JODOCI SCHOMAKERIX" StitÜA CONSILIA responsa juris, Tam ad refolutionem qu^fltonum paris dub'ü propofitavum , cpiam ai earum deciftonem iu contraditlorio maximam partem coram iüufiribus Dueatus Gelria & Comitatus Zmphani* tribunahbtés ventilatarnm pertinentia ; ab eodem turn feparatim, titm junttim cum celeberrimis juris & confuetudmis peritis confcripta , colleiïa, & in lucem edita , cum epitomis & fummariii unicuiejue confilio pr&fixis , nee non indise rernm , in fine eperis fubjunfto, infirttftA & auB*. PARS Q V A R T A. Dat is, Uitgelezenc JN S T R U c T 01R E en D E CI S O I R E CONSULTATIENen advisen, Dienende zo tot refolutie van geproponeerde quaeftien. vanregten, als decifie van dezelve voor voorname vierfchaaren des Furftendoms Gelre en Graaffchaps Zutphen meerendeels geventileert, en afzonderlyk en gezamentlyk met vermaarde Regtsgeleerden enCouftumiers opgeftelt, verzamelt-, en in't Jicht gegeven, met een kort begryp en inhout voor yder Acivys, als ook met een regifter der zakken 't eindes 't werk voorzien en vermeerdert. Door MV: J OOST SCH OM AKER, Advt: VIERDE DEEL. IS Xe ZUTPHEN, Bf TO H,A N,'y> . Boekverkoper,- 175a.   o ct r. Wy Gouvernante en Voogdeflè van den minderjarigen Erfstadhouder , en Raden in naame van de Edele Mogende Heeren Staten des Furftendoms Gelre en Graaffchaps Zutphen , doen te weten; Alzo Jooft Scbomaker lig by requeft aan Hoogftgem: Heren Staten dezer Pro vincie heeft geaddrefleert, en daar by verzogt, dat,vermits hetOttroy byLantfchaps refolutie van den 19. April des jaars 1736. aan den Supplt: verleent, •ten einde in deze Provincie voor den tyd van vyftien jaren alleen te mogen doen drukken, uitgeven en verkopen enige Confultatien en Advifen in verfcheide deelen in qiiarto , onder den titul : ,, JodociSchomakeriJCttConfiliaJiveRc,, fponfa juris, tam ad refo'aitionem q;;_,eftionum jttris dnbii propojitarum, quam ad ,, earum deeïftonem in Contradidaria, m'aximam partem coram illujiribus Dtfca.,, tuf GeWi Et tua, qux nobiskepe probata, fides: Hoe jubet officii ratio, gratamur amanter, Lxtamur, librum volvere pofle novum; * 3. Quepi  Qiiem tua produxit doSfcum celebrata per orbem Sedulitas, tan:o dignaque cura viroj Tot dubus nobis qux leges explicat, artis Ingenaque tui perlpicientis ope. Quid Tibi non debet nodofa Icientia Juris * Quot per Te tenebras gaudet abire Themis i Quid Tibi Feudali non debent Jure periti | Ut volvunt libros, Vir celebrate, tuosï Inltruere hinc juvenes paro gnavos, Gelrica Gelrac Qui meditor cives feuda docere Schola?. Hmc erit iilud opus veftrum mihi dulcius omni Mclle, quod é vario fiore coè'git apis. Vive diu, Themidis noftrae caftiflime Myfta! V Atque fene&utis tempora laeta vide< Quxque fuse jun&i Nati Natasque Parenti Ferre Patrem laeti laurea lerta vident, Non unus de gente tua laribusque gerentem Cernat arum ferus multiplicata nepos! GERHARDUS SCHRODER. J. U. D. Anteceflbr Primarius & Juris Feudalis Profeflör Ordinarius in Academia Gelro-Zutphanica. Hoiio-  Honoratiflïmo Socero D. JODOCO SCHOMAKER JO 8c Pra&ico, Caefera. Quartam Confiliorum Partem edenti, Felicirer. ^Tj^^nclyte Vir, Patrise celfiffima gloria Terrae, fji«2 Splendida Gelriaci fama, JODOCE , fori: £p£ tf^S Quivetusantiquo&generolum ftemmate nomen. Mg* Quique cies proavos non luie laudc tuos: ^^****^^ Quem nivei mores, rerum prudentia, vitae Integritas, lummi relligioque Dei, Plurimaque exornat capiris revcrentia cani, Tertiaque a decimo luftra perada beant. Gui Themis Aufonias ad amuflïm nofcere leges, Docraque ab antiquis volvere fcripta Viris, Arque eadcm haec Pacrii ad normam componere juris, Facundo & rmferos ore ju vare dedir: Hoe Tua, vulgares dudum fpernentia coetus, Scripra docent, Clario fcripta dicara Deo: G$rt(tUa hoe, et Be/ponfa docent, quis docta Vetuftas, Romulidumve labor non meliora dedit: Qus fibi Ncrva Pater, vel Tu Tibi, cuke Nerati, Et cum Marcello Scsevola fcripta velint: Virale* vira caflus qua: in luminis auras Papiniane redux , Te neque digna neges: Dixerit  Dixerit his aliquis nihil addi pofle, UcebiCs Suffidas cunftis, non tarnen ïple Tibi. Nefcia ftare loco celfe vis lucida mentis Ire per infolitas gaudet adusque.vras Nee iibi, fed potius pübhcx mlervire faluti Curat, & hoe ftudii dulcc levamen haber.. O; mihi, dum tantis mfudas, Optime, rebus, Alloquio hceat Te retinere parum} Qax Socero pia vota gener tkubante Camoena Projicit ad doctos quaiiacunque pedes, Accipe, fincerum teftantia carmina pectus, Nee Tibi devorce refpue mentis opes: Vive diu incolumis, Divino numine fehx, Et Generis videas crefcere rite decus: r.; Prifca SCHÜMAKERIDUM, quis Pama jurc fuperbic, Quis licuit Patrise lora tenere fuae, Sic videas, gravitate fenex annisque verendus Augeri titulis nomina adusque noyis. Sic longe fugiant morbi, mortisque furores, Et fervent carum Numina fumma caput. Quis pia pro parta nupcr Tibi vota falute, Sincero & multas fudimus ore preces. Sic Tibi nobifcum longos verfarier annos, Et liccat natis ufque cavere Tuis4 Ita Socero exoptatiffimo', optimo feni, perennaturam, aufpice fummo Numine felicitatem ex animo adprecatur Gener devotiflïmus, J. A. HULTMAN. JOus. ELEN-  ELENCHUS Jrgumentorum, que origine teflamentorum & fideicommiffurum. De cafu omijfo. 6. De cafu exprejjö 7. De quieftione, an £3? quando flandum fit Jcripta , an prafumpta tejïatoris voluntati: 8. Deperpetuoetgradualifideicommijfo. p. De Jimplici tejïatoris prohibitione de non alienando extra familiam. i o. De difpofitione Juper feudis , cjf limitato Domini confenfu. LVIII. Advys Instructoir. Conform het Voorgaande, LIX. Advys Instructoir. Conform het lvi i. en lviii. LX. AdvysInstrdctoIr. Conform Hel LVIL LV1IL en LIX. LXL A dvysIhstructoir. Contrair het voorgaande LVIL LVIII. LIX, en LX. . En gedebatteert by het LVIL Advys. LXll Advys Instructoir. Conform het LXL Dog Contrair aan het Voorbaande LVIL LVIII LIX. dLX. En gedebatteert by Het LVIL Advys. LXIIL. Advys Instructoir. Decivilepoflèffie van uitgedroogde appertinentien, tot enig grondland behorende, wort door de natuirlyke poffeffie ofte ufurpatie van een derde niet benomen. LXIV. Advys Instructoir.1 De interruptione prafcriptionis per agnitionem debiti ab uno correorum debendi intra tempusprafcriptibile, LXV. Sententie Confirmatoir. LXVI. Advys Instructoir. 1. De requijitis tejfamenti, fuper re feudali ejusve fruüibus condendi. 2. Quando & ex qnibus difpofitionibus aflimatio jeudi feu aéïio ad intereffe debeturt LXV1I. Advys Instructoir. Een Leen, ftaande huwelyk aangekogt en betaalt, devolveert na dode van de man, daar mede alleen en buiten zyn vrouw beleent zynde, in't geheel op defzelfs naafte Leenvolger: Dcg de vrouw heeft regt by des gemenen boedels verdeilinge van des mans alhdialen erfgenaam te vordren verftoringe van de waardye des halven koopspenn:, ten ware de vrouw erfgename van het allodiaal was. LXVIII. AdvysConfirmatoir. LXÏX. Advys Confirmatoir- LXX. A dvys Confirmatoir, LXXI. A dvys Confirmatoir, LXXII. HOVES Sententie Contrair Aan;  CONSILIORUM. Aan't ixvii-lxxi. Advys. LXX1II. HO VES Sententie in cas van Appel Conform de Sententie Prioris Infiantiee te vinden P. 2. Cons. XXX.IX. LXX1V. HOVES Senïenti-e in cas van Revifie. Contrair voor een gedeelte aan de voorgaande L XXIII. Sententie, Dog conform aan het voorgaande LXVII. en LXXI. Advys. LXXV. Advys Instructoir. over Zeven verfcheide qufeflien wegens een fiaande huwelyk aangekogt leen, rakende hooftzakelyk, 1. De kragt eener beleninge. 2. De feudale fucceffie tempore minorennitatis, 3. De nature van d'erogatie ofteuitkeringe des koopspenn: aan de jongere broers en zulters. 4. De hoedanigheit der difpofitie van een Vrouw over hare beleende halffcheit des aangekogten leens, ofte refufie van dien; 5. Het regt van retentie voor die halffcheit, 6. De leenquEeftien over de meerdre waardy des koopspenn: en melioratien, of die onder deze refufie gehoren? 7. Het effed van de abflinentie des allodialcn boedels. LXXVl. Advys Instructoir. Vervattende ene teftamentaire difpofitie over cenH'jfiorig goet, met enige annexe quseftien, confideratien en explicatie van den aart , eigenfehap en benaminge van deze en andre fervile goedren. LXXV11. Advys Instructoir. Over de devolutie cn fucceffie van en tot een Hofborig Leen-goet. LXXV111. KORT RECUEIL konnende dienen voor ADVYS INSTRUCTOIR. Genomen uit de HovesDuplicale Schrifture, by 't voorgaande Advys N. LXXVII. n. zo. vermeit, en behelzende de Quteftie-l Of de onderhorige Landeryen van een Herengoet buiten denzaalweer jure primogemtune verderven op den outften zoon, dan of die aquis portionibus op defzelfs broeders en zufters.ineen werkelyken eigendom, en dus mede in een dadelyke poffelïie, voor zo verre die door d'erfgenaam van d'overledene gecontinueert wort, devolveren ? LXXlX. Advys Instructoir. Of Epiftola conjultatoria. Of en wanneer de wil voor de daad in criminele zaken genomen wort? Diftinelè ex jure divino tot meerdre illultratie van het Advys P. 1. Cons. 60. alhier g'examineert. LXXX. Advys Instructoir, Over Torture, Kindermoort en Bloetjcbande. 1. Of en wanneer, een cèoperatyf delict van kindermoort ontkent en niet volkomen beweczen zynde, daar omtrent de torture plaatze heeft? 2, Hoedanig het delict van bloetjcbande na. de Goddelyke enwe- reltlyke regten inter affines in li-nea collatcrali geftraft wort? wort .alhier uit de min-of meer ver- ■ bodene ofte toegelatene huwelyken tullen dezelve vooraf onderzogt, betoogt, en op het voorgefleld geval toegepatl. LXXXI.SententieConfirmatoir. I. ADVYS  ADVYS DECISOIR. Pantkeringe of oppofitie tegens een zuivere fchulcvordringe is verboden. ubi T^V jurisjurandi élatione & forma. JJ' i...-/ ^ exceptione querek non numerat* peemfc. III. Ve conëdiom indebtti. S U M M A R I A. 1. TT\c maniere van procederen in de Graatfchap Zutphen verandert 1738. 2. 2,1. 23. 25-. Een debiteur is ver- pligt na gedane pantkeringe tegens pcindingc voorzuivrcobligatien of andre liquide fchult ondernomen, by tapende gerigte betalinge te doen of te bew'yzen falva condiQionr indêbiti. 3. 7. 24. Zonder dat den keureedt in deze fummiere of executive proceduire plaatze heeft. 4. En waarom Viet ? v. ibid. cum relat ad citl. DD, add. n. <■ q ro. ij, £ƒ 13, 6. An ftatntum omnes exceptiones prater folutionem ejusve probaUonem rejiciens etidm alias admittat \ 8. Jnramentum non fufficit, quoties ftatutum probationem requirit. 12. Of ccnen gedcfereerden eedt datelyk moet geaccepteert of rae- fereert worden? 14. Nonfemper formam juris iurandi, qmd pars parti dejert, judex fc- qui tenetur. if Devêcaèulïs mox, illico, ftatim, confeftim. vid. rentijjive h. »0. Exceptio non numerata pecum* in hoe judicia non attenaitur ob ratt. A n. 17.  ft PAJTIS Q,Ult« n I? 1.8. 20. vid. turnen U- i-debiti moet worden g'infti- ' „^., | meert? 9 babeati \ creduour verburgt ? xj-. Hoedanig en wanneer è&coniicUo -rn zaken voor dezen Wel Ed: Stadt Gerigte van Borculn ongeI decidee^ hangende tuflehen ?«n de Roller Pante.fchef ter eenre en ?an Ten Twelle Pantverwdr: ter andere zyden. Gezien, gelezen en ^examineert de aden van fi«ndjnge.n rantkeringe refpeaive van den 14. Febr.- en i7. Maait dezes faarsi i voorts mede de montlyke juftificatie van peindmge ian d e„?o. April en 8. Juny daar aan volgende, metd,eda« by overgelegte documenten, mitsgaders de protocollaue Recefltn en Dingtalen, en gelettet waar op in dezen emgzmts te letten ^Htt'voor,. Stadt Gerigte met Advys van leerden , voorbygaande den aan zyne van den L antvi. gedete reerden eedt , ernaar op gefundeerde exceptie. van onge elden gelde, ende in dezen regt doende , cpndemneeit den Pantver fveerder, om van het gevorderde k.p.t.al ad x5o. gin. «» £ terefTt bv zittende gerigte betalinge te doen of te bewyzen , en ;"tatydienvolgengs, 5.t by gebrek van dien ge haren regtelyken voortgank zal gewinnen, n>et ^ ^'.nge, dat daar voSr een goede peindingeeu daar tegens een quade pant- keringe gedaan zy. , Tjrtrif De repetitie van die gelibelleerde penn: nogtans aan den Pantverweerrier copdiSme tndebiti referverende, en dienthalven den Panteifcher ordonnerende, om daar voor na regten genoegrame fidele of rëele cautie te ftellen. Den Pantverweerde,rdaaren boven condemnerenrie in de koften dezer procedure tot taxatie en moderatie van voorn: Gerigte. Aldus by ons ondergefchrt geadvifeert binnen Zutphcnden if- Odobr: 1739» SCHOMAKER. PH, CAR. SCHO MAKER. Redenen  Cons. I. 3 Redenen van dit ons geadvifeerdc zyn kortelyk de navolgende. Wy hebben tot een grontflag van deze onze decifie genomen io de difpofiüe van net in den voorleden jaare 1738. gerevideerde Nieuwe Reglement dezer Graaffchap , alwaar art. 8. nadrukkelyk wort geftatueert: Dat een crediteur voor zuivere obligatien of hantfchriften, 2. geleent geit of andere liquide fchult, waar van by eigenhan,, dige ondertekeninge of behoorlyk geverificeert hantmerk van ,, den debiteur confteert, gepeint, en den gepeindete pandtke, , ringe gedaan hebbende ten geprsfigeerden regtsdag gehou,, den zal zyn by zittende gerigte betalinge te doen, ofte tebe,, wyzen , zonder als dan tot enige wederfpraak , of enigerhande ex* oepiie geadmitteert te worden ; blyvende egter de repetitie ,, dier penningen aan zodanen debiteur ctmdittione indebiti gere,, ferveert. Daar n;ede nu vergeleken zynde die by den crediteur fan de Rol er op de goederen van Fantvr: ondernomene peindinge uit kragt van een zuivere en door hem in prjefentie van getuigen gefubferibewde obligatie wort daar uit evident, dat wy op def- J. zelfs oppofitie, buiten bewys op het middel van den keureedt gegrontveft , tn hoe procejfu 'fumxaario niet hebben mogen letten, maar den Pantvr. na teneur van voorz: Reglement moeten conde-mneren in manieren, als by 't diiïum Jementtdu. En dat wy derhalven den Panteifcher niet verpligt hebben kunnen oordelen dezen eedt, door Fantvr: aan hem op die gepi retendeerde nm numerane dezer penn: gebouwt, te accepteren ofte refereren. Om redenen, dat de Heren Wetgevers tot eene heilzame am- 4. putatie van alle longeurs en incidenten ftgmfuanter met geminatie der woorden , zonder als dan tot enige wederfpraak\ of enigerhande exceptie &c. hare volftrekte wille hebben gedemonftreert , en ad tollendam omnem dubitatienem zig van deze geminatien maxime eum myfterio daar ter plaatze geprofereert , willen bedienen , v, de vi bujHs gemindtitnis Lauteib. difp. de volant, th-,6. «.4. Stryk. A 2. V. M.  4 PAt.Tl-sQ.Dr ART* V. M, f. ad tit. de confi. pes. n. i. 2. Caft. de Sotomaj. Lib. 4. r. f2. ». 11. 1 *• 21. /'f7' Tot een hanttaftelyk bewys, dat alle wederfpraak of alle ex* ceptie tegens alzulke zuivere hantfchriften, waar voor alle piasfumptien van waarheit militeren , zal afgefneden, en alleen dievan betalinge in continent! & fedente judicia te doen of te bewyzcn , gereferveert zyn. C. Invoegen wy ten refpecte van dien keureedt in dezen niet zul]en nodig hebben te examineren , veel weiniger ons te uiten over die by de DD. geagiteerde quseftie : Anfiatutum omnes aliasexceptie-nes rejictens pr&ter folutionem cjusve probattonem , etiam alias & quales admittat t de c>uarum admijfione in terris Saxonia, multas ordine recenfet Berl. p. I. Concl. 84. a n.6. ad n. 77. V. Carpz. p. 1. C. 8. def. 17. n. 12. & Gons. ad Cons. Vel. cap.xi. gt. y. art. 5. «, 10. Als zynde volgens onze ftatutaire difpolitie manifeft, dat onder dat geordonneerde bewys het middel des eedts niet zal kunnen gecomprehendeert worden; Cui enim exciptre non licet, juramentum etiam deferre non potefi. L. 14. §. 3. C. de non num. pee. & ib. Gothofr. Want of wel het jttsjurandum judieiale deci/ïvum , vuige- dea keureedt, pro maxime- remedie expediendarum litium in regten gereputeert, en eene controverze zake daar door (uecwcle gedecideert wort juxta Setfer. de juram. 1» prafat. & Berlich. d. p. i. Ctncl. 29. in pr. g Zo kan fiatutó probationem exigente dat middel nogians voor geenbewys paflêren; cum juramentum non fufficit, cjuotia liatutum probatic-nem recjuiriti Vinc. Caroc de juram.dec. f. 32. Wefenb. l.cons. 2o\ H.37- Vromans. defer. comp. lib.%. cap.zS. §. ?. n.10. &in not. H. Middell. add. Utrechts, cons. p. z. c. 92. per tot, ubi pi. pr&jud. & fent. Ge volg! yk zal dien geëmployeerden eedt in de piaatze van bewys niet konnen fubintreren, om met een Eequipollente kragt die beoogde exceptie in hec proceffu extraordinario Jeu execuüvo te verinceren, als te vernemen by Berl. d. concl. 84. Carpz. p. 1. Confi. 12. def. $5. & in Proc. jur. tit. xi. art. 1. «. 13. 14. & tit. 22. art, 4. ». 2i)i o Te minder daar alhier het. ftatuit geen extraordinair, of fubfi- diair,  Cons. I. ? diair, maar een ordinair, plenair en prompt bewys in judiciovtteifcht; Quo cafu nunquam continetur juramentum , nee illud referri poteff , quia tune intelligitw plena ejr legitima probatio, ChafT. ad Consv Burg. tit. de jufiit. pag.\6i. n. 18. Faber ad Cod. L 7. 7'. 3 1. D. 2. n.-j. Mev. adjusLubec. P.$. 7", 7. art. j.n.y. & \o.fam juramenti delatio efi fub/idiaria, extraordinaria & exorbitant probatio. L. 36*. ff. de iurej. Welken Autheur, na alvoi ens n. 5. & fecjej, conform 10. de traditie van meergem: Berl. d. C. 84. n. 82. 83. cum feqq. te hebben aangetoont, dat in hypsthefi, ubi ex ir.flrumenio liquido executive agitur , de probatiefer tejhs zelfs niet admiflibel is, ». 7.. in terminis vervolgt: Quod quando aSior fuam intentienem liquida demonflraverit , ita ut 11 • parata effe debeat executio, fupcr folutionis exceptione deferri juramentum nequif^ ob ration. n. 8. & 9. v. Moller. 2. Semeflr. 26. negat , creditorem ante folutionem vel executionem probatione folutionis deficiënte ad jusjurandum cogi poffe. Voegt tot meerdre confirmatie hier by de leere van Stryk. in V. M. ff. ad tit. de reb. cred. §. 1 5-, Marta i. dig. tit. juramentum eap. 22 ex dec. Marcell. Crefcent. traderende: quod creditori juramentum a debitore adverfus apocham deferri nequit. Zonder dat wy ten dezen opzigte hebben kunnen bevinden, 12» dat het quajftieufe poinct door deze eedes delatie na d' intentie van meergeall: N. Regl: fedente judice & Gtmmarie aanftonts zoude kunnen afgedaan worden. Ter oorzaak , dat den genen, aan welken eenen eedt wort gedefereert , volgens het fentiment van veele voorname DD. als onder meer andre van geall: Mev. P. f. T. 8. art. z. n. 22. 25. & ib. DD. niet gehouden is dezelve in ipfo moment» te acceptteren of te refereren, nemaar bevoegt zou zyn, om te contenderen tot een nader termyn ten fine van deliberatie , an jurare, cedere, an vero fuam confeientiam aliis probationibus expurgare matit. Waar over dan weder nieuwe difpuites erryzende de zake in 13* plaats van extraordinarie & de plano in enen gerigtsdag als dan afte handelen, zoude geprotraheert, en dus daar over ordinario modo & proceffu geplaidoyeert worden. Waar op het Landtr: dezer Graaffchap outyts mede reflecterende daarom tit. 2. art. 1. exprelTe gewilt heeft ., dat niemant A 3 nog-  6 P A H T I S Q_ï AKTE nog door eedelyke verklaringe , nog eenige andre oppofitie tegens alzulke inftrumenten in proces zal komen, rejervata faliem sonditltone indebitt erdinartó modo infittuenda. Voornamentlyk daar gevallen zouden kunnen zyn, dat ymant buiten {iaat geftelt was aanftonts en'in dieformezodaneneedt, als hem gedefereert wierde, te accepteren , Cum , Ucet regulartter fwj*r*ni*m UHs dectfirium , quod pars varti defert, ex forma delattomYptam etiam formam tefte Brunnem. ad L. 3. §. uit. & LL. feqq. ff. dejufej. recipere debeat, tarnen juxta refponfum Ulpiani in L. 34. £. e. f. d. t. non femper iudex ejui formam'a parte prordonneert wort, volgt daar uit onwederfprekelyk, dat Haar Ed- Moe- die gewone altercatien over het regte begryp deelwoorden^» continenti, mox , illico, fiatim, confeftim , de quibusw/rf. Coler. Pr. exee. f.%. c. 2. crGor. ad jus Velav. cap. 11. art. 5. « i hebben willen amputeren, en dienvolgende aile dilayen en termvnen tot den naafien aaneen gepeindede verweigeren, waar in anders geen zwarigheit zou zyn ob dotlnnam Fabn ad Cod. hb. 4. Tit. 42. def. l8- j ,.r Wy zyn te meer in onze opinie verlterkt, door dien de ditpofitie van dit Reglement alle wederipraak verwerpende, en alleen maar 't bewys van de gedane betalinge aan een debiteur referverende by examinatie van de (lukken ons is gebleken; 16 Dat'den Pantverwdr: geen betalinge volgens het eerde hdt van * deze Wet gedaan, nogte na teneur van het twede geenzmts dezelve bewezen heeft, maar alleen gefuftineert, dat, fchoon wel bv deze hantfehrift bekent heeft die penningen ontfangen, en dus daar voor een fchultbekentenifle gepaflèert te hebben , egter daar op noit de numeratie zou gevolgt zyn. •T welk immers als een bewys van betalinge niet zal kunnen "* aangemerkt, ofte f*no fenfu geoordeek worden daar mede aan d'intentie en exprefie wille van den Wetgever voldaan te zyn, alzo denzelven *t bewys van de betalinge ordonnerende eo ,pfo fupponeert dezelve in dit cas gefchiet te zyn, zo egter volgens «igene confeflk van Pantvrdr: nooit is gefchiet.  C o k s. I. 7 Wanneer nu daar by wordt geconfidereert , dat den Pantvr: 18. to wel door ondertekeninge dezer fchultbekentenis fub. A. zig gëengageert, als daar en boven na verloop van enigen tydt volgens een afgegeven hanifchriftyi£. B. deze fchult weder geconfefleert en aangenomen heeft uit zekere optenemene penningen te zullen er leggen; , Zo zal hy door deze iterative en zelfs gerigtelyke confellie moeten geoordeelt worden daar door't middel dezer querele van ongetelde gelde, cafu quo dezelve in hypotheft plaatze hadde , te hebben verwerkt. Non folum , cjuod inftrumentum privatum , debitoris figillo aut manu jp. eorroboratum , ft injudicium produïium recognitum fuerit, pro judictaliter confejjo habetur & paratam executionem habet. Col. de Pr. ex. p* f. c. 3. »• 5"8. 59. & feqq- v. Gait. de cred. cav. 3. Tit. 1. de inftrum. üquido, ejus probatione, & executione , ubi n, 926. probat ^ Quod potefl liquidart inflrumentum illiquidum per adver/arti confeffiottem in vel extra judicium, etiam per verba enunciativa. Verum etiam, quodgeminata confeffio excludat querelam non numera- l#. u pecunia. Carpz. >. 1. Co»/ 32. óf. addatur Afrf»r. d<«f. *t amb. conv. Itb. 18. w. 6. alwaar hy ». iz. alvorens getradeert hebbende , quod exceptio non numeratx pecunia apud varias gentes non «dmittatur, n. 26. deze exceptie des te meer verwerpt, jifecunda confeffio ex.intervaHo fatla fuerit, voor redenen met folutie van een tegenwerpinge ex vi juramenti cum geminata eenfejfione *,quipollente genomen hifce verbis gevende : quod juramentum intelligitur fecundam naturam atlus , cui adjicttur, fid qui ex mtervalla confitetur , debitum contraüum ex caufa pr&oedenn videiur cgnofcere , & tdee non potefl excivert, quod pecunia non fuerit numerata. Zulx, dat indesen een van beide moet vatHtaan , ofde betalinge der fchult, waar voor Pantvr: deze obligatie jub A. heeft gepaffeert, is daar op gevolgt, of niet. In den eerfien cas is het notoir , dat defzelfs oppofitie zonder it. ordinair bewys van betalinge volgens den meergen: art, van t Regiem: niet admiflibel is. Kdog zoude den Oppofant in het twede geval alleen compete- xa>. ren d*exceptio non numeratée pecunia, wanneer hy namentlyk over de betalinge, als in cas fubject , aangefproken zynde imra bitn-  5 P A R T I 6 Q_ 5 A R T I nitem bevoegt zou zyn het afgegevene hantfchrift te vindiceren, ifi.il. C. de non num, fee L. 4. C. de condiü, ex leg. 2,2. Gereguardeert nu na teneur van dit Regiem: generhandewederfbraak^, nogte enigerhande exeeptien worden toegelaten, en derhal ven uitgefloten, zo heeft den Pantvr.- cafu prtfuppojito zig te imputeren, dat zo lange ftilgezeten en niet by tyts, eer en alvorens in regten wierde betrokken, dit zyn afgegevene hantfchrift heeft gevindiceert en ingetrokken. Waarom dan alnu genootzaakt zal zyn deze penningen condiilione indebiti ordinariè modo te repeteren. 24- Om allen welken wy dan ook d'exprefie difpofitie van den Wetgever opvolgende, dezen eedt, alleen opd'exceptie non numerata pecunia gefundeert, tegens éene liquide , ondertekende , en vervolgens by een twede hantfchrift gerëitereerde fchultbekentenis, faltem in hoe proceffu execmivo aan den Panteifcher ad pry het entameren van die gere.ferveer- de  C O N S. II. 9 de repetitie per condiSlionem indebiti door deztf collitïgante parthyen refpective daar over zouden mogen gëemployeert worden. Wy hebben eindelyk den Pantverweerder uit hoofde van deze zyne oppofitie buiten bewys tegens de klare en uitdrukkelyke prohibitive Ordonne: onderdaan, mede in de koften dezer fummiere procedure moeten condemneren ; Cum jura infurgunt contra cum , qui legem transgreditur. II. ADVYS DECISOIR. I. /^\ver het onderfcheit zo van oppofitie teV_>/ gens een liquide fchult of lententie, als van de tyt van admiffïe der verburgde a&ie, ad explicationem art. 46. NoV. Ord, 1738. II. De materia feque/ïrationis. III. T>e purgatione mone poft terminum. SU MM ARIA, 1. 3. 4. ƒ. 'TpLiflèn een ordinaire en » executive peindinge, een crediteur tegens zyn debiteur competcrende, is moribus in diverfe refpeden een mcrkelyk onderfcheit. 2. 8. 9. 14. Quarc & in quem finem Novella ordint credituri etiam in feriis extraord, remedium fequeftrationis datum fit ? contra jus civile n. 10. & vetus jus jiatutarium , niji in certis cafibus , n. 11. ubiporro de differentia^ 1 materia fequejlrationis & impe- dimenti, v. n. 12. 13. ! 6, if. 22. 2S-16. 27. 38. Wanneer een gedane pantkeringe poft lapfum termini jlatutarii nog mag verburgt worden? 7. 21. Caufa finalis Jïatuti maxime attendenda. 16. Sequeflratie, toeflag en arreft wort door cautie opgeheven, en den debiteur daar door tot oppofitie gewettigt. B i7, 18. /»:  lO P A R T I S Q_U A R T JE In zaken incidenteel voor dezen Wel Ed: Scholten Gerigte van Lochem over het poincl van admiiïie of rejectie van pantkeringe, tegens eene voorgaande peindinge en daar op gevolgt en toegeftaan verzoek van ophalinge der gerede goedren tuffen Br: T. G. Plegber, als gefubftitueerde Volmr: van de Hoogwelgeb: Vry vrouw Douariere van Nagel tot Amfen, Panteifcher ter eenre; ende Maria Janfien wed: van wylen Henrik^Starink^ geaffifteert met haren bediende Advt: Dr. G.Fatebender> Oppofante terandrezyden; Gezien, geleezen en g'examineert d'adte van peindinge met het daar by gëaccrocheerde verzoek van bewaringe der geaffecteerde 17. 18. Interpretatie- Icgis pro «vertenda imquitate rationis facienda. \ ob rat. n. 20.. 19, Lexnova nonpr boveVt geankerde goet^^^^^ na 't eevoelen van voorname pracltfyns confoim het btadti. van zJpbfnZ.c,. * -^ar en boven, re/ata non refpondeat petinoni rferis, Yflfj0'^ cautie ad expenfas tftms luis uitgebreidt hadt moeten gepiasiteeu Tvn alsdiftinaelyk tuffen een perfonele of reële adie uit den |L \ l , 2. lan regtens zou konnen betoogt worden 5 q óffchoon3men al lens met andre couftumiers (opvolgende 8' omtrTt dit point by *^*«^*»£gEtt vaftftelde, dat er by eene zodane reële aóiie en affectatie geene andre cautie voor 't gewysde plaatze hfdde. Omdat een gearrefteerde door fnvole oppoutien veele Konen 9' zo?konnen veroorzaken, welke in cas van fuccumbentietotzynen Wte zYPde te vergeefs buiten cautie voor dezelve memg10 maal zouden" gevordert'worden; Gelyk 't dus by fententie van den ,1. O&W voor den hogen Lantdroften-Gengte der TraaffchaD Zutphen begrepen en verftaan is tuffen de Heei jaSb van Leefdad Ja , en de Heeren Herman en Bern: van Wefterholt ab altera parte. Zyn_  Cons. III. 2f Zynde dit gevoelen geradiceert in de emphatycque bewoor- n? dingen van evenglte: ons Lantr: d. t. & §. een aanleggeren verweerder pariformiter tot zodane cautie obligerende, endoor'tnatuirlyke regt zelfs gefavorifeert, als't welke verbiet, ne alteri per alterum iniqua conditio inferatur. I, non debet 2o6. jf. de R. J, En hoewel d. §. 12. Lantr: fimpliciter van camion gemelt en 12, niet bepaalt wort, welke en hoedanige een verweerder in erfhuis-en alle andre zaken van in-en uitleidinge zal Hellen, zo zouden wy ten opzigte van eene rëele actie of petitie uit analogie van 't geen in fine §. 8. tit. 4. Lantr: overeenftemmende met 't Lantr: der 4. Bovenampt: des Nym. Quart. ttt. q. §, 2. & 11. gedifponeert wort , mede vaftftellen, dat een Verwr: 't goet onder het arreft latende verblyven ten minften voor de koeten en vrugten pendente lite vervallende zou moeten caveren. Op deze en meer andre raifonnementen van regten (welke wy 12. brevitatis fiudio voorbygaan) hebben wy gefuftineert voor de Arreftante veiliger te zyn die gearrefteerde penn: onder die gemaakte affectatie buiten uittellinge aan de Gearrefteerdens te laten beruften, als dat dezelve in cas van adjudicatie harer Eifch by toekomende fententie lite mva die naderhantvan deze borgen zou moeten repeteren; jQuia contra fidejuffbrem de judicato folvendo nequidem ab executione 14» incipi poffit, te/ie Fabr: ad Cod. Sabaud. lib. 8» //'/. 28. def. 8. Of ook de erfgen: van de borgen , lictt beneficium ordinis non iy. haheant, in cas van vooraffterven pro quota hereditaria conveniëren , quippe qui in foïidum non tenentur, juxta Paul, Caftrens. in l. Lucius Titius n. 6 ff. de fide;uff. Waaromtrent het arbitrium judicis zelfs metextenfie tot de eau- iö"« tie pre judicato>, cafu quo dezelve anderzins na regten in cas fubjsct niet konde worden g'eift, veel vermag, juxta fepec. Mev. d. c. zf. n. 67. Immers zo lang en ter tyt toe anders zal gecaveert, en quatenus opus in contradittorio daar over nader gedifputeert en gedecitleert zyn, wien aangaande wy aan partyen omtrent haar vorder zeggen en tegenzeggen, zo ten refpecte van die nadre cautie zelfs, als ten opzigte van defzelfs extenlie en ampliatie , boven de koften der arreft-procedure door dit ons advys geen prejudicie D heb-  10* PARTISQ_UARTJE hebben willen nog konnen toebrengen; Terwvl de Requiranten haar verzoek ontzegt en alzo oorzaak tot deze''kotten geworden zynde ook na alle regten en redenen daar in hebben moeten gecondemneert worden, ad notor. IV. ADVYS DECISOIR. Hoedanig in materie van peindinge tegens een Oppofant by geene comparitie op de naaftvolgende gerigtsdagen in contumaciam geprocedeert en regt gedaan wort ? SüMMARIi 1. 6, TTjdtfi narratio. 2, 3. -F Of en wanneer eene vol- dongene regtszakc volgens een out, of nieuw ftatuit in de Graaffchap Zutphen na de litifpeudentie g'emaneert, met affumptïc van Regtsgeleerden by den Rigter, of met advys van dezelve door verzendinge met een ordeldrager, moet gedecideert worden ? 4. f> Quod cum difiinÜiu-rie inter ordinationem judicii \zj decijionem litis refolvituf. 7, 10. Tegens een Oppofant 't hooft ter bank gehadt hebbende , kan in contumaciam zonder nieuwe citatie geprocedeert worden ; contrarium v. n 9. 8.. Contumax $uis dicitur ? 11. 12. 13. In en omtrent eene contumaciele procedure moet onderfcheidentlyk gelet worden op de ingangen lantregtens, of die by bodtnge of by peindinge g'entameert zyn. 14 if. Et quaret 16. Het effect van contumacie in de Graaffchap Zutphen maakt van onfchult geenzins fchulr. 17. 2f. Een gerigtelyke confcflie of lantregtelyke willekeur eenes debiteurs produceert zo na de gemene als onze lantregten veele avantageufc gevolgen voor zynen crediteur. 26, Uit kragt van particuliere hantfchriften kan een crediteur voor een liquide en erkende fchult met den bevoorregten ingang tónt-  Cons. IV. a* In zaken van peindinge en pantkeringe voor dezen Wel Edelen Lantgerigte der Heerlykheit Borculo ongedecideert hangende tuffchen Koenraad ten Hoope Panteifcher ter eenre , en Roelof ten Thye Oppofant ter andere zyden. Gezien, gelezen en gè'examineert de aclen van peindinge en pantkeringe refpeclive de datis den 2.2. Maarten j. April 1738. juftifkatie van peindinge cum Annexis lub A, B, CD. & E, van den 21. dito maants April, voorts een interlocutoire fententie over een exceptioneel poinct, tuften Partyen afgehandelt , en op den 11. Nov: 1738'. gepronuntieert, waar by aan den Oppofant geordonneert is, om 14. dagen na pronuntiatie van dien ten principalen te antwoorden, nefiens't daar op gevolgde decreet confirmatoir van den 24,. Febr: 1739. mitsgaders een acte eodem dato van den Oppofant aan den Lantgerigte overgegeven, eindelik drie diftincle compellen van den Panteifcher refpeclive van den 10. Maart, zi. April en 5. May dezes Jaars 1739. nevens die daar op tegens bovengemelte Roelof tenTkje gedecreteerde en geëxploiteerde drie onderfcheidene proclamata , met en nevens de conclufie des Eifchers tegens den Oppofant tot velligheit genomen; Engelettet, waar op in dezen eenigzins te letten ftonde. Welgedagten Lantgerigte met afïumptie van onpartydige Regtsgeleerden doende regt, verklaart denOppofant contumax en alzo verfteken van alle declinatoire, dilatoire en peremptoire middelen, beneficiën en wheren regtens , en vervolgens ten principalen regt doende , ordonneert den Pantverweerder en Oppofant, om aan den Panteifcher van die gevorderde 3 36. guldens, met alledenagterftant der interenen, ingevolge willekeur van den 2. Feb: 1731. zittende gerigte betalinge te doen ofte betalinge te bewyzen , of dat by manquement van dien die gedane peindinge haren lantregtelyken D 2 voort- lantregtens van peindinge tegens den debiteur procederen. 27. Welke als dan fedente judice buiten eenige exceptie of wederfprake verpligt is betalinge te doen ofte bewyzen. 28. Salvd condiSiione indebiti poft fac- tam folutionem. 29. Quod ex Nojlrati & Saxonico Jïa. tuto probatur, ob rat. n. 30. £3" 3ï«  2,8 PartisQ_itartje voortgang zal gewinnen, in dien val de gepeindete effecten daar voor executabel verklarende, en dat 'er'dus gedaan is een goede peindinge, endaar tegen ondernomen een quade en wederregtelyke pantkeringe, den Oppofant mede in de koften dezer procedure tot taxatie van welglte: Gerigte condemnerende. Aldus by Ons ondergeff- geadvileert in Borculo den ƒ. Juny. 1739. f. SCHO MAK E R. VI'. H. LAMBERGH Redenen van 't gedecideerde. Wy hebben den Pantverwr: aanvanklik pro contumace moeten verklaren, omdat aan ons uit de acten is voorgekomen , en zonneklaar gebleken. i. Dat tuffen den Panteifcher en Oppofant een exceptive proceduire ter zake eener exceptie palïi conventi door dezen kaften geobmoveert afgehandelt zynde, denzelven na preliminaire rejectie van zodanen exceptie by decreet van dezen Gerigte geordonneert is, om 14.. dagen na pronuntïatie van dien ten principalen te antwoorden. Dat dit interlocutoir ter bywezen van den Oppofant zynde gepronuntieert, en daar tegens Articulen van nulliteit ingedient, zyn dezelve vervolgens door den Gerigte met affumptie van Regtsgeleerden gerejecleert, en dus het voorgaande decreet geconfirmeert. Dat den Oppofant ten dage van uitlezinge van dit laafte confirmatoir decreet tegen 't zelve heef: konnen goetvinden te protefteren, voorwendende, dat't zelve niet met affumptie, maar a- na het oude Reglement by advys van Regtsgeleerden hadde moeten afgegeven worden. Zonder op den volgenden regtsdag voor den Lantger: te erfchynen, veel minder enige tegfnhandelinge te ondernemen. Waar door die twe diftmete decreten volkomentlyk gehomologeert zyn, zonder dat derzelver effect door een, bloot protefl geftremt heeft konnen. worden. Te  Cons. IV. 2p. Te meer, daar dit proteft in zig zelfs nietig was, alsfteunende op zodanen los fundament , als of een. WelEd: Lantgerigte de folemniteit van affumptie van Regtsgeleerden by 't geamplieerde N. Reglt: geintroduceert, tot decifie van een exceptie oirfpronkelyk uit een principaale zake gëentameert , tydes wanneer het oude Reglement in volle vigeur was, verkeerdelik geamplecleert hadde; Daar dusdane exceptie by advys van Regtsgeleerden door een 2. Ordeldrager verkooren , zoude hebben moeten gedecideert worden, ingevolge de oude praclycq. Totoplofïïnge van welke objectie maar kortelik geconfidereert. dient te worden. Dat fchoon'er wel in regten generaliter geleertwort: Datnieu- 4. we wetten en latere ftatuten niet extenfibel zyn tot vorige gevallen, zodane leere egter met diftinclie moet verftaan worden plaats te hebben ejuoad litis deciforia & mcrita caufd, , non vero quoad ordinatoria judicii. Dus dat ten opzigte van de uiterlyke regtsplegingen en folem- * niteiten regtens, als de forme van procederen, verzendinge der procedure enz, een nieuw en later ftatuit (fchoon gëemaneert na de litispendentie eener contentieufe zake) nageleeft moet worden,. uti accurate tradit accurattjjimus Ictus P. Voet in traüat. de Jratttt. feil. 8. cap. 1. n 4. Waar mede de uitleggers van de civile en canonycque wetten over de /. 4, Cod. de LL. en cap. uit. x. de Confiitut. commentariende allezins overeenkomen; Zulks dat een WelEd: Lantger: tot die en diergelyke affumptien ten enenmaal gequalifïceert is. Waar uit volgc, dat den Panteifcher voor zig hebbende twe 6Y regtelyke decreten mede in kragt van gewysde ergaan , tegen den Oppofant (die, als ten dagen van derzelver uitlezinge 't hooft ter bank gehad hebbende, daar van geen de minfte ignorantie kan of mag pretenderen,) op den naaftvolgenden regtdag wel ende te regte gecontendeert heeft tot- handehngeof antwoort, zo en als dezelve aan den Pantverweerder by die interlocutoire fententien geinjungeert was, welke vervolgens ook by. geene comparitie ter inftantie des Eifchers tanmam conttmax geproclameert is. D 5 Ge*»  gQ PART1SQ_UARTJE Gelyk mede op die twe volgende regtsdagen twe nadere proclamata uit voors: hoofde tegens denzelven gedecerneert en ergaan 7,yn , relatio ad aïïa. Waarom wy ook geen zwarigheit hebben kunnen maken , om 't decreet van velligheit tegens den Oppofant preliminair te vellen. Zonder dat 't aan ons eene contraire cenfideratie heeft kunnen geven, dat na't exploift van't eerfte contumaciele decreet de twede en derde proclamata tegen den Oppofant buiten voorafgaande nieuwe citatien gëexploiteert zyn. n Omdat in regten niemant voor een contumax zoude konnen eragtet worden , dan die door drie onderfcheidene (ofte ten mibften eene peremptóriale) gerigtelyke wheten vermaant zynde egter voor den Rigter niet erfchynen. Contumax eft, inquit Ictus in l. «■2. §. I. f. de re. jud. qui tribus e dief is propolitis, vel uno pro tribus, quodperemptorium appellatur, Utteris evocatuspr&fcntiam [ui facere contemnit. ' Met welke leere van den Regtsgclecrdc Hermogemmus ten opzigte der riootzaaklykheit van drie onderfcheidene wheten onze lantregtelyke diipofitie in thefi overcenftemt Tit. 4. §. 2. Dog dit lant-en gemeene regt in den gront en met een onderfcheident oordeel onderzogt zynde , zal men datelyk bevinden, dezelve niet anders te indigiteren; n Dan dat een geciteerde op die van een gerigte geprasngeerden 9' termyn NB. niet erfchynende (notentur verba landregtens) niet terftont voor veilig zal verklaart worden , neenmaar eerft, na dat de novo verdagvaart, tot twe diftinae reizen verfmadelik uitgebleven en eccontumaciecrt is. De reden van dien is by der hant, omdat het een zeer harde zaak zoude zyn , dat een gedaagde, die nooit het hooft ter bankgehadtheeft, voor de eerfte reize niet erfchynende datelyk cn plotzelyk zoude moeten ondergaande ftraffe van contumacie , die vry wat zwaar is, en zelfs na het gemeene regt ;t verlies van 'tproces na zig fleept vid. d. I. 53 in pr. eod. Dus dat deze regtsleere in terminis meldende van zodanen een, 10. die op een verdagvaardinge zig aan den gerigte niet fifteert , geenzins extenfibel is tot de perzoon van dezen Oppofant die zig voor de gerigts-bank zo door zyne gedane oppofitie, als mede door  Cons. IV. ?t een formele exceptive proceduire, met den Panteifcher afgehouden, reets begeven heeft, en hem op de dagen van pronuntiaticn van gedagte decreten mede in den gerigte laten vinden. Jam vero, Diverforum diverfum eft judicium. Waar by komt, dat tot Itavinge van dit ons gevoelen een zeer n. regtelyk argument verfchaft de Rubrica van gltn: ±dcn Titul. Woedane Rubnque regulierlyk aanwyft de ware gefchapenheit van t geene in den text gedifponeert wort. v. ampl.J], Senator. Van der Muelen ad flatut. Civ. Vitraj. rub. i. ut & Dn JA Van der Muel. ad flatut. Fianens. rub. i. & DD. ib. Nu melt de Rubrica d. I. van badingen , bezaten en 'andre reriats- r 2 weten , onderfcheidentlyk van de peindingen , waar van welgV ' Landregt Tit. z. in 't byzonder handelt. Het Mgrum ofte wel den z. art. van gez: 4. Titul. 't welk al- is. hier die pratenfe fpeculatie baart, tractcert mede van zaken , die by dagwge of citatie gè'entameert worden , nadat meerglte Lantregt dezelve van zodanige zaken, die peimbaar zyn , {quod fummopere notandum) notoirlyk haddc gediftingucert, en wel art. 1. ibiè. Waar uit dan, zo klaar als 't middagligt, komt doorteftralen , dat tullen t geval, waar van den 2. art. Tit. 4. gewaagt, en 'c geene, waar over tans gedecideert is, een eflèntieel different verleert zo ten opzigte van den regtshandel als van de principale zake. Den geprivilegieerden ingang regtens alhier uk den z. Titul. Landregtens geinlbtucen, heeft tot een bafis een ?erigtcly\e keiende en liquide fchult ofte verwillekeur des debiteurs, "en is bygevoloten eenemaal gefepareert van zodanen regtelyk middel, als in de Rubrycq van den 4. Titul. Lantregtens, vergeleken met den 2 art. ibid. begrepen is, namentlyk dat van citatie , 'c welk ordinair tot zyn grontuag heeft een rauwe en illiquide adie , mi lippis & tonforibus notum. Zodat men het redeneren van het eene tot het anfere voor eene notoire barbarismus in de regtelyke argumentatien zoude moéten» reputeren. Cum ab iiliquido ad liquidum nullum fit argument urn s Et regulari*ter qu&vis diverfa ratio reformet ailum. Tenindifputablen fequele, dat in cas van peindinge, principalyk ï<. wanneer die geinftitueert 'is uit kragt van een gerigtelyke fchultbe- kenteniflë,.  ^2 PartisQ_uart/e kcnremfle) tegens den Oppofant een proclama geobtineert zynde,, geen nieuwe citatien gerequireert worden, als alleen ingevolge 't gemeene en daar mede conlbnerende Landregt gepraefcribeert tot pourfuite van eene illiquide prsetenfie, maar geenzjnts tot vervolg van een zake als deze. vide inffar omnium l. 56. ff. de re jud. Poft Alia. Uit allen welken dan alzo de wettigheit van \ decreet k van velligheit tegens den Oppofant afgegeven, manifeiteert, hebben wy den zeiven van alle declinatoire, dilatoire en peremptoire exceptien moeten verfteken , en ten principalen regt doen met condemnatie als daar by. 16. Niet om redenen van zynes Oppofants contumacie, als welke in onze Graaffchap van onfcbult geenzins fchult maakt , relatie tot den uitdrukkelyken text van 't Landregt Tit. 8. §■ 7. maar uit hoofde, dat den Eifcher aanwelgedagte wet ten enenmaal voldaan heeft door zyne fchultvorderinge te bewyzen per probationem proiatam & inft'rumentum omni exceptione majus , namentlyk door een folemnele willekeur; 17. Woedane gcrigtelyke vcrwillekeuringe de kragt van een gewysde heeft, om dat die geene, die een fchult bekent , in eene egale claflè met een gevonuisde gerekent wort; Cenfeffi enim pro judicatis habentur , inquit Ulpian. in l. 56. f. de re jud. in fin. & tn 1.6. §. uit. ff. deConfeft. adde&Pml. in l. 3. eod. Zynde de nadere redenen der leere van deze twe outberoemdc Regtsgeleerden daar in geradiceert. Omdat zodanen confeffus als zyn eigen fententie fpreekt, cn ig, hem zelfs veroordeelt; Gelyk fuccinctelik leert denzelven Paulus in l. 1. f.deConfej? in IC;> verbis: Confeffus pro judtcato eft, quiquodammodo fua fentemia damnatur. Waarom ook , om'er dit obiter bytevoegen , li». 42. ff. de 2Qi Tituls , de re judicata & de confeffis, als aan een gefchakelt , elkanderen volgen. Op welk gemeen regt mede eenparig is {leunende de lantregtelyke difpofïtie van deze drie Quartieren als van deze Graaffchap ' tit. ci. art. 7. van Nymegen tit. iz. art. 12. waVeluwcn. cap. 14. «. 24 Waar  Cons. IV. 33 Waar by zelfs aan d'Officiers wel uitdrukkelyk belaft is, om izy eene liquide en puire verwillekeuringe, (gelyk deze is, als welke behelft een zuivere fchultbekenteniffe mét adjeótie van de «juantiteit en oorzaak, des fchults, zonder eenige bygevocgde conditie) buiten enig ander ordinair regtelyk middelL puncluèlik nate volgen, en dezelve te executeren, zelfs door het bieden van de fterke hant, wanneer den eenenof anderen hem mogte laten gelurtcn, om zig NB. met oppofitie of pantftoitinge tegens zodanen willekeur aantekanten. Welke Landregten confonant zyn met het gemeene regt} wiens 12. egte intentie is, dat voornamentlyk in drie gevallen geene judiciele cognitie meer plaats heeft, maar wel de executie, te weeten iO - als een zaak dooreen formeel gewysde, 2°- ofte dooreen litis decifoiren eedt getermineert is, ofte 3° - wanneer er een gerigtelyke confeffie voor handen is. Poft rem judicatam net jurejurando decifam , vel confeffionem in jure faitam, nihil quari , inquit Ulpian. in d. t. 5-6. de re jud. Ja dit wort door de DD. zo vere uitgeftrekt, dat zy zelfs de 24.. oppofitie verwerpen , fchoon aan de verwillekeurings inftrumenten eenigc folemniteiten ontbraken, vide. Gothofred. ad d. I, 56. Lit. Z. Wat meer is, dezelve zyn van zodane kragt, dat het een paroemia geworden is, Willekeur breekt Landregt, als de Heer Gorit over het Feluwfche Lantr: aanmerkt. Waarom ook den Panteifcher dezen Pantverweerder geenzins *5"tot eenige oppofitie hadde behoeven te admitteren. Te minder, daar de leere van voors: Regtsgeleerde in d. 1.56. 26"., in fin. f. de re jud. ubi ait, quod confeffus pro judicato tit, hedendags gcextendeert is zelfs tot particuliere hantfchriften, by aldien die maar liquide zyn , dat is , zo dezelve maar 't tantum en de oorzaak^des fchults behelzen , uti docet Coler. in Proc. execut. part. 3. cap. 1. n.\. 7. _ Zulx, dat ymantgepeindet wordende uit kragt van zodane particuliere hantteikeningen, ofte ook eigenhandige brieven (v. d. Coler. ead.part. & cap. n. 91.) welke hy erkent of niet ontkent, gehouden is, om ten geprefigeerden regtdage zittende gerigte be- %7y tahnge te doen, ofte bewyzen, zonder als dan tot enigerhande E fXm  ^ PARTISQ.UAR.TJE exceptie of wederfprake geadmitteert te worden, v. \ N. Kcglt: dcz.tr Graaff. §.8 fteunende op deze leere: Quod Inlhumentum produüum coram judice faciat, ut dcbitum quo- dtmmode tranfeat in notorium : In notoriis autem juris eft ordtnem non fervare, nequeopus cogniiione, fed executione, Coier. d. Tratt. & locc «.14. . . , a8. Blyvende enter in dien cas de repetitie dier penn: aan zodanen debiteur of gepeindete gereferveert, v. d. §. 8. tn fin. con20. fonerende mct't Saxifche regt, ingevolge de woorden van meergem: Auth. d. p. 3. cap. 1. n. 103. welke men de pyne waardig agt hier intelaflen : , Scriptura recfgnita, inquit, habet paratam executionem , adeot*t contra Mam non admittatur alia exceptio , quam folutionis, *ut alterius Citisfatfionis, fed fiatim ad tnftantiam crcditoris iudex commmetur executionem , non aliter , quam fi fintentia prtceffffet, rejervande tarnen reo fuas exceptiones, quas ei poft facfam execuuer.em Uttrum elt proponere. , 2n Waar door dan de defenfie, als zynde juris naturahs, aan zoda3 nen gepeindete niet afgefneden, nemaar enkelik gereftnngeert, en de maniere van dien verandert wort , en ondertulTen den crediteur op een zeer aequitable wyze tot de datelyke executie van zyne gefuftineerde regtsvorderinge geraakt. Al 't welk men met dies te meer omflag geelucideert heelt, om in een middagligt te ftellen, hoe odieus de conduite der ge„T neris, die profetie"maken, om tegens gerigtelyke en andere 3 fchultbekenteniffen, door het expracliferen van allerlei futile exceptien en ongehoorde oppofitien, tot opontholt der executie, en als tot proftitutie der juftitie tegens een vaft en onwrikbaar regt, inde gemeene en landelyke wetten ervintlik, te procederen ,'Dimiffimi fine funt tales, ut jura in eos infurgant. De condemnatie van den Oppofant in de kollen fteunt op delzelfs contumacie , waar by komt zyne notoire engeiundeertbeit. V. ADVYS  Cons. V. 3£ V. ADVYS INSTRUCTOIR of EPISTOLA CONSULTATORIA. Voor eenige Heeren Leden van de Magiftraat der Stadt Lochem. !• /""^\ver 'sHoves brieven van verzogte exeV^/ cutie by den judex rei Jhe. II. Wie over oppofitien tegens 's Hoves fenten^ tien moet erkennend III. Over de prasferiptie van een fententie zo by den Hove Provinciaal tot defzelfs kennis {taande, en ook in cas d'appel, als by den Stad-of Lantgerigte afgegeven. IV. Van het effect eener zodane prsefcriptie en defertie van tydelyke executie. SUMM'ARIA. I. Opecies facli. 2 O By exhibitie van 's Hoves brieven requiiitoriaal, moet den Impetrant van executie voegen een acte , waar na den judex rei fine zig dien aangaande kan reguleren, 3. Wat dezelve moet vervatten? vt h. & n. 4. 5. 16, Tot wat einde d' infinuatie daar van aan den g' executeerden nodig? v. h. n. C32 »• 11. ubi jolvitur objeélio. add. n. 12, 6. Het //«/erkent over alle oppofiE 2 tien  *g PARTlsQ^UARTiE Myn Heer en Broeder. Ik hebbe uit U WelEds: miffive- gezien de difcrepante jëntk raenten by eenige Heeren Eeden in het coilegie, zo over d'infinuatie van 's Hoves brieven van executie by Heridr: Stcgemmn ' n u. foanna Hendriks'voormaals Wede: van Derk^Haarman op den 2.-8. JSbv. 1744.. tegens Hendnk. Elsman uit kragt van. fententie -—-■ ~ " van. tien en exceptien tegens hare afgegevene fententien ondernomen, en niet den Rigter, waar van d'executie vcrzogt wort, ob LU Statutu, DD. ld Prteju- dicia al/eg. n. 7 -8. 9. id 10. 12. 14. Oppofitie of pantkeringe tegens een executive peindinge of fententie , is tam jure fiatutari* id civüi, quam canomco rejectibel id quarel v. n. I 3 id 1ƒ. ï7„ Hoe ver de Stadt Loihem na 't voorbeelt van andie ftem in Staat hebbende Steden propter aquitatem opvolgt het Stadtregt van Zutphen ? 18, Binnen welke tyt fententien ter executie moeten geflelt worden? v. confonantia Statutu n. 19. 2,0, ///»', fut fiatuta non ejj'e recepta ait , probatiD incumbit. 21. 22. 23.24. 2'f. 26 Qbfervantianoftralium Statutorum de fententtis intra tempus illis expreffnm exequendts probatur varits prajudtciis id refponjis Praélicorum. 27. Favor pri. gegeven wort, wanneer een contraire couftume vigeert, offpeciaal ftatuit 't zelve derogeert, per ea qua prater alias DD. Pragrnaticos de ordine , qui in definienda aliqua controverfia fequi oporteat, monet noflras Goris in advers tr. 3. cap. g. n. 2,8. & 36. & tr 4. §. 1. Anderdeels, dat deze argumentatie ob ordinaria aBione in faBnm 32'. rei judicato, ad ipfam fententine executionem in regten niet alleen niet aannemelyk, maar ook in de praclycq , welke onderfcheit maakt inter exceptionem prafcripta aBionis & exceptionem pmfcript& executionis fententia, ongehoort is. Waarom den geallegeerden Tit. iz. §. 2. en den Tit. 8. § if. 23. in deze twe onderfcheidentlyke gewrogtens moeten geconfide- * F reeit  PiRTlS Q_V A R. T * reert en niet geconfundeert worden, daar den Wetgever byden kaften Tit. 8. fchynt in 't oog gehadt te hebben 's Lants gemene welzyn, name'lyk d'acceleratie van gewysde zaken , vigor namque fententie in executione confiflit. L. 8. C. de exec. rei jud. I. 6f. §• 2. ff. ad fctum Trebell. v,pral. Mev. Lik I. tit. J. art. I. ». 12. & Tit. 8. />r. ».T. 24 Dewyl nu by de C«»«//. 0rMev. ad jus Lub. lib 1 7tt. 'f. art. 10. ». 56. & feqcj. & DD.paffim. Gelyk in foro Saxsnico, ubi pojjefor immebilium ab onere fatidationis „ en-  48 PAHtlS Q_TUTfi <. eximitur, daarom een gepofleflioneerden litigantzyne goedren fub litis ingreffu alienerende te caveren geholden is, ut multtsoftendit Carpz. P. i. Conft. 5. Def. 11. Om 't welk kortelyk tot den Gede: overtebrengen , zo is 6 ons uit de judicicle politie van den lmpt: nergens by den Gede: ' gecontradiceert, enookfunften ten protocolle ervintelyk gebleken, dat, daar bereits in July 1739. fommatie en zo vervolgens citatie tot voldoeninge van het kapitaal van 150. gin: cum tntcrcjfe tegens den Gede.- gedaan was, den zeiven heeft konnen goetvinden op den *. Nov: daar aan volgende ceflïe en verbant refpeclive van alle zvne ongerede goedren te doen; Zonder dat hy ergens bewezen heeft daar toe door middel van regten of executie alvorens geconftringeert geweeft te zyn. m Hoedanige cefiien en alienatien , voornamentlyk aan bloetverwanten , als in cas fubjecl aan des Gedes: fchoonzoon en dogter gefchiet , in jure proper prajumptivam mentem fraudandi creditores voor fufpecl gereputeert worden , textus exprejjus in l. •17. §. 1. f» qu  «"4 Partis Q^urtje In zaken voor dezen WelEd: Landt-Gerigte van'Borculoongedecideert hangende tuflehen de DD. A. Mancnburg en W. H. Lamberg , als Volmrs: van Derk^Barteis^ en die als man en momber zyner huisvrouw Geert,en Schepers, lmptn: ter eenre,- op ende tegens Harmen ter Ha feit, pro fe & nomine uxoris, Gede: ter anderen zyden. Gezien, gelezen, en gëexamineert de Requefte van citatie van den zi. O&ober des gepafieerden jaars 1740. benevens de relatie van degedane infinuatie, zo van de Requefte zelve, als van de daar by gëappliceerde documenten fub litt. A. i. A. z- A. 3. B. C D. E. F. G, H. f. K. L. M. N. O. & P. voorts die daar op in termino gevolgde Aanfpraak , Antwoort, Re-en Duplycq, en gelettet op allen vorderen fchyn en protocollaire receffen, en waar op wyders in dezen te letten ftonde. Welglten: Gerigte met advys van onpartydige Regtsgeleerden doende regt, verklaart de lmptn: q.q. in haren eifch en conclufie niet te zyn ontfankelyk, nogte gefundeert, den Gedaagde dienvolgens daar van abfolverende, onder referve nogtans van der lmptn: actie, zo dezelve uit hoofde van een geluftineerde fimulate en fraudulente alienatie van de quasftieufe goederen en erftden tegens den Gede: of Berent Ellers vermeinen haar te com- 6. An & quatenus petenti executio- 14. Wanneer door peindinge op goe- nem, vel alii incumbit probatto deren affectatie en prxferentic aoMinn ? voor andren verkregen wort ? 7. ai. Tertius contradidor probans, fe 15". 17. Het effea van dien is ten op- poffidere rem, rede executionem zigte van 't gerede zeer gering, impedire, nee propter fummari- & quare ? v. ». 18. urn probaUonem domimi pofjejjio- 19. Qui duminus olim, adhuc dominus ne privari potefl. prafumitur. 8. Quare non \ vid. h. & »■ 8. adü. 20. Executio jententite contra debito- n- I2, rem latte contra tertium poffeffo- ÏO. 16, Adio revoeatoria ex capite Ji- rem noncitatum nonobtinet. mulatt contradus eft altioris in- 22 . Rerum poffeffor titulum poffeffionis daginis , & confequenter in pro- edere non tenetur, cejju executivo non admittenda 23. Ceffien tuflehen ouders en kindren obratt. n. 12. zyn dikwyls verdagt van lïmu- II. Quando calumnia opponentis non latie. pr.efumitur ?  Cons. VIII. Cf competeren; de koffen dezer proceduire nogtans om redenen compenferende. Aldus by ons ondergefchr: gè'advifèert binnen Zutphen den 8, Juny 1741. LAMBERT WELMERS. BH. CAR. SC HO MAKER. Redenen van deze onze deciiTe zyn kortelyk de navolgende. Dat, ofwel de lmptn: q. p. met een executive peindinge op de gerede goederen van eenen Berent Ellers bv acte van den 20. Juny 1 740. geprocedeert en gefuftineert hebben , dat daar tegens oppofitie gedaan zynde dusdanen Oppofant verpligt zoude zyn redenen daar van te geven ; Zo hebben wy egter gëoordeelt (of, wanneer en hoe ,verre r zulx plaats heeft vid. Dn. J. Schomaker in Cons. Gelr. Zutph. part. 1. ' cons. ip.n. n. & fa. „. ,7. & fa.) in dezen geende minfteconfideratie te meriteren ; gemerkt, dusdane iuffenue notoir fupponeert, dat de goederen , waarop met peindinge is geprocedeert, , den geexcuteerden zyn toebehorende , en dus zodane oppofitie gefchiedtof van den debiteur zelfs, of van ymant, dewelke een jus taeiti pigmris op die geaffecteerde goederen pretendeert. Edog geenzints, wanneer de oppofitie gefchiedt van een der- , de, dewelke geen debiteur zynde dusdane goederen [ure dominii 3' is bezittende. Gelyk wy in cas fubjeóï hebben bevonden deze executive peindinge op de goederen van gltn: Berent Ellers , zynde dé Ichoonvader van den Gedaagde, en niet op die van de Gede: zelfs te zyn ondernomen ; confequentelyk, dat als dan ook dé goederen van evengen: Berent Ellers, als den debiteur en geenzins van den Gedaagde, als met die fchult, waar voor in dezen geprocedeert is, niets hebbende te doen, hebben moeten of konnen gëexecuteert worden ; Zulx, dat dezen Oppofant of Proteftant niet verpligt heeft $r. kun^  j£ P A R T 'I S Q_ U A R T JE kunnen geconfidereert worden , inverfo juris orditie enige rede- 6 nen van oppofitie te geven , cum probatio dommn tertio contradiüo' riincumbit, fi ipfe'non poffidet, eo autem poffidcnte prafumitur domim- um apud ipfum manere, & ideo NB. incumbh probatio m eontrarium ipfi petemi executionem. Covarruv: pratl. qutft. cap 16. n. 4. m pr. Dat wy dezen Proteftant daar toe-te minder hebben kunnen cendemneren, om dat ons uyt de aften van den 2. Nov 1729. en 2? July 1740. den Executant ingezonden, die pofleffie dezer gerede bepeinde goederen van den Proteftant in dezen genoegzaam gebleken is. . 7 Cum fans eft ad impedicndam executionem , quod tertms centradicur qui fe opponit execuüoni, alleget GT probet, [e pofjidere, ut poffeffione mmimeftt privandus ex fummaria probatione dommn, donec NB. ö- ordinario judicio convincatur. V. ail. Covarr. d. I. Dierhalven, dat onzes bedunkens voor als nog, immers mhac 9. eau fa fummaria vel proceffu executive , in difcuffie heeft konnen komen , of aan de lmptn: q. p. eenige avantage toebrengen Als of Gede: uit hoofde van enige gedane ceffie pofiefleur deigerede aoederen van meergltn: Berent Ellers zynde, dezelve effeften alsfimulaaten in fraudem creditorum verkogt en overgegeven 'zoude moeten gëoordeelt worden, alnog uit hoofde van die nulle handelinge aan den debiteur zelfs te competeren. 10. Geconfidereert , de aclio revocatoria ex capite fimulati contraclus van een dieper indagatie zynde, in caufa execuüva feu fummaria niet aannemelyk, veel min die materie van gefuftineerde fimulatie in aüis zodanig verhandelt is, dat wy ons m ftaat hebben bevonden daar over ftmuitaneé tot prejudicie van des eens of des andrens contraire fuftenuen ultra fubmiffionem alnu definmve te erkennen juxta Rosbach Prax.civ. tit. 7S>. n. 16. Coler. deproc. exec. P 4 cap 2. ». iy Menoch. arbitr. jud. 9. lib. 2. cas. 17. ». 7. tl. Te minder, dewyl den Panteifcher of Executant oblata fibi cautionewn de eene zyde waar gëaffecureert, en aan de andere zvde daar door weggenomen alle prefumptie van eencalummeus proteft, per ea, que in fimili fere cafu tratlat d. Covarr. cap. 16. * Waaromme wy ook die fuftenuegereferveert, enadaliud judil%' cwm gefufpendeert hebben, om als dan bint inde ParthyeJJQ^  Cons. VIII. SJ hoort zynde, daar over te kunnen jugeren, zo en als na regten word vereift, ingevolge de leere van meergëall: Covarrav. d. capi 16. ». 8. circa fin. Cum, ut inquit, nulla injitria fiat huie fummaria cognitioni, fi contradiclionii & oppofitionis, qua d tertio fit , copia detur adverfario eique fiat editio, ut eo refpondente intra breve tempus probatio fiat ejus juris, quod contradiüor allegat ad impediendam executionem , ut fupsrfedeatur in eodem, nee enim ft ex hoe judicium plenarittm. Om welken dan alhier maar voornamentlyk ten dien opzigte in aanmerkinge heeft kunnen komen, of deze quseftieufe goe- 13* deren voor de gedane peindinge van den zo. July «740. fub littH. bereits in dominio & poffeffione van den Gede: geweeft zynde, den zeiven daar van by eene executive peindinge voor een andermans fchult buiten voorgaande cognitie de poffeffione & traditione rei mobilis, an & quatcnus fimulatè & nulliter fabla fit ? heeft kunnen gepriveert, of immers genecefliteert worden, enige redenen van zyne gedane ftoitinge tegens de ondernomene executie te geven. / Waar van alzo dc negative ons zeer plaufibel voorgekomen is, zo zal tot ftavinge van die opinie in een peremptoire conllderatie moeten genomen worden; Dat die voors.- goederen eerft op glten: 20 July bepeintzynde de Impetn: van die tydt ook eerft preferentie op dezelve verkregen hebben , ais notoir en uit de leere van Schraffert in Comm. ad jus lrelav. cap. 10. n. 2. 6. & cap. 11. ». 5.6". in Obferv. 184. ». 6. L. Goris. ad Cons. Velav. cap. 8. art. 1. gl. 2. n. 9. 10. is confterende; En niet van de tyd der gerigtelyke Aanfprake tegens voors: B. Ellers, als zulx by zeker fententie tuflehen de crediteuren van den infolventen boedel van Maria van Eps, op den 25-. Maart 1682. Reff. DD, Smeking en Haafkens voor den Stadt-Gerigte van Lochem ergaan, verftaan is. Dierhalven, dat Gede: voor den 20. July, dat is voor de ge- 1 j. dane affectatie nog rceefter van zyne goederen geweeft zynde, dezelve dus voor die voors: tydt heeft kunnen verkopen , aan wien hy wilde. Gelyk ons uit seker accoort van den 2. ]Nov: 1739. aan den H Gede;  ^8 P i t I I S Q, U A R T JE Gede: gefchiet te zyn gebleken is fub litt. K. * Voornamentlyk, om dat den Gede: deze quasftieufe goederen ÏÓ' tempore pijrnèrMönh heeft gepoffideert , en den zeiven dan ook van dat regt van poffeffie zo lang behoorde te jouifferen , tot dat de lmptn: q. q ordinaria juris via den eigendom aan meereien- B Ellers alnog te competeren bewezen, immers ten genoegenvan regten aangetoont hebben, dat dezen koop en tranfport infraudem creditorum ,of om andere redenen ondugtig mog- tC Zynde het boven dien almede in regten kennelyk , dat, fchoon de lmptn: op de meerglde: gerede goederen voor de gedane ceifie van den z. Nov: 1739. reets een regt van affectatie verkregen hadden, als ons nogtans niet is gebleken , het zelve egter aan haar geen de minfte avantage zoude toebrengen , inval na- 17. mentlyk die gerede goederen door den debiteur naderhant waren veralieneert en aan een ander overgegeven , Ob regulamvul- 18. garem • Quod mobilia non habtnt [eejuelam , gelyk daaromtrent kunnen gezien worden Rebuf. ad conft Reg. tr. 1. tit. de Ut. oblig. gl. Z n. 38. Boer. ad conti. Buur. tit. 7, §. z. Chriftin. ad cons. Mechl. tit. 7. art. 8. & A. Matthsus de auüion. Ié. 1. cap. 19. «. 103 104. h i Zo dat den re^el regtens: qui dominus olim, adhuc dom mus pre'*9* fumitur, donec contrarium probet ur, alhier zyn applicatie vint, vid. Forfter. de domin. cap. 11. & cap penult. n. iZ. & 26. Weshalven hebben deze gecedeerde goederen, reets voorde gemaakte affectie in popffione van den Gedaagde geweeft zynde, niet kunnen geëxecuteert worden voor een fchult , door een 20 ander gemaakt, executio fententie enim contra debitorem late contra ' tertium polleprem non citatum fieri ntquh , etiam ft alienatio fuifet factapendenretite. Cravett. cons. 235. Rol. a Valle cons. 5. vol. z. Gail. lib. 1. ebt. I 18. ■ ai Gevolglyk , dat zulx gefchiedende, den Gede: ook bevoegt is geweeft zig per viam /«wdaar tegens te kanten Reiger, mlhes.jur. voc. executio. in add. V. n. 12. 13. & fea. fag. 566. Gelyk wy by examinatie van de proces acten hebben bevonden, den Gede: zulx aanftonts na de gedane peindinge van den 20. July 1740. by formele oppofitie gedaan, en hem ten dien einde regtens geprsefenteert te hebben. Om  Cons. IX. to Om welke redenen wydenzelven, als zynde rerttm illarum mobilium poffefior, cjui ütulum pojitjjionis edere non tenetur, Brunnern. ad %Z' L. z. C. de probat & Author. fupra alleg: alhier buiten behoorlyk verhoor ratione dominii niet hebben kunnen of mogen bezwaren by een fententie, dewelke dat contentieufc poinct aanftonts zoude decideren. De koften van deze proceduire hebben wy evenswei moeten compenferen, om redenen, dat den Proteftant zeiven by zyne acle in dato den zy. July 1740. aan den Executant ingezonden confeflêert, dat hy deze bepeinde gerede goederen voor omtrent drie Jaren aan zynen fchoonvader Berent Ellers heeft verkogt gehadt, en dat dien koop in dato den z. Nov. 1739. is gëannulleert geworden. Uit welken handel , als tuflehen ouders en kinderen ge- zx pleegt, niet alleen geen kleine praefumptien adfraudandum erednorem te elicieren zyn, maar ook dat den Fant-eifcher die poflefïïe om die zamenwoninge enigermaten in twyffel heeft kunnen trekken. ix. advys decisoir. De Exceptione pramiaturi, & termini nimis angufti. s u m m a r i a. 1. "fure novijjimo Romanorum reo j compelebat terminus go. dierum ad deliberandum & refpondendum. ration. v. num. 4, 2. Quod tempus hodiè nonnullis Jla- tutis relinpuitur arbitrio judicis pro qualitate perfonarum & rerum , vel etiam dijlantid locorum. 3. Niji tarnen certus terminus d Lege prafixus fit, f. Na 't Lantregt der Graaffchap H 2 Zut-  'go Pau.tisQ_üart^ Gezien, gelezen en gëexamineert de mondelyke dictaten en receüen voor dezen WelEd: Lant Gerigte van Borculo op den 4. Meert, 28. April en 12. Mey dezes Jaars 1722. tuffen Cerrit Harperink\\mpV. in cas van gefuftineerde rëele injurien ter eenre, cnde Gerrit Snyder in het zelfde cas Gedaagde ter anderen zyde, voorgevallen, voorts en wel in fpecie op den 6. Oótob: daar aanvolgende tuffen voorn: Parthyen mondelyke afgehoudene exceptive handelingen en dingtalen, en gelettet op allen vorderen fchyn en befcheit, en waar op wyders te letten ftonde: 'T voors.- Lant-Gerigtemet advys van onpartydigejlegtsgeleerden doende regt, rejeóteert die aan zyde van den Gede: en Excipient geproponeerde Exceptie pramaturi & termini nimis angufti, en verflaat, dat den zeiven ten naaften gerigtsdage na prommtiatie dezes zal hebben na voorgaande prxftatie van cautie pro judicato te dienen van Antwoort op des Impetrants en Gëexcipieerdes Klagte en Aanfprake, den voorn: Gerigte op den 24. Marty laaftleden ingedient, of dat by ontftenteniffe van dien 't ^erzogte/)w/^ in deze Graaffchap dat mmifefte getuigt , en door verfcheidene praejudicaten in contraditlorio beveftigt wort , als onder anderen te vernemen byde redenen van zekere fententie voor den StadtGere: van Groenlo tuften Banbohmeus Verwit q. q en Peter Adolphi op den 14. Oclob: 1718. referentibtts DD. Abr. van Dillen en den mede advifeur ?. Schomaker afgegeven, en waar by ook verder g'allegeert te vinden zyn twe gewysdens en eenige DD. als Berl, pr. Concl, P t. Concl. 48. ». IJ. Carpz. def. for. f«Mins. obferv. fvid. herum Cons, Gelr. Zntpb. P. i. Cons. 3.) En dat ook tot amputatie van alle occafie van cavilleren over 8. 't niet bekomen van dusdane copien pro arbitrio judicis eenigen convenabelen termyn gegeven, ofte ook wel zeekeren tyt by deze en gene ordonn: en ftatuten aan de Secretarifien ofGerigtfrs: vergunt wort, om de verzogte en g'accordeerde copien te ver- veerdigen,  64 Pauis Q_ïaiti veerdigen, de quibus vidend. idem Berl. d. loc. voorts 't Lantr: van de 4. boven Ampten des Nimmeegs, Quart. Tielre en Bommelrc weerden, cap. tl. 8 & o. Zodanig, dat ter contemplatie van dien dan ook zou moeten volgen, dat geen eerder termyn van compel of handelinge zou konnen zyn, danopdenagtweekfchen dag, zonderlinge en wanneer denzelven in diervoegen a die habita copU was g'eift en verkregen geworden en 't welk ons Lantr. tit, 9. §.4. in verbis: zyn nootdrnft na met gedeilde copie op den volgenden inbrengen , niet 9" duifter fuggereert, en Cignificantcr mede praefupponeert tit. y. §. 8. in verbis: waar op £ aanlegger voort na die voorn: 6. weeken of ten naaften Gerigte daar na zyne Replicq zal inbrengen. 10. Zo hebben wy nogtans vermeint, dat de voorftaandepaffagien ' en deduftien alhier buiten regtelyke toepaffinge tot het cas fubjea hebben moeten verblyven, niet alleen, om dat ons Lantr: waar na de termynen a die accept*, copite volgens die alhier vigerende eonflante prafiycq wel gereguleert en geconfidereert wor- 11 • den, egter geen mentie maakt van 14. dagen, als wel die hier even vorens geciteerde Lantrn: van *t Quartier van Nymegen beneffens die van Tielre tv. Bommelerweerdt , dusdanen tyt aan de Gerigtfrs: ten fine, om die copien te verveerdigen , toeftaan, maar ook, dat den termyn daar toe van 14 dagen by den Gede: niet is verzogt of erholden, maaralleen, dat den zelvenuiet eerder mogte lopen, dan na genot van copie. 12. Zulx, dat hy Gede tot handelinge op meergldn: 6. Oaob: gezonnen zynde verpligt geweeft is te bewyzen ofte ten minfteia te ailegeren, dat na alle aangewenden vlyt die g'accordeerde copie nog niet hadde konnen magtig worden , en dienthalven tot een varft of termyn van 14. dagen moeten contenderen, zo hem dan ook niet hadde konnen verweigert zyn geworden; Maar geenzints is den Gede: bevoegt geweeft daar op zonder eenige affegatie of probatie van deze zyne daar over gedane inftantle aan den Impt: te obmoveren d' exceptie pramatttri & termini nimis angufti, veel weiniger by dat exceptive middel ten einde toe te perfevereren, te minder daar hem tot die gerequireerde handelinge nog een tyt van een maant by 't eerfte en ïaaftedióiaat door G'excipde: iterativè is g' offereert geworden; &c. Waar  Cess. IX. €f Waar uit dan zeer ligt optemaken is, dat desExcipientscom- 13? putatie en fuftenue omtrent het lopen en refpicieren der termynen in dezen geen applicatie kan hebben , daar d'exhibitie der Aanfprake en compel tot Antwoort niet fuccefftvè zonder interruptie of inval van vacantie of andre incidentele difputen op malkanderen van 14. dagen tot 14. dagen, en alzo tot een agtweekelyken termyn gevolgt is, als wanneer het voor de compellerende parthye genoeg is , dat zedert dusdane exhibitie en gevorderde handelinge een termyn van meer dan 6. weeken tuflehen beide vervloten is, &c. En terwyl nu den Excipient een termyn van 6. weeken en 3 dagen na die g'offereerde copie heeft gehadt of konnen hebben, zo vermeinen wy denzelven ganfch onbevoegt geweeft te zyn over de prsematuriteit des tyts, en dus mede over 't verfnellen omtrent zyne defenfie te excipieren , nemaar hadt het den zeiven wel betaamt die overbodige oblatie van 4. weeken door G'excipde: aanftonts en daar na gedaan te embrafleren , ofte ten minften buiten zodane offerte aantetonen, dat die copie nog geene 6. weeken in handen hadde gehadt. Als wanneer denzelven in dien en anderen val op dezen eer- ja* ften termyn, zoden Impt: zyn compel hadt willen pourfuiveren en tot contumacie voortvaren, zig goede hope hadde konnen maken, dat het verzogte proclama zou zyn voorbygegaan, en een termyn van 14. dagen (als doorgaans juxta noftram praxin quotidianam, en de leere van Menoch. arb. jud. cas. 52. n. i- Z.& 3. & de prtefumpt. L. 2, pras. 90. « 3. & per tot. Gail. lib. t, obs. y3 n. 20 & obs. 91. n. 12. Rosb. pr. Civ. Tit. dilat. n. 10. 14 & iy. en andre DD. meer arbitrair by den Rigter uit deze en andere omftandigheden geconfidereert wordende) aan den Excipient g' accordeert geworden , quó cafu a\s dan die gehele exceptive plaidoye hadde konnen gemenageert en uit de weg genomen zyn; Ja ook zelfs, wanneer den Impt: ongëagtet ook den termyn aan hem Excipt: na ontfang der copie is toegeftaan , en alzo geen eerdere handelinge, dan na dezelve zou mogen zyn, zS.prs.cife op den 6. weekfchen dag inftantie daar toe hadde gedaan; Zo hadde Excipient voor en in plaatze van het proponeren ij, I. zy-  6(5 Pak.tisQ_uartjü zyner exceptie tegens die gefuftineerde prematuriteit en tegens alzulke ondernemingen moeten protefteren, by geen vervolg van compel ofte verweigeringe van een ander termyn daar by ook beruften, gelyk zo doorgaans practicabel , en dikwyls by de Heeren van de Magiftraat der Stadt Zutphen verdaan is , zelfs cajtt quo de acte ofte requefte van citatie maar een a 2. dagen in plaatze van 3. volkomene dagen na 't zelfde Stadtr: Tit. 8. $. 3. voor den gerigtsdag aan de Gedaagde was g'infinueert, en daar over deze zelfde exceptie g' objicieert , als onder anderen op den 8. April i68y. by Haar WelEd: en Gr: Agtb: tuflehen eenen Keurboom en defzelfs Maatfihappcn diergelyke exceptie in fortioribus terminis en notoire cöanguftatie des tyts geproponeert, is voorbygegaan, en den Excipient tyt verleent om te konnen antwoorden. '16. Waar door dan van zelfs zal moeten vervallen alle die vordere objeclien by den Gede: uit den 10. art. des N. Reglement tot vermeinte ftanthoudinge zyner exceptie buiten de fubjecle materie gemaakt, als waar by een citant in een geheelen anderen val op zig zelfs buiten relatie tot vorige handelingen g'injungeertwort, d'acte van badinge 14. dagen voor den dag van regten beneffens de copien van documenten aan den Gedaagde te doen infinueren, ten einde alzo na gelyke infinuatie van des Verweerders ftukken 6. dagen van te voren , dusdane geringe zaken door montlyke di&aten by Aanfprake, Antwoort, Replycq en Duplycqden Gerigte mogen voorgedragen en op eenen gerigtsdag afgepleit worden , relat: tot art, 8. 9. >o. & 11. d. N. Regl. Geheel divers van 't poincl alhier in quaeftie , daar men niet alleen by gefchrift handelt, en &c. Uit 't geene voors.- zal dan ook van zelfs moeten proflueren, dat wy den Excipient wegens de notoire temeriteit dezer zyner excepiie en perfeverantie by dezelve , ongè'agtet die aan hem geprsefenteerden gerigtelyken termyn van 4 weeken, inde koften der beleringe, als door zyn eigen wederregtelyken handel alleen veroorzaakt, hebben moeten condemneren; Edog de koften van de exceptive procedure hebben wy liever tot uitdragt en decifie van de zake ten principalen willen referveren, niet alleen om dat zulx in mtris interlocutoriis ordinair ge- bruiklyk.  C ü v 5. x. »57 bruiklyk en cemmuni quafi Pragmaticorum confenfu voor een couftume in deze Graaffchap ingevoert fchynt te zyn maar ook dat door een condemnatie de erkentenis der hooftzake zou konnen geprotraheert, en des Gedes: gefuftineerde defenfie daar door difficiel gemaakt worden, behalven dat door toekomftice Heeren Rigteren by hare deeïfie niet ongevoeglyk te gelyk daarop zal konnen gereflecleert worden. x. ADVYS DECISOIR. De imagmar'm refufione expenfarum per con*fignationem dupli in praxi recepta. add: (P. 11. Cons. iv. n. 8. Jeqcj, tzr Cons. xi. n, 14. fen. S U M M A R I A. 1 2. t^tatus quaflionis, 3. 6. 7. 8, 2t t Medler Pantverwr: ende Excipient ter andren zyde, Referlnübus de Heeren DD G. Verftege en f. H. Veldtnk, neflens den cerften mede advifeur in dezen Dor. van Lathum. In rauontbns deeidendi van welke zake dit ftuk « jure ac praxi zo breedtvocrig is gededuceert cn gëadftrueert dat men , om geen repetitie alhier te doen, zig daar toe verder zal refereren. t& Doende hier tegens niet de woorden van die m prtnctpio dezes geciteerde paiTage Landtrechtens T. 4. S; 7- »»« voorgaande refutevan als fchynende eene pnecedente reek en totale vol¬ doeningen importeren en te reqüireren. Srkt voor eerft diezelve met anders zyn te verftaan dan van zodane refufie, welke volgens de gerecipieerde: praftyq by provifie imaginarte per conftgnamnem dufli atque eblationem de augends W°Konnende eter. bewoordingen aldaar niet meer opereren , dan *e doen op andere plaatzen onzer ftatutaire wetten , ex. gr. in t ■ zelfde: Landtr: d. TH. 4- *• *• & ™- 8' ltem btadt'': ^ Zutoh Tit. 8 -§. 6. & Tit. 19. §• 9- cn clders' , . . Als alwaar, in cas contumacie is worden begaan, 't zy m prmJoUtts,^ na dat den krygrechtens beveftlgt is , en alzo hangenden procellë, en dat deswegens koften moeten worden gerefundeert f in nog veel kragriger termen cn cnergyquer cxpieffien wort geftatueert ende vereilcht: ^a  Cons. X. 73 Dat den gebrekhaftigen eer en alvorens tot alzulken termyn ,, gedadet wort, aan de parthye zal refmieren alle onkoiien van ,, den verzuimden termyn, of die op den termyn verlopen. ,, Ja dat zelfs niet gehoort zullen worden, dan met voorgaande re- fufie van keften vid. dd. LL. Daar het egter, gelyk reedts aangeroert, thans onwederfprekelykis gerecipieert, dat de refufie van zulke cor.tumaciele koften altoos gefchiedt en gelchieden mag, provifioneel op voors: imaginaire wyze. Zonder, datalnu yemant, die maar de minde tincture van de 17* practyq heeft, daar tegens conted zal moveren; gelyk wel voor dezen, hoewel met weynig fucces gefchiedt is , als uit diverfe, zo voor de Magiflraat der Stadt Zutphen , als voor andre Gerigts-banken, ergane gewysdens en prasjudicaten, by de redenen van decifie in voorgemeke zake der Heren Gebroederen van Dorth aangehaalt, en alhier niet te repeteren, als funden van elders genoegzaam kan conderen. Waartoe ook konnen en moeten worden gebragt dezulke, welke by de Heer Schrajjert cit. loc. n. 7. worden aangetrokken. Maar boven dien en voor een twede zouw tot wegneminge 18. van allen zwymel uit voors: mogelyk nog overblyvcnde woorden Landtregtens mits voorgaande <*re. kunnen en mogen worden geconfidereert. Aan d' eene zyde, dat , hoe nadrukkelyk en praecys, ja , zo 't fchynt , prohibityf ook mogen luiden de bewoordingen in andere paflages onzer Statuten , en wel nominattm van 't StadtRegt van Zutphen Tit. 19. art. 7. Teweten, dat een Aanlegger zyne inftantie contumaciter latende vallen, en den Verweerder daar van by fententie gêabfolveert, voorts dien Aanlegger in de koden gecondemneert wordende, denzelven Verweerder niet gehouden zal zyn in die zaak wederom te regte te daan, eer hem die voorn.- koden tot taxatie en moderatie des Gerigts te rugge gegeven ende betaalt zullen En dat a.m d' andere T.vde voor yts meerder of zwaarder te houden zy, wegens een opzettelyk en zo voor den gerigte, alsvoor de wederparthye verfmadent contumacieel uitblyven , by fen- K tentie  PlRTlS Q.UARTS tentie van de inftantie te worden ontzet, en daar by in de koften gelondemneert, als wel, dat men om pregnante redenen binten verfmadinge van h gerigte of tegenparthye genoodtzakt worde zyne inftantie te moeten laten varen of daar van te renuntieeren , en dat men daar by vrywdhg de veroorzaakte kof- teE^erigmeneniCe; kan denken , dat eenig gëoeffend Regtsgeleercle of Fraaifyn zou willen fuftineeren; hg. Dat alzulken gecondemneerden Aanlegger van het reentamceren zyner zake by nieuwe inftantie zouw moeten worden gewee??"zo lang die* contumaciele koften met door regteiyke taxa, Ile tnogten liquide gemaakt, vervolgens geheel en al voldaan ZyEn als of hy, inmiddels eer die koften tot liquiditeyt mogten Zyn Sebragt, bv provifie niet zouw konnen volftaan met d .ma-, ginahe refufie door de confignatie en oblatie en daar op tot een nieuwe inftantie mogen gëadm.tteert ™d™- zquw Als waar tegens de ratio \uns ae ^mtaus ten eenemaai zouw mihoen op'diezelfde gronden, zhinpramtffs, en met relatie tot andere decifien , breder gededuceert. ,n Gelyk het op dezen voet ook hebben begrepen den tweden i0' mede Advifeur in dezen Mr: ?. Schomaker neffens zynen doenSgenmedeConfulent Mr: G. Verftege by de redenen van derzflver decifie in zaken van Reint Hcnr. v. Munfter n. u co tra Gerrit te Hujsfieie op den z«. Juny 1720. voor der. LandtGerigte van Gendringen afgegeven, te vinden in defzelfs uitgeeevene Confil. Gelro-Zutph. P. 2. confil. 4. S Konnende ook fuper hac materta maginarurejufionts worden gezien aldaar cons. 11. & ibid n. 14. 15. 16. cff» Hier mede dan 't eerfte gedeelte van 's Gedes: exceptien , m wonderbare en verre gezoete bewoordingen geexpnmeert, zullende eygemlyk op d> Exceptio non refufarum expenfarum uitkomen overvloedig gedeftrueert zynde j En dus overgave tot 't twede lid* van ^ namentlyk non prtflite cauüonis pro ifiis expenfn &c. zo hebben wy die met minder ongefundeert bevonden : , Aangezien (om ons hier mede niet lang op te houden)^-  Cons. X. ' 7f cedentibus zynde aangetoont, dat tot provifionele bankzuiveringe in maniere, als ge zegt, fatisfaótoir is d' tmaginaria refulios Zo volgt van zelfs , dat'er dan voor eerft niets anders, dus ook zi; geen cautie nodig zv Ten ware in particuliere circumftantien en overzulks nadruk- zz, kelyke redenen mogten zyn, by voorbeeld, datymand, waaraan geen verhaal ter wereld zynde, zulks animo vexandi, atqueper htes & expenfas defatigandi adverfarium , mogte komen t' ondernemen , of diergelyks, 't geen nog op de perzonen, nog op de zaak der lmptn: in dezen applicabel is. Ook is het zo,- dat de paffages by d' Excipnte: tot pnetenfe ftavinge van dat pro itliqmdis hifce expenfis ten minften behoorde cautie te worden geftelt, geenzints fpreeken van 't cas alhier fubjecl, maar alleen ad materiam redemptionis bonorum evitlorum, 23, item juris retratlus, en diergelyks t'huys moeten gebragt worden. 'T geen dan ook bereidts by de dtciiie in meergemelte zake der Heeren van Dorth, alwaar aan zyde van den Kxcipient diergelyke ftiftenue tot cautie gefoveert was , almede is geremarqueert, ook in rationibus decidendi ten genoegen regtens gedeftrueert; waar toe men zig dan ter bekortinge mede zal refereren, en het hier by laten heruiten. .... D'Excipre: hadde wegens hare temeriteit in't proponeren ha- 24. rer ongefundeerde exceptien gemeriteert de volle condemnatie in de koften, maar wegens de difcrepantie van den derden Advifeur, hebben wy haar van een derde dier koften ontheft, als konnende op die wyze worden gezegt fententiam feu opinionem unius Dolleris pro fe habuiffe; juxta ea quA habet Temmen, in Traïl. de litis Expenfis. & Berlich. pracl. Concl. P, i. concl. 8. ». 31. & ibid. aïï. DDrs. Of nu wel die Aucteuren (preken de fententia dotloris ex- zy. cellentis vel clarijjimi, en daar door als indigiteren een zodanen , 't zy juris DoUor of Profejjor, welke door zyne geleertheit in uitgegevene werken of anders betoont , vermaart en achtbaar geworden is; Zo en zou men nogtans onze hedendaagfe Doctoren en forenfe Practifyns niet wel met redenen daar van konnen excluderen. K % XI. AD-  ^6 Partis Q^w a r t m xl advys decisoir: Of en wanneer fententien overvoldongene zaken met advys, en niet met afjumptie van Regtsgeleerden afgegeven , by t' Gerigte tot der^elver promulgatie moeten gecachettcert en gefecreteert blyven ? s u m m a r i a. I. -\t?&rratio fatti. x. i-^l Hoedanig volgens ons Landregt fententien geretrafteert worden ? v. h. remiffive 3. 4. ƒ. t' Secrcteren van dezelve is in alle welgcftclde Vicrfcharen gerecipieert v. tam. limit. n. 6. 7. t'Welkadcafum fubjeélum nogtans niet quadreert. ratio», v. M, 8. £5* 9. 10. Verba L 19. ff ad exhib. fa&um applicantur II. 12,. De difpofitie van t' N. R. (de qua Juprr n. 4 ) concerneert alleen d' Advocaten, als Decifeurs, en geen Secretariffen of Gerigtfcrs: 13. By welke nogtans geen poenali- teit gcitatueert is» 14. De Sententiën by advys van Regtsgell: na voorgaande ablegatie der proces-aften afgegeven moeten gecachettcert en gefecreteert blyven. 15". 16. 17. t'Welk omtrent fententien of decreten over exceptiie, incidentele en andere geringe zaken met affumptie van Regtsgell: gefchept , geen plaatze heeft. 15. Tegenswoordig hebben alle Ge- rigtcn in deze Graafs: het regt van affumptie over zaken ». 1 f. vermeit, verkregen. Secus olim v. n. 19. 20. De prolixiteit van een proces-Huk of fchrifture veroorzaakt dikwils compenfatie van koffen. Li  Cons. XI. 77 In zaken voor dezen WelEd: Landt-Gerigte der Heerlykheit Borculo ongedecideert hangende tuflehen Ttunis Deggerink, als eenjuncta perfons en Volmr: van zyn moeder Geesken Tfverdmk^ Wede.- van ?an Deggerinl^lmpt: in cas van prsetenfè articulen van nulliteyt ter eenre; ende Arnold Ysvoard zig alleen opdoende, als Verweerder in 't zelfde cas ter anderen zyde : Gezien , gelezen en gè'examineert d' articulen van Nulliteyt cum annexis op den 22. Meert, voorts Nootdruft op den ïq. Apiil beyde dezes Jaars door de refptve. Parthyen aan dezen WelEd.- Gerigte gëexhibeert, en gelettet waar op in dezen te letten ftonde; Welgltn: LantGerigte met aüumptie van onpartydige Regtsgeleerden doende regt, rejeéteert de geproponeerde articulen van nulliteyt , verklarende den Impt: q. q. van dien in zyn eifch en conclufie t' eindens dezelve genomen niet te zyn ontfankelyk nogte gefundeert, met condemnatie van denzelven in de gcheele advys-jura met den' aankleven vandien, alsmede in de halffcheit der vordere koften^ hier over gevallen, de wederhelfte van dien nogtans om redenen compenfeerende. Aldus by Ons ondergefT- ge'advifecrt in Borculo den 2i. Juny 1740. F. R, v. LATHVM. J. SCHO MAKER: Redenen van decifie zyn princ- paiyk de volgende. Dat op den 23.'February dezes Jaars 1740. tuflehen Parthyen zynde ergaan en gepronuntieert decreet, waar by den Arreftant, thans Annullant, na rejeclie van zyn doenmalige wegens gefuftineerde inqualificatie van den tegenbede: Advocaat verzogte procUma, is gëordonneert , om te ftellen cautie pro litisexpenfis, Denzelven heeft konnen goedtvinden daar tegens over te geven articulen van prjetenfe nullitevt. K- 3 " ... By.  78 Par.tisQ_uar.tje i. By de welke aanvankelyk wel komt te querelleren daar over.. . ' Dat d'Advilèurs, de Heeren enMrs. A. H. Bomen f. H. van Baften in de redenen van glte: haar decreet zeggen , dat zy de volmagt, door Gëarrefteerdens op haren Advt. Mr: W.H. Lamberg gepafieert, hebben gezien, en daarom t' verzogte proclama afgeflagen. Zo als ook, dat te gelyk daar by aan hem hebben durven (hïfee formalibus) ordonneeren cautie pro litis expenfis te ftellen. Suitinerende daar by, als of die Advifeurs daar inne te verre zouden zvn gegaan; Edog immediaat daar na , met afftappinge van deze beyde querelen, evenswei de prsetenfe nulliteyt komt te fundeeren alleenlyk daar op, ,, Dat de Heer Secretaris Vatebender ten dage van de pronun- tiatie'tdecreet los en onbefloten uytzynzaak had getrokken, ,, in den gerigte geprofereert, en aldus gepronuntieert. Dat zulks zou ftrydig zyn tegens d' intentie van onze Wetgeveren, wanneer Haar Ed:Mog: by 't N. Reglnt: zouden hebben geftatueert, ,, dat de fententien tot de pronuntiatien van ,, dien zouden worden gefecreteert. Concluderende dus alleen daar op, en blotehngs uyt dien hoofde, t'eyndens zyne voorn: articulen, tot annullatie van die gefchepte fententie enz Wy hebben dezelve allezints zo ongefundeert en ludibrieus bevonden, dat, om die te rejederen en den Annullant in zynen voorn: daar by genomenen Eifch en conclufie niet ontfankelyk te verklaren, wy geen bedenken hebben mogen dragen. Niet alleen wegens de prohibitive Landtregtelyke difpofitie in 't generaal over 't annulleren , en exhiberen van articulen van nulliteit en exces in executione volgens Tit. 9. §. 2. & 4. (Waar over men egter alhier geen occafie zal nemen zig uit te brewden, als 't welk ook de cafus fubjettus niet mede brengt.) 4 Maar voor al mede, en wel fpecialyk, ten aanzien wy zoda' nen pratenfe defeft of quafi gecommitteerden misflag door het open en onbefloten produceeren van 't decreet ten dage en fine van pronuntiatie in dezen geenzints hebben bevonden te refideren, als by den Annullant zonder gront wort voorgewendt. Want  Cons. XI. 79 Want of wel t' fecreteren van fententien of decreten en 2 dezelve te celeren , voornamentlyk voor de litigante parthyen zelve , en andere buyten die van den gerigte op zeer goede gronden aan alle welgeftelde gerigts-banken is gerecipieert en in agt behoort te worden genomen; Dat ook wel by 't Reglement , tot verkortinge van de mamere van precedeeren binnen deze Graaffchap gëarrefteert, aan x d'Advocaten alhier willende praclifeeren , is gëinjungeert , ja zelfs voor een exprefie periode in V Eedes Formulier, by haar afteleggen, onder anderen is gecomprehendeert 5, Dat zy de zaaken , welke by haar in confulentie zullen j , worden gebragt, niet alleen na regten en in goeder confcientie ,-, zonder aanzien van perzonen zullen decideeren , maar ook ,, NB. tot de pronuntiatie van de fententie alles fecreteren. En dat men zelfs ook daar by nog zou konnen voegen , dat alwyders wel by 't Landtregt dezer Graaffchap Tit. 7. art. 7. mede wort gecaveert , dat by 't uitlezen der fententien en ge- ven van copye d' ondertekeninge der geadvifeert hebbende Regtsgeleerden aan Parthyen zal verholen blyven, hoe wel met die bvvoegioge, , ,dat egter oprequifitie van dezelve geen zwarigheitzal ö,, worden gemaakt die naamen der Confulenten t'openbaren. Zo is 't egter, dat nog 't een , nog 't ander van voors: difpolitiven op tgeval alhier quadreren, nogte applicabel zyn, maar veel eer daar van geheel divers, confequentelyk, daar uitinde- 7. zen geentzints met effect kan worden gëargumenteert, veel min eenige fubfidie tot ftandthoudinge der geprauendeerde annullatie des gepionuntieerden decreets mag getrokken nogte afgeleydt worden; ~ ° * Zynde het in regten bekent, quod diverforum diverfum fit ju- g dtcium. I. 83. §. y. jf, de verb. oblig. Et quemadmodum feparatorum feparata efl ratio atque determinatio , ita quoque d feparalis nihil poffitinferrt per /. 20. ff. de minor. I. uit. jf. d. calumniat. I. 10. Cod.dedonat. int. vir. & uxor. I. 34. C. d, donat- & ibi. DD. S>' Waarom men te regt aan den Annullant zou mogen voorhouden , non oportere jus calumniari, neque verb* captare, fed qua 1 o. mente quid dicatur, bene animadverundum effe juxta l. ïq, ff. ad Exhib» Zyn-  ,I Zynde namentlyk 't difpbfityf des N. Reglements aldaar alleen concernerende de praüiferende en in confulentte deciderende li. ^End?dat van 't Landtregt wel betreffende die van den Gerigte en defzelfs Secretaris, Landt-of Gengtfchryver. Edog beide, als reets gezegt, buiten applicatie op t geval En vooral 'ft geen eigentlyk hier de vrage'zou zyn) buyten I5' eenige poenale fanftie van nulliteit of diergelyke. Maar boven en behalven dit alles is t' zeeker , dat het voorensglte fecreteren der gefchepte fententien met of door dezelve befloten en ongëopent in jud,™ te profereren ende alsdan te laaten pronuntieren eigentlyk reflecteert en zyn volle kragt exerceert op en omtrent zodane fententien, dewelke zyn afgegeven bv advys van Rechtsgeleerden na voorgegane afzendin34- Je door een Ordeldrager van de beflotene proces-ftukken , dewelke dan te zamen ook wederom dus befloten ingebragt ^vervolgens in judicia prtfcntibus partibus litigantibus vel alterutra contumaciterabjente, gëopent, en die fententien dan uitgelezen wor- d£Edog vindt zulks geenzints plaats in fententien of decreten welke volgens f prsefcript van het onlangs in den Jare 1738. gerevideerde en gëamplieerde N. Regl: over geringe , of een1 tumaciele zaken en gevallen ,' item exceptien en incidenten zyn afgegeven ofte gefchept geworden. Niet na afzendinge der ftukken door een Ordeldrager by advys, neenmaar by affumptie van twe onpartydige Regtsgeleerden. Aan dewelke (zynde by den gerigte genommeert_ ende verkoren ofte verfchreven, ende aldus gëaflumeert dat is bj of tot 16. zif genomen vid. art. zi. & fin- defzelven N. Regl:) de receffen , aden of ftukken van den proceffe , exceptie ofte incident, by , door of van wegens die van den gerigte worden gecommuniceert open en onbefloten ; Welke geaffirmeerde Regtsgeleerden ook genoegzaam ten overftaan en in 't bywezen van 't gerigte (hoewel buiten eenige aanzage of voorfpraak in faveur van eene van de litigante parthyen, als art. %X. ibid. verboden) die aften en ftukken exami- 3 ' 3 neren,  Cons. XI. 5£j neren, daar op hare decifie by fententie of decreet afgeven, en dezelve cum rationibus ook open en onbefloten onder die van den gerigte, of wel in handen van defzelfs Secretaris, Landt-ofGerigts-Schryver overgeven en laaten verblyven , om ten dage der pronuntiatie open en onbefloten te worden geprofereert ende uytgelezen : Gelyk het in diergelyke geringe zaken en gevallen thans aan ^ alle gerigts-banken, nadat dezelve alle nu door 't glte: laaft gëampliecrde N. R. 't regt tot alzulke affumptie hebben verkregen, ft" geen voor dezen maar alleen aan den Hogen Landt-droften-en Scholten-gerigte van Zutphen, waarvan beide Referenten in dezen d'eer hebben zedert verfcheidene jaren Stadtholders te zyn, en aldus de ufu ac jure illorum judïciorum konnen affirme- io.ren, privative competerende was.) aldus word, en ook niet anderskan, nog behoeft te worden gepractifeert. ' Al het welke des Annullants bediende Advt: niet alleen wel bewyft, maar ook, dat na dato dier ampliatie des glts: Reglmts: meermaalen in zaaken en ter praïfentie van hem zelfs aan dezen WelEd: Gerigte dus is voorgevallen en gëobferveert geworden. Zonder, dat nog by zyn WelEd: nog by andere Advocaten, daarop eenige crityeque is gemoveert, veel min nulliteit gefuftineert Wy hebben, om deze, en meer andere redenen , kortheits halven te pafleeren, des Annullants onderneminge in dezen zo temerair en ongefundeert bevonden , dat wy denzelven billyk in alle of de gehele koften, even als wy omtrent d'advys jur* hebben gedaan , zouden hebben moeten condemneren. Ten ware wy ons tot compenfatie van de halffcheit dier koften niet hadden gepermoveert gevonden, om redenen en ter oorzake van d'onmatige extenfie van de fchrifture van Noodtdruft 2üj &c. L XII. AD;  P A R T I S Q_Ü A R T JE. XII. ADVYS DECISOIR. De exceptione feriarum 3 of en wanneer dezelve in mondelyke zaken plaatze heeft? S U M M A R I A'. i. ■rve tcrmyncn van handelen in JL/ fchriftelyke zaken, lopen na den 28. 29. em 31. art. van t' N. Regl: de anno 1738. fataal, en zelfs in de fen en. z. Een Gedaagde is verpligt op dien tyd zyn defenlie intebrengen. 3,4.15, Een Gedaagde, fchoon gehouden op den zes weekfehen termyn te handelen, is te gelyk niet bevoegt, om als dan tegens zyn Parthye te contenderen tot comparitie en proclama. Ration. vid. n. f. & 6. 8. 9- In feriis regulariter ad agendum nemo compelli potefl, & in lis agenti objtat exceptio feriarum. In zaken incidenteel voor dezen WelEd: Stadt-Gerigte van Bórculo ongedecideert hangende tuhehen Alben Hemih l clleman, Hermanus 7elleman , facob Blomberg, als man en momboir zyner huisvrouw Louiz.a MariaTellemans, voorts Henrik^hhan Choifj, als Volmr: van zyn Moeder Aleida Elizabeth Tellemans Wede: Cboify in qlt: als Erfgenamen ab inteft.no van wylen haar Sieder Broeder Henriklellemans, gëadfifleert met derzelver bedienden Advocaat Dor: li. H. Lambergh, lmptn: ter eenre; en ]anOttoCoebermeyer, T ~ als 10. Nee etiam judex invita parte, 11. 12. 13. cf Exceptio feriarum is by t' N. Regl; in gebruik, en heeft in alle zaken plaats, uitgenomen in fchriftelyke. 14. Welkers fchrifturenm feriis na den 31. art. des N. Regl: ad manus Secretarii moeten g'cxhibeert worden. 16. Applicatie ad faólum. ij. Geene mondelyke" behandelingen zyn in fenis gepermitteert. 18. 19. Een fimpele infinuatie of citatie, om in feriis te handelen, is niet obligatoir. 20. Qui expenfis dat caufam, eas reJarcire debet.  Cou. XII. gg als cenjunaia perfona en Volmr: van zyne Maeye Maria Veldink* Wede: en ErfuiteiTche van voorn.- Henriks TelUmans Gede.- ter anderen zyde : Gezien , gelezen, en g'examineert de wederzytfche Receffen van den 2b\ Sept: des gepaflèerden Jaars ipzg. waar by &c. En gelettet waar op in dezen eenigzints te letten ftonde , Welgtn.- btadt-Gerjgte met aflumptie van onpartydige Regtsl geleerden, doende regt, zonder egter hier door aan d'een of d'andere van de parthyen litiganten omtrent hare refpeclive ftrydige fuftenues eenige atteinte of piEejudice toetebrengen , verklaart den Volmagtiger van de Gede: en Excipiente in defzelfs Eifch tot tegenhandelinge, ftinften preclama op den voors: 4. Jan: laaftled'en, en alzo*'» feriis, tegens d'lmptn: genomen, niet te zyn ontfankelyk nogte gefundeert , referverende overzulks aan dTmptn: , om op den eerftkomende gerigts-dag na pronuntiatie dezes tegens die door Gede: geproponeerde exceptien ivqualifeaüonis & non prtftita cautionis te doen en te onderneemen na rade, met condemnatie van de Gede.- in de koften hier over gevallen tot taxatie en moderatie van dezen WelEd: ■Stadt-Gerigte. Aldus by ons ondergefr: g' advifcert binnen Borculo den 26. Jan: 1740» F. R. van L A THV M. f. SCHO MA KE R. Redenen van decifie zyn onder anderen kortelyk deze. y\it uyt de lecture van de fententie zelfs genoegzaam hebben±J de konnen blyken van de circumftantien en concatenatie van 't gepleegde en verhandelde tuflehen Parthyen, wy daarom alhier met repetitie of wydtlopiger deductie van't zelve ons niet zullen amuferen. Maar met pretentie van dien in weinigen doen remarqueren; Dat de zaak ten principalen of queeftie tuflehen Parthyen gel 1, moveert en regthangig gemaakt, fchriftelyk wezende behan- •L 2 delt,  #4 P±.&TIsQ_irARTJE delt, ende alzo inciderende in de difpofitien van den 28. en 29. art. van het onlangs in den Jafe 1738. gerevideerde en gëamplieerde Nieuwe Reglement. Daar uit noodtzakelyk isgevolgt, dat niet alleen de termy•nen van handelinge in dezen moeten zyn peremptoir d. art. 28. Maar ook, dat nadien den termyn van Antwoort volgens de verzogte en gëaccordeerde prorogatie van den 23. Nov: 1739-. in dezen is komen te vallen in feriis , dezelve daarom abfoluit als doen heeft moeten worden gerefpicieert volgens art. 31. van 't zelvige N. Reglmt. en alzo op die ferien niet mogen worden gëattendeert. 2 In zo verre namentlyk , dat de Gede: verpligt is geweeft doenmaals hare defenfie of materie van belang intebrengen , of daar van te dienen. Zonder, dat wy egter door dit geprsemitteerde gedenken te juftificeeren d'exceptive mondelyke handelinge, welke alsdoen by de Gede: is gepleegt; Gelyk wy dan evenswei aan d' andere kant diezelve ook nog niet komen aftekeuren; Neemaar dit ftuk in medio hebben moeten laaten verblyven, en daarom by V diüum fententie wel exprefïe verklaart, dat wyde litigante parthyen omtrent deze hare refpeclivè ftrydige fuftenues geen prcejudice wilden hebben toegebragt. Als wezende dat ftuk nog niet hujus fori, of tot cognitie en decifie van ons gebragt. Maar dan eerft een object van terminatie zullende worden , wanneer of na dat d'lmptn:, ingevolge referve aan haar by deze onze Sententie gelaten , op des Gedes: geproponeerde exceptien zullen hebben gedaan en ondernomen na rade, dat is, baar wederleggen en bebootljke defenfie hebben gehadt. Edog, om wedertekeeren tot het voorgaande; 3. Zo en is de fanétie van den aangetogenen 3 \. art- des N. Regl. onzes eragtens en volgens d'intentie der H: H: Wetgeveren geenzins van die efticacie ; Dat zo als de Gede: verpligt geweeft is op den 4. Jan: zynde den 6. weekzen dag des geprorogeerden termyns, en vallende 4» in de vacantie, te moeten handelen; Die-  Cons. XII. gy Diezelve aldus tegelyk zoude zyn bevoegt geweeft , om tegens hare wederparthye, d'Imptn: , alsdoen mede te hebben mogen contenderen tot comparitie en tegenhandelinge , funften tot proclama. Aangezien de handelinge of indieninge van hare Antwoort of defenfie volgens gltnj 31. art, maar is geworden neceffair, ji ten dien effecle alleen , om haar te libereren van contumacie, en daar uit volgens den 22. art. profluerende poenaliteit van verftek of privatie van 't regt, om vorders d'Antwoort te konnen inbrengen, ten minften niet anders dan onder de limitatie ' aldaar wyders ervintelyk. Maar verder niet, dat is te zeggen , dat zy op dien vacantie- 6. dag niet wyders heeft mogen progredieren , dan fimpliciter tot d'exhibitie of indieninge van hare defenfie; Edog geenzints compel tegens de parthye mogen inbrengen 7, tot comparitie en wederhandelinge ; Veel min, by geen comparitie, contenderen tot proclama; Cum regulariter & in caufis ordinariis pars litigans tempore feriarum 8» ad agendum vel defendendum compelli non poffit, juxta /. 1. pr. &^f. V. ff. defer. & dil. In tegendeel , byaldien alsdan yets van Parthye ondernomen 9.1 of gedaan mogte worden , zou de wederparthye konnen opponeren exceptionem feriarum, of wel al 't gepleegde te doen annulleren en buiten kragt en vervolg ftellen, na de leere van Mevius in decis. P. 8. dec. 276. Ita , ut judex in feriis invita altera parte precedens nullitatem com- i o. mitat i Et citra appellationem fententia infirmetur. d. I. 1. § 1. ff. d t. Welke exceptio feriarum dan by 't meer gëallegeerde N. Regl. 11. nergens is worden afgefneden nogte gcaboleert. Maar alleen in zo verre afgezien 'van d'inducien , welke de ferien anderzints aan alle regteiyke procedures komen te verkenen. • Dat tot preventie van alle dilayen of trainifTementen de termynen van handelinge NB. in fchriftelyke zaken buiten enige interruptien haren voortgank moeten gewinnen 5 zelfs zonder aan- t-» zien van de vacantien, maar niet wyders , nog tot andere ein- t>' dens. L 5 Waar-  $6 ? A R 1 I S Q_U ARTJE Waarom in diBo art. 31. ook alleen maar wordt geftatueert IA., ende vereifcht, dat d'intedienenc fchrifture van Antwoort, Reof Duplyq alleenlyk maar ad manus Seeretarü moet worden overgegeven en op die wyze ingedient. Zonder, dat den Exhibent alsdan eenig compel tegens zyne Parthye tot comparitie en tegenhandelinge, veel min eifch tot proclama kan nog vermag te formeren, 10* 'T geen dan ook de Gede: in dezen , byaldien in plaats van hare " mondeling geproponeerde exceptien zelfs fchriftelyk hadde gehan• dek, niet hebbende vermogen te doen, nog zo veel te min daar toe is bevoegt geweeft op hare mondelyke gedane of gedicteerde Antwoort Exceptioneel. '17. Gemerkt zelfs de mondelyke behandelingen nergens by 't aangetogen Reglement in feriis zyn gepermitteert, veel min gëordonneert geworden. Hebbende ook d'lmptn: tot die gewilde comparitie en contrahandelinge niet konnen worden verpligt door-of uit hoofde van 18. de acte van Infinuatie van den 22. Decemb: laaftleden, ,, waarby namentlvk de Gede; aan de lmptn: quafi doet kennis geven, \ \ dat zy op den 4, January dezer jaars een mondelinge exceptie ,, dagte te proponeren. Doordien dusdane fimple infinuatie en notificatie ,• buiten I®. bvgevoegde citatie, ja al ware'er al eene werkelyke citatie gëex' primeert geworden, d'lmptn: niet en heeft konnen obligeren, om in feriis te compareren en tegenhandelinge te doen. De Gede: dus buiten alle fundament dit incident door haren ontydigen aaneifch en gezinnen van proclama hebbende verwekt, zal daarom ook noodtzakelyk den laft van dien, dat is de koften, moeten fupporteren en dragen. Waar in wy diezelve hier mede hebben moeten condemneren, 2°' cum qui expenfis caufam dat, eas refarcire debest; en het bekent is quod pcena temere litigantis, (voor woedanige de Gede: in dit ftuk heeft moeten worden eragt) fit condemnatio in expmfas. ad notoria. XIII. AD-  Cons. XIII. $f XIII. ADVYS DECISOIR. TulTchen dezelve Parthyen. Of een Eilcher en Debattant van Inventaris , als een préparatoir van het judtaum familU ercifcundcet gehouden is vooraf erfhuis-verburginge te ftellen ? SUMMARIA. i. 2. "Cen erfgenaam tot prajftatie ■*-< van erfhuis-verburginge conteuderende moet daar toe zyne conclufie rigteu. 3. 4. Libelti 'forma conjiftit in con- clufione, qua principalitcr eft attendenda. 51. Wanneer alleen gecontendeert wort tot inventaris of redres van dien, heeft deze cautie geen plaats, ob ratt. n. 6. 7. 9. 10. v. tarnen h. i 1. 8. Natura qnaflionum prajudiciali- um. ix. Na't flapuit van Mechelen • moet een erfgenaam ante omnia de In zaken Exceptioneel voor dezen Wel Ed: Stadt-Gerigte vanBor-culo ongedecideert hangende tuflehen Maria Veldink. , Wede: en Erfuiterfche van wylen haren Eheman Henriks Teileman, geadiifteert met haren Volmr: fan Otto Coebermeyer, Gede: en Excipiente ter eenre cn Albert Henr: Teileman cum fuis, als Erfgenamen ab intefiate van voorn: Henrih\Telleman lmptn.- en Gëexcipieerdens ter anderen zyde: Gezien, gelezen, en gëexamineert den 1 aften van t' fterfhuis verburgen. 12. Quod LL. Comit, Zutphanitc non attenditur. 13. Een erfuitcr moet niet te min een Inventaris maken en op gezinnen der erfgenamen uitgeven, jed de quonam inventaris hoe intelligendum} vid. n, 14. Ij". Een Rigter moet in decidend* meer lekten op de aangenomóne opinie by inlanders, als op vreemde ftatuten. 16. ÈxpcnJ'a compenfmtur, Ji res eji problematiea.  58 Partis Q_uart£ den fchriftelyken Eifch en Aanfpraak cum annexis door de Geexcipieerdens ten fine van redres van den Inventaris op den 28. Sept: 1739. tegens d'Excipiente overgegeven, Antwoort exceptioneel op den 4. Jan: dezes jaars 1740, mondeling daar op gedaan ende ren protocolle gedifteert , Antwoort op d' Exceptie van den 1%. Febr: laaftleden, voorts Re en Duplyq exceptioneel de eodem dato, met alle vordere ten dienzelfden dage en ook te vooren afgehoudene receflën en dingtalen , ende gelettet , waar op in dezen te letten itondej Welgemelten Gerigte met aflumptie van onpartydige Regtsgeleerden , doende regt , rejecteert in deze préparatoire zake tot exhibitie cn redres van Inventaris de geproponeerde exceptien inqualificationis & non praftita eautionis, ordonnerende de Gede: en Excipicnte op der lmptn: fchriftelyken Eifch en Aanfprake van den 28. Sept.- 1739. te antwoorden, zo en als na't N. R. dezer Graaffchap is gehorende. De koften om redenen compenferende. Aldus eëadvifeert binnen Borculo den .12. Meert 1740. i F. R. van LATHUM, f. SCHOMAKER. Redenen van voors: interlocutoir zyn kortelyk deze. «TTy hebben d'exceptien in deze pneparatoire procedure ad exW hibendum & corrigendum inventarium tegens d'lmptn: gè'obmoveert moeten rejccteren , zonder nogtans aan d'eene of d'an• dre van parthyen daar door eenige prejudicie in haar tegenftrydige fuftenuen, hoe verre namentlyk een erfgenaam judicia familix ercifcundt aut petitione hereditatis agerende, tof praftatie van een erihuis-verburginge ante omnia verpligt is of niet? toe te brengen ; Want, ofwel daar op de voornaamfte motiven met allegatie van verfcheide fententien pro & contra geroulleert hebben , zo heeft nogtans daar op , nog op 't geene dieswegens by de Loquaturs en, opgevolgde Aanfpraak genarrcert en gefuftineert is , niet mogen by  Cons. XIII. 89 by ons gereflecteeit, maar alleen peremptoriè moeten ingezien worden; Waar toe der lmptn: Conclufie vervat by derzelver fchrifte- x. lyke Aanfpraak van den 28 Sept: 1729. eigentlyk getendeert en gerigt is, juxta commune DD. effatum , de quo inter alios Gaü. L. 1. Oh. 1. n. 17, Sneidewin. ad $. 1. ». 117. &e. Inft. deatlion. Bocer. claff. 6. difp. 3. th, 33. Cum libelli forma in concluiione confiftere dicaiur vid. Bald. in L. 2. 2,» w. 2. C. de prob. ideo principaliter eft attendenda conclufto Itbelli, non 4, (tut'cm fatli narratio Everhard. confil. 126. ». 1. Welke, overmits alleenlyk tot een voorwerp heeft een gepraïtendeert redres van den Inventaris fub E. zonder de minfte cumulatie van den Eifch tot fcheidinge en deilinge van de hereditaire goedren , veel min de werkelyke aditie of avocatie van ƒ. dien, hebben wy onze vordre decifie cafu qm daar over furcherende dan vermeintj Dat de G'excipdns:, fchoon zig als erfgen: gedragen met die , gerequireerde erfhuis-verburginge, als in dezen onnodig , niet hebben mogen bezwaart worden juxta l. 14. $. 1. jf. ut hgat. I. 1. §. 5. c^* 4- l. Z, l. 3. ff. ut in pojjeft. legat. vel fideic. en de leere van den mede Referent f. Schomaker tn Cons, Gelr. Zutfh. P. 1. Cons. fi. n. 34. 35-. Om dat het eifchen en redrefferen van een Inventaris alleen 6". zyn praliminaria & praparatoria ludicii familiaz ercifcunda , attamen ab Ulo judicio independentia , utpote ex fe in abflratlo ac propriis fuis viribus confiftentia , welke daarom in judici» exhibitorio moeten gedifcutieert en gedecideert zyn , eer en bevorens men tot dif- »4 cuflie of decifie van dat feparatum ac principale judicium , ad inftar tmnium pr remarques, of loquaturs gepurgeert en gezuivert is. Wy hebben darhalven de judicaten op deze en diergelyke vreemde ftatuten beruftende moeten afkeuren, en liever opvol-gen die by de voornaamlïe Praclizyns aangenomene opinie, en nog onlangs in den jare \ 7zz. voor den Stadt Gerigte van Doesborg in eau fa heredum vidu*. Baarkens. contra Capitein Kaldenbag met advys van Regtsgell: in fimili afgegevene fententie , zo als ook de fententie en redenen van dien op den 17 Febr: 171Ö. voor den Landt-Gerigte van Gendringen ergaan in zaken van den Heere Grave van Urfel nomine uxoris de PrincefTe Eleonora van Salms tegens den Heere Prince Lodewyk Otto van balms, alwaar door of van wegens hoogelglte: PrincefTe tegens wgltn: Haren Broeder by arreft tot confecutie van ftaat en Inventaris geprocedeert, en daar tegens aan zyde van zyn Furftel: DoorJ: onder meer anderen , ook d> exceptio non pr JT*\e forma t folennitate cjr tempore conficiendi exhikndique inVentarii. II. De jumptibus funeris. III. De Vefltbus lugubribus. IV. De poffe ffione domus mortuarht. V. De differentia inter judicium fummarium Vel pmparatorium & principale Vel ordmarium. S U M M A R I A. T. S9. <5o. 6t. 62. Tn 't redreflëren -*- en fuppleren van inventaris moet fummarte met inzend inge van Loquaturs en Contraloquaturs geprocedeert worden. i. Advocaten en Parthyen moeten iig onthouden van injurieufe en indecente termen. 3. 4. f. 8. Een erfuiter is na de wetten dezer Graafs: niet verpligt van zelfs en builen gezinnen der erfgenamen tot extraditu van inventaris. M 2 - 6. Aai-  pUTl5 Q.ÏARTI 6. Adeoque moram non committit, 10. Dog wel tot inventarisatie, det boedels, rat, diyetfit. vid. 8.7- n. Quomedo Reform. Velavica cap. 34. art. S- *b'1ue commentatie Dris: Schraffert n. ïz.ftntinteligend- «• 91. 93* 84. Nm objlante quotdComiutum Zutphani** fentcnti* quadam contraria. nam vid. n. Sf, 86. Na het Landr: der 4. Boven Amptcn komen de rougoedcren tot koften van den gemenen boedel. 88. Ingevolge t'Stadr: van Zutphen trekt de langftlevende aiïeen I een bedde met zyn toebehoor voor uit. vide Pnejudicata n. 89. 90. Vtftes lugubres Jecundum qualita- tem perfonarum & quantitatem patrimonii funt adjudicemd*. 91. Quod arkitrio judicis relinquitur, 9f. 96. De tempore lugendi juxta mores mftros. 97' 9%' 99- An convivium funebre c55 vina in eo fptfa contineantur fubfuneris fumptu ? 100. Std quid,Ji hereditas non fitfplvendo ? 101. 102. Na ons Landr: is een erfuiter niet verbonden tot een fpecifycquebcpalmge der koorn- j landen cn niet i»gëoog(le ge- walTenenz. conf. n. 23, Sa feqq. Ration. vid. n. 104. 103. Senfus L. 7. C. de ban. pro- fcript. eruitur. IOf. 107. Omiffoalicujmrei, faltem minima, in inventarioprjjumitnr potius ex errore , quam dolo evenife. 106. Maxime, Ji claufula de addendo &c. ei fit appofita. 108. Invitatie heredum ad conficiendum inventarium i,mnem dols fufptcionem excludit. 109. Een langftlevende vermag tot den tyd der erfuitinge alle bocdels-fchulden invorderen. 110. in, H2 Qu/enam bona in hoe judici* praparttorio veniant} 113, In judicio boe non attenduntur exceptiones, fut altiorem indaginem requirunt. 114. Quod in inventarium redigi debet , eft quteflionis prajuaicialis. De cuius nttura vid. ibid. Hf. Negleéiio ordinarii modi procedendi fape operatur condemnatiunem in expenjas.  9+ P A R T 1 S Q_U A R T * A20 B C D. E. F. G. H. & J. voorn: Gerigte op den 28. Sept: «729. door de lmptn: overgegeven , Antwoort eumanonder verfcheide infcriptien , muls en ondergefch.kte nummers door Gede: welgltn: Gerigte op den 13. juny 1740 ingedient , voorts Re-en Duplycq refpedive van den 8. Aug. en 2 Odob: dito jaars, beide naakt en bloot, met en nevens de bWevoegde protocollaire dingtalen en recefien van voorn: 28. Sept: 1739. tot den ia. Decemb: 1740. inclufive en .op alles eelettet, waar op in hoe fummario judtao te letten ttonde. WelRten: Stadt Gerigte met advys van onpartydige Regtsgeleerden doende regt, verftaat, dat de Gede: metden gelibelleerden en geredrefieerden Inventaris, onder offerte van den gewonen boedel-eedt by dezelve op gezinnen der lmptn: lyffelyk afteleggen, en andre daar by ervintelyke prsfentatien na Eantregten der Graaffchap Zutphen heeft konnen .volftaan , mits en mhani, dat dezelve zal gehouden zyn by een feparaat fupplementoU^«van den Inventaris fub Ut-.M. te voegen , en ten dien einde van hare Antwoort te ligten d.e aldaar tot redres en elucidatie van den zeiven gëappliceerde documenten en panieren, en dezelve binnen .4. dagen aan de mptn: ter hantftellen'-derzelverConcluue, nader by hare Replycqdaar toe mede betrekkelvk en genomen, in zo verre dienthalven admitterende, en vervolgens over eenige contentieufe pomöen1, voor ZO verre cum iuduio ad exhibendum pr*paratorio compatibel , of niet ad judicium principale ter nadre inftantie exprefle gereferveert ofte gehorende zyn, regt doende yernlaart i Dat de koften des Inventaris ad 15 gl: ftr: uit den gemenen boedel en alzo tegaal tuffchen de lmptn: en Gede: zullen «dragen, en daar mede de lmptn: niet alleenlyk mogen bezwaart worden, dog dat die judiciele koften , by de Gede: voor die ter inftantie'van de lmptn: g'extradeerde en ter hater Antwoort eëannefleerde authentyeque copien der boeaels-inftrumenten g'expendeert en fub voc. keflt» ad 41. gin: 8. ftr: uitgetrokken! aan dezelve door de lmptn: zullen worden gerembourfeert, minder nogtans die aldaar vervatte 6. eerfte poften ad 22 gin! 8. ftr: zo ten gemene boedels lafte zullen verblyven. Dat de g'inventariseerde roukledren voor de Gede: invoegen  Cons. XIV. gf als die ter Antwoort met quitantien geverificeert of nader bewyslykzyn, (uitgezondert alleen de poft van 34. gin: den 4. Sept: 1739. circa fin. op de fpecificatie fub verb: Niet te veel) zo wel als de dootfchulden en die ingebragte wyders by haatmans erfgenamen alleen zullen gedragen en niet uit den gemeinen boedel voldaan worden. Dat eindelyk den poft van af. gin. cap. 17. onder de Doodfchulden ten profite van de meid gerangeert aldaar zal worden geroyeert, de*-lmptn: en Gedes: daar over genomene Conclufien in zo verre refpedtive admitterende en ontzeggende. En wyders aan Parthyen bvgeen minnelyk verdrag over d'andre quEftieuze poinden , geene fubjecten van decifie in hoe judicia zynde, referverende, om dezelve judicio principali aliaque inliantia by een communicatoire korte Dedudie, Berigt, Debath en Contradebath van 14. dagen tot 14. dagen nader te behandelen en daar over als dan laten erkennen, als na regten behoort; Gelyk daar toe dan ineventum mits dezen/» fpecie, deels ex officio, en deels ingevolge die ter procedure gedane proteften gereferveert en gerenvoieert worden die in aTtis hinc inde over de refpedive quaüteiten , zo va-n Erfgenamen en Tugtenaarfche , alsover de quaeftieufe Eyfiente, giften aan de meid, kleinodiën en trouwfehat van de Gede:, gemoveerde difputen ; met condemnatie van de Gede: en Verweerde: in twee derde parten van de advys-en ordeldragers jura, het overige een derde part, alsmede de koften dezer procedure om redenen compenferende. Aldus by Ons ondergeff- gcadvileert binnen Zutphen den 26. Juny 1741. f.SCHOMAKER. L.WELMERS, Redenen van vorenflaande decifie zyn, voor zo veel nodig, de navolgende. per en bevorens tot derzei ver adftruftie overtegaan , hebben wy ongemerkt niet konnen palferen , hoe dat Parthyen in hnc fummario judicio tegens de nature en object dezer zake niet allee»  alleen hare ftrydige fuftenuen tot redres en fuppletie des Inventaris by een ordinaire regts-pleginge en eene zeer wytlopige en koftbare procedure hebben verhandelt , en met een gelyk3. matige zêle , of liever- opiniatriteit ten einde toe voldongen , daar dezelve by prEeambulaire inzendinge van Loquaturs enContraloquaturs, en in evetmtm na. de pradycq van deze en andre Landen , de qua G. v. Waffenaar pratl. judic. cap. xi. n. 19, cum feqq beter dezelve hadden konnen en ook arg. §. 53. N. Reel met addres aan 't Gerigt by een min korthaar commumcatoir proces moeten difcutieren, en daar over kort en onvertogen laten ergaan. . Maar ook , dat zy hare fchrifturen met veele impertinente digreffien, hatelykc detorfien, ontydige difputen en chocquante expremen, omniet van indecente en injurieufe reflexien, hare perzonen en conduites gevoelig toucherende, te melden , zodanV hebben opgevult en by deDuplycq voor het meefte gedeelte a, ervintelyk, dat wy met een ftudieufe praeteritie en referve van veele poinóten (welke of van geringe importantie of die met deze préparatoire handelinge incompatibel zyn) alleen in fuoftantie hare wezentlykfte verfchillen tot een onderwerp van onze difcuffie en decifie hebben willen en moeten nemen, terwylwe ondertufïen niet konnen ontveinzen alhier voor een regtmatise cenfure op en tegens zodanige appbcabei te konnen verftrekken 't geen, zo wel de publycque Wetgevers, als private Regtsgeleerden dienaangaande onder zekere poenaliteiten verbiedende zo heilzaam vermanen, Quod tam panes htigantes, quam Advocatifine odio, fine ira, fine convitiis ac ftomachnfis clamoribus rem traiïent, * ftudio altercandi cumbile intempefiive dtffutandi, convitiandiac mdedicendi dient fint s Quorum ar gum. vid. in 1.6. §. 1. C Om°dan de ordre in 't ditlum fententia te volgen, hebben wy in d'eerfte plaatze generaliter verftaan, dat de Gede: en Rendante van inventaris met den zeiven, invoegen fub E. ingeftelt en nader op gezinnen der lmptn: geelucideert en gefuppleert , na 2. de wetten dezer Graaffchap heeft konnen volftaan; Zonder, dat wy met d' lmptn: daar tegens hebben mogen luftineren, dat dezelve voorheenen zou zyn verpligt geweeft, om ' aan  Cons. XIV. 97 aan haar niet alleen buiten requifitie binnen <5. weeken den boedel -ftaat te extraderen , maar ook daar by realiter alle des boedels inftrumenten, immers derzelver authentycque of beftendige copien te annecteren. Want, of wel by 't Lantr: Tit. 3. §. 5. een erfuiter of boedelhouder wort g' injungeert binnen 6. weeken dien aldaar vereilchten inventaris optemaken, zo is daar by nogtans te gelyk niet 4. geftatueert, als de lmptn.- admodum perverfe met cöacervatie van veele inapplicable wetten en extravagante redeneringen doorgaans hebben gefouteneert, dat denzelven ultro & fpome binnen deze ftatutaire tytftips bepalinge aan d'erfgenamen van den oyerledenen zou moeten uitgegeven worden , ut eu'tlibet infpkien* ti facile patebit. Nadien uit het daar aan gecopuleerde woordjen und het evidenter blykt, dat die editie des inventaris niet fimpltciter & ftmulta- • »ea, maar in tegendeel conditionaliter & in eventum alleen g' ordonneert wort, wanneer namentlyk den langftlevende der egtelui- y, den of erfuiter daar toe gerequireert wort, in verbis, und op gezinnen der erfgenamen uitgeven , und met eede befledigen. Ita, ut talis non incurrat moram aut ejus poenam , qui nen eft reus 6". mor^g Cl. J. Voet in Comment. ad Tit. jf. ad exhib. n. 3. Struv. Sjntagm. ]ur Civ. Exsrc. 1 y. th. 37. jQuia extraditio inventarii cum ipfins eonfeÜiene nihil commune vel 7. sonnexum kabel. Zulx, dat hei imperative woordtjen^/,zowel, als het inclufive woordtjen binnen , in voegen voors: moet begrepen en niet zodanig tegens d' uitdrukkelyke modificatie en conditie van dien f..f, Lantregtensmetd' lmptn: gecapteert ofgeconfundeert wor- 8,' den, als of de Gede: fine interpelUtione tot het een en andre fimul, und, pariter was verpligt, en daar in gemanqueert hebbende vervallen propter moram r'éalem volgens haar replicale voorgeven art. 211. in de koften van retardiflement en andre poenaliteiten van regten, en daar uit g'elicieerde foubcons van doleufe intentie en malverfatie, ingevolge die daar over ter Aanfpr: art, 8. en Repl. art. 34. ex Clarifs. Schraflêrt ad Reform. Velav. cap. 28. art. 4. n. 3. & cap. 35% art. f. ». 12. onder andren mal a propos gëallegeerde paflage j als zynde conform dat Veluwfch n? N fta-  gg P A R T I S Q. TJ A R T JE ftatuit , 't welk alzo d. art. 4. zonder interpellatie confectie van inventaris en prefatie van ufufruétuaire cautie te gelyk aan een getugtigdeinjïngeert, zo weinig in cas fubjed toepafielyk fis dat den \. art. eU cap. Velavici ,4. ^\™l^J™ inventarifatie binnen 6. weeken by poene van 40. rlee.en pond.n , te gelyk de editie des inventaris binnen dien tyt proforma zou 1e- qUZodat die en andre raifonnementen hare relatie alleen konïo nen hebben tot een erfuiter, welke nenexpeZatapravia mterpella' tiene tot die inventarifatie feparatim , en geenzins te gelyk tot eSfitië des inventaris clnjunBim verlchult was , welke twee leparata, zynde d'eerfte daar van buiten , en de twede op gezmnen der ■1 erfgenamen, moeten agtervolgt worden ge yk aldus, d,ftincle zo wel by ons Lantr: d. §. 5. als by het V.luwfche d. art, j. m . ODziete van het inventarium uiuegeven en met eede te be/tedigen, **' wel uitdrukkelyk geftatueert wort, dat zulx niet eeraer en anders zal eefchieden, dan op gezinnen der erfgenamen. Geivk wy vervolgens ten refpede van de actuele applicatie, exu-aditieofadjedieder boedels-papieren by den inventaris m ,Z olilinali autfaltem in eopia autbentica hebben moeten van advys zvn- dat, offchoon dezelve petentÜus aüoribus naderhant g extradèert zyn, egter de Gede: daar toe volgens meerglte: Lantrecrteh ke text. d. f. 5- ™et geholden geweeft is. . Ge'vk het contrarie van dien nogtans zeer fterk en wytlopig ter procedure paffim & quidem ter Aanfpr: ab art. 44. ad art. 48. en ter Repl: art. 82. cum aüquot feqq. item art 106. 109. 189. 3" 00 aangedrongen, en abufive getragt is 't zelve ex jure civth # fiatutatie aldaar met die aangetogene wetten als /. 24- C dc adm.tut.cjrl.^.ff. deadm. &fr. tut. enautheutenaX^eemn cons XX n. ^. Porcellin. de conf. mv. cap. l. n. 7. Voet rr. * : ere. eap.%. n. * Chaflan. ad Cons. Burg. Tit. de hier. « 6 n. ï. vafttemaken. . ,. , , Daar noetans die beide wetten geenzins dit medebrengen, nademaal de ti. 24. alleen aan mombers prsfenbeert hoe zy sa zie datelyk na bare aanftellinge, zo wegens d inyentardatie, als *4' de confervatie hunner pupils goedren van haren'pl.gt zullen acquiteren; zonder, dat die woorden inventarium omnium rerum &  Cons. XIV. 9p firumemorum feleuuiter facere curabunt eene rëele applicatie en de Jcnptie van die inftrumenten de verbo ad verbum konnen verei-" ichen, en als fro ferma veronderftellen. Gelyk dan d. L. y7. der lmptn.- gevoelen tenfine, als voorffi almede niet kan onderfteunen, overmits dezelve alleen handelt van obhgaticn door brant verteert, hoedanig derzelver inhout uit een inventaris kan geprobeert worden, 't welk aldaar teneffeöe van folutie of novatie te konnen gefchieden door ScuvoU gerefpondeert is, fe. inventarium folenniter {fub prtfenti* publicarum perfonarum juxta d. L. 24.) faïium & inftrumenti tenor in inventario conttneatur. v. ibid. Brunnem. & ab atlonbus alles Gothofr: in not. m 12. s' Welke daar uit buiten applicatie tot het quseftieufe cas alleen 16 aanmerkt, dat de geheeley?r/« van een copie auEloritate Smul Ui,ias & parte atata op een inventaris gebragt, den crediteur in ltaat ltelt, ut ex eo convemri poffint debitores. \ Zonder, dat de woorden van Gothofredus: nam pars tantum exfcripta chircgraphi nihil probaret arg. /. 24. f. de LL. (waar uit 17 o imptn: eene verkeerde illatie geformeert hebben ,) tot deze zake en materie van eenen na onze Statuten vereifchten inventaris appiicabel zyn. Als d'lmptn: dit met onze ftatutaire wetten nog met die vorensglte: Autheuren niet hebben konnen adftrueren, als welke nevens alle andre DD. in 't gemeen requireren, dat een inventaris candtde, clare , liquide, fmgulatim & difimblim moetende 18 geconncieert, en daar op gefteit of vermeit worden alle boedels * mobile en immobile goedren, inftrumenten en papieren nogtans geenzins willen, dat derzelver inhout van woon tol woon r daar in g'-mfereert, of daar by gëanne&eert worde; 9* Gelyk de lmptn: meer op d'uiterlyke fchors van die woorden zo t fchynt , lettende van derzelver innerlyke kragt geen croet gebruik in dezen gemaakt hebben; & b Daar het in regten uit die by dezelve zb menigweerf gëallegeerde traditie van Munnoz.. d'Efcobar de ratiocin. cap. 9. » 70 het tegendeel beweert wort; Cum ah: neque opuseritdeverbc.ad' 10. verbum omma h*c mflrumenta annotari, fed fufficiet fummatim/wV»* & iubUznUaminilliseontentam referre &c. Addat. Mevius P z dee "« N 1 3JT*  roo Partis Q_üARTI 2<:6. ubi late de jufta inventarii forma fufiinianea ; Qttam vero mul- 22. tis in caftbus in defuetudinem abiijfe ik. pluribus eftendtt. n. iz. feqq. Waarom wy dan ook by 't ditlum fcntentice hebben moeten oordeelen, dat de Gede: met haren gelibelleerden , en wel te meer met die nu op nadre petitie geredreflêeiden inventaris na onze Lantr. buiten die zo fterk gëurgeerde rëele applicatie heeft voldaan; Zonder, dat dezelve daar en boven mede gehouden geweeft is eene nadre fttuatie en coherentie der immobile boedels-goedren , 23. nog nadre qumüteit en qualiteit der obligatien op haren Inventaris te fpecificeren, als lmptn: ter Aanfpr.- art.49. yo. enRepl: art- 92. cum feqq. uit kragt der aangetogene leere der DD. als Voet d. cap. 3. ». 4. Heejer. Munnoz, en andre Autheuren meer hebben vermeint, en daar toe hare Loquaturs en gefubfequeerden regtelyken Eifch onder andren mede ingerigt. Aangezien deze boedels ongerede goedren cap. 1. zodanig in'24. opzigte van alle die requifiten op den inventaris gedefigneert, en nader by applicatie van derzelver inftrumenten fub voc. goedertierenheid \ N. 1. ad N. 13 g'illuftreert zyn, dat de lmptn: dien aangaande niet nodig gehadt hebben hare conclufie by Replycq te inhiereren. Om dat uit derzelver contcnta nader en fpeciaalder gëinformeert zynde, geen zwarigheit omtrent eene ordentlyke feparatie of vreeze van eene fraudulente fuppofitie dezer boedels eftj- fecten imaginabel konde zyn , uit hoofde van welke dusdane fpeciale omfchryvinge en bepalinge by die DD. gerequireert wort. Gelyk ten aanzien van 't agterhuisjen , zitplaatzen in de Kerk: 2_(5 en de groeve op de Kerkhof, als dependentiën en accefibrre fpeciesvan en tot het huis, als het principale genus d. cap. 1. als genogzaam in zyn fituatie en connexie gëinventarifeert en bekent, gehorende, nu mede, immers na die ingekomeneelucidatie , zonder eene nadre en byzondre inventarifatie moet plaats hebben, cum aeeefftrium fequitur fuum principale. Immers, wy zouden uit ons Lantr: fteped. §. y. niet derven vaftftellen, dat by een boedel-ftaat eene zodane defcriptie der on^ £7; gerede goedren met alle derzelver bepaalde aangrenzingen groots  Cons. XIV. Ior groot-en hoedanigheden, bezwaren en uitgangen vereifcht wort als wel by een opdragt van dezelve na Lant-en Stadtr- nodiè 28 is& • Quodigitur (ut verba, Re* art. 83. ter Antw: noflra faeiamks) ft at ut 0 expreftefancitum neu reperitur, fuperftitio/is heminum adinventtombus non eft excogitandum. I. 64. §. 9. f. foL matr. Het welk, overmits zyne convenable en meerd're applicatie heeft op die by lmptn: al vorders ter Anfpr: ab art. 52. ad art. 61. en 74. item ter Repl. art. 129. cum muit is feqq. & art j 60 aangedrongene fpecifkatie van de gerede boedels effeclen met appofitie van derzelver qualiteit, quantiteit, getal , mate' ge- Z9' wichte, waardye, keur-en merktekens van levende haveofbeitialen en diftmdte meldinge van hare couleur, figuir, ouderdom &c. 20 hebben wy bevonden, dat die Autheuren , als onder andren Heefer.- de ration. redd. loc. 6. n. 4. Rol a Valle vol 2 Cons. 73. «.43. Faber ad Cod. Sab. tit. de jur. deltb. Lib 6 rt'J1' dfS5' ^rgentr:«' C™*- Britt. art. 477. gl, 2. Zo, ChaiTan. ad Cons. Burg. RHbr. 7. $. ,3. Voet cit. c.\ n 4 4 ' & van der Meulen ad Stat. rian. & Ameid. Rubr. n art 1 & 2 $ 2. daar toe voor een gedeelte by lmptn: aangehaalt , of te verftaan zyn de inventario fthnni , welke een heres fub ejus benefice wi lende van het keur-privilegie jouiflèren , en niet ultra vtres hereditatu aanfprekelyk zyn , naukeurig volgens die geprxfcrioeerde formaliteiten en requifiten moe ft in %t nemen, of de fpectal, confuetudine, waar op die Commentatores gedoelt of te zeer door 't jus civile van 't ftatutaire regtfpoor afcedwaalt zyn; D r fa Immers, dit is buiten alle contradictie waar, dar onze ftatu 2 r taire wet geene dusdane icrupuleufe folemniteiten requirerende zie ' vergenoegt met een generale diftincle en opregte inventarifatie ,, van alle boedels-goedren, van wat nature of waar die ook ,, mogen zyn brieven zegelen , obligatien , voorts andre 22 ,, ichyn en befcheit, fchulden en wederfchulden, zo cn als die 3 ,, geweeft zyn op dag en ftondt, dat die verftorvene levend^ en doot was. * Met welken inventaris fccundum flatutum & ftyhmfori clarè & mjtmile) non ebfcure & fub involucro geconfkieert de Gede dan N 3 ge-  ro4 Pa r t i s Q_ü a r t m genoeg gedaan , en niet nodig gehadt heeft alle die gerequirerde folemniteiten, quas Bclgium tefie Someren de }ure Neverc. cap. 7. n. 1. jam dadum repudiavit, te agtervolgen. Gelyk wy dus ook bevinden in den jare 1661. gefententieert te zyn voor den Lant-Gerigte van Borculo in zaken van^de Richter Barth. Cuiper n. u. contra Berent Ten Noever en foh. Chrittiaans cum fuis. Alles ingevolge en overeenftemmende met voorname fractizyns daar over nader by ons nagezien, zhAIvar. Falafc. inprax. panit. & collat. eap.S. ». 9. welke ten reguarde van de seftimatie en valeur der mobile goedren tegens dusdane Docloren misleit door 't woort quantitatem in /. fin. C, de jure delib. de contraire praclycq n. 10. & 11. als waarder en meer aangenomen allegeert en volgt; . Behalven dat, als hier vorens met de vinger aangeroert, alle deze requifiten haar principale opzigt hebbende tot een erfges naam fub beneficie inventarii , overzulx geen man of vrou als de 3 langftlevende, geen erfgenaam van malkandren zynde, verpligten d. Author. n. 29. Immers niet tot dat einde, om wegens dezelve voor zo verre 27. na 't praefcript van de ftatutaire wetten tot inventarifatie der boedels effecten gëobligeert en gemanqueert is, te incurreren in die pcenaliteiten en prsefumptive fraudes , als waar op den iy. §. d. Tit. 3. Lantr. en andre aangetogene difpofitie van regten op doleufe occultatien en fraudulente omifiien en niet op probabile ignorantien , ongehoudene adjecrien van deze ea andre folemniteiten gefundeert, 't oog hebben id. n. 31. 36. & feqq. 43. add. ejusd. Authoris Cons. P. 2. confult.^ y2. n. 23. Etpraprimis in amplioribus^rw/'»« Caftill. de Sotomajor. Contr. Quot. lib.S. cap. 30. n. 29, & 30. alwaar hy met de confonante 28. authoriteit van Borell. Honded. en andre DD. voor vaftftelt , quod de confuetudine heres non tenetur defcribere in inventario bona " omnia hereditaria cum eorum qualitatibus, quantitatibus, pondere menfura , pretio & seftimatione , Jicut id de jure obfervandum fit, adeo ut his pro fukfiantia non neceffariis tantum requiratur inventarium bo- 29. r)&tide*bsquedolo&fraude, juxtaque confuetudinem loei confetlum. addatur Faber deError. Pragmat.dec. 2. Err. y. 't zelvekragtigap. puierende  Cons. XIV. 10? puierende, en dienende tot totale deftruclie van alle die by lmptn: ex harumfolcnnitatum omijjione veronderfteldedoleufe intentien nulliteiten en poenaliteiten, eum inquit in pr. Mullse font & 'varia folcnnitatcs, quas obfervari fuftinianus pracepit in conficiendo inventario 4.0. ab herede, qui legis & inventarii beneficium imploravit, propter quam caufam nee immertto folenne hoe inventarium vuige appellatur ad differentiam ceterorum, qua a tutore aut curatorc bonis dato & aliis ejusmodi ' perfonis fieri folent, qut vixullam juris folennitatem aliam defiderant quam, ut bona fide conferibantur. Alwaar hy zelfs infolennitate aut firma conficiendi inventarii extra caufam doli ab her ede fub beneficia commiffi neglecla met andre Praclifyns van advys is, quod adeo inhumane agendum non eft cum 4-1. herede, cujus delus nullus arguatur, ut legis auxilio, quod imploravit carere debeat, & hoe jure (ait) utimur. Zeggende, dat, gelykerwys d'omiffie ex iis folennitatibus, qu* funt pracipui & majoris momenti by een ander inventaris konnen gedrefieert worden, alzo ook de omiffie der zelveminorh momenti zynde niet fchadelyk konnen zyn, niji ac cedent e dolo; Cum nee factie judices in eam inclinant fementiam , ut inventarium A.z, licet minus recle fablum, pronuncient nullum efe. Addimeretur id. Faber d.l. Err. 8. ubi examinatis & refutatis ff. &rationibus, quas pro neceffitate ajlimationis r er urn hereditariarum add'ucuntprtcitt. DD. hifcefereverbis itaconcludit ■. Ego nequefententiam illorum probo neque rationem ; Nam quis non videt, quam temerarium fit ad eas inventarii folennitatet, quas fuftinianus pr/fcripfit, alias addere. £rpaueisinterjectis: Sed & me illud maxime movct, quod tftimatio Ma, quam Pragmatici induxerunt, prorfus inutilis eft nee ad alittd A2 comparata, nift ut hereditatem jam alioqui fufpeüam fumptibus oneret fupervacuis; alleenlyk in fine d Error. mede niet difavouerende dat, fchoon in die conftitmie van den Keizer Juftiniaan daar van niets gewaagt wort, egter de hereditaire goedren , welke ponder e, numero & menfura beftaan, door mannen zig des verftaande, en by den erfgenaam fub beneftcio inventarii cn des boe- 44" dels crediteuren en legatariffen daar toe verkoren , behoorden gewogen , getelt en gemeten te worden, cumearesadimrinfecam Uifolcmnitatem & effeïlum inventarii pertinet s Gevende daar van deze peremptoire reden : Qnia aliter fciri MillQ*  I04 P A R T I S Q_v ART* a6 nullomodopotefl , quid & quantum fit in hurcditate, aut quid & quan* mxaexhibere heres debeat, « credhoribus & legatartis fattsfiat. Welke zaken en redenen alzo van rftalkandren divers en niet applicabel zyn op eene Lantregtelyken erfuiter in opzigte van den boedel-ftaat, zo zal het in dezen, daar alhier een erfgenaam onder beneficie van inventaris zo weinig bekent, als een fchadelykeadi• tie by ceene zodane voorkennis van des boedels regte waardye tc vrezen is, onnodig zyn ons daar mede wyders optehouden; Ten ware men dusdane weginge , telhnge en mate adexemplum ifiarum folennitatum in inventario folenni ufitMarum mede als dien4"7' fiur tot de tyt der aduele boedels divifie tuflehen de erfuiterfche en haar mam erfgenamen gezamentlyk te doen, buiten eene preliminaire inventarifatie , zou willen bepalen en t huis brengen. Gelyk dezelve als dan, en niet eerder of anders m c voors.cas of ook wel van lyftugt zouden konnen plaatze hebben, om 48 dat'een ufufiuftuaris juxta doBrinam pr*d. Munnoz. d'Efcobar. diU. cao. 9. n. 28. & 29 verpligt is daar van rckenmge aan den proprietaris te doen , ut apparere poffit tempore fimti ufusfrublus an 49- aliquid ex inventario fuerit alienatum , quodve tempore penerit &c En wel met dat impulfivc oogmerk , ne tempore re/htutionts aha zo. Rmilis forma difimilis pretio refiituatur. ; Maar om deze seftimatie niet afzonderlyk by een ufufruétuans maarte^elyk met en nevens den proprietaris ob utnufque pannter51 • -/Te te doen , datelyk en voorheen op een inventaris te exprimeren daar van wort ne quidem by onze wetten geftatueert; Willende alleen het Stadtr: van Zutphen Ttt. zS. §• 7, dat maar tullen verheft of gewaar deert worden vergankelyker» verderfie\vkc wedren , die d*or'~t gebruiker gaan (en geene andre,) Cujusmodi <2 juxta DD. adl. 1. $. 13. ƒ• ad Setum Treb. funt vrnum, ' frumentum , fruüus, qui *tatem non referunt , vefles ufu demi* aut corrupt*, item antmalia fupervaeua, ut & pecunia. V. Sand. de prohib. rer. alien. cap 1. §. %■ n. II. & feqq- Invoegen, dat alhier qualyk by Aanfpr: art u9. geappl.ceert is meergltn: Mum. eP Efcob. d. c. n. 40. ex ib. cit Spccul. trade95' rende uuod qui in confeBione inventarii cadit a fyllaba , cadit a toto nadien hy op 't zelve immediate deze limitatie laat volgen , rufi aliterfe babeat confuetudo loei, per Surdi dec. zzz. n. 6,  Cons. XIV. ioy Quod enim fit fecundum confuetudinem , jure faBum effe dicimus, ƒ4, cum ipfa confuetudo ex juris authoritate vigorem fumat ibid. «.41. & feqq. Aan welke locale couftume en Lantr: wy dan hebben moeten verdaan, door de Gede: met omifiie van die voors.- requifiten en folemniteiten , in ftatuto pro forma aan een inventarifant 15*. niet geprsefcribeert voldaan te zyn , zonder haar tegens Lantr: en praóiycq ingevolge der lmptn: iterative conclufien te mogen bezwaren. Gelyk wy weeten, dat daarom zekere fententie van den z. Dcc: 1710. met advys van Regtsgeleerden voor den LandtGere: der Graaffchap Berghe tuflehen de Heer Wtlh-.Henrikjvan Doeünchem Impt: in cas van inventaris , en den Heere Wilh. Franc, van Dsetinchem in den zei ven cas Verwr: afgegeven , in cas d'appel by den Hove Provinciaal van den 2. Febr: 1712. in zo ■verre gëaitereert, en volgender maniere verftaan is: ,, Dat den Verwr: als erfuiter van den nagelaten boedel van ^5-, ,, wylen zyn Ehevrou met die in aftis glte: Inventarien ten fine van finale erfuitinge niet te konnen volftaan , en den, , zeiven overzulx gëordonneert een beftendigen Inventaris ,, van de voors: nalatenfchap , z.o als na Lantr: van de Graaffchap Zutphen behoort, aan den Impt: overtegeven , by de Rigters ,, ter eerfter inftantie wel gewezen is; ,, Dog belangende de vordre poinclen van dezelve fententie," ,, voor zo veel die Tit. 3. art. y. van 't Lantr: der Graaffchap ,, Zutphen niet zyn gecomprehendeert, verklaart by de voors: ,, Rigters qualyk gewezen , en wel van diezelve fententie gë- appelleert te zyn , dezelve in zo verre altererende. Een palprbel bewys en rigtfnoer voor alle Rigteren, dat," daar zy aan de Lant-en Stadtregten, de manier van inventarifatie opgevende, firiBe worden gebonden , dezelve inzulken cas y-7. niet bevoegt zyn andre formulieren daar tegens by andre gerecipieert ymant te obtruderen (Confer: qua de vi confueiudmishabet Dn. j. F, W. Pagenftecher in ]urispr. Polemic. P. 1. qutft. 19. in fine & not. pag. 166.) Hoe zeer ook die ordre van inventarifatie by die Rigters van d' eerfte inftantie voorgefchreven tot aanvankelyke elucidatie en O meer-  ',05 PARTIS Q_U A R T TE meerdre bevordringe van eene finale boedel-fcheidinge dienende jequitabel fcheen, om namentlyk by een preliminair recyt van den korten en fubftantielen inhout der huwelyxe voorwaarden c2 daar na de wederzyts aangebragte en aang'erfde, met pertinen5 te uitdrukkinge, wat daar van nog in wezen , wat daar van ftante nsatrimomo veralieneert of vergaan , en wat geconquefteert is , met alle des boedels bewyzen , munimenten per partes & dtftmUa capita optegeven en te vervatten. . . • ,.; Om alle welke en andre redenen wy, invoegen , alsby tdictum fententie wel aan d'eene zyde hebben geoordeelt , dat de Gede- met dien gelibelleerden inventaris na Lantr: dezer Graaffchap heeft konnen volftaan , maar ook aan d'andre zyde , ten aanzien van die overige fuppletien en redrefien van eenige erkende omiffien en verfchulde informatien, nader op requiutie van de lmptn: by hare gerigtelyke Antwoort gevoegt en gedaan dat accrochement daar by geftelt, ,, om dezelve daar , van te lieten en by een feparaat fupplement van dien mvenen taris gevoegt d' lmptn: ter handen te ftellen, om dat t een 59' en 't ander correlatvf, en voor eenen en geen afzondenyken boedel-iïaat, tanquam caput & fundamentum futura diviftoms, moet geconfidereert worden ; , Waar toe en de Inventarifante en d' Efgenamen als dan t» judicia familia ercifcunda recours buiten renvoy tot die gerigtelyke proces-aden, met voorkominge van koften en confune konnen hebben gelyk de inzendinge van dit lupplement by wyze van Go. Contra-loquaturs ook door de Gede.- na 't voorheeft van der lmptn: ingezondene Loquaturs en pradycq dezer Landen hadt moeten gefchieden, en geenzins by een gerigtelyke oppofitie of Antwoort, en daar mede en onder die pomden van redres met de contenta der boedels-inftumenten te meieren , ichoon ook d'lmptn: haar , in mora daar omtrent gebleven zynde, alvorens tot redres en fuppletie des inventaris, ingevolge die by d'Aanfprake gëappliceerdeLoquaturs, hadden in regten betrokken , en zy alzo zou konnen oordelen dezelve opdat ingeflagen regtfpoor te hebben moeten volgen; Doordien deze extrajudicielè inzendinge fme ftgura troceftus, ot voor den dag regtens, als wanneer weinige koften aangewent ° ° wa-  Cons, XIV. . 107 waren, of ook na die bekomene copie der Aanfprake hadde konnen en behoren te gefchieden, gelyk d'lmptn: deze ongewone b'antwoordinge van hare Loquaturs, by forme van een forme- git le oppofitie in judicia ad exbibendum & fupplendum inventarium plane fummario impracticabel , ondernomen, by acte van den 9. July 1740- ook hebben tragten tegentegaan , en dezelve, ware't mogelyk, daar van te difiuaderen. En of wel daar by refufie van die koften gevordert wiert, zo hadt de Gede: niet te min haar pligt dien aangaande moeten weten, en met praeventie van de Replycq konnen afwagten, wat omtrent dat point d'lmptn.-, van contra-loquaturs of fup- 62. plement des inventaris met inzendinge der gerequireerde boedels-papieren gedient zynde , daar na zouden mogen ondernemen, om over dat incidentele point der koften, of en hoe verre de Gede: daar aan fchuldig was? alleenlyk kort regt te hebben; Als wanneer Gede: tegens d'lmptn: hare refufie van koften ex mcra vi unie* interpellatitnis blyvende inhsereren hadt konnen aanvoeren die ter procedure inopportuno tempore gëallegeerde re- 6*2. denen, waar door zy moraiiter, zo wegens haren hogen ouderdom , ziekte en nootzakelyk employ van een afiiftent, als andre impedimenten volftrekt buiten ftaat was binnen zo eenen nau bepaalden tyt alle die gevorderde authentyeque copien der boedels papieren te doen verveerdigen , en by een fupplement of contraloquaturs aan d'lmptn: inzenden; Waar door en door eene voorafgaande proteftatie van de Gede: dan mogelyk de lmptn: van dien geprsetendeerden Eifch van kollen zouden hebben afgezien, of by een interlocutoir daar in niet ontfankelyk te zyn verklaart geworden. Excufatur enim Vidua k non confeüione inventarii, ft fuerit impe- 64. dita, & ipfa de impedimento fuerit proteftata vid. Cancer. var. refol. cap. 9. «.31. Item, ji morbo iaboravit, pepec. Munn. d.c. n. y7. Waar op in dezen, daar de Inventarifante dit alles , tanquam munus perfonalifjimum, per altum in totum niet heeft konnen expediëren , heeft moeten gelet worden , om dat na Lantregt gehou- 65. den is alles met den boedel-eedt te verantwoorden id. Auth. ibid. _ O 1 Te -  I08 • PUTIS Q_ü ART* Te meerder, wanneer daar en boven tegens de precipitantie der lmptn:, haar na expiratie van de 14. dagen verweigerende een klein dilay, nodig tot alle die omftandige preftatien , hadden cëallegeert de gemeene traditie der DD. willende, quodjuftum^tempus cum temperamento temporis juxta Menoch. z.arb cas 26. arbitrio iudicis relinquendum inielligatur, arg. /. ioy. ft. de folut H'mc eft, quod dicitur , non efte magnum damnum tn mora, prafcrtim perfonali, (als in cas fubjed, ten opzigte van de extractie en luppletie van inventaris) modici temports, vid. /. 21. m fin. 66. f. de F. O. & Tac. aGïins. tr. de mora P. 1. aphor. 14. ». y. 6. & aph. 23. » 6. add. apb. 24. exhibens varias caufav, ob quas mora excufatur. . Zulx, dat op deze en diergelyke allegatien, sequipollente kragt van purse ex aquo & bono contra juris rigorem, tradente eodem Ghns. '67 P 2 n 2 & 4. gëinduceert hebbende, de Gede: een goeden uitflag van deze ongerigtelyke handelwyze hadt konnen te gemoete zien en vordre proces koften affnyden Docr deGede: daar omtrent in gebreken gebleven zynde heeft, billikermaten dan tot die by fententie gëinjungeerde ,. en alnog. verfchulde hantftellinge der gelibelleerde boedels-papieren moeten eecondemneert worden. , Aangaande nu de differentiale pouicten, welke van eenig belang en compatibel in hoe judicio by ons met pretentie van eenige minuteés, zig zelfs uit wederzytlche aöen explicerende , ge- ■ oordeelt zyn, daar omtrent komen vervolgens in confideratie. die koften "des inventaris, welke wy hebben verftaan ten gemee/ro ne boedels lafte te moeten blyven, en alzo qualyk cap 1 7. onder de Dood-fchulden gëinventarifeert te zyn, conform het meeft alhier gerecipieerde gevoelen en pradycq, als behalven die ter Replvcq art. 217. geciteerde DD. te zien by Pap. hb. if.-Tit. 6. deinvent. arr.%. Carpzov. P. 2. Conft. 33. def. 17 cum alleg,. Chriftin. ad LL. Mechl. Tit. 16. art. 40.. n. J- V alla M■ reb.dub. tr. 6. 14. Sand. Dec. Fris. lib. z. 7*t. 5. def. 8. B. V. Zutphen. Nederl. Prabl. Tit. inventaris §. 4. ingevolge van wel60. ke ook het Hof op den 18. Meert 1654. in caufa btors contra Reek geiëntentieert heeft. . , ■ Zonder dat wy volgens des Gedes: fuftenue ter Antw: art. 189»  Cons. XIV. Iop 189. 190. etc. en ter Dupl. an. 301. cum feqq. hebben konnen van advys zyn, dat de woorden fumptibus heredhatis in dezen de erfgenamen, gelyk als kindren omtrent de fucceffie tot hunne ouderlyke nalatenfchap, alleen onder haar in 't gemeen zoude. 1 reguarderen, en niet de weduwe aan een derde in ven- 701 taris van die nalatenfchap, waar van zy geen erfgenaam is, gevende. ' & ^ Nadien de reden van decifie daar in zo zeer niet gelegen is ais wel m het evenmatig interejje , dat en een langftlevende man of vrou, en zyn of haren erfgenaam by een inventaris heeft, om daar uit en na inhout van den zeiven, die matrimo- 7i. mele goedren te konnen verdeden , welkers koften het gehele erfhuis en mafia des gemenen boedels en niet defzelfs particulier aandeel der erfgenamen rakende notorie ook ob communem utili. tatem communibus iftim fumptibus moeten gefupporteert en gedragen worden, v. G. Theffi in add. ad dec. 8. Am. Theff. Om dat het uit den inventaris fub E. gebleken , en ook in regten bekent is, dat een boedel-ftaat niet alleen desoverledens goedren moet comprehenderen , gelyk uit de woorden fieped. §. y. van t' Lant regt van alle und jdere des verftorven narelatene'eoedren, en diftincler uit die van 't Stadtr: v. Zutphen Tit. 7. §. y. 72 van alle ende jdere des erfhuiz.es goedren , vergeleken en opgeheldert met die kort daar op gevolgde periode, als die vtrfiarvene perz.onen levendig en dood was, genoegzaam evident is. Waarom het Lantregtelyk woort des, verftorven, of al te anguft geftelt, ofte verftaan moet zyn , wanneer den verdorvene als een vrj perz.oon of engehuwt geweeft, dog niet als hy geftor- ven is relitla viduas fi' In welken cas de inventarifatie van beiderzyts goedren by 't Stadtr: d. I. daarom duidelyker erfhuiz.es goedren genaamt, onwederfprekelyk nootzakelyk is; Wyl in cas van communie by fpecificatie van eene halfcheit geene divifie kan gefchieden , en nog veel minder , als dezelve /4' uitgefloten en een wederzytfche ftaat van de vereifcht wort gelyk wy uit onze notitien bevinden , dus mede by de Heer Gerit den 7. Sept: 1664. gerefpondeert te zvn. Dog,belangende de koften, welke de Gede: Voor die ter inO 3 ftantie  jlO P A R T I S Q_ U A 1 T 'S ftantie van lmptn: gedane authentifatien heeft moeten deboune« - ren, hebben wy vermeint, dat, ofwel wederzyts interefle oni75' trent dezelve zo wel als den inventaris en andre boedels chartres verleerde, egter daar onder niet behoorden begrepen te worden; Om dat een Inventarifant voor die ten gemeenen dienfte uu> sefchotene boedels-koften 't regt van retentie hebbende, ut reüe Fea in Duplica. art. 16y. et 314. cum feqq. animadvertit , niet verpligt is andre ten privativen dienfte van de erfgenamen verfchotten te doen , dan voor gebeur , juxta DD, Schrafleit cit. 76. cap. 28. art. 4. n. 6. in fin: jnndo cap. 34. art. y.». 10.8C J. bchomaker in Cons. Gelro-Zutph. P. z. cons. 53. in diiïo fententia circa fin. Hoedane deze judiciele uitfchotten by de rekemnge van den Heer Secretaris lferloc fub voc. kpfien gefpccificeert, moeten gea^t en gemenageert hadden konnen worden , wanneer d lmptn; 77- d?e in 't fterlhuis hadden konnen nazien, waar toe dezelve altoos acces, zo haar teftanttbus aÜis nooit verweigert, maar altoos geoffereert is, na regten conpeteerdc juxta Mevium ad jus Lubec. P z. Tit.Z. arf 27. n. 57. Huber. Htdend. Regtsgel. ltb. 2. Tit. 32. «. 28. & Ghnftin. d. Tit. 16. art.^o. in add. ad verba: Staat van rroedren. , Dermatcn dat de Gede: , nooit infpeftie van die gerequireerde boedels-inftrumenten en boeken gedeclineert, en ongehouden geo weeft zynde dezelve in originali extra locum domus mortuaria over7 tegeven , ut ita Senatus urbis Zutphania d. 4. fnly 1674. tnter 70 heredes Bernardi Wenink et ipfius Viduam judicavit, niet heeft moeen bezwaart worden met dat particulier verlchot t welk geenzins met die gemene koften te confunderen, en dus met die diftinftie de traditie van welglten: Hr: Scbrajjert te conciliëren is. Wy hebben evenswei die 6, eerfte poften ad 23. gin:: 8 ftr: als gemene of erfhuis-laften geconfidereert , ter oorzake die den boedel van In ventarifantes broeder wylen de Hr: Dr: en Burgrm: Veldink by defzelfs Weduwe, als ufufructuaria gepoffideert, raken, en de lmptn: daar by uit kragt van de ftatutaire communie ge§0 intereflèert zvnde , het allenthalven dienftig geweeft is daar ' van mede tot haar eventueel narigt (zo zy uit een blote inipectie en lefture van dien prolixen inventaris cum annexis niet genoegzaam konden erlangen) zo wel een authentyq copie cemmumbus ifttrns ° he-  Cons. XIV. 111 bereditatis expenfis juxta pracitt. DD. te nemen, als dat de Gede: bevoegt geweeft is den originelen ftaat mede tot dat zeiven einde te behouden. Aangaande de qusftieufe Rouklederen, hebben wy de Gede.- als Sr.' weduwe in manieren , als by fententie , ten privanven lafte der Erfgenamen, zo wel als de doetfchulden daar onder mede gehorende, moeten toëerkennen, ut ntn folum communis DD. fcholateftatur, & prater Paul. de Caftr.- Aug: <ƒ. 12. Thefïaur. £»4#. ftr. O. IO'. n.6. &n 26. ^r. Caftill. deSotom. &Fabev dd. locc. item Ed: van Znrk. in Cod. Batav. voc. Inventaris §. 8. ». 9. Hoedanig dan ook die by 't Lantr: d. T. 3, §. iy. gepleegde omillie moet verftaan, en't huisgebragt worden tot eene doleufe en fraudulente occultatie, die, vermits tejfe eed. E.vanZurk. difficilis probationis is, daarom na 't exempel by S. van Leeuwen in zyn Roomjch Hall. Regt Lib. 1. cap 16. n. 7. tot verftek van eenige, ter quader trouwe zelfs, verzwegene goedren gëalle- ï07i geert, niet zo rigoreus volgens deRoomfe poenaliteiten behoorde geftraft te worden. Te minder en tot cxclufie van alle quade fufpicie omtrent de- ,0g ze en geene modyeque geringe omiffien heeft ons peremptorie mede gemoveert de iterative oblatie van Gede: aan d' lmptn: om zelfs in 't fterfhuis alles te willen en mogen doorzien; Adeo, ut heet juxta nofirum ftatutam conform met dat van Lubek per Mevium d. P. 2. Tit. 2. art. 27. n. fa. eonfeclio inventaris vidu In welken gevalle van die gefubmitteerde executie d' Officiers als meri executores geconfidereert, fchuldigzyn buiten cognitie van zaken d'executie te doen, en die verw'illekeuringe te vol-  fiö Partis Q_ u a r t je volgen , de qua lams ex profejfo egi in meis Cons. p. i. C. 10. Aldus gcadvikert binnen Zutphen den i. Meert 1741. 7. SCHOMAKER. XVI. 4 ADVYS DECISOIR. êf^\£, wanneer en hoedanig een getrout V_y man zyne huisvrou, voor die aan hem tot betalinge zyner privative fchulden , ftante matrimonio met verbant van de£ zelfs goedren*mag en kan fecuir ftellen? uU in addit. De oppignoratione bonorum per mmtum re~ luBante uxore. SUMMARIA. li 6. T» alienatione rerum pupillaJL rium teque confenfus judicis loei , ubi fuut fii. deren, prsefupponeert, dat de zaak , die vernietigt word , airede heeft sëexteert en in rerum natura, geweeft \s. Dum privatio pr&fmponit haktum , & mn poteft definere efe , quod nunquaJefe coepit. v. /. 83. & L 208. ff. de R. f. & * Oande, Faber i» ration. ad l 3. $. l. ufusfr: quemad Zo is ons ex aZl,s gebleken ,. dat Haar Hoog: Mog: buiten Haar gegeven confent in de eerfte fubfcriptie der Weftindifche Compagnie by formele Refolutie van den «4. Aug: 1720. de Bewindhebberen der gemeïte Compagnie hebben gequal.ficeert en eeauthorizeert, om een twede infchryvmge te doen. Dat ook, om niette fpreeken van de conditiën tot die infchryvinge op den 19. Aug: by de Heeren Bewindhebberen reetigëarrefteert, den brief aan den Heer Verwr.- door de Compagnie gefchreven en ter zelver ordonnantie op den 13. Septtr 1720 getekent, als mede't werkelyk inteekenen en het uitgeven van de adien, het betalen van het eerfte fourmuement, voorts de quitantie van den Heer Aanlr: ,ub F. by Antwoord en verdere bvDuplicq gëappliceerde documenten fub L. O S T V W. & X. het een, zo wel als het ander , klaar en diftinöelyk dóet zien en manifefteren, dat meergemlde: twede fubfcriptie cffeaivelyk zyn voortgang heeft gehad en ia wezen is geweeft. ^  Cons. XVII. ,5t Of nu de voorn: twede fubfcriptie gehouden moet worden ptfitive en in der daat vernietigt en gecaffeert te zyn ? dit willen wy niet ontveinzen , dat ons zulx wel eenigzints fpeculatief is voorgekomen. Ter oorzaak juift de refolutie van de Heeren Bewindhebber ren ten dien opzigte op den iy. November 1710. genomen niet in al te klare termen is leggende; En dat daar uit , zo wel als uit het geen de Heer Aanlr; tot adttrucue van die gefuftineerde vernietiginge heeft doen avanceren, verfeheide plauiïbele redenen, zo voor als tegen konnen worden gehaalt, die zig aan beide kanten wel laten horen. Dog vermeinen wy meer bedenkelykheit en zwarigheit daarin te refideren. Zo wy met den Heer Aanlr: de werkelyke vernietinge van meergemlde: twede fubfcriptie al eens veronderftelden, ofzoda- 3; ne vernietiginge en annullatie door de Heeren Bewindhebberen van opgemue: Compagnie buiten confent van Haar Hoog: Mog: met effect wel heeft konnen gefchieden ? Want, als men eens met een onpai tydig oog reguard (laat op de inlteilinge of conftitutie van de Weftindifche Compagnie, en op defzelfs regt, magt en authoriteit. Zo zal men haaft ontwaar worden, dat dezelve alle haar acliviteit eenig en alleen van Haar Hoog Mog: de Heeren Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden heeft ontfangen. Dat dezelve allereerft by Haar Hoog Mog: ingevolge der- ^ zei ver brieven van Oclroy in den Jare j 621. op den 3. Juny tot welftant dezer Frovintien en welvaren van de goede Ingezetenen van dien is vaftgeftelt, en met veele vrydommen , privilegiën en regten voorzien geworden. Dat vervolgens dit Oclroy by hooggemelte Heeren Staten Generaal van tyd tot tyd is gecontinueert en verlengt en zulx tot den jare 1674. Dat des tydes de zaken van de Compagnie door verfeheide yv defaftres in zodanig verloop geraakt zynde, dat de Participanten ten eenemaal ongenegen waren geworden , om de voorfl: Maatfchappye te continueren; Haar Hoog Mog: hebben goedgevonden Haar Oóiroy int# 5, R 2 trekken  122. Partis Q_6 a r t je trekken en gemelte Weftindifche Compagnie te difiblveren en te vernietigen. Dat des nipora. i8i lia, quod traditio in rebus corporalibus. v. Alphons. de Olca de ceffion. jur. & aüion tit. 1. qugft. 4. num. 13. & feqq. Al het welk dan ook van dat gevolg in regten is, quod ven- iei ditione  Partis q.p a i t s ditioneperfeBa, omne perieulun* rei vendiu, imo nondum tradiu ftftt\mad emptorem & non ad venditorem peruneat. 20. Uiteezondert alleen, R culpa & negUgentia venditons acceffent. Berlich. F. z. decis. 244. Mantica de tacit & ambig. conv. M.\. mm nJzS. Carpzov. P, 2. Ogr. 26. 20. <#■ *. Esbach: in Not. Mean: 4^ jus Leod. obferv. 609. en het LantR: der vier Boven Ampt: Tit. zo. art. 17. Zulx dat of fchoon de aftien van de twede fubfcriptie al eens mogtenWen eflëa geilek zyn, wy nogtans vermeinen, dat terwyl het zelve volgens de futtenue van den Hr: Aanlr: eerft od den iy. Novemb; 1720. daar nogtans de koop al op den 14, Septerab: bevorens na behoren was geperfefteere, zoude zyn ge- fCl£ar door die eenmaal wettige geflotene koop tuflehen Aanlr: en Verwr: niet kan worden gëannulleert , of voor zodanig ge- h°£'dat den Heer Aanlr: gelyk zyn WelEd: zckerlyk tot de winft, inval gemide.- aftien tot een hoger prys waren gefteigcrt , berestiet zoude zyn geweeft; . , A?w> ook nu alleen en niet den Heer Verwr: gehouden is het nadeel en fchade , die hy door die gefuftineerde vernietiginge zoude mogen ly-kn, te latten en te dragen. En dat bvgevolg den Heer Aanlegger den Heer Verweerder, aan wien immers in alle gevalle ,n hoe cafu geen culpa of negltgcntia wanneer volgens regten alleen 't perieulum rei vendiu penes vendiuZ remaneeft, kan werden tocgefchrcvcn , qualyk enWn fundament tot rcfiitutie der betaalde penningen in dezen komt ^Ïdetefundecrtheiten billikheit van dit ons gevoelen nog nader zal eluceflèren, wanneer wy eens nauwkeurig nagaan en met weinige examineren de redenen, die den Heei Aanlr. rot ftandthoudmge van zyne fuftenue komt bytebrengen. Dat dezelve, om maar het fubftantiele aanteraken , pnnetpaIvk daar op uitloopen. Dat de contraüm emptionis-venditionis zoude weezen ultro cnroque ^DaÏÏen Hee^ Verwr; de beloofde whaar, namentlyk denver-  Cons. XVII. 137 kógte vier parthye» aftien in de twede fubfcriptie; niet na behoren zoude hebben gelevert, nog ook nu zoude konnen- praïfteren , vermits de twede fubfcriptie niet doorgegaan , maar vernietigt zoude zyn; Dat hy Aanlr: geen chimère, maar een realiteit en wezentlyke actiën, daar profyt af konde trekken, zoude hebben gekogt. Dat hy zoude certeren de damno evitando, en den Heer Verwr: de hicre captando. Dat daar by den Heer Verweerder (behalven de verzekeringe, die hy aan den Heer Aanlr.- ten tyde van het betalen der 18000. glns: van dat hy Aanlegger zoude ondervinden, dat hy met een eerlyk Man te doen had, zoude gedaan hebben,) by hethandlchrift fub D. zoude hebben belooft en aangenomen , in cas de twede fubfcriptie in alle zyne forme niet doorging, die ontfange penn.- te zullen reftitueren. En dat overzulx den Verwr.- die daarom ook al getragt zoude hebben de zaak in der minne aftemaken ex conditlione indebiti of'ex conditlione caufa data caufa non fecuta invoegen, als by verfeheide fententien in Holland geweezen , was ver Haan , zoude gehouden en verpligt weezen die t'onregt betaalde penn: aan den Heer Aanlr.- te reftitueren ; Wy willen geern met den Heer Aanlr: toeftemmen, dat het in thefi waar is, dat een contract van koop en verkoop van wederzyden is obligatoir. En dat, gelyk een koper gëobligeert is zyn beloofde pennin- zz\ gen te voldoen , alzo ook een verkoper de verkogte whaar moet leveren. Dog konnen wy niet vinden , dat in hac hypotheji den Heer Verwr.- als verkoper a fua parte in dezen aan zyn pligt zoude hebben gemanqueert. Want, behalven dat indifputabel alle praefumptien tegens den Heer Aanlr: zyn leggende, terwyl het niet te denken is, dat hy buiten necefïïteit op het enkel geloof voor niet met al en zonder eenige realiteit te hebben , zo een confiderabele fomme aan den Heer Verwr: zoude hebben gedebourfeert. Zo is dien aangaande des Aanlrs: fuftenue niet te compafleren met defzelfs eiee handfehrift fub F. by Antwoord overgelegt. S Waar  £5$ PARTIS Q,Ü AIT4 Waar by hy rotttndis verbis komt te verklaren , ,, de qusefti.., euze vier parthyen actiën uit handen van den Heer Verwr; ,, ontfangen te hebben. Dat boven dien het endoflement en verzoek van Verwr: fub 2V. i. by het extract prothocollair van den Heer Aanlr: van den 2. Jan: i fXf. en fub E. by Antwoord klaar doet zien. Dat den Heer Verwr: a fuo latere ten aanzien van die koop, alles, in zo verre hy konde en daar toe gëobligeèrt was ,.. heeft gëadimpleert. En komt het ons uit de woorden N. i. fel. 28. op de plycque van gemelte endoflement ervintelyknietonwaarlchynelyk voor, dat voorff: verkogte vier parthyen actiën, ingevolgehetgementioneerde endoflement ('t geen gelyk by Duplicq art. 415. & feqq. zeer wel is gëobferveert ,. ganfch qualyk door den Heer Aanlr: by een aflignatie word vergeleeken) effeaivelyk op de naam van den Heer Aanlegger in de boeken van.de. Compagnie geftelt zullen zvn. . . . Immers by aldien het waarheit is, dat den Heer Aanlr: wederom twe van die adien aan een Engelsman zoude verkogt hebben, gelyk denzelven volgens de eedelyke verklarmge fub R. te Duplicq aan den Heer van Schoonheten en den Heer van Warmelo betuigt heeft , zo is daar aan geen de minfte twvffel te {laan. En of nu wel den Heer Aanlr. komt te poferen, , dat de twede fubfcriptie niet door gegaan , maar buiten effect-ge- " Dat hy een realiteit of wezentlyke actiën en geen chimère v, 'zoude hebben gekogt, dewelke den Heer. Verwr: noit had gelevert of zoude konnen leveren. Zo vermeinen wy onwederfpreekelyk door den Heer Verwr: te zyn betoont, en hier vorens ook by ons breder aangehaalt, dat de twede fubfcriptie ten tyde der koop in dezen , nai:, mentlykop den 14. Septb. 1720. heeft gefubfifteert en m volkomen wezen is geweeft. ..... ,, Dat notorie de Heeren Bewindhebbers die twedé fubfcriptie, " zo wel, als de eerfte hebben geprojeéteert. ,, Dat, om dezelve behoorlyk effect te doen forteren, daar toe . 7:ï 3 van  C ons: XVIÏ. 1-3g 5, van Haar Hoog Mog: authorizatie hebben verzogt. „ Dat die ook zulx aan Haar hebben verleent, en gëaccordeert, ,, Dat daar op werkelyk de infchryvingen zyn gevolgt, en 3, d'actiën uitgegeven. ,~> Dat van zommige zelfs reets het eerfte fournilTement is te berde gebragt en voldaan. ,, Dat zelfs van die actiën tranfporten over en weder zyn ge., fchiet. Alles na onze gedagten tot een convincante preuve, dat die 13, meergemelde actiën van de twede fubfcriptie niet alleen inrerum natura zyn geweeft, maar ook in commercie-, dat die by de weereldt pubh'cquelyk zyn gekoft en verkoft, en daar in koopmanfchap gedreVen. En gevolglyk oordeelen wy, dat het genoeg is in dezen voor den Heer Verweerder te demonftreren. Vooreer]}, dat hy tot die vier parthyen actiën in de twede fubfcriptie, dewelke den Heer Aanlr.- volgens zyn eigen handtfchrift bekent ontfangen te hebben, is beregtigt geweelL En ten anderen, dat de actiën van de twede iubferiptie ten tyde van gemaakte koop kpopmans-whaar en in eommercio zyn geweeft. Nam, li nomen venierit, pr&ftare debet venditor nomen ejfe, praftare etiam debet ad fe periinere. Burgund. de Evitlion. cap. li. in pr. Chriftian. Lenf. de nomin. & aclion. cejf. cap. 27. membr.j. num. 4. & feqcj. Welke beide poincten ons ter cas fubject zyn voorgekomen klaar aangetoont, en^daar gedaan te zyn. Waar uit dan van zelts mede proflueert, dat die gefuftineerde vernietiginge, die op den 1 y. Novemb. 1720. zoude zyn gefchiet, alhier aan den Heer Verwr. niet nadeelig kan wezen. Om dat het zeeker is, dat dezelve pofterieur en lang, na dat 25.1 de koop tuffchen den Aanlegger en Verweerder was geperfecteert en zyn acconrpliftement had bekomen , eerft voorgevallen zoude zyn. Buiten dat ook reets in pracedentibus \*. gezegt , dat het al vry zyn bedenkelykheit zoude lyden , of de twede fubfcriptie wel vernietigt en buiten effect geftelt wras, ten minften, of de S 2 He-  ggg PiHTl! Q_Ü A J, T * Heren Bewindhebberen zodane vernietiginge wel zouden hebben konnen en vermogen te doen. _ .. ' .„ Dat voorts mede geen verandering zal kunnen maken het. voo.geven van dCen Heer Aanlr:, „ dat hy geen chimenque , !° maar wezentlyke adien , waar van hy profyt zoude konnen ' trpkken gekost zoude hebben, . *6. " Want, behalven dat het notoir is , quod & incertum aütoms codem modo , quo etiam incertum hereditatis vendt potefl adco ut m tali cafu fies tantum diflraüa intelltgatur ac ne debttor quid erna venditreLftandus fit, quoties in bonafide ƒ. v.d. / 4 1» fin junda /„ ff dehered. v. aüion. vend. Grot. InL tot de Hol. Reo-m' liVcap. 14. num. 27. Voet ad tit. ff. de Contrah. fit Mttïle taeit.V amb. cenv. lib. 3. tit. f. num. z. * 2. %7. PZo is on niet gebleeken , dat den Heer Verwr: tot prxftatie van zodane gefuftineerde realiteit, of wezentlykheit z,g zoude hCS tfSe het een zaak is, die zig van zelfs.ver ftaat . dat den Heer Verwr: cum nemo prafumatur plusjuru tn f^^f' ferre ciuam ipfe habet, niet anders heeft verkogt, als dat geene waar toe hy beregtigt was, namentlyk die v.er partnyen ad.en, zo croed en quaad en zodanig die waren. . Zonder, dat aan den Heer Aanlr: mug profy t en provenuc van dien of een bonum nomen is beloott en verfproken *S. Qui autem nomen , quale fait , vcndidit., dum taxat m fit ( t ' rreen in dezen komt te confteren) non ut exigi ahqmd poffit & do-- f V w* ., / -rt s 7 ff. de evtttton, Mantica. de tacit. lum praftare cogitur v. /. 74. S- i- Si - ^ & ambi<[. convent, lib. 3. tit. 13. per tot. Waar mede overeenkomt het Lant-Regt der vier Boven-Ampt. des Nymeevs. Quartien tit. 29. art. 6 dicterende ; _ *9' Van gelyke mag ymand eene adie of prattenzie verkopen , ■ 'zo goed en quaad als dezelve is, en dan is hy met gehouden '' de deu-delvkheit van de fchult of adie te verantwoorden 30- " Waar toe wy niet konnen voorby gaan te voegen de notabele leere van fodnn. Deckher. in Differtat. jur: & decisubrx. dif fierf C. num.-1. & feqq- ubi aft: At emmdtctajlor redttus non folUi Inmquam & quando folvenmr, incertum ejfeadeoque prepterülerum ceffienminutilcm, ad priflinam iS^^l^^^  Cons. XVII. Hl pondeo, folutionis moram aut difficultatem non facere, qmminus reditus in folutum dati pro veris reditibus, ftve pro vet o nomine fint exiftimandi: fatis efe, quod nomen vel debitor in folutum ceffus fit verus debitor, an morofus an dijficilis , an ad folutionem prece , vel pretio , vel lite trahendus nu/la infpetlio eft, emne ceffi debitoris vel nominis periculum & commodum ad cefftonarium fpetlat, cedens fola nominis verttate fecurusd. I. 74. 3. de evicl. I. 4. ff. de hered. vel aü% vend. I. 96*. f. 2. ff. de folut. I. 30, in fin. ff. de petit. hered. Vervolgende dien Autheur verder num. 8- aldus: Hae fana & 31, plana mens eft jurisconfultorum, quam pro perpetuo jure fequi oportet, nulla admifta diftintlione , fitne nomen venditum, aut in Jolutum datum, five aflimatum? utputa pro legato aut debito eert* quantitatis, quo cafu vifum eft plurimis perisulum debitoris ceffi tam prafens, quam futurum ad cefftonarium fpetlare, .an vere fimpheiter cefsum folutionis caufa. J Quacumque enim ratione nomen ceditur, fi excipias caufam dotis, 32. femper periculum erit ceffionarii, &c. Adde Chriftian, Lens. de nomin. & aüion. ceft. eap. 27. membr. 7. per tot. Want het is de pligt van een kooper, en ftont het dienthalven den Heer Verwr: niet alleen vry, maar, hadhvzovoorzigtelyk willen te werkgaan , zo behoorde ten tyde'van de gemaakte koop, en eer en bevorens die wierd geperfecteei t , zig t' informeren op de intrinfique ftaat en valeur van meergemelte actiën, en of die negotie, daar des tydes een yder zig veel van verbeelde, op den duur ftant zoude konnen grypen? Emptor enim ftbi imputare debet, cur, cumpoffet^ non inquifiverit de 23." ftatu & conditione rei, L. 19. ff. de R. f, Quoniam cefftonarius nequidem ignorantia pratextu ceffi debitoris peri- 24 culum ev ader e potefl ■. ex natura qttippe ceffionis eft ceffionarium huk periculo exponi d. /. 96. §. 2. de folut. d. /. 4. de hered. vel atl. vend. & d, /. 30, in fin. In iis autem , qua de naturaatlus funt, fciens & ignorans eodem jure cenfentur l. 6. C. de evicl. Quare hac 35^. perpetuafit regula, nominis cefïi periculum & commodum ad ftrJum cefTionarium pertinere, modo nomen fit verum & cedentis abfit culpa vel dolus, Idem Deckher. ditt. differt. y. num. 12. & 13. alleg. ïaber,Surdus, Cofta aliique. En is hier omtrent ook mede remarquabfcl de leere van Ley. S 3 fean-  ^ P A X T I S Q, " 'A R T £ /&» d# garantie de rentes, chap. 2. ». 7. C',/? *W, ait, a Pacheteur de ? en informer de teut *** &*neonventen & > en inquirir & donner garde , afin de katheter pas TatTolhT, commeln dit c eft al. de fcavoir la conditiën^ «ualitè de la chofe , qu'il aehete s De manure qu elle eft prafimec Ivoir etè venduè ullelen Peten q^elle etoit; ^tiocmmfit^cmm fua caufa dominium ad aüum transferimus, qua futura efjet, ft apud net ea res manset, idque in toto jure itafehabet, pr&terquam, baltquid nominatimfit cmfHtHtum vid. /. 67. f. de contrah. empt * Genoeg zynde , quod contrahentcs confenfermt tn corpore ven*6' dito & in ej'us fubftantia & materia ipfa, Heet in quahtate materta, id eft, in rradu (ut ita dicam) intern* bonitaus erravermt. Autremant, tl ny auroit jamais contraÜ de vente affeure . 1 */ etett permis a P acheteurde le faire cajfer fous prefente de n avoir trouvela ehofefibonne, qSil efperoit, ou qu'ildefiroit ear jamais le vendeur n Jndque ce qJtl ne veu pas, & jamais Pacheteur Machete quece qui fouhaite, Illequod placetprofcribit , quod placet emit j Loyleau. d. t. e., n' Stellende dien Autheur num, 9. & feqq. alleen maar drie ex37 ceotien,. welke dus den regul confirmeren in cafibus non txteput: wanneer een Verkoper zoude gehouden zyn voor de intrin", fique goedheit van de verkogte zaak mteftaan ; te weeten : alt hyverfeert in mala fide & dolo ; ten anderen m cafu oEdtltttt Eddis en ten derden , fi aliud nominatim inter contrahentcs conftitutumfit. Cui addipoteftd. Chrifiian. Lens. de nomtn.&abtion.cefi. eap.11. membr. 7. num. 24. & feqq- 'óverzulx heeft nu den Heer Aanlr: gelyk andere in die tyd meer vrywillig en met voordagt, op hope van een grote winft G;ar mèdyetezSullendoen, meergemelte adieu gekogt en van den Heer Verwr: overgenomen? . Zo moet hy zig zelfs verwyten , dat zo onvoorzigtig is geweeft, dat hy ten tyde van die koop niet beter d idoneiteit of innerlyke conditie, en hoeft in vervolg van tyd daar mede zoude konnen aflopen, heeft gëexamineert en onderzogt Althans, dat daar door alnu van agteren den Heei Veiwi. fchade zoude moeten lyden en zyn ontfangene penn: reft.tueren, zulx bedunkt ons onredelyk te wezen, en tegens de natter* ' emptio-  Cons. XVII. ,43 emptionis-venditionis, nominis vel abïionis eens op een behoorlvke manier gefchiet zynde volkomen te ftryden. Temeer, daar ter cas fubject niet blykt van eenige dolus a parte venditoris of van een cafus<^£dititiiEditli vel dotis , veel minder , dat'eraanden Heer Aanlr: expreffè een bonum nomen namentlyk , dat die afiien altoos in weezen en opdie prys zouden blyven , verfproken zoude zyn. Dat al verder mede niet kan obfteren , dat den Aanlr: zoude 38. eer te ren de damno evitando en den Verwr: de lucro captando. Want, gelyk aan zyde van den Heer Verwr: by Duplicq art. 398. & feqq. te regt is aangemerkt, zyn die partyen aclien geweeft htt eigendemmelyk^goedt van den Heer Verwr: En of nu den Heer Verwr: die actiën voor geld of om niet door toedoen der Heeien Bewindhebbe ren heeft aan zig sebragt, zulx is een zaak, die den Heer Aanlr: evenveel moet weezen en hem in 't minfte niet toucheert. Het genoeg voor hem zynde , dat die aclien ten tyde van de ko»p den Heer Verwr: hebben toebehoort, dat daar by dezelve zyn geweeft koopmanswhaar en by veele andere ook_tot diergelyke prys gekogt. Behalven, dat yder een wel kan zien , dat, zo de confequentie uit deze ftelling "by Aanlr: getrokken aanging, alsdan alle verkopers , die eenige winft deden met haar koopmanschappen,, welke egter naderhand of verergerden of vergingen, te beklagen waren ; Terwyl in zo een val een koopman noit fecuur zoude kon-nen wezen, en zoude ook dus doende het periculum rei vendita non" ad emptorem, maar aal venditorem fpeéteren , 't geen tegens de gronden van regten nogtans direét is aanlopende, als hier voor '.angetoont is. Wat vervolgens de fuftenue van den Heer Aanlr: aartbeangt j 3, dat den Heer Verwr: belooft zoude hebben de betaai,, de penn: te zullen reftitueren, waar op zig den Heer Aanlr.-,, kragtig komt te funderen , zo dient. Dat ons wel by de ftukken is gebleken , dat in de quitantie fub. C. by Aanfpraak, hoewel afgegeven allereeft op den 14. Oclober 1720. en dus een maant na de gemaakte koop, isgëinfweeri de volgende claufule: tn.„.  Partis q_ u a b. t je , Ingevalle de twede fubfcriptie in alle zyne forme niet quam 'd'oortegian , dat als dan aan Diederik^ van Duuren ter weder\[ invordennge late gereferveertzodanig regt, als dezelve als dan ' open jegens my zal vermeinen te hebben. "Dog, behalven dat zulx voor geen bewys kan verftrekken, dat ten'tyde van het fluiten der koop eenige , veel min zodane conditie tuflehen parthyen Contrahenten gcftipuleert en bedongen zoude zyn; '[' • r ^ Zo is onzes cragtens uit die claufule geenzints attenemen, als Aanlr; art. 12. van zyn Aanfpraak voorgeeft, ,, dat den Heer Verwr: in cas van geen doorgang van de twede fubfcriptie in \' alle zyne forme, aangenomen zoude hebben die betaalde pen- ninge'n te zullen reftitueren. Maar In tegendeel kan het zelve niet anders, als een gemaakte refervc van Aanlrs: gefuflineert regt aangemerkt worden. 5n Hocdane gemaakte referven noodwendig niemand eenige avan6 J' taee kunnen geven, zo lang niet confteert, dat denzelven in dtrdaaa cnwaarljkjegt heeft, \ geen alhier 't poinft in qussftic is , waar over wy ons in pramiffis reets hebben geexpliceert. Refervatio enim nihil juris de novo tribuit fed jus competens tantum refervat,& , fi nullum juscompetat, refervatio nihil eperatur. Cravett. elnfil. 29. «■ 8. & confil. 127. «. 7. alleg. Oldrad. Socin. Dccium. aliosque Add. Mantic* detaoit: & amb: conv. tom,z. lib. 23. tit. IQ ». 2f. Röfcncr. de refervat. jur. ctmpet. cap. 16. «. 20. Gelyk dan ook het gepofeerde art. 13. & feqq. van Aanfpraak ten refpefte van het voorgevallene difcours tuflehen Aanlr: en Verwr: niet in ftaat is, om te bewyzen, dat de koop in dezen niet pure maar conditioneel, te wceten dat de twede fubfcriptie in alle l;»/deelen zoude moeten doorgaan, geflooten en gemaakt zoude ZyTe meer, daar den Heer Verwr: zelfs art. 37. by Antwoord dit ontkent, en het contrarie met eede, zo het nodig was, praefenteert te verklaren. En welkers eed onzes bedunkens na regten voor die van den Heer Aanlr:, dewelke zyn intentie , als een ablor legitimo modo moet bewyzen, in omnem evenium gepraefercert zoude moeten wor- den' Ein-  Cons. XVII. 14? Eindelyk konnen wy niet vinden, dat de judicaten in deProvintie van Holland ergaan by den Heer Aanlr: bygebragt aan denzelven eenige avantsge konnen geven ; want , buiten dat den Heer Verwr: by Duplycq daar tegens wederom verfeheide contrarie fententien in de Provintie van Overyflel geweezen heeft gëallegeert, zo is het kennelyk , dat judicaten, byzonder 40. in een andere Provintie ergaan, geen wetten , maar wel wetten judicaten maken. Behalven , dat ook die Hollandfche gewysdens niet onduifter doen zien, dat aldaar de verkopinge niet, zoals ter cas fubjecT:, pure, maar conditionaliter onder vericheide gemaakte fpeciale bedingen was gefchiet , en waar uit derhalven , zo min, als uit het tentamen concordt* , Jt geen den Heer Aanlr.- fuftineert , dat door den Heer Verwr: zoude zyn voorgeilagen , hoewel onzes bedunkens niet klaar bewezen , niets nadeligs voor den Heer Verwr: kan getrokken worden. Invoegen, dat wy vermeinen te regt in dezen met den Heer Verwr: te mogen befluiten, dat hier nog een condittio indebiti, nog een condiüio caufa data caufa non fecuta kan plaats hebben. Want, geconfidereerc zynde de hiervoor gelegde onwrikbare "ronden van regten, dat hier een venditio nominis vel atlioms is, en dat die ook door de werkelyke traditie zyn volkomen accomplilfement heeft bekomen , ende des tydes hoopmans-wbaar en in commereio is geweeft en gelubfifteert heeft , en waar van het pericui na dc verkoop en leverantie ftaat en is tot laften van den koper; ja, dat die ook tot nog toe niet bewezen is vernietigt te zvn debito modo; dat ook by Duplycq art. 10Ó. & jeqq. is bewezen/»* R. dat den Heer Aanlr: twee van die adien , welke hy van den Heer Verwr: had gekogt en ontfangen , wederom heeft verkogt gehad aan een ander, en dat het hem met onbekent is, nog öok kan zyn geweeft van wat cahber en waarde die twede fubfcriptie van de Weftindifche Compagnie was , als zynde zelfs Schepen van Amfterdam en Bewindhebber geweeft, die van de ware gefchapentheydt van dien wel gëmformeert was en geen ignorantie van dezelve kon pretenderen. Zo kan immers niet gezegt worden hier een indebitum betaalt te 41. zvn, zo als nogtans de regten requ'ueren in conditlione indebiti,  I4Ö PiRTlS Q_U ARTS 'ai alzo hier ten tyde der verkopinge is geweeft een nomen verum, 't geen genoeg is in cef/ione vel vcnditione nominis, Stryk. deCauteL contraB: (eiï. 4. cao. t. §.6. en zelfs ook valide is, offchoon aï den Heer Verwr: had gecaveert voor de eviclie , cum emm de jure non temtur , mft ad veritatem nominis , nee per promtfam evitlionem hoe cafu ulterius obftringetur. A. Leifer. tn Meduat ad ff. vol. 3. Specim. 119. med. 3. & i6i alieg. Stryk. de Cautel. contratl. d. I. Al 't welk te meer aangaan moet in dezen, daar alleen een nomen tale, quale fuit, is verkogt geworden. _ 43- En veel weyniger kan gezegt worden die folutie gedaan te zyn errore faüi , om de kennis die den Heer Aanlr: van die actiën gehad heeft en heeft konnen hebben, ae ideo fibi imputare debet, quodfeiens tale nomen fecums fuit. Alphons. de Olea de Ceffion. )ur. & aftion- tit. f. quefl. 3. num. 7 En nog al minder kan hier plaats hebben een ccndiïlio caufa data, caufa non fecuta, dewyl hier dat geene, dat verkoft is , werkelyk aan den kooper is overgelevert geworden, namentlyk de vier* parthyen actiën ? en alzo dat geene geprsfteert , waar toe den Heer'Verwr: zig verpligt had. En gevolglyk dat den Heer Aanlr: in zyn fuftenue en Eyfch is onge'fundeert, en dat mits dien den Heer Verwr: daar van behoorde gëabfolveert te worden. Aldus fa Ivo meliori gëadvifeert by ons ondergcfD binnen Zutphen en Arnhem den 30. Jan: en 2. Feb: 1733. G VERSTEGE. G. OPTEN NO O RTPT. '?. SCHO MAKER. H. W. BRANTS EN. f • Het voors: advys is geconfirmeert by Sententie op den 8. July 1744- voor t' Hoogdingewaarders Gerigte van Overyfiel Reff: DD. Muiden , van Hatmm, en Gelderman ergaan. XVIII. A D-  Cons. XVIII. IAf? XVIII. ADVYS DECISOIR. j. Differentia effeElu judicii poflejforii & pe~ X^/ titorii. II. De iraditiom poffeffionis finita loeitione , &> remedio locatori ad tam reeuperandam contra conductorem vel colonum. III. De probatione dominii & pojfejjionis, IV". De contranis inter rogatoriis. V. Van de oirbiegte. Vï. De fubloc atione. VII. De colonia perpetua five de jure empbyteutico. VIII. Van geeftelyke goederen , derzelver admini- ftrateurs en magt; van alienatien, hypo- thecarien en transmutatien. S U M M A R I A. 1. "Den rigter moet vooraf letten op den aait cn eigenfehap der g'iriftitueerdc actiën, of het judicium pcrfonale, oireale; pofJieflorium, ofpetitorium raakt. 2. Qjiod ad jlatum hujus judieiarii procejjus applicatur, 3.7. TI. 12. ló. 108. I39 I43. Qu£cf- tie over eene pojfejjbtre zake zynde, moet daar op alleenlyk non attenta claufula falutari buiten reflexie van het petitoir regt erkent worden v* ampliat, n. 8, jentent, n. 4. 6. 17. dtfferentiam utriujque judicii n y. v. n. 18. 23. & dejjnitiunem & variam nomencUturam judicii petituni, n. 109. no. 10. Sententia debet regulariter effè conf*rmis h bei ia. 13. Cumulatie- petitorii cum poffefferio in remedio adipjccndtt & recuperande poffeffionis admitti* tur, T 2 14 Qua  r- .o P A A T I S Q_tt A 1 T IE 14 Qui aflor cenfetur commodo poffef- fionis renuntiaffc. if. Hoe eb caf* moet geconcludcert ] en de 'fententie geconcipieert ! worden ? 18. Dominium alicui invite fine cau¬ fa colnitione auferri nequiU 19, 20. Waarom een pagter finita lot aura: de pollcffievan het gcpagte goet aan xynen verpagter wederom moet overgeven fine exceptione diminii] Z\, Quare utilius fit locatori agere condiéïione exh.if- C'loc' condquam remedio locati aut rei vindie alione ? v. fat. n, 22, 24. Quid aclori in pojfejforio probare incumbit ? 25-, InterdiSuw pejTejforium ad heredes tranfit. v. extens. n. 26. 27. Quibus modis dominium probatur? v, n 137. tl !38- . , . 2^. Pojfejptr non tenetur probare legi- timam fua poffeffionis caufam. 29, Sola locationum inftrumenta nor. fufficiunt ad probendum domini^um re\pct~lu conductor is \. fccu: quoad poffeffionem n 30 & ter tium n. 31. v. limit. n. 32. 25 Vartis modis dominium rei locaU probatur & ad faÜum contra verfum applicatur add. 34. 61 62. 63. 66. 29, Qui tarnen ex variis caufamm p ' guris impugnati hic examina» tur. n. 40. & jeqq. item n. 4: dï. 49. soit. Illüftre collegien en perzone konnen volgens 't Stadtr- va Zutphen onder haar eigen zc gul ymant bevolmagtigen. 42* 44* InfirumenU ex trchivo publ co prokta prohant. v. mpl. 1 43l 45% Hoe verre oude reguters en leger-boekenprobeien? vid. h.n. £«f jentent. n. 46. yi" f3. Cenfines ajrornm etiam per tefies Jmgulares & de euditu probantur; modojintomni exceptione maiores &c. n. SAf2. Wanneer domeftyequft getuigen aannemelyk zyn ? 5-5-, Colonus partiarius potefl attefiari pro domino. f6. Waar en wanneer de renuntiatie van d' oirbiegte plaatze heeft? «■7. Contraria interrogattria by 't Lantr: der Gr Zutph. T. 6. § 4. ge'ordonncert , zyn niet meer in ufu. f8. S9- Quodattefiat. DD. & préjudicia probatur 60. Hoe verre cn wanneer die oude Lantregtelyke difpofitie op kontfehappen , elders buiten deze Graaffchap ingewonnen, applLcabel zy? 64. Dominus pofeffionem per eohnos ■ continuat. ob rat. n. 6f. ; 67. Et.per lignarum incifionem probat. ■ 68. 89. Subhcatio infcio domifió rei ■ locat* faila ipfi non prajudicat, ; nequidem quoad poffeffionem n. 89. . 69. Rem tmphyteuticam afferenti incumbit probatio. 70. Jus colonite perpetua komt over een met het jus emphyteuticum. 71. 72. Ut ejusque definitio. 73. Examinator in f act», add. n. 78. ÖV'W- . r II 74. An cd {ubfantiam empoyteujeos ! ' fecularis requiritur fcriptura? - 7S' Affirmatur quoad emphyteufin ce- clefiaflicam ■ - 76, No» tarnen excluditur titubtspnel. J fcriptionis. 77. Quelis probatio in • frgferibenda emph\-  Cons. XVIII. 149 emphyteufi feculari moribus noftris requiritur7. V» h. & n. 91. 9io93' „ ,. . 78. 79. 83. 90. Applicatto. 80. Differentia inter canonem S55 merccin feu pretium folvere, 81.84.8f. 87. Of en wanneer een pagter d' cxtraordin- Verpondinge kan en mag betalen ? 82. Emphyteuta mera realia tenetur folvere. 86. Waar door egter geen erfpagtregt verkregen wort. 94. 102. Wanneer de primitivo titulo locationis gebleeken is, worden alle betalingen gëoordeelt gefchiet te zyn ex caufa locati, en niet ex titulo emphyteufeos ; quod extenditut, n. gS' cimpliatur n. 106. & applicatnr n. 107, 96. Dequsaffie van eene prsfumptive erfpagt wort met een driederley diftinetie, n. 97. vermeit opgeloft. 98. 99. 100. Waar van de drie gevallen met derzelver onderfcheidentlykerequifiten befchreven, 101-. En aan 'tquacftieufe cas getoctftworden. Ï03. Wanneer eene ftilzwygende reconduétie plaatze heeft? Ï04. Exceptio prtejcripti*nis regulariter in judicio ffolii non habet locum. io-f, Nee contra locatorem admittitur. 111. Pars cenfetur ejusdem qualitatis cum toto. 112. Exceptio dominii poffefforio recuperanda poffeffionis agenti non obJlat. 113. Cautila traditur. 114. Favtr poffeffionis. 111 $. Quando colonus tituhm poffeffionis , etiam antiquioris, tenetur probare ? 116. Eene titulaire polTeffie wort vereifcht in de pofieffie van gceftelyke goedren. 117. Geen erfpagt wort bewezen uit fimple confeffien, & quare vid. n. 118. 119. DeüniuevanecnAmptman, Syndicus of Admmiflrator. 120. Wiens magt is bepaalt. in. Gelyk mede die, \z7vanH00fdencn Leden van Univerfiteiten, 't zy ook van Biffchoppen, Abten en Optienders van Stiften &c. vid. tarnen except. n. 122. & quoad Statuta noflratia n. 123. 124, Quid de Pralttis quoad alicnationem & mutatinnem rerum ec~ clefiaflicarum in emphytenjin ? v. h. & n. Ijl. 125". 128. Quid de Capiiuh ipfo, an & quando moribus mfhris hu/usmodi res alienare, oppignare & in aliam naturam tranfmutare potefl > iió. De directie adminiftratie en difpofitie van-en over alle geeflelyke goedren competeert de Staten van yder Provincie , waar onder dezelve zyn gelsgen. 127. Schoon ook de corpora daar vaa buiten 's Lants mogten bevonden worden. 129. 131. Zodane en diergelyke goedren buiten confent van de Lantfchap veralieneert zyn revocabcl, zelfs zonder refufie des koopspenn: 130. Of regres tegens den Verkoper tot interventie. 132. Boven en behalven dc poenalitcit,zo van nietigheit dés conT 3 tfa&s  jfq Partis Q_b i k t ü In zaken van in-en uitleidinge voor dezen WelEd: Lant-Gerigte van Wenterzwyk ongedecideert hangende tuffchen Dor: fohan Henrik^van Baften, als Volmr: van 't Hoog GraafFelyk Capittel van Vreden lmpetrant ter eenre; ende Aaltjen te Limum Weduwe van wylen GerritSeholtevan katham , g'aiTifteert, als regtens, Verweerderfche en Oppofante ter andren zyde. Gezien, geleezen en g'examineert Juftificatie van inleidinge cum annexis van Lit. A. tot L. incluftve, en Antwoort cum ad/un5lis van N. i. tot n. 25. mede incluftve, welgltn.- Gerigte refpeclive door Impt; en Verwre: opden 8. May en 24. July 1739. ingedient, voorts derzelver Re-en Duplycq van den 2y. Sept: en 23. December dito jaars, met alle de protocollaria en vordre aden, handelingen en receffen den Proceffe, ingevolge Inventaris der (lukken by. Parthyen op den 23. Febr: 1740. getekent, bygevoegt, en op alles gelet, waar op in dezen eenigzins te letten ftonde. Welgltn.- Gerigte met advys van onpartydige Regtsgeleerden doende regt, verftaat, dat de Verwre: en Oppofante fchuldigen gehouden is, om de poffelïïe en vrye gebruik van die gelibelleeide Venvertlofche pareden aan den lmpetrant y. />. weder over- traéls, als tegens de contrahenten in een arbitraire amende. 133, Zodanig, dat een verwin van een geeftelyk goet buiten confent van de Lantfchap nul; 134. En een verzogtc panijchap verweigert is. 235-. Sententie, waar by zelfs het verbant van een geeftelyk goet ex neceffitate prooeffus pro iitis expen ju fine conjenfu DD. Qrdinurn gefchiet nu! verklaart is. 137. 138. 140. 141. Den eigei.dom van gedimembreerde parcelcn wort ntet-^w conjeclutam ex Jolutitnè tributorum, nog per jimpluem poffeffione/», nog ook per tefies negantes, maar per probationem exaEliffmam aangetoont. 136. Conduélio fupponit rem alienam, 142. Colonus non reftituendo poffejjio- nem ad quid tondemnari dtbeat ? v. h. 144. Remiffio ad aliud prajudicium huic conforme, ubideclfio in differentia inter colonos psrpetues & temporales notata reperitur. 145", Het poficfforium plenarium gehoort ten ordin. Gerigte ,zo wel als de poffefjio tttulata. 146. Wanneer de condemnatie van een fuccumbante parthye in de koften kan en na examinatie der ltukken van de Tegenpartiiye moet plaatze hebben ? fchoon de zake dezelve van de dode hant is aangekomen, vid. h, n. i£ n. 147.  Cons, XVIII. Jfl overtegeven en interuimen , met vergoedinge van alle fchade en interene door des Oppofantes verweiger inge bewvflvk ecle den, en vorder tot de rëele inruiminge der voors- pofTeme te lyden; verklarende dienvolgens eene goede inleidinge desweeen by den Jmpr f gedaan, en daar tegens een ouade uitleidmge en oppofnie by de Verweerderfche ondernomen te zvn ■ Dezelve met te mm haar geprsetendeert regtvan erfpagtof utö Jen eigendom aan diegelibelleerde parcelen mpentorio ftvelit na rade te mogen inftitueren , referverende, en de Verweerderfche in de koften dezer procedure na bekomeneJuftifkatie van inleidinde gevallen condemneiende en de vorige met die van 't Decreet den ao. Ocïob: 1739. gepronuntieert om redenen compenferende. t Aldus byons ondergefr; g'advifeert binnen Zutphcn den 26. Febr: 1741. G. VERST EG E. f. SC HO AI AKER. Redenen van voorftaande advys zyn onder andre de navolgende, "VTidien een Rigter na de vermaninge van de Dotforen de ju- T J..^ dicttr» procelfn fchryvende alvorens verpligt is te mouire ren na den aart en eigenfehap der gèinftitueerde: adie, of dezelve onder andren het jud^m perfinale, an ^ item W#m"* TJrlTuu ra3kt ' e" W3t daai' in difti^elvk te obferveren ftaat ? hebben wy ons aanvankelyk moeten verpligten voor den . Impt: t,. q. m dezen te remarqueren. Hoe dat tuflehen denzelven ter eenre, ende de Verweerderfche ter andre zyden over die ge!ibe!leerde/W„/^ p^ce]en *• en recuperatie van derzelver poffeffie voor dezen WelEd- LantGengte, ihr*tion,rei fir* het fer*m nmpetens, d.fpuit gemoveert en dei wegen na voorgaande in en uhleidinge volgens onze Cr, T,t. 3 § ,eene pofiWoire conclufie genomen zvnde 2 daarover alleenlyk buiten reflexie op het petitoir regt heeft * nao- •  lr$z Partis Q_ b a r t s moaen en moeten erkent worden, juxta f,i3; £ de R S dcinterd. & l- %%. f deactj. velaar, pof & dar. Hem. T>e Cocceii £«frf. C*r<«. Tom. z. dtfp. 29. §. 19- Om redenen, P»M" <«» />rVr,«*r* habet U 4* ,r ? Tpen inpr.del!!;. pof zodanig, dat « ^r» ymant * kan zyn ^ «/geen of ook in tegendeel dom»* en «ên S^rf in welken laaften val den ^«.i behout de , «. fc: acamrenda vel reünenda vel recuperania, tot. t\t. Injt. del» terd Bufius de Ann-.Rediu Uk. 2- cap.j. n.t.%f. j6. 27. er z8. 7 in iu nee tgendnm , nee pronnncundnm eft de propree, ' f'd£Z^& Aanlegger al eenige narrative cumulatie van 8' Snirrect ftrvdig aande poffeflbireconclufic, ter pro- Befo d 5?" * Ctrpzov. ^. u *Jh IV 4; leiwyi uu» uu u pn met feparate betrekkinge s^^^^^ » -5 rr; iy ;nZe fententie daar na ook moeten mr.gten, cum debeat e£eco„ÏO' Zmis hbll nee judex in dia re eondemnare potefl <,** fnerU teremls, ab ea fententia recte actor appelUre pof et. I. 1. C. de appell Waar door ons dan de handen dermaten gebonden zyn dat I2' ^„ec ex cla^la falntari übello appofua, « p»*«J l^fZJclra Lnüonem & in^m ^- over t p^tmrp hebben mogen regt doen, wrf. Haitm. ïutoi. v . i< 45-. Do: De Cocceji. 4 J>#. §• 4*- ^arpzov. r«r. •«* Ti> 1 art. »• 18. «r n. 26. cum fe^. Ciftinff Sur» nergens ter procednre hebber, bevon '* den , dat den tapt: (fchoon n* £«B ftemmende met het fentiment van welglte: Autheuren & Zoe- Gu££df'uTit' ie!nterd- ••'7' in re™^° adipifcendce&recuperandl poljcjjtoms het judicium petttorium met het poffefjorium heeft mogen cumuleren) van dat poflèfioire faveur gerenuntieert heeft ge lyk hy volgens d'interpretatie Tan de Heeren De Cocceii d ia. Dip. §. 20. & Profeffor J. Voet in Comm, ad d. Tit.f. de Interd n. y. daar van door eene zodane cumulatie had konnen doen In welken eventuelen cas van cumulative procedure en bv ordie genomene fucceffive conclufle de erkenteniffe over 't piseliminaire poind van pofièflie nogtans hadt moeten procederen : cum ea cumulatto non fit fmmltanea, fed fuecef/iva , ut, licet una eademque fententia prins tarnen pojjefor , deinde domtnus declarctur ; M probat prul. De Locceji d, D. §. 30, Vnde, ait, & libelli accurate conceptio hzc debeat efe formnla: ,, Peto pojïetfyrem, & turn porro demimum quoque me declarari Uit ;t geen voorfT: volgt dan van zelfs, dat in dit pojfelforium 16. ordinariam, alwaar over de poffeffie van de gelibelleerde parceen m qua:ftie pleno procefu zeer wytlopig tufTchen Parthyen gehtigert is, geene jundycque refkxie heeft konnen gemaakt worden op het dommmm utile of voordeligen eigendom, waar op de Verwr: in koejudtcio pofeforio, zo by haar eigene conclufie, tot met ontfankelykheit van die by Impt: tot reftitutie van de poffeflie en mruirmnge der V envertlofe parcelen genomenën Eifch , als by hare Duplycq art , I2 eum ^ n tatJS wederre ' lyk hare oppofitie endefenfie alleenlyk heeft gefundeert gehadt Want, ciaar alhier conditlione L. 25. C. loc. cand. by een lant- ,^ regtelyke immifïïe ad recuperandam pofefflonem, en niet aüione ex contraïlu locati geprocedeert is, kan de qujeftie van eigendom of erfpagt, als conteftabel, illiquide, en van dieper onderzoek met in confederatie komen, maar moet dezelve als by 't diüum fententi* gefchiet, adpetitorium gerenvoieert worden, quia domi- ,0 mum alicm tnvito (me caufa cognitione auferri nequit, cum ejus effec tusjit de fure Gentium, licet natura fit orta de fure Civili; Forfter dedomw. cap. i>. ». ,3. I4. & multis id probatum in Refpondêntis ). Schomaken Cons. Gelro-Zutph. P. 3. Cons. 78. a n. A ad fin. & Cons. y6. n. cum feqq. q. r, " ' Gelettet een pagter;»*M eHm 'intelleBum; quem GlofT.prima^ rp, V h. L  ,-4 PAJTIS Q.UUTS u l i< infaeapptoht, zyne pagfjaren g'eindigt zynde de poffeffie Van 'tin«Sgtegoet aandenVerpagterop zyne inftamie ™St refti uerenP,S zonder dat hy hem f d,minükan SreJen, dat is ; ^, ^ r«*batons. Sichard. 20. £^Ï5£ podium, locat» agit ad pojfefonem rel locatt, nonprm^etcondnUori, etiamfi condemnatus fit ad r#**> endam in judicia , quo de proprictate agituribid. «. x. ai Waarom SuhJd. n.4. *^»"*!? " a| * W/ b. I. quodomnemexcepnonemdominiiexcudit, non dïLnguendo, fit dominus vel non ? add. n. 9 non vero locati vel rei vindi%% ÏüolexpeUaturlocator, Quia vindicando rem f^J^ £ domiqno cafu pofet k conduüore reEle ei oppom Tu non es dorm nus fèd'ego. £ 7*w admitteretur illa difputatio dedomin'o vel proprilte ob faüen. quam peremotonam *. adduci, d Author. «U. F] H Böhmer. de ABion. Sect.r. cao. 4. ^^-rf M»J Gdyk dTverwerde: ter Antwoort art. r. op dat fundament des lrnpts- inleidinge voor eenen zodanen ingang regtens- rm *AA^- 'heeft tragten aantemerken om daar op, zo ' fehvnt, den tapt: van 't fpoor der poffefioire avantage 2, afteleiden-, h welk dog ter Repl: art. 9. 10. cum fcqq. zeei 3' JS geregnardeert , en ex,ure aangetoont ,s de notaWe d.ffe.. rentie tuïchen het een en het ander judicium, de qua d ferenua 7 J^e in re vindieanda & pa^one recuPeranda v,d mer aUo* Schnvdwm.inComm.ad ^.Omnium u f. de Action. n. 62. & 1*9. & Zulx°' dat dit abuis by de Verwre: nader ter Duplycq art. 11. rjr S^'eïkcn zynde, wort daar door wederzytze intentie> ten poff/loiren des te meerder openbaar, enhareoppofitie, daai.1* Lnszowederregtelyk ter gefuftineerde probatie van het erfpagr reet ondernomen, futiler en te meer verwerpeiyk. »i. P Het zal derhalven onze nadre indagat.e moeten menteren 4 of "en Impt: q. zvne intentie in dezen tot erlangmge van Jne pouèflbire conclufie met die ter Jnftificat.e van inle.dmge gëapp iceerde documenten degens He Verwre: geprobeert en daai mede cëadfirueert heeft, dat dit Hoog-Graaffelyke Capittel m de quafi poffeffie of perceptie van de gequsftioneerde pagten en  Cons. XVIII. 1$5 opkomften van de geiibelleerde Venvertlofe parcelen is of voorheen geweeft, en dat dezelve aan 'tCapittef vervolgens te prsefteren voorde Verwr: verweigert.zyn; Ut enim, ait Bufius de Annuis Redit. hb. 2. cap. 7, «. 1 poffeflbrium habeat locum^ rtquiritu*, pojjefforio agentem probare debere , fe in quafi poffefjione feu percepttone redituum efje vel ante fuiffe, eandemcjue fibi denegatione prmfiationis jam interpellari, feu , ut ajunt yulgoCanonifts, fe eadem fpoiiari. vid. Cap, Querelam 24. X. de EleEl & eleSl. pot. Zodanig, dat deze perceptie, 'tzy, dat die by de vórige Hee- 2e. ren Capitulairen genoten, 'tzy by des Verwerdes: manof voorzaten naderhant verweigert zy, bewezen zynde, dxtpoffefforiummterdiElum wel en te regte g'entameert is geworden, Cumillud ad heredes tranftt, Conf. td. Bufius d. cap.j. n. 29. & 30. het zelve ». 22,. ad Efifcopum, Abbatem, Prapofitum capituli mede extenderende, en vorders aldaar ». feq. 33, tegens de Verwre: defenderende, quod heredes prafiantis poffefforio teneantur^ five predecejfor reditum negavcrit, five heredes ipfi; Ex perfona enim heredum debitoris obligationis conditio non mutatur per LL. 16. citU Ten welken einde en tot probatie en qualificatie van een alout verpagt en bezit-regt niet alleen van 't erve en goet Venvertlo, maar ook van die daar by en onder gehorende parcelen, ofwel in regten genoeg ware des Verwerdes.- voornaamfte fuftenue en paffim ter dezer procedure gemaakte pofitie. Waar by dezelve doorgaans en wel nadrukkelyk ter Antw: ij. art. 6*0. evintelyk, erkent den incontellablen eigendom van't voois.-goet zelfs, welglte: Capittel toebehorende, implicitedoor een geprstendeert regt van erfpagt of utile dominium aan die quseftieufè parcelen en appertinentien, mede 't zelve Capittel daar aan toeërkent het direüum dominium; Zo hebben wy, fchoon m deze procedure de Imptn: niet no- 2gt dig hadden, juxta prac. BuGum d. c. 7, n. 17. legitimam fua yoffefionis caufam te adftrueren , nogtans dezelve ter Juftificatie van Inleidinge zodanig bewezen te zyn bevonden, dat onsdes Verwes: oppofitie, op een erfpagt buiten probatie in hoe pejfefftrio alleen gegront, onbegrypelyk voorgekomen is. Want, of wel na 't zeggen van Dioeletianus en Maximinianus 29; V 2 in  jj<6 P A R T I S Q_ü A R T JE inl. 23. Cod.locat. & in l. 18. Ced. de liber. caus. alleenlyk verpagtinftrumenten geen eigendom tegens een pagter of huirder injudicio de deminio contentiofo konnen bewyzen , zo zyn egter 30. dezelve fuffifant tot bewys van de poffeffie der fucceffive gedane verpagtingen in judicia de poffejjione litigiofi, en die evenglte: t wee wetten ad propsfitam fatli fpectem (waar over welgedagte Keizers gerjefcribeert hebben) overz-ulx daar toe applicabel, te verdaan 31 • quoad tertium , non vero quoad eas perfonat, cum quibus inita eft locatioForfter. all. cap. 8. «. 43. 44- & 15> 32. 'F zelve refcriptum aldaar limiterende , quando pil. tnfirumentum locationis aliis adminiculis adjuvatur , vel vetuftate temporis corroberatur, vel etiam fi plura inftrumenta proferuntur , gelyk aldaar met verfcheide exempelen en gevallen zo van ontfang en betalinge van pagt-geldren, als anders op de qualiteit van verpagter en "pagter toepaffelyk, geilluftreert, en daar mede de contraire fuftenue van Verwe: ter Antwoort art. 7. en doorgaans terDuplycq gedebatteert wort. 33. Wat dan in ordre betreft der Imptn: bewys-(hikken , zo is onsboven en behalven derzei ver |aanvankelyke pofitie van eene immemoriale poffeffie van verpagtinge der gequeflioneerde Venvertlofe parcelen nergens by Verweerde: gecontradiceert, maardaar aan een erfpagt geprsetendeert, gebleken; 1 0 • Dat volgens 't produel fub Uu. A. zynde een gëauthentifeert protocollair legerboek van ditGraaffl: Capittel, de Heeren Capitulairen den^. April 1609. albereits aan fan Schalte tot Rathum en ?*nBrórink^voov 6. volgende jaren en zeker pagt-geiten dienden hebben verpagt gehadt de weide in 't lage Venvertlo; Gelyk dezelve 2°- Sub Ut. B. insgelyx op den 20. May 1680. wederomvoor 6 jaren en zeker gedetermineert pagt-gelt , koorn en voorwinninge hebben verpagt het neder Venvertlo met den Wiggerskamp en hooigront aan Schalie van Rat hum en Willem Hilbolt, zo op 't goet Venvertlo woonde, met beding, om daar en boven alle ordin: en extraord; Verpondinge te betalen. En 3 ° • Sub Ut. C. op den 8. Julv 1686. aan voorn.- Willem Hilbolt voor 9. jaren en dezelve praeftatien, als te voren fub d. lit.B. Dan weder, ajs ' , Sub  Cons. XVIII. itf 4° • Sub Ut. D. op den 30. Aug: 11594. is do01" meerwelglte: Capittel het hoge en lage Venvenlo met den Wiggersk*mp , den Spolderkamp en de Haaigronden voor 12. jaren op de vorige pagt nevens eenige toebate en voorwinninge verpagt aan Willem Hilbok bovenglt: Gelyk dan vervolgens uit de eedelyke depofitien van Anna. Leppink\, Henrik^Venvertlo en Bernardina Hilbo/dink^fob Utt. E. F. G. is bewezen, hoe dat het Hoog-Graaffl: Capittel het geheele Erve, zo hoge, als lage Venverlo met alle d' appertinentien fucceffive van jaaren tot jaaren op een losbare pagt daar na hebben uitgedaan aan dezen Willem Hilbolt, Gerrit Venverüo en Anna Leppïnkj En dat dezelve, als originele pagters daar van eenige in 'tkerf- 34« pel Wenterzwyk onderhorende parcelen wederom hebben gefubloceert, of in onderpagt infcio Capitulo aan andren , in 't byzonder aan Gerrit Scholte tot Rathum des Verwes: eheman voor zeker koorn en gelt-pagt overgelaten die zo genaamde Lange of Scholten mathe, i.ftultken in V hoge en 4. fluimen in't lage Ven vertla nevens den Wiggershamp met die daar by gehorende plaggenvrede, zo en als die nog by de Verwe: of op haren name gebruikt y onder prsetext van erfpagt gedetineert, en daar van door die Scholte aan haar op 't goet Venverüo altoos betalinge gedaan is. Verklarende alle deze Getuigen, dat zy alle die voors: appertinentien tot 't Erve Venverüo gehorende wel kennen juxta art. r. 2. 3. 4. fub d. litt. E. F. G, En in fpecie, dat zy't voors: Erve met diezelve parcelen, zo gy." Gerrit Scholte tot Rathum gehadt en nu defzelfs wede.- Aaltjen te Linthum, fde Verwe.- in dezen) nog onder zig heeft , van jaren tot jaren van het Capittel op een losbare pagt altoos tot voor ongeveer 12. of 12. jaren toe hebben gepagt, en daarvan de gehele pagt van 't gearticuleerde goet en fpeciaal mede van die aan Verwes: eheman overgelatene parcelen aap den Capitulairen Amptman betaalt gehadt volgens diezelve produften fub E. ad art. 7 6. 7. 8, fub F. ad art. 5. 6. 7. '8. & fub G. ad art. f. & 6. Alles overeenkomende met de confirmatoire verklaringen van Garrit te Voortwys fub Ut. H. ad art. 16.17. en van fennek.cn te HofBef fub d. Ut* H. ad art, z. V 3 Ge:  PlUlS Q.BARTI 26 Gelyk dan alwyders êxjit. E. ad art. 9. ia. F. ad art. 9: 10. 1 1 &G ad art. 7. 8. ons is gebleken, dat die originele pagters deze quxitieufe appertinentien van 't goet Venvenlo ook wel aan andre hebben gefubloceert, en van die onderpagters de beloofde voorwinningen en jaarlyxe pneuatien ontfangen. Conform mede de depofitie van Henrijk Nyenhms Lambert 37 Bemers, fenneken te Hofftee en Weffel Koks fub d ht. H m fubftantie verklarende, , , dat zy voor een gedeelte die gehbelleerde Venvertlofe parcelen op de name van de Wede: Rathum de Vei we: ,, doen gebruiken. 38." Gelyk eindelyk Ut. E. art. 11. F art 11. & G. art. o. daargedaan is , dat Verwes.- man Gernt Scholte tot Rathum het hout op-en om deze quseftieufe parcelen (taande, en voor 14. of if. jaren door 't Hoog-Gr: Capittel in 't openbaar verkogt, zelfs aan zig gekogt en laten houwen heeft.. 20. Met dezebewysftukken zouden wy des Impts: intentie voor genoegzaam bewezen houden, zonder ons met aljegatie van eenige nadre regtelyke illatien en dedudien m dezen teamuferen, indien niet de Verwe: tot derzelver prstens deb^th en reproehe ex duplici capite by hare Antwoort daar tegens hadt g exci- io ^Beftaande ten aanzien van de documenten fub A. B. C & D. * ' hare voornaamfte oppofitie eerft by Antwoort ad art. 36. cum multisfew. en zo vervolgens bv Duplycq gëobmoveert daar m, ,, dat met dezelve niet zynde bewezen de mede fubfcript.e van die pagters, en derzelver protocollatie in ditGerigts-protocol " overzulx maar zouden te confidereren zyn, zh pnvata fertptu. [ra, ^profcribemenonprobant, daar nogtans onze Geldefche 41. Gonftumen fpeciaal'r Stadtr: van Zutphen Ta. ,7. §. 20. zodanen pouvoir en authoriteit aan zulke illuftre Collegien en Ca< pittels geven, dat zy, gelyk gerigten, bevoegt zyn onder haar eigen zegelen ymant te volmagtigen. Dog hebben wy daar tegens metdenlmpt: ter Rep ycq ab art. €a & geconfidereert, hoe dat denzelven niet alleen aan de Verwe: (tot wegneminge van alle foubcons en wanbevattingen heeft g'effereert, om zelfs de originele protocollen, waar uit de- 4* ze Documenten gëauthentifeert overgelegt zyn, in d Archivea  Cons. XVIII. r?c> te .mogen komen nazien en examineren, maar ook, dat deze bewys ftukken uit de protocollen en leggeis van een Hoog-Graaffelyk illufter Capittel en collegie door een bëedigt Secretaris daar in geregiftreert , per extraftum genomen en sequipollente kragt van gerigtelyke bewys hebbende, voor publycque inftrumenten te reputeren zyn, welke dien volgende volkomen preuve uitleveren volgens difpofitie van regten daar over ab art. 69. ad art. 74. terRepl: gecumuleert en bygebragt; Cum charta, ejtix profertur ex archivo publtco teflimonium publicum habet v. Nov. 49. cap. 2. §. 2. &Amh. Adhsec. ibicjue Gloff. Item Baldus Cod. de fid. inftrum. & S. v. Leeuwen Rooms. Holl. Regt ly. Boek.. 20, D. ti. 9. En des te meerder, omdat hier verfcheide oudeïnftrumenten 43,. van verpagtingen zyn geproduceert , zo moeten dezelve gëappuieert door confeffie van den pagter in betalinge der jaarlyxe pagtpën: tam contra colonum , cjttam contra terüum volkomen gelove hebben, Forfter. d. tr. cap. pen„ n. ij. & 22. ac Vinc. Ca1'oc. de Locat. P. 3. Tit. de acqttir. vel retin. po[f, n. 3. & 9. Wienvolgens wy aan alle deze publycque inftrumenten ten fine 4^. van een plenair bewys der fucceflive verpagtingen, zo van het Erve Venvertlo zelfs, als van defzelfs 'appertinentien en parcelen als geeflelyke goedren, op en tot een losbare en geenzins eeuwigdurende pagt, by forme en conceffie van erf- pagt aan Verwes: eheman en andren gedaan, hebben moeten defereren. En wel temeer, om dat ons nergens, noguitdie, noguit andre contraden van een zo genaamde erf pagt en alzo van geen beter bewys ter contrarie gebleken zynde, wy daar aan volkomen credyt hebben g'attribueert, volgens Lantfchaps Refolutie van den 26". Meert 1620. te vinden in 't Geld. Placaat Boek, 2. D. ƒ>. 85-. uitdrukkelyk medebrengende, ,, dat Regifters en legerboeken, NB. over geeftelyke goedren in regten voor bewys be,, ftaan , voorbeholdens parthie advers haar defenfie en beter ,, bewys ter contrarie. Op fundament van welk bewys by manquement van d'originele zegels en brieven uit oude regifters getrokken wylen de Heeren DD. ftGoris en Ad. Huigens op den 4. Febr: 1664. 46* voor 't Stadt-Gere; van Embrik fupcr puyüo prteferentia & concur- j5w»  rl6o PiRTlS fits aan 't Capittel aldaar zeker jaarlyxe rente, gaande uit de be•nuizingevan een infolventen debiteur, hebben geadjudiceert vid. Schomakeri Cons. Gelr-.Zutph. P. i C. «. i. z. Gelvk de Verwe: ten opzigte van de produden fub Ut. E. t. G & H ter Antwoort Art. 60. & feq9. en zo vervolgens doorgaans by hareDuplycq daar tegens verlcheidene exceptien heett geformeert, onder andren, om maar de voornaamfte poinden aan te halen, daar in beftaande,- j„mPrt«m nf 47- Eensdeel, ,, dat die getuigen zyn fingulier , domeftycq of ,, boomden van 't goet Venvertlo 't capittel toeftendig; A8 Andersdeel, ,, dat dezelve d'oirbiegte niet zouden hebben afgezworen, en Tegen-parthie ad danda contraria volgens de '' Munfterfe Ordd: en ons Lant'r: niet geciteert zyn. ko " En dat dierhalyen met hare depofitien z.g contrarierende 'en haar eigen commode mede concernerende niet zouden oe\\ wyzen die gedane locatien en fublocatien van deze Venvertlofe ,, parcelen in qusftie. . _ ' Maar terwyl den Impt: 9. *. by zyn Repl:96. ^««fdeze getuigen en hare depofitien zodanig ex faüo & jwe ge.alveertW, zullen wy ons daar toe kortheits halven gedragen j En of wel de vrimtvo contraüu locatisms-condutlioms uit de documenten ƒ** A. B. C. & D. gebleken, en daar mede de quahficatie en poffeffie van 't Capittel genoegzaam buiten me gemaakte documenten fub d. L E. F. G & H. gevenficeert is, zo zullenwe alleenlyk ten refpede van die voorgewende fingulariteit noteren, dat der getuigen depofitie ad unum eundemauc ^ tenderende en door andre (tukken en omftand.gh.eden geadminiculeert zynde gelove menteert, zonder dat er eene fin«ularitas ebfiaüva in dezen kan plaatze nebben. , „ >I. Cumeonfines agrorum etiam per lingulare, tefles probantur H. de ' MonteTr. deFmib. Regund. cap. 52 *z Gelyk dezelve of eenige van dien t'onregt alsdomeftycquege' tuigen, om dat als bouluiden voorheenen op 't goet Venvertlo zouden gewoont, en alzo in propria caufa ter complaifance van t Capittel gedeponeert hebben, gewraakt worden i Gelettet ^««4 Leppink, volgens /. £. «r*. y. tempere depofmoms ■ geen bouvrou van dit Capitulaire Erve meer geweeft, en fun-  Cons. XVIII. ,tft flen ook in regten bekent is, dat deze poinéïen van in-en verpagtinge nevens de betalinge der bedongene pagtpenn.- niet wel door andre getuigen dan de refpeclive originele pagters en onderpagters zelfs hebben konnen bewezen worden, vtd. Joh. jod. Beek. ƒ2» tr. de ju?. Limit. Itb. r. cap. r%. obs.z. n 2. 4.5-. welke exDD. all. in materie van oude difputable grenfeheidinge bewyft , dat daar toe getuigen de auditu alieno & famapublica zelfs admiffibel zyn , en alle zodane andre prommptien en indiciën, welke in re difpcilis probationis voor valide aangenomen worden,- mits, dat de ƒ4» getuigen ten minften twee in 't getal, geloofwaardig , niet reprochabel, en in ftaat zyn te nomineren haar autheurs zynde geloofwaardige menfehen, ut Idem obs. 2. & 4. feqq. ibid. per tot. & H. de Monte. d. tr. cap. En ofwel daar tegens by dMmptn: ingebragt is, dat er ' *«r w»r*»r«"» ad frbfiantiam ifiius cntraBus prtctfe een fcnnf telyk inftrument zou vereifcht worden, zo hebben wy het geyoe en , by de Doöoren (geciteert door Speidelius in Btbliot. ,uns Vmv Voc. Emphyteufu. §. 3. & §■ to ^ De Coccejr. Tom l. Difp. Al. deEmphyt. cap. 6. §.f.) affirmative & negative quoad emphyteu7f. fin fecuUrem eefouteneert pafferende , in.hypothefi quoad emphyteutin eccle/iaflicam noguus vermeint, dat in-en omtrent een, pnetenfe erfpagt van deze geeftelyke parcelen neceffano ten fcnnttelyk inftrument van noden geweeft is, juxta dotlrmamprtlaudau Dn: De Cocceji. ibid. §. 9. en aldaar aangehaalde wetten en Dodoren, overeenkomende met ons Lantregt Tit. 18. 5. 4. de quo latius infra, 76. Alhoewel in thefi na onze en andre wetten prater efeftucauonem rerum immobilittm , aliofve titulos ad transferendum dommium habiles3 ook het middel van prasfcriptie zelfs van een erfpagt aange-  Cons. XVIII. jgs nomen is, ut prater alios teftantur J. Voet in Comm. ad ff. lib. 6» Tit. 2. ». y. & A. Matthaeus in Paroem. 9. ». 12. Maar terwyl dan na onze Provinciale wetten ten aanzien van 77. een geprtefcribeerde feculiere erfpagt gerequireert wort een derdendeel van 100. jaren, binnen welken ymant in de qualiteit van erfpagtet eene uniforme jaarlyxe betalinge voor den utilen eigendom van zeker goet gedaan te hebben bewyfl, gelyk zo alle DD. in 't byzonder d'Heer Voet all. loc. 't zelve in een puefumptyf erfpagts-regt vereifcht; Zo hebben wy dês Verwes.- bewyzen daar mede gebalanceert -o geenzins in hoe pofefforioprocefu daar aan fatisfactoir bevonden. * Want wat aanbelangt des Verwes.- voorgeven , art. 22. ter * Antwoort, daar toe ftrekkende, om te bewyzen, dat haar mans voorzaten ab immemoriali tempore deze PrenvertloJe parcelen in erfpagt zouden hebben bezeten, daar omtrent ftaat ons te examineren i 0 • Die art. 20. & feqq. ter Antwort voorgewende cumulatie van de betalinge des pagts of canon van 't hofhoirig goet den Hof te. Rathum met die van deze Venvertlofe parcelen in eene quitantie begrepen. Dog daar mede is geen wettig gevolg van den canon , wegens 79. den Hof te Rathum aan 't Capittel in recognitionem dominii direÜi verfchult, tot de pagt van die Venvertlofe parcelen , allereerft juxta N. 6 in Nov: 1721. aan den Capitulairen Amptman betaalt, optemaken, ve&l min die g' imagineerde erfpagt bewezen , a diverfis enim male fit illatio, Behalven, dat ex d. JV. 6. en alle andre quitantien te noteren ftaat, dat daar by nergens van een canon, maar vaneen pagt ge- g0, fproken, en met deze diftincledefignatie, refpeclive opzigt hebbende tot een emphytieufis en locatio-conduilio, dienvolgens alle twyffel weggenomen is ; Canon enim ex contrailu emphyteutico & merces feu pretium ex re locata debetur. Pr. Inft. de locat. conduEl. 20' De quitantien N. 2. % 10. er 3 20. & 4. waar mede de gi." Scholte van Rathum de verpondinge, zo van 't Venvertlofe, als van andre parcelen, en wel mede de extraord: den eigenaar rakende in 1661. 1682. 1682,. en zo vervolgens voor zyn quota d'extr: verpond; over 1690. tot 1721. incluis zot betaalt, en JV 5.. daar-  •tot5 Partis Q_it a r t je daar mede, om dat volgens 't Placcaat van de Éd: Mog: Heeren Gedeputeerde Staten dezer Graaffchap den 7. July 1731. gearrelteert en fucceffive agtervolgt , fub N. zodane extraord: verpondinge door geen pagter onder zekre poenahteit zou mogen worden betaalt, bewezen hebben, dat deze gearticuleerde Jarcelen altoos in een erf-en niet in een los- barc-pagt zouden bezeten zyn .. .,. /.. 82. Cum emphpeuta iributa & colleüas ahasque pubhcas penfitatnnes folvere tenetur, muippe qu* pr&diorum po(fej]ores onerant vide L 1$. $. 1. ff. depubl. vetl. A.Valafco de jure Emphyt. q. 27. kDDres: 83. ''"Dog daar tegens heeft den Impt: q. q. ten refpede van N.2. sëobferveert, dat, fchoon hem die quitantie van i66\. als met juxta Mafcardum vol. 3. Concl. 1301. bewezen door de Wede: van den doenmaligen Ontfr.- gefchreven te zyn onbekent was, egter dezelve alleen maar meldet van Verpond: in t gemeen en niet van extr: in 't particulier. . 84. En dat de quitantien fub N. 3.10. et 3.20. betreffende de jaren 16S2. & 1683. niets ter intentie van de Verwe: maar tegens dezelve konden dienen, om dat de Scholte van Rathum volgens het pagt-contrad van den 20. May 16S0. fub B. verpligt is geweeft voor zyn portie , als medepagter alle de ordin: en extrordin: verpondinge zonder kortinge te betalen. c< Behalven, dat by alle de pagtconditien wel expreffe geltipu5' leert is, dat d'extraordin: verpondinge, voor zo ver den eigenaar raakt, door de pagters zou voldaan ofverfchoten worden, 't welk by'opglte: Placaat ten reguarde van een vreemde of abfenten eigenaar, als in dezen ten aanzien van deze Venvertlofe parcelen in de Graaffchap Zutphen gelegen is het Hooggr: Capittel van Vreden, by modificatie gepermitteert is. 86. Maar, om daar mede een losbare in een erfpagt te transformeren, is alzo ongerymt, als te willen ftaande houden , gelyk de Verwe: doorgaans abufivelyk doet, dat zy door betalinge van deze rëele laften en extr.- Verpde: een jus emphyteuticum zou gëacquireert hebben contra text. in /. 8. ibid. DD. C. de abl. empt. wend. 1. 64. ff. de acq. rer. dom. 1. 2f. C. de R. V. waar toe en de rerdre deftrudive pafTages en motiven art. 42. & feqq. Re- puces  Cons. XVIII. lG? plices aangevoert, wy ons brevïtatis amore refereren; En wel in fpecie tot folutie tegens'de Quit: fub N. 4. art c6* cumfeq breetvoerig aangetrokken, als zynde die betalinge der Verponde: van ttfqo en zo vervolglyk, zo wel , als die van de reparatie der Wenterzwykfe Kerk gefchiet buiten kennis van t Capittel, als hebbende na expiratie der 6. pagt jaren van de Scholte van Rathum en Willem Nilbolt, het gehele Erve Venvertlo met deze quaïftieufe parcelen alleen verpagt gehadt aan den doenmahgen bouman W. Hilbolt voors: onder conditie, om alle de verpondinge te betalen , als fub C. & D. Welken originelen pagter , en naderhant Gerrit Venvertlo en 83' zyn vrou Anna Leppink^, als fucceffive bouluiden van dit goet of wel ignorante Capitulo deze parcelen op die apparente zelve conditiën wederom aan Verwes.- man Schohe van Rathum hebben eefubloceert gehadt, uti fub E. F G. zo volgt uit die by dezen onderpagter betaalde verpondinge geen regt van erfpagt of voordehgen eigendom aan diezelve parcelen tot prejudicie^ van den waren eigenaar en originelen verpagter. Cum colonm & conduElor per fublocationem non pr^udicare poteif R0 wro rei domino ,. etiam quoad poffeffionem 1. uit. Cod. de acq. vel amit pof. g J. A. van der Meulen d. loc. cum ibid. cit. S. van Leeuwen Cens Forens, lib. 4. cap. zz. n.9. Adde Schomakeri all ConsGelr-Zutph P. 3. cons. 77. «. j. & iy. n. 1%. & Voet in Comm ad. Tit. Locat. «. y. v Waar door en mede dan vervalt die gefuftineerde pre- 001 fcnptie 179. & feqq. gefundeert op de fïnguliere depofitie * van eene Jenneken Kobes fub N. 18. art. 3. 4, waar by haar vader Berent Kobes aan de vorige Scholten van Rathum eenig gek zou verftrekt, en daar voor in pantfchap bekomen hebben een ftuk Lants in 't lage of neder Venvertlofe-Broe!^ z. fchepel gezav groot; r b j Daaruit infererende, dat, vermits die getuige zegt ?o. jaren out, en dit verpant lant by haar vader bezeten te zyn, zo lang als haar heugt , d'oppignoratie meer dan een derden'deel van 100 jaren zou moeten gefchiet zyn. Maar nadien deze verklaringe, als fingulier , onwaarfchvnelyk-, en ftrydig tegens andre aden fmdims by Replycq. ab art.  ï68 Partis Q, u a r t je *a.< adart.iï6. geftraft is, zullen wy ons met geene nadere foftti o^ouden, maar ons alleenlyk gedragen tot die by de ^m^l^??^^ bewysftukken , waar uit ons « gebleken dït Ver w«: eheman deze qu*ftieufe parcelen van de tytIvle'bouluiden buiten voorweten van 't Capittel in een losbare onderpag 'heeft overgenomen , en daar van ook de jaarlyxe pagt op 't goet Venvertlo gebragt tot voor ongeveer 12. of i3. ja- reW°aear mede in opzigte van die'jaren de verklaringen vantfr»rik^Zs\n andPreggetuigen f.b N if. «f^laar^ 01 Woable bewyzen en argumentatien , dat alhiei , daai de 9 P™nn, xl U 14. of 15. jaren door Verwerdes: man vaf dieSove°Senomen3e pJcelen oetialt en van andre onderpagIers onXgeSn is, geene pnefcriptie ter vermeinte acquifitievan r?Sd^S'alle hare quitantien niet heeft ilpn hfivzen dat zy en hare voorzaten ooit, mengezwyge «durende «e y van een lantregtelyke Pf fcriptie jaa, yx f en zeker Lol van deze gelibelleerde parcelen aan >t Capittel «nifarmiter zou betaalt hebben . nz txhZLdi namque dimmna vel longijjima prfauone inducere9 JprlCptio vel prxfcriptie emphyteufts, f fol.no fnufaüa finZ tniÏex cau/aeLphpeufis, 1™"*?*?™™^%% Cnlutio avüaret • Uf *w ratminamr Mantica ^ 7*«t. Ambtg. filmtto apparet . u & d j^otfdtc^probari, iïeft, alod folaüo faüa fuerU ex iU 03 "t^^^^™^ datter van geen ander titul of oirzake kome te blyken, «4» inquit , fi qms coeptt rem hlnex^uotnulo, velHtiexCMfafimpUctslocanonis, ad moaicuTtêmpusU^ ^iaüegamrt ex tempore nmquam pro- 'Tn om'de Verte? van haar wanbegryp eenes erfpagt ten eenemïaftedifabuferen, zo hebben wy, alle andre bewysftukken en d te' ns gemaakte debatten, folutien en motiven ter zy; den geftelt zvnde, alleen dit peremptoir hooftpoina by haai Klfi in confefi, voor de baf» van decifie Willen leggen dat na  Cons. XVIII. 169 mentlyk het gehele goet Venvertlo met deze quseftieufe parcelen door 't Hoog-Graaff: Capittel van Vreden federt i 609. en vervolgens, zo aan haar man en voorzaten, als aan andre op een losbare pagt voor zekere modycque tyt van jaren verpagt zynde, het inconteftabel vaftftaat , dat de primitivo ütulo locationis 94. gebleken zynde alle betalingen moeten gëoordeelt worden ex caufa loeati) en niet ex titulo emphyteufeos gefchiet te zyn, fchoon ook den colonus die uniformiter zelfs boven de tyt van pisefcriptie ge, gedaan hadde; Om deze regtelyke afïèrtie te bewyzen, zullen wy ons zo veel mogelyk bekortende, ex Gafp, Roderic. de Ann. & Menftr. Redit, Lib. 1. Qiix.fi. iy. n. yo. vooraf aanmerken , dat'er in materia emphyteutica over de quseftie van een prsefumptive en niet bewezene erfpagt een diiederley diftinclie gevonden , en daar mede dezelve opgeloft wort;- Of dat ymant eens anders Erf of Goet bezit 1 0 • als een bou- pmast, of 2 0 • als een erfpagter, of 2 0 • als daar over dubieteit is. Primoeafpt, ait n yi. fi mille annis pcfiederit & penfionem annuam _gt & uniformem folverii, fi tarnen ut colonus poffedit & de boe confiat (uti in cafu fubjeïlo) non przfumitur emphyteuta , & poterit quandoque a domino expetli, nee juvabitur prafcriptione, cum colontts non peffideat fibi <2r ideo non pr enm tiotemZels, fpagt) Heet uniformiter longifmo tempor e faüa fit, er»- ferme betalmge «^^jaKS l^aSan '2°3' ^ÏJ^SaSS- eeï&nde' recondudie Juxta , ,o4 regulafr in judicio fpolii 4' »on attenditur. Klokk. TV». *'. Cons z9. «• i£. IO, iW, te-W*» Balb. * Pr'ftr. 4- J<£ 5' f«. n. ». i. Schurpff. Cent. z. Cons. 4. » z. et Caipzov. ^'waStr'pla^e^otrn, Eoderi'cusn, 69, met folutie en- refutatïï van «X en andre oude D-P. « R"ino iW- vaft- l°6- „biJïlseiLs al probandam perpetuar» <*™'&J%Z Foble tnfpecie folMionesfatïas ex caufa perpetm kcanoms, alias non  Cons. XVIII. , cdncluderet probatio in perpet na locatione, cum pot ui/Tent ftlutiones üeri obtaeuas reconduMonesper fingulos annos f^voi^tT ^ Deze en meer andre juridycque raifonnementen « 72. « te vinden , en op de qualite,t en nature des contraób en gedane X°7i difforme betalinge van des Verwes: man en voorzaten foeFe! wy by het dtüum fentcnu* hebben verftaan, dat de Verwe- aan die m probanda pojjeffione ,uris emphyteutici opgegevene requ'ifiten niet voldaan hebbende, met alle hare Petitoie§SnuenT,hoe ,0« Als wanneer de Verwe: in i/h judicia petitorio (quod aüio realis Inn ve en wel byzonderiyk L de Schaken yin L^hl^Ten- zelf ^rSalT' r/iet' ^ ^P61^"^ van >t goet Venvertlo rW afëezonderde ftukken in& erfpagt van ItT fPTt0 alt°^e tunl°&>Hre altoos zouden heobtn beÏ^J1*?' r v0°rbi;en§en' ^ efi, qua petimus ho. ^ff/ar*™, rem ahtpam vel jus noftrum ej!e. v. /.ar a J. de R V deeTSnlvln'f6 l^^11? de P°Me van deze P*1^, als gedeel tens van't geheel, dat», als onderhorige en van een en de zelfde nature en hoedanigheit zynde ftukken vin 'tToet Ven- T^TIT^V enaIsdusdani'ge ^zyn bewezen, ClZ d Jmpt: zal moeten overgegeven worden. *''m*' efe 1**l«*tis , quam efi totum, incumbat tllud %robaZL Pr*ter TtM L,L- an' ,Sl1 & l82" RePlice* te vernedoVj/T JgaAa .f0*"™^ ^ fur. Limit. De Monte. £ ft»**. Qjiibus add. Parhu C^.27. «. 13. ia. ir. 16 1 & Schomaken d. P. c«,. 39. ». 30. 31! 32. 32. W ciMnfchan8^^6 onbew^zene excePtie van eenegediftïngueerde fif^t Pu ?-r aPPe»)nente parcelen tegens zo veele doort L °'re Cn Pra^P«ve ftukken en argumenten ftrydig m dezen van geene refiexie kan zyn; Regulariter enim L X 2  fjS PartisQ_üartb ceptio dominiiei, «ui poj]c(!ario recuperand* poffeffionis agit, non elft*; nee dtfeÜe, etiamft in continenti probatio oferatur , tn eo admittuur. vid. fupral. Forfter. *y. ii. ». 17. 18. « 19. /«• Z--&. ,/ DZ>. Ii2. - J# »i? Wq/tffc Ga|i « , ejui deflinavit rem peter e , animadvertere debet, an aliquointerdiclo.pofftnancifcipofeffionem, quia lorge commodius efi ipjum poffidere, & adverfarium ad onera petitoris compellere. V. 24. f. de R. V. U 4 Gelyk de Imptn: zig van die raat bedient hebbende m boe poffeïïbrio, fchoon ook de Verwerde: met dezelve pares probationes voorgebragt hadde, als neen , daar in hebben moeten triumpneren als hebbende prater probatum dominium voor zig gehadt eene letituleerde pofeffte. Id. Forfter. n. nr Waarom de DD. ook van gevoelen zyn, dat eencolonus iultinerende rem ex titulo emphyteutico te bezitten, gehouden is , quamvis de amiquiori poffeflione doceat, dienzelven te bewyzen , Unde prins de titulo oportet difputari, cum alias non probatur peffèjpo ; Quam difimüionem non fotum m fummario f. recredentia , verum etiam m pleno boe pofleflbrio locum habere probat Rebuffus. ad Conftit. Reg. " tr de Caus. Benef. PoJJeff. art. t. 2. & 2. _ . '116. En wel voornamentlyk is, of wel anderzins onze coultumiere praefcriptie geen titul requireert , zodane titulaire pofteffie van noden in-en van deze geeftelyke goedren , volgens t gealleeeerde Landtr: dezer Graafs: Tit. 18. §. 4. Wat nu betreft des Verwerdes; laafte fuftenue van eene be- 517' wezene erfpagt, uit de politie en confeffie van wylen den Capitulairen Amptman Decker N. 24. ter Antwoort art. 233. &(e«*. en ter, Duplycq art. 323 feqq g'elicieert, en met eenige inapplieabele wetten op defzelfs qualiteit ^/bewezen, dien aangaande zullen wy met relatie tot de motiven deftruflyf ab art. 290 ad. art. 316. ter Repiycq alleen maar deze deciibire reflexien maken;; i. Dat uit alzulke pofitien en denominatien , op eene erroneufe en enuntiative maniere dikwyls geprofereert, geen contract eëinfereert en bewezen wort; . 118. Nominatio enim non attenditur fed ejfeÜus rei confideratur , «uia sonraUm wn.jHdisawrfecmdum formam verkortm, fed feeundumret  C o x s. XVIII. I73 uattiram, ut in limili cafu Decius Ce»/ lo*i, n i „.j Mantica A 7W. * w. * ff^f Traèl. Ltb. 2. 7. 22. ». 66. dC1' ö?> * Pat^ee,n Amptman, 57»dWr 0f Adminiflator (zo en als in cas fubjetf de Heer Decker geweeft, en die funöïe befchrev n is Dy de DD. aangehaalt door Speidelius inSpec. furtd. Pol». Htlior Capttuh , beftaande volgens de gëavoueerde politie van den Impt: q. q. uit y. Gravinnen Chanoirieffen en 8. Canoniken 120 by geen magt is buiten fpeciale qualificatie alzodane contraden tot nadeel van 't Capittel te maken, het zelve te bezwaren of het ouderegt, nature en poffeffie van een Capitulair goet in faveur t i 7'a f Z0daniS ook' dat zelfs g^ne Hoofden en Leden van ümverfiteiten daar toe zouden bevoegt zyn ° tefte «11. Bufio d. tr. kb. 1. cap. 6, ». 19 5 * 5 7 QualesfuntEpifcopi Abbatcs, Prtpofiti capitulorum, dioeCefium& Sl,7 A Umverf"ate™> cuiprafunt, novisrcditibufonerent, velveteres reditus ante confiitmos augeant &c. per Cap. ScienteV 3- & Cap. Proh.bemus. 7. X. de Cenfib. P P bcientes. Onder die limitatie nogtans, als tbid n ^ j neceffitas aut evidens uluta req^at accldeteZ^ '» oonfenju aut ft cotlegtu» non ^M^J^^A aultl'h, '• TV' n'l°' & ll' Men°eh. arb. quaft. Itb. z. cas. ïjz. n. z2. jfeqq. Waaromtrent het Oaroi van de fouvereine Staten , of die ha- **$ re plaa ze vervangen, als dan nodig ter gltr: plaatze n. z6. J- wo,t 1' 7 met,om2'Si]ghe,t te Verleenen ©erecommendeert wo,t, ut offietum bom paftor» tnonerandis rebus fibi fubjetlisnon tranBant, juxtz ea qua late DD. dtfputant m l 4. Codde LL 1 zelve d. cap. 6 n.11. in de alienatie van Kerke-goedren 124. en derzelver transformatie in emphyteuftn omtrent een S ** laat, die meer is dan een Amptman , als na regten verboeten mede vaftftellende, ^ mphyteufts.ft f^ics aUeLln^Lol ^ 3 domi*  374 Partis Q^vartje dominium per tam transferatur, per l. uit. C. de reb. alien. non alien. Jta ut faiïftm pralati abjque jufla caufa & juris folemmtatibus non prejudicet ecclefte arg. Cap. Venerabiletn. 14. X. de Except. Invoegen w y om deze en meer andre redenen op die generale politie van dezen Amptman, ,, dat voor eenige tyt aanScWte van Rathum eenige ftukken des goets Venverüo m erfpagt \\ zouden gedaan zyn, in hoe pojjeforio tot prejudicie van het Capittel niet hebben mogen letten. ; «xf Te minder, daaralzulke alienatie, oppignoratie, tranfmutatie en conftitutie eenes erfpagt van geeftelyke goedren , gelyk deze in quxü'ie juxta pracitt. DD. & De Cocceji. d. Difp. 41. cap. 5 § 1. alzo weinig buiten cognitie van zaken en decreet van deze Lantichap door 't Capittel zelfs , volgens Lantr: fuprac T. 18. §. 4 als van goedren minderjarige toeftendig, na t zelve" Lantregt T. 19. §. 1. buiten gerigts-decreet heeft mogen ge- fchieden. , , , . . Waar uit wy dan voor 't laafte dit gevolg opmakende met anders zouden konnen oordeelen , dan dat zelfs m dien by de Verwe: gepnetendeerden cas van erfpagt dezelve, als gedeflitueert van 's Lantfchaps oclroi, haar niets zoude baten; l%6. Gemerkt volgens het Lantd-R: van den 11. Meert 1 791. de diredie adminiftratie en difpofitie van-en over alle geeltelyke goedren competeert deHeerenStaten van yderProvincie, waar onder dezelve gelegen zyn ; 3i7 Zodanig, dat dezelve, fchoon Ae corpora van buiten slants lessen zonder confent van de Lantfchap niet konnen worden 128. verilieneert, vide t" Gr: Gelderfch Piacaat Boek 2. D. pag. 76. 120. 8°Én daar buiten veralieneert zynde worden dezelve gerevoceert zonder refufie des koops-penn: Lantd-R.-de anno 1 581. en 130 regres tegens den verkoper tot wharinge of interventie, volgens ' fententie van den Hove tuffchen de jefuiten van Embrik_ en de Gedesutdes: van Veluwen in Nov: 16Ö8. ergaan, en in Dris: J. Schraffert. Cod. Gelro-Zutphan. voc. Gecfieljke goedren §. gealle- ■ -geGelvk niet alleen alle geeftelyke goedren, Kerken, Kloof53I° ters. Conventen, Godtshuizsn en Geftigten te alieneren , be1 J zwaren  Cons. XVÏÏI. iyf zwaren en vermangelen, en fpeciaalnog het uitgeven en ontfangen van dezelve m erfpagt zonder des Lantlchaps confent niet fimpliciter by verfcheide lantlyke wetten verboden, maar daar tegens wel nadrukkelyk gcftatueert wort een poenaliteit van . nietigheit en onwaarde der contraóten boven de ftraf van regten, zo I32» tegens de Contrahenten als amende arbitrair. PI. B. i. D p. 301. waar van de redenen in 't Placaat van de Koning van den 24. fuly ' 5"6g. (buiten wiens confent eertyts't zelve ook volgens 2 D. 1. app. col. 174. verboden was) te vinden zyn. GeJyk daarom een verwin van een geeftelyk goet zonder con- 13^ fent van de Lantfchap in Meert 1591. is nul verklaart, dt®. 2. D. p. 29. Zynde verfcheide exempelen by den hooggeleerden Heer H.Cannegieter in zyn Index over de 1. 2. en 3. deelen van dit GeU derfcbPl.B. fubvoc. G*e/? ^Als' wanneer de Verwe; zal konnen en moeten inpetit.rbmzt per eonjftluram ex folutione tribatorum illatam Fachin, Contr. L. i. 128. CatuLvcr.vrobaüonem exasiïffimam, Wefenbec Cons. z. n 83. 3 pro fundaJntofuaintenttonis doceren, en daar toe dan mede, e. ïermeinter probatie van haren utden eigendom konnen emploSen de Quitantien k N. 6. ad N. 14. & Ntfü geprodueeert dadeze JW^ parcelen tot d.t geeftelyk Cap.tulau e goet vooi heencn na hare eigene belydeniüe en geblekene conducne fwaar door zy tefie Molinaso ad Confuet. Parts. T. 1. §. 1. gl. 5- S2Q. (xvaai dooi ^ ^ho0ft hebbende, daarvandoor e'en behoorlyke titul obfervatis )uxta Statutum Rurale ebfervandts eedimembreert, en daar toe nu niet meer gehorende zyn; g Zodani" ook dat haar in dezen geenzins heeft konnen op.tuleren hetfinguliere en generale zeggen van deze of geene getueen tb N? IJ. art. f. fa. dat dt Scholte van Rathum deze parcelen; als de zyne en niet als pertinent.en van 't goet Venvertlo na die afmetinge zou bezeten hebben; Cum dommmm non probaturpcrfimplicempojTeffionem, ftiamfi teftes deponerent , Ttttum «Zjifoiüam rem pro f»o. Mafcard. Concl. 540. ». I. & %< *%ÊJÏen dalgeenezodaneexemptie en feparate poffeffie met .141- negative getuigen beftendig zou mogen bewezen worden, de quo Rei-lich. P. T- Cer.cl. 14. »• z6. Om alle welke en meer redenen, met ftudieufe ormffie van veele andre motiven, digreffien en fuftenuen ter dezer zo opereufe procedure voorgebragt, wy dan ook de Verwe: har^eventnele aftie ten petitoiren hebben willen voorbehouden , en dezelve in gebreke gebleven zynde eene beftendige pagt aan deze qusftieufe Venvertlofe parcelen te bewyzen, ondertuffchen moeten condemneren , om de poffeffie van deze opder, 23. Nov: 'iax. 1-726 fub Ut. K. gedenuntieerde parcelen , aan den Impt: q. q. 4 v/ederom oveitegeven en interuimen met vergoedinge van alle geledene en wyders nog te lydene fchade en intereffe, tob-  Cons. XVIII. i77 tms enim non reflituendo pej!ej(ionem ad ejus reflitutionem fimul (jr ajtimationem ejus condemnatur tanquam invafor atien&poffèfiionis, Ji ufque ad fententiam reflituere detretlet v. /. pen. Cod. heat. Balthafar. P. 4. Ttt. 20. Pr. Rei. 1. n. 10. Harpregt. Refp. 60. ». 57. 61. 88. 92. & feqq. Zonder dat wy over het petitoir zelfs, tegens de wederzytfe 143I conclufien ten pofïeffoiren alleen genomen , na regten hebben mogen erkennen, ut pturibus demenfiratum tn J. Schomakeri d. F. 3. Cons. 76. ». 2. cttm feqq. Hier mede de rationes decidendi voor genoegzaam' houdende by- 144. gebragt, zullen wy ons laaftelyk refereren tot een diergelyk geval tiuTchen zeker Kioofier ter eenre, en eenige bouluiden ter andre zyden geventileert, en ten voordeele van't eerfte uitgefproken, breetvoerig met folutie van verfcheide bedenkelyke objectien., in deze procedure voor 't grootfte gedeelte mede ervintelyk, verhandelt by en door Fr. Burfat. lib. 3. cons. 330. alwaar de fuftenue dezer bouluiden tanquam coloni perpetui , jus in terris habentes afgekeurt en verdaan is, datze waren [implices, temporales, partiarii, & ad beneplacitu>n monafierii amovibiles, 'Op welke aldaar hinc inde voorgebragte motiven in terminis met d'oppofitie van de Verwe: overeenkomende, het Kloofter in poffelforio plen irio gemaintineert is. 'Twelk overmits zo wel als de pojfeflio titulat* ten ordinairen Gerigte en niet te Hove tegens het ter Duplycq voorgewende gevoelen van de Vei we: volgens de Cancell: Ordening art. 30. vergeleken mets' Hoves Regl.- van 1 736. an. 40. 41. 42. & 43. en confonante traditie van Schrajfert tn Cod. Vol. 2. Ce. art. 30. Ttt. art. 40-43. gehoort, hebben wy de Irnptn: in hoe pofiefforio dan ook donec rea agat & obtineat moeten maintineren, en dezelve als eene temeraire oppofante in de koften van deze procedure na ingekomene juftificatie van de Irnptn; door cumulatie van hare petitoire fuftenuen en producten , zeer wyt en breet g'extendeert en veroorzaakt, condemneren om dat uit infpedie jjfc en informatie van die daar by overgelegte bewysftukken haar, fchoon deze zake dezelve van de dode hant aangekomen is , de ogen dermaten g'opent zyn, dat zy niet langer hadt behorerj te opiniatreren in die gerequireerde reftitutie van de pofïèfïïe Y de-  J78 P A R T I S Q_U A R T IS. ^Slffi^^«niteerf. condernnat, van zelfs yA„ openbaar wort de reden, welke ons bewogen heeft tot de com -147' oenfatie van de vorige proces-koften, Cum , ut verba pral. 13uHati rib as capitftli ceder e debaifet. XIX. ADVYS DECISOIR. I /^f, hoedanig, en wanneer een pagter of 1 ) bouman een ingepagt Erve kan blyven bezitten voor de koften van die daar opgedane timmeringe , met de gevolgen en aankleve van defzelfs taxatie, cautie liberatie van bezwaar, oblatie en condidie van die daar op ^rc^gevolgdeconlignatie der liquide koften; alle tot een voor-en onderwerp hebbende den Titul, De condithone caufa daü cauja nonfecuta. En Quaeftie, Of en wanneer men poenitendo kan recederen k contraBu innominato datumque repetendo ? H. Van de requifiten en formulieren van op- dragten van goedren. III. De cmditione poteflatM, pofftbiü & impoJJIHu LY. Vtcompenjmonibus.. § u M-  Cons, XIX. S ü M M A R I A. 179 1.2. Attfa& Status quaflionis. 3. XT. Ultra id, quod in judici¬ um deduélum e/l, judxx non poteft cognojcere, 4. 7. 8. Definttio , caufa , fequela viT eftetius Tit. de cmditiione cauja data &c. ƒ. Et de a&ione frafcriptis -verbis : Quas »« Wf Romano ha- bet nomenclaturas. n. 6. 9. ZWw /'«reproduceerde de belofte van een innoroinaat contratt per fe geen aftie. vtd.rat. to, 11. Patium nudum quatenns a Roma- ms conjideratum & defimtum ? 12. Ratio & caufa contentimis inter P'agmaticos acriter nut*, «n m tontratitbus innomixatis paenitemice locus detur ? add. ». 40. I3'H Affrmativa coxtra a/ios ex jure etiam Romano clefenditur ; Uuamvis vuig* inter hoe & hodicrnnm jus quoad produtiionem atitani; ex nudo patio diftmruatur n. 20. v, n. 28. tffeqq. 15*. Ex iacito partium cunfenfu tn datione propter caufam, ei non Jecuta, ejus revocatio kabet locum v. rat. n, 26, 16. 17. 18. Quod autioritate DD prajudiuo, refponjo tfrationibus conprrnatttr. 19. 21. 35-. Quando h 99. Qui impojftbile in fe recepit, fal- tem tenetur ad interefe. 100. Quod idem efi in ctnditione non absolute impojjibili. 101. Quod extenditur. 102. Het is niet ondienftig voor partyen litiganten, dat een Rigter in cafum futurum dezelve prtevit komc 't informeren. 103. 123. Zonder zig over een in lite niet voldongen difpuit nogtans eenige cognitie aantematigen , of part yen prejudicie toetebrengen. 104. 107. Compenfatie van fchult is asquitabel, en in een defolaten boedel admiffibel, dog niet tót nadeel van hypothecaire crediteuren ». 108. nog ook ■ niet wanneer tot derzelver fraude een compenfable fchult g'obtrudeert wort ». 109. v. Re- fpms. ibid. alleg. iöjv In een zekeren zin worden de compenfatien ipfo jure gezegt te gefchieden. 106, Zodanig ook , dat dezelve , fchoon voor de fcntentie niet gea]legeert, poft rem judkatam zelrs m termino executienis zouden mogen geopponeert worden. 110. Argumentatio de creditore hypo* thecario ad ceffwnarium generaliter non procedit, 111. Exceptio compenfationisadverfus ceffwnarium a de bit ore oppofita & diverjimodc cxplicatu ita intelligi debet, m femper fit falvum jus tertii. r 12. Quod applicatur. 113. -Een contraherende party mag in weerwil van q'andre ob moram comtmffam van een nominaat contract poenitendo niét reiïlieren. 114. Maar is daar toeaéïione ad contraclus implementum gehouden per II ibid. rationes n. 11 f, remiffwè. 116. Re nondum tradita pretiive non folutb competeert den koper aCtio ex empto; 117. Vel pretii retentio. ■ 118. Quid juris tn re aliena vendita? 119. Venditor re evictd ad pretii refiitutionem non tenetur. 120. De rejolutiont contractus eX pacto commifforio vel addictione tn dien?. 121. 122. Of een getimmer buiten kennis van den eigenaar op defzelfs gront gefchiet , verloren , en aéliè ad rejïituéndds impenfas necejfarias aan een b, f, pojfejjór vergunt wort ? [24. De vergoedinge van fchade en interefle heeft in materia condictionis geen plaatze. [2$*. Condemnationi in expenfas quan* do heus datur ?  jgj PilTlS Q_ïiHTfi Tn zaken van arreft voor dezen Hoog-Edelen LantdroftenX Gerigte der Graaffchap Berghe ongedecideert hangende tuffchen de Heeren Deekenen en Canonicquen van het Capittel tot Emmerik^ Irnptn: in cas van arreft ter eenre , ende Berent de Creejf pro fe & nomine uxoris Gede: en Verweerder in 't voors: cas ter andren zyde ; Gezien , geleezen en g* examineert de Aanfprake ofte Juftificatie van arreft cum annexis a Ut. A. ad L. W. incluftve, van den 27. Juny 1741. Antwoort cum adjuntlts fub N. 1. & z. van den 2. Oftob.- dito jaars, Replycq cum antiexa Uit. X. van den z\. Nov: daar aanvolgende, en Duplycq naakt en bloot van den 13. Jan.- 174*- met die bygevoegde Protocellaria, beginnende met den zj. Juny 1741. en eindigende met den 26. Fëbr: 1742. alle refpecTive tulfchen Parthyen gehouden, en op voors: datums, welgltn: Lantdroftengere: 0vergegeven, in conformiteit van den Inventaris der ftukken van den 26. Febr: dito jaars 1741. door wederzyts bediende Advocaten namens hunne Principalen getekent, en deze Procedure bygevoegt, en op alles gelettet, waar op in dezen enigzins te letten ftonde. Weleltn.- Lantdroften-Gerigte met advys van onpartydige Regtsgeleerden doende regt verklaart, dat den Gedaagde fchuldig is te gedogen en toetertaan, dat die op den 18. Maart 1740. alhier in judicia gedeponeerde geldren ad 1420. gin: d Irnptn: wederom zullen uitgetelt , en by dezelve na zig genomen mogen worden, om daar mede te doen als met haar eigen , den ■Gedaagde daar toe als mede in de koften dezer procedure condemnerende, tot taxatie en moderatie van dezen Hoog-Hd: JLantdroften Gerigte. Aldus gëadvileert binnen Zutphen den 3. Oétob; 1743- f. SC HO MAKER. f.BRVINIS. Rede-  Cons. XIX. 183 Redenen van 't voors: Adrys decifoir zyn onder andren de navolgende. A Ivorens daar toe te komen, zal het tot een onderfcheidentJ.X lyke bevattinge van den waren ftaat en reden van befliffinge dezer procedure nodig zyn, dat wy aan d'eene zvde eeniee voorafgebeurde zaken ter neder ftellen , en dan aan d'andre zyde befchouwen, wat tuflchen parthyen collitiganten daar uit errezen, gehandelt, en een onderwerp van decifie geworden is. In d eerfte plaatze hebben wy ex aüis bevonden, hoe dat de *• Irnptn: qe. als by de fententie, zeker praabftdylyk erf of bounof Kaaltjens goet gnt: onder deze Graaffchap, boerfchap Azewvn gelegen, en by Gede: en zyn voorzaat Hendrib Derxen eeniee jaren m pagt gebruikt, en by des zelfs expiratie een notable ia: ten agtren gebleven, wederom aan een ander hebben verpagt i En aan den Gede: verweigerende 't voors: goet 'tontruimen eer en bevorens hem als gepraetendeerden eigenaar van zeker get.mmer daar op ftaande 't zelve wierde vergeet, by geriststóe van den 10. May 1738. fub A. onder een preliminair Soteft van geen verphgtmge bifee in frbftantia -verbis g'ofFereert Om dit genmmer voor zo ver den afgaanden bonman ,, Herent de Greef en zyn huisvrou daar aan mogte bereetietzvn tot aflnydmge van alle cavillatien te zullen voldoen ter tax* 5, atie van onpartydigen. Mits en onder die conditiën; i°- ,, Dat den Gede: hier tegens het zv in gelde of bv „ compenfatie ten behoeve van Irnptn: of 't Capittel werke- lyk betale de liquide pagten, die van dezen bouhof tot Petri 1738. incl: verfchult en ten agtren zyn. 2. • ,, En dat hy het getimmer van 't judicieel bezwaar wer. ,, kelyk vooraf zuivere en ten protocolle vrylevere Dat den Gede pro fe & n. ux. by acle van den 21. 'dito maants en jaars daar op zig mede aan dezen Gerigte geaddrefieert en die by Imptn: geproponeerde manier van taxatie geaccept'eert heb-  S, Xen^egensW be.yflylt '"' tenn^vGnerBveer7o"gensook zal bezorgen , dat tegens » D, 7 ?„ h«leen dln zeiven daar aan te boven zal zo\\ bm1„':^et™tim^van alle latten behoort* *«* B»11 vert. ï'iUm» <* leir' mutua prétftationts Na dat dit ^fe:/fderzr^dic Scfp^ocque v%inge voorafgegaan en een yde zig r fa B aJ yor. aldus ^^ «.^ van den zr. ders na twee refpeclive ^mie p^tgeldren en even- April i7V> zo 'en fine v*? ™£die nafejeaie der exceptuele voortgang der executie, als van d,e na j ^ tien geordonneerde handelwyze ovei pomc fi . f° nis *4 ' e"{1^™ vTgÖ K eï in « Appel by van d'eerue .f. twede m^MfJ±"-J°£™de betalinge der Dat den Gede, «gem dei lmptn- g«ffl« ^ ^ 8 gepretendeerde veibete.mgev,-niB h daar m onpartydig zal garneert, „ " ™lo'fïe" t „n , het geii„ ofte opdaande bezwaar ten P10'0™ J« T - düpofitie l bliefde erve ntetale o eh k £ , " ^'^tUTgUtoge van alle hinder en fehade reets door >; |rz*s van H ge.imnrer ter fa, van Die voors: gedecteteeruc teffens _ ï42o. gin: daar op wel gevolg ,i^ die da J zwur donneerde li^^tie van defzelfs jud ci el& £ e vergee?e .gtergebleven zynde hebben linj ^ ^ ^ proba. requifitien/** /. £ *' *° 1 dezFe en Rene falutaire proteften, en tie van den eigendom onde\ó^ ™J ffliciXem & poenam  c ö n s. xix. i8y 'dat deze penn.- na voorgaande defalcatie der verfchulde pagten kragt compenfatie aan hem zullen worden uitgetelt, zo dra, en eerder niet, dan 1 ° • Dat het getaxeerde getimmer van alle gerealiseerde bezwaren zalgezuivert, 2 0 • Den vollen eigendom daar van op Gede: en zyn huisvrou bewezen , En 3 °. Het tranfport na Lantr: ten behoeve van 'f Capittel vry gele* vert zyn in die fiaat, als het by taxatie opgenomen en bevonden is. Daar toe hem Gede: nog tyt van 6. maanden verleenende, en wel nadrukkf'yk. haar voorbehoudende de vrye magt, om by ontflentenifie v.tn dien deze gehele gedeponeerde Ja: (waar aan zig het dominium tot die reële overtelltnge quamen te referveren) wederom Hit het Gerigte te Hgten en na z'g nemen &e. Den Gede: a parte fua in gebreken en volgens defzelfs betui- 2, ginge onvermogen zynde gebleven 't geen voorlT: te konnen prsefteren, hebben wy in de twede plaatze moeten in contemplatie nemen, of den zeiven door deze en geene squipollente, dog niet fatisfacloire aóïen heeft konnen beletten, dat d'lmptn: deze hare propt er caufam alleen gedeponeerde penn: niet wederom zouden mogen condiceren en ligten; Hier over als het eigentlyke ware onderwerp van den ver- 3. fchil-ftaat tuffchen Parthyen acriter & operofe gedifputeert , en hinc inde geconcludeert zynde, hebben wy met pretentie van andre impertinente middelen en devierende raifonnementen dan ook alleen in judicando daarop mogen en moeten letten, cumultra id quod in judtcdum deduüum [e extendere aucloritas judicis non poffit. I. 18. ff. comm. div. En ons als met de hant geleit bevonden na de regte zetel van deze materie en decifie, 't allergevoeglykfte geplaatftonderden Titul de condiüione caufa data caufa non fecuta, inciderende in de difpohtie van zodane contraclen , welke, offchoon geene zekere a eigenenaam en gedaante hebben, nog ad certum cmtracluum genus gerefereert worden, egter atlionem natura fua convenientem voortbrengen /. 7. §. 2. ff. de paft. I. 1. § 2. 3. de Prafcr. Verb. Daar in voornamentlyk beftaande en uitgevonden , dat den geenen, welke ex contra®» inneminato verbonden 3 en zyn be- Z lofte  ,36 Partis Q_u aïti lofte te volbrengen in mora gebleven is, des te fpoediger daar toe gecompelleert worde. Öf door eene in de Romeinfche regtsgeleertheit zo genaam5. de atlio prasfiriptis verbis (zynde een eifch, waar door yts, 't welk geen zekre naame of aótie hebbende, door verhaal en omfchry.vinge van woorden uitgedrukt, van een ander gevordert wort, ^* ook wel genoemt atlio in fatlum, atlio civilis , incerti of incerta) tot werkelyke adimpletie van zyn wooit /. 5. ff. deprafc. verh. 7. Of door deze voors; reets gemelde conditlio (zynde een eifch, waar van ymant zig tegens den genen, welke van hem , om een zaak te veVrigten, daar op yts ontfangen, dog't zelve niet uitgegevoert heeft, kan bedienen) tot reftitutie van het ontfangene l' $■ Pr- ff' ^e eond. caus. dat, c. n. s. Waar uit volgens die wetten, als daar van te zien in l. 1. in & fin. I. 4. & 5- C. de rer. perm. dan dit gevolg als van zelfs wort opgemaakt, dat het in contraüibus innominatts aan den geénen, welke aan zyne zyde voldaan heeft, mitsdien gepermitteert is poenitendo van het contraói te refilieren , en het gegevene ante implementum alterius wederom te repeteren ; Quiaincontrattu do utfaciasw/ agitur exprejfe, ajuntDD. ut caufa fquatur ; Hinc fimul id tacite agitur, ut fi caufa non fequatur, repetere datum liceat. v. DD. paffim. ad h. t. q Dan vermits de jure Romano de belofte van een innominaat contracl per fe geen actie produceerde, maar dezelve by de Ruj0 meinen geconfidereert wierde, als een patlum nudttm, quod juxta I, explicationem Cl. J. H. Eöhmer de Atlion. fetl. 2. cap. 7. §.6. de' ftitutum ejt i/la folemnitate formularia, quam leges ei prafcripferant ; ita ut antequam unus implevisfet, contratlus non diceretur , niet dat effect, dat voor het accomplitTement van eene, aan beide, en naderhant aan den geenen alleen , qui adimpltverat toeftonden facuhatem poenitendi & datum repetendi; Zo is daar uit in foro tuflchen de Praclicanten dit dubium ontï2" ftaan , en pro & contra gedifputeert, an hodie in contratlibus innominatis poenitentia heus detur? om redenen, quod moribus nodris ex patio nudo datur atlio, daar uit deze illatie of confequentie dan formerende, dat in alzulke reciprocque contraden en promeffen tot wier agtervolginge den refraclairen kon en moefte ge- con-?  Cons. XIX. 187 conftringeert worden, geene poenitentie en gevolglyk geene revocatie van 't gegevene plaatze hadde. En of wel de meefte Regtsgeleerden excepto B. Carpr. P. z. Confi. 32. Def. 23. & difiinguente Struv. Sjnt. iur. civ. Exerc 6. th. 32. & ib. in not. Muller. Ht. e. misleidt door voors.- rede- y nen, voor de negative inclineren, zo zouden wy nogtans liever I3*. 0!' affirmattve by den doorgeleerden en wydberoemden Heer H. De Cocceji in Exerc. Cur. torn. Z. dtfp. 17. de jur. circ. afi.imperf. feil. 3. toegedaan blyven; Wanneer Hy aldaar §. 1. & multis feqqt het jus Romanum in dezen opzigte kragtig defendeert, en niet weinig d'onkunde en dwalinge van Mafiertius in tr. de Juft. LL. Rom. ex ignorantia z>cri obligaüonum principii voortgelproten, taxeert, en daar tegens met iolide en Jchrandre redeneringen aantoont, hoe dit axioma Romanis proprium : ex paüo nudo atlionem non dart, moet begrepen v/orden, te gelyk bewerende, en met excmplen illustrerende, quod hoe fit ipfum jus natura , & in tota hac juris Romant dntlrtna nihil inveniatur a jure , ratione, aquitate , aut honeflate altenum. Wy zullen alle deze menigvuldige argumentatien alhier d* onze niet'maken, maar met relatie tot dezelve alleen ex §. 32. ibid. c'ttt, a prd. Aut ore LL. het daar voor mede houden ; Quod hac doürina juris Romani cenforiam eo minus virgulam mere- l\. tur, quia in plerisque caufis, in quibui aquitas & animus tbligandi apparebat, ex nudis quoque patlis Pnetores atlionem dedere. Uit kragt van deze en aldaar meer andre drangredenen hebben de voornaamfte en meefte moderne Regtsgeleerden zelfs ex tacito partium confenfu in datione propter caufam dan ook van gevoelen geweeft, ut, quamdiu caufa nonejl fecutai liceat revocare, quod iy. datum efi. Mae-is elr igitur, (verba doftif Ulr. Huber. fuprema Vrifiorum i6\ Cur 'a Exfenatoris tn Prsel. ad ff. h. t. circa fin. nojïra faciemus) ut cum Grotio dieamus Introd. jur. Ho 11. I. 3. c. 31. n. \o Quamdw 'oiciffim non efi datum aut faüum , in hujusmodi negottis poenitemits locus efi, quoniam hi contraUus rei interventu proprie fuam perfectionem confequuntur; per all, ib. DD. Et poft aliu: Bemque aoud Nautam nofirum dee. mfs. yo. pc reperiofuijje Curia 17fuprem* judiciumPofeeum, qui dedit, repetere, quamdw■■ alter non Z Z fecit  jgg Pa r t i s Q_u iets ftcit aut dedit viciffim, ut nee cogatur agere ad implementum faüi aut dationis reciproca adverfus alterum , in caufa Jelle Gerks Appellantis contra Ruird. Hendriks 1638. 18. Wy allegeren tot confirmatie van deze affirmative hier by acutijf. ICtum S. Stryk. Tr. de Caut: Contr. fetl. 2. cap. y. §. X. & y. cum ait: Hoe enim tacite atlum , fi & tu a tua parte contractum impleas : Quod ft paratus fis implere, contra bonam fidem agerem , poenitendo vel dare nolle vel datum repetere. Quod ft non pofjis vel nolis, cejjat conditio promtffionis , illic fort e cafu, bic vero culpa & contumacia tua, ergo poenitendi lictntia mibi non adimenda, qui in hunc eventum me nunquam obligavi, daar toe citerende zeker Refponfum van den 13. July 16.77."ad facti fpeciem ib. relatam a Facultate cum ratt. dubitandi & decidendi datum. '29. Immers en te meerder moet deze by ons gëampkaeerde affirmative opinie*'» foro mede prevaleren, wanneer de faculteit van condidie of repetitie ad evitandam comroverfiam de quibusdam moribus poenitenüam excludentibus expreffo partium conjenfu geftipuleert en gereferveert is, juxta ratiocinationem pral. Stryk. ad h. Ttt. 4. 20. § En^ffchoon Groenen, de LL. abr. ad l. y. ff. h. t. 't gemeene ' voetfpoor der diftinguerende DD. inter jus hediernum & romanum, epuoad nroduetionem actionis ex nudo pacto navolgende , van advys is dat geene zodane poenitentie in contractu innommato aannemelyk is, zo voegt Hy 'er egter ex LL. alleg. by deze em2,1 phatvcque en notable modificatie : nifi aliud actum appareat. 2,2' Wy zullen derhalven in cas fubjed, daar expreffe refervatien ' (de q'mbus infra) van eene eventuele condiclie caufa non fecuta by deze conditionele en reciprocque handlinge gefhpuleert en g arrrëert zvn , niet nodig hebben te indageren uit de difpofitie van onze Gelderfe en ZutphenfeStatuten (willende, dat men in 23* decidendo by gebrek van municipale of provinciale wetten , oude welhergebragte gefchrevene of ongefchrevene gewoontens en derzelver analogie, in fubfidium zyn recours tot het civile of 24. Roomfche regt zal nemen) of namentlyk den genen, welke deze en andre wetten ex Corpore iflius juris pro fua intentione allegeert, verpligt is dezelver obfervantie te proberen? Gelyk wy, als het daar op in dezen zou moeten aankomen, dan  Cons. XIX. 189 dan gemakkelyk met applicatie tot deze affirmative hypoth'efe zouden hebben beweert, dat dengenen, welke zig op der zeiver 25". abrogatie fundeert, dezelve ook zou moeten daar doen , licet 26» etiam probaverit, quod ter multa annorum luflra nemo harum LL. beneficium imploravit, uti probant. DD.apud Jer. Frankenb. in prax. mod. of Rechtsfpruchen. lib. I. par. 6- vid. eleganter decifam contro- a% verfiam inter JCtos Kulpifium & ï?chilterum agitatam a Clar. B. G. Struvio Hiftor. jur. cap. 6. §.39. & in not. ibid. conf. Stryk. ad Tit. ff. de Reb. cred. §. 4 Invoegen dat wy dit regt van repetitie a parte dantis niet zo 28. zeer ex principio iftius juris, quod ex nudo ceu a parte accipientis imperfecta patio , in mero tratlatu confiftente , actionem denegabat, als wel ex fonte juris naturalis, quod contr act urn fynallagmaticum ex utriusque partis confenfu perfectum jervari vult, deriveren , & quidem ex duplici caufa: Primum enim negotium , quoad jus dantis, perfectum non 5, ^ efi, quia non dedit animo donandi, fed ut alter visiffim praftaret, quo- ,0( ufque igitur hic non praftitit , imyerfectus efi contr act us do ut des vel do ut facias. Cum itaque ex negotio imperfecta dans obligatus non ft, certum efi g 1T eum poenitere , (tr repetere pofte. Deinde, quia non eft tale fynallagma , vel factum tale, quo accspien- 32,. tis jus integrum effe defiit ; Illi enim nihil decft, fed danti j Nee minus ille, fed plus fuo habet, & accipiendo fe danti, non dantem fibi obli* gat. Igitur cum dans neutiquam fit obligatus, & dando non fe alteri, fed alterum fibi obligaverit, manifefium eft, ipfum omnimodo rem dam tam condicere & poenitere pofte: XJt ita ratiocinando feque remittendo ad fuperius deducta egregid judicii fagacitate hec obfervat , & aliquot caftbus cjr exemplis exornat pral. Dn: DeCocceji. d. Difp, 34. fect. 4. §. 2. 3 cum feqq. & fect, y. §. 2 3. & 4. In zo verre ook, dat Hy aldaar tegens 't contrair gevoelen van beroemde Regtsgell: 7. met kragt van redenen ftaande hout, 23." dat zelfs den erfgenam pouvoir heeft, om van zulken contract, quamdiu caufa a parte accipientis fecuta non eft, & fic omnis obligationis caufa ex negotio imperfecta quoad ipfum deficit te mogen poeniteren, Merito add. M. Welenbec. in par. ad ff. d. t. m 2. hac fequentia: Cum enim, inquit, tibi dederim rem meam propter eaufam, ut aliquid des vel facias , certe ex aquitate naturali obligatus Z 3 *v9 ■  lQo Pab.tis Q_u a r t je es, ut aut impleas caufam, cnjus rcfpectu tibi dedi, aut fi nolis , rcddas mihi quod proster caufam accepifit, ns re mea injufte contra vo~ htntatem meam lecttpletere, quia ex aquitatis obligatime datur mihi jure civili condictio caufa, id efi, ob caufam dati , eaufa non fecuta l. i. 2. 3. 4. 5- & tot. h. t. fi videltcet non ftes cenvenüoni & moram facias l. 3. §. i. d. t. add. n. 4. ibid. %f' Zulx, dat, fchoon moribus de poenitentia geen plaatze hadde, egt er deze condittie daarom zou moeten ftant grypen , ita ut non tam ex capite poenitentia ea obttneat, fed quod alter fua promiffiotii haud poffit vel nolit fatisfacere, id. Böhm, de Act. d. fect. 2. cap. K. §■ o. & in not. ht. J- Hier vorens hadden wy deze condiótie kragtiger aangemerkt, ft expreffe condicendi facultas refervata fit , dog den vermaarden Regtsg:: Lauterbach. in zyn Colleg. theoretico-praet. ad h. Tit. de cond. c. d. c.n. s. toont met authoriteit van regten en derzelver Hoog- 5(5. leeraars §. y. aan, dat defzelfs regt genoegzaam ex tacita con' ventione voortvloeit, Cum expreffio e/us, quod tacite ineft , nil ftngulare operatur , nee facit novam formam nee conditionem contraüus. By al het voorff: mag met regt nog ter confirmatie gevoegt worden 't geen den fchrandren Regtg: Schilterus in Exerc. ad ff. Exerc. 24. §■ i. 2. 3. & feqq. gewoon zynde d'out-en billikheit der wetten in hare beweegredene grontbeginfelen na te 3 7. fporen, hier omtrent obferveert, en exferie EdiBiperpetui & Pand. aantoont , hoe dat den Pretor Romanus exfatli contingentia allereerft de condictie of repetitie in die zoort adverfus eum, qui dati contraüum non adimplevtt, caufa rei faclive profiatione non fecuta , heeft verleent en voorgeftelt; Vervolgens aldaar § 4. conform het confonant gevoelen van den werehberoemden H. Grottus tot folutie van die daar tegens in compellendo promiffore ad impletionem contractus propter Mem datam ,perfidis etiam fervandam .gemoveerde objectie deze decifoire redenen aanvoerende, cum ait: 38 Fieri etiam pafe , ut quis a verfidia vacet, nee tarnen faciat > quod ' jtromifumefiy adde, aut repetat, quod datum eft, defectu fc. conditionis, quo eventus ofiendat , nullam effe obligationem , ut qua non nififub conditione contracta fuerat: Nam unius «jusdemque contractus capita fingula alia aliis tneffe videri per modum conditioms , quafi exprefiumefet} hac ita fasiam, & fi alter faciat, qu* promifit s Q*t*  Cons. XIX. lF)1 adjectio c'f'fe, eb quam datur , conditionem continet. I. 7. C. h. t, l. 2ƒ. C. de trans. Recte igiter, ita poft pauca § f, pergit Auctor, favet hic legis- 39? lator ei, qui ex fua parte contract ui fatufacit, ne deterioris condttionis fit altero, qui non implet & cum alterius damno fit locupletior. Vermits dan nu de queflie, of men poenitendo a contractu inno- 405 m'tnato datumque repetendo kan recederen ? moet verftaan worden quando ex contractu do utfacias obligatus facere non detrectat, d. Auóï. feq. 6. zo zal alle zwarigheit in cas fubject, daar den Gede': 41» qua promilfor, zig buiten ftaaf erkent en in culpa is gebleven, de Irnptn; qua dames, voor alle evictie ten aanzien van des getimmers gecontefteerden eigendom en judicieel bezwaar te caveren en aan zyn engagement te voldoen, weggenomen , en daar uit deze confequentie op te maken zyn, dat dit regt van repetitie, ongë'agt des voors.- getimmers reets gedane opdragt , niet te 4a' min ftant hout.- Waar toe niet ongevoeglyk zou konnen dienen die aldaar in l. fin. f. cond.c. d. c. n.s. gefigureerde ciïus pcüüeinperfinaStickiin verb: Finge enim alienum effe Stichum , fed te tarnen eum tradidifie, repetere a te pecuniam potero , quia hominem accipientis nonfeceris: Etrurfus, fi tuus efi Stichus & pro evitlione e,us promittere non vis , non liberaberis, quo minus a te pecuniam repetere poffm. Welke wet ofwel ob occultatam decidendi rationem wat donker 4.1* fchynt, zo hebben welglte: Heeren Schilfer: d. I. $ 9. IO tl 12. 13. €^14. Struv. ad d. t. th. 12. & Muller, ib. lit. B. nogtans alle dubitatien ex pratenfo empti-venditi contractu gefoi meert of dezelve in faro Germanico wel practicabel is, door g'illuftreerde andre gevallen en explicatien ten eenemaal weggenomen; Cum nulla hu/us rei alia ratio efi, ait d. lit. B. quam ubicunque Ad. actum fuerit de re danda , feu, quod idem efi, dominio rei prttfiando, quantumvis pecunia intervenerit, illud contractus (fc. innominati) genus nominatum efe. Nam, ita paucis interjectis : rem prtfias eam tradendo, traditione dominium transfers, fi es dominus , fin minus prafiare teneris evitlionem , vid. d. lit.B. Allegatos DD. aliter hafce 45-.' difficultates folventes, ad quarum rationes & feqq, thejfi 14. iy. ep-c. brevitatis erg» nos remittimus. Wanneer men nu die inprinc: ter neder gefielde ftatus qutftionis 4&. met-  jgi PARTIS Q.BARTJE met deze dispofitie van regten eens vergelykt, en met alle vordre ter procedure ervintelyke circumftantien daar op toepaft , zo zal daar uit eene zodane ontwiftbare juftificatie van der Imptn: eifch en conclufie, by ons in decidendo buiten andre gequaïftioneerde fuftenuen alleen gevolgt, moeten elucefceren , dat wy onze redenen van decifie daar mede zonder fpeciale nadre de-. dudie en adftructie van zaken en regten voor voldongen zouden konnen houden. it.7. Want alle de requifiten , ut hac condictio loeum habeat, in hy' totheli alhier concurferen ; beftaande juxta citt.- DD. quorum inftar omnium fufficit folus Struv. d. t. thes. y. i° • Vt aliquid^ fit datum five vefe five fitte, ob caufam futuram heneflam, feu oh conditionem , ut nimir. rurfus quid liciti detur aut fiat , exprejjam, feu an quid {ut J. S, SchoepfF. in fynt. f. Rom. & For. ad h. Tit. de cond. c. d. c. n. s. ex cit. Lauterb. probat) naturaliter fit datum, an vero quid remiptm, vel per chirographum promifum fit. 2°' Vt hac caufa, ob qvam datum, non fuerit fecuta Non autem fequitur, ita §. 6. feq. explieat Auctor, eattfa, vel quod non pojfit fequi, vel quod poffit quidem fequi , fed aut accipiens ceffet implere promifum, aut, cum, qui dedit, poeniteat. A8 In zo verre ook, dat als dan de repetitie , fchoon ook den pro' mittent of aannemer veerdig was zyn belofte te vervullen, en daar toe reets pi Eeparatien maakte, plaatze grypt per DD. ib. in not. Muller. Immers men begrype ook de nature van deze controverle handelinge, zo men wil, en applicere daar op het gededuceert regt of aclie tot die gelibelleerde condiclie ten dezen efleóïe of niet, 'tisnogtans buiten alle twift en by parthyen in confeffo, dat 'er tufichen haar een reciprocq en conditioneel verdrag ten opzigt van dit getimmer en de manier van defzelfs piseftatie,. ceflïe en betalinge folemniter gefloten is; Dat derhal ven uit deze 't zy fufpenftve, que actum plane perfi- ^ ciendum confert in eventum faturum, 't zy refo/utive conditie , qua actum jam perfectum fub futuro aliquo eventu refolvit. I. Z. de tn di-m add. I. i. de L> Comm. volgt, dat dezelve als de finale en impulfive oorzake van deze depofitie niet agtervolgt zynde, het *0, geconditioneerde by nader gevolg ook moet cefferen , ut D auc-  Cons. XIX. 193 auBoritate LL. & DD. reBe ab ABorttm Adv. D. Dre. Hoevel Replices art. 102. & 103. firmatum , & art. 113. feqq. porro demonfiratum ; Qwd ille, qui fidem contractus correfpeclivi etiam in minima parte jf I * non adimplet, facit, ut pars adverfa liberetur,, placitaque obfervare. non teneatur, rationem ibid. ex a/L Surd. & Carpz. affignando, ya; qttia contractus implementum eft fcopus ctf finalis caufa , quee partes utrinque ad contrabendum movit, h&c fi ceffet, etiam effectus cefi'are & contraBum refcindi necefe efi. add. Barbos. voc. conditio fere per tot. Dat nu onder de accidentia contractus mede behoort eene con- 5*5« ditie, en dat dezelve alhier ervintelyk is non folum in tacita, fed expreffa mente contr ahentium blyft ontwiftbaar ex particulis contr actui adjectis nimirum fi, ctim, nifi, poflqttam, donec &c. v. Lauterb. Comp. ff. aiTit.depact. 1.1. &ib. Mollenbec. innot. var. n. 102.103. Dan gemerkt het tot narigt van beide Parthyen niet ondien- ƒ4,2 ftig zal zyn eenige exceptien hinc inde voorgebragt, aanteraken, en vervolgens 't onderzoeken , of den Gede: van zyn mutueel engagement door die in actis aangetogene redenen uit verfcheidene hoofden gemaakt zodanig ontflagen is? dat de Impt: daarom hare conclufie zou moeten ontzegt worden. Zo zullen de navolgende poinclen wat nader moeten g'examineert en gerencontreert worden. 1 0 • Of den Gede: door die gecedeerde of g'agrëerde prsefe- yy. rentietotdie fubpr&fatis conditionibus falvoque, cafu quo , jure domin'ti gedeponeerde 1420. gin: ante omnes alios creditores, fpeciaal zo van deHeerO.itfr: van der Upwich alsgewezene Admodiator van de Praabftdyelyke goedren ter fa.-van 1247 dlr:Cleefs, en van eene Willemina Banninks ter fa: van3yo. gin:, alsgeneraal van die geaccepteerde voldoeninge der verpondinge ter fa: van 32. gl: 1-1. (waar van de producten fub L. < Legefuftineertrdat fen Gede; deze op z,g B»^^^ tive conditionele conventie in forma fpeafica ot ten minnen Dy impoffibiS per .quipoUens adtmplenda h.da. moeten nakomen Tlh & D D eik in camp. Lauterbach. d. t. de paü ctrc. fin J^MoHenb. innot. vL «.119- - fimiliter Bu-bos.d.voc. condUit, -g 27; daar toe onvermogen, en in dien cas dat «*. W/V», behoorlvk uitgewerkt, en de Irnptn: daar door in ftaat & heeft, om te|ens een lantregtelyk tranfport van een eilendommelvk en vry goet het taxaat te betalen , daar van zyn ons nog préparatoire nog perfede aden van devoir gebleeken Want of hy wel deze twee crediteuren op die getaxee.de ia: heeft overgewezen, en verbotenus alleen aangenomen de veréi pondinge te voldoen, zo hadde denzelven ad prtftauonemfall* 6 • ncïpr "fverpligt zynde, 4», m ^entum juxta at. I .3.  Cons. XIX. ipj §. 2. f, de aB. empt. & Carpz. Pr. jur. Tit. 22. art. 3. ». 89. daar toe nog regt, nog actie ; Behalven , dat het Capittel daar door niet gëafiecureert, veel minder gëobligeert was deze hare eigene penn.-, waar aan't zelve zig, dtnec condüionem , fub qua depofitio faBa, intra confiitutum 63?tempus adimpleverit reus, den plenairen eigendom ea pendente tot daar en toe gëreferveert hadde, aan dezelve te laten uitvolgen; Zo dat de qusftie tuhchen de DD. an pecunia ad emptionem rei 64; immobilis deftinata , maneat adhuc res mobilis? hier niet zou quadreren, fchoon anders ex frequentiori DD. calculo het daar voorgehouden wort, dat, wanneer het deflinaium pro re perfefta zou gereputeert worden , dan die forma & finis in ipfa defiinatione moeft voorhanden zyn , buiten welke dezelve pro aBu perfeBo niet géconfidereert wort per 1. 17. §. y. d. AB. E. F. I. 166. I. 167. de r, s Waarom cefante h\c exprefa deflinantis declaratione het factum gy; en het faviendum ook niet per paria aannemelyk kan zyn. v. de ' hac quzftiene ventil. & decis. fel. cas. jurid. pract. Fr. Ign. Sever. Cent. 4. fect. 6. cas. 98. Immers den Gede: hadde dit factum hem alleen poffibiliter in- £fo cumberende, en niet d'Irnptn: als hebbende met zyne crediteuren nee veie nee quafi gecontraheert , en ook dienvolgens geen acne tegens haar nog zy tot deze gedeponeerde penn: competerende, voort konnen en moeten werkrtellig maken door middel .67. van citatie en cognitie tuffchen dezelve fuper puneto protopraxia , over deze en andre controverfe en illiquide poften per l. 33. & l. i6i. ff. de R. f. Als waar na en daar door d'Iropetrn: (als mede crediteuren 68. in judicia prasiationis generali ten aanzien van hare pagtpenn: mede gehoort zynde) tegens overdragt en ontfang van een vry en eigengoet aan hare zyde allereerft obligatoir konden gerekent worden. Gelyk zeer we] ter Replycq -art. 242. cum muit. feqq. aange- 69. merkt en aldaar wyders betoogt is, dat dit geit niet heeft het effect van penn: uit de gerigtel.yke diftractie eenes debiteurs goeMen behoeve van de hypothecaire crediteuren geproveni- Aa 2 En  Tqö" Partis (^ü a r t je En dat het zelve daarom ook na d'opinie van den Gede.- ter Antwoort art. 117. feq. & ter Dupl: art. 172. feqq. niet kan worden geconfidereert als het furrogatum ifiius diftraetionis \ 70. Want, indien dit geit van een en diezelve nature en conditie i was, moeft het getimmer alvorens a debitore oburato in ufum cre- ditorum 't zy formeel gecedeert, *t zy gëabandonneert, authori* tate publica aangeveert, en naderhant per curatorem bonts datum gerigtelyk gediftraheert zyn. 71. Hoedane diffractie nomine omnium creditorum gefchiedende door een aangeftelden curator, in wiens perföon zy alle worden gereprsefenteert, confequeert van zelfs, dat dusdane penn: tuffchen die crediteuren na mate hunner erkende preferentie en concurrentie deilbaar zyn. 72. Het welk hier niet applicabel nog ook comparabel is by alzulke penn: welke, ut recte diftinguendo obfervatum art. ï82- door een debiteur bv refuis van acceptatie in judicio met die intentie geconfigneert worden, om daar van den eigendom ficta traditione per manum mediam aan zynen crediteur, die dezelve ook te ligten bevoegt is, overtedragen , en zig per remedium oblationis debiti puri 7.3. & liquidi, qua juxta I.9. C. de lolut. ejfectum folutionis habet, van zyne obligatie te dechergeren. Zulx, dat van't een tot 't ander geval en daar op qualyk toegepafte difpofïtie van regten tanquam k diver/is niet heeft mogen . gëargumenteert, nog eenige reden van den Gede: bygebragt konnen worden, dat hy facto adverfarii tot het geen voorff: is verhindert geweefti 74, Hier door vervalt almede de critycq by Gede: pajjim ter Antw: en Dupl: tegens die by Irnptn: quafi in pgura verborum fictitiè gedane oblatie en confignatie van die getaxeerde penn: gemaakt, als of dezelve door die daar by g'accrocheerde contradictoire referven, conditiën en proteften van geene regtely^ ke operatie zou konnen zyn; Daar nogtans geene zodane contradictie nog conditie, als on■gëoorlooft, ommogelyk , nog in regten ftrydig is bewezen, 7S' maar au contrair in een geval , (daar Contrahenten in opzigte van de leverantie van het verkogte goet en betalinge van den getaxeerden koopspen; malkandren niet vertrouwende een ft- quefier  Cons. XIX. ip7 guefier juxta Fr. Curt. Tr. de Sequeftr. q. 4. «.13. Paul. Caftr.' Bart. & alios DD. ad l. 39. ff. dejolut. moeten adhiberen) toegelaten, en daar uit een actio depojiti fequeflraria juxta /. y. §.t. /. 12- $.2. depoi. geboren, waarom wy aan deze by Gede: verwillekeurde oblatie of depofitie niet zouden mogen onttrekken de equipollente en kragt houdende uitwerkinge van betalinge, 76. donec conditio, qua actum in ipfius eventum fufpendit, impleta fuerit ,• jQualiscunque enim fatisfactio , five ficta modo approbata a creditore, five vera, pro fo/utione efi v. /. y2. ff. d. t. En derhal ven onnodig zig over de name, actie of uitwerkinge van deze depofitie te bekommeren, Hodie enim nee de nomine nee de formula atlionis adeo amplius laberamus, Ji modo de ejus natura confiat, & obligatio ex variis caufarum f garis adeft. 2. En of nu wel den Gede: art. 70. by Antw: door die fub 77. O. gedane cefiie, zynde het twede dubium , heeft gefuftineert aan zyne zyde voldaan, en de Irnptn: daar en tegens verpligt te hebben gelykfals aan hare zyde het taxaat van 1420. gl: te betalen, zo hebben wy ons daar mede geenzins konnen conformeren ; Nadien daar mede niet voldaan zynde nog aan de onderlinge conventie fub B. nog aan de fententie fué F. de Irnptn: daarom ook om veele pregnante redenen (die wy art. 295. feqq. Rep]: gededuceert, kortheits halven voorbygaan) deze onvoldoende cefiie niet hebben willen accepteren,- Als zig niet veilig agtende nog aan den Gede: zelfs, nog aan die twee aangegevene crediteuren (wier pretenfien alleen buiten verpondinge en andre affeclatien fub R. veel hoger dan de getaxeerde fomma zouden belopen) zonder genoegzame fecuriteit te betalen; Cum prima folventis cura efje debeat, ut attendat , an etiam UU 78.perfona, cui folvit, tuto folvi potefi, qui enim alii folvit , quant cui folvere potefi ac debet, non liberatur, fed denuo folvere compellitur l. 1Z. C. eod. tit. Behal ven, dat in 't ft.uk van effeftucatiè of overdragt van een goet aan zyde van den koper zo wel defzelfs confent in ipfius ac- 79' ceptatione, als de magt van dien in ejfefiucante, quoad liberam va'eaamque rei tradiu & approbatam pcjjejfionem , non vero verbalem Aa 3 „„..  103 PUTIS (^CAXTI nudamque ejus abdicationem teflibus. N. Burg. de Evitt. c. y. Caft. de Sotom. lib. 4. Quot. contr. jur. cap. 42. n. 82. & Caball. de Evitt. $. y. n. 77. vereift wort, uti LL. noftratium probe gnarm Dn. F. a Sande Comm. de Efeftuc. cap. 4. & y. lette notavit; 80. Wanneer onzen na zyn doot opgevolgden beroemden Couftumier L. Goris in Supplem. ad d. cap. y. ». 1. zo ex] fermala cujusdam ejfeflucationis, cujus vetus exemplum pral. Sande cap. 2. ». r. 8x. fubjicit, als vervolgens aldaar d. e. y. ex /. jy. ff. de O. & A. ' aantoont, quod in omnibus rebus, qua dominium transferunt , concurrat oportet ajfettus ex utraque parte contrahentium. Ten dien probatoiren einde n. 1. & 19. ex eadem natura relatorum ejfejtucationi conjunttiffima defzelfs nootzakelykheit betogende en met onze hedendaagfche formulieren beveiligende. 8z Gelyk alom in deze Tetrarchie onzer Provincie immers voor ' den hogen Lantdroften-Gere: dezerGraafs: Zutphen, dit alout gebruik, zo by den eerden Referent gedurende zyn Stadtholders-ampt over de 20. jaren , als by zyne PredecelTeuren voorheenen doorgaans confueta formula alnog in agtgenomen, en den verkoper door 't wegwerpen van een ftokjen of pen van 't opgedragen goet onterft, en den koper, indien piefent is, door 't opnemen van dezelve daar aan wederom van gerigtswegen 83. g'erft en gegoedetwort vid. ea,quade jattufeftuc*, quafi (ymbolo quodam rei immobilts proprietatem abdicandi, non tam ex juris Romani decifionihus, quamreceptisquibusdam morum folemnibus ufttato habet d. Sand. comm. de effeff. in pr. n. 2. & Goris/ ibid. n 6. 84.. Waar mede vergelykt, 't geen Alkemade en Fan der Schelling. Difplegt. z.D. cap. t. §• Kt» 12 I?- & 15 Item cap. 2. J. t. z. & %. dien aangaande aantekenen, hoe dat men outyts in rte Nederlanden by t'overgeven van zeker eigendom ter geheugenis van dien in 't toekomende aan die getuigen, Lyfkoopfmannengnt: een glas te drinken overgaf, vermits men by mangel-van fchiift en zobere fchryfkunde zelden eenige overgiftbrieven maakte, 8y. Quia propinatio poeuli, tefie A. Matth. ad Ann. Egm. c. %6. ibid. alle?, d. c. I. 13. n -21. er at olim fymbolum traditionis. 86 Uit welke "by koper gedeclareerde difenfus en non acceptatie ' van het by verkoper aan hem in zyne abfentie gedane tranfport, •dan ook van zelfs moet volgen , dat het dominium van dusdanen • goet  C o * s. XIX. I99 goet in cas rubjeöw^by, engevolglyk ex bac emptione imperfect het pencul van dien tot lafte van zodanen tranfportant is verbleven ^ Cum res pereat fuo domino, v. Burg. comm. de per. & culp eat 87. 7. ». 17. Carpz. ,. lo8. ha ut opinio f Jee. £ 88. Gons. quam ex pmfuppofm utriusque confenfu in Suppl. cap. c. «. 22' , »'» *oc cafu non procedat. C«* »*« refragatur, qmd in thtR de jure contrarium verius putat 80. Stryk. decaut. contr. feU. 2. 8. §. 2y. Cum feit. i. cap. 4. f. 13. f*f - deper.&comm.reivend. in hypothefi^wtóTr »,ƒ n„ adfitptilando tarnen probat: qmd, ficuti pendente conditime nulla obligatie fit nt/i ad expeUandum condttioniseventum, itaquoque periculum^promiforis vel venditoris eft. 3. En hoewel den Gede: zig tot probatie van den eigendom des oqptveAntwgnergem ^P1'6^ g'reiW-t, enXS Pn l . j j f t 79' zy°e negative gefundeert heeft 't welk het derde dubium ,s, zo zouden wy niet te min d'affirmative daar van toegedaan zyn. "- Om dat den eigendom in een effeftucatie, als een nootzake yk gevolg ter veronderjelde verpligtinge ex natura reTtradfnl 9 hgt opgeflotcn cum nf dominus dominium, quod non hlbet non l7^'.TeXUO'f'deaC"- "r' ^•de^ft-t/Wsand': Schoon nu in de fententie van dit bewys juxtt cxceptionem Rei Dupl: ^,oy.geen gewag gemaakt wort, zo zouden wy niet te mm den Gede, daar toe verpligt ftellen, om dat hy tot Ktie OiC van het bezwaar des getimmers gecondemneert zynde uit een geproponeerde reden van des zelfs eigendom mede in da condemnato.r M?« begrepen ook confequfntelyk eb eandemratl- ' nemjuxtaRofenth defeud. c. Iz. concl.rg. ».',0. gehouden w« tot probat.e van dien per all. Grot. introd. I. j. » f, f * ^ Te meer, daar hy ter Antw: art. So. feqq! pofeert ert'die daar op geaccepteerde confeffie van d'Impt: art. 20/ V ' Z zyn Duplycq^. IIo. expreffe avoueert, dat dit fenmmer bv defzelfs antecefTeuren zou bezeten en hpm np^r y dienthalven toeftendig zvn ^ z?a Vrouw Door welke en andre'blote Hellingen, onaannemelykefuppo- fitiem  i00 Partis Q_ü art* fitien en abufive illatien ter Antw: en Dupl; geformeert, geen eigendom van een goet bewezen zynde, den Gede: als aan de wede- van dien laaften bezitter, wylen Henrik.Derkz.en getrout, overzulx gehouden en ook zeer ligt in ftaat was geweeft tabulas 02. dominii probatorias door een gerigtelyke opdragt, magefcheit of andre beftendige aden, waar door onroerende goedren g acquireert, gëalieneert en gecedeert worden, te profereren ,v. de varia dominii acquifiüone & probatione diftinÜe apud. Val. Gul. forfter. tr. de Domin. cap. pen. per. tot. 02 Invoegen, dat den Gede:, behalven die andre op hem liggende 5 praeftatien, met regt daar toe immers en in allen gevalle rot nenoeezame affecuratie pro evittione, zo van defcelfs voorzaats kindren of erfgenamen, als van andre pretendenten volgens de notoire maxime van regten, by meergltn: Heer Gons m fuppl. ad comm. de Effefiuc. caP. 6. zo ten dezen als ten andren refpefte'der rëele laften , «. 3y. 39- & 4\ gerigtelyk onderp.nt door afte of voorgaande affeïatie van en op dit getimmer verkregen mogten hebben of jn w èr p.ejudicie en fraude een compenfabele fchult door den mede crediteur g'obtrudeert wiert, quale exemplum exhibet idem 5. Leffer. fpec.xnA. med. f. & refponfo fupercafu, ulnper eom. Znratïne^ Wl" tenberg. anno 1710. dato, tllud exarnat. ^  C e n s. XIX. 2oj Zo dat het argument de creditore hypothecario ad ceffonarium I0I, buiten relatie tot eenig privilegie of hypotheecq aangemerkt, in dezen niet zou ftringerenj Interim utraque Pars, caju fereme) videre potefi hanc a Schilter. ad Tit. de eompens. Exerc. ad ff. 28. Lib. 16. Tit. z. §. 19. propofitam quaftionem, an adverfus ceffionart, urn exceptio compenfationis po fit a debttore opponi, qua poter at adverfus eedentem , diverftmode ab tllo alitsque DD. ibid. §. 20* Zi. 22. 22. & 24. ita explicatam , & intelligendam , ut Jemper fit falvum jus tertii. Uit deze onze aanmerkinge vermeinen wy te moeten volgen , n%% dat des Gedes: goedgekeurde compenfatie fub B. niet anders kan worden verftaan, dan tuflchen hem qua creditorem (euvenditorem ab una, en tuflchen 't Capittel qua debttorem & emptorem ab altera parte buiten relatie of extenfie tot'de-reële lallen des getimmers. Dermaten dat de adimpletie van die willekeur , waar .door als door des debiteurs perzonele handelinge geen nadeel aan der crediteuren uitdrukkelyk of ftilzwygent regt van hypotheecq kan worden toegebragt ,. niet van des Gedes, onvermogende belofte heeft konnen dependeren. Wat nu eindelyk betreft der Irnptn: fuftenue, paffm ter procedure ten fine en tot refciffic van haar met den Gede: conform fententie over dit getimmer en defzelfs voldoeninge gefloten verdrag gefoveert , daar omtrent zouden wy die redenen ten aanzien van derzelver geadmitteerde conclufie tot reftitutie der gedeponeerde taxpen: als op geheele andre gronden van een innominaat en k parte accipientis niet geadimpleert conditioneel 113'. contract beruftende , inapplicabel vinden tot deze nominate hancteimge, van welke, als een zekere gedetermineerde naam en uitwerkingehebbende, d'eenecontraherende parthyein weerwil van d' andre niet zou mogen ob moram ab alterutro in tradenda re' vel folvendo pretio commiffam poenitendo te recederen, maar ver- j . . pigt zyn aïlione ad contraflas implementum , cum interim , ut loqui ^* amant DD. obligatio tanquam in utero materno lateat , volgens het inforo aangenomen genoegzaam eenparig gevoelen , gefundeert op de difpofitie van de l. 13. C. de ait. empt. & l. fin. ff. de per. & eom. rei vend. En waar van de redenen van onderfcheit deswegen byge- lijf. Bb z bragt,  2o4 P A R T I S Q_U A R T JE bragt, by die hier boven aangeroerde DD. .konnen gezien worden, inter qu»s excellunt Stryk. ad d. lit. ff. de cond. c d. c.n.s. 6 i & §. 2. & de caut. contr. fett. 2. cap. 8. §. %6. Lauterb. comp. ff. d. t. depatt. Muil. adStruv. s. j. c. Exerc.iS. hb.xz. T. a th. 4. Ut. y. Mant. de t. & a. c. lib. r. 7. 8. ». 12'. 116 Terwyï ondertuflen, ft fc. res nondttm tradita vel pretiam non' dam folutum fn, niet aHeenlyk eo cafa (gelyk dit geval zig alnu mede gedraagt) den koper zou competeren atlio ex empto, maar 117 ook gegur.t worden pretii retentie per DD. cit. a Coren. cons. I§; n. zz & 23 ubi tarnen, cafa quo res aliena ver.ditafait, emptort actionem, ut liberetur, concedant. ibid. DD. alL n. 20. i,o Dergeftalte dat, fchoon den verkoper aan zyne zyde niet konde nog wilde den koper voor alle evidie affecureren , niet te min den zei ven re evttla ad pretii refiitutionem zou gehouden zvn, ut in-fin. pofi d. cons. 1.3. ex all. DD. probat idemCoven. junvatur P. Vromans de frr. comp. lib. 1. cap. 2. f. 14 etre. fin. n. 22. in nou H. Middel!, cum ib. all. DD. Louet. Recued de not arr. ad lit. A. n. 13. cum cit. ebferv. Brodeau , & Perez. ad Cod. T. de Evitt. n.zf. 'nao. Wy zouden te minder in d' opinie ad rrfolvendum contratium voor alsnog konnen overgaan, om dat we nergens een zodanen pattum commiffonum vel addtüionis indiem , quod contratim wef fe dicitur l. 6. §. I: f de contr. empt. vend. I. 4. pr. de L. comm, in deze bevonden hebben by der Partyen conventie of fententie geadjicieert te zyn, quo cafu extante refolutio (cujusjEl ejrconcL ■: diliinBe refert pral. Böhm. feü.z. cap.%, §. 86. Jeqq.) proce- d''zonder, dat d' Heeren Tmptn: tot deze hare gepretendeerde T2i annullatie van die voluntaire conventie, onzes oordeels , a pofteriori nu zou mogen te ftade komen-zodane d.lpofitie van regten welke medebrengt, dat een getimmer buiten kennis en ordre des Eigenars op zyn gront gefchiet zynde verloren wort,- ■ Om dat niet alleen dezelve ex ultro citroque contraftu vt jententit inito, en alzo door een neceiïaire obligatie tot vergoedinge van dat gebouw of getimmer zou gehouden , en den Gede. ot XWfc. zyn voorzaat, zhecn b. f. pofiefor, uti colonus, van t zelve na regten ook bevoegt zyn impenfas necefiarias te repeteren tfxt. j.  Cons. XIX. 205 30, J. de R. D. v. prttfat. Frankenb. pr. med. lib. z. par. 12. cum ib. add. DD. Wy hebben, ongëagt deze onze gemaakte private aanmerkingen omtrent die twee laafte pohclen, egter aan gene van parthyen aangaande derzelver contraire fuftenuen in jure aut faclo- nader voortebrengen, daarmede geene de minfte prsejudicie of atteinte willen geven , nog van dezelve nog van d'andre dubia, als geen bequame onderwerpen onzer decifie, eenige mentie, referve of reftrióïie by het ditlum fententia konnen maken, maar alleen moeten erkenen over het point eigentlyk tuflchen Parthyen in contentie, en by hare conclufien nominatim & limitate ad conditlionem caufa data [juxta alios dati) caufa non fecuta vervat. Welke, of fchoon wy om gëallegeerde redenen aan d'Irnptn: hebben moeten adjudiceren, zo hebben wy die daar by gecon- 124,1 tendeerde vergoedinge van fchade of intereflè, als wel een fèquele van het principale , nogtans voorbygegaan , zo om des Gedes putatyf dog ongegront regt tot die verweigerde conditie, als om de gemene traditie van regten , zodane intereflen in bac condictione refpuerende, ob ratt. apud Muller, in not. ad Struv. Synt. d. T. 4. lib. 12. th. 18. lit. q. & DD. ibid. add. pral. SchoepfF. d. t. n. 22. Wy hebben laaftelyk den Gede: zonder de minfte hsefitatie I2in de koften der procedure moeten condemneren , om dat den zei ven a parte fua in mora & culpa praftandi id, quod inter partes placuit, gebleven zynde, egter nog, (fchoon op geene genoegzame, men gezwyge op eenige probabile of aannemelyke gronden) zig tegens der imptn: zo regtelyke als redelyke "conclufie tot reftitutie hunnér eigene penn: gebandeert, en aan dezelve poft varios cafus poft tot certamina rerum die daar door zeer ligt veerdelyk veroorzaakt heeft, Ita, ut temerarius Utigator merito in expenfas Uns condemnandus Jiti ad vulgat. Bb 3 XX. AD-  205 PiSTïS A «, T JE XX. ADVYS DECISOIR. I. f""? en zake van fpolie kan of per Viam éliof^J nis of per modum exceptionis tam ddatoriè, quam peremptoriè g' entameert worden. II. Van defzelfs requifiten, en differente effecten eener condemnatie in caufa fpolü exceptie &r principaliter intentata gefchiet. III. Van Scbutttnge of Tandmge van beeften. in add. S U M M A R I A. ï. Tyrobationes fuper petitorio non -I- admittuntur in [polio. \> Duo extrema fpolii in cauja poffejjbria tantum probanda, waar in dezelve bcftaan? v> n. c> & 23. cum applicatione ad factum n. IO. ü Jolutione ob/ectionum n 12. 13- M' 3. Een zake van fpolie kan of pér viam aSionis of per modum exceptionis g'entameert worden. 4. In welken laaften cas dezelve, 20 wel dilatoriè , als peremptoriè kan ge'obmoveert worden. Sed quando hoe reo licitum fit ? V. remijfivè n. 6. y. De exeeptio fpolii in vim dilatoriam geproponeert zynde wort den Verwrt van d"'injiantie, 7. Dog in vim peremptoriam, van d' actie en eifch zelfs definitivè gëabfolveert. 8. Htc dijlwftio, fuper cujtts igm- rantia Innocentius olim aüartolo irnfus fuit, in judicando at.tendenda. II. Tefiibus de proprio faéio deponentibus magis creditur, quam iUis. 15. Quando ex fuo faélo quis d. pojfejfione non potejï dici cecidifje ? 17. PoJJidens par tem in individuis ,re- flituitur ad totum. 18. 19. Een bouman kan door ac- coort of afdragt zynen Lantheèr ratione pradii vel poJJ'eJJionis niet benadeelen. 20. In judicio poffeffurio komt niet in confideratie, an quis juftè, fed an tempore fpolii pojjèderit ? 21. Pofeffio probatur etiam teftibus, qui deponunt vtdiffe poffideri. 22. Contra quos aélio s. exeeptio fpolii locum habet ? 23. Nulla in jure datur me Hor pro- batio , quam ipfa partis confejfio. 24. Volgens 't g' ampl. N. Regl. moeten  Cons. XX. ,0- In zaken van Schuttinge by citatie aangevangen en voor dezen WelEd.- Gerigte van Ligtenvoorde ongedecideert hangende tuflchen Dr. fohan Hendrik^van Ballen, alsVolmr: van de Hoogwelgeb: Vrou, Mevrou Maria van Naffou Weduwe, Erfuiterfche Boedelhouderfche en Tugtenaarfche van wylen den Hoogwelgeb: Heer Goden Adriaan van Rheede Heere tot Hervelt &c Impte' en G'excipieerde ter eenre, ende de Rigter Harmen Beltin? \, als Volmr: van den Hoogwelgeb: Heer Alexander van Laer en den Voogt Johan Bekking Intervenienten voor hare bouluiden Berk Jan en Even Meilink., Geds: en Excipienten ter andren zyde- Gezien, geleezen en g'examineert de fchnftelyke Juftificatie van Schuttinge loco Eifch en Aanfpraak cum annexis fub lit. A. B. C. & D. welgltn: Gerigte op den 22. Jan: i74o. overgegeven , voorts mede die daar tegens na eene voorgaande bv sHoves Sententie van den 13. Aug.- dito jaars geadmitteerde excep ie van litspendentie en renvoy op den 16. Decemb: daar aanvolgende tn vim dtlatoriam montlyk geproponeerde exceptien fpolii, ineptt libelli, tnformalitatis & nullttatis proceffus met de documenten fub N 12, 2. 4. y. 6. 7. 8. 9. & ,0. en eindelyk, na dat de Vrou Impte: by een interlocutoir den 10 Febr 1741 voor dezen WelEd: Gere: gepronuntieert in haren incil dentelen Eifch en Conclufie tot rejtaie van de voors- exceptien genomen verklaart was niet te zyn ontfankelyk, die daar op en over tn dato den 24. Febr.- defzelvigen jaars afgehoudene montJyke Ke-en Dup ycq exceptioneel, en op allesgelettet, waarop in dezen, en wel fpeciaal op die tuflchen Parthven ongedecideerde exceptien emgzints te letten ftonde, Welgltn: Gerigte met aflumptie van onpartydige Regtsgeleerden doende reet en voorbygaande d'exceptien inepti libelli, informalitatis® nullitatis pro— moeten de redenen van decifie 1 in caufa exceptiva fuccinctelik met vermydinge van extenfie' gëallegeert worden. 2f. By wyze van exceptie kan de rejiitutio rei fpoliatte door een triumphanten Excipient niet g'impetreert worden. Et quare non ? v. h. 26. Ten aanzien van de temeriteit eener géïnftitueerde aftic heeft de condemnatie in de kofteti alleen plaatze.  g PARTIS CluARTiE admitteert de exceptie fpolii, en ^^^J^n ten overzulx van deze inftantie, met condemnatte van de v ion G' exep eerdein de halve koften dezer exceptive procedm, de wedïfficheit daar van nogtans om redenen compenfe.ende. Aldus by ons ondergefr: g' advifcert binnen ' Ligtenvoorde den 23. Meert 1741. f. SC HOMAKER. LAMB: WELMERS. Redenen van dit ons gegeven ad- vys zyn onder anderen deze. ' ^^«r^^^f».a« .« adftrueren ■S.^nrfe cn over deze dilatoire exceptie erkennende, de ITclpfenUn di alleen van deze inftantie hebben moeten , 'fS' ofwel het r,,lmm ant per mam «S,W, ant ,~m.d.» tó^K^S^^ £ SchnltesO., M. del ve/KOienJJ™,'.} als gëobmoveert worden, al- &?^^:«&>~-gepx  Cons. XX. 209 neert zynde, alsdan een Rigter verpligt is daar over pronuntiatie te doen, en den Verwder: van de inftantie te abiolveren y. Idem. d. I. n. 6. Gelyk ter contrarie , wanneer dezelve in vim peremtoriam (quod, quando reo hcitum fit, vid. prater pral. Schuit, oh. 25. «.40. 6". Zanger, de Except. P 2. cap. 18. ». 12. & feqq.) gëobjicieert zyn, als dan eene definitive abiolutie van die ablie en eifch zelfs _ zoude moeten gedecerneert worden, v. Schuit, obferv. ló.n.o. Invoegen wy op deze diftindiie tuflchen eene dilatoire en per- 8. emptoire exceptie (waaroveroutytsInnocentiusdezelve niet in die kragt en extenfie kennende , van Bartolus gëirrideert en berifpt is geworden, id. Auth. d. loc. «.47.) aldus hebben moeten letten. Om nu te onderzoeken , of de Excipienten , als excipiendo atlores geworden , pro fundamento fua intentionis die twe extrema fpolii bewezen hebben uit en met de ftukken en kontfchappen, ter Antwoort exceptioneel overgelegt ? zullen wy pravie voor eene inconteftabel affertum juris ftellen; dat een aanlegger, in cas fubjecl de Excipienten, dezelve moet bewyzen; Daar in beftaande, , ,dat zy binnen jaar en dag in een gerufte poffeffie van die quaeftieufe fchapendrift geweeft, en daar in ,,door den Verwder: (alhier de Vrouw Impte:) gefpolieert zyn. Berlich. P. \. Concl. zi. «. 76. Mafcard. de probat. V. 3. C. 1328. L. Goris. Advers. Tr. 3. P,.t\ c. 9. ». 38. Dat wy daar omtrent ingezien en g'examineert hebbende al- i0. Ie die kontfchappen door de Excipienten by Antwoort exceptioneel fub N. 2. y. 6. 7. 8. en 9. overgelegt klaarblykelyk bevonden hebben; ,, Dat deze Excipienten, als eygenaren van het goet en erve Meilinke of der zeiver bouluiden lange jaren herwaarts altoos ,, een kudde fchapen gehadt en gehouden hebben. , , Dat de fchepers van het ghe: goet, om niet van vorige jaren ,, te melden, nog onlangs in de jaaren 1736. 1737. en 1738. in. ,, zeker ftreek door die heyde ao op het Halfche als Ligtenvoerdtfche ih ,, die Herveltfche heyde over Mellinh veenen tot aan Meilinks weiden ,, en Rietberger-Voshaar na de buyrfchap Sieuwent fchtetende, hare ,, fchapen-kudde hebben gehoedet en geweidet. C c lm-  ilo P A R T I S Q_U A R T M Immers „dat zy in dato den 3. Aug.- 1739;als'f"» J"r' ZTwUen en d»> 4.1» daar van in een ruft-en vredige pof" r^neweeft en dl gelibelleerde fchapen daar ter plaatzen " koi"^UMrtk™ volgens de gerigtelyke bez.gtmge en *?■ rpiot-ipvnn den 8. dito gefchut zyn. "g^ri£rt«t, datditpoinddoorde verklaringe van zo veele confonante getuigen ter voorglte: kontfchappen zodanig bewezenï, dat wy geen de minfte redenen meer overig gevonden hebben daar aan te kunnen twyffelen. Te minder, om dat doorgaans d,e getmgen ^daa^mtienJd & litigieufe plaatze langen tydt getvoont • en van *™ verklaringen goede redenen van wetenfcha? gegeven , en veele „ vartK^ tefti us emm cum 11' ralonTt redditJe duf. £ de proprio faüo ^entéusmagis ere. ditm^uam aliis. Carpz. Defin. lor. P. .. confi. 16. def.^ n. 5. Wefenb. ad tit. ff. de Tefiib. n. 4. circa fin. Zonder, dat hier tegens tot interruptie en ftor.nge dezer gecodeerde poffeffie onzes eragtens het zeggen van Hendrik. Z en ter kontfehap fub N. 9. overgelegt en wel aldaar ad art. , eéniee de minfte reflexie heeft kunnen mer.teren ; - 7' Nadien eerftelyk *& defzelfs verklaringe blykt dat hy m den I2' iare 7S wanneer hem die fchapen eens zouden verjaagt welen 11 Mey-dag van het Erve A*//^ vertrokken, en het by gevolg Peekei- is f dat dat faüum voor die tydt ea by nader gevold vroea in het jaar 1738. zou moeten gefchiet zyn , Dal afshier mede nu geconfereert wort de tyd, wanneer die crelib eerde fchuttinge, namentlyk den 3. Aug: 1739- ged an i d ar uit zonneklaar confteert, , ,dat'er meer als een jaar zes weeken en d rie dagen overig en tuflchen beyden gelopen zyn. •12 " Dat wv voor een Jede daar omtrent hebben geconfidereert 3' dat hLrook niet getuigt wort , „wie deze fchapen op die tyt zou verjaagt hebben s veel min , dat zulx namens de Vrouw '' G'excip eerde zoude gedaan en ondernomen wezen. ''Waaï vanwy het contrarie ook hebben moeten verouderftellen ter confederatie die Vrouw G'excipieerde by hare Kontfchappên daa? over niet gevraagt, nog daar van het minfte bewezen heeft. jjat  Cons. XX. au Dat wy ten derden hier omtrent mede hebben geremar- 14. queert, dat het niet alleen niet bewezen is, dat dezen jongen fcheper op dat wegjagen zoude zyn weggebleven ende zo doende zyne pollente niet weder gecontinueert, neen maar tei contrarie is ons exfequentiart. 8. gebleken, ,, dat denzelven , fchoon , , wel gedreigt was, evenswei altyt zyne oude en gewone (treek ,3in'thoeden der fchapen gehouden heeft, Quo caju ex/»„■ fafto iy. non pot e li dtci a pojjeffione cectdifje, ita ut atlio fpolii domino competat Marta. d. Tit. cap. 18. Dat hier tegens ook geen reguard zal konnen genomen wor- 10v den op zodane fchuttinge, als voor 7. of 8. jaaren zoude zyn gefchiet, eendeels, om dat het door de Vrouw G'excipieerde niet bewezen is, dat des tyts die fchuttinge zoude gefchiet wezen op die zelve plaatze , daar die den z. Aug: 1739. ondernomen is j Dat zodane voorgewende fchuttinge anderdeels geen nadeel aan der Excipienten polTeiïie, die maar jaar en dag tot haar eftablilTement na regten komt-te requireren, heeft kunnen toebrengen. Behalven, dat de Excipienten bewyzende de pofTefTie van een gedeelte in 't geheel, daar toe in individuo zouden herftelbaar zyn. v. fitpel. Mart d. Tit. cap 108. Dat onzes bedunkens ook van weinig belang in dezen moet geconfidereert worden, dat den fcheper van Meilink, voor 7. xg. of 8. jaren zyne gelchutte fchapen zoude hebben ingelolt, die prsetenfe fchade met eenig bier vergoedet, en voor het toekomende getragt te accordeeren , doordien het niet alleen niet en blykt, dat die Excipienten van zodane fchuttinge , veel min van eenigen afdragt daar over gemaakt in die tyt geweten hebben, neen maar ook het tegendeel uit die kontfchap ter Antwoort fub N. z. overgelegt manifefteert, ,,dat die fohepers in benaut,, heyt gebragt zynde zulx proprio motu hebben gedaan , en dat zy „haar vader, veel min hare Lantheeren, de F xcipienten in dezen, daar van geen kennilTe, als alleen naderhandt, gegeven hebben, ,, welke dan ook zo haaft, zy zulx ontwaar geworden zyn, hare ,, bouwluiden of derzelver fchepers hebben verboden van in het „toekomende daar over accoordt of eenige afdragt buiten hare Cc 2 ken-  2X2 P A R T I S Q_U A R T IE kennifle te maken; in. Immers het zy daar mede , zo als 't wil, 't is in regten notoir en bekent, dat een bouman of pagter tot nadeel van zyn Lantheer geen pofleffie kan introduceren, nog cok dezelve verwerken, per fatlum coleni enim domino non aufenur poffeffio civilis Goeden, cons. 40. «. 20. veel min heeft het daar in dit geval door een huirling of fcheper van den bouman konnen gefchieden. a0. Het eerde extremum fpolii, te weten de poffeffie bewezen zynde , (zonder in dit judicium de minfte reflexie op de proprieteit en regt tot die gelibelleerde fchaapdrift zelfs te maken , om dat hier de vrage niet is, anquis jufiè poffederit, fedantemporefpolii pofederit? Advoc. Cam. Anonym. Refp. 44. p. im^^. Col. 2. Böhm. /. a/leg.) hebben wy na regten moeten defereren aan de unanime verklaringe van zo veele getuigen, alle tefterende, ,, dat z.y aelfs gezien hebben, dat Melltnks fchapen altcos ruft en ,, vredig ter gelibelleerder tyt en plaatze gehoedet en geweidt 21. ,, zyn, cum po/feflioprobatur etiam teftibus , quideponunt vidtffepofftderi Wefênbec. ad tit. ff. de acquir. vel amitt. poffes. n. 6. Carpz. P. i. Con/}. 6. def 3. ubi Esbach. in not. Schuit, obs. 29. ». 19. feqq. En dus daar van afftappende kortelyk overgaan tot het onderzoek en bewys van het twede extremum fpolii in des Vrouw G'excipieerdens name gepleegt, tegens welke dan ook te regte a2;t d?exeeptio fpolii gëobjicieert is, datur enim tam adverfus eum qui 'tpfe fpoliavit, quam adverfus eum f qui fpoliare mandavit vel alterius fpoliationem ratam habuit Beiiich. all. loc. n. 76. Waar over wy ons brevitatis caufa tot die ftukken en bewyzen zo van de Excipienten, als van de Vrouwe G'excipieerde zelfs refereren, uyt welker beide dat poinól klaar komt te confteren. 2,2. Zulx , dat men ten refpecle van dat bewys en confefhe tot verifkatie van dit laafte extremum by de Vrou G'excipieerde gedaan , zal mogen zeggen, dat'er in regten geen beter nog kragtiger bewys kan bygebragt worden , quam ipfa partis confeffio, ende datter by gevolg niet zeekerder is , als dat Haar Hoogwelgeb; zelfs ordre tot het fchutten dex gelibelleerde fchapen ins  Cons. XX. 213 in het Herveltfche velt ter plaatze, daar dazelve boven een annelen tyt ruft en vredig geweyt hadden , gegeven hebbende zjg aan een notoire fpolie na regten fchuldig gemaakt heeft. Om welke en meer andre voornaamfte redenen van decifie 24.^ die in caufa exceptiva volgens 't N. Regl. onzer Graafs: art, 24? met vermydinge van alle extenfie maar fuccinctelyk hebben mogen en moeten g'allegeert worden, wy ons hebben moeten verpligten d'Excipienten van d'inftantie alleen teabfolveren, zonder egter de Vrou G'excipieerde tot reftitutie van de gefchutte fchapen te condemneren; Want, ofwel het effect van deze dilatoire exceptie daar in beftaat , ne rem conventus refpondere atlori teneatur, antequam is refii■tutionem rei fpoliata fecerit, zo kan dezelve, of de waarde van dien 2y. nogtans by wyze van exceptie niet gëimpetreert worden,- quia, qui excipit, nihil petit, & (me petitione regulariter nu/la fequi potefi condemnatio, ut bene obfetvavit fuprac. Schultes d. obs 2y » 2 3' 4' f- CJ Uit hoofde van de geadmitteerde exceptie fpolii en daar by gedecreteerde abfolutie van deze inftantie wort dan van zelfs genoegzaam openbaar , waarom wy die andre dilatoire exceptien hebben voorbygegaan ? over welkers admiffie of rejectie in dezen buiten applicatie en decifie zynde gelaten wy dan ook onnodig agten ons te elargeren. De condemnatie in de halve koften heeft in voegen , als by fententie moeten gefchieden, om dat de Vrou G'excipieerde In hoe caufa pofefjoria, zonder prejudicie van het petitoir , gefuccumbeert hebbende, niet kan gezegt worden eene temeraire actie te hebben gefuftineert, cujus refpeüu tantum condemnatio in expenfas locum habet. * Mdenddi \ ,Tot meerdre illuftratie dezer vorensgelte: zake rakende de materie en quazftie van Schuttinge zal niet ongevoeglyk zyn als,hieraantemerken, ho& fat dezelve, zo hier te Lande volgens het „Lantr: dezer Graaffchap Tit.zi. en vanVeluwen Cap, $6. als Cc 3 in:  114 PARTISQ_UART;E in Duitfchlant, jmxta Carpz. P. l. confl. V def.-V. •.%.&%■ tx. ' Mev. adJmLabec.Ub.z.Tit. Ui ». 10. mede aangenomen, en "aldaar bekent onder denaamvan^««w, of zogenaamde^»'' ndedene.genaardaai dóór moge erlangen reparatie ofte vergoed.nge van chade aan rjyn koom , graslc. opPdefeelfi gront ttaande door die gefchu ;,te beeftenaangebragt, id. Carpz. d. I, & Colei. P. l. cap.V ,,». 46. & 00. XXI. ADVYS DEC1SOIR. I T^V differentia, natttra, aimuktiom, nquifito & ef' II feaujudkiipoffegometpetitom/nemciereme'diointerditli retineruU er recuperandx pofjefjioms. II. Hoedanig daar omtrent geprocedeert wort? III T>e officio Ahocatorum. 1V! Van aangelpoelde gronden tegens ymants lant. V. Van een vaar-noot-en uitweg. S U M-  Cons. XXI. SUMMARIA. i* Cteat des verfchlls aan zyde der & Aanleggeren. 2. En aan zyde van den Gedaagde, rakende hunne wederzytfche fummiere pofierTie, 3. 72. Waar over en ter gevolge van die daarover hinc inde geüomene conclufien alleen falvo plenario pojjèffrio vel petitorio moet regt gedaan worden. 4. Definit/o remedii fummariiffimi. S' Een fummiere poffejfoire quaflie, wort qualyk by citatie, in ordin: zaken n, 9. alleen gebruikelyk, aangevangen. 6. Quod ex fiatuto Rurali probatur, 7, Hoedanig daar omtrent gepro- cedeert wort. v. h. & n. 8. IO. 11. Een monitorium judicis de rejfondendo , gemeenlyk, dog 't onregt citatie genaamt, is zelfs in fummario poffejforio , voor een decretum manutenentice nodig. 12. Het pojfefforium remedium reti- nendce is perfoneel. c53 quare v. ». 16, 13. Aan wie 't zelve by Lantr: ver¬ gunt wort ? 14. Verfchilt van 't remedium recu- perand* foffeffibms, ook genaamt atlio vindicatoria, welke rëeel is. 15. Hoedanen ingang regtens daar toe vereifcht wort? 17. Het voorst interaiclum retinendte ptffejjtoms wort by de DDren: vcrfchcidentlyk genoemt, remijfivi 18. Tegens eenen verkeerden ingang regtens is het dikwerf nuttig exceptionem informalitatis te proponeren , en waarom ? v, n. 19, 20.. Offi cium Advocati defcribitur, 21. Ingeniofa L. 14. C. de adv. div. jud, metamorphojis allegatur. 22. Diclum Papiniani, licet Ethnici, laudatur. 23. Rabuliftica Ziegleri &f Parth. Litig, Wintheri Advocatis commendutur, 24. 36. Res altioris indagiwis aut, quee rejpiciunt judicium pojjejforium vel petitorium, in judtcio fummario Jive jummariiffimo non admittuntur. add. n. 37. & 47. 25". Differentia inter pojjejforium fummariifllmum €s* ordinarium. 26. 27. Effeélus utriusque pojfejjerii , & Conjeélaria n. 28. 29. In een provifionele of fummiere pofïefloire zake moet den Rigter alleen op 't nudum faclum (cujus definitio vid. n. 30.) en niet op'tjus otjuftitia poffeffionis letten. 31. Spolium & turbatio differunt. 32. Petiterii cum pojfefforio cumu- latio jure Zutph. Rurali permifa.Scd quoufque ? vid. n, 33. 34. Een aanlegger ex tapite fpolii agerende moet niet aa retinendam, fed adrecuperandam pojjeffionem contenderen. 3f. Poffeffie in faBo gemainteneerd 37. Tejïium repufatio in iuditio pof¬ fejforio Jummario non admiltitur. 38. Te/lesfingulares de diverjis aéïi- bus &f tempore deponentes pojjej- ■ Jionem i  c PartisQ_uat5.t;e fionem probant. ob ration. n. 39. Etiam fine reddtta caufa jcien- ti. n. 4f. Ö? ampliat. ri. 46- 43. By provifie wort in de pofleffie gemaintineeit en de recredentie gëadjudiceert aan den genen , welke tempore litis contejlata daar in bevonden geweeft is , donec tota pojfefiionis plenaria caufa finita fit. 44. Favor pojlejjionis in Gelria. 48. Onderzogt het bewys van een nette tytstip van eene begroeyde pofleflïe van een jaar, zes weeken en drie dagen. 40. Ex probatiune imtii & finis anm ipfa pofiffio medio tempore continuata prce\umitur. fï. Pojfejfio etiam vitiofa ex uno aélu. ' non reprobato, maxime publici probatur, Qui dam non poffiderc dicitur ? fq. Alleen komen in poffefrto judicio in confideratie de duo extrema fpolii- 'U vtribus in rebus ftpe publieis ac privatis bene ordinata perverrit judicem tta decipit ac malevoU vocis confifus munimine ftpem, vitam ac pofteros deftrmt. add Clar. Gelris. noftrt Anteceff Dn J F W Pagenftecher. P 4. Seleü.fur. Qu«ft.£.z. innot.ubi 'hane in'oeniofam metamort>hofin mverfis qutbusdam d. L. 14. verbis prdaudato 2 1. Summermano debere fatetur. t Uit,u Quoniam (ut verbis Rei ex diÜo & exemplo ftummi ICti Papiniani heet etbntei m l. , y. f. de cond. inft. mutuatis art. ioo. Duplue) utamur, ftmulque ad caufarum patrones applkemus) facla, au* Udunt pietatem, exiftimattonem, vereeundiam mftram , & contra bonos mo~ resfiunt, nee facere nos pojfe credendum eft. Interim non fine frutlu Ad- 7w^^Ê~ "**legmt Zies,eri Wy zullen, hijce omiffis, derhalven overgaan tot examinatie van deze procedure en daar uit alleen ter decifie van 't fummie- , , re pomóc m quaeftie met praetentie van zeer veele zaken, welke 4' of van dieper mdagatie zyn , of hare reflexie op 't ,udie)um poffefonumplenanum aut petitorium hebben , bybrengen 't geen in Uzhn. ad Wefenb. d. Ttt. Vti poiftid. a Stryk. d.1.4. $.Jcita. turn ufurpato) alleen compatibel , applicabel en decifok kan ; Opvolgende alzo d'algemene traditie der DD. welke fam t^arjlunum ver een te weten meerglte: wydberoemden'stryt ^ J~- jf- p°^d §'2- te allegeren ,) onder andre on getelde efleaeo van differentie*,^}^ lf nanum deze voorname opgeeft, cum ait: f ni/ °U IV^t?0 fu,mir'ai"iffimo *&«»r '(olum de fado poflèffionis, id e t, nihil ampliusqutrnur, quam an quis pofffdeat? quodnudis etiam derenroribus compeut , qui aftmnam pofefjnem Mum hJenf h^ veroinpofieforio oïAmzno de qualitate poffeffionis disquiruur v. g^ an quis vt, clam velprecarfto poffideat ? 1 ditlr 'Jf "mt r'^umm^{ümo,unior five prsefens pofietto atten- x6. dmr, &fuffictt, mode quis unum aclum poffèfförium quietum Mega.  PiRTlS TeLat per DD.ibid. E. contrano autemin poMorio orè\mno ad an- non meUor. cap. t. $. 16. «• 4*- 7" J^Van deze fumiere nrarmtenen.ie te erkennen, ^nder d eeneof d andre p. y ^/nebben ... dien nne a^een^ £j£*£tfS attenderen °P»»«££/f^£rJT*.Vf• '•) <=° wel mede op de /«/fc *S' ««f'"',,r.ïi,?dfceeri provifioneli-of fumm.ere pofleffie, die zooan.g re,b b fte hE(itatie de „ie, te zyn ««^trTeSvelï'doorgaans «er procednre „.ben gefondeert op 't cas «ff"^ het Uti te adverfarii. , „. * Q £€n klager 3*. Want ofwel na ons Lantr: frped. lit. 3. *• 9« c y&y_  Cons. XXI. szy vry ftaat het petitorium en poffejjorium te cumuleren, zo hebben Imptn: alleen in poffefforio rennend» poffeflionis vei ferer.de door deze incompatible conclufie van ipolie zig zelfs geprsejudicieert, nademaal alleen de remedia acquirenda & recuperanda poffeflionis cum j2. petitorio, non vero retinenda , ceu fibi contr aria mogen gecumuleert worden, ut retle obfervavit Menoch. d. Ret. pofs. rem. uit. n.zg. CL. Voet. in Comm. ad f. T. de Interd. s. extr. atl. n. 6. & all. Schoepff ad ff. Lib. 43. Tit. 1. n. zq. & 30. Hopp. in Comm. ad j. Tit. de Interdict. §. 4. innot. n. 1. Carpzov. Lib. i. Refp. 71. & Hahn. ad Wefenb. Tit. e. f. de Interd. n. 8. Zodanig, dat een Aanlegger zeggende gefpolieert te zyn, en 24 egter intenderende tot retentie van pofleffie, waar uit hy vol-gens die geconfiteerde fpolie eo cafu fuppofito geraakt is, zou mogen gerepelleert worden met exceptie non probata intentionis , en gecondemneert, om interdiFto recuperandt nader te ageren , gelyk zeer wel by den vermaarden F. Faber ad Cod. Sabaud.Lib. 8. Tit. 4. def. 8- genoteert, dog inadvertenter by Gede: gepafleert is, » Maar en wel voornamentlyk, om dat den Gede.- ter zyner mtentie met die g'appliceerde kontfchappen zo veel bewezen heeft, dat wy buiten eenige bedenkelykheit hem van het fummier gebruik des gecontefteerden vaarweg na zyn lant by continuatie voor als nog hebben moeten doen jouitTeren. Want, om niet te melden van het defed der gerequireerde, en by Imptn: pro fundament» intentionis primario g'emploieerde eerfte & fit confequenter fecundario het tv/ede extremum interdi&i uti pofidetis, hebben wy ons alleen, buiten engagement van difcuffie der zaken tot het ordinarium judicium gehorende , willen en moeten bepalen omtrent het fluk van het fummarium poffeffonum, het ware onderwerp van deze onze interlocutie. . Het IS ons by examinatie der ftukken ten genoegen regtens :f, in cas fubjed uit de eedtlyke verklaringen van 4. getuigen fub m z.art. 13. i4. cfr n. 3. art. ij. gebleken, dat (om maar enpaffant^ ons ten aanzien van de qusftieufe remotie der hegge, appropmtie van de gemene woefte gront agter dezelve, diftantie van die plaatze en Löfche brugge, plaatzinge van het hekke en de nootzakelykheit van dezen vaarweg &c. te gedragen tot Ee AT. 1.  ll6 P a R T 1 S Q_ü A K. T B endusU' r'uim £jUn geleden door 't voors: nekke van Imptn: heen en weer met kar en pcert onverhindeit eevareï* en volgens het anellatum van getuigen ad art,9, R j'n, eene op den »o. July 1741. gepleegde pisparato e daafdk zyn ruft-en vredig bezitrecht op den %*. dito door iefnotie van den tuin daar Ter plaatze in May dito jaar., «, m, r.ff. PPrft crezet werkelyk gecontinueert heelt. ' Ên of wel n'ImptnT daar7 teggens verfcheidene reproches en exfeotien van fingulariteit, intricatie, impertinentie en «qui. ^^^^t^Uf. G. H. & ?■ "galleen, mten Se van de perzonen, als het gedeponeerde van des Gedaagdes Getuigen, maar ook'ten aanzien van eene oudre en getitulSrd^ïon-effie in defzelfs tytftip met veele andre uit verfcheider e hoofde gemaakte digreflien ter harer Rephcale1 fchiif uie hebben gefo»gmeert, en met fpecieufe, dog ,n hypothef,mappltcabte allefatie van regten en redeneringen aangedrongen, 7„ Inuden wv alle dezelve ter dezer fummiere zake nrele^ vant e'imperTinent zynde ongetoucheert hebben konnen en ook moeten voorbygaan, om door een fpeciale en cncumftanSlefoTude ons niet fchuldig te maken aan 1 gene , waar ovei wv oSthven wegens exaggeratie van veel onnodig en wytlop.g TcL-y ven rakend! een matlrie , als deze , hebben g'^ulpeert. Ten w re niet eenige daar van onze nadre fpeculatie en folutie te^overtuiginge vin der Imptn: opgevatte opinie m hoe poj- ^^WófÏÏK. ten opzigte van die terReplycq ervintelvkereSróches tegens des Gedes: getuigen kortelyk te procederen «hebben wy dezelve van geene confideratie gevonden, waarom waan der zei ver eedtlyke getuigemflen, zonderlinge Tn dez^eltVaordinaire procedure, niet zouden konnen en moe- „ t&\fXZZ:froha,um fit . ,uod in hoe judicia teftium repulfatio, * r;^7\ «si %sr vsssl  Cons. XXI. 217 41. 42f J. Schraffert ad Ref. Velav. cap. 8. art. 2. n. 1. & alü apud. Schomak. d. Cons. Gelro Zutph. P. 3. Cons. 76. ». 22. fin- Zonder, dat ook eenige fïngulariteit, nergens bewezen, indezen aannemelyk is, cum juxta eund. Mevium. P. 7. Dec. 169. 38. etiam telles jingulares de diver/is atlibus & tempore deponentes pofeffionem probant , eo quod, docente Baldo ib. allegato, poffeffio repra- 39. fentatttr 'tn qualibet ejus fpecie , ideoque qualiscunque ea fit , genus probat i Vnde, licet in medits te fes fingulares fint, in fine tarnen eonvenientes, tales minime cenfndos effe ait. n. 4 in net. Zodanig, ook dat zommige DD. als Carpzov, Lib. 1. Tit. 2. Refp. 11. & P,z. Confi. 7. def. 15. & 17. Mod. Piftor. Fö/. i. Cons. ft. n. 16. & Gratian. Dec. 192, ter confideratie van deze poiTeiïbire faveuren, ten definitiven ordinairen poffeflbir reparabel, refragrante fupral. ütrykio U. M. ad ff. Tit. Vti poffid. 40» §. 4. hebben derven vaftftellen , quod etiam fufficiunt femiplen* probationes per unicum tefiem haud juratum faila, reprobatione regulariter non admijja. •Doende eindelyk tot ftavinge van der Getn: gereprocheerde, 41; atteftatien niet, als of dezelve met geen redenen van wetenfchap zouden bekleet zyn, nademaal tot probatie van poffeffie genoeg is , dat zy gezien hebben dit of dat door ymant gefchiet, gedaan of verrigt te wezen j te/lis namque indutlus ad probandam poffeffionem fi dicit, vidi eum pefidere, quia aravit, feminavit &c. & ft pofiea interrogetur , quid efi , pofleiTio? dis at, nefcio,* non invalidatur tefiimonium e;us. Reyger. Thes. far. voc pofeffio cui ann. n. yj. 185-, ,89. & 211. per DD. ibid. z° ■ Hebben wy almede op die voorgebragte , dog nergens met relatie tot des Gedes: ultra annum&diem gepoffideerde vaaren nootweg bewezene, oudre getituleerde pofTeffie van Imptn: in hoe judieio fummariffimo geen regtelyk reguard mogen nemen objurafuor. allegata; Add. Landi egt deze/Graaffchap d. tit. 3. 2. in verb. amfchynlyk\flen, waar mede alleen in hoe interdiüo 42; retinenda poffefiïonis ge reflecteert wort op de tegenswoordige en niet op de oudere pofleffie, etiam li titulo jufio munita fit, Menoch. fape all. rem, uit. n, 1. En alzo provifionaliter gemaintineert en geprasfereert, qui tem- 43. Ee 2- pore  423 Pa.K.TISQ,TJARTJE pore litis conteftata in poffefftone vel potius detentione reperitur , donec totapoffefftonis fe: plenaria caufafiniatur. v. fapel. jurispatriiTriumvirt DD. Goris, Sande dd. locc. & Schraflert. cit. cap. 8. art. 3. ». 2 ubi judicatum Supremi Senatus. 44. Aantonende, dat een blote pofleffie of detentie, byzonder]yk in ons Gelderlant, zodanig favorabel is, dat een bezitter zonder diftindie van goede of quade trouwe, ook gedeftitueertvan fundament en titul, daar in moet worden gefterkt, tot dat hy, fchoon als met een flinger daar in, als'tware, geworpen, met beter regt dat is ten vollen poffeffots of petitoir daar uit zal gefleten ,c ZyOm dat teftantib. DD. a pr*l. SchoepfF. ad ff. d t. n. 7. & 8. citatis, aller eerft in judicia ordinario poflea tnftituto die pofleflïe m confideratie kan komen, welke beter, ouder en getituleert be; vonden wort; , , * Ita ut Chriftin. Decis. Cur. Belg. ex all. DD. reile mbu tradere, 46. videatur: Quod, cjttamvis poffefor folum probet poffeffionem prafentem fine titulo, & alter poffeffionem babeat anttquhrem cum titulo, tarnen obtinebit in rccredentia; quia , imerdiüum non tam poffeffionem, ut porroait, quam(latum rei, qm eft tempore litis, refptctt: Item recre* dentia tn pojjefforto manutencntia debet adjudican ei, qui repertus eftin poffefftone tempore litis mot* , eüamfi pars doceret de proprietate aut maiore poffefftone &c. 47 Gelyk wy tSL? ook niet hebben mogen letten op die voorgewende clandeftiniteit, en daar uit geinfereerde furtive pofleffie , met diftindie tuflchen permanenteen momentane of periunctoire aden omdat, fchoon dezelve juxta Mascardum tnTr de Probit Vol \. C> 1414. & alios DD. niet prejudiciëren alle die en andre poinden by Imptn: nergens bewezen , in hoe judicia niet aannemelyk zvn , als vorens ex jure en wel in t byzonder ex Strykio ad obfervationem prima differentie inter fummartum & ordinarium pojjejjorium aangetoont. q. r. 48 Rakende het zo fterk aangedrongene bewys van een nette ' tytftip van een jaar, 6. weeken en 3. dagen , tot eene buiten contradidie begroeide pofleffie , waar mede Imptn: by hare Replicale fchrifture bet bezit van de Gede: pro 4°- vergeefs hebben tragten te betwiflen , daar omtrent en tot debat van  Cons XXI. 229 dezelve zullen wy ons, om in geen particulier detail te treden kortheits halven refereren tot de kontfchappen fub d N z art 13 ^14. als waar uit van't jaar 1739. en 1.740. "(in welke beide jaren Gede: door-en over die qujeftieufe gront na zvn • lant gevaren heeft) tot den 20. en 22. July 1741. zynde den tyt van die prastenfe turbatie, gecomputeert, klaar is gebleken en meer, dan eene annele pofTeffie by continuatie van die daar uit by fuppofitie gepi-sefumeerde verfcheide aclen in de tuffchentyt van voorn: twee jaren gepleegt, bewezen, als ter Duplycq arf.80. &fm. omflandig betoogt, en daar by uit voois: kontfchappen zo N. z als N. 3. art. i5. aangemerkt, dat die pofleffie nog binnen 't jaar voor Gedes: laafte acle pofieffbir in voors: maant July door denzelven g'exerceert is. Adeo ut ex probatione temporum extremer urn initii nimirum & fims, tpfa pofeffto medio tempore continuata prtfumatur ob ratt. ctuas allegat Barbofa. in Loc. Commun. voc. poffeffio axiom. 2 2. 27 Beha ven dat Imptn: ter Rcplycq doorgaans en m fpecie art, 84. met onduifter te kennen geven , en volgens het gedeponeerde van Gedes: getuigen mede, zoniet apertf, ten minden tante er tmphcite, moeten toeftemmen , datdenGede: in 1720 en 174°^ *el «« door dat hekke na zyn lant buiten haar kennis en toefiemmmge zoude konnen gevaren zyn , dog dat zulx pro y°aan hare oude poffeffie niet nadelig konde zyn, daar met d'aut- $0. honteit van regten hier boven aan d'eene zyde bewïzen , en nader by Mevius P 3. Dec ai. te zien is, quod in fummariflimo po/Mono juntor poffeffie attendttur, maxime li contradtüor illam fatetur CT tn anttquiori pofjeffione fe tantum fundat. En dat aan d'andre zyde bekenden regtens is, quod popefTwex unoaSlu non reprobato etiam inducitur & probatur, licet fit injufia &S ■vttiofa m probat prater a/leg. Mevium P. 7. Dec. 168 & P 8 Dec. 63. Berlich. P. 12. Concl. 34. ». 4I. ' Cujusmodt aBorum approbatie prafumenda ex atlibus publice eeflis cum parta funt fcire vel fcire poffe v. /. 6. /. pen. § fin. ff. de Jur. el Jact. tg». * !,. Pn K0"^ ?* °°k/eT 6°" 20 gewilde fcientie va° noden „ en by gebrek van dezelve daar uit eene clandeftine daat bewe- 5" Ee 3 dam-  Partis Q_uartte Clam non pefSiet, qui quidquam in confpeilu omnium facit, etiamft ignaris omnibus, ut id«»M.evius P. 7. Dec.no. verbis feqq. hoe cxplicat. Necefle non efi , ut a facieme manifeltentur aÜus , aut ad. id ti.auorum inter efi, acclamentur: Sibi imputent, quod non mehusobfervarunt aut inquifiverunt, cum facile refcifcere pof/int ; iUi etiam pro fcientibus habentur ; Tune enim juxta not. «.4. demum clam pieri dicitur, cum fic agitur , ut ad notitiam aliorum pervemnnon poj/tt. Deze voornaamfte objedien kortelyk opgeloft zynde^ zullen wy nog als met de vinger aanroeren eenige andre poincten ten vollen poffefibir of petitoir dienende, en laaftelyk daar by betogen , dat wy daarop in dit fummier polTeffoir htnc mdeabutraque parte g'emploieert en gedifcutieert geene d'allerminfte rcflexie hebben mogen nemen. . Zo om vorens gëallegeerde gemeene en ftatutaire regten, ais kragtd'expreflè prohibitie van't N. Regl. en confonante Maniere van procederen voor den Hove Provinciaal art. 40. et 41. wilyï. lende, dat in eene decifoire confideratie alleenlyk de vorens gededuceerde twee extrema in judicia hoe poffefforio zullen ko- " Wat'dan betreft der Imptn: gemaakte illatien uit die quaeftieufe gemene gront agter de uitgeroeide hegge, en defzelfs verminderde quantiteit door inundatie veroorzaakt, als of dezelve als een eigendommelyk acceffoir zedert die remoUe by haar pro menfura latitudinis agri was bezeten ; . Daar omtrent en rakende vervolgens d'argumentatie ab extremis iftius aori parübus ad medium inter i/las contentum , zullen WY in £enere met betrekkinge tot het hekke en in plaatze van dien gemaakten tuin , als van en tuffchen het u.terfte gedeelte van de Berkel gelegen, remarqueren , dat deze en diergelyke axiomata zelfs in poffefforio plenaria hare veelvoudige hmitatien hCWant, fchoon die aangemaakte gemene gront, voor zo verre tegens der Imptn: weide het Kempken aanfchiet , en niet ten eenemaal, als art. 400. Replices voorgewent wort, door de Rivier gëabforbeert is, in zeker opzigte als een particulier en conJJ. nex Jedeelte van 't geheel zou mogen aangemerkt worden , zo 5 is do| ex l. 10. §• I f de aea. rer. dom. evident, dat hrf ge-  Cons. XXI. 231 bruik (waar van den Gede.- in eene notoire pofieflïe is) niet temin gemeen iss Invoegen, dat die voors: redeneringe abexttemis aft media niet y6. apodiblicè concludeert; Ajunt enim DD.probatis extremis in poffeffie. ne rei,. medium faltem prafumptive probatur et ita quidem , dummodo in iclo medio non probetur poffef/io alterius, bac enim probata, quia extrema non poffunt conjungi et prafumptio cedat veritati , non probatur medium pertinere ad extrema. v. Angel. Aretin. Cons. 19. », 19. Waarom in hoe cafu, daar de Weide als een geheel wel aan 57. Imptn: dog het gebruik van den weg langs de Berkel over dien quïeftieufen gront door-en over de plaatze van 't hekke als een gedeelte aan den Gede: gehoort, en alzo een diverfa ratio totius & partis zig daar omtrent opdoet, het argument de jure in toto ƒ8. ad partem integrantem art. 60. Repl. in thefi gëallegeert notante Everhardo in Loc. Legal. d. ax. n. 7. zo weinig doorgaat; Cumid, quod dicitur de toto , non po fit judicari, mfi de partibusintegrantibus, qua conficiunt unum totum. Als de confequentie, welke Imptn: uit den veronderftelden privaten eigendom van die agter de hegge gelegene gront tot aan den oever van de Berkel ter Replycq art. 153. feqq. komt te elicieren; Want, of wel den Heer Paul Voet in zyn Wel Ed: leven be- en roemd Hoogleeraar in de Regten tot Utrecht, in Comm. ad Inft. Tit.de R. D. ad §. 4^ ». 3. quoad mores inGelria receptes atteftert dat d'oevers en derzelver aanwas aqua recedente niet publycq' maarprivatyf zyn aan-en voorde Eigenaars van die daar aan naaft gelegene goedren, zo wort daar door het private of fimultane r bezit van een derde niet benomen. Behalven, dat der Imptn: gefuftineerden eigendom van die overgeblevene gemene gront in quEeftie tot aan dien oever den zeiven egter met exclufie van den Gede.- niet zou influiten; ^i. Quia dittio ad , idiomate noftro aan, import at vicmitatem, non intrinfecitatem. C. Tufc. Pr. Concl. lit. D. Concl. 239. Befold. 7hes. Pratl. Lit. Z. n. 12. ad voc. z.u. Dan gemerkt dit alwederom concerneert dominii quaftionem zo hebben wy na de juridyeque obfervatie van den Heer en Mr! fohan Schrafert Oh. 353. ». 2. en andre DD. daar op geen ati tentie  2?2. P A R T I S Q_U ,\ R T £ C' tentie iW retinenda konnen maken, fchoon anders dier- " eelyke articulen,de proprieteit toucherende, wel in caufa poffeffo. ria interdiÜi recuperande ad colorandam pcfeffonem admiffibel zyn. Te minder, daar beide Parthyen , tam quoad narrata, quam quoad °3' canclufiones, haar alleen binnen de palen van eene fummiere poffie hebben geborneert, quo cafu een rigter, licet ex probatiombus jufta plenarii po/Jefforii vel petitorii caufa appareat , niet bevoegt is daar over uitfprake te doen, Carpzov. Lib, i. Tit. 8. Re[p. 73. Lauterbach. Coll. Praiï. Tit. ff. de Interd. 18. & 19 Etifcmfi claufuU falutares fint adjeila s Vt fruftra dijfentiente Mevio P. 6. Dec. IOO. n. 7. & 8. opinatur & defendit Clar. ac in perpetuum per rlor'iam vitlurus ICtus. Dn. G. Feitman. Dec. 1. & 0. 6± Wiens fentimentwy, qua Icti privati, op wier decifoire advyien de Gerigten dezer Graaffchap regt doen, moeten toegedaan zyn; Om dat dezelve, tanquam fudices inferiores, na de wetten te oordelen gehouden zyn, daar nogtans de fuperiores judices fummave CoUeria&Tribunalia, de quibus d. I. Mevius in not. 7. in fin. patet, eieentlvk fpreekt, de faculteit hebben, om, dum fola ventate mfpePa judicant, nee adeo pracife fubtilia procefus obfervare debent, met zo exaói de libelli pettta te volgen, maar juxta narrata, quod jus videbitur, te oordeelen. . Wy hebben vervolgens 't geen pafiim ten opzigte van de remotie des tuins, als een impediment van des Gedes geruft bezitregt gequerelleert, en daar uit tot allegatie van violentie en rëele miurie (ter Aanfprake art. alleen voorbehouden)geinfereert is, ongeraakt willen pafleren , en daar omtrent , zonder prejudicie of atteinte aan d'eene of d'andre parthye te geven , inoenere remarqueren; ó>. Dat ofwel de worden fapecit. §. z. Ttt. 3. Lantr: ,, om in die pofleffie gefterkt te worden V officium juris aanroepen ichy'n'en teïuggereren, dat niemant propter I. i76. f. de R. I. en daar op onder andren ter Aanfprake art. 92. & 93. geadopteerde Replicale dodrine van wylen den vermaarden Heer Prof. 1 O Weftenberg Difi. ad Confi. D. Marei dtf 39. n. 9 & >,o. tigpropria authoritate in die pofleffie zou mogen niaintmeren Vti olim coramjudieio Ligt envor dien fi m caufa Fifci contra Will. te Moller d. 26, ]uny 1705. judicatum fmt; ^  Cons.' XXL 233 Zo vermeinen wy egter, dat het tegendeel van dien gedeci- 66\ deert is in l. 3. §.9. /. 17. ff. de vi & vi arm. 7. 1, C. und. vi. I. 3. ff. de jufi. & }ur. over eenkomende met 't gevoelen van de moderne DD. inter quos vid. S. v. Leeuwen. R. H. R. ï. Boek^S. D. n. 3. & in Cens. For. P. 1. Lib. 2. cap. 10. n. y. en het gewysde in den jare 1669. voor den Gerigte van Aalten in caufa Geert te M'elpsbof contra Fifcum ergaan, daarom aannemelyker, waar by verliaan is, quod tlle , qui putat, fe pofejfonem rei fut jure defendere , nee de fuper in m. fide aut dolo efie apparet , non tenetur multla. in ufum Fifci. En daarom zouden wy het met den Regtsgeleerde Juliaan in 6j, 7- §■ 3- ff" ^H°d vi aut dam en de Publiciflen deze (toffe verhandelende daar voor houden, dat men zig ex magna & fatts neccjjarta caufa met violentie in de pofleffie mag maintineren en dezelve tollende impedimentum juxta Borch. cons. 1 y. F,verhard. cons. 205. n. i. Qepolla deServ. cap. 30. n. 7. 8. Poftium de Manut. obs. 1. per tot. & DD. paflim etiam vi moderata continueren , pr inftrumenti dotalis, 8. Locus aomicilit mariti eft h. locus contraflus , qui in decid^nd's caujts mjpicitur.Coni.n. 10. 1.1. 9. Mutato dumicilio tarnen non mu- tantur LL. prioris domicilii. aa. Quod etiam procedit, licet jure fcripto cunjuges contraxerant £2 alio domialium tranfiulerant. Limit. v. n- 13. 24 Jus ex patlis dotalibus aeqmpum moribus noftris . v. h. remijfi. ïó. Jus divifienis non ex fitu, fed ex perfonarum tradatu dtmetien- dum. 17. Quod etiam ad jus creditoruru applicandum. 18. A pupillus tn uno loco domicili- um, in altero originem, in tertio bona habeat, non opus eft , ut pro ratione diverjarum jurisdicüonum diverfi tutores dentur. Rat. v. n. 19. Lim. tarnen v.h. 20. Tutoris adminijlralio extenditur etiam ad bona ftta extra territorium. ai. Vbi judicium fam. ercifc. injtitui queat ? 22. Judex poteft totam hereditatem dividere, licet bona fub diverSs judicibus fint fita. k 23. Judicium fam. ere. eft tmiverfale ac femel intentandum. 24. Divtjio, heet apua /udicem, eti¬ am incompetemem, faéla fubliftit. Rat. n. 2f. 26. Maxime , fi locus domicilii idem fit, ac rei fitas 27. ikf»/«r fotej*R>m- m trtJia recepto, repetere a marito in dotem data. a8. Sseutiülta* heres patri fni , ƒ«lammoda  Cons. XXIII. 237 CASUS T0S1TIE. Alida Evers voor eenige jaren zig in huwelyk begeven hebbende met Nicolaas Staphor ft ius Predikant in Vrieslant, zonder met zyn Eerw: Huwelyxe Voorwaarden opterigten , heeft kort naar defzelfs overlyden, met haar dogtertjen NicoUna Maria Atida gnt-, by haren Eheman verwekt en nagelaten , zig na Bredevoort in de Graaffchap Zutphen begeven , en aldaar verfcheide jaren gewoont. De voors: WeduweStaphorftius voornemens feparatie van goedren met haar dogter, thans out 14. jaren, te maken, en geraden zynde hare vaderlyke naafte bloetvrinden in Vrieflant voor den Rigter aldaar daar toe te requireren, heeft deswegen acte van authorifatie tot de refpective curatele en adminiftratie by de Regeeringe der Stadt Leeuwaarden op de perlbon van Anke Pofthumtts, als de naaftbefiaande bloetvrient , over de goedren van die extraprovinciale pupilleden 16. May 1741. gedecerneert, en daar over den eedt in handen van Heer PisGderende Burgemr: C. Koopman* in jorma gepijefteert, verkregen. Qtueritur. Of opglte: Weduwe Staphorftius zig willende veranderzaten , met deze gepleegde aóte zo van confti utie der voogden, als af- 1 goedinge der vaderlyke goedren, in.zulken cas by 't Lantregt der Graaffchap Zutphen Tit. 19. gerequi'reert, kan. volftaan ? Dan, of dezelve nog daar en boven gehouden is voor haren tegenswoordigen domiciliairen Rigter over-en met meergnde,- ff 3 haar lummodo matre vivevte petit id, qw-d a patre proptcr nuptias eft datum. 29. Tot wiens laft winft en verlies ftante matrimonio voorgevallen Pure Rom, blyft ? Rat. v. n. 30. 31, Welke goederen een Curator vorderen kan? 32. 33, Datur dijferentia , qua jure Rom. inter tutelam & turam rattone modi utriusque fmiendce, obtmuit. Cujus ufur/t v. n. 34. 3f. Quce cejjat hodie. 3Ó. Quod fecus videtur quoadFnüam.  2^3 Partis Q_u a r t je haar dogter te doen ftelien en maken andre voogden en afgoedinge, zo en al na de wetten van welglte Graaffchap Zutphen, of na die van Vrieslant refpecTive vereifcht wort? By ons onderif met diftindie op de voors: cafus politie en daar uit geproponeerde Quxritur gelet zynde, zouden onder verbeteringevan gevoelen zyn j Dat die gearticuleerde afgoedinge met haar minderjarige dogters naaften bloetverwant na regten , conform de wetten van Vrieslant ten overftaan van den Rigter aldaar gemaakt en goetgekeurt, moet fubfifteren , zonder tot eene andre afgoedinge met conftitutie van voogden na de wetten van de Graaffchap Zutphen voor den Richte^ harer tegenswordige woonplaats verpligt te zvn. , Welke refponfie , of wel conform het reftonfum Celeberr. & tn Jure Civili ac Bodierno verfat iffimi Dni: Profeforis J. F. W. Paaenftecheri, Amict noftri, quem infiar omnium hie allegafe fufficeret, , is zo hebben wv, welwetende, quod Docloribus y licet quanucun' que authoritatis & in foro excercitatijfimi fint, fine textu & ratione juris loquenttbus juxta ei», a C Zieglero in RabuUfi. cap. zz. §. 6.& in Dicafi. concl. 7,6. § zf. & concl. 39. §.18. & m fpecte Chr: Kormarte in egregio Trabl. de fureConfilior. cap. 10. th.Z\. p. 392. fides adhibenda non fit, ons ter navolginge van 'sGraaffchaps Refolutie van den 13. May 1678. ten refpede van decifoire adai vyfen g'emaneert, verpligt bevonden voors; ons gevoelen met eenige applicable redenen te bekleden. Ten dien einde vermeinende, dat in dezen met zo zeer de tegenswoordige woonftede van de weduwe (welkes wetten de liatutaire communie introduceren ,) maar de plaatze van haar houwelph, 2. met haren eheman in loco fui domicilii , (welkers wetten volgens die aldaar voor 't grootfte gedeelte gerecipieerde Roomfche regten prater dotes earumque privilegia alleen maar gemeenfchap van winft permitteren,) in een decifoire aanmerkinge behoorde te k°Om redenen, dat deze gewezene Egteluiden by haar ingegane huwelyk buiten ehepaden moeten gëoordeelt worden te A hebben willen volgen ié, quod territorii leges, in quo negotium geritur. volmt\ zynde daar van de ratio rationis, om dat die locale ' wet-  Cons. XXIII. wetten hare ïnfluëntiê hebben in alle contracW welke dezelve met anders dirigeren en formeren , quam fi fubjeaa Jmf[a luna temperer J ' f ™ w'-~ Et reüe Dotliffimus Burgundus ad Cons. Flandr 'tr j. „ porrorattocinando pergit: Nam ut perfon*, quamdiu in territoria vel'. < yWr, ty««fc» fc^,, ƒ**, , ita et aftus perfonales aui k perfona proficiscuntur citra mentem confuetudinis-iniri nonpofunt auia tn utroque par imperium confuetudo exercet. Waar uit dan volgt , dat deze weduwe in domicilium mariti overgegaan en geene huwelyxe voorwaarden tiuTchen dezelve gemaakt zynde heeft willen volgen de Vriefche wetten van wv! leti haar ehemans woon-en ftantplaatze, fchoon ook 't huwelvk elderwaarts, 't welk ons egter niet bekent is , mogte gefolemnifeert zyn, /. 6y. ff. de judic. ubt Ulpianus : Eum r locum fpeèlan non oportere, in quo inftrument urn dotisfaüum efi fed redttura eft y. Abr. a Wefel Tr. de Connub. Bonor. Societ. i. n 100. cumalleg ibid. & P. Voet de Statut. SeEi. o. cap * „ 6' 7voor reden bybrengende . quia nontam agitur de ipfi contra clu a'uam contraüus executicne, feu de loco, ad quem refpexere con^lZ'e ' ft autem fit locus domicilii mariti, cui fefa muiier fub ,ecit Gevolglyk heeft en moe ft door die wetten ook pradêfunclê ma. nto tuffchen zyne overgeblevene Weduwe, en haar dCter als erfgenaam van de vader, de divifie der goederen ingerigt w0 den mt tngenu cumulo DD. probat et fequitur Celeber. Voet d l n By nadre confequentie (om die byde cafus pofitie gëimpliceerde objectie en zwangheit m betrekkingc van des weduwes opgevolgde verandringe van woonftede, meUommuni confiliofianl maar privaum difibluto matrimonio na haar mans doot gelkreert' mede opteloiïen ) ftaat daar-uit te befluiten , quod muit fomiciha non ™™*r LL prioris domicilii, cum ea mutatie non numeZ- 9> tur inter modos dijjolvendi contraclus fecundum leges demictliïZZti ex rafuppofitaearum tacita approbationecelebrati^Cum inïllL quTad ttTfttÊmP ^**^™r<»« juxta & C. ,o. Vt d. I. n, icy. contra Mevmm fb,d. citatum automate DD,  240 Partis Q_ ü A l T I numero -adduBorum defendit pral. A. a We fel. inter quos pr& omnibus quoad ius Gelro Zutphanicttm meretur legt "Jurisprudentie nofirae decus L. Goris. in Advers. Tr. i. 'cap. 7. w. 3, Quod id'em Wefel. cit. loc. n. 107. contra alias DD. eo ufque j2 procedere inquit, ut conjuges, qui jure fcripto contraxerant , et alie domicilium tranflulerant, etiam tn loco, ubi ajjumpti domicilii leges contrablam ante communionem rcfolvere permitterent , veteris domicilii j, jura exuere nequeant, nifi p fitter domicilii mutationem expreffa conjugum declaratio accedat; 'T welk, vermits alhier niet alleen niet gebeurt, maar ook na 14, onze wetten inpraclicabel is, juxta quas, ficuti patla dotaliaimmutabilia funt, ita jus , quod ex loco contraclus pacti vi legis civitatis acquifitum fttit, ei invito auferri nequeat. Konnende onderuiffchcn aldaar n. 110. & feqq. die tuflchen de PracYifyns .geagiteerde hooft-quseftie over het differente regt van het domicilium mariti cum fitu bonorum breetvoerig ver- ïy- handelt, en aldaar derzelver opinien pro & contra geprofereert gezien worden., quando n. I 19. refutatis contrarie eptnionis propugnatoribus concludit: Quod, cum LL. contraili matrimonii in domiciüo mariti conjugibus tndiderint necejfitatem communicandi bona alibi, fibi jus diverfum obtinet, fita , jus divifonis non ex fitu , fed perfonarftm tratlatu dimesiendum ftt. En gelykerwys dit tuffchen Egteluiden of hare erfgenamen plaatze heeft, zo is 't zelve in opzigte van der zeiver crediteuren ook zodanig practicabel , dat door eene getranfporteerde woninge ter plaatze, daar 'smans Ichulden de vrou niet oblige- 27, ren, het regt der crediteuren ratione aris alieni in loco veteris fedïs contrahit, niet kan verandert .en vermindert worden , uti fapral. Wefel. tr, x. cap. 3. de damn^ int. conj. comm, n. 1x7. & 128. contra alios probat. Uit allen welken wy dan befluiten, dat gelyk d'acle van afgoedinge voor den Vrieffchen Rigter ingevolge die wetten gepaffeertna regten beftendig is, ook alzo onzes oordeels zal moeten beftaan de aanftellinge van des pupils naafte bloetvrint tot Curator over hare goedren daar ter plaatze gedecerneert Want, of wel ten reguarde van de diverfe territoiren die refpeélive Rigteren voogden zouden konnen aanftellen , ut fi inuno loco  Cons. XXIII. 241 loco Cu origo pupiSi, altero domicilii, in tertio bona habeat , gelyk Bartol. in not. Gothofr: ad l. 27. ff. de tut. &cur. dat (conform mede de /. un. C.ubi pet. tut.) contra Dinum arg. II. ib.citt. van gevoelen is, 20 hebben de moderne Regtsgeleerden nogtans het daar voor 18. gehouden, uti inter alios Burgund. d. tr.z. n. 18. dat, fi patrimonium non adeo fit dijfufum , ut pluribus cedi necefje fit, geen meerdre dan eene voogt behoorde aangefteit te worden, ne divtfit vel conjunbldc tuteU pupillo fint damnofe. praterquam, quod tutor datus ad uni- 19. verfum patrimonium in confequentiam extra territorium fitum datus effe 20. intelligiiur. v. §. 17. Infi. de exc. tutor. Gail. lib. 2. obs. 123. Te meer, daar het judicium familia ercifcunds, en in loco rei fita 2,1, en in loco domicilii ceheredis kan worden g'infiitueert , zodanig ook, dat den eenen Rigter de goedren des gehelen boedels , fchoon onder verfcheide jurisdictiën gelegen , kan verdeilen, 2%l ut tradit Cl. J. Voet.de Famil. Ercifc. cap. 16. n. 1. & 3. Waar uit dan ontegenzeggelyk moet volgen, dat de Weduwe verpligt en genegen zynde haar dogter na de Vriefche wetten aftegoeden tot geene nadre aclen, zo van aanftellinge van voogden, als bewys der vaderlyke goedren volgens ons Lantregt, op 't geval in quseftie niet applicabel, verpligt is. Quia hoe judicium efi univerfale, quod femel tantum intentari po- 22 tefi, arg. /.li. §. uit. ff. dejurisd. L 1. & 2. ff. de quib. reb. ad eund. jud. eat. Oermaten, dat na de traditie der Doctoren een boedels-fchei- 24? dinge zelfs by een incompetenten Rigter tuflchen de cohereden gefchiet niet zou mogen g'impugneert worden juxta l. 2. C. comm. utr. jud. voor reden gevende, dat zodane divifie niet zo zeer fubfifteert autoritate fententia, als wel vi fpontanee approbatio- iS: nis & taciti patli tuflchen de condividenten , gelyk d' Heer Voet cit. cap. n. 4. 't zelve ex Sichard. ad d. I. 2. «. y. & Brunnem. in Comm. ad. e. I. noteert en avoueert. Te minder, daar ons voor zeker berigt is, dat des pupils vader geene andre goedren, dan in Vrieslant heeft nagelaten, waarover die gedecreteerde curatele en adminiftratie dan voor 26. voldoende aan de requifiten van die wetten aan te merken is. V. preel. P. Voet d. feit. 9. c. 2. n. 1 7. Geconfidereert, dat, gelyk de moeder na 't Roomfche regt, Gg al-  z±% P A R T I S Q_ V % R T K 27 ajdaar aangenomen, by deze boedelsfcheidinge alle hare in dotem aan de man overgegevene goedren heeft mogen recupereren per fr 20. I. de aB. & 1. un. C.de rei ux. aB. alzo ook haar dogter als erfgenaam van haren vader vice verfa alleen maar heeft a8« konnen eifchen 't geen door zyn Eerw: pref ter nupttas gegeven of aangebragt is, v. §. 3. /• de donat. Terwvl ondertuffchen na dat zelfde regt alle winft of fchade 20. (lante matrimonto uit de vrugten van die refptdive goedren gevallen of elders verkregen alleen by de man of zynen erfgenaam verblyft, quippe cui emnia intumbebant onera mammom 30 ignota legali bonorum inter conjuges communione vid. /. y6. §. 1. ff, de iur. dot. & l. 20. in med. C. eod. tit. Zonder, dat daar omtrent verandringe kan geven de bewoordinge van Curator en refpeöive Adminiftrator by opglte: acre van authorifatie in betrekkinge tot des pupils goedren ervintelyk; 2 r Om dat, als even gezegt, eensdeels den Curator geen andre 6 ' goedren, dan die van des pupilles vader in Vrieslant alleen gelegen en nagelaten heeft konnen vorderen. En anderdeels het in jure Romauo gereapieert en bekent is 3*' quod pupillis datus tutor, tutor efie definebat, cum puberesejje coeptf Jent, quodf&minis poft 12. annum accidebat pr. Infi. Qutb. mod. tut. fin. . , 2 2 Poft illud vero tempus curator iis dabatur rebus eorum adJ-^_ aK~ i5' num ufque prafuturus, pr. Infi. de Curat. waar van het effed m §. 34- 18. I. de excus. tut. te zien. Van welk regt of nu wel confufis tuteU ac cur* nomtmbus & ju15- ris hodie gerecedeert is , zo heeft deze diftindie in Vrieslant, 3<5. volgens meerglte ade nog ftant grypende , geene verandringe tot uitwerkinge van andre en meerdre voogden over deze pupille reets 14. jaren out zynde konnen produceren. Aldus faho meliori gëadvifeert binnen Zutphen den 23. May 174». j?. SC HO MAKER, P H. CAR. SC HO MAK ER. XXIV. AD-  Cons. XXIV. 243 XXIV. ADVYS INSTRUCTOIR. 1 /^Veen generale renuntiatie van alle actiën V_y Z?c. item van exceptien, zelfs die Vd« £e- <%>m£e ol*r de helft by eene na voorgaande extraditie en confe&ie van inventaris opgerigte en getekende erffcheidinge of contrad door contrahenten ten weder zyden geftipuleert, een bediepte parthye de magt beneemt ? om, wanneer naderhand bevonden wort, dat iets van dien inventaris verzwegen, vergeten , te rug gehouden of tydes van die inventarifatie niet bekend geweeft is, tot annuliatie van dat contract te procederen. II. De obligdüone mariti pro uxore. III. De pr^jumtione reiriiffïoms debiti. IV. De juramento fuppletorio. SUMMARIA. 1. Tnuentarium efi bafis divifivnis. 2. Divifio perperamjaüa refurmari debet. Cujus Pr ad fupplttorium juramentum admitti poteft ?  CONS. XXiV. CASUS POSITIE. Alberta Holbarent in leven getrouwt geweeft met Dor. Leonard Baarfelman heeft by Tefhment tot hare univerfele Erfgenamen gemaakt de kinderen van wylen haar Zufter Geertrmt Bredenbroek. ehelyk verwekt by wylen haar Eheman R. f. Schalen in leven Burgemeefter der Stadt Groenlo. Na dode van voornoemde Alberta Holbarent heeft Dn: F. A. van Ruhenbeekj) zo voor zig zelfs, als in huwelyk hebbende de outfte Dogter van voornoemde Geertrmt Bredenbroek\ by voors: haaren Eheman wettelyk geteelt , en als mede Momboir van glte: onmundige kinderen van haren gezamentlyken Oom voorn: Dr: Leonard Baarfelman gè'eifcht Staat en Inventaris, om tot fcheidinge en fchiftinge des Boedels te konnen treden; Dat dén zeiven gëantwoort hebbende zodanigen Staat en Inventaris wegens de menigvuldigheit der meubels in lange niet te konnen geven, voorzeide Dn: Ruhenbeek, daarop hem te gemoet willende komen , en alle verwyderinge ontgaan , gerepliceert heeft, ,, dat het zonder prejudicie van zyn regt wel ,, in zo verre hem Dr. Baarfelman wilde ten dienfte wezen , om in zyne tegenwoordigheic van kamer tot kamer alles'op te fchryven, op dat hy of zelfs of door een ander daar uit een 5, Staat en Inventaris, indien wilde, konde formeren, om dat hy Dn: Ruhenbeek^met het formeren van den completen Staat ,, en Inventaris niet wilde te doen hebben: Het welke dan van Dr; Baarfelman aangenomen zynde daar op door Dn: Ruhenbeekjiofamg regifter der meubilen van kamer tot kamer in zyne prsefentie geformeert is. By welke opfchryvinge dan vermits een zeker liegt (van eiken hout) fchryf-comptoirtie op de zolder (dat gefloten en waar van geen fleutel te vinden was) gevonden is , heeft meerglte: Dn: Ruhenbeek^ tegens Dr: Baarfelman gezegt, dat het zelve door de Smit moefte gè'opent worden; Zyn Ed: daar op antwoordende , dat dit kiftie niet in den Boedel behoorde, maar door zeker Duitfch Graaf te Amfterdam by fa» Holbarent waar blyven ftaan , en derhalv'en niet begerende Gg 3 eens-  a^f5 P a r t I s Q.«irts eens ander mans goet, zig dat zelve niet wilde moeien ; heeft Dn: Rtthenbeek.. daarom 'm 'l opfchryven en het regifter gezet; Een ongëopent kilhen> en een te^n ^aar voor gemaakt. Naar overgeleverde Staat en Inventaris door Dr: Baarfelman, uit voornoemde regifter geformeert, is op den 10. December 1742. een accoord tuflchen denzelven en de teftamentaire Erfgenamen van wylen zyn Ehevrouw Alberta Holbarent getroffen en door hem daar bv tegens een zekere fomma van penningen &c. den gehelen Boedel aan deze Erfgenamen overgegeven. Uit kragt van welke deze teftamentaire Erfgenamen een verkopinge van Meubels hebben willen doen, en dezelve meer als eens in de Courant laten zetten , dewelke pok den 25. Maart en volgende dagen 1743. te Zwol gefchiet is. Dan vermits in die tyt niemand is gekomen , om het voormaals gezeide kiftjen te eifchen, zo heeft men 't zelve door de Timmerman Garrit van Efien in het Sterfhuis laten openen, en daar in onder andere fchriften zekere obligatie van 8000. gin: door Baarfelman gefchreven en ondertekent , ende van }an Holharent en johanna Leefemakers in leven Egteln; zyne Schoonouders genegotieert gevonden , herkomende van ontfangene penn: in verfcheide poften tot voorzettinge der wyn-negotie geemploieert. Dn: Rnhenbeek daarop by Dr: Baarfelman gaande heeft hem te gemoete gevoert en gezegt, dat't voornoemde kiftjen met gekkelyk van een Graaf waar, dewyl het zelve vol Boedels-papieren gevonden hadde, en onder anderen een obligatie tot zynen lafte ten profite des Boedels, daar by voegende , dat wel gewenfcht hadde zodanigen obligatie niet te hebben gevonden , dewyl voor zig zelve geen luft in rufie hadde , maar ais \\ momboir daar van ter zyner tyd moefte kennis geven aan de Magiftraat van Groenlo. Dr: Baarfelman voorff: obligatie niet ontkennende heeft alleen daar op g'antwoort, dat hy geméint hadde die al lang uit de werelt te zyn geweeft ; daarbyvoegende, dat diezelve maar van hem gepafleert waar ten profyte van zyn Vrouw , om dat hy haar hadde by zeker Teftament teHattum den 6. April 17x3. J ge-  Cons. XXIV. 247 gepaflëert univerfeel erfgenaam gemaakt , mits uitkerende de Legitime aan zyn Ouders, zo hem die mogten overleven, en dat tot dodinge van die Legitime daarom zodanige obligatie hadde gepaflëert. Of die claufule in het accoord tuflchen Dr. Baarfelman en de teftamentaire Erfgenamen van wylen zyn Vrouw Alberta Holbarent; (renuntieerende wederzyds van alle atlien enprttenjienötc.) die naderhand gevondene obligatie getekent binnen Amfterdam den 22. Nov: 1722. kan doden, of het regt wegnemen voor de teftamentaire Erfgenamen van Alberta Holbarent ten opzigte van hare halffcheit of portie tot gez: obligatie? In geval van neen; of die obligatie in haar voorhooft hebbende het woord wy en alleen door de man ondertekent , dugtig is en in hoe verre ? Of Dr. Leonard Baarfelman zoude konnen voldoen met beveftinge des eeds , dat de obligatie gepaflëert hadde ten profyte van zyn Vrouw tot dempinge of wegneminge van de Legitime? Gezien, gelezen en gëexamineert by ons onderges: Regtsgeleerden de vorensftaande Cafus Politie met de vragen daaruit geformeert mitsgaders zeker Magefcheit van den 1 o. December 1742. tuflchen de Hr: Dr. Leonard Baarfelman ter eenre,, en de Hr: F. A. van Ruhenbeek, pro fe & nomine uxoris, voorts met en benevens Peter Meurs en Bernard Staring, als momboirs over de onmundige Gerrit Lucas, Antonetta Elifabeth en He± lena :,  %lena Hendrica Schalen, tezamen in qualiteit, als teftamentaire eTfcenamen van wylen Juffr: Alberta Holbarent m leven hmsvrou vaneltn: Hr. Dr. Leonard Baarfilma ter anderen zyden ooaeriet %■) een Obligatie van 8000. gl: door meergn: Dr. LeoliTdBalrfelman binnen Amfterdam op den ZJ. Nov: l7«; ten piofyfe van wylen zyn Schoonouders J*« H.lt«r.nt en johanna leefielU afgegeven , en eindelyk , (3') difpofitie door denzelven tot Hattum op den 6. Api; t7z%gepafltert, alle ,» «p<« , zouden wy omtrent het eerfte Q/untur Calvo meliori vermeinen. ... ^ f D^de clauful van de gedane renuntiatie by opglte: Ma'sefcheidinge in deze termen geconcipieert, Renuntierende « C5-/}W. Conf. Reffmd.nm ). Schomahen Cm,. 6*. 2««,„■„ /%» TttlAud nL^ue" 37 den rkï'ren in eLe ^»,«S«-r* remiffie van de fchult, ' als wel voornamentlik in dtfzdfs/ dat de huis. Maar ook ter oorzaake ons <»/«S» bei 15 is, nai "  CONS. X^Yi v . 25 ^ JfWf: w^.» /k» Holbarent , de langftlevende van de crediteuren. In welken geval zekerlyk eene zodane onbewezene redditie zo weinig, alsdeprasfumptie van eene ftilzwygende liberatie der fchult tuflchen den crediteur en debiteur zal konnen plaats hebben. . . 38/ Want, offchoon wel door de fucceflie van den debiteur in de goederen van zynen crediteur een confufto patrimoniorum en dus ook van dez-e obligatie na regten zou (land grypen, Vid. 39. Trentacinq Lib. 3. Tit. de Solut. Refol. y. Hartm. Piftor. Ltb. 5. Exc. 11. zo zal zulx alleen in dien cas moeten verflaan worden; wanneer zodanen debiteur alleen fuccedeert , dog geenzins in een geval, als alhier , wanneer meerdere erfgenamen van den crediteur voor handen zyn ; Welke niemant zal willen ontkennen hun aandeel in des boedels voordelige fchult tot lafte van haren mede erfgenaam te competeren. Beha!ven , dat deze meer aangehaalde prsfumtie dan ook 41: geen plaatze zal kunnen gegeven worden , wanneer een debiteur is-geweeft een inwoonder of huisgenoot van zynen crediteur. 4*. Quia tune facile creditori tale ïnftrumentum pot uit auferre & delere. Mafcaud. de Probat. vol. z, cmcl. 477. «. 15. d. Trentacinq, d. I. 3. Res. 17. «.II. in verb. Secundus eft. Is dit nu omtrent een bloten inwoonder of huisgenoot aannemelyk? hoe veel te meer zal t'zelve dan niet moeten zyn ten reguarde van een eigen kint, die uit hoofde van defzelfs erfuiterfchap zynes ouders en crediteurs boedel aangeveert , de effecten gëinventarifeert en alle chartres en papieren geexami- ^ neert hebbende daar toe in ftaat geftelt is. Waar door dan buiten alle tegenfpraak de remiffie van fchult door de exiftentie van de obligatie onder den debiteur ^ niet prafumptyf kan zyn. vid. Eund all. loc. infequent. En in t'gemeen wort deze generale regel regtens weggenomen, wanneer namentlik, als in dezen, een ander reden, dan die van remiffie voor handen mogte zyn s 4y. Quia remiffie efi donatie: ]am, quantum poteft,. debet evitari prafumtio donationis, cum illa de facili non fit prafumenda. all. TrenHh 3 tacinq.  z^ P 1 H I 1 S O U 1 1 T ï tacinq. d. I. 3. refol. 17. ». ri. ubi Quarto declaratur. &e. Die'rhalven bebbenwyom alle dezen moeten befluiten en het daar voor houden , dat de meergn: obligatie, fchoon onder den debiter beruftende, alnog zyn volle kragt en vigeur zal moeten behouden, en wel zo lang; Tot dat dukgltn: Dor. Baarfelman zal hebben aangetoont , dat dit inftrument aan denzelven of door zyn fchoon-ouders (de crediteuren zelve,) of door hare ordre is gereftitueert per 4,6 ea, qu* habet pral. Lauterb: d. §. 6. cum ait: Conftet ergo dcbt' tori a credmre, vel ejus jufju ab alio , redditam effe cauttonemr per LL. a/leg. Non enim fuffiett debitorem habere chirographum. Addatur Feitman in doBtffimo Comm. ad L. 2. f. dePaB. n. W.cumall.DD. Het welke op het derde Qitaritur gëappliceert zynde wort f' daar uit evincant, dat, gelyk een erfuiter na de ftatutaire dilnofitie van deze Landen, als 't Stadtregt vanZutphen nov. edu. Tit. 7. §. 6. en Lantregt Tit. 3. § 6. zig met den eedt ter befte dioinoe des Inventaris omtrent eenige boedels-goedren met mag verryken alzo is ook Dor. Baarfelman ichuldig geweeft dit important 48. boedels effea te inventariferen , en aan zyn vrouws Erfgenamen alnog pro quota te voldoen , zonder zig daar van door middel van eede te mogen bevryden en daar mede hem tot derzelver nadeel te verryken. . Te meerder, om dat de exiftentie van dit obligatoire hant49- fchrift wel een pr*fumtie, dog geenzints een bewys ofpreuve van remiffie uitlevert , waarom ook Accurftus geallegeert by Trentacinq d. lib. 3. res. 17 n. 12. in medio wellen te regt aanmerkt; 50. Quod illa praefumtio pro debitore non eft fufficiens probatio , mft aliter probetur in ft rum ent urn traditum a crcdttore. En of we! door andere Autheuren aldaar mede aangehaalt dit in zo verre gereftringeert wort, dat, in val een debiteur niet is fufpeB of defamilia creditoris, als dan denzelven , als eenfemiplene r, probatie voor zig hebbende, zou konnen worden toegelaten tot * den fuppletoiren eedt, per LL. & DD. ibidem, item pr*l. beltman d. I. n. 9' . , Ju£ ■ ■ Zo vermeinen wy egter niet zonder gront , dat alle die requifiten in cas fubjea, (daar niet allen den crediteur , aan wieden Ji. debiteur gefuccedeert, en daar door bezitter van alle hereditaire  Cons. XXV. effecten geworden is, overleden, maar ook de redditie van deze quaeftieufe obligatie door en by 't leven van den crediteur niet bewezen is,) ganfch niet quadreren, Conf. Bufium ad ff T de PaB. I. 2. «. i o. " ' ' Waarom wy dan ook, om deze en meer andere redenen dusdanen eventuelen eedt als in rem propriam & pri-uatum commodum geoffereert, met hebben kunnen oordelen admiffibel te zyn. Aldus by ons ondergeff gëadvifeert binnen Zutphen den 20. Aug. 1743, f. SC HO MAKER. P H. CAR. SCHO MAKER. XXV. SENTENTIE CONFIRMATOIR. rjewen by my ondergefchreven het vorenftaande Advys byde nf 7 Tl™ T?' ?°fStm^r £n PhUiP C*rel Schomler binnen Zutphen d. xo.Angufl. 1745. afgegeven, dunkt(ondercorrecüe) wel en na regten gëadvifeert te zyn, my daar mede conformerende. Harderwykden 8. July 1744. J. F. W. PAGENSTECHER, furis Civilis & Publici Prefefor Primarius. XX VT. AJ5A-  2^5 Partis q.o a rt je XXVI. ADVYS INSTRUCTOIR. I. "§~"\ ï>ema Matis impetranda. \l J^J Van de magt der teftamentaire execu- tears. III. De tutonbus datiVis , teftamentariis honorarüs 3 eorumque officio & facultate. SUMMA'RIA. 1. Jure tivili foeminee 18. annum I egrejfte vernam atatis pojfunt impetrare, quando morumkoneftas mentisque fotertta S- tefö' bus probari poteft. 2. 3. Of, wanneer en door welke ' we^en een Voogt of Vader foc- voégt en verpligt is alle eventuele fchade van de minderjarige voortekomen. 4. f. 6. Hoe ver de magt van een executeur teftamentair zig ultftrekt? 7. 9. Wat en hoedanig den zeiven 'te confidereren, en waar toe aanfprekelyk is? 8. Hoe lang die qualiteit doorgaans plaatze heeft ? 10. Certa rei curator dari, li] Et ad cautionem obligari poteft. 32. De tutores honorarii zyn na 't gevoelen van veele DD. niet bevoegtzig in de adminiftratie der pupillaire goedren te immifceren. 13. 14. if. Dog niet te min beregygt zo tot infpeéfie en examinatie van het bewint der admini ftrerende Voogden, als tot defzelfs verburginge met de vordre gevolgen van dien. add. ». 24. 10/ Alias periculum omijfte cautionis in tutorem honorarium redundtt. 17. Quare jure civili tutor dativus a cautione immunis eft} V. limit, n. 18. 19. An, quando y quomodo tutor teftamentarius moribus cavere tenetur , judicis difcretioni committitur, 10. Minderjarigen hebben legaal hy¬ potheecq in de goedren hunner voogden, welke daarom zelden borge (lellen. 11, Ten ware , dezelve geene grote ofte onroerende goedren bezitten. 22. Quod  Cons. XXVI. 257 Species Faèli. C*Mijus heeft by zyn teftament voor Schepenen van zekere Bay ronnye, reiTorterende onder't Stigt en Provincie van Utregt, den ,7. April 1742. opgerigt, tot defzelfs eenige en univerzele erfgen: g'inftitueeit de dogter van zyn zufter ehelyk verwekt by Sejus, en daar by aan deze en geene legaten verfprokeu, fteliende tot executeur en voogt in die natelatene goedren Sempronius, om des teftateurs boedel te adminiftreren, en aan die erfgen: uittereiken, met byvoeginge , dat gltn: executeur zal gehouden zyn na executie van dien behoorlyke reke: te doen , als hier by in copia. Den Executeur Sempronius zynde een Predikant ,dog weinig bemiddelt en in tegendeel bezwaart met eene onereufe familie, heeft Sejtis als vader van deze erfgen.- out omtrent 16. jaren , regtmatige vreeze , dat by leven of fterven van zyn Eerw: Jtan deze herediteit en adminiftratie buiten «genoegzame verzekeringe detinerende en tot nog toe continuerende zou fchade geleden worden. Qtuerkur. Of niet de Vader Sejus zyn voors: dogter zou konnen doen mundig maken, om zelfs dien boedel te adminiftreren? 2. Of, hoe en op wat wyze hy deze prasfumptive fchade zou 1i kon- 21. Quod extendittir ad tutorem d patre filio codicillis vel tejlamento datum. 23. Qjiö etiam fpec'iat officium magiftratus. 2f. Een gerigtelyke authorifatie ad | agendum contra tutorem geren- tem, fchoon niet voHlrckt nodig voor een «honoraire of toeziende voogt, zo is dezelve egter ob dupltces ratt. alleg. n 26, & 27. dienftig.  a g P A R T I S Q_U ARTS konnen voorkomen, en Sempronius verpligten tot extraditie van d«e nalïenfchap., of immers tot verbnrgmge eener gecontmueerde adminiftfatie? t>v nns ondereet!- Regtsgeleerden g' examineert zynde de voByrenftaan^ifpecies f%L« de tvTee -vragen daar mt aan ons ten fine "n eenW iuftruaoir advys voorgeftelt, zonden wy nnrier verbetevinge van advys zyn. Dat Zlenia stsüs , welke Sejus namens zyne onmund.ge doeter ten einde als daar in vermeit, by Haar Ed:Mog:deHeereS aten dezer Provincie of der zei ver Raden het Hof Provindaal zon tragten , en op bygebragte atteftat.en van de naafte ciadi, '-vu 0 ) r . . ff de mtnor. bloederwanten, of na 't ?us Ctvüe pei l' f . Q rh. i 2 s i. C. de hisquiven. at. tmp. door y getuigen om uent ionge maagden derzelver capaciteit , induftrie en frugateïbe™V, moeten impetreren, niet alleen veeie zwfrlg. hpi 7ou ontmoeten, maar ook niet zeer nootzakelyk zyn > 2 NadL den zeiven als vader en wettige voogt van dezelve na 2. in aaien aeu «s . . , t t VOOrkommge van al- !ee|^r uT^ha e,7kePgïvallén^ le eventjeie iu a y b e yan £en behoorlyken fta Fdes boedelZthlL Oom wyfen Cajus dervende nagefaïn en zulx voorgegaan zynde tot vervolgelyke verantwoordde van defzelfs adminiftratie en executie van zyne laafte wd- l6'Wv hebben gefuftineert , dat eene difpenfatie over en ten MnriJn van des erfgenaams minderjarigheit van geen meeider effecltev erla^ingf van aflecnratie of extraditie van deze nalaeffeóttei er arging qualiteit van de vader, kragf IdkeTy 1 we tige voogt na^Lntr: der Gr: Zutphen Tit, welke hy als we , b geauthorifeert wort alles namens ?' ckzAyn dog tei in-en\uitf n regten * te doen en faten wedemren, wat dezelve meerderjarig zynde zelfs zou "ISrt-Sdtar mede niet zal nodig hebben te fuperfede^'^i defzelfs dogter meerderjarig zal geworden zyn, naSr^^nnie^er.voors: difpofitie teftamentair geble- ken is.  Cons. XXVi. 25-9 Want den tefiater vooraf deze zyne nigt, d'eenigfte dogter 4 van Sejus, tot univerfele erfgen.- van alle zyne natelatene goedien hebbende aangeftelt , onder dat beding , dat dezelve of wel den uitvoerder van deze zyne uiterfte wille die daar by aan . deze en gene verfprokene legaten zou uitkeeren , heeft den zeiven daar by met vorder gequalificeert, dan om als executeur en voogt in die natelatene goedren , dezelve te adminiftreren -en aan voorglte erfgn: uittereiken, mits gehouden zvnde na executie van dien behoorlyke rekeninge te doen. Waar by alzo die adminiftratie en uitreikinge niet gefurcheert is tot de meerderjarigheit des erfgen.- zo is uit die onbepaalde aanftellmge, alleen opzigtelyk tot aanveerdinge des boedels en uitkeermge der legaten, (waar toe een executeur tefiib. f urabr: tn Concl. 1. «, 19 r. & G.aWaften. Pr. jud. P.z. cap. 18. §. 170 herede irrequifito zelfs niet zou bevoegt zyn) geen v0rdre extenfie in cas fubjecl aannemelyk. Zonder, dat uit het bygevoegde woon Voogt eene dusdane ex- * tenhve intentie van den tefhteur in dezen per fubaudnum intelleclum kan g elicieert worden , daar den zeiven bv zyn teftament die voogdyfchdp of euratèle met d? executie genoegzaam geconjungeert, en alleen g'extendeert heeft tot die natelatene goedren en geenzins tot en over de perzoon van zyne e' inftitueerde Nigt. • J b _ Invoegen , datScmpronius niet anders als een nudus mandatarius <2" quaft quidam procurator defuntli juxta /. 17. f. de leg. z. & l. 17. C. de procttr.. kan worden geconfidereert, welkers 'executonum, Wanneer de wilie des telhteurs door uitkeringe dezer legaten voldaan is, ook van zelfs, en regulariter met een jaar 8 cedeert en geprjéfcribéert wort, ten ware den tefiator een ander ot langer tyt gep.rasftgÖBrt hadde, als ex addutlis DD. probatumivitf Schomak. m fins Cons. P.y ccns.jl. n. 4. & 10 cum feqq. Hier van niets by dit tëftament gebleken zynde, zou de Vader niet alleen dezen Executeur teftamentair tot al *t geen voorlT: konnen verpligten, maar ook eo cafu, wanneer die le- q gaten nog met voldaan waren, denzelven van alle adminiftratie en directie des boedels uitfluiten, en die op hem tegens prsfta- Ii a tie  jtto P A R/T IS Q_U A R T K tie van cautie doen brengen , per citt. ab eod. Schomaker. P. i, Cons. yf. ». 46. c«w «£*d. Statutis Mechlin. & Vltrajeil. & ad ea Commentatoribus DD. Chriftin. & Van der Muelen. Dog veronderftelt zynde dat dezen Executeur teftamentair zou willen cavilleren op het g'adjicieerde woort Voogt, en daar uit eene gedernandeerde authorifatie met betrekkinge tot de perzoon des erfgen.- immers ten refpeóle van die aan haar be- 10. maakte herediteit infereren, cum etiam certa rei & jure civili & hodierno curatorem vel tutorem dart poft alias obfervat Groenew. de LL.Abr. ad §, 4 /. Qui tefi. tut. dar. ll' En aldus op dat fundament ftaande houden , dat hy als teftamentaire curator of voogt niet eerder zou gehouden zyn den boedel overtegeven, zo zou niet te min denzelven, alsadminiftrerende, en de vader als honoraire Voogt geconfidereert, na regten obligatoir zyn defwegen cautie te ftelleu per expr. text. in l. \. & 2. C de Tut. vel Cur. qui fttis non ded. 12. Want, of fchoon de tutor es honorani na 't gevoelen van veeie Regtsgeleerden zig in die adminiftratie der pupillaire goedren niet kunnen immifceren, de qua inter DD. agitata quaftione vid. A. Leyfer in Medit. ad ff. Spec. 319. med. 1. zo zyn dezelve nogtans en ten minften als toeziende voogden , dati quaft ebfervatores aEluum e/us, qui gerit, Ó' cuftrodes, beregtigt tot infpecYie en examinatie van des boedels adminiltratie , ten einde dezelve na behoren gefchiede en gelet worde, dat de pupil geen fchade kome te iyderi. 14. Waar toe en ter bereikinge van die verzekeringe de regten dan ook aan den honorairen voogt hebben toegeftaan, om van den adminiflrerende pr&ftitis praftandis genoegzame verborginge te vordren, gelyk welgltn: Leyfer. d. fp. med 2. hifce verbis nadrukkelyk ex l. 3. §. 2. de adm. & per. tut. betoogt.- Certe in d. 1. infpeüio illa & obfervatio, qua tutoribus honorariis tribuitur, ee extenditur, ut debeant affidue rationem a gerentibus exigere & follicite curare , qualiter conferventur , & f pecunia fit, curare, ut deponatur ad preediorum comparationem ; Colligimus inde , tutorem honorarium jure pofcere, ut adminilirans fibi inventarium exhibeat & fa'cultates patrimonii pupillaris pandat. i$. Wanneer hy aldaar, na dat contra alios uit die aldaar geordonneerde  Cons. XXVI 20-x neerde rekeninge en verantwoordinge der adminiftratie, die g' impliceerde editie van een Inventarium of liever repertorium rerum pupillarium na de difpofitie in i. uit. C. arb. tut. beweert hadde, per all. leg. i. & z. bewyft de nootzakelykheit der cautie, Curandum vero, ait, eft honorario, ut gerens tutor per om- 1^ nia ojficio fuo fatisfaciat, quum prafertim peticulum omiftas cautionis in tutorem honorarium tandem redundet, 't zelve met een advys van 1710. in fimili afgegeven beveiligende. Zonder , dat Sempronius zig daar van zou mogen onttrekken, om redenen quaft, dat hy by teftament tot deze voogdyfchap door Ca;»/ gedifpicieert, en zyn trouw ipfius judicto buiten cautie gevolgt en beveiligt zynde, zo weinig als een dati ven momber daar toe na 't fus Civile Romanum arg. /. 50. C. de Ep. aud. junét. 17. pr. & §. y. I. de Atül. tut. alnu zou mogen verpligt worden. Nadien het ifto jure volgens de /. 27. in fin: C. d. t. bekent 18. is, dat zelfs een momber van de overigheit geftelt , naderhant bevonden zynde moribus , dog niet faeultatibus bequaam en in ftaat, als dan tot cautie zou gehouden zyn. Dan gemerkt moribus hodiernis, of, wanneer en hoedanig een jq teftamentairen voogt zou moeten caveren , 't zelve meerendeels dependeert van 't goetdunken des rigters, waar toe egter ons Lantr: d Tit. §. z. & 3. indrftintle alle mombers onder\ekere poenaliteit verpligt , zo zou , alhoewel zelden dusdane mombers elderwaarts boige ftellen, om dat de pupillen in der- 20 zeiver goedren hebben legal hypotheecq per DD citt.dCl. Voet ad Tif. f. de adm. & per. tut. u. 2. nogtans Sempronius om redenen by de Cafus pofttie daar toe konnen gedwongen worden; Te meer, wanneer denzelven weinig, als bv die Cafus póft tit, zi en geen grote of immobile goedren polTideerde, en deze herediteit in mobile effeclen belton t, en dat dus die grontoorzake, waar op dat ftiizwygent verbant berufte, deze pupille geen fecuriteit buiten expres verbant van goedren of perfonele borgen zou geven. In welken geval alhier zyne applicatie vint 't geen in een ander opzigt de confirmando tutore k patre filio verbis precariis velcodi- zz ciüis teftamenta non confirmatis fine inquiütione dato, ex il. civiHbus bybrengt evengltn: Voet ad Tit. ft. de sonf. tut. n.z. cum ait: li 3 Vti  a<5i Partis Q_u a r t je Vtititatem pupillorum magis fequiPmer debet, quam fcripturam tefta* menti vel codicillorum , cum & ipfe pater eb hec a priore fingatur voluntate receffiffe, nee credatur tales unquam voluilfe tutores dare , ft gnarus eorum fuif et, qua ipfe Prater de hifce comperta habet , per 11. ibid. . , , z3- Want in zulke gelegentheden is d ovengheit, als den noog- ften executeur van teltamenten , bevoegt van des teftateurs wille wanneer hy de tegenswoordige geftelteniüe van zaken hadde geweten, en gëoordeelt dat in zulke veranderinge het belang des erfgen: verleerde, daar van te recederen, Vt id per l. 10. ff. de conf. tut. exemplo & refponfe confrmat Clar. Leyfer fp. 37+* Uit kragt van welk regtelyk pouvoir de vader als wettige en toeziende voogt, zo om die gëallegeerde redenen als fpem fuccedendi cafu quo in en tot dezen boedel hebbende, dan zekerlyk 9A Sempronius tot al 't geen voors: zou mogen en moeteni oblige*" ren en in cas van vordre adminiftratie zig aan den Gerigte, waar onder denzelven gezeten is, addreflëren, en daar toe tot voorkominge van alle prsfumptive cicanes vooraf decreet verzoeken, omdat, ofwel Lauterb. Dtfp. de Honor Tutor. cap. 2. §. xi. »• 7. geene zodane judiciele authorifatie of conhrmati'e als niet fpecterende ad tutoris honorarh officium , van noden gëoordeelt wort, wy evenswei deze cautele , fchoon enigzins -a overvloedig, liever zouden aannemen, niet-zozeer en alleen, dat de infpecTie en obfervatie van een toeziende voogt , uti ex all. let. pralaudatus Leyfer. in Corall. pojt. med. 5. d. fpec. behelft een zoort van adminiftratie, als wel dat de Vader voor zig 27' hebbende een gerigtelyk decreet in cas van proces by een onvermoetlvke fuccumbence altoos voor die koften gedekt en uit zyn eige beurs te betalen ongehouden zou zyn, ut auüontate all. J)D. probat & fuadet id. Voet. d. Tit. ff. de adm. & per. tut. ». IX' Aldus aliorum DD. judicia femper falvo gëadvifeert binnen Zutpheir-den 2.9. Juny 1744. SCHO MAKER. PB. CAR. SCHO MAKER. XXVII. AD-  Cons. XXVII. x6l ' XXVII. ADVYS INSTRUCTOIR. !• een contraót tulTchen Broeders cn Zufters reciproquelyk opgerigt en waar by de langftlevende der difponenten alle der eerftes afgeftorvenes goedren ad dies Vit* tugtswyze zal bezitten, met beding, dat na doot van den laaften dezelve zullen vererven op die daar aan na Lantr: zullen beregtigt zyn, na regten is beftendig? II. Of en hoe verre de langftlevende daar over kan difponeren ? III. Wann eer en hoedanig ymant by een ander ingewoont hebbende verpligt is tot editie van inventaris en verantwoordinge van des overledenes nalatenfehap ? IV. Van 't regt en pligt eenes erfuiters. V. Van Leen-en andre Volmagigers. S U M M A R I A. i. T*\e Staat Groenh volgt de Sta*-* tuten van de Hoofftad Zutphen. x. Hoe ver een tugtenaar tot betalinge der erfhuis fehulden verpligt is? 3. Hoedanig den 28. Tit. van 't Zutphenfch Stadtr: vergelekea met den voorgaanden 27, Tit.. in materie van dlfpofitie moetbegrepen worden? v, Utè h.n. 4. Ymant over zekrc gedeeltens zy* iierr  46, PiHTlS ner goedren alleenlyk konncndc tefteren , vermag over die andre gedeeltens by wyze van tugt tot nadeel der fïatutairc ofte legitime portie niet difponcren. •r. Waarom by de Romeinen geen contraóten in teftamenten mogten intervenieren ? v. remiftivè. 6. Waar omtrent het onderfcheit inter ailus externos & internos nogtans in cemfideratie quam. 7. Et qv.idem cum difiinétione h. n. tradita. 8. Romanas fcrupuhjitates Mores re- fpuunt, 9. Et paéla fuccejforia teftamento & ppélis admtttunt. 10. ir. Qjiodptobatur, ampliatur »•'•'*. 13, Paclttm de f uturn beredttate ter- Ui tl injeto tarnen improbatur. 14. Quando aclus per heredes approba tus dici poteft r i< Waar door een onderlinge conventie van een teftament kan ondfrfchciden worden ? 16 Non verbis, fed.ipfis rebus leximponitur, licet conirahentes attum aliter nominaverint. 17. Mutuele difpofitiéfl zyn ifr't gevoelen van zommige DD. mei revocabel. v. contr. ». 20. x% 21 Quia dicuntur induere natu ram contraclus fcf fideicommijji add. ». 22 ïO 20 /'«"'« Romano ait 10 ac interefte '£«f Moribus «£» » «. 24, af- Hoedanig andre DD deze irrevocabilueit matigen enbegrypen? vid. ibid. vart & diftintle. 26. De langftlevende der difponen ten is indiftwae bevoegt tot eene nadre en dus tot revocatie van een voorgaande mutuele difpolitie, ob varias in theji n. 27. 28 29» 5-3- f4. y in hypotheji n. 45". 46. allegatas rationes, vid. /i>#j£. ». ff. 30. Zodanig ook, dat de revocatie quoad partem revocantis kan gefchieden, five in vita, Jive poft mortem aliqimum ex difponentibus. 31. Quod ampliatur; I 32. Etiam fine reftitutione ejus , quod ex mutua difpofitione revueans percepijfet. 33. 34. 48. Non obftante promiffione folenni de n*n revocando. 35-. 36. Quod extenditur C35 contra alios defenditur. n. 37> 38. 49. fo. Contraria opinio refelli- tur & explicatur n. f6. 39 Renuntiatio non exprefia habetur pro omifia, 40. 43. Voluntas agentium fempe. de¬ bet efte hbera, nifi &c. 41. 44. Quod applicatur ad cafum pub' jeSum. 42. Hoedanig men in queeftione vo- iwntatis zig moet gedragen? 47. In dubio qutsque cenfetur de fuis fcf non ds alienis bortis difpofuijfe. jl. Verdeilinge van goedren door beide Ouders gemaakt kan door de langftlevende pro fua 1 parte dimidia geretracteert wor¬ den. fi. Quod illuftratur in patre, qui promiferat aqualitatem inter omnes libero; jervaturum. \ 5-2. Applicaüo ad cafum teftamenti reciproci. - f7- Quilibet adminiflrator ad ratio- enem  Cons. XXV1L z6f Cafus FaïlL De Heoren Herman Otto en Chrifiofel van Munfler, voorts de Juffin: Henriette, Etizabeth , facoba en fohanna Aleida van Aitinjier , broeders en zufters, hebben na 't afïterven van wylen hun zufter Anna Chrifiina van Munfler , edog by 't leven van haar eheman de Hr: Theodorus Vulbier en derzelver kinderen op den 5-. April 17x5% een mutuele difpofïtie voor den StadtGere: van Groenlo gemaakt ,, Waar by dezelve malkanderen reciproquelik hebben be,, tugtigt in alle haar Teftateuren gerede en ongerede goederen, ,, geene uitgezondert, zodanig, dat de langftlevende van de,, zelve te zamen der eerft overlydendes goederen levens-lang tugtswyze zuilen pomderen en gebruiken, welke alzo fucceffive tugtswyze al vorders zullen vervallen tot op de langftle,, vende der Teftateuren ; Kk Met mem reddendam tenetur. ƒ8. Filius, qui vivente patre bona adminiftravit, eb mortuó , aliis fratribus rationem reddere debet. ^o, Waar toe buiten adminiftratie egter niet zou gehouden zyn, 60. Dan, voor zo ver ymant erfuiter of boedelhouder zy. 61. 62. Geen erfuiter voorhanden zynde, wort aandegczamentlyke erfgen: zo wel de bewaringe en bewmt der goedren, als . de vetvaardinge des inventaris toevertrouwt. 63 't Erfuiterfchap komt na Lantr: ook toe neven en vordre bloetverwanten. 64. Hoe ver en waar toe een erfuiter aan de erfgen: vërplfgt ib? 6y. D'erfgen: met de petitie edendunt inventarixm boven den ftatutairen tcrmyn gefuperfedeert hebbende, kan den erfui¬ ter vomaan met een inventaris der goedren , zo als die tempore petitionis bevonden zyn, ob ratt. n. 66. 67. Of en wanneer een cohabitant tot exhibitie van inventaris der overledenes goedren gehouden is? vid. cum diftinSione d. n. & «. 68. 69. 70 Mandatum morte mandantis extinguitur. 71. 72. 73. Quod tarnen trifariam li- mitatur, 74. Silentium annale comparatur confenjui. Jf, Sub generali bonoium detiominaüone feuda non comprehenduntur. 76. Leenvolmagten moeten gepaf- feert worden coram Paribus curite, 77. 'T effect van eene feudale fuc- ceffie waar in mede beftaat?  a(J5 PARTIS Q.UAHTJE Met dien vorderen beding, dat zy Teftateuren alle te za'men zullen verpligt zyn dit alles ftiptelik te agtervolgen niet " alleen als een mutuele tugtmakinge, maar ook als een mu'' tueel clmratt van weerkanten obligatoir, zonder daar van te mo\\ een refilieren ofte aftewyken; ■ Dat na dode van den laafien dezer Teftateuren de goederen als 'dan z,Hen vervallen en vererven op d,e gene welke daar aan na l , Lantregte zullen beregugt zyn , relatie tol de difpoCtie zelfs fub ^Hier op hebben bovenglte Teftateuren by aöe van den 9. Juny des voorn: jaars ,725- voor het «lveGengte van Groenlo gequalificeert en gevolmagtigt hunnen broede de Hl. Het- man Otto van Munfler voors: om alle hare zaken tam atltve " etuam paffve, ubtque & contra quoscunque, zo in , als buiten leg' ?en waa tenemen, hare gerede en ongerede goederen tever- kopen, tranfporteren &c! breder by die volmagt uitgedrukt \\ fubN.i. f> 1. Of deze acïe van reciproque tugt by wyze van contrad ingegaan beftendig is?' 2. Of en hoe verre de laaftovergeblevene der Teftateuren hhanna 'Aleida van Munfler, alle goederen van deze hare broeders en zufters tot hier en toe ruftig en vredig bezeten hebbende en alnog bezittende, bevoegt is volgens glte.- ddpofitie te ^poneren 't zy over hare eigendommelyke portie, 'tzy over die halffcheit, welke door dode van deze hare zufters en broeders op haar is vervallen? 3- Of de Hr: Herman OttoVolbier (de zoon van bovengen: Theodorus Volbier en Anna Chriftma van Munfler) met defzelfs ehe- vrou  Cons. XXVII, 2g7 vrou by-en met defzelfs moeye Johanna Aleida van Munfler evengit: hebbende gecohabiteert, ook zoude verpligt zyn , om na dode van dezelve aan de mede-erfgenamen te ederen een ftaat en inventaris, zelfs met verantwoordiginge van 't gene by haar leven namens dezelve ontfangen of uitgegeven heeft ook van datgene, het welke gez: J. A. van Mmfter mogte' weggegeven ofte veralieneert hebben ? 4- Of bovengen: Herman Otto van Munfler uit kragt van de volmagt fub N. z. na dode van enige der Conftituanten is bevoegt geweeft te refuteren enige leengoederen? Dienvolgende of die in den Jare 1743. aan zyn neef HermMi Ono Folbter voorn: gedane ceffie cn refutatie van 't Overyflels Leen half Roexerdsnk. gent; en aan defzelfs zoon 7heodoor jakob Folbter van 't Mur.fters Leen den Meulenof Hartebroeks 1 iende na regten beftendig is? fjezienlen geëxamineert by ons ondergs: Regtsgeleerden vovj renltaande Cafus ftótii en dc Vragen daar uit geproponeert, zouden wy omtrent het eer/ie Qu.ritur vermeineti , ,, Dat die ,, daar by genomineerde afle fub N. |. in regten zal kunnen ge,, mamtineert worden. 6 Niet jure teftamentt fe* ultim* voluntatis ; Want, ofwel by de 1 Statuten van de Stad Zutphen , (welke in de Stadt Groenlo, " het domiciaum van deze difponenten, mede vigeren tefle Tod. Schomaker Cons. Gelr-Zutph. P. 1. Cons. 10. «. 2 7 o io. 11 ) wort gedifponeert ten opzigte van de betalinge der erfhuis-fchulden m Cas ymant in den alingen boedel was getugtigt. vid. 2' Dtadr: v. Zutphen Ttt. 28. §. 1. conform de Statuten der GraafIchap Zutphen, Tit. r4, §, 1. En dat daar uit zoude kunnen gëinfereert worden, als of een yder de faculte.t hadde, om by wyze van vrugtgebruik over zyn almge of geheele nalater.fchap te difponeren ; Zo zal egter uit collatie van dezen 28. met den voorgaande 2' 27. Tttul. van t glte: Stadregt confteren , dat deze difpofitie 3 Ek 2 geen-  258 pARTisQ_uAR-rm eeenzints zyn reflexie kan hebben op perzonen ongetrout zynde, fïtTLout zynde, in cas aan een derde deze tugt mogten vermaten mZ alleen op man en vrou , dewelke 't zy afzonderlik, ofte Tarnen 'tzybyhuwelixeVoorwrn:. 't zy by teftamen"Pie uil kW van de ^to^^^ zvn aan eikanderen de tugt van den altngen boedel te .egateren. YT welk uit den famenhang van het gedifponeerde genoeg- "ntSlllt in den z7. TVt. gehandelt zynde over de licentie en magt van gif te en tugt tuffchen man en vrou met J^gnat van de quantitett van dien, den volgenden 28 7*. d^nmneeit de der fihulden, in cas de tugt voor t geheel of VuOi w- git oVntmaÏt; dan * .teid» kan refledyf gemaakt worden, r»//»/. <*d 4- & feqq. ttt. 28. Waar'na de Heren Wetgeveren, als tot \ gevolg van t huwe. M overgaande reguleren de voogdy-en momberfchap over de mJlT ^ kinderen , mit 't gene , zo wegens 't J£ Lzllver j„te, al» dur omtrent me- de wort eerequireert, Tit. 29. per totttm. "'En ^vervolgens progredierende. tot W rt» den te**» B"*. prefenberen haar Ed: Gi. Agtb. eene o «fjé^en. ^ erfgenamen hebbende ft, te wort gepjrmitteert te tetteren^.over een derdendeel van zyne aangeërfde en aangeworven* voo. ts ovei d-/i*//, aangewonnene goedren, 7£ i°\£tt\ worL ge. 4. Nu is't zeker, dat, alwaar de tefhamenti jaüio alleen woi l ge oermitteeVt ovc zekere gedeeltens, aldaar ook de tugtma&ge over ITeZeT^tien verboden is, vid. Richter te. 4* * * 8. HUit^my:;^ alszyndebinnendeStadt cnG aSp Zu%hen^L^,^^^^« d« fo*dr/, aan bemant in Yen naakten eigendom alleen mag nagelaten worder zonder mede in de «rugten, & vice verfa B. v. Zutphen mderf praci Tit. Legitime V 19. & *o. ft^«*. evenzomin, £^riedfi.-te* ?»«e^r» «rM. >S>  Cons. XXVII. 269 voegt kan zyn daar van eenige lyftegt te conflitueren. v. Authores apud d, B. van Zutph: Tit. Altenatie n. 16. Dierhalven, dat deze difpofitie zal moeten beflaan jure con- fm traiïus velpaBi, welke fchoon fure Romans in teftamenten of andere uitterfte willen niet konden gecelebreert worden, ob rationes in l. 21. §. uit. ff. Qui tefiam. fac pof & l. 20 ff. de V. S. zo zal die difpofitie evenswei in hypttheft van geen effect konnen zyn. J Eensdeels, vermits niet alleen zommige DD. zulx alleen ex- 6. pliceren en verdaan de contratlibus externis teflamentorum ordinationi inter jetlis, qui nimirum non pertinent ad teflamenti faUionem , en geenzints de contraftibus internis , qui fc. aliquo modo pertinent ad teflamentum.. Muret. ad §. 5. /, de Teft. Ord. & Hoppius in Comm. ibid. Maar ook geconfidereert andere diftingueren , of de con- y„ traöen behoren tot de fecuriteit van de teftamenten, dan of dezelve tenderen ad evertendam naturam teflamenti? In welken eerflen cas zy die admitteren, teifePanhuis, in Tr. de Mutat. Teflam. cap. 4. n. 5, Anderdeels, om dat ook deze en meer andere fcrupuleufitei- 8, ten van het befchrevene regt om vet fcheidene redenen aldaar vereifcht en aangehaalt by Stryk: de Mutat. & Confervat. Vit. Volunt. cap. 24. §. 2. hedendaags cefferen. Terwyl men jure hodierno-.genoegzaam als door een generale ge. 9. ivoonte en pratlycque vint gepermitteert en voor goet erkent de paila fuccefforia, en wel byzonder de zr-dane, dewelke zyn reci'procal 't zy dezelve worden gecontraheert by huwelyxe voorwaarden, magefcheiden, teftamenten, of andere beftendige acten. Vti apud Papon. de Arrefl. Lib. zo- Tit.z. Arr. 1. & Schijter. Prax. Exerc. 8. n. 3/6. & feqq. Zodanig ook , dat G. van Es back ad Carpzov. fur. Per. P. lo, z. Confl. 3y, Def. 17. zig over deze materie uitlatende met allegatie van DD. en gewysdens deze generale gewoonte plaatze geeft per totam fere Europam. Gelyk ten opzigte van deze Landen in 't byzonder mede ge- ïï, tuigen de Heren Fr. k Sande ad Cons. Feui. Gelr. tr. \. tit. 2. c. 3. n. 1. Quod paüis conventis futura defertur hxreditas perinde, ac LL, publicts. Kk £ En  270 Partis Q_u a r t je En L. Goris Advers. Tr. %. P. 2. c 2. cum ait: Falexnt anti. ejuijfmipatrid mores, quibus & patlis matrimoniahbus & conventionialibus fuper erciscunda familia dm permijjum efi mutuo confenfu liberam, quam dicunt, teftamenti facultatem reftringere vel etiam penitus auferre. 12. Hebbende deze traditie der DD. niet alleen in Wis locis, in quibus unusquisque pro lubitu per ultimam voluntatem teftari poteft, plaatze , maar zelfs ook hare extenfie ad Was terras , in quibus teftamenti f atlio vel plane vel pro parte, uti in noftro Comitatu , eft prohibtta. Robert Rer. }udic. lib, 4 cap. 2. 13. Geheel anders, indien eenige perzonen door een onderlinge conventie hadden gereguleert de fucceflie van een derde eo infcto vel invito, tot welkers herediteit dezelve jure inteftaii beregtigt waren , in dier voegen : ,, Dat daar door aan denzelven de faculteit zonde benomen ,, zyn om met effect den een of den anderen te gratificeren, welk zoort van contraden defuturafc: hareditate ganfch abfurd en onbeftendig wort gëoordeelt, v. Dn. Henr. Schraffert Cons. P. 4, cons. 31. in pr. By alle het welke accedeert , dat deze gemaakte difpofitie door de mede-erfgenamen van deze Contractanten, zynde de kinderen van wylen de Hr: Tbeodorus Volbier en Juffr: Anna Chriftina van Munfler, ingevolge 't twede Quaritur nooit is gecontef teert, 't zy door 't eifchen van ftaat en inventaris der goederen by defucceflive overleden zynde Ooms en Moeyen nagelaten en gevolglyke verdelinge, 't zy door andere middelen. 14. Waarom dan ook deze mede-erfgenamen poft iftud lengt temporis intervallum na regten moeten worden gëoordeelt voors: ade mede te hebben gëapprobeert. Als prsefumtyf zynde , dat in cas dezelve na regten konde worden gëimpugneert, zulx zoude gefchiet zyn , cum omnes homines prafumantur avari. Coler. de Proc. Exec. P.l. c 10. n. 119. Atque illa, qm naturaliter vel communiter infunt homintbus , tn genere prafumenda. Rosbach. de Proc. lit. 64. n. 10. & feqq. 1 y. Dat nu de ade fub N. 1. niet confifteert fimpel en alleen in terminis ultima voluntatis vel teftamenti, maar daar en boven contineert een exprelfe conventie en onderlinge verwillekeuringe van die ' v Con-  Cons. XXVII. iyi Contractanten, zal niemant kunnen ontkennen Dewelke aan die daar in ervintelyke claufuien zodane intPr pretat.e geeft, als de eïgentlyke zin of gemeine betekenis der woorden is mede brengende. Zonder, dat die in prmcpio van meerglte: ade ervintelvkP daufulen tn overwegmgegenomen zynde de brosheit des merfchellul levens, en zekerhei des doots &c. voorts in fine , der d.fponen^en wille en begeerte, dat deze aüe z*l agtervolgt worden en effe5l feite ren t zy by ferme van tedament , codicil afgifte van dol Je7e„' enige prejudicie kunnen toebrengen ; ™egen, Geconfidereert altoos de fnbHanüa negotii voor de woorden zelfs ,rf moet prevaleren, ingevolge de decifie'van Keizer flftinUni„ l. Z. C. comm. leg. m verbis : Nos enim non verbis, fed tpfis rebus legem tmpenimus s Regulanter enim iüe ailus intelliHtur ce ebZls cui formaconvenh heet contrahentes live difponen:es%um alïter nomil navennt. Mantic. de Conf Vit. Vol. lib. y, tit i y » . J Zo dat wy uit allen dezen hebben moeten befluiren ' dat " ?a goederen en zufteren by wyze van r^fT hebben vaftgeftelt, het geene by deze hare difpofitie is vervat ha'r de ° Tr**f%nfmT di£n aa" elkande'^ verbinden"c, t l. 2,. ff. de pact is. ftSf' °len hoe verre de langftlevende uit hoofde van deze ftipulatien bevoegt ,s enige nadre difpofitie by u^er/fe wil of ™ derCrnts te maken, zulx zal't onderwerp van de twedeVaTe-Z Dan vermits d,t point door de difcrepante fentimemfn dTr' DU. met zo veele p.'auübele redenen en argumentatien voor en tegens wort behandelt en gëadftrueert, dat dezelve wel een bv zondere fpeculatie meriteren , zo zullen wy enige derz»Iver pr«mitteren en vervolgens daar uit eligc ren dat gene he'wdk ons het aannemelikfte voorkomt. * ' iiC Zommigedierhalven oordeelen, ,, dat deze mutuele difpo- . „ „ fitien opgerigt ganfeh met revocabel zyn , Quia ejusneodi-ub \V tima elogia dicantur tnduere naturam contraBus. ™' Ita ut proeohabeatur, ac fi tefiatores contraxifjent, auod non re~ vocabunt bac poft mortem , per /. 20. ff. de verb fi£« ' Zodanig ook, dat aan den gëinterefTeerden na de Roomfcre !0 regtsgeleertheit zoude competeren d'atfie ad intereffe, & ^uidZ 9 aüie<  t?z V A U T. 1 S Q_U A B. T TE lo atlio exftipnïatu, Pr. & §. /&. infi. de F. O. aut moribus z€üo ex 1" patio , Hopp. 1» C«*«. ^ $. k / Daar en boven tot een nader reden van voors: redenen daar by doende , dat na regten deze Difponenten zouden moeten worden verdaan hare refpeflive goederen te hebben fidescommffair gemaakt, immers als verbonden ten faveure van hare gemetne familie en naafie bloetvrienden, welke legale verbanden in regten zeer favorabel zyn, Mantic. de Conf Vit. Vol. ft*. 7. «. 1: ». 41. M. En eindelik, om meer andere redenen met aan te halen, om dat dusdane Teftateuren niet over hare eigene mm met een onderling confent en goetvihden habita mantra deltberanontr ovei el tTrf v en dus £ «« — 4« «^l«^ftZ hebben, De quo conf. Everh. C«w. 12. «. .4- ^ r^w- %efk ^voedert de Hn met andere DD. mede heeft gefubfcribeert in defzelfs Confult en Adv. P £ % f6,' & P. 2. cons. 117. Quibus addantur Holiantfch. Adv. P. 12 C' AnVre Rechtsgeleerden fchynen dit fentiment enigzints te 3' te4e^enTwanneer zy deze irrevocabiliteit als dan mede del5?1ü de langftlevende enig voordeel uit «Ufe mutuele d,f*/>/7

^»^»^, is te vinden de minfte periode, clat. die langftlevende over zyne goederen niet zoude mogen nader difponeren. , Ter contrair is daar uit at te nemen, dat de goederen tugtswyze van den enen op den anderen tot de langftlevende gedevo1 veert zynde daarmede deze difpofitie is geadimpleert,A.6 Want waarom de vorenftaande claufule, als een contraB aan ' wederkanten obligatoir alleen gëaccrocheert aan de tugt, en met aan die byzondre finale difpofitie , of waarom met in t einde van dezelve gezegt? dat deze gehele difpofitie als een contract zoude moeten beftaan. , ' . ?am fi duo teftantftr, & alter mmatur „ tefiamentttm tn mt vonts, * —' *- - tantum  Cons. XXVII. 277 tantum firmatür, v. /. 78. $. 7. ff. ad SCt.Trebeü, ■Immers , indien 'er al enige fpeculatie daaromtrent mogte vallen , zo zullen evenswei deze Teftateuren moeten worden geprsefumeert over hunne eigene goederen alleen te hebben getefteert ; in dubio enim unufqmsque cenfetur de parte fua , 47» minime de parte alterius difpefuijje , Everh. Cons. 79. ». 1. & feqq. Daarenboven , indien 't zeker is, dat, fchoon ymant folem- 48. neel zig hadde verbonden, en zelfs, 't zy zonder of met eede beveiligt, fe non revocaturum teflamentum fine confenfu alterius , evenswel daar toe na regten bevoegt'zou zyn , als onder meer anderen te vernemen by Minfing Cent. 1. obs. 8. ». 11. & 12. Hopp. ad fupra all. %. 2. Infi. quib. mod. tefi, infi. pral. Schralf. Adv. P. 1. C. 19. n. 2. Zo kan men niet zien, waarom het dan ook niet in dezen cas zoude mogen gelchieden , dewyl immers in de eene zo wel als in de andere worden gevonden zodane ftipulatien , bewoordingen en verbinteniflen , die in effetlu of fubfiantia negotii niet verfchillen, en evenswei in 't eene inftrument als een formeel contract, en in 't andere als niet gëapponeert, zouden moeten geconftdereert worden Dog evenswei zeggen die van een ander fentiment zyn , is 49, het onbillik en niet gepermitteert, dat ymant 't genot van het mutueel teftament gehadt hebbende 't zelve wederom illudeert door zyne revocatie; Niet confidererende dat 't niet gedependeert heeft van de Teftateuren, wie de langftlevende zou zyn , dieihalven dat, dit alleen wiflelvallig zynde, de laaftovergeblevene ook wel de eerfte overlydende hadde kunnen wezen. En wat quade trou zou in deze revocabiliteit mede refideren »0< omtrent de overledene ? dewyl van derzelver intentien als dan volkomen hadde moeten confteren, daar in deze en diergelyk zoort van difpofitien ne quidem gevonden wort, dat de confervatio familia 't but en oogmerk daar van zoude zyn. Maar is een verdelinge van vader en moeder tuflchen hare ,-r> kinderen gemaakt na dode van een van beide voor zyn of haar halffcheit retraólabel ? Everhard. cons. 79. waarom zou zulx LI 2 in  2yg Partis Q.it a&tje in dit geval dan ook niet gepermitteert wezen? Daar zekerlik de bona fidei in diergelyke contracten, om d'aegaliteit tuflchen de kinderen te oblèrveren , alzo zeer en nog meerder moet esubereren, dan in andere. JZ. Of zou'taan een vader, qui promifcrat & qttidem in paÜis antenuptialibus, fe equalitatem filii inter omnes liberos fervaturum , meer "eoorlooft zyn door een nadere gratificatie aan zyn zoon van zyne exprefle engagementen en beloften aftegaan en dezelve te retraöeren dan aan andere? Ann. Robert. Rer. fud. lib. i. cap. 15. Behalven, indien deze raifonnementen in dit geval van effeft zouden zyn? waarom dan t)ok niet ten aanzien van de teftamenten by man en vrou reciproquelik gecelebreert ? Quippe illa pars etiam mutuam fidem videtur violare, qux hoe cafu a fuprema fua voluntate iterum difcedit, Schilter. Exerc. 29. tb. 54. & feqq. Et tarnen illam mutationem LL. permittunt. all. Stryk. de Cattt. Tefi. d. c. 24. §• 21. . Immers dit is zeker, dat met deze revocatie aan de eerlt o*5' verleden zynde teftateur geen tort of nadeel wort toegebragt, als zig te imputeren hebbende , cur id difpor.endi genus elegerit, quod fui natura revocabile efi, potuit enim & debuit profpicere , poffe hocevcnire, d. Wefel. $.18. Carpz. P.2.. C 7. Bef 18. zr. Hierom is het ook , dat Stryk; d. tr. & cap. 24. de mutat. & conferv. uit. vol. §. 20. dit gevoelen mede embrafferende, zig tot refutatie van een aldaar ervintlike oppofitie hifce verbis uitlaat: yA Quamvis enim ftmul tefiati fint, & alter credidit, alterum non revocaturum effe fuam voluntatem , fcire tarnen debuifet , voluntatem hominis ambttlatoriam ejje ufque ad mortem, nee poffe quem fibi legem dicere in tefiamentis, a qua poflea recedere non liceat. Aldus befluitende met het getradeerde, te vinden by 5. van Leeutv. Cens. Forens. P. i. Ub. 3. cap. 11. §. 7. e e, Quod eo cafu , fi ntmpe per attum folennem confolidationts, fubfittutionis, fideicommijfi etc. ambo velplures de alterius bonis mutuo confenfu reciproce difptfuifient, iiïa difpofitio ne quidem pro parte mutare nequeant; *  Cons. XXVII. 27p Si vero dubium fit, tttrttm alter de alterius bonis ex tjusdem eenfenfu difpofuerit, vetttti li quidem duo conjuges ftmultanee de utriusque eorundem bonis m una ma/fa difpofuerint, alter alterumque fiduciarieinftituerit, ita tarnen, ut qu* poft mortem fupervenientis extarent , pro dividenda medietate cujusque eorundem confanguineis obventrent \ quo cafu, ut et in alio minime dubio ex libera voluntatis conjetlura ,' licet duoftmulet reciproce in una charta tejlentur, tot reputantur teLmen* ta, quot funt perfona t eft ante s, pro fua cujusque difpelitionis revocabiha etc. Addatur denique A. Matth. Obs. 52. «.3. teftans, banc fententtam efte communem , et in Belgio noftro receptam. Zulx dar by de tegenftrydige DD'. hier vorens voor een ge- y6. deelte geallegeert, moeten worden verftaan gedifponeert te zyn , of de tali atlu fideicommifft , confolidationis , vel fubftttutionis folemnt et expreffo, in forma contraclus inito, of van gevallen dewelke na deStatuten van enige plaats, alwaar een contraire wet vigeert, zyn gedecideert. add. Boel. all. add. Loen.Dec. c. 27 per tot. 3/ Omtrent het derde Qutritur is het in regten refoluit : Quod $7. quthbet admtniftrator five neceffarius five voluntarius d lege , judice vel homtneconftitutus , ad rationem reddendam tenetur, ut poft muitos ftatuunt Munnoz. d'Efcob. de Ratioc. Admin. cao. 2. L 21. et Cravett. Cons. 218. ' 5 f Ita ut etiam filius, qui vivente patre bona adminiftravit, eomortuo c8 alsis fratribus rationem reddere debeat, ld. Munn. d'Efcob. ^ cap 5 3. n. 17. add. Berhch. Dec. P.z. Dec. 160. n. 6. By gevolg zouden wy vermeinen , dat de Hr: Herman Otto Volbier, in cas eenige adminiftratie, maneance of directie der goederen van meergn: Juffr: fohanna Aleida van Munfler genadt mogte hebben, daar van zoude verpligt zyn rekeninge en rel.qua te doen, het zy aan gez: Juffr: zelfs, het zy by manquement of verzuim van dien na haren dode aan defzelfs erfgenamen. Edog in cas zyn Ed: geen adminiftratie mogte gehadt ofte de- kq. ze ve benoorhk verrekent hebben aan meergn: zyne moeye zelfs, zouden wy oordelen denzelven na dode van haar niet verpligt te zyn tot eenige vordere verantwoordinge , ofte editie van enen formelen inventaris; Als;  ago Partis Q_uarta .,<5o. Als kennelik zynde, dat het laafte alleen wort geinjungeert ' aan den erfuiter en boedelhouder van de overledene binnen de Stadt Zutphen. SteJ.tr. Tit. 7. §. y. Welke qualiteit by bovengn: Hr: H. O. Volbier niet zal kunnen gepraetendeert ofte gemaintineert worden , Om dat uit 't gëall: Stadt-Regt genoegzaam confteert , dat nieraant erfuiter zal kunnen zyn, dan die in %. 1. genomineert zyn. 61. Confequentelik geen erfuiter zynde wort aan de gezamentlyke erfgenamen niet alleen de adminiftratie en bewaringe der goederen aanvertrouwt. Mev,Dec. Part. z. dec. 20.^ 61. Maar ook de vervaardinge des inventaris, vid. Van den Berg. ' Nederl. Adv. P. X. cons ;2. Somer. de Jur. Nov. cap. 7. n. 6. 6$. Behalven, dat een erfuiter, (welke qualiteit zo wel in neven en vordere bloetverwanten , als kinderen der overledene in de Graaffchap Zutphen kan refideren Lantr: der Graaft: Tit. 64 X- §■ f. 7 et feqq.) kan voldaan , zonder de minfte verantwoordinge aan de mede erfgenamen van 't geen voorheen door de overledene mogte venigt of gehandelt zyn , met confectie en editie van een Haat en inventaris, zo en als den boedel is geweeft tvdes het affterven, wanneer de verftovvene, utivulgo loquuntur", levendig en doodt was, als notoir en meermalen incon«radiBorio by de Magiftraat der Stadt Zutphen verdaan, in fpecie by fententie van den 4. Aug: lóyy. tuffchen KtHem Weken van de Vaan en Derb^Evert Kelderdin^ Over een komende met de uitdrukkelyke difpofitie te vinden in 't oude Stadtregt van 1708. Tit. 7, §. y. Lantr: Tit. 3, $. y. Caftill. de Sotomaj. lib. 8. cap. 3. n. 29. 6? Ten ware egter de erfgenamen hadden gefupersedeert , om die te eyfchen langer als een jaar na 't overlyden van die gene, de cujus h&reditate agitur, als wanneer een erfuiter eo cafu den inventaris dan zou kunnen formeren , zo en als den boedel is bevonden tydes den eyfch volgens de traditie van Wajjen. Pracl. fud. cap. 11. »• 9 10. 66 Welk trainiflement ook fchynt in odium negligentis petere tem' peftive inventarium , aut in favorem maffariinonvalentis bona hereditatis poft tantum temporis a morte intervallum dtftinTe in inventartum  Cons. XXVII. a8l redigert, in confideratie genomen te zyn , by welgte.- Magiftraat der Stadt Zutphen in 't conficieren van het nieuwe Stadtregc in den jare 1742. gëarrefteert; Dewyl haarEd: Gr: Agtb: d. Tit. 7. §. y. de woorden van't oude Stadtr: als die verflorvene petzoon levendig en dood -was gëomitteert, en maar eenvoudig aan een erfuiter gëinjun'aeert henben een invemarinm te maken &c. als die verflorvene perfoon heeft nagelaten. r J Dierhalven, dat'er alleen nog refteert te examineren, of op 67 meergn: Heer H. O. Volbier evens wel niet een zekere verpligtinge zoude leggen ten opzigte van.zyne cohabitatie met defzelfs meerglte: moeye na haar affterven? Waaromtrent zal moeten gediftingueert worden, of ges- Hr Volbier in dezen eventuelen cas alleen en zonder zyne mede erfgenamen z;g zal hebben gëimmifceert in den boedel van de overiedene? quo cafu inventarium exhibere tenebitur UU , cujus interefl Carpz. P. 2. Confl. 32. Def. 6. Richter. P. 1. Dec. 60. Stryk. Vt. Mod. ff. Tn, de Jure Delib. §. 4. _ Ofte zamen met zyne mede erfgenamen? wanneer tot edi- 68 tie van een inventaris niet verpligt is, Cum , fi duo vel plures fe ' tmmifcuerintUredttati, (int in part condttione , Mafcard deProb. Concl. H63. », 6. feqq. met een gewysde geconfirmeert by Ber- > lich. d. Dec. \ 60. 8.9. Of ganfeheiyk niet : in welk geval denzelven evenswei na 6"ö regten zoude verpligt zyn medio juramento de nalatenfchap van de overledene aantewyzen; Quoniam m genere UU per fin*, qu b. & n. 10. dijlinéïe, add, w. if. II. Una pars teftamenti aliam decla? rat CS5 refringit. 12,. In partium Jingularium dijlribu- tione non habet ex tacita teftato. ris voluutate locum realis con- iunélie. v. n. 29. & ». 30. 13. Per nimis fubtiles C55 fcbolafticas argumentaliones lis magis augetur , quam componHur. 14. Hoe ver het jus civile Romanum in Frieflant plaatze heeft? 15", Op de gronden van dat Regt wort het jus accrefcexdi zelfs in cafu probibito, nefcriptus beres plus quant partei exprejfas haberet , gedefendeert, en waarom vid. n. i8> 16. Quod tarnen moribus repugnat. 17. Et pr*judicio confirmatur. j $>, I» foro Germanico juri accrefcendi  Cons. XXVIII. 2.85 di heus non datur, ob rat. ibid. 20. 27. Quateteus in foro hodierno ? V. b. n. & ». 21. C55 23. alleg. Statut. & w«w , cum applicatitne ad hum & Jimiles cafus n. 26. 22, 24. Quando & quibus de confuetudine, in f rif turn quamvis non redaéla, teftantibus ftdes adhibenda ? 25", Ceffante caufa cefiat effeélus. 29» 30. Quibus cafibus jus accrefcendi jure hodierno locum habet ? 31. Remedium L. uit. C. de Ed\ D. Hadr. toll. is gefundeert in teftamento nullo vitio vijibili laborante. 32. 42. 47. Legatariiïen konnen zig van dat remedium, nog van het interdiélum quorum bonorum feu domus mortuaria niet bedienen, ob rat. n. 33. 43. & appiic. ad faclum n. 44, 49. 34. 40. 46. Ymant met zeker legaat gebeneficeert zynde kan voor geen erfgenaam , maar moet voor een legataris geconlidereert worden, 35". An remedium ex fupracit. L. uit. etiam légatariis deturt digladiantur inter fe DDres. 36. De Duicfche fchryvers, niet ken¬ nende ons confuetudinair erfhuisregt, hebben dat remedie aan de legatariffen niet ex d. C. uit. maar ex proceffu executivo toegedaan. 37. Dog hoedanig? v. h. 38. 48. Derzelver redenen worden afgekeurt; 39. En andre daar tegens trifariam bygebragt voorgetrokken. 41. Statutum juri communi aliquid addem vel detrahens, tranfit in l jus municipale, fo. Den geenen, wiens goed'ren alleen onder curatele of adminiftratie geftelt zyn, is niet verboden daar over te difponeren» Dog ymand pravia. caufa cognitione Es5 Jententia declaratoria cum fubfecuta publicatione tot ftadtskint of prodigus verklaart zynde, heeft geen teftamenti fatlimem attivam. v. tarnen »■ fl. f2. 60. De prodigaliteit moet bewezen worden; Et quid porro ad effe&um hujusmodi aèlus requiritur ? v. h. & n. 53. 5*4. RequiJitis non obfervatis corruit acJus. ff. In notoria predigalitate & cafu, tibi ipfe prodigus jibi curatorem dari d judice petïerit', aliter fia~ tuendum. f6. A diverfis non argumentandnm, fj. Teflamentum, quo quis pofteritati fute profpexerit, ex Nov. Leonis 39. valet. f%>. Quatenus praxis hodierna hafce Noveüas admiferit ? De harum ufu & aucloritate. v. remijfivè. ibid. fy. Et de earum receptione in Gallia & noftris Provinciis v. h. n. 61. Sufficit , quod teftator tempore conditi teftamenti fuit fantt mem. tis. 62. Teftamenten by krankzinningen tempore dtlucidi intcrvaUi gemaakt zyn beftendig. 63. 64. Hoedanig en wanneer een alzulk intervallum vereifcht, en uit derzelver handelinge bewezen wort? 6f. 66. 67. Het gevolg, om in een fummier fterf-en erfhuisregt. lm 3 ge-  a86 Pastis Q.uaxt» CASUS gcmaintineertte worden, waar 1 in beftaat? v. h. -\ 68. Die in praxi gerecipieerde di- ftinfche inter judicium jummarifftmum jive momentaneum cs5 fummaritim s. ordmarium wort gëoordeelt in erf huisprocedureu mede plaatze te hebben, om redenen n. 76. 78. 79 & 8o« 69. Waar in het eerjle beftaat? 70. D'uitfprake des rigters fuper cum- mariiffmo is merè interlocutoir ofte provifioneel. 71. Om welke redenen tot fummier bewys van zodane pofïelTie de Romeinen alleen maar buiten gewone interdiÜen verleenden, 72. Gelyk zommige Statuten daarom alleen maar tmplor.aüen by den Rigter, om in die tegenwoordige poflèfile gemaintineert te worden, toeftaan. 73. En wort in dubio den bezitter^ tn fummariijjimo poffefforio gederendeert, refervato alteri ordinarii poffefforio. 74. Waarom dit iwede aldus ge- noemt , en waar in beftaat ? 75\ Welke de commoda poftfeffioni. meer zyn ? . 77. De recredentie wort verfcheident lyk by deze en geene genaamt remifjivè. Si. 86, Tegens ymant in prafentane, poffefjione domus mortuaria zyn de hebben geene difputen no over de qualiteit der pofleffie nog eenige quaaneu van mcpci onderzoek plaatze. 82. 84. Die titulum potentiorem fun- datum in teftamento pqfteriori, etiam coram notario teftibus condito voor zig heeft , is in die fummiere pofleffie manutenibel; Quod extenditur n. 85". 83. Ene anterieure pofleffie , etiam habita praambula hora mortis teflatoris, opereert regt van legitime contradictie ad impediendam miffxonem heredis. 87. Quando claujula, teflatorem tem¬ pore fa&i teftamenti fans; 3 Schoon nu zyn Wel Edele, en nevens ve e andere fameufe Reveleerden", de Heer Vlr. Huber. in Pral. fur. Rom. ad Ttt. ff de Hered Infi. op 't fundament van 't fut Civile Romanum Vx welk'in Frieflant, alwaar dezen laaften Hoogleeraar en Raads- 14- heer van dien Provintialen Hove geweeft is, mede voor zo verre niet fpeciaal ter contrair is gedifponeert , gevolgt wort) dit rest van aanwafch propter rationem & ngorem l. yf. ff. ae *S' Leeat 1. zelfs eo cafu prohibitionis, ne fcriptus heres plus quam partes auTr'es expreffas haberet, mede patroc.neren, zo moet den zeiven d Tit. i. 7.nogtans hifce verbis, qus, ut ut prohxa , ™fc^_ lubet, bekennen:  Cons. XXVIII. Attamen difficile ditlu efi, tantum rigorem feculo nefire ferri pefie, i$, ■ideeque tanquam ex argttmento jttris Romani concedendum credimus in ■fintentiam Viglii nefirt ad d. §. j. Cui Bachovius etiam fubtiliffimus ibid. adfentitur; Et efi hoec, alibi quoque diVta s fcriptum quidem hercdem vi juris ex afie heredem fieri , fed refpeblu voluntatis tefiatoris cum cogi ad redituendam partem iis, in quorum gratiam tefiator cum parte defignata contentum ejje pr&cepit, qui funt 'heredes ab intefiato, arg. /. 69. in pr. ff. de leg. 2. • Et ita, paucis interjedtis, pergit Au$or : Quod etiam diximus, rei eert* mentionem videri pofje ex abundants adjeüam, non habet locum, fi tefiator accurate folliciteque res eertas enumeraverit, ficut faHum erat in teftamento Frederici de Vervou, fuper quo ante aliquot annos difputatum efi inter Ftros Nobiliffïmos , Bern. ü Coenders & Heronem ab Ockinga fupremt, Curi* Exfenatorem & Excuratorem AcademU. In qua caufa vifum Curia fuprema, non poffe heredem plus capere, quam ei adfignatum erat^ forte quod ffecialis & accurata rerum enumeratio expreffk prohibitionis loco habenda videretur, Haclenus ille; Nam , ut ait Sam. De Cocceji in fur Civ. Contr. Lib. 30. 3 1. 32. Qu* fcnptum redatla non fit, onnodig zyn, dezelve, hier alommeaangenomen , en in refpondendo & dccidendo , tefie fimiliter all T Sciomaker P. z. Cons. 36. », 30. & P. 3. Cons. 50. n.21. 'gevolg;, met exprefie Statuten te verificeren , per ea qum idem Lroiis. d. Tr. 4. §. 1. de ordwe fervando in applicando jure tradit ie minder, wyl hedendaags geceffeert zynde het grondbegmzel, waar uit geproflueert zyn de verfcheide difpofitien , in opzigte der geinftitueerde erfgenamen , en de nootzakelikheit van de accretie der vacerende portien, zo in § y. 6 7 8 f de Her, Infi. als paffim in ff. & Cod. fub tit. de Hered. Infl.&deAcq \el Om. Her, item de Cad. tolt &c. ervintlyk, Scilicet ne quis pro pare ** tefiatus et pro parte inteftatus decedere poffit , ook alnu het effed van zelfs moet ophouden. Uit allen welken wy dan befluiten , dat, gelykerwvs die col- z6< legatanflen in cafu prad. Cons. 36. ». 30, propofno , niet vorder " van het aanwafch-regt, dan tot die aldaar vermelte 4000 guM' hebben mogen gauderen , ook die twe kinderen van G. alleen tot deze 1730. guld: en geenzints tot die byzondere vacante portien, prtdefunüis co/le^tariis, hebben konnen begrepen worden beregtigt te zyn, per LL. et DD. ibid. Als dewelke hedendaags in teftamenten het jus accrefcendi al- 27. leen exprohabüi et prmfumpta mente tefiatoris, door de zamenvoe-' gmge der gehonoreerde erfgenamen in een en het zelfde goet of zaak tantum re et verbis fimul, of ten minften re tantum gebleken, doen plaats nemen, en by gene zodane concurrentie het daar voor houden, dat den teftateur de portien van de deficierende erfgenamen aan de overgeblevene heeft laten verblvven Om t welk wel te onderfcheiden en te weten , wannee"'- dit 18 00 2 plaats ^  '£0q PiHTIS Q.Of.ilTi plaatsheeft of niet, moet men letten, of den tefiator zelfs aan yder der geroepene perfonen aanftonts en van den beginne heeft gëaffigneert zekere bepaalde en byzondere goederen, dan of hy een en 't zelve goet in 't geheel aan de geroepene conjuntlim n prtindivifo, of zonder exprelfie van delen heeft belproken ? zodanig, dat niet den zeiven by zyn teftament, maar de gebeneficeerdens door derzelve concurs tot een en 't. zelfde goet de gedeeltens daar in maken. zo In 't eerfie geval cefieert jure hodierno tuflchen zodane erfgenamen ha jus accrefcendi, even eens, als 't zelve in 't gemelde cas mede opgehouden heeft de jure Romano tuflchen collegatariffën ia zelfs tuflchen univerzele fideicommiflaire erfgenamen, uti liderc apud fupral Faber d. I. &Ttt. Dcfi 2. Coren. Cons. 24. Voet ad T. f. ad SB. Treb. n.11. & Peregr. d. Art. 9. n. 2.. ar, Dog in 't twede geval, wyl door de zamenkomft der geroe3 pene tot een en 't zelve goet daar in eerft delen gemaakt worden of uti prac LL. ajunt, concurfu.demum partes faciunt , e/uat, ab tnitio non habuerunt, heeft, het jus accrefcendi plaatze, als in 't fubjeÖe cas van die aan de clafle van G. gemaakte 1730. guld: Deze quseftie dan hare decifie met-.ex jure cowmuni, fed hodierno ontfangende, incideert de refponfie op het twede Quxritur van, zelfs in de negative, die wy om gëallegeerde redenen by eertnootzakelyk gevolg moeten amplecïercri , en vafthouden , dat de voorfchrevene twe kinderen,van G. op.het reets wederleidei fundament haar- qualificerende als univerzele teftamentaire erfgenamen van A. niet bevoegt zyn geweeft by Inleidinge in 't fterfhuis tot avocatie van defzelfs poffeffie tegens de Weduwe: en Boedelhouderfe van S. te procederen. - . ., Om dit ftuk wegens defzelfs uitnementhett ondericheidentlyk. en wat omftandiger, als wel in hypotheft nodig , te behandelen, zullen wy als by repetitie in thefi voor af aanmerken , Dat nadien het novum remedium ex L. uit. C. de Ed: D. Hadr. toll. oegrontveft in teftamento , nulio vitio vifbili laborante , metpraeferentie voor den beres ab intefiato, welke den het es ex tefiam7nto ob praCumptionem graviffimam voor hem heeft , denzelven alleen te ftade zoude komen, tradente J. Henr. Bbhmer: in Exjpofit. DoüriM de.Aükn.. ad Praxin hpdiernam aceomedata, Seiï.. 2,  C o n ?. XXVIII. 2aI Cap. 3. § f. het mitsdien van zelfs fpreekt, dat legatariffen (waar voor ob rationes & tura fupracitt. de twe kinderen van G. te confidereren zyn) zig nog van dat remedium ex caufa tefiai't, nog van het interditlum quorum bonorum, uit welke ons confuetu- 32; dinair erfhuis-regt zyn natuur en eigenfchap waarfchynelyk trekt, en ex caufa intefiati , excepto tempore annali , daar mede fymbolizeert, konnen bedienen, Cum, juxta cit. J. Voet adTit. ff. Quor. Benor. ». 7. Legataris mtjpiam ad hoe remedium pro legatis confequendis admiffi inveniuntur nee ab heredibus inflitutis ad legatariot argumentum tuto duci potefi; Aique hinc etiam excluli ab hoe remedio cenfèndi Mi, qui in re certa htredes fcripti funt, toties faltem, quoties legatariorum loco habentur\ arg. /. pen.C.de Her. Infi. Jungantur fapec, Faber d.l, & tit.Def. 4, Perez. ad Cod. Tit. de Ed. D. Hadr. teS. n. 6. & inprimis Caef Argel. de Acq. Pof. ex rem. L. fin. C. de Ed. D. Hadr. Teil. Quafi. 17. art. 2. «. 11. cum feqq. Immers deze twe kinderen van G. niet wyders by dat tefta- 34. ment pro portione hereditaria gëinftitueert zynde, dan tot die gedetermineerde 1730. guld: konnen met betrekkinge tot des teftateurs univerzele erfgenamen hem ex lege intefiati of teilati gefuccedeert, niet anders aangemerkt worden, dan ten reguarde van dit particulier legaat of gratificatie, als legatariffen, ob rat. in prac. Schomak. P. 1. Cons. 11. n. 29. feqq. Addatur prxlaud. Dn. Sch-raffèrt in Cemm. ad Bef. Fel. cap. 33. §. 18, „, 2_ & Obs. 304. n. $. & 6. Waarom men niet nodig hadde zig te amuzeren met die tuf- je-, fchen andere en vreemde DD. geventileerde quseftie, anhecre» medium ex d. L, uit. etiam legatarii; deturr Waar van , of wel enige voor de negative, andere daar en tegens voor de affirmative met vele redeneringen uitkomen , zo hebben die gene, den aart van ons couftumier erfhuis-regt niet 36". kennende, en daar onder de Duitfche Schryvers , nogtans dat remedie aan legatariffen , een zodanig ongevitieert teftament tot bewys haarer inftitutie profererende, nïet ex d. I. uit. Cod. maar ex preceffu execmivo apud Germanos recepto geconcedeert öatuerende, dat in 't eerfie, fchoon fummier, worden gëadmitteert exceptiones etiam intricatiores breviter proponenda & probanda^ Oo 2, en,  iot Partis q. b A l t £ 37, en in't twede verworpen, of liever ad feparatum judicium gerenvoyeert omnes exceptiones, qua in eontinenti probari nequeunt , Vtt Leyfer. Spec. 381. Med. 4. & y. 28. Maar wanneer men de reden van dit affirmative gevoelen ' pondereert, zal men haaft bevinden , dat dezelve na die gelegde gronden in-en van het Keizerlyk regt gelegen zyn in defetlu heredis pradefuntli, & eonfequenter in non exiftentia heredis univerJalis, uit kragt van welke vi iflius legis een infiitutus in re lingulari de polTelüe daar van, ofpropria auiloritate, of immers en ten minften authore judice , & ita mediante hujus L. beneficie , konde verkrygen. 't Welk , vermits niet allenthalven applicabel is op ons poflelfoir erfhuis-regt, zo hebben ook andere DD. dit gevoelen verworpen, en daar tegens met kragt van reden en gezag van wet39- ten daargedaan, als onder anderen, i 0 . Quod infiitutus in re (ingulari efi , veluti legatarius & non heres, de quo ifta L. fin. inrubr. SCRIPT VS HM RES , & in text. HM RES INSTIT VTVS, loquitur. z 0 . Quia Legatarius debet capere de manu heredis, non autem propria, ita ut, li propria autleritate eeperit, teneatur interdiüo quorum legatorum , mediante, rem obtentam refiituere. 3 0. Quia Lex fin. concedit hoe beneficium infiituto in tota vel quota, non autem in rebus fm^ularibus , qua cum non hareditatis funt , fed bonorum, proinde fub e* non comprehenduntur , ut plunbus eXe* quitur & refpondendo ad contraria probat all. Argcl. d. Que.fi. 17. art. 1. Gelyk dit poffeffbire remedie, welke ex jure communi aan een heres in re certa infiitutus, nullo alie univerfalitcr dato vel exislente, geconcedeert wiert, de qua qum.sl.ione id. Auéï. d. Q. art.j^ dan ook ftrydig is aan onze municipale wetten en hedendagfche Couftumen, welke, als boven aangetoont, en omftandiger by die aangetogene Aucleuren te zien zyn, het jus accrefcendi dermaten niet erkennen. AO. Cum heres in re certa infiitutus, per Mud jus moribus non fit univerfalis heres , uti jure Romano nullo alio herede infiituto, perinde eonftderabatur, ac fi ipfe folus ab initio fuiffet feriptus heres, juxta /. i$. 4. /. 9. %. 13. /. 10. ff, de Her. Infi* Zo  Cons. XXVIII. 5o5 Zo dat alle raifbnnementen en adftructien ex ifiojure byevengem: Autheur quadrtfariam geproponeert en gefalveert geen confideratie, veel min nadere folutie verdienen. Tr'iti enim juris 41* eft, quotiefcunque Stat uturn aliquid addit vel detrahit furi Communi, toties tranlit in jus Municipale , nee recipit fubauditum intelleüum a fure Communi, aut interpretationem de eo, quialex, qua corrigit aliam , »o« efi faüa ad ejus interpretationem, ita appoftte Argentr. ad Cons. Britt. art. z66. eap. 12 ». 19. Het is dan om die zelfde redenen met applicatie tot de twe 42. k'p-deren van G. dat dezelve alleen in re certa tot die 1720. gl: gëinftitueert en gëordonneert zynde, zig daar medepro fua por. tione hereditaria te contenteren, geen toevlugt tot dat remedium pofeforium jure nofire hebben mogen nemen. Om dat het zelve alleen vergunt wort aan een heres ex afje vel 42. ex parte infiitutus, en welke aan den competenten Rigter kan tonen teflamentum non cancellatum neque aboliium, neque ex quacumque fua forma parte vitiatum , als totidem verbis by die finale wet te vernemen. Gemerkt deze twe kinderen nu geen zodanen teftament, ge- 44; Jyk dat is van 1694. konnen vertonen, waar uit den Rigter na onze hedendaagfe Jurifpi udentie, oculata fide & fecundum primam hujus teftamenti figuram, zou derven colligeren een univerzeel regt van-en tot de nalatenfchap van A. zo konnen alle de motiven ter contrair ex jure fcripto tot obtenue van dat pofieiïbir hulpmiddel bygebragt, en op eene gefupponeerde non exiftentie of repudiatie van een univerzelen erfgenaam ter avantage van den particulieren, (als quafi gëinftitueert, ekarattere litterarum ex tacita tefiatoris mente, juxta eundem Argel. d. Q. 17. art. S*\ Beb°uwt, op ons vaderlandfch erfhuis-regt niet quadreren. Immers, daar de Interpretes furis Romani over deze zo delicate ap en aller fubtielfte materie, quoad concurfum pertionum dcücientium rattone earum proprietatis, het zelfs niet eens zyn, zou 't onzens bedunkens na den aart en gefteltenifie van ons erfhuis regt een ongerymt gevoelen zyn, om uit kragt van eue, in fure Cafareo zo controverfe, en exteflamento niet oogenfchvnlyk blvkende fuftenue, ais van een hoger onderzoek, en confequentelvk in hoe judmo domus mortuaria, tefie. inter alm Clar. Schrafiert d, Obs. 304. ». 2.  — P A R T I S Q_U X R T JE h a ff O{( 208. niet aannemelyk, reffeüu pofeffonis fummaru een'erfhuis-lnleidinge te willen juftificeren ofte ook het remedie éa.' d. /. ƒ». aan een gëinftitueerde by teftament toegeftaan, *6' l Tn n. 7 propefin. in re certa in tefiamento infiitutus nen legitur, pro Mrücll/riLLm, & nen nniverfali habetur ; L*'»™***' (uti ait) Mud, quod eculis corporeis fine interpretatieve m tefiamcnovtderipolefi, V.\ü ff de bis qua in tefiapt. del. *f™*J"L*S:, 47- Cens.xil. n.ZJ. feqq. Ergo non boe eidem «"'^"Jgf'"'' em 48. Al 't gene nu doorgaans de vooifz.- en andere DD. van een contrairftntiment zynde, als in [pecie Ach Perfonal. Trde P£ Bon. tam. tefiam. quam qu* defert. ex hac l. fin num. 180. daal tegens aanroeren! beruft al wederom op de fif^Jgfe^ van den teftateur , en de bekommeringe , welke in dien piotu bitsen reëel in l. 7. de K. f. opgefloten is ; waar toe de Komdnen atfe hare interpretarien go eorum jure reprobatus unquam extaret, hebben gedmgeeit en ge 49. t0EenTalPabel bewys, dat zelfs na die vooronderftelde gronden ene zodane waarfchynelyke nog ftilzwygende w! Ie van Aby zyne difpofitie van 1694- ex oeulata ipfius tnffeüione niet ge bleken zynde , zells deze erfhuis Inleidinge ex jure accrefcendi perargulntaïongepetita, & fubauditos mteüeüus trumhmenon adverfaretur & contranum ftatueret, by die kinde Z w G. als univerzele erfgenamen daar op; pra.en elyk ondernomen, in cas fubjeft, juxta fupra laud. Fabr. 1 erez. voer. & alios DD. niet zou admiffibel zyn; Al 't welk des te minder moet plaatze vinden omtrent N. Wed- enBoedelhouderfche van S, omredenen by de cafus tn falto gepoieert, en by -Refponfie op de 4. en y. Vrege ex jure gede- ^EeTwy daar toe accederen , vereifcht alvorens de ordre der -roorseftelde a.de Vrage, of die daar by gearticuleerde reloluTie^ foor welgemelte^Magiftraat, opzigtelyk tot ene , buiten behoorlyke co|nitie van zaken, met omiffie van publicatiemfinuaikof interdiclie gedecerneerde curatele over de«ocdeiea  Cons. XXVIII. 3oj van A. den §. Febr: 1699. op de bloote remonftrantie van enige zyner vrinden genomen, ook zoude hinderlyk zyn aan het nadre en laafte teftament, enige weinige dagen daar na by A. elders buiten deze Stad tot N. in 't Lant van Cleef in faveur van zyne naafte en wettige bloetverwanten opgerigt. Wy hebben daar van de negative g'embraflèert, en falva ve- f°t nia gëopineei t, dat uit deze ons per copiam mede overgezondene refolutie, fchoon al pravia caufa cognitione & ebfervatis ebfervandis gëarrefteert was, die ter Cafus Pofitie gëinfereerde incapaciteit, gefundeert op de krankzinnigheit van A. en verquiftinge zyner goederen, niet bewezen, nog daar mede verhindert is , dat A. wiens goederen alleen onder curatele of adminiftratie van enige zyner vrinden in die refolutie byzonder en bepaaldelyk geftelt, en geenzints zyn perzoon als prodigus of meme captus daar by verklaart is, niet beftendig daar na over zyne goederen zoude mogen difponeren. Wat nu aanvankelyk het effect ener gedecreteerde ailus prodigalitatis , of ftads-kindfchap ratione perfena betreft, zo is het zelfs in deze Landen, als onder anderen in 't nabuirig Quartier van Veluwen, volgens defzelfs Statuit Cap. 29. art. 8. vergeleken met d'Ordonn: op de leftam: art. 14. bekent, dat, ofwel ft? .zodane perzonen geen teftamenti fatlionem aüivam hebben, egter alvorens daar toe vereifcht wort een voor afgaande kennis van zaken, en opgevolgde fententie declaratoir, en na dat volgens de Lantr: van de 4. Boven-Ampten Tit. 19. $ 3. daar van publicatie gedaan is. Welk prseliminair declaratoir en interdictie na de allegatie van meer welgedagten Heer Scbraftert ad pracitt. loc. getuigt VIpianus in l. 1. ff, de Cur. fur. dat ex LL. 12. Tabb. zoude voortgefproten zyn , ita enim ibi cautum erat, ut, qui prodigus exifteret, Pretor caufa co^nita bonis fuis interdiceret , tnqtte iplius pecunia agnatorum gemiliumque poteflas eslo. En gelyk het zo wel rejpeiïu perfona , als bonorum , almede p%, nootzakelyk k pral. Authoreadd. cap. 29. n. 8. gëoordeelt is, (Jat ene ter Requefte gelibelleerde prodigaliteit niet fimpliciter moetvoorgewent, maar ook bewezen, en daar en boven juxta Mevium ibid. cit. & Sande de Proh. Rer. Alien. P. &. cap. {: Pp n. 7.  é p A Tv T i S Q_ V A TL T M l. f. dusdanen perzoon /ito» r* «ƒ« & fijU l"™^™™^ Jvidcndum fibi dari curatoren gecitecrt , en einde yk^ diai na publicatie gedaan worden; Gelyk daar omtrent conform :J* Ronxnumtn*. a- Tnfi. Qutb. non efi r™'/"'"*-™^0^. r Ve"zo ÏS n ^ ^Reveleerden ten opzigte var, ce ** JE IZLndt Lis, dat dezelve na verl— den gemte refieerde in contradttlorio judtcto moet g/^eden ƒ' maXimipraiudicii, arg / 9, *-lJ%;*$'ï™; d* /ïi»™/ ülr: Huber. adTit. ff. de Lurat. fftr. n.^. ^ nis van zaken, 2 • citatie , 3 . penomen . o. miemrele promulgat e van 't zelve , met in agt goiomeu *J Ct-mt door tkulken perzoon «lf^£f^n^ daar van een zeltzaam geval van zeker jong Heer van ge°00/« by den Hove Provinciall voor weinige jaaren gebeurt en daa UJ . . uoot- 71U Huber aaprad. ttt. n. I- te Zien is) Iïpu hpweren roe probab els ten aanzien van dei, teitatemsaD «nmi-ptit bv eniee oer vrinaen van v c 1«. • e> SSt ve Refo4ie het legaal effea zouden moeten defereren Kzo wy a\! eens voor een moment zonder-prtejnd.ee der »«rhek to?ftonden, dat dezelve al debito modo genomen was, #' 7oïïiudè da« ui^dscoiicernerenne't objed van goederen, en ^vt de3 perzoon , en daar van denderende perzonehe regten, van d'eerfte tot de twede, propter dtverfosjurtsefetlm,  Cons. XXVIII. 307 Ut tradita k ficpe laad. Hubero adTit. f. At Bi) qua in frattd. tred. §. 3. niet mogen gëargumenteert, en deze confequentie gêaflumeert worden, dat A. zelfs geen infinuatie nog interdictie van die voor hem onbekende refolutie gedaan zynde , niet zou bevoegt geweeft zyn by zyn pofterieure teftament van 1699. het anterieure van 1694. te revoceren, en daar by zyne pofteriteit, de wettige en naafte bioedvrinden , tot zyne univerzele erfgenamen te inftitueren; ^ Cara ex Nov. Leouis 39. bujusmodi teflamentum, quo quispefle- $j. rit at i fue bene profpexcrit, aut altas ut Hit er difpefuerit, valet; quam. vis autem quidam DD. dubitaverint, an Novelle Leonis ufu re- 58, ceptse fint t plurimi tarnen har urn praxin htditrnam affirmant, faltem tune, cum cafum exhibent jure fuftinianeo non decifum Stephan. ad Novel Proam. n. 49. Cui addatur elegant commentatio protujoria , quam edidit Egregiut fenen/ii Anteceffor Cafp. Achatius Beckius de Nevtllis Leonis, earumque ufu & auUeritate, in fpecie cap. 2. & ibi § 28. ubi decifto huius NoveUa 39. adeo ufu fori probatur , ut tale teflamentum, utpote rationi fat is conveniensi valeat > VideaturStryk. ad Tit. ff. Qui te/lam. fac. po/f. §. \%. Het welke te minder in deze en andere Provintien en Lant- y^ Ichappen twyftel heeft, cum Cel: Groeneweg. dcLL,Abnad%,%. Infi Quib. non eft perm. fac. tefl. hanc Leonis conditutionem ex naturaa equitate, in fpecie in Gajlia , in Frijia & Hollandia effe rcccptam, & re judicata firmatam afferit: Add. ftpel. Voet adTit.ff. Qui tefl. fac. poff. n. 34. Sande Dec. Fr. Lib.4. lit. i.Defin. 3. S. van Leeuw. Cens. For. P. 1. Lib. 3 cap. 3. ». 4. en in zyn Roomfch Holt. Regt Lib. 3. p, z. n. 2. en andere meer. Nadien nu A. by zyn pofterieure teftament prudenter ac faltibnter ten voordele alleen van zyne naafte boedvrinden heeft willen, en ook met effect konnen difponeren, zo moet het zelve na couftume locaal gemaakt, alspofterieur en derogatoiraan het anteneure, door die nadrukkelyke revocatie na regten zyn volkomen beftant hebben, en over al effea forteren, ad vuig. Zonder , dat die gepretendeerde krankzinnigheit en daar uit 60? beoogde incapaciteit ad ttflandum, daar aan zou hinderlyk zyn, " met alleen , om dat ons daar van niet gebleken , maar au contrair bewyslyk uit de leóïure van dat aan ons medeppr topiam Pp 2 toe:  PARTIS Q_tTAUTffi toegezondene teftament en gedane certificatie van den Notaris en Getuigen voogekomen is, dat den tefiator op die tyd zeer wel by zyn volkomen verftant en memorie geweeft is , waar aan wy volgens de notoire regts doctrine zo lang gedwongen worden geloof te geven, totdat het tegendeel daar van bewezen wort , per l. y. C. de Codic. Voet ad d. Ttt. de C»r. fur. ». ^ 't Welk onzes oordeels geenzins uit het daar na uit hoofde van prsetenle krankzinnigheit gedecreteert confinement van A, na Zeeland vertrokken zynde, kan begrepen worden, wyl het genoeg is tot fubfiftentie van deze difpofitie, dat A. tempore conditi teftamenti is geweeft fan* mentts , juxta §. i. Infi, Quib. non efi perm. fac. telt. 61. Ja al wyders verondcrftellende, dat A. zelfs voor en na die tyt niet wel of volkomen altoos by zinnen geweeft ware, zo zouden wy , gelet hebbende op't voorfchreve notariële atteft, met gene vrymoedigheit daar aan mogen twyffelen, en te minder de invaliditeit dezer difpofitie derven vaft ftellen , om dat , wy ex l. o. C Qui tejf. fac. pof. & l. 6. C. de Cur. fur. onderrigt zyn, dat teftamenten by krankzinnigen, tempore dducidt tn~ tervalti gemaakt, befiendig zyn. 6z. Dat om zulks te bewyzen zelfs in dubio voor genoegzaam in regten aangenomen worden zodane handelingen, welke na gene fbttifes ftmken , maar voorzigtig en .ordentelyk gepleegt zyn, gelyk gerenommeerde Regtsgeleerden als Ziegler. Ludovic. Farinac. Voet d. n. 4. aldus gevoelen ; (Si. Het welk of nu wel door Leyfer. in fttis Med. ad. ff. Spee, 4' 24.7 med 2 4. & f- als ftrydig met het oogmerk van den Imperator in l 6 C. de Cur at. fur. gerefuteert, en geen modycque, maar eenallervolmaakft/'»/«-i> Schepenen , na mathe van ongereet of gereet goet. 3. Zonder, dat daar van vere prodigi of andere worden uitgefloten. 4. 24. Te minder, daar zulx gepermitceert wort aan minderjarige boven de 20. jaren , waar by de prodigi doorgaans vergeleken worden, y. 12. 13. Een prodigus kan ligter g' accordeert worden over zyn goederen te difponeren; 6. Dan dezelve te adminiftreren , als tot meerdre fchade des boe dels zynde. Nam aliud efi admuiifirare bona, aliud fuper iis difponere v. n. 11. Conf. n. 22. 7. 10. Ceffante caufa, cefiat effeBus. 8. 9. Ratio tanquam anima Legis, eam vel rejtrtagit vel de cl ar at. 14 & 2 J. Quib' non efi perm. * fac. tefl. I. iS ff. Qui tefl. fac. pojf. non funt inteüigendce de boe caju fc. exprcfló, fed tan¬ tum de cafibus aubns cjr omi-ffis. 17. ln teflamenti faclione bene atten. dendum efi, quo modo C51 in cujus favorem boe fit conditum. 18. 22. if. Adeoque fujficit in pro- digo vel prohibito, fi modu difpofuerit in favorem eorum, qui ab inteftato alias fuccederent. Licet ei omnis bomrum adminiftratio fit interdida n. 23. Conr'. fupra n. S. 12. 13. 21. 19. Jemant, onder curatele (taande, wort gefupponeert zodane curatele te zyn generaal, en zo wel over de perzoon , als goederen. 20. Unde & talis curator pleniffimus dr. Ês5 quare ? 26. Qualis ordo pracedendi fit obfer- vandus in declarando aliqitem prodigum. v. h. 27. Suffieit etiam, ut tefiator fit fame mentis, tempore teflamenti conditi. 28. Hoe ver de krankzinnigheit, om niet tc tetteren , moet gaan.  Cons. XXXIII. 221 donnantie der Stad Nymegen , my a!s pracliferende Advocaat bekent , ex fuperabundanti en ten allen overvloede, in confideratie en aanmerkinge is komende, Dat de Refolutie van de Magiftraat der Stad Nymegen in dato den 8. Febr: by de Cafus Pofitte en het derde Quaritur vermeit, mynes bedunkens in aanzien van de vrye teftamentaire difpofitie van A. te minder zoude konnen obfteren, fchoon den teftateur op ene folemnele en wettige wyze als Prodigus was gedeclareert geworden , als nogtans volgens de Cafus Pofitie niet gefchiet is, ° Om dat hef Statuit op de Teftament makinge der gem: Stad 1. van den jare 1616. pro forma effentiali maar requireert twepoincten; r i°. Dat de perzonen willende refteren zullen moeten wezen bequaam, dezelve bequaamheit NB. alleen bepalende of explicerende, dat een mansperzoon zal moeten bereikt hebben den ouderdom van 20. en een vrouwsperzoon van 18. jaren, en datze haar verftant moeten magtig zyn, 20. Dat over ongereet voor zeven , en over gereet goet j? voor twe Schepenen moet getefteert worden; _ Zonder, dat by dat gantfche Statuit of enige andere difpofi- 21 tien Stadregtens verdere folenniteiten gerequireert , of enige perzonen , het zy dan vere prod'gi, of andere hier van worden gëexcipieert of uitgefloten, Ftd. d. Statut, art. *. & 3. Zo dat men generaliter daar op moet reguarderen, ft lexmndiIhr.guit, nee nos diflinguere debemus, & omne lieitum, quod non probibttum, r De redenen van deze non-uitfluitinge zyn ook zeer evident en decifoir, want de Magiftraat der Stad Nvmegen bv derzelver voor aangehaalde Statuit de vrye teflamenti fatlio gepermitteert hebbende aan minderjarige, ftaande nog onder de adminiftratie en regenbge zelfs van ouders , wanneer dezelve maar bereikt nebben den ouderdom van twintig, fchoon nog beneden de vyfen twintig jaren, hebben ook geen fundament konnen of wil- 4' Jen hebben , om de prodigi, die genoegzaam by alle Stad en .Landi-egten met minderjarige worden vergeleken, daarvan uitte fluiten. ' Rr En  j2l PartisQ_üart/e En dat ook wel bvzonder, terwyl'er een groot onderfcheit wort gemaakt tuffchen ene adminftratie van goederen, en ene difpofitie daar over , hoe dat die na dode zullen devolveren , kennende derhalven aan een Prodigus, en die zyn verftant ge5- noeg magtig is, ligter het laafte gëaccordeert worden, dan het z eerfte- ook daarom , dat omtrent het eerfte door prodigaliteit 6 fchade kan worden bygebragt, die niet anders als tot nadeel en ruïne van den boedel kan ftrekken; _ Het welk in dezen alleen de reden en motive van de inter- didie in aanzien van een Prodigus omtrent de vrye adminiftratie van zvne goederen is. Zulks, dat daar uit moet proflueren, dat m een cas, alwaar de gem: redenen en motiven celferen, gelyk alhier ten cas jub7. iea omtrent de vrye teftamentaire difpofitie van een Prodigus over defzelfs goederen na zyn dode , ook teffens en te gelyk de voorfz: interdiaie-in aanzien van ene teftamentaire dilpoti- tie cefferen moet ,• , Gemerkt de reden van een wet of difpofitie dezelve be8 paalt tot de redenen van dien: Ratio enim cu,uscunque difpohttoms ' reflnneit dj/lofttionem feu ditlum ad hmites trfius rationa , arg. /. 77 § 20 ff. de Legat. z. Sic, ut ratio f* anima legts; nam, ficuti 0 anima prtdominawr cerpori , ita ratio legis pradommatur verbis, ^ Everhard. Loc. LegaU 78- ». %. & Loc. fj^ n. 19- , , a Derpeftalt daar een en dezelve reden is, ook een en dezelve IT difpofitie plaats moet hebben Zulks daar de reden van de wet ceflèert, de wet of difpofitie zelfs cefferen moet, Everhard. dic~l. loc. 7Q. n 16. . r Aiwaaromme dan ook omtrent het laafte , te weten ene teftamentaire difpofitie, waar by een boedel geen nadeel wort toeeebragt, en immers na des teftateurs doot zyn effea eerft fo 1w feert ofte door ene nadere contrarie difpofitie by zyn leven al' ' toos te remediëren en te redrefferen is , de voorfz: wet of prohibitie in opzigt van een Prodigu, geen plaatz kan hebben. — Behaiven , dat in den cas fubjea by dit laafte teftament ook n' de naafte erfgenamen, nog den boedel enig nadeel of ongelyk is " Qhfterendei derhalven hieromtrent niet de Roomfche Reg- ten j.  Cons. XXXIII. 223 ten in $. z; Infi. Quib. non efi perm. fac. tefl. & /. \ 8. f. Qui tefi, fac. pof. terwyl dezelve maar in confideratie worden geno- lAf men in caftbus dubiis & omiffis, het welk in dezen gantfch niet voorkomt, maar in tegendeel, 't geen de wetten of voorfz: Sta- " tuit op het ftuk van teftament-makinge binnen de Stad Nymegen geemaneert duidelyk requireert; Beftaande nu die requifiten (als voorzeit) maar in den Oudtr- ïf,1 dom, Ferfiant, en V getal van Schepenen, Invoegen, dat deze drie poinclen accederen ; teweten, den teftateur is 1 °. boven de zo. jaren, z°. yn verftant magtig, en emaelyk heeft voor 7. of 2. Schepenen, of op een andere ï0plaatze na coufiume locaal, en een getal van perzonen aldaar ' genxeert komen te telleren, zo moet volgen, dat zodanen teftament goet en dugtig is, Dog geftelt, of fchoon een perzoon al eens was verboden teftament te maken , zo is 'er egter een groot onderfcheit op ■wat wyze, en aan -wien teftament gemaakt wort, als te zien by de Holl. Confult. Part. 1. Cons. 10. ubt in fine habetur: Quod prohi- l7* bitus te/fari, poterit tarnen tellamentum relinquere iis, ad quos bona ab mtefiato er ant pervsntura, per ea , quat tradunt DD. in Cap. 1. X. de alien. Fettd. pat. _ Hier omtrent gaan de regten ook zo verre, dat in den fubjecten cas, en fchoon het laafte teftament niet bundig was, egter de revocatie daar inne gedaan van het Teftament van 1694. zoude moeten valide zyn, Om redenen, dat den teftateur by zyn laafte teftament heeft 18, gëinftitueert zyne naafte vrinden en bloetverwanten , die anders zonder teftament zyne wettige erfgenamen zyn zouden 3 zynde bykanszo veel, alsofhy intedatus hadde willen fterven , vid Van den Berg. Nederl. Adv. P.4. Cons. 140. in fine per LL. alleg. Staande;ook te noteren , dat de Regtsgeleerden en wetten die vermeinen en ftatueren, dat verquifters niet mogen tefte'ren, wanneer zy onder curatele ft aan , in onderftellmge zyn, dat er als dan is ene gehele en complete curatele, niet over-of omtrent ene adminiftratie blootelyk van goederen, die hier en daar by afwezentheit van zoo'n perzoon en by geval gelegen zyn, maar dan moet de curatele wezen generaal, en zo wel o- icft R r z ver  324 Part is Q. u a r t- je ver de perzoon, als over de goederen; Ita ut in l. 6. ff. de Curator. Furios. moneat Ulpianus, obfervare pratorem oportere, ne cui temere ci'.ra caufe eognitionem pleniffimum curatorem det. Gothofred. in Notis ibid. reftituit pleniffimam , ut ad eognitionem refcratur. 20, Ego V(ro plenifftmum legendum puto, ut ad curatorem referatur, Hoe fenfu videlicet, quod pleniffimus curator intelligatur , qui & bomrum (tr perfona pleniffimam. curam adeptus eft ; De quo in l. l'i. f. de Curator. Furies: In welke wet gezegt wort , dat de curatele over de perzoon van den Curandus zomtyts aan een ander , en wederom aan een ander de adminiftratie over defzelfs goederen» opgedragen wort. Ook getuigt Brunnem. ad l. 18. ff. Qui teftam. facere pofs'. n.%.. dat dit gebodt, om niet te tefteren ten reguarde van een Prodigus, op geen redenen fteunt, ?■!« Sed fere adducor , ait, in eam fententiam , quod hac prohibitio folidam rationem vix habeat, nam aliud efi adminiftrare bona , Cr aliudde Ut poft mortem difptnere, ergo fere dixerim , fi bene profpiciat pofteritatiemninre^s teflamentum v.iere, prout Leo Imperator difponitinfua 22. Novella 39, Confer. Manz. de Te/lam. lit.%. n 79. ubi inquit: E'fi libera adminiftratie bonerum prodigo interdifla , nequaquam tarnen ea fufficiens caufa exiftimand* eft , ut propterea & teflamentum 23. facere non licea:; Cum poft mortem demum ejus vires accipiat , neque ex eo damnum incurrere aliquod paffit s feut nee patrimonium fuum diminuere diciiur, qui fibi haredes aut legvarios conftituit. Quod NB. & exemplo mmoris five adulti manifeftum eft , qui, 24. quamquam fub cura fit, neque liberam habeat bênorum adminiftrationem, nihilo magis tarnen teftari prohibe'.ur, /. 77. § 14. f. de Leg. 2. /. 20. §.. I. f. de liber. I. 4. Cod. Qui teftam. fac. poft. Dat ook in allen geval een verquifter, zowel na de gron35. den der Roomfche, als hedendagfche Regten, niet kan beletworden teftament temaken, antequam ipB bonis fuerit int er dictum. Dat hem zulx perzoonlyk of ten minften by wettige publicatie is aangezegt , verboden en gëinfinueert , gelykerwys dit poincT by het voor gementioneerde Advys van de Heren Schomaker. heel folide en den regten conform is gëadftrueert, Zullende alleenlyk nog alhier van applicatie konnen zyn het getr.adeei.de, van. SichareL ad Rubr, Cod* Qui teftament, fae. poff. V. IJ:.  Cons. XXXIII. 5lJ n. iy. alwaar den zei ven befchryft de ordre van procederen om ïemant voor Prodigus te verklaren, en onder de claffè van'onmundigen te .brengen in verbis: Sed dubnari poffn , quifnam eiïit procefu> declarandi alicjttem predigum.? Multi exiflimam fuffeere fi per publicum editlum denumietur omnibus, ut noflri dicunt per proclama, ut nemo cum Ulo contr ah At. Et ita vidi errare quandam Civitatem. Tarnen itli falluntur s debet enim pracedere caufa cognitio id eft, vocari, qui cum eo contraxerunt. Item debet citari ipfe * qui habttur pro prodigo: qua caufa cognitie ft praeedat , & fequatur NBa proelama publicum, tune legitime Hli effe interditlum bonis. L. Obfervare ff de Curat. Furies. Et alias notorie Prodigus pof et ad'huc Uhê atlas [nempe emere, vendere, teftari &c.) faeere. Dat ook in dezen al verder niet kan obfteren, zo al waar was dat aezen teftateur zomtyts, en voor, of na dato van het paf! leren van d.t latere teftament, was geweeft buiten het gebruik van zyn natuurlyk verftant, als genoeg zynde, dat hier is bewezen, dat hy tydes van het pafieren van dit teftament is ' by zinnen en gebruik van zyn natuurlyk verftant geweeft Omtrent welk poind ik my*insgelyks gedrage tot de redenen en mot.ven by het vooi-em: Advys omftandiger gededuceert, Daar alleen nog byvoegende de paflage van Brunnem. adL. o Cod. hoeverre de krankzinnigheit zelfs van ftok-cude^en verkindfte luiden moetgaan, omniet te mogen tefteren; Scilice> de extrema mfipitnua hoe mtelligendum , fi pUne nefciat, quid mat 'vel quid fit teftari. J A Daar in dezen in tegendeel zig opdoet een bewys van een goede memorie van den teftateur door het herroepen van een teftament voor vyf jaren gemaakt als geweten en onthouden hebbende zulx met in faveur van zvn naaftbeftaande maar alleen ten dienfte en voordele van een ofte ander zyner ver', wanten m het. jaar 1694, tot Nymegen gemaakt te-, zyn ge- Konnende eindelyk en ten laaften ter beveftinge van- dit alles hier nog bygevoegt worden de decifoire palTagien van Waf Rr 3 Praüi  Pa r. t i s Q,v a r t je PraU.Not. cap. 18. «.28. «29. Holl. Advys 2d*DeelConfil. 47r» 93. Sande Dm'/. JVtf* Li*. 2. Tit. 1. 2?»/. u. Aldus gedaan op den Huize Doornik by Nymegen den 16- July 1744. f. h. D e r A N I T Z. XXXIV. o. Een Atteft van gez- Gerigte tot Ca car, betuigende, dat onder de nagelatene papieren van den Notaris Knoop zalr. bevonden is een boek in folio , gëintituleert zynde : NotanatProthoeollar.Boec^anfm\eüch amo 1676. den 29. tebr. Waar in op het voorfte blat met de e.gen hant van yoorgenoemden Notaris Herman Knoop gefchreven ftaat:: Pmhocollum NoZatus mei & abbrevtaüonu 5 „ Oder Prothocollar- Buch worin ich alle Aflus, zo als Notarius vernchtet , referiret habe und fein die mit numeris darin angezogene und bey5' aebrachte Annotationes Prothocollares eben foo glaubwurV digh als wann fie diefem meinen Prothocollo (elbften htter- ! lich èingefchriben, und van word zu word einverleibet weh\\ ren, quod Att eft or ego Herman Knoop, Imph. Auth. Nots. PubL 1' Verder dat m het zelve boek -onder gezeide Notaris hand crefchreven ftaat het volgende; ,, Den ao. Febr: HeerS. . » f, Mamentum aufgericht , und ich daruber Inftrumentum !! eonficikét, 75* ' ' Mitsgaders, dat zy Atteftanten de Minute boven fub No. z. gem lt^ gezien, ende door gez: Notaris gefchreven te zyn befonden hebben, ftaande daar op ,n dorio , Num. pS. Te/iamentum claufum cum Inftrumento Hm.' P. . . P. . ■ t>. . . 1099. *V0°'lf«s ook refereert, dat op den Mart 1699. door  Cons. XXXV. 329 de Magiftraat tot VTiffingen een confènt tot confinement van gez: teftateur P. . . P. . . S. . . , zoude zyn verleent. Wordende nu het befloten teftament , zo van 'dit teftament is uytgeveerdigt, vermift, en zyn wy onderfchrevene om getuygeniffe nopens de regten hier te Lande daar over gevraagt. Zo attefteren wy na naukeurige examinatie van gez: aflens,' miffive, attefien en relatie, als mede daar over gehoudene deliberatie, dat volgens gemene regten, ende Conftitutie des Keizers Maxiufiftani ï. de anno iyi2. verders de dagelykze ufantie by dezen Hove, ende in het Hartogdom van Cleve öbtinerende, genoegzaam bewezen is, dat het teftament in quaeitie éfteflivelyk gemaakt ende voltooit is geworden, verder , dat ook daar op mag geprocedeert worden, als na regten: Ende zulx wel, Quoad primum, om dat de minute van gez: teftament zo wel in het originele Prothocol van meer benoemde Notaris fub N. 73v geregiftreert , als mede onder gezeide nommer ende de Ru brycq; 7' efiatr.intum ciaufum cum In/lrumento P. . . P. . . S, . 1699. den 20. Febr. onder de eigene hant van gezeide Notaris refereert is, Jam vero infirumenta Notariorum deperdita, Ivel (i dubitaüo de originali incidat , ex eorum Protbocollis redintegrandafunt; Conft. Maximil Jmp. de A. iyi2. Bhömer Jntrod. ad Jus ff. Lib. 22. Tit. 4. §. 14. Ruland. de Commiff. P. 2. Lib. y. cap. 7. ». 8. feqq. Et héte eatidem vim habent, quam ipfa inflrumema. Cap. 15. & 16. X. de Fide Infirum. Faber in Cod. L. 4." Tit. 16. Def. 24. Struv. Sjttt. Jur. Civ. Exercit, 28. ». 51. in fine. Zynde mede hier uit conftant, dat niets obfteert , ofte wel de verzogte getuigens de minute niet mede ondertekent ende gecachetteert hebben, terwyl zulx niet anders, als by de extenfie, ofte het inftrument gerequireert wort, Stryckz in VfuMod. ff. Lib. 2 2. Ttt. 4. §. 13. feqq. Ende boven dit regtens is, quod inftrument urn confettum , licet 2,i partibus fuis abfolutum non fit , ut puta carens folennitate requifita , Vrothocollum defuntli (abreviaturam, vel notam , five minutam, S s aut  330 Paitis Q_u a r t b aut jactum quoque vocant) publicam fidcm faciat, eo quod mort vim figni & fubfcriptionis habet, Gail. Lib. z. Obs. 43. «. 4. Ma.fcard. de Probat. Vol. 3. Co»c/. 150. ». 17, Carpzov. Lib. 6. Tit. 10. 2J<$. 121. «.9. 4. 't Welk zo veel vafter in deze cas fuftineert wort, terwyl gezeide minute volgens gerigtelyk atteft ten Prothocolle van meergem: Notaris onder defzelfs eigen hant is gefchreven gevonden, en daar in mentioneert wort, dat zeven getuigen verzogt zyn, ende het inftrument onderfchreven en cachetteert hebben , als mede dat door vier derzelven } Hillem Swagen, forrien fanfen, Schepen Peter Gortman en Hendrikfiorbeek, het cachet van Pater Prior Oorbeek, is gebruikc geworden. Stemmende dit alles ook met het inftrument fub N. 1. gëallegeert, ende zynde daar in de namen der zeven getuigen , die de fubfcriptien gedaan hebben, ordine gemelt, ende de plaatze van derzelven cachetten bemerkt : Komende al verder nog hier by, dat deze copie van gez: Notaris eigenhandig ge-en onderfchreven , mitsgaders onder een der gezeide teftateurs vrinden na des teftateurs overlyden (zo wy berigt zyn) is beruftende bevonden, en, als gezegt, uit opgem: concept miffive het teftament den 1. Aug: 1699. onder voorzeide Notaris nog te zyn geweeft, blykelyk is, waar uit dan het twede bovengefte'lde poind zig te gelyk van zelfs verklaart, zynde mede uit de regten bekent, quod amiffo inftrumenti non prajudicet ve- 5' ritati, vid. //. 7. & 8. Cod. de Fide inftrument. Ende dat volgens relatie het confinement is verleent den 22. Mart. 1(599. daar tegen egter het origineel teftament den 1. Aug: 1699 nog onder den Notaris Knoop beruftende geweeft. Ter oirconde hebben Wy dit atteft eigenhandig onderfchreven en met onze cachetten bedrukt. Cleve den zy. May 1744. ?. W WEVER. R. KETS ER. A. G. MARCKER. (L. S.) fL S.) (US.) Tl.W.H. VON OVEN, ALEX. HOP. C. S. LANDT MAN. (L. S.) (L. S.) (L. S.) XXXVI. AD-  Cons. XXXVI. g2t XXXVf. ADVYS INSTRÜCTOIR, *• TITaar en hoedanig een beiloten teftament '* elders, dan voor den domiciliairen of competenten Rigter gemaakt, moet gé'o- pent worden ? II. Of de citatie van de naafte vrinden des tef¬ tateurs daar toe nodig is.? III. Of aan defuccefïievanaangebragtegoed'ren 3 ter huwelyxe voorwaarden gereguleert, by teftament kan gcderogeert en g'altereert worden 5 IV. De mutatiom domicilii. V. Van de nature der obligatien op provinciale Comptoiren belegt. VI. Uxor nubens juribus domicilii maritalis fefe fubjecijjé cenfetur. VII. Waar een Gecommitteerde in zeker colle- gie, of Minifter ratione debiti er delitli con- ' venibel is ? VIII. Onderfcheit tufïchen burgers en ingezetenen^ IX. De teftamenti félione acti)>a (sr paffba -} item, quibus temporibus heres infiitutus capax dicatur ? X. Van een Notarieel teftament met betrekkinS s z gg  ■j^'l Partis q_ u a r t je ge op Gelderfche goed'ren. XI. Of en wanneer retour fubje&e goed'ren by omiffie van derzelver diftincte fpecificatie onder d'Egteluiden gemeen worden? XII. De More überis dando. XIII. Vt concurfu £r pra matris & a\>U 3 item pa- rium gradu agnator.um pree cognatis in fufcifïenda tutela. S U M M A R I A. 1. 13 t?en beflotcn teftament el- ders gemaakt moet geopent worden in loco domicilii •vel domus mortuariee teftatorts, te meer,, wanneer 't zelve aldaar bevonden wort. n. 7. om redenen nn. feqq. 2. De differentia f DD. inter pu- blicationem cjf sperturam teftamenti tradita. v. remijfivi. 3. De nootzakelikheit van defzelfs aperture en regiflratie wort de jure Civtli & Praéiico vcreift. 4. 6. En moet gefchieden voor des teftateurs competenten Rigter , fecundum confuetudinem loei. \. limitationem n. if. f. Zonder, dat moribus noflris alle die jure Civili en op andre plaatzen vigerende requifiten daartoe copulativè van noden . 2,yri. v. n. 10. & 11. diöerentiam inter hoe hodiernum jus; y felutionem objed. n.16. 8s 9., Quod probatur argumenta ex abfurdo. 14. Waarom volgens 't oude Roomfche regt, moribus af^efchaft, de publicatio teftamer.ti moefte gefchieden coram Magiftro Cenjus} 17. Wanneer de citatie der rtaafte vrinden des teftateurs omtrent de openinge. van een befloteo teftament niet nodig is ? v. n. l9- 10. De langftlevende der ouders blyft tot' heitrowwens wettige voogt zyner kindren. 19. 2,2,. De nootzakelikheit van dusdane citatie , jure Romano gercqukeert, wo'ri nergens by onze ■Statuten gb'ordonneert, ob rat. h. & Jeq- n. 20. 21.. Afertura & publicatio teflamenti non conjundendie. 23. Hoe nogtans de citatie van des teftateurs naafte vrinden, (waar toe een langftlevende of erfuiter vrywillig of tot voorkominge van difputen zou mogen re« foJveren) dan zou moeten gefchieden ?  Cons. XXXVI. 333. fchieden? v. b. n. 14- 95. De aangebragte goedren zyn volgens den regel van retour in materie van legitime fucceffie aan de leges domicilii mariti onderworpen, zonder, dat die by teftament, daar aan ftrydig, konnen gederogeert worden , wien aangaande deze materie tot 3. hooftqu fequitur paftum antenuptiale fecundum LL ■ domicilii mariti., KDti vero confecti infiru- menti confiderari debere. 39. Licet etiam uxor barum ignart fuerit. 40. Door accidentele of cafuele da¬ den van en tytlyk verblyf, buiten eene fine re & fado voorgenomen eftabliflement elderwaarts, wort het fiatutum domicilii origini: niet verandert. ob ralion. n. 46. 41. Immers de mobile goedren, ook fub ditione alterius bevonden , blyven, zo wel als de perwn aan defzelfs regtsdwang, als de ziel aan ligbaam met een indiflblub'Ien bant verbonden. add. n. 6i* 42. Het jus prifiini domicilii, fchoon voor een tyt verlaten , behout zyn duirzaam beftaan. 43. IVifi de animo permanendi per a- ctualem habitatior/em confliteritw 44. Qjwd argumentando ex abfurdo impoftibtli probatur. 4f. In fiatutorum conflidu reguleert men zig ten refpecle van een duplex domialium na de wetten van het domicilium originis, 47. $6 61. 63.67. 70. Een Regent Burgemr- of ander Officiant in zeker buitenlantfch Collegie gecemmitteert, en neceftitate of. ficii elders abfeiu , yioafidione ■juris, ob ratt. elegant, n. 71. addutlas, fine mutatione domicilii voor prafent gehouden in die plaatze, waar van zyne conimiffie bekomen heeft. v. DD. & LL, ex jure Romano alleg. n, 5-7. 58. quamvis decem pluresve annos officii caufa alicubi cemmorati fuerint ». 68. Add, nn. 60. es5 feqq. te meer, wanneer uog in loco domicilii ge- Ss 3 ftorven  324 P A R T I S Q_U ARTE ftorven is »♦ 7f. 48. 5-3. 5-5-. Quod exemph Clerici , Prtelati autEpifcopi, Caftellani in cajlro, Prafeéli in pr v. n. 105-. & n 10S. cum i fententia ibid. adduéla. 106. Alhoewel een zodane diftinde fpecificatie , refpeèlu mobilium utriujque conjugis, tot voorkominge van derzelver confufic en commixtie zeer dienöig is. 1.07. En by zommigc Statuten verei fcht wort. 109. Zodanig, dat in cafu impoffbilis diftinclionis inter hujus aut illius allata de gemeenfehap zou moeten plaatze hebben. no. ^ls inventaris van'tgoet, byene der egteluiden aangebragt, gemaakt is, heeft, by omiffie der fpecificatie van des andrens goet, die gemeenfehap geen plaatze: quofenfu hetNymeegs; Statuit te verftaan is. III. Teflamentum, quo pater liberis tutorem dat, debet efti perfedum C53 jufrum. ui- 1 !ƒ. 117. Een moeder weduwe zynde kan, ongeagt de vaderlyke difpofitie, voogden over hare onmundigekindren met prseteritie van wederzyts naafte vrinden (tellen, v. n. 116.. 113. Qbjecïio. I 14. Solutie. 116. Jemant kan refragaute jure Civi/i over zekere goedren , by teftament aan onmundigen gemaakt ,.voogden (tellen. 118. 121. Wie in concurfu matris rj5 avia & parium gradu tot de legitime rutele moet geprsefercert worden ? 119. 12Ó. 122. Tutela teflamentariaomnibus aliis pr,efertur.  ^6 Partis Q_u a * t je afteftervene, waar die gelegen en van wat natuir dezelve zouden mogen zyn, niet tegenftaande de wet van de plaats daar uit A. ter hooggedagter vergaderinge gecommitteert was, medebrengt, dat Man en Vrou kint of kinderen hebbende malkanderen (taande ehe niet anders, alsde reciprocoque lyftogt mogen maken, en daar en boven niets contrair de huwelyxe voorwaarden die aldaar, als een onwederroepelyk. en onverbrekelyk mfirtti»«i/geconfidereert worden, by wegen van teftament of andere uitterfte wille, als anderzints konnen of mogen difponeren, dog welke huwelvxe voorwaarden na de wet van de plaatze , alwaar gepaffêert zyn, door de egteluiden ftaande huwelyk by wegen van teltament heeft konnen gëaltereert of gederogeert worden ; Dat daar en boven A. en B. onder anderen by aangetogene teftamentaire difpofitie de langfilevende tot voogt ot voogdefië hebben aangeltelt, met magt, om by teftament of andere afle van uitterfte wille zodane voogt of voogden aanteftellen over hare onmundige kint of kinderen , als nodig of raatzaam zoude oordelen. „ „, Dat vervolgens A. wel tot zyn fterfdag m voors: commune verbleven of gecontinueert zynde, egter zyn huishoudinge enige jaren voor zyn doot van 's Hage opgebroken , en in-de plaatze, van waar of waar uit hy ter voorgemelte vergaderinge gecommitteert was, overleden is. Dat wyders A en B. by huwelyxe voorwaarden hebben bedongen dat tot onderftant van t'huwelyk ten wederzyde zouden worden aangebragt zodanige goederen en effecten , als begrepen en gefpecificeert zouden worden by aparte me" morien, daar van temaken, die van dezelve kragt zouden ' werden gehouden , als ofze in dat inftrument waren gemfereert als mede , ,, dat tuffchen de toekomende egtgenoten „ten eemeenfebap zoude zyn van aangebragte oï ftaande huwelyk, 9 ' *aan te ervene goederen, maar alleen van wind en verlos ftaande 99 huwelyk te vallen, zullende by verfterf van een der toeko- mende egtgenoten zyne of hare goederen fuccederen op de tl kinderen uit dit huwelyk geboren, en onder dezelve kinderen, voor zo veel die zonder vordere defcendenten na te laten " rnog-  Cons. XXXVI. 337 3, mogten komen 't overlyden , van 't een op't Ander tot't laa£ ,, te toe, en het laafte mede zodanig ftervende, of dat , gene 5, kinderen of verdere defcendenten ter eerfter door in leven 5, zynde , als dan en in alle gevallen elks goederen weder gaan en keren zullen aan die zyde, van waar. dezelve gekomen zyn, met de belfte van winft of verlos ftaande egt gevallen, dog zoude de langftlevende zyn of haar leven Tang aan de ,, goedereft, by de eerft ftervende na te laten , hebben de lyf,, tegt of vrugtgebruik^, van welke memorien of inventarien een aan zyde van B. en gene aan zyde van A. gemaakt en wederzyts ondertekent is. Qtumtur. \ °. Waar de voors: beflotene teftamentaire difpofitie, waar van geen befloten weerkleet of dubbelt gemaakt is , moet geopent worden, 't zy in 'sHage, of ter plaatze van 't fterfhuis? en of tot het bywonen dier openinge enige naaftbeftaande vrinden van A namens zyne nagelatene minderjarige kinderen moeten geciteert worden.' niet tegenftaande alle vrinden en Weeskamers by liet zelve teftament van de tutele der kinderen en buiten den boedel van A. en B. zyn gefecludeert; Dan of B. voor haar zelfs, en als moeder en bloedvoogdefïè van hare kinderen alleen die openinge kan of mag laten doen.' z°. Of de inftitutie van des eerft afgeftorvens goederen op de langftlevende, na aftrek der legitime kan beftaan, en over alle goederen ftant grypen? niet tegenftaande zulx na'de wet van de plaats, waaruit A. ter voors: vergaderinge gecommitteert was, als hier vorens gemeit, was verboden, en A. en B. haar woninge in'sHage opgebroken hadden, en A. ter plaatze, van waar gecommitteert was, geftorven is, zonder dat teftament aldaar na de\ wet van die plaats te laten ratificeren , dan of zulx alleen xnau zoude konnen ftant grypen ten opzigte der goederen gelegen of zig bevindende ter plaatze, alwaar zodane difpofitie gepermitteert is, en of onder de ongerede goederen Engelfe adien en capitalen tot lafte van buitenlantfe Staten of Mo- T t gent-  338 ParttsQ_uart« gentheden , mitsgaders gehypothequeerde capitalen onder de Graaffchap Zutphen begrepen zyn? Dan of die, als gerede goederen moeten werden geconiidereert, en dus'onder de gerede goederen van 't fterfhuis moeten verfta'an. worden gecomprehendeert te zyn ? 2°. Of by gebrek der memorie of Inventaris van de aangebragte goederen van A. offchoon die door B. van hare aangebragte goederen geformeert, endoorhaar en A. getekent is, daardoor de aangebragte gerede goederen van A. en B. tuffchen dezelve gemeen geworden zyn? 40. Of B. de langftlevende zynde uit kragt van voors: teftament^ 't welk ter plaatze, waar uit A.. gecommitteert was, nooit is geratificeert, voogden over de goederen door aflyvigheit van A. op haar lieder kinderen vervallen, kan aanltellen? En zo neen, of B zulx als moeder en bloetvoogdefle buiten het zelve teftament zoude konnen of mogen doen, en daar en boven nog over de perzonen van die kinderen en natelatene goederen van haar B voogden aanftellen en authorizeren , en zulx alles met uitfluitinge van de vrinden vau A, efl B. of van de vrinden van A. of B. alleen? gezien, gelezen en g» examineert bv my ondergefn: de voVJ renftaande Cafus Pifitii met de Qu&riwrs daar uit geformeert , zou ik aangaande die eerfte vrage falvo ftemper fanton judicio van advys zyn; \ . , 1. Dat het beftoten teftament van A. en B. niet in sHage (alwaar het zelve voor Notaris en Getuigen gepaflëert is) maar ter plaatze van't woon-en fterfhuis van A. kan en moet geopent worden, zonder, dat B. als langftlevendeverpligt is de naafte vnnven van A. etud'legitimi tutor es zyner onmundige kind ren, daar toe te citeren; maar is B. qua liberorum mater & legitima tutrtx, bevoegt het voors: reciprocque teftament , aan het ordinaire of competente gerigte ten fine van preliminaire vifie , exami^ natie en recognitie van de hant en zegels des teftateurs overgegeven , door 't zelve te doen openen , uitlezen en protocolleren. Hefr  Cons. XXXVI. 339 Het terfis lit van 't poincl: der aperture betreffende , zal ik ten aanzien van dit notarieel teftament, waar van geen dubbelt of weerkleet gemaakt, maar by den 7 eftMor befloten na zig genomen is , niet nodig hebben my intelaten over het different, by de DD. inter pubaeattoncm er aperturam teflamenti geobfer- z. veert, gelyk daar van onder andren te zien by Brunnem. in Comm. ad L. 18. & L. 23 C. de teftament. &c. n- 1. & 2. item ad L. z. n. & 7, d. Tic voorts Carpzov. P. 3. Conft.f. Defi.z\. H. 2. Maar alleenlyk ten opzigte van de nootzakelikheit der aperture en rcgiftratie van het voois: teftament apud acla , of in 't comptoir van den Notaris, waar voor 't zelve belloten gepalfeert is, niet ervintelyk, uit de difpofitie van de /. 2. C. Quemadm. teftam. aper. in piaxi tefttbtfs praUud. Brunnemanno ad d. L. 2. 3' Groeneweg- in Tr. de LL. Abrcg. ad fuprac. L. 18. C. de teftam. & Everh. Speckhan, jQu*ft. Jur. Cent. 1. Q 78. ». 1. mede aangenomen, datelyk konnen vaftftellen, dat dezelve voor den competemen Kigxeï, onder welkers jurisdict ie den Tefiator heeft gelee, ft, kanen moet geopent, uitgelezen en geprotocolieert . worden. ^* Vermeinende } c;at moribus npftris alle die requifiten , welke laaftgez: Autheur nn. feqq. efièntialiter & copulative tot ene p\r- * blicatie, aperture en refignatie enes teitaments enumereert , niet van. noden zyn, wanneer deze! ve mar fecundum confue-iudinem loei , ubi fit apertio , volgens d' obfervantie van Alex. in text. * & nat. Gethofr. Brunnem. ad d. L. z C. n. 3, & Voet in egregio Comm. ad ft. 7:t. Quemadm. teftam. aper. n. 1. kome te geTchiedfn. Zuix, dal dit befloten teftament niet onder den Notaris in 'sHage, maar in den boedel en fterfhuis van A. bevonden zyn- 7' de nergens anders juxta pracitt. LL. & DD. zal konnen g'exhibeert en gepubüceert worden, dan voor dien localen Rigter, waar onder het ze've competenter reflorteert. Want het ene ongehoorde, ja zelfsdikwylsondoenlyke , (om 8. niet te melden van^ene by des fterfhuis wetten verbodene) zake zou zyn, een langftlevende egrgmoot, erfgenaam of andre geintereffeerde by een teftament extra lotum domus mor.uari* te Tt z ren-  340 Parus Q_b a j ï je renvoyeren tot g' eloigneerde plaatzen, alwaar niet, dan zonder exceflive koften , gevaren en moeylykheden alzodane openinge voorden Rigter, waarvoor het zelve gemaakt was, in verfcheide re fpecie n , zo van d'abfentie der erfgen: als van evocatien extra previnciam zou konnen bevordert worden ; 9' Om welke te eviteren ten refpecle van abfente teftamentaire getuigen zegelaars, ne juxta 1. 7, jf. quemadm. teftam. ftpe turn magna captione k rebus fuis revocentur , & eorum officium damnofum Ut, het jus civile redelyk gëoordeelt heeft, dat een tefta- *°' ment intervenientibus optimte opinionis viris mag geopent , en poftdefcriptum & recognitum fatlum van die gene, welke byd'openinge prsefent geweeft zyn, geobfigneert worden; Waar mede het: **• jus hodiernum genoegzaam overeenftemt , met die verandringe nogtans, dat d'openinge van ee'tr befloten teftament onder den IZ' teftateur in hereditate beruftende kan gefchieden citatis prafèntibusque iis, quorum int treft apud ordinarium judicem ex more iftius loei ubi aperiatur. per LL. & DD. alleg, 13- Zonder, dat ik ergens ene wet Hebbe gevonden , of welke noot-, zakelyk die aperture requireer^ coram. eo judice , quo teftamentum: eeclufum conditum fait, of welke het zelve coram alio judice, quoi teftator vixit domiciliumque babuit , geopent zynde annulléert. 1'4« Zo dat het aloude regt by de Romeinen op finantiele inter rellen en inzigten beruftende, kragt welke de publicatio tefta~. menti coram Magiftro cetifus , cui nota erant cujusque facultates , moefte gefchieden, moribus geaboleert en veroudert is- per -fupral. Brunneman. add. L. 18 & 23. C. de teftam. n. 1. & 2. Nadien de locale wetten van die gerigtelyke publicatie of aperture in agt genomen zynde dusdanen teftament zo wel doen: fub Afteren, als de wetten van die plaatze, waar na 't zelve ge- iy. maakt is, haar kragt buiten dezelve elderwaars éxférereri , nifi. fiatutum aut teftamenti fublionem coram judice domicilii requirat, aut. eam ratitne immebilium prchibeat. ■^<^• En of wel een en dezelve folemniteit in de revocatie van een teftament als in defzelfs confeclie vereift wort , Carpzov. P. 2. Cenft. 3. Def. 39. n z, zo kan daar uit met betrekkinge tot dit cas in quseftie nogtans geen gevolg getrokken worden , dat die revocatie voor dat zelfde gerigte, waar voor het. teftament gemaakt  Cons. XXXVI. 34, maakt is, zou moeten gefchieden, wyl vele Statuten en DD. dit niet nodig oordeelen, als te vernemen by 't Lantr: van Overyjfel P. z. Ttt. J. art. 11. Stadtr: van Deventer P. 3. Tit. 4. §. 9. Befold. P. 4, Cons. 144. Leon. Cons. 72. n. 4. Richter. Decis. 54. «. 3. iy. Omtrent het 2.de lit van het eerfte Quaritur, concernerende 17, de citatie van de naafte vrinden van A. als wettige veögden zyner onmundige kindren , heb ik vermeent dezelve in cas fubjecl niet nootzakelyk te zyn , om dat de caufa finalis , waarom dezelve vereifcht wort, te vinden is in de qualiteit van B. als moeder en wettige voogdes van de onmundige kindren by A. ehelyk geprocrëert, welke 't zy voor haar zelfs, 'tzy als erfuiterfche van den boedel en nalatenfchap van A. bevoegt is het befloten teftament aldaar bevonden , aan het judicium domus mortuaria overtegeven, en 't zelve ter harer overftaan in voors-: qualiteit, waar in de wet en 't regt van den bloede haar gefaifeert en voor andere geprsefereert heeft, te doen openen en uitlezen ; Want hetabfurd, fuperflue en contrad;<5toir aan defzelfs oog- 18. merk zyn zoude , dat B als de langftlevende der ouderen na de wetten dezer landen , quas Clar. Dn. ] Schralfert , in Cod. fuo Gelro-Zutphan. voc. Momberjch.-tp ib. §. 4,. ccngeflit , der kindren momboirfche blyvende , zo lang zig niet veranderzaat , nog zou verpligt zyn andre legitime of dative voogden daartoe *t*advoceren en verzoeken , ende zig alzo in die ftatutaire qualiteit doen pi sjudicie-toebrengen ; Tutorem enim kabenti tutor regul&riter dart non p'meft. Behalven, dat ik nergens my kan erinneren enig' ftatuit in in, deze Provincie, waar by ene zodane citatie van des teftateurs naafte vrinden nootzakelyk vereifcht wort , welke zommige DDren. egter ex l. 4. ff. Teftam . quemadm. aper. tragten te evinceren , daar dezelve nogtans van een teftament jure veteri Remano voor 7. getuigen, en dus privatim en extrajudiciaüter, en niet van een teftament publice of ludicialiter gemaakt , komt te fpreken, in welke gerigteiyke difpofitien die Romeinfche- coac- 20: tie en conventie der zegelaars ten fine van recognitie hunner zegels geen plaatze heeft i nadien een gerigt of collegie , fchoon T t l de  ■i^i Pastis Q_ u a r t te aK de perzonen verandren, altoos blyft fubfifteren ; Ideoque aper- tura & publicatio teftamenti, monente Carpzov. d. I. non funt con- fttndendts. v. ibid. utriufqut defiuitienem , & adftipulaniem Stryk, V. M. ft. d. Tit. §• i & z. cum all. prtejud. xx< Invoegen, dat voor 't gerigt indiftinetè, 't zy ordinaris of feu' daal, op inftantie van die gene, welke nomine proprio of alieno juxta /. i* yr. ff. d. T. teftam. quemadm. aper. daar by intereffe heeft , alzodane beflotcne teftamenten moribus buiten citatie konnen en mogen geopent worden. 2.2. Dan wannec r B. vrywillig daar toe zou mogen refolveren, zou dezelve als dan de naafte paternelle bloetvrinden van A. kindren praefcnt en bekent zynde tot het bywonen van deze aperture by ene fpeciale, dog gene pisefent of onbekent zynde, by ene generale of edidaie acte , brieven requifitoriaal, of hoe anders ex more & fty'o ,udicii coram quo practicabel, moeten citeren, utitafupral. Spekhan. d. Q. 78. ». 6. 7. 8. per DD. ik all. obfervari notat. 2a. Aangaande het 2.de Quaritur zou ik van gevoelen zyn , dat het notarieel teftament van A. en B aan der zelver domiciliaire regten en opgerigte ehepaclen ftrydig , niet kan beftaan , fchoon ook na de couftumen van de plaatze , alwaar die zelve opgerigt zyn , by teftament ftaande huwelyk konden gederogeert of gealteréert worden, zulx, dat de refpeftive aangebragte en aangeftorvene goedren na den inhout en regel^ van retour in materie van legitime fucceflie en partage moeten* geconfidereert en na de wetten van het domicilium van A. met reflexie op de overige goederen , als conqueften, gedijudiceert worden , zonder, 2,y. dat het zelve door 't incolaat en temporeel verblyf mtuuu officii fine animo illic perpet uo morandi mag geprsefumeert worden verandert en weggenomen te zyn. Het derhalven onnodig zynde by dezen te inquireren na de ' nature en regten van fucceffie der mobile goederen, en daar ander begrepene obligatien , sóïien en kspitalen , welke,'t zy dezelve op de Provinciale Gelderfcbe of Hollantfche Comptoiren, als ftabile corpora, belegt, 'tzy daarvoor generale of fpeciale hypotheecquen geftelt zyn , na diezelve locale wetten van A. als aangebragte , aangeftorvene of gemene goedren moeten aangemerkt worden. Om  Cons. XXXVI. 343 Om 't geen voors: wel en na behoren met applicatie te adftrueren, zal de decifie van voors: myn advys voornamentlyk dependeren van deze twe preliminaire poinclen , tot onderwerp hebbende. i°. Of en wanneer B. met A. zullende trouwen moet ge- 27.1 oordeelt worden haar ouderlyke of originaire woonplaatze verlaten , enzignade wetten van die van A. in't oprigten van haar contract: antenuptieel gereguleert te hebben. 20. Of en waar A. als Gecommitteerde ter Generaliteit 2,8, enige jaren buiten het domicilium ori^inis five nativitatis in 's Hage met zyn vrou B. gewoont hebbende, moet geagt worden het zelve geretineert, ofte derwaarts getranfporteert te hebben. Waar uit dan pro 3 °. als een gevolg in-en met opzigte van 20? het notarieel teftament in een nadrs overweginge zal moeten komen , of het zelve moribus Gelro-Zutphanicis in hypothefi kan fubfifter en, en of ook buiten dien de huwelyxe voorwaarden by een wettig teftament hebben mogen verandert en tegens derzelver inhout gedifponeert worden. Omtrent het eerfis dubtum is het ene alom bekende regtsle- 30? re: Quod uxor (tatim d momento copula facerdotalis intrat domicilium mariti atque ibidem forum firtitur , ut prater muitos DD, tradit Carpzov. Refp. ÉteU. Lib, z. Tit. z. R. 24 ». 17. Ui[ ut de. 31funtlo marito vidua ejusdem domicilium retine.it ib. ». 18. Add. Mea Cons. Gelro Zutph. P x. C 23. n. 1. z. 3. 38. Want de vrou door 't trouwen uit haar ouders familie g'e- 3*. mancipeert zynde, kan de)ure niet gezegt worden de man tot haar domicilium te trekken, maar wel de man zyn vrou; Quia uxor in domicilio mariti tranfire dtcitur, cujus loco fuum ideo 33» cenfetur habere domicilium per /. 38. §. 3. ff. ad manie. I. uit. C. eod. ibique Brunnem. ». 34. Jungantur prater Grotium in Introd. Lib. 1. p. 16. «9. 11. Groeneweg. in Tr. de LL. Abr. ad §. uit. f. de patr. pot. & ad Rubr. ?. Quib. mod. patr. pot. folv. item. ad L. 3. C. de emanc. pral. Carpzov. d. l. & Lib 6. Tit. 4. Refp. 38. n. 7. Tiraquell. ad L. 1. connub. Gl. 1. P. f. n. 28. 'T welk ook zo verre de regten gewoon zyn te ampfieren, 34* dat, ofichoon de man zyn vrou in hare woonplaatze troude, en»  Partis Q, u a h t ï en aldaar by dtzelve bleef wonen , hy nogtans niet zou konnen sezegt worden het domicilium van de vrou te volgen, maar een novum te conftitueren, en wel zo , dat des vrouws domicilium aldaar rrmar gëoordeelt wort uit kragt van die nieuwe conltitutie te blyven arg. /. 19 ff. de jurisd. U 6y. ff. de judic. ibtque Zafius. & d. Brunnem. ad l. 1. n. 14. & ad l. fin. §. 3. ff ad Munic. n. 3. 4. Tiraquell. d. /. », 28. ay. Wort dan nu een vrou, hare ouderlyke woonplaatze door t trouwen geabdiceert hebbende, in loco mariti mede. burgerfche , en deelgenoot van zyne digniteit juxta pr&d. II. juntf:. /. 13. C. de dign. & l. y. f- de N. en wort dezelve overzulx gezegt 36 daar door geworden t,e zyn de foro & domicilio ipfius mariti ,, vit ' communis DD fchola tefiatur, v. Csephalos Cons. 13. «.48. Baldus. Lib. 1. Cons. 456. Cyriac. Contr. For. cap. ,273. n. 11. iz. dr A&ol. Var. Res. cap. 8. n. 46. 27, Zo moet daar uit opk volgen, dat dezelve zig moet onderwerpen aan de jut* Mmicilii mariti, qua nubsrndo & contr.thendo af- 2,8. fumtfiffe cenfebitur, zodanig ook en met dat regtelyk gevolg,. dat die met A. opgerigte huwelykze voorwaarden na zyne domicihaire wetten en niet na de plaatze der confedie moeten gej-igeert worden. . , Gelyk daar van breder en uitvoeriger en wel zonder onder- 39. fcheit ofB kennis van de wetten van A. domicilium gehat heeft , of niet? te zien in d. Meis Cons. Gelro Zutph. P. 1. C. 49. »-713. P. 3. Cons. y3- «. 32. 33. & 34- it£m Cms- 59- **:}*: 16 rfi 19. quorfnm brevitatis amore me refero. Dat nu om ter b'antwoordinge van het twede dubium overte^aan, A. ongeagt zyne temporele refidentie en cohabitatie metzvn vrou B. en familie in 'sHage delzelfs domialium ter plaatze waar van zyne radicale qualiteit en commiffte ontfangen heeft, moet gëoordeelt worden behouden te hebben, vermeine ik onwederlprekelyk te zyn. ko Niet alleen *» '/gemeen, dat alle accidentele of cafuele daden ' van een tyt lyk verblyf elderwaarts buiten ene g'intentioneerde tranflatie van een perpetueel domicilie fmerevelfatlo niet konnen verandren de permanente uitwerkzels van regten ex fiatuto do. mitilii criginis gecaufeert en utilittr gerecipieert, maar dat deze,-  Cons. XXXVI. 345- ve met betrekkinge tot de mobile goederen, qmeunque loco, eti- 41. am fub alterius ditione gevonden , offibus perfona, dat is , aan den regtsdwangvan die gene, aan wie de perzoon zelfs gefubjicieert is, zodanig geaffixeert zyn, ut ita intcrpretari fotent DD. dat derzeiver connexie zo weinig diflolubel is, als de ziel van 't lichaam feparabel, vid.Ampl. U. Huber. de Jur. Civit. Lib.z. Secl.\,cap. z. «. 2. 3. & 4. Berlich. P. 3. Concl. 29. ». 109. Concl. 33. n. y. & Concl. y2. 8.69. Carpzov. Refp. d. I. & P. 3. Conft. iz. Def. 13. 14. 16. Voet tr. de Mobil. & Immob. cap. 23. n. 1.' 12. 1 f5. Goris. Tr. i. Advers. cap. 6. n. 10. Confequentelyk dat door ene continuele en fucceiTive exercitie het jus prifimi domicilii^ fchoon voor een tyt verlaten, niet ' verloren , maar zyn duirzaam beftaan en afhankelykheit van hare originele en primitive oorzake bewaart wort, zo lang daar . van niet is of heeft konnen gerenuntieert worden , per declara- 43' turn animum permanendi & atlualem habitationem , juxta /. 20. /. 27. § z. f. ad Munic. ibique Brunnem. ». y. Add. /. 4. /. 7. C ds tncol. Wefenbec. Cons. 1. «. y7. Capzov. P. 1. C. 3. Def. 18. ». 2. feq. & P. 3. C. 38. Def. 18. s. 8. Menoch. A. J, Q Lib. 2. easf'%6- n. 3. 12. Want het ene ongehoorde, ongerymde, verwarde, en om- 44? mogelyke zake zou zyn, dat een burger dermaten aan een corporeel verblyf in zyn woonplaatze , als een adfcripmim gleba, gëobligeert blyvende, of een duplex Domicilium hebbende, door een toevallige daat zyne goederen ook aan diftindie en zomtyts contradictoire ftatuten zou onderhevig maken, wyl een zodanen daar over begerende te tetteren ten enemaal onzeker, in opzigte van d'onzekere tyt en plaatze zynes overlydes zou zyn omtrent de teftate of inteftate devolutie zyner goederen. Daar het nogtans in regen bekent is", dat men in flatutorum confliElu ratione duplicis domicilii zig reguleert na de wetten van het domicilium originis arg. /. 17. §. 4.. ad Munic. Waar uit fponte fua voortvloeit, dat een verandringe van 4gi woonplaatze ex alie/ua caufa temporali gefchiedende gene verande- a ringe van dezelve importeert, om dat men niet ab eventu, maar ab intemione gewoon is te raifonneren, en daar na de uitgewrog- V v te  34<5 Partis Q_uart« te daden te dimetieren. vid. Fir Inclytus Dn. Lauterbach. in Dij!, de Domicil. §-41- 47. Maar ook in S byzonder met opzigte tot de oorfpronKelyke qualiteit, en daar uit voortgebragte commiffie, welke van dien aart en regtelyke uitwerking is , dat A. ex natura iftius effi.cn moet verftaan worden fitlione juris voor pnefent, en aldus te reAderen en fixum domicilium te hebben willen en moeten behouden ter plaatze , waar van zyne commiffie ontfangen heeft , 48. quo fpeüat 1. 7. C. de incol. & exemplum Clerici, Prdati aut Epifeopi, qui cenfetur domicilium habere in loco [ui beneficii juxta cap. 4P 29, X. de Refcript. cap. 28. X. de AppeU. cap. 14. X. de for. comp. cap 3. in 6. de temp, ord. Farinac. Fragm. Crim. P. 1. Ut. d. n. 226. cum ait: ; ; Quod clericus domicilium dicatur habere in loco, ubi habet bepeficium, exigens refidentiam, etiamji in aliquo loco haberet domicilium s. habitationem , quoniam alibi, quam in loco beneficii de jure clericus habitare non potefi, & proinde , fi in alio loco fe reüneat, non videtur ibi permanere caufa habitationis perpetue, fed momentanete. Add. JO. adfiipulantem Gloff. & Baldum in L ti. ff. de fenat. «.3. Cl. Struv. Syntag. Jur. Civ. Ex. 9. tb, 23. n. 2. Tholofan. Syntagm. lib. 22. c. 8. «. 7- Tufch. Concl. lit. D. concl. 596". «• i. feqq. Mafcard. Concl. 535. ». y. Stcphan. de jurisd. in Synops. poft. L. i. c, 9. membr. 1. & DD. paffim. 51. Zodanig dat, wanneer een geeftelyk perzoon, of parochiaan elderwaarts buiten de kerk of kloofter fungerende en ftervende niet te min gehouden wort in ecclefta dsmicilii fui geftorven te '5*. zyn, H'ames. Cons. 82. Cent. y. n. 1. & 2. om dat een domicilie niet na de plaatze van het fterfval, maar van de woonftede gereguleert wort ut fatit provincialia Statuta innuunt, v. Lantr: van de 4. B. Ampt. T, 24 §. 8. van Zutphen Tit. 3. $. 8. en van Veluw. cap. 33. art. 2. . En gelyk dit in Clerico aldus plaatze heeft 20 vmt t zelve mede ene applicable waarheit in exemplo Caftellani in caflro five Prafetli in prafeiïura, qui in loco fui officii non cofitrahit domicilium ex lonoa habitatione, cum femper ibi habitet animo reccdendi Alciat. f4' Mi- K' *- 9- Per text'in l' J6' ?r' dc LeÈ'3*l'2J' de captt&  Cons. XXXVI. 347^ & pofllim. revers. Carpzov. d. Lib. z. Tit. z. Refp. 23. & Lik 6 Tit. 4» Refp. 38. ». 20. ubi ». 19. & zz. limile exemplum cu- jusdam nobilis ad munus publicum Marefcalli aulici in Holfatiam vocati adducit. Add. Mevius. P. 5. Decis. 164. Nader accederende tot de commiffie van A. zo valt daar om- r trent gene de minfte hsefitatie , of dezelve is zodanig geaccro- ^ cheert aan die radicale en primseve oorzake van defzelfs originele plaatze, namens welke die bekleet en gereprcefenteert wort, dat A. dezelve behoudende nooit zyn domicilium kan hebben verlaten, en dezelve in de plaatze van defzelfs functie getranfporteert; Quando enim quis domicilium eriginis relinquat & alibi novum con' ftituat, quod non folum dcftnat effe civis, verum etiam perdat privilegia & ;ura civitatis, cum non cenfeatur magis effe de civitate , a, qua perpetua conftitutione fe feparavit. Afflict. Decis. 384. Gail. L. z. Obs. 36. n. 7, feqq. Brunnem. in Comm. ad l. 3. C. de Munic. Waar op in dezen ten refpecte van A. commiffie enigzins toe- 58.' paffeiyk kan zyn 't gene tn i, 29. I. 3y. ff. ad Munic. I. f. C. eod. & l. 1. ff de Decur. Gail. d. I. n. 5. & 6. getradeert wort, dat, fchoon iemant de jure Romano zyn domicilium quame te.verandren , 't welk hem vryftonde , hy egter binnen het roomfche gebiet bleef en fubject aan de munera fui municipii, om altoos authoritate prafidisprovincia te konnen gerevoceert worden in patriam. _ Immers het vloeit niet alleen uit de eigenfchappelyke condi- _ 1 tie en qualiteit van deze op A. als een Regent, 't zy pro tempore, 't zy ad vitam geconfereerde commiffie ter Generaliteit van deze Republycq, en daar uit veroorzaakte regten zo van relatie en dependentie tot en yan zyne principale Heren Committenten, als van ene onaffcheidelyke obligatie tuflchen die fundamentele qualiteit yan Regent en Gecommitteerde, maar ook blykt het deafive uit des Lantfchaps refolutie declaratoir van den 1. May *6 1751. uitwezens het Gelders: Plac. B. 3. D. ^.481. dat of fcnoon een Burgemeefter na abdicatie van het Burgemeefterfchap wel een permanent provinciaal ampt voor zyn leven aan hem gegeven, mag behouden, egter geen Lant-of Quartierlyke commiffien kan bekleden ; V v 2 Al  '348 Partij Q_u a r t je Al 't welk dan te meerdre en byzondre relatie moet hebben' tot A. wiens commiffie en temporele refidentie in 's Hage , Öi. geenzins zyn originale aut naturale domicilium heeft konnen verandren, gelyk dat den vermaarden Hoogleeraar foh. Voet in doftilf. Comm. ad ff. Tit. de judic. n. 98. ex LL. DD. & ratt. ibid. adduilis hifie verbis mede beveiligt; (imiliter qui muneris aut legationis implenda caufa ad alium delegatur locum, veluti apud nee ad collegia Ordinum Generalium, Confilii flatus , Rationum , Architalaffiea & his (imilia , et li ifiis in locis, ad qux miffus e(l, habitet, domicilium tarnen ibi non fixifie , fed m regione, unde miffus e(t, i/ludretinuiffè, etiam quantum ad fucceffiones in bona mobilia verius ed. Te meer als men daar by aanmerkt, dat een Regent't zy uit de Ridderfchap of Steden van de effecten en prserogativen zyner charge willende jouilferen, gehouden is volgens de aloude couftumen en ftatutaire wetten van de meefte plaatzeri zynQuartier of Stad, waar in hy relpeclive of verfchreven of Burgemeefter of Scheren is, te domiciliëren en wel onder die belofte fe non difceffures fi nihil avoeet juxta d. I. 7. C. ds incol. 6/L, Zulx, dat A. contemplatione officii fui pro tempore in den Hage, * maar als een ingezeten heeft konnen geconfidereert worden want Burgers zyn die, welke ergens gewonnen en geborenzyn , of welke door gunft van den Souverein het burgerregf ,, verkregen hebben, daar in tegendeel Ingezetene» zyn, ,, die 3 , ex conditione domicilii & ratione beneficii daar worden getole,, reert en aangenomen. 6$. Waar onder dan ook konnen gëenumereert worden zo Ambaf adeurs, Envoyees, Mimiflers , of diergelyke perzonen voor een tyt elders van hare Vorften of Republycquen ter waarnemir.gefi$t van zekre commiffie of zake gecommitteert, als Studenten van ' hare ouders of vrinden ter ftudien gezonden cum retentione naturalis domicilii fme animo illic novum confiituendi. Waarom Mavius over 't JLubekze regt dezen art. aangaande commentariërende Lib. 1. Tit. 2. a. 2. » 34. zeer wel zegt en tjy. met d'aucloriteit van DD. bekragtigt: Quod hic art. ad eos, qui neceffitate officii alicubi commorantur, non fpeftat, veluti Secretarios, §8. Officiales vel Miniftros Principis & his fimiles, etiamfi hi decem pluresvs annos alicubi ferviant $ inde non cenfentur animum commoran- di  Cons. XXXVI. 349 dl fed magis officium exercendi habere. Vbi n. 36". ex all. Cothman. tradit , quod prasfumptio officii adeo efficax eft, ut tollat prsfumptioriem domicilii. Om die zelve redenen worden zelfs kinders der Miniflers van 60. dezen Staat gehouden voor inboorlingen van die Provincie, alwaar hun vader geboren is, volgens de Refol: van Hollant van den 14. Mey, 25. Juny 1686. allegante Ed: van Zurck M Cod. Batav. voc. Ambaffadeurs §. 30. en fub voc. Gecommitteerden §■ 1.. Wanneer hy zegt , dat Gecommitteerdens van Hollant ter 70. Generaliteit, 't zy in of buiten de Provincie , folteren onder dien regter ook wegens hun officie, waar onder zy by't aanvaarden van hunnen dienft geforteert hebben Confer. Placaat van Hollant de 3. Ocl. 1656. Wyl, uti ibid. N. 1. de Unie de fouverainiteit van yder Pro- 71 • vincie heeft vrygelaten en zulx de jurisdictie en 't privilegie de non evocando. Ter contemplatie van dien hebben de Heren Staten dezer 72.1 Provincie by een refolutie van den 23. Juny 1637. d. I. in Not. n. 3. aangetogen variantibus quamvis Hollandia Provincie Ordinibus de Hr: Corn: fongbloet, ter Admiraliteit tot Amfterdam gecommtiteert , en door den Hooft Schout van evengez: Stad mede geciteert, verboden die citatie te pareren , of den Gerigte van Amfterdam enigzins, alsRigters, te agnofceren, & meo judicio rettèobNov: 69. c. 4. pr. Nov: 17. c. 4. Nov: 113. ca., per /. 9. f. de LL. Om dat die van de Stad Amfterdam de judicature van die za- 73. ke, ad jus publicum & fingulare Belgii Foederatt gehorende, niet competeerde, Videatur Ampl: Summi HollanditTribunalis Dn:Prafes Bynkershoek: Tr: de foro Legac. cap. 7. & ib. all. Aytzema: ubi rationes in utramque partem profert, (tr rationes incerti judicii ea de caufa inquirit. Daarom is een Gedeputeerde in de Raad van Staten wegens 74; de Provincie van Utrecht in 'sHage voor 't Hof geconvenieert zynde door een burger van Amfterdam, en proponerende d'exceptie van renvoy tot zynen dagelyxen Rigter 't Utrecht , dezelve geadmitteert cum expenfis, (icuti tsfiatur prat, E. van Zurk, d. voc. in Not. 3. fin, Vv j AL  350 Partis Q_u a k. t je yy. Al 't welk dan te meerder plaatze moet hebben in dezen, daar A. zyn zo genaamt domicilie of incolaat in 's Hage opgebroken, na zyn originele woonplaats wederom getranfporteert en aldaar geftorven is. d. I. 7. C. de IncoL & l. 27. 1. ff. ad Munic. 76. Welkers faveuren, fchoon by de Romeinen zo groot waren 'dat zy de Stadt Romen wegens de extraordinaire confluentie van aïlerley zoort van menfchen juxt. I. 3. ff. ad Munic. voor hare burgers tot:'een gemeen vaderlant (al waar een ieder convenibel was) hebben gecouftitueert; 77. Zo hebben dezelve nogtans daar van de AmbaiTadeurs en Minifters , dum funguntur legatione , refpetlu debhi g' eximeert. v. Clar. Voet. d Tn. de Judic. n. 91. 78. Gelyk dezelve in officia gedelinqueert hebbende na 't gevoelen van voorname Staatkundigen zelfs niet zouden mogen voor 't Gerigte van die Stadt, in dewelke zy ratione officii refidentie heb- 70 ben, in regten getogen worden, als daar van het geval by een geraifonneert advys?» de Hollant. Cons. P. y. C. 117. te zien is. 80. Zodanig ook dat een Gecommitteerde niet zou by magt zyn de jurisdictie invite principali te prorogeren , uti mox laud. Dn: 81. Bynkershoek. fimilem quaftionem de prorogatione jurisdiüionis forique privilegii renuntiatione per Legatum traiïat, & more folitt dofte ac folide eum diftinttiore folvit, cap. 23, Uit allen dezen moet dart ene negative decifie .omtrent het 82. regtelyk gevolg hier boven pro 30. gemaakt plaatze hebben, dat namentlyk het notarieel teftament van A. en B. is ipfo jure nul fchoon"dat het zelve eo tempore quo conditum fuit , wettig gemaakt was, zo om redenen en regten boven bygebragt , als ter oorzake de wet van de plaatze, waar van A. gecommitteert geweeft, en voor defzelfs effective en natuirlyke woonftede te houden is , volgens de Cafus Politie alle conjugale gratificatiën buitenen behalven de reciprocque lyftogt komt te verbieden, 83. Wyl de werkinge van alle wetten in 't algemeen deze is, quod quando quid fit contra legem, eft ipfo jure nullum. arg. /. y. C. de LL. 84. Gevolglyk dat A. tempore mortis, ten opzigte van B. te beneficeren, niet gehat kan hebben teftamenti faïïionem attivam , en  Cons. XXXVI. 3?t B. tempore mortis et adit& hereditatis teftamenti fatlionem paftivam propter /. i. §. 8. ff. de bon. pof. fee. tab. Requirerende den Iclus in /. 49. §. 1, ff. de hered. infi. & §.4.' Infi. de hered. qual. et dtf. nog nader en uitdrukkelyker capacitatem heredts inflituti hifce tribus temporibus s fc 1 0 . conditi tefiamen- 8«. ti, ut inftitutio conftet; 2 °. mortis tefiatoris, ut effe&um habeat; Et 30. adit* hereditatis, ut ea acquiratur , Add. Mathei Rer. Judic. Obs. 36. per cit. Rhodenb. de jure quod orit. &c. ibid. Waarom aan zyde van A. tempore ejus mortis , kragt voorn: 86". domiciliair regt, wort vei (laan niet geweeft te zyn een naturalis & civilis facultas ad teflamenti faclionem babilis, gelyk ook niet 87. in aanzien van B. tempore mortis & adita hereditatis een capacitas acquirenda hereditatis, quia in fucceffionibus femper infpiciendum fit jus loei, in quo perfona, de cujus hereditate 'agitur , vixit & mortua fit. Adi. alieg. Mevium P. 2. lit. 2 art. 12. ». 2. i Een nootzakelyk gevolg , dat het Hollantfch teftament na oefzelfs inhout deficiënte facultate teflamenti faüionis aüivI7« Om allen welken ikvermeine, dat B. deze aan haar ais de langftlevende per modum ultim* voluntatis gedefereerde voogdy kan herroepen, Vtrechts. Confult. P. Z. Cons. llf.lt. 7. & Cons. 116. n 10. en by haar nader en wettiger teftament daar m contrair aan dezelve voorzien, zelfs met pretentie en exclufie van de naafte paternelle of maternelle bloetvrinden harer kindren. . 318, Want of het wel arg Nov.ixS. cap. ty. anders bekent is, dat in eoncurfu matris & avi£, dezelve ah gradu proximior ZO wel gep< refereert, als een fimultane tutele van die gene qut pares gradu funt, zodanig geadmitteert wort, ut tarnen expluribus unus alterqne maxime tdoneus eligi, imb gradu remoüor preximiori praferri potefi, (v. Dobltff. Lud: Menkenii Diff. jurid. Difp. 16. de Prarogat. Agnatovum pr& coqnatis in fufcisienda tutela.) ÏI9. Zo is zulx te verftaan de legitimis tutoribus deficiënte vel jure non fubfiilente tefl.tmentaria tutela, wiens prerogative onderandrenis, fuod omnibus aljis praferatur per /. 11. ff. de teftam. tut. d. Nov. **8.r.* Der.  Cons. XXXVII. 3,y7 Dermaten dat dien teftamentairen voogt, 'tzy dat Aievreemt, ixó. 't zy ook dat die ex latere materna alleenlyk door B. genomineert is voor alle andre preferabel moet gëoordeelt worden vid. Van den Berg Nederl: Adv. P. z. Cons. 246. Schoon ook een nader X1I. bloedverwant, gelyk als een grootmoeder, (welk geval aldaar met preferentie van een ftiefvader als teftamentaire voogt gedecideert is) by teftament voorbygegaan zynde prefenteerde de kindren van haar dogter voor met te alimenteren ; Om redenen dat een tutor tefiamentartus gehouden is de wille van den teftateur natekomen, en de tutores légitimi niet erkent worden exiflente provifione matris teftament aria , Cum tutor tefia- \lï. mento datus tam legitimo, quam a magiftratu dato pr&fertur, ut mox ex 1. 11. & Nov: 118. demonftratum. Add: Perezium ad Cod: tit: de teftam: tut: n. 7. Al 't welk nog te minder bedenkelykheit heeft ten aanzien van de qualificatie , welke by huwelyxe voorwaarden aan de langftlevende tot het nomineren van voogden over d'onmundige kindren zou gegeven zyn , gelyk ik expoft gëinformeert ben. Aldus gëadvifeert binnen Zutphen den 22. Nov. 1742. ?. SCHOMAKER. XXXVII. ADVYS INSTRÜCTOIR. f. \T7elke perzonen als prodioi mogen verklaart, *» en onder curatele geftelt worden ? II. Of en wanneer daar toe ante decretum eene preliminaire citatie of cognitie van zaken vereift, en hoedanig daar omtrent geprocedeert wort? JV> 3 SUM-  Jjyg P A R T I S Q_U ARTI SUMMARIA. i, Tyropter animi vitium cjf malos X mores aque ac proper dilapidaiionem bonorum , interditlio poteft fieri, ob rat. ik 2,. Quando citatio s, caufa cognitio ante decretum prodigalitatis requiriturt v. in c af bus quadripariam propcjitis. q% Quando'non, & quare} v. n. %. & 7. 4, ƒ, Ex Jtylo quarundam Curiarum ille prodigus duitur, quem conjuncli pro tali habent, licet nullam diai rationem reddant. 8. Apphcatio ad cafum fubieóïum. Cafus. Sempronia zynde een adelyke Dame en tans Douariere , heeft verfcheide kindren uit twe fuccelfive huwelyken van adelyke Ehemans nagelaten , zonder dat dezelve , reets meerderjarig, enige openinge, inventaris of fcheidinge van die verftorvene vaderlyke boedels hebben konnen erlangen; Waar toe Haar Hoogwelgebb: nogtans tot voorkominge van ene totale ruine en confufie dezer boedels, als met grote fchulden bezwaart, dringende redenen hebben , ter oorzake de moeder Semvrenia enige jaren herwaarts ene zodane verquiftende levensmaniere met verzuim van huisfelyke en boedels zaken gevoert heeft, dat haren laaften Eheman defwegen actie tot concurrente toeftemminge van bezwaar en verkopinge van ongerede goedren, en vervolgens tot feparatie tegens dezelve g'inftitueert heeft; Welke procedure alzo door d'opkomende doot van den zeiven buiten decifie gebleven is, zo heeft S^nproniv in hare weduwen (laat niet alleen gecontinueei-t ene zddane alom , en by de Leden van 't Gerigte bekende conduite tii converfatie te houden, dat zy als willens en wetens alle mogelyke boedels redrelfen heeft verwaarlooft, maar bok zig dagelyks in fterke dranken op ene eclatante en proftitueufe wyze dermaten vergeeten , dat by voortgang der werkelyke koflbare executien het overfchot van deze vader-en moederlyke goedren door ene quade directie  Cons. XXXVII. ^ direéïie en economie zullen geabforbeert, en hare kindren van t hare en nodig beftaan gepriveert worden. Of de refpeöive kindren van Sempronia bevoegt zyn naaimoeder om voors: redenen, en hoedanig , als prodiga te doen verklaren, en onder curatele te ftellen? By ons onderin: de voors: Cafus met het gevolgde Quaritur ' door die aan ons vertoonde documenten volkomentlyk bewel zen, g'examineert zynde, zouden wy onder verbeteringe van advys zyn, dat de kindren van Sempronia tot ene zo hatelyke ade van gedecreteerde prodigaliteit willende refolveren zis zouden konnen en moeten met ene geraifonneerde en oeverificeerde Deductie aan den Judex domicilii materni add re (Teren en daar by tot voorkominge van defzelfs hantftellinge aan de moeder, en alzo tot verhindringe van alle eventuele oppofitie en procedure, den inhout van die Deductie ter me-erdre beveftinge van die notoire moederlyke prodigaliteit door de naafte* bloetverwanten mede laten ondertekenen , daar by 't eindens concluderende: Dat Sempronia wegens hare notoire verquiftinge en verzuim in die gelibelleerde levensmaniere gelegen, en daar door tot'ene totale ruine en dilapidatie der goedren dagelyx vermeerdert bv decreet zal worden g'interdiceert der zeiver adminiftratie en die aan andre bequame perzonen gedefereert; Om 't welk ex jure te adftrueren , zo ftellen de Regtsgeleerden voor vaft en onwederfprekelyk , quod propter animi'vitium & i* malos mores peteli fieri interditlio bonorum , quia major defeïlus & vitium efi in perfona quam in bonis , ut infiar omnium allegatus tradit Gomez: var: Res: torn: z. cap: 14. n. 33. En of wél zommige DD: alvorens citationem five caufa cooniticnem ante decretum prodigalitatis requireren , zo moeten dezelve verdaan worden; i°. Daar een Magiftraat of Gerigte zig allereerft over een aangeklaagde prodigus ex officie moet informeren.. Daar  p0 Païtis Q_ u a b. t je 1®. Daar het Statuit indiftmUe alzodane preliminaire cognitie van zaken of citatie vereift, gelyk het Lantr. van de 4. B. A des Quart. van Nymeg. conform het jus civile Romanum , }UXt&alleg. & obferv. infrajcr. Confulentis J. Schomaker. in fuis Cons. & Refp. )ur. h. p. 4- cons. 28. ». 51. feqq. . . 3 0 Daar ex aciis & probatis die redenen van prodigaliteit met genoegzaam bewezen, of vermoedelyk voorgebragt zyn van de naaftbeftaande tot haar eigen avantage en proftitutie van haar bloetverwant. . 4°. Daar de meefte bloetvrinden het contrair verklaren , en het verzogte decreet door de mindre alzo onzeker geftelt wort. 2. En geenzins, daar, (als gepofeert wort) de tatio prodigalitatis bv een yder een en ?t Gerigte zelfs , bekent of legahter bewezen is, als wanneer ene voorafgaande cognitie dienvolgende onnodig zou zyn. . . . . Cum ea qua notorie vera funt, nee caufa: cogmuone nee probaltone indivent, v. idem. d. Cons. n. 5y. 4. Quo cafufufficit, ut ex relatione agnatomm & vtctnorum appareat deprodipatitate, etiamfi nullam diÜi Jut rationem reddam, uti prater alios DD. docent Fab. Cod. hb. Tit. 40. def. 7. tn not. n. 4. & 6. Stryk. us. mod. f ad Ltb. 27. Tit. 10. $■ i. per cttt. DD. 1 Vbi Magiliratus carpit & imprudsnti* ar guit, quod non ex officie prodifis interdicunt bonis eifque curatores conjhtuunt. 5. Zodanig ook , dat na 't gevoelen van zomm.ge Regtsgeleei den en practyq van deze en andre Provinciën , m 't byzonder van de Hooft Stadt Zutphen alleenlyk een prodigus gczeit wott te Zyn, quem confmüi babent pro tali, op wier verzoek , ontbloot van bewys, dan dikwys de Magiftraat gewoon is decreet t zy tot een p'interdicee.de adminiftratie 't zy ook tot een verzogt confinement in een publycq Huis van den by de naafte vrinden of buiren propter malos mores & vitium in perfona aut bonts aangeklaagden perfoon buiten zyn kennis of verhoor te verleenen, uti ita fientit & ex Ord: prtv. Wurtemb. probat Lindensp. pag. 163. »• 4. in fin. alleoatus in Bibl. univ. Speidel. voc. prodigus $. 4. 6 En waarlyk niet zonder heilzame en gegronde drangredenen, ' om dat, wanneer alvorens een cognitie van zaken in en ovei  c o n's; xxxvn. 36i- deze extraodinaire zoort van procedure door middel van citatie of hantfteliinge in ene ordinaire regtspleginge nootzakelyk, gedefidereert wierde, door die gewone handelinge veel tyts zou verfpilt, en lite pendente ondertuiTchen een boedel zodanig konnen geruineert worden, dat niet alleen den prodigus tot laftevan zyne vrinden zou moeten komen , maar ook, dat derzelver goedren, onder zyne directie en adminiftratie blyvende, eerder zouden gedilapideert en g'executeert zyn, als'er fententie over die gevoerde procedure was in gekomen. Waarom wel en te regt onder andren den ouden Regtsgeleer-' _ de Ph. Decius Cons. 274, ad L. 6. f. de V. O. heeft aangemerkt, 7': qxod ad interdttlionem bonorum prodigi vocatio non eft neceftaria, quia impedire non potejt, quo minus ei interdicatur. Al 't welk buiten tegenfprake in-en op de moeder Sempronia zyne convenable applicatie moet hebben, daar dezelve volgens berigt yan een notoir ruineus levens gedrag overtuigt , en dezelve niet in ftaat is daar van zig te purgeren, veel minder den boedei van het nakent gevaar der rë'ele executie te übereren,- Wiens ruïne onvermydelyk en alleen by de kindren beoogt is den gevaarlyk -flag daar van, zo veel in haar is , nog in tvts door die verzogte interdictie voortekomen , daar de moeder omtrent haar eigen fatfoen en geboorte , als om die van hare eigene kinderen en derzelver onderhout en beftaan ten eenemaal ongevoelig zynde zig niet kroedigt, hoe de zaken ook mo^en behandelt en de boedels door procefièn geruineert worden wanneer zy maar door oppofitie den vryen teugel aan hare' drank-driften by continuatie kan geven. Aldus by ons onderfn: gëadvifeert binnen Zutphen den 22. May 174S. f. SCHOMAKER. HE RM: SCHO MA KE R; Xx XXXVIII. AD-  Partis Q_u a r t * XXXVIII. NADER ADVYS INSTRUCTOIR. Over dezelfde materie (na dat , contrair het Vorige> den termyn van ene voorafgaande citatie of hantfteliinge by decreet verftaan en verlopen was) waar by in 't byzonder betoogt is , dat kindren bevoegt zyn tegens hareverquiftende ouders tot geregtelyke inrerdi&ie van adminiftratie der goederen te contenderen. S U M M A R T A. *♦ 9' T Tf Pr°d'&s fine difiinSione ' \J inter mares £jT fleminas interdicatur bonis, officium ju- dicis implorari potefi. z. Wat tot bewys van prodigaliteit ethicè of suridicè moet onder- zogt worden ? 3. Waar in mede een prodigale conduite beftaat ? 4, Tegens ene overdadige pragt en verquiftende 1-evenswyze wierden outyts de leges Jumptuaria ingevoert. 3-. WT:iar door veele doorlugtige Huizen uit geringe grontbeginzels tot het toppunt van magt-en rykdorn gefteigert zyn? 6. En andreu wederom tot bare 1 eerfte oorfprong van geringheit gedaalt? 7. Door frugalitcit en goede oecono- mie kan dikwerf een g'obsereerden boedel voor executie bewaart en behouden blyven. 8. Parfimonia efi maximum veéli- gal. 10. De prodigaliteit met interdictie van adminiftratie der goedren kan by den Rigter ex officio na onderzoek van zaken, of ook ad infiantiam cmjugis , liberorum {contra opimonem quorundam DD. n. 14.) aut cognatorum gedecerneertworden, quod exemph C5T formula Romanis ttfitata probatur. n. ii. & 12. 13. Ra.  Cons. XXXVIII. Verzogt zynde, om ons vorig Advys, voor der Kindren regtelyk pouvoir tot een decreet van interdictie der moederlyke adminiftratie, te betogen, zo konnen Haar Hoogwelgebb: by een nadre fchriftelyke inftantie hare voors: zo wel regtmatige, als genootzaakte klagte inhcereren , en ten aanzien van de notoire continuatie van die zo fchand-en fchadelyke moederlyke levenswyze nogmaals op het eerbiedigde het officium juduis im- u ploreren 5 met verzoek, dat een Wel Èd: Gerigte met verhaaftinge van het gerigts decreet over die gelibelleerde Conclufie tegens Sempronia wil gelieven te vervaren , en boven en behalven die bereits in f allo & jure gededuceerde motiven alnog ten refpecle van de difpofitie van regten in ene ferieufe confideratie nemen ; Dat tot probatie van die gearticuleerde prodigaliteit in dezen met moet onderzogt worden, of en in hoe verre iemant ethice *• of'meraliter, als een prodigus , te reputeren is, door ene overdadige pragt (tegens welke die bekende Leges Sumptuaria by de Grieken en Romeinen zyn ingevoert) fplendide en liberale levens- 3. wyze , waar tegens Horat. Lib. 2. Od. ry. & 18. & Lib. 3 Od. 4, 1. Juvenal. Sat. 14. & Petron. cap. 20. zig zo zeer aankanten, Maar of en in hoe verre de moeder juridice s. civiliter wegens haar ongebonden en verquiftent gedrag, als ene zodanige te zyn by de ftukken overtuigt moet gëoordeelt worden , welke laafte van Vlpian. in LL. 1. & 10. ff. de Cur. fur. & al. extr. min. dand, befchreven , en daar voor ob difoiutum vita genus te boek geftelt wort, quod ei a Pratore , caufa 'cognita , bonis mterdici peffit. 'T welk in cas fubjïcl te meerder applicatie zal vinden, wanneer ingeiiere gelet wort op de voorbeelden, welke de oude en hedcndaagfche hiftorien opgeven ter betoninge , dar , gelyk Ryken, Vorftendommen en illuftre Huizen labore, vigilantia & y. parfimonia, qua luxurite ovponiiur, uit kleine grontbegïnzels tot het toppunt van magt en rykdom opgeklommen zyn, alzo daar en Xx 2 tegen 13. Rationes bujus interdittionis affignantur. if. De naafte vrinden zyn ob fpem fucceffionis voor vreemden ad curatelam preferabel; quod ex~ tenditur ad liberos. n. 16, 17' Quando vero non ? v, h.  364 Partis Q_l)i 5 T I 6. tegen dezelve infana volupiate & luxuria , qua filia paupertatis dicitur, wederom tot hare geringe oorfprongen zyn nedergedaalt. 7. Én in fpecie op dezen ouderlyken ftaat en boedel , welke als met zware fchulden g'accableert, door ene exacle frugalitei't en vigilante directie der oeconomie voor ene totale ruine en proftitueufe executie moet bewaart worden , ten einde de kindren van-en uit een adelyk gellagt geboren , door een prodigale levensmaniere der ouderen niet tot een (ei vile conditie, mengezwyge , tot armoede mogen gebragt worden, v/aarom ook luiden van fatfoen, zonderlinge edelluiden hare geboorte in't ooghoudende, het in deze Landen zo bekende fpreekwoort hoogf hat- ^' teden , quod fc : parfimonia fit maximum veüigal. Het is om die redenen onder andren te nootzakeiyker by het 9' jus publicum & privatum voor-en in illuftre Huizen en adelyk familien gëoordeelt, dat propter utrumque luxuria g^enus tegens dusdane verquiflers van den Rigter by decreet door poenale ordonnantie fine diflintlione inter mar es & foeminas luxunofe viventes juxta /. 15. pr. ff. d. t. de Cur. fur. & Paul. Lib. 3. Sent. Tit. 4,, §. 6. & 7. wierde voorzien, en daar door de confervatie der goedren tam ad familts fplendorem , quam ad e,us neceffariamfuflentationem behartigt. 10 En niet alleen ex officie pravia caufa cogni'ione , als reets betoogt , maar ook ad inftantiam conjugis , liberorum aut aliorum cognatorum ver l. 12. J. 2. ff. de Tut. vel curat. dat. (trc. Ita tefle Valer Max. hb. 8. cap. 6. C. Lic nius a Pratorc pofiulavit, ut patri fuo bonis, tanquam ea diffpanti, interdneretur , & quidem, quod petierat, impetravit* ii. Quod fimilue* confirmatur exemplo Sophoclis Poeta Tragici, quia libens quoqtie in judicium vocatus eft , ut a rei familiaris adminiflratione juxta legis prafcriatum propter rei domeftica negletlionem & malam geflionem remeveretur. IZ. Zynde outyts de Pvstores Romani , tefiante fcto Paulo loc. fuprac. §. 7 gewoon geweeft zig ten voors: einde van dit formulier te bedienen : Quando ttbi bona paterna avitaque nequitia tua difperdis, liberosque tuos ad egeffitem perducis , ob eam rem tibi ea re , commercioque ivterdtce. a3'3 De redenen, van. deze interdi&k zyn allenthalven billik, en daar  Cons. XXXÏX. 365. daar in voornamentlyk beltaande, ne cives cupidini luxuiquc dediti infane patrtmonii abufu fe , Itberosque ad egcftatem perdueant , & trittem exitum fentiant, qui poft difperfum patrimonium eos exfpectat juxta L uh. % y. C. de bon. qua lib. Waar mede alle die fpecieufe redenen daar tegens by Vafq. 14, Illuftr. Controv. cap. 37. a n 1. ad n. 8. aangevoert, en by Sande Tr. deProh. Rer.Al.P. 2. cap. 1. n.6. enigzints gevolgt, hare refutatie ontfangen. En of nu wel in jure bekent is, dat de naafte van den ob fpem x^ fuceeiftonis, ne bona dtlapidarentur, voor vreemden ad curatelam pi £eferabel, en kirtdren zelfs over hunne verquiftende ouders & lg vice verft tot curatoren fuadente pietate admilfibe! z\ n , ut ex l. I. 1. & \- ff. de Curat. fur, junóla /. 12. f 1. de Tut. & Cur. dat. contra Celfum & alios fctoi evincitur , zo vermeinen wy egter, dat dit in cas fubjeö geen plaatze behoorde te hebben, om dat de refpective kindren pojl decretum contra matrem patrtmonii decotlricem obtentum verfchillende belangens in en over de feparatie van hare byzondre en gemene boedels en praetenfien hebbende, die qualiteit daar aan incompatibel zou zyn. Aldus nader g'advifeert te Zutphen den 10 July 1748. f. SCHOMAKER. HER M: SCHO MAKER. Het voors: Advys is by fententie voor den Lantgcre: van Borculo cum lonftho DD. T. G. Plegher Cif W H. Lambergh d, 4. Aug: 1748. ergaan, gevolgt. XXXIX. . ADVYS BRIEF. \T Tanneer en in hoe ver een Eigenaar of ^* Tugrenaar tot renovatie of reparatie der tugtgoedren verpligt is ? S U M M A R I A. \ ï, "E^n tugtenaar is, gelyk een in tugt bezeten, na behoren tc 31> ^oet huishouder, in't alge- onderhouden, meen fchnldig op zyne kaften 2. 3- Ten ware die koften enorm de goedrea cn landen, by hem ' cn extraordinair mogten lyn , Xx 3 ea 1  ,5(5 Partis q.u iiTü Hoogwelgeboren Vrouw Tot gehoorzame refcriptie op U Hoogwelgeb: veel g'eerde miffive , en daar bv voorgeftelde vrage aangaande de enorme boften van reparatie of kribbe van-en aan de weiden en Roerden onder Driel in Overbemwe gelegen, of die door U H: W: Geb: als Tuetenaarfe, dan of die door den Eigenaar van dezelve zouden moeten gedaan en gedebouiTeert worden? kan kort-dog niet te min eerbiedelyk voor advys dienen , dat , ot wel na i. I antregten dezer Provincie het ene bekende zake is, dat eentugtenaar de goedren, landen en gronden van dien m hare geregte voren, palen, tuvnfels en alle andre potinge en befluit derzelver en zo voorts.van alle nootwendigheden moet voorzien, gelyk een goet huisholder gewoon is te doen, en dat alzo daar uit zou moeten volgen, dat U H: Welgeb: die kribbinge aan opake- weiden zou behoren te onderhouden op-en tot U Hoogwelgeb: privative belaftinge , zo hebben nogtans d' Uitleggers en Regtsgeleerden deze materie verhandelende daar omtrent deze effentiele diftindie gemaakt, of zodane hften modycq en al2' leen tot temporaire utiliteit van het tugtgoet en alzo wegens de perceptie en confervatie der vrugten of opkomften aangewent zyn , in welken cas den tugtenaar die moet dragen, zonder, dat ~ den eigenaar daar toe of tot de reftitutie verpligt is ; Dan of 3" zulke boften enorm en extraordinair zyn , en dus tot eene langdurige en beftendige utiliteit en confervatie van het tugtgoet moeten g'expendeert worden, zodanig, dat die koften het jaarlyx genot der vrugten komen te excederen, in dit geval is den eigenaar daar toe gehouden en verpligt, zonder, dat den tugtenaar daar voor aanfprekelyk is. . x Of nu deze reparatie en kribbinge nootwendig , buitenge" r woon en niet tot een temporaire, maar tot eene permanente utiliteit en confervatie van't tugtgoet ftrekten. 4. 5-. Waar omtrent de regten ten aanzien van een Tugtenaar, en Eigenaar met refpettive verpligtinge tot a?'ordinaire en extraordinaire koften diftindie maken.  Cons. XL. 367 woon door gewelt van water of overftrominge veroorzaakt is, dan of die alleen maar gewoon en buiten die uiterlyke fchade vereifcht wort, zal U Hoogwelgeb: beft konnen oordeelen, en uit de voorfll diftinclie daar van behoorlyk gebruik maken, om namentlyk in 't eerfte geval den eigenaar te doen verpligten tot deze extraordinaire reparatie , ten einde daar door U Hoogwelgeb: volgens de laafte wille van den Heer Teftateur moge in ftaat blyven , om jaarlyx d'opkomften dezer tugtgoedren te konnen genieten. Dit is, aldus onderfcheidentlyk tuflchen ordi- y. naire en extraordinaire koften van reparatie , hoe ver die den tugtenaar of eigenaar raken , zodanig in regten en by onze en andre Doctoren ende Fraclifyns genoegzaam bekent en met fententien beveftigt, dat ik altoos in een onverhoopten cas van contraire fuftenue in ftaat ben dit na behoren te adftrueren. Hier mede by provifie aan U Hoogwelgeb: ordres voldaan hebbende neme ik de vryheit my met een diep refped te tekenen, Hoogwelgeboren Vrouw, U Hoogwelgebs; zeer onderdan; en gehoorzamen Dienaar. f. SCHOMAKER. Zutphen den 7- May 1749- XL. ADVYS INSTRUCTOIR. Contrair Het voorgaande. S U M-  368 ?ARTl8 Q_U ART* SUMMARIA. 1. Y "TfufruSluarius debet uti refrucW tuaria falva ejus fubftantia. 2. Et quud corruptum eft, in prifti- num fatum refiituere. 3. Omnis cura &f foüicitudo refectio- nis pertinet generaliter ad ujumfrucHuarium. 4. 10. Welke refeflie in 't byzon- der mede plaatze heeft omtrent de dyken met hare hoofden en kribben tot de tugtgoedren gehorende ; 7. Dog niet omtrent die huiden enz. ten zy verbrant of zodanig geftelt waren , dat in 'c geheel moeften vernieuwt worden. In welk geval den eigenaar al¬ leen maar gehouden is de materialen te leveren en den tugtenaar de onkoften van die vernieuwinge te betalen. ». 12. Hoe ver ? en wanneer den eigenaar tot die leverantie niet verpligt is, vid. n.1%. & 14. En waar toe een tugtenaar by des eigenaars vetweigerde leverantie bevoegt is? v, n. if. 5-. 11. Hoe zig een Tugtenaar van deze koftén kan ontladen? 6. De koflen tot reparatie van eene ten dele verzakte kribbe worden niet als extraordinaire geconfidercert. ob rat. », 8. cum applicatione ad faclum n. 9. Tk J-V gevraagd zynde, tot wiens laften het onderhoud en herJVl ftellinge der kribben tot de Dnelfche Vf eerd behoorende, welke voor een gedeelte is verzakt , zoude moeten komen ? zoude ik onder verbetering antwoorden , dat een lyftocntenaar in 't eenerad verpligt is de tugtgoederen in een behoorlyken , order te onderhouden, Vfusfruüuarius debet uufrui re ufufruclu2' aria Calva e/us fubftantia & ex officie boni patrisfamilias. Ideo quod corruptum eft in priftinum ftatum reflitvere tenetur , nifi ufumfriiBum vclit relinquere 1. 64. de ufufr. Imo in genere omnit cura & folltcitu3. do refeBionis pertinet ad ufufruüuarium. in fin ff. Vfufr. quemadm. Cavet. I. 10. ff. ij-, Gelyk ook in het byzonder een tugtenaar gehouden is te ver*' zoreen en te onderhouden de dyken gehorende tot de goederen die hv in tugt bezit, ende dienvolgens te voldoen de Cieroneen welke daar op bv Dykgrave en Heemraader» worden gemaakt, mitsgaders de hoofden, kribben en diergelyke werken welke gelegt*zyn tot bewaringe van 't Erf tegens het geweld van de ftroom behoorlyk te onderhouden Landr. Locaal der vier JjO—  Cons. XL, 269 "Boven-Ampten Ttt. 18. art. 8. met deze byvoeginge: dog hy y. , ,• kan zig ontlaften van het onderhout der dyken , hoofden, ,, kribben en diergelyke werken , als hy wil afftaan het ge,, hele regt van de tugt, en zulks by gefchrifte door een ,, vereed perzoon aan den eigenaar te doen. Lantr. der 4. BovenAmpten d. Tit. 18. art. 9. Zo dient daar omtrent eerftelyk, dat, mynsoordeels, een zodane nieuwe timmerage alhier niet voor handen is , nogte dat het wederopmaken van een ten dele verzakte kribbe niet ex- ^ traordinair is omtrent en in reguarde van een Uiterweerd, die door het kribben in ftaat en in zyn wezen en fubftantie moet gehouden worden; Dat by't zelve Lantr. d. tit. 18. art. iy* wel geftatueert wert, dat, wanneer huis , fchuir , ftalling en andere timmerage verbrant, omgewaait, in-of omgevallen of 7, .anderfints in zulke ftaat geraakt , dat men daar een geheel nieuw werk behoeft, als dan daar in , met betrekkinge tot 't fourneeren der koften, wel enige alteratie plaatze zal hebben , maar niets vermeit van kribben of diergelyke werken, welke ge- 8^ legt zyn tot bewaringe van 't erf tegen het gewek van de Iti'oom. Het is my mede niet gebleken , dat 't herftellen van deze kribbe geheel en al een nieuw werk zoude moeten zyn , maar alleenlyk, dat dezelve ten dele verzakt zynde maar pre parte we- g\ der opgemaakt zoude moeten worden. Ook is het my niet voorgekomen, dat alle devoiren zyn aangewent geweeft in reguarde van deze verzakte kribbe, om die verzakking voor te komen en die kribbe behoorlyk te onderhouden; Overz.ulkj i\ van gedagten ben, dat het onderhouden, ÏOt ja zelfs herftellen van deze ten dele verzakte kribbe tot lafte van de ufttfrubluaria is , welke laft dezelve zig ingevolge 't voorfchr: Lantregt locaal niet kan onttrekken , maar verpligt is de kribbe te repareren, te conferveren , of anderzints den Uiterweerd aan den eigenaar over te leveren. Edog, wanneer den eigenaar wilde refolveeren, om het her- 11$ ftellen van de kribbe, als een eigenaars laft, te confidereren, en een kribbe gelieft aan te merken, als van dezelve natuur, alseen huis, fchuir ofte andere timmeragie , wanneer het zelve vèr- * Yy brant,  yjO P A R T I S Q_U A R T ffi brant, omgewaait, en , onaangezien alle aangewende moeiten, in-of omgevallen of in zulken ftaat geraakt is , dat men daar een geheel nieuw werk behoeft te maken, als dan in dat geval evenwel den eigenaar niet verder verpligt zoude zyn, als om de materialen en alles, wat daar toe nodig is, te leveren, wanneer den tugtenaar daar tegens zoude moeten betalen alle werkluiden en andere daghuiren, om het werk te volmaken zonder laft van den eigenaar. Lantr. der vier Boven- Ampten d. tit. 18. art. iy. ï2. Egter alnog met dien verftande en landregtelyker limitaUe, dat den eigenaar tot het leveren van hout niet verobligeert is, zo wanneer op den weerd het nodige hout gevonden wort , 'twelk alsdan daar toe moet en kan gebruikt worden; Als mede 14. is een eigenaar ongehouden , om hout, op de weerd niet ervintelyk als anders , nodig tot 't repareren van de kribbe, met zyn eigen geit te kopen en uit zyn zak te betalen , maar kan volftaan met te gedogen, dat het geit daar toe door den tugtenaar werde genegotieert en in het tugtgoet gehypothequeert. jr Dicterende in zo een geval het Lantregt locaal d. tit. 18. art. 16. Indien den eigenaar weigert tot zodane timmeringe ,, te leveren de nodige materialen , zo mag de tugtenaar met goetvinden van twee Gerigtsluiden of Schepenen, daar toe ,, door den Rigter geauthorifeert zynde, den gront belaften, voor zo veel, alsde materialen zoudenkoften. Weshalven ik zoude adviferen , dat de eigenaren van de weerd op het allerflimfie en in alle gevallen niet meerder behoefden te doen , als te verklaren van te kunnen lyden, dat het hout tot die gelibelleerde kribbe (voor zo verre op de weerd niet gevonden wei t of gedurende en zedert de verzakkinge deikribbe niet ervintelyk geweeft is) en verder ,'t gene tot die kribbe nodig is, werde gekogt, en dat de penningen tegensgewoonlyke renten werden genegotieert en in 't tugtgoet geveftigt, waar tegens alsdan de tugtenaar de werkluiden en andere daghuren , om die kribbe te perfecteren , zal moeten betalen, zonder laft van de eigenaren. Het welk niet alleen is conform het opgemelde flatuit locaal, maar met verfcheide judicaten beveftigt, van welke geveftigde fchult  Cons. XLI. 371 fchult de tugtenaarfe den intereffe gedurende de tugt voldoen moet. Aldus &c. XLI. ADVYS INSTRUCTOI R, Conform 't eVen doorgaande. SUMMARIA. 1 • VTTanneer een kribbe voor nitm» ' VY niet kan aangemerkt worden ? 1. 4. Een tugtenaar is na Lantr: zonder onderfcheit verpligt te onderhouden de hooiden en kribben , gelcgttot bewaringe van het tugtgoet; En hoe zig daar van kan bevryden ? v. n. 3. ƒ Waar toe in materie van timmeringe en vernieuwinge van afgebrande, omgewaaide of inge- florte huizen cm. een eigenaar en tugtenaar refpeélive gehouden is ? 6. Applicatio ad cafum controverfum. 7. De redeneringen van koften der reparatie van oude tot die van renovatie van nieuwe kribben of huizen gaan niet door. 8. Wanneer en hoedanig een tugte¬ naar wegens verzuimde reparatie condemnabcl is? Betreffende het onderhout en de reparatie van een krib te Driel in Overhetuwe voor het lant , waar van Mevrouw de Douariere V. H. de tugt heeft, gelegen , en waar omtrent in zeker advys gediftingueert wort tuffchen ordinaire en modyque, en tuffchen enorme en extraodinaire koften, kan ik met het fentiment, dat de eer/?*» ten privativen lafte van den tugtenaar , maaide laaflen alleen ten lafte yan den eigenaar moeten komen, my, onder correctie, niet voegen. Want, zonder alnog in difcuffie te brengen, wat met applicatie tot het cas in quteftie, door modyque en door enorme koften verftaan moet worden, en tot welke fomme die koften, om dezel- Yy 2 ve  2JZ Partis q_ u a e. t te ve onder de eerfte ofte twede zoort te brengen y geëxtendeert ït zouden moeten zyn , zo komt het my voor , dat in dezen het genoeg is, dat het geen nieuwe krib is , maar een krib , die'er al by het leven van den overledenen eigenaar, van wien thans die ufufruct op de Vrouw Douariere gedevolveert is, heeft gelegen. Dewyl het Lantr: loeaal der 4. Boven- Ampten ten dezen reguarde klaar en evident is, en dus gene fuppletie ofte elucidatie uit enige Rechtsgeleerden ofte Commentator es nodig heeft ; dicterende het zelve tit. 18: art. 8. met exprelfe bewoordingen: 2.. ,, Een tugtenaar is gehouden te verzorgen en behorelyk te ,, onderhouden de hoofden, kribben en diergelyke werken, ,, dewelke geleit zyn tot bewaring van het erf tegen het gewelt van den ftroom; zonder , dat het Landregt daar by enige diftinctie voegt, waar door de tugtenaar zig daar van op den ei- 3. genaar zoude kunnen ontladen, dan alleen art. 9. deze: Indien hy wil afftaan het gehele regt van tugt, het welke immers deciloir is, en dus alle nadere diftinótien omtrent het plus vel minus der aantewendene koften, van zelfs excludeert. '4. Weliswaar, dat in den gemelden Titel art. 13. 14. en iy. in materie van timmeringe ene diftinctie word gemaakt en daar j. by geftelt, dat een tugtenaar zig van het. het hout, op de betugte goederen ftaande, tot noodzakelyke reparatie ofte onderhout van dien, mag bedienen; zo nogtans, dat als enig huis, fchuur, ftallinge ofte andere timmerage verbrant, ommewaait, in ofte omvalt , ofte anderzins in zulken ftaat is, dat men daar een geheel nieuw werk behoeft, hy daar toe niet aileen mag gebruiken al het bequame hout, op het erf ftaande , maar dat zelfs de eigenaar voorts leveren moet alles, wat daar toe nodig is, mits, dat de tugtenaar daar tegen betale alle werkluiden en andere daghuiren, om het werk te volmaken, zonder laft vanden eigenaar. @. Invoegen die artikelen, in val zy hier van applicatie zouden kunnen zyn, die gemaakte diftinctie nog niet zouden favorilè-. ren; dewyl daar uit dan alleen zoude volgen , dat,, in val het kribhout op het erf zynde niet toereikende was , de eigenaar dexelt zoude moeten fourneren, en niet te min de Vrouwe tug. tenaarfe  Cons. XLI. 372; tenaarfe met het volmaken van het werk ten haren koften , zonder laft van den eigenaar , gechargeert zoude zyn. Dog vermein ik, dat die artikelen in 't geheel alhier niet qua- 7; dreren , alzo 1 c. de zelve alleen van timmering , waar onder het kribben nier. gehoort , fpreeken. 20. Om dat aireets in de vorige 8. 9, 10. artikelen de materie van het onderhout der dyken , hoofden en kribben afgehandelt zynde , het te vergeefs zoude zyn daar toe enige andere artikelen , van die materie aliëen zynde, betrekkelyk te willen maken , terwyl ook 30. uit den ly. art. blykt, dat de zelve buiten applicatie is, dan alleen in het geval, wanneer het werk^in aulken ftaat is-, dat men daar een geheel nieuw werk behoeft. En dewyl hier gene quseftie is over de nootzakelykheit vanhet leggen van een nieuwe , maar alleen van het ophalen van een oude krib, zo zoude ik, voorbehoudens een ieder zyn beter oordeel, van opinie zyn, dat daar toe de Vrouwe Tugtenaarfe alleen, en zonder enigen laft van den eigenaar , gehouden is, zodanig dat, in val de eigenaar Haar Hoogwelgeb: daar over mogt komen aan te Ipreken , zy by fententie daar toe, in gevolge den 11. art. ibid. zal behoren gecondemneert te wor- 8i> den , benevens reftitutie van alle geledene fchade en met verval van de tugt, in val Haar Hoogwelb. na het er gaan van z.o ene fententie, in gebreke mogt blyven de reparatie binnen den tyt, die daar tie van noodenis, te doen, gelyk dat met meerder in dien artikel is te zien. Aldus &a XLIL NADER BEREDENEERT ADVYS, conform het doorgaande XXXIX.fte en contrair het XLAe en XLI.fte JSys> Yy 3 • Een*  374 Partis Q_u a r t tl I. T7eri Tugtenaar fchuldig zynde tot betalin- ge van geringe en ordinaire koften , nodig ter bewaringe en onderhout der tugtgoederen, is egter niet verpligt totgroti en extraordinaire koften • welke tot reparatie, zo van Verbrande en omgewaaide buigen } als buiten %yn fchult door outbeit Vergane, wegge^onkene of Weggedrevene kribben vereift worden. II. De diflinftione cerebrina inter ufumfru&um univerfa- lem omnium bonorum ac particularem ahcujus fundi. SUMMARIA. ï, "^XarratiofaÜi. j, lN Een tugtenaar is na't Lantr: der iv. Boven-Ampten en andere Provintiale Statuten verpligt de huizen en timmeragien, mitsgaders de dyken en landerien enz: te verzorgen en t' onderhouden. 3, Vocabulum onderhouden videtur folum requirere, ut ufufruóiuarius rem , quam accepit integram, in fuo ftatu fervet. 4. Uque eonvenienter juri Romano. 5-! Quod inter tueri acceptum b3 novum fac ere difiinguit. 6. Waar uit volgt , dat een tugtenaar alleen tot een modyeque confervatie en refeftic van het tugtgoet; 7' Dog geenzints tot het herftellen van een out vervallen , nog een nieu te maken werk gehouden is, en alzo mede niet tot extraordinaire koften, welke dikwils de waardye der jaarlyxe tugt zouden excederen n. 32. Ï tarnen ad expenfas extraordinarias non teneri verius videtur. conf. n. 24, & 28. vid tarnen n. 41. Et de argnmento ab herede univerfali ad ufufruéiuarium omnium bonorum. n. 33* 34. Quid de herede particulari s. lega- torio certas reidieendumï 35". An Cif talis potefi impedire aüe~ nationem rei ufufrucluari*. V. h. & de varia DD. opinione remiffive n. 36 37. Omtrent de alinge tugt, in ver- f:heide goederen beftaande.. kunnen de Leges fitus verfchillen; 38. Dog geenzints omtrent particu¬ liere tugtgoederenn 39. Onze locale Statuten niet diftin- guerende inter univerfalem & particularem urumfruélum, moeten alleen tot lafte van een tugtenaar in oveiweginge komen Jsla interna rei imommoda & detrimenta. 40. Secus, quoad ea, qua vi externa contingnnt. 42, 43. Difiindio inter ufumfrutlum univerfalem cif particularem provincialibus fiatutis inagntta, 44. Adeoque illa, qua fit inter imjenJas ordinarias extraordinarias &c. tanquam LL, Statutis  Par.tisQ_uak.tje Om nader tot meerder eclairciffement en juftrficatie van myn geadvifeerde by een brief van den 7. May dezes Jaars 1749. aan d'éne , en tot folutie en refutatie van die daar tegens by •twe naamloze advyfen ingebragte redenen aan d'andre zyde by een geraifonneert advys te voldoen aan die voorgeftelde diitinöe vragen omtrent die gequteftioneerde kleine of ordinaire en grote of extraordinaire koften van reparatie en kribbinge van den DrielCen -weerd, zoben en blyve z\nog firmiter by 't geen ik dien aangaande gevoelt en gefchreven hebbe , dat namentlyk een tugtenaar alleen tot $ eerde en een eigenaar tot de laafte na regten gehouden is; . , /'_. . , Te meer , daar ikfaiïo naderhant g'informeert ben , dat den Heer Teftateur, gedurende den tyt, dat zyn Hoogwelgeb: eigenaar van dezen -weerd is geweeft, die kribbe in -quaerhe I- niet heeft onderhouden , oordelende wel of qualyk, dat de!,' zelve onnodig en niet wel aangelegt was; _ Dat defzelfs EheVrou , als ufufruftuaire, in de maant N ov: '1748. en alzo 7. maanden na haar Eheheers overlyden be" riet van den opziender over deze weerd ontfangende , dat " die kribbe gezonken en defzelfs reparatie begroot was groftb ' modo op 1500. gin: heeft daar op aanflondts een ervaren " Koninkl: kribbebaas van Cleef derwaarts gezonden, en daar " van rapport bekomen , dat de tyt tot kribbinge te ver verlo" rr pen, Ss5 Praxifundate, eft pr*Jerenda* 45-. 5-3. Alia diftinélio inter parvas j Jeu modicas Cif magnas etiam obtinet , Cif jure hodierno eft canonizata. n. SS- maxime,ft ufusjruMus difpofitionc hominis debetur n. 46. DilTentit tarnen Pinellus, quem vid. n. 4". 48. Het Lantr: der iv. Boven-Ampt. alleen meldende van onderhout, moet verftaan worden, zo wel van landen, dyken en kribben, 49. Als vau vernieuwinge van een verbrant, tmgeivnait of mge~ fttrt huis, als mede van vergane, vetz/Mtkene en weggedrevene kribben, alszynJe inter fecorrelata. conf. ». 5"3' fo. yi. Cafus d ftatuto *miffus ex aquitate remanet in difpofttitne juris Communis. 5-2. J4> Adeoque interpretatio paffiva in ftatuto admtttitur. fó. Het Lantregt van Ruremonde is de Fons van vele provinciale ftatuten.  Cons. XLII. 377 5, pen, en buiten ongewone ysgang niet te vermoeden was; 5, dat in de aanftaande winter enige fchade van belang aan deze weert zou toegebragt worden, j, Dat welglte Vrou ufufrulluaria daar van kennis hebbende ,, gegeven aan den fiduciairen erfgenaam, en zig op deze infor- raatien en rapporten geruft geftelt, na den wintertyt in't be,, gin van dezen zomer nader berigt bekomen heeft , dat die ,, kribbe geheel verzonken en de rivier op die plaatze meer dan 30. voet water haddes zodanig, dat, vermits het ommogelyk zou zyn ,, dezelve te herftellen, een geheel nieuw werk en wet- nA a^e fchyn , , op een ander plaatze, als daar d? oude kribbe geweeft is, zal moe, , ten gemaakt worden, welkers koften meer dan 2000. gin.- zou,, den bedragen. Vermeinende overzulx, dat een ufufrucluaire tot alzodane ,, extraordinaire depenfes van een reets by Haar Eheheers leven ,, vergane en kort daar na verzonkene kribbe , na gene rege- len van regt of billikheit, (daar de jaarlyxe inkomften van ,, dien weert alleen maar bedragen 370 gin.- minder nogtans ,, d'ordin: en extraod: Lants laften en andre kortingen) kan ,, geconftringeert worden. Om deze negative fuftenue dan ex jure kortelyk te betogen ^ zal ik, als ene onbetwifte waarheit, uit het locale Lantregt van de vier Boven Ampten des Nymeegfchen Quartiers Tit. 18. §. 7. & 8. conform met de Lantregten van Thielre-en Bommel: Weerd. Cap. 27. 7. vanRuremonde P. 2. Ttt. 4. §. 1. art. 8. 4 van de Graaffchap Zutphen Tit. 14. 4. van Veluwen Cap. zS. §. 8. en meer andre, alhier peremptoriè aanmerken , dat een tugtenaar (verpligt zynde zo wel de huizen en timmeragien , als de landeryen en dyken daar toe gehorende te verzorgen en onderhouden, en dienvolgens te voldoen de cierongen daar op by Dykgrave en Heimraden gemaakt, mitsgaders de hoofden , kribben en diergelyke werken, gelegt tot bewaringe van het Erf tegens het gewelt van den ftroom) daar uit na de nature der zake en volgens die gebezigde lantregtelyke uitdrukkinge van onderhouden moet volgen, ut rem, quam accepit, integram folum in fuo jlatu ^ eonfervet. Met welke ftatutaire dirtin&ie overeenkomftig aan de difpofiZz tie  378 PARTIS Q_.UART.7E 4. tie en analogie van het fus Civile Rimanum in 1. 44. ff. dè ufufr. in verbis finalibus: aliud efi tueri, quod accepiffet, an novum faceret, waarom Gothofredus in not. lit. s. wil , dat deze differentie inter c. tueri acceptum & novum facere wel moet in agt genomen worden. Dat derhalven uit de gronden van deze in dit cas zo nau ge<5. affocieerde wetten volgens die zo wel gepafte /. 7. § 2. ff. eod. tit. nader dit flotgevofg kan en mag opgemaakt worden , dat een tugtenaar alleen tot ene modycque confervatie, refeéfie en tuitie van het tugtgoet gehouden zynde, overzulx niet verpligt is op zyne koften te herftellen een out vervallen , nog te maken een nieuw werk, ff qua tarnen , ait Lex , vetufiate corruifent, neun. trum,i. e. neutiquam , cogi reficere: fed , p heres refecefit, pafumm , frutluarium uti: VndeCeKus de modo farta tecta hahendi qunrit: fi , qua *i*t corruerunt , reficere non cogitur, modica igitur refe.blie ad eum pertineat, &e. 'T welk per exempla tam gregis vel armenti volgens de §. 38. 8» Infi. de Rer. div. & l. 68 §. Z- f- de ufitfr, quam agri ufusfrutlus relicli na de /. 18. ff. eod. zyne nadre illuftratie ontfangt , wanneer, of fchoon defzelfs tugtenaar verpligt is zo wel in locum defuniïorum capitum ex adgnatis vel foetu, als in locum demortuarum vinearum vel arborum andren te fubftitueren , egter denzelven daar van juxta l. yg. ff. d. t. bevryt is, fi vi externa fe : ineendio, ruina flabuli, impetuve pnedonum aliqua capita exgrege, vel arbores 9- vi tempefiatis, non culpa, frubluarii , ever fa perierint. Om dat een tugtenaar ex regula de cafibus fortuitis per /. 23. IO. i» fi» ff- de R- & U 6 C- de fen' aü:- t0t 6ene £°dane vi" olente externe fchadens buiten het tugtgoet zelfs voortgekomen, obigatoir is. Om niet te melden van die/» jure Communi & Germanicotradente Carpzov. Def. Tor. P.z. C. 42. Def. 7. n. 7. aUegato a Jod. Hackmann. inTr de fure Aggerum cap. 10. n 162. & 163. tuffchen een ufufruüuarius en een maritus refpeclu pofieffionis fundi dotalis, 'li. & vidua nobilis ratione confiituti dotaiitii geftatueerde pariliteit , welke alleen fchuldig zyn imptnfas fundi dotalis aggerales modicas '12. rjr temporaneas, non vei ö magnas perpetuam ipfius utilitatem fpeBantss >3- uittefchieten, dog niet te min voorbehouden wort dezelve we» derom a proprietario vel ipfius heredibus Xe, repeteren. 'Tgeen  -Cons. XL1I. 2-/g "T geen ten opzigte van die verpligte erogatie de voornaamfte DD. nogtans omtrent een ufufrutluarius difavoueren , en d'affirmative opinie van den out beroemden Bartolus ad L. 7, C. I4* de ufufr. n. 2. verwerpen , wanneer hy van gevoelen is, dat een tugtenaar ad exemplum coloni partiarii ac conducloris fimplicis {de quib. idem Auclor. ». 119. & n. 124. cum feqq. vid.) alle onderhouts dykkoften groot, of'klein, voor den eigenaar of zyne erfgenamen zou moeten uitfchieten, met dat onderfcheit egter, dat hy die grote gedebourfeerde kollen van dezelve zou mogen 16. recouvreren , alhoewel hy ad L. 11. §. f. ff. de publ. & veel. n. 14. feqq zig zelfs hebbende vergeten, of van dit zyn gevoe- 17. len berou gekregen, het contrair vaft (lelt; Dat namel: een tugtenaar bevoegt is, de vereifte penningen jg% van dusdane grote onderhouts kofien van den eigenaar te vorderen , zonder die alvorens uittefchieten en daar na te rug t'eifchen. Prefererende alzo het negative lentiment van die onder meer andren niet minder vermaarden Baldus en Pau/us de Ca(tro add.l.q. daar op eenvoudiglyk uitkomende, dat, offchoon de zorg van opzigt en onderhout der tugtgoederen een ufufruc- ja; tuarius incumbeert, den zelven evenswei tot gene grote, maar alleen tot matige of geringe koften volgens den aart en eigenfehap van een tugt mag geconftringeert worden-, zodanig nogtans , dat hy,willende extra culpam blyven , imminente neceffttate , tot vooi kominge van een totale deterioiatie daar van aan den eige- 2o' naar kennis zou moeten geven, welke laafte gevoelen niet alleen dien in de hedendaagfe Regtsgeleertheit en couftumen ervarenen Argentreus ad Confuet. Brittan. Tit. 18. art. 442. gl, 5. 21. n. 3. toegedaan, maar ook alzo ad Quxft. 5. gëadvifeert te vinden is by de Hollants: Confult. P. i. Cons. 57. ubi , re;eüa opinione Bartoli, reële exiflimatum fait, quod, quamvisrefeüio rei fruBua- 22. na quidem pertineat ad turam ufufruüuarii, tarnen ipfe non tenetur facere impenfam magnam de fuo , fed , li vtderit adeandem refeüionem opus effe majore fumma pecunia , pcffet ille hoe decumiare proprietario , & nifi quantum fatis efi; , ab eodem fubminifiratur. invoegen, dat in cas fubjecl den by teftament gëinftitueerden erfgenaam, als eigenaar van dezen weert zo veel gelts de fuo zal moeten fourneren , als tot deze extraordinaire reparatie ofte Zz 2 ren-  . 28o Part is Q_uart/e 4,2. renovatie van een kribbe ter bewaringe van dien zal mogen vereifcht , en dezelve door hem dus in ftaat gebragt zynde by de Vrou Tugtenaarfe dan geduirende de tugttyt moeten onderhouden worden , eer fupra cit. I. 7. 2. add. laud. Hackman. d Cap. n 1 5. 156. & 1 ?7- Welke de voors: negative mede ten aanzien van een extraordiZ4- naire reparatie van een Lant of Dyk , als waar over alhier tuffchen den tugtenaar en erfgenaam byzonder verfchil is, tegens Bartolus, als billik, verdedigt, fchoon hy n. feq. i?8. ten opzigte van een difpuit tuffchen den tugtenaar of bezitter en Djkregter, 2ƒ niet zonder gront 't gevoelen van Bartolus als dan plaatze geeft, wanneer'er periculum in mora en den eigenaar ver afwezent is; Voor redenen n. 159. gevende, dat in zulke gevaarlyke omHandigheden den prasienten tugtenaar die dykkoften uitfchie2.6. tende niets rifycqueert, wyl hy , of zynen erfgenaam pZnito ufufrutlu zo lang ]ure re entionis het tugtgoet kan blyven bezitten, tot dat hem alle zulke grote koften wederom erlegt zyn. Uit deze diftincle contemplatien en folutien vermeine ik dan niet zonder veel plaufibiliteit te mogen vaftftellen, dat de Vrou Vfufruttuaria, ongeagt ook haar Hoogwelgeb: univerzeel boea-7- dels tugt-regt, tot deze ^ce/Jï^depenfes van ene zo grote reparatie mengezwyge, genoegzame renovatie van een kribbe , die by Haar Hoogwelgeb: Eheheer zelfs om vorige*'» faffeopgegevene redenen onnut en buiten jaarlyx onderhout gelaten is , niet fchuldig kan gëoordeelt worden, gelyk nogtans met reflexie op deze by zommige DD inter ufufruïluarios omnium bonorum & particulares alteu/usfmdi uitgevondene differentie, het aldus by zeker Hollantfche Advys d. P 1. Cons. 123, ad qusfi. 3. begre«0 pen, en een weduwe, als univerzele tugtenaarfe wegens de kof' ten 'der dykagie van enige ingebrokene tugtlanden , buitengedane denuntiatie aan haar mans erfgenamen uitgefchoten, ontzegt is derzelver repetitie. Gemerkt dusdaan gevoelen en advys tot een onderwerp heeft niet zo zeer ene renovatie, als wel ene ordinaire refetltie van *9« een gemene dyk, welkers koften infcio vel tnvito proprietario by een tugtenaar g'expendeert , volgens het negative advys van Pattltis C'iïrenfts ad praciL Leg. hy propter cutpam tempeftiva> - ~ denun-  Cons. Xi.1I. 381 denuntiationis commilfam daaiom van den eigenaar niet mogt repeteren Dat deze cerebrine difiiuclie , daar en boven by gene Dykregten of couftumiere wetten bekent, bezwaarlyk op een byzonder lant of goet in tugt bezeten , zou mogen geappliceert worden, te minder, wanneer een teftateur den tugtenaar met alzulke buitengewone kotten by de conftitutie der tugt niet bezwaart heeft, gelyk men onderrigt is , dat in cas fubject niet 3°' gefchiet, maar het tegendeel uit die g' abandonneerde of pro derelitlo geconfidereerde kribbe optemaken is des Heer Teftateurs intentie, dat hy zyn Hoogwelgeb: Ehevrou, als weduwe, daarmede na zyn doot niet heeft willen chargeren ; Zulx, dat om deze redenen het univerzetl tugtgenot daar omtrent gene verandringe kan geven, daar het veronderftelde de jaarlyxe voor- 31* delen der overige en alinge boedels goed'ren by de Vrouw Tugtenaarfche behouden, zomtyts zodanig gering en min toereikende zouden konnen zyn , dat die buitengewone koften van dit particulier tugtparceel het gehele provenue zouden konnen ab- 32^ forberen, en aldus die gantfche tugt inutiel maken. Waarom ik zou van gedagten zyn , dat , of wel een heres univerfalis op het fundament van die voor een moment toegefta- 33' ne -en*'» praxi aangenomelere van alzulke Doctoren , tegens een ufufruftuarius omnium bonorum dus zou konnen argumenteren , zulx nogtans geen ftant behoorde te grypen omtrent een heres 34* parttcularis of'legatarius certa rei, als dewelke juxta LL. DD. & 35* Statuta a Cl. J. Verftegen apud Neoma^enfes Dre & Pratlieo famigeratilimo in Obs. de Vfufr. 17 p. m. 243. allegat. d' alienatie , venditie, en locatie van een byzonder tugtgoet niet kan beletten, vid. fuper hac quslliotie varias DD. opiniones apud Garfiam de 36". Expens. & Melibr, cap. io ». 27. (eqcj. Om dat de alinge tugt , in verfcheide goedren beftaande, niet zodanig conjuntlim in ene infeparable maffa moet geconfidereert 17' worden , dat de legis fhus omtrent het een en 't ander niet zouden mogen verfchillen, daar nogtans dezelve hare byzondre influentien hebben op particuliere tugtgoedren, waar over alleen inabjlrablo, buiten concurrente of extenfive decifie van quseftien 38.' over andre buiten des rigters jurisdictie gelegen , competente uitfprake kan vallen. Zz 3 lm-  38* Partis Q_ïaiti Immers deze myne redeneringen zou ik vermeinen daar -uit haar kragtige onderfteuninge te moeten vinden, dat, wanneer de locale Statuten die bovenglte: diftindie omtrent ene univer- 39- fete of particuliere tugt niet maken, alieenlyk dan in confideratie moeten komen Jola interna & , quarei ipfius funt, incommoda& 4°« detrimenta, waar toe een ufufrulluarius gehouden is, non autem, qua vi externa extra rem ipfam contingunt, waar toe hy niet verpligt is; gelyk hier boven reets betoogt , en nader te zien is by Hackman. all, cap. io. n. 148. 149. 150. 151. Welke tegens die meer aangetogene diftinctie der Doctoren zig oppoferende, in zo verre dezelve op een univerfelen ufufruétuaris , omtrent voorkomende onderhouts dyksgevallen , 4.1. alieenlyk wel wil applicabel maken; cum ait: Ceterum , uti lubens concefferim , pofte provinciali placito aut confuetudine , vel etiam in ipfa ufusfrutlus conftitutione ad maximas hujusmodi praftatwnes aggerales ufufrutluarios omnium bonorum adftringi : Ita plane neg», 42, ex jure noftro communi, fingularem hanc dotlrinam defendi fatis condigne unquam pofte &c. 43, Dan terwyl deze doctorale differentie buiten legaal bewys haar beftaanboven deze aangeroerde redenen, verheft, e-n by die contraire twe advylen ook niet getoucheert is , zal ik blyvan inhsereren die in lege civili & ftatuto locali gefundeerde en by evengemelden Nymeegfchen Regtgeleerde d.obferv. de Vfufr. 16. fere per tot. tegensdeze onbekende Advifeurs gemaintineerde 44, diftinctie tuffchen ordinaire en extraordinaire koften van onderhout of vernieuwinge van die door out heit vergane en gezonkene kribbe, zoom vooraangetogene redenen, civile en ftatutaire wetten, als om die in hodierna praxi gerecipieerde algemene traditie en advys der Doctoren, uti prater mox cit. Hackman. d. cap. io. ». 147. teftatur Gomez. Tom. 2. c. iy. n. 6. welke nevens andren 45- deze diftinctie inter parvas & magnas expenfas mede en wel te meerder dan plaatze te hebben beweert, (i ufusfrutlusnon ex lege, 46- fed difpofitione hominis debetur , Quamvis Pinell. in i. 1. C. de bon. mat. p. 2. ». 68. deze limitatie afkeurt , en ftaande hout, dat het onderfcheit tuffchen kleine tn grote onderhouts koften in utroque tam legitimo, quam dato fruüuario plaatze heeft. Waar mede of wel hare genoegzame oplofiinge in't .algemeen heb-  Cons. XLIT. gffj hebben ontfangen die twe daar aan ftrydende onbetekende Advyfen, zo zal ik nogtans daar tegens in't byzonder aanmerken. Primo, dat dezelve en die daar by aangehaalde plaatzelyke Wetten alieenlyk melden van onderhout, niet alleen van huizen en timmeragien, maar ook van landen en dyken , all. Statui, local. Ne- 48, omag. Tit. 18. §. 7. 8. en in'tby zonder mede van kribben §. 12. ibid. Secundo, dat dierhalven al 't geen omtrent de koften van onderhout of' vernieuwinge §. iy. aldaar van een verbrant , omgewait of ingefiort huis geftatueert wort , ook ob identitatem rationis & 49. fecundum naturam aquitatis'correlativam omtrent 'dezelve koften van een door outbe'it vergane, verzonkene of door gewelt van water verdrevene kribbe , 't zelve ext en five moet plaatze hebben, vid. Chriftin. ad LL. Mechl. Tit. 7. art. 6. n. 9. Tertio, Dat by gevolg gene uitzonderinge daar van omtrent k\ribben gemaakt zynde, het daar voor na regten moet worden' gehouden , dat den wetgever de billikheit, als een zufter der regtveerdigheit, in 't oog houdende, zig met de byzondre difpofitien van die civile wetten heeft willen conformeren , Cum -ti cafus d fiatuto omifius remanet in difpofitione juris communis. I. \ o. & ibi DD. ff. de liber. & pofihum l. 22 ff. fol. matr. Peck. de Jure' Sifiend. cap. 27. ». y. Quarto, Dat men daar toe in fubftdium recours nemende by nader gevolg veilig mag vaftftellen , dat het Nymeegfe locale fta- r2. tuit in dit point niet contrarierende aan het;«.i commune, 't welk' inter modicas & magnas impenfas niet alleen van huizen , maar ook' c2. van landryen onderfcheit maakt, zyne paffive interpretatie daar uit moet ontfangen , ut prater communem DD. turbam tefiantur y4« Boer: Dec. j88. ». y. Gail Lib. 2, Obs, 23. ». 3. & Surd. Dec. 178. ». 17. en wel te meerder, Quinto, om dat dit gemeen Roomfche Regt, als in jure- naturali confïfterende, over al in praxi met deze diftinctie aangeno- yy. men, en by't ftatuit vanRuremor.de, {de f ons van onze en vele andre provinciale wetten) tot deze koften van landen, doov'twa e$. ter afgedreven en merkelyk befchadigt, fuprac. Tit. 4. §, 4. art. 1. betrekkelyk, en met gewysdens bekragtigt is, relat. ad DD. fitpral. Waar  gg^ P A R T I S Q_U A R T JE Waar by boven dien Nymeegfchen Couftumier in't byzonder nog met regt verdient te worden geplaatft den groten Publicift C. Zieglerus in eleg. tr. de fure Majeftat. Lib. %. cap.^ n 27 uit beroemde Dodoren, tam privati, quam pubhei juris t- aantonende, dat een proprietaris, wanneer die onderhouts kof5/4 ten «cederen het jaarlyx vrugtgenot, als dan daar toe ver- Pl Zonder, dat hy de limitatie van dien aldaar aangehaalden J. B. Cofla Rem. Subjid. 92. ». 1. naderhant opgevolgt by Leyfer. in Med. ad ff. Sp. 106. med. 3. van gedagten zynde, dat die exceffive koften niet over een, maar over alle jaren gedurende, de tu°t zouden moeten gebragt en daar na gerekent worden, kan goetkeuren, ob rationes, ibidem recenfitas, quo breutatis caufa me refero. , , Om welke en meer andre redenen ik alnog van advys ben en blyve, tot dat door andre en beter zal overtuigt zyn, dat de Vrou Douariere V. H. als ufufruüuaria van Haar Hoogwelgeb: y8. Eheheer, niet-mag geobligeert worden, om deze enorme kotten van die zo genaamde reparatie of liever renovatie, extra Ejus eulpam tot nootwendige confervatie van dien weert meer, dan tot defzelfs vrugtgenot v-ereift, propter jura & rationes a precit. DD. «ddutlas, uittefchieten, maar dat Haar Hoogwelgeb: daar van kennis gevende aan den fiduciairen en ten overvloet mede aan den particulieren fideicommiffairen erfgenaam of legataris en eigenaar van dezen weert, den zei ven daar toe na alle regelen van regt en billikheit fchuldig en gehouden is. Aldus falvo meliori gëadvifeert binnen Zutphen den 30. July i74?' SCHOMAKER. XLIII. AD-  Cons. XLIII. 385 XLIII. ADVYS DECISOIR. ï. TT*\'ongerede goedren van een Armenhuis ofte T>iJL/ aconye, namens hare pleegkindren aan dezelve vervallen 3 mogen , gelyk die van IQrken'Gmmanderye-Capittels-^afloryen-Sttften-Jb-dyen-Gafthui^en of van diergelyke gemene Godshuizen en andre goedren \ar\1(eltgieufen} 3t zy in-o£ uitheimjehen, niet gealicneert, ge^ oppignoreert nog gepermuteert worden , dan met confent van de Lantfchap of Staten der Provincie, waar onder diezelve gelegen zyn,- ïï. Dog de goedren van onmundigen konnen by erkentenüTe van't judicium Jttus verkogt en bezwaart worden» S Ü M M A R I A. l« 'WTarratio faëi, & dlftrepantia ^* unius ex ajfumptis Conjulentibus DD. 2. Cujus Rationes variè afferuntur. 3. 4. Et qualitate , natura £_f devo- lutione bonorum dijiinëa examinantur. f. D'alienatie van goedren , een Godshuis of geeftelyk corpus namens de proveniers ef perïo- nen daar in verpleegt, by erffenific pro eorum alimtntatione aangekomen , kan niet by 't Gengt, maar moet by de Lantfchap venogt worden, add. ». 8. 6. Van d' aditie ofte repudiatie e- ner iodane erffeniffe v, remiffivè. 7. Of een Armenhuis ofte Diaconye A a a kan  Pab.tisQ.oart* * an my onderfn: Regtsgeleerde door de Burgemr: Eiber ut ter A hant geftelt zynde zeker Requeftby Ant.Trelker, alsVoImr. van twe Diaconen der Nederduitze gereformeerde Gemeente der Stad Amfterdam, alimenterende de twe minderjarige nagelatene kindren wvlen Garrit Rofemors geprsefenteert, om ten aanzien van die daar by verzogte approbatie van het annexe Magefcheit en vervolgelyke authorizatie tot verkopinge en overdragt van het daar bv aan voorn: Diaconye namens opglte: pleegkindren toegedeilde ongereet parceel Lants, vermits de difciepantie of difficulteit van die daar over bevorens geaffirmeerde Heren 'ï. DD Lamberg, en van Ballen, te willen advizeren , zou ik onder verbeteringe na voorgaande examinatie van evengemelde masefcheit over de nalatenfchap van wylen Berent Elderin^tuttcnen de refpeétive Erfgenamen, kragt volmagt door opglte: Diaconen voor zig zelfs, en onder cautie de rato vervangende hunne vordre Mede-Diaconen voor Burgmrs en Regeerders der btad Amfterdam op den 7. April 1739. gepaflëert, opgerigt en mede door de Volmrs: van die conftituanten Diaconen?, als voor een vierde part erfgen: dezer onmundigen op den 12. Febr: 1742. getekent, geen zwarigheit maken 't zelve te approberen , als kan genieten de favenren en immuniteiten aan kloofier-kerkeen geeftelyke goedren na plftcaten en regten toegeftaan? v h. n. is? in terminis n. 16. affirmative , & cum difiinüione n. 9, & 10. . 8. Jure civili Romano kan 10 wei¬ nig, zelfs eene nootzakelyke alienatie van geeftelyke goedren buiten confentvan den Superior of Procurator gefchieden , als jure Statut ar io buiten octrooy van de Lantfchap. 9. Alle Godshuizen cum authoriu- te is? licentia publica gefundeert en geconftrueert, jouiiïerenvan dezelye kerke-en geeftelyke voorregten. 10. Of en hoedanig goedren van allulke Huizen , privata autbontate geftigt, abfqueforma is? Jolemnitate konnen vervreemt worden? v. contra quasdam afjirmantes DD. negatiram jententiam. n» it. defenfionis melioribus rationibus fultam. 12. Te minder , wanneer die goedren tot een godvrugtig en duirzaam einde aan een Godsof Armenhuis gegeven ofte op gedragen tyn, 14. De vi firma is? folennitatis a lege tradita, item de claufula annullativa.17. Decretum judicii.  Cons. XLIII. 337 niet anders konnende denken en veronderftellen, of die Volmrs: zullen zig namens d'Amfterdamfche Diaconye q. p. in 't bezorgen van haar godvrugtig belang van hunnen pligt met alle zorgvuldige oplettenheit dezen aangaandt gequeten hebben, waar over het Gerigte ex officia die vereifte verklaringe alnog zou konnen en moeten afnemen. Dog het twede verzoek, als zynde van gene geringe fpecula- %] tie en importante fequele, betreffende, heb ik primo intuitu met ene dér voors: diffentierende DD. van gedagten geweeft, dat, vermits deze erfportie by d'onmundigen of namens haar by de Diaconye g'erft, aan dezelve in gereet geit of in byzonder ongereet goet had konnen toegedeilt en door hierlantfe voogden of curatoren g'adminiftreert worden, overzulx het laaft gefchiet zynde, niet zou mogen te confidereren zyn , als goet van ene permanente deftinatie met accrochement van ene prohibitive alienatie aan de Diaconye , als uitheimfch en confequentelyk aan de Gelderfche wetten niet onderworpen; Te minder, om dat ene duirzame behoudinge van dit parceel van gene grote waardye en buiten s'iants en alzo ten opzigte van d'adminiftratie tot koften en van dit Amfterdamfche Godshuis gelegen zynde, meer nadeel, als defzelfs verkopinge aan dezelve voordeel zou toebrengen ; En dat om die en andre redenen de Placaten en Statuten dezer Provincie gene applicatie op 't cas fubjeóf zouden mogen vinden, als fprekende van gene byz.ondre, maar gemene armen-landen, wier jaarlyxe opkomften tot verplegingc nodig, en de verkopingen van dusdane corpora mitsdien na inhout van 't 3» Lantdags Ree. van den 21. Meert 1724. buiten Octrooy van de •Lantlchap na 't exempel van geeftelyke goedren volgens 't Lantr.- lit. 18. f 4 niet mogen gefchieden. Dan deze zake om defzelfs gevolgen , hoe geringe die ook anders zóu mogen zyn, wat nader in de ware en omftandige grontoorzaken ex applicatis by my ratione certi \uris moetende onderzogt en niet daar over, als men zeit , fur 1' etiquette gejugeert worden, hebben deze by my gemaakte gedagten genen zodanen vaften gront behouden, dat ik daar op met volftrekte geruftheit myn gerequireert advys zou konnen bouwen. Aaa 2 Ik  . P A R T I S Q,U A R T TE i,. Ik hebbe derhalven nader redenerende in de eerfte plaatzebevonden , dat dit parceel lants op die twe onmundigen niet kan gëoordeelt worden afzonderlyk buiten relatie tot d'Amfterdamfe Diaconye x>{ Armenhuis verftorven te wezen , nadien dezelve toen ter tyt daar van reets gealimenteert zyn, en dat het voors: buiten der voorn: pleegkindren particulier regt en eigendom bydeze Diaconye, als een pium , flabüe & permanens corpus , collegium ol hospitale na de wetten en gewoonten van deze en andere Landen pro alimentatione pauperum byzonder mede van Hollant volgenshet Placaat van den 7. Meert 1680. en de traditie van Groenew. de LL. Abr. ad L, uit. C. de Sacros: Eccles. etffelyk gekomen, en ook by meerglte: magelcheit toegedeelt zynde , by gevolg . niet zal konnen worden gealieneert , dan met confent van de Lantfchap of ook wel by authorizatie van den Officier in loco rei Pu, zo als op den 17. 051. 1730. 28. April 1731. en 21. Meert 1733. gefchiet is. ƒ. Uit welke zo notabie en decifoire tuffchen de qualiteit van dit ongereet parceel, by het ArmcnMees-Diaconye-ofGafthuis geadieert en irrevocabiliter toebehorende, ik dan by nader gevolg zonder hsefitatie mag befluiten, dat ook na de diftincte decifie van 't Lantr: dezer Graaffchap Tit. 18. §. 4. d' alienatie daar van, gelyk dat van Collegien, Kloofteren, Conventen en andere geeftelyke goederen , niet anders dan met confent van de Lantfchap mag gefchieden, daar in tegendeel de goederen, onmundigen toekomende, niet anders, dan by erkentenifte van 'f Gerigte, volgens't zelve Lantr: Tit. 19 §. 1. konnen gealieneert wor- 6". den; zonder , dat alhier enige quseftie plaatze heeft , of namel: * iemant in een Godshuis verpleegt wordende ene vervalleneerftenis tot nadeel van 't zelve mag repudieren quam quafiionem affirmative late & eleganter traïlat Senator J. Loenius Decis. Holl, cas. 118. & in Ejus addition. T. Boel. ibid. Maar hier mede is alle de zwangheit , uit ene nadere befchouwinge van de nature en conftitutie van dit Armenhuis of 7. Diaconye ten aanzien van de faveuren en immuniteiten aan KloostersACerke of Geeftelyke goederen toegedaan , my voorgekomen, nog niet volkomentlyk uit de weg geruimt, door dien onze Lantregten en Placaten met derzelver poenale en annullative fan&iea  Cons. XLIIL ^ fanélien en prohibitien in 't algemeen bedoelen en in 't ooghebben die in deze provincie gelegene Kloofters-oï Geeftelyke goederen van Religieufen, 't zy in-of uithetmfch, buiten ene byzondre meldinge ofte influitinge van deze of gene andere Godshuizen welke eerfte, op dat ik de woorden van 't Lantd: Ree: van den i C. Maart 1626. de myne make, volgens d'olde Statuten en ,, ordonnantiën van dezen Furftendoin en Graaffchap, die by ,, tyden van Vorften en Voorvorften van onverdenkelyke jaren ,, gemaakt, en door Keizer Karei de V. den Koning Philip,,• pus en door deze Lantfchap telkens vernieuwt zyn , gene Bif,, fchoppen, Abten, Prelaten, of enigen Geeftelyken Stam ooit ge,, oorlooft is geweeft enige alienatie van hare goedren te doen ,, offchoen de corpora in-of buiten deze Provincie gelegen waren , als ,, met voorgaande confent en oótrooy van hoger Overigheit. Zo verre ook, dat jure civili Romano volgens de L. 14, C. do 8"ii SS. Eccles. conform de Lantregtelyke difpofitie van dien vooraangetogenen Tit. 18. §. 4. aan de Geeftelyken verboden was,, om, hoezeer zy outyts hare perzonen en goederen d'authoriteit en jurisdictie van de feculiere Vorften hebben pogen 't ontrekken , zelfs gene ncotwendige alienatie hunner goedren te mogen doen, als met confent van derzelver fupenor of procurator van de Lantfchap; gelyk ik dit breetvoeriger betoogt hebbein het thans onder de pers zynde 4. Deel myne Conftl. s. Refpons. juris Gelre. Zutphanici Cons. 18. a n. 121. ad n. 1 2,y. incl. Dog de gelykmatige oogmerken omtrent de prohibitive alie- 9I' natie van deze geellelyke en andre in pios ufus opgerigte CoJlegien, Huizen en Confraterniteiten , wat nader geaprofondeert zynde' beyinde ik deze qusftie met onderfcheit inter fecularia vel eccleftaftica loca by dVe DD. dermaten behandelt, dat het grootfte gedeelte het daar voor hout, dat alzulke Godshuizen en Geftjg, ten, wanneer die cum authoritate & licentia publica gefundeert en geconftrueert zyn, jouifferen van diezelve Kerke-en Geeftelyke voorregten, welke gene alienatien hunner goederen toeftaan, dan cum caufa & felemnitate a fure requijita. v. Mafcard. de Probat. Vol. 2. Concl. 870. n. 11. En ofwel zommige DD. van gevoelen zyn, dat de goederen 10, van alzulke Huizen, privata authoritate geftigt, absque forma & Aaa 3 fölem-  30O PartisCLuarts Memnitate congregatis, faltem homimbus hojfitali vel confratemitati traCentibus m loco folito ai fonum campan* mogen verkogt ofte vervreemt worden, zo zet zig daar tegens met gewelt van redenerineen Menochms, m.ignum iBud Italt* decus, Recup.PojJ. Rem. n' n f5 en beweert met den beroemden Caft. de Sotomator Ouot. Contr. Lib.i. deVfufr. cap. 54. 11.24 dat> wanneer de eoederen tot een ad pauperes fublevandes godvrugtig en duirzaam einde aan een Gods-of Armenhuis gegeven opgedragen J%' en verkregen zyn, dezelve als dan moeten worden geconüdereert, als kerkelyke of geeftelyke goederen , zodanig en met dat zelfde gewroet, dat die niet alienabel zyn , als cum caufa debita & folemnitate, hoe eft , aacedente tcttUs Confraternitaus con-, fenfu ac authoritate Epifcopi; Waar mede het Placaat van den 24. July iyÖ2. by Koning 3' PhiliDS als Hertog van Gelre en Graaf van Zutphen, g' emaneert overeenkomende, onder die kerken . kloofteren en conventen mede begrepen heeft andere in-ef uitheimfche Godshuizen en Getmen, om dezelve buiten des Konings confent by poene van nulliteit niet te mogen kopen, verkopen, aheneren , otte ver- W Zulks' datdieverzogte verkopinge van het gelibelleerde fluk Lants niet met decreet van't judicumfuus, maar met confent van Ridderfchap en Steden dezes Furflendomsen Graaffchaps, reprasfenterendede Staten des Lants, zal moeten ondernomen worden; Waar aan den Requeftrant Ant. Tr eiber q. p. zig zal konnen, enbv vordre authorizatie van d' Amfterdamfche Diaconye moe- 14.. ten addrefferen, Cum ferma & folenmtas a lege tradita , qua fubdantialu prafumitur , ideeque ad unguem obfervanda , per aqmpollens non tetefl adimpleri , ubi lex vel flatutum prohibmve loqunur & habet claululam annultativam , qua privat potentiam , & aclum m contrarie um fatlum reddit nullum. per LL. & DD. mt. apud. pral. Caft. de Sotomaj. d. eap. n. 37. 1* Od deze; gronden vinde tot meerdere verzekennge van deze mvne gezegdens de zake mede aldus begrepen, en ten refpeöe van alienatie , oppignoratie en permutatie van goederen aan Kerken, Commanderyen , Diaconyen, Capittels, Paftoiyen, Stiften Abdyen, Gafthuizen en diergelyke gemene Godshuizen  Cons. XLIII. 3pr toeftendig, by de Lantfchap op den 22. April 1700. 6 D,c 1702. 2y. Meert 1706. 12. Otl. 1708, 29. Meert a ^ en 31. Otl. ,7,9. en in2. refpeclive en lucceflive gedifponeert te zyn; . - Boven welke landelyke difpofitien in 't bvzonder met opzigt i©". tot dit ftuk lants van de fl,^ van Amfterdam in terminis zeer app'icabel is des Lantfchaps refolutie van den 14 Od i72A waar by op requefte van den Kerkenraad des Kerspels Egtelt tenderende, om een bouvallig huisje met een hof vervallen aan hare Diaconye, hebbende galimenteert een innocent kint overleden ten profyte van glte: Diaconye te mogen verkopen ofte in erfpagt mttedoen, den Amptman van Nederbetuwe geauthorizeert is, om daar op na bevmt van zaken namens de Lantfchap te difponeren. J r Om alle welke en meer andere redenen, motiven, exemplen en refolutien welglte: Lantgerigte op die refpeclive twe verzoeken van den Volmr: van de Amfterdamfche Diaconie zou behoren te decreteren, als hier onder volgt. Aldus by my afzondcrlyk falvo meliori gcadvifeeri binnen Zutphen den 11. Sept. 1749. f. SCHOMAKER. ■ny een WelEd: Stad-Gerigte van Borculo met affumptie van d ondergefne: Regtsgeleerden gezien , gelezen en g'examineert zynete .de Requeften door Ant. Trelklr in qualiteit, al Volmr: van facobastVaftynFan der Hagen en Isace, van der Zaan Diaconen van de Nederduitfe Gereformeerde Gemeente der Stad Amfterdam ah alimenterende de twe minderjarige kinderen van wylen Garnt Rofemors op den zo. Aug. dezes jaafs ,749 ove " gegeven met en nevens de volmagt op den zei ven en Gerit van Eerde den 7. ■ April , 739. tot verkoPinge van zekre onder' Bo.culo gelegene landeryen gepaflëert, en by een annex Magefcheit van den 12 Febr: x74z. nommatim Lu voors: D^L nye voor een vjerde part namens glte: twe pleegkinderen erfgen: van  ^z P A R. T 'I S Q_ U Alt JE van wylen torent Elfrink toegedeilt, heeft welgltn: Gerigte in des voors: Volmrs: eerfte verzoek, ten fine van approbatie van gelibelleerde Magefcheit by gez: Requefte gedaan , geconfenfeert, doende zulx kragt dezes; mits, dat den Volmr; opregteIvk zal hebben te verklaren, dat hy het intereffe omtrent d aduLa ie en taxatie van het ftuk b oulant op den KUk&kfW gdegenengewaardeert op zio. gin:, voor zyne Principalen na hehoren waargenomen heeft. . . , Edog het Jde verzoek,^ fine van authonzat.e tot de ver*7' kopmge en opdragt van het evenglte: ftuk La nu««belangende, heeft het Gerigte daar in gedifficulteert, en den Volmr. der D«- ^ bA^ g^y^»11^^ Mo§: H.ei'en Staten ze/provincie, om aldaar confent en oftrooy totdie voorgenomene verkopinge uitrewerken, zo en als den zeiven q. p. zal oordeelen te behoren. Aldus by ons onderfh: gëadvifeert binnen Zutphen en Borculoden 12. Septemb. I7.49- J. SCHOMAKER. W. H. LAMBERG* J. H. van BASTEN. XLIV. ADVYS INSTRUCTOIR. i Y\efoluüone uniformi, tempore immemonali II vel praefcriptibili facla. Item. De fundo poffefïb, cum utriufaue effeBu. II. (prdferipüo Gelrica <& Saxonica non reprit juftum titulum nee bonam fidam. IIÏ. De qualitctte confeflioni adjecta. 5 u M-  Cons. XLIV. S U M M A R I A. 395 ï. T Tit een fimpele betalinge van enige jaren buiten Je caufa <&A?W/gefchiet, kan geen obligatie tot de volgende geinfereert worden. 2. 3. ii. 19. Dog dezelve een reex van vele agtereenvolgende jaren gedaan zynde, veronderftelt ene wettige conftitutie en voorgaande oorzaak van fchult. v. ratio. n, 4. Cif ratio rationis n. f. ha ut folutio uniformis tempore immemnrialifacla, tribuat juftum titulum prtefcriptionis tjf conftituti. n. 19. Quod n. 20. tripliciter probatur &f exemplificaUtr, cum ampliatione n, 21. 6. Ymant vele jaren fucceflïve na malkanderen een goet hebbende bezeten, is niet gehouden titulum pofeffionis aantetonen. 7- 18 Te minder poft lapjum trientis Jeculi. 8. 14, 17. Quia nee in prafcriptione Gelro-Zutphanica nee Saxonica requiritur juftus titulus nee bona fides , ob duplicem rationem. n. 9, & 10. 12. Quod applicatur. 13. lf- Objeclio. 16. Limitatio. IJ. Solutio, 22. Ex propria cenfiti confeffione jus cenfus probatur. 23. 24. Nadere tegenwerpinge en oploflinge. 25". Separata qualitas confeffwni adjeéla a confitente probari debet. Ampl. vid. ibid. 26. Applicatio ad faèlum. 27. 29. Alle handelingen zyn ten wederzyden obligatoir; 28. Zodanig, datd'ene parthye d'an- dere tot adimpletie van het by hem niet nagekomen contraót aanfprekende obftecrt de exeeptio ; non implevtfti d latere tuo. casus jaarlyx getrokken drie g-uïdens welke betaalt zyn over de 100. jaren s & ' Dog zyn de driegulden nu in t4. jaren niet betaalt , fchoon den bouwman, eigenaar daar van, verfcheidemaal , zelfs van gengtswegen aangemaant en tot betalinge van den agterftant gefommeert is; «etcl"*ut Zonder, dat egter de Gemeente of Tilde van Cotten kan aantonen, uit wat kragt haar die drieguldens toekomen, zeggende Bbb gj-  Parus Q_u a r t « alleen, dat zy in pofleffie zyn, jaarlyx die drie guldens (welke by den tydelyken en Jaarlyx nieuw aankomenden Gildemeefter voor heen genoten worden) te ontfangen. Hier tegens zegt den eigenaar, die ook op het voornoemde ftedeken, in voornoemde Gilde van Cotten woont, en 't zelve bout, wel heeft horen zeggen van defzelfs ouderen, dat voor deze drie gulden by krygstyden met doortrekken van volk van inquartieringe vry waren, en ook niet betaalden de gemeenteskoften , van maken der bruggen , of andere koften , zo by zettingen in de gemeente worden uitgeflagen , en om dat het Vene buiten af van Cotten liggende , voor die gene die haar billiet kreeg, te ongelegen was, daar na toe te gaan, hebben die ingezetenen van Cotten buiten den bouwman den laft moeten dragen, en dit zo zynde prsefenteert den eigenaar van het Vene met ede te verklaren , dat daar voor die drie guldens Jaarlyx aan den tydelyken Gildemeefter betaalt zouden zyn ; Suftinerende, dat hy die conditie niet langer te houden verpligt is, wanneer aanneemt alle laften neffens andere ingezetenen te dragen , te meer daar die van Cotten hem hebbende aangefproken , om kerken zettingen te betalen, (die hy ook omtrent 12. Jaren geleden betaak heeft,) de conditie overzulx zelfs hebben gebroken. Nadien nu den bouwman voorgeeft, dat hy neffens andere alle heren-en lants laften draagt en betaalt, en derhalven niet boven andere kan bezwaart worden , is de vrage : Hoewel hier van gene contraclen , nog enige bewyzen aan weerzyden gevonden worden, of den eigenaar van het Vene niet gehouden is jaarlyx aan den Gildemeefter van zyn gilde te betalen deze drieguldens, en den agterftant van dien? Gezien, gelezen en geëxamineert voorbaande Cafus Pofitie en daar uit geformeerde Vrage , zouden wy falvo meliori van gevoelen zyn; Dat, alzo by de cafus pofitie wort ter nedergeftelt, dat over de 100. jaren uit het erve het Vene aan de Gildemeefteren van Cotten jaarlyx is betaalt ene fomma van drieguldens, dezelve beregtigt zyn, om voortaan de betalinge van dien te vorderen, of-  Cons. XL1V. offchoon niet kunnen aantonen de primaeve conftitutie, origine of oorzaak, waar uit die fchult gefproten is. Want, ofwel een Ampele betalinge van enige jaren geen x obligatie formeert, om het zelve altoos te moeten betalen, ten zy 'ereen oorzaak , waar uit die betalinge is geproflueert, voorafgegaan is, alsgeleert wort byMantica de lacit. & Amb. Conv. Lib. 3. Tit. iy. ». 61. Chriftin. Dec. Cur. Belg. P. j. Dec. 87. ». yz. Zo leren dog die Aucleuren ook , dat een betalinge , een reeks van jaren aaneenvolgende gedaan , veronderftelt een wet- * tige conftitutie, en voorgegane oorzaak^, waar uit die jaarlyxe betalinge is gefproten, vid. I. 102./. de Solut. Mafcard. "deProbat. Concl. 1326. n. 1. & DD. ibid. Voornamentlyk, wanneer de betalinge in zo een grote me- 5" nigte van jaren is agtervolgt, waar uit notoir moet worden gepr^fupponeert, dat dezelve uit een wettige oorzaak voortgefproten is 5 Cum ex dtuturna folutione pr 'T zelve aldaar n. 43. in zo verre amplierende , quod contra hujusmodi prtferiptionem & prafumptionem tituli pufti non admittatur probatio in eontrarium ob ratt. ibid. afiignatas. Het welke derhalven in dezen niet breder en des te minder behoeft aangetoont te worden, om dat ook by de Cafus Pofitie wort gepofeert , dat den eigenaar van 't Vene niet ontkent, dat in vorige tyden uit dat goet aan den Gildemeefter van j, Cotten jaarlyks zyn betaalt drieguldens. 11. Cum propria'eenfiti confeftione tam judiciali,^w extrajudiciaii jus cenfus probatur. prd. Martin, d. cap.j. n. 27. etiam teftibus fingu- laribus. «.32. Zonder, dat het voorgeven des eigenaars hem daar van zal libereren, dat deze drieguldens zouden betaalt zyn voor de vryheit van inquartieringe en verdere gemeentens koften , en wat dies meer by de Cafus Pofitie ten dien fine voorgewent, en uit de non adimpletie ener''con vent ie g'infereert wort. Want den eigenaar van het Vene door dat voorgeven geftendigende, dat uit zyn erve aan den Gildemeefter van Cotten zedert vele Jaren jaarlyks zyn betaalt drie guldens, het geen t'fundament is, waar op die van Cotten haren eifch funderen; 2A Zo zal den zeiven , willende , dat die drie guldens zyn betaalt voor de gearticuleerde bevrydinge der gemene laften , en daarop aan zyne kant funderende de verdere verweigeringe van be- taalinge,  Cons! XLIV. g99 talinge , dienvolgende incumberen aan te tonen, dat die meergemelte drie guldens daar voor betaalt z^n,- Als notoir zynde, dat een ieder het fundament van zyne intentie, in dezen feparatam qualitatem confejjioni adjeblam , moet ^' bewyzen , zelfs eo cafu wanneer het bewys ook ex confefiilne qualificata rei fimpliciter getrokken wiert , Legatur Barbofae Axiom. jurid. voc. Confeffo Ax. 24,. Edog inval den eigenaar aantoont, dat hy en zyne prszdecef- 26 feuren die quseftieuze drie guldens betaalt hebben voor die gelibelleerde lïberatie van der gemeentens laften , voorts dat die van Cotten zedert enige jaren van den zeiven daarom gevordert en ontfangen hébben des zelfs portie in de laften van de gemeente s Zo zouden wy vermeinen, dat in dien val die van Cotten onbevoegt zouden zyn de verdere betalinge te vorderen om dat als dan de betalinge zoude gefchiet wezen uit kragt van contraiï, waar by aan zyde van den eigenaar van het Vene zoude zyn belooft jaarlyks te betalen drie guldens; En daar tegens aan zyde van die van Cotten het erve het Vene te zullen bevryden van de inquartieringe en alle verdere laften der gemeente , welk contract ten wederzyden obligatoir zynde 27 de ene parthye van de andere niet kan vorderen adimpletie van het geconvemeerde, ten zy de zelve aan zyne zvde kome te prsefteren , het geen belooft heeft j Cum atlio ex prtfcriptis verbis, qua nascitur ex contratlibus innominatis, tantum datur ei, qui quid dedit velfecit, ad id, ut vicilfim detur vel fiat, quod promiffum e(t, vid. /. 5. §. 1. ff. Pnefcript. verb. & Voet. in comm. ad ifium Tit. n. 2. Zodanig, dat de ene parthye, die in gebreken is gebleven 28 aan zyne kant het geconvenieerde te vervullen, de andere parthye aanfprekende, om te erlangen dat geen, het welk aan zyne zyde belooft heeft , zoude obfteren de Exeeptio : a tuo latere non adimplevifii contratlum, en door middel'van dien van de hant kunnen gewezen worden, Vti probant Zangerus in Tr. de Except. P. 3. cap. 22. per tot. & Menochius Cons. Lib. j cons. 5S- Zeggende den eerften d. L. n. 14. Quod in omnibus eontraEli- 40; bus  ^00 P A R T I S Q_U A R T JE bus innominatts receptum è/t, quod turn demum pariunt attionem, ft fit impletum ab altero ex contrahentibus. Aldus falvo meliori gëadvifeert by ons ondergefchrevene Regtsgeleerden binnen Zutphen den 2J-. July 1744* f. SCHOMAKER. BERN: HVIN1NK. XLV. ADVYS INSTRUCTOIR, I, T~*\e tacita continuatione communionis bonorum poft ij mortem alterutrius inter fuperftitem atque defunéti liberos. II. De nuUitate tranfatlionis , fine pneVm inVentarii con- fetlione <ür confenfu judicis facU. Item III. De errore juris ejuscfue qmlitate. S U M M A R I A. 1, TTolgens Stadr: van Zutphen V gaat de gemeenfehap van goederen tuflchen man en vrou over alle , 't tj, aangebragte , aangeërfde of aange-wonnene goederen. 2. 8. 18. En wort derhalven na do¬ de van een der conthoralen inter fuperftitem tjf defun&i liberos, ftrydig nogtans met t' Roomfche regt n. 3. tuitte na t' gevoelen van voorname Regtsgeleerden , {quos magno numero enumeratos vid. infra n. f.) 20 lang gecontinueert. conf. n. 10. tV 174. Tot dat daar van de contraire intentie uit oprigtinge enes inventaris of andere fcheidinge gebleken is. 6. Ratio  Cons. XLV. s » Fdc// Species. /*» JrVfw /ww/»^geheten, verwekt. > Den voorn: eheman dezer werelt binnen 7,^h^ , dende, heeft defzelfs; weduwe, zuHend.Zn^Znwfc G.«m op Veluwen, by een zo genaamt magefcheit of erfnis uh koop ten oraftaan van twe daar in veimelle momber tanen gengtelyke quaüfica.ie en appröba fe óp den ,8 t? worden zynde, ontfangen en dal Zfgl^Z'j?^ Qtutntur. Of dezen zoon na regten wel zou bevoegt zyn om van defzelfs moeder, m gemeenfehap van goedrln Liten^Slable Ccc ex- o. Katto ifttus taciU continuationis redditur , fcf limitatio. n. 7. 9. 14. bonorum communione etiam comprtbenduntur hereditatcs, legata csV. Conf. n. ij-. Pracipue quoad mores nofirosadd. n. 16. juncl, n. 2. 8.18. io. 17. Adeoque inter fuperftitem &f defuncii liberos omne lucrum, ex Us redundans , «quis partionibus efi dividendum. 12. 13. Welke conjugale communie p*ft mortem unius conjugis mede tacite na de Vaderlantfe gewoontens in contraüu matrimonü geradiceert is» •ij". Difiinclio inter communinnem univerfalem ac particularem & ejus ujus. Add. fiupran. 9. 14 19. 20. 30. 3r. ey «. 32. Eenmagefcheit , tranfaétie enz. bui¬ ten inventaris en Serinsdecreet ^ fine caufa cognitione afgegeven, is ten refpede van een minderjarige nul: vid. pr*judtcia n. 36. Cif 37. 24- a7- En kunnen na regten zelfs geen publycque Weze-kamcrs (men gezwyge ongerigtelyke voogden v. «. 2,2.) zodane tranfaöien enz. neglcclo inventario tot nadeel der onmundigen approberen. AmpL v. n 23. nog ook een Moeder zig daar van tegens haren Zoo» bedienen v. n. 29. Kat. v. n, 33. 2.y. 34. Non obftante, quod filius majorennis faélus eam ratam habuerit & judicialis renuntiatio fuerit fecuta. Rat. v. n. 28. Junét. n. 27. 16. De errore juris ejusque qualitate.  4Qi P A R T l S Q_V A R T IE extraditie van Inventaris en behoorlyke partage met hem by continuatie tacite gebleven, alnog, ongeagt zo wel d'infolventie van zyn vaders boedel ten tyde van defzelfs overlyden, als deze erroneufe quitantie en voldoeninge des accoorts , te vorderen ftaat en inventaris van alle zodane goedren , als dewelke zy voor dato van die zo gewilde afgoedinge bezeten, en van hare ouders g'erft heeft, om dezelve mede alnog in gelyke deilinge te moeten., braden .^n • By ons ondergun: gezien, gelezen en g'examineert zynde de vorenftaande Fatli Species zouden op het daar uit gefoi meerde Quaritur zonder enige bedenkinge affirmative antwoorden; om redenen, dat volgens het Stadregt van Zutphen Tit. z6. §. 3. (de locus contraclus & domicilii van bovenglte: eheluiden) ge- 1. meenfehap van goedren zonder onderfcheit van beiderzyts aangebragte , aangeërfde en aangewonnene tuffchen man en vrou plaat- 2. ze hebbende, dezelve ook po/l mortem alterius conjugum inter fu2. perftitem & liberos defunili (ongeagt de difpofitie van *t Jus civils Romanum in /. yo. ff. & l. 65. §. 9. ProSocio.) zo lang wort gecontinueert, tot dat het tegendeel door confectie en extraditie van Inventaris of andre fcheidinge des boedels by de langftlevende der Eheluiden gebleken, en daar uit zyne of hare inten- 4. tie betoogt is, dat niet langer in die ftalutaire communie heeft willen blyven, utpraterCh riftin ad LL. Mechl. art. 34. Chaffan. ad Cons. Burg. Rubr. 4. §. 2 in pr. efi in add. Mornac. ad l. 64. 5' ff. pro Soc. Coftal. in l. 65. §. morte. 9. ff d. t. & in l. 19. ff. eod. Charond. ad Cons. Paris. Tit. de Communaateart. 240. Sande Dec. Fris Lib 2. Tit. 5 Def. 9. Speciatim de moribus noflra Provincie tefiatur efi probat. L Goris. Advers. Tr. 1. cap. 9. n. 3. 4. & feqq- Voor decifoire redenen van deze couftumiere continuatie 6. principaliter bybrengende, quod ea turn in gratiam liberorum primi matrimonii cum parente fuperflite, turn in poenam & odium fuperftitis, negligentis facere inventarium , fit; addendo, quod adverfus j, patrem aut matrem, quorum alter fuperfles boe omiferit, non defertur jusjurandum in litem. Waar uit dan van zelfs voortvloeit, dat deze univerfele gemeenfehap  C o n s. XLVr 4oJ 'meenfchap van goedren, welke onze provinciale wet introduceert ook volgens de/. 3. %. 1. ff. d. t. mede in zie vervattende heredjtejten en legaten enz. defzelfs continuatie overzulx q van dat regtelyk gewrogt is , dat den grootouderlyken boedel- « omijfo mventario:da&v in ten gemenen voordeel van de Jangftle-"' vende moeder en haren zoon reprtfentando locum patris defunili 10' gevallen en pro tquif portiombus deilbaar is, vid. Chaflan. d. §. Bacquet Tr. des Droits des fuflice'chap. iy n. 1 1. 12 12 & feqq 41-gentr. ad Cons. Ëritt. ^. 4,8. gl. y. Louet. in lit C. n.?o.' <^uicquid enim ante ebvenit t id non perfonis, fed communioni ac ik ceftit. d. I. 3. §. Invoegen , dat, gelykerwys juxta citat. I. 6y §.9. /. pro Suio deeontinuatie van een ingegane maatfchappye uit die aldaar bygebragte conventie plaatze heefr, en die wet, kragt welke de-.'i*zelve morte umus fooii gediffolveert wort, daar door hare limita- * tie ontfangt, even alzo bier met betrekkinge tot die conjugale communie mag vaftgeftelt worden , dat defzelfs ftilzwygende continuatie poft mortem alterius ook propter mores patria hare werkelyke mfluentie heeft infpfum comraUum matrimonii, als of daar 3' overene expreffe conventie gemaakt ware. Niets doende ter contrarie, dat den Hoogleeraar Joban: Cbrif tenius tn Differt. de Caus. Matrimon. ibique Diff. 4. de Comm. Bon. Uu. 30. cum aliis DD. deze gecontinueerde communie alleen in acqueften, en niet in herediteiten , legaten en donatien admitteert orn dat die en andre Regtsgeleerden fpreken in terminis , daar I4' tulfchen.man en vrou met is ene univerzele gemeenfehap van alle goedejen,.. maar alleen bepaaldelyk, van enige , als van mobiliaire en geéonqu.efteerde goedren of jaarlyxe inkomllen ; van welke laafte, 'tLandregt van Overyfjel P. z. Tit. 2. art. 15. van /r Utrecht Rubr. 23. art. 4. en'andre meer apud S- van Leeuwen Cens. For. P. 1. Lib. 4. cap. 23. n. z<. geallegeert, mede gewagen.; , ° • ■ • Daar nogtans onze Confuetudinarire gemeenfehap, conform die. van Leyden, Amfterdam , Alkmaar en Briel ufte eod S 16. van Leeuwen loc. all, van al.e goedren zonder onderfcheit, ook mede erffemffen comprehendeert , en. dienvolgende tuffchen de iangltlevende der egtelieden met de kindren per modum furroga. > Ccc 2 tionis  Partis Q_u ajtje tknis in locum parentis defuntti todcm modo continueert , uti fupra '^Tegens welke notoire couftume van dezen Furftendom enig Graaffchap (welke nog in viridi obfervantia, gehouden en dagelyx injudictndo bv lage en hoge Vierfcharen gevolgt wort,) dan ook niet kan ophalen het vermeinte magefcheit by forme van tranfadie en erfnis-uitkoop buiten inventaris nulliter ge- Vermits't zelve niet geaccompagneert is met een gerigts de- ao. creet of approbatie, na voorgaande onderzoek van zaken behoorlyk daar over afgegeven, en die zo genaamde momberen ook niet zyn bevoegt geweeft van die in conttnuatam bonorum avitorum communionem gevallene pupillaire herediteit op haar pri- 22. vaat gezag buiten den Gerigte by dat onbeftend.g accoort tegens die daar by vermelte 3oo. glns. aftezien, fchoon ook dien va- »?• derlyken boedel mogte infolvent geweeft zyn. Om dat het niet zo zeer daar op moet aankomen, maar allee» op de nootzakelvkheit van enen prseliminairen inventaris, vervattende die moederlyke en grootouderlyke boedels, tnfïcnen deze Aartien Lubberhuizen en haren zoon Jan Peters Immtnk. by continuatie gemeen gebleven, waarna met reflexie op derzelver valeur deze deilinge hadt moeten gereguleert en alnog daar na nu zal moeten gerigt worden. _ Immers het is in regten ten faveur der minderjarigen zodanig daar omtrent gedifponeert, dat zelfs geen Wezekamer een al- 24. zulke defetfueufe, nulle en erroneufe tranfadie negleüo mventario tot derzelver nadeel zou mogen approberen per l. 5. $. 8. ff. de Reb Eor. ibique communiter DD. I. 22. C. de PaA. ^omez. Variar. Re fel. Lib. 2. cap. 14. «. 14- Zulx dat de quitantie errore juris van deze «00. glns.- by den zoon zelfs meerderjarig gepaflëert, defzelfs moeder alnog '* van enen behoorlyken inventaris en nadre boedeKcheidmge geenzins zal kunnen abfolveren , juxta Wefenbec Cons. 52. n'. rXQuia errorfuum petentibus non obefl. v. /. 7. & 8. ff. de fur. & *<5* Fat. Iinor. imprimis, fi error in faÜo, uti hic, confifiat ; Prater tnimfiubxenit htminibtts vel lapfis vel circumfcnptis, fi per juftum  Co KJ, XLV. ^f r;:7.^r^fper "• •• *• * * *«. **** fa™ dolo (quifiecundum Montan. cap. 38. ». 122 W eT nnn _ confecïo m^JxoafguiW) induèli ditïntur, ^ i£ f T ?j? ™ndr°^-^-«A-*^-*«, ^ relgnitanonfuiZ, l8< afienfiurt Weferroec. Cons. ft. n. 66. J^'JJont Te meer nog, daar, gelyk wy geinformeert zyn deze uitkoopspenmngen by de zoon maar in minderinge var"zyn vl ders goet zouden ontfangen en in zo verre gequiteert zyn Uit aden welken wy dan befluiten , dat met dit accoort m afgoedinge de moeder zig tot hare avantagTteens den eifeS van haar zoon, het zyne vorderende, niet zal konnen falveren; zo ™Z7 T *• AlBent^um 1»« fi* hoe modo aliqua bona 9*~ potefi! mUattmsfe 'tt titulo tr-anfatliems poft/a juvare tan^ntl3116 f1'^5 uitkoPe"' tranfadien^-enuntiatien, en qui- 3<^ InTf^Z00rnulennie;igwol-den gehouden, die gemaakt,'gedaan * ten Snf^n2yil20nder vTë™nde inventa'ris, endierhalven buianïr ?/ eke"n,svanhet/-^n/^desboedels, «iMon-, B L f ' ^r38- n1*1' B: van ZutPhen Nederl. Pracl. Voc, 3^ W-r» 9 Leon Con, zo. n. 3. Vgent, ^ «rr. 477. ^ 4. „ 2. Ubi a»t: Neque enim , five in tefiamentis ' fivein ratiombus reddendis, five in tLfaühndJ^^^S^ hereduatumrecle confuli potefi, nifi mfpedis cognitisque verbTsnlrv „V mentorum, tabulishereditatum, fuprrauibus.TJ,v ,- 3^ plenum fundari videmus V. , ïifö.ffi^??*" II. ff. Quemadum Teftam; aper. Et elegans textus in l. etui cum \Z ^-ff-^ranfaa. Qui per falllciam heredisZ ran untvcrfa, qua 1» vero er ant, indrumentum tranlaFtionis intfrpl 333 ^. Wefenbec. Cons.L Uti echts: Cons. P. z. C. 36. Hollants: Advys: P 2 c7ï^ 47, 48- 49- 50. & yi. VyS' 3" c' 46.' 20 Tz" dr,Ten SrotenGelderfchenCance.llierZf«C^. ÏL, £. . *' T0^1! ZyndC *" "/* continuat* commui moms inter primt thor, liberes cum fiuperflite parente concludfeTt ^jusm^ tranfiamo quamvis Itiam judLalis reZttattklltl 9A fit, eft wvahdfi ob ratt. & 11. ib. Add. Schurft Cons 28 34' Ccc 3 Te  6 PUT15 I^OilTl Te minder zal die zo genaamde renuntiatie in dezen praki3?' j' uTwn nm dat bv dat pnetenfe magefcheit geen mentie vant SouTedyke naïat^chap gemaft zynde dezelve o' verzuUin genen dele daar toe hare extenCe kan heb ben Cum HaLm eenfetur , de quo non efi eognatum , per L all. 9. tn T fi &T.f de Tranfaü. Wefenbec. d. gWN «• 6x. ^ ? Gelv'k dan om gene andre fententien bytebrengen op den /lm-, enG O/ii als oom en momber van HennkOtters zoop Sn voorn: haar zoontjen Henr: Otters zyn gevallen. Aldus by ons. enderglT. gëadvifeert binncnZutphcn den zy. Aug: f. SCHOMAKER. HERM: SCHO MAKER. XLVI. At>-  Cons. XLVL 407 XL VI. ADVYS INSTRUCTOIR. Het voorregt van ene flilzwygende continuatie ener voordelige focieteit of communie van goedren wort alleen aan hndren en defcendente erfgenamen van een afgeftorvene vader of moeder in odium poenam fuperjlitis mgligntis facere inVentarium, en niet aan collaterale a nog afcendente of Vreemde erfgenamen vergunt, S IL M M A R, I A. 1. "ïure civili Romano wort een J maatfchappye met de doot van ene gediffolvecrt, ob rat, n. 8, 2. Dog de conjugale focieteit wort na 't gevoelen van enige der moderne DD. extenfive tot • des overledenes defcendente erfgenamen gecontinueert, en wel in poenam omijft inventarii n. io. add. n. 22. 3. f- Ten ware de langftlevende vader of moeder zig door confectie van een inventaris , fchoon ook onvolmaakt, ter contra ir gedecHrecrt ï h adde.,' v, ratt. n. 7. 4. 6, Deze ililzwygende continuatie beruft op de wille van den overgeblevenen focius ofte egtgenoot, en heeft tot onderwerp defzelfs verzuim of quade trouw. 9. 12. Minderjarige kindren konnen de focieteit of communie ' ' der goedren niet ftilzwygénde tot hun nadeel continueren. 13. Gelyk ook niet meerderjarige, na'rgevoelen van enige Éegts.lecrden 14 21. De prorogatie van gemeenfehap heeft ultra parentis defuncti liberos omtrent de heredes afcendentes, collatera/es cjf extraneos, licet minores, geen plaatze; Quod aliis DD. difplicet n 17. Quorum opinio examinatur n. 1.8. Cif late explicatur n. 1°. . iy, Behalven de confedie wort te gelyk mede tot diflolutie der conjugale communie vereift extraditie  traditie van Inventaris, r«f. iè. fitbjunéiam, isf n. 16. 20. Singularis Oris: fententia, utate aliorum DD. & rerum judic aUrum munita., pravalet generali dodlrin* particularts alicujus JCti. -2, De Stad-enLantrn: vzn-Zutpben ftatueren alleen poenam contra fuperftitem parentem proptermoram conficiendi & exhibendt tnventarii, dog de Lantrn: van I , tielre-Bommelw. en van de iv. C A S ü S

V. De triente Vel term parte feudi epusque erogatione, difpofitione tr renuntktione, Jt VI. De  Cons. XL VII. ^ f VI. De tepamento agnito tr ejus effeSlu. VII. De trronea diVifwne. VIII. Van 't relyf. SUMMARIA. 1. ÏTindren konnen by teftament der ouders incequaliter gëinftitueert worden- 2. Hoedanig te verftaan ? 3. tavor padi nobilium , agnationis confervanda gratia fadi , fantas eft; 4. Ut extantibus mafculis appellatio- ne filiorum etiam nepotcs veniant, y. Tot confervatie der digniteit van illuftre familien behout op vele plaatzen den outften zoon alleen de ongerede goedren tegens uitkeringe van zeker fomme geits ofte appanage loco legilimte aan de jongere broers. 6, En worden daarom aan de dag- ten doorgaans een zeker bepaalde dote , buiten reguard der legitime zelfs, geconftitueert. 7. Waar mede zy accedente renun- tiatione paffim inter nobiles virgines recepta, zig moeten bevredigen , ob rationem k. 8. 1 9. 'T welk nogtans hier te lande , allerdings niet in praclycq is. 10. 11. Schoon vele onzer ftatutaire wetten pro (plendore y aignttatf agnationis, zo met opzigt tot allodiale per prohibitam teftamenti xadionem, als tot feudale goedren per adjudteationem totius vel partis hebben gewaakt. 12. Appliiatio ad cafum fubjedum. 13. 14. Vis renuntiata hereditatis. 1 ƒ. Ymant ex capita Ufo-nis willende doleren moet bewyzen, quod legitima integra nonJit foluta. 16. Een padum is in prejudicie van den genen, cui re non amplius integra jus f uit quajitum, niet meer revocabel. 17. Mores multum tribuunt heridum cvnventiombus, 18. Waarom en wanneer de adio ad inter effe in perzonele tradiaten plaatze heeft? add. n. 32. l9' *3« 3°. 33- 34- 38. 4°- 41 • Hu%t?eiy*e Voorwaarden en MageJcbeiden hebben een gelykmatige kragt, quod ibid. authoritate DD. Statut, cif prajudic. confirmatur. v. folut. objedion. n. 39. feqq. add. n. 48^ & feqq. 20. 22. 24. Aan dezelve wort by gebrek van 't lecnconfent ofte andre folemniteiten , tot een leen-of gerigtelyk beftaan nodig , jure patrio geartribueert ene perzonele verpligringe, ob rationem jubjundam n. 21. met prseftarie Jer intcreife n. 86. 25". 27. 28. 29 Waar in eigcntlyk de ware reden van de paraleN le comparatie en confonantie tuf-  t>u5 PXRTIS Q_UARTiE tuflchen die beide perunele contraden gelegen en te vinden is? v. h & n» 26. cum iBujlratione exemplotum 31. Een man enige connubiale goederen buiten zyn vrou alienerende, is propter claufulam annullattvam ftatuto appofttam zelfs niet pro JemijSe tot eenig intereffe gehouden. 3$\ 53. Broeders en Zufters konnen over den derden voet des leens, aangemerkt als het utile dominium, falvo jure domini direéli tranfigeren; ha, ut bujus . 3. P. Z. cap' 2. n.J.f, 6. 7. &c. tnbuunt heredum conventionibus. Fff Met  Partis Q_v a b. t je 18 Met wier byzondere befchouwinge, betrekkelyk tot contrac1 ' ten en magefcheiden Qutflione zda voorgeftelt, ons zullende bezie houden, ftaat in 't algemeen voor af te noteren, dat dezelve fchoon by defetf of omiffie van deze of gene folemniteiten en requifiten geen jm in rem ipfam, fuper qua atlum inter contrahentes fmt, produceren, egter voortbrengen aüioncm m perfonam, namentlyk, dat den appromittent gehouden is alsdan het intereffe aan zyne contrahente parthye te betalen ex regula qua in omnibus faciendi obügationibus locum habet , ut fl non fiatid, quod fieri convenit, iuccedat obligatioprxftatiomsejus, quod intereft per l. 13. f-fin. f. de Re jud. I. 72. /• 81. de V. O. Faber in Cod. L. 8. Tit. 28. Def. 36. 1.11. Vnde Cavalc. P. 1. Decis. 4y ». «8 Socerum genero hareditatem promittentem ad intereffe conveniri pofie conclndit. Heeft dit in alle perzonele handelingen en bedingen m genere plaatz ? hoe veel te meer moet het zelve in fpecie tot onze Gelder fche contracten, 't zy van Huwelyxe Voorwaarden oïMagefchei* dingen *t huis gebragt worden. 19. Omtrent welke na de eenparige verklaringe van onze oude en moderne Couflumiers het ene inconteftable zake is , dat dezelve zo niet een meerdere, ten minften een gelykmatige kragt hebben in tranfporten van immobile goederen voor gerigten Jo~ lemniter gepaflëert, Legatur Goris. Advert. Tr. 4. f- Zt, »• * ». 8. & Schomak. Cons. Gelro-Zutph. P. 1. Cons. 43. ad z. Q_mfi. het ene indifputable waarheit is, dat de handelingen overLeenof Heren goederen , by Hu-wljxze Voorwaarden, zonder 't nodige confent van den Leenheer of Rekenkamer , atlionem ad intereffe produceren s Zo zullen wy de voors: onze confideratien tot die by Mare. fchetden mede ge'apphceert houdende , daar en boven uit even geallegeerden Goris d. I. in annot. n. y. tot meerder beveftinee van onze Advys aanmerken , hoe dat den Verweerder in de 33. procedure over de Heerlykheit Dorenweert by fententie van 1566.. zou hebben getriumpheert ex eo , quod pro fe haberet pactum ahquod dtviforium hareditatis, Magefcheit , heet nullo domini confenfu confirmatum. Betuigende aldaar, dat de gemene feudale wetten, waar by zodane over Lenen buiten den Heer opgerigte Magefcheiden tuffchen broederen , als transactiën , fubfifteren, oudtyds by de Gelderfen omtrent zulke patla in confideratie genomen zyn daar toe «. 6. deze decifoire reden by forme van fohitie op dié vorens gemaakte objectie bybrengende cum ait: Neque enim tune 34, Fff 3 demi-  430 Paitis Q, u i i t s domino invito alius obtruditur vafallus, turn cateri fratres quoad bitjus generis feuda priori inveliitura quoque comprehendantur, ac res in frtfttnum ftatum facile revertatur v. /. 27. §. %. in fin. ff. de Paft. add. pral. Heefer. P. 2. Loc. 21. n. i. qui huk opinponi cum multis ampliationibus adflipulans turbam infignium DD. adducit. 2.5. Op welk fundament dan wyders zou mogen betoogt en befloten worden, dat, vermits onze Gelderfche leengoederen, tanquam allodialia in eommercio zynde , coram domino feudi & paribus alienabel zyn, over derzelver utilen en , als het ware , allodialen eigendom van den derden voet , dan ook tuflchen broeders en zufters falvo jure domini direüi zodane verdeilinge en transactie by wyze van uitkoop heeft , mogen gemaakt worden, die of re ipfa, of ten minften in aflimatione altoos tuflchen de condividenten moet ftantgrypen, per ea , quxtradit f&pel. Goris d. I, ad «.8. & in annot. ex Wurms. & Rofenth. de feudo absque confenfu domini vendito notat. Weshalven gene der contraherende parthyen ob defeüum con36. fenfus domini nulliteit daar van zou mogen allegerenj Cum juxta vulgarem DD. affertionem contratlus fuper feudis jure communi non fint prohtbiti, fed tantum eorum traditiones, Quia , obfervante Baldo., nulla realitas m feudo acquiri potefi fine confenfu & inveftitura domini. En of v/el na regten aan de verklaring van de Heer Goris wegens deze aloude couftume de fuo tempore & regione, in qua cum fumma integritatis laude fort navavit operam, & in ea percelebri munere publko funelus fuit, alle credyt mag gegeven worden, perea, qua traduntGaoï. Comm. Concl. Lib. 1. de Probat. concl 4. Fontan. de PaEl. Nupt. cl. 7. gi. z. p. 9- »• 8. Wefenb P. i.Cons.qz. n. 21. GrevJe. ad Gail. Concl. 1. 2. 3. 4. J. & n. 106. cum feqq'. Stryk. Vs. Med. ad ff. Tit. de LL. §. 13. add. DD. cit. in Bibl. jurid. Speidel. voc. confuetudo J. y. Zo is zyn Wel Ed: daaromtrent niet fingulier , wanneer hy 4. Tr. i. cap. 3. ». 8. behalven die aldaar in annot. ad n. y. bygêbragte fententie zyne opinie met andere gewysdens nader komt te beveiligen in verbis: o In quibus fingulis rebus judicatis irrita pronunciantur difpofitiones de * feudis, quibus domini dkeüi confenfus aut comprebatio non accefftt, five  Con s. XLVIL 43 r Jive tepaüis antenuptialibus five injfrumentis familia ercifcund* comprehenfe fuerint, ita tarnen, ut rejervetur atlio altbi intentanda, quam quis vi bujusmodi patlionis aut conventionts fibi acqutfivit. Of nu de Heer Goris in Jine ad d. n y. in annot. zegt , dat 39. omtrent de paralelle kragt van HuWyxe Foorwaarden en Magefcheiden ad producendam aqualem vim & effetlum perfonalis obligattonis in patria zou gevarieert zyn, en dus dit poind ter nadere bedenkinge aan den lezer overlaat , zo vinden wy nogtans onze advys met andere gewysdens van den Hove Provinciaal naderhant bekragtigt , als onder anderen op den 13. July iy93- in zaken 40." van fan Evers nomine Vxoris, oudfte dogter ter eenre, en HendrikJTeunipn zyns onmundigen zoons kint Engeltje jongfte dogter ter andere zyden, waar by ook den Stadholder van Lenen toegelaten is zodanen maagfcheit , waar in over een Leen Jine domini confenfu getranfigeert was, te beveftigen. Voegt hier by zo ten refpecle van de gelykmatige kragt, tuf- 41. fchen Huwelyxe Voorwaarden en Maagdheiden plaatz hebbende, als ten opzigte van des Leen-Heers ratificatie van deze contracten , 't geen met folutie van enige objedlien voorhenen by den gerenomeerden Gelderfen Couftumier de Heer Wilh. Water in zyne advyfen van 1648. en 1667 gedrukt en ervintelyk in J. van den Bergs Nederl Advys BoehfP. 1. Cons. zqy. & P. 2. Cons. 56. wyders met authoriteit van andere gewysdens aange voert is. Alwaar zyn Ed: ex jure feudiftico aantoont , dat een contra- a£4 hent nog uit eigen hoofde, nog uit hoofde van den Leenheer ' kan excipieren de defetlu confenfus feudalis , Cum in primo cafu juxta textum in l. 2y. ff. deAdopt. & in t. 4. Cod. de Rev. Don. factum fuum tanquam non jure faclum impugnare, necinfecundoexcipere de jure alterius queat , per /. 123. ff. de R. f. Maar 't zelve geomitteert zynde van advys is , dat , fchoon 43^ een der contrahenten reets mogte overleden zyn, en dat een confirmatie van den Leenheer poft mortem vafalli verkregen in prajudicium haredis niets zoude opereren juxta Curt. jun. deFetid. p. 4. ». 127. egter na de meefte opinie der Feudiften ene ratificatie mortuo vafallo plaatz heeft , ut plurib. probat Vultej. de Feud. e% 1 o, n. 6j. ibid. cit. quem & alios DD. vid. dd. cenff. &  4ii Partis Q_uart* & tandem P.u Cons. 260. alwaar verfcheiden Raden en Advocaten van Gelderlant te Roermont refiderende, m zesere Leenprocedure den 22. Mart 1613. onder anderen hebben gëadvifeert dat adelyke dogters date accepta op de ouderlyke goederen zo wel leen , als allodiale zonder confent des Leenheers beftendie konnen renuntieren, zeggende't zelve indifputabel te zyn in feudis impropriis degeneranubus & ad infi ar allod. bonorum redailis als zvn Zutphenfe Lenen. AC Want of fchoon het contraft ab ifto tempore ratijicationis eerlt * zyn effentiele kragt bekomt , en niet geretrotraheert wort ad tempus fatl* diviftonis prateritum , zo heeft zulx alleen plaatz , quando agitur de prtjudtcio temt , eui medio tempore \us quafuum fuiti fecus, quando agttur de folo prejudicie ipfius rattfcantis, ut na ratioclnatm.Scicc. de Commerc. §. 6. gl. 1. ». 28. 29. 30. JLi. AA Wvl nu in die tuffchentyt van het overlyden van denoudlten 4 Heer Zoon buiten approbatie van 't mageicheit en het verkrygen van der Leenheren ratificatie na dezelve re integra daar door eeen prejudicie aan een derde gegeven is, zo konnen alle deze condividenten nog in leven zynde met gëoordeelt worden bv die nader verkregen confirmatie enig nadeel geleaen te hebben, uit hoofde van welke Haar Hoogwelgeb: dezelve aan den fuccefieur feudaal jure pracipui & lege daar toe alleen beregtigt zouden mogen betwiften; Daar zelfs in cas den utilen eigendom van dit Leen met pnvative den Leenvolger competeerde, het leenreglens is , quod A7. in alienationefeudi fdBa, infcio domme, e]usdem confenfus retrotrabitur Grivell Dec. ioy. ». 19- Ita ut eo cafu, quo nullum jus medio tempore fororibus qutfitum fuit, fufficere confenfum domini five tn paBo famitia ercifcundlipfo , «v, ante vel pofi illud mtervenerit, putemus. ■v Balthas Icm 2. P 3- T. n- Res' Pr- 3- "■ I4°4.8. ' Fn eelv'k het zelve mede ten refpede van Herengoederen (omtrent welke tefte eod. Goris fiepel. cap.j. n. 9. dezelve leendifpofirien plaatz hebben) op den 23. February ,6*8 en 28. Meert 1620. verftaan is, zo vinden wy m terminis fimihs cafus een geraifonneert advys daar over by twe gerenommeerde Regtsgeleerden en ervareneCouftumiers mede Raads-heren dexeA4vincie, op den ,j. April 1630. afgegeven, waar by  Cons. XLVII. ^ zekere magefcheiden in Augufto 1613. en i6ïf. tuflchen Jonkheren Otto, Reinier en Henrik^Ganfneb gnt: Tengnagel, ten overflaan van haar Hoogwelb: Moeder en Verwanten opgerigt o-; ver een Heren goed Schotbruoge genaamt, en in den (^uartiere van Veluwen , Ampte van Doorenfpyk tuflchen welgem: broederen gemein blyvende, voor beftendig hebben verklaart en gëoordeelt, dat den oudften broeder, pretenderende ex defebltt domini in de oldheit of zaalwheer preferabel te zyn , 't zelve magefcheit moefte nakomen. Onder anderen voor reden gevende, dat, of wel den older- qefl dom of zaalwheer , zo veel den Heer aangaat, zonder zyn confent niet mag gefpiittet of verdeilt worden , zo heeft zulx in magefcheiden onder kinderen , qui bona fide contraxerunt , geen plaatze &c. 't zelve met tv/e judicaten ten Hove tuflchen Peter Ver delf, nomine uxoris Juffer Tyde van rijnbergen, en de Burgermeefter Gerrit van Wenkum in 1628. en 1629. ergaan , nader eorroborerende s ziet hier over de Heer Schraffert in zyn Ced. Gelro-Zutph. P. 2. Lit. N. n. n. & Eundem Obs. 59. en voegt hier nog by een diergelyk juditatum a Curia Provinciali den 27. February i<5> 1. in zake van Derb^ Breihouwer tegen Engelbert van Dieren, & refponfum d Confulente J. Schomaker in d. fuis ConsJ P. 3. Cons. 11. afgegeven, juntl. Ejus P. 1. Cons. 43. », 39. Doet hier by het confonant advys by wylen twe vermaarde e\2 Regtsgeleerden en Praclizyns Gerh. van Lintborg en ... de Vree den, 20. Augufti 1631. op een cafus politie afgegeven, waar by dezelve ad 5. Qu^ ve, als regtens zynde: Quod non tantum de rebus fuis, fed etiam de rebus heredis difponere quis poteft per §. 4. Itiftit, de Legat. Ita ut liberis ceu haredibus parentum voluntati (ine prejudicie Domini valituTét contradicere nullo modo permittatur juxta do5lrinam Jul. Clari ad §. feudum. quaft. 40. allegatam in P. 2. Cons. Holland. Cons. 49, adde egregie diferentem CL. Voet ad ff", in digr. de Feud. Lib. 7^. n. 56 circk med. Om welkeen andere redenen zo wel voor magefcheiden, als huwlyxe voorwaarden militerende, wy het contrair advys zo de Heer Schriften daar over, zo wy berigt worden, zou hebben afgegeven, niet konnen toevallen, maar daar van pace tanti viri diffëntieren. vid. Ejus Conftlia P. 2. cons.óq. pofteapublicijurisfacla. yy. Kan en moet nu een refutatie van Lenen a primogenito in proximiorem (uccelforem ftne domini approbatione beftaan , en kan denzelven uit hoofde van dat defect, dusdanen afftant ten gemenen behoeve zyner jongre broers niet impugneren ? juxta DD. apral DD. Referentibus Keïf ken & Kaldenbach geciteert, Quibus jungatur aliud refponfum te vinden in pral. Cod. Gelro-Zutph. lit. T. 1.1. t. l 0. & z°. ubi pnejudicia Gelrica & Iranpfalaniia vide fis; 56. Zo vermeinen wy , de dogteren in dezen tot alzodane impugnatie te minder in cas fubjecl bevoegt te zyn , daar Haar Hoogwelgeb: niet zo zeer tot de realiteit van de leen-portien in den derden voet op haren oudften Heer Broeder alleen jure feudali vervallen, konnen gëoordeelt worden beregtigt geweeft te  Cons. XLVII. 43J te zyn, als wel tot de waardye van dien aan haar in gelde, rente of vrye goederen te praïfteren. Welke prasftatie dan vermits niet feudaal, maar in obligatien beftaande, en volgens hare folemnele verklaringe voldaan is, gelyk dit nader by 't vervolg zal gëadftrueert worden. Zo zou Haar Hoogwelgeb: kragtig ohfteren die zo ernftige y*7 en condemnatoire uitfprake der voois: DD. welke willen, dat diegene, die zig tegens diergelyke makingen en Icheidingen oppoferen, exceptione doli vel quaft a poffèjjoribus konnen worden gerepelleert, als zynde altoos den geinterelfeerden in eventum aüione perfonali ad intereffe, in val van eviclie enes derden, veel meer van zyn eigene conventie verobligeert /. 17. & ibi Gl. ff. de Evitl. ^ Wien aangaande tegens contraventeurs van hare beloften , ichoon zelfs blotelyk gedaan, in dezen zeer aanmerkelyk is't geen Steph. Nathen. infufih. Vulner. Ttt. 1 1. cap. 9. n. 2. ex Johanne Saliber. in Polycrat. de Nug. Curial. Lib. 3. cap. n. htfce verbis daar van opgeeft: Licet, inquit , nuda promiffio apud juris, ut dichter, peritos, non pariat atlionem , promiffor tarnen omnis apud yentatem pollicem fixit, dr jure civili ceffante na'uraliter obligatur, 'fed quis atlor durius aget, quam fides , fi ipfa ceeperh accufare ? fi agit coisfcietttia , quis abfolvetf ft vero ipfa tullificat, quis condemnetl v. defttper exclamantem Erneft. Cothman. Vol. 1. Rtfb.-iy. ».21i. & ZIZ. Waar op de Romeinen, wier trouw in 't nakomen van hare *qt beloften alom bekent en prysweerdig is , ons vele doorlugtige Voorbeelden, (als fkpradiSlo l»co te zien) ter navolginge hebben nagelaten, wanneer in l u ff- dePaü. daar omtrent tot een grontflag hebben gelegt naturalem aquitatem , qua nihil tam congruum effe humana fidei vult, quam ea, quofitie en daar by nominatim vermelde en uit denzelven boedef geproyenieerde lenen, gene ignorantie daar van expoft tot fun~  Con s, XLVII. 437 fundatie van een geprsetendeert relyf (waar van het 6de poinSi melt) konnen voorwenden, Cum fcire quispraifumiturea, queecencernunt fuum patrimonium gl, 2. in Auth. Sed cum tefiator C. ad L, Falc. arg. /. fin C. arb. tut. Et quod circa res fuas non cadit prafumptio ignorantia, probat Decius Cons. yS^. ». 4. Imo prafumuntur liberi fcivifft, qu& fciverunt parentes Surd. Dec. 288. n. 49. yo.yi. & fi. Hier mede voor genoegzaam geadftrueert houdende onze opinie, voor zo verre die in thefi deficiënte domini confenfu tot prseftatie van de corpora feudalia of derzelver asftimatie vi tam contractus antenuptialis, quam diviforii van andere mogte difcrepant zyn, zullen wy naderende tot het 3. poinct, alleen kortelyk in hypothefi confidereren. Dat het quseftieus Ieenconfent wegens den derden voet Qa\ geenzins nootzakelyk geweeft is, om dat den oudften Heer Broeder ipfo jure feudali tot die ouderlyke lenen beregtigt zynde, alleen maar gehouden is den derden voet daar van, in val d'aïftimatie niet bereits zo by teftament gereguleert , als by 't gevolgde magefcheit voldaan was, uittekeren. , Invoegen dat den leen fucceffeur zig met de alinge lenen en niet voor twe derde parten hebbende doen belenen , niet kan gezegt worden door het teftament, buiten den Leenheer gemaakt, daar vangefecludeert te zyn, in welkers opzigte met relatie tot hem daarvan by fuppofitie gepriveert zynde, d'impugnatie zoude konnen imaginabel zyn. Dog geenzins met betrekkinge tot zyn Hoogwelgeb: gezuf. teren, als dewelke tot de Eeftimatie van hare portien in het 3de part der lenen, als allodiaal geconfidereert, bevoegt geweeft zynde , het Leendefeéi dienvolgens tot een ondeiwerp van prfetenfe nulliteit niet konnen ftellen. Waar van alzo Haar Hoogwelgeb: met die daar tegens ge- 65. maakte en ontfangene goederen by redintegratie voldaan zyn, zo moeten dezelve, nooit met dat derde part geinveftieert zynde, gëoordeelt worden deze hare Leenvorderingen aan den oudften Broer verkogt, en dus onder en met het gehele feudale lichaam geconfolideert aan hem gelaten te hebben, Gtm dttttQ in folntHtn vicem emtionis obtineat. v. L. 14. in pr. Ggg 3 ' ubi  Pastis Q_ u a r t jz ubi Bart. Ball & Cafir. ff. de Pign. Act. Tiraq. de Retr. Confang. §• i. gl. 2" ubi plures citantur. 6j. Qua, cum ex diviüone, qua par emptioni fit, probetur, ubi alius pro pretio presdium , altus pecuniam accipit, non tarnen inepte redinteoratio inter fratres fororesque dtcenda erit. 68. Zonder, dat die Leenportyen aan den oudften Broeder, als feudalen erfgenaam, by een reciproocq en ten wederzyden obligatoir contract, van divifie verbleven, konnen gezegt worden, de dogteren afzonderlyk als lenen feparaat van 't corpus integrale zodanig te hebben gecompeteert, dat over dezelve als leen-alienatien 't confent van den Leenheer zou van noden .geweeft zyn; 69. Quo cafu, cum divifio favorabilior dieatur, & facilius de jute admittatur , quam aha altenatio, illa vim transaSlionis habens regulariter lictta erit in feudi alienatione alioquin prohibita, etiam non confentiente domino per LL. & DD. quos chat Barbos. voc. Divifio ax. r. „^,,,11 70. Te minder nu , daar Haar Hoogwelgeb: van alle vordere ' boedels pretenfien door en tegens ontfang van^ zekere hereditaire goederen en daar in begrepene waardye der voorn: leenactien by 't magefcheit hebbende gequiteert, en die aan HaatHeren Broeders daar by toegedeilde Heerlykheit en Havezaten, 't zv leen of allodiaal, in 't geheel buiten referve van den derden'voet afgeftaan , zo niet exprefie, ten minften tacitè , moeten 71. verftaan worden daar van voldaan te zyn; Cum qui pretium accipit, rem ipfam accepiffè videtur, text. expreff. in l. 39. ff. de Vfufir. I. fdf. de fur. Dot. Quod maxime procedit, ft contrabentes tacite vel exprefje in id confentiunt, ut pecunia fuccedat loco rei, Hottom. apud Bezold. Cons. zo. n. 106. Dat nu deze regel in judicio univerfali alleen , en des te meerder alhier in cas fubjedr. van dezo generale fcheidinge der ouderlyke nalatenfchap plaats heeft , is daar uit ligtelyk op te "l. maken, dat de univerfele comprehenfie van alle goederen de y ' waardye dienvolgens ook in plaatze van 't leen zelfs kan doen iübintreren, utdixitHenn. Goden. Cons. 7. de Pret, Rei Feud. n. afe. & feqq. per Text. 2. F. iy. li Om dat d<2 ouders niet zo zeer en eigenrjyk hebben gedifpo/5* neert  Cons. XLVÏÏ. 45g neert van die lenen, als dat Haar Hoogwelgeb: ter contrarie die na de feudale regren hebben gelaten aan den oudften Zoon meteen ftilzwygende, dog in effecle gewilde laft, van recompens der leenportien , daar by reets in-en met die aan de Dogters toegedeilde goederen tot apparente voorkominge van difpuiten gewaardeert en voldaan , uti in ftmili fere cafu olim refpondtt magnus H. Grot. in Holl. Cons. P. 2. C. 164. Zo dat hier niet zo zeer de feudo, als we] de trientis aftimatione 74, feu recompenfa gedifponeert zynde, daar over geen leen ocliöy of confirmatie neceffair geweeft is, waaromtrent het advys van Prcefes Nic. Everh, Cons. 129. in dezen zeer merkweerdig en toepafièlyk isj Quando n. 6. cum folutione objeftivnis n. y. ex 0mijfo domini confenfu f aft a ita ait: Quod etiam de jure communicefante difpo/itione paterna filius habens feudum , teneatur aliis recompenfam dare, juxta notat. per J. A. 1'anorm. & DD. in C. licet devoto. ' Et licet in alio tratlatu nihil dixit exprefje de recomfcnfa , tarnen in effeftu etiam voluit recompenfam fieri. Gelyk in dezen uit die by de ouders gedifponeerde , en by de kinderen geapplaudeerde boedels-fcheidinge, fchoon daar van geen fpeciale mentie gedaan is, in der daat gefchiet te zyn e- 7^ vincant, en aart ouders gepermitteert is, Cum ita feudum antiquum inter plures fratres dividi potefi, ut adunum integrum feudum, ad alium vero bona allodialia perveniant, fupra laudat. Heefer P. 2. Loc. 21. De divis. feud. n. 3. & 14. per Schrad. Balth. Rofenthl plures alios DD. ibid. add. Heeft deze leenaflertie f welke nooit na 't zeggen van Hartml Tit. 54. Oh. pr. 9. aldaar «.14 aangehaalt, by iemant in twyffel getrokken is) plaatze na gemeene Leenregten , de zoonen 76Ï tot de feudale fucceffie aqua/iter admitterende, juxta cap. un. §. quia vidimus. de his qui feud. dar. pos. efi DD. confentientes k laudato Heefer ». 18. allegatos? hoe veel te meer moet dezelve ene aannemelyke toepafiinge na onze Gelderfche Leendifpofi- tien verdienen, welke den oudften op ftraat het geheel leen toe erkennen, met dat bezwaar alleen ten refpecle van de Zut- 77'" phenfche of diergelyke lenen , om den derden voet daar van aan jongre Broers en Zufters in geit, obligatien of andere allodiale goederen uittekeren. Uit  4

vè & païïivè ex regula antiqua: heres heredis tefiatoris eft heres tot de erfgenamen transmiffibel is, cum coharet fitcceffiom tpfi & ma cum (ucceffione trammitutur , ne heres melioris condmoms fit qttam defunÜus , cujus obligatie ex perfona heredis JUXta l.1. $. z. p de v . O.nonimmutatur, ut prater Alv. Valafc. pr. Parttt. & CoUat.eap. ja. n. 12. Ant. Gomes. ad L: Taun 29. ». 37. & Andi. Rauchb. P. 2. Qu*fi. 18. ». 18. 19, item n. 34. cum fep. ita in cafu fere fimili collatioms refponfum eltmfuit a primo Reftondente w Eius Cons. P. z. Cons. 40. ad pnmam quafi. Zo kan dat een derde part met de overige twe derde gedeeltens ipfe iure buiten teftament den Leen volger competerende, geen eifch van collatie meer Ribjed zyn, en derhalven des twedes Broers Zoon als bv repraefentatie van zyn Vader den collateralen erfgenaam , "voor die leenpretenfie , (waar van by difpofitie en divifie voldoeninge gegeven en reets gequiteert is) na niet wederom aangefproken worden , Cum triens tn fucceffione col79' lateralinonprafiatur. Sande de Feud. Tit. 3. §.. 19. A Xt »• 33En al eens voor een moment fine veri prajudicto geitelt zynde, dat het ouderlvk teftament buiten het magefcheit aangemerkt ft welk zal zyn den fummieren inhotit van het.±.de peunct) uit hoofde van dat leendefed niet zoude mogen fubfifteren , zo * zouden nogtans deze dogteren , fi non ex teUmento cura domim con*°' fenfum fuper feudi triente condito , faltem vt paüt ex agnmonovoluntaus Sr«fverobligeertzvn, defzelfs verwdlekeurde heihglyk te agtg-volgen^ ^ kortelyk met comparatie van legaten en fideicommiffen ex teftamento nulliter vel non folenniter confetno ab herede tarnen agnito ex l. fin. C de Fideic. & §. fin. Infitt eod. te illuftrerenf zoude men facili negotio daar uit konnen bewyzen, dat de dogteren, als erfgenamen, zelfs by gene productie  Cons. XL VII. 4+I van dat teftament niet zouden bevoegt zyn ene gewaande nulli' teit te pr*texeren wanneer Haar rf1)ogwelgeb:VmoederlYte difpofitie te agtervolgen alleen mondely! gepromitteTthadden En wel zodanig, dat in cas van inficiatie den gebeneficeer' den daar over aan den erfgenaam , ichoon ook minderjarig den ! keur-eed zou mogen defereren , gelyk ex dd. LL. manifeft en m contradtBorio met d'authoriteit van deze en veel andrewetten en gewysdens voorden Stad-Gerigte van Hardeiwvl on tk3c°£T er'73- gedecideert isf v. omnmo prj^l **> % LtZ P' l' ^ 56-an' l°' adn- brevitatts erg. bZT^aT affirmati£ ?" het van confideratie boyen al t geen voorsn; volgt, dat de dogteren zig tegens het ouderlyk teftament en daar by gelaudeerde divifie de^ leen en vrye goederen aankantende /haar met veiCekmgevan hare Sfieu'el0ftei5 "a-^.-gelen van regt enbil^kKudïï blootftellen aan de effeéuve executie van die poenale clauful™ we ke wy ais m ouderlyke difpofitien falj^ gepe mft! B» teeit, plaatz te hebben met Bald. in L.un. C. de Hts Pu, Poe» 8** juxta Carpzov. P. 3. C. 7. D, 23. Richter Decis. 4* n 6' zouden van advys zyn , Cum hoe legatum triemis fub conditionali difpofitione rei akodtalis & quantitatis fecuniarU fiU.bus fafta TtZ quam poen* caufa tpfisreltcïum valere, cum laud. Voetin dZ,de Feudis d. n. y6 autumemus; Dumin eo, (ut d. Authoris rJiocitZ tiones nofiras fiere faciamus) quod t/le triens pnmogenito tn totumll ejus foronbus praftetur, nihil tUicitum , muito Jinus probrofum Z turpe contmetur, quo cafu Ugata poen* caufa 1720. a s wanneer de magefcheidinge der goederen volgens het ouderlyk teftament gemaakt is, moeten gëoordeelt worden dezelve , ichoon nulliter reffeVtu ifims trientis feudi befchout te nebben geconfirmeert juxta dotlrmam CravettÊe Cons. 10 n. 4. Menoeh. Ree. Pof Rem. , f. „. I2I. Surd. Dec. z4y. «2. 8 Ja, dat meer is, dukwelgemelte Dogteren moeten na regten geagt worden door het ontfangen en in bezit nemen van hare 9~' toegedeelde erfgoederen en obligatien het teftament en magefcheit zelfs voor dien vier of vyf jarige relyf-tyt, welke na de wetten van deze en andere landen daar toe verleent zyn , te heoben geratificeert en f allo ,Pfi> beveftigt. vid. Oddus de Refi. in lntegr. Qu£ft. x5. 66. cum feqq. Maar, vermits geen relyf na regten uit hoofde van transactie , 0-8 gelyk deze goederen ex ea caufa gepoffideert worden , plaatze 3 heeft ChniUn. ad LL. Mechlin. Tn ió. ^.44. «.13. Faber. C Lib. 3. Tn. 27. De/in, 6. n. 7. 8. en dat in Gelderlant geen zo- Ooi öamg extraordinaris remedie tegens renunciatie bekent is , ge- W9i lyk fpeciaal daar van in opzigte van Veluwen getuigt de Heer SchrafertmComm.adRef. Vel. adOrdw. Appell art. 9. „. 2. en alleen na de ^ant-Regten van de Graaffchap Zutphen Tit. 4, § uit. t zelve bepaalt wort tot een tvt van vier jaren , binnen welke na die bezwaringe de inftitutie of imploratie daar van moet gefchieden -y r Hhh 2 Zo  ^ P A R T I S Q_V A R T & Zo zullen WV hoe termino , cajti quo refiitutioni in integrum locus dari potuerat, uti non , jam dudum elapfo, dat poind niet vorders adftrueren, maar daar van af en tot befchouwwg van het 7.de en laafle overgaande eindelyk confidereren. ïoo. Da* de Dogteren het effed van relyf willende fuftineren, als dan aanvankelyk en vooraf zouden moeten confereren, 't geen Haar Hoogwelgeb: kragt deze ouderlyke difpofitie en divifie ontfangen nebben , en zig overzulx met de legitime , haar by 'touderlyk teftament eo cafu & eonditionahter alleen gemaakt, vergenoegen Heres namque onus a tefiatore injunüum non implens, amitütid^quod in tedamento fibi reliüum.fi. Schrad d Tr.j.S. z. part. pr. Setl. 7. n. 1 ?. Vid. Faber. C. Lib. 6. Tit. zz Def. 44. n. Y Z Vall. de Reb. Dub. «.4. & 6. per text. notab tn L. un.C. de Reput. Qua Fiunt in Jud. in Integr. Rejl. Addatur D.Moller. Semeftr. Lib.z. cap. 9. qui, filiam a patreelocatamacceptismille aureis in dotem, & renunciantem reliqua hereditati non ait er admiffam fuife cum fratre ad patris fucceffionsm, nifi accept amilha confer at, ïoi.'^tlzo, wanneer zelfs den oudften Broeder of zynen nu repr«fenterenden leen-erfgenaam , in cas relyf plaatze hadde, nog keur zoude hebben, deze handehnge ende dedinge in haar vorige ftaat te herftellen , of de waarde tèr concurrentie van die lefupponeerde lelie te fuppleren Faber. de Error. Pragm. Dec S Err 1. & X- Wallen, Pr. Jud. P. 1. cap. %. «. 2 2.; rIOZ Vermits de Dogteren , als Impetranten van dat prsetens relyf, ^ altermtive tot reftitutie van hare leenportien inden derden voet of tot fupplement van derzelver waarde tegens zyn Hoogwelgeb: zouden moeten concluderen. Carpzov. Def.For.P. l CDonfiitgz. Defin. 8. & P. 2- Ccnfiit. 34. Def. 7 n 7. Moet dan het ouderlyk teftament , propter defetlum confenfus domini feudi, als nul, geconfidereert, nogtans jurepaiïi ex/fontanea fiororum heredum agnitione circa trientis collationem lege feudah reprobah C*pius repetitabv gene zodane collatie blyven fubfifteren , 70 volgt uit de nature en indivifibiliteit van cht paBum , dat de dogteren uit kragt van dien hare gemaakte goederen hebbende seaccepteert, ook niet vermogen ten opzigte yan die andere Lreditaire gedeeltens 't zelve, refuferen en betwiften;  .-Cons. XLVII. 44 ƒ Sicuti enim contraclus, quia indivifibilis efi , & juxta L. 1. %. 1. ff. Locat. & l. fin> #• df Con parte reprobari L. 17. ff. de R.J. & I" 18. C. de fur. Delib. fed in tot urn velapprobandum vel reprobandum eft. Aldus by ons ondergefchr: gè'advizeert binnen Zutphen den 27. July 1740. f. SCHOMAKER. P H: CAR: SCHOMAKER'. Addenda. 5> T)oven en behalven 't voorn: confirmatoir Advys en aange„X> togene fententien {dequibus v.fupra ». 48 49. fo.fti.) vin„ de nader aangetekent, dat, fchoon gene magefcheiden ófte transadien over Leen-Heren-en Abtsgoederen buiten confent des " Heren mogen beftaan , egter daar uit ene perzonele actie ad "damna & intereffe aan de contraherende parthye gegeven wort; , Gelyk , fom maar vooraf te noteren uit het eerfte qo.tal van des , Heer Schrafferts Advyfen Cons. j o. «.13. dat zyn WelEd: zelfs "aan dusdane handelingen by magefcheit zo wel, als by huwelyxe „voorwaarden ene perzonele actie ad intereffe concedeert,) tenaan,',zien van de Leengoederen op den 14. Juny i66z. by den Adely- ,ken Lantgerigte van Veluwen te Putten tuffchen Gerrit felifen *\q. q. Aanlegger, en fan teVeen n. ux. Verweerder met advys "van wylen de Heren DD. L. van Eek, G. van Limburg en Gedefr. ^Hoeinl^h verftaan, en den Verweerder daar by gecondemneert „zeker magefcheit van den y. February 1638. te voltrekken en 3,te voldoen, en alzo aan den Aanlegger q. q. te laten toekomen Jzyn geregte gedeelte in de vier morgen meenlants in den Amp- Hhh 3 3>te  4.46 PiRTlS Q.HARTI , te van Putten gelegen en aan denGrave van Bronckhorft ken* ^roerig, ofte die geregte waardye va* dien tot taxatie van onparty„digen. ,,En ten opzigte van Heren goederen , dat magefcheiden, door „enige jongre broeders opgerigt, over hun afgefcheiden deel „ Herengoets, buiten den olderdom , mogen beftaan zonder con„fept des Heren, als by den Hove Provinciaal in den jare 1612. „over't goet Dronkelaar zou verftaan zyn in zake van-TeunisBrants „ n. ux. en fajfer fanjjen; fchoon nogtans gene magefcheiden of ,,accoorden over Heren-goederen in "t geheel of ten dele mogen „ beftaan, is op plaidooy tuffchen Willem Greve en Weffel fanfj-en den „ 14. February 1611. verftaan , falvo tarnen interfe. „Gelyk zo laaftelyk welgem: Hove wegens een Abtsgoet „den ij. Juny 1Ó39. heeft verftaan op playdoye tuflchen Willem ,,en Henn\ Reyerfen, dat het magefcheit over een afgefplit par„ceel Abtsgoet zonder approbatie van den Ketlenaar niet mogte be,, ftaan, maar dat parthyen gehouden zyn ad damna & intereffe prnt^ panda. „Nadat over deze by voorsn: Advys geproponeerde Qux^riturs tuflchen de Hoogwelgebor: Vrouw Douariere van Haarfolte , Vrouw tot Staverden &c. nomiue filii, als fuccefleur in de Heren-goederen van wylen zyn Heer Vader Gede: ter 3, eenre en den Hoogwelgebor: Heer f . A. Sloet, Heer tot Warmelo 3,&c. q. q- cum fuis Impetn: ter andere zyde differentiale zake ,, voor den Hove Provinciaal proces ontftaan, en 't zelve aan zyde van deVrouw Gedaagde q. p. (patrocinantibus Mecum Vtris Amplif„ftmis, Sttpremte Curia Advocatis Nobilijfimii ac TCtis Clariffimis Dnis. M. A. van Lamzweerde, Vrbis Drufiburgi Confute graviffimo, efi , J. C. Copes van Haffel t, Provincia nolira Fifci Patrono digniffmo, , Amicis meisoptimis,) volfehreven en voldongen was, is dezelve in , den jare 1746. voor Heren Commiffarien van den Hove tegens „ uitkeringe van een geringe fomma van penningen ten refpeóte „ yan der Imptn: confiderable petitie en renuntiatie van die aan „en ten privativen voordeel van de Vrouw Gedaagde q. q. ver.,, blevene Heren-en andre goederen a Pamiable en dus ten genoegen van dezelve nomine filii afgedaan. 9. SCHOMAKER. XLIX. A D-  Cons. XLVIII. 447 XLVIII. ADVYS CONFIRMATOIR. By ons ondergefchrevene gezien en gè'examineert zynde voorftaande advys, by de Heren Mrs: f. en P. C. Schomaker, Vader en Zoon, afgegeven, zou ons, falvo meitori judicio, bedunken by diezelve, wegens die ter dezer zake zig opdoende particuliere circumftantien, voorts folemnele en kragtige approbatoire en renuntierende claufulen en verbinteniffën, conform de reden, azquiteyt en regten wel te zyn geadvizeert, dat namentlyk de Vrouw Douariere van Haarfolte, als moeder en wettige voogdelfe van haren minderjarigen Zoon (beide in de caftts en vragen van 't advys breder benoemt) bevoegt ende verpligt is, haar tegens alle gedreigde aanfpraak in regtelyke oppofitie te ftellen. Ons overzulks met het gez: geadvizeerde-in fubftantie, zonder in detail der byzondere argumentatien te treden, mits dezen conformerende. Aldus by ons ondergfl. geadvizeert binnen Zutphen den f* Novbr: 1740. G. VERSTEGE. F. R. v. LATHUM* XLIX. ADVYS CONFIRMATOIR. Na dat het voorenftaande geadvizeerde by my ondergefrn; gëexamineert en den regten conform bevonden was, hebbe ik geen zwarigheit kunnen vinden , my daar mede te voegen, zulx doende in-en mits dezen. Zwol den 2,6. January 1741- A. F. MVTD EN. L. A Di  £4? PlRTIS Q_W A * T JE L. ADVYS CONFUMAT 0 1 R. Wy ondergefchrevene, gcexamineert hebbende het hier voorftaande Advys, maken insgelyks gene zwarigheit ons met dat zelve mits dezen in fubftantia te conformeren. Attum Arnhem den 28. Martii 1741. M. A. van L AMZ WE E RD E. R. van BRIE NE N. LL ADVYS DECISOIR. I. TJoe ver men na de wetten der GraafJL X Tchap Zutphen met plaggen in gemene ftegen of ftraten van ymants lant moet af bly ven ? II. De honis Univerfitatis, ïorumcpne indicüs, III. Het aangraven van gemene heiden, velden, ftegen of ftraten mag buiten confent der alinge g'erfdens, daar toe fpeciaal geroepen, niet gefchieden, IV. De pertinentüs, eommque prohatione. V. De pmfcriptione mum communium , ejusque recfmJitis. VI, De qudiMtt teflium in prohatione prtfcriptionis. 3 VII. Van  Cons. LL VII. Van de markengerigten en derzelver byzon- dere rigters en keuren. VIII. Regula : PJurima vota concludunt, an, quan- , do & in quantum babeat locum ? IX. De pojfejjtom, ejusgue gualitate, pr^/umtione & pro¬ hatione, X. De faclo ferYi Vei coloni domino ignoranti non wei" turo. XI. Defententia: Uti poflïdetis, ita poffideatis. XII. De prcefumtione dominii. XIII. De infpeelèone oculari. SUMMARIA. 1. t^F'arratio fa<3i. 2. Stdtus quaflioms. 3- 6. 43. Excipienti a regula incur/ibit probatio contr arii. Conf. n. 7» 4. 31. 40.48. Na't Lantr: dezer Graaffchap moet men 4» roeden tot een zigtvrede tegens een anderens lant enz. fchoon anders 't gehele velt voor ymant vry is v. n. 30. 49. laten, en £0 ver daar van in 't plaggen afblyven. Conf. n. 67. 7. Non probata exceptione a regula cenjetur cuntrarium ejjè probatum. Conf. k. 3 ö. 8. In quo effetius probationis confini- um confiftat? 9 10 fines territorii qui propriè dicantur ? ii, 1 a. Bona eommunia pagi qua f\nt> . 13. XJniverfitas non eft hominum fin» gulorum fed coüeóiio eorum in unum corpus. 14. 18. Adeoque vice perfome fungi- tur. 15. 16. Univerfuas tarnen & finguli differunl. 17. Ac buna fingulorum non dicuntur univerfitatis C55 contra. 19. 47. Si univerfilas aliquo pnedio 10. vel20. annorum tempor e ufi fuerit, qmd non extet memoria in contrarium, umverjitati, ratione univerfitatis, non Jingulis refpeéiu bonorum jus acquiritur. Rat v. n. 20. 21. Condominus nequit Jervitutem prtedio communi imponere. & quare non"1, v. n. 22. Conf. n, 23. 27. 28. 29. 23. Jure Rom: Pretor nonfolum pro? lü fpexit-,  fctó Partis Quartje ff exit, nequidin loco publtco a privatis fiat, 24. &rf fdetentionem fruitionem- que pubiica rei tuebatur. 2$, Maxime eorum, qua ob favorem agriculturai funt conflituta- 26. Jus publicum eft in tutela & p- tefiate Principis. 27. 36. 39. Na 't Lantr: dezer Graaffchap zyn alle ufurpatien van gemeine velden enz. Iine jufto titulo v. n. 28. verboden. 29. 68. En mag zelfs geen Markrigter buiten conjent der Markgenoten daar van yts verminderen of metfervituit bezwaren. Conf, n. 21. Jung. ». 67. 81. Rat. v. n. 69. Ampl. n. 70. 32. 'tRcgt, 'twclk een erfcen: nomine univerfitatis heeft, extendeert zig tot alle defzelfs delen Rat. n. 30. 35". 34. A toto ad partem tn probando jure territoriali frequens efi argumentum. af. Et toto tranflato cenfentur omne< " * ejus partes tranjlat* Conf. », 27. Solum publicum quid fit, de eju. natura , prafcriptione &poteftatt Principis circa illud, v. ». 38 Conf. «.117. e j 40. 41. '» /W*"*»* ex eet tere, debet probar, agri [ui fines limitibüs ordinart is effe- latiores. v. fupra. n. 3 #6. , . 42. Zta ut, deficiënteprobattone , ja dex intertam pertinentiarun commemorationem non attendal ƒ0, £# fón'r cenfualibus &c. pre hantur quam maxime fines a lica jus agri, 51. ja, 123. 127* fi* tó#r f. 92. 93. Regula; quod omnes acriones perimuntur lapfu temporis, inteüigcnda efi , fi agatur de acquifitione juris pofitivi , fecus fi de jure negativo. Conf. n. 77. eyr. 9S- PofieJJio in juribus negativis conJifiit +® , in prohibitione afTeTCütis,ö' 2°. in patientiaadverlarii: Qua moribus efi proItanda n. 112. v, Ampl. n. 96, li ij -, 97. 100. Ita ut hac pajjefiio probari | debeat, fed quomodo ? v. n. 99» : 98. Prafcriptio quando currere incifiat ? iox. 106. 120. Servus vel colonus conditionem domini Jua culpa deteriorem reddere nequit. V. remiffive n. 10 102. Ratio. 103. Ratio rationis. 104. 106. Non cutrit prafcriptio in re alterius nomine pofiejfa, vel incorporali , nee nocet ignoranti. Ampl. n. 108. Rat. ». 109. 107. Ignorans nil remittere potefi. 110, 113, 114, A-d moribus quafi pofiejfio trient is feculifufficiat etiam in difcontinuis ? 111. 129. Et mala fides probata impediat prafcriptionem eentenariaml. 11 f. De Jententia, uti poffidetis, ita poffideatis, ejusque ratione n. 116. 117. Pubiica non prcéfcribuntur. Conf. * 37. 38. _ 118. Titulum habens prafertur tam in poffefforio quam petitorio , fi non de antiquiori pojfejfione confiet. 119. Quando primavus flatus repugnet quafi pojfefiioni, hanc pojjefi for probar e tenetur, [21. Semel dominus, femper dominus prajumitur. 122. Et mutatio vel amiffio alicuius rei vel dominii non prafumenda. Add n. 142. 130. In regalibus nuda poffeffio fine prohatione jufii tituli non fufficitt Conf. ». 77, & feqq. [31. Maxime , fi infeparabiliter co«- comitantur perfonam majefiati- cam, i 2 132. Pof-  r- ^ P A R T I S Q_U A R T M xn zaken voor dezen Wel Edelen Lantgerigte der Heerlykheit i B^edevoTt ter banke van Wenterzwyk ongedectdeert ban- Jndetnchen Sr. Hennk M * ^^eli^e fink Scholte Hefelink^en Derkjt Haveflede leipecüve e.geSarren vtn°t EVve Grotenhuis en den Efpelenkamp Imptn: en Gevoegaens in cas van inleidinge ter eenre ende Beunt Reffn^, als eigenaar van de goederen Refink, Mïerdink en het Hamlant Verweerder in *t voorsn: cas ter andere zvden, ^&zifgelezen eng examineert d'aden van in-en uitleiding? van dn n z,. Decemb: 1739. en die daar op m datis den 7. Jul> en 1 Septemb: 1740. ten welgltn: Gerigte en Secretarye van SedevooPi door P^thyen refpecYive ingediende» J«™ ^ inleidinge en Antwoort, cum annexts, voorts die by dezelve op den x7°Oaob: en zz. Decemb: dito aars alwyders tn judieie o:erge7ge?en°e Re-en Duplycq naakt en bloot ™t en nefin. de orotocollaire receflen en dingtalen federt den 12. Decemb. 77/o tot de collatie en ablegatie inclufive tuflchen parthyen afgehouden, en de ftukken ingevolge derzelver getekende InvenS van den 18. February 1741. bygevoegt, en op alles srplettet waar op in dezen enigzins te letten ttoride; g Welgltn Gerigte met advys van onpartydige Regtsgeleerden doende regt, verftaat dat d'Imptn: en Gevoegdens het regt Sn, om benevens den Verweerder, als refpeóhve Eigen.- 132 Pojjejjio immemorialis debet ejfe contiuua. 133. Et nihil efficit, fi de initio vitiofo conftet. . 138. 140. Sola nominatio pofefionis non infert proprietatem alicujus rei nee excludit jus idem alterius, multo minus in lociscontentiofis. v. n. 139- I46- 143. Probalio limitum praiet argumentum dominii, Limita, nifi de alio pofiefiore conftet n. 14$. 144. Loca contentiofa de. territoria conjiciuntur, cui magis funt propria. 146. hfpettio oculans; {qua optima dicitur limitum probatio. n. 147.) quando fit necefitriaf 148. Judex in judicando non attevde- re. debet allegatorum copiam, Jed tantum ad decifionem caufa facientia: Quod. applicatur ad faéium. n< 149. ifo. Markengerigten hebben hare eigene jurisdictie , wetten en. couftumen. Conf. n. 29. 68. iyi: 15-2. Of en wanneer in cas van fpolie. een adie van injurie plaatze heeft. iy3, Expenfa quando compenfantuti  Cons. LL 4^ ren der gelibelleerde goederen en meer andere Erfgenamen van? de boerfchap Henxel in het gemene Henxeler of zo genaamde Voffeveh, en in alle de diftriclen, daar in gelegen, als integrerende hoeken en delen tot dat velt gehorende, niets van 't geheel of yts meer, als naLantregt dezer Graaffchap Tit. zi. art. 3. vermeit, uitgezonden, wat name het ook mogte hebben, en alzo mede in het qusftieufe zo genaamde tujichen of Bmnenvelt en den Feltfirank^bj en over de beke gelegen, breder in aélis gearticuleert, niet alleen plaggen, fchadden en heide te mayen ofte doen mayen, zo duk en menigmaal, als den een ofte anderen zal oordelen zulx tot de bouw-en mefting zyner landen van noden te hebben , maar ook, om aldaar hout of onhout te houwen, den Verweerder overzulx condemnerende 't zelve te gedogen en interdicerende , om zulx in 't toekomende aan d* Imptn: zampt of zonders ofte aan hare bouluiden in enigerley wyze te verhinderen; verklarende dienvolgens, dat door Imptn: en Gevoegdens daar in ten voorff einde ingevolge derzelver aóie van den 1%. Decemb: 1739. zy gedaan ene goede inleidinge , en daar tegens door den Verweerder ondernomen ene quade oppofïtie ofte uitleidinge. De koften dezer procedure niet te min om redenen compenferende. Aldus by ons ondergefchrevene gëadvifeert binnen Zutphen den 1. Decemb: 1741. F. R. van L A THUM. J. L. T. B. WE NT HO LT, J.SCHOMAKER- De voornaamfte redenen van decifie zyn onder andre de navolgende. Eer en bevorens wy tot derzelver adftruclie overgaan, zal hefc niet ondienftig zyn een preliminair detail van der collitiganten onderlinge qusftie, zeer opereus in fatto & jnre geven» tileert, in fubftantie kortelyk optegeven. Daar in, voor zo ver het faüum daar van concerneert, en ^ Ii i 3 tot  ^ P A R T I S Q_ U A R T /E tot onderwerp van ons advys dient, voornamentlyk beftaande /, Dat de Imptn: en Gevoe'gdens zyn refpeaive eigenaren van de goederen Goftink, Grotenhuis en Efpelenkamp, gelegen in deze Graaffchap Heerlykheit Bredevoort kerfpel Wenterzwyk buirfchap Henxel. . Dat daar en tegens den Verweerder msgelyks is eigenaar van de goederen Refinh^, Mierdink en het Haverlant, mede in evengemelte buirfchap gefitueert. Dat d'Imptn: en Gevoegdens hebben gefuftineert , dat zy als integrerende Leden van voors: markt of buirfchap zo wel, als den Verweerder en andere gewaarde G' erfdens , daar in , als aan een yder derzelve buiten enige bepalinge , af-of uitzongeringe gemeen, beregtigt waren, om in alle de gedeeltensdiftriaen en hoeken van dien plaggen en fchadden te mayen-, houtofonhout te houwen, en in fpecie mede in dat zo genaamde VoQevelt, en op die quseftieufe veltgronden zo van het tufchen of Binnenvelt gelegen tuffchen den Keddenkamp, Mierdin^en Rcfmksmatey als van en op het dtflribl over de behe tuffchen de leemkolken 'na. 't Haverlant fchietende, en voorts na de borgermark , den Veltftrank geheten., alle en refpeaive in en onder meerglte: gemeente en markt Henxel refTorterende. Dat den Verweerder egter ter contrarie in betrekkinge van die twe fpeciale gedeeltens het Binnenvelt en Veltftrank zo evengnt:, heeft gefuftineert, en ter Antwoort art. 6. zig gëengageert om de negative daar van te bewyzen , ,, dat hy namentlyk tot dezelve, als zyne privativezigt-ofplaggenvredefpec" terende, met exclufie van de Imptn: en andere G'erfdens '' dezer markt beregtigt en gevolglyk bevoegt geweeft was in ^ den jare 1739. die aldaar door de bouluiden van der Imptn: goederen Goffak, Grotenhuis enz. gemaaide plaggen of fchadden aan ftukken te flaan. Dit in facie aldus gepaflëert en tuflchen partnyen htiganten mconfefo zynde, ,, dat die twe quzftieufe veltgronden in en onder de markt of buirfchap Henxel fitueren, is daar uit dit Yus controverfum tuflchen dezelve errezen , en acriter hinc inde pro & contra na gedane in-en uitleidinge ter proces fchrifturen wyt , en breet gedifputeert;  Cons. LI. *> Of d»Imptn: en Gevoegder.s volgens Lantregt dezer Graaffchap Ttt. 21, f. 3. van des Verweerders goederen (omt-ent welke het gemene Tcfevelt en die twe in qvSeftie zyndeTedeel 2' .ens in t zelve gelegen is) met p]aggen mayen en andere mark aflens daarin te plegen, vie? roeden afblyvende , niet zo wel als Verweerder en andere marktgenoten bevoegt zyn dezelve te exerceren buiten de grenzen%an die by 't Lantregt gedetermmerde diftantie. J dlJ"cëc Waar van alzo d'affirmative, gefundeert op een gemeen markenregt en geradiceert in de publycque wet of ftatuit van den Souverem by d'Imptn: en Gevoegdens g'embraiTeert en daar en tegens de negative, g'elicieert uit éne in dez^ buirfchap ge pretendeerde aloude obfervantie , bou-of marken egt Pd!ze z,g vrede verder en langer dan vier roeden van een ^er'shofte t exte"dere"de' en geadftrueert met enige p^rticulie e poueffoire aflens by den Verweerder geamplefleert, en get agt z?a Pnva^f «gt met uitfluitinge van alle andere G'eFfdenf vorder en buiten die lantregtelyke beFalinge te proberen en ter quasftieufer plaatzen te maintineren. ^„1* da!' °m m^ weini§ moeite uit deze difcrepante Hellingen der ïdver decifie te vinden , onzes bedunkens alleen L een peremptoire confideratie buiten reflexie en digreffie op en tot s^s^rfuftenuen ter procedu- i—' £ f '°' Ofaan d'ene zyde d'Imptn: hebben bewezen , dat die twegueftieule plaatzen in en onder en niet buiten 't te rito r óf buirfchap Henxel zyn gehoren en gelegen ? «moii 01 rn^'A"^3^'3'?^2^' 'tzelve in ™f

^ • cap. 3. /Ier -D2?. Daarom heeft G. C. Leifferus in fuo jure Georgië. Lib 2 ca» **è 5.V*-.4f- wel aangemerkt : ^ univerfitates paganice'nonnullis m locis ejusmodi bona poffident, qua funt in patrimonie pagi efi quo rum ufus non efi ftngulis in pago plerumque viventibus communis s funt autem res illa agri, prata, fylva, pifcina, pafcua. &c En niet zonder reden, om dat ons uit de befchryvinge van een univerfiteit of gemeente (niet anders definiente Baldo. ad l 5. «, 11. C de Except. Rei jud. zynde, dan de menfchen van ene univerfiteit colleüive genomen) bekent is, quod homines fepa- 12: rati & Hnguli non faciunt univerfitaiem , ideo illa rette juxta Cacher ' ^eC,\7'„-^- duitm'homintim "lleüio in mum corpus mifiicum & abfiractive fumptum. Daar van dan is het ook, dat den ouden Regtsgeleerde Caftrenfis/»/, 7. n. 1. f. Quod Cuiusq. Vniv. Nom. getuigt - dat een univerfiteit zig verheelt als een perzoon uit vele fineuliere befiaande, dermaten , dat dezelve wettig geconvoceert en verga- 14. dert zynde reprefenteert de gedaante van een perzoon welke yts divers is ab homimbus univerfitatis per /. 22. ff. de fidejuff. IJ. Waar uit vervolglyk dit grote onderfcheit by een oplettent ' K.gter moet onderzogt en opgemaakt worden , an aclus aliquis 16. fiat ab umverfitate, feu vero pluribus , ut fingulis , per 1. 1 fi 1 & d. 1. 7. §. i. fi. Quod Cujusq. ZJniv. Nom. En daar uit onder anderen al wyders getrokken dit nader confeclarium, qmd bona univerfitatis non dicuntur bona fmgulorum & e contra , nam quod efi univerfitatis unius corporis eft, ideo plurium feu 17^ fmgulorum non exiftit, qtioniam univerfitas efi perfona per fe reprafenta- ' ta, Vt pluribus 11. & exemslis firmat prater Befold. d. I. per l de R. J. Cujus confequens e(l , quod juris fit in toto quoad totum', tdem quoque jus eft w parte, quoad partem l. 6. ff. de R. V. vide fis Cl. J. N.Hertium in Opufic. de feleü. & Rar.&c. diftert. de Super. Temt. § 79. Vbi de jure territoriali agens , itaque confeejuenter przdrflo axiomati favens ait: Quod inter pr*fumptiones, qui- 24. bus \urisdiüïo probatur, non minus frequens e(l illa , qua jus territorit, boe efi, totum habens, jus in partes, hoe efi, homines & caufias omnes , quat tntra territorii limites funt, habere cenfetur per DD. ib. Zodanig, dat wy uit kragt van evenglte: wetten, der Imptn: intentie mede tn his duabus totius partibus k reo quafi pofte/fis gefundeert hebben moeten aanmerken, en hare daar in gedanè inleidinge ratione partis voor goet erkenen juxta l. 76. ff de R sy V. & Menoch De Prxfumpt. Lib. 3. Pr. 97.. ». i0. * Terwyl wy ons daar en tegens verpligt hebben bevonden des Verweerders uitleidinge, tenderende tot appropriatie van die quajftieufe veltgedeeltens , ftrydig aan het gemene lant en markenregt, aftekeuren, zo om reets geallegeerderedenen, als 26 uit de nature en eigenfchap van alzulke publycque gronden, ' alle particuliere adjudicatien verbiedende, en niet anders dan invoegen, als by't Lantregt door den Souverein voorbehouden 1 waar van den vermaarden C. Ziegler. de jur. Majeft. Lib. 2. tap. ij. n. io. f Cujus verba his inferere operae pretium duximus) Kkk 2 m„t  ^6o P A R T I S Q.BART1 mm (olito deftig de effeüu foli publici aldus raifonneertr _ _ Publicum dum dicitur filum , facile intelligitur , tn nullius pnvaH .7. id effe dominio &c Habet originem fuam ex voluntate ejus , qui jus ' ' publicandi habet &c_. ,. Et interjedtis nonnullis : Pubheare antem htc idem eft , quod publicum facere, feparare fc rem & eximere commerciejrivatorum , eamaue publicis ufibus deftinare & quidem authoritate pubiica; ld cum 2R «o» loffit privatus, Principis hoe erit munus , faltem ideo ne quis au* fit, quod publicum eft, privata authoritate intervertere & ufui pub* lico rem fubtrahere. ■ Uit voors: praemiffea volgt in opzigte van deze afgezonderde en bv Verweerders zig aangematigde twe quaeftieufe veltgron^ den van zelfs, dat, vermits dezelve binnen de limiten van deze markt gëincludeert zyn, hem heeft geincumbeert te bewyzen, dat hy aldaar 't regt van plaggen, mayen, als anders privattye 5Q by een deugdelyken titul der alinge Erfgenamen , daar toe be39' hoorlvk beroepen en vergadert , heeft verkregen gehadt , en aangetoont de zigtvrede van zyne goedren zig vorder dan vier A roeden te extenderen, ut neceffario ab eo afferente fines limttibus cr~ 4°' dinariis efte latiores probandum vult prd. Leifler. Lib, 3. cap, 10. Cum ei qui hoe vel iüud tanquam pradii fui pertinentias pratendlt, omnino onus probandi incumbit, quod res vel jura ab ipfa pratenfa, rer- vera illius pertinentia conjlituant. Barbos. Axom. Lib. 14. cap. 32, 41 * ax. 1. per/. 2. ff. de Probau Eo enim cafu judex incertam pertinentt ar urn commemorattonem a>* tender e nequit, ficque bona fpecialia a privatis poffe fa , licet interritor„, His caflri iüius revera fint fita, tarnen ejus perttnentits non altter ac 4 eenfere debeant quam ft ipfum hoe jus legaliter probetur Cravett. Cons. a9Dierhtlven zullen wy, hier mede den Imptn: vorensglte affirmative intentie ten refpeae van die twe contentieufe gedeeltens in-en onder deze markt gelegen , na regten gefundeert houdende, volgens die gemaakte ordre alnu onderzoeken , ot den Verweerder daar tegens defzelfs affertie, (zynde die by t r43' Lantregt toegeftane exeeptio it cqmmmi regula) genoegzaam bewezen heeft of niet. ^  Cons. Lr. 461 Dat is, ofhy is 1 0 • door inftrumenten ^getuigen ofandereprobatoire middlen aangetoont heeft, dat een algemeen bou-of markenregt met relatie tot alle de erven in de buirfchap Henxel boven die vier roeden tot ene particuliere wal-of zigtvrede federt onverdenkelyke jaren altoos continua ferie, contrair aan en voor de promulgatie van het Lantregt, heeft plaats gehadt, dan of hy 20. 4^. het zelve daar na 't zy in genere met betrekkinge tot alle erven en landryen of in fpecie ten opzigte van zyne goedren by een dengdelyken titul der alinge Erfgenamen , daar toe geroepen en vergadert, verkregen te zyn bewezen, en 3°. met genoeg- 46".' zaam effeóT; van regten zyne quafi poffeffie , ten fine van prsefcriptie in hoe judicio, tot een voornaam voorwerp het petitoir regt hebbende, tegens d'Imptn: en Gevoegdens, als Markgenoten aangetoont heeft? Wy hebben van alle deze drie ftellingen, het onderwerp onzer nadre decifie, de negative moeten toegedaan zyn, en merken ten refpecle van d^eerfte aanvankelyk aan uit die ftatutaire periode van eenes yderen bouw-of markenreebt onvermindert by wyze van uitzondringe van den evenvooigaande regel §. 3. contrair te bewyzen voorbehouden, dat dezelve niet anders na de nature en eigenfehap van een Univerfiteit of Gemeente, alle leden van dezelve begrypende , kan en moet verftaan worden, 47. dan van een bou-of markenregt, waar van deG'erfdens, collective genomen, generaliter met inclufie van andre en niet deze of gene alleen fingulariter met exclufie van dezelve in aanzien van hare bou goedren moeten jouifferen , gelyk met d'authoriteit van regten, waar toe wy ons , ne dicla repetamus , gedragen , hier boven geadftrueert en zo mede by den Verweerder, alhoewel met een andre intentie, geapprehendeert is, wanneer hy ter Antwoort art. 12. dien 3. §. van 't Lantregt dus ook explicerende bekent: ,, dat de grote der zigtvrede tegens ymants lant of hofte zal zyn, zo en als na 't bou-of markenregt van yder 48* ,, markt of buirfchap (ergo niet na yders erf, lant of hofte) ge- bruikelykj Dog, uti an. 13. dat bou of markenregt NB.^van enige boerfchap zulx niet mede brengende, zal indien val volgens Lantr; dezelve bepaalt blyven op vier roeden. Kkk 3 In.  ^ö"! PartIs Q_u a r t je Invoegen dat het Lantregt, geen zodaan ameriettr bou-of markenregt exterende, de zigtvrede uniformiter op enen voet tot voorkominge van alle confulie determinerende al 't gene buiten - ^ de bepalinge van vier roeden heeft willen laten ten gemenen ™' nutte en gebruike van alle Erfgenamen nemine cxcepto, en alzo conform de regten vaftftellen, dat een yder in de markt daar toe individualiter even na beregtigt is. Den Verweerder dit mede hebbende begrepen tragt 't zelve by zyn Antwoort, in plaatze van legale bewyzen uit het markenboek, protocol of andre oude regifters en liggers (inprobando eo boe jure antiquo contra & ante fiat uturn communiter in hac communi' tate ab omni tempore , cujus initii non extat memoria , recepto nootzakelyk) te verificeren per tefies animatos, menfchen zekerlyk jonger , dan het Lantregt, en per tefies inanimatos , oude markpaaltjes, brugge en bomen tot feparate demonftratie zyner privative zigtvrede omtrent defzelfs goedren ter quaiftieufè gront bevonden. Wat het eerfte artificieel middel van probatie betreft , dien aangaande hebben wy uit den ouderdom van die fub N. i. z. 3. & 4. geproduceerde getuigen deciforiè gereguardeert , dat gene van alle dezelve van een zodanig boven de gedefinieerde vier roeden voorgegeven bou-of markenregt, ('twelk by Lantregt d. §. 3. by forme van exceptie geconcedeert veronderftelt wort voor die tyt te móeten hebben gevigeert) kan of ook ex auditu aliorum weet te getuigen s Nogte ook niet, dat dezelve verklaren, dat alle erven in Henxel buiten 't gemene velt ene zekere uniforme en bepaalde zigtof plaggenvrede, maar dat wel enige van dezelve die zouden bezitten , als ex depofitione ad art. 3. & 4. fub d. N. z. te vernemen. K%. Wantofwel fub JV. 1. adart.z. diegetuigen, meer lettende op ' een gewaant regt 't welk bouluiden na hare verkeerde bevattingen in een gemeente door enige poffeflbire aclens zouden acquireren, zeggen, datderlmptn: goedren en doorgaans alle goedren en bonhoven in deze buirfchap eenen byzondren plaggenvrede hebben; Zo doen dezelve nogtans daar niet by , quod ad probandam hanc exceptionem omnino pro ajjertione rei in ea fundata neceffarium trat dat dusdane gewilde particuliere plaggenvrede federt een im-  Cons. LI. ^ immemorialen tyt en aldus voor het Lantr: in deze buirfchap generaliter hadde gevigeert; Waarom op dusdane onzekere en van alle redenen van wetenfchap ontblote gezegdens, na regten, de quibus inferius , in dezen cas van genootzaakt bewys van een voorgaant contrair bou-of markenregt, den Verwr: obligerende, by ons in judicando niet heeft mogen gerefle&eert worden. Gelyk wy ten aanzien van des Verwrs: twede middel van gepretendeerde probatie, gededuceert by zyne kontfchap, fub d. N. 2. art. 6. JV. 4. art. 8. & 9. uit de reliquien van zekere oude paaltjes, brugge en bomen, insgelyx na regten geen het minft reguard hebben mogen nemen , om hem uit kragt van „ dat gefuftineert aloud bou-of markenregt den eigendom van het 5' in deze gemeente gelegen Binnenveltjen 't adjudiceren. Want ofwel in 't algemeen met opzigt tot alle territoiren, ft zy kerfpels, of gemeentens, en in 't byzonder ten aanzien van markten of buirfchappen dienftig, en zomtyts nodig is tot voorkominge van alle diffenfien en wanordres diftinde limiten of grenfpalen, ceu figna demonfirantia, arg. Tit. f. de Term. Mo- *a\ to. te hebben, zo heeft den Verwr: dog in geenen deele aangetoont, dat die paaltjes of andre tekenen , ter probatie van eens ydrens plag-of zigtvrede over al, of in 't particulier byen omtrent zyne goedren gezet of bevonden zyn , 't welk tefie PoetA in ztilken geval van een onzekere en onbepaalde zigtvrede, als gepretexeert wort , met die intentie gefchiet te zyn ƒƒ. hoognodig ware geweeft, ut limes agro pofttus litem decerneret ar~ vis. Dan gemerkt al bewezen ware, dat deze oude verrotte poftjesals zo genaamde demonftrative markt-tekenen der plaggenvrede tuffchen de iandryen van d'erven Pefinb. en Mierdinh^, fwelke laafte voormaals aan een ander eigenaar was toeftendig,) op dat Binnenvelt mogten bevonden zyn , zo verklaart gene der getuigen, of, wanneer, door wien, tot wat einde, met wat auctonteit die daar zouden gezet zyn. Daar dit alles ter intentie van Verwr: by hem door productie van mftrumentaire getuigen of publycque boeken ofte ook door andre manieren van gedecreteerde en geapprobeerde commiffie eener:  4.64 Partis q_ti a e t i eener na voorgaande oculaire infpecfie, delineatie en taxatie der goedren gemaakte publycque lantkaart in cas fubjeóf. te bewyzen nodig was geweeft , als onder andre requifiten daar van te zien by denzelven Leijfer. de fure Georg. Lib. 3. cap. y. ». yo. & c. 6. n. 19. 20. zz. Knichen de jur. Territ. cap. 3. ». 99. & 124. \z%.& 130. Dewvl het regtens en omtrent markenzaken enebekende pra&ycq is, dat het zetten van markenpalen in een publycq velt niet aan private en alzo niet aan die twe vorige eigenaren dezer goederen, maar aan publycque perzonen , 't zy Markenrigtersop authoril'atie der Erfgenamen, ofandre daartoe™ territorialis impewgequalificeert, toeftaat, en dan wel nog ten overftaan van wederzytsgeinterefTeerde partien bf aangrenzende nabuiren ,utprater all. DD. exTh. Merkelb. apud. Kloek. F. 1. Cons. 10. ». 489. demonjirat d. Jod. Beek. Tr. de fur. Limit, in 2. append. cap. 7. Immers des Verwrs: getuigen ad d. interr. 6. moeten zelfs belvden , dat zy daar van niet zekers konnen zeggen nog we- >8 ten", waar toe die palen daar gezet zyn, fchoon nu den laaften Fredr: te Kortfchot dien vraagart. ('alleen maar'meldende van enige oude poften tot een fcheidinge tuffchen de landen van Refink en Mierdink voormaals geftelt en bevonden ) met een generaal affirmat beantwoort, zo is des Verwrs: intentie met dit fingulier zeggen van een getuige maar 31. jaren out zynde niet bewezen, te minder om dat, boven en behalven de requi- *- fïten hier vorens gerecenfeert, en alhier niet geprobeert , onder en met 't woort landen niet altoos begrepen worden gemene velden maar eerder particuliere landen , quibus licitum efi terminos . - - & ponere & pro lubitu mutare fine attentione finium antiquorum, fas* pel. H. de Mont. cap. zi. ». z. Om die zelve redenen hebben wy almede niet mogen letten op het vorder geadminiculeert prastens bewys van die andre tekenen van een brugge, zo by 't Haverlant over de beke liggende door Verwr: zou onderhouden, weggenomen en met een poft afgefloten zyn, gelyk ook niet op dat van dien zo gewilden fcheidtboom, welke aan de zigtvrede van Borgmans fcheidinge van outs zou hebben geftaan , door hem en gltn: Borgman weggehouwen, en in des zelfs plaatze 3. andre jonge bomen gepoot ■; AIs  Cons. LI. ^ Als zynde daar mede fub d. 2V. 4. art. 8. & 9. dit uitgezondert algemeen bouw-of markenregt zo weinig, als het byzonder regt der zigtvrede van Verwrs: goedren bewezen. Quia in prohatione finium ü tantum perpenduntur, qui eretti funt" ut territorium d fine difierminent & dividajtt, publicique dicuntur. id Knicben. d. Tr. cap. 3. ». y, Behalven, dat gene van die getuigen van de tyt of andre cir- , cumftantien weet enige verklaringe, en om welke redenen en tot wat einde 't een en 't ander gefchiet is , te geven, en'uit welk mdifcreert en bloot zeggen dierhalven nietsconcludents te mfereren , of na regten door deze zyne getuigen bewezen is. vermits den eerden, fchoon omtrent de 80. jaren out alleen by hanttaftinge tegens Lantr. Ttt. 6. z. hebbende gedeponeert * 1 zo weinig gelove in regten verdient, alsd'andre, welke nevens 4' denzelven buiten meldinge van d'oorzaak hunner wetenfchap d. §. 2. yereift, deponerende nog geen y4. jaren bereikt heb- 5' ben, welken tyt, om eenalzodanen particulieren regt voor deze erven in 't byzonder, men gezwyge een zodanen van 't Lantregt uitgezondert generaal bouw-of markenregt in deze buirfchap voor alle erven m 't gemeen intevoeren , nogtans na regten ad mtmmum m probanda rei privau prtfcriptiow gerenuireert wort, als hier onder ter occafie van examinatie over des Verwrs- vor! f dere fuftenue van ene immemoriale poffeffie en pisefcriptie on der anderen ex Andr: Ockel. de Pr*fcript. Immem. Rer. Dom. & Regal. cap. 12. th. z. ftaat betoogt te worden. Tot hier en toe ons hebbende bezig gehouden met een vertogent bewys, dat den Verwr: zyne affertie van het eerfte poinct, in d'exiftentie van een primordiaal bouw-en markenregt m deze buirfchap tegens 't Lantr: altoos gerecipieert , niet geverifieert neeft, zal het twede nu by ordre onderzogt worden , of hy het zelve daar na tn genere of fpecie behoorlvk verkregen! en daar mede zyne getituleerde poffeffie der quaeftieufe zigtvreden bewezen heeft? gelyk volgens de finale referve van den laaffen § d. t. , , und fullen allen die Marcken-richters und fas ,, Lrfghenamen m defen naerders ordonnieren moghen dog ,, uu cautefiatuitur, niet anders dan , tot ghemeyne wehaert. * Waar omtrent den zei ven ten enemaal te kort is gefchoten, L11 als  Partis Q.b artje als hebbende geen de minfte refolutie , wet of couftume dien aangaande konnen bybrengen, welke egter na het uitdrukkelvkrequifyt van ons Lantr: Tit. zi. dd. $§. zodanig, of rot «troduBie van een algemeen bouw-of markenregt, derogatoiraan het bepaalde Lantregt, of tot aequifitie van een gepretendeert regt enes privative en eigendommelyke zigt-of plaggenvrede nootzakelyk is; . . _ . c Dat zelfs geen markenrigter buiten confent oer gemeine eifEenamen, daar toe gebeurlyk beroepen, in ftaat is, om de mar«3. kenregten te mogen verminderen, nog met enige nieuwe fervituiten bezwaren, als zo $. z. heilzaam verboden wort; En niet zonder grote redenen , om dat in alzulke zanen % welke m objetlo hebberf de gemene confervatie der bouwhoven, tot het *„ lighaam der univerfiteit, collclli«. fx. »• 2- Brunnem ad Z n. ƒ. dr Serv. Prad Ruil & L. 10. f ad Munic. ut & DD. commumter concordant, geen feparaat, maar een eenparig confent van vergaderde erfgenamen daar toe van noden is. En of wel ;^ I* *. * 5; f- n 'S dere wetten , WTrentac Li*. 1. Res. Pr. Tit. QuodCujusq, XJn. 72. Nam. Refol. i n. 3. gevolgt, niet nootzakelyk is dat alle geconvoceerde g'erfdens tegenswoordig zyn, fi modo du& partes ex tribus ad/int.fen dat een meerdergetal van de prefente het m.ndre kan prejudiciëren en overftemmen, zo moet hét zelve gereftrineeert worden ad eum cafum, ubi agitur de aliqua re commum, pluribus, nonutfingulis, alleen concernerende, of, gelyk vorens- 72. geciteei'den Ziegler. de fur. Maj. Lib. 2. cap. 3. n. ,0. nader uitdrukt, quando negotium commune perttnet ad omms, ut tmvejf^  Cons. LI. '4$7 ficus vero, quando perttnet ad omnes, ut fingulos, turn enim fingulorum confenfns requiritur, nee obligantur illi, qui non confenferunt s Sie enim juris efi, ut, quod omnes tangit, id efi , cujus emolumen- 74, turn vel incommodum ad omnes in indivtduo pertinet, ab omnibus debeat comprobari, allegando ibid. var. DD. Welke overftemminge dies te meerder dan ook te moeten propter infiantem necejfitatem aut utilitatem publicam plaatze hebben , licet ftatuto caveatur, quod omnium confenfus lit necejfarius, wort op goede gronden aldaar ». 14. wyders met allegatie van Th. Reink- de Reg. Secul. & Eccl. L. 1. Cl. 5. c. S. n. 66. en Rei. ger. voc. Vniverfitas n. 16, vaftgemaakt, op welke en meer andere raifonnementen nn. fiqq. over dat poincl zeer geleerdelyk uitgebragt, dan na alle apparentie mede zal beruften zekre fententie op den 14. Decemb: 1659. bv den Hove Provinciaal tuflchen d'Erfgenamen van de buirfchap Warkjn en N. Rafinb^ea Conforten afgegeven, waar by den zeiven en enige andre leden van die buirfchap, niet hebbende willende confenteren in een 76. refolutie, by de meefte Erfgenamen over 't uitgraven van een kamp lants in diegemeente genomen , gecondemneert zyn, dieby haar door 't infmyten van 't gegravenene gepleegde turbel en indragt koft en fchadeloos te repareren. Den Verwr: geen zodane marken-refolutie by meerderheit," veel min by eenparigheit van ftemmen hebbende"geproduceert, nogte door andre aequipollente bewyzen zyne intentie geadftrueert, zullen wy met omiflie van onze nadre confideratien, ter vordre decifie onnodig, overgaan tot befchouwinge van het derde ftuk; Of hy zyne quafi poffeflie , genoegzaam na regten getituleert en op een aloude tyt , tot pnefcriptie nodig , doorgaans gefundeert, bewezen heeft , en met deze en gene gepleegde acten de Imptn: en Gevoegdens van dit cumulatyf en commune yy% markenregt ter gearticuleerder plaatzen van die qujeftieufe plagwal-of zigtvreden konnen priveren? Bevorens enige byzonderheden van alle die aclens met onze decifoire aanmerkingen te toucheren, zullen wy uit de difpofitie van regten (waar van onder andren pral. J. Hackman. de fure Agger. cap. y. ». 12. Ccepolla de Serv. Vrb. Pmd. cap. 16. n. <%• Lil 2 è  468 Partis Q_ï artje & Serv. Ruft. Prad. cap. 3. ». 21. Joh. Super, ad Sing. LL. de Servit. L. 12. $. publico n. 4. gewagen) ten aanzien van de intrinfycque eigenfchap van deze quaeftieufe gedeeltens der gemeente tot een generaal debath van Verwrs.- fuftenuen , paflagen van regten en daar uit geformeerde abufive illatien pravie noteren; Dat dezelve publycq en commuin zynde alle poffeffien, ontbloot van een regtmatigen titul , welke , als by 't Lantr: en andre confonante wetten, boven aangeroert , niet zonder een byzondere conceffie en privilegie geacquireert worden, refpue/B. ren ; zodanig, dat, non probat a a. privato vel fub dito jufta ac titulatd pofteffione, de G' erfdens der markt, en confequentelyk alle defzelfs integrerende leden , altoos hebben in dezelve,zonder bepalinge of uitzondringe van enige diftricten of hoeken, fundatam intentionem. 79 Voor redenen gevende, quod longi aut longijfmi temporis prafcriptio ad poffeffionem rerum communium vel publicarum non fpeelat, g0 quippe qua: fme titulo primordiali poffideri non pofjunt, Relat. ad pral. Hackman d 1. n. 131. 181. Inde fua fponte fluit , quod nee in loco publico, nee in proprio vel communi quis fervitutem imponere potefi per text. in l. 26, ff. de S. ZJ P. & in l y. ff. Comm Prdtd, Sz, Wanneer wy nu daar mede vergelyken , 't gene zeer wel onzes eragtens van der Imptn: .Advocaat den Hr: Mr: H. C. Stumph in opzigte van die gemene velden geobferveert is, dat dezelve, ahpradia fervientia, dienende tot nut van alle bouwlanden,. aan het univerfe lichaam der markt en alle defzelfs leden behorende, en dus , als pradia dominantia, aangemerkt, van die nature zyn, dat de dienftbaarheit der veltgronden, in mero jure 3* efi faeuhate der beregtigde markgenoten beftaande, een yder van ' dat lichaam zig daar van ten allen tyden mag bedienen; 84. Et quemadmodum nulli horum pradiorum dominantium domino quicquam facere licet, per quod ufus fervitutis confiituta impediatur s v. /. 9. ff. Si Serv. Vind. I. 21. ff. de S. V. Pr. ita etiam nee dominus fundi fervientis fervitutem retle confiitutam deteriorem facerepotefi Y. I. 20. § 14. ff. de Serv. Vrbt Prxd. L. IJ. $. 6. ff. deVfufr. L. 6. §. uit. ff. Si Serv, Vind, Uit  Cons. LL ^ Uit deze pr«miffên, alleen genoeg zynde tot folutie van alle daar tegens ondernomene attentaten, ufurpatien en quafi pof. feffien by den Verwr: of andre, 't zy by particuliere conniventie, conceflie, indulgentie van deze of gene der erfgenamen of hare bouwluiden en nabuiren of andre wederregtelyke wegen bekomen, zullen wy dan met Leifer. ftped. Tr. dt fure Georg L. 87ï 2. cap. 10. ». 49. het daar voor houden s Quod in hac fervit utis rei communis prafcriptione vitiofa ad pr&fcribcndum inhabilis poffeffie vel quafi nulli prodejl, licet per mille annos ufu» aut dam ondernomen, kennis gehat heeft of niet, gene prsejudiciable relatien tot het regt van den eigenaarden mede Impt: of Gevoegde Scholte fan Hefelinb^hebben mogen opmaken; te minder, om dat by Replycq art. 271. met ede des noots te affirmeren is aangeboden, dat niemant van Imptn: gedurende den tyt, dat zy erfgenamen in de buirfchap Henxel geweeft zyn, als na dat deze procedure al aangevangen is geweeft, daar van kennis bekomen heeft; ,o7 Jam quemadmodum ignorantia non pr*\udicat, ita ignorant quoque nihU remittere potejï per LL. & DD. ap. Gail. 2. Obs. 139. n. y. Ja fchoon den mede Impt: Heffelink van deze turbative daa't o alleen ignorant geweeft ware, zo zou in dit cas , ubi agitur de prtfiribenda fervitute contra plures , de fcientie van alle nodig zynde deze ignorantie van hem alleen omnibus aqne poffidentibus mede moeten te ftade komen , cum eorum jura non funt diverfa. id. Balb. 2. p. 4. pr. d. n. 12. Dog al eens citra veritatis prajudicum gettelt zynde , dat den "Verwr: uit deze en meer andrè adens, 't zy van ftoringe ook zelfs patientia & fcientia adverfarii, dog binnen den tyt van onze confuetudinaire prefcriptie gefchiet, 'tzy van een pnvatyf gebruik van die dukglte: twe quceftieufe veltgronden , ene quafi poffeffie zou hebben konnen acquireren, gelyk de Heer Schraffert van advys is, dat't gene de immemoriali tempore in prtfcriptione fervitutis difcontinua by andre DD. getradeert wort, moribus nedris, alleen de prazfcriptie van een derdendeel van 100. ïlo. jaren erkennende, geen plaatze heeft. v. d. Obs. 77. h. ifi Alhoewel zyn Wel Ed. tot die aldaar gerefereerde Obs. 361. «. 7. & 8. neffens andre geciteerde Regtsgeleerden oordeelt, ri 11 .datzelfs geen centenaire pnefcriptie excludeert het bewys of &*_!» » aan-  Cons. LI. 47J aannemelyke prasfumptien van een quade trouw. Nodig ondertuflchen d. Obs. 362. n. 3. mede agtende, mod ««. tn materta fervttutts ufus tanti temporis ex ma , efi fcientia cum patientia ex altera parte ab allegante probari debeant. Zo zouden hem om vorens gededuceerde redenen in hypotheft alle die ter Duplycq art. 60. de non edendo titulumpoffeffionit, & d art' !ƒ!. & 177: de defenfa poffeffione per fuprad. aclum turbativum aangehaalde paffagien en daar uit gemaakte poffeflbire illatien met konnen baten in hac atlione negatoria , waar in den Verwr- 112* zig den privaten eigendom en particulier regt van zigtvrede in deze buirfchap met uitfluitinge van Imptn:, het contrair fuflïnerende aanmatigt en poogt te verdedigen , Ideo ob id in fimiltbus e afkus hoe judicium petitorio potius accenfetur v. /. Z. & A. C Fin Keg. 3 Zodanig, datwy, wanneer over de pofleffie in dezen regt gedaan hadden d,e fententie aan een notoire nulliteit zouden hebben bloot geftelt; Non valet enim in hoe judicio fententia, Uti pof- . T^ lidetis, ita poflideatis,/^*»^w /. 1. & z. C. Vti Pofiid. J* Neceffario ergo, (ut utamur ipfis verbis pracit. A. Knichen d. e 3. ». 123. feqq.) confequitur poffefüonem inttngendam petitorio: filui- ,k dem non fubfiflit pratendere fines demonflrare poffeffionem, & dominiurn: Cum illa prafumptio nihil con fier t; fecus, ubi aoiturfolum de terminis apponendis vel reformandis. Bovendien is uit het geavanceerde aangetoont, dat tefiibus DD. quibus merite addendus pral. in patrio jure confummatiffimus ICtus D. Joh. Schraffert O*/. 474. n. z. & 3. item fapec. Gepolla de S. X. P. cap. 3. n. zi. & Joh. Superior ad fing. LL. de Servit. I. iz. §, publico. n. 4. Beek. de Jur. Limit. cap. o. Lib 1 "M Obs. 1. & DD. ib. geen poffeffie van alzulke publycque velden (wier proprieten extra commerciumprivatorum is) van private tot exc ufie van andre verkregen, nog door derzelver niet gebruik verloren wort. b Praterquam, quod hoe cafu, ubi reus non probavit antiquiorem, multb TI« minus titulatam poffeffionem , ailores titulum habentes praferendi funt, ' tam m po fiefiorio, quam petitorio, Vid. H. de Monte. d L c. 67. »„ 4. & Hert. fupra cit. Difi. d. n. 79. cum all. ibid. Te minder heeft des Verwrs: gejacteerde quafi poffeffie, waar M m m tej  474 Partis q_u a r t m tegen de primaeve ftaat en eigenfchap der markt-zaken en regten aanloopt, hem niet konnen opituleren van zodanen andren bewys, als boven in dezen nodig te zyn aangewezen is , en derhalven, 't zelve ontbrekende, de markenregten indien zelfden ftant geprasfumeert worden te zyn gebleven , m plurib. fiatim eitatus Hertius 7. 3. Dijfert. De Quafi Poffidente non Probant. Setl. i. §. 2. & 3. probat. En by nader gevolg worden d'Imptn: en Gevoegdens, hebbende ene gefundeerde intentie in jme publico ten opzigte van dit individueel waar-en markenregt, by haar en hare praedeceffeuren altoos univerfaliter volgens het overgelegt bewys ter Juftificatie van Inleidinge g'exerceert, alnog gëoordeelt, 't zelve behouden en nooit, immers niet door die blote adevan turbatie. 32,0. ipfisinfciis voor weinige jaren g'excuteert, verloren te hebben, Si enim demonflrare quis queat, fe olim futffe dominum , ut & hodte I2i. talis prafumatur ipfe vel ejus hares, etiamfi fteterh per mille annos , donec contrarium probetur. V L. 16. C. de Probat. Hibetfiquidem dominium naturam perpetuam & uniformem , unde ex praterito tn pr(fP™t' Ockel. cap. 12. tb.z.) per quos quis pr* ficnbere velit, debentjuxta gl. in c. I. d. prefcr. effe 54. Lorum, ut(intcaniticvcnerabiles & deponant de 40. annis, eland temper IZf, tra vtdertnt et audiermt a fuis majoribus. * Quod eo extendu Kóppen tb. all. ut in ffecie tefies c,ubs- tZiïtZnda^t *"diVerit> m ^ ' **1 Immers deze getuigen, wanneer epinante eod. Ockel. cap. i. de probatie van ten centenairen tyt al niet nodig was , hadden ten minften zodanen tyt, welke de memorie de? mentenen excedeert moeten bewyzen, en haar zeggen met circumftantiele waarfchynlykheden bekleden, fe id vtdtfie unquam , nee bomines, 127. qui vtdertnt, vidijfe, fed a ma/oribuspotius femper contrarium audiviffe. Hifce adjungantur H. de Monte Brixiano cap. 77. n. 12 ic 128. et DD. communiter, " * Zulx, dat, wanneer na 't gevoelen van Verwr: conform dat DD vmanT' ^ ^ T C-de Vf^P'Trans fi. n. ,2.13. en andre UU. ymant zig in de praefenptie van enen immemorialen tyt funderende met verpligt zou zyn enen primordialen titul te allege- 120. ien en dus zyne voor hem liggende prefumptie in twyffel trekken, den zeiven egter aan die requifiten, zelfs in rebus pravatu nodig, niet voldaan, veel min aangetoont heeft, quod per tot annos ufus /it non vi , non clam , non precario. Alhoewel wy uit het Lantr: waar mede boven die reets geciteerde Kegtsgeleerden zig ter dilueringe van dat gevoelen rejpettu regahum ceterarumve rerum univerfitatis publicamm corifor- * X04 meren Mevius P t Dee. loi. P, + D„m ?JÖ. Brunnem. ad t.'.i' "» fr- de Inner. Att. Priv. Strauch. fur. Publ. Lib. 1 lit. 29 §. 2. Menoch. Pet. Pof rem. 3. n. y9o. Kloek. Guid. rapa, Harprecnt &c. welke nevens vele andre traderen , dat in alMmm 2 zul.  r^g Partis Q^uartje zulke regalien de blote poffeffie buiten allegatie en probatie yan een regtmatigen titul niet genoeg is, ita ut ,cejjante titulo ,poj]ej]ione fua dejiciendus fit fubditus; Wanneer namentlyk die regale regten infeparabilittr concomitexenperfonammajefiattcam, en dus mede in cas fubjeft de marken131. regten, kane univerfitatem , perfonam majeftaticam ex pluribus fwgularibusperfonis confiantem reprsefenterende , utfiepiuscit. Ockel. cap. 8. hanc fuprad. DD. traditionem th. 2. ita debere intelltgi autumat. En terwyl by Imptn: bewezen-is, dat binnen den tyt van prsefcriptie hare voorzaten ter contentieufer plaatze die gemene markt-aden geoeftent hebben, zo wort des Verwrs: affertie in de continuatie van enen immemorialen tyt daar door kragtigver'*3>. nietigt; Pojjeffio enim per tempus immemoriale continuari debet , ita ttt & medio interjacente tempore non intervertenda fit , Ockel. d. Tr. cap. 9. th. 1. Jam , tradente eod. Cspolla de S.V. P. cap. 2. 0. 11. & 12. utilitas fervitutis realïs ad heredes atlive & paffve tranfit. 133. Invoegen, dat deze immemoriale, dog onbewezene poffeffie, ex ihitio vitiofo contra ius publicum geboren , en by continuatie uit vordre wangewrogtens van verbodene ufurpatien door abufen, negligentien , of conceffien groot geworden, den Verwr: niet zal baten , juxta iltud. Temous longavum te non excufat in tvum. Cum male [is ufius, quia non prafcribit abufu-s. V. Reiger, voc Prasfcriptio mAdd. 0.2. & eleganter adfiipw lantem Dn. Schraffert Obs. 363. Boven dien hebben wy , als boven en pajfant gereguardeert op des Verwrs: getuigen, dat namentlyk den zeiven namens zyne goedren ter quseftieufer plaatzen alleen dat regt zou hebben, niets ter werelt mogen agt nemen , om dat met een bloot zeggen geen regt of eigendom kan bewezen worden; Ad ditli rationem eo magis tefies obligantur, quando teflantur de his, qua nullo fenfu corporeo, fed judicio intelleblus fenfuve interne animiperrf - cipiuntur, puta, dedominio, de confinibus, dereiforma, de poffejfione civUi, de jurisdiclione, de fua opinione, vel credulitate , de jure territorii, de turbatione pofiefiionis, & fic denique de omnibus rebus, aaarum qualitas fenfu corporis non (latim percipitur , ut ex Althus. Dicsol. Lib. 3. cap. 31. n. 11. ia. & Farinac. de Tefiifi. g. 70.  Cons. LI. 477 ». 144. plurimisque aliis DD. 2b ABor. Fepl. art. 117. feqq, citt. ofienfum. q. r. Quod). H. Stam de Serv Perfcn. Lib. 3. cap. *3ïi 32. n. 3. in fpecie ad agricolationem extendtt, quam nen aliter teflibus probari pojfe ait, ntft tefies etiam non interrogati dtBi fui rationem reddam i waarom de regten gemeenlyk zodane difpofitie houden pro indifcreta & nuda, qua non ab homine, fedapecore, quod ra-. 'S^. tione car et, provenit. Behalven, dat ook den Verwr: alzulken regt of eigendom met getuigen wiliende bewyzen , gehouden was die ftatutaire qualiteit, dat die zelve tuigweerdige perzonen zyn, aantetonen, ut fiatu- 1 37tum noftrum d. Tit. 6. §. 1. fatis innuere videtur. Wy zouden onze redenen van decifie hier mede konnen eindigen, indien niet den Verweerder, zo by Antwoort art. 43. feqq. al-s Repiycq art. z_j\. & feqq. ex docum. N 2. art. y. had tragten te bewyzen, dat het Binnen of' Tufichenveltjen, als zynde gelegen tuflchen zyne byzondre landryen , den Keddenkamp , Mierdinb^tn Refinb^mate, en by hem alleen volgens N. 3. art. 6. 8. & N. 4. art. 3. 4. gebruikt geweeft, daarom aan denzelven privative zoude toebehoren, en geen integraal gedeelte van de Henxelfche gemeente zyn. Want, of wel'teen en'tander met die dubieufe en indifcrete l2o verklaringe al legaliter bewezen was, als neen , zo zou daar uit 3 geenzins volgen, dat andre in locis contentiofis dat zelve gemene regt mede niet zouden mogen exerceren, zo om boven aange- **** togene redenenen motiven , alsook, om dat nogde nominatie van dat zo genaamde Binnenvelt, nog de fituatie van dien enig byzonder of meerder regt den Verweerder (daar aan met zyne landryen nader, dan andre G'erfdens, mogelyk grenzende) kan toebrengen , en als een gedimembreert parceel of gedeelte van de gemeente gehouden worden. Nademaal ter contemplatie van het eerfte bekent is, quod fola i4ii nominatio regulariter nihil juris tribuit, quia vario ufu affumuntur & mutantur nomina , ut id auBoritate LL adduBarum probatum ivere DD. Confulentes in quadam caufa , de qua (prater). Chr: Schutz. Tr. de Confolid. Pertin. cap. 7. §. z.) adi fis Correferentis 1 Schomaker. Cons, Gelro-Zutph, P. 3. Cons. 76. n. 44. cum feqq. Waarom dusdane transformatie of mutatie van de nature vanMmm 3 dit:  Partis Q_u a r t je dit zo genaamt Binnen of Tufchenvelt (buiten de 4. roeden in de gemeente, als bewezen en bekent, gelegen) in een particulier IAZ. rest> van >t: totale gefepareert, niet aannemelyk, maar au con. ' trair prtefumptyf is, dat 't zelve zyn prim^ve beftaan en originele eigenfchap onaffcheidelyk van't lighaam behouden heeft , ut in d. Cons. Gelr. Zutph. Cons. 84. 0. 27. feqq. ex citt, LL. & ratt. a Conful. demonflratum. Zo, dat deze fituatie, by den Verweerder fterk aangedrongen, zo weinig, als die daar uit beoogde confequentie in dezen hem voordelig kan zyn; want, fchoon de probatie van limiten deze vif$' prsefumptie mede fuggereert , ut loca contentiofa conjiciantur de territorio, cui magis funt propinqua, ob rat. ^«dKnichen fiepe d.Tr, cap. %. n. 110. & 1 11. Zb is in hypotheji dit niet het eigentlyk onderwerp der onderlinge verlchillen, uti fuperius exam'tnatum & probatum , en het derhalven onnodig ons daar mede optehouden ; iA$. Te minder, daar hier geen difpuit is de acquirendce jurisditlionis pojjeffione probanda, alio non exiftente inpofieflionevel quafi gen er ali, ut ita hoe explicat id. Author. d. l.n. 114. ». 197. 299 & 398. Uit alle deze en meer andre redenen1, die wy brevitatis amore moeten voorbygaan, kan ligtelyk begrepen worden , dat gene oculaire infpeótie by ons in dezen nodig gëoordeelt is, daar het J^6, niet zo zeer aankomt op de grensfiheidingen dezer buirfchap, als wel op het contentieus regt van een algemeen of byzonder markenregt met de gevolgen van die daar uit getrokkene juridycque confideratien ten fine en effecle van ene immemoriale poffëflie en prasfcriptie. >47» Cum alias ocularis infpetlio limitum ,teflantib DD. apud. d. Beek. Lib. i. cap. 1. optima dicitur. Waarom wy alle des Verweerders hors de propos ter Duplycq 'art. iyg. cum multis feqq. aangehaalde regtspaffagien, reguarderende de probatie van limiten, ongetoucheert latende zo wel, alsdie hincinde wyt en breet voorgebragte redenen van reproche en falvatie der getuigen, alleen in judicando hebben moeten in agt nemen, monente Carpzov. L. 3. 7. 7. R. 76. 0. 4. non a/lega- Ï4.8. forum farraginem, fed ea, qux ad probationem negotii & decifionem ' caufa faciunt, dat is, 'tgeen alhier eigentlyk, als een fubjecl van de-  c ° n s' ll 4.70 decifie in jttre betfaat, of namentlvk h«=n v*«» j- blyven poflideren, en dezelve h/m de door een ^« U(c zigtvrede, contrair het £antre« Ü e,gendon™elyke '49ï bewezen heeft? ^ntregt, app.opneren , zyne intentie rPu?t\TlSndenr^inatf ^l™'™ van dit marken-di- df He/en CkennS^ » ?6' aaR Hackian ï6r, erfdens (hare byzondre wetten l<0> oblltie vfn een^aemen^lnZ- 'ï a *4' hebbendej onder te vergeefs was fifS J erkoften' °f°P die van ongelyk vanTef Verw • te ne fedaan ' en dezeIve °P de verklaringe reftrSn geTchiet bv^ * ^ "onder zeke^ had hadde. ' by Verworpen, geen voortgang ge- Ika dJr "ale Zmmdre confideratien alleen nog ten aan- weerder overzulx conftlium r»n ëCUJ"ci ueeit en den Ver- heeft  •4g0 PARÏIS Q.K ART* heeft mogen geconfidereert worden, in welken cas na regten de koften compenfabel zyn. ]NB. Het appel van deze Sententie g'interponeert, hangt nog in Judicio Appellatorio ongedecideert. LH. ADVYS INSTRUCTOIR. I, T^Ve potefiate Principis externa circa Sacra. II, II Origo, progrejjus e reltgionis dmfione in licitam , permüTam <& toleratam. IV. De legatis collegio illkito relittis. V. T>e collegüs & conïenticulis. VI. De prrtfcriptione regalium. VII. De potefiate domini territorialis rtfpeBu Principis Superioris. SUMMARIA. t* "WeKnon,ten eêrtyts AnabaptifJVJ. ten en Herdopers , nu Doopsgezinden genaamt. 2,1 Willên van de oude Waldenjen oorfpronkelyk zyn , cn waarom? v. h, 3. .Zyn met verlatinge van Uens en ïhonloufe in deze Nederlanden ten tyde van Prins Wilhem I. aangekomen» 4. y. Dragen haren naam van enen Memo Simonsz, een beftryder der lere van Luther en der Zwinglianen. 6. Keizer Carel V. laat in 't jaar 15-40. op inftigatie der Roomfche Geeftlykheit een ftreng placaat zo wel tegens dezen Menno Simonfz , als Lutheranen afgaan. 7. Prsemie van 100. guld: op Men¬ nes lyf geflelt. 8. In welke leerftukken deze Mon- noniten van de Protejlanten voor-  Cons. LIL 8l vuornamentiyK vericmnenr 10. De nedrige en weerloze wierden met de veranderinge van denGodsdienft anno 15-72. van d'anderen, zo aan verfcheide fcheuringen enz. v. ». 9. als perfecutien meer onderhevig, in 't byzonder van die der Munfler fche parthye v, n. 11. onderfcheiden xz. Na 't ondergaan van vele lotgevallen federt 15-78. tot 1697. en 't houden van een opentlyke zamenkomft te Embden v. n. 13. is wel aan d&Mennoniten gezintheit in Hollant enz, »• 14. en naderhant in de Nederlanden op overgegevcne belydeniffen n. 18. vryeoeffeninge van Godsdienft vergunt, if. Dog in Zwitzerlant 'is met verbot van vergaderinge ». 16. zo wel, als in Moravsen , niet tegenftaande hare confiderable goederen aldaar ». 17. wegens derzelver wangevoelens tegens haar gewaakt geworden. 19. Welke wangevoelens grote fcheu¬ ringen en byzondcre feden onder haar hebben veroorzaakt. ■v. ». j,a, 20. Als zulx'uit het geval van enen Auke Walles te Groningen, 2.1. En uit de verdagte Socinifteryc van Galenus Abrahams en Samuel Apojlool t' Amfterdam gebleken is. 23. De regiünnige Doopsgezinden van den Paliz zyn op interceflie van Koning Wilhem III. in d'oefteninge van hunnen Gods- : dienft gelaten. Conf. «. 14. 18, | " -M- 4f- R-ehgio eft vW fure ab inteftato aut paupenbus deferuntur. ^ 44, 49. Excipe, nifi iüis publice 1'»- fint ades facta &c. $3. 5-5". Omnia collegia confenfu Superioris indigent; 54. 56. y-J/i*/ pro illicitis Cif conventiculis habentur, idque ob metum faftionis&c. «.ƒ8. Quod etiam ad Mennonitas, in fpecie Altneloe'nfes, applicatur n. ?o. fa. Rat. v. 0. f7- Jun,a- * 60. 61. Quodufque adeo proced't, ut etiam pcena arbitraria locum habe< at: Licet non direaö ad tur bandam remp. taha collegia i-fi ita fuermt. n. 59. Rat. v. n 60. Add. n. 53. & fW- 61. 64. Potejtas interna religionis no, pertinet ad jummamPoteftatem 6 a. Adeoque reiigio debet effe libera. 6j\ 67. -ra" externam. v. t. 66. qua ad eam fpeèlat. 66. In quibus confifiit bac potefias? \ 68. Qutpoteftas, licet primarihPrh cipi Majefiatem habenti , con. petat, tarnen etiam fecundano a alias, quijaltemmeri&mt* imperia gaudent, extendttur 1 70. 72. fi modo eam juxta Leges fummi Principis adoment. n. 71. maxime, fi non inter Dominumterritorialem &e)us lubditum fuper hacmotafit quafiie. v. n. 73. 69. Den Heer van Almelo heeft me- rum & mixtum imperium. 74. Het regt van een g'oorkofde religie moet ten minften met een meer, dancentenaireprasfcriptie bewezen worden. 7J-. 78. In 't ftuk van privilegiën j worden alle pofleftbire aden 1 maar gerekent voor ujurpatien , en als daden van conniventie en temporele tolerantie. I 76, Contra Domimim non cnrrit prafcriptio regalium; \ 77 Etiamjifit temporis immemoria- k . . ■. . 79. Domini inferiores pofiunt tn fuis territoriis fiatuta absque confenfu Superior is condere, ji non ejus publu is legibus funt contr aria , 80. Et Princeps poteft iis fanttiones Ifi promulgationes Legum fine t pricjudiciojupremaJu aanroeren en opgeven. JNa dat deze met de andre gezintheden der Wederdopers te T, ^mbden opentlyk een zamenkomft was toegeftaan, en in Hol- 3' vZr^ A aü\aan dc,Menn°^ten vergunt vrye oeffeninge l± van Godsdienft, kwamen'er in Zwitferlant nogtans ftrenge pla- A' caten tegens dezelve uit. & F 15' Gelyk ook naderhant in de voorn: Provinciën, waar door zy 16 oeteugelt en verboden wierden meer vergadringen te houden; ' &n ot zy wel in xMoravien confiderable goedren bezaten, zo 17. toegeSanf^ dCMlvC gCUe kerken ' noS vergaderplaatzen Wanneer nu by vervolg van tyt en vermeerdringe van der Mennoniten aantal m de Nederlanden (tot een groot getal van kerken thans uitgebreit) van de Staten verzogt wiert, om o" pentlyk haren Godsdienft te mogen oeffenen, zo is 't wel dat ' zulx aan enige gemeentens in Hollant op hunne uit laft van ,8 üoogglte: Overigheit overgegevene fchriftelyke belydenitjen, ? voornamentliK betreffende de Godheit en Menfchwordinge van Ciinltus, toegeftaan , dog daar mede het een of 't ander wangevoelen van deze of gene onder hen lieden niet ten enemaal Inx weggenomen is I9« Als onder andren uit die te Groningen gehoudene Kerkvergadrmge over de godslafterlyke gevoelens van een Anke Walles ftrS-p ^o6" ' T ^ oyne navoIgers °P grote boete en lyfoflJ dTf dC Rege™ge verboden, om enige heïjyke l0 ot openbare vergadringen te houden. ' ; °! Ooo z Ter-  4pa Partis Q_-jirtji Terwyl ondertufleri in Amfterdam, zelfs onder die Mennoniten , welke het omtrent de wezentlyke gronden van den Godsdienft met de hervormde kerk eens, dog van heimelyke Socini*!• fterye, onder twe hunner Leeraars Galenus Abrahams en Samuel Apoftool gefoveert , verdagt zyn , wederom andre en nieuwe verdeeltheden over enige leerftukken gerezen en, fchoon door 't gezag van de Regeringe bygelegt, egter zo ver gekomen zyn; a2" Dat die zig van elkandren gefcheurt en byzondre Kerkvergadringen en namen verkoren en aangenomen hebben. Wyl nu voor deze regtzinnige Doopsgezinden , in de Paltz onderdrukt, gunftige intercelfien, zo van de Koning vanEngezj. lant Wtihem 111. als van de Staten der Verenigde Nederlanden te voorfchyn gekomen, en dezelve alhier en elders inde oeffeninge van hunnen Godsdienft gelaten zyn, zo ftaat vervolgens te examineren , onder wat zoort van kerken of vergaderingen, 24. 't zy verbodene , toegelatene of gedulde , het genootfchap der Mennoniten gehoort? Bevorens daar toe te treden, zal het nootzakelyk zyn , uit het tractaat van Unie , tuffchen de zamentlyke Bontgenoten der G'unieerde Provintien binnen Utrecht ly79. opgerigt, voor af art. -3 te reflecteren ,• Hoe dat daar by ten refpecle van 't poincl van de religie, zo wel relatyf tot Hollant en Zeelant , als tot d'overige Provincien dezer Unie is overeen gekomen, ,, Dat d'eerfte zig daar,, omtrent na goetdunken , dog dat d?andre na inhout van die ,, aldaar vermelte religions vrede zullen gedragen , en daar in . ,, met concurrentie van den doenmaligen Gouverneur en Ca2°' ,, pitein Generaal van deze Landen by advys van de Generale Staten alzulke ordre ftellen, als zy tot ruft en welvaart van >? de Provinciën, Steden en particuliere Leden van dien dienlyk vinden zullen. Gelyk op dat fundament by een nadre Unie of Refolutie tuf. fchen dit verenigde Bontgenootfchap, Staatswyze op de grote zaal binnen's Hage i6yi- vergadert, art. z. hifce verbis is vafbgeftelt: ,, Dat die refpeclive Provinciën, elks in den haren, zullen z7,,, maintiner.en die ware Chriftelyke Gereformeerde religie, ge- ' . ' lyk  CoNs. LIL m , , lyk als diezelve alomme in de publycque Kerken dezer Lan,, den tegenswoordig wort gepredikt en geleert, mitsgaders in ,, den jare idip by't Synode Nationaal, gehouden te Dordrecht, is beveftigt. u En art. 4. Dat ook die feden en gezintheden , die eefe , , cludeert zyn van die publycque proteólie, en alleen wofden aR' „ geconniveert, gehouden zullen worden in alle goede ordre en ftilte, met bepalinge tegens alle exceflen , en dat ook diezelve op gene andre plaatzen meer, als daar die teeenswoordig zyn, voortaan zullen worden gepermitteert W aar uit m f eerft, plaatze evidenter g'evinceert wort dat gelyk een gedeelte van het fus Publicum, den ftaat van't Room- 29. ^Ykrf"d^ze,fs "geringe betreffende, mede volgens 'tjus ïrinZ 'ï6^311;0 hGt/r ^acrorum , (de quo v. Ampl. Dn. U. Hubei de Jure Ctvtt. Lib. ,. Setl. 4. cap. x. „. z.) 00k alzo refragante fure Canomeo, de volkomene beftieringe en zorge aan de fecuhere hoge magten des Lants circa facra £ reliqua^d hae li. ftetlantia gedemandeert is, V. I. ,. §, 2. ff. de Juft. & jur. Nov. 5 3. tn Epil. & Nov. 6. in pr. &c. Gelyk dit op zo vele vafte gronden by de voornaamfte Publicitten ex Jure Divtno & Cwili, onder andren by Hueo Grot. in fPeeialt Tr delmper. Summ. Poteftat. circa Sacra. Cafp. Ziegler. tf*k!?tfi' l'f%' I3' Sacratngener. & inftec.fjr cap 14. de fur. Princip. ctrc. Relig. cap. ,7. dePoteft. ZZi Prtncip. ctrc^Dtfctpl.Eccles. & cap. 18. circa Acat.Mili/ïr. Eccle . 3 Huber .d. Tr de Ju, Civit Lib. x. Setl. S. cap. x. de Jur. Summ. Poteft.ere. Sacra. Id m Oper. Minor. Inftit. Reip. SeB. , cap l*: ü^embof- ™» en dAuthorit. ener hoge Chriften Over¬ helt m Kerkzaken; by refolutie van de Staten op den 16. Februarv 1610. g approbeert, geadftrueert is, dat wy ons daar toe el mede in t byzonder tot de Synodale Ordonnantiën, door wylen de I redikant Smetius uitgegeven , en by den tweden druk vermeerdert cap.j. lQ. gedragende, daar by alleen zullen voegen de impulfive reden, waar op dat }u> rerum faerarum fteJnt quod fcihcet absque aliquo jure circa facra Reip. Imperium & qui s „ gen ium nullo modo tenen poftet, prottt ratiocinatur modo laudatus Huoer. et. l,. Qr Sett. 1. c. 1. n. f. 000 3 Dat  Partis q_ u a r t ;e Dat nu die zelve magt in zaken van religie mede aan de Staten van de refpeaive Provinciën eigendommelyk^ toekomt, niet 5a zo zeer uit U verval van 't Roomfche Ryk, als wel uit hunne oor- ™' rpronkelykevryheit, waar op, als op eigene vrye keuren , afgezonden van die particuliere magt, door t.tuls van prsfcnptieof andre middlen van regt bekomen, deze Staten-regeringe beruft heeft en de Heer Graswinkel m de Najpor. van >t Regt van Opperfle-maot in 't algemeen, en de Heer de Groot in zyne Verantwoord, eap. z. in 't byzonder betoogt, *. r. Dat daar uit in de twede plaatze overzulx moet volgen , dat 'er gene andre religiën , als dewelke toen ter tyt bekent , befchermt geweeft zyn. • „ w * ay. En dat by nader gevolg alle andre religiën buiten de Gereformeerden en Lutherfchcn moeten verftaan worden getmproeeert en verboden, of immers maar in deze Landen getolereert te zyn ; gelyk daar van mede niet ongevoeglyk en conform deze onze Staten-refolutie all. artt. ten opzigte van die in't Roomfche Du, fche Rvk na dien langdurigen bloedigen oorlog al een vaftgeftelde Catholycque en Lutherfche, en daar onder naderhant mede _by 3 het infirumentum pacis begrepene Gereformeerdtr religiën , radonneert en alle andren extra pacem publicam conftitueert Egregtus j. W. Textor fur. Public. Imp. Tit. 3. de fur, Dioeces. & Eccles. Territ. n. ZQ2,. & ^94 , , 1 .. t. , j Waar uit hy dan n. 3zy. dat gevolg trekt dat het aan de 27. territoriale Heren niet gepermitteert zy, andre godsdienft.ge oeffeningen , dan deze , Legibus Imp er ii fub p ace rthgtofa alleen geapprobeert, le tolereren, en gevolglyk ook met de Doopsgezinden volgens het bygebragte Placaat van Keizer Karei V de anno 38. jein quofubpoena banni imperialis qmsque Trtnceps vel Status probib'etur Anabaptiftas, forte profugosrecipere. _ Hier mede al< van zelfs weder gekeert zynde tot die tn pr*cedentibus gemaakte drievoudige diftindie der religiën , zouden wy van gevoelen moeten zyn, dat de Mennoniten met anders konnen begrepen worden , dan onder ae getolereerde oïgedulde vol- 39' gens de getuigeniffèn, welke daar van voorsn: Raatsheer en Hoogleeraar ^ in zyn Hedend. Regtsgel. 1. B. 4. Kap. 47- afgeeft; Wan_  Cons. IJl. ^ieTa^anel?y'w^Ch00n',•49• van de Mennoniten met allegf tie van goede redenen zegt, dat?e opup rru*j , / anega- eenflaafzyn, „. fo. ^imvT^'/itê!un^m:'m 4. 3. ^ons. jff. ^ad. van Zurk. Cod. Batav Vnr as gezinden. §. i. n not « ■> TTK; . / oatav. voc. Mennekodie.rJtelin MsZi: uï' ^blJamen hrunc n&orem J"™ * praxi uu izueK orengende, en daar omtrent voor af de varen™]**. 4; aangenaam, roem en erkentenis waafdigt) tf* £ geren to eratas • Cum ii„ n , ■ T->ë • IJU&tans te ianut funt Mennoni L ^ rmfnian 9" l*"} ^toIe""»r, die evenglte mod fintJp u„ ^ v ; 1 * ■JU&ld"jj contoim /*w toleratS, ^ ' "2?-M*M\f P aH^m > prohibitie, L. 2. M/j ' • Pr«JtdemB»- Bynkersh. «en van Overhel of van den^Sfc^S ™ ht^I bouwen:  6 Partis Q.« art* co bouwen van openbare kerken en vergadringen zouden bevoer5 regt zyn geworden , daar van hebben wy de negative uit de Cafus Pofiüen en daar toe relative twe gevallen ƒ»£ Lm. A. & B. moeten veronderftellen; , En derhalven het daar voor na regten mogen houden , dat deze Mennoniten Gemeente, zo lang zy hare geprivilegieerde ci exemptie van die vorensgeallegeerde verbods-wetten niet be5 w^Kok niet bevoegt is, buiten permiffie en approbatie van de tytlyke Heren van Almelo enige beroepene Leeraars te doen beNoi?om die prohibitive redenen en placaten die voorgenomene wekelyke avont-predikatien met illum.natien , overeenkomende met den openbaren Gereformeerden Godsdienft te houdenT fenoon ook in den jare 1732 of 1733- hare vergader, plaa ze met pr^allable kennis van den Heer , bepaalde: yk en yz. fnvoegen, alsby dïe Cafus Pofitie, buiten een formele uiterlyke ge5 dalntS van een kerk vergroot, is toegeftaan geworden. M Cum, licet religienis caufa coire non prohibeatur, tarnen jura colleH ■ giorum funt ,uris fubHei, dr non fecuta approbatione Superiorts pre c, conventiculis habentur. v. DD. apud Brunnem. m Comm. ad L. 2. ff. de Coll. & Corp. n. 2. . , . 3 fta uti generaliter omnia illa collegia funt hcita, cjm a Superiore **' exprejje^ob^fuerunt, e contrarie omma ilhcita funt, ubt ejusmedi approbatio deficit, juxta d. L. 3. §. I. eod. Waar van de reden en oorzake ligtelyk ü.t alle die voren, ex e6 hiftcrll Anabapufiarum aangehaalde gevallen van twift en fcheu5 ringe over enige hunner leerftukken, als van zelfs deze piohi- 57* b%^Zm collegia absque confenfu & confiroutione Superioris ind tuta ait Strvkius in Vfu Modern, ff. d. t.J. 2. & ?■ adm°- 58. ZlTodilfTtn jure funt, Cc: propter metutn faöionum , Jeu etiam taxationem difcipünse pubhcïe. . fo. Waarom wy ook zouden van advys zyn, dat, of we juxta / - pp fotJi. Tit. tegens deze Gemeente , non direclo ad turbandlm cLp. vergaderende , die zekere ftraffe geen plaatze <ïo heeft egter den territorialen Heer , confldererende hujui feUa * \7alUatcm, congregationis caufam & effeüum tegens dezelve in cas  Cons. LU. 497van deze ongehoorzame en verbodene pourfuites met een arbitraire poene zou konnen doen procederen , ex dcttritta pr*!, 61: Brunnemanni ad d. L. z. ff. de Coll. dr Corpor. Zonder, dat die gepsetexeerde reden, als of zulken verzoek en goetkeuringe van de politycque Overigheit tegens de gemene óz? vryheit zou ftryden en hen bezwaren , deze Gemeente kan ' difpenferen van deze hare onderfchikte verpligtinge, waar van zy voormaals zig heeft weten en moeten acquiteren. Om dat, gelyk de vryheit van confeientie van outs hier en in alle Gëunieerde Provinciën buiten dwang fwaar van Keizer tfsj Juftiniaan nogtans van Procopim met betrekkinge tot de Samaritanen en Joden, de quo Grotius de f. B. & P. L. z, c. zo. n. 48. by van Zurk. all. loco. mede aangehaalt, gecarpeert wort) gelaten is, en door wylen de ProffeJJeren G. ISood in Orat. de Relig. ab Imper. f. G. Liber. en C. Zicgler. d. Tr. de Jur. Majefi. cap. 16. ». 3. 4. y. 6. ook allenthalven die vryheit verdedigt wort, dit voorwentzel alleen tot een onderwerp heeft een regimen of 64. iniernum jus conjcientia. Daar nogtans deze hare verpligtinge alleen refpicieert exter- 6"y.' nam fuperioris potefiatem, welke niet alleen verfeert omtrent vergadringen en beroepingen van Leeraars , maar ook mede werk- <5fj. zaam is omtrent kerken en openbare oefeningen in dezelve, uti mox laudatus Ziegler. d. Tr. cap. 13. n. zz. 27. dr cap. 17. probat. Cui adjungatur id. E. v. Zurk, in fuo Cod. voc. Kerken, alwaar den Heer Van Der Schelling in Addit. §. 4. A. ib. in Not. lit. d. conform 't fentiment van de Heer Huber Infi. Reip. Secl. 1. cap. ly. n. 14 betoogt, dat alle fchryvers het aangaande deze uiter- 67 5 lyke en politycque befiuiringe eens zyn. Of nu wel dezelve aan de Souvereine Vorften en Staten ei- 68. gentlyk primario competeert , zo kan die zelve magt nogtans aan zodane Heren van Heerlykheden, welke merum & mixtum imperium, als den Heer van Almelo, 't zy jure fuo feu patrimoni- 69. ali, 't zy ex finu & beneficia Principis (als het apparentfte) voortge- 70. komen , verkregen hebben , femndario niet verweigert worden, wanneer dezelve d'exerckie en adminiftratie van hare jurisdictionele magt, uit de hoge fuperioriteit voortvloeyende, dezen 7^ P P p aan-  49g Partis Q.üart* aangaande reguleren na inhout van 's Lants Placaten ; Quo cafu den Heer gene tegenftrydige magt of een imperium m imperia kan gezegt worden zig te arrogeren, maar veel liever hem f%. conform die wetten van de Hoge Ovengheit te gedragen. Dan, gelet ons niet gebleken , nog bengt is, dat hier over tuffchen Zyn Excellentie den regerende Graaf en Heer, (mede en boven dit jurisdi&ioneel gezag een integrerent lid van de U'72. veryffelfche Regeringe en Statendom zyndeJ en deze Mennoniten Gemeente enig difpuit of exceptie, welke ook de jure tertii zou zyn, is, zo agten wy onnodig ons met examinatie en adftruöie van die pnerogativen , privilegiën en pr-eeminentien faan de Huize en Heerlykheit van Almelo g'accrocheert , en hier onder ex jure publico nog fuccinctelyk gedemonftreert,) alhoewel zelfs volgens de Cafus Pofitien by deze Gemeente in iucceffive gevallen erkent, langer op te houden. _ En , of nu uit 't een of't ander geval van beroepinge, by deze Mennoniten Gemeente buiten bewezene approbatie voormaals gedaan, enige illatie van immuniteit en exemptie dezer verpligtinge, tot vilipendie van den Heer en exclufie van dat territoriaal regt, zou fchynen te zullen gemaakt, of immers alleen tot een blote kennisgevinge bepaalt worden. Zo zou dusdane eventuele fuftenue van verkregen regt van 74. toelatinge ten minften met ene meer, dancentenairetyt moeten bewezen worden , als waar toe de Heer Huber in z.yn Hed. Regtg. ter vorensgeall. plaatze hap. 4. n. yo. wel fchynt te inclineren. Alhoewel de meefte Politycquen van fentiment zyn , dat m 'tpoind van privilegiën alle poffeffoire aden niet anders zyn , dan ' ufurpatien, die 't regt van den Vorft van den Lande met konnen benemen, nog vermindren. Om dat tegens den Heer in cas van regalien, hem ratione fub7 jeSionis in eigendom titulo fuprem* poteflatis toebehorende, gene 77. pneicriptie , etiam per iapfum temporis immemorialis , plaatze heeft. Zulx, dat alle aften , daar aan ftrydig , te confidereren zyn, 78. als daden van conniventie en temporele tolerantie, onvermogent , om ene poffeffie, ontbloot van titul en furstelyke conceflie, uittewerken, TOlgens de lere van Goris Advers. Tr. P. 1. cap. 9, ». 44. 47-  Cons. LIL 409 ■welke wy in verfcheide gevallen en voonbeelden, met Hoves ièntentien geftaaft, indien nodig, zouden konnen illuftreren. Invoegen, dat de regalia majestatis majora & potiora in haar geheel buiten enige atteinte of alteratie blyvende , het regt van den jurisdidions Heer by gevolge ook zyn asquipollente kragt behout, om aangaande d'uiterlyke regeringe van Godsdienft en 7okerke in zyn byzonder territoir by een locale wet, als die niet contrair, maar conform bevonden wort de Provinciale wet , te voorzien, uti pluribus rationtbus & exemplis evincit H. Bocerus Tr. de Regal. cap. z. n. 61. feqq. And. Knichen Tr. de fur. Territ. cap. 1. de Autoerat. dit gevoelen mede toegedaan w. 622. pofeert; 33 Dat fuperieure Staten, op welke alle fumma majeflatis jura & axiomata getransfereert zyn , onvermindert hunne autocratycque gezag en hoogheit buiten vreze van een gelykmatig regt van eigen-regeringe , radicaliter aan de fouvereiniteit verknogt, egter aan inferieure Heren konnen toeftaan 't pouvoir tot de 80. fandie en promulgatie van wetten. Om dat alzulke conceffien worden veronderftelt, falva fuperio- g. ritate alleen gegeven te zyn. Gelyk dit met d'autoriteit van deze en andre Schryvers van't jus publicum, door den eerften ondergefchr: by zeker inftrudoir advys , en daar op gevolgde Dedudie over de feigneuriale prarogativen van de Heerlykheit Borculo breetvoerig geadftrueert, en uit vorensgltn: Knichen d. 7r. cap. 4. n.66. feqq' & Koppen Stug, Quafi. 48. ». 17. gedemonft reert wort. Quod dominus territorii, qui territorialem fuperioritatem alienam g^1 per reeognitionem con/lituit, aliqua regalia ad jus fuperiorttatis perti- 1 tientia per retenftonem habere, potfidere , & confuetudine vel prafcri- * pttoneacquirerepotefi, ut tantum ejus fit, quantum retentum, poflettum vel prafcriptum. Zulx, dat den Heer van Almelo, om daar mede te fluiten , 82; uit dien hoofde aquali jure bevoegt is, van dat hoog gezag omtrent de beveftinge van dien nieuwen Mennoniten Leeraar en openbare oeffeninge van derzelver Godsdienft in de week by aTonthgten zig ïjta inhout van die Lantlyke placaten te bediePpp a nen  £oo Partis Q_b n t i nen 'en zyne jurisdictie met poenale mandementen tegens alle attentative aften te bewaren. Aldus gëadvifeert by ons ondergefchrevene binnen Zutphen den 30. Meert 1746* 7. SCHOMAKER. HERM: SCHOMAKER, NB. Conform dit Advys heeft den Here Mr: fohan Schraffert mede afzonderlyk en zonder enige onderlinge communicatie op die zelfde Cafus Pofitien gëadvifeert; zynde deze twe Advyfen 9 voor zo ver dezelve tot adftruftie van des Heren van Almelo *s regt omtrent het confiftoriale in Zyne Heerlykheit dienen, gedrukt te vinden fub Lit. 1 i. z0 . & li. 3 0. agter zekere Dedutlie van de Regten en Geregtigheden der Heerlykheit Almelo , door zyn Excellentie den Hooggeboren Here Adolph Philip Zeger Graaf van Rechteren, Heer van Almelo, doen opftellen, en in den jare 1749. met den druk gemeen maken. Alwaar in de corrigenda & addenda agter pag. 393. wort bvgevoegt het navolgende: P. 81. I. 6. Add. ,, Dienende egter. ,, omtrent ?* eerfte Advys geremarqueert te wordeu dat dien ,, Heer Confulent daar by vag. 310. vers. Of nu enz. en pag. 321. (alhier pag. 497. n. 68. 69, 70.) zyn difcoursen raifonnement ,, heeft gefchikt na het geen omtrent Heerlykheden van de twe,, de zoort, zo als die pag. 16. & 17. van de DeduÜie zyn be,, fchreven (en gelyk ook wel de meefte Heerlykheden zyn) „ plaatz heeft; zonder, dat dezelve daar omtrent van de primitive ,, ftaat der Heerlykheit Almelo , als tot de aldaar voorgeftelde eer- fte zoorte behorende, anders is geinformeert geweeft, als des.. ,, tydes extra feopum, en dus ook daar van by de Cafus Pofitie niets. %% gementioneert zynde. LIIL AD*  Coss. LUI. £0I Liir. ADVYS INSTRUCTOIR. TT7anneer en door welke bedingen gemeenfchap van goedren kan gederogeert , en derzelver retour of fideicommis geiatroduceert worden .* S U M M A R I A. !♦ 6. TNe ftatutaire gemeenfehap ■f van goedren , mede na de Lantr: van Drenthe aangenomen, kan niet, dan verbis expreffis , gederogeert worden per DD, n. 2. aüegat. 3» 10. 11. Zodanig, dat uit het retour van dien in uno cafu geftipuleert , geen argument ad alium cafum omifum buiten dezelve kan getrokken worden, ob tradita a DD. ibid. rationem n- 4. & 13. cumallegat, n. y. vid. confeilarium & ap. plicatianem, n. 7. cum limitatione n. 12. 8. Hereditas femel adita non amplius efi defuniJi hereditas fed confunditur cum patrimonio heredis ; Quod exemph pecunia hereditarite , ex hereditate parentum accepu, illuftratur, 11. 9. 14, Oorfpronkelyke ooriake van het g''introduceert retour van goe*deren. lf. Ratio naturalis, quafi lex tacita, liberis parentum hereditatem addicit. i<5. Egteluiden, hunne wedenytfche aangebragte goedren met een retour of fideicommis willendé vinculeren, waar op te lettea hebben? v. ». 17. 18. Een gemeen beding-yan retour denoteert alleen maar d7ordre van ene inteftate, en gèpe.fideicommifaire fucceffie. 19. Zulx , dat het zelve, met de doot van kindren aflcenlyk ei* feót hebbende, met de geboomte van kintskindren ophout. oh rat. n. 20. cif applicationem ad cafum propofitum (1, 21, By de Huwelyxe Voorwaarden tuflchen wylen den Heer Xi* chard Ketel, Banderfchults in Diever der Dinespil en Schulfs vzxiDttvcrdenenmpfterveen, als Bruidegom ter eenre, en wvïen pPP £ Juflr;.  jot Partis Q_u a r t je Juffr: Annegien Tingen, als Bruit ter andren zyde , opgerigt en by dezelve neffens wederzytfche naafte vrinden op den26. Oétober 1703. in Diever ondertekent, beviut zig deze clauful : ,, Inge- valle uit dit houwelyk geen kint of kinderen worden gebo,, ren , of kint of kinderen geboren werdende , dezelve na dode , , van de eerflftervende ouder zonder lyfserven mede mogten ver,, fterven , dat dan de voorgen: aangeërfde en aanteërvene vafte ,, goedren, allerhande zoorten van obligatien , zo hantfchrif,, ten , als andre mede onder de vafte goedren begrepen , niet ,, zullen vererven op de langftlevende ouder , maar aan zyde , daar die van dan zyn gekomen. ,, In welk\voorgeroert verft erf van deze jonge luiden en haar kint ,, of kindren de langlevende uit de aang'erfde vafte goedren van ,, de eerfte ftervende of van defzelfs naverftervende kint ot kinderen 3, zal genieten een morgengave van &c winft en verlos ftaande ,, houwelyk voorvallende, zal tuffchen deze jonge luiden half ,, en half wezen. Uit dit voltrokken huwelyk zyn geboren een Zoon Peter en een Dogter G.A. Ketel genaamt. Den Zoon, in zyn leven Schults, zonder kindren lange jaren ua dode van deze zyne ouders, en voor weinige jaren daar na zyn Zufter G. A. Ketel mede zonder kindven overleden zynde , is tuffchen de refpeélive naafte vrinden van vaders en moeders zyde over hare nalatenfchap difpuit ontftaan , fuftinerende die moederlyke vrinden, dezelve in de zesde graad van confanguiniteit beftaande, dat zy uit kragt van gepraetendeert retour, by opglt: huwelyx contract: bedongen, tot die maternelle goedren beregtigt zyn, en daar tegens die vaderlyke vrinden d'overledene in de vierde graad beftaande, dat zy, als de naafte in de bloede, die nalatenfchap alleen met exclufie van die moederlyke vrinden behoorden te herederen. Qmritur, quid juris i By ons ondergfrn: Regtsgepromoveerdens g'examineert zynde vorenftaande Cafus, zouden zonder enige haefitatie moeten van advys zyn, dat het prjetens retour, in cafu non exiftente bedongen  Cons. LUI. ^ dongen zynde, die moederlyke vrinden overzulx daar van in cas mbjecl (daar de voorn; twe kindren niet na dode van ene maar van beide ouderen geftorven zyn) zig juxta regulam: Va', terna paterms, materna maternis niet konnen bedienen- INadien het buiten alle contradiöie in faniori jurisprudentia & praxt hodterna gereapieert en gedecideert is, dat , alwaar de R aommtsmo bonorum ex lege vel (latuto inter conjuges plaatze heeft dezelve met dan verbis difertis vel expreffis kan gederogeert en een contraire maniere van fucceffie of retour van die conjugale goedren ad latus unde g' introduceert worden , per tradtta a s. öomeren de Jur. Nevere. cap. iz. n. 2. Surd. Decis. aaz. ». SS- Mantica de Tacit. & Ambig. Conv. Lib. 3. Tit 9 « 12 Everhard. Cons. iay. ». 3. Valafc. Confult. 103. n. 7. feqq.GrC veil. Dec. 68. & Dec- 114. «. 38. Wefel. adConfi. Nov Vltrai. art. 6. «. 31. & Cl. Schrafïert Obs. zy.. per tot. Zodanig, dat, wanneer dezelve in certis caübus zou mogen ge- S ftipuleeit zyn, daar uit geen argument ad eafus omijjos kan gemaakt, nog enige confequentie daar toegetrokken wordenuti tnter muitos alios reüe tradunt Corn. Neoftad. de Paft. Anten Obs uit. Jac. Coren. Dec. Supr. Cur. Hotl. Obs. 30. & Cons. zy.' ' 4;. Waar van de reden in correUione juris communis aut fiatutarii [qua quantum fier 1 poteft, fit vitanda, nee ultra terminos fuos extendenda tcflantibus Fabro in Cod. Sabaud. Lib. 4. Tit. 2. Def. 18 n 10 & Carpzov./». z. Conft. 47. Def. 4. *.4.) refideert: Hifce add.'pri. ft erts Refpondentis Confil. & Reft. fur. P. 1. Cons. 43. „. 6f r«W tf- ». loy. 106. 107. 108. 110. ni. iiz. 113. ubi j>/»r« 4//w. DD. Statutu & prajudicia vide fis. Dat nu tuffchen Egteluiden gemeenfehap van goedren in 't Lantfchap Drenthe mede, gelyk alhier en elders, plaatze heeft wort by ons als een zekere waarheit veronderftelt en in terminis cafus nobts propofiti apphcabel uit het nieuwe Lantregt van Drenthe alwaar in t 3. Boelvan Houwlyken §.4y. aldus wort geftatueert^ t% 'u' ma?-6n Wyf in eStfchaP zi»en ende gene lyves erven hebben , die erven haar goet wederom in den boezem en op ,, t naafte bleet, daar 't heen gekomen is, ende deilen die tilbare goedren met die zy 't zamen aangewonnen hebben half „ en half met fchade en bate „ ende wort gelyk verftaan van- egte^-  JÖ4 Partis Q.«art« ,, egteluiden i die wettelyke geboorte gehad hebben , ende voor haar heide geftorven is. 7. Dit -voorsn: cas niet hebbende g'exteert, volgt daar uit dan onwederfprekelyk, dat die revolutie der goedren in den refpectiven boezem geen plaatze kan hebben, daar deze twe kindren niet voor, maar na de beide ouders geftorven zyn , gevolglyk is het naafte vaderlyke bloet van de overledene dogter alleen geregtigt tot haren boedel , die nu niet meer in een diftindie van vaderlyke en moederlyk goederen , by haar en haar overleden broeder , na dode der ouderen g' erft , beftaat , maar door zyn vooraffterven op dezelve vererft, per confuftonem moet aangemerkt worden, als enen onverdeelden boedel en ei- 8. gen patrimonie: Hereditas enim adita non ampl'tus eft defunBi hereditas , fed proprium heredis patrimonium per /. 10. §. Z. f> de Vuig. & Pup, Subft. & ib. Brunneman. ad L. zï. f. de Acq. vel Amtt. 9 PofColer. Pr. Exee. P. 1. c.^. n.z$.y. waar ter.plaatze hy het erbfchult of erfgelt onder ene reets aangetaalde herediteit niet wil hebben begrepen , Cum ait; Quamvis muiier i/las pecunias forfan acceperit ex hereditate paterna vel materna , tarnen non poffunt dici hereditaria, quia femel adita & apprehenfa definit effe hereditas , fed eonfunduntur cum patrimonio heredis & efficiunt de bonis propriis. V. plura in terminis hujus cafus in all. Refpondentis Cons. 43. n. izy. Il6. 117. 118. H9. & IZO. 10. Immers, wanneer d'ouders (welke inuno cafu, uti hic, namentlyk i, ingevalle de kindren uit hun huwelyk geboren , na dode van, , de eerftftervende zonder lyferven quamen te fterven, dat dan die goedren niet op de langftlevende ouder zouden vererven, j{ maar aan zyde, daar die van daan zyn gekomen , daar omtrent die voorzieninge gemaakt hebben) van meininge waren geweeft in alio cafu omiffb insgelyx over hare refpedive aangebragte goedren tegens de legitime of ftafeutaire fucceffie te difponeren, zo zouden dezelve zekerlyk zig daar. van exprefte & fpecialiter mede in dit geval, wanneer de kindren zonderegtegeboorte na hunnen doot komen te overlyden , bedient gehat, of immers ene zodane generale en onbepaalde uitdrukkinge by iz, haar liuwelyx contrad gevoegt moeten hebben, waar uit deze hare intentie buiten onzekere argumentatien, ftilzwygende fup- poli-  Cons. LIIL yos pofitien en vergezogte interpretatien openbaar wiert, dat zy In alle bedenkelyke gevallen, reets vermeit of niet, de conjugale communie van goedren hielden voor uitgefloten , en dat derzelver retour buiten employ of applicatie van een cafus omiffus altoos zou moeten ftant grypen , 't welk alzo niet gefchiet maar het retour inpreefato cafu non exiftente alleen gereftringeert is, hebben wy het daar voor na de eenparige en gemene opinie is van alle Regtsgeleerden en Praóiizyns moeten houden, dat deze ouders geen retour in het cas, dat nu gebeurt is, hebben willen doen plaatze hebben , uti argumentando k contrario prttcr alios ita differunt j. Chnftenius, olim Antcceffor Gelre-Zutphanicus in Tr. de Caus. Matrim. Dilf. 4. Quafi. z6. fere in pr. & Coren fupral. Obs. 20. n. 70. 71. jz. 72. & d. Cons. zy. n. 6. 7» 8. & 9. ; Te meer, als men confidereert , hoe dat eigentlyk d'oor- ixv fpronkelyke oorzake, waarom de retouren g'introduceert zyn daar in gelegen is , om door middel van zulke antimatrimoniele' ftipulatie te praïcaveren, dat de familie-en ftamgoedren by gebrek van lyfserven in een vreemt geflagt of huis niet overgebragt worden, welke reden en vreze door geboorte en nablyven van kindren nogtans cefleert en doet fubintreren de difpofitie van ene andre en natuirlyke reden , quee, quafi lex quadam IC tactta , Itbens parentum hereditatem addicitper L"). jf.de Bon. Damn. & l. pen. §. z. f. de Bon. Libert. Zulx, dat het de pligt van egteluiden , het retour ad ulteriores T* defcendentes willende extenderen , of hare wederzytze aange- * bragte huwelyx goedren aan een fideicommis accrocheren , nootzakelyk vereifcht, om het zelve nietfimpliciter tot een byzonder cas, in glte: Huwelyxe Voorwaarden vervat, nogte in 't gemeen tot afftervinge der kindren na dode hunner ouderen te bepalen, *7* maar 't retour tot die kintskindren mede nadrukkelyk uittebreidenj Wyl het aan d'ene zyde bekent is , dat een zodane bepaalde $> ftipulatie geen fideicommis introduceert , maar alleen een ordre 5 van fucceffie ab intefiatc mdigheert, Vid Groeneweg de LL Abrog. ad L. y. C. de Pact. Cenv. Neoftad. Obs. 11. & i» not. Rodenb. de fut. Cenj. Ttt 3. cap. z. ». 1. efi 2. Goris in Advers. Tr. 2. f. z. sap. z. n. zo. Q.qq En  yoS Partis Q_uar.tje iq En het aan 9 nn-dt "arm . Jl*9;i*auS zr&~$*''s iy?uluU^fi GERHARDVS SCHRODER, J.V.D. & Anteceffor Primarius. Datum Harderwyk. 1. Juny 17& LV. AD-  Cons. LV. j07 LV. ADVYS INSTRUCTOIR. Egteluiden by een Voorgaande articul hunner Huwelyxe Voorwaarden in cas van overlyden ponder IjfserVen met een morgengave uit des eerft ftervendes goedren gebeneficeert, en de langftlevende van hun beiden by een Volgende articul met alle d" overige goedren gelyf togtigt zynde, of in cas van tentie van lyfserven eenige lyftogt plaatze heeft? UbiJïmul Verbum reliqua pro negativa ad propofitum cafum refponjione explicatur luiden. ■ »> T>i'engen dezelve tot ftuir dezes Huwelyks aan alle zo,, JL> dane gerede en ongerede goederen, adien en credite'n, als zy alomme enigzints zyn hebbende, zullende me- H de altoos tuflchen haar zyn gemeenfehap van goet. 3 ° . ,, En, inval het mogte gebeuren, dat d'een of d'ander dezer Conthoralen mogte komen te overlyden , zonder lyfserven uit dit huwelyk natelaten , zo zal de Bruid uit des " Bruidegoms goet voor een morgengave genieten ene fum- '* ma van zooo. glns: of den Bruidegom uit des Bruids goed ,, 1000. glns: < 4° . „ Zal de langftlevende van hun beiden in alle de overige gerede en ongerede , zampt voordeel- goederen , adien en crediten , zyn of haar leven lang geduirende , blyven ge- >> lyftogt, zonder contradidie van ymant, Qurfritur. Of deze lyftogt is conditioneel of abfolnte, het zy dat'er kinderen of gene nagelaten zyn ? By my ondergffn: gezien, gelezen en g'examineert zynde bovenftaande Extrad per clattfulas concernentes uit de Huwelyxe Voorwaarden van A. en B. met het Quaritttr, daar uit ten aanzien van de lyftogt by art. 4. vermeit, zou ik uit de correlatie van denzelven met den immediaat voorgaanden 3. art. falvo melioris van opinie zyn r ,, dat de Couthoralen malkandren alleenr lyk, in cas van gene lyfserven, met de refpedive morgengave " en lyftogt reciproce gebeneficeert hebbende, daar uit by ene " tegenftellige redeneringe , in regten allenthalven aanneme\! Ivk niet anders kan volgen, of dezelve hebben in een con" 1 * trairea  Cons. LV. pop trairen cas, d'educatie en faveur van hare kindren meer, dan haar eigen voordeel, bedoelende, zig met de ftatutaire communie der boedels vergenoegt. Immers, wanneer A. en B. zig met die gearticuleerde lyftogt tot nadeel harer kindren hadden willen begunftigen , zo zouden dezelve van dat cas wel uitdrukkelyk by deze Huwelyxe Voorwaarden hebben konnen en moeten gewag maken , om z. dat alle conjugale gratificatiën ,in cas van defcendenten , doorgaans hatelyk, en by vele Statuten dezer Provincie verboden zyn, ten ware by Huwelyxe Voorwaarden anders uitdrukkelyk ge- 3, caveertwas, dat is, ,, wanneer de komftige Eheluiden , willen,, de een abfolute en onbepaalde lyftogt doen ftant grypen , de,, zelve met uitgedrukte woorden, daar zyn kindren of gene had,, den vaftgeftelt en bedongen Vid. Stadr: van Zutphen Tit. zy. §. 1. en Lantr: der Graaffchap Tit. iy. §. 1. Waar toe myneS' eragtens het beding der reciproocque lyf- 4, togt, aan de langftlevende d. art. 4. verfproken , niet zo generaal en fatisfacloir is, dat daar onder na de letterly'ke nog ftilzwygende intentie der conthoralen 't cas van exiftentie der lyferven zou gecomprehendeert en geincludeert konnen zyn. Gemerkt, dat beneficie aldaar in 't byzonder en alleen gere- ƒ. ftringeert is tot des eerft afftervendes overige goedren , welke immers gene andre konnen zyn , dan de zulke, die na defalcatie van de morgengave alieenlyk in cas van gene natelatene lyfserven voor den langftlevende overig gebleven zyn» Zulx, datden4.den tot den 2,.den voorgaande nart. zyne noot* zakelyke relatie en ontegenzeggelyke explicatie daar uitmoet hebben , ten zy men tegens de wetten van de gezonde Regtsgeleertheit zou willen deze ongerymde ftellinge maken , dat het woort overige fuperfluë, otieus & fine virtute aliquid operandi aldaar gebezigt was. Nam vide Barbas. Axiom. fur. voc. Verba §, 23. Daar rt nogtans 't contrair ex L. Potefi reliquorum appellatio Qy.' ff. de V. S. evincant is, dat de zin van dat woort reliquorum of overige in d'eerfte plaatze betekent partem refiantem, en in de twe- 8* de na de hoedanigheit der materie totum , welke laafte betekeniflè egter altoos veronderftelt yts, dat overig gebleven is, en in Q.qq 3 te-  yio Partis Q_u a r t m tegendeel niets van het overige gedeelte, waar in ymant geinftituert moge zyn , overblyvende , moet den gebeneficeerden ook, in nihil geagt worden gëinftitueert te zyn, gelyk zulx k Clar.Viris P. Rebuffo atque J.Goddseo add. L.a,2 By ons ondergefchrevene Regtsgeleerden gezien en geëxamineert zynde de proces ftukken tuffchen Jakob de Man, nomU ne Vxoris & qualitate, als inaclis, Aanlegger ter eenre, ende de Hr: Dor: R. O. Schraffert , als Volmagtiger van Aalt jen van Steenwyk, Weduwe van wylen Ds: Daniël van Dieft, Verweerderfche ter anderen zyden voor den Wel Ed: Gerigte des Rigterampts Oldebroek geventileert, voldongen en aan ons, om daar over te advizeren, ter handen geftelt, zouden, indien wy Rigters waren, daar in fentêntieren, als volgt: In zake van In-en Uitleidinge voor den Wel Edelen Gerigte des Rigter-ampts Oldebroek ongedecideert hangende tuflchen Jakob de Man, nomine Uxoris fohanna faccba Fabrititts, zig qualificerende, als erfgenaam ab intejlato van Hendrina Geertrmt van Dieft, door Ds: Daniël van Dieft, in leven Predikant te Swartfluis, by Gerharda Sas ehelik geprocr'eert, Aanlegger ter eenre j op ende tegens Dor: Reinier OttoSchraffert, zig qualificerende, als Volmagtiger van Aaltjen van Steenwyk\, Weduwe van wylen opglte: Ds: Daniël van Dieft, Verweerderfche ter andere zyde. Gezien , gelezen en geëxamineert de Aanfpraak cum annexit fub Litt. A. B. C. D. E. F. G. H. I. K1* & L. van den 2. Augufti 1734. Antwoort fub N. 1, x. 3». 3*. 4. 6\ 7. 8. 9. 10. 11. ii" iz1* ia3* & 13. van den 8. Septbr: dito jaars, Replycq fub Litt. L.& M. enDuplycq naakt en bloot, refpe&ive op den 22. Novbr: des voorn: jaars en 8. January 1735-. geëxhibeert, benevens de Protocollaria van den 8. July 1734. alles in conformiteit van den Inventaris der ftukken op den 24. Febr: 1735-, door parthyen ondertekent , voorts op alles gelettet, waar op in dezen enigzints te letten ftonde. Den Hoogwelgeboren Heer Gerhard Cafyn Baron van Bentinek\, Heer van den Berencamp f en Rigter van t' Oldebroek^, als in dezen geconftitueerden Ordelwyzer, met gevolg desGerigts na ingenomen advys van onpartydige Regtsgeleerden doende regt , en voorbygaande die aan zyde van Verweerderfche geproponeerde Rrr ex- 7y. D' afiumtie van een derden Advizeur levert altoos geen compenfatie van koften uit. 76. Schoon andes ob opmionem Doctoris dezelve gecompenfeert worden.  Partis Q_uart/e exceptie , verklaart den Impetrant q. p. in zynen Eifch en Conclufie niet te zyn ontfankelik, nogte gefundeert, en by denzelven overzulx een kwade Inleidinge gedaan , en daar tegens by de Verweerderfche ene goede Uitleidinge ondernomen te zyn, met condemnatie van den Impetrant q. p. in de koften dezer procedure tot taxatie en moderatie van welgltn: Gerigte. Aldus by ons ondergfn: geadvizeert binnen Zutphen den 9. Maart i74f. F. R. van LA ÏHUM. J. SCHOMAKER, PH CAR. SC HO MAKE R. Redenen van bovenftaande decifie zyn onder andre de navolgende. Eer en alvorens wy progredieren tot de juftificatie van ons voorsn: advys, hebben wy t' niet ondienftig gcagt ratione faetite prajmitteren, ,, Dat zekere Aaltien Vilenbroek, zig voor ,, de eerftemaal in huwelyk begeven hebbende met facobusSas, ,, heeft nagelaten een dogter Gerharda Sas, welke Gerharda ge,, trouwt is geweeft aan Dn: Daniël van Dieft, in leven Predikant te Swartfluis, na dat dezelve alvorens by hunne Huwelyxe Voorwaarden ter procedure refpeclive fub Litt. C. & ,, N. 1. 1» co/»wgëappliceert, edogengeconfirmeertby s'Hoves fententie fub N. 2. de langftlevende van haar bei,, den hadden begiftigt in de natelatene gerede goederen , en ten opzigte van de ongerede bedongen. ^ > ,, Dat dezelve zouden jterven van t'een kint op f ander , en by t , affterven van laafle wederom gaan en leer™ > waar van dezelve » , gekomen zyn &c. Uit welk huwelyk is geprocr'eert een dogter, genaamt 5) Hendrina Geertruit van Dieft. Dat vervolgens, bovengm: Aaltjen Vilenbroekf voor de twe'de maal in t'huwlyk is getreden met Gerhard Fabritius, en " daar uit een dogter ter werelt gebragt, geheten fohanna facoba 11 Fabritius, zynde de huisvrouw van den Aanlegger. , Vermits nu meerglte: Hendrina Geertruit van Dieft voor }), haar moeder is overleden. j.j zo  Cons. LVI. f1p ,, Zo heeft den Aanlegger nomine Vxoris gefuftineert, beregtigt te zyn tot de retour fubjede goederen by evengn: Hendrina ,, Geertruit van Die/} nagelaten , met dien effede, dat van wy,, len voorn: Ds: Daniël van Die/I, als Boedelhouder van dit zyn ,, dogrertjen, inden jare 1717. heeft geëifcht en ingevolge des ,, Hoves Sententie fub D. bekomen een Staat en Inventaris van ,, deze hferediteit fub Litt. E. ,, Zodanig, dat daar over wederom conteft gevallen en ver,, fcheidene decreten voor welgltn: Hove van Gelderlant er,, gaan zynde , eindelik by fententie fub G. van den 3. July >5 1726. ten aanzien van t' regt en eigendom van de goederen, op de,, zen Inventaris ftaande, aan de parthyen hinc inde is overgelaten, ,, daar omtrent voortenemen, daar en zo zulx zullen oordelen te be,, boren. (fic. ,, Uit wiens hoofde den Aanlegger nu Inleidinge heeft gedaan in zekere parcelen, mede ter proceduire vermeit , om ,, door middel van dien te vindiceren de plenaire poffeffie en ,, by ordre derzelver proprieteit. ,, En, of nu wel de Verwre: daar tegens Uitleidinge gedaan ,, en gefuftineert heeft in verfcheidene opzigten kwalyk door ,, den Aanlegger geprocedeert te zyn. Zo hebben wy alle deze incidentele of exceptive difpuiten 2. liever willen voorbygaan , dan deze zaak, in ftaat zynde, om ten ' principalen gedecideert te worden, door derzelver admiflie of repetie te protraheren juxta L. iz. C. de Contrah. Stipul. als bekent zynde: Dat de Rjgters, zo veel in hun vermogen is , verpligt zyn de protradie en multiplicatie der proceflën voortekomen. Ita ut nu/la interlocutoria fententia ferenda fit , fi definitiva locum 3* habere potefi. Carpzov. P. 1. Conft. 10. Def.7,. n. 5, et DD. paffim. Engewiffelik niet zonder redenen s Wantgetuigt P. Matthieu en PHiftqire de Henry IV. L. y. dat die gene , welke genootzaakt zyn hun recours tot middelen van regten te nemen, in een zee 4; van proceduires en een golf van fcherpzinnigheden worden gefmeten, waar van de haven dikwerf de armoede en ook zomwylen de doot f\ is, zo vereifcht het welzyn ook van een gemenebeft en teffens van parthyen zelfs; Rrr z Dat,  jjg Partis Q_u a k. t je Dat, 20 ras doenlyk , hunne onenigheden worden getermi"'lieert en door een kort vonnis afgemaakt. Cap. Jurgantium z.X. de Sentent. & Re Judic. Ten welken einde dan ook zelfs in vorige en latere tyden de v orften en Opperheren der Landen tot verkortinge der proceifen en pi-Eeteritie van alle onnodige uitvlugten hunne kragten daar toe hebben ingefpannen, en aldus getragt meten volgens t'zeggen van Lodewyk XL Koning van Vrankryk tebefnoeyen de grote en lange formaliteiten , die het geregt, als een wyngaart, maken , welke niet geg. fnoeyt zynde veel houts en weinig vrugts voortbrengt. Vid. PraJid.De LaRoche Flavin. au Traite de Pariemens de France Liv. 8. Ch. \Z. n. i. & Liv. 13. C y. Cuïaddantur Vasquius Illuflr. Contr. Lib. 1, eap. 41. w. 18. Rebuff. ad Con/l. Reg. Tr. de Supplic. art. u gU 8. Waarmede dezelve dus hebben willen prsevemeren zodane verwytingen, als voorheen aan de Athenienfers volgens de getui- genis van Mornacius in Comm. ad L. yz. f. de Peculio en vervol9- gens aan de Romeinen door Juvenalis Sat. 6. gedaan zyn , zeggende dezen laaften aldaar zeer aardig: XO„ Expectandus erit, qui lites inchoet annus Totius populi; fed nunc cywque mille ferenda Tadia, mille morat, lenta pugnamus arena, Et res atteritur longo fufflamine litis. T' welk wy niet alleen hebben bevonden in t'generaal, maar wel in 't byzonder op deze zaak applicabel te zyn, alzo dezelve reets ia ïi. den jare 1717. of eerder (relatio ad litt. D.) g' entameert, endus meer dan twintig jaren geduirt heeft; waaromtrentzelfsdeklagte van Martial. Ltb. 7. Epigr. 65. niet ongefundeert is, in verbis; Lis te bis decima numerantem frigora bruma Conterit una tribus, Gargiliane, foris. Ah mifer & demens! viginti litigat annis Quisquam, cui vinei Gargiliane licet ? Hier om dan is t' ook, dat wy ons in ftaat bevindende tot exatninatie en decifie van de zaak zelfs te accederen tegendeels Eifch hebben moeten ontzeggen ,* ISiet zo zeer , om dat den Aanlegger niet zoude hebben bewezen , dat de gevorderde goederen het retour onderhevig fc, zouden zyn, als trwelk voor als nog tot geen onderwerp van deze. decifie heeft kunnen ftrekkenMaar  Cons. LVI. ^t.^ Maar, vermits wy hebben aangemeikt, dat en den Aanlegger nomine uxor'ts uit kragt van de huwelyxe voorwaarden fub Litt. C. efi N. i. ten opzigte van deze goederen, en meergn: Ds: Daniël va» Dieft ten reguarde van de overige effeüen te zamen zvn erfgenamen van derzelver refpeöive Nigt en Dogter,- By gevolg, dat de vindicatie van de retour goederen niet ge- i±} fêhiet tegens iemant, dewelke dezelve bezit pro herede vel pofteffore, maar tegens den genen, die des Aanleggers regt hier omtrent wel wil geftendigen en gereet is tot derzelver extraditie , zo ras 12,, denzelven heeft bewezen , dat deze goederen onder t' retour zyn gecomprehendeert, en vervolgens geprsefteert , waar toe na regten een mede erfgenaam verfchult is. ]Nu is t'bekent, dat in dusdanen cas geen hereditatis petitie, 14 waar voor den Aanlegger deze zyne aclie fchynt te willen debiteren , plaatze kan hebben : Cum per hereditatis petitionem contenditur hereditatem fuam efte, eamque fibi ab eo, qui pro herede vel IC poftèftore poftidet, reftitui, Voet in Comm. ad ff. Lib. y. Ut, 3. ». 1. 2. Leyfer. in Medit. ad ft. P. %. Sp. 94. Med. 4. Geheel anders, indien de qualiteit van erfgenaam ten reguar- r* de van de retour fubjede goederen aan den Aanlegger nomine . uxoris was gecontefteert. Als wanneer daar over hae petitione praviè hadde moeten ge- 17. handelt, en dus inter verum & falfum heredem erkent zyn na de lere van verfcheadene Do&oren, geallegeert in des Twedes Mede-ReferentS Confil. Gelro Zutph. P.x. Cons. go. ». 12. Zo dat, vermits deze qualiteit by parthyen in confefto is , en ons egter nergens gebleken, dat, fchoon wel over deze en gene boedels poinéten is gecontroverteert , enige univerzele of particuliere divifie van deze hereditaire goederen ooit tuffchen jg^ dezelve gefchiet is, den Aanlegger het judicium famila ercifcunda hadde moeten gè'emploieert , en by een competenten ingang van regten tegens zynen mede - erfgenaam gecontendeert hebben tot fcheidinge en deilinge dezes boedels : Cunf hereditatis petitionon datur contra coharedem, fed atlio families ercifcundx. Barry deSuccej?. Lib. 11. Tit. 14. ». y. Voet in Tratl. de Famil. Ercife. IOjC tap. 1. §. 6. & cap. I I. per tot. Hier om wort getradeert by den groten Mhmr de AÜicn. Rrr % Si§K  Partis Q_u a r t je Setl. i. cap. 3. §• 54' cum ait: Si enim im kareditarittm fit liquidum proceditur ad diviftonem, cujus nomine comparata efi atlio fa-o mili* crcifcunda, qua agant coharedes inter fe de hereditate dtvidenda ' & rationibus propter admintfirationem reddendis: Cujus atlioms fundaa, ment urn in LL. XII. Tabularum radicatum efi. Heinecc Antiq. ' Rom. ad Infiit. Lib. 3. Tit. z8. $. 6. & feqq. Itaque e(l jus hereditarium & ftmul hereditatis communto , onens ex quafi contradu, quo invicem obligantur ad communicanda commoda & refarcienda damna nee non impenfas. Reiger. Iheatr. Jur. Theoret. Pratl. Lib. 10. Tit. z. §.4. _ Zonder, dat hier omtrent enige veranderinge kan geven uit wat hoofde enige erfnis wort gevordert. Quippe, quod pro hare23. dibus tn hac atlione habentur, qui quoquo modo etiam coharedes dici poffunt, uti fiduciarius & fideicommiffarius, item five ex ,ure pretoria (tatuto\paüo &c. fals in hypotheft den Aanlegger uit kragt van de bovengn: Huwelyxe Voorwaarden en de Verweerderfe uithoofde van de ftatutaire wetten ,) fe fundant in jure hereditarto eommunt. Vid. Böhmer. de Aüion. Secl. z. cap. 3. §. 58. Voet. de Famil. Ercifc. cap. i. n. 13. & cap. 11. all, _ »4- Dierhalven , dat, gelyk dezen Aanlegger nomme uxons , als erfgenaam van die retour goederen erkent zynde, met heeft 2f< kunnen ageren petitione hereditatis , fc ut ille declararetur hares, entoteen vervolgelyke extraditie van dezelve, maar gehouden z6. was eeweeft dit judicium familia ercifcund* t' entameren. Te minder om dat boven dien niet de Verweerderfe m 27. praparatoriojudicio door den Eifch van Staat en Inventaris, t'overgeven, redrefleren &c. van dien heeft geverfeert , en dus reets t' fundament van de eventuele fcheidinge, als een nootzakelik gevola, gelegt (Dn: Schraffert in Cod. Gelr. Zutph. Voc. Erfuitinre■ « 10 & i*0 dezelve daarentegens geen Eifch tot fcheidinge en deilinge hadde kunnen doen, in cas namenthk de qualiteit van erfgenaam was gecontradiceert , als wanneer zig 28. zoude g'exponeert hebben aan een exeeptio prajudicialis of pra' maturi. Vid. Böhmer all. cap. 3. §. 56- . , . Terwvl men evenswei dusdane exceptie zou hebben kunnen pnevenieren door de cumulatie van een preliminaire conclufie *0. (gederiveert ex natura petitienis hereditatis) met dit judicium f<*g* lia ereifemda;  Cons. LVf. Gelyk meermalen in foro door ons en andere DD: gepracli- 20 feert en in regten gepermitteert is. 4 * Op dit judicium familie ercifcunde heeft den Verweerder q. q almede gereflecteert, wanneer denzelven heeft gefuftineert 'tjus retentionis voor alle boedels koften , fchulden en andere gëarticu- 3 r; leerde petitiën aan defzelfs Principalinne te competeren , dewelke dan ook (eer bevorens de poffeffie en proprieteit dezer quaefti- 3Z.1 eufe goederen, indien al mogten bewezen zyn geweeft onder t*retour te gehoren, aan den Aanleger zal kunnen worden geadjudiceert) niet alleen uit de erfnis moeten voldaan en daar van afgekort worden, Quippe quod nulla dici potefi hereditas, niff 22.' deduclo sere alieno; _ Maar ook fpeciaal cafu fubjetto, tanquam prefiationes per finales ,in 34. dit judicium moeten komen, Quoniam ercifcunde familie judicium 3J. ex duobus confiat, rebus fc- efi prseftationibus perfona li bus,- Hinc Dnus. Voet all. Trabl. cap. 10. n. i. annuit: Vnde non modo res ipfit hareditarite folent in illud deduci adid, ut dividantur, aut, fi divifionem aptam non recipiant, ad]udicentur uni in folidum ,• fe- 3°"« rum infuper circa prefiationes perfonales aliaque verfatur judicis officium, ut eorum contemplatione faciat in omnium coheredum perjona con- 37. demnationes & abfolutiones, quod quidem adeo neccfiarium efi, ut, fi pratermijfa fuerit in alicujus perfona condemnatio , in ceterorum queque 38. perfona non fit valiturum id, quod judex fecerit; En zekerlik, wat isJer billyker en meer met de redelykheit overeenkomende niet alleen in t'generaal, maar wel alhier in t'particulier? Daar des Gedes: petitiën niet fchynen te wezen de lana caprina, of van gering belang, veel weiniger gepretexeert, om Te- 39. gendeels Eifch daar mede als te compenferen, maar van confideratie en van dié natuir; Dat den Aanlegger op alle dezelve by zyn Replycq geen jota of tittel heeft ingebragt, men gezwyge'dezelve gecontradiceert. 'Twelk by de Verweerderfche ter Duplycq, als een dilzjwygende erkentenis, is opgenomen , en byons ook in diervoegen conform de generale regts difpofitien heeft moeten aangemerkt Worden, Cum fi quis iis, qua in judicio dtcantur , non eat inficias, 40» illafateri ccnfeatur. Wefenbec. in Parat, ad f. Tit. de Ccnfejf. n. y. Im-  p,0 Partis Q_u a r t te Immers en in diervoegen , dat wy de Verweerderfche niet hebben konnen of mogen condemneren de gerequireerde re41, tour fubjeöe goederen aan den Aanlegger te extraderen , voor en aleer over deze prstenfïen in judicio principali gehandelt en dezelve gerejeöeert zyn. Te minder, geconfidereert man en vrouw niet alleen het regt van retentie hebben, ter tyt en wylen dezelve voldaan zyn van 41. f geen by Huwelyxe Voorwaarden is befproken. vid. prelaud. Dn: Schraffert all. Cod. voc. Retentie. §. 2. Gelyk een erfuiter dit zelfde regt mede kan exerceren tot erlanginge of affecuratie van t'geen hem competeert , zelfs zon44.. der enige cautie daar voor te accepteren, volgenst'gëadvizeerde in Van den Bergs Neder 1. Adv. P. 4. Cons. 41. Maar ook, om dat deze retentie zelfs plaats heeft pro donatis in patlis antenuptialibus minus folennibus, Schraffert O/u. 241. n. 13. ±f Vel etiam pro ufufru&u , dunec de ejus validitate judicatum non ' ftt. v. Eund. Obs. 498. n. 1. Imo generaliter competit hoe retentionis beneficium conjugi fuperfiiti pro plenijfima redtntegratione fiti patrimionii , de qua Obs. 280. Al het welk dus moet gefchieden by een preliminaire lio quidatie en fcheidinge, eer een erfgenaam deze of gene goede* ' ren kan zeggen hem privative te competeren. Of nu dit judicium familie ercifcunde propter illas prefiationes per49. finales zoude zyn een atlio perfonalis} tanquam defcendens ex quafi contraSlu, gelyk gefuftineert is door de Hr: Profe/lor Vinnius in Comm. ad Infi. §• 2. n, 11. & §. 20. n. 1. T. de Aclion. >0, Dan of in tegendeel een atlio realis of in rem i Quippe , quod ' licet ex rebus & prafiationibus perfenalibus fimul confiare dieat Ulpian. in L. 22. §. 4. f. Famil. Ercifc. Certum tarnen efi, quod hac atlione rem tpfam & quidem nofiram **' perfequimur ac tuemur, zo als meergeall: Profefor Voet tn all. Tr. de Famil. Ercifc. cap. 1. ». 10. van gedagten is; En eindelik , of dit judicium niet eerder zou kunnen aangemerkt worden, als ten atlio mixta? waar van kunnen gezien worden Hoppius in Comm. ad Infi. ad §. 20. de Aclion. Böhmer d. Tr. Setl. 2. cap. 3. §. y4> Voet all. cap. 1. ». 8. 9. Zulx is een queftie, die doorgaans in fsholis wort verhandelt en  Cons. LVI. cn in foro van weinig confideratie is. Dan in zo verre men daar uit zou willen betonen , dat m praxi ten opzigte van de manier van procederen dit generale ju- fA. dieium moet gecntameert worden, als andere perzonele adien dat is, met-citatie tegens inheimfche , of met arreft tegens uitheintfchesFid. Voet cap. i. $. 10. & all. Reffondentis Schomakeri Cons, Celr. Zutph. P. 2. Cons. 9. 10. 11. & \%. En dus zo wel in loco, als extra locum domicilii defuncli, diffen- Cf. tientc tarnen ficpe laud. Dn. Schraffert Obs. 47. «. 3. ytf Welke qusftie, als niets ter dezer zake doende, wy dan ook niet vorder zullen toucheren,maar ons refererende tot detradi- 57. tie; van Zanger, de Except. P. 2. cap. 1. «. apy. & wultis re-„ Wiffenbach. in Cod. Lib. 3. Tit. 20. & Groeneweg. in Tr. de LL. Abrog. ad d. Tit. 20. vervolgens aanmerken , dat wy niet hebben kunnen vinden, dat in dezen zou moeten gediftingueert worden tuffchen dezen generalen Eifch tot exhibitie van Inventaris, voorts erfhuis - fcheidinge en deilinge, en tuffchen de vindicatie van een particulier boedels-goet, alsof t'eerfte wel in folo loco domus mor- J8». tuari&,ex\ t'andere ook extra locum domicilii per modum immiffionis in realibus zoude kunnen geventileert worden , gelyk meergn: Hr: Schraffert Obs. 47. n. 2. van fentiment is. Waar uit overzulx zoude confequeren , dat den Aanlegger te regt deze particuliere retour goederen by Inleidinge extra 59. locum domicilii defuncli heeft mogen en moeten vindiceren. Uit confideratie, dat dezen generalenEifch zou moeten verftaan worden te pnsftipponeren een prtallabele agniüe van des 60. Aanleggers qualiteit, als erfgenaam; En in tegendeel de vindicatie van een particuiier efied per 6n modum immiffionis deze qualiteit, of funften t'regt, waar uit deze petitie voorfpruit, te contefteren, zo dat daar over in tali 02. judicio alvorens zou moeten erkent worden; Dog wy hebben om redenen boven geallegeert vermeint, dat het judicium familia ercifcunda zou moeten geprsecedeert en al- 62. dus de praetenllen van de Verweerderfche daar in geliquideert en teffens bewezen zyn , dat deze gevorderde effeden onder «, t geftipuleerde retour begrepen waren. Tot welke tyt de Verweerderfche bevoegt is deze retour goe- 65. Sss deren  ^2 PUTIS Q.VARTJE deren mede te detineren. . Want offchoon dezelve volgens t' fentiment van den Aanleeeer geen erfgenaam is geweeft van Hendrma Geertruit van Dittl en derhalven niets met dezen boedel zou te doen heb<, ben,'zo is t'evenswei zeker, 'dat wylen D. van Dieft is geweeft 66' pojjefteur van deze nalatenfchap, tegens wien den Aanlegger ook tot .extraditie van Staat en Inventaris voor den Hove Provinciaal van Gelderlant heeft gëageert; tit i , -ir 67. Dat na dode van zyn Eerw: defzelfs Weduwe de Verweerderfche in dezen , is en blyft Erfuiterfche Pofeffeurfche of Boedelhouderfche, dewelke niet alleen verpagt is ^erfhuis te befchut- 68. tem maar ook tegens welke alle civile adien, die tegens de overledene mogten hebben gecompeteert , moeten gëinftitueert worden; zodanig, dat de erfgenamen van denzelven gehouden 6o zyn de erfnis uit handen van den Erfuiter of Erfuiterfche te y' ontfangen. Id. Dn. Schraffert Cod. all. voc n. 1 & feqq. Zulx dat deze Verweerderfche de plaatz van haar overledene eheman'zal moeten vervangen, en zynen boedel waar in-en *o onder deze quaeftieuze parcelen nog gehoren, te redden , ad ex7 ' emplum heredis ftdeicommiftant , vel ejus, qui vicem heredis fuftinctj qualis monhus nofiris eft maffarius, perfonam defunüi reprafentans, alL 1 ' Voet d. Tr. cap. t. §. 13. > , .... Even gelyk de erfgenamen van een erfuiter, pendente judtcio 72. familie ereiCcunda overleden zynde te zamen by repraefentatie daar toe zouden bevoegt zyn. id Voet cap 11. . 1 8 Wv hebben eindelyk den Aanlegger mede m de koften, als een gevolg van defzelfs wederregtelyke adie en petitie, moeten 74" condemnereny»*'* inter alios Mevium P. f. Decis. 30. Zonder, dat d'affumtie van den derden Advizeur en.ge oorzaak tot compenfatie gegeven heeft; 7St Dewyl wy geen diTciepance omtrent het principale poind SCïn noSanen cas anderzints propter opinionem Dotloris de koften doorgaans worden gecompenfeert, uti videre efi apud Eauteib. Vol. X. Dift. Tubingens. 9. Th. 44. &c. LVII. A D,  C 9 if s. LVII. faj LVII. ADVYS INSTRUCTOIR. Conform Het LVIII. LIX. en LX. en Contrair Het LXI. en LXII. Adys, alhier gedebatteert. Over de extenfien de cafu ad cafum&deperfona ad perfonam in fideicommifTair® fubititutien, hoever, wanneer en in welke gevallen dezelve ultra terminos in teflamento prxfinitos ftilzwygende plaatze konnen hebben ofte niet? Afooaar Deze materie onderfchcidentlyk in vele overeenftemmen.de en uitgebreide opzigtcn onderzogt, en contra fideicommijjum alhier geadvizeert is. Vervattende te gelyk I. Hoe een Rigter zig omtrent d'uitfprake oSss 2 ver  ji4 Partis Q_ ü a r t m ver deze en diergelyke twiftzaken moet gedragen. II. Waar door en uit vele confufien en procef- fèn veroorzaakt worden ? III. De materie van fabftitutien is een gulden oog ft voor Advocaten en Rigters. IV. T>e origine teftamentorum & fideicommiffomm, V. De caju omiffo. VI. De caju expreffo. VII. De quceftione, an quando jlandum fit fcripU, an prafumpu tefiatoris Voluntatiï VIII. De perpetuo is* graduali fidekommijjo. IX. De fimplici tefiatoris probibidone de non alienando extra famiüam. X, De difpo/itione fuper feudis, & limitato Domini confenfu*. S U M M A R I A. ï. TJen Rigter zo wel aan de wetJC' ten, als aan de woorden van een teftateur verbonden zynde, moet niet na zyn eigene phantafie tegens derzelver eigentlyke betekenifie oordelen. 2,. Verba funt figna demwnftrativa voluntatis ammi, 2. Inde Ulpianus, teftante Quintiliano, indagator nominam appellatus f'i't- 4. II2,> Ultima voluntas bominis, maxime in Jcripturam pravio cum jurifperko conf lis redacla, non habetur pro aclu repentmo , fed mente prss 3 fchentyt.  -46 Partis Quartje fchentyt van de Keiieren Augufius en Zeno Ifauricus gekeft hebben ? 46. fl, 83. 93. Fideicommifia ultra cafum a teftatore exfreffum non exienduntur, nequidem favore familue. 47. Applieatio ad quafiionem propofi- tam, 48. 59, 64. 6f. Aditione heredis vul- garis expirat fubjiitulio. Add. n. 60. feqq. 49. 50. Hujus aditionis effeétus quan¬ do & quamdiu locum habcatt fl. Supervacuis laborat tmpendiis , qui folem facibus illufirare conatur. 5-3. Ubi eft cafus legis, ibi nulla efi ambiguttas. 5-4 Rei probatie fruftra adjicitur. SS* 57- Tenor teftamenti, de quo hic quitritur, recitatur. fS. Applicatur '& examinatur. 60. Definitivo cafus s. Jubjiitutionis vulgaris; 61. Ejus effeétus. 61, Ampliatio. 63. Ratio dupliciier affertur. 66- Infiitutus fub aliqua conditione , fub contraria videtur exclujus. 67. Pluribus inftitutis heredibus , licet datus fit fubftitutus, tanten uno ex iis adeunte ftnitur fubftitutio. <58. Zodanig ook, dat alle fubftitutien van verfcheidene graden (». 69. opgegeven) adeunte primo herede moeten ccfièren. 70. Welke woorden ene conditione¬ le inftitutie of reftitutie importeren ? 71. Waar uit men dat onderfcheit kan kennen? v. h. 72. Wanneer d'extenfie in fldeicom- milTaire fubftitutien plaatze neett? en wanneer niet f », 76. 77. 78. 79. 73. Waar in het onderfcheit tuflchen ene voluntaire en «ecejjaire conditie beftaat? v. h. cum illu. firatione exempli bifariam addu~ <3i n. 74. y 7f. 82. Cafus omiffus habetur pro omiffi , ubi ampl. 84. Late ad cafum fubjellum applicatur es3 ex probabili tefiatoris mente infertur. 8ó. Subftituüo fub conditione faéia , deficiënte conditione, evanefcit. S7. De goedren by erftenis verkregen, worden als een onverdeilt patrimonieel goet van den erfgenaam geconfidereert , en daarom zonder onderfcheit op zyne naafte erfgenamen getransmitteert» 88. Met 't geen voorsn: zekere twe contraire Advyzen wederlegt zynde, volgt de refutatie van 't twede Advys ». 89. & 90. op de fufpenfie van fubftitutie in cafum mortis heredis , en andre valfche verondcrftellingen en flotgevolgen in 't bytonder gegront. 91. 92. Redenen van dien met toepafllnge op 't qusefticuze teftament, 94. Quod tacita extenfio ultra terminos in tefiamento prafinitos non admittenda fit , quadrupliciter probatur, n. 2.8 P A R T I S Q_U ART'i 144. In cafu probabiliter dubitabili conjeBurce non junt prohibitai 14Ó. In cafu expreffo ceffat interpretatio tacitte tefiatoris voluntatis. 147. 204. Quia fideicommiffum refpeélu heredis efi odiofum. 148. Ideoque conjeBur.e C53 fubauditi intelleBus adiüud introducendum non admittuntur. 149. Propter authoritatem Jufiiniani legislatoriam, qui nullum alium cajum omiffum tacitè admitti voluit, quam illum, qui tefitamento efi comprehenfus. 150. Quare interpretes fingere extenfiones citra legwm authoritatem minime decet. *S3' Wanneer tot inductie van een fideicommis ene onuitgedrukte en gebrekkelyke wille van den teftateur kan worden veronderftelt? v. n. 15-4- & 15T. ubi h h.&». if8. propqfita examinalur C55 refolvitur, n. Xfo. 160» Hominum cenjeBura pro fideicommiffo tacito non fufficiunt. 263. Ad omnem difpofitionem voluntas cum fcripto concurrere debet. 164. Qbod d, n. 163. &f h. n. authoritate ICtorum, 165. Et rejponjo juris Gelro-Zutpba- ntci probatur. ióq. Wanneer een perpetueel en gradueel fideicommis plaatze heeft , en niet ? v. nn. feqq. 171. 176. 177. Men heeft wel te letten, welke conditiën en claufulen een teftateur in hujusmodifideicommiffo familice, 't zy in genere ad totam profapiam , 'tzy m fpecie ad certas perfinas gemaakt en gebruikt heeft. 178. 179. Welke beide alhier onderfcheidentlyk befchreven worden. 180. Cafus in L. 38. §. Jul: Agrip.4, ff. de Leg. 3. recitatur, & cafuiJubjeBo , fideicommiffum familice refpuenti, applicatur cum refolutione qutefiionis exinde propofitte n. 181. 182. Des teftateurs blote bevel of verbod de non alienando fine adjeBa poena vel caufa bepaalt alleen maar '1 fideicommis ad vitam heredis, ten wiens faveur dezelve geprasfumeert wort gefchiet te zyn. V. ampL n. 188. 183. Wat effect dezelve heeft? 184. Nudi pr.eeepti definitio , 185". Et applieatio ad faBum controverfum- 186. De prohibitie van alienatie is perzoneel of ri'eel. 187. Van welke beide de wetten voorbeelden en gevallen remifiivè opgeven. Add- n. 195-. 188» 189. 200. In welke graden of linien ene blote prohibitie trafamiliamfrevoegc by de clauful; ten eeuwigen dage , of ,k wil, dat myne goedren in de familie bewaart blyven, een ré'el en gradueel fideicommis *d omnes  Cons. LVIL ï2«? Copia teflamenti in Claus: Concern: de qunék qumtur* Alzo niets zekerder is ,als de doot, en niet onzekerder,als de uire van dien, ende ik ondergefchreven Margareta Gevers, Dogter van wylen Eggert Gevers en Agnis Chrtfiina Volmtrsfixs le- Ttt ven omnes tefiatoris cognatos cxtenfyf, kan importeren ? v. infr. n. 203. 190. Applieatio. 191. 192. Quitsam fub voee familiae continenturt 193, 211. Prohibitio alienationis regulatur fecundum cafus c53 perfionas in jubfiitutione comprehenfias. 194» Jngens numerus DD. de odiofa prohibitionis extenfione adducitur. Add, ». 210. 196. Fideicommis nit ene verbodene alienatie buiten de familie is niet perpetueel , en kan overïulx den eerften van die familie het fideicommifiair goet , van den gegraveerden erfgen: bekomen , aan een vreemde overdragen, v. ration. n. 197. & 198. cum refutatione objeéï. n. 199. Add. conjonantes cafus n. 201. & 20f. & fententia confirmatorite n- 202. & 206. 207. Aanwyzinge dz.xfor.tes van enige wetten, waar uit de DD. frofavcre fideicommifforum gewoon zyn te refpondercn, 208. Oploffinge van derzelver redeneringen uit andre wetten, met aantoninge, quod ea odiofa funt n. 209. remiffwï, 2,12, Fideicommiflen zyn omtrent d'ongerede goedren, in deze Provincie gelegen, outyts ongeoorloofd geweeft. 213. Dog de in-en fubftitutien tot de twede hant zyn volgens de Peluws: Ord. zedert 1711. toe« gelaten. 214. Maar de teftamentaire difpofitien by gene exiftentie van adof defcendenten volgens hLantri dezer Graafs: zyn bepaalt tot de halffchcit der goedren, daar in gelegen. 21 f. Voor de tyden van Keizer Karei V. was het zo weinig gcoorlooft over leengoedren te tefc teren, als over vrye goedren in Veluwen voor 1711. 216. Dog is na zyn doot met 1600» difpofitie teftamentair daar over cum confenfu Domini feudi toegeftaan, zelfs by wyze van fubftitutie en fideicommis. 217. Alhoewel bepaaldelyk in de collaterale linie ten aanzien der goedren , in dzGraajs, Zutphen gelegen. 218. Rigters moeten na dc wetten ex certa animi ratione OVCr een twiftzake oordeekn. 219. Een leenconfent ad primum aélum difpofitionis verkregen , wort niet g'extendeert adJecundum fubfiitutisnis aélum.  yio Partis Q_uart« ven Echteluiden , in dezen g'adfifteert met Dr: Woït, t»n Prir.k^, als mynen gekoren momboir, ongaarn uit deze werelt willende fcheiden, zonder over myne tydelyke goederen teftament gemaakt te hebben. Zo is't, dat ik voor af myne dierbare ziele bevele in harden van God den Vader, om door de genadige verloffinge van God den Zoon , mynen eeuwigen Heilant en Zaligmaker ,. en de vertrooftinge van God den Heiligen Geeft , ten jonpften dage met myn vleeflyk en fteiflyk lighaam wederom verenigt zynde, den drie-enigen God eeuwiglyk te loven en te pryzen. Amen. Mitsgaders, dat by goede memorye en verftant zynde, vry en onbedwongen en zonder aanradinge van ymant, eerft en vooraf herroepe, dode en vei nietige alle myne vorige makingen, hoe en waar ter plaatze die ook mogten opgerigtet zyn , en fpeciaal mede het retour van goederen , zo by Huwelykze Voorwaarden van myn zal: ouder:- mogte wezen gemaakt. Ende vervolgens komende tot deze myne laafte wille; Zo ftelle en make tot myne enige en univerzele Erfgenamen, aan myn Zal. Vaders zyde, de Defcendenten en nakomelingen van Zal: Aaltje» Gevers, in leven huisvrou we van wylen Arent Marienbmgh, wezende tegenswoordig de kinderen van wylen Wilhelm Teonhuyfen, en de kinderen van wylen Geertrttid Marienhurgs, in leven huysvrouw van wylen den Here Burgemeefter Wilhelm Marienburgh ; Ende aan zyde van myne Zal: Moeder, Anna en Margarita Volmets, kinderen van wylen foofi Volmer, en by voor aflyvigheit de naafte wettige defcendenten van wylen Oito Velmer , zynde geweeft de Broeder van myn Groot-Vader, wylen fan Volmer, en van Mechteld ^fo^Echteluiden , in alle myne natelatene gerede en ongerede, allodiale, leen, hoïhorige, tinfen , andere goederen (volgens bereets verkregen odroy, en al nog te verkrygene approbatie) mitsgaders actiën en crediten , niet:; in *t groot of klein uitgezondert: Onder deze expreife conditiën, bepalingen en beladingen. Eerfieljk, dat uit myne gereetfte goederen en eftec~ien de 'volgende prselegaten en legaten voor af zullen woiden uitgevolget en betalet: Als. &c. Te»  Cons. LVII. ^x Ten tweden , dat alle myne voorgemelte overige goederen aclien en crediten, niets in het groot ofte klein uitgezondert' na aftrek van voors: prelegaten en legaten , in twe gekke' portien, aegalyk en zonder enigerhande praerogativen en vooruittrekkingen zullen worden g'ervet en genoten s Namentlyk d'ene halffcheit door myne Vaderlyke bloetverwanten, en de andere halffcheit door myne Moederlyke bloetverwanten, beide voornoemt, zonder te confidereren , waar van dan de goederen heen gekomen zyn, en wie van beide ftakea nader in graad mogten weïen j Tenderden, dat g' exhaeredeert &c. Ten vierden, dat inval &c. Ten vyf den, dat alle de goederen, effeden en aéïien, die myne vaderlyke en moederlyke Erfgenamen van my zullen komen te erven, gelyk ook de voorgemelte vier duizent guldens, aan myne nigte Margareta Toonhuyfen gelegateert, yder in zyne ftake ten euwigen dage en zonder enig aanfchouwen van graden , fideicommis zullen zyn en blyven : Namentlyk van Vaders zyde op de wettige defcendenten van Michiel Gevers en Sibilla Randenraad, gewezene Eheluiden , ende van Moeders zyde op de wettige nakomelingen van wylen fan Volmer, by Mechtelt Bul(mks in echte geteelt; zonder, dat dezelve zullen mogen verkogt, verzettet, vermaket ofte op enigerhande andere manieren by uyterfte wille, of handelinge onder de levendige, g'aheneert worden, alle het welke expreffelyk in alle voorvallen wil hebben verboden. Ten zesden , dat &c. Ten zevenden, Dat &c. Ende eindelyk\_, Dat tot Executeurs van deze myne teftamentaire difpofitie ftelle en make Doótor Wolf. ten Brink^voornoemt, en defzelfs zoon Burgemeefter fakob ten Brink, zamen en yder in het byzonder, om alles te doen werkftellig te maken, wat zullen vinden te behoren. Waar mede deze myne &c, Deventer den 27. September 1723, Ttt 2 Ld£tr-  y^z Partis Q_u a r t je Lagerftont. Boven dezen allen geve &c. Was getekenl (L- S:) MA RGARETA GEVERS, (L; S:) WOLT: ten BRINK. q. q. By myondergesn: gelezen zynde twe fchriftelyke Advyzen op den 27. Novemb: 1742- en 14. January 1745. refpeaive by enige Advocaten buiten meldinge of ondertekeninge hunner namen afgegeven, en gevraagt , of ik my met derzelver confonante gevoelens aangaande die daar by geproponeerde quseftie uit het teftament van wylen Juffr: Margareta Geven, my daar benevens mede toegezonden , zou konnen conformeren, of niet ? met verzoek van myne juridycque gedagten onpartydig daar over te willen op *t papier brengen; Ten welken einde met een behoorlyke oplettenheit vooraf een en andermaal het voorsn: teftament gelezen, en daar aan of wel voornamentlyk aan die quseftieufe perioden met een oordelkundig onderzoek getoetft, en daar mede vergeleken hebbende alle die redeneringen , aangetogene wetten , befluiten en gevolgen , door die refpedlive Heren Adviseurs gebruikt en gemaakt, vinde my , amore jufiitia verpligt en gedwongen van dezelve ten enemaal te diflentieren. Bevorens tot adftruólie van myne ratienes dijfenfus vel contrarie epinionis te accedereh, heb ik in 't algemeen uit die beide Con* filia furis aangemerkt, dat dezelve tot een voorwerp hebben qnajiionem voluntatis & per confequtns juxta L. 7. C. de Fidele; euaflienem fatli, waar toe die Heren Adviseurs invitaTkemide tegens de uitgedrukte fchriftelyke waarheit van des Teftatrices laafte wille alle hare regts motiven , conjeduren en estenfien hebben getorqueert, en daar mede geimpingeert tegens die in materie van teftamentaire in-en fubftitutien aangenomene doctrine:  Cons, LVII. trine van regten, gebiedende, dat een Rigter in confcientie zo i. wel aan de wetten, als aan de woorden van een teftateur verbonden zynde niet na zyne cerebrine interpretatien en phantafien tegens derzelver eigentlyke betekeniffe en gemene fpreekmaniere moet vonniffen, maar daar by zonder een fubtiel diaIeél, extrinfycq fupplement of'impertinente additie van woorden , by zyn gefchreven teftament intrinfcctts niet vervat , volftrektelyk verblyven; Een leerftuk in het natuirlyk regt en gezonde reden , zuilen van een gewifle en duirzame Regtsgeleertheit, gegront en • tot een wezentlyk rigtfnoer van alle geoeffende Rigteren ftrekkende, welke het niet kan onbewuft zyn, quod verba funt %. jigna & tefiimonium mentis nofira & demonftrant voluntatem animi; Vnde Quintilian. Lib. y. cap. uit. in fin, teflatur, Ictis fum- ^ mum circaverborum proprietatem laberem effe, ac propterea Ulpianum ab hac diligenti verborum confideratione o\o/**to©ijv, id efi indagatorem nominum appellatum fuifje ; Gelyk men dit axioma met zyne daar uit diffluerende eonfequentien en applicatien van en op het regte begrip van ene laafte wille, zynde geen aflus repentinus , maar alvorens mente ^„ cogitatus & communicato cum furisperito conflto in fcriptum paffim redaiïus, breder met wetten vint geadftrueert en exemplen g'exorneert by Barbofa. Voc. Verba Axiom. 17. 19. 23, gy. Add. Voc. Voluntas Ax. 8. & 11. Wanneer nu die Advizeurs deze regtsvermaningen met die aanvankelyke teftamentaire in-en fubftitutie van deze Teftatrice hadden vergeleken , en dezelve niet met de volgende fideicom- » miftaire clauful g*embrouilleert, zo zouden dezelve onmogelyk tot alle die onzekere en in varium fenfum flexible en cenigmatycque explicatien buiten het teftament gezogt, en op een argumentatie van in en fubftkutïen tot fideicommiffen , hemelsbreet ^ in hare refpeclive enge of ruime bepalingen en uitleggingen verfchillende, geftaaft, niet zo jammerlyk vervallen zyn. Want de beredeneerde Roomfche, nog hedendaagfe Regtsgeleertheit, uit edeler bronnen voortgekomen, heeft dit fchandelyk misbruik, als een flordig verzuim dezer aanmerkingen in liare vierfcharen altoos atro carbene genoteert, en regtmatig ge- Ttt 5 coüs-  £34, Partis Q_u art je 7. condemneert alle transmutatien van uitgedrukte klaar-en zelf ftandigheden in onzekere figuren, verborgentheden en woortdwalingen, die, wanneermenden loflen teugelaan onze ruime gedagten en inbeeldingen geeft, alsdan fteets zig te hoog boven het regte einde en doel der onderzoekende waarheit verheffen , den menfch doen Horten in ene diepe afgront van verwarringen ; 8. Waar uit, om zig te redden, men dan gewoon is twe dwaalfporen inteflaan; 9. D'eerfte beftaat 'meen uiterlyke geblanquette welfprekenheit en cieraat van woorden en redenkaveliogen, om daar mede, uti olim in Romano, rep* arte oratoria, in plaatze van applicable wetten den Rigter in zyn fentiment overtehalen , als daar van openbare bewyzen en voorbeelden te vinden zyn by Valer. Maxim. Lib. IO' 8. cap. 1. & 2. Cicero, de Orat. Lib. 1. n. 2z8. pro Murena & in Verrem. 7. init. 11. Zodanig, dat de jurisprudentie toentertyt zeer veragt was, en bykans uit het Roomfche gemenebeft fcheen voor altoos verbannen te blyven , zo niet naderhant de Keizers , het roer 12. van gezag en regeringe in handen krygende , deze gevaarlyke welfprekenheit buiten de wetten gebezigt , loffelyk gebreidelt en daar in voorzien hadden. De twede beftaat in zekere uitleggende bedriegfpreuken, hare oorzake voor een groot gedeelte verfchult aan de dialectica ja van Ariftoteles, en het aldaar wonderbare ftuk de Interpretatione waar uit men met den text, hoe klaar en naakt ook buiten alle dubbelzinnigheit moge geftelt zyn, verlegen zynde, nogtans daar aan andre beduideniflen en uit een valfch begryp van het onderwerp en zake in quaeftie vercierde benamingen weet te iy. geven,alle by de Logici tot een zes-maar genoeg tot het viertal van die zo genaamde petitio principii , a diSlo fecundum quid ad diUum ftmpliciter , a non caufa pro caufa & fallacia confequentis gebragt en bekent. (■ Om dit nader, met opzigt tot legaten en fideicommiffen, in't algemeen te betogen , hoe gevaarlyk alzulke conjeéïuren, reprsefentatien, en extenfien van gevallen en perzonen voor een gemeenbeft zyn, en aan de Regtskunde, welke hare vaftighe- den  Cons. LVII. den heeft ftrydig;, zo zal ik de woorden van den voormaal! Leuvenfchen Hoogleeiaar en rade, hant Raatsheer in H, n U Raat van Brabant P. Stokman, iu Deeij_ BJZt ï ft! maken, cum na hoe genus tnterpretum paulo poft prmc' terfl^} t De extendendis „e fideicommis non tantum de cafu aLirn^A dc perfona quoque ad perjonam , idque ex verifimilibus con,eJris '{fs qutsque fingit, auget . exaggerat vel minuit pro commodttau ZJ, ,uam fufiinet,uncle laxum arbunum judicantLs deinZltquTl decaufisgravisHmis pro lubttu pene ftatuendi , quod pericXlfill dubto&noxtum retp. ,/?, & unde etiam fJM' JnaJjn '„^Zl? onem h.bent tn controvcrfiam nune non ral vocantur , JZ vfjT qum color ahquis, autverifimilitudo circa mentem tflanus alunde adduct poffn, aut plaufibiltter fingi. J En na dat hy zeker geval ex verifimiü 'teftawis mente «A ,r non vocatos heredes volgens dien regel van extenfie aTdaar tfZ '7' neergeftelt, zo komt hy zig „ader daar regj^met "ÜSrftS van wetten en redenen aantezetten eum au: Quod 12 eommentum de hujusmodi facienda extenfione adverfatur vnmVJet man* r attent jur is , cum nemo admttti poffn ad capi.ndum ex Sa « c ntfi vocatus; Vocatus ^ ^ 7oUs i,ltr< voluntatis nifi accedant verba dtfpofitiva leftaLZpJ^Tll apta comprehendere: non enim in ulltmis voluntatibus fuffic t veile rZ mfuper difpofitione opus efi, neque valet ibi ranocmLo , Zt.it IZ tefiator, vel ft vocatus fuifet, üa verrfimiliter difpofuifte) amX^l Daar by vervolgens ad amputandam Mam fegetem difpmationum 10 ' ^ eXcon,eauris&indic ispullulant, n. y. JaLnende^t dkTe *' laifonneerde, opzigtelyk tot fubfiitutien en fideicomrnnTen S" te meerder zyn applicatie vint omtrent teftamenti ?' hibendis non aliud remedium efie an ZuLfarT^ V ^ V urn alügare rekgionem judicaLm, 'fK S if""'' turn efi, ratio poftulat , ut ad leLa TZ^tf^ f'^ pertineat, cum minus femFer ItcueJciraTb?? ZZZ'? L™** toifa quibus laxiorUftas ^npre^di^^^ tis, (IriCliffima in heredum inftüutione, addufendo b i R ^' turn, extenffonem non efie admittendams Cui adde fis EfaJem dZIs' 31. tmprtmis n. 11. eum feqq. J ^ju^aem Decis. 'Welke  Partis Q_v a b. t /e ao. Welke vryheit altezeer by de Uitleggers der wetten en tefta' menten misbruikt, dan niet anders kan veroorzaken, quam qmd tota noflra jurisprudtntia, certis licet fmdamentis legum fuffulta , Cn ankmatica, incerta & dejpeüa. a, Om dat 't nooit aan fchrandre geeften, gene genoegzame con' fiance op hare zake hebbende, zal ontbreken uit ene waarfchynelyke intentie van den overleden teftateur , ad cujus manes , ut ait Quintil in fepulchro recurrendum non efi , nee cum quo, ut loquitur Caftülo de Sotomaj. Quot. Contr. cap. 4. «.yS. & feq. amplius loqui poffumus, periculeufe interpretatien en extenfien te fingeren en zyn zaak, dermaten eimmeriis pene tenebris geinvolveert * den Rigter obtruderen, dat den zeiven wel een propheet behoorde te zyn in divinanda ambigua mente defuncli tefiatoris , ut olim dixit Cravetta Cons. ijy. «.10. in fin. a me in editis Cons. Gelro-Zutph. P. 1. Cons. yz. n. 3. citatus. &2. Het is derhalven niet te verwonderen , dat ten aanzien van zulken ruimen oogft van proceften daar uit voortfpruitende, en welke optetellen den Keizer Juftimaan. tn L. 1. pr. fi. de Ann. Except. ommogelyk g'agt heeft, 't grootfte gedeelte van der litiganten goet is geworden de buit voor Advocaten , notante Cl. Strykio de Caut. Teftam. cap. U i. IX Ik doe'er by ook voor Confulenten, als daar toe voor alle kan dienen 't geen Raphael Cumanus verhaalt van den vermaarden Baldus zelfs gehoort te hebben, dat hy mee advyzen alleen oxe ver de materie van fubftitutien had geconquaefteert over de 1*000. ducaten. ld. d. l.&N. Intrigiol. deSubftit. in Prof at. ConfevExcellentiffimum, &, ft quisqnam, in jure exeercitanffmum Dn. J. F. W. Pagenftecher Amicum meum optimum , m fuis belett. fur. ^Ha ^o"enVgen\eltt zal9 zyn nader eclairciflement vinden , wanneer men maar refleéteert op het munus Doüorum. t welk, ofwel voornamentlyk in facultate interpretandi & reftondendi de iure beftaat, egter niet extenfibel is tot vaftftelhnge van nctien, interpretatien en extenfien der wetten (aan den Vorft eigen) ex reeufis aquitatis fape cerebrina argumentisque longe petttis te maken , cum fit, juxta d. Intrigiol, Cent. 3. Quaft. y. ». 4' & S' legis difpofitie centra ipfam vtrtMem. ^  Cons. LVII. „ Gelyk dit nader a pral. Stokman. Decis. 21 » ï2 mPi P*n «, aangemerkte diftindie inter aquttatem & interpofitioneJ)„Verlet7 tioms inter jus er aquttatem, zeer wel ex L. 1 c de LL Jr b citat . Donell. betoogt en beweert wort, dat zonder authoriteit van den Souverein outyts m teftamenten geen extenfie aanne melyk was; " UJe" Immers geven de Refcripta Imperatorum in /. 4 ff de Vul. Pupill Subfi. &L 6,. ff. de Le/at. 2°. genoegztam te k^ntn^ ^ hoe fpaarzaam dezelve/ magna quadam %ime S ftaan'is ' ^intibm verbis ^entt, by Haar tSge- Zonder, dat'er een wet, geval of voorbeelt zal te vinden zvn 20 waar by dusdane extenfie ad cafum non exprefjum , zelfs nietfalor'e ? f***, geadm.tteert is geworden , ut patlt Jx refionfoUodlnZ /• 10. f. de Lib. efi Pofth. addentis rationem denegaL interpretatienis quamvts a mente tefiatoris non videretur alient & neceffaria ad fiuflinendum teflamentum , ,, Quod fc : (afus non elfiet tefiaJLo col ,, prehenfus feu fertptus. Hinc ait mox laud. Stokman, d. Dec. efi n. quod Interpretes Z l. nojtri, etfi cetera ntmmm facties in extendendis cafibus fideieommiBo. rum , tarnen de perfona ad perfonam fieri eam non pofie tam prope onfentmnt , ut receptifiimam fententiam eam vocet Fufarius adduüo magno agmme fenptorum Quaeft. 4j8. eo addito, quod nee 'ex rationis paritate , nee ex pratfumpta & conjeblurata mente tefiatoris extenfie hujus admittt queat, quam pariter vocat communem & maois rece ptam fententiam, d qua in judicando non fit recedendum n 5 Immers wanneer men de tyden en oorfprong van de tefta- Zï menten en fideicommifien (zynde not ante Papiniano in l 77 § *' jfidcLegaf z°. duo oppofita) nafpeurt, zal men 't onderfcheit met hare oyzondre gewrogten, tefiantibus Amphff. ac Inclytiff Huberis. Patre & PiHo Ulo ad Tit. ff. de Vuig. & Pup] Subfi n. 12. & Hoe P. 1. Col. 3. Rer. jud. Obs. 82. uit het Roomfe wetboek ligtelyk ontdekken, hoe dat de vry- = neit van de laad'e wille onbepaalt en zodanig ruim by de Rn- 53* meinen aangemerkt wierde, dat ze hare inftitutien van erffcena- ^ZX-Tn %™\ ' "T m6t vtrdr' §raden vanfubflitutien vrdden uitbreiden, en daar door beletten, dat d'erfgenaam van Vvv d'eerflc  8 Partis Q_ u a r t je jr**r& graad gëinftitueert geen erfgenaam zynde , 't welk uit verfcheide oorzaken konde gebeuren als dan die van de twede «. of derde graad gefubftitueert zouden fuccederen, ne fort* defi- 6 cienübm ab mteflato heredibus hereditas caduca fifi* committeretur Derhalven heeft den Regtsgel. Modefttnus tn L. \.ff.de Hered. Infi. dezelve niet ongevoeglyk genaamt heredes mfiitutos „< primo, fécundo gradu: Interim, fi lubet, adt Intrigiol. d. >6' Comm! Cent. i. &~ft.x. »■ ff- & Q**fi' 9- * >f',c»m f'11' ubi ingentem & variam fubftitutionis nomencUturam , & rationem ipfius introduBionis Quafi. yi; dat hier mede die beide Advyz.cn genoegzaam hare b'antwoor- dinge en oploffmge in fubftantie zouden bekomen, en ik niet no- Vvv z dig  54-° Partis Q^u a r t ie dig hebben tot nadre betoginge van deze myne opinie in re eer* ta & fole meridiano clariere yts meerder daar by te voegen , non yz ignarus, quod fmervacuis laborat impendiis, qui folem facibuscertat adjuvare, arg. c. 7. eau. 6. q. i. 53- Nam ubi eft cafus legis ,. ibi nulia e(l ambiguitas , ut fere ita ait Everhard. Cons. 104. n. l. & Cons. Hy. ». 1. 54. En fchoon na den text in /. 1. in fin. f. de Dot. Praleg. tevergeefs aan een reets bewezen zaak yts geadjicieert wort zo zal ik , ut res clara magis clarefcat & verkas agitata niagis fplendefcat in lucem, ad inftantiam Confultoris dit myn contrair advys nader gejuftificeert konnen overgeven, wanneer ik het wezentlyke van die twe contraire advyzen ga examineren en debatteren. Bevorens nogtans dienftig oordelende die twe feparate perioden van het teftament zelfs, waar op of liever op die daar uit gefingeerde interpretatien en extenfien die Heren haar fentiment veftigen, alhier ter nederteftellen. D''eerfte, na dat de Teftatrice de gewone procemiale woorden ener teftamentaire difpof.tie en revocatie van anterieure makingen hadde geprïemitteert, en vervolgens tot hare laafte wille komende ge fielt en gemaakt tot hare enige en univerzele erfgenamen van vaders zyde die aldaar geroepene perzonen heeft van moeders zyde gein-en geiubftitueert met deze duidelvl ke en verftaanbre bewoordingen: Anna en Margrita Volmer kindren van wylen Jooft Volmer., en by vooraftyvigheit de naafte wettipe defcendenten van wylen Otto Volmer, zynde geweeft de broeder van myn grootvader , wylen Jan Volmer en van Mechtelt Bulfinks Egteln: in alle myne natelatene gerede en ongerede, allodiale, leen- hofhorige , tins-en andre goedren &c. ƒ5. En na dat Teftatrice deze hare zo ten reguarde van de vaderals moederlyke zyde gedane inftitutien onder zekere expreffe conditiën, bepalingenen belaftingen daarna en vervolglyk ordme & diftintle uitgedrukt, hadde volbragt en gewilt, dat "alle hare overige goedren na aftrek van enige prselegaten en legaten in twe gelyke portien aegalyk zullen worden g'erft en genoten namentlyk d' ene halffcheit door hare vaderlyke en d' andere half! icheit door hare moederlyke bloetverwanten beide voornt: zo komt dezelve eindelyk aldus zig verder daar omtrent uittelaten: Te»  Cons. LVII. f^z Ten vyf den, dat alle ie goedren, efetlen en aSlien, die myne vader, ej Jfe en moederlyke erfgen: van my zullen komen te erven, yder In zyn ftake, ten eeuwigen dage en zonder eenig aanfchouw van graden fideicommis zullen zyn en blyven : ' Namentlyk,van vaders zyde op de -wettige defcendenten van &c en van moeders zyde op de wettige nakomelingen van wylen Jan Volmer bj Mechtelt Bulfinks in egte geteelt i zonder, dat dezelve zullen mogen verk»ft verzettet, vermaakt , ofte op enigerhande andre manieren by utterfte wille of handelingevndcr de levendigen g' alieneert worden, alle het welke expreftelyk^, in alle voorvallen wil hebben verboden, met vorder verbod van detradie der falcidie en trebellianycque portie der legaten en fideicommiffen. . Hoe nu die Heren by haar eerfte advys dit vulgaire cas van c8 inftitutie, m de perzoon van MargritaVolmers plaatz gehadt hebbende, konnen confunderen met het nooit g'exteerde geval van fubftitutie en uit ene ingebeelde extenfio.van een cafus expreftus ad cafum omiftum infereren een fideicommiffaire of oblique fubftitutie tot avantage van de defcendenten van wvlen Otto Volmer, zulx is è diametro ftrydig aan de eerfte bepaalde restsbegmfelen; te minder, daar Haar Ed: de kragt van 't woort voerafiyvighen in hare natuirlyke betekeniffe tragten te frnoren en daar aan het regtelyk effect te benemen. Om 't geen daar tegens reets in 't algemeen hier boven aan- «a* gerekent is, nader en in't byzonder tot folutie van zulken wangevoelen te betogen, dat namentlyk die voors: fubftitutie poft aditam & non repudiatam hereditatem g' eindigt is , heeft men by erinneringe van 't reets aangemerkte maar eenvoudig te letten, wat eigentlyk een cafus of fubftitmio vuloaris is? en waar in 604 dezelve beftaat ? Dezelve heeft, als in hypothefi nofira, plaatze: Si tefiator infiituto Titio dixerit: Si Tttius vivo me moriatur, fubftituoSemproni* „ urn; Cujus ejfetlus efi, ut hac locum habeat, cjuotiescunejue defeftus 6l>{ procedit ex parte infiituti, eyuo cafu indiflmWe incipit teflamentum & fecundo gradu, ft primus nolit, nee pof/ït efie heres. v. Supral. Intrigiol. de Subfiit. Cent. 1. Q, %j, n. z. Sive primus fuerit excluftis tempore, morte, deportatione , fiverati- Gl\ ane alterius incapacitatis. v.». 3. 4. 5. & 6. Add. BaiTV. de SuccefK Lib. 3. Tit. z. ». y. V v v 1 Ten  y4* Partis Q_u a r t je Ten welke opzigte daar van by evengltn: Intrig. d. Cent, 5' Quafi. ii. de redenen, waarom ene vulgaire fubftitutie uitgevonden is? dupliciter gegeven wort : Prima eft , ut bena potius irent ad fubftitutum non adeunte primo loco infiituto , quam ad venientes ab intefiato: Secunda, ut teftator magis decederet ex teftamento, quam ab intefiato , pubiica & privata infpetla utilitate; Hoedanig en in zo verre men dan mede wel wil avoueren, t geen deze Advifeurs voor ene al te generale reden van dileclie of affectie voor de defcendenten van Otto Volmer uit deze vul- 6-,, gaire fubftitutie aftumeren , dog geenzins tegens de definitien en principes van regten, en die zo duidelyke uitgedrukte wille van de Teftatrice konnen extenderen tot dat zelve cas, dat gebeurt, maar door de effeaive exiftentie der geinftitueerde erfgenamen g'eindigt is. _ • ■" . '■ ■ _ nt " 6"y. • Nadien het ene zekere waarheit is by alle Regtsgeleerden , unanimi ore beleden : quod pofl aditam hereditatem vulgaris ipfa fubfiitutio cejfat , ut idem Intrig. d. Cent. t. q. 46. «. i. hanc communem opinionem autlorttate DD. fere innumerabilium confirmat & feauitur. 66. Ob hanc, quam n 2. & 2. per modum fyllogifmi addueit, rationem, ' fe. Quod iüe, qui infiituitur fub aliqua conditione , fub contr aria videtur exclufus, Atquï fubfiitutus efi infiitutus fub illa conditione , fi har es non erit, Ergo fihxreserit, cenfetur exclufus. Zonder , dat het in dezen enige verandringe of fteunfel aan der Confulenten fuftenue kan geven , dat de Teftatrice hare twe Nigten Anna en Margrita Volmers tot hare erfgenamen copulative gëinftitueert hebbende d1 eerfte voor de Teftatrice overleden zy,' 67. cum fupracitata doiïrina ampliando procedit, etiam fi fuer int plures inftituti iisque datus fit fubfiitutus, quia mhilominus uno ex heredibus adeunte expirabit fubftitutio ,ut mox laudatus Auaor per LL. & DD. ibid. n. 6. 7. 8. probat & teftatur , hanc effe receptam omnium fcribentium fententiam , a qua in judicando & confulendo non effet recedendum. Add. Barry Lib. 3. Tip. 7. n. 1. z. 3. me confequentie, welke de Confulenten uit ene gepr«efupponeerde exclufie van de nakomelingen van Teftatrices grootvader fan Volmer, by zyn eerfte vrouw Chriftina Carnebeek. verwekt, door •die na Anna en Margrita Volmers vulgaire fubftitutie van de defcendenten van Otto Volmer zo wederregtelyk gemaakt hebben; Daar derzelver inclufie, ftrydig aan des Teftatrices uitgedrukte' wille, niet bewezen, maar het tegendeel , zo giffingen plaatz hebben, daar uitprobabiliter g'evinceert wort, dat zy met gene ander inzigt Ottos defcendenten in cas van harer voors: nigten voorafiyvigheit aan dezelve gefubftitueert heeft , dan om daar door te beletten, dat de kindren van dezen fan Volmer bv glte: zyneerfle vrouw geprocr'eert, van hare nalatenfchap, inval van deze voorafiyvigheit, na dode van deze hare nigten Anna en Margrita Velmers quamen te jouifféren. 'T welk de Teftatrice dan daarom zou konnen hebben bewo- 8y. gen, om dat zy (wyl haar grootmoeder, zo ik berigt worde, over deze Chriftina van Carnebeek^ ftiefmoeder en daar mede in proces zoude zyn geweeft) in dat conditionele cas, door dieniet gebeurde voorafiyvigheit g'eindigt, deze fubftitutie van Otto Volmers defcendenten dan zal gedaan, en vervolgens by hare fideicommiffaire fubftitutie op de nakomelingen , verwekt by de twede vrouw Mechtelt Bulftnl^, gerefleéieeit hebben. Vermeinende 't geen voors.- tot wederlegginge van 't eer (ie advys , in deze-en diergelyke argumentatien, idees, captien, en verkeerde allegatien van regten en regtsgeleerden beftaande genoeg te zyn , zal ik enige onaangeraakte poincten, des Teftatrices twede fideicommuTaire periode voornamentlyk betreffende, by examinatie van 't twede advys, met meerdre fpecieufe en probabile redeneringen tot feduclie van vreemdelingen in de VVw w prac-  y45 Partis Q_ ü a r t je practicale Regtsgeleertheit , dan't eerfte, opgefchikt, referveren, en tot befluit van myn voorn: onzydig gevoelen in het niet gebeurde conditioneel geval van voorafiyvigheit blyven m86\ hsereren den infallibel regel regtens: QuodIfubfittutio fub conditione ' fatla, deficiënte condttione, habetur,ac fifacla non fuiffet, Fufanus de Subfttt. Q. 454 En daar uit dit ontegenzeggelyk en voordelig gevolg voor Margrita Volmers, als geinftitueerde erfgename en de doot van haar Nigt Margrita Gevers beleeft, en zy door expiratie der fubftitutie dien boedel pro femifte volgens haar teftament eenmaal ge7' adieert, g'acquireert en met hare goedren juxta L. 10. ff. de Vuig. & Pup. Subfi. vermengt en tot een individueel patrimonie gemaakt hebbende , ook na regten *t zelve, als een jus purum & prafens, heeft konnen en mogen zonder -reflexie, waar uit en van wie dezelve gekomen zyn , tranfmitteren op hare naafte inteftate erfgenamen, ut probatum in P. i. Cons. meorum 42. ». 60. 6\. 62 78. & 1*0. per LL. & DD. all. ibid. oq. Het is derhalven , om ter onderzoek van dit twede advys overtegaan, een monftreuze pofitie , zo wel , ffls ene daar op verkeerde redengevinge, waar van die Adviseurs in 't begin tegens d'uitgedrukte intentie van Teftatrice nimis audaiïer & generali ter zig bedienen , dat die goedren , als fideicommiffaire by Haar Edd: uit onzekere veronderftellende gifiingen aangemerkt, zouden-verftorven zyn op de defcendenten van Otto Vol- ***Wat nu vervolgens betreft de conclufive iliatien, daar uit ftecialuer non tam adl'efiatricis intentionem adjuvandam , quam magis obfcuran dam, bv die Keren gemaakt, dezelve beruften op zo vele extrinfycque praefuppooften, divinatien en applkatien van wetten en DD. welke, aan het teftament zelfs getoetft zynde, hare eigene refutatie en folutie medebrengen. Want het is ene onvergeeflyke grontftellinge by dat advys, dat de Teftatrice dcor de vulgaire fubftitutie van Otto Volmers defcendenten dezelve zou hebben tot hare erfgenamen geftelt 'in cas, dat Anna en Margrita Volmers voor dezelve quamen te overlyden en nog nakomelingen van fan Valmer en Mechtelt Bulftnkvoot handen waren y Om  Con s. EV11. ^? Om dat, ePeerfte voor de Teftatrice en de twede voor deze defcendenten overleden zynde, deze vulgaire in ene fideicommiffaire fubftitutie zou verandert zyn Als na hare opinie vervattende traÜum temporis aut fuftenftenent o fubftitutionis in cafum mortis heredis volgens die zo qualyk buiten ^' het propooft aangetogene traditie van Mantica, Faber, Groenewegen en meer andere DD. en mits dien na deze op een abufive veronderftellinge by het gehele teftament nogtans niet te vinden, maar au contrair uit het nadrukkelyke duitfche verftaanbre woort voorafiyvigheit ganfch anders te verftaan', quafi te kennen gevende, dat Anna en Margrita Volmers , en de Teftatrice wel eerft en voorafhebben moeten fterven voor de defcendenten van Otto Polmer en eer ene derzelver tot hare Teftatrices erffenis konde komen , en dat, uti mfeliciter ex falfa hypotheft argumentari pergunt, derhalven na aflyvigheit van deze drie zonder diftindie, wie eerft of na geftorven was, die gefubftitueerde defcendenten den cas van glte: voorafiyvigheit in deze 3. perzonen maar moeften beleven ; Daar uit dan dit elendig flot gevolg bifar'tam makende ; go, 1 °. Dat de defcendenten van Otto Volmer na dezelve overgebleven , en 20. door de Teftatrice een expies fideicommiffair verbant op alle hare goedren gelegt zynde , overzulx tot hare erffenis zouden moeten gëoordeelt worden geroepen te zyn juxta male alleg. Peregrin. de Fideic, art. 18. ». 17. Voornamentlyk, daarzy Margrita Volmers na Teftatrice nu was overleden, zonder nakomelingen van fan Volmer en Megtelt Bulftnk^ by haar overlyden nateiaten, die anderzins deze defcendenten zouden hebben g'excludeert. En, dewelke nadien wegens de hoge jaren van haar Margrita Volmers onmogelyk van dezen fanVolmer cn Vrouw zouden hebben konnen verwekt worden, zo wort daar uit na den draat dezer harer redeneringe extenffve ad cafum non expreftum & favorem familia eindelyk vaftgeftelt, dat niet de nakomelingen van even glte: Ehejl:, maar de defcendenten van Otto Volmer onder des Teftatrices gefubftitueerde of'fideicommiflaire erfgen: zouden moeten verftaan worden gerekent te zyn , aHegando Voet. in Comm. ad f. Tit. de Condit. fnflit. & ad SCt. Trebell. W w w % - Hoe  5:4.8 Partis Q_u a r t je q11 > Hoe zeer nu deze Advizeurs zig met haar eigen zweert jugu' leren, wanneer zy zelfs belyden, dat de Teftatrice hare paternelle en maternelle goedren met fideicommis zou hebben gevinculeert, en wel ten aanzien van de laafte ten voordele van de wettige nakomelingen van Jan Volmer, by zyn twede vrouw Meehtdt Bulftnkt verwekt, zulx zal ik tot meerder onderfchraginge van voors: myn advys pro ccnftjfo aannemen , en ter ge-volge van dien befluiten, dat dienvolgens de defcendenten van Otto Volmer zullen moeten bewyzen uit dezen ftamvader Jan Volmer voortgefproteii en onder zyne nakomelingen in die zelfde linie of ftake begrepen te zyn , by gebrek, dat dezelve, fchoon van des Teftatrices familie mogen zyn, moeten verftaan worden van die fideicommifiaire fubftitutie uitgefloten te weezen; ~qZ Want de Teftatrice dit haar fideicommis alleen wegens die moederlyke goedren tot de nakomelingen van hare grootouders fan Volmer en Mechtelt Bulfmk. nominatim gelimiteert , en niet buiten dezelve tot hare transverfale of andre bloetvrinden harer familie de linea ad lineam door een gradueel fideicommis g'extendeert hebbende , is het een confonant, unanim en in con te f- 92. tabel gevoelen van alle Regtsgeleerden , quedfideicommijfaria fubfiitutio ultra terminos, ab ipfomet tefiator e prefinitos , extendenda non fit, nequidem agnationis confervanda gratia Mantic. di Comm* Lib. 7. Tit» l. ». 46. Knipfchild. de Fideic. Famil. cap. 7. ». igy.' Add.' Peregrin. fiuprac. art. 19. ». 2,8. ubi »n. feqq. contraria felvit. Weshalven deze reciprocque fubftitutie, bepaaldelyk tot de nakomelingen van Jan Volmer by meerglte: zyn twede vrouw in egte geteelt, niet kan uitwerken tegens des Teftatrices exprefle qA, intentie ene ftilzwygende extenfie tot andre buiten dezelve, om redenen, welke onder andre DD. daar van met volkomene toepafilnge op de defcendenten van Jan Volmer geeft Fufar. de Subfiit. Qu.Afj1). na-dat hy dit regtzinnig leerftuk met het gezag van zeer vele deftige Schryvers n. 1. beveftigt hadde ; _ 1 ° . Quia reciproca fubfiitutio inter defcendentes de linea ad lineam ' non legitur faila in tefiamento, efi hoe fufficit allegare ad eam excludendam. n. 2,7 Z.°. Qui dicit, fe efe comprehenfum in fubfiitutione> tenetur plene pre-  Gons. LVII. ^ probare, & cum dubia & nou certa in jure & fatlo efi probatio , fit interpretatio ad exelufionem fiubflitutienis. 3 °. Quod recipreca non inducitur, niü vis verborum aut necefiaria eonjetlura Mam inferat, At bic non efi necefiaria conjetlura, nee vis verborum boe fiuadet, ergo efie. 4 ° . Quia fideicommifia funt odiofa, ergo non extare fideicemm'tjfum judicandum erit. Ik zal de vordre aldaar bygëbragte redenen , exempelen en gevallen kortheits halven alhier niet repeteren, maar my daar toe en tot alle die menigvuldige ampliatien refererende alleen daar uit nog aantekenen; Dat door prohibitie van de Trebellianycque zo weinig, als van qö" d'alienatie ene reciprocque fubftitutie geinduceert wort, om dat dezelve moet gereguleert en gereftringeei t worden jecundum cafus &perfonas comprehenfas in fubfiitutione, ut id. Auctor, d. Quafi. «. 13. & 16. probat, (fi ad hanc fuam fententiam fulciendam totum plauftrum DD. Quafi. y83. ». 1. profert. Ja, fchoon de Teftatrice al had gewilt en gezegt, (waar van 07, egter ne-y%u quidam by deze fideicommiffaire clauful te vernemen,) dat deze hare moederlyke goedren in hare familie altoos zouden geconferveert en verbleven worden, zo zou na het fentiment van de voornaamfte DD. ibid. q. Quafi. 47y. n. zr. daar uit gene reciproque fubftitutie of fideicommis deltnea ad lineam refulteren , om dat de reden van dusdane confervatie by een Qo Teftateur geconfidereert wort refiritlive ad cafum exprefium re- ' fpeblu defcendentium eorumque linea gedaan te zyn; fed de hac prohibitione alienationis fatione & favore familia infra fuo loco & erdine latius. En of nu gene fideicommiffaire nakomelingen van Otto Volmer y by Mechtelt Bulfink^verv/ekt, meer voorhanden zouden mogen zyn, gelyk by dat advys veronderfteit, dog 't contrair in fatlo ■ my^berigt wort , dat tempore conditi teflamenti behalven die geinftitueerde erfgen: Anna en Margrita Volmer nog een broeder Henrif Volmer, aan ene Johanna van Opbuifen getrouwt en daar by. zeer vele kindren verwekt, in leven geweeft zynde , de Teftatrice daar op by hare reciproque fubftitutie 't oog zal gehad hebben ; Www 3, Zo>  yj0 r> A R T I S Q_XT A R T JE Zo zoude in cas fubjea , daar de Teftatrice by gebrek van deze gefubftitueerde defcendenten van Jan Volmer gene andre graden oflinien van fubftitutie in infinitum gemaakt, veel minder die van Otto Volmer in hor urn defeüum aan dezelve reciprocè gefubftitueert heeft , gene collaterale extenfie daar uit tot dezelve jure accrefcendi s. confolidationis aannemelyk zyn; Ratio , quam d. Qfis.fi. n. 29. adducit Fufarius, eft, quia verba ifta de liberis in liberes, de defcendente in defcendentem & limilia potius ar' guunt, quod non pat tranfttus ad aliam lineam , nam non tranfirent bona de defcendente in defcendentem, fed de defcendente in transvcrfalem : Add. in terminis fortioribus Carpzov. Decis. Saxon. P. 1. Decis. 22. per tot. ' . 100 Het fideicommis dezer maternelle herediteit dan alleen door ' Teftatrice tot en onder Jan Volmers en Mecbtek Bulfinks wettige nakomelingen colleSlivo nomine bepaalt zynde , zou zelfs mynes eragtens gene extenfie van ene reciproque fubftitutie tuffchen dezelve de perfona ad perfonam plaatze hebben , uti contra alios defendit & rationibus firmat id. Auctor n 2.6. 27. Niet doende daar tegens, dat in het eerfte lid der y. periode woi-t gezegt, „ dat alle die goedren , yder in zyn fiake ten eeuwigen dagefideicommis zullen zyn en blyven , nadien de Teftatrice deze hare wille datelyk daar op komt te verklaren en door 't ior. expofitive woort namentlyi.te limiteren tot de wettige nakomelingen van Jan Volmer; Waar door ofwel buiten alle tegenfprake het voorgaande gereftringeert, gedeclareert en gemodificeei t wort, cum hasc dictie vim prdcifam habet per LL. & DD. a Befold. Ihefaur. Jur. voc Nemlich. 10. &Tom.%,ead. voc. pag 490. cttt. zo zouden deze fideicommiffaire goedren, hoe ruim en algemeen ook deze claufule buiten de voors: modificatie genomen, nogtans moeten j 2, begrepen worden onder het perpetuum ftdeicommiffum defcenfivum 10 in qualibet linea nen ex tranfverfo de linea ad lineam: ld. ». 42. & 4?. Thefaur. Quafi. Por. Lib. 1. Quafi. 74. n. 9. Invoegen de defcendenten van Otto Volmer ex linea transverfah, I03' nee exprefie, nee tacite onder die ftake en nakomelingen van fohan Volmer by 't teftament genoemt zynde , tot hare exclufie moet fubintreren itlud tritum ^& vulgare axioma: In hoe cafu non loquttur fub-  Cons. LVII. ^r fublfitutio fideicommiftaria, ergo locum non habet, per DD. fuprarelatos, & Peregrin. d, art. 19. ». {. y D' Adviseurs met deze en andre redeneringen verleden en ex jure zekeriyk beter onderrigt zynde, hebben, om hunne conieéturale fuftenues nog wat te coloreren, haren toevlugt daarom moeten nemen tot ene ongeoorloofde verkragtinge van 't woort voraflyvigheit, als of *t zelve, extenfive genomen, zou vervatten 104; tempus mortis, quecunque modo & tempore contigerit; Daar in jxracedentibus het eigentlyke wezen , gewrogt en bedmdemffe van het zelve uit de definitie van ene vulgaire fubftitutie zodanig in een helder dagligt geftelt en aangetoont is; Dat de wettige defcendenten van wylen Otto Volmer alleen by ioy voorafiyvigheit van Anna en Margrita Volmers gefubftitueer' zyn s met een regtelyk vertoog, dat, dezelve ofte ene van haar niet veer , maar na de Teftatrice overleden zynde, die gehele fubftitutie, condtttone deficiënte, g'evanefceert en g'expireert is g-worden. Want, indien door Teftatrice het anders begrepen en deze ,oó" vulgaire in ene fideicommiffaire fubftitutie verandert was zo had dezelve deze defcendenten na dode van Anna en Marorita, pure & non condtttonaluer, moeten (ubftitueren ; Het welk zy e^ter nog by die eerfte vulgaire , nog by die i°7* twede fideicommiffaire periode gedaan, maar eenvoudig aan dezelve een gering legaat gemaakt hebbende, hetdieihalven daar uit evincant wort; Dat alle die zo breet uitgemetene prasfumptien van dihclie cn redenen van extenfie ad cafum omijfum van zelfs vervallen Zo dat de defcendenten van Otto niet na dode van Anna en 108L Margrita Volmers ordme fucceffio, maar by en in cas van derzelver voorafiyvigheit alleen gefubftitueert en dat conditionele cas met g exteert, maar de erffenis by haar aangeveeri zvnde ook geen trailus temporis fucceffivus non in uno all» terminatus', fed ad plures alios cafus fucceftivos porreBus, in dezen kan plaatze hebben gelyk.Uit Peregr. all. art. 18. n. 1.7. hors de propós Uögtaos by die^d*f«*«g-ehcieert en deszelfs aüthori'teit daar toe misbruikt wort. Quia illa adjeÜiopoft eum, ait n. 14. relata ad perfonam proprie ^qi tmportat utrumque cafum ante aditam & poft aditam , in vita &-poft mortem s ^  ^ Partis Q.ua rtje 5IO Dat nu dit de regte zin en uitlegginge van 't woort vtoraflj. ' vigheit is, moet een yder aan de gemene maniere van fpreken telle Mantica. Lib. 2. Tit. 8. ».q. toefchryven, en te meer aan vrouwens, dan andre critycquen plaats geven, cum muliercuU interdum deintelleïiu verberum meliusfentiunt ,quamfummi Philofophi, ut poft Laur. Vallam fcribit Jafon. in L. ftquis ante conduxit. i.o. n.ïj.jf. de Acq. velOmit. Poft. Et illud certum efie dieitur, quod per communem hominum intelligentiam certam habet interpretationem Bald. ib. cit. Zynde het derhalven een ftout zeggen, dat die fideicommif• faire fubftitutie van Otto Volmers defcendenten , in 't vervolg van 't teftament by die twede clauful geomitteert, aan haar niet nadelig zou konnen zyn, om dat dezelve zoude moeten verftaan worden crrore vel oblivione per incuriam fiorfian fcribentis en dus prater voluntatem teftatricis , qua plus dicere voluit, quam fcriptum efi., gefchiet te zyn; Daar het eensdeels uit het proxmium en de fubfcriptio teftamenti blykt, dat 't zelve door de Teftatrice , geaflïfteert met wylen den Here Mr: W. Ten Brink, en alzo met alle vereifte attentie, deliberatie , en examinatie is opgeftelt , en in gefchrifte gebragt; il2. In welke, als een out , zeer ervaren en vermaart Regtsgeleerde gene zodane inadvertentie, omiffie of nonchealleance buiten quetfnge van defzelfs honneur en reputatie, gepadumeert; xi 4. Maar het ter contrarie daar van met uitfluitinge van alle erreuren omtrent de perzonen van fan of Otto Volmer moet gehouden worden, dat deze omiffie met ftudie en kennis van Teftatrice gefchiet en niet gewilt is het fideicommis anders en vorders dan tot de nakomelingen van Jan Volmer te reftringeren. En dat dienvolgens anderdeels daar uit moet volgen 't geen hier vorens ex jure gedemonftreert is , quod , ficut fcriptum eft, ita jus efto, confequenter , quod fubftitutie in cafu expreffo non trahenda ad cafum non expreffum. Ja, al citra veri & juris allegati prajudicium eens geftelt zynde, dat d'e Teftatrice by en ten zyde van hare difpofitie vermeint hadde, datter gene andre nakomelingen van haar grootvader Jan Volmer meer, dan deze hare nigten, zyne kleindogtren^»»<* en  Cons. LVII. 5-3-3 en Margrita Volmers in leven en wezen waren, en overzulx hare intentie zou konnen geweeft zyn by en onder hare fideicommiffaire fubftitutie te willen comprehenderen de defcendenten van Otto Volmer, omtrent welke voornamen egter gedwaalt en d'ene voor d'andre geftelt was , gelyk uit deze erroneufe difpofitie alwyders geraifonneert wort, zo zou dog deze hare fub- 11 ftitutio fideicommiffaria zo propter errorem in corpore ö" nomine, als ob non exifientiam heredum foannis Volmer na regten, veluti non feripta, vervallen zyn; Zonder dat dezelve een regt kan geven aan de defcendenten van Otto Volmer, als daar by niet genoemt nog door een induintabel kenmerk befchreven per text. expr. in l. 9. ff. de Hered. nó". Infitt. ratio, quam affert ibid. Ulpianus, conftftit m voluntatis defetlu, quod etiam procedere ait §. 1. in fin. Jive ipfe tvftator fcripferit, live fcribendum diclaverit. Cum aliud eft agere, aliud veile agere. v. Dauth. de Teftam. n. 3*3- Al 't welk buiten vordre bedenkinge in dezen zal moeten zyn , daar de Teftatrice alle incertitude en zo gewilde erreur in de voornaam van fan of Otto Volmer heeft weggeruimt en door de adjectie van Mechtelt Bulfmk^, die immers niet aan Otto maar aan Jan Volmer getrouwt geweeft is, klaar en duidelyk het fideicommis op en tot zyne nakomelingen by haar in deze twede egt geteelt, en niet op de defcendenten van Otto betrekkelyk gemaakt. D' Adviseurs hare toeftemminge aan de natuirlyke fignificatie van 't woort voorafiyvigheit en defzelfs regtelyke uitwerkinge niet konnende geven, meinen , om hare opinie in prxtenfo tratlu temporis fucceffivo allenthalven geveltigt met advyzen te onder•fteunen , yts applicabels op dit geval, confom de fkcli [pecies by V twede D. der Vtrechts. Advis. Cons. 2. vermeit, gevonden te 117, hebben; Dog 't zelve daar mede geconfereert zynde zal zig terftont openbaren, dat dit en aldaar ervintelyk fatlum van eikandren toto coelo differeren. Zonder dat die by de Utrechtfe Advizeurs ex ib. all. Gomes. ilf. m. 46. aangetogene, en by deze Confulenten onvoorzigtig en X x x zon-  Partis Q_uartjb zonder infpeclie van die paflage nagevolgde leere, haar eenig faveur zal toebrengen. Wyl het, wanneer dezen zo beroemden Gomefius van zulken wanbegryp mogte geweeft zyn, tegens den aart en eigenfchap H9- van een vuigaire fubftitutie regtdraats zou aanlopen , uti fupra probatum ivi; waarom hy den gefubftitueerde erfgen: niet fi decefferit prius tefiator & fupervixertt heres infiitutus , maar dan fi heres deceffit heredttare non adita, komt te admitteren. Welke laafte decifive woorden ter geallegeerder plaatze nogtans te vinden en by dat Utrechtfche Advys. d. n 46. agtergelaten zyn , waar uit argumento d contrario indifputabel dan moet volgen, dat de geinftitueerde erfgen: Margrita Volmer de herediteit van haar nigt de Teftatrice geadieert hebbende die gefubftitueerdens overzulx daar toe niet admiflibel zyn , perea, qua in cafum , fi vel noluerit vel non potuerit efie heres , fupra ex allegatis DD. demonfirata funt. q. r. ïio. Of nu deze hare voorn: erfgename zo zeer en hoog tempore fahlt teflamenti, bejaart zou mogen geweeft zyn, dat'er gene lyfs erven van haar meer te verwagter, waren, en zy dienthalven d'eenigfte en laafte van de nakomelingen van fan Vdmer en Mechtelt Bulfinl^zynde, daar onder by dat fideicommis niet zou konnen gëoordeelt worden door Teftatrice begrepen te zyn,. gelyk aan die verkeerde en tegens hare gefchrevene wille ftrydende redeneerkunde by dit twede advys daarom een conditie natura impoffibtlts geaccrocheert , en de paflage van d'Heer Voet dd. litt. & nn. buiten dit geval geadopteert wort; Zo is hier vorens deze objectie magis ex cerebro quam teflatricis fcripto tefiamento gemaakt, dupliciter gefol veert en gedilueert. lZïi Eensdeel door die ten tyde van 't teftament ware exiftentie van meerdre nakomelingen van fan Volmer en Mechtelt Bul/in^, dan deze Margrita Volmer ; Andersdeel door de caduciteit van die fideicommiffaire fubftitutie, als niet ter avantage van de defcendenten van Otto Volmer gefchreven. 422,. Behalven dat deze Margrita Volmers niet onder die prstenfe conditie van impofiibiliteit , maar datelyk in d'eerfte plaatze van haar. nicht gerrnaine pure gëinftitueert, en dienvolgende daaruit  Cons. LVII. ' uit volgens dat argument des te meer tegens die Adviseurs dit valt belluit te colligeren is, dat de Teftatrice hebbende gekent den hogen ouderdom van hare erfgen: evenswei by haar fideicommiffaire fubftitutie niet op de defcendenten van Otto maar op die van fan Volmer gereflecieert, en deze hare woorden daar toe en heenen expreffe & nomtnatim gedirigeert heeft. Zodanig, dat zelfs in dien gefupponeerden cas van weten- 123.' fchap, deze hare difpofitie natura tmooffibilis, zou te houden zyn pro non fcripta, en dezelve mits dien eerder ene pure dan conditionele difpofitie konnen uitleveren, ut pral. Dn. Voet d. Tit. de Cond Infi. n. 1 y. ex citt. LL. evincit. Van 't zelfde ailoy is het twede argument ex eod. Autt. in comm. ff. ad Scl. Treb. n. 16. in fin. by die Heren geaffumeert, om 't welk ad hunc cafum tc appliceren dezelve een cas figureren, welke in het teftament van Margrita Gevers almede niet vermeit wort; Als by exempel : indien dezelve haar Nigt Margrita ob eetattm I24« ad fufcipiendum liberos inhabiel zynde nogtans tot haar erfgen: hadde gëinftitueert, dog gegraveert met fideicommis fub conditione fi fine Uberis illa decefjcrit, als wanneer niet zo zeer het defect van kindren, maar de doot van de gegraveerde zou zyn in conditione en moeten exifteren , uti cutvis hune cafum d. n. 16. propofitum & a nofiro plane alienum perluflranti factie patebit. Waar door de hooftzakelyke objeótien , fidtien , interpretatien en extenfien by deze Advizeurs ad naufeam ufjue in foecunda hac fubflitutionum fegeie gecongereert , in het hart aangetaft en wederlegt zynde, vervalt van zelfs het Confil. 14. van wylen de izy. Raatshrr Coren by dezelve vervolgens aangedrongen. Nademaal in die aldaar gemeite cafus figuratio door de Teftatrice gëinftitueert zyn tot hare erfgen: de kindren vanhaaroverledene dogter, en gewilt, dat ene van dezelve komende te fterven zonder vordre kindren natelaten, de goedren van haar gekomen tot geenen tyde zullen vervreemden, maar erven op d'andre haar dogters kinderen tot het laafte toe , en van het laafte mede ftervende als voren , aan de naafte van haar Teftatrices bloede &c. Waar is hier dit zelfde geval ? waar is hier een reëi en gra- 1x6, Xxx z dueel  f$6 Partis q_ u a r t je dueel fideicommis aan het naafte bloet van Margrita Gevers by dit haar teftament generaliter vaftgehegt ? ,2,7' Daar het uit collatie van het een met het ander geval blykt, dat Coren van defcendenten handelende daar uit gene argumentatie tot tranfverfalen ob rationes diverfitatis practicabel nog admiffibel is. Nu is het een by de meefte Regtsgeleerden aangenomen zet1-28. regel, Quoties, ut aliis extra cafum a Corenio fermatum utamur argumenüs & 11. generaliter liberi nominantur fine enumeratione graduum, in infinitum liberos aceipiendos ait L. i. §, i. ff", de lég. praft. 129. Om redenen , quod per liberos noftros tanquam aterni & immortales permanemus & ex prole eorum diuturnitatis nobis memoriam in, eevum relinquimus, vid. /. 220. §. uit. ff. de V. S. Htnc etfi moritur pater , tarnen fi liberos relinquit vivere creditur,, ejuoniam in iis fuperfles manet , dr cu,us pars reliqua efi , fupereffe; intelligitur, ut arg. /. 52. ff. de Vfufr. & /. 57. §. 1. ff. de contr. Empt. notabiliter tradit Oldrad- Cons. 224. col. pen. poft med. Wyl nu een kleinzoon of dogter uit een geprivilegieerde ftam van de vader voortgefproten is, en uit hem een en dezelve nature aangenomen heeft, als Menoch. Cons. 211. n. 2. drc\. redekavelt, zo is het daar op juxta veriftmilem tefiatoris mentem y '31' fchoon alleen van kinderen fprekt, gegront niet zo zeer ene extenfie, gelyk meergltn: Coren abufive fpreekt, als wel ene veronderftelde ouderlyke reprjefentatie of interprsetatie van en ten voordele zyner na-neven en afdalende erfgen:, als zynde gera- I2;2t diceerl.i» naturali ratione• &1 aqaitate•■, qua quafi lex qumdam tacit* Itberis parentum hereditatem addicit. v. I. 7. ff. de bon. Damn. 122. Nam licet defcendentes remoti lint, traxerunt tarnen fuum fangui. nem ab adfcendente , ideoque prafitmitur adfcendens veile relinquere, hereditatem fuam defcendentibus, ut ita- ratiscinatur- Alciat. Lib. 1. pr. 8. Met wat fchyn van vergelykinge die Adviseurs nu deze: en-andre redenen op en tot dit collaterale cas hebben konnen, en derven voorbrengen, is waarlyk niet genoeg te verwonderen; Cum in lintd transverfali appellations liberorum^f» venire nepites pre*  Cons. LVII. yy7 probat non fine ratione d. 1. 22o. de V. S. quia nepotes noftros dulciore nomine appel/are non pofjumus quam filios, Qua tarnen in trans- I35"». verfales non cadit. Daar nu by dit teftament d. § y. hare Teftatrices moederly- J3^» ke erfgenamen reftrtüive & limitative onder de nadrukkelyke benaminge der nakomelingen van haar grootvader-en moeder Jan Volmer en Mechtelt Bulfinks, met een altum filentium van die van Otto Volmer, gefubftitueert zyn, zo zou het d'uiterfte ongerymtheit zyn te willen fuftineren , dat het fideicommis op dezelve als transverfalen van des Teftatrices grootvaders defcendenten zyne reflexie mede zou gehadt hebben, v. pracit. Fufar. Qu. vervat, tn genen 2:6*7. & fpecie van deze teftamentaire quseftie vcrfchilt, en heruit op ene expreffe difpofitie van den teftateur , welke 1 °. in linea defcendettti de kjnderen van B. met de reftitutie van die aangebragte goedren geonereert, en daar en boven 2do gedifponeert hadde, dat, indien de laafte der kindren zonder kindien kwame te overlyden , als dan de goedren zouden moeten keren tot zyns Teftateurs andre bloetvrinden ; * Uit welke zo uitgedrukte, als verondeiftelde wille van des Teftateurs gefubftitueerde vordre familie-ftam-en bloetverwanten, deficientibus nepotibus, aldaar dan ene prcefumptiegecolligeert wort, dat den zeiven des te meer de zoons van B., nader dan Zyne neven zynde, mogte verftaan worden geroepen te hebben. ï$8.. Al.'t.weik zo ten reguarde van den cas en linie , als de ma- niere  Cons. LVII. y6*3 niere van difpofitie van deze fubjecte zake en quseftie hemelshoog differeert, zo heeft dienvolgens daar uit tanquam ex dtverfis & fibi contrariu ook niet mogen geargumenteert , en een conclufie tot een ftilzwygende influitinge van de defcendenten van Otto, transverfalen van de geinftitueerde nakomelingen van fan Volmer zynde, en by de fideicommiffaire Wien»  C o v s. LVII. y5y Wi<*nvnlgende de authori'eit van Sande de Proh. Per. Al. Man- xj<$„ tïca, Facbin en Voet a.'l. loer. Haar toe kwrlyk geimploreert, dit haar vei meint eeuwigdui ent fi;eicommisgeenzin< zal ia'.oriiêren. Geconfideree rt alle deze en andre DD. tot een voorwerp van dit ls^erftuk (tellen de permanente confervatie der fiamgcedren , ter contemplatie van welke een teftateur bewogen wort , dezelve tot onderhouh^g van zyn gedacht, (tam, naam, fchilt en helm daaraan met fideicommis en verbot van alienatie buiten dezelve tc vincuieren , vid. C/ar. Struvius Exerc. 26. Th, 17. & 18. ibique DoUtp. Muller, in Naris. Vermanende daarom wel te reguarderen, welke conditiën, 177? claufulen en formulieren een teftateur m fideuommi(Jo familia gebruikt; te weten, of hy 't zelve in genere ad totam profapiam of in fpecie ad certas perfonas ge reftrin geert heeft; Het eerde gefchiet, by voorbeelt , als de confervatie van de 178, ftam zodanig pro caufa finali gehouden wort , dat zonder enige reftriótie, 't zy tot een zeker cas van agnatie, 't zy tot zekere perzonen, die goedren daarom altoos in de familie moeten blyven, zo lang ymant van het manfbir, diezelve toenaam, wapens en fchilden dragende, zal overig zyn; In welken geval dusdanen fideicommis m indnituw van graad tot graad, van linie tot linie, dat is , ten eeuwigen dage van den enen op den andren g'extendeert wort , vid. Lauterb. Coll. Theor. Pr. ad Scl. Trebell. §. 7. & DD. ib citt. Alwaar hy ten reguarde van 't twede ex addutle Fufario j9. 179, 460 fetjtp. tradeert , dat de fideicommiflen ex recepta omnium DD fementia van een zeker tot een ander of divers cas niet extenfibelzyn, Add. id. Struv. d. Exerc. & Th. 17. Welke ex LL all. zeer we! aangemerkt heeft, dat, wanneer een Teftateur by 't fideicommis in genere aan zyn familie nagelaten, alieenlyk verboden heeft d"> alienatie, zonder byvoeginge van of buiten zyn familie, als dan zodane absque caufa gedane en blote prohibitie van alienatie nul en van gener waarde is, ten ware een zeker perzoon gevonden wierde , ten wiens refpedte dat van den Teftateur in 't byzonder gedifponeert was; Waar omtrent aanmerkelyk is de cafus huic nodro ftmilis in l. 180. §8. §• 4. #< de Legat. 2,°. vermeit; alwaar Julius AYyy 3 grippa  ^66 Partis Q_b a r t je grippa by zyn teftament aldus had gedifponeert: ne ullo modo réliquias ejus & pradium fuburbanum aut domum majorem heres ejus pi. gnoraret, aut ullo modo ahcnaret: Nu hadde zyn dogter, als geinftitueerde erfgename nalatende haar dogter en dus de Kleindogter ofnigt van gltn: Teftateur, deze goedren lang bezeten en andre vreemden tot hare erfgen: geftelt: waar uit dit Quaritur gemaakt is: Of dien gëinftitueerden vreemden erfgen: d€ze goedren konde hebben, dan of dezelve ad Juliam Dominam, welke tot haar outoom Julius Agrippa hadde, behoorden ? 181. 'T welk door den JCtus Scavola dus gedecideert te zyn hifce verbis bevonden wort: Refpondi, ait , cum hoe nudum praceptum ejjet, nihil proponi contra voluntatem defuncli fatlum , quominus ad heredes pertineret JöZ. Waar mede overeenkomt Marcianus in l. 114, §. 14, ff. de Legat. 1 °. en derhalven uit die zoort van prohibitien na't advys van deze Regtsgeleerde niet vorder en tot geen ander einde gelicieert kan worden, dan een reftriótie van t'fideicommis ad vitam filii heredis , in cujus favorem , quaprohibiti, prohibitiefatla prafumitur, ita ut hujusmodi drfpofitio jine caufa fatla habeat potius vim 183, conjilii, quampr&cepü, om namentlyk, als*« noftrocafu , die goedren aan de ftake en nakomelingen van Jan Volmer met fideicommis g'enclaveert, nog by aften onder de levende, nog ter zake des doots, nog in enige andre voorvallen door dezelve tot nadeel van die onder deze ftake en nakomlingen gehoren te alieneren , vid. Brunnem. ad d. I. 38. n: 4, & Sande de Proh. Rer. Alien. P. 3. cap. 1. «.4. ,g . Nudum enim praceptum, notante Gothofr. ad l. 92, ff. de Leg. 30. Lit. X. hic dicitur, quod nullam poena adjetlionem s. quod nullam pracepti rationem continet. jg- Want de Teftatrice juxta d. I. 114. geen zodanen poenaliteit, veel min enige 001 zake van prohibitie uitgedrukt hebbende moet dit haar verbod invoegen voorsn: en niet anders verftaan, cn bygevolg deze nakomelingen van Jan Polmer, als eigenaren van die goedren geworden, niet konnen belet worden, om of dezelve na haar luider doot tot hare erfgenamen ab intefiato te iranfmitteren, of daar over pro arbitratu tufishen dezelve en by haar  Cons. LVII. j6"7 haar affterven ten voordeel van andren te difponeren,' Ten refpecle van welke alleen limitative, en niet van andre buiten dezelve exienftvè deze prohibitie zou konnen gezegt worden cum eaufa gefchiet te zyn, quia tnclufio unius efi alterius exclu/io. Invoegen daar uit ff ent e fua voortvloeit ene by de DD. daar 186". op gefundeerde diftinctie tuflchen ene perzonele of reële prohibi^ tie van alienatie, waar van ratione perfonahs de vorensglte: L. 187* 38. § 2. & y. de Leg. 2°. & l. 88 §. 6. de Leg. 2°. en re'jpeblu realis de /. 67. . 381. ». 17. van een en dezelve kragt houden, zo is 't zelve tot dit geval nogtans niet toepaflelyk, maar zou 't zelve dan niet vorder, als tot die defcendenten van fan Volmer, en niet buiten dezelve tot avantage van Otto of andre mogen uitgebreit worden, Jung, Intrig. Cent. 3. .£.72.». 32. Het welk te meer alhier zyne applicatie moet vinden , daar 190/ de Teftatrice van 't woort familie zig tn genere nog niet eens bedient, maar het fideicommis in fpecie bt paalt heeft tot de nakomelingen van "fan Volmer, als wanneer daar onder ook gene andere cognaten, nog enige transverfalen van dezelve konnen begrepen worden ; UU namque in fpecie ita dicli, appellatione familise non continentur 191. v. /. *9* & 196. § 1. de V. S. quia in his familia & nominis decus nee confiflit, nee pereos propagari poted, ut propterea nee bic vocati eenfeantur. d. I. 69. §, 3. de Leg. 2 0. V. prater Senator, Sande Dec. Fris'. £.4. Ttf.y. Def, 20. d. Intrig. loc. cit, «.41. & alios. fupra citt. DDi  568 Partis Q_üart* DD. pral. Deck. Diff. Pojlh. D. 13. ». 36. cum feqq. *9X' Alwaar hy «'» »o/?rw terminis zelfs m als den Teftateur, daar vermeit, gewilt hadde , dat die goederen ten eeuwigen dage in zyn familie zouden verblyven , geleerdelyk aantoont, dat, gene defcendenten van den gëinftitueerden erfgen: exterenue , de collateralen egter niet admilübel zyn ; 193. Lerende ». 44. wel en te regt, quod prohibitie alienationis ejusque caufa s. ratio addita fubftitutioni regulatur feaundum eafus aut perfonas in fubfiitutione comprehenfas. per DD. adducl. & ratt. ». 194. Quibus add. quoad odiofam prohibitionis exicnfioncm de eafu ad cafum & de perfona ad perfonam Schöpff. Dec. 182. ». 18. Stuck. Cons. i. n. 141. & n. 226. feqq. Cons. 20. ». 136 Cons. 23. n. 248. cum feqq. n. 279. 308. feqq. d. Fufar. Qu. 4y8. 460. 676. 678.(^679. Lyncker. Dec. 324. & Sande d. Lib. &Tit. Def. 4. & f. alwaar gedecideert wort, dat een fideicommis buiten de genomineerde perfonen, fchoon ook de prohibitie van alienatie buiten des Teftateurs bloet en graat gedaan, niet is perpetueel en gradueel, maar perzoneel, v. eund, Sande V. A. d. Tr. & P. 3. eap. 2. ubi per totum definitienem utriufque prohibitionii fuppeditat, & exemplis illufirat, n. 3. & 4. 19(5. Zodanig, dat zelfs ook de voornaamfte Praótifyns het daar voor hebben gereputeert, dat een fideicommis, refulterende uit ene verbodene alienatie buiten familie, defcendenten of bloetvrinden niet perpetueel en gradueel is , en dat by gëvolg den eerften van de familie dat fideicommiffair goet, van den gegraveerden erfgen: verkregen, aaneen vreemden buiten dezelve vermag te tranfporteren. jo- Om dat, fchoon alle d'overige van des Teftateurs familie ordine fuccfffivo geadmitteert worden , dezelve nog'ans incafumvulgarem non agniti fideicommifii, non etiam in cafum fideicommiffarium, worden geagt geroepen te zyn ; jo8 Oordelende, dat de refolutie van die quseftie niet zo zeer daar in beftaat, quo ordine in fideicemmifo familia fuccedatur , fed an tedator ex limplici probibitione extra famiüam voluerit inducere fideieommiffum perpetuum inter eos de familia illudque multiplicare , ita m ttnus poft alterum & ftc deinceps, quamdiu aliquis de familia fuper- fit  Cons. LVII. ffy fit grada-tim gravati cenfeantur per fubftitfttionem fideicommiffariam. igo, Quod tarnen cum eod. d Confulentibus male allegaio Voet.d. Tit. n. 28. negat fuprac. Sande d. Tr. cap. y. qui cum aliis DD. n. 10. efi feqq. hanc fuam fintentiam contra Cafirenfis opinionem n. q. ajfirmativè propofitam kifce ceterisfique ratt. eum fiolutione objetlarum LL. n. ir. 12. & 15. tuetur, efi n. 14, tradit, quod muite magis h^ec negativa fententia locum haheat in fideicommijjo tacite per interpretationem ex prohibitione aliendtionis extra familiam indutto. Konnende aldaar tot meerdre cotroboratie van 't reets geavanceerde, betrekkelyk tot de graad of ftake van fan Volmer, en dus tot exclufie van alle andre graden en perzonen, nog uit die ». 17. geciteerde menigte van Regtsgeleerden gezien en vernomen worden, dat , hoewel een teftateur by zyne prohibitie, 200} gevoegt aan de fubftitutie van zekere perzonen en graden, had g' adjicieert deze reden: quia volo, bona confervari in familia , evenswel, deze woorden , een rè'eel-en perpetueel fideicommis importerende, zouden moeten ad fubfiitutiones exprefias gereftringeerr, en niet uitrit earum cafus g'extendeert worden. Wien aangaande boven dien zeer notabel is het teftamentaire 201. cas, by meergltn: Heer Zach. Huber , het cieraat der Friefche Regtsgeleertheit, in zyne Obfervatien van gewjsde zaken Tom. 1. Obs. 62. voorgeftelten meefterlyk verhandelt, daar by pp doordringende argumenten proberende, en een fententie van den 202^ Hove in den jare 1716. ergaan, en by het Revifions gerigte in den jare 1710 beveftigt, allegerende,- Waar by, hoe wel de Teftatrice Suffrida Rifpens aldaar na ge- 2Q_ dane inftitutie van hare zufters drie kindren te gelyk met haar broers zoon, -Livius Rtfpens, had gedeclareert, dit hare goedren nooit zouden verkpgt, nog gealieneert worden, maar altoos moeten devolveren op haar naafte bloet en familie, als dan in wezen zynde , egter verftaan is, dat die clauful geen r'eelof perpetueel, maar alleen een perzoneel fideicommis contineerde s De juridyeque fundamenten, waar op deze decifie beruft, alhier te infereren , laat het beftek van een infti uctoir advys , reets te ver uitgebreit, niet toe , daarom my daar toe en tot diergelyke gevallen van Sande d. Lib. 4. T. 5. Def. 20. gegrontveft op de uitfprake van Modeftin. in all. L. 32. §. uit- de Z z z Leg.  57° Partis Q_tr a k. t je Leg. 2. gedragende, zal ik by herhalinge zeggen, dat die fideicommiffaire clauful alleen tot het cas, conditie en perzonen, duidelyk daar by vermeit, moetgereftringeertworden , nulla ratione aliorum habita s 2o4' Omdat, gelyk boven meer, als eens, by veronderftellinge van enige ambiguiteit, die hier niet is, ex jure genoteert hebbe, de fideicommiflen geenzins favorabel, maar van ene zeer enge, nauwe en bepaalde interpretatie zyn, in quibus, ut laud. Huber. in fin. d Obs. coneludendo ait, de cafu ad cafum , de perfona ad perfenam nulla fit extenfie & in iis omijfum pro omifib habetur, attenditurque folummodo, quid fcripferit tefiator , non quid fenferit, vet cogitare potuerit. aay. Het vorens gewysde vervolgens aldaar Obs. 64. illuftrerende met het controverfe geval van den geleerden Vigl. Z-wichem. ab Ayta, *t welk uit defzelfs teftament van den 14. Meert 1577. en die daar by in fortioribus terminis uitdrukkelyke cautie van een gradueel fideicommis , gereftringeert ad certas perfonas, ipfius teftamento nominatas, aan ene zyner nakomelingen (dat zo genaamde fideicommiffair huis in den jare 1715". verkogt hebbende) gemoveert wierde , wanneer hy aldaar zyn gezegde met een %o6 diergelyke fententie corroborerende verklaart, dat het Hof in 1710. 'nulla ratione fideicommiffi habita, den koper tot betalinge der koopspen: gecondemneert heeft. Waar door ik nader in myn gevoelen tot remotie van alle andren , by de fideicommiffaire periode niet gemelt, tegens der Adviseurs contraire, dog in regten niet g'evinceerde opinie gefbuteneert zynde, alleen nog zal oplofien enige wetten , waar 207. uit doorgaans de DD. ad fontes ipfos gaande , en in dubio, non vero eerto fideicommiffi cafu verferende , alle die favorabele extenfien deriveren; Als namelyk §. 1. Infi. de Fideic, Hered. in verb: tantusque eorum favor fatlus eft. in /. 16. ff. ad Stl. Treb. in verb: 'tn ambiguo tarnen magis de fücceffione fenfum dieo, ne intcrcidat fideicommiffum. & in l. 76. eod. tit. in verb: benigna interpretatione placet. £08. Dog, of hier in zodane grote faveuren te vinden zyn , dat dezelve in cafibus certis vel lege decifis ook zouden moeten plaatz hebben, aal ik.nooit aan dezelve toeftemmen , nademaal vele an~  Cons. LVII. j>71 andre gevalleen in jure civili exteren , welke geenzins toelaten, dat men in dubiis vel pari caufa pro fideicommijfo kome te refponderen , uti in l. fin. §. 10. C. de fur. Delib. I. 70. ff. de fur. Dot. /. i. C. de Neceff. Her. I. fin. ff. de Cond. Sin. Caus. I. 10. ff. de F. O. I. 1. C. de Legat. I. 83. ff. de Pign. & /. 10. ff. deReb. Dub. Gelyk uit die en andre wetten deDD. (in en over deze qu?e- 209. ftieufe zake toepaffelyk by my nagevolgt) in tegendeel de batelykheit der fideicom miffen ten refpede van den ge graveer den erfgen: bewyzen met alle de gevallen van derzelver ttride in» terpretatien, en verbodene extenfien , uti bas toto jure decantatas fententias 'laudabiliter fequitur & magiflraliter cum refutatione & folutione dd. LL. tuetur Vir Jurisconfulti(S: Tob. Boel. in Not. fuis accurat. ad Ampl- Scnatoris Loenii Decis. Cas, cö, paf. m. 389.0-390. Zo dat de conditie van het fideicommis door die non exiftentie van fan Folmers nakomelingen, alleen by het fideicommifiair geval genoemt, ontbroken zynde, gene extenfie tot die van OttoVolmer, daar by niet vermeit, en derhalven daar onder jux- "Oi ta l. 83. $. 1. f. de Leg. 3. (fi DD. apud Befold. voc. Nachcommen per quxfitum fubauditionis colorem niet comprehenfibel, imaginabel kan zyn, uti Ictus in cit. /. 16. ff. ad SCt. Treb. non refpondit in cafu, an fideicommiffi conditio extiterit, nee ne ? fed de cafu, ubi fideicommiffum certum & abscjue dubio erat. Vid. d- Aud. ibid. latius. Op dusdane en meer .andre onderfcheidentlyke regts-gronden vertrouwende heb ik in deze zo evidente zake onnodig gëoordeelt der Heren Adviseurs fentiment, uit de faveuren van een perpetueel familie-ftam-en naam fideicommisg'elicieert, endaar op deze en andre DD. qualyk geadapteert, wyders te wederleggen , ne, munus Confulentis transgredtendo, partes advocati in me fufcepiffe videar. Alleen coronidis vice daar by doende, dat, hoe breet en gun- au'; ftig dusdane fideicommiffen by dat laafte advys uitgemeten en opgevat worden, dit zo genaamde fideicommis in qujeftie egter daar onder niet kan begrepen, en daar voor met alle die favorabie extenfien en interpretatien contra tefiatricis verba ad pofte Zzz a ros  57* Partis Q^daiti res Joannis Volmer nominatim reflritla gehouden worden. %iZ.. Immers het is ten aanzien van ongerede goedren in deze Provincie, tefle confuetudinis noftra cailentijjlme D. Joh. Sande ad Cons, Feud. Gelr. Tr. i. Tit. 2, cap. z. n. 6. bekent, dat dezelve outyts generhande fubftitutien of fideicommiffen by teftamenten toelieten > &t$. En fchoon de in-en fubftitutie tot de twede hant nu by de teftamentaire Ordon: van *t Quartier van Veluwen §, iz. federt 1711. gepermitteert is, zo zou dezelve nogtans in de £14 Graaffchap Zutphen, waar by de teftamenti fatlo juxta Tit. 12. in linea collaterali tot de halffcheit gereftringeert is, geen plaatz hebben. xiy. Waar omtrent de conftumiere lëenregten in zo verre devieren, dat, gelyk de teftamentaire difpofitie over d'allodialegoedren voor 171 1. in Veluwen ongeoorlooft was voor de tydem van Keizer Karei V. mede over leengoedren niet heeft mp^ gen worden gedifponeert, maar allereerft na zyn doot met den' zi.6. j^le i^oo. daar toe aan de vafallen ad exemplum Brabantinorum, een confent gegeven volgens de Provinciale Leen-Ord: van dien jare, en daar op gevolgde inteipretative Refol: van den jare ióyi. daar over by forme van fubftitutie en fideicommis tot de twede hantj en niet vorder heeft mogen getefteert worden; 2,17. Welke vrye leendifpofitie nogtans by nadre Refol: van 1711. ten opzigte van de Graaffchap Zutphen in linea collaterali bepaalt, is tot de naafte in de bloede V. prater. Clar. Schraffert Obs. 308. Mea Cons. Cons P. 1. 4-2. n. iy. 16. 17. & 18. ïl8. Zulx, dat alle Rigters, daar na te oordelen by glte: Provinciale Ord: gelaft zynde, daar uit met regt deze vrage kan gedaan worden , met wat zekerheit zal den Rigter, hoe fchrander, doorziende en met een pi ofunde Regtsgeleertheit en kennis van Gbddelyke en menfehelyke zaken dit fideicommiffaire cas , alleen tot de nakomelingen van Jan Volmer woord-en letterlyk gereftringeert, opdieongewiffe en tegens de contraire difpofitie van Margrita Gevers voorgebragte divinatien en radende conjecturen konnen fententieren ten voordele van de defcendenten van Otto Volmer, by hare fideicommiffaire periode niet eens vermeit ? Cum Ulpianus diligentsr inculcat judici ,ut ex certa animiatque in*  Cons. LVIII. indubitata ratione dirimat litem in l. 8. §. I. ff. Fin. Reg. v. Deckker. Lib. z. DijT. i. ». 30. Behalven, dat die leenregten gene extenfie van een leencon- ai9s fènt, fimpiiciter ad primum ailum difpofitionis verkregen, toelaten ad fecundos fubflilutionis vel fideicommiffaria aclus. v. Idem Cons. 43. n. 42. Ita de jare ad quiejliones, ex tefl'amentoTeftatricis formatas, contra Doéiores diffentientes, falvd venid falvóque aliorum dottiorum, & dexterius de difficilioribus controverjiis judicantium judicio juxta notata in 1. 16. in fin ff Qui pot. in pign. fine prsejudicio Confultori refpondendum puto. Zutphen d. 31. Mart»74f* J, SCHOMAKER. LVIII. ADVYS INSTRÜCTOIK. Conform Het Voorgaande. S U M M A R I A. I. f. *~tfenor teflamenti fummatim refertur. X. Quando vulgaris fubjiitutio locum habet ? 3. Aditione heredis illa expirat. 4. Cautela, ne ad injlituti proximos hereditas devolvatur, traditur. 6. Snbflitutio de cafu ad cafum & de perfona ad perfonam non ex tenditur. Add. n. 12. y. 12. Het woort namentlyk is van een bepaalde, kragt. 8.. Te meer, wanneer het fpecies agter het genus by wyze van Zzt 1 de-  #74 PartIs Qua r t je Gezien by my ondergefchreven de bovenftaande teftamentaire difpofitie, en fpecialyk de periode pag. \a. verfu Ende aan zyde van myn Zall: Moeder enz., mitsgaders de periode pag. 2,a. verfu Ten vyf den &c. Ende gevraagt zynde, of uit die twe perioden van 't teftament volgt, dat, zo, wanneer by 't overlyden van Anna en Margareta Volmer .gene. nakomelingen van Jan Volmer en Mechtelt Bulftnkf, gewezene Eheluiden meer mogten gevonden worden , het goet als dan van de laft van fideicommis ontheven zou zyn, en op de wettige erfgenamen van Anna en Margareta Volmers zou moeten verfterven ? Dan of de defcendenten van Otto Volmer het zelve uyt kragt van dit prsetenfe fideicommis zouden kunnen erven? Dunkt onder correctie, dat de affirmative van het -eerfte Lid idezer vrage zo uit den letter van het teftament, als de nature van het onderwerp zodanig refbluit fchynt, dat daar aan geen de allerminfte twyffel kan werden geordeelt over te blyven. Gelet, dat de letter en teneur van het teftament in de aangetogene perioden klaar is, ende een volkomen zin en verftant uitlevert. li Daar in de eerfte periode Anna en Margareta Volmers, kinderen van wylen Jooft Volmer, en by derzelver voorafiyvigheit He naafte declaratie geftelt wort. 9. Wie door nakomelingen verftaan, en wie daar onder niet begrepen worden ? 10. Fideicommiffum perfanale extra perfonas nominatas non extenditur. 11. Vt perpcttto C53 graduali fideicom- miffo Leus detur , quid teftatori obfervanlum ? .13. Vts geminationis. 14. 16. Ex quibus volttntas tefiatoris tnferri poteft"1. iy. Intelleélus abfurdus in omni difpofttione rejiciendus, 17.18. Quando C53 quare qucefio voluntatis non admittitur ? 19. 21. Fideicommiffaria Jubfiitvtio , tanquam odiofa , non extendt debet. Vid. tarnen limitationem d. th. 19. 20, Omnis quarenda occafio , ut ad jus commune revertamur. 22. Subftantia fideicommiffi tota pendel a verbis, a ttjlatore prolatis. 2 3. Si modo de illis liquidö conjlet. 24. Quod ampliatur & probatur. Het defect: van nakomelingen opereert niet anders , dan dat een fideicommiffum, veluti non fcriptum, daar door zou vervallen, zonder vordre extenfie ad perfonas ,fideicommijjo non nominatas.  Cons. LVIII.. m naafte wettige defcendenten van wylen Otto Volmer in alle hare goederen fuccederen zouden. Zulx, dat aldaar Anna en Magareta Velmtrs direde en abfolute werden gëinftitueert tot des Teftatrices erfgenamen van 's moeders zyde j ende de defcendenten van Otto Volmer alieenlyk by ene direde en vulgaire fubftitutie aldaar worden onderge,ftelt en genoemt, by aldien het had mogen gebeuren, dat Anna en Margareta Volmers voor de Teftatrice overleden waren. Welke ter contrarie alzo nu deze g' inftituéerdens des Teftatrices fterfdag hebben overgeleeft, ende daar beneffens hare erffenis behoorlyk g'adieert, zo kan 'er geen andere refolutie op vallen , als dat dezelve die erffenis eens aanvaart hebbende een abfoluit en irrevocabel regt en eigendom daar van verkregen ende de gefubftitueerdens van haar regt van fubftitutie t'eenenmal vervallen zyn, Siquidem vulgaris fubftitutio turn demum habet 2. effeblum, li heres primus infiitutus defecerit , vel quod ntluerit, vel quod heres effe non potuerit. Stryck. in Vfiu Modern, ad Tit. ff. de Pul(r. efi Pinp. Sub/fit. f. 2. welken zelvigen Audeur in zyn Tratl. de Cautel. Teftam. cap. 18. memb: 1. §. 19. poft Mantic. Peregrin. Sim. de Prat. & Alios zeer zorgvuldig dien aangaande zeit: Quoad expirationem fubftitutiomis non minus cautè fe gerere 2 debet teftator, nam aditione htredis vulgarem expirare fubiiitutionem clari juris eft: l. y. C. de Impub. & Al. Subftit. Ende wa't daar na beveiligt hy het zelfde met deze woorden : Quod f, itaque x centingat, ut infiitutus in teftamento adeat hareditatem, fed mox & ex aliquo intervallo /ine harede decedat , ad fubftitutum nihil tranfmittitur, quapropter & in hunc cafum cavere debet teflamentum condens , ne hareditas ad infittuti preximoi devolvutur. Betreffende nu de twede periode, zo ftaat aanvankelyk te con- 8. Cravett. Cons. 227. n. 7.. Ende daar beneffèns de inclufie van de nakomelingen van fan Volmer (welke alleen verftaan worden te zyn de defcendenten, o. fi quidem per pofteriores in jure liberi & defcendentes intelligantur L uit. %. parentes ff. de Gradib. & Affinib.) in fideicommifo , defzelfs 'coflaterale vrinden notoirlyk excludeert en daar van uytfluit vermits tot remotie van deze collateralen kan gezegt worden dat men alhier ten haren refpeóte verfeert in fideicoml°' mifio perfonalt, (non perpetuo & graduali) het welke nooit extra perfonas nominatas extenfibel is. . Nam li tefiatrix perpetuo & in infinitum apud proprium fanguinem 11' bona mallere voluifiet, amplioribus & pragnantioribus illam verbis uti epertuifet, uti dijjerit Barbos. in Loc. Comm. Lib. 6. cap. 28. ax.q. r Zynde  Cons. LVIIÏ. jj? Zynde alhier mede remarquabel, dat deTefiatrix zig zo zorg* ^uldiglyk zelfs expliceert ende verklaart, dat zy door de nakomelingen van Jan Volmer verftaat die gene, die door hem by • Mechtelt Mullinks in egte geteelt zyn, even als of ze daar mede heeft willen zeggen, dat zy zeer wel wifie, hoe zy haar fideicommis bepaalde, ende om daar mede voor te komen, dat het zelve tot gene andere perzonen (by misduidinge, als anders) getrokken mogt worden. Zulks, dat en door het reftriöive woort namentlyk^, en door \% deuytdrukkelyke en perzonele benoeminge van de nakomelingen of defcendenten van Jan Volmer defzelfs zyd-magen by verdubbe- linge van dat fideicommis werden uytgefloten. Daar nu conftant is, dat na regten zo ene verdubbelinge en T geminata oratio majorem deltberationem efi enixam voluntatem noto- rië induceert en te kennen geeft,-Jac. Schuit, in Addit. ad Mod. Piftor. Part. 3. Quafi. 114. ». 11. Everh. in Topic, a vi Ge- minationis. Welke vöorbedagtelyke exclufie van deze Oppozanten nog 14^ 'al te meer daar uit evincibel is, dat anderzins deze gantfche periode van 't teftament verfu namentlyk^ in reguarde van de moederlyke zyde inutyl en als contradicio.r aan de voorgaande •periode zou zyn, als waar by reets een fiitieommiffum perpetuum ten eeuwigen dage in yders ftake was vaftgeftelt; Daar de Tefiatrix het zekerlyk wel by zou hebben laten heruiten, zo hare wille niet geweeft ware, dat generale en alleen -eeuwjgduirende fideicommis te reftringeren en te bepalen in de defcendenten van Jan Volmer en Mechtelt Bul/inkt i woedane inutiliteit en contradictie ene notoire abfurditeit zou induceren, 15, tujus inte/lecluj ab omni dijpofitione rejiciendus e(l. Bai bos tn Loc. Comm. Lib. 1. cap. 14. ax. I. Het enigfte daar men zou kunnen prseftimeren, deOppofanten zig op te willen funderen, zal mogelyk z\n, dat de 7elïatrix apparentlyk wel geweten heeft, datter geen meer deicendenten van Jan Volmer in de werelt waien; tn vermits den Ouderdom der g' inftitueerdens ftonde te komen-, ende dat zy in de eerfte periode de defcendenten van O to Volmer vulgamer hebbende gefubftitueert, naallewaarfchynlykhek, ejs ordme charitaAaaa th  y78 Partis Q_u a u t ;e tis genomen , hare goederen voor en aan dezelve ook in hac obliqua fubtiitutione & fideicommifio willens en van intentie zal zyn geweeft te praelêrveren. 17, Maar wat daar van zy of niet en zy , zulken raifonnement beftaat niet anders, als in een loutere cvnjeclure , en waar door men zou moeten vallen in quafiionem voluntatis tefiamis' Daar het in tegendeel altoos in dezen genoeg moet zyn voor de g'inftitueerden en hare toekomende erfgenamen , quod verba teftatricis funt clara , & citra ullam ambiguitatem prolata , quibus clare exprimuur & declaratur, eam fubflituuonem fuam fideicommifariam voluijfe refiringere ad defcendentes Joannis Volmer, utiJic differit &■ fudieato confirmat Radelant Decis. 74. ». 1. 3. [18. Dat ook na regten gene quaftio voluntatis admifflbel is , ofte van enige confideratie'kan zyn , zo lange in verbis nulla ambigunas eft /- zy ff. de Legat. \. Voluntatis namque quaflio non juris, (ed fatli eft , ideoaue a jure fuppleri non poteft. Fab. in Cod. Tit. de Teftament. Def. 17. n. 4. Ut nee voluntas ultima prsfumatur nee altquid tefiatorem .volutffe, quod non dixit. Befold. 6. Cons. 262, n. 11. Qua de caufa voluntas tefiatoris juxta illud , quod verba fotiant, & non largius exponenda d. /. 2y. ff. de Legat. 3. Al,het welke in dezen te meer ftringeren zal , wanneer in betragtinge werd genomen, dat men alhier verfere omtrent hefc '19. induceren van een fubftitutie ftdeicommifiair, qu  ^88 Partis Q_u arts do. De fideicommiflèn worden he- 1 61. 62. Quod contra alios defenditur,. dendaags niet zo odieus meer I b5 applicatur ad faclum. n.63. geconfidereert,. \ /gezien en gelezen by ons ondergefchreven Regtsgeleerden VJT zeker teftament door Juffr: Margareta Gevers, op den i-j. April 1723. te Deventer gepaflëert, met een neflensgaande Cafus Pofitie en daar op afgegeven, dog niet gefubfcnbeert, Advvs, met enige redenen bekleet , en aan ons overgegeven,, om mede daar op te dienen van onze confideratien en advys. Zo hebben wy na rype deliberatie en examinatie zo van het teftament , als de redenen, by het geannexeerde en geprojecteerde Advys ervintelvk , daar op de regten nagezien en , dezelve daar aan getoetft hebbende, onder, veibetcringe mede moeten advizeren , „dat de goederen van zal: Margareta Volmer, van wylen Juffr.- Margareta Gevers geërft, als fideicommiffaire goederen, zyn gedevolveert en verftorven op de wettige defcen,., denten van wylen Otto Volmer. Om zulx met redenen en regten maar kortelyk te adftrueren en daar te doen j tr-70 hebben wy aanvankelik in confideratie genomen , dat een /j erfgenaam , die met fideicommis bezwaart is , in effecle aan dusdane fideicommiffaire goederen niet anders en heeft, als 3. het vrugt-gebruik , Cum gravatus fideieommiffo fimilis fit ufufrutluaria. Gratian. Difcept. F0r.cap.626. n. 16. Gutier. Pratl. jQutfi. Lib.i. Qu*{l, 17- ** , , . - 5 Waar uit afteleiden zynde, ciat een h&res oravatus de bonts , fi* deicommtlfo fubjeclis, niet alleen gene difpofitie nee per ultimam voluntatem nog inter vivos is hebbende , per text. in L. Marcellus. 2. §. Res esna jf. ad Sclum- Veil. L. fin. $. 2. & Auth. Res qua;. & ibi. DD. Cod. Comm. de Legat. Vafq. de Succef. Progref $. 28. n. Z. vers etuatto. Sande de Prohib. Rer. Alien. Cap. 2; num.il.&fieq. 5* Maar ook die goederen niet kan tranfioitteren aan zyne erf^> genamen  Cons. LXI. y.89 genamen ab intedato, per textum in L. Lucius 88. §. matre x6. L. Cum pater 77. §. Cum inter 28, f. de Legat. 2. & ibi. Bald. Sand. d. k n, 26. & feqq. En vervolgens daar uit confequerende , dat het regt, het 4. welke Margareta Volmer aan de goederen van wylen Juffr: Margareta Gevers uit kragt van het gemaakte fideicommis gehad heeft, door haar dood is geé'xpireert. En dat overzulx die fideicommiffaire goederen na haren dood f» moeten komen op die gene, welke de Teftatrice by haar uiterfte wille naaft Margareta Volmer het naafte en meeft heeft gehonoreert en bemint, en ter contemplatie van dewelke zy haar teftament gemaakt , en het daar by gewilde fideicommis geordincert heeft, of wel op die gene van hare vrinden en bloedverwanten, die zy in haar familie had gedifponeert en uit een byzondere agtinge ac majori dilecltone pra ahis , qui er ant de familia, titulo inftitutipnis & fubftitutionts tot hare erfgenamen in fecundo gradu hadde genomineert, welke en woedane onzes eragtens in dezen geen andere konnen of mogen gerekent worden, als de wettige defcendenten van Otto Volmer■> En wel uit aanmerkinge , dat de Tcftatiice tot hare enige en univerfele erfgenamen van vaders zyde geftelt ende gemaakt heeft de defcendenten en nakomelingen van &c. En aan zyde van haar zall: moeder Anna en Margareta Volmers, kinderen van wylen Jood Volmer , en1 by voorafiyvigheit de naafte wettige defcendenten van wylen Otto Volmer , zynde geweeft de broeder van haarTe'tatrices grootvader wylen Jan Volmer en van Mechtelt Bulftnks Eittin: En te gelyk ook gewilt en begeert, dat alle de goederen, effecten en actiën , zo haar vaderlyke en moederlyke erfgenamen zouden komen te erven , yder in zyn ftake ten eeuwigen' dage en zonder aanfehouw van graden , fideicommis zouden zyn enblyven, namentlyk van vaders zyde op &c. En van moeders zyde op de wettige nakomelingen van wylen fan Volmer , by Mechtelt Bu/ftnks in egte geteelt; zonder, dat dezelve zouden mogen worden ve^kpft , verzettet , vermaakt , ofte op enigerhande andere manieren by uyterfte wille of handelinge onder de levendigen gealieneert , alle het welke zy expreffèlyk in Bbbb 3 allo;  .f00 Partis Q.u a r t je alle voorvallen is verbiedende. Uit welke difpofitie ons voor eerft .is voorgekomen en gebleken dat de Teftatrice de wettige defcendenten van wylen Otto Volmer abfoluit heeft willen ftellen en fubftitueren tot haar enige en univerzele erfgenamen, zo wanneer den cas exteren en gebeuren zou , dat Anna en Margareta Volmers voor dezelve kwamen te overlyden, en dat nog wettige defcendenten van fan Volmer en Mechtelt Bulfmks zouden voorhanden zyn. En vervolgens, dat zy Teftatrice omtrent hare nalatenfchap een abfolutum, perpetuum\ fucceffivum, & graduale fideicommijfum heeft willen vaftftellen. r Nam licet fubfiitutio , direSis verbis concepta, poll hereditatem , ab herede infiituto aditam, ne quidem jure fideicommiffi fubfifiere ex §. uit. Inftit. de Pupill. Subft. neque ad fideicommifiariam caufam trahi unquam pljje ex L. 39. $. heres ff. de Adminift. Tut. quidam indi- ftmVte velint. ,'*.'« 7. Si tarnen fubflitutio ejusmodi verbis concepta fit, qua tr all urn temporis habeat, aut fi in cafum mortis heredis fufpendatur , Utis cafibus voluntatem tefiatoris jure fideicommiffi fubfifiere , ac fubfiituttonem vulgarem in fideicommiffariam refolvt, & faiïa fubflitutione tn cafum mortis heredis, eo defunÜo hereditatem jure fideicommiffi ad fubfittutum tranCire omnes tradiderunt DD. de quibus vid.' Mantica. deConjetl. Vit Volunt- Lib. 8. Tit. 1. num. 21. & feqq. Faber ad Cod. Sabaud. Lib. 6. Tit. 8. Def. 6. n. 14. & Defin. 8. in fin. Moller. Lib. 4. Semefi. 29. n. 6.&f. Groenew. de LL. Abrog. ad d. uit. Infi. de Pupill. Subll. o Zo hebben wy derhalven ter avantage van de delcendenten van Otto Volmer daar uit moeten opmaken en infereren , dat, vermits (zo als de Cafus pofitie is meldende) Anna Volmer voor de Teftatrice overleden en Margareta Volmer zo bejaard geweeft is, dat zy onmogelyk defcendente erfgenamen konde nalaten, die gemelde fideicommifl'aire goederen na haren dode op niemant anders als de wettige defcendenten van Otto Volmer, zyn verervet ende vèrftorven, en geenzints op haar Margareta Volmers erfgenamen ab intefiato. _ ' Want, dat des Teftatrices zin en memnge niet anders kan of moet geweeft zyn, als om de wettige defcendenten vznOttoVol° mer.  Con s. LXr. ^g r mer, welke zy in prcamio van haar difpofitie by voorafiyvigheit van Anna cn Margareta l-Amers mede tot hare erfgenamen tn fe. cmdogradu hadde gëinftitueert, mtde in een cas, als deze, te fubftitueren. En dat de Teftatrice niet fimpelyk en alleen van wille en intentie is geweeft, om de defcendenten van Otto Volmer in plaatz van Anna en Margareta Volmers te fubftitueren in dat fingulier geval, als Anna en Margareta Volmer voor de Teftatrice zouden hebben komen te fterven. Zulx vermeinen wy, dat uit de woorden, welke de Tefta- „■ trice omtrent de in-en fubftitutie van hare erfgenamen in primo & fecundo gradu heeft doen ter neer ftellen , en voorts uit den gehelen famenhang en teneur van het befchreven teftament moet afgenomen en befloten worden. Om redenen, eerfilyk, dat de Teftatrice by haar teftament fprekende van de inftitutie zeit, ,, dat zy ftelt en maakt tot , s hare enige en univerzele erfgenamen van haar moeders zyde , , de meergemlte: Anna en Margareta Volmers, en by voorafly,, vigheit de naafte wettige defcendenten van wylen Otto Vol, , mer, zynde geweeft de broeder van myn grootvader ?anVel, , mer, en Mechtelt Bul/ünkj, welke woorden , hy voorafiyvigheit, io< in zig vervatten tratlum temporis fuccefiivum & tempus mortis , quocunque modo & quocunque tempore potuerit comingere , en alzo te kennen gevende.- Dat Anna en Margareta Volmers en de Teftatrice wel eerft en voor afhebben moeten fterven voor de defcendenten , en eer enige van die defcendenten tot des Teftatrices erffenis konden komen , (zonder bepalinge nogtans , wie van deze drie ordine juccefiivo het eerft en vervolgens zou moeten ftei venj en dat vervolgens na de aflyvigheit van deze perzonen alle drie zonder diftindrie, wie van haar eerft of laaft en buiten confideratie, of de Teftatrice na of voor de geinftitueerdens zoude fterven , de gefubftitueerde defcendenten van Otto Volmer den cas van de voorfchrevene voorafiyvigheit in alle deze drie genoemde perzonen zouden moeten beleven j Zo moeten de defcendenten van Otto Volmer gëoordeelt en verftaan worden, geroepen te zyn tot de erffeniffe van de Teftatrice „  99ï Partis Q_uautje tatrice het zy dat haren fterftyt het eerft of het laaft, of het zy dat die voor of na Anna en Margareta Volmers kwame te gebeuren , gelyk dit uitdrukkelik wort aangetoont by Peregr. de Fideicomm. art, 18. n. 17. poft alleg. ibid. 11. Ten twede*, om dat de Teftatrice na de voorfchreven mftitutie van hare erfgenamen een expres fideicommis en verband heeft eeintroduceert op alle hare natelatene goederen, als zeggende****^,* daar na : ,, Dat hare erfgenamen alle hare goederen na haren dode niet zouden verkrygen en behouden, " fis onder conditiën, bepalingen en belaftingen, daar op aatiftonts volgende en uitgedrukt, en wel in fpecie en uitdruk" kelvk onder het bezwaar en verbant van een eeuwigdurent " fideicommis, met verbod van alienatie^ en zelfs van de de?' tradie der Falcidie en Trebellianycque portien; Alle het welke noodzakelyk komt te importeren, dat devo eende cafus fideicommiffi; namentlyk, als het gebeurde, dat als Manareta Volmer zonder kind'ren natelaten zou komen te ovcrlvden (gelyk het gebeurt is met haar zufter Anna Volmer f) niet W& en bepaaidelyk kan worden gereftringeert tot het overlvden alleen voor haar Teftatrice; maar, dat het zelve extentet ook moet verftaan worden van den Cafus , als dezelve *Z' Maroareta Volmer na haar Teftatrice zoude komen te overlvden, zoneter kinderen of andere defcendenten van Ja* Volmer en Mechtelt Buirtnks by haar overlvden natelaten , de hoedan.ge anderzints als van de eerft geinftitueerde en meeft geddigeerde linie, de defcendenten vmötto Volmer, alsgefubftitueerdens en min gediligeerdens, zouden hebben mogen excluderen, dog de zodanige niet alleen ten dien einde hier niet zyn te voorfcnyn gekomen en hier niet te voorfchvn hebben konnen komen , ja zelfs'validelyk en effeaivelyk van de Teftatrice met hebben konnen-worden geftelt en gerekent onder hare gefubftitueerde of fideicommiffaire erfgenamen , vermits de Teftatrice geen denkbeelt ten tyde , als zy haar teftament heeft opgerigt , heeft kunnen formeren van andere of meerdere nakomelingen, en defcendenten van Jan Volmer, ten ware men zig konde imagineren, dat de Teftatrice zoude gelooft hebben, dat uit twee Irouws-perzonen na onze uitrekeninge , en het gene wy be-  Cons. LXI. "vinden in het boven aangehaalde en hier agter gevoegt advys over den ouderdom van Margareta Volmers aangetekent te zyn., welke zy gehad heeft, doen zy geftorven is, toen ter tyd al verre in de zeftig jaren oud geweeft zynde aan Jan Volmers en Mechtelt Bulfinks verdere nakomelingen tn gradu ulttrion zouden hebben konnen worden verwekt, quod plane eff'et abfurdum, imo abfurdo abfurdius, vid. Voet ad Ttt. ff. de Cend. Jnjl. n.q.& i y. & ad Stlum. Trebett. n. I 6. in fin. Zulx en invoegen, dat de meer gemelde difpofitie hier niet anders te begrypen is, als wy ter avantage van de defcendenten van Otto Volmer daar van hier in prtmiffts hebben gcpozeert, indien men maar wil ftellen , dat het teftament van enige werkende kragt moet zyn, en dat de wille van deTeftatiice zal moeten worden geoblèrveert , quam fiervari Leges volant, i2« cum nihil fit, quod homintbus magis debeatur, & quod etiam locum habet in tacita defuncli voluntate; maxime, fi a jure préefumpta fit, (ut hoe cafu) cum ea habeatur pro expreffa. Mantic. deConj. Vit, Vodunt. Lib. 2. Tit. 2. ». io. Coren. Cons iq. n. 2z. 22. Welke Teftatrice immers door het oprigten van dit tefta■ment zig verklaart heeft, dat niet als een mtefiata van deze we. ,.\ reit heeft willen (cheiden , en die door middel van dit teftament niet kan gezegt worden te hebben gewilt, dat hare goederen directelyk zouden overgaan aan de erfgenamen ab intellato van Anna of van Margareta Volmers, waar van zy dog niet gefproken of jota of titul gemelt heeft, en waar toe zy door het middel van het hier voorkomende fideicommis (als quafi vero gefixeert en gedetermineert in een gefiagt, het welke met de dood "van Anna en Margareta Volmers moeft uitfterven en te niete gaan) geen de minfte directie heeft konnen plegen , en zulx wel met intentie, om de nakomelingen van O.to 'Volmer te exciuderen, van dewelke zy nogtans in haar teftament gefproken en ment ie gemaakt, en tot dewelke zy haar difpofitie wel uitdrukkelvk en met fignificante woorden gedirigeert hadde ; in. diervoegen, dat zy heeft gewilt, dat hare gehele nalatenfchap na haren dood en het vooroveriyden van Anna en Margareta ■Volmers door dezelve zoude worden geaequireert, quamvis •verba fubfequentis fideicommiffi id non faüs clare import are videantur, C c c c sis  *a4 Partis Q, u a r. t je linCecmdo «A-fprekende van een fideicommis, van dezelve dam DD. fententiam deductt jacob. Coien. ton/H. 14- 4 wXzouden^n konden wezen p,^* J-W« £ »dum « men J hare difpofitie vaft maken en verbinden aan conditiën, die onmogelyk en aan gevallen , die nimmermeer ge- t6 fCtt%y weTheeft geweten, gelyk van een -rftandige Juf. %6' frou eiTdtatrice , als zy fui W ^thrne^° e?'Ve' rene andere gedagten kan gemaakt worden , dat nimmermeer fonLr Srtcul gefchieden konde, zo kunnen wy niet wel be- ' l?vtn K ymant zou gevonden worden , die met goeder giypen, dat ei y fa , van de Tefta. SS*'h««t Smta «eicom-nis heeft g»ugt, 11 Ónder de Uitdrukkinge en benaminge van ■»*.«»%«» van wy. Sf^Setf» Uyt ,rnk de conditie waar van het fideicommis ende geheHevo^^ dependeren, ter avitaee vaT Margareta Volmers erfgenamen** avantage van & getrokken worden, dat, by iT^tefev n nakomelingen fan wylen J«r*Nr en M*cku?Mfiut de hoedanige alleen e..**»* van de tea Bnijinks, uc » ft buiten we ke van haar ge- jÖtoV**» van Jnflïou «,^6*r,,«toB  C O N S. LXI. f teftamento op Margareta Volmers, tksharcs fiduciaria, gedevolveert, zoude kunnen toe-eygenen, en dezelve bezitten, en behouden, ais vrye en onbezwaarde goederen , utpote reftnutioni non eb- noxia. Cup* prafumi non pefftt, teftalricem alienas fncceffiones prepriis ante* ,gi ponere veiuiffe, per /. 30. Cod. de Fideicomm. l. cnm avus ■ ot ff. ' dtCond. dr Demonfir. er l. Luctus. 8y. tn tin. ff. de Hered. Inlltt. Moetende deze onze fuftenue immers (tand gryptn, als men tq^ komt te confidereren, dat anders des Teftatrices wille buiten effect zyn zoude, en dat door haar geintroduceerde en gewilde fideicommis onnodig en die ciaulüle daar ovei in het teftament geinfcreert, fine virtute altquid operandi, indien zy niet in dezen op de defcendenten van Otto Volmer mede had willen denken, of dezelve inter haredes fideicommiffarios begrypen , overmits de geinftitueerde erfgenamen {Anna en Margareta Volmer) als gezegt, oude menichen en alleen wettige nakomelingen van Jan •Volmer en Mechtelt Butfinkj waren, waar van'er reets ene voor de Teftatrice geftorven, en de andere buiten ftaat was, om defcendenten te kunnen nalaten, en dus gevolglyk des Teftatrices •nalatenfchap als vrye goederen , door dodes afgang van Margareta Volmer tegens hare expieffè wille en begeerte hadde moeten verfterven op perzonen, aan dewelke zy nooit gedagt had»de, en welke niet waren van de Gevers of Volmers familie. Conjeilura autem talis capienda non eft, per quam difp-ofitto efi voluntas tefiatoris fubvertiiur, ut mttltis adfiruxere Mantica, de Conj. Vit. Vol. L.2. Vit. 15. per tot. cr Lib. 10 Tit. 1. n y, & feqq. & poll cum Coren. Cons. 14, dr n. y. quo faciunt textus in l. 12. ff. de Reb. Dub. I. 2 2. C. de Legat. & l. 5. Cod. de Neceff. s. Hered. Infi. Trtfumitur enim femper tefiator , nunquam frufira teftari voluifie, 10, per /. fi quando 109. ff. de Legat. 1 0 . Aut ahqmd voluifie, ponere in fupremo Juo atlu, quod ipfum redderct tnuttlem & irriium per /. 2,y. § Codtcillis. 2. ff de Legat. 30. Ter contrair is ons uit het overgegevene teftament gebleken , , dat de Teftatrice daar by expreffelyk gewilt heeft, dat hare nalatenfchap op g>me vreemden , maar in tetrendt el op die van hare familie ten eeuwigen dage zonder aanfehouw van graden, als Cccc a. . fidei-  £pg Partis C^uartb fideicommiffaire goederen , zouden vererven, als hebbendeeerft de defcendenten van Jeefi Volmer , en by voorafiyvigheit van dezelve de wettige nakomelingen van Otto Volmer geroepen. Sr En of fchoon in het vervolg van het teftament alleen maar " * gemelt wort van de nakomelingen van fan Volmer en MechteltBulfinks, zo zal dog het zelve een yder zo moeten voorkomen,, dat de Teftatrice , welke een eeuwigdurent fideicommis op hare nalatenfchap heeft geftelt, daar door by afiyvigheitvan Margareta Volmer (welke alleen , na het affterven van haar zufter^»na een nakomeling van fan Volmer en Mechtelt Bulfinks was) zo we! de wettige defcendenten van Otto Volmer heeft willen fubftitueren, ofper obliquum onder hare fideicommiffaire erfgena^ men begrypen, als zy dezelve in den beginne van haar teftament by voorafiyvigheit van de defcendenten van Joofl Volmer mede tot hare erfgenamen hadde gëinftitueert. Gëconfidereert het in regten refoluit is , quod exprefje vocatus in una fubflitutione, cenfeatur etiam vocatus in aliis. v. Curt. Sen. Cons, 76. circa med. nam fubfiitutio debet declarari ab inflitutione, ita ut pruddeilus in fubflitutione , per text. in l. 41. §. qui difcreturn f. de Vuig. & Pupill. Subfi. VL. Quoniam ad fubfiitutionem non pertinent ii, qui teflamento ad hereditatem non funt vocati , v. /. 8. fin. ff. eod. v. §. fubfiituitur. Infi. de Pupill. Subfi. *5 Et quod non tantum locum habet in fubflitutione vulgari, fed etiam in fideicommiffaria. Malcard. Concl. «3yi. n. 1. & feqq. Mantic. 24, de Conjetl.Vltim. Volant. Lib. y. Tit. 1. n. 20. ac argumentum duRum ab inflitutione ad fubfiituttonem etiam procedit a primo gradu fubfiitutionis ad fecundum gradum , v. all. Mafcard. ibid. n. 11. & feqq. ubi dicit, per primam fubfiitutionem declarari, qualis fuerit voluntas in fecunda , & quod una fubfiitutio debet potius fecundum prxcedentem regulari fubfiitutionem , quia in habentibus fymbolum fatilior efi tranfitto. 'tij. Welke onze fuftenue nog te meerder zal moeten ftant houden, door dien men alhier verfeert in materia infiitutionis efi fubfiitutionis, qu£ favorabilis efi % (fi larga ac benigna femper intcrprcta* tione juvanda per / iQ.- ff. de Eiber. & Pofih. Man tic. deConjetl. VJt. Vol. Lib. j. Tit. l.n.z. En  Cons. LXI. 5-97 En dat derhalven ook 'er al een dubium of twyffel 'In dezen 26,1 circa hanc fubfiitutionem obhquam waie, gelyk vakoordelen van neen, de interpretatie zoude moeten genomen worden ex iis,. qua precedunt & fequvntur in teitamento v. /, 64. ff. & ibi Bald. de Legat. z°. Mafcard. Concl. 1350. ». y- vol. 3. Una enim pars teflamenti deciarat alteram , et qualis mens tefiatoris f uit in una , talis etiam prafumitur fuiffe in alia. Bartol. tn L. Centurio ff. de Vuig. & Pup. Subfi. Cum ex totius teflamenti contextu voluntas certa tefiatoris colligi 27» poffit. v. /., 17. ff. de Leg. i°. Mantic. Lib. 6. Tit. 13. Op woedane regtsgronden ook vele en voorname Regtsgeleerden van fentiment zyn, dat in teftamenten niet altyt op de woorden moet geftaan, nog cortices verborum moeten gevolgt 28» worden, maar dat wel voornamenclyk en ante omnia moet gezien worden, qua mens quaque intentiofuerit tefiatoris, cum voluntas ejus pro lege fit habenda , nee propter frivolas fubtilitates aut rationes excogitatas ab ea recedendum fit. Mantic. de Conj. ZJlt. Vol. Lib. 3. Tit. I. 2. 3. et feqq. item Tit. 4.. n. 6. Cum mens tefiatoris magis fit attendenda , quam verba v. /. li quis Cod. de Lib. Prater. Gail. 2. Obs. 155. Maxime , ubi verba fecundum impropriam fignificationem pofiunt convenire menti. v. /. non aliter ff» de Leg.*°. Nam cavendttm , ne , dum nimia utimur circa verborum fenfus 29, fubtilitate-, judicia teflantium defraudemur , uti ait Imperator Alexand. in 1. 7. Cod. delnft. & Subftit. item Imp. Antonius tn 1. iy. C. de Teftam. Imo mentem difponentis reginam efie in ultimis voluntatibus & primum locum habere in interpretatione confiat ex 1. pen. fiv de Leg. 20. ut pluribus demonftrat Mantica Lib. 8. Tit. 1. &. Lib. 9. Tit. 1. Men zou hier tot meerder corrobatie van het geavanceerde nog kunnen by voegen, dat het gevoelen van de regtzinnigfte Regtsgeleerden daar henen ftrekt , dat ook zelfs fideicommiffa joi abfofuta conjetluris kunnen geinduceert worden, Mantic. Lib. 8. Ttt. 1. n. 18. Coren. Cons. zj. n. 3. & feqq. Faber ad Cod. Tit. de Fideicomm. Def. 47. n. Z. & ad Tit. de His, qut fub modo C. Defnit. 3, «.7. Et quod fideieommiffum fola voluntate tefiantis ex prafumpticnibfts* Cccc Jjn, ueL  ypS Partis ([hui ui conjeiluris colletla exonatur, etiamfi verba nulla, adid fpeüantia^ provmantur per /. 7 «««34, §. ï»**i f de Leg. 2°. 31,. En eindelyk, qmd tn fidetcon.mijjis fola mens & voluntas tefiatoris , omiffd "omm verborum folemnitate, fpecletur & fecundum eam judicetur. Mantic. Lib. 3. Ttt. 3. Et quod tanta voluntas, ex conjefturis defumpta, in fideicemmiffis fufficiat. Leeuwen Cens. For. Part.i. Lib. 2. cap. 7. n. 7. et 8. ubi habet: Quod voluntas tefiatoris, licet non exprefi* , fi tarnen veniat in necefianam feu manifefiam confequenüam exptejjorum , habetur pro legiüma ad indncendum fideicommtjjum per LL. ibid. alleg. Et quod pro fideicommiffo accipitur , quod non alia ratione videri potefi exprefw», nifi caufa fideicommiffi inducendi, per alleg. ibid: Terwyl nu behalven de defcendenten van joofl Volmer gene andere by het teftament van juffïou Gevers gcnomineert of bekent zyn, als de wettige defcendenten van Oito Volmer , en de Teftatrice een eeuwigdurent fideicommis op de halffcheit van haar nalatenfchap van moeders zyde heeft geftelt , zo zal en moet om redenen en regten, hief vorens reets bygebragt , en nog nader zullende beveftigt worden , daar uit volgen j. dat de fideicommiffaire goederen na dode van Margareta Volmer op de wettige defcendenten van Otto Volmer, fchoon geen nakomelingen van Jan Volmer .en Mechtelt Bulfinks zyn, gedevolveert en verftorven zyn. 52, Door dien anders des Teftatrices wille en intentie zou $}' lufoirzyn, en buiten eenig effect: geftelt worden, en de coederen welke zy met een laft van een eeuwigdurent fideicommis in de Volmers familie heeft willen behouden, dan ad extraneos van zelfs tegen hare exprefte wille en begeerte zouden moeten vervreemt worden , wanneer namentlyk het fideicommis met de dood van Margareta Volmers cefferen zoude, en dus gevolglyk de fideicommiffaire claufule by haar Teftatrices teftament" te vergeefs zoude bygebragt, en alzo zonder enige kragt van liitwerkinge zyn. Daar nogtans in omni difpelitione, etiam teftamentaria, verba aliquid oterari nee fuvtrfiua effe debent & ita intelligi, ne maneant (ine effellu , per /. 76.'$.' l. f de Verb. Oblig, & l. 1. §. hat ff. Quod qursquejur. in alium&c Mantic. deConjetl. Vit. Vol, 3. Tit. 6. & iu Fufar. de Subftit. Q**ft, 6yo. n. 6. Et  Cons. LXÏ. yo^" 'Ft in fpecie, quod verba in fideicommifiis efi fubfiiiutionibus non fu- 3 4. perfixa effe, fed aliquid operati debeant, Fufar. d. Tr.etQusfi. 286". Mantic- 6 inftitueerde erfgenamen de alienatie van hare goederen interdi- ' ceert in alle voorvallen, waar van zy voorheen gefproken hadde, dat zy dus en in diervoegen niet had konnen en moeten doen, indien zy haar fideicommis maar allenig had willen vaft maken aan de nakomelingen van fan Volmer en Mechtelt Bulfinks, waar over wy ons alhier refereren tot de regtsdoóirine yan Sanditts, die dit ftuk ex juris principiis geleerdelyk heeft geënucleert in zyn tradlaat de Prchib. Her. Alien. P. 3. cap. y. en 6. adde Mantic. Lib. 6. Ttt. 14. n. 24. Fachin. Lib. 4. Controv. cap. 49. ld. Sande. Decis. Fris. Lib. 4. Tit. J. & Voet. adTit. ff. ad Stlum Trebell. n. 28. 29. & 66. fj. En dan eindelyk ook nog de claufule in fine van het teftament ervintelyk : waar by de Teftatrice de rietraclie van de Trebellianique portie komt te verbieden , waarmede niet alleen haar fideicommis te kragtiger heeft willen beveiligen, juxta Auth: Cod. Sed cum tejlaior ad. L. Falcid. & l. 74. f. ad Stlum. Trebell. et ibid Menoch. Guid. Pap. &c. 5%. Maar ook daar mede een evident en klaar bewys willen afgeven, dat hare goederen in omnem cafum mortis op hare erfgenamen vry en zonder eenige detraclie of verminderinge zouden moeten komen, en van de gegraveerde fiduciaire erfgenamen overgaan op de gehonoreerde fideicommiffaire. 59. Dat ook al een vergeefzen toeleg en befchikkinge zou geweeft zyn, indien a oravatis et prohibitis per honoratas nulla hereditas capi pojfet, cum heres Teftatricit non potuerit effe fiduciarius et fideicommiffarius pmul, & centra naturam efi , ut quis hereditatem a fe ipfo caperet, vel illam fibi rellituere poffet, waar van te vernemen by welgemlte: Sande cap. 8. §. 4. per tot. en alle andere. Regtsgeleerden, welke mat er tam fideicommiffi latiffme befchreven heb-  Cons. I XI. fc^ hebben, waar toe wy ons alhier komen te refereren; En waar mede wy dit advys zullen afbreken , na allenig & cotcnidis loco nog gezegt te hebben, dat de fideicommTfen inttr 60. hodiemos altyt zo hatelyk niet aangemerkt worden als die wel hy zommige befchreven flaan , en onder anderen mede by de Heer S~.hr uffert , die de meefte fideicommiflèn in deze landen fchynt aftekeuren, en alleenig die gene , qua favore & intuittt familia confervandz fatla (unt, komt te favoi iferen, het welk onder anderen blyklik daar uit is, dat voor de hoge en lage vier- ó"i. fcharen dezer en naburige landen menigmaal is gëadvifeert èn gefêntentieert voorde beffandigheit van dezelve, als te vernemen by Sand. in Decis. Fris. Lib. 4. Tit y. Def. 8. & 20, by Neoflad. Decis. Holl 23. & Cur. fupr. Decis. Dec. 12. by Coren. Rer.Jud Obs. 11. 20 30. Item Cons. 4. 6. 14. 25" by Everhard Cons. 78. gy. en Sim. van Leeuw. Cens. For. Part. 1. Lib. 3. eap. 2. n. 14. en by de Auteuren aldaar met meerderen geciteert. En waar van ook kan gezien worden 't geen over verfchei- 6z. dene fideicommiffaire gevallen gededuceert is in d""Virtgtfe Confult. en in fpecie in het twede deel, waar in zeer opmerkelyk is het geval dat befchreven ftaat Confult. 2. waarmede wy ons in vele poinclen alhier propter fimile hebben konnen conformeren, en alwaar pro notabili wel mede mag gereflecleert worden op de leere van Gomez.. Var. Refol. Tom. r. cap. 3. n. 1. vers. prïmum &c. aldaar fub, n. 46. g'allcgeert en gedefcribeert. add- poft Mantic. ibi alleg. Lib. J. Tit. 19. «, 20. Menoch. de Prafumpt. Lib. 4. Bcfluitende daar uit het gehele contenue des teftaments en uit de gededuceerde redenen (waar uit hanttaftelyk manifef teert dat de Teftatrice utrumcjue cafum mortis, 't zy voor of na haar Teftatrices overlvden heeft in haar gedagten gehad , en als het fübjecl van haar fideicommis geconfidereert , het zelve zo dirigerende en gedirigeert hebbende , dat in beide gevallen , het zy dat Anna en Margareta Volmer den fterfval van haar Teftatrice zouden komen te beleven of niet, de wettige defcendenten van Otto Volmer , erfgenamen van hare goederen zouden worden,} dat.het argumentum hier unice fchynt te obfteDddd 2, ren;,,  6o6 Partis Q.ï a ï t i ren, defumptum a cafu expreffo per verba ad cafum non exprefum é° exclulionem alterius cafxs prater exprefum, in dezen niet en procedeert. En dat al het gene mogte worden gefundeert op de fubtilitek van enige woorden van't teftament, alhier niet kan in confideratie komen. Aldus geadvizeert by ons ondergeflh: Regtsgeleerden binnen Bredevoorc en Wenterfwyk den 27. November 1742. ■Was getekent. N. N. N. N. Lxn. ADVYS INSTRUCTOIR. Conform Het LXL Dog Contrair aan HetVoorgnnnde LV1L LVUU LIX. en LX. En gedebatteert by Het LFIL Advys, s u M-:  Cons. LXII. summaria. 607 li "Tn teflamentis mens c35 voluntas JL u-ftantts prcecipue attendcndax ob rat. n. 2. 3. Et pro lege fervanda. 4. f, Totius teftamenti tenorem ex- ammari, & non ex uno ejus ver ju jus dtci oportet, 6, Yts vry of onder laft van fideicommis te erven zyn contr aria, quod ex faèlo illujlratur n. 7, cum foluttone dubiorum 11, 8. 9. Quando in dubio conditio fideicommiffi defecijje dicitur. 10. Vltima voluntates , qute favora- biles funt , debent larga interpretatione juvari. 11. Adeaque ex mente teftantis Jeu ralionis identitate extenaendce ,. propter ratt, n. 12 13, lllud h.ibetur pro dijpqfito , quod, fi tej.ator rogatus fuerit, ita re- fponfurus fuif et. 14* Applieatio ad teflamentum, de qu* bic qutentur; cujus tenor rerer- tur n. i$. cum ratiocinatione ex eo ailata n. 16. FaSii Species. Gezien by Ons ondergefchreven de geannexeerde teframentaire difpofitie van wylen Juffr: Margareta Gevers op den 27. September 1723. tot Deventer gepaffeert, en daar by geinformeert zynde, dat des Teftatrices grootvader daar bv gemelt fan Volmer hebbe gehad twe vrouwen , de eerfte Cnftma van Kamebeeb^. en de twede Mechtelt Bulfmb» ende by beide kinderen verwekten nagelaten, te weten uit het twede houwelyk een zoon Jooft Volmer genoemt geweeft , van dewelke twe dogterr in leven waren ten tyde van de oprigtirge dezer uiterfte wille, namentlyk AnnaVolmer en Margareta Volmer beide zo zeer bejaart, dat van dezelve geen defcendenten verwagt konden worden, gelyk ook de oudfte Anna Volmer voor de Teftatrice overleden is. Dat Juffer Margareta Gevers by haar voorn: uiterfte wille deze hare twe nigten aan hare moeder of Volmers zyde tot haar erfgenamen voor de halffcheit van hare nalatenfchap heeft gëinftitueert, en by voorafiyvigheit van dezelve, de naafte wettige d van 't gemeen het gras, daar ter plaatzen walfende^ of  Cons. LXTII. door hare beeften laten afweiden of afmayen $ zonder , dat in enige jaren daar in door den voorn.- poffcffeur verhindert zyn. Qtuerïtnr. Of wegens 't geen voorsn: ook enige praefcriptie van die g'exilcceerde begraasde of gehooide gedeeltens tegens A als pofleffeur of erfpagter van opgltn: waterkolk met effect van regten zou konnen geallegeert, en hy alzo belet worden, om die lage zydgronden uit de kolk of elders te mogen laten ophogen , en daar mede de vis in dien kolk door een hegge of heininge te bevryden. Of wel primo afpetlu uit die jaarlyxe betalinge des erfpagts canon, bepaaldelyk tot dien queftieufen kolk , fchynt te konnen worden g'infereert, dat door defzelfs veranderinge, ex humilitate loei propter aftivas exfiecationes veroorzaakt , niet alleen de poffeffie, maar ook de proprieteit van die adiacente delen uit hoofde van die g'interverteerde qualiteit van het primave ge- r< bruik verloren wort, per text. in l. 23. in pr. ff. Quemadm. XJfusfr. Amit. Zo zou ik faho meliori nogtans van opinie zyn , dat A. of zyne prsedeceffeuren , den voorn: kolk, tanquam partem rei prineipaliorem cum jam cxficcatis appertinentiis ante alluvionem in erf- *• pagt bezeten hebbende , dienvolgens niet kan obfteren , dat deze en gene daar van 't gras in zommige droge jaartvden ex accidenti contra naturam lacus mogten genoten hebben , cum id efuod noftrum eft, fine fatlo noftro ad alium tranfire nequit. v. I, 11 ff. de X. f. Pr&terquam, quodille, qui reliquas ad reiprincipaliorispartem ab alio 3. een domino poffeffam pertinentes , live fpecies ad genus fubordinatas poffidet, non habendus efi pro poffefiore, fed pro ufurpatore partium minus principalium, v. Bald. in L. un. n. 1. ff. de ojfic. Praf. Pacian. de Probat' Lib 2, c. 31. «. 14. feqq. Waar uit volgt, dat die uitgedroogdezomeroevers, alsledens van het eigen hooftftuk daar toe onaffcheidentlyk gehorende, d'ene buiten d'andre niet konnen beftaan , en alzo aan die principale proprieteit door die gedeeltelyke exficcatie enigever--  6l6 PlRTIJ Q,ViUi vermindering toebrengen, \Ugna namqut,& lacus , cum aut ere. TurnZdecfefcunt, aut etiam exarefcunt, fuos **»><» r nl7 7eo utnec alluvioniullusiniis locus reltnquatur text.. tn A**. 5' TüTif'd A* &A*.Pl. are. & in l. I*. F- Jf.deAc* Rer. Dom. §-fnvoegen daTby nadre dlatie zodane pofleffie, welke van die eedee^rTzoi^ WOlt > metP^diciab.el 6. er^,y aan de '^^^J^T^ fojjeffioms beftaande, propter l. I. f. ?• »■ <• °* ^ 1 kof te'nfn \ .tiefzou oLegt zyn, om dien vi,of water, ubi fc-, f«rW. ^ dccuUndt more fuo *"È mva?A. omtrentdiegeufurpeerdenatuirlylcepoueffie voor ï?Swedefze^ heeft • m0£ten ad" £effe^ remonftreren, als wanneer tegens dezeke generhande pr*fcriptie zou mogen .plaatze hebben, Cumvtwe fuperiorltatis territorialts res communis ad magiftratum tenZr^g.ejusquodkaket Andr. Ockel de Prafcr. Jmmemer, - "Zufx da?/offchoon deze omleggende hntgedeéltens zelfs Jrtt»vnde als gemene gronden, bv den erfpagter na- T^W*^'*^™™, 'm lange jaren 8" biuTkt zvn, dezelve zo weinig, als d'ulurpatien van een ,us pu- hücum confifterende in mera facultate, per non ufumkonnen ge- p Xibee? worden, /d. Aud. d. cap. 7. é D. door een onpartydige getuige by Gede: als bewezen en door Impts: g'ofTei eerden mjp pletoiren eed gefterkt, gedragen ad pral. Balb. de Prafcr. 2 p. Jfext. & uit. princ. n. y2,. docentem : quod interruptio prafcrip'tionis atiam per unum teftem cum juramento partis probatur per DD ib eitt. Aldus Idtiori extenfione falva , gëadvifeert^ binnen Zutphen den 7. Decembr: h schomaker: Ffff*  6i% Partis Q.u a r. t je LXV. SENTENTIE CONFIRMATOIR. Extrad uit het Mondelyke Pleydoy- Boek der Stad Zutphen. Tn 2ake van mondelinge pleidoye voor een iEd: en Agtbre: 1 Magiftraat dezer Stad Zutphen ongedecideert hangende tuffchen Michael Pillet , gepenfioneert Lieutenant , als man en momboir zyner Huisvrouwe Margarita Chriftina Snoekaert , als erfgename voor de halffcheit van wylen haren vader Jacob Smelten tot Berkel, lmpet: en Gëexcipieerde ter eenre , op ende tegens Frans van der Bruggen , Lieutenant in 't Regiment van de Generaal Lieutenant Savornin, Gede: en Excipient ter anderen zyde ; By den Schepenen horen lezen en geexammeert Aanfpraak, Antwoort exceptioneel, Antwoort op d'exceptie, voorts die, ingevolge decreet van Haar Ed: en Agtbre: tn fcriptis overgegeven Replycq en Duplycq exceptioneel, met allen hinc inde bygebragten fchyn ende befcheit , en gelettet, waar op in dezen enigzints te letten ftonde ; Welglte: Schepenen condemneren voor af den Gede: in de koften , door defzelfs contumacie veroorzaakt, en het proclama op den 21. Oftob: 1733. deswegens door den lmpet: erholden , en vervolgens doende regt, reieöeren die geproponeerde exceptien prafcriptioms & Mn competentie aüionis, en ordonneren den Gede: en Excipient litem te contefteren , en ten principalen t'antwoorden ; d overige koften, hier over gevallen, niet te min om redenen compenferende. Aldus gearrefteert in Senatu den 18. January 1737. . 3. f0/>. z. §. 1. & feqq. refpuant , & folum feuda m'ere" hereditaria agnofcant , ex hac DD. affertione facili negotio fequeretur, Ecclefiam legitimam contra heredem tefiatoris al- 16. lodialem, ad praftandam legatorum fruduum aftimationem, habere actionem. ' Nifi quoque juxta eund. Sand. d, Tr. 1. Tit. 2. c*p. 1, ». ^; horum difpofitio, fi a folo feparati non fint, citra domini confenfum fada eodem Jure Provinciali prohiberetur. Ex hifce ergo concludendum rede autumo, quod adione ad intereffe, priori fententia Ecclefia denegata, minus ei foret confultum , in loco rei fita adionem realem contra poffefforem 17* feudi (ad Comitatum Bergenfem, non vero, uti videtur, ad Culenburgenfem pertinentis,) vi prsedidi teftamenti movere. Ita breviter & feftinanter refpondendum, falvo femper faniori judicio, cenfui Zutphanis d. 7. April 1748. f. SCHOMAKER. LXVII. ADVYS INSTRUCTOIR. Een Leen, ftaande huwelyk aangekogt en betaalt, devolveert na dode van de man, daar mede alleen en buiten zyn vrouw beleent zynde, in 't geheel op defzelfs naafte Leenvolger: Dog de vrouw heeft regt by des gemenen boedels verdeilinge van des mans allodiakn erfgenaam te vordren verftocggg * ringe  £23 Partis Q: u a r t jb ringe van de waardye des halven koopspenn: ten ware de vrouw erfgename van het allodiaal was. SUMMARIA. Cajus ToJtMi Titius enM*via, Ehelieden, hebben ftaande huwelyk aange* koet een Leengoed, ten Zutphenfchen regten leenroerig aan den Huize Roffum; 7tó* is daar mede alleen beleent, deze Ecneluiden inftitueren malkanderen tot erfgenaam,, dog duponeren niet over het leen met confent of approbatie van den Leen-Heer. . litiut fterft, nalatende een eigen zufter, Quceritur. Of het Leen de zufier toebehoort en zig daar mede kan laten belenen ten effede van eigendom en poffeffie, als ook ot deze JHmvié erfgenaam van haar man kan eifchen yan deze t. ✓"'ene difpofitie over 't leen vJC buiten confent of approbar tie van den Leenheer is beftendig. *. Zodanig, dat, de beleningeyan een ftante matrimonio aangekogt leen, op de naam van de man alleen gefchiet zynde , 't xelve devolveert in folidum op. zynen naaften leen - erfgenaam. ob rat. n. 3. add. n. 12. 4. 5". Salvo, tarnen uxori reftitutione pretii pro dimidia parte foluti cum jure retentionit, ujquedum ei fatisfaélum fit. 6. De voorn: rcftitutic ofte verfto- ringe moet door den allodia* len\ en niet dooi den feudalen erfgenaam gefchieden. 7. Om dat dezelve niets gemeens heeft met het leengoet zelfs. vid. pl.. ratt. n. 8. 9, Een vrouw erfgenaam hares mans en dus een creditrice van zynen allodiakn boedel geworden zynde, verlieft daar door 't regt der verftoringe, propter rationes H IO. & ïl13. 'sHoves jurisdiftie is omtrent de vindicatie van lenen, in de. provincie gelegen, gefundceit.  Cons. LXVII. 6z§ Leenvolgerfche reftitutie van de helfte van de waardye van het leen , om dat het ftaande huwelyk is aangekogt. Indien het leen deze zufter geheel toekomt , zonder uitkeringe te doen , of 't zelve door deze zufter zoude kunnen verkogt en beleninge ontfangen worden, na dat zy alvorens daar mede beleent was? Gezien by my ondergefn: de opgemelde Cafus pofitie met de Vragen, daar uit geformeert, zoude ik onder verbeteringe van advys zyn. Dat het leen, in de Cafus pofitie vermeit, de zufter, als de Leenvolgerfche van Titius, alleen is toebehorende. Om dat'er geen difpofitie door Titius over 't leen met ap- i. probatie of confent des Leen-Heers is gefchiet , en het leenregtens is, dat, wanneer een ftaande huwelyk aangekoft leen x2 in de inveftiture ofte beleninge is geftelt op de naam van de 5 man alleen, na't fcheiden van 't huwelyk 't zelve leen in 't geheel komt aan de man ofte defzelfs erfgenamen. Aangezien niemant enig eigendom aan een leengoed ver- »>w krygt, als den gene, aan wien 't zelve door den Leen-Heer by een beleninge in forma wort gegeven en geconcedeert. Zodanig egter, dat, wanneer het voors: leen ftaande huwe- 4? lyk met gemene penningen is aangekogt, de helfte van de koopspenningen aan de vrouw, op wiens naam het leen niet mede in de beleninge geftelt is, moet werden goetgedaan. Want'er niets is, daar de regten zig meer tegen aankanten, als dat ymant zig met een anders fchade zoude komen te verryken; zulx,dat de vrouwe,in pofeffione ifiius feudi zynde , 't leen ±t, kan blyven bezitten, dontc i/fi de dimidia voldaan geworden is. Edog hier doet zig uit de Cafus pofitie een remarquable veranderinge op. Te weten, dat de vrouw , aan wien het regt competeert, bm die voors; veiftoringe te eifchen , zelfs de enigfte erfgenaam van haar man is. Waar omtrent dan te difcutieren zal ftaan , wie een zodane y ons onderges: geëxamineert en nagezien zynde de Cafus Tf MP*"* m het hoofd dezes geftelt, en het advys, door de Heer Advocaat H. H. Otters daar op afgegeven, voorts in die luppofitie zynde, dat de zufter van Tttms zvne enigfte erfgenaam^ intefiato is, gelyk ook in reguard van het ooind van junsdiöie, dat het gelibelleerde leen binnen deze Provïntie gelegen is, hebben wy gene zwarigheit gemaakt, ons daar mede in allen delen te conformeren ; Temeer, dewyl wy in het gevoelen, het welk welgemelten Heer Advizeur omtrent het twede Qutritur heeft eeam- ' ?e?\geilerkt W°rden door het gene dien aanglande by de Heer f SchraJJert, eerft in zyne Sicilimenta Feudalia cap. 2. lag. 19. tn fine, en nog nader in zyne Advyfin Cons. 2c «. 22 ' & mulus feqq. wort gededuceert gevonden. tPn mi,ntIyk' daarin de7en door T¥* g^e defcendenten maar al een een collateraal erfgenaam is nagelaten. Vtdeatur idem Schrafiert Cons. 73. «. 27. Aldus ons, onder verbetering, met voorftaande Adv* geconformeert binnen Arnhem den 18. Maart 1745- O. D. WAKKER. G. W. ENGELBERTZ, LXIX. ADVYS CONFIRMATOIR: gezien by my ondergefchreven de voorenftaande Cafus pofitie,. VJ ende vooronderftelt zynde, dat Titius met het aangekofte ieengoed*%» ts beleent, ende zonder wettige en door den Leen-  £ - Partis q_ ü a x. t * Leen-here behoorlyk geapprobeerde leen-difpofitie overle- ^ Dunkt my, volgens de alierbekendfte difpofitie onzer leen««en, buitenaf hsfitatie te Zyn , dat het zelve leengoed ceheel en al door dode van Titius is vererft op zynen regten fee" volger, in dezen zyne enige uufin by gebrek van broe- deZulks dat deze zufter zig daar mede benoorly'k hebbende Uten belenen, het zelve wederom vryelyk aan een ander kan verkooen en tranfporteren met confent van den Leen-hei e. DaTten gevolgeFvan dien dezelve zufter ook bevoegt is om van Ata*.? die *t leengoed mogt inhouden, de poflefiie of geSuik Jan het zelve , in deze Provincie gelegen zynde na vorige geobtineerde qualificatie by citatie voor het Hof Provin- ciaal te vindiceren. ;__ ^ Dat dan verder gepratfupponeert zynde, dat Tuius en M*via, five ex lege domicilii refteÜu mebiliunt, five ex lege loei re*%u eikanderen by teftament tot erfgenamen hebben mogen inftitueren , ende dat ook Mtvts die allodiale erfnis van haar overleden eheman Jitius heeft aanvaart3 Daar mede ter cenfufienem is geëxtingueert alle actie to. verftoringe voor de halffcheit, teroorzake, dat de koopspenningen ex cemmuni area betaalt mogten zyn, en dienvolgens mede buiten applicatie geftelt het regt van retentie anderzints ene weduwe voor alzodane verftoringe competerende: Stqmdtm, cefi fante caufa, ceffat efeclus. . Zodat ik geen de minfte,zwarigheit vinde , .om op deze gronden my met het voorenftaande Advys van den Here Advocaat Otters te conformeren. Aldus gedaan binnen Harderwyk op den axMaart 1745-. f O H A N SCHRASSERT* LXX. AD-  Cox s; LXX. $11 LXX. ADVYS CONFIRMATOIR. Gezien en geëxamineert by my ondergeff: de hier annexe Cafus pofitie met de vragen, daar uit geformeert, waar omtrent van opinie zoude zyn. Voor terft, Dat het buiten alle twyffel en bedenken is en moet zyn, dat het leen , fiante matrimonio tulfchen Titius en M'avia, aangekogt, na dode vznlitius in folidum devolveren moet op defzelfs naafte en wettelyke leenvolger of hares feudalis, welke in de Cafus pofitie geftelt wort, te zyn defzelven Titii enige zufter. Zonder, dat de langftlevende M*via of uit kragt van gemeenfehap, of daar uit , dat het gemelde leen met gemene penningen zoude zyn aangekogt, enig r'eel regt of eigendom daar toe of op pretenderen kan, als zynde zy niet mede in de inveftiture begrepen, en dus het leen alleen geacquireert aan Titius, en by vervolg aan zyne regte leen-erfgenamen , hoedanig Aitsvia niet kan prastenderen te zyn uit kragt van het teftament van Titius. Om dat behalven andere confïderatien , voor zo verre het leen betreft, geagt moet worden , als of'er geen teftament was, ter oorzake van het defecl van de confenfits domini feudalis, ten opzigte van het leen; zo als het een en ander vermeine notoir te zyn en dus geen verdere adftructie van noden te hebben. Bygevolg is de Leenvolgerfche van Titius ook fummo jure bevoegt , de inveftiture van het leen te verzoeken, en als dan gequalificeert, het zelve cum confenfu Domini feudalis te alieneren en te tranfporteren, en ook de pofleffie van M&via, inval dezelve zig daar in mogte willen mainteneren, toram judice competente en wel in cas fubjecl: voor den Hove Provintiaal alhier te avoceren Ten tweden. Is het wel zo , dat Masvia by verdeling van den gemenen boedel bevoegt zoude zyn van de erfgen.- Titii te eifchen verftoringe van de waardye of van de uitgefchotene koopspenninHhhh gen  g34,. Partis Q_u a r t * gen van het leen, dog, alzo volgens de Cafus pofitie geen andere eVgenamen van het allodiaal zyn , - als Mavia zelfs uit kragte van het teftament van Tmus,. zo wort de adie, die zy deswegens hebben zoude , geëxtingueert, om dat zy te gelyk is en; wort Creditrix en Debitrix, en nemo a fe ipfo petere pop. Zynde het notoir, dat het leen zelfs daar voor niet geaffeeteert is, als zynde die adie en de leenvolger daar inne met anders of verders gehouden, als indien en voor zo verre hy te gelyk har es allodialis is, hoedanig hy in cas fubjecl niet is. ^ Gelyk hy daarom ook daar in niet gehouden zoude zyn, indien een derde buiten Mavia de hares allodialis van Titius was geweeft, welke als dan alleen aan Mavia de verftoringe hadi moeten praefteren. En kan dierhalven ten opzigte van de leenvolgerfche geen veranderinge maken, of een derde of wel Mavia zelfs de hares allodialis van Titius is. En is hier inne geen bezwaar voor Mavia, als of zy quafi nu en het leen en hare mede uitgefchotene penningen zoude moeten miffen ; Aangezien zy, de allodiale erfnis en nalatenfchap van haaiman uit kragte van defzelfs teftament aanvaart hebbende , te gelyk ook nu alleen moet dragen de laften , daar op privative ftaande, onder welke mede is de laft van verftoringe van het aangekofte leen; en dus met het genot van het voordeel van die erffenis moet compenferen, dat zy geen verdere of andere verftoringe van het leen van een derde, maar van haar zelfs, zoeken en vinden kan. En kan ook dus Mavia geen jus retentionis op het leen fuitineeren, om dat haar geen adie ten lafte van den hares feudalis meer overig is. Om welke hier boven in kort gefielde redenen zoude vermenen , by den Heer Advocaat Otters de vragen uit de Cafus pofitie wel en conform leenregten gerefolveert te zyn , my daar mede, falvo tarnen melius fentientium judicio , ten enemaal conformerende, binnen Harderwyk den 30. Maart 174?- ARNO L D P RO NC K. LXXL AD-  Con LXXL $35. LXXI. ADVYS CONFIRMATOIR. S U M M A R I A. 'I. T* fatlo ejusque cognitione jus *■ pofitum eft. 2. Rei Juffieienter demonfratte fru- ftra quicquam adiicttur, 3. Leengoedren , ftaande huwelyk aangekogt,volgen den genen, die daar mede beleent is; 4. Dog by defzelfs affterven is zy¬ nen leenvolger verpligt, den betaalden koopspenn: pro dimidio aan den overgebleven egtgenoot ot erfgen: te reftitueren. ■f. Jus cAlationis aélivè & .pafftvè in heredes tranjit. é. Hoedanig de voorss reftitutie ofte verftoringe moet aangemerkt worden? v. ». 19. •7. Alle obligacien, welke fud natura mobiel en haren oorfprong aan perzonele handelingen fchuldig zyn, gaan over na de municipale wetten tot den erfgen: des debiteurs. 8. Zodanig ook, dat een fucceffeur feudaal ten opzigt van 't leenvoordeel boven d' andre allodiale mede erfgen: wegens die perzonele fchult niet mag bezwaart worden. 9. 14. Schoon daar voor ter fecu- riteit van den crediteur het leen tonfenju Domini verbonden is. ob ratt. n, IO. V. limitationem Cif dijferentiam tüüèa. perzonele en reële obligatien n. if. ió*.' 11. Hoe de wetten, gebiedende, quod res tranjit cum fuo onere , ten aanzien van hypothecaüe» te verftaan zyn ? 12. Quare Juccdjjörem bona , a defunÜo oppignorata, libera habere oportetl v. ibid, 13. De Franfche couftumen komen over een met de GAderfche in 't ftuk van boedelfchulden taffen een feudalen en allodiale» erfgenaam. 15". Alle obligatien cn actiën, uit de gronden verkogt cn opgedragen, gaan over tot derzelver bezitters; 16. En zyn daar voor, als een onus reale, in't geheel aanfprekelyk; daar nogtans de perzonele obligatien niet volgen den Jingulieren, maar den univerzele» fuccelïèur. ». 20. ubi porro v. confeélar. Cif definit. n. 21. & 22. 17. Feudum non, ut quota heredita¬ tis., fed, veluti resparticularis, ab ipfa hereditate Jeparata, pr«t' cipttuf, 18. Sic, ut fucceffor feudalis illius re- fpcélu nullum onus teris alieni juflineat. 19. Het ftuk van uitkeringe ofte verftoringe van een aangekogt Hhhh 2 leen  6^ Partis Q. u a r t a leen kan nog naturam feudi, 2J. 28. Nemo poteft ejje debitor fui inog quotam hereditatis uitwer- pfius. ken. v. remifjivè. 26. Hceres & defunilus cenfentur effe- 23. Hereditas omnia defuncli jura acti' una eademque perfona^ va & paffiva continet. 27. Applicatur. 24. Contraire en incompatibele qua- 28. Adio per confufionem , qua vice liteiten konnen in een fubject foluttonis eft, (éf h. n. defini- niet beftaan. ««0 tollitur* Gezien, gelezen en g*examineert die aan my onder de namen van Titius en Mavia, Ehelieden , voorgeftelde Cafus figuratio met het Qu&ritur, daar uit geformeert, en by den Heer Advocaat H. H. Otters in Arnhem op den 29. Juny 1744. wel en te regt gerefolvcert, zou ik, na behoren gelet hebbende op ;ï. het faBum, in quo ejusque cognitione juxta fententiam Itli Alfeni in l. yz. § 2. ff. ad L. Aquil. jus pofitum eft,my daar mede volkomentlyk conformeren, en myn advys, daarover medegevraagt a. zynde, licet rei fufficienter demonfirata fruflra quicquam ad\ciatur per text. in /. 1. fin. f. de Dot. Pral. kortelyk konnen adftrueren. Dat het namelyk volgens de aloude Gelderfche leendoclrine, met eenparige pennen van onze beroemde vaderlantfe Driemannen Sande de Feud. Tr i.. Tit.i. cap. 3. n.j. Goris Adv. Tr. 3. 1. cap. 5. ». 12. & Schraflert Sicili Feud. cap. 3. §. y» bekragtigt, een onwederfprekelyke waarheit is , dat leengoedren , ftaande. huwelyk aangekogt , altoos volgen den genen , op wiens name dezelve by beleninge verkregen zyn, dög dat by '4.. affyvigheit den leenvolger gehouden is aan de langftlevende man of vrou of hare erfgenamen den halven koopspen:, by dezelve ex communi mafja betaalt, te refunderen , en dat gevolglyk in cas fubjecl de zufter van Titius, ais gequalifïceerde leenfucceffeurfe en repraïfentante van haren ratione hujus fe-udi emptitii beleenden broeder en bezitter, zou fchynen verpligt te zyn, om aan Mavia, als teftamentaire erfgename van haren voorn: ehe- > man , denzelven ad exemplum collationis te moeten betalen , cum ' ' illud jus, non tam fanguini, quam fucceffioni coharens, aftive & paflive in heredes tranfit per DD. citt. a Me in Cons. Gelro-Zutph. P. 2. Cons. 40, n. 10. & IU. - - * -; Dog  Cons LXXL Ctf Dog daar régens geconfidereert zynde, dat niet de x.ufier y maar de weduwe van Tttius erfgenaam van denzelven geinftitueert is, zo vermeine, ctat de decifie van deze quseftie alleen dependeert van ene nadre peremptoire vrage ; ,, of d'erogatie 6". dezer halffcheit is personeel of reef dat is, of die den allodia,, len offeuda/en erfgenaam concerneert? Om dit wel en onderfcheidentlyk te begrypen , kan men ex jure onderrigt zyn, dat alle obligatien en prsetenfien, welke 7. ex fua natura mobiel zyn en uit perzonele handelingen haren oorfprong hebben , na de municipale en niet na de feudale wetten tot de erfgenamen des debiteurs overgaan 5 zonder, dat den enen ten opzigt van het erf-of voordeel boven den andren meer of min daar toe te betalen gehouden is; Zodanig ook en met betrekkinge tot een leenvolger , dat 0 denzelven bevoegt is, de feudale goedren jure pracipui na zig te * nemen, zonder ten dien reguarde, buiten 't geen hy in d' allodiale mogte erven, in enige perzonele en mobiliaire'laften, of veftenifïen, in 't leen alleen maar fecundario ter fecuriteit van een crediteur confenfu Domini gepafieert, verpligt te zyn, ob natio- p; nem, quam fupra laudati aliique DD. paffim ex jure civili petunt , quod nempe perfinalis obligatio ad fvlutionem debiti pracipua & prin- 10. cipalis habetur, fundus vero pignoris vel hypotheca jure nominatim affignatus accejforie tantum, nonfecusac fidejufores, pro fecuriore folutione apponatur. Zonder, dat daar tegens obfteren de LL. 14. efolutio quteftimis feptemflici xv m»do diftmguitur. a. Een moeder kan aan een outften zoon, op wien uit kragt van de belening van zyn vader na leenregten ten feudum emptitium vervallen is, met door hare bekomene inveftiture voor ' de halffcheit benemen het regt van feudale fucceffie, wanneer 4y door haar man, als haren huider met voorsn: leen mede niet is beleent geworden, a Feudum non communicatur inter eonjuges, licet Jlanle matrmonio communi pcunia Jit acqut[fitum, Ji maritus folus de eo efi inveftitutus. vide tarnen limitatvmem quod ad refufimem pretii feudi , ab ejus fucceffore primo & fe fuccefjive arehquis tam viduce , quam juniotibus fratribus & jororibtts pro dimidietate juxta LL Comit. Zutpha*. indifinÜe faciendam. n. 4. 14. 2.4. 28» °b Rationem H. f. Non repugnante contraria etotïrina Dn: Schraffert, putantis, refuftonem ad fuccefforem ' feudalem non ulterius pirtinere quam quatenus Jucccdat in al~ lodialibus V. n. 2J". quam fententiam tarnen pojlea mutavit. n.26. babita difUnelione,utrum liberi exijiant nee ne n. 27. 6. Een verkregene inveftiture geeft nog pofefjie, nog realiteit aan een vafal. 7. Waarom doorgaans de claufule Domini cujufcunque jure falvo, van den Leenheer in de leenbrieven geftelt wort ? 8. En wat efteft dezelve heeft? 9. 11. Een outftcn Zoon of Leen¬ volger na Lantr: der Graafs; Zutphen de keur hebbende een aangekogt leen in deilinge te laten of de koopspenn: aan lig te houden, wort het leen na z\n vooraffterven getranfmitteert op zyn volgenden broeder; 10. Idque fine diflintlione inter mi- norennitatem feu majorennitatem ejus. v ». 10. Ration. add. ». 12, 13. Zulx egter , dat denzelven zig over de keur niet gedeclareert hebbende , voorsn: leen recla via  Cons. LXXV". 649, via ad eum inftar legatorum overgaat: iy. Pretium, ex feudo redaStum, non habet naturam feudi, ideoque ad jeteros hberos jure collationis tranfmittendum. Rat. v, n. 16. Quod confilio DD, confirmatur n. 17. 18. 24. De erogatie van den hal ven koopspean: aan jongre broeders cn zufters is aüodiaal. 19. Jus reprcefentatio?iis in feudo em- ptitio & uovo obtinet, fecus in paterno & antiquo ; adeoque pretium inter heredes efi rcfundendum, Conf. n, 15". 63. ific. 20. 21. Quod fententia Curiee Feuda¬ lis , item opinione & confilio lólorum magni nominis iltujlratur. 22. Non obftante contrario aliorum refponfo. nam vid. n 23. 29. Een ouder mag na de wetten der Stad en Graaff: Zurphen \tives om redenen aan zyne kind'ren vooruit maken, conform andere Provintiale ftatuten. v. n. 34. mits de legitima in agt nemende n. 35". competente alioqitin liberis in cafü contrario querela imjficioja donationis n. 37. 30. Quod etiam ad fcuda extenditur. 31. 37. In hoedanigenzin en portie't woort ytwes moet vei ftaan worden? 32. Qver de legitime of ftatutaire portie mag een ouder, fine diftinéiione inter feudum Js3 allodium, by teftament difponcren. 33. Of de Zutphenfe wetten ook be¬ wys van zodane vooruitmakinge requireren? v, remiff. h. L 36. Legitima liberorum in quo jure patrio confiftat ? add. d. n, 37. 38.41. In de difpofitie over een leen, gelyk mede in de bedingen van inveftiture, en Jura cancellari* n. 5-3. moet men zig ten refpecle van de forme en, exterieure folemniteit reguleren na de wetten van de plaatze of .curia, waar aan 't zelve leenroerig is> 42. f4» Dog niet na die van de locus rei fitce, fchoon ook contrair aan de wetten des difponents domicilie Rat. v. n. 39. 40. Quod prcejuduio Ifi exemph confirmatur , vid. tarnen n. 55- add. Jeqq. nn. 55. y8. 60. Öt. 43.44. Zo nogtans, dat een vafal extra curiam dommar.tem zou mogen difponcren , wanneer hy daar over de leen approbatie komt in te halen , zonder zig aan een nulliteit bloot te ftellen , Rat. v. n. 45". ■jo. At probatiopo.eft peti per mandatarium. 51. 51. In tefiamentorum .confeilione teque, ac in datione mandatorum, . non opus ejl prtefentia domini feudi, fed fufiicit , ut ftant coram duobus Paribus n. 47. 49. Non obftante contraria Dotlorum opinione n. 48, 55, 5%. 60. 61. In cas van difpuit over 't leen of defeelfs fucceflie moet men zig gedragen na de leges loei rei fitte , ob rat, n. 56. Non refragante alio & contrario jure Curite dominantis , V. tarnen exception. n 62. 5j, Alwaar egter 't difpuit volgens Lautfchaps refolutie moet gevenfileert worden. 63. Vidua ejusque liberipro melioratiK k k k omlrtts  $fO P A R T T S Q_U A R T M Species FaSïi. * en B. Egteluiden , ftaande huwelyk, hebbende aangekogt A* en betaalt een confiderabel Leengoet, ten Zutphen zen regten leenroerig, is A. en na zyn doot B. door een Huider voor haar zelfs wegens d'ene halffcheit en als moeder en wettige vooadelTe van haar outften Zoon C. voor die wederhalffcheit daar mede, (voorbehoudens het alinge tugtregt aan de halfte van voorsn: Leen van A., kragt Huwel: Voorwaarden haar verfproken, en by den Leenheer geapprobeert) beleent geworden. Otueritur. Hoe 't voorfn: aangekogt leen, aan den outflen zoon , en by defzelfs affterven in zyne minderjarigheit op den weden zoon, en bv diergelyke affterven op den als dan volgenden zoon van A en B na overlyden van haar B. in 't geheel zou gebragt, en bv dezelve fucceffivelyk den utilen eigendom daar van konnen aaneeveert wórden, zonder d'andre zonen en dogters te •prejudiciëren, het zy , dat'er in den boedel voor ydei^van onibuspoffantuti we retenüonis [ Jaltent quoad teuaa Z-utpnamca, feudi, dónec ipjh pretium (ol- ob ratt. ».67. rejicitur. vatur. Conf Jupra n. 3. 4. 14. 69. Qmd tarnen non ad impenfas no- item ». !ƒ. 19. tabilcs, tufeudafaSas , applt- 64. Idque adwfiar trientis feudi, ju- candum, Ampl. v.n. 70. moribus frttribus tfforonbus u- 71. Quo cafu uxor in potjefione feudt na cum jure retentionis compe- wamt, donec et pro dimidtoper- tentis folvatur. é<. 68. Onder de refufie des koops- 72. Voorn: refufie heeft na onze penn- wort alleen het tantum wetten plaatze , Ichoon ook en niet de meerdere waardye van den Leenvolger zig van ü aldien, exifientibus liberis, begre- lodiale erfniffe g abftineert pcn>' J hadde, om redenen n. 73. & 66. Diffentiunt tarnen Sande, Goris, 74- aangehaalt. ' aliiq.ue Doctores, quorum opinio,  Cons. LXXV. cf > d5andre kindren zo veel gevonden wert of niet, als 't voorsn: aangekogt en betaalt leen weerdig is, voorts of, hoe , waar " op wat wyze en na welke wetten B. over deze hare beleende halffcheit difponerende, zulx by teftament zal kunnen reguleren, en zig van 't regt van retentie bedienen ? By my ondergesn: Regtsgepromoveerde g' examineert zynde de vorenftaande Species fatli met het Quantur , daar uii aan my ten fine van een diftinct advys voorgeftelt, zou ik vermeinen, dat niet onvoegzaam de navolgende onderfchcidt ut lyke vragen het onderwerp van deze nadre bedenkingen konnen zyn. i °. Of B. door hare bekomene inveftiture van de halffcheit des aangekogten leens ook heeft mogen benemen het rept van feudale fucceffie, door de beleninge van A. voor hem privative van 't geheel leen verkregen en op zyn outften zoon na leenregten cum onere conferendi feu erogandi pretii getransmitteert? a°. Of en hoedanig dit leen by 't affterven van d'outfte en vordre zonen, in hare minderjarigheit voortevallen , zal kun-, nen en moeten devol veren? om dat den outften zoon, keur hebbende , het aangekogte leen in deilinge te laten, of voor den koopspenning te behouden , zig, als een minderjarige, met efTedl daar over niet heeft konnen declareren. %°. Of derhalven de erogatie ofte uitkeringe van den koopspenning aan de jongre broers en zufters is feudaal ofa/lodtaal, en dus mede tranfitoir tot derzelver erfgenamen? 4°. Of en hoedanig B. voor den feudalen of allodialen Rigter over hare beleende halffcheit, of liever 't regt van refufie van die by haar betaalde halve koopspenning, kan en mag difponeren, en of dezelve daar by moet in agt nemen de wetten van de Curia dominans, of die van de Locus rei fita? y °. Of B. en cafu quo hare kindren, erfgenamen, niet hebben voor dien hal ven betaalden koopspenn: het regt van retentie van het halve aangekogt leen, ter tyd en wylen aan haar den zeiven gerefundeert en voldaan zy? 6°. Hoedanig die refufie kan en mag gefchieden.? en of daar onder ook de meerdre waardye des koopspenn: en melioratxn begrepen zyn? Kkkk 2 7°. Ln  8jï Partis Q_tt a k t je ; 7°. En eindelyk of den Leenvolger, zig abftinerende van A'allodiale herediteit, deze refufie zal konnen ontgaan ? i. ' I. Ad primam: zou ik van gevoelen zyn, dat de refolutie vans deze quseftie alleen dependeert van ene nadre prejudiciële vraz ge, of B. door haar man A., als huider van dit feudum emptiti' urn, ook mede beleent is geworden ? in welken negativen my verzekerden cas B. door ene abufive inveftiture haar outften zoon, op welke uit kragt vam ene particuliere beleninge van A. dit paternelle leengoet jure feudali ah intefiato ex affe gedevolveert is, dat feudale regt van eleciive fucceftie niet heeft, konnen benemen Eensdeels, om dat het ene ontwiftbare leendoarine is , dat een man van een aangekogt en door een vrouw mede betaalt leengoet alleen beleninge ontfangen hebbende , 't zelve hem feparatim , en niet zyn vrouw conjunBim , verkregen heeft , ut prater A. Matthseum Paroem. %. n. zz. Clariff. Sande ad Cons. Feud. Gelr. Tr. z. Tit. z. cap. 2. n. 7. Goris Advers Tr. i. cap. 2. «. 12. & Schraflert Steil. Feud. cap. 2. §. y . in Jure patrio ex-^ ercitatiffimi Triumviri, teflantur i Zodanig egter , dat zyn fuccef Ceur feudaal gehouden is, zo aan de vrouw , volgens Lantregt 4. der Graaffchap Ttt. 16. §. 4. dien g'erogeerden halven koopspenn: als aan de jongre Broers en-Zufters, van wegens des leens prima vice onder dezelve notoire deilbaarheit , die wederhalfte'f, juxta idem StatutumTit. 17. f. 8. ob rationem aqualitatis, inter liberos fervanda, te refunderen. <5. Anderdeels, dat ene verkregene inveftiture nog poffeffie, nogrealiteit van het beleende goet aan den vafal geeft , nadien een Leenheer aan verfcheide perzonen, daar toe inftantie doende, 7, doorgaans, om hem aan ene prseftatie van eviéfie niet bloot te* ftellen, gewoon is by die toegedane beleninge te voegen de falutaire claufule , Domini cnjuscurque jure falvo. g Een evident bewys, dat die zelve geen meer regt geeft, als ' ymant daar aan te hebben na leenregten kan bewyzen, en dat derhalven ene zodane falvo jure ter tü bekomene inveftiture den fucceffeur in zyn beter leenregt niet kan praejudiciabel zyn , v; prater allegatos DD. Me in Cons. & Refp. Jur. P. t. Cons. 2z. n. \q. fis item L. 1. Feud. lit. 9. & Lib, Z. Tit. 8. ibideme/ue ~ Groe-  Cons. LXXV. «y^ Groeneweg. de LL. abrog. per d. Sande Tr. i. c. I. ». 48. II. Ad fecundam: vermeine uit de eleclive faculteit van vorenaangetogen lantregtelyken text lit. 17. j. 8. te konnen beto- °' gen, dat het totale regt van leenfucceflie op den outften zoon, zonder diftinctie van tninder-of meerderjarigheit, vi legis gede- 10. volveert zynde , ook in cafum mortis op zyn naaftvolgenden broeder en zo fuccejfive in dat geval getransmitteert wort , cum 11 feuda, licet onerofo titulo acquifita, propriam tarnen eorum naturam retinent , teflantibus Hartm. Piftor. Lib. 2. Qu. 58. n. 47. > -« * Dos vermits de nieuwe Ordonnantie over Teftamentmakinge in 't üuartier van Veluwen x7n. art. 11. gearrefteert, '70 wel als het Statuit van de iv. Boven Ampten des Nymeegs. 34' Ouartiersr^.zz. §. 14- Lantr: van Tielre en Bommelreweerd 23 $ 14 en vele andre locale wetten alzodane ouderlyke difóofitien, donatienen prelegaten tuffen en aan hare kinderen permitteren, wanneer maar in agt genomen .s de legitime V' 1^ zynde volgens voorsne: ftatuten de halffcheit van tgene Cf mede zonder'onderfcheit hoe fterk In 't getal mogen zyn) 56. ]b Lcftate zouden g'erft en gehad hebben, ita ut liben donationem , legitimam excedentem, usaue adeam per querelam moffici37. ofe donationis revocare pojfnt. Auth: Vnde etfi. C. de Inojf 6 Teftam. GailL 2- Obs. 116. n. 4. Add. d. Stat. Neem. d. T. 9. «18 (Vid. d. fupral. Statut, nunuip. Zutph. d. fit go. $. 2. nov edit. ann. 174*, alwaar '< WOOlt W°rt 8 exPllceert te weeten, dat die w«r«tw^»g* niet excedeert een tiende portie van een kints gedeelte.) „„„j0,. jnf 11. Zo kan en moet B. zig daar na gedragen ; zondei dat lks omtrent hare intentie en die ftatutaire wetten onzeker zynde, daar van zekere formulieren en voorfchriften by dit myn advys kan opgeven. '  Cons. LXXV. ffyy En, gelyk ik ook niet genoegzaam geinformeert ben, of B« enige leengoedren heeft, waar over dezelve zou willen telleren, zo zou ik in zulken cas (zonder, dat die abufive beleninge, by haar, na dode van A. daar mede alleen geinveftieert zynde, verkregen , een reëel effect en regt van feudaliteit tot prejudicie van haar outften zoon kan geven) van gedagten zyn. Dat B. over een leengoet , in de Provincie van Gelderhnt gelegen en aan de Provincie van Hollant of Overyflel leenroe- 38, Tig, willende difponeren , zig ten rehpecte van'de forme en exterieure folemniteit van difpofitie zal moeten reguleren na •de wyze en maniere, by de Leenkamer van Hollant of Overyflel gebruikelyk en zo vice verfa, Uti videre efi apud Bort. de Feud. Holl. P. y. 7. 2. cap. % ad vocab. gelegen binnen &c. n. i.z.^.& 7. Om dat op de uiterlyke forme van difpofitie over een Gelderfch of Zutphenfch leen, ex. gr. in Hollant of Overyflel gelegen, niet applicabel zyn de Land-en Leenregten , refolu- 39^ tien, reglementen of fententien, in de Provinciën van Hollant of Overyflel geftatueert, genomen en ergaan , neen maar alleen de Couftumen en Leenregten van de Curia dominant , ia den Furftendomb Gelre en Graafs: Zutphen , waar voor die difpofitie wort opgerigt, reflbrterer.de; Gelyk het aldus mede begrepen en by wylen de DD. WdhTichler •en Gysb. op ten Noorth in Septb: 1687. in cas d'appel voor de MagiftraatderStad Deventer, als Appellations Rigteren , in zaken 40; vandeLieut: Wtlhelm Graham Appellant, en de Crediteuren van fohanGraham Geappelleerdens, judicando verftaan, en op dat fundament de fententie prioris infiantia voor 't Gerigte van Colmenfchate , op den 2. Febr: 168 y. uitgefproken, geretracteert is. Voornamentlyk op deze regtslere, in foro ac pulpito voor lang gerecipieert, beruftende, quod ratione formse & folennium fpectand. 4. §. 28. nevens andre Feudiften juxta "jus Commune beweren, dat in 't ftuk van refufie de tegenswoordige tyt 66t en weerdye, en niet het tantum der koopspen: (zo bewyflyk zyn, en anders niet) behoorde in agt genomen te worden, ut ita quoque confuluere quondam anno 1724. DD. W. van Steenier & E. J. van Dam , quod Cons. vid. relatum inter prad. Mea Cons. P* 2. C. 41. n. 82. feqq. Zo zou ik 't contrair advys van andre Regtsgeleerden , by de Heer SchraJJertfuprac. Tr. cap. 3. §: 9. gevolgt, liever, immers ten aanzien van Zutphenfche lenen, contra /. 62. §. y. ff. ad L. Pak. toegedaan zyn , als beruftende op de decifie van dukglt: ons, Lantr: Tit. 17. §. 8. 't welk, daar mede in 't oog hebbende de confervatie van jegaliteit tuffen de kinderen ,overzulx alleen maar den allodialen boedel kan raken, en by nader gevolg defzelfs. weerdye en vermeerd ringe tempore mortis ook moet fpecleren tot d'allodiale erfgenamen., vid. Befbld. P. 3.; Cons. 129. & E. van Zurk Cod. Batav. voc. Leenen 40. Dos, . aanbetreffènde de notahle melioratien , welke A. met 't aanleggen van grote plantagies, bouwen van huizen en andre pretieufe embelliffementen tot diminutie van den allodialen 6-Qi boedel van meergezeide leen mogte gedaan hebben , zou ik met de voornaamfte Regtsgeleerden van gevoelen zyn, dat om die zelfde redenen van squaliteit die refufie daar van zo wel als van den betaalden koopspen: behoorde te gefchieden , fchoon 7o. opk die melioratien uit de fuccefiive jaarlyxe leenvrugten voldaan waren , ut prater fèepe laudatos Sande d. Tr. Tit. 2. cap. y. $. 1. n, 6. & cap. 3. ». 14. dr Schraffert d. cap-, §. 10. probat S. van Leeuwen Cens. Por. P. 1. Lib. 2. cap 21. n. iy. vers. dico per ipfam empt. Atque ita judicatum videtur in caufa Joh. Beinum etusque fratrum & fororisdCuria Celria d. 28. Novbr, 1Ó2Z. Add. ad. Cons. Mea d. P. 2. Cons. 41. n. 79. & 101. cum Jeqq> ita , ut etiam vidua B. tam diu in pojjeffione hu\us feudi noviter de eenmumbut bonis empti & meliorati jure retentionis, tejle Molin. de jtt, fufi & fur Tom. 2. Dijp. 422. ». 4. titato d L. Goris d. Adv. Tr. 1. eap. 3. n. 11. manutenendayfr, donec ei expenfa melioratio%um pro dimidio refufa fuerint, juxta ejusdem Curia fententiam , circa LUI 5 annum-  Partis Q_u a r t je tnnum 1720. ratione pradii feudalis, in Comitatu Zutph. fitit latam in caufa vidu* Steil, centra heredes martti defunÜi Johannis Steil. VII. Ad feptimam: dient voor refolutie, dat den Leenvolger, zig van de allodiale herediteit abftinerende, naonzeheden7*. daagfche regten daarom die refufie niet kan ontgaan , fchoon het fus Civile zulx quoad feuda ex patio & providentia , dog niet quoad feuda hereditaria affirmeert, per L, Z. Tit. 4?. Feud. & ib. ^Na'S'onze Gelderfche leenregtskunde alzulke diftindie niet ^* erkent, ut pluribus ratt. & autleritate DD. probatum ivi in fapec. Cons. meis Gelro-Zutph. P. 2. C. 83. n. 24. cum feqq. en nie-. mant tot het regt van feudale afzonderlyk, maar tot d'allodiale fucceffie gelykelyk admitteert, en zig alzo van d'ene en d'an74- dré nalatenfchap erfgenaam gedraagt ob ea , qua eum folutione contrariorum Ittus felidifimus Schraffert d. Tr. c. 8. §. 11. addueiti jungatur landatus Groenewegen d. I. per DD. titt. & limit, tbid. n. 3. «^4' Aldus gëadvifeert binnen Zutphen den 30. November 1742. f. SCHOMAKER. LXXVI. ADVYS INSTRUCTOIR. Vervattende ene teftamentaire difpofitie over een Hofborig goet , met enige annexe quxftien, confideratien en explicatie van den aart, eigenfehap en benaminge van dez$ en andre ferlnk goedren. S U M-  Cons. LXXVI. ^ SUMMARIA. 1. IJ °&e ad fimilia argumentamur. 2. Vetus de fervis dii 'quifitio hudie non plane inutiiis. 3. Hedendaags heeft de eigentlyke fïavernye omtrent de gevargenen in den oorlog, met d'ongelovige Mahumetanen gevoert, ex jure prifco nog plaatZe. 4. 14. In de Graaffchap van Zut¬ phen en Quartier van Veluwen worden verfcheide veftigia fervitutis gevonden, add. n. if. f. D' oorfprong daar van wort op plaufibele gronden betoogt. 6. De natuirlyke vryheit der zo ge¬ naamde gleb infaüo niet geinformeert zynde over de nature en hoedanigheit van dit Hofhorig goet, daarom dienftig geagt enige prolegomena, zo omtrent de onderfcheidentlyke eigenfchappen en benamingen van dusdane fervile goedren, als derzelver bezitters en perzonen met hunne vordre uitwerkingen van ene teftate of inteftate fucceffie in en tot dezelve, vooraf te laten gaan ; Ten einde A. uit deze onze generale prcemiffen kan verkiezen, 't geen hy ter fpeciale relatie tot zyne voorgenomene difpofitie te gehoren zal bequaam en nodig oordelen. Om daar van aanvankelyk fecundttm\J\p\nm diïium in l.i^.jf. If de LL. argumentando ad ftmilia te handelen, zullen wy,met onze gedagten ad veterem ,afl hodie non plane inütilem , dipfnifttionem de fervis opklimmende,daar uit gevoeglyk cumCeleberr. ac Inclytiff. Mmmra 4Sz  66£ P A R T I S Q_U A R T IE Antecefjore Gelro- Zutphanic J F. W. Pagenftechcf. h Sel Jur. Quafi P. ad frinc. Quafi. 6. in Notis mulnphct eruditione refertis mosen aanmerken ; ' •Dat of wel gene zodane perzonele en e.gentlyke fervituten 3- of flavêrnyen, in deze Chriften Landen, als outyts by de Romeinen, en nog hedendaags juxta Stam. de Serv. Vers. Lib. i. tit. I. cap. L ex jure pnfco, tjuod gentium jure Dommis tn fervos competebat, omtrent de gevangenen in den oorlog met de Turken en ongelovige Mahumetanen gevoert, meer plaatze hebben-, X Zo hebben wy nogtans zo in dit ons Graaffchap, als het naburie Quartier van Veluwen daar van imaginem quandam fervttutis of om met den groten en onfterflyken Hugo de Groot de Jur. B. & P. Lib. 2 cap. y. §. 2o. te (preken , imperfeüam fervitutem mede behouden; V Welke zynen oorfprong na alle apparentien genomen heett 5' uit ene aloude gewoonte der overwinnende Romeinen in latere tvden wanneer dezelve zekere volkeren, in Duitflant, Gelderlanten andre naburige grenzen van Vrankryk in den oor og gevangen en onder hunne magt gebragt, liever ad agros colendos als haar eigene of zo genaamde gleba feu pradio adfcriptos Willen'overlaten, dan dezelve in fervitutem te brengen, r Wier nomenclature en definitie gelykerwys verfcheiden ts, alzo is ook derzelver natuirlyke vryheit in 't doen en laten ratione bonorum pojfejjorum, (quorum magis, quam corporum ut au N. Burgund. ad Cons. Fland. Tr. i y. n. i. funt fervi,) bepaalt, als zynde v Een horig perzoon, die een hofhorig goet, namens den Heer, tot wiens goet of hof't zelve gehoon , en door hem ad ipfi fervtendum geconcedeert is, qualificatè bezit. 8. Een b^urmedig perzoon, die van hofhorige geboren wort , en ' geen herig goet heeft of gebruikt. Een kamerling % die geboren wort van een volfchuldige eigen 9' man en een dienfiwyf. _ • Een d««/?w«» of vrouwe, die geheel en al een vry perken is, niet fubjeö aan eenige horigheit of lervituit, maar alleen ftaande tot eemeine obfervantie van den Vorft. Mg Alle welke perzonen en goederen gehoren nergens anders te regte, dan in der Vorftenkamer volgens de Klaarboeken van 1425.' en zp wyders vervolgt.  Cons. LXXVï. <5ó> Gelyk de cognitie over derzelver eigendom of bezit, eum fit ia', qualitas ,fundo inharens ; competeert alieenlyk den Hove Provinciaal , fchoon ook enige goedren aan een ander Hof, gelyk dit in cafu glte: goet aan 't Capittel van Vreden hofhorig mogen zyn volgens de Canc: Ord: van 1622. art. 24. en Lantd. Ree. van den 24. Nov. 1649. v. Gr. Geld. PI. B. 2. D. col. 344. & in Append. 2. col. 232. Betreffende nu in 't byzonder deze Horige luiden en goedren, waar van vele van verfcheideneServile nature en conditie, inverfchei- 14.dene Hoven gehorende, in deze Graaffchap mede gevonden worden, zo kan men daar van volgens bovenglte definitie geen ander t^ denkbeelt maken, dan dat man-en vrou zullen zyn horig en ledig, eigenen hofhorig na den goede, en die goedren moeten bewonen, om den Hofheeropdie goedren te winnen en werven goet en bloet. Zodanig, dat een hofhorig man of wyf dat eigen en hofhorig goet niet mag fplyten, deilen , nog verkopen, veranderzaten, nog bezwaren met huwelxe voorwaarden, magefcheiden nog enigzins belaften , dan by toedoen en confent des Heren , wien de eigene of hofhorige goedren toebehoren, volgens de declaratie van Koning Albrecht van de regten van Hofhorige d'anno 1322. art. Of. aangehaalt in het Codex Gelro-Zutph. van de Heer Schraffert Lit. Vvvv. i°. n. 9. 12. Addatur ibid. Lit. Zz.z.. 1 °. A. art. 4. Sc ead. Litt. Zzz.. i°. B. Lantr: van Overyflel 2. D. 26. Tit. Oftchoon nu hier uit zou konnen volgen , dat Hofhorige iyt goedren impropriè leengoedren zyn , li pro feudo in pr&fentia Pariurn curia, juramento intercedente, recipiumur ; Immers daar by gemeeniyk g'Eequipareert en in verfcheidene refpecten overeenkomftig bevonden worden , Feitman. de Jure in Re & ad Rem cap. y. n. 19. feqq. & Grivell. Dec. Dol. 106. n. 3. Zo worden evenswei alle Hofhorige goedren niet te leen ont- _g# fangen: in welken val (wanneer die Horige luiden die beleninge daar van in perzoon niet ontfangen , nog zig in die egtfehap lQi begeven , en na de nature des hofhorigen goets gequalificeert, maar door een huider bezeten hadden) het e/uaji dominium van ZQ alzulke goedren zou mogen ten aanzien van den bezitter geconfidereert worden , als allodiaal of' vrygoeti Mm mm 2 En  568 Partis Q, ü a r t je ii. En fuccederen derhalven 'mmediate op de naafte in den bloede van der egte derzelver Hovts, moetende na ouder gewoon- *2- te in die egte, of een hofhorige wezen; dat is , welke fine confenfu Domini niet mogen trouwen met perzonen van een andre conditie, Goris. Adv. Tr. 3. cap. 13. p. 1. ». 14. Om redenen, dat een quafi dominus niet zou konnen gezegt *3' worden, dat hofhorig goet in bonis, maar alleen den ufufrutlum of het jus ad illud pntdium te hebben, nadien hy *t zelve zonder confent des Heren en Hulders niet kan alieneren of op enigerley wyze bezwaren. Waar mede het Lantr: van Overyff. 2. D. 26. Tit. art, 3. o- 2,4. vereenkomende , hifce verbis ftatueert: ,, Alle hofhorige, die buiten d'echte door een huider wor,, den gepoffideert en bezeten, zullen zo wel in linea defccn,, denti, als collaterali gelykelyk gedeelt worden, en als allodiaal ,, eigentlyk goet fuccederen , en zonder enige prserogative of voordeel, by den outften te genieten. zc. Hofhorige goedren, welke te leen ontfangen worden, fuc- ' cederen als andre Leengoedren op de outfte en naafte in den bloede; zónder, dat den fucceffeur in die egte behoeft te wezen, dan kan dezelve door een ander of huider laten bewaren. 2gt Hierom is 't , dat men ten opzigte van den aart en nature ' van enig hofhorig Leen-Erfpagt-of Tinsgoet ante omnia hebbe te letten op de brieven van inveftiture, waar in, wanneer gene byzondre voorwaarden of bedingen uitgedrukt zyn , als dan Ij. wort gevolgt het gemeen gebruik desHoves of van de Curia dominams, waar onder alzulke goedren gehoren en te leen ontfan- l8. gen worden, welke, ufanceof gebruik onzeker zynde, zo volgt men 't locale Leenregt, waar onder die goedren gelegen zyn; ao, Gelyk zo by dezen Hove op den 4. Oclob: i6yi. in 't byzonder over hofhorige goedren, om ratione feudalis fucceffionis te moeten volgen confuetudinem rei ftta , verftaan is in zaken van Mentink, contra Berent Ten Nyenhuis ; En laaftelyk daarna't Jus CommuneFeudorunt, vid. Ferrariens. Lib. 1. deVfib. Feud. cap. 4. Schenk a Teutenb. in cap, 1, de 30. Feud. Cogn. n.z, in fin. (fipaffim. DD. add. prol. Burgund. ad Cons. ï'landr, Tr. 7^ Hoe-  Cons. LXX VI. 66a Hoedanig nu ene beleninge met een horig goet, verkregen en 3*'» door den Hofheer of zynen Amptman , zampt Tegeders en Hofmannen uitgegeven wort, daar van kan dienen d'acle fub Lit. Vvv. 2°. in het voorensglte: Cod. Gelro-Zutph. op den 26. Febr: 1633. voorBurgmr: fohan Lanfinckfi als Graaflyken Bergfchen Amptman (onzer ondergefn: refpeclive Over-en Bet-Overgrootvader maternel) gepalfeert. Wat vervolgens betreft de hofregten en nature van deze horige en andre fervile goedren en luiden, in deze Graaffchap , onder verfcheide aldaar vermelte Hoven en andre buiten dezelve gehorende, daar van kan omftandig en onderfcheidentJyk gezien worden in het zelve Codex fub Litt. Zzz. 1 0 . A. & Zzz. 1 °. B. met de fententie, verklaringe en memorie daar over fub lit. Zzz. 1 °. 20. 3 °. 40. 50. 6°. (voorts 70. & 8°. fpeciaal vervattende de regten van de goedren, gehorende tot de Hofkamer van Vreden,) Zzz. g°. A.B. Zzz. 10°. ZZZ. 11°. 12°. & 13°. Zynde het ten aanzien van de inteftate fucceffie enes Heren- 33^ en Hofhorig goet tans ene gedefinieerde zake en inconteftable waarheit, dat, een bezitter van alzulken goet ftervende, defzelfs zoon de zaalwehr voor uit heeft; dog, dat d'andre goedren on- 2.4? der de zamentlyke kindren ex aajuis partibus deilbaar zyn , terwyl een yder pro portione de laften, op de goedren ftaande, moet dragen, mi ita Curia judicavit tuffen Even Meeu-wfen en zyn broer en zufters den ly. Apr: iy68. & confirmavit den 3. Decbr: tod. anno. add. pral. Codex Dn. Schraffert voc. Hofhorige. art. iz. & Ejusd. Periocha Jur. Domin. §. 10 Hifee generaliter pnemiffis, zullen wy, ad fcopum en dus ad refblutionem quaftionispropoftta naderende, daar over (pecialiter aanmerken. Dat, vermits nergens by de Hof-en Leenregten de difpofitie 35s by teftament over Horige-Heren-en Leen-goedren verbodenis, gelyk wel voormaals in 't geheel en naderhant gedeeltelyk over vrye of allodiale goedren , zo zouden wy daar uit en uit twe confirmatoire Hoves Sententien van de jaren 1637. & 1648. over ene goetgekeurde donatie van Heren-goedren, mortis caufa. gedaan, en alzo nabis ex ipfts rernm documentis obfervatis & mantt proditis, falvo melhrt , daar op affirmativè moeten antwoorden. Mmmm 3 Om  Sjo Partis Q_vartjb 26. Om dat het relativè ad dijpofitionem vafalli, a Domino approbatam, een bekent axioma juris is, quod proviCto hominis facit ctffare prevbftoncm legis, 't welk , tefte morum feudalium accuratiffimo obfervatore 2- Dn. Fr. a Sande Tr. i. Tit. 2. n. i. & 2. in de quade lenen, als daar zyn Heren, Hofhorige en andre Servile goedren, mede plaatze heeft, add. fapec. Cod. Lit. Hhh. pag. Z19. vers. dewyl den &c. -o In 't byzonder wort de vrye difpofitie aan de ouders, by de ' * refolutie van deze Lantfchap van den 20. Mey 1600. over hare Leen-en gevolglyk ook over Heren-en Hofhorige goedren tuffen hare kindren en erfgenamen na welgevallen toegeftaan, en niets anders tot hare beftendigheit vereift, als des Heren approbatie of beftedinge. 29. Gelyk dezelve vervolgens by refolutie van den 24. July 1651. nader en wel nominatim over Heren-goedren geamplieert en geextendeert is geworden in en tot fideicommiffaire fubllitutien en andre makingen tot op de twede hant. 40. En eindelyk nog by refolutie van den 28. April 1711. waar by art. y. ten refpeóte van de tugt wel uitdrukkelyk aan man en vrouw dezelve cum confenfu Domini elkandren te maken gepermitieert wort, daar dezelve volgens de Hofregten van Vaarwerk fub Lit. Zzz. 90. B. art. 27. een weduwe, haar levenlang toetekomen geaffirmeert wort. Eer wy tot vordre adftru&ie van dit ons advys , relatyf tot de wyze van ene gepermitteerde difpofitie over Hofhorige goedren voortgaan, dient cafu quo mede ten opzigte van de Herengoedren genoteert; 41* Dat gene difpofitie daar over tot nadeel van den zaalwehrs bezitter plaatze heeft, om dat na de nature des goets zodane gedeelte, als ymant by zyn leven heeft gecompeteert, en zonder wettige defcendenten affterft, komt inteftammen en intefterven in de zaalwehr ten profite van defzelfs bezitter, fchoon den zeiven is van een ander geflagt, familie, en den overleden niet beftaat, uti femper obfervatum & in Curia judicatum dt 15V Mart. 1611. Add, Chriftin. Vol. 4. Dec. 212. ». 130. Alhoewel een bezitter van een afgefpleten parceel den val in 42" de zaalwehr kan beletten door contraire difpofitie by uiterfte wille,  Cons. LXXVÏ. 6jg wille ten behoeve van den genen , aan welke men Herengoet vermaken mag; Hoe zeer anders ook 't regt van confolidatie is geradiceert in 43. de grout en regt van den zaal wehr, denzelven, als een rëeel regt volgende en den bezitter alleen competerende, volgens Hoves Sententie van den 28. Jan: i6oy. conform de Lantd: Res. bovenglt: van de Jaren iöoo. i6yi. en iftï. Gelykerwys nu over deze zoort van Servile goedren, invoegen voors:, te tefteren toegelaten is, alzo ftaat het mede en in *t byzonder ook vry aan bezitters van Hofhorige goedren daar o- 44; ver beftendig in teftatuente of anders te difponeren , wanneer zulx met wille des Heren gefehiede; relatie- tot de Hofregten, 45*. aangaande deze goedren en luiden onder die fub fupraeit, Litt. Zzz, 1°. A. ad art, 10. ervintelyk; Et quidem in verbis: ,, Mogen deze eigene luiden geen giftinge doen in tefia- 46. yi mente of anders, dan met wille des Heren , daar die Heer , , altyt zyn voordeel af heeft. Et art. ij. ibid. ,, Ook mag geen eigen man of wyf haar 47, j> goet,. 'tzy erftaal of gereer goet, haren kindren of ymant ,, anders opdragen , nog overgeven , dan met wille des Heren. ( Wanneer zulx te doen aan Horige luiden gepermitteert is, of niet? daar omtrent hebben de Hofregten van Vaarwerb, hier'vorens Litt. Zzz. 90. dn. 27, reets aangehaalt, gedifponeert; ,, Dat een hofman of wyf mechtig is, zyn guet tho verge- 4q ,, ven, zo lang hie alleen uit und in kan gehen , aver in zyne ,, vier palen nitt, tho weten in 't bedde liggende nitt. 'Gelyk mede ten aanzien van alienatien of difpofitien inter vivat over allodiale goedren, conform deze prohibitie tot een objed hebbende d'indirecte illufie van die wetten en erfgenamen ab intefiato, by 't Stadtr: van Zutphen Tit. 23. § 7. nov. edit. zelfs aan ymant binnen zyne vier fiapelen liggende verboden wort, zyn erve buiten rade zyner erfgenamen ofte uit kenlvke lyfsnoot te verkopen. Ongeagt nu alle aclen van cefiie, donatie, difpofitie en alle yo. andre handlingen inter vivos van en over de refpeólive LeenTins Hofhorige-Heren en diergelyke Servile goedren voor die Leea-Tins-Hof en Rekenkamer moeten gefcliieden, zo is het ten»  $7x Partis Q_u a r t je ti. ten reguarde der a&en van difpofitie mortis caufa ene van outs ' gerecipieerde en alnog inviridi obfervantia (overeenkomende met de uitdrukkelyke modificatie van boven gealleg. OveryJJ. Lantr. 2. D. 5. Tit. $ 3. en zó. Tit. §. 10.) fubfifterende maxime en ufance, dat dezelve, zynde een atlus voluntarit jurisdiilionis, juxta Primi Refpondentis Cons. feu Reft. Jur. P. z. Cons. 49. n. 1.2. & 17. voor een ander gerigte, modo aliqualem habeat jttrisdttlionem , validelyk kan gefchieden ; f2" Mits, dat na evengit: Óveryffelfch Statuit by interpretative refolutie van Ridd: en Steden den 10. May i6yx. een van beiden of voorgaande otlroy, of navolgende approbatie daar over tot confirmatie ener teftamentaire difpofitie intehalen vereift wort. Welke eerfte mits, ah fuper non ente beftaande, en vooraf by forme van oclroy inutiltter verkregen, moribus noflris nogtans in en over onze Gelderfche Leen-teftamenten niet genoeg, maar in tegendeel volgens bovenglte: Lantfchaps Refolutie van 1600 &c. en alzo pro forma & ordinatione Ordd. fpeciali van noden is, dat dezelve ex poft fatlo door den Leen-of Hof heer met enige fummiere kennis van zaken , als het ware, moetgeapprobeert en beftedigt worden. Waar mede accederende tot de folutie van het laafte Quaritur ,'maffirmativamultro inciderende, zou het aan A. dienvolgens f4 gep'ermitteert zyn , om zyne teftamentaire difpofitie over dit Hofhorig goet, zo ten refpeéïe van die voorgenomene lyftugt in faveur van defzelfs vrouw , als ten opzigte van de divijïe daar over tuffen zyne kindren, tot de twede hant voor zynen domiciliairen Rigter fecundum formam lotalem te mogen paffe» ren en dezelve vervolgens daar na by den Hof-rigter van Vreden te laten approberen, uti ita ratione pradii dominici notatum in all. Cod. Gelro-Zutph. voc. Heeren-goet art. 22. & refponfum ibid. Tom. 2. Litt. Hhh. - Zo nogtans, datA., wanneer een ingezeten van de GraaFfchap Zutphen zou mogen zyn , gehouden is volgens d'exprefte ordonn: van dat Rurale Statuit Tit. 12. §. 1. & 2. voor den Rigter met twe C'oornoten, daar onder hy gezeten is , gerigtelyk by een open-of befloten teftament zo wel over zy.n allodiaal, als leengoet, juxta §. y. dttt. lit. te moeten tefteren, fchoon die  Cons. LXXVI. 07} die goedren onder andre ampten van de Graaffchap zyn gelegen , of onder verfcheide Gerigten forterende Licet contr ar iam opinione m ex regulis juris feudalis olim defenderit yö", prei. Dn: Schraflèrt Man. Sicil. Feud. cap, 7, §. 4. ' Cui praxis ejuotidiana & doclrina Chrift. v. 6. Dec. 2,7. n. 7. ; juxta ib. all. Sand. Cap. 2. «.4. Tit. 2. tarnen refiftit , & poft'ea quoque ab Ipfo in fuis Cons. cens, 109, ». 10. amplexa fuit. Zonder dat omtrent die leen difpofitie enige andre formalia y^ voor dien Rigter vereilt worden, dan dewelke omtrent d'allodiale plaatze hebben. • Gelyk zo aangaande de difpofitien over leengoedren by Huw: Voorw: en'Magefcheiden altoos beftendig gepradifeert 1 is, wanneer dezelve-alleen maar door den Leenheer geapprobeert zyn ; Om dat volgens Bert van 't Holl: LeenR: Tit. 2. cap. 1. n. 23. yg, zodane leengoederen door het geobtineert odroy quoad ejfectum teflandi hare feudale qualiteit verliezen, en ten dien opzigte gedenatureert en geredigeert worden ad in/lar reliquorum, qua in patrimenio funt ; Een zeker kenmerk, en gevolg, dat omtrent het paflèren ^ van alzulke adens over leengoedren gene andre folennia gere- 1 quireert worden , als dewelke omtrent het maken van teftamenten over vrye goedren van noden zyn. Welke voors: teftamentaire difpofitie , wanneer befloten y- v voorden allodialen of ordinairen Rigter zou mogen gepaflëert, 8 en door den Leenheer expojl rgeconfirmeert zyn , zouden wy jpxta morera fidelijfima vetujratis per l. 18. C. de teftam, retinendum vermeinen niet nogdig te zyn, dat dezelve in de Leenkamer verbleef en poft mortem tejlateris aldaar geopent wierde , om redenen dat den Leenheer, aan wien alleen blotelyk een befloten teftament ten fine van approbatie gepisefenteert wort, 1 gene prseliminaire cognitie, by's Hoves advys in iy99- wel voorgeflagen, dog by meerglte: Lants: Refolutie van j6öo. niet aangenomen, daar over heeft, nog over defzelfs verborgen inhout kan hebben. Als wordende daar by alleen maar geordonneert en g'efproken van geaccordeetrf, géctnftrmeèr't en beftedigt, en dat het zelve Nnnn in  Pfa PlITl! Q.UITI jn'i-zulker veegen gedaan en geconfi?meert zynde voor beftendig en van ooede wterde\u\\zw gehouden worden. " ft» utfttfficiat, quod teftator tefttbus prafenttbus fuum ejje teftamentum dixerit. L 10- C- ^e tedam. Cl , Zonder dat het ook van noden is, dat over een teflamentum 'claufum vdmyftteum onder de hant van den teftateur gepaflëert en gecachetteert, vooraf vafallen gerequireert worden; Nadien 't zelve aan den Leenheer of zynen Stadtholder en twe Leenmannen vertoont, en door den teftateur met verklaringe van die daar in vervatte laafte wille en verzoek van approbatie overgegeven zynde, in eftecle eene difpofitie , door- ' " gaans by indorfatie op 't couvert gecertificeert , voor Leenmannen gefchiet te zyn moet verftaan worden. Aldus by ons ondergeffi gëadvifeert binnen Zutphen den 3. Febr: 1746. J, SCHOMAKER. PH-CAR: SCHOMAKER, HERM: SCHOMAKER. LXXVII. ADVYS INSTRUCTOIR. Over de devolutie en fucceffie van cn tot een Hofhorig Leen-goet. S U M M A R I A. t. Tjcn Hofhorig goet, niet te leen ü ontfangen , vervalt 't zelve iwmediatè op de naafte in den bloede van die echte des zeiven Hoves. ">». Den outften zoon of by gebrek van den zeiven, d'nutfle dogter heeft in linea defcendenti het fortalitium ofte zaalwehr (waar in beftaat? v. />.) vooruit. 3. D' overige goedren zyn onder de gezamentlykc kindren ex aquit  Cons. LXX VII. 67$ Cafus pofitie. Wylen Berent Ankerfmit, op den 2,.January 17x2, beleent zynde met de halffcheit van het volfchuldig Hofhorig erf en goet Alwormingen of Bmmmelhof, in den Ampte van Apeldoorn gelegen, en aan de Praabftdye van Lebuini Kerke binnen DeNnnn i yenter tequis partibus denbaar. 4. Hoe en wanneer enen zodanen fuccefTeur tot de zaalwehr moet gequalificcert en beregtigt zyn? j\ In linea collaterali fuccederen Hofhorige en Heren-goedren ponder onderfcheit van zaalwehr en d'andre onderhorige gedeeltens, in 't. geheel op d'outfte en naafte erve van den laaft afgekorven bezitter, met uitfluitinge van alle andre zvdmagen ; é. Dog een Hofhorig goet, te leen ontfangen , komt 't zelve na den aart van andre lenen op j d' outfte en naafte in den bloede , zonder van die echte , of | hofhorig te moeten zyn. Quod explicatur. n. 7. f. Waar tegens de eerde uitgifte dezer hofhorige goedren niet ob- ! lieert. 9. 10. Om dat voluntate direéli & utilis Domini de nature van een erfpagts-in een lecn-goet kan verandert worden. 11. Inde ab uno ad aliud male argu- mentamur. 12. Waarom men ante omnia op den teneur van de brieven der eerfte inveftiture te letten heeft ? 13. Wanneer daar by de nature van fucceffie niet gcmelt is, worden de Leges Curi en behel- de de Qjuftie: Of de onderhorige Landeryen van een Herengoet buiten den zaalvveer jure primogeniturA O o o o ver  (Sgx Partis Q_uartje verderven op den outften zoon, dan of die tequis portionihus op defzelfs broeders en zufters in een werkelyken eigendom 3 en dus mede in een dadelyke poffeffie, voor zo verre die door d'erfgenaam van d'overledene gecontinueert wort, devolveren ? Dat een Heren goet met alle defzelfs parcelen werkelyk op den outften als legitimus fuccejfor in feudum cum omnibus ejus appertinentiis, devolveert, alieenlyk met de laft van afgoedinge aan zyne jongere broers en zufters } zal dependeren van deze nadere vrage, dat de parceelen Heren goeds buyten den zaal\vher zyn of feudaal ofatlodiaal? Dat, indien men het eerfte ftelt, als dan volgens de bekende gronden van leenregten het indifputabel is, dat den ouften op ftraat erft het gehele leen met exclufie van zyne jongere broeders en zufters; juxta paroemiam: Het naafte lyf', De man voor 't wyf. De oufie op (Iraat. Het geen als een generale ftelregel van het fus feudale moetende aangemerkt worden, zo moet teffens vaftftaan , dat iemant, fuftinerende, dat die regel in reguarde van zommige goederen, het zy dan bona het zy mala feuda, enige exceptie quam te lyden, zulx ex fpecialibus conftitutionibus, vel confuetudine omtrent zodane goederen vigerende, zoude moeten bewyzen; Voornamentlyk om dat het in materie van quade lenen te/re quoque Dn. Schraffert in Periocha juris dominici §. 28. kennelyk is,- Quod [ilentibus conftitutionibus fuper jure dominico reüe ad quaflioties \uris dominici explicandas ad jus feudale recurratur. Gene dusdane exceptie van die generale regel leenregtens bewezen zynde, zo wort de applicatie daar van op een Herengoet met alle defzelfs parcelen nader en kragtiger gead9 ftrueert  Cons. LXXVIII. 68? ftrueert uit het primum principium van derzelver natuur, dewelke is confolidatie. Als zynde het in herenregten refoluit, dat het fundament van dezelve daar in beftaat, dat de parcelen van dien niet mogen van de zaalwehr verfplit, of afgedeilt worden , maar dat dezelve by den pofefor fortalitii moeten blyven , en door denzelven, indien'er enige affplittinge gefchiet mogte zyn , ten allen tyde onder den zaalwehr kunnen worden gerevoceert en daar mede geconfblideert. ' T welk zo verre gaat, dat, offchoon in t'generaal elk en een ieder is dominus & arbiter rerum fuarum , zo wel met relatie tot het utile als direftum dominium , Niet te min niemant enige contracïen vermag in te gaan ad impediendam confolidationem, dewyl dezelve, gelyk mede alle poenaliteitcn ten dien reguarde geftipuleert, zyn kragteloos , nul en van onwaarden, als te zien by de Heer Schraffert Cod. GelroZutphan. voc. Herengoederen. §. 22. Wanneer men nu de confolidatie als het fundament van alle Heren-goederen aanmerkt, zo volgt daar uit, dat tot ftanthoudinge van dien een zaalwher en de parcelen buiten denzelven door ymant met der dood ontruimt wordende datelyk op zynen wettigen leenvolger in totum, en zonder enige verdeelinge te admitteren, moeten devolveren ; Immers , indien men met de Impetrn: fuftineert , dat de parcelen buiten de zaalwher aanftonts mede op des leen volgers zuflers en broeders kwamen te vererven, dan zoude men teffens ftellen een fplittinge en afdeelinge van die parcelen onder dezelve, en dus eensklaps het geconfolideerde fcheuren , en de confolidatie den bodem inflaan,- Eene conlequentie , die regtsdraats met den aart van alle Heren goederen en de regten daar omtrent vigerende is ftrydende; Dienende voor een derde reden tot applicatie van die regel, primegenitus fuccedit in totum feudum , het navolgende 5 Dat het bekent is, dat het fterfval daar zynde, en den outften de brieven van oprukkinge bekomen hebbende , hy daar door niet flegts geraakt in ene legitima poffeffio fortalitii, maar ook in die van alle de goederen buiten den zaalwheer, en zulx Oooo z Wel  tfg4 Partis Q_t» art* wlexpropriocapite, zonder die gedetacheerde parcelen mede nomine fratmm & fororum te poflideren. Ten minften inval hy die niet fr,^, ^n^T/ïZZfn fororum poffideerde, zo zou al zyn regt en faBum pofftdendi van dezelve ten dien opzigte defluerenj nnffe(ïie En het dus aan haar ftaan om zelfs via ffi tot die poüeiiie voor haar aandeel te concurreren , en met hem pro commum m- diVtlt\l°zmlS'zy dan bevoegt zyn , om ten dien opzigte brieven van afdelinge , gelyk men in pofeffone feudi communis tam ahedialis quam feudalis gewoon is , te verzoeken , en de ^Hetleen egter' nog nooit in ymands herffens is opgekomen, nadien den e ggendom en pofteflie is en blyft by den outften en de jongre broers en zufters niet anders, als een adie tot afgoedmgehet zy met goet of goedswaarde tegens hem over heGeeiyk zulx ook evident is uit de difpofitie van het Lantregt der Graaffchap Zutphen omtrent de afgoedinge van den derIL voet de? zutphenfche lenen , en welke argumenten na het eigen aveu van d'lmpetrn: ten uiterften ftr.ngeren: Lerende dat Lantregt .7. *t. 8. « 9; »•* *!leen> df de uitkeringe van den derden voet met behoorlyk regt z.al gever- d'u«t"\k notorü fupponeert, dat de pofleffie van het geheel feudum by den outften is, als bekent zynde mt de §. 6. J. de uüion quod nunquam is,!qui po$det fed femper agat is , qui non ^Maar voegt het zelve art. uit. d. t. daar notanter by dat het de^eenvolger zal vrvftaan, om d afdelinge des derdendeels te doen1 NEu£* inruiminge des derdendeels of die veroorzatinge te doen met ander goet. . . Zal nu de leenvolger een gedeelte van het leen inruimen? Zo moet nootwendig volgen, dat hy het zelve heeft en bezit, dewv1 hv dat anders niet kan overgeven, of inruimen; Quando. quidem privatio pr venDit« des Vrouwen Gedes: Schoonvader en Schoonmoeder geenen extraneus tot de au^ftieufe leengoede ten geroepen hebben, maar die gene , die Stoe % n/ogenitur<&  Zo {preekt <^e zak.e; dl1 j 'lke ex ipra uie hare confirmatie namentlyk, dat ™ f, f terwyi'er SSTSn de zaalwheer een gedeeLe gemeenlyk volgt der»;™' v ' ieB lydj w,„ uit SeTconuadrr dien „ie. «„der »U M> conclu- d*r,f?' . • ! ,„khet refoluit, dat i„ een aangekogt heren^ Wantfn». zoishet leioiu £ der goet den outften zo,on dn »«™e" S , mMr ï£ AÏd eTnferhlrige lander,en zelfs deil. baar reltó Se Lten.ien van dezen Hove te vnden ,» V fentiment var, andere, van de waardje b houden > ^-f-|rpcLn £etgoS buiten de zaalwheer S««»d* , dat: de pai ekeninge behoeven te worden geS^tee" ÏÏrdirzuix lantrlgtelyk mag en kan gefch.edeH^ i v A,n rok om zo een tranfport per procuratoren* te doen gee^m^ *»een « f p^rllSnVna^de bekende gronden van leenregten het Daa. nogtans na tranfport van een leengoet ene uitgemaakt e - deelen van dien, anders, as mitsgaders van alle ae ïeeucu cu ^ jn  Cons. LXXVIII. 689 Curia Domini kan worden gedaan , en dat, om zulx door een volmagtiger te doen, geen andere procuratie , als coram paribus gepaffeert, wort geadmitteert. Tertio , Dat , wanneer de parcelen herengoeds buiten de zaalwheer, niet by de zaalwheer-bezitter , maar by een derden worden gepoffideert, daartoe, (wanneer den zaalwheer bezitter zelfs met het fortalitium geinfeudeert is) gene brieven van oprukkinge voor den pojjefor der gedetacheerde parcelen nodig zyn, nog die onderhorige parceelen , fchoon afgefplit , en by een derde gepoffideert, daarom in geenen dele aparte heren-' goederen komen te worden. Terwyl het in tegendeel kennelyk is, dat niemant een leen of een afgefplit gedeelte van dien zonder beleeninge gequalificeert is te bezitten, en dat hy dezelve niet willende nemen, zelve tot caduciteit cn verval van het leen kan worden geconvenieert; Voorts dat door die affplittinge ieder afgefpleten deel van een leen een feudum op zig zelfs komt te worden. jQuarto , Dat volgens t' advys van twe voorname Regtsgeleerden de Heren Kaldenbacb en Kelfken, en twe conforme fententien van dezen Hove tuffchen Peter Ferdelft en Gerrit van Wenkum, op den 23. Febr: 1629. ergaan, het een ouder zoon vryftaat, om zonder confent des Heren het herengoet tuffchen hem en zyn broeders en zufters gemein te maken, zo nogtans, dat een als huider beleent worde , en de zaalwheer niet en worde verdeilt, Schraffert in Cod. t. Herengeedren $. fï. item tit. Abdje van Abdinkhoff §. 27. Daar nogtans het geheel fundament van derïmptn: aclie unice Haar in beruft, dat gene difpofitie over herengoederen, mitsgaders over alle leden en deelen van dien in regten beftendig zoude zyn, als na voorgaande approbatie van den dominus direclus5 Uit al het welk (want wat behoeven'er meer differentien te worden bygebragt?) men vry kan en mag befluiten , dat, fchoon de parcelen herengoeds buiten de zaalwheer niet kunnen of mogen verdonkert worden, niet te min zy alio jure als de zaalwheer zelve geregeert worden , en daar op de natftr Waar  op* Partis Q_itart/e Waar by dan nog komt, dat de leere van de Hr: Schraffert in Cod. d. I. relatyf wort gemaakt tot twe Hoves Sententien, dewelke beide per extraBum niet zynde geproduceert daarom aan die daar uit pro lubitu gemaakte illatie niets te defereren is. Zonder, dat hier tegens obfteert, dat de jongere broeders en zufters de uitgangen , fervituten , en dienften op den goede ftaande zouden moeten vergoeden , en een yder na advenant dragen de laften op den goede ftaande ; Waaruit d'Imptn: ab art. 49. ufaue ad yy. infereren , dat vermits.niemant als een pojfeffor rei met de onera realia zoude tedoen hebben, daar uit moefte volgen, dat de jongere broeders en zufters mede poffeffeuren van d' onderhorige parcelen van een herengoet zouden zyn. Dog wie ziet niet, dat dit is een loutere captie , nademaal door die woorden niet anders is te verftaan, als de modus facienda atlimationis der goederen buiten de zaalwheer , en alzo daar by niet alleen in confideratie moeten komen de vrugterr van de goederen, maar voor af daar van afgetrokken wordende laften op die goederen ftaande. . Zulx , dat de jongere broeders en zufters verpligt zyn tn ajlimationt van die parcelen de laften te valideren, en dezelve alzo door de fumma der afgoedinge pro rata in zo verre te verminderen en te vergoeden , zodanig , dat die laften de waardie van de goederen komende te verminderen, daar door ook vanzelfs de afgoedings penningen vermindert worden s Immers Ivddit by mogelikheit gene andere explicatie, doordien de zaalwheer vooruit met defzelfs luften en laften alleen by den ouften getrokken wordende, dit derhalven alleen op deonderhorige goederen, en de daar opftaande laften zyn apphc&tie heeft. Weshalven gene vergoedinge van die laften , indien de jon-, gere broeders en zufters die goederen met den ouften aquis portionibus quamen aftedeelen, imaginabel is. Dewyl zy dan zelfs mede pradiorum pojfejfores komende te blyven pro rata de laften zouden moeten dragen , en dus met verp'ligt zyn. aan haren outften broeder te valideren zodaneJatten 3 als waar mede.zy zig zelve quamen.te chargeren.  Cons. LXXVIII. tf95 Dat deze explicatie egt en regt is, blykt uit twe fenten. tien by den Rade des Konings van Spagne den 16. Oótobr: xj66. en 31. Jan: iy68. ergaan, beide te vinden in de ftuki ken van den Codex G. Z. fub lit. R. & S. Zynde daar by te vernemen , dat de zaalwheer is gebleven buiten de Eeftimatie, en dat de leenvolger voor eiken morgen Jandts horig zynde gecondemneert is te betalen iyy. Daalden en zig met de Dyken te belaften. Welverflaande NB. dat dezelve van die iyy, daalders aftrekken en korten zal allen erfelyken laft en onlosbar en uitgang den penning 2y. te weten van hondert vier &e. Waar uit klaar is te zien, dat door die vergoedinge de jongere broeders in opzigte der laften niet anders als de kortinge en aftrekkinge, die den outften pro rata dier laften aan d'afgoedings penningen komt te doen. Overgaande tot den yo. en volgende articulen der Replycq, waar by d'Imptn: poferen, dat volgens Abtsregten in Cod. lit, A. Den Heer mag lyden, dat den outften blyf zitten in gemeenfchap met zyn zufters en broeders ter tyd toe hem wel gelegen is affcheit te doen , voorts dat hy niet verzuimt, doordien hy lange in gemeenfehap blyft zitten. Waar uit dan d'Imptn: infereren, dat, vermits de parcelen buiten den zaalwheer tuflchen alle de kinderen gemeen zouden zyn, den outften , die voor i'geheel zig te boek laat zettent geen ander prserogatyf zoude hebben , als de zaalwheer. Omme welke objeclie, die alleen gecapteert, en verkeerdelyk tot het fubjedte cas gedetorqueert wort, opteloflen, djen-t gelettet, dat het na Abtsregten, conform die van alle zodane fervile goederen volgens de nature der confolidatie kennelyk is, dat, wanneer een Abtsgoet op den'primogenitus met allen zynen aanhang onder de laft van behoorlyke veroorzatinge , hetzy met geit, conftitutie van renten, overgifte van allodiaal goet, of afdeilinge der onderhorige parcelen, was verftorven-, het niettemin dien erfvolger niet vry ftont om eenige afdeelinge, of affplittinge der onderhorige goederen, inval hy daar mede zyne jongere wilde contenteren, te doen zonder confent; van den Abt. Pppp 3, Di$t  £p4 PartIs Q_u a r t jb Dat hier uit vervolgens deze fpeculatie quam te ryzen , of (wanneer een erfvolger zyne jongere broeders en zufters tot de communie der goederen buiten den zaalwheer , als zynde een fpecies alienationis, admitteerde tot der tyt toe hy zig in ftaat bevont, om de afgoedinge op een gevoeglyke wyze te doen) hy zulx absque confenfu domini vermogt te doen ? het welke dan by de Abtsregten d. I. verklaart wort , zonder eenig confent te mogen gefchieden; Waar uit dan volgt, dat by die articulen geenzints de intentie is geweeft, om de ordo fuceedendi juniorum te definiëren ; Maar alleen om te decideren, dat ongeagt in alle fpecies alienationis tonfenfus domini wort vereifcht, niet te min zulx ceffeert in ea fpecie , wanneer een leenvolger een ander tot de communie, en dus tot het medebezit der onderhorige goederen komt toe te laten Een nader gevolg en blyk, dat alle affcheidinge der onderhorige parcelen, by magefcheiden of andre aclen, (except alleen het cas van gemeenfehap, zonder confent van den Heer ongepermitteert zyndej fupponeert een unicus & filius feudi, ejusfue appertinentiarum pojfeffbr , in wiens boezem dezelve zonder eenige fplitfinge a die mortis defuncli in folidum & confolidaü devolveren; Dat dit gene cerebrine explicatie dier Abtsregten , maar de gemeine zin van dezelve is , zal aanftonts uit verlezinge van dezelve fub A, in Codice num. 7. confteren , alwaar expreffis verbis wort gezegt: ,, Den outften zal hem laten te boek zetten en ,, daar na poffeffie nemen van den zaalwheer , die hem , als ,, outften voor uit komt, en van die reft zal hy zyn andere ,, broeders en zufters by vrienden en magen een affcheit doen NB. met ander lant, geit of eenige beleydinge van jaarlyxe renten daar voor te betalen, zonder nogtans NB. het voors: »> gevryde goet te mogen deilen of fplitten , als voren verhaalt. Hier uit dan een generalen regel zynde vaftgeftelt, volgens denwelken den erfvolger niet vermag ten behoeve van zyne juniores enige fplittingen van d'onderhorige goederen te doen , het welke van zelfs alle pofleffie van dezelve daar aan komt uit te  C o s s, LXXVIII. 69f te fluiten, 20 wort vervolgens daar op gemaakt die enige exceptie : ,, Dat egter den Heer mag lyden, dat den outften blyft ,, zitten gemeen met zyne zufters en broeders , ter tyt toe ,, hem wel gelegen is een afgefcheit te doen , t' welk als dan ,, gefchieden mag niet alleen, zo boven verhaalt is, maar ook ,, met een ftuk lants tot den zei ven gevryden goede gehoren,, de. Met vordere verklaringe , ,, dat, NB. den poflefleur niet ,, verzuimt, door dien hy lange blyft zitten in gemeenfehap ,, zonder afgefcheit te doen. En met by voeginge van een cafus dabilis in verbis ,, Het ,, welk gebeuren kan door brant, oorlog en andere nootza,, ken, of ook dat hy daar toe niet gevordert is geweeft; Zonder dat in dezen de expreflie van te blyven zitten in gemeenfehap obfteert, als of die zoude fupponeren eene continuatie pojjejjionis, & communionis a die mortis defuncli, en geenzints een nevsts atlus admiffionis in communionem; Gelyk mede niet, dat deze afkopinge zoude genoemt worden een affcheidinge en afgoedinge, waar uit de Imptn: infereren, dat zulx zoude veronderftellen , dat de jongere broeders en zufters mede aan de onderhorige landen zouden geèigent en gegoedet zyn, Want, dewyl die woorden niet nootwendig een dominium involveren, maar enkel en alleen van den afkoop van een prsetenfie , en niet van den eigentlyken eigendom , te verftaan zyn, zo zyn voor het overige alle de periodes in de Heren-Abts en Vrouwenregten ter explicatie van die expreffien te klaar, dat men contra intentionem legis certamde woorden zou willen capteren, voornamentlyk wanneer zy ex natura rei, of van elders hare explicatie ontfangen. Ten welken reguarde de regten van die fervile goederen den eigendom en de poffeffie zo wel der onderhorige goederen, edog met den laft van afgoedinge, als van de zaalwheer limpido aan den outften ftraks na het overlyden van den bezitter toeerkennen ; Gelyk zulx totidem verbis is te zien in de verklaringe van den Abt Bertholdm betreffende de regten van een gevryt Abts- goefc  g9g Partis Q_uart* goet de anno 1330. en 1334. onder de ftukken van den Codex fub C. 1 0. alwaar hy zegt: JD outfte zal voor zyn voordeel vooruit hebben die zaalwheer JSa. met zyn teebehoor.de andere afgoedinge doen by vrunden en magen ende grondheren, en dat goet by den olfien heel und aling ongedeylt en onge- fpleten NB. blyven; Waar uit duidelvk is aftenemen , dat alles zonder onderfcheit auod ad fueeejfionem gelykelyk op den outften devolveert, alleen met die diftindie, dat van d'onderhorige goederen afgoedinge moet gedaan worden, en van de zaalwheer met. Wordende zulx geconfirmeert door de woorden van den Abt van Bertholdus en zyne Capitulairen ibid. p. 9. Vnd zal den oltften g,yn voordeel te weten den zaalwheer vooruit hebben en kolden. (Notandum dat hier door het een, zo wel als het ander voor voordeelgoet van den primogenitus wort aangemerkt) und dan die andere afgoedinge doen by magen und vrunden und grontheren ; Vnd zal NB. dat verfiorven und vererfde goet by den elften heel en aling tneedeylt en onoefpleten blyven ; Dit wort nog uitdrukkelyker geconfirmeert door de woorden van den Abt van Paderborn in de ftukken by den Codex G Z lit L. n. 6. alwaar hy zeit : Alzo verredaar zoontn zyn zal die olfte ge'èrft worden na dode zyner ouderen , ende en ware daar ceen zoon, zal daar die olfte dogter geer ft wezen, und die o'/le die %ërft is zal die alinge weer NB. met oer en toebehoren bezitten , en zal die andere hinderen daar af goeden by magen en vrinden ■ Welke periode te vinden is in de verklaringe van den Ab. van Proemen omtrent de Vroemenfche goederen, horende in net Hofte Voorft, en te zien onder de ftukken van den Codex (j. 4. J,t'Ge\"k mede bv de uitfpraak van den Furft en Hartog dezer Landen, tuffchen den Abt van Proemen en zyne lmden , namentlvk van Hartog Reynold, te vinden ibidem Ut. W. num. o. En vermits daar uit blykt zo wel de cenfuetudme, als de Prineipis declarata voluntate, zo volgt uit de woorden van erven , ot feerft te zyn, alleen aan d' outfte toegefchreven , dat den eigenSom van de alinge weer met zyn toebehoren op hem a leen devolveert, en uit het woort van bezitten, dat hy ook ex lege  C o n s. LXXVIII. 6g7 geroepen wort om het pradium dominicum in tetam te aanvaarden ; Dienende vervolgens tot totaal verval van vitteryen uit de woorden affchett, afdeilinge, of wat yts meer is, gemaakt even als of daar mt zoude volgen, dat in prtdiis deminicis avitis d onderhonge landen ipfe} jure mede op de jongere zouden devolveren, en dus tulTchen dezelve deilbaar zyn. Dat 'er maar een enkele cafus is , wanneer die onderhorige landeryen tuffchen dezelve deilbaar zyn , namentlyk , als een herengoet is aangekogt, in welken val den outften zoon tevens erleggmge der penningen , waar voor 't zelve is ingekogt den zaalwheer veor uit trekt, maar d>onderhorige landeryen zyn voer dg eerfte retze zelfs deilbaar , gelyk zulks met verfcheide judicaten van dezen Hove is bewezen , en te zien in Cod. G. Z. tit. Herengoederen §. i 3. Dewyl dit nu is een notoire exceptie kgenerali regula, en dus een confirmatie van die regul in eafibus non exceptis , zo moet teffens vaft ftaan, dat m alle andere fucceffien geen deilbaarheit der onderhorige goederen plaats heeft , maar dat die in totum op den outften in eigendom devolveren. Hier mede overgaande tot de 75. en volgende articulen der Keplycq, waar by de lmpetrn hebben tragten te beweren dat vermits by verfterf het regt van reprsefentatie omtrent d onderhorige landeryen van een herengoet geen plaats heeft daar uit zoude volgen, dat zy abfolute leen waren en dus de nature van leengoederen onderhevig. Waar tegens in t'generaal dient, dat, inval men al eens eitra ven praftdicium quam toeteftemmen , dat de onderhorige landeryen van een heerengoet waren feudaal, ja zelfs da' die eodemjure als de zaalwheer zouden moeten worden cere«xeerti Zo zoude daar uit nog in geenermaten volgen , dat dezelve tn effenua & fdftantia pro portionibus hereditariis op de jongere broeders en zufters zouden devolveren, nadien gelyk alre de bewezen is, haar gene aöie competeert tot werkelvke inruiminge, en deilinge der onderhorige parcelen, f als" zynde ftrydig met de confolidatie) maar alleen een aclie tot afgoedinge; ö Q.qqq h«  698 Partis Q_uartje Het welk den outften vryftaat met geit, lant, renten, of, R velit, met overgifte van de onderhorige parcelen te doen ; Zodanig, dat , nadien de jongere geen adie ad ipfum feudum competeert , als zynde de keure van d'afgoedinge te doen altvt aan den outften voorbehouden, het met den aart van regten ftrydig is de adie tot afgoedinge, als een atlio onens ex jure iure. te willen confidereren. Want dan zou die aUi» niet anders zyn, als een werkelyke vindicatie van een goet te onregt by een derde bezeten; En nademaal in reivindicatione den pofejfor verpligt is het goet zelfs te ruimen en te verlaten, zonder keuze te hebben, of hy daar voor id quod interefl wil geven of niet , zo volgt, dat hier alle requifiten van een aüio realis, five rei vindicatie celleren en'er dus niet anders als'een atlio perfonalis tot afgoedinge overblyft, het geen met een exempel opgeheldert te vinden isin l. Z. Cod. de aclion. empti. f . Gemerkt , dat een verkoper verpligt zynoe na het fentiment van zommige abfolute ad rem prus ex lege qu*\fitum (zo'er al gene afgoedinge gefchiet was als ja) vergeefs getragt te benemen door der zeiver conclufie, tot verlatinge deionderhorige parcelen genomen. Ene conclufie zo zeer met de nature der regten van herengoederen ftrydig, dat die alleen d'impetrn; zal moeten doen fucum-fesreni *  Con LXXVIII. 6g9 Dewyl in materie van afgoedinge altyt alternativè het zy tot het doen van afgoedinge met geit, lant of renten, of anders met o> vergifte der landeryen wort geconcludeert; Ja zelfs dat het eerfte dikwils gefchiet blotelyks en zonder van d'alternative mentie te maken, is te vernemen uit de fententie van dezen Hove, te vinden onder de ftukken van den Codex. G. Z. lit. M. alwaar den Impetrant niet anders concludeert : Als tot afgoedinge met geit, lant of renten, of gelyk anders na nature des goeds aal behoren , met adjudicatie van vrugten en kpflen. Schoon nu in deze goederen geen reprasfentatie plaatze heeft, zo volgt daar uit geenzins , dat zy in ejfentia mede op de jongere broeders en zufters zouden verderven, met dat gevolg, dat zy daar in een jus in re zouden hebben , en du9 dezelve a quocunque pofèjjere mogen vindiceren. Invoegen, dat de aótie tot die afgoedinge niet anders, als pure perzoneel kan zyn , om dat die voornamelyk tendeert tot betalinge van geit, conftitutie van renten , of overgifte van ander goet; En vermits dit alles beftaat in prejfationibus perfonalibus , en het tegens regten aanloopt , en contradictoir is , praflationet perfonales, qu& in fatlo confiftunt , atlione reali te willen vorderen j Zo vertrouwt men, dat daar door alle die fchynredenen ex fure reprafentatienis gederiveert, van zelfs corrueren. Te meer, wanneer geconfidereert wort , dat outtyts in t'geheel ten opzigte van fucceflien , hoe ook gent: geene reprsefentatie in dezen Furftendom en Graaffchap heeft plaats gehadt; Dat Hertog Willem en na hem Keizer Karei dezelve hebbende geintroduceert, dezen laaften Fuift daar van alle heerlyke en leengoederen niet alleen heeft gëeximeert , maar ook exPreJTe gewilt, dat die niet alleen na de nature der leenen , maar ook vermogens zegel en brieven daar af zynde, zouden erven en volgen ; Gelyk die woorden alzo exprefielyk in het Edict van Keizer Q_qqq % Karei  j-oo Partis Q„u a r t * Karei de anno 15-44. te vinden by Schraffert over het Lantr: van Veluw. cao. at. ad art. y. zyn uitgedrukt. Zodanio- dat hier uit niet anders is te beüuiten , als dat delzelfs intentie is geweeft om de leen-heren-abts-vrouwenen andere diergelyke regten , in haar geheel, en zonder enige veranderingen te houden ; Met dat gevolg, dat, inval zig daar by yts allodiaals kwam voor te doen, waar in geen regt van reprsefentalie na leen-en. andere diergelyke regten plaats hadde, daar aan by die conftitutie niet wierde gederogeert; k . Zo dat dan alleen de quseftie is, of'er enige difpofitie by die fervile reeten gevonden wort, die quoad allodiale qmd verleerty en dus vermogens zegel en brief het regt van reprasfentatie met onderhevig is.* Het welk ras affirmatie beüift zal worden , wanneer men eonfidereert, dat van alle oude tyden, het regt om de afgoedinge der onderhorige parcelen heren goeds te eifchen prima, rih tendeert ad allodiale quid, namentlyk in d'eerfte plaatze om te hebben geld, ander Und, of conftitutie van renten; Daar nu het zelve by mogelikheit niet feudaal kan zyn , zo volgt ook dat de reden, waar omtrent het zelve na de conftitutie van Keizer Karei gene reprasfentatie plaatze heeft , met en is, om dat het zelve , of d'aclie daar toe (trekkende feudaal was, maar alleen, om dat by zegel en briefde reprselentatie daar in van outs was uitgefloten. Zonder dat hier tegens obfteert het geredeneerde. art. Sy. & feqq. hier op uit lopende, dat, vermits deze difpofitie ex jure feudali haren oorfprong heeft, daar uit van zelfs zoude volgen, dat die adie tot de afgoedinge en het regt, de jongere broeders en zufters competerende, feudaal zoude zyn. Want deze ftellinge is gantfeh ongelukkig ,. nadien daar uit dan zoude moeten volgen die abfurditeit, dat het geit of geltswaarde, dat voor d' afgoedinge gegeven wort , als voortvloeiende ex difpofttione feudali, ook feudaal zou worden ; En dat alles, waar over by Leenregten gedifponeert was, feudaal, en waar over by Lantregten geftatueert was, allodiaal zoude zyn, Dog  Cons. LXX VII ï. 7oi Dog hoe abfurd dit argument moet voortkomen, blykt niet alken daar uit , dat de wetgever immers de magt competeert, om in de wetten over leenen ook zodane periodes te iniereren, die alleen op het allodiale appücabel zynj Maar ook, dat by verfcheide Lantregten, en nominatim by dat van de Graaffchap Zutphen Tit. ty. over de fucceffie van de leenen is gedifponeert, dewelke daarom, of fchoon zy uit die difpofitie Lantregtens hare origine of confirmatie hebben, niet van nature zyn verandert, of*'» atltdialia getransfundeert. Zulks dat alle die exemplen art. ioz. & fe^. aangehaalt, om aan te tonen , dat geen reprsefentatie omtrent onderhorige parcelen plaats heeft, niets ten opzigte van de nature van een adie tot afgoedinge, en of die circa athdialia , of feudalia verfeert, en of die een jus in re, vel ad ren» is, definiëren. Maar alleen behelzen een oud herkommen , waar by die adie van afgoedinge altyt a jure reprafentaüanis is gëeximeert geweeft ; Zynde derhalven met relatie tot het cas in quasftie niet beantwoordens weerdig de vrage die de Impetn: maken, waarom een leenvolger van een aangekogt zaalwheer, en onderhorige parcelen verftoringe doen moet, en voor een pradium dominicum avititm niet? Nadien het eerfte gefchiet, als een reprsefentatie van het alhdium, waarmede den boedel by den inkoop vermindert is, gelyk de Impetn: te regt remarqueren; Het geen ook de reden is, waarom de reprsefentatie ten reguarde van die koopspenningen, die in verftoringe komen en dus als aliodiaal geconfidereert worden, plaatze heeft. En in het twede wort geen verftoringe gedaan , of geit gene reprsefentatie, vermits in pr^diis avitis met allen aankleven van dien de leen-en heeren - regten zulks als een praeipuum van den outften confidereren , en gene repisfentatie in t'geheel admitteren ; Niet obfterende, dat een jonger broeder zonder lyfserven buiten afgoedinge ftervende , zyn aanpart daar in niet op zyn zufters en broeders, maar alleen op den outften, en als zaalwheer-bezitter verfterft; CLqqq 3 Want  fo% Partis Q_u ait* Want H zelve ontftaat daar uit voor eerft, dat de adie tot de afgoedinge is een perfonale anid , dat gene reprsefentatie onderworpen is i en dus niet tot de erfgenamen overgaat. En ten twede» zo kunnen d'onderhorige parcelen aan den erfgenaam van zo een jonger broeder buiten de zaalwheer-bez tt£ "S overgaan, om dat NB. den zeiven fdie gene afgoedinge gedaan heeft) dezelve nooit is weerloos geweeft , maar die altvt in 0*o dominio heeft behouden; .... Zo dat die door zyne jongre broeders nooit m eigendom zynde bezeten geweeft, of een;*, in re gehadt hebbende dezllve ook overzulks door zyn dood tot geen derde hebben k~tXnzoude ftrvden met de natuir der confolidatie, deweTke niet kan lyden, dat d'onderhorige parcelen van een Swheertot een ander overgebragt, en van defzelfs bezitter gTSev^vol^ns niet ter zake, dat een pantfchap hoe zeer dezelve ook net goet zou .aderen , by verfterf in de zaalwheer niet vallen zonde , gelyk de Impetranten tU» 'T^^Sefttt^oi- gemeenfehap met het poind in ousfti = daar een pantfchap de natuire van het goet met ve S. r en ovei7ulx geen partem fnndi demintet uitmaakt , maai ^\o7^iïk van het eredUnm daar in geveftigt zynde niet anders als tor den erfgenaam van den panthouder kan o- ^üe^noftie, died'Impetn: vervolgens af tg & finonSven om Se feodaliteit van d'adie tot de afgoedinge « opgeven c .fi beftaat hier in : dat een jongei het ^/^.^SSnge gefchiet is, over de adie hem o^lStó^ niet 2°U m°gCn difP°neren bTn ^;^S^=rdat dat regt tot de »  Cons. LXXVIII. 7o3 uit het geadvifeerde hebben weten te trekken , wil de Gede: geerne bekennen niet te kunnen bevroeden; Geconfidereert aldaar zig gene quseftie voordoet over eene fttcetffie eellateralis, maar over een fucceffio in linea defcendenii, namentlyk of een vader , een zoon en kintskinderen (dewelke van het regt van afgoedinge afgeftorven waren) nalatende , tuflchen dezelve by teftament een beeren goet mag deilbaar maken, wanneer het zelve by de Kamer van Rekeninge is geapprobeert. Het welk glten: Advt: van Steenier affirntativè decideert , vermits aan een ouder in Veluwen de vrye difpofitie over leenen-en heeren goederen by Lantlyke refolutien van 1600. en ïófi. open gelaten is; Zodanig dat dit advys alleen definieert het regt aan ymant competerende, om van zyne heren goederen, die hy NB. werkelykbez.it, en in eigendom heeft, met bewilliging van de Kamer te mogen difponeren; Maar genermatcn de cafus, gelyk Impetrn: die opgeven, of namentlyk ymant, (gelyk is een onafgegoeden jonger broeder, die nooit in pofleflïe der onderhorige parcelen geweeft is nog dezelve in eigendom gehadt heeft) daar over enige teftamentaire difpofitie heeft of niet ? Wyders obfteert niet, dat volgens art. 121. ter Antwoort het difpuit over d'afgoedinge in materie van herengoet ge! hoort ter cognitie van dezen Hove , en dat overzuix 't zelve aan een gewilde feudaliteit van deze aöie zou toe te fehryven zyn. Dog dat gevolg gaat niet door, nademaal alle difpuiten over herengoederen mer allen aankleven van dien privattvi gehoren ter cognitie van den Hove. Zonder dat die aclien, relatyf tot alzulke goedren en parcelen van dien, voor den Hove gëinftitueert wordende , en tot de blote afgoedinge tenderende , de natuire van het feudaal aannemen s Want indien dat aanging, zo zoude moeten volgen , dat in* val d'afgoedinge in geit, of geltswaarde, en zonder uitreikinge der horige parcelen, quam te gefchieden, dat geit of geltswaarde.  704 PARTIS Q_U A R T * waarde, als waar toe d'adie primo loco tendeert, ook feudaal Zoude zyn, id quod abfurdum efi. Behalven dat 'er, om eigentlyk te fpreken, ook gene aftien, die feudaal zouden zyn , i* praxi of jure bekent (taan, Als zynde of redes of perfonales, en zo als zommige meenen of mixta, zonder enige andere divifien quoad mores nofirot te gedogen. Zulx dat bet regt van afgoedinge in quaeunque fpecie allodiali konnende gefchieden, het contradictoir zou zyn die adie ad folutienem (trekkende, als feudaal en dus een gedelte van 't herengoet uitmakende , te willen aanzien. Immers indien de nature eener adie wort gedetermineert na dat geen, dat gë'eifcht wort , of moet worden, zodanig dat, quando res petitur, tune atlio fit realis, quando vero fatli pre.fiatie petitur, tune fit perfonalis, zo is het onmogelyk, dat in een cas, wanneer niets meer als primo Itco de betalinge tot afgoedinge kan gevordert worden, men zulx als yts feudaals zou willen aanmerken. Dat volgens de fuftenue art. iy?. & feqq. het regt tot afgoedinge van den derden voet in leenen ten Zutphenfchen regten yts feudaals zoude zyn, met toepaftinge a pari op d'afgoedinge in herengoederen gebruikelyk , is ter Antwoort op een doorflaande wyze betoogt; Dat, wanneer men de natuire van de fucceffie in de leengoederen komt nategaan , en tot het cas in quaeftie over te brengen, alsdan de ongefundeertheit van die fuftenue zal openbaar worden, waar toe men buiten recapitulatie zig refereert. Doende niets in dezen ter zake het gepofeerde art. 201. & feqq, ter Replycque, waarmede de Impetrn: hebben tragten vaft' te maken , dat , daar de leenen ten Zutphenfchen regten zouden zyn feuda irregularia , overzulx daar op de illatien getrokken uit de gemeine regulen leenregtens , van geen of van weinig applicatie zouden zyn, daar toe allegerende de lere van Sande ad Confuet. F. G. tr. I. tit. 3. Cl. §• JQ- P> *? »• I. z. p. Z. n. 19. En zulx , om was het mogelyk te enerveren die ftelhnge leenregtens, door de vrouwe Gede: gemaakt, dat, gelyk in al-  C o N s. LXXVIII. ?oS aSe andre Lenen w* alzo in Lenen ten Zutfhenfchen r egt en , het leen alleen devolveert op den outften, met exclufie zyner jongere zutlers en broeders. J J * Ten welken opzigte de Vrouwe Gede: niet wil ontkennen, dat zo wel m lenen ten Zutphenfchen regten , als in alle andre lenen eerft tot een ngtfnoer der decifie moeten genomen wor! den de mores Curia dominant is; Maar vermeint dezelve egter, dat zulx niet uitfluit, dat wanneer die meres mets appo/ite ad cafum definiëren , als dan op Zutphenfche lenen de overige Gelderfe leenregten geen innuentie zouden hebben ; Terwyl het in tegendeel refoluit is, niet alleen Fettdorum Chc cefftonemper omnia, j*xt* j*m communis difiofitienem, fieri, mfi ex. prefo jure fiudal* aut evidenti ejns ratione centrarium reperiatur depmtum ac determmaturn, Rofenth. de Feud. P. \. C. j. concl. r. Maar ook voornamcntlyk , dat die Zutphenfche lenen de nature van de Gelderfche lenen in alles komen te volgen alleen met uitzondering van die gevallen, dewelke daar van »0. minatim zyn gë'excipieert ; Nu is 'er zo verre van daan, dat in dezen de generale re«ul eenregtens, prtmwnitMs e(i fncojjor i» totum feudum-, zoude cefleren : in tegendeel is die regel de bats van de fucceffie in iene^i ten Zutphenfcnen regten ; Waarom dan den Momber Van de Sande d L. n i * 2' mei alleen het Gelderfche axioma: Dat naafle ljft die man vl\ het jvjf doltfle oP der flr aten-, tot een zetregel van fucceffie'in de Zutphenfche lenen, gelyk in alle andere lenen , komt te tixeren , maar ook imer prtroganvas fuccefftoms mede de pr&rogativa atatis te ftellen ; t Ten bewyze, dat niet alleen den primogemm ten Zutphenfchen regten gelyk in alle andere den legios fettdt fuccejor is, maar ook dat hy de jongere komt te excluderen T'//aüneei' Z>' '"eïe.tot hetf™d»m geadmitteert wierden als dan het contradidoir zoude zyn, die generale parol m* Wegtens op den outften in dit 'geval te willen Rrrr Dat  7o6 Pahtis q_ ü a k. t je Dat exgenerali confuetudine de Zutphenfche leenen z.0 wel, als de overige, op den outften privative devolveren, wort ook uit. drukkelyk geconfirmeert door het declaratoir der Heren Canzeler en Raden in datoden u- July 1622. te vinden in de ftukken van den Cod. G. Z. (it. N.n.tt.10. p. 409. alwaar dezelve zonder enige exceptie betuigen : Dat henen, ftaande ten Zntphenfcben regten , vererven en verft erven op den naaften in den bltede en ohften op der ftra'en, man voor wyf; Indien het nu waar was, dat den derden voet ipfa jure op de jongere verftierf, hoe zouden dan die Heren zo een generaal declaratoir, zonder enige exceptie te maken , hebben kunnen afgeven? Waar uit dan volgt, dat, offchoon den outften met de laft van afgoedinge van den derden voet bezwaart blyft, zuix hem , van den eigendom van het gehelenogtans niet priveert, inval hy het zelve behouden wil j. Waarom alle die expreffien, waar op de Impetrn: zig beroepen, namentlyk van het inlajfen en van het redigeren van den derd'en voet, het geen na haar gedagten ene revocaüo dominii, 't welk by de juniores zoude geweeft- zyn, niet obfteren. Of nu wel niet'ontkent wort, quod verba propri'e fuut accipienda, gelyk Imptn: art. 167. & feaa. raifbnneren, zo is zulx te verdaan , dan , wanneer de propria fignificatio gene abfurditeit in zig komt te bevatten ; 4jtt Dewyl, al te zeer op de (chorfe der woorden te blyven hangen zonder de zin van dezelve intezien, niet anders is als ene captio verbornm, dewelke in l. 19. ff. ad Exhib. met ene calumniatio iuris wort gelyk geftelt. • Hier by komt de verklaringe van de Heren Canzeler en Kaden , hier vorens geallegeert, in verbis: Leenen ten Z. R. erven en verlhrven-op den oldften op der ftraten, het welk ene tranfitio totius feudi in prmogenitum notoir indigiteert , voorts de verklaringe van enige Heren Raden te vinden in de dukken van den Cod. G Z fub. N. n. n. ». 4. & f- Alwaar, dezelve y gevraagt zynde, of de Leengoederen ten Z. R. (ticcederen op die oltften op der praten en die mafte in den bloede, man vm wyf! daar op in *t generaal 5 en zonder enige didinótie van a /j _ de  C o n s. LXXVI1I. 707 de fucceffie van den derden voet te maken, antwoorden : den inholt van dien articul alzo waaragtig en geheel notoir te zyn , zo dat van dien geen ejutflie valt. Ja dat zelfs in de fententie van D. Louis de Requefens de manier van afgoedinge van den derden voet eerft in allodiale goederen, in geit of in renten, en allereerft ulnmo loco by divifie en feparatie van den derden voet, wort voorgefchreven; Dat ook, om niet al te prolix te zyn, het LantR. van de Gr. Z. Tit. 17. art, 9. duidelyk zegt, dat den derden voet met regt zal geverdert werden » Nu autem, indien denzelven aanftonts d morte defuncti op de jongere broeders en zufters devolveeide , zo zouden zy daar van ook die pofteffie hebben, en dus niet behoeven iets te vorderen, dat zy airede hadden en op haar gede vol veert was. Waar by dan nog komt, dat den Heer Van de Sande , hoe zeer zig de Fmpetrn: daar op beroepen , hem van het woort retinere in reguarde van den outften bedient, wanneer hy d. I. zegt : Primario hxrediej} jus feudum folidum retinere, ad Cens. feud. ubi fupra ». 9. Eindelyk, het geen een argument in dezen is, dat delmptn: met hebben konnen oploflen, indien het waar was, dat de fucceffie van den derden voet op de jongere broeders en zufters iffoijure & fatto kwam te devolveren, en zy daar Van eigenaars wierden ? zo zouden zy zig daar mede niet alleen aanftonts a memento mortis teflatoris moeten laten belenen , maar zouden dan ook, wanneer zy tcgens die prcetenfe loffie den derden voet ten behoeve van den outften weder overgaven , denzelven na leenregten moeten refuteren, en daar van leenregtelyk tranfport doen, overmits geen leengoet, waar van het dominium by een derde is, op een andre wyze, als by refutatie, aan een ander kan komen Dat het leen by den outften blyvin kun volgens de eigene expreffie van Imptn: art. 235. zonder ecnige aopnbatievanden Leenheer , namentlyk_y -wanneer hy met geit cf ander goet zyne tonvere komt af te goeden ; s Zo wort daar uit evident die ftellinge, dat de natuur en ba/U der Z. Leenregten mede brengt, dat primario & ante omnia het Rrrr 2 leen  y08 PARTIS Q.ÏAÏTJ! leen moet óngefpleten by den outften bi yven. Vermeinende de Gede: , dat ook uit het refponfum van dievan de Stad Zutphen in de ftukken van den Cod. fub. N. n n. ». 5°. alwaar gezeit wovt: dat den outften het leen alleen verheffen moet, en evenswei z.yn jongere verfchult is afgoedinge te doen, moet volgen, dat het leen in 't geheel op den outften devolveert, en dus dat het gedeelte, dat op de zufters en broedersvererft, niet beftaat in dominso trientis, maar alleen in het regt tot de afgoedingej Daar anderzins, inval het dominmm van den triens op de jongere vererfóe, niet den outften, maar zy zelve zig daar mede zouden moeten laten belenen. Dat dit juxta art. 24?. Replices yts irreguliers en particuliers zoude zyn in lenen ten Zutphenfchen regten , en g' introduceert in faveur van de jongere broeders, om dezelve met geen heergewaad wegens den derden voet te bezwaren , vïnt zyne refutatie uit het onderfcheit , dat'er in opzigte van de beleninge is-, wanneer het leen by den outften in 't geheel blyft en wanneer den triens wort afgedeeit,- Alzo in het eerfle geval alleen de beleninge van den outften, als petfefor in folidum , behoeft te gefchieden , en in het twede by zo een afiplittinge de jongere zig na verkregen confent van den Leenheer met dien derden voet moeten laten belenen , tenblyke dat hier geen favor juniorum imaginabel is. Want anders zo zouden de jongere ook by affplittinge van den derden voet zig met de verhefRnge van den outften kunnen behelpen, het gene nogtans niet fufficient zynde, zo volgt daar uit, dat den derden voet niet eerder aan dezelve komt over te gaan, als wanneer denzelven werkelyk ten haren behoeve wort afgedeeit en zy daar mede geinfeudeert zyn s Wienvolgens den primogcnitus, zo lang zulks niet gefchiet is, blyft dowinus & pofjejfor tonus feudi. Niets obfterende , dat alle beleningen gefchieden ftlvo jure tertii, gelyk de Imptn: art. 16. & feqep. avanceren , want die regel is alhier buiten applicatie en komt dan wel te pas , als jmantfuoperieule, een beleninge verzoekende, den Leenheer, die sltyd de handen openftaan, dezelve falvo cujuscuncque jttre komt te accorderen j Maar  Con, LXXVIII. 709 Maar niet in een geval , als den Leenheer exprejje van zyn vafal komt te vorderen, dat hy zig by zyne Curia legitimere, want een Leenheer zal zodane qualificatie van niemant eifchen> dan van die gene, die den verus & legitimus poffefor feudi is; Vervolgens tragten de Imptn: art. z6f. & feqq. alledezerzyts doorflaande argumenten (gederiveert zo uit de modus fuccedendi, en uit de keuze, aan den oudflen gelaten, om den derden voet te houden of niet, als uit den confenfus domini, tot de affplittinge gerequireert wordende, en uit de benaminge van leenvolger, den outften alleen geattribueert) te folveren door deze blote allegatie: dat dit alles maar yts fpeciaals zoude zyn in lenen ten Z. Regten , en overzulx tot gene confequentien kunnen getrokken worden, maar diergelyke captien en uitvlugten te maken, hoe non eSl nadum folvere, fed fecare. Want efio, dat dit yts fpeciaals mogte zyn in feudis juris Zutphanici, waarom zoude het dan de Gede: niet vryftaan, de reden daar van te indageren ? welke gene andere kan zyn , als om dat de fuccefflo feudi in totum alleen met de laft van afgoedinge op den outften devolveert. Doende vervolgens niets in eontrarium het fentiment van den Heer van de Sande ad Confuet. Feud. Gelr. Tr. 1, 7it. 3. e.i. §. 19. P. 1. Hoe zeer men ook wel wil toeftemmen de geleertheit en kundigheit van dien Regtsgeleerde in de Vaderlantfche zaken, zo moet zulx egter zo verre nooit gaan, dat ymant, meliora doctus, niet van een ander gevoelen zou mogen zyn en onderzoeken, of dat gene , 't welk hy zegt , met onze leenregten overeenkomftig is; Nu zal men by infpeétie van die pgftage nergens vinden, dat den Heer van de Sande pofityf komt te traderen de lere die de Imptn: in dezen tragten vaft te ftellen , maar dat al' het geen zy daar uit deriveren, alleen is per eonfequentias , terwvl zyne woorden fan» fenfu moeten worden verftaan, en alzo min als andere paflages van leenregten, in dezen gecapteert worden ; Want, fchoon hy zegt: quod juniores ad feudi trientem admittHnturt en dezelve eohxredes noemt, of fchoon hy ook den pri. ^ r r r 3 üiogenitus  7lO PARTX5Q.ÜA1TA mrmtm te boekftelt voor den hares primarius, en de afgoedinge; als een jus rehquum trientem redimendi , en wat dies meer is, zulx indigiteert niet pnecife, als of den eigendom van dien derden voet in fpecie op de jongere zoude verfterven, maar alleen den laft van afgoedinge, den outften incumberende: Dewelke den leenvolger, moetende miffen, en daar mede zyne pofleffie vermindert wordende, even als of het zelve werkelyk uit het leen betaalt wierde, zo heeft dit de Regtsgeleerden oneigentlyk «wad dominmm trientis doen fpreken , en het zelve in zommige expreffien met den laft van afgoedinge, als segaal, doen ltellen en parificeren; Immers, indien den triens ipfo jure op de jongere verfterft, en dus dit een lefitimus ordo fuecedendi was , waar in nooit het content van den leenheer vereifcht wort, fuia, quod virtute leais fit, nuia approbatione indiget, waarom fielt Hy n. O- ^od feparatio trientis non procedat, nifi domino auüoret _ En indien den eigendom van den triens op de jongere vererft, en nooit by den outften geweeft is, waarom zeit Hy dan, ibid. quod primario htredi fit, jus aftimationem trtentts offerre & jeudum folidum NB. retinere ? . „ _ . , En waar toe dan die fignificante fententie van D. Louis de Reauefens geallegeert , mede tendeert? dewelke wel den derden voet aan de jongere Graven van den Berg adjudiceert , dog met die limitatie en uitzonderinge, ten ware, dat de afaedmgem andere goederen ytame te gefebieden , gelyk uit de woorden , Bien entendu, que Ie fis aifne peut contenter fes amres frtres avec d autres bien allodianx &c is te zien. . Zo dat daar uit is aftenemen ene onderfchikkinge dier adjudicatie aan de daar aan volgende conditie, en dus komt uit te draeen, dat den derden voet in fubftantie dan alleen aan de jongere wort geadjudiceert, wanneer den outften de afgoedinge fn andere goederen niet en kwam te doen; En eindelyk zo de intentie van den Heer Van de Sande was, om te ftcllen, dat, gelyk de jongere door den outften van de twe derden van het leen, alzo den outften door den jongere van het overige derde zoude worden uitgefloten. Waarom ftelt Hy dan die regula principalis n. 6. Ltben e,us-^  C o n s. LXXVIIL 7,, demgradus non omnes ftmttl admittuntur, fed filius, licet atatt minor, fexu potiori n'txtts, filiam excludit f . Obfterende in dezen niet de wetten, ex pral. Sand. d. I. by d'lmptrn: art. z?2. geaüegeert, om dat daar mede niet bewezen wort, dat den derden voet in fubftantie op de jongere is gedevol veert Behalven dat Hy zelfs difcrepeert van het LantR. der Gr. Ztttph. Tit. 17. §. 10. en het büt van zyn raifonnement ter gezeider plaatze alleen of voornamentlyk is, om de gefuftineerde abmrditeiten van dat Landt-Regt ten dezen reguarde aan te tonen ; En door dien die pafl~age van het LandtR. (dewelke tervcrkryginge van de aeftimatie van den derden voet ene aclie ten Eand-of Stadregten, en dus eene perzonele aclie komt open te ftellen) duidelyk mede brengt: Dat, den leenvolger uit kragt van den 11. daar aan volgenden articul de keur behoudende , om de asftimatie te betalen of de affplittinge te doen, de aclie zelfs niet by mogelykheit ad rem ipfam vindicandam tenderen kan, het geen dus ipfi jure het dominium & jus in re van de jongere komt te excluderen. Zoishetderhalvenindezen genoeg, dat den Wetgever dit aldus heeft verftaan , itaut, quamvis ifta lex juxta opinionem D. Sandii abfurda ejjet, fufficiat tarnen , tllam ejfe fcriptam , arg. /. 12. §. i, f. Qui & a qttib. manum, en de auftoritas van een Juris-confultus nooit zo groot is geweeft, ut ipfam legem ejusve autloritatem v ine ere pojfit. Dat al mede vervalt het geraifonneerde uit het refponfum van de Magiftraat van Zutphen art. 28want , of fchoon aldaatvan de devolutie van twe derde delen op den oudftcn gemelt wort, zo blykt uit het volgende van haar antwoort , dat zy daar door niet anders willen te kennen geven, als dat die twe derde delen pure, en het overige derde deel niet anders, als met delaft van afgoedinge, op hem komt te verfterven; Gelyk zulx uit de explicatie, die Haar Ed: Gr: Agtb: zelve aan hare woorden komen te geven , evident is, namentlyk: dat twe derde op den oudften en een derde op de jongden verfterven. Dog,  7,z Partis q_ u a * t a Do* hoe gefchiet zulx? niet quoad dominium ipfiut trientis, maar NB. *», id eft, tali modo & tali fenfu : dat den ohften het leen alleen verheffen moet, en evenswei zjne andere broederen en z.ufteren voor een derdendeel fchuldtg is afdeilinge te doen , ten blyke dat het verderven van dat derde deel nergens anders in beftaat, als in het regt, om behoorlyke afgoedinge te kunnen vorderen. De Imptn: tragten vervolgens het woort van leenvolger, by 't Zutph. Lantr: d. Tit. 17. $. n. gebezigt, oneigentlyk te expliceren, en daar door art.xló. & few alleen een htret primarius gelyk den Heer Van de Sande zeit, te verdaan ; maar voer eer/f komt die expreffie met onze Land-en Leenregten, die zig van het woort van leenvolger bedienen , te dryden , en wort nergens, als by zyn W: Ed:, gevonden. Tentweden, zo is het abfurd, dat de Heren Impetranten, die alle gefigureerde en oneigentlyke fpreekwyzen nergens-wiilen admitteren, zig thans van zo een eigenwillige vont tragten te bedienen. .... ;. En ten derden zo is die explicatie in dezen contradictoir en met zig zelfs drydende , dewyl het woort van btres primarius m feudo het sppofiinm zynde van een leenvolger oï fucceffor in feudum, en daar van , tanquam partis k toto, komende te verfchillen, onmoeelyk het een het andere beduiden kan. Waarom daa ook de Heer Van de Sande, de jongere oroeders noemende cohtredes, fingulier is, en daar door niet kan wegnemen de difpofitie van het LandtR. die alleen den oud/ten, zlsleenvoker erkent, en dus alle coharedes quoad feudtm uitfluit. Zo'dat door die expreffie niet anders beoogt kan worden, dan het regt van afgoedinge, als van het leen komende, quomam bona nen computantur, mf, deduüo *re alieno , en fchynen de joniere door die afgoedinge in geit of in geltsweerde alzo mede met den leenvolger te erven , en worden om dies wille, of ook wel by gene afgoedinge, oneigentlyk coharedes door meergltn: Aucteur genoemt. ; . . c . , ■ on Dat het regt van afgoedinge geen dommium of jus reale in en omtrent de derde voet aan de jongere broeders en zuders, volcens der Imptn: vordre redeneringe tegens de fententie van D. Lohjs Re^efens voorgebragt , kan uitwerken , blykt uit den  Ct)»i LXXVIII. 7I3 aart van die reële attie zelfs, als dewelke ad rem ipfam en niet ad afiimationem trientis tendeert; Om dat de jongere alleen maar regt hebben op den eigendom te fpreken, tot ter tyt toe dat zy afgegoedet zyn, vallende in de termen van eene legaal hypotheecq of onderpant, waar by een crediteur geen eigendom of pofletfie aan de res pigneri obligata komt te krygen /. 9. §. 2. f. de Pignor. aüion. van Eek in prineip. jur. ad "d. t. de Pign. atl. §. 6. maar alleen de magt om daar op by wanbetalinge te mogen procederen ; Welk legaal verbant dan geen eigendom nog poffelfie aan het verbondene komende te attnbueren , het op dezelve wyze in materia fubjetla dan gelegen zoude zyn. Gelyk nu jure novo geen pignus rei immobilis ftve exprejfum tivt tacitum in eigendom aan den crediteur kan overgaan als per folemnem effeducationem, dat is, in val het leen is, met goet vinden en concurrentie van den Leenheer , alzo kan het derde deel van een Zutph: leen aan de jongere broeders niet komen , ten zy de affplittinge by den Leenheer geaccordeert en het zelve aan haar ftlemni mode getranfporteert worde. Waar door dan ook zyne explicatie ontfangt den 9. art. van den 17. Tit. van 't LandtR. dezer Graaffehap, waar by het de jongere vryftaat, het derden deel het zy in pretio of per fubfiditim infubfiantia aclione reali ten leenregten te mogen vorderen; Want, daar men ten leenregten op onderpanden, leenregtelyk verbonden, ex contraiïu mag procederen, zonder daar aan egter eenigen eigendom te hebben, zo is zulx op dezelve wyze quoad feudi trientem daar by opengeftelt; Zynde het een wederregtelyk voorgeven van d'Imptn: dat die aclie ten lantregten zoude gegeven zyn alleen humanitatis caufa, en tot vermindering van koften , gelyk het Lantregt zeit, en dat die aclie de natuur van het leen niet zoude kunnen veranderen; Maar daar door komen dezelve te fupponeren dat d'aclie van afgoedinge fui natura eene atlio feudalit is, id quod erat non allegandum fed probandum. Doende niets ter zake de woorden tot vermindering van ksften in het Lantregt ervintelyk, en den groten apparatus, waar mede de Imptn: tragten te beweeren, dat dit het grote büt van de Ssss Re-  7I4 P A R T I S Q_U A R T B Reformateurs bv de Lantregten zoude geweeft zyn ; en wat diergelyke zaken, ter materie ganfch niet dienende, meer zyn; Want het is evident, dat de vermindering van keften alleen niet heeft kunnen te weeg brengen, dat, zo die aöie feudaal was den wetgever alleen uit contemplatie van die reden eene eeheele inverfie van de jurisprudentie zoude hebben willen maken door eene res feudalis attime allodiali te doen vorderen s Waar uit dan volgt, dat die reden niet en is de caufa prtnctpalis & impttlfiva, maar alleen eene ratio accidens ; Vermits de eattfa impnlfiva alleen in den volgenden 11. art. + waar by het den leenvolger vrygelaten wort de afgoedinge in andere goederen of in fubftantie te doen, moet gezogt worden. Hebbende dus primo loco de keur , om in allodiale goederen dat afeefcheit te doen, en het veel natuirlyker is dat daar op eene lantregtelyke adie als een adie ten leenregten wierde ge- PaZulx dat daar in alleen de ratio prtcipua van den 10. art* van 't LandR' te zoeken, en alzo veel meer contra analogiam jum den q art. ftrydende is, dewyl het als yts paradox en finguliers moet aangemerkt worden , dat daar by een aöie ten leen* regten opengeftelt wort tot yts, dat in allodiale goederen kan en vermag te worden betaalt; En waar toe dog over deze materie verder te twiften ? nadien de Cancellary Ordening van den Jare 1612. zo klaar in dezen datLantR. expliceert, dat daar over gene haefitatie meer val- leGefet daar uit art, 19. blykt , dat de proceduren, die ten lant-of leenregten op de goederen of derzelver vrugten geinftitueert worden, in geenen deele tenderen tot eenige rei vindicatie van den triens zelve, maar alleen tot afgoedinge van dien in eelt of geltswaarde, zodanig dat die afgoedinge , Icnoon ad prïftationem rei allodialis is tenderende, zo wel ten leen-als lantreeten eevordert wort; Zvnde de parcelen, die daar mede befproken worden , niet in ipfapetiüone, maar alleen als onderpanden , welke door die procedure geaffeaeert worden, om daar aan eafit9m, het efiect Ser fententie te verhalen, In verbis: Bj wverre d$< vernnat*»^  C o n s. LXXVIIL 7jS of afdeilinge zal gefchieden in andere gereede of ongereede goederen, en zulx te doen verzuimt of geweigert waar , zal met land-of flad* regten mogen gefprolten worden op de vrugten van dat leengoet , wanneer zy van den grom zulle» gefcheiden zyn, of NB. met leenregt op bet goet zelfs ofte keur van aanlegger op alle andere allodiale of eigentlyke goederen van den leenvolger met land-of ft ad- regten, ter plaatze daar dezelve goederen gelegen zyn, alwaar die beklaagde fchuldig zal zyn te volgen en uitdragende regt af te wagten. Is het dan refoluit, dat geen leengoet ten lantregten kan gevordert worden, zo moet ook volgen , dat in 't geheel in dezen nooit den triens zelve, het zy Am»,land-het zy ten leenregten, maar alleen de Eeftimatie gëeifcht wort, ten blyk dat de jongere in geenen deele eenig domïntum aan den triens zelve hebben. Zynde ook remarquabel , dat de Cancell. Ord: art. feqtj. zig in dezen van het woort van vergoeden , het welk immers niet anders is als folvere aftimationem, komt te bedienen , als mede dat Dezelve den outften art. 19. indiftinble den leenvolger komt te noemen; Gelyk ook dat art. 18. aldaar duidelyk den outften genoemt wort met het leen beërft te zyn , alleen voorbehoudende behoorlyke veroorzatinge of afgefcheit van den jongften , het geen het dominium van den jongften aan den derden voet in tetum excludeert. Waarom dan niet obfteert het geen de Imptn: art. 340. & feqcj. avanceren: Dat namentlyk, daar het woort van Uffe of redemtie van den derden voet voorkomt, het zelve zoude moeten genomen worden in een eigentlyken zyn, en dus fupponeren , dat het dominium van den derden voet zoude geweeft zyn by de jongere broeders en zufters, van wie het zeive wierde geredimeert en als weder ingeloft; Geconfidereert de Gede: al in preemiffis heeft aangetoont, quod verba non fitnt captanda, en dat het dus verkeert is , diergelyke woorden tegens de nature van de zake eene ftricte interpretatie te willen geven, en zulx onaangezien dit woort van iofe by verfcheidene Feudiften in materia fubjetta mogte geSsss 2 biuikt,  7,5 P A R T I S Q.TJ A K T S bruikt, en ook op eene byzondere plaatze in den eigentlykea zin genomen worden. Of nu wel waar is, dat in de paffage art 3J7 ter Replycque geallegeert, du woort, in defzelfs eigentlyke betekenis gevonden wort, zo volgt nogtans daar uit niet dat het zelve om dies wille niet in andre gevallen improprie zoude konnen ge- bruikt worden. „ Voornamentlyk , wanneer men conüdereert, dat ter gealle, geerde plaatze van yts, dat van het cas in qusftie ten eenemaal divers is, gefproken wort, te weeten van een geval , wanneer een leen met vpubchoud van bet regt van wederlojje ts ajoefpleten, en dus van een geval, wanneer werkelyk den eigenaar een gedeelte van het leen zig heeft quyt gemaakt onder die gem: referve. Even eens, gelyk in materie van verwin, wanneer een verwonnene het zy voluntaric het zy by executie zyn goet ten behoeve van een ander ontruimt heeft, en het regt van. laffe gedurende de jaren van redemtie komt te behouden, welk geval, gelvk mede dat van het dominium dotis zeer qualyk door de Imptn: art. 345-. by Replycque ter dezer materie wort geap- Plïmmers zo men het zelve met het cas in quaeffie zoude willen parificeren, en dus het woort van lofe in een eigentlyken zin nemen, dan zouden de Imptrn: hare eigene fuftenue tege nfp reken: Geconfidereert geen weder inkfie kan plaats hebben, ten zy den bfer voormalen het goet zelfs m eigendom gehad, en het zelve fub nexu.revocationis aan een ander overgedaan heeft. , .. Daar dan de Imptrn: fuftineren , dat een primogemtus nooit eigendom aan den derden voet gehad heeft, maar het zelve i morte defunüi op de jongere gedevolveert is zo wyft het zig van zelf, dat het woort van lofe m proprto figmficat» op hem niet quadreren kan. , . . Waar mede dan aangetoont zynde, dat de legttimus erdo Juc* ndendi in heeren goederen zo wel als in leenen ten Zutphenfen reg,,»duidelyk uitdraagt, dat het geheele heeren-goed of leen op êsü outften verfterft» die nergens anders als tot de  C o w S-. LXXIX. 7t7 van den derden voet, en du., aJieen ad praftandum perfonale qmd gehouden is, Zo zal ook moeten volgen, dat zodane teftamenten of andere aclen, dewelke niet anders als de legitima fccefflo of de orde fucceiendi ab intefiato introduceren, geen approbatie van den dominus dtretlus nodig hebben j Om dat die nooit verei/cht wort, als in zulken val, wanneer de legiümus ordo Juccedendi geinverteert, en een ander, als die zulx van naturen toekwam , tot het leen-of heeren-goet geroepen wort. Als bekent zynde , qmd id, quod vi legisfit, nullaunquam approhatione indigeat, quia per legem ipfo jure ejt approbatum ,• En het een bekende flelregel leenregtens is : quod , tametfi vafalli teflamentarU ordinatio citra confenfum domini non confiftat, hoe tarnen faUit, lieos, qui infeudo fuccejfuri erant, in Ulo infiituijjet. Rofenthal de Feud. p. i. cap. 7. concl. 8. ». 2. en andere Regtsgeleerden meer. De vordre en andre hooft poinólen zyn ter dezer Dupljeq abart.^S. ad art. 1356. gedifcutieert, en alhier buiten 'tvoors: poinóiin quseftie zynde daarom g'omitteert. Was getekent. MA.vam LAMZPVEERDE. J.SCHOMAKER. J.C.COPESvanHASSELl. LXXIX. ADVYS INSTRUCTOIR. Of Epiftola confultatoritt. Of en wanneer de *// voor de cfaad im criminele ^ahn genomea wort l  7lg P X R T I S Q„U ART* minBècxjuredivinotot meerdre illuftratie van het Jdyys X. 7,9 zyn, dat een geattenteert dog niet geconfummeert delict van r „ doodflag met met de ordinaire maar met een extraordinaire ' poene, zelfs volgens het daar ter plaatzegeallegeerde ƒ»;Diy) vmum, altyt geftraft behoorde te worden- Want, om niet vooraf op 't woort geattenteert te doen fpecu- * leren, als of ik daar door een doodflag, waar by geen de minfte animus occidendi geweeft is , zou hebben verftaan , als wel" wetende , dat »t zelve niet wel een geattentecrde doodfla? zou konnen genaamt worden ; * Nogte alhier te herhalen 't geen d. Cons. 6*0. niet pofitive 2 veel min indiflintle, maar integendeel regulariter ratione circumftantiarum en wel infpecie met ene relative uitzonderinge van en tot atroce deliclen volgens de meininge van de meefte Criminele Schryvers ter neder geftelt is, zo zal ik my kortheits halven refereren tot zodane gevallen , als dewelke by wylen de Hoogleeraar en Raatsheer Zach. Huber. Obs. Rer. fud. Obs. 96. reets in dat 60. Advys n. 14 geallegeert zyn, ter betoninge^ dat m atrocijfimo conatu c&dis, more latronum attentata ook dood- A ftraffe plaatze grypt. 4** Ik hebbe toen ter tyd met allegatie van dat fus Divinum deze qusftie {cujus fedes e/l in Exod. cap. 11.) ook niet univer/rf/^r oermaten , als U Wel Ed: Geftr: nu fchynt te fuftineren, begrepen, gelyk het gedecideerde cas aller. Cons. 60. in dusdane generale applicatie ook niet te vinden is. Maar hebbe altoos van dat gevoelen geweeft , dat het Jus Divinum d. cap. 21. een wezentlyk onderfcheit ftelt tuffchen een doodflag, heimelyk\.oi met opzet , dan by geval en buiten een kwaat voornemen geattenteert , gelyk de analyfts van dat caput onderfcheidentlyk aantoont. Nadien daar uit evident is, dat God de Here (na dat in 't aigemeen aldaar de pligten aan het volk van Ifraël omtrent het criminele in twederlei opzigt voorgefchrevèn hadde) aan 't zelve in 't byzonder voorftelt: 1 °. De moetwillige en opzettelyke doodftraffen. vers. 12. & 14: a°. Die van wederfpannigeen ongehoorzame kinderen, vers. 1 % 30. Van Menfchendieven. vers 16. 4 0 . Van de Vervloekinge zyner Ouders, vers. 17,  ?zo Partis Q_ï a a t Jt -o En eindelek de ftraffe van verwondinge. vers. 18. & 19. " Welke laafte van de doodftraffe v. 12. & 14. vermeit rationa preecepti bimembris wel degelyk moet onderfcheiden worden ; 7 Want het 12. wr». verbiet in genere den doodflag, welk verbod naderhant en volkomen wort gëexpliceert en gereftrineeert «V» w«. 13. met en onder de exceptie van een doodflag by geval en buiten opeet zonder haar of foor» omtrent zynen naaften begaan, dog wort >c*t* etch vers. 14. den genen, welke tegens zvnen naaften moetwilliglyk, dat is , met een boosaardig opzet, en , «« Am «« " doden , gehandelt heeft, door een Goddelyk vonnis ter dood verwezen; zynde t zelfde 8 cas van een atrociflimus conatus , welke juxta fupra d. Cons. 60. ' » 14. egter met de dood geftraft wort , licet eventus attentatt homicidiicrudelitati invadentis non refponderit, van welk geval van O een geattenteert bomicidium immers vers. 18. & 19. nietgelpioken wort maar van een verwondinge veroorzaakt matua fine *nimo oecidendi pugna , fubito inter litigantes coorta, qua , Legislatore fatclare hujus pugnx modum ae raüonem circumfertbente non de eompolito ac gladiatorio animo viam adfetlantes fuerant dtgladtati, Jed ma non opino quodam cafu id ita ferente in mutuam manuum conferlonemexarferlnt, gelyk dit zo van de Talmud.ften in hunnen Talmud volgens het getuigenis van voorname godgeleerden mede verklaart wort. ,„ Waar uit dan van zelfs volgt , dat het 12. vers. eum ftqq. met het 18. & 19. vors. in gene connexie leggende , dernalven ook daar mede geen gemeenfehap kan hebben Om nader ter zake te komen zo is alhier de vraag niet zozeer, • of/*« Divtno de wil van een geattendeerde dog niet geconlumJI'meerde doodflag voorde 16. Een moderate torture wort, als een nootzakelyk quaad , tnfubJidium by de meefte Koningryken , Vorften-en Sra;endommen tans m praxi aangenomen. 17. Waar toe nogtans vooraf enige concunente requifita van noden zyn. 18. Welke en hoe vela. dezelve zyn? v. h. dijiméle quaunfariam entimerata. 19. 20. Quatcnus unum alterumve re- qui/itwn Jaclo contruverjo appli- eari queut, bic cxaminatnr. 21. Quando conjultor eandem pocnam, quant verus crimini- foetus, fu- bire debeat\ li-. Een notabel geval van enen , die ex fimplici confilto met de dood geftraft is. 23. De verfcheidene zoorten van in¬ diciën, tot verfcheidene einden» ftrekkende, worden doorgaans by de DD. niet onderfcheidentlyk genoeg voorgeftelt. 24. Waar van enige divifien nogtans opgegeven worden. if. Hoedanig de indicie», totdetorture meer of min nodig, applicabel zyn ? wort aan het arbitrium judicis prudentts overgelaten» En waarom ? v. n. 26. a.7. Hoedanig dit arbitrium tc ver» iraan is f v, h. CT ». 28. 29. Qu.d judett in explorando deliÜo [ecundum n■ entem legis Jjf arbitrium mtelieéiui tationis fequi tenetur. 30, 31 39 De nominatie ofte de- nuritiane, door een fipgulier en inr'aam perzoon gedaan, kan geen decreet tot de capture , veelmin torture uitweiken Quod exemplo confirmatur n. 32. rationem reprobati teftimonu infamis perjotiie. %> n. 40. 33. Te minder, als dezelve van an¬ dere aannemelyke indiciën gedeftitueert is. 34. 3j-, Het gevoelen van enige vreemde DD. de torture op nominatie van enen getuige, zynde.zelfs complice, toelatende, wort , als gcvaarlyk, van anderen billik verworpen, ob ra■ ttones rii 36. 37. 'Twelk ook geamplieert wort in en omtrent de nominatie door twee of meer complicen , gedeftituecit van andre indiciën, tot.bezwaar van een derde gedaan. 38. Schoon by andre DD tegen ge¬ broken met enige bepalinge , alhier vermeit, conf, 11. 41. 42 46. Applicatio ad fjclum. 43. A diverjis male procedit argumen- tatio. 44. Een fpcius criminis delinqueert mede, als hy een delict van een ander niet belet. 45". Waar over den zeiven extraordinarii alleenlyk na omftandigheit van zaken zou ftrarbaar zyn. 47, Per folam ratihabitionem delicli, jam perpetrati, nemo fit ifiius particeps,  Cons. LXXX. 72 y particeps , oh rat. ibid. 48. Fuga no'i ejl (uffciens inditium ad torturam; quod refponfo elegunn pnbatw. n. 49. & ex tontrariis pr^efumptivnibus faüi tamnominantis, qnam wsmiriatl, quo minus ea fugienti jit nociva, coUtgitur. n. 5-0. & fi. j*2. Varialio focii criminis inducit fujpicionem, Ji non fa/Ji, utique incerti. f3- f4 SS' Welke motiven voor eeu prsefumptive exelufie van een delict aannemelyk zyn ? ƒ6. Sententie, waar by een betigte van de torture wort vrygefproken. S U M M A R I A. Van het twede lid des vorigen Advys, rakende Bloetfcbande ; f.y. Hoedanig dezelve alhier tuffen zydmagen geftraft wort ? 3-8. Huwelyken inter affines in linea cokatetali zyn tam jure Divino, quam Komano & Provinciali verboden ƒ.9. Het eerfte wort bewezen uit Levit, 18. vers, 16. 60, Met oploflinge van de tegenwer- pinge uit Deuter. 2$. v. j~, gelaftende een broeder, om de weduwevm zynen, zonder kmderen gejlorven, broeder tc trouwen. 61. 62. Welke plaatze verfcheidenlyk by de Godgeleerden nogtans wort uitgelegt 63» Hoe by d' Adviseurs ? v. h. 64. De tegeuwerpinge , daar tegens gemaakt, opgeloft. 6$. Het gevoelen van Calvvn en andere, hem navolgende, Godgeleerden oaderzogt en afgekeurt. oh ratt. n. 66. 67. Waarurr. d' aloude wetten , aan 't Joodfche volk gegeven , tegenswoordig ophouden? 68. Schoon een huwelyk met een overledene vrouws Z"fter jure Di vino niet verboden is na 't gevoelen van vermaarde Goden Regtsgekerden , ». 69. bygebragc. 70. Zo wort 't zelve met een overledene broeders weduwe, in gelyke graad van affiniteit zynde, egter by d'Adviieurs,a\s verboden, aangemerkt propter rationes H 71. 72. Van *t een tot 't ander geval, li- cet idem Ut gradus , mag men niet argumenteren, ubi diverja e/l ratio. 73. Waarom het delict met de we¬ duwe van een overleden broeder ftrafbaarder is, dan, wanneer zig twe zujlers aan een man proftitueren ? 74. Het twede, {namentl. 't verboet van een huwelyk met zyn overledene broers weduwe, jure vetert Komano) wort bewezen uit de /. 4. §. 7. ff. de Grad & Affin. Conf. n. 79. en uit dc Provinciale wetten, n. 81. aangehaalt. IS- Eu met de zufter van een overledene vrouw mede jure nov» ctvili uit de /. pen. {if uit. C. de Incejl Nupt add. n. 80. 76. Over de wcttig-ofte onwettigheit des huwelyks van den Britfen Koning Hcnrik F lil. met dc Tttt 3 weduwe  ixS Partis Ovart* By ons ondergefn: Regtsgeleerden gezien, geleten en g" examineert zynde d' Informatien by een Wel Ed: Geftrengen Krygsraad binnen Zutphen over Jan Hartnen Diders, Zoldaat in 't Regiment van zyn Excelle: den Heer Generaal van Burmannia en Gedetineerde by de geweldiger Provooft aldaar, op den 3,8. Nov. 1748. den 27. 29. en 30. Jan: 1749. en zo fucceffi-ve op den 1. Febr: en agtervolgensdie, etdem dat» gedecreteerde confrontatie met en tegens Aleida Heifterkamps, Weduwe van wvlen Jakjbus Diders, Gedetineerde van de Magiftraat der Stad Deutichem , op den 3 dito maants en jaars zo afzonderlyk, als gelykelyk genomen , met de voorgaande Informatien en Confeflten by Welglte: Magiftraat alvorens op den 27. Decemb: 1748. en vervolgens op den 9. 10. 22. en 27. Jan: 1749. over en tegens opglte: Aleida Heifierkamps ratione efficii ingewonnen, is ons uit dezelve en daar by gevoegde rtukken , kontfchappen en verklaringen aan d'ene zyde in fatto gebleken ; 1 Hoe dat meerglte: Aleida Heifierkamps vrywillig en iterative ' bekent heeft, dat zy na dode van voors: haren man JakebusDiders vleefchelyk met defzelfs broeder Jan Harmen Diders, Gedetineerde alhier, niet alleen verkeert , maar ook, van hem bezwangert zynde, twe kinderen ter werelt gebragt hadde, waar van het laafte kort na de geboorte tulTchen den 6. en 7. Nov: laaft- weduwe van ïyn broeder Arthur hebben zig tvre tegcnftrydige partyen opgedaan. 77. 78. Welke die geweeft zyn, en hoedanig pro er contra daar over geadvizeert is? 82.83.86. De ftraffe op alzulke inceftueufe huwelyken is hedendaags arbitrair, na mate, dat dezelve in de op-ncer-gaande ofte zydlinie verfcheidentlyk gefchieden. 84. Derzelver verbod heeft tot ondervrerp naturale )us & pudurem, 't welk in materie van huwe¬ lyken moet in agt genomes worden, n. 83". 87. 90. Dc ftraftc van bloetfchandc inter affines in linea obliqua is moribus na de qualiteit der perzonen verfcheidenlyk geftatueert. 88. Wordende dezelve met een over- ledenes broeders weduwe doorgaans met een geejfelinge geftraft contra optnionem Strykii. n. 89. 91. En boven dien zomtyts propter reittrationem deltéli met een bstnuifi'ement.  Cons. LXXX. 7i7 laaftleden door haar op voorgaande aflpraak en aanradinse met en van evengltn: haren Zwager met een deken verflikt en alzo van 't leven berooft en omgebragt was. Dog aan d'andre zyde hebben wy uit alle die informatien examens en confrontatien gene andre bewyzen , nog confeflïen van den geaccufeerden Jan Harmtn Diders tot zyn bezwaar konnen vernemen, dan, dat hy na preliminaire* inficiatien van 't een en 't ander, eindelyk en mede iterative vrywillig bekent en daar by altoos volhardet heeft, dat hy wel vader van deze twekindren, maar niet te min ten eenemaal onfchuldig was aan enige voorafgaande permafive of adhortatoire raatgevinee en affprake, om dat laafte kint omtebrengen , veel min daar toe op d' ene of d'andre wyze te coöpereren. Hoe zeer ook deze zyn Schoonzufïer hem deswegen in die op den 3. Febr: gehoudene confrontatie onder diere en folemnele betuigingen, dat zy tot deze daad anders niet zou gekomen zyn, in facie heeft tragten , alhoewel tevergeefs, te overtuigen breder daar by en by het laafte feparaat examen van den ƒ. *ebr: met die daar by onder dierbare proteftatien van onfchult gereitereerde negative te vernemen, q. r. . De zakf> '«voegen voors: hooftzakelvk gebeurt, en ten aanzien van deze twe feparate delicten zo van bloetfcbande by den Gedetineerde bekent, als van eene cöoperative khtdermoovt bv den zeiven ontkent , onzeker zynde, hoedanig den Kryasraad volgens den 6?. art. verpiigt zynde na deze mifitjre orl donne: en amculbrief'te moeten oordelen, daaromtrent wvders in jure zou moeten procederen, hebben Haar Wel Ed: en Geftr- deze quasftie, daar in niet gedecideert, en egter van grote importantie zynde, by decreet na het gelibelleerde laafte examen en confrontatie, zo op den 3. als f. Febr: nader by refumptie afgegeven alle die ftukken en Informatien per „pias autkenticas door den Auditeur militair Mn Gerhard Haefebroele doen (tellen m handen van ons ondergefne: Regtsgeleerden , om dezen Krygsraad ten fpoedigften te willen dienen van advvs over deze twe vragen. J 1 0. Of in deze zake den Gedetineerde ter torture kan gebraft worden , ejte met ? .* * %?. Ze>>  7%S P A R T I S Q_v X R T S 2 o Zo »«», *'» J?r*f« turam verleert, te meerdre plaatze zal hebben nadien „ caju txiftente eenRigter volgens de vermanmge van de Heet G. FHt  Cons. LXXX. 729 man in zyne aanmerkinge over den Articulbrief d. art. 6j. ad Ut. K. en voren aangetogene Conjlit. Carel. ad art. 28. & ioy. verpligt is advys van Regtsgeleerden intenemen , in verbb. tmperativis: So in diefen gez/u/eijfelt wurde, follen die jenigen , fo peinlicher frage halber zji erkennen, and z.u bandeln gebuhret , bej de» rechtsverflandigen rathspfle^en. Zonder, dat wy nogtans uit deze generale ordonn:, niet den 6. militairen, maar den politycque Rigter voorgefchreven , den eerden zouden obligatoir ftellen, om volftrekt het advys van alzulke Regtsverftandigen ie moeten volgen, Heet iliipro fe habeant fortiffimam' prefumptionem , quod nihil, nili quod legibus & juribns conforme, (int refponfuri. Nadien het uit den alouden Militairen Articulbrief, gearrefteert den 13. Aug: 1590. en geamplieert den 9 May 1705. all. art. 6%. bekent, en door de dagelyxe praclycq beveiligt is, dat den Krygsraad na genomene informatien over misdaden, door militairen begaan, competenter konnende oordeelen , niet gehouden is, in conformiteit van alzulke advyzen te vonnifïèn; Welke, offchoon op voorgaande advys van Regtsgeleerden -i afgegeven en gevolgt, nogtans moeten geconfidereert worden, als militaire fententien, die kragt van gewysde hebben en behouden , zo lang daar aan door Hoogftgedagte zyne Doorl: Hoogheit, als Ei f Stadholder enCapiteiuGeneraal dezer Unie, gene alteratie moge toegebrag , ofte daar omtrent aggratiatie verleent zyn. Gelykerwys nu deze geavanceerde prsemiflen omtrent die by den Krygsraad aangevoerde drangredenen in de ncotzakelykheit van een onpartydig advys van Regtsgeleerden over deze dubieule en confiderable vraagftukken billik zyn , zo moeten wy, eer en bevorens tot refolutie van die eerfte vrage , tot een voorwerp hebbende een fcherper examen ofte torture, 'taccederen, daar en tegens, met betrekkinge tot ons zelfs en alzo tot d'indifpenfable piigt van Regtsgeleerden, mede billikermaten,als by exclamatie, met de woorden van den vermaarden Regtsgeleerde Brttnneman. Tr. de Inquis. cap. 8. merr.br. 5. bekennen; Quod nulla gravior occurrit deliberatie in collegiis j»ridicis , qttam ■nbi de tortura infligenda agitur! V v v v Om  750 P A R T I S Q_U amji Om dan ons advys daar over in d'eerfte plaatze aan een Wel E'd- Geftr: Krygsraad, fatvo meliori, mede te delen, zullen wy ons niet uitlaten, veel min treden in het outyts en nog hedendaags zo tuff.hen de God-en Wysgeleerden , als de Regts, ervarene en Staatkundigen geventileerd, twiftgeding , of en . hoe dit zoort van inquifitie door middel van torture g oorlooft isofniet? maar ons pr etter allegata «bchomaken Cons. Geiro-Zutjh. P , C 61. n. 16. 27 & Cons. 62. n. 1. 2 gedragen tot den beroemden Hoogleeraar en Raad Joh. Otto Tabor, die m (uo eruditifl. Tr. de Confront. cap. 2. deze quaeftie in hare grontoorzake zeer deftig g'epluceert, en , de beweegredenen daar van voor en tegens oordeelkundig alvorens gebalanceert hebbende, §. 15. dit verfchil aldus beflift : .... Manet {funt vcrb doüif]. viri) itaque fixum, qma btc modus exl°' plorand* veritatis mflis rationibus k majonbus fuent receptus & exemplo baud dubic'Grecorum utiliter in Rep. adbibttus Chnjhanos etiam Principes non peccaffe, quod moderatum ejusdem ufum tn fora, retinnerint i toe en tot defzelfs vordre redeneringen , tam ex caufa efficiënte remota d cap. 2. & proxima cap. 3. quam ex caufts impulftvis cap. 4. genomen, en met gewoontens van verfcheide: oude en nieuwe volkeren bekragtigt , wy ons liever willen gedragen , dan met alle derzelver recyt in deze zake buiten nootzakelvkheit ons langer ophouden. . 'tl Terwyl volgens het confonant gevoelen van den niet min' ' der wytvermaarden Hoogleeraar ?. H. Bahmer Intrad, ad ff. Ltb. a8 Tit 18 » ^ nogtans de dagelyxe ervarenthejt en aanwaich: van euveldaden heeft geleert, dat dit fcherp en pynlyk middel van onderzoek, in 't geheel niet uit een gemeenebeftbehoorde weggenomen te worden, licet dentur homines ncqmffimi, qui, omturn ' fenfum humanitatis deponente,, vix per extrema torment* ad facundam ï> confeffionem adigi pojjunt, waar in een voorbeelt by Jactt. Ltc. «y. 3 Annal cap. <6. & 61. in Antan. Natalis , welke uit het naar gezigt van de vertoonde inftrumenten enes bedreigde torture Luc Ann. Seneca valfehelyk van conjuratie heeft belchuldigt. Maar het zelve nogtans met befcheidentheit op ene voor' zigtige en matige wvze, abfervatis juxta tradita DD. tn bat refragih &Fericulofa obftrvandis, moet gebruikt worden, cftm ettam juxta  Cons. LXXX. 7?I «fi'S**» PubliiSyri (experientia ftpe confirmatum & interaliosk Dan if. Jongtys. Tr. de Refutata & Moderata Tortura P. i. membr. i §. 18*. duplici exemploinnoccntium ,per/ocios crimints neminatorum, probat urn) etiam innocemes cogit mentiri dalor. Waarom het zelve by de meefte Koningryken , Vorften.en 16 Statendommen dan ook infubfidium, als een neceffarium malnm in praxi aangenomen is , v. Cl. Heinecc. in Elem. ?ur. Civ Vee Ord. ff. Tit. de Quaflion. in pr. Hifce non inuüliter pr-emifjis, hebben wy vervolgens omtrent ene gedecreteerde admiffie der torture moeten aanmerken dat na't algemeen gevoelen der Criminaliften fwaar van een ï7 vooralle, nament!: Chr. Crufius wCemrn. de In die Delitlor. Obferv. ad P. 1. cap. 3. by ons geallegeert wort) daar toepraviè deze drie ■■ concurrerende requifita, by D.C/afen. adCons. Car. art. 8. &\%. tot zes g'extendeert, volgens die bygebragte wetten en DD. van noden zyn. 1 °. Vt eau fa fit criminalis, ac deliïlum commiffum atrox ac capi- ,g iale. ' 2 0 . Vt alia probationes deficiant, ftc ut veritas aliter haberi, aut confeffio rei exprimi non poffit, nifi adhtbita tortura. 7,°.Vt reus multis indictis oneratus , ut ait Ulpianus, argumentis pene convittus fit , ita ut prater ipfius confeffionem nihil reisquum ej]e videatur, waar by andre voegen pro ,4°' Vt de criminis certitudme & veritate conftet, quod DD. vulg'o venditant fub tit ulo & appellatione corporis delict i , parricidio quamvis congrua , ceteris tarnen delitlis incongrue applicanda. Welk 2de en 4de requifyt of wel in hypethefi zoude aanne- 10. melyk zyn , daar alhier van de exifientia of corpus deliüi gebleken en geen ander bewys voorhanden is, zo zouden wv ten reguarde van het 3de requifyt nogtans moeten oordelen , dat 2°« den Gedetineerde fan H.trmen Diders, wegens ene voorgewende fraudulente raadgevinge en daar uit by illatie gevolgde coadunatie van de gelibelleerde kindermoot met gene in regten g'evinceerde en genoegzame indiciën bezwaart , veel weiniger, om een fubjeiïum tortura te worden, door de blote nominatie en accufatie van zyn Schoonzufter Aleida Hei(ht\amps overtuigt is} de quo infra* Vvvv 2 Schoon  ni P A R T ï s CL« A a T a Schoon ook dezelve <£ te**?* filemniter betuigt heeft, dat zy buiten haar voorsn: zwagers aanradinge en affprake tot dit infanticidtum, by dezelve nogtans alleenlyk buiten zyne dadelyke hulpe uitgevoert, niet zou gekomen zyn ; Hoe wel wy anderzins, in val denzelven daar over behoorlyk was overwonnen, of met indiciën, ad torturam nodig en voldoende, bezwaart, ten opzigte van het eer/ie requifyt ons met het unaniem fentiment der DD. (de qmbus prater alttuvid. atruv. in Sjnt. ?. G. ad ff. Exerc. 48. Lik. 47. TJt. I. de Pnv DeliS tb 12 Stryk. Di/p. Hall. Difp. I 6. Tom. 3. de Mandat. Deltr.q Setl,. I, n. 12. feqq. Setï.z. K.6.J. & H.deCocceji. Exerc.Cur. 7om. 2 Difp. 20. de Socio criminis §. 17. 24- confoimerende, mede van begrip zouden zyn, quod confultor, impnmis, ]i cenfilmm fit fraudulentum&finaulari quadam perfuafione infiigattoneque conjunetum , eadem poena puniri debeat, quam veras cnmims foetus fubire teneatur, waar van een notabel exempel by evengin: Cocceji. $. 21 20. ex Stryk, Dijp. de Input. Fa tl. AH en. cap j, n. 59. bygebragt ' wort, hoe dat, quod tarnen noflro judicia admodum durum , een zeker waard ex fimpliei conflie over een door een ander geftigte brant bv fententie met 't zweert geftraft en daar na verbrant is. Om 't welk nu vervolgens na en uit de difpofitie van regten te adftrueren , zo zouden wy ons uit alle die veelvoudige indiciën waar van enige ad fpecialem inqmfnionem , apdre. ad, 3' ram & incarceraüonem, en een derde zoort van dezelve wederom ad tonurarr. gehoren, niet konnen extneeren, inval wy alle derzelver verwarde divifien en diftindien , doorgaans by de DD. buiten convenable claflen verhandelt , zouden moeten volgen. , , Hoe ver nu tfindicia tortur*, met anders zynde, dan argumenta deli3i perpetrati demonflrativa , (doorgaans na d'aantekenmge van 24. Crufius d. Obs. ad P. 1, cap. 2. ». 4.. gediv.deert tn cemmunia & certorum maleficiorum prepria , certa & vero/imtlta , en volgens Lauterb. Coll. Tb Pr. ad Tit. ff. de Quafi. f. tl. in nccejfaria& non neceffaria, five plena & minusplena, met enige nadere gemodivideerde effeden en requifiten van de indicta propmqua &remota, tot de torture meer of min nodig) in deze zake zouden mogen applicabel zyn3 't zelve hebben de regten aan de difcretie  Cons. LXXX. 73 3 van een omzigtig Rigter willen overlaten , om dat van wegens zy\ de verfcheidene cïrcumflantien van een delict daar omtrent geen zeker regel kan voorgefchreven worden, v. L. 1. ff, de 26. Cufi. & Exh. Reer. add. art. 18. & 24. Canff. Car. fupra cit. Quioquid autem non determinatur lege iiel confuetudine, judicis arbitrio relinquitur arg. L. 1. §. 2. f. de fur. Delib. Welk arbhnum in materia indiciorum & tortura niet zodanig te 27. verftaan is, als of een Rigter pro fuo fenfu & certbro buiten de wetten daar over zou mogen erkennen , maar moet 't zelve, met derzelver regelmaat en voorfchrift, confideratis circumBantiis rerum & perfonarum , overeenkomftig, zodanig begrepen worden , quod non fit libidinofum, affeclatum, fed juri & aquitati ccnfonum. Unde arbitria, qua dantur judicibus, intelliguntur concedi fecun- 28.1 dum mentem legis & arbhrium intelletlus rationis. v. L. i. ff. de Vfur. Oldek. Obs. Crim. Tit. 4. Obs. 1. n.10. Holl. Cons. P. 2. Cons. 76. pag. 171. i» pr. Waarom wy ons verpiigt bevonden hebben, het fatlum met 29. jus in alle zyne omftandigheden (voor zo ver die by de fucceffive Informatien, Examens en confefüt-n met relatie tot den Gedetineerde, als enen by opglte: Aleida Plcifierkamps genomineerden particeps &focius commiff tnfanticidii, hebben konnen nagefpoort worden) met alle vereüie attentie en circumfpeclie te overwegen, om daar na ons advys, conform de uitdrukkelyke wet en aangenomene praclycq in dezen, te ichikken. Wy hebben ten dien einde daar uit vooraf ten refpeóle van de perzion , die de voorsne: nominatie gedaan heeft, aangemerkt, 30. dat dezelve daar omtrent niet alleen fingulier , maar ook zo wegens bekende bloetfchande met haren zwager Jan Harmen Diders, den Gedetineerde alhier, als fuffocatie en vermoordinge van haar eigen kint , ten eenemaal infaam en inhabicl is , om dien aangaande eenig geloof te verdienen propter L. 3, ff, de Tejiib. & art. 6. d Confi. Car. Zodanig ook, dat deze hare denuntiatie , gemeenlyk onder 5 r> de claffe van de communia indicia gerangeert , na 't fentiment van voorname DD. niet zou genoeg zyn ad capturam, men late ftaan ad tortttram, gelyk met autoriteit van DD, aanwyft Er. V v v v 3 Maant*-  7^ Partis q_ u a k. t a Mauritius in Dif. & Opufc. ibique de Denunt. Sagar. cap, 4. §. io. 3*. En alzo mede ten opzigte van het eerfte, de capture, by refcriptic van den Hove Provinciaal aan den %den Confulcnt in qlt:, als Stadhr: van 't Lantdroftenampt der Graafs: Zutphen op den iy. Nov: 1736 over de nominatie van een infaam perzoon verftaan is, vide Ejus Confil. P. 2. C. 58. » 23. 23. Zonder, dat hare finguliere en fufpecle accufatie met enige andere aannemelyke indiciën gecoadjuveert wort , welke ons hebben konnen bewegen, voor een fcherp examen tegens den geaccufeerden te advizeren, v. fupra ctt. Crus. d< P. 1. cap. 10: 24 Want ofwel enige vreemde, dog weinige DD. hebben gefuftineert, dat de nominatie van eene complice tot de torture zou genoeg zyn , centra quos preel. Tabor. d. Tr. de Cenfrent. Dtjp. 4. cap. l. tb. 16. meriio hifce infurgit: Enimvero ƒ ex animi fementia refpendendum fit, arbitramur , opinienem i/tamnonnifigradatim admittendam elje, ita ut denunliatio , requifiüs ctiam fuis munita, tantum proficiat ad infUtuendam inquifnionem , exigendam rejpenftonem & confrontationem, non vero fiat'tm ad torturam , tui turn demum loium relmquimus , fi ex inquifuione, rejponlionibus & confrontationibus fortiora indicia emergant s quem fequitur alt:. Crus. d. eap. 10. n. 8 9. & 10. af Zo hebben onze vaderlantze en de meefte DD. nogtans deze opinie, als gevaarlyk en aan d'uitdrukkelyke wetten ftrydig, met regt verworpen, de auibus inter alios vid. Matih. de Crim. Tit. 16. de'Quutft. cap. 3/». 8. 9. &s. & Wilfenb. Exerc. ad ff. Dijf. 37. Ltb. 48. de Qutftion. n. 7. welke beide, als uit ene niont en by na met dezelve aandrang van woorden , dit beveiligen , en wel den laalten : 26 Quando, cum leges plurativo numero requirunt indicia & argumenta pracedentia , unum ergo indicium , licet pragnans , non fufficere ad torturam ajunt: Ex Gr. Vnus teflts, omnt excepüone major, ctdem uidijfe fe affirrnat, an ad indicium ejus torquendus efl reus ? IMequaquam per ibid. cit. I. 20. ff. de Quafi. Vetat enimConflannnus unum audiri, etiamli praclara curiit bonoris prafu!geat per LL. ib. & DD. Add. Holl. Cons. d. Cons. 76. et pral. Jongtys. d. P. 1. $ 1 f. 37. Ja zommigen hebben uit aanmerkinge van het gevaarlyk ge-  Cons. LXXX. ?^ brui!: der pynbank dezelve afgckeurt, wanneer bv de denuntiatie zelfs van twe of meer complicen cues delict?tot bezwaar van een derde gedaan, gene andre indiciën accedeien , v. cit. Maurit. d. car. 4. §. 3 et DD. tb. all. et Zanger. deToriur. Rt»r. e. % n. %%. En offchoon wederom andren dezelve op de nominatie van 28twe of meer citra alia adminicula tegens den genomineerden complice van het del iét komen toetelaten, zo wort dog 't zelve gelimiteert, li ex veroftmilibus conjetluris et numero teflium vel ex qualitate desunentium vel ex per fonts eorum, contra quos depenunt, pr met haar voorgegeven, dog by haren zwager fort et ferme ontkend imme« niet gehoord roepen en kermen poogt te bewyzen) alzo gene zekere argumentatie optemaken is , dat den Gedetineerde, fchoon dit alles gehoort en geweten hadde , daatom aan die by haar alleen gepleegde kindermoort zou moeten. 45' fchuldig geoordeelt worden, a diverfis enim male ab uno ad almd 44. argwir:^t ytent, als ^s^is -ededetinqueert 44 als hy een del.a by een ander geperpetreert, met belet maar toelalt , en daarom zou ftrafbaar zyn iuxta citt. DD. «P^jfdeCoccej d> Difp, de Socio Crim Setl. 2. §. az. waarover den Gedetineerde nogtans niet g'inculpeert is; , . .. ac. Zo zou egter een confius criminis alleen na omftandigheit van zaken extraordinane et arbitrarie punibel zyn , cum regulanter nemo covi titelt* ttt deliüum accttfct. ld. d. Setl. § ?746. Gdyt den Gedetineerde alwyders, in val het bloot zeggen 4 van deze zyn Schoonzufter al mogte waar zyn, dat hy, s morgens na hare verloffinge eerft opgeftaan zynde, zou g antwooit febben : wjg U *> '* *M '< W graven , pio f*«0 delitli niet zou mogen gereputeert worden : "' Daar zy altoos heeft beleden, dat d.e fuffbcatie vooiaf dooi haar buiten aftilde affiftentie van haren zwager , wanneer nog ai od zvn bedde lag, gefchiet ware;-//* f*' deUüum iam I JnTnZu t? cumverfolam rauhabitienem delitti non fiatparticcps 7^i"T^on Pcft.Lf* daenni antea dati, fed folter» levi poena tXtW^d molt tlgln , Vt dit zeggen , by^den Gedetineerde egter ontkent , voor geen concmrens mdicr.im tirmr* wegens die daar uit g'elicieerde ratificatie van dat infanticide 43. t£ frn^&to zeiven zig ten effefte van een nader indic^  Cou. LXXX. 7j7 i» zou hebben fufpeft gemaakt door zvn zo genaamt fchielyk vertrek van Doetichem na zyn guarnizoen alhier binnen Zutphen , daar 't zelve allereerft des agtermiddags om ?. uiren 1 na dat dit kramen en ombrengen in dien nagt reets vooraf ge.' gaan en openbaar was geworden, op heldren dage gefchiet is " Quisemm, Matthaeus de Crim, e.x. de Qutft. n. 17. igrr«£f. Cons. P.3. Cons. 121. en mede k Cons. y. ad Cons. 12. aldaar , Quibus add. DD. apud Muller, ad Struv.Synt. f, de R. N. 7b. 38. cum ib. alt. Reftp. Jbeol & Jurid. Jungatur denique Refponfum Practici Hagienfis Anonymi Nov.Holl: Cons.abAdvecatoG.deUils^fub. N.ZL infertum. 70. Zo zouden wy evenswei vi iftius analogia dit omtrent het geval in quseftie met een overleden broers weduwe niet derven vartftellen, om dat daar tegens ene expreffe Goddelyke fandie all. Levit. 'cap. 18. v. 16. er cap. 20. v. 21. te vinden is; 71. Daar Levit. d. cap. ïB. v. 18. alleen maar verboden wort, en wel om die daar by vervatte reden, van een zufter van zyn vrouw, nog in leven zynde, tot een vrouw te nemen Zulx, dat den alwyzen Wetgever st zelve als dan moet geoordeelt worden geoorlooft te hebben, wanneer de vrouw overleden is, 't welk nergens uitdrukkelyk verboden wort. 72. We'shalven men van't een tot't ander geval, ubi, Heet idem ' fitrradus, diverfa efi ratio, niet mag argumenteren , ha ut fe- 72 cundum Cvpz. P. Crïm. Qu. 74. n. 26. in fin. deliüum cum fratris vidua atrecius fit ab confufionim femtnts in utero mams, quam k duobus fororibus, uni fe profiituentibus. 74 Nadien nu het huwelyk met zyn overledenes broers weduwe Jure Divmo niet toegelaten is, zo wort't zelve Jure Civili & Provinciali mede nadrukkelyk verboden. Want, wat 't eerfte betreft, gelyk Jure vetert Romane , qmd in ufu fuit tempert PandeÜarum> niet mogten trouwen qui ajftnitatis caufa parentum libcrorumquc loet haberentur arg. /.4. $-7-*' Grad. & Affin. Aizo  Cons. LXXX. 74? Alzo wort modernojure Ctvili per novas Principum ecnftitutiones 7r ook verboden het huwelyk niet alleen met de weduwe van een overleden broer, maar ook met de zufter van een overledene vrouw L. pen & uit. C. de Ir.cefi. Nupt. Ten opzigte van welke civile prohibitie ter navolginge van >/? die vorenglte: divine het uit de Hiftorien bekent is , hoe dat over de wettig-of onwettigheit van het huwelyk van den Briefen Koning Henrik VIII. in de 15. eeuw met Katharina, voormaals weduwe van zyn broeder Arthur, moeje maternel van Karei V. twe partyen in Europa zig hebben opgedaan } Waar van de Franfe en enige Italiaanfe Univerfiteiten alzo- 77 danen huwelyk dermaten pro nefando & eonfequenter pre neceffitate divortii hebben verklaart, dat 't zelve, ongeagt de Pauffelyke difpenfatie, niet zou konnen blyven fubfifteren; Daar in tegendeel de Hoogduitfe Academiën het tegendeel 7R hebben ftaande gehouden en beweert, v. /wpriori opinioneStei. ' dan. Lib. 10. qui hos fordium & largitionis aiguit, & pro porteriori A. Gentil. L. ?. de Nupt. c. 9. qui illos Caroli v. cffenftoncm veritos fcribit. v. Ampl. Dn. U. Huber. pree. loc. Of nu een broeders weduwe by de oude Romeinen heeft 7Q mogen tot een vrouw genomen, en hoe ver zulken huwelyk alsgeoorlooft, tegens welgltn: Heer Huber. d. Lib. 2. Obs. cap 21. uit de paffages van de L. 8. C. de Ine. Nupt. & Deut. d\ cap. 2y. v. 5. ó. 7. kan verdedigt worden ? is hier de plaatze niet, vorder te perfcruteren. Terwyl het tot ons oogmerk in dezen genoeg is, dat de wet- 80. ten door verfcheide Keizers in de jaren na Chriftus geboorte 4'5- fueceflive gemaakt, en in Cwtór*geinfereert, zodane engagementen, als.inceftueus, condemneren , v. L. 2. C. Th. de Inc. Nupt. L. y. C. d. t. L. 3. C. Th. & L. 6. C. eod. L. 4. C. Th. de Ine. Nupt. L. uit. C. eod. Dat mede een zodaan huwelyk boven de civile by de provin- Bü ciale Ordonn; expreffie verbis verboden is, wort bewezen zo uit derefolutie van de Staten Genereaal van den jare 16^6. als in 't byzonder uit het Egtregl: van de Staten dezer Provincie van den jare 1660. art. jy. willende, dat geen man mag trouwen d* nagelatene weduwe van z,yn overleden broer. Wat nu voor ftraffe by alle die verbods-wetten tegens alzulke  744 Partij Q_ u a » t * ke inceftueufe huwelyken geftatueert is? zullen wy nu, als het nader en voorname onderwerp van 'ons advys , nog kortelyk onderzoeken. Vermits het voors: Provinciaal EgtR: art. 19. alleen remiffive ftatueert: ,, Dat die, welke, des niet tegenftaande, ongetrout in bloetfchande leven, daar over zonder verdrag ofte ,, dilfimulatie geftraft zullen worden volgens Goddelyk? en be,, fchrevent regten, tegens inceftueufe geftatueert. 82. Zo zouden wy, fchoon daar omtrent gene vafte ftraffe bepaalt, en dezelve mits dien aan het arbitrtum judicis, arationercgulatum juxta /. 13. f. de Poen. gelaten is , onder verbeteringe g. van gevoelen zyn', dat dit God-en wereltlyk verbod na de gedagten van vermaarde Theologanten en Juriften , als wylen onzen beroemden Gelderfen Hoogleeraar Mejer Vx. Chrtfi. Diff. 2. c. 3. §. i.en bovengltn: FrofefD Tititts d. Difp, 12. c. 2. ongeagt het contrair lentiment van andre geleerde mannen, moreel is, en tot een onderwerp heeft naturaie jus & puderem } gr. Welk en Paulus den Regtsgeleerde in /. 14. §. 2. de R. N. en Paulus den Apoftel i. Cor. 5. vers. 1. willen, dat in contrahendis nuptiis zodanig in agt genomen worde, dat zelfs de Heidenen daar door ook bewogen zyn. 35 Dat overzulx deze en diergelyke inceftueufe huwelyken of ' vleefchelyke converfatien onderfcheidentlyk, voor zo ver die in de afcendente, defcendente, of collaterale linie tuffen vrinden door bloet of zwagerfchap verknogt begaan zyn , meerder of minder jure divino & civili op verfcheide tyden geftraft zyn, en behoren te worden, gelyk daar van overvloedig by alle de criminele Schryvers gehandelt wort. Waar over wy, als extra fcopum zynde, ons niet wyders zullen elargeren, maar alleen opzigtelyk tot de ftraffe van bloetfchande inter affiaes in tinea obliqua geperpetreert , vaftftellen, 7' dat dezelve gemeenlyk, fi humilit fit perfona, met een geeüelinge en banniflement alleenlyk geftraft wort. v. L. y. ff. de interd. & releg. Groenew. ad Autb. Incefias nuptias. C. de Inc. Nupt. Nov. 12. Holl. Cons. P. l. Cons. 322. add. Ampl. Senator Dn. Hamerft. ad Stat. Nov. Frific. T. 1. art. y. & Stryk^ de co 11. LL. for. cum j. Rom. cap. 13. §. 20. $8. Alwaar te zien, hoe dat noftris & aliorum moribus doorgaans de  Cons. LXXX. 745? •de geeflèlttraf wegens bloetfchande met een overledens broers weduwe gepleegt, gedecerneert wort, hoe zeer ook evengltn: Strykjus daar tegens hifce finalibiis verbis exclameert: Sane mirum %gt efi, quare quoadhos, qui parentum loco funt, difcejferint ICtiCkrifliani a poena martij, jure divino ditlata &c. Ingevolge van welke en daar mede overeenkomende gevoe- QO ]en van den groten Pradiizyn en Criminalift B. Carpzov. Cnm. 8 Juprac. £>u. 74. m n. 20. ad n. 2j. incl. geconfirmeert met verfcheide (ententien. wy den Gedetineerde dan niet alleen ad fufiigationem, maar ook daar en boven ad relegationem wegens verdubbelinge van zyne gepleegde bloetfchande met defzelfs Schoonzufter hebben moeten condemneren ; Cum, f/cuti reiteratio delitli regulariter graviorem rcquirat poe- q j\ nam , ita procul dubio judex poenam mitiorem tn delifiis non capitali- 5 bus exafperare potefi, prout id ingenti numero DD. probat & fequitur idem Carpz. P. \, C. 38. ». 75. waar toe ten aanzien van de reiteratie mede kan dienen het Provinciaal Haccaat van den 2. Juny 1Ó81. Aldus by ons ondertl: onder correélie getdvizecrt •binnen Zntphen den 13. February 1749. f.SOLNER. f. SCHO MAKER. LXXXI. SENTENTIE CONFIRMATOIR. Alzo fan Harmen Diders, oud drie en vyftig jaren, geboortig van Deutichem , Zoldaat in het Regiment van zyn Excell: den Generaal Burmania onder de Compagnie van den Lieut: Collonel van Sytzama, Gedetineerde by den geweldiger Frovooft alhier, voor een Wel Edelen Geftr: Krygsraad op den 27, 29, en 30. Jann: en zo vervolgens op den 1. en 3. Febr.dezesJaars 1749 iterative zonder pyn en banden beleden heeft, dat hy na dode van zyn broeder facobtts Diders met defzelfs weduwe, Aleida Heide/kamps, op vcrfcheidtne tyden vleefchelyke verkeringe gehad heeft; zodanig, dat dezelve , door hem bezwangert zynde, van twe kinderen ftteèeiTive verloft is, waar van het eerfte nog in leven , en het twede kort na defzelfs geboorte X x x x tuffen  74<5 PA.aTlsQ_UAR.TJE tuflenden 6. en 7. Novbr: 1748. door voorn: zyne Schoonzufter met een deken verflikt en omgebragt is. Weik fchandaleusdeüa alzo voor de twedemaaldoordenGedeti* neerde gereitereert, en alzo te zwaarder na alle Godlyke en Wereldlyk? regten andere tot een exempel ten hoogften ftrafbaar is. Zo is't dat den Wel Edelen Gellr: Krygsraad dezesGuarmfoens regt'doende, en zulx in de name en van wegens de Hooee Overigheit, condemneert , gelyk zy doet by dezen, den voorsn: fan Harmen Diders, om ter plaatze , daar men gewoon >s criminele executie te doen, gebragt, en aldaar door den bcherpregter ftrenglyk gegefelt te worden, den zei ven daar en boven voor 10. Jaren uit dit en alle andere guarniföenen van den Staat ^Wyders hem condemnerendein de koften en milenvan Juftitie. Aldus gefententiecrt binnen Zutphen den 17. Febr. 1749. {Was getekent) F. CRENIER E. (Lager flont) Ter Ordonnantie Van Haar Wel Ed: Geftr.- {En getekent) GERHARD HA ESEBROEK. Auditeur Militair. {Tn margine fiont) Zyne Hoogheid, gezien hebbende het nevenftaande vonnifle,. verklaart, het zelve by dezen te approberen, Adum in s'Hage den y. Maart 1749. (Was getekent) TRINCE D' O RANG E & NASSAV. {Lager flont) Ter Ordonn: van Zyne HOOGHEID. (En gecontrafigneert) f. DE BACK. Accordeert met het origineel. Quod Atleflor GERHARD HA ESEBROEK. Audr. Mik. &c 1 ' " F I N I S. ' ~  INDEX RERUM. A. AalmoelTeniers V. Geefl- lyken. Aaa v. Ad. Aanftonts v. Il/ko. Aanwafch. Van 't regt van aanwafch van landen en oevers v. Littns. Abrogatio. De abrogatione Legum ejusqtte probatione. v. Lex. Abjentia. Abfms* Qui necefiitate officii abefi , pro pnefen^ te habetur. v. Forum domicilii. Abt V. Amptman. ASla v. Inftnuat'w Actorum. Uitterx requifitoriales Actiën. Van aftien in de Weft-Indifche Compagnie, en hare aard en manier van infchryvinge. v. Wefi-Indien. Van koop en verkoop van actiën v. PLmptio-Venditio. V an d' Engelfchc actiën, of die mobiel of immobiel zyn , v. Obhgatio. AH'w. Agere add. Ingangen regtens. An & quando in feriis agere liceat ? v. Ferise. Jncertum attionis ttque, ac hereditatis, vtndi potefi. c 17. n. 16. De entptione & venditione attionis. v. Emptio-Vcnditio. Nomen. Op den aard en eigenfchap der g'inftitueerde aétie, of die 't judicium perjonale of reale , pojfefihrium aut petitorium raakt, moet by een rigter gelet worden. c. 18. n. 1. An & quatenus aélio in faclo reciproco obtineat? v. Faéhim, Regula: quod omncs acliones perimuntur lapfu temporis: mtelligenda eft , fi agatur de aequifitione juris polïtivi, Jecusji de jure negativo, c. ft. n. 77. 92. 93. Aélio confufione tolliiur, v. Confulio. ASlio Confefloria. Waar in beftaat ? c. 21. n. 14. Afiio ad Interefje. Waarom en wanneer de aélio ad interejjè in perfonele obligatien plaatz heeft? c. 47. n. 18. 32. Of, wanneer en waarom uit de Hnwlyxe Voorwaarden en Magefeheiden een aélio ad inserejfe geboren wort? v. PacJa Antenuptialia. An _P quatenus in feudu. v. Feuda» lis aimmatio-Confenfus. An y quatenus in bon is dominicis. v. Herengoederen. Of en wanneer deze aclie plaatz heeft tegens een man , buiten zyn vrouw enige connubiale goederen aliene- rende. v. Mantus. Quatenus ex impojfibili pr protecollis redintegrandis. c, $5. n. 1. 2. f. Protocolhim defün&i Notarii publicarn fidem inflrumenti confeili , Heet omnibus non abjoluti partibus, facit: eod. n. 3. Te meer, wanneer de minute, onder des Notaris eigen hand gefchrever*, in zyn protocol gevonden word. eod. n. 4. Ac'us. v. Contractus. Stipulatio. Ad. Didlio ad, vernacute aan, importat vicinitatem, non inlrinfecitatem. c. 21. n. 6i> AddiSlio in diem. v. Contractus. Adel. v. Wuftres. Adminiftfator. add: Rationes. Qualis eft. C..18, n. 119.12a. Quilibet adminifxrator rationem reddere tenetur. e. 27. n. S7- Quod etiam ad filium , qui vivente patre bona adminijlravit, eo mortuo extendendum. v. Liberi» An & quatenus adminijlratori cem- petat remedium pojfeffonum ex L. uit. C.de Ed. Ü-Haar toll. c. 28 n.90. . Adfcriptitii glebrf. v. Gkbct. Adfcriptitii. Advizeurs. K AdVocatut. Ju- dex. Advocatus. add: Advizeurs f Contalenten j Doctores. Advocaten zyn gene genoegzame bor-  1; N D E; X. borgen, cjr* quare r-n\' - c. i 6 •S#£ DocJoribüs Jj* Advocate excelletttibus etiam hud.erni continentur\ c. 10. n. 25". Advocaten moeten zig onthouden van injurieufe en indecente expreGfien. c. 14. n. 2. Qfficum Advocati. c. 21. n. 20. c. 57. n. 26. Rabuliftica Ziegleri & Parthenius Litigiofus Whinteri Ut commendatur. eod. n. 23. Conjilium unius Doéloris facit cejjare condernnationem in expenfas. \. Expenlle. De Advocaten, vertredende de plaatz van confülenten , moeten volgens haar Advocatenweed in't Graaffchap Zutphen de zaken zander aanzien van perzonen decideren en tot de fententien fecreteren. c.tl. n. 3. 4. Schoon daar tegens geen poenaliteit geftatueert is. eod. n. 14. Zonder, dat zelfs hare namen aan parthyen zullen gcopenbaart worden, dan alleen op derfelver requifitie. eod n. f. 6. Doélori s. Advocate, fine Lege loquenti, erubefcendum. c. if n. 1, Dofiores & Advocati debent redder e rationes refponforuru. V. Ratio. Singularis Uris fenteutia^ authoritate ahorum DD. & rerum juduatarum munita , pr 2)om4//o. ((0 juratoriaw, v. Debitor. aüenati'me rerum m,norum<3bonorum pupillarum v. Minores. alienatione a manto , •w/A^mkw»; v. Mantus Ds prohibitione aUenoUoms. v. f 1deicommifiüm. Subititutio. Afyumtulum v. Lfg'Almelo. Den Heer van Almelo heeft mertm. fcf imperium, c, yi. n> 09 '^/VW. v. Littus. Ambatfadeur v. I«g v. Incarceratie tarcer 3 Cajirum v. Zaalwheer. Cafus Omiffus. Uit retour van goederen , in uno tafei bedongen, kan geen argument ad alium cafum ommijjum getrokken worden c. r3.11.3.4. f■ 7-IO-1 '3' Limitationem. V. eod. n. 12. Cajus omdjus habetur pro omijfo, Heet pojfet vidcri , tefiatorem idem fuifie difpofiturum , fi cogitajjit, vel de eo fuijfet iniermgatus. c f7- n. 82. Jdeoque Jujtwianus nullum ca-um omijfum tacite inielligi voluit, quam illum, qui tefiamento eft compreben fus. eod. n. 149 De tafu omijfio in fideicommiftis (3 fubftitutionibtts v. Fideicommilfum, Subftitutio. Catholyccjuen, Of onder de gepermitteerde of getolereerde religie gchoren ? v. Religia. Caufa. De caufa finali flatuti. v. Statutum.' Caufa debendt v. Soiutio Caufa gralüorei. arduct. An y quatenus juramentum [uppietorium in illis habeat locum: c. 7. n. 0. Caufa fummariee. De officio Judicts circa afilgnationem temporis in caufis fummarus. v. Judcx. Cautio. Cautionarius. Van de verburginge van Pantkeringe. v. Pemdmge. Door cautie wort arreft , fequeftratie en toetlag opgeheven en hoedanig, c. 2. n. 34. c. 3. n. 3 4. Rcfufie der contumaciele koften mag zomtydspoft terminum verburgt worden. c. 2. n. 37. g'S. Contra fidejujforem de judicato jolvendo aut ejus heredes ab executione non eft inchoandum. v. Executio. Een Rigter mag, inaudita altera parte, gene cautie voor fufficient aannemen , maar moet parthyen haar refpeétive zeggen bint inde daar over voorbehouden, c. 2. n. 44. 47. c. 3. 11. f. 17. Cautio, quam lex requirit, debet efie fufficiens S53 fini fuo congrua. c. 2. n. 45". Omtrent^t poinÖ van cautie vermag zeer veel 't arbitrium Judicis. c. 2. n. ió c. ó. n. 12.' ' Na Lantrt der Gtaafs: Zutphen xyn parthyen  INDEX. parthyen verpügt, m primordio litis te caveren c. 6 n. i. Wanneer en wie daar van g'eximeerc en tot de juratoire cautie admifilbel zyn? eod. n. 2.3. 11 $j\ Een Pofejfor imviobilium of en wanneer gehouden is , te caveren, eod. n. 4. %. Door 't ftellen van cautie wort alle prsefumpiie van een animus calummandi weggenomen' c. 8. n, 12. De cautione, qua fit pro evictione v. Evifiio. Of en waarom d'Advocaten geen genoegzame Borgen zyn. v. Advocatus. An ultra rei arrejiata> valorem cautio petenda ? v. Arreftum. He cautione tutorum vel curator. v. Tutor.. He cautione rerum mobilium. v. Mobilia. Cautio domus mortuaria. Een erfgenaam , tot prseftatie van erf huisverburginge contenderende , moet daar toe zyne conclufie nemen, c. 13. n. 1. 2. Dog heeft deze cautie geen plaatz, wanneer alleen tot inventarisatie of redres van dien gecontendeert wort. eod. n.y. Ratio. eod. n. 6.7.9.10. Na 't Statuit van Mechelen moet een erfgenaam ante omnia de laften des fterf huis verburgen, eod. n. 11. Gjuod Legibur Comit, Zutphanig non atte?iditur. eed. n, 12. Cautio Juratoria. Wie daar toe admiffibel zyn, of niet ? v. Cautio. Impeditur cejjione bonor, V Ceffid, Cenfuales Libri r. Leger- boeken. Cenfus. Ex propria cenfiti confejjione jut cent fis probatur. c.44. n. 22 : Ceffio. CeJJïo bonor. impedit cautionem juratorimn, c.6. n 2. 3,4. f. Ceffien, aan bloedvrienden gedaan, zyn fufpeót eod. n.7 8 9. En verdagt van fimulatie , voornamentlyk tuffen ouders en kinderen. c. 8. n. 23.1 CeJJïo habet vim traditionis & idem operatur circa incorporalia , ac tra* ditio in rebus corporalibus. c. 17. n. i8.! De periculo cejjloms & quando ad cejjionarium fpséltt. v. Nomen. Cejjionarius non evadit ignorantia peficulum cejji debitoris. eod. n. 34, De cejjione naminit. v. Nomen. Argumentum d credit ore hypothecario ad eejjionarium regulariter non procedit. c. 19. n. 110.' De exceptione compenfationis, contra cejjionarium d debitore oppojlta , v. Compenfdtio. Chirographum add. Obligo.» tio. An <éf quando in chirographo locurd habeat exceptio non numeratac pecuniïe, v. Exceptio. Uit kragt van een particulier hand-; fchrifc kan een crediteur voor een liquide fchuld tegens zyn debiteur met peindinge procederen, c. 4. n. 20.' Citatio. add. Ingangen regtens. Y y y y W.arjï  INDEX. Wanneer tegens een beklaagde zonder nieuwe citatie inco?itutuaciam kan worden voortgevaren. v. Reus. Citaie, waar in beffaar c. 21. n. 9. En wort kwalyk in een fummiere pofleffoire quseftie g'emp'.oyeert. v. Roffjforium. Of en wanneer de naafte vrinden tot d'opening en publicatie van een telbmem moeten geciteert worden. V Teftamentum, Civis. Incola. Definitie en diftin&ie van en tuffen burgers en ingezetenen c. 36^.64 Wie onder deze laafte gehoien? eod. n. 6$,66. Clam. De clam poffidente, v. Poffefforium. Claufula. Claufila falutaris nihil in pojfejforio operatur v Poffeffio. De claufula annullativa ejafjue vi. c.4(. n. 14. De claufula falva fup;riorkate. v. Superioritas. Coalitio. v. Littus. Coenobium. v. Univerfitas. Cohabitatio. v. ContubernaUs. Collateraks. v. Liberi. Collatio. Jus collationis aélive ér pajfve in heredem tra-aft. c.71. n. f. De collatione rer. feudalium. v. Feudalks aeftimatio. Collegium add. Univerfitas. Van de kragt der volmagten , by collegien onder haar zegul afgegeven, v. Mandatum, De legatie ér danatienibus, collegns illicitts faéiis v. Donatio Legatum. Qnmid collegia confenfu fuperioris in dignit. C 52. n ^3 ff. Ahas pro illiciris et conventiculis habentur , idque oh metum facliofüs, eod n '14. 6 f8. Quod etiam ad Mennonitts extenditur. v. Mennonitse. Et hoe ufque adeo procedit, ut etiam pana arbitraria obtineat , licet non dircclo ad turbandam remp: talia collegia inita fuerint. eod, n. -9.6!. Ét quarel x eod,n.60. Colonia. Jus colonia perpetua cowvenit juri eviphyteutico c i8.n 70. Definitur jus colon. perpetuee. eod n. 7 r." An ér quatenus ad hoe jus colonia fufficiant folutiones unifonnes 1 eod n 106. Colonus. add. Pagter. Emphyteuta. Colonus partiarius potejl attefiari pro domino, five agatur de proprhtate S. de pojfejfione. c. <8.n. ff. De contivuatione poffejjionis per colonos v Poffefforium. Of en wanneer een Colonus of Pagter de verpondinge kan en mag betalen, eod. n «t.84. 8f. 87. Quando colonus titulum pojftffionis, etiam antiquioris 3 teneatur probare ? eod. n. 11 f.' Colonus, non reftituendo pojfjlionem, ad quid tenetnr? cod n, 14?. Differentia inter colonos perpetuos ér tempor aks notatur eod n. 144. Een bouman of pagter kan door afdragt of accoord zyn Landheer ratione dominii aut pojfefjionis niet benadelen, c. 19. n. r8,19. Adeoqne  INDEX. Adeoque fia culpa conditiomm Domini deteriorem reddere nequit. c yi. n. 102,103. io5.120 Communio bonorum add. Divijio. Pacla antenuptialia, Retour van goederen. By gebrek van fpecificatie der aangebragte goederen wort tegens het bedongen retour geen gemeenfchap van 't gerede g'introduceert. c 3Ó n 104 Et quare non? eod.n roy. rc8. Nog ook niet, wanneer maar alleen inventaris van 't goed , by een der egtelln: aangebragt, gemaakt en de fpecificatie des anderens goed geomitteert is, eod. n 110. Schoon anders zodane inventarisatie dikwils dienftig is, v Inventarium. Welke gemeenfchap eerft plaatz heeft, wanneer 't onzeker is, aan wiens zyde de goederen aangebragt zyn, eod. n. 109. Behalven de confedie wert te gelyk mede tot diflölutie der conjugale communie vereifcht extraditie van inventaris. c 46. n. 15". Na Stadr. van Zutphen gaat de gemeenfchap van goederen tuffen man en vrou over alle, 't zy aangebragte, aangerfde, of aaftgeiuonnene goederen. c,4y. n. 1. En wort derhalven na dode van een der conthoralen inter fuperftitem atque defunéli liberos tacite na 't gevoelen van voorname Regtsgel. zo lang gecontinueert. eod. n. z, y, 8, 10,17,18. c. 4X n. 2. Tot dat van de contraire intentie uit oprigring |enes inventaris of andere fcheidmge, gebleken zy eod n.4. c.46. n.35y, Idque in poer.am omijfi inventaris. eod. n ó. c. 46. n. 10,22,1 Quod fecm de Jur. Romane, eod. n. 3. c. 46. n. I. Sub hac bonor. communione comprehenduntur hereditates, legata ére, c.4f. n.9. 14, if. Rrtecipue quoad mores noftros. eod. n. 8,16. Adeoque inter fuperftitem et defunéü liberos omne lucrum , ex iis redundans} asquis portionib. eft dividendum eod. n. 10,17, Welke conjugale communie poftmortem unius conjugis mede tacite na de vaderlantfe gewoontens in contracltt matrimoniigtxiAicttxUs. eod n 12.13. En deze lbizwygende continuatie beruft op de tuil van den overgebleven Socius of egtgenoot, en heeft tot onderwerp dcszclfs verzuim of kwade trouw. c.a.6. n.4,6. Diftinclio inter communionem univerfalem et particularem, ejujque ufus, c.4f. n.'iy: Minderjarigen konnen dc föcieteit of communie der goederen niet ftilzwygende tot hun nadeel continueren, c 46. n 9.12. Gelyk ook niet meerderjarigen ni d'opinie van zommigen, eod n 13; Of dc prorogatie van gemeenfchap , ultra parentis defuncli liberos omtrent dc hsredes adfeendentes , collaterales ér extraneos, licet minor es, plaatz heeft. eod n. 14 17. 18. 19 21. De ftatutaire gemeenfchap van goed'ren, mede na 't Lantr: van Dren* the aangenomen , kan niét dan verbis exprejjïs gederogeert worden, c. 5*3. n 1 2.6. Communiteiten, v. Univerfitas. Y y y y 2 Cm  INDEX. Compafcua. V. Pafaia. Compel. add. Terminus. Wat men tegens een prasmatuir compel doen móet? v. Pramaturum. Compenfatio. Compenfatie van fchuld is oequitabel en in een defolaten boedel admiffibel. c. 19. n. 104. Dog niet tot nadeel der hypothecaire crediteuren. eod. n, tc8. •Nog ook niet, als tot derzelver fraude een compenfabele fchuld geobtrudeert wort. eod. n. 109. ■In een zekeren zin worden de compenfatien gezegt, ipfo jure te gefchieden. eod. n. ioj. Zodanig, dat dezelve, fchoon voor de téntentie niet geallegeert , poft rem judicatam , zelfs in termino executionis, zouden mogen geopponeert worden. ' eod. n.lort. Exceptio compenfationis, contra cejjionarium , a dcbitore oppojita, ita intelligi debet, ut ftmper fit Jahumjus tertii eod. n. 11 l 112. Complice. Socius criminis. v. Crïmen. Conatus. v. Crimen. JJomici- dium.. 'foncïufio. Vis & forma conclufionis in libello c. 13. n 3 ïdeoque principaliter attendenda. eod. n 4 1 J)e modo conclufionis in cumulatione petitorii cum pojfijjorio. v. Poffefforium. 'fondiclïo caufa dato caufa non fecuta. Quando babet locuml C. I7«ö 44Definitie, caufa, fequela & efie&us hujus condiüionis. c. 19. n. 4 7.8. Ex tacito partium confinfu in datmie propter caufam, ea non fecuta, ejus revocatie obtinet, eod. n. 1 f. 16. 17.18. Het regt van repetitie ex hoe condiclione wort by zommige DD niet zo zeer gederiveert ex principio Jur: Roma-ni, als ex foute Juris Natura. eod. n 28. Et quidem ex duplici caufa. eod n 29. 30 32 34, Quod extenditur etiam ad dantis h4, Van verburging;e der contumaciele koften, 'v. Cautio, Con".  INDEX. conviclus v. Confejjio. Conventiculen. v. collegium. Convivium. De convio funebri v. Doodfchulden, Copia. Over't niet bekomen van copie wort pro arbitrio Judicis een convenablen termyn gegeven of wel een zekeren tyd, by deze en gene ftatuten vergum aan den Secretaris, om die te veerdigen. c 9. n S Hoedanigen termyn dan ook eerft loopt a diebabita copie en in welken zindanook't Landr der Gr. Zutphen moet verftaan worden. eod n.9. By de Lantregten van Nymegen, Thieh e- en Bommelerweerden is daar toe een termyn van 14 dagen geftelt cod. n, 1 r. Van't inzenden der copien in mondelyke zaken. eod. n, 16. corpora pia. v. Geeftelyke5 Correus "1 Creditor ^v. DebitOK Creditum] frimen. Dcliilum. add. Comatus. %eagattenteert dog meXgeconfummeert delift wort met d'ordinaire ftraffe Jure Div'mo zomtyds geftraft. c 79 n. i Quando jus Rom. conatum fmplicem pmit? eod n 17 Quando jus Mihtare ? eod n 21. De poena conatus in deliclo hsmicidii. v. Homicidium. i&e denuntiatione criminis. v. Denunciatie criminis, De valtditate é' pericnlo tefiimonti Joiii criminis c 80. n. 34 3f. Quando confultor eandem poenam, quam verus focius criminis fubke debeat? v. Confilium. Een focius criminis delinqueert mede, wanneer hy een dilict van een ander niet belet. eod n 44. Waar over denzelven alleen na omftandigheden van zaken extraordinarie Zou ftrafbaar zyn- eod n. 4?. Ver folam ratihabitionem delicliperpetrati, nemo ft iftius particeps. eod n. 47. Variatio & vacillatio focït criminis inducit fufpicionem, f non falfi, utique incerti eod n. 52. Welke motiven voor een prsefump* tive excluüe van een delidt aannemelyk zyn? eod n f3.54 ff. Quomodo fe judex in exphrando deliclo genre debeat? eod n 29. De reiteratione delicli. eod. n. 91, Curator.}TutQK Cura. j curia. v. Hof van Gelderland. D. Damnum. add. Aclio ad interejfe. Schade. Regula, quando imus de damno vitando & alter de lucro captando certat, an <éf quatenus in actione. vendita locum habeat ? v Emtio Venditio. Of de vergoedinge van fchade in condict. eau dat, eau n fecut ook plaats heeft ? y. Condictio eau. dat,, eau. 1 non fecuta. ' Dare.  INDEX. T>are. v. <ïs\etentio. 'Debitor, Debitum. Een debiteur is na 't N: Rcgl: der Graafs; Zutphen verpligt na gedane pantkeringe, tegens peindinge voor zuivere obligatie of andere liquide fchult ondernomen, by zittende gerigte, Jalva tarnen condiflione indcbiti, betaling te doen of te bewyzen. C. I. H. 21. 22. 23. 2f. Ci 4. n. 27. 28. 29. 30, 31. Zonder, dat den keureed daar tegens plaatz heeft. v. Juramentum, De debitons confejjione ejufque effeélu v. Confèfllo. Of en wanneer een debiteur, tegens ene executive peindinge in oppoiïtie komende, verpligt is, redenen van verweigeringe te geven? c. 8. n. 1. 2. 3. 4. f. 6. 13. Van de fubmiilie der debiteuren ter parate en rë'ele executie, v. Executie Si debitor fub fe debiti inftrumentum habeat, indetur ex tacito paélo debitum remijjum. c. 24. n. 34. Quod ad correos quoque extender.düm. eod. n. 3f. Excipe tarnen perfionam domejïicam creditoris. eod. n. 41. Et quare r eod. n. 42. Sic etiam, fi alia conjeclitra, quam debiti remijfio, adfit. eod. n. 44. 45-. Imnmbit tarnen debitori onus probandi je accepifie a credilore, «tut jaltem ejusjufiu. cod. n. 36.46. Ëxifientia obligatmris non eft tarnen probatio folutionis , fed tantum picefur/itio. cod. n. 37. 43. 49. fp. Si debitor fuccedat in bona creditoris, confufione obligatio extinéla & remijpi prtefumitur. eod. II. 38. 39. Nifiplures J'uccedant. eod. n. 40. An & quando debitor h. Cafu ad juramentum fuppletorium fit admittendusi eod. n. 21. 12. De caufa debiti & fubj'criptione debitons, ad validttatem obligationts requifita, v. Obligatio. Of cn' wanneer de cauja debendi et fioluttone diuturna praefumtyf is ? v. Solutio, De correis debendi , an& quatenus, uno ex illis, debitum agnojcente , interrumpatur pnvjcriptio? v, Prsefcrij ptio. Creditori integrum eft, quem ex duobus pluribujve reis debendi veitt, in joldum excutere. c. 64 n. 2.-3. T welk ook tot Jimpele borgen g'extendeert wort. eod. n. ƒ. Nemo potejï efe debitor fui ip/ius, c. 71. n. 24. 25-, De debito liquida, v. Liquidum. De debito compenfando. v. Compcn- fatio. Definitiven. v. Sententia. Jjefuntlus. v. Hens. Ad defuncli manes frufira in fiepulchro recurrendum. c. 57. n, 21. 81. Delegatus. v. Legatus. VeliHum. v. Crhnen. Vemmtïat'w criminis. Of en warneer de nominatie en denuntiatié van een infaam perzoon een decreet tot capture of torture kan uitwerken ? _v. . Incarcerati* & Tortura. De variatione & vacillatione denunliantis. c. 80. n. fi, 'Depofitum, v. Sequejlratio. Def-  INDEX. Defcendenten. v. Liberi. j Defolatic. Defolaten boe- . del. * Van compenfatie in een defolaten boedel, v. Compenfatie-. Diaconie, v. Geeftlyken. Dienftman en Dienitvrouw. v. Hofhorigen. Dïfficultas. Magna aquiparatur impoffibilitati. c. 19. n. 98. Dykregto Dykftoel, Dyken. Van 't onderhoud van dyken, of en ■wanneer die door den tugtenaar of eigenaar moet gefchieden i v. Ujusfruélus, Dilaüo. Wanneer met prxteritie van contumacie tot dih.y kan worden gedongen? V. Comturnacia. Dijcontinua. De pofejjione in difcontinuïs. V. Poffeflorium. Dilpofitien. v. Tejlamentum. DiJJolutio. Omnis ddfilutio eodem modo, quo colhgatto,fit C. 17. n. 14. Tttftraïïio. v. Subhajiatio. DtV-erfa. Dtverforunt diverfum eji judicium. c. n. n, 8. A diverfs non argumentandura. c. 28. n. f6. c 80. n. 43. 72. Dïinfio. Magefcheid. Judicium familice erctfuncU. In divifione bonorum vidua debet fequi LLr domicilii mariti, c 23. n. 3. 4. f. 7. Non vero contraéli matrimonii. eod, fi. 6.. Aut infrumenti dotalis. v. Padta antenuptialia. Jus divijionis non ex fïtu, fed pertbnaium traüaiu dimettendum. cod. n» 16.. DiviJio potefl fieri a judice, licet bona fub variis judiciis jint Jita. c. 23, n. 22. Kt, licet apud judicem incompetentem fuerit fatt.a, illa Jubjtftit. cod n. 24. 26. qttarex eod. n. 2f. Bajn "divifonis ejl inventarium. v. Inventarium. Divijio ob notabilem lafionem relraclari potejl. C. 24. n. ! 8. Verdeling van goederen, door berde ouders gemaakt, kan door de langffIcvcndc pro fua dimidia parte geretracieerc worden. c, 27. n. f 1. Quod tllujiratur in patre, qui promi-Jerat, aqua/itatem inter liberos fervaturum, eod. n. f2. Een magefcheid, transactie enz. buiten inventaris cn gerigtsdeercet Jme cauj'te cognitione ,is ten refpccle van een minderjarige nul. c. 4f, n. 19. 20. 30. 31. 32. 36. 37. En kunnen na regten zelfs gene publycque Wezekamers. (men gczwyge ongerigtelyke Voogden) zodane raagefchciden, negleito inventaris  INDEX. ri», tot nadeel der onmundigen approberen, c. 4f, n. 22. '24. 27. Veel min een moeder zig daar van tegens haar zoon bedienen. eod. n. 29. 33. Schoon ook den vaderlyken boedel mogte infolvent geweeft zyn. eod- n. 23, Etfilius, majorcnnis faÜus , ««w ratam baèuerit, & judicialis renuntiatiofucfit jecuta. eod. n. 2f. 28. 34. Magefcheiden cn Huwclyxe Voorw: hebben dezelve kragt , als gengtelyke inftrumenten, v. Pacla antenuptialia. Hoedanig ymant by magefcheit over Herengoederen kan ditpoueren ? v. Herengoederen. Divijio emptioni aquiparatur, c, 47, n 67. Liberis non conceditur impugnatio divijwnis, mji ultra dimidium fint laji. eod. n. 89. 94 Divijio erronea ex falja cauja , non obflante renuntiatione de non impu^nand->, refcinditur. eod. n. 90. Quamvis dominium rei, per errorem divifce, travfiatum fuerit eod. n. 9 r. Door taciturniteit van een bediepte contrahent, na laps van 4. a f. jaren, wort geagt de noedelfcheidinge geconfirmeert te zyn. eod. n. 96. Te meer, wanneer de condividenten hunne toebedeelde ertporticn in bezu hebben genomen. eod. n. 97. C-tntra beredem ad divifiotiem non datur hereditatis petitio , frd adio ra miliie emjeundce. c. yó. 11. 14, \% 20. 24. 26. 63. Et quare} n> ,f> Modofint eerto modo & quodammodo heredes. cod, n. 23. Secus, Ji contentio inter verum&falfum beredem fit orta. eod. n 16. 17. Vbi judicium fam: ercijc: mfiitui queai\ c. 23. n. 2r. Eft univerfiale & femel intentandum. eod, n. 23. ACtio f. e. in LL. 12. Tabb: fuut» jundamentum habet. 0 ƒ6. n 21. ContinetqueJimul jus heredttarium& hereditatis petiiionem. cod. n 22. Judicium fam: ercijc: fü5 hereditatis petnio jtfpe cumulantur. cod. n. 29. 30.' De vuaftione, utrum boe judicium fit aclio perfonalis, an vero realis an mixta? eod. n. 21.49. fo.fi.fz' fó. Welke quaeftie nogtans in praxi van weinig nut is. eód. n. f3. In tudtcto ƒ. e. competeert 't regt van retentie voor alle boedels koften. eod. n. ar. Die dan ook alhier , als pr 1 fcriptio. De exceptione fpolii. v. Spolium. An  INDEX. An Js* quando exceptio informalitatis obtmeat ? v. Ingangen regtens. Fcriarum in quibus cajibus locutn habeat ? v. Ferice. *• Non implevifti a" latere tuo datur ad implementum contraclus ? v. Contradus. ■■ Prsejudicialis an & quando admittatur'. v, Hereditatis petitio. — Non refufar. expenfarum , ejus ufus fis3 natura. v, Expcnfc, Executio, add. ^ignus 3 Subbajlatio. De oppofitione contra executionem & terminum, d lege Jïatutum. v. Terminus. Executionis inchoatio non habet locum contra fidejuftores de judicato [olvendo, c. 3. n. 14. Nee eor. heredes in folidum, eod. n. 1 ƒ. Hoedanig zig een Imptn van executie omtrent d'infinuatie van'sHoves brieven requilitoriaal aan den £ executeerden moet gedragen? v. hitteree requijiti- rijles. Van exectitie van fententien en tyd van dien. v. Sententia. Ak ^ quatenus petenti executionem incumbat probatio dominii ? v. Dominium. Et quando tertius executionem impedire poffit} v. Tertius. Aclio revocatoria in procefSu executivo non admittenda, v. Aclio revocatoria. Van de kragt van fubmilïie ter parate en rèele executie, door den debiteur ten opzigte zyner goederen gedaan. c. if. n'. 3. 4. ƒ. i)uo cafu judex, tanquam merus executor, confideratur. cod. n. 6. Van een executive pendinge en oppofitie daar tegens* v. Peindinge. De executione correor. debendi. v. Debitor. Executeurs Teftamentair. Hoe ver derzelver magt zig uittlrekt. TTT- C' 2Ö' 4' f • c. 57- a- F. Facultas. v. (Res merdfaculteitis. Eactum. Ante implementum facli reciproci non tompetit adio. c. 19» n. 62. Defimtw facit nudi & in quo difiet 4 jure? c. 21. n. 30. Id, quod noftrum eft, jine faclo nojiro in alium transferri nequit. c. 63. n. 3. Fcemina. An & quando jure Civili veniam atatis impetrare queat ? v. iEtus. Familia. Favor pacli nobilium, familise s. agnattonis conjervandce gratia facli, tantus eft . C. 47. n. 3. Ut, extantibus mafculis, fiiiorum appellatime etiam nepotes veniant. eod. n. 4. Tot confervatie der digniteit van illuftre familten bchout op vele plaatsen den outften zoon alleen d'onge¬ rede goederen tegens uitkering van zeker fom gelts of appanage loco legitimte aan de jongere broeders. eod. 11. f. En worden daarom aan de dogters een zekere bepaalde dote buiten reguard der leguime zelfs geconftitueert. eod. 11. 6, Waar mede zy, acccdente renuntiatione, paffim inter nobiles virgtnes recepta, zig moeten bevredigen, eod. n. 7.8. 'Tw'elk nogtans hier te Lande allerdings niet in praótycq is. eod. n, 9. Schoon vele onzer ftatutaire wetten pro Iplendore & divnttatc agnationis s. familice zo met opzigt tot allodiale per probibitam tc'jamenti faclionem , als tot feudale goedren per adjudicationem totius vel partts hebben gewaakt, cod. n. 10. 11. 12. De prohibitioue alienationis extra familiam. v. Fideicommiffum. Quinam Jub voce familise contineantur>. c. $7. n. 191. 192. Familise definitio, c. f. uiclione ad intereffe denegata, pofftfi for feudi ex teftamento, fine confen/ul domini condito, frufira convenitur. eod. n ij. Vxori cempetit refufio vel reftitutio pretii feudi, ftante matrimonio acquifiti , pro dimidieiate cum jure retentionis, ufque duw fatisfatlum fit ei d ■mariti fuccefforibus. c. 67. n 4. G.68.69.70. &71. n.4. c.7).n.4. •4 83. ti. Etiam fratrib: ér fororlb: junioribus c.75- n 4 24 Et quare ? eod. n. v. Idque ad inftar trientis feudi, juniorib: una cum jure retentionis covrprtentis eod n 64 Sed, anillaad fucccffcremfudalem ul' teriuspertineat, quam quatenus in allodialib: fuccedat ?" eod. n. 2 J. 2 6, 27 De refiitutie of verfioringe moet door den allodialen, dog niet feudale» erfgen: gefchieden, c. 67. n. 6. c. 71. n.6. 2o.c.?7.n. 17. 18.19. 20. marei c,6;. n.;.8. c.7f. n.7. n.8-, 21, 22. Een vrouw , erfgenaam van haar man en dus een creditrice van zyn allodialen boedel geworden zynde, verlielt daar door 't regt van verftoringe. c.67. n. 9.10.11. Het ftuk van verftoringe van een aangekogt leen kan nog naturdm feudi y nog quotam hereditatis uitwerken. c.71. n. 19. Prethtm , ex feudo reduclum , non habet naturam feudi, ideoque ad cc teros liberos jure collationis tra?if?;iittendum. c. 7J. n. IJ. 17. Et qudre ? eod n 16. D'erogatie van den halven koop;penn: aan jongere broers en zulters is allodiaal eod n 18. 24. Prettum feudi emptitii et novi inter heredes eft refundendum. eod. n. 19. 2~. 21. 22. 23. Onder de refuiïe des koopspenn: van 't aangekogt leen wort alken 't ta?itum exi mei ie meerdere waardye van dien, exifientibus liberis, begrepen. eod. n. 6c. 68. Diffentiunt Sande, Goris , aliique, quor: opinio faltem quoad fcuda Zutphanica rejiciiur. eod. n. 66. 67. 't Geen egter niet tot notxbele koften en melioTatien, aan 'r leengoed gedaan , moet g'cxtendecrt worden. eod. n.69. Schoon ook die uit iejaarlyxe leenvrugten voldaan waren,: eod. n. 70. En heeft voorfe: refuiïe na onze wetten zelf? plaatz, fchoon den Leenvolger zig van 8allodiale erfnis g'abftineert hadde ér quare ? eod. n. 7*' 73- 74. Feudalis alienatio , feudale: ■debitum. add. Obligatio. Een leenfucceffeur mag ten opzigt van 't leen voor deel boven ó'andcre tSSfb-  INDEX. allodiale erfgen: wegens een pcrzonele fcbult niet bezwaart worden, c. 71. n. 8, Schoon daar voor tot fecuriteit des crediteurs 't leen confenfu domini verbonden was eod. n. 9.10.14. De Franfche couftumes komen over een met de Gelderfche in t ftuk van boedelfchulden tuffen den allodialcn en feudalen erfgenaam. eod n. 13. Sic, ut fucceffor feudalis nullum onus teris alietii refpeclu hereditatis fufii?icat. eod. n. 18. 21 Feudalis confenfus. add. Feudalis aflimatio. Facla antenuptialia. Tejlamentum. Quare prtevius ad teftandmn fuper feudo confenfus non fufficit, fedapprobatio feudalis fuper failo jam teflamentorequiratur? c.66. n.4. Qualifiunque difpoftio, abfque domim fiudi conlénfu fatla, ipfo jure nulla efl, nee quoque ad piam caufam valet. eod. n.f. c.67. n. 1.c.76. n. 35-. Adeo , ut 7tec res ipfa feudalis, me aflimatio ejus debeatur. c. 66. n. 6. An & quatenus vafallus de fruHibus. feudi abfque confenfu domini difponere pot e [tl eod. n. 13.14. Of een vafal extra curiam zou kunnen en mogen difponeren, wanneer hy daar over eeft leen-approbatie komt in te halen, zonder zig aan een nulliteit bloot te ftellen en waarom ? c.75. n. 43.44.45-. An talis approbaties etiam peti pojfet per ?uandatarium ? eod. n. jo. £n moeten zodane teftamenten moribus niet vooraf by wyze van oclroy, maar daar na door den Leenheer gapprobeert en beftedigt worden. jguid de moriius Tranfifalanite ? eod. n. f2» Aan huwelyxe voorwaarden en magefcheiden wort by gebrek van leenco?ifent- of andere folemniieiten , toe een leen of gerigtelyk beitaan nodig, jure patrio g'attiibueert ene perzonele verpligtinge met prseftatie der intereffe c 47. n. 20. i\, 22, 24.85. Tranfactie over lenen buiten der» 'Leenheer kan na dode van den va/al, tot nadeel van den Leenfuccejfeur, door denzelven niet geconfrmeert worden, eod n. 43. 47. T welk egter by demeefte Feudiflen wort gecoutradiceert, en 't contrair eo cafu beweert, quando ft: agitur de folo prajudicio Domini ratificantis. eod. n 44.45'. 46. An. confenfus feudalis fuper tranft aclione trientis femper ft necejjarius ? v. Feudalis xftimatio. Een tcfhment over lenen , buiten approbatie des Leenbeers nullitcr gemaakt , dog by d'erfgen: g'agnolceert, non tam vi leltamenti, quam padi fibfftit. eod. n. 80. Te meer, fi pofi agnitum teftamentum decem anni preeterlapfi ftnt. eod. n. 85-. En heeft over die agnitie, zelfs mow delyk gedaan, den keureed plaatz, v. Jurametitmn. Na dode van Keizer Karei V. is de difpofitie teftamentair over leengoederen cum confenfu domini toegeftaan ^ Zelfs by wyze van fideicommis era fubfiitutie, c,57. n.2i6« Alhoewel bepaaldelyk in linea colla~> terali omtrent goederen, m'iGraaffZutphen gelegen. eod. n. 217. Een leemonfint , ad pr.imum aclum difpofitionis verkregen , wort hiel g'extendeert *d fetundttm fubftrtvtioi \ a a a. a 2 3^  INDEX. nis aftum. eod. n.üo- Feudalis difpofitio. add. Tejlamentum. Of, hoedanig en hoe verre een difpofitie of teftament met of zonder confent en approbatie vin den Leenheer valide is, of niet? v. Feudalis confenfus. Quid in tejlante cirsa res feudales requiratur ? c.66. n. I. i Voor de tyden van Keizer Karei V. was het zo weinig g'oorlooft over leen-, als over vrye goederen in Veluwe voor 1711 te difponeren. g. 57."- Dog is na zyrt dood zodane difpofitie toegeftaan met confent des Heren V. Feudalis confenfus. Of en in hoe verre een ouder, de vrye difpofitie over lenen tgflèn zyne kinderen hebbende , yetives aan een van dezelve mag voor uit I maken? c.7f. n. 30 c 76. ri. 38, En of mede over de legitime of fiatutaire portie van *eW», zo vvel als van allodiale goederen mag difpoperen? v. Legitima. In de difpofitie over een leen, rnoc men zig ten refpedre van de fonnc of exterieure folemniteit reguleren na de wetten van de Curia , waar aan 't zelve leenroerig is. c 7f. n. 38. 4' Dog niet na die van dc locus rei ft*, fchoon ook contrair aan de wetten k van des difponents domicilie eod 11.40.41.54. Et quareï eod n. 30 'Geheel anders, dari in quasitienovc 't leen zelfs of deszelfs fucceffie , als Wanneer men zig na de LL loei . m fit* moet gedragen, eod n'.'j t. " J jS.óc.ói Et quareï eod. n. fo, Ni>w refragante alio & 'cok'frarto jure Curia dominant is eod. n. 56. £ lwaar egter 't difpuit volgens Lafltfchaps rdalade moet geventileert wörden eod. n. f 7. Wat? zo den Leenheer anders uitdrukkelyk by zyne inveftiture geftipuleert hadde? eod. n. 62 Wanneer en hoedanig egter een vafal extra curiam dominantem kan en mag difponeren? v. Feudalis confenfus Of de Lecndijpoftien ook in Curia domini behoeven te gefchieden en of daar omtrent enige andere formaliteiten van noden zyn , dan dewelke omtrent d'allodiale plaatz hebben c. 76. n. f6.57. De beflotene difpofrien, voor den ■allodialen rigter gepaflèert en ex paft ten reguardc der lenen door den Leenheer geconfirmeert , behoeven in de Leenkamer niet bewaart te worden. eod n.61 61. In materia tejjamentarta is de pfafeviie van den Leenheer niet proforma fubftantiah nodig, maar kan zodane difpofitie zo wel voor Overen Onder-heenhefeh , ja zelfs voor twe Leenmannen worden gepaffeert, en hoedanig, als dan. valide is C.7f.n 47.48.49.fi.52. Zonder, dat egter lot valeur vaneen befoten difpofitie, onder de hand van den teffateur gepaffeert en gecachetteert, Voor af 'Leenmannen gerequireert worden , zo dezelve aan den Leenhr: ten fine en met verklaringe vou zyne approbatie vertoont en daar van by indorfatie gecertificeert is. C7Ö. n.63; Feudalis inveftitura. Of en hoe ver een moeder door eer» ver-  INDEX. verkregen inveftiture kunnen benemen haar zoons halffcheid der feudale fucceffie v. Feudalis fitecejfio. Een verkregene inveftiture geeft nog pofftffie, nog realiteit aan een vafal. c.7f. n, 6. In de bedingen van inveftiture moet men zig reguleren juxta leges curia dominantis. eod. n. 53. Tenor inveftiturae ante emnia tnfpiciendus C. 76. n. 26, Et quare ? c. 77. n. 12. Waarom alle inveftituren en beleningen worden geoordeelt,/i/w cujufque jure gegeven te zyn ? v. Feudum, Feudale mandatum. Leenvolmagtcn kunnen en moeten gepaflèert worden coram paribus curia. c. 27. n.76. c.75. n. 49.50, Feudalis JucceJJio. 't Effect van een feudale fucceffie waar in beftaat? c. 27. n.77. An in fuceefjtone collaterali etiam triens prafietur ? v. Feudalis jeftimatio. Na de gemene Leenregten, worden de zonen tot de feudale fucceffie ■ aqualiter geadmitteert. c.47. n.70. Dog hoe ver deGeldei fche regten daar omtrent den outften in een Zutphenfch leen prefereren ? eod. n. 77. Qui m feudum fuccedit , repudiat* hereditate, fttcceffor fmgularis dr. C,7i.n 22. Et an & quatenus ai alienum fohere teneatur ? v. Feudalis alienatio. Of een moeder door ene verkregene inveftiture voor de halfïcheid aan den outften zoon kan benemen 'c regt van feudale fucceffie, op wien uit kragt der belening van zyn vader na kewegten een feudum emptüium vervallen is, wanneer zy door haar man, als haren huider, met voorfn: leen mede niet is beleent geworden, tt , , c.75\n.2.6. Het totale regt van leenfucceffie aldus op den outften zoon devolverende wort 't leen na zyn vooraffterven g> transmitteert op zyn volgenden broedcr» eod. n. 9.11. Idquefne diftinclione inter mironennitatem fve majorennitatem, & q"are? eod. n. 10.12. Zo nogtans, dat by geen gedeclareerde keur van den minderjarigen, of hy 't leen in deilinge wil laten of voor de koopspenn: aan zig houden, voorfn: leen recla via tot hem inftar legator: overgaat. eod. n. 13. Fideicommiffum. add. Subjlitutio. T.ejlamentum, item Familia. Egtelieden, hare goederen metfideicommis willende bezwaren , waar op letten moeten, v. Paila antenuptiatra. De materie van fideicommiffen verfehilt toto coelo van die van in- en fubftitufien. c.57. n.f.6. En ook van die der tefbamenten als Xyndeduo oppofita. eod. n. 32. 33.46. Argumento de parilirate in- & fubftitutionum regu/ariter non datur locUs eod. n. 143. Ongo fideicommifformn, eod. n. 41.4 3. Roma erat particularis Prstor fideicommiffarius, de quo & ejus a*£ïo~ rilatf' eod. n. 42» Modus interpretandi fideicommifa. eod. n. ro. Extenfto de cafu ad cafum, de perfona ad perfonam é-c, in fideicommmtitur fape conjeéïurit ftcJis & adA,a a a a 3 verfatur  INDEX. verfatur fans ratitni. eod. n. 16,17. J 18. ji. IA», «/ «Twitf DDrum in extenfiva horutn licentia faciat jurifprudentiam Moftram fere tenigmaticam. eod. n. 20. Fideicommijfa ultra cafum, d teftatore exprejfum, »ow extenduntur , nequidemratione fanailise eod. n.46. ft. 83.93-c- f9-n-3-4-14Schoon ook na zommigen ztnfiam, waar op een fidetcorniais^/^ is, niet zou g'oordeelt worden uitgefloten te zyn cót.n.fi. Maxime, fi ex favore fanguimsprovenir.et. coA' §uocafr argumentum, ex aöectione jumptum , proprietati ferwowis ejjet anteponeitdum. eod, n. 53. Sed quomodo hoe intelligendum ? c. f7.n.4f, '07. Fideicommijfum perfonale non extenditur extra nominatas perfonas c. f8. n. 10 Het defect van nakomelingen opereert niet anders, dan dat een fideicommis , whtti non fcriptum, daar door zou vervallen zonder vordere extenfie ad perfonas, fideicommijfo non «ominatas. eod. n. ij Een fideicommis, tot de dejeendenten van zeker genomineert perzoor bepaalt zynde, fluit uit de reciprocaue fubftitutie tuffen dezelve de perfona ad perfonam. c.f7 .n. 100 Wanneer d'extenfie in fideicommtf faire fubflituten plaatz heeft en wan neer niet? eod. n.71.7<5-77.7», 79 J)e efeiïu vocis vooraflyvigheid r, bac materia v. Vooraflyvigheit. Item vocum namentlyk et tewete v. Namentlyk. rAdfiEtio , poft eum, ad per fona) rekta, qualemcafum importet. - eod, n, ic; En wat de woorden van wettige defiendenten en yder m zyn ftahe betekenen? c f9. n, 9.10.1 r. Wanneer een perpetueel en gradueel fideicommis plaatz heeft? c. 57. n. 169.170.171. Et quid teftatori objèrvandum, ut perpetuo et graduali fideicommijfo locus detur? c. f8. n. 11. Des teftateurs .blote bevel «n verbod de non alienando fine poena vel caufa bepaalt alleen maar 't fideicommis ad vitam h:redis, ten wiens faveur dezelve geprasfumeert wort gefchiet te zyn, c. j7 • 1 80. 8 tSt. 182. i8f. Adeo, ut talis prohibitio, fine caufa vel poena fatta , potiut vim confilii, quam prsecepti habsat eod. n. 183. Et cui convsnit nudi p*xcepti definitio, eod. n. 184. In quo vero potijfimum prohibitio confiflat. c. f9. n. 16. En wat een verbod van alienatieanders en detractie der Trebellianycque portie uitwerkt ? c.ói.n. f6.f7.f8. Ita, ut multum inter fit, utrum prohibitio realis, an perfonalis fit ? c. f7. n. 186.187.19f. In welke graden of linien ene blote prohibitie extra familiam, gevoegt by de claufule ten eeuwigen dage of ik -wil, dat mme goederen in de familie bewaart blyven, kan importeren een r'eel en gradueel fideicommis, extenfyf ad omnes teftatoris 1 cognatos. eod. n. 188.189.150. 200 203. 1 Do&rina de perpetuis fideicomm: quomodo intelligendaï «od. n 141. n Ï42. Een fideicommis uit ene verbodene ). alienatie extra familmts is aieiperI pet vee  INDEX. petuéel en kan overzulx den eerpen van die familie het fideicomrnifüir goed (van den gegraveerde» erfgen: bekomen) aan een vreemde opdragen eod. n. 196. 197,198, 199.201, 202. 205-. 206. Men heeft wel te letten, welke conditiën en claufulen een teftateur in hujusmodi fideicommijjo familue, 't zy in genere ad totam profipiam, 't zy in fpeeie ad eert as perfinas gemaakt •en gebruikt heefc. eod. n. 177. En hoedanig deze beide requifiten te verftaan , ut fideicommiffum inducant *ale. eod. n. 178 Quand» in dubio conditio fideicommijfi defecijfe dicatur? c. 62. n. 9. Aanwyzinge der fontes van enige wetten, waar uit de Doftoren gewoon zyn pro fa vore fdeicommiffor: te refponderen. eod. 11,207. Voornamentlyk hedendaags, c. ot.- n. 60,61.62. Oploffinge van deze redeneiingen uit andere wetten , met betoginge, quod ea , maxime in dubio ac pari caula fint odiofa, c. f7. n, 208. 209. c. 5-8. n. 21. c.ï9. n. 3. 14.. rracipue heredis intuitu eod. n. 147. 204. Dairom moeten dezelve door een ftriéle interpretatie binnen hunne uitgedrukte termen bepaalt blyven c:ï9. n f 8. Ita ut in his cafus omiffus habeatur pro omiffo. eod.n. 6.7. Ideoque conjeclures ér fubauditi in%'elleéius ad illud inducendum non admittantur. eod. n. 14*,. Et quare non? eod. n. 149. Multo minus ad tacitum fideicommijf:' eod, n. 160. fflmobfiantib: Corenio, aliifque c.61. n, 14. J2» &c. Nam vide C.57. n. I2J-. uó. 127. »39 140-ijl.152.166. p, ; 167.168. Schoon na t gevoelen van zommige ook ex conjecluris ér fola mente tefatoris, zelfs abfoluta fiaeicommiffa, Zouden konnen worden g'induceert, c.61. n. 30 31.49. jo. Wanneer egter tot indudtie van een fideicommis ene onuitgedrukte en gebrekkelyke viille van den teftateur kan worden veronderftelt? c.}7. n.if3. i54 iyj.. c.y8. n, 14. 16. Licet alias voluntas tefiateris, qute non venit in manifeftam atqne neceffariam verbor: confèquentiam , tefiamento exprefforum , ad introducendum illud non attendatur. eod. n. 15-6. i6r. 162. An ér quando qutefiio volumatis in fideicomm: admittatur ? c. j8. n. 17. 18. Fideicommifïèn zyn omtrent d'ongerede goederen , in deze Provintie gelegen , outyds ong'oorlooft geweeft. c.f7. n.212. Ut men ook over Leengoederen by wyze van fideicommis kan difponeren? v. Feudalis confenfus Dè vi geminationis in fideicommiffis. c. f8. n. 12. '13. Sübftantia fideicommiffi tota pendet d verbis, d tefiatore prolatis, eod. n. 22. Si modo de illis liquido confiet. eod.n. 23.x:. jp. n, 17, Quod ampliatur ér probatur. „ c. f8. n.j4. Gravatus fideicommiffo Timilis- efl tifufruffuario. c<6f n u Ideoque de bovis , fideicommiffo fubjeclis.x nee mortis caufa, nee inter vivess  INDEX. vlvos difponere poteft eod. n. i. Nee ea tranfmittere ab mtefiato ad heredes. \ eod. n.3. Defubfiitutione, direftis verba concepta,an & quatenus fubfiftat jure fidekommijft? v. Subftuutio. ; Nemo poteft efe fimul fiducianus ac fideicommiffarius herer, c.61. n.fo. Yts vry of onder van pdetcommis erven, zyn oppepta. c. 61. n.6. 7.0. FidejuJJio. Fidejujfor. v. tawFides. De bona fide v. Bona fides. Filius. Filia. v. Liberi. Fines v. Confines. Finis. Finis ér intentïo, aliquid fat, i» WKw/èaf negotüs infpici debent. c. 19. n«9o. ; v. Littus. Fluvius.j Forma. add. Statutum. Forma ér folennitas, d lege tradita. prtfamitur fabftantialis, ideoque ac unguem obfervanda. c.43. n. 14 Fortalitium v. Zaalwher. Forum Contraclus. v. Con, trattus. Forum domiciïii. add. Lega tus. 'An ér quatenus maritus vel ét* debeatfequiforumdtmkilii. v. Maritu; Mutato domkili tarnen non mutantur leges prioris domiciïii. c. 23. n 9. Licet jure fcripto conjuges contraxer'mt & alio domicilium tranfiuhrint. eod. n. 12. Quid, fi accedat conjugum exprejfa declaratie. eod'n"/.1 De judke domiciïii ejufque confenfu teque requifito in alienatione pupdiarium rerum, ac rei fitx v Minores. Door accidentele of cafueh daden van een tydelyk verblyf buiten een fitte re ér faclo voorgenomen etabliffement cider waarts wort het fatum» domiciïii niet verandert. c. 36 n. 40.46. Onder welkers regtsdwang ook de mobile goederen, fchoon fub alterius ditione bevonden, egter zo wel, als de perzoon, gehoren eod. n. 41.62. Het jus priftini domiciïii, fchoon voor een tyd verlaten , behout nogtans zyn duirzaam beftaan, eod n. al. N',fi de animo permanendi per habitationem aftualem confliterit. eod. n, 43. gtted argumentando ex abfurdo impojfibili probatur. eod n 44* Hoedanig men zig in confiiBu fiatutorum ten refpecle van een duplex domicilium reguleert? v. Forum originis. Een Regent, Burgemeefter of ander Officiant, in zeker buitenlantfch collegiegecommitteert, en necejfitate ojficii elders abfent, wort ficlime juris fine domiciïii mutatione voor priefent gehouden in dk plaatz, -maar van zyne commiffie bekomen heeft, eod. n,47. 56« 57.J8. 61. 62. 63.67.70.71. i .. Gjuamvis decem plurefve annos oflicu r caufa alicubi commoratus frerit eod. n. oS. '*» Te  INDEX. Te meer, als nog in loco domiciïii geftorven is. eod. n.75. Quod exepiplo Clerici, Vrflati ér ad munus publicum in aliam regionsm vocati illufiratur eod.n.48. 49. 5c.f3.f4. Of favorem originalis domiciïii unusquifque in urbe Rom* conveniri poter at cod. n. 76 Uitgenomen Ambaffadeurs v. Legatus. Waarom een Parochiaan, buiten 't Cïoofter dienende en ftervende, wort geagt in foro domiciïii geftorven te zyn ? v GeefieIjken, Forum Originis. In fiatutorum confiiclu reguleert men zig ten refpecte van een duplex domicilium na de wetten van 't domictlium Originis, C, 36. n, 4ƒ, Forum rei fita. De confenfu judicii rei f.tee in alienatione rerum ninorum. v. Minores. Of en wanneer de cognitio hujus fori over 't poindt van hypothecatien nodig is. v. Pignus, An ér quatenus confenfus hujus judicii in alienatione bonorum, ab uno conjugum , invito alt er 0 , faila. v. Maritus. Fungibilia, v, Res fungibiJes. Furiofus. Krankzinnigen, add. Prodigus, Teftamentum. Teitamenten, by krankzinnigen ge.maakt tentpore dilucidi intervalli, zyn beftendig. c. 28, n. 62. Hoedanig en wanneer alzulk interv4lam Ycreiücht en. yic derxelver' handelingen bewezen wort, eod. ri, 63. 64, Hoe ver de krankzinnigheid , omniet te tetteren, moet gaan? c,33,n,28. G. Geeftlyken. item Arm- en Godshuizen, Diaconie , Fia corpora, add. UnU verfitas, Van d'audtoriteit en adminiftratie omtrent 't gecftlyke en ecclefiaftycque, v. Sacra. Van geeftlyke goedren en derzelver pofièffie. v. Pojfjforium, De directie, adminiftratie en difpofitie van en over alle geeftlyke goederen competeert de S'aten van yder Provintie, waar onder gelegen, c. 18. n. 126. Schoon ook de corpora daar van buiten 's Lands mogten bevonden worden, eod, n. 127. Een verwin van een geeftlyk goed buiten confent van de Lantfchap is nul. eod.n, 133, En een verzogte pantfchap verweigert. eod, n, 134, Gelyk ook in genere gene dusdanige en diergelyke goederen fine confenfu Principis kunnen worden veralieneert en wel onder zekere poenen. eod. n, 129,130,13 j , 2 3i. Waarom dan ook zelfs een verbant van een geeftlyk goed, ex neceffitate procejfus pro litium expenfis buiten confent der Staten gefchiet, by fen« tentie is nul verklaart, eod, n, 13 Waarom een geeftlyke of parochiaan Bbbbb buiteg  INDEX. buiten 't Cïoofter dienende en fter- : vende , gehouden wort, in ecclefdfui domiciïii geftorven te zyn ? c. 36. n.fi.Ji. De goederen , onmmundigen en proveniers toebehorende, vallen niet op haar, maar op de corpora en andere geeftlyke huizen, waar in zyn verpleegt worden. c.43. n.4. En moet by gevolg d'alienatie van goederen, zodanig Godshuis of geeftlyk corpus, namens de proveniers by erfnit pro alirnentatione aangekomen , niet by 't gertgt, maar by den Vorft of Lantfchap verzogt worden. eod n. 3-y. 13 iy. tó. S^uid jure ~Romano ? eod. n. 8. Van d'aditie of repudiatie ener zodane erfnis. eod. n. 6. Of een Armhuis of Diaconie kan genieten de faveuren aan Cloofter-, Kerk- en geeftlyke goederen , by placaten dezer landen toegeftaan ? eod. n. 7. Alle Godshuizen , cum autoritate & licentia publica gefundeer-t, jouffèren ten opzigte der verbodene alienatie van dezelfde kerk- en geeftlyke voorregten. eod. n. 9. Hoedanige goederen, privata autoritate geftigt, abfque forma ér fotounit ate niet kunnen vervreemt wonten. eod. n. 10. r r. Te minder, als die tot een godvrugtig en duirzaam einde aan dezelve gegeven of opgedragen zyn. eod.n. 12 Gelderland, v. Hof van Gelderland.. Geminatïo. De « geminationis in fidekommijfs v. Fideicommiflum. gereformeerden, v,. Religio, Glebce adfcriptitii. add. Hofhorigen. Servus. De natuirlyke vryheid der zogenaamde glebte adfcriptitii is verfcheidentlyk ratione bonorumpojjejjorum bepaalt. c.76. n.ó. Godshuizen, v. Geeftlyken. Gr a dus. Van 't een tot 't ander geval, licet ft idem gradus, mag men niet argumenteren, ubi diverfa eft ratio. c. 80. n. 72.', De exte-nfione graduum , V. Fideicommilfum. Subftitutio. Groenlo. De Stad Groenlo volgt de ftatuten van dc Hooftftad Zutphen. c. 27. n. rj. H.. Hereditas. Boedel, add.. Heres. Majfarius.. De inftrumentis hereditatis ér quomodo fe heres circa earum fpelrf cationetn gerere debeat? v. Inventarium. Een erfgen: willende hebben viiïe en examinatie van boedels-inftrumenten, moet die in't fterfhuis nazien en kan daar van op zyn koften copie eifchen. c. 14. n.77. Zonder, dat dezelve in originali behoeven extra domum mortuariam overgegeven en tot laft des gemene» boedels' gebragt worden, eod. n. 78.79' Limitationem v. eod. n. 80.. Van ten defolaten boedel. V. Deflatie. Wan-  INDEX. Wanneer men een boedel met regt mag retinere n, v. Jus rete?itionis. Faclum de futura hereditate tertii, e* infcio, improbatur. C. 27. n. I 3 Jus bereditarium tam invito adverfario , quam inttrdictum pojfejfionis retinend* cedi poteft. c. 28. n, 91. Diftinêlio inter jacentem atque vatantem hereditatem. eod. n, 89. De vi renuntiata hereditatis. c. 47. n, 13. 14 De aditione hereditatis ejusque ejfeclu. c. sy. n. 49. fo. Van d'aditie of repudiatie ener erfnis van geeftlyke goed'ren. v. Geeftlyken. Hereditas, femel adita, non eft amplius defunclt hereditas, fed confunditur cum heredis patrimenio, c. <3. n. 8 Qued exemplo pecunia hereditaria, ex hereditate parentum accept*, illu(Iratur. eod. n. 9, Hereditas omnia defunili jura aélive Ó" pafttve continet. c. 71. n, 23. De incerto hereditatis vendendo. v. Emptio-Venditio. Hereditatis petitio. add. Divijio. Ejfeclus petitionis hereditatis in quo confifiatl c. 56. n. 2f. Adverfario, neganti, aclorem beredem cfife obftat exceptio prajudicialis v. pramaturi , adeoque priut de ea hereditatis petitione agi debet. eod. n. 28.61. Qua exceptio tam cumulatione petitionis hereditatis quam familia ercifcunda praveniri poteft. eod. n, 29. Quod in foro fapiffime contingit. eod. n. 30. In generali petitione hereditatis kan men, gelyk in alle perzonele actiën, 'c zy met badinge, arreft of ook wel met inleidinge procederen, eod, n, J4< fp. 60. ör. ünzowel tn, als extralocumdefunili. eod. 6. ff, 57. Non obpantt contraria epinione Dni Schrajfert. eod. n. f6.58. An & quando contra heredem datur hereditatis petitio ad diviponem, v. Divifio. Heres. add. Majjarius. Hoedanig een erfgen: tot prasflatie van erfhuis-verburginge moet procederen ende laften des erfhuis verburgen ? v, Cautio domus mortuaria. Heres nequit faélo defuncli contradi"re, c. 26. n. 1 r. An & quatenus heres inventarium reddere teneatur? v, Maffarius. Quando aclus , per heredes approbatus, cenfeatur, c, 27. n. 14. Mores multum tribuunt heredum conventionibus, c. 47, n. 17. De rebus heredum quis difponere poffit -? eod. n. f4>' Heredis inpitutto diffcrt d Jïdekomwiffo. y. Fideicommiffum. De goederen, by erfnis verkregen, worden , als een onverdeeld patrimonieel goed van den erfgen: geconfidereert, en daarom zonder ond.T» fcheit op zyne naafte erfg , . ëod.n.it, Maar Zodanig goed , niet te leen ontfangen zynde , vervalt wel mmediate op de naafie in den bloedt van die echte deszelven goeder _ . eod. n; 1; Tenor invefiitura in hifce bonis etiam anfe omnia eft i?ijpiciendus & quare '( c.76. n. 26. c.77. n. 12. Wanneer quoad fuccejfionem gevolge wort 't gemeen gebruik des Hoves, öf de Curia dominans ? c. 76. n. 27. tit , , C77.n. 13.. WanneeJ c locaal lee?iregt of de fitusbonorum? 0.76.^28.29. c.77. m 14. ■tri wanneer t jus Commune Feudo-r"m? . c.76. n. 30. Hoedanig een belening meteen horig goed verkregen en uitgegeven wort'? eod. n. 31. Van hofregten en eigenfehappén van horige en andere fervile goederen. eod. n. 32. Dé bezitter van een hofhorig goed ftervende, heeft den outften zoon of wel by gebrek van dien cPoutfite dogier de zaalwheer voor uit. » c'7<5-n. 33- c.77. n. 2; Maar d overige goederen zyn onder de zamentlyh kinderen deilbaar. c.76. n. 34. c 77-n. 3Hoe en wanneer een zodanen fuc-ceffeur tot de Zaalwheer moet gequalificeert zyn. £77. n. 2. Dog hoedanig de hofhorige goederen in liftea eollaterali: devolveren ? eod, n. y. D*Overyfie!fchr hofhorige goederen van vrije en in geen echte■• wezende perzonen zyn tuflèn man en vrouw gemeen. eod n.22. Maar d'andere goederen van luiden, in die echte gezeten, hebben een B b b b/b 3 fcaak.  INDEX. fimak vt* leengoederen, eod. 11.13. Hoe dezelve in 't een en ander geval erven en verfterven. eod. n. 14. - fTeftamentaire difpofitien , donatien enz. over hofhorige goederen zyn g'oorlooft. c.7<5. iMJ-44- Wanneer zulx met de wille det Heren gefchiet. eod. n. 45.46.47■ En waarom? eod. n.36. In welke gevallen men egtet daar over niet mag difponeren? eod. n. 48.49. Voornamentlyk zyn zodane difpofitien g'oorlooft aan ouders tuffen hunne kinderen en erfgenamen na welgevallen: mits daar by komende des Heren approbatie met extenfie tot fideicommifaire fubflitutien tot op de twede hand. eod. n.38.39. En mede ten opzigt der tugt tuffen wan en vrouw. eod. n.40. En moeten zodanige teftamenten niet vooraf by forme van oclroy, maar daar na door den Hofheer meribus noftris worden gapprobeert en beftedigt. eod.n.53. Contrair nogtans aan de Statuten Tan OverylTel. eod. n. 5:2. Yoor welke d'a&en van difpofitie, donatie ofte alienatie inter vivos over deze en andere fervile goederen moeten gepaffeert worden? eod. n. f o. En voor wie d'acten mortis caufa ? eod.n. f 1.54. Wat omtrent de laafte in agt te nemen? n eod. n. fi. Wat het regt van Zaalwheer zo in deze, als andere goederen is en waar in gegront v. Herengoederen en Zaalwher. 'Alle oprukkingen van hofhorige goe deren worden g'oordeelt, falvt e^uCcwique jure gegeven te zyn er ten welken einde. c.77. n.ai, Homicidium. add. Crimen. Het woord g'at tenteert veronderftelt niet een doodflag, daar op fitte animo occidendi gevolgt. c.79. n. 2, Hoe 't geval P. 1. Conf. 60. daat omtrent moet begrepen worden? eod. n. 3. In atrocijjimo conatu ctedis heeft de doodflraf plaarz. eod. n. 4.8. V Jus Divinum maakt een wezenrlyk onderfcheid tuffen een doodflag, heimelyk, of met opzet ende by geval en buiten een kwaad voornemen ondernomen, ubi explicantur Exod.xi. v. iz. 13. 14. 18. 19. eod. n. f. 7. 9. 10, Na en volgens dat God'lyk regt ZOU de wil van gattenteerde, dog niet geperftcleerde doodflag voor de daad genomen en dus op dezelfde wyze, als de daad, geftraft worden , en waarom ? eod. n. 11. 12, Of en wanneer een zodanen dooaRag outtyds onder Ifraël met de dood geftraft wierde? eod. n. 13.14.1 f. tö". Gjuamvis jure Romano ob fimplicem conatum poena mortis habuijfet locum, tarnen mores , hane feveritatem lenientes , extraordinariam poenam omnibus, etiam atrociffimis, homicidii cafibus, morte non Jècuta, introduxerunt. eod. n. 17.18.19.20. Gjuid jure Militari ? eod. n. 2(. Houthouwen. v. Lignum. Hypotheca. v. Pignus. I Ignorantta add. Error. ^  INDEX. Que ujqn; ér quibus juris ignorantia prop? c. 47. n. 93. Att ér quando indibitum folventi ? v« Condictio indebui, An etiam renuntianti? v, Renun- tiatio. Ignorans nihil remittere poteft. c ƒi. n. 107. lïïico. De effeclu vocabuli illico, c, r.n. iy Illiquidum. add. L'iquidum. De Jolutione ficlitia , in illiquidis hodie recept», v. Expenfae. Hoedanig in illiquidis te procederen? c. 19. n.07.08. lïïuflrcs. Adel. Van de kragt der volmagten van illuftre perfonen onder haar hand en zegul. v. Mandatum, De vi paélorum illuftrium ratione confervandte familue, v Familia. Immobilia, add.. Opdragt. Of, en wanneer een pofièffor immobilium gehouden is, te caveren. v. Cautio. An peeunia , ad emtionem rei immobilis d'fibiata, manet adhuc res moc iii habetur fape ratio moibi aliufve impedimenli. eod. n. 63, Piajertim in vidua S53 quarc* eod. n. 64. 6f. Et mora modici temporis excujatur. eod n. 66. 67. Zodanig, dat een erfgen: met die petitie boven den ftatutairen termyn gefuperfedeert hebbende, een erfuiCcccc ter  INDE X. ter km volltaan te geven een inventaris der goedren , zo die tempte fetitionis bevonden zyn» c^7*6g* En wort derhalven de langftlevende, alserfuiter, allereerft geftelt tnmora na de tyd der vorderde en overgave des inventaris, c. 46. n. 24.-25-. Waar van egter de quahteit van ufufrncluaris dezelve niet kan excu feren. eod' 2°- De keften van inventaris zyn tot lafte van den gemenen boedel. c. 14. n. 68. 69. 7°< 71. En waarom? eod. n. jz. 73- 74Limitationem tarnen, v. eod. n. 75V76. Omijfio alicujus rei, faltem minima, prajumitur pottus ex errore , quam dolo evemfte. eod. n. 105-. 107. Maxime, H claufula de addendo &c. ei fit appofita. eed. n. 106. Zo nogtans, dat een Invcntantant, yets op den inventaris vcrvwygende, verpligt is, 't zelve naderhand tn te brengen. c. 24. n. 24. 2f. 48. En dus een erfgen; bevoegt in contraiten cas tot annuïïaüe der erfjcheidinge te procederen en de.mentaneumf& fummarium ,s. ordinarium, worc g' oordeelt in erfhuisproceduren mede plaatz te hebben. eod. n. 68. 76. 78. 79. 80. Tegens yemant, inprafenianea dmus . mortuaria poffefp.one zynde, hebben gene difputen over de qualixit der pofïèflïe, nog enige quxftien van dieper onderzoek plaatz. eod. n. 81.86. Een anterieure poffelïic, etiam babi- fa praambula hora mortis tefiatoris, opereert regt van legitime contradictie ad impeaiendam mtfiwnem hereais. cod. n. 83. Judicium familU erascuncU v. jDiVifio. Judicium petitorium eod. n. 19. Quatenus & quibus cafibus in faro Hodierno> eod. n» 20. 21. 23. 26. 27. 29. 30. Jus Civile, Commune. 't Roomfch regt heeft hier te lande geen plaatz , \v3nneer een contrair Statuit zulx derogeert of een contraire couftume vigeert, c. f. n. 31. Dog alleen by gebrek van dien. eod. n. 34. Als wanneer men verpligt is in [ubfidium toldax regt zyn recours te nemen» c. 19. n. 23. Of die gene, welke zig op d obfervantie, dan hy, die zig op de abrogatie van deze en gene wetten ex Jure Civili beroept, zulx moet bewyzen. eod. n. 24. 25. 26. 27. Hoe ver't Jus Civile Romanum in Friesland plaatz he;ft? c. 28. n. 14» Omnis quierenda occafio, ut ad ]us Commune revertamur. c. f8. n> 20. Jus Judaicwn. iWaarom d' aloude wetten , aan 't oude Joodfche volk gegeven, tegenswoordig ophouden? c, 80. n. 67.  INDEX. Jus Tuhlictm. Eft in tutela ac poteftate Principis. c. ƒ i n 26. Jus reprcefentationis. An & quatenus in feudo locum habeatï v. Feudum. Jus retentïonis. Wanneer men een goed met regt mag blyven retineren, en zig van 't retnediurn poffefftoms ex L. uit, C. de Edict. D. Hadr. Toll. kan bedienen? c 28. n. 88. Habita tarnen diftincJione inter hereditatem vacantem & jacentem, eod. n. 89. Jus retentïonis, quodrtiam juxtaMcvium remedium ex *?}. L. uit. excludit, tamfavorabile eft, utite quidem percamionemauferripojfit, eod. n.92. Waar in dit privilegium retentïonis al verder beftaat? eod. n. 93. 94. Of ook in iudicio families ercifcund.e plaatz heeft ? v, Diviiïo. Competit jus retentïonis generaliter conjugi fuperftiti pro donatis in p.iclis nntenuptialibus, licet minus folênnibus. c. f6. n. 42, 45-, 47. Etiam maffario £if quidem fine cautione, eod. n 43. 44. Nee non ufufructuario. eod. n, 46. An y quo ufque uxori pro fejïitutione pretii rei feudalis , pro dimidia parte foluti ?& a» etiamjümoribusfratribus & foronbus ? v. F eudalis aeftimatio. An & quando vcnditori. v. EmtioVenditio. K. Kamerling. 7 v. HofhoriKeurmecUg y gen. Ken reed. v, Juramentum. KrarAzianige v. Furwjüs» L. Lcefio. add: Emptio Venditio. An qualis in reftitutione in integr.um requiratur ? v. Reftitutio in integrum. Lacus. MoeralTen. add: Lit~ tus. Stagna lacus, cum aut crefcunt aut decrejeunt, nihilominus fuos tetinent termmos. c. 63. n. f, Legtxtumy Legatariw, add: Jus Jccrejcendi. Toffefiorium. Legatanffen konnen zig niet bedienen van 't remedium L. uit. C. de Edïcl. Div. Hadr. Toll. nog van 'e interdidum Quorum Bonorum en waarom niet? c- 28. n. 32. 33.42. 43. 44- 47- 49Yemant, met zeker legaat gebeneficeert zynde , kan voor geen erfgenaam , maar moet, als een legataris, geconfidereert worden, cod n. 34. 4°- 46Ï An remedium d. L, uit. etiam legatarös detur ? digladiantur intex fe Dodores. eod. n. 3f. De Duitfchers hebben uit onkunde van ons conj'uetudinair erfhuisregt dat remed'e niet ex d, L. uit., maar ex proceftu executivo toegedaan , dog hoedanig? eod. n, 36. 37. Derzelver redenen worden afgekeurt. eod, n. 38. 48. En andere, daar tegens trifariam bygebragt, voorgetrokken, eod. n. 39. 3ccec 3 Le-  INDEX. Legatum fub conditione , tanquam 1 poena caufa reliSturn, valet. I Legata & donationes, qua fiunt collegiis illicitis, non fubjiftunt ■ c. fi n. 41- 48.Sfi ijk* inteftato aut pauperibus deferuntur. eod. n. 43. publice Jint tndmta aedcs. eod. n- 44- 49- Addt' Collegium, Legatus. Ambaiiadeur Gedeputeerde, add. Forum domkdii. Een Ambaffadeur of Gedeputeerde, fchoon neceffitate officii abfent, wort fidione juns, voor prafent .gehouden in die plaatz, waar van zyne coinmiffic heeft bekomen. c. 36. n. 47. f6. 61. 63. 70. Dat met twe exemplcn van Qecommitteerdens wegens Gelderland en Utrecht, in 'c Collegie van Admiraliteit 't Amilerdam en in de Raad van State zitting hebbende en daar ter plaa'zen gecitcert, dog tot haren dagelyxen rigrer gewezen zynde, g* illuftreert wort. eod. n- 72. 74Ét rede ob ratinn. eod. n. 73. Quod etiam ad liberos applicatur. eod. 11. 69. Ambailadeurs zyn refpedu debiti nergens convenibel , dan ter plaatze , waar van gezonden zyn, tamdiu legatione funguntur. eod. n. 77. j Quid,fi in officio deliquermt7. eod. 78. 79. Zyn niet bevoegt de jurisdictie, invito princtpali, te prorogeren. eod. n. 80. 8t. Legerboeken. Liggers. Regifters. add: Locatio* Conduclio. Hoe ver proberen? c. 18. n. 4f. 46. legitima. add: FamHia. I eftanentum. Ymand, kunnende alleen over zekere gedeeltens zyner goederen difponeren, vermag over de andere gedeeltens tot nadeel der legitime portie niet tetteren. c. 27. n. 4. Eu moet hy, willende ex capite l C. 52. n. 79. 80. ! XJbt cafus eft legis , ibi nulla ambi- \ guitas c. ff. n. ƒ3. Libellus, add: Conclu/io. Libellus dirigit fententiam. C. 18. n. IO. \Jberi, "Nepoles &c. add: Kdeicommijjum, Tacta antenuptïalia, Tejlamentum. Liberi genera 'iter, fine enumeratione graduum ncmtnati, ininfinituntfunt , intelligendi. c. f]. XI 128. 129. T3f. Een kleinzoon, uit een bevoorregte ftam van een vader, neemt uit hem aan een en dezelve natuir. . e°d n. 130. Zodanig, dat dc waarfchynlyke wille des teftateurs, fchoon alleen van kinderen fpreekt , niet extenfive , maar interpretative van zyne verdere dejcendenten moet verftaan worden. eod. n. 131. In linea collaterali fub liberorum appdlatione etiam nepotes veniunt. eod, n. 134» Wie door nakomelingen en wettige defcendenten verftaan en daar onder begrepen worden. c. f8. n. 9. c. $•9. 11. 10. Een zoon of kind, hebbende gehad d' adminillratic der goederen by 't leven van zyn vader, is niet gehouden, daar van aan zyn broers en zufters rekenfchap te geven , dan voor zo ver hy erf ui ter zy. c. 27. n. f8. f9. 60. In cas van kinderen zyn alle conjugale gratificatiën doorgaans hatelyk en daarom by vele ftatuten verboden, v. Pada antenuptialia ciT Tefiamentum. Libri Cenfuales. ) v. LegerLiggcrs. ) boeken. Lwium, Per lignorum incijionem poffeffio probatur. c. 18. n. 67. Lyfrente v. Obligatio. Liquidum. add: Chirografibum. Debitor. Iiliquidum eod, n. 42. 43. 44. Hoe ver oude regifters en legerboeken alhier proberen? eod. n. 4f. An contra locatorem etiam exceptio prsefcriptionis locum habeat} v, P.rxlcriptio. Rei locata; dominium variis modis pro-  INDEX. probatut, fedquomodo} eod.n. 33.34. 39.40.47.48. 49.50,61.62.63. 60. Wanneer de pnmitivo tituio loiationïs conlkert, worden alle betalingen g'oordeelt, gefchiet te zyn ex taufa locati, en niet ex Utnlo emphyteufeos : v. cum ampliat: & extenfioKe. cod. n 94 9f» 102. icó. Ex contraüu hoe rnerx jeu pretium debetur. eod. n. 80 Lochem. Hoe ver de Stad Lochem , na 't voorbeeld van andere, ftem in Staat hebbende , Steden , prtpter aquitatem opvolgt 't Stadregt van Zutphen? eod. n. 17. Locutio. Verbum. Nullum verbum fine virtute ahquid eperandi pofitum prtefumitur. c. SS> n. 7- c, 61, n. 33. Verba funt figna demonftrativa voluntatis ammi. C. f7- D- z- Muiier es fepe melius de f en fin verborum fentiunt, quam Philojopbi. eod. n. in. De vi adjeftionis poft cum , ut & locutionum in fideicommiffis & tefiametttis. v. Fideicommiffum. Teftamentum. Verbis, ubiclara funt, tenaciffime inharendum , nee quidquam ex cerebru affingendum, C. S9' O* 17. Alle uiterlyke cieraden van bewoordingen en (preekmanieren zyn doorgaans gevaarlyk en daarom in een advocaat hatelyk. v, Advocatus. Locus publicus, add.UniVer/ïtas. De officio prcetoris , ne quid in loco publico d privatis fiat. c»fl. n 23.24. Luctus. De tempore lugeddi juxta mores noDd firos. c. 14, n. 9?. 96, Lutheranen. Placaat tegens de Lufhe-anen in IS40. door Keizer Karei g'emaneert, c j-2. n, 6. Of onder de gepermitteerde of gnoiereerde religie gehoren? v. Rehgio, Luxus, add: Trcdigus. Tegens grote overdaad en luxurieufe levenswyze zyn eertyds de LL.fumptuarix ingevoert. c. 38. n. 4. En daar door grote huizen , (die door frugaliteit tot magt gelteigert waren en hadden konnen behouden blyven) tot haar eerfie oorfprong van gennghetd gebragt. cod. n. ƒ. 6.7.8,. M. Magefcheiden v. ViViJto. Mandatum. Vol magt. llluftre perzonen en collegien konnen onder haar eigen zegul volgens Stadr: van Zutphen yeniant bevolmagtigen c. 18. n. 41. An & quatenus mandatum murte mandantis extmguaiur ? c. 27. n. 70. 71. 72 73.' Van Leen-volmagten. v. ieudale Mandatum. Manutenentia. An & quatenus decretum manutenentia necejfarium fit7, c. 21. n. 10. II» Mantabs potejtas. v. Markus. Markus, Coijuges 3 Uxor. add: Ta&a antenuptialia, Viduus. Of en in hoe ver in materie van alienatie, door de man buiten zyn d d d vrouw.  INDEX. •vrouw gedaan, de confenfus judicis rei Jitee vereifcht wort , wanneer reets vooraf daar over by den domiciliairen Rigter mcontradiélorio erkent is. c. 16. n. |. y. 7. Hoedanig 't Lantr des Graafs: Zutphen Tit. 18. Art. i\. gebiedende, dat man en vrouw, ftaande egtfchap, gene goederen , d' een buiten den ander, mag afftaan , bezwaren enz. daar omtrent moet verftaan worden? eod. n. 8. 12. 13. 14 Of, wanneer en om welke redenen de man nodig heeft d' authorizatie van den Rigttr, om zyne eigene goederen aan defzelfs vrouw of crediteuren , ea invita, te mogen verbinden? eod, n 9.10 iy. 16. 17. .$• An Jif quando uxor a marito in dotem data repeterepoffit ? C. 23, n. 27. De communione bonorum inter conjuges. v. Communio bonorum. Maritus eft connubialis lutor uxoris fu v. Obligatio. Zonder, dat hy, enige connubiale goederen buiten zyn vrouw alicneren éc,ob claufulam annullativam,ftatuto appofitam, zelfs pro femiffe ad interefje zoude gehouden zyn. c. 47. n. 31. Sed muiier moribus eft inftar minorennis, nee fine marito habet legitimam perfonam jiandi injudicio. c. 24 n. 32. De effeélu poteftatis maritalis quoad Jus Hodiernum. cod. n. 33. Vnde & uxor fiatim poft copulam carnalem intrat ejus domicilium. c. 36. n. 30. 32. 33. Schoon ook de man de vrouw in haar woonplaats troude en by haar bleef wonen. eod. 11. 34. Sic etiam, marito defunéto, ejus fof»m retinet, digmtattsque maritalis fit particeps'. eod. n. 31. $f, 36. Et per conjequens luribus mariti dol micilii feje fubiecijje & nubeudi ea affumpjiffc cenietur. eod. n. 37. Van conjugale gratificatiën v. Paóla antenuptialia & Teftamentum, Markt, Marken rigter, item Markgenoten, add: Taf cua, Uniïerjitas, Marken-Gerigten hebben hare eigene jurisdictie, wetten en couftumen. c. yt. n. ifo. Edog mag een markenrigter buiten confent der markgenoten , gene gemene velden verminderen of met fervituit bezwaren, eod. n. 29. 67. 6S. 69. 70, 81. Van 't oprigten en onderfcheiden van markpalen, v. Confines. Matrimonium v. Nuptirf. Mafjarius. Erfuiter , add: Hctres, InVentar 'mm. Na de wetten des Graaffchaps Zutphen is een erfuiter, fchoon niet gehouden cautie in materia inventarii te ftellen, nogtans verpligt een behoor•lyken inventaris op te rigten en aan de erfgenam: uitte reiken. c 13. n. 13. 14 juncl. n, y. 6. &c. Waar van de extraditie egter niet anders, dan op gezinnen der erfgenamen, behoeft te gefchieden. c. 14. 11. 3. 4. S- 8En dus mede niet door de langfilevende, a's erfuiter, dan na de tyd der vorderinge. c. 46. n. 24. 2y. Adeoque mora non committitur, c. 14 n 6. Dog tot confeétie en inventarizatie is een erfuiter van zelfs verpligt, als met  INDEX. met d'extraditie geen gemeenfchap hebbende. eod. n. 7. 10. Hoedanig 't Lantr: van Veluwe e. 34. a. f. in dezen moet verftaan worden? eod. n. 9. i\. 12. Een erfuiter mag zig na dc wetten der Stad en Graafs: Zutphen met den eed ter beftedinge van den inventaris omtrent de goederen niet verryken. c. 24. n. 2f, 47. Of en in hoe ver een erfuiter verpligt is,verantwoordinge te doen, en waar toe aan dc erfgenamen gehouden is. c 27. n. sg. 60. 64 Geen erfuiter voor handen zynde , j Wort aan dc gezamentlyke erfgenamen zo wel de betvaringe en bewind der goederen, \xhvervaardin%e van den inventaris toevertrouwt, cod. n. 61.62. 'tErfuiterfchap komt na Lantr; ook toe neven en vordere bltiétverwanieti. eod. n. 63 Een Erfuiter, als de perzoon der overledenen reprefenterende, moeta^' exemplum heredis fideicommtffarii het erfhuis befchutten en den boedel redden, c. y6. n. 67. 70 71. Quod etiam ad e jus heredes extendaur fi, pendente judicia f-imilite ercifcund.e, maffariits moriatur. eod. n. 72. Tegens een erfuiter hebben ook alle civile actiën, tegens den overledenen gecompeteert hebbende, plaatz cod; n. 68. En zyn d'erfgenamen verpligt d? erfnis uit handen des erfuiters te ontfangen. eod. n. 69. MennoniUj add: T^ligio. Wierden eertyds Anabaptifien en H hun nadeel kunnen continue, en? v Communie bonorum. Mobdïa. Waarom gerede goederen met epa niet kunnen verbonden worden? c. 6. n. 14- Het effecT: van afteaatie of preferentie, door peindinge verkregen . is in op kin van 't gerede zeer gering en waarom? c. 8. n. if- 16. 17. «• Of en hoe verre d'obligatien en losbare renten inter mobilia gerekent worden? v. Obligatio. De mobile goederen, fchoon fub altcnus ditione bevonden, blyven met en nevens óeperzoon, aan defzelfs regtsdwang , als ^ ziel aan t lig(haam, meteenindiffolubelen band verbonden. c. 36. n. 41. 62. Of en wanneer 't gerede tullen de con'horalen gemeen is ? v. Commuwio bonorum. Van de nuttigheid der quefbe omtrent de mobiliteit of immobiliteit der goederen, v. c. 36. n. 102. Mox. V. lÜiCQ* N. Namentlyk, Teweten. Van de verfcheiden kragt, die aan »t woord namentlyk of teweten, (voornamentlyk in materie van fideicommis, teftamenten en fubftitutie) gegeven wort, v. cf?. n. 101.102. 138. 170. c. f8. n. 7.8. 12. c. 61. n. 47. 48. Kobikf. v. lUuflres. Komen, add: Cejfjlo, Debitor, Bmpüo-Vind\itio. Nomen, fi venierit, pr.tftandunt. c. 17. 11. 24. In materia ceffionis , five nomen venditum, aut in folutum datum , aut a\limaUm jit, omne perüulum b5 commodum ceflionarii eft. èod: n. 30 31. Imo quacunjue ratione ceditur nomen , excepta cauja dotts , modo nomen fit verum atque fine culpa cedentis. eod, n. 32. 3f. Nomen verum in cejjione vel venditione fidum requiritur, licet venditor de evicfione caverit. eod. n. 42. Nootweg v. Vm. Kotanus, add: jBuarius. De teftamento, coram notario confeüo, an LL. Gelria Cif Zutphanice valeat} v. Teftamentum. Ko1>elU Leonisj add: Teftamentum. Quatenus praxis hodierna hafice Novetlas admiferit & deharum uju & aucloritate. c, 28. n. f 8. Item de earum receptione in Gallia Ca noftris Provinciis. eod: n. f9- NuptU, add: Tafta antenuptialia. Locus contracli matrimonii C55 inftrumenti dotalis quando infpiciendus ? V. Divifio $5* Tutor. Tot wiens laft winft en verlies, ftante m-itrimonio voorgevallen, jure Rom. verblyft. c. 23. n. 29. 30. Quod propter nuptias datum elï, poteft filia, matre vivente, repetere. eod: 11. 28. De velitis nuptiis. v. Inceftus. Nt  I N D; E X; Naturale jus ij pudur in nuptiis conJiaetart debent. C Bo. n. 8f O. Oblatio, Conjignat'to. Den eigendom van zekere onder conditie geconftgnéerde penningen blyft, ea pendente, by gene adimpletie aan den conlignant. c. 19. n. 63. Dog de kragt van een pure oblatie en confignatie van penningen beftaat daar in, dat den eigendom fictaie per manum mediam aan den crediteur overgedragen wort. eod. n. 72. 94. Oblatio debiti puri & liqtiidi effedum habet folutimis, eod. n 73. 76, De oblatione & tonfignatione dupli cum claujula de augendo. v. ExpenGe. Obligatio. item Rentebrieven, add: Debitor. Tegens een zuivere obligatie heeft geen keureedplaatz. V. Juramentum, Art & quatenus obligatio ex folutione pracefjiffe prajumatur. v. Solutio. Caufa debiti & fubferiptio debitoris Jufficiunt ad valorem obligationis, c. 24. n. 29. Ita, ut non pracife fubferiptio uxoris ad fubftantiam ejus requiratur. eod. n. 30. Sedmaritus pro ea fe poteft obligare. eod. n. 31. Oiligalien, actiën , creditcn en losbare renten, op de comptoiren van Gelderland, Holland en Zeeland belegt, ongeagt ook daar voor generale of fpeciale hypothequen geftelt zyn , Worden pro mobi'.ibus gehouden. c. 36. n 26. 96. 99. Dog Vtrechtfe obligatien, op ftabile torfoia belegt, worden in materie van gif te, makinge, fuceeffxe en vorder niet, als immobiel , gr cci.fde- reerr. .■ cod. n. c8. Engelfe aöien en capitalen geboren onoer dé clafle van m<,bi e óf tirtmobiie en waarom? eod. n. 97. 100» Waar aan m'eh egter derzelver natuir enigermaten zou kunnen kennen ? eod. n. 101. 103. Alle obligatien, welke fua ndt'ura mobiel en haren oorfprong aan perzonele handelingen fchuldig zyn, gaan over na dc municipale wetten tot den erfgenaam des debiteurs. c. 71. n. 7. Of en in hoe verre een fucceflëur feudaal ten opzigte van 't leen voordeel , daar mede bóven d'andere allodiale erfgenamen mag bezwaart worden ? v. Feudalis alienatio. Alle obligatien en a£hen , uit dc gronden verkogt en opgedragen, gaan over tor derzelver bezitters, eod. n. if. En zyn daar voor, als een onus reale, in 't geheel aanfprekelyk , daar nogtans de perumele obligatien niet volgen den jinguheren, maar univerfelen erfgenaam. eod. n. 16. 20. An Ê35 quatenus prteftatio interefte tn faciendi obligationibus obtineat ? v» Aélio ad interefle. Oótroy. v. Privilegiuml Oorbiegt, add. Tefi'v. Waar en wanneer de renunciatie vaa de oorbiegt in getuigen plaatz heeft? c. 18. n. fö. Opdragt, add. Eir.ptio-Ven» ditïo y Immobilia, By een opdragt moeten de ongerede goederen n et alle hare bepaalde aangrenzingen, greot-en hoedanighcDdudd 3 <&cn3  INDEX. èTen , bezwaren ent. gefpecificeert ] worden? eod. n. 28. Wat koper cn verkoper in 't ftuk van opdragt doen moeten, c. 19. n. 79. 81. 86. 88. 89. Exempel van defzelfs formulier. cod. n. 80. Hoedanig 't zelve voor 't Lantdroften-Gertgte des Graafs: Zutphen by een opdragt voormaals en nog hedendaags in agt genomen wort? -eod n. 82. En hoe outtyds in de Nederlanden ttulx geobferveert wierde. cod. n. 84. De jacta. fcüucSB 5jP eins Jïgnificatio «e, quibusdam moribus circa effefluoationts immobilium ufitata. eod. n. S3. In oude tyden wierden by gebrek van fchrift en fchryfkur.de zelden enige opdragtsbrieven gemaakt. eod. n. 84. En was de propinatio poculi aan de getuigen een fymbolum traditionis. eod. n. 8f. Oppofant.) . Oppofitic. y- P«°diDge. Oprukkinge v. Hofhoii- ge goederen. Ordeldi ager. v. Aflumptie. P. &aSla antenuptialia, add. Communio bonorum , Retour van goederen &c. Locus paclorum antenuptialiurn in dsvifione bonorum non injptciendus , ttcc in datione tuttrum, c. 23. n. 3.4.6. Jus, ex paüis dotalibus atquijifum^ teque immutabile efi, ae patta ipfa. eod. n. 14, PaÜum antenuptiale juxta LL. domiciïii mariti, non vero conpeüi inJlrumenti conjiderari debet, c 36. n.,38. Et quare\ eod. n. 30. 31. 32. ^.f. 36- 37- Licet uxor harum ignara fuerit. eod. n. 39. Huwelyxe Voorwaarden cn Magefcheiden hebben een gelyke kragt in deze Provintie, als gerigtelyke acten. c. 47. n 19,23.33.34.38.40.41. Waarom dan ook aan dezelve, by omiffic van de ondertekening dei dedingsluidcn of andere requiliten, g'attribueert wort ene perzjunole verpligtinge met preftatie der interene. eod. n. 20. 21. 22. 26. Quod aque infeudis ob negleÜum cenjenjum aut omiffam aliam folennitatem obtinet7 v. Feudalis Confenfus. An cjf quatenus aftimatio feudi ex P. A. dtbeatur. v. Feudalis csftimatio. Van de ware reden dezer pararelle kragt tuffen Huwelyxe Voorwaarde» ende Mugefchetden. v. c. 47. n. 2f. 27. 28. 29. Bruidegom en bruid, hare aangebragtc goederen met fideicommis of retour willende vinculcren, waat op te letten hebben? c. f3. n. 16. 17. Alle conjugale gratificatiën, fchoon by huwelyxe voorwaarden, zyn doorgaans, in cas van kinderen , hatelyk en daarom by vele ftatuten verboden, c. sf. n. 2. 4, Ten ware by die huw: voorw: anders gecaveert was. eod. n. 3. Hoedanig dan egter de zodanige omtrent de overige goederen moeten verftaan worden? eod.n. f. 6.8.9,10.11. An  INDEX. An & quatenus pro donatis ex P. A CompetatcotojUgi juperjitti retentie, v. Jus retentionis. Tafta favaliee erdfcumU. y. IDiVifio. Tactum. v. Contractus. Pandinge, Tï^noratio. Van pandinge van beeften v. Animalia. Pandkeringe v. Peindinge. Tarentes. An & quatenus pejfunt liberis prajudictum iuferre ex capite tranjaüionts V. Divifio. Detefinmentio parentum inter liberos v. Teftamentum. In hoe verre yetwes aan hare kinderen mogen voor uit maken ? v. Legitima. Of en in hoe ver de langtflcvende der ouders blyft wettige voogd zyner kinderen, v. Tutor. Tars. Cenjetur ejusdem qualitatis cum toto, . c. 18. n. in.* Argumentum in jure de toto ad partem quando proccdat7 c. 21. n. 58. Et quando in probatione juris terrttorialis> v. Confines. An & quando pars major concludat> v. Vota. Tafcua, Jus Compafcui, Item Zigtvrede, add: Confines, Markt» Na 't Lantr: dezes Graafs: moet men vier roeden van een anders land fchoon 't geheel veld vry is, in't pluggen afblyven en tot een zigtvrede , laten. c ^,ftT% ƒ. 30. 31. Jg. 4* En in hoe verre de Markenner* eneirgenamendaar van mogenTafffl# . eod. n. 22. |s 67. Si quts tn alteno ,hs pafcendt vult exercere , debet pr.bare, agri fu, fiMes /,-. mtttbus ordmarns efle tatiores. T , eod. n. 40. \\1 Jta ut, deficiënte probatione , judex tncertam pertinentiarum commemorattonem non'attendat. eod. n. 42. Taupertas. dn & quatenus impojfibilitatem inducaü c. ,«-, n, 97> ^ Tecuma. De exceptiene non numerata peen»t v. Immobilia. Peindinge, Pantkeringe, add. Cbirographum , Debitor. Tuffen een ordinaire en executive peindinge, een crediteur tegens zyn debiteur competerende , is moribus een merkelyk onderfcheid» c. 2. n. 1, 3, 4. y. Ue tyt van een verburgde peindinge mag tot prejudicie van den debiteur met geanticipeert worden, eod. n. 39» En wanneer een gedane pantkeringe .nog pofi lapjum termini ftatutarii mag verburgt worden ? eod. u. 6. iS- 22. 25-. zó. 27. 28. Uppoiitie en pantkeringe tegens ene executive peindinge is reieciibcl, en waarom? c. f. n 12. 13. i4. ïf. Wanneer door peiudinge affectatie  I N D E X. cn preferentie verkregen wort ? v. . Affulatie & Preferentie. fPethoriwn. " Dil%tttO C'-J no.menclatura petitorii. c. 18. n. 109. 110. probaüones fuper petiturio non admittWitur in 'pnio. c- 2°' Sri' De cumuluti ne petitorii cum fofjejjo- ■ nu v. Pbileftöriurn. ÏPignus. Hypo:htca. Regula : furrogatum fapit naturam furrogati, quatenus in fignorc locum babeaO. v. Subhaftatio. Wanneer en met hoe'danc uitwerkinge eenfpeciaal verband of oppignóratie van goederen preferabel is voor een generaaR c. if- n. 3- 4En kan zodanige fpeciale oppignoratie (door den debiteur ter parate cn ' reële executie geftelt) na voorgaande ■wethe buiten dc gewone ingangen van regten door den crediteur gelubhafteert worden- eod. a. f. Of en in hoe verre de cognitie over 't poinct van hypotheiatie in materie van alienatie, door een der cgtelieden buiten den ander gedaan, nodig is> c. 16. n. 3. f - 7« I Hoedanig de wetten , gebiedende, I qmd res tranjeat cum juo onere, ten aanzien van hypothecaticn te ver.- ftaanzyn? c. 71. n. u. Quare fuccejlorem bona, adefunilo opp,gnorata. 'libera h.ibere oporieat* r 6 eod. n. 12. De bypotheca vel oppigmratione rerum ecciejiapcarum. v. Geeftlyke. Minderiarigcn hebben legaal hypotbeecq iu dc goederen hunner voogden. v6- Vr' i Q£ en wanneer een oppofant, hebbende jus taciti pignoris op de ge: peindede goederen, verpligt is redet nen van oppofïtie te geven? c. 8. n. i.2;-3. 4- 6. lS- Vknoraüo v. Pandinge. Plaggen v. «/2 triemis ƒ««/». eod. n. 7- 18. Welke poffeffie egter wort vereifcht in de pofielïie van geeftlyke goederen. * 18. n. 116. Het poffefforium plemrium gehoort zo wel ten ordinairen Gerigte , als de pfteffxo ütulata. Cpd. n. Hf- fciie titulum potentiorem fundatum tn teftamento poflenori, etiam coram notario & teflibus condito, voor zig heeft , is in die fummiere poüellie manutenibel, en hoe ver ? c. 28. n. 8*. ö4.&<. fWor y cammoda polTefïïorns, pracipue inGelria. c 18. n. 1:4, c 2t. n. 44 c. 28. n. 7f. Poffeffio quando probetur locationis inftrumentis} v. Locatio-Conduöio. An & quando teftium depojitionei c. 20, n. 21. Quid,fifmt fingulares? v. Teftis. An & quatenus tertius. v. Tertius» An b5 quando per lignorum incifionem> C 18. n. 67» An b quatenus ex uno aélu , non reprobato maxime publico ? c. 21. 11. fi. Hoedanig dc nette tydftip van een begroeide poffeffie van jaar , zes weken en q0è/?er probare tenetur. eod. n. 119. An Ê35 quatenus moribus talis pofieffio trentis leculi in difcontinuis ƒ«ƒ-  I N D E X. fufficïat? c. fi. n. IIO. 113. 114, Pofieffio irnmemorialis debet effe conti nua, eod. n. 131. Et nihil efficit, Ji de initio vitiofo conftet. cod. n. 133. Sola nominatio pofteffionis non infert dominium alicujus rei, nee excludit jus idem alierius , multo minus in hcis eonteniiojis. eod. n. 138. 139. 140. 141. An kjj qttalis poffeffio in regalibtis eonfidereturï v. Regalia. An cü5 quatenus in ptivüegiorum ma- I teria ? v. Privilegiuirr. | De poffeffione domus mortuaris. v. Judicium domus mortuarice. De remedio poflefforio ex L 'uit, C. de Ed. D. Pladr. Toll. v. Jus retentionis.' Et an & quatenus, adminiftratori, materialiler conjidcrato illud competit ? c. 28. n. 90 De.fententia, uti pofiïdetis , ita poffideatis , ejusque ratione. c. f 1. n. 1 if. 116. Qjii clam poffiaet, non poflidere di- j cit/.r. c. 21. n- 5-2. J Pojjidens p.irtem in individuis refiituitur ad ioium, c. 20. n. 17. '■ De pojjhfie, nog proprieteit van een Innd met*.i'mtgcdroogde nppertincn- j tien, fchoon bezeten by een ander, I wort niet verloren, en w-.rarom niet? e. 63. n. 1, 2. 3'. 6. 1 Qiu fpecies, ad genus principale jub- \ ordinatas pofhdet, non pro pollèllbre, verum pro ufbrpatore pallium minus Wincipalihm habetur. Cod, n. 4. De natuirlyke pofïeffie Van gedeelten; , gehorende tot het geheel, geeft geen nadeel aan de civile pofieflïe, in folo animo confervandee pufiejjionis beftaande. eod. q» 6. Quando ex fuo faflo quis i poffeffione cecidifle nonpoffit dicP. c. 20. n. if. Preferentie add. Affectatie. Peindinge. Wanneer preferentie door peindinge verkregen wort? c. 8. n. 14. Trccjudiciaiis exceptio v. Exceptio. Trcejudicialis tpicejlio v. QjM~ fiio pnejnduialis. Trcwnaturum. Tegens een prtematuir compel moet " gene exceptie geproponeett , maar geproteftcert woiden. c. 9. n. if. De exceptione prasinaturi, an cjj3 quatenus contra negantem, adorem beredem eje, obtimat>. v. Hereditatis petitio. Ad fundandam exceptionem pnematuri, termini nimis angufti, quidpreevie requiratur} eod. n. 12. Trcefcriptio. add. T.offejforium. De prtcjeriptie van een jententie is hedendaags nog in gebruik en zodanig favorabel , ut judex ex officio exceptionem prsefcripuonis jupplere teneatnr. c. f. n. 27. Welke prsferiptie mede tot 's Hoves fententien en die der H. Gedeputeerde Staten plaatz heeft. eod. n. 28. 37. 41. Etiam de moribus Comitutus Zutph anite\ non obflante contraria opinione , qua ex jure ftatutario £if ctvili infertur. eod. n. 29. 30. 31. 32. 3f. 36,. 38. 39, 40. 41. Wat effect een zodane geprajeribeerde Sententie heeft ? eod. n. 44, 4f. fo. f2 f3. Wat door een nieuwe declaratie van den rigter ten aanzien van zodaEeeee 2 nigc  INDEX. nige prafcriptie of verjaard vonnis Tcrkrcgcn wort, en hoedanig daarom trent te procederen? v. liemvatio. Contra dimmum non. currh prajeriptio. c. 5-2. n. 70. 77. Exceptio prsefcriptionis in judicio fpolii non habet locum. c. 18. n. 104. Nee contra locatorem admittitur. eod. n. ïof. De prajeriptione emphyteufeos. v. Emphyteufis. Nee in prajeriptione Gelro-Zutphanica, nee /«Saxonica, requiruwjuftus titulus, neque bona fides Sif quare non ? c.44.n.8.Q, 10.12. Ï3> 14 15-1<5.17Hoedanig de prafcriptie door getuigen kan bewezen worden? c. f 1. n. 'fÜ f2. 123. 125". I2Ö. 127. 128. Prafcriptio quando currere intipiat ? eod. n. 98. Non currit prafcriptio in re, alterius nomine pojfejfa, vel incorporali, nee notct ignoranti. eod. n. 104. 106. 108. 109. Mala fides prtbata impedit centenariam prafcriptionem, eod. n. 1 u. 129. De prajeriptione jervitulis. v.ServitUS. Publica non prafcribuntur. cod. n. 37. 38. Hoedanig 't regt van religie door proefcriptie kan verkregen worden? v. Religie. Res meras facultatis non prafcribuntur. c. 63. n. 7. Tegens een magiftraat , hebbende jura majeftatiea, mag gene pr.ejcriptie g' allegecrt worden. eod. n. 8. Door hoedane middelen dc prafeüptie wort gëinterrumpeert} c. 64. n. t. UnoeJL reis debendi intra tempus prajcriptionis debitum agnofcente, interrumpittur prajcr.iptio quoad alios, licet ignorantes. eod. n. 2. 4. 6. 10. *tGeen ook g'«tendeert wort tcx fcmpele borgen. C 6 \. n.4. f. 7. Op een fchuldj »9fi cx :tna col> reali bbiigatione, fed ex diverfa etiam caufa voortgefproten, yts betaalt zynde , wort daar door de prsefcriptie 5' interrumpeert. eod. n. 11. Interruptie praferiptionis per unum tejtem cum juramento probatur, eod. h. 12. Pretium add. Emptio Cenditio. Differt d canone. c. 18. n. 80» Qui pretium accepit, rem ipfam acccpijfe videtur. c. 47. n. 71. Prhnogtnitus. v. Ltber'h (Prïl>ati&. Prafupponit h'abitum. c. 17. n. 2. PriVdegium. In t ftuk van oSlroyen en privilegiën worden alle pojpffoire aften maar gerekent voor ujurpatien, en als daden van conniventte cn temporele tolerantie, c. j-2. n. 7f. 78. Probatio. Si probatio requir at ur, juramentum non Jujf.cit. c. 1. n. 8. Rei probata frufira quid adjicitur. c. 5-7. 11. p.'j^. c. 71. n. 2. Troceflus. De proceffibus & modo proccdendi. v. Lis y Litis introitus. Prodigus. Stadskind. Of en wanneer ymant, pravia caufa- cognitione & Jubfecuta judicis declaralione, tot Stadskind verklaart zynde tefiamenti faflionem aclivam heeft? c. 28. n. fi. $7. c. 33. J n. 18. 22. 25-, Quid, fi ei omnis bonorum adminiftratio  I ND E X. ftratio fit inlerdicÜa: c 33. n. f. 12. 13. 21. 2$ De prodigaliteit moet bewezen worden? c. 2S. n. ƒ2. 60. En wat tot bewys van dien ethue of juitdice moet ondcrzogr worden? c. 28. n 2. Zynde daar toe vooraf 1 0 . ene preliminaire kennis van zaken, 2 0 , de citatie zo van de perzoon, als van de intereffeerdens, 3 0 . 't decreet van 't Gerigt en 4 0. de jtlemnele promulgatie van 't zelve niet alleen dienltig, maar ook doorgaans nootzakelyk. c. 28. n. ƒ2.5-3. 5-4. c. 33 n. 26. Of, wanneer cn waarom de citatie cn cognitie van zaken ante decretum prodigalitatis niet nodig is? c. 37. n 3, 6. 7. 8. In welke gevallen egter dezelve moeten verftaan worden plaatz tc hebben? eod. n. 2. Quid in notoria prodigalitate CS3 cafu, ubi ipfe prodigus curaterem petierit ? c. 28. n. ssEx flilo quarundam Curiarum ille prodigus dicitur, quem conjuncts pro tali habent , licet nullam rationem reddant. c. 37. n 4. f. Waar in ene prodigale en verquistende conduite beftaat? c. 37. n. i: c. 38. 11. 3. En hoe gevaarlyk dezelve is? c 38. n. S' 6. 7. 8, Zynde daar tegens eertyds de LL. fumptuarix ingevoert. eod. n. 4. Na de ftatuten van Nymegcn kan een prodigus niet belet worden te tetteren. c. 33. n. 3. Te minder, daar zulx ge permitteert wort aan minderjarigen boven de 20. jaren, waar by de prodigi doorgaans vergeleken worden, eod. n. 4. 24. Een prodigus.kajri ligtcr geaccordeert worden over zyne goedeien te d-.jftoneten. c. 33..n. f. 12 13. Dan dezelve tc admmiftreren. eed. n. 6J En waarom? eod.n. 7. 10 21.22. Quomodo igitur § 2. J. Quib. mod. non eft perm. fac. teil. £sf L. 18. ff. Qui telt. fac. eo caju Jint inteMgonda1. eod. n. 14. Maxime , fi dijpofuerit in favorem heredum ab intejtato. eod. n. 17, 18. Ut prodigis, fine diftinilione inter maros Cif foemmas interdicatur bonis, judicis officium implor ar i poteft. c. 38. n, u En kan de prodigaliteit met interdictie van de adminijlratie der goederen , zelfs by den rigter ex officio onderzogt en gedecerneert worden, tam ad conjugis liberorumque, quant cognatorum infiantiam. eod. n 10. 12 14. Van wat formulier zig de oude Romeinen in dezen plagten te bedienen? eod. n. 12. Waar in de reden dezer interdictie is gelegen? eod. n. 13. Of en hoedanig de naafte vrinden tot de curatele van een prodigus voor vreemden preferabel zyn of niet? eod. n. is. 16. 17. Trotocollum. add. Inftrumentum. De protocollo notarii. v. Notarius. Proveniers v. Geeftlyken. Tublica. Non prafcribuntur. v. PrasfcriptioC De hcis publicis, v- Locus Publicns & Univcrlitas» Eeece 3 Pw ~  INDEX. Pupillus, v, Tutor. De cameris pupillaribtts, V. Wezekamers. Q: Qualitas. Contraire en inctmputtibele qualiteiten kunnen in een perzoon niet beftaan. c. 7». n. 24. Quceftio prtcjudicialis. De ejus natma. c. 13. n. 8. R. (ftatihahitio. De ratihabitione dclictorum. V. Crimen. tfatio. add. Lex. Quat'e ratio decifionisfitneceffaria'i c. 3. n. 1, ICti debent reddere rationes Juorttm rejponlorum. c. ïf .n. «. 0.23.11.1.2. Volgens't Nieuw Regiem, des Graaf;,: Zutphen moeten de redenen van deciiiekoitelyk in cauja executiva g'allegeert worden- Ratio eft anima legis. c. 33. n. 8.-9. Rationes. Rekeninge. add. Jdminijlrator. De rationibus reddendis ó maffario, v. MalTarius. Recredentie v. Tofseflorium. ^eferens. v. <%elatum. Regalia. In regalibus nuda poffeffio fine probatione titult nonfujficit. c, ƒ1. n. 77. ... - ' * Maxime , fi infeparabiliter eoneomitantur perjonam majeftaticam. c. f i. n. 13T. Contra dominum non currit pr. Burgemeefter. Regifters V, Legerbouken. %eiteratiei. De reiteratione delióli. V. Crimes Palatum. De vi relati cum referente. c. 47. n. 62. ^eligio. add: Sacra. Eft vel prohibita vel permiffa vel tolcrata. c. ƒ2. n. 24. 4'jr. Hoedanig de religie 20 by h tracfaat van Unie als nadere refolutie van de Groote Zaal van lóf 1. in de verenigde Nederlanden bepaalt cn . gereguleert is? eod. 11. 2ƒ. 26. 27. 2S. Om-nes retigiones, excepta Rcformata atque Luthcrana LL foederati Belgii tantum tolerantur. eod. n. 3^ Quibus Jus Imperii Germanici , Catholicam etiam admtttem , convenit. eed. 11.36, An ergo liceat dominis territorialibus aham m fiuis temtoriis tolerare? eod. n. 37. An & quo ufque Anabapditas ? v. Mennonitje. Hoedanig 't regt van een g' oorloof de religie kan geprosferibeert en bewezen worden ? cod. ri. 47. Pof  INDEX. Pot eft as interns religionis non pertinet ad fummam potejlatem. é. f2. n. 62. 64. . /Ideoque religio libera ejje debet. eod. n. 63. Secus quoad externam poteftatem, eod. 11» 6f. 66. 67. %diquum. De explicatione £*f Jignificatitne 110cabuli reliquum vide. c. ff. n. 8. 9. 10. ii. Hoedanig 't woord overige met relatie tot gratificatiën en tugt in Huwelykfe Voorw: te verftaan is? v. Paila antenuptialia & Ujuftrudus. Ifymijfjio. De remijjione debiti ejusque pnefum- tione. v. Debicor. Remijfio in dubio non prafuniitur. c. 24. n. 46, Wanneer een geprcefiribeerde fcntentie ofte verlmen regt door een. nieuwe declaratie van den Rigter wederom kan gerenovcert worden, en hoedanig daaromtrent te procederen? cf n. 46. 47. 49. f4. En of die verkregene renovatie enz. kan prEEjudiciabe] zyn aan ymant, die ondertuffén door affectatie re^t op dat goed verkregen heeft? eod. n 48. Rentebrieven, v Obligatio. tffyiiuntiatio. Ejus definitio. c. 24. n. f. Eft üriêaj'uris. eod. n. 4. Nee ultra id, quod aüum eft, extendenda. eod. n. 6. Unde non exprejfa habetur pro omijfta. c. 27. n. 39. Maxime , qua donationem tacitara implUat. c, 2,4. n_ Qutd, fi minores q1Rnt\ eod. n.17". Quid,ji Ut generalis tenuntiatw. eod. m 7. 8. 9; In renuntiatione generali non vemunt ea, quibus quis fpecialiter non ejjes renuntiaturus. eod. n. 11 Qualttas renuntiantis conjideratur fine dijenmine inter generalem ac fpecialem renuntiationem. cod. n. 12.13. Renunttatio generalis fcienti prajudicat. eod. n. 14. Non vero dubitanti, erranti, ignoranti &c. eod. n. if. En wort dus een erfgenaam niet geprafumeert te hebben gerenuntieert van yets , 't geen hy niet wijle in den boedel zig te bevinden. eod» n. 10. Quid, Ji partes omnibus exceptionibüi & inter eas etiam L. 2. C. de refc. vend. renuntiaverint b5 pa&um de non contraveniendo iniverint ? cod. n. 19. 20. 2i. 22. 23 c.47. n. 90. %eprcelentatio. v. Jus r^r^ Jmtationis. onfa Trudentum v. AiVo» catus. Advyzen. Re/po»  INDEX. (ftefpondere. fyfponfio , add: Antwoord. De termino , reo ad refpondcndum competente, v. Terminus. De monitorio judicis de refpondendo i» pofleftbrio. v. PoflèfTörium. G{eflitutio in int (gr urn. Relyf. Wanneer en omtrent welke zaken gene ignorantie tot fundament van w/y/plaats heeft ?c. 47. n. 63. 87.93. Reftitutioni fine probatione enormis lsefionis non datur locus. eod. n. 88. Van relyf omtrent magefcheiden. v. Divijio. .Ltefus ex l'ua ignorant ia &.imprudentia non reftitmtur. c. 47. n. 94. Relyf heeft uit hoofde van tranfaüie 5een plaatz. eod. n. 98. )it extraordinair remedie is-nictg eod. n. 34. In quibus confiftat hoe jus} eod. n. 66. An & quando etiam transferatur ad Mos, qui faltem merp f^f nsixto imperia gaudenO. eod.n. 68. 70. 71. Schatiinge. >. Verpondin- Sclïüttinge V, Pandinge. ; óa/zo*. v. Namentlyk. Sententia. Vbi definitiva haLeri, non intcr]ccutoriayè/tfi'*;/« eft ferenda. ' c. fó. n. 3. ^ Van 't Hoves fententien en deficits cognitie daar omtrent, v. Hof van G dderland. Van oppofitie en pantkeringe tegens fententien. v. Peindinge, Binnemwelkc tyd fententien hedendaags moeten ter executie gelegt ' F [ worden. c. f. n. 18. 19. 21. 2a. . _ 23. 24. 2f. 26. | Ue prajeriptione fententiarum ejus* 1 que favore v. Praefcriptio. Executio fententice, contra debitorem Jata, tertio poffefiori, non eitato, non prajudicat. c. D> io> Hoedanig' volgens Lantregt des Graafs: Zutphen fententien kunnen geretraüeert worden. c. 11. 11. 2. Of, hoe lang en in welke zaken na voorn: Lantregt fententien moeten gecachetteert cn gefecreteert worden. eod. n. 3. 4. f. 14. 16. 17. ün of deze difpofitie ook de Sccretariffen of Gerigtfchryvers is rakende, dan of alleen d'Advocaten, als decifeurs. cod. n. 11. 12. Sententia debet regulariter conformis effe libello. c. 18. n. IO. Sequeftratio, Sequefler. Of, wanneer, tot wat einde en in, welke gevallen zo na de civile, als na de itatutaire wetten des Graafs: Zutphen zig een crediteur kan bedienen van 't extraordinair middel van fequejiratie der mobile goederen zyns debiteurs? c. 2. n. 2. 8.9, 10. 11.14. In quibus fequeftratio atque impedimentum dijj'erant} eod. n. 12. 13. Oren wanneer jequeftratie door cautie wort opgeheven? v. Cautio. Wanneer een jequefter mag en moet g'adhibeert worden? c. 19. n. 7f. "rYitus. De fervitute itineris s, via. v. Via.1 Condominus nequit fervitutem pradio communi imponere & quare non? c f i. n, 2i. 22. 23. 27, 28. 29. Servitutes rei communis fine tituiata Poffeffione non prafcribuntur. cod. n. v77' 7§' 79' 8o' 9°* 91* 94-9S:ttr pjec  INDEX. Nee adearum prcefcriptionem Juffieit inbabilis poffeffio vei quaft. ofi. n. 87. In dubio pnefumitur magts jure familiantatis, quam fetvxtavspojfidere. eod. tw 88. 89. 92 j SerVus , SerVitus perfonarum. add: Gkb* adfcriptitii , Hofhorigen. r^«J ^ fervis inquifttio hodie non plane inutilis eft. c. 76. O. 2. En in hoe verre en wanneer hedendaags d' eigentlyke flavernye nog plaatz heeft? eod: n. 3. In 't Graafs; Zutphen en Quartier van Veluwc worden verfcheide veftizia Jervitutis gevonden. J h cod. n. 4. 14- *S- Waar van «' oorfprong betoogt wort. eod. n. y. Silentium. Silentium annale comparatur conffnfui. c- »• 7+ Societas. De focietate conjugali. v, Communio bonorum. Socius criminis. v. Crimen. Solum publicum. v. Uniïerfias, Sohtio. add: Vebitor. Anftatutum omnes exceptione;, pr c. 21. n. 31. ' Een aanlegger, ex capitejpolii agerende , moet niet ad retinendam , maar ad recuperandam poffeftjonem contenderen, eod. n. 34. An exceptio prafcriptionis in hoe judicio etiam habedt locum ? v. Prsefcriptio. Of en wanneer in cas van fpolic een attie van injurie plaats heeft? c. fi. ni ifi. 152. Stadskind v. Prodigus. Statim. De effeélu hujus vocis, c. I. n. if, Statutum. add- Lex. Caufa 'finalis ftatuti maxime attendenda, O 2 n. 7. 2 I. Stat ut i verba ad alter ius injuriam non trahenda. eod. n. 43. Iüi , qui ftatuta non ejje recefta att, probatio incumbit. c. ƒ. n. 20. Quando flatuta interpretationem ex vicinis loc is acctpiunt. end. n.fl. In decidendo moet men meer op een inlanljch, als vritfmd ffattrit letten. c- 13. n. if. Statutum, juri communi aiiqnid addens vel detrahixs, tranjit in jus municipale, c. iS. n. 41. C-stfu's, a ftatuto omijfus, rematiet in difpojitione juris communis. c. 42. 11. yo. fi. Adeoque interpretatio paftiva in ftatuto admittitur. eod. n. f2. f4. An y quatenus domini inferiores pofjint ftatuta condere absque confenfu fuperiorisf c. f2, n, 79. 'Ff Na welkers wetten men zig ten te- . guarde van een duplex domicilium reguleert in conftidu fiatutorum: v. Forum originis. Statuten van de Stad en 1 Graaffchap Zutphen. Hoe ver de Stad Lochem 't Stadr: van Zutphen volgt ? v. Lochem. Als mede Groenlo? v. Groenlo. Hoedanig 't Stadr: van Zutphen Tit. 28. met 'Tit. 27. in materie'van difpofitie begrepen word ? c. 27. n. 3. Sterfhuis, v. Judicium domus mortuctrict. Stipulatio, add. ContraSlus, Te- ftamehtum. Mutuele ftipulatien cn difpofitien zyn na 't gevoelen van zommigen irrevocabel, y quare7. c. 27. n. 17. 18. 21. 22. Hinc Jure Romano a&io ad intereflè, & Moribus adtio ex pacto datur. eod. n. 19. ao. Hoedanig andcie deze irrevocabiliteit matigen en bcgrypen ? eod. n, 23. 24. 2f. Stirps. Qidnam fub voce flirpis vel ftake comprehendantur} c. f9. n. 10. ir. Subbtijlatio, Vijiraèho. add. Executio. Wanneer een goed, zonder gewone ingangen regtens kan gefubhafteert worden? c. if. n. 3. 4. f. Quatenus regula : furrogatum fapit naturam ejus, in cujus locum etc. - habet locum in pignore, in ufum crefff 2 ditorum  INDEX. . ditorum fubhaftato vel diftracto. c. 19., n. 69. 70. 71. > Sublocatio-ConduSiio. add. Locatïo-Conductio, Sublocatio, infcio domino faÜa , ipfi non prajudicat quoad poftfeffionem. r c. 18. n. 68. 89. Wanneer een ftilzwygende reconduftie plaatz heeft? eod. n. 103. Suhftitutio. add. FidekommiJfuniy Teftamentum. De materie van fubftitutie differeert van die van fideicommiffen, c. S7- n- S- <5. En is een ruimen oogft voor Advocaten en Confulenten , gelyk uit 't voorbeeld van Baldus , welke met advizeren over deze ftoffe ifooo. ducatcn zou hebben overgewonnen, is aftenemen, eod. n. 23. 24.. af. De varia fubftitutionis nomenclatura & ratione iplius inlroduélionis. eod. n. 36. Quando vulgaris fubflitutio locum habeatl c. f8. n. 2. An & quatenus aditime heredis expiret2. c. f7. Eu 48. f9. 60. 64. 6f. c. f8. n. 3. Hujus aditionis effetfus quando & quamdiu locum habeat ? c. f7. n. 49. fo. c. f8. n. 4. Definitio vulgaris fubftitutionis , ejus cjfeélus, rati't & ampliatio c. f 7. 11. 60. 61. 62. 63. c. f9. n. 1. 2. In-& fubflitutus fnb aliqua conditione , fub contraria videtur exclufus. c. f7- 11. 66. Pluribus inflitutis hcredtbus., licet ditus fit fubjiitutus, tarnen, uno ex iis adcunte, finitur fubflitutio. eod. n. 67. - Zodanig ook, dat alle fubftitutien van verfcheidene graden, adeunte primo herede, moeten cefferen, c. f7- n. 68. 69. 1 Wanneer d'extenfie in fideicommiffqire [ubftitutien plaatz heeft ? cod. n. 72. 76. 77. 78. .79. Licet alias fideicommiffaria fubflitutio, tanquam odiofa, non extendenda fit, nificlareprobetur. c. f8. n. 19. 21. Subftitutio fideicommiffaria tam "ob errorem in corpore & nomine, quam ob non exiftentiam heredum corruil. c. f7. ri. iif.'iiö. Waar in 't onderfcheid tuffen ene necejfaire cn voluntaire conditie omtrent de fubftitutie in erfteniffen beftaat? eod. n. 73- 74- IS- Subftitutio, fub conditione facla, deficiënte conditione,evanefcit. eod. 11.86. Wanneer ene reciprocque fubftitutie door een fideicommis g'excludeert wort? eod. n. 100. Door prohibitie van de Trebellianycque wort, zo min, als van alienatic ene reciprocque fubftitutie ingevoert. cod. n. 96. Licet expreffie faóta fit gratia conferv indi bona in familia. eod. u. 97. Wanneer en in wat gevallen de bedongeue reciprocque fucceffie en collaterale extenfie jure accrefcendi s. confolidatwnis plaatz heeft? eod. n. 99. De in-en fubftituticntot de twede hant zyn in Vcluwe volgens ordonnantie van 1711. toegelaten, eod. n. 213. Of men by wyze van fubftitutie ook overLeengoetPrenmag difponeren, en of 't leenconfenr, ad primv.m aBum dsfpofitionis gegeven , ook g' extendeert wort? v. Feudalis confenfus. Prohibitio alicnationis regulatur juxta cafus & perfonas, in inftitutione comprebenfas, & eft odiofa. c. f7. n. 193. 194, au. c. f9 n. 16. • An  I N D E X. An & quando fubflitutio , direMis . .verbis concepta, poft bereditalem, *b herede aditam , fubfiftat jure fideicommiffi? c» 61. 11.6.7. Ad fubfiitutionem non pertinent ii , qui ad hereditatem teftamento nonjunt vocati. eod n. 22. Quod etiam procedit in fideicommiffaria fubftitutione. eod. n, 23. An & quando argumentum, ab inftitutione duclum , ad fubfiitutionem procedat d primo gradu fubftitutionis ad fecundum ? eod. n. 24. 25. Quando conditio & qualitas, inftitutioni adjecla , repetita cenfeatur in j'ubftitulione'1. eod. 11. 3f. Ca/us omijfus habetur pro omifjb , nee extenditur Jubfiitutio de caju ad cafum, nee de perfona ad perfonam, c. ƒ8. n. 6. 22. c. 61. n. 36. Sed fallit hcec regula fecundum opinionem aliorum, ijf quando? c. 61. n. 37. 40. 41. 42. Succe/fio. De fucceffione feudali. v. Feudalis fucceffio Volgens de reguls van retour zyn d'aangebragre goederen in materie Van legitime fucceffie aan de leges domiciïii mariti onderworpen; zonder, dat die by teftament, daar aan ftrydig, kunnen gederogeert worden. c. 36. n. 24. $>ƒ, Superior kas . add. (J^egalia. C.W/«/d,falvafuperioritate, omnibus conceffionibus fnb mtelligenda, c. ƒ2. n. 8r. Superbes, v. Vuluus. Surrogatum De regula furrogatum fapit naturam ejus &c. quoadpignus diftraüum. v Subhaftatio. F Syndicus, v. Amptmarn T. Taciturnitas v. Silentium. Terminus, add. Copia, TerU. An & quando terminus peremptorius admittat morte purgationem ? c. 2. n. 23. 29. 30. 31. 36. Effluxo termino jus parti aequiritur & ne quidem a judice auferri poteft. eod. n. 24, Oppofitie tegens executie is, Zelfs contra terminum , d lege jlatutum , by fententie iri contradiBorio g' admitteert onder refufie der contumaciele koften, eod, n. 29, 30. 31. 36. Of een termyn van een verburgde peindinge tot prejudicie van een debiteur mag g'anticipeert worden? v. Peindinge. Een peremptoiren termyn , om te handelen, by een der parthyen verzuimt zynde, wort in contumaciam regt gedaan & quidsm cum expenfis. c 6. 11. 1 ƒ. 16. Jure noviffimo Romanorum competebat reo terminus 30. dierum ad deliberandum vel refpondendum, y quare? c. 9. n. 1. 4. An & quatenus hoe tempus pro qualitate perjonarum & rerum, vel etiam aiftantia locorum hodie relinquatur arbitrio judicis? eod. n 2. 3. Hoe lang termynen in fchriftelyke zaken, met documenten beklcct , zo na'rLantregt, als'tNieuwReglmnt: van 1738. lopen, en hoedanig- gdrckent worden ? eod. n. ƒ. 6. 7, 10J 13 c. 12. n. 1, Of egter een Gedaagde, fchoon verpligt zynde op zeker termyn zyrie defenfie intebrengen, bevoegt is , te fff f3 con-  INDEX. contettdefen töt comparitie en pro- | clama van parthye? c 12. n» 3. 4. J ƒ. 6. ïf. I Of en welken termyn tot 't bekomen \ tn verveerdigen van copie gegeven | wort? v. Copia. De exceptione termini nimis angujïi v. Prematurum. ; in caujïs fummariis breviores termini j ajjignantur. c. 1. n. 48. Territorium, v. Confines. 1 Tertius. An & quando tertius executionem i impedire pojfit2. c. 8. n, 7. 21. \ An & quando tertius debeat probare dominium} v. Dominium. De paBo de futura hereditate tertïi. c. 27. n- 13- Teftamentum, add. Heres. \ Hoedanig 't Stadr: van Zutphen 1 Tit. 28. vergeleken met Tit. if. in materie van teftamentaire difpofitie moet verftaan worden? c. 27. n. 3, ; Of ymant, over zekere gedeeltens zy- j ner goederen alieenlyk konnende tej- j teren, over de andere gedeeltens by j " wyze van tugt ook, tot nadeel der /r- • gitime oïJlatutairefoivc, magdifpo- } ' neren? eod. n. 4. ! Of, cn waarom gene contracten in . ' teflamcntcn mogreninterveniëren,cn hoe de DD. deze lcre vcrüaan ? eod. n. ƒ. 6. 7. 10. n. 12. Waar door een onderlinge conventie en een teftament kunnen onderfcheiden worden? eod. n. iy. Teftamentum non tantum ab uno, fed etiam a duobus plunbusve perfonis in eadem charta aut Jetiptura poteft con' fd. eod. n. 26. Quo cafu tot cenjentur teftamenta , quotfunt perfonie. eod. n. 27. 't Welk omtrent de betalinge zo van falaris en jura wegens 't zelve , als van den impoft of belafiinge daar op moet g'obfcrveert worden. c. 27. b. 28. 29, De langftlevendc der difponenten is indiftincle bevocgt tot ene nadere cn dus tot revocatie van ene voorgaande mutuele difpofitie ofteftament? cod. n, 25-, 26. ;y. 37.46. '9- I Et debet illa intcrpretatio fieri ex ! prtesedentibus & jequëntibus, c. 61. n. 26. 27. 45-. 46. ƒƒ. Ideoque totius tejtamentt tenor efl examinandus y non ex nno alterove ejus verfu jus dicendum. c. 62. n. 4. ƒ. Hinc una pars tejtamenti declarat c35 rejtringit aliam. c. 28. n. 1[. c. 61. n 26. Teftator cenfendus nunquam frujtra voluifj'e. c. 6r, n. 20. Het is niet apparcnt, dat een teftateur zyne dcpofitk aan bcfpotteiyke ! en onmogelyke conditiën zou willen ' vaftmaken. eod. n. if. 16. 32. Mens teftatoris, tanqua m regina, in ultimis voluntatibits efl attendenda & pro lege Jervanda, eod. n. 28 38. c. 62. n. 1. 2. 3, En offchoon men niet al te fubtiel moet zyn omtrent de ïin der woor- dcnv c. 61. n. 29, Zo is egter een rigter mede aan de woorden van den teftateur verbonden , en dus niet bevoegt na zyne eigene phamafie tegens derzelver orineie betekenife 't oordelen, c. 5-7. n. i. Tej tamenlum pro parte aceeptari & pro parte reprobari nequit. c. 47. n. iof. Tefttmentum, licet nullum ,fedpoftea ab heredibus agnitum, va!et non tam vi teftamenti, quam vi paóh', maxime, fi 10. anm praterlapfi fnnt. eod. n. 80. 8f. Etiam quoad feuda. v. Feudalis confenfus. Of en in hoeverre de keureed over d'agmtie van zodanig teftament plaatz heeft ? v. Juramentum. bi dubio teftator prajumitur de fuis, c55 non de alicnis bonts dtjpofuifie. c. 27. n. 47. Nee etiam alicnas fuccejfiones fuis antepofuifie. c. 61. n. i8» Jure Romano paganus pro parte teftatus , pro parte intejtatus decedere nou poterat. c. 28. n. 7. Nififit mi les. ebd. n. 20. Uit welke woorden een teftateur moet geagt worden, niet inieftatus te willen ftërven? c.61. n. 14. .ƒ2. Remedium L. uit. C.deEd. D.Hadr. Toll. is geïundeert in tefiamento, ttullo vijibili vitta laborante, c. 28. n. 3 I» Den genen , wiens goed'ren alleen onder curatele of adminiftratie geftelt zyn, is niet verboden, daar over te difponeren. eod. n. yo. An & qUatënit's hoe in prodigo obti» neat2. v. Prodigus. St/fficit, qrtol t erator temp ore conditi tefiamenti fuerit fance ment is. C. 28. n.ói.c. 33.11. 27. c 36 n. 85-.86.87» An& quando c/aujula, teftatorem tëmporc fa#i teftamenti fans fuiflè menti$j  INDEX. fis, utilis & necejfaria fit>. c. 28. n. 87. De tejlamento furiofi. v. Furiofus. Wat in een teftateur zo wel omtrent /ew,-als allodiale goederen in't algemeen vereifcht wort? c.66. n. 1.2. En wat in 't byzonder na de ftatuten der StadNymegen? c. 33. n. 1. 2. iy. 16". In teflamenti factione bene attendendum efl, quomodo atque in cujus favorcm hoe Ut conditum. eod. n. 17. De tejlamento minorum. v. Minores, Een bejloten tellament, elders gemaakt, moet in loco domiciïii vel domus mortuaria tejlatoris worden geopent, te meer, wanneer 't zelve aldaar bevonden wort, en waarom? c. 36. i). 1. 7. 13. Tullen de publicatie en aperture van een teftament is een groot onderfcheit, en moeten daarom te zamcn niet geconfundeert worden. eod. n. 2. 21. Öf, en hoedanig d' aperture en regijtature van een teftament zo wc) Jure Civili, als Moribus noftris noodzakelyk zyn , en waar c\ - móéten gefchieden r cod. 11. 3. 4. f. 6 8.9. 10. II. 15. 16. Of en wanneer daar toe ook de citatie van de naqfte vii^den nodig is, dan niet? eod. 11. 17. 19. Of deze citatie, ook ergens by onze provintiale ftatuten g' ordonneert wort? eod. n. 20. 22. Hoe nogtans deze citatie, inval nodig éndienftig g'oordeelt wort, zou behoren te gefchieden? eod. n. 23. Alle teftamentaire gratificatiën, aan dc locale wetten ftrydig, zyn verboden, eod. n. 82. En zo veel te meer conjugale, in cas yan defcendenten, c. yy. n. 2.4. Ten ware by Huwelyxe Voorwaarden anders gecaveert was. v. Paéla antenuptialia. Kinderen kunnen by teftament hunner ouderen inaqualiter g'inltitueert worden. c. 47. n. r. En kunnen d'ouders yetwes aan dezelve voor uit maken. v. Legitima. De teftamentaire difpofitien, by gene exijtentie van ad-aï dejeendente erfgenamen , zyn'volgens Lantr: des Graafs: Zutphen bepaalt tot de halffeheit der goederen, daar inne gelegen, c. 57' 2i4Wanneer een teftateur en gebeneficeerde- hebben tejtamenti factionem activam & paffivam. c. 36. n» 84. Teftamentum tempore mortis , quoad ejus validitatcm, maxime efl mfpiciendum. eod n. 88. Een notarieel teftament kan , propter formam exlrinfecam negleélam ., ten opzigte van ongerede goederen ïri de Provintie van Gelderland of ten mi liften in 't Graaffchap Zutphen niet beftaan, en waarom niet? cod. n. 89. 90. 9r. 92. En heeft dit extpinjyeq defect dies te meerder plaaiz, wanneer ingezetenen van. vice veria. eod. n. iy. 16. 17.' Quid, ji univerfitas aliquo pradio , 10. vel 20. annorum tempore uja fuertt, quudnou extetmemuria inconlrartum, cui, an univerlitati ratione univerfitatis, anvero lingulis rejpeilu bonorum jus acquir-aturt eod.n 19. 20. 47. Bona communia pagi s. untverjiiatis qua Jint7. eod. n. 11. 12. Na.Lantr; des Graafs. Zutphen zyn alle ufurpatien van umverfiteiten , gemene velden enz. jine jufto Mulo verboden., eod, n 27. 28. 36. 39. 'T regi, dat een ei.igenaam nomtne univertitatts heeft, extendeert zig tot alle detzelfs delen. eod. n 30. 32.35*. Aii k$ quomodo in rebus univerfitatis pars major eefitludat7 v. Vota. Quidjit tölum publicum, tss de e/us natura £*T potjltite Princinis circa illud. eod. n. 37. 38. 117. Onder 't woord van landen worden n:et altoos gemene, maar ook particulinre. velaen ve;üaan. eod. n. 6o. De grmexe velden en univerfitettm worden , als peeedia fervientia , ten reguarde van \ nut, alle bouwlieden daar in competerende , getekent, dog, als domtnaniia in opzigt vap't vry gebruik der marktgenoten. eod. 11. 82. 83. 84. 8f. XJjusfructus} hjusjructuarius. Ggggg 2 Quom-  INDEX; Quomodo debeat uti frui re frucHuaria ujifrucluarius. C 40. h. 1. Quidjiquidcorruptumfit}eod n 2.3 Ecu tugtenaar is fchuldig in 't algemeen , gelyk een goed huishouder, de goederen , landeryen , huizen , timmcragien , dyken enz. in tugt bezeten, na behoren't onderhouden, • verzorgen en te herftellen. c. 39 n. 2.3 c.40. n. 4-10. c. 41. 11.3.4 " Ten 'ware de koften van het een en 't ander enorm en extraordinair mogtenzyn, en niet tot een temporatre, maar permanente utiliteit en confervatie van 't tugtgoed (trekken. c. 39. n. 23. Idque ad exemplum mariti atque viduè nobdis, die refpeclu fundi dotalis & conflituti dotalitii met een tugtenaar egaal gefchat worden» c. 42. n. 11. 12. 13. Waaromtrent de regten ten aanzien van een tugtenaar ende eigenaar met refpeétive verpligtinge tot ordinaire of extraordinaire, tot geringe en modyeque of grote koften diftinctie makan? c. 39. n. 4. ƒ. c. 42. tl; 6. 44. 4f. 46. 47, f3. ff. Onder welke laafte mede begrepen Word het herftelle-n van een oud vervallen ende een nieuw te maken werk, 't welk dikwils de waardye der jaarlyxe tugt komt't abforberen. c 40» n. 6. c. 41. n. 7. c. 42. n. 7- *7' 32' 57 5"8Quid, fifuperftiti ufusfrudus omnium bonorum fit relielus ? c. 42. n. 31. Quid de herede particulari five legatario certx rei dicendum ? cod n. 34. 3f. 36. Of een tugtenaar, verpligt zynde alle dyksonbtten te dragen > cgtcr gehouden is, de grote en extraordinaire koften voor den eigenaar te moeten ftitfehieten, dan of niet in tegendeel dezelve aanftonts van den eigenaar kan vorderen, zonder alvorens die behoeven te avanceren? c.42.n. 14. if, 16» 17. 18. 19. 20. 21. 22. 24. Quid, fi fit penculum in mora & proprielarius peregre abfit} eod. n. 2f. 26. "Tutius tarnen efl ufufruBuario , ut imminente neceffitate hoe proprietario prtus denuntiet Ss5 quare ? eod. n. 20. 22. 29. Die extraordinaire koften door den eigenaar gefourneert, en de dyken , kribben enz weder in fiaat geftelt zynde, moeten door den tugtenaar dan verder onderhouden worden. c. 42. n 23. Wie tot huizen en andere timmeragien, die verbrant of door andere cafuele ongevallen reddeloos geworden zyn, de materialen moet leveren den eigenaar of tugtenaar , en wie de koften der vernieuwinge als dan moet dragen? c. 40 n. 12, 13. 14. if. An y quando ufufrucluarius in locum capitum defundorum & arborum demortuarum alia fubftituerel c 42. n. 8. 9. 10. Hoedanig 't Lantr*. der 4. Boven Ampten meldende van onderhout , met betrekkinge tot tugtgoederen moet verftaan worden ? eod. n. 48. 49. f3- S hm  CO<ïl%lGEKt>A Lin. 12 Sententie Confirmatoir, Advïs Confirmatoir. 263. Lin. 18; volmagigcrs. volmagtigers. Lin. 2. col. 1. in fummar. Hoofftad Hoordttad 28Ó. Lin. II. col. I. ibidem cummariifjmo fummariijfimo 308. Lin. uit. infonia infanU 3iy. Lin. uit. »• 2.23. 243 320. Lin. 7. col. I. in fummar. minderjurige minderjarige Lin 19. col. 2. ibidem dr. dicitur ZSS hm. 1. 49. ó>^. 449. 964. Lin. 14. adelyk adelyke 37f. Lin. 1. col. 2. in fummar. 29.29. 20. 29. 378. Lin. 28. obigatoir obligatoir 380. Lin. 34. refeatie jefeihe 381. Lin. 27. famigeratifimo famigeratifimo, |go, Lin'21. procurator van procurator, nu 392. Lin. pe'nult. fidam. fidcm. 416. Lin. 16. col. 1. inSummar. fatem Jaltem 440 Lin. 30. ex agnitiono ex agmtione 446. Lin. \x. wmiu* «<™ir.e 448. Lin. 17. eorumque earumque 449. Lin. 7. colmi 'A c' ■ Lin. 9. ■ Defententia: De Sententia: Lin. 2 'col. 2. in Summar, fingulorum fingulorum, Lin. 11. ibidem ufi «ƒ<* Lin. 26. col. 1. ibidem genene gemene 4<-2. Lin. 9. ibidem M8« *4l» • J08. Lin. 26. **tóf* we!,ort f2f. Lin. 10. col. 2. inSummar. iyoo. UT0'- <2& Lin. 24. col. 1. ibidem Definitivo Defmtio W8. Lin. 37. ibidem cenjedur* conjeclurf ^ C^rf^.y», Lin. 19. & 20. bchcldc ' behelzende /»/W««Litt.Xxxx2^Lin.28. Harr. • Jfa*.;;; Litt. Xxxx? rfö« Lin. 32. col. I. Sertentia Sententia Litt. Aaaaa recta Lin. 16. col. 2. dominum dominium, Lin. 21. nnüitats nullitatis Adverfr Forum domiciïii col. 2. Lin. ï. ^w»«* *#,v?'° Injlantia pro minoris momenti % £ cjua fortaffe errdt,a manfermt, jpongie benevoli Lecloris commixtmiur.