D a LIEFDE. De fcboonfte Lentedag verdween in de Heeke fcheemeringe„ des avonds 5 geheel de natuur was het beeld der vergenoeging, zagt en bevallig; de verdikkende dampen fcheneo ,en purper gordijn voorde wegzinkende zo,, wier verflauwende ftraïen zich nog in elke wulk fpiegelden. Nttuur ademde een luchtig koeltje dat met de jeugdige Waadjes fpeelde. De gevederde boschbewoners wiegen al zingend naar de donzige nestjes;de bloemen, verfrischt door de * . .i.n,,,«.n . waasfemden hun geurig avond-offer int neervaiicnu. >.i»...r^--, . de Cuitende kelkje.. De jonge ^^^^ boezemvriend at.cv.stks tot eene wandeling. — I-ulen bezaten zij een hart zo vreedzaam als de natuur, zo gevoeLalS de minzaam-zorgende Engelen ; beiden kenden zij de bekoorHjkbeid der.dengdbetragting, beiden beminden zi, God met eerbied en dankbaarheid, en hunne attourgenoo! C-n met een wel&dig en werkzaam meaedoogen. Maat Jok .elk deze* jongelinge- had een Iftrt ontdekt dat een, (ftetóg^ ^ne kiepte, elk dezer braven ha* ,„«  ( 79 ) „ Critoë! hooi* de ulomeien „ Zingen 't fchuldloos liefdelied , ,, Zingen we ook; de wakende Euglea Schuwen onze toontjes niet. I CiiLoë was, terwijl e ut hart las, het prieeltje gen»i erd , doch jiilon had haar gewenkt, zodat het beminjfc meisje een weinig ter zijde bleef ftaan. Nu riep de erwaardige Grijsaart: „ Gij hebt mij voldaan, brave Joni* , gelingen ! uw jeugdige minnezangen verliezen bij den > ouderdom hunne bevalligheid niet. Beide hebt gij c l prijs verdiend. Alcestès! uwe tul ia zal het bloem* i gefchenk van een* Grijsaart niet weigeren, ik zelf heb I ze geplant en opgekweekte En gij, e el hart! zoudt * i gij over mijne Aiirikulaas niet vrij kunnen befchikken, ; daar gij mijn' liefften , mijn-' dierbaarden fchat bezit? i Koom ! chloC ! beloon uw' minnaar zelf voor zijit * , liefdezang." De jonge fchoone trad nu voorwaars j elhart vloog toe en floot baar in zijne armen. Hij| rukte den kusch der liefde op baaren bloozenden wang, en «leidde haar met zwijgende tederheid naar het zoodenbank» 5. Zijn vriend nam deel in zijne ftille zaligheid , daar ook lijn hart klopte door aandoenlijk gevoel voor zijne Julia» Ui-ooms ziel was geheel vergenoeging; het lot van zijne  (82) Van cieezen ftond fcheen mi} Uw bijzij deed «o* voor .Ij opbrtm-. ,t Was al gevoelvol om mi] heen, De koele de Blies zaligheên. De bloem bad fchooner kleur; „ foteidde een lieffelijker genr. Heur zagte waesfem fPr *«• glans OIHteogen Geen grasje, daar ik • wen anjn Geen vreugd uit las. Dat hij wiens fiomp vernuft, i virh zeiven als verfuft, 0,„atb»r voor ^.«g^Mlf *tf..*», r»;r >is een dwaasheid, als beiaciuij* ' Terwijl in hem een aandrift woedt neilemin,in zijne borst aaD't blaken, Die *t vuur der geue miw, •$og fterkei voedt. H  ( 86) Zoo dort de reine min Haat' balfemvollen troost, de zuivre harten in; Zij doet het kwijnend oog oP hooger wijkplaats ftaarenr Zij blijft, in voorfpoed en in druk, Op d'ongemeeten vloed van 's werelds woeste baaren, De leidftar van 't geluk. Breekt eens hun fterf- uur aan Geen nood! ftandvaste min kan zelfden dood weèiftaan, Verrotting kan alleen de logge vleeschklomp daken , Hun zielen, door de deugd gefnoerd , Zijn, om in hooger kring oufterfl-jk heil te fmaken, Reeds opgevoerd. Dair ftaaren zij verrukt O, de eerkroon, die de min op hunne fchedels drukt.- Gedoscht in reine Choor-gewaên , . j a» \\»v nm met dc feestelingen Grijpt hunne hand de lier, om met as Ten lij te gaan. C. P. G. J. D  D £ D O O *\ 1 De Engel ithuriel, die den ontervden en gevalle» A Adam had vertroost, was dikwerf bij het fterfbed der menI fchen tegenwoordig, en droeg dan de geknakte bloemen tnaar den fchooneten lusthof Gods. Eenmaal wenschte hij, Izelfs dien dood te gevoelen, en een fchaar van vriendelijike Engelen, zijne broeders, beloofde, na het ogenblik des 'doods, hein met den glans des hemels te zullen omringen, Jopdat hij weeten zou, dat het waarlijk de dood geweest >was. Met de fnelheid van den blixemflraal ging hij over in het ilijk van eenen ongelukkigen rechtvaardigen, die kort te vo§#n geftorven was - niet gelijk de zon zig, prachtig, voor liet lagchend oog der natuur in de zee werpt, en de baaren imaanden horizontfchildert; maargelijkde maan aan eenen effen ühemel ftil voorbij drijft; zo was de rechtvaardige zijnen God &f> den weg der Eeuwigheid gaan ontmoeten. - In het lig:cha am , door iihürjel bewoond, ftroonide het vuur des (levens weder, en niemand wierdt gewaar, dat in hetzelve f 4 >m  (88) ï)ïet de rechtvaardige , maar een Engel werkte. ItöüSiei was nu bloot gefteld aan alle de plagen en ongemakken, die het treurig deel des armen ftervelings zijn. De hitte van den Atmosphaër drukte zijn hoofd; de zon wierp har» gloeiende dralen op hem; zijn oog wierdt duister; zijn gevoel verPtouipt; de honger verfcheurde - de dorst folterde hem : ,, Is dit de dood der menfchen?" zeide hij met een' diepen zucht. Daar hij egter geene Engelen, geen' hemelglans om zig henen zag, wierdt hij ontwaar, dat dit alles maar het leven van den mensch was. De afgedorven rechtvaardige had In zijn leven nog één' vriend gehad , aan wien ik hier boven niet dagt , toen ik hem ongelukkig noemde : Deeze vriend wist den dood zijns vriends niet, en dus veel min, dat een Engel thans dat Ügchaam bezielde; hij bleef dierhalven met de warmfte vriendfchap ,n nuRiEt beminnen , en deeze vond in zijne verkeering het beeld des hemels, Haarde met blijdfchap op dat ogenblik , waarin hij hem zou kunnen zeggen, dat hij in één Hgchaam twee vrienden bemind had , en wenscltte dat eijq lieveling op gelijken tijd met hem derven mogt... maar helaas ! deeze ftierf vroeger. Toen de gevoelige Engel nu dit koud, verbleekt dandbeeld, waar uit de God, die hetzelve bewoond had, geweken wa3, befchouwde; toen hij die geliefde handen, die zo vaak de zijne gedrukt had- dena  Iden, krachteloos; dat hart, dat hem zo vurig bemind had, koud en ter prooi der wormen zag: — Toen meende hij, dat het zijne brak; het zweet der fmart bedekte zijn gelaatj een brandende traan vloeide langs zijne wangen: ,, Zo, „ zeide hij, zo als die traan, vloeit nu gewis mijn leven „, weg, en thans fterf ik 1 "... fflaar hij zag geen' hemel'glans om zich henen , en gevoelde weenende , dat dit de dood niet was, maar alleen de fmart over den dood van «enen anderen. De rechtvaardige, in wiens ligchaam de Engel werkte, had in zijn leven de menfchen willen wél doen - en was aet geen onaffcheidelijk is . een voorwerp van den laster en nijd geworden; hij had den naam van rechtvaardigheid durven noemen... en welhaast grijnsde het dom gemeen *em aan; eerlooze priesters beretdden hunne baublixems; noemwaardige regenten richtten fchavotten op, en de eerijke burger waare gewis hun fhcht-offer geworden, indien «et, fchoon de rechtvaardigheid op aarde flaape , echter e opperde Rechter in den Hemel waakt. Ook ithuriei ijng gekromd onder den geesfel van fnoodaarts; hij zag dat ij niet vervolgen, om misdaden te ftraffen, maar misdaden ijerdigten, om het vermaak te hebben, van te kunnen vertólgen. Verdrukt, gelasterd, gehoond , gevoelde zijn te■» hart boe grievend die wonden zijn, welke ons door oa. *"S ze  C po ) se Broederen geflagen worden. Hij wierd mismoedig, zeeg ter neder, en kermde: „ ó! de dood der Menfchen doet „ wel zeerl" - maar nog zag hij geen Engelen; het was helechter onbegrijpelijk, hoe zulke wonden niet doodelijk zijn, Opdenftillen avond van een' lentedag, terwijl de zon, die vonk van hoger zon, ftatig onderging,zat hij neder, las de voorbeelden der menfchelijke deugden, en overwoog, verdommend, hoe de ftcrveling, door het heir der driften geplaagd, door den nacht der tegenfpocden omgeeven , toch met het hoofd om hoog zijn doornenpad bewandelt, de. pligten van vader, kind, vriend en burger vervult, en echter «iets bij zig draagt - dan de hoop, om , gelijk de zon , in de oude waereld ondergaande, weder in eene nieuwe te verrijzen. Hij bewaarde eenigen tijd dat eerbiedig flilzwijgen, dat men, in weerwil van zich-zelvcn bewaart, op het befchouwen van verwoeste heiligdommen. • Toen boog hij zachtkens het hoofd, knielde voor de Godheid, en lagchte vriendelijk als of hij wilde zeggen-.,, Ik ga Oapen." - Zijn broos gebouw viel; de banden van 't dof wierden ontbonden, en op setis ftonden de Engelen, in het glinderend gewaad , aan zijne gijde jziju afgedorven vriend hing aan zijnen boezem, kuschtl hem, en reide: „ Dat was de dood, ó vriend der aarde en i, des hemels !i '* Junij 1791, A* V' AA*  (91 ) aan e e h ROOSJE. Lieflijk roosje, Dat den boezem Van mijn Schoone aanvallig Hert, Lieflijk roosje, ö Mogt Damon Zo gelukkig zijn als gij I 't Zacht bewegen Van haar hartjen Voelt ge, wen ge n nederbuigt, Mogt ik 't zwoegen Van dien boezem Stremmen met een gloênden kusck.' Blaar  C 95 ) DE DEUGD AAN PHYLLIS 6 Deugd! gij, die des fterv'Iisgs tred Geleidt door dees woestijn, U moet mijn hart en lier voortaan Voor immer heilig zijn. Koom, lieve Deugd! beheersch dit hart- Outgloét, verhef mijn borst! Dan - dan benijde ik kroon, noch troon 9 Noch 't purper aan den Vorst! Geen wilde zwaai van tijd, noch lot Ontzet dan ooit mijn ziel, Mijn ziel,' welke eens uw fiere moed En rust te beurte viel. Neen, . vrolijk treedt dan ftaag mijn voei Op 't pad des levens voort; Daar mij »t gevoel der eeuwigheid Tot edle daden fpoort. Jat-  Aam GOD. Aan ü, 6 groote God! die me immer zijc een Vader, Een Leidsman mijne* jeugd, een teer bezorgde Raader, Aan U zij dit gezang gewijd! • Gij waart en blijft altijd een goedheid nooit volpreezcn, Wien niet alleen de Mensen, maar zelfs de Serafs vreezen8 Wier groote en wijze magt zich door 't Heelal verfpreid. De Mensch,die zich verheft, zoo broos, als zoms vermetel i De Vorst, wien de aard vereert op zijn'geduchten zetel, Buigt zieh in 't ftof voor D , ó Gód! ■ Het pluimgediert, de worm, hoe klein in waarde, Ja! zelfs het minde dier, op aarde, Dankt U, al juichende, voor zijn ontfangen lot. Eu, zoude ik, dan nog langer wachten ? Neen; God! ik vlieg op Eaglenfchacbtea Eerbiedig nader tot uw Troon! En bid dat gii mij wilt vergeven Di zonden van geheel mijn leven , 0« >; dierbaar bloed vaa uw gekruistenlZoon. G. M. J. S. Da  DE GELUKKIGE VELDELING. [Een Lied] Wijze: Een Tuinman droef te moede (*). Wat, meer dan 't bnicen leeTen , 7 Is dat den mensch verheugt? f* Ons hart, bevrijd van kommer, . Smaakt, in het koele lommer, Altoos de kalmflre vreugd, bis. de kalmde vreugd. Ontvlie me, ó wreeda zorgen! "7 IVIen duldt op 't land u niet. f" w* Hier woont de gulle vrede ; Vlugt, kwelling 1 op mijn bede; ' Gij voert hier geen gebied, bir. bier geen gebied. \ Wanneer de voglen zingen "1 ! Op 't vreedzaam graazig land; f j Wanneer de zon haar draaien Op veld en bosch doet daalen; :Danloofik 's Hoogden hand, *fc ik 's Hoogden hand.  ( ico } Dat elk vrij in de fteden i w,# Naar dit genoegen tracht I j Daar hooffche taal en zeden De waare deugd vertreden , En de onfchuld wordt veracht, bi*. wordt veracht. c D. E. TROOST in ONGELUK. t is goed dat mijn Ges met trtf» fchreeden 8aat, lk wjet wanneet het komt, dat het te langer Raat ^ ^ jViwr bet Latijn. GRAFSCnRirT *W Gefneuvelden .3 a R R Y-    < 103) Die braave mogt ook hier geen vrijen adem haaien, Flaminius verfcheen, zijn eisch was : 't legerhoofd. En wist gij boe vol moed in 't veld en op de baaren, Die held voor Pruzias de zege heeft behaald, Bkhijnim gered uit al ziju krijgsgevaaren , Ja zelf Eumenes magt in 't oorlogsveld bepaald; Had gij, toen 't krijgshcwind aan hem werd opgedraage», Het zegelied gehoord van deezen vrijen wal: Lang leef de groote held, de veldheer der Karthagen, Geluk zij Pruzias, geluk met banmbal; Dan had gij, welk een magtook naar zijn bloedmogt dorften, Hem veiligheid beloofd in Vruzias gebied, Ach! waardfte.' deze Vom denkt a)s de meeste vorflen, De waare heldentrouw bewoont zijn' boezem niet. Wel ver , dat hij dien eisch van'c roomfche volk zou wraaken, En ftrijden, voor een' vrind dien hij een fchuilplaats gaf, Verried hij 't grijze hoofd, waar voor heel 't rijk moest waakea, Vertrad het heiligst recht en ioech met ?shemel»ftraf. De Veldheer had zoo draa die tijding niet vernomen, jp£ maakte ia aller ijl zich tot de vlugt gereed; K 'k Ben,"fprakhij, „dus weleer het grootstgevaar ontkomen „Uw vrindfchap, j o baJ redde uw veldheer uit zijn leed. " tk wist aan zijn paleis de zeven vrije wegen Hem door den vorst vergund, en vloog 'er ijliags heen G* He-  C 107) AAM BE DANKBAARHEID. ö Dankbaarheid, ö fchoone Mzagd! Dia lauwren op uw' fchedel draagt. Hebt gij den Mensch begeeven? Wie is 'er die bezield door Deugd, Befchouw vrij Ouderdom en Jeugd, Naar nwe wet wil leeven? Doe vrij met een verheugd gemoed, 6 Mensch! uw' medeflervlicg goed} Hij is het ras vergeeten.Ziet ge u gedrukt door tcgenheèn , Hij wijkt, en laat u 't eerst alleen, Die 't meeste u dank moest weeten. Wie is 'er, die de Algoedheid prijst? H.,,u- voor heur weldoên dank bewijst! Ondankbre Stervelingen! Verbant de 1'noode ondankbaarheid, Die haar vergif alom veifpreidtj Erkent Gods zegeningen ! Wie  (ft*) ft Dankbaarheid! daal in ons hart. Zo baar» geen naberouw ons fmart. Doe ons Gods lof verbreien , Laat altoos van ons hartaltaar, Tot eer van d' Opperzegenaar , Uw reukwerk geuren fprtiën, R. W, * * AAN EEN SLAAP END KINDJE. Lenteroosje! korts ontlooken; Schuldelooze onnoozelheid! Uwe zagte fluimring toont ons Tans uw weltevreedenheid. Vriendfchap ftraalt door al uw trekjes; Blijdfchap lacht op uw gelaat , Als gij vrolijk , huppleud , vleiend Om mijn' fchoot te dribb'lcn tlaat. Lieve Stansje! fluimer veilig; Blijf door de Englcn-wagt bewaard; Tot ge eens, moe van *i aiedfohe zwerven, Vrolijk uaar den Leemel vaart, J. H. P* 1  C 109 ) AAN FlLLl£i ö Hoe klopt het hart des jonglings, Door een tedre drift geroerd Wen 't geluk hein in het bijzijn Van 't geliefde Meisje voert.' Ook zoo_klopt mijn bant, mijn miI|i Wen ik blijde aan uwe zij, U van mijne Min mag fpreeken , Die ik zoo geheel u wijj 6 MijnFiM,,, Zlljk een wellust, Als dat zalig uur mij baart,. Nee.» dit laat zig „iet befcnxijven, Zij is voor 't gevoel bewaard. Maar genaakt de tijd van fcheiden, Ach, mijn dierbaare ! ó] als dan Voel ik, dat mijn teder harte, Zotder u niet leeven kan! m~ Tlt*  ftftz.1*! zonder u te leeven, - Ach' da: denkbeeld baart mij pijn, Keen! de dood, hoe wreed ze ook zijn mag, . Zou mij eer verkieslijk zijn. Panlat zeg ik! neen, mijn Meisje! Gij zult eens de mijne zijn! Wij zijn voor elkaer gebooren, Eenmaal zal ik de uwe zijn. Of gij moest mij ontrouw worden.,.. Ontrouw... God! wat ij.lijkheên ! villis kan niet ontrouw worden, Onze zielen zijn reeds cc». Ja dat zagt bevallig blosje tili.is ! dierbare Engelinï ja dat blosje ftrekt, mijn Meisje! Mij ten waarborg uwer Min ! villis! laat ons deugdzaam minnen, Voor het oog dat alles ziet! Want de God der reine liefde, Wraakt baar» aagten invloed niet. U  C 113 ) DE WELLUST. De vuige wellust, warsch van deagd, Die zich in »t laegst genot verheugt.' IDoor hoerenmin zich laet verheeren - Der dartlewulpschbeid hulde zweert, En, door heur gloed, zichzelv' verteert IZal, in haer walglijk beeld, >t gevolg der ondeugd leeret, Zie wulpschaert, met zijn bleek gelaet, Hoe hij daer wagg'Iend henen gaetj Hij kan zichzelven naeuwlijks dragen ; Het vuur, dat in zijn binnenst brandt, Verteert zijn merg en ingewand, Eu teistert ziel en lijf met onverdraegbre plagen, 't Onrustig hart, dat kwelling voedt, Teelt naberouw in 't bang gemoed ;' Zxjn zwakheid kan geen lust geheugen Door wroeging, pij„ en fmm hehèa Ishijaen'teind»derlevensbaen, * Ser hij zijn jaren kan volbrengen. Al is hij »t lieve leven moê, De dood grijnst hem afgrijslijk toe;. H Ka  Verwijt zichzelv' dien veegen ftaet ir ,1e ftraf voor al zijn kwaed Co voelt de itrai boeZemknagen. Een worm, die nimmer fterft, iu mnen ^ DE VRIENDSCHAP. De tüd bedekt met grijsvleugelen . i-t heil dat voor de n-iendfchap bloett, G efvrieadfcbap zal voor afgunst kielen, Dl8 hemeltelg boud eeuwig ftand; Die zoete mengeling der zielea Duurt in on. e«wig vederlead, OW «re vrieaifcb.pl vreagd der Engelen, « i non wreedheid uw genoegen moort, °° I?de tiidfnelt rustloos voort, «ol nijd cn haat verzinken: ^^bapio^^ iLUuUev^duwuaaneaai. R^O. HE  C "5 ) HET ONWEDEX, De zon dook ter kimmen, Door d'avond vervangen, Wanneer ik met daphm é , Mij veldwaards begaf. Geleid door de liefde , Trad ik naast die waarde, Haar hand in de mijne, Den hènvel reeds af. Toen bergen van wolken Den dampkring verdikten Die, zwanger van hette, Reeds berftende fcheen. Hoe zwart wierd de Hemel! Hoe doodsch ivas de lHlte! Hoe treurend de fchepping 't Was nacht om ons heen! - De raatlende donder Verbraè deeze (til te, En de Echo herkaetlr*SJwn loeiende weêr.  C n<5 ) De blixem verzelde pe klettrende Hagen, En floeg in zijn woede Twee eiken ter neêr» Mijn daphne verbleekte, - Haar lippen heiturven, Zij floeg bei heure armen Vol angst om mij heên: Wij doolden in »t duister , En niets dan de blixem, Die bloempjes verzengde, Verlichtte onze fchreêu. Wij boogen de kniën Al beevende neder, Voor hem die als Schepper Den donder gebied: Behoed ons," bad bapSN!, " Verfinaad de gebeden, " Die wij voor u ftorten • ó Vader 1 tog niet," C  C 117 ) Gok ik fmeekte trillend : „ ó God! weer van d aphnb „ Uw dreigenden blixem » T°g gnnfliglijk af: *> Doch ,no« zij haar treffen, » Dat dan de eigen büxem „ Mij met mijne daphu r> Verëenige in »t graf." De Godheid verhoorde De fmeekende bede j Toen daalde zijn zegen Verdubbelend neêr: De donders verdomden, De blixem verdoofde, En God zond zijn regen Gp 't aardrijk ter neêr. Hoejnichte toen 't aardrijk, Hoe dankbaar was daphmJ. Doe vrolijk de fchepping Hoe vreugdvol Natnurj H 3 Do  (.11*) De duisternis vluchtte Desl«*t wierd weêr helder- »t Geftemte vees vrolijk Aan 's Hemels azuur. „ Ach v aM on. 1P*IK Slechts kort nog geleeden, Hoe klopte toen 't harte, " Door augHen bekneldl " Thans adem ik ruimer, Daar alles vol vreugde „Mij dankbaar de goedheid ' u cs 1 choppers vermeldt. Stel altoos vertrouwend» Uw lot iO Gods handen, - üusfpvakik tot daph»..?- Zijn fchepfelen-mio. Blijft zorgende *aaken, Voor 't heil van het menschdom. Toen traden wij dankend Onsftulpje weêr in. c. V. G. !•  C ir ) D E JONGE VORST * W 2 IJ N E RAEDSLIEDEN v o a , Xf alleen> 'k Aenvnerd den fcepter nu dien „ ;Moet deeZe hand het lot va„ miine Volken * «^"> |aer ach. ver van ^ zielj dat ^ " Die glanS, dien 'c hoog geza* om „,•'• T),\. «„,1 ■ j j- - fe miJnea zetel fpreidt D;e eerbied, dien * mij zoo vleiëüd f «dt, 'Die galm, dien ik alom, miin' »aPm , üewiJZen» Ver dat die weidfche Pr eTm in 2M ^ h°°r ^ Of • J ZIeI tot wehust ftrekk' Of «j in eenzaemheid een flille vreugd verwekk', ' * Hoos-  C "O ") Hoor ik dee. roepftem in dit alles tot mij fpreeken« HX gü ten zetel treedt, is u'c geluk ontweeken EnVvoel reeds, als ik diep ia mijne» boezem dael, J droeve zekerheid, de waerheid van die tae! Waer bleef de ftille rust die mij alom n, kalmte , waer mijn ziel beur hoogst genot in ftelde f De kalmte, wa j d> Waer ziin m in vrienden, mij zoo u"= . iJ uurea fleet van kommerlooze vreugd? Met wien * nwe fle ^ e0# T^e ik1 dta last, die oP mijn fchoudren ligtEn , tüle ik » loos u mijö pllgt, | , 7 i 'land met bloed, of ook met zege» dtenken. ne « ™-tbel.l3.eebt tnst i. mijn band allee,,, ï E TSLm *. — ml] als baef Befehetmer W*. I K,.rr dit tepeins in't rusteloos geweeten! O- »d " enen vtiend die mü ten Raedsman M.. [ wUns wi sbeid aen mü» oog Wk *M *«*= •« f o "X. d*# , e„ lang beP-oefo beleu. l l/müvetueteokoo met volle «ke.Umd 1...  C "3) CTWeas, opftaentïe. Eisch -alles, groote Vorst! eisch dat ik voor « fneef' Maer nooit dat ik, uw flaef, mijn' Koning lesfen geef; DE VORST,. Ik eisch »t van a als mensch. C I N E A S. Giieiscbt...ikffl0etdani>reeken; ' M-er k bl„f voor zulk een' trots, ö Vorst: genade fmeeken. Ue luister van uw troon zij immer in uw oog Het hoogde doel, naer 't welk uw wensch, uw ijver poo„. . INooit zij het denkbeeld in uw groote ziel gereezen ; Dat gJJ „echts Koning wierdt om 't volk ten dienst te weezen, Neen ' 't volk is onder u het werktuig van uw heil; «et hebbe al zij„ gehlk voor uw belan?ea Dat zelfs de wet des ]aRns u tot dat oogmerk urekke; L 1 'S haCr V"j' a'S ZUlks » ***** verwekke, Pn, merkt een fcherpziend oog'coWpdoor ngefmeeH zji teritond de].t ^oe, 0ms, op dat uw doel, 6 Koning! kan gelukken, 1 bukke - en dan, omhul zijn lot met loozen fchijn, Of sou zo klein een worm zijn' Vorst ten hinder zijn . . «Mc durf ook uw belofte om uw belang verbreeken, fit  r ' (134) fn't eind, durf niks wat uw grootheid rijzen doet Een Vorst is boven * recht, wat hij verricht ,s goed. db vorst. Ga, tot ik u ontbiede. Cl ne AS, knielende. Ach! hou in welbehagen, 6 Vorst! op cineas uw gnnffig oog Boegen, Weet dat ge in ■« ruim gebied van uwe Monarch, Geen' trouwer onderdaen ontdekken kunt dan nu]. tm M** *** ^er/diep, en vertrekt ) P H A N E S , ootmoedig naderende : „„o Vorst' wien »t al eerbiedig huldigt, Ontfang, grootmagug JP^TeeUi aen u verïchuldigd; : Van mij ook 'toffer, door c « , 't Geluk bedaeuwe uw1 troon , waer ge 01 i | En een onmeetbaer Rijk voor u geboogen ztet. I Wees.... | \Vac moet van mijne magt de regel zijnY yBANES. Uw wil: I Dees is de hoogt* wet, 6 Vorst! dees is *> fcil ^1  C 125 ) Waer op her fiVzel van m.r „ Naer dien, naer c „ , ? *W ^ ' - m «ii niet C «* *» **pter zwa^ Wie is ,•„ r , /Per'KCr' de rae"ter van dit Kijkt N- ' Infc^»v, zelfs, 6 Koning- ugeliij miBfte PCrk ae» - be^iï„ e . Beel »t volk knielt voor „ „eêr . De ft " ; Jjl-gtloos, alsgii,twnt;l\^^oudile^ 1 ^ hoog bevel alleen gee t aen 2 *+* : Of» de Vorst, die «Ift d °ltfpB,ek k,eia' 0^.'-EenRijksmona^S; rz n rhaerVerhe-nf fefli, dus over >t volk, iet " G°d' Volg niets dan uwen w, lT£j* ^ fa " «w magt ten fpf^ de°ain?! reekni^ vraegen F ee„sgevormd J^£*r*** *»* beft... dan uw ban h t r^^^-» fc roep u ftraks hier weêr vervolge.) *SI M ' 21JÜ tro™»ojiarca tearaed» ^ Wee, I  ; By de Uitgeeriter dezes de Wed. j. nóvt is vaft de Pers gekoomen: I. Eene geheele nieuwe en verbeterde druk van S S I E G W A R T, Eene Kloostergefchiedettia door j, M. M I L L E R. Naar den 55. druk uit 't Hoogduitfch vertaald. , In dit Werkje vford op een zeer aangenaame en teven3 f onzijdige wijs de voor en naadeelen van 't Kloosterleven yoorgefteld : de Leevens en Handelwijzen van braave ^IVIenschlievende en Godvrugtige Paters zeer opwekkelijky befchrevcn en die van ondeugende ten toon gefteld , enw vooral word met de levendigfte en aandoenlijkfte trekker»? de dwaaze en fnoode wreedheid dier*Ouderen vertoond,) Welke de kloosters voor gevangenisfen hunner kinderen gebruiken, om hunne genegenheden te dwingen: Zeer veel» Charakters en voorbeelden van Deugd en Ondeugd, Befchaafdheid en Ruuwheid, enz. worden hier in voorgeftelt. 5 Deelen in Octavo met fraaije Plaaten ea Vjgaestea,         -  %A NUAR Y, Louwmaand, heeft XXXI Dagen. 1 Zondag N. Jaarsdag. # Eerfte Quart, 2 Maandag Duink. Leipfig j. m Zond. den i, 3 Dingsdag Doesburg, Ouden.j. 's morg. ten 4 4 Woensdag Eyndhoven 3. uur. 50 min. 5 Donderdag Thelefpnorus. pMe Maan 6 Vrydag Brie Koningen. Maand, den 9 r 7 Saturdag Kasiel j. m »s ffior„ ten tJ 8 Zondag Opent. St. Omer.j. MU * min/ 9 Maandag Koppermaandag. 10 Dingsdag Parys j. Z*atf* Quart, h Woensdag Hyginins. Dingsd.aen 17, 12 Donderdag Archadius, 's morg. ten 2 33 Vrydag Juletta. uur 17 min. 14 Sa-.urdsg s Pontiaan. Nieuwe Maan, 15 Zondag H. N, S. Maandag den 16 Maandag Biuggej. 23,'sav. ten 17 Dingsdag s. Anton. Westz. 5 uur. 5.i j i Woensdag | Gelder i*. 2 Donderdag Maria Lichtmis. Volle Maan, 3 Vrydag. Geldorp, Rouaan p. Woensd. den 4 Saturdag Arnemuydeu j. 8, 's morg. 5 Zondag Septdagefima, ten 3 uur. 14 6 Maandag s Doroiiua. min. 7 Dingsdag Nioon j. SJ Woensdag Gend p. Laatfte Oiiart. 9 Donderdag sApolonia, Woer.sd. den 10 Vrydag Bremen j. ; 15,'s a/on. s 11 Saturdag Roermond j. 6 uur. ic min» 12 Zonda? Sexagefttnd» 13 Maandag Gfegorius. Nieuwe Maan, 14 Dingsdag Valenryn. Woensdag den 15 Woensdag Iperen j. 22, 'ismorg» a6 Donderdag Juiiana. ten'5 uur.iö'iit. 17 Vryd'g Rees }. 38 Saturdag Simeon. EerfieQttarU 19 Zondag Quinquageftma» Woensd. den £0 Miandag Maaftrigt p'. >n) , 's avonds 21 . Dingdag Vasten Avond. ten 7 uur. 43 22 Woensdag Asdag. min. 23 Dondeïdag Miiburga. 24 Vrydag Bommel P. De Zon treed e.5 Satindag sMalt. Gouda j. den 18 , in 26 Zondag Duadragrfima. Pifccs, of de 27 Maandag Dlreclit p. Hoorn 1. Visfchen, op ^8 Dingsdag Heusden j. ten 7 onder 50 Woensdag Qpat. Lingen j. ten 5  MAART, Lentemaand, heeft XXXI Dagen. i Donderdag Bourd. j. Zwol 1* B Vrydag Oiiatcrt mper. Volle Maan, 3 Saturdag Qmtèrti Zwolp. Dondcrd, den 4 Zondag Reminifcere. f>, 's avonds 5 Maandag Haar!, p. Gouda k. ten 6 uur. 55 6 Dingsdag Hensden p« min. 7 Woensdag S. Thomas , Dev. j. B Donderdag Ttx Schev. Giav.p. LaaiflcOyart. 9 Vrydag Schiedam, p. Dond. den 15, 10 Saturdag Bosch, half-vaster» 's avonds ten H Zondag Oculi, Doesb. b, ' 7 uur. 23 min. ' I2 Maandag s. Gregorius, Kuil. p. ?3 Dingsdag Amfterd f. Leerd. j. Nieuwe Maan, 14 Woensdag Amft. Mir. lootd. Dond.den22, >5 Donderdag Texel, Arnhem p. 'sav.ten6u.ur- 16 Vrydag Herebertus. Zón-Eclips alru *7 Snuïdag s. Ccertruy, Leuw.p. onzichtbaar. 10 Zondag Latare. J9 Maandag Amer«. f. Leyd. 1. Eerfle Ouart. 20 Dingsdag Muiden p« Vrydagden 30, 21 Woensdag Ysfeiftein p. 's tnidd. ten 3- 22 Donderdag Deventer t. uur. 56 min. 23 Vrydag Benectiétus. 24 Saturdag H. Kind Sim. 22 Zondag Judica, MariaBoodf. Dc Zon treed 2" Maandag Ling. p. Kuylenb. b. den 20 , in 27 Dingsdag Wageningen p. Artes, of de 2^ Woensdag Arnh. Locn. b» Ram op en 29 Donderdag Loenen p. onder ttu $ 3° Vrydag ' Viancn p. I uur. 3* Saturdag 's Bosch b. 1  APRIL, Grasmaand, heeft XXX Dagen. 1 Zondag Palm Zondag» 2 Maandag Uitgeest,Schoor!.b. Folie Maan, 3 Dingsdag Gorcurn, Nyk. p. Saturdag den A Woensdag Vollenhov. p. 7,'smorg.ten 5 Donderdag Witte Donderdag. 7 uur. 42 min. 6 Vrydag Goede Vrydag. 7 Saturdag Groningen p. LaatfteOuart., 8 Zondag Paasschsn Saturdag den 9 Maandag 2de Paasdag* 14, 'smorg. ic Dingsdag Weesp, Montf. b. ten 1 uur 36 21 Woensdag Woerden b. min. 22 Donderdag Voorfchoten k. 13 Vrydag Amersfoort b. Nieuwe Maan, 34 Saturdag Wyk j. Caflr. b. Saturdag den 15 Zondag Q. O. P. J. Aikm. j. 21, 's morg. 26 Maandag Hoorn p. ten 7 uur. 55 17 Dingsdag Geen. Montf. b. min. 18 Woensdag Alkm. Wyk p. 19 Donderdag Alkmaar, Lis l>. Eirfle Ouart., 30 Vrydag Amfterd. Haff. 1). ZondaiTden st Saturdag Arnh. Doesb. b. 29, 'smorg. 22 Z.ondag Mifericorriia. ten 10 uur. 23 Maandag G.ave b. 2t min. 24 Dingsdag Mont. Terfch. b. 25 Woensdag Leyd. Munn. b. De Zon treed 26 Donderdag Us, Delft b. den 19 in Tau» 27 Vrydag E iam f. rut, of de 28 Saturdag 1 Arnh. Edam O. Stier, op ten 29 Zondag I Jubilate. Fran. b. 5 onder ten 7 S° Maandag Hilv. Hoorn, Med. b. uur.  MA IJ, Iiloeljmaand, heeft XXXI Dagen. I i Dingsdag s Phil. en Jac. \ ! Woensdag Hulst j. Purm. p. tolle Maan 3 1 Donderdag t ^d Amer. k. Zondag den 6 1 Vrydag Gron. j. Beuk b. namidd. ten 5 5 ! Saturdag 5 'Jan Later. uur. 37 mm. '6 Zondag Cantate ,Hage k. 7 Maandag Bodegrav. p. r Laatfte Qpart. 8 Dingsdag Weesp,Hagef. Zondag den n Woensdag Soelmont p. 13, smorg. 10 Donderdag Lis, Zwol b. ten 8 uur. 13 11 Vrydag Franeker p. ' mm. 12 Saturdag Arnh. Leerd. b. 13 Zondag Vocem, Yslelft. b. Nieuwe Maan, 14 Maandag , t D^. Gore. p. Zondag den 15 Dingsdag Nimweg. p. 2?, savonds 16 Wolnsdag Weesp p. tqn 10 uur. 19 17 Donderdag flsmelv.ChriJI.Leyd.k min. 18 Vrydag Venantius. 10 Sïturdag Prudentiana. herjte Uuart. 20 Amersf. k. Dingsdag den 21 Maandag Utrecht p. 29> smorg. 22 Dingsdag Marcianus. m teP2 uur« z 23 Woensdag Schoonhov. ƒ. min. 24 Donderdag Gore. Heenv. p. '' 25 Vrydag Urbanus. De Zon treed 26 Saturdag Vastendag. denzo, m Ge- 27 Zondag Pinkster ,Schev. k. of de 28 Maandag zdePinkst. Naard. k. Tweelingen, 29 Dingsdag Swyudregt p. op ten 4 on- 30 Woensdag Quat. Amft. lo. der ten ö uur. 31 [ Donderdag Amft. lootd.  JUNY, Zomermaand, heeft XXX Digcn. 1 Vrydag Quatertemp. Enkh.']. 2 Saturdag Quaienemp.Gron.p. Volle Maan* 3 Zondag //. 3 Vul, Warm. k. Dingsd.den?. 4 Mandag Bunfchoten p. 's mor», ten 5 dingsdag Bom. Brielp. 1 uur/12 min. 0 Woensdag Waal wyk, Delft f. 7 Donderdag II. Sacrament, Laatfie Quart.) 8 Vrydag Brouwersh. p. Maandag den 9 Saturdag Beeft,Gouda p. 11.'s midd. 10 Zondag Heusden, Wonn-k. ten 4 uur. U Maardag Haastrecht k. en p, 12 Dingsdag Arnh. !. Dhks f. Nieuwe Maan3 23 Woensdag Harl. k. Rotterd. I. Dingsdag den 14 Donderdag Medenblik p. 19, 's midd. 25 Vrydag Mernkerk p. ten 1 uur. 4 16 Saturdag Puttersh. Wyk,p. min. 17 Zondag Delft, Vlaaid. k. 13 Maandag Harl. j. Loosdr. p. Eerfte Ouart, 19 Dingsdag Hilv. Rynsb, p. WoenscN den ao Woensdag Bosch j. Grave f. 27, »s midd. 21 Donderdag Deventer I. ten 2 uur. s Vrydag Edam p. ia Saturdag Swyndregt p. j. Zondag Apojl. Alph. k. Nieuwe Maan* ,6 Maandag Leyd. 1. Breuk. k. Donderd. den . 17 Dingsdag Alexius. 19,'smorg. !3 Woensdag Symphorora, ten 4 uur. in Donderdag Hondsd. begin. 20 Vrydag s. Margriet. 21 Saturdag Groning. Klund. p. Eerfte Ouart. 22 Zondag s. Maria Magd. Vryd. den 27 fc 2% Maandag Wyk k. Dev. j. 'smorg. Knio, 24 Dingsdag Vastendag, GronJ. uur. 15 mm. : 25 Woensdag s. Jacob, F.an. k. 26 Donderdag s.Anna, Hoorn 1. • 27 Vrydag Kampen le. De Zon tr;ed 23 Saturdag Voorfchoten p. I den-22, in 20 Zondag Gouda, Delfsh. k. of de Leeuw ^ 10 Maandag Beemfter biddag. I op ten 4 ondes 31 Dingsdag • Bsemft. k. en f. | ten 8 uur. •  AUGUSTUS, Oogstmaand, heeft XXXI Dagen; x Woensdag s Pieter. Volle Maan, 2 Donderdag Portiuncuïa. Dond. den 2 3 Vrydag s. Stevens vind. 's midd. ten ' 4 Saturdag s. Dominicus. 2 uur. 50 min. 5 Zondag Mar. ter. fneeuvv. 6 Masn.iag Transf. Glirist. Laatfte Quaru 7 Dingsdag Donatus. Donderden 8 Woensdag Domb. p. Rott. 1. 9 , 's midd. ten 9 Donderdag Vaft. Wyk lo. 3 uur 12 min. 10 Vrydag s Laur. Hoorn k. it 1 Saturdag Groning. Leeuw. p. Nieuwe Maan* 12 Zondag 's Bosch, Wyk k. Vrydag den 17 13 Maandag Hypolitus. 's av.ten 7 uur.* 14 Dingsdag Vastendag. ' 1-5 Woensdag Miria Hemely. Eerfte Quart. 16 Donderdag Rochus. Saturdfi den ï7 Vrydag Jeroen. 25, 's morg. 18 Saturdag Munnikcnd. k. ten 7 uur. ie 19 Zondag Hondsd. einde. min. 20 Maandag Hartjesdag. Haarl. f. 21 Dingsdag Privatus. Volle Maan, 22 Woensdag Lis p. Vryd. den *i 23 Donderdag Vastendag Rott. lo. 'savonds ten' 24 Vrydag s Bartholom. ïo uur. 48 min. 25 Saturdag Ludovicus. 2f< Zondag. Muiden, Rott. k« DeZoN treed 27 Maandag Muid. Lexmont. p. den 23 \x\Vir~ 28 Dingsdag Bomm. k, Terg. j. g0 „f de 29 Woensdag s. Jan Onth. Loe. f. Maaed,opten 30 Donderdag Harl. }. Abcou p. 5 onder ten 31 Vrydag Am!telveen,Naard.p. 7 uur.  SEPTEMBER , Herfstmaan^, heeft 1 Saturdag s Gillis. 2 Zondag Abc. Wasf. Weespk. Laatfte Qiiart. 3 Maandag Zierkzee j. Alkm. p. Saturd. den 3, 4 Dingsdag Heylo, Desdom p. 'smorg. ten 7 5 Woensdag Blokziel k. Alkm. j. uur. 28 min. 6 Donderdag Blokz. b. Delft ka. 7 Vrydag Nimweg. p. Delftz. Nieuwe Maan, 8 Saturdïg Maria Geboorte, Zondag den 9 Zondag Aldeveen. Loen. k. 16'smorg. ten 10 Maandag Franek. m. Nym. k. 9 uur. 37. min. 11 Dingsdag Rofendaal. j. Zon Eclips, 12 Woensdag Terv. j. Valk. f. 13 Donderdag Valkenb. p. Eerfte Ouart, 14 Vrydagi + Verhef. Heusd. p. Zond. den 23 15 Saturdag Utrecht leerm. 's midd. ten 2 16 Zondag Maarfen k. uur. 7 min. 17 Maandag s Lamb. Amft. lo. 18 Dingsdag Amft. lo. Gron. j. Volle Maan, 19 Woensdag Qiiatertemper, Zond. den30, 20 Donderdag Vastendag 's morg. ten 9 21 Viydag s Matth. Qatcrt, uur. 24 min. 22 Saturdag Qreatert, Leeuw. f. 23 Zondag Am/terd. Benn. k. 24 Maandag Terfch. Ltyd. Ie. ne7o intreed 25 Ding5dag Brak.Thiel, Tex. j. ^ {n Li 20 Woensdag Cypriaan en Juft.j ta of dl 27 Donderdag Buren p. Schaal 00 er. 28 Vrydag Gore. Zwol p. omler ten 6 29 Saturdag Sl. Michiel, ° "ler ten ö 3° Zondag s Hier, Maaifev. k. uur*  OCT03E11 , Wynmaand, heeft XXXI Dn« £W»; Caprïcornns, 28 Vrydag Allcrkinder. of den Steen- 29 Saturdag Thomas .Cantelb. bok , maakt ai- 30 Zondag Savmus. hier den kafm 31 1 Maandag St. Siivester. Ben dag.  van be ECLIPSEN, Voor 't Jaar 1792. Twee Eclipfen zullen, in dit jaar, zich op het Aardrijk vertoonen, en wel alleen aan de Zon , en geen aan de Maan. De eerfte zal zijn, den 22 Maart, namiddags ten 3 uur, 16 min. op 2430 32' lengte, en 150 29' Zuiderbreedte. Het midden ten 6 uur, 14 min. en het einde ten 9 uur. 3 min. geheel buiten ons gezicht. De tweede of Jaatfle zal zijn, den 16 Septemb. 'smorg. ten 6 uur 33 min. zullende in geheel Africa, het Zuidelijk gedeelte Europa en Azia, te zien zijn. Het begin zal te Amfterdam gezien kunnen worden, 's morg. ten 7 uur 10 min. het midden ten 7 uur. 54 min. en het einde ten 8 uur 32 min. zullende de Zon ruiai 2 duim ovir de Zuidzijde verduisteren. De Planeet , die dit jaar van den 21 Maart tot de# 20 Maart j793 regeert, i* Mars»  V A C A N T 1 E N. Voor den Ed. Hove van h olland iu s'IIage^ Vacantie eindigt 7 Januari)' 1792. — begint 17 Febr, eindigt 26 Febr. —— 30Maart, —« 15 April. " ■ — •• 25 Maij . 10 Junij. Groote Vacantie begint 31 Julij, eindigt 2 Sept. Vacantie begint 23 Decemb., eind. in 't volg. Jaar. Voor den Ed. Achtb. Magiftraat der Stad Amsterdam. Vacantie eindigt 9 Januarij 1792. ■ 1 11 ■ —- begint 6 April, eindigt 28 April. - ■• •— ■— 26 Maij, ■ ' .i 16 Junij, Groote Vacantie begint 2r Julij, eindigt 25 Aug. Vacantie begint 15 Sept. , ■ 7 Oclober. '•*— 22 Dec:, - in 't volgend Jaar,' Voor den Ed. Hove van utrecht. Vacantie eindigt 9 Januarij 1792. begint 1 April, eindigt 14 April. ■ 2 5 Maij, .——. 23 Junij. Groote Vacantie beg. 12 Aug. eindigt 24 Sept.' Vacantie begint 21 Dec, eindigt ia 't volgend raas,  co AANKOMST der POSTEN te sfmflerdam. Alle dagen van Haar'em, Leiden, den Haag, Rotterdam cn verdere Zuid- en Noordhollandfche Steden , Dorpen en omleggende Plaatzen, als mede van Texel en de Helder. Zondag, van Duitschland , Keulen. , Luik» Gelderland, Kleefsland, Emmerik, Munfter en Westphalen. Maandag, van Hamburg, Zweedcn, ftcneinark. Poolen, h geheele Noorden, Breemen, Luik, Aken en Maaftrïcht. Ook geheel Oostvriesland, Groningen en Oyerijsfel. : Dingsdag, van Vrankrijk , Spanje , Portugal , Bralsand. Vlaanderen en Zeeland. Woensdag, van Ital. Duitschl. Luik, Aken en Maaftrïcht. Donderdag even als Zondag, als mede van geheel Vriesland, Groningen en Ovetijsfel. Vrijdag, van Vrankrijk,Spanje,Portugal,Hamb. Zweeden, Penemarken , Tooien, 't geheele Noorden s Breemen, Luik, Aken, MaaihiQhr cn geheel Oostvriesland, VER-  co VERTREK der POSTEN' Van dmfterdais. Van het Generaale post comptoiR, op de Voorburg* Wal» achter het Stadhuis uitte avonden , op de Helder, Texel en 't Vlie ten half % uur. Op Zuidholland, Utrecht en de Generaliteits Steden ten 8 uur, doch op 'sHage, Haarlem en geheel Noordholland, ten half 9 uur. Zendag, Dingsdag en Vrijdag , op Maaftrïcht , Luik en Aken, 's avonds ten 8 uur. Maandag en Vrijdag, op Zeeland met de Landpost, 's avonds ten 8 uur. Dingsdag en Zaterdag, op Groningen, Campen en Deventer, *s avonds ten half 8uur* Dingsdag en Vrijdag. Op Italien , Duitschland , Keulen , Bergsland, Gelderland, Cleefsland, Emmerik, de Oostzee, ïlusland , Poolen , Pruisfen en Sileflën , s' middags ten 11 uur. Dingsdag en Zaturdag. Op H.unburg, Zwetden, Denemarken, 't geheel Noorden, de Oostzee., Pruisfen, Poolen, Silefic'11» Hanover, Bronswijk, Nieuburg, Oostvriesland en Oyerijsfel,, ?s avonds ten half 7 uur. Maan*  (3) Maandag tn Donderdag* Op Portugal cn Spanje, f*.avonds ; ten 8 uur. Maandag en Donderdag, Op Vrankrijk, 'Sav. ten half9 uur. Maandag, Donderdag en Vrijdag. Op Braband , Rijsfel ea Fransch Vlaanderen, s'avonds ten half 9 uur. Dingsdag en Vrijdag. Op Groot - Erittannien, s'avonds tea half 9 uur. Op America, over Vrankrijk , de eerfte Donderdag 'm de iftiaand, 's avonds ten half 9 uur. VERTREK der POSTEN van Ltyden. Alle avonden op alle Zuid- en Noordholbndfche Steeden, 't Sticht van Utrecht, Breda, 's Bosch, Geertiuidenberg en Zeeland ten 8 uur. Dingsdag en Vrijdag , naar Gelderland , Venlo , Kleef, Breslau , Gulik, Mafyk Keulen , Munfter cn Westphale» 'smorg. ten-ii uur. - Op Lotteringen, Zw'itzerland , Geneve , fiemont , Hesfen , Lunenburg , Saxen, Markbrandenburg, Ibmeren , Pruisfen, Dantzig , Poolen; Rusland, Silefiëh, iohemen , Hongarijen en alle Oostenrijkfche Landen , als >ok op Zwol, Benthcim, Embden , Oostvriesland, Lingen, Mdenburg, Bremen, Hamburg, Lubek, Holftein, Zweeden, Denemarken enz, 's midd. ten 12 uur. - Op Braband., VJasn* ae-  (4) deren, Henegouwen en verdere Oostenrijkfche Nederlanden , Bergen op Zoom , Steenbergen en Vrankrijk namiddag ten half 2 uur. - Op Engeiand » Schotland en Ierland, 's Bosch» Maaftricht. Luik , Aken , Luxemburg , Limburg , Namen , Sedan en verdere Steeden in Champagne; als mede op Overijsfel, Vriesland, Groningen, Drenthe en Twenthe , 'savonds ten half 10 uur. 'Donderdag, op Vrankrijk , Spanje , nam ten half l uur. Zaterdag, op Zwol, Bentheim, Embden, Oostvriesland, Linjen, Oldenburg, Bremen, Hamburg, Lubek , Holftein, Denemarken, Zweden en verdere Noordfche gewesten,'smidd. ten 12 uur, — Naa.t Overijsfel, Vriesland, Groningen, Drenthe en Twenthe, 'savonds ten half iouur.  co VERTREK der POSTEN; Van *s Gravenbage. Alle avonden op alle Steden van ZuidholJ. .Zeeland. s'Bosch. Breda. Geertruidenberg en de Provintie van Utrecht s'av ten 8 uur. Op Amfterdam cn geheel Noordholland ten 9 uur. Dingsd. en Vrijdag, op Gclderl Duitschl. Pool. Hongarïjcn. Boheemen. Zwitzerl. Ital. en Turkijen, s'midd. ten 12 uur. OpGrootbritt. s'av, ten 10 uur, Dingsd. en Saturdag. op Vriesl. Groning. Overijsfel en Embden s'av- ten 8 nur. Op Denemarken en Hamburg, s'midd: ten 12 uur. Zond. Dingsd. en Vrijd. op s'Bosch, Maastr. Eindhov. en Tilburg, s'av. ten 8 uur. Dingsd, op Vrankr. Brab. Vlaand. Bergen op Zoom. Steenbergen, de Willemftad , enz. Donderd. op Spanje en Portugal. AANKOMST der POSTEN in s^Graveifoage. Zond. en Donderd. uit Duitschl. Denemark. Zweeden Eool, Hongarijen. Zwitzerl. en Gelderland. Maand, cn Vrijd. uit Hamburg, enz. Dingsd. en Vrijd. uit Braband «n Vrankrijk. Woensdag* uit Duitschland. Italien en Zw'nzcrland, Vrijdag, uit Spanje en Portugal. . Uit Engeland naar de Wind is, *3 VSR-  (6) VERTREK der POSTEN van Rotterdam. ALLE AVONDEN, op Bredi. s'Bosch enz< ten 7 uur. Op Amfterd. Leid. s'Hage. Dard. en verdere Zuidholl. Steeden en de Prov, Utrecht ten half 9 uur. , na klokkeflag moet bij ieder brief een ftuiv. gegeven worden. Maand, en Vrijd. s'av. op Hamb. mits franco Arafti Maand, en Donderd. s'avonds op Vrankrijk. Maand, Dingsd. Dond, en Vrijd, s'av. op Braband en Vlaand. Dingsd. en Vrijd. s'av. op Grootbrittanien. Dingsd. en Vrijd. op geh. Duitschl. Pruisf. Pommeren. Pool. Rusl. Zweed. Denem, Ital. enZwitzerl. s'morg, ten half 11 uur. Dingsd. Donderd. en Vrijd. op Poitugal en Spanje enz. doch Fravco tot Antwerpen. AANKOMST der POSTEN . te I\ otterdam. Alle morgen, uit Amftcriam, Haari, s'Hage. Dorden Verdere Zuidholl: St.-den4 Zond. en Donderd, uit geh. Duitschl. Pruisf. Pommeren Pool, Rusland, Zweed. Denem. Ital. en Zwitzerl. Dingsd. en' fW.fi, u?t Vrankrijk Brab. en Vlaanderen. Dingsd. .cn Zat ar d uit Hati burg. Uit Engeland naai dc wind is. VE R-  Cr 5 VERTREK der POSTEN van Utrecht. Alle avonden, Op alle de Hollandfche Steden ten o uur. Maa^aS, Op Hkmb. Brab. Vlaand. Vrankr. Spanje en Zeeland met de landpost. Dingsdag. Op Duitschl. Ital Zwitzerl. e„ Oostenr. 'sav. ten 5. Op Gelderl. en Emmerik 's av. ten half 7. Op Engeland, Luik, Aken, en Maaftr ten half 8. Op Groningen , Leeuw, en Overijsf. ten 8 uur. Donderd. Op Brab. Vlaand. Vrailkl, en Zeeland fflet ^ laadpost, »sav. ten half 8 uur. Vrijdag. Op Duitschl. Italien, Zwitzerl. en Oostenr. 'sav. :en S uur. Op Gelderl. Emmerik ten half 7 uur, Op Enge. and, Luik, Aken, Maaftr. en Hamb. ten half 8 uur. Saturdag. Op Gron. Leeuw, en Overijsfel 'sav. ten 8 uur NB. De Brieven op Zeeland konnen ook des Zomers al' e dagen franco Rotttrdam verzonden worden 's av. 8 uur. Pen 5. 0P Gelderl. en Emmerik 'sav. ten half 7. Op En■geland, Luik, Aken, en Maaftr ten half 8. Op Gro- HET  ( 8 ) HET LUIDEN »cw POORTKLOKKEN. Van Amfterdam. ■t verlangen. , ' verkorten. •smo.|'s av. 'smo./s av. Dénaajan. half7;half5 Den 8Aug. half 5!half 8 8 Febr 61 5 25 5j 7 24 . half 6'half 6 oSep half 6,half 7 ï4 Maart. 5 « 21 —7 half * . <* có 5 half 7 13 Oft. ö half 6 10 April, half 5 ,7 21 — > half 7 5 22 * halfs half 8 öNov 7 half 5 7Maii. 4 8 Van 7 Maij tot 7 Aug. blijv. de Poorten, tot's av. half ioj uuren open. Van HAARLEM en ENKHUIZEN. 't verlangen, '* verkorten. 'smo. «sav. \ smu » «iv. Den 8 Jan. ïalf 7 halfs Den 26 Julij. 4,8 iFebr 6 5 14 Aug 4 ™lf 8 i3 6 half 6 zz half 5 half 8 83 ij. half 6 half 6 29 —— half 5 7 4Maait, half ö 6 «Sept. 5 half 7 !, s 6 26 1 5 ö ,8 - 5 half 7 1 Oa. half 6 6 1 April half 5 7 lo — half 6 half 5 ï(5 -1 half. 5 half 8 18 6 half 6 „o - 4 half 8 25 6 5 i Maij, 4 8 loNov. half 7 5 20 - half 4 half 9 13 — half 7 J«a f 5 30 7 halfs 4 Dec. 7 4 De Groote Hout, Zijl en Kennemer Poorten zijn alle avond tot 11 uut open: en de Spaarzvouder tot het aankoomen cler jaatfte Trekfchmt. Elk der Poorten kan men na 11 uur,voor* 30 ttuiv. doen openen.  MENGELINGEN Z M ^ R O Z A »■ P O | z IJ,  & z:Kbc voor Godsdienst, Deugen Heil der MaatfiBa&jJ» Btfaaart altijd d» lier van Neérlands Diebt'rt» rtijl  Wij hebben het genoegen onzen geëerden Landgeaooten, bij den aanvang van dit jaar, weder eene kleine verzameling van nieuwe oirfprongkelijke Dichtftukken in dit Jaarboekje, aantebieden, "t welk wij ons vleijen durven, dat over 't geheel niet minder behagen zal da» het voorige. Wij be tuigen den dichters en dichteressen onzen dank, rfoor wier vriendelijke medehulp wij in ftaat gefteld zijnj om dit Werkje in denzelfden fmaak te achtervolgen; tef wijlwi, ons tevens i„ derzclver voortduurende gunst ej d« mededeelzaamheid vaa andere fraaije vernuften in on| 2 Ya.1  ( 2 ) Vaderland ootmoedig aaanbeveelen , (verzoekende hunne ftukken voor den eerfte April 1792,) kunnende men veizekerd zijn, dat wij, vau onzen kant, gcene kosten noch moeite zullen Ipaaren, om dit Werkje, bij aanhoudendheid, d-e goedkeuring van onze Kunst en Letterminnende Landfenooten te doen wegdraagen. Door gebrek aan ruimte konden wij alles, wat ons goedgunftiglijk is toegezonden, ei et plaatzen, doch hoopen dat geen ons overig is, in eett -volgend jaar uittegeeven, Jmfttrdam nir T E Nov I7pi» Bi WO, J, UULU D A-  DAM ON cn PHYLLIS. eeaen warmen fomerfchea dag, begon de koelte des Vallenden avonds de aéraechrige Natuur te verkwikken. De daelende Zon deed lange fchaduwen over het veld lpee. fen; haere verflaenwende itraelen kondigden den ne- derigen Landbewooner de rust na den arbeid aen. Het vee •sdaegs door de hitte gedrukt, begon te herleev'en en vro! li'" over de weiden te dartelen. Het gevederd Zangchoor, den gloed der Zonieftmelen in het digtfte loof ontweeken ireraief nu weder zijne ftemmen. Kalmte zweefde over het terdrijk, en in ijderen kwijnenden llrael der wegzinkende Soa blonk ftil genoegen» 't ls dit uur, dit bekoorlijk unr des avondftonds, dat altijd aen de liefde gewijd was. »t Is dan, dat tedere harten, door oafchuid en gevoeligheid voor zuivere liefde berekend, voor het hoogfte , het edelfte genot vatbaer zijn. >t Is bUn, als *t waere, de hoogtijd der Natuur i haere effen A pragt.  <* ) pngt, en plegtige rust ontfluiten dan voor elk den toegang tot het zuiverfte genoegen. Dc herder damon behoorde onder het klein getal dier gecnen, die'uit de liefelijke tooneelen der eenvoudige Natuur wellust kunnen trekken. Hierbij beminde hij phyL' ris, eenc der bevalligfle meisjes dier landftreek , cn wie weet niet, dat de liefde ons voor al het fchoon , dat ons ; omringt, nog vatbaercr tnaekt ? . . Piihiis, nog in den eerften bloei der jaeren, had tot hier toe de kragt der min niet gevoeld. Haere kudde te hoeden, met een lammetje te fpeelen, fcheen haervrij wat grqotcr genoegen, dan het juk der liefde te draegen. Van hier, dat.DAMoN, met de tederfte betuigingen, nog geen j enkel gunllig woord, geen enkel zuchtje , uit weêrmin gebooren, van haere lieve lippen had ontvangen. Thans, na het bezorgen zijner kudde, befloot damoN wederom zijn meisje te gaen vinden, en, wijl haere hoeve I aan dc overzijde der Rivier lag, moest hij daerover vaeren.J Hij trad dan in zijn fchuitje, en Hak vrolijk van den oevexuf JJeyaJlig fchitterden de witte riempjes; zij fcheenen, met j ijderèn flag op het elL'n water, een' fpiegel te broeken.--4 Nacuw ten halve der Rivier gevaeren , hoort hij de flerru! van niïLLis, die, in een digt boscbje gezceten , diM vplgcnde zo^g j •  C 3 ) Lieve fchaepjes! mijne zorgen Wijde ik nog aan u alleen, 'k Leide u vrolijk in den morgen Naar de klaverweiden heen. " • • - 's Avonds voere ik u hier'weder, Tel of geen verloorcn zij, En zet mij dan zorgloos neder, Met een lammetje naest mij 5 *k Zing dan vrolijk, zonder kommer. Mijn eenyowwdtg Avond-lied, 1 Daer de koelte van dees lommer . .. Blij een lieve fclmilplaets bied. Andren roemen vrij de liefde, noS Ik verheug mij, dat die finart Mijnen boezem nog niet griefde . Zij is vreemd aan phyllis hart. Altijd klaegen, altijd zuchten, Is het al wat minnen geeft. Ach! wie zou dien dwang niet vluchten, Die daar buiten vrolijk leeft. Pkyllis wil dat juk niet draegen, ——- Lieve fchaepjes! gij alleen ' Zijt mijn zorg en welbehaegen, Piïïliis is met u te vrceii, A 2 DA.  C 4 > Da M9b, om zich niet te lasten, hooren, liet zijn fchuitH je zagtjes aen den oever drijven, Hapte aen land, en ver-i raschte zijn meisje ia haere Itille fchuUplaets. „ Lieve"" fprak hij, „ hoe zit gij hier 20 een,za*ra3 ^ «Met gij ver„ maekt n met zingen," Het meisje, verwonderd over zijne onverwagte komst, en nog rae«r dat zij beluisterd was, vroeg, met neêrgeflaegun oogjes: „ Hebt gij her gehoord ? " d a m.on, Ja! gij hebt geroemd op het geluk, dat gij jonder liefdd gelukkig, en met uwe fchaepjes te vreden- waert. — Lieve! liet gij, hoe fchoon deeze avond is? r h t 111 s. Zoude ik niet — alles lacht in de Natuur. d a m o n. Alles Herat faemen om genoegen te fmaeken, en te doen fmaeken. Gij ziet, gij gevoelt de fchoonheid van 't geen ons omringt: alles voelt dit. — Hoor! de vogeltjes zingen, en deelcu te faemen in dit geno', Zie! uwe fchaepjes dartelen te lacmen. -—— Alles heeft een' deelgenoot van sijn genoegen. ■ lïn met wien deeldet gij het «we ? rar llis. Met niemand, ik was immers alleen.  X 5 ) En waerom nfct met uwe ftftaopjes? Kunnen die fpreeken ? Jfcdat, gij 20udt uw geluk töch «el met hun willen dee- * Gamel als ik mijn hondje eendje van mijn brood f«ve, i* doet mif ^ ^ ^ ^ M koif v«^n *ènboodt Hl * ilc „t ffiijne 'fchaepjes mijne vreugde niet willen decie„ I 1) A *i o n Aehlhetis een dnbbdd genot een' d«elgc»o»t tebtbbtn, even zeer als onze genoegen aengroeiën, door dezelve met fleren te fmaek,,,, 2Ó verminde^ ook M fim , klJnneu dau de ovet%eH . ^óver ttoo?ten ? 1 ffivtti s, Aeh 1 integendeel, het ahgftigè van bet oud fchaep vermeerdert mijne fmart. D A M O 1 Nu, lieve ! indien men « iets aenwees, dat de verraaemet alleen van eenen bek.orlijk« „mi % mn ym  ( 6 ) een geheel leven, verheft, en dat de fraarten , niet flechts over den dood van een lammetje, maer ook van een geheel leven, vermindert, zoudt gij dat verwerpen? phyllis. I Zeker niet! — ik zoude het mijne moeder vertellen, en... damoh., Na , dat is de liefde! .. (p ir y l l i s bloosdei.,. damos drukte haere hand) Ik biede u mijn:hart en hand ; gij kent mijne'ouders-; — mijne hoeve, mijne kudde, alles zal voor u.ziin. -- Gij zult zoo eenzaem nooit meer zitten, alles zullen, wij te faemen deeleu ó! wij zullen zoo gelukkig leevcn! --wat zegt p.hyllis? Phyllis bloosde weder, en zeide heenengaende: ik „ zal het mijne moeder.zeggen...." DAHON,- En morgen vroeg,zal ik haer antwoord komen hooren. . Nu plukte hij een roosje, gaf het aen phyllis , drukte , een beantwoord kusje, het eerfte zegel haerer wedermin , van haere lieve lippen. - Zij ging naer haere woning, en oamon Hapte weder in zijn fciiuitje, « Onder het vaeteu zong hij dit liedje : ,.M 0 Rij  < 7 ) 3 Natuur! 'k wij u dees klanken, Dit: erkentlijk,:nedrig lied, Cl Vi . J 'k Moet het uwen invloed danken Als mij phyllis weêrmïn bied; Want gij hebt liaer ziel betoverd , Haer vertederd door uw fchoon; P h yex'i s hart voor mij veroverd, En dat hart mij aengeboön. 'k Zal aen n m'*  AEN FILLIS. Fillis, wellust van mijn leven, Nog geliefde zielvriendin! Tusfchen hoop en vrees gedreven.» Bied ik u op nieuw mijn min. 't Zijn geen losfe of ijdle toonen Die mijn kunst u hooren doet; 'k Zal u nooit door veinzen hoonen - *k Spreek de tael van mijn gemoed* Waerom wend gij thans uwe oogen, Van een' zuchtend' minnaer af! Waerom blijft gij onbewogen - Ongevoeliger dan 't graf! Kan geen traeni - geen zucht iets batenl Is uw hart %vj marmerfteen! Fillis, kunt ge een' minnaer haten,L Die u dierbaer was voorheen! Zoudi  C«5 3 ;Zoudt gij nu mijn hart verdenken, Daer gij me eertijds hebt bemind Mij uw liefde . uw gunst woudt fchenken*. Als uw' besten boezemvrind? Wierd ik dan, in weinig dagen, Zoo misdadig en zoo liegt, Dat gij mij hebt afgellagen - Mij uw liefde en gunst ontzegd*! -Zoude uw blijdfchap niet verdwijnen Als ik, overftelpt van fmart, Eenzaem - hulpeloos, moest kwijnen? Duld dit uw gevoelig hart? Zou 't uw' vrede - uw rust niet ftoren. Zoo ik troostloos henen ging, Dat ge een' halsvriend had verloren, Enkel om een beuzeling? B 5 Zou  <2<5) Zou *t niet tneèr regtvaerdïg wezen, Zelfs voor 't oor der ganfche ftad, Zoo 't verfchil, nu opgerezen, Wezenlijker oorzaek had ? Zou niet, in vervolg van tijden, Elk, die nn uw hart waerdeert, U, als onftandvastig, mijden- Door mijn ongeluk geleerd ? Pleegde ik buïtenfporigheden? Beu ik, met een-" wulpfchen geest, Ooit van 't fpoor der deugd getreden , Of een huichelaer geweest? Heb ik ooit mijn' pligt gefchonden - U niet, telkens, aengebeêu? Hebt gij me ooit trouwloos bevonden In de min tot u alleen ? 't Hart  (27)' 9t Hart der vreedzaemfte echtgenoteu Slaet niet altijd zoo 't behoort; Zoudt gij dan een' vriend verflooten Om een enkel driftig woord? 't Meisje, dat van min durft fprekenj Grijpt niet aenftonds naer de roê; Neen • zij dekt haers vriends gebreken Met het kleed der liefde toe. Heb ik tegen u misdreven,' Wel zie daer - 'k beken mijn fchuld, Laet uw hart mij dit vergeven - Draeg dit zwak eens met geduld.' 'k Had geen doel om u te hoonen - U te domplen in verdriet. Fillis, twijffelt ge aen die toonen? él Dan kent ge uw» Damon niet. Kom,  (58) Kom, vergeet het reeds gebeurde i Neem uwe eerfte liefde weêr! Al wat nu mijn hart verfcheurde Zinkt dan voor uw voeten neêr. Eenzaem - zonder u - te leven Zou mij dompelen in fmart • Zou mijn beste vreugd doen fneven - Ik Heb u noodHg voor mijn hart. Was onze echt niet reeds gefloten Toen mijn liefde uw ziel bewoog? Zulk een hnwlijk om te ftooten Is eene echtbreuk in Gods oog. Reik mij dan uw hart en handen - 'k Leef voor u - voor u alleen • 'k Voel het vuur der liefde branden, Even gloeiend als voorheen. Al.  ( 20) Alles, wat gij kunt verlangen, Eeuwig dierbre hartvriendin! Zal mijn liefde u doen ontvangen, Tot een loon voor uwe min. Kom, laet weêr het jawoord glippeaï Fillis, gnn mij weêr 't geluk Dat ik , op uw lieve lippen , 't Zegel mijner trouwe drukk'J VADERLANDSLIEFDE. ^ees, edle Jonglingfchap» voor Neêrlandswelvunteder s Een traen voor zijn belang is >t manlijk o0g geen y?w. in, ftroomt voor zijn behoud uw dierbaer bloed niet neder : Dan toon die traen uw liefde, uw trouw voor \FaderlanA\ V,  C 30) Hst O N W E D E R. CHLOë. Hoe dreigt het onweéVaan de lucht'. £k hoor van verr' den donder loeiën. Zie ginds de zwarte buien groeien: Kom, Damon , neemen wij de vlucht. D A M O N. Die donder treft mijn Chloë niet: Laat, laat ons alle vrees verbannen: De hemel dreigt alleen tijranuen, Daar hij in gunst ons minnen ziet, c 11L o ë. 6 Goön! zo de onfchuld n bekoort, Laat dan uw hulp ons niet begeeven: Verfchoont dan gindfche mirthendreven; Zij hebben Damons eed gehoord. DAMO N. Ik zwoer haar liefde tot aan »t graf. «ij, blikfemfchichten! kunt haar wreeken; En zag men mij dien eed verbreeken, Daalt dan vrij op mijn fchedel af, i2Hl  c h l 0 ë. Neen, felle fchichteu! hoort naar mi], Zo Damons eed hem mogt berouwen, Vergeeft het dan den ongetrouwenï Dat ik alleen dan 't offer zij 1 A, 2* ) DEELNEMING rN ROUW en VREUGD', S e l i „ D E voelt door 't juk des wreeden ramps zich knellen; &J zugt! en deze zugt doorboort mijn zwoegend hart, iaar noodlot doet een traan i„ kwijnende oogen zweltaw te traan verkeert mijn rust in wreede boezenfmart • ;v leed, mijn zielvriendin! is >t toppunt van mijn lijder* teedre kragt bezwijkt daar gij angstvallig treurt: av troostende Englenkch kan mijne ziel verblijden e hoop fpreid rozengloed! - de zwarte nevel feheuru o0p kust uw tranen weg; uw boezem ademt ruimer! ' ke adem wekt weer rust en vreugde in mijn gemoed. *jn treurig lot verdwijnt, dat wanhoop eeuwig fluimerJ 'ods min betaalt den nagt die mij nog trenren doet. P. M. d. VELD-  ( sO VELDZANG. Bekoorlijk oord! vermaak van »t leven! 6 Somber bosch.' © groene dreeven ! 6 Frisfche weiden, rijk in gras! 6 Schoone fchaapen, nutte koeijenï ö Zilvren Beekjes die hier vloeien! 6 Overvloed van veldgewas! Wat wellust heerscht hier allerwegen! De grond is zagt, de lugt is frisch. De ftroomen geeven keur van visch. o Rijke vruchten van Gods zegen! Wij ilijten hier vermaaklijke uuren, Geen Stad, hoe groot, geeft in haar muurea »t Genoegen dat het land ons biedt. Vrij van 't gewoel der groote Steden, Ontluikt de rust hier op miju treden; De lieve rust, vrij van verdriet. Hier kan men nutte kennis kweeken. r^atuurkunst vindt een rijke ftof Tot onderzoek, in veld en hof, Op 'eland, in 't boscü, en in de beeken. 2  C 33 ) Zo ras het rustvcrhefiend duister Voor 't zonlicht vlucht, zo rijk ia luister, Ontwaakt ook 't vrolijk hupplend choor. Dan hoort de Landman duizend orgel», Gevormd door zo veel znivre gorgels Hem lieflijk klinken in het oor. li Dus geeft het reedloos vee hem fpoorea Den lof der Oppermajefleit, Die haare gunst alom verfpreidt, Te zingen, als die fchelle Chooren. R. w. VRIENDSCHAP. Rampzalig hij, wiens hart, in ongevoel gekluisterd, (gloeit, : De Vriendfchap niet waerdeert, noch door haere infprae* fiber door een drift geleid die zijne waerde ontluistert i Aen laege zinlijkheid alleen zijn wenfehen boeit ' jHij derft die flille vreugd, die tedere genoegen, ) Die aen 't gevoelig hart de lieve Vriendfchap biedt. m draegt zijn ram? alleen, daer hij in angflig zwoegeo Geen' troostend lotgenoot aen zijne zijde ziet. J J V. C • DE  ( 34 > D * GEWEIGERDE HAND-KUSCH. Erik, in de groote waereld Opgevoed, maar braaf van hart , Minde een fchoone landmans - dochter, 't Puikje van haar gantfche dorp. Zij beminde hem zo teder, Als hij haar; en zweeg zulks niet, Toen hij haar zijn hart ontdekte, En om haar'e weermin vroeg. Hoe verrukt was toen niet ERiR, Hoorend', dat hij werdt bemind, Maar - gewoon aan ftads - manieren, Kuschte hij haar fchoone hand. 't Meisje trok, een weinig driftig, Haare hand te rug, en fprak: „ Kan mijn hand u wederkusfchen?" e rik! neen - maar kuicb mij.u' mond." K. T. Ge  (35 y . D E N Y D4 De bitfche Nijd, zoo wreed van aert, Die aiet dan woelende onrust baert - * tZichzelv* verteert in wrevlig wrokken Haer's naestens welvaert ondermijnt . ' Ziehzelv' met helfehe kwelling pij«t, Zou zij een dengdzaem hart v'erlokken? Heur donker uitzigt toont deTmart, D«e zij gevoelt in 't trotfche hart, 'Daer zij eens anders heil ziet groeien, He- dreigend oog e„ «uursch gelaet, Vertoonen een" gevloekten haet W bun,die, door hna deued ï«- öeugd, eer en welvaeit bloeit*. Ziet  <30 Ziet zij beur* eve&mensch in druk, Daa groeit liaer vreugde en haer gelukj Niets kan beur ziel ooit meer behagen Dan *t bitterst leed, dat andren treft, Terwijl zij, trots, zichzelv' verheft, En lacht en fpot met »s naestens plagen. Hoe gruwt elk, die dit beeld beziet, Daér 't grimmend lacht om 't zwaerst' verdriet Om d'angst van zijn natuurgenoten! Dit woest gedrocht , dat moordlust kweekt Al 't menschdom naer de hartaêr fteekt, Is uit het wreedst gebroed des afgronds voortsproten; S. S. G. AAN ELIZE. Gij wordt, euziI bij het klimmen uwer jaarea Weer rijp en blootgefteld voor grootere gevaaren, Ten zij uw edel hart ook tevens rijpt in deugd, D« pronkt uw Vrijfterfchep met de onfchuld uwer jeugd. IVI F. H. DE  ( 3? ) D E HERDER. (Eer. Fabel.) Een Herdersknaap wierdt door zijn' Heer Een kudde fchaapen aanbevolen.... Met deezen last, en deeze leer : „ Bewaar deez' kudde toch voor dooien, » Draag zorg voor haar, als kwam ze u tee, » Als 't jaargetij dan is verloopen, >, En 'k met mijn knaapen reekning doe, „ pan moogt gij op belooning hoopen; «.Maar, zo het tegendeel gefchied, „ Beef dan voor ftraf en ongenade." Vergat de knaap deez' woorden niet? Hieidt hij zijns meesters last te raade?.,., 'k Zal u vertellen — hoe het ging. 't Verdoolen kan ik maklijk weeren." Zo overlei 'c de jongeling: *» lk 2d voldoen aan >s mans begeeren, — c * »im  C 3B ) „ Mij dunkt dit is een goede plek: „ Hier groeit wet gras op deeze heide. „ Best maak ik hier een ftevig hek \ „ En dat daarin mijn kudde weide. „ Dan valt die last mij juist niet mar." Hij arbeidt tien of.twaalef dagen Aan 't hek — en ziét! - Het hek is klaar. „ Nu heb ik niet meer zorg te draagen," ' Zo denkt hij, * hek is hoog en digt. 1 „ Geen wolf zal nu een fchaap verrasten/; „ En dieven komen niet zo ligt. „ Wat hoef ik dan juist op te paste»? De knaap lag fchier den halven dag In zijne rieten hut te flaapen; Of zo hij in de hut niet lag Dan koutte hij met and're knaapen, Of ftoeide met een boeremeid; En, ja! ging tusfeben beide eens kijken, (Al was 't maar uit welvoeglijkheid, Opdat zijn werk nog wat zou lijken,) Hoe of het met de kudde ftondt. »t Ging wel - hij merkte niets bijzonders - Zo leefde hij den zomer rond. „ Wel, dacht bij . 't hoeden is wat wonders? „ Ges»  C 39 ) ' „ Geen makkelijker ding op aard," « in 't Naajaar kwam de Landheer weder. ,, Hebt gij mijn kudde wel bewaard, Dus fprak de Heer, 'k bemin ze teder." „ Kom hier en zie." Zo zegt de gast „ Welaan, mijn vriend.' ik zal u volgen. „ Hoe 2 hebt gij dus op »t vee gepast? " Vervolgt hij; op den knaap verbolgen, „ Gij, luiaard]".. . „ >k Heb dit hek gemaakï „ Ik heb het vee behoedt voor dooien; „ Gij zijt niet één 'er kwijt geraakt,"; . „ En had ik u niet meer bevolen - > Vroeg toen de Heer, vergramd van flem.„ Was nu de kudde weggezworven, „ De wol gedund door ftruik en brem " „ Gij hadt mi/n gunst op Bieow verworven';*' UI antwoord;,, l00rae en Iogge ^ „ Al was mijn kudde half verlooren , „ Wijl ge u om éen verlooren fchaap „ Verwijdert hadt, om 't op te fpooren, ,, Maar nu . . . gaa, luiaardi uit mijn'oog „ Door uwe loomheid zijn raij„ fcbaapen „ Vermagerd, zins ik van u toog... „ Maar eer hij gaat: - Komt hier, o'k'naapen» C 4 „ Drijft  „ Drijft hem na 't hek; Door hem, hoe traag, „ Zij 't ftijl voor ftijl nu uitgetrokken, „ En dat hij 't gantfche hek voorts zaag* Tot brandhout... neen ! tot zwavelftokken,.; JHogt dit eenvoudig Fabeldicht , Dat luiaarts flecbts alleen ontftkht , £én* luijen predikant geneezen ; Vim welk een nut zou 't dan niet weezen! A. L. Tz. NATUUR OVERWONNEN, Der Vadren nijvre zucht voor »t lieve Vadertod Schiep-beemden uit moeras, en hoven uit het zand. Natuur ! w:'cv mildheid fchaers in Neerland word gevonden, Gij waert door hunne vlijt aen hunnen wil verbonden. V. * D»  ( 4* ) D k STERVENDE M I L O Ml Stervend zag de grijze Mlzo« 't t*p u Ziia bedroefde Mndren aan. ... » ** Jees uw ziel in elke traaa; „ Weest getroost: 'k fterv wel te vreeden » De Alma», r * " §ij' miin kr00St! §ij mint de aeBgd, » ue Almagt fpaarde uws Vaders leven »t 7- - , " VOür uw «"Ipelooze jeugd. » kleumden bloei des levens; ••, , " 'k zag ffiiin' Ouderdom seftreeld » Ohi,o e door dien kleenen lievling * » 'k Zie i„ i. • "Wen boezem *wlt; " ln hem mijn beeld herleeven. , 'k - kim,reü ! 'k §a 8erust tot God, » k Weet zijn menfchenliefde en wijsheid *> Damon' >k da,t'u'Ja^ V°°r U Cn fdlikt uwIot' • J£ aagt uW' eci,t te vjeren . . 7 i , " dat mijn dood w vreuffd niet ftnn,. » < Zal «w bnwlijkslied nu zingen " » met bet zalig Englenkoor CS n 'k kim,reü ! 'k §a 8erDst tot God.  C40 . D amok breng mij uw geliefde',J * n ga, mijn fterfbed baart geen» fchrik , >k Moet haar, 'k moet uw allen zeegnen, • j M „ toef niet.'kwagt den jongden fnik. . M i l o n zwijgt: het flauwend leven zwijmt reeds in zijn brekend hart, Langzaam vloeit zijn bloed door de adren. - Mhos voelt geen angst,geen imart, Cu toe kust zijn hand al fchreiënd; drukt die aan haar' boezem zagt, »t Wigtje legt ze op 't veege rustbed, daar »t den grijsaart tegenlacht, U Reikt hem blij de poesle handjes; ftille vreugd fiert zijn gelast , Zoo bevallig kwijnt een avond na den fchoonften dageraat. C hl o e's echtvriend, braave a m i n t a s, knielt naast zijne Gade neer; Milow wenkt hen, en verzamelt nu zijn laatfle kragten weêr. D am on leid zijn dierbaar meisje, zijn rozinde, in 't fterfvertrek, Milon reikt zijn koude hand haar; vreede heerscht in eiken trek, Kin  C 43 ) Kinderliefde en gul genoegen fpreken nog in >t fcheemrend oogf * „ God ! ik dank u," zegt hij zagtjes, „ voer mijn' geest nu vrij omhoog, i) 'k Zie mijn kroost gelukkig, deugdzaam, - „ kindren! blijdfchap van mijn zijl! : 3, 'k Zie hoe aan uw beider harten „ 't heilrijkst lot te benrte viel. , „ Waarde amibias!'1e heb mijn Dochter » aan «w deugd, uw inin vertrouwd, h k Sterf gerust , met d'overtuiging „ dat ze in u haar heil befchonwt. k, Damon doe den eed der liefde - „ koom! dat mijn verftijfde hand Nog uw beider handen flrengel- God bekroone uw» huwlijks band! »> Ja, gij zweert,... mijn geest voert juichend „ ftraks dien eed ten hemel in;, Leeft gelukkig, dierbre telgen! " » panden van mijn tedre mini Blijft het fpoor der deugd bewandelen; „ waakt voor de onfchuld jvolge uwplhtf » Moor mijn Iaatfte zugt, mijn Schepper! „ ach! befcherm dit hulplooi wigt. „ Öit  ( 44 ) I Dit was de eerkroon van mijn grijsheid, "* „ 't leven baar hem rouw noch fin art* „ Lieve onnoosle! 'k druk u ftervend „ eenmaal nog aan 't zwijmend hart», w Dierbre c H i, o ë! neem uw lièfling... »k voel de kragt der Oudermin, „ »k Sterf - vaarwel - mijn kroost - ik fluimer - „ zagt - den konden doodflaap in« BI ii. on haalt den jongften adem; Damon fluit hem't zeegnend oog, Allen weenen zij, en de Englen voeien 's Grijsaarts geest omhoog. ï0 &. v. b» M GELUK. Tot bronnen van geluk en vreugde in 't acrdfche leven Zijn godsdienst, liefde, deugd, en vriendfchap ons gegeeven; Die deeze fchoonen mint, en haer zijne offers biedt, Smaekt hier een fchaeüw vau 'theil, dat deEuglenrij geniet. J. h v. RAAI  C 45 ) & A A D AA» DB M E I S J E s< Zoude ik uwen tooi verachten.? Jeugdig Meisje J zeker niet. 6 Laat rimpelige besjes Schimpen op uw ingtf„ gau> Smalen op uw rozen-linten, Fitten op Hw golvend hair. ©«de besjes, o mijn Meisje■ Hebben haren tijd gehadt ,* En zij finalen op «w tooizeL, Wijl dat tooizel haar misftaat . Maar, mijn Meisje, hoe bevallig Ook uw tooizel wezen moog, t Zou het oog en 't harte firelen, Zo het meer natuurlijk waar! * Dat hatelijke keurslijf. Dat uw» fleren boezem prangt, Vranj  (4ö ) Vraag den artzen, hoe nadeelig Dit voor uw gezondheid zij! Lees eens over 't nijdig harnas Onzen edlen bellamy, ... En die jongling - 'k zweer 't u - Meisje! Mag hier in wel rechter zijn! Kom - beftrijdt het droef vooroordeel, Smijt toch ftraks dat keurslijf af; lijmen en Cupido juichen Over hunne zegepraal, tlebe met Diana juichen Over hunne zegepraal; En uw tedre minnaar dankt u, Met eea gloênden liefde-kusch.' Lv GERUSTHEID. Bemin uw' v\\gt, de deugd, het Vaderland, en God, Dan fmaekt gij waer geluk, ook in 't ongunfligst lot, V. i n  C 47 ) » IJ SBH O N W E D E R, God is goed! de malfche regen Valt op 't fmachtend aerdrijfc neért' Zagte druppels fchenken 't leven Aen de dorre planten weêr. Hoor den donder raetlend rollen.' Zie den blaeuwen blixemfchiehti Hoe ontzaglijk, eerbiedwekkend, Is dit trefland, grootsch gezicht.' - ;-Beef niet> ftervling! wen de donder Door den zwangren dampkring breekt •- ] Juich veeleer - het is «w Vader, Die van zijnen zetel fpreekt* 'Zie in 't vuur des fnellen blixenw Zijn verheven majefteit: Maar zie ook in elk dier ftraele» ■Blijken van zijn tederheid.  C 42 5 ja! het iuchtverdunnend onweêr Strekt u van zijn gunst ten borg; En in ijder vallend drupje Woont zijn vaderlijke zorg. ^ ^ WELLUST. Wellust reikt haar giften Netfar In een' gouden beker aan, ïn verleid dus meenïg jongling Op de gladde levensbaan. Drinkt bij eens uit haaren beker, Dan wordt fteeds zijn dorst vetmeetd| Die ten laatften , ouuitbluschlijk, Ziju gebeente eu vlecsch verteert. fn zijn uitgemergeld ligcbaarn Kwijnt nog meer zijn ed'le geest; Zoo verwelkt de bloem zijns levens, En hij fterft gelijk een beest. M. F. H.  C 49 ) AAN MIJNE VRIENDIN, Hoe^cnaam, Vrieudin-' ^cne groene*™,, Mm fchooner voor >t gevoel is deze fombre laan H,e« kan zich >t vriendenhart een vri/en aêmtogt ^„. Hier is „atnnr gewoon haar' lieflin* bij te , J„ * " ' Daar fchetst haar vlugge hand hem .Vchoonsft^el Z7< «'«^^i >trnaarent«ig en fteIt he£ tot heUf ^ ^ Al is de lieve lente mt zijn gezigt VQtvlogen De gulle zomer fchenkt zijn Iier niet ^ De vriendfchap die hier woont, fluit alle flughei buiteK Z vri "de' TS " rUi'm SCn0t Z06tfte -Z-wJT^ Jat vrij de lasterzugt heur invloed poos' te a ■ ie invloed maakt wel ras het woeS^' '•en ander Heil» zijn heiI fa - d!e h * g^ 'f drukke een gantfchen dag op , J I h6Ve Vrie"dfcl1^ » die ons daar nad " * « - »- -net de Eeuwige voor haar bela^^S at z,ch ons hart op „ieuw Hem alj: '«zij, of't zonlicht iasche nfu » vriendfchap oaze troof 1' S?*?1» do"^ -r*TO«™ r0°SteaI^^ eeuwig^, Ündrijmcn. M' P' E' t*b. W. • ö. D AAM  ( 50 ) AAK DïK ZUIDEWIKD, Lieflijk windje! Rust een weinig, Schudt de natte telgjes niet$ Laat geen' dauwdrup Dartel vallen Op de» boezem van de Min ! Rustig flaapt zij. Hoe bevallig! — Hoe aantreklijk ligt zij daar! Elke zwelling Van haar' boezem Ademt mij den wellust toe, Xon»  < 5* > Konde ik, even Als een adem , Sluipen door haar' lieven mond! En de liefde Voor een' minnaar Dut befchouwen van nabij» Dorst ik »e wagen, '* Drukte een knschjea Op dien lieven rozenmondj M«r de liefde e Stoort geen flaapjcn. «efde is niamet wwed ^ Och! bewaak haar Zuidewindje! Tot ze onfchuldig, ftrats nnrmrm . m««.i-i j ontwaakt; Mooghjk droomt zij Van een» minnaar; Och! mogtikhet voorwerp zijn_ v. a Um  < 5* ) AAM C II L O Ë. Koon, Hete fpeelnoot mijner jeugd! Mijn cnLoë! die de ïuivre ™^jiU Der blijde kindsheid met mij deelde y Nog voelt ditmoê gefolterd hart, Al vroeg door angst em zorg benard, Al >t zoet dier fchuldelooze weelde. M-.jncHtoë'.'kfchetshet waar geluk Dat, door een wolk van ramp en druk , Met Ueve morgendalen flonkert H Bloost op de golven van den ujd D:c w,èrglan, word door «wanen nu*, Noch grimmende «fpiw ooit veidoakexd. Mi|«  C 53 ) W**ntm* had op klatergoud Mijn zwijmelende hoop gebonwd, tt wijdde aan aardfcbe vreugd mij„ z„chtea. Dan,„a„wlijksvoeldeik.ffi.jgeftreei< helscb fenijn. Ohive ZClfSin dC doellijn , 0h}rea en mirthebladen. T Geen  C 54) Geen toverlagch, ö vleiende eer» Bekoort mijn' fieren boezem meer. Laatijdlen roem de handen klappen Gij, waare wijsheidI wenkt mijn'geest;.'k Volg u naar 't eeuwig vreugdenfeest Langs uw verheven glorietrappen. Wijkt, aardfchefchattenlfchittrend ftoFÏ De flaaffche fchraapzucht maale uw lot, Eengroot3cb gevoel ontrukt « » ^ed«; »t Hart, dat gij door uw fchnnfchoon treft, Verzinkt, zoo vaak 't zich eens verheft, % Weer doos uw. logge zwaarte neder. Valles, wat in 't fterflijk oord, ■At 'r zinliik oog bekoort-, MiincHLoe! t zinnja. De ziel haakt naar volmaakter ftand, Een drift naar 't eeuwig vaderland Verheft haar tot der englen waarde.  C53) Derengleu waarde?... 6 ja!2ii2aI Als burgeres van 't groot heelal, * Tot bij den rang des Seraphs kliminen Dien noemt zij haar» natuurgenoot. Daar zij Gods heerlijkheid vergroot, *■ t eeuwig liefdevuur doet giimiMcn. Miinc„toèWACh.hetfehijnvcrm^ Voldoet dea lang vervalscbten fmaak D« ^l,die,aan het ft0fgekhlisterd Haar godlik affcomst nooit » Nooit t eind van haar beftaan bedoe t Ea ' ^ ^ hoop verduister, Min Keve cBr0e! hier beneé Hier wooneu reine zaligheên , Hier vormen we ons naar 't ee-nv H,e doet de fpeejende ^ f,n *or«in ai haar trekjeus lee2ea. D4  Zie boe de zwartfte nacht verdwijnt; Het morgenrood des heils verfchijnt, En fpiegelt zich in 't blank geweeten. Welk denkbeeld! welk een majelteit Pronkt op 't gelaat der fterflijkheid IMog ia cipresfenfchatiw gezeeten! Geen wroegend naberouw bewust, Mijn ciuüü' fluiinren wij gerust, Terwijl de orkaanen woedend loeien. De donders raatlen door de lucht 6 God! ik flaak een' boezemzucht - En 'k zie uw liefde in blikzems gloeica. Ja! doet de tuimlende oceaan, Verlicht door 't glinftrend licht der maan, Zijn fchuim door 'c zwarte wolkfloers krullen; Da;.r wanhoop vfoest de tanden knarst, Daar de aardbol fchokt, en de afgrond barst, In de Echo's door de fpleeteu brullen:  C50 Nog kent de waare deugd geen fchrik; Zij geeft gerust den jongften fnik; En ziet den tijd in 't eeuwig finoore'n; Terwijl zij 't morgenlied vervangt, De zeis des doods aan d'eerzuil hangt Die Gods genade-throon blijft fchoorea. Mijn dierbre cHtoë! ja, uW ziel, Om wier geluk ik fmeekend kniel, Kent op deeze aarde ook »t rein genoegen- ■Beminlijke onfchulds Lelieblaên , Verlieren liefdes roozenpaên, Niet wreed verzengt door angftig zwoegen. Terwijl ge uw besten vriend bemint, In vrijhart uw' befchermer vindt, Doet zuivre vreugd uw boezem blaken. ' 'k Zie hoe een traantje in de oogeu zwelt, Hoe wellust in verrukking fmelt, Daar de engien voor uwe onichuld' waken. D5 Neen.'  C 53 ) Neenl waare liefde kent geen' dwang g Zij trapt op 't kruipend zelfbelang. Eens zal haar zegepraal gelukken. Mijn cHLoë! zoo de levensvonk Dan in mijn' fcheemrende oogen blonk, Hoe zoude uw heil mijn' geest verrukken l Schoen 'k alles wat mij dierbaar is Meest in dit wislend leven mis 'k Tart eens, 6 nijdï uw laag gewemel. Natuur! nooit worde uw ftem verfmoord. Neen, kronklende ijsfel! aan uw boord Stijgt vaak voor mij een zucht ten hemel. R. O. ». AEN DEN DAGERAET. J[nrora! ach! herrijs op uwen gouden wagen, Wijl ik, door liefde en fmart, geen flaepje vatten kal Als c HLoë bij mij rust, weêrhou dan uw gelpan, Godes! en laet het fpade daegeni 1 1 V. m  X 59 ) Het LEZEND MEISJE, Laatst zat ik bij mijn vrienden* Bij gulle en tedre vrienden,] Die mij mijn jeugdig leven Eerst regt een leven maken, Wij waren wel te vreden Bij 't kalm genot der vriendfchap, (Maar dat doet tot den test uietj) - Wij fpraken ran de meisjes En, was 'er wel één avond Die nijdig zig verhaastte 5 Om in den nacht te fchuilen, Dat ons de lieve meisjes Geen ftof tot fpreken gaven?.; Te midden onder 't kouten, Zeide een van mijne vrienden „ Zie — dat is eerst een meisje, „ Die fanny - dat>s een meis.ej „ Ik vond haar onder 't wand'len „ Omringt van drie , vier menfehen „. Die druk en ijvrig praatten i, Ik vond haar lezend wand'leu, n Dat  (&>.) „ Dat meisje moet veel lezen —• t, Zij moet veel imaak bezitten, „ En haar verftand wel oeffnen."... Toen zeide ik bij mij zeiven " Voelt gij dio tonfequtntiï*...» LUCRETIA WILHELMINA vau MERKEN. Hoe? zon dan ook mijn Vaderland, Dat Helden aan Euroop kon toonen, Dat zegevanen heeft geplant, Dat eens befast beeft over kronen, Zou dan dit vrij, beroemd gewest, Ook nog geen grote zielen kweeken, Wier roem haar grootheid houdt gevest, Wier lied fteeds tot zijn roem zal fpre;keu?4». Van Merken - ftoute zangerin! 6 Ja' uw naam' verhef z\jn glorie! Zij leeft voor de ed'lc konften min , En zal onfterf'lijk zijn in Neêrlands eeuw-historie! W. f. D  I>E WINTER, Öe vreugd de* zomers is geweek De winter heerschc in 0Bze flWekeiW Och was hij flech» van korten duur' Hoe klapperen des Grijsaarts tanden' Hoe beeven zijn verkleumde handen'* "0e haakt hiJ naar het koestrend vuur» «Hof e„ veId> hij fcheudt ^ ^ f Wat 2.jn de dagen kort en duister, «e nachten koud en Jang gerekt» »e felle vorst bevloert de flroomen, . "oordcwind loeit i« de boome„ « Land is alom met Iheeuw bedekt/ Nu booren wi; geen vogels zi„gea> °okzwIJgc de üait der veldelingen, t h land gevlucht, *L7;;ö«^erjsuraifQencni &Co«id°e natnHr WSêf~ Wel 0as dt>W een «gter lucht. R. W. AAN  (da) AAN DE MAAN* Welkom, fchoone Nachtvetlichfteiü Welkom, lieffelijke Maan! •t Somber licht van uwe ftralen, Spoort mijn? doffen zanglust aan. 5 Wanneer uw kwijnend icbijnfcl * Aan den ftillen Hemel praalt, Dan is 't of »t gevoelig harte , Peter , ruimer adem haalt« Zuiver licht! uw zagte lltalen, Waar gij de aarde meê verblijd, Zijn vaak oorzaak dat een traantje, Mijn vertederd oog ontglijd. Ach! hoe dikwerf heeft mijn boezem : Door zijn drukkend leed vermast, Zig iri uwe koele fchaduw , Van een» tedren zucht ontlast,  C «3 ) &«mijn oognftatïg drijven L™gs de kalme Hemelbaan ^"'Z,0° gij treurig, Mij ook medelijdende aan. KnisrcheMaan-nw bleeke klaarheid, Geelt het hart de ruste weêr Lieflijk lonkt Zeifs op de gr3vei, Vw meêwaarig ichijnfel neêr! * °°k de z°« »üns levens, *0"«rkiai 2al omIergaan> vT.^ CCnS de «'^rustplaats, V«nmi;ueasfchevriendIijkaani ' C- P. G. J, W E L E E Rj ?r goede zeden, deued t-™ W Nederiand , ' Vhit' en daPperheicï and w/eer geluk en roem bereid. V. : AAK  ( 64 ) AAN DEN TIJD. Hou Hand! - hou ftand! - waar fnelt gij heen? O dierbre tijd ! vertraag uw fchreên; Waartoe mij fteeds te ontvlugten? Ach! - 'k hoer op nieuw het uurwerk flaan; Hou ftand- o dierbre tijd! blijf ftaan 5 Ach! hoor om uw verlies mijn hangen boezem zuchten. Helaas! gij ftoort u aan geen klagt; Ik peinze - en 't word reeds middernacht, »k Zie weêr een dag vervloogen! Ik roep vergeefs: verlaat gij mij Onfchatbre tijd! fnel niet voorbij; •• oov.»£n 't is vruchtloos al mijn poogea, Gy fpot met mijn gebeen, - i«w Dan, • 'k zie reeds wat uw rnst belet, Gij wijst mij op een vaste wet Door God U v'óórgefchreeven Toen Hij ü vleuglen heeft bereidt, U uit den fcboot der eeuwigheid Bij 'swaexelds uchteudftond, het aanzijn heeft gegeven. Vas  C 65- > Vaar voort clan, vlugge tijd.' vaar voort j De klagt is in mijn hart gefmoord. Volbreng, volbreng Gods wetten. Ik zwijg , - aanbid zijn wijs beflumy Dat me, in uw vlugheid , ijder uur k ijder oogenblik op boogen prijs leert zetten. Vaar voort - vertroost het droevig hart, Dat, op uw vleugjee, al zijn fmart Eerlang zal zien verdwijnen. Vaar voort - dat ijder waereldling Van u deez' grootfche les ontfing; Het leven is een droom; 't zal ,1, een bloem verkwijae*," Vaar voort - dat elk hst pad der deugd, Der Godvrucht, in zijn prille jeugd Op uvvea wenk, mogt kiezen 1 toan uierven wij, hoe vroeg, gêra5tJ 1 Dan zagen we u aan >s hemels kust dv', 6 dierbre tijd! in de eeuwigheid verliezen. H. W. M. D. ' 1)3  C fo) «enige Dochter veffpteidde de helderde Rrelen van kom- 1 mcrlooze vreugd op zijn gelaat - De eerwaardige Grijf eert zag het afbeeldzel van zijn gemoedsrust, in den nu ftatigen hemel , waar langs geen zonneftraal meer blonk , maar die zegt aandoenlijk verlicht werd door do drijvende Bfrau, die onbewolkt reeds in het donker Oosten oprees, De, P. M. gej o. nop eer * flau tU°' AEN DEN HEMEL, jes nee Oogpnrrt van mijn vast vertrouwen I de Troon der blijde onfterflijkheid! bo. Most ik reeds uw' fchoot aenfehouwen, bezeer het choor der zaelge geesten in de hoogde vreugde* lig >k Staer op n met wenfehende oogen. CweiOH de 1 En breekt eens mijn aerdfche baud, Godrban ijl ik, dit flof onttoogen, ten,t geleide van Gods Engel, blij naer u, rmjn vaderland! J. J. V. aak!  AAN E L I Z E, Gun dat mijn dichtpenceel, Hoe kunsteloos, elizê ! u fjhetfe ee„ taFereel Der teêrfte hartstogt, die ooit ftervelmg deed blaken- Die hoe de ramp ook op haar woed', Ea door haar dreigend leed haar zoekt vervaard te»**,, Nog kragten voedt. Dat zagt gevoel der Miu Dronk , toen mijn oog u zag, mVjü zfcI fflet .fl . _ M«, dagt, een zagte uetn fprak fluimende aan ^ „ Uie Schoone, door de deugd geleid, I Is n tot gezellin des levens, reeds beichoorea 5, Van eeuwigheid." 'k Zeeg vol verrukking néér f En dankte ftaamrend Hem, die - fchoon ia hoo?er fpheer In -najeuen voor »c oog des ftervelings zij verborgen Geen meuschiijk brein zijn pacht bevat* ' •ogvoordennooddruftvanziinrehepPlenaeirbIijft Voor zulk een'fchat, «"Sen,- F Van  (83) Hij die opregt bemint, I In »t voorwerp , dat hij lieft, zijn hoogften wellust vindtfoor hem heeft alles in zijn oog een dubble waarde : Hij aast alleen op zuivre deugd, in fmaakt in ruim genot aan deeze zij der aarde Reeds hemelvreugd. Gelijk de roozeknop Den reinen dauwdrop drinkt - zo vangt zijn ziel ook op ïlk zugtje, dat gevoel den boezem doet ontglippen - Van haar zijn vreugd, zijn levenslust : srwijl het traantje van heur wangen door zijn lippen Wordt weggekuscht, Geen prikklend zelfbelang, Geen zugt naar blinkend goud, naar luister, ftaat of rang 3 in ooit zijn vrije ziel aan hunne keetnen boeien: - Gevoelloos voor hnn ijdel fchoon I hij reeds in 't verfchiet een beter heilftaat bloeien, Zijn min ten loon. T» Werpt  C84) Werpt hem zijn zielsvriendin, Een teder lontje toe , dit dringt zijn» boezem in. Voelt hij haar lieve hand, de zijne zagtjes drukken: Mag hij, in haren arm gevleid, Van haren kuisfchen mond de reinfte kuschjes plukken,... Wat zaligheid! Roept bezigheid, of pligt Hem elders,hoe word't al met vreugd door hem verrlgt! De liefde zelfs fchijut hem in zijne vlijt te fterken: Een enkel ftondje aan haar gedagt, Schept bij vernieuwden lust om vrolijk voort te werken , Ook nieuwe kracht. Of, zo in eenzaamheid De fchoone dichtkunst hem een dille vreugd bereidt, Dan zweeft heur lieflij* beeld voor zijn verrukte zinnen ; Dan is zij 't voorwerp zijnes zangsr, Dan febetst hij .een tafreel, hoe zuivre harten minnen Ia fpijt des dwang*. Het  ( 85 ) Heeft zijn verbeeldingskracht I Zijn» dichtgloed aangevuurd; ziet hij zijn wensen volbragt; IFlij vliegt in allerijl, hij biedt haar zijne zangen - Hij tuurt., zij lacht hem teder aan, Oit is hem loon* genoeg... wat kan hij meer verlangen ?Hij is voldaan. Kwek hem het wrang verdriet, i Gezonken in heui' arm voelt hij den prikkel niet; jpet de angst op zijn gelaat de fombre vrees verfchi/nenj Zij drukt hem aan haar kloppend hart, |a enkel blikje doet de nevelen verdwijnen Van zorg en fmart. Hij krocht haaf lieven mond, Die kusch verzwelgt zijn druk, zij heelt zijn diepfte wond. ^drijft den tegenfpoed, hoe fel op hem verbolgenj. Het traantje, dat heur oog ontgleedt, •eft in zijn tiltra drop de tegenhcên verzwoljea, Uij keet geen leedr F* zo»  ( 92 ) Maar Hechts roosjes , En geen minnaars, Mogen zo gelukkig zijn! ■ Maar die roosjes , Hoe geliefkoosd, Blijven koud bij zulk genot. - Scherpe doornen Van het iteeltjert Mijn dorindr! dreigen u, Maargde lippen Van uw' minnaar Kwetzcn uwen^boezem niet. - Slegts een wenkje, Mijn geliefde! En gij voelt mij aan uw hart. O! een minnaar Voelt een' boezem Beter dan, een koude roos] - y. II. en L. O  ( 93 ) O p EMMA CORBET. : D«gd, liefde e„ heldenmoed fa* eigen nart aan 'cblaken, Hervormen emma toe een Engel hier op aard! Pamjzugt, vaderdwang mag hare liefde wraken Zij blijft de tedre Min van haren hammond 'waard. hZ^T C,eafaaiKlzij'nIetSk-«-vanhemfcheide«, Haar moed door min bezield tart zelfs het doodsgevaar, ■ Zi, durft het woedendst lot in zijnen arm verbeiden En vl egt, langs zee en ftrand, haar trouwen hehdiii n'naar; iZ1JvnKlhem...Go6n!maari„wattoefland?gantschbezweeke« De bleeke verw des doods op zijn gelaat verfpréid: mie telt de traanen die uit bei haare oogen leeken- Oo.D.oot van b,jfla„d werpt zij zig oP hem ter neder f»* a.Jne wonden uit, befmet door 't felst venijn - ' », opent door haar zorglijn oog voor't dagüch weder kan 'er grooter loon dan deez' voor e mm a £. ' D-n ach! maar kort mag zij de vrugt dier zorgen plukken' f d°0dhjk «* ^ »" * *x» haar Icdve^rJd, Ver.  C 94 ) VergCefs tracht de artzenij haar aan n gevaar te ontrukt, Wie is 'er die geen traan om * lot van emma fchreit? Wie er o dier droeve maarverflouden, Haar hartvriend, door de fmart diei ciroev Werpt ftervend' nog een blik op zijn getrouwe gaê En, daar hun zielen reeds voor eeuwig * verbonden Volgt emma in den dood haar dierbren h i m * o » o na. C. P. G. J. OP DEN DOOD. Wil, fterfling! peinzend op 't tafreel Der aerdfche onzekerheden boogen; Zie 't rijk des doods lteeds voor uwe oogen; - Wat is uw aenzijn, wat uw deel?.. Gij vindt u reed. met ramp omgeeven, Als naeuw uw levens- zon zich uit de kim verheft. A.1S naeUI Ü L*>„ de flac van H ftervens lot u treft- Maer neen met, •■ - , _ Als u de dood verwint, wint gij een beter leven. J. J. v. ©]  (9rO Ja: - heerlijk glanst ge - onfterflijkheid! .. Uw gloor blinkt in mijn oog! .. Steeds klopt dit hart u driftig toe - 't Stijgt zwoegend naar om hoogl Mijn phyllis!. zie...zie 'c gindsch veifclnet! Daar daagt een groote dag \! Een dag - zo fchoon, z\s nooit de blik Van enig aard'ling zag! Daar rijst de dag der eeuwigheid Alreê aan 's hemels trans !! Hoe vlugtig fnelt de wereld bol Daar heên voor zijnen glans!... Daar flapt de Deugd op H rookend puin Van zonnen - ftelfels voort. Zij voert haar volg'ren bij de hand Naar 't eeuwig - zalig oord. ö! Phyllis^... welk een grootsch gevoel; .. De lier beeft in mijn hand... Haast brengt zij mij, met u vereend, Ook naaf dat Vaderland,  197 ) Daar kent men 't angftig knellend leed - De wrede rampen niet! Daar klink» ook eens miju fnarentuig In Klopfloks Godlijk lied!! ... Dm, phyliis!. voert de Deugd ons op Naar 't rijk der zaligheid. Zij, die ook hier voor 's wand'laars voet Nog vaak een bloempje fpreidt. Dan gij - ó Deugd! die 's iterv»lings tred Leid door deez' ramp - woeflijn^ Wil dus geftaêg van beider lot De Schik-Godesfe zijn!.... W. T. grafschrift voor JOHAN van OLDENBARNEVELD sfdvocaet van Holland. Öerfluimert barNEvnLD, den ftaet ten roem gebooren \ ff ™ f deugd bemiQt» be« dien grooten man Bataefsch gewest ,al't volk heeft meeraanhem verlooren Dan de eerfte zwaenenveer i, eeuwen melden kan. J J' v. D. M. O aak  ( io4 ) Helaas! un elk van die kwam mij een krijgsvvagt tegen, Een wast die oP »t bevel van Pruzias verfcheen. DS,L mljnhart ontroerde oP 't zien dier oorlogsknegten, 1„ >t heetfte van den «rijd was 't nimmer zoo vervaard, ft wensebte, maar vergeefs,mijn veldheer vn, te vechun, DanmUne wanhoop wierd door zijn gez.gt bedaard. Nog even groot van ziel, ftandvastig in gevaaren, Begaf hij zieh gerust naar zijn geheim vertrek, Hij Lg zich vol ^-f^^^-mf*2l «nvri.de. knS=h en ving lm « , W„n ..«, 6Jon80U0g! mt «« * ««« *™ ' Neen, mooge oP mü rif. nederlaage » " k fetf ten rpüt « «~ « * K""T "„dien gij eerbied hebt «oor deze grijze h,.rcn, " Re . n ü den gindfeben kelk door mijne band berod, ni. beter red me eerlang * .1 «)«*«««■ ■ . >>; " E„ Lnb. fflii tt.lden.oo.,4. rf» dcrdaPFerbe " n. a„ a« --nn sreen zucht meer ivten- i\, „ir.od te rus»-'k verdomde en son geen Z in oo'berricp „ijn moed, ik gaf bem H dooittik „«, »rt.\.d gii hem den kelk in mine band zien iinnen • Hl hii.dY naar den dood .1. waar 'c een lcger.ogt. (d * 1 , n,voerbiivooIt,„betRoomfebevo,kbcvn " Tan de o«r«« die be< kwU, ik heb genoeg geleefd k !' »> ' 3  C '05 ) i „ Ik, zïnds Karthago viel, zoo wreed gedoemd tot lijden^ „ lk dank den wilderGoön, die mij d» ontflag brief geeft 5| ' Vol eerbied bragt hij nu den beker aan zijn lippen, Hij fcheen door ieder teug bezield met hemelsch vuur, I 'l Was of zijn veegen mond een godfpraak zou ontglippen*. Zoo fchcon ftond zijn gelaat in dat noodlottig uur. I ),Romeinen /"riep hij uit, „ gij hebt Karthaag doen bukken^ ,,Maarhannibal fterftvrij, daar hij uw haat belagcht9 1 „ Poogt hem ook , zo gij kunt, den arm des doods te ontrukken, „Maar neen, zijn heldenziel was nimmer in uw magt. 1 „ 'k Heb lang genoeg gevlugt naar vreemde Koningrijkea ft „Ontaarten, zijt gerust ! Karthago's Veldheer fterft, & 9, Zijn onverfchrokkeu moed zal ook in 't fterven blijken, „Is 't Rome dat zijn rust om eenen grijsaart derft? I >>En gij, ö Pruzias! om 't roomfche Volk te vleien, „Verraad ge uw legerhoofd, uw» bondgenoot, uw'vrind* |„Ondankbre« moed en trouw zult ge op mijn graf zien fchreiëój „Als u der goden wraak aan eeuwge ketens bindt, i„ Ja. ftïr'vend durf ik mij gerust hun aanbevelen, „ 'k Onthef mij door den dood van een ondraagbren hoo» ,4, De vijand zal zich niet met mijn gevangnis ftreelen, „Ik leefde en fterf getroost in de armen van de GoónS* I ïu floot een zagte flaap, zo 't fcheen, zijn heldenoogen. Nog beurteling gevest op 't godendom en mij; G S Die.  ( ïo5) i>is iïaap heeft hem aan de aarde en aan mijn hart onttogeni, Ach! h i e m p s a t, dat zijn dood zijn grootheid waardig zij I -Uw hart kan om zijn dood niet zo als 't mijne lijden, Een naare twijfling prangt mijn afgematte borst; 't Is roemrijk, als de dood ons overwint in 't ftrijden, Maar fterft hij even groot die niet meer leven dorst? j Of is 't gehoorzaamheid, den wil derCoóu te ontvlugten , Eer nog de rechter wenkt, met waggelende fchreên Het rijk der eeuwigheid onzeker in te zuchten? Ach! zo in 't vreemde fpoor zijn voet waare uitgegleên... j Ja ,h i em p s a Li dit beklemt me, ik kan 'tu niet verbloemen, Zo iemand fchuldloos llierf . 't was zeker h an nibal, Maar zal het godendom een vlngtling hoger roemen, Dan hem die 't onheil tart in 't hevim ongeval? Mij dacht, de wroeging zou mün ziel niet overlieeren, 'k Verbeelde mij den held in der Romeinen hand, Die achtbre krnin te zien door fchampren fpot onteeren, En heb zijn dood geftemd ten roem van H vaderland. Maar nu., ik twijffel aan 't genoegen onzer Gotfo», lk derf die zoete rust zoo eigen aan mijn hart, Ach! h i e mpsal! denk aan mij.aan den doorluchten doode^j Vaarwel; het lchrijven zelf verzwaart mijn boezemfmart^j M. P. E. geb. W. AAK  Kan hij wel een drift verfmaden, Die bij 's werelds uchtendftond Door hem zelfs in ,t hart gefch Keeds de harten zaamenboud. Liefde, vrij van vuige driften, Maar gegrond op ware deugd Maakt den ftervelfog hier tot Engel Schenkt hem hier reeds Hemelvreugd/ ^5n ï,^,,!>t £bh^ «*>*. Dat het keurigfle oog behaagt, I» begroeid met wrange doornen, Aan den Hengel, die het draagr. Mooglijk treffen we ook, mijn FrLr,ïs Op der liefde roozenpaên, ' Voor ons oog al, nog verborgea , Hier of daar een' distel aan. Schoon de zon ïn lentedager, , Vrolijk aan den Hemel praalt, Ziet men vaak een onweér dreigt. *er zij in het westen daalt4  ( 112 ) fn de Lente van ons leven Dreigt ook ligt een ramporkaan, Door haar toomelooze woede, Onze vrengd ter neêr te flaan. Dan geen nood 1 mijn eenigst Meisje» Eeuwigaan uw Min verpand, ZaWkgeene distels .reezen Wijk ik voor geen' tegenftand. Nee«,mün^"Is!rampU0SWCêlflaQi Rukt u van mijn boezem af, Dierbre! voorn blijf ik leeven Tot aan't rustend, zwijgend graf. q?g^ den Burgervader p A. va« WERF F. «r- «vf den fchrik der Dwingt Den grootften vnj der mmten,. * Den waeren ^To^ ^eêrlands " J pe, nooit vergangbien roem van ^ ^ ^ p< fi  C "O 11*1?? **"« «tafc • H.7, R*=taa„ wn 3 Aau ook de mijne zijn. (Vader- tegen Mizrim. h.ï».- Treed' °ch"'ae' GrijM«« Eu 't opperde sezas in j;. treeat, Deel 1» 1 , 8 Sewest bekleedt; i E T J °"S ""<" »" voorgedacht verkreeg ■»»tfik, opnw.nei.ch ™- ™ ^ niJn ,CVea ï p l,wen eis<*, mijn' jongen raed u geeven.~ < Vomi fchoon alles hier beruste in uw gebL oog Godop ^ b ed, £ «- ge, a!s „ de doQd iw, zetei J. ITi Tn hüo§eu tr°o11 ™ «* e eilge wet des lands 2ij >£ rigtfnoer ÜJ< * «en fchaeinlen man, die braef is, ioou verfchaffen>; J H5 £t> 1  Doe „ door heel uw 1 AVil minder opperhe* • chtzwaeIdzien, En doet gij ia uw hand het ,tZijom ^^;^X^^^H Wees groot, ook o u* ^ ^ ^ ^^• ^T^Detld e» dat van uwen troon Bemin, vereer de Deugd, e ^ . Uw voorbeeld aen het voU baet^hoog Zoo deelt ge, * V** « ^.„^nadren* Zie d?er mijn* raed,mijn'wensen. Ontvang mijn groet 6 Vorst' „ ^ W**"'''%ooüi ft^jn Koning bij! • j-„ hart voor 't gif der vleierij. Bewaer zijn jeugdgh«-o * ^ D^ddatuwdienaer, Yo«t! voor Zijn^*^*» ^ ^^ ii, Mecdmp ontzag U nadre, en Den wensch van heel uw volk de vorst. ,*s' dat mij uw wijsheid rade Treed nader , c i k e a s. oat j Hoe f*bf* den last volbreng, met wien mg  ( 126 ) .^«r/iel durft hooren Bc fnoode fte« der hel ^ ^ ^ ^ y - ^ j6 De Landman aan zijn' Zoon. ^ ^ De Storm. • sa Het offer der Liefde. • * 2I Waare Vriendfchap. • ; ss Pan en SïRmx' * ^ ; M Aan fili*1 s« • . af Vaderlandsliefde. • 3o «et Onweder. ' .3» Deelneming in Rouw en Vreugd. * ^ J Veldzang. • . 3: Vriendfchap. * . 3 Da Geweigerde Handkusch. . _ a De JSijd. ' , i jianELizn. ' * ; I De Herder \_Ecn Fabel.J . j Matuur overwonnen. ♦ De Stervende mho». • _ Geluk. Raad aan de Meisjes. Gerustheid. • . j ; Bij een Onweder, • «  I (»o peHust. , lo mijne Vriendin. ' . ' ^ ' ' *itix- 4« ian den Zuidewiud. * 49 ian cHioë • 5» • • . ian den Dageraet. " ;et leezend Meisje. 58 P^cR,TIA wiLHK^HiHA van merken.* Z s Winter. . den MaaH, , , 01 deer. •. ' " ' 6i n den Tijd. * * 65 I Liefde. . « 64 n den Hemel. * \ 1bhze. / 80 Idood, . ' 81 * « Si 1 een Roosje. . * 7 iEMMA corbet, . 91 Iden Dood. . ' tJi ^eugd aan phyius. ; * 94 Tfchnft voor joha» van o'lde nbaen'eve *>. £ (gelukkige Veldeling z,^.] \ ost in Ongeluk, flcbrift v00r den GejvuvMen ja*at.* ," /bid 1  C 13» > Bladz iot : Aan de Dankbaarheid. • ^ jUn een flaapeud Kindje, . ^ j Aan fillis, • • * * Op de Afbeelding van den Burg. v. ». Wi«». J De Wellust. « • ♦ n4 De Vriendfchap. • • Il5 Het Onweder. • • * - 119 De Jonge Vorst en zijne Raedslieden»  a. E M M A C O R B E T ef de Ramp zal igheden van den BURGERLIJKEN OORLOG. Dit vernuftig Werkje, dat ons,in een kort doch treffend» Tafereel, de Rampzaligheden van de jongfte Burgerlijke** Onlusten , tusfehen- America en Engeland, met de levendig.» iïé venven affchetst, bevat een aane'e'nfchakeling der Schoon- . f fte Karakters; als van een Edelen en Glorierijken ham-)1 mond en emma, die beiden bezielt met al het verhe-1 vene en bevallige, waarmede ooit een fterveling door del hand der Natuur gevorratr wierd; voor eikanderen gefcha-jl pen waren : Van een luimachtigen doch goedhartigen rau«i( Müsd; van een eenvaardigen en door tegenfpoeden ge* ^rukten grijsaard,den ouden corbei; van een godvruch-i jtïge louiza en baaren ongelukkigen edoard. Alle) [prakters, die juist gefchikt zijn om een gevoelig hart met Pae zachte aandoeningen van mcnfchenliefde te vervullen, *en om tevens een waar denkbeeld te geeven van het men-f fchelijk leven , en te doen zien dat de deugd, zo zeldzaam met het uiterlijk geluk gepaard, echter haare beloo«> uingen heeft, die verre boven alle aardfche voordeden en geneugten veiheven zijn. 2 deelen in 12vo, tige lociza en haaren ongelukkigen edoard. Alle