van 't Stadtr: van Zutphen , is mere poflèf- Ee 2 foir,'  &2g P A * T I S t S E C O N 9 JE foir wel gebonden door dewet aan een zekeren bepaalden tyt «.te weten van iaar en dag, dog niet te min in dien tyt altyt aan eeneifcher vryftaande beginnen, zonder eerder , als na laps IZ ' iaar en dag; welker verloop een detenteur van een fteifhnis e rft maakt°eenen gequalifkeerden bezitter, die zonder behoorlYk dadt-of landt!echt ten petito.ren uit die zyne begroeioTpVffeffie niet kan gefloten worden, daar van verfteken te zyn ; „ Ei aan de andere zyde , dat dit is een nntverfate juduium 3 begrvpende onder zig alleverftorvenegoedt, redeenomeoe " roerende en onroerende, zo waar dat gelegen is, binnen of" but en fteden , en tot wat regt die goederen ftaan, daar urne " d?e lmdenbeftorven, en als zy hadden op den dag, als die luiden levendig en doot waren , zo als den text van den 'iV> art d. tit. 6. is luidende. ZA Gelvk ook daarom Sande ad Confket. Feud. Gelr. tr. $. cap. i. 4"c Tl u eene defcriptie van een erf huis met relatie tot eene erfhuisproceduire gevende, zegt : mortuaria domus eft umverfa defuntlibtreditas, civili quodam modo reprafenlata per domum ac locum, ubi defunctds poftremum babuit domtcdmm. 15- Invoegendan, dat uit allen dezen volgende dat die geene, welkefuftineert een erfgenaam van den overledene te zyn en de poffeffi van den alingen boedel, die hem door een ander van zvne kant mede fuftinerende erfgenaam te zyn wor onthouden Sdenkt te acquireren, daer toe geen ander middel kan^nog mag lebrmken, a2 dat geene, 't welk ons de Lant-en Stad rechten daar toe per verbum imperativum , zal ordonneren , te weten het Z6 erfhuisrek beginnende met erfhuis-inleidinge ook de vrage maai zal zyn, of alle die requifiten van dit erf huisrecht m cuftt fubietto gevonden Worden ? . . J Doo"welkers affirmative refolutie, gelyk wy vermenen , da, die daarop moet volgen, ook met eenen ons antwoort op ae,«*-; Taan ons geproponeerde Qtttftie zal worden geiuft.ficeert na^ . *en3yk dl fe recht hier by erf huis-inle.dmge is gepröcedeert , - Om 't welk dan te doen zien , zo is het voor eerft „eker dit 11' hier Ten zeker verderf is voorgevallen in de Stadt van Zutphen , te weten de herediteit van fobannes Tempel. Dat, ten weden, dat verfterf alnog.is een binnen jaars verfteif.  Cons. XXIX. . 22,9 te weten dat nog geen jaar zes weeken en drie dagen na de doodt van dien johannes Tempel, voor gevallen in Novembr: 1 733. zyn vervloten. . . , s Dat ten derden deze Imptn: fuftinerende naafte erfgenamen ab zo; inteftato van dien fohannes Tempel te zyn. Dat ten vierden deze Imptn: de poflèffie van dezen ganfchen 3°r boedel, civili quodam modo in domo mortuaria reprafentata , hébben tragten t'acquireren. _ . Dat ten vyfden dezelve uitdien hoofde zig m dat fteifhuis na31. voorgaande verburginge hebbende laten inleiden, daar in oppofitie ontmoeten door den Verwr: qq. zig voor dato daar in ook hebbende doen immitteren, ter oorzake fuftineerde , dat, zo ab inteflato als ex teftamento zyne kinderen erfgenamen van d'overledene waren, gelyk dan die oppofitie en contradictie dadelyk heeft komen te bekragtigen, door't doen van uitleidinge, volgens 't genarreerde in de Cafets pofitie. Al 't welke geconfereert zynde met't voorgaande uit de Lant- 32-. en Stadtregten dezer provincie nopens 't erf huisrecht gededuceerde en door de aangehaalde commentarien van Sande d. I. geilluftreerde ; zo verbeelden wy ons, dat'er geene hxfitatie indezen kan overblyven, of in cas fuhjea concurreren alle de nodige requifiten van eene erf huisproceduire , en dat dienvolgens de Imptn: aan den Verwr: qq. niet gedenkende overtelaten de poflèffie van den alingen boedel vznfrhannesTempel, te regt't middel van 't erf huisrecht niet alleen hebben gebruikt, maar zelfs., om zodane poflèffie te acquireren , en zig daar by te doen mainteneren geen ander middel hebben vermogen te gebruiken. 'Twelk vooraf vaftftaande, zo valt verder-te inquirereu of5^. 'er in cafu fubteSlo ook voor dato van 't entameren dezer erf huisproceduire yts is voor gevallen, waar door de materie voor eene erf huisproceduire in dezen zou kunnen gehouden worden weggenomen te zyn , 't geene wy almede door 't ra de Cafus po fine vermelde niet kunnen vinden gedaan te zyn -y Want betreffende de refolutie van den 6- Decemb: 1733. by de Magiftraat der Stadt Zutphen op requefte van den Verwr: qq. eenomar dc Cafus poft ie mnexfubLitE. welke den ze ven Verwr: met de naam van een Decreet baptdeert, zo kan in veelerlci opzig- Ee 3 ten  Partis Secündje ten dezelve niet bequaam geoordeelt worden, om deze erf huisproceduire te kunnen affnyden. 24. Gereguardeert in de eerfte plaats dezelve voor geen decreet, veel min eene fententie ten erfhuisregt gewezen , kan worden aangezien, behoevende men daar toe 't oog maar te flaan zo wel op d' uitterlyke forme als den inhout van dien, die beide aanftonts zullen aanwyzen, dat het is eene refolutie genomen op eene requefte, waar op geene parthye in 't geheel is gehoort, nog over welkers inhout eenige litis conteftatie is gevallenveel min zo eene, waar by de materie van eene erfhuisprocedure ordine is verhandelt, 't geen nogtans alles nootzakelyk is, wanneer dit een decreet offententie genoemt zou kunnen worden ; g y. Sententia etenim efl litis controverfa interjartes litigantes per pudicem declaratio & definitie-, abfolvendo vel condemnando falïa, Speid. fylL quafi. Lit. S. verb: Sententia. - * Waarom ook de fubferiptiones judicum, cum libello fimplici fubferibit * ' v. g. fiat fecundunr petita &c. volgens't jus Ctvile gediftingueert worden van fententien en aan dezelve geene vis fententie. wort geattribueert, Brunnem. ad l. 2. & 3. Cod. Commin. epifiol.program: Subfcriptiones aubloritatem rei judicata non habere, Voet ad tit. f. de re jud. n. 3, Zynde ten dien opzigte zeer remarquabel en ook eenigfinsapplicabel op ons geval de /. f. Cod. eod. houdende : Judex qui difceptationi locum dederat, partium allegationes audire & examinare debuit , nam fubferiptionem ad libellum datam talem , qua adverfam partem in pofjeff.onem fundi nutter et, vicem rei judicata non obiinere, non ambigitur. 38. In voegen dat dan notorie het gedifponeerde door de Magiftraat fub E. voor geen decreet of fententie zynde te eragten , en dus doende nog nooit eene erfhuisproceduire ten reguarde van dit binnenjaars verfterf zynde geventileert nog getermineert , maar op zyn hoogft deze refolutie niet anders , dan eene provifioncle voorzieninge omtrent de bewaringe van de voor dezen gefequeftreerde gerede goederen , die aan den Verwr: tegens 't ftellen van genoegzame en behoorlyke cautie is overgelaten, kunnende worden geconfidereert, zo kan ook daar door niet gehouden worden de materie voor eene erfhuisproceduire, nopens dit binnen jaars verfterf te zyn weggenomen ; Voor  Cons. XXIX. Voornamentlyk, daar in de twede plaats hier by komt, datby2jJJèjj'oritim judicium^ aut fum•i- mariè aut ordinariè traétatur. 2, Decretum fummarii judicii diver- Jimodè vocatur d Germanis, Lu■ fitanis, Gallis, Hifpanis, Italis . & Belgis. 3, Judex per provifionale decretum celeriter fuper pojfefjöno fummario imploratö vel omifló ejus officio partes fuas interponit; 4 Etiam fine partis citatione contra- dictore aut herede non exiflente, rat. n. f. 6. Inprimisfi jus heredis inordinario aut petitorio illafum manferit. add, ». 28. 7.45-. Quo cafufummaria poffeffio non amplius vacua dici poteji. add. n. 18. 8.10. 12. Heres peft decretum fuper ejusmodi pojjefjione lalum in ordinario judicio citra immiffionem in domum mortuariam debet probare , fe effe defunóliproximiorem. Quomodo conclufio in petitione hereditatis formanda ? v. n. 11. 9. In erfhuis lakea worden na de Zutphenfe Canccellerie ordeninge duplicia jura betaalt. 13. Heres inpcjfcjjione fummaria licet fpoliativa , vitiofa & injufta , manutenendus ; 14. Vfque dumin ar dinar io dejurepof- feffionis vel proximitatis plette j fuerit cognitum. ij. Qjodpritjudicio fenatus Zutphan-. comprobatur. 16. Een erfgenaam is altoos niet ge¬ houden met erf huisi'nleidinge tot erlanginge van eene vervallene erfteniile te moeten procederen. 17. Als concernerende dezen ingang regtens alleen fummariam of jummarijjimam poffeffionem. 18. 40. 41. Rebus hereditariis per de¬ cretum judicis heredi putativo traditis non amplius locum habet immiffio in domum mortuariam, cujus jus reprxfentalivum jam ccffavit ; propter argument, ex abfurdo ad cajum fubjeSum applicat'. n. 20. 24. 42. 19. Ouia ea tantum cmvenit vacu . 23. Quod extenditur. 2f. 36, Qu.-ejliones altioris indaginis in pofeforio non attendunlur, fed ad peütorium judicium ref irvantur. 26. Quod re judicata firmatur. 27. In decemenda provijione , quam judex heredi putativo praftitd cautione adjudicare poteft , non tam exaéïa juris hereditarii probatio defideratur. ob rat, t*. 28. 29. Quis  Cons. XXX. 24ï zy. i^uis pouiderc pro hcrede vel pro pofteftore dicitur"1. 30. 33. Wanneer- een decreet vim le¬ gis & rei judicatrnvifiönale remedium) celeriter fuper pofteftbno fummano tmplorato, Zahn'adWefenbA. $ fcjftd. n. 6. -Menoch: in prtlud. "W.tg* f4. drde retm. poft. rem. uluAlvar. Valafc. rer. judic. cons. 79. per  Cons. XXX. 2fl tot. Stryk,. Vs. mod: ff. d. tit. Hti poffidetis. §. % Sim, van Leeuw, -eens. for. p. i. lib. z. cap. 9. n. 4 & DD. paffm ib/d. citat. Gelvk dan ook welgemelte Magiftraat op den 16. Decemb: en4, alzo tydes, wanneer nog geenen contradiflor nog andrcn erfgenaam bekent ware, dan den Vtrwr: en zyne kindren, daarover fummiere informatien heeft mogen nemen , en fine partis citatione deze fiduciaire pofleilie aan den zelven als apparenten erfgenaam ondertufichen adjudiceren per ea qua traflat Grev. ad Gail.. cbs. concl. 7, «. 3. ubi n. y. & feqq. de primo difiinile agit. Ratio ifiius decreti provifionalis fita ejt in interlocutione cauft poffefforia , y„ qux non perpetuum fed momentar.eum & reparabtle prajudtcium in ordinario rejlaurandum ad'fert, Ut id. Gail. lib. 1. obs.y. n.6. ratioctnatur. Welken.interim alzo geene van beide parthyen nee in poffeforto6, ordinario, nee in petitorio heeft konnen prejudiciabel zyn , zonderlinge gèlettet by de Refolutie van den 27. Nov: 1733. het ordinaire of petitoire regt voor den'regten en naaften erfgenaam opengelaten en alzo daar voor gezorgt is , zo kan uit het geallegeerde Decreet van den 16. Decemb: 1733- en opgevolgde Sententie van den 7. Aug: 1734- niet anders g'elicieert worden, of haar welËd: en HoogAgtb: die verzogte reftitutie der gëextradeerde erfhuis goederen onder dc voormalige fequeftratie ex officio opheffende , en parthyen ordonnerende , om de zaken by erfhuisregt aangevangen niet NB, ten poffefibiren maar-ff» principalen na ftadtregt te voldingen, hebben conform en na den letterlyken inhout van de vorige refolutie van opgemelten zj. Nov. geen andere intentie konnen hebben, dan datdeImptn: haar regt tot die erfnis zelfs zullen hebben te doceren, dat is, om 't zelve met de vereifle bewysdommen en befcheiden in ordiuaiïo vel petitOi'iO genoegzaam of plenarre gereauireert, te addrucren. Want de vorige en volgende periode van meergemelte refoIu-« tic zou anders otieus & fine virtute operandi zyn, wanneer de fommierc poffeffie nog ais vacant en door wederzyts inleidinge in't erfhuis impctrabel te confidereren was. Overmits daar by fignifcanter geftatueert wort , dat die fequeftratie zou ftant houden, ter tyt en wylen van den naaften en regten erfgenaam zou gebleken , en als dan over de extraditie (en niet poficffie) dezer nalatenfchap sedifponeert zyn. Hh z Zulx  aja P A * T I S S E C V K D JE_ St Zulx dat de Imptn: hare gepretendeerde qualiteit en proximiteit willende fouteneren , en daar over na behoren in contradia orio doen erkennen , geenfins gepaft heeft eerft een koftbare pro0 cedure ten poffeffoiren, waar in duplkia jura na der Stads Lancel9"lerie gevordert en betaalt worden, te voeren , en zo niet direct ten minden indirect de Heeren van de Magiftraat over deze finnmiere cognitie bv wegen van een erfhuis procedure in plaatze van een tvtlyke remedie van querel over bezwaar te taxeren. Nemaar hadt het die praetenfe erfgenamen of liever haren Dedienden Advt: beter gevoegt zig met ftilzwygende onderwerpmSe aan deze Refolutien by een ordinairen ingang van citatie te qualificeren, en tegens die by de Magiftraat geapprobeerde erfhuis bêrgen Of den Volmr: van den Verwr: als fiduciairen poffeffeur van deze aan hem geextradeerde erfms petitkne hereditatis te ageren, zo en als zulx met meer menage van koften na het unariime gevoelen en traditie der Praéticanten hadt konnen , en in cas fujecft hadt moeten gefchieden. r i Cum in hac atlrone aüor petit declarari fe effe heredem, & heredi atem * ad fe fpectare in mum vel pro parte , &reum poffidentem fine tttulocondemnariad dimittendas & refiituendas res hereditarias juxta Sehnetdew: ad ïn&iu hb. 4. tit. 6. de atlion. §. 20. n. 9. & de pet. hered. «.4. Alwaar ten refpeéte van der Imptn: vermeinte proximiteit , waar 00 dezelve paf firn in deze fommiere procedure by hare Juttificatie 'en Replvcq hare conclufie gronden , », 10. kan gezien worden hoe een erfgenaam ab inteffato deze qualiteit mcet expr.meren'en bewyzen, non folumfeejfe defuwti confanguineum , fed etiam pro- ximiorem. ! ,, I2. Waar uit dan van zelfs volgt , dat m dezen , ubi eontentio inter verum & falfum heredem ortafit, zo na de leere van Schnetdei». als Voet ad ff. tit. defam. ere. n. 9. petitione hereditatis heeft moeten peae^ert en den Verwr: nomme überorum over/ulx in zyne iom13 liere poflèffie, fchoon ook fpoliatyf, vitieus en onregtmaüg mogte zyn gemaintcneertVorden ufquedum m ordinarto velpetitvnode me pofllffonis vel proximitatis plene fuerit cognitum , per ea quz eom4 muriter tradunt&exeommodis pofefionis mferuntDD inter quos btvyk. dij]. Hd.tom. z. difp. 23. Refil. ib. & torn. 5. dijp. a4. de pofef. ejus^uc comm. c. 1. 13- ï.4* lf' l°' Gelvk  Cons. XXX. Gelyk aldus in ftmiü onder veele andre en diergelyke difpofitien i y. over vervallene herediteiten by de Heeren van de Magiftrant der Stadt Zutphen in zaken van de gepretendeerde erfgenamen van denCapt: Lieut: Adolph Hofman verftaan, cn 't regt tot die erfenis by citatie of een communicatoir aantevangen en te deduceren g'ordonneert is in Aug: en Dec: 1720. Waar tegens niet obfteert ft geen de Imptn: tot ftanthoudinge I5s van hare ongefundeerde erfhuis inleidinge uit het alhier moribus geintroduceerde interdiUum domus mortuaria infereren, als of een erfgenaam abfolument dezen ingang regtens zou moeten emploieren, en gcenen anderen tot verkryginge van een vervallene erffenifle. Daar nogtans, als in vorigen met de vinger aangeroert, met 17. dezen ingang van regt en alleen maar [ummariam of volgens de ordonnantie op de Appellen §. 6. [urn m ar iff mam poffeffcntm juxta Stadtr: tit, 6. $• 12. Lantr: van Peluw: cap. 23. §. 18. Stadtr.van Deventer tit. 6. §. y. verkregen, en geenfms benomen wort het ordinaire middel van citatie tot een plenaire difcuflie tn adjudicatie van de erflenifle zelfs als d. tit. §. te zien. Over dtifdane poflèffie dan gedifponeert zynde dooreen werke-jg^ lyke extraditie van de corpora hereditaria zelfs moet nader volgen, dat geen erfhuis inleidinge in yts , dat nee verè nee reprafentativè meer is, kan plaats hebben. - Gelyk als wel in eenen andren cas, w:annecr geen provifionek 10, difpofitie by den Rigter over des boedels fiduciaire poflèffie gegeven, maar dezelve nog ledig en aan yflèr der contendente erfgenamen openflaande is, zou practicabel en deze maniere van procederen by erfhuis-inleidinge in vacuam bonorum hereditatis poffeffionem aannemelyk zyn; ut ita bene cbfervavit cx ncflris & alicfum vicinorum f atutis S. van Leeuw in fua eens. for. d. lor. n. 3'. ^ F.n wanneer na der Imptn.- perverfe fuftenue den Verwr.- deze2ü. fommicrë poflèffie, alvorens en eer het principale difpuitoveren tot die erffenis zelfs in contradiüorio judicio ten vollen gedifcutieert en gedecideert was, zou konnen benomen worden , zo zou immers het Decreet van de Heeren van de Magiftraat niet alken befpottelyk, maar ook ten eenemaal fchadelyk aan den Verwr.- te zyn moeten geoordeelt worden , als dewelke dan in zulken cas- Hh 3 fcea  pu-TIS SltlNït te-i reeuarde van deze aan hem gegradeerde goederen m zeer veelè opzigten al te veele iuutile koften ea moeiten» zou geexpenAi>prt en aangewent hebben. Boven dien dat den zelven tot nog toe alle aFParentien van een lia time fucceffie met excLfië van delmptn: zo uitde gedeclai eerde5 hiafte wille van den Teftateur als andre nergens gecontradiceerd* en reets geprobeerde beicheiden voor zighebbenae, en zowel 2 gen worden eaflejtto het gelegateerde uit handen van deJwptm lava mfanua te zoeken, als wel «• tb.fi na die geallegeerde Stadten Landtr. plaats heeft; i2; Daar nogtans het jut reteniionis zo favorabel is , m cauüonem Zferatur, ut Late hanc rnatcriar» trailf d Strjk* dft Hall tam. z. diff. ZZ. c. Z. cui add Dom. f. ScbraQ. ad 19. ubi n. Z. efr Everh cons 02. n, 1. tradit. -Quodb.f.JoftorbereduMis etiam poft fententiam condemnatoriam viutn p. 9. 40. iJKW «f^» rPf^ uit' C' . ^Wgttat in dezen van geene de minfte fpeculatie kan zyn 24" de «ceptie van de Imptn: als of die gelibelleerde «traditie des boedels^ by dezelve alleen provifionele bewannge: ^rkeeroehk aangemerkt, op een fub-en obreptive wyze door oen Veiwi. zou VeGèStZde;e en andre objedien haar eigene refutatien medebremSe en reets te voren by Requefte en Aanfprake van oen o enDzz. Juny 1734- voorgebragt zynde daar op by fententie va den 7. Aug: in 't minfte is gereflecteert, maar »n tegendeel dei Imptn- Procedure en gevolglik mede alle deze en diergelyke exceptien en middelen van impugnatie opgeheven. Beha!ven dat op dusdane qmeftien en objedien altmts tndagmu **' zvnde in pof forto niet mag geattendeert, maar ad jud^um onunatlm vel veütorium gereferveert worden, als te.zien by prei. Stryk 9* dift. Hal d. dtfp. Z% tom. z. res. 18, » 7- &fm W ^«g^M 2<5'Gewvfde in zaken van in-en uitleidinge m erfhuis regt voor den Stadgerigte van Harderwyk tuffchen de Erfgenamen vmfacobeken üVannemansEKchtren, en de momberen van Peterken fanfer,> cum focis Verwr: op den 5. Dec. 1642. orgaan; want  Cons. XXX. 2yy Want ofwel by het erlangen van het Decreet van meerwelge- 27. dagte Magiftraat zeer kwalyk bv de Imptn: met de naam eener fimple fubfcriptie gebaptifecrt, niet plenanè van de qualiteit of pröximiteit van Verwrs: kinderen tot de inteftate fucceftie van haren Neef fohan Tempel gebleken moge zyn, zo vermeint men nogtans Zulx in punBo fummarit poffcfficnis, quam judex etiam ex officie heredi putativo juxta ail. DD. pxfita cautione adiudicare potefl , niet nodig geweeft, maar genoeg te zyn, dat daar overtenordinairenof pe 2,8. titoiren regte nog kan gedifputeert , en petitione hereditatis contra poffidentem pro herede vel pofeffore vervaren werden. Cum hnc aBio contra unum & alterum comp et at; Is nam pofiidere pro herede dicitur , qui aferit & contend.it fe effe heredem ; cum tarnen in rei veritate non fit: Et poffidere pro pofieflbre , qui non contendit fe effe heredem , fed de faBo & ftmpliciter fine iitulo poffidet, Ut ita eleganter prdaud Schneid. d. §.ZO. de petit. hered. n. 17. & 19. D' Imptn.- haren mifflag bemerkende en van agteren wys wordende hebben eene andre interpretatie aan meeraangetogene Refolutie willen geven, als of de intentie van haar Ed.- en Hong Agtb. niet zou konnen geweeft zyn over de fiduciaire poflèffie dezes boedels te difponeren , en den regten erfgenaam daar van te privé- 3P» ren, immers dat dezelvê niet als een decreet vim legis hebbende zou mogen geconfidereert worden. Offchoon nu wel parthyen niet betaamt te perfcruteren , veel 31, min te examineren de redenen , welke fuperieure of fouvereine Rigters enCollegien, als in dezen notoir is de Magiftraat van Zutphen , mogten gemoveert hebben in het emaneren van hare aeIcripten en refolutien, als toucherende legif.atoriam & non judicia- 32. riam jurisprudentiam , quippe qui vice Principis nen tenentur rationes legnm reddere, cum ejus authoritas ft ivflar multarum rationum juxta Arnis. de Rep. lib. Z. feB. 3. n. 17. 18. Zo zvn deze motiven nogtans hier boven genoegzaam gededu- 3 j. ceert en mede opgefloten in de Refolutie van den 27. Nov.- 1733. by een gelubfequeerde fententie van den zelven Rigter beveffgt, aan welke als vim le%is & in hac mater ia fummdria rerum judic atarum hebbende fecundum L. i.'jf. de Cvnft. Princip : dan ook parthyen zig moeten onderwerpen; , Zonder dat omtrent deze decreten in generale en buiten eenige 34. referve  Partis Secundi rèierve of reftri&ie difpofitive termen liggende eenige veranderigen falvd venia al nu tot prejudicie van des Verwr: daar uit verkregen regt zal konnen vallen': eum recept* leges etiamfi quid incommodi ba^ bent , non funt mutanda; ■ ,r Ta fchoon ook by de Requefte en petitie' van den Verwr: alle die 3 ex poft by de Imptn: nader voorgebragte exceptien, dc mbibintie van de principale zake ten vollen poflèfl'oir of per.1to.1r rakende, niet waren of des tyts hebben konnen worden aangehaakt nogdolcuilyk verfwegen, zo zou de rcfcriptie of refolutie van de Heeren van dc Magiftftiat daar op gevallen volgens der Imptn: abuüve meimnge nietkonnen verandert of daar aan een ander uitlegginge gegeven worden. .. 27. ' Cum in refcripto juftitioenon opus fit omnes excepttones c.averjani peneft, & licite in tibello omittimus ea , qua non funt de fubftantia rei, non itaque per ejusmodi refcripti impeirationem prajudicari poteft alteri parti, 2S cum cofnitio cau^k refervetur : Gelyk aldus by de refolutie van den 2.7. Nov. daarom ook exprefle gefchiet is , vid. in fimili Brunnem. in Cod. hb. I. tit, zz. adl. 1. 2. y. & 6. En of nu wel alle verdorvene goederen na die by Imptn: aanae39' toeenc lecre van Sande adCons.feud. Gelr, tr.2. c.i. §.2. cnSuidr: van Zutphen d. tn. 6. §. 16. zuilen bengt worden in 't erfhuis, daar den nederval gefchiet, zo ii zulx alleen volgens den voorgaanden cn reets aangeroerden 1 2. §• te verftaan van de lommiere poffeffie en dienvolgens daar uit tegens der Imptrn.- fullenue en polAO.terieure inleidinge te infereren ; dat die erfhuisgoederen aan den Verwr: reets en voor zyn opgevolgde inleidingeg'extradeertzynde geen apprchenfie van polfcfüc meer imaginabel kan zyn .1 Om dat dc fubjeaen , dat is , de goederen m t erfhuis of ten minftcn in deze provincie gelegen met meer ex: fterende cn over der zclvcr ibmtmere of depofitaire polfeffic gedifponeert z/ndc geen repradentative poflèffie per filhonem quandam juris ciyihs konnen produceren, veel wemiger eenige extenfie tot goederen buiten het erfhuis en Provincie gelegen te wecgbrengen. , _ az D vvyl anders een chimerïcquc rcpneientatie vanmecrücreincatic 'zou zyn, dan een refolutie of decreet van den Rigter, welke op c >en ; ïma-duibcle opinien maar op cflentiele wettenberuftenkrects Ie momentane poflèffie heeft gedeferetrt, aldus het rtpiadcntativc onder-  Cons. XXX. 25-7 onderwerp, dat is, de erfhuis-inleidinge weggenomen, namplus43. valet quod in veritate quam in optnione est : ziet nter pyer Areentr ad eons. Brittan. artzGs. t rad ee rende: dat een poflèffie animo & lor. 44, pore verkregen pneferabel is voor eene zodane poflèffie, welke uit eene'reprasfentative of imaginaire ade van erfhuis inleidinge, of uit die asquipoliente apprashcnfie van poflèffie ex regula le mort faiiit ie vil fiüione juris g'introduceert is. , Waar uit dan by ecu nader gevolg moet befloten worden , dat de erfhuis-inleidinge by de Imptn: ten tyde , wanneer alle de hereditaire en geinventarifeerde goederen "bereits waren overgegeven, verkregen, geene pofièlfie heeft konnen uitwerken ; Ce 4f* lyk zulx wel in een contrarien val, vanneer dezelve gefchiet in vacuam bonorum hereditatis poljefjionem en nog werkelyk inhetfteifhuis of de Provincie te vinden was, plaatze te hebben duidelyk te zien is uit den ly. c? 16. §. d. ut. 6. Alwaar de executie van zodane poffeflbire erfhuis fententien 46. door't geheele Vorflendom en Graaffchap , en confequentelik niet extra provinciam & fiatuentis territorium juxta Voet difq. jurid. de nat. mob. & immob. cap. 11. ». 2. ajleen effect forteert , inge-47. voige d'onderlinge conventie en concordaat daar over inden jare 1469. tuffchen dc twe refpective Quartieren van Zutphen en Veluwen gemaakt. Wordc.ide daarom de formulieren van conclufie niet vorder 48. gecxterideert dan tot de fomufiere poflèflie van de boedels effecten pro quota, en voor't geheel gelegen in deze provintie, Vt fiepepre.1. Stbrafë. in exh/benda formul.i immijjienis ad cap. 33. §. 7. p. 588. in jinejidi;;odum prudent er obfervavit. VVienvolgende de fententie, welke in dezen tot avocatie der reets gedecreteerde en gefaifeerde poflèflie onvermoetelyk zou kunnen gegeven worden, geen convenabele operatie zóu nebben tegens den Verwr: veel min executie op die extraprovintiale goederen, by den zelven gepoffideert, kennen.effcctueien. Gelyk ook zodilne fententie ten poflèffoireu niet executabel zou 49. zyn tegens zodane borgen zelfs , als dewelke den Verwr: ingevolge het decreet van den 16. Dec: voor de reële extraditie en ontfeng der gefequefteerde goedren en niet voor de bewaringe geftelt heeft. li • Aan-  2 genaamde atteftatie geenfins haar gepretendeerde regt en'qualiïeit als de naafte cn eenige erfgenamen van fohan Tempel genoegzaam hebben fredoceert. • Invoegen rkt den Verwr: fuftinerende der Imptn: niet ont- 5-7, fankclykheit in cas van erfhuis inleidinge én alzo in hac caufa mo.mentanete pofeffionis na die in cafu fubjeFto notable leere van Gail lib. 1. obs. y. n. 7. dienftiger geagt heeft tot caflatie van der zeiver procedure onder voorbeholt van het regt ten petitoiren te con- Ii 2 cluderen,  4<5ö Partis S e c ü n d te cluderen, dan het Judicium fummarium verlatende eene dilatoire exceptie van informaliteit aan Imptn: te objicieren. e% Gemerkt den Verwr: als.dan hadt moeten ondergaan eene aanvahkelvke exceptive procedure en onzekere decifie, welke meer de maniere van procederen , als het eigentlyke beoogde poincft van poffieilie zou raken. Want die exceptie gerejecleert of den Verwr: geordonneert zynde om onvermindert dezelve op der Imptn: juftificatie te dienen van Antwoort, zo zou hy op een langdurige en koftbare wyze vergeefs in exceptivis gepleit hebbende als dan nog met de Imptn: dezelfde procedure, die alnu aangevangen is, in poffefforie moeten voeren en ten einde brengen. Behalven dat-den Verwr: in zulken exceptiveh cas van procederen dan niet te verwagten hadde adjudicatie en jouifiance van zodane commoda poffefjionis , als dewelke zo in haar Ed: en Hoog Agtb: Refolutien als in de wetten zelfs opgefloten zyn. yo. Waar van geene de minfte onder andren is , quod melior pojjefJionis fit ratio tn pari caufa , & quod pojfejfor potior fit omnibus , qui jus inrepojfeffa pratendunt, donec illud jus liquide probavtrint. vïd. de hijce & aliis effeBibus poffefjionis Stryk. Vs. mod. ff. de acq. velam. pof. §. 13. & ad Tit: uti poffidetis. §. 2. ö"o. Uit de voorff: premiflèn zal dan ligtelyk konnen gefolveert worden de geobmoveerdc paffage van Sande.d. tr. 3. cap. 1. $.3. ». 7. als alleen moetende begrepen worden, wanneer een Rigter den eerflen inleider als by een fommiere cognitie en provifioneel decreet heeft belooft te mainteneren by ie geapprehendeerde poflèffie , en den tweden inleider daar na zvn beter regt tot die vacante poflèffie des-boedels aingetooiit hebbende geen prejudicie door diege- , decreteerde poflèffie kan toegebragt worden aan een accurater cognitie, welke, hy zeit, dat als dan in ipfo judicio domus mortuaria intra contradiüores conftituio gerequireert wort , 't welke daar uit mede evident, dat doorgaans by alzodanen decreet geapponeert Worden hasc formalia: Ter tyt en wylen met beter regt daar uit gefieten tvort. 4 61. Zulx dat deze objectie in hypothefi (daar niet fimpliciterdesVervrv: pofléiiïe op de inleidinge van den 18. Dec: en hét Decreet van zuike fomjhière cognitie gefundeert is, maar principaliter op het generale  Cons. XXXI. 261 generale en buiten al zodane referven of formalia ergane Decreet van den 16. dito maants en voorgaande Reiolutie van den 27. Nov.; nictkquadreert. Hier mede zal den Advt: van Verwr: met deze zyne confideratien de vorensgemelte Qxtriturs in het- algemeen voor b'antwoort houden, en dezelve aan eenaccurater en onpartydig oordeel van de Heèren Advifèurs daar over by den zeiven te verzoeken onderwerpen, en deze ondertuffe.n als een preliminair of Inllructoir advys falvo reftius femicmium judicio ondertekenen. Zutphen den iq. Oólob: 1734. f. S C H O M A K E jg£. XXXI. ADVYS INSTRUCTOIR. tot confirmatie VAN HET VOORGAANDE. S U M M A R I A. 1. T\aar het erfhuisregt pfaatïc heeft, en geen ertuiter voor handen of in de fummiere poffeffie door 't Gerigte gefaifeert is, moet de Magiftraat zodanen boedel tinsuam kereditatewi vacantem fequeftreren. 2. Wat als dan wyders de pligt van dezelve is5 %>.%. n. 3. Schoon ook een- Executeur tefta- ntentair door den overledene mogte aangeftelt zyr^ 4. Omdat aan de ftatuten , een erf-' uiter requirerende, nictvoldaan wort door de teüamemaire canftitutie Van een executeur; f. Als zynde zo wel in hare qualiteiten als bedieningen van elkandren iecr verfchillende. 6. 9. Officium exccutori' teficmer.tarii, 7. Et mnffarii difiixóie dtferibitur, 8. fi. Wanneer een Magiftraat of Richter fequeftratie kan en moet decerneren? . Ii 2 . fg.  ,02 Partis Secundte lo. Inventarium caput rationis dicitur. | 12. Non conficiens inventarium dicitur . 13. extenditur. 14. w Ui ftifpitione decernitur fequejlratio. l<, Quando cejfat ? ió. Sequftratione tantum cuft 'diie eau- 1 jd f ad-i poffeffio domus mortuaria j non transjertur in fequeftrmn, | 17.19, Quando & cui euamodi pof- \ fejjio a judice etiam Jine cita- ■ tinne parits praftita cautione tradenda lit ? 15. /* p^'-Jori» fine ordine imploratö 1 duntaxat judicis ojjïcio procedi- i tur. ZO. 21.71 .Heredi teftamentum nullo vitio vifibili laborans producenti bonorum foffeffio defertur. 22. Quam nee executor teftamenti nee t alius heres Icgitimus per irnmifti)- \ nem aut conlrariam emiffionent aliumve modum procedendi ei auferre valet. 23. Non obftante ftatuto unicuique h>- \ redi fummariam bonorum poffef- 1 ftonem in domum mortuarium coneedente. \ 24. Heres teftament ar ins prafertur he- , redi ab inleftato, licet etiam pof- \ fejjionem domus mortuaria auóiore prietore naélus fuerit, ob rat. n. , 2f. 26. Quod verbisftaluti municipalis Har- i derovic. exprefè probatu, ; 27. 33. El adfaclum controverfum ap- plicatur. 28. Requijita poffeffionis rerum hereditariarum jiduciaria conftjlunt I 0 1 in pravia cautione domus mortuarite. 29. Quce ideo ftatutis praceptio domus mortuaria prieambulatoria voorvaak dicitur. 30. 2 °' In miffune in domum mor- tttariam jecundum lëgent ftatutariata pne'cripta 31. ËffeSus iftitts poffefjionis jummaritt quoufqrie durat ? 32. Cujus pofteftio licet xivilis vtl fic~ titia per omaia tarnen ver'e poffeffionis habet commoda. 34. Sententia ex' aclis proceffus declaratur, & ad qu.e referri debet. 35". Quui proceffus efl pntparatio fententie. 3Ó. 81. Dc fummiere pofTeffie van het" erfhuis aan den heres fertptus geadjudiceert zynde ' blyft. aan parthie advers,contenderende hereditatem fuam efe, niet anders tegens den zelven overig dan de petitio hereditatis ofaélio eivilis. 37. Qua contendit hertditatem petens, ut eamfibi reftituat h.eres fcriptus. 38. Ad quam reftituendam competenti' juris ordinarii remediö opus eft, 39. Sine ulla immiffione in domum mor- tuariam. 40. Quia 'per adjudicationem impetra- tionemque fwnmarieifiius poffefjionis judicium iftud pafffftnum ceft'at. 41. Inprimis fi judex hujusmodi de- creto primam inftantiam peremit. 42. Qua peremptd emnia aéla perire dicttntur. 43. Verba ab illuftribus prol at a fempcr debent aliquid oper.iri. 44. Een vorige procedure zynde op¬ geheven en g' ordonneert de zaak ten principalen te voldingen funt ■ ' oppojita, gelyk ook het erfhuisregt en Stadtr: n. 48. Quod tam ex ratione & natura rei quant  Cons. XXXI. 20"? quam ex difimcto modo procedendi fluit, n. 49 add. n. f I» 4f' 4 6. Quod ex fcclo illujfratur.- 47, CircumduSó cdiéïê inflantia periit jdlvd Lte ex integro injutuendd. fo. Judicium domus mortuaria esl judicium extraorainarium ob. ordinario &fetitorio volde diffcrcns, 5*2, ƒ4. Nee judex net pars flylum refpuere aut mutare potejï jine alterius Part is confenju , ob ratiocinationem ex potentia adduclam. *» SS. 53 Styló non fervató & lis S33 fententia nulla dicitur. $6. ïfmant by Sententie in de poflèffie gefaifeert zynde kan geen beter 1 condutie tegens een Aanlegger ; nemen dan tot ophcffinge van | defzelfs procedure en niet ontfankelykheit. 57. Als zynde preferabel voor een exceptive conclufie van informaliteit, ob rationem n. 58. En vervattende alle exceptive midlen ex aclis apparerende. • 1 59.99. Reip: intereji iites abbreviari. 60. Quoufque Ut is contejlatio Je extenditi Et quando pars htigansprin- \ cipaliter litem veile contefllari mn j dici potejt? n. 61, & 63. 62. Aclus agentium non excedunt eorum intentionem. 63. Conclujio libelli refiringit narrata ad ctntenta concl;:Jionis. 64. Qtta flolum £sr prmcipaliter atten- denda. 6f. Qu.cflio an & quatenus error in prenomine legatum vitiet efl altioris wdaginis, & confequenter rej'ervanda ad juaicium ordinarium. 66. 80. Quia hujusmodi quaflione' provijionalem poffefflonem ïmpedire ■ nequeuvt. 67. Nifibona extrattrritorialia ab aliis poffiffa inter res legutas extent. 68. Cum univerfaie judicium d,mus mortunria ratione eiusmodi bonorum tantum fur.dalur m conctffioncPrincipis extraterritoriale aut in mutua legislatorum dtverjan.m jurisd.èlionitin conventione. 69. Extra territorium jus dicenti im- pune non pr.retur. 70. Puffejjores remm hereditariarum bakent jus rcteniionis pro expenfis tn eas faélis, 72. Adverfus judicatum non alia funt partes judicis quam in condemnando. 73. Rei judicata aterna efl authoritas; 74. Nee Jentent ia femel lata retractari aut mutari pot efl. 75'. Licet etiam poffeffio per hujusmodi decretum provijionale alicui viti- cfe aut per error cm de lata fuerit. j6 Et quidem pi opter rei judicatce au- thoritatem 77. Na 't Lantr: van Zutphen kan geen orde! boven ordel gaan. 78. S2. Jus parli quajitum aiferri nee jus nee ratio permittit. 79. Die uit kragt van teftament giftc of diergelyke titul tot erfhuis goedren fufiineert beregtigt te zyn, moet met gebeurlyk LantOÈStkdtr; en niet niet erfhuisregt fpreken; ubiftatutum Ztitph. explicatur n. 86. 89. 83» Quando hare dit as vacans confidcratur, 84. Contradicïore non exiflente, qui fe defuncto proximioi 0wz ejje cordendtt, tojjèffo fummaria er deferri potefll , qui in genere Je conjanguineum probat? lf. Prafertim Ji teflamentutn pro fe non cancellatum ojlendat, 87. Qtie  t54 PlUIS SlCODI 87. Qji* eadem veniunt orafhne, pa- riformiter debeat determinari. 88. Legaia ddnationes mortis caufa in jure coraparantur. c)6. Sentenden hebben zo wel haar opsfigt en effect tegens de gevoegdens als de principale parthyen. 91. Waarom de interventie veeltycs by voorz'gtige Advocaten gecontefteert ,' en de voeginge ge accepteert wort? 92, Colli ligator es, fi fdSentfuum inter- eff f merité pro principalibus babentur. o-s. Gevoegdens met d' Aanleggers /^ezien bv my ondergefchreven de vorenftaande Cafus Pofnie en VJ ftukken daar toe.relatyfv gedraagt op de vragen daar uit voor-; geftelt, myn advys onder correctie als volgt. 1. Dat over al, daar hier te lande erfhuisregt plaats heeft, eene 'conftante obfervantie is, dat zo lange geen erfuiter , welkeften overledene reprasfentere, den boedel inhehbe, en vervolgenserfuitinge doe, voor handen is, ofte in de fummiere poffeffie by het Gerigte voorzien is, de Magiftraat, wiens officie zig allenthalven daar toe uitftrekt dat afwezende geen nadeel werde toegebragt, ene zodane boedel als een hs.reditatem vacantem aantafte enfequeftrere, gelyk dit in terminis wert geftatueert by het Stadtr: van Zutohentit. 7. art. X. Landtr: van Vel uw. cap. 34. art. 3. Stadtr: van Harderwy^ Z. d. 6. cap. art IU 2. Dat dan alhier geen erfuiter voorhanden zynde de Magiftraat niet anders ex o'fir.io heeft komen doen , als te decèrnerèh dc inventarifatie en 'fequeftratie dezes boedels, ende vervobe.r, te arrefteren de nodi re publicatien en.advertentien in de Couranten, op dat de ge»?, welke de naafte of regte erfgenamen van den. overledenen mogten pretenderen te zyn, zig binnen de tyt van zes maanden met de vereifte bewy-dommen en befbheiden tc'r ; Cancellerie zbüdén aangeven , cn van .haar-regt tot die erffenüfe doceren, gelyk van dat alles nader blykt uit het geappliceerde* extract fub Lit. C. Zonder een en dezelve conclufie ter Aanfpraak hebbende genomen moeten ook'in een en dezelve decifie- begrepen worden, rat, * 94- ' 95". Adjuncius non hab:t plus juris ia caufa qream' principalis 96. Wanneer een voeginge voor een . interventie te houden is? 97' Qji-tndo f35 quo modo propria caufa ab alicyta quoad effectum inier- ventionis aut adjuncf ionis dij'cer- nitur} % . 98. Admifió nn'o conirariorumremovt- tur alternm.  Cons. XXXI. Zonder dat daar omtrent eenig bedenken heeft konnen geven , 5. dat den overledene by zyne teftamentaire difpofitie tot executeur van zyn teftament hadt aangeftelt eenen fan Gyfe binnen Zutphen woonagtig , die ook bereits op den 18. JNovemb: 1733. zynde daags na het overlyden van den teftateur zig in het Sterfhuis hadt doen immitteren, (edog niet verder of anders als om de poflèflie van executeurfchap te apprehende'ren,) en uit dien hoofde den overledene doen begraven als fub B. Gelet dat het Stadtregt tot voorkominge van zodane fequef 4. tratie vereiflende het voor handen zyn van een erfuiter, in genen dele voldaan te zyn geoordeelt kon werden door en in de perfoon van dezen executeur teftamentair , Aangezien zo ten y. opzigte van hare qualiteiten als ten reguarde van hare bedieningen toto coelo van elkandren diflereren een executeur teftamentair en eenen erfuiter. Als zynde den eerflen niet anders nog meerder als een nudus6* mandatarius, die alleen daar op te ietten heeft, Vt hares defunBi voluntatem impleat, r> perficiat j Zonder nogtans dat den zelven den overledene zovolkomentlyk wert gezeit te reprefenteren of eenig reël regt competeert, uit kragt van het welke hy enige immiflie in de poflèffie van een erfhuis zig pretenderen of aanmatigen kan, uti pluribus licet evincere ex ?ac- a Ganib. tratl. de executor. ultim. z/olunt. n. I. . die men ten reguarde van de voofgen: fententie ter avantage van de Aanleggeren zou tragten Ie maken , als of dezelve in de voorgaande .procedure? met als prindpale partyen maar alleenlyk als gevoegdens,pro fuo interejfe EomSr^bben geageert, en dienvolgens die decifie ook e.gentden Fxecuteur, en niet deze Aanleggeren zoude toucheren. 5 Verm ts Sdane ftellinge in der daat de zwakheit der Aanleg.eren op het klaarfte ten toon ftelt, alzodezelve aanloopt tegensde fllei bekenfte praöycq van alle vierfcharen, volgens welke een tl^zvnl^t^^^ wel heeft op de Gevoegdens al den eerften genoemden Aanlr: of Verwr. ende ook altoos het refnUatcler zeiver flaat op den Aanlr: of Verwr: en GevcfegOi-dens inpanformi determinatie; Waarom men ook doorgaans ziet dat veeltvts in cas van geoffereerde interventie by voorz.gtige Advocateft de interventie wert gecontefteert maar de voeginge ■aangenomen, omdat in den eerften cas de entent.e alleeniyk executabel is'op den intervenient, en ,n den laaften val op beide vo als dan ook deze zelfde fententie van den 7. Aug 1734. met bm yl en alleen «erfde naam van fan Gyfe als Executeur teftamentair, maar ook die van deze Aanlrm alsGevoegdens ende daar na by den ophef der procedure Partyen }n het generaal, dat «a.S onnes colliti^atores (en fpecialvk mede deGevoegfc &m emm 9 hijatlent fuum 'interefe merite pro aüonbus funt habendi, uti in termiJs dicit Gail i. obs. 71. n. 6.) eadem deeifione gecompYehendeert 93. WGelvlc het in der daat na de judiciaire ordre ook niet anders v0n zvn of de gevoegdens hebbende by de Aanfpraak geen at' zonderlvke maar een enige conclufie met den Aanlr: genomen, moeiten ook bv een enige decifie met den zelven fuccumberen. * LHftt  Cons. XXXL 28i Cum fententia debeat effe confcrmis concluftoni, ad notor: Ende an 04. derzins zou daar uit komen te volgen, dat yder zig maar tot zvn plaifier en tot nadeel van een ander zou konnen voegen, ja ook dat een Gevoegde in de bevoegde zaak in cas van condemnatie meer faveur zou genieten, ais den Principaal , direct tegens de difpofitie van regten, quod adjuntlus flus juris non hebeat tn caufa gf) quam principalis, te zien by Berlicb. p. 1 concl. zy, n. z8. Alwaar men in fequentibus doorgaans zal bevinden, dat het gene poft Utam fententiam den principalen fuccumbant niet is gepermitteert, ook den gevoegde niet wert toegelaten; Daar in dezen dan nog bykomt, dat het interefe van deze Ge- 96°. voegdens van die nature is, dat het hare voeginge meer maakt tot een interventie, als eene fimpelevoeginge, endeden zogenaamden principalen Aanlegger eerder moet geoordeelt werden zyn naam en qualiteit geleent te hebben aan deze Aanleggeren, dan dat deze gezeit zouden kunnen werden zig by hem gevoegt te hebben; Vermits dezaak zelfs haar zelven nomine proprio & prtmario, ende den anderen maar nomine alieno & fecundario aanging. Propriam autem caufam ab aliena ita difcernimus , ut palam ftt, lorura jb avö avidve fo'um Juuedunt. 21. Het verfterrregt wort in Hollant verfcheidentlyk na de politycque ordonn: of't gemene Lantr: en na het regt der byzondie lieden geconfidereert. 2 2. Broers cn Zuflers, fchoon ook van hal ven bedde, d' overledene van de beftorve'ne zyde beftaande wrorden na 't regt der byzondre Hollantfe Steden , by Amfterdam gevolgt, voor de Grootouders geprafereert. 23. Andre diftinguerende tullen halve broeders en zufters van d eene zvde, en grootouders of hoger opgaande den overledene van d?andre zyde beftaande admitteren een yder voor de halffcheit tot defzelfs erffenis. 25-, Voogden behoren zonder inventarisder goedien cn decreet des gerigts geen proces entameren.  Cons. XXXV. 2pi Dat de grootmoeder alleen en wel met exclufie van haaroverledenesnigtes halve broeis en zuiders tot hare nalatenfchap, voor zo verre de ongerede goederen betreft en in dezen Furftcndomb en Graaffchap gelegen zyn, behoorde geadmitteert te worden : Om zulx met weinigen zo uit de gemene als de ftatutaire rog- i. ten te adftruercn , zo is het byde eerfte fecundum jus «mwNov: ii8. cap. i. z. 2. zeer bekent en gedefinieert, dat in conformiteit van dien voomamentlyk drie rangen van fucceftie geconfti■ tueert zynde Primo ordine ab inteftato komen te fuccederen dc defcendente erf- z,' genamen, en by gebrek van dezelve Secundo de afcendente, asqua 3. liter nulla fatla dtftinilione bonorum, waar mede nogtans volle broers 4. en zufters van d' overledene en derzelver kinderen in flirpes juxta Nov. 127. cap. ï. zouden concurreren ; en deze mede denderende Tertio ordine de collaterale erfgenamen , zo en met dat onder y> fcheit en voorrange, als in ditï. Nov. 118. cap. 3. pr.& $. 1. dr l. 1. ff. unde vir & ux. diftinclelyk geftatueert wort. Gelyk dan conform de voorff: gemene regten mede by de fta-6", tutaire dezelve ordre in materie van fuccefïïe gevolgt vort, isby ft Landtr: dezer Graaffchap tit. 17. $. 1. Stadtr: van Zutphen tit. "ii. §. 2. & 3. Landtr: van de vier boven ampten desNimw: Quart: tit. 23. §. 8. & 1 1. Landtr: van Veluwe cap. 31. §. 2. & 3. en 't Landtr: van Tielre-en Bommelweerd: tit. 24. § 6. & 8. nbtanter te vernemen Zonder dat nogtans, als inde twede ordre van fucceftie jure j. communi geftatueert is , eenige cumulatie van d'afcendente erfgenamendhet de volle broers en zufters daar by gerecipieert of bekent'zyn. Zulx dat wy de difpofitie van deze wetten en ordonnantiën op g. volgende niet anders zouden konnen adviferen, dan dat des overledenes grootmoeder in linea afcendemi alleen zynde in dezen prie- „ ferabel zou moeten zyn voor der overledenes halve broers en zufters in linea collaterali, als de welke allereerft na de twede en alzo in ordre de derde linie van -fucceftie zynde daar van buiten eenige admiffie of concurfus der voorff: broeders en zufters worden uitgefloten } Nn 2 Waar  Partis Secobe 9. Waar mede ft Saxifehe. régt ^\^lf^^^x^ doomaans overeenftemt, is te zien by Cbnft. ad LL. Mecbi. ut. Vt' Ï Borch lib. 2 cons. 8 tn pr. Struv. fiyntagm. jur. exerc. \t Th Si U» § '6- « not. Mulle, ad Ut. y. ubi ait: 5 , 4 ,„v ÏAxvmco cum quo Gelricum conventt, , ienZs altera lero collateralibus preximoribr» debetur, vide fis die* rum Auth & ik. citat. Berl. Gudel. & Mev. f. 1, Ut. * «J <• I "o 6y • A«r«, ƒ jfi« /^i, i« Lubecenfe adfcen- '^'^ttfen andere redenen van dnsdane preferentie van volJi-le leder en zufters voor een «rifau rntioeinMttr Poet ad f hb. 38. r«. 17. »3 ) de Ciftmt van Lochem en Gemeente na alle apparentie geperf3 moveezynde te eligeren hebben by Refolutie van Tn zz Febr- 1636. verftaan, dat ymant komende te fterven *£d" deftendenten natelaten, der zeiver goederen in de Stadt ehS;-hetndom liggende zullen komen aan d' afgeftorvenes broeders o^zufters nofin leven zynde, mits dat beftevader of befteSeder mede in leven zynde voor een kints gedeelte tot de erffenifle zal worden 2' admitteert. > ,. , » . Do- ïermits, ab bekent, deze Refolutie ftryd.g aan het Iant*4-en ftadtreét vat, Zutphen dd. locc. immers met extra territorium Zltois vermacr g»extendeért te worden, zo zou volgens de . des tweden Advifeurs Ne^y^Do^ Secretaris Bartholt Schomaker ad M. 31. art x. & ?• met f le t "van voorff: Refolutie gemaakt heeft,) ook «, ««nrttgL voor den Gerigte van Groenlo dezen cas van fucceffie volgens en conform het ftadt-en landtr: gedecideert zyn. wr Om welke en andre redenen meer, we ke wy zo van wegens t5*de kortheit des tyts, als om de evidente difpofitie en decifie van onz» landt-en ftadts wetten te extenderen onnodig agten , dan ter gevolge van dien met regt te befluiten zy, dat de momberen cn de poflèffie door inleidinge in die nagelatene en in de Heerlykheit Borculo gelegene ongerede goederen verkregen zouden behooren te qmteren ten dienfte van haar pupdien grootmoe-  Cons. XXXV. 293 der, als dewelke beter regt daar toe hebbende door eene opge- i<$. volgde immiffie ook de poflèffie daar van geapprehendcert , en alzo regt bekomen heeft tegens de mombers by vervolg te doen concluderen, om hare handen van die hereditaire parcelen te houden, ende dezelve ten profite van haar in te ruimen. Ten ware dezelve tot een minnelyk vergelyk te permoveren i^, zy, waar toe de momberen zo door het allcgeren van der pupillen nauwe beftaan in den bloede met de grootmoeder , en der zeiver toekomende en eventuele regt van lu.ceifie tot hare nalatenfchap, als de koftbaarheit der procedure en d'onzekere uitkomrt van defzelfs decifie met de gevolgen van aigrtur, verwyderinge en compenfatie der koften, hare devoiren alvorens behoorden aantewenden. Edog omtrent de Hollantfe en gerede goederen by gemelte 18. Henrietta Avink^ nagelaten , en waar onder mede obligatien, fchoon cum hypotheca gepaffeert, gehoren , zouden wy niet de wetten van deze Graaffchap ten reguarde van d'ongerede goederen geallegeert en geappliceert dien aangaande en omtrent 't regt van fucceftie tot dezelve mogen opvolgen , maar ons volgens de notoire regtsdoófrine [de qua vid. DD. a Sim. van Leeuw, a/leg in zyn Rooms Holl: Regt lib. \. p. iz. ». 9.) reguleren na en met de wetten van des overledenes laafte woonftede , zo wy onderrigt zyn binnen Amfterdam geweeft te zyn. Na welke de volle broers en zufters volgens 't fentiment van ip> gemelten Voet. d. lib. 38. tit. 17. n. 17. alleen met uitfluitinge en buiten concurfie van de grootvader of grootmoeder zouden moeten fuccederen , per alleg: Nov. 118. cap. z. Van welken 2o4 cumulativen erfregt vermits de voorn: Novell, en die hier boven geciteerde Nov. \ zj. c. 1. alleen admitteert de broedersexutrvque parente junclos egter niet gevoeglyk deze halve broers en zufters Krabbenborg zouden konnen mede jouifferen na 't gene generaliter d. Voet loc. cit. n. 14. & ibid. inter alios alleg. Sand. decis. Fris. lib. 4. tit. 8. def. óf. aantekenen. Dog aangemerkt men niet zo zeer op de voorff: Novella en 21, daar op gefundeerde Friefche regt, maar fpecialiter op 'c verfterfregt , zo en als het zelve onderfcheidentlyk in Hollant na de politycque ordonnantie van 1580. of het gemene lantregt, ende ÏSn 2, ni  404 Pa a t i s Secukbje na het Placaat van 1599- °f '* «8* der byzondere ftederi te let?en heeft, zo zouden ter avantage der pupdien onder anderede contraire gevoelens van Paul de Cafiro met die andere hem opvolgende Dodoren tergemelter plaatze van Sande geciteert, konnen sealleaeert worden; . Immers zouden deze pupillen de overledene van de bedorven 42,zvde beftaande, fchoon maar halve broers en zufters van dezelve volgens 't Placaat van 1599. 'twelk. onder anderen de Stadt Amfterdam tefieSim. van Leeuwen pr. der Notar. p. 5. *. z. m zyn rooms. Holl. regt dicl. loc. n. 8. volgt ten reguarde van die Hollantfe goederen moeten gepraefereert worden voor haar grootmoeder na inhout van ft gezeide Placcaatan. 7. contra Nov. 118. cap. Z. juxta eundem Sim. van Leeuw. p. 14. ». ?• quem vtde & ib. n. <\. in fin. n , ~ , Diftinguerende tuffen halve broeders en zufters van d eene zyde, 3 'en grootvader of grootmoeder of hoger opgaande den overleden vanid^ andere ^.beftaande, als dewelke als dan een yder voorde halffcheit de erfniffe zoude profiteren juxta art. 6. d- flac' , A Na welke diftinöie en onderzoek omtrent de Hollantfe goederen zie de momberen zouden dienen te reguleren , en daar van met eff-a en ten meeften oirbaar van hare pupillen mede tragten te bedienen in en omtrent het met de grootmoeder te tenterene accoort, zonder dat dezelve buiten een pertinenten ftaat van die gerede en hollantfe goederen en nader decreet van den Gengte daarover proces behoorden te entameren. Htfce add. ea qua plena manutraOat Borcholt. tr. degradib. cap. de fuccef. afcend. Aldus by ons ondcrgeff: geadvifeert binnen Zutphen den 26. Septbr. 1730. GOS. VERSTEGE. SCHOMAKER. XXXVI. AD-  Cons. XXXVI. 2p^ XXXVI. ADVYS INSTRUCTOIR, De transmiffïone hereditatis Voluntate tefiatoris interpretanda. add. cons. 25. bujus part. 2, S U M M A R I A. 1. 8. TTnftitutus poft mor tem ufufruc- tuarii, Ji ante ipjUm murtatur, tranfmittit hereditatem ad heredes. rat. n. 4. v. 9,9, cjT 1 14. Jeq. 2. 2j". ^ jideicemmijfarió herede ante \ gravatummortuó fidcicommifjum j heredes non transmittitur, J 3. Tempus injlitutioni her e dis adje- \ ctum tantum heredem d perceptie- l ne ufu:fru£ius removet. Onder 't woort kmdren over eenftemmende met de collecrive namen by de Latiniften A£m en by de Franfchen enjans woiden tn materia Juccefjionis mede begrepen de kints kindren en vordere delcendenten. contr. n. 18. ob ration. ibid. jubjunélam. 6. Curia tarnen P arijienjis vocabulum enr'ans rejlringit adjihos primi gradus. 7.11. Una pars teftamenti ex alia declaratur. 9. Ahb popi uxoris ufufruc~luarie Mant. de conj. uit. vol. lib. 3. ». I. & 2. obfervanda, of den zelven bv zvne difpofitie na dode van zyn Broeder Arien Melifen de vier kindren van de eerde en twede Ehe by fideicommif- faire  Cons. XXXVI. 299 faire fubftitutie de 4000. gl: en de kindren van de laafte Ehe 2000. gl. mede zo na dode van hunnen vader als moeder gemaakt hebbende moet g'oordeelt'worden de kintskindren vandetwenakinderen van opgltn: zynen broeder voor hem overlydende te hebben willen prefereren en dezelve onder 't woort kindren mede begrypen. Wanneer nu daar op exfatlo de difpofitie van den teftateur (waar by in opzigte van de 4000. gl: de vier voorkindren in cas van vooraflyvigheit van eene derzelve malkandren gefubftitueert en alzo hare kindren en vordere defcendenten g' excludeert worden) en alzo ex jure de difpofitie van de Regtsgeleerden geappliceert 11'. wort, traderende : quod in ejusmodi quafiiontbus una pars teftamenti deelaratur per aliam , juxta eund. Aiant. lik. 6. tit. 13. Pereor: l2« de fideic. art. 24. n. 34. pracedens capitulum licet etiam inter diverfas perjonas multum operatur ad declarandum verba ambigua alterius capituli, & pc fecpuentia per pracedentia, nee refert, an tn uno vel indiverps capitulis conditio pofita fit, ■■ 13. Zo zouden wy ex veriftmili tefiatoris mente ten refpeóte van d' overige 2000.gl: aSndetwe nakindren gemaakt het daarvoor konnen houden, dat, gelykerwys de kintskindren tempore conditi teftamenti reets in leven en niet met de drie overgeblevene Oom en moeyen tot deze 4000. gl: in plaatze en by reprefèntatie van haar voorafgeftorvene moeder (zo wy berigt worden) geadmitteert zynde daar van g'excludeert zyn, even alzo de twe nakindren voor af geftorven zynde niet mogen vervangen worden dooide kintskindren, ten aanzien van deze 2000. gl: waarvan dezelve pradefmetis matribus geene erfgenamen zynde dan alhier voor de grootvader als univerfelen ufufrucfuaris zal milderen de leere van regten dicterende : Quod is qui heres infiitutus efl in ufufrubln J4* nullo alio herede infiitttto vel exipente in proprietate fit etiam heres in proprietate id. Alex. cons. m, n. i. vol, 2. In welke opinie wy des te meerder door een apparente intentie 1 y« des teftateurs ex conjetlura aequalis imo majoris dileüionis gededuceert gefterkt worden , dat hy niet kan geprsefumeert worden de nakindren van zyn broeder door admifie van reprefèntatie meerder, dan defzelfs voorkindren door exclufie van dezelve te hebben willen bcneflceren, en nog veel weiniger, dat hy contrpt ordinem charitatis zyn eigen broeder hem in zdo. gradu beftaande in cas van furvivancc zou willen poftponeren , en door admiffie yan deze / O o 2 zyne  verite/veniffen en difpofmeo vreemt zynde (ge yk als deover mans en alnu wedmvenaars alsook dooi ve^ ders overlyden geftorvene kindeien^ eifgenainenvande^ «7. anders van den te.tattui Kan Dcfcl p gelegateerdepenn: * rm/»fef* Prés. Everh. cons. 14*. *» ƒ»• ƒ>" 5°- ^ ^ '"Immers wanneer den f.^T^^ZlZ^ de erfgenamen onder >t woort ^eTanoudei WrvSn fo ?ou V zekerlvk niet ^Udur zyn broerskindren vin cteeerften maar nonunatim mede derzelver kindren of devan den centen nraavordren graad (als doorgaans tot dender ten van des twcüen en yuiuic .& • > w,ai- ge n- • a „on olie nmekerheit eebruiklvk) in dit legaa. geiu Vv'f gnemince van ane ouzeh.ei ucil gv-u j / ond^if.heiden', en de woorden naturJner ^ propne , tm vvitittr & tmpropric moeten genomen woiden..  Cons. XXXVI. 301 " Cum non ex opinionibus fingulorum, fed ex communi ufu loquendi nimitt exaudiri debent , 'per text. in l. 7 § fin. ff, de jupell. leg. v. I. 6. ff. de tefi. tut. Hb. I. 131. pr. ff. deV.S. Mant. d. comm.hb. 3. tit. 8. n. 1. Everh. cons. i8o n. 2. cum feqq. Feck. de tefi.conj.' lib. 5". cap. 4. ». 4. & cap. fin. n. y. add. Ncoïï. ad fupr. Cur. decis. 3^. Deze extenfie dan by den teflator niet gedaan maar omtrent de- 19. ze 2000. gl: binnen de bepalinge van kmdren voor de vader geftorven verbleven zynde zou men biilikermaren deze conjeciure konnen aannemen, waar door de vader het legaat door d'onzekere tyt zyns overlydens gefufpendeert, en alzo aan der voorafgeflorvene legatariflen kindren juxta l. 1. §. 2 ff. de cond. & dem. < l. zi. in pr. I. zz. ff. quand. dies legat. niet transmilïihel zynde, in zulken cas door den tefiator van die gelegateerde penn: inteltate erfgenaam gelaten is. Optima enim conjetlura eïl, per quam tefiatorpraCumitur voluntatem 2 o» fuam accommodarefecundum leges patria Mant. hb. 6. tit. 6. n. 7 2la Sand. decis. Fris. lib. 4. tit. 4. def. 7. ad 3. quttfi. ubi difiinFie agit de jure transmiffonis. Dat nu de broederlyke difpofitie, ingevolge van welke deze 2.2 zooo. gl: in quaïftie aan die 2. nakindren na haar vaders doot gelegateert niet eerder by de/elve ook hebben konnen genoten worden, een onzekere dagen tyt medebrengt, is buiten contradictie en gevolglyk daar uit te befluiten , dat dusdanen onzekeren tyt in een teftament juxta l. 74 ff. de cond. & dem. een conditie maakt non folum , quando dies incertus adjicitur difpofitioni, fed 23^ etiam quando pnefiationi rei legato! reperitur adjeirus, per ea qua habet Pereg. art.'ij. n. 18. in fin. ,& n. 26. en confequentelyk de trans-Z4» mime ad eorum liberos & heredes komt te verhinderen ob 11. fupra citat. quibus addat l. un. §. 4. & 7. C. de caduc. toil. ubi , fi is, cui aliquid ex tempore incerto reliElum er at, medio tempore antequam dies incertus venerit, moriatur, illud rclitlum debet maner* penes eos, a quibus relictum fuit. Zulx dat de kintskindren^ fchoon al hare voorafgeflorvene 25% moeders konden repnefenteren , egter tot dit conditionele legaat met de doot van haven outoom vervallen , geen regt zouden hebben uti hoe id. Alant. hb. 8. tit. 7, ». 3. circa fin, in nojlris fere. terminis confirmat, cum ait: Quod fi fdeieommiffum relictum fit a patruo Oo 3 magno,,  ,oi PahtisSecunds maono, fdius non fubrogatur in locum defuncti per LL. DD. ibid. v. fupralaud. Pere^r. de fidele, art- 22. n. 4. & art. 30. n. ii. »h late & eoreoriepervarias confid. & limit, hanc matenam tranfmiffonis ad heredes tradis n. 16. conform de fubftitutie , by den tefiator omtrent de voor-en nakindren gedaan mede van advys is, nat in cas van zodane reciprocque fubftitutie de portie of hope van het conditionele legaat van den vooratftcrvenden legataris met tot delzelfs erfgenamen getransmitteert wort. z7 Cum illud quod eSt fufpenfum ex die vel conditionenon transmittitur per text. in l. fed fi flures ff. de vuig. & pup. fubft. I. 67. §. 17. ff. ^ Hier" mede die geproponeerde queftie ten refpedc van de impeditive tranfmiflie der quteftieufe 2000. gin: op de kindskinderen van Arien Meliffen de Groen voor b'antwoort houdende zouden wy vermeinen , dat dezelve op de vader en met op zyne overige drie kindren vervallen zynde gevolglyk deze kintskindren by reprefèntatie hunner voorafgeftorvene moeder met en neffens haren oom en moeyen tot dezelve by haren rdpecliven vader en grootvader nagelaten mede pro portione hereditana behoorden geadmitteert te worden; . . *>8 Nademaal deze penn: moeten worden aangemerkt als eigeu'domuWyke effeden van de grootvader door aditiegeconlohdeert met zyne andre goedren juxta l. 20. L%. f. de vuig. & pup. fubft.«. 1. de hered. aual. & diff. waar van deze kintskindren door die 20 in Nov. 118, vaftgeftelde en in Hollant mede gerecipieerde reprefèntatie zo wel zullen konnen profiteren dan derzelver oom en moeyen, op wien dezelve jure accrefcendi onzes oordeels niet mogen gefuftineert worden vervallen te zyn. 20 Om redenen dat dezelve alleen en afzonderlyk door den tefta*teur tot die 4000. gl: & verbis & ^'tzamen geconjungeert zynde by 'vooraffterven van ene of meerder legatariflen derzelver deficierende parthien na regten niet verder accrefceren dan aan die ftzamen gevoegde collegatariffen zelfs, en wei alleenlyk ten aanzien van die aan haar gelegateerde 4000. gl: per l. ttn. § 11. C. decad. teil. text. in §.8. Inft. delegat. /.89. ff.delegat. 3. Duaren. de jur. acerefc. lib. 1. cap 6. & q. En geenzins ten opzigte van die overige 2000. gl: waar toe uiiccn.  Cons. XXXVII. 3° J alleen die twe nakindren door den teftateur geroepen zvn • Zulx dat de refpedive voor en nakindren niet tot een en dezelve fomme, maar door een verbum diftributivum afzonder!vk en tot een verfcheidene quantiteit genoemt zynde geen, }m accrëkendi tuffen dezelve kan plaatze hebben, ut ita d fupremo Friforum jenatu decifum fuifje teftatur id. Sand. d. lib. 4. tit. 4. def. j. per cift Aldus by ons onderff: Regtsgeleerden geadvileert binnen Zuiphen deu 26. May 1737. f. SCHOMAKER. PH. CAR. SCHOMAKER. XXXVII. ADVYS INSTRUCTOIR. De reVerfane bonorum ad latus unde provenerunt paflis dotalibus Jlipulata. S U M M A R I A. 1. TTTelke en hoedane claufulen reW tour van goedren importeren? 2. Pacla dotalia, Ji dejicientibus hbe- ris bona proximts utriujque linea contrahentes refervavermt, tantum ordinem fuccedendi ab inteftato demtant, & non Jideicommijfum n 6. 3. Et quidem juxta regulam: pater¬ na paternis, materna maternis. 4. Paóla antenuptialia nullum alium admittunt fenfum niji literalem j ƒ. Et ideo firióle mtelligenda. 7. Non folum ipji contr ahentes , fed etiam liberi non objlante bonorum revolutione f, d. ftipulata hanc corttraria atjpojitione libere invet tere valent. 8. Secus in fxdeicommiffo , quod non praj umitur. By ons ondergefchrevene Advocaten voor den I^ove Provin_ ciaal van Gelderlant poftulerende gezien , gelezen en geëxamineert zynde zeeker copielyk antenuptiaal contract de dato den 11. Scptembi  P a r T I s S e c u ï? B te j- i -J nnCTpvi(rt ende gefloten zoude zvn geweelt, weirzfden uit Lagt'van de gedingen daar by gemaakt retour ^Zouden'wy (onder correöic van beter gevoelen) vanadvyszyn VaDewYl ons uit den teneur en klaren letter dier Huwelixe Voorwaarden is manifefterende, dat zulx de expreffe wrile der vooi- ^iZ^X^^ vooraf gereguleert hadden, U wa^aan zvd zo van denBruidegbm als van de Bruid tot ftmr des , Huwdvx a?neebragt zoude werden, als mede inval tgebeurde,■ S een van dl toekomende Echteluiden zonder lyfs erven natekten IfiyvTg kierde , wat in zo een val de Brui* by aflyvigKïahweSBruktegJm, of ook den Bruidegom by affterven vanzvne Biuidt uit derzelver gereetfte goederen zoude profiteren zo komen zy daar verder wei expres by te ft.pu eren en in te bedingen, dat een van haar beide dezer werelt komende te " overWden, nalatende lyfserven ofte geen de langftlevende " 7\l d e daar bv gefpe:ificeerde aangebragte1 goederen alsook " ie den een of den anderen by verfterffemffe of fucceftie mog" ten aankoomen , in lyftugte zoude blyven bezitten endebe" ïto^W^r Zodaan,gnogtans? dat V de^óUieteiten eigendom derzelver goederen op de kmde' ren el ter lefter doof toe op NB. de naafte , het zy zufters of broe'' der In defzelfs defcendenten zouden devoheren en komen en by " Snoucment vai dien op die zyde daar dezelve van daan ge" Sn waren: zo en in diervoegen als daar omtrent by de Huwelyxe Voorwaarden nader woTt gedifponeert; Welke eanful onzer eragtens zo klaar en vatbaar te kennen oeeft' dat daar in het beding van retour der goederen ten wederzvden zo not*r leit opgefloten, dat wv nauwelyks kunnen denken, dat ymTnt van een gezönt oordeel dit in twyftel zal kunnen trekken f • Vooral  Cons. XXXVII. goy Vooral niet zo hy zyn oogen maar komt te flaan op de laafte conditie bydie voorwaarden gemaakt, aangezien die Conthoralen haar ten dezen opzigte aldaar nog nader komen te expliceren in ,, deze woorden: Blyvende winft en verlos ftaande huwelyk ge,, vallen half en half en by den langftlevenden rotafftervenstoe ,, den inboedel en huisraat tot zyn of haar gebruik, welke dan na overlyden van de laafte NB. half en half by de Vrienden .van ,, den Bruidegoms en Bruids zyde in proprieten zal verblyven. Waar uit dan het beding van retour van goederen onwrikbaai vaftftaande, zo zal alleenlyk maar in difcufiie kunnen komen, op wie die goederen na affterven van haren zoon de Heer Matthetts van Eckjn leven ordinaris Raad in Gelderlant uit kragt van die vooraangetogene Huwelyxe Voorwaarden zullen moeten devol veren. Waar omtrent het niet nodig zal zyn zig breedvoerig in dezen te elargeren ; Aangezien de vooraangehaalde woorden ons klaar en palpabel te kennen geven, dat zy contrahenten gewilt hebben , dat na het overlyden van de laat fte harer kinderen hare goederen zouken komen cp den naaften het zy zufter of broederen defzelfs defcendenten ; Zo dat zy in 't oprigten van dat antenuptiaal contract daar op 2 voornamentlyk fchynen reguard genomen te hebben, dat indien der geene kinderen uit haar huwelyk geboren wierden , of dat dezelve zonder egte geboorte natelaten quamen aftefterven, dat in zo een va! de langftlevende en derzelve vrienden van des anderen goederen ten aanzien van den eigendom zoude geëxcludeert zyn, en dezelve bewaart worden voor die geerfe , die de contrahenten het naafte in den bloede waren hebbende , daar door alzo willen aanwyzen legitimum ordinem fuccedendi ab inteftato , na de leere van Goris in advers. tr. 2. p. 2. c.z. n 20. en Neoft. de p.1.8is antenuf t. obs. 1. & z. alle 't welke nog nader woi t gêconfirmeert by Pech\ de tefiam. conjug. hb. 1. c. 6. n. z. aldaar by Goris geallegeert. Zo dat, in val 'er nog broeders of zufters of broeders of zufters kinderen in leven zyn mogten, zo aan zyde van de Heere Lambert van Eek, als aan zyde van jonkvrouwe £. de Fries het notoir Pp is,  , pAETis Secundi is dat die ook voor hare erfgenamen moeten gereputeert werden als wordende daar toe zelfs ook boven en behalven ae exorcflc wille der Contrahenten door de wet geroepen; ' P En in val die niet meer voor handen zyn mogten zo moeten de vaderhke Roederen komen op DoSlor fohan van Eek Rigtei des wfThieheweerden, Enjuffr: Geertruida van Eek huisvrouw van de Heer Willem van Haffel* , en by reprefèntatie op deizelft kinderen, als mede op de kinderen van wylen de Heer Momboir Lambert van Eek, om als dan in ftirpes tefuccederen , en de moederlyke op de naafte van Moeders zyde. 2. Waar uit klaar en van zelfs komt te proflueren, met alleen , dat die goederen moeten retourneren aan die zyde, van waar dezelve heengekomen zyn (nempe paterna paterna ac materna maternis) maar ook dat allereerft Dr: fohan van Eek en Juflr: Geertrmdavan Eek of in hare plaatze derzelver kinderen, als mede de kinderen van wvlen de Heer Momboir van Eek kunnen fuccederen in de goederen, by wylen de Heer Raadsheer M.van Eek naargelaten, dan wanneer'er geen broeders, zufters, broeders-of zufters-km- . deren of verdere defcendenten van haar meer in leven of voorhanden zyn , worden in zo een cas die anderfins daar van wel expres eeexclud eert 5 , . Dat dit ook buiten de expreffe wil de natuirlyke reden is die- terende : , , rT ' , r .• Want wat prefumptie is^'ervoor, dat deHeev Lambert van Ec^ zyn zufter en defzelfs dogter zoude hebben willen poftponeren aan andere vrienden , die hem vry verder in den bloede befton- a ^Behalven het ook meer dan overvloedig bekent is, quod paEla antenuptialia nullum alium admittum fenfum, nifi literalem r Gelvk dat onder anderen (om kort te zyn) u.tdrukkelyk is geftatueert by het Lantr: van Veluwen c. zy. art. 9. in verbis: die na oeren inheiden NB ftrïElelyk behoren agtervolgt te ^rden; Alles met dien verftande nogtans, zo de Heer Raadsheer M. van Eek het bv die ouderlyke huwelvxe voorwaarden heeft laten verblyven, zonder daar omtrent eenige wettige nadere difpofitie by zyn leven gemaakt te hebben j 6 Want offthoon by zommige wel gefuftineert wort, na. eeu v' ZO»  Cons. XXXVII. 3o7 zodanig beding van retour van goet den aart of natuur van een fideicommis zoude hebben, en dat daar omtrent alzo geen verandering zoude kunnen ofte mogen gemaakt worden , zo oordelen wy nogtans, en wel op goede gronden van regten, dat zulx ten eenemaal abufyf is ; Nam cjr fi contrahentes reverfionem bonorum ad latus unde provenerunt flipulati funt, perhanc tarnen fdeicommiffum non inducitur: verunt denotat ejusmodi claufult''folum ordinem fuccedendi ab intefiato j als uit de in pramijfs geallegeerde regtspaffages confteert, en nog nader kan blyken uit de leere van Rodenb. de jur. quod or. ex fiat. div. t. 3. c. z. ». 2. Ut non'folum ipfi contrahentes Utrechts. Confult. 2. D. cons. 47. yt fed er eorum liberi ea non obftante contraria difpofitione ordinem fuccedendi libere invertant, nifi fideicommijfum (quod nunquam prafumitur , g. Maicard. de probation. concl. y7y. vid. tamen Chnflin. vol.i. decis, ï6j.) fpecialiter & expreffe fuerit indutlum LL. Tranfifulan. part %. tit. z. art. iz. der 4. Bovenampten tit. iy. art. 16. Stadtr: van Thiel. 1. d. tit. f. n. 6. Aldus falvo mdiori geadvifeert binnen Arnhem den 30. Augufti 1735". M. N. van LOON. R. van BR IE NEN. f. C. CO BES van HASSELT. XXXVIII. ADVYS CONFIRMATOIR. I. T "Tbi Vt flipulatce reïolutionis bonorum de diftintld eorum fucccffione agitur. IT. Item de cafu ov.ijjo. III. Et modo petend* hereditatis al ejus pofpffore. Pp % SÜM-  Partis S ï c u h d je S U M M A R I A. i, 38. Qucceffioconventionalis tamunio verfaliter tj? abfolutè quam Jpecialiter & rcjlrtóiivc ad certum cajum fieri poteft. 2. Ex hujus differentia ad cafum con- troverfum appücata maxime ejus decifio dependet. 3. Stipulatio bonorum devolvendorum paflis dotalibus moribus ufitata apud illos , quibus lautiora j'unt patrimonia. 4. Inquemfinem ftatutis & paéiis fa- milta jus retraélus gentilitium & conventionele introduélumJit ? y. Leges provinciales antiquitus nee tejlamenta nee jus retraélus admittebant. 6» Statutum Neomagenfe d generali inter conjuges bonorum communione exemit bona feudalia & avita in ejus imperia fita. 7. Quorum femper veteres Gelri fue- runt religiojijjimi cujhdes. 8. Ita ut tejlarnentis pojiea ad certam bonorum portionem reduélis res pxtrimonialesJliptti, unde originem traxerunt, praviderint, & earum reverjinnem non exijlentibus liberis paélis dotalibus pepigerint. 9. 14. 21. ionfeéiaria ijlius moris & paéii. 10. Cujusmodi patio, dotalia adconjer- vandas familias moribus hodie te hebben -willen derogeren , v. eleganter doBift. Cbnft Befold. ff curs poüt. p. z. de vit. & mort. conftd. poüt. cap 5 . 9. fi»,0 Uit welke en andre contemplatie.! dan ook alle huwelyxe ' voorwr: cn fideicommiffaire bedingen tenderende ad conftrvandas 11, familias moribus noftris contra jus civtle [quohereditaspaüonon dabatur) ' "zodanig favorabel en van ajtthoritèït gecordeelt zyn, utnonminus de rebus ^is permittatur difpofttio quam ,ure Romano tn teftamenns. Gons. adv. tr. 5. p- 1. cap. 14. n. zy. & />. z. cap.,%. 5. 12. Hinc eU quod propwqm & parentes tn eum finem aahtbentur , ut paBoru-n nuptialtum condhio.es ex aquo & bene fecundum monem (quo tefte Cujacio tn 1. 4. de pacl. ftcpe abit in legem) in conftrvandts rebus  Cons. XXXVIII. 31 y avitis, & ab utroque conjuge in matrimonium allatis pro eommodo & fecuritate uniuscujufque Itnea vu/go, faltem apud eos quorum bona difparia , receptum, moderentur, ne ejusmodi atatis homines, qui feregere nee confulere poftunt, pnefertim cum pr incidentem quafiionem recours oenomen worti Qj] 3 £a  Partis Secund* En niet zonder reden , om dat in antecedent ibusïtttts betoogt en uit de decifien van deze Nederlanden tejlantibusChrifi. vol. 3. decis. Cur Belg. IV- «• *• Gail hb. z. obs. 8. n. ly, Carpz.. decis. 60. „. 12. Richt.'de fucces. ab mtefi. in proam. n. 1. & feqq. te vernemen is : . . CW hu,usmodi patta , 7*o»f j utrimque illatis provijum fuit 3 3 • dewaHt omm juri, LL. fcnptis, ftatutis & confuetudinibus locorum , & his omnibus pradommantur ac prtferuntur , add. Sand. tr. 1. tit. 2. cap. 1. , , 2 4 /m in dubio tqualitas, qu* in reverfione bonorum ad cujuscunque linea conjuntlos conjiftit, fequenda fit. Munn. de rat. torn. 2. comp. 22. 2  ^2,(5 Partis Secund/e S U M M A R I A. "XjToribus hudiernis contra jus XyjL civile Romanu rr» inter conjuges de futura fuccejjione paéïis dotalibus validé difponitüf. Z. Contra hanc obfervantiam iftiusmodipacla hodte approbantem jcholallice difputandirm non efl. 3. Te minder wanneer die conditiën reciprocq zyn en van een onzeker'geval dependeren. 4, Quo cafu non requiritur folemnitas ex forma ftatuti. Ik iis qua refpiciunt folennitatem aclus, ftatutum loei contraélus celebrati attenditur. 6. Het Lantr: der Graaffchap Zutphen wort doorgaans binnen de Stadt Doesborg in caujarum decijionibus gevolgt. 7.10. Of en hoe verre de ondertekeninge van Huw: Voorwrn: J door twe'dedingflaiden pro for- j ma Jubftantiali tot derzelver validiteit moribus Zutphamcis vereift wort? R, Forma C53 tenor pattorum antenup- \ tialium refertur, & ad faclum j controverfum applicatur. 11.13.19-20. Dedingfluiden fchoon \ 'Vrouwsp^rzonen, verwant aan zyde van Bruidegom of Bruit , j konnen voor liabilc getuigen in 1 een huwelyx contract veritrek- j ken. vid, tarnen exceptioucm n. i 16. £s? rationem iftius II. 17. 12. If. Quod ex ftatutis matrimoniali- \ bus hujus provincue illuftratur, j 14.21 16 27. 31; 37.43.^ó.Quareprop'mqui utriujque Jexus cmvocanJii v. porro n. 22. £3? feqq. I •17. Famina ut tejlis fubferibere nequit, Ji privata fcriptura idem quod publica operari debet, l8* 2f. Statuta nofme provincie & eorum commentatores tn adhibendis tejlibns mafculini fexus examinantnr c35 explicantur. 22.44. Daar de wet de naafte Vrinden tot celebraue en fubferiptie van een huwelfx contract roept , worden n a regten mede de vrouwens geadmittcert. 23.46. Quiaraüo confenjuspropterfpem l'uccedeadi, quam aque muiteres ac mafculi habent, Jita efl in earum intcreffe. 24 Ratio rationis. 2$. Ex lege in tejlarnentis certum numerum tejïes viros folemuitatis causd requirente ad pa-Sla dotalia male argum^ntatur. rat. divcrJitatis vid. n. feqq. 29. Jure jiomanorum antiquo foemime comitiorum minus capaces in teftamento calato non admittebantur; A quo proc ui mores hodierni reccjferunt n. 38. 30. In tejlarnentis privilegiatis, & co¬ dicillis tarnen ad tejtimonium 14ccari püjjitnt, & quare} vid. ib. 32. 4)"> Exctujiojoeminarum tejlinmin pa(lo anienuptiah male derivatur ex vocabulo dingen; propter rationem n. 33. 34. Earum adraiffio pudicdi . lij. De langftlevende der Egteluiden is na deGulicti-en Bergfe wetten  Cons. XXXIX. ?29 ten eigenaar van des atgeftorve- pligt inventaris te maken en na Irc "«geiede goedren. hare bejle wetenfthap te beftedi- i. 3, ihtoad jutennitates locus celcbrati gen. contr attus fc» quoad Jucceftiones i2Ó\ Quiafape jufte ignorant faéium bonorum tocus domieilii mariti defuncli, attenditur.^ . _llz. Ratio condemnationis & compen- 119. Zo wel erfmters als na derzelver fationis expenfarum litis. ' doot hunne ertgenamen zyn ver- gezien en g'examineert zynde by ons onderff: Regtsgeleerden vj de 1 rocedure voor dezen wel Ed: Stadtgerichte van Doesborg geventileert tuffen de Heer Henri\ Peter van Beumer geheime Raad van zynKeurvorftelyke DoorluchtigheitvandePaltz Impetrant ter eenre, ende Vrou Agatha vander /V™ tegenswoordige ehevrou van de Heer en Mr. fakob van der Helft voor haar zeljs en in qualiteit als wede: tuchrenaarfe , erfuiterfche en boedeiiiouderfche van wylen haren, eheman de Heer Bernard Cafyn de Mefemacre m leven Lieut: onder de Cavallerie ten diende van dezen StaatGedaagdc ter andre zyden, zouden, indien wy Richters waren, wyzen en fententieren als volgt. In zaken voor dezen wel Ed: Stadtgerichte van Doesborg ongedecideert hangende tuffen de Heer Henriks Peter van Beumer Keurvorftelyke Paltzifche Geheime Raadt Impet: ter eenre, en Vrou Agatha van der Perre tegenswoordige ehevrouwe van de Heer en Mr. fakobvan der Helft voor haar zelfs en in qualiteit als v/eduwe , tuchtcnaarfe , erfuiterfche en boedelhouderfche van haren eheman wylen de Heer Bernard Cafyn de Mefemacre Gedaagde ter andre zyden s ° Gezien , geleezen en g'examineert de acle van fommatie en daar op gevolgde citatie refpedive de datis den 1. July en iy Aug1724- met de relatien daar by ervintelyk : Eifch en Aanfpraak cum.annexis fub litt. A. B. C. D. E. F. G. H I K L M N O. P. (X R S. U. U - zdo. 3 o. & TJ40. den : Oöob; — aan volgende g exhibeert en overgegeven; voorts Antwoort Exceptioneel, Antwoort op de Exceptien ; Replycq en Duplycq Exceptioneel met alle de bewysftukken daar by g'annedeert • en refpective?» datis den 9. Febr: 6. July 26. Odober iyzy.' en Ss 19, De-  3^0 Pautis Secundi ïq. Decemb: 1727 ingediend, voorts de fententie op de exceptive Procedure voor dezen wel Ed: Gerichte in dato den ï. April 1720 ergaan en gepronuntieert j als mede het Antwoort ten principalen cum ad.unÜis fub vocab. patet 1 ° ■ zde. & jat et 3* • den 23. dito maants Decemb: overgegeven, en eindelikKcpiicq en Duplicq beide naakt en bloot, refpedive van den 15- Febr: 1752. en 25- juny 1734- met alle de protocollaire aden en actitaten, beginnende met den 13. Odob: 1724. en eindigende met den 2,8. Juny 1735-. alles conform den Inventaris apud alia ervintelyk, en op alles gelettet, waar op in dezen eenigzins te letten ftonde. , , , 1 . Welgemelten Stadtgerichte doende regt verklaart de vrouw Gedaagde voor haar zelfs, en als weduwe , tuchtenaarfe , erfuiterfche en boedelhouderfche van haaien eheman wylen Cafyn de Mefemacre voor hem zelfs en mede in qualiteit als eenige erfgenaam van zyn moeder zalr: Vrou Sibilla LudgardisThylmans, en die in qualiteit als weduwe erfuiterfche en boedelhouderfche van wylen de Heer Wolterm Mefemacre fchuldig en gehouden te zyn, om aan den Heerlmptr: als geweezene eheman van wylen vrou Cathrina Maria de Mefemacre, en dienvolgende als langftlevende na inhout der Huwelixe Voorwaarden ter Aanfpraak geannedeert fub H. te voldoen en uittereiken de regte waardie van die by dezelve nagelatene, en ter Conclufie der Aanfpraake gefpecifieeerde leengoederen, met vergoedinge van alle pachten, vrugtenen opkomften daar van federt en na die tuffen partyen litiganten gevallene litis conteftatie geprovenieert en genoten, ofte daar van hebben konnen genoten" worden ; Zo nogtans dat de vrou Gedaagde met overgevinge van die leengoederen zelfs-»»* cum fructibus pod litem eontefiatam perceptis aut percipiendis ten haren keure zal konnen en mogen volftaan j Verklarende vervolgens de vrou Gedaagde fchuldig en geholden te zyn, om alnog binnen zes weeken na pronuntiatie dezes naar ordre regtens te confkieren, en vervolglyk aan den Heer Impet: of defzelfs Volmr: te extraderen enen behoorlyken ftaat en inventaris van den boedel en goederen by wylen de Heer Wolterm Mefemacre nagelaten, en pro ftliali quota op des Impts: geweeZene ehevrou Cathrina Maria de Mefemacre , en alnu na haaren doot  Cons. XXXIX. ,21 doot uit kracht van die gelibelleerde Huwelixe Voorwrn: op den Impt: zelfs als langftlevende vervallen, immers en ten minften na hare befte wetenfchap , en voor zo verre de Gedaagde van dezen boedel ter goeder trouwe na behoorlyke examinatie van de chartres daar toe (peóteiende kennis is gedragende, en denzelven aldus bevonden zal worden geweeft te zyn ten dage en tyde, als welgemelten Wolterm Mefemacre levendig en doot was , om vervolgens dezen Inventaris na ftadtregten met eede te beveftigen, en by geene zodane extraditie en folemnifatie aan den Heer Impt: te vergoeden allen fchade en interefle , die den zelven door het miffèn van dien bewyflik na voorgaande declaratie en moderatie van dezen wel Ed: Gerigte zal komen te lyden. De vrou Gedaagde p. q. daar toe mits dezen condemnerende, ajs mede in een derdepart van de koften dezer procedure federt het ontfangen van de copie der g*exhibeerde Aanfpraak van den 13. Oétob: 1724. gevallen, waar onder nogtans de koften van die op den 1 .'«April 1729. gedecideerde Incidentele of exceptive procedure niet zullerkbegrepen zyn ; de overige twe derdeparten niet te min om redenen coirupenferende. Aldus by ons onderlT: geadvifeert binnen Zutphen den 30. May 1736. f. Schomaker. o. p. hoe tel: Redenen van voorenftaande decifie zyn onder andere de navolgende. •tTTy hebben uit examinatie van deze opereufe procedure met W defzelfs veelvoudige documenten ten principalen tuffen partyen litiganten geventileert , en zo veel nodig mede uit die bevorens geproponeerde en gerejecteerde exceptie obfemi & inepti libelli^ (voor zo verre die tot des Imptrs: twede principale petitie relatie heeft) vernomen, dat alhier zo wel die in aBis aan de vrou Gedaagde g'adferibeerde qualifeiten byHaarEd: g'avoueert, als de wettige folemnifatie van des Impts: huwelyk met zyne ehe- Ss 2 vrou  . Pastis Secundi vrou zalr: erkent zynde ceene andre differentiale-hooftpoinöen tuffen dezelVe by die principaleprocedure gedifcutieert, verhandelt en ter onzer decifie overgebleven zyn. Dan i o - of de Huwelixe Voorwrn: fub lit. H. ter Aanfpraak fr-annecreert, zodanig na 1 et prefcript van *t lantregt dezer Graaffchap pro forma geconficieert en gecelebreert zyn , dat den Heei Impt: dair uit met effeét van derzelver beftend.ghe.ttot ad- judicafie van die daar by aan ^A^^^\°^J^ goedren , ofte de waardie van dien perfonali aüione heeft mogen C0lrzdeoeÖofde vrou Gedaagde in hare aangenomene qualiteit niet verpligt is aan den Heer Impt: te extraderen dien g^equirèerdenPftaDat en Inventaris van den boedel by haar Schoonvadei wylen de Heer Wolterus Metzmakcr nagelaten , en op delzelis ehevrou Caérina Maria de Mefemacre alvorens er, na^hareridoode uit kragt van der zeiver Huwelixe Voorwrn.- Jnb d. Ut. H. op 7vn wel Ed: vervallen. 7 Waar van alzo a» affirmative by den Impt: en daar en tegens wederom de neoative by de Gedaagde^efuftineert is, zo zuilen wy d eerfte ankerende ook vooraf S-dreshalyen ons voornamentlyk wat wytlopiger, dan omtrent de twede als een fequele daai v an zynde, bezighouden, en op plaufibele gronden trachten aantetonen dat ons advys regtmatig en.den W.g^*^ Ondienftig achtende prttvie ons m onnodige ddcufl.en mtelatci 2' of en hoe verre contra jus civïle Komamm mortbtit hodiernur by Huwelix Voorwrn: inter conjuges de futura fucceffione kan &«&J*f worden, door dien zodane difpofitien allenthalven niet alleen tg andre volkeren, Republycquen en Provinciën }**ta f< P*ltdotal. part. alt. n. 7\. <* fal Hefer' l°f-cmrf>- P>'' loC- \°' n l 6 & loc, 1 1. » Wefel de patl. dotal. traü Z. cap i. n 104. Coren cons. O. fciO. n.x6. Chrtften. d.t. d,ft. 4. q.Z. cum ib chat. confonanubusLL. & DD. favorabel, en voor deloca.e ftatuten preferabel geconfidereert zyn, maar ook m t byzonder by deze onze provinciën teftantibus confuetudmis neftrx Gelro- Zutpnamc* peritiffimis Tnumviris Frcd: a Sande ad Cons. Feud. Gelr. tr. I. tit. z. cap %. n 1. & 4. Lamb. Goris in adv. tr. 3. p. 1. eap.i. n.ult. & Joh. Schram in comm. 'ad Rcf. Velav. cap. zy. art. 1. J n. !•  Cons. XXXIX. 333 ». t. & noviff.nie in ejus objerv. praB. p. 1. obs. 07. n. z. derma- ten gerecipieert en aangenomen, dat wy met Ern. Coihm. vol. z. Refp. 78. n. 176 geallegeert by evengenoemden He/er d. I. n. 33. wel mogen befluiten : Quod fi quis contra hanc obfervantiam paBa futur En z 0 • dat in cas eene van voorgezeide Contrahenten zonder lyfserven uit dit huwelyk geprocreërt zullen komen te overlyden , de laaftle'vende voorgemelde hare gemeenfchaplyke goederen zonder Inderfcheit eigendommelyk zal hebben te behouden. 9- Wy hebben reets hier vorens aangetoont, dat zodane difpolitien by ehepaaen tuften egteluiden nopende de fuccefiie van hare tegenswoordige en toekomende goedren m regten zeer tequitabel en favorabel zyn , en daarom onnodig alhier ten reguarde van de Bruit nader te adftrneren, dat dezelve over hare pnvative en eigendommelyke goedren door haar moey per donationem mter vivos volgens de produden fub A.B.C.D.& E. getranfporteert in faveur van haren Bruidegom reciprocè mede heeft mogen dif- ^°Waarom wy dat point materiam difpofttionis toucherende buiten controverfte zullen ftellen, en alleen met referve van onze nadre  Cons. XXXIX. 335- dre regtelyke adftrudie tot de mutuele obligatie , welke uit de perfonele handelingen en difpofitien over leengoedren buiten confent des Leenheers, voortvloeit , overgaan tot juftificatie van onze advys aangaande de fubfiftentie dezer Huwelixe Voorwrn: zelfs. Wier forme onzes bedunkens in dezen by de Contrahenten 10» g'obferveert, en aan de voorff: en andre confonante Lantregten van Feluwen cap. zj. art. 1. Stadtr: van Zutphen tit. z6. §. 1. (dezelve bewoordingen bevattende) voldaan zynde die eerfte petitie overzulx aan den Impt: heeft moeten geadjudiceert worden. Om het welke met eenige raifonnementen en paffagen van regten alleen ter zake dienende te verifiëren, en he| zelve in ordre van die daar tegens by de Gedaagde gemaakte objedien te vihdiceren, zo zouden wy met den Heer Impt: van advys moeten zyn, n4 dat de twe refpedive moeyen aan zyde des Bruidegoms en des Bruits in het ondertekenen der Huwelixe Voorwaarden geadhibeert, voor habile getuigen of huwelix-vrinden hebben konnen verftrekken. Om dat het Lantr: geen diftindie inter fexum mafculinum aut 12, foemininum makende wy zo wel na die aloude gewoontens hier en elders gebruikelyk , als uit kragt van de Egtordonnantie dezer provincie art. 4. (ftatuerende dat alle toegelatene huwelyken ten overftaan van twe beiderzyts naafte vrinden, mombers of anders van twe geloofwaardige perfonen zullen gecontraheert worden) cumAnn. j-, Roberto rer. jud. hb. 1. cap.z. $. proSeio het daar voor zouden houden, dat de fteminine bloetvrinden in d' eerfte plaatze voor vreemde dedingfluiden behoorden geprsefereert, en die denderende dan allereerft dezelve mogen geroepen worden ; Cum propinquos utriufcjue fexus hic convocari aquum est, ut quamdiu „ adolefcens in amore occupatus haret, non defint, qui paüorum dotalium conditiones ex aquo & bono moderentur >• Jam par eft, ut , quia alter conjugum in alterius familiam adoptetur dr foboles inde procedens jura tam agnatis quam cognatis fuccedendt confequitur, matrimonió folemniter contraclo omnia ex confenfu totius familia & volentibus propinquis fiant. Zonder dat wy egter van gevoelen zouden zyn, dat, wanneer de huwelixe vrinden, magen en bloetverwantena!dus/?ro>w?/2-«e-ci* finonimice by onze provinciale en andre ftatuten genoemt , quamen te ontbreeken, het dan in de magt van de Contrahenten zou  .336 Partis Secthdje zou zyn Vrouwsperfonen , Bruidegom of Bruit niet vermaagfchapt zynde, tot dedingfluiden te mogen gebruiken , om met derzelver ondertekeninge aan het Huwelix contract zodane gerigtelyke kragt te geven, als of het zelve door Mansperfonen als dedingfluiden gezegelt ofte ondertekent was. 17. Quia foemina, ut -teftis , fubfcribere nequit, li privata fcriptura idem quod publica operari debet , juxta Pruckm. de differ. utr. fex. p. i. membr.z. art. iz. Sweder. in difp. de auil. publ. adhjp. publ. confi. neceft. §. Z3. Harpr. difp. de pign. publ. §, y. 18. Quo-fenfu wy het Lantregt en het fentiment van de Heer Schraffert in comm. ad Ref, Velav. d. cap. %j, §. 1. n. 26. zouden begrypen en invoegen voord": moeten bepalen. Gemerkt de redenen by zyn Wel Ed: uit de naburige ftatuten van de 4. bovenampten des Ryks van Nym. tit. 28. art. 1. conform het Lantr: van Tiel-en Bommelw. cap. 11. §. 11. en Stadtr: van Harderw. p. 3. cap. z. §. 2. onder andren tot adftrucftie van defzelfs opinie bygebragt, en op ons Lantr: (geene zodane fpeciale requifitie van mafculine dedingfluiden ordonnerende) niet applicabel, ons voorff: diftinct gevoelen meer voor-als tegen zouden zyn >• Overmits het eerfie ftatuit van Magcfcheiden fprekende aan yder zyde maar een bloetmaag of dedingsman , zynde een manfperfoon , requiveert , en die twe andre ftatüitcn van Huwelixe Voorwrn: handelende in dP eerfte plaatze aan yder zyde twe naafte vrinden, bloetverwanten ofte momberen , en in de twede plaatze, dat is (gelyk zo de woorden van het laafte Stadtr: medebrengen) dezelve gebrekendc ofte onwillig zynde , twe geloofwaardige mansperfonen mondig en fpeciaal daar toe verzogt, komen te vereifchen. Behalven dat die geallegeerde ftatuten aut per verba neceffitatis (zullen) aut pro forma fubftanti'al'i (tot beftendigheit van Huwelixe Voorwaarden) difponerende almede tot onze Lant-en Stadtregten , gene zodane imperative veel min annullative woorden gebruikende, niet toepaflelyk zyn. £9. Wy zyn te meerder in deze onderfcheidentlyke gedachten omtrent de Labiliteit en preferentie van fseminine blöetvrinden voof vreemde mafculine dedingfluiden gefterkt geworden ex illis qu<& buic  C o n si XXXIX. 337 huic difiinltioni congruenter adaptantur & adducuntur apralaudato Bom. Schraff. in fuis cogit. jurid. ad fuven. glojf. in verb. legitimis tabellis. 20.' §. 7. ubiproximorum prasfentiam de necejfitatc juxta eandemOrdin. Matrimon. d. art. 4., requirit, & ex forma ibidem pr^fcripta ait: Quod extranet non aliter admittuntur, quam proximiortbus, extraneisprctfer endis , deficientibus, rationem afiignando : Cum , quia in hifce pattis pierumque agatur de bonorum utrimque affe- 21» rendorum devolutione & de jure cujusque familias, hi teftes non nudi teftimonii causd adhibeantur, fed ut conditiones ex aquo & bono moderentur. Waar mede onzes erachtens in cas, daar de wet denaafievrinden (proximos) & fic propter terminum indefinitum aquipollentem uni- ' verfali, roept, overeenftemt de difpofitie van de /. 1. de V. fign. & l. quicunque C. de ferv. fug. mede vrouwens admitterende : Cum ratio confenfus in earum interefe propter fpem fuccedendi , quodha-Z'i^ bent' mulieres ceque ac mafculi, fita cfi, ut legibus comprobat Chafan. ad Cons. Burg. Rubr, 4. §, 7. n. 8. & ftatuten en EgtReglt: overeenkomende met andre Doctoren, als onder andren Brouwer de jur. connub. lib. I. cap. 23. n. iz. & Cypreus cod. tr. cap. 14. §. 7. de fponfal. n. I. niet ongevoeglyk aftenemen en te befluiten is, dat deze contracten de beide fexe zonder, onderfcheit als bequame getuigen admitteren; 'T welk dan moribus nofiris te meerder plaatze moet hebben,27., om dat wy geen wet ergens daar aan ftrydig hebben bevonden, " waarom niet Vrouwsperfonen bloetverwanten zynde en voornamentlyk moeyen, quaparentum loco habentur, zoweloveralzulke T t huwelyx  ^38 PAHTIS SlCODJE huwelyx engagementen en contraden van hare kindren , neven of nieten, ten zelfden effede als Mansperfonen, dikwyls in ulteriori «JL/* ofte-vreemt zynde, zouden mogen geroepen worden , en tot het ondertekenen van huwelyx Contraden in het- bedingen en reguleren der conditiën gequalificëert zyn. a8. Want ofwel de wet fecundum Viglium,ad §. 6 Infi. de tefiam. ord. n. 3. a fieped. D. Schraff. dd. locc. geallegeert, en by des Gedaagdes Advocaat mede nagevolgt, in tejlarnentis, non tam probationis quam folemnitatis caufa certum numerum teftis viros requireert, zo vermeinenwy dog geenzins dat dezelve redenen van prohibitie ' in leze fpeciali tefiamentis tantummodo congrua gelegen, in de confedie en fubfiftentie van Huwelixe Voorwr: by de naafte -fteminine bloetvrinden ondertekent, milderen konnen. %0. Niet alleen om dat deze lex prohibitiva ex jure Romanorum antiquo haar oirfpronk genomen heeft, waar in de Vrouwsperfonen als comitiorum minus capaces in teftamento calato voor geene genoegzame getuigen wierden gehouden, uti prater alios tradit Carpz.. de jur. f&min. pofit. 7. n. 4. & y. , 20. Schoon dezelve nogtans in tefiamentis prtvilegiatis, codtcellts, legatis, fideicommiflis,difpofttionemilitari, teftamento ad pias caufas vel inter liberos fatto, als dewelke buiten folenniteit gemaakt worden , geadmitteert'wierden, ah ex feqq. n.q. 10. 11. iz. \\& 16. te vernemen, en nader ex n 14. CT 15. Übi ex Anton. Fab. Cod. lib. 6. tit. y. def. 6. ».2. & fat. in l. uit. n. 19. C. de teftam. tradit id. author: Quod 'mulieres in fubfdium , fi nempe turn temporis mafculi non reperirentur, ad teftimonium vocari poftent. 21. Maar ook om dat het fluiten van een huwelyk en het ondertekenen van defzelfs voorwrn: by het provinciale Egt Regl: en het Óuartierlyke Lantregt geiniungeert, niet zo zeer beruft op die Romeinfche folenniteiten of judiciele handelingen , de vrouwens weerende, als wel op de extrajudiciele bedingen, welke fok jure gentium deunende en beide iëxen includerende zoweldevermaagde Vrouws als Manfperfonen mede komen te admitteren: 22. Invoegen wy, om inde termen dezer prohlbhivewet quoad filen' nia juris dvilis niet plus xquo tot nadeel van de feminine fexe te ver- blvven, zouden vermeinen, dat alzo weinig het verbum, dingen, mdiciis & per confequens sw.r(dedingfluiden)/>r«/>r«*/w, de geroepene * r Vrou-  Cons. XXXIX. 339 Vrouwens bloetverwanten zynde daarom in Huwelix Contracten nier. zoude toelaten, als dat de bedingen zelfs voor zodane folennele en gerigtelyke aften zouden verftrekken, als waar in alleen mansperfonen in confideratie zouden moeten komen. Om dat de rationes impulfiva foeminas a judiciis arcentes cederen- 33'i de, dienvolgens ook die wetten daar op applicabel alhier buiten relatie tot de vrouwens, als naafte vrinden in en tot huwelix contracten verzocht, moeten zyn. Wyl het niet ongerymt veel weiniger contra pudieitiam fexuiconr^; gruentem aanloopt, dat fteminine bloetvrinden, zonderlinge wan-, neer van d' eene of d' andre zyde geen mafculine prsefent zyn, als in cas fubjecl;, voor habile zo niet neceffaire Huwelyks vrinden en getuigen genomen en palam g'adhibeert worden, om de voorwaarden tuffen hare naafte vrinden te helpen reguleren , bedingen en ondertekenen. Immers zouden wy in een contrairen val van gevoelen zy#| dat een huwelyk clam & negleblo propinquorum confUio gefloten zynde die Contrahenten zig zeer van clandeftine traclaten zouden verdagt maken ; Ita enim apud Senecam lib. 7. contr. 6. indignantis -5 verba funt: Nuptias claufd domo fecimus: Quare fupralaudatus Ann. ' Robcrt d. I. ait ■ Qjiod nimis grave effet & injurium , affinitatem , qua mihi orbo & inteftato heredem gignit, me infcio , invocato , & negleblo contrahi dr celebrari. Waarom dan-ook Richt, in append. decis. ad Ext- de tefiib.tit. 22.37, lib. 2. cap. 4.4. «. 30, cognatos utriufque fexus in tefiificatione fuorum ad matrimonium conjungendum admitterende , hanc rationem adjicit .quod unusquisque fuam genealogiam fcire laboret, & propterea i/ii, qui melius fcimit, magis recipi debeant ex ipfius conjugii prtrogativa et favore. Zulx dat de illatie uit d'eene tot d'andre in regten niet aannemelyk is; Behalven dat ofwel, als in pramijfs reets aangeroert, jure Romano geen vrouwens tot getuigen in teftamenten aangenomen wierden, zo is contrair nogtans in zommige landen praclicabel, gelyk daar van ten opzigte van die van Luik by Mean ad jus Leod. obs. 93. p. 1. en van Mechlen by Ckrijl. ad LL. Mechl. tit. 17. art. 1. n, 32. te vernemen , ob rationes n. pru. 31. exGudel. de jur, nov. lib+ 2. cap, y. addutlas: Tt z - 8uod\  '340 Partis Secundje Quod nempe mores nojlri et omnium fere populorum hodie prosul a jure civili Romano recefferunt in forma eondendorum teftamento rum. 39 Waar op in dezen zeer applicabel't geen Neoft. obs. i. dien aangaande tradeert, quod fuceffiones, qua expablisantenuptialibusdeferuntur, vim teftamenti non habent propter cafuum et terminorum dtffmilitudinem, ut aliud de eo, quod in contrailu atlum efl , aliud de ultima voluntate cenfendum fit. 40. Te meer moet zulx in onze provincie des te nadre applicatie hebben , om dat dezelve zig altoos na haar eige couftumen enou. de welherbragte gewoontens meer dan na de Romeinfche wetten en derzelver folemniteiten gereguleert hebbende het zeer apparent 41.is, dat zo wel vrouwens als mansperfonen in teftamenten als Huwelyxe Voorwrn: zonder onderfchiet van fexe geroepen zynde altoos voor habile en irreproehabile getuigen hebben mogen dienen, uti hanc quaflionem: an foemina pof/int effe ten volgens d' Ordre over 't houden van een goet prothecol in deze Graaffchap van den jare 1696. art. 4. & 6. geprotncolleert en geregiftreert zynde daar aan 't effect'van een reël verbant geattribueert wort, ut prxter Mev.ad jus Lubec. Ub.z. tit.z. art. 12. n. 77 80. Rodenb, de jure quod or. ex fiat, div: tit, 2 cap^ n. 8. Wefil de connub. bon. fociet. tr.%, «.74. & feqq. Ctürifi, vol. 1. dec. 362. Matth. obferv. 43. n. 6. & Statuta Daventr. p. 3. tit. 30. $• i. cum Rurem. p. 3. tit. i. §. i. » 10. 11, tradunt confuetudinis nqfira periti F. a Sande tr. de ejfefiuc. cap. z. n. 34, L. Gor. adv., tr. 1. cap. 1. n 30. & tr.q.. §. 21. «.3. in comm. ad fusVelav. cap. 11. in glos. n. \. 2. 3. in add. ad prad. loc. Sand. $2, Zo heeft den Impt: ten minften uit hoofde van dit huwelyks contract (fchoon al vanf die lantregtelyke fornïe mogte gedeftitueert zvn geweeft) met perfonele actie mogen vervaren. Cum ad actionem perfonalem ex pacto dotati exercendam fuffcit pacti conventi probat io per tefies vel per fcripturam l. i y. C.de fid. infir. conform die confönante difpofitie van onze Lant-en Stadtregtcn pre.citt. locc. 84. Waar by of wel gezegt wort, dat Huwelix Voorwrn: ten beide zyden ten meerendeel getekent ofte verzegelt zynde alzo bundig zullen zyn of die gerigtelyk bekent waren , zo ftatueren dezelve egter niet dat die niet in maten voorff: ondertekent zynde nul en krachteloos zouden wezen, gelyk nogtans de Heeren wetgevers ten aanzien van een koop en cefïïe van ongereet goet afzonderlyk by eene der Fgtel: gedaan, zig van alzulke annullative claufulen eodem Titulo 18. §. 11. bedient hebben; Sy. ' En de confectie van Huwelix Contracten door de woorden van moeten , zullen gehouden zyn, of tot befiendigheit van Huwelixe Voorwrn: wort vereifi, aldus pro forma by de ftatuten van Deventer, Nymegen , Thielre en Bommelerweerden en Harderwyk/w» fupracitatis g'ordonneert zynde daar uit zeer qualyk illatie en confèquentie tot onze Lint en Stadtr: by de Gedaagde gemaakt wort. 86. Daar nogtans geene zodane necefftas aut forma fubfiantialis ^daar by geprasferibeert en het derhalven zeker is, dat de handelinge der Contrahenten beftendig en vim weerden blyftmetdatondcr- fcheit'  Cons. XXXIX. 349 fcheit alleen, dat zy eo cafu malkandren aSlione perftnali moeten verpligten tot adimpletie en prsedatie vin d,'e geconvenieerde poincten-of gedonateerde goedren, daar derzelver eigendom anderfins ex paffis dotalibus juxta formant ftatuto pr*fcriptam in ' donatariumftne folenni mancipatione illico overgaat, ut fupra prtbmum. Zo dat moribus comitatus Zutphanix & Velavite 'tuften de eere 87» en a^dre Huwelixe Voorwrn: geene andre diftinctie dan quoad punttum affeüationis vel ceffonis en quoad obhgationem Ö' actiontmperfo diem uit derzelver Lantregten kan gemaakt, veel min daar uit geoiftineert worden, dat dezelve de foi me van't Lantr: niet hebbende daarom nul en van onweerden zouden zyn. . Niet alleen, om dat daar by geene nulliteit geftatueert is, quo ESJ cafu juxta Juk. a Sande dec. Fris. lib. %. tit. z. def. 1. ft vel lex ir- 89»' rit urn non decernit quod contra attumesl, fed tantum ftmpliciter prohibet vel contra factentibus poenam inftigit, ipfo jure nullum non eft, quod contra leges eflfactum ; Maar ook óm dat by dukgeallegeerde ons L antr: 90^ alleen gezegt wort: dat Me opgengte Huwelixe Voorwrn: &c. van ' dedingfluiden ten beiden zyden ten merendeel verzegelt of onderhandteikent, zo bundig zullen wezen, gelyk_ of die gerigtelyk bekent waren } zo volgt daar uit argumento d contrario (quod in ftatutis fortiffimum eft tefte Matth. de crimin. ad lib, 47. ft. I. 1. C. 5. n. 4.) dat dezelve invoegen als bv'tStatuit gerequireert, niet getekent zynde, zo veel kracht als gerigtelyke Inftrumenten niet hebben , maar dat evenswei de kragt van ongerigtelyke acten , tullen de contrahenten obligatoir, behouden. Dan gemerkt dit poincl dikwerf buiten fundament door deze 912 en geene partyen, den regten aart van alzulke contracten zo weinig, als de difpofitie zelfs van onze Lantregten kennende, geventileert, en voor ons by verfcheide autheuren en vierfcharen bepleit en gedecideert is, zo zullen wy tot onderfteuninge van dit g'embrafleerde gevoelen ons niet tot vreemde fchry vers en ftatuten gedragen, maar tot zodane advyfen, decifien en'traditien van Doctoren, welke in onze regten en practycq ervaren dit ftuk overeenkomende met onze couftumen en lantwetten verhandelt hebben; Gelyk onder veele andre daar van kan gezien worden boven 92? en behalven d'Utrechtfe Confult. p 3. cons.^j. en Fontan. de pact. Vv 3 nupt,.  35ci Partis Secumbi nupt. cUus. i. n, y. & claus. 6. glos. 3. p, 7. ». 6y. welgemelte Hr: SchraJJ. ad Ref. Velav. d. cap. 27. art. 1. ». 1 1. & obs 241. alwaar met allegatie van verfcheide fententien daar van deze 93-voorname redenen van diftinctie inter infirurnentum & contrablum door Fontan. ex ib. citato Saldo bygebragt worden. Quod infirurnentum non contractus fubftantiam fed fcripturam refpicit, cum nomen contractus fignificat veritatem , nomen vere inftrumenti continentiam & tenorem. Ita ut reprobato inllrumento vel propter formam neo-lectam fide publica diminuto illud tarnen valeat in modum contractus privati ad producendam obligationem perjonalem ; Quia aliud fit figura litterarum , aliud oratio l. 38. ft. de oblig. & act. qa; En evidente preuve, quod fecundum jus civile (quod ut minus l aut ejus liftimatio, uti hic, atlione perfonali ex contratlu antenuptiali nata, & univerfale quo tota kcreditas petitur, gediftingueert zynde no, in deze particuliere actie geen plaatze kan hebben cf adjudicatie der vrugten, welke in een univerfele petitie eener eü'enlsa die mortis gevordert mag worden \ Cum juxta l. zo. §.3. ff. de petit: he- \ nred. frutlus ipfo jure augent heredttaten d cohtrede petitam v. id. Gor. d. I. n. 23. Voet ad Tit. ff. de accj. rer. dom. §. 33. Staiban. tr. de interefe lib.Z- tit. 2. quteft. un. cum obfcrv. Nicol. Sian. add- in terminis, id. Mant. de conj. uit. vol. lib. 9. Tit. iz. n. 14, in verbis: Coeterum quamvis aft'imatio debeatur, loeres ad frutlus rei nullo modo debet condemnari, neque etiam ad ufur as nifi NB. poft litem conteflatam. per Socin. fun. in cons,. 74. ». 34. vol. i. Zonder dat die byde vrou Gedaagde onder preliminair pro- HZ. teft de non conteftando litem geproponeerde exceptien dilatoir eene litis conteftatie hebben konnen uitwerken, offchoon derzelver objectie gerejecteert , en daar door een ruime tuflentyt gepreterlabeert is: overmits een Verwr: na difpofitie vanonsLantr: Tit. f. §. 12. N. Regl: der Graaffchap §. 12. Lantr; van Veluw. W w cap.  Partis Secundi cap. r8. $. 10. daar toe vryheit heeft , eer hy in de zake ten principalen komt te antwoorden, v. Wnrmfer. pr. obs. Tit. \\. obs. 4. Lantert, coll. pr. §. 16. & 11. ff. dejudic. & § y6. de Ex- cept. . ■ r L Het eerfte en voornaamfte poind van controverüe uit die Juf fipecit. lit. H. geappli'ceerde Huwelix Voorwaarden afgehanoelt, en vermogens derzelver nadrukkelyken inhout en periode aan den Heer Impt: die gepetitioneerde waardie der leengoedren by ' ons na regten geadjudiceert zynde, en vervolgens tot een fuccinct vertoog en decifie van des Heer Impts: twede petitie overgaande, vinden wy dezelve zo regtmatig en liquide, dat ons des Gedaagdes verweigeringe niet anders dan ten eenemaal ongegront heeft moeten voorkomen; Want al eens voor een moment met dezelve buiten prejudicie van die by ons ex jure & praxi geadftrueerde opinie veronderftelt zynde, dat de Huwelixe Voorwrn: ï13 fnb Tl. nul en kragteloos waren, zo was haar Ed:pro (e & q, alsm actie. immers na regten verpligt geweeft dien gevorderden boedelftaat aan den Impt: te extraderen , om dat eo cafu citra veritatis pra,Hdicmm prtfuppojito als dan de ftatutaire gemeenfehap van goedren zou hebben gefubintreeft, en zyn wel Ed: als langftlevende en eigenaar van die op zyn Ehevrou zalr: pro fi/iah pomone ftante matrimon>ègedevó[vëerde nalatenfchap van defzelfs vader de Hr: Dr. Wvltems Mefemacre in Febr: 171 3. overleden, overzulx tot die vordei ingc mede bevoegt geweeft. 214. Zonder dat die daar tegens by Antwoort art. y2. ingebragte contra prètenfie van erfuitinge (waar toe den Heer Impt: wegens zvn vrouws nalatenfchap op haar moeder cn vrouw Gedaagde? Eheman zalr: uit kracht van die gefupponeerde communie gedevolveert, zou geobligeert zyn) by ons zo weinigen eenregtelyke confideratie heeft konnen genomen worden als het-regt van retentie, welke haar Ed: als tugtenaarfche en erfuiterfche daar op art feq. t£ venneintelyk gefundeert heeft. Gelettet die vadérlyke herediteit ftaande huwelyk vervallen en by den Impt: uit kragt van die ter gelibelleerde,en by ons voor wettig erkende Huwelyxe Voorwaarden reciprocque makinge zo van die doenmaals tegenswoordige als toekomende gerede en ongerede goedren, daar van mede regt en eigendom bekomen  Cons. XXXIX. 35-5. zynde niet gehouden is geweeft die gepretendeerde erfuifingevan zynEhevrouws boedel, in Juny 1714. binnen Duffeldorp geftorven , te doen. Behalven dat nergens in aBis bewezen is, den Heer Impt: in qlt. als erfuiter van die by zyn Ehevrou nagelatenen boedel na lantr* ► Tit 3. §. y. zynde, ooit door defzelfs fchoonmoeder en broeder in regten geconvenieert, en alzo dat point in judicium gebragt, geventileert en liquide gemaakt te zyn ; Gelyk immers in zulken gepretendeerden cas van gemeenfehap ï iyV en legitimè fucceffie tot deze nalatenfchap haar Ed: refpective na lantr: fchuldig geweeft waren zodane petitie in loco domieilii ratione mobilium ofte in petitorio in loco rerum jitarum tegens Impt: te dirigeren, v. Lantr: der Gr: Zutphen d, Tit. 3 § f. tn fin. & §. 8. Stadr: Tit. 6. §. i. & z. Lantr: van Veluw: ca?. 33. art. I. & ad illud pral. Sehrajf. obs. 46. Zulx dat wy nog op deze objeclien van eene prasambuh i e erf- j uitinge nog op dat daar uit verbeelde regt van retentie , als dubieus, illiquide en conteftabel, in cas fubjecl, daarover de wettigheit van Huwelixe Voorwrn: gedifputeert en gedecideert is, na regten hebben mogen reguarderen, gelyk deze en diergelyke exceptien en uitvluchten nu allereerft by de vrou Gedaagde en nooit by die gepretendeerde erfgen: zelfs gefudineert , breder doofdesHeer Impts: Advt: Replices art. 246. & feqq zodanig gedebatteert en gefolveert zyn, dat wy onnodig oordeelen dezelve alhier te repeteren. Te minder om dat daar van by Duplycq fchynt te zvn. afgegian en fi non erprefiè faltem tacife g'avoueert, dat den Heer Impt: (poferende geene andre dan alleen gerede goedren door zvn Ehevrou tot Duffeldorp exifterende nagelaten te zyn, boven en behalven den eigendom, hem daar aan vi contriBus antenupttalis per aBum inter vtvos celebrati competerende) na de Gulich-en Bergfe 117, Regrsordnung, gedrukt tot Duffeldorp anno 1696. cap. qj. von der Letbfucht §. z.o viel nun pag. 81. by Repl: art. 2^6 verbotenus geciteert, als de langftlevende van zodane gerede goederen , in cas die al by zyn vrou zalr: nagelaten en by zyn Ed: mogten bezeten zvn . zou eigenaar wezen, zonder daar van erfuitin- . ge ofte uitreikinge te moeten doen. Ww 2 Be-  2y6 Paitis Secundi 2 ï g Bekent en in regten gedecideert zynde, dat men, uti in pr&miffts ' probatum, quoad folemnitates atlus zig moet reguleren na de plaatze daar dezelve opgerigt is, en quoad fucceffones bonorum^ na de plaatze ubi domicilium maritus fovct, ut ex l. 65. ff. de judic. patet, & late probant Stryi d. tr. de caut. contr. feil. 3. cap. 8- §■ iy. Mev. ad lus Lub- p. 2 Tit. 2. art. 1Z. n. 397. & 399. Gor. tr. 1. cap. 6. n. 4. y. 6. 7. quibus denique adtfipulatur Schraff. p. 1. obs. 243. Om welke en andre redenen wy dan deze en andre geringere objedien van de vrou Gedaagde pafferende ten aanzien van het condemnatoir tot die gelibelleerde confectie , extraditie en folemnifatie des Inventaris alhier kortheits halven zullen voor g'infereert houden de difpofitien en motiven van de ftatuten der Stadt en Graaffchap Zutphen: Xl9. Alwaar Stadtr: d Tit. 7. §. y. & 9- Lantr: Tit'd- ?• h 1& 6. in fin: zo wel d'erfuiters als na derzelver doot hare erfgen: gelaft worden Inventaris te maken en na hare befie wetenfchap te beltedigen ; add: Lantr: van Peluwen cap. 34. §. y. & 7- & ib. prxcit. Schrafi. Welke gefubvirguleerde woorden wy dan ten refpecte van de vrouw Gedaagde in het dictum fententia: te obferveren hebben nootzakelyk geacht. Ï20. Quia heredes fiepe ju file ignorantes factum defuncti tenentur tantum de fua feientia mediante juramento inventarium exhibere et ita cenfctentiam exonerare juxta Berl. p. X. dcc 160. «.XI. a pred. authore citatum. q. r. En haar Ed: daar toe onder die eventuele vergoedinge van fchade en intereffe moeten condemneren, om den zelven na hare befte wetenfchap en behoorlyke examinatie der chartres en inftrumenten tot die by haar gëpoffideerde goedren en boedel gehorende , te conficieren , niet zo en als die nalatenfchap van haar fchoon vader Dr: Wolterus de Mefemaker ten tyde van die in aclis vermelte en onbewezene acte van feparatie tuffen denzelven 121-en wylen zyn ehevrou Sibilla Lutgardis Thylmans geweeft , maar zo en als die na Lantr: foed. Tit. 3. §. y. bevonden zal worden geweeft te zvn ten tyde van des zelfs overlyden. 122. Wv hebben einde'lvk de vrou Gedaagde in een gedeelte van de koften dezer procedure moeten condemneren, om dat haar Ed: r of-  Cons. XL. 3^7 offchoon d'overige ten refpecte van hare qualiteit en decifie over het eerfte lidt der Conclufie, als een delicaat poincft van fpeculatie en veele importantie faltem in thejizynde, gecompenfeert hebben moeten worden, niet a temeritate litigii te excuferen is, wanneer niet alleen fine ullo fundamento juris tegens het twede lidt of petitie van den Heer Impt: voor als nog geborneert binnen de termen van het judicium ad exhibendum praparatorium , in oppofitie is gekomen , maar ook na examinatie der Aanfprake met die daar by geanneóteerde Huwelyxe Voorwrn: en andre legale bewysdommen haar regt en'fuftenue hartnekkig vervolgt, en alzo daar door koften veroorzaakt heeft, met condemnatie van welke dezelve dan ook voor een gedeelte billikermaten heeft moeten gemulcteert worden, v. Pet. Paul. Paris, inaddit. ad Bartol. I. 33. ff. de Fidef. n. 1. lit. A. X L. ADVYS INSTRUCTOIR. ï. TPA^ jure cottationis tam in getier e , quant in ff eek JL/ de fruBibus, eejlimatione rei feudalis in dotem datct conferendis. II. De alendis liberis. S U M M A R I A. 1,3.4*7.17. TT Tanneer en waarom W de Eeftimatie der leengoedren aan een dogter in dotem medegegeven, na haar doordoor den fucceflèur.feudaal in collatie moet gebragt worden? 2. 9. ConUitione purificatd in forma fpecifica impleri debet, ante quam aélus non dicitur Verfeclus. \ 5". 13. Non res ipfa fed ejus leflimatit conferenda , fi coliatio rei inju-~ riam conferendi illatnra fit,-ob rationem ex ficiione brevis manus defumptam n 14. extenfionem' ijïius afferti n. i^. Sj5 16. 6. Imfrimts ji cokeredes in ipfam confenferint. Vw 3 8.11. 'Ju:.  ;.g . Partis SrcUND/e A. en 8. ii. Jus collatknis non tam cabaret Janguini quam fuccejjiuni. 10. Jus cullationem- petendi ^j conferendi m heredes attivè CS3 pajfive tranfit. 12. In dijudicanda attionis qualitate caujd petitionis maxime el} refpicienda. 18. Mftimata re feudali in dotem data erogatio trienüs feudt in conjiderationem non veait. 19. Collatio non habet locum nifi ex le¬ gis difpojitione expreffa, 20. Dc kmdren hunne ouders willen¬ de fuccederen ty.) alken verpligt in collatie te brengen 't geen haar van dezelve ter huwelyx ltuir is medegegeven. 21. En aldus geene andre ouderlyke gitten van bruilofts kollen, kledren, kleinodiën; huisraat &c, ten ware d'andre kindren daar by m de halfte van hun kiiics gedeelte verkort wierden , of d'ouders anders omcrent derzelver collatie gedifponeert hadden. 22. S-.bjidia modica d parentibus ad Jublei'.mdam ceconowiam quotannis dsta collationi non fub)accnt, 23. Een vader kan de dogters mte toeteleggen £ff quare"1. 2£. Pater fiiium alere non obligatur, ji ipfe bona habeat , vel Je ipjum exhib.re po fit, 2,6. Argumentum ab alimentis ad dotem non proced.t. 27, Quando pater fi tam ex adyninMratis ejus reditibus alutjfe cenfendusefl? 28. De collatie van d' ouaenytte nuwelyx giften caïeert, wanneer d'andre kindren een diergelyke fomma of valeur vo irafuitden ouderlyken Doedel pretenderen. 29.33. 34* Waarom en wanneer een xoon die 111 de gecontinueerde ' geineenfchapdesvaderlykenboe. dels veivallene en geconfumeerde vrugten van die op hem als fucceffeur feudaal gedevolveerde leengoedren, jure prmipui niet kan genieten? ^ 30. Fruilus confumpti non funt confe- rendi, fed tantum extantes & rei inharentes. 31. Fruólus dotis percepti non amplius funt dotis, 32. Sic neque pecunia ex venditione feudi redacta feudalem naturam retmet. 3$\ Uit hoo.-'de van verweigerde collatie moeten de vrugien of renten nogtans van die tyt af ingebragt worden. 36. Of en wanneer een broeder van zyn zuiter kan vorderen een denumbrement van die by haar boven het huwelykituir van d'ou": ders on;fangene giften ? 37.4^. Tacita fatris voluntas , ex qualitate Ï31 n:iiur.i donationis probanda, facit ^-'Jire cadationem, fallen mibilium o. 43. 38. Collationem peiens tenetur probare conferenda, & quare ? Quod tarnen limitatur n. 40. & qmufque vid. n. 41. 59. Nee credOur affertioni tefiatoris injuratig.  Cons. XL. 3?? Aen B. geven by Houwelixe Voorwaarden van den n. July . 1719- mede aan haar Dogter C. met deze voorden als volgt: ,, Gelyk de Bruit tot ftuir van het zelve houwelyk aanbrengt alle hare gerede effecten, zilver en gout, voorts het erve N: ,, gelegen in N.- als mede het erve gelegen daar &c. met alle der ,', zeiver regt en geregtigheit, en daar onder gekogte landen, zo en als die by de tegenswoordige bouwluiden worden gebruikt, ,, zynde leenroerig; aan het Furftendom Gelrej weike erven die ouderen van de Bruit aandezelvekragtdez.es ten houwelyk me- degeven , authoriferende hier mede den Bruidegom om deze ,, Huwelixe Voorwaarden by den Leenheer te doen approberen, en nomine uxoris die verheffinge te doen, en inveftiture te ver,, zoeken, onder dat beding , dat die asftimatie dezer goederen ,, t' zyner tyd in collatie zal worden ingebragt. B. de moeder van C. in 1724. en haar vader A. in 1730. komende te fterven, is C. de Dogter eenige weeken na haar vaders A. doodt, alvorens den boedel van haar vader en moeder heeft kunnen verdeelt worden, geftorven. Eerftelyk^ is de Vrage , inval die Huwelixe Voorwaarden niet door den Leenheer waren geapprobeert, nog de goederen op den Bruidegom D. nomine uxoris C. verheft, en geen inveftiture daar van verzogt, of die leengoederen door doode vanC. zonder lyfserven dezer werelt overleden op haar broeder den outften op ftraat zouden vervallen ? Zo ja, of dan den outften op ftraat (wanneer in manieren als voorlchreven de Huwelixe Voorwaarden waren geapprobeert , de goederen verheft en inveftiture verzogt) die leengoederen, uit kragt van die Huwelixe Voorwaarden wel anders zoude kunnen trekken, als onder dat beding, dat die aftimatie dezer goedederen in collatie brenge. Ten tweden, wort gevraagt , of een zoon (die by zyn vader doorgaans te huis geweeft, en met knegt en peerden daar in verpleegt, voorts eerampten bekleet en practiferende Advt:is, dog wel zomtyts uit plaifier of om affaires eenige tyd elders zyn verblyf genomen heeft) kan eifchen zodane revenues van twe goederen  ^5o Partïs Sicodje ren rnet een jaarlixe ftibfidie van 130. gin: als tot ftuir des huwelyx door haar Ouders by Huwelixe Voorwaarden van den 8. Aug: 1714- belooft, en mede gegeven zyn , onder die mits.-dat d'seftimatie van die goederen in collatie gebragt worde, zonder van die jaarlixe medegifte van 130. gin.- te melden; wanneer die zufter oirbiedig en verpligt is volgens Huwelixe Voorwaarden d'seftimatie van de goederen zelfs te confereren. Ten derden B. de moeder van E. komt in 1724. te fterven, zonder dat zy haar man A. hadde betugtigt ; de kinderen van B. latende vader A. tot zyn doodt toe, in 1730. voorgevallen, in gemeenfehap en volle bezit bly ven; De vrage is, of de oufte zoon F. die by zyn vader altyt te huis geweeft, in dengemeenenboedel verbleven, en daar uit mede verpleegt is , na doode van zyn vader kan eifchen twe darde parten van de vrugten van de leengoederen federt de doodt van zyn moeder B. verftorven en na gelaten ? Ten Vierden A. en B. hebben aan haar voorn.- Dogter E. by Huwelixe Voorwaarden tot eheftuir mede gegeven twe goederen, om daar van als ad Q. 2, gepofeert , de afttimatie na doode van A. of B. in't geheel of voor de halffcheit in collatie te brengen , zonder dat van andre medegiften of eenige andere collatie daar by vermeit wordt. Qu&ritur of F. de broeder van E. uit de gemeene boedel hebbende geftudeerr. en geleeft zelfs na doode van de moeder tot het affterven van de vader toe, zonder dat hem die koften zyn aangerekent, bevoegt is van zyn zufter E. na doode van A. en B. te vorderen een denumbrement van 't geene dezelve buiten die ten houwelyk onder beding van collatie alleen mede gegevene goederen by 't ingaan van haar huwelyk zo van geit, zilver , linnen, meubileif &c. mogte genoten hebben ; zo ja of de zufter die mobiliaire goederen, by een regifter onder haarhantgefpeeïficeert, ook geholdenis wederom in den gemeenen boedel tebrengen, daar de Broeder F. met geen collatie 't zy van de koften van ftudien 't zy van koften g'expendeert tot het bekomen van zeeker Officie bezwaart wort ? Wort hier op een kort en onpartydig regtelyk Advys gevraagt. By  C o n s. XL. 3S1 By my ondergefl": gelezen en g' examineert zynde de voorff: Cafus pojitien met de Vragen daar uit geformeert, zou falvo mehari daar op korteiyk adyiferen, en wel aanvankelyk op de eerfte Vrage. Dat die aeftimatie der leengoederen in quasftie indiftinctelyk 't 1. zy dat D. nomine uxyris C. daar van inveftiture ontfangen heeft ofte niét, door den broeder van C.als leenvolger van voorff:góederen in collatie moet gebragt worden j Om redenen : dat de ouders deze leengoederen aan haar dogter C. onder geene andere conditie hebben mede ten huw elyk gegeven, dan dat die asftimatie daar van te zyner tyt zou moeten worden geconfereert; Itauth&c conditioexpreffa ,fub qua bona hacfeu- 2. dalia filia in dotem data Junt, ea jam poft mortem filidt exijlente efr purificard in forma fpecifica impleri debeat l. 44. f, feqq. I. yy. ft., de Cond. & dcmonflr. Late Gail lib. z. obs. z. n. 3. & obs. 132. h. 3. Waarom dan ook den fticcefléur feudaal vervangende de plaat-3, ze en 't regt van zyn overledene zufter verpligt is volgens die uitgedrukte intentie en wille der ouderen de waardye dezer goederen in collatie te brengen , om alzo daar door aan derzelver heilzame oogmerk , tenderende tot waarncminge van alle mogelyke :cga!iteit tuffen hare kinderen , te voldoen, cum finis collationis in tequali hert dualis divifione con f: flat. 'T welk ten aanzien van de feudale nature dezer goederen niet 4. zou gebeuren , wanneer den leefjvolger by geene zodane expreffe difpohtie der ouderen zou bevoegt zyn dezelve ex difpofitione legis feudalis. de qua V. Sand. ad feud. tr. 1. tit 3,-^.3. §. 10. «.33, in 't geheel buiten eenige uitkeeringe te behouden; fam noti juris efl, quod provifto hominis facit ceftare provifionem legis Om welke en andere redenen meerde billikheit zelfsalskomt y. te poftu'eren , quod non res ipfa fed ejus tsflimutto tonferenda , fi collatio rei injurtam conferendi illatura fit, de quo vid. StrjkT-de fucc. ab int. dift. 1 1. cap y. §. sj. Het welke, zeit hy d. cap. y. §.4. pracedenti, te minder zvyarig- f5, heit heeft, wanneer de Cohereden in de collatie der afttimatie mede mogten gecönfenteert hebben , cum volenti non fit injuriai Z"o indezen zou moeten geoordeelt worden, wanneer de dogter C. en haren broeder , als het expe&atyf regt van feudale fuccef- Xx fte  g<52 Partis Secund/e fie hebbende, de Huwelixe Voorwaarden mede mogten ondertekent tn oie collatie der waardye mede g' avoueert hebben. 7. Waar tegens mynes eragtens niet zou mogen obfteren , dat , vermits de dogter C. nooit eenige collatie gedaan hadde, daarom - den outften broeder beneficie legis deze leengoederen jure pracipui - genietende tot die inbrenginge ongeholden zou zyn; g Aangezien de ouders deze conditie en beding niet zo zeer ratione filia , als wel refpetlu fuccejfonis rei vel ejus valoris conferendihebben g'accrocheert aan die medegifte, en gewilt, dat die sftimatie dezer goederen te zyner tyt, dat is, zo wel door haar dogter als haren feudalen fucceffeur en repraefèntant zou moeten in collatie 0 gebragt worden; Cenditioenim atlitm in effeblum vel eventum condiditionis fufpendit, qua extftente allus dicitur perfeüus & implendus per eum , qui [e in difpofitione conditionis fundat. I. 2.13. ff. de F. S, l.io. d.V.O. I 115- ff- §• *• ead lo. Behalven dat de broeder fungerende de plaatze van zyne overledene zufter deze leengoederen niet anders dan fub onere collatiotiis kan trekken; Cum jus collationem petendi & conferendi in heredes tranfit ex perfona defunftorum, dat is, dat de collatie aflive & pajfve tot d'erfgenamen overgaat, uti hoe eleganter habent Michalor. de fratrib. p. 1. c. 32. n. 14. & Vmrk. de tollat, c. 16. §. 6. geallegeert by Strjk^ U,defucc. ab int. dift. ii. cap. y. §. 9. ratjo : quia hoe jus non coh&' ret fanguini , fed fucceff.oni, ita ut und cum fucceffone jus collationis transmittatur, nemelioris conditionis tali cafu heres lit. add. Berl. p. 2. dec. 147. n. ii. & feqq. Zulx dat de zufter van C: mede tot de halffchejt dezer asftimatie als een debitum ex contrailu paterno proveniefendeberegtigt, en overzulx bevoegt is haren broeder als leenfucceffeur en reprsefentanten proprietaris dezer ten huwelyk medegegevene goederen tot de collatie óf verftoringe van derzelver waardye te convenieren. \l Ad dijudicandam enim atlionis qualitatem non tam fubietlum quam caufitm petitionis refpicere oportet , tefle fafen. ad §. quxdam. col. 4. circa fin. Infi de atlicn. Waar toe de broeder te meerder in dezen verpligt is, om dat ' die leengoederen by de Huwelyxe Voorwaarden pro dote overgegeven  Cons. XL. 3(33 oegeven zynde moeten gereputeert worden , als verkogt en in folutum loet> pretü ontfangen te zyn ; In welken cas den man of erfgenaam geholden is tempore reflitutionis dotis non ipftis res , fed pretium aftimatarum rerum te reftitueren , per gloft. in l. Ji inter virum. Cod. de jur. dot. Ftngitur namque in hujusmodi aftimatione , quod markus brevi ma- I4* nu pro pradiis ab uxore acceptis dederit ei pecuniam , & uxor pecuniam pro dote marito dederit , gelyk zulx met authoriteit van wetten breetvoerig beveftigt en gededuceert wort by Trentacincq. var. . Re Jol. lib. 2. Ref 1. de jur. dot. n. i. ubinn. Jeqq. varias ampliat ion es vide fis. Het welke-ook plaatze te hebben aldaar n. 4. gezegt wort , 15; fchoon die asftimatie nog niet mogte gefchiet zyn : quia mhilominus foluto matrimonió res illa non venit reflituenda , fed aft imatio , fecundum quod valebat res illa tempore dotis data. DD. ib. ubi n. 12. hanc DD. fententiam ulterins precedere ait : Quod rebus datis in dotem etflimatis appofita fuerit hac claufuia : quod res ill«d collatie odiofa efl, è non habet locurn , mfi e* ex9' vrefft legis difpofitione. Harpr. vol. 4. cons. Tubmg 78. n. 44. & feq. ,0 W 5mede"de expreffe difpoütien van het btadr: Van Zutphen Tit tx 8. en.Lantr: vanV,/», oy. 31. 8,7- ur een en deze ve bewoordingen overeenkomende, geene andere collatien aan de kinde en, hafeolderen willende fuccederen," imponeren, dan wat: hun van hare olderen ter huwelix ftmr ,s mede gegeven, en ^Een evddent bewys, dat volgens de fymboliferende difpofitie ! 1 lh- v-n Ruerm. Z. deel. 9. tit. art. 4. & f. geene an&^ buta^ zWgefchier 0/kiften kofferen kaften bedden en hunne toebehoren &c. die d olders ftaanderehe of daar na hunne kinders hebben gegeven ,; mgebragt worden , voor zo verre de andere kinderen daar by met verkort zyn inde helfte van hnn kints gedeelte, ofte d'olders andersgewilt en omtrent derzelver collatie voorzien hadden. _ , Zvnde het daar en boven ook»» ^«gerecipieert, quod fub- ^ fidiaaparentibus ad fublevandam %afult, nonconferuntur, Uti contra aios defeniït Lud.^olin.r^ d 228 n 8 quem fequuntur Haunold, de f. & f. tem. 2. tr. O. ' £ Tconir J. n. 564 & Fagunde,. de jufi. & contr. hb. 4. c. 7. - Reh(l2n dat een zoon een gehke eheftuir willende preten*3' deien l' "an eCen dogter medegegeven is, daar door aande ou^ de s zou Vn benomen de faculteit, om de dogters met boven de löns t^no-n met huwelix goet voorzien , daar nogtans een ^e - niefafeen de dogteren i^quahter _ kan en mag doteren a j reV! rPec%OX. -medn. 4. & 5. maar ook verpligt tdfzétve een Sot-Wle dote toetetggen , ut filiapropter■ dojem 24 mem^i^i^^ l. T9- dem. nupt. I. 2. de jur dot 9e Waa,bv in dezenperempterii nog kan gevoegt worden , dat ge- 25 ïvk een vader niet geholdcn is zyn zoon te alimenteren £»fi bona habedt vel fe ipfum exhtbere potcfl, per / y. §. 7. f. de agn (7 palend, hb. Overzulx het Argument ab alimcntts , rnajoremUng^  Cons. XL. 2,6$ favorem h.ibentibus , gehaalt, de broeder F. zou moeten wederhemden, en ten eenemaal omtrent deze zyne petitie in ongelyk ftellem; Gelyk aldus in fimili a Rota Romana , op den 21. Juny 171 y. gedecideert is, ad decis. 1 y. Cafiill. de aliment.- in verbis : Quotiefcunque films ex pr oprits reditibus ah potefi , ceffatin patre obli-7-7%. gatio ex naturali pietate m eo indita proprium filmm alcndi , & tn hoe cafu eenfetur illum aluiffe ex reditibus jure proprto ad fihum pertinentibus & a patre admtntfiratis. Dus befluite, dat de zufter in collatie brengende de £eftimatie28» van die by Huwelvxe Voorwaarden vermei te goederen de broeder geen vordere petitie meer zou konnen maken , ten ware hy liever een diergelyke valeur uit den ouderlyken boedel voor af mede wilde genïeten, als wanneer de zufter eo cafu ook ab tllo onere collationis immun en vry zou zyn moeten, gelyk in materie van collatie notoir en meer als evident is. Op de 3.de Vrage zou myn advys gedragen : dat den outften 2g„ zoon F.'om redenen onder anderen by de pofitie geadegeert, geenfms bevoegt is te vorderen de \ parten van .de vrugten deileengoederen , federt die goederen op hem als fuccefleur feudaal verftorven zyn s Om dat de vrugten van die leengoederen gepercipicert reets geconfumeert en in tacitam focietatem cum patre initam g' ingredieert zynde geen feudale nature te hebben meer konnen geconfidereert, en derhalven de collatie daar van nü niet meer gevordert worden; Quia frutlus confumpti non funt conferendi, fed tantum extantcs vel 30. rei inharentes, quippe qui naturam feudi retinere dicuntur. v. Imbert. in fuo Enchir. fol. 62. Argentr. ad Cons. Rritt. art.tprG. n.2. traderende : Hos frutlus non conferri, qui mortis tempore non extanf, tam ad ex- 3 k emplum dotis, cujus frutlus perceptt non amplius funt dotis. 1. dotis. ff. de jur. dot. & l. pro onerib. C eod. tit. de quo vid Chrifi. vol. 1.32. . dec. iz8. quam ad exemplum pecunia ex venditione feudi redatta , quippe qua non efl feudalts , fed ad communem coeurorum allodialium divifionem pertinet, uti tradit Cole'. dec. y. n. 7. vid. ratioein. Leyfer. , fpec. 104. med. 4. et.j. jung. Somer. cap. 14. § 3. et 4. et Berl. ,.3.^.4,. Te  ^56 Pastis Secundje 2?. Te minder in dezen , daar den outften zoon in facris faternis verbleven en fua qitadra niet geleeft, maar in tegendeel ex commumbus bonorum frubiibut mede verpleegt zynde alnu propter tacitam continu at am focietatem niet zou bevoegt zyn zodane geconfumeerde vrugten als leenen te vorderen , uti tn fimili fere habet modo land. Somer. de jur. Noverc. cap. 6. feQ. i. w.g. confer ea qu& ratione aümenxorum ad z.dam quxfiionem allata funt. 24. Want in val de andere dogters daar toe zouden geholdenzyn, zo zou daar door aan dezelve niet alleen groot nadeel en fchade worden toegebragt , om reden hier vorens geallegeert, maar ook tegens de notoire difpofitie van regten g'effectueert, dat dezelve zouden moeten confereren de renten en vrugten van zodane goederen, als de welke aan dezelve tot huwelyx ftuir (de collatie alleen fubjeéft) mede gegeven zyn ; Daar nogtans zulx te doen nog de ouderlyke voorziemnge nog eenige wet haar komt te verpligten. d. Stadr.- van Zutph. Si Lantr: van Peluw, Chrifi. vol. i. dec. 178. Brunnem. cent. 3. dec. 93. Nederl. Advysb. p. 3. C. 268. 3 5". Ten ware die collatie mogte verweigert ofte gediftereert worden, als wanneer van die tyt af de renten intebrengen. mede in collatie geimputeert worden, uti bene limitando obfervat DD. communis fchola, V. pralaud. Leys. [pee. 410. n. f. Sim v. Leeuw. eens. for. lib. 3. cap: 13. n. 1 y. Méun. obferv 687. n 6. Barry de fuccefi'. lib. 14. tit. 3. «. 8. Richt, dec 74. n. 75. Chrifi. vol. i, d. 178. n. 1. Papen-, de Collat 'tit. 7. l.zi. Pink. de Coltat. c. 12. in fin. & c. 16. n. 10. jungatur hifce denique Sam. de Coccej. jus ctv. contr. hb. 37, tit. 6. & 7- <]■ 5- , ., 1 „ z6. Op de \.de en laafte Prage dient kortelyk , dat de'broeder b. ' myns bedunkens niet bevoegt is van E. te vorderen een denum• brement of defignatie van 't geene dezelve buiten die ten huwelyk alleen onder beding van collatie medegevene goederen favore matrimonii zou mogen gedonateert zyn, immers niet quoad ejfetlum collationis ; Niet alleen, om dat die daar door gewilde collatie zou ftryden aan de intentie van d'ouders, als dewelke de collatie alleen van die genomineerde en in dotem overgegevene goederen hebbende gewilt, daar mede fi non expreffe faltem tacitè hebben gefiiggereert en te  Cons. XL. re kennen gegeven, dat die omtrent andre giften geen plaatze zou hebben; fam tacita & coajetluralis patris "voluntas , qua imprimis i»3T' divijione & collatione ctl ferv.*nda , facit cefare collattotiem , qH 39. Pro affirmativa primi ajferti ju- ■ ■ dicatum, \ 40. Ita ut proximior collate-'alium tan- ! turn eas portiones , quas unulquijquejuniorum tempore invejlitura \ filii natu maximi h.ibtturus crat, j eïrogare tcneatur. 41,61.63. At ultimum fuprad. ajferti magis artidet in hypothefi DD. Confulenübus. At quando hoe locum hahet ? vid. n. 64. 42.46. 48. Cujus ratio ZS1 decijio petenda ex tenore & qualitate invejlitura primogeniti. 43. Qui mvejïHuramJine mentione fra- trum fororumve petens cenfendus efl inre'irum feudum veile retinere, graftando iis trientem prafenti pecunia, aut re allodiali. 44, Qua naturam feudalem non mdu- cit. add. n^fS. 45". Qualis pecunia resve allodialis aqualiter inter her e des dividenda, 47. Voluntas magis fado quam verbis 'dec laratur. 49, Aclus ita femper explicandus ut vitió care at 0 vale at. fO. Modus in invejMura declaratus incidit in formam contradus ƒ1. Prajertim ubi fui tertii Verfatur. ƒ2. Cui hoe ex primitivo aclu quajitum Jine nova caufa auferendum non eil, ƒ3. Propter varias DD.opiniones magis expedit fuper re cont' Overfa tranjigere, quam de ea litigare. ƒ4. Portio, quam defu?.c~la foror m ajlimatione rei allodialis per fra ■ trem in feudum converfa. habuit, cequali portione ad omnes heredes , devenit. ƒ6. Cujus fucceffionis regula non ex LL.jeudalibus fed rnunicipalibus petenla efl. $J, Juxta quas portio deficieniis cohe- redis omnibus aqualiter accrefcit, 58. AJlimatio pretii feudalis n^n fub- intrat locum feudi. add. n. 44. f9. Surrvgatum quando & in quibus jdpit naturam ejus in cujus locum jurrogatur ? óo. Succefjor feudalis partieeps fit rei collatie, 66. ALjiimatio feudi antiqui & novi d fratre, qui in fratris primugeniti jlne ejus crogaiione defurtdi locum juciefjit, rede petenda. 68. Triens cteteris heredibns competens efl pars feudi. V. n. 9. 69. Qui propter divijmnis diffcultatem fnceeffori fcudali delatus ei tantum permittit ijlius aflimationem cateris erogandam. 70. Qua erogatio in totum cjf non pro parte jacienda. 71. Quomudo afiimatio trientis refpedu feudi antiqui, 72. Et quomodo ratione feudi novi fiat} 73. 80.. Utriufaue feudiajlimatio juxta valorem prafentis temporis taxatur. 74. Qitorundam fententia , qui vafal- lum ultra pretium , quo jeudum ac quijitum fuit, non teneri »pinantur, hDD.liejpp. reprobatur. 7f • 7^- 77- Horum rationes varia adducuntur. 78. Ultra trientispraflationem juniori¬ bus quoque meliorationes in feudo fadas conferre tenetur heres feudalis, 79. Et quales ?. V, h. n. 81. 83. 86. 98. Heres feudalis tenetur cohere-  Cons. XLI. , C A S V S POSITIE. Aen B. zyn Echteluidcn. * A. zynde de eheman ende brengt aan ten huwelyk diverfe ongerede goederen zo leen als allodiaal, ende B. gereet geit zonder vafte goederen. Yy x A. en coheredibus praftare aftimationem pradii allodialis d parentibus in feudum commutati, fecundum tempus divijionis, contra alia ftatuta n. 82. recenjita. S4. 8y. 89. Quod rationibus, exemplis legum, cjf re judicata jlabilitur. 87. 88. In meliorationibus feudi omnes heredes aqualiter fuccedunt, 90, Stat uturn rurale Zutph. [inter alia n. 82. in contrarium citatum) permittit heredi feudali tantum ■ pr aft are pretium, quo feudum emptum efi. 91. Aliter in Velavia receptum. 9 2 • 99'1 °°- Jus Velavicum ut juri communi & rationi magis conforme omnes Fcudijla fequuntur. 93. Jus Zutph. tanquam Jingulare ifti juri refragatur. 94. Quodultenus oftenditur ex eo , quod m collationibus habetur refpectus valoris, qui efl tempore collationis facienda. 95", Axioma juris: acceflörium.fequitur fuuin principale : quomodo jit intelligendum ? 96. 97' Argumenta, quibus Zutpb.& ahi DD. refpeeïu meliorationum naturam feudi fequentium utuntur, examinantur & dijiinéle explicaniur. ÏOT. Acceffio feudi aquatica tanquam accidentalis ab ipfo feudo jeparata conjideratur, ita ut cfj'cctum allodialem retineat. | 102. Quamobrem ea nomine meliorar • tionis venit, ef jecundum prafentis temporis valorem afimand* conferenda. 103. ' Hujusmodi acceftio & melioratio naturam feudi noviter empti habet. 104. Ideoque aqualiter inter omnes heredes dividenda. 105". Sed quo modo} vid. h. n. 106. Pradiéla do&rina rjf divifto circa aquam in uj'um molendini d Principe pro certo annuo canonex in emphyteujin v af allo concejfam quoque locum habet. 107. Niji per formam feudi hac data fuerit. 108. In bona emphyteutica tam famin,e quam mafculi aqualiter fuccedunt. 109. Qiiod tarnen non femper procedit, propter verba ipjius conceftionis, \\o. In dubio bona magis allodialia quam feudalia prajumuntur. III. Et quando'1. 113. An iS quatenus emphyteuta inconfultó Domino direóió ejusmodi bona mfeudum convertere valeti 114. Omne, quod Princeps aluui concedit , prafumitur liberè & non per tnjeud.itionem conceiJifte. Hf. Princeps tanquam primeps non foteft habere feuda , niji aiiur» doyninum feudi aguofiit ; ob rat. n. 116.  3*2 Partis Secvnd/e A. en B. refolveren boven de oude leengoederen nog verfcheide aangebragte aüodiale goederen aan'tHof, of Leenkamer van Gelderlandt te leen te maken , waar van een leenbrief in forma is uitg-gevcn A. komt te fterven nalatende twe zoonen en vyfdogteren / by het leven van den outften zoon komen twe dogters te fterven. Den outften zoon laat zig beleenen met de oude en nieuwe leenen, waar van B. de tugt bezit, zonder de namen van zvn zufters en jongeren broeder daar in te melden. Enigen tyd daar na komt den outften zoon te overlyden , en na hem nog een der zufters. Waarna den tweden zoon zig doet beleenen met de oude en nieuwe leenen ook alleen op zynen naam zonder van de zufters eenige mentie te maaken. B is genegen met hare kinderen te fcheiden en deilen en de tuciit in 't geheel ofte ten deelen afteftaan. Qwfritur. Of den tweden zoon invoegen als voorfchr: beleent zynde by deze deilinge alleen kan genieten de leenprserogativen van de leengoederen , zo van olfther leen zyn geweeft, dan of hy ook kan jouifferen van die goederen , zo invoegen voorfchr: door zyn Olders ftaander ehe te leen gemaakt zyn, en zoude konnen volftaan volgens het fuftenue van den tweden zoon , als hy aan zyne zufters, aan dewelke nog geen verftoringe is gedaan , van alle dezelve uitkeert de derde voet. Suftinerende de zufters , dat den outften zoon zig hebbende laten beleenen van de leengoederen, zonder van de zufters te melden, daar door zig heeft verklaart, om de corpora van de leengoederen te willen behouden , en de verftoringe in gelde te willen doen; dat nu dat geit-niet zynde feudaal maar allodiaal , van de afgeftorven outften broeder is vererft niet alleen op den tweden zoon of broeder, maar ook mede op de zufters in cegale portien; Ende vervolgens of den tweden zoon wel meer aangeftorven is van de nieuwe gemaakte leenen door doode van de overledene zufters, als zyn hereditaire portie met en nevens de twe zufteren nog in leven zynde. Ia  Cons. XLI. 373 In de oude en nieuwe leenbrieven daat : Dat men beleent wort met de Hofftadt Canner.burg met haar toebehoren , na,' mentlyk de Vogelhegge met de meulen en water en drie konyn waranden. Wort gedraagt. Hoe verre het water onder het oude leen moet geagt worden te behoren? Zynde hier omtrent te regnarderen , dat het water , daar die koornmeulen (waar van in de leenbrieven gewag gemaakt wort} opgaat, is vermeerdert door de koop van het water van Hueklom y waar do'or gelegentheit bekomen is tot het leggen van een koperen papiermolen. Dat in den Jare \66o- de beekjens mVaafen en Empe, komende uit het Schafferder, Empfter-K ortebroeker-en Broeker-veentjes, door de Heeren van de Rekeninge in erfpagt zyn uitgedaan aan de Wel Geb: Heer Elbert van Yfendooren a Blou Heer van Caw nenburg, en dat daar op verfcheide meulens zyn geleit , die onder het oude leen na het oordeel der zufteren niet kunnen begrepen zyn; En na de fuftenue der zufteren zelfs met tot leen kunnen worden gemaakt , als ftrekkende tot nadeel van den erfpagts-Heer> Gezien by ons Ondergeff: de voorftaande Cafus pojitie met de vragen daar uit geformeert, daar op nauwkeurig nagezien engeexamineert zynde die fucceffive leenmakingen en leenbrieven % en voorts alle documenten daar toe enigfins relatyf of fpeaerende zo zouden wv falvo faniori judicio ons onpartydig advys zuLlen'de uiten van fentiment zyn als volgt, en wel omtrent de eerfte aan ons voorgeftelde vrage. Dat dezelve cum diftinïltone tuffen de oude en nieuwe Eeenheeren opgevat zynde het ten opzigte van het eerfte lidt rakende de olde Leenheeren na leenregten ons zodanig is voorgekomen. Dat den olften zoon als zvnde fuccefleur feudaal van zynen o. verledenen broeder ende vervolglyk mede van zyn vader, zonder enige tegenfpreken kan genieten de leenprsrogative in de. ° 0 l y y 3 °l^e  ^74 Partis Sicvudi olde.leenen , ende derhalven daar omtrent kan volftaan met aan de andere zufters uittekeren den derdert voet van de gemelte olde leenen. %. Nademaal het meer als bekent 'is by alle feudiften : Quod in feudo paterno non omnes fuccedant hberir', fed quod filius natu maximus in ' eo fuccedat exclufis tam fratribus , quam fororibus junioribus , cfi" quod filius natu minor in eo fuccedat exclufis omnibus fororibus tam fe/nioribus quam junioribus, gelyk zulks wort getradeert en geleertby Fred. Sande in Comm: ad Cons. Feud. Ge/r. tr. i. tit.Z. §. 19, p, 1. pag. 190. en by alle Feudiften geconfirmeert. 2. Zynde zulks wyftelyk geintroduceert, ut fufineaturfamilia homos ac nomen apud primogenitum. 5. Ne tarnen & fratres juniores & forores tam natu majores vel minores penitus d feudi fucceffone exdaderentur, zo ftaat het by alle Leenregten vaft, dat den fticceffeur feudaal aan zyne andere zufters of jongere broeders in feudis Zutphamcis, als alhier , moet uitkeren trientem feudi paterni, by ons gemeenelyk gonoemt den derden voet i gelyk zulks almede by dien geallegeerden Sande all: Ibc. wort getradeert , en by het Landtr: der Graaffchap Zutphen Tit. 17. gecorroboreert. Behalven dat dit point van fucceftie in leenen ten Zutphenfen regten zodanig bekent is uit de dagelykfe voorvajlen,, dat het niet nodig is ons tot beveftinge van het zelve met meerderen uitte laten. Zo dat den olften zoon of den fucceüeur feudaal, waar van in de Cafus poftie vermeit , \noet uitkeren aan zyn andere zufters trientem feudi paterni, namentlyk van't Huis ende Hofftat Kannenburg met zyn toebehoren , zo en als het in den Leenbrief van den Jare 1689. by Jan Hendrik^ van Yfendoorn d Blois geimpetreert, uitgedrukt ftaat. 4. Tot hoedanige uitkeringe des derdendeels, offchoon wel dezen tweden zoon, als zynde den older voor hem afgeftorven, ex proprih capite & fucceffionis feudalis regula niet gehouden is , terwyl hy het ouderlyke leen niet heeft ontfangen of in het zelve gefuccedeert is in linea defcendenti, in hoedanige fucceffie alleen de uitkeringe des derden voets plaats heeft, als bekent is, nemaar ter contrarie dat hem het zelve is aangeftorven van zynenoldei broeder,  \ Cons. XLI. der, ende vervolglyk in linea caMaterali, in welke zydlinie de uitkeringe des dérden voets cedeert, als getradeert wort by Sande in Commentar. ad Confuet. Feud p. iqö. « 22. aIs hy zen • Poft fratrum filios venient reliqm Collaterales gradu proximiores , (ï y. ejusdem fint gradus, primum fexus & atatis habebkur ratio, & n. 3? in hac linea feudalis heres integrum obtmet feudum , nee trientem collateralibus ejusdem gradus prafiare tene'ur. Zo is egter den fucceffeur feudaal in dezen daar toe. verpligt uit 1. Het welke ook zeer nadrukkelyk wort ffecorroboreert by het Lantregt der Graaffchap Zutphen tit- 17 art. 8. als aldaar wort gedifponeert : dat, zo wanneer by olders werde nagelaten eenig leengoedt , dat door koop of anderfins was verkregen , zulks voor de eerfte reize onder de kinderen zolde deilbaar zyn. Cujus flatuti & dotlorum vtrorum dotlrina hac in parte evident efl fj ratio, fcilieet., ne detur in&qualitas inter lib er os, & injuria rixaque ex ea proveniens evitetur , per /. 17. Cod. de Co/l. I. fin. Cod. Com. utr. jud. Hoedanige inaegabteit cum injuria aliorum liberorum zoude veroorzaakt worden, indien den oiften of leenvolger in feudis noviter & proinde cum diminutione & detrimento allodialis patrimonii acquifttis zodanig quame te fuccederen , ut beffem iftorum prariperet folo editeris coharedibus reliflo triente. _ Aangezien het nootzakelyk volgen moet, dat door de acquifi-22, tie van zodanigen leen, het zy het zelve parata pecunia aut permu- Z z tatione  ^78 Partts S e c u v b m. tatione bonorum allodi'alium pro feudo veletiam folenr/icoram Dctoiirio fcu~ da!i transmui ittone bonorum allodi.ilium in feuda facla by de oldeien is aangewonnen cn aan haar gebragt, den allcxhalen boedel, qua inter omnes ccbiredes nullo difcrtmine zei pruerigativd fexus aut tetatis aqualiter diviubel ende deilbaar was, is vermindert geworden , ende vervolgens ieders erfportie in zoverre als het feudum gekort heeft pro portione hiereditaria is gedeterioreert ende gediminueert. 2^. Weshalveu ook alle de redenen, waarom de coilatio pro c&teris liberis is gcintroduceert, komt te vorderen, ut fuccejlor feudalis Cteteris coharedibus conferat feudum noviter a parèntibus acquiftum vel pretium. 24. Cum enim filius, ait Neoftad: de feud. Holl. Cf, n. 50. ea, qua a parèntibus accepit, cobarcaibus aqualitatis fervar.da caufa. conferat, 45. tit. ff & Cod: de Collal. pretium quoque feudi conferri confentaneum es~l; feudum enim novum a parèntibus accipit , quale feudum novum cum ex contraBu patris qu&p.tum ft ,• qttodammodo inducit naturam peculii profeilitii , quod necefario conferri debet. I. 12. Cod. de Co/lat. Behalven, dat ook'nog, in val men quame teftellen, dat een leenvolger van nieuwe aangekogte of gemaakte leenen boven Zyne mede erfgenamen beffem iftiusfeudi zoude profiteren,- enallenelyk den derden voet uitkeren, daar uit een genoegzame abfurditeit zoude volgen. 26". Terwyl als dan etters of een het in zyn magt hadde alle zyne gerede penningen tot aankoop van leenen te emploieren, of zyn andere allodiale goederen daar tegens te permuteren , of dezelve daar in te veranderen, en zodoende aan eene alle zyne goederen, of het meefte gedeelte , en aan de andere weinig of w niets natelaten; En zo doende per indirebluw te effeclueren , het welk dezelve direlTe zonder wettige redenen niet konde doen , alzo doende de eene beneficerende ende de andere genoegzaam ontervende. Zy. Jam notum efl in jure , quod nulla ft facienda vel admittenda pofitio vel interpretatio, unde abfurdum aliquod fequatur, Nee ad id quod direSle probibitum efl per indireblum efl devcniendum , fed omnis ad td via efl praclufa. Stryden.de al wederom diretle tegens de hier vorens bygebragte redenen 3 waarom zodanige collatie te regte onder de kinderen J ^ ~ is  Cons. XLI. 379 js geintroduceert, nempe ut aqualitas fervetur'inter liberos, & fcdif^^ cordix rixê & inextinguibiles invidia & odia evitentur , quare retle D. Ambrofius dixit, cujus. aurea fententia. parentes debeant effe memorcs: fun^at liberos ttqualis portio, qucs junxit tequalis natura. 29* Zonder dat de minfte veranderinge kan geven, dat de meefte Feudiften ten opzigte van deze vergoedinge fchryvendg fpreken de feudo noviter empto, ende vervolgens zomfyts ymant alleenlyk altereandi caufa zoude kunnen zeggen, dat de ï'egtfpaflagie op dezen cas niet applicabel zoude wezen. Nademaal de redenen van vergoedinge niet zien op het. con- 30. trad, waar door zodanigen leen is aangewonnen, nemaar op de dkriinutie van den allodialen boedel. Nu is het evenveel of den allodialen'boedel per erogationen parata pecunia is vermindert, dan of dezelve door 't uitgaan van allodiaal goedt verkleint is geworden; ubi autem eadem eli ratio, ibi etiam debet effe eadem juris difpofitio. • Boven het welke zulks ook niet onduifter decideert het Land-^lt regt der Graaffchap Zutphen tit. 17. §. 8. als het zegt: dat in val by hoop of anderzins aangewonnen. , Qua verba neceffarib omnes alios inter vivos eontraüus denotant: het welk ook alzo wort getradeert by Bort feud. Holl. cap. 6. 3. Hooftp... Ncoftad de feud. Holl. Sande en andere meen Uit alle het welke wy vermeinen, dat neceffarib moet volgen, 5, dat den olften zoon of de leenvolger in de nieuwe leenen geen minfte pnerogative boven defzelfs zufters ofte mede erfgenamen kan of mag pretenderen , nemaar dat dezelve aqualiter onder de kinderen moeten verdeelt worden. Alleenlyk voorbeholdens aan de olfte of leenvolger het regt , 33. waar van 'hy ook airede zig bedient en verkiaringe gedaan heeft, dat hy die integra feuda nova voor hem kan behouden , mits de waardye van dezelve inbrengende in den allodialen boedel: Nademaal het bekent is in regten, quod feudum licet fit novum. ^ tarnen ft feudum quoad ipfam naturam , ita ut in fucceffionibus fequatur naturam feudi, als te zien by Sande in Comment. feud. Geldr: traü. i. tit. 3. cap. 1. «. 1. n. 32. 33. Chrifiin. in decis. Belg. vol. 6. decis. 43. n. 7. Bort. de feud. Holl. p. y. C. 6. tt. I. En dat daarom de Leenvolger refufd aliis coharedibusafimatione 35-; Zz.z het  2 go PartisSecund/e het regt heeft van het zelve aan zig te beholden en dié leengoederen niet in deiiinge te laten komen, of dezelve aqualiter tuffen de kinderen te laten verdeelen nulla fexus aut atatis prarogativa; ' Waar mede als dan, zo wy vertrouwen, de eer/Ie vrage en heide deelen en leeden van dien genoegzaam beantwoort, ende derzelver rcgtclykheit in het ligt gezet zynde zo zullen wy ter oploffe van de twede vrage overgaan, beftaande dezelve daar in : Dat, terwyl na dode van A. en by het leven van den eerften fucceffeur feudaal zyn komen te overlyden twe zuders, en nadat den ouften zoon was komen te overlyden, ende het leen vervallen op dezen fucceffeur feudaal , nog een zufter is komen te overlyden, op wien derzelver portien zyn vervallen en verftorven na regten p Omtrent de decifie van welige vragen wy wederom , gelyk als omtrent de eer/Ie vrage, nootzakelyk hebben geoordeelt gediftingueert te moeten worden tufchen de uitkeringe des derden voets in de oude leenen en de verftervinge van dien in de nieuwe leenen. 26. Nademaal het eerfte betreffende, offchoon wel volgens deleere van de meefte Feudiften zoude moeten volgen, dat die portie van die twe zufters zonder lyfs- erven by het leven des leenvolgers overleden op hem privative zyn verdorven. Door dien zulks wort getradeert by Sande in Comment. ad- Con* fuet* feud. Gelr. tr, i. tit. 3. c, 1. §. 19. p 3. n 34. Ubi , poft- 27, quam doctterit in hac linea, nempe collaterali, heres integrum obtinct feudum nee trientem collateralibus ejufdem gradus pr&ftare tenetur , poflea fubnetlit : Quod utrum procedat in portionibus , qum in feudi triente minoribus fratnbus ac fororibus in feudo patemo ac materna compctunt_, utunofine liberis decedente ejus portio folida deveniat ad eum , qui fexus vel atatis ■ habet prarogativarn , an ea vero portio in aquales portioncs inter omnes fu39 perftites fit dividenda? & poftea ita decidit : Sed receptum eft illum . feudi trientem atque in eo fingulorum portiones jure. inteeri betieficii fecundum fexus atque atatts prarogatiam proximiori collateralium in folidu:v deferri, atque ita judicatum teftatur anno 1 y7440. En dat vervolglyk den leenvolger zolde konnen mogen volftaan met de derde voet van de olde leenen uittekeren alnog na die calculatie van het getal der erfgenamen, als het geweeft is ten tyde der belecninge van den eerften leenvolger. Des.  Cons. XLï. 3,81 Des niet regenftaande zo vermeinen wy, dat*»hac hypothefï en 41. de gefteltheit van zaken het contrarie met goet fundament van * regten kan en mag gefuftineert en vaftgeftelt worden, dat namentlyk die portien van de afgeftorvene zufteren , die haar in ipfo triente heeft gecompeteert, niet op de leenvolger, nemaar op alle de hitredes zyn vei ftorven; Door dien ons uit de Cafus pofitie is gebleken , het welke ook mft de fucceffive leenbrieven van beide de heeren broeders is beweezen en gecorroboreert geworden : Dat den olften zoon na dode van zvn vader A. zig aanftontS4z.' met die alinge leengoederen, zo wel olde als nieuwe zonder eenige mentie van zyn broeder of zufters te maken, heeft laten beleenen, gelyk na dode van den olfttn broeder ook mede heeft gedaan de twede broeder, zynde den tegenlwoordigen fucceffeur feudaal. Door het impetreren en nemen van hoedanige beleninge im-45* mers onzes eragtens die twe Heeren broederen zignotorièhebben gedeclareert die corpora fettdalia te willen behouden in 't geheel, ende zo wel die uitkeeringe de derden voets van de olde als die vergoedinge der nieuwe leenen te willen doen aan zyn zufters parata pecunia of anderfins met ander allodiaal goet. Hoedanige parata pecunia niet kan gezegt worden leen te zyn/44.} aangezien het bekent is na leenregten : Quod pecunia ex venditione feudi redacla minime fit feudalis, fed allodialis reputatur. Het welke alhier zo moet geagt worden gelchiet te zyn, quomam hic divifio ratione feudi faila efi per emptionemvenditionem: door dien de olfte uit toelatinge van de leen en lantregten als van de andere zufteren het darde part in die leenen heeft gekogt parata, pecunia ; Welke penningen na dode van de zufters niet op de olfte of leenvolger wederom zyn vervallen , nemaar op alle de erfgenamen aquali portione, Nad emaal de fucceflèurs feudaal alhier ex privilegio ipfis conceffo ^1 ipfo faElo door het innemen van de inveftituren op haar naam alleen,4 * zig hebben gedeclareert, hoe zy haar omtrent de leenen wilden gedragen. Quoniam voluntas magis fatlo quam verbis declaratur. per l, y. ff. 47^ Zz 3 Rem>.  2^2 Pastis Secunde Rem. rat. hab. I. y. Cod * de Infiit. & fubftit. I. 2o. ff. de acq. hared. het welke met meerderen wort bewezen by Mafcard. de probat. concl. 1415". 48. Prafertim in hac materia , ubi invefiitura efl fundamentum, ex quo de mente petentis optime judicdri poffit, & ideo femper efl fequenda. Terwyl anderfins de fucceffive Leenvolger» de beleeninge in der voegen niet konden nemen, maar als dan haar alleen hadden moeten laten beleenen met de twe derde parten in de olde en geenfins met de nieuwe leenen, zo zy dezelve niet hadden willen aftimatione refufk ctteris redimeren ende aan zig behouden , nemaar dezelve in gene deilinge laten komen. 49' *s hekent in regten : quod ailus aliquis femper ita in jure fit accipiendus & explicaridus, ut vitio careat Ó valeat per /. 3. ff.de milit. tefl. I 109. jf. de-legat. t. I. 13. /. 20. ff. de Rcb. dub. Waar uit nootwendig moet volgen , dat deze aflus van 't nemen 'van beleeninge van die fucceffive broederen in diervoegen als voorff: op geen andere maniere kan opgenomen of geinterprseteert worden. ^o. Van hoedanige verkiaringe eens gedaan zynde ook den fucceffeur feudaal afnu niet zoude konnen of mogen refilieren propter , generalem illam juris regulam: Quod femel placuit amplius difpltcere non potefl, & talis declaratie incidat in fórmam contra flus: fam autem ijli contratlus ab initio quidem funt voluntatis fed poflea neceffi>atis. 51, Voornamentlyk niet in dit geval, alwaar zodanige veranderinge van die gedane verkiaringe zoude ftrekken tot nadeel \an een derden, namentlyk de Freulyns gezufieren in dezen : nemo enim voluntatem fuam remel vel verbis vel f allo declaratam poflea in prx judicium tertii mutare potefl. Coler. de proceff. execut. cap. 6. & Faber. ad l. 3. ff. de in rem vers. $Z, Omdat niemant eens uit zoclanige gedane verkiaringe en declaratoir een jus quafitum gekregen hebbende het zelve aan hem fine nova caufa per eundem ' ex cujus declaratione acceperit, niet kan benomen w orden : jus femel enim quzfitum némini efl auferendum. ejfZ, Waar mede als dan aan beide kanten de redenen voor en tegens hebbende aangetoont, zo zouden wy om de wiflèlvalhgheit ende onzekerheit, hoe zulks by een Rigter zoude worden verdaan, te ontgaan, van gevoelen zyn, dat het beter was dat die refpective  Cons. XLL ggj tive erfgenamen dat difpuit in der minne zogten te affopieren als dat daar over in proces te treden en'regtelyke deciüe afwaa! ten zouden. Edog zou len wy omtrent de portie, zo die twe afgedorvene zuders hebben gecompeteert in de vergoedinge van die allodiale goederen, zodoorA.enB. tot leen gemaakt zvn , alzo oude, van gevoelen zyn , dat dezelve niet op den leenvolger tx prhilefk prtmogenitur* -vel ex latura rei zyn verdorven, nemaar dat dezelve egaal zo wel op de leenvolger als de andere zuders zyn vervallen. . Ende wel voornamentlyk om deze redenen , welke hier voren 57. ook al zvn bygebragt, quod tfin colUaw vel erogatio pretit fit ad refarciendum damnum , quod allodiale patrimonium peftum fit. Dat vervolgens die vergoedinge niet kan gereguleert -worden j& fecundum regulas feudales in fucceffione & devo'utione , nemaar moet ' verderven ende vererven volgens de regten en wfitten als in een allodiaal goed. ' Tot hoedanigen verderf van een allodiaal goed immers den ?r leenvolger geen meer regt heeft by afderven van een van zyn zuders of broeder, als alle die mede qohcreden, [ed portio dcficientis coharedis omnibus accrefcit aqualiter. Aldewyl dat pretium of die vergoedinge , die den leenvolger 58, doet, niet fubintreert in locum feudi fed in locum boni allodialis"per parentes in feudum converfi & ex allodiali patrimonia erepti. fam autem notumeïl in jure, quod furrogatum fapiat naturam ejus, yoa in cujus locum Jurrogatur , prafertim in allcdialibus , fed non tn feudis. Waar by onzes bedunkens tot cofroboratie zeer wel kan 'ge- $a voegt worden , dat immers zulxs genoegzaam daar uit blvkt, dat den leenvolger , hebbende aan de boedel vergoedinge'gedaan, van een gekogt leen zelfs pro quota ha-editarid wederom mede in dezelve komt te fuccederen en te erven. Tot een notoir teken,-dat die vergoedinge gefchiet aan den allodialen boedel tot rondtmakinge van het geene den zelven aars het inkopen ofte anders verkrygen van 't leen heeft gedebourfeert. En dat by.meerder gevolg daar in een portie van een of meer du erfge-  Partis Secundi. erfgenamen-komende te deficieren door des zelfs overlyden , zulx na alle regten op alle die overgeblevene broeders en zufters egaal komt te vervallen, zonder dat den leenvolger daar in eenige prerogative of preferentie kan fuftineren te hebben. 'gr Behalven dat, in val het contrarie wiert vaftgeftelt ende ge' ftatueert, zulx al wederom zoude aanlopen tegensdien grondregel, waarom zodanige vergoedinge moet gefchieden, nempe ut eequalttas Jervetur inter liberos. Welke vaftgemaakte leere ook als dan moet geobtêrveert worden ten opzigte van de portie van de andere zufters by het leven van dezen leenvolger en na dode van de eerfte overledene; '63. Zo dat der zeiver portie zo haar in de oude leenen en uitkeringe des derden voets, die den leenvolger aan zig heeft behouden, ende vergoedinge der nieuwe leenen tanquam in allodiali patrimonio was competerende , met haar overlyden pro xquali portione is verdorven op den Heer broeder , ende defzelfs twe zufteren ende tufchen dezelve ook egaal moet gedeelt worden; 64. Voornamentlyk in val , zo wy vaftelyk vertrouwen ,•'in de huwelykfe voorwaarden van A. en B. ftaat geinfèreert de claufule: dat bet eene kind z.al verfterven ende vererven op het andere. Waar mede de twe vragen rakende de uitkeringe des derden voets, als mede de vergoedinge der oude en nieuwe leenen ende verftervinge ende verervinge van der overledens portie afgehandelt hebbende zo fchynt zig van zelfs te openbaren een queftie, die mede in de twe vragen alhoewel wat duifter legt opgefloten. Namentlyk door wie en na wat tyd een eftimatie der uitkeringe des derden voets van de olde leenen , en de vergoedinge der nieuwe aangewonnene leenen moet gefchieden ? 65. Welker eerfte onzts oordeels niet veel zwarigheit behelft , nadien het bekent is na leen regten, dat alle die geene die een leen kan en wil trekken uit den boedel, ook de uitkeringe zo van het eene als het andere moet doen, zo hy zig van dat regt wil bedienen, gelyk zulx by Sande confuet. feudal Gelr. tr»ü. tit, 3 C. 1. §. 19. m by Bort de Feud. Holl. p. y. C. 6. hooft. 2. en dc dagelyxe ervarenthcit genoegzaam uitlevert; (f6. Wftdke uitkeringe en vergoedinge van de oldeen nieuwe leenen dezen leenvolger, als getreden zynde in de plaatze zy nes • overledenen  Cons. XLI. 38 y leedenen broeders (die dezelve al hadt moeten doen, edogapparent propter ufumfruüum matri B. conftitutum niet heeft gedaan) geholden is te doen. Aangezien dat niet anders is als een debitum feudale in feudo ra- 6j. dtcatum , quod fequitur feudi fuccefforem , en geenzins te holden is pro fmphci debito patrimoniali, quod quis folvit pro parte > pro qua in allodiis httres esl : Nam triens tfte, qui coeteris coheeredibus debetur, eft pars feudi, quare 68, etiam pro eonfecutione ipfius coeteris fratribus & fororibus competit atïio realis, als te zien is by Sande ad Confuet. Feud. Ge/r: tr. 1. tit. 3. c. 1. §. iQ. 58. Laflrtre.it «van Zutphen tit. 17. §. 9. Nam ipfe^c). triens per fucceftionem de/atus eft , dr jolummodopropter divifionis dtffcultatem fuccefthri feudaü permiffum , ut aftimatione coeteris erogata fatisfacere poffit, i Zo dat den fucceffeur feudaal zulkejsrogatie van olde leenen 70. en vergoedinge van nieuwe in dezen moet in het geheel doen, & non pro parte, qua in allodiis hxres eft: mits dat hy in de vergoedinge wederom komt te erven : Moetende de vergoedinge gefchieden in dervoegen , dat hyge-71? holden is ten reguarde van de oude leenen de uitkeringe des derden voets te doen aan zyne alnog in leven zynde zufleren na het getal der erfgenamen, als ten tyde der beleeninge van de olfte zoon waren, ende afgeftorvene portien met de overgeblevenedeilen ; En ten reguarde van de nieuwe aangekomene leenen , dat hy ge- 72. holden is die valeur derzelve , in val hy dezelve wil behoiden, in 't geheel intebrengen in den allodialen boeéfel , om tuffchen hem ende zyn zufters met en beneffens de andere allodiale goederen gelykelvk & aquali portione te worden, verdeelt. * Welke uitkeringe des derden voets ende vergoedinge der oudej^, en nieuwe leenen moet gefchieden na de jeftimatie, zoalsdezelve geoordeelt zullen worden by onpartydige ende zig desverftaande tegenswoordig waardig te zyn. Want offchoon wel zommige Regtsgeleerden en Feudiften van 7^; gevoelen zyn, dat een leenvolger kan en mag volftaan , met het inbrengen van de waardie des goeds, als het gekogt of tot leen gemaakt is. ■ Zo kan zulx ten opzigte van de olde leenen voor eerft in dezen yq? Aaa niet  Partis Secund/e niet gevoeglyk gefchieden; alzo niemant kan wecen, hoe en op wat manier die zouden moeten getaxeert of gewaardeert worden, ende derhalven kan daar omtrent geen andere prieferinge of aeUimatie gefchieden quam fecundum valorem prafentis temporis. 76. Behalven dat ook nog de seftimatie fecundum valorem prafentis ' temporis de bequaamfte is , om alle difputen onder de kinderen weg te nemen. 77. Door dien daar door komt te cefferen dat difpuit , hoe en in wat voegen hy de leenvolger moet vergoedet en ingebragt worden de melioratie, 70 aan zodanige leengoedt mogte gedaan zyn : Certum enim eft injure, quodhdtres fe*dalis nen folum trientem feudi ' paterni fratribus & fororibus junioribus erogare tenetur, fed infuper etiam 79. conferre debet meltorationes in feudo faftas , nempe meltorationes non ex ipfa natura rei provenientes & proinde naturales i fed artificiales, qui humand ope & fumtibus fabï* funt, als getradeert wort by Bort inhet Holl. Ltenr: p. y. c. 6. art. 3. Schrader de Feud. p.%. p. 9. feil. 2. w. 1. Sande ad Cons. Feud. Gelr. 2. tit. 2. c. 5. Neoftad. obs. feud. decad. 2. obs. 3. ga Om welke en meer andere redenen ook genoegzaam alle de ' Feudiften vaftftellen : quod in feudis paternis erogando mente femper fit deveniendum ad aftimationem fecundum tempus prafens. o Aanbelangende nu de nieuwe leenen , die door de olders van allodiaal goed tot leen gemaakt zyn, en waar van derhalven vergoedinge Van den leenvolger moet gedaan worden, zo hebben wy vermeint dat almede die fuftenue niet kan of mag doorgaan. Eensdeels wegens de uitdrukkelyke paflage en decifie van regten ter contrarie leggende, als in fpecie te vinden by Sande adConfuet. Feud. Gelr. tr 2. tit. 2. c. 3. n 14. alwaar den Auótetir ex profefo zodanige qusertie behandelende (na dat hy de particuliere 82. ftatuten , waar by vaftgeftelt is : quod hares feudalis poffit fatisfacere prajlando pretio, quo feudum emptum elf , vel quo tempore acquifttionis valuerit, als in fpecie de ftatuten van Mechelen , Zutphen , Vranbf ryk,, en Hollant, ook zelfs met een gewvsde van 't Hof van Hollant córroboreert dien zelfden Aucleur P. 14.) daar by komt te voegen. 83. Sed verius mihi videtur in hac feudi ttftimatione divifionis temnus effe fpetfandum , quemadmodum illud etiam fpeüatur inter primogenttum ejus~  Cons. XLI. 387 efusque in plerifque feudis individuis cohmredes, qui non aliter quam prxfentis pretii aftimatione a fuis in eodem feudo portionibus removenttir s Nam ubi in divifionibus pretium fungi tur vice rei, non antiqui fed pre- 84;,fentis afiimationis ratio haberi filet , ne quisquam plus vel minus fua portione ctnfequatut. Beveiligende dien Aucleur dit zyn fentiment noch met dat exem- gyf pel en reden, vervat in /. 49, fi. ad L. Falcid. ubi per legem Falcidiam communio quadam inducitur inter haredem ac legatarium , ac legat a , quee divifionem non recipiunt, tota ad legat arium pertinent, fic tarnen ut aftimatione faSla partem pretii inferat, i. 8. §. i. ff. eod. qua étfiimatio facienda fecundum rei veritatem , hoe eft , ut ICtus: ait in l. 6z. jf. eod. fecundum prafens pretium non ex praterita emptione fed ex prafentï aftimatione confiituitur. Woedanigen aftimatio pr&fentis temporis ook alle de Feudiften en 8ó\ Schryvers vaftftellen in xfiimandis & proinde etiam conferendis meliorationtbus feudi, als Sande all. loc. Schrad. dc feud. tr.-X. p. 9. part. prim. cap. feÉt. 2. n. 102. 103. Radeland, decis. 7y. In hoedanige melioratie van een leengoed niet alleen den leen-87. volger fed omnes aqualiter fuccedant liberi. Schrader. de Feud. p. 7. c. 3. n. 7. Rpfenth. cons 28. Menoch. de recuper. pofejf. remed. 15. n. 5*y7. Boer. q. 44. n. 12. 13. In hoedanigen collatie van de melioratie volgens de tegenswoor 88» dige waardie ook geen de minfte prejudicie of nadeel voor den leenvolger refideert , doordien door die melioratie den boedel alzo wel is vermindert geworden, als door den aankoop zelfs, ende daarom ook evengelyk het leen zeiver moet ingebragt worden. Behalven dat ook, inval het op zodanige maniere niet gefchiede, het fcopus collationis , nempe ut equalitas fervetur inter liberos, zolde gemift worden : Gelyk daarom ook het zelve alzoby den Hove provinciaal van 89c Gelderlant omtrent de vergoedinge van een aangekogt leengoed una cum meliorationibus is verftaan en gedecideert op den 28. Nov: 1622. in zake van f m Beinum cum fu>s .- Zonder dat hier tegens obfteren kan, Dat by het Lantregt der Graaffchap Zutphen tit. 17. art. 8. wortp0N j, gevonden: dat een leenvolger kan volftaan met het inbrenAaa 2 ,5 gen .  g8 P A Vt T T S S E C U N D lt ,, gen van den kooppenink, waar voor het goed is aangekogt Aangezien voor eerft daar omtrent ftaat te reguarderen , dat zulks quid fvecide is in het lantregt van Zutphen , en een fingulier ftatuit var die Graaffchap. Dat deze goederen, waar over alhier quafthe, met zyn gelegen in de Graaffchap nemaar in de Veluwen. . bi Dat in Veluwen zodanen particulieren ftatuit niet wort ge9 'vonden, ende derhalven het ftatuit van de Graaffchap zig extm territorium flatmnüs niet en kan extenderen per l uit. ff. dejunfd. 02 Dat voor het twede zulks ftrydig is ende aanloopt tegens de V " leere van alle de Feudiften, ia zelfs contra, regulas ,urtt communis. Waarom ook Gons in advers. trafl. 4. $. 28 n 2,. tradeert: quod pn«ulare hoe fit in eomitatu Zmphania , & quod fententia Sandn in cxterïs Ge'rU partibus nuila contraria exijiente confuetudine procedat, ' ita ut ipfum ut juri communi eonformem tutius in hac mater ia fequamur. add.'Lantn van Overyfel p. 2. tit. 2y. §.14. vu, Dat ook even daarom alle, die geene die haarde moeiten hebm ben gegeven van eenige aantekeninge over het Lantregt van Zut„hente maken, de decifie van dien art. als contrarierende juri communi hebben aangemerkt., en ook even daarom op dien artieul zeggen: quod in tali cafu heres feudalis omnes meltorationes debet conferre fecundum aftimationem prsfentis temporis. _ Dat voor het twede datfentiment nucontraneert 04. zal daar uit hgtelyk aftenemen en optemaken zyn Quod nouff. mum fit de jure; quod in omnibus coilamnibus haken debeat refpeclus va'ons qui efl tempore collationis facienda , tempus enim mortis titius , de cujus hareditate agitur, infpicitur in collatiómbus , ut est textus tn II 6 12. I y. Cod dé Collat. ' Zonder dat ook de minfte veranderinge kan geven dat gemene axioma juns, het welke by na als in ommum [Ctorumoreisbedorven-: Acccforium fequitur fuum principale , daar uit willende opmaken, Oy quod melioraiiones debeant tanquam aceeforium feudi fequi feudalem fucceforem fine ulla collaiione. Zo dient daar op met weinige volgens de leere van Bort. de Feud. Holl. cap. 6. art. 2,. , , • • Dat zulx wel aangaat quoad fucceffionem aut acvolaiionem , ita ut ^ me U'  Cons. XLI. 389 tnelicrationes ijla cum feudo ad primogenitum pertineant, nee a feudo poffmt avelli , fed non quoad reftnuttcnemprctit fiu valorur, quotum diverfa efl natura & ratio, gelyk hier voren al is aangetcont, waartoe wy ors refereren. Of Heiende almede niet in dezen de leere van Dom: Petr. Bonqj. in zvn tradaat vin de Holl. leenen cap. 6.4. Hooftp. Hugo de Groot in zvn Inleid, in't z. B0ei 4.de deel, Neiftad. &c. welke Audeuren zeggen : datdevergoedir ge niet moet gefchieden fecundum prafens tempus fed fecundum ten.jus acquifiticms. Aangezien voor eerft in het generaal daar omtrent te reguarderen ftaat, dat alle die Audeuren haar funderen op een particuliere couftume, ftatuit en ufantie van Hollant, en bygevolg derzelver leere niet kan g'extendeert , nog nagevolgt -worden buiten de Provincie van Hollant. _ % Want het alhièf'de quseftie niet is, quid Hollandia velparticulari ftatuto vel longd confuetudine & praxi ft introduflum , fed quid juris communis & praxeos ft m aliit locis, ubi tale non extat ftatutum , nee praxis viget. Dat ook zelfs die Autheuren, licet ratione feudi ipfius van dat 98. fentiment zyn, evenwel ook unammi ore traderen, dat een leenvolger alle de melioratien ende verbeteringen moet inbrengen fecundum aftimationem prafentis temporis, zeggende Bort c. 6. art.ï. zelver , quod meliorationes funt aftimandx per aftimatores & pentas, non ex damno vel commodo fucceftbrts feudalis , fed fecundum ventatem ex bono & aquo.peï. I. 38. ff. de rei vindicat : inquifta utilitaterefpetlu totius operis universe m concreto accepti, non conftderando fngula ttgna vel trabes , tabulas calcis , argilUve fmgulos modios quaft fngula aü adificio ipfo fep ar af es. Boven alle het welke zelf Bart: in dat zelfde tratlaet c. 6. 4.99, Hooftp. moet in genere confefferen , dat 't fentiment van Sande , Radelant en andere circa aftimatimem feudi het regtzmmgfte is , zeggende n. 4. Dat de redenen van de Regtsgeleerden hem ten vollen overtuigen , dat de gevoelens in mclionbus juris raticr.ibus. ftaat gegrontveft, als het zyne , maar dat 't in Hollant zo ia ' pradvcque wort geobferveert.. :* Waarom ook alzo geheel niet buiten redenen in zyn 'Cenfura 100. Forens lib. z. c. 11. ïp> 1. van dien autheur Simon van Leuven Aaa 3 komt  ^qo PartisSecund/e komt «-e zeegen : quod depravata cenfuetudinis commento a communi opinione contra omnes recefieritmoetende zelfs gemelten Bort, niet tegenftaande de bybrenginge van die Hollantfche couftuimenbekennen dat het contrarie in Hollant zelfs is verdaan; Waar mede zo wy vertrouwen, ons fentiment ten opzigte van dit point genoegzaam vadgemakt hebbende , zo zullen wy overgaan ter beantwoordinge van die derde vrage ons by de Cafus pofme voor- geftelt. , , eoi. Waar omtrent wy van gevoelen zouden weezen, dat den leenvolger by het olde leen niet kan fmfine ren meer water of het regt van dien op hem te zyn vervallen, ^ls ten tyde van de olde beleninge is geweed by dut olde leen, en naar den aart des leens op hem is verdorven, namentlyk voor twe derde deden %oz. En dat vervolgens al 't water, het welke naderhand by het leven van zyn olders door gravinge is uitgevoftden ende aangemaakt of door andere middelen ten voordeel van het leen isaangelecrt' als een verbeteringe van dien almede afltmauone prrfentts temporis aan zyne mede erfgenamen moet in collatie en vergoedinge gebragt worden, gerekent en geaeftimeert na rate van het provenu, dat daar van jaarlyx komt te proflueren. • in? Dat in fpecie tanquam feudum noviter acquifitum mede in collatie, invoegen als voorff: moet gebragt worden, endede asdimat.e ioa van dien in communi patrimomo , ita ut inter omnes aqualiter dtvidatur , jngebragt worden zodanigen water , als voor dezen geen leen is geweed! nemaar door de vader en moeder van deze fuccefleur feudaal in den Jare 1697. eerft te leen gemakt, verklarende by die leenmakinge de vader van dezen fuccefleur feudaal zeiver, dat het water met die daar gefpecificeer.de pareden zyn geweed vry allodiaal goed. . ,. ïoy. Waar uit dan neceflair moet volgen, dat die aeftimatie van die goederen als feuda noviter acqmfua moetende ingebragt worden na de prvs, zo als die nu komen te renderen, of zo veel min als die erfgenaamen daar onder malkanderen over konnen accorde- 106. Welke divifie en leere van regten ook moet geobferveert wordep ten reguarde van zodanig water en profyt van die als leenvolger van zyn heer vader ofte defzelfs voorzaten pro certo annuo ° J canone  Cons. XLI. ^pj canone van den Vorft van den lande ofte in derzelver naam van de Heeren van de Rekeninge in erfpagt heeft genomen. Want ons nergens is voorgekomen ofte gebleken , dat dat wa- 107. ter, 't welk pro certo annuo canone in erfpagt is genomen, is uitgegeven per formam feudi nemaar fwpliciter tanquam allodiale bonurn. Welke allodialiteit wy, quia ahter non licuit, hebbende moeten vooronderftellen, zo könnendezelve niet devolveren op den leenvolger alleen, nemaar fuccederen zo wel op de dogters als de zonen aqualiter s In bona enim emphyteutica tam fam ina , quam maf- 108culi futcedttnt} tradente Julio Claro in tratl. de jure empbyt. q. i%, Emphyteufis enim fua natura efl tranfitoria tam in mafculos quam m fdeminas , neque uilo in loco reperitur.cautum, quod famina non eeque debeat fuccedere in emphiteufi ut mafculus. Vdornamentlyk in dit geval , alwaar de erfpagt niet is uitge- xoq, geven of genomen pro fe & filiis fuis ; in hoedane cas dit point meerder zwarigheit. zolde hebben, nemaar generaliter pro fe & br fpecialis fub- fcriptio requiritur ift Jujfcit , fubferibente ad ipjius fuperfcnpti aBus validitatem requiritur} 44. Teflamenta benignè interpretanda. 45\ 47. 48. ƒ3. Quando & in quibus axioma: quod fubfenptio idem operatur quod holographum; locum habeat? 46» Lex pro forma fcripturam manu propria exaratamrequirens Jpeciali fubferiptione juxta Jul. Clar. content» vtdetur. 49. Schryven cuondeijlhrvven zyn wel paria in certa aliqua qualitate, en niet eadem, maar m fubjïantia isf fpecie diverfa. ƒ0. ZonfeBarium iflius regrd.t. finitur jufta fententia, quod DD. interpetantur , folenniter in td faÜa. vid. Gothofred. ibid. lit. h. Al 't welke nog daar en boven byzonderlyk by ons omtrent rle forme en folemniteiten van teftamenten te meer moê* plaats hebben, omdat, als door een generale gewoonte by de Lant-en Stadtregten dezer en andere Provinciën de inwoonderen ontlaft zynde van die opereufe en laftige difpofitie, welke de ,ure Romano IZ voor zeven getuigen moeft gefchieden, en in plaats van dezelve een veel gemakkelyker forme geftatueert en ingevoert zynde gevolgelyk ook die geprefcribeerde forme uit confideratie," quod in tejlarnentis agatur de re graviftima , & pluribus infi dus & falfitatibus fubjecla ^exaéfelyk, pracife & adunguem moet worden geadhibeert, en geadimpleei f argum eorum , qua babent Sim. a Leeuw, eens, for. hb. 3. cap. 2. n. 6. ij, & 23. Groeneweg. ad §, 11. Inft. de teftam ordin. gr Henr. Kinfchot. rejb. 12. n. q. _ Als men nu vervolgens de voorgeftelde beflote teftamentaire difpofitie eens conferere met het ftatuit in de Cafus pofitie neder- geftelt, zo zal men expramiffts\ befluit wel ligtelyk van zelfs kunnen laten volgen. Namentlyk , 't ftatuit vereift tot de forme vaneen befloten tef- ry„ tament ,, dat een Teftateur zyn teftament zelfs fchryve of late fchryven, en dan onderteikent, en gefloten voor twe Schepe- nen en Secretaris (of elders na couftume locaal) vertonen , ,, met verkiaringe, dat daar in zyn uiterfte wille begrepen is, r, welk door den Secretaris in dorfo van 't verfloten teftament of difpofitie gefchreven en by de twe Schepenen (of eiders na. ,, couftume locaal) gezegelt en geteikent zal worden. Daar  400 Partis 'Secünd* E6 Daar tekens nu is dit befloten teftament gepaftèert ter plaatze " 'daar 't voorff: ftatuit vigeert, in dorfibj twe Schepenen bezegelt cn neffens den praffenten Secretaris getekent , maar de verkiaringe of fuperfcriptie zelfs gefchreven door den zoon van den Secretaris en niet door den Secretaris. _ Ende bygevolge kan dit befloten teftament niet geoordeelt wórden te zvn conform aan 't voorgeftelde prxfcript ftadregtens. 57 Gelet, dat niet alleenlvk de woorden door den Secretaris gefchreven wo,den, in haar zelfs klaar genoeg zyn en geen explicatie nodig hebben, ende ook nofiro tdiomate het woort fchryven in zyn SS eigentjyken zin betekent met z.yn eigen handt fchryven; Verba au' temfiatuti acctpienda funt in proprio fuo fignificatu vere & non fi£le. Gail. z. obs 80. n. z. _ Endfe ook anderfins de woorden door den Secretaris overtollig en 10 zonder eenig effeét zouden zyn, cum & alias lex civilis ad fubflan9 tiam teftamenti. oblati requtrat fcripturam l. 11. C. de tefiam. Et ta20 men flat uti verba ita expltcan debent , ne fuperflue pofita fint fed ut aliquid operentur. Menoch. cons y. Ai fidiceremus, inquit, hocfiatuZI' turn locum etiam habere tn dote prtjumpta , fequeretur dicendum , illa verbapolita in ftatuto, dare & tradere effe fupervacanea, & nihiloperari quod dicendum non eft. 22. Maar ook 't ftatuit zelfs met uitgedrukte worden genoeg te kennen geeft pracse te willen , dat den Secretaris die verkiaringe van den teftateur zelfs fchryve en niet door een ander late fchryven, als men maar lette, dat't zelve in den beginne ten reguarde van 't ingefloten teftament aan den teftateur permitteert 't fchryven oflaten fchryven van 't zelve, en aldus per verbum .vermogen (quod facultatis) aan den teftateur de keure geeft , of hy zyn difpofitie zelfs wil fchryven , of door een ander laten fchryven; . . Maar dat ft zelve in ft vervolg ten refpecte van de luperlcriptie der verkiaringe zodane keur aan den teftateur en nog veel minder aan den Secretaris niet overlaat, maar dien aangaande uitdrukkelyk pracise en abfotute ftatueert, dat dezelve door den Se«3. cretaris gefchreven zal worden : Welke woorden zal worden teoue acd&iones, debet, oportet, praceptumpre. fe ferunt, adeoque necefJitateminducunt ,ne aliter aut contra, quam pra'cnptum efl .fiat ,per textt. &DD. alleeat. apud Gorisad confuet. VeU cap.%1. art. iz.gl- * %• * — Gevol-  Cons. XLII. 401 'Gevolglyk, daar 't ffatuit niet alleen pre forma vereifl een ge- 24.fchrift, maar ook,in den fchryver uitdrukkelyk en nominatim requireert de qualiteit van fecretaris, zo kan daar aan door't fchryven van een ander niet geoordeelt worden voldaan te zyn , Si- 25-„ quidem, ubi ftatuto requiritur aBus cum aliq'ua qualitate, non.fufficit aïlus fné qualitate, fed ipfa qualitas fimul cum aBu probari debet. Gail. 2. obs. 48. in fin. Waar hier nog bykomt , dat ft ftatuit eadem oratione per copu- 2<5„ lam ende {qua copulat & conjungit antccedentia cum fequenttbus. Glojf. & Bartol. in rubr. ff. de jur. & faB. ignor.) determineert het fchryven van de verkiaringe in dorfo door den Secretaris, en 't zegelen en tekenen van de twe Schepenen: ende bygevolge^he verkiaringe even zo weinig door een ander als demSecretaris kan worden gefchreven , als dezelve door andere als de twe Schepenen kan worden bezegelt en getekent, Qua enim eadem ponuntur oratione, pari2J. formiter debent determinari. Mod. Pifior. vol. 2. cons. 21. ». 42. Zonder dat ik my in dezen zal begeven in een onderzoek, van 28. de reden en oorzaak, waarom het ftatuit pracise & pro forma fubfiantiali vereift het gefchrifte van een Secretaris en geen andere. > Namentlyk «f zulx is geftatueert na den aart van gerigtelyke 29. aóïen , die gezeit worden gépaffeert te zyn apud aBa (voor hoedane een tefiamemum oblatum gefchiet na de forme. van dit ftatuit gehouden wort /. 19, C. de tefiam. welke door den Secretaris gefchreven behoren te worden en geene andere. Siquidemfine allu-^o. ario in judicialibus nee judici nee alii credatur, uti ex Munfch. de aft. iudicial. cap. 3. n.z. refert Barbos. in loc. commun cap. aftuarius.%. 13. Ubi plura habet de aBuarii necefftate, quo brevitatts caufa relatio: ut lx. proinde id demum infirurnentum nomen inftrumenti pubiici mereatur, 32. quod. per m.tnum public-am fcriptum, id efl, per manum aBuarii , qui efl perfona publica, uti in fimili differit Speculat. lib. 2. part. 2. $ 7. in printip. utcunque de partium con fenfu dr voluntate ab alio fcriptum fit. Viv. lib. i. decis. 48. Sicut ob id aftuarius aBis judicialibusdi- 33.' citur prafeBus a Carpzov. part. 3. decis. 201. n. 11. Quod igitur Stryk. deCautel. teftament. cap, 7. $.29. fcribit, *'« 34.1 teftamento oblato unum ex fcabinis aBuarii vices fupplere & teftamento injcribere pofte [ficuti id ipfum etiam Gloffa ad l. 20. C. de fd. inflrum. difplicet) juri & veritati confonum non eft, Cum is demum fcriberepof- jy. Ccc ftt,  Pautts Secund/e fit, cujus fides ad hoe juraio ehVra eft, non alius , ne ipfe judex Ant: Matth. de probat. ca? 4. n 1- & %. Imo nee ipfe Rex. Rebuff: ad conftit. Reo-. tr. de Chyrogr. & CeduL recogn. n 4, 2(5 Öf dat het ftatuit daar mede dc uiterfte fecretefle heeft in t 00e gehadt, dewelke voor zodane befloten teftamenten behoort bewaart te worden, als waar in doorgaans de teftateuren willen verborgen gehouden hebben, dat zy getefteert , zo wel als hoe zv gedifponeert hebben /. 21. C. de tefiam. " Of dat zulx in materia tam gravi & feria is geftatueert , quia feriptura fecretarii majorem habet auSioritatem quam alterius. Carpz.oz\ dr loc. n. XX. . 37- Maar 't rro^in dezen boven allen genoeg zyn , om zWeanfim dMutattdi uit de weg te nemen, dat het ftatuit tam fractie fpecifieè & expreffe het fchrwen van een Secretaris komt te vereiflen, het wefte ons 'alle verder onderzoek onnodig maakt: Cum jurtscenfittuti ratio invefihanda non fit nee reddi debeat. Fab. raüonal. ad l. 10. f. de legib. niet meer of min, als .men den wetgever zou mogen 38. vragen of reden zou moeten geven, waarom den notaris de adten voor hem gépaffeert wordende zelfs moet fchryven,'en met door een ander mag laten fchryven Novell. 44. cap. 1. §. 3. ibi per fe 20 caufam complere: Sic ut nee Tabellio agrotus per fubflitmum mftrumenturn formare poft. Gothofred. ibid. lit. 10. confer. cap. uit. §.ult. X. de offic. & potefl. jud. deleg. 40 Zonder dat aan dit requifyt ftadregtens kan worden geoordeelt ' voldaan te zvn door de ondertekeninge in war^/iw der iupericnptie met bygevcegde woorden nte prafsme ; Vermits voor eerlt die woorden en ondertekening van de Secretaris reet anders Uitleveren , als een blote verkiaringe, dat alles in zyn praTfentic is gefchiet, woedane atteftatie de fua prafir.tia in der daat mets anders in zig'begrypt, als eeneTiropele getuigenis van dat hy zyn zoon heeft zien fchryven en de Schepenen heeft zien zegelen en tekenen, het geene in effeófe cot het legalfteren van zyn zoons fchryven niets ter werelt kan doen. 41 • Siqwdem tefles , qui folummodo dieunt, fe fuife prsfentes, nihil eenfentur atteflari.deveritatenegotii in feriptura controverfa content 1 Harpr. ad § 3 & f. 4' Fnfl. de tefiam. ordin n. 15-9. 4Z. En dienvolgens'die marginale betekening van den Secretaris  Cons. XLII. 403 fub verbb: me prafente zonder eenige andere relatie ad fuprafcripta niet anders te conlidereren is, als eemmtdi nomims Jubfcriptioqu^in jure nihil operatur, Cum et ram in illis , in quibus fulfcriptio fpecialis 43* requirit ur dr fuffcit , necefarium fit, quod (ubfcribens tn fubferiptione attefletur, fuperfcripttonem fuoconfenfu , mandato vel fimil. fa tl om effe, en dat hy ab:o met zyn fubicriptie dezelve als voor de zyne erRent, uti multis auctoritatibus confirmat idem Harpr. d l. n. 149. - Maat* als men al eens per benignam interpretatianem {qua femperpro 44.-. vaüditate tefi.tmenti fumer.da ell l. 10. ff. de mojf. teftam) die ondertekening van den Secretaris zoude brengen en refereren tot .de fuperfcriptie van zyn zoon, zo zou alnog daar door in genen delen konnen worden geoordeelt het prasfeript ftadtregtens in dezen voldaan te zyn ; Quod enim eo cafu fubferiptio idem dicatur operari , quod holographum , 4 fr (of wel Clarus lib. 3. fentent. §. teftamentum quffi \\ n. 4 van gevoelen fchynt te zyn , quod ubi lex pró forma requirit , quod a'i- 46. quis manu propria fcribat, fufficiat fpecialis fubferiptio') ZO dunkt my nogtans buiten alle hsfitatie te zyn, dat 't zelve axioma alleen plaats heeft in eis , qua dependent a voluntate fubfcribcniis , quatenus ajj, fciticet is per fuam fubferiptionem videatur confentire in omnia, qua fuperfcripta funt per LL. & DD. allegat. apud Vultej. vol. i. confil. Marpur. 1 5. n 299. Maar dat dien 'regel, quod fcribere & fubfeibere paria funt (gelyk 48, alle andere regulen a paritate genomen , per ea, qua infra de aquipollentibus probatur) ten eenemaal komt te cefferen in materie van een gèprtefcribeerde ftatutaire forme, waar aan yder ad minimum punctum ufque verbonden is, Gail.hb. 2. obs. 19. n. 17. Gelet, dat en de naam en de zaak zelfs uitdrukken, dat fihry- ^ ven en onderfchryven nic-t een en 't zelve zyn in fubftantie , maar elkanderén gelyk zyn in certa aliqu'a qualitate , en daarom te regt wort gezeit, quod fcribere & fubfenbere paria fint enmet, quod finf eadem; Eadem' enim funt, quorum efi eadem fubfiantia , Similia verb , quorum funt diverfi termini , fed una ratio & qnalitas. Bald. ad /.o «4. ff. de legib. Cum iguur paria non funt eadem , fed in . fubfiantia & fiecie diverfa. Zo volgt, dat dien Voorzeiden regul geen plaats kan hebben in forma, Vermits de regten vcreiffen, quod forma fit adimplenda fpeCcc 2 cificèf  - ^ Partis Secundi cificè, hoe eft, in ipfa fpecie , quam lex prafcripfit. Fab. C. lik r. fif. 4.- ^f. 40. . ,. r . |I. Van gelyken heeft men een axioma: quod quis per alium facit, ipfe fecife cenfetur, als bekent. ' •Maar niemand, denk ik, zal zo verre komen, dat een befloten teftament door twe private perfonen bezegelt en getekent , zo bundig zal zyn als 't gene ex forma fiatuti voor Schepenen zelfs gépaffeert, en bv dezelve bezegelt en getekent is, al wilden die Schepenen ook duizentmaal tekenen en verklaren , daar toe laft o-eeeven te hebben : Cum judex formam , qua juris publici esl, mu- 5*" btare non potefl, als in fequenübus wort bewezen : En nogtans is hier voren reets aangemerkt, dat Schepenen en Secretaris yder in zyn " officie alhier parifirmitcr gedetermineert moeten wordem . 53. Te meer daar de Wetgeveren zelfs in dezen art, onderlcheidentlyk noemen, fchryven en laten fchryven, en daar van de vryheit geven aan den teftateur omtrent de difpofitie, maar geenzins aan den Secretaris omtrent de fuperfcriptie , als in prtcedentibus breder gededuceert is, quo relatio». 54. Waar nog bykomt het vorens gezeide, dat fchryven in prepno fignificatu denoteert fchryven met zyn eigen hand, en niet door een ander laten fchryven cn dan tekenen; Atqui forma debet impleri pr oprit verè & non per aclum fittum & improprium. Tiraquell de tegib. connub, glojj. 7. n. 188. ubi notanter 55- addit. Certe etiam ubi expreffe rei cu,uspiam eft., de forma non jujjtcit, eam fieri per relat, ad aliud, per DD. ibid. cit. utcunque alias paria habeantur quid fpecifice exprimere vel per rtlatimem , Reyn. SlXtin. vol. 2. Confil. Marpurg. cons. 8. n. c. & DD. ibid. alleg. *6 En om dezelve redenen cedeert ook in dezen den regul de &'' quipollentibus.- want daar anderzins in regten nihil refert , m fpecie quid an oer atquipollent fiat , zo-cedeert nogtans zulx m forma , quas per aquipollens non adimpletur. Fab. dill. loc. Mev. part. Z, decis. Z^Z. in not. n. 13. Carpz. hb. 3. refpons. tit. 8. refp. 8y. n. 14. & feqq. nee enim tale eft-, quod pro tali habetur,. inquit glofta in l. 207. jf. de verb. fign. *j Behalven dat in hac nofira hppothefi de fubfenptie van den Secretaris niet kan worden gedebiteert vooreen<«-f«/>e//f»jvandefchrifture der verkiaringe zelfs, niet. alleen wegens de. inconyenien- ten,.  Gons. XLII. 405 ten welke daar uit zonden vloeien, wanneer het een Secretaris geroepen wordende bv een teftateur, zou vryftaan zyn zoon zynde een privaat en onbeëdigt perfoon met zig te nemen en te zetten by de Heeren Schepenen, om de pen te VDeren , ofte ook anderzins denzelven die fuperfcriptie te laten fchryven. Ceffat enim regu/a aquipollentium , quando infurgtt dnerfitasm ratio- 58; ne vel diverfus effettus. E verhard, in Topte, loc.iou n, 18. vers: tertio: ten tweden zo mag men niet twyffelen of de Statuenten hebben cm goede inzigten en beweegredenen, ft zy om voor zodane difpofitien de uiterfte fecreteffe te bezorgen, of om andere voorff: meer, goetgevonden preteest te vereiflen , dat de fuperfcriptie van een befloten teftament door de hant van den Secretaris en niet-van een ander gefchreven zou worden. Quoniam quod Jlatuentibus , ut obfervetur & Jit ordo , placuit non yö. fine aliquo myfterio & rationabtli caufa placuijfe cenfendum fit. Vant: de nullitat. ex def. proc. n. y+. waar in dienvolgens niemant eem- 60. ge verandering maken kan , etiamfi xquipollens alias foret mélius. Mev. d. I. n. 11. Tiraquel de retrqtt. Hgnag. $. 36. gl. 2. »• 5°- Het zy derhalven, dat'men deze nulliteit wil adfenberen aan de tefiatrix, zo is ft zeker, quod neme difpmens fuo arbitrto detfor-^U mam. Boer. dec. 1. n'. 44. Everhard. cons. zoi. ». 4 Siqutdenne-OZ. mo contra fubftantialia atlus poteft difponere, arg. I. 1Z. ff de pree ar Sed non fervatd forma prtfapta deficit ipfa fubfiantia & deficiënte^ fubfiantia deficit omne accidens & totus effeüus l. 1. C. de condul. eb caus Prout remotis contraBus fubfiantialibus remotus dicitur & ipfe contractm. Salie, in auth. faeramenta puberum. C ft advers. vendu. *' En"de wert hier door de Tefiatrix geen 't minfte ongelyk aangedaan als die zig zelfs heeft te imputeren , quod perttiores non confuluelit. Want ofwel anderzins de vrousperfonen in't begaan 64. van erreur in jure worden geexcufeert, zo hout dog zulx al wederom op in alle zaken de forme van een difpofitie concernerende , waaromtrent dezelve gehandelt worden als dilponerende manfperfonen: Porro, zeit Everh. in Topic. loc. 10. n. 8. unum me volo, te non ionorare ' quod licet error vel ignoranüa juris excufet muiierem et ruftimm quando non potuerunt confulere perttiores, tarnen hoe fallit m om, ' 1 ^ ccc $ »**':>  4og Partis Secundi „ibus, «M funt inducta pre forma actus, vM.qujp coneernunt rigor em judiciomm iriductum obpubltcam uttlitatim. Et hinc eft, quod fi muiier vel rufticus faciat tefiamemum et non adhibeat tot teftes , quot de jure reqmruntur ef'alia , qua funt mducta pro forma teftamenti, uato • quod omitteret per errorem vel ignoranttam juris, &. quod non potuiffet confulere peritiores, non propterea exewantur muiter veirufticus , imo aftus effet nullus, allegans gloff. fingularem in l. ambiguitates C. de teftam. . 'Twelk dan te meer zou vaftgaan, indien dezen gevalle mogt gebeuren in een plaats, daar de Teftatnx zig gemakkelyken yolkomentlyk van de forme eenes befloten teftaments hadt konnen doen onderrigten. 5• Ende zal dienvolgens nog minder veranderinge konnen geven, nog dit teftament eeniger wyze konnen behouden die claufule : ,, dat deze difpofitie zou beftaan, zo als dezelve na regten belt ' kan, al waren fchoon alle folemniteiten daar in gerequireert niet geadhibeert , die zv nogtans voor geadhibeert wilde ge' houden hebben, Eo quod claufuia omni mehon modo defectum folennitatis (die bv ons in codicillen en legaten dezelve is als in tefiamentis ita déis) fupplere non poftit Mollen ad conftit. faxon. part. 2. confi. 3 «39- pofi MneioL ibid. alleg. x< Dum nemo in teftamento fuo cavere potefl, ne leges in fuo teftamento C locum habearrt l. yy. ff de leg. 1. gu*r, , inquit Bald. ad l. 2. ». y C. ut in pofieft. legat. Numquid tefiator poffit difponere contra jus municipale Refpondeb ftatutum legis pr-avalere ftatuto hominis CyC Et notabiliter fcribit Everhard. iu Topic. loc. 10. » 2.^ Quod eft verum (fcilicet, 'quod non fervata forma actus fit nullas) etjatmft exereens ailurn in qua requiritur certa forma, dieat, quod vult , alium valere, pro ut mélius valere potefl, & fic, ft non va/et, quodago, ut mgo, non valet, ut valere potefl, quando defect us esl in forma, utjroihds non ex coritatione ex propofito tefiatoris, fed ex reguiis juris flatuendumfit, an tefiamemum formam habeat perfectum, nee ne. d. I 4. ff. qui teftam. f ic. poff. 67 Het zy , dat men dezelve nulliteit wil toefchryven aan den Secretaris ,*zo -is 't even zeker dat daarom evens wel 't teftament is ten eenemaal nul en van geen ft minfte effeö, niet minder of anders, dan wanneer een der Schepenen zyn zegel of ondertcke3 nmg  Cons. XLII. ( ^Qy. ning hadt verzuimt daar onder te dellen 0 als wanneer immers niemant de nulliteit der difpofitie zou tegenfpreken, Eo quod forma fit juris publici , quam protnde nee judex nee pars pro parte aeceptare, pro parte refpuere qneat. Rebüffi ad confitt. rer.-tr. de confuetud. art. 2. gl. 12. n 26 Surd. cons. 318. n. 8. Et hocóS, •verum efl, etiamfi forme omiffio tendat ad faciliorem allus expeditienem. GlotT. in Cap. folet. 2. de fent. ex comm, in 6. Snrd. dec. 268. » Q. Imo quod magis eft , etiam li actus Jit ge/lus prater licet non contra for- 6o, wam , etiam infavorabilibus & pia caufa , uti poft Bart. docet idem Surd. d. decis. 268. n, q. idem quod Everhard. d. loc. 10. n. 2. in fine adjirit: eo cafu , quando a jure vel ab homine datur certa forma , paria efte agere diretle contra vel cttra , pet text. notabdemtn C. prudentiam. & ibi Panormit. in 4. notnb de ofte. delegat. Ende dat een zodane formaliteit, fchoon door een Secretaris veroorzaakt , nogtans infereert eene abfolute nulliteit der 't onregt gepaneerde difpofitie, zulx is niet onzeker aftenemen daar uit, dat de Regtsgeleerden traderen: Quod f tabetlio, prothocolla ya2 rius & ftmil. vitium aliquod cömmiferit, aflione tn fatlum ad id quod in ter eft, conveniri poffit Ant. Matth. de au tl ion.- lib. r. cap. iy. «. 86, add. Perez. ad tit. C. de tabul, n 10. In terminis leeft men by Strych^ de cautel- teftam. cap,2. §. 2 Et ,, has (puta folemnitates) nemo ignorare debet , qui teftamento'confcri- Jl2 bendo manum admovet, quanto enim majus NB. prajudicium adfer,, tur % tanto cautius efl agendum Novell. Leon, 109. Sin fecus fece- 72.. ,, rit ad intereffe conveniri fine dubio poterit aflione in fatlum ob dam,, num heredi per imperitiam datum. Welke adlie in fatlum ad interefe geen plaats kan hebben , indien een informele difpofitie daarom niet quam te vervallen , om dat defzelfs defect aan den Secretaris, Pröthocolhouder, en diergelyke imputabel is: neque enim vervolgt Siryck\. d. loc. medium ah*'7Ji quod fuper eJ , quo de feil us ejusmodi folennium rt'e fuopleatut. . En vervolgens is C. als erfgenaam ab intetlato na alle regten en regtsdifpofitien bevoegt en beregtigt geweeft om A. niet te er- 7-4^ kennen voor Executrix van 't zelve teftament, om redenen, datft ' teftament nul zynde vervolgens dat executeurfchap , als een ac- ceffoir  ^0g p a *. t i s Secundi' ceffoir van 't zelve teftament zynde'te gelyk moeft vervallen: cUm fublata principali corrunt & acceftorium, als notoir. ' Ende in tegendel had C. regt om zig zelven aantematigen het ^'b^zit en bewind van den fterf huize, de fteutels na zig te nemen, de begraffenis te bezorgen, en zig hem verder by die poffeffie te maintineren, vermits Jt overbekent is in regten , dat, wanneer een teftament laboreert aan zyne uitwendige forme door een zodanig o^enfchynlyk gebrek den heres fcriptus , executor vel (intik van de "poffeffie geweert en uitgefloten, en in tegendeel den hares legitimus (wiens regt in zoo'n val altoos levendig en werkzaam is) daar in toegelaten wexde.Wurmfer. praü. for. tit. 26. obs. 3. in terminis: fi confiet , difpofttionem pugnare cum difpofitione legis hares fcriptus repellitur Bmnnem. ad Tit, C. deEdilï. div.Hadu toll. n. iy. poft Cothmann. tbi alleg 76. Vt fic fuffieiat, quod tefiamemum fcriptum laboret tafi vit ie , quod 'fub fenfum cadat. idem Brunnem. d. I. n. y. Perez.. ad d. Tit. C. de edict. Div. Hadr. tolk n. 2. Et in terminis teftamenti oblati, quando ex tèfiamento apparet formam in jure praifcriptam nonfuifteobfervatam, tune cenfetur adefe vitium vifibile. Stryk. de cautel. tefiam. cap. 7. $.44,. pofi Richt, ad kult. C. eod. 77. hno etiamfi vitium non direüe tn oculos incurrat, fi tarnen in 'conttnenti doceri poft, reputatur id pro vifibili, hoe effctlu , ut impediatur immiffto in poffcffienem ex beneficia d. I. uit. Menoch. rem. 4. adip. poft. n. 750- ff*. Siehard. ad d. I. uit. n. 17. Hartm. Ptftor. part. 4. quafi. 10. n. 14. &c. _ _o Alleenlvk doen zig aan my in dezen nog deze bedenkingen op: Z0' Eerftelyt of ten minften dit teftament niet behoorde te beftaan als een teftamentum nuncupattvum , in quo omiffio feriptura non filet vitiare, faltem de jure Romano. §. 14'. tnft. dc Teftam. ordm. l.ZU §. 2. C de Teftam. 80.* En ten tweden of in den gevalle (waar van egter niet gemformeert ben) dat C. bv dit befloten teftament door B. iribgt zyn geinftitueert tot hare erfgenaam, C dat teftament verwerpende en zig gedragende als hares legitimus niet verpligt is aan de refpeótivelegatarien hare legaten te praefterf n ex Tit. f.fi quisomiff. caus. teftam. 81 Maar omtrent 'f eerfte dient 3 dat die vrage eerft als dan haar 5 over-  Cons. XLII. 409, overweginge kan meriteren, wanneer den teftateur zyn teftament geheel en al aan Schepenen en Secretaris viva voce heeft genuncupeert en verklaart, en by abuis circa fcripturam yts geomitteert is, als te zien by Voet ad tit. jf. qui teft. fac. pojf. 'Twelk alhier geheel anders is, daar de tefiatrix haar wil niet aan Schepenen heeft geopenbaart en te kennen gegeven , maar alleenlyk verklaart dezelve in't veiftoten papier begrepen te zyn, zo als ook in teftamento jcripto & oblato geen verdere nuncupatie nodig is, Stryhj de c aut el. tefiam. cap. 4. n. 7. En alzo ore & fatlo heeft betuigt, fe in fcriptis é'per oblationem veile teftari: in welken val plaats heeft , quod potuh non voluit, & quod voluit non potuit. arg. /. 1. ft. de jur. codicill. add. poft Graf. & Peres. Voet. d. I. Et ita a fenatu decifum teftatur Chrifi tn. vol. 2. dec. 4. n. y. Betreffende die twede bedenkinge vind men in regten wel ge- ga'4. ftatneert, dat een hares legitimus teftamento etiam hares fcriptus, repudians caufam tejlati, Ó ex lege hareditatem adiens nthilominus legata , aliaque teftamento relilla praftare ccgitur tot. tit. ff.fi quis omiff, eaus: teft. Maar gelet, dat de legatarien in zulke val al haar regt moeten 83J deduceren ex teftamento ende 't zelve weikftellig maken actione uiUi ex teftamento. vide Voet ad dict. tit. ». 1. zo .valt ligtelyk te befluiten, dat zulx alleenlyk dan kon plaats hebben , wanneer 't teftament anderzins was volkomen en formeel, maar dat die difpofitie regtens moet cefferen en ophouden, daar een teftament, als alhier, ob defectum forma ipfo jure nul is.. Want in zodanen cas van nulliteit kan een hares legitimus niet §4, gezeit worden caufam tejlati tc verlaten, qua hic nulla efl, nog de legatarien enige aclie esn teftamento t'e hebben, quod nullum eft. 1.12. C. de teftam In tantum, ut ncc ipfe imperator ex teftamento, juris felennibus deflituto, quicquam capere poff.t l. 22. ft. de legat. 2. I. 3. C. de teftam. ■ Meq leeft wel in Novell. 1 iy. cap. 3. & 4. dat een teftament g«. ex caufa imftciefi vervallende nogtans de legaten, daarin belooft, in haar geheel blyv<, maa*rdaar omtrent ftaat te remarqueren, 861 dat een tefiam ent urn inojpciofum niet ipfo jure nul is ? maar per que-2j. Ddd reLrn  4,0 PartïsSecundjb relam inofficiofiteftamenti gerefcindeert wort, puta , quoad liberos vel parentes & non ulterius. , r Vti totidem verbis leghur in cit. cap. %. Si autem hac obfervata non Puerint nullum ex hareditatis libens praj udicium ger.erari, jed quanium ad infHtutiotrtm hart duns pertinet, teftamento evacuatoad parentum haredhatem libero* tanquam ab inteftato e* aqua parte pervemre. t,t cap 4 ƒ autem hac omma non fuennt obfervata , nullam vim hujusmodi feflamentum , quantum ad inftitutionem htredum , habere fancimus , fed refcifto tellamento eis, qui ab inteftato ad htïeditattm defuntti vocantur , res ejus dari difponimus. 87. Invoegen-dat de legaten , quorum dies tempore mortis tefiatoris jam celÏÏt l ? $ I. f- quand. dies legat. vel fideic. eed txfecuta dem JL'ftione teftamenti, quoad inftitutionem haredis. geen verval onderhevig zvn, geheel anders dan , wanneer een teftament obdefe.lum forma, d qua demum fuum effe reeipit, in't geheel niet gefubfifteert 88 heEn dat is onder anderen mede 't geen de regten medebrengen, quod dcfellus forma ma,or fit, .quam mater ia Everhard mTopic, loc 10 n. 2. Mater ia, Piqutdem teftamenti efl divtduun.iquid , cum- ■ que inftitutio haredis & legata fint capitula diverfa , hac fubfifiunt, //eet illa deütiat, quoniam utile per inutile in dividuis non vtttatur. Forma 'ex diverfo e/l quid individuum & tota tn toto ac ma tn qua- ■^'libet parte confiflit, cujus ob id defeüus in minimo totum alium vtuat. Gail 2. obs. 10. «. 17. Surd. decis. 27.2. n. 6. atque idcirco ob non fervatamformam mum tefiam mum efl nullum non tantum quoad hJedis inftitutionem, fed & quoad legata etiam ad pias eaujas. Ltinl- , tin. vol. 2.- dict. dec. 4. «• 5. ubi plura. ao Siquidcm ex aetu qui peccat in forma, nee civtlis nee naturalis orttur èblifaüo Surd. dec. 26$ n. 9. in tantum , ut quis etiam proprio facto ipfo jure nulli contravtnirtqutat, Alexand. lib.2 cons. 93. n I& per eonfequens etiam hares facto defunctiFzb. C. hb.±. tit. 11. def.* \nnot.n. 2. Cravett. cons. 2CO. n. 7. Remkhtg. de Regim. fee. & eccles lib. I. elaff. \. cap. 10. n. I?. 01 Want of wel vele DD. willen louteneren, quod hares legitimus ft minus in foro foli, attamen in foro poli legata m iftiusmodi nudo teftamento rélicta praftare teneatur. vid. DD. quos eam in rem alle gat Harpr. add. §. J. & 4. Infi. de teftam. ordm, n. 28. zojieboen  Cons. XLII. 411 nogtans andere op veel beter fundament het daar voor gehouden, quod ille , qui tutus eft de jure civili, etiam Jit tutus in confcientid. Dit is zeker, dat die ratio naturalis, welke de teftament makinge fuftineert, in §. 40. Injl.de ver. divis. junfl. tit.Injl.de leg. fuf. can. 'to/l. de jure civili leit onder deze conditie, als [me qua non, ft forma d lege pratfiripta fervata (it. Cum fit indubium, quin poffit lege certa definiri, quo modo, quibus- 92. eurnque jolennitattbus adhibitis dominia rerum ad alium transferantur , ad hoe , ut ille modus ftriiltffime fit obfervandus , info lege fua prohtbitiva ipfam dominii tranfationem impedtre Mev. cd jus Lubec. part. t. tit. 10. art. 6. n. 82. welke conditie niet geadimpleert zynde, wTert een teftament gehouden als nooit in rerum natura geweeft zynde. Siquidem deficiënte conditione aïlus celebratus cenfetur rcfolutus abq7» ipfo initio l. 8. pr. ff. de peric. & comm. rei vend. linde ZO is'ton 94. mogel.yk, dat in een informeel teftament, ecu in non ente {cum id quod nullum est, pro co fit, ac ft nullemodo faSlum fuiftet Menoch cons. 230. «.13.) eenige obligatie ^a! fraftandd legata zou konnen rehderen. Vermits ex regulis juris civi'is en niet ex jure naturali moet wor 9y. den geordeelt, of een teftament beftendig is, fupra alleg. I. 4 ff. qui teft. fac. poff. cum teftamenti faïïio , quod ad fubfiflcnti-rm , quam habet d forma. fit juris civilis, DD. paffm ad tit. Infi. ff. & C de teftam. de naturali obligatione tradit ex profeffo Harpr. cit. loc n. 2q. Quod in teftamento minus fottmni naturalis obligatie fingi non poffit ,96". quippe, qua non nifi ex con fenfu oriatur, qui hic cc (jat , neque etiam uukfi contraxtfie de tndebitts ex nullo lefianunto prxftandis eet:fert queat, qui ex alia caufa & p/ane diverfo jure h fed publici juris fit. I. 3. ff, ?** teftament. ftutere poft. X»'*Z  Cons. XLIII. 4ry Quodque obfervatio juris publici privatorum vduntate minui vel tolliy. tiequeat l. I, §. 6. Cod- de latin. Ubert. tollend. & l 12. Cod. de teftament. Hinc teftament urn non jure faüum dicitur, ubi folemia juris deficiunt. g /. I. jf. de injuft. rupt. irrit.faij. tejlament. Imo nee tejlamenti nomen, nifi abuftve, meretur. I. Z- §. i.Jf. quem-g, fidmod aperiant. En op deze gronden fteunt ook de leere van Carpzov. part. 3. defintt, 24. num. 4 niet alleen uitdragende: Quod forma fubflantialis in tefiamentis ad unguem fit obfervanda, 1C, Nemaar ook , quod necjuidem a judicc remitti queat. Dermaten , dat vermits voor al een teftament ten aanzien van 1( zyne uitterlyke forme is een atlus individuus, qui pro parte valere j & pro parte non valere nequit. f. Harprecht. ad §. f. Irift. de Ftdejuffortb. num. 27. & DD. ibid. Derhalven daar uit evident is, dat het teftament in quseftie ter oorzake van de nu gemelde omiliie na rechten niet fubfifteren kan , maar in 't geheel vervallen moet. Zonder dat daar tegens in aanmerkinge zoude kunnen komen, Eerjtelyk^ Dat, offchoon de fuperfcriptie indorfo van het voorff: teftament flaande, niet door de Secretaris, maar door defzelfs zoon gefchreven is, nogtans zulx niet gefchiet is buiten fpeciale laft en authorifatie van dien Secretaris. . En dat daarom de zaak niet anders geconfidereert zoude moeten worden, ah of dien Secretaris zelve de fuperfcriptie eigenhandig gefchreven hadde. Cum quod quis per alium facit, ipfe feciffe f2. cenfeatur. l.ZZ. §. i.jf. de liberal. caus. I. 1, §. 12. ff. de vi Cr vi armat. et l. 6- §. I. ff. de precar. En ten anderen, dat ook in alle gevalle dien Secretaris die aefte van verkiaringe of fuperfcriptie ondertekent heeft. En het regtens is, epnod paria lint manu propria fcribere inftrumen- ïj.« turn , vel ei manu alterius fubferibere. arg. princip. Ins~l: de empt. vendit. I. 6. §. 1. ff de edend. I. 5*0. ff. de acquirend. vel amittend. h&redit. I. 8. 1 y. ff. quib. mod. fign. vel hypothee, folvit. I. I. §. l. ff. de conftit. prttuip. Cum  Partis S j t t H i I j4. Cum fubfcribens feriptura aliena manu''exarat* cenfeatur proprie & virtuuliter fcrip/iffe omnia in tfta feriptura comprehenfa t. ïy. §<2. ff. ad L. Cornet, de fats. i ï*- Idecque fubferiptio idem plane operetur quod feripturapropria. Muller. *d Struv. Ttt. jf. de Fid. infirument. thes. 24. En dat die ook de reden is , waarom verfcheide Regtsdoc- torën aangehaalt by Antbonius Gabrïélius hb. 1.' de prafumptionib. conclus. 3. num. 34- vaftftellen. 16. Quod Notarius poffit committere infirurnentum fcribi per alium, 'modo ipfe fubferibat. Want tot verval van .deze rationes dubitandi ftaat aan te merken; 'tj. Eerftelyk dat of het wel veeltyts waar is , pofte quem per alium, quod potefl facere per fe ipfum.cap. 68. de Regul. jur. in 6. Et quod facit per alium perinde effe ac fi faciat per fe ipfum cap. JZ, tod. ï8. Nogtans dien regul in verfcheidene gevallen zyne uitzonderinge komtte lyden , en wel in fpecie dan , wanneer deze of geene verrictingen, als in het ftibjecte cas het febryven der aófe van fuperfcriptie by eene wet of ftauit ob eleVtam fidem aan ymants publicque functie bèpaaldelyk gehegt, en ad filennitatem atlus gedemandeert is. 19. In woedanen val het niet geoorlooft is buiten fpeciaal confent van de Hoge Overigheit zig te bedienen vicaria alterius opera of een ander te fuhftitueren l. uit. ff. de Offic. ejus cui mandat. eft jürisdiê. I. I. & 1.2, eod. de fentent. ex pericul. recitand. I. 2$. §. I. ff. de adopt '. l. 13. §. 12. & l- f>ft Cod. de proxim. facrer. ferinior. & Carpov. part. 3. Con/lit. 3, definit. 24. n. 8. En hier op is ook gegrontveft de leere van Cardin: Tufchus prablicabil: conclus. lit. f. conclus. icy. num. 1. medebrengende: 2o Quod officiales ex publico eleüinon exerceant officium per alium , Quia ' muntts publicum eft perfon.-tle. Al 't.welke in het casfubjeil des te fterkermoet opereren , om 2,1. dat het vooraangetogene artikel der ordonnantie op de rtftametpti fié~Üe zelfs duidelyk onderfcheidt tuften fchryven en laten rchryv»n. Als latende aan de eene kant aan een yder, die bybe'floten teftament over zyne goederen wil difponeren , wel toe zyn teftament zelfs te fchryven of laten fchryven. Euog  C o x «. XLIII. 417 Edog welke magt aan de andere zyde aan den Secretaris ten zz, opzigte van de te fchryvene verkiaringe of fuperfcriptie in dorfo van het teftament niet gegeven werd. Nadien daaromtrent bepaaldelyk word geprsefcribeert, dat door hem die verkiaringe of fuperfcriptie gefchreven zal worden. En mitsdien daar uit apert is: Quod kas fcribendi vices in ipfius 2.2,* filius perfona legifiatotis'voluntas ccnclufirit. arg. /. 1. f. O. Cod. de eaduc. tollend. Al waaromme met regt befloten werdt, dat tot validiteit van het teftament in quseftie de in dorfo ftaande verkiaringe of fuperfcriptie alzo noodzakelyk door den Secretaris zelve gefchreven hadde moeten worden, quam miffa apud Pontifcioi celebratur a folo 24, Prcsbytero. En wat nu aanbetreft het twede, dat in alle gevalle de Secretaris die ac~te van verkiaringe of fuperfcriptie heeft ondertekent; En daarom volgens de hier voren bygebragte regtspaffagien de zaak in diervoegen opgenomen zoude moeten worden, als of dien Secretaris werkelyk die geheele acfe eigenhandig hadde gefchreven. Zo zal die objectie ras moeten vervallen, als men maar flegtS2 5'. attendeert, dat, eigentlyk gefproken , eene acle te fchryven of die te fubferiberen geen een en dezelve, maar twe byzondere en van den anderen verfchillende daden zyn. En gevolglyk dat het alleen is fitlionejuris, wanneer gezegt wert, 2& Quod fubferibens feriptura aliena manu exarata cenfeatur proprie dr virtualiter fcripfifie omnia in tfla feriptura comprehenfa. Waar uit dan verder moet difflueren, dat, vermits aan de eene kant het meergemelte artieul der Ordonnantie op de teftamentmakinge uitdrukkelyk pro forma fubftanttali, fine qua aBus fubfiftere nequit, requireert: Dat die aldaar voorgefchreve verkiaringe of fuperfcriptie in dorfo van een befloten teftament door den Secretaris zal gefchreven worden. En het daar en tegens aan de ander zyde in regten meer dan kennelyk is j Quod verba fiatutinon fiBc vel civiliter , fed naturaliter, uti verba 2y> fonant, & ut litera jacet, fint intclllgenda l. 4. Cod. de his qui venh-m Eee At at.  ^,3 PAPvTIS'SECüNDiE eet at. impetr. /. I. §. 20. ff. de exercit. aQion. I.69. ff. de legat. p Mcv. pirt. 7. decis. 253. num 3. 4 & y. & Gail. hb. 2. obs. 33. obferv. 79. num \.\ & f- 2,8 Ideoque forma a lege municipali prafcripta impleri debeat proprie & verè, f> sok per alium fillum & improprium , etiamfi aquipollentem. Bald. /. 12. ff. qui teftament. facere pof, Charondas Refpons. du droiU Francais liv. \i. refpons. 2(5. et Barbos. in Thefaur.« locorum, commun: verbo Forma. axiom. 11. 29. Quia verba ft at uti lo'quentia in cafu vero non extenduntur ad cafum fillum. Coftal. ad l. 3. §. hac verba ff. de negot, geïl. Het diehthalven van zelven ipreekt, dat in het cas fubjecl die 2,0. rechtelyke fictie, qua fubfcribens habetur pro fcribente, geen plaats kan grepen, maar gelimiteert en bepaalt moet vorden tot gevallen ubi feriptura non reifuir.it *V pro forma fed düntaxat ad f adherent probationem. Als wanneer het om het even is, door wie een indrumentgefchreven zy, als hèt maar ondertekent is. 3i. En deze diftinclie en urtzondcringe werd totidem verbis gevonden by Rebujf us tr.tclat. de chirogr aphor : & cedull. recognitwn. num. yy. Quando , inquit, feriptura requiritur pro forma tune fubfcribens non habetur pro fcribente, En hier mede ftemt over een de leere van Arctin. in l. 126. § 2. ff. de verbor. oblig. col. 3. verfic; jèd ad illum. 22 En aanbelangende het derde, dat na de leere van verfcheide 'regts DDre.11 de notariffen, met wier fundie die van de fecretarien veel affiniteit in dezen fchynt te hebben , het fchryven van een teftament, of ander inftttiment aan een clercq of ander privaat perfoon zouden mogen demanderen, mitst zelve ondertekenende. . Zo word voor eerft het zelve gevoelen door veele, zo niet de meefte wederfproken. 33. Als onder anderen door Alexand. lib. 7 confil. 104. num. 4. Natta vol. 1. confil.22\. num. ?• en andere Regtsgeleerden meer aangetrokken by Antonius Gabrielius citat. lib. 1. de prafumpticnib. concl. 3. n 24 en by Mafcard. de probaümib, vol. 1. conclus. 4. mm. 9. &feqq> £a  Cons. XLIII. 479 En zulx op fundament, Q uod publicis aclibus privata {bruitia non debeant commifceri, juxta l. 2. Cod. de Tabujar. Als ook aucloritate Gloffiz ad ditl. lib. 3. & ad Novell, ^.'cap. ' i. medebrengende: fhftod ipfe tabularius infirurnentum fcribere nee alii mandare debeat'; En ten andéren handelen die eerftegemelte Regtsgeleerden en 34, Doctoren bepaaldelyk van het cas, wanneer by ftatuit nietnominatim is gepnefcribeert , dat zodane Inftrumenten door de No~ tarirfen gefchreven zullen worden; Als erkennende , dat anderzins die voorgefchrevene uiterlyke forme, als fubftantieel en aan het inftrument het wezen en de effentie gevende , ftiptelik nageleeft zoude moeten worden , en dat als dan de fubferiptie tot homologatie van die inftrumenten niet genoeg zoude zyn. Gelykerwys dit onder anderen afgenomen kan werden uit het geene verhandelt werd by Mr. JandeFrefne enfin journal desprincipale; audiences dn Parientent torn. 1. liv. 2. chap. 99. Alwaar de nulliteit van een teftament gefuftineert zynde, om dat den Notaris, fchoon prsefent geweeft en gefubferibeert hebbende , egter het zelve Inftrument niet zelfs-gefchreven , maar daar toe de hand van zyn clerq gebruykt hebbende, vervolgens verhaalt werd, dat op die objectie geantwoort wierd. Que la coutume «' afirojgnsit poinll le notaire a êcrire le teftament de *>K fa main , Qtf U fttffifoit, qu' il etoitprefentpour le recevoir , c ell a dire, le relire, le corriger & figncr , que comme il falloit accomplir la coutume exaïiement en ce qu elle prefcrit; qu1 au ft qu1 il ne falloit adjoufier des for mes , qn elle »' avoit poinéi commande , comme l' ccriture precife de la main propre du Notaire. Invoegen dat, dewyl alhier geverfeert wert in een geheel an- 57, der cas, namentlyk alwaar by ftatuit pro forma fubfiantiali nominatim gerequireert word, dat de fuperfcriptie in dorfo van een.befloten teftament door den fierctaris zal gefchreven werden; En dat by het paforen van het teftament in .quaeftie aan die uitrerlyke forme niet ftiptelyk na de letter is voldaan. Het welk nogtans tot beftendigheit van die difpofitie hadde moeten gefchieden. Cum ne uno quidem apice a forma flatuti dcfiendendum fit, habcat- ^g, Eee 2 que  420 P A i t i s Secundi que bic locum, quod de formuhs romanis dici folebat: Quicadit fyllabd, Cadit caufa Sande de probibit. rer. alienat. part. r. cap. i. §. 75. 39. Het derhalven onbeweeglyk Idyft vaftftaan , dat het voorff: teftament als laborerende vitio vif.bili ipfo jure nul ën kragteloo?. is, En dat het zelve vitium niet verftaan zoude kunnen worden geheelt en weggenomen te zyn door des Secretaris blote fubfcriptie of ondertekening. 40. Quum forma a lege municipali prtefcripta non poffit adimpleri per étqu.'pollens , etiamfi illud forct melius requiftta folemnitate. Mev. in Cod. lib 4, tit. 5-4. decis. 11. n. 11 & 14. Quoniam illa , quue ad formam fpeftant, abfque aliquo myfierio & ratknabilt caufa introduci non confueverunt. Vant. de NulUt. .ex defect, proc. num. 5-4, 41. Al waaromme het dan ook onnodig zal zyn alhier na te vorfchen de reden, waarom juift door een Secretaris de fuperfcriptien van de befloten teftamenten gefchreven moeten worden, zonder daar toe eenes anders hand te mogen gebruiken. Aangezien het genoeg moet zyn , dat doorgaans van ingevoerde u'tterlyke folemniteiten , zo om dat die merendeels arbitair zyn , als ook om dat die veeltyts fteunen op verborge politicque inzigten, geene andere redenen gegeven kan worden, quam quod ita legif.itori vifum fuerit. 42. Wordende ondertuflen, wanneer de wet zekere folemniteitof forme praefcribeert, defzelfs verbindende kragt tot nalevinge niet * weggenomen , offchoon men juift niet zien kan, dat daar door eenige meerdere kragt aan een acte word bygezet. Cafpar. Tbeodor, Summerman ad Pan de ft. tit. de legib. $.41. & Vlric. Huber. in ennomia roman, ad L. to ff. eod. 43. En hier van geeft zelfs het aangetogene artikel der Ordonn: op de teftamentmakinge een doorflaande bewvs aan de hand, Geconfidereert het zelve omtrent het pafleren van teftamenten, boven en behalven de onderteikening van fchepenen, mede derzelver bezegeling vordert. Daar het immers zeker is , dat die ondertekening alleen genoegzaam zoude zyn, om van de waarheit van het gepaneerde ten vollen overtuigt te wezen. 44. Behalven, dat, zo het daar op aanquam, men niet zeer verle¬ gen  Cons. XLIII. 421 grn zoude behoeven te zyn , rm uittevinden de reedejp , waarrm den wetgever fpeciaal gewilt heeft, dat de verkiaringe of fuperfcriptie in dorfo van een befloten teftament door een ftcretaris gefchreven ?al worden, zender daartoe de hand van een privaat en onbeëd'gt per/ren te v ogen emploieren. Want wie kan tog onkundig zvnp Lat de teflamenten niet alleen befloten gepafleert worden , met dit inzïgt, op dat derzelver partici here-.inhoyt piovifloneel voor de praffumptive erfgenamen verbrtrgen zoude blyven. Memaar ook dat die teftateurs, om met die priEi'ürnptive erfgenamen ab inteftato by haar leven in geen oneenigheit cn openbare vvandfehap te geraken, zo zy hare difpofitie niet wilden veranderen, zelfs gaarne gefecreteert zien, datze teftament gemaakt hebben. Alzo immers de teftamenten, hoedanig ook derzelver inhoud moerte wezen, altoos ftrekken tot prtejudicie van de fucceffie ab inteftato. En daarom die prsefumptive erfgenamen ab inteftato ftrax en aanftonts zo om haar ongenoegen te tooncn, als om onophoudelyk op de revocatie aantedringen, aan het woelen zouden geraken , zo dezelve by uitlekkinge gewaar wierden, datter teftament gépaffeert was. Waar voor veele teftateurs (om te fpreken mpt de tale van45V den Keizer Theodofius en Valeniinianus. lib. 1. leg. Novell. Theodcs. tit. 9.) zodane affchrik , ne facultatibus fuis inhiantesoffendant, heb1ben , ut int eft at i mori potius mallent, quam cuilibet fua fecreta committere. Siquidem talis efl hominum natura , ut quorundam ftdem intelligant eligendam , aliis nihil credendum exiftiment. Om voor welke fecreteffe dan zorg te dragen en zelfs te beletten , dat het pafleren van een befloten teftament niet ge releveert zoude worden , Zo heeft den wetgever uitdrukkelyk gewilt, dat de nodige fuperfcriptie in derfo van een befloten teftament door een Secretaris, als zynde onder cede van fecreteffe, gefchreven zoude worden. Welke fecreteffe niet bereikt zoude konnen worden , maien. Eee 3 hst  422 Partis S e c u n d /e het aan een Secretaris gepermitteert was, om tot het fchryven een' vreemt en privaat onbeedigt perfoon te mogen gebruiken. 47- Zodanig dat, hoe men de zaak ook went of draait, wegens dc • omilfie van gepraefcribeerde formaliteit het teftament in quseftie nóódzakelyk voor nul en kragtcloos gehouden zal moeten worden. /. 4,. jf qui teftament facere pojf. 48. Zonder dat hier tegens eenige contemplatie zal konnen verdienen, dat de voorff: omiffie niet aan den teftateur geimputeerr zoude kunnen worden , * En het daarom hardt zoude zyn*, dat defzelfs uiterfte wille door de faut en muflag -van den Secretaris buiten effect geftelt zoude worden. , (ïeconiidereert tot verval van die objectie een yder ligtelyk kan merken, dat, zo dit argument ftringcrende was, men dan ook op dezelve wyze zoude konnen raifonneren, indien by voorheeft een Schepen hadde vergeten zyn naam te tekenen of d' ade te zegelen. Woedanig defect van het een of ander nogtans niemand zal m twyffel trekken, of zoude van die uitwerkinge zyn, dat fchoon zulx ook niet by den teftateur was toegekomen , 't zelve des niet te min eene nuditeit van zo een teftament kwam te importeren. 49. Dergeftalt dat door dit argument het gebrek van eene folemnitcit gefuppleert , nog een imperfect teftament daar door perfect gemaakt kan worden. Als moetende, om te weten, of een teftament met dc vereifchte uiferlyke folemniteiten gépaffeert, cn dus voor pc:ket of imperfect te houden is, niets anders geindageert werden, dan of daaromtrent eene omiffie gevonden werdt ofte niet. En zo ja, zo is zodanen teftament ipfo jure nul , zonder ondèrfchèit bv'wie dc fchult van die omiffie mogte red deren. 'fo. En of wel men hier tegens verder zoude konnen inbrengen, dat evenwel de'/. 7. & l. 24. Cod.. de teftament. uitdragen , ff»« omifui vl error tabellionis imperitia vel defidia commjfus aheri nocere. vel tefiatoris voluntatem fubvertere necjutat- Zo zullen echter beide dietexten in deze geene de minfte verandering konnen bybrengen Gemerkt  Cons. XLIII. Gemerkt dezelve ingezien zynde duidelyk aanvyzen, dat aldaar bepaaldeJyk gehandelt word van het cas, wanneer omtrent : €e uitterlyke forme van een teftament geen gebrek gevondui wert; nemaar alleen 't een of het ander omtrenT den inwendigen inhoud vitio tabellionis geomitteert ofpra-pofierè gef hreven is. Als by voorbeelt; fi tabellio fcripferit Lucius, nee adjecerit hx- $Zl res effo: Tune enim creditur plus nuncupatum minus fcriptum. I. i. §. y ff. de httredib. infiituend. V'l denique, fi vitio tabellionis prjepofieratio quadam in ordine fcrip- e±} tur* fuerit commijfa, veluti, fi infi nut io haredum poft leirutorum donationes fit fcripta, talis prapofieratio , et ft olim teftamentum vitiakat , bodie tefiatoris voluntatem nen fubvertit, quia hac in parte fufiininnus jus antiquum jam correxerat in §. 34. Infb. de Legat. Ln dienvolgens is hier uit 'manifeff, dat die aangetogene tex- ?a ren op het fubjeöe cas, alwaar het gebrek van het contentieufe teftament niet in den inwendigen inhout , maar in de uiterlyke forme, qua dat efie & fp'ritum rei, refideert, in geenderiei w'yze quadreren, of daar toe betrekkelyk gemaakt konnen worden. Gelykerwys dit ook wel ende te regt is aangemerkt by Sichard. --. in Cod.-ad ditl. I. 7. Cod. de teftament. Alwaar denzelven , nadat hy vooraf nmi. 1. aangetekent hadde; quod cum hac lege 7. concordet ditl. I. 24.. daar opeindelyk num. 2. & 3. laat volgen deze woorden : Loquitur autem, inquit, hie textui non de quqvis errore commiffo a notario vel 'fe> iptore teftamenti: (fi- ideo re5le hie dicitur errorem non mcere, fi re tl e fit teftamentum condijum. Ex quo innuitur , quod loquatur de errore , cjui poffet. committi circa res, perfon.ts, numerum , pondus & in reliquis declfrativis voluntatis defur.Eli; non autem (Npta) loejuitur de errore, quo éft imiffa 'ah qua folennit.is legalis ; éjuia certe error circa pdmnitatcm noceret & vitiarct. Vt fi forte notarius ex flimaret falso , fuffecre fex teftes in teftamento, ^6*. item fubferiptiones & figillattones , ille certe error circa filennitatem totum teftamentum vitiaret per pulchram thcoricam , quam tradit 11 ald. quod in h:s, qutt funt intrr-dutla ad confervatiomm rigor is juris civilis, ut funt teflamentaria folennitates, error noceat , ita ut nee imperitia , nee rufticitas , nee etiam fexus fragi/itas alicui profit. En hier mede adflipuleert cok de leere van de Heer f. Voet in Commentar, ad Pat d. tit. defide infirumentor, §.3. en vmRiminatd. eenfil. 2C9. num. 36, et DD. ibid. Ah*  ^ Partis Secunde Alwaaromme het ter fubjeae materie om het quseftieufe teftament voor nul en kragteloos te houden genoeg 15, dat die*» «W/S " ftaande ade van verkiaringe of fuperfcriptie niet door den Seere* taris 't welk nogcans bv het meergemelte artikel der Ordonnantie o'p de teftamenti faótie , als de efcutia aftiis neminatim gevordert werd, niet gefchreven is. ■ . _ En dat voor 't overige alhier niet tedrfcutieren valt, aan wiens ^' verzuim die begane omiffie te imputeren zy. Alzo zulx den erfgenaam ab inteftato met raakt , voor wten het regt in inteftato werkzaam moet zyn, zo ras blykt dat een teftament met de nodige uitterlyke folemniteiten niet gépaffeert is. Zullende daarom het point, door wiens verzuim die omiffie begaan is, dan eerft in confideratie konnen komen, indien de geinterefleerdens in tvde en wyle haar regres tegens den Secretaris zouden willen nemen, en denzelven over nonchalance conveniëren. '-o Alles des te fterker moetende opereren, als men boven dien nog 5 aanmerkt, dat zelfs den teftateur omtrent dit verzuim niet t' eenemaal buiten fchult geweeft is. Nademaal denzelven peritiores hadde behoren te con luieren , cn na derzelver ingenomen advys den Secretaris verzoeken om de fuperfcriptie zelve te fchryven, of ten minften het teftament weer te rug ontfangende, daar by niet blindelings hadde moeten acquiefceren, maar die moeten laten examineren, om te zien'of alles conform d' ordonn: door Schepenen en Secretaris was geperfecfee.it. Bv al het welke nog accedeert, dat de zaak wat meer van naby befchout wordende, zelfs de ondertekening van den Secretaris in dezen niet eens gezegt zoude kunnen worden te ftrekken tot homologatie van de daar bovenftaande aöe van verkiaringe. Om 't welke maar flegts in 't voorbygaan te vertonen. Zo dient preliminair geattendeert te wei den, dat uit het meergemelte artieul der ordonnantie op de teftamenti faft'e genoegzaam klaar is, dat byhet pafleren van een befloten teftament een fecretaris twederlei funeftie waarneemt, als eerftelyk>, die van getuige met en neffens de fchepenen, voor zo verre een teftateur zo wel aan den fecretaris als fchepenen zyn teftament gefloten moet  C o n s. XLIII. 425 moet vertonen, met verklaringe dat daar inne zyn uiterfte wille begrepen is. En dan nog daar en boven afzonderlyk de functie van firiba, voor zo verre door hem die verklaringe van den teftateur in dorfio van het verfloten teftamentgefchreven moet werden. Het welk kortelyk vooraf geprfemitteert,-en voorts in aan- 6"o» merkinge genomen zynde , dat in het fubje&e cas de ondertekening van den Secretaris duidelyk zyne relatie heeft totdeeVen voorgaande woorden me prafiente, Zo kan daar uit wel geëvinceert werden , dat dien Secretaris als getuige op dien zeiven voet als de Schepenen een certificaat heeft medegedeelt, dat mede ter zyner prsefentie den teftateur de verklaringe daar boven flaande gedaan heeft. Gelykerwys daar van ook noodzakelyk moeite confteren, zoude het voorfT: eerfte requifyt derOrdonn: voor voldaan gehouden worden. Edog tendeert die iubfcriptie geenzins daartoe, omhetgeene door den zeiven Secretaris ter voldoeninge aan het twede requifyt van die zelve Ordonn: eigenhandig gefchreven had moeten worden, en hy nogtans door een ander heeft laten fchry ven, in qualiteit als Scriba te homologeren en voor zyn gefchrift te doen houden. Aangezien zo dit de intentie was geweeft, zulx fpeciaal bydie fuperlcriptie uitgedrukt hadde moeten werden , Michael Graf. lib. 2. receptor, fintent. artic. Inventarium hzreditatis. Qu&fl. 14. ». t. in fin. Te meer om dat die ondertekening van den Secretaris alleen flaat op zyne prjefentie , en die derhalven alzo eenvoudig is als de ondertekeninge der Schepenen. Welke rogtans niemant zeggen zal met dit inzigt gefchiet te 'zyn, dat die Schepenen daar door de bovenftaande verklaringe voor haar eigen gefchrift gehouden willen hebben. Tot een doorflaande bewys, dat hier zelfs geen zquipoïïem ge-? vonden werd van het geenc het ttatuit requireert, en daarom het defect nog des te groter is. _ * Hoewel het zelfs in het cas fubject niet genoeg zoude zyn , fchoon die ondertekening van den Secrqtaiis al als een aquipdUns aangemerkt konde werden. Fff Nade-  425 Pastis Secunds 61. Nademaal hier vorens uit de rechten is geadurueért, dat alle folemniteiten by een itatuit geprsfcribeert ad literum & in forma fpeeifica , en niet per aquipollentia geadimpleert moeten worden. 62. Het welk inzondei heit in deze Provincie van Gelderland omtrent teftamenten plaats moet hebben., wyl dezelve tenderen tot fubverhe van de fucceme ab inteftato. Welke nogtans aldaar,, om de goederen in de familie te confèrveren, altoos zeer favorabel gefchiet isgeworden, tot zo verre, dat ecrft in latere tyden de tcjiamenti f?ótie is ingevoert. En daarom billiyk ten aanzien van die Provincie gezegt kan werden , 't geene in betrckkinge van Vrankryk gemelt word dans le journal du palais, tem. tl. arret. dtt. 17. rnars. i68f. pag. 520. ,, Que les coutumes, qui generalementen toutes fortes de matieres font de droit êtroit , le font encore bien d'avantage en matieres des teftaments, paree que ces acres, qui vont a renverfer 1'ordre legitime des fuccefiions n' ont rien parmi nous , , de favorable c' eft auffi pour cette raifon , que nos coutumes 5, les ont aiïujettis a des formalitez rigoureufes , d'ont il n'eft pas permis de fe depai tir , a peine de nullitè. Et de la vient encore que ces formalitez ne peuvent eftre accomplies pardes termes equipoljens quelque rapport & quelque convenance 5, quils aifent avec ceux, que la coutumea prefcrits, paree que les termes portent par les coutumes dans cette matiere toutede ,, rigeur, fiunt verba legitima . myftica & typica verba. 64. Zodanig dat het niet allenig blyft valHtaan , dat wegens het voor{T: gebrek omtrent de uitterlyke effenticle forme het tsfta- • ment in quaeftie in fora civilïm\\ en kragteloos is. Nemaar is ook terlèns die nulliteit van dit gevolg, datzelfsden erfgenaam ab inteftato niet eens in faro po/i feu confidentie verpligt gekeurt zoude kunnen worden , om den inhoud van het zelve teftament te moeten opvolgen, per ea, qua Lite tradunt Puffendorf.. de jure natur. & gent, lib. 4. cap. 10. §. 8. & Strav. ad Pand. tit. 'qAi teftam. facere pofi. thes. 1 6. Eindelvk moet men hier nog byvoegen deze laatfie aanmerkinge, datfehoon, als egter neen, het zelfs eens twyffelagtig Was, of de dukgcmclte Ordonnancie op de teftamentmakinge ad juris fiolennitatem , dan alleen bloetelyk ad fidem faciendam quam. te - , requi-  C o n s. XLI1L 427 requireren, dat de fuperfcriptie in dorfo van een befloten tefta•ment doar den Secretaris gelehreven zal werden , evenswel en des onaangezien hefeerfte contentieufe teftament te doen caduceren, valtgeftelt zoude moéten worden. Om het welk in volle dagligt te (lellen zo werd vooraf ge-^^ prsemitteert : Eerftelyk dat de fitccejfio legitima van het naafte bloet zo billyk en natumiyk is,-dat-dezelve als zodanig is geëtabliffeert en geconfirmeert door de Goddelyke wet. Daar nogtans daarentegens den oorfprong der teftamenten0'ó". niet van een Goddelyke ordonnantie , nemaar ttnice en alleen van de wille der menfehen afgeleit kan worden, en daarom met regt gezegt mag werden, dat die wetten of ftatuten , welke de teftamenti fadie toelaten, niet anders als eene exceptie of uitzondering van die algemene natuurlyke wet, waar door het naafte bloed tot de fucceflie geroepen werdt. Ten tweden , dat ook de fucceilïe ab intefiato noodzakelyker0^?. als de fuccelïie teftamentair gefchat moet worden , omdatdelaafte in de menfchelyke focieteit gemift zoude kunnen werden , daar ter contrarie de eerfte van een abfolute necefïiteit is. Wyl immers na ymants dood zyne goederen nootwendig tot andere moeten overgaan , en de wet daar toe roept hetfnaafté bloet. En ten derde en laatftelyk , dat zigveeltyts verfcheide incon-<5g, venienten opdoen , welke ontftran uit de vryheit van erfgenamen na welgevallen te mogen verkiezen. Aangezien veele gepraevenieert door padie als anders eene quade keuze doen, welke aan derzelver mifflag geimputeert kan werden. Daaf egter in tegendeel mindere inconvenienten omtrent de fucceffie ab intefiato te vreezen zyn. En die'er voor't overige al mogten ontftaan ,'aan niemant geweten konncn werden , maar alleen aantemerken zyn , als toevallige gewrogten en gevolgen van eene regtmatige regel, welke men zelfs ziet Gebeuren omtrent de allerheiligfte wetten. Uit welke drie nu gelegde gronden ,. namentlyk , dat de fuo^, ceffie ab intefiato natuurlyker, noodzakelyker en aan minder inconvenient onderworpen is als de fucceffie teftamentair, waarvan het gebruik niet anders is als eene exceptie of uitzondering van Fff 2 dien  Fartis Secundje dien regul, welke-de erffeniffe toewyft aan het naafte bloed, dan ook billik deze illatie getrokken wort. Dat tn dubio de conditie der erfgenamen ab intefiato vooraf ongelyk favorabelder, als die van de geinftitueerde gehouden moet worden. 70. En gevolglyk datuitdieaanmerkinge, wanneer het maar twyf'felagtigis, of een teftament gemaakt zy fecundum fiolemnia jttrit of niet, als dan contra tefiamenmm & ±ro fiuccefilone ab intefiato gedecideert behoorde te worden. Gelykerwys dit uit de nu gelegde gronden ook breetvoerig beweert wert by M. Domat. Loix ciyiles dans leurs ordre naturel, torn. 1. part. 2. des fkcceffions §. 8. pag. mihi 505". & 506. 71. Hoewel dat deze laafte remarque alleen ten overvloei alhier gemaakt werdt, dewyl in pracedentibus duidelyk is aangewezen, dat de voorff: Ordonnantie op de teftamentmakinge wel degelyk ad fiolennitatem juris , en niet ad nndam probationem requireert, dat de fuperfcriptie in dorfio van een befloten teftament door den Secretaris gefchreven zal werden, en dat mitsdien alhier niet eens is een cafus dubius, ; % 72. Dermaten, dat de geprsefcribeerde uiterlyke folemniteit omtrent dit contentieufe teftament niet geobferveertzynde, hetzelve wegens die omiffie zodanig nul is, dat fchoon of zelfs daar by gedifponeert was ad piascaufias, evenwel en des onaangezien die dif- 73. pofitie niet zoude kunnen fubfifteren, cum jure eivili in teftamemis ad pias caufias xcjue ac in aliis plena fiolennitas vere defideretur l. 13. Cod de fi. Eccles. Neqtte hnjusmodi tefiamenta a rcliquis fielcmnibus apud nos elogtis fint dificernenda Rodenburg., de jure Conjstg. ïraü. pr*limm. de ftatutor. diver/ït. tit. 2 cap. 4. «• 11. Hoilant. Confiult. part. 3. vol. 2. confil. 163. & Htiber. inpreelett. ad Pand. tit. de teftam. milit. n. 7. Aldus (faIvo*rec1ius fentientium judiciu) gcadvifeert binnen Nymegen den 50. Odtobcr 1734. FRANS PALMERT. J. IV. de MAN. J. MIC H. ROUKENS, XLIV. ADVYS  Cohs. XLIV. 4*0 X L I V. A D v y s. Rakende diergelyke materie. En Hoedanig teftamenten volgens deftatutera van de vier Bovenampten des Nymefchen Quartier moeten gemaakt en gepaP (eert worden. S U M M i. TJaélunt recenfetur, i. * Getoetft en geconfereert aan en met de ftatuiten des Quartiers van Nymegen. n. 5Statutu ad unguem obfervanda \ 4. Pracipue in materia teftamenti. 6. Si vel minima in teftamento defit folennitas, inutile efï, quidqutd eo comprehenfum fuertt. 7. Statuitenvereifchende, datdetef- tamenten moeten worden gepaffeertvoor Rigter, ofStadthouder, twe Schepens, en Gerigt- A R I A. fchryver, wort daar aan niet voldaan, wanneer de Stadthoudcr te gelyk als Gerigtfchryver fun,geert; 8. Ofte by abfentie van den Gerigt¬ fchryver door een ander de fuperfcriptie gedaan wort. 9. Quod ex jimili Holland, flatuto itt condendis teftamentis recepto tllujiratur. 10. Feminis jus ignorare permiffiw. 11, Quare ex ejus probabili ignorantia ab expenjis litis excujantur. In zaken van bezaat en ontzaat tuffen Agnis Sibilla Riddel Aanleggerfe ter eenre , en Adriaan Memben Borgemr. der Stad Arnhem Verwr: ter andere zyde, voor. dezen wel Ed: Gerigte der Stad en Heerlykheid van Gent ongedecideert hangende : Gezien die Aanfpraak, Antwoord, Replycq en Duplycq , mitsgaders de documenten daar by overgegeven, voorts gelet,, waarop Fff 3 ia  Partü Shïkbe in dezen enigzins te letten ftonde; 't voord: Gèrigte met advy? van onpartydigeRegtsgeleerden doende regt, verklaar die AanWtfrTin "haren eis en conclufie niet te zyn ontfanke yk of gefundeert, den Verweerder daar van abfolvrrende en dat alzo by dÏÏanleUrfe is gedaan een quade bezathe, en by den Verwr: een goede ontzathe, de koften dezer procedure niet te min compenferende om redenen. Aldus by ons ondergeff- geadvifeert binnen ■ Arnhem den 22. April 1707. - " 5 C O £ T S. A N D R. van D A M. Redenen van de bovenfbande de- cifie zyn onder anderen kortelyk deze. •rvat de AanWèrfe in deze procedure haar uèc} en alleen fun*' D deert op een teftament door Antony Memhen in leven Capv tein ten dienfte van dezen Staat in haar faveur voor t Gengt van Gent gemaakt, waar van de copie fnb A. ter aanfprake is B^voraSs tuffen parthyen tnconfefioh, dat^den teftateurAnfcny Memben in de Heerlykheid Gent reforterende ondei c Amft van Overbctuwen tot zynen fterfdag toe heeft gewoont Dat ook gem: teftateur binnen die voorff: Heerlykhe d zyn teftament'heeft opgerigt en van zyne goederen aldaar zoeken te dl D«dientol«ens in'dezen alleen zal in confideratie komen, of die aaneetogene difpofitie is conform 'tLandregt der vier boven Arnoten ah zynde het ftamtm» loei , waar aan alle ingezetenen van't voorff: a'mpt en daar onder reforterende Heerlykhcden zyn - Dat aan't voorff ftatult zynde getoeft die difpofitie in quaeftie %an Antony Memhen, wy hebben bevonden, dat 't voorn: teftament is gedeftitueert van die reqmhten , welke t Landregt det vier boven AmDten des Quarties van Mymegen daar toe verent .  C o n s. XLIV. 43^ hier in onder anderen beftaande, dat diemeergem: difpofitie niet alleen is gepaffeert en overgegeven in abfentie en zonder bywezen van den Gerigtfchryver of zynen gefubititueerden ; IVlaar ook dat die certificatie (zig m dnrfo van die ei politie bevindende) niet isgefchreven van den Gerigtfchryver , nog van zyiengefub(litueerden, gelyk dit by Parthyen ten wederzyden wordt geconfefleett. Daar nogtans het Landregt der vier boven Ampten tit. 22. art', f. in terminis wil, dat alle teftamenten of andere üiterfte willen, in de boven Ampten en daar-onder gehorende Heerlykheden wordende gemaakt, zullen moeter», gefchieden voorden Rigter of defzelfs Stadhouder en twe gerigtfluiden , mitsgaders den Gerigtfchryver of zynen gefubftit neer den. En art. 9. ditl. tit. dat den teftateur zal vrvftaan zyn teftament zelfs te fchryven, .toetefluiten en zo toegefEten. den Rigter en Gerigtfluiden of Schepenen in tegenwoordigheid NB. van den Gerigtfchryver of zynen gefit bftitu eer den te vertonen , met verklaringe, dat 't gene in 't verfloten papier begrepen is zynen uitterfte wille zy. En dat die verklaringe geattefteert zal worden by een certificatie NB. gefchreven van den Gerigtfchryver, en ondertel^ent by den Rigter en Gsrigtsluiden of Schepenen. En nadien dan in regten kennelyk is , dat de ftatuten na de^. letter moeten opgevolgt en naargekomen worden, voornamentlyk, wanneer dezelve klaar zyn, 'als te zien by G-ail 2. obs. 33. n. 1. & 2, Dat mede een ftatuit iets pro folenr.itate aftus requirerende, pr°ffiU n, 4, ob rat, ibid, ne-, que  C G N s. XLVI. C A S V S POSITIE. AInwoonderfe van het Ryk vanNymegen heeft den 17. Febl • 1723- in denzelvenRyke vanNymegen een teftament gemaakt in praefentie van den Heer Burggraaf, eenen gerigrsman of Schepen, en den JLandfchryver des Ryks , welke gezeiden Landfchryver over gem: teftamentaire difpofitie mede heeft geftaan als nootfchepen, zonder dat ymandt anders of een vierde perfoon als gefubftitueerde Landfchryver praefent is geweeft> Nu bevindt men by de Prothocollen der teftamenten in gem: Ryke, dat'er behalven de teftamenten, die volgens den 5. art. tit. 22. des Landregts der vier boven Ampten voor dë vier daar by gerequireerde perzonen opgerigt zyn , voor dezen ook enige dog zeer weinige teftamenten voor drie perzonen, invoegen als hier voor verhaalt, zyn gemaakt. Oiüeritnr. Of gem: teftament van A. na de Landregten des Ryks van Nymegen kan fubfifteren, dan of het zelve is nul en informeel. Gezien.-. que per aquipoïïens, etiamji requijita Jo.ennttate rnelius, adimpleri n. 6. rat. n. 7. 3, Exempló formularum Roman. Qui cadit fyllaba, caditcaufa. 8» H'ptione a/ïimatur an inliturnen- 4„ turn formam habeat pub/icam Faber in Cod. S„baud. lib. 4. tit. \6. defin. 19. & 16. in not. n. 7. & def. zi. n, 1. in not. I i i j / Cum  .+ p A R T l S S E C V N B * ' »** fw>«« , ƒ«* fubfcriftii amhenticam faciat. Mafcard. de 5V***r. *» ^ 6 Smbferiptio nam^e fit ad conür- mationem & valUitatem eornm , fcrifta fmt , /e* que tnjcnpturainveniuntur. Felin. *« rr*ff. de fide tnftrum. c. z n. Z ubi pro ratione ait: Quod paria junt (ubfcribere feriptnr* per altum fcrtpt*, & ca mant* fita fcribere : cum nihil interfit fua manu qms mftrumentum firibat, an vero ei fubfcribat. per /. 8. §. non videtur x $. qmbmmodis ptgn. vel hypoth. folv. I. 39. ff. de Pign. aB. 6. Subfcriptio enim reprefentat totam fcnpturam , cm fubpcttur. Menoch. de arbitr. jud. queft. c: 94. H. 14. -,r .& 7. Cum fubrcribens cenfeatur virtuahter omnta fcrtpfffe, qua \ubjcnppt. Jul. clar. §. teftament. *qu*ft- 14- »■ 1 ■ ^ * ^ ^ $, ex imperfetto. Cod. de teftam. n. 28. , 8. Operamr nempe [ubfcripüo idem qnod holographum. DD. ad l. IZC. $. 2. ƒ. de ver*. 0%. tfew/»er. de fe/r*w. wf. 2- ƒ>• 1. 4' »' 'Veêenezo verre gaat, dat alzulken fubfcriptie zelfs van meer9'dere kfagt en uitwerkinge is ofte betere legaliteit aan alzulke: *ctens ofhTftukken komt te verfchaffen , dan de Ichnfture ofte pxaratie van dienzelve. , . . n 10. Sebbende'tzelveplaatszo wel in publycque als private mftrnmenden ofte gefchriften. . . , . Want wat de eerft gemelte aangaat wort zulx g^^ .^.^ ten contradictie geftelt in alle protocollaire en andeie judiciele extracten, refolutienen diergelyke publycque *den Als dewelke, fchoon in 't gehee a f'^ff*^ genhand van een Griffier , Secretaris LaUt-of ^ftulZ |c. gefchreven ende vervaardigt zynde buiten defzelfs fubfcnptïe in,regten niets opereren, nogte voor dugt.geen valabele extracten doorgaan konnen. . . Daar in tegendeel dezelve legaal ën in regten probant niet alleen, maar Jok daar en boven van alle andere re^elykeefieöen Behouden worden en ook zyn, wanneer met alzulkenfubfuiptie en authentifatie gemunieert bevonden worden, zymogendangefchreven zyn door de hand van den Secretaris zelfs of van zynen amanuen/is , clerq , copyft of ander vreemd perzoon , ja van wien men ook zou mogen wdlen. ^  C o n s. XLVIII. 455- De andere, te weten private aElcn en inftrumenten aanbe'lan- f'ri gende, kan alhier worden overgebragt, ende zeer wel te pafte komen 't exempel onder andere van hantfchriftelyke obligatien en aclens van fchultbekenteniffen. Dewelke, offchoorf geheel en al met de hand des debiteurs mogten zyn gefchreven , dies ongeagtet egter den zeiven tikt komen te obligeren, nogte van eenige kragt zyn3 wanneer door hem debiteur niet te gelyk mede eigenhandig zyn ondertekent. - Daar in tegendeel zodane fubfignatie daar onder wordende gevonden zulx *t jnftruraent valabel 'en den debiteur verbonden maakt, offchoon buiten die fubfcriptie van zynen naam geen letter of't minfte fchrift van zyne hand in't gehele inftrumenf gevonden wordt, maar dat't zelve ganfchelyk door een andere handt mogte gefchreven zyn. Gelyk dit uit de dagelyxe experientie aan een yder meer dan 12; notoir is, en daarom nader bewys zeer overtollig wezen zoude. Alle 't welke dan eens overgebragt wordende tot de fuperfcriptie op 't teftament van wylen Juffer Anna Everwyn, in cas lubject gevonden wordende, Zo volgt onzes eragtens uitJt voorff: van zelfs, dat die fuperfcriptie, fchoon vervaardigt door of met de hand van de zoon van de Heer Secretaris Gaymans na zyn wel Ed: belydenis , ten dage van de openinge der gem: difpofitie gedaan, egter door de onderftaande eigenhandige fubfcriptie van welgem: Secretaris zelve niet alleen van zyne naam, maar ook van die daar bvgevoegde authentiferende woorden me prafente daar voor gereputeert, dat is van dezelfde kragt , efficacie en regtelyke uitwerkinge , dienvolgens alzo voldoende aan de woorden en intentie van den geallegueerden 6. art. op 't ft uk van teftamentmakinge moet gehouden worden, als of dezelve verbotenus met de eigen hand van hem Secretaris zelve waren geëxareert ende gefchreven. Immers en in allen gevalle zou zulx dan nog op het minfte iji voor een tequipollente handelinge konnen worden aangemerkt ende opgevattet: acjuipollens enim fcriptio & fubfcriptie inquit Hopping in tratt. de jure figilt. c. I n. I2.f. &c. zAlcjuipollentia autem eodem plane jure cen'cntur. vide /. 22. ff. ad Set. Trebell. Nee refert, quid fiat ex tequipollentib/ts l. 3. C. d. Infi. & fubfi. L, fin. C. d. don, qux fub mod. Dit  4 Dit alles dan nog te meer obtinerende, wanneer men in aan,4,me7k nee n2mta?n de eene zyde dat de ordonnantie alleen meiKmge u Secretaris de verklaringe van ïï^ffift**™ 't teftament zal fchryven zonder daar by te voegen , dat hy 't neffens de Schepenen mede zal moeten ^InaïndTandere'zvde hier vorens aangetoont zynde, dat aan eenes Secmans fubfcriptie ofte ondertekemngemeefder kragt dan aaï zvn fchryven zonder ondertekeninge in regten wordt geattnbueert, zo zou daar uit fubfequeren, ' Dat de Heer Secretaris Gaymans ,n dezen aan t dnpofityf van de wet ruim genoeg, ja meerder dan de intentie van dienichynt te vorderen heeft voldaan gehadt. la zoude, wanneer men *t contrarie wilde fuft.neren, daaruit dan dit grove en tegens voorfchreve regten en redenen direct ftrvdende abfurdum voortvloeien : . ' btt namentlvk aan een fimpele eigenhandige , dogn.et ondertekent gefchrift meerder credit dan aan een dugt.ge en tot weikelykeSentifatie en legalifatie expres gedane fubfcriptie ofte ondertekeninge 't attribueren zoude zyn. . „ , Zulx dat bV nader gevolg hier uit openbaar wordt, datdatftellender mpeiiriptie door de hand van de zoon van gem: Heer SecietarSe^ op die voet en wyze als gevonden wort, geen dTS krenking in de validiteit van't teftament in quaeftie ^NrJd^X; mits voor't overige dugtig en wettig, dat is na de vereifte in-'en extrinficque forme by de gem: Ordonn: of andere Stads wetten gepnefcribeert bevonden wordende, zyn behoorlvk effed zal moeten hebben. . ,' Ove zulx de erfgenamen of legatanen daar by gebeneficeert , beregtigt zyn die fan haar vermaakte erffenis of legaten opte- 61 Ganfch anders zoude't zyn geweeft en by ons opgevat geworden bv aldien 't geciteerde Arnhemfe ftatuit pofmveo- verbis expreiïïs, Lm* ade, veluti pro forma efentiali quametedefideren dat de fuperfcriptie W gefchreven NB. met de eigenhand van de Secretaris. ^  Cons, XLVI1L 457 Zo en.als zulx gevonden wordt geftatueert by 't Landr: der vier boven Ampten des Nymeegfen Quartiers via. ibid, tit. 22. art. f. & p. Geconfidereert zulx als dan abfolute en flipte by poene van nulliteit hadde moeten agtervolgt, en geenzins per cequipollcns mogen geadimpleert worden. Als zvnde ons.-zeer wel bekent de difpofitie van regten medebrengende : quod forma prafcripta non potefi impleri per tquipollens j quctndo aliquid pro (olemnitate ailus requiritur. Quodque tune ei nihil addi vel detrahi pojft, cum forma dat ejferei. Chriftin. adLL Mechlin. tit. 17. art. 3. n. 16. & DD. ibid. citat. Et quod aquipollens non fujfciat, ubi certa forma a flatuto prafcriptA eïl. Boer. decis. 1. ». 45". •Decius cons. 446. n. 19. Ja komt't ons byexaminatie van't geciteerde Nymeegfe ftatuit en collatie van 't zelve met de meergeallegeerde Arnhemfe Ordonnantie, (dewelke voor 't overige in dit ftuk op 't Nymeegfe en volgcns.net zelve fchynt gefchikt , immers ten dele daar uit ontleent te zyn) zeer plaufibel en niet ongerymt nog onwaarfchynlyk voor; Dat de Heeren van Arnhem by 't ftatueren van deze bare Ordonnantie apparentelyk het gezeide Nymeegfe Landregt (gelyk doorgaans in Jt maken van nieuwe ftatuten wel pleegt tegefchieden met als dan ook andere naburige couftumen te examineren) als een voorwerp ter navolginge mede in'toog gehsdthebbende, dog evenwel by hare Ordonnantie niet"mede hebbende doen infereren , die aldaar gevonden wordende woorden met zyn eigen hand, Haar Ed: en Agtb: gcoordeclt moeten worden dit requifyt ofte deze formaliteit by gem: hare nieuwe Ordonnantie niet te willen geftatueert, nbgte in hare Stadt geintroduceert hebben. 'T geen anders met zulken kleinen byvoegzel van deze weinige woorden ligtelyk hadde gekunt. Immers het zy daar mede zo 't wil, het is ons tot ftavinge van dit ons advys en fentirnent genoeg , dat wy alzulken wille van den Legiflator by defzelfs Ordonnantie niet en vinden in expreffe woorden uitgedrukt , nogte ook dat wy dezelve uit die aldaar ervintelyke termen nootzakelyk moeten elicieren. Kkk Dus  Partis Secundi Dus daar op inconfulendo niet heeft kunnen worden geattendeert Ja dat meer is, indien men op zyn belt genomen al eens zoude konnen ofte willen {tellen een onzekerheit ofte duifterheit dezen aangaande in die voor aangetogene Ordorn: te refideren , Zo zouden wy zelfs dan nog na regten verpligt zyn geweeft om met relatie tot ce meergem: quasftieufe fubjecle difpofitie te moeten refponderen , opdat dezelve allezins fubfiftere en ftant crype. , . Favor enim ultimarum voluntatum exigtt, ut teftamenta omnibus virtbus fufiineantur. vide ratiocinationeslmperatoris in L. cum antiquitas a8- Cod. de tefiamentis. per tot. Interefi enim non tantum teftatorum , verum etiam rei public*, ut 'tiltim* hominum voluntates valeant & firtiantur effehïum l. Divus ff. de mil. teft. §. plane fnfi. Cod. I. Gallus. §. quod his. ff. de lib. & pofth. hered. & ibi gloffa in verbo utiiitatem. Coren confü. 14. & ibid. n.16. & feqq. Mantic. de conjebl. uit. vol. libr.%. tit. ij» én princip. Aldus by ons ondergefü geadvifeert binnen Zutphen den 27, Novemb: 1734. G. VERST EG E. F. R. van L A T H V M» X L I X. ADVYS INSTRUCTOIR vervattende Perfcbeide notahek tju/ Anfoemina in teftament0 curatorepro forma egeat ? III, 'De duplicata folemnitate in teflamento a pluribus in mid eademque charta condito. IV". Ai <&r quatenus quis fibi adferibere pojfit in tefïamento? V. De tefïamento ratione Voluntatis imperfeÏÏo, an faltem quoad piam caufam Valet ? VI. AngraVatus data faadtate bona conjumendi <&r alienan- dt fub claujula de reftitutioneejus, quod tempore mortis fupererit, ea. omnia pojjit per aFIus ïnter ViVos aut donationes mortis cauja alienare , num ïero teneatur quartam faltem fideicommijfario rejerlmre. VII. Anjudex, ajfèfforVelfcriba judicii de iis y qu# ref- petlu officii aut negotii judicialis feciffct aut neglexiffêt, jurare teneatur. VIII. An tefïamentum, juxta formam flatutariam exigensprater judicem & jcabinos etiam acluarium & ejufdem propriam fuperfcriptionem tefiamentariam, eo non inter* Veniente Validum fiti S U M M A R I A. 1. 17. *~V*cfamentum coram quocun- | uitat, n, 14.15", 19^ JL que judice Jive comfeten- j 2. Cum fit aclus voluntarite jurist te\ jive incompetente, majoie fwe \ d.clioniSx minors , conditum valeh v. li- 3. Hujusmodi aclus reflè extra hcun* Kkk 2 . judicii  l6o PartisSecundje judicii expediuntur. rat. n. 4. D i° l6. Coram judieibus tarnen minoribus Satrapicc Comii.itus Zutphanice teque rité ac coram Satrapa ipj 0 ejujve Loc urn tenente, ceu judiee majore , hodie teflatur, ob rat. n. IJ. Ex jiatuto rurali Zutph. tejlamentum extra loium domicilii prshibente ,mala adLL. rmnicipalcs 'fit illatio. \ 21. Extra quem juxta has & Jimiles LL. Neomag. Velav. tejlamentum jaèlum valet, 22, 23. Quod caju praüicato & fen- tentia comprobatur, 2f. Uxor jine mariti confenfu de propriis bonis valide dijponit. 26. Lcgibus Daventr, uxorium tejla¬ mentum jine curatore non valet, exceptu tempore peftis. n. 30. 27. Cum quibus alia confonant tonfue- tudines. 28. Tefiamenta inter liberos & ad pias caufas tarnen aucloritatem curatoris non defidcrant. 29. Forma a lege requijita cfl fubftan- tialis, cuius omijjio vitiat aBum. 31, 50. LL. Neomag. Velav. ac Sax- onite non requirunt prcejentiam curatoris in tejlamento mullens, v. n. 5-3. c55 ƒ4- 32. ƒ8. Hunc neque leges, Zutphan. exigere contra alios defendit Reffondens. ob rat. n. ƒ 1. & S9-& dutoritatem DD. quamfl. al/eg. •33.46. Hujus origo & nomenclatura ex vetujli juris vejligiis invejiiZatur y exbibetur. 34. ioeminas antiquitus apud Guccos , is Romanos fub perpetua euratorum tutela fuifje evmeitur ex Livio. 3f. Curatela maritalis in Europa proparata 'extinü'o Romamrumjm■ periê pedetentim decrevit, f 36. Iiitc non tam imbeciliitati fexus muliebris quam primitivo ordini creationis originem debet. 37. Acriier olim inter DD. difputa- tumfuit, an vidua reincidut m paiernam potejlatem ? v. n. 4Q. 38. ha ut interChaü'an. cjf Tiraquell. iontrariam fententiam foventes 0 orttt  C o n s. XLIX. . 46*1 ort: prubabihbus rationibus Ss3 praxi \ nitr.tur, tarnen juri Geiro-Zut- \ pbanieo propter ration. d Confu- ij /f#Ze allegatas contrarian vide- \ tur. 42. Quod, veluti jus civile (nulid dij- | faritate jexus attentd)non dijlin- j guit inter filium & fiiiam ad je- jj cundas nuptias iranjeuntes, 43. Pro afprmati-va adducitur confo- 4 Kans opinio cujusdem Pragmatici § in jure patrio perquam verfati, | &Jententia Curice Provincialis. | 44. Cum hoe jure Getrico Uhrajeéii- num rejpeüu vidu. * ';6, Privilegium pia caufce in faro ecclejiaftico & civili reeeptum. 77. Declaratio tejlatoris in tejlamento claujo implicite faéla jine alia preeleHione fufficit, 78. 82. At in ntincupaüvo nequidem ad pias caufas nequaquam. 79. Rationes differentie & pnejudicii afferuntur. 80. E/egans ratiocinatio Strykii de ne- cejjitate prteleclionis. Si. Nulla catitela vel claufulafalutaris fupplere potejl voluntatis defectum, 83. Ex imperfeclo tejlamento nee Im¬ perator quicquam accipere potejl. 84, Tejlamenti' imperfeóli exemplum refertur. §ƒ. Tejlamentum ratione voluntatis imperfectum non valet etiam jure canonico, 86. 87. Quod ratione & fententid probatur. 88» Quando teflamentum ad pias caufas nutu conditum valet, & quando non r 89. Gravato abfolutd poteflate alie- nandi conceffi inter DD. contro•vertitur, anisquartamfideicommiffario refervare tenetur. 90. Du* pro hac qu.eflione Jlant con¬ trarite opiniones. 91. Prima vult: ut licet totum pote- rit alienare, tarnen de ttquo & bono quarta beredi refervanda jit. 92. Altera: ut non poffit omni'a inpriejudicium fiaeicommijfarii, falvd fernper quarta parte, aiienare. 93. Priori opinione rejeclaƒ:cund.etan¬ tum loens datur objervatis quibuidam requijitis triplictter recenJitis. 94. Libero, alienandi conceffio juxta quosdam DD. etiam ultra dedrantem extenditur. I 9JV Qu# tarnen cum grano falis accipienda, &quomodo} \id.intextu item n. 10c. cjf lot. ! 96. Alienatio totius, etiam omnimodd & pro beneplacito data alienandi facultate, nee gentis nvflrte indoli nee bonte fdei congrua efl. 97. Ratio Refpondentis fuppeditatur. \ 98. Frauduknta alienatio ex quibui \ colligitur ? 99. Qucenam in generali conceffione non veniunt ? 102» In pradiclo eafu libera alienationis gravatus non mfi pr.evié inventarió C5" decretê judicis offinia alienare potejl. 103. Concsfjd facultate tantum pro neceffnate, C53 adjeéla claufula de rejlitutione ejus quod fuper ent, non omnia bona gravatus pro libitu extra cafum neceffxtatis potejl alienare. 104. Contraria DD. opinio folvitur, XO.f. 'Quid eó caju eonftitutus in necef- Jitate probare de beat} 106. Gravato etiam cum poteflate libera alienandi tarnen non permittitur alienatio per viam tejlamenti. 107. LL. comitatus Zutphania folenne judicium Jurmatur ex judice C33 duobus ajjefjoribus Coirnotcn vulgo diélis. 108. Judex omiffi folenni obfervatione farmandi judicii tenetur parti ad interefje. 109. Turpe e fl judici jus ignorare. 110. Ad cujus obfervationtm prcevio juramento obftriclas, 111. In aftuario teque peritia juris requirilur, £sr parti ex i>npe- ritia  Cous. XLIX. ritia vel negligentia quoque tenetur. 112. Inprimis in omiffione folemnitatis teftamentarice. 113. Neme- in propria caufa jurare tenetur, 114. Nee judex fuper juftitia aut injuftitia fuce fententice ; 11 ƒ. Multo minus in caufa , qua impugnatur teftamentum ex defeBu folennitatis. 1161 Vitium aut defeélum alleganti in forma aBus judicialis incumbit probatio. 117. Prafumitur pro folennitate neceffaria, ubi de faéïo ipfo conflat.- 118. Quomodo tejlamentajlatrttis Neomag, confici debeant ? 119. Quid circa tefiamenta clauja C35 eorum fuperfcriptionem d judtce affefforibus & (criba judicii obfervandum Jit: 120. ld quod pro forma S35 aBus folennitate d ftatuto requiritur , nee per fic tionem, nee per cequipollens licetper melius adimpletur. n 122. 121. Prajertim in teftamentis tonden* dis, & quare r 123. Statutopretter fcabinos aBuarium requirente aBus eo non inlerveniente efl nullus, rat. n. 124, I2f. Quando tarnen fuperfcriptione ab alio non qualiftcato faaa actus fubjijlit ? v, n. 126. 127. 129. aliud exempl. v*n. 128. 130. Intellectus L. 28. §. 1. C. de teftam, 131. DD. propriam .teftamentariam fuperfcriptionem defder ante s ad ejusmodi ftatuta , de quibus loquuntur, funt referendi, 132. Statuta Zutphanica nee prafentiam aBuarii nee ejus authographum in fuperfcriptione teftamentaria pro forma efjentiali exigunt* 133. Contrarium ftatuunt LL, Tetrarcbi.2. tit. óf- §. g. a'leen, voor zo ver my bekent is, daar omtrent zeer fingulier en vereifchen-x4. de zyn, dat een uitheem fchen teftateur buiten die provincie mét 5' geen effect over d' ongerede goedren (waar onder feudale na de getuigenis van d'ervarenfte Couftumiers mede begrepen)-aldaar gefitueert kan difponeren. Pro fecundo .- Dat dien incompetenten Rigter', waar voor het teftament gepafleert is, hege of lage jurisd-ctie moet hebben, zonder welke judiciele authoriteit het zelve niet zou konnen beftaan' tefle eodem Berl. d l. n. 43. cui add. M.Coler. de proc. exec. p. 2* c. 1. ». I2i. Richt, dsc. zo- p. 1. Lil 2 Gelyk  4^8 Partis Secundi 15. Gelyk ofwel voorhenen een alzulken jurisdicYionelen regt aan ' "de Rigters van de lage banke des Lantdroftenampts van de Gr: Zutphen, door des ondergeff praedeceffeur als Stadholder van den hogenLantdroftengerigte betwiftengefuftineert is, quod, ut verhit fere iisdem CL Carpi: d. p. 3. c. Zi. n. 6. ut ar , Heet in banco fedeant, omnia tarnen ex injftt Dom. Satrapa ejujve Vicarii Comitatui Zutphaniie difponere exiftimantur ; . • 1$. Zo is dog uit aanmerkinge van derzelver gedemandeerde raindre jurisdictie en cognitie ter lage banke dat cumulative regt by fententie van den Hove Provinciaal, om voor haar mede te mogen tefteren, gelaten. 27. Ouia nihil interefi, an coram judice majore, an minfpre, dummodo altanalen* jurisditlionem habeat, tefietur. d. 1. 19. in pr. C. de tefiam. I. 26. I. 28 f. ad municip. 38. Geheel anders ais omtrent de Richters van het Scholtampt van * Zutphen gerecipieert is, quiomnino nullam jurisditlionem habent, fed tantummodo fant miniflri & executores Dom. Schuifelt Zutphan. ejusdemve Vicarii , cui folum jurisdiciio in loco com;etit NL Coler. de p». exec. p. 2. cap. 1. n. 13 t. rit. a prad, Carpz.. loc. alU ïp. Pro tertio, dat het ftatuit , geene zodane dilpoiitie extra loeum djmicëii kome te. verbieden, gelyk de Lantr:derGraaffchapZutphen Tit. 13, § 1. (contrarie aan die van de twe overige Quartieren, als van Nymegen Tit. 22. $.3. en van Veluwen^ d. art. 3. ordonn: op de teliamentmakinge) wel uitdrukkelyk requireren eene gerigtelyke tefteringe voor den Richter , waar onder den maker is gezéten, v. Befil. p. 3. cons. 126. & ib. 'rit. Berl. d. I. n. 14. & feqq. *o Waar van alzo het Stadtr. van Zutphen geen gewag veel min ' ' eene zodane bepalinge maakt, zou ik conform de gemene difpo2i. fitien van regten en die beide Quartierlyke ftatuten nogtans van opinie zyn , dat een burger of ingezeten van die hoofdftidt eene alzodane acte van voluntaire jurisdictie zou vermogen te pafferen voor een ander lage Gerigte dezer Graaffchap , gelyk my niet 22'alleen daar van onder andren een geval in de perzoon van wylen den Advt: Dr: F. H. Engelen in zyn tyt een ervaren. Couftumier en burger van Zutphen voor den Gerigte van Hengelo getefteert hebbende bekent , maar ook niet onbewuft is een ap- pellations  C ons. XLIX. 4.69 pellations fententie tuffen Lucas-Huys en fohanSchifort q. q. op den 2$,. 4. May 16 2,9. ergaan, waar by het teftament van de teftatrice Juffer van Meekeren tot Zutphen wonende, en voor den Scholten Gerigte gemaakt, voor bundig verklaart is. 'Ad Quafl. fecundam; zou van advys zyn, dat B. hebbende ge-14. difponeert voor eenen incompetenten Richter, en daar omtrent in agt trenomen de extrinficque folemniteit in het adhiberen van een curator, momber of affiftent, na dat die locale ftatuten dezelve pro forma zouden mogen vereifchen, daar na ook het teftament zou behoren geconfidereert te worden. Omtrent welke plaatze harer difpofitie alzo niet g'informeert . ben, zo zou, offchoon wel volgens de Stadtr: van Deventer p. 3. ^f» tit. 2. §. xi. een vrou buiten haar mans confént over haar eigen goet by teftament kan difponeren , egter B. in die Stadt of Pro- . vincie niet beftendig buiten een momber hebben mogen tefteren „2&j uitgezondert in tyden van pefte. v. Stadtr: van Deventer p. 3. tit, 4 §. 6. en die van OveryJJel p z. tit. 5. §. 7. Waar mede andre couftumen auÜoritatem viri in teflamento ux- 27* ono requirerende overeen teltemmen ex attts recenieeit eruamij. sinteceffor Vltrajeümus Dm Ev.. Otto dif 4. de perpet. foemin. tut., cap. z. §. 12. Cujasmodi fiatuta non habere locum in tejlamento inter liberos, nccad.zB\ pias caufas, coacervata. auSloritate DD. probat Berl. p. z. concl. ij. n. 69. & 76". • " fam forma vel folemnitas 'a lege requifita est de fubflantia , & omiffa-zg* vitiataltttm , etiamft jlatutum prohibnorium ultra non procedat annullan- do, ut plurimis LL. CT VU. ojrenatt miuus. ax. junu. vuu jerma §. 12. & §. 9. ubi inter var. ampl. & limitat, ex Angel, formam. 'a jlatuto requifitam limitat tempore peftis. Dog ter contrarie, wanneer B. in deze Provincie hare difpofitie elderwaarts buiten den domiciliairen Rigter zou mogen gepaffe-ert hebben, zou dezelve, fchoon met geenen momber voorzien geweeft., niet te min fubfifteren. Als zynde ten opzigte van die Quartieren van Nymegen en fe-2X\ luwen vermogens de Lantr: der 4. boven Ampten tit. zz. §.2.., Lil 3 em  ^jo Partis Secundi en Orcïonn: op de teftamentmakinge in Veluw. %.z. inconteftabei en expreffe geftatueert, dat geen vrouwiperzoon willende difponeren nodig zal hebben daar toe een momber te aflumeren. 22. En offchoon daar van niets by de Landtr: der Graaftchap Zutphen gemelt wort, zó zou ik egter van fentiment zyn dat het teftament van B. in dezeGraaffchap gemaakt, niet ttvmaneglects euratore zou fubfifteren. Om het welke wat nader en in zyne origine te befchouwen, en teffens de wangevoelens van zommigeonzer hedendaagfe Fractifyns , indiftincle een momber of afliftent in alle en zelfs teftamentaire gei'igtelyke aflens en comparitien der vrouwens pro forma fubfiantialt defidererende , opteloffen , zal ik my aanvankelyk 33' ten refpecte vande verfcheidene nomenclature, examinatieen derivatie van het woort momber ,• mainbour, voogt, Latinis curator, mmid-taldus, mundius & ftmiL gedragen ad pral D, Ottonis diff. d, cap. 2. §. ï. ende in alle mogelyke kortheit ex vetufli juris veftigiis & monumentis, qux d. cap. feqq. egregie congejjit, & ejusdem AcademU quondam Anteceffor yir infignis Ant. Matth. in mtfcell. exercit. cap. j. n. zf- cum feqq. ftmilüer exhibuit, aanmerken. 34, Hoe dat outyts de vrouwfperzonen zo by de Grieken als Romeinen pvopter "infirmitatem cvnfilu altoos onder de magt van voogden geweeft zyn: Cum tefte idvio lib. 34. cap..2. Majores nofiri nullam ne privdtam quidem rem agerc foemtnas fine tutore autlvre vvluersint, in manu effe parentum, fratrum , virornm. 55-. Zodanig dat het aloude regt van voogdye in betrekkinge tot de mans over hunne vrouwens in Europa alleenskens voortgeplant, dog na extinctie der Roomfche mogentheit van tyt tot tyt by 9*5. introductie van eigene willekeuren vermindert, niet aan de im' becilüteit der fexe , maar aan een goddelyke inftellinge en ordre van fcheppinge haar eerfte begin en oirfpronk zou fchuldig zyn, ut pruil. Matth. d. I. k. feqq. hanc fuam fententiam egregie exemplis & rationibus adcrnat. q. r. v, omnino de poteflate mariti in uxorem multa notabilia & fin^ularia apud Clar. Antec. Gelro-Zutph. Dn. f. A. W. Pagenfiech. virum fane acuti ingenii , in fua ;urispr: polem. q 6. '5«7, In zo verre ook , dat, of een weduwe in de vaderlyke magt reinciderende, voorheenen daar over dusdane animeufe difputen tuffen die twe vermaarde Regtsgeleerden ChaJJanetts en Tiraquellus ge- • weeft  C o m s. XLTX. 47I weeft zyn , dat den eerflen d'afEmative fuftinerende aan den laaf. jg. ten de negative defenderende een capitale vyantlchap zou gedenuntieert hebben. Mom. ad l. zz ff. ad munuip. Variahujusmoditatriee poteflatis vefiigia fuppeditat id. Matth. d. cap. -q. *J. n.Zl. & feqq. add. Car. de Mean. ebs. ad jus ctv. Leod, obs. 6l. art. 7. n. zz. foh. Voet ad ff. de adopt. n. S4. & adTit.de rit. nupt. n. 17. Ed. van Zurk^ Cod. Bat. vocab. Houwclyk. §. 7, Heemsle. Batav. Arcad. in ind. voc. weduwen. Groenew. deLL. abr. ad l. 18. C. de nupt.n. 2. & denique pral. Dn. Pagenft. d. q. 6. qui pro negati- 40* va, quam cum Tiraq. quoque temt id» Matth, d. I. praxin allegat i Cui , quamvis rationes, quas vir dotluspro hacfententiafolide & venufte allegat, mihi valde arrideant, tarnen propter verba generalia editli matrimonialis hujus Provincies art. 2. vix fubferibere pofiums Ita ut non tantum filiamviduam , cujus fexus contemplatieve tefleMey. 41 ^ ad jus Lubec. lib. 1. tit. 4. art z. n. 24. major foret ratio, verum etiam filium (nu/la enim hoe cafu inter unum & alteram nee editlum pro- 42, vinciale nee jus civile tefiantib. de filio /. ZZ. §. pen. ff. fol. matr. I. 6. §. z l. 14. § Z.+L 27. ff. ad L. ful, de adult. & de filia /. r. §. uit. ff. ad exhib. I. 8 ff. de collat. dot. I. 29. §. 1. ff. de relig. I. 5. C. de nupt l. j\ C. de eond. infert: l. 12. C, de collat. diftinguit) in facris paternis manfijje quoad feeunda vota, propter editli nofiri indiftinElamgeneralitatem , aquitatem ó" civilem honeflatem , quee femper moralem habet necejfitatem & vim obl'gandi , putarem, Vid. adfiipulantem prul. Dn: Schraff: in commentat. ad Ref. Velav. cap. 27, n. 12. cum ibid. al/eg. fudicato fuprem* Gclrorum Curiec & DD. quos inter prcecinuum locum obtinent Abr. a Wefel ad JSfov. confb. ultraj. art. 14. n. Jtf. et feqq, (ubi fere Jimile editlum Ultrajectin. d. I. 18. C. de nupt. cenfentaneum , quoad viduam mivorennem allegat cum pi. DD. hanc quajlionem tratlantibui) et ampl. ■dortijfimufque Senator Dn. Gul. van der Muelcn in anmt. adccns.civ. ZJ/traj. rubr.zz. art. 6 n. 23. qm tarnen n. 24. contra pral Wefel4*. editlum tam viduum quam viduam propter eandem in utroque fexu juris difpofitionem obligare arbitratur. Hoedane benamingen nu, utediverticulo in viam revertar et pro- 45, inde ad propofitam quteftionem propius accedam , aan deze curatele, by verfcheidene ftatuten van deze en andre Landen gerefufciteert en geconfirmeertj gegeven, en aan vrouwfperzonen contracten of tefta.-  P aut IS SeCUNB/E teftamenten buiten confent van legitime of dative momboiren tfc pafleren verboden of toegelaten worden, daar van geeft de Heer Profefor Otto d. 'di$ 4. d. cap. 2. §. 4, cum aliquot feqq. een accurate en notable notitie-, , n En toont §. 10. onder veele andere geallegeerde ftatuten ex 'AT! jure Saxonico hodierno, cum quo nojlra jura magnam partemconvenlunt, 48. dat of wel de vrouwens 't zy voor haar zelf't zy voor andere ' comparerende geen perfonam legitimam fine curatore in judicio heb- 49. ben exceptis tarnen negotiis criminaübus et matrimonialibus, dezelve 50'. nogtans gequalificeert zyn onder andre een gerigtelyk teftament buiten een momber te maken, waar toe en tot alle die Aucteuren met veele diftinöie en ordre aldaar en $.11. geciteert, my brevitatis caufa referere.j • En wel fpeciaal ten opzigte van de teftamenten en redenen van der vrye vrouwelyke difpofitiën buiten mans of momboirs tot den volgenden 12. $. hier boven reets aangetogen. Cl. In quibus nullus Ufionts eii metus, et difpojitio fit in cafum mortis , ' pojlquam re nulla eget. add, fupralaud. Matth. d. cap. 7. n. 33. Haberkorn decis. 6. q. 6. difip. 8. Carpz.. p. 1. confl. 1. dec.^o. id. de jur. foemin. dec. 2. pos. 7. Andr. Rauchb. qu&fi. 32. Amh. anotiym. ad confl. 4. Übr. Saxon. p. 2. confi. \ f. Schopff. de fiat. vtd. tnutat. p. 3- cap. 2. n. 303. & denique fiepel. Schraff. ad R.V. ord. tefiam. 'ad art. 2, t-z Uit alle welke Autheuren met allcgatie van de redenen van 'diverfiteit evincant is, dat vrouwfperzonen na onze en andre wetten, fchoon in andre handelingen en adminiftratien harer goederen'een momber en afïïttent in die judiciele comparitien tefiib. -1 quoque inter alios confuetudmis nofir* peritifiimis fCtii Fr. a SancT. tr. de ejfefluc. c. 4. & L. Goris. tn addih n 18. nndig hebben, egter de teftamentaire acten zodanen komen te refputn en j dat het zo genaamde teftament vanC. buiten die gerigtelyke prse" lectie ratione voluntatis voor imperfect moet gehouden worden j zonder dat het zelve ook quoad piam caufami in utroque foro eccleftajlico & feculari quamvis receptam, zou mogen beftaan. ^77, Want, of wel eene preliminaire verklaringe by een teftateur, invoegen als hier by C. aan den Gerigte explicite gefchiet , tot beftendighcit van een befloten teftament buiten prade&ure zou genoeg zvn, ut Carpz.. p. 2. dcc 160. n. 1. & 2% cum Berlich, emtrm Vukej. defenditj ' " Zo  Cons. XLIX. ' ^ Zo zou dezelve nogtans in een nuncupative difpofitie by een 7^ ander gecoucheert en door den teftateur zelfs niet konnende ge- " lezen worden ceflêren, ob rat. n. 10 & jeqq. dedutïas. Cum primo cafu f-fficiat, tefiamemum domi confcriptum & abfoluturn jtidtci offer atur, & in illo ultimam [nam voluntatem contineri tefle-> turs At fecundocafu omnino necejfanum est, ut tejlatoris voluntas ex ere ejus dijtinBeexcipiatur, efrlibro judtciali inferatur, quo cafu omiffam pneleïlionem tefiamenti nuncupativt ab alio in fcrtpturam redatli & exarati, & a teflatore literarum ignaro judicia exhibiti vitiare tejlamentum refponderunt tejle Strykio de caut. tejlam. cap. 7. $.31. Scabini Lipftenfes. Quomodo enim, inquit, unquam de voluntate tejlatoris certus effe^Q poterit vel Princeps vel judex, ji hunc tejlamentum legere non potmjje fciat: fi dixeris, Forte & hoe ipfi ab alio preeleïlum: regero. Forte & hoe cum omijfione certorum punhlorum faüum fait, qua favorem prcelegentis concernunt, & tejlatore infcio\inferta. Quare cencludit ïd. Autor, hic prceletlio non omittetnda , [ed omnia remedia adhibenda , ut de voluntate vera tejlatoris exatlè conjlare pojjït s v Voluntatis enim defetlum nulla alia fupplere potejl cautela velclaufula j j . falutaris. add. Joh. Georg. Befold. egregium Refp. 123, p.%. inter cons * Chr. Befold. repertum , & eundem d. p. 3. cons. 94. », 22.23. ^"a4~ ubi n. 25. ex P. Surd. lib. 1. decis. 292, probat: quod tejlamentum o cmifid praletlione, ceu ratione voluntatis imperfectum, in favorem pix caufis nonfujlinetur i v. quedam fingularia de tejlamento nuncupative a C. Ritterh. ad 12. tabb. LL. cap. 18. tradita. Adeo nt ex imperfeiïo tejlamento nee Imperatorem hereditatcm vindi- g 2 vare poffe fiepe conjlitutum est l. 3. C. de teftam. Sic aliud imperfetli tefiamenti exemplum refert Javolenus : ji quis 5,g^ cum tejlamentum faceret, heredibus primis nuncupatis, priusquam fecundos exprimeret heredes, obmutuijjet, magis cnep;f c eum tejlamentum facere quam fecijje 1. 25". ff. eod. vid. a prul. Befol. «.28. uileg. Nic. Everhard. fenior. cons. 155. per tot. ad cu,us repetitasrationes & alias ab ipfo n. 1. & 2. allegatas me refero , & ad pro. En daar uit twe contraire opinien gefoveert en ftaande gehouden,  Cons. XLTX. ^ den, willende deze : quod, Heet totumpoterit alienare, tarnen ex tequ» & bono quarta fideicommijfario heredi rejervandx fit. En geene daar en tegens: qnod gravMus non poff.t omnia alienare qi, fed teneatur quartam partemfideicommijfario refervare; gelyk deze te- genftrydige gevoelens aldus door Pinc. Fularitis fuo tempor e anui. Brixienfes Advocatus F/[ei clariffimus in tr. de Jubflitut. qu&fi 5"4<5« n. t, & 2. voorgeftelt, en tot maintenue van dezelve vericheide Autheuren aldaar bygehragt zyn. Alwaar hy dieeerfte fuftenue n r. in fine verworpenen de twe-pg^ de met eer gewysde beveiligt aangenomen hebbende «. 3. 4. 5. feqq, dan alleen plaatze geeft, 1 0 • Si fuiffet concejfii facultas alienandi libera & abfolutd. 2 0 " Si faSia alienatio fuerit in aliquem ex fubftrtutis. 3 0 ' Si data fuerit facultas omnia bona alienandi per DD. ib. citt. En offchoon die gene, welk de eerfte opinie toegedaan zyn, 04,- uit die periode van de refiitutie van het overfchot voort na de magt van alienatie g'apponeert, eene volkomene vryheit van alienatie etiam ultra dodrantem, juxta all. DD. n. 6. & quétfl. praced. 545'. w. 34. infereren; Zo moet dezelve nogtans cum mica falis en eo cafu verftaan wor- pj; den. quando adeft jufia caufa alienandi, non autem , ut pojfit infraudem fideicommi/i i/lud evertendo bona alienare gravatus , ut ibid. n. 7. laudati DD, probant. En of wel denzelven in zulken cas, wanneer een gegraveerde p5^ erfgenaam pro libitu & bene placito de faculteit van alienatie door een teftateur geconcedeert is, n. 9. het contrair gevoelen van andren n. 8. vermeit fchynt te volgen; zo zou ik egter de redenen voor de negative bygehragt , als met het naturel en goede trouwe van onze Nederlanders meelt overeenkomende , verre boven die van d' affirmatie prefereren. Omdat een teftateur cencefd gravato liberd facultate alienandi97. niet kan geoordeelt Avorden aan denzelven een fraudulente alienatie intervertendi fideicommiffi caufd gepermitteert te hebben, welke zekerlyk zo uit indiciën en circumftantien van zaken, als uit de qualiteit en levenswyze van den gegraveerde erfgenaam door eene onbewezene nootzakelykheit van alienatie prefumptyf is. Cum in g-enerali concejfione non veniunt ca, qua quis verifimiliternon gg^ fuijfet eonceffurHS, Waar- ^'  ^j.8o Partis Sec ij nd* eoo. Waarom de DD. gewoon zyn al zulke vrye en defpotycque magt van alienatie na goetdunken of welgevallen te bepalen arbitrh boni viri. I. Thais §. fororem. et 1. Luiius ff. de fideic. libert. ubi Bart, not. et latius in l. fi fit. ff. de leg. i. Pereg. de fideic. art. 4. ». -fa. ■ -, j-Qj Invoegen ik in terminis fiupraditlx ihefeos blyvende zou van ge' dagten zyn , dat een tefiator zyn erfgenaam met een fubftitutie fideicOmmilTair, fchoon ook met volkomene magt van confumptie en alienatie van het gelegateerde bezwaart hebbende, eennootzakelvke en geene voluptuaiie en doleufè alienatie inkperniciem fideicommiffi moet in't oog gehadt hebben; Nadien hv anders g' intentioneert zynde geweeft d' inftitutie niet met een fideicommis zou gevinculeert hebben. %QZ. Waarom dan myns eragters geene alienatie van het geheel buiten examinatie van den ftaat des bezwaarden erfgen: en opgevolgde decreet van het Gerigte zou tolerabel zyn, mi fa-pel. Autb. epuafi. 724. n. 3. et 4. hujusrnodt alienandi licentiam tantum arbitrie boni viri conceffam cenferi declarat, ita ut fine canfa fieri non po/fit} quam•vis licentia ampliffima fit, per DD. all. Dog in de twede plaatze en dus in hypethefi de makinge van D. te regt in haar oogmerk gepondereert zynde zou B. geenzins geauthorifeert nog by magt zyn, om het gelegateerde tot prejudicie en fubverfie van het fideicommiffaire regt der armen door eenigerhande aólens van difpofitie of alienatie fruftratoir te maken. C02. Omdat haar zufter de Teftatrice D. door die geaccrocheerde conditie en laft alleen in cafum neceffttatis haar teftament heeft geconcipieert, en alzo gewilt, dat zy tot hare fubfftentie en nutte van de opkomften der gelegateerde goedren behoorlyk na haren ftaat levende het furplus buiten bezwaar of vervreemdingeaandie armen zou laten komen ; Immers niet dat zy na haar goetdunken buiten bewezene nootZakelykheit dezelve zou mogen confumeren, veel min door andre aöens daar aan ftrydig alieneren. B04- Hoedanig die Doctoren d. ft. 34. cum feqq. quxft V4t'. a Fhfario gemelt, en het contraire gevoelen gefun le< t- op eene abfolute alienatie contra mthoritatcmmultorum jnxta feq. n. 57- >h fit. amplwcte-  Cons. XLIX. 4gE amD.ecierende moeten begrepen worden, 't welk nogtans van het cas fubjed, daar die makiuge alleen maar aan B. pro neceffitate tot haar betre fubfiftcntie en confumptie is gedaan, dienvolgens uitfluitende alle voluntaire'en fraudulente alienatie , toto coelo dijfe- i0f. reert. add. q. 5*37. per tot., ubi conttitutm in necefjhate prater alia requifitad Peregr. all. art. 40. n 47'. & feqq.tr-adita , teneturprobare. 1 o. Quodneceffitas fit evidens et non fuperfiua inquantitate, cejfante ornni fraudis fufpiciotte, 2 0 • Quod alia bona lihera, qua alienari pofiunt, non adfijnt. Behalven dat een gegraveerde concefid etiam facultate Itbera con-106. fumendi et alienandi bona zelfs niet zou mogen daar over per vlam tefiamenti dilponeren. id. Fufar, d. q. 545. n. 41. 47. et q. 549. «.3. f. 8. cum feqq. et relat. ibid. DD, et ratt. Dog vermits, a's uit de refponfie over de volgende 8. vrage zal blyken, daar over doör B. nulliter by-teftament gedifponeert is, zal ik met pretentie van vordre adftruclie tot foludie op die ? 7. quafiie overgaan, en kortelyk refponderen. 7- Dat nog den Rigter nog zynen affèfibr óf gerigtsman na regten verpligt zyn zig over het pretenfe defect van. geomittcerde folemniteit in het adhiberen van een tweden gerigtsman (door wier beide pretentie nevens den officier of rigter na onze ftatutaire wetten der Gr: Zutphen juxta tit. 1. §.z. «3. de bank of 107. gerigte gefpannen en geformeert wort) met eede te expurgeren. Om welke myne opinie kortelyk te betogen, zo vermeine al j08. leen in dezen genoeg te zyn het onderwerp van die gevraagde expurgatien, als behelzende materiam forma ftatutaria, cUjUs objervatio in formando judicia in tantum ad judicem tpfum pertinet , ut ea emifu merito imperitia et necligentite adfiribcnda teneatur parti ad in* tereffe v. DD. cit. 'a'BerU p. 1. concl. 7, «. 29. Cumturpe efl judici jus, in que ipfe quotidieverfatur, ignorare , imo icq. turpius r.egligere ea, qux'ad folennem judicii confiitutionem jlatutis (ad quorum exaüam obficrvaticntm pravio jure;urandd olfiriFtus efl) pra- 110. fcriptam pertinent, v. generos. juxtA ac doüif]\ vir Dn. Th. Regn. de Bafïënn. in perpolito tr. de jurej. veter. cap. 4. §. 8. ubi de jurej. judicum multa fmgularia ex veteris juris monument is docta manu congejfn& notavit,. ÏNnn Ai  Partis Secundi Ai 'tkemphm aBuarii, in quo ctque peritia juris requifsturNóV. 66. ' qui qunque parti ad interejfe tenetur, fi -vel imperite atiquid fecerit. vid. het nieuw ReH. dezer Graaffihap over't houden van een goet Protocol en Regifter%. li. en de redenen der Sententie teger.s den gewezenen ende gecondemneerden Verwr: DroüVt enLamfchr: van Didam op denz8.Sept. 1737. met advys van de Heer Confr: enAdvt: F. R. van Larhum en mp onderjp afgegeven, tot welkers al- i 12. daar in 't brede gededuceerde regtsmotiven (quibus add Heefcr de uB. judic. d. cap. 1. ». 2 1 6. & feqq. & ratione fötemnitatis in tejlamento per imperitiam aBuarii omifta Stryk, diff. Holt. difp. 4. c. 3. n. 82.) by dezen relatie gedaan wort. , Waar uit dan van zelfs de juftifïcatie van deze negative reipon- 112 fic profhieert, dat, gelyk na onze Stadtr: van Zutphen Tit. zo. $. f. conform de gemene en hedendaagfche regten niemant ge- !„, holden is in zyn eigen zake voor fchade , fihande of fe hult getuigeniffe te geven, evenvals geen Rigter verphgt kan worden tot een eedelvke affertie of inquifitoire cxpurgatie van het geen de juftitie of injuftitie van zyne gerigtelyke handelingen zou mogen refpicieren, ut Corps. p. l. conft. 16. def. 61. n.6. ex all Farm. de teftib. Tom. z. Tit. 6. q. 60. teftatur, & re judicata cvnftrmat. •115. Het welk tè meerder plaatze heeft incaufa, qua impugnatur teftamenturn ex defcBu folennitatis a judice non adhibita, ut feq. def. 62» & 63. id. Autor declarat &tradit: Ouod nee a judice nee ab affelforibus nee quoque afecretario tejtimonium exigi potejl fuper lis, qu* ratione ojficii feciffent aut faltem facere Ïl6*9 ExfuibusreBe inferri, &, ut brevis firn, concludendumeffe arbi-. tror quod vitium alleganti in forma negotii judiciahs , a judice proev.l dubio negatum, ine timbit docere aliquid ex ea forma neceffana prater- m ffum effe, . Prtfumitur enim pro folennitate necejjarta eam intervemre , ubt de faB/ipfo conftat. text in L 1. C. de contr. empt. L 5. §. 1. ff. de prob. 8. Aangaande de 8. of looft e Trage j Zou ik van gedagten zyn , dat de btflofene difpofitie van B. abfente Secretarie onbeftendigen van geener waarde is5 •  Cons. XLIX. 482 Om dat het locale ftatuit, zo als by de Cafus poff.it wort opgegeven , in dezen zou vereifchen tot het formeren van een compleet Gerichte vier personen., als nam: den Officier, twe Gerigtsluiden en den Gerigtfchryver; Ge.'yk in de 4. bovenampten en daar onder gehorende Hoerlik}ieden des Nymeglehen („Hiai tiers Tit. 22. §. f. wel uitdrukkelvk'geftatueert wort , dat alle uiterfte willen zullen moeten gefchïeden in 't by wezen van den Richter of defzelfs Stadthouder en twe Gerigtsluiden of Schepenen , mitsgaders Gerigtfchryver of zynen gefubftitueerde, gelyk ook art. q alle btftotene tefta 11Q. men ten aan diezei ve perzonen zullen vertoont, en by certificatie van den Gerigtfchryver de verklaringe daar van m dorfo geattefteert, en alzo [mi fimiliter in propofita hac cUavt qtimftime) met zyn eigenhant gefchreven, en by den Richter en Gerigtsll: ondertekent worden. Nu is het regtens en by alle Regtsgeleerdcn, Vierfcharen en Collegien van juftitie eene inconteftabele en beveiligde gemere waarheit, dat eenftatuit pro forma-fubftantiali de pisefentie van zekere perzonen tot folemnifatie en perfectie van een acterequirevende ad unguem et literam zodanig moet in agtgenomen worden; Ottod certa forma a lege requifita per ccquipoiUns non pottfl furpleri, l fed ejus omiffio in minimo totum vitiat allnm. Gail. lib. 1. obs. 2. n. 6. Mev. decis. p. 6. decis. 287. in not. . Cum, uti ex Bald. tdemAuthorp. 2. decis. 252. n. 12. refert , quod forma a ftatuto preefcripta habetur fubjiantialis , itautmn poffit per aquinollens, tmo nee per melius adimpleri. Óuando id , quod pro forma & -folemnitate ailus , aut principaliter demcnjhationis & certiiudinis caufa -requiritur , poffit prtfan cr fuppleri per aqmpeüens.-vid. Gotnez. Tom. li cap. 2. n. 7. Welke exactitude ten aanzien der folemniteiten (wier oorza-I2l, ken van introductie dikwerf onbekent en onnafpeuriyk zyn") in tefiamentis des te meerder plaatz moet hebben , als men cohfidereert, hoedanig outyts dezelve, vaar in de re feria & gravijfma. multis infdiis expolta gehandelt wort , ad evitandas fraudes boven het zevental van getuigen arn zekere fcrupuleufe folemniteitea gebonden, en met ten'eenemaa! hedendaags by de ftatuten afgeschaft zynde een yder zig daar m li-.ptclyk moet reguleren, en Nnn 2 geene  .484. Partis Secundje geene fidien of furtogatien door interpofitie van andre perzonen, als daar by tot het paflèren, fuhfcriberen, of endolferen van teftamenten by imaginaire iuppofitien gequalificeert zyn, voor reële en formele adens aannemen. -§22. Forma namque (tatutaria verè & proprie & non fitte & improprieadimpleri debet. Bar bos. voc. forma. axiom. 11. cum alleg. "323. Het ftatuit aldus het autograp hum of eigenhandig endoffementvm den Gerigtfchryver pro forma vereifchende veronderftelt dienthalven eene notoire medepratfentie van denzelven, en by nader 'k gevolge eo non intervenknie eene palpable nulliteit van het teftament in quaeftie. Gelyk welgemelten Heefier d. cap. 1. « 43. ingevolge mede het jus provinciale Nafjovicum , quod prater fcabinos jcrtb.im judicii qmque requint, van het zelfde advys is, dat zodanen difpofitie teftamentair of donatie ter zake des doots non interveniente attuario niet be- 5 ftendigZV, alleg. Berl. p. 1. dec. 8f. n. 1. et feqq. Carpz. p. 3. C. 2. def. 7. n. 1. et C. 3. def. 17. Refp. Elect. lib. 6. refp. 12. Richt. p. 1. dec. 30. n. 28. et DD. pl. Non obfiane reguld: quod quis per alium facit id ipfe fecifle videatür. c. qni facit. 72. de R. f. in 6. 324. Cum ea in hoe articulo, ubi (tatutuw induftriam etprafentiam alicujus , perfona ad folemnitatem aclus requirit, fallit. Schöpfer. fiupral. tr. de Jfat. vtd. mat. p. 3. cap. 2. n. 72. Berl. d. p. 1. C. 8. n. 16. et 43. Carpz. p. 3. C. 3. def. 24 n. 7. et 8. li*. ' Zo dat aan het ftatutaire requifyt van endofiement het holographum aBuarii defidererende geenzins voldaan wort door de fuperlcriptie van een ander daar toe a lege niet gequalificeert; Ten ware d'authorifatie of fubftitutie daar van door den Richter, zo daartoe beregtigt moge zyn, zelfs alvorens fpecialiter mogte gefchiet, en den eedtdefwegen afgelegt zyn, utiita verbapr^citati fiatuti (ubfiitutum admittenüs intelligenda fiunt V. eund. H^eièr. d. cap. n. 201. et ibid. all. 12 5. Quia, ea, q-m ad officium aBuarii aut notarii judicii fpeBant, per afjeffirem velalinm minifirumjxdkii, 'aperfona aBuariipforfus feparatum e: rer:.eüuhujusofi.ciiquodammodoprivatum , expedirinequemt, nifijpecialit?r ad hoe fit deputatus a judice. Berl. d. p. i. C. 8. ». 4/- ubi multa fciiu diena m. feqq. notat; J * Add»  Cons. XLIX. 485; Add. Dav. Doring Biblioth. JCtorum Th.praB. VOC. aBuariusfqüj I2y, f/'/w officium defcribendo &i. plurima ad hanc materiam feBmtiaconger^ndo n. 27. Marant. contrarium ftatuentem in fpec. p. 6. de atl» edit. n. 22. d pned. Berl. n. 16. citatum cxplicat: Cuminquit: Quod\\\er.on fimpliciter vide^mr aferere, aliumquemvis juf li judicii vice aBuarii fungi pafs'e, utt Baldusj fcd in cafu p/ane fpeciali loqui , quando fc : in regno txtat ccrjiitutio , utaBa jud.iciaria nonvaleant, nifi fcripta fint per notarium Cr quidem creatum a Erge: Tune enim ait, talem notarium omnino& de neceffitate adlnber.dum éjj?3 euando potefl haberi ,* verum Ji haberi nequeat , hoe cafu ad -us commune recurrendum efe monet, qued duos caj^s pmit in c. quoniam H. vers. ftatuimus. de probat. Aut Kotarius hübert potefl , rjr necefario adhiberi debet. Aut nunpotejl & tune per duos viros tctaneos attafideliter cvnfcribi debere Pontifex mandat. Qui tarnen prius jurare debent in manu judicis fe fideliter ac lega'iter officium executuros, non minus, ac ipfe Notarius jurat, in cujus locum ifti fuccedunt , ut ex laudatis DD. num. 61. in fin, evmeitur. vid. porro alium cafum «,31- & n. 43. Alwaar volgens de gewoontens van het hooge Gerigt of Hof i22l van Napels willende, dat alle inftrumenten vanerganefententien door d'eige hant van den Griffier of Secretaris moeten gefchreven worden, daar ter plaatzen d. n. 43. afgekcurt wort de exaratie van dien door des zelfs fchryver , fchoon met zyn eige hant ondertekent , wanneer de wet daar omtrent een model vcorfchryft en pro forma flatueert: ut ed , qu 34- Het ftatuit, des Secretaris eigenhandige fuperfcrip-ie vereifchende, wort daar aan niet voldaan door zyne firnpclé ondertekeninge me pncjenle, rat n. 18. feqq. 20. Non ebfl: axiomate': Paria lailt fenbere &c. C53 Quod quis per alium &c, ob rat. n. 21. 24, er 2f. 21. 22. Schry*  Cons. L. 4.89 In zake voor den Wel Edelen Achtbaren Gerigte der Stadt Arnhem litifpendent tuffen de Heeren Burgermeefleren en Vroetfchappen der Stadt Utrecht in qualiteit als Curatoren van de Academie aldaar Aanleggeren ter eenre, en de Heer Dr. en oudt Burgermr: Hendrik^ Brantfen in huwelyk hebbende vrouwe Nalidtt Everwyn, als mede Juffer Wiilemina Everwyn erfgenamen ab intefi tato van wylen Juffer Anna Everwyn Verweerderen ter anderen zyde. Gezien wederzyts ingediende ftukken en documenten conform den bygevoegden Inventaris op den 19. Septemb: 1725. bv Parthyen Bediendens geformeert en betekent , ende op alles rypelyk hebbende gelettet, zouden wy ondergeff: indien dezer zaken Rigters waren, decideren ende verklaren de Heren Aanleggeren in hare qualiteit in haren Eifch en Conclufie niet te zyn ontfankelyk ofte gefundeert, de Verweerderen daar van abfol- Ooo veren, 21. 22. Schryveu en laten fchryven funt oppojita. 26. Schryveu «eigenhandig fchryven funt fynonima, 30. 31. Explicatio l. 19. C, de teftam. 33. Jure civiii tejlamentum deyeélu fnbfcriptionis vel fubjignationis unius teflium corruebat \ quod ad faclum appl. n. 43. 44. yo. 3f, In folennitatibi'.s contraauum cs5 uit. voluntatüm loei confuetudo attenditur, 36. JSfulla extenjio aut interpratatio ex ahisLL. fumenda, perj'picud legis difpojitione exijlente. 45% 47. 49. Het verzuim van den Rigter of Secretaris doet even zo wel , als dat van den teftateur een teftament vernietigen refervata heredi eo cafu aÜione ad intereffe. n, 48» 46. Judex aliam formam, quam LL, jirafcripta eSl, negotiis dare nequit. fl, Minime funt mutanda , qua in» terpratationem eer tam habuerunt. 5"2. Legata ad pias caufas jure canonico debentur, Ji aliquo modo dé tefiatoris voluntate conjiet. f 3, J4 f8. Ó3 Jure civili tarnen {quod ha die etiam in fubjidium fequimur) tali cafu omnia folennia requiruniur. rat. n. f9. quod opi» nione Grotii confirmatur. n, fó. ad cafum applicatur. n. 61 62. & exemplo illufrdtur. n. 64. ff. Qn.enam legata ad pias caufas vo~ cantur , & pro eis habentur ? n. 60. 65- 66. f7» ^n OT1 in quibus difpqftio juris canonici circa legata ad pias caufas in tere is ecclejtne apojlolicte fubjeéiis procedat ? 67. Expenfte compenjantur ob varias DD, opiniones, 68. Item Quando certa qualitate c55 non nomme proprio agitur. rat. ibid.  490 Pastis Secundje veren, en alzo verftaan een quade Aanfpraak en daar tegens een goede'tegenweer gedaan te zyn; met compenfatie dan nog van Koften. Aldus geadvifeert binnen Zwol den 18. May 1736. SALTH. MVNTZ. W. V. A R N H E M. De voornaamfte redenen van het vorenftaande advys zyn deze, ï# «pvnt de Heren Aanleggeren in qualiteit als Curatoren van de X-) Academie tot Utrecht agerende ex tejlamento van wylen juffr: Anna Everwyn tot voldoeninge of extraditie van zeker legaat aan de in der tyd zynde theologife ftudenten , korrende uit Hongarien en Zevenbergen, en ftuderende op de academie van gemelte ftad, zullende wezen gemaakt ter fumme van twintig duizent gulden, ten einde de jaarlyxe renthen daar van aan gemelte Studenten zouden moeten worden uitgekeert , moeten bewyzen de aöe , uit hoofde van welke zy het voorff: legaat eiffchen, te wezen een dugtig teftament, hebbende de vereifchte folemniteiten rechtens /. 2. /.22. §■ 1. C. de teftam. A23. Cod. de fideicomm. I. ft quis tefiamevto ff. de leg- 2. Dat het inftrument daar toe by Aanfpraak fub A. 2 0 • overgelegt wel inhoudt, dat wylen Juffr: Anna Everwyn voorn: op den 17. Auguft: 173 4- is gecompareert voor de Heren Derk^ Tulleken en Gerhard Coets Schepenen der Stad Arnhem, ter praefentie van de Heer Secretaris A. Gaymans, en heeft overgelegt een befloten teftament, met verklaringe dat in het zelve was begrepen haar uiterfte wille , gelyk die ingeflotene acfe byaperture ook is bevonden onder anderen te behelzen het legaat in quaeftie, dog datde fuperfcriptie in dorfo van het zelve beflotene teftament niet is gefchreven door de voorn: Secretaris, nemaar door defzelfs zoonWilhelm Gysbert Gayma'is, gelyk behalven de eigene verklaringe van gemelte Secretaris ten dage van de openinge op den 9. Sept: 1734. tuffchen parthyen is in confefo. Daar  Cons. L. 49! Daar nogtans de Ordonnantie op de teftamentmakinge binnen z, Arnhem art. 6. legt in deezer voegen: ,, Ook zal men vermogen zyn teftament zelfs te fchryven en ,, dan ondertekenen, en gefloten hier voor twe Schepenen en,, de Secretaris , of elders na couftume locaal te vertoonen , met verklaringe, dat daar inne zyn uiterfte wille begrepen is> ,, welk door de Secretaris in dorfo van het befloten teftament ,, of difpofitie gefchreven, en by de twe Schepenen, of elders ,, na couftume locaal gezegelt en geteikent zal worden. Dus mede uitdrukkelyk requireert, dat de verklaringe des teftateurs in dorfo van het beflotene teftament of difpofitie door de Secretaris zal worden gefchreven niet narrative, gelyk de Heeren Aanleggeren ten proceffe hebben gefuftineert, nemaar pro forma fabflamiali: want behalven dat het generalyk in regten kennelyk is, quod pro forma habendum fit, quod fat uturn refert. ut ob[erv.2\. Mev. ad jus Lubec. quxft. preelim.cy. n. 10 ibique alleg, Afin. prax. judic. §. 2. cap, 2,6. n. 2. Et quod forma data d flatuto 'fubftantialis 4, fit Gratian. difcept. forens cap. 742. n. 1. & cap. póy. num, r8. Sanfelic. decis. 390- in addit. En behalven dat de bepalinge van een teftament, quod fit jufta fententia , id eft, fecundum regulas juris civilts, vel folenniter declarata, mi in l. u & l. 4. ff- qui tefl. fac. pof. & ibi. Gothofr. ook klaarlyk uitwyft, dat het is een fblemnele handelinge , die gebonden is aan zekere formaliteiten, zonder welke zy niet beftaan kan, §.z Infr. de teftam. Zo doen zig in de voorff: 6. arricul van 6". deze Ordonnantie verfcheidene kentekenen op , wanr uit men zelfs in andere zaken zoude moeten befluiten, dat al wat daar in cepraefcribeert is , voor eene forma fubftantialis , fine qua atlus fubffiere nequit te houden zy; als continerende Eerflelyl^ wat den teftateur doen moet om een bondig befloten teftament temaken, wat de Secretaris daaromtrent moet verrigten, als mede hoe en op wat wyze de Heeren Schepenen die handelingen moeten heveftigen : forma namque eïl ordmata legisyl feries , ordinans eer tos aüus& fines hominis, vel ordinata qaaidam fries rem ad fubflantiam deducens , atque adeo ultima perfetho rei Viv. decis 3 2,6. in fin. ibi alleg- Bald. in l.quia indignus col. 1. ff. de fenat. AffliZ. Cephal. & al. O00 2 Het  ^92 Pastis Secundi 8. Het welk andere verklaren in dezer voegen, ubicunque aliquid conceditur cum certis modrficationibus, dicitur de forma quicquid ibi exprtmttur. Surd. decis. 268 ». 9. ibique alleg. Anchar. cons. 35*. Aretin. in l. i- ff. de Itber. & pofth. fas. cons. 97, n. 2. vol 4. en p. dus hier te meer toepaffelyk is, daar de tefiamenti fatlio tegens de oude gewoonte van de Provincie van Gelderlant wel is toegelaten, dog met zodane modificatie, als ten aanzien van de beflotene uiterfte willen indezen 6 art. van de Ordonnantie wortgezegt, onder anderen, dat de verklaringe des teftateurs door de Secretaris in dorfo van het befloten teftament zal gefchreven worden. 10. Voor het twede een notoire afwykinge van het jus commune of ci~ vile Romanorum, als reducerende het getal van zeven gequalificeerde getuigen tot drie, mits zynde twe Schepenen en een Secretaris, en daar benevens ook ordonnerende , dat deze laafte de verklaringe des teftateurs zal fchryven in dorfo des beflotene teftaments; forma etiam data intelligitur, zegt Surd. dict. loc. n. 10. quando atlus confici debet aliter, quam difponitur a ;ure civili Duran. decis. 18. n. 17. Sanfel. decis. 390. in addit, Mev. diSi. quxft. frdimin. 9. n. 9. ibique alleg. Cephal. cons. 421. n, 39. Socin. cons. 92. lib. 3. & Cravett. cons. 182. n. 10. ai. Ende voor het derde gebruikende dezedifpofiüvewoorden , dat de verklaringe des teftateurs in dorfo van het beflotene teftament of difpofitie door de Secretaris gefchreven en door de twe Schepenen gezegelt en getekent zal worden, welke notoirlyk een prceceptum uitleveren , en aan de Secretaris zo wel als aan de Schepenen hunne functie omtrent deze handelinge voorfchryven, enderhalven een noodzakelykheit om het te moeten navolgen , atque adeo formam fubflantialem importeren. Goris ad Confuet. Velav, cap. 23. art. 12. Glof. 2. n. 3. ibi alleg. & Sanfel: d. decis. 390. in addit. iz.ubi fiatutum, inquit, loquens per verba imperativa fiat, zWfieri debeat , importat neceffitatem prt-cifam , ut fi aliter aBus fiat, fit nullus^ alleg. TNegus. qu&fl. 475. «. 1. & Gyph. decis. 8?. » y. 13. Immers by aldien men ter contrarie wilde ftaande houden , dat hec fchrvven van de verklaringe des teftateurs in dorfo van het beflotene teftament flegts als een onverfchillige zaak te houden zy, zoude men met even zo veel grond mogen zeggen, dat het tekenen en zegelen van de Schepenen ook is van dezelfde nature.  Cons. L. 493 re , doordien het eene niet kragtiger wort geboden als het andere, maar beide met een en dezelfde uitdrukkinge , zal ge- < fchreven, gczegelt en getekent worden. En zo zoude dan befloten kunnen worden, dat ook het defect van zegelinge en tekeninge van de Heeren Schepenen niet pro forma fubftanuali wierde vereifcht , en dat een teftament niet alleen Jine folennitate, maar ook fine veritate contra textum exprejfum in l 23. C. de fideicomm. I. 18. & l. 23 ff. de legat. 3. zoude beftaan kunnen. Dat hier gevolglyk by gebrek van dit nootwencüge requifyt van 14-: eigenhandige fuperfcriptie van de Secretaris ten eenemaal applicabel is het bekende axioma van regten : quod forma in aliquo atlu fervanda, Ji in Ulo deficiat , aBus es~l nullus. I. 4. C. de fentent. & interloc. I. 44. §. 3. /. yy. ff. de condit. rjr demonftrat. I, 1. & 2. C. quando prov. non eft necejf. Barbos. loc. comm. lib. 2. cap. 20. axiom. 5. 7. & 9. en derhalven het teftament in quaeftie meet worden gehouden voor nietig en als nooit gemaakt, fchoon ook in het ftatuit niet wort gevonden de claufula annullativa; Ter oirzake die quaeftie, welke eenige Regtsgeleerden moveren over zommige gevallen , daar de omiffo forma; eene handelinge niet zoude doen corrueren zonder deze claufule , alhier niet kan te pafte komen, daar het in jure bekent is, quod ex imperfetlo i^l tejlamento voluntas defuntli non fu/linetur, zelfs niet ten aanzien van legaten, die in tejlamento patrisinter liberos aan een derde of vreemde perzoon worden gemaakt /. 2i..*j. 1. C. de teftam, junil.. I. 23. C. de fideicom. Ja zelfs voor nietig verklaart wort eert informeel teftament ten 16» voordeele van de Keizer gemaakt, ex imperfetlo tejlamento, inquit textus, nee imperatorem hxreditatem vindicare poffe fape efl conftitu» tum, junil. I. 23. ff. de leg. 3. gelyk zo oneindige plaatzen in 't Roomfche Recht voorkomen , daar de woorden infirmatur, convellitur , irritum fit, vel jure deficit tejlamentum imperfeFtum, vel juris folennitatibus dejtitutum worden gebruikt, uti in l. 17. /. 20. /. 21. & I 12. Cod. de teftam. tot een notoir blyk , dat het zig van zelve verftaat, dat het teftament in quaeftie is nietig en invalide. Dat hier tegens niet in confideratie kan komen, dat de Secre-17;. Ooo 3 taris  4p4 Partis Secundi taris ter zyden van de fuperfcriptie van het quseftieufe teftament heeft geftelt de woorden me pr zig hier klaar opdoen , wanneer een van de voorff: beide redenen oorzaak tot deze formaliteit mogte hebben gegeven. Dat de Heeren Aanleggeren dienvolgens te vergeefs hare toe- 2o' vlugt nemen tot dé regulen van 't regt: Paria funt fcribere infirument urn , & fcripto ab alio fub fcribere , arg. princ. Infl.de empt.& vend. L 6. §. 1. ff. de edend. I. yo, ff. de acquir, rer dom. I. ly. §. 2. f. ad leg. Corn. de f als. & Quod quis per alium facit ipfe feciffevidetur. 1. 22. §. 1. ff. de liber. caus. I. 1. §. izv f de vi & vi arm. & l 1. §. 1. f. de conflit princ. om te beweren dat door de voorff: woorden me prafente en ondertekeninge aan den inhout van het 6. art. van de Ordonn: zoude voldaan zvn ; Gepraefuppóneert zelfs, dat ten proceffe was gebleken, dat de Secretaris Gaymans zvn zoon tot het fchryven van de verklaringe van de teftatrice tn dorfo van het beflotene teftament hadde verzogt en gefubftitueert. Omdat niemant kan ontkennen, of het zelfs fchryven en hetondertekenen van het gefchrift van een ander zyn twe onderfcheidene daden, waar toe twe byzondere perzonen worden vereifcht, en dat het by gevolge alken is fictione turis, dat men het zelfs fchryven, en het ondertekenen van het gefchrift voor het zelfde of een aqu pollente handelinge zoude moeten houden , daatde regten omtrent de obfervantie van de letterlyke zin, van het geene pro forma by een ftatuit wort gerequireert , zig niet flegts bepalen in de voorff: generale regul : quod aquipollens non fufficit, ubi eerta forma a flatuto prafcripta eft, maar ook fpecialyk willen, quod verba fiatuti non ficte vel civtliter, fed naturaliter , uti fonant, & ut litera jacet , intetligenda fint. I 4 C. de hij qui ven, tstau impetr. Li. §. zo. f. de exéreü. act. I. 69. ff. de leg. 3. Mev. part,.  49,5 Partis Secundi part, 7. deeif. 253. n. 3. 4. $. & Gail. /**. 2. obs. 23. & obs. 79; n Dat'de inapplicatie van deze regulen in dezen te klaarder is , wanneer men in opzigte van de eerfte eens pofèert , dat by de voorff- 6. articul van de Ordonn: was gezegt , dat de verk annge des teftateurs in dorfo van het beflotene teftament eigenhandig door de Secretaris zoude gefchreven worden, ter oorzake de Heeren Aanleggeren, mitsgaders de Heeren Advifeurs by het advys fub F. van Aanfpraak genoegzaam erkennen, dat als dan door de blote ondertekeninge en bygevoegde woorden me prafente aan de form van het ftatuit niet was voldaan; V'aar toe zy egter als dan, even zo mm als nu , zouden behoeven te komen , by aldien deze voorfl: eerften regul in een geval als dit, daar yts pro forma wort gerequireert, konde plaats hebben: n. , Om dat fchryven in tegenftelhnge van laten fchryven onwederfprekelyk betekent eigenhandig fchryven, alskunnende memantbegrepen worden te fchryven, zonder daar toe zyn hand te gebruiken zo zoude ook in reguarde van de twede regul cafu quo kunnen vaftgeftelt worden , dat ymand zyn teftament door een volmagtiger zoude kunnen pafferen, nademaal des teftateurs pra;fentie by het pafferen of hefteden van zyn teftament met geen meer nadruk, als den Secretaris het fchryven van de verklaringe in de voorgen: 6- art. van de Ordonnantie wort geboden; Waar uit dan deze abfurditeiten zouden refulteren , dat een wetgever goedvindende quoad formam tefiamenti te ftatueren, dat de Secretaris de verklaringe des teftateur-: in dorfo zal "fchryven, zulx met "een effect ter bereiking van zyn oogmerk zoude kunnen doen T als mede dat het geheele geloof van een teftament zoude ruften op de goede trouwe van een gemagtigde , die een befloten teftament ter beftedinge aan de Heeren Schepenen en Secretaris prnefenteerde. , ; • r Zynde in dezen zeer remarquabel, dat de Herren btatuenten *2" by de voorff: 6. articul aan den teftateur wel toeftaan. om zyn teftament zelfs te fchryven of te laten fchryven en dus klaarlyk te kennen "even , dat het twe onderfcheidene zaken zyn , dog D 5 im-  Cons. L; 407 immcdiaat dan van de Secretaris begeren, dat de verklaringe des teftateurs door hem gefchreven zal worden, tot een evident bewys, dat zy wel gevat zyn geweeft op de voorff: regulen van het regt, dog ten aanzien van de functie van de Secretaris niet gew'ilt nebben, dat dezelve van de minfte applicatie zouden zyn, nemaar het fchryven van die verklaringe perzoonlyk aan denzelven hebben gedemandeert. • En zo laten zig ook doorgaans de Regtsgeleerden over deze isi materie uit, zeggende : quod forma a lege vel flatuto prafcripta impleri debet proprie & vere, non per ablum ftlum & improprium etiamfi £Cjuipollentem. Bald. in l. i 2. ff. qui teftam. fac. poff. Et quod verba datuti loquentia de cafu vero, non funt intelhgenda de cafu fttto, neque ad eum extendenda Coftal. ad l. 3; §. hac verba ff', de negot.geft. adde Barbos. thes. locor. comm. verbo Forma. axioma 1 1. ibique all. ende nader ad eafum, Rebuff. ad Conft. reg. tract. de chirogr. & cedul. recogn. n. 3y. daar hy zegt : Quando fcriptura requiritur pro forma tune fubfcribens non habetur ^a; pro fcribente , ibi alleg. Aretin. ad l 126. §. 2. Jas. in l. emptor. 47. §. Lucius l. ff. de pact. & Brun. in tract. de forma & folenn. rubric. ex quibus confftant forma & folennit. vers. idem qucero an fubfcribens : Zulx dat die regulen 'notoir te verftaan zyn van zulke geval- 2y.; len, daar het fchryven of laten fchryven en het zelfs doen of laten doen ftaat aan ymants welgevallen, maar niet, wanneer defzelfs perzonele functie of prseientie pro forma wort vereifcht /. uit. ff. de off. ejus cui mand. est jurisdict. I. I. l.Z. C de fentent. experic, recitand. & Carpz. part. 3. conft. 3. def. 24. n. 8. Dat nu de cafus verus, of de eigentlyke zin van het ftatuit in 2(5, de woorden zal door de Secretaris gefchreven worden, te verftaan is de authographo, of eigenhandig fchryven, en dat fchryven en eigenhandig fchryven zyn fynonima, is, behalven dat hier voren gezegde, by de Verweerderen, zo in de geappliceerde advyfen fub N. 1. 2. als ter duplicq klaar aangetoont , en daar by ook zeer wel aangemerkt , dat omtrent de onderteikeninge van de Heren Schepenen even zo weinig als omtrent het fchryven van de verklaringe door de Secretaris gevocgt zyn de woorden met eigene hand , als verftaande het zig van zelve , dat niemant P p p kan  40g Partis Secundi kan gezegt worden yts te fchryven of te ondertekenen, zonder daar toe zyn eigen hand te gebruiken. Dat dienvolgens, om het teftament in quaeftie te doen beftaan, niet kan komen in confideratie, dat hier van de wille van deteftatrice zoude confteren en dat zy van haar kante alles zoude hebben gedaan, en werkftellig gemaakt , dat van haar tot het volbrengen van een beflotene uiterfte wille by de meeraangehaalde 6. articul van de Ordonn: wierde gëeifcht , omdat tot de beftanelykheit van een teftament niet alleen wort vereifchet, ut conftet de veritate, vel velutitate tejlatoris . fed etiam de folemnitate, dat alle plegtigheden, welke de wet of het ftatuit daaromtrent vordert, zyn waargenomen. 27 Want hoe favorabel of geprivilegieert anders een teftament van een vader onder zyne kinderen is, zo verftaan egter de Keizere.11 in l. 21 §■ i. C. de te/lam. & l. 23. C. de jideicomm. niet, dat die kinderen verpligt zullen zyn, om de legaten , welke de vader daar by aan vreemde perzonen heeft gemaakt, te voldoen, wanneer dat teftament niet heeft de gemeene vereifchte folenniteiten , het zelve in d. §. i. quoad intermixtas extraneas perfonas ipfo jure nul verklarende : qui enim folennia non obfervat , videtur elufonum attum facere voluijfe , nee cenfetur in cafu tefiamenti imperfetli voluntas tejlatoris adefie arg. /. 8. inpr. fi. de accept, adde Pantzman. quajl. 28.6. n. 6. vers. fed quis negabit. n. 77. & feqq. Adeoque tejlamentum d'ici non potejl, in quo folenmtas omiffa est. quaeft. 22, n. 10. &n. 16. 20. Dat het wel enigermaten waar is, dat het tekenen en zegelen van de Heeren Schepenen , waar. van in den 6. articul van de Ordorrn: wort gefproken, gezegt kan worden ad verttatem tefiamenti mede te behoren, dog zulx neemt niet weg, dat hetzelve en al wat verder in den text wort gezegt, 't geen ad probatïonem vel fidem faciendam mede kan dienen, niet enkele folenniteiten zouden zyn. Want als dit vereifchte omtrent de functie van deSchepens en Secretaris flegts ad trobationem'"zoude dienen , zoude men kunnen vaftfteüen, dat de teftamentmakinge niet folemneels hadde, en dat bygevolge dezelve even zo wel voor twe of drie private perzonen °als voor twe Schepenen ende Secretaris zoude kunnen gefchieden, als genoeg zullende zyn , dat maar van de waarheit van de zaak of wille des teftateurs confteerde. Dus  Cons. L,. 49^ Dus is het dan zeker, dat al wat het ftatuit tot perfederinge van een acte meer requireert, als het geen anders genoeg is tot bewys van een handelinge, het zelve vooreen folemniteit of forme is te houden, en dat vermits het eene niet meer kan gezegt worden overtollig te zyn als het andere , al het gerequireerde voor folenniteiten en te zamen pro forma mdivifibili feu individua aangezien moet worden , waar van niet het minfte mag worden afgenomen, zonder de geheele forme te fchenden , en zo wort dan gezegt quod numerus teflium non folum de forma probat oria , fed & de forma fubflanttali requiritur. I. uit. C. de fideicemm. PantZman. qu&ft. 22. ». 2. ibique alleg. Bart. & Ripa in l. nemo potefi. ff. de leg, 1. & Bald. in l. 12. C. de teftam. adde Gilken. ad l. 12. C, eod, n. 10. & 1 8. Freundeb. de refcript mor at. tit. 8. concl.qS* n. 8. Lit. B. ibi alleg. & Carpz. part. 3. cons 3. deftn. 2.4. n. 6. Dat ook het argument van de Heren Aanleggeren getrokken 30 uit de lex 19. C. de te/lam. in verbis: feut ergo ïecurus erit, qui afiis cujufcunque judicis vel municipum , aut auribus prrivatorum mentis fu& poftremum publicavit pudtcium, om daar mede was het mogelyk ftaande te houden , dat het verzuim van de Secretaris omtrent het eigenhandig fchryven van de verklaringe van de teftatrice in dorfo van het quasftieufe teftament deze difpofitie niet zoude invalide maken, van geene byzondere elfentie is. Want behalven dat het niet zeker, of door de woorden , publicavit ailij judicium fupremum , niet moet verftaan worden aclis judicii teflamentum fuum (antca nempe rite coram feptem trftibus factum) infinuari curavit volgens het formulier, het welke Goihofred. in l. 23. C eod. daar van opgeeft uit Cu^ac. 4. Sentent. Paul. 6. §. 1. om dus te praevenieren, dat hy vooraffterven van een der getuigen het zelve teftament niet kwam te vervallen , volgens de difpofitie in I 2. & 18. C. eod. Om dat de teftator anders zig dieswegen nooit geruft konde houden , en behalven clat ook dit woord publicavit alleen zoude kunnen worden te huis gebragt op een teflamentum nuneupativum, verklarende de Glojfa het zelve door manifeflavit, zo moet men in allen gevalle vooror:derflel!ep, dat, zoude den teftateur geruft zyn, dat zyn teftament zoude goet en bondig wezen , de Richter of atluarius daar omtrent hadde gedaan, het geen de wet van Ppp 2 hem  ^oo Partis Secundi hem vorderde, met hetzelve aBis publicis te infereren , opdat ter zyner tyd de aBu ipfo zoude kunnen blyken. '21. Zonderlinge als men met eenige uitleggeren zoude willen vaftftellen, dat omtrent deze manier van teftamentmakinge by de Romeinen, de praefentie van de Rigter alleen zoude genoeg geweeft zyn, het welke nogtans by de meefte wort tegengeiproken, fuftinerende enige, dat 'er ten minften twe, andere, dat'er drie getuigen behalven de Rigter nodig waren. 32. Dat dit argument ook van zelve corrueert, als men aanmerkt, dat'er eigentlyk niet folemneels in de teftamentmakinge zoude refideren, ingevalle men de functie van de Heeren Schepenen en Secretaris wilde ftellen voor yts onverfchilligs, en dat derzeiver verzuim in het een of ander geen informaliteit aan het teftament zoude toebrengen, als of het maar genoeg was, dat een teftateur om geruft te zyn, de Schepenen en Secretaris verzogt, en aan dezelve vertoont hadde zyne beflotene difpofitie, met verklaringe dat daar inne zvn uiterfte wille begrepen was. Nademaal als dan dit verrigte voor een complete teftamentmakinge zoude moeten aangezien worden , fchoon nog de Secretaris in 't fchryven van deze verklaringe in dorfo van het teftament, nog ook de Heeren Schepenen in 't zegelen en tekenen van dezelve, yts het minfte van hunne functie hadden waargenomen , wanneer flegts ex poft faBo konde werden aangetoont, dat de overledene voor Schepenen en Secretaris zulk een verklaring hadde gedaan, alzo het eene, als in dezen de eigenhandige fuperfcriptie van deSecretaris hebbende mogen verzuimt worden,'dan ook het andere de zegelinge en tekening der Schepenen even zo wel nagelaten konde worden. Het welke ten eenemaal abfurd is, zo blykt overtuigelyk, dat tot het beftaan van een teftament niet genoegis, datden teftateur het zyne doet, maar dat ook de Schepenen en Secretaris haar functie na behoren moeten verrigten , en de eene zo wel als de andere punctuelyk moet doen , het geene de wet of het 33. ftatuit pro forma van hen requireert, gelyk het ook jure-eiviliniet genoeg was, dat een teftateur zyn befloten teftament vertoonde aan zeven gequalificeerde getuigen, met verklaringe, dat daarin begrepen was zyne uiterfte wille , maar deze getuigen moeften der  Cons. L. yoi dezelve ook tekenen en zegulen, zulx dat by gebrek van enig zegul of fubfcriptie het teftament verviel , ende nietig wierd /. fiunusix. C. de teftam. Gelyk dan ook het teftament in quaeftie by gebrek van de ei- 34; genhandige fuperfcriptie van de Secretaris voor nietig en invalide gehouden heeft moeten worden, omdat, als gezegt is, dit requifit mede behoort ad formam tefiamenti claufi volgens het gerequireerde in de meergemelde 6. articul van de Ordonnantie , die hier de enige rigtfnoer van decifie moet zyn, jQuia in folemnitatibus contraBuum & ultimatum voluntatum attenditur confuetudo loei, in quo aBus celebratur. Gail. lib. 2. obs. 123.36, ibi alleg. ende voor zo veel dit ftatuit omtrent de teftamentmakinge is correBorium juris civilis , prafcribens modum quendam certum rei inftituendx, at que adeo formam fubfiantialem Vigl: de teftam. ad t.3. ff. fleert, pet. num. 19. & 20. geen extenfie lyd , nog by interpretatie of argumentatie ex jure civili vel aliorum ftatutis enige veranderinge of verminderinge in hare forme onderhevig is, voor zo veel de woorden van de'voorfl: 6. art. ten eenemaal klaar zyn /. %f. §. 1. & l. 69. f- de leg. 3. /. IX. C defurt. L$> C. de liber. prater. Vbi enim , mquit Bald. in 1. Gallus §. li ejus ff. de liber. & pofth. perfpicua extat legis vel fiatuti difipofitio , cefat omnedubium, behalven nog verfcheide andere folide redenen door. de Verweerderen art. 2g6. & feqq. van Duphcq voorgebragt. Dat wel het verzuim'of de omiffie in het onderhevige geval in »j„ den eerften opflag fchynt gering te wezen, dog dat daar van inde onzekerheit," wat de Heeren ftatuenten mogte hebben bewogen om de eigenhandige fuperfcriptie van de Secretaris te requireren niet te oordeelen is, en dat het in allen gevallen, hoe gering het zelve ook zoude kunnen gefchat worden, is, dat het pro forma, is geboden, om voor de nulliteit van het quaeftieufe teftament te decideren 1 qui enimpartem individui facit nihil agit , Pantzman./uir?.. 2. quaft. 3'. n. 4. maxime in tcfiamentis, in qutbus forma effentialis eonfdh in punBo indivifbtli & in ultima conclufione n. ibid. 5. & ibi. alle», at que adeo fpecifice, integr aliter & ad ungucm in minima quaUt au eïifervanda Befold. part. 4. confïl. 173. n. 3. 4. & ejus tnobfervantia, etiam in minima parte, facit teftamer.tum nullum , qutA: defcere in maono & minima idem eïl Grammat, decis. jcj. ». 11. 14.. ' * Ppp 3 Cephak  yo2 Partis Secundi Cephal. confl. 421. n. 6. vol. 3. Viv. decis. 336. ». 1. &Menoch. mb/7/. 443- ». 2, vol. y. v , . 38. Dat dienvolgens, hoe favorabel anders de teftamentmakinge wordt gehouden, de regten meer als op eene plaats dicteren , dat men de uitlegginge zo moet zoeken te fchikken , dat. de uiterfte willen eer beftaan als vernietigt worden /. quoties in aBiombus ff. de reb. dub. I. fi pars. ff. de inofi. tefi. & glojf. in L contrah. n. 4. ff. de Req-.jur. hier geen interpretatie ex aqmtate te pafte komt, omdat hier geen quxfiio de mente legr/latons kan zyn, daar het ftatuit in klare en ontwyffelbare woorden onder andere mede pro forma fubfiamuüi requireert, dat de Secretaris de verklaringe des teftateurs in dorfo van 30. het beflotene teftament zal fchryven , ubi enim lex tam claraefl, ut ' interpretatione non mdrgeat, quamvts dura videatur , tarnen judex afcriptorecedere non pote/l. I. 12. §. l.ff. qui& dquib. manum. Quia ad cum pertinet f iBi quafiio non jurls autleritas l.i.ff. ad Manie, ubi Cujac. lib. 1. refp. Papin. pag. zo. zonderlinge in cas van omiffie van formaliteiten, quia potius nüllitatis indu'dio, quam receffus a forma toleratur. 4°' Vinc. Carot. fing. 297. Et defe tl us forma tam notabilis eïl, utnullo modo fianari vel reparan , nee princnis vel Papa refcripto tolli poffit. BerIich: decis. 105-.'». 8. & in formalibus zegtFreundsbergcie refcript. morat. tit. 8. concl. 48. judex vel princeps moveri non debet ex aquitate non fcripta vel lege clementior effe , ut recedat a forma , ibi alleg. poft Abbat.Card.Tufch. pra&. concl. tom. 1. Lit.F. concl. 41 8. n. 24. 41. Quia ea pracife , ftmpliciter, pur.Bualiter & ad unguem , feu ut plerique dicunt, ad ungulam & guttulam fervanda efi , ahoquin aBus ;n totum vitiatur , et ft fit favorabilis , cum fit individu.i , cui proinde a4ii vel detrahi non potejl, fed propter defetlum etiam minimum aBus concidit & imtus fit Freundcb. d. concl. 48. n.o6. & feqq ibique alleg. DD. adde Barbos locor. comm. lib. 6. cap. 20. Axiom. 9. ïicet exceftus forma in commodum , favorem, & militatem Jhujus redvndaret, & per eum aBus in melius reformetur num. ibid. 12?. Zonder dat men na de redenen, welke de wetgeveren van de formaliteit in quaeftie hebben bewogen, behoeft of mag zoeken , quia in Us fufficit ita placuifie. Zas. in l. u\ucapione n. 2. ff de divers. & tempor, prafcript. I. 10. Ci de refcindend. venuit. I 20. ff. de leg. ibi Ant. Fab. in rational. & Mornac. in obferv 42.. Dat dus hier tegens van weinig opmerkinge is de lere van Ley- ferus  Cons. L. y02, ferm in medit. ad ff. fpecim, 3. art. 6. in 't generaal daar op uitkomende, dat een omiffie van een geringe.folenmteit een teftament of andere handelinge niet zoude doen corrueren, indien maar door andere middelen of door het andere {ex altis zegt hy) word, of biyft voldaan aan de intentie van de wetgever: Want behalven dat met geen zekerheit altoos kan gezegt worden voldaan te zyn aan het oogmerk van de wet door yts ancLrs als liet ftatuit requireert, zo lange niet bekent is de reden, waai> om yts pro forma is ingevoert , en behalven dat ook om diezelfde redenen nier geweten kan worden, of het is een Jolennitas levis vel mjgna, g'lyk het ftatuit in queettie geen meldingc altoos maakt van de intentie of oogmerk , waar toe de eigenhandige fuperfcriptie van de Secretaris zal dienen, zo is die lere ganfeh fingulicr, in 't minfte niet goed te maken met die daar toe aangehaalde /. 1 y". C. de te/lam. als fprekende van een innerlyke folemnitcitof formulier van woorden, welke de teftateuren voor deze conftitiitic van erfgenaam moeften gebruiken s ende daar en boven ook regtdraats ftrydig tegens de difpofitie van het recht in /. 22 §. 4.. ff. qui teftam. fac. pojf. et L fi unus. 12. C. eod. daar de Keyferett by gebrek van tekeningc of zegelinge van een enige getuige het teftament voor nietig houden , en zulx om geen andere reden , als dat het getal van getuigen dient ad folennitatem et fubfiar.tiam tefiamenti , en dat in zulk een gelegentheit de minfte folennrteit in agt genomen moet worden, hoewel het te gelyk ook dient adamplioremet perfeüiorem veritatem revelandam, text. in L uit. C. de fideicom. adde Mantic. de conjeiï uit. volunt. lib. 2. tit. 14, n. 4. et 23. Dewyl dan ntrde teftamentmakinge by de Ordonnantie inqus-^V? ftie is verandert en merkelyk verligt, in zo verre dat in plaats van zeven getuigen , die de vereifte qualiteiten moeften hebben , en het teftament tekenen en zegelen, behalven enige andere fcrupuleufe requifiten meer, een befloten teftament volgens de meergen: 6. art. kan worden gemaakt voor twe Schepenen en een Secretaris, mits doende de eene zo wel als de andere zyn functie aldaar voorgefchreven ; zo kan immers met geen fundament altoos gezegt worden, dat het verzuim van de Secretaris omtrent het fchryven van de verklaringe van de testatrice in dorfo van het qüasftieufe te£ tament een mindere of geringer omiffie zoude zyn, als dievanheï tekenen of zegelen van een enige getuige. Im-  fCif Partis Secundi 44.. Immers was in tefiamentis apttd Romanos het getal van zes getuigen overvloedig genoeg, om van de waarheit van de zaak te doen confteren, en zo kan ook de ondertekeninge of zegelinge van de zevende getuige wel uitbrengen , dat hy mede athti prxfent was geweeft, maar dewyle de wetten het zegelen en tekenen eonjuntlint van alle requircerden, zo verviel het teftament by gebrek van tekeninge of zegelinge van een enige getuige : waar uit dan notoir moet volgen, dat vermits inde voorff 6. articul van de Ordonnantie het praefent zyn niet alleen maar ook het fchryven van de fuperfcriptie door de Secretaris, beide conjunllim, word vereifcht, de omiffie van het laa & non fubjeccis Ecclefia , & fummo Pontifici, veluti in hoe nofiro kegno (Hifpaniaï) Nam qui debent uti legibus noftris , debent etiam tefiari juxta formam illarum: daar van onder anderen n. 64. voor reden gevende , quod fummus Pontifex non potefi tollere leges jufias quar.tum ad eos , qui non junt de fua temporali jurisdictione. cap. fi duobus. de appell. cap. non is. de judic. Et fic diiendum est, ita pergit n. 65. Pontificem prötd:tla ftatuiffe obfervanda , in quibus habet temporalem jurisdictionem, quia circa eos potuit jus civile Romanorum derogare , E: ita practicamur, neque contraria opinio de pure aut praxi fiuflineri potefi. per DD. ibid. Nemaar, of by de Ordonnantie op de teftamentmakinge aan de teftamenten ad pias caufas ook enige privilegie of difpenfatie van de gewoonlyke forme zy gegeven ? 'yS. Het welke vermits aan zyde van de Heren Aanleggeren niet is gefuftineert, zo verftaat het zig van zeiven, datdedecifieniet ex jure Pontificio, maar ex jure civili moet vallen , en dat overzulx het teftament in quaeftie als na die regten niet geprivilegieert, ofte gedifpenfeert zynde van de onderhoudinge van de gewoone formaliteiten lex. 13. C. de ff. Ecclef. ook ten aanzien van het gepraetendeerde legaat moet corrueren , ter oorzake van het effentiele gebrek, de eigenhandige fuperfcriptie van de Secretaris, het welke daar in gevonden word, quia in favorem pite caufie, nihil preeter expreff juris rationem fiatuere debemus Fred. Mindan. confult. Saxon. lib. 3. qtteeft. 9. n. ii. Mev. cons. 98. n. 73. iio. & feeM- ... 59. Dat dit nog te klaarder is, indien het waar is, *t geen art. 412. van Duplycq word geallegeert, dat namentlyk by de voorff: Ordonnantie alleen aan teftamenten van ouders onder hare kinderen, en aan zulken, die in tyden van peft en andere befmettelyke ziekten gemaakt worden, eenig faveur of difpenfatie van de gew oone vereifchte folenniteiten word gegeven : alzo daar uit vaft te ftellen is, dat de wetgeveren wel bedagt zyn geweeft op de uït- zonderingc  Cons. L. zonderinge van deze beide zoorten van teftamenten , dog zwygende van de teftamenten ad pias caufas, daardoor verftaan moeten worden, dat deze laatfte aan de gemeene regul of forme van teftamentmakinge by die Ordonnantie gepraefcribcert zoude gebonden blyven, quia exclufio unius est tnclujio alterius Barbos: loc. comm. in verbo excludere axiom. 2. en zeker niet zonder redenen, om dat die deure eens open gedaan wordende , mettcr tyd veel cbartabellen van teftamenten zouden te voorfchyn komen, waar in men legaten zoude vinden , daar de overledene dikwils niet eens op gedagt zouden hebben , ofte immers die van haar met geen goed hert gewilt zyn geweeft , zonderlinge als men aan-6o; merkt de verre uitgeftrektheit van gevallen , die na het gevoelen van zommige Regtsgeleerden, onder anderen Stryk. de Cautel. teftam. cap. 12. §. 14. voor cauQe pia worden gehouden. Zonder dat hier tegens kan komen in confideratie, dat in het^j, tegenwoordige geval, daar het teftament in quaeftie is gepafleert voor twe Heren Schepenen en een Secretaris, aan de wille van de teftatrice niet zoude te twyffelen zyn , omdat om die redenen de afwykinge van de Ordonnantie zullende plaats hebben , de teftamenten ad pias caufas in het vervolg niets lolemneels meer zouden in hebben of behouden, voor zo veel ook van de waarheit, ofte de wille des overledene door het getuigenis van twe particuliere perzonen'kan confteren. Het welke vermits de voorff: Ordonnantie niet gewilt heeft, fa nemaar ter contrarie, dat de beflotene teftamenten zouden moeten gemaakt worden na de forme by den 6. articul aldaar gepraefcribeert, met uitzonderinge dan nog van die van de ouderen onder hare kinderen, en de zulke dewelke in tyden van peft en andere befmettelyke ziekte worden opgerigt, endewvleook van geen gewoonte dezen aangaande ter contrarie is gebleken , zo heeft men, ter zyden (tellende wat eenige Hollantfche en andere Regtsgeleerden van de praclycq van hare Provintien mogen zeggen, die voorff: Ordonnantie alleen moeten nemen tot ee n rigtfnoer van de decifie, en het daar voor houden , dat het teftament in quaeftie, als laborerende aan een eflentieel gebrek in de forme by den 6. articul van dezelve Ordonnantie gepraefcribeert, in allen deelen is nietig en invalide , quia , gelyk als Chrifi. vol. i-6%Z Q,q q 3 deck.  yrc PartisSecundje decis. 4. ». zegt, ft folennitates ditlo Ediclo prxfcriptat, & qu*. reqmirunmr a jlatutis loei , ubi. teflamenta conficiuntur , cbfervata non fuerint, nu/la erunt etiam quoad legata ad pias caufas , met byvoeginge ook, dat het verzuim dien aangaande door geen 9.13,14. ij1. 16. 22. 31. 32. 33-54* 36. 38.42.44. 60.81. Wanneer het Placaat tegens een beklaagde en wel in cas fubjeét • geen plaatze heeft? quod variis fpeciebtis faili ex all. LL. illuftratur n. 23. 10. Honeftas vite multum operatur ad excludendam doli prafumptiunem. 11. Dolus non prafumitur in faélis pub- licis, fee us in clandefiinis aclibus.. ob rat. «.12. 17, Qui opinatur rem effe fuam , illc efl m bona fide. 18, 67. Bona fides in poffefjlre , puta- tivum tantum allegante titulum, prafumitur. 19. Imc in poffeffore folits longi temporis curjus Jine ullo omninö tit ulo fufficit , Ita ut propnetarii tacitus confenfus fuffciat n. 39. 20. Poena non imponenda pro eo quod b, f. gejlum efh  Cons. LIL 21. Ja. 71. "73- Dolus variè excufatur. 24. Contreéiatio voluntate domini pt quid honeflum aut licitum Jit, de cl ar at, & fupplet omnem • def e Hum. 28. 29. 30. Hujus multa confedaria iraditntur, 3J. Taeens confentire videtur, Ji contradicendi facultatem habens hoe non faciat. 37 Qua qualiave ligna cadere potejl up fruóluarius , injpiciendum confuetum lignandi jus ex mors regionis maxime dependens. 40. Qjta?;d*hac aclio arborum c 5-4. lejles plures numero vweunt pauciores, lat. tb. $6. 72. In lege dubia femper interpretatio benignior locurn ha bel. 57. Een Gerigtsbode buiten zyn functie deponerende mcriteert geen meer geloof dan een ander privaat getuige. ƒ8. Quando tej.i non ere datur} 62. In lege quando aliqmd omijfumaut non Jatis defiminm jit, recurrendum adconfuctudmem provincite c53 mores vicina gentis, 63. Quod maxime procedit in ccntratlu locationis conduüu.ms. 64. 6 ƒ. Qua Jigna maia & bona con- feientia funt} 66. Indieia b. confcienti „ privetur gerequireert wort een notabilis deierioratio & non modica, imo etiam dolofa & fraudulenta, als te zien by Chrifi. vol. %. decis. 176. n. 3. Sotomaj. in trabl. de ufufr. cap. zi. ». 17, zo kan ex . identitate rationis in cas fubjecl: , daar dit holthouwen niet dolofe^ aut fraudulemer gefchiet , of ook van eenige confideratie is , de ftraffe tegens fraudulente holtbederversalleen geftatueert, tegens den Beklaagde geen plaats hebben. _ Zo dat uit alle deze en andere circumftantien, welke wy ondienftig geacht hebben in re tam notoria aanteroeren en wytloopig te deduceren, licht te befluiten is , dat 't aangetogcnde" Placaat van den jare 171 5. ter dezer zake geenzints quadreert, en confequentelyk daar uit te cnregte tegens den Beklaagde over \ quaeftieufe holthouwen van zo een geringe waardie aBietie doli famofa •geprocedeert is; ablio enim doli utpote remedium extraordinarium , & ^l. quia famofa est ablio, ob rem minimam, qute est duory.m aurecrum , non datur, l. 9. cjr 10. ff. de dol. mal., Gelykerwys om boven geallegeerde redenen dan ook niet teA*r Sss 3 pr*2  .y2£ Partis Secundi prscfumeren is, dat, gelyk Klager met zyn applicaten fub A & B tracht te bewyzen , dat het jonk ged lot van akkermaal tot dertig of eenendertig Hukken, welke t' eeniger ty t bequaam zouden konnen worden tot heifters, zoude geweeft zyn, welke dooiden Beklaagde ter gearticuleerder plaats en tydt ware gehouwen; Niet met 't document/^ A.z°- vermits die zelfde getuigen daarover naarder en fpeciaalder fub num. 8. ondervraagt zynde ibidem ad art. 2. 4. en y. by wegen van interpretatie omtrent hare afgegevene eerfte depofitie/**. d. A.i ° • met veele omftandigheden en uitdrukkelyke redenen van wetenfehap komen te verklaren dat zy na voorgaande oculaire infpeÖie en nauwkeurig onderzoex hebben bevonden, dat'er geen een ftuk van't eiken holt op e 2,1 ftam, maar dezelve al te zamen op olde ftompen en ftubben ge- ftaan hebben; , Gelyk haar zulx gebleken is , wanneer zy met een mes ac aarde van de ftompen gekrabt, en dezelve naukeurig bezigtigt hadden, met bvvoeginge ad d. art. 4. dat zy op hare vorige aepofitie aangaande't gevraagde aldaar ad art. y. over die zo genaamde fchone geile eiken ftammen ter dikte van een gemeenen ftoel ftempel, geen genoegzaam reguard hadden genomen, oxtc dezelve in diervoegen, als nu fub n. 8. gevraagtzyn, begreepen hadden; . . ^ , ' Zo dat dezelve ter contrarie daar van geinformeert zynde hebben moeten bekennen, dat't quaeftieufe holt niet anders geweeft is, en haar voorgekomen dan wat opflag uit olde door de grondt leggende ftompen; ... , En of nu wel den Klager ter Replycque art. yy. gefuftineert V1' heeft dat aan de eerfte depofitie fub. d, Lit. A. meeraer gelove dan aan de twede fub. d. n. 8. refpedive ter Juftificatie enNootdruft geappliceert, zou moeten gedefereert worden , zo vermeinen wy egter 't zelve in hypothefi geen plaats kan hebben , niet alleen daar deze getuigen niet op een en dezelve mterragatoria, of ook contraria obftativa gedeponeert hehben , maar in tegendeel adminiculativa vel interpretativa , en wel met pertinente redenen harer wetenfehap; ,0 In welken cas een pofterieure depofitie eene voorgaande , 'fchoon ook beëdigt, na de leere vmFaberm C.Sabaitd. lib.± nt.  Cons. LIT. ^27 ïjT. def.f^. by den Beklaagde art. 114. terDuplycq geallegeert moet prevaleren; Maar ook, dat dezelve alhier fub n. 8. in fpecie en ter contrarie ^Q fubfeped. Lit.A. in genere zonder behoorlyke diftinctie temaken daar over gevraagt zyn. Behalven dat der zeiver eerfte depofitie niet alleen gedeftitueert -0 is ran alle concurrerende omftandigheden en waarfchynlyke prae- ' fumptien, daar in tegendeel hare laafte fpecifycqueeedtlyke verklaringe geadminicufeert en onderfteunt wort door een menigte van andere confonante getuigen, dewelke conform de waarheit unanym getefteert en daargedaan hebben, dat niet alleen immermeer geen eiken holt gepoot, geplant of om het Brakel Kampken bekent geweeft is, maar ook dat 't wat opflag van bogt en onholt geweeft is , welke uit eenige olde door de grontliggende ftompen onder dedbrummels en fleedoorns voortgelproten en door den Beklaagde gehouwen is; Gelyk het wyders almede ex num, 3. ad art. 9. en 17. con- t. fleert, dat het wel elf of twaalf jaren olt zou geweeft zyn , en 'l° oveivulx , wanneer *t van zyn eerfte lot en zo geil ware geweeft, als gepraetexeertis, ten minften die dikte van ordinair duizent holt, bequaam om voor een gedeelte in twe te kloven, zou moeten gehadt hebben, en geenzints die van een gemeinen ftoel ftempel; Om alle welke redenen wy dan ook by examinatie van deze getuigeniflen het niet anders, als in diervoegen met de waarheit en natuire van zaken overeenkomende, hebben konnen begrypen: Si enim judex teftibus difcrepantibus ex perfonarum comparatione fta- $21tuere nequeat, quid fequendum Jit, ipfa teftimonia examinet, eaque diligentiffme ponderat, ut videat qua natura negotii magis conveniant: Nam teftibus deponentibus verifmiliora , potius credendum quam depcnentibus inver. fimilia , uti hoe multis declarat Mafcard. de probat. vol. 3. concl. 1 364. ». 8. Proximiora vero videntur , quee negotio ipfo , de quo agitur , funt aptiora & convenientiora accedente prafertim probabilialiqua prafumptione, ex quo ipfo etiam Jit, quod teflibus in fpecie deponentibus magis credatur , quam deponentibus in genere , & magis deponentibus cum ratione dr redditione caufs, quam deponentibus Jine caufa & ratione , per ea quat habet Carpz. part. 1. conft. 16. def. 44. ». 1, 2. 3, 4. rj" y. Al-  £2g Partis Secunds 54. Alwaar voor den Gedaagde ten dezen opzigte uit de twe volgende deflnitien te noteren ftaat, quod tefbes plures numero vincant pauciores, cum ubi major esi numerus , ibi major prafumitur veriras , >r et quod judex difcrepantibus inter fe teftibus pronuntiabit non folum fe' cundum majorem teftium numerum , fed etiam pro reo , utpote cujus jc6 panes favorabiliores funt quam atloris: Quia in lege dubia inlerpreta' tio benignior femper, id ett , juris rigor e pratermiffo esi fequenda l- 3, f. de his qua in teftam. I. 10. §. I. /ƒ• de reb. dub. I. y. f. de'poen. I. 114. f- de R. f. Prafertim in poenalibus caufts. I. iyj. §. 2, 168. et 192 §■ 1. f. eod. . " c 57. Gelyk mede niet die voorgewende qualiteit van die 30. ot 31, zo genoemde geile eikenftammen door Klagers produel fub Lil. B. zynde een copielyke atteftatie van den amptsbode feluplijfenbewezen is, niet alleen, om die vier boven gededuceerde redenen en regtelvke raifonnementen , maar ook omdat delzelfs inhout nopende'die voorff: qualiteit en prasfumptive opwafch van de zelve tot heifters of boomen zig extenderende buiten het geene zyn officie of authorifatie concerneert , na regten behalven defzelfs fingulariteit geen gelove kan meriteren. >8. Behalven dat dezelve niet waarfchynelyk maar in tegendeel 'ten eenemaal contrair is alle die menigvuldigeeedtlykeapplicaten by den Beklaagde daar over gepreduceert, en waar op Klagers getuigen fub- Lit. A. ad art. 10 geene verklaringe hebben konnen geven, en dienvolgendc't geene dien attellantfwelkers verklaringe in allen gevalle ten dezen reguarde hadde behoren beëdigt en in originali geappliceert zyn geworden) dien aangaande komt te verhalen, en in zvne atteftatie incidenrer heeft laten influeren, in dezen van geen de. minfte regtelvke operatie by ons heeft konnen geconfidereert worden. 'y0. Dat vervolgens uit allen dezen dan voor een vierde confequeert, *dat den Beklaagde als pagter van het BraleelKampken geenzins dit onholt gehouwen en genoten heeft tegens de voorwaarden fub Lit. C ad art. 20. waar by aan denzelven niet anders te houwen verboden is, dan*eiken akkermaal, dat alhier nooit gepoot, gedaan, of gevonden is: $0 Aangemerkt meergemelte Kampken ingevolge Beklaagdes be■ ' wyzen^niet als den gezeiden 20. articul requireert) onder geen Erve  Cons. LIL y2p erve is gehorende, of dusdanen verboden holthouwen van eiken akkermaal aldaar op knotwilligen, wallen, horden, of anders gedaan heeft, gelyk Klager art. 72. terReplycq onder deze laade woorden mede heeft trachten te comprehenderen allerhande zoort van eikenholt, zo om vorigen ten eenemaal wederregtelykis, en ook Haar Ed: Mog: intentie niet kan geweed zyn, dat daar mede en met de zelfde voorwaarden dusdanen onholt zouden willen denoteren. Vermits zo by 't placaat als by de Voorwrn: van verpagtinge fa alleen maar beoogt is de confervatie van boffen , bomen en akkermalen , door welkers moetwillig bederf den eigenaar irreparabele fchade en groot verdriet kan aangebragt worden , 't welk immers notorie omtrent dit bogt van holt, meerendeel in gering opflag van eiken uit oude en by na vergaande dumpen voortgefproten , en onder brummen , fleedoorn, en ander onholt opgefchoten , geen plaats kan hebben, nog daar toe extenfibel is; En gevolglyk ook de redenen van dusdane prohibitive relblutien en placaten alhier buiten werkinge moeten verblyven, immers, vermits daar by geen fpeciale verbodt gedaan is omtrent het houwen van dusdane onholt op bouw-of vloglantjes flaande en onder geen boufleden gehorende , zo kan men fecüii" dien aangaande recours nemen tot die daar over in zulken of naburigen diftricl gerecipieerde praótycq; In lege enim aut ftatuto quando aliquid omijfum aut non fatis defini- fa-, turn f/?, recurrendum ad confuetudinem Provincie et ad mores vicinorum populorum per /. 21. ff. de LL. 't welke fpccialiter plaats heeft (iiï in hoe contfatlu locationis condutlionis, als te zien in l. 19 Cod. de loc cond. en in allen gevalle op den Beklaagde in dezen kan toegepaft worden. Dat eindelyk mede voor een vyfdt voor den Beklaagde militeert, dat hy door het afhouwen van 't g' articuleerde holt ook niet kan geoordeelt worden tegens opgemelte voorwrn: van verpagtinge ten opzigte van 't befchadigen en bederven der vrucht, waar van den 20. art. fub. d lit. C. fchynt te gewagen , aangelopen te hebben, vermits 't contrarie uit dukgemelte document * fub num. 3. art. 14. manifefteert. En gelykerwys de kentekenen van een quade confcientiezyn, fai Ttt en  ^a Partis Secundi en ouade prsefumptie vooreen betichte parthve komen te maken , wanneer dezelve inconfianter of met een trepidatie over het geen hvonderftaan heeft, fpreekt en aangedaan is , als by Farmac. lib. 2. deindic. quafi. $2. n. 39. te zien per text. tn l. 10. %. y. {5c. ff de quafi. Zo is in tegendeel juxta Decian. censor, vol. 2 n. 114. voor een indicie van een goede confcientie en onfchult te houwen wanneer dezelve confianter& intrepide zonder eenjgeddfimulatie 'zig gedraagt fecundum illud Horatii: .... Hic murus aheneus ejto, Nil confcire fibi nulla palefcere culpa: *r Zo heeft den Gedaagde erkennende zyn ontfchult en dat hy door het gelibelleerde houwen niets onbehoorlyks gedaan hadde, V/aar door hy in eenige ftraffe zoude kunnenincurreren tergevolaevan dien dan ook op die gerigtelyke afvrage pub Lu. D. overeelen-t rotundement aan den Amptsbode geantwoort: ,, dat hem dit quaeftieufe holt op't SrakelKampken ftzmdetozbehoorde, en dat hy aan de knecht defwegens ordre hadde gegeven , ^ Cum ex poffeffone titulus & jus ipfum prafumitur §. 4. Inft demterd. ''Et rem ipfam habere dicitur , qui jure poffejfonis fruiturl l.f. ne quid in loc. publ. Uit allen welken dan confequeert, dat den Beklaagde nog tegens den letter, men gezwyge, intentie enprohibitivereden van K» eez- placaat en voorwaarden, qua juxta Everhard. in loc. a rat. / c. anima legis dicitur, gepecceert heeft, en zig overzulx geenzins onderhevig gemaakt aan enigerhande poenahteiten ot ttralfen , dewelke een crimen dolo & malo animo geperpetreert onderftellen ■ - Difplfitio enim pcenalis loquens in cafu vero doli vel culpa , ad cafum %9' faun,lextendi non debet. Cravett. cons. 2oy. n. 33. et 39'' prafumitur fiatuentmm fuiffe voluntatem ut poena non teneret cos, q«t fecerunt, quod tali cafu a quoÜbet fieri debuilfet vel potui f et. 1. 39. ff. de F. O Wefenb. 2 cons. 61. n. 2f. ^ Sic quoque crimen fine dolo et malo animo non videtur proprie poffe dil ci ita ut a dolo eau fa qutlibet etiam colorata , injufia, temer aria , fa- tua et befiialis excujet. L 12 §• 3. ff. de lib. caus. I. 47. §. 7. ff de furt. , . . 75. Qjmre etiam in dubio ea interprttatio fumenda, per quam dolus et cul-^  Cons. UI. C2i pa excluditur, quod maxime verum eft in Us delitlis , in quibus dolus elr de fublhtntia Moller. 2. femefir, 2, 8, n. 2, ita ut errorpotius quam dolus pr&fumatur , prafertim quando error eft tolerabilis. Gratian. dif cept. for. cap. 289. n. 8. et cum quis fecit quod eonfuetum eft fieri, l. lipignore §.fin. ubi Bartol. ff. de pignor. atlion. En niet zonder redenen, bmdat alle delicten ex voluntate et pro- jq,. pofito behoren gediftingueert te worden per l. 14. ff. ad l. Corn. de fic ar et l 52. ff. de furt. Ita , ut ubi alia conjetlura fiumi poteft , deliHum nonprafumcndumftt\ Farinac. prax. crim. part. 2,. qutfi. 85". n. %6. Igitur interpretatio facienda excluftva delitli , ibidem n. 1. et fieqq. Menoch. de'prafumpt. lib. y. pr&fumpt. 161. n 26. Ter contemplatie van welke regtpaffagien wy ons verpligt gevonden hebben voor den Beklaagde, welke ten overvloet in omnem evcntum zig eedlyk te expurgereng1 offèreertheeft, indezen teadviferen, zonder dat ons daar van heeft kunnen wederhou- 76V wen het geene den Klager by zyne Replycq art. 66. uit de paffagie van de Profeff Voet in dotïijfmo fiuo comment. ad ff. de priv. del. n. 1. heeft willen infereren, dat namentlyk den Beklaagde, offchoon 't gelibelleerde houwen niet dolofie mogte gefchiet zyn, echter zig aan dit delict per latam culpam zoude fchuldig gemaakt hebben, quippe qu allegeerde Placaten , als het holthouwen zonder onderfcheit fcherpelyk verbiedende alleen in eene decifoire confideratie heeft moeten komen. Om allen welken wy den Beklaagde wegens het gehbelleerde holthouwen overtuigt, en alzo de corpore deltcli gebleeken , en in tegendeel niets tot zyne verfchoningeof defenfie ter contrarie bygebragt zynde in die by 't lantlykePlacaat gedefinieerde boete, en andere eventuele daar by in cas van onvermogen gedecerneerde flraffen, volgens het ditlum fententia hebben moeten condemneren. , . 38. Zonder daar omtrent eenige mitigatie of remiffie tot prejudicie van den Heer te mogen doen, niet alleen uit aanmerkinge van het expreffe difpofityf van opgemelten by de Souverainen dezer landen over't fubjed van holthouwen iterative genomen en g'ar- 39, refteert, en tot welkers ftri&e oblervantie een Richter, qui non ' 'potefi effe clementior ipfa lege verpligt , en als een wezentlyk rigt- fnoer geholden is dezelve in Jt decideren optevolgen , maar ook omdat tegens alle holt bedervers en contraventeurs van die daar over g'emaneerde fucceffive Placaten fumma ratione dusdane zware boeten en zelfs criminele ftraffen van outs en doorgaans overal ,Q geftelt zyn, cum etiam in eos, qui arbores ceciderunt , veluti in la' trones , feveriffime animadverti poffit, juxta l. % ff. arb. furt cas en 't geene dien aangaande conform die g' allegeerde Placaten by Carpz.. pr. crim. p. 2. quafi.SZ, ».2o. & feqq. wyders getradeert wordt. Wy hebben den Beklaagde mede in de koften gecondemneert, eensdeels ex regula : quod viflus vitlori in expenfas fit condemnandus. text. in cap. litem finibus. X. de dol. & contum. ai. Anderdeels, quod contumax femper m expenfas litis ft condemnan' dus , etiamfi bonam caufam habeat, 1. properandum Cod. de jud. Fab. C. Sabaud. lib. 3. tit. i- def. 18. et tit. 2. def. 7. L1V. ADVYS  Cons. LIV. L I V. 5*34 ADVYS DECISOIR. In caufa Fifci. I. \ fervitiorum Domino in Comitatu Zutpban. d ruf\ J ticis prcejïandorum origine, natura, progreffu ipr diYtfione. II. De duplici interVentionis confideratione, cfuee aut princi- paltter pro intereffe aut accefforiè fit : III. Quatenus ea in pojfejforio & caufa ffcali admittatur l S U M M A R I A. 1. ~T\e vetert- fervitiorum genere , XJ eorum receptionc & abolitio- ne y item de fervili quorundam hominum varia condiiione & fata v. remiffïvè. 2. De veftigiis fervitutum , quibus hodierni in Germania aliisve regionibus ruftici fubjacent. 3. De varia earum nomenelatura & diftinélione inter rurales operas. 4. Quando, quo modo, & quaienushac et rufticis exigenda & prafianda ji*tï f. ƒ2. Contra dominos nova et intoleranda fervitia imperaxtes fuperioris auxilium implorat/dum. 6. Ex quibus qualitas fubjeBionis pro- battir ? 7. Ex veteri fervitutum jure tandem lento progrejfu operarum ruralium prceftatio ad Principes eorum■veVicarios, utSatrapas & Pratores deventa, prafumenda esi. 8. Quod jus tarnen minimè poffeffioni pradiorum fcrvilium, fed fubli— miori Praterum officio ex invetereto Regionis more acceptum refer* 9, Quinon jolumvim legis habet, ve- rum etiam ipfa lege quodammod» major efl. 10. Waar in de particuliere dienden van den Heere Scholtus dezer Graaffchap beftaan , en wanneer, van wie, en hoedanig die moeten geprsefteert en geconlidereert worden? 11. Debita fubditorurn fervitia funt fruólus jurisdiétioms. 12. 14. Quando aliis ea locari, tradi c53 remitti pofinnt ? 13. An, quatenus^Squando loco opera- rum pecunia cxigi poteft ? v. remiffivè. 1 y. 75 In de Graaffchap Zutphen worden gemeenlyk de Havezaten der Jonkeren, of wel eene hunner bou-  ^44 Partis S i c ü s b * bouluidcn van alzulke Scholtendienften g' eximeert. 16. Deze byzondere Scholtes dienden zyn ratione, fine & effettu zeer verfchillendc van de aigemeeue Heeren dienjien, 17. Waar in diezelve beftaan? 18. 20. Derzelver nuttigheit en noot- zakelykheit. 22. Ad aquxducfus injlaurationcm viarumque publicarum munitionem , vehendamjue annoftam omnes fine exemptione tenentur in difiriBu fuo ruftte*. 23. De vrydom tot exemptie van al- zulke gemeine Heeren dienden verkregen is van geenen weerde, fchoon ook lange jaren daar van gejouiftèert is; 24. Quia prafcriptio temporis juripub- lico non obefl. 2j-.38.47. Deutcrritorialen Heer kan de refra&aire door verfchcide pocnaliteiten tot gelykmatige prseSatie van zodane dienden conftringcren. 26, Quod ex ratione fubjeilionis fluit, zy. Ten ware dezelve konden pro--; beren, daar vmfpecialiter door den Souvcrein g' eximeert te zvn. 28. Ot dat zy a. iempqre requifitioniseen immemorialcn tyt by die verweigerde dienden boven die geprivilegieerde exemptie geperfevereert hadden; aj>. Welke als dan have relatie alleen tot particuliere en niet tot algemeene dienden zou moeten verdaan worden te nebben. go. Quod tarnen limiiatur. 21» Applientio juris adfaltum c53 qua.litatem rei. 32.77. 70. (jeen ingezeten vermag zyn functie op pretext van immuniteit in dammum reipubliea invito domino door middel van denuntiatie de fado neerleggen ob rat. n. 33. id SS- 34. Hoedanig Bede dienjien befchreven en hier'te lande begrepen moeten worden ? 36. Simplex proteftatio nullum jus tribuit , fed filummodo confervat, Ji quod hubet. 37.46.5-1.69. Wat eenen zodanen in cas van gepretendeerde exemptie van geprsedeerde dienden incumbeert te doen ? 39.4S. Door eene gepleegde acte van dienen bekomt den Heer daar van de polleflie, 40. Schoon ooit preeario en niet jure fubjeéïionis gepraedeert. 41. Quia bujusmodt poffcfjio adverfari- um petitorew facit, 42. Licet etiam injujtafit. 43. Qiiceftio de onere probationis circa jerviüa parücularia jure ramiliaritatis aut jure lübjeótionis pr.eflita , cui illad, fc: ru/acts an domino , incumbit, propomtur CiT decidiiur. 44. Ratio decijionis pro Domi.w , 45- Et pra judicium ajfertur. 49. Contraria DD. opinio an ld quatenus cafui fub-'eSo conveniens ld inUUigenda Jit ? late examinatur. fO, 61. Ubi de poffejf.one Dominorum conjhit, in 'esdefe fdi ld fpoliatos ' refiit'ui obnlet rtft "vato pire fuo rujlieis in juduij petiturio ƒ3. 79. Interventie-' van een gevoegde Lantheer waarom van de hant gewezen? 5-4. In-  Cons. LIV. ca? In zaken van klagte by bodin ge aangevangen en voor dezen welEd: Scholten Gerigte van Zutphen ongedecideert hangende tuffchen Doctor Frederik^ Robbert van Lathum, in qualiteit als Advocaat Fifcaal van welgeinelten Scholt-AmpteKlager ter eenre, ende Willem Bouman op het Swavink^, waarmede zig ratione interene is voegende de Hoog Welgeb: Heer Goden Philip van Lynden Fleere van de PUk^ ende Ryjfelt &e. &c. Beklaagde en Gevoegde ter andere zyden ; Gezien , gelezen en g'examineert de rcfpectivecitatien, op den 23. Oclob: 1717. en 14. May 1718. tegens Beklaagde verzogt en g'exploiteert, benedens die daar op gevolgde klagte van den 1 8 defzelvigen maantsMay, met die daar tegens gedane gequalificeerdeconfefiie van Beklaagde, enallegatie van des Heeren Gevoegdes gefuftineerde regt, voorts juftificatie van klagte cum annexisfub Lit. A. B en C. van den22»Juny daar Www aan- ƒ4. Interventio ratione interejfe unieuique permittitur dupiili ejfeólu. SS- De voeginge kan dupliciter gefchieden , confenticnte alterutrö litigcintittm vel utroque invite). f6. 60. Hoedanig een Gevoegde intervenieert , en waar toe ver- pligtis? 57' 59- Wat daar uit dan volgt? yS. Adhtcrens non esi perjonaper fe fed adminiculum. 61. Wanneer de interventie in poffefi jhrio plaatze heeft? 63. Applicatio juris ad faólum inter- venientis. 64. 66. Ultra idquodpetitum efl, nul- la extenfio permittitur. 6y. 67. Goedren van fervile laften of derzelver bezitters van contributien gelibereert zynde kan daar uit geen vryheit van gemeene . Heeren dienften g' infeiecrt worden, 68. Havezaten in deze Graaffchap ge¬ legen, hebben outyts, eer een Riddermatige daar van\ erfchreven wort, van alle fervile conditiën en laften waarfchynlyk moeten gevryt worden. 70. 74. Igtiorantiaf.clorumpublicorum vel mftrumentorum penes fe exifentium non excufat. 71. Colonus pradio Dommi fervitutent imponere nequit. 72. Male ex inde argumentatur ad com¬ mune obfequium ruficorum. 73. Domim fcientes cohnos negotia fua eorum nomine gerere, prafumun- tur Jibi ea mandajje. 76. Dn. Schraff circa perfonas privi- legiatas quomodo intelligendus ? 80» Verba fententice in perfmam tertii tantum aceejjoriè intervenientis non concipienda. 81. Secus ji princ ipaiiter pro fuo inter* ejje interveniat. 82. Waarom en wanneer een Be¬ klaagde wegens d'eerfte oppofitie alleen maar mulctabel is i  Pautis Secundi aanvolo-ende, Antwoort cum annexis fub num. i. 2. en 3. van den 26 Odïober 1718. Replvcq van den 8. February 1719. en DupWcq van den 13. Decemb: dito jaars, fampt allen vorderen fchvn en befcheit, prothocollaire receffen en dingtalen, dezen Proceffe aetervolgens den gerigtelvken Inventaris van den 7. Febr: 1721. bygevoegt, en wyders gelettet , waar op in dezen eemgzms te letten (tonde; Het voorff: Gerigte met advvs van onpartydige Regtsgeleerden doende regt verklaart, dat den Beklaagde Willem Beuman op Swavink als Rotmeefter fchuldig en geholden is 's Heeren dienften daar en zo het behoort , zo hin verders als voor dezen waartenemen en te verrigten , denzelven daar toe mits dezen condemnerende, als mede in een boete van vyf daalder wegens het verweigeren en waarnemen van voorff: zynen dienfte , met condemnatie van den Beklaagde in de koften dezer Procedure tot taxatie en moderatie van dezen wel Ed: Scholten Gerigte. Aldus by ons ondergefchreven geadvifeert. binnen Zutphen den 24. Febr, 172.2. fO II AN HEB BINK. SC HO MAKER: Rationes dècidendi zyn onder anderen deze navolgende. TTTY hebben ter dezer decifie in geene conflderatiegenomen die *• W "aloude dienftbaarheit, welke in een zeer figoreafe en harde obfervantie outvts bv de Romeinen en andere Volkeren vigeerde en in deze en andere Chriftenlanden ten eenemaal geaboleert en te niete gedaan is, nogte ook niet zodane overbhfzclen van dienftbaarheit , als dewelke uit die wetten en obfervanMenf'hvnengeproflueert, en in deze Provincie en Graaffchap onder anderen mede omtrent verfcheide perzonen eu bezitters van aoederen gërécipieert, en in hare refpetff e fervile conditiën en qualit^iten j' als befhorige , kjurmedige , wafrtpifcU, eigene volnhuldi e, en andere doorgaans bekent en geboekt zyn, waarvan * * ' en  Cons. LIV. 5-47 ■en van welkers verfcheidènen (iaat, conditie, regt en verpligtinge zeer diftinctelyk te zien is by onze twe vermaarde Gelderfche Regtsgeleerden en Couftumieren fohan Gons in advers. tratl. 3. cap. 1 3. Der tot. & Frede ric. a Sande in Comment. ad cons. Gelr. Feudal. tratl. prtr.l. cap. 1. n. 28, 29. 30. & 31. & cap. 2- feq. Gelyk mede ook en onder andre Hoogduitfche Regtsgeleerden 2. by Mev. ad jus Lubec. lib. 1. tit. 4. art. 2. ». 3 en 4. traderende : quod licet Rufiici bodie fervi aut mancipia fecundum prifci juris rationem ipforumque flatum cenferi nequeant, ex obligatjone tarnen , qua ad. obfequium adjtringuntur , imaginem quandam jervitutis exhibent, qua* les funt nojlri feculi Rufiici , qui ex fuo patio vel judtcis fententia veltempore diuturno vel denique origine & nativitate fua ita glebte feu pradio addibii funt, ut pro ejus vel pofefforis utilitate fervitia prteftare teneantur, nee fua voluntate fe liberare poffint. Welke by de Duitfehers gemeenlyk Fronen-oï Fróndienften ge- , noemt, en by dezelve gediftingueert worden inter rurales operas , wagen-und pflugdieniten, & wanuarias aut pedeflres handt-und fuftdieniten, dan mede tuffen zekere gedetermineerde dienden, als onder anderen kan gezien worden by Richter in fuis dcas. part. 2. decis. 08. n. 7. 8- 13. & 14. Waaromtrent egter vereifcht wierde 1 °* ut more folito exige- 4, rentur, qui ex conflitutione, patlis vel antiqua con'uetudine exiflimabatur, uti ft per decennale tempus fervitia praflita repcriantur , ita legitime exigi videbantur. 2 0 ' ut turpes non effent, & 3 0 • tolerabiles: Alioquin contra Dominos , nova , infolita & intoleranda fervitia imperatt- y, tes Cunerioris auxiüum implorare licebat. dief. Auilor n. 9. ly. & 18, Cr Gail lib. 1. obs. 17. n. 1. Suppediterende dezen kaften Aucteur in tratl. de arrefl. Imp. ^ cap: 7. n. 14. verfcheidene bewysmiddelen van diergelyke fubjectie en verpligte diensbaarheit, als onder andere : quod illa fubjeilionis qualitas & quafl. poffejfto probaretur ex continuatis & fcepius quiete repetitis actibus jurisdttlionalibus & fubjetlionis , veluti fi ad indicta fiepius jine u/la temporis aut perfond fua exceptione conceptis verbis vocatus perinde atque alii fubditi comparuit. Edog en des niettegenftaandezoisftnietonwaarfchynclyk , dat 7, daar uit by progres van tyden gederiveert en voortgekomen is , alhoewel in geene dusdane betrekkinge of contemplatie tot en W w w 2 van  PartisSecund^ van alzulke fervile perzonen en goederen, een zeeker gedetermineert regt, welk de Hooft-Offici.renm deze Graaffchap zon« £ ofimmersdenHeereScholtusvanZutphen n,et als be8 zitten van alzulke Heeren goederen, maar alleen uit kracht van die charoe en ter gevolge van een alout gebruik, regten prsero«tvf ex%re vel eonfüetudine (qua non fatum vim legis babetper l. 22. b I t ff' de LL. verum etiam tofa lege quodammodo major cy potenter chlèjmquenon rarovincit) aan deze qualiteit en hoge bedieninge geaccrochLrt, onverdenkelyke jaren herwaarts gewoon en bevoegt zyn tegens alle huisluiden en opgezetenen ten platten lande te to.^Betode in een dienft met wagen en paarden varreeriheel-of half erve tweemaal 's jaars eens by gras, en eens by ftröo en in een dÏÏft met fchup en byl van yder katerftede, en welke jaarSe praeftatien gemeenlyk en daarom genoemt worden particuliere ïiXS«, dewelkey dan ook den Heere Scholtus voor zyn pri è in die qualiteit competerende , en onder de emolumenten San zyn cha'ge, en gevolglyk als vrugten van defzelfs goederen «borende , van de huisluiden en gezetenen m en onde defzelfs Scholtampt invoegen voorff: als een wettige fchultvoidennge niet alleen mogen geëifcht "worden , als te zien by Richter trt. 2. decis. 9% n. i i. en .2. Berltch. part. I decis. 65. Gaü. d tract dearreft. Imp: cap. i o. » 2. traderende: 5I óuod operarJm prjationes & debita fubditorumfervitia fructus jurisdictie Js funt, & proinde a fubditis exiguntur af pecunia credtta, per tikt & 11. ibid. als mede cap. 6 »• 26. jz. Maar ook aan een ander zouden kunnen verpacht gecedeert en overgeven worden, wanneer de conditie van dusdane verSSuitoVi echter daardoor niet harder ofte erger kome te worden, en den Heer dezelve niet mogte nodig heboen gelyk onder anderen te vernemen by Brunnem. m comm. ad ff. ltt>. .1 i{pk l 26 n. 2<- Berlicb. part. 1. decis. 67 . , n. ' f 'hóe verre , en wanneer een zeekere femme geks m 13 pVtze van die jaarlvxe dunden van dezelve mag gevordert wor■ §en zuil knn onder anderen mede gezien worden by gemelten Richter nart. % d decis 4)8 » 2 1- & V' , . 14, Invoegen dat den Heere bcholtus daar over als over zyn e|en  Cons. LIV. 549. goederen de vrye magt en .difpofitie hebbende dezelve of in het geheel of ten deele gedurende deze zyne qualiteit en charge dan ook vermag aan deze of geene gratieufelyk te remitteren. Welke remiiïïe en exemptie van deze particuliere Scholten- 1 y\ dienfien dan gemeenlyk en doorgaans, 'tzy dat zulx uit een 11eceffiteitof civiliteit voorkome, de Hav ezaten van de Jonkeren, en wel een bouman drar by, bebben en genieten. Alle welke voorff: dienften egter toto coelo tam ratione , fine , i6"v quam effietlu, differeren van zodane dienden, welke niet tot een particulier utiliteit ftrekken, maar hare opzigte enkel en alleen hebben tot een algemeen welwezen , en daarom gemeenlyk genoemt Heerendienfien ofgemeene Heerendienfien: Beftaande onder anderen in 't repareren , onderhouden en ma- 17. ken van gemeineftraten en wegen , dvken, watergangen, bruggen en rivieren, adfifteren by criminele executien, vervoeren van militaire bagage, waken in oorlogs of andre bekommerlyke tyden en andere zaken 5 Waar in alzo de algemeine nootzakelykheit, welvaart, en u- 18. niverfele verpligtinge van alle en een yder leit opgefloten , en "verricht wordende nut en voordeel voor \ gemein, en genepligeert een algemeine Ichade en nadeel, vooi namentlyk die daar by en omtrent gelegen zyn , komt te proflueren. Zulx dat niemantdaar van exempt, maar een yder in tegendeel indijferenter verplichtet is pro ratione temporis ten allen tyden en flonden, alsdeslantsoirbaaren gelegentheit van zaken vereifcht, dezelve prompte juxta morem & confuetudinem regionistt prrefleren , op> dat het eene lidtmaat in zodane diftrict niet geheelyk g'obueert en bedorven, en het ander ganfchelyk gefubleveert en ontlaft wrrde. Nam quemadmodum de jure ad. aqu&duüus extruBionem ftu irfiau- ip. ratïonem omnes eonferre debint , neque aliquis ab kujusrr-odi confortio dignitatis privilegiisexcufiatur 1-ad portu? C. deoper. publ. ncc quoque d mumtione viarum publicarum , pontii.m , itinerum , firatorumque eperibus atque reparatiombus , aliifque muneribus patrin.omalibus, per /. 2. /, neque tempore. I, de Mun. patrim. lib. 10. /. abfit C de privil. dom. aug. vel rei princ. lib.w. L ad tnfirutltoncm. C. de SS. Meeles. I. fin. C. qui mun nem. excus. Ten opzigte van welke voorff: confêrvatie en daar uit voort- ze?» Www 3 komende  .^o Païitis Secundjë komende verpligtingen op alle en een yder in en onder zeeker rrag diftrid of buirfchap gelegen, dan ook die gemeene difpofitien van rekten cederen moeten voor de publycque utiliteit om over dusdane zaken zelfs poUüee te mogen ddponeren, gelyk hiervan en van dusdane laften het gemeine welvaren concernerende kan gezien worden bv de Hollantfe Confult. part. i. confult zzi. gelyk mede by Carpz.. def. for. part. z. conft. y i. def 2 en in fpecie J. Schraffert ad Ref. Velav. cap. 28. alwaar den zeiven ». 1. er 2. hifce verbis tradeert: ZI. Obfequia qua licite & urgente publiek caufa exiguntnr prompte pref and* funt nee ab eis eximuntur rufiici, quod tributa praftent , per Brun22 nem'. ibid Vnde ad vehendam annorium & farcinas militum per fuum ■ ' diftritlum Ruliicifuos equos ad modicum tempus utendos vrxbent: prout ejr olim commodare folebant; nee non ad reparationem viarum ,pont turn , aoverum , publicorumque ftuminum obligati Junt. per Per ex. ad ut. C ne op* a colle*. exig. Et poft quadam alia. Hinc etiam fi quadam obfequia pro officie veniunt prafianda, ea aqualiter & fine ullius exceptione exi'end-s funt, & qmdem juxta morem regionts wjungenda. 22. Zodanig dat ter confideratie van boven geallegeerde paftagien en rechtsgeleerden (onder anderen die g' allegeerde /. 6. C. de vettig: & commi(f. I. 1 2. C de oper. publ alle vrydom tot exemptie van dufdane gemeine Heerendienften juxta l 1. C. de oper. public verkregen , niet alleen nul en van geener weerde is, maar ook dat de Opoo^anten tegens praeftane van zodane gememedienften geene langdurige poffcffie kan patroemer™ offchoon in een-ge jaren die niet mogten asqualiter en m gemeenfehap met andere verrichtet zyn. 24- Ouia fraferhtio temporis juri publico non debent oblifiere. I. prafenptio~C. de over. 'publ. ditl. confult. 221. Cons. Holl. part. I. Uit allen welken dan niet anders kan conlequeren, dan dat de huisluiden en opgezetenen ten platten lande zynde van ge yke conditie en qualiteit, in hunne refpedive diftnden, keripels en buirfchanpen na alle natuirlykeen politycque redenen geoongeert zYn dusdane gemeine dienften aqualuer, en als op gc'.yke Ichouderen te dragen, en daar toe by den territoria!: B Keer by verfcheidene poenaliteiten en geltboeten konnen gedwongen en arbitrairlyken gecorrigeert worden; ^  Cons. LIV. cyr Gelyk behalven die hierboven g'idlegeerde texten en paftagien te zien by Richter part. i d. dec. 98. ». I I, 12. Berlich. part. j. decis. 6$. n. 1. 4. 7. & 8. Gail d. tratl. de arr. Imp. cap. 10, n. 1. ubi varia po en et centra inohcdientes & refratlarios recenfentur. & idem Av.£i. lib 1. obs. 17. n 8. & obs. 147. «. 2. ^««^ juxta tradit.i a Caipzov. def. for. part 2. d. conft. ^1. def. 2(5* 16 parum fine confulium eft domino fervitia a fubditis atque rujlicis exi^ere, ntfi & inobedientes compeliere poffit ad praft.itionem fervitiorum, adeo cum contumax est fapifime hoe genus keminum , ut CS' debita quaque officia facere recufent: ibid. «.3. eff j qq. el conft. 27. dtf. 4. Ten zy dusdane verpligte onderdanen en huisluiden zouden 27; konnen doceren of aantonen, dat zy door den Souverain van den lande van deze generale pi ellatie van gemeene diënftcn fpecialiter mogen geè'ximeert en bcvryt zyn , gelyk by gemelten Heer Schraffert d. loc. n. 9. te vernemen : Of dat dezelve boven en behalven dusdanen privilegie en ex-28^ emptie ('t welke dog niet apparent is , dat aan ymant ten fine v^n onthevinge van deze gemeene dienften tot prejudicie en aggravatie van d'andre zou verleent worden) gerequneert zynde niet hadden geprselleert, en a tempore requi/itionis een immemoriale tyt ware geëlabeert, en dezelve in verwcigeringe van deze dienden volhardet, als by gemelten Carpz.. d. part 2. conft. y2. dff. 12. in fine. In welke gevallen , zodog hare relatie hebben tot particuliere 29V Pleerendienflen, de huisluiden dusdane vryheit van dienden ex expreffa conventione aut tranfatlione infererende en bevyzende, dezelve te prefteren wel zouden ongehouden zyn, en van zulken fpecialen regt konnen jouifteren, d. Carpz. alleg. conft. 52. def. r. Ten zy echter dezelve, ongeachtet zulken privilegie en libe-30.! ratie , zonder contradictie eenige dienften voor den fleer hadden verricht, en zig neffens andere opgezetenen eenige tyt herwaarts gequalffieèert, quo cafu dezelve daar toe zouden konnen gedoe* ccert en gedwongen worden. Brunnem. in comment. ad ff. hb. 38. tit. 1. ad I. 47. n i Gul. d. tratl. de arr eft. cap. J. n. iy Alle welke voorfti raifonnementen, deduétien en regtpalTagien 31». eens geconfereert wordende met dezen cas en de conditie van den Ee-  Partis Secundi Beklaagde, zo zal daar uit van zelfs openbaar worden, dat denzelven niet vermogt heefc in 't begin van den zomer des jaars 1717. wanneer hy uit ordre van den Heer Burgemr: Fer/lege in qualt: als Stadtholder gebodet wierde, om als Rotmeefier te adfifteren by het repareren vandengemeinen^rK^/z^Bdyk, deze zyne functie te verweigeren , en die ordres ongeëxecuteert te laten blyven Gelyk hy egter volgens het document fub. Lit. C. ad art. 6. 7. et en defzelfs eigene en gereitereerde gerigtelyke confeffiegedaan , en daar door veroorzaakt heeft niet alleen een oppofitie tegens 's Heeren verbodt, maar ook dat door dusdane refractaire verweigeringe het Rot gevolglyk uitblyvende het gemeine welwezen omtrent de nodige reparatie van dyken en voortgank van criminele juftitie komt te lyden en belet worde. Want het is ons ten dien opzigte ex actis en pofitie van den Beklaagde genoegzaam gebleken, dat denzelven niet alleen lange jaren herwaarts is geweeft bouman op het erve Swavinkjn het kerfpel Warnsvelt rigterampt Gorffel , buirfchap Eefde gelegen , en alzo onder dezen Wel Ed: Scholtampte reforterende en gezeten, maar ook dat den zeiven mede zedert jy. a 18. jaren de functie als Rotmeefier over een Rot huisluiden aldaar heeft bekledet, relatio tot de documenten fub Lit. A ad art. 2,. et fub B. ad art. 2. en ter gevolge van dien ook altoos de ordres daar toe van dc 'refpective Heeren Stadtholders ontfangen , willig en zonder enige contradictie g'executeert, en de huisluiden onder dit zyn Rot tot 's Heeren dienften opgebadet. 22. Invoegen dat den Beklaagde dit zyn Rotmeefterfchap aldus zonder interruotie of oppOiitie et quiden* continuata ferie exigente et occurrente utilitate publiek tot daar en toe hebbende waargenomen , denzelven niet betaamt heeft zig de facto daar van in prasjudicie'van 't regt, daar door by den Heere verkregen, en die generale verpligïinge tot's Heeren lienften op alle huisluiden en confequentelyk mede op den Beklaagde liggende teoniflaan, en hem door middel van een ganfch wederregtel.',:: denuntiatie en proteft van gemelte zyne bedieninge op prasfext van immuniteit te ontdoen, als of de'laft by hem vrywillig geac«< pteert en dus verre gedragen ware, en hem overzulx geoe-milteert was zig uit die dienftbaarheit in tibertatem te reclameren. Ge-  Cons. LIV. yc^ Gelettet zulx niet was afhangende van de yrye wille van den 3 3». Beklaagde, als kunnende deze gemeine dienften niet geconfidereert worden als particuliere Scholtendienften, veel min alsbede-^i dienjien , dewelkeymant nietje necefftate , maar alleen precario vel jure familiaritatis een tytlank gepraefteert mogte hebben, 'twelk immers van 't cas fubject aliëen, en den Beklaagde ook niet daar toe gebadet is. Zulx dat den zeiven in dezen , en om zig van dusdane twe laafte zoorten van dienen behoorlyk te ontdoen, en tot het waarnemen van alzulke particuliere of bededienften gerequireert wordende die gefuftineerde liberatie hadde moeten ordine juns aanto- 35\ nen, en by zyn fimpel proteft of denuntiatie geenzins acquiefceren, Cum fimplex protefiatio nullum jus tribuat proteft anti fed folummodo 26. confervat, fi quod habet- per /. 14. §. 8. ff. de Relig. & fumpt. fun. Nemaar zo hy met fundament zig tot eenig regt van immu-3.7. niteit wilde provoceren , hadde het zynen pligt geweeft, atlione negatoria omtrent die liberteit en exemptie van dienen moeten procederen ten fine van ontkentenifle des Klagers pofléfiie van zodanen regt , als tegens hem telkens omtrent 't gearticuleerde dienen was geëxecuteert, met aantoningë, hoe, wanneer, en door wien hy daar van ontheven was geworden. Gelyk denzelven echter niet gedaan heeft, en waaromme den 35, Kl2ger dan ook bevoegt geweeft is den Beklaagde atlione perfonali ex quafi contratlu tot die gelibelleerde dienft door middel van contrainte tot maintenue van zyne poffëftie in cas van verweigeringe te conftringeren, en daar toe eene boete eifchen. Vermits den Heer pro utiluate publica alleen door eene gepleeg- 30. de acte van dienen de pofléfiie daar vair tegens den Beklaagde heeft geacquireert per ea qui dit qnjeftieufe dienen dermaten en niet anders kan aangemerkt worden, mogte gefchiet zyn , Quia fola Domini pofefilo fuffcit, adverfarium pelitorem facit, & quidem ob cffetlum & favorem pejjeffi- X x x onis,  yy4 PARTIS SECUKDJE onis , qui contrarii probationem in adverfarium rejicit Gail. fapedifi. tratt. de arr eft. cap. 7. n. 2. 2. per U. & text. ibid. Et ubi juxta 42 ibidem allegat Luc. de Penna Dominum ftultitiat arguit , ppetitoris ' lecum fufcipiat, quando esi in poffeffione fervitutis, cum fuffciat illi fola pojfeffio, jive illa jufta five injufta fit. vide quoque d. Autl. n. iy. & ftqq. 4.2. Gelyk mede Richter in zyn hier boven geallegeerde decifien d. decis. 98. n. yó. C7. alwaar Hy deze quaeftie traóteert: quando nimirum rufiici dicunt, Ji aliquamdiu oper as precario praflitiffè , Dominus vero ajferat, fe illas jure fuo exegijfe , quaritur, cui in dubio incumbat probatio? en na dat hy enige redenen (welke dog alleen tot particuliere Heeren-en Bededienften en geenzins tot deze quaeftieufe algemene dienften applicabel zyn, en ook, als aldaar te zien, tuffen 't judicium pofiejforium & petitorium zou moeten gediftingueert worden) pro rufiieis hadde gededuceert, zo komt hy aldus pro Domino te adviferen : Quod nimirum fi q'uis fateatur quid fecijfc quod fieri filet jure fervitutis , dicat tarnen id fatlum effe precario vel jure familiaritatis, tune ablori tncumbit probatio, ob rationes ibidem, en aldaar in verbis : 44. Non raro tam inobedientes reperiuntur fubditi, qui debitis fervitiis fe fubtrahere fataqunt omnefnque movent laptdem, quo libertatem naturalem vindicare & fe d fervitiis eximere poffint: cum vero hac ubique f ere nihil fit frequentius, hinc prafumitur rufiicos ea jure & non precario praftitiffe ; Verifimile enim non esi quempiam ea precario prajliturum , atque /ure obligatum fe non efe fciat vel exifiimet, quilibet enim atlus prafumitur fatlus ex caufa necefaria per 11. & DD. ibidem. 'a< Alwaar den zei ven n. 29. een prsjudicaat tot confirmatie van dit zyn advys komt te fubneéteren , en aldaar verder n. 64. adftrueert, en met verfcheide Decreten beveiligt: 'a6 Dat de onderdanen, wanneer in terminis iftius negatori handelinge met de principale I geer. regt doen. ïake gecumuleert hebbende mag I 2- 4. Cu jus ratio dffertur.  g$$ PaRTIS sxcvnd* 3, J". Exceptio qualificationis in primordio litis proponi debet. 6> De extenfione mandati tam ex natura connexitatis id conlequenli* quam ex identitate rationis. 7. De fuffcientia mandati generalis ad accufandiim nuüa jaóca jpecifieatione criminis. 8. D'arreften konnen moribus noftris omni tempure etiam nocturne & feriato m rem id perfonam geinterponeert worden» 9. Een aangeklaagde ot 2yn goet, heet ex caufa domiciliiproptnqui facilis conveniionis fit, is in loco delicli arreftabel, jive crrminaliter Jive civiliter agatur. ob rat, n. 10. tl. Zonder dat hy, .fchoon met het privilegie de non evocando gemuniecrt, ot" met de jurisdictie van den Arreftant gecombineert , zig daar tegens met dc deciinatoire exceptie mag behelpen. 12. 15. 14. Quo et re judicatd, doélrind ' juris id ratione conjirmatur. If. De probatione-id effcün alibi. 16, Exprejjio temporis dependet ex cokfideratione forma idfibfantia actus aut demonflrationiscausdfaéla. Ij. Caufa , ubi poena Fifco applicatur, moribus contra jus Romanum pro civili reputatur. 18. At ea eriminalis dicitur , quando - poena carporis infligitur. 19. 21. 32. In caufa civili fifcus non obligatur ad fpecif.cam exprejjionem temporis eommifft detiéli: Ita ut errore circa iïïud compertó alio libello non opus Jit. 20. Secus in caufa criminali , ubi de adulti-rio, homicidioJirnilibufque enormibits delitlis agitur : Qium differentiam praxis tarnen paruin confidérat n. 36, 22. 30. 43. Si faÜunt vel deliilum j omni tempore eft punibile, tune exprejjio temporis non efl defubflantia aélus 3 | 23. Et quare non? V. h. n. & rationes tripliciter allatas n. 28. ubi jimul folutio contrarite opinionis remiffivè domonflratur n. 29. ; 24. Een klager ultro id fponte den tyt van het begane delict uitgedrukt en niet bewez.cn hebbende wort den Beklaagde na 't gevoelen van lommige Doétoren geab- J folveert. \ 2. ƒ.33. Welk nogtans verfcheidentlyk > by andre gelimiteert, enex clau¬ fula Jalutari libello fifci appqfita condernnatie geinfeieert wort, Ji conflet alio jaltrm tempore crimen perpetratum ejje. 2.6. Jure Romanp cuivis de populo vin- dtéla publica competebc.t. 27. 31. L. 3. ft. de accus. in praxi parum attenditur. j 34'35". Scnient.a injavorem Fifci contra , reos etiam tempore delict"i non probato , olim in hac Provincia lata allegantur. 37. 42. Quomudo DD. contrariam fo- verfes jententiam intelugendi funi ? 38. 45. i'racitata LL. id rationes ad facluirt rei opponentis applicantur. 39. Documenta peudente procejjk ante conclujionem in caufa Fijet addeclarandara e;us ir.iextionem admiftattfur etiam pof termmum i probaterium. 40. Modo reus eorttm babeat cognitie- nem, cop,am id termiuum reprobandi. 41. ha ut judt c n n alterando fubfan- ïiamfaBi ffbpofiti ad ea aftenden teneatur. 44. Rei  Cons. LVI. a^-t 44. Reó ad litem criminalem or dinar io more per procuratot em venttlandam admifj'è cejfat triminale judicium. 46. De conclufie ad poenam juris ge¬ nomen importeert niet altyt een criminele condemnatie, 47. Omdatmonbus hodiernis de meef- te poenaliteiten arbitrair zyn. 4$. 49. Hinc ejusmodi generalis concLJio cum in fijcalibus turn in civilibus caujis omiffd Jpeeiali femper aélori potter. f c, Quod allatd re judicata illuftratur. ƒ 1. Hiftoria faéli narratur exproauéiis Fifci tejlimoniis. ƒ2. f7. Defenfie Rei ex probatione fui alibi refellitur. $4. Qiiando jurammtum adprobandum \ alibi non fttfficit ? 5J. fó. Hoe een Beklaagde tot bewys zyner abfentie- tegens getuigen deponerende de ejus verifimili prafentia zig heeft tc gedragen > f], 78. 79- Reo gravibus prajumptionibus deliélt commtfji onerato rede ; jusjurandum purgationis imponitur ; Quod vanis rebus judicaiis n. 80. 81» 82. ld rationes n. feq ftabilitar. ƒ8. f9 8ó. Lex in cau\a criminaliprobationes luce meridiana clariores requirens 'quomodo intelb.gcnda ? óo. In civilibus plures imperfecta probat iones adconftititcndam plenam probationem admittuntur. 61» Inprimis ad probandum delidum nailurnum. v. n. 71. ld 72 02. Quando tejies de fado punibili deponentes pro delatortbus criminum non reputantur? 63 Ihdie delatores tefles effe poffunt. 64. Caiepones officii neceffuate rede deferunt judtci delida in eorum adibus commijjeu 6$. Quod pra judicia, part. 1. cons' Gelro-Zutph. cons. ƒ9. repert'o, confirmatnr. 66. Objeüionem Rei ex fundamentis ju~ ris civtlis petitam reprubdt con~ fuetudo , juxta quam jolus Fijcus crimina pubiicd vindictd perfequttur. 67. Advocatus Fifci probans delidum in genere , non tenetur in. Jpecie omnes aclus punibiles fub eo tanquam genere eomprehenjos probare. 68. Et quare' non ? 69. Quando ld quare tefles inhabiles ad f delendam plenam fldem conjungt poffint ? 1 • 72. Vis navietüario illata per tefles na- ■vicularios etiam probari potejl. 73. Reus in criminalibus ad mulctam pecumariarn ex prajumptionibusrede condemnatur; 74. IVifi fe jurejurando velit ld fofflt a P'ztfpicione dclidi expt.rgare. IS' Qjioa exmero judicis officto ei injungi potefi. 76. Et quidem generaliter ad certum tempus, Ji delidum omni tempore punibile jit. 77. Et qua-/e>. 83. Delatic van eede heeft plaatze/» omnibus adiunibus civiliter in— tentatis. 84. Gelyk ook in criminalibus, Ji non crtminaliter ad poenam eorporis qfflictivam agatur. 85". Quod auctoritate pi. DD. adflruitur. 87. Axioma actore non probaute reus abfolvendus quomodo intelligcndum fit? 88. DD. jurisjurandi delationem in aBionibus famofis refpuentes refelluntur, §9. Jure  y68 Partis S e c u n d je S9. Jurejurando areo praftito Fifcus 92. Conatus cum damno quocunque vel tarnen non efl fubjiciendus ex- j injuria alterins cmfUriBus inde- penfis litis, Wei is pro perfect/) 'habetur. 90. Niji evidens calumniafu. \ 93. Expenfarum condemnatio etiam in 91, Reus ditretians jurare pro confeffo \ caujis criminalibus iocum habet. habetur. In zaken van klagte by Arreft aangevangen en vooreen Wel Ed: en Agtbare Magiftraat der Stadt Doesborg ongedecideert hangende tuffchen Dr. ffenrik Schmits als geauthorileert Advt: Fifcaal van de Heeren Keurmeefteren derzelver Sfadt Klager en Arreftant ter eenre, en den Hoogwelgeb: Hr: J. M. V. P. Beklaagde en Arreftverwr: ter anderen zyde,- Gezien, gelezen en geëxamineert dé acte van Klagte en Arreft van den 29. July 1732. met die daar op m dato den 2. Aug: ingediende Juftificatie cum annexis fub Litt. A. 'B C. D. & E. Voorts Antwoordt van den 26. September dito jaars a Num r. tot Num. 13. 'inclulive, Replycq van den 6. Maart 1733 cum ad. juni is fub Litt. F. G H & f. en eindelyk Duplycq van den 18. Septbr: daar aan volgende, mitsgaders alle die d.iar by gevoegde prothocollaire dingtalen, receffen, en handelingenen gelettet waarop in dezen eenigzins te letten ftonde ° Welgernelte Magiftraat met ingenomen advvs van onpartvdige Regtsgeleerden voorbygaande'des Heeren Beklaag les exceptie concluüen en bedingen, aangaande des Klagers qualificatje ern gepraïtendeerde nulliteit van het op den 29. July 1722. geinterponserde arrett, met en onder de zake ten principalen pecumuleert en voorgebragt , en ten deftnitiven regt doende, "condeinneert den Bekhagde en Arreftverwr: om opalen eerftenGeriotsdag na pronuntiatie dezer met fblemnelen èedetotGod Aïrfragtig uittezweren, dat hy ten huize van den Brugman Even Berent^n in de maandt July 1732. niet mede praefenf', nogte aan eenige van die in aïlis gededuceerde ex.:effen, bedreigingen , en voorgevallene misbedryven fchuldig geweeft is hoed an fin eedt bv den Heer Beklaagde in pleno judicio afgeleff zvnde wordt den Heer Klager als dan in zyn eifch en conclufie" virkTakrt niet te zyn ontfankelyk nogte gefundeert , met compenlatie van koften 5 Edog  Cons. LVJ. y6"9 Edog by vertrek of verweiger in ge van voorn: eedt wordt den Beklaagde wegens die gclibelleerde exceffen en handelingen gecondemneert in een amende van vyftig daalder, als mede in de ^ koften dezer proceduire, tot taxatie en moederatie van meerwelgemelte Magiftraat. Aldus by ons ondergefchreven geadvifeert binnen Zutphen den 14. Aug, 1734. G.FERSTEG E. H. HASEB ROEK. f. S C HO MAKER.' Senior. Rationes decidendi zyn onder andre in fubftantie deze navolgende. TT7y hebben aanvankelyk voorbygaande des Heer Beklaagdes W exceptive (uftenuen ter proceduire en conclufie onder de bewoordingen immers en invoegen, zo in opzigte en betrekkinge van des Klagers quaiificatie als Advt: Fifcaal , als in aanzien van het arreft op des Beklaagdes effecYen geinterponeert poft folis occafum gemaakt ende vervolgt, en alzo vermeint, dat, offchoon al niet r. qualifcate & quoad formam in dezen geprocedeert was, als nogtans ja, egter daar op injudicando by ons niet heeft mogen worden gerefiecteert; • _ ' Omdat den Heer Beklaagde niet by eene preliminaire conclufie in punElo exceptivo verbleven is, maar integ ndeel daar van genoegzaam moet geoordeelt worden afgezien te hebben door een cumulative behandelinge en adftru&ie van de zake ten principalen; in welken val een Rigter verpligt is, om daar over en alzo quoad materiim zelfs met praeteritie van alle dilatoire middelenen exceptive fuftenuen te erkennen; Cum partium paritcr arque Ref. intereft lites abhreviari 1. 13. C. 2. de Jud. ita ut nunquam fententia intcrlocutoria locum k.beat , ft definitiva haberi pos eft. Carp/. ». 1. conft. 10. def. 2. n. y. Behalven dat wy die beide exceptive poincden niet van dat belang zouden or-orifiderecrt hebben , indien dezelve in terminis exceptivis verhandelt, en niet promifcui met en onder de meriten Zzz van  tffo Partis Secundi van de principale zake gemeleert waren, dat daar op eenige admiflie zou gevallen zyn. 3' Niet d' eerfte , omdat niet alleen in primordio litis tegens den Klager geene dusdane exceptie van inqualificatie geproponeert, 4. veel min daar by geperfifteert, en zonder eenige arwykinge daar op regt begeert is, als nogtans volgens Lantr. tit. 5. § 4. A'. Regl. dezer Graaffchap §• !2. en Stadtr, vanZuiphen tit. 16. §. 17. en 18. hadt moeten gefchieden. Maar ook dat den Klager aanftonts op gezinnen van den Heer Beklaagde allereerftby zyn Antwoort en luis conteftatie, en alzo ter later tyt gefchiet, zyn perzoon genoegzaam gelegitimeert en gequalificeert heeft met een commifiie en volmagt, hem door de Heren Keurmecfteren dezer Stadt op den iy. July 1721. en alzo j.tempeflivè ante in fit mam ablionem ftecialiter ter dezer zake en publycque calange gegeven , en fub Lit. F. ter Replycq overgelegt. Zonder dac volgens des Heer Beklaagdes opinie daar in zodane vordre extenfie en bewoordinge nodig geweeft is, als den Advf: '6. Fifcaal ter klagte zou gemaakt, en daar door de fines mandati g3 excedeert hebbenOm redenen, dat alle die extenfien door den Rigter, waar voor den Klager ageert, moet geoordeelt worden geapprobeert en daar tce mede authorifatie gegeven te zyn tam ex natura connexitatis & confeejuentiee, quam ex identitate rationis, ut ebfervat Mant. de tac. & amb. conv. torn. 1. lib 7. tit. 1 y. n. 30». cum alicjnot feqc]. add. Vtv. comm. opin. lib. 2,. opin. 6oy. n. g. ubi "7"contra alios DD. fpeciale mandatum ad accufandum exigentes putat fuffcere mandatum generale etiam nulla fafla mentione vel fpecifcatione criminis, rejclld opimone Romani tanquam falfiffma. 8. Niet de twede : omdat na t'unanime gevoelen der Doctoren d'arreften in deze en andre Landen moribus noftris zodanig gepermitteert en gefavorifeert zvn, dat dezelve omni tempore etiam noc~ turno & feriato in rem grperfonam g'interponeert konnen worden , als onder and ren te zien by fok ' Poet ad ff. lib. 2. tit. 4. «. 24. & DD. a/l. ibidem qrtamplurimos. 9. Zonder dat die exceptie daar tegens ex domtcilio propinquo van den Heer Beklaagde als een ingezeten van 't Rigterampt. Doesborg er, alzo ex facilitate convcniendi gemaakt , van eenige fpecuktie heeft konnen zyn; omdat het na regten , en uit die evenaangehaalde  Cons. jLVI. fjt aangehaalde paflige van Voet en Perez,. ad Cod lib 3, tit. iy, n, r'j eene bekende zake is, dat een aangeklaagde of zyne goedren in loco delibli bevonden wordende arreftabel zyn, fve cnmmaliter Jive eiviliter agatur. Zodanig, dat als dan moet verftaan worden periculum in mora 10. te zyn geweeft, en een g'arrefteerde, fchoon zelfs met het privikginm de non evocando gemunieert, en met de jurisdictie van een I li arreftant gecombineert, onbevoegt zig daar van in vim declinatoriam te bedienen , argumento eorum quee habet Brunn. ad l. z. n. 15. & 16. Jf. ne quid in loc. publ. Idem ad l. \. n. 3 ■ Jf\ Ji is qui teftam. Itb. & ad l. un. n. \ 6- C. de curios. I. 2. n. y C. de priv. Schol, per DD, citat. Guazzini oper. crim. def. f. cap. zy. per totum ; Op welk fundament dan ook referentibus DD. Gerh. Renfinb^ en xzt Hend. Tamelinl^ voor den Stadtgerigte van Doetichem op den 15. Aug: 1684 in zaken van injurien tuffchen Alben Alberts Arreftant en g' excipieerde, ende Harmen Haak, Burger van Zutphen Gearrefteerde en excipient die geproponeerde exceptie declinatoir, beruftende op t' privüegium de non evocando, is worden gerejeifteert cum expenfts. Daar toe onder andre motiven en Regtsgeleerden bybrengende 13." Carpz,. proc. jur. tit. 3. art. 2. n, 5y. & y6. Mev, tr, de arreft. c. 8. «. izö. Cum tacite renuntiatur privilegio fori per commiffum delitlum. 14» Waarmede dan van de vordre adftrudtie van die by onsgepraiterieerde exceptive motiven afgaande, zullen wy met den Heer Beklaagde pro'gredieren tot een fuccinóte examinatie, difcuilieen decifie van de principale zake zelfs. Daar in alleenlik beftaande , en tuffchen Parthyen gecontro- iy/. verteert zynde , of den Klager by zyn accufatoir libel in tempore deliEli commiffi g' erreert , en by inadvertentie t' faiïum op den 27. Juny in plaatze van den 4. July 1732. gefchiet te zyn gepofeert hebbende daarom in zyne conclufie ad poenam juris genoomen. zal moeten verklaart worden niet te zyn ontfankelyk, en den Beklaagde zyn alibi op dien 27. Juny bewezen daar van wfihlnlveert. Om welke qtueftie behooilvk te begrypen en wel te folveren, 16"Zzz 2 hebben  572 Partis Secundte hebben wy vermeint, dat alvorens den aart, wezen, en beftaan van deze Fftcaals procedure zal moeten geconiidereert en vervolgens onderzogt worden , of de expreffie van de tyt de forma & fubfiantia, dan alleen demonfiratioms caufk gefchiet tè zvn eere quireert wort. b •> ë xc I7. Dat nu deze proceduire ubi poena Fifco appUcatur, contrair de Roomie wetten , voor civiel te reputeren , en bv óns ook aldus geconfidereert ,s b ykt genoegzaam uit de contemplatie en d™ cifie van d,e gehbelleerde faèla, welke wy zo ten aanzien van de hoedanigheit en defeét van derzelver reële executie als ten od zigte van de perzonele qualiteit van den Heer Beklaagde geen Zins crimnaliter maar alleen met een pecuniele amende , en alzo civilner te ftraffen hebben moeten aanmerken, g ; fam mbribus nofiris ea caufa crimiuatis dicitur, quando poena eorpoporisinfitgr.fi;-, coeterx autem omnes civiles, tcfle Lamb Goris ad consJelav cap. 4. „t. 1. glos. 4. m fin. add. Chrifi. ad LL Mechl. ttt.i. inpr. *9- . Dat dierhalven daar uit proflueert , dat den Advf Fifcaal »n caufa civili verterende niet verpligt geweeft is agtervolgens t formulier en prefcfipt van de L. 2. fide aecus. pertinent tl ormfantien J" ^ ^ Selibelleerde misbedryven en ex- Zo. Gelyk wel in criminele delicten, als van overfpel, dootflae en andre diergelyke enorme feitelikheden vereift eneêpraaifecrt wort volgens de getuigenifle van de Criminaliften by den BeKJa.igde extra hypothejïn aangehaalt. ZI> Zodanig dat wy in cas lubjecl, daar den Fifcaal zyne abufive expreffie van den 27. juny by den replicalen cous dezer mZ cedure door produétie van andere bewvsflukken eeredrcueert heeft, op d,e by den Heer Beklaagde zelfs'geadmitteerde protï tien hebben moeten én mogen letten, zonder dat wy volgens def. zelfs duphcale fuftenue .^. 2^. & f een nieuw libel of inftantie tot het renouvelleren en inftitueren van zvne klagte hebben nod;g geoordeelt. 3 °re liLD Om het welke nog met weinige te adftrueren en te betogen dat de qualiteit vtn de tyt jn dezen niet is en kan zyn t'fundameumm mtentmu Fifc*, omredenen, dat die ter klagte gedetailleerde  Cons. LVI. y^ de misbedryven van dien aart en natuire zyn , dat dezelve zonder onderlcheit van tyt altoos mulctabel en corrigibel zyn/ Quo cafu een klager niet geholden is den pertinenten tyt te %%\ exprimeren nog te bewyzen , uti notanter obfrvat Ant. Gomez. olim in Academia Salmantina Proj'efior primarius var. res. torn. 2. cap. 11. «.4 circa med. in verbis: Si vero faüum vel deliBum omni tempore eft punibile , tune dies & 23» hora commiffi criminis non d^bet pont, nee inferi in libello, nee probari. Quia per hoe nimis coarüaretur accufitor , & dareiur maxima refiriilio probationis , & tenderex in grave damnum Reip. quia ex hac caufa deficiënte probatione fpecificd delilla remanerent impunita. add. num. 6. in fin. Dog vermits veele Doctoren , als onder andren Brunnem. ad2*, d.l. 2. Carpz. lib. 2, tit, 4. Refp. yó. n. 8. 16. & 20 en andre meer by Gomez. fiq. n y. aangetrokken, en by Beklaagde ter Duplycq art. 240. & feqq. door aanleidinge van de boven geallegeerde wet hebben gefuftineert, dat een klager ultro & fponte buiten neceffheit en compel van de parthye of rigter den tyt van een gecommitteert crimen uitgedrukt en niet bewezen hebbende, als dan den Be klaagde zou moeten geabfoWeert worden ; Zo wort zulken gevoelen nogtans verfchcidentlyk gelimiteert, Zfi en onder veel andre applicable middelen uit die by den Fifcaal ter klagte geapponeerde falutaire claufulen d. n. y. & 6. met beter fundament beweert, dat niet te min de condemnatie plaats heeft, fchoon den Klager non illo die fed alio tempore faUum delttlum geprobeert hadde. En om alle dusdane en meer andre cicanes en ohjeclien by deze en geene DD. outyts zo ex irritta iflius legis exp/icaticne , als ex jurisprudentia romana , {qua cuivis de populo vindifla publica cenipete-26^ bat juxta communem DD. obfervationem tefie Stryk. ad ff, lib. 48. tit. 2. Gudel. de jur. nov. lib. y. cap. 14. Bugn. de LL. abr. lib. r. fat. 62, & 64. lib. 2. fjnt. 17. & lib. y. cent. 1. & DD. paffim) geformeert, wat nader opteloffen , en-aantetonen , dat dezelve in praüica van weinig of geen valeur zyn , zo zullen wy ons al- 27. leen gedragen tot die zo bundige en decifoire raifonnementen van den evengemelten ipaanfehen Regtsgeleerde Gomez.. num. feq. 6. exjuris textibus bygebragt , cn 01 der andren daar in befiaande: Z z z 2 1 o • Quoi  574 Partis Secundje 28. i ° • Quod folemnitas, 7** »„» requiritur in aïlu, fi int er vent at & minus apte , non vitiat actum. 2 0 • Quia, cum expreffie temporis vel loei non requiratur pro forma magis videtur accufator pojuifiè grand demonftrationis , quam neceffariè difpofitioms & coartlattonis, quia non debet prafumi elegiffe viam per quam impugnetur ejus intentie & judicium, & per confiquens falfa demonftratio non debet vitiare jubftamiam & validnatem atlus , quando de ipfa re potefi confiare. ' 3 0 • Quia in hts, in quibus verfatur favor publicus, licetquisplura proponat w Ubellc , quorum unum fuffceret ad villortam iüud A/S cit tantum probare et judex pote/t fupplere et cendemnare. 29- Alwaar dezen Autheur vorders met folide en overtuigende re denen komt opteloiïen alle zodane oppofitien en argumenten waar van en den Heer Beklaagde en andre DD. z,g doorgaans" bedienen, waar toe wy ons brevnatis fiudio gedragen, en het met denzelven fieped. n. 6. in fin. volgens de hedendaagfche pra^vcque en ordonnantiën over criminele en civiele delicïen en breu ken gearréfteert, en waar na alleen attentk vernate geprocedeert wort, daar voor houden ; go. Quod, etiam ft in libello vel accufatione ponatur tempus & tocus requilitus pro forma & fubfiantia proceffus ,uxtatextumm \. 3. ff. de accu! & probetur de alio tempore vel Loco , vel fi fimoliciter probatur dehclum nuilo probato tempore vel loco , eo cafu, quod delstlum omni tempore & loco tii punibile, potefi hodte fiequi condemnatio. 31. Gelyk w*y in dit gevoelen nog nader tegens die aloude en by de moderne regtsgelecrtheit en praótycq voorlang verworpene opinie gefterkt zyn geworden, zo door die by den voornameniAdduionator ad pradd. locc. Gomez. fub lit. e. Emanuel Soarez. k Rebeira geembraffeerde gedagten * hm, verba: Admittcnda atque approoanda ommno videtur fementta hxc nofiriGomezti contra comm»nem vere enim argumenta feu fundamenta communis nihil firmo-unt & qui contra afferunt non leviter urgent, quamebrem er ipfe hmc contrarie Jententi* jubfertbo , cui enatn tacue nofiro Gomezio nomen dedk lub eiar: mpracl. §. uit. q. 12. n. ,4. verfc. quid fi accufttor. adde Sebaft. Guazvn. oper. crim d. def. 3. cap. 3 n. o. & prxter DD. pr*cuatos Mms. cent. x. obs.^o. BerLch decis 07. Mart Uran torn. 1. cons. 14. «. yó. Marant. fpecuL jud, 4. p. 16. dill. n. 44.  Cons. LVI. yy^ «. 44. Decian. Refp. 114. ». 29. & 33. vel. 3. er fuy mrytt 30 «31. V bi faltem de confuetudine expreffonem temporis non effe neceffariamir tradit dibus Authtr , fi modo c erft at de delitlo cen.miffo, et n. fèq. 10. II. & 12. varias DD opinienes magno numero relatas ad cor.cordtam reducere tentat, cot.cludendo num. 1 3, ■Qt'cdvi claujularum f.lutarium cendemnatio fequi debeat, etiam non ■j" probat k qualttate , jungatur Farinac. de Inquis. torn. 3. tt'f. i, quaft. t. ». 32. Op 't fundament en gevoelen alleen van dezen geallegeerden criminelen fehryver M. C/ar. Ub. y. §. fin qutfi. iz. n. 14. k prtelaudato Voetio m comm. adff. lib. 48. tit. 2. n. 2. mede aangehaalt, is het ook, dat wylen de Heren DD. B.Cremer en G. van 34. Santbergen by fententie van den ly. Mev 1713. in caufa Fifci voor den hogen Landroften Gerigte dezer Graaffchap hebben gecondemneert de Beklaagdens fan en Pelgrum Pelgmms , cm zig met eede te moeten expurgeren ever die in atigufto 1711. aan de perzoon van eenen fan Lucas op publycque weg gepleegde mishandelingen, en verwondingen , fchoon ook den Advt: Fifcaal inadvertenter den tyt geëxprimeert en niet bewezen hadde, en die Beklaagdens haar met het geprobeerde alibi quamen te defenderen. Gelyk dan ook op die zo notabele en decifoire leere van Gome- *> x.ius en practvcq dezer landen almede by de Heren DD. Lamb. van Eck^, G. van Limburg, en Joh. op ten Noorth op den y. May 1666. in zaken van den Advt: Fifcaal tegens den Prófeffor R. H. voor de Magiftraat der Stadt Harderwyk is gendvifeert , en df excevtio obfiuri inepti et generalis libelli gefundeert op de / %ïff, de accüs. ten aanzien van die geëmitteerde expreffie des tyts cum expenfs gerejecleert geworden; gevende welgernelte Heren Advifeurs onder andren voor redenen van die reiectie hifce verbis: dat na de huidendaagfche praöycq de expreffie van detytn>t pr&cfe, et fub poena nullitatis wort gerequireert in de tigte van de officiers of criminele accufateurs ; En zulx wel niet tegendaande dezen Beklaagde en Excipient3^. viert befchuldigt onder anderen van overfpel en libidin*:ufe actiën, gevaarlyke dreigementen, en andre enorme deliclen meer. Zulx  5"76* Partis Sïcunb* 37* Zulx dat al 't geene de probando fatlo cum fstis qualitatibus ter Antwoort en Duplycq uit deze en gene Autheuren geallegeert is, cum moderamine moet aangenomen en verftaan worden , ut nimirum eatenus procedat, Ji qualitas illa fit de fubfiantia alionis vel crimmis, ita, ut alteretur per eam failum vel crimen in judicium deductum i Secus ji remota qualit ate non alter eturfatlum vel fpecies criminis, quia tune tam in civili quam in crimm.üi ludicio qualitas adjetla nullius es~f prtjudicii, etiamfi non probetur, funt ipla verba And, Gail. tr. de pac. publ. lib. i. cap. 13 n. zi, 22. et 22. per textus et DD. ib. 28 Wv hebben te minder refiexie op des Heer Beklaagdes oppo' fitie alleen in. het alibi gezogt en beruftende, gemaakt 3 omdat, als hier vorens reets als met de vinger aangetoont, niet alleen by de juftificatie der klagte de fattis perpetratis et prohibiüt generaliter gebleken , maar ook nader en met fpeciale betrekkinge tot den 4. july 1732. ten overvloet daar van verfcheidene kontfehappen en interpretative verklaringen circa hanc qualitatcm erroneam by de Replycq overgelegt zyrii Zonder dat de Beklaagde of zyn Advt: tot rejeétie van deze nadre replicale (tukken, sis pijl terminum probatorium overgelegt, heeft derven of mogen conleuderen , maar dezelve buiten enig fundament van contradictie of folutie moeten admitteren. ^p. Zo dat wy uit deze replicale bewyzen , pendente judicio et procejfu ante concluficnem in caufa ab Advocate Fifci wel en te regt ad , declarandam intenrionem geproduceert, en aan den Heer Beklaagde .Q door die verzogte en geaccordeerde copie bekent geworden , ex ' fuperabundanti zodanig gein formeert zyn. 41 \ Dat wy daarop non alter ando fubftantiam fa Eli provo fiti na regten iu judicando hebben moeten reflecteren volgens de leere en traditie der DD. fpeciaal van meer g'allcgeerden Gomez.. n. 8 fin. ubi cum fo/utione objetlionum d.occt, quod judex non attenta petitione vel conclufione partis ex probattone qualitatis in accufatione non ex refije nee pendente judicio accumulata poterit reum cor.demnire in poena ordinaria, ac fi qualitas ipfafit appojita cum ipfo facto et delicto per textus ib. citatos. Uit allen welken dan lbtelik die by den Beklaagde uit die geallegeerde Crimio.alift.en geformeerde tegenwerpinge zal konnen beant-  Cons. LVI. S77 beantwoort worden , aangezien dezelve handelen vel de actione42? ■criminali et procefiu inquifitorio, ubi non civtliter et pecuniarie , led criminaliter ad poenam corpori tnfligendam agatur, vel de ejufimodi actione famoja, qua fiat urn et fortunam hominis concernit, et criminah caufa aquiparatur, uti bene difiinguit «kw Marant. in fpec.aur. part.^. 1. dtfiwet. n. 38. et p. 6. de libell. obl. n. 14. T' welk alzo in hypotbefï, daar den Beklaagde alleen ad civilem poenam gecondemneert is , geen plaatze heeft , zo confequeert mede van zelfs, dat op die mapplicable leere van Carpz.. en andre criminele Schryvers in dezen niet heeft mogen geattendeert worden , ' Te minder, daar hier de certo tempore , quo iftud factum omni tempore punibile esi , by Replycq gebleken zynde na t'advys van denzelven Carpz.. pr. crim. p. 3. q. 106. ». 13. 26. et 31. dit libel en condemnatoir heeft moeten fubfifteren. Tot dus verre ex jure befchout en teffens bewezen zynde, dat alhier geene zodane criminele actie (waar in inquifitoire conclufien genomen,-en perfonele adjoumementen tegens den Heer Beklaagde gedecerneert zyn) g'intenteert, maar integendeel een Volmr: van zyn Hoogwelgeb: in deze ordinaire maniere van procederen g' admitteert is en heeft moeten worden ; reus enim ji44'; admifius fuit ad liten* criminalem aut fifcalem ordinario more per procuratorem ventilandam obfervatofolenni/udiciorumordine, dilationibus , probationibus, editionrbüs &C. tune exiraor dinar ium criminale judicium cefitt , tefiamib. DD. geciteert by Voet ad fi. d. Ub. 48. tit. 2. n. in. v. Zan^. de Except. cap. 1. ƒ>. I. n. 41. et fieq. Zo volgt'het van zeifs, dat diegeallegeerdeen prsfumtiveab-4y. fentie van den Heer Beklaagde op den 27. Juny 1732. alhier in deze ordinaire en civiele procedure niet van die uitwerkinge heeft mogen by ons geconfidereert worden, dat wy denzelven aan die gededuceerde exceflen fchuldig bevindende daarom zouden moeten abfolveren, en op dat geallegeert alibi en alle die daar over bygebragte bewyzen en aditructien reguard nemen: " Wienvolgendê v/y ons dan yerpligt bevonden hebben ex facto kortlyk te indageren, of den Advt: Fifcaal in hac aciione fificali . zvne tigte na ordre van regten bewezen heeft. " Eer wy daar toe overgaan, zal vooraf dienen gelet, en tot Aaaa faivatie  578 Partis Secundte falvatie tegens des Beklaagdes reproches ter Antwoort art. 262. en ter Duplycq art. iyi. en 238. ervintelik , wel genoteert te worden , dat de conclufie by den Klager t'eindes zyne juftifica- 46. tie ad poenam juris genomen , en by den Heer Beklaagde zelfs geen criminele aöie geilendigt zynde , geene alteratie aan de ware eigenfchappen en nature van deze actie en civile condemnatie kan geven. - 47. Aangezien het*» fifïalibus genoeg, en alomme ook in deze Graaffchap prrdicabel is, dat een procurator Fifci confidererende dat moribus noflris de meede poenaliteiten arbitrair zyn , tenminden deze in quaeftie, volgens het Lantr. tit, 11. §. uit. geene gevoeglyker conclufie kan nemen , dan die ad poenam juris, per ea qute in terminis habent Gail, lib. 1. obs.6f. n 2 ejr obs. 61. n. 18. & iq Stryk- dif. de jur. libell. cap. y, ». 27, & 28. A, Matth. de crim. lib. 48. tit. 13. c. 6. n.j. er/W. Clar. lib.f. ree. [ent. q. 12. ». 11. 49- Quibus addendus quoad fmilem generalem & arbitrariam concluftonem in caufa civili Ev. Speckh. queeft. jur. cent. 1. queeft. 64. n. 3c. & qutft. 6~J. n. 9. ubi nropter claufulas ftlutares etiam ex faili narratione concluftone fpeciali omifia ejusmodi libeltum fujlinere cftendit. '50. Op welke en andre traditie en gevoelen der DD. dan ook by de ondergeff: twe DD. GW. Verftege en f. Schomaker g'advifèert is den y. Feb: 1732. voor den Gerigte van s'Herenberg in caufa Fifci contra Beren Overooor. Wat dan de bewyzen by Klager zo ter Juftificatie als ter Replycq geappliceert aanbelangt, daarmede hebben wy geoordeelt deszelfs intentie genoegzaam bewezen te zyn, immers ten dien efiecte, dat den Heer Beklaagde over die ter gelibelleerde plaatze rredegepleegde fatta en bedryven heeft konnen en moeten ge mulcteert worden. 51' Want Chriftina van Keil huisvrouw van den Brugceman Evert Berentfn daar over ex officio door de Heeren Keurmeefteren ondervraagt zynde, heeft onder eeóc fub lit.A. ter Juftificatie en fub f. terReplyeq nader gedeponeert, dat twe Heeren zig noemende de Heeren P. van B. en L. s'avonts omtrent f 1. uiren met een koets voor haar deure gekomen zvnde aldaar over het gevorderde bruggegelt veele inpertinente woorden gemaakt hebben; Dat voorn; Heeren nimium forte fiore liberi Fatris afperft vervolgens  Cons. LVI. y~0 volgens uit haar koets in t' huis van deze deponentinne, volgens haar vordre verklaringeƒ«£ ditlaLitt. A. etf. mede in fiibftantie door dire getuigen fub B. C. et H. eedtlik geconfirmeert, gekomen zynde aldaar veele onbetamelyke actensen impudicque contrectatien hebben getenteert , en door het trekken der degens onder vele chocquante generale en fpeciale expreflien en gevaarlyke comminatien bedreven, gelyk dezelve zeer breetvoerig aldaar vermeit en geaggraveert zyn. En of nu wel den Heer Beklaagde zyne gehele defenfie alleen y2N daar'tegens in en met het aangetogen opden 17. Juny 1731. gemaakt en gefuftineert heeft, dat met die kontfchappen niet zou bewezen zyn, dat denzelven eene van die twe zig aldus genoemt hebbende Heeren zou geweeft , en by hem ter meergemelter plaatze die wanbedryven gecommitteert zyn; Zo vermeinen wy in opzigte van t'eerfte ex jure et praxi in pramiffis te hebben aangetoont, dat de pertinente expreffie van ^' die tyt in dezen niet is de fubflantia iflius aBus ; Behalven dat zelfs de twede getuige fub B. ad art. 2. niet deponeert van dien gevraagden juiften 27. Juny , en het uit alle die gecumuleerde omftandigheden , zo by des Klagers als by des Beklaagdes producten ervintelyk, zeer aannemelyk ons is gebleken , dat die gelibelleerde feitelikheden op den 4. July 1732. geperpetreert en nergens by den Heer Beklaagde ontkent of bewezen zynde, dat hy ter dier tyt elderwarrts en nietopden Huize B. zou geweeft zyn, hebben wy ook geen t'minfte regtelyk fèguard op deze abfentie van den 27. Juny konnen nemen ; Te minder daar zyn Hoogwelgeb: dit zyn piretens alibi met ~a een geoffereerden eed alleen limitative tot den 27. Juny, engeenzins extenfive tot den 4. July tragt te proberen , en nog veel weiniger zig aangeboden, daar in cas fubject met zo veele praefumtien , men gezwyge probatien, geonereert was , hem over deze gearticuleerde exceflen zelfs eedtlik teexpurgeren, hebben wy ons des te meerder in onze opinie gefterkt gevonden , dat denzelven mede daar aan fchulcbg , en ter dier tyt en plaatze prsfent geweeft is, per ea qua habet Chr. Crus. tr. de indic. delibï. p. 1. cap. 4y. n. 1, Tot demonftratie van welke twede middel van oppofitie dient generaliter aangemerkt, dat den Heere Beklaagde in vicinia woAaaa 2 nende  5go PartisSecund* nendena alle apparentien aan deze getuigen, byzonder die dagelyxde panerende menfchen over der Stadts brugge zien, heeft konnen en moeten bekent zyn : . Gelyk dan denzelven benevens dien andren Heer in praelentie van haar koetzier en knegt zig met hare namen genoemt en malkandren aldus aangefproken hebbende den derden getuige Arent fanfen fub Ut. C. ad art. 4. pofitive verklaart, dat hy in t'voorhuis van meergemelte Even Berentfen komende aldaar die beide Heeren te weten P van B. en eenen Heer L. gevonden heeft, .y. $•ƒ»• pr. crim. q-j. n. 1.2. Brunnem. Aaaa 3 Foez-  y82 Partis Secundi proc.inq. cap. 4. n. 12. 17. 18. 19. & zó. Lauterb. tr. fynopt. de naut. caup.&fiab. n.ll.& iz Chrifin. ad LL. Mechl. tit. l.art. 3y.«. y. &6. arg. I. 1. §. qities. ff. de offic, pras. urb. Eleganter Leiffer. jus georg. lib. 3. cap. 19 In welken geval zy als tefies habiles zouden moeten geadmiteert worden, id. Chnfi. d. L r5yt Gelyk dit zeer omftandig ex jure en andre Doctoren by de twe ondergeff: DD. //. Hafebroek, en f. Schomaker als Referenten in zaken van Harmanntts Evers cum fuis Klagers in cas van praïtenfe injurie en den Hofpes Hendrik Arentfen Beklaagde voor den Lantgerigte van Aalten op den 28. Decemb: 173 1. in rationibus decidcr.di betoogt is. ,(5(5. Invoegen dat de criticque daar over ter Antwoort exBartol. ad l. Divus. in fin. ff. de cufi. reor. gemaakt, als alleen in jure Romano, vel in illis regnis , in quibus cuivis e populo publica criminum accufiitio competit, gefundeert, in nojlris terris, ubi folus Fifcus crimina publica vindiBa perfequitur, niet aannemelyk is, mi prater alt. S. van Leeuwen eens. forens, p. I. /. y. cap. 1. n.Z. ó' alios DD, Replices art. 139. geciteert, videre apud DD. jupra allegatos. Waarom wy op deze en andre reproches ex te/Hum ultronea depofitione, contrarietate & lingularitate prstenfêlyk en buiten enig bewys geformeert, niet hebben konnen attenderen. £7< Doende niets ter contrarie , dat alle deze getuigen die geënumereerde en differente aBus prohibitos niet volkomen zouden bewezen hebben, aangezien het gelibelleerde faBum m genere bewezen zynde onder zig verfcheide differente fpecies et aBus pumbiks comprehendeert; -.g Waar van den eenen getuige de uno actu et fpecie, en den ande' ren wederom de alio deponerende moeten geconjungeert en verftaan worden het delictnm in genere ex tflis actibvs differentibus refulterende genoegzaam bewezen te hebben per textus et DD. quos cumulat pralaud. Gomez. tem. 3. cap. 12 de prob. delict. *, 12. 69. Zodanig ook, dat, fchoon ei'eene getuige inhabilis , en d'andere fidedignus zou mogen zyn, dezelve egter zw Jen moeten gecombineert, en als centejres ad faciendam r "■> '• iét» et probatienem 70. aangenomen worden : Qttia fides unius fupplet defecium al'erius Brunnem. ad L. 6. ff. de edend. n 3. per DD. ib. 71. Te meer in cafu fubjecto, uhifactum tali tempore et Isco commif¬ fum  Cons. LVI. j-g^ fkm fluit , quo vertfimiliter non potuit haberi copia telïium , pelyk in pracedentibus ex Carpz.. aangetoont , cn nader tn nofins terminis te vernemen by Gomez,. loco ju-pra citato n. 21. Zo dat die ad infiantiam Fifci afgegevene eedtlylee depofiticn van den Brug-of Veerman Even Berentfen cn zyn vrouw, in wier prcefentie en wooninge alle die gededuceerdeonordentlikhedenbegaan 72 zyn, t'onregt als partiale cn domedicqut door den Heer Beklaagde gewraakt zyn, cum juxta d. authorem. eod. n. zi. etiam tejtes domcjlici familiares admittuntur fuper facto vel deheto domi comwijfo ubi per textum in l. Z. C. de naufr. notanter demonjlrat, quod ad vim naviculario illitum vel naufagium prebandum tefles etiam tiavicularii admittendi funt, add. Marq. de jur. mercat. lib. 2. cap, q, #. 10. En of wy wel zo niet uit een plenaire probatie ten minden uit alle die concurrerende circumftantien en veelvoudige indiciën zouden hebben mogen beduiten, dat den Heer Beklaagde ter gelibelleerde tyt en plaatze praefent geweed, en bevonden is zig mede aan die onbehoorlyke en mulftable aétens fchuldig gemaakt te hebbens Zo hebben wy nogtans den Heer Beklaagde, niet tegendaande 72, alle die by den Klager g'exaggereerde , dog per actionem civilem g' inftitueerde crimina, volgens die vorensaangemerkte regtsdoctrine en advys van dukgemelten Gomez,. ad n. z6. niet anders ook dan ad poenam civilem in dezen mogen condemneren , turn quod hoe receptius, juftius et utilitati publica affinius fit, ut regulariter ac gene. raliter in criminalibus ad mulctam pecuniariam ex prafumtionibus procedere pofiet ac debeat condemnatio, ut habet pradictus Additionator 'ad Gomez,. d- cap. 12. in fin. ad Lit. g. add. A. Matth. obfierv. zy. En nr-g wel met die modificatie en referve, ten ware den Heere 74.' Beklaagde met die vehemente en zware prasfumtiengeonereert zynde zig daar van met eede zou konnen expurgeren , welke wy exy^t mero judicis ofiicio denzelven hebben mogen opleggen ,uxta DD. tradita, als te zien onder veele andre by Pejr.'Heig, quafi.^o. H.42. en zyn Hoogwelgeb: alzo rigter in zyn zake dellen; Woedanen eedt, fchoon het factum volgens die nadre bewyzen ~/r gecoarefceert wort fpeciaal roten op den4. july i 722. wy egter alleen by defzelfs formulier generaal en demonftrative tot en op die gehele maant zelfs genomen hebben, om redenen hier vorens aangetogen, dat, vermits die gelibelleerde enormiteiten en daden om. m  Partis Secundi 77» ni tempore punibel zyn , de bepalinge van de tyt overzulx niet is de fubfantta delicti. Dat nu den Heer Beklaagde dien by fentcntie geimponeerden eedt van puvge ex officio gcd-fereert, en zyn Hoogwelgeb: bewerende defzelfs abfentie en onfchult dienvolgende verpligt is denzelven afteleggen, daar toe zyn wy door een reex van contraire en fterke praefumtien, men late daan van aannemelyke probatien ten lade en bezwaar van den Heer Beklaagde ter proceduire overgelegt, o bewogen cn genecesfiteert geworden, zo uit kragt van de regtzinnigc doctrine van regten, medebrengende: quod judex pro veritate inda. I. cap 45. m. y. gg, Obfterende derhalven niets daar tegens t' gevoelen van eenige DD. dewelke dusdane eedes delatien in aïiionibus famofu refpueren , Qiiia infamite nota non fiimetuenda ei , qui ob r ecufatum juramentum condemn ,uns eft , per ea qua tradit & contra Jac. Schuit, ad Matth. Coler. ibtd. def en dit fitpelaud. Carpz.' Refp, jur. lib.$. tit.f, R-^S' k num. 10 ad fin. per LL. & DD ibid. 89. Wy hebben eindelik by prjeftatie van dezen expurgatoiren eedt de koden dezer Procedure moeten eompenfèren, omdat den Fifcus niet kan gepraefumeert worden in calumnia geverièert te heb- . ben, quo cafu non fubjiciendus expenfis nifi evident fit. Fab. C.lib.q. ' 'tit. z. def. 9. n. z. in net. per /. 4 C. de delat. & late Bugn. de LL. abreg. d. lib. 2. Syntagm. 17. in not. b. cum DD. ibi. relatis. Dog den Heer Beklaagde in cas van verweigeringe van denzelven pro medo deliüi moeten condemneren in dieby i* diüum finten- £1 jia volgens Lantr: tit. 11. §. uit. gemodereerde boete, quia reus ■ detreèlans jurare pro confeffo habetur per LL, & DD. geciteert by voorn: Heigiut d n. 2,6. 52- Schoon ook die prohibitive aétens van bedreiginge en andre onbehoorlyke attentatien ter gelibelleerder plaatze voorgevallen, niet werkelyk geëxecuteert zyn : Cum in delitlis talis conatus cum damno quocunque velinju^ia alterius conjuntlusproperfeilo delttto habetur, Itcet illud non fit, quod intenditur, uti dolle habet Henr. de Cocceij d'fp. cur. torn. z. difp. 17. de jure circa, aél. imperf. fect. 4. k n.j. ad n. n. pj Fn overzulx mede in de koden van dezen Procédé propter regulam gcnera'em-: Victut victori &c. 0" DD. communem opinionem , qui hanc expenfkrum condemnationem -ius als daar is hetplegenvan in'eidinge en apprehenfie van podeliie van verwonr-ene parcelen op inltantieenten behoeve van parthye gedecerneert, om dezelve te helpen tot haar achterwezen, ordine & via jnris gevordert. Zonder dat wy de wettelyk of dugtigheit noch van de prae- 2, tenfien zelve, noch van gepleegde execunve ecterts quoad formam willen ofte ook konnen alhier in examinatie veel min in conted brengen, zo weinig als het den Beklaagde heeft vrygeftaan, om zulks gelibelleerder mate te doen, dat is , m'et prsteritie van den weg van rechten , dewelke hem open dont, zyn recours tot feitelykheden en geweltpleginge te nemen, en dus de vermeinteonduchtigheit op zulk een onbehoorlyke en ganfch onbevoegde maniere te mdineren en voortebrenrTen j Wezende het genoeg tot (lavinge van onze afgegevene decifie, * dat'er by den Beklaagde in dezen is gepleegt een handel wyze, door dewelke , indien flraffcloos doorging en geconniveert oVerzulks van anderen impune opgevolgt wierde, binnenkorten tyt alle Gerichten en derzelver Offeieren, met alle hunne aucdoriteit, mandamenten en executien, ten uitenten zouden gevilipendeert, illufoir en befpottelyk gedelt worden; Dienvolgens ondermynt ja geheelyk weggenomen alle het heilzame, 't welke men van welgeftelde Gerichten , zo tot beteugelinge van euveldaders, als befcherminge van goede onderdanen, omtrent hare perzonen, goederen en effecten , ook om diezelve tot hare wenige-praetenden en fchultvo'-deringen te verhelpen , 't geen met een woort gezegt in d'adminidratie van goede juditie opgedoten legt, verwagten kan. Ja waardoor alle goede ordre, policie, en juditie, metdiedaar^ van afhangende gemene rufl en welwezen , ten eenemaal zou worden gefubverteert, en alles't onderde boven geworpen, dus elk zig zeiven zou richten en daar uit de grootfte confude, en tumult, zelfs alle geweld ja moord, en doodtflag volgen konnen. Waar door eindelyk ingreep zou worden gedaan in de macht vandeHogeOverigheit,. vanwien alle Gerichten en Jurisdictiën,. met  y02, Partïs S e c w h b k met d'exercitie en adminiftratie van de Juditie emaneren en voortvloeien. Om welke en meer andre pregnante redenen dan hier tegens 'by alle wel geordonneerde datuten en wetten, met veel nadruk en vigeur is voorzien , en notable poenaliteiten geftatueert bevonden worden. 7. Videatur 't Lantr: dezer Graaffchap tit. 9, $. 4. Stadtr: van ' Zutphen tit. 11. §. 2. & tit. 12. §. 3. Lantr: van Nymeg. tit, gy. art. 7.8. van Thielr: en Bommelerweerd. c, 40. art, 7. & 10. Stadtr: van Bommel cap. 38. ii. Landtr: van Rurem. p. 6. tit. 1. §. 4. <«r/, 4. 8. 9. 10, en meer andere. 8. Ondef dewelke zelfs zommige zig tot verbeurte van lyf ofte goedt komen te extenderen, relatie tot het geciteerde Landtrecht dezer Graaffchap. Edog dewelke by andere of zwaarder of lichter zyn gefteltpro re nata 't zy na het belang of den aardt der fubjecte zaak en marerie, 't zy na de concurrentie van meer of min aggravante circumftantien, volgens het bekende axioma van rechten: quod minima circumfiantia variat jus, éjufque dijpoptionem. Het welke dan ook in dezen by ons ter confideratie zynde voorgekomen, hebben wy vermeent alhier niet te moeten vervaren met d'uiterfte rigeur, noch achtervolgens de ftrengfte dier aangehaalde en andere daarover handelende wetten , neemaar een zachter weg te moeten inflaan met te fententieren , als by het diilum van dien te vinden, zo. Want ofwel die by den Beklaagde aangevoerde middelen van defenfie , zullende en na zyne opinie konnende drekken voor motiven van geheele ontfchuldiginge omtrent zyne gepleegde exceflèn, als daar zyn defzelfs jongheit, adelyke geboorte, bewys van vroomheit cn goedt gedrag, militair beroep gepaart met onkunde van 'sLandts wetten en regten, zo als ook onbewudheit van de fchuld , waar voor d' executie wierde gedirigeert , met die daar uit voortvloeiende verbeeldinge van een putatyf re' ht en vermogen, om het zyne quovis modo te konnen en mogen defenderen. Daar by accede rende een fufifts dolor en excefïïve calor iractm4ia, geinciteert door het lamenteren en kermen van zyn zufter en  Cons. LVII. 593 en innocenten broeder op een geroep wegens het onverwachte aankomen van zo veele menfchen , dewelke als quamen om hem uit al zyn goedt te zetten, en zulks juifl op't moment, dat even te voren aan hem was geinfinueert een *s Hoves citatie voor een merkelyke fchuld, waar van almede geen kennis wasgedra- ^Eindelyk defzelfs eedelvke prsfentatieen obteftatie , van noch Gerichte, noch Droft, als den welken wel 300. paffen van hem Beklaagde af achter de ftruiken verborgen zou zyn geweeft, hadde gezien. Dat of wel dit alles en wat van die nature meer by den Be- n. klaagde aangevoert is , hem in 't geheel niet en kan exculeren nochte libereren van alle poenaliteiten en draden; Zo is't nochtans zodanig, dat alle deze concurrerendecircumdantien te zamen gevoegt zynde, emm fingula nonprofuntmulta & cénjmtJa juvant, ons tot moderatie en mitigatie van dezelve hebben moeten en ook na rechten konnen moveren._ Wetende het in rechten refoluit te zyn , niet alleen in 't ge- l2# neraa-1: s . Ouod a poena ordinaria vel ftatuto determtnata quxlibet caula , etiam pntativa ma injtfa , delinquentam excufat. vid. Carpz. in prax. crim. p. 1. quafi. 13. n. 4?. & p- * ?«• H0. M4» Maar ook fpeeiaal, met relatie en applicatie tot de byzondere middelen van defenfie en excidatie, aan zyde van den Beklaagde in dezen aangevoert, aan ons ex jure bekent wezende voor cerfl: Ouod atati {juvenili) aque ut imprudenti* in omnibus f ere poem.lt- 13. buTu-diciis fuccurritur adeoque qmdammodo & ignojcitur , per text. expreff in l. 108. ff. de Reg. jur. I. 6 in princ f ad leg jul. pecul. Zo als ook voor een tivede: Quod, quemadmodumm genere hone- ,4. ftiores Jeu honefro loco nati, ita multo magis nobili genere fati ut eüam q-n in di-nitate vel militia aliqua pofiti fimt , omnibus cafbus mitiu/nru puniendi. vid. d. I. 6. m pr. ff. ad l. Jul pecul. (. uit. c , f d incend. ruin. naufrag. I. 8 $. 2. Cod. de Heret. & Manich. 1.2. C. depagan. & Cacjific. & L 4 C qux- res venirenon poffunt. add. TiraqucU. in tratl. de poen. mitig. caus.zi. & tratl.de Nobil. c. zo. n. 108. & feqq. Dat hier by nu mede voor een derde ae honejtnas morum er 1 y. C c c c t'ft*~  £94. Pastis Sicihidjü teflimonium vitte anteatla in gunfiige confideratie hebben moeten komen, vertrouwt men dat by niemant kan worden in twyffel getrokken , dus ook ons enigermaten ter onfchuldiginge van den Heer Beklaagde heeft moeten moveren dat geene, 't welk van defzelfs goeden imborfl en onberifpelyk gedrag in vorige andere zaken en zynen levens wandel ten procédé is worden bewezen. Cum vita anteaÜ hebben evenswei dezelve ons konnen en moeten moveren tot moderatie en mïtigatie der draffe, anderzins op een feit als het gelibelleerde, na rigeur van regten daande. Ten  Cons. LVII. 5&7 Ten welken opzigte in reguarde van die geallegeerde calor iraeundia ac juftus dolor , notabel is de paffage van Carpz.ov.in prax 27v crim p Z. quafl. 147- alwaar hy van num. 41. af toeterende de quaeftie an delinquent commotut calore iracundi2> Partis Secundte Cum in criminalibus judex non debeat attendere modum concludendi in libello , fed qualiter lex ccncludit fecundum qualitatem delicti. Chrifl, ad LL. Mechl. tit. i art 6. n. i. Gail. I. i. obs. 6. n. 18. Zo als wy ook geene adftructie nodig oordelen omtrent de gedecerneerde condemnatie in de korten , nochte omtrent de periode van dat den Beklaagde in zyne detentie zal moeten verblyven, ter tyt en wylen de boete en koften met alle fequelen van dien ten vollen zullen wezen betaalt, ofte tot keureen genoegen van den F,fcus daar voor fudifante cautie geftelt. 'yo. Aangezien het eerfte, dat is , de condemnatie in de koden, is een gevolg van de principale zake en condemnatie , als waar op die andere nootzakelyk heeft moeten volgen, den Beklaagde door zynen wederrechtelyken handel oorzake tot die koden hebbende gegeven, Qui proinde eas rcfarcire debet. adnoior: y 1. En het andere ook even zeer nootzakelyk daar by heeft moeten worden geaddeert, op dat in cas van ontdag uit deidetentie voor dato van liet praefteren van een complete voldoening , of wel van een fufficante bergtogt in plaats van reële en prsefente fatis'faclie (evenswei niet anders dan tot keure en met inwilliginge van. den Fijcus) fuccedeiende, de fententie met het eflëct van dien niet mochte worden gedelt illufoir. Quod judex omnibus rnodis pr&cavere debet. £2 Fr-uftra enim Jententiie feruntur Ji non excutionimandentur, Gail l. i» obs. 12-?. & commun. DD, lvii i; advys d E c i S o i r. De crimine Falji, ]. modo proccdendi in caufa criminali. ]], |l 'De rrjponfione rei ad artt. inqutfitionales. lü. De aumlaüone proccfjus mqnijitorii \efcriptione. X, Dt' tcjïibm in/lrumentariis, èö/WH qualitate O""probatione. XI. 2X9 Jffejjoribus judicii. XII. 2)e Violenta refijhntia contra judkialem execulionenh S U M M A R I A. 1. tn '.fco alternative aut perviam ac- _ f*/w inqitifitvmales refponderit, X eufationis ord'nariö , ko<^() adionem publicam in- traduendurn non ell denegan- ftituere concejjum eft, da. ld tf^ire ? v. n ó. 2. Jnquijitoria procefju elecló Fifco ta- 7. Quod audori:,;te DD. confrmatur, ?wf* integrnm eft extraordina- 8. ÜJ cu'usd'im CL Ducloris recitd- rió modó contra inculpattim pro- tis verbis illujlratur. cedere. io. Lffeóius rejponjionis ad Interroga- 3. A7»» obfiante inter ipfos Juper hoe toria. punélo ineidentali tite pendente, 11.13-14. dó.Qttando judex omijld lite 4. Qjt.e ad prceviam ipfius dectjiunem pra-liminari tam m civili quam telervatur ld fufpendif ir, mild crimiuali caufa ad defimtivam aaionis faétd mutatione, fententiam procedere potefi ld dté 5.9. Reo, licet ajjïrmativè ad arti- 1 bet, ld quare} Dddd 2 12, Pro-  604 P A ï T I S S H ï N ï i 12. Procejfus inquifitorius Jimul cum accufatorio in uno eodemque procejju contra Carpzov. confiftere potefi. iy. 18. 32. Tegens perzonen van diflinétie en publycque bedieninge niet verdagt zynde de fuga 'moet nietligtelyk met perzonele appreheniïe , incarceratie en inquifitie geprocedeert worden. ratio n. 19. cafus vprajudicium Cif refcriptum Cufke previncialis n. 22. 23. 24. ió. Maar in tegendeel de zake tot een extraordinaire procedure niet gedilponeert zynde, moet ordmario modo tot perzonele comparitie worden vervaren. 17. 21. Hoedanig eenen geapprehendeerden in zulken cas lig daar tegens moet oppoiieien ? En waar? ». 20. 2y. Ad \olam inculpationem nemo incarcerandus. l6t Quando & in quibus cafibus extraordinarius modus precedendi locum habet} zy Et judex t.mquam cuflos legum conf'-a fufpecTos de crimine inquiJïtoriè procedere potefi} 28. Falfi crimen efl atrocipjimum. 2.9. Ejus poena pro magnitudine criminis arbilraria. 30. 4T. judex per modum inquijitioms agens non prafumitur aélum iitrisdiSIioKolèm injtiriandi Ultimo f'u ere. 51. Et quare non"1. 33» Aliquando incarcerato aclio injuriarum contra judicem datur. 34. Qt.od 'fntentia Camera imperialis compi ohéctMT, 3J. In re gravi C53 ardua ad prehenJlortem fufpecli de fuga non re- quiruntur indicia vulde pragnantia. 36. De eorum probatione SjP fuffcien- tia remifjivK 37* Capturx arbitrio judicis definiendt committttur, & quare i 38. Juxta Leiier. duo adcarcerem de- cernendum requifita recenfentur. 39. Prater htcc adtoüendf.m Dü, al- tercatir.nem ratione fecuudi tertium exhtbet, 40. Ratio, 42. Een Rigter ante inquifitionem in¬ gewonnen hebbende probabyl bewys van het begaan delict moet ad evitandam fufpicionem coUufionis een zodanen fulpeéten perzoon liever in pubheo als in prtvato loco doen bewaren. 43. Falfi quaftione contra aÜuarium pendente reélè ad fequejlrationent protocolli proceditur. 44. Quod ad eajum fubjeélum appli- catur- 4f. Judex de fingidis falfi cirumflantiis fubtiliter mquirere debet, 47.49. Incarierutus deliéli, cu/uspoena etiamji civilis -vel pecuniaria, accufatus Jine fpeciali cautione fnffcienter et realiterprajiite non rclaxatur. 48. £2. Wat een g'incarcereerde by geene acceptatie eener zodane geprslheerde cautie te doen flaat ? yo» ^3. Detentus pro deliclo , cujus peena efl corporis aff.icT.iva, mediante fidejusjione faltem ante plenam caufa cognitiotem non efl relaxandus a carcere. yi. Circa relaxationem cufiodia multum arbitrio judicis defertur. ƒ4. Statutum generale de carceratis relaxanats non porngitur ad carceratos.  Cons. LVIII. 6of eer Mos ob crimen falfi. ff, f6. Wanneer en tegens wie het fcherp examen of torture in deze landen plaatze heeft? en tegens wie niet ? fj. Cajus iortura in hoe Comitatu nuper contra delinquentes a Referenti- bus deerette aüegatur. f8. Exempia ex confeffone per tortu- ram extorta injttfii condemnato- rum remtfjiie exhiber.tiir. fy. Tortures abufum ex Cbrifiiana re- pubhea extetmmandum efje npor- tet. 60. Cum ifiius ufus ab Ethnicis origi- nem traxit. 61. Waarom de preliminaire conclu¬ fie tot een fcherper examen in cas fubjeét is voorbygegaan. 62. Ceffantibus requifitis falfi poena corporis afflifliva non habet locum. v, num. feqq. 63. Probationes Fifci ex crimine falfi propriè fic dtéïi deduüee examinantur. 64. 66 Leges inter i eri & quafifalfi crimen dftinguunt. 6f, Vmus is aiierius explicatio exhibetur, 67. Veri falfi interpretatio exclufiva in caufa crimmali, in qua dolus efl de Jubftantia, in dubio fem- \ per jacienda, 68. Pericuiofum efl in caujis capita- J Ubus confulere, ob rationem. n. 70. j 69. 71. Quare celebernmi jCü fiepe rerum crimmalium decijiom juperjederunt.72. Officium judicis per fe fatis grave at in criminalibus tnultó gra- viffimum. rat» n. 73. 74» jf. Quod diclo Marciani cü? in- j terprrfattonc Calliftrsiti illufra- \ ] 76. 78. 80. Quomodo judex in leviorh bus lS gravioribus caujis jefe ge- rere debet r 77- Omnia delièla tripiiciter aut pro- pofito aut impetu aut cafu per- petrantur. 79. Aliter fervi quam liberi, aliter fa* mofi qnam integree fam )dd.d 3 9f. A&.  tfoS Pautis Sicïkds Ita ut biennio elapfo ordinariapoena, quamvis extraordinaria tn quafi fatje per imperitiam aut negligentiam culpof im eommtjfo locum babeat, tarnen in vero f alfa ceffet. fó. Quo cafu aelio in factum furrogatur, quce efl perpetua n 98» 99. Xjtriujque adionis dtfferenlia in faro reeepta jentenlid[fupremi judicii appellat. Dresdenlïs fiabilitttr, 103. Exceptio prafcriptionis èt partibis omiffa potefi ntbilommus ex ad is d judu e fuppleri. 101. Een crediteur doorV fadum van een Rigter ot Secretaris fchade toegebracht zynde competeert defweg'-ns aéhe. 102. Jure avid ertmina viginti annorun, at jure jïatutartó tritntis feculi lapftt pra\tribuniur. 103. Huiusmod: prajcnptio in crim'ine falfi amant iotum habit. 104. In r. :,s erimmibus tarnen tempus anyiale , biënnale aut quinquennaie juffiat, lOf, 107. 169 Similiter adio doli civilis tempore bieunii prafcribtlur, etiam moribus Gelro-Zutphanic;, n. 109. 106. Judex poftillud tembus retim ex capiie dolt commijfi condemnans gravi poena aignus cenfetur. lTo8. De 'enptio ld explicalio criminis fteliionatus exhibetur. v. n. 2SO. HO. De tertio requifto falfi in noeu• , mento eonjtfiente. Hl. Faljitas Knn nociva non punitur. 112. Cum damnar» futurum etiam in conjiderationem venit, ï 13. Quod pl. LL, ld DD- confirmatur, 114. Et ad fadum culpofum rei accufati applicatur. • Hf, Poena extraordinaria falji dolo prafumpto tantum Iscunt habet, non ver» o'dtnaria. I-16 Ad exemplum conatus mdelidis. 117. E xtrar d. poenam nonnulli DD. ad pecuniariam tantum rejerunt. 118» fuift tas noctbilis IS non noeibilis per vartos cafus itmtlatur ld a -iplutur remijfivè. H9. Vltimx falfitatis fpecies reo imputata ad ejus adus culpofos rsferlur. S 120. Ratio. 121. 126. 127.128. Diftinciio inter verald quaji delida , eorumque varia poena ld conflderatime, 122. 124. Culpa feu negligentia in officio pnbiieo aliquando pro dolo prajumpto habetur. v. n, 131. 123. I3f. 146. 191. 192. Officium aduarii. v. n. 193. ubi propter latam culpam ld imperitiam ab officio privari potcsl. add. n. 212. 125". In jufia habenda ratione. poena; infiigenda Romcini jC'-i omnia ad rationem doli ld t-utpa red;i' xerunt. 129.132. 193. Culpa feienter aut i- ghtt; .inter commijja reéle qmad aifpm&as poenas tn jure cutjidcraiur. 130. Judex pro conditione perfina po.teft verba condemnationis tn fadam ternperare. 131. 133. Culpa lata fub doli ambitti comprehenfa quando ld inqutiius hcum habet} 134, De doli, culpa ld neglipentia praflattonibus in q'-.ohbet negotto latè ld a prima origine rcm.jjivè a- 136. ] 38. 147. ...ontra ojjiciakm prater emendaiionem daintd pn vat* etiunt  Cons. LVIIL 007- etiam ed vindidam publtcam agi potejl, rat. n. 148. 137. 139. 140. Quod authoritate juris & rei judicata probatur. 141. TranfaSio privata Fifco non 1 prajudicat. 142. Quando per exfolutionem pecunia > parti Jaja prajïita tarnen culpa fatis vindicata ccnjetur? 143. 145". 151 Juramenta purgatoria in criminalibus propter per-tculum perjurii non adrnittuntur. 144. Schoon dezelve in plaatze van die outyrs afgekeurde 'middelen van purga per aquam , ferrttm candens ld duellum by deze of geene aangenomen zyn. 149. Quando ea tarnen locum habeant} 150, Extra ordinem punitur qui indiciorum molt gravatur, ij2. Fada culpofa rei accufati in geliere examinata ad diftindas gra- \ vaminum fpeciespojiea redr.cuntur éjf ponderantur, IJ3, Prima accufationis feu gravaminis fpecies. 15*4. Kei defenjio ijy. Ymant een gebannenc voor een tyt uitchariteit of verwantfchap verLorgen houdende of daar over ltraf baar is? 15-6. Een officier, van een bannifiètncHt eenes inweonder kennis gedragende, mag hem in zyn territoir riiet tolereren., IfJ. Quod ad faQum Rei applicatw. 158, 160. De plicht ecnes officier in het ontdekken en verzekeren van quaatdoenders, fine difmctione inter fuperiaremjive fuperiorem^ loei juduem 11 163. lat. n 164. i$o, 161. E aar omtrent zig hebbende verzuimt is ftratbaat,^ nempe negligentia talis Jit, qua adferibi potejl lata culpa dolo proxima n. 1^2. Secunda accufati onis fpecies. 166. Rei defenjio, 167. TJtriujque examinctio. 168. Geene Roomfche reizoner1 nog eeir.geandre, buiten ïpeciale ;mthoiifatic vari den jurisdiöions Heer, mogen decubiycquepoft van Ricnter of Secretaris in deze landen bekleden 170. In quibus cajibus poena ordinaria faljitatis cejjdlï v. cum ratione fubjunda Bi IJl: IJl. 1 fits dubttative deponens in re maxime criminali non meretur fidem. 173. Fra'.'umptio f.ilfi exehifiva ex fado evmeitur. 174. Tot het be-oftc ontkennen' des hantichrift moet het originele inftrument g'exhibeert wo.den. 175". Quod ünauimi DD. fiijfragio probatur. 176 183. Getuigen van de roomfche religie zynde n.ceten na de practycq en wetten dezer landen d'oirbiegte afzweren; 177. Een inlïrunxnt door den débiteur en twe andre perzonen ondertekent, kan ex aey. fitione n~ nius leflis nier fufpect de falfo gemaakt worden. 175. Imo nee etiam ex depojitione plurium jup> annmerat lorum, v. n,. 220, cum jeqq. 179» Tctim accifationis fpecies.. 1S0. lndicia in criminc falfi ad fpeciatem jpiquifttionem, non vero ad condemnationcm itfam fuffieiunt, 181. De frob dione per ind>cia quate~ nus civiliter vel erimmaltter agatur? v iSa. iSy. Tefiet  . 6"o8 Partis S i c 9 k ï i 102. löf. lefles tnjtrumentum publi- i cum ld folenne reprobantes non ad.nittuntur. 184. Ac cui atori probatio doli incumbit. j 186. 198. 22(. Notarii auüorilas pra- \ valet duobus tejlibus. Et quare ? • n. 197. v. n. 199 187. Quarta accufationis fpecies. 188. Rei defenjio. 189. Utriusque examinatio. 100. Quando poena falji non babet iocum\ 194 Alv de Velafco fententia opintntis, emendationem darnni , nifi negligentia dotofa fuerit, locum non babere, refellitur. Ï96. 217. Ignorantia m faóio publico non excufat, 199. Qualitas ajfcfpjrum judicii juxta mores Comitatus Zutph. in quo confifltt} vid. n. 2 2). 200. ALquiparanturjcabmis paganis a Leifer. defcriptis. 201. Judex fimul aóluarii vices fujlinens an unum tantum fcabinunt in civilibus adhiuere potejl ? V. n. 204, 202. Duplici eodem tempore officio & judicis ld aóluarii tam noflratibus quam aliis legibus fungi potejl. 103. De uno homine plures fuflinente perfonas remiffive. 204. Statuta noflra prater judicem pro forma exigunt binos affeffores. Et quare"1. v. n. 20f. ld *• 2if' 206. Differenlia affifforum judicii bic ld alibi recepta. 207. Monbus Comitatus Zutph- nullam judex cum affefforibus fententiam fert Jine Jurifperittrum conjilio, 208. Lontrarium in Neomagenji ld Velavica Tetrarehiaeamm flatu- tutis receptum. 209. Quia ajjejjures tanquam confilia- rii judoën ibidem confiderantur, 2IO» Vti/itas hujus differentia. 211. De correÜione chartulationis errore comperto ld effeflu. 212. An ld quatenus aéluarius propter ververfum alphabeticum ordtnern in fuipicionem falftiatis t .dxris puniendus jit} 213. Qainta accufationis fpeeies. 2r4» Rei defenjio. 215". Utriufque examinatio. 2 16. In quibus Officialis limites officii tranfgrediturè 218. De oblivione faéliproprii ex temporis brevioris aut prolixioris lapfu illata. 2,20, Vis infirumcnti publici. 222. In caufa c irninah duo imo plures tefles injirumentum reprobantes non fufiiciuht, rat. ib. &n. 223. 224. Limitatur. 22 f. Optime in Gallia partes ld tefles aclus j'ubfcribere debent. fic nov. Ordin. Comitatus Zuiph. anno 1738. reformata ajfefjores judicii fimul inm judice juxta art. 67. otnnes acTus volunt. jurisdicl.jub- fcribere tencntur. 226. Contraria probatio admittitnr contra infti urne,ita judicialia. 227. Qua tarnen debet effe liquida , e la- ra Is exacTa 228. Non autem jurata litigantium dlffefjio. 229 23 x. Quandm requifita in tejlibus injlrK.mct.ium reprobantibus deliderantur ? late h, 11. recenfentur. 130. Non femper inntrSdicTio tefihim imlrumentum tanquam faifunt reprobat. 232. Sexta  Cons. LVIII. £0c: gezien , gelezen en g' examineert de Klachte crimineel of VJ" Eifch preliminair dezen Hoog Ed: Lantdroftengerigte , conftituerende de criminele Banke van Juftitie der Graaffchap Berghe en Heerükheit Didam, op den 4. July 1736. overgegeven uit den name ende van wegens de Heeren Doctoren O. P. Hoevel en Joh. Bruinis Advocaten Fifcaals, en in die qualiteit K/ageren ter eenre, op ende tegens de Heer D. V. tot de N. Gedetineerde en Beklaagde ter andere zyden , met die daar by g'applïceerde documenten fuh A. B. C. D. E. F. G. H. I. K.10 K.20 K.30 L. M. N. O. P Q.\o Q.10 R, s.10 S 20 S 30 S 4c T. V. W. X. T. Z. AA. BB. CC. DD. EE. FF. GG. en ïlH. voorts de Antwoort cum annexis fub N. 1. 2. 3. 4. y. 6.10 6.2.0 7. 8. 9. 10. 11. 12, 13. 14 iy. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 2y. en N. 26 door den Beklaagde op den 1. Sept: 1736. welgemelten Gerichte ingedient, mitsgaders de Replyco cum ad/untfis fub lit JJ. KK. LL. MM.10 MM.ro MM.30 ATV OO. PP. jQQ RR 10 £#.20 SS. TT. VV. en die daar tegens g'exhibeerde Duplycq naakt en bloot refpedive van den 22. Mov: 1730". E e e e en 233. Rei def erf 10. 234. Utriufque examinatio. 23$. In dnbio exclnjiva doli interpretatie admittenda. 236. Cum etiam caufa fatualis & bcfiialis excufat d dolo, 237. Quando Notarius fchedulam aélis in erendu jalfitatem non committit ? j 235. Septima accufationis fpecies. 239. Rei defenjio. 240. Utriufque examinatio. 241. Sub pde publica neminem decipi epor'.et. 242. Mendacium in quo confifit ? 243. Oflava jive ultima accufationis fpecies 244. Rei defenjio. 245". Utriufque examinatio cs5 decifio. 2.}6. 247. Oppofitio contra executionem ordine juris nop. per vim J33 arma jacienaa, 248. Quodfententid in fimilipro Fifco lata comprobatur, 249, Judices tam fuperiores quam in. feriorespropter impet itiam, negli- gentiam, aut culpam ab ojpcio removeripofunt; Non tarnen jine jufa cauja. n. 25"!. 25-0. De crtmine & poena feUionatus. v. n 108. 2^2, 2yy Ymant ex fatto culpofi gecondemneert zynde wort defzelfs eere by fententie gereferveert. rat, n. 25-3. in tantum, ut omifd re,ervatione jujla detur caufa appellandi n 2f6. 25*4. Infamia condemnatiper expreffam judicis rcjervationem evitatur. 2fJ. Condemnatus in poenam pecuniariam tdmdiu invinculis detineri potejl, donec jententi N. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 35- 34- 3?- 36- V28 29. 40. 41. 41 43- 44- 45- 46- en N- 47- Fnde eindelyk bet daar tegens by Klageren op den 1. April de/es jaars 1737. ingediende kortBerigt naakt en bloot, met alle vordre protocollaire receffen en dingtalen de Procedure bygevoegt, en alles na behoren overwogen, en gelet hebbende, waar op m dezen wyders te letten donde, fpeciaal mede op der Klageren en 's Beklaagdes. gedane refpeöive iubmidïe en conclufie ten principalen van den 10. dito maants April fub VV. & N. 48. Welgemelten Lantdroftengerichte met advys van onpartydige Regtsgeleerden , voorbvgaande der Klageren pradimmairen eifch en conclufie met defzelfs leden , zo aanvankelyk tot verhoor op vraagarticulen , als in evenmin mede tot een fcherper examen tegens den Beklaagde genomen, en overzulx ten principalen recht doende, verklaart: dat den Beklaagde wegens die gelibelleerde excefien, nonchalante adens, imprudente attefien en grove erreuren , by den zeiven in qualiteit als 'ubltituit Drort en Lantfchryver der Heerlikheit Didam , in differente zaken en gevallen, zo ten apparenten fchade van verfcheide perzonen in 'tbyzonder, ais tot eene eclatante prejudicie en pernicieufe confequentie van en voor de juditie , en deizelfs admimdratie in 't geneen , gepleegt, en boven die in atlis gededuceerde violente refident-en begaan, heeft verwerkt de vordre exercitie van opgemelte funftien, den zeiven daar en boven ter zake voorff: condemnerende in een amende van drie duizent gulden, als mede in de koden en mifen van juftitie , tot taxatie en moderatie van dezen Ho-en Lantdreftenfierigte ; In alles nogtans zo wel des Beklaagdes-eere, als ook d' eventuele adieder refpc£iivegemtereffeéfde crediteuren , ingevolge defzelfs finale vcrwilleuringe fob IV 4,8 voorbeholdende, en verftar.nde , dat den Beklaagde zo lano in detentie zal verblvven, tot dat 't geen voorff: zal hebben voldaan, of daar voor genoegzame adecuratie geftelt. Aldus by ons ondergefchreven geadvifeert binnen Zutphen den 2,8. Scpt: 1737- F. R. van LATHUM. f.SCHO MAKER. Rationes  Cons. LVIII. 6iï \ Rationes decidendl zyn zo ten re£ pecïe van de aaqv.aokely.ke pretentie van de préparatoire, als ten aanzien van de principale procedure onder anderen deze navolgende. TT77 hebben bevorens te progredieren tot examinatie endecifie W van de principale procedure in jure & falio zeer breetvoerig by de refpeöive volumineufe Schrifturen gededuceerten verhandelt, niet ondienftig geagt te premitteren de redenen en motiven, waarom der Klageren preüminairen eilch en conclufie met die daar by vermelte leden zo van verhoor op inquifitionele vraagftukken als een eventueel fcherper examen van den Beklaagde voorbygegaan, en in dezen tegens denzelven ten definitiven gefententieert is. Niet dat wy van gevoelen zouden zyn, gelyk den Beklaagde zulx abudvelyk by zyn Antwoort en Duplycq met een ennuieufe allegatie en recir van inapplicabele iregtf-paflagien gefuflineert heeft, dat zyn Ed: verweigert hebbende wyders op die informatoire vraagarticulen te antwoorden in een ordinair proces zou ingelaten , en alzo daar door en door het accorderen van der zeiver copie en termyn de extraordinaire of inquifitoire procedure verwerkt zyn. Want ofwel alternativè aan een Klager na mate van zyn bekomene indiciën en bewyzen pepermitteert is of per viam accufationis ordmario of per viam inquifitionis extraordinaria modo teo;cns perzonen van fhafbare euveldaden verdagt ofte overtuigt Volgens 't unanime fentiment van alle criminalidcn , daar over by Juft. O'decop. obrerv. crim, tit. 2. cbs, 3. en andre by Klageren ab art. 920. & 933* eum Jeqq. Replices aangehaalt , te procederen ; Zo volgt daar uit geenzirs, dat het laade middel byeen ,A.dvt:2> Fifcaal g' eligeert zynde defzelfs conclufie tot verhoor op vraagartt: daarom zou moeten worden voorbvg'gaan , wanneer daar, over tudèn hem en den Beklaagde wegens een adimative of neEeee 2 gative  ÓT2 PARTIS SECUNBffi gative fuftenue verfchil ontftaan zynde defwegen eene incidentelen eiich gevolgt en hinc inde ordine wis gedilputecrt is; 4. Gemerkt het als dan huiten conteft en ïndifputabel zeker is, dat pendente hoe puntte- incidentali die voormaal1; g' entameerde inquidtoire procedure zo iang moet gefufpendeert blyven, totdat over zodanen incidentelen difpuit alvorens erkent zy, zonder dat daar door eene degeneratie van d'extraordinaire in de ordinaire procedure'imaginabel is , v. Bon tr, crim. tit. 1. cap. 7. », y8. & fecjq. 5' Immers het is by wederzyts partyen litiganten in confeffo, dat een Beklaagde , fchoon reets affirmative ad arttculos inquilitionales mogte gerefpondeert, en het feit geconfedeert hebben, nogtans bevoegt is daar van copie te vorderen, om zig tegens de publycque <5.tichte van den Fifcaal of te mogen defenderen , of ook tegens de conclufie van den zeiven en zyne gedane confefüe zodane motiven te deduceren, als dewelke hy tot obtenue van mitigatie of commutatie van een extraordinaire in eene ordinaire ftraffe uit de circumftantien van 't geimponeerde en geconfefleerde crimen zal mogen erueren en bybrengen. 7. Gelyk onder anderen te vernemen by Mev. p.r. dec i\. n. 8. dr p. 6. dec.Zq^. n. 4. y. Brunnem. in proc. inquis. cap.%. membr. 3. ». 12. & 23. Carpz. pr- crim. p. 3. q. iiy. n. 23. & feqq. Stryk. introd. ad prax. for. fett. 3. membr. 7. §.6. d. Olriecop. obs. crim. tit. 2. obs. 14. & contr. Carpz. tr. 2. q. 1. & Farin. pr. crim. lib. 1. de inquis. q.Ji. «.47. d prad.Oldec. d. q.i. n. 12. alleg. cujus verba feu potius monita hic inferere lubet : §. Nee excufantur judices , ait, quod aliter hodie praBicari teflentur, quia nee prattica vera esi, & quatenus ft, efl potius corruptela & abufus contra jus naturale, divinum & humanum ind.uttus, etiam contra bonos mores & in perniciem eorum anima , quam fiylus feu prattica: Jd enim admiferunt aliqui nequam judices, ne eorum nequitia ex procef[u for fan notorie apparitura detega'.ur , Rogo & moneo judices, non obfiante quacunque pr&tenfa obfervantia in contrarium , ut hodie non folum ponant, eos ad largam cum termino , fed etiam concedant perfettas copias & attorum & precefus cf judiciorum , aliter enim non potefi reo data diei defenfo : Hoe enim modo nihil deperit Fifco , jufiitia non ft nocumentumi judicum nequitia detegitur & reorum innocentta fapiffme confttlitttr. Tot  Cons. LVI1I. 6*13 Tot w"elkè en andre raifonnementen en vetten aldaar breetvoerig aaïigehaaft wy onr. brevitatisfiudio zullen peilingen, en alzo daar uit voor de voorzichtige conduite by de Heeren van den Gerichte en Klageren in opzigte van die geaccordeerde copie, by den Heer Be' laagde tot een ander dog wederregtelyke einde en fuftenue g'interpn teert, in dezen tot wegneminge van alle dolennces gehouden , noteren ; ' Dat, gelvkerwvs aan een Beklargde zyne defenfie pro averten-g. da inqmfitione zelf fecundum Leyfer. medit. ad ff. fpec, 562. medit. 31. niet mag vei weigert worden, het dienvolgerde met het gearticuleerde verzeek van die .ropie en geadmitteerde defenfie niet te compe(Teren is, dat den Beklaagde, welke teftibus pmlaud. Stryk. introd. ad prax. for. d membr. 7. § 4. & Leyfer. fpec. 82. med. 9. & 10. juxta ib. cit. Carpz.. proc. jur tit. 10. art. 2. n. 9. IO. zig door zyne refpönfie cp die nomir.e Fifci g'exhibeerde interroqatoria van den 9. Juny 173-5. voor den Heer Lantdroft van arleenGer'gtskfden, en alzo gei igtelyk zonder proteft gedaan, en fub lit. FF. by den prseliminairen eifch ervintelyk, by wege van litis conteftatie tot het vervolg der inquifitoire procedure g'engageert hadde, daaruit nog zou willen capteren nadelige confequentien voor de Klagrlen, als of zig daar door gepraejudicieert en tot de behandelinge van de zake ten principalen by een ordinaire procedure geadftringeert hadden. Invoegen wy genzins om deze en meer andre by ons afgekeurde fuftenuen van den Beklaagde dien praftiminairen eifch zo tot verhoor op de vraagartt : als tot een fcherper examen tegens hem 't eindes dezelve genomen , hebben voorbygegaan , maar wel alleen en onder andre peremptoire confideratien , voornamentlyk; Dat en de Klageren en den Beklaagde de principale poinclen (waar over die incarceratie en accufatie uit hoofde vanwandevoiren, malverfatien en gepleegde exceffen in officie, alle crimen falfi tot een onderwerp hebbende gedecerneert en ingerigt is) zodanig ampel en breet met allatie van alle die refprótive bewys en ftraffchriften en allegatie van regten refpeétive gedifcutieert en behandelt hebben; i Dat wy over die gededuceerde bezwaar ftukken deels bewezen Eeee 3 deels  <5r 4 Païitis Secund* deels zelfs by den Beklaagde of pofhivè non cqnfcientia fceleris pe* dalum fed naturali erroris vnio per negligenti tm begaan, of ook qualificate bekent, en ten principalen opzigt hebbende genoegzaam zyn g'indrueert, en met praeteritie van de preparatoire procedure en confequentelik mede van defzelfs interlocutoire fententie verpligt geworden daar over defimtive te erkennen, v. ea, qua in fimili a Confulentibus in quadam criminali raufi J. D. Slotboom ann: 1731. coram judicio Bredevonenfi decifa allegat a funt. 32. Niet dat wy zouden oordeelen , dat 't preliminaire poinct van inquilitie t gelyk met dat van accufat ie zelfs behandelt , m una eodemque proceffu zou incompatibel en daar door een onderling impediment veroorzaakt geweeft zyn, gelyk nogtans ter contrarie Carpz. pr. crim. p 3 q. IOJ. n 39. & feqq. & proc jur. tit. 1 art. 4 n 30 c?"43 gevoelt, dog door den evenfgeciteerden Juftns O'decop qHeeft. 2. met folide argumenten wederlegt; 13. Maar-om dat wy vermeinen de pligt eencs Richters daarin voornamentlyk mede gelegen te zyn , dat hy ex utriufque partis probationibus hinc inde produflis & ponder at ii fitter caufa principali te erkennen in ftaat gedelt zynde, het met de publycque en private belangens dienftig moet achten adevttandos ctrcuitus een criminele zake liever by een dcfinitive uitfprake te eindigen , als buiten nootzakelykheit dezelve door préparatoire difputen en interlocutoire fèntentien onder pretext van defenfie doen proteleren tot grote, prejudicie en bezwaar van gedetineerdens. 14. Gelyk Leyfer. fpecim. ^62. medit. 8. de odio defenfionis agerende 't zelve zeer wel aanmerkt, en aldus mede by de Klageren en Beklaagde zal begrepen zvn, wanneer d'ecne en d'andre alles wat tot bezwaar of defenfie principalyk zou mogen dienen , m fa Sa & jure zo wel in als na die refpective probatoire termynen geadftrueert en bvgebragt hebbende, zig eindelyk daar op ter principaler decifie fub litt. W. & N. 48. gefubmitteert heeft. jj-. Uit welken en andren hoofde wy ons dan ook genecefiiteert bevonden hebben by de praeteritie van dezen n seliminairen eifch te gelyk mede voorbytegaan alle die daar onde? gecumuleerde exclamatien, proteden en doleances vanden'Bel I 1 .de, dat zvn F,d: een man van difti' ctie en getrout aan een ülüftre adelyke familie, voorts een publycq perzoon, en in deze Heerlikheit en elders  Cons. LVIH. 6,^ elders g'erft ende overzulx niet fufpedt de fuga zynde , (taande ter goeder naam en faam , dcrmaten als gelchiet , niet tegens hem met perzonele apprehenfie, incarceratie, inquifitie en privatie van de prothocollen had behoren geprocedeert, immers niet die verzogte relaxatie tegens geodereerde cautie verweigert te worden s Maar dat men uit hoofde van g infimuleerde misbedryven , 1q waar over nog contentie en aldus de zake niet gedifponeert is tot eene extraordinaire procedure, den zeiven ordinario modo hadt moeten dagvaarden om perfonaliter te compareren, en als dan tegens hem pnliminariter concluderen tot incarceratie. Want ofwel deze en diergelyke zaken, wanneer by wyze van IT. exceptie of querele over exces en bezwaar voorgebragt, daarby geperfiiteert en alvorens regt begeert was, tot behoorlike fubjeóten van onze examinatie en deciüe hadden konnen verftrekken, als in dezen egter niet gefchiet is, zo zouden wy daar omtrent hebben konnen pondereren die in the/7 by de criminele Schryvers voorgebragte motiven en fentimenten , of en hce verre dezelve in hypothcji zo ten opzigte van d'atrociteit van die gededuceerde delicten, als ten aanzien van des Beklaagdes perzoon, qualiteit en vermogen aannemclyk waren. Nademaal het ons niet onbekent is, dat, gelyk volgens'? Lantr: ^ g dezer Graaffihao tit. n. §. z. ,, d'officieren niemant Ugtelyk ,, zonder indiciën , praefumptien of informatien , als na regte be,, hoort, zullen mogen be!chuldigen, alzo min en te weiniger tegens gepofielïïoneerde Ingezetene van qualiteit en conditie zynde met perzonele adjournementen, apprehenfien" en incarceratien regulanter zal mogen vervaren , en aan dezelve relaxatie onder cautie geweigert worden , als onder andere DD .tradeert P. Girland. tr. de relax. care. Rubr. de fid.cj. rcor qn&ft. i. n. 8. Cum judex in d.ecernenda citatione reali prmprimis debet habere perfona- IQ rum rationem ; "* Zodanig ook dat een Beklaagde ingevolge den even g3alle-2Q> geerden lantregtelyken text bevoegt zou zvn over bezwaar hem eleUive aan den Hove Provinciaal, of aan den Lantgerigte te addrederen , quanquam nofiro judicio juxta faniorem iftius articuli intellettum & doijrinam Vantii de null. proc. quo pof', cjr deb. nu/!- in Rubr,  ,(jió" Partïs S e c u n d te Rubr. n. 6. gravato tutius for et ai Curiam quam ad, judicem gravan- tem recurrere. 2,1. Gumabillo decreto judicis, quo reus fe injufte incarceratum autumat, appellare poljet Matth. de crimin. lib. 48 tit. 14. ». 8. Groen, de LL. abr. lib. 7. tit. 65. V. d'Ordon. der appell. art. n. 3. ?'£/'<-/. £>». Schraff. 22 Op welken fundament dan ook meer als eens zo by welgemel'ten Hove als de Gerigten dezer Graaffchap gedifficulteert is in de verzogte perzonele comparitien en apprehenfien van ingezetenen by gebrek van genoegzaame indiciën, na regten aannemelyk j 23. Als boven die ter Duplycq art. 1837. 1840. en 1842. aangehaalde, en andre ons bekende gevallen nog onlangs door meerwelgedagten Hove by referiptie van den 1 y. Nov: 173Ó". aan 24 den tweden Referent in qualiteit als Stadtholder van 't Lantdrofien. ampt der Graaffchap Zutphen, zwarigheit gemaakt is eenen fan Nieuwenhuis, reets verdagt vau fufpecte perzonen te logeren, op de 25-blote inculpatie van een infunen g'inhafteerden tot Ter Borgh als een fauteur en complice te doen apprehenderen. 2(5 Dog daar tegens by ons geconfidereert en zelfs by den Beklaag"de art. 1940 & feqq- ter Duplycq g'avoueert zynde, dat alzodane extraordinaire manieren van procederen , fchoon tegens geringe en vagebunderende perzonen minderbedenkclyk, zelfs tegens fatzoenelyke en wel gegoedete ingezetenen geadmitteert worden, wanneer het crimen van eeneatroce nature en aan den lyve ftrafbaar is, en'er tegens een bctigte zo veele zware indiciën en bewyzen leggen, dat daar op prife de corps als dan zou mogen gedecerneert worden. Bort. d tr. crim. tit. 7. n. yi. cum feqq- Zo zoude ter dezer zake confiderabel zyn , dat den Beklaagde " over verfcheide (tukken van gepretendeerde malverfatien , exce(fen en falfiteiten in officio ptélico begaan, g'infimuleert en gecalangeert zvnde, wylen den Heere Grave van den Berghe als den Jutïsdictions Heer en cuftos legum ten hoogden bevoegt en verpligt geweeft is tegens denzelven te inquireren , zonder die ter Antwoort enReplycq't onrr-gt gereprocheerde delateurs van de hant te mogen wyzen, uti latetradit. id.Stryk^ dtjf. Hall. vol. 1. difp, ij. cap. 3. 12. Cum  Cons. LVIII. 6 ij Cum falfi crimen filet inter atrociora & enormia dehBa connumerarizB. in tantum , ut poena mortis Jimilis lit, imo detefiabilius homicidio (fr venefieio, gelyk daar van by de Doctoren geciteert 'mvan den Bergs Nederl. Advysb. p. 2. cons. iyy. & i y6. kan gezien, cn aldaar en by Ed: van Zurk_ in zyn Codex Batavus tit. Falfaris §. 2. n 3. in not. mede vernomen worden verfcheide zoorten van doot-lyfen andre draden, welke ter arbitrage des Richters pro magnitudinezg. criminis, qualitate perfont. & circumftantiis rerum zo hier te lande als elders daar over geimponeert worden, quo relatio. Waaromme ook in genere altoos voor een Officier en Richter 30* inquifitorie zyne Advocaten Fifcaals doende procederen alzo weinig geprrefumeert wort, quod abutatur Juo officio et aBumjurisdttlionalem iniunandi animo faciat 1. 33. ff. de in,ur. als dat hy ZOU mogen verdagt geholden worden, quod injufte aliquem incarceraverit ^per ED. geallegeert a pracit. Stryk. d. I. §. 1 y. Te meerder daar het Lantr: all. tit. 11. <$. 1. allede. Officie 21. ,, ren , perzonen en dienaars des Gerichts gelaft een vlytig opzien ,, te dragen , dat alle grove und enorme delicten aldaar, en by 't ,, Lantr: van Veluwen cap. 2. art. 7. nader en daar onder't ,, crimen falfi mede g' enumereert, ontdekt und ter draffe gebragt ,, werden, und daar inne zonder conniventie procederen. Dat nu een Rigter na t abufive gevoelen van zommige Cri- 32. minaliden op geringe fudpicien en lodè'gerugten met de capture aanvang van een inquidtoir proces zou mogen maken zulx zouden wy met Matth. Stephani de offc. jud. lib. 9. cap. y. n. 2. ten eenemaal afkeuren; En vermcinen defwegen aectie van injurie tegens denzelven aan 33. eenen zodanen a' ' incarcereerden tot reparatie "van eere en vcrgoedttage van fchade en verzuim geboren te zyn, ut d. n 3. idem Steph, ex Mins. cent. q obs 69. n. 6. fententiam Camera Imperiaalr2T? refert, qua propter injufta in carcerem detrufiopis injuriam judex in fexcentos aureos condemnatus fuit , adel. O'dec. d. obs. crim. tit. 3. obs. 1. & feqq ubi multa fcitu digra ejr caxtelas de captura & carcere tam "ro informationc judicis quam incarceratorum trad.it. - . Zonder dat ook in regravi & arduaad prehenfiortem fufpeBi de fV £a daar en tegens wederom zouden gerequireert worden hdri.i valde prtcgnunli* nedttta indubil.ua & luce clariora juxta . 20. *v?/>. 2. ». 7^ 9. 10. 11. vid. tarnen de probatione & jujfcientia indiciorum 01dekop Tr. 4. o^J. 1. 27. Maar gelyk daar omtrent geen zeker regel en rigtfnoer kan geftelt worden, zo is de capture aan de difcretie en arbitrage des Richters confderata qualitate caufa , itemque perfons & indicie-rum daarom te regt, ut id. Steph. d. I. n. 6. & 7. notat, overgelaten. 38. Vermeinertde vorensgeciteerden Leifer. fpec. 563. medit. 4 ad carcerem decernendum twe requiiiten nodig te zyn als 1 0 • dat'er zware indiciën en vermoedens tegens een betigte moeten liggen volgens de conftit. carol. art. 6. & 11. 2° - Dat'er een zware misdaat door denzelven moet geperpetreert zyn per l. 3. C. de euft. & exh. reor. 39. En totwegneminge van het verfchillent gevoelen der Doctoren in opzigte van het twede het derde requifyt daar by doende , dat een Beklaagde daar en boven de fuga moet fufpecl zyn, 't welk hy geconjungeert met zodane zware indiciën omifio etiam gra-vi fcelere nogtans oordeelt tot een decreet van incarceratie genoeg te zyn : 40 Cum , ait, ubi metus fugee cejfat, & judex certus eff fententiam fuam effeflum habituram , cujhdia opus non eft, quantumvis grave Jit crimen , quod ibid. exempl. illujlrat. a\. Wanneer dan zodane zware fufpicien en indiciën tegens een g'accufeerde voor handen zyn , als in cas fubjeéï ter procedure verfcheidene zoorten tot bezwaar van den Beklaagde gerecenfeert en g'accumuleert zyn, zo heeft den territorialen Heer zo weinig als defzelfs Advocaten Filiaals ejus nomine et jujfu agerende mogen getaxeert worden. 42. Als of deze inquifitoire procedure en publycque incarceratie op delatien van partydige menfehen zouberuften , cna.]?.o ex odü J~onte et calumniandi pruritu hare origine genomen zyn , daar een Rigter ante inquifitionem ingewonnen hebbende bewys en relatie van geloofbare delateurs van het begane crimen ligtelyk in fufpicionem eollufionis zou incurreren, wanneer hy zodanen fufpc&en perzoon in loco publico at honeflo niet quame te detineren. Quw ob rem, ait ftpelaud. Leyfer. d. fpec. q6^. medit. I 1. judici autlor ncn ero , ut reum , et/i magr.t, dtgnitatis virum in loco private  Cons. LVIII. Sicy vato detiieri finat, ne Ulo deinde aufugiente in fufpicionem collujionis inca r rat ; Cmn judex reum, ut ibidem pergit, quamvis honefl iff.mum carceri publico inctudere Jine mjuriarum metu pojfet. Gelyk om voorff: redenen van accufatie fit per pun Elo falfi, welke den Heer Beklaagde volgens die genomene informatien en bakomene indiciën waarfchynelik in officio zou begaan hebben, dan ook den jurisdiclions Heer of zynen Confüiarius den eerften Heer Klager niet te inculperen is, dat hy falfi qiteeftione contra reum pendente die publyeque boeken en protocollen tam ad makrem jujtitiam quam ad fcripturarum ab abluario jam editarum collationem heeft doen ïequeftreren , Mart. dig. vocab. JNorarius. tit. t, cap. • 50. Als wel wetende die by alle criminele vierfcharen gerecipieerde pradycq en unanime regtsdodrine , medebrengende: Quod inquiftus non debet relaxari a carcere mediante fidejusfione, ft detentus efl pro de'litlo, pro quo imponitur poena corporis, affifliva , etiamfi inquiftus dar et mille fide juffer es, ut italoquiturR.0]. a. Valle vol. 1. cons. 28. n. 3 Cui adjungatur fapeall. J. Oldecop obs. crim. tit. 3. q. 7. n. 2. per Hering. de fide/ujf.- cap. 20. §. 9. «.37. & fbqq 51- Fn of wel ten aanzien van de ftraffe , welke in puniendo filfo arbitrair is, zeec veel ex praxi gedefereert wort aan hetarbhrium judicis circa relaxationem cufiodiee juxta Ferrar. tit. 52. gl. i « f9. Jul Clar. § fin. q. 46. n. 7. Gomez. lib. 3. var. res. cap. 9. ».8. & Farin. q. 33. n. i. & afi . quem tarnen improbat preelaud. Matth. doftiff. tratl. de crimin. tit. 14. cap. 2. ». 2, v. Sim. v. Leeuw. eens. for. p. 1. lib. 4. cap. 17. n. 12. 52. Zo hebben wy, als gezegt, geene fpeciale conclufie tot relaxatie alvorens na gedane leiftinge van cautie genomen zynde, daar ©palnu by het decideren van de gefubmitteerde hooftzake en die daarbv hinc inde gelitifcontefteerde en gecontroverteerde pointen van bezwaar geen de minfte attentie mogen maken; Als nogtans zou gefchiet zyn, wanneer den Beklaagde zigdezen aangaande behoorlyk gequslificeert hebbende gehadt v v na plerrrre cognitie van a'le dtrz< lver omftandigheden zouden in ftaat geweeft zyn daar over interlomtorie te erkennen. Quia  Cons. LVIII. 6%t Quia cum falfi crimen odiofum fit, ideo reus inquifitus de falfo ante c?; plenam cognitioncm caufa fub fideju/foribus relax ari non debet, Magon. decis, Lucens. 42. Hoedanig dan ook de DD.geciteert by Speid. voc. Falfum §. 8. r*1 pag. 1092. col. i. zouden moeten verftaan worden, quando fiatuunt, quod accufatus de falfo non potefi jub fidejuflonbus relaxar* s Gelyk ook Bartol. in L Lucius. in fin. ff. ad SCtum Turpill. quod feil. fiatutum de carceratis relaxandis non porrigiiur ad carceratos ob crimen falfi, nifi fpecialiter diilum fit. Wy hebben eindelyk om deze en andre redenen van praeteritie en fubmiffie infgelyx niet mogen letten op der Klageren even- yy.1 tuele conclufie tot een fcherper examen genomen , niet dat wy dat fubfidiaire middel, (in deze Landen niet dan met d'uiterde circumftantie, en wel omtrent vagebunden en van zwaremisdaden verdagte perzenen , maar zeer zelden omtrent menfehen van geboorte, riiftii crie en reputatie juxta Carpz. pr. crim. 3. q 1 1 8. n 6y, practicabel) indifiintle met den Beklaagde art. 1967. cum multis feqq. en wel met uitzenderinge van de pnfina illufirescontra prtat. Cartz.. d. q. n. 87. & ration. n. 92. propter l. 10. C. de dignit. tefie Groenw. abrogatam zouden repudieren; Gelyk meer, als eens tot nrdre ontdebkirgc zo van emflandig-^6. heden der delicten , als derzelver complicen en fauteurs dit middel van fcherper examen in de'practycq hier mede aangenomen van vrugt by ons bevonden, en neg onlangs 't zelve voor den Hogen Lantgerigte van de Hocgheit Wilch by interlocutien van den 27. Sept: en 22. Oct: 1736. tegens twe'hartnekkige delin-*7' quanten gedecerneert is, tot welkersample redenen, buiten applicatie nogtans tot den Beklaagde, wy ons gedraeen; En ondertuflen tot narigt en waarfchouwinge van alle Rigte-r*? ren in futurum voor ogen ftellen zodane exempelen, v.tike den vermaarden erin inelen Scribent f. Oldekop. agter zyne obferv. crimin. by een appendix opgeeft van zeer veele menfehen, welke door eene temeraire condemnatie ter torture naderhant onfchuldig bevonden zvn, add. ejus tratl. contra Carf.z. ubi dec. 3. q. i.yp.1 ». 17. tortura ab-.fum ex Chnflana Rep. exitrminandum , rufi velimus Eihnicis ( a quibus ifiiut ufus criginem traxit) ejfe pejares & miqutores fiatutt. Jung. obs. crim. tit. 4. obs. 1. F fff 3 Maai-  6zz Partis S i c üïs i 61. Maar omdat wy by naukeurige examinatie van alle die refoective gelibelleerde poinclen van befchuldinge bevonden hebben, dat dezelve niet van dat gewicht en belang zyn, dat den Beklaagde daar over ex dolo vero met ordinaire poene contra falfartos arbitrarie tamen geftatueert zou mogen geltraft, maar integendeel, als by de fententie vermeit , ex dolo prafumpto ob neoligentiam & latam culpam konnen gecorrigeert en gemulctcert worden, mi infra. £z. En waarom dan ook van zelfs die in eventum bv de Heeien Klageren genomene Conclufie tot de torture in dezen, ubtcefianftbus requtfitii falfi poena corporis ajflitliva locum non h-bet, fed tantum fecuniarta reo infiigitur, komt te vervallen ob rationes a fkj.ectt. Oléecap d. obferv. i. tn. 4. et DD paffim atlegatos. Hier mede overgaande tot addrudie van de redenen, welke ons ter principale deciüe onder andre gepermoveert en genootzaakt hebben , invoegen ais by "t ditl Hm fententie , den Hi: Beklaagde 63 te condemnercu vinden wy ons pr*ztè vcrpligt te betuigen , dat, hoe zeer ook aan d'eene zyde de Heeren Klageren bare klagte hebben tragten te deriveren ex crim me falfi proprie fcdttli, en dezelve ex vatiii dolofis aliibus et fa!fis tnflrumentit a reo gejhs et conƒ Slis met exaggeratie en met concurrentie der drie bekende requifiteü 00 den zei ven applieabel te maken tot uitwerkinge van etn exemplaire en zware itraffe, die ordiuariecoMni palferios phats heeft, Wy aan d' andre zyde zodane bewyzen en indubitate indiciën niet bevonden hebben, uit kragt van welke wy in cas fubjrcl-, ubi de flatu et firma hominis agitur , zouden overtuigt zvn , dat 64,den Heer Beklaagde zo zeer zich aan het verumcrimen falfidn-mo corrumpendx veritatis in alterms fraudem dolo malo, a's wel aan het fij epuafi fa'.U'n line dolo malo , of aan het zo genaamde faifum in largiffZm i figmfcatione pro non vero , eti.im/i non procedat ex fraude et dolo , fhmptkm, zou fchuldig gemaakt hebben. Gelyk zo 't een en 't andre ex legibus gedefmieert en gedidingueert wort by 'fob. Voet tn comment. ad ff. de L. Corn. de fa/s n. X. etz. Lauterb. coll. pracl. d. tit. /i. $.3. Carpz. faped. pr. crim. f. i. q. 03. « 3. et DD. e/uampl cp r. En daar en boven zelfs de Heeren bediende Advocaten die a parte  Cons. LVIII. <52£ aparte Fifci voor-en bygebragte documenten en Hukken van bezwaar voor een groot gedeelte ten opzigte van eene a vero dolo waarfchynelyke exclufive interpretatie zodanig bejegent, en haren cliënt daar tegens door contraire apparentien , aanncmelyke conjecturen en plaufibele omftandigheden gedefendeert hebben j Dat wy lettende op de p radii mptie, welke altoos voor een eer-g-lik man en Jufticiè'r militeert , in dubio liever voor de moderatie en extraordinaire ftradë in deze criminele tichten, en delicten, in quibus dolus efl de fubfiantia, hebben willen inclineren, v. alleg. DD. apud. Barbas.-ax. jurid. vocab: dolus §. 16. Om welke redenen voor en tegens by de .refpecdive partbyen uit die overgelegte menigvuldige bewysdukken hinc inde zeerwye en breet gereprocheert en geial veert in deze proceduire bygebracht wel te overwegen , en tot d'onderwerpen van die refpective poincten van bezwaar bchoorlyk overtcbrengen , vinden wy ons in alle de veelvoudige omftandigheden dezer criminele zake met Nic. Boer. decis. 16H. in princ. geallegeert by f. Oldec. obs. 7. tit. l, «. 17. alvorens verpligt mede aperte te bclyden. Quod pericuiofum eft in caufis capitalibus confulere et votum fuum 684 txprimere, na ut Baldus, te/te eodem Boerio, cum aliis ibidt.ni nominatis fCtis eximits nolucrit fuper capitalibus confulere, idqueproeul du- (jgt bio propterea, quod fint res confeientiee et periculofiffime nee non indaga- yryt tionis accurattf.mei; add. ib d. Oldec. confejjionem de fe ipfo Sichard. magni quondam Germanie fCti, quod quantum honefie fieri potuit, re-ji. rum crimmalium cogmitoni fuperfederit. fnde eft, quod Matth. Stephan. de pjfic. jud, lib. 9. cap.zi. «.1.72, tradit: Quod officium judicis fane per fe fatis grave eft ac onerofum , at in criminalibus illud efl multo gravïffmum acpericulofiffimum , ne ficy^i quid temere judex flatuat in hominem , d.e eujus fama, fanguine ac vita agiïur , cum hmc ejusmodi fit, qua femel amifija reparari non pofiint. Het welke wanneer Marcianus mede zorgvuldig in agt heeft ge- _i nomen, denzelven vcrphgt heeft/»/, refpuiendum ff. de poeniszWc de Richteren in caufs criminalibus zullende vonniflên hifce verbis te vermanen: ne quid aut durius aut remiffus confiituatur, quam caufa depofcit; Dat is na d interpretatie van Callifiratus in 1. Divus Pius. %t»J$' ff. ad L corn. de fals. pro menjura feu qualitate delicli cujusque conJtiiuenda. > Zodanig  <524 Par-tis Secünb/e 76. Zodanig nogtans dat, gelyk een Richter in levioribus caufis ad lenttatem moet inclineren , hy daar en tegens in gravioribus de feventeit der wetten cum aliquo temperamento benignnatis moet fubfequeren, 't welk na de explicatie van Vlpiarius in / hodie. 13. ff. de poen. wil zeggen : Quod hodie licet ei, qui extra ordinem de crimme cognofcit, quam vult fententiam ferre vel graviorem vel leviorem, ita tarnen ut in utroque modo rationem non excedat. Uit de voortl": /. 11. ff. de poen zal dan ligtelyk by een voor- 77. zigtig Richter op te maken zyn , dat gelyk alle deli&en tripticiter aut propofito, aut impetu aut cafu d. I. §. 2 geperpetreert worden, ook daar na in difcernendis poems zorgvuldig hebbe te letten confderando caufam five rationem finalem , qua movit aliquem ad committendum aut omittendum. 78. En fchoon de wet in genere et in abflratlo omtrent de perzoon en misbedryf der ftraffe anthmetica proportione na de mate van 't zelve commenlureert, tot. tit. de poen. zo mag nogtans een Richter in concreto omtrent d' applicatie van dezelve de zake adproporüontm geometrtcam reduceren, confderando perfonam agent is et patientis s 79. Cum ex iitdem facinoribus aluer fervi quam 'uberi , aliter famofi quam integra famts hommes puntuntur, juxta l. aut faVta 1 6. et l. 28. $■ fiv ff. de pan. 80. Uit welke en andre confideratien ofwel volgt, datalleRigters zonder onderfcheit ex jufia et jure approbata caufa 't pouvoir hebben modo graviorem modo leviorem poenam een dclinquant te imponeren /• 3. C.exquib. caus. iufam. d. I. 11. m pr. de poen. Men. arb. jud q. 81. 9 & *>■ 14- Zo zyn dezelve nogtans vcipügr by hare ïèntcntien de redenen van dien uitred rukken /. 6. de appell. recip. I. 38. $. idem ff. ad L. pul. de adult. Ut h&c omnia plene traüat pxtel. Stepb. de off. jud d. I. 'T welk wanneer by ons als Rigteren in deze zware zake , ubi de fama homims imo judicis et aüuarn agitur, na vcrcifch daatovcr- 82. wogen en op 't cas fubjccT: gcapplicecrt te worden, z .h.hbcnwy na een accurate leóture cn ponderatie van alle die rdmétive meni". vuldige documenten bevonden de waarheit van d'aloude klagteo., welke onder andre dien beroemden Cafpdr. Z>egl. in tr. de off. judic. concl. %6, §. 3. 4 f. 6. tkz. daar tegens heefi grande gemaakt, cum inquif- Quod inter hasprobat iones fiepe altera aiteram endje et m-  Cons. LVIII. €if et infrumentis «trïnque prodntlis feque inviccm defiruentibus perplex* pariter et impedita redditur probatio s Eb gelyk het aldus omtrent de probanda faüa gelegen is zo is o ons uit de prolixe Schrifturen, voornamentlyk van den Heer Be- 3* klaagde, als welker duplicalc materie alleen over de 2000. artic. g'extendeert is, de lecture en examinatie daar van met alle defzelfs allcgatien en accumulatien niet minder verdrietelyk geweeft , wanne, r wy daar door genootzaakt zvn geworden deze zake niet zo ras te konnen decideren, in quem finem legi meretur He\er de aü judic. c.ip. \. ». 136. & jeqq, & Wmih. parth. litig. hb. 1. cap. 10 ». 2 8. Invoegen wy wxtStrpb. introd. adprax. for. cap.zx. 6. 1. niet p. zo zeer op alle die tredieufe extenfien , en opereule difputen van parthyen, als wel op die bewysftukken zelfs reflecterende alleen daar tut tot voorkominge van confufie en longeurs zullen noteren 't geen voor een regtelyk decifie op een fuccincte wyze en in fubftantie tot die controverfe poinöen van bezwaar zal konnen verftrekkenj Vbi enim , ait, illudincontroverfta manet ,anquid probatum fit vei non , frufira illud operofe ex atteflatu deducitur , & ver otiofa japius jurium allegata cenfrmatur , cum judex i/ fe ex attefiatis .facile videre poffit, an probat urn fit vel non , ut adeo hoe ipfum ex partium difputationtbus addifcere neciflum non babeat. Eer en bevorens nogtans ons tot examinatie van yder point van bcfclvAklwg Cpeciaiter te accingeren, zullen wy generaliter uit een regtelvke contemplatie van alle die gravamina vooraf formeren , en ter nader difcuiïie vooi ftellen twe alis geconteüeerde en ftrydige hooft poinóten, 1 o • Of aan d'eene zyde volgens der Klageren fuftenue door den Beklaagde zodanen crimen falfi in verfcheide opzigten en gevallen zou begaan zvn, als het welke een infamerende lyf of andre zware ftraffe zoude gemeriteen hebben. Dan 2 0 • Of aan d' andre zyde volgens des Beklaagdes opinie alleen maar by inadvertentie, omiffie, of imprudentie zodanen exces in officio zou gecommitteert zyn, als 't welk maar alleen een private actie tot vergoedinge van fchade aan g' intereffoerde crediteuren met exclufie van een publycque tichte zou hebben te wegegebragt._ & Om die» aangaande met een finguliere oplettentheit van die Gggg vorens  gzó* Partis Secundi vorens reets aangeroerde diftinótie inter verum & quafi falfum omtrent het eerfte te procederen, zullenwe eenige generalis tot de perzoon, qualiteit en daat van den Beklaagde, en alzo mede tot generale beantwoordinge van de refpeótive pointen van befchuldinge relatie hebbende prsemitteren , en uit die aangeroerde definitie van het crimen falfi met het algemene gevoelen der DD- noteren. 85. Quod falfum non committitur riift tribus ccneurrentibus feil. mutatione veritatis. 2 ° ■ quod dolo vero & animo alium ffdudandi 3 ° • 87. quod talis fa/fitas fit alteri nocitura; Et uno ex his dificiente poena falfi non habet locum , ut communis DD. fchola tefiatur. v. Carpz.. pr.crimp. 2. q. 93. gg Zulx dat ingevolge het tv/ede requifyt een verus & non prafumptus dolus vereift zynde de falfiteit in criminali judicio ccncludenter liquidis & evidentiffmis probatienibus moet geverificeert zyn, Ita ut obferv.wte Joh.deSefie decis. Arragon. dec. 109. n.A. & n. 10. deficiënte dolo deficiat corpus dcliEli filfitatis & fubflantidt. 89. Daar in tegendeel in civili judicio geene zodane evidente probatien, als de Klageren in hac fpecie criminis occulti niet nodig te zyn doorgaans hebben gefuftineert, gerequireert worden, welke 90. nogtans geene condemnatie de dolo vero ordinarie aut corporaliter, fed tantum de dolo prajumpto extraordinaric aut civiliter zouden konnen uitwerken, gelyk aldus het criminele van 't civile judicium ten aanzien van de verfcheidentlyke ftraffe gediftingueert zynde noteert pretl. de Sejfe d. dec. 109. n. 20. 23. 24. & feqq. 91. Waarom ook de Doctoren materiam falfi verhandelende eenparig vaftftcllen : quod ubi alia conjetlura capi potefi , doli prtfumptio non ft capienda , quia in eam pr*fumptiot:cm proclivius vergunt jura noflra , qute falfum abominatur & magis errorem quam falfem ftatuit. Carpz. d. p. q. 93. n 7. Prsfertim in aïlis publicis. v. Barbas, voc. Dolus. §. 4. Covcej, jus civ. controv. ad tit. ff. ad L. Corn. de f als. 02( Gelyk de L, 1. §. 1. ff. de dol. mol. notante'r medebrengt, quod quotiefcunque alia atlio cort'tpetit, toties atlio doli locum non habet; Sic nee tune atlio doli detur ft temporis tapfk fublata esi. Ubicunque enim lapfum efl biennium , ibi cefjkt atlio doli , ratio eft, *^ quia hete atlio famam Udit, voluit* Prator eam ultra biëhnium , quod Q±.non utile fed continuüm esi, & fic nonadie fcienfta fed admiffi doli juxta 1. fin*  Cons. LVIII. 627 li fin. C. de dol. mal. currit, extendere. id. Barbos. d. I. §, 2.0. Deze onwraakbare regtslcere nu aan alle die gelibelleerde bezwaar ftukken van den Beklaagde getoetft en daar mede ratione temporis geconfereert zynde, hebben wy, offchoon alle die quafi de- 9$. hfla per imperitiam aut negligentiam culpojam by den zeiven begaan ' niet ongeftraft mogen zyn, nogtans vermeint, dat meer dan een biennalen tyt a tempore doli g'elabeert (alnu zelfs de fubfidiaria atlio doli, welke in die gelibelleerde excefièn tot uitwerkinge van d'ordinaire poene L. Corn. de fait. gevindiceert mede vereifl en veronderftelt wort) geen plaatze meer zou mogen hebben ; M aar alleen de atlio in fatlum , qua, Heet dam mem etiam datum ejjèt 06. alteritts dolo vel callidttate, non tantum contra perfonas honoratiorcs infiituenda /. 1 1. ƒ. de dol. mal, verum etiam tune quoque elitrenda eft , Ji poft dolofam leefionem illud binnium eft tlapfum , ut bene notavit Stryk, de atlion. ft£t. i. membr. 10. § 33" Ubi ex d. I fin. C de dol. mal, actionem doli in tantum biennalem gSj effe tradit, ut nee litis conteftatione perpetnetur , cum vero actio «K^g factum eft perpetua. Uit kragt van welke differentie in faro gerecipieert hy verhaalt, 99. dat in den Jare 1692. menfe Aug: by het hoge appellations Gerigte van Drefd.cn is verflaan, dat zekere g' inttitueerde atlio doli obchartas qu afdam blancas per dolum ob tent as apoch.tfqiie illis inferiptat (f/^p/o f?-/fM«-5 geen plaatze hadde , in verbis: daff die klage angebrachter maflën nicht llatt habe , .atlione tarnen in faflum re~ fervata ; Evener maten als n dezen daar op de bediende Advocaten van den Beklaagde by hare fubmilïie ten principalen van den 10. April 1737. fib N 48. fchvnen gedoelt te hebben, wanneerzy (fchoon van alzulke prafcriptie nergens by Haar Ed: gewasgt, maar by ons als Rigteren cx aflis Jccundum pralaud Steek, de ojf, 100, jud. Hb. y. cap, 10. n 2,8. & 2q. per Dec, ib. cit. immers en tot exclufie van liet twede requifitum falfi dolo vero fubnixum gefuppleert) tot niet ontfankelykheit van der Klageren eifch en conclufie , invoegen in dezen g' ageert en geconcludeert is, onder referve van der crediteuren private actie van fchade juxta l 3. §. 1. 101. ff. ft mens. f als-, mod. te vergoeden, komen te cootenderen. Doende daar tegens niet de contraire difpofitie van decivileea 102. Gggg 2 ftatu-  o"28 Partis Secundte ftatutaire wetten dezer Provincie, by welke eerfte de crimina ante viginti annorum en de laafte ante trientis feculi lapfum nog konnen gedefereert en daar na eerft geprtefcribeert worden. 103. Dewyl, fchoon zulx ook in crimine falfi plaatze heeft tefie Farin, de inluis, q. 10. n. 4. geciteert by Joh. Brunnem. de L. Corn. 104, de fals. ad l, 21. « 3. nogtans omtrent andre delicten een annalen , biennalen en quinquennalen tyt en wel fpecialiter omtrent lOy d'atlio doli gerecipieert is , quod btennii tempore pr&fcribatur , id. Brunnem, n. 4. et y. joc5. Zodanig ook dat een Richter ymant ex capite doli commifji na laps van dien tyt condemnerende zelfs ten hoogden punibel zoude zyn, ut fentit Farin. d. I. n. 2. & n. 21. & 22. alwaar hy ex Balbo de prxfcr. deze conclufie formeert: Dat gelykcrwvs de crimine criminaliter ultra tempus, infra quod de eo civiliter agi potefi, niet mag gequerelleert worden, ,alzo daar IC,7' uit by illatie volgt, quod, cum actie de dolo civilis hodie coarctetur biennio continuo 1. fin. C. de dol. idee non potuit ultra biennium de dolo criminaliter jgi ad. poenam fiellionatus. I08. Wat nu zy een crimen fiellionatus (van (lellio , een gefprikkelde hagedis genaamt) wort by de DD. en Ed: van Zurk. d. voc. falfarijfen §.2. n. 3 in not: aan de verfcheidentheit van falfiteiten, die geen zeker naam konnen hebben, toegefchreven, cn by het crimen falfi in Digeft: geftelt. J09. Ter gevolge van welke biënnale tyt, waar mede een atlio doli tefie precc. L. Goris in adv. tr, 3. p, 1. cap. 9. ». 32. ook na onze wetten geprsefcribeert wort, wy het van onzen rigterlyken plicht in dezen hebben moeten rekenen ten aanzien van alle die gecumuleerde feiten, aclen en execffen, waar over den Beklaagde ex dapite' falfi dolo vero et animo fraudandi commifi geaccufeert is, te verdaan, dat het twede requifyt van het crimen falfi deficierende dienvolgende geene zodane rigoreufe draffe daar uit tegens ware falfariffen voortvloeyende den Beklaagde heeft mogen g' indigeert worden ; iio. Te minder, nademaal het tertium requifitum falfi in metsmente beftaande voor als nog niet bewezen is, dat door die quafi delict a, per negligentiam , omifionem vel culpam, 't zy fornuüiteT 't zy materialiter genomen, cn door den Beklaagde/» officio begaan, eenige fchade  Cons. LVIII. 629 icbade aan'die in actis gearticuleerde crediteuren toegebragt is; Ten opzigte van welke wy het met den Heer Beklaagde art. Xll 868. & feqq. Duplica in zo verre wel willen eens zyn , dat zoóanefa/fitas non nociva niet punibel is, dog geenzins, dat wy met Xl2, denzelven art. q^. ter Antwoort en elders mede zouden avcueren, dat alleen op het prufens en niet op het futurum damnumzou moeten gereflccleert, en den zeiven ob incertum ejus eventum ten eenemaal vrvgefproken worden ; Cum , Heet falfi tas non noceat, fufficit, quod potuerat nccere per Fi- 11 ?, chard. cons. y2. torn. 2. n. 32. Carpz. d, p. z.-q. 93. ». 13, Damh. pr. crim. cap. 124. n. i o. 11. -Mencch. arb. jud.cas,^o6. n. iy. 16 Brunnem.ad LCom: de fa/s. ieg.S. n.^.&cit. ib. DD. & noviffwe Lauterb. ai d. Tit. ff. de L. C. de fa/s. §. 9. ubi contra a/l. Gilbaus. defcndit fuffcere negotium aliquod admiffe Notarium , quo alterum /andere pofft nif impediatur , Heet lafio aflu jecundo data non ft, arg. / y. §. II. ff. de his qui eff. vel dej. Gelyk als in dezen, alwaar, fchoon niet de vero nocumento voor j als nog gebleken is, het egter waarfchynelyk is, dat verfcheide crediteuren 70 door de onvoorzigtige atteden by den Beklaagde over de geaffecteerde parcelen van de vrou Douariere van V: als door die by hem coram inqualifcatojudice by eene abufive en nulle fubditutie zelfs gepleegde obligatie ten behoeve van wylen den CancelervanMotzfeldt afgegeven, en onder prastext vaneen- • gerigteryk indrument gefabriceert , daar by prejudicie en fchade uit aanmerkinge zo van die praefumptive iniufffance der hypothequen als de reets vervolgde peindingen en daar tegens ondernomene feitlykc oppofitien zullen komen te lyden. Zodanig, dat, of wel geene ord'mah epoena falfi zal mogen plaats 1 iy. hebben, egter eene extraordinaire en mindere de/wegen den Beklaagde heeft mogen en moeten geimponeert worden, ad exem-i\(j„ plum conatusin deliüis, qui mitiori foena , etiam fi ad aElum proximum pervenerit , coercetur per DD. fupra cit. & Bajard. ad f. Clar. §. falfum, n. 112. Boff. pr. crim. Tit. de f als. n. 32. Welke dusdane extraordinaire poene alleen tot een geltboete {Xj.. overbrengen, add. Scacc. de judic. hb. 2 cap. 8. ad art. 5. Kfc'u§; diftinguendo ha fee du as fpecies f al ft at is ér noabilis & r.cn necibilis per varios cafusy limitationes & ampliationes egregie traflat, Gggg l ' Waai  tf20 Pak. -t! ï' s Secundi 119. Waar toe wy te meerder geinclineert en ons verpügt geacht hebben, nadien nergens 'ex atlis et attefiatis den regten genoeg juxta allegata art, 1318. Duplices bewezen is eenige fufhlante reden, 'principe van interefiè, of malice, waarom den Beklaagde deze doleufe en valtche actens en atteden (niet m falfificatione inftrumentorum fed eorum folemnitate aut omijfone culpofa beltaande) ZOU gepleegt en afgegeven hebben. 120. Cum tarnen ejusmodi caufa , fine qua falfitas non committitur , comrnuniter folet effe fpes luerï QT commodi non levis , Cravett. cons. 219. ». 13. Farin: cons. 44. n. 16. cv cons. 60. n. 8y. geciteert d fepelatid. B^rbos. voc. jatfum §. 22. add. voc. atla. §. zz. Uit de voord": prsemiflèn vervalt dan mede van zelfs het twede hier vorens geformeerde hooftpoincd ten reguarclc van des Beklaagdes geconfelfeerde negügentie en omidie met exclufie van een publycque actie en condemnatoir gefudineert, en blyft overzulx 121. buiten contradictie, dat hoewel alle negligente, ignorante, imperite en imprudente handelingen gene vcra deliüa, man'usproxima vel quafi delict a zyn , maxime jt neeligentia, ignorant ia, imp:ritia GT imprudentta fit crajfa , fnpiva affecvata per /. <~. §. 4. & fiqq. de obl. & act, denzelven damnum frivatum rt larderende daarom niet ten eenetnaal a vindicta publica te ablölveren zy. £22. Nademaal de regten in opzigte van de exaclitude en vigilantie, die in een publycq perzoon vereid wort, de negligentiehouden pro dolo prafumpto, en wel zodanig, dat alle die m actis by Beklaagde voorgewende omifhen per negligentiam dr ignorantiam begaan geenzins in hem, qui ratione offai Uiteb at ur tndagare, excufabel zyn; Hinc talis ignorantia, quando qua ten-tur invefigare , dicitur habere mixtam neeliftntiam non invefii/ando, dr ideo alleg anti eiusm»di ignorant ia \, en het Regl. der Gr. Zutphen daar over art. \ 1. diftft 61 en zorgvuldiglyk aan de Secretarien, Lant-en Gerigtü-ury vers voorgele breven  Cons. LVIII. 621 fchreven, en op den gedanen eedt by aanvang hunner bedieninge gelaft wort; Als wanneer hy per mediocrem diligentiam daar toe zyn recours * veilig fine errore had konnen en moeten nemen, ende zig alzo van zyn devoir daar omtrent quyten, waar over d'excufes ter Antwoort art. 243. Duplycq art. 999. 1000. & 1049. Debat art. 75. & paflim uit die daar toe relative documenten gemaakt, indezen niet aannemelyk zyn: Cum ubi aliquid proponitur propter quod & potuit & debuit fieri per 11^, mediocrem diligentiam , ut quia factum vel e$~l publicum , nctabile, vel gr ave et ponderofium, illud quod ignorantia et errore commijfum eft, Jkpe poenam meretur per LL. et DD. d. I. citat. Hier van is het, dat de Roomfche Regtfgelc'erdcn in jufta ha-12f. benda ratione poena infiigcnda alles ad raticnem doli et culpa hebbende gereduceert van gedagten geweeft zyn , qued crimen culpa non vere quidem et proprie fed quodammodo tarnen centrahiwr , per l. 9. /. ii. ff. de incend. ruin. naufr. I. 2,. §. 1. ff. de off. prs.fi. vig. Daar uit dan infererende, dat zodanen quafi delict per imperi-\i$, tiam aut imprudentiam begaan , niet met de poena veriet dolo patrati fce/eris maar extra ordinem alleen zou mogen geltraft worden Matth. de crim, in proleg. cap. 1. n. 1. Ea enim qua citra fraudem dr necendi propofitum culpa tan:en aliqud 127, contrahuntur noluerunt pro veris deliélis habere, fed quafi de/iila dicere maluerunt Ziegl. d. tr. concl. 1. f. 8. Qucr.quam $.7'. & 9. putat, illam difiinilicncm effe inventum jurifprudentia Romanee, et in foro confcientia omne verum dcliüum id dici quod vel dolo vel culpa fit, quicquid vel committitur vel omittitur. Niet dat hy dr.arcrn een cn dezelfde ftraffe by de wereftlyketzty. vierfchare cp eenomifiieof neglïpentie, fcienter aut ignoranter gepleegt, wil geftelt hebben, wanneer hy op een andre plaatze concl. 2y. §. 4. inter negligentiam , quam judex feiens prudens dolo aut per ignoratitiam aut imperitic.m craffam ctn mittit, difhnguerende §. 6, zegt , quod dolus r.on factie in f ore exterhh c.ttatditur nifi conjunct am habet lafiencm. Uit aanmerkinge van welke exclufive interpretatien ad aver-iTp* ten dos doli veri effcUuj wy dan by het dicu.m fenter.tis, tegens den Heer Beklaagde als een man van diftinctie die condemnatoire periode  5ir Pastis Secund/e pariode met moderate en zagte bewoordingen in factu-n hebben widen en ook moeten tempereren juxta Mui vulgrtum.: In verbis • fimus faciles dummodo in re conveniim;is. v. Eeyfer, fpec. 560. meel Zj~, 131. En wel te meerder zyn wy daar toe en tot een zodane mi.tigatie bewogen geworden, omdat, ofwel iuris interpretationc culpa lata fub duit ambitu begrepen en daarom reprafeniative pro dolo prafunpto, als gezegt, gemeenlyk genomen wort, 't zelve alleen plaatze heeft in cantracubus vel q*ali, waar in pecuniaire zaken gctracteert worden, en geenzins tn criminibus, welke niet geperpetrcert worden fne anima luminis dolofo; 131, jQuia crimina funt fructus doli , in quibus maximegravioribusculpa iaripaffu cum dolo non ambul.tt, fed facit ut legitima. et ordin.i-a poena ceffet, qstamvis mitior extra ordinem infligenda veniat per LL.et DD. upud Sapel. Barbes, voc. culpa. §. zi. & ad Struv. fynt, jur. civ. Exerc 19. lib. 13 tit. 6. th zi. et zz in not. Muderlu. de fimpliciter en alleen over een verzuim door geene behoorlyke of tydVe regidrature volgens 't vorensgeciteerde Regl: d. art. 11. veroorzaakt, en ter Antw: art. 276 &> ter Duplycq art. 11.8. & i2Io. mal bygebragt,gefifcahfeert zynde bevorens die fchade aan de geintereffeerde crediteuren vergoedet en daarover getranfigeert hadde. Cttm per exfolutionem pecunia parti of en fa praftita culpa eo cafu fans vindicatacenferetur,utprad. autbor id «.34. & y. bene obfervat, at vtx n 6 & 7. ad culpam latato trahendam effe putat , quia hac quam proxime ad dolum accedit. add. Carpz,. p.^. conft. 13. def. 10. Zang. de quaft. cap.t. n. 118. 124. ■ . Zonder dat wy op des Beklaagdes ,terativeeedesoblatien, over die refpedive poinden van bezwaar onder andren by Antwoort art 261. en bv Duplycq art. 1010. 1317. & art. 1747. f*w aangeboden , 0* culpam & negligentiam in munere publico commiffdm hebben konnen letten, en denzelven daar toe immers met die beoogde uitwerkinge van abfolutie eener publycque en extraordinaire draffe mogen admitteren. . jaa Want of wel de iuramentele purgatien in plaatze van d aloude geabrogeerde middelen van purge per aquam, ferrum cander.s & duellum inambiguis criminibus by deze en geene volkeren a judicio VHM gebruikt, [de quibus Sandius nofter ad cons. feud Ge.r. tr. 3. cap% n. 3. cum feqq. & Groenew. de Leg. abr Feud. lib. 2. 345.tit-27. PerVfringevoert zyn, zo worden dezelve nogtans; m crimMaUbas propter perpurii fericulum niet g'emploieert W. d. I. n i & Groen. ib. n. 11. ' ,. „ .. ',46 Te minder wvl een Richter of Lantfr: m exerdto offen reets gezworen hebbende, dat hy vlytig }uxta fapecit. art. 11. agt zal geven op die aldaar vporgefchrevene ordre van protocollatie en regiftrature, door zodanen eedt zig alzo weinig van de publycque ,47-als private adie wegens exceffed en tranfgreffien in zyn fundie  Cons. LVIII. 0*3 y {by Sim. va» Leeuw, cens.fo^. p. 2. lib. r. cap.%. en andere DD- beichreven) zal konnen ontdoen. Quia judex aut aftuurius indiftinUe, five damnum dolo jive pernegH- j^g gentiam , imperitiam aut imprudentiam d.atum jit, delinquere dicnur. Ziegl. d. tr. de ojf. jud. concl. i. §. 2 3, 4. « f. Invoegen de paffkge van Mev. p. 8. dec. 424. art. Du- I^g< plices ten dien einde en cas, ubi de faclo, deliit. p 7. cap. 36 «.4. avthoritate Criminahftarum prob.it, et tb. n 21. oftendit , quod ille, iyi, contra quem eiusmodi prafumptio Jiringit , omnnio ad juramentum non eft admittendus. Hier mede zouden wy voor genoegzaam geaddrueert konnen houden de redenen van onze decifie, waarom wy aan d'eene zyde op de publycque fuftenue en criminele tichte van de Heeren Klageren uit het crimen falfi dolo vero commifum!gededu:eert, en by het eerfte daar over voorgedelde onderwerp onzer difcullie vermeit, jn judicando niet hebben konnen reguarderen , ncgte met den Heer Beklaagde mogen avoueren die daar tegens aan d'andre zyde bv ons afgekeurde twede voorftellinge; Zonder dat wv nodig hadden tot fpcciaal examen van die gedetailleerde poinden van befchulding overtegaan, als vermeinende, datdezelve uit't geen voord: hare convenabele applicatie op de redenen van ons advys tot een extraordinaire ftraffe zullen konnen vinden. , Edog om daar over onze gedagten te uiten, zrllen wy onge- j j-2# tocuheert latende alle die hinc inde voorgebragte opereufe femi- ' menten, extenden , en aditruclien van regten alleen in faclo Hhhh 2 quoad  536 Partis Secünb/e quoad effentiam en als in tranftude producten perludreren, endaar uit eenige korte redexien maken 5 vermits wy anders doende deze onze redenen eerder zouden doen verdrekken voor een opereufe apologie dan voor een fuccincte adftruclie der fêntentie. Wat dan het eerfte poinct van bezwaar beginnende by Aanfpraak ab art. t. ad art. 18. Antwoort ab art. 93. ad art. 144 by Replycq ab art. 82. ad art. 160. Duplycq abart.iz6. ad art.^qx. Debat ab art. 34. ad art. 47. en eindelyk by 't Kort Bericht ab art. 74. ad art. 8z. betreft daar in voornamentlyk beftaande. Dat den Beklaagde den gewonen eedt als verwalter Drod en Lantfr: der Heerlikheit Didam gedaan hebbende zig aan wandevoir zou fchuldig gemaakt, en alzo exces in officio begaan hebben door het conniveren van twe perzonen, als dewelke volgens die bygebragte bewysdukken fub lit. A et B. refpective by den Hove Provinciaal van Gelderlant op den 19. July 1735-. en by dezen Hoogad: Lantdroftengere: op den 7. April 1729. uit deze provincie en graaffchap Berghe en gevolglyk mede buiten deze heerlikheit Didam gebannen zyn , daar toe bybrengende *t .bewys fub lit. C. ad art. 1. z. 3. 4. y, 6. 7. 8. et 9. Waar tegens of wel by Beklaagde geregereert en uit de documenten {kb Ni 1. geconfereert met lit. B. en N. 4. ter Antwoort getragt is te bewyzen , dat zyn Ed: geen kennis van de gelibelleerde fententien gedragende in tafta ignorantia fatli, qua femper excufat, zou geverfeert hebben relat.adart. 119. ter Antw: Immers en in allen gevalle dat hy den eerden gebannene, zynde een perzoon van geboorte en aan zyn Ehevrou geparenteert, voor eenige tyt uit chariteit gelogeert hebbende defwegen in geene criminele actie en draffe zou incurreren sis ib. art. 137, ■j ^ 'T welk , offchoon wy in zo verre mede juxta Struv. fynt. jur. civ. exerc.éfHt. tb. 104. et in not. Muil. de recept, cognatorum handelende , zouden konnen aannemen ,• Zo hebben v, y nogtans uit die by Replycq nader geappliceerde ftukken Ut. ff. ten reguarde van den eerden en fub lït.LL. ten opzigte van den tweden gebannene genoteert , dat den Beklaagde van het banniffement van den eenen en den andren kennis gedragen bebbende niet betaamt heeft dezelve in zyn aanbetrouwde territoir te tolereren. Te  Cons. LVIII. 62-, Te minder daar den Beklaagde uitwyzens het product ter De- IS<-> bat fub IV. 31. geannecteert zelfs tot zyn bezwaar komt te belyden, dat hy reets voor 5. a 6. Jaren tot de perfonele apprehende van den tweden zou ordre gedelt hebben, waarin naderhant nogtans gemanqueert, en hem aldus inde Heerlikheit Didam te wonen tegens zyne praefumptive wetenfehap geconniveert heeft. Welke nonchalance naulyx in een Officier tolerabel, immers icg, ter arbitrage van den Richter ftrafbaar is, gelyk de datuten dezer en andre Landen genoegzaam evinceren, als wordende , om geene andre te allegeren, by de Lantr. van Rurem. d p. 6. tit./L. §. 1. alle deDroflarts en andre Gerigtsluiden ernftie; gelaft al- le vlyt en neerftigheit aantewenden , dat alle quaatdoenders ,, ontdekt en geftraft worden, zonder die door de vingers te Ko ,, zien by poene van verantwoordinge en ftraffe, ,, En nadrukkelyker by ons Lantr: fepeall. tit. 11. §. 7. al-j^ ,, waar der Graaffchaps zo wel hoge als lege Officiers bevolen ,, wort zodane openbaren delinquanten aantetaften en te verze- keren, of dat dezelve zulx te doen in gebreke blyvende met lfr ,, privatie van hare cflieien neflèns arbitrale correctie zullen ge,, ftraft worden. Zo dat alhier zyne behoorlyke toepaffmg kan vinden 't geene Tab. Cod. Sab. lib, 9. tit. 25. 'def. 13, ». y. dezen aangaande tradeert : Quod ex fola negligentia non tenetur officialis , nifi NB. cum talis Jit, qua adferibi poicfl latte culpce et dolo prexima s Zonder dat die aldaar in naris voorgebrrgte quaeftie tot een echappatoir voor den Beklaagde zal konnen dfenen , als of den in- I<^3' ferior judex geen cognitionem criminis hebbende niet zou gehouden zyn op fufpecle perzoncn te inquireren, en ad ordinartum ftve juperiorem loei judicem criminis overtebrergen ; Nadien dusdane inquifitien cn apprehenfien mede tot de ju- ICT risdiclie van een officier zonder onderfcheit gehorende daarom te regt by 't evengeciteerde Lantregt van Zutphen alle hege en lage officieren dezelve promptelyk te executeren ernftig aanbevolen wort. Hier mede zonder op alle die uitvluchten en in theji aangehaalHhhh 3 de  P A R T I S S E C V N D K, de paflagen van regten, veel minder op het document fub N.30. ter Debat wegens eene gepretendeerde tolerantie en converfatie van en met dien by 'sHoves (ententie fub A. andren geoannene, als ter dezer zake impertinent zynde te letten zullen wy't m*l6^dc point van bezwaar in ordre mede kortelyk befchouwen, voor zo verre 't zelve by Aanfpraak ab an. zo. ad art $6. Antwoort tb art. UT- adart.ixi. Replycq**-*. 170 «4 *r/. 2,yi. Duplycq ab art. 192 ad art 84+. Debat ab art -Ji. ad art. 74. en by kort Bericht ab art. 84. *<* art. 119. vervat en daar in be- ^Datden Beklaagde in Jan: i7V- ™n wY1en de Heer viceCanceW van Motzfeldt tot Cleve zullende negotiëren een capitaal van 2Ó00 glns: en dezelve hem tegens een bondigejudicieteoblieatie en fudifant hvpotheecq verfproken zynde daar op een valfch indrumeut van den T. Aug: ijzi. zou hebben opgericht, waar by zvn Ed: en Ehevrou voor eenen IftllcmTheodorus Bccker als aelubdïtueerde Lantfr: en tweGerigtsmarmen zouden gecompareerd en die obligatie met conditutie vanonderpant en marginale notitie der regiltrature gepafleeit hebben, zo en als dezelve in eopti authemica fub Itt. D. tn fidem door dien gewilden fubftituit Lantfr- en Gerigtsmannen ondertekent , en fub E. by extract uit het protocol zonder dusdane fubfcriptie bevonden wort. _ Daar nostaus dezen gewaanden Subdituit met alleen een privaat perzoon , van de roomfche religie en conieqentelyke na de placaten dezer landen daar toe ongeqaalifiöeeff zy, maar ook dat denzelven fub Ut. F. et Ut N. N. eedtlyk daar tegens heeft beholden, dat nooit de gelibelleerde obligatie voor hem in voorff: qualt: gepafleert, nogte daar toe aangezogt, nogte ook niet door hem ondertekent was. . '■ 'V.-* 166. Dat daar tegens wel door den Beklaagde is geattmcêert , dat de ouetieheit dezer obligatie altcos erkent hebbendedaar mgeen falfiteit Of bedrog zou "renderen , wanneer hy dezelve voor opgemelten W Th. Beck-r p t als daar toe cutfhtfa credttoni ot zynen mandatarisCofman Levi Gompers iurta N 38 gedcfpJCieert, gepafleert zvnde 't extraét daar van heeft doen tekenen ; Wyl do nulliteit in aden van roomfche Officieren redderende geencriwen falfi zou importeren, veel minder nadeel ^"^.^  Cons. LVIII. 6"2q diteur. in dezen konnen toebrengen, als waar voor altoos een perzonele acdie openblyft; Zonder dat ook op die finguliere verklaringe van dezen Becker boven en behalven het g'omitteerde defect van de renuntiatie der oirbiegte zou mogen geredecdeert worden , als aanlopende zo wel tegens de medefubfcriptien der Gerigtsmannen en zyne eigenhandige ondertekeninge fub N. y. geattedeert , als tegens de eedtlyke contraire adërtien by den Beklaagde en zynEhevrou adminiculativi faltem ad doli purgationem juxta Farin. lib. 4. cap. 9. «.39 aangeboden en nader opgevolgde dubieufe verklaringe van dezen Becker zelfs pub N. 6"ic, Alle welke en meer andre fudenuen en debatten over dit twede \ (,-pa poinct van bezwaar zeer wytlopig door de refpecdive parthyen ex f allo et jure voorgebracht by ons overwogen en tegens malkanderen gebalanceert zynde, zouden wy daar uit veihglyk mogen beduiten, dat het den Beklaagde geenzins gepad heeft tegens het expreffe beding van een gerigtelyke obligatie en verbant aan dezen crediteur mala fide te obtruderen een perfonele fchultbekentenidê coram inqualificato en aldus refpetlu publica fecuritatis nietig gepaffeert; Als wel wetende dat geene perzonen buiten fpeciale authorifa- j^g, tatie van den jurisdicdions Heer, veel min Roomfche de podvan een Richter of Lantfchryver , in welke qualiteit deze obligatie voor hem Beclzer na Lantr: tit. 18. §. 6. nulliter zou gefchiet zyn, in deze Landen mogen bekleden. Waar uit dan niet zonder zware fufpicien zou mogen g'infereert worden , dat den Beklaagde tegens het onderlinge verfprek, en alzo per veri immutationem animo fraudandi creditorem Ó" imminent nocumentum zig door deze onbedendige acte aan het crimen falfi ten dien opzigte zou fchuldig gemaakt hebben , ob jura fuperius allegata. Edog daar tegens wederom by ons overwogen zynde, dat.ter I0-<^ oirzake van den g'elabeerden biennalen tyt , welke alle doleufe handelingen en actiën perimeert, die rigoreufe ordinaire draffe ex crimine falfi voortkomende cedeert, en den Beklaagde alleen extra ordinem defwegen punibel is , zo hebben wy in benigniorem inelinerende het in dubio ad excludendum deltUum & incertum nocumentum daar voor willen houden, Datj  CT40 Partis S e c u s d b Dat, vermits dezen crediteur uit kragt van die perzonele obligatie nergens gecontedeert, maar au contrair volgens de producten fub N. 34, iq. & 36. g' agnofceert, dezelve fecuriteit door zyne gemaakte adëedatie volgens 't product fub MM. op des dediteurs goedren heeft bekomen, als welke hem door denzelven belooft en niet gepraedeert was. Waar by nog accedeert tot exclude van een bedriegelyken handel die daar op gevolgde protocollatie van die quafi gerigtelyke obligatie en verbant fub d. lit. E. door den Beklaagde na ordre van 't jaar, maant en dag gedaan. I7I. Quibus cafibus poena ordinaria falfitatis celfat, cum non fit ordinata. ad Udendum , ejr ejusmodt contraclus , quo veritas mututur finealicujus Ufone, non dici pofiit falfus fed folum fi mulat us, ut dolle ratioctnatur Scacc. de judic. lib. 2. cap. 8. ». yzy. Zonder dat wy ons ten vollen uit de dnguüere getuigenis van dezen W, Th. Becker lub lit. F. & NN. overtuigt vinden, datd'obligatie fub D, niet door hem zoude ondertekent zyn. j«2. Gemerkt den zeiven daar over by reproductie nader fub d. N. 610. ondervraagt zynde eenigzins daar omtrent komt te vacilléren, wanneer ad interrog. 2. niet pofitive maar dubïtative zegt zig niet te konnen bedenken of erinneren die ondertekeninge gedaan te hebben. Qualis depofitio in re gravi & ardua ad reum ordinaria poena puniend.nm non prebat, ad notor'173. Behalven dat die apparente fubfcriptie zo door die twe aldaar gemelde en mede gelubfcribeerde gerigtsmannen als andre fub N. 30. nog euigzins gecoadjuveert zynde het niet te denken is, dat den Beklaagde of zelfs diretlè of door een ander indirecte alle de namen van deze gepretendeerde dog bekende Gerigtsperzonen onder die obligatie valfchelyk zou gefchreven hebben ; Te minder daar de handen van die twe zo genaamde keurnoX7A. ten,zo weinig met fundament ontkent , of daar over door de - 'Klageren geproduceert zyn, als dat de'n praetenfen Lantfr: Becker het originele hantfehrift by zyne depofitie is vertoont ofte ook naderhant geproduceert geworden , gelyk nogtans , offchoon art. 307. by Repl: voorgegeven wort zulx ommoge'yk geweeft te zyn, had moetqn gefchieden, indien men Beklaagde van four- berie  Cons. LVI1I. 641 berie of falfiteit dezen aangaande hadde willen convinceren per 175. ea qua circa comparationem litterarum & exhibendam fcripturam monet dr tradit fitpral. Stepbar.. de of. jud. lib. 9. cap. 9. add. Speech, cent. 2. cl. 3. q. 14. Zllbrodt de compar. lit. per tot. & imprimis cap. 9. $. 3. & 10. Stryk. intr. ad prax. for. cap. 19. §. 9. late Scacc. de judic d. lib. 2. cap. I j. part. 4. a n. 896. ad n. 1167. & Schraff. obs. 220. «. 4. Zulx dat wy uit het fïnguliere attefiatum van dezen getuige na verloop van een cjuinquennalen tyt, federt't pafferen van dat Inftrument afgegeven , na regten en tot een irreparabel bezwaar en fugillatie van des Eekaagdes eer en naam niet zekers hebben mogen befluiten., te minder ook om dat den zeiven van de roomfche religie profedie doende geene renunüatie van de oirbiegt gedaan heeft. Gelyk by 't Stadtr: van Zutphen nov. ed.it. tit. 20. §. 8. inge- 170-. volge de praclycq van andre naburige Steden en, Gerichten nogtans pro firma fiatutaria vereift , en mede getradeert wort by de Heer Schraff. ad Reform. Velav. cap. 20. art 7. n 9. Dog met de Heeren Klageren al geftelt zynde, dat dezen W.Th. Becker debitc & pojitivedien quaeftieufen handel en fubfcriptie eedelyk ontkent hadde , zou het inftrumant door de debiteuren en twe andre perzonen ondertekent,.na regten ex depe/itione unius teftis niet konnen fufpeóï de falfo gemaakt worden , per B'ohmer. ad tit. de preb. §. 34. ter Duplycq art. 792. aangeJiaalt. Cui addantur Caftill. de Sotom. lib. 2. cap, 16. v. 30. &prac.IjS. Farin. lib, 2. cons. 174. ubi n. 1. probat, quod mftrumentum non dicatur fiitfum aut reprobatum , quando duo ttjïcs funt pro eo , heet etiam alii plures fspranumerani contradicant. Aldus van het nvede tot het derde poinót van bezwaar af- en 179. overftappende, beftaande volgens d' Aanfpraak abart. 38. ad art. 42. Antwoort ab art. zxx. ad art. 256. Replycq ab art. 2y2. ad art. 437. en bv Duplycq ab art. 8?y. ad art 980. daar in voórnament'lyk : Dat den Beklaagde 't eindes zekere obligatie van yoo. gl: door de vrou Douariere van V: op den 30. Decemb: 1731. voor hem als fubft: Drort en gerigtsluiden ten behoeve van den Predikant A. B. Smits gepafleert, hadde geattefteert, dat den pagter Dries Carritfen bv ftipulatie aangenomen hadt 1 i i i de  Partis Sicundje de jaarlixe intereflên daar van uit zyne pagten aan den crediteur te voldoen, relatie- tot het product: fub lit. G. Daar dog denzelven fub lit. H. art. 2. het contrarie met eede zoubeholden, en den affident of g'erigtsmomber van de vrou debit rie W. Tb. Beckjr insgelyx fub d. lit. H. art. 3, gedeponeert hebben, dat hy dezen Dries Garritfen by 't pafferen der obligatie niet gezien hadde. • . 180. En of vel de Heeren Klageren by Repl: door deze verklaringen geconjungeert met verlcheideandre indiciën en conjecturen, haren criminelen eifch tot die geëntameerde inquifitoire procedure na regten genoegzaam zouden mogen gefouteneert hebben, zo zyn dezelve nogtans tot den principalen criminelen eifch met voldoende; . Aangezien daar in en tot condemnatie van een betigte geene indicia in crimine falfi, quamvis occultum & dtfiicilis probationts Jit, na die daar over by Haar Edd: art. 377. Repl: ex Carpz,. crtm. p. 1. q. 49. n. 61. & p. 3- 7- »48- H9- & 1' ri9' »■ 6l- aan" gehaalde regtsleere in daat zyn, als te zien by Cravet. cons. 134. w. 39. Mafc. de prob. concl. 739. n. y. vol. z. Surd. cons. 173. per tatum. alle diftindelyk traderende : ï 81 • Quod, fi agatur de falfitate civiliter excipiendo ea tune per conjetlu- ras probari potefi, fecus f criminaliter ad Notarii poenam ; ïS2. Quo cafu Mar. Giurba cons. 78. n. 6. cum commum DD. Jchola docet quod duo tefles inflrumentum non reprobant add. n. 9. tb. W'ienvolgende wy ook op die contraire verklaringen contra tnRrumentum publicum & folenne, monente eodem Cafl. de Sotom. Itb. 2, cap. 16. n. 8. in dezen niet hebben mogen letten , en wel om navolgende nadre motiven. •ia, Primo dat de kontfchap van den tweden getuige Becker als een ' Roomfche d' oirbiegt niet hebbende afgezworen de Klageren na Lantr: tit. 6. §.6- voor geen bewys kan verdrekken. 2do. Dat den eerden getuige Dries Garritfen overzulx fingulier blyvende door die reets gedane en in futurum aangekomene b^talino-e der jaarlixe rente aan den crediteur , als fub N. 7. bewezen,"zig ten aanzien van zyne depofitie zodanig verdagt maakt, dat wy daar aan nog aan die nadre explicative verklaringe fub 00. geen volkomen credyt hebben konnen defereren.  Cons. LVIII. 643 Te meerder, daar 3 0 • de Klageren die twe gerigtsluiden ter contrarie in tefles niet geproduceert , veel min die gerigtelyke acte by een Officier geattefteert, met ander valabel bewys g'impugneert hebben. Dat nu den Beklaagde zyne affirmative juxta art. 47 f. Replices 184. met een nadre depofitie van deze twe koornoten ad excludendum dolum zou moeten bewyzen, is ftrydig aan het algemene brocardicum jur is. Quod feil. aïlori vel accufatori probatio doli & culpa lata incumbit Bargal: de dolo lib. 4. cap. 8. n. 75. Uit 't geen voorff: zouden wy ten opzigte van deze tichte ob i8y. prafumptionem juris quam judex pro fe habet met Cafl. de fotom. d. cap. 16. n. 34. & 2y« mogen vaflftellen, dat by gebrek van een volftrekt en concludent bewys geene gerigtelyke inftrumenten, invoegen als alhier gefuftineert, hebben konnen gecontradiceert worden; Cum tefie eodem Caftill. lib.q. de corn'. uit. vol. cap. 1^2- n.6^ ig<5. Notarii autloritas non modo duobus teflibus ftfjuipuratur , fed etiam pra:va!et. » Waarom wy pro excludenda falfitate nocibili dit poirct voor genoegzaam afgehandelt houdende uit die fub Itt. G. in margine bewezene reftitutie der 50c. gin: zuilen concluderen , dat den Heer Beklaagde, geen 't allerminfte in tere (Te by deze negotiatie en fcipulatie des pagters hebbende, van alle (oubcons endoleufe infimuiaticn dezen aangaande in hec criminalt judicio vryteb.ouden i?. Waar mede tot het vierde poincl van befchuldiging progiedh 187. erende, zo als 't zelve by Aanfpraak ab art. 43 ad art. 60. Antwoort ab art. 2fJ. ad art. 321. Replycq ab art 438. ad art. yyZ. Duplycq ab art. q8y. ad art. 12.68. Debat art. 7y. & feqq. en by 't kort Berigt^^ art. 125-. cum feqq. gededuccert is, bevinden wy 't zelve daar in te conflderen. Dat wylen meerwelgemelten vice Canceler Johan van Motzfeldt op d' a'teftatie van den Beklaagde by zyn Ed: op den 31. July 1731. fub lit. J. afgegeven, vaninhout: dat de Havezathe S.met geene capitalen bezwaart was, aan de vrou Douariere van V. en Haar Hoogwelbr: Zoon tegens die daar op den 9. Aug: dito jaars fub lit. K.10 gepaffeerde obligatie en verbant dezer Have- liii 2 zathe  644 Partis Secundi zathe met alleen toebehoor daar by gcfpecificeert , een capitaal van rioo. gin: had opgefchoten i Daar nogtans 't voord*: Havezaat cum annexis op den 30. Dec: 173 1. en alzo maar zeven maanden voor dato voorden Beklaagde zelfs als fubd: Drod wegens die fub lit. G. vermelde yoo. gin: ten profite van Dom: A. B. Smits verbonden was , boven en behalven een capitaal van 2400. gin:, waar mede gemelte onderpant doen ter tyt aan andre nog bezwaart bevonden wiert; Schoon beide ex pof, te weten dat van 500. gin: op den iy. Dec: 1734. en het twede van 2400. gin: op den 22. Maart dito jaars, en aldus eenige jaren na dato der gegevene atteftatie, ten protocolle allereerft zyn geroyeert geworden , als fub Ut. M. & N. Dat boven dien uitwyzens de eedtlyke kondfchappen fubK.ro 'art. 2. deze by d' obligatie fub K.10 vermelde gerigtsluiden zouden hebben verklaart daar over niet geftaan te hebben nogte daar van kennis te gedragen; En dac eindelyk 'löExtracT: protocollair fub d. K.10 geconfereert met lit. zfnde een en 't zelve zeer van malkandren verfchillende, den Beklaagde over een en dezelve fchultbekentenifle dienvolgens twe difcrepante inftrumenten zou hebben geextradeert, ï 88. Dat daar tegens by Beklaagde geregereert is, dat zig geen zodanen atteft , fub lit. f-. alleen per copiam autheniicam overgelegt, konde erinneren, en in allen gevalle daar uit geen faldteit of doleufen handel, maar alleen een erreur in ftilo te infereren was, wyl den crediteur door een fuffifant hypotheecq , ter oirzake 't zelve van die gelibelleerde twe capitale gelibereert is geworden, verzekeringe bekomen, en overzulx geen fchade van zyn capitaal te wagten hedde; Suftinerehde ten opzigte van die by de vermelte gerigtsmannen contraire verklaringe fubK.ro dat daar op na regten niet zou konnen geredecleert worden, gelyk ook niet opdiegeallegeerde difcrepantie, als maar accidenteel en van geen belang zynde. 189. Alle welke en zeer veele andre by de collitiganten over en weer voorgebragte motiven by ons geconfidereert en overwogen zynde zouden wy ob jura in pracedentibus allegata het daar voor moeien houden; Dat,  Cons. LVIII. 647 Dat, of wel geen poena falfi in dezen ob ceffans lucrum a parte 190. rei & damnum d parte crediteris zou mogen pkatze hebben , niet te min den Beklaagde, zig aan grove erreuren, reprochabele abuifën en culpabele exceffen in officio tot een prsejudiciabel eclkt van de juftitie door alzulken atteft en onvoorzigtigen handel fchuldig gemaakt hebbende, geene extraoréinaire ftraffe zal konnen ontvlieden i Schoon ook die gearticuleerde twe capitalen ex poft afgelcft y en daar door alle fchade des crediteurs voorgekomen zynde, het atteft fub f. als van agteren voor wettig zou mogen aangenomen worden. Om 't welk by geerie repetitie te demonftreren, zullen wy ons 191.. met renvoy tot het geen, aangaande de plicht eencs Secretaris of Lantfr: in 't protocolleren en uitgeven van extracten of atteften , ex jure geadftrueert is, vergenoegen en alleen nrg ex fupracitaio Hefer de atl. judic. cap. i. n. a 16. & feqq. daar by doen» Quod aUuarii {quorum officium late n. 182. cum feqq. defcribitur) igz. juxta novell. o/din. Comitatus Zutph. fepecit. art. 11. ex imperitia, 193, ignorantia aut imprudentia non jolum parti lajee tenentur , Jed etiam confideratd eorum crajfa negligentia & lata culpa , quee dolo in atlione civili non vero in criminali, tefie eodem Bargal. lib. 4. cap. 8. n, 8. adfcribitur, extraordinarii puniri imo ab officio privari poffunt, als ex Farin. lib. 2. cons. 111. n. 37. & Ziegler. d. tr. concl. i. §. 10. te vernemen; Alwaar hy §. 12. refuteert 't gevoelen van Gabr. Alv. deVe- 194. lafcoinjud. perf. Rubr. iy. ann. 1. «.20. & feq. meinende dat zelfs geen vergoedinge van fchade zou plaatze hebben, mfi negligentia dolofa aut dolo proxima fuerit. Zonder dat de Lantfr: zig op apparente ignorantien , obli vien en 19^ erreuren in en over gerigtszaken , waar van een ordentlykprotocol en regifter moeten maken en houden, tot hare ontlaftinge na ons Regl. d. 9. zouden mogen beroepen ; Waar mede den Beklaagde art. 1049. Duplices en elders zyne imprudentie in dezen tragt te redreïieren en goet te maken , Cum tarnen ignorantia ex pr&cedenti negligentia in fa tl 0 public» vel no- ï$Ö>*. tabili non excufat, quod quis intuitu ofiicii indagare & fcire tenetur, ut prater fupra all, DD.Barbos. vocab: ignorantia^. 3. &§. 12. ejtendit. liii 3 Wat  646 Pautis Secunbje Wat nu die fub K.xo genomineerde gerigtsperzonen aanbetreft, daar omtrent zouden wy veele zwarigheit maken, om aan derze'lver contraire difpofitie /C.20 gelove te attribueren ; Zo ten aanzien van de dubieufe en onzekere verklaringe dezer inftrumentaire getuigen, als ten opzigte van de omiffie der gerenuntieerde oirbigte van cWn eenen gerigtsman W. Th. Becker meergemelt. 197. Behalven dat het een zake van veele bedenken en nadelige confequentie zou zyn, dat twe koornoten, na't pafferen van een gerigtelyke acte, verklarende geen kennis daar van te gedragen, in itaat zouden zvn de publycque authoriteit en gelove daar van lot grote prejudicie van de juftitie en injurie van des officiers character en goede naam te benemen. 598. Om 't welk te beletten het daarom in regten alomme gerecipieert is, quod autloritas notarii jurati tquipollet duobus teftibus , v. DD. a Barbos. fub voc: notarius. §. 9. citatos; Isa ut plus cred.itur Notario quam teftibus contra infrrumenti fidem teftannbus Fub. C. lib. 9. tit. 13. def. 3. Chrift. vol. 4. dec. lOq. n. 18. quos allegat & feqmtur pralaud. Schralf. obferv. Zij. n. 4 in fia. Ï99. Te meerder wanneer wy heide Referenten eemoe jaren herwaarts refpecTive als Stadholders van 't Schout en Lantdrofenampt der Gr: Zutphen hebbende gefungeert door ondervindinge weten , dat doorgaans in aSibus voluntaru iurjsdiüionisin extraordinariis judtctis te paneren, geringe en onervarene perzonen (by gebrek van bequame, zo niet altoos ad manus noch fchielyk te bekomen zvn) tot: Koornoten geaflumeert worden, die nog leezen nog fchryven konnende dikwerf weinig geheugen van 't gepaneerde komen te gedragen , wanneer dezelve daar over na verloop van enige weeken ,° men gezwyge van jaren, ondervraagt worden. Als bedaande volgens ons Lantr: tit. 1. §. 3 de qualificatie van alzodane koornoten of adèdbren alleen maar tefte S«nd. de effeftiic. can. 6- n 4. in de pretentie en intelligentie over en van die als dan gcpaflèerde voluntaire acte f -ioo. Evenermaten als de Scabini pagani bf Koornoten aLeifer. fpec 70. med 3. befchreven engeconddereert worden, quod fctl. imperina litterarum eos inhabtles non facit. med. 4. & y. Vh  Cons. LVIII. 647 Ubi med: 6. ofitndit, -quod judex Jimul afluarii vices fuftinensunum 201 Scabinum in civilibus adhiberepoffet, nifit LL, judicii prefentiam cijfejjorum requirant; Uit kragt van welke een Officier, qui ex uno officio non adeo ma- 202. gnos habet proventus, op een en dezelve tyt het duplex officium van Rigter en Lantfr: tefiibus Surd: cons. 261. ». 10. & Klokje vol. 3. cons. 94. n.io.& Sand. de feud. tit. i.n, io.c. i,«-43. mag exerceren , als in de meede Heerlikhcden, en Lantdroftenampt der Graafs: Zutphen omtrent de Rigteren ter leger banke practicabel. Zodanig dat een voluntaire acte voor hem in qualt: als Richter nevens een ander als Koornoten gepadèert, quoad formam voor beftendig zou te confidereren zyn, quo fpettat Hcrtii differtatio de uno 203» homine plures fiufiinente perjonas, geciteert by den zelfden Leifier. fpec. 27. med. 7. Het welk dog onzes bedunkens by 't Lantr: d. §. 3. tit. 1.204». zonder onderfcheit requirerende in numero plurali Koornoten, en alzo beogende mmus periculi , quod per negotia pluribus af'ejforibus quam 20 y„ uni commiffa infertur , niet gepermitteer zou zyn ; Geheel anders is 206» het daar omtrent gelegen in andre Landen, ubi Affefores officiali non fiolum confüio fed & authoritate adfiunt, Matth. de crim, lib. 48. tit. 20. cap. 2. n. y. als in deze onze Graaffchap Zutphen; Ubi tantum pro authoritate, cum juxta fiatuta Zutph. d. tit, §. 3.207. & tit. 9, §. 3. nullam judex cum affefforibus fententiam fierre poffit fine jurisperitorum conjiiio, contrair de ftatuten van Nymegen en Velu-20% •wen, ubi ajfefiores tanquam conjiliarii cum juaice fententiam fierunt, 209.. woedanig de DD. de affefforibus & eorum peritia handelende te ver-210. ftaan zyn. v.Chrifi. ad LL. Mech. tit. 1. art. 10. « 4 & Pronkt ad Ref. Velav. cap. 11. pag. 37. Om welke en andre redenen wy op die gelibelleerde verklaringe dezer twe Koornoten tot impugnatie van die by den Beklaagde als Officier en Lantfr: gecertificeerde en uitgegevene obligatie niet hebben konnen reguard nemen ; Gelyk ook niet tot uitwerkinge van een criminele actie en ftraffe 21 op die geallegeerde difcrepantie in verfcheide opzigten , zo wegens de praepofteratie van letters, en datums, als 't gering abuis der nummers en folia aangetoont, en naderhant errore comperto geredredèert. Cum. chartulatione nova non ad occultandam veritatem fed ad corri» gendum  64g Partis Secunde -enfant errcrem prime cbartulationis, qua veris numeris fecundumerdi%em non refpondebat , facla , irnpune tatts error potejl corrigt Farm: lib. z. cons. 108. n z. ■ 2li- En fchoon propter perverfum alphabeticum ordtnem tejte Lriurba cons 06 n zi. een mipicic van falfiteit g'argueert zou mogen worden zo vermeeine» wy egter , dat propter errorem crafium etiam cum culla deficiënte animo dolofo & fpe lucri 'tzelve in cas fubject op den Beklaagde volgens die ter Antwoort en Duplycq gededuceerde motiven niet applieabW is, per dotlrmam Man.z. Dig. ut. falhtas in fcripturis. cap 7 & DD. apud. Speidel. vocab: culpa §. 4. Alhoewel hy nogtans door zyne fupme neghgentie en exces m Mfinerepublico cxtrAordxmnè corrigibel en mtilcrabel moet g'oord-elt worden, als zynde verphgt geweeft alzulke grove abuden en erreüren welke confufien en contradiftien veroorzaken , na 't prtefcript'van regten en fpeciaal van ft meergeciteerde Regl: art. 11. zorgvuldig'te myden. , r 2 Aanbelandende nu vervolgens het vjfde eigentlyke pomft van acculatie, aanüchaak by Aanbraak ab.*rt\ 61. ad art. 96. Antwoort ab art ffti. ad art. 200. Replycq ab art jft. ad art 727. en bv Duplycq ab art. 12Ó9. adart.iqó*.. uitdragende verfchci* de rravaJito , welke hier boven voor een gedeelte aangeroert, en ■ fD ïtiaal rclatyf zyn tot een dier gelyk atteft dooi den Beklaagde als Vcrwr: Droftopden i*i Dec: 173.1./".* Ut. P. wegens zeker capitaal by mcerwclgemelte Vrou Douar cre van V: en Haar Hoogwelgeb: kinderen van luffr: G. H. Nies tot Doesborg in de Havezate S. te negotiëren afgegeven van mhotit: Dat voorn: Havezathe zo wel t leenroerige als allodiak. met èeene meerdere laften bezwaart was, dan met 's Heeren penn: cn thiende voorts met een capitaal van yoo. cn 2400. gin: ten profite van Dom: Smits, zo wel ten' protocolle met geroyeert maar egter afgekgt was. til Pat daar op den iy. dito maants Decemb: obligatie cum hypotheca voor hem Beklaagde en gerigtsluiden Jan Javjfin cn Henriks Meynbolts was opgerigt, waar by voord: dcbitnce en hare kinderen , aldaar in captte genoemt, gecompareert zynde zouden bekent h'bben wegens genegotieerde pen: aan opgemelte Jufier fchuldig tc zyn 1600. gin: breder inhoks by dat lnftrument fub Qio  Cons. LVIII. 6*40 Dat meergemelte creditrice daar en boven van den Beklaagde begeert hebbende nader verklaringe, dat die gezamentlykekinderen deze fchult als de hare g'agnofceert en op voorff: obligatie mede geftipuleert hadden 't zelve in dier voegen by hem op den g. Maart 1734- alsfub lit. R. geattefteert is. Daar nogtans 't gemelte hypotheecq op den 9. Aug: 1732. fub lit. K.10 tjr /(".30 daar boven met 1200 gin: voor hem zelfs bezwaart zynde de creditrice daar door wegens die daar op verftiekte penn: zeer mifleit was. . Te meerder daar niet alleen deze gerigtfluiden fubQ.ro art. 2. eedtlyk hadden verklaart nooit over die obligatie gedaan te heb ben , maar ook, dat die twe opgegevcne kindren Jr: Johan en Juffer Charlotta van V. fub d. Q.ro art. 3. zouden betuigt hebben nooit 't gelibelleerde verbant of ftipulatie gedaan te hebben. Behalven dat de twe overige kindren den innocenten Otto Willem en Juffr: Anna Bernardina van V. uitwyzens 't Extract fub d. lit, Q.10 in judicio nooit gecompareert waren. Dat Beklaagde daar tegens heeft doen aantekenen, dat hy geen 214. voordeel direct of indirect: by deze negotiatie hebbende door een abufive naamftellinge en letter M. van de vrou debitrice op 't Regifter dat bezwaar van 1200. gin: gebragt op de voornaam en eerfte letter B. ,van haar Hoogwelb: zoon zal ontlchoten en aldus niet mala fide konnen verzwegen zyn. Dat, aanbelangende die"verklaringe der Koornoten daar omtrent heeft geavanceert het eenen andren perfoon ook fan fanjfen genaamt, zynen gewezenen knegt, te zyn, als welke fub Q_.ro in teftem geproduceert is geworden , ten dien einde fub N. 9. conform het protocol verfcheide aclen meldende, waarover den zeiven als kcornoot geftaan heeft; Zulx dat de depofitie van den andren gerigtsman ob linguUritatem & pr&fumptqm oblivionem reprochabel, en indezen boven des Beklaagdes gerigtelyke certificatie, z*) hy met eedenader te corroboreren offereert, na regten niet praeferabel zou mogen zyn. Gelyk ook vervolgens de contraire atteftatie van die twe kinderen mede Comparanten , ftrvdig aan derzelver pofterieure verklaringe en agnitie dezer fchult juxta applicat. N". 10. 11. en N (3. zynde, dezelve dienvolgende geen regtelyke attentie zou meriteren. Kkkk Zon-  £ 0 PARTIS SECUMDiE Zonder dat eindelvk de non comparitie van den innocentera Otto Willem en Anna Eernardina van V. aan Beklaagdes atteft zou konnen pwejüdiciabel zyn, ofte eenige faldteit mogen involveren zo om redenen, dat den eerften geen perfonam ftar.it w judicio en'de twede naderhant, als fub N. ia. hanttaftingegedaan zou hebben. \ , ziy. Alle welke refpeclive grieven en debatten gepondereerr zynde hebben wy onder eene inhaftive applicatie van 't gene hier vorens wegens'"t atteft fub lit. f. aangemerkt is , uit desBeklaagdes eigene confeffie vanerreur art. 13 10, Duphces, hem ten aanzien van dezen groven mifflag en ftupide neghgentie nader fub Ut RR aangetoont, in betrekkinge van't gelibelleerde bezwaar van 1200. gin: mede als by 't ditlum fententia moeten condem- neZonder dat die private actie van vergoedinge der fchade, als reets hier vorens ex jure opgeloft, hem van de publycque , als plane diverfa zynde d'eene d' andre niet abforbeert, heeft mogen 3l6ïbevrvden in een cas, als deze, daar denzelven de propria fcientia extra monumenta publica attefterende nottne hmites officn heert te buiten gegaan. Twelk , wanneer niet ftrafbaar was, zekerlyk den weg zou banen tot alle falfiteiten ten bederve van de menfchelyke 't zamenlevinge en wegneminge van alle publycque regifters en protocollen. . . , . .. Zulx dat die geallegeerde obhvie en voorgewende ignorantie 7' in Ulo, qui ratione efficii tenebatur inquirere, alzo weinig excufabel ~T8 is, als de didinctien, welke anders of circa obhvionemfaSlt propm quando ajritur de damno vitando aut de lucro captando of circa ijtius Ireefumptionem ex temporis brevioris aut prolixioris lapfu g'ehcieert, doorgaans zou konnen plaatze hebben , de qua vid. Mafe. concl. 1127 n 33. §• J- & Brunnem. pr. civ. cap. ao. n. 63. 210 Maar geconfidereert onstiergens van eene tegenswoordige of toekomende fchade nog van een beoogt voordeel van den Beklaagde door 't paftéren van deze zyne verklaringen gebleken is, hebben wy deze temeraire daat egter onder 't crimen falfi met konnen rengeren ob ea, qua ad illud excludendum deficiënte uno altevove requifito a nobis ex jure allata fiunt. q. r.  C o k s. LVIII. 5yr En aanbelangende die aan des Beklaagdes gerigtelyke a£ïe fub Q.io contradictoire depofitie van opgemelte koornoten fub O.io zouden wy uit die ons toegefchenene probabile waarheit, dat'er nog eenen andren koornoot ook genaamt fan fanjfen des Beklaagdes knegt als fub N. 11. met eede N. 42. gefterkt, zou geweeft zyn, en over deze obligatie konnen geftaan hebben , het daar voor mogen houden, dat in dien gefupponeerden cas den andren Hennk^ Meynhoïts als iingulier zoude moeten gereprocheert en daar door geen inftrumentum publicum konnen geinfringeert worden,- Cum coram atlis prafumitur multitudo bominum Carpz. lib. 6. tit. 220. 3. R. 24, n. 9. adeo ut faltem infirumentum publicum habeat vim duorum teftium. Cl. Voet ad ff. de fid. inflr. n. 7. v. late Rol. a Valle eens. 38. vol. 1. per tot. ubi n. iy. ér ex Bald. cons. n. 18. tradit: Quod magis notario quam teflibus credatur , cum habeat vim 221» duorum CT quandoque plurium teflam ; Addens n. 23- Quod in caufa criminali duo tefles inflrumentum re- 222. probantes non fuffcerent, cum tales, imo fi plures effent, lint fingulares n. 24. & 29. Quia negative deponentibus minus quam affrmantibus teflibus, quo-^zï. rum loco Notarius habetur, credendum ft. n. 26. 28. 30. Si feqq: Welke fingulariteit by Cravett. cons 74. col. 2. gevolgt en ge-l24„ avoueert wort, wanneer hy dezelve eo cafu alleen komt te limiteren, cum, quando contra notarium ftant tres, quatuor vel plures teftes qui bene conclnderent, non fint fingulares, przfertim fi effent perfona notabiles, per Thes, quaff. for, q, 31. ». 5. ubi n. 6. ait: Quod ad tollendas difficultates optime in Gallia obfervatur per confti 22ƒ* tutiones illius Regni, ut parte s éf t eft es omnes aitus fubferibant; ut in Fclavia v. n. 7. ob all. DD. & prajudicia. (add-: not. in fummar. ad h. n. %iq. Waar uit dan Iigtelyk optemakenis, dat zelfs twe irreprochabele getuigen alfererende by deze of gene judicieleacle nietpra;fent geweeft te zyn, dezelve niet zouden konnen van falfiteit infimuleren. Want of wy met de Heeren Klageren art. 666. Replica wel 220". willen vaftftellen, dat tegens protocollaire aclens door een Officier te gelyk Lantfr: zynde gedepecheert contrair bewyskan geadmitteert worden, zo zouden wy te gelyk ook conform de re* Kkkk 2 quifiten  (5^2 Pautis Secundje a2~ quifiten van regten moeten toeftaanquod hujuswodi contrariapro2,28. batte debet effe Itquida, clara & exaBa , adeo utnee furata eentra eam admittatur litigantium diffeffo. per Carpz.. lib. 2. Refp. 82. n. 13, & p. \\. dec. 201. «,23. & Berlich, p. 1. concl. 8. n 27, En met de Heeren bed: Advtn: van Beklaagden.. 1418. et feqq. Duplica in cas van een wettige contradictie mede requireren : 229. 1 0 • Quod tefles debent effe omni exceptione majores, & 2 0 1 Sufficientem rationem diBi Jui reddere , licet non interrogati fuerint. 3 0 • Quod debent deponere de toto tenore inftrumenti. 4 ° • Quod teftes non debent effe inferioris condttionis , quam ipfe Notarius, y o . Quod debent deponere ex certa &plena fcientia, nee dicere , fe memoria non tenere vel non recordari quod interfuerint. 6 0 • Ouod conft are debet, Mos effe teftes eosdem , qui in inftrttntento defcripti funt , ut heec omnia juxta alios DD. recenfent Mafc. deprob. concl. 921. & 7.7. & Menoch. arb. jud. lib. %. cas. 105, • * Wienvolgende de paffage ex Farin. de fals. et fimul. quafi. 1^8. n. 4. et 7. ty Replycq aangehaalt, quod fi ex contradiBione tefl turn inftrumentum reprobaretur tanquam falftim , eX pr&eedentibus et fequentibus numm. ib. zeer veele limitatien en contraire gevoelens onderhevig is. _ _ '231- Eindelyk de depodtien van Jr: Jan en Juffr: Charlotta van V. aanbelangende zouden wy van wegens de aannemelyke prtefumptie van fufpicie en partialiteit by den Hr: Beklaagde met het product Ut. CC. tegens hem uit hoofde van die geweltdadigeoppofitie en daar op gevolgde apprehenfie en condemnatie van den eerden bewezen, daaraan na regten niet derven defei eren , nogte ook niet aan die andre contraire illatien by Replycq'gededuceert en probabiliter immers pro avertenda falfttate by Duplycq uit prefu'mptive omftandigheden daar tegens wederom voorgebragt. *32" Dit poincl: van bezwaar in fubftantie befchouwt en tot juftificatie van ons advys geadftrueert zynde zullen wy tot het zesde, begrepen by Aanfpraak ab art. 97. ad art. 120. Antwoort ah art. 390. ad art. 476. Replycq ab art. 728. ad art. 864. Duplycq ab art. 1573. ad art. 1785. Debat art. 80. et feq. en by  Cons. LVTTI. g^ kort Bericht Art. i%. cum}^ overgaan;, bedaande in diverze nukken van eene g infimuleerde fa'üteit. Dat namentlyk den Beklaagde by een extract protocollair van den 22. No»; 172,4. fub S iq zou hebben verklaart voor hem als verwalter Droflard en Gerigtsmannen gecompareert te zyn meerwelgedachte vrou Pouariere van V; en haar Hoogwelbkindren aldaar tot y. in 't getal genominecrt , bekennende aan den Banqmer B. L. Gompers tot Kymegen wegens verftrekte penn: fchuldig tezyn3coo. g'n: daarvoor verbindende verfcheide onderpanden alleen met 1600. gin: bezwaart en op den 1 y. der aandaande maant afteleggen , en in fine van dien dellende, dat daar op ftipulatie gedaan hadden. Dat den debiteur daar op 't voorff: capitaal zou opgefchoten en ex poft bevonden hebben, dat in 't protocol die obligatie van den 22. Nov: 1734. niet zou te vinden zvn , maar wel eene diergelyke van den 23. dito fub lit. S.io op verfcheidene plaatzen nogtans zeer difcrepant, zo ten opzigte van die ordre, claululen, quantiteit van mtereffe, als andre omifllen van parcelen marginale additien en interlineaturen. J Dat daar en boven die geboekte gerigtsluiden fub lit, S.20 art. 2. & 5.4° art. y. & feqq. hadden verklaart over die gearticuleerde obligatie niet gedaan te hebben , gelyk ook vier der voorff: kindren hare aangetekende comparitie fub d. lit. S.30 art 3 conform mede des Beklaagdes confeflie fub FF. ad art. 18. zouden genegeert en gecontradiceert hebben. En dat eindelyk die verbondene parcelen tegens des Beklaagdes contrair atted, nog met de capitalen van 1600. en 1200. ginten behoeve van Juffer Nies en de Heer MotzfeJdt bezwaart bevonden en nog niet afgelod zouden zyn. Dat daar tegens door den Beklaagde met die minute en ade222 van comparitie fub JV. 14 byHr: fohan Roelant geprójecdeert dog fub N. iy & té. by opgemelte Douariere van V. ontkent getragt is te bewy/en, dat hy door denzelven zou verzogt 'zyn om die obligatie voor hem te doen pafferen als fub N. 17. Dat den crediteur daar in geen genoegen nemende een andre obligatie door vcorff: Roelant getektnt fub N 18. zou opgerigt zyn? waar over en tot bekominge van een andre defzelfs Advt: Kkkk \ ia  555-4 PARTIS SECIKBfi in Nov: 1734- na Didam met die vorensgemelte inftrumenten fub d. N. 14. & 18. gezonden, en die by den Beklaagde ontkent zvnde hy egter op inftantie van dien Advt: na voorgaande communicatie en met kennis aan en van meeropgemelte VrouDouariere van V. pro fe & nomine liberorum als fub N. 19. & JSf. iy. op die daar by verzekerde comparitie en ftipulatie des andren daags een ontwerp had gemaakt , en daar by d'obligatie tot die 3000. gin: vergroot, om daar uit mede d'obligatie van juffr; Wies afteleggen. Dat 't zelve by des crediteurs Advt: zou g'examineert en op zyn verzoek eenige veranderinge en fuppletie boven en tuffen de regelen of in margine gemaakt en getekent zynde als fub N. zo. den zeiven die in zyn zak geftoken en daarmede vertrokken zy, gelyk Beklaagde met eede'te fterken aangeboden en daar uit als van zelfs voortevloeien beweert heeft, dat daarom de prapfentie der koornoten zo weinig als de comparitie der overige kindren alhier in confideratie zoude komen. Schoon dat hy ter inftantie van welgeds.agte Vrou van V. deze obligatie na 't gelibelleerde vertrek van dien Advt: op den 23. Nov: 1734. geprotocolleert gehadt heeft, in hope en veronderftellinge, dat dezelve zyn accompliffement zoude hebben. Om welke en andre motiven fuftineerde , dat hier door geen crimen falfi begaan was, nadien alles met kennis en op verzoek van de een en d' andre 'zou gefchiet, en ook daar door niemant fchade toegebragt wezen, te minder daarjuxta N. zz. & Z3. de verzwyginge van 't bezwaar niet malitieus konde geagt worden. Z5 A Op "welke en andre gededuceerde confidcratien en geappliceerde documenten naukeurig gelet zynde hebben wy den Beklaagde, als ieen intereffe by deze negotiatie veel min deze obligatie tot zyn voordeel gebruikt hebbende, ob jura fuperius adduSla wel van het verum crimen falfi en gevolglyk mede van d'ordinaire ftraffe tegens falfariffen geftatueert, konnen vry erkennen, en aldus zyne gequalificeerde confeffie, fchoon niet volkomen bewezen, in mitiorem partem aannemen ; ajj. Om dat het geval met zvne omftandigheden onder eede , alhoewel vermeintelyk, g' affirmeert, aldus konnende zyn het voor een Rigter veiliger is, in dubio ad exclufionem doli te fententieren; Cum  Cons. LVIII. 6^ Cum etiam caufa fat ua lis & bcflialis excufat k dolo & falfitate , adixC cujus preejumptionem removendam muhum operatur qualitas perfona Gramm. decis. 60. «13. ejr Actol. d. res. 2. Dog hebben wy den Beklaagde geenzins van een zware fufpicie en onverfchonelyke inprudentie, die alleen en op zig zelfs ten hoogften en met privatie zyner functie ftrafbaar is, mogen verfchonen. Ten welken einde wy in dezen kortheitshalven voor geappliceert zullen houden al't gene by het 5. poinct van bezwaar,, als zeer veele gemeenfchap met dit hebbende, aangehaaltenbygebragt is, in fpecie 't gene dezen aangaande bjMenoch. arb. cas. 237, 309. lib, 2. n. 1. in dien by Beklaagde veronderdelde cas geleert wort , quod falftatem non committit Notarius, qui bona fide fchedula falfo accepta eam atlis inferuit, quia faljitas Jine dolo non committitur. Daar mede dan met pretentie van alle die hinc inde voor-en xx%t tegen gebragte producten en middelen van in-en exculpatie tre-. dende tot het zevende poinct van bezwaar, en beftaande volgens Aanfpraak ab art. 121. ad art. 138. Antwoort ab art. 471. ad art. 488. Repl: ab art. 86y. ad art. en by Duplycq ab art. 1790. ad art. 1822. daar in namentlyk; Dat den Beklaagde op den 27. Nov: 1734. fub lit. T. zou geattelteert hebben, dat zekere parcelen de Vrou van S. toekomende volgens 't Regifter onbezwaart waren bevonden j Dat daar op Haar Hwgeb: voor hem den 24. Decemb: daar aanvolgende, als fub V. had gecompareert en aangenomen om zekere4400. gin: by haar zoon Jor: B. E. F van V. van deHn B. L. en C. L,. Gompers opgenomen te reftitueren en voldoem Daar nogtans ex pof zou bevonden zyn , dat verfcheide parcelen by die atteftatie vermeit of aan andre zouden opgedragen, of onder Didam niet te vinden of ook haren outften zoon als Leenfuccefieur toeftendig zyn met relatie tot de producten fub5.30 art. 4. lit. W. Dat daar tegens door Beklaagde is geavanceert, dat hy door ^239, pafferen van dat atteft zig aan gene malverfatie heeft konnen fchuldig maken, wanneer al bevonden wiert alle die daar by vermelte parcelen aan de Vrou van S. niet te competeren , om dat hy verzogt zynde 't regifter over die aan hem opgegevene parcelen i  tfyo" Partis SlCïKIÏ parcelen natezien, en niet bevindende dezelve bezwaart te wezen daar van veilig atted heeft mogen geven; Zonder dat het een protocolhouder incumbeert teinquireren, wie den eigenaar daar van moge zyn , 'twelk eigentlyk den poft des crediteurs is. Zulx dat hier door nog door die verzogte regidrature van d'acte fub V. niets gecommitteert zou zyn, dat eenige correctie bedrog, of diflimulatie involveerde: 240 Met welke en andre raifonnementen, interpretatien en motiven wy in zo verre ad excludendum dolum ons conformerende het daar voor zouden achten, dat den Beklaagde met evident bewys had moeten overtuigt zyn, dat hy, kennis van die gearticuleerde parcelen en der zeiver eigenaars hebbende , dat atted fallendi caufa en alzo tegens zyn beter weten had afgegeven ; .241. Cum fub fide publica nemincm decipi oportet. 1. 1. C. de his qui Z^Z.ven, eet at. Is enim demum mentitur, qui contra id, quod animo Jèntit, loquitur voluntale fallendi aut obfeure loquendo aut infidiofe dtflimulando juxta Florent. in l. 43. §. uit. ff. de contr: empt. V. Tulden. de jurispr. extemp. lib. 3. cap. 16. & cap. 4. ZZ. q. Z. 2,- Waaromme wy hier van afdappende overgaan tot het laafie poinct van tichte, bedaande in des Beklaagdes violente oppofitie en refiftentie tegens zynes crediteurs vervolgde en Jaade gerigtelyke acte van executie, vervat by Aanfpraak ab art. 141. & feq. Antwoort ab art. 496. ad art. f2x. Repl: ab art.%%\. ad art.Q\%. en by Duplycq ab art. 18x3 et feqq. zo en als dezelve met het product fub Ut. X. tegens den adjunct Stadtholder Roelant en gerigtfln: bewezen, en met de piftool in de hantdiegedecerneerde ophalinge van panden op den 14. Öctob: 1735. werkelyk tot nadeel van den crediteur en vilipendie des gerigts belet is. 244. Zonder dat wy den Beklaagde wegens de quafi g'ignoreerde qualiteit van dien geauthorileerden Stadholder, fub lit. BB. TT. et VV. nogtans bewezen, en daar u t geinfereert violente fpolie hem door denzelven als een privaat perzoon toegebracht, in deze zyne geweltdadige en drafbare oppofitie, alleereerft in puntlo executionis na ergane peindinpe en vervolg van dien onderdaan, eenigzins zouden konnen juftificeren, fchoon, als fub AA hy daar tegens by den Hove Provinciaal heeft weten te obtineren citatie  Cons. LVIII. 6qj citatie in cas van prastens fpolie en mandement van ftateringe. Aangezien den Beklaagde daar tegens in oppofitie willende z.- komen dezelve ordine juris had moeten werkflellig maken, en in XZ<' 't begin tegens die gepretendeerde non qualificatie excipieren, ! of uit hoofde van exces zig van een competente actie of articu- len van bezwaar na Lantr: bedient hebben; En geenzins per vim& arma Gor. ad Ref, Vel. cap.f, art. 10. 2, . gl. 2. n. i. waar toe en andre DD. by ons alsConfulenten in de redenen van decifie geallegeert, en in een diergelyken cas van 2 .o feitlyke oppofitie tegens eene gedecreteerde executie op den 28. ' May 1730". voor dezen hooged: Lantdroftengerigte pro Ftfco afgegeven, wy ons brevitatis fcnaio gedragen, en uit deze en andre veelvoudige ftrafbare actens, excefien en erreuren in officio begaan, concluderen; (v. cons. pracedens LVI.) Dat den Beklaagde daar door boven die by fententie vermelte amende en koften de vordere exercitie zynef functien als verwalter Droffart en Lantfchry ver dezer Heerlykheit verwerkt heeft, als uitdruk-kelyk en niet te min heilzaam zonder onderfcheit van hoge of leege Officiers by alle DD. geleert wort. Inter quos pr. 3. cons. 136. per /. 3. C. de off. preef. prat. Ubi Imppr: removendos judices ejfe dicunt, qui propter negligentiam inutHes funt v. /. 3. §. i.& 2. ff. ftellion. & l. 16. §. 1. ff. dezfo} pign. ah. ubi de crimine & poena fiellionatus , quatenus committatur & diverfmode contra plebejvs & in bonore pofitos decernatur, agitur. Dan gemerkt zodane privatie of remotie a munere publico niet2yi. fine ju fa kon n ende gefchieden infamic zouimporteren/^r/. y. $. 2. ff. de extr. cogn. zo hebben wy desBeklaagdes condemnatie 2y2. niet ex crimine falfi fed ex fatlo culpofo gederiveert hebbende defzelfs eere exprcffebyde fententie daarom willen voorbehouden ; Nam quoties quis ex fatlo culpofo damnatur, toties celfat infamia , 2J3. exemplum in l. 8. -ff. de his qui not, inf. v. Lauterb: compend. ad ff. d. u in princ. & ib. in net. n. y. Lill Rras  6^8 Partis Sicundje ±<£. Praterquam quod ea judicis fententia per refervationem exprtffam tam jure civili quam hodierno evitetur. ib. in not. n 2q. [er DD. ibtd. Z» Pagenjt. Antecejjor olim Groninganus celeberr. n.7j. in not. ex cit. LL. & DD. ojlend.it, quod hodie fine difimBione inter poenam ordtnariam aut graviorem pecuniariam reo irrogatam f amant- ei refiervare potefi judex; *■ In tantum , ut nifi fama in fententia fuerit refervata , hodie amifia Jhac refervattone jufia detur caufa dppellandi. add. Coccej diffi lom. i, difp 90. cap. 4. ». 47. Mev. p.z. dec. 340, & denique Stuv: Syut. jur, ctv, exerc. 7. lib. 3. tit. z. th. 18. & Muil. tb. in not. lit. A. et IC. Gelyk wy zo uit hoofde van die vorens aangehaalde regtsdoctrine als des Beklaagdes eigene verwillekeuringe en acceptatie mede'der refpeétive g'intereffeerde crediteuren actie tot dedommagement in omnem eventum hebben moeten referveren, en den zeiven in de koften en mifen van juftitie , als een infeparabele acceffie van de principale condemnatie , condemneren , en wel zodanig dat den Heer Beklaagde zo lang in detentie zal moeten verblyven, tot dat die condemnatoire fententie voldaan of daar voor ten genoegen van de Heeren Klageren gecaveert heeft, alles conform de placaten en difpofïtien van regten , medebrengende , quod condemnatus judicis fententia in vinculis detineri potefi , donec fatisfecerit aut fidejufiores dederit. V, Utr. Cons. p.\\. cons. I2y, L I X. ADVYS DECISOIR. In caufa Fifci. I. A n quando quis noftu domum oh preefumptum jTj^ etiam furtum ingrediens impunè occidi potejl ï II. De cQiifeJJione qaalificata in criminalibus, III. Ten*  Cons. LIX. extenditur. 18. Iemant in de nagt befprongen en exces in de detenfie begaan zynde, is daarover niet punibel. 19. Quando excefjus non fuerit ex pro¬ pojito, turn in dubio femper pr van een fidejuffoire of reële cautie onder hanttaftinge en eedtlyke belofte van ten allen tyden weder in regten te zullen compareren fub poena confeff & convieti uit zyn detentie , den Fifcaal zyn eifch en conclufie ad poenam juris of andre ftraffe genomen by dezen ontzeggende. Aldus by ons ondergeff geadvifèert binnen Zutphen den 21. February 1724. f.SOL N E R. f.SCHOMAKER. Redenen jeélura y preefumptiones admit' tunturt Zf. 28, Judex ex aBis reiinnocintiam animadvertens potefi eum etiam in deliitis gravioribus fub cautione txdejnjforia relaxare. 16. 29. Gelyk' ook wel zomtyts on¬ der cautie juratoir en hantraiïmge, en wanneer? vid. h. 27. Quo cafu tarnen hujusmodi re- Ilaxatio non prajudicat ordinari» modo ratione excejfus ad poenam extraordinaria?» aut civilem infigendam procedendi.  Cons. LIX. • 66ï Redenen, waarom wy den Gedetineerde by f rovifie uit zyne incarceratie hebben moeten ontdaan , en hem van de ordinaire ftraffe eenes manflag vrvfpreken , zyn voor zo verre tot juftificatie van voorff: ons Advys in die aan ons bepaalde tyt hebben konnen gededuceert -worden, deze navolgende. Dat ons uit de fucceflïve en in fubftantie altoos overeenkomende informatien, zo tegens den Beklaagde Berent Borninkhoff als defzelfs huisvrou en andere getuigen van gerichtswegen genomen , is gebleken, hoedanig die gearticuleerde huisbrake in 'thuis van wylen den Admodiateur Volmer, byden Beklaagde als waarsman bewoont, des nagts tuffen den t. en 2. February laaftleden zoude voorgevallen, en die gedane manflag van wylen Garrit Gofens daarop gevolgt zyn. Namentlyk dat tuffen voorff": i. en 2. Febr: des nachts een j weinig na 11. uiren, wanneer den Beklaagde met zyn vrou op 't bedde lag, een groot gekraak aan de deuren en venfters van *t gelibelleerde huis by haar gehoofd zynde, den zeiven zoudeopgedaan en door de glazen gezien hebben, dat reets de onderdeur van de huisfchuur en den hof open was: Dat hy daarop met een turffpaê na de plaatze en hof gegaan' zynde defzelfs vrou tegens hem zoude geroepen hebben, O fefi/s ƒ.' daar komt'er een met een grote Hokhaan, waart u waart u. Dat zeeker perzoon uit de fchuur op den Beklaagde zoude aangekomen zyn, en naden zeiven geflagen hebben, zodanig dat hy genootzaakt was geworden te retireren zo veel hy konde tot aan de buitenfte deure van den hof, wanneer ondertufchen Beklaagdes huisvrouwe hulp moort en brant hadde begonnen: te roepen j Dog dat hy Gedetineerde op het fterker en verwoedender aandringen van dien perzoon zig met die turffpaê hadde moeten verweeren, daarmede van zig te ftoten, en een zware wonde: daar door aan denzelven in zyn repter borft toetebrengen; LUI 3 Pat:  5ó"2, ' Partis S e c xr n d je Dat daarop den Verwondeten langes 't voetpat na den Balink Efch zou gelopen en door den Beklaagde nagezien zyn tot aan den draai, als wanneer in zyn retraite na huis zyn vrou tegens hem geroepen hadde, waart u waart ul daar komt nog een gaudief aan; gelyk hem dan een twede perzoon ook omtrent den hof hadde ontmoet, terwyï ondertuilen defzelfs vrou wederom om hulp moort en brant hadde geroepen. Dat den Beklaagde , meenende datter nog kareis of dieven mogten zyn, is bevreed geworden en in 't huis gegaan en neffens zyn vrou de buiren om hulp geroepen ; Gelyk 't voord: voorval aldus gecircumdantieert te zien is by de informatien van den 3. 11. en 12. Febr: fub lit, A. f. & K. tegens den Beklaagde en zyn vrou gerigtelyk genomen en by dezelve refpeclive gerecoleert en onder eede afgegeven : Dat op die gecontinueerde acclamatien verfcheide nabuiren by den Beklaagde in zyn huis gekomen zynde 't voord": fattum aan dezelve door hem verhaalt is met vertoninge van defzelfs turffpaê. Dat dezelve bebloet vindende deze nabuiren daarop met den Beklaagde agter uitgegaan waren, en ongeveer 70. of 80. tradt buiten defzelfs hof eerd zyn beeffêmftel, en eenige treden verder den neergedagen Gerrit Gofens doot gevonden hadden, relat. ad Ut. A. B. C. ad art. 10, & K, Dat daar op 't voorff: dode lichaam door twe chirurgyns gevifiteert en bevonden is, dat den ontlyfden een groteongeneeffelyke fteek in de regter bord ontfangen hadde , als fub lit. D. & E. Dat door den Advt: Fifcaal ten overftaan van 't Gerigte over die voorff: huisbrake informatie genomen zynde bevonden is, dat aan de latten van de buitenfte hofdeur teekenen van drek waren, gelyk mede aan de fchaarpoft van 't ftaketfel, waar langes die kareis waarfchynelyk overgekomen zouden zyn , gelyk dan ook de fpange of klampe van de bovendeur van de fchuur met gewelt afgebroken zynde daar door de onderdeure heeft konnen open gedaan worden, gelyk als zulx met meerderen uit die daarover gerigtelyke genomene informatien fub Ut. A. & fub K. art. 15. ons is gebleken, boven en behalven andere cir- cumdantiele  Cons. IJX. gg^ eumftantiele en pra»furaptive kentekenen , waaruit die voorgenomene hiuVbraké in dezen niet duifter te inferefen is rekt. ad d. lit. K. ad art. ïq. 16, cfr feqq. Het voorff voorval aldus in zyne fubftantiele omftandigheden gepafleert zynde, en den Beklaagde op zvne aanltonts gedane gequalificeerde confeflie dezes manflag vryvillig in detentie hem overgegeven hebbende, ftaat derhalven teindageren , ofden zeiven van de ordinare ftraffe heeft mogen vrvgefproken en by provifie fub cattfione uit zyn be war rage ontHagen worden : _ Ten welken einde wy voor de affirmative hebben moeten adViferen. Want of wel alle dootflagen na alle goddelyke en wereltlyke 2 Wetten generaliter met de doot behoorden ge'ftraft te worden wanneer dezelve animo deliberato en de fangfroid dolofe geperpetreert worden , zo konnen 'er nietemin veele notabele omftandigheden, exceptien en modificatien gevonden worden, welke die ordinaire ftraffe ter arbitrage des Richters moeten verminderen ofte ook wel ten eenemaal aboleren en te nietedoen: Ten welken einde dan gemeenlyk moet gelettet worden , of, den geinquireerde ook een malum prepeftum vulnerandi veloceidendi gehadt ofte eenig ftrafbaar culpam daaromtrent begaan heeft, quia dolus & delinquendi animus difltnguant deliEla , fic ut crimen homicidii vel vulneris non intelligatur, ubi non eft voluntas occidendi vel vulnerandi, per text. in l. 1. Cod. ad l. Corn. de ficar. ibique 4, DD. Quare femper ea fumenda etiam eft interpretatie, qutt Jit dehüi exclujiva , Giurb. Cons. Crim- eens yi. num. 1, Dat nu deze exclufive interpretatie van een doleus voornemen omtrent den Beklaagde zal moeten plaats hebben , en hy dienvolgens ab omni ptena corporis affUEliva behoorde vry en immuinte blyven, zulx is uit het gepafleerde des nagts voorgevallen, als mede ook uit defzelfs vrywillige gequalificeerde confeffie en daarop gevolgde comparitie ligt optemaken. Om het welke wat nader te deduceren, zo hebben wy verTreint , dat offchoon die huisbrake en aggreffie van den neêrgellagenen niet volkomen bewezen is , egter den Beklaagde tot zulk ordinair bewys in dezen, nbi noBurno tempore hatcomniafafta-funt, heeft mogen g'adftringeert worden Aan-  Partis Secukj je y. Aangezien de wet in diergelyke clandeftine gevallen tot probatie van alzulke nocturne delicten met mindere ja zelfs conjecturen en praefumptien te vreden is, zodanig ook, dat dezelve pr» evidenti & manifefia probatione te houden zyn, als onder anderen te zien by Carpz.. part. i. qudfi. 33. per tot. Hub. hederid. Regtsgel. p. z. lib 3. cap. 13. ». 17. I. 14. §• i- ff. ad l. Aquil. E.xod. cap. zz. & Mafcard. vol. z. concl. 831. ». 1. 3. & 4. alwaar ter plaatze». 8. 12. 13. & 14- tot- probatie van 't deliblum furti die 6 conjecture aannemelyk is, quando ofiium vel alius locus frailus re- 7'jseritur, item quando a finitimis auditus est ffrepitus in loco , in quo furtum commiffum dicitur, gelyk in dezen uit de dukken aldus bewezen gefchiet te zyn_, ons is voorgekomen. Invoegen dat (vermits den Fifcus nergens in hoe judicio inquifitono alle het geene voord": door den Beklaagde conform zo veele waarfchyneiyke indiciën gepofeert, en met die eedelyke aderde van zvn vrou en andere voor hem zo favorabele omftandigheden bewezen is, niet heeft gecontradiceert, veel min conclufie tot een ordinaire draffe eenes mandag genomen) wy in dezen i egtelyk reguard op een zeekere veronderdellinge van des Beklaagdes onfchult en intentie daarop wel hebben mogen neemen, en dienvolgende alle die imperfecte preuves in dezen voor fuffifant konnen aannemen; Te meerder daar den Beklaagde volgens de producten fub lit. F. G. & H. is een man, welke ter goeder naam en faam ftaat, en altoos tot den huidigen dag een bürgerlyk en eerlyk leven celeit heeft , en in tegendeel den neergedagenen volgens de produden fub lit. C. ad art. 6. et 7. en fub M. N & O. van een ongebonden leven, quade conduite , en quaeftieus humeur g overtuigt is; Quo cafu de regten leeren, quod bona vita &fama 'muiturrTprofeit ad excludenduw datum Bourit. in Captiv. cap. 1. n. iZ. per 11. ibid. Mafcard. d. vol. 2. concl. 832 « 10. . a. ». 22. - Uit allen welken dan van zelfs zal moeten fubintreren die exceptie 2 r en defenfie voor den Beklaagde , welke in regten tot eviteringe van defzelfs condemnatie gefundeert is, en wien aangaande een Richter emntbsts modis ad imocentiam rei juxta tradita k S. van Leeuw. Cens. for. p. z. lib. 2. cap. \z. n. z. & 4. & Oldecop. contra Carpz. tratl. alter. q. 1. n. n. q. y. «, 29. et 37. et q. 6. n 3. moet bezig zyn, dat namentlyk zyne genuine en vrywilligeconfeflie, welke hy op 't eerfte abord qualificate et uno verborum conflrutlu nopende deze manflag van Garrit Gpfens gedaan, en met zo veêle aannemelyke preuves en waarfchynelyke indiciën bewezen heeft, indivifibel , en met die annexe qualiteit 't delict excluderende, heeft moeten aangenomen worden juxta doilrinam Mafcard. concl. 860. n. 7. alwaar hy zeit zulx de gemeene opinie en praétycq te zyn jmtl. Sim. van leeuw. cens. ftr. d. p. z. lib. 2. cap. iz. n. 4. Vbi num. y. dijlinguendoita ait'. Si vero de addit a qualitate aliqua modo confliterit, aut aliquibus prtefumptionibus aut indiciis ft fujfulta confejfo qualificata, ea dividi et in abfiraffo accipi non potejl , veluti Ji quis proba vit6 ab alio non admodum bona fama de notie in via folitaria fe aggreffum , cum que aggreflbrem pro defenflone Jua internecioni d fe traditum dicat, et fic de ceteris. Ex quibus pro temporum, locorum, rerum, et perfonarum circumfian- 22 ti'ts utriufque perfonn. tam cceifiquam occidentis conditiene, ac vit*, fia» tu, loei perpetrati et armorum genere , fi non inculpata defenfo dignofcatur, ordinaria tarnen poen* excufatio colligenda efl arg: /. 1. /, 4. §. 1. /. 7. /. 14. I. pen. ff. ad l. Corn. de Sicar. junct. /, 2. /. 3. 4- et y. C. eod. Waar ter plaatze den laaften Auéteur wyders aanmerkt, dat 23. na dufdane diftinctie ad cencordiam moeten gebragt worden alle die difcrepante fentimenten , welke over eene gequalificeerde confefiie met of zojader waarfchynelyke indiciën bekledet, doorMmmm 2 gaans  663 Partis Secundi gaans by de Doctoren gevonden worden, en wel zodanig, dat zo wanneer een delict niet anders dan uit de eigene confedie van de betigte kan geprobeert worden, eo cafu diergelyke confedie niet alleen cum fua qualitate moet aangenomen en geenzins kan gedivideert worden; Maar ook , dat daaruit zodane praefumptie g' elicieert wort, dat een Beklaagde volgens die zelfde allegatie van onfchult moetgejuftificeert en vrygefproken worden, wanneer hy aldaar vorders hifce verbis ter nederftelt: Ita ft quis probata vit* alium vicinum fuum , quocum res aliqua inter eefferit, clam teftibus in via aut in agro forte cbvium inierfeciffe fateatur , ad defenlionem fuam neque aliunde de fablo tonftiterit, confeffonem fuam cum fua qualitate admitti nee dividi poffe Hellandiat Curia cenfuit in caufa N. Verhagen contra Heusdanee diaeefts Satrapam 23. Octob: 1664. 24. Waarmede boven die daar ter plaatze aangetogene Doctoren mede overeendemt Berlich. d. p. 4. concl. ly. n. 9. traderende, dat na 't gevoelen van zommige Criminaliden een beklaagde parthye op dusdane gequalificeerde confeffie buiten ander bewys ten eenemaal zou moeten vrygefproken worden s Waar toe wy ook proniores ad liberandum quam condemnandum zynde dan ook zouden geinclineert hebben, omdat't feit ons zodanig gequalificeert, en in favorabele circumdantien voor den Gedetineerde voorgekomen is, indien niet den Fifcus alleen maar zyne eifch fummarie & inquifttorie hadde geinftrueert, en daar over conclufie genomen. 2y. Ter welker contemplatie wy den Beklaagde , pro quo majoris innocentise quam reatus argumenta funt, van de ordinaire draffe eenes manflag hebben geabfolveert, dog om die redenen onder hantaftinge en eedtlyke belofte de ftftendo by gebrek van cautie den zeiven uit zyne detentie ontflagen , opvolgende alzo het gemene advys der DD. te zien by Mev. decis. 293 vol. 8. Bort. in zyn tratlaat Crimineel tit. 8. n. 9. S;m. aLeeuw. eens. for-. p. 2. lib. 2. cap. 10. n. 6. & 7. Nederl: Advysb: part. 2. cons. 9. et p. 4. cons. 396. per l. 1. ff. de cuftod, et exhib. reor. et ibid. Brunnem. «•n. ubi ait: Quod pendente proceffu judex ex aElisanimadvertens rei imoeentiam pot eft eum etiam in atrocioribus delf ü is fidejujforibus corn- mittere  Cons. LIX. tfcïo wittere per DD, ibidem: ld. ad l. z. ». 3. Cod. de exhib. et transm. reis, alwaar gemelten Audeur^ d.l.i. f. de cuflod. etexhib. reor. n. prac. 11. van advys is , ^«00! reus ex ejus virtutibus ex vita an-26. teatlaadjuratoriamcautionemadmittendusfit, id. Brunnem. ad l. 3. ditl. tit. Sim. van Leeuw. p. 2. lib. z. cap. 10. n. 7. van der Muelen annotat. over de Coufiumen van Vtrecht rubr.6. art.^.n, 8. & 9. waartoe wy ons brevitatis ansore mits dezen refereren. Zonder dat door die provifionele relaxatie ondertuffen eenige 27, prarjudicie g'infligeert kan worden omtrent een gepraztendeert vorder regt van den Fifcus nopende zodane extraordinaire mindere draffe of pecuniele amende , als waar van den Beklaagde ratione excejfus door nadere bewyzen in ordinario zou mogen overtuigt worden, nademaal het den zeiven vry zoude ftaan als dan ordinario modo et proceffu fecundum ordinem juris te ageren, en daar over eifch doen, litem te contefteren, en voorts punclelykteagtervolgen alle terminen, formaliteiten en folemniteiten , welke ad fubftantiam proceffus ordinarii vereifcht worden juxta Damhoud. prax. crim. cap. y. Bort. tratl, crim. tit. 7. n. 67. Te minder daar den Beklaagde reets op articulen gehoort en2g van alle poena corpori afflitliva geabfolveert is, niet anders dan extraordinarie, en wel na mate van 't opkomende eventuele bewys zou mogen geftraft worden v. Bort. d. tratl. tit. 8. n. y. 6. 7. 9. 11. et n. iz Alwaar hy, zeer breetvoerig en op veele regtsgronden aangaande Jt point van een provifionele relaxatie geraifqnneert te hebben, aldaar n. 16. et 17. verhaalt , dat die manier van abfblveren in criminalibus gebruikelyk is ob rationes et LL. ibid. cpuo rtlatio. vid. Nederl. Advjsb. p, 3. confult. \ 17. circa finem. Wy hebben eindelyk by't ditlum fententia die provifionele ont-, rp flaginge van den Gedetineerde by manquement van cautie onder hanttadinge aan den zeiven g'accordeert; Omdat hy onder en in deze jurisdictie en gerigte is domicilierende en ter goeder naam en faam ftaande, en daarom niet te prasfumeren , dat hy 't toekomende eventuele gewysde wegens een gepraztendeert exces zoude willen eluderen. vid. Fabi C. Sa. baud. lib. z, tit. 39. def. 4. Mm mm 3 LX. AD»  670 Partis Sie jhdjs L X. ADVYS DECISOIR. In ttdem caufu. i, jjTortuo, de crimine licet atrociffimo inculpato Vel in XVjL fiagranti delitlo reperto, non tarnen confeffo'vel conVitlo , minus Vero condemnato , fepultura non efl deneganda. ii. De fure notlurno. S U M M A R I A. 1.17, Tn ïommigc gevallen IcantcJL gens neergeflagene delinquanten »b deliéla atroeifjima met ignominic geprocedeert worden. 2. 3 4.18. Dog wort vooraf derzelver condemnatie of confeüïe vereift. f. Ita ut fententia contra mortuum delinquentem ante ipjius condemnationem lata, ipfójure nu'tla Jit, Et quare v. n. 6. & 7. 8. Exemplum, qui captivus rmrtem ignominiofam tempeflivè ante i pjius confeffionem condemnationemve pravenit, remijfivè citatur, 9. A Sententia contra memoriam de- fmcli lata ejus heredes appellare pojfmt. Gezien 10. 19. Quare illi refpeélu honoris &f bonorum defuncli pravie citandi funt. & in quem fnem^. v.n, I r, & 12. 13» 15". 16. IQ. Leges adfaóium occiji referuntur. 14. 21. Alioma, epuod deliela noclurk* Jimiliaque remotis arbitris perpetrata conjeüuris c53 prcefumptionibus probantur, quomodo fit intelligcndum ? 22. Mores conatum criminis non capite j'edmitius extra ordinempuniunt. 23. Quod in crimine furti maximè lo¬ cum habet. 24. Corpus morttti non condemnati nee convicli jepeliendum effe jus humanum juxta ac divinum poftw lat. if. Sepulturtt cura proximis defunBi confanguineis incumbit.  Cons. LX. 67I Gezien, gelezen en geëxamineert den criminelen eifch enconclullemet verfcheidene annexe inquifitoire articulen klit A. ufque ad lit. O. incluis dezen hoog Ed: Gerigte der Heerlykheit Bredevoort op den 15. Febr: dezes jaars 1724. door Dr. Evers junior als ^«/overgegeven, en onder anderen op en over het dode ligchaam van den neérgeflagenen en op den Balink Efch by Wenterzwyk dootgevondenen Garrit Goefens genomen , en wyders gelettet, waarop eenigzins indezen te letten ftonde, Welgemelten Gerigte met ingetogen Advys van onpartydige Regtsgeleerden in hoe fummario vel inquifitorio judicio regt doende , verklaart den Advocaat Fifcaal in zyn eifch en conclude tegens voorn: dode ligchaam van wylen Garrit Gojent ad poenam juris genomen niet te zyn ontfankelyk oftegefundeert, en verdaat dienvolgende, dat het zelve aan des neergeflagenes naade vrinden en bloetverwanten datelyk zal overgegeven, en by dezelve ter gewoner begrafenis mogen bededet worden. Aldus by ons ondergefï: g' advifeert binnen Zutphen den 21. Febr: 1724. f. SOLNER. f. SCHOMAKER. Redenen van dit ons Advys zyn onder andere in fubftantie deze korte navolgende. Dat ofwel in zommige gevallen na couftume van deze en an- x dere landen tegens neergedagene of geftorvene delinquanten met ignominie kan geprocedeert, en derzelver dode lichaam ter arbitrage des Rechters anderen ten affchuwelvken exempel en terreur tot een publycq fchandaal ten toon geftelt worden; Zo vermag dog zulx niet te gefchieden, dan /» deHtlis atrociftmis, gelyk als onder anderen is het crimen Ufa majefiaiis, htrejis; homtctdii, fut ipjius ob conjèientiam fceleris ajjajfnii , en diergelyke, en wel met die precautie , dat dusdane fameufe delinq uanten * vooraf  6yz Pa ri.i s Secunda vooraf en by haar leven over zulke atroce delicten en euveldaden niet alleen door legale bewysdommen moeten geconvinceert, maar ook daar over by haar leven gecondemneert zyn geworden, onaangezien ook dezelve in fiagranti crimine mogten bevonden zyn. 2. Gelyk zulx onder anderen te zien by Carpzov. prax. crim, p. 3. quafi. 131. n. gy. in verbis: Quando reus de crimine quodam licet atrocijfmo inculpatus , attamen nondum confejjus vel convitlus minus vero condemnatus mortuus fuerit, huic neutiquam fepultura eft deneganda , nee ullatenus in cadaver inculpati animadvertendum Prolp. Farin. inpratl. crim. lib. 1. tit. 1. quafi. 10. n. 79. ubi dicit: f non funt condemnati vel faltem legitime confefji vel convibli Jive etiam in notorio & fiagranti crimine reperti ac taliter, ut fi viverent , nulla prorfus eis defenjio comveteret, nullatenus eorum cadaver, etiam queddeliclum fit graviffmurn , fufpcndi potejl, nee de confuetudine fufpendiiur. 4. Ter welker plaatze verfcheide andere redenen , wetten en fententien tot confirmatie van dit ons Advys & quidem in fortioribus terminis te vinden zyn, waartoe wy ons kortheits halven gedragen , als mede ook tot het geene daar over getradeert is by Sebajl. Guazz. in tr. crim. defens. 2 2. cap. 26. & c. 35". circa fententiam cap. 27. n. y. & def. 2,6. circa appellationem cap. 14. ft. 7. & def. 28. circa executionem fententia cap. 6. n. 1. et 2. Alwaar den zeiven Aucvteur op convincante regtsgronden het c-, voorff: ons geadvifeerde adftipulerende niet alleen ftaande hout, dat een lëntentie tegens een geftorvene delinquant voor defzelfs condemnatie afgegeven ipfo jure nul is. g Cum mors extinguat de/itlum, et per confequens in cadaver mortui 'non fit faviendum per /. 3. et l. defuntlo Jf. de publ judic. I. crimen _ de panis, maar ook dat een Richter, welke ter contrair mogte fententieren , daar over in fyndicatu geholden en aanfprekelyk is volgens het getuigeniffe van Menoch. arb. jud. lib. 2. cent. 3, cas. z8y. n. 2. g Welke hy onder andere Aufleuren, daar ter plaatze tonga ferie 'aangehaalt, citeert, alwaar num. 6. een zeer raar voorval te Venetien tot voorkominge van een ignominieufe fufpenfie een gevangene aldaar ondergaan moetende, verhaalt wort v. eleganter de bac materia Bort. Tract. crim. tit. 10. n. 60. et feqq. En non Ju faviendum per /. 3. et l. aejuncto jp. ae ptwi juaie. 1. ertmen n*«u maar nnk Hat een Richter, welke ter contrair monte  Cons. LX. 673. En vermits van alzulke fententien contra memoriam defuntli er- 9. gaan de erfgenamen kunnen appelleren, als omltandig te zien is by Dcc. in tr. crim. torn. i, lib. y. cap. 57. 5-8, zo zou alvo- IO. rens des geftorvens erfgenaam refpetlu honoris & bonorum aefuntli moeten geciteert worden, ut compareat ad defendendum , li velit, II. ditl. Guazz. def. 35". circa fententiam n. 6. Paris. cons. 2. «. 209. vol. 4. Feitman aanmerkinge over den militairen articul brief art. 32. lit. C. n. 30. 7itf/« in tr. de cadav. infpic. cap.zz. n.%. & z. arg. 1. fin ff. de bon. eor. alwaar gezeiden Aucteur ». 29. & 30. requireert, dat een provocant nedergeflagen zynde, en defzelfs dode ligchaam tot een publycq fchandaal voor zekeren tyt voor al de werelt ten toon geftclt kunnende worden , van noden is, eer men daar toe treedt, dat den Richter de vrinden van den doden doe citeren , of miffchien dezelve redenen konnen by- I2% brengen , waar door defzelfs ligchaam het fchandaal mogte ontgaan relat. ad ditl. II ibid. Wanneer nu met deze wetten en traditie Her Doctoren wort j_ geconfereert en daar aan getoeft het geene by die criminele tigte of verhaal uit die inquifitoriale vraagarticulen en depofitien tot. lalte van den neergedagen GamtGofens gepofeert, en op dippofitie van eene praefumptive huisbrakedaaruit geinfereert wort, zo hebben wy om boven gededuceerde regtsmotiven alle die omftandigheden en indiciën, welke zig des nagts tudèn den 1. en 2. Febr: laadleden hebben geopenbaart, en het dootdaan van dezen Garrit Gofèns gepraecedeert en veroorzaakt , niet zo convincant en aan die voord: regten voldoende bevonden, dat wy den zeiven van die betigte diefftal in zyn leven niet overtuigt veel min gecondemneert zynde alnu defzelfs dode ligchaam en memorie met eenigerhande ignominie zouden mogen bezwaren. Want of wel na regten in alzulke delicten, dewelke des nagts remotis arbitris geperpetreert en overzulx dijfciliim* probationis zyn, de wet met praedrmptive bewyzen en preuves pro fatli vtjitate te vreden is, zo konnen dezelve nogtans niet verftrekken, om daar door ymant te condemneren, maar alleen om na den aart en atrociteit van het delict met fpeciale inquifitie, apprehende of torture tegens zodane betigte parthye te procederen , gelyk te zien by Guazz. defens, 4. cap 17. circa corpus delicli num. 2 4. JN n n n y. 9.  Partis Secundi y. 9. Sim. van Leeuwen cens. for. part. 2. lib. 2. cap. 7. n. 14. tr. 16. & 17. ir. Zodanig dat den Peklaagde Garrit Gofens nullis legitimisprobattontbus ad condemnandum poena mortis fufficienttbus overtuigt zynde, veel min datJer eenige geftole goederen of andere inftrumenten tot een huisbraak doorgaans nodig by hem gevonden, ofte by de {tukken gebleken zyn, dat over diergelvke mefufen ooit na behoren geconvinceert, gecondemneert of geftraft geweeft is, zo hebben wy vermeint , dat defzelfs dode lichaam geene begraffeniffe behoorde verweigert te worden. * Zonder dat ons daarvan heeft konnen te rug holden 't geene 1 fub lit. C. art. 7. lit. M. N. art. 2. & lit. O art. 2. & feqq tot nadeel van defzelfs gedrag, onordentelyk leven, en querelleüs humeur geaccumuleert wort, om dat door deze en diergelyke g'adfcribcerde zaken en quasftien die gepretendeerde huisbrake van den overledene niet bewezen wort , veel weiniger dat hy 17 . incertis fedibus hier én daar zou gevageert, ofte zig ooit met eenige lantlopers of andere boosdoendersg' atfocieert hel ben, zodanig, dathyinflagranti crimine furti zelfs geapprehendeert ofte aldaar dootgeflagen, cn op een fufpccte plaatze met eenige gecontreéteerde goederen bevonden zynde, als dog geenzins, een capitale ftraffe deswegen zou hebben gemeriteert, niet alleen om vorige redenen, en het geene dien aangaande nader ter dezer materie te vinden is by f. Oldecop. contra Carpz- quafi. 9. n. . .. jg. Dat als dan daar van bevorens moeite wettelyk overtuigt en ' gecondemneert zvn , zonder welke anderzins den neergeflage- 19 nen geen fehandaal zou mogen g'infligeert worden 5 maar ook dat de vrinden van hem volgens het hier boven aangetogene requifyt niet geciteert zynde dienvolgende geene redenen tot debat van dat bezwaar hebben konnen bvbrengen. 20 Gelyk wy vervolgens op alle die andere aggraverendecircum* {tantien, informatien èn depofltien van den mede gedetineerde Berent Borninkhof, zvn vrou en andere getuigen , in dezen niet dermaten hebben konnen reflecteren , dat wy den ontlyfden G. Gofens aan die gr intimideerde diefftal zouden fchuldig erkennen , en wel zodanig, dat wy daarom een condemnatie van mfamie tegens defzelfs lyk zouden moeten decerneren, welke denzeiven  Cons. LX. 6"7y zeiven in leven gebleven zynde by geene overtuiginge of condemnatie zoude fubjecï geweeft zyn. Want offchoon alle die omftandigheden, gecumuleerde prae-21. fumptien cn onvolmaakte preuves in een ander opzigt den voorn: Borninkhof ter reguarde van die by hem gedane gequalificeerde confeflie dezes manflag wel konnen te ftade komen , zo volgt daar uit geenzins , dat den neergeflagenen Gerrit Gofens daar uit te convinceren is van een pofitive huisbrake gedaan ofte daar door zyn leven verwerkt te hebben, fchoon ook uit de informatoire ftukken al klaar mogte bewezen zyn , als dog neen , dat den zeiven getragfzou hebben in de fchuire of huis van wylen 2.2. den Admodiateur Volmer (waar van gemelte Barninkhof den inwoondcr cn waarsman is) te breeken , zo zou hy immers in dat geval, en wanneer geen geflolen goet by hem bevonden was, niet met een ordinaire ftraffe mogen gepunieert worden; Cum mores generaliter conatum alicu/us crimtnis non puniunt capite , fed mitius extra trdinem, maar zou als dan extraordinair moeten gecorrigeert en geenzins als een dief konnen aangemerkt worden , cum fecundum jus civile , qui conclave animo furandi ingreffus 23. efl , quamdiu nihil attigit, fur non efl, fèdvcl ihjuriarum, f jine vi, vel de vi, Ji per vim introivit, tenctur per /. 2 1. §. qui furtum ff. de furt. v. Anth. Matth. de Crim. lib. 47, ff. tit. t, cap. 3. n. 12. Gomez. Refol. torn. 3 cap. y n. \ Queenam  Cons. LXL 67t De Heeren van de Magiftraat der Stadt Lochem in Nov: i724. by Refolutie verftaan en befloten hebbende twe van harer Stadts borger kindren met namen Harmina cnChriftina .... wegens diveife feitlikheden en ftraf bare conduites in dezer Lant- JN n n n 2, fchaps, lf. Quanam moribus caufa crimine les aannam civiles dicuntur'i & cui harum cognitie competit ? v. h. 27. 17. RemiJJio deliéii pra fe fert fpeciem gratia • qua inter jura Majejtatis refertur. 18. Diut;rms carcer poenam mitigat , Ji reus prater jitam culpam in carcere diulurniori fuerit detentUs. 19. Cjta , cum ad jurisdiétionem in- feriorum aliquando fpe&at , Jit per itijlitiam Jeu aquitatem. 21. 26. Ante ptonuntiatioxem fenten¬ tia judex d m mutare, jujlaque ex caufa mitigare potefi, 22. Non verc pof; ejus pronuntiationem v. tamer. Iimitationem n. 26. & ejus rationem n. 27. 23. Cum ad cognitio%em caufa jam femel decija amplius redire nequeat , nifi per fuppluationem •vel revijionem. 24. Mutatie poena in aliam proporti- onatam non efl propriè revocatio, fed potius quadam impeditio executionis. add. n, 34 2f Quod cafu fere jimili ilhfratur. 28. Si index propter qualitatem juris- diélionis nequeat imponere poenas i jure fatutas , tarnen ipfe poenas leviores jibi permiffas imponere poteft. 29. 31. Magiflratus inferiores fuftiga- tionem teler ajque poenas, quibus torpus folummodo ajffigitur , in poenam- civilem coxvertere pofJunt. \ 30. Quia ea ar bi tr ar ia eft, cujus electie judici üatur. 32. Confincrreni in een publycq tuchthuis infametrt nirder dan een erin inde cor.dcmr.atie tot een openbare ly.rfrrarïe, 34. Commutaiio poena licet gravitris in leviotevi fieri potejl ex caufa ante cvndtmnutiohem inconJnltS Principe. V, n. 24, 39. £5^ 40; 3f. 41. Inter poenas arbitrarms fujla & deliéto preportionitia miaeratio a judice aependet, 36. Cum ipfe ccgnojcat, anfuajitju- risdtilio. 37. CindemKatio egeni in poenam pe- curuariam non Jemper efl eluforia. 38. Et quare non ? 42. In poenis alternativis judex tene- tur imponere rrntiortm poenam. 43. Singula crimina jeparatim puni- enda. 44. Duo delicla diverfis tempor 1'bus commijja , qucimvi: unum ad aiiud oramatum videutur , difinctam tarnen poenam merenlur. 4f» Quando vero plura dernSa pro MH& eonfijerauiur & pleéluxtar? v. . h. & n. 47. varias difmciiones & hmitationes remifjive. 46. Major poena abjorbet minorem, 48. Mitius puniendus efl, qui non ex evidenti probatione , fed vehemerdiprafumptione ctndemnatur.  678 Part'is S ! codi fchaps Tugthuis te doen contineren, en dezelve voor enigen tyt met hare handen aldaar de koft te winnen, en vervolgens beide voor altoos ,hare Stadt en Schependom te ontzeggen, zonder daarin wederom te mogen komen by poene van zwaardere ftraffe, hebben by mitiive van den 2y. dito maants Nov: van den Hove Provinciaal van Gelderlant verzogt, dat Haar Ed: Mog: den opzigter van voorn: Tugthuis wilden gelieven te authoriferen en gelaften opgemelte Vrouwsperzonen agtervolgens die by Haar Ed: en Agibb: genomene Refolutie intenemen en te bewaren, breder by voorlT miffive te vernemen. En alzo welgernelte Heeren van den Hove by refcriptie van den 27. dito hebben gefuftmeert , dat de difpofitie van welgernelte Magiftraat ten aanzien van voorn: vrouwsperzonen zou incideren in een criminele cognitie, die niet Haar Ed: en Agtbb: maar meerwelgedagten Hove competeerde , als vermeinende, dat de gelibelleerde condemnatie by forme van refolutie gefchiet, de natuir der zake en het regt Haar Ed: Mog: in name van de Heeren Staten dezer provincie competerende niet kan inverteren, dienvolgénde om deze en andre redenen in het gedane verzoek diihcu-tercnde, cn te gelyk Haar Ed: en /.gtb: requirerende, om, wanneer vermeinden dat't geene iet bezwaar van die beide vrouwsperzonen zig zodanig mogte voordoen, dat daar over crimineel tegens dezelve behoorde gehandelt te worden, als dan die daar over genomene informatien en confeffien ten eerften aan den Hove ten fine van difpofitie over te zendendZo heeft meerwelgemelte Magiftraat, vernemende aan d'eené zyde, dat het gedecerneerde confinement dezer vrouwsperzonen in het provinciale Tugthuis niet zo ras zyne executie zal bekomen, en aan d'andre zyde confidererende, dat door een vertoog van haar regt van jurisdictie in css fubjeétter plaatzcn, daarzulx ter zyner tyt gehoort, het gehele condemnatoir van Haar Ed: en Agtb: tot groot bezwaar zo van de Stadt a's de g'inhafleerdens zelfs zou uitgeftelt en apparent g'illudert konnen worden, ondertulfen en tot confervatie van haar aloude regt en pofieiïie ter acceleratie van de juftitie goetgedagt het eerfte lidt van deze hare Sententie of Refolutie tegens die vrouluiden in eenegewifle veronderftellinge van datelyke executie genomen, en voor als nog niet  Cons. LXI. 2tn advys zyn , dat dukwelgemelte Magiftraat wel zou bevoegtzyn het eerfte lidt van bare condemnatoire Refolutie cf fententie in opzigte van het gelibelleerde en voor als nog verhinderde effect van confinement tegens deze vrouluiden te veranderen in een boete van yoo. gin: by lantlyk placaat van den 17. K-ov: 171 5. over 't beftelen der hoven en opere velden g'emaneert, entegensde contraventeurs van dien geftatueert , houdende het twede of laafte lidt van eene altoosdurende ontzeggirge van de Stadt en Schependom aan dezelve niet te min in volkomen weerde ; In alles nogtans voorbeholdens de moderatie en mitigatie, wel-' ke gedagte Magiftraat in voorff amende ten opzigte van de twede g' inhafteerde zou mogen en konnen maken. Aldus by ons ondergen": geadvifeert binnen Zutpnen den 31. Dec: 1734. G. VERSTEGE. HARM. HASEBROEK. f. SCHOMAKER. oenior. De redenen van voorff: ons ad- ' vys zyn onder andere voornamelyk deze navolgende. TTTy hebben ons zo ten aanzien van het voorff: advys als ten W opzigte van de Heren van de Magiftraat in deze fubjeóte materie aanvankelyk verpligt bevonden eenige redenen tot ad- ftrudtie:  (58o Partis Secund/t ftructie der gelibelleerde furrogatie van de eene in d' andre ftraf fe dienende bytebreftgen, opvolgende alzo 't gene in diergelyke gevallen van mutatie of mitigatie eener fententie zo niet nootzakelyk icn minden fecuirder en beter van veele Regtsgeleerden geoordeelt wort; 1. Cum tefle Mevio p. 7- dec. 407. fecurius & melius faciunt Magiftratus, Ji fuper rationibus, qu tydes van de Regeringe des Konings van Spanjen of defzelfs Stadtholder den HartoJ van Alba aan Cantzlcr en Raden gezonden, als uit zekere oude producten en verklaringen, en alzo ex injlrumento public, confeiofeu 7. public am formam babente, & confequenter juxta Menoch. de prƒ,_ tradens: quod Magifiratus inferiores merum habentes imperium fuftigationem in poenam 20, civilem cenvertere poffunt, cum ait: fuftigatio aque ac relegatio aut ' muleta pecuniaria arbitraria efl, ita ut judex in arbitrariis poenis ha3 I. rum alterutram eligere pojft S Ex quo juxta n. j6. fequitur k contra, rio fenfu , reliquas poenas corporales , quibus vïtanon adimitur , fed corpus fo'lummodo affigitur , in poenam mitiorem atque civilem a Magifiatu etiam inferiori bene converti pojfe: add. Coccej. difp. all. c. 3. n. 12. 32. Te meerder zal dan onzes oordecis deze furrogatie aannemelyk zyn, omdat de condemnatie in een publycq Tugthuis, 't zy totftraffe'tzy tottügt-of verbeteringe, door den Rigter gefchiet, niet zo zeer crimineel en infamerende na veeier opinie zou mogen geconftdereert worden , dan eene openbare fuftigatie en lyfftraffe. Zulx  C o k s. LXI. tfgy Zulx dat d' eerfte gecompareert by een relegatie of ftraffe van 33.' gevangeniffe en voor een civile poene aangemerkt zynde een zodane Magiftraat tot eene remiffie of mitigatie, men gezwygetot eene commutatie , zeer wel zoii gequalificeert zyn tefie eodem Carpz,. d. I. n. 8y. & %6. Zonder dat in cas fubject, daar geen condemnatie voor als nog jj, kan geoordelt worden gefchiet te zyn, addres aan den Souverein nodig is. Cum ejusmodi commutatio poena licet gravioris in leviorem fiieri potefi ex caufa ante condemnatienem inconjulto Principe Fab. C, lib, o.. tit. 2y. def. 8. d. Eynk. dec. 722. Wat nu een regtmatige en evengelyke proportie inter poenas 3 arbitrarias zy, zulx wort juxta prdaudatum Carpz.. ep. 133. ». a.f. ' Coccej.d. d ifp. cap. 3. n. 7. &c. aan het wyze difcernement en goetdunken van den Rigter zelfs gelaten, en alzo met applicatie tot 't geval in quaeftie geoordeelt, dat Haar Ed: en Agtb: ter gevolge van 't Lantlyke Placaat van 171 y. 't zelve zo volgens 'sHoves brief als na dezer landen praétycq, als gezegt, in allen gevalle civiel hebbende geconfïdereert, deze gefurrogeerde pecuniaire ftraffe wel hebben konnen en mogen ftatueren, Cum ipjiz6^ judex cognofcat, an fua fit jurisdiUo. v. Gail. lib. \, ebs. 34. n. 1. Mev. p. 4. dec. 73. per l. y. ff. dejud. En ofwel door de tegenwoordige impotentie en onmagt van 37,. deze g'inhafteerdens die gefurrogeerde condemnatie in de pecuniaire ftraffe zou konnen g'eludeert worden, zo zouden wy, indien Richters in dezen geftelt waren, uit aanmerkinge van de nature en qualiteit van die gelibelleerde tichten en daden met A. Matth. de crimin. tit. 17. de fentent. cap. 2. n. !o. nogtans dezelve liever wdlen in poenam tecuniariam d lege fiat ut am condemneren , cum damnatis hereditate parentum , aliorumve cmfangutneorum ,2,8a legatis , donationibus, tantum accrefcere pcfilnt, ut tdonene exifiant, qua tempore fententia egena videbantur; Als haar in een andre lyfftraffe , die ons zo ten aanzien der 3q begane delicten als ten opzigte van het vervolgelyk condemna- * toir van een altoosdurende ontzegginge. dezer Stadt en Schependom al te zwaar en min geproportioneert zou toefchynen. Te meerder, om dat die ontzegginge van dezer Stads junsdicOooo 3 tie.  . §. 7. van ons Lantr: in verb. ,, heb,, bende zyn Aanfpraak groter gemaakt dan zyn fchu't en fcha5, de beliep, zal riet meer winnen dan zyn regte wettehke wa,, re fchult, en allen fchade, als hy met regt bewyzen konde: Zo dat nu hier uit en vorens gezegde ligt ksm opgemaakt wor- jg. den, cjuod illa vocabula veilig verwonnen mortbus nofiris non denetant abfolutam condemnationem juxta petitiones atloris non prebatas. Ten welken einde en ter contemplatie van deze onze lantregtelyke wetten en daar op geboude pnelycq wy ons dan verpligt bevonden hebben de juftificatie van klagte 'a parte Fifci overgegeven met en ntflens de documenten en prothocellaria daar by geanneóteert en gevocgt, dehberato animo te examineren en doorte lezen. Waar uit wy by herlezinge en examinatie de eigen confeflie van den Peklaagde, namentlyk dat hy mede op de jagt was geweeft , fub lit. A. & B. ontmoet en gewaar zyn geworden: Zulx dat den Beklaagde hier door genregzasmft gearticuleer- l(. de jagen geftendigerde pro confeffo & conviilo na regten te reputeren is, confeffum effe quem vel convtflum fint paria l qui fententiam 16 C de pan. t. fin. Cod. de cufioel. reer. Dienvolgende den Fifcus met en door de eigen eonfeffie van den Beklaagde zyn klagte bewezen hebbende daar door overzulx g'effectueert heeft, dat daar uit nootzakelyk de condemnatie, als by het ditlum fententia, heeft moeten volgen, cum in confeffum r.ulla alia partes judicis funt quam 2CT> in covdemnando. DicT rende hier omtrent de regten: Quod confeffo omnibus me-21. lier ejr eff.caacr '\\ Xta / 14. C, de rei vindic. I, generaliter 13. Cod, de except. non num pecun. En niet zonder redenen, om dat de eigen confeffie het voor-22 naamfte van alle bewyzen in regten aangemerkt wort; Isa ubt partis conjiffo m promptu fit, illic fit relaxatio omnis pri.batior.is; Ft nulla 1  596 Partis S i -c ü n d « nulla fortior in jure probatio est, quam partis adverfa confeffo. Gail. 2. obs. 106. per l. 56. ff. de repud. Dan vermits doorgaans in d'aclen zo wel van den Fifcus als by het Requeft van den Beklaagde fub Lit. B. ter juftificatie overgelegt, gepofeert, en daarinne onze decifie voornamentlyk vereifcht wort: Of een opgezeten ten platten lande gepermitteert is buiten praeallabel goetvinden van den Officier zig afzonderlyk ofte en corps met andere in 't velt met een fnaphaan te begeven om voffen te jagen? zo hebben wy de negative daar van moeten amplecteren. Om dewelke uit de Placaten by de Hartogen, Graven, Stadthouders en Staten van dit Furftendom Gelre en Graaffchap Zutphen fucceffvè op het ftuk van jagen geëmaneert wat nader te j^.adftrueren, zo zullen wy ons niet ophouden met het gevoelen van zommige Regtsgeleerden , welke outyts reflecterende op het regt der volkeren gefuftineert hebben, dat een yder onderdaan indistintje het regt der jagt vry behoorde te exerceren, en door geen 24, Souverein mogen ontnomen worden : cum ea, qute ex juregentium competunt, a Principe tolli non pofunt, gelyk daarvan zeer omftandig geraifonneert en deze opinie ex cap. 1. vers. 26. & 28. Genes. 25. genomen funditus geënerveert wort door Carpz.. prax. crim. part. 2. queeft. 84. ejus Refp. lib. i. tit. y. refp. 44. Lerende dat ex legitimis caufs & rationibus het voorff: jagen te regte kan gelimiteert, 2g en zommige menfehen zonderlinge de huisluiden , welke beter ' den ploeg als de fnaphaan paft, en alzo weinig om vermaak dan om profyt de jagt mogen oeffenen juxta Auth. agricultores C, qu«e res pign. I 1. & 2. ff. defer. mag benomen worden ; 27. Zodanig ook dat ten dien opzigte ab hoe jure gentium voor een gedeelte gerecedeert en de jagt inter regalia by verfcheidene Sou- 28. vereinen geconfidereert is vid. For f er. in tr. de dominio cap. 9» dn. 1. ad n. 6. Thefaur. jQuajr. lib. 2. q. 22. Gail. lib. 2. obs. 67 & 68. venationem Principes hodie licite prohtbere peffunt , ita ut fubditi ijlas circa venationem prohtbitiones obfervare teneaniur, d.Theff. n. 1. 20. Venatio enim cum proprie cff illuflrium virorum & non minus quam alia regalia juri fuverioritatis cenfetur annexa, retlè rufiici vrohibendi funt hoe jure uti, ut facütus agrorum cultura intentifint. idem Auth. n. li.  Cons. LXII. 697 n. 11. Mod. Pidor. cons. 14, «. 33. vel. 2. Kr.ichen. fublim. & reg. territ. cap. 4. n. 20 f, ita ut, li rufiici ac'privati venauonem exerceant poenam haudquaquam effugere poffnt. add. Ahasv. Fritfchi Corp, juris venator. for eft al. p. 2. cons, 14. n. 6. 7. 8. & ïeq." item n. 20 31. 40. 43. 44. Maar in tegendeel zal het onze pod in dezen zyn die refpeclive placaten en wetten wat nader te befchouwen; Gelyk wy by het evolveren en nazien ook bevonden hebben, 30* hoedanig de refpeclive Regeerders en Wetgevers dezer Provincie daar toe geinvigileert en gearbeit hebben, dat de wiltbanen mogten geconlèrveert, en niet onder deze of geene praetexten geruineert worden, relatio tot de placaten in May 1 5 46. 16. April. I5'47. 19. Maart, ijyci. 19. Maart. iyyg. 29. Maart. 1563. ultimo April. 1569. 1. April. 1^70. 12. April. 1583. ultimo Marty. 1593. ultimo Mart. 1598. 30. Juny. 1617. 22. April. 1619. ultimo Marty. 1622. iy. Maart. 1(524. 1. May. 1626. 16. Febr. ióyz. 6. Nov. 16^7. 24. May. 1671. 4. April. 1678. en 2i. Jan. 1680. op het duk van de Jagt van tyt tot tyt g'arrefleert. Waar by niet alleen de huisluiden het jagen zo ftriüè verbo- 3 1. den wort, maar ook we! in fpecie , dat niemant, al hadde hy32. fchoon regt om te mogen jagen, hem mag onderdaan in de wiltbanen te trekken, om herten, hinden , rehen, hazen, JNB.voffen of ander wild, hoedanig het ook zy, te jagen of te vangen : als 3 3. mede, gelyk by de placaten van den 16. Febr: i6y2. art. 12, conform die van 1671. art. 12. cn 1675. art. 1 6, en 27. 1678. en 1680. art. 2i, Zulx dat het den Beklaagde, als zynde tot het jagen zonder 'onderfcheit zo wel na die aangetogene veelvoudige Lantlyke placaten als na het Quartierlyke Rcgl: niet beregrlgt, veel min tot het fchieten en vernielen van vojfen, etters of wolven , door den Heer dezer Heerlykheit (welke in fuo territorio vicem principis obtinet en dienvolgende daar toe privative magt heeft) geauthorifeert, geenzins als een onderdaan betaamt heeft hem buiten defzelfs prseallabel confent aldus met andre 't zamen te rotten, en met den  Cons. LXII. 701 den fnaphaan in 't velt te gaan , en daar door des Heeren authoriteit, prserogative en jurisdictie te vilipenderen, ut bene ob. fervat Seb. Khraiflêr. de jur. ven. cap. 16. n. 4. ubi ejusmodi nociva Miimalia perfequi & capere fine confenfu Domini non licere tradit. (add. cons. 3. Th. Merckelb. p. 2. de jur. ven, Forefi. prul. Fritfchi, ubi, Ji cafus ferat, multa notatu digna exhibet Refpendens tn quafi. ibid. ventilata: Knferas majores prata vel agros depopulantesinterficere liceat? Et an prohibentes venationem teneantur ad emendationem damni per multitudinem f erarum dati ?) Dewyl in alle welgeftelde landen , republycq en heerlikhe- 52. den, daar eenige politie is, dusdanefamenkomden voornamentlyk met fnaphanen buiten communicatie van de Overigheit altoos van een pernicieufè confequentie geconfidereert zyn , gelyk dan daar tegens door prohibitive wetten, placaten en ordonnantiën op't allerkragtigfte, als tegens de grontregelen van de redenen van fubordinatie en billikheit ftrydende, g'yvert wort, en niet zonder redenen; Want indien zulks cum contemptu fuperiorit zou mogen gefchie- yg, den, zoude men niet alleen wel haart hetrefpeót, welke een onderdaan aan zyn Overigheit fchuldig is, onder de voet getrapt, en d'ongebondentheit in top gevyzelt zien, maar zoude men ook ineen Republycq omnium rerum perturbationem te verwagten hebben. Om welke en andre redenen en raifonnementen wy den Be- »x) klaagde k poena in dezen niet hebben konnen vryfpreken, gelyk Wy nogtans in den eerfien cas, als by de fententie, voor een gedeelte gedaan, en alzo in mitiorem geinclineert hebben, ter oirzake Advocatus Fifci niet alleen tot eene compodtie meermalen zig aangeboden, maar ook den Beklaagde 'sHeeren gemoet reets en in princitio litis g'imploreert heeft, quo caju poenam d Jlatutodefinitam judex diminuere & mitigare potefi, juxta doctrinam Bartel. inL, quid ergo 2. §. poena gravior Jf. de his qui not. inf. & in L. fin. ff. de recept. Tiraq. de poen. leg. in pre fuga it. t 39, 40 41. 42. 43 Pracitata rationes fimul ju.iBa cum vita ante aBa & aiate minoft ad cafum fubjcBum applicanlur. Qfus  Cons. LXIII. 70y Cajus militaris. ~fan Albrecht Muller Tamboer in 't Regiment van de Collonel ILawyk befchuldigt zynde over eenige exceffen en infölentien in den afmarfch van Groenlo na Zutphen aan het goet en herberg de Lugte in het Schependom van Lochem met en nevens eenige andre zoldaten onder dat corps gehorende in April dezes jaars 1716. begaan, zyn daar op in Zutphen komende datelyk na de provooft gebragt en voor. den Krygsraat aldaar gecalangeert. Deze gevangens occafie bekomen hebbende te vlugten is tegens dezelve als latiterende na 't militair gebruik met drie fucceffive indagingen by trommelflag geprocedeert, en vervolgensop den 19. IVlay daar aan volgende fententie in contumaciam afgegeven, waar by dezelve in handen van juftitie rakende met de koorde ter doot gecondemneert zyn. Eenige weeken daarna wort den ingedaagde en mede ontvlugte f. A. Muller geapprehendeert, en gevanglyk binnen Zutphen gebragt zynde by reiumptie en inhsefie van voorff: fent(nüecontumacieel op den 2. Juny dito jaars tot de galg verwezen, zonder hem tot eenige defenfie te admitteren veel min een convenabel uitftel te verleenen, om daar tegens by den Souverein van den Lande tot relyf en furcheance van executie (zo na verloop van 3. dagen vaftgeftelt is) te konnen implorercn. Quctrkur. Of, waar, en hoedanig 't een en ander gevoeglykft om de kortheit des tyrs zal mogen g' impetreert, en de voorff: contumaciele fententie zo ten refpeéte van de nature der voorgewende deli&en, alleen eene militaire en geene dootftraffe meriterende, als 'cn aanzien van het defect der legale bewyzen, konnen geinfringeert of gemitigeert worden ? By my ondergeff: de voorgeftelde vrage met die overgegevene ftukken g'examineert zynde zoude ik falvo faniori judicio van advys zyn. Rrrr Dat  705 PARTIS SïCÜNDm 1. Dat den gevangene of zelfs of door zyne alhier zynde naaftbloetverwanten zig aan den Krygsraat zou behoren te addrefleren, en om redenen en motiven in regten gefundeert op het demoedigde verzoeken, dat de voord: fententie tegens hem inconttimaciam ergaan voor geene definityf, maar in tegendeel voor een interlocutoir en revocabel vonnis na regten gereputeert , en hy dienthalven bevoegt zynde zig ex carcere daar tegens te defenderen, moge gefu)\ beert en buiten executie verblyven , tot dat defzelfs contumacie alvorens by den Souverein van den Lande in dezen Haar Hoog-Mog: de Heeren Staten Generaal der verenigde Nederlanden zal zyn gereleveert. 2, Dat daar in by een wel Ed: Gedr: Krygsraat gedifficulteert ' en tegens dusdane verweigeringe over bezwaar boven en tegens regten op het folemneelde geprotedeert zynde den Gevangene andre redbrten van juditie, en middelen van afgefmeekte interceflïen van vermogende menfehen zou moeten bewegen en by der hant nemen, om te erlangen een gratieus dilay van zo veele dagen, als tot het voord": addres en antwoort aan en van den Souverein ten fine van furcheance nodig zullen geoordeelt worden. 2 Ten welken einde mynes erachtens 't zy onder de hant of by een ootmoedig fmeekfehrift met een fuccincl: recyt van de redenen zo van des gevangens innocentie als defenfie tegens die contumaciele fententie, abufive uit eene veronderftelde defertie afgegeven, de Heeren van de Magiftraat dezer Stadt zouden konnen g' inploreert worden, om 't zy uit hoofde van gefuftineerde jurisdictie over dit geprsetendeert deliclalscommun aangemerkt, 't zy uit kragt van der zeiver pouvoir en gezag te beletten, dat het guarnifoen in geen wapens buiten examinatie van 't zelve en alzo nadre ordre van HaarEd: enHoogagtb: zou mogen komen. » Dat op d'een of d'andre wyze uitftel verkregen zynde den gevangene zig daar op aan Hooggemelte Heeren Staten zal moeten addreflèren , en om redenen by dat Requeft bytebrengen genadigft fmekenom brieven van inhibitie of furcheance aan bovengemelte Krygsraat, cn daar na by een ootmoedig vertoog en fubmjfiïe, om na voorgaande relyf van die ergane contumacie abolitie of mitigatie van die gelibelleerde dootftrafte te mogen erlangen. Om welke voord: praambulaire furcheance en vervolgelyke mitigatie  Cons. LX11I. 707 mitigatie van fententie te verkrygen, zouden de navolgende redenen en motiven daar toe onder andre konnen dienen. In welke kortelyk na mate des tyts ex jure & fatlo te dedu- S' ceren, zou ik ten reguarde van het eerfte vermeinen, dat, of wel tegens latiterende delinquanten tot perfonele adjournementen poenale bevelen mogen verleent, en dezelve uitblyvende in contumaciam tot de doot zelfs gecondemneert worden, gelyk niet alleen in deze Landen teftibus DD. a Cl. Bort. in pr. crimin. tit. y. pertotum, allegatis, practicabel, maar ook teftante Carpz. pr. crim. q. 140. n. 141. & feqq. obfervatis tribus rtqnifitis tbtd. recenfttis aannemelyk in toto Romano imperio , add. A. Matth. de crimin. tit. 20. cap 2. n. 24. Egter dusdanen contumacieel vonnis vim tantum interlocutoria heb- °bende altoos revocabeh, en dienvolgens eenen zodanen gecondemneerden, 't zy dat hy zig fponte carceri mancipeert, of ook geapprehendeert wort, ten allen tyden exvinculisz&miïïibd is tpt exeufatie van zvne abfentiè en defenfie zyner innocentie S. van Leeuw, cens 7forens", p. 2. /. 2. cap. 6. n. 1 y! prd. Bort. d. I. n. 118. cum fq. Om redenen quod defenfo, qua juris natnralis , favorabtlis & quo. g. cunque tempore pro innocentia lictta fit, non tam ft mera gratia quam vratia juftitid, l. r. §. fin. f. de qua ft. I 27. /. de poen _ Het is daarom ook, dat alle Richters \ zy civile of militaire Q die voorzigheit behooren te hebben van in hare contumaciele fententien aan den latiterenden defaillant en beklaagde te rcferveren, om in eene der voorff: gevallen na voorgaande relyf en purrre der ergane contumacie zyne defenfie ex carcere te mogen doen juxta fupral. Bort. d. I. n. 123. & tb. cit. Damh. pr. crim. 'o. cap. 29. n. 3. Tot welkers redenen, wetten, exempelen, advys van Regtsgeleerden en formulier van een alzodanen fmeekfchriftaan den Souverein aldaar geaccumuleert my brevitatis caufa referere; En het daar voor zou moeten houden, dat den Souverein van r I. den lande in fatlo g' informeert zynde het voorgewende forfait en exces van den gevangene niet crimineel of immers aan 't leven draf baar te zyn zeer ligtelyk tot die na erholdene furcheance verzogte defenfie, en vervolgens niet bezwaarlyk tot annul,. latieof mitigatie van die contumaciele fententie, verkeerde!yk*x ' capite defertionis afgegeven, zal te bewegen zyn. Rrrr 2 ■£v'a"  JoS PaRTIS S e c u N D ffi 12- Nadien het in regten bekent en het geen zake zondei^exempel is, dat een fententie zelfs in contradiïlorio by een Krygsraat qualik gewezen zonder eenige manier van procederen by den Prince van den lande, non tam ex mera ipjius gratia, quam ex mera jujlitia & dtquitate in jure fcripta , g'annulleert kan worden, als te zien by de Holl: cons. p. y. cons. iSy. 13. Alwaar dit geval met een ander geilluftreert, en deze materie dermaten ex jure geadftrueert is , dat ik dienftiger oordele my daartoe , en't geene dezen aangaande breetvoerig by Bort. fiepec. loc. verhandelt is, te gedragen, als de wetten en raifonnementen aldaar aangehaalt a'lhier te recramberen. Om nu vervolgens de abolitie der fententie of commutatie van die daar by geïmponeerde dootftraffe in eene mindreof militaire punitie by meer hooggemelte Heeren Staten te obtineren, zou myns bedunkens kragtig behoren aangedrongen te worden, dat JA den Gevangene uit zyne haftinge ontvlugt zynde in cas fubjecc voor geen eigentlyk zo genaamden deferteur §. 16. & y5. by den militairen Articulbrief befchreven , heeft konnen te boek geftelt, en dienvolgens niet aldus by contumaciele abfentie tot de doot, maar alleen tot eene militaire of andre met zyne begane infolentien, voor zo ver bewezen mogten zyn , overeenkomende ftraffe mogen verwezen worden. Ten welken einde vooraf uit de informatien ten aanzien van het opgelegte crimen en vervolgens uit de regten ten opzigte van die zo gewilde defertie en ontwykinge uit de provooft refpeclive zal moeten betoogt worden , dat het eerde zo weinig als het twede voor capitaal [te confidereren is. Want het eerfte criminele poincd en qualiteit van dien betreffende daar omtrent zal zyne peremptoire applicatie moeten vin- !y, den het bekende brocardicum juris.- Quod in criminalibus probationes fole meridiano clariores requiruntur. Waar uit dan met relatie tot de kontfchappen en informatien by den Krygsraat tot lafte van deze en andre voorheen g'echap- 16, péerde Gevangens getrokken my is gebleken, dat wel grote infolentien en baldadigheden in dien Groenlofchen afmarfch aan 't huis en weert van de Lugte gepleegt , en dezelve volgens de militaire wetten en placaten zeer ftraf baar zyn , als behalven den  Cons. LXIII. 709 den militairen Articulbrief' §. 14. en het Rcgl, by den Capitein Generaal ven d' unie cp den 28. Nov. 1084 gearr eft eert art. 5. nadruk-en fcferpelyk verboden in l 6 pr jf. de re milit, conform de ernftige waarichouwinge van de Impp. in l. 3. C. de erogat. milit. Ja zodanig dat den Commandant daar omtrent yts genegligeert 17.' hebbende voor die toegebragte fchade zcu convenibel zyn teftantibut LL. geciteert d cl. Feltm. in fuis animadv. ad prad. Ordim militar. §. 53. lit. b. n. 14. add. f. O. Tabor. de Metat. & Epidem. p. 2. cap. 7, tb. 4. y. 6. 7. 8. 9. 10. & Veet de jur. milit. cap. 4, n. 23. Dog dat dezen Gevangen , alhoewel daar ter plaatze met andre infolente zoldaten geaccompagneert, nergens legaliter overtuigt is zig aan eenige corporele ftraffe fchuldig gemaakt te hebben, fchoon ook dien Hofpes verklaart door hem ligtelyk gequetft te zyn. Wyldie verklaringe niet alleen fmgulier, partydig, onbeëdigt, 1 0. dubieus en derhalven na regten onaannemelyk is , om daar uit ten definitiven ymant te condemneren. Id. van Leeuw, p. 2. lib. 2. cap. 7. n. ij. Maar ook dat uitwyzens d'Informatien dezen Gevangene over 10; verteringe door die afmarcherende zoldaten gemaakt endoorden fergeant goetgefproken, gemaant, en datelyk hem als d'onvermogenfte met een gaffel op 't lyf gevallen zynde zig tegens dat imminerent gevaar met zyn degen heeft mogen en moeten defenderen , als ex iure zo aanftonts zal g' adftrueert worden , v. de atteftatie van Aaltjen Smies. Cujus teflimonium licet flngulare tarnen fufficiet, ubi agitur de liberan-zo. do ree a poena mortis ordinaria Carpz. pr. crim. p. 1. q. 33. ». 4. Nee dijlinguendum an mas vel foemina jit Farin. de teflib. q. 59. n. iy. Berl. p 4. concl.. 14. ». 24. Invoegen dat den Gevangene aldus gevaarlyk geabordeert, en zu cafu quo het moderamen incu'pata tutelce door hem g' excedeert zynde egter daar over maar extraordinarii zou konnen geftraft , en den ïnfultant, nhdt unica, mi dicitur , fundi calamitas , met zyn private a&ie zo wel als met die publycque delatie van de hant moeten gewezen worden, v. Tabor. in armament. Juftin, de sbus. Rrrr 3  7io PartisSecün»* arm. cap. 2. poft. th. 7. feqq. Refpons. Bouric. Captiv. 1.2. cap.z, g. & 4. add. Lantr. der Graaffchap Zutphen tit. 2%. in verbis: die oorz.ake tot het gevecht &C. Dat het voorff: geval, 't zy fpeciaal op deze Gevangene, of generaal op d'andre zoldaten betrekkelyk gemaakt, overzulx niet van die criminele confideratie is, dat del wegen een capitale en geen militaire ftraffe zou plaatze hebben, is, om geene andre motiven bytebrengen, daar uit deciforie optemaken. Dat volgens de Refolutie van de Heeren Raden van State op den 25. Mart 1651. genomen, en den 9. Febr: 1703. wederom geinhaereert , doorgaans genaamt en bekent onder de Refolutie van de groot e Zaal, de cognitie over dit in de Graaffchap Zutphen voorgevallene del iel: alleen aan den Polityo quen Rigter gedefereert zynde het Hof Provinciaal nogtans 22. volgens bekomen berigt zig daar over de judicature niet heeft aangenomen , maar dezelve aan den Zutphenfchen Krygsraat (als welke die andre complicen van dit zelve feit met de fpitfroede heeft doen ftraffen) juxta l. 9. jf. de cuji. & éxh. reor. & l. 1. C, de tranfm. reis. gerenvoieert, tot een evident bewys, dat het voorff: geval niet capita! of commun geconddereert is v. late & eleganter prat. J. Voet. d. tr. de jur. mtlit. cap, 7. n. 8. & 9. ubi de cognitione civili & militari fuper dehilo communi commifjo agens hanc qu*flienem ex jure Romano & morihtts illuftrat & decidit. q. r. Het gelibelleerde crimen in zyne ftrafbare hoedanigheit aldus kortelyk befchouwt en betoogt zynde, dat op zig zelfs aangemerkt niet doot ft raffel yk is, zal men weinig mneire hebben aan hooggemelte Heeren Staten ex jure te demonftreren, dat de fententie in contumaciam tegens dezen Gevangene alseendeferteur by den krygsraat afgegeven fatva venid abufyf en erroneus is. *a Want den Gevangene over een militair en geen dootftraf weerdig delicl alleen geincarcereert en door zyn vlucht defzelfs krygs of arbitraire ftraffe ontweken zynde, kan, f:hoon hy zelfs die al met effractis en gewelt, als neen, bevordert hadde, egter daarom met de doot niet geftraft worden, ut r efut at a DD. contrarik fententia docent Carpz. pr. crim. p. 3. q. ï i i. a n. qo ad n. 98. Brunnem. ad L. pen. ff. de cuf. & exh. reor, & Voet eod. tit. it. 9. ad quorum ratt. & prajud. me refero. Dat  Cons. LXIII. 711 Dat nu den zeiven over defertie , waar op die fententie als d'impuldve oirzake van condemnatie gegront is, gelykfals niet heeft mogen tot de galge verwezen worden, volgt mynsbedunkens uit de nature en defcriptie van het crimen defertionis zelfs: Als zynde een zodanen delict, het welk een zoldaat commit-2y. teert door het overgaan van ei'eene compagnie in d'andre , of elders in vreemden dienft, en aldus met een quaat voornemen en verraderlyk gemoet zyn compagnieën vaderlant troulooslyk verlaat, relat. ad pracitt. art. 16. & yy. milit. Confl. & ibid. Comment. Papp. & Feltm. By gevolg heeft dezen g' echappeerden door zyn vlucht een 26". militaire lyfdraffe pogende te myden voor geen abfoluten deferteur mogen gereputeert, Cum cufiodia tantum refuga dr non militia defertor dicitur juxta /. 12. §. y. jf. de re mil. En by nadre confequentie dan ook niet met d' ordinaire poene des doots gedraft worden : Cum ille , qui Janguincm ftsum qualiter 27. qualiter redemptum voluit, emnirib excufandus fit fecundum /. 1. ff. de bon: eor. qui ante fent. mort. fib. confe. Invoegen dat by Hooggemelte Staten het daar voor concluftvè 2g, zal moeten worden gehouden, dat den Gevangene om redenen voord": gundige occafie tot die ontwykinge uit de geweltdiger fearripieert, en zig alzo in een natuirlyke vryheit gevindiceert ebbende, behalven het boven geallegeerde en geprobeerde, te prsefumeren is , magis libertaüs naturalis per carceres impedite fiudio quam fceleris confeientid fugiffe Voet d. I. n. 9. Uit het geen voorff: proflueert dan als van zelfs de refutatie van het generale axioma juris: Quod feil. is, qui de carcere fugit, crimen fateri videaturs3o'èr. dec 2iy. n. 9. ubi communiter fic tenerifcribit. P. Ghirland. tr. de relax, carcerat. Rubr. de fuga incarcerati n. 7. & 21. Nadien het zelve geen extenfie tot andre en vordre crimina^o, lydt, dan om welke ymant g'incarcereert is, Farin. crim. q. 30. ». 206. Matth. de carcer. effraiï. cap. 4. n. 3. Boven de voord": gedetailleerde poinöen en regten zullen voor- 33... namentlyk mede in gundige confideratien tot annullatie of mitigatie der fententie moeten komen de navolgende my opgege- vene motiven. _ Dat  yi2 Paktis Secundi Dat den g'echappeerden datelyk na zyn vlugt en arrivement in 'sBofch van defzelfs oirzake aan zynCapitein heeft doen kennis geven en om pardon imploreren; tot een nootzakelyk prasftippooft dat hy by een genadige remiifie zig tot den vordren militairen dienft heeft g'offereett. In welken cas van oblatie zelfs een volftrekten deferteur na 32 een quinquennaal uitblyven ex indulgentia imperatoris alleen met een bannitfement by de Romeinen en andre wrede Volkeren (wier wetten omtrent deferteurs anderzins , mi videre' apud prul. Voet de jur. mil. cap. 4 n. 19. & Papp. ad d. art. 16. zeer ngoreusen verfcheide waren) geftraft wierde/. y. §. 4. & l. 13. §. fin. ff. de re mil- Feltm. ad d. art. yy. lit. D. n. 34. Ctti \ungatur fiupral. Tabor. tr. de indic. delill. ad explicat. Conjln. Carolina art. 34. zy. §. zum ziebenden th. 16- Quia fugiffe non dicitur, qui animo revertendi difcejfit. Willende de Heer Feitman d. I. Ut. F. ad art. \6. daarom, dat een Richter, offchoon voorff: confideratien en diftinctien by den Articulbrief niet te vinden zyn, egter verpligt is uit.de natuilyke aangeboren reden daar op agt te geven; oy. En te confidereren of een defertie in tyt van vrede of oorlog 'gefchiet is, in welken eerften cas dezelve na de /. y. §. 1, l. 3. $. 9. & l. 4. §• fin. ff. de re mil. niet met de doot behoorde geftraft te worden. 26. Voorts of het een jong zoldaat is, welke voor d' eerfte reize was ' wechgelopen , als wanneer zyn Ed:vermeint, dat alleen, en wanneer van een eerlike familie is, met de fpitsroeden ftrafbaar is juxta cit. I. 4. §. fin. ff. d. t. A. van Dale in z.yn Krygsraats befiignes lit. E. verb: lotinge. £7. Wyders d. loc. n. 7. & 8- of een zoldaat zyn volle betalinge krygt en of die hem van de 28. ftuv. wort afgekort; 38. En eindelyk n. iz. of hem ook , quid hic notandum , andre oorzake tot het deferteren gegeven is. Om welke confideratien tot het fubjecte cas van den Gevangen te appliceren zal tot defzelfs faveur en abfolutie moeten dienen. 39. 1 0 . De oorzake zynes vlugts of zo gewilde defertie uit de gevangenis, welke allezins natuirlyk , g'oorlooft en daarom onftraf baar is. 2 0. Zyne  Cons. LXIII. 71 f 2°. Zyne gefupponeerde vrywillige oblatie tot den dienft, 40.; en daar uit voortkomende confequentie en declaratoir fe non habuifre animum deferendi militiam. 3 0 . Dat, inval deze vlucht voor een podtive defertie konde41. gedebiteert worden , dezelve, als in vredes tyt en voor d'eerde reis tot vermydinge van ftraffe ondernomen , daarom pardonnabel is. a° • Dat den Gevangen, zynde nog geen 19. jaren out, is van 4.2.; een goet en onbefproken gedrag geweeft, als bewyslyk 5 La ut tam propter minorennem éttatem , quam vitam atiteatlam excufationem quodammodornereatur, vid. Carpz. d. p. 3. q. 143 n. 21. cum feq. 5 o . Dat denzelven in 't voorfT: Regiment milderende in plaat-43. ze van volle maar alleen halve foldye, als bekent, trekt. Om welke en meer andre beweeg-en fmeekredenen by een ftibmiffyf Requeft op het kragtigfte na de vermaninge van Bourie. tr. de offic. Adv. cap.^o. & de Captiv. f. 1. cap. 1 1. aangedrongen 44^ ikgeenzinskantwyfden, of Haar Ed: Mog: de Heeren Raden van State zullen daar door bewogen worden op een favorabele wyze aan meerhooggedagte Heeren Staten Generaal te adviferen , dat die verzogte furcheance van executie en defenfie na regten zal mogen verleent, en die inhsfive fententie contumacieel vervolglyk vernietigt worden, immers kan ik my van de gewone clementie van hoogftgemelte Heeren Staten niet anders verbeelden, of Haar Hoog: Mog: de zake aldus begrypende zullen om gededuceerde rededen en omftandigheden des gecondemneerdes faute en onvoorzigtigheit uit fpeciale gratie wel willen pardonreren, en met eenen vorder ook te nietedoen de gelibelleerde procedure , fententie en executie met den gevolge van dien. Aldus by my ondergeff geadvifcert binnen Zutpnen den 4. Juny 171Ó, f. SCHOMAKES. Nadat by een Wel Ed: Gedrenge Krygsraat van Zutphen de executie dezer fententie tegens f. A. Muller op remondrantie van deze en andre motiven, geaccompagneert met kragt ige recorrïS s s s mendatien.  714 Partis S e c ï ni iï mendatien en intercefiien voor den tyt van 8. dagen was gedüayeert, en daar op binnen dien fatalen termyn van meerhooggerrelte Heeren Staten Generaal g'obtineert die g*imploreerdë furcheance van executie en defende, heb ik, naderhant verzogt zynde dezen gecondemneerde te patrocineren, voor denzelven op de voord": en meer andre gronden ex jure & failo, aan Haar Ed: Mog: de Heeren Raden van State by een fubmidive deductie ootmoedigd vervat en overgegeven, van Haar Hqpg Mog: de Heeren Staten Generaal der verenigde Nederlanden erholden navolgende L X I V. SENTENTIE. Waar by de doetfirajfe des Krygsraat in een militaire verandert is. Extraót uit het Regifter der Refo- lutien van de Hoog Mogende Heeren Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden. Mart is den 30. Juny \-j\6. ✓"vntfangen een midïve van den Raad van State gefchreven alV-/ hier in den Hage den 25. dezer, houdende ingevolge ende tot voldoeninge van Haar Hoog Mog: refolutie van den 6. daar te voren, derzelver advis op de requefte van fohan Albregt Muller, Tambour in het Regiment van den Collonel Lawik; verzoekende pardon van de draffe des doots tegens hem gedecertieert by vonnis van denKrygsraad te Zutphen van den 2. dezer lopende maant. Waarop gedelibereert zynde is goetgevonden ende verdaan, dat het voorff: Vonnis van de Krygsraad te Zutphen  Cons. LXIV. yr? phen in zo verre zal werden gemitigeert, gelyk't zelve gemitigeert werd mits dezen, dat den voorn: fohan Albregt Muller verfchoont zal werden van de dood-ftraffe, maar dat hy, in plaatze van dien, twe dagen na den anderen zal moeten lopen door twe hondert Spitsroeden, jeder dag zes malen heen en weder. Ende zal extract van deze Haar Hog: Mog: refolutie gezonden werden aan de Krygsraad te Zutphen, om te ftrekken tot derzelver narigtinge ende haar daar na te reguleren. (ondcrjl ) A.v. BVRMANI A.vt. Accordeert met 't voorff: Regifter. (was get.) F. F A G E L . L X V. ADVYS DECIS.O IR. In caufa criminali over Huisbrake met de doot geftraft. ï- officio judicis in criminalibus. II. JL„> De reiteratione furti, ejufque yaria poena, S U M M A R I A. ï.7- f~\» Jhnilemve apothecam vi (tut clave êdulterina effringant. 19. Het provinciaal Placaat ftraft inf- gtlyx voor a" eerfemaal lantlopers, die overtelt of gewelt bedreven hebben. 20. 24, Applicatio LL. ad faÜnm & conditionem rei delmquentis ex ijjius conjejjiune & probalione legali convitli. v. n. 23. 21. Mos furum de je rïbitur'. 22< Mutatie nominis dolofa lege prohibetur. 23. Horrendus furtorum catalogus exbibetur. 25". Furta licet a reo confeffa probanda funt 26. JSIon tarnen omnium fedunins du- orumve perpetratorum probatio faltem requiritur. 27. C*nfejfo rei voluntaria exiftente furti probationepro jujla habetur. 28. Tertium furtmn per priora etiam alibi admijfi oneratur. 29. Ymant opfchiltwachtgeftaanen van de geftole goedren mede geprofiteert hebbbendc wort geconfidereert, als of hy in perzoon zelfs de huisbrake verrigt heeft» 30. Fm pro tribus furtis fufpenditur , quamvis in tertio jurto demum fuerit deprehenfus pro duobus pracedentibns non punitui ft, 31. Schapen-en heeften dieverie wort met de galg geftraft ; 32. Zonder onderlcheit of die uit dc weide of ftallen gedaan is. 33. Quando confeffo a reo ex tadit vitte faóla non prafumitur ?  Cons. LXV. 717 Gepron. en g'executeert in April 1728. In zaken criniineel voor dezen Wel Ed: Hogen Lantgerigte der Feglikheit Borkelo ongedecidcert hangende tuffen Dr: Fredrilx V.ilkem van Gelder als Advt: Fifcaal der voorn: Heerlikheit 'Klager ter eenre, ende fan Hendriks Beklaagde en Gedetineerde ter andere zyde. Gezien en g'examineert de Informatoire articulen op den 17. 20. 21. en 25. Maart, en 14. if. 18. en 21. April dezes jaars 1728. door den Klager van 'sHeeren wegen overgegeven, met die iuccefiïve antwoorden en confedien door den Gedetineerde buiten pyn en banden daar op afgegeven en iterative gedaan , nevens die daar op in dato den 13. April gevolgde criminele Klagte met allen bygevoegden bewys, fchyn en befcheit: Waar uit gebleeken, dat den Beklaagde fan Her.drix zo tot Enfchcde, Benthem als Munder 3. maal gegeeffelt en eens ge* brantmerkt zynde lange jaren herwaarts het lant doorgelopen, op den roof uitgegaan en zig met verfcheide fameufe dieven, heerlofe vagebonden en heidenen opgehoudéti , daar mede 's nagts op verfcheide tyden en plaatzen geattroupeert , en een menigte van huisbraken en dieverien gepleegt heeft, in fpecie en onder andre, dat hy Beklaagde volgens zyne gefedereerde gedane confedien fchuldig zyn aan de navolgende huisbraken en diefdallen , refpeétive voor weinige jaren by hem neffens andere complicen meed met gelade pidolen voorzien ondernomen, en geaffideert, en waar van verfcheïdene ook bewezen zyn, als tot Rekken aan 't huis van Wandnk in deze Heerlikheit gelegen, onder Delden aan drie didincle huizen aan den Efch aldaar , voorts bv Nyènborg onder Oldenzeel tuffen Benthem en Oon, dan nog "tot Brantligt, en onder voorff: Graaffchap Benthem omtrent Schuttorp, en zo vervolgens tuffen Ootmarflèn en Lage, denEraamen Alftede, Nyènborg, in de Wetteringe, tot Oon onder. Loffer, en omtrent Ènlchede; Gelyk dtn Beklaagde daar en boven almede beleden en daar by ceperfifteert heeft, dat hy met afliftentie van zynen zo ge- 0 r Ssss 2 naamden  718 PartisSecwmba naamden Capitein, Heidens, en andre berugte gaudieven verfcheidene fchapen tot Eep , Nyenborg en Heek , als ook tot Metelen enOgtrop geftolen heeft, en eindelyk dat hy zelfs bekent hebbende in deze Heerlikheit met geen ander intentie gekomen te zyn dan om te ftelen ook in flagranli delitle aldaar op een diefftal van de bleike van *t goet Havink op den ioV Maart karlieden tuffen 8. en 9. uiren 's avonts geattrape*ert , en na dat zyn mes getogen en een geweltdadige refiftentie gedaan hadde, door hulpe van andre gevangen genomen is. 'T welgernelte Hoge Gerigte Godt en de Juftitie voor ogen nemende met ingenomen raat en advys van onpartidige Regtsgeleerden doende regt uit de naam ende van wegens den Hooggeb: Graaf en Heer Karei Sophonius geboren RyxGrave van Wartensleben en Fiodrof, Heer van Dorth, Leuth, Meefwyk, Eyfden en Borculo &e &c. &c. Haar genadigen Heer, verklaart den Gedetineerde Jan Hcndrix door die voorff: menigvuldige huisbraken, dieverien en delicten op verfcheidene tyden en plaatzen gepleegt en begaan, zyn leven te hebben verwerkt, en dat den zei ven alzo zal worden gebragt ter gewoonlyke plaatze van 't Gerigte, en aldaar.tot voldoeninge van de juftitie en andre tot een affchrikkelik exempel geftraft met de koorde , datter de doot navolgt, den zeiven daar toe condemnerende by en kragt dezes. Aldus by ons ondergeff: g'advifecrt binnen Zutphen den 24. April" 1728. E. P LEG HER. f. SC HO MAKER. Korte en peremptoire redenen van vorenftaande gewyfde. , TTTy" hebben ondienftig geoordeelt, ons aanvankelyk in dezen W lang op te houden nog met die tuffen de Docloren geagiteerde quaeftie, of het crimen van dieverie lege nat ara li verboden nogte met het tuffen eenige der Theologanten en Regtsgeleerden van outs geventileerde difput, of het zelve lege divind capitaal is.'  Cons. LXV. is ? nademaal van het een en 't ander by den vermaarden Huao de Groot lib. i. de jure heil. & pac. cap. 1. § 10. §. 16. 17. n. 3 4. & 7. ï'^w 2. 20. §. 30. Puffend, lib. 4. ^ nat. & gent. cap.r^. §. 6- & Ub, 8. cap. 3. 26. Vitriar. lib. y. van Keizer Karei de V. de anno 1/70. art. 162. zo tot een eeuwig  Cons. LXV. 72 e wig Edict g'ordonneert, en hier te lande mede, voor zo verre tegens der landen regt, viyheit, loffelyke gewoonte en reformatie daar by niet is geftatueert, gerecipieert is. Waar by een fimple diefftal, na alle Goddelyke, natuerlike, ca-14. nonicque en civile wetten juxta Damb. pr, crim. cap.i 10, a princ. adn.j. punibcl , voord'eerfte reis met geefièlinge , voor de twede met geeftelinge , brantmcrk en banniflement , en voor de derde reis met de koorde geftraft wort. v. Ed. d Zurck. Cod. Batav. vocab. Dieven §. 1. & ib. g'allegeerde placaten, Groenew. de LL. abrog. ad §. 3. & y. Inft. de obiig. qua ex del, nafc. van der Muelen loco fupra citato. Voet ad ft. Tit. de furt. n. 18. Sim. van Leeuw, loc, citat. n, 3- 4, & J. cum tb. alleg. & Criminalifte paffim. Quia delitla geminata jive fapius reiterata efficiuntur capitalia , per 1 y, text. in l. omnes. C. de de/at. fchoon ook die geftole goederen niet «pretieus zyn , & quidem ob deliïli reiteratienem & pc ob pra- lcy# fumptam incorrigibilitatem poffc poena mortis affici, cum plurimis aliis contra duos ibidem citatos efr refutatos DD. fcntit pral. van der Muelen n. 1 7. in verbis : Huic autem malo mederi nequit , nifi è medio tol- x ^ lantur, qui ob reiteratum fecundd & tertio, vice furtum publica fecuritatis perttsrbatores infanabiles fefe effe rebus ipfïs ac faSis oftendunt: Refpicit itaque legislator frequentiam & reiterationem criminis , qu* confuetudinem delinquendi inducit, deflinatam malitiam Ó3 perfeverantiam furandi arguit cfr fpem refpifcendi prafcindit: Suadet publica falus ut ejusmodi delinquens ex focietate civili exftirpetur , ne fuo exemplo alia membra corrumpat, atque bac ratione tandem totum corpus infectetur: Hallenus ille; Cui addantur Damh. I. all n.2q. Fab. Cod. Sabaud. lib. 9. tit. 2$, def. 18. Berl. p. y. concl. 43. n. 108. Carpz. crim, p, 2, q. 78. «. 79. add. id, Tabor crim, def. Rac.ad Ord, Carol. art. 164. th.\\.& ib. in Refp. Epifl. item ad art. 162. tb. 2. & y. ubi de poena furti quarta vel quinta vice perpetrati agit, et cum cit. Carpz. putat, poenam ideo non efe exafperandam. Dog gequalificeerde drêverie, die met gewei t, huisbraak of andre t g, omftandigheden het feit verzwarende bedreven wort , wort na de wet met de koorde of doot geftraft, alsby voorlf: Autheuren mede te zien, en nader te vernemen is by Carpz., def. for. p, 4. Conft, 2.2. def. 9. et fieped. van der Muelen «. 15, 16. et if. cum T111 citatie  722 Partis Secundi citatis ib. LL. et DD. Lantr: van Ruerm. p 6 tit. 2. §. 7. n. i. add. prtcc. Tabor, d. I. th- 6. ubi feqq. theff. contraria oppofita folvit, et tb. 19 authoritate legum eandcm fufpendii poenam contra effratlorei horreorum , ftabulorum fimiliumve etdium ruflicarum ex limo confeclarum locum habere probat. add. th.21. ubi id. Aut hor centra alios defendit t effraflionem clavibus adult er ini s f aliam aquc morte ac armis et vi quadam ingenti puniendam effe. jo Met alle welke voord: wetten, conftitutien en gemeene prac'tycq dan ook de placaten van den lande tegens heerlozeknegten, vagabonden, lantftrykers en heidenen by de Heeren Staten van deze Provincie g'emaneert, ten eenemaal conform zyn , zonderlinge het inhasfive placaat van den 25. Getob: 1723. waarby wel exprede gedatueert is, dat zodane lantlopers eenigeoveiiafi of gewelt bedreven hebbende, fchoon voordyeerftemaal g'apprehendeert, met de doot zullen worden geftraft. Dat nu deze gedecerneerde dootftrafle kragt die gs allegeerde wetten en placaten omtrent dezen Beklaagde en fameufen gaudief heeft moeten plaatze hebben , is zeer ligtelyk uit die by 2©. hem beledene delicten optemaken , doordien daar by onder anderen ons in 't generaal en wel fub 2V.4 et N. 7. gebleken is, dat den zeiven incertis fedibus vageert, met een hoer of byzit Bt lant doorloopt , veeltyts 's nagts op den roof uit te gaan gewoon is, en zig op gezette tyden en plaatzen met andre berugte gaudieven en zo genaamde heidenen met geweer voorzien, en volgens art. 260. by de 40. perzonen fterk wezende, alvorensafibcieert en de huizen aflpioneert, Sic f ure s etiam faciunt omnefque fctlefii; Oderunt lucem , ac tenebris Utantur opacis, Ut fua non poffint furta & rnala faSla videri. Zodanig dat den Beklaagde, niet tegenllaande drie malen gegeedelt en eens gebrantmerkt is, egter in die draf bare delicten tot den dag zyner apprehenfie heeft gecontinueert, en genoegzaam 2,2 daar door en aflumptie van de naam van fan va* Paterborn contra /. .3. pr ff. ad L. Co?n. de Fals. & l. un C. de ntm. mut, zyn voorneemen en vreeze van grotere misbedryven g' openbaart; 7.3. En wel in fpecie, dat den zelvcn zig heeft Ichuldig gemaakt niet alleen aan huisbraak en dieverye voor omtrent derdehalf jaar tot Rekken aan's huis van jan Wanffink in deze Heerlikheit met  Cons. LXV. 72 J met coöperatie van twe gaudieven Gerrit van Beeft en, en den Kleinen Henriks gepleegt, als mede aan een diefftal van eene omheinde bleik van 't goet Havink mede in deze Heerlikheit gelegen, en waar over in flagranti delitlo op den 16. Maart laaftleden g' apprehendeert is, alles volgens defzelfs iterativeconfefüen art. 242. 243. & jeqq. voorts art. y. & 1 y. door de eetlyke kontfehappen van gemelten Jan en Derk Wanffink fub N. y. en van Jan Havink en Aaltjen ten Damme fub N. \. & N. 2. refpeeïive gefterkt, maar ook aan een menigte van huisbraken en dieverien voor en na elders en omtrent deze Heerlikheit, en wel eerft voor 3. jaren onder Delden aan drie diftincle huizen aldaar met affiftentie van gemelten zynen mededelinquant Gerrit van Beeften ondernomen, mede ingevolge defzelfs confeflien art. 303. & feq. door de eedtlyke verklaringen van die Huisluiden fub N. 6io. & 620. art. ï. 2. & y. geverificeert, voorts nog voor ongeveer anderhalfjaar agter Enfehede insgelyks aan drie huisbraken by den zeiven gepleegt volgens zyne gereitereerde confeflien art. 349. mede door eetlyke verklaringe van verfcheide getuigen fub N. 11. bewaarheit; En zo vervolgens aan nog verfcheide andre huisbraken en diefftallen, welke den Beklaagde zo met zynen zo genaamden Capitein Grote Frerik^, eenen fan Knoopmaker alias Ptlekaof knoop fan genaamt, voorts met eenen Stebias, zwarten Adam, Maurits fanfen, Claafien fan , eenen Sjmon , fan de Hollander , en de Heidens Loujs, Lodezvpk^ en Adolph , Arent Fokfe en zyn broer Abraham , alle fkmeufe gaudieven (cn waar van eenige ook reets gedetineert worden) op verfcheide tyden en andere plaatzen, iq het diflum Sententie meeft genoemt, des nagts begaan heeft. Blykende daar by, dat hy Beklaagde volgens confeflien art. 200. 201. 202. & art. ^jj. & fub. d. N. 7. altoos met zyne mede-24'. dieven 's nagts zig g'attroupeert en uitgegaan is met een toeleg Om alles te ftelen wat haar voorquam , als mede om haar op 't befte te verweeren, wanneer zy binnerrs of buitens huismogten worden geattrappeert , ten welken einde niet alleen ftokken, "Waar onder een pin is, en meflèn mede namen , maar ook dat dién groten Freril^ en Heid.enkerels altoos voorzien zyn geweeft met gelade piftolen, als ook met houte keerfen met zwavel fterk Tttt 2 beftreken  724 Partis Secundi beftreeken tot die nagtdieverien haar dienende, het welke dan het gevaarlik voornemen genoegzaam openbaart en deze dieverie kragtig aggraveert. 2y. En of nu alle deze bedrevene en beledene delicten niet bewezen zyn, gelyk zulx na regten, als onder andre volgens de leere van Berl. d. p. y. concl. 46. n. zz. & 2,3. en de Lantregten van Rucrm. p. 6. tit. y. n. 18. en Lantr. van de vier Bovenampten des 25. Nymiv: Qtiart. tit. 34. §.9. vereid wort, zo is het genoeg, dat ten minden een of twe diefdallen begaan te zyn geverificeert worden juxta eundem Berlich. d. L n. 24. & ib. alleg. Farinac. ér Bajard. ad ful. Clar. 27. Waaromme dan ook deze confedie vry van pyn en banden een en andermaal gedaan tegens den Beklaagde in allen deelen moet worden aangenomen en voor wettig geholden , per ca qua tradit Damhoud. pr. crim. cap. 54.. n. 40. Lar.tr. van Ruerm. d. I. ». 17. • 28. Zonder dat eenige veranderinge daar omtrent heeft konnen geven, dat de meelte huisbraken en diefdallen van den Beklaagde niet in dit territoir , maar in andere naburige provinciën en landen gepleegt. zyn, cum nihilominus oneratur tertium furtum per priora etiam alibi admijja, Bocer. de furt. cap. 1. n. 161. van der Ivluelen fitpe alleg. loc. n. 18. 29 Gelyk deze g'imponeerde dootdraffe dan almede niet heeft konnen vermindert en den Beklaagde daar van verfchoont worden, dat hy volgens zyn voorgeven doorgaans op fchiltwagtzou gedaan en zelden de huisbrake in perzoon verrigt hebben , dewyl denzelven met een doleufe deliberatie en opzet niet alleen omteftelen uitgegaan is, maar ook werkelyk in alle die huisbraken g'afïïdeert en van de gedole goederen geprofiteert heeft, waarom zo na inhout van voorff: Placaat van 1723. als na de leere van alle Criminaliden, als Carpz.. def. ^,4. cons. 39. def. 1. & pr. crim. p. 2. quajl, 87. n. 1 y. & feqq, item n. 34. cum fefq. & Berl. d. I. n. 37. &'2jè. perinde ut reliqui fures ipfum furtum committentes draf baar is. Om welke en andere redenen meer wy ons geneceffiteert ge■• 2Q> vonden hebben den Beklaagde ad patibulum te condemneren , fchoon den zeiven over zyne vorige begane delicten , als nogtans  Cons. LXV. 72 J tans ja, al niet mogte geftraft zyn geweeft, cum fur pro tribus furtis juspendendus jit etiamfi in tertio furto demum fuerit deprehenfus et pro duobus pracedentibus non punitus Eerl. d. p. y. C. 42.. ». 107. et DD. ib. V/aar toe boven dien almede ons gepermoveert en Beklaagde bezwaart heeft, dat denzelven volgens zyne gedane en gereitereerde confeflien art. 277. et feqq. art. 381. 2.8y. 386. art 397. 403. 417. «418 zig aan dieverie van verfche:de fchapen tot Eep, Nqenborg, Heek, Metelenm Ogtrtp, zelfs op verfcheide tyden gcpleegU fchuldig gemaakt heeft, Avaar over alleen de doof 3 ti gemeriteert heeft volgens het gevoelen der Doctoren door een menigte van fententien des Hoves Provinciaal vanGelderlant beveftigt, als onder andren getuigen de Doctoren g' allegeert by Ed: a Zurek^ Cod. Bat. d. vocab. Dieven $ 4. et 5. in net. item §. 9. et 10. §. 10. n. 2. Sim. van Leeuw, loco alleg. n. 20. Carpz: pr. crim. p. 2. quafi. 86. b.32. et feqq. Berl. d. I. n.106. Sande dec. Fris. lib. y. tit. 9. Alwaar en uit die aldaar geciteerde DD. placaten en fententien te vernemen, hoe dat over fchapen en zzt beefte dieverie zonder onderfcheit, of die uit de weide of fchaapfchotten bedreven is, de galge gedecerneert wort; Welke confeffie, fchoon niet bewezen , wy egter om vorige re- 33$ denen en wetten tegens den Beklaagde hebben moeten op- en aannemen, niet alleen om dat zo veele bekende huisbraken endieverien bewezen zyn, maar ook dat het van den zei ven geenzins te praefumeren is, dat hy deze belydenis ex tadio vit* zou gedaan hebben, overmits by zyne confeflien waarfchynelyk gecircumftantieert tot 't laafte toe geperfifteert en een en andermaal getragt heeft uittebreken , volgens de gerigtelyke certificatie de ftukken bygevoegt. F I N I S. Tttt 3 IN*  INDEX RERUM. A. Jhfentia. Abfens prafumitur vivere, fi naturaliter adbuc vivere poffet. Cons. if. n. 8. Jccrejcendijus. v. Jus accrefc. Jcïio, add. Litis introïtus. De aBione doli. v. Dolus. De aBione publica arborum furtim cuefarum. v. Hout-houwen. Een man is met exclutïe van zyn vrou bevoigt alle hare goederen, actiën, en fchulden zonder volmagt te vervolgen. c. 8. n 5*4. yy. In dijudicanda aBionis qualitate pe- titionit caufa maxime efl attendenda. c, 40. n. 12. Jclio ad interejfe. De illa aBione ex paBis anteimpüaItbiii cjrnpetente v. P'aBa antenuptialid Et refpeBn rerum feudalium fine Domini confenfu difpofitione. v. Féudalis confenfus. JJïor. Een aanlegger in zyn eifch en conclufie verklaart wordende niet te zyn cratfankeltk libereert zulx den Verwr: non ab inflantia, fed a petitione aBoris. c. 29, n, 12. Actoru.n injïnuaiio. v. Injin. • actor. dSluariiif. Secretarius. iSlotarius. acid, Scriptura. De aBuarii fuperfcriptione teftamentaria. v. fefameutum. De aBuarii necefftale. c. 42. n. 31. ABis jitditialibus dicitur pr lenitatem  INDEX. lenitatem ejus prafentiam requirit, tefiis tn eo ejje ncquit. c. 47. n, 19. An not anus potejl commèttere inj.rumcntum fcrtbi per afquem , modo ipfe ]ubfcrtbat> c. 43 n.16.32. feq» An fecretarius ? c. 49. n. 128. Notarii auBoritas duobus tejitbus pravalet. c. 5-8. n-186. 197.' feq. 221. Atlus.&ód- 'torn a Subfcrftio. ABus agentium ultra eorum intenlionem non operantur, c. 10. n. 26. ABus ita ftmper explicandf.s , ut vitió carent valeat. c, 41. tl» 49. ABus cum aliqua qualitate a fiatuto requifitus non Jine e;us adhibitione fubfifïit. c. 42. 11. 2f. Aggratiandijus. v. Jusaggrat. Alienatio. Gceftelyke Kloofierlniden zyn niet bcvcegt haie goedren te alienerenc. 39. n. 49. Alimenta. Pater non tenetur filium alere ,fi fe ipji.m exbibete poteft. c, 40. n. 2f, Quando pater jilium ex rediUbus jure prtprio adfilium pertwentibus aluife cenjeiur2. eod; n. 27. Apparitores. v. Boden. Appel. Pe; tmpta appellatione articuli nullitatis tarnen tn caufa civili aque ac in eriminali admittuntur. c. 17. n-fi7Fantce refervatione in Jententia a judice negleBa jufia datur apjellandi tauja. c. f8. n. 2*6. A fententia centra defuncti mcmoriam lata ejus bercdes appellare pojfunt. c. 60, ö. 9. Arreft. Ai > f- um ex omni perfonaH contractu moiibus permiffum. c. 2. n. 3. 4.8. Licet nulla Ja neceffitas. eed: n. 9. Arreft fundeert jurisdiét-e eod; n 10. Arreft beeft alleen plaats tegens een vreeir.de. eed: n. 11. Arrejia omni tempore in rem perJonam tnterponi pijjunt. c. y6. 11.9. Quid fi accujatus jacilis conventionts Ê5f privilegie de non evoeahdo munitus in loco aeniU «rrefaturt eod: n. 9. feq. Articuli inquijitionales. An eorum copia inculpato concedenda ? c. yS n. y. feq. Effectus rejponfionis ad hos articulos. eod.- n 10. Articuli nullitatisv. Kuüitêit. AJfeflores. v. Judicii ajjtff. Aut bent icd copia. v. Copia. B. 'Banniti. lemant een gebannene logerende of daar over ftralbaar is? c f8. n. 1 fft Een officier kennis van het banniffementzynes inwoenders hebbende,, mag den zclven in zyn ampt niet tolereren. eod: 11. iyó. feqq, Eoden. Gerigtsdienaars, Nuntius prafumitur executionem eitationis legttimefecifie c. 19. n. 1 f. Apjaritoribfis in iis qua ad officium eorum pertine'r.t , plena fides adhi— bendt}, c. ja. n. S' °- 7« I2" Ultra.  INDEX. Ultra quod eorum relationes non extendenda. c. 19. n. 18. Nuntii relatie in aélis feribenda. c. 20. 11 10. 11. Proclama per nr.nüum exequendum. - eod: n. 13. (Bona empbyteutica. In bona empbvleutica mafcnli & foc- mina fuccedunt, c. 41. n, 108. Limit. v. n. 109. An S55 quntenus ernphyteuta inconfultó domino direéli ejusmodi bona in feudum (onver ter e puffit\ eod: n. 113. Bond feudaïia. V. Feudum. Boncefdeipojfejfor. v. Voffcff. Bonorum coHatio. add. Succeffio. Feudalis Jucceffio. Wanneer en waarom de teftimatic van leengoedren aan een dogter ten huwlik medegegeven na haar. doot door den leenvolger in collatie moet gebragt worden ? c. 40. n. i, 3. 4. 7.17, jSlon res ipfa, Jed ejus ajlimati» confcrenda , Ji collatio rei injuriam conferendi illatnra Jit. eod: n. 5'. 6, 13. feq. Jus collationem petendi & conferendi in haredes tra;jit. eod: n. 10. Jus collationis non tam fanguini quam fucceffioni cokaret. eod: n. 8, 11. Collatio odiofa & non .extentenda. eod: n. 19. Quanam bor.a LL Zutph. & Velav. a liberis in Jiiccejfwne parenium conferenda} eod: n. 20, 21, SubJtdia modica a parentibus ad fublevandam oeconomiam quotannis data non conferuntur. eod; n» 22. Fruélus confumti non conferendi, fed tantum extantes vel rei inharentes. c, 40, n, 30'. Except. n 35-. Tacita patris voluntas facit cejjare collationem. cod: n. 37* 42. 43. Quomodo illa voluntas probanda r ibid. Collationem petens tenetur probare conferind*. eod: n. 38. 39. Quid li donata paterna conjiteantur ? v. cod: n, 40. Bonorum communio 7v.Paiïa Bonorum reyoluüo, \ antenByeenkomften v. Congrat. c. Caddber. v. Sepultura. Calculus. De errore calculi. v. Error calculi. Carcer. v. Incarceratie. Cctupo. v. Holpes. Caufa, v. Lis. Caufa civilis. De Jpecifica temporis defignatione dehcïi commiflji in caufa civili. v. Crimen. (Quanam caufa moribus pro civili habetur} -c, 61. n. 15*. Caufa criminalis, De fpecifiea temporis expreffone deliüi commiffi. v. 'Jrimen, Quanam caufa moribus criminales dicuntur'i. c. f6. n.'i8.c.ói.n. ïf. Quando judicium criminale cefjat ? c. f6. n. 44. Quomodo in criminalibus procedendtwï c. $3. pcr tot. Perieu-  INDEX. Periculojijfima ie graviffma ctlminalium caufarum decifio habetur. eod: n. 72. feqq, Caufa princtpalis. Judex de exceptionibus dilatoriis prius cognojcere tenetur, ante quam ad principalis negotii examen aceedat. c. 1. n. 12. 13. Quendo & quart tarnen illis omijjis ad definitivam proeedere debet ? c. 8. n.éi.62. c. f6. n. 1.2. Wanneer een Rigter fuper negotio principati niet mag regt doen? c. 3. n. 30. Quando praliminari lite vmifii tam in civili quam criminaii caufa ad definitivam fententiam judex proeedere tenetur\ c. ƒ8» n. ii. feq. Caufe fummarice. In caufis fummariis executive rejeeJis exceptionibus moratoriis proceditur. c. ƒ. 19- Cautio. An cü3 quando incarceraü fub rtali vel juratoria cautioxe relax andi: . Cf 8. n.47.feq.c.5'9. n.2 ƒ.26.28.29. j Cautio domus mortuaria. Door t'kiften van dusdane cautie \ kan de fequeftratie van de heredi-1 teit enes abfenten erfgenaam ver- 1 mydet worden. c. if. n. 1. j En hoe vorder daar in te procederen? eod: n. 6 feq \ Effcclus hujuscautionis. cod: n. 2.3. ; In quem finem introduóta ? eod: n. S- c 29. n. 43. 44. Cbartulatio. De cbartulationis correctime errore detecló. c. ƒ8. n. 211, Chircgrapbum. Per recognitionem chirographi prtbatur debitum. c. 12» n. 2. Si co cafx timen debitum negatur, ad quid debitor teneatur ? v. Namptiffement. Citatio. Citationis executiontm nuntius legitime feciffc prafumitur. c. 19. n. 1 ƒ. Defeêi-us citationis nee i Principe nee fatuto fuppleri potejl. c. zo. n. 6. in fin. & feq. Clerici, v. Geeilelyken. Col/atio v. (Bonorum collatio. Communio bonorum. v. 'Pacta antenupt. Comparatio litterarum. v. Litterarum comparatio. Compasbrieven v. hitteree requijït. Conatus. v. Crimen. Condüjio. Vis conclufionis in libello. f. c. ƒ. u. 28. Couclufie Cif non narratio libelli infpicienda. c. 11. n. 12. 22. c. 31. n. 64. limitat. v. c. 22. n. 11. Judex caufam in contumaciam non emeludentis pro conclufa acceptare potejl. c. 19. n. 6. Ymant in de poffeme geilek zynde kan zonder enige exceptie van informaliteit te proponeren , tegens den aanlegger concluderen tot ophevinge zyner proceduire en niet ontfankelikheit. c 30. n. ƒ7. ƒ8. c. 31. n. ƒ6. leq. Vvvv Con-  INDEX. Conclufie Hbelli rejlringit narrata ad ejus contenta. C. 31. Ti. 63. Conclujio ad poenam juris in fifcalibus adori potior- C. f6. n. 46, feq. Quomodo in criminalibus ad eoncluJionem attendendum} C. SJ. n. 49. Conditio. Conditione exifente& purificatd in forma jpecifica ca efl aAimplenda, c. 40. n. 2. Conditio per eum implenda, ^«j je in condtttonis difpojitione funclat. cod: n. 9. Confeffïo. De homicidii cü5 confejfione. V. Homicidium & Furtum. Congregatiën, Conventiculen. 'Zyn jinejuperitris confenju fufpect en ongeoorlooft. c. 62. n, f o. feq. Conjignatio. v, Ohlatio. Conftitutio crimincdis Caroli V. Hoedanig in de Nederlanden agtervolgt wort? c. 6y. n. 12. 13. Coiifuetudo. Quomodo probanda ? e. 46. n. 17. Facit de non licito lichum, & contra, c. f2. n. 29. . Parem vim cum lege habet. cod: fl.30. Contractus. De mente contrahentium v. Locutio. Contumacia, Defeóluprobationis reus ob felant contumaciamZutphanienjium C53 aliorum LL. non cadit caufa. c, 7. n. 7. 9, Sed ad inquirendum legitima exiguntur indicia. c. f3. a. 2j\ Pracipue in fifcalibus. c. 62. n. 13. feqq. QuidrefpecHu muidarum dominicarumLL. Zutph. hoe cafu provijum} c. 5-3. n. 26 27. 30. & in jummariis. CondemnatKr tarnen contumax in expenfas contumaciales, c 7, n 7. Jure Velavtco y Saxonico contumax pro confejjo & convtdo habetur. eod: n. 8. 0.5-3. n. 24. c.62. n. 12, Regula, Quod contumax in criminalibus pro confejf & conviSto habetur, quomodo explicanda? c. 5-3. n. 28. feq. Quanda & quomido in civilibus LL. Zutph. contumacia Itcum habet? c. 7. n. 10. 11, Qutmodo Fifcus juxta has LL, in contumaciam procedit ? c. 62. n. 2. 4, 7. feq. Poft latam fententiam nulla contumacia purgatio in executivis admittitur. c.7. n. 16. v, tarnen n. 17. Contumacia purgala omnia redeunt in priftinum fatum. eod: n. 18. 22. c. 10. n. 36, Quomodo purgatur'. eod: n 19.21. Qua refervatione in contumaciam fententia fertnda ? eod: n. 20, Lapfus termini partem eonflituit in contumacia. c. 10. n. 16. Proclama per deeretumad inftantiam partis prafentis obtineri oportet, eod: n. 17, 22, Contumacia maxime eommittitur, Ji quis tmnino non imparet. cod: n. 18. c. S3- n. 22.23. V:l non debitè agit. c.io. n. 19, feq. Judex caufam m contumaciam non concludentis pro conclkfa acceptare fotefl. c- 19. li. 6. Judex in contumaciam procedere non debet 3 Ji de rsktiout nuntii ex «dis mn  INDEX. non iOHjlei. c. 20. ri. IO. n. Het proclama moet door een Gcrigtsbode geè'xploictecrt worden» cod: n» 13. Quando reus pro vero cmtumace habendust . c. 62. n. ir. Vox Veilig quid denotat ? eod: n. 17. 18. Copia. Accufato articulorum inquiftionalium copia cum termino non deneganda. c. f8 n. f. feq. Copia fimpkx, autbentica. add. Inflrumenta. Een Rigter is niet bevoegt op copielyke of geauthentifeerde documenten regt tc doen, c. 7. n. f. Buiten productie en recognitie der originele. c. 8. n. 30. 31. Wanneer geauthentifeerde copien gelove meriteren? c. 7. n. 6, c. 8. n. 32, 33. Corpus mortuum. v.Sepultura. Crimen. Delidum. add. Denim. tiatio criminis. Quomodo delida probantur ci^ puniunturi v. Probatio. Tcjlis. Pecna. De probatione furti. v. Furtum. De indiciis deliciorum. v. Indicia. Voluntas propofitum delida difiinguunt, c. f2» n» 74. DeliBum non prafumendum , pr eod: n. 32. feqq. An eo cafu domini affertioni fides habendaï eod: n. 24 2f. c. 5-3. n- 33- 34-35-Quid fi cadens mores regiouis 'Z3 aliorum exempla pro fe habeat ? c. f2. 11- 22. 27. 28. 29. 30. Per latam culpam cadens an etiam poena fe redctit obnoxinm ? eod: n. 76. 77. 80. Hoe crimen per ftlum cufodis publici teflimonium probatur, c. f 3. n. 4. Etiam per apparitoris vel nuncii relationem, cod: n. 3. 8. 9. feqq. Pr.eferlim Ji alia prafumiiones aggravantes concurrant. eod: n. 13. feqq. Quaneim prafumiiones attenduntur ? v. n. 14. feqq. Tot. welk hout de bouluiden op haar pepagte erven in de Graarfch. Zuiphen beregtigt zyn ? eod; n. 36. 37. Huisbrake. v. Furtum. Hyfothca. v. Tignus, I. An jus venandi fubdttis a Principe puteft auferri ? c. 62. 11. 23. feqq, Hodie inter regalia cenfetur, eod: n. 27. 28» An ruflicis venari permiffum ? eod: n 26. 29. 31. 3y. Ediaa venationis provincialia funt varia. c. 62. n. 30, 33. Of en hoedanig ymant in Gelderlant bevoegt is wolven, volïcn of andere vernielende beelïcn te jagen en doden ? eod: n. 34, 36, feq. Ignorantia. Igmrantia faétorum publieorum vel inftrumentorum non excufat. c. f4. n. 70.74. c. ƒ8. n 196 217. Femmis jus ignorare permiffum. c. f7. n. 10, Miles arma magis quam jura noffe prafumitur. eod: n. 16, lllico. v. Statim. lllïcfu'idum. v. Liquidum. bnmïfjlo. De immiffione in domum mortuariam v. Judicium domus mortuaria. Of na gedane inleidinge een Pantverweerdcr tot enige oppofitie geadmitteert wort? v. Peindinge. Imfedhnentum. lmpedimentaprobanda, & quomodo} c. 13 n. 17. 18. Incarceratie. Diuturnd carceris detentione poena mitigatur; c. f8,11.44. c. 61. n. 18. Wanneer  INDEX. Wanneer tegens perzonen van diftinéhe en publycque bedieninge met incarceratie mag geprocedeert worden ? c. ƒ8. n. iy. feq. Quodnam remedium reo injujle incarcerato competif1. v. eod: n. ic^Éhgq. An eo cafu atlio injuriarum^ÊKra judicem locum habet ? v. Injuria. 1 Ad folam inculpationem nemo incarcerandus. c. ƒ3. n. 2f. ! Quanam ad carcerem deternertdum I requiruntur? eod: 11. 34. feqq. ! Quare Reus, licet honeftiori loiónatus, non in privato fed public0 loco detinendus efl ? eod: n 42. Incarceratus quando fub cautionc relaxandus ? eod: n. 47. feq. Condemnatus in poenampeeuniariam tamdiu detinendus , dor.ec fententia fatisfecerit. eodi n. 257^ Incontinenti. v. Statim. Indicia. De indiciis ad carcerem décernendum. v. Incarceratie. Indicia bonte CS3 mal.e eonfcièntia ex quibus coüigutttur ? c. ƒ 2. n. 64.6y. Infamia. Remotio a munere publico ex fatlo culpofo defcendens non infamat, c. ƒ8. n. 2f2. feqq. An & quando fama a judice hodie reo refervari potejl: ? eod: n. 25-4. 25-f. Illd refervatione omiffa jufia datur appellandi caufa. eod: n. 256. Confinement in een publycq tugthuis infameert minder als een openbare fuftigatie. c, 61. n. 32. Injuria. An privilegium de non evocando injuriarum atlione ceffat? c. ƒ6. n. 11. 12. feqq: Animus injuridndi in eo, qui injurias inferre non erat folitus , non prafumitur. c. 3-7. n. if, Judex non prafumitur animo injuriandi atlus jurisditlionales exercere, o ƒ8. n. 30. An C53 quando incarceralo hac atlio contra judicem datur? eod: n 34. feqq. & n. 42. Injinuatio aSlorum. Hoedanig en aan wie de infihuatien van ackn moet gefchiedcn? c. 19. n. 14. 16. 17 19. 20.' Wethen uit andere ampten komende, of en wanneer met voorgaande confent van den officier in loco moeten geinfnueert worden? eod: n, 21, 22.. hftantia v. Lis. Infirumenta. Documenta- De fubferiptione infrumentorum. v» Suffe riptio. Wanneer en hoedanig documenten by d'acte van citatie LL. Comit, Zutph. tc gelyk moetende gevoegt, daar na eerft by aanfpraak kunnen overgelegt worden ? c. 1. n. 14.feq,. Ma lam caufim is f over e dicitur qui occ uit at inftrumenta. c. 8» n. 36,. Quomodo amiffio injlrumentorum probet «/-, Ê35 ad quid talis teneatur? eod: n. 37. D'hvzendinge der documenten by de peindinge volgens t'Ar. R. der Gr: Zutph. wordende gerequireert,. of daar aan voldaan wort, wanneer' zulx 14. dagen voorden dag.reg-Wwww 3, knsi,  INDEX. tens, dog na dc gedane oppofitie gefchiet? c. ii. n. ƒ. feqq. Wat in voorn: cas een aanlegger tot amputatie van incidenten incumbeert te doen ? eod: n. i. feq. De inftantie wort in dien cas niet geperimeert, of een nieuwe peindmgc genquireert. eod: n. in 23. Documcnta in fifcahbus ad declarandam ejus intentionem ante concluftenem in caufa etiam poft terminum probatorium admittuntur. c. ƒ6. n. 39, feq. Quando inftrumenta dicmtur falfa} c ƒ8. n. 177. Et quomodo falfltas probanda ? eod: n. 178. Inftrumenta publica. Quatenus probant? v. Probatio. Pro inftr urnento publico habetur , quod per manum publicara firiptum eft. c. 42. n. 32^.38. An etiam fubferiptio tah cafu tjtjftcit ? c. 48. n. 4. Quot tefles inftrumentum reprobar.t ? ^ c. f8. n. 182. 186. Vis inftrumenti publici. eod: n. 220. feqq. j InterelTe. Rente. Rente tegens 6\. pro cent. LL rur. Zutph. geoorloofr. c. 8 n. 4f. Hoe hoog dc rente wegens geliquideerde winkelwaren kan bedongen worden? eod: n. 43. ƒ!. Ex omni contraclu ufurtè ftipulaUe debeniur. eod: tl. 49. De Renten worden onder Koopluiden loco mtcr.effe gcconlidereert. eod: n. 50. InterelTe. (Aftio ad) De atlione perjonali ad interene ex paBo antenuptiali folennibus deftituto y ex difpofltione rerum feuddium abfque Domini confenfu competente, v. PaBa antenuptialia & Feudalis confenfus. Intgrlocutio. v. Sententia interl. MÊtprcetdtio. De interpreetatione verborum, V. Locutio. fnterrogatoria. v. Articuli in• quijitionales. InterVentio. Waarom de interventie dikwilsgeèoBtefteert, en de voeginge geadmitteert wort? c. 31. n. 91. Wanneer een voeginge vooreen interventie te houden? eod: n. 96. 97. Interventie ratione interefje kuicuique permittitur. C ƒ4. n. ƒ4. Hoedanig een gevoegde intervenieert, en 'waar toe verpligt wort ? eod; n. ƒƒ. ƒ6. ƒ7. ƒ8. ƒ9. Quando interveutiO in poffcfjorio locum habet2. eod: 11. 61. Inventaris. Of een inventaris LL, Zutph. met ert'huisinleidinge kan ge vordert worden? c. 30. n. ƒ1. feq. Inventarium capul rationis. eod: n. jo. Non confieiens inventarium dicitur effe in dolo. eod: n. 12. 13. El tenelur ad interefe. ib d. Curatores eb cafu a Vtunerc fèmovendi. eod_: n. (3. Rerum hered-tariarumpofjefjor ad inventarii confeBionem tenetur. o 38. n. 67. De  INDEX. De Huwelixe Voorw; nul zynde moet egter een inventaris geéxtradeert worden, c 39. n. 113.121. En hoedanig? eod: n. 121. Ook , fchoon een illiquide contrapraetenfie tegens den eifcher gefuftineert wort. eod: n. 114. 116. Llaffarii eorumque haredes tenentur inventarium conficere. eod' n 119. Ad quid praterea tenentur ? eod: h. 120/ Judex. Judicis officium, add. Judicium. De judicis decteto. V. Sententie interiocutorig. De judice requifito per litteras requijitoriales. v. Littera requijitoriales. Judicis pra'entia omnem doli fujpiciunem excludit. c. 6. 11. 8* Judex folenni obfervatione formandi judicii omifid parti ad interejje tene- ! tur c. 49 n. 108. 109. Rejiflentia Rei contra judicem quid executioni mandantem pernicioja. c. 5-7. n. 2. feqQuanam poena hujusmodi rejiftenti infiigenda ? eod: n. 6. feq. & 28. 32. feq,. c. f8. n. 246. feq. Pt quando mitiganda ? c, yy. n. 10. 13. feqq, An S55 quando judici wjuftè exequenti rejijii potejiï eod: n. 20. 21. Officialis culpofus prater emendationem damni privati Domino poenali judicio tenetur. c f8. n. 138. feq. Judices propter imperitiam, negligentiam aut culpam ab officio remuvendi. eod: n. 249. feq, An tali cafu fiunt infames ? v. Infarnia. Judex per damnum alicui datum in- dijlinéle delinquere dicitur. c. f8. 148.V Privatus mullo minus Romana religioni addidus jine Domini territorialis mandato judicis officio in hifce Regionibus fungi nequit. c f8. 11. 168. Judicis officium circa bannitos £5" malevolos, eod; n. ifó, Judicis officium in criminalibus gravijjimum. eod: n. 72. feqq. Judex prafcriptionis exceptionem a parte omiffam potejl fupp'ere, eod: n. 100. Judex de propria fcientia extra monumenta publica atteflans officii limit es transgreditur. eod: n. 216. Judex Jimul aduarii vices hic & alibi jujlinere pot^fi, eod: n. 201. 202J Judex incompetens. D' exceptie fbri adhuc non competentis als een declinatoire geconi'dereert moet ante omnes. alias exceptiones geproponeeit worden. c. 2. n. 28. Pt quare ? v, eod: n. 29. Judicialia. v. Salaris. Judicium, add." Judex. Judicium LL, Zutphan. ex quibus jormatur} c. 49, n. 107. c. f8. n. 204. 20f. Judicii ajfejjores. Quimsm LL. Zutph. defiderantur} c. ƒ3. n. 199. 200. Quomodo hi ab aliis differunt ? eod: n. 206. An cum judice jine Peritorum conjilit jententiam ferre poffunt ? v. eod: n. 207. 208, 209.* Judi-  INDEX. Judicium crimnah. v. Caufa crim. Judicium domus mortuaria. De cautione domtis mort. v. Cautio domus mort. Een binnenj aarfch verderf moet LL. Geltic. met erfhuisregt gevordert worden. c 29. n. 19. 20. 25- Quando judicium domus mortuaria ceffat} ibid. Natura C55 ejfedus domus mortuaria. eod: n. 21. c. 31. n. yo, Hoe judicium eft univerfale. eod: n. 23. Defcriptio domus mortuaria. eod: n. 24. Requifita hujus judicii. eod: 11. 26 feqq. Of een Refolutie, waar by des overledenes voorheen gefequeltreerdc gerede goedren worden gerelaxeert en aan een pr&funiptiven erfgenaam overgegeven, t'erfhuisregt by inleidinge aangevangen doet cefferen ? v. late pro & contra, c. 29. n. 34. 38.39. 41. y6. feq. c. 30. n. iS. feq. 20. 24.27.28. 36. 37. 38. 40. 4t. 42. Die zig hetlaafk in t' derf huis heeft doen immittcren is gehouden partes «c!Zor;'jtefuftineren. c. 29.11.40. feq. In hoe judicio tam de jure quam faélo poffidentis difceptatnr. eod: n. ƒ3. Hoe judicium in Gelria & Transifalania ePc confuetudmarium. eod: n. 66, Cum inierdiéto quorum bonorum non confimdendum. eod: n. 67. feqq. Hares in poffejjiene fummaria, licet fitiofa y injufta , manutenendns. c. 30. n. 13. ' Doorerfhuisinleidinge verkrygt men alleen de fommiere poffeffefïïe, en wort niet benómen de actie ten petitoiren. eod: n. 16. 17. c. 3r. n. 36. feq, Quafiiones altioris indaginh in pofjejforio non attenduntur, fed ad petU torium refervantur. eod: n. 25-, 26. c. 3r. n 6y. 66. Des verftorvenes goedren in defzelfs flerfhuis berigt moetende worden hoe te verftaan van de fommiere poiferTie ? eod: n. 39. Pojfeffo anim» eS3 eorpore adepta prafertur pojfejfwni per fiJionem jur is acqtüjita. eod: n. 44. De executien van pofTelIbire erfhuis fententien zyn binnen G»lderlant bepaalt, cod: n. 46.47. Et quare? __ v. c. 31. n. 68. Waarom de conclufie niet vo;der dan tot de fommiere provinciale boedels goederen geëxtendeert wort ? vru 1 . C. 30. n.48. iatch van Inventaris, boedelfcheidiugc&c. kan met erfhuis inleidinge niet gedaan worden. i eod; n. yi. feq, Quomodo a judice fuper pojfejorio fummario procedendum? c. 30. n. 3. 4. f. feqq. Quand) pojfejfio domus mortuaria a judice etiam Jine part is citatione deferenda> c. 31. n. 17. r§. IO> Heres teflamentum non vitiatum prodncens ad bonorum pojfefjlonem fecundum tabb. admittitur. ' eod: n. 20. 21. Talis prafertur hceredi ab intejlato, licet domus mortuaria pojfejfonem audore pratore jam nadus fuerit. eod: n. 22. feq. Hoedanig yemant zig moet qaalificeren in t' bezit nemen van een erfhuis?  INDEX. erfhuis? c. 31. n. 29. feqq. En zulx verkregen en daar over conteft gemoveert zynde hoedanig te concluderen ? v. Conclnfio. By fententie geordonneert zynde eene procedure by erfhuisregt aangevangen opteheven en de zaak ten principalen te voldingen, watdaar door verdaan wort? eod: n. 44. feqq. Contradiilore non exiftente cui poffeffio fummaria deferend* ? eod: n, 84. 8y. Judicium famÜia ercifc. v. DiVtJlo. JurisdiSlio. De Staten vanGelderlant erkennen over het confüót van (urisdictie in hare Provincie. c, 61. n- 2. 3. Jurisdióiionis defmtio, fpecies , fff divijm cod.- n. 4. Ex quibus jurisdiclio criminali; probater ? eod; 11. 7. 8. 9. Quomodo jurisdióiionis exercitium confervaturï eod: n 11. Ipfe judex de fua jurisdidione cognofcit, eod: n. 36. Jus accrefcendi. Quando jus accrefcendi locum non habet in legatariis, & verbis {jr1 re conjnndisi c. 36, n. 30. Jus aggratiandi. In Gelria Ordinibus provincie competit. c. 61. n. 16. inter regalia computatur. cod: n. 17, Jus canönicum. I» his y vicinwum Provinciis nul- hmfere ufum habet. V» C. fe. Ti.fq, v. Limit, quoad Tranffalaniam. eod; An, quatemus, & in quibus caujis jus canon, in imperio Romana ter- rifque Ecclejice fummoque pontifici fubjedis circa legata ad pias caufas receptum Jit? eod: n» f7. Jus civile. Hodie in f 'dbjidium deficiënte jureflatutarió & confuetndmarió locum habet. c. yo. n. 5-4. Etiam quoadteftamenta ad pias caufas conf.cienda. eod; n. yy. feq. Jus retentionis. Nequidem per cautionem auferripotejl. c. 30. n. 22. . B.f. pojfefiori hareditatis etiam poff fententiam condemnatoriam pro folutii 'debitis heredttariis competit. eod: n. 23. Etiam pro eo, quod in res hareditarias aut hat editatem impenfum fuerit. c. 31. n. 70. Jusjuranchtm. Jnsjurandum delatum recufari, £5* ad probationes mtra terminurn ftatutarium confugerc adverfarius potefi c. iy. n, 2. feqq. Nemo in propria caufa jurare tenetur. c. 49. n. 113. Nee judex fuper jufitia aut injufitia ejus fententia, eod: n, 114. Nee quoque in caufa, qua impugnatur teftamentum ex defedu folemnitaiis ab ipfo non adhibita} ccd: n. tiy, An C55 quando reus fuum alibi juramentö probare poteft ? c. y6. ii. 54. Xxxx Re»  INDEX. Re» gravibus argumentis onerato rec%è juramentum purgationis imponimr. c. ƒ6. n. 74. feq. 87» Juramentum in omnibus adionibus civiliter intentatis defertur. eod: n. 83» An y quando in eriminaubus} eod: n. 84, c. f8» n. 144» feq» An in eau/is famojis ? eod: n. S8» Reus detrtólans jurare habetur pro confeffo, eod: a, 91. K. Keur noten. v. Judicii af- fff- Klooftcrluiden^v. GeefteKloppen S ]ykeKoften. v. Expenfe. L. Lantlopers. v. Vagabunden. Lantrcgt van Zutphen. v. Statuta. Legatum. add: Teflamentum. De tranfmiffone legatorum. v. Ha~ reditatis tranjmifjio. De jure accrefcendi in legatis. V, Jus accrefcendi. Qtiando y ex quibus legata tanquam pura vel conditionalia conjiderantur ? c. 2ƒ. n. 9. feq. 18. 29. Legata conditionalia moriente legata- rió ante exijïentiam conditionis non tranfmiltunlur ad ejus heredes. eod: n. 19, 20. Legata ab heerede petenda. eod: n. 21. feq. Schoon by erfnis uitkoop daar van gelibereert is. eod: n. 23. feq. Dog heeft zyn regres tegens den uitkoper. eod: n. 27. Qua aftto legatario tali cafu competat\ eod: n, 22. Legata y donationes mortis caufa in jure aquïparantur. c. 31. n. 88. Dies incertus' difpofitioni adjeclus legatum facit cenditionale. c. 36. n. 22. Hares legitimus teftamento etiam hares fcriptus , repudians caufam teftati, nihiiominus ad legata tenetur. c. 42. n. 82. 83. Quid Ji teflamentum ob forma defeelum nullum jit ? eod: n. 84. feq. 91. c. 43. n.64. c. fo. n, if. 16.27. Quid ji ex caufa inofficioji rcf.indatur} c. 42. n. 8f. feq. Legata ad pias caujas quando jure canonico debentur} c. fo. n. f2. Quando jure civili y hodiernó ? eod; n. 53. feq, An y quando jus canönicum circa legata ad pias caufas in terris apoftolieis procedat ? eod: n, f7, Quanam legata ad pias caufas pro eis habentur} eod: n. ff 60. 6f. 66, Lex. add: Statutum. An y quando LL. vel Statuta flriétè interpratanda, vel cum moderation e ex identitate rationis accipienda ? late c. 11. n. 6. feq. y c. 18. n. if. feqq, Quod eontra legis prohibitionem ft, efl  INDEX. efl ipfo jare nullum. c. 24. n. 10, Qui vice Principis f 'int legum rationes reddere non tenentur. C. 30. H. 31. 32. Recepta LL. non facile mutanda. eod: n. 35", LL. nova futuris dant firmam negotiis. c. 26. n. II. Exc. ibid, LL. cif ftatuta nova fecundum anteriora inteüigenda. c. 62. n 40. Per navas LL. non abolentur veteres, nifi exprejfum. eod: n. 43. Judices lege effe clementiores non oportet. c. óf. n. 8. feqq. Libellus. De libelli conclufione, v. Conclufie, An y quando libelli mutatio vel emendatio permittitur ? v. c. f. n. 21. feq. & 29. Liberi. An Liberorum nomine in materia fuccefjionis veniunt etiam nepotes & xlteriores defcendentes ? c. 36. n. 6. 18. An fub voce Enfans ? v. ibid. Liquidatie. Een acte van liquidatie onderlinge gefloten en erkent wort geoordeelt een publycq inftrument te zyn. c. 8. n. f. feq. Liquidum. IUiquidum. De expenfis liquidis vel illiquidis per eblationem & conjignationem refundendis. v, Oblatio. Lis. Vrocejjus. hijlantia, add: Caufa. De litis fumptibus vel expenfis. Y» Expenfe. Intlantia litie coepta quando intelligitur perempta\ c. I. n. 21. &22. Qui male agit non rem amitiit, fed litem. c. 3. n. 31. Peremptd infantiel , antequam ad novamquis admittatur, prius expenfe funt refundenda. c. 4. n. 2. Et quomodo ? v. Oblatio. Infantia, caufa definitio. eod: n, 3. Injlantia & litis renuntiationis different ia, eod: Moribus inftantia lapfu anni interrumpitur. c. f. n, 3. De inftantie geperimeert zynde wort ad reaffumendam litem nieuwe citatie gerequireert, eod: n.2. 4. En hoedanig de proceduire te reëntameren? eod: n. y. feq. Injlantia peremptd omnia acla perire dieuntur. c. 31. n 42. Sub poena informalitatis litis introïtus natura aóhonis conveniens intentar.dus. c. 3, n. 14. IJ. 16. 21. Conform de wetten van Gelderlant. eod: n. 20. Waarom dusdane onderfcheidentlyke maniere van procederen wort gerequireert? eod: n. 22. En eene gepleegde informaliteit plaatze heeft? 'eod: n. 23. feqq. Litis conteftatio. Quando exceptionibus non nominatim propofitis lis contefata dicitur ? c. 29, n. 7. feq. n. ió. feq. Exceptiones dilatoria, licet per fententiam rejecla, non producunt litis contefationem. c. 39. n. 112. Definitio C35 effeftus litis conteftationis. c. 62, n. 3. 8. 9. Xxxx 2 " Lit-  I N D E X. Litterarum comparatio. Comparatio litterarum, & feriptura exhibitie quando requiratur ? v. c. 3-8. L i7f. Litlene requifttoriales. Of en wanneer compas-of requifitoriale brieven in Geldcrlant kunnen veriogt, en uit kragt van dezelve fententien ter executie gelegt worden? c. 2. n. 12. 13. ly. feq. Quid de jure romanot eod: n, 14. Hoedanig en tot wat einde Compasbrieven in gebruik geraakt zyn ? eod: n. 17. Compas-brieven zyn ftrydig aan de regerings wetten van Gelderlant, en waarom? eod: n. 18. Sententiën worden 11a diezelve wetten ultra cafus exprcfjos C35 ditionem comitatus Zutphan. nietg' extendeert. eod: n. 19. 20. Judex requijitus nudam tantum cognittonem habet, eod: n. 32. Super exceptionibus ad fufpendendam vel evertendam fententia executionem , non vero ad eam impugnandam cognofcit. eod: n. 33. 35". Hoedanig iali cafu volgens t' Lantregt van Zutphen moet geproccdcert worden? eod: n. 36. Lochem. An CS3 quatenus huic civitati crifninalis jurisdiüio compeiat ? c. 61. n. f. 6. 10. Locutio. Pcrba. Mens Verhorum. Mem contrahentium magis quamver- borum conceptio fequenda. c. 26. n. iy. 16. Licet verba Jtnt genera/ia, - c 62, n. 39. Verba, prafertim ab illuflribus prolata, femper aliqtiid operari debent. C 31. n. 4.3. Pracedens capiiulam arnbigua alterius capitali verba deelarat. c. 36. n. 12,. M. Magefcheidinge. v, Di. Vijio. Mandatum. Mandatarius. Nomine alienb voor een gerigte agerende moet volmagt produceren. c. 2. n. y. Procurator f.ne mandato agens ad quid teneatur: eod; n. 6. 7. Exceptio inqualificattoms in primordio litis proponenda. c. yó. n. 3. 4, Mandatum generale ad accufandum nulla criminis facld fpecifcatione fufficit, eod: n,.6, 7. 8. Mandata Judicis. Cum claufula jufificatoria omni jure funtperrni Ja. c. y. n, 1 2.1 y. feq. Quia duo important: qua funt ? v. u. 13. Maritalis poteflas. Markus. Uxor. add: Atlio. De tcflaraento conjugum. v» Teflamentum. Quatenus Conjuges fine aHerius confenfu bona communia oppigmrare poj* funt ? v. Pignus. CurateU  INDEX. Curatela mariti in quo confiftit ? c. 49. a. ff. f6. Confequentia j f rigo , C55 r^/'o maritalis poteflatis. v. c. 23» paffim. Patres ecclejice uxores fapè ancillis comparaverunt. eod: n. 6. Een Vrou is na alle regten gehouden te volgen het domicilie van haarman. eod: n. 1. 2. 3. 38» Een man is bevoegt invitd uxore na zyn lult en welgevallen van woninge te veranderen, eod: n. 12» Limit, n, 13. Schoon contrair by Huw: Voorw; bedongen. c. 23. n. 14 if. feq. Dog zulx buiten redenen gefchiedende is dcfwegen aclione ad interefe conveuibel. eod: n. 20. Welke redenen die a£tie ad interefe doen cefleren ? . eod; n. 21. Maritó migrante uxoris licet refraélarite intuitu domicilium videtur effe tranJUtum. eod; 1140. 41. Etiarnfi uxor a viro decefferit, C53 feorfim habitet. eod: 11. 42. feq. Een vrou kau met geen effect tegens dc renuntiatie van haar mans domicilie ptotefteren. eod: n. 49. yo. yi. Offchoon zy by Huw: Voorw: zig aan de ftatuten van haar eerfte domicilie hadden gefubmitteert. eod: n. yó. 57. Markus , licet juratö uxori imperium promiferit , tanquam expaélo turpi tarnen non teneturi c. 23. n. 19. De Vrou gaat door het trouwen in de magt en f 'ami ie des mans, wanneer en hoe verre dezen regel in regten doorgaat? eod: n. 26. feq. Muiier contra maritum ailionem in I loco ejus domicilii, non vero in loco contraÜus matrirnonii ïnfituere debet. c. 23. n. f9. 60, Majfarius. Maffarii C55 executores tefamentarii differunt? c. 31. n. 4. f. 6. Officium maffarii.- eod: n, 7. Matrimomum, v. "Nuftice. Militia. Miles. De fententia militari. v, Sententia. Quinam militia defertores dicuntur ? c. 63, n. 14. 2y. An etiam , qui carcere effugerint ? eod: n. 26. 27. An & quando militia defertor d poena laquei excttfatur ? late eod: n. 31. feq. Militaire disordres in den afmarich zyn punibel, cod; n. 16. En Commandanten zelfs cafu quo wegens de fchade convenibel. c. 63. n 17. Of en wanneer den polyticquen Rigter competeert de jurisdictie over de militairen ? eod- n. 22. 23. Moderamen inadpatd? tutele. Ejus probatio favorabilis, c. ƒ9, n. 20. ■ Mora. Mora non contrahitur, nifi debitum jit liquiditm. c. 4. n. II, Quinam dicatur in mora verfati ? cod: Dies appqfitus tardenten conftituit in mora, c, ic, n. 30.. Morgengave. Morgengaba definitio, y. X xxx 3 Quandf  INDEX. Quando fuperfiiti conjugi nullis liberis enixis debetur ? c. 24, n. 27.28. Mox. v. Staüm. Mulcla, v. Toena. N. Namptiflement. Een debiteur zyn hantfchrift erkennende , dog de fchult ontkennende is geholdcn dezelve by provifie te namptiferen falvis defenjionibus. c. 12. n. 3, Etiam elapfo poft datum chirographum triennio. cod; n. 17, 18. En kunnen die genamptifeerde penn; praftitd cautione per atorem geligt worden. eod: n. y. Of en wanneer, in cas geen caufa debiti by zodanen hantfchrift gecxprimeert is, deze provifie plaats heeft? eod: n. 8.9. 10. c. 13. n. 2y. 26. 27. In quibus caujis provijio jure Zutph. decernitur} c, 12, n. 4. Namptiflement heeft geen plaats omtrent zodane hantfchriften, welke enige exceptien incontinenti bewyslyk, onderhevig zyn. eod: n. 6. Quanam ejusmodi exceptiones funt} eod: n. 7. Het namptiflement kan LL.Zutph. zo wel by d' Aanfpraak of Juftificatie, als by de Requeften of Wethen van arreft &c. in quavis litis parte fevordert worden, eod: n. 11. feq. >og moet daar over ante omnia C53 de plano worden gehandelt. eod: n. 13. Een gecondemneerde tot namptifle¬ ment moet alvorens daar aan voldoen, eer denzelven tot enige contrahandelinge admiflibel is, c. 13, n, 20. 22, 23. Nomina. Nomina ex communi ufu loquendi exaudienda, c, 36. n. 19, Dolofa eorum mutatio non permijfa. c. óy, ni 22. Notarius. v. Actuarius. Nulliteit. Articulen van nulliteit tegens een fententie moeten jure Zutph. 14. dagen na de pronuntiatie van dezelve geëxhibeert worden, c. 13. n, 1. y. Jure communi ad 30. annos nullitates preponuntur, eod: n. 2. In pundo executionis moeten de nulliteiten mede binnen 14. dagen na den dag van 't bezwaar voorgebragt worden. c, 13, n. 6. feqq. En is na laps van dezelve daar toe geen vorder regres nog het extraordinair middel van relyf impetrabel eod: n. u. Nog nader termyn admilïibel, eod: n. 12. ïeq. Articulen van nulliteit moeten na t'gevoelen van zommige DD. binnen io. dagen gepropone'ert worden. eod; n. 16. An, quomodo C53 quatenus artt. nullitatis contra Jententiam , aut ex* eeutionem proponuntur} v. late pr» C53 contra paffim. c. 14. iy. 16. 17. 18. 19. 20. Nuncii. v. Boden. NuptU. Negledi  INDEX. Negleótt propinquarum confilio pro elandeftinis habentur. C. 39. n. 35". Pater, qui prafens trinis proclamationibus non intercejjit, confenjifè intelligitur. cod: n, 66. 68. Amor £3" conjugalis concordia , non vero lucrum vel avaritia nuptiis praJidere debent, eod: n. Ji. An viduus vel vidua ad fecunda vota tranfeuntes Parentum confenfu indigeant? C. 49, n 37, feqq. O. Oblatio. Confignatio. De expenfarum refufione per oblatinnem & conjignationem dupli, v. Expenfarum refufio, Oblivio. An & quando oblivio excufat? c. y8. n, 217. 218. Of. En. Explicatio horum vocabuhrum. c. 14. n. 14. Officialis, v. Judex. Officium Judicis. v. Judex. Oppofitie. v. Peindinge. Oppofitio. De oppofitione violenta contra judicem in officio, v. Judex. Originale. v. Inflmmenta, P. TaSïa antenuptialia. De difpofitione vi claufula refervaUriap, ant. inferta, v. Teflamentum. De difpofitione fuper feuda in p. a. v. Feudalis confenfus. Moribus p. a. valide de futura fucceffone difponitur. c. 39. n. 1. 2. Prafertim , Ji conditiones reciproeai fiifulantur. eod: n. 3, Tali cafu non requiritur folemnitas ex forma fiatuti. eod: n. 4. By Huw: Voorw; kan niet worden bedongen, dat een man nooit van domicilie verandere. c. 23. n. 14. iy. feq. Ue bonis tn matrimonium iüatis aqueper infiituiionem ac per fubflitutionem difponere permiffum efl. c 38. n. 20, Waarom en wanneer Huw: Voorw: waar by de gemeenfehap van goedren en fchulden gederogeert en d'*adminiftratie van een yder zyner goederen geflïpuleert is, niet behoren gepubliceert te worden? c. 23. n. 2y. 34, feqq. Een vrou kan haar man by Huw; Voorw: van alle adminüïratie en bewint harer goederen uitfluiten. eod: n. 26. iëqq. Retour van goet by H. V. gereguleert kan LL. Gelr. daar tegens by teftament niet contrair gedifponeert worden. c. 24. n. 13. 14. Stipulatie reverfionis bonorum tantum ordinem fuccedendi ab intefiato ponit, c. 27. n. 4. c. 37. n. 2. 3. 6* c. 38. n. 42. Zonder dat daar door wort afge» deden  INDEX. fiieden de vrye difpofitie van alzulke goederen, c. 27. n. y. 6. c. 37. n. 7. 8. c. 38. n. 43. Quanam claufula bonorum rcvolutionem important? c. 37. n. I, Stipulatio reverfionis bonorum inter iï/os ujitata, quibus lautiora funt patrimonia, c. 38. n. 3. Generali bonorum reverfiune fipulata in dubio vix ad cafum omijfum recurrendum. cod: n. 13. 14. 24. 2f. 27. 32. 3-4. f6. Quando cafits non habetur pro omijjo ? eod: n. 17. Patla de revolutione bonorum LL. & fatutis derogant. eod: n. 33. Ex diftin£lione inter bona paterna y materna quaji duorum h»minum duplex hareditas conftituitur. eod: n. 44. Tali cafu obtinet regula paterna paternis &c. nulla graduum habitó re, jpeéiu. cod: n. 45". f 8. 5-9. & feq. Quisnam tanqv.am proximus afi fucceffiovem bonorum vi hu jus claus, conjideranduf? c. 38. n 62. A communione bon. fatutaria p, a. ree edere, y ordinem fucceffionis fiipulari contrahe;itibus permittitur, cod: n 37. 38. LL. Neomagens. a generali bonorum communione eximunt feuda, y bona avita in Imperio fita. eod: n. 6. 7. leq. Quando jure civili communio bonorum habebat locum ? eod; n. 26. Quando comrnunioni bonorum ex tacito contraheatinmpaÜo locus daturl eod: n. 28. By H. V. de gemeenfehap van winft cn verlos fpeciaal bedongen zynde wort daar door gcagfdc Itaiutaire gemeenfehap geëxcludeert te zyn. c. 38. n. 46. feqq; Prafertim aliis hujus natura ftipulationibus concurrentibus, eod: n» yo. feqq. P. A. nullum alium admittunt fenfum quam litteralem. c. 37. 11,4, y. Ubi non apparet de contr.iheniium inlentione , Mud aclum cenfetur, quod mor is efl. c. 38 n. 16 In p. a. mens & voluni.as contrahentium attendenda. eod: n. 18. 2.3- 29. 31. P. a. fecundum LL. loei conttaéus judicanda. c, 39. n, y, Sponfa majorennis fine curatore aut tutorep.a. conficerepotefi, eod: n, 61. Ad validitatem p. a. parentum fubferiptio non requiritur, eod: n. 63. 67. ji. Multo minus , fi proximi aliique tefies fubjeripferint, eod; n. 64, Subfcriptio P. a. in ipfo attu, non ex intervallo pofl confummatum matrimonium facienda. eod: n, 47, Quare parentes y propinqui in condendis p, a, adhibendi ? c. 38. n. 12. c. 39. n. 14. 21. 37. Dedingsluiden, fchoon vrouwsperzonen aan Bruidegom of Bruit vermaagfehapt, kunnen in H V. voor habiele getuigen verftrekken late cumfolutione objeélionum, eod: n. 11. feqq. Extraneis mafculini generis praferuntur. c. 39. n. 19. 20. Of en wanneer Roomfche Priefters, Kloppen, en diergelyke geeftclyke als Getuigen by een Huwlyx Contract mogen geadhibeert worden? eod: n, 48. 5*1. y2, yc, An y quando tntor jponfa in p. d. qualitatem teftis etiam jufiinere queat- eod: n. yó, feqq. An  INDEX. An juxta LL. Zutph, pro forma effentiali certum numerum tefiium in p. a. requirentes prater eontrahentes duo fnffieiunt} v. cod: ri, 73, feq. P. A. moribus Gelria irrevocabilia. c. 24. n. r"y. feqq. ALque favorabilia ac teftamenta jure romanó. c. 33. n. 10.' ri. Rité confeéla LL. Zutph. tanquam aclusjudieiales conflderantur. c. 27. ii. 1. c. 39. n. 81. Horum folennibns negleélis' prodkcunt tarnen adionem pcrfonalem ad interefe. c. 39. n. 80. 83. 86. feqq. Bona immobilia p. a. reéld via Jine folenni ccffione ejfeflucantur, eod: n. 81. Eorum regiftratura pigxtts reale confli'uit. eod: n. 82. Quando fcriptura ratione aclionis perfonalis ad interefe inter eontrahentes non efl de fubfantia p, a? eod: n. 94. feqq. TaflafamilU errifc.v. ViVifio. Pantkeringe.l'.Peindinge. 'Tatria poUJtcis. De vefigiis ifius poteftatis, c. 49. n. 39, An vidua retneidal in patriam poteflatem ? olim acriter difputalum fuit. eod/ n, 37. Quid'hodie obfervatur"'. cod: n. 4C. EdicHum provinciale juri civili confonum nunam hoe cafu dferenliam inter fi/tum fliamve viduam ad fecundas nuptias tranfeuntes ponit, eod: 11, 41. 42. feq. Pcindinge. Pantkeringc. De exceptionibus contra pignbfationem fatutariam. y, Exceptie. Een Panteifcher is gehouden in cas van oppofitie fub poena informalitatis denPantverweerder eendagregtens te leggen. c, 3. n, 1. 2. An y quando adverfus iïlum , qui heredem fe negat, jus pignorationis aut executionis exercetur"1. eod: n. 3, 4. Ad pignorationem crediti vi exempli vel copia non proceditw eod: iv 7. 11, Non fufficit eo cafu probatio per teftes , fed inftrumentalis requiritur. eod: n. g, 10.' Voor welke fchulden en zaken LL. Zutphan. kan gepeindet worden? eod: n 12. 26. 27. c. 7. n. 3.' Of cn hoedanig eene peindinge in cas van oppofitie of geene moet gejuftificeert en vervolgt worden? c. 7. n 4. 12. feq.' Na de reële immiffie kan na voorgaande purge in oppofitie getreden worden. eod: n. 23, 26. 27, Secus , quando resvigore fententia efl evióla. " eod: n. 24. 2y. Imo re eviced C53 fecunda vice jam pnblicata nihilomimtspignorationi intercedere aliquando permittitur. At quomodo: v, eod: n. 22. Peindinge by wyze van executie contra jus civile hedendaags in liquide zaken gepermitteert. o 8. n. 8. Dato reo termino ad folutionem vel ejus probationcm. cod: 11, 9. Qua fedente tarnen judicio ff.cienda. n. 10. feq. Pantftcrking quid? cod: tl, 13. Mag geen Rigter weigeren. n. 14. iy. Etq;:.:rc2. ibid* y y Ymant  INDEX. Ymant by peindinge voor een meerdre fomma, dan hy fchuldig is geconvenieert wordende , hoedanig dan in oppoiuie te komen ? eod: n, 2,8. y8. ^ignus. Hypotbeca. Hoedanig goedren ter parate en reële executie verbonden te executeren ? v. Executio. Wat tot bellend igheit ener hypothecatie LL. Zutph. gerequireert wort? c. 8 n. i. Ad oppignorationem utriufque conjugis confenfum jus Zutph. requirit. eod: n. ƒ3. 'Poena. Muleta. De poena eorum qui judici in ofieio refiftunt. v. Judex. De poena falfi. v. Falfum. De poena homicidii. v. Homicidium, De commutatione pana. add: Sen- tentia. De remiffone poenarum. v. Jus aggratiandi. Quando reus in 'criminalibus ad poenam pecuniariam condemnatur? c. yó. n 73. Apoena ordinaria etiamputativa& injufta caufa excufat. c. y7. n. 12. ALtati juveniü y imprudentia in poenalibus fapius J uecurritur. eod: n. 13. Honefiores y qui in dtgnitate vel militia pofti mitius quam famoji funt puniendi. eod: n. 14. tó. c. yS. n. 78. Imprimis accedente diuiurnd incarceratione. eod: n. 44. feqq. Vitte ante acl: se qualitas in poen is non exigui eft momenti. eod: u. iy. c. S9' tl. 7. 8. Mitius puniendus qui Je provocatum d judice arguit. eod: n. 23. Quomodo delinquens jufio iracundia calore commotus puniendus7. eed: n, 24. 27, Quando arbitraria poena obtinet ? eod: n, 29. 30. 31. Potius poena moüienda quam exafperanda. eod: n. 3y. In poenis deeernendis ratio ftnalis attendenda. c. y8. n. 77, Kei innocentia ex adis quam maxime animadv'ertenda. c. 59. n. 21. In poenis alternativis mitior decernenda. c. 61. n. 42. Mitius ille efl puniendus, qui tantum ex vehementi prtefumptione condemnatur. eod: n. 48. Ii: Qui nou tam dolofè quam ex jimplicitate deliquerit. c. 62. n. 47. An y quando in cadaver inculpati animadvertendum ? c. 60. per tot. Fuga incarcerati nequaquam poena mortis pledenda. c. 63. n. 24. 27. 28. Latiterende delinqüanten kunnen obfervatis in contumaciam obfervandis zelfs tot de doot gecondemneert worden. eod: n. y. Delida fepius raiterata augent poenam. c. óy. n. 14. An y quatenus plura delida diverjis temporibus commifi'a pro pluribus habentur y pleduntur ? ' c. 61. a. 44. feqq. In poenalibus judex poenam expreffam prcecife fervare tenetur. c. 62. n. yó. c. óy. n. 8. Magiftratus fuper poenarum commutione rede petunt Peritorum conjilia. c. 61. n. 1. An y quomodo poena commutanda> eod: n. 12. 20, 33. feqq. Mutatie  INDEX. Mutatio poena in aliam proportionatam propriè non efl revocatie, fed quadam executionis impeditio. c.ói. n. 24. Quanam jit poena proportionata » arbitrio judicis dependet. eod: n. Jy. 41. Judex poteftatem infiigendi poenas a jure jlatutas non habens reite leviores jibi permifas imponit- eod: n. 28, Magiftratus inferiores merum imperium habentes poenam corporalem, qua vita non adimitur, in civilem commutare poflunt. eod: n. 29. 30. 31. 48» in fin. Licet condemnatus egenus Jit. ib. 1 n. 37. 38. 1 Etiam inconfulto Principe. c. 61. n. 34. Pojfeffio. v. Pojjejjorium. Pojfejfor. De b. f. & m* f pofejforibus , an Cif quatenus fruclus lucrantur ? v. Prutlus. Moribus nulla diftinéïio inter. b, f. y m.f. pojfcjfiores, c. 39. n. 10S. Poffejforium add: Judicium domus mortuar. Quotuplex dicitur? c. 30. n. i. De ere turn pofejjorium diverjimodè vocatur, eod: 11. 2. Quomodo d judice ji^er pojfejforio fummario procedendum? eod: 11.3. 4. y. feqq. c. 31. n. 17. 18. 19. Commoda pojfeflonis. eod: n. fg. In dubio heres legitimus defanólo pro- ximior in fummaria pojfeffone manutenendus, falvd remotiori in gradu atlione pojjejforid plenarid. c. 38. n. 66 Quando interventie in pojfejforio locum habet? c. 54, n. 61. Potefi as maritalis. v. Markus. Pr 226. Innocentia probatio admodam favorabilis. c. ƒ0. u. II- 12. Proceffus. v. Lis. Proclama. v. Contumacia. Procurator, v. Mandatum. Protocollum. Quando f e que ftr ar i potefi ? Y, Aêluarius. Qualitas, Qualitas perfonarum in poenis attendenda. v. Poena. An quando duplex qualitas in uno fubjedo concurrens nocet ? c. 39. n. ƒ7- ƒ8. Eadem perjona diverjis qualitatibus p.edit.i pro diverjis habetur. eod; n, 60. R. ÖJrff/o. Rekeninge. Heredes eorum, qui tutelam vel enram adminiftrarunt, rationem reddere tener.tur, c, 22. n. .3. Relatïen. v. Boden. Rente. v. InterelTe. Requifitoriale brieven, v. Littem requijitor. %efijlentia. De violenta refiftentia contra judicem in offici», v. Judex. Quando dicitur faóla? c, $7, n. 43, ^e/litutio in integrum. Minori competens etiam ad majores heere des tranfmittitur, c. 21. n. 1.2. Adverftis parentes etiam datur. cod; 11, 3. 4. ƒ. Psfttmtio. v. Jus retentionis. ^eVolutio bonorum. v. Patla antenupt. S. Salaris. In Erfhuiszaken worden na de Canc. ord. der Stadt Zutphen duplicia jura betaalt. c, 30, n. 9. Scriptura. Subfcriptio. De fub-& fuperfcriptione teftamentaria, v. Teflamentum. Qv.ando feriptura ratione obligationis est de fnbftantia inftrumenti detalis ? c. 39. n. 94. feqq. Quid in cafu fpeeialis fubftriptionis d fulfcribente ad ipjius ailus fuperI fcripti validitatem requiritur ? c. 42, n. 43. •Subfcriptio an idem operatur quod btlographuntÊ eod: n. 4?. 47. 48. ƒ.3. c. 48. u. 7. 8. Lex pro forma fcripturam manu propria exaratam requirens an fpe~ cialifubferiptione content* videtur? c, 42. n. 46. c, 48. n. 3. Vost.  INDEX. Vox fchryven dtmtat met zyn eigen hant fchryven. eod: n. 17. SAc. yo, n. 26. An verba fchryven en onderfchryven in fubftantia & fpecie fint diverfa ? c. 42. n. 49. yo. c. 43. n, 13. feqq, & n. 30. Schryven en laten fchryven funt oppojita. c. yo» n» 21. 22» Non fcriptura fedfubferiptio autbenticam facit. c, 48. n, 5. IO. II. Reprafeniat totam fcripturam. c. 48. n, 6. Secretarius. v. ABuarius. Sententia. add: Nulliteit. An & quando judex ad prineipalis caufa decijianem omifla praliminari procedere potef7. v. Caufa prineipalis. Judex fententiam ab ipfo lalam non poteft corrigere. c. 4. n. 6, Sententia contra fententiam, qua vires rei judicata accepit , lata nee fiubfiftit, nee priorem invertit. cod: n. 7. Jure communi & pluribus Germania LL. worden de delïnirivc fententien geretraótcert door 't middel van appel, querele van nulliteit , revifie, fupplicatie en relvfi c. 14. n. 1. 2. Hoedanig die van Zutphen, Gelderlant, Vrankryk cn meelie Ncderlantfchc Provinciën? c, 4, n. 4. y. c. 14. n, 3, 4. feqq. Of, wanneer en hoedanig een fententie niet na behoren afgegeven nul is, en uit dien hoofde articulen van nulliteit tegens dezelve plaats hebben? late c. 14. iy. feqq. Een Aanlegger by fententie verklaart in zyn eifch en conclufie niette zyn ontfankelyk &c. importeert zulx een abfolutie non ab inftantia, fed k pelitione acloris. c. 29. n. 12. Definitio fententia C53 ejus effe dus. eed: n. 3f, Differenlia fextentiarum & fubjeriptionum judicum. eod; 11. 36. 37. Sententia omriem fuam ad proceffum habet relationem. c. 31. n. 34, 3y» By fententie gcordonneert zynde eene proceduire ten erfhuisregt aangevangen opteheven , en de zaak ten principalen te voldingen ; hoe zulx te vcrltaan? cod: n. 44. feq. Rei judicata aterna avM^ritas. eed: n. 73, Sententia femel lata non rctraüanda^ eod: n. 74, feq. Sententien hebben zo wel haar effect tegens de Gevoegdens als de Principalen. eod: n. 90. Voornamentlik, wanneer geene feparate conclufie van die der Principalen genomen hebben, n. 93. feq. Verba fententia in perfonam tertii tantum accefforie intervenientis non concipienda. c. y4. n. 80. "Saus Ji principaliter interveniat. eod: n. Si. Legib. Comitatus Zuij b, Judex cum afiejjhribus Jine Peritnrum eonjilio fententiamferrenequit, c.yS.n. 2-7. Secus LL. Necmag eif Velav. eod: ij. 208» 209,. Sententia an y quando a judice mtitanda} c. 61. n. 21. 22. feqq. Sententia conturnaciaiis ett interloculoria cf revoexbilis, • c. 63. n. 7. 8. 9. Een fententie door den Krygsraat gewezen kan door den Souverein geannulleert worden. eod: n. 12. Y.yyy 3. Sent ent ief  INDEX. Sententia contra cadaver inculpati ante ipjius condemnationem lata efl j nulla. c. óo. n. y. 6. 7. Sententia interlocuto ria. Pro judicis decreto femper pnefumi- , c. 10. n. 23, j Prtefcrtim nullitate evidenti non ap- , parente. n. 24. , Separata. Separati aclus feparatos terminos re- . cptirunt, c. 10. n. 8. P^r ornijjionem & negligentiam unius feparati cpuis jibi in altero non pra- ] judicat. eod:. n. tl. j Sepultura. Dc fepultura mortui delinquentis non- j dum cundtmnapi , y de animadver- I i« cadaver inculpati. v. c. óo. per tot. Sequeftralio. Quando protocoüa fequefiranda ? v. Aótuatius. Quando hareditas? c. 31. n. I. Quidtali cajU judici objervandum? eod: n. 2. Ex malafujpicione etiam pendente li- 1 2 altera collateralibus proximioribus debetur. c. 3y. n. 10. Jus Lubecenfe fratres, Jiflnt feparati, afcendentibus prajert. eod: n. ir, Senatus Loebemenfis fratres y forores de fundi admittit cumavo aviaque pro fihali portione, eod: Q. 13. Statuto Amfielodamenft fratres germani  INDEX. naai et forores avum aviarnve excludunt. c. 3)". ri. 20,22.. Quomido in Hollandia jusfuccefftonis obfervdtur} eod: n. 21. feqq. Mobilia in fuceeffione fecundum leges domus mortuaria deferuntur, eod: n. iS» In mater ia fuecejfionis an liberorum appellat ione, etiam nepotes& ulteriores defe endent es veniunt} c. 36. n. f. 6. An fub voceGall. Enfants? v. ibid. ' Nepotes per reprafentationem matris 1 morfine ad fuccejfionem avi tam a- , vunculis vocantur. eod: n. 29. ! Na de Gulikfcfie cn Bergfche wet- j ten -is de langftlevende der egtel: l eigenaar van de gerede goedren der j afgeftorvenc. c, 39. n. 117. ! Succeffoab intefato moribus favora- j bilis. c. 43. n. 62, 6y. 67. 68. ! In bona emphiteuiica mafculi femina fuecedunt. c. 41. n. ic8, 109. Sumtus. v. Expenfe. T. Tempus. De fpecifea temporis defignatione delicli commifji. v. Crimen. Terminus, add* Copia. 'Terminus flatutariusintelligilurperemptorius & exclujivus. c. 1. n. 11. c. 13. n. 4. Terminus prajixus ad unum a&um, j ad alium feparatum - quamvis Jibi aliquaienus coharentem, non extcn- I ditur. c. io. n. 9. I De prapxione y exclijlone termini I 'ad aliqüid'facienaumj} c. 10. n. 31. I Termmó uti iasque partij confenfu proroguiö prior terminus adhuc au- 1 r«r<; videtur. eod: n. 14. iSÏ#i? pravia notifieatione parti adverfa. eod: n. 28. 29. 32. A termino prafjxo recedere non licet. eod: n if. A die pronuntiata fententia terminus agendi parti concedendus. c. 11. ri. 2y. Judex ex caufa terminum co ar ctare vel prolongare poteft. c. 10. n, 3. Etiam altera parte invitd pof lapfum termini novum afjignare. eod: 11» 4, Lapfus termini probatorii Jiftitur ob incidens vel punStum emergens , quod prins decidendum. eod: 11. y 6. 7. 37, Lapfus termini partem confiituit in contumacia. eod; n. 16. 30; Pof terminum probatorium Fifcus ad fuam intentionem declarandam documenta applicare potejl. c. j-6. n. 39. Lim, 40, 41. Zonder bewys gehandelt zynde Juper pundo emergenti wo;t den termyn tot tegenhandelinge gehouden den naaften Gerigtsdag. ■ c 10. n. 33. Wanneer en hoedanig dc termynen van handelinge LL. Zutph. lopen? cod.- n. 34. feqq. Teflamentum. An y quatenus jure Romano y vetert Gelrico tefiarnenla faverabtlia aut odiofa confderata fuerint} v. c. 24, n. 1. feqq. Tefiamenti faétio odiofa. c. 43, n. 63. 66. In dubio contra Mud judicaudum. eod: n. 69 70. Qvalit intetpratatio in tef.amentisf9* «4>? c. 26. n- 18. Voluntas tejlatoris etiam ex conjecturis  INDEX. ttnris colligitur. c. 36. n. 10. iy. Una pars tejïamenti ex alia declaratur. eod: n. 11. 12, In dubio teflator magis prajumitur diiexiffe proximiores quam remotiores. eod: n. 16. Voluntas tejlatoris LL. palria accommodanda. eod: n. 20. Declaratio tejlatoris in tejlamento elaufo implicite faéla Jine alia praledione jufjcit. c. 49 n. 77. Secus in nuncupativo, licet in favorempice cauja. eod: n. 78. 79. 8o< 82. Voluntatis defeélum nulla cautela vel elaujula falutaris fupplere potejl. eod: n. 81. Tejlamenta benigne interpratanda. c 42. ri. 44. Favore ultimarum voluntatum omnibus viribus Juftinenda. c 48. n. I y. Gceftelyke Kloofterluiden vermogen niet over hunne goederen disponeren, c- 39. n. 49. Jus Romanum non fine ratione jeptem tejles m tejlamento exigit. C. 46. 11. 14. Non tam probationis quam folemnitatis caufa. c. 39 n. 28. Femina teftes in tejlamento jure romarto efje nequeunt, & quare ? eod: n 29. feq. Quod hodie in quibusdam regionibus non obfervatur, eod; n. 38. Celri eas verijimiliter olim admiferunt. eod: n. 40. feqq. In teftamentis privi,egiatis y codicillis recle femina admitiuntur jure eiv. c. 39. n. 30. Quidcirca tefiamenti fubftantiam obfervandum} c. 42. n. 11. 12. De teftamenten kunnen LL. Zutph. maar voor een zeker portie beftaan. c. 24. n. 7, Nemo in teftamento facere poteft, ne leges in eo locum habeant. eod: n. 11. Quid Ji ultra portionem ftatutariam tejxatum fuerit: eod: n. 12. c. 26. n. 8. 9. An y quatenus tefiamenti fadio in Velaviaprocedat, prafertim refpedu conjugum} c. 26. n. I. 4. y. 6. Of en hoe verre Eheluiden uit kragt van de refervaroire clauful by hunne Huw: Voorw: zig kunnen en mogen beneficeren? c. 24, n 22. feq. Quando tefiamenta fecundum LL, Hollandiias eonfeda fubjiftunt} c. 44. n. 9. An y quando tejlamenta ad pias caufas nutu condita valent ? c. 49. n. 88. St at uturn prohibens uxorem jine confenju mariti tefl ar i efl nullum. c. 49. n. 60. Uxor fine mariti confenfu de propriis bonis valide difponit. eod; n. 2y. LL. Daventrienfes aliorumque locorum in tejlamento uxorio euratorem requirunt. eod; n.26. Except» ib. & n. 27. Secus tarnen LL. Neomagens. Velav. Sif Saxon. receptum, eod: n. 31 yo. yi. feq. Sive teflamentum fuper re allodiali jive feudali conditumjit. eod: n. y3. f4. Quid LL, Zutphan. obfervatur ? eod: n. 32. yy, feqq. Quid de teftamentis inter Lberos vel ad pias caufas dicendum ? eod: n, 28. Moribus aua perjona Jimul eddem charta poffunt tejlari, eod: n. 63. 64. 6y. 66. An tali cafu tejlamenta feminarum duplici curatore egeant ? eod: n. 67. 68. Zzzz Am  INDEX. An quis in tejlamento nuncufativo vel fcripto fibi quicquam adferibere petefl? v. late c. 49. n. 70. feqq. Senatus Zutphan. pro validitate tefiamenti, eonjugum manu propria mariti fcripti olim rejpondit. eod: n. 74, v. tarnen n. 75-. 76. Moribus bare dis inflitutio in tejtamentis contra jus civile non efl neceffaria. c. 28. n. Ifr 16. Quare teftamenta hodiernaferè codicillaria dicuntur? eod: n. 17. Mutatio ultima voluntatis quando prafumitur} eod: n. 4. Conjeiïura interdum tali caju fufficiunt. eod: n. y. ReliSa in priori teftamenta quando vaienti c. 28. n. 7. Prius teflamentum per pofterius rite perfeiïum ipf» jure jine fpeciali revocatione rumpitur. eod: n» 8. 9, Licet priori claufulam derogatoriam adjecerit CS5 juramente confirmaver.it teflator , fe nunquam ultimam fuam voluntatem mutaturum. eod: n. 10. 13. Pracipue fi fpatium 10. ann, inter prius y poflerius intervenerit. eod: n. 11. 12. Donationes ex tejlamento LL, reprobato per heredis agnitionem fubfiflunt. c. 26. n. 17. Claufula omni meliori modo quid in teftamentis &c. operatur ? c. 42. n. óy. 66. Quando cenfentur adeffe villa vifibïlia. eod: n. 76. 77. Teflamentum non jure fadum dicitur j ubi folemnia juris deficiunt. c. 43. n. 8» ' ha ut tefiamenti nomen non mereatur. eod: n. 9. Het teftament nul zynde, heeft een erfgenaam ab intefiato niet te onderzoeken, wie doorveizuim, erreur of ignorantie daar van de oorzaak is. eod; n. 57. Tefiamenti imperfeSi exemplum, v. c. 49. n. 84. Illud ne quidem jure canonico fubfiflit. eod: ri. 8y. 86. 87, Tejlamenta certis foltmnitaiibus fape fecretis nitentibus rationibns obftricta fine illis jubjifere nequeunt? c. 43. n. 41» c. yo. n. y. 28. 29.40, Etiam quoad legata ad pias caufas c. yo. n. y.3. y4. feqq. Prafertim in Gelria y quare? c. 50. n. 9. Agens ex tejlamento ejus validitatem probare cogitur. eod: n. ï. Forma d lege praferipta circa teftamenta ad unguem oifervanda. c. 42. n 14. c. 49, n. 6. Ed neglecld funt nulla. n, 6. feqq. c. 43. n. y, feq. c. 46. n. 8» 10, A judice remitti nequit. C.43. n. 10. Het ftatuit des fecretaris eigenhandige fuperfcriptie teftamentair requirerende, wort daar aan niet voldaan door zyne fimpele ondertekeninge me prajente. Late cum refolutione objeïïionum. c. 42. n. 17. feq. 40. 41. 42. c. 43. n. 12. CC22. feq. c, yo, n. 17. 32. 34. feq. Contrar. v. c. 48. per tot. Qitando tarnen fuperfcriptione ab alie faÜa teflamentum fubjijtit ? v. c. 49. n. I2y. feq. Quidcirca oblationcm tejtamenti LL. rur. Neomcg, objervandum ? c. 44. 11. 2. y. c. 4y. n. 3. c. 49. n. 118.133. Quanam jure civili ad oblati tefiamenti fubftantiam requiruntur? c.42. n. 19. 29. 30. 31. 72. 73. feqq. c. 43. n. 64.  ï N D E X. An loco aBuarii unus ex Jcabinisin tejlamento oblato admittendus ? c. 42» n. 34. 3*. 37DenStadtholder te gelyk als Gerigtfchryver agerende is zodanen teftament diél. LL. nul. c. 44. n. 7. Gelyk mede wanneer den Gerigtfchryver te gelyk als Schepen fungeert, c. 46 n. 11. feq. c. 47. n. 22. Item, Ji loco abfentis aBuarii Juperfcriptio per alium faBa Jit. c. 44. n- 8. Teftamenta uni fcabino LL. civit, Zutph. oblata annullantur. c. 47. n. 21. Statut!) prater feabinos aBuarii prafer.tiam requirente, teftamentum eó non interveniente esi nullum. c. 49. n. 123. 124, DD. propriam aBuarii jupeifcriptionem ejus que prafentiam requirentes ad ejusmodi ftatuta , de quibus loquuntur, referendi. eod: n. 1 31.132. Hoedanig de beÜQtene teftamenten LL. Arnhem, moeten gepafleert en door wie geëndorfeert worden ? c. 48. n. 1. c. 49. n. 133. c. yo. n. 2. 6. 10. 11. 12. An fuperfcriptione per alium quam aBuarium faBa teftamentum hifce LL. nihilominus fubfiftit ? c. 48. n. 2. 3. feqq. Statuta Zutphanica nee prafentiam nee aBuarii fuperfcriptionem requirunt. c. 49. n. 132, Jure civ, defeBu fubferiptionis -vel fubfgnatioms unius teftium teftamenta corruebant. c. yo. n. 33. 43. feqq An teftamentum claufum aque per impreffonem figilli judicialis exter- nam, ac per transfxionem ejus internam confirmatum LL. Zutph, validumJit7. c. 49. n. 134. in fin. An omiJJio vel error tabellionis in teftamentis alteri nocet ? c. 43. n. yo. feqq. Imperitia vel negligentia judicis ceque ac teftatoris tejtamentum annuüat. c. yo. n. 4y. 47. 49. Refervatd heredi eo cafu aBione ad interefe. n. 48. Tejtamentum coram quocunque judice eonfeBum valet. c. 49. n. 2.17. Dummodo aliqualem jurisdiBionem habet. cod: n. 14. An illa tefiamenti faBio extra locum domicilii procedat in Gelria ? v. cum diftinBione inter illius Telrarchias diffonantes LL. c. 49. n. 19. An in civitate Zutphania ? eod: n. 20. 21. 22. 23. Statuta loei, in quo teftator extra locum domicilii fui dijponit, tarnen obfervanda. eod: n. 9. Tali cafu afficiunt etiam bona alibi Jita. n. 10. 11. An etidmbona in Tranfifalania Jita2. eod: n. 12,13. Coram judieibus minoribus fatrapne Comitatus Zutphania aque ac coram Satrapa vel ejus Vicario rite teftatur. c. 49, n. iy. 16. Non tarnen coram judieibus Pratorii Zutph. eod: n. 18. ob rat. ibid. Te/lis. Quinam teftes in paBis antenuptial, C55 quinam in teftamentis adhibendi2 v. PaBa antenupt. y Teflamentum, Femina ut teftis fubjeribere nequit, Ji privaia fcriptura idem quod publica operari debet. c. 39. n. 17. Zzzz 2 Statut'&  INDEX Statuta provincialia in adhibendis 1 teftibus mafculini fexus quomodo inteliigenda? c. 39 n 18. 2f. Quare jure civili jeminee in teftamentis effe nequeant teftes? eod: n. 29. feqq. Tabellio in inftrumentis, ad jui Jolennitatem ejus prafentiam requirentibus, teftis effe nequit. C. 47. n. 19. Quando teftis pofterior depqjitio priori prafertur? C ƒ2. n» 47- feq. /'*«#« lefcibus difcrepantibus faciendur», quave depojitiones praferenda? eod; n. f2. f3. ff. Teftes plures vmcunt pauciores. eod; n. ƒ4. Quando nuncio tefti non creaatur > eod: n. f7, f8. Quando tefti unico credendum ? c. f3. n. 10. 11. 12» feq. h teftibus recipiendis multam judicis arbitrium verfatur. eod: n. 20. Quinam teftes adprobandum delidum noÜurnum requiruntur ? c. f6. n. 61. 71. 72. Delatores crimmum hodie teftes effe poffimt. eod; n. 63. Adprobanda delida adibus cauponum commiffa rede hi admittuntur. eod: n 64. Item teftes navicularii adprobandam j vim naviculario illatam. eod; n. 72. Quando & quare teftes inbabïles eonjungi poffwt? eod: n. 69. 70. 'Tefti dubitalivè refpondenti in re gravi y ardua non creditur. c f8. tl. 172. Roomfche getuigen moetende 00.biegte afzweren, eod: n. 17f- 'S.v An y quatenus teftes inftrumentum publieum reprobantes admittuntur l eod: n. 182. i8f. 220. feqq. Conjanguinei y conjundt ad innocentiam probandam admittuntur. c. f9. n. 12. TJnius teftimonium pro reo d poena mortis ordinaria liberando fufficit. c. 63. n. 20. Tortura. Tortura an y quando contra per jonas honeftijjimos y illuftres decernenda? c. f8. n. ff. Quare in praxi recepta ? eod: n. f6. Non temere adjudicanda, eod: n. f8, Ab ethnicis origmem iraxit. eod; n. 60. TranfaElio* Vis tranfadionis, 0 8. n, 46. Tutor. De rationibus dtutoribus, eorumque hcredibus reddendis, v. Ratio. An y quando tulores qui non adminiftraverunt conveniendi2. c. 22 n. 6, Tutor ante redditas rationes folvere non tenetur pecuniam pupillarem, quam accej it. c. 22. n. 9. rat. n, io. Voogden behooren buiten decreet van t'Gerigt geen proces te voeren. c. =jf. n. 2f. u. Ufura. v. InterelTe. UfusfruBus. De tranfmifftone rei ufufruduaria, v. Hareditatis tranfmiffio. Quando hares in ufufrudu inftitutus , etiam in proprie.ate cenjetur inftitutusè c. 36. n. 14. Qualut  INDEX. Qualia ligna ab Ufufruéiuario ca- ; di*aa> C. f2. n. 37. j Quando UfufrucJaarius ufufruótu pri' vetur\ eod: n. 43. ! v. Vagabunden. Lantlopers. Heidenen. Quomodo in Gelria pHxiuntur? c. óy. n. 19. Penatio. v. Jagt. Verba. v. Locutio. Verpondinge. Verpondinge kan LX. Zutph. by paiate en reële executie nullo jurts oraine fervató" gevordert worden. c. 6. n. 3. Zonder dat daar tegens enige oppofitie admilïibel is. eod; n. 4. Verpondinge gaat voor huishuire eod: n. 10. Verlp'm. F I N Iemant tegens een gemaakt verwin in oppofitie kon ende, or zulx admifiibel zy? v. Peindinge, Vita. Vita honefias ad excludendam doli prajumtionem multum operatur. c. yz. n. 10. c y9. n. 8» Vita anteaéla qualitas maximum innocentia argiMientum prabet. c; $7. n. if. Voeginge. v. InterVentio. Z. Zamenkomften. v. Congregatiën.Zutphen. De hifce flatutis, v. Statuta." De Lant-of Stadt Gerigten der Gr; Zutph. geen item in (iaathebbende mogen nog in contumaciam, nog in contradiólorio fementie geven buiten fubmiflie of advys van DD. c. 20. n. 1. I S. ERRATA. In Elench. XLIX. Advys n. 2. 'in. uit. pro egat Jeg. egeat. Pag. 10. In fummar. n. 38. pro term er anus leg. temerarius 22. Lin. 6. pro Pantverweerder leg. Pantverrceerdtrfe 32. Lin. uit pro en leg. een 115. Lin. in fummar. n. 16. pro appellaticniis leg. appeüationis 121. Infr. lin. 3. pro 1738. leg. 173jT157. lin. 21. pro majors leg majores ijl. Lin. 10. pro verdagen leg. verdragen Zzzz 3 186. Lin.  ERRATA. Pag. 186. Lin. if. pro aciter leg. acriter 187. Lin. 4. pro eft leg. ex Stat. Lin. 6. poft Haar del. punctum. 188. In fummar. n. 11. pro/««/» leg. legatum 194. lnfr. ad lin. 5. in marg. pon. 20. 232. lnfr. lin. 16. pr o geprovenieert leg. gepreevenieert Lin. 9. prohfte leg. fe/?* 253. Lin. 17. pro 23. leg. 33. 25-4. Lin. 6. pro ligitime leg. legitime Lin. 16. pro & leg. leg. nomina -202. lnfr. lm. 7. pro partbien leg. />om>» 309. In fummar. n. 68. pro utrebique leg. utrobique 31Ó. lnfr. lin. 8. pro cmjugal ege-leg. conjugale ge- 336. Juxta lin. 3. pon. in marg. 16. 2$z. Lin. 10. pro Scbrad. leg. Schrad. Lin. 19. pro cliemelis leg. fubclientelis 379. Lin. 14. pro erogationen leg. erogationem 430. lnfr. Lin. 2. pro Quartiis leg. Qutniert 479. lnfr. Lin. 18. pro fideicommifi leg. fideicommijji 48 t. Lin. 17. pro >/aSfe leg. /o/^fe 487. lnfr. lin. 13. pro tcmpris leg. temporis Lin. 3. pro 1735- leg. 1737528. Lin. 15. prowVrleg..