JODOCI SCHOMAKER! m Sckiïa CONSILIA RESPONSA JU RIS, Tam afl refolutionem quajlionum juris dubiï propofitartm, quam ad earum iecifionem in contraditlorio, maximam partem, mam itlujhibus Ducatus Gclrice Camharus Zutphanice tnhunalibus ventilatarum, pertinentia, ab codem, turn feparatim, turn juntïim, cum cekbenimis juris &f confuetudinis peritis confcripta, colleiïa, &f in lucein edita, cum epitomis & fummariis ,unieuique confilio preefixis, nee non indice rerum, in fine tperis fubjuncïo, injlrucïa & aufta. PARS Q^U I N T A. Dat is, Uitgeiezene Instrüctoire en Decisoire CONSULT ATIEN enADVISEN, Dienende, ïo tot refolutie van geproponeerde quéefliers van regten, als decifie van dezelve,voor voorname Vierfchartn des Furftendoms Gelre en Graaf fchapsZutphen meerendeeis geventileert, en, afzonderIyk en gezamentlyk, met vermaarde Regtsgeleerden en Couftumiers, opgeftelt, verzamelt, en in 't lieht gegeven, met een kort begryp en inhoud voor yeder Advys, als ook met een regifter der za» ken, 't eindes 't werk voorzien en vermeerdert, Door Mr. Joost Schomaker, Adv^ VYFDE DEEL. TeZüTPHEN, By ÊIE^RICUS >ah BULDEREN, Boekverkoper, 1765.   O C T R O r. W! *y Gouvernante en Voogdefle van den minderjarigen Erfstadhouder, en Raden in name van de Edele Mogende Heeren Sta„„_ j„„ c^fton^rM-nc r:oivp pn ni-nnflrhnns Znfnhen. doen te weten. ICU UCStUlllUJUUluo yjuiwvn «.»u.. 1"" " 1 % n Allofoon Schomaker zig by requeft aan Hoogftgem. Heeren Staten dezer Provincie heeft gëaddreffeert, en daarby verzogt, dat, vermits hetOctroy,by Landfchaps refolucie .vafl'den 19. April des jaars 1736. aan den Supp t.. verleent ten einde in deze'Provincie voor den tvd van vyftiep jaren alleen re mogen doen drukken, uitgeven, en verkopen eenige Conful tanen en Ad viien in verfcheide deelen in quarto, onder den titul: „ Jodoci ScbomakenJCti tonfilia fïve Refponfa Juris, tam ad refolutionem quatftiöhum juris dubupropo" lïtatum, quam ad earümdecifionmïncontradittoriff,maxmavipartem,-co7 ramilluflribus Ducatus Gelrice £ƒ Comitatus Zutphanix tribunalibus ventilatarum, pertinentia &c. Ofte Uitgelezene tö/Mt&bifè en decifoire Conjultahen en Advifen, dienende tfc. met den 10. May dezes jaars was komen c'expireren, het zelve Otlrov voor "het vierde en volgende deelen wederom voor den tyd van vvftien jaren mogte-worden verlengt; En dat Haar Ed.Mog. by Derzdver refolutie van den iö.Oöober dezes jaars 1751. dit verzoek géaccoroeert hebbende, 't Hof Provinciaal hebben gëauclorifeert, om daar van de brieven van OQrovtedepecheren: Zo is 't, dat wv in name, als boven, den ge m. Joojt Schomaker hebben geconfenteert en gëoftroyeert, gelyk wy confenteren en oclroverën mits dezen,om alleen en met exclulievan alle andere binnen dezenFurftendom enGraaffchap voor de tyd van vyftien jaren hervoor.: vierde en volgende deefen van dëszelfs by een verzamelde Gelderfe Contuïtatrcn en Advifen te mogen drukken,uitgeven en verkopen; mits.nogtans,datLw Behouden zal zvn, daar van een exemplaar te bezorgen in de Bibliotheccq van dezen Hove', mitsgaders van de Gelderiche 'Academie tot Harderwyk : Verbiedende overzulx alle en een yegelyk, om t!em. vierde en volgende deelen indievoors.wftien jarèn binnen deze Provincie 18 her geheel of ten decle halten confent v'an denSupplt. of defzelfs regt hebbende na te drukken, te'doen nadrukken, uitgeven , en verkopen, of, elders nagedrukt zynde, in deze Provincie in te brengen, of te debiteren, op verbeurte van alle de nagedrukte, ïngebra^te of verkogte exemplaren, en een boete van honden daalders,daar en boven bv de contraventeur te verbeuren: Dies t' oirconde hebben Wy des Furftendoms Gelre en Graaffchaps Zutphen fecreet zegel hier onder op het fpatium doen drukken. Gedaan in den Rade van Gelderland t Arnhem den 10. Novemb. 1751. L. S. JS. y. BRANTSEN.  Scituri (fc. omnes omnino Judices, Romani juris difceptatores) quod non magis alios judicant, quam ipfi judicantur, cum etiam ipfis magis, quam partibus,terribiJe judicium eft: fiquidem litigatores fub hominibus, ipfi autem5 Deo inipeólore adhibito5 cauias proferunt trutinandas. ïmper. Justinianus A. Juliano F. F. P. in L. 14. C. de Judiciis in fine. Vigilas tu de node, ut tuis confultoribus refpondeas— te gallorum cantus exfufcitat: tu a&ionem inftitu- is — tu caves, ne tui confultores capiantur. M. %> Cicero in Qrat. pro L. Murana Cap. 9.  D Ê N DOORLUGTIGSTHN VORST en H E E R E, W I L H E M, de V Y F D E, door GODS genade, P R I N C E van ,0 RANGE en NASSAU, E R F S T A D H O' L D E R, CAPITEIN GENERAAL, ? •- ':s- t^^j.- - . :,Vi . . g r ADMIRAAL der VEREENIGDE NEDERLANDEN, enz. enz. enz. enz. word, t er n a v o 'l g i n g e , * zoo  zoo VAN HET AAN 2YNE HOOGHEID voormaals opgedragen VIERDE DEEL, als van die ïn vorige JAAREM aan HOOGST DESZELFS HEERE VADER, w y l e n DEN D OORLUGTIGSTEN VORST en HEERE, W I L H E M, d e VIERDE, O N-  ON STERF TELTKER GEDAG TENIS, OPGEDRAGENE DRIE DEELEN, A L N U HET VYFDE DEEL DEZER INSTRUCTOIRE EN DECISOIRB A D V Y S E N, TOT EEN OPENBAAR BLYK EN GETUIGSCHRIFT VANBEWEZENE WELDADEN EN DIENSTEN, MET DE ALLERSCHULDIGSTE EERBIED, ONDERWERPINGE, E N GEVOELIGSTE ERKENTENIS, ONDER EEN NEDRIGE HEIL-EN ZEGENWENSCH OVER  . v - ,,. , k « 3 O O V B; «r • • { ZYNE DOORLUGTIGSTE HOOGHEIDS HOOG E EN DIERBARE PERSOON, VOORTS DUURZAME EN VOORSPOEDIGE LANDS EN STAATS REGEERING E, EERLANG AANTEVAARDEN, OPGEDRAGEN DOOR ZYNE DOORLUGTIGSTE HOOGHEIDS ONDERDANIGSTEN EN GEHOO.RZAAMSTSN DIENAAR JOOST SCHOMAKER. CI3 13 CCLXV. A D  A D VIRVM AMPLISSIMVM, JODOCVM SCHOMAKER, Cum quintum Refponforum volumen publiti iuris faceret. ^^^|^rande decus, columenque Fori, quovindice Legum , £§ C^'iÊk Iuftitiaeque viget non violandus honos; fg} ^JfölQuem quoties vidit folventem aenigmata iuris, '^^l^öi Aftraeam toties obftnpuifle reor ; Profuit aclori cujus facundia faepe, Saepe vel oppreffis profuit iila reis ; Cum, refonante foro , vibras Tua fuhnina linguae. Civica pro trepidis dum geris arma reis. Cujus et adfiduo Refponfa polita labore Gelria perpetuis laudibus ufque canet. Gelria , quae Iuvenem coluit, colit illa Senemque. Ut decet, antiquis iuris in arte parem, ïn Te Noodtiadas, Schultingos ; aemula Romae , In Te Marcellos, Aemiliofque videt. Pro pudor.! hoe noftro fervatum dedecus aevo, Iuris ut Aufonii concidat omnis honos; Ut iuvenes diïcant, vani praecepta Sophiftae , Iurave, Naturae lege probata, fequi. Sic Romana Themis, Proavis fic cuita Minerva , Cogitur a Batavis finibus ire proeul : Pulpitaquc Arcadio refonabunt doéta boatu, Auritumque togae furget honore pecus. At bene ! quod fupereft doclorum turba, Batavis Addita quos placitis Romula iura iuvant. Haec eft cura Tibi , funt hi , SCHOMAKERE , labores: Hoe Tibi perpetuum tramite fama manet. ** Pa-  Pagina teftis erit, quae veftigalia pandit, Quidquid et aerari publica cura iubet._ Quantum doctrinae , quantum nitet artis in illa! Ordine iunguntur quam bene cun&a fuo ! Pagina plena favis! et pagina neftare pJena! Pagina , doclorum rota favente finu! Nee minus et dottis Refponfa probata leguntur , Quae Tua curavit, perpoliitque manus. Haec funt adfiduae monumenta perenniacurae. Haec funt ingenii pignora certa Tui. lam Tibi fuccedit clari nova cauffa triumphi, Et patet in laudes area lata Tuas. Fallor , ut iila operis funt aufta volumina Veftri, Au&a fit et titulis fic Tua fama novis ? Fallor, an ipfa fori Tibi plaudant atria? hllor^ An Tibi praebuerit fplendida ferta Themis ? Infere, canitie fanctum , caput, infere! fertis, Nam Tuus antiquis par celebratur honos. Define Marcellos , Labeones define , Roma, SideraqueAufonii piura referre fori! Nam finuofa canet SCHOMAKERVM, laudibus amplis, Ifala , dum vitreas in mare volvet aquas. Dum Vahalis, ferpens dum , iunclo flumine, Rhenus Ufque Tuos lambet , clare Sicamber, agros. Pofteritas , venerare Virum! quo vindice Legum Conftat , et eft Themidis non violandus honos. Et dubita, Themidi claros SCHOMAKERVS honores > An SCHOMAKERIADAE debeat ipfa Themis. HENR. IOAN. ARNTZENIVS, v Iur. Civ. in ilïuflri Zutphanienfium Athenaeo Prof. Ord. ELEN-  ELENCHUS. Jrgumentorumi qua in bac quinta Conjiliorum Gelrc- Zutphanicorum Parte continentur. J. Advys Decisoir. Over de anticipatie van den term-m van exhibitie ofte bandejihge, of en in hoe verre door d'eene parthye, tot nadeel en prejudicie van d'andere, kanen mag gefchieden P II. Advys Decisoir. t. Wanneer,en hoedanig op een leen- en hóf horig goed moet geprocedeert worden? 2. Onderfcheid tuffen peindinge en citatie , met betrekkinge tot confent van den Leen- en Hof beer. 3. De natura &f ptobatione exceptionum. 4. De AStione Paulian*. Hl. Advys Instructoir, per turbam DoSlorum. i Of, en hoe verre door de refpetlive Advocaten, voor hel Celleste der Heeren van de Maaiftraat,en deGerigtsbanl< der'Hoofdltad Zutphen poltulerende, in en omtrent de daat ttr plaatze voorgevallene er geventileerde erfhuiszaken . waar in bediend geweelt zyn, dubbelde fura kunnen gedecla reert , en dezelve zo wel aat haar, als aan de Stads Cancel lerye aldaar, moeten betaali worden, en wel zonder onder fcheid, of dien aangaande te\ erfhuisregte, met inleidinge zo en als het - Nieuw Regie 1 inent op de manier van proce\ deren binnen bet Graafjchap ■ Zutphen, 7.0 vanden jare 1696, i ais van het jaar 1738, ten dien ! opzigte komen te'vereifchen, geprocedeert is, dan niet? 2. Van der Advocaten Jalaris, en Dcrzelver vei pligtinge, om zig in dat reguard naar de daar o- i ver geëmaneerde Reglementen der Gerigten, waar voor practizeren , te gedragen. 3. Van de benaminge, natuur, erfeèen , en manier van procederen van en in zodanige erfhuiszaken, benevens de verdere ap- en dependentiën van dien, met ofte zopder inleidinge, zo ten aanzien van de zulke, die de poffesfie daar van a&u apprehenfionis verkrygen, als nopens de geene, welke dezelve Lege ipfa hebben. 4. Vanhetregt van de Magiftraat der Hoofdltad Zutphen tot en in het naken en veranderen van Deszelfs eigene moiilekeuren cn wetten. IV. Advys Confirmatoir, mede ! per turbam Doclorum. . V. Advys Decisoir. 1 Over de onderfcheidenlyke remedien en interdicten poffeffoir; 1 En , Hoedanig daar omtrent, en tegen wieo, met immiffie, ofte g op-  ELENCHUS. apprebenfie van poffeffie, kan . en móet worden geprocedeert ? VI. Advys Decisoir. x. Hoe tot contumacie naar Landregt; 2. En voor welke praetenfien met peindinge moet, en kan geprocedeert worden ? 3. De effeSlu contumacie. 4. Van 'renten, het alterum tantum van 't kapitaal te boven gaande. VII. Advys Decisoir. Over de preferentie van crediteuren tot de penningen, geprovenieert van de verkogte goederen eenes infolventen debiteurs. 1. De legali £f expreffa, item 2. Generali & fpeciali bypotheca, utriujque effettu , &f diftinclione (titer Jus Romanum 6? Hodiernum. 3. Van het effect van affeclatien der onroerende goederen en derzelver mgifirature. VIII. Advys Instructoir. Over dezelve materie van preferentie. 1. Of het univerfale Judicium preferentie £? concurrentie credhorum hier te Lande plaatze heeft? 2. De effecïu contumacie. IX. Sententie c0nf111matoir. X. Advys Decisoir. Over diergelyke materie van preferentie tuffen een Verpagter en Opziender van Armen. Ubi 1. De effieclu legalis bypotbece. XI. Advys Instructoir. Over het regt van preferentie, tuffen hypothecaire en finantiele crediteuren refpeclive gefuftineert. XII. Advys Instructoir. Van de regtelykc effecten van een generaal en jpeciaal verband van goederen. XIII. Advys Confirmatoir. XIV. Advys Confirmatoir, by forme van atteflper turbam Doclorum. XV. XVI. XVII. Advyzen Confirmatoir. XVIII. Advys Instructoir. Over de militaire jurisdictie, 1. Hoe verre de Krysgraden oudtyds en hedendaagfch bevoegd zyn, te erkennen over civile en criminele zaken. 2. De divifione £f differentia a£tionum in perjbnam 6? in rem. 3. De privilegio fori, ratwneperfone £? rei. 4. Onderfcheid over de manier van procederen, Jure Romano Ö* Statutario. 5. Definitio, effeEtus, 6? privilegium domus mortuarie. 6. De juris didlione mandata. XIX. Advys Instructoir. Over het regt der Gemeentens ofte Marken in 't algemeen , en in het GraaffchapZutphen in 't bvzonder. Ubi 1. De jur.sdiEtiove mandata. 2. Van het privilegium de non e- 130-  CONSILIORUM. vocando, in hoe verre en in welke zaken 't zelve plaatz heeft, voornamenlyk omtrent Burgers der Stad Zutphen ? 3. Van den verfcheiden ftaat en conditie der Steden in de Roomfcbe Republycq, overgebragt, zo tot de Steden in 'tDuitfcbe Ryk, als tot de vyf, in den Staat (tem hebbende, Steden in 'tGraaffcbap Zutphen. 4. Of een vreemd Gerigte over een twiftzake tuffen twee Burgers mag erkennen V y. Wanneer boctens, moribusno- Jlris, verjaren ? XX. Advys Instructoir. Zo over de Lex diffamari , waar by aangetoond word, dat dezelve'mede binnen de Stad Zutphen plaatz heeft, als over het privilegie de nonevocando, de Burgers en Inwooners der Steden, en inzonderheid van de Hoofdjlad des Graaffchaps Zutphen, en andere competerende, met relatie mede tot de L. Diffamari, en Concordaten tuffen de Gelderjcben en Kleeffchen. XXL Advys Instructoir. Mede over het privilegie de non evocando, waar by de Magiftraten hunne Burgers behoren , ja zelfs ex contraclu vel quafi verpligt zyn, te mainteneren. 1. De domicilio. 2. Van het onderfchsd tuffen een Burger, een hgezitm, en een Inwoner. 3. Dejudice incompetente. XX.il. Advys Instructoir. Over de differente valeur vart geld-en muntjpecien, mettoepaffinge op de tyden van bandelinge en naajlinge van actiën en obl'gatien. XXIII. Advy# Decisoir. 1. Of en wanneer een cumulatio aStiomm in prceparatorio Judicia ad exbibendum inventariurn, & inprincipali ad dividendas res bereditarias geoorloofd, en 2. Een Rigter bevoegd is, over beide te gelyk by eenefententie te erkennen ? 3. Van de requifieten eenes inventaris. 4. Van een Erfuiter ofte Boedelhouder, eri deszelfs pligt en verand woordinge. XXIV. Advys Decisoir. 1. Of, intereffe van een genegotieert kapitaal beloofd , en tot zeker tvd bepaald zynde, de Debiteur in deze èn andere Landen verpligt is, pro rata temporis, daar van dezelve, boven dien bedongen tyd, totds werkelyke erlegginge van 't kapitaal te betalen ? 2. Of en wanneer van het Onartier tot het andere in deze Provincie mag gëargumenteert, en, ) 3. Deficiënte Jv.re Roikc.no, tot de regtén er. gewoonte/is der Hoofdfivd recbtjrs gnomen worden ? ** 9 4-  ELENCHUS 4.. Wat effect- hetonderfcheid tus- fen de Hoofdjlad en Kleine Steden dezes Graaffchaps voortbrengt ? 5. De mora & ejus effectu. XXV. Advys Decisoir. De Collationibus. 1. Of een Zoon verpligt is, in den gemeencn boedel te confereren penningen, door de Ouders voor^cenaangekogtampï betaald ? word alhier negativé, dog met diftinctie, gedecideert inter 2. Officia venalia 6? non venalia. XXVI. Advys Instructoir. 1. An & quando fumtus, ftudiorum caufdfubmmiftrati, in collationem veniant? bic diflinSté examinatur. 2. Of en in hoe verre Geeftelyken kunnen erven; 3. En over hunne goederen disponeren ? XXVII. Advys Instructoir. Of en in hoe verre deRoomfcbKatbolycque Armen, ten aanzien van de goederen , in het Graaffchap Zutphen gelegen, hebben teftamenti fabltonem paffivam? XXVIII Advys Decisoir. Over boeken van Koopluiden , wanneer en in hoe verre, naar regten, beftaan? En Wie onder dezelve begrepen worden ? XXIX Advys Instructoir. De Aclione Pauliana. 1. Hoe lang, en wanneer een debiteur, met fchulden bezwaard, de directie, adminiltratie, en alienatie zyner goederen heeft, en behoud"? 2. Van het effecT: eener actuele cesfie, ofte traditie van gerede goederen. 3. Öf een crediteur hypothecair den koopspenning van het goed , aan hem verbonden, en daarna aangekogt, kan compenferen met deszelfs J'cbuldvorderinge ? 4.. De jitre retentionis. XXX. XXXI. Advyzen Confirmatoir. XXXII. Advys Instructoir. Of zn hoe verre twee Buurfebappen ofte Marken, te zamen , ofte yeder in 't byzonder, verpligt zyn tot reparatie van een oude en vervallene Jluize , in eene van die Marken gelegen. XXXIII. Advys Instructoir ofte Attestatie, per turbam Doctor•urn. Of een morgengave, by huwelyks voorwaarden bèfproken, ook competeert aan de Erfgenamen van de Bruid ofte Vrouw, in cas van deszelfs overly den voor den Brui: degom ofte Man ? | XXXIV.  CONSILIORUM. XXX'V. Certificaat ofte Declaratoir van de Magistraat der Stad Z'!tphen,op dat fubjeö:. XXXV7. Advys Instructoir, | Over de L Hnc Ediftab' vi. C. | de Sècdhdh Nupliis Of en in hoe verre dezelve in Gelderland, ofte in een van deszelfs Quartieren plaatz heeft ? XXXVI- Advys Instructoir. Of en hoe verre een Vader over eigene goederen, na zynen dode op deszelfs Kinderen verftorven, kan en raag telleren? Alwaar 1. Het onderfcheid tuffchen de Roomfcbe en Hedendaagfcbe. Wetten, en van 2. Hetfaveur van Huwelyks Voorwaar den en Magefcbeiden mede aangewezen word. XXXVII. Advys Instructoir. Een halve Broeder uit een vorig buwelyk is, nevens zyn halve Zufter uit een tweede huwelyk, mede beregtigd tot de nalatenfchap van zyne afaeflorvene twee halve Zujters, Zelfs tot hare ex pofi van hunnen gemeenen Vader aangeërfde goederen, wanneer ook de ftatutaire gemeenfchap uitgefloten, en het retour van goederen tuffen den Vader en de Moeder, met onderfcheid tusfen de vader- en moederlyke fucceflien, bedongen is. 1. Het faveur en effect van Hu- welyks Voorwaarden. 2. TeHamenten, fecundum Leges loei gemaakt, hebben overal kragt, uitgezonderd in Overyjjèl, alwaar de Statuta fitus andere folemniteiten vereisfchep. 3. De renuntiatione, ejufdemque effectu. XXXVIII Advys Instructoir. Of en hoe verre over allodiale en feudale goederen in linea adfeendenti, defcendenti, &? collaterali kan getefteert worden? Alwaar mede 1. De lihera f acultate difponendi, aan Kinderen, over hunne van eene der voorafgeftorvene Ouders retour fubject aangeërfde goederen, by derzelver huwelyks contract* gegeven, gehandeld ; En 2. Uit de Landfchaps refohitien van 1600, 1651, en 1711. betoogd word, dan Kind eren niet bevoegd zyn , over hare leengoederen , in faveur der Ouderen , te disponeren. XXXIX. Advys Ampliatoir. Of en wanneer de hardigheid der Wet exaquitate^ quiejitis coloribus, hedendaags door interpretatie en fuppletie mag gecöadjuveert worden ? Ubi De FitJionibus juris Jimulagitur.. XL.  ELENCHUS. XL. Advys Instructoir. Met die, daar toe dienende, en daar agter volgende miffive, doov den Heer Mr. johan Scbrajfert aan My hier over gefchreven, en tezamenroullerende Over het effect, zo van een bedongen retour , als van de rejërvatoire claufule by Huwelyks Voorwaarden, eh hoedanig daar omtrent , in cas van afgoedinge en boedelfcbeidinge, moet geprocedeert worden ? En inzonderheid mede, Of en hoe verre een langflle-jende Egtgenoot, naar de wetten" en gewoontens der Stad Zutphen , geregtigu is tot de •vrugten en opkomjten der goeL deren zyner minderjarige Kinderen pro educatione £f alimentatione ? XLI. XLII. XLIII. Verdere Brieven, Consideratien, en Advyzen, Over dit laafte pointï, naderen in het particulier tuffen den Heer Scbrajfert en My, ter zake van onze onderlinge discrepance, daar over gewiffeld en afgegeven. XLIV. Advys Instructoir. Of, wanneer, en hoe verre een Tugtenaar, dan of de Eigenaar tot de wederopbouwinge van een afgebrand tugtgoed verpligt is? word alhier, met extentie tot ordinaire en extraordinaire koften, in diftinctie onderzogd en betcogd, rret andere , daar uit verder refulterende, qua;ftien. XLV. Advys Instructoir. Over de apprehenfie derpoffefjie van een getugt leengoed door den Eigenaar, by 'c leven, en tegens wille van' den Tugtenaar. XLVI. Advys Instructoir, De Cautione fru6luaria. Of en in hoe verre een Erfgenaam van den overledenen Tugtenaar, by gebrek van een ujnfrdcluaire 'cautie, gehouden is , uittekeeren aan den Erfgenaam van den Eigenaar die , gedurende de tugtijaren , genotene vrugten en opkomften P XLVH. Advys Instructoir. Over het regt van een Eigenaar ofte Tugtenaar tot net verlenen van acten van furvivance, en begeven van geeftelyke en waereldlyke ampten, gedurende de tugtjaren openvallende. XLVIII. Advys Instructoir. 1. Hoe ver Egteluiden zig by testament , 't zy uit kragt van de antenuptie'lerefervatoire faculteit, ofte ook naar Landofte Stadregt , kunnen beneficeren met de gerede, ongerede , aangebragte , ofte aangewonnene goederen ? 2. Of een Getugtigde by teftament bevoegd is, iri zekere voor-  CONSILIORUM. voorvallen en Ongelegenheden de tugtgoederen te mogen verpanden , ofte verkopen ? 3. De pcenali ftipulatione £f exbceredatione heredis opponentis , teflamento contra Statutnm inferta. 4. De forma &? requifitis inventarii. XLIX. Advys Instructoir. Over het effect, voorts de natuur, en het onderfcheid van een contentieufe en voluntaire jurisdictie, par rapport op testamenten ;, En Van de Legitime en Trebellianycque portien. L. Advys Instructoir. Of de detractie van de Falcidie ofte Trebellianycque portie van leengoederen in de zydlinie plaatze heeft ? LI. Advys Ampliatoir. Over dezelfde materie, en tus fchen dezelfde Parthyen. LH. Advys Instructoir. 1. Over een inveftiture van een leen, en h et effect van dien, met relatie, zo tot purge van deszelfs verzuim, als totprceftatie van de intereffe, ofte waardye van het, by gebrek van leenconfent , verdorven leengoed, door den allodiden oftefeudalen Erfgenaam. 2. Van de fucceffie der leengoederen. 3. Van het onderfcheid tuflfen bu- vielyks voorwaarden en tejlameniën, in de perzonen der Contrahenten en Teftateuren, met opzigt tot de fituatie der goederen, gelegen. 4. Van de caduciteit djr legaten^ en van de validiteit der Huwelyks Voorwaarden. 5. Van het jus accrefcendi £? decrefcendi ia een teftamentaire divifie ofte affignatie van gelyke en ongelyke erfgedeejtens, met twee daar over bygebragte voorbeelden ter ophclderinge; En 6. Bctoginge der redenen, waarom een teftament, excederende de gëafligneerde boedels gedeeltens eener nalatenfchap, daarom niet vitieus, maari?a- - lide is? LUI. Advys Instructoir. Over verfcheide queftien, rakende de kenen , zo met relatie tot derzelver primceve inveftiture, en byzondcre regten, als nopens de respetlive wetten en gewoontens, waarnaar men zig, 't zv van de Curia. dominans, 't zy van de Landent daar de leengoederen zyn gelegen, in opzigt tot derzelver inen extdnfycque forme, mocc reguleren; Gelyk ook en wel inzonderheid mede, zo over de manier van der leenen fucceffie en dispofitie , als over de uitkeringe en afaeühge van den derden voet *** van  ELENCHUS van dien, en of dezelve allodiaal, dan feudaal is? JAV. Advys Instructoir. t. Over het uitkeren van dendert/en voet van een leen. _ a. Over de inftitutie van de actio ad intereffe, voor welken Rig- '• ter dezelve, als 'er buiten des heenheers confent by een ma- , gefcheid ofte buwelyks contract \ over een leengoed gedisponeert is, moet gefchieden? LV. Advys Instructoir. Van didinde leenfuccefften,ea inveftituren. LVI. Advys Instructoir. 1. De natura&effeclu rerum mobilium immobitium. 2. Van Voordeel-, Ryks- en Leengoederen , hoe, en wanneer in materie van fucceme moeten geconfidereert worden? o Van de onderfcheidenlyke effeftcnomtrent goederen, welke in gemeenfcbap , ofte daar van uitgefloten zyn. LVH. Advys Instructoir. Of, en in hoe verre de woorden , by beleninge van zeker goed ofte Heerlykheid, met alle de renten in natten en droogen, door den Leenheer aan den Vafal gefchied, moeten verdaan, en tot eenig domein ofte regaal van den Vorft van den Lande, ofte ander particulier regt, en wel inzonderheid tot'het regt der rivier proximé ad cafum ordinata. j. De vncendio, partim cafuali , parthn culpófo. 6. An & q'iando aclio ad heredes tranfeat? 7. De modo procedendi contra indigenas 6? extraneos. LXI. Advys Instructoir. Hoe een fchade , met opzigt tot het intereffe damni emergentis,& lucriceffantis, moet bewezen worden ? LXII. Advys Instructoir. Of, wanneer, en in hoe verre de goederen van een Vrouw, ex dcliSto Mariti Qondemnati, daar voor, naar 't Landregt van het Graaffchap Zutphen Tit. XI. Art. 17, mede executabel zyn? LXHI. Advys Decisoir. DeaSlione injuriarum. 1. Van de hoedanigheid, pligten vermogen van Kcrkmerfiers ten platten lande in verfcheide betrekkingen. 2. De diflincïwne inter res facras, fanëias, &? reVgiqfas, apud Romanos recepta, fed reipubhca 6? rellgioni reforviatce Contra- ..ria.- 3. De aEtiones populares zyn, om redenen, niet meer in gebruik. LXIV. Advys Decisoir. Hoedanig yemand, een Offic 'er, in de* exercitie , ofte naderhand ter contemplatie van zyn ampt , hebbende gè'injurieert , behoorde geftraft, en een pecuniele amende, ob multiplicata ejujdemfpcciei delicïa, mag gëaggraveert worden? LXV. Advys Decisoir, in dezelfde zaak. 1. In omnibus cafibus, ubi quis ipfo jure posnam incurrit, Jententia Judicis declaratoria tarnen requiritur. 2. Als getwyffeld word. of yemand wel by zinnen is, hoedanig daar omtrent te vervaren? LXVI. Advys Decisoir. Wanneer, en h oedanig eene vorige ftraffe in een andere aequipollente door den Rigter mag veranderd worden ? LXVII. Advys Decisoir. De posna offendenüs Judicem, ejufve minijtros. LXVIII. Advys Decisoir. 1. Wanneer, en in hoe verre de torture, ofte eene blote territie plaatz heeft? 2. Een Vrouw, remotis arbitris kramende, en haar kind door onagtzaamheid in barensnood *** 2 fter-  ELENCHUS. I. ADVYS ftervende kan extraordinarié , pro arbitrio Judicis, geiiraft worden. 3 Welke ftraffe een vrounosperzoon , zig latende defloreren , ofte haar op de gemeene debitè verzogt en op den 15. September 1746. verkregen is, fchoon 't zelve by een voorgaande geëntameerde pandinge door den Gëexcipieerdenop 't hofgoed Gryfen mogte zyn genegligeert geweefl- Doordien van een peindinge tot een citatie , welke heterogenen diverfj jure cefiimanda, en dus in dezen twe feparate en diverfe ingangen regtens zyn, niet kan gëargumenteert, en dienvolgens 9'uit het defect, in't eene gecommitteert, tot praejudiae van 't andere niet gëinfereert worden; Ex feparatis enim non infertur dt uw ad aliud.v. Everhard. Loc. Leg. Loc. 18. a Separat.n. 1. Dog hadde den Excipient, indien hy wilde fufhneren , dat deze ondernomene peindinge het fundament van Gëexcipieerdens nadere gêinftitueerde a&ie by citatie was, en dus dezelve een infeparabele relatie tot malkanderen hadden, zulks moeten bewyzen, cum omnis exceptio debet plenè Êff perfecte probari, zo als den Geëxcipieerde zeer wel gëadftrueert, en ten genoegen regtens daargedaan heeft. Dermaten, dat de gëallegeerde regtsdoclrine van Sande Loc. alleg. na. 8. fifc. „ van dat namenlyk , een peindinge ofte ahe1°-„ natie , op en van een leengoed ondernomen, zonder a^sfcvaa m den  COKS. II. 13 j) den Leenheer ipfo jure nul zoude zyn, en dat een vergeten con„ fent ofte ab initio geïmpetreert oclroy ad oppignorandamrdetver- 11. „ mag geretrotraheert te worden, in pree judicium tertii, cui jus in„ terim fuerit quafitum,, alhier ter materie in quesltie niet kan die„ nen. Gemerkt dien Autheur alleen handeld van een peindinge, op een leengoed gêintenteert , zonder confent van den Leenheer, en wiens nader coniènt ofte ratificatie aan het ondertuilen verkregen regt van een derden niet nadelig kan zyn. Welke peindinge alhier niet vervolgd, maar met een anderen 2 ingang reg'ens en actie den Excipient in regten betrokken zynde , dan ook van die peindinge tot deze citatie , als tam in diverfo refpeclu petitionis , quam in modo formaproceffus gene homogenea, dat is, unius ejusdemque rationis & naturos, zynde, maar duo feparata, diverfos proinde effeclus in die onderfcheidenlyke opzigten producerende, niet zodanig kan g'argumenteert worden , dat het defect van d' eene de andere prarjudiciabel zou mogen zyn, per Everhard. fupr. alleg-. Het onderfcheid dan tullen een peindinge en citatie zo groot zynde , dat, daar d' eene, het hofgoed Gryfen affecterende , rë-13, eel is, en in 't oog heeft een impedimentum de non alienando, welke aan een crediteur juxta primi Referentis Conf. Refp. Jut. P. 3. Conf. 5. nn. 12. fj? 13. zomtyds by wyze van toeflag , als een prceparatorimn alterius judicii, vergund word; En de andere, hebbende tot een object de Actio Pauliana, perzoneel is, als door welk middel een crediteur bevoegd word , tegens den koper te contenderen tot refciffie van een fimulate handelinge , in fraudem creditorum gefchied, arg.§. 6. J.de Aclion. £s? tot. Tit.ff. Qitce infraud. credit, ibique DD. paffim, Zo hebben wy op dusdane exceptien niet mogen attenderen, te minder, daar, uitwyzens het requeft aan den Hofheer van den Hof te Vaarwerk met het daarop ervintelyk appointement, den Gêexcipieerde verzogt heeft, quatenus opus , tegens Gerrit Kokhof en zyn Vrouw, om dat Hofluiden waren, te procederen, en. ■ niet op het hofhorig goed Gryfen zelfs. B 3 Het  14 Pastis Quinto Het is daarom byden Gëexcipieerde wel aangemerkt , dat, op 15.'t hoogfte genomen, het vergeten confent der peindinge niet anders konde opereren, als dat dezelve ob ijium defeiïum van hare kragt van affectatie zou konnen gëagt worden berooft te zyn, maar geenzins tot een anderen en feparaten ingang regtens extenfibel gemaakt te worden; Add. Carpzov. Refp. Jur. Lib. 1. Tit. 2. Refp. 17. num. 5. Behalven , dat den Excipient, zig daar op willende funderen, l6".dan,by geen verder vervolg van deszelfs voortgang,tegens den' Pandeifcher of Crediteur had moeten contenderen tot contumacie , en zig van die inftantie koft- en fchadeloos afdingen, naar de leere van Zangerus de Except. P. 2. Cap. 9. num. 5. Om welke en meer andere redenen wy dan de exceptie informalt*-7-tis&'nullitatis , tot deze gëinftitueerde actie niet applicabel zynde , cum expenjis hebben moeten verwerpen; Cum exceptiones , fi fint admittendce, debeant effe concludentes fcf accommodandce contra naturam aSlionis, cui opponuntur, volgens Faber in Cod. Sabaud. Lib. 4. Tit. 29. Def. 3. n. 8. inNotis. Alias ex nobili judicis officio rejiciendce erunt, fi tantum ad protraTo hendam litem, et judicii ,'differendi caufa fint propofitce. v. Scbrajfert in Pracl. Obfervat. P. 2. Obf 399. nn. 10. cif li. 8* P- *• Conf. 17. nn. 6. 7. 8. 9. & 10. Weshalven het niet alleen in de waakzame voorzorge van een I0 Rigter gefield is, litium curfum finiri , & prolixitatem procejfum ''amputari, maar daar en boven 't zelve wel uitdrukkelyk aan een Rigter bevolen word in L. 2i.jf. de Reb. Creditis. Hier mede overgaande tot de laafte geproponeerde exceptie, tiiO.bi adverfus me non competit aclio, is ons daaromtrent gebleken, dat * tot ftavinge van dien den Excipient allegeert „ dat hy, door den Ge, ëxcipieerden aangefproken wordende, voor een fchuld vznJanHor*' flink, uitdien hoofde met hem Gêexcipieerden niet te doen heeft; Nadien hy dit hofgoed Gryfen van voornoemden Jan Horflink gekogt, en daar van door hem debitè 6? rité transport ontfangen heeft, en hy by gevolg geene de allerminfle actie omtrent het hofboriv effect tegens hem konde inflitueeren. J ü Maar  COHS. II. IS Maar geconfidereert den Gêexcipieerde hier niet ageert, om van den Excipient nomine proprio yets te eyfchen , maar alleen2'* concludeert, dat hy van 't nietige transport dezes goeds, voor zo verre zyne onmundige kinderen betreft, en mfraudem creditorum gefchied is, zal afzien, met erftadinge der vrugten, en te gedogen, dat hy Gêexcipieerde zyn dugtig agtenvezen daar aan zal konnen verhalen, immers in eventum , dat het denzelven zal vryftaan , om tegens overneminge of verftoringe van dien by hem geprsefenteerden koopspenning het gelibelieerde goed naar zig te nemen ; Waar uit derhalven blykt, dat den Excipient ante omnia hadde moeten proberen, dat in dezen geene handelingen , van fimulatie fufpeét, met Jan Horfiink gepleegd hadde, uit welke den Gêexcipieerde eenige actie tegens hem konde inftitueren, en dus het fundament van deze zyne geproponeerde exceptie bewyzen, als zulks te vernemen ex L. 19. C. de Probationibus. Dat nu den Excipient tegens den eigentlyken aard van deze exceptie , als fui natura peremptoir zynde, per L. 2. C. de Precib. Imp. 'r Offerendis, dezelve in vim dilatoriam geproponeert heeft, om daar door des Gëexcipieerdes actie a limine introduit Judicii te repelleren , is ongegrond; Want, ofwel deze en geene Aucleuren , in fpecie Wejenbec. ad Tit. Cod.de Except.n. $.in fin. ex L. uit. C. de Except. 6? L. 13.23' C. de Procur. traderen, dat de peremptoire exceptien mede dilatoriè, ante litem contejlatam, ad impediendum litis ingreJJ'um, kunnen voorgedragen worden ; met dat beding egter, dat dezelve in continenti 24. geprofereert moeten worden, ~ _ Zo heeft den Excipient nogtans aan dat noodzakelyk requifiet niet voldaan, en daarom ook 't effect van zyn geproponeerde exceptie niet kunnen erlangen. Trouwens ons is nergens in deze geheele exceptive procedure eenig bewys voorgekomen, dat tot deze exceptie zyne applicatie konde hebben; Terwyl het voor Excipient niet genoeg is, des Gëexcipieerdes Andwoord exceptioneel ( waar by zeer wel gedemonltreert is, dat 25- deze  1(5 Partis Quinto deze moranda Mi gratïa g'obmoveerde exceptie tot de Mlo Pauliana oer citationem alhier geintroduceert, kwalyk gefchikt is, ob aTgalm Carpzov. Pr. Ju, Tit. 9, Art. 7.)te refuteren met: een nude dicent, dat deszelfs exceptien, ex ipfisjmis rerum documentis doorftralende, geene nadere adftruclie nodig hadden, Al het welk den Excipient hadde moeten daar doen, en aantonen dat den Gêexcipieerde geene actie hadde, ad notona. Ten minften die zo genoemde doorftralende bewyzen van den juccipient tot ftavinge zyner exceptie trekt denzelyen alleen daar •ó-uit primb „ dat hy geen debiteur van den Geëxcipieerden, maar kan Hor (link was, en dat hy overzulks uit hoofde van t trans" port van dit queftieufe hof horig goed, door dezen Jan Horfink l aan hem gedaan, door Geëxcipieerden niet aftionabel konde " D^ar noetans het fundament van deszelfs probatie daar in hadde moeten beilaan, dat hy geen limulaten handel met Jan Hor(link dezen aangaande gepleegd hadde , in hoedanig geval verdaan zou konnen worden, dat deze exceptie aan en met de geinftitueerde citatie en revocatoire actie g'accommodeert en daar mede compatibel was. ^.^ • • Waar uit dan mede van zelfs vervalt, het geen den Geexcipient Pro fecundo tot etabliiTement van deze zyne exceptie m mm atV-iatoriam , uit aanmerking? van het vooraf vereifte confent van den Hofheer, tot die vorige peindinge relatyf gemaakt , komt te alkeeren uit Scbrajfert in Sicitim. Feud. Cap. 5, §. 3- mede brengende „ dat zodanen verzuim van confent omtrent een peindinge en hof horig goed alle nadere aaens zo inutielen nul ma" ken zou, dat het door eene ex pojl verzogte ratihabitie ofte ve" nia agendi niet kangeretrotraheert ofgeremedieertworden, om ■ redenen dat daar door een regt aan den Excipient verkregen " was en't zelve aan hem niet zou mogen geaufereert wordem " Dog'alle welke raifonnementen van drang konden wezen , in geval alhier de pandprocedure , op dit hofgoed Gryfen ondernomen, vervolgd wierde; Daar nu de vsnia agendi, om tegens Gerrit Ko!tbof,m qualiteit,  C O N S. II. als Hof gemot van den Hof teVaarwerk, te procederen, verzogt, en géobtineert is, zo elucesfeert daar uit evidenter, dat dit het hofgoed „ Gryfen zelfs, waar op voorheen met peindinge geprocedeert is, niet eens raakt. Om deze en meer andere differente effecten tuffen de peindinge, welke op het quseftieufe hofhorig goed,ten fine van affectatie ofte realiteit, gedirigeert is, en tuffen de citatie, welke, ofwel voor den ordinairen competenten Rigter van den Excipient niet gedaan, maar voor dit Hof-Gerigte tegens denzelven perfonaliter ai praflandum faclum ondernomen is, hebben wy propter citt. DD.é? LL. dienvolgens mede deze laafle exceptie moeten rejecteren , en den Excipient in de koften dezer exceptive procedure, zowel ongegrond begonnen, als hartnekkig vervolgd , condemneren, volgens het nadrukkelykpraefcript van 't Nieuw Reglement Art. 19. ra. ADVYS INSTRUCTOIR per turbam Doc7o?"um. Ê en hoe verre door de refpeftive Advocaten, \J voor het Collegie der Heeren van de Magiftraat en de Gerigtsbank der Hoofdftad Zutphen poftulerende , in en omtrent de, daar ter plaatze voorgevallene en geventileerde, erfhuis-zaken, waar in bediend ge weeft zyn, dubbelde jura kunnen gedeclareert, en dezelve zo wel aan haar, als aan de Stads Cancellarye aldaar, moeten betaald worden, en wel zonder onderfcheid, of dienaangaande ten erfhuis-regte met inleidinge, zoen als het Nieuw Reglement op de manier van procederen binnen het Graaffchap Zutphen , zo van den C jare  iS Fiitn Qüikii jare 1696. als van het jaar 1738, ten dien opzlgte komen te vereifchen , geprocedeert is, ómniet? II. Van dér Advocaten falaris en Derzelver verpligt tinge , om zig in dat reguard naar de daar over geëmaneerde Reglementen der Gerigten, waarvoor practiferen, te gedragen. III. Van de benaminge, natuur, effecten, en manier van procederen van en in zodanige erfhuis-zaken, benevens de verdere ap- en dependentiën van dien, met ofte zonder inleidinge , zo ten aanzien van de zulke, die de pojfejfie daar van atlu apprehenfionis verkrygen, als nopens de geene, welke dezelve Lege ipfa hebben. IV. Van het regt van de Magiftraat der Hoofdftad Zutphen tot en in het maken en veranderen van Deszelfse eigene willekeuren en wetten SUMMARIA. 1.2. 39. 45. \7^an erf buis-zaken, v in de Hoofdftad Zutphen voorvallende, mogen door de daarin gediend hebbende Advocaten dubbelde jura gedeclareert, en moeten dienvolgende dezelve ook, als een duplex laborwn falarium , aan haar toegelegd worden ; zonder, dat daar toe een voorafgaande erfbuis-inleidinge nodig zy. a. 10. 39. 43- 44- En wel", zoo volgens deszelfs gereformeert en gëamplieert Stadregt van 1742. en het aldaar mede ervintelyke Reglement op de Ju¬ ra der Advocaten, als volgens de vorige Cancellarye-Ordening van 1664. welk een en ander, als tuften dubbeld en enkeld jalaris diftinguerende , en gèea gemeenfchap in dezen met het Landregt ofte Nieuw Reglement des Graaffcbaps Zutphen hebbende, alhier alleen, en zo lang in aanmerkinge zal moeten komen, tot dat dit voorregt door de Magiftraat van Zutphen mede zal bepaald wezen. 3. Idque ad exemplum locationis er cwdufiionisopewum. ■ r _ 4.  C o fi s. HL i mU ten erfhuisregte met inleidinge geprocedeert word; Word gevraagd. Of een Advocaat, in een zake van erfhuis , voorgevallen in de Stad Zutphen, een langfllevenden Egtgenoot enErfuiter gediend hebbende, over verfcheide/B Judicio prceparatorio met des voorafgeflorvenes Egtgenoots Erfgenamen by eene communicatoire procedure voorgevallene en hinc inde geventileerde queeflien, bevoegd is , duplicia jura te vorderen, fehoon dien langfllevenden Egtgenoot met erfhuis-inleidinge niet geprocedeert heeft, gelyk dezelve ten Landregten verdicht word? gy ons ondergfchrevene Regtsgeleerden, en, zo binnen de Stad en Graaffchap Zutphen, als voor den Hove Provinciaal van Gelderland, refpe&ive pra&izerende Advocaten gezien, gelezen, C 3 m terfcheidene in Judicio prapa- I ratorio alleen praóticabelepoinden, niet na, maar binnen jaar I *n dag in Judicio fummario domus mortuaria aangelprokenis, moet alsdan die procedure ook txtraor dinar ié, en van dezelfde natuur» als eene, die met erf¬ huis-inleidinge gefchied , gehouden worden. 42. De Magiltraat der Stad Zutphenheeft haare eigene wetten en willekeuren, en kan die altoos vi legiflatorice potefiatis veranderen.  ta Pastis Qbihti 'en gèexamineert zynde bovenftaande Cafus en de vrage, daaruit geformeert, zouden wy, om navolgende redenen , onder verbeteringe , van advys zyn „ dat van erfhuis-zaken in de voorfz. *' , Hoofdftad duplicia jura konnen gerekend worden; zonder, daC " daar toe eene erfhuis-inleidinge noodzakelyk vereifcht word. " Om 't welke kortelyk te demonftreren, zal deciforie vooraf in confideratie moeten komen het legaal Statuit, alhier het Stadregt 2'van Zutphen, in 't jaar 174a. door Haar WelEdele GrootAgtbare, de Heeren van de Magiftraat dier Stad, gëamplieert, en aldaar Tit 16. Art. 23. in fine, naar 'twelk, daar ter plaatze^met onderfcheid tuffen enkeld en duhbeld falaris, vaftgefteld Reglement deszelfs begrootinge zal moeten gefchieden, ad exemplum locationis ty condutlionis operarum, welke, offchoon pretio nummario met te 3-ichatten, nog gelykformig te (tellen zyn met alzulke opera liberale* , in patrocinlo, fide, ingenio, & confilio beltaande , egter ten dienftevan anderen geprsetteert en gëimpendeert worden, arg. L. fin. ff de Jurisdicl. Cum lex & confuetudo loei fubintrat quajt *' ctmtraStum & fimul conventa videatur. Dat derhalven daar uit onwederfprekelyk moet volgen en tot narigt dienen voor uitheimfche Advocaten, in of buiten deze Stad ea Graaffchap advocerende, dat dezelve en vice verfa de Stads Advocaten , voor de Gerigtsbanken der Graaffchap potlulerende , zig refpe'&ive, in opzigte van hun fa'aris ofte honorarium, moeten reguleren naar de Reglementen, over de taxatie en moderatie van derzelver jura gëemaneert, en daar ter plaatzen refpectivelyk gebrui• kelyk fchoon ook ter plaatze van hun lieder domicilie hoger ofte *'mindere jura betaald wierden, arg. L. 1. §. 10. ff. de Extr. Cognitionibus. , Wanneer nu 't Stadregt, w,iar naar het falaris voor d Advocaten gercguleert is, word ingezien , en vergeleken met 't Land'7'regt of liever Nieuw Reglement, tot een korter manier van procederen voorde Gerigten des Graaffcbaps Zutphen, zo in 1Ó96. als in 1738. gëarrefteert, zo wordby't eerfle, ten aanzien van perzonen en zaken , als een praerogatyf, aan de Advocaten verleend een regt tot vorderinge van een duplex honorarium in deze bewoordingen,  C O N s. III. 23. », zullen deze „ ( te weten die eod. Art. 43. nominatim voor af s, enkeld gefield waren ) „ jura voor Graven, Bannerheeren, Cok „ legien, als ook in matrimoniele, erfhuis-zaken en injurien dub« m ?beld gerekend morden. Daar by het laafte, onder de Rubrycq van falaris van Advocaten g en Procureurs, in fine wel mede duplicia jura worden gëafïigneert in diergelyke zaken', dog worden de erfhuis-zaken aldaar bepaald, f» namentlyk als ten erjhuis-regte met inleidinge geprocedeert word. Wat de refpective Heeren Wetgevers daar toe bewogen moge hebben , om in de Stad aan de Advocaten in alle erfhuis-zaken in 't algemeen buiten bepalinge, en in de Graaffchap Zutphen aan de Advocaten met de vorengemelde bepalinge dubbelde jura toeteleggen, zalmen alhier niet Onderzoeken, fchoon daar toe wel redenen van onderfcheid voor handen zyn : Als genoeg in dezen zynde, dat alzulken falaris alleen,naar 't Stadregt, geen gemeenfchap met 't Landregt hebbende, en dusjo, daar uit van 't een tot 't ander niet konnende gëargumenteert worden , zal moeten gëexamineert en gemodereert worden. Het zal derhalven , tot elucidatie van de natuure dezer erfhuiszake , als 't onderwerp, waar over duplex honorarium gevorderd en töegeflaan word , en teffens tot informatie van die geenen , Welke daar van geen regte idéés hebben, konnen dienen, 10. Wat erf huis -zaken of- goederen zyn , waar in een erfhuis be- flaat ? en 2o. Of tot verkryginge van 't zelve aloos eene erfhuis-inleidinge nodig is ? Vooraf zou voor verftandigen genoeg en overtuigend behoren te zyn de difpofitie by de Titels Stad- en Land-regtens, alwaar van 't erfhuis-regt, deszelfs fummiere pojfeffie, aclive en paffivedi- li reeïie, en adminiftratie van de erfhuis-goederen, met en zonder inleidinge, gehandeld word, om geene bezondere applicatie daar van te maken tot exclufie van den genen, die, naar deze Statuiten, ipfe jure zo wel gaudeert van de faveuren van een erfhuis , als den geenen * welke 't zelve doot inleidinge gëapprehendeert heeft. Dan  24 PiRi u Qbiht* Dan gemerkt door befchryvinge en bepalinge van woorden ei zaken derzelver bevattinge meerder opgehelderd en in volkomen dagligt gefield word, zo zal aanvankelyk ( om tot het eerfis poincl te naderen ) konnen dienen , dat erfhuis-zaken en-goede*3-ren niet blotelyk zyn, en raken den overledenen, door hem dervende nagelaten, maar te gelyk ook den langfllevenden Egtgenoot en zyne goederen, in den boedel ofte flerfhuis bevonden. Gelyk daarom, ingevolge bekomene informatie , naderhand 14- is goedgevonden te zetten ( zo en als't alnu, contrair het Oud Stadregt van 1615, in 't Nieuw Stadregt Tit. 7. Art. 5. gevonden word ) alle en yeder NB. des erfhuizes-goederen. Ten gevolge van welke in erfhuis-zaken gemeenlyk word ver35-flaan, dat den Erf uiter ofte Erf uiterfcbe met des overledenes Erfgenamen over de erfhuis-goederen , volgens inventaris, zal treden tot fcheidinge en deelinge, welke inventaris dan ook moet bevatx ten alle en yder des erfhuis-goederen , die de man en vrouw in leven hebben bezeten , en aan haar toebehoord, gelyk men, zo nodig, dit met d' authoriteit van regten, Regtsgeleerden en in 't byzonder met gewysdens zou konnen beveiligen. Daar nu deze zaken en goederen hare geboorte en benaminge 17. fchuldig zyn uit en aan een erfhuis , zal het ( om aan het tweede lid ligt by te zetten ) niet ondienflig zyn, alhier te betogen, Dat't erfbuis-regt alleenlyk beflaat, ratione formafmdefummico re en blote poffeffie, en a canfafinali in onze Stads en Graaffchaps 1 praélycq gëinvènteert is , om den langfllevenden in 'terf- enfierfhuis te faiferen, niet particulariter, maar univerfaliter in alle de regten en voordelen, door den overledenen met de dood ontruimd, ldIQ- que per aclum fiSlum & vacuüm, zonder eenige werkelyke apprehenlie van die fummiere pojfeffie. Gelyk dit in de dagelykfche pra&ycq en by 't Stadregt Tit. 7. Art. 1. imperative flatuerende, dat'die langfilevende van beide Ehe2°' luiden zal na gefcheurden bedde Erf uiter zyn, enz. En Landregt Tit. 3. Art. 5. zodanig evident is , dat 't moeite vergeeffch zou zyn, dit verder te adflrueren. Hier uit zal vervolgens als van zelfs de tweede vrage nu dienen  Gons. III. 25 nen opgeloft te worden, of altoos zonder onderfcheid de Statutaire Erfuiters zo wel, als de tejlamentaire ofte andere geprceten- 2Ï3 deerde Erfgenamen verpligt zyn, tot erlanginge van des erfhuispoffeffie met inleidinge te procederen coram Judice domus mortuaria ? En of aan de eerfte door die legale poffeffie niet zo wel met effect alle directie , maneance en adminiflratie des erf huizes active 22° en pallive zaken en goederen , breder by 't vooraangetogene Stad- en Landregt befchreven en toegedaan, gedefereert is , als aan de laafle , welke door een actuele poffeffie in een ledig erfen Jlerfhuis verkregen word? De negative van 't eerfte lid , vallende in d' affirmative van 't tvoede , is openbaar uit onze Statutaire wetten , welke een wezendlyk onderfcheid tuffchen de perzonen , welke de fummiere posfeffie van dien lege ipfa ofte acltu apprehenfionis hebben en verkrygen, komen te maken. Daar dit nu buiten contradictie is, zo word uit 't effect van deze erfhuis-poffeffie nader bewezen, dat alle quaeftien van een 25. erfhuis, die een langftlevende man, als Stad- ofte Landregtelyken Erfuiter,raken,en tegens hem in 't aanleggen ofte verweren plaatze hebben, zo wel zyn en blyven erfhuis-zaken, als dewelke uit een erfhuis-inleidinge voortkomen en daar in mede plaatze hebben: Om dat het in de eerfte plaatze niet nodig is, dat een langftlevende, 't zy man, ofte vrouw, door inleidinge de poffeffie van't 2Ó" erfhuis, die reeds en datelyk na des eerft Echtsgenoots overlyden aan hem of haar beneficio Statuti buiten andere acten geconcedeert, en welke daar in tot de komftige erfuitinge toe cum titulo, a lege conceffo,maintinibel is,nog zou tragten te verkrygen,want zie des eerften Advizeurs J. Schomaker Conf Gelro-Zutph. P. 1. Conf 53. nn. 13. feqq- Ü3 Conf. 55. nn. 4--11. Alwaar nn. feqq. alvorders ex jure Statutario word aangetoond, dat dusdane Stad- o>te Landregtelyke pojfeffie en legale qualiteit ee- «* nes Erfuiters by niemand door het plegen van antericure posfelfoire actens kan of mag geprasripieert, nog denzelven daarvan g^praecludeert worden, v.porro d. Conf. 55. nn. 17. 18. 27. Add. ■p. 4. Conf. 14. n. 100. D Niet  26 Partis Quïnt* Niet nodig oordelende, dit nader te bewyzen, nogte metgewys« 28 dens te bekragtigen: Injlar omnium kan daar toe ftrekken defen'tentie,in 1749. voor den Gerigte van Wenterzwyk ten voordele van de Weduwe van wylen den Ontfanger Willem van Sonsvelt , tegens haar overledenes Ehemans Erfgenamen, met advys va» Regtsgeleerden afgegeven. Gelyk dit ten opzigte van een langfllevenden, welke chili qm° 29. dam modo den overledenen reprcefenteert, nog daar en boven zou ' konnen opgehelderd worden ex pojfeffione antecefforis , en wel in 't byzonder met relatie tot de res dotales , waar van de vrouw na ,0 overlyden des mans niet nodig heeft, weder de poffeffie te apprehen' deren; Cum Jure Romano maritus dicitur, rem dotalem poffidere ad caufam uxoris , qua ideo remanet faifita, '&in pojfeffione civili, re- 31- quiefcente fuper illa naturali pojfeffione, qua fuit apud virum, gelyk dit uit Mafuer. in Pr. Tit. de Poffefforio n. 23. probeert en volgd P. Port in zyn TraSt. van Complaincle Tit. 5. nn. 15. feqq. Dog in de ïwede plaatze , daar geene langjllevende der Ehelui- 32- den of defcendenten , als by Stadregt d. Tit. 7. Art. 1. en Landregt d. Tit. 3. Art. 5. gëadmitteert en de daar by genecefliteerde Erfuiters voor handen zyn, worden de collaterale erfgenamen of andere pretendenten genooddrongen, met erfhuis-inleidinge, welke alleen plaatze heeft, als de hereditas vacans en by niemand bezeten is, te procederen^door welke apprehentie ,auftore Magijïratufolemniter gedaan, dezelve dan en allereerfl worden geoordeeld , die 34" erfhuis-pojfeffie verkregen te hebben, waar in een langftlevende van zelfs door faveur van de wet voort gefaifeert word, als notoir en anders te zien by onze Gelderfche Regtsgeleerden Fr. a Sonde ad Conf Feud. Gelr. Tr. 2. Cap. 1. §. 3. n. 12. en Coris in Adverf. Tr. 3. P. 2. Cap. 1. n. 13. Omdat omtrent die laafte pretendenten en collaterale erfgena35. men zo weinig by ons en de Hollanders, als by de Romeinen, juxta L. 33. ff. de Acquir PoffeJJ'. plaatze heeft het in Vrankryk gerecipieert axiome, que le mort faifü le vif, uitkragt van'twel, ke de poffeffie van den overledenen overgaat tot deszelfs erfge3 ' naam zonder rêele apprebenjie der erfhuis-goederen, als te zien by Poft  C O N s. III. ty Pojl. Tr. de Manuten.Obf. 55. nn. 1---23. $$.feqq. gëallegeert by evengez. Bort Tit. 1. n. 12. d. Tit. 5. nn. 12. 13- Uit het vorens betooglyk onderfcheid tuffchen een erfhuis-posJeJJie , die lege ipfa ofte aéï-u apprehenfionis verkregen word, moet 37* egter geen onderfcheidenlyk gewrogt ter wegneminge van hetgelykmatig en een en 't zelfde poffefjbir erfhuis-regt opgemaakt worden , nadien het zelve zo wel aan een langfllevenden, oudften zoon ofte dogter, by onze Statuiten buiten erfhuis-inleidinge, als aan collaterale erfgenamen ofte teflamentaire Erfuiters met inleidinge, gëattribueert word , relatie tot die boven aangetogene Titels Stad- en Landregtens , alwaar de namen en pligten van Erfuiters in 't gemeen pariformiter & indiflincle , quoad unum , eundemqite ■ effeftum virtutem operandi, gefield en voorgefchreven worden. Daar nu in hypothefi dien langfllevenden Egtgenoot, als Landregtelyken Erf uiter, niet nodig hadde, dooreen extrinfycque acte « te verkrygen, 't geen hem de wet gegeven hadde, en daar hy in 3 die qualiteit, als abfoluten en univerfelen poffeffeur van het gelibelleerd erfhuis ( zo en als wy in faciu onderrigt zyn ) door zyn Vrouws Erfgenamen erkend en by een communicatoire procedure voor de locak Magiftraat , daar 't zelve gevallen is, binnen jaar en dag aangefproken is over verfcheide poincten , die in judicio prceparalorio, als fubjecten van erfhuiszaken en verfcbillen, alleen practicabel , en met het judicium principale incompatibel zyn , moet ( vraagd men overzulks bilhkiyk ) dan niet deze , geheele proctdaxe extraordinarie by een communicatoir, in plaatze van eene , , by Aanfpraak ordinarie gëentameert , eadem natura, qualitate ei? tjfeStu gehouden worden, als eene zodane, welke met erfhuis-inleidinge moet gefchieden ? Men vertrouwd niet, dat yemand, welke maar de minfle tinÉture van 't regte begrip van erfhuis-zaken ontfangen heeft, dit zal willen tegenfpreken. Hier nu de perzoon, als Erf uiter, door zyn Advocaat in en 0ver boedels- ofte erf'huis-zaken, niet na, maar binnen jaar en dag, niet in ordinario , maar in judicio fummario domus mortuaria, a!s ëen prceparatorium alterius judicii, bediend, voor handen zynde en te g0. samen lopende , kan en mag het by nader gevolg niet anders D 2 be-  28 PratisQüikta begrepen worden, of van deze poffeffoire erfhuis-zake worden dtp plicia jura,mar het nader Reglement, ofte Stadregt van 1742. d. Tit. 16. Art. 23. zo wel,als van de zodanige, wanneer ten erfhuisregte met inleidinge geprocedeert word, naar 't Nieuw Regie» ment der Graaffchap Zutphen d. Rubr. in fine verfchuld. Welke limitative ofte explicative adjeftie, alzo de Advocaten, 40. voor de Gerigtsbanken der Graaffchap Zutphen occuperende , aileen obligeert, en geenzints de Advocaten voor de Magiflraat en Gerigtsbank der Stad Zutphen daar aan fubjicieert, zo kan dit 41, Graaffchaps Reglement zo weinig aan voorfz. Stads Cancellarye en Advocaten in 't vorderen der duplicia jura van erfhuis-zaken preejudiciabel zyn, als dat de Heeren Staten van 't zelve Graaffchap daar door de Heeren van Deszelfs Hoofdftad zouden hebben konnen verpligten, zig daar naar te reguleren, Dewelke , hare eigene wetten en willekeuren hebbende, en de42- zelve altoos vi legiflatoria potejiatis konnende veranderen , egter dieby't Graaf fchaps Reglement van de jaren 1696. en 1738. ervintelyke bepalinge niet hebben gevolgd, maar in tegendeel, zo by Hunner WelEdele Groot Agtbare vorige Cancellerye-Ordening van 1664, als by Derzelver nieuw en gëamplieert Stadregt van 1742. verbleven zyn by die onbepaalde erfhuis-zaken , waar van de Stads Advocaten dan ook boven des Graahchaps Advocaten mogen en behoren te jouifferen tot die tyd toe, dat het aan Haar WelEdele Groot Achtbare zoude mogen behagen, dit voorregt te bepalen,en ter gevolge van dien medebyrefolutieofte ampliatie 43' van Hun Stadregt te verftaan , dat van 's gelyken binnen Haar Stad van zodane erfhuis-zaken niet anders en verder dubbelde jura zullen mogen gëeifcht en daar van behoeven betaald te worden, dan alleenlyk, wanneer ten erfhuis-regte met inleidinge geprocedeert zal worden,waar toe Haar WelEdele Groot Agtbare nogtans moeten geoordeeld worden, niet geinclineert geweeft te zyn, en Derzelver byzondere redenen ter contrarie gehad te hebben, dewyl dit anderzints by het revideren en amplieren van 't Stadregt in den jare 1742. zeer ligtelyk hadde konnen gefchieden. Om welke en meer andere redenen wy ondergetekende Regts- ge-  C O N S, Ui. 2^ geleerden en Advocaten dan ook zouden vermeinen, dat de Hee* ren van de Magiftraat dit duplex falarium, laborum ccmes, volgens Stadregt in en over deze geventileerde quaeftien en zaken van't gelibelleerd Stads erfhuis behoorden toe te leggen en de Advocaten by en naar deze wet in dervoegen te mainteneren. Aldus, falvo meliori, gêadvilèertbinneu Zutphen en Arnhem den 8. ei p. December 175J. % SCHOMAKER. W. H. TOE WATER. J. FAN ECK. JOH. JAC. FAN HASSELT. F. A. FAN DER MARCK. JOH. SCHRASSERT ARNOLD GATMANS. F. H. FANBERCK. F. FAN MEUR S. B. J. HO FF. A. G. WAKKER. H. J. SCHOMAKÉR. IV. ADVYS CONFIRMATOIR. mede per turbam Doclorum. "Oy ons ondergefchrevene Rechtsgeleerden en voor den StadGerigte van Zutphen pra&iferende Advocaten gezien , gelezen en met de vereifchte aandagt gêexamineert zynde de bovenft«ande Cafus en de vrage, daar uit geformeert, met en nevens het geraifonneerde advys, daar op by den Heere Mr. Joojl Schomaker binnen Zutphen, en de verdere, daar by vermelde, Heeren 'sHoves Advocaten,binnen Arnhem op den 8. en 9.van December des jaars 1755. relpe&ivelyk reeds afgegeven en getekend , vinden wy geene de minfte zwarigheid, ons met dat gêadvifeerde in fubfbantie te conformeren, zulks doende by en kragt dezes; ten dien effeóte, dat wyvan 'sgelyken vermeinen „ datom,gëallegeerde redenen , van erfhuis-zaken in de Hooldftad Zutphen D 3 du-  30 Partij Qvint* „ duplicia jura kunnen gerekend en gevorderd worden, zonder „ onderfcheid , of daaromtrent ten erfhuis-regte met inleidinge f, geprocedeert is, dan niet? Aldus, onder correctie, gedaan en gê advifeert binnen Zutphen den lo.july 1760. B. H. RAUWER TZ. ISA AC SCHLUITER. J. H. VAN GRIE THUIS EN. H.V. SANTBERGEN. R. J. STARING. B. VAN ETS. J. V. DER MEER DE WALCHREN. A. DELEEU VAN COOLWTK. G. VAN HASSELT. HERMAN DE LEEU VAN COOLWTK. B. GUTB ERLETH P LEG HER. W. S. MEILING. WOLTER STATIUS SCHOMAKER. H.A. WELMERS, V. ADVYS DECISOIR. Over de onderfcheidenlyke remedien en interdicten poffeffoir; en Hoedanig daaromtrent en tegen wien, met immifTie ofte apprehenfie van poffeiTic, kan en moet worden geprocedeert ? SUMMARIA. bevoegd, buiten verhoor van Parthyen , over een inging regten» ofte acle, wel ofte kwalyk verzogt, t'erkennen, maarv'erpiigt, dezelve falvo jure tertii toe te liaan, ob rationent n. y. 6. Quod j. T}e fed.es qutejlionis fuper f poffejjionc retinenda velacquirenda is te vinden in 't Landregt Tit. 3. Art. 1. £? 2. 2.3. Applicatie tot het fatlum. 4. Een Rigter is regulariter niet  C O N s. V. 3ï C Quod tarnen limitatur. 7. Het onderfcheid tuffen het middel van eene door apprehenfie en immiffie verkregene pojfeffie van verftorve goederen waar in beftaat? 8- Van d' eerfte word geen exploidr. van wethe 3 gelyk van de ïwede vereift. p. Waarom tegens een eerjle g&apprehendeerde poffeffie geene twede door den Rigter mag worden toegedaan ? 10. Wat den volgenden erfgenaam dan tot verkryginge ofte recuperatie van de verlorene poffeffie te doen ftaat? 11. 12. Naar Landregten moeten alle zaken door een der vier ingangen regtens, en niet door een communicatoir in modoprocedendi in agt genomen worden. 13. Welke daar van g'eximeert zyn? v. h. & n. 14. 15. Hoedane interdiEta poffeffor ia by onze Landregten toegelaten zyn? 16. Waar in het interdiStum ati poffidetis &utrtibi beftaat? 17. En wat effecT: een fummiere procedare voortbrengt ? 18 • Bona vel mala fides word in onze couftumiere poffeffie niet gëattendeert. 19. Ad exemplum Romanorum, welke daarom geene aitiones ordinarius , maar alleen interdicla verleenden. 20. Waar in dezelve beftonden ? 21. Hoedanig yemand in de poffescie geturbeert zynde, zig naar Landregten moet gedragen ? 22. De mandata cum .fine clauJula zyn infavoremp«jjidentis in- j gevoerd. 23 Waar toe zekere fententiegëallegeert word. 24. Waarom een exceptio inqualificationis kan worden voorbvgagaan? ,a 2j. Quüprimus posfeffor domus mortuaria cenfendus eft ? 26. Of een admniftrator, negotiorum geftor vel locator zig tegens den principaal of eigenaar van het poffeffoire remedie kan bedienen? v. h. es* n. 3J. 27. Eene voorgaande erfhuis-inleidinge heeft geen plaatze tegens eenen, welke voor jaar en dag. een boedels goed bezeten heeft, add. n. 30. 28. EffeStus paroemite, lemortfaifit le vif, apud Gelros non eft in ufu. 29. Naturalis poffeffor contra civilem prceferendus. 30. Tegens een Erfuiter, lege ipfa gefaifeert in 't fummièr bezit van het erfhuis , heeft de erfhuis-inleidinge geen plaatze. 31. Qjcod fehtentid, in judicio contradiclorio latd, confirinatur. 32. Niet de qualitas , titulus aut jus , maar het faéum poffesjionis komt moribus noflris alleen ia confideratie. 33. Het effect daar van beftaat in tuendo eum, qui primo polfederit, £3' inhibendo alteri, ne poffeffor em> moleftet. 34. Favor poffesftonis liberat jure Romano ac Gelrico pcffefforem a prohatione; add. n. 41.' ubi de commodo pojfesfionis £f jure retention;s remiffivè. 35. Waarom het interdicfum aan pag-  32 Partis Qïintjï Kgters tegens verpagters met verend word? 36". 37. Wanneer het zelve nogtans tegens een derde, en zelfs tegens een verpagter plaatze heeft? 38. Of het remedium retinenda kan g'emploieert worden, als de posleffie niet meer ledig bevonden .word? 3P. Wie het interdiclum retinendce, dan adipifcendce vel recuperandct wegens onze Landregten compe» teert, hoedanig, waar en door welken ingang regtens het een en 't ander onderfcheidenlyk mo*t in 't werk gefteld worden? 40. De poOeflbire en petitoire zaken, geeftelyke goederen, ofte het fpolium violentum rakende , konnen tot keur des Aanleggers voor 't Hof en den dagelykfen Rigter geventileert worden. /""lezien,gelezen en g'examineert d'aften, relpectivedoorDerk HeJJelink en Jan Harbers , als oudften Zoon en Erfuiter van wylen zyn Moeder, Griet jen Latben, Weduwe Harbers, en deszelfs nalatenfchap, over die tulfen dezelve gequaeitioneerde polfeflie van goederen , by wylen Hai-mina HeJJelink nagelaten , op den 28. Mey en 11. July dezes jaars 1750. aan dezen WelEdelen Land-Gerigte van Gendringen overgegeven, voorts die daar over ergane decreten van den 5. Juny en 13. July dito jaars, en ter gevolge van dien nader door voorfz. Parthyen op den 20. en 24. July aan welgedagten Gerigte ingediende aéten van Belang en Contra-belang of Debath, met alle die daar by g'appliceerde documenten , Ichyn en befcheid , en op alles gelet, waar op , volgens het Gerigtsdecreet van den 24. dito maands, ten fine van erkentenifle over beiderzeids gëallegeerde polfeflie in deze fummiere poffelToire zake, te letten ftonde: Welgemelten Gerigte, met ingenomen advys van onpartydige Regtsgeleerden, doende regt, mainteneert by provifie voorlz. Jan Harbers in de polfesfie der gelibelleerde goederen, federt eenige jaren by zyn Moeder en hem zelfs q. q. bezeten , en verklaard derhalven , dat opgemelten Derk Hejfelink niet bevoegd geweeft is, hem daar in buiten enen behoorlyken ingang regtens door zyne gëapprehendeerde poffeflie te floren, denzelven, onder voorbehoud van het plenair polTei]bir oftepetitoir, overzulks condemnerende, om zyne ongewaarde handen voor als nog daar van  C O N s. V. 33 van aftehouden, met condemnatie van meergemelten Derk Heffelink in de kollen, hier over en over deze fummiere procedure gevallen , tot saxatie en moderatie van dezen WelEdelen Land-Gerigte; Aldus by ons ondergefchreven geadvifeert binnen Zutphen den 4. Auguftus 17JO- J. SCHOMAKER. JOH. CREMER. Redenen van deze interlocutoire decifie zyn onder andren de navolgende. Dat, offchoon het onderwerp, tuffen Parthyen over onder-1, icheidenlyke eindens van eene poffejfio retinenda vel acquirenda controvers , en alzo tot een voorwerp heeft een jus qucefitum vel ■ qacerendum, zyne decifoire folutie uit het Landrégt dezer GraafJchap Tit. 3. Art. 1. & 2. ook onderfcheidenlyk, met opzigt tot die beiderzytfche pofieflie ontfangd, zo hebben wy nogtans ons verpligt bevonden, niet alleen enige redenen voor en ten aanzien van deze onze interlocutie by te brengen, maar ook, nabefchouwinge van het faStum, vooraf te laten gaan, zo ten reguarde van die by vorensgemelte fucceffive decreten van den 5. Juny en 13. July geaccordeerde apprehenfie van polfeflie, als van de fummiere manier van procederen, daar by aan deze Coliitiganten voorgefchreven. Het is ons dan infaclo uit wederzydfche aélen en ftnkken ge- R bleken, dat 'er tullen deze Parthyen niet zo zeer contentie gevallen is over de poffeffie en adminifratie der bcedelsgoedren , door wylen Harmina Heffelink, minderjarige dogter van wylèri Harmeu Heffelink en Anneken Harbers, in leven Egteüeden, nagelaten' , en by haar Grootmoeder, wylen Griet jen Latben,Weduwe Hari>ers, en vervolgens, na haren dood, by continuatie dcor deszelfs E Zoon  34 Partis Qdinta Zoon Jan Harbers q. q. ter oorzake van die tuffen dezelve over het gehouden grootmoederlyke boedels bewind nog onafgedane verfchillen, bezeten en gêadminiftreert, als wel over den inhoud van die op den 5. Mey 1744. en vervolgens in prima & fecunda inftantia ergane fententien „ of daar aan voldaan is, of niet, „ en of Derk Heffelink , als Erfgenaam van Harmina Heffelink, „ in den eerften gefuftineerden, dog by Jan Harbers gecontra„ diceerden cas bevoegdgewceftis,denzelvenvan deze voorjaar „ en dag gecontinueerde boedels-polfeffie door middel van appre„ henfie, een ledige polfeflie van verftorvene goedren veronder„ ftellende, tepriveren, en daar in buiten een Landregtelyke „ inleidinge tot erlanginge van die zogenaamde en veronderftel„ de verlorene polfeflie te turberen ? Wy hebben by 't dittum Jententice vermeind, dat in cas fubjecl;, 3- daar dezen polfefleur tegens die gerequireerde overgifte der gelibel leerde nalatenfchap heeft gefuftineert gehad, dat den boe dei neg tiiet rondgemaakt, en gevolglyk ook, aan die fenteutie niet voldaan zynde , hy overzulks daar toe ongehouden was , den erfgenaam Derk Heffelink , het contrair willende blyven fuftineren , zig van 't evengez. laafte Landregtelyke middel en niet van het eerfte tegens denzelven hadde moeten bedienen. Zonder, dat het decreet van den 5. Juny 1750, waar by die verzogte apprehenfie van pofïèsfie aan denzelven toegeftaan is , deze wederregtelyke procedure zal konnen wettigen, omdat een Gerigte regulariter niet by magt is, een ingang regtens of acfe van apprehenfie eener poiïesfie, wel of kwalyk verzogd, te verwei- 4- geren, en daar over , buiten verhoor, te erkennen , maar integendeel verpligt, dusdancn verzoek toe te ftaan, en het aan den genen , die daar by belang heeft, over te laten, om t' zyner tyd daar tegens te doen , als hy zal oordelen naar regten te behoren, omdat een Rigter , zig anders gedragende, met regt ex capite denegat te jufcitia zou convenibel en aclionabel zyn. . Hujusmodi enirn concesfio vel mandatum de manutenendo nullum 5. damnum adfert litigatoribus, nee facit quem poffefforem ,Ji non eft , Mcet-eumj>offeJJirtm declaret.3 ut ex Poftio in Tracl. de Manut.Obf. ioo".  C o h s. V. 3J Có6. n. 44. expiïcat. Aug. Leyferus in Medit. ad ff. Vol 7. Sp. 498.' Med. 4. 5. 6. 7. ubi judicatum. Schoon ons wel bewull is, dat 'cr zekere gevallen konnen zyn, die, by een Gerigte niet datelyk,, nog in 't geheel mogen gêac- & cordeert worden, als ( om ons binnen het remediim of interdi^ ftu:npoffeffor'urn, alleen buiten digresfie en enumeratie van andre zaken, bepaald te houden ) daar is d' apprehenfie van poffe ffie van verjhrvene goejren, by de Heeren Staten dezer Provincie in 't Nieuw Reglement dezer Graaffchap Rubr. Rèele inberinge Sc BI 72. en by Vorlt Juftinianus in L. fin. C. de Ed. D. Hadi: Tollend. aan een erfgenaam toegeftaan, dog kwalyk by de eene Parthye alhier begrepen, de quo infra. Alhoewel omtrent het een en het ander in Jure Statutario_ & 7. Chili gereeipieert-middel van. eene door apprehenfie en immisftè verkregene poifesfie dat onderfcheid zou moeten in agt genomen worden, dat yemand, volgens dit Nieuw Reglement.willende.» authore Prmore ,apprcbendefen depoffesfie van eene vervallene ea ledige nalatenfchap, by zyn acte niet moet gebruiken 't woord immitteren.,. als 'twelk te kennen geeft, of een ingang'regtens, of een middel van executie , uit kragt van welke d' immiffie gëinteqteert word,Ibydig aan d' apprehenfie v.m poffeffie , waar van gene wethe of inünuatie gedaan , en alzo daarom geen parthye gcagnofceert.word. rDaar nogtans, vermogens 't Civile regt in d. L. fin. een erfgenaam ex lejlamerdo , nulic vitio vrfibüi laborante , de poffeffie van verftorvene gcedren, zo wel,als een binnenjaars verlterf, tam ■ ex~- tefcamento , quam ab inieflato-, in gevolge van 't Landregt d. Tit. 3. Art. 3. met erl huisregt door immiffie, als een ingang regtens , mag impetreren en vorderen, alhoewel daar van mede gene infinuatie behoeft te gefchieden, ob rationes ,quas offert Peiegr. de-Ei de'.co mm. .Art* 48. n; 27.- Waer uit overzulks voigd,. dat',, gelyk van d' apprehenfie der g. peff«§tkge«ït&ébtsfa exploicf. van wethe, als wel van eene Landrcgtpyke Inleidinge, vereifl: word, den erfgenaam hebbende g'ap-. preliendeeït de Vacante poifesfie van die verftorvene goedren , . E 2- daar  gö P A S T I S Q « 1 N T * daar by, fchoon geen jaar en dag daar in geweeft is, van Ge. rigts wegen moet worden gemainteneert, geftyft en gefterkt, tot dat hy met beter regt, dat is ten vollen pojfejfoir of petitoir , daar uit zal zyn gefleten. By nader gevolg, dat zo weinig met vordere in- of uitleidinge 9-coram Judice rei poffeffce vel Jita mag geprocedeert, als dat die eerjl verkregene poifesfie door het toeftaan van een tweede aan een ander erfgenaam kan g'aufereert, en denzelven daar in g:tur'beert worden, omdat den Rigter den eerften in die g'apprehendeerde poffesfie, falvo jure plemrii pojfefjorii &?petitorii, hebbende beloofd, van s' Heeren wegen te mainteneren, niet vermag, aan den tweeden mede eene zodane fimultane pofTesfie in uno eodemque Judicio fummario toeteftaan, en alzo tegens Landregt crdel hoven ordel te laten gaan. Neenmaar moet den volgenden erfgenaam, den vorigen in zyn ,0-verkregen bezitregt der goederen latende, met inleidinge, volgens Landregt d. Tit. 3. Art. 1. daar op procederen, om door middel van dien de poffesfie te adipifceren of de verlorene te recupereren , als wanneer tegens deze inleidinge van den tweeden pitleidinge door den eerften erfgenaam en poiTeffeur, onder mhaefie van zyne gêapprehendeerde poffcsfie, zou moeten gefchieden, terwyl den inleider geen interdictie aan de Pagters van die g'immtteerde goederen zal vermogen' te doen, ten einde den eerften erfgenaam daar door in de beloofde quiete poflèsfie, by hem gerigte !yk gëapprehendeert, niet geturbeert worde. Het eerfte decreet wegens die door Derk Heffelink met kennis en confent van het Judicium fi'us ondernomen e poffesfie aldus zyn befcheid hebbende ontfangen,zullen wyons alwydersaanvankelyk bezig houden omtrent de fummiere en korte manier van procederen , by 't laafte decreet van den 13. July aan Parthyen Contendenten voorgefteld en ook agtervolgd. Waar tegens'alzo denzelven, in een diepe onkunde zo wel van 9h de dispofiticn van Landregt en Nieuw Reglement , als de dagelykfche praétycq dezer Graaffchap zynde, by-zyn proteftatyf Belang van den 20. dito maands in princlpio daar uit poogd te be'to- ° gen  C O N s. V. S? gen,, dat deze handelwyze by eencomraunicatoir, in plaatze van „ een ordinair proces, zou verboden, en dezelve buiten inciden, tete zaken en vrywillige fubmifiie van parthyen niet aanneme- lyl zyn,' omredenen dat alle zaken by citatie, arrejl, peindin„ ge en inleidinge aan den Gerigte moeten gebragt, en by geene „ aften van comparuit communicatoiïe mogen voldongen enbeflifl; „ worden „ zo zal het niet ondienftig zyn, vooraf mede in alle doenlyke kortheid den fauteur van dit averegcfch gevoelen te disabuferen, en tefiens het voorfchreven Gerigts decreet, in kragt van gewysde ejgaan, te verdedigen. Óm niet aan te raken, dat gene exceptie van informaliteit ofte nulliteit dezen aangaande geproponeert, maar in tegendeel, ter agtervolginge van deze gedecreteerde modus procedendi van Belang,, (alhoewel,onder een onaannemeiyk en ftrydigproteft de noncontejlando litem, over die a fua parte gefuflineerde tegens die a parte altera gemainteneerde poifesfie ) gediend, en zelfs over die vorige boedels dispuiten, by een cbrnmanicatoir proces voldongen , fententie op den 5. Mey 1744. fub A. gevallen is, zo hebben wy ons niet konnen difpenferen, alhier te moeten by voegen; Dat, ofwel, naar onze Landregten, doorgaans alle zaken ^ door eene der vier ingangen regtens, met den aardeneigenfchap hunner byzondre actie overeenkomende , in modo pmedendi, fub poena informalitatis & nullitatis , moeten g'entameert en gobferveert worden, de quo vide primi Confulentis Conf. Gelro-Zutpb. P. I. Conf. 8. n. 5. & Conf. 53. n. 32. . , '. Zo worden daar van nogtans g'eximeert by 't Nieuw Regïe- ™ ment Art. 53. sdequasftien zo over 't regt van loffe, en over de quantiieit van penningen van een verwonnen parcee!, als over ds loffe van pandfchappen, toom-en geldrenten ende dierge'yke zaken, alwaar mede een communicatoire manier van procederen en termynen , om daar over kort en onvertogen regt te laten ergaaj» yoorgefchreven worden. Gelyk in 't byzonder daar van by 't Landregt feped. Tit. 3't4» Art. 2. uitgezonderd zyn aHe/v»^wjw^ói« 2w*ff«, weikemet modo ardinario bj eeningang regtens, maar extraordinurioj. commu-  3» Pratïs Qüint/e nicatorio by een gerigtelyke querele of hrp'oratie van 't officium Ju. diets, ten fine van maintenuein de poÜèsüeypoJihabitis folennibus, de plano fine figura & Jirepitu Judicii, moeten geventileert en gedecideert worden. Daar nu dit Landregt geene andre interdicla aan een pofies15' feur, om zig daar van in maniere vcorfz. eïeiïive, 't zy aan 't Hof, of aan den Gerigte , ter handhavinge zyner poifesfie , te bedienen, komt toe te laten, dan het interdiiïum , uti poffidetit & utrubi, 't welk , juxta §. 4. Injl. de Interd.yemmdproptervim l0". turbativam , cum in pojfeffione rei immobilis vel mobilis turbatw , coercendam, kan employeren; Zo zuilen de redenen van die fummiere procedure ligtelyk gevonden worden, als men confidereert, hoe dat in hoe Judicio, param durataro, door eene provifionele cognitie over de fummiere poifesfie ofte recredentie geene preejudicie aan de plenaire posfesfie of petitoire fuflenue toegebragt, en alleen daar door , met referve van zaken , die een dieper onderzoek vereifchen, verhinderd word, ne panes veniant ad arma. v. fuprac. Leyfer. Sp. 499. Med. 1. 2. £? 3^ 0 Uit weikers aanmerkinge is het, dat een blote poifesfie of de» ' tentie , buiten diftinclie van een bona vel mala fides, zelfs gedeftkucert van fundament en titul, in dit Fnrftendom cn Graaf fchap', naar deze billyke in-en uitzigten,by den Rigter gereflec19. teert word, ter waarfchynelyker navolginge van de Romeinen , welke daarom geene aStionesordinarias, maaralleen interdicla ,ord alle poffelibire quaeiHen door eene extraordinaire cognitie kortelyk af te doen, kwamen te verlenen; Daar in beftaande, dat den ïudex, u't kragt van het & Prasa tore ontfange maadament ( qui ideo pedaneus dicebatur ) datelyk zyne regtsp'eginge, na eene fummiere cognitie der quaeitieivfe posfe-Iie, fubformu a inrerdi&ionis, jufponis vel probibitienis, oeffende, als daar v^n onder andre 1 breedvoerig handeld Böhmer de Aclion. SeJ. 1. Cap \. §§. 2. 4. £f 6. add. Leyfer. inMcdit. adjf.d.Sp. 498. Med- ï-feqqai- immers op deze grondea is hier en meeflia alle andre Landen prafti-  Gons. V. 39 practicabel , dat yemand, in zyne poifesfie geturbeert zynde, buiten een ordinairen ingang regtens, zig raet een afie van comparuit of libel, requefi of korte Deduclie ( waaromtrent het Landregt , niet zekers bepalende, alzo 't onregt gecavilleert word ) aan den Rigter addrelfeert, en daar by, om in die poifesfie ge.fterkt te worden , verzoekt mandement , int kragt van welke de Tegcnparthye, loco citationis vel monitorii, gelalt word , het gepleegde turbel en indragt cum vel fine claufiula af te fchaffen. Zynde het daarom zeer apparent, dat nog hedendaags alzo•dane mandata , quorum differentiam notat prcel. Böhmer d. Secl. CS5 22* Cap. §. 7. in deze en gene Hoven en Vierfcharen ingevoerd en aangenomen zyn, nereo, cujus eft fugere , genusagendi fiophijiico more mutareyi$proceffum fumtnarium in ordinariurn protrdhere integrum fit. En, omniet te zeer t' expatieren , zullen wy omtrent deze 2!. communicatoire procedure, met 't gene daar toe in veele connexe refpecten gehoord , en by 't vorig decreet op deze gronden berustende is, ons gedragen tot zekere fententie, in April 1743. by , wylen de Heer Mr. Herm. Hafebroek fenior nevens den eerften Advifeur afgegeven en by den Hove Provintiaal cum expcnfis bevestigd, te vinden by Deszelfs Confil. P. 4. Conf. 21. ö3 Conf. 22, De voornoemde beide Gerigts-decreten hier mede niet alleen volkomenlyk, maar ook te gelyk onze gedecerneerde maintenue der polfeflie voor Jan Harbers gedeekeiyk gejultificeert houdende , zullen wy in 't voorby gaan omtrent d' inqualificatie van den Heer Mr. Ouiryn Maurhs Verhuelf als Deszelfs Volmagtiger, aanmerken, dat wy in hoe fummario Judicio daar op niet hebben gereguardeert, als zynde die zelfde qualificatie , agtervolgens eene vorige acte,, by het decreet van den 13. July ervintelyk , zonder protelt gepalfeert en dus voor aangenomen by Derk 24. Heffelink gehouden, welke daarom , buiten d' exceptio inqua-ificaticnis, tot de zake zelfs overgegaan zynde, wy ook dezelve., ibhoon daar van gebleken , hebben moeten pafferen. Om dan tot het principaal poinét over te gaan, zullen wy, te rug kerende tot het in antecedentibus gedctailkert en gevenfieert jaarna*  4° Partis Quintje fatlum, daar uit tegens die gedisavoueerde apprehenfie van posfesfie kortelyk demonftreren, dat alle die by 't proteftatyf Belang van den 20. July uit verfcheiden hoofde aangedrongene fchynredenen de wettigheid van dien niet konnen onderfchragen. Daar in voornamentlyk primo beftaande „ dat dezen Derk Hes„ felink zou zyn enige en univerfele erfgenaam van wylen zyn broe„ der Harmen en deszelfs dcgterje Hamina Heffelink, en alzo „ in die qualiteit beregtigt, om de poifesfie van dien boedel te ap,, prehenderen, en wel zodanig,dat hy, adita bereditate a tempo„ re mortis peffictione>m juris zou moeten geoordeeld worden, die „ goedren eerder, dan Jan Harbers of wylen zyn Moeder te heb,, ben bezeten, daar uit, volgens die erf huissegts wetten en Schry„. vers, infererende, quod,cum primus debito modo domum mortua„ riamintroiefat, poffeffor cenfendus fit, adeo ut, qui putat quosdam 25. „ pethiones hahere , aëioris partes fiujlinere debeat, priore interim in „ rerum hereditariarum poffesjione manente. En wel te meerder fiecundo „ om dat de Weduwe Harbers of 26.,, haar Zoon deze boedels goedren niet fuo nomine aut pro Je gepos' „ fideert, maar, als adminiftrator , negotiorum gejtor vel locator, „ alleen maar gedetineert hebbende, volgens de L.25. C. Locat. „ zig tegens den principaal of eigenaar niet van het poffelfoire „ remedie zou konnen bedienen. En tertio „ dat hem in allen gevalle om die reden geen regt M van retentie zou te ftade komen, ter oorzakehy,niets meer uit j, kragt van de gclibelleerde fententie te vorderen hebbende, tegens zynen gewaanden meefter of principaal aclione mandati „ contraria Jeu utili negotiorum gejlorum daarom ook niet zou mo„ gen ageren, en wel te minder daar de gerede goedren voor „ alle deszelfs eifchen en praetenfien voldoende waren. Dit is het hoofdzakelyke , waar mede deze apprehenfie van poflesfie gefouteneert word. Het zal derhalven onze pligt zyn, te onderzoeken, of deze redenen in regten in bypothefi wel of kwalyk g'ailegeert zyn, of niet ? Wy fuflinerenabfolument van neen, en zeggen nopens het eerfit  C o n s. V. 4t /Is, dat hiér geen hereditas jacens, nogeenige prcecedente erfhuisinleidinge imaginabel, maar ter contrair by de Hukken en uit eigene confeffie gebleken is, dat het quaeftieufe boedelsgoed voor jaar tn dag by de Weduwe Harbers en haar Zoon werkelyk bezetenk; Zulks, dat die veronderftelde aditie per apprehenfionem poffesfionis zo weinig jure fiSthio tot die tyd des afftervens van Harmina Heffelink kan retrograderen, als dat eene ïpoffeffto civilisfima, by de Franfchen onder 't axiome, Le mort faifit le vif, in gebruik, datelyk a defuncHo in heredem buiten rëele apprehenfie zou mogen gezegd worden gecontinueert te zyn. Want, ofwel, tefie L. Goris Adverf. Tr. 3. P. 2. Cap. I. dit ^ in Gelderland buiten practycq is, zo zou 't zelve in cas fubjeét eener voorgaande natuuralyke poffeffie ook niet aannemelyk zyn, cum Me, qui civliiter pofftdet, hoe remedio uti non potefl contra naturaliter poffidentem, dum is defendi debet. v. inter aiios Guid. Papam 29. Decif. Qii. 552- os, circa fin. n. ij. & E verhard. Conf. 119. n. 24. in verbis: Ubi poffefjio ejl apud alium per aftusfiftos, non transfertur in alium, Jiön interveniente confenfu velfaclo illius, penes quemejl, quia illa aiïualis 'apprehenfio impedit Mam continuationem ficlam , introduftam a confuetudine vel Statuto , per DD. citt. &_ ratt. ibtd. Add. Eundem Conf. 136. nn. 29. 'fi? feqq. Vermits (omons aan dat daar toe in dezen abufive g'arripieert en gefupponeert erfhuis-regt te houden ) het immers abfurd zou zyn, zig daar van , 't zy per iflam ficlitiam a defuncto in heredem con- 30. tinuationem, 'tzy per faclam domus mortuarice immiffwnem, tegens een vorigen 'poficlTeur ofte Maffarius , welke a lege ipfa in 't fummier bezit van 't erfhuis des overledenens gefield is, te willen •bedienen, gelyk op Vafte gronden van onze Statutaire en degemeene wetten door den eerften Advifei.tr by een volfchrevene procedure, in zaken van de Erfgenamen van wylen den Ontfanger Wilh. Van Sonsvelt tegens deszelfs PVedime, als Erfuiterfche van zynen boedel, betoogd, en in contradiclorio by fententie van den 16. Oclober 1749. tuffen evengenoemde Parthyen voor den Land- 0 .gerigte van Wenterswyk, met advys der Heeren Mrs. Corn. Ten Cate en Gerh. Joh. Witten , alzoo uitgefproken is. E Invoe-  42 Partis Quint/e Invoegen ( om tot folutie van het tweede middel dezer gëapprehendeerde poffeffie te accederen ) het geen onderfcheid maakt, of de Weduwe Harbers en haar Zoon deze quaeftieufe boedels goedren alieno nomine zouden mogen bezeten hebben, omdat onze Vader landfche wetten'niet op eenige qualiteit of titul, ofte het jus, maar alleen op hetfaftum poffeffionis reguarderen, gelyk in 'tby«2- zonder 't Landregt d. Tit. 3. Art. 2. aldus woordelyk wil, dat, ' daer d' Officiers eenen notorie in die poffeffie vonden , den felven faüen fy daer inne holden, und foo Parthyen daer over ftrydich weren, und beiderzydjeh die poffeffie gëallegiert, fal na erkenteniffe des Gherichts in die poffieffie mainteneert worden , die aan fchynlikften daer inne te wefen bevonden wordt: In hoe enim interdiclo poffefforio , quod ad tuitionem Pratoris pertinet ,arg. L. 1. §. 2. ff. de Mn. Act. Private, defacïo, non jure debet queeri. v. L. 2. §. uit. ff. Si j'erv. vind. & ib. Gothofr. in Notis Edit. Leeuw. n. 13. Ita ut Judex, nulla attenta qualitate vel titulo, tueri debeat eum, 23. qui primo poffederit, & inhibere alteri, ne poffefforem moleflet, Heet ' etiamprcedo. v. Cludium Rer. Quot. de Litig. Poffeff. Cap. 4. n. 84. vel poffeffio afinaria fit, ut itaDD. loquuntur. v.Ach. Perfonal. Tr. de Adipifc. Poffeff. nn. 34. tf?feqq. &prcel. Boehmer d. SeSt. 2. Cap. 3, §. 16. ubi ait: quod pro pojfeffore poffidet is, qui nullum titulum habet. Al 't welk vloeyt uit de faveuren van poffeffie en detentie, wel34- kers gewrogten in de Romeinfche, en niet minder in de Gelderfche Vierfcharen , onder anderen den bezitter bevryden van probatie, arg. §. 4. Infi. de Interd. adeo quidem, ut non cogatur, probare, rem ad fepertinere. v. L. 2. C. de Probat. nee titulum poffeffionis fits allegare, nee probare, arg. L. ir. C. de Petit. Hered. v. Carpzov. Decif. Hlujir. P. 2. Dec. 110. n. 24. Waarom wy onnodig agten, ons over een onderzoek van de hoedanigheid van dit ftrydig bezit in te laten, alleen tegens die g'al35" legeerde L. 25. C. Locat. & Cond. op die anterieure poffeffie van de Weduwe Harbers ofte haar Zoon niet applicabel, refle£terende, dat, ofwel het interdictum colonis adverfus dominos niet gegeven word, quia non poffidet colonus,fed eft in pojfeffione nomine domini. v. §. 5.  C e m t. V. 45 J. de Interd. egter het zelve alsdan zyne limïtatie ontfangt, fi Judici clare liquet, quod tempus conducïionis adhuc durat, gelyk al- « - , , Welke diftin&e manier van procederen m t een en t ander geval van retentie het pojfefjori™ fummarïisfi.mm of recuperatie het tlenarium vel petitorium rakende, en nadrukkelykd. Art. irt '2 voorgefchreven, had behoren in agt genomen te zyn, daar, als vorens aangetoond , het eerfte aan niemand gegeven word, dan die inpoffeffie is, juxta L. i. §. i. ff-Utt poJf. cjf d. /rt 2. en alzo per querelam vel imp'.orationem ojficn juiicis coram Curia vel Judke rei ftïce, om in die fummiere poffeffie gemamtene rt te worden, kan worden gevorderd, en het tweede verleend word aan den genen, die buiten poffesfie geraakt is, endusjw*ta Art i & n. jure aStionis , door een gewonen ingang regtens bv inleidinge , niet coram Curia, fed Judicio fxius , moetgevindiceert worden, vid. Menocb. Retin. Pof. Rem. a n. 29. Vinnius fel Quaji. Lib. 1. Cap. 23. & DD. dit. in prceall. pnmi Confulentts Conf. Geiro-Zutpb. P. 4- Conf. 21. nn. 14-15- Ten ware zodane poffefibire en plenaire zaken, geeftelyke goe4°- dren ofte fpolium violentum mogten concerneren , als dewelke tot keur des Aanieggers mede voor 'tHof of dagelykzen Rigter konnen eeventileert worden, volgens de CancellaryeOrdeningd anno 1620. Art. 29. S. 30. Voeg hier by voor t laaft t geen den eerden Advifeur nevens zyn Zoo.i Mr. Pb. Car. Schomaker , wyders zo omtrent 't commodum pojejftonis , als 't favorabele jus re41. ientims op den 20. Juny i744- geadvifeert heelt , waar van en van vele confirmatoire Advyfen te zien in all. Lov.fil.d.P. 4. Conf 2 Om alle welke redenen, zo tot informatie , als tot juftifkatie van deze en vorige interlocutoire fententien breedvoeriger daarom uitgebreid, wy dan genoodzaakt zyn geworden dezen fan Harbers in die gelibelleerdepoffesfieprovifionaliter & fummanettmainteueren, oudexxsi&^bftdi&umjententm, volgens teenpa-  C O K s. V. 45 tig gevoelen der Regtsgeleerden d. Conf. 21. n. 28. £p prcel.Perfonal. n. 34. 38. Wy hebben eindelyk den Erfgenaam Derk Heffelink tegens de notoire dispofitie van onze Land- en andere regten hebbende geprocedeert , in alle de koften moeten condemneren, zonder dat 'er eenige fpecieufe redenen by ons gevonden zyn, waarom wy dezelve voor een gedeelte zouden mogen compenferen, en alzo hem omtrent 't cominodum pojfeffionis bezwaren. VI. ADVYS DECISOIR. I. T Toe tot contumacie naar Landregt, II. X~XEn voor weke pretenfien met peindinge moet en kan geprocedeert worden? III. De ejfetlu contumacie. IV. Van renten, het alterum tantum van *tkapitaal te boven gaande» SUMMARÏA. I. rT~Tot een Landregtelyke velA ügheid moeten drie badingen van 14. tot 14. dagen voorafgaan, add. n. 8. 8 3. Hoe 't Landregt der Graaffchap Tit. 4. van badingen, en Tt. 1. van peindinge omtrent de maniere van procederen, niet opzigt tot eene fedente jud'.ce te doene ofte bewyzenebetalinge, moet verftaan worden ? 4.5. Wanneer een termyn vanhrmdelin^e tot den naaftèn Gerigts- dag nietz/>/*s jure zonder nieuwe citatie geprorogeert word? 6. Waarom een litisconteftatie vooraf nodig is, eer de poena contumacicBm het verzuimen der terminen tot gerigtelyke handelinge plaatze" heeft ? v. h. ra." 7. 8. Het effect van contumacie ofte veiligheid beftaat in eene preliminaire refufie van koften. 9. Voor renfen van zuivere obligatien verfchald, m3g ook met F 3 pan-  4<5 peindinge geprocedeert wor- . den. 10. Om dat dezelve als accejjoire ] praetenfiea van de principale, obligatien zyn aantemerken ob jura alleg. h. 11. 12. Dus mag voor de rente met het kapitaal in een libel gecumuleerc,en de quantiteit der fo nme (waar voor fcbriftelyke procesfen toegelaten worden ) bedragende , ook fchriftelyk worden geageert. 13. Vid. prester, all. fententiam de plurlbus fumtnis in unain coadu-nat is. 14. Schuld en fchade , moet, ongeagt contumacie, niet te min naar onze Landregten, contrair die van Veluwm, bewezen worden. 15. Renten het alterum tantum van 't kapitaal excederende , mogen mede naar de Landregten en gewoonten dezer Graaffchap by V Hoves fententie beveiligd, In zaken contumacieel, voor dezen HoogEdelen Land-Gerigte der Hoogheid Wifch ongedecideert hangende tuflen Mr. Alb. Fredrik Loderus, als Voimagtigervan HenrikKey, Manen momber zyner huisvrouw Jennekcn Kniejl, Pandeifcher ter eenre, en de Gebroedcten Ds. Jan Harmen van Raey Predikant tot SiIvolden , nevens My. Herman Henrik van Raey, als kinderen en exPectativc Erfgenamen van haren verkindfehen en dus tot geene aetive of paffive regtshandelingen bekwamen Vader Ds. Henrik van Raey, Emeritus Predkant tot Silvolden , zo voor hun zelfs en als daar by, geïntercffeerde Pandverweerders en Gecontumaceerdens ter andre zyden: Gezien, van den debiteur gevorderd worden. 6 Word in zeker opzigt door an« dre Doftoren tegengefproken; 17. De gewoontens der Stad Zut* pben daarvan zwygende, hebben in tegendeel de Roo nfebe wetten dezen aangaande gevolgd; 18. En dus by fententie in contra* di£torio vérftaan, dat de renten, het kapitaal te bo^ engaande , door den debiteur niet behoeven betaald te worden. 19. Confuetudo loei, in quo fitcontractus , quoad decifionem litis, fpeStanda ejl. ao. 'Sic qiwque, ratione iifararum confuetudo regionis, in qua contrahitur , JpeSlari debet. 21. De koften der Procesfen over d' interpretatie van een nieuwe Wet ofte Statuten vallende , worden gemeenlyk gecompenfeert.  C O N s. VI. 47 1 u V, «r1 T ^ 4 .j. Gezien, gelezen en g'examineertderespectiveacten van peindinge en pandkeringe van den 22. en 30. Maart dezes jaars 1748. voorts op den 9. Mey , na voorgaande mondlyke Juftificatie van peindinge, tuffen Parthyen voorgevallen duispuit over die, fedente Judicio, te doene ofte te bewyzene betalinge der gevor ■ derde 145. guldens rente van 't obligatoire handfchrilt.ytó^, en het decreet daar over en totadmiilie van het fiimmiér bewysvsrv dien, volgens den teneur van 't Nieuw' Regieinent dezes-Gtaaffchaps Art. 8, bv vvelgemelden Gerigte, met afiumptie van orvpartydige Regtsgeleerden op den 21, daar aan volgende, afgegeven , en op den 24. dito maands in 't bywezen en ten overftaan van beide Parthyen uitgefproken, en eindelyk die daar toe by Pandenïcher op den 27. Juny, 11. July en 3. Oftober, na voorgaande g'impctrecrde en gexploicteerde fuccefiive citatien, erholdene drie proclamata, ten fine van volkomene veiligheid, en ge lettet, waar op in dezen cenigzins te letten fionde. Welgedagten Land-Gerigte, met ingenomen advys vanönpartydige Regtsgeleerden , doende regt in contumaciam , verftaat , dat de gelibelleerde peindinge voor die van't kapitale handfehrift van den 18. November 1718. fub. B. tot den 18. November 1747. incluis, tegens vyf per cent beloofde en verfchenene interelTen, ter fomma van een honderd en veertig guldens, zynen Landreg telyken voortgang zal gewinnen; met verklaringe, dat daarvoor eene goede peindinge gedaan, en eene kwade pandkeringe. ondernomen zy: Condemnerende de Pandverweerders in_ alle de koften dezer contumaciele en pand-procedure, tot taxatie en moderatie van dezen HoogEd.Land-Gerigte, metcompenfatienogtans van de koften, gevallen over het op den voorfz. 9. Mey tot den 24. dito inelufive voorgevallen incident en uitgefproken decreet. Aldus bv onsondergefchrevenegëadvifeert binnen Zutphen den 17. October 1748. 7. SCHOMAKER. JOH. ALB. JVILLINCK. Dc  48 Pastis Quintje Dé redenen van decifie ryn on= der anderen deze. AT 7V hebben , oflchoon in contumaciam over den voortgang W 'der gelibelleerde peindinge erkend is , niet te mm ons verpikt bevonden, om, zo ten aanzien van deze contumaaek procedure, als ten opzigte van den eifcb zelfs „ of die na gedane pandkeringe by den Crediteur genoegzaam bewezen is, ot met t daar van de navolgende, dog korte redenen te geven. _ Wat dan aanvankelyk betreft de maniere van procederen /»! conT tumaciam, ten fine en effeae van de voordelen eener Landregtelyke veiligheid, by den Volmagtiger en Advocaat van Pandeiffcher over die by decreet aan de Pandvenveerderen gereferveerde betalinge ofte bevvys van dien by zittende Gerigte, in dezen na voorgaande citatien en drie erholdene proclamata géobferveert, dezelve is, onzes bedunkens, in cas fubjeft na die gedane pandkeringe, volgens Landregt dezes Graaffchaps Tit. 4. Art. 2. nodig geweeft Want , otwel de Rubrycq van dezen Titel van badingen en be, zaten meld, en alzo daar uit argumento aRubro adNigrum ichynt te konnen worden sèinfereert, dat die aangevangene peindinge , van eene andere geprivilegieerde nature en eigenfchap zynde, buiten nadre citatie haren voortgang zou konnen en moeten hebben; Zo heeft zulks enter alleen plaatze, wanneer tegens peindinge eeene pandkeringe gedaan is , in welk geval, naar evengemelde Landregt Tit. 2. Art. 7. & H- dan met aanheringe ofte opbadmgen respeclfve aan des Gepeindedes gerede ofte ongerede goedren word voortgevaren, zo en als zulks by het gëamp lieerde Nieuw Reglementdezes Graaffchaps Art. 44.46. ö>47- diftmctelyk is geftatueert, en uit het Landregt d. Tit. & Art. gëinterpreteert moet woroen. En niet, wanneer, gelyk alhier, het principale dispuit verfeert om1 'trent die, fedente fuffice) te döene of te bewyzene betalmge, waartoe, 5' vermits dePandverweerderen toegelaten zyn, deze.ve overzulks vooraf hebben moeten geciteert, en, by geene comparitie en pantie dés voóffz. decreets, daar van allereerft mogen verftoken worden; Zonder, dat dien termyn of Gerigtsdag tot den naaftentpfo  C O N s. VI. jure, dat is , zonder nieuwe citatie, volgens den 13. Artikel van 't Nieuw Reglement, voor geprorogeert heeft mogen gehouden worden , om dat denzelven, handelende van manquement eener in termino preliminaire inzendinge der copielyke documenten, enemploy van eedes delatien, relatien of purgatien, van dit cas in queeftie divers, en alzo daar uit niet mag gëargumenteert worden , ad notoria. Gevende ook geene veranderinge aan deze by Pandeifcheren 5. door middel der iucceffive citatien nagekomenecontumacieleprocedure, dat de Pandverweerderen, ter gevolge van die aan haar Ed: gedane citatie , zig in termino pronuntiati decreti zouden gefifteert, en door deze comparitie en handelinge haar verpligt hebben, om buiten vordre citatien op den volgenden Gerigtsdag wederom te erfchynen; zodanig, dat die koften tot bekominge van eene complete contumacie te vergeefs en buiten noodzakelykheid, en by gevolg ook tot geen bezwaar der Gecontumaceerdens zouden konnen aangemerkt worden. Want, of wel in 't algemeen, zo naar dispofitie van ons Land- ,5, regt Tit. 8. Art. 3. als naar de traditie van Gaill. Lib. 1. Obf. 74. n. 1. waar is, dat zekere Statutaire termynen tot gerigtelyke handelinge , by peene van contumacie, moeten in agt genomen worden, zo is het niet minder in 't byzonder ook waar, dat 'er alsdan eene litisconteftatie met de Tegenparthye vooraf moet gegaan zyn, waar door den Gedaagde, het hoofd ter bank gehad en zig aan die inftantie onderworpen hebbende, uiteen met den Aan-'' legger zo genaamd quaji of ftilzwygend contraét in judicio , - gehouden is , de volgende regtshandelingen fub pana contumacice waar te nemen. Welke alzo hier niet geweeft , en de citatie tegens Pandverweerderen ook alleen ad audiendum pronunciari decretum , en niet tot die fummiere handelinge over die te doene of bewyzene Letalinge der gepetitioneerde 145. guldens op en tegens dien Gerigtsdag van den 24. May g'exploiéleert is, zo volgd uit die tuffen „ het een en het ander onderwerp van zaken notoire differentien , dat den Pandeifcher door die nadre drie diftinfte citatien by geeG »e-  5^ Partij Quintje ne comparitie en purge ditLandregtelykverfleky^Wdf.^^fa;» nojïrum Rurale d. Tit. 4. Art. 2. &P L. 53. §. i.ff. de Re Judic. heeft moeten uitwerken , en de Pandverweerders aldus nu verpligt zyn, ob contemptum Judicis alle die contumaciele koften te moeten dragen, v. Gaill. Lib. 1. Obf. 60. n. 8. Het zal derhalven, om tot de zake en eifch van Pandeifcher overtegaan , zo uit aanmerkinge van deze veiligheid, als van het in rem judicatam ergane decreet van den 24. May niet nodig zyn, ons te elargeren over het obligatoire handfchrift van der Pandverweerderen Vader fub. B. uit kragt van welke daar by aan Jenneken Kniejl bekende fchuld van een honderd guldens , uit het magefcheid en erfhuis van Vexhuizen heenkomende, den Pandeifcher voor die verlopene renten met peindinge heeft geprocedeert. Nadien wy het daar voor houden, dat, offchoon den 8. Ar- 9' tikel van 't Nieuw Reglement alleen zig, ten refpe&e der peindinge, fchynt te bepalen tot zuivre obligatien ofte handfchrif'ten zelfs, niet te min daar onder mede renten, om daar voor te mogen met peindinge op des debiteurs goederen vervaren, als liquide en acceflbire pratenfien van die principale obligatien, konnen en moeten begrepen worden; Cum manifefii juris fit, quod flatuitur in I0' principali , locum etiam habet in accejforio ; Imo accefforium dicitur cum f110 principali quid individuum, per LL. a Berlichio P. 3. Dec. Ii:"345. in fin. allcgatas. Zodanig en ten bewyze van diecorrelativeuitwerkinge, welke I2- het principaal met het a6Y^ö;>,dooreenenindiflblubilen band verknogt, in veele opzigten naar regten heeft, is op den 15. December 1710. voor den Gerigte van Wenterzwyk Reff. DD. L. J.Bomble öc G. Verjlege verllaan, dat intereffe met het kapitaal kan worden gecumuleert, om fchriftelyk, naar inhoud van den 8. Artikel des vorigen,dognunaar den 9. Artikel van 't g'amplieert Nieuw Reglement, te handelen, v. de pluribus quantitatibus & fummis in 13. unam fiummam coadunatis Voet ad ff. Lib. 2. Tit. 1. n. 49. Wat nu vervolgens die gevorderde renten ad 145. guldens aanbelangt, dezelve hebben wy uit kragt dezer ergane contumacie niet  C O N s. VI. 51 niet vorder aan den Pandeifcher gëadjudiceert,dan voor zo ver die uit computatie van de tyd der getekende obligatie fub B. tot 1747. bevonden en bewezen zyn te refteren. Welke met den 18. November 1719. tot den 18. November 1747. beide incluis verfchenen tegens 5. per cent,in die 28.jaren niet 145. maar 140. guldens zig hebben bedragen,en byons ' alzo moeten verfiaan worden, dat die aangevangene peindinge daar voor zal voortgang gewinnen. Waartoe, om in re notoriakon te zyn, en geene vreemde wetten ofte Regtsgeleerden bytebrengen, ons gepermoveert heeft, T4' ongeagt de contraire praclycq en couftume van Veluwen ( de qua Dn. J. Scbrajfert zdRef. Velav. Cap. g. Art. 3. &f 4. nn. 1. & feqq.) de nadrukkelyke ordonnantie van onze Zutphenfche Landregten, Tit. 8. Art. 7. medebrengende, dat incivili'bus cai/fisden crediteur ofte verwinhebber „ zyn aanspraak hoger en groter ge„ maakt hebbende,dan zyne fchulden fchade beliep, liet meer „ zal winnen, dan zyne ware of bewezene fchulden fchade, ais hy „ met regte bewyzen konde; Zulks „ dat de contumacie, alleen en op zig zelfs aangemerkt, „ als 't Nieuw Reglement Art. 78. in caufis fiscalibus mede nadruk „ kelyk ftatueert, des Beklaagdes contumacie niet zal konnen „ nog mogen medebrengen. Zonder, dat wy ook deze renten, fchoon 't alt erum tantum van 't kapitaal excederen, hebben mogen adcequando fortem daar toeredu-15» ceren, niet zo zeer en alleen, dat de Pandverweerdren door hare vorige comparitie op den 9. May, als wanneer die peindinge gejuftificeert wierd, zouden moeten geoordeeld worden, dezelve tacitè en naderhand door hare begane contumacieficlitiè te hebben erkend, maar wel voornamelyk, dat het by Landregten en gewoonten dezer Graaffchap nergens aan een crediteur verboden is interenen, het kapitaal furmonterende, van zynen debiteur te vorderen, uti prater DD. & rationes adduclas apud Chrijlin. J. SehraiTert Cod. Gelro-Zutph. voc. Renten §. 8. fententid Curia fupremce probat. Waar omtrent, of wel eo cafu, fi creditor debitum fuumper lapfum longi temporis non exegit, tradente Richt. Vol. 1. P. 1. Conf. 41. 16. G 2 • n. 75.  b. 75. veele Doctoren van contraire opinie, en vmHagens Tr. de Ufu Ufurar.&c. Cap. $.nn. 140. cum plur. feqq. mede verfchillende zyn de gewoontens der Stad Zutphen, volgens de civile ofte Roomfche wetten per LL. citt. a Senatore Curice Frificce J. a Sande Lib. 3. Tit. 14. Def. 5. die in fubftdium deficientibus LL. Sta17- tutarüs plaatze hebben, en door. de Heeren van de Magiftraat aldaar by fententie, op den 4. November 1738. afgegeven in zaken van Michael Pelleè tegens de Lieutenant Van der Bruggen nz1 'gevolgd zyn , zo hebben wy nogtans van die Landregtelyke ufar> ce , in voorfz. Hoves gewysde nader by fententie in zaken van Burgemeefter Veldinck van Groenlo contra den Heere van Uienpas voor eenige jaren gefterkt , niet konnen afwyken; Om dat, deze obligatie fub B. door der Pandverweerderen Vader, als een ingezeten en Predikant teSilvolden, ten behoeve van deze Jenneken Kniefi gepaffeert en getekend zynde, dienvolgens ratione loei geen contraire reflectie heeft konnen vallen omtrent deze rente, qua tanquamfera belluaper menfes & diespariens ultra fortem afcendit. Nademaal het in dubio anders ex commum DU. ejfiato beI9- kend is, quodquoad deciftonem litis confuetudo loei, in quo fit contraiïus, fpeStanda fu, juxtal. 6. ff. de Eviiï. en wel in 't byzonder refpettuufurarumyomtrent welke het naar de dispofkie van dei. 1. 20 pr. & ibid. Coftal. & Bufius^. de Ufar. buiten conteft is, quod ' confuetudo regionis, in qua contrabitur, fpeètari debeat. v. cafum decijum apud Burgund. ad Conf. Flandr. Tr. 4. n. 10. Wy hebben, onaangezien de condemnatie van de Pandverweerderen in de koften der procedure, nogtans daar van met compenfatie moeten uitzonderen de zodanige , welke op den 9. May dezes jaars 1748. over die binc inde gemoveerdedifputen, aangaande de maniere en tyd van die te doene of te bewyzene betahnge, by den 8. Artikel van't Nieuw g'amplieert Reglement g'mjungeert. tot den 24. dito incluis gevallen zyn, om dat dezelve hadden tot een onderwerp interpretationem nova legis ; In en over 't regte beai,grip van welken Artikel het thans homologatê decretó onnodig is te expatieren, waar van breder te vernemen in rationibus decidendi af-  C O N s. VI. 53 afgegeven in zaken van Jan de Roller, Pandeifcher, contra Jan tenTwelle voor den Stad-Gerigte van Borculo op den 25.0c~tober 1739. Reff. DD. J. & Ph. Car. Schomaker , en te vinden bydes ecrflen Advifeurs Conf. Gtlro-Zutph. P. 4. Conf 1. VIL ADVYS DECISOIR /*"\ver de preferentie van crediteuren tot de \_/penningen, geprovenieert van de verkogte goedren eenes infolventen debiteurs. I. De le^ali & exprefa, item II. Generali & fpecialihypotheca, utrtmque effettu £f dittinttione interjus Romanum & Hodiernum. III. Van het effect van affeCtatien der onroerende goederen en derzelver regiltrature. S U M M A R I A. j_ 'Y\7'aarom vooraf de koften, ' ' ▼ ten algemeenen nutte der Crediteuren in een defolaten boe- j del aangewend, voor alle andre i preferabel zyn? v. remiffive. 1 2. En waarom'de verdienftlonen , ' van des debiteurs domeftycquen primo loco worden gepraaf ereertP « Hoedanig dezelve te bewyzen? i\ Waarom fecundo loco de agterftendige 's hands verpondingen en impoftticn'? 5. 9. 10. Wanneer, waarom, en van welke tyd tertio loco de praetenüen van onmundigen voor Pandeifchers, en zelfs voor een derden bezitter;1 ri. 8. Legaal hypotheecq is inpus- tïo preèferent'm voor een later expres hypotheecq, fchoonook geregiftreert, preferabel. 7. Dog niet nadelig aan opdragten en vefteniffen, voor het Nieuw Reglement behoorlyk geprotocollcert en geregiftreert. 11.13. Crediteuren worden in orde, naar de tyd hunner voor dato van des debiteurs failliffement en ceflïe zyner goedren gedane affetlatien ,* quarto loco tot des boedels penningen , volgens onze dagélykfche practvcq, met gewvs lens beveiligd , gecdmit- teert. _ Co 12. Con-  54 PartisQuntjE 12. Contra dijfentientem A. Mattbceitm. 14. 16. Waarom en wanneer een getrouwde •vrouw, met effect en regt van affectatie, kan procederen op de goedren van haren debiteur ? 15. Schoon dezelve, anders fub tutela mariti ftaande, geene gerigts-adten, eo infcio vel abfente, kan plegen. 17. Eene fpeciale affectatie, doorgaans voor eene generale gaande, in concurju credit urum, heeft altyd geen plaatze, en waarom niet? v. late nn. 18. &? feqq. 16. Jure Civüi Romano konden transporten en hypotbecatien van ongerede goederen generaliter voor andre Gerigten, daar onder niet gelegen, gefchieden , zelfs met preferentie van een latere fpeciale affeclatie. 20.22. Dog om goede redenen veranderd eh by den Souverein verftaan, dat "alle dezelve voortaan fpecialiter zouden moeten gefchieden coram Judice fitus. 21. Zonder, dat egter depreeferentie tuffen de fpeciale en generale, volgens 't Roomfche regt , is weggenomen. $3. Wat effect nogtans een generale affectatie van goedren, in zeker ampt ( alwaar geen byzonder ' Cataftrum ofte Regifter'van de erven is ) gelegen, voor een latere fpeciale affeStatie van het niet uitgedrukte'parceel heeft P v. b. & rat. n. 24. add. n. 32. £f limit. 72. 34. 25. Dus word dit axioma: quod generalis Lypotbeca omnium bom- rum nullum babet e ffe&um, gemodificeert, nifi ea fubfint uni judici. 26. 27. Quod tam aucloritate PraEticorum tjfStatuti Comit. Zutpb. quam fententia, cum add.ratt. ». 28. confirmatur, £? exemplo regiflrati aStus illuflratur nn. 30. Êf 31. 29. Eenes debiteurs gerigtelyke verwillekeuringe zyner verwonnene parcelen word 'niet verjaard. ! 32. Het Flakaat overregiftratie van opdragten en vefteniffen van on- I gerede goedren in 't Ampt van OverBetuwe maakt geen onder- ' fcheid tuffen generale en fpeciale hypotbecatien , maar prefereert de zulke, welke eerfi aangetekend en geprotocolleert zyn, I om redenen nader n. 33. i 33. Applicatio ad faftum'ccntrover- j fum. ' 34. Een fpeciale regiftrature heeft voor een generale plaatze, wanneer twee crediteuren voor en na nominatim op een en dezelve | goedren hebben gepeind, en dat den laaften daar van d' eerde 1 regiftrature bekomen heeft. 35. Hoedanig het 1. Artikel van't , Reglement over d' affeStatieti -jan onroerende goedren, met opzigt tot een onderling vrywillig verband van den debiteur aan zvn crediteur, te verftaan is? ' 36. En hoe 't zelve Artikel ten aanzien der crediteuren van een in- I folventen debiteur per quandam I fiÏÏionem ? 37. Quod exemplo judicii domus mortuaria quodammodo illuflratur. 38. Eea  C O N s. VII. 55 38. Een crediteur is verpligt, tot confervatie van zyn vermeind regt van prioriteit op een goed, gerigtelyk verkogt wordende, te protefteren. 3P Of is daar van , fcboon niet geciteert, na de gedane publicatie der verkopinge, verfteken, om redenen n. 40. , 41. Welke en hoedane anterieure crediteuren op requifitie van de pofterieure het boek en wettigheid hunner geprasfereerde pratenfien met eede binnen zekre peremptoire tyd moeten folem. niferen ? v. rermjfvve. 42. De crediteuren , wier eifchen met de koften gëadjudiceerc zyn, moeten hunne fpecificatien mede binnen zekeren tyd exhiberen, en waarom ? v. b. n. in fin. 43. Crediteuren , hunne pretenfiert binnen den by publicatie vaftgeftelden tyd niet hebbende gever: ticeert,'worden daar van verftoken. In zaken van praeferentie en concurrentie, tuffen de Crediteuren van Adolpb Kreyvenger voor dezen WelEdelen ScholtenGerigte van Zutphen voorgevallen en ongedecideert hangende; Gezien de fucceflive en geëxploiteerde peiblicatien van den 21. September , 2. November, 14. December 1749. en 25. January dezes jaars 1750. waar by ter gerigtelyke inftantie van den Rentmeefter Anthony Ebbekink, in qualiteit, als by welgemelten Gerigte aangeftelden Curator over den infolventen boedel van vcorfz. Adolph Kreyvenger, deszelfs Crediteuren zyn gëintimeert, om hare relpeclive prgetenfien , behoorlyk geverifieert, met applicatie der redenen van derzelver praeferentie en concurrentie ter Secretarye van welgedagten Scholten-Gerigte , binnen den tyd van zes weken na publicatie der laafte, by poene van abfoluit verftek , overtegevcn; Voorts mede gezien, gelezen en gêexamineert die daar op door gemelte Crediteuren gerigtelyk ingediende Deductien cum annexïs , ten fine van preferentie op gezeiden boedel, nevens alle vordere en voorgaande aften , en befcheiden, zonderling die van den 7. February 1749. waar by meergemelten Debiteur voor hem zeiven, en als Weduwenaar, Eerfuiter en Boedelhouder van wylen zyn huisvrouw Euphemia Maria. Ockburfi, alle zyne gerede  5° Partis Quimts de en ongerede goederen, aldaar gefpecificeert, aan en ten behoeve zyner daar op met peindinge geprocedeert hebbende Crediteuren , onder renuntiatie van de vordere termynen Landregtens cn regt van loffe, in volkomen verwin tot een datelyke verkopinge gerigtelyk heeft overgegeven, om uit die koopspenningen derzelver fchuldvorderingen, 't zy die door legaliteit van hypotheecq , als anterieure peindinge, ofte anders naar Landregt praeferabel zyn, te voldoen, en vorders gelettet, waar op in dezen enigzints te letten ftonde: Welgemelten Schoken-Gerigte , metalfumptie van onpartydige Regtsgeleerden fuper ptincïo protopraxia doende regt, verftaat, dat uit de koopspenningen, van des debiteurs verkogte goederen geprovenïeert, zig, volgens den ftaatdaar van, de Hukken bygcvoegd , bedragende falvo calculo de fomme van ƒ 7370. - 5.-0. By proeferentie in de eerfte plaatze zullen " ~ worden betaald de koften, welke ten algemeenen nutte der Crediteuren , zo by den Curator federt den 12. February 1749. tot den 9. Mey 1750. aangewend, verdiend en uitgefchoten zyn, volgens fpecincatie ter gemodereerde fomma van ƒ 141. - 18. - o. Als by dezen WelEdelen Gerigte , en de gêaflumeerde Confulenten, federt den 24. Auguftus 1748. tot hier toe mede wegens Judicialia en Jura over en ter zake dezes boedels , mede tot deszelfs lafte , ingevolge overgelegte Ipecifycque rekeninge , nog onvoldaan zyn , ter fomma van - - - - - ƒ 258. - 19. - o. Gelyk mede de verdienften van den Rigter Thomas Henrik Onkruyt, ad - - - - ƒ 10. - 6. - o. Met referve van de zodane, welke den Rigter Wolier van Goor te praetenderen , dog niet ingelevert heeft, ad - - ƒ 23. - 15. - o. En van den Ampts-bode Willem Nyen- huis , ad ƒ 4. - 10. - o. Waarna  C o n s. VIL 57 ï°. Waar na preferabel worden verklaard dé Meyden, Maria Buininks , en Johanna Henriks , 'nevens de Knegt, Peter Derks , wegens hare refpechYe agterftendige konen ; De eerfte ad . - ƒ 10 - o - » De tweede ad f 6a - 10 - o En den derden ad - ƒ 117 - 10 - o Na dat dezelve de aantekeninge van dequantiteit harer verdienflen in een boekjen van den Debiteur met eede , op rcquifitie der volgende Crediteuren, zullen gecohfirmeert hebben. 20. Den Ontfanger W. A. Keyfer «wegens ordinaire en extraordinaire verpondinge over 1744. tot 1748. ad ƒ 35 - 19 - % Nog aan denzelven de verpondinge over de jaren 1746. 1747. en 1748. ad ƒ 16-4-4 Den Pagter van 's Lands Cyfen , Ber- ■ nard Hoefs, ad - • ƒ 104 - 1-2 -. o Den Pagter van'deBrandewyn en Gebrande Wateren, G. J. Meilink, over den jare 1748. ad • ƒ 90-12-8 Met en • neffens de koffen , volgens bygelegde fpecificatie, ad - - - - ƒ 12 - 16 - o En Gerigts-geld,ad - ƒ 5-10-0 Mits, op gezinnen der géintereffeerde Crediteuren , het Boek , volgens preefentatie , naar regten folemniferende . Dog word aan denzelven het volgende jaar , van 1749. ter gelyker Ibmma ontzegd , ten ware hy genoegzaam de wettigheid van dien kwame aan te tonen. 30. De onmundige dogter van Jan Bakker, Gerhardiha genaamd , wegens een praeten- H fi  58 BartïsQuint* fie, by haren Momboir, Adolph Kreyvenger, verfchuld, ad - - - - ƒ 50-0-0 Met en neffens degereferveerde koften, «laar over aangewend, zig, ten opzigte van het Scholten-Gerigte, bedragende ad - - ƒ 4 • 18 ■ o Waar na, volgens de tyd der gedane affeclatien, in order mits dezen worden geprgefereert, 40. De Heer Burgemeefter F. R. Fan Lathum, volgens gerigtelyke obligatie , ad - ƒ 1500 - o - o Nevens drie jaren interefle, den 2Q.April dito jaars tot den 7. Eebruary 1749, zynde den dag der gedane eenre, verfchenen, s. c. ad -ƒ 253 - 15 - o Met de Gerigts-koften - - - - ƒ 6-0-0 Boven en behalven de andere aangewende koften , zo by dezen gereferveert worden. 50. De Heer Secretaris H. A. Toe Water, als Mede-Adminiftrateur van de Hakfortfche goederen, wegens gepagte garvezaden, ad • -' - - - - " - ƒ . 14S - 10 - o Nevens de Gerigts-jura, metreferve der overige koften, "ad - - - - ƒ 4-10-0 60. Den Rentmr. J. H. Brajf, wegens verkogte akkermaalshout en bomen , ad - ƒ 108 - o - c Denzelven zynen vorderen eifch ontzeggende, en die ter gelyker fomma tegens den Mede-Koper, G.J.Weykamp, volgens het produel: fub B, by dezen referverende. Met en neffens de Gerigts-koften ad - ƒ 4-18-0 Onder voorbehoud der overige. 7*o. Hendrik Loman en Andries Willemfen , als Momberen over de onmundige Kinderen van wylen Jan Frériks , wegens eene obligatie , ad - - - - . - ƒ 400 - o - o En twe jaren rente, met den 23. April 1747. en  Co»s. VIL S9 en 1748. verfchenen . - - ƒ 53 - o . o Nog van den 23. April 1748. tot den 27. February 1749. s. c. - - - ƒ ia - 5 - o Dan nog wegens een diergelyke obligatie ad ƒ 400 - o - o Nevens een jaar rente, met den 14. Auguftus 1748. verfchenen, ad - - ƒ 16 . o - o En van dien tyd tot den 7. February 1749. s. c. - - - - ƒ 8.0-0 Met de Gerigts-jura ad - - ƒ 8 - 4 ' o Onder referve der overige. 8°. Henrik Wolttrink wegens een reftante obligatie ad - - ƒ 4°° - 0 - 0 Een jaar rente, met den 16. December 1748. verfchuld ad - - - - ƒ ió - o - o En tot den 7. February 1749. s. c. - ƒ 2-10-0 Met en nevens de Gerigts- en andere kosten , volgens fpecificatie, getaxeert op . ƒ 17 . 12 - o 5>o. Anna Judith Schaap , Wed. wylen Jan Haak wegens geleverd koorn, volgens getekende afrekeninge ad - - - ƒ 96 - o - o Met de koften, luid rekening ad - ƒ 18 - o - o Onder referve der Gerigts-koften. IO°. Chriftina Lucajfen, Wed. van den Capitein Lt. Uytermark, wegens drie obligatien yeder ad 200. guldens, dus te zamen - ƒ 600 -0-0 Met een jaar rente van 1748- - - ƒ 24-0-0 Nevens de rente van 200. guldens , ver. fchenen den 14. Juny 1748. tot den 7. February 1749. s. c. ad - - ƒ 5.0-0 Van dito 200. guldens verfchenen van den 17. Maart 1748. tot den 7. February 1749. s. c. ad - - - - ' ƒ 7 - o - © En van de laafte 200. guldens van den 31. April 1748. tot dito February 1749. s. c. ad ƒ 6-0-0 H 2 Mits  do PartïsQüint/e Mitsgaders de kotten en verfchotten te zamen met de Jiidicialia, volgens rekeninge, ter getaxeerde fomma ad - . . ƒ 28 - 5 o 11°. JanRofyn, wegens geleverde nagels, luid rekening en obligatoire handfchrift - ƒ 20 - 17 - o Met de koften en Gerigts-/«ra, te zamen ƒ 14-16-0 12°. Jan Rauivers, wegens drie jaren verfchenene weidepagt , volgens het document fub A. ad - - - - ƒ 285 - o - o En betaalde verpondinge ad - - ƒ 4 " 5 " 8 Mits, op gezinnen der geintereffeerde crediteuren , met eede, volgens deszelfs oblatie behoudende, dat deze drie jaren agterftands hem nog zyn competerende ; den vorderen eifch van 14. guldens, wegens huire , by manquement van bewys, ontzeggende. Met de Gerigts-en andere koften, daarom aangewend , luid rekening ad - - ƒ 22 - 15 • o I30. De Heer Ontfanger J. J. SchMter, volgens obligatie - - - ƒ 1000 - o - o Met twee jaren rente, verfchenen met den 19. Maart 1747. en 1748. - - ƒ 80 - o - o En tot den 7. February 1749. s. c. ad - ƒ 35 - o - o Nog wegens drie jaren pagt , fub F. en G. met Martini 1746. 1747. en 1748. verfchenen, ad - - - " ƒ 231 - o - o En wegens 't verkogt koorn over 1749. denzelven, als Landheer , volgens de gedane proteftatie fub H. competerende ad - ƒ 42 - o - a Zodanig nogtans, dat denzelven, op gezinnen der Crediteuren, insgelyks met eede de wettigheid der gelibelleerde pagt-ge lderen zal verifiëren; Met en nevens die daarom aangewende koften  C o n s. VII. 61 koften en verfchotten luid rekeninge ad - ƒ 25-10-0 14P. Johanna Memelink , op 't Harenberg , huisvrouw van Jakob Roordinck , wegens verkogte koeybecften luid handfchrift ad - ƒ 157 - o - o Met de kollen en verfchotten, nevens de Gerigts-/«ra , luid rekeninge ad -•-."ƒ 23-13-0 1$°. DenRentmr. Antony Ebbekink, wegens twee jaren pagt, 't Gafthuis competerende, over 1746. en 1747. fub. A. ad - ƒ 104 -0-0 En over 1748. ad - - - - ƒ 44 - 18 - o Met de koften en Gerigts-/wra tc zamen, luid rekeninge ad - - - - ƒ 21-15-» l6°. De Heer Burgemeefter E. van L'óben Seis, wegens een reftant kapitaal, ad - ƒ 364 - o - o En vier jaren rente , ad - - ƒ 57-2-0 Met en nevens gerigtelyke en andere kosten , luid rekeninge, ad - - - ƒ 22-10-0 Wordende alle de vordere Crediteuren tot de overige boedelspenningen , in geval nog eenige mogten overblyven, naar orde en rang van hare gedane affeétatien , gëadmittecrt, en by dezen aan Cbrifliaan Ockherjl zynen eifch en conclufie, ten fine van preferentie op de koopspenningen wegens het byhem fpecialiter bepeinde een zesde part van de Princen-plaatze of Nyenhuis, onder dezen Scholten-Gcrigte gelegen, geproflueert, ad 510. guldens, ontzegd , dog word aan denzelven, en d' overige pofterieure Crediteuren gereferveert, om, nopens die onder beding van folemnifatie hier vorens gêadjudiceerde preferabele fchu ld poften, binnen den peremptoiren tyd van twee weken a die promulgatce fententice daar toe te mogen contenderen, als mede dat binnen voorfztyd de vorens geprefereerde Crediteuren , by pene van verftek, hare refterende fpecificatien van koften ten fine van taxatie zullen overgeven; Eindelyk worden de vordere gepcind hebbende Crediteuren, welke binnen den peremptoiren tyd , by die gedane publicatie H 3 valt*  $2 PiHTIS QïlNTS vaftgefteid, hare praetenfien niet geverificeert hebben, daar van, ten fine van de gelibelleerde preferentie en concurrentie verftoken. Aldus by ons onderfz. gëadvifeert binnen Zutphen den 15. May 1750. J. SCHOMAKER. A. J. ÏVAEGENAER. Redenen van voorfz. fententie zyn onder anderen de navolgende. Wy hebben vooraf de koften, ten algemeenen dienjle en nut deiboedels Crediteuren, zo by den Curator , als by het Judicium fitus & prcelationis in verfcheide opzigten aangewend, uitgefchoten en verdiend, voor alle andere praeferabel verklaard, ob ratt. rjf LL.c itat. inPrimi Confulentis Refp. & Confil. Jur. Gelro-Zutphan. Part. 3. Conf. 19. n. 3. Endaar na tot de overige boedels-penningen prwzo gepraefereert 2. de verdien/Honen van des Debiteurs Domeftycquen, zelfs boven de twee jaren bedragende, en voor wettig door deszelfs notitie in zyn boek erkend, om redenen, in prwd. Conf. 19. a n. 25. ad n. 32. juncr.. Conf. 18. nn. n. 12. 13- 14. 15. cif 16. breedvoerig gededuceert, en ter dezer zake mede applicabel, onder die referve en reftri&ie , als by 't diclum fententice, welke wy daar aan gëaccrocheert hebben ; Ouia non fufficit debitoris confeffio , cum de prioritate debiti ex 3. injïrurnentis judicandum fit, maxime fi in pree judicium tertii tendat, Reet alias extra cafum concurfus creditorum certorefpetïu fiufficere potuerit,juxta DDres,citt. d Gof. ab Esbach in Notis ad Carpzov. Part. 1. Confil. 28. Def. 2. Voorts fecundo loco de agterftendige en geprivilegieerde vor4- deringen van verpondinge, Lands cys en impofil van de brandewyn en gebrande wateren, ob ratt. & LL. in mox alleg. Conf. 18. a n. 17. ad n. 23. èf Conf. 19. a n. 34. ad n. 47. quo relatio. Ge-  C o n s. VIL 63 Gelyk wy tertio loco, en alzo voor de volgende, met peindinge geprocedeert hebbende, Crediteuren, in order tot de gelibelleer- 5. de boedels-penningen hebben moeten prsefereren deonmundige. » Gerhardina Bakker,wegens hareprsetenfie van 50. guldens, geproflueert uit zeker portie van een aan den Heere Burgemeefter Pb. Carel Schomaker, in den jare 1745. volgens decreet van den 11. November verkogt huis jen, en by haren Momboir,^. Kreyvenger , ontfangen, volgens de informatien, daar over uit 't Signaat ex tfficio bekomen, vermogens de difpofitie in L. 20. C. de Admin. Tut. en het 9. Artikel van 't Reglement over 't houden van een goed Protocol en Regijler dezes Graaf fchaps: Voeg hier by 't Nieuwe Reglement over de korte Manier van procederen Art. 48. Want, ofwel een expres hypotheecq , het weike de volgende £o crediteuren door peindinge op des debiteurs goederen hebben verkregen, de qua 'mferius , geen meerder voordeel , ten fine en erlecle van preferentie, geeft, dan een legaal, en viceverfa, zo hebben wy in dezen nogtans moeten letten op de anciënniteit van des onmundiges legaal voor het later expres hypotheecq, naar regten praeferabel ; Zie Sande Dec. Frif. Lib. 3. Tit. 12. Defin. 16. en vergelyk hier mede het evensgemelde Reglement d. Art. 9.' 't Welk een zodaan fiilzwygend onderpand , de onmundigen in de goederen van haar Momboirs onder anderen competerende , niet wil doen (trekken tot nadeel van opdragten en veftenisfen, invoegen, als boven, dat is, die, volgens het 5. Artikel, aldaar, voor dezen , en alzo voor dat Reglement tYro.1738. gepaffeert , geprotocolleert en geregiftreert zyn: Daar uit dan infererende, dat dit legaal het expres hypotheecq, ^ fchoon voor 't zelve geregiftreert mogte zyn, praejudiciabel zy in punclo praferentia; & concurfius; Quia inhypothecislegalibus,tejle eodem Sande d. I. ex legis difpofitione ortis, fervatur jus commune ; ita ut Statutum , quod regiftratum prcefert non regiftratis, non refragetur, en wel met dat extenfyf effec1:,dat het eerfte niet minder , dan het tweede, ook aan een onmundige gegeven word contra tertim pojjejjbrem. v. Schneidewin. in Comm. ad §. 7. n. 51. & §.  64 Partis Q u i m ï i cj? §. 29. n. 34. Infi. de Aclion. & Negufant. de Pignor. & Hy. pothec. Membr. 4. Part.Princ. 2. n. 132. Vermits 't voorfz. hypotheecq, 't welk een onmundige a Lege ' & Statuto gegeven is in de goederen van zyn Momboir , moet 10, gecomputeert worden, niet van den dag zynerquade adminiftratie, ofte failliiTement, maar van den dag zyneraangevangenetutelaire functie en qualiteit. v. Faber Cod. Lib. 8. Tit. 7. Lef. i. Gratian. Difcept. For. Tom.i. Cap. 53. n. 6. Carpzov. Defiri. For. P. 1. C0nfl.2S.Def. 114. per d. L. 20. C. de Admin. Tutor. Zulks , dat deze onmundige, van den 10. December 1739, als wanneer dezen nu infolventen Debiteur over dezelve, als Momboir, tefte Protocollo, aangefteldis, reeds eenjus tacïtce hypothees in zyne goederen gehad hebbende, overzulks ook tot die daar van geprocedeerde penningen, ante omnes alios hypothecarios pofteriores creditores, beregtigd is. Wy hebben vervolgens quafto loco alle die, by het diclum fen-, 11. tentice in order, naar de. tyd van hare refpeclive voor dato van die by den Debiteur op den 7. February 1749. gedane gerigtelyke cejjie zyner goederen gèinfinueerde pandingen, genoemde Crediteuren tot de 'gelibeileerde penningen gêadmitteert, niet alleen, ten opzigte van de gevorderde hoofdfommen, maar ook, ten aanzien van derzelver beloofde in tereffen, beneden de vier jaren tot den dag dezercefïie en gedeclareerdeinlolventie des boedels, en deswegens aangewende koften , en alzo opgevolgd voorgaande gewysdens, in fvnili ergaan; Vid. fupra cit. Schomaker. d. Conf. 18. nn. 34. cum feqq. cjf Confil. 19. nn. 63.6^.65.66. 67. &f 68. per LL. £f ratt. ib'id. Waar omtrent wy ook, diffentiente quamvis Ant. Matthaeo de Aul0 clion. Lib. 1. Cap. io.n. 66. ufu judiciormn quotidiano, abipfoquo' que agnito, de uire van dienzelfden dag van de gedane affeCtatien hebben moeten in agt nemen, cum temporis prioritasctiaminmomento confidenmt jura, quippe qua vigilantihus fcripta funt: Hora eninu *3' quadrans £5? mómenttim teque funt fpecies & durationes temporis, quam minus £5? dies. Bachov. de Pignor. 6? Hypothee. Lib. 4. Cap. i.n. 5. Onder de preferabele admiflie van deze met peindinge op des Debi-  C O N s. VIL 65 Debiteurs goederen geprocedeert bel.bende Crediteuren hebLen wy al mede in orde, naar de tyd der affectatie gerangeert 'jchanna Memelink, huisvrouw van Jakob Roordinck op'tHarenberg , fchoon dezelve hare peindinge , by abfêntie en impoteati.) van haren Eheman, ondernomen heeft, Omdat denzelven deze zynes vrouws utile pandproceduregeratificeert heeft, quo ca/u die , ais by noodzaakiykheid eener ^* zodane in communem rei connubialis utilitatem by abfêntie des mans in den Gerigte gedane inffantie, de aequipollente kragt van een mandaat ofte volmagt bekomt, juxta DD. citatos a Senator e Rodenburgh Tr. de Marit. Poteft. in Contr. Tit. 2. Part. pr. Cap. I. nn. 2i. rjf 22. Zynde de billykheid daar van zeifs zodanig evident , dat het x een vrouw , fchoon anders dezelve, fub tutela mariti {taande , geene gerigtshandelingen, abfentevel infcio marito, moge voeren, gepermitteert is, om, ad avertendum onine imminens rei communis damnum , te meer in hypothefi , daar pericühm in mora was , te mogen en moeten vigileren, cum maritus non fit in medio, ut fiu-16. fcipiat litem. v. Id. Auctor, d. Tr. de Jur. Marit. circa Aèlion. Civ. Tit. 3. Cap. 1. n. 15. ubi DD. Zonder, dat wy deze geprefereerde Crediteuren , als waar van zommigen generaliter & fipecialiter op de goederen van den Cedent en Debiteur, Ad. Kreyvenger, in en onder dezen Scholtampte en gerigtsdwang gelegen, met peindinge hebben gefproken, zouden mogen poftponeren, en den Crediteur , Chrifiliaan Ockhorji , als dewelke fipecialiter op het een 16. part van 't Princengoed of Nyenhuis, mede onder dezen Seholten-Gerigte gelegen, naderhand gepeind heeft, alzo voor dezelve daar op niet nominatim gefproken heeft, prefereren. De redenen, waarom wy deszelfs eifcli en conclufie , fchoon gefundeert op een fpeciale affectatie doorgaans voor eene generale, in concurfu creditorum aanneemlyk. hebben ontzegt, beftaan voornamenlyk daar in, en welke wy wegens de uitnementheid dezer ftoffe (die, opinante Pragmaticorum Dictator e Carpzov. P. 1. Confil. 2$.Defi 2. n. 3. pro difificillima gehouden , en problematicè I ' dik-  66 Partis Quikt/e dikwerf gedifputeert, en dus qualyk begrepen, en niet minder qualyk ex regula nimis generali toegepafi word ) daarom, en tot opheldering van het advys, by den eerften Confulent in Juis Conf. Geko-Zutph.P.4.. Conf. 15. te vinden , wat hoger zullen ophalen. « Het kan derhalven eenen, in jurisprudentia veteri cïf bodierna 1°' gêoeffend, Regtsgeleerde niet onbekend zyn , hoedat oudtyds , naar 't voorbeeld van 't Jus Civile Rotnanum in L. 2. ff. & L. 6. C. Qtn potior. in pignere, alle tranfporten en hypothecatien van ongerede goederen konden gefchieden generaliter voor andere Ge- jp, rigten , waar onder dezelve niet gelegen waren; zodanig en met dat gewrocht, dat een crediteur, uit kragt van eene generale obligatie ofte affectatie, daar van en opgemaakt, voor een latere fpeciale wierde gepraefereert; Waar door alzo veele verwarringen en twiften uit zodanige voor allerhanden Gerigten gedane en dikwils onbekende opdragten en belaflingen ontftonden, zo heeft Keizer Karei V. als Hertog en Heer van dezen Furftendom en Graaffchap, in 't byzonder by Plakaat van den 16. May 1529. gelaft „ dat alle dezelve voortaan zou- 20. „ den moeten gefchieden voor die Gerigten, waar onder die goe„ deren gelegen waren, ten einde een yeder, daar by gëinteres„ feert zynde, aldaar uit de Protocollen, Signaten en Regifters „ zoude konnen 't nodig berigt dienaangaande ontfangen. Zonder, dat hoogftgedagte Keizer, hier mede de hypothecatien 21- voor andere Rigters, waar onder die ongerede goederen niet gelegen waren, gedaan, annullerende , nogtans de preferentie tusfen de fpeciale en generale , volgens 't Roomfche regt, heeft willen wegnemen. Hier op ziet mede en moet , invoegen voorfchreven, verftaan 22- worden het locaal Statuit dezer Graaffchap Tit. 18. Art. 6. gebiedende „ dat niemand zyn erfgrond, of rente zal weerloos wor„ den, nog ook diezelve bezwaren, of verpanden, dan voor den „ Officier, daar onder die goedren gelegen zyn, dat is, om wat nader tot het cas fubject te komen, dat geene andre bezwaren of verpandingen het ongereed territoriaal goed of erfgrond zullen affecteren, dan die, welke voor den Judex fitus, en niet elders daar buiten, gepaffeert worden. Zo  C O N s. VII. 67 Zo dat, onzes eragtens , pro eijentia aclus niet nod'g v^reifr word, dat een crediteur, alle zynes debiteurs goedren, van wat 23. name die ook mogen zyn en in dat ampt r degen, generaliter voor het Judicium rerum Jitarum met peindinge ( zynde een ftatutairen ingang regtens en middel, waar door affectatie en prioriteit verkregen word) befproken hebbende, daarom zou moeten geoordeeld worden , het niet uitgedrukte gedeelte buiten affectatie aan een ander crediteur, daar op naderhand fpecialiter gepeind gelaten, en alzo daar mede geprsefereert te hebben. Cum demonftratio mutat gencralitatem, facit quod vice fpeciei . ft, ut, fi obligantur bona,ingenere cumdemonjlrationefubcerto Judicio fita; quo cafu non opus effe putamus fpeciali uniuscunque rei denominatione , eodem modo fi quantitas debetur, tanquam fpecies feil. centum, quee in arcafunt, habentur pro fpecie,arg. L. 47.§. I. L. 51. ff- de Leg. 1. £f L. 37. de V. O. Zulks, dat het axioma bodiemum, quod generalis bypotheca omnium bonorum de confiuetudine nullum habet effecium, deze modificatie 2 5 billyk ontfangt, niji ea fubfint uni Judici, quo cafu fpeciali fit prceferenda.v. Neoftad. Dec. Holl. 28. ^30. Voetje Nat. Mob. cif Immob. Cap. 19. n. 8. circa princ. waar mede onze Gelderfche practycq ten dezen bepaalden opzigt overeenkomt, als te zien 2üby de Pra6tifyns J. Pronck in zyne Opmerkingen over 't Landregt van Veluvie Cap. 14. pag. 52. en J. Scbrajfert ad Cap. 24. Art. 1.n. 22.&Obf. 173.n. 9. conform ons LandregtTit. 18. Art. 6. daar op uitkomende, dat een generaal hypotheecq niet affeéteert de extraterritoriale goedren, en alzo 1? cantraria limitatione influit de zodanige , welke in het diflrict en territoir van dien Rigter gelegen, en, vi relationis ad certtm difirictum, te houden ?yn, ac f\ ifiïa bom fpecialiter fuiffent denominata , 't zelve met een fententie in contradiclorio ergaan, aldaar bekragtigende. Wy konnen, volgens privative annotatien over 't / eluwfcb Land- s7. regt van den eerften Referent, tot meerdre zekerheid hier neg by voegen een vorige fententie,in den jare 1627. voor den Stadgerigte van Harderwyk, tuffen Harmen Egberts Buitenhuis, Aan • legger ter eenre , en Joachim Straatmeefler, nevens de Provifa I 2 nn  6a Partïs Qüintje ren van'tOude Mannenhuis, Venveerderen ter andre zyden,overde praeferentie tot de penningen, geproflueert van het huis van Dries Harmfen, na ingenomen advys van voorname Advocaten en Couftumiers, geveld, waar by den Aanlegger deze koopspenningen gêadjiïdiceert zyn. Om redenen, dat denzelven uit kragt van verwillekeuringe, bv ge2g meiten Dries Harmfen op den 18. Auguftus 1618. voor de Schepenen der Stad Harderwyk,by verwonnenepanden aan 'tgerede, en laafte ruimingen aan 't ongerede, per voluntariam conjlitutionem in Judicio gepaffèert, verkregen heeft jus hypothecce in alle goedren van voorfz. Debiteur, Dries Harmfen, onder den Schependom van Hardervvyk gelegen. Zonder, dat 't zelve, door een fpeciaal hypotheecq naderhand ten behoeve van Venveerderen op zeker huis van dezen Debiteur gerigtelyk geconftitueert, gekrenkt heeft mogen worden ; Cum enim de pignore utraque pars contendit, prcevalet jure, qui prcevenit tempore ; ita ut, qui eo prior eft, potior fit jure , waar uit dan alwyders volgd, quod jus pignoris,priori creditori femel quafitum ,faelo debitoris leedi aut deterius reddi non poteft. 2n Zodanig ook, dat diergelyke verwillekeuringe niet word ver' jaart ,* quia tempus non eft modus tollende obligationis aut hypotheca, en aldus daar op niet applicabel is,'tgeen onze Statuiten omtrent de tyd der verwinnen en fententien in aanzien van derzelver executie bepalen. Nadien daar mede niet gedood word het regt, 'tzy rëel, ofte perzoneel , 't welk dezen Aanlegger uit kragt van verband is competerende. Al 't welk in deze Graaffchap des te minder zwarigheid vind, 3°- om dat de Regifters van affectatien der onroerende goedren allee» requireren protocollatie en regiftrature der goedren onder het Gerigte van hare fituatie, om, volgens den 4. en 6. Artikel, regt van praeferentie voor pofterietnre regiftraturen daar door te confequeren. Zonder,dat daar op alle d'erven, met hare onderhorige lan3r-deryen nominatim gebragt, ofte een cataftrum van dezelve in 't by-  C o n s. VIL 6g 'tbyzonder van erf tot erf, inyeders ampt gelegen, gemaakt zyn. Gelyk, in reguarde van regiftratien der goedren, in den Ampte van Over-Betuwe gelegen, daarom, onzes oordeels, dit alzo voor- 32maals wel begrepen,en binnenNymegen op den 6. April 1685. géadvifeert hebben de Heeren Advocaten en Regtsgeleerden G, Moring, Joh. Roukens, R. van Salingen, J. van Tryfi, J. van Gaesheek , H. F. Verholt, Adr. Roukens , L. de Haert en Ryk Muys , wier advys, gegrondveft op deze voorfz. redenen, mede geconfirmcert is op den 8. en 13. dito maands en jaars by de Heeren W. Waters, A. Foyert , C. van Steenier en Joh. Op Ten Noorth, dat namelyk het Plakaat aldaar, over alzulke regiftratien 2'emaneert, geen onderfcheid tuffen generale en fpeciale hypothecatien komt te maken , maar indifiincje ftatueert , dat , die zyn opdragt , vefteniffe en rëalifatic 't eerft doet aantekenen, en protocolleren, of gelyk het Zutphenfch Reglement dicteert, doet protocolleren en regiflreren , het eerfte tot en uit het erf en onderpand verzekerd en daar aan het naafte zal wezen; Voegende de Heer W. Waters ter betoninge, dat oudre generale „„ verbanden, voor den localen Rigter gefchied, en ten Protocolle van bezwaar gebragt, voor jongere fpeciale geprajfereert worden, daar by, in 't byzonder deze nadre drangredenen „ om dat de re„ giftratieftaat op de naam vande perzonen, op welkers goedren „ de hypotheequen, het zy door contract, het zy door bezatinge, of„ te peindinge, verkregen is ; zonder, datdaareenRcgifterisvan „ de erven. „ Zulks, dat die geen, die yemand geld wil verfchieten, of anders „ procederen op een byzonder erve in Over-Betuwen, d' een of „ d' ander toebehorende, even zo ligt by de infpectie van 't Re„ gifter van bezwaar kan gëinformfert worden van hypotheecquen „ of réalifatien, ftaande op yemands ongerede goedren, als van „ die, dewelke ftaan in fpecie op dit of dat erve. „ Zo dat, als men de generale hypotheecquen het effect van „ preeferentie geeft in Over-Betuwen, daar mede geen meerder „ occafie zal gegeven worden, om yemand te verkorten, als wan„ neer men die zoude reftringeren tot de fpeciale hypotheequen. I 3 Ons  7° PARTIS QüINTjE Or.s gevoelen aldus met Vaderkindfche wetten en grwysdens per turbam DD. gefhaft hebbende, vermeinen wy, om gëaliegeerde redenen, in dezen niet t' obfteren, dat de peindinge, welke CMfliaan Okhorfi fpecialiter op des debiteurs goed, onder dezelve jurisc'ctie, waar onder alle de goedren, van denzelfden Debiteur voor hem door d' andere crediteuren generaliter g'affeéteert, gelegen zyn, gemaakt heeft, eerder ten reguarde van dat fpeciaal goed ( waar van ons egter nog ex aftis nog exprotccoüo gebleken is) zou mogen geregiftreert zyn. Overmits alzulke fpeciale regiftrature, aan eene voorgaande ge34. nerale, includerende alle des debiteurs goedren, coram eodem Judice met peindinge befproken , niet zou praejudiciabel zyn, maar dan wel konnen plaatze hebben , wanneer twee crediteuren voor en na nominatim op een en dezelfde goedren hadden gepeind, en den laaften daar van die eerfte regiftrature bezorgt hadde, in welken cas hy, tempore Heet pojlerior , voor den eerften , tempore quamvis prior, naar vorcnsgemeïte Reglement Art. 10. zou preferabel zyn. Hoedanig en in die zin den 1. Artikel van meergemelte Reglement, ' willende, dat allerhande aften, waar by d' onroerende goedren eenigzins g'affecteert worden, zullen geprotocolleert, en daar en boven yeder op zyn poft met uitdrukkmge van derzelver name en beichryvinge der bepalinge geregiftreert worden, te verftaan, en toepaffelyk is tot evengenoemde zoort van affeclatien, ofte wel tot de zodanige, welke voortkomt uit een contract, gemaakt tuften den debiteur en crediteur, waar by den eerften zyn goed of goedren fchoon onder een generaal verband van zyn perzoon en goedren, nominatim & in fpecie by d' acte van hypothecatie, ten behoeve van den tweden verbind, en uit die onderlinge conventie alzo afziet van des debiteurs andre territoriale goedren, welke daarom ook met effect door andre zyner crediteuren mogen befproken worden. , Daar in cas fubiect geen zodaan verfprek tuffen crediteuren van 3 -een infolventen debiteur ( welke alle deszelfs goedren, om daar uit by preferentie betaald te worden, door eene generale nominatie van dezelve voor den territorialen of localen Rigter inelufive heb-  C o * s. VIL 7i hebben willen affecteren) kan plaatze hebben; Ibi enim resfingitur preefiens, &f ditioni Judicis fubjecla, ubi ejus contemplationeforum fortitur. Quod argumento &? exemplo judicii domus mortuaria cafu quo illu- „7 Jlrari potuerit, vigore cujus poffeff onis, per Pratorem folenniter appre- * benfee, pqfjèjio rerum, extra Mud jm 'it lam fiturwn, quatkus naturaliter apprehenfie non fint, ad illius pqffefforem pertinet: Sed, cum frujirarei fiatis demonjiratce adjicitur, huk Muftrandce materies non diutius immorabimur. Wy befluiten derhalven uit de vorige gezegdens, dat dezen pofterieurenCrediteur, Chr. Okhorfl zelfs weinig vertrouwen op deze 3& zyne fpeciale affectatie zal gehad hebben, dewyl hy ten tyde der fubhaftatie van dat by hembcpeind parceel, onder andren op den 15. April 1749. gerigtelyk getchicd, niet d'allerminfte proteftatie daar tegens tot confervatie van zyn venneind regt, ten fine van prioriteit, gedaan heeft, waar toe immers, naar regten en byzonder naar't Zutphenfch municipaal Statuit Tit. 13. Art. 4. conform de traditie van Faber in Cad. Lib. 7. Tit. 29. Def. 16. ook buiten enige citatie juxta Vant, de Null. Jent. ex def. cit. nn. 19. 020. verpligt ware geweeit. Zodanig, dat van dit zyn regt, waar van hy zig na de gedane publicatie der verkopinge had konnen tempore Jubhaftationisbedie- 39* nen, zou moeten gehouden worden verfteken te zyn per ea,queeeieganter habet fiupralaud. Matth. de Auct. Lib. 1. Cap. 11. n. 31. en 40. alzo geoordeeld, door die veronderftelde permiffie van verkopinge daar aan gerenuntieert en 't zelve geremitteert te hebbenper LL. uileg, apud cit. Carpz. cl. P. 2. Confil. 23. Def. 28. Wy hebben deze en gene der anterieure Crediteuren gelaft, om , ter requifitie van de volgende daar by g'intereffeerde pofteri- ^ * eure Crediteuren,haar boek en wettigheid hunner geprefereerde vorderingen, invoegen als by het dictum fententie, binnen 14, dagen fub pcena presclujionis , in hoe prioritatis maturaudoproceffu fiummario, te folemniferen, zodanig egter dat die Crediteuren daar toe binnen gemelte peremptoire tyd geene inftantie gedaan hebbende de voorfz.folemnifatie zal worden gehouden, als of die wcrkelyk gefchied ware, Gelyk  72 PARTIsQüINTffi Gelyk wy, ten aanzien van die gcreferveerde exhibitie der Spe42 cificatien van koften, mede verftaan hebben, dat dezelve binnen ' gemelten termyn kome te gefchieden, ten einde daar mede deze zake des te eerder moge gêaccelereert , en aan de geprefereerde Crediteuren hare geverificeerde pretenfien met fpoed toegebragt worden 'teffect hunner preferentie per ea,quce habet Carpz. d. Conft. 28. Def. 2. fc? 4- Terwyl wy eindelyk de zodane Crediteuren , die binnen dien zelfden peremptoiren termyn hare pretenfien niet geverificeert 43. hebben, daar van hebben moeten precluderen en verfteken, v. ld. Def.feq. 3. vin. ADVYS INSTRUCTOIR, O ver dezelve materie van prseferentie. I. Of het univerfale Judicium preferentie £«? concurrentie creditorum hier te Lande plaatze heeft? II. De effèclu contumacie. S U M M A R I A. I. 2.10. /V rreften funderen jurisdictie, en maken den Rigter, waar voor dezelve gëintenteert wórden, competent ? add. n. 26. 3. In ordinandis judicii? fpeSlatur mos £? jlylus loei, ubi agitur. 4.5.6. Of een crediteur door midvan arreft, elders buiten de woon- plaatze van enes debiteurs deiblaten boedel, ook op zyne effecten kan procederen, dan" of denzelven zal moeten gerenvoyeert worden ad univerfale Judicium prceferentim & concurrentie creditorum1? 7. Waar van de negative met redenen, fententie, Iloves advys èn  C o n s. VüE 71 Gezien, gelezen, en gêexamineert by ons ondergefcbrevene Regtsgeleerden de requefte van den Solliciteur Militair, Mr. Johan Albert Willinck, voorts nog van de Koopluiden, Hendrik en Samuel Kretfichmer, en eindelyk van den Chirurgyn Majoor, Hendrik Karei Befeke, in datis den 15. 22. en 26. Janaary 1756. een WelEdelen Geflrengen Krygsraad des Guarmfoens binnen Zutphen gé'exhibeert en overgegeven, op ende tegens den Solliciteur D. E. V ofwel de Curateuren , over deszelfs boedel te aangefteld, neffens die in margine (taande re- fpective appoinftementen en relatien van de gedane infinuarfen , als mede de requeften van compe! van den 19. Tuny en 22. November dito jaars, met de bèwyzen', daar by gêappliceert, mitsgaders de r'-quefle , tot afdocninge der zake gepraefenteert, en door den Heer Auditeur MiHtair van wdgemelden Krygsraad , K " ' Mr. en dccifie vsn den Soüverein betoogd is. Add. nn. 29. £ƒ 39. 8. Schoon de Arreftanten zyn medeburgers van den infofventen debiteur, en onder een en denzelven Rigter gezeten. p. 11. 12. 13. 14. 17. 18. 31. Wat het effect van een contumaciele procedure , ordine juris vervolgd, is? v. porro n. 19. 15. Ut quis contumax fit, tenetur tidverjarius in termino abj'entem contumacie accufiare. 16. In materia arrejti zyn twee proclamata, volgens onze Statuiten , genoeg tot uitwerkinge van contumacie. 19. Reus ob J'olam contumaciam non cadit caufid , aStore non probante. 20. In Vel uwe word een Gecontumaceerde pro confejjo 6? convitïo gehouden, 't zy de zake bewezen is, ofte niet. 21. 23. 25. Dj praferéncJe. moet wprden jjpdirigeert en gedceideert naar rang van de tyd uer gedane arreltcn, 't welk in by~ potlejiojde geprefereerde crediteuren gêappliceert w >rd. 22. Aan verklaringen van Secretariffen, en andere gerigtelyke perzonen word volkomen*gelpctf gegeven. 24. Wanneer en waarom,moribus, Koopmans-boeken , met eede gefterkt, gelovë verdienen? 26. 28. Arreiten geven regt van preferentie, volgens den regel, qui prior eft tempore, potior eji jure. 27. Jura vigilantibus fieripta, 29. Hoe ver zig het 'decreet van een defolaten boedei, ten aanzien der crediteuren, uitibekt ? 32. Koften zyn mede prsferabel. 33. Formulier van fententie over praeferentie.  74 Pinrrj Qütntje Mr. Gerhard Haefebrasck, aan ons ter handen gefield, om te diepen van fchriftelyk advys „ of namen lyk op de cvergrgevene „ ftukken den Krygsraad zoude competeren een contumaciefe s, fententie te kunnen afgeven, dan of in dezen nog verder, en 9, op wat wyze, behoorde geprocedeert te worden ? Zo neen., of Haar WelEdele Geftrenge by fententie dc'Aan„ leggers haren eilch zouden kunnen adjudiccren, en vei klaren, „ dat daar voor goede arreften gedaan, en die g'arrefteerdepen„ ningen daar voor executabel zyn ? Zouden wy ondergetekende, onder correctie, van advys zyn, dat dezen WelEdele Gcftrengen Krygsraad in de eerfte plaatze niet alleen bevoegd is, en competeert, om op de overgegevene ftukken een contumaciele fententie aftegeven; Maar ook inde tweede plaatze, d'Aanleggers in dezen haren eifch,voor zoveel ze dezelve ten genoegen van regten hebben bewezen, te adjudiceren, en te verklaren, daar voor goede arreften gedaan, en de gëarrefteerde penningen, voor zo verre zullen, bevonden worden , daar voor executabel te zyn. Om redenen , dat ons uit de fttttcken is gebleken, dat delmx_ petranten en Aanleggeren indezen met het middel van arr"ft hebben geprocedeert op alle zodane penningen, als de Hoogwelgeboren Geftrenge Heer Generaal Majoor en Commandeur Van L en de Fleer Majoor S. V alsnog aan wylen D. E. V ofte alnu aan deszelfs onder curatele gcftelden boedel zouden zyn verfchuldigd, en onder Dezelve beruftende, ten einde,om daar aan te verhalen, als by de refpefiive requesten met meerderen vermeld, q. r. Dat het nu een kennelyke en in praxi uitgemaakte zaak is, dat 2 binnen deze Provincie en Stad in 't byzonder alle arreften, op yemands goederen ondernomen, funderen jurisdictie, en maken zodanen Rigter competent, om daar over te erkennen, gelvk zulks is te zien by 't Stadregt van Zutphen Tit. 9. en Landregt Tit. 4» welke in dezen decifoir moeten zyn, als niets bekend er zy ude in regten , dan dat in ordinandis Judiciisfpeclatur mos cjffiylus loei, ubi agitur , naar de leere van Cbrijlin. ad LL.Mechi. in l'ralud. n. 51. Waar  C O N 5. VIII. 75 Waar by kunnen gevoegd worden 't Stadregt vort Arnhem Art. S. 3. & 4- Landregt van Meluwe Cap. 7. Landregt van de IV. Boven-Ampten van 't Nymeegfche Quartier Tit. 2, conform het gevoe- 3Jen van Regtsgeleerden, en de conftante pra&ycq, in deze Provincie vigerende, waar van te zien by Scbrajfert ad Jus Velav. Cap. 10. en des eerjlen Confulents in 't ligt gegevene Advyfen 'en Confdtatien P. 3. Conf. 9. nn. 11. 12. 13. é? 14- enConf. 19. 48. 49. 52. Ö3 54. waar toe men zig is refererende, Zonder, dat hier omtrent eenige fpeculatie kan baren, dat den boedel van den debiteur mogelyk voor d' interpofitien van d' arreften , waar van ons egter niets zekers is gebleken , is verklaard geweeft defoiaat, en gefteld onder Curateuren, en dat overzulks deze gëarrefteerde pennningen, onder welgemelde Heeren beruftende, zouden gehoren tot het univerfale Judicium concurrentie tjf preferentie creditorum. Welke zoude moeten worden geventileert ter plaatze, alwaar binnen deze Provincie een defolaten boedel zoude komen te vallen, en zulks met betrekkinge tot alle goederen, die tot denzei- 5» ven gehoren, 't zy dan gerede, ofte ongerede, en waar ter plaatze die ook zouden mogen zyn; zodanig en met dat gevolg, dat deze goederen door middel van arreft ofte anderen ingang van regten ter plaatze, daar dezelve elders gevonden worden, gëaffecteert, befproken, en vervolgd, nog daar door eenige prfeferentien bekomen zouden kunnen worden. Te minder,-daar die gëarrefteerde penningen, als mobile goederen zynde, zouden moeten gehouden worden, te zyn in het 5, domicilie van den gefailleerden debiteur en defolaten boedel , en dus de erkentenis en uitfprake van deszelfs Rigter te moeten volgen. Gelyk wel eer de Heeren van deMagiftraat der Stad Zutphen inden jare 1730. in den defolaten boedel van. J ohan Mes, Burger en Koopman alhier, hebben gefouteneert, en by een ampeleremonftrantie aan de Heeren Staten van deze Provincie dit gefuftineert regt op deze en meerdere argumenten getragt aan te tonen en te bewvzen, en op die fundamenten van Haar Edele K 2 Mo-  71*5 Partis Qüint/k Mogende verzogt, dat zouden gelieven te vei (ban „ dat zoda„ ne arreften, als voor de Heeren Gedeputeerden van Nymegen „ cn Veluvve, op infchulden en gerede effecten, totdieti defola„ ten boedel gehorende, waren ondernomen, coram tncompetenti „ gêintentcert,en dus,als wederregtelyk,nul, en van geender „ waarden, zouden worden gecaffeert engeannulleert,endato„ verzulks dezelve mogten worden .gerenvoyeert tot Haar Wel „ Edele en Groot Agtbare, als alleen competente Rigters over „ dien defolaten boedel zynde, om aldaar haar regt aan te geven, „ en te vervolgen, en neffens andere Crediteuren te komen in con„ currentie. Geconfidereert die remonftrantie byrefolutievanden 29. April 1730- gefield is geworden in handen van de Heeren Raden van den Hove Provinciaal van Gelderland, om Haar Edele Mogende daar op te dienen van hare confideratien en advys, waarby die gêobmoveerde objeclien en motiven zodanig wederlegd zyn, dat by ons daar omtrent geene de minfte hefitatie of ferrjgel heeft kunnen overblyven. Wanneer by dat advys omftandig op juridycque en politvcque gronden betoogd is; Dat niet alleen zulk een univerfale Judicium concurfus creditorum, 7. zo omtrent gerede, als ongerede effecten van een defolaten boedel, 't zy dan met relatie tot Ingezetenen van deze Provincie, ofte tot anderen daar buiten, ten eenemaal onbekend is, en dat byzodane gefchapenheid van zaken die Crediteur ofte Gêintereffeerde, dewelke de eerfte op effecten van den gefailfeerden dtbiteur en defolaten boedel voor het Gerigte, waaronder hy dezelve vind, naar behoren, komt te fpreken, volgens het bekend axiome, qw$ jura vigilantibusfunt fcripta, word verftaan, en geoordeeld, 't befte regt verkregen te hebben, en voor andere Crediteuren ofte Gëinteri-ffeerdens geprsefereert te zyn. Zonder, dat zodanige effecten van dien Rigter, waar onder dezelve gehoren , kunnen worden getrokken tot of onder een Judicium univerfale ofte generale voor een ander Rigter, waar onderden defolaten boedel is gevallen , als van ouds heen altyd geoordeeld zynde,  C O N s. VIII. 77 zynde, dat het zelve riet,als tot confufie van jurisdictiën, welke binnen deze Provincie veele en verfcheiden zyn, kouJeftrekJcen. Zynde dit mede in diervoegen gedecideert voor het Gerigte van Lochem in zake van N. N. Menkhorfi, Arreftant en Aanlegger ter eenre, tegens den Volmagtiger van de Curateurtn van den defolaten boedel van Feta- Martens Hofyzer, Oppofant ter anderen zyde, in dato den 15. Maart 1642, confulentibus DD. Job. Schijfori & Gof Fan Steenier, waar van by den eerften Referent d. F. 3. Conf 29, getuigd, en een ander geval te vinden, en tegens andere Doctoren verdedigd word in cit. Conf. 19. nn. 68 -70, waar toe en tot de verdere ftaatkühdrgÈ redeneringen by s' Hoves advys, aangehaald door Schrasfrt Obf. igi.n.6. wy ons gedragende, daar uit nog aanmerken, dat dusdane contraire fuftenue niet alleen metdeconftitutie van regeringe, maar ook met de wel hergebragte en gëinvetereerde gewoontens en obfervantien , binnen deze Provincie ftand grypende, en alle arreften permitterende, flrydig was. Uit welke alom in deze Landen gerecipieerde praètycq dan mede van zelfs moefte volgen, dat de gerede effecten, naar regten niet altyd moeiten gehouden worden, te zyn in loco domicilii van derzelver Eigenaar; En dat overzulks Haar Edele Mogende in het verzoek van wefgedagte Magiftraat van Zutphen behoorden te difficulteren, en toeteftaan, dat de geëntameerde arreftproceduren, naar behoren, agtervoigd wierden. Welk poinct dan alzo by 't Hof van Juftitie, enden Souverein van den Lande uitgemaakt en'gedecideert is, zo hebben wy geene de minfte zwarigheid kunnen vinden, waarom de locale Krygsraad alhier niet in fortioiibus terminis mede over de preferentie tuffen de Arreftanten Crediteuren,wegens die geaffecteerde penningen, zou mogen erkennen ? Nadien de by voorfz. Hoves Advys of Berigt vermelde Arreftanten waren Medeburgers van den infolventen Debiteur, Joh.m 8. Mes, eji onder een en denzelfden Rigter ofte Magiftraat van Zutphen, alwaar deszelfs boedel defolaat verklaard,en gevallen K 3 is.  78 PartisQuint/ê is, gezeten en wonende, daar in tegendeel deze Arreftanten on. der verfcheide Rigters, en niet onder de Magiftraat van ak waar de gelibelleerde boedel onder curatele gefteld is, geze« ten zyn.' Dit dan vooraf vaftftaande, dat de Arreftanten en Aanleggeren in dezen met een behoorlyken ingang van regten op deze pen9- ningen hebben kunnen en mogen procederen, zo zal daar uit van zeiven voortvloeyen, dat, de Aanleggeren deze refpeftive arreftproceduren, ordine juris ( als wy in dezen vermeinen gefchied te zyn ) vervolgd, en de Géarrefteerdens, als Curateuren, niet daar tegens behoorlyk gehandeld, nog zig g'opponeert hebbende, de laaften notorié, als veilig, envericontumaces, te eragten zyn; zodanig en met dat effect, dat dezen WelEdelen Geftrengen Krygsraad in de eerfte plaatze door het arreft, op de onder deze militaire io. Heeren beruftende penningen ondernomen en vervolgd , volgens de aan Dezelve in zaken van nature, als deze, behorende jurisdictie, is geworden den Judex competens, en dus bevoegd, daar over een contumaciele fententie af te geven. Aangezien ons nu uit de ftukken gebleken is, dat de requeften van den 15. 22. en 26. January 1756. met marginaleappoinete- h menten van dezen WelEdelen Geftrengen Krygsraad , om daar ' op binnen den tyd van zes weken , infinuatione falvd, te dienen van belang, niet alleen behoorlyk zyn gèinfinueertengéexploicteert geworden aan de Weduwe van D.E.V- ende Curateuren, over dien boedel gefteld, als uit de relatien bydie requeften is te zien. Maar ook, dat d'Aanleggeren na verloop van dien zes weekzen termyn, by gene comparitie ofte tegenhandelinge,zigwederJ2. om by requefte hebben gëaddrefleert aan een WelEdelen Geftrengen Krygsraad, en verzogt, dat gemelde Curateuren, als thans het intereffe van den boedel waarnemende, by appoinctement in margine mogten worden geïnjungeert, om alnog binnen den tyd van zes weken, infinuatione fialvd, daarop te dienen van Belang, fi velinty by pccne van verftek, ten profyte, als naar regten. Welk  C o n s. VUL 79 W elk verzoek almede gêaccordeert, en by eigenhandige verklaringe van die Curaieuren dat exploiél voor géinlinueert aangeno.nen zynde, als uic het atteft van een der'Curateuren van den 15. Mey 1756. kan manifelkren, hebben wy deze infinuatie van zo veel waarde moeten houden, als» of dezelve gerigteiyk gécxploicteert ware. Vermits een debiteur van het privilegie, het geen hem is competerende, te weten van gene fubfidiaue wethcn 'te behoeven aan te nemen, als van zynencompetenten Rigter, kanrenuntieren en afzien, en zig dos de jurisdictie van de plaatze desarrefts onderwerpen, cum qiifibetjuri, pro fc 'nurodufto, remtneiarepotefi, arg. L. 29. C. de Paclis. Dat d' Arreftanten alverdcr, na verloop van dien termyn,in dato den 22. November dito jaars, by geene comparatie, zig we- 1». derom hebben geaddreüeert, en verzogt, dat de Curateuren alnog binnen den tyd van zes weken, na infinuatie van ditn,mogten worden gelaft, daar tegens te dienen van Belang, fi velint, by poene van abfoluit verftek. Het welk mede door dezen WelEdelen Geftrengen Krygsraad is gêaccordeert , en b dato den 4. December, naar behoren, géexplo'ctt vrt geworden, en door een der Curateuren, als boven, voor geïnfinueert aangenomen, als uit de eigenhandige verklaringe onder die requefte te zien. Waaruit ons eensdeels ten genoegen is gebleken, dat d'Arrestanten ordine hebben geprocedeert, en deze gedaagde Curateu- *4ren , zo en a's het behoord, in quoiibet termino van contumacie gêaccufeert. Contumacia enim alicujus nunqnam fibi nocet, nifi adverfarius in termino- compamerit, fiP emn contumacie acevfaverit, naar de leere van Chriftin. ad LL. Meihl. Tit. 1. Art. 21 ,n. 6. Faber Cod. Lib. 2. Tit. 2. Def. 6. MMusad Jus Lubec. P. 5. Tit. 4. Art. 1. n\ 27. En andersdeels, dat deze Gcdaagduis , als vericontumaces, zyn te eragten, nadien het kennelykis, dat inmateria arrejtinïet meer- ^ der, dan twee pro' Ian ata ofte compeilen, alhier nodig zyn, om een uublyvende en op den behooriyken termyn niet erkhynende parthye  8o Partis Qcint.e thye te conturnaeeren,en veilig te doen verklaren, volgens den uitdrukkelykeu text van het Stadregt van Zutphen Tit. g. Art. 5. gelyk dit meermalen in judicando is verftaan geworden, als onder aideren in dato den 2. September 1707. by de Magiftraat van Zutphen in zake van Hendrik Freriks contra Johan Svnrlhof, item in 1713. in zaken van Thomas Van Bom contra N.N.Kaldenbach. Waar uit dan fut naturd moet volgen, dat,, door deze manier van procederen die contumacie haren behoorlyken voortgang op I-7' de refpeciive termynen genomen hebbende, en volkomen tegens de Gedaagdens, naar order regtens, voltrokken zynde, de Aanleggeren en Arreftanten vervolgens met fundament hebben kunnen en moeten verzoeken, of tot het overgeven van haar Intendith te mo'-ren worden gëadmitteert, of dat op de ftukken, zo en als ainier'gefchied is, in contumaciam mogte worden regt gedaan. Weshalven dezen WelEdelen Geftrengen Krygsraad alnu, naar o regten , bevoegd is, de gedaagde Curateuren, als Gecontumaceerdens , by fententie niet alleen te verklaren, maar ook verpligt, in de twede plaatze, op en over de zake zelve regt te doen, conform het Stadregt van Zutphen Tit. Ü.Art. 4. cif 5.en Landregt dezes Graaffchaps Tit. 4. Art. 2. Waar omtrent wy mede van oordeel zouden zyn, dat meerwelgemelde, Krygsraad de Aanleggeren haren eifch zouden kunnen en mogen adjudiceren, en verklaren, daar voor goede arresten gedaan, en de gëarrefteerde penningen daar voor executabel te zyn. ..... Niet uit hoofde van de begane contumacie, doordien het, naar. even geallegeerde Stadregt d. Tit. 8. Art. 5. & Tit. ig.Art.10. 19' en Landregt Tit. 8. Art. 7, en de conftante pradycq in dit Graaffchap, refoluit is, quod reus ob Jolam contumaciam non cadit caufd, aclore non probante, licet in contumaciales expenfas femper ob contemtwn Judicii condemnetur. v. Gaill. Lib. 1. Obf 6. nn. 7-9. fc? Schomaker P. 2. Conf. 7. n. 7. .Geheel anders, en contrarie de wetten van Veluwe , alwaar na het lezen van het laafte ordel de zake, .het zy dezelve 2o'bewezen is, .ofte niet, verloren, en zodane gecontumaceerde par-  C O N s. VIII. 8t parthye teque inexpenfas ac fummas peiiias gecondemneert word. Quia contumax Jure Vekvko pro confejjb & conviclo habetur , als te zien by Scbrajfert in Comment. ad Reform. Velav. Cap. o. Art. 3. Ö)4- nn. 1. 2. 0*4- .,, . Maar, omdat wy vermeinen, dat de Arreftanten hrren eilch ten genoegen van regten hebben bewezen; zodanig, dat haarde zelve by fententie kan en mag worden gëadjudiceert. _ i Want, wat den eerften Arreftant,>/&. AlbKWMinck, Solhciteur Militair van de Compagnie van den Heere Generaal Majoor Van L onder het Battaillon van den Heere Lieutenant Generaal Van B ter repartitie des Quartiers van Nymegen, betreft, daaromtrent zouden wy van oordeel zyn; t Dat by fententie aan zyn Edele, met prasteritie van zyne verdere eifchen, waar van geen den minften fchyn of blykis gepro. 2U duceert, aanvankelyk, naar rang van de tyd zyner gedaane arreit en affectatie , in d'eerfte plaatze kan en behoord te worden toeèrkend voldoeninge van d' ordonnantie van de foldye ofte't traclement van degelibelleerde Compagnie over de korte maand December des gepaffeerden jaars 1755. alsmede van de lange maand, ingegaan primo January des jaars 1756, te zamen, deducTis deducendis, fi? fdvo calculo, eene fomme van 1678 - -- 8 — o. bedragende, als welke door bovengemelden Solliciteer D.E. V ■ namens dezen Arreftant ter Kamere van de Heeren Gedeputeerde Staten des Quartiers van Nymegen geligt, en door den Ontfanger des Bommelfchen Comptoirs aan hem op deszelfs quitantie voldaan zyn, als uit het atteft van den Heere Mr. Jan Van Leeuwen, Secretaris van Haar Edele Mogende, aldaar fub Lit. A. 22. gëappliceert, ons ten genoegen is gebleken, aan wiens verklaringe in dezen volkomen geloof kan en moet worden gegeven, als niets bekender zynde in regten, dan, quodeorumfcriptis plemsfvnafides attribuitur, als onder anderen te vernemen by Sim. Van Leeuwen Cenf. For. P. 2. Lib. 1. Cap: 8. §. 5. Wat vervolgens in orde aangaat de tweede Arreftanten, de Gebroederen Hendrik en Samuel Kretfchmer, zouden wy mede geen de ^ minfte zwarigheid maken, aan dezelve hare praetenfien, ad 153. en L 163.  82 Partis QtriNT/e 163. guldens, waar voor zy te gelyk by een libel opeenen tyd met ar. reft gefproken hebben, in gevolge der overgegevene rekeningen fiub Litt. B. & C. wegens geleverde wynen verfchuld, en welke in dezen S4" alle regtelyke requifieten, tot een rekeninge nodig, vervatten, te adjudiceren, en dezelve concurrenter tot de gearticuleerde penningen, voor zo ver verfchuld en overgebleven mogen bevonden worden, in de twede plaatze te admitteren; mits, dat dezelve vooraf,, volgens gedane offerte, hare Koopmansboeken, naar regten, komen te folemniferen, als zynde in regten, propt er favorem mercaturcs, gerecipieert en refoluit, dat een Koopmansboek, met eede beveftigd, volkomen probeert, z. Stadregt van Zutphen Tit. 21. Art. 1. en Sehraffert Obferv. 214. welke aldaar n. 1, uit en met gezag var Regtsgeleerden dit beveiligende ,^zegd : Recepti juris effe, librismercalorum, bond eorum famd, & ad petitionem debitoris jurejurando firwatis, plenum fidem haberi fine ulteriore probatione. Add. Jupracit. P. 3. Conf. icj. n. 57. Wat nu eindelyk de prastenfievan den derden Arreftant,. den Chirurgyn Majoor Befieke aanbelangt, zouden wy van advys zyn, 25. dat dezelve aan zyn Ed.insgelyks,naar rang des gedanen arrefts, in de derde plaatze zou behoren goedgedaan te worden, omdat ons, als voren, uit de verklaringe van welgemelden Heere Secretaris Fan Leeuwen gebleken is; Dat meergez. Solliciteur D. E. V werkelyk het tracte- ment over de zès eerfte maanden des jaars 1755, bedragende eene fomme van 228. guldens, ten zynen behoeve,heeft ontfangen , als fiub Lit. D. bewezen, waaraan, als aangetoond, notoriê moet worden gedefereert, en deze fchuldvorderinge daarmede ten genoegen voor geverifieert gehouden. Wy hebben by deze drie diftiréte gevalideerde prsetenflen , de prioriteit van der Arreftanten gemaakte refpeclive affectatien ' op de gearticuleerde penningen moeten in agt nemen, en den genen, welke het eerfte met arreit daar cp geprocedeert heeft,voor dal anderen moeten praslereren , omdat, naar regten, arreften niet alieen funderen jurisdictie, maar ook geven regt van prsefèrentie.' Cum arrejium opera ur pignuspratorium.v. Peuk. in Tracl.deJure Si'  C O N s. VIII. 83 Sijlendi Cap. 35. n. 5. Et de jure libérumfit'Érediióri, fibi vigitartr, & creditum fuum profequi, antequam bona debitoris aliorum credit 0rum immijjhne fint occupata , arg. L. 6. ff. Oiiee in fraud. credit. Zodanig, dat alhier plaatze zal moeten hebben den bekenden regel regtens, qui prior efil tempore, potior efil jure, cum inter 28. arrejlatos reliquis prafertur, qui prius ratione horce atque rhomenti jus reale impetrayerit. v. Carpzov. Def. For. P. 1. Confil. 2&.s. 144. & Proc. fur. Tit. 21. Art. 1. nn. 9. & 14. Zonder,dat hier tegens inconfideratiezal kunnen komen,dat den boedel van dezen Debiteur door die gedecreteerde curatele 29. voor defolaat te houden, en by het Reglement op de defiolate boedels binnen Zutphen gëemaneert, Art. 23. gettatueert is; „ Dat na het decreet van defolatie den eenen crediteur den „ anderen door affecterende ingangen regtens niet meerder zou., de kunnen voorkomen, of daar door eenige preferentie gë„ nieten. Dewyl, als bereids getoond is, de defolatie van den boedel zig niet verder uitftrekt, als alleen tot en over die goederen, die 3c* onder de jurisdictie van de plaatze, alwaar denzelve defolaat verklaard is, gehoren, maar geenzins tot goederen, in een andere jurisdictie gelegen en ervintelyk. z. Schraffert Obfi. 191. enSchomaker d. P. 3. Conf. 29. hier boven geallegeert. Eindelyk zouden wy van fentiment zyn, dat de gedaagde Curateuren in de koften dezer proceduire notorié moeten worden 31gecondemneert 9 niet alleen ob vulgatam regulam, quod viclus vüclorifiemper in expenfias fit condemnandus, maar ook en wel voornamen lyk wegens de begane contumacie, naar de leere van Faber Cod. Lib. 7. Tit. 37. Def. 7. nn. 1. & feqq. Weike koflen en verfchotten voor deze en alle andere pretenfien moeten gepreïereert, en uit de gëarrefteerde penningen al- 32. lereerfl voldaan worden, als omltandig te lezen by Schomaker d. P. 3. Conf. 19. nn. 3. 5. & 6. Om welke en meer andere redenen wy dan zouden vermeinen, dat een WelEdelen Geftrengen Krygsraad behoorde te fententieren, als volgd. L 2 In  84 Partis Quintjs ]n zaken van preferentie en concurrentie, voor een WelEdelen Geftrengen Krygsraad des Guarnifoens van Zutphen, tuffen den Solliciteur Militair, Mr. Joh. Alben Willinck, voorts de Gebroederen, Hendrik en SamuelKretjchmer, en den Chirurgyn Majoor, Hendrik Karei Befeke, relpeétive Arreftanten, en Crediteuren van wylen den Solliciteur Militair D. E. V alhier ongedecideert hangende. Welgemelden Krygsraad, gezien, gelezen, en g'exarnineert hebbende der voorfz. Crediteuren in datis den 15. 22. en 2Ó.January 1756. by requefte verzogte en erholdene arreften op zodane penningen, als den Hoogwelgeboren Heer Generaal Majoor en Commandeur ^« L en de Majoor S.F aan denzelven ofte alnu zynen onder curatele geftelden boedel refpeótive zouden mogen fchuldig zyn, met die in datis den 29. Junyen 22. November dito jaars opgevolgde requefte van compel by poene van abfoluit verftek,en van d'eene end'andere gedanehandftellingen, infinuatien, en interdiétien, alle by de ftukken ervintelyk, verklaard de Curateuren van dezen boedel te zyn contumaces, en verfteken van alle exceptien declinatoir, dilatoir, en peremptoir, voorts van alle wheren en defenfien van regten, en, doende in contumaciam regt ten principalen, accordeert enadjudiceertin d'eerfte plaatze aan den Solliciteur, Mr. J. A. Willinck, de pretenfie, deduèis deducendis cjf Jalvo calculo, ad een duizend, zes honderd , agt en zeventig guldens, en agt ftuivers, met de koften en verfchotten , daar over aangewend en gedaan: zynen verderen eifch, ter requefte van den 15. January 1756. gelibelleert, by manquement van bewys ontzeggende. Voorts in de twede plaatze aan de Gebroederen Koopluiden, Hendtik en Samuel Kretjchmer, hare pretenfie van geleverde wynen, refpe£t.ive ad een honderd, drie en vyftig, en een honderd, drie en zeftig guldens,insgelyks met dekoften, mits alvorens hare Koopmansboeken , volgens gedane offertes, meteedetefolemniferen; En eindelyk in de derde plaatze aan de Chirurgyn Majoor, Hendrik Karei Brfcke, zynen eifch, falvo calculo, ad twee honderd, agt en twintig guldens, ook met de koften. Die  C O N s. VUL 85 Die gelibelleerde penningen , voor zover dezelve zullen bevonden worden zig te bedragen, en daar uit de refpeétive pretenfien, naar deze voorfz. rang van preferentie, voldaan kunnen worden, daar voor executabel verklarende, cn aan de Arreftanten haar eventueel kort ten lafte van opgemelden boedel en deszelfs Curateuren voorbehoudende, met condemnatie van dezelve in de koften dezer cor.tumaciele *rreftprocedure tot taxatie en moderatie van een WelEdelen Geftrengen Krygsraad. Aldus by ons ondergefchrevene,,/ak)0 meliori judicio , gëadvizeert binnen Zutphen den 15. Maart 1757. J. SCHOMAKER. ABR. HUININK. IX. SENTENTIE CONFIRMATOIR. xn zaken van preferentie en concurrentie voor een WelEdelen 1 Geftrengen Krygsraad des Guarnifoens van Zutphen, tuffen den Solliciteur Militair, Mr. Johan Alben IViüinck, voorts de Gebroederen Hendrik en Samuel Kretfchmer, en den Chirurgyn Major, Hendrik Karei Befeke, refpective Arreftanten en Crediteuren van wylen den Solliciteur Militair D. E. V alhier ongedeci- deert hangende. Welgemelten Krygsrade, gezien, gelezen, eft g examineert hebbende der voorfz. Crediteuren in datis den 15. 22. en 26. January 1756. by requefte verzogte en erholdene arreften op zodane penningen, als den Hoogwelgeboren Heer Generaal Major en Commandeur Van L ende Major S. V----- - aan denzelven of alnu zynen onder curatele geftelden boedel reipeóhve zouden mogen fchuldig zyn,met die in datis den zo.Juny en 22. November dito jaars opgevolgde requeften van compel by pocL 3 ne  86 Pastis Quint/e ne van abfoluit verftek , en van d'eene en andere gedane handftellingen, infinuatien, en interdictien, alle by de ftukken ervintelyk, verklaard die voorfz. Curaceuren te zyn contumaces, en verfteken van alle exceptien daclinatoir, dilatoir, en peremptoir , voorts van alle wheren en defenfien van regte, en, doende in contumaciam regt ten principalen, accordeert en adjudiceert in d' eerfte plaatze aan den Solliciteur, Mr. J.A.lVillinck, depnetenfie, dedutïis deducendis, &falvo calculo, ad een duizend, zes honderd , agten zeventig guldens, en agt ftuivers, wegens de twee ontfangene en verfchulde militaire ordonnantiën, met de koften en verfchotten, daar over aangewend en gedaan; zynen vorderen eifch , ter requefte van den 15. January 175Ö. gelibelleert, by manquement van bewys ontzeggende. Voorts in de tivede plaatze aan de Gebroederen Kooplieden, Hendrik en Samuel Kretfchmer, hare praetenfien van geleverde wynen, refpeftive ad een honderd, drie en vyftig, en een honderd, drie en feftig guldens, insgelyks met de koften, mits alvorens hare Koopmansboeken, volgens gedane offertes, met eede tefolemniieren. En eindelyk inde derde plaatze aan den Chirurgyn Major, Hendrik Karei Befeke, zynen eifch, falvo calculo, ad twee honderd, agt en twintig guldens, ook met de koften. Die gelibelleer.de penningen, voor zo ver zullen bevonden worden zig te bedragen, en daar uit die refpe&ive praetenfien, na deze voorfz. rang van praeferentie, voldaan kunnen worden, daar voor executabel verklarende, en aan de Arreftanten haar eventueel kort ten lafte van opgemelten boedel en deszelfs Curateuren voorbehoudende, met condemnatie van dezelve in de koften dezer contumaciele arreftprocedure tot taxatie en moderatie van een WelEdelen Geftrengen Krygsraad. Aldus gedaan en gefententieert in den Krygsrade binnen Zutphen den 23. Maart 1757. Onderftond en was getekend B. J. VAN DER HORST. Lager  C O N s. IX- 87 Lager ftond Ter Ordonnantie van Haar WelEdele Geftrenge Was getekend GERHARD HA ESEBROECK. Auditeur Militair. Accordeert met zyn origineel Quod tejïor GERHARD HAESEBROECK. Auditeur Militair. 1757- X. ADVYS DECISOIR. f~\Ver diergelyke materie van preferentie tuffen Ferpagter en Opziender van Armen, Ubi I. De effedu legalïs hypothees. S U M M A R I A. ï. "TTerpagters- en Vei huurders ■V hebben tacitambypotbecam in invect s &? Matte 2. 3. Het effect daar van. 4 5. Door traditie der goederen word het (tilzwygende ofte legaal hypotheecq nader geconfiv ncert, fchoon anders een corporele of¬ te actuele adte tot verkryginge van volkomen eigendom 'vereift word. 6. 14. Het legaal hypotheecq word niet verloren; ais 't zelve niet d 'telyk vervolgd , maar 't gebruik der goederen vooreen tvd lang aan den Pagter gelaten s m  88 Part, ïs Qvint/e en van de grond niet verbragt word. Add, nn. ïi. 6? 12. alias rationes. 7. 8. Redenen daar van, met folutie en explicatie van 't Nieuw Reglement. 9. Een inttantie word met jaar en dag geperimeert,en indien tusfentyd voor een affeóterende kragt en levendig gehouden , fchoon de wethe niet eerder van die acte g'exploicteert is. 10. Wanneer een bekomen verwin moet wcrkftellig gemaakt worden? 13. Qiiando novatio non babet lo- cuhi ? 15. Penningen, geprovenieert van . verkogte, tacite aut expreffe pro deblto verbondene , goederen , hebben vim & naluram furro< gati. \ 16. AStiofine obligatione non fubfiftit. 17. Judex oequaliter èf indifferenj ter, ceque pauperi, ac divitiju- Jlitiam adminiftrare tenetur. 18. Privilegiatus adverfus privile1 giatum non utitur fuo privile- gio. 19 20. 21. Wanneer de defolatie eenes boedels geen plaatze heeft? 22. In welk geval de proceskoften gecompenfeert worden ? In zaken communicatoir, voor dezen Ed. Land-Gerigte van Hummelo ongedecideert hangende tuffen Evert Jan Gerritfen en Elberi Nyenbuis. als Momboiren over de drie onmundige Kinderen van Willem Kempers en Henrica Harmfen, in leven Egteluiden , Impetranten en Requiranten ter eenre, en Ds. Fredrik Jacob Bocquet, Predikant te Hummelo, in qualiteit als Mede-Opziender der Armenftaat aldaar, Berigtgever en Gerequireerden ter anderen zyde, over 't poinét van preferentie tot de penningen, geprovenieert van den gefubhafteerden boedel, Jan Berentfen en Wiüemina De Greef tocftendig. Gezien, gelezen en g'examineert de requefte van Requiranten qq. met de annexe bewysdommen onder de letters A. B. C. D. E. & F. den 1. July dezes jaars 1758. ingediend, vervolgens het daar op den 31. deszei ven maands door Gerequireerden qq. 0vergegeven Berigt met een document fub N. 1. mitsgaders het Contraberigt en Belang der refpeftive Parthyen de datis 16. September en 7. 0&ober,laaft!eden, g'exhibeert,engelettet, waar 00 in dezen te letten ftonde. WelgemeldenGerigte, met affumptie vanonpartydigeRegtsgeleerden doende regt, verklaard, de Requiranten in haar aange5 togen  C O N s. X. 89 togen qualiceit wegens agterftendige huishuir en landpagt, monterende ter fomma van drie honderd guldens, tot de gelibelleerde koopspenningen voor den Gerequireerde q. q. praeferabel te zyn: De kollen» hier over gevallen, niet te min omredenen compenferende. Aldus by ons ondergelchreveneaëadvifeett binnen Zutphen den 17. November 1758. J. SCHOMAKER, H. A. TOE WATER. Redenen van 'tbovenllaandegewys- de zyn kortelyk deze. Wy hebben na examinatie der proces-aclen, bine inde bygebragt, geene de minfte haefitatie gemaakt, om de Requiranten q. q. boven den Gerequireerde q.q. in preferentie tot de gelibelleerde koopspenningen te admitteren. Aangezien ons daar uit ten klaarften gebleken, en by denzelven in confejjb, ofte immers nergens gecontradiceert is; Voor ecrjl, dat der Impetranten pupillen zyn eigenaren van dat plaatzien, in Hummelo gelegen, waarvan Jan Berenifen en zyn t. Vrouw Pagters zyn, en mitsdien, naar de bekende regelen van regten, tot fecuritcit van die aan haar beloofde huishuir en landpagt , hebben tacitam & legalem hypothecam in invetlis & illatis , als onder andren te zien in 't Stadregt van Zutphen Tit. 25. Art. 3. Landregt van de IV. Boven-Ampten Tit. 27. Art. 16. en Landregt van Veluwe Kap. 26. Art. 11. in zo verre, dat dezelve uit kragt van ditItilzwygend verband 2> de voornoemde effecten werkelyk, ais panden hunner bedongen huir ofte pagt, bezitten en in handen hebben, z. Scbrajfert in 't twede Deel zyner Advyfen Conf. 87. n. 3. Ten tweden, dat de Requiranten q.q. tot voldoeninge van hunne gementioneerde fchuldvorderinge , den 6. April. 1757. en dus meer, als zeven maanden eerder, dan den Gerequireerde, op de ge- M rede  99 Pastis Quintje rede effecten, zo van huisraad, als koorngewafch, levendige have enz. hunner Pagteren met peindinge hebben geprocedeert, utifub B. 3' en overzulks door dit anterieur middel, naar bet unaniem gevoelen der hedendaagfcbe Regtsgeleerden en conltante practycq,. verkregen affe6tatie en preferentie op dezelve, zo en als dit poinct met een menigte van wetten en gewysdens gëadftrueert word gevonden in des Eerjlens ondergetekendens Advyfen 3. Deel Conf ip. nn. 48-. & feqq.- waar toe wy ons brevitatis amore refereren. 't Welk nog te meer in cafu fabjècto moet obtineren, wanneer wy voor een derde hier by voegen ; Dat de Gepeindedens aanftonds op dien zelfden dag, wanneer de gemelde peindinge op haren boedel gedirigeert en gëinfinueert was, tot voorkominge van verdere koften, aan Requiranten alle hare gerede goederen in vrywillig verwin, en, zo veel nodig, mede in volkomen eigendom gerigtelyk gecedeert en overgegeven gehad hebben, als fub C. Door celïie van welke goederen ( hoewel by gebrek van attuele traditie, welke by de twee overige, als de facultas & voluntar tranferendi dominium, vereift word ) offchoon zoude mogen geoordeeld worden, den eigendom daar van aan de Requiranten niet getransfereert te zyn, cum traditio aclum corporalem requirit, arg. L. 20. C. de PaSl. Zo is en blyft het niet te min buiten tegenfprake, dat dezelve daar op, uit kragt van pagt en huir, een legaal hypotheecq hebben behouden, en door die opgevolgde anterieure peindinge regt van affectatie en prioriteit voor den Gerequireerde daar en boven bekomen. Zodanig, dat in dit geval, daar die goederen by een verondersteld gebrek van eigendom aan geen van beiden, alhier concurre5' rende, overgegeven , maar daar van alleen ex contraftu feu aclu . dvminii tranjlativo aan de Requiranten beloften gedaan waren , dezelve egter daar op in dit cas, buiten de traditie, zouden hebben en verkregen 't effect: van verband per L. 12. ff. Qui pot. in pign. gelyk dit 'met diergelyk voorbeeld en een gewysde'opgehelderd en beveiligd word by Leyferus Medit. ad ff, Sp. 444, Med. 1. 2. Uit  Cohs. X. 9T Uit kragt van welk legaal en judicieel hypotheecq de Requiranten het dan ook heeft vrygeftaan, deze gerede goedren, tot bekominge 6" van een dadelyken en onherroepelyken eigendom, of aanftonds te vervolgen en te doen verkopen, of wel aan de Pagteren het gebruik daar van nog een tyd lang te laten behouden : Mits zorg dragende, dat dezelve van de grond niet vervoerd, of verbragt wierden, maar daar op, en alzo in hunne bewaringe ( zo als ook tot den dag der ophalingetoewerkelyk isgefchied) bleven, en daar door, volgens de Statutaire requifieten , aan onze Stad- en Landregten het ftilzwygend verbandsregt geconferveert geworden. Zonder, dat de Requiranten q. p. naar 't fentiment van den Gerequireerde gehouden zouden geweeft zyn, om gemelde effecten immediaat na die overgifte tot zig te nemen, vervolgens te diftraheren, en ten gelde te maken. Gemerkt den Berigtgever nergens heeft aangetoond, dat alzulke fubhaftatie en executie, aan zekeren tyd by ons Landregt, met verlies van dat verzekerd regt, aan de Verpagters en Pand- 7eifchers gegeven, en by dezelve verkregen, zoude zyn verbonden. Want o:wel by het gëamp'üeerde Nieuw Reglement Art. 44. den Pandeifcher , en geen Ceffionaris ofte Verwinhebber, een manier van verwin der gerede goederen word voorgefchreven , zo blykt daar by nogtans gcenzins , dat hem denoodzakelykheid in de bepaalde termynen opgelegd is. Nadien het vervolg van dezelve tot de diftra&ie genoegzaam aldaar aan zyn faculteit door de woorden mogen gelaten word. _ Geheel anders , indien met peindinge , en teffens met bewaringe van'tgerede van den debiteur geprocedeert is,wanneer by & 't 46. Artikel alsdan imperative geftatueert word, waar van de redenen, in den text opgefloten te lezen zyn. Weshaiven wy in tegendeel vermeinen op goede gronden van regten, dat Requiranten daar mede jaar en dag (welke, moribus nofiris, aan een ïnftantie, eer dezelve geperimeert ofte gefuranneert 9. is, word verleend, en in die tulfentyd van "een affecterende efficacie gehouden ) zouden hebben konnen, en ook mogen wagten. M 2 ° Zulks  pa Partis Quinto Zulks, dat niet alleen, een peindinge zo lang levendig blyvende, men gevolglyk ook niet genoodzaakt is, de wethe daar van eerder te laten afgaan; Maar ook dat men voornamenlyk mede niet eerder, als binnen die voorfz. tyd , een bekomen verwin behoefd werkftellig te ma' ken, zo en als deze tyd by 't Landregt van Velum Kap. 14. Art. 20. in fine, ten opzigte mede van het gerede bepaald, en onder meer andere Statuiten te zien is by Sehroffert in Cod. Gelro-Zutph, voc. Verwin Art. 11. pag. 497. Gelyk by ons alwyders geen ingreffie heeft gevonden hetvoor- 11. geven by Berigt, als of, de Requiranten q. p. door deze meergezeide ceffie hare peindinge buiten vervolg gelaten , en daar door novationem debiti gêintroduceert, dus niet meer dan een perzoneIe actie behouden hebbende, dienthalvenden Gerequireerde deor zyne op den 23. November i757.géinfcitueerde, en,in conformitè van 't praêfcript in dat 46. Artikel van 't aangetogen Nieuw Reglement dezes Graaffichaps, gedirigeerde afte van peindinge, totconfeeutie eener fomme van honderd guldens, volgens eigenhandige fchuldbekentenis , op de dukgemelde koopspenningen behoorde gepraefereert te worden. Aangemerkt het contrarie van deze'tweeledige pofitie uit de lefture der documenten fiub E. É? F. ons openbaar is geworden , en wel ten refpeéle van d' eerfte: Dat de Requiranten , zo dra van deze latere peindinge infor- 12. matie hadden bekomen, zig datelyk daar op , en wel nog dien zelfden agtcrmiddag, aan dezen Edelen Gerigte hebben gëaddrefleert , en, zo veel nodig, mede peindinge gedaan, met verzoek van bewaringe en vervolgens ophalinge en verkopinge der panden ; Waar by teffens hebben gêinhEereert en gereferveert gehad hunne vorige peindinge van den 6. April 1757. nevens het daar op gevolgde verwin en de ceffie, hier vorens meer genoemd. Ten notoiren en doorflaanden bewyze,dat het 'er zo verre van daan is, dat Impetrantcn van hun regt, door dit regtelyk middel gêobtineert, zouden hebben gedefiileert, in tegendeel veel eer-  C o n s. X. p3 eerder gêagt moeten worden, 't zelve hier door levendig gehouden en bewaard te hebben. Behalven,dat wy deswegens nog moeten remarqueren, dat, onzes eragtens, de Requiranten niet nodig hebben gehad, hare peindinge verder te pourfuiveren, dewyl, dezelve door de verkreegene ceffie per fe moetende cefièren en ftilftaan , de Pandeifcheren nu hier door hebben verkregen dat zelfde effect en voordcel , 't geen het Landregt, door het vervolgen van dien ten uiteinde toe, hun konde geven. En aanbel angende het tweede painét, met betrekkinge tot de zo genaamde novatio debiti, zyn wy uit befchouwinge van deszelfs aard en na turr volkomen overtuigd geworden; Dat, alhier geene de minfte veranderinge van de eerfte fchuid door de gezeide cesfie gemaakt, maar alles in ftatu priftino verbleven zynde, ookby mogelykheidgene dusdanenovatie kanv/orden gëimagineert. v. L. 8. C. de Novat. _ Wezende het boven dien conftant in regten, quod novatie in dubi o non admittatur, nee aliter facla credatur, quam qua expreffe dicla fit. z. SchraJJèrtin Obfervat. 418. nn. 1. 2. Dat, behalven dit gededuceerde, in het meergëallegeerde inftrument fub F.ferè in fine, tot totale deftructie van Berigtgevers fuftenue nog gëinfereert word gevonden deze remarquable periode ; „ Hoe dat, namen lyk de Requiranten op geen andre wyze in de „ gelibelleerde vervoeringe en gerigtelyke diffractie der panden *4" „ hebben geconfenteert en zig begeven, dan onder expres protefi „ van haar regt van voorrang op de koopspenningen. Door hoedane formele proteftative acte immers dezelve, buiten alle contradictie , hun verkregen regt hebben voorbehouden en bewaard gehad: Quo niam protcffatio, rite £? fiolemniter facla , confervat jus protefiantium. Met dat regtelyk gevolg , dat de penningen, gemaakt van de gefubhafteerde effecten, niet zyn gekomen ten profyte van den Eerigtgever ; M 3 Neen.  9~ .Part is Qüint/e Nesrimaar vi & natura furrogati geworden die eigene pennin* lS- gen van Requiranten, voor zo verre ftrekkentot afbetalingevan nare fchuldvorderinge. Zulks, dat uk allen dezen, onzes bedunkens, buiten alletwyffel moet worden geconcludeert, en het daar voor gehouden, dat Berigtgever, t' onregt zyne peindinge op gezeiden boedel heb^ bende gedirigeert gehad, ook geen de minfte preferentie kan genieten. Veel minder nog, dat denzelven , uit hoofde, da? meergez. pretenfie, de Diaconye van Hummeio toebehorende, allezins favorabel moet worden opgevat, de Requiranten zoude koanen obligeren, om die aan hem te moeten betalen: Geconfidereert 'er in jure niets refoluiter is .dan dat, in boe fubjeclo geene obligatie of onderhandelinge tuilen der Requiranten , pupillen en de Crediteuren van derzelver Pagteren ingegaan of gefloten zynde, overzulksgeen de minfte aflie of verbintenis op dezelve kan geboren worden of practicabel wezen, cum non entis non fint qualitates, nee ulla aclio fubfijtat fine obligatione. Behalven, dat de faveuren en voorregten, den Armen in verfchei17. de opzigten gegeven, niet van die kragt zyn , dat een Rigter , ad cujus officium fpeclat, ut cequaliter & indifferenter ceque pauperi, ac diviti adminijiret jufiitiam, omtrent zaken van juftitie refipeStum perfonarum zou mogen hebben, v. Berücb.Pr. Csnclus. P. 1. ConcL 7. n. 34._ Om niet te zeggen , dat de caufia pupillorum , als deze, mede voor geprivilegieert in regten zou konnen gerekend, en dus jg omtrent die beide zaken deze notoire regtsleere moeten gêappliceert worden, quod privilegiatus adverfus priviiegiatum non utitur fiuo privilegio. Zo en ais eindelyk het overige gededuceerde by Berigtgever, in betrekkinge tot het poinci der zo gewilde defolaatheid dezes boedels, en daar uit quafi verkregen regt van preferentie boven de Requiranten, by ons geene confideratie heeft gemeriteert gehad. iq. Overmits by Contraberigt zeer wel is gedemonftreert en geverifieert, dat die beide gevallen , waar in een defolatie naar regten  C O N S. X. 95 ten plaatz heeft, namenlyk door verlatinge van woninge, en affterven zonder aanvaardinge des boedels, alhier niet exteren. Terwyl Requiranten q.p. na hunne op den 6. April 1757. gëinfinueerde peindinge en bekomen verwin de Pagtererj niet aanftonds van de plaatze hebben doen delogeren, neenmaar dezelve hare woninge, huishoudinge en akkerwerk laten continueren tot dien tyd toe, dat Berigtgever q.p. in November 1757. daar op heeft gepeind gehad. - - - • Gevolglyk,dat dien voorfz. boedel door deze eerfte peindinge „0 van Requiranten onmogelyk niet kan gehouden worden voor defolaat en infolvent, zo wegens het defect van voorfz. twee gevallen faclo debitoris 6? ejus heredis proprio, als van het decreet van defolatie faêto Judicis aiieno: Nog veel weiniger door-de latere peindinge van den Berigtgever, waar door denzelven geen prejudicie aan de Verpagters., op zig zelfs ratione legalis hypothecce, of als Pandeifchers tempore priores aangemerkt, heeft konnen aanbrengen, veel minder den boedel van hare Pagters, debiteuren, voor defolaat ftellen. Invoegen, dat, daar alhier zo zeer geen concurfus creditorwn univerfalis 3 als wel een particularis inrer hofce duos Creditores con- 2Itentio in confideratie komt, al het verder daar over geraifonneerde en gêinfereerde uit de municipale en andere Provinciale Reglementen over defolate boedels, met een bepaalde, dog ondêrfeheidenlyke tyd der verfchenene pagtjaren gëarrefteert, buiten applicatie en fpeciaal debath by ons gehouden en voorby gegaan is; De koften dezer procedure hebben wy gëoordeeid , dat behoorden te worden gecomnenfeêrt, omdat den Berigtgever, niet 22" fuo & proprio nomine, maar als Mede-Opziender en Bezorger der' Armenftaat in de Gemeente van Hummelo,litigerende, en dus piam caufam defenderende, niet ligtelyk gezegd kan worden, temerair geprocedeert te hebben, XI,  p6 Partis Qbint* ^ XI. ADVYS INSTRUCTOIR. Over het regt van preferentie,tuffen hypothecaire en finantiek crediteuren relpective gelullinewrt. Waar toe by myne Aanmerkingen over d' Ordonnantie van den fo. penning Artikel XXXIII. n. ii. relatie gemaakt is. S U M M A R I A. t. "VSSiJioria fatïi, 2.3. *■ Stiftende der hypothecaire enfinantiele crediteuren, add. n. 10. & 11. 4. Het Gemt'ene Land heeft ftilzwygend onderpand en dus voorrang op de goedren van hunne Adminiftrateurs , Pagters en Borgen. j. 6. Qtwd probatur legibus è? rationibus. 7. De redenen der hypothecaire crediteuren, ten fine van preferentie, waar in beftaan ? g. 9. Dog die van de finantiele worden daar tegens wegens de tyd , wanneer het legaal ofte expres hypotheecq ouder is , geprsefereert. 10. Of en wanneer het regt van legaal hypotheecq mede vervat een regt tot toekomende goederen } V. affirm. DD. all. n. 12. En hoedanig te verftaan ? v. nn. iy. & 16. H. Wanneer en hoe verre een crediteur , met wiens geld den debiteureen buisgekogt ofte getint» mert heeft, daar op verkrygt legaal hypotheecq ? add. n. 20. 13. Den Fiscus word naar 't gevoelen van zommige DD. geprarfereert, zelfs voor een crediteur, een anterieur expres hypotheecq hebbende. 14. Dog by anderen verworpen en bepaald tot de preferentie voor de chirographaire crediteuren. 17. Of crediteuren, boven een gefuftineert ftilzwygend, en door peindinge vetkregen dubbeld verband , voor den Fiscus preferabel , of ten minften tot de concurrentie admiffibel zyn ? add. n. 25. 18. d' Affirmative daar van is te verftaan in een ander cas, wanneer namelyk de privilegiën van den Fiscus' en den creditor even gelyk  C O N s. XI. 97 lyk zynde, den oudjlen alsdan zou gepraefereert worden. ip. Gelyk in cas fubject,het legaal hypotheecq ouder, en dus voor die daar na door peindinge befcomene affeÜatie ofte expres hypotheecq preferabel zynde , gèene concurrentie plaatsheeft. £0. 24. Een crediteur competeert uit kragt van de Novellag-j. Cap. 3. het regt van legaal hypotheecq op die met zyne penningen be taalde bebuizinge om redenen n. 21. 22. Wanneer by zig door middel van expres hypotheecq deswegen komt te verzekeren. 23. 27. 30. Cautela pro creditoris affecuratione, cumexplicatione d. Novelles, tr aai tur, add. n. 29. 25. Een pofterieure peindinge kan niet vernietigen een anterieur kgaol hypotheecq. 26. Of en wanneer de wetten in de Pandeêten door du Infiituten, en deze wederom door den Codex, en denzelven ook alzo door de Novellen afgefchaft worden ? 28. Yemand, geld tot reparatie van een aangekogt huis blotelyk ter leen buiten verband gecrediteert hebbende, heeft daarop geen regt van preferentie. 31. Schoon ook met dat genegotieerde geld den koopspenning van een huis betaald is, om redenen n. 32. 33. DogKrygslieden en andere geprivilegieerde perzonen zouden ex fpeciali favore mogen vindiceren een goed, met hunne penningen betaald. 34. Het Stadregt van Zutphen requireertpro validitate a<5zjxgene regiftrature , gelyk het Landregt of Nieuw Reglement der Graaffchap. 35. Waarom de legale verbanden niet konnen geregiftreert, en wanneer voor andere geprefe- ■ reert ofte gepoltponeert worden? 36. Aan wien het regt van legaal hypotheecq competeert ? 37. Het zelve ftrekt niet tot nadeel van opdragten en velteniflen, tydig geprotocolleert en geregiftreert. 38. d' Ontfangers Generaal hebben regt van ftilzwygend ofte legaal hypotheecq op "de goedren van de Pagters der Generale M.ddelen, en derzelver Borgen , geduirende den tyd van twee jaren. 39. 40. 41. Quod'ad faclum applicatur. 42. Het Qjiartier heeft, volgens Landfchaps refolutie, mede regt van legaal hypotheecq op de goedren van hare Ontfangers, om redenen b. n. f~\m,ter voldoeninge aan het marginaal appoinclement van Haar Edele Mogende, de Heeren Gedeputeerde Staten des Graaffchaps Zutphen , te dienen van advys op die door LvertVan De V°Ad en Arnoid Brouwer ingediende Deductie van den 8. September 1757. in handen van my ondergefchreven, als Advocaat Fiscaal N van  p8 Partis Quinjü vaa de Finantien, gefteld, heb ik niet ondienftig gëagt, het quseftieus poinct, tot deszelfs beter begrip, infaclo te laten voor afgaan: „ Hoe dat voorfz. Deducenten haar regt komen te deriveren uit „ een perfonele obligatie van zodanige een duizend en vier honderd j. „ guldens , als door dezelve aan Helmich Helmus, tot betalinge van „ den koopspenning van die by hem in February i75Ö.aangekogte „ huis en olymole, binnen Zutphen ftaande, zouden opgefchoten „ en betaald zyn, fuftinerende overzulks, dat zy voor de Heeren Ontfangers Generaal, wegens 'treftoir van 's Landspenningen ad ., 17286. guldens, 7. ftuiv. 6. denrs. omtrent dat huis enolymoleby „ voornoemden Helmich Helmus, als borge, na expiratie der drie„ jarige pagt aangekogt, behoorden gepraefereert te worden, en „ wel onder andren; „ [O. Omdat hare penningen daar toeg'employeert zyn, als fub „ E. &? F. en 2. „ '20, Dat zy haar prsetens regt door de fuccesfive proteften van 5, den 25. en 28. July 1757. fub G. &H. tegens de gerigtelyke ver3, kopinge der Ontfangers Generaal gedaan, zouden geconferveert, „ en wyders door peindinge van den 2. September, daar aan vol„ gende, op dit effect gëaffecureert hebben, als fub J. „ Daar tegens hebben welgemelde Ontfangers Gencraalhzar regt „ van legaal hypotheecq, ouder, dan het gepraet endeert regt van de- 3, „ ze Crediteuren, gefundeert op de prioriteit van de tyd, en wel met „ relatie tot alle de goedren van den flnantielen Pagter en zyne 3, Borgen, welke dezelve ten tyde van de pagt bezeten en nader„ hand verkregen hebben. Dit het poinct tuffen deze relpective Crediteuren van Hehnicb Helmus alleen controvers zynde, zal ik my niet ophouden met een breedvoerig onderzoek, of het Gemeene Land, en namens 't zelve in dezin d' Ontfaigers Generaal hebben ftilzwygend onderpand , en g wolglyk vo »rrang op de goedren van hare Adminiftrateurs , Pagters , M Jeftanders en Borgen ? Naardem.til d' affirmative daar van by de Deducenten zelfs erkend , m?t des Landfchaps refoUitie van den 14. Juny 1667. betoogd, 5- en derhal ven niet nodig is, dit fiuk met d'authoiïteitvan deRoom- fche  C o n s. XL po fche regten in L. i. & 2. C. In quib. cauf. pign. tac. contrah. L. 1. C. Sipropt. publ. penfit. vend.fuer. cekbr. & L. 46. §. %.ff. de Jure Fisci, nog met andre redenen te {laven; Als bekend zynde, quod Princeps vel Fiscus, tantis curis negotiis implicitus , &f proinde negotium adminijlrationis bonorum aliis £ toncedere coaclus, non folum utatur jure privatorum , fpeclante hoe negotio ad jujtitiam commutativam propt er concurrens fynallagma,quo Princeps respeflu publicarum penfitationum totam Rempnblicamtuetur, arg. L. 10.ff.de R. J. cjf L. un. §. 4. in fine C.de Caduc. Tollendis. Sed &proprer intereffe publicutn , cujus gratid Fiscum primario fove~ ri convenit. Quare,juxta A. Vinnium ad Tit. Injlit. de Ufiucap. §. 4. pr. res Fisci £f? patrimoniales Principis jure communi ufiiwapi non delent, ne negligentia Procuratoris Fisci Principi, cui de Juis ac Fisci rebus inquirendi otium non jit, noceat. Dan vermits deze Crediteuren by hare gerailbnneerde Deductie, op veeleplaufibelegronden, dog fpecieufe raifonnemtnten enfuppofttien,de onvrugtbare, volgens de befchryvinge in L. 16. §. 1. ff. Quod vi aut clam, zonder nut zig aan 't oog vertonende cyprefleboomengelyk, en ad cafium fiubjecïum kwalyk gêappliceertwezende , hebben getragt aan te tonen „ dat, den koopspenning van dit „ ex pofii by den Debiteur verkregen sp&d,ex privato patrimonio, „ dog niet ex Fiscali pecunia voortgekomen, en door haie privati„ ve penningen betaald zynde, zy derhalven voor de Ontfangers „ Generaal, naar regt en billykheid ,prasferabel behoorden te zyn, zo zal ik my thans bezig houden, dit controverfe ftuk wat nader en met betere diftinétie te onderzoeken, en het regt van praeferentie voor welgemelde Ontfangers met meer applicabele wetten en redenen mede tragten te onderfchragen. Ten welken einde in de eerfte plaatze diend peremptoriè vaft- g gefteld en begrepen te worden, dat de regten aan een legaal en expres hypotheecq geven een en 't zelve vermogen; zodanig , dat derzelver paritormiteit , geen voorregt , nog tegenftrydige uitwerkinge kennende, alleenlyk wil , dat men zal moeten inzien , -welke van beiden in de tyd eerder ofte ouder is , waar na de uit- N 2 fpraak  iqö Partis Qüintj! Ipraak van praeferentie voor 't legaal hypotheecq, indien ouder, dan 'c expres hypotheecq is, van zelfs moet volgen, en zo vice verfa, naar 't gevoelen der Doftoren , geciteert by B. Van Zutphen in zyn Nederlandfch Praitycq voc. Hypotheecq §. 19. vergeleken met §. 5. alwaar Hy mede dit regt van praeferentie voor een crediteur overbrengd tot een ouder generaal hypotheecq in de goederen van den debiteur , voor een jonger fpeciaal hypotheecq eenes crediteurs. Wanneer nu deze inconteftable regtsdocirine, by den beroem9. den Hoogleeraar J. Voet in Comm. ad ff. Tit. Qui pot. in pign. nn. IQ. & feqq. mede aangenomen , en gevolgd, tot deze zake, alhier in quseftie getrokken , word overgebragt, zo ftaat het onbeweeglyk vaft, dat, de finantiele fchuld der Heeren Ontfangers in 1752. en de private pretenfie der Deducenten in 1756. haar begin genomen hebbende, d' eerfle, als d' oudfte, voor de tweede, als de jongfte , notoriè de prsefeance en voorrang in de vierfchare zal moeten hebben; Maar hier mede is de zake nog niet gefliffc, doordien de Deducenten met twee kragtige redeneringen, die in den eerften opllag al veele fpeculatien hebben, haar regt van prioriteit tegens dat van de Ontfangers Generaal nader pogen te mainteneren. De eerfle beftaat in eene nadere vrage „ of namelyk het regt I0, „ van legaal hypotheecq ook vervat en medebrengt een regt tot „ toekomende goedren , by den debiteur, na dat het zelve in zyne „ goedren heeft begonnen,, verkregen ? De tweede „ of een crediteur, uit en met wiens geld den deh. „ biteur een huis gekogt, ofte op nieuws getimmert heeft, daar „ door verkrygt een legaal hypotheecq en praeferentie op 't zelve ? Wat het eerfle betreft, zal ik, voor zo ver deze vrage alleen tot zyn bedillend onderwerp heeft de praeferentie van den Fiscus J3 in des debiteurs na dato van zyn legaal verband verkregene goe" deren, my beroepen op het gerespondeerde in L. uit. ff. Qui potior. in pignore L. 15. §. 1. j^". de Pign. & Hypoth. en deleere van verfcheide Regtsgeleerden , welke te zamen gefchaard ftaandeby dien reeds aangehaalden B. Van Zutphen d.voc. Hypotheecq  C O N s. XI. IOI theecq §. 22. Berlichius P. 1. Concl. 64. «. 107. Samniatus Controv. Foren/. Contr. 16. en Andreolus Contr. 9. de affirmative daar van verdedigen; Add. noviffime Luder. Mencke in Dij)*. Jurid. Progr. 2. quo defenditur, Fiscum in bonis, pojl contrailum , cum debitore initum, quejitis, etiam anterioribus bypothecariis preeferendum ejjè. En waar van zommigen dit regt zo ver en hoog uitmeten, dat zy,uit kragt der L. 28. ff. de Jure Fisci, hebben durven ftaande r3houden, dat den Fiscus zelfs voor den crediteur, een expres anterieur hypotheecq hebbende, zou praeferabel zyn, gelyk onder andrcn K. Kloek, de Contr ibut. Cap. 18. nn. 12--14. 't welk ik zo weinig, als Muller in Notis ad Struvium in Synt. Jut: Civ. Exc. 50. *4* Th. 37. Lit.b. zou konnen goedkeuren, maar dit geprivilegieert hypotheecq liever willen bepalen tot de praeferentie voor de chirographaire, en niet voor de expreffe hypothecaire crediteuren : Zie in 't brede W. Van Der Muelen in zyne Annotatien over d' Ordonnantie van den Hove van Utrecht Art. 19. rj? 20. n. 20. Carpzov. Lib. 4. Tit. 2. Refp. 13. per Mum & Refp. 14. nn. 5. 6. en gez. Kloek. n. 16. ubi ex MolleroeifSichardo tradit, quodejusmodiprelatio contra eorruptum Germanie morem efl introducta. Zulks , dat alle die wetten en redeneringen, uit de Hollandfche K Decifien van den Raadsheer Loenius Cap. 17. ofte liever de Aantekeningen daar over van Mr. Tobias Boel,overgenomen, reflecteren op zodane naderhand by den debiteur gëacquireerde goederen , ten behoeve van zyn crediteur , voorheen bezwaard, welke overzulks buiten applicatie indezen moeten b ly ven ten refpecte van deze Fiscaalfche a6tie en geprivilegieerde fchuld, ex contraclu ratione horum bonorum, &non ex debitopanalifeuposna Fiscali voortkomende. Als wanneer de Fiscus , in 't laafte cas de lucro captando, den privatus creditor, de damno vitando agerende, zou gepoftponeertIÖ" worden, v. L. un. ibid. rem fuam perfequentibus pwna exaëlio poftponitur C. de Posnis Fiscal. Cred. Prof. L. 17. Êf L. 37. ff. de Jur. Fisci DD. a prei. Mullero d. I. citatos. Waar mede van dit eerfte opgelolt vraagfluk, van weiniger belang, als het twede, zynde , overgaande , zal ik my niet amuN 3 fe-  102 Partis Quinto feren met die ter Deductie gefuftineerde opinie, dat deze private 17. Crediteuren door die aan haren debiteur Helmich Helmus opgefchotene penningen zouden hebben een ftilzwygend en door hare peindinge een dubbeld verband, en mitsdien een kragtiger regt, zo van legaal, als expres hypotheecq, op het met hare verftrektepenningen betaalde huis en olymole verkregen, en dat, by een daar uit geredeneerd gevolg, de Ontfangers Generaal, omdat peindinge affectatie maakt, en dus prioriteit geeft, met deze Crediteuren en Fandeisfchers tenminltenzouden moeten concurreren, volgens d' aangetogene leere van Bronkhorfi Cent. 2. Aff. 74. in fine 'm IV. A. Lauterbach Diff. Acad. Vol. 3. Disp. 112. de Tacito Pignore Membr. t. Cap. 2. Th. 27. n. 3. Nadien alle die argumenten, confequentien en applicatien be- 18. trekkelyk zyn tot eene andre buiten dit cas voorgeftelde quaeftie, wanneer namelyk de respective privilegiën van den Fiscus en den crediteur even gelyk zyn, in welken geval het oudfte zou geprefereert worden, vermogens de L. 8. ff. \hii pot. in p:gn. Daar in tegendeel hier vorens ex fado & jure gedemonftreert 9" is, dat, het legaal hypotheecq van den Fiscus vee! ouder, dan het expres hypotheecq, door peindinge allereerlt verkregen, zynde, dienvolgens geene pariformiteit, nog concurrentie alhier imaginaginabel is. 2a Men zal derhalven liever met deze crediteuren Deducenten voortgaan tot die nadere objectie, ex Novella 97. Cap. 3. geformeert, waar uit deze've een regt van legaal hypotheecq en preferentie voor d' Ontfangers Generaal, op die met hunne penningen betaalde behuizinge en olymole, zig pogen te attribueren; Waar van de reden tot een voorwerp heeft het welzyn van 't SI. Gemeenebelt, willende,dat tot verhinderinge van bouwvallige huizen , waar door confpeclus urbium gedeformeert word, dezelve wederom opgebouwd, en de crediteuren, die het geld opfchieten, daar toe door het regt van preferentie aangemoedigd wor- 42i den , van het weik dezelve egter niet anders, dan door een geprecautioneert middel van expres hypotheecq , z'ux konnen verzekerd houden, gelyk de Raadsheer J. Van De Sande Lib. 3. Tit. 12 Def.  C o n s. XI. 103 Def. 5. dit in nof ris terminis met een gewysde van 't Hof van Vriesland bekragtigt, en tot narigt van alzulken crediteur circa finem daar by doed „ dat hy, die hem van een fpeciaal onderpand voor„ zien heeft, zorg drage, dat zyn geld, omwerkelyk tot het ge„ bouw g'impendeert te worden, geteld worde aan de meefters „ en arbeidsmilieu, en daar van quitantie genomen, volgens de vermaninge van Mornaciusad LL. 5. 6. ff. Qui pot. in pign. junct. L. 26. & L. 34. ff. de Reb. AuSt. Judic. Dan hoe de woorden van deze Novelle, buiten een expres voor dat opgefchoten geld verkregen hypotheecq, ook tot het fubjecte 24cas geforceert en gëinterpreteert worden , zo komen nogtans de Deducenten zelfs t' avoueren een defecl van dat vereifte verband , 't welk zy menen, dog zeer verkeerdelyk, door hare peindinge, als een aequipollent middel van furrogatie, geredreffeert te hebben; daar toe in thefi ,ter bctoninge van de kragt en uitwerkinge van affectatie, deze en geene Autheuren aanvoerende. Edog dit is hier het poinct in quaeftie niet, maar,, ofdezepo„ fterieure peindinge kan vernietigen een legaal anterieur regt van „ verband, 't welk den Fiscus reeds verkregen gehad heeft? Dit word ontkend, en j nergens nog met redenen, nog met wetten betoogd zynde, zoeken de Deducenten de voorfz. Novelle pro Fisco alhier, en de nader by hare aangetogene dilpofitienin L. 1. ff-In quib. caufi pign. & L. 24. §. 1. ff de Reb. Auct. fud.Poff te doen palieren voor afgefchafte wetten, en aldus in 't byzonder de L. 34. d. Tit. welke dit privilegie alleenlyk pofl Fiscum aan dusdane crediteuren vergund. Want, ofwel in 't algemeen kan waar zyn , dat, gelyk de Pan- ^ deelen door de fnjlituten, en deze wederom door den Codex , en dcnze'ven ook alzo door de Novellen afgefchaft worden, en dat, als in de Noten van Gothofredus te zien , dit regt van voorrang buiten enige bepalinge voor anterieure crediteuren , expreffam vel tacitam, generalem vel fpeciakm hypothecam hebbende, aan die geene, weike pennm^en tot aankoop en noodwendige verbeteringe van een kuis, fchip ofte land gefourneert engecrediteertheeft, gegeven word, zo zyn egter alle die wetten,.en mede deze Nevel- lm-  104 Partis Quintjb la 97. Cap. 3. te verftaan, fi nominatim in eum cafium vel finem pecunia numerata, &? in eas caufias converfia fit , gelyk in Notis ibid. Ed. Leeuw. n. 12. door evengenoemden Gothofredus met allegatie van Mynfingerus Cent. 1. Obfi. 60. te vernemen. Waar uit derhalven dit gevolg van zelfs zig openbaard, dat , 9o wanneer yemand, als in dezen de Deducenten , aan den debiteur geld, fchoon tot reparatie van een aangekogt buis g'employeeert, blotelyk ter leen opgefchoten heeft, alsdan dien crediteur daar op geen regt van praeferentie zou konnen pretenderen, uti prcel. Mynfingerus d. I. poft. Jafon. & alios DD. hoe prejudicie Camera Imperalis probat. Add. DD. alleg.a fiuprac. B.Van Zutphen d. voc. Hypotheecq §§. n. 12. &fi3- Waar mede is nu aan zyde van deze Crediteuren bewezen? 1°. Dat hare penningen uitdrukkelyk tot noodzakelyk onderhoud van 29- dit aangekogte huis en mole gecrediteert zyn: 2°. Dat daar mede 't zelve gekogt,otie verbeterd, en 3 °. Dat voor die penningen een fipeciaal onderpand door den Koper, debiteur, gegeven is: Immers nergens. Behalven , dat deze Novelle alleen in 't algemeen van private 30. crediteuren, en niet in 't byzonder van publycque ofte geprivilegieerde , als daar is den Fiscus ofte 't Gemeene Land, fprekende, niet kan gezegd worden, die vorige wetten ex Codice, welke het publycq intereffe van 's Lands welzyn in 't oog houden; te hebben willen buiten ftaat ftellen. By dit alles mag wel gevoegd Worden Petrus Vanderanus de Privileg. Credit. Cap. 8. ubi de creditore, quiinrem,velemendam,vel extruendam , velarmandam, crediderit, door den Heere Mr. Gerb. Meerman gëinfereert in fiuo Novo Thefiaur. Juris Civil. & Canon. Tom. 2. pag. 699--701. _ Het doet dienvolgens niets ter zake, dat den Koper, Helmich Helmus ,met datgenegotieerde geld den koopspenning van diebehui- 3I*zinge en olymole betaald zou hebben, nadien den crediteur daar door tot dezelve geen voorregt of eigendom bekomt, uitwyzens 't gëadvifeerde in L. 6. C. de Rei Vind. ubi pojjèjfio,ex pecunia depofita comparata, non efildeponemis, & L. 8. C.Si quis alt. vel fi- bi  C o n s. XI. 105 bi fub ah. nom. ibi: qui aliena pecunia comparat, non ei, cujus nummifuerunt, jcd Jibi' tam aclionemempti, quam dominium qucerit; Ê? paulo poft.' nam in rem de rebus , ab eo comparatis , tibi contra eum petitio non competit. Of en hoe verre nu,hodiernis moribus,niet alleen Krygslieden , naar teneur der Keizerlyke refcriptie in L 8. C. de Rei Vindica- ™' tione, maar1 ook minderjarigen, arg. L. 52. ff.de Peculio, en andre d^ergelyke bevoorregte perzonen ex fpeciali favore een goed, met d' rzelver penningen gekogi, zouden mogen vindiceren V zal ik, als onnodig en niet toepaffelyk ter dezer zake , voor by gaan , en my gedragen tot het geen J. Burgers in fuis Obferv. J'uridico-PoUtico Militar. Cent. 3. Obf 14. daar over voor-en by brengt. Hier mede vermeine ik het hoofdzakelyke van der Crediteuren Di duótie , zonder my over deze en gene fpecieufe en van het eigenlyk onderwerp der zake in quaeftie afwykende voor-en tegenwerpingen uit te laten, opgeloft, en dezerzyds regt van preferentie der Heeren Ünifangers Generaal dezes GraafJchups voor die der Deducenten, naar de wetten en praclycq van deze en andre Landen, betoogd te hebben. Alleenlyk tot wegneminge van alle denkbeelden, welke Haar Edele Mogende, uit hoofde van eene wegens dit ftilzwygend verband niet geblekene regiftrature, zouden mogen maken, in eventum 34, daar by doende, dat het municipaal Stadregt Dan Zutphen geene zodanige regiftrature van aclen reqnireert, als wel het Landregt die liever bet Reglement wegens 't houden van een goed Protocol en Regifler, over opdragten en affectatie van onroerende goedren in de Graaffchap Zutphen, byMyne Heeren, de Staten,op den28.Juny 1Ó96. gëarrefteert, en op den 12. Mey 1738 gerenoveert. Behalven, dat, alzulke legale verbanden niet konnende gere- gj, giftreert worden, het van zelfs fpreekt, dat ook door regiftrature van andere niet benadeeld, maar alleen, naar.eerderheid ofte laterheid des tyds , geprefereert ofte gepoftponeert behoren te worden, gelyk aldus met deze woorden ook begrypt de Heer Raadsheer D. Hamerjler'm AtVerklaringe over de Statuiten van Friesland 1. Boek Tit. 10. Art. 7. in fine. O Dan  IOÓ PARTIS QüINTjE Dan ofwel Art. 9. by ons evenaangetogen Landregteïyk Regiement word geftatueert „ dat het regt van ftilzwygend of legaal g „ hypotheecq, het welke den Heer van den Lande en andere zouden 3 ' „ mogen prsetenderen in de goedren van hare Rentmeefters, Ont„ fangers&c. ofte onmundige, in de goederen van hareMomboi„ ren, niet zalftrekken tot nadeel van opdragten en vefteniffen ,in- 37. » voegen, als boven, geprotocoileert „ zo word t' eindens van dit 9. Artikel nogtans daar by gevoegd „ uitgenomen dat van den 38. j> Ontfanger Generaal dezer Graaffchap op de goedren van de Pagj, ters van de Generale Middelen „ ( waar onder voormaals, volgens d' Ordonnantie , den impofl van de Brandewyn en Gebrande Wateren mede gehoord heeft )„ en derzelver Borgen, geduiren- de den tyd van twee jaren. Wanneer men nu het laaftepagtjaar, met ultimo September 1755. verfchenen, overbrengt tot den tyd van de aStie , welke d' Ontfangers Generaal ,by parateen rêele executie, hebben beginnen te inftitueren, zo is dat regt van ftilzwygend hypotheecq nog binnen die twee jaren in zyn volle kragt gebleven; Nadien , wat het buis en olymole aanbelangd, het zelve op den 19. February 1756. door Heimig Helmus gekogt , en aan denzelven op den 4. Mey van dat zelde jaar opgedragen is, als fub D. Daar, door d' Ontfangers Generaal in September 1756. Brieven fommatie en executie g'obtineert, den 25. dito maands en jaars g expioicireert en d' immiffie op den 16. Mey 1757. gedaan zynde , daar op de gerigtelyke diffractie van dit huis en male den 25. July gevolgd is, als fub H. Gelyk almede omtrent het prseferabel regt van d' Ontfangers Generaal, met opzigt tot het Land, de Meintsmathe genaamd, in " 't Rigter-Ampt Doesborg gelegen,en meergezeiden Heimig Helmus töeftendig, de tydige procedure naar behoren in agt genomen te zyn, blykt uit den datum der veftenis, welke den Crediteur , Evert Fan De Veld, op den 7. April 1756. voor die gelibelleerde penningen verkregen heeft; Daar de inleidinge in dat parceel door de Heeren Ontfangers Generaat? gerigtelyk ,prcemijftsprcemittendis, op den 18. Juny 1757. gefchiedis. " ln.  C o n s. XI. 107 Invoegen uit de collatie van de refpeótive datums van die geli- ^ beheerde vejienijfen, en g'entameerde proceduiren by parate en reële executie openbaar word, dat, de Ontfangers Generaal voor deze reftante Lands penningen tydelyk gevigileert hebbende, ik dienvolgende, falvd venid, zou van advys zyn; „ Dat Haar Edele Mogende in het verzoek dier Crediteuren, Evert „ Fan De Veld en Jrnold Brouwer, zouden behoren te difficul teren, „ en dezelve, in geval by hare fuftenue van prseferentie voor d* „ Ontfangers Generaal dezes Graaf fchaps, ter Deductie van den 8. „ September 1757. vervat, kwamen te perfifteren , alsdan ten ,, gebeurlyken regten te renvoyeren. Aldus gëadvifeert binnen Zutphen den 4. January 1758. J. SCHOMAKER. ADDENDA. Nadat, in gevolge van dit advys, in 't verzoek van de Deducenten by Hunner Edele Mogende refolutie ofte decreet van den 8. Mey i758.gedifficulteert,en het huis en olymole van dezen Borge, Heimig Heimus, door de Heeren Ontfangers Generaal gefubhafleert is geworden, hebben die Crediteuren Deducenten hun gefuftineert regt niet wyders vervolgd, maar het by derzelver Dedu- . £lie en voorfz. advys latende verblyven, zal ik hier by, ten refpecte van dit legaal hypotheecq, nog toedoen; Dat, gelyk het Qjtartier ofte namens het zelve d' Ontfangers dit Jliizwygend onderpand en voorregt op de goederen van definan- 42. tiele Pagtersen hunne Borgen hebben, alzo ook hetQuartier, volgens Landfchaps refolutie van den 28.Maart 1688. hetzelve regt heeft op de goedren van hare Ontfangers, omdat alle fchattingen, Heeren-pagten, en diergelyke, over Landen uitgezet, zynrëele middelen, gelegd op de goedren, waar mede dus die corpora bonorum fpeciaal zyn verbonden. O 2 XII.  20$ Pastij Qcintje XII. ADVYS INSTRUCTOIR. Van de regtelyke effecten van een generaal en fpeciaal verband van goederen. S U M M A R I A. ï. T7 en crediteur is niet gehou■*—/den, het fpeciaal onderpand, als een accejjoir van de perfonele obligatie, t' executeren, maar bevoegd, op d' overige goederen van zyn debiteur te procederen. 2. De reden daar van dependeert van het onderfcheid tulTen 't geen perfoneel ofte rè'eel is. g. En waarom? 4. Definitio rei mobilis, feu aEtio- nis perfonalis traditur. y. Quando res immobilis feu aciio real's locumbabeat? 6. De gewrogten en gevolgen van deze beide diltin&e actiën aangewezen. 7. Daar tegens heeft zig voormaals, dog te vergeefs, verzet by een contrair advys zeker Velüw.cb Regtsgeleera'e tegens twee Zutpbenfcl e PraÜifyns. 8. En om welke redenen ? 9. Dog by 't Hof Provinciaal in cas d' appel afgekeurd , en het Zutpbenjco advys decifoir geconfirmeert. 10. Conform die daar op by de Heeren Staten dez<.r Provincie gevolgde refolutie ,, naar wel„ ke alle perfonele obligatien , „ waar voor een ongereed goed „ tot een fpeciaal onderpand ge,, field is, voortaan voor gereed „ goed zullen worden gehou„ den. Gevraagd zynde „ of een crediteur, van zynen debiteur tot ver„ zekeringe van deszelfs fchuld bekomen hebbende een gene„ raai verband van zyn perzoon en goederen, en daar en boven een „ fpeciaal onderpand van zeker ongereed goed , in het Graaffchap „ Zutphen gelegen, naar de weiten en couftumen van evenwel„ gemelde Graaffchap,beregtigdis,om, raetprateritie van dat ons, derpand, bevorens aan anderen verbonden en aars den eer ft gevejiig» „ den crediteur in verwin overgegeven, op zyns debiteurs andere goe- deren  C Ö N S. XII. ICf „ deren, uit kragt van het perfoneel en generaal verband ofte o„ bligatie, ter meerdre verzekeringe ofte betalinge van zyn ere- „ ditum,x.t procederen? „ zou ik, onder correctie, van advys zyn: „ Dat ( om in deze hvpothefe te blyven ) een crediteur nietge„ houden is, het fpeciaal onderpand, als een accefforium fiui princi- r „ palis , te weten dc perfonele obligatie , te executeren, maar „ tri tegendeel zou bevoegd zyn, om uit dien hoofde op d'overige gerede en ongerede goedren in fiuhfiiium , tot confecutie van „ zynereftante prsetenfie, te mogen procederen , zonder afte„ laagten „dat het aangetogen fpeciaal onderpand, by den oudflen „ crediteur bezeten, naar Landregt,ingewonnen oftegediflrabeert " zy- . ; Eer en bevorens d:t myn advys, 't welk, mynswetens, nooit by onze Zutphenfche Praótifyns en Regtsgeleerden, immers nooit by my ondergefehreven , geduirende myn practycq van vyftig jaren , in twyffèl getrokken is, met eenige redenen te adftrueren, zal ik ( zonder het in tbefi tuffen verfèheide crediteuren over hunner debiteuren go deren, in 't gemeen ofte in 't byzonder aan d'een ofte d'ander verbonden , gemoveert difpuit, alhier te toucheren ) alleen voor voorfz. myne affirmative opinie in dezen peremptorié aanmerken; Dat dezelve alleen en blotelyk dependeert van het onderfcheid 2. tuffen 't geen perfoneel ofte re'el is, waar van onder andrengehandeld is in meis Confiliis cïf Refponfis 'Juris P. 1. Conf 32. Daar nu by eene zodane gerigtelyke obligatie mede de perfoon en goederen in 't gemeen van den debiteur, ten behoeve van zynen ere- 3. diteur,verbonden zyn, zo word daaruit evident, dat dezelve is en blyft perfoneel, als uit dc definitie , welke Brunneman Tr. de Cejfwn. Aclion. Cap. 4. n. 22. daar van geeft , nader kan opgemerkt worden; Perfna 'e enim dicitur, quod certee perfionce cohatre- 4' reat, fieu utilitati, intuitu certee perfionai, tantum indulgeat, ofte cujus caifa proxima ejl qualitas perfionce. In tegendeel, daar een byzonder goed voor zeker fchti ld, buiten ^„ contemplatie des perzoons,verbonden, en daar uit een jaarlykfche rente aan den Crediteur ofte Renthcffer betaald word, zo is O 3 en •  IIO Pastis Quinto en blyft die fchuld, fchoon ook losbaar , rëeel en immobiel, als onzen Vaderlandfchen Regtsgeleerde Goris ( om geene andere Doctoren aantehalen ) Adverfar. Tr. 2. Cap. 3. nn. 6. & 7. in Tcxtu Annot. tradeert. Wanneer men nu de gewrogtens van d' eene en d' andere in o£ verweginge neemt, namelyk dat deze laajle, als grondlajlen, bui' ten eenige perfonele obligatie, beftaan, en d' eer/ie uit een perzoneel contraê haren oorfprong hebben, zo volgd daar uit buiten tegeniprake, dat niet de perzoon , maar Uet goed voor dusdane rëele laften aanfprekelyk is, daar uit de perfonele handelinge den debiteur en zyn goedren mogen aangefproken en verwonnen worden. Die zig tegens deze notabele diftinctie, uit hoofde van een gefuftineerde realiteit, aan een verband van ongerede goedren, fchoon 7' accejjbir en als een adjunct van het fubject, de perfonele obligttie, vermeintelyk g'attribueert, ooit, voor zo verre ik vveete , verzet heeft, is geweeft: wylen de Heer Mr. Joban SchraJJert, welke, te zeer door een vooroordeel omtrent de Veluwfche obiigancn, ingenomen, by een advys van den 25. September 1728. gedrukt en gevoegd in Deszelfs Confultatien en Advyfen 2. Deel Conf. 54. tegens twee Zutphenfche Regtsgeleerden in zeker aldaar vermelde procedure heeft gefuftineert gehad, en daar toe veele plaufibele redenen gfiallegeert, dat dusdancn verband behoorde te heb- 8. ben het effect van realiteit ad exe„iplum redituum , Heet reaimibiliutn, in corpore immobili conjlitutórum; Dan vermits het Hof Provinciaal in cas d' appel het contrair „ advys dechoir van die twee Zutphenfche Advifeurs in't jaar 1731. geconfirmeert, en de Heer Scbrajfert daar op van zyn vorige geföveerde opinie by zyne Confultatien5. D.Conf. iS.nn. 52. &53. gedefifteert heeft, zo word daar door alle haefitatie omtrent eene gewaande realiteit ofte immobiliteit, en nader uit en door die by MyneHeeren, de Staten dezer Provincie, op den 26. April 1746. Art. 3. & 4. daar over genomene refolutie weggenomen, waarby 0 nadrukkelyk verftaan is „ dat alle obligatien , waar by den debi',, teur, zig perfoneel verbonden hebbende, tot meerder fecuriteit van „ den  C O N s. XII. III „ den crediteur een engereed goed tot een fpeciaal onderpand komt „ te Hellen, voortaan in allerley opzigten voor gereed goed zul„ len worden gehouden, Ita de jure Zutphanienji, falvo meliori , breviter refpondendum effe cenfuiZutphaniy ons ondergefz. Regtsgeleerden gezien, gelezen en met alle ■Dmogelyke oplettenheid g'examineert zynde de vorenltaande Ca fus-pofitie met de twee vragen, daar uit geformeert, en aan ons , ten fine van een geraifonneert advys, geproponeert, zouden buiten eenige h:efitatie van advys zyn , „ Dat de Heer Vendrig Jan Henrik Fan Der Wyck, geprseten „ deerde ueftamentaire Erfgenaam van zyn Oom , den Heer „ Burgmr. Derk Fan Der Wyck, tegens de Erf huis-inleidinge, by „ d'Erfgenamen ab intejiato voor het domiciliaire Stad-Gerigt van „ Zwol begonnen, zig in oppofitie willende ftellen,gehouden is, „ ongeagt zyne militaire qualiteit, en deswegen by den militairen „ Rigter gedane iaterdiftie , uit een vermeind regt van com- Q 2 peten-  m PartïsQ\sïnt/e „ petentie en ongeoorloofde avocatie gederiveert, hem voor den }[ domiciliairen Rigter, waaronder het erf &\ fterfhuis gevallen is, s, intelaten, en aldaar over hunne onderlinge ditferenten hinc „ inde in contradiclorio ten uiteinde gedifcutieert, decifie aftewag„ ten: „ Zodanig , dat de Heeren van de Magiftraat der Stad Zwol „ alleen, met feclufie van alle andere Gerigten , in 't byzonder „ van den Krygsraad, bevoegd zyn, over deze Haar Welhd. Groot „ Agtb. privative jurisdiclie en aloude Stads privilegie te erken„ nen, en dezelve , jure fuee poteftatis &imperii, tegens alle at„ tentative acten van turbel en avocatie, contra quofcunque, te „ mainteneren. Eer en bevorens wy dit ons affirmative gevoelen, rakende het I' onderwerp van het,zo in deRoomfche, als hedendaagfche hoge en lage Vierfcharen, bekend en pro diverfitate temporun dikwerf veranderd conflict van civile en criminele jurisdiclie tuffen den politycquen en militairen Rigter, met geraifonneerde redenen en wetten bekleden , hebben wy niet ondienftig gcagt, dit Huk van aangelegenheid wat hoger optehalen , en opzettelyk te betogen; Én wel te meer, om dat, federt die voor de Republycq zo gezegende aanftellinge van zyne Doorlugtigfte Hoogheid, den Heere WILHEM KAREL HENRIK FR1SO, Pnnce van ORANGE en NASSAU, als Erfftadholder, Capitein Generaal en Admiraal enz. enz. enz. ( wiens onverwagte en allergevoeliglle dood het Vereenigd Nederland thans betreurd ) geheele andere arrangementen en dispofitien in en over de militaire difcipline en jurisdictie door zyne Hoog-Vorftelyke Doorlugtigheid, onfterffelyker gedagtenis, gema;;kt zyn, als 'er in de tyden, dat 'er geen Capitein Generaal geweefr. is, plaatze hadden. Het is niet onbekend (Om uit de gemeene of Roomfche wetten de militaire jurisdiclie en privilegiën in d' eerfte plaatze optezoe2' ken ) hoe dat aan de Soldaten, in campagne , optogt ofte in 't guarnifben \verkelyk ten dia fic van den Lande miiiterende ( v. Gr. Gelderfch Plakaat-Boek P. i. pag. 209. ) ob nimiam partim rerum civilium & forenftum imperitiam, partim favorem, quemproz- elara  c o n 5. xvni. 125 clara militum opera merentur, arg. L. 26. §. 1. in fin. ff.de Tefitam. Milit. partim aufileritatem vitce, cï? communem exercitus utilitatem, verfcheide voorregten gegeven zyn , dat zy nergens over civile zaken convenibel en juftitiabel zyn, dan voor hunnen militairen Rigter, juxta L. ó.C.de Jurisd.Omn.Jud. L. 1. & L. 2. C. de Offic. Mint. L. fin. C. de Re Milit. dezelve mede extenderende tot criminele, en wel zonder onderfcheid, of dezelve militaire, of- 3* te commune delicten zyn, als onder meer anderen daar van breedvoerig handelen en getuigen J. Burgers in fins Obfierv. Jurid. Politic. Milit. Cent. 1. Obfi. 40. «f41. item Cent. 1. Obfi. 26. C. Ziegler. Dific. Forenfi. Them. 49. §§. 4. 5. 7. 6? d §. 16. ad §. 37. Mevius P. 8. Dec. 481. Vromans de For. Compet. Cap. 3. §. 4. in Not. H. Middellant ad nn. ti.&. 13. en Voet Tr. de Jut. Milit. Cap. 6. Dan, omtrent de criminele jurisdictie, zyn het de Doctoren, wel- . ke het Jus Romanum met hare commentarien hebben gëilluftreert, niet eens, hoe ver dienaangaande den militairen Rigter cognitie heeft over militaire ofte commune delicten, waar van ( om niet extra ficopwn te gaan) konnen worden nagezien, met alle die daar over gemaakte difxincHen, evengemelte H. Middell. d. n. 13. in Not. Voet d. Tr. Cap. 7. nn. 8. o.&in Coinm. ad ff. Tit.de Judic. nn. 103-108. Bynckershoek Obfi. Jur. Priv. Lib. 2. Cap. 13. A. Leyfer. in Medit. ad ff. Spec. 75. Med. 9. rjf 10. Ziegler. d. Them. §§. 9.10. £? 12. c?Id. de Jur.Majejl. Lib. 1. Cap. 29.§§. 23-28. Waar van d' oorzake aan de verfcheidenheid der tyden te attribueren, en daar uit een jus varium veroorzaakt is, om welke te conciliëren de Doctoren die variatie in 't begrip en neiginge der toenmalige Keizeren , de militairen min ofte meer toegedaan , hebben tragten te vinden. Want,daar eenige in en onder de militairen opgevoed , ofte ^ door dezelve tot het culmen Imperatorium verheven waren , ofte ook de hulpe en bevorderinge tot verkryginge en bewaringe hunner tyrannyque defleinen nodig hadden,hebben dezelve de militairen met weldaden en voorregten , boven en met uitfluitinge van Q 3 de  126 Pastis Quintje de politycquen en derzelver cognitie over criminele zaken , begunftigd, gelyk Conftantius, den Aucteur van de L. 2. C. Th. de Jurisd. en meer andren, als Valentinianus, Theodofius M. enHonorius, geweeft zyn. Daar en tegens hebben wederom anderen , gelyk de Impp. 7' Severus en Antoninus in L. fin. ff. de Accufiat. cj? L. 3. pr. ff. de Re Militari , de militaire dilcipline meer door ftrengheid der wetten, als toegevende conniventie pogende valt ce (lellen , de ftrafbare jbldaten aan den civilen Rigter onderworpen, en aan de militairen fori prceficriptionem benomen, en de togata militia pro fagata de praefeance gegeven , als Theodofius Junior in Novell. 14. de Amot. Milit. Fori Prcefcr. Wederom anderen hebben meer de militairen en hunne jurisdictie in en over dusdane zaken gefavorifeert , en de civile gëex8" cludeert, als te zien in L. 1. C. ad L. Corn. de Sicar. & L. 2. C. Th. de Exhib. Reis. Daar in tegendeel den Imp. Jufilinianus , geen fauteur van ' de militie fehynende të zyn, agtervolgens die even gë al legeerde Novell. 14. aan de delinquerende militairen d' exceptie foriincompetentis mede ontzegt heeft gehad in Novell. 8. Cap. 12. § .1 Aldus kortelyk ex Jure Romano nagehpeurt zynde de conftitutie q. en changement der militaire jurisdictie onder en ten tyde van deze en geene Vorlten en Veldheeren, zullen wy ex Jure Hodierno & Conjlitutionibus Frincipum geene mindere veranderinge, omtrent de civile en militaire, voor, onder, en buiten de Stadbouderlyke regeringe en aanftellinge van een Capitein Generaal over deze Vereenigde Nederlanden ontdekken. Om ons met anderen niet optehouden, nog aanteroeren , hoe 10. ver en in welke gevallen de wetten van de Roomfche Republycq ( wiens gedaante met d'onze in veele reipecten niet compatibel, en daarom ad fatum prcefientem ook niet altyd applicabel is ) verfchillen , de quibus inter alios DD. vid. prced. Leyfer. d. $p. 75. Med. 8.9. .12. ö^Zypsus Not. Jur. Be.g. Tit. de Re Mi'it. ck. a prcel. Voet d. Tr. Cap. 6. §. 30. zullen wy vooraf laten gaan de redeneringen, waar van de Doctoren enPublicilten zig bedienen, ter  C o n s. XVIII. 127 ter uitfluitinge van de militaire judicature , als dewelke buiten eenig territoir, en niet verder, dan voor zo ver het privilegium militare per Jonas militum niet excedeert, dezelve toelaten; Wanneer zy voor een zekere grondflag vastftellen, dat de locale Magiftraat, uit kragt van een univerfeel territoir, radicaliter Irin een totaal regt van erkentenifle over alle zoorten van zaken, zo wel civile, criminele, als rëele, perfonele, pofleflöire en petitoire, daar in voorvallende, heeft fundatam inlentionem.v. L. 1. §. 4. ff. dc Offc. Prof. Urb. arg. L. 239. §. 4.ff. de F. S. M. Stephan. de Jurisd. Lib. 2. P. 2. Cap. 7. nn. 55. feqq. Daar uit dit flotgevolg trekkende, dat al het regt van judicature, 't welk yemand buiten dien territorialen Rigter zou mogen 12. hebben, moet gehouden worden voor een privilegie, ofte uit eenigen anderen hoofde toegedaan, buiten extenfie ultra id, quod cpnceffum eft. Knichen de Jure Territor. Cap. 4. n. 6. Cap. 1. de Autocr.n. 633. aldaar aantonende, dat eenfom/ereineMagiftraat, 13. onverminderd haar autocratycq gezag en hoogheid, buiten vreeze van een condominante ariftocratyeque ftaat , aan andere kan toeftaan fanclie en promulgatie van wetten, en dus mede exercitie van eenige jurisd;cl:ie in haar territoir. Conf. H. Arnifeus de Jure Majeft. Cap. 2. nn. 3. 7. 9. Reinkingk de Reghn. Secul. &Ecclef. l± Lib. 1. Cl. 5. Cap. 6. nn. 180-187. Ph. Knipfchild de Jur. fjf Priv. Civ. ïmper. Lib. 2. Cap. 5. nn. 17. feqq. Cap. 33. n. 8. cdiisque locis, en anderen meer, voor een decilbire reden gevende, quod, quamvis fuperioritatis fuperioritas nulla detur, tarnenintelleclua!i confideratione una res diverfo jure afiimari poffit. Knichen de Córmn. & Pr om. Ter rit. Cap. 4. nn. 6. &f 7. Hier uit nu word vervolgens opgemaakt, dat, een Krygsraad o- 15. ver alle militaire perzonen in alterius territoria univerfall regt van judicature in Provinciën, Steden en plaatzen hebbende, 't zelve binnen de palen van conceffie, opzigtelyk tot de discipline militair, abfque ullo territorio moet geborneert blyven, volgens den Artikelbrief'van den 13. Auguftus 1590. Des niet tegenfta'ande hebben de Heeren Staten van Holland, ió\ tot gemak en dienft van crediteuren , by refolutie van den 29. April  I28 PartisQuint/e April 1589. verftaan, dat alle militairen, zonder onderfcheid van rang en conditie, in caufis civilibus voor den Hove Provinciaal ter eerfter inftantie , ongeagt d'aanftellinge van een generalen Auditeur der militie, convenibel zyn, wordende in zodanegelegenheid altoos d' exceptie van renvoy gerejefteert; Ziet, behalven P Bortinzyn Traclaatvan Criminele Zaken Tit.i. n. 50. alsmede in zyne Poftbumaie Werken 2. Deel Lib. 1. Tit. i.Obf.11. hier over 17- breedvoerig by G. De Haas in de Nieuwe Confultatien van Holland fub N. 14. zekere Memorie, dienende tot informatie op 't fluk van de militaire Juftitie, enz. alwaar uit verfcheide aangetogene refolutien te zien is, hoedanig dezelve voor en na gefhicteerten geene duirzame vaftigheid in onze Republycq gehad heeft: Gelyk ( om'binnen de Stad Zutphen te blyven ) kanblyken uit 18 zekere fententie, by de Heeren van de Magiftraat op den 24. November 1635.afgegeven,waar by d'exeeptie incompetentisfon, door een Soldaat, Derk van Wanutn, g'objicieert, is afgeflagen, en uit eene nadere fententie van den n. Maart 1646. waar by Capitein Pels, door eenige Soldaten by gaftregt voor welgemolteMagiftraat aangefproken over eenige agterftendige leeningen zelfs, daar toe gecondemneert is. Want , nadat de Raad van State door Haar Hoog Mogende, x9- de Staten Generaal, altoos, immers in die tyden, dat 'er geen Capitein Generaal geweeft is , tuffen de jaren 1650. en 1672. erkend en gemainteneert is voor den opperjlen militairen Rigter, alhoewel de Krygsraden voor en na den jareióso. hebben kennis 20, genomen niet alleen van gemene, maar ook van burgerlyke deliften , en zelfs mede van matrimonïele .zaken, is daar tegens wederom bv refolutie van den 25. Maart 1Ó51, op de GroteZaal van 't Plof van Holland in *s Hage in eene buitengewone Vergaderinge der Bondgenoten genomen, en door eenige byzondere Pro- OI vincien, als Gelderland, Utrecht en OverylTel, aangenomen, " ' voorzien, hoe dat namelyk de militaire juriste alleen bepaald is , omtrent nalatigheid en overtredinge in togten en wagten , overgaan aan de vyand, defertie van compagnien, of verloop vand'ee" ne compagnie onder d'andre, zonder paspoort ; mitsgaders over  C o n s. XVIII. 129 „ exceffen en deliclen , die d' Officieren en Soldaten , of d eene te „ gensd' andere, zullen komen te begaan, en verder niet: Invoegen, „ dat over alle andre zaken 't zy criminele , 't zy civile , de mili„ taire perzonen apprehenfibel , convenibel, juflitiabel en executabel „ zullen zyn by den civilen of politiquen Rigter. Gelyk daar van en over breder raifonneert de Prefident Bynckershoek d. Lib. 1. Cap. 13. cif 14. oordelende, dat , terwyl die 22. refolutie niet algemeen aangenomen is, de dispofitie over de jurisdictie omtrent de militairen gehoord aan een yeder Provincie. Add. prxl. J. Voet d. Tr. Cap. 7. nn. 8. 10. 11. éf Bort.a//. loc. Dewyl het ondertuflen gebeurt , en uit de Staats-refolurien, na die tyd over het hier en daar aanhoudend verfchil tuffen den 23. militairen en civilen Rigter genomen, bekend is, hoedanig Zyne Doorlugtichfte Hoogheid , den Heere Prince van Orange en Naffau, WILHEM III. naderhand Koning van Engeland, hoogloflyker gedagtenis, niet lang na d'aanftellinge van Capitein Generaal getragt heeft by een brief, den 19. Mey 1675. gefchreven aan de Gecommitteerde Raden of Hoven van Juftitie , door eenige voorflagen alle die differenten byprovifie, tot dateenvaft Reglement daar over zou gêarrefteert zyn, uit de weg te ruimen ; Zonder, dat, onzes wetens, 't zelve ooit finaal géadjufteert, maar die zake immers, ten opzigte van de communia delicla, è mi- 24. litibus perpetrata, op een onzekre voet, zo wegens de preeventie, als remiffie der deiinquanten, ftaande gebleven is, als onder veele andre gevallen kan blyken uit eennadre brief van meerhoogftgedagtenVorft, den 28. November 1685. gefchreven aan Jonkheer Diderik Fan Els tot Boelenham, als Amptman van Bommel, Tielrecv ,:>ommclre- weerden, en in zeker Leger boek fol. 199. aldaar ter Raadkamer, volgens informatie, beruftende, te vinden. Waar by heeft gelieven te verftaan , dat drie Ruiters van 's Hertogen bofch over begane dieverye van beeften „ zullen worden te „ rept gefteld voor den Rigter van het territoir, alwaar die zyn gëap- 25„ prebendeert,, welke ra/ren-, na dat door &er\ Rigter van Bommelreweade tot Dnel gé'apprehendeert waren, dan ook door ómSebe- R pen-  130 PartisQuintte penfkel der Stad Zalt-Bommel te regt gefteld, en op den 3. December 1685. den eenen met de koorde geftraft,en de twee anderen, met de itrop om den hals, gegezeld en gebrandmerkt zyn. Hoe zig het ftuk van jurisdiclie na dode van hoogltgedagten Ko20"- ning van Engeland, als waar na de zaken weder gevallen zyn in de termen van voor 1672, toegedragen heeft, daar van kan men narigt uit de refolutien van den Raad van State,genomen den 18. January en 9. February 1703. op 't beleid van de militaire juftitie, bekomen, te vinden in reeds gemelde Nieuwe Confultatien van Holland by die 14. Memorie, welke nevens het volgende 15. Advys, den 25. February 1689. by gerenommeerde Regtsgeleerden, ten verzoeke van Burgemeefteren en Schepenen der StadAmfterdam, afgegeven, de leóture wel waardigis. Doet hier by de Landfchaps refolutien van 1623. en 1650. te 9 7 vinden in 't Geld. Plakaat-Boek P. 2. pag. 209. &pag. 321. mitsgaders het praeadvys van Hof en Rekenkamer, nopende de jurisdiclie van den politycquen en mistaken Rigter, gegeven op den 29. Maart 1715. aan de Heeren Staten van Gelderland, tot voldoeninge van Haar Ed^ Mog. gerequireerde informatie, over zeker crimineel cas door den Amptman van Bommel, Tielre- en Bommelre-weerden, den Heere Van Wadenoyen, ter kennis van hoogglte Staten tot voorkominge van conflict met de militairen, gefteld; Waar by uit de retroacten word bygebragt het regt, 't welk daar Oo by gefuftineert word te competeren aan den ordinairen Rigter , om over gemeene delicten , chocquerende de gemene rufte en burgerlyke focieteit, zonder onderfcheid, ofzodane delinquanten, of 'geledeerdens zyn militaire ojie burger lyke perzonen, te erkennen, zeggende, dat daar mede de leere van de voornaamfie Regtsgeleerden, de practycq en oude gewoonte van deze en andere naburige Provinciën , ja van byna alle volkeren van Europa overeenkomt; Als mede in 't byzonder de refolutien van de Heeren Staten van Holland van den 30. September 1654. en van den 16. Mey 1658. mede by bovengen. Aucleuren gëallegeert. Waar na die zake by refolutie van de Landfchap d. d. den 1. April 171$. gelaten is aan de cognitie en judicature van den ordinairen of  C o n s, XVIII. 131 of politiquen Rigter, als breder daar van te zien by gemelte Landfchapsrefolutie 'm'tGeld.Plak.-BoekP.^.pag. sor.geinhaereert by 29 refolutie van den 18. Oclober 1715. in 't Geld. Pl.Boekpag.^i^-dog gëinterpreteert by refolutie van den 1. Mey 1728. en byHaarEd. Mogende verftaan, dat, gelyk de zaken over civilequcejïien,pure militair zynde, volgens welgem. Landfchaps refolutie van den 1. April 1715. aan den Krygsraadgerenvoyeert worden, alzo de judicature over alle exceffen en delicten, pure militair zynde, zal zyn en biyven aan de Krygsraden binnen de fiemtnende Steden dezer Provincie, met vordre extenfie aldaar tot exceffen en deliclen tuffen Officieren en Soldaten van dat zelve guarnilben , onderling offhoon dezelve niet puurlyk militair magten wezen, en waar by in fine d' excclTen tufien militairen van diverje guarnifoenen ter judicature van den polityquen Rigter worden verbleven, die daar over en alle andre zaken,'tzy criiuiuele, ofte civile, apprehenfibel, jufilitiabel en executabel zullen zyn &c. z. Gr. Geld. Plak.Boek P.3. pag. 4Ó3. Welke notabele veranderinge, herftel en fchikkinge, zo in zaken van politie, militie, commercie, als finantie in en ten dien- 3°° fte van deze onze Republycq, federt die voor weinige jaren gelukkige aanftellinge van hoogflgemelden Heere Prince van ORANC E en NASSAU enz. als 't voorwerp van zyne Hoogvorftelyke Dcoriugtigheids aandagt en zorge, met een onverdroten yver gemaakt, en daar in totHoogfiDeszelfs voorNeerlands Volk en Kerk ailerfmertelykfte dood voihard is, kan niemand m tvvyffcl trekken, waar over wy ons, als de plaatze hier niet zynde, alleen, ten aanzien van de militaire jurisdictie, nog met weinigen zullen elargeren. Wanneer het meerhoogftgedagte Vorft, als Capitein Generaal, * aan Wien alzulkemagt en gezag, als ZyneDooriugtigfteHeeren, «j. Princen Voorzaten, gehad hebben, opgedragen is, behaagd heeft, ' de judicature door den militairen Rigter over civile zaken op den voet, zo van de Roomfche of gemeene regten, als van de Conftitutien en Reglementen der vorige Heeren Erfftadholders en Capiteins Generaal, als 't ware , jure pofilliminii, wederom te doen hervoort komen en vaftteftellen; ita, ut fecundum all. L. 6. C. de R 2 Jttr'fd.  jjft PUTIS QUIKT/I Jurisd. Omn. Jud. m\\es,five ab aclore milit e ,five a privato conveni32» atur, in qucejlionibus civilibus in fuo militari foro conveniendus fit. Aftor enim fiequitenelur forum rei ,ne ordinemjudicioruminterverteret. v. L. 2. C d. Tit. de Jurisd. Omn. 'Jud. Zo en als dit uit verfcheidene gebeurtenifien en verklaringen van hoogftzaliger Heere Erfftadholder , als Capitein Generaal, des nodig, zoude konnen worden betoogd, ons kortheids halven in re manifefta refererende tot zekere brief, door zyne Doorlugtig33- 11e Hoogheid op den 8. April 1749. aan de Magiftraat van Zutphen over zekere aldaar tuffen Haar Edele Groot Agtbare en twee Officieren van 't guarnifoen gequeftioncerde gevallen en cognitie over dezelve gefehreven, waar by onder andren deze redeneringe gebruikt word, dat namelyk uit dc aanfiprake der militairen voor den militairen Rigter zo weinige nadelige gevolgen te dugten zyn, ais wanneer het dagelyks gebeurd, dat, twee luiden onder diverfe jurisdictiën woonagtig zynde, den eenen verpligt is, den andren voor zynen dagelykfien Rigter aantefpreken. Gelyk dukhoogftgedagte Heere Erfftadholder, glorieufer gedagtenis , de judicature over criminele zaken, zonder onderfcheid van 34. militaire ofte commune ddiSten, in Steden, ftem in Staat hebbende, of daar buiten , aan den localen Krygsraad, ten fine van cognitie, mede heeft gedefereert, en zig daar over meer, als eens, en 'mfpecit by zekere beredeneerde brief, aan 't Hof Provinciaal van Gelderland, in 't begin van 1749. over eenige delinquanten binnen Doesborg gefehreven, gedeclareert heeft, als waar van , onder verfcheide gevallen in deze en andre Provinciën voor handen, een mede te vinden is in des tweedes Confulents Confil. & Refip. Juris P. 4. Conf. uit. 'twelk, reeds afgedrukt, eerlang ftaat uittekomen, ' Waar over mede verdiend gelezen te worden zekere Dedu35» aie by forme van een brief, door den Heer Mr. A. G. VanWaelwyk, Auditeur Militair te Breda, over de jurisdiclie of het regtsgebkd van de militaire Regters hier te Lande in criminele zaken, aan den Heere Mr. 7an IVybo, als Advocaat Fiscaal van de Generaliteit, den 15. February 1749. gefehreven, en in 's Ilage by Fr. Eouc- *^edrukt' Alwaar  C o n s. XVIII. 133 Alwaar zyn WelEdele, deze ftoffe opzettelyk met veele accuratefleendiftmclie verhandelende,uit het 68. Artikel van de Crimi- * nele Ordonnantie van Koning Philips van den 5. July 1570. te vinden in 't Gr. Geld. PI.Boek P. 1. pag. 493. &feqq.poogd te bewyzen,dat,hiaten die ai'daar twee uitgezonderde gevallen, aan den politycquen Rigter gehorende, den militairen van ouds af heeft gecompetecrt de judicature mede over alle criminele gemeene dehelen van 't Krygsvolk. Zonder, dat wy nogtans met zyn WelEdele zouden van advys zyn, dat de cognitie over de mditie , zynde eene feparate ccconomie, geengemeenichapmet de civile hebbende, niet oorfpronkelyk aan de burgerlyke Overheid zou toekomen, en daarom niet konnen gezegt worden, de jurisdictie aan dc militairen gedemandeert te zyn, daar uit infererende een regt van territoir over en in de plaatzen, daar zig de militie bevind; Aangezien het tegendeel uit het vorens geredeneerde, met het gezag van wetten geltaaft, elucefceert en nader uit het privilegiurn fori milit ai is by eene noodzakelyke veronderftellinge moet volgen, dat een privilegie van den genen, penes qnern fumma majejias~ ejt,è finu & beneficia Principis word verkregen, en overzulks by een nader gevolgd aar uit geadfirueert yfaliem quoad mores, eene ge';m;teerde jurisdictie, gelyk dit nevens ons mede gevoeld de Heer Bynkershoeck d. Lib. 1. Obfi 13. inpr. cum ait: Otnrism jurisdiclionem militarem, quacunque apud nos exercetur, s. a Judice inferiori, s.iï fiupremo Senatu militari, s. ab ipfis Conjiliariis Ordd. Generalium, fi d Jure Romano reccdat, non effe habenda.n, nifi pro jurisdl&ione delegata. v. ratt. ibid. Aldus de veranderinge van en omtrent de militaire jurisdiclie, o tam in Jure Romano ,qmm Hodierno ,ratione delicï,i& debiti, naar de diverfitcit der tyden voorgevallen,vooraf befchoutzynde,zal het tyd worden alnu, daar uit natelpeuren, met opzigt tot de civile zaken , aan den Krygsraad gehorende, hoe ver deszelfs judicature zig utftrekt, die wy niet vorders, zo ingevolge der difpofitie van regten, als genoegzaam algemeen begryp der Doctoren, zouden vermeinen plaatze te hebben, dan over en omtrent perfonele en R 3 • geen-  I34 PartisQuint/e gcenzins rëele zaken , welke diftinclie zelfs de Roomfche wetten ons aan de hand geven , als onder andren de L. un. C. In quib. cauf. mil. for. prcefcr. Conf.fupracit. Ziegler. de Jur. May. Lib. 2. Cap 2. §.41. item L. 4. C.de Reflit. Milit. c? Eor.qui refp. cauf. L. 6. C. d.t.&L. un. C. Ubi de bered. fcf tot. Tit. C. Ubi in rem aStio. Het welk Zyne Doorlugtige Hoogheid ook zo heeft begrepen, 39- wanneer, aan de Krygsraden de jurisdiclie over de militie gedemandeert hebbende, daar van de rëele ofte grondzaken en andere, waar over een byzonder Rigter gefteld is, g'excipieert en aan de ordinaire juflitie gelaten heeft, gelyk die van definantie enjagt. Et recle : Cum in caufis civilibus milites privilegiati Ducis fui quidem gaudent privilegio, nifinaturaBqualitascaufce repugnet, quee 40. fpeciale aliquod forum exigat, als waar onder de leenen mede begrepen worden, waar van,gelyk de kennille(zegtMiddellantmNot. n. 11. ad fupra cit. Vromans Tr. de For. Comp. Lib. i.Cap. 3-§. 9.) privativelyk alleen de Heeren van de Leen-Hove toekomt, alzo ook de cognitie van finantiele , jagt-en leen quaeftien en diergelyken ; Add. fcepel. Voet all. Tit. de Judic. n. 126. Ed. Van Zurck Cod. Batav. voc. Militie §§. 53. &f 54- Ziegler. de Jure Majejl. d. Lib. 1. Cap. 29. §. 14- »? fin- &f d. Lib. 2. Cap. 2. §. 41. & in fuis Difcept. Forenf. d. Tb. 49. §. 8. & Bynkersh. d. Cap. 13. pag. 149. Dat daarom wel en te regt aanmerkt evengemelte Middellant in Notis d. §. 9. n. 12. dat den Krygsraad, over den volke van oorlog, ten reguarde van de militaire difcipline, judicature hebbende , niet word verftaan, eenige uitgeftrektheid van jurisdiclie ofte territoir over of in eenige plaatze , daar 't zelve zig ophoud, te hebben, dewyl aan den Krygsraad hier te Lande zonder eenig ter4 ritoir alleen is gegeven zeker perfoneel privilegie van judicature over perzonen, aftuelyk militerende, 't welk dus geenfms extenfibel is ad realem jurisdictionem, quee, quia obvenit cum re ö1 territoria , ei adheerere fic dicitur, uti nebula ftper pahtdem, ut ita loqui amant DD. v. mox cit. Voet d, Tit. de Judic. nn. 76. c? 77Invoegen, dat alle conceflien van privilegiën zo wel onderfchei- den-  C o n s. XVIIL 135 denlyk, als de zaken, waar over dezelve gegeven zyn , moeten begrepen worden, wil men van de jurisprudentie geen confufum 42. chaos maken, en niet tegenlpreken de falutaire diftinclie van regten tutten perfonele en rëele aclien, zo noodzakelyk, dat by gebrek van dien de jurisdictiën en zaken, daar toe refpective gehorende, door infractien en avocatien, tot groot nadeel der gemeene zake , zouden geconfundeert worden. Waarom alle Doctoren , die ooit over die materie hebben gefehreven, deze in Jure Romano reeds aangenomene diftinclie heb- 43ben gebillykt, en geoordeeld, dat de voornaamfte en eerftedivifte van alle atlien ( welke alhier niet grammaticaliter aut phyftcé, maar rfftrictivè ad ufum forenfem te verftaan zyn ) moet worden genomen a materia , circa quam, Jive ah ohjetlo Zodanig, dat, eenige aclien in rem, anderen wederom in perfonam zynde, den Imperator in§. m n'mn 1. J. de Jetion. in ejfeclu 44. niet anders heeft willen te kennen geven, als quod vel pctamusrem,nohis debitam,aclione in per forum, vel rem nofraai aeïione in rem; wordende d' eerfte in regten d. §. & L. 25. in pr.jf. de O. ei? A. gedefinicert te zyn,eenezodane actie, waar mede een aanlegger in regten aanipreekt eenen, welke hem ex contracbu vel quaJi,ot'ex deliclo vel quaji gëobligeert is, omyets te doen, geven of wat anders te volbrengen. Dereden nu, waarom deze aclio perfonalisgenaamd word,moet gezogt worden in 't voorwerp van de perzoon, quam non egreditur, ^5* fed omninoinfixaejl perfonis Htigantium ; ita, ut is tantum, quiipfemet contraxit vel malefecit, ci? non aiius, qui mihi nee ex contrattu, nee ex deliCloeJl ohligatus, teneatur. Daar de tweede, fc. a£lio realis, in tegenftellinge van de eerfte, fc. perfonalis, word befchreven te zyn,eene zodane actie , welke in 4& regten gebragt en werkftellig gemaakt word door yemand, niet tegens den geenen , welke hem ex contraclu vel ex deliclo gëobligeert is, maar tegens den bezitter van ongereed goed, waar in hy zelfs of eigendom of eenig ander regt van rentverfchryvmge , ftedigheden, pandfehappen , tienden, cynfen , geveltigde en uit de grond verkogte jaarlyxe renten en diergelyke grondlaften op de goe-  136 Paktis Quints goedren, buiten eenige perfonele obligatie beflaande, fuftineert te hebben; Vid. de harum differentia & ratione Secundi Confulentis all. Confil. P. i, Confi. 32. nn. 21. 22. & fieqq. De reden van deze rëele benaminge is tevindenin 'tonderwerp van 't goed en deszelfs bezitter, op en tegens welke deze rëele 47. actie altoos gedirigeert word , etiamfi res per mille manus ambulaverit ,feu millies alienata fit, quia realia rem comiiantur, quoscunquepqfifefifores ,quantopere etiain privilegiatifunt, Jequuntur.d. L. 25. L. 12. Cde Diftr. Pign. Conf. mox citat. Confi. 32. n. 38. Gelyk de Doctoren, materiam de ASlionibus tracterende, d' eene en d' andere met voorbeelden ophelderen, en tullen dezelve in verr. fcheidene gewrochten en opzigten veelerhande differentie bybren4 gén , alle toepaffelyk op de effentiele diftinctie inter caufias fori eompetentis , waar van wy uit het vyftal, volgens S.Stryk. Introd^ ad Prax.Forenf. Cap. 1. §. 31. & ibid. Jo. Fr. Hertels Medit. Accefif. in civilibus plaatze hebbende , alleenlyk het bekend tweederley onderfcheid tuffen het fiorum,ratione perfionce & rei fitce ,in dezen zullen reguarderen , en tot het oogmerk uit het laafile, juxta dispofitionem L. fin. C. Ubi in rem att. met evengez. Stryckiuscum all. Carpzov. Proc. Jur. Tit. 3. nn. 6. feqq. noteren, quod hoe forum ad folas reales aSliones, Jive petitonas, Jive po!ielTorias, ƒ> "° volgen, en by eene zodane regtelyke en veronderftelde exceptie a regula mogen begrepen worden, of alzulke petitoire en poffeffoire aétien, vindicatien, petitiën , en fucceffien van imtnobile goederen , zonder reguard van de privilegia fori, behoren ad judicium rei fitte. Schoon ook by de concesfie daar van geene zodane uitzonderinge nominatim gemaakt was, gelyk nogtans by zommige Ordonnantiën over de exercitie en adminiftratie van de militaire jurisdictie in agt genomen word , als onder andren by zeker Edicl, Ordonnantie en InfilruStie van den Hertog van Parme en Plaifance, Lt. ^q. Gouverneur en Capitein Generaal van de Koning van Spagnien in de Staten van Flandren, gefchied, en te vinden is in Code^ Militaire desPais-Baspag. 12.&H. waar by ofwelaanvankelykin 'talgemeen geftatueert word, dat een foldaat nergens anders aanfprekelyk is ','dan voor zynen militairen Rigter, egter daar van in de S 2 na-  Ï4<3 Phtu Quinti navolgende termen g'excipieert is: Hormis dans les caufes ou aclions rêeles hypothequaires & de fucceffton des biens immeubles cj? patrimoniaux , auquel cas chacun les pourra peurfüivre &demander en Jus-' tice pardevant les Juges des lieux, ou les dits biens feront fituez, ce; qui ejl conforme aux Loix communes &aux Placards de tl Empereur, Monfeigneur de glorieufe memoire. Hoe zeer den Advokaat Fiscaal van de Militaire Juftitie in de Nederlanden , Mr. Jofeph De Deckr, in zyn Refutations-fchr/ft van en tegens die by de Staten van Vlaendren ingeftelde Deductie van die betoogde civile en provinciale jurisdictie ( mede te vinden in 't evenglte Code Militaire pag. 197. &? feqq. ) de militaire jurisdictie favorifeert, en op veele onaannemelyke gronden extendeert,zo moet hy, nolens volens, nogtans het voorfz. wezenlyk onderfcheid tuilen de perfonele en rëele aclien uit die hier vorens gêallegeerde LL. toeftemmen, cum hifce verbis , quee exferibere lubet, inquit — Sed nemo militarium Judicum utto tempore fibi adferipfit poffejfionum vel hypothecarum cognitionem , earum executionem vel di(Iractionem , quando quidem juris pojfibilitate Judicibus militaribus non 'magis adfingi potefi territorii jus , quam militibus originis vel domicilii munus , daar toe bybrengende de Militaire Ordonnantie van I5»7- Ja gez. Fiscaal moet doorgaans aldaar avoueren, dat den Rig. ter , waar voor een teftament gepaffeert is, als competent, de fa. culteit heeft, om over de hereditaire queeftien, daar uit refulteren de, te erkennen, 't zelve ad teftamentum militis overbrengende, en vervolgens ex ejusdem defuncli foro infererende, quod hceres illud fequi tenetur per L. 19. ff. de Judic. Waar mede, als ter zake alhier in quaeftie ( daar den overledenen Heer Burgemr. Van Der Wyck geen militair, maar een politycq geweeft is ) niet doende, wy ons zo weinig zullen ophouden , als met de wederregtelyke fuftenue van infhitutie der perfonele actie voor den militairen Rigter over de verdelinge van ongerede goederen,in een anders territoir gelegen , zo omdat zulks zou moeten verftaan worden, wanneer een paganus, van zyn rëele actie afziende, ofte het erfhuisregt geen plaatze meer hebbende, zig van eena  C o n s. XVIII. I4f eene perfonele aclie tegens den miles zou willen bedienen, en hem coram fuo Duce aanfpreken, om te hebben fententie condemnatoir tot fcheidinge en deelinge van alzulke gemeene goedren; Omdat de rëele aclie , naar de electie en arbitrage van den , Aanlegger, nififlatuto prohibeatur, necjuri territoriali preejudicium fiat, in zig heeft een zeker vermogen, om die in perfonam, of in rem te dirigeren. Zulks, dat de evengenoemde actie en conclufie ad dividendas res conmunesparticularesalsdan noodzakelyk zou zyn, als beftaandein eene perfonele praïftatie, incompatibel met den aard en eigenIchap der rëele actiën, en wel in 't byzonder met het ipfium fiuccedendi jus univerfale, als 't welk meergemltc Fiscaal Decker pag. 236. 237. 238. cif 239. daarvan mede afzondert, en nog veel weiniger met ons couftumier en ftatutair erfhuisregt, de quo in/ra fipeciaiius. Behalven,dat deze endiergelyke fuftenuen alleen in foroRoma-. mano (alwaar alle zaken by citatie, juxta §. 3. J. de Peen. Temer. 5^, Litig. moeten worden aangevangen ) practicabel zyn, en niet in foro hodierno, alwaar, by de provinciale Statuten verficheide ingangen regtens omtrent de maniere van procederen vaftgeffceld zynde, de parthyen Litiganten zig daar naar moeten reguleren v. L. Goris ad Confi. Velav. Cap. 8. Art. 12. Rubr. n. 1. & primi Confulentis Comment. ad d. Statut, ib. Welke,by het Landregt Tit. 2. 3. 4. en Stadregt van Zutphen Tit. 6. inprinc. tot een viertal, conform 't Landregt van Overyffel \.D.\.Tit.Art.ï. te weten, citatie, arrrefii, peindinge en inleidinge bepaald zynde, niet indiftincle ofte promificue mogen, neenmaar pro objeclo & qualitate caufiarum ,fiub pozna informalitatis & nullitatis, " moeten in agt genomen worden, als notanter evengez. municipaal Statuit ( om geene andere meer bytebrengen ) wil „ dat men, „ agtervolgende den ouden gebruick, die voor menfehen gedenken „ in de Stadt Zutphen gêobferveert is geworden , alle gerigtx„ faken met eene van deze vier ingangen van regten zal aanheven; Gelyk het Zutphenfche Landr.d. Tit. 3. Art. 1. aangaande de re- ^ tie actiën en vindicatien, 't zy om den eigendom ofte polfelfie des S 3 erf-  143 Partis Quintje erfgronds te erlangen, ofte te recupereren, overeenkomftig met het Overyjfelfcbe i. D. 8. Tit. Art. i. in 't byzonder per verbum, necesfitatem importans , gebied , dat dezelve met inleidinge , en niet met bezathe of badinge zullen gevorderd worden. Waar uit als van zelfs volgd, primo, dat den geenen, in wiens •7* goed inleidinge gedaan, of daar op met arrejl of peindinge geprocedeert is, wil hy zig , als Oppofant, naar Landregt qualificeren, ook gehouden is tegens inleidinge uitleidinge , tegens arrejl of bezat e ontzathe, en tegens peindinge pandkeringe te doen, uti exalleg. Statut, dd. Tit. manïfejlum ; Add. fecundi Confulentis Confil. P. 2. Conf. 3. nn. 14. cum feqq. '■ En fecundo, dat deze rëele petitoire en poffeffoire aclien en vindicatien met geenen ingang regtens van badinge mogen aangeheven worden, v. mox land. primi Confulentis Comm. adRef. Vel. Cap. %.Art.\. n. 2. in fin. En fchoon de Heer Mr. Chr. Neffink in zyne Annotatien over 't ^8. Landr. van Overyffel d. T. 8. Art. 1. daar omtrent verfcheide dubia en diftinctien opgeeft, en vermemd, dat het in des Aanleggers keur ftaat, of hy, ter plaatze, daar het goed gelegen is, ofte elders, tegens den bezitter wil procedei en, volgens de difpofitie der gemeene regten, zo word niet te min d deze Mark verfchulden, worden de vorige refolutien geinhae- S' En nader by die van den 12. Juny 1752- hifce verbis geftatueert; Vervolgens nagezien zynde de refolutien en pubhcatien over „ het leggen van 't hout op deze Mark , in vorige jaren geno1 men en gefchied, en den Heer Erfmarkrigter gerapporteert „ hebbende, dat Sr. Noortwyk weigerde deswegen te betalen , is goedgevonden, de retroacïa daar over na tezien endaar van ; rapport te doen; wordende dien onvermindert den HeerErf' markenrigter verzogt , om door de respective Houtkopers te s, laten opgeven, wat hout zy op de Bergen hebben leggenae&c. Waar op by een nader gëamplieert Reglement, door de Markenvergaderinge op den 2. May 1753- gëarrefteert, Art. 22. de vorige refolutie, ten reguarde van de Houtkopers, geinhoereert, gëamplieert, en die geregtigheid getaxeert zynde,, hoe veel van een volle en halve ladinge , en zo na advenant aan de Mark „ zal betaald worden „ en tegens de gebrekhaftige geftatueert een boete van drie guldens voor yeder vragt, die zonder betannge ïs afgefcheept ; met vordere verklannge „ dat door den Ert, markenrigter op 't hout , 't geen van alzulke onwillige Koop„ luiden op de Mark nog leggende bevonden mogte worden, by „ parate executie zal worden geprocedeert „ is by refolutie van den 10.May 1755. den Kribbenbaas, JanWUlemDerkfen,ge\zft „ om ten eerften op temaken een lyftevan zodane Houtkopers, '' als tot nog toe in gebreken zyn gebleven, die betahnge voor „ 't leggen en affchepen van 't hout te doen ,• en dat, wanneer die betalinge binnen zes weken niet gefchied of verweigerd word, daar van rapport aan den Erfmarkenrigter zal M doen. Geene  Cons. XIX. 159 Geene voldoeninge ingekomen zynde , is by refolutie van den 3. May 1756. de vorigegëinhaereert,en,by foute van betalinge, na eene vorige aanmaninge binnen zes weken , verftaan „ dat „ tegens de gebrekhaftige regtelyke middelen zullen worden by „ de hand genomen, in welken eventuelen cas den Heer Mr. Her„ man V%n Santbergen verzogt is, de Mark te patrocineren. Vermits nu op gedaan rapport „ dat de Houtkopers die betaliiv „ ge verwcigerd hebben,, by refolutie van den2.Juny 1756. de Heeren Markenrigter , Gecommitteerdens en Markenfchryver nader verzogt zyn,, om bequame middelen uittedenkën , tot in„ vorderinge van deze agterftanden en executie van het Marken„ reglement; Word gevraagd. Hoedanig men in dezen, ter erlanginge der boetens en verfchulde penningen, volgens het gëarrefteert Marken-reglement , na jaar en dag tegens die in gebreken van betalinge gebleven zynde Houtkopers, en wel voornaamlyk tegens de zodanige, welke als Burgers of inwoonders der Stad Zutphen, van het privilegium de non evocando jouilferen, kan en behoorde te procéderen ? By my ondergefchreven Regtsgeleerde gezien, gelezen en gëexamineert zynde vorenftaande Cafus-pofitie ofte Series fafti, my namens de Heeren Erfmarkrigter, Gecommitteerdens en Markenlchryver der voorfz. Gemeentens , ten fine van een geraifbnneert advys inftrucloir, ter handen gefteld, en, auoad claufulas concementes, conform het Markenboek , bevonden , zal het ter dezer fubjecle zake niet ondienftig zyn, alvorens te onderzoeken; 1°. „ Of en hoe verre de Gëerfdens van deze of geene Marken, „ Buurfchappen ofte Gemeentens in deze Graaffchap Zutphen „ hebben hare eigene regten en willekeuren ? En 2°. „ Of dezelve, een zoort van eigene jurisdictie hebben„ de, extenfibel tot bewaringe der gemeene zaken van de Mark „ ofte Gemeente , bevoegd zyn, reglementen daar over te ma„ ken , daar by ftraffen ofte boeten tegens de overtreders te 5) fta-  i6o PartisQuint/e „ ftatueren, en dezelve tegens d' onwillige en gebrekhaftige, 't „ zy in- ofte uitheimfchen, te executeren? Het eerfte betreffende, is het ( om geene vreemde Statuiten 2. aan te halen ) bekend by het Landregt dezes Graafftbaps Tit. 21. ' overeenkomftig met het nabuirig Landregt van Vüuwe Kap. 36. Art. 3. en Kap. 37. per totum, dat Myne Heeren, de Staten, fchoon Haar Edele Mogende, vigore juris majeftatici & fuprema jurisdiclionis territurialis, zouden hebben een privatyf regt, om de Markengerigten te houden , en over derzelver zaken t' erkennen, de beftieringe daar van nogtans daar by overgelaten hebben aan de Geerfdens ofte Erfgenamen, als Leden van yeder Mark ofte Gemeente, om, het belang van dezelve, zo ten opz'gte van gemeene heiden of velden, ftegen of ftraten , als ten aanzien van nadere bevelen en ordonnantiën tot gemene welvaard, niet alleenlyk waar te nemen, en zorg te dragen, datder Marken regten niet verminderd ofte met eenige nieuwe fervituiten bezwaard q worden, v. H.Sclrarff. Cent. 2. Conf. 279. maar ook, om tegens d' overtreders van dezelve pocnaliteiten te ftatueren en dezelve door de Markenrigters of Gecommitteerdens fummarie & de plano te doen executeren. Van welke laafte, dog edelfte , gedeelte eener jurisdictie ofa welby voorfz. ons Landregt niet gewaagd word, zo zou (om het tweede poinct mede,als in eencn adcm,tebêandwoorden) ditextenfyf regt , als een nöodzaaklyk confiequens ofte accejforium van het anteeedens ofte principale , de jurisdiclio mandata zelts , mogen afgeleid worden. Cui enim ( zyn d' eigene woorden van deL. 2. ff.de Jurisd. ) jurisdiclio data eft, ea quoque conceffa effe videntur , fine qmbusjurisdiclio explicari non potuit. Welk effect eener gedemandeerde jurisdictie daarom met regt 5- door den Regtsgeleerde Pauhts in L. 5. §. 1. ff.de Office jus, cui mand. eft jurisdiclio, tot het jus executionis ,five modicce coerciüonis, fine qua, ait, jurisdiclio nidla eft, overgebragt word; Waar van, met opzigt tot de Driemannen , uit d'oude Hiftorien met een gelykformig regt opgehelderd, te zien is in de Miscel.  COKS. XIX. Ió*I celknea Epigrapbica van wylen myn Schoonzoon, den Advocaat Fiscaal van 's Graaffchaps Finantien, Mr. Jan Andries Hultman, en aldaar/wg. 332—335. aangehaald by myneRechtkundige Aanmerkingen over d' Ordonnantie van den 50. penning Art. 1. nn. 116. —124. alwaar van den aard en regt van 't Markenrigterfchap mede gelproken is. Hier uit zal overzulks wel haalt begrepen konnen worden, dat, m deze jurisdictie niet privative, maar cumulative aan de Land- ofte ~° Markheeren geconcedeert zynde, de jurisdictie van den ordinairen Rigter niet te min voorbehouden blyft; zodanig, dat het in arbitrio aStoris gelaten word , de Leden over deze en geene markzaken te conveniëren, 't zy voor den Marken- ofte gewonen Rigter. v. J. Hoekman de Jure Aggerum Cap. 12. nn. 3. & 4. Want, fchoon ook de gedaagde Markgenoten ofte Leden zyn gehouden , zig voor die Markheeren te fiftejen, zonder der- 8zeiver jurisdictie te declineren , zo prsejudicieert dog zulks niet aan des andrens ordinaire jurisdictie , gelyk in firnïli tradeert D. Mevius ad Jus Lubec. Lib. 4. Tit. 13. Art. 3. n. 28. Add. Mynfitig. Cent. 6. Obf. 99. & Berlich. Pr. Concl. P. 1. Conel. 74. ». 10. Dan , tètwyl hedendaags van die oude regtspleginge ( die voor de Markenrigters en Gëerfdens fub Dio op een Holting 9o(te Ervendag ,m{ummkr verhoor van Parthyen, levato velo, a\s men zegd, voor dezen gehouden , en door hare Schatert ofte andere dus genaamde Markendienaars zonder lang uitftel paratelyk uitgevoerd wierd ) voor een groot gedeelte, zo ten reguarde van de manier van procederen, als voornamelyk van de execu- ISi tien dezer markenrefolutien, afgegaan, en dit gedeelte van jurisdictie overgebragt is tot den ordinairen Rigter, waar onder die goedren van een fchuldig ofte gebeukt Markgenoot gelegen zyn , gelyk in praxi hodierna bekend, en den volgenden 22. Titel Landregtens daar van niet vreemd is ; Zo zou ik niet durven valt ftellen , dat onze hedendaagfche Marken en Leden van dien, of hoe dezelve wyders en anders n. onder de namen Maalfchappen, Holtingen , Buurfchappen , X*- GS-  IÓ2 PXRTIS Q U I N T JE Gëerfdens, Erfgenamen, ofte ook, naar de Griekfche derivatie, Chomarchce, Markopzienders en Rigters bekend zyn, hare ei- ll- gene poenale refolutien tegens d'Oppofanten ter executie zouden mogen brengen. Nadien de Doctoren, deze materie verhandelende, zelfs van gevoelen zyn, dat, fchoon Univerfiteiten, Gemeentens of Mar- r3* ken 't regt van parate executie hebben, een debiteur egter, zig tegens derzelver refolutie aankantende, en de zake daar door onzeker wordende , pendente lite voor de betalinge van deze of geene impofitie of boete niet mag gëexecuteert , maar daar over nader caufa cognitd moet geprocedeert worden, als daar van te zien by Nic. LoJJieus in Decifi Jurid. de Jure Univerfitat. P. 3. Cap. 9. n. 29. en hier nader wyders ftaat betoogd te worden. Gelyk dit in caufis Collegiorum Opificum , welke alle redelyke Statuiten de rebus, ad Collegium fuum pertinentibus , volgens de 14- dispofitie in L.^.ff. de Colicg. & Corporibus, konnen maken, mede bekend is, dat, zo weinig dezelve yemand mogen bezwaren, zy alzo min ook bevoegd zyn, boetens in infinitum te extenderen , uti mox land. Hackman d. Cap. 12. nn. 95-98. huicquerelce in caufis aggeralibus, quorum cognitio Heet ad Dykgravium cjf Heymradios pertineat , locum dat: Ten ware dezelve zig aan een klagte van bezwaar boven en tegens regten enes zodanen debiteurs zouden willen bloot Hellen, Welke wanneer hy zou vermeinen by eenegenomenerefolutie bezwaard te zyn, zig als dan zou mogen wenden tot dien competenten Rigter, in dezen het Hof Provinciaal ,uti itaex jurepu- 15- blico privato quoque demonflrat C. Ziegler Decifi. 26. et quotidie in hoe Comitatu praSticatur; my , om geene voorbeelden en gevallen by te brengen, gedragende zot zekere citatie , welke , Jan Te Broekhuis, Ingezeten der Buurfchap Gelfelaar, in den jare 1751. over bezwaar tegens de Rotmeefiers Egbert Stokkink. en Tennis Schothorfil, en den gevoegden Heere Eifmarkrigter voor den Hove Provinciaal gëimpetreert, en fententie in contradiclorio aldaar bekomen gehad heeft; Add. Landregt van Overyfifiel 2.D. Tit. 27. Art. 2. in verbis „ maer fojemant vermeende, veronrechtet of  C o n s. XIX 163 „ of befwaert te wefen tegens fyne oude poffesfie , die mag „ fyne klachte ofte actie by requefte aen den Drojt derzelver „ plaetfen inftitueren ende vervolgen, ofte aan Ons, als Staten „ des Lants, remonftreren ende in 't werk Hellen. Invoegen , dat deze particuliere jurisdictie, door den Souverein aan de Markgenoten geconcedeert, moet verftaan worden, bepaaldelyk tot diezoorten alleen, falvo jure territoriali illius, welke voorheen ter zeiver plaatze dat regt gehad heeft, gedemandeert te zyn, quia conceffiones Principum femper intelligunturfaclce falvo jure tcrtii , als daar over in terminis f ere fimilibus omftandig redeneert Th. Reinkingk Tr.de Regi?n.Secul. £i? Eed, Lib. 1. Claff. 5. Cap. 1. nn. 37. & feqq. Waarom door alzulke concesfien het jus mUjvftattcum jive fup- _ perioritatis territorialis, welke den Vorft, in dezen de Stater , daar over in alle Marken , diftricten en plaatzen competeert , altoos ongekrenkt en voorbehouden is, mi d. Author ob rationes, nn. 22. 23. 27. cum feqq. adduclas, hoe jus Civitutibus Imperiaïibus ( quia Status appellatione veniunt, ac jus fefifurce &fffragii in Comitiis habent~) quoque competere afferit d. Cl. 5. Cap. 5. n. 5. Ê? Cap.feq. 6. nn. 121--15Ó. enumerat varia refervatalmperatoris,quee n. 157. declarantur. Niet te min is en blyft buiten alle contradictie vaft ftaan, dat onze Communiteiten ofte Marken van aloude tyden hebben ge- 10. had, en nog dagelyks hebben en houden hare byzondere occonomie en adminiftratie over hare Buurfchappcn , landen , velden en goederen, daar in gelegen, om dezelve , ten dienft en welvaart van de gemene zake, extenjivè totovertredinge van demarkregtenenoplcgginge van boetens,te mogen oëffenen, en hare daar toe betrekkelyke wetten, door octroy enconcesfie van den Vorft verkregen, naar voorkomende tyden en omitandigheden, te veranderen. Qiüa Princeps, concedendo Civitati municipali jus adminifrandi, conceffiffe etiam videtur jus aliquid fiatuendi circa adminiftrationem, arg. d. L. 2. ff. de Jurisd. Ziet onder andren dezen aangaande het Reglement op het ruimen van Beeken- Ley- en Tegtgravens, X 2 &c.  264 Partis Qoint* Ute. binnen de Graaffchap Zutphen by Haar Edele Mogende, de Heeren Staten dezer Provincie, op den 22. O&ober 1755. gëarrefteert en nader met den druk gemeen gemaakt, Art. 12-15. Zonder, dat alzulke zaken aan het ordinairLandgerigtemogen sa gebragt, maar daar van aan de Markvergaderingen, als daarover alleen competente Rigteren en Beftierders zynde, moeten gerenvoyeert worden. Waarom voor veele jaren den Heere Landdroft des Graaf- „j fchaps Zutphen, eenige breuken over het ïnfmyten Van eenige aan' gegravenc veldgronden in de Gemeente of Mark van Ruurlo tegens die daar toe gêauthorizeerde daders hebbende geftatueert , te Hove door den Erfmarkrigter geciteert en by fententie die zaak aan de Ruurloofche Mark zoude verwezen zyn; forum namque effet, Univerfitateshaberebona, res, privilegia aliajura , nifi 22. etiam effent Officiales , qui ipfias Univerfitates regerent ci? adminijlrarent , eorumque bona & jura protegerent & def enderent, arg. Glojf. in Rubr. C. de Admin. Rer. Publ. Even als in L. 2. §. 13. ff. de. Orig. Jur. mede zeer wel by Pomponius aangemerkt word, quantum enim eft, ait, five nullum fane jus in Civitate effe, nifi fint , qui jura regere poffmt, vel ( ut in Notis Gothofredi Lit. v. ex aliis alleg. LL. dicitur ) accommodare ad ufium fiocietatis humance. Zodanig ook, dat het Statuit ofte Reglement van eenUniverfi- „. teit ofte Mark, vervattende artikelen tot praejudicie van bezon°' dereperfonen, nïet mag gezegd worden, inycq enongêoorlooftte zyn, wanneer dezelve, aldus ftatuerende , ex aliqua rationabilitS perfiuafiva caufa ob bonum commodum ei utilitatem publicam daar toe bewogen word, als uit veele aangehaalde wetten by vorensgemelden Loffceus d. Decifi. P. 3. Cap. 15. n. 13. vergeleken met n. 21. in een ander, dog gelykzoortig, geval betoogd en voor reden bygebragt word, quod tale prajudicium non videtur confiderabile, cum veni- *4* at fiecundario & in confiequentiam: Principale enim tale Statutum non fit per Univerfitatem, ut alteri noceat, fied ut propriis commodis & necefijitatibusfubveniat ,licet in confiequentiam, & boe damnum aliis proveniat, quale pree judicium non attenditur, per Gl. fin in Cap. Quamvis de Padlis m  C © n s. XIX. 165 tn 6°. Ita, ut omniet , quee publka rei falutaria funt, legttitna & jufla,babeantur,et fi cum aliquali hujus vel illius individui pree ju- 2# dicio conjuncla funt, quo fipectat juris notiffimaregula, quodffiforte aliquid ex iniquo habere videatur, id optimè contra fimgulos utilitate publka rependitur ; Hinc patet , quod utilitatis publicee gratidquandoque etiam a regulis juris communis recedimus. Dit zal ( orn tot de gelibelleerde markenrefolutie, en daar by geftatueerde boete tegens de contravenierende en refraclaire Houtkopers te accederen ) in cas fubjecT; dies te meerder plaatze ao* moeten hebben, daar de Heeren Erfmarkrigter en Gêerfdens ten dien opzigte in 't oog zekerlyk zullen gehad hebben de bedervinge van een gedeelte der gemeene landen en oever van derivier , den Tffel, door de wagens en paarden van die negotierende Koopluiden veroorzaakt, welkers fchade daar door aan de gemeene G'erfdens,zo in 't milTen van 't gras, als herftellen van de rivierwallen, toegebragt wordende, het niet anders dan billyk en redelyk kan zyn, dat die geene, welke van dusdane negotie, door 't leggen van houtwaren op de Gemeente, en afladen van dezelve in de fchepen, genot hebben, ook daar tegens behoorden te dragen den laft , welke by 't gëarticuleert Markenreglement , in den jare 1658. en 1659. ob publicam utilitatem gëarrefteert , en in den jare 1753. gëinhaereert en gëamplieert, by wyze van recognitie op een zeer draaglyk tantum , naar advenant van een volle en halve ladinge, voor de Mark vaft gefteld is ; ita, ut per preefientaneum pecuniee fiubfidium eidem fiuccurratur. Aan welke Markenregt en-Boek, niet alleen alle Gêerfdens, ut Sacerdotes Bibliis, gelyk men zegt, maar ook andren, voor zo ver die de Gemeente gebruiken, gebonden zynde, zy zig over- 27, zulks niet zullen mogen onttrekken hetvoornaamfte gedeelte dezer markjurisdiftie , cum medulla fc? nervus rerum publicarum in executione confijflit , als ex fuprad. L. 2. §• 13. ff. de Orig. Jur, reeds betoogd is. Zulks, dat niet zo zeer op de perzonen, 't zy Mede-G'erfdens 2Jt ofte vreemden,inabfiraclobuiten de markzaken,maarvoornaamlyk op,'tgeen aangaande de Gemeente binnen de palen vandier* * 3 Se~  166 Partis Quïnt/e gefitueert, en aangaande de perzonen gedisponeerds, aankomt: Qucecunque enim intra fines Coinmiinitatis continentur,ea in fideetpatrocinio Chomarcharumeffe prccfumuntur ,utihabet axioma,quod infiinili de territorii feptis exhibet illujlrat Barbofa in Thef. Loc. Comm. voc. Territorium. Ax. 2. In welke zin te verftaan is, 't geen Roland h Falie Vol. 3. Conf. 33. n. 4, aldaar aangehaald,zegd," quod nonfufficitterritorium, nifi etiam compstat jurisdiclio in perfonas , cum territorium fine jurisdiclione effe nequeat: Unde non tam de Jure Communi, quam confiuetudine ac obfiervantia atteflante territorium feu corpus univerfale pnefupponit cj? comprebendit omnia, ques funt intra fmes Univerfitatis, gelyk daar wyders ex LL. allegatis dit gededuceert engéadftrueert te vinden is. Ita ut ,juxta ibid. cit, Felinum ,fientemia extra territorium in abfien*' tin ferri pofifit, quando fit pro caufa damnata , habente ortum intra territorium; 't Welk op onze hedendaagfche Markgerigten. en Buunchappen , met een Vorftelyke privilegie , cxempt van de ordinaire Gerigtshandelingen omtrent hare markzaken, gronden en erven, begunftigd, applicabel te zyn geen abfurditeit influit, dat, naar ^ ' de gedagten der Staatkundigen, yemand in zeker opzigt heeft : een imperium inferius, ofte jurisdiclionem Iimitatam in imperio mero ofte fiuperiori. Gelykerwys nu een Univerfiteit tot betalinge van fchulden , waar mede de Mark ofte Gemeente bezwaard is , of welke tot noodzakelyke uitvoeringe , bewaringe ofte verbeteringe van dezelve nodig zyn, volgens die betooglyke gronden van deze hare by den Souverein gedemandeerde jurisdictie, buiten confent en concurrentie van Hoogft Denzelven, ten lafte der respeélive Eigenaren of Landheeren, 't zy dat die in- ofte uitheimfch zyn, een zeker collecte naar mate der verpondinge,op de Erven leggende, of op eene andre convenabele wyze, pro quantitate & qualitate bonorum, kan imponeren, alse.ï all. LL. door Loffceus d. P. 3. Cap.o. nn. 1. 28. geconfereert met Cap. 8. n. 3. aangetoond , in de dagelykfche practycq bekend,en nog onlangs in de jaren 1755. en  C O N s. XIX 167 en 1756. inde Markvergaderinge van Beltrum en Lintveldeonder Borculo, op voordragen, van my, als Droflard dier Stad en Heer-38. lykheid, namens zyn HoogGraaffelyke Excellentie , de Hooggeboren Heere en Graave van Fleming, als Heere van Borculo, en uit dien hoofde Erfmarkrigter,gepraclifeert en gevolgdis; Zo kan en mag ook diezelve Univerfiteit hare wetten en reglementen , tot voor- en onderwerp hebbende des Gemeentes voordeel en welvaart, als gezegd, en volgens het procemium van ons Landregt, onder de woorden andere regten voorbehouden ,arg. 33* Tit. 21. ter uitvoer brengen tegens alle zodane perzonen, welke in of buiten de Univerfiteit wonen, zonder onderfcheid van privilegiën, welke dezelve, als Burgers, Geeftelyken, Militairen of andre bevoorregte perzonen in verfcheide opzigten, met relatie tot hare respeclive competente Rigteren , zouden mogen hebben. Het welk alzo , gelyk het my voorkomt, de voornaaniftereden van dit myn gerequireert advys zal geweefh zyn, om inreg- 34* ten gëinformeert te worden, hoedanig de Heeren Erfmarkenrigter en Gêerfdens van de Bronshergen enWychmont tegens dusdane. Burgers ofte Ingezetenen van de Hoofdftad Zutphen, hebbende 't - •> privilegium de non evocando, zo tot bekominge van yeders ladinge getaxeerde recognitie of geregtigheid van het in de Bronsbeiigen of op het Schaar leggende kant- tal-ofte ander klein hout, als tot betalinge van die reeds verwerkte boete, zouden behoren te procederen , Zo zou ik, met inhajfie van myne hier vorens reeds geopende en betoogde meininge, het daar voor houden en van advys zyn, 35* „ dat de Heeren Erfmarkenrigter en Gêerfdens die voorzienin„ ge zouden konnen doen, dat geen hout aldaar op de Gemeen„ te voortaan buiten die getaxeerde vooraf betalinge gelegd wier„ de, en, daar op bevonden zynde,'t zelve door Hare Schaters, „ Vorfiers of andre genaamde Markendienaars en Opzigters al„ vorens in retentie en bewaringe te houden , tot dat daar van ,, voldoeninge en verzekeringe gegeven was. „ Terwyl die Markheeren zig ter zake voorfz. dan konden ad-  iö8 PARTIsQüINTffi addrefléren aan het Scholten-Gerigte van Zutphen, waar o«\6 der deze Buurfchappen of Gemeentens reflbrteren, en daar op, ' " ten reguarde van die by deze of geene Houtkopers verfchulde " en verweigerde betalinge, te verzoeken executive peindinge, " om vermogens de gelibelleerde fucceffive markenrefolutien, te " erlangen die by de contraventeurs verwerkte boete en verfche„ nen houtgeld. , r Quia cum retentione etiam pro damno dato et impenjts , m re faüïs competit pignoratitia aftio, ficut hoe ad exemplumanimalmm, 37 tam privatorum,quamClericorum&Religiofiorum, fi inveniantur in Vafcuo alieno vel prohibito,probat &' auctoritate allegatorum DD. pmat A F De Otero Tr. de Pascuis & Jure Paseendi. Cap. 13. wj. 26--31 traderende, quod in eis potefil fieri executie condemnatioms a Judice Laico pro fiatisfiaclione damni dati ,vel posnee incurfice. Even gelyk yemand , in gevolge van 't Landregt lit. 22. Art I. met Schutregt kan procederen voor fchade in zyn gewas qf sras op de beeften , daar in gevonden wordende. Dog , wanneer dezelve daar in niet gevonden wierden zou ,8 men niet by Schutregt ofte inclufie der beeften, pignoratio o,te ' pfanDmae by de Duitfchers genaamd , maar by Landregt fummariè voor"die fchade moeten fpreken,als Art. 4. te zien. Ten ware dezelve in continenti zelfs extra terminum pajem pre39. j»'gëincludeert of gefchut wierden , uti limitando tradit laud. Author Cap. 19. n. 17. Uit welke generale traditie der Doftoren of wel mede , ten aanzien van de Burgers en Ingezetenen van de Hooftftad Aut40- phen , aan deze fummiere manier van procederen, by retentie , toeflag ofte executive peindinge op haar in Br ons bergen of aan 't Schaer by de rivier gelegen hout, zou plaatze gegeven , en daar over voor'tScholten-Gerigte van Zutphen, als ratione rei fitce, arrefilatce vel pignor at ce, ordinair en competent, m manieren voorfz. mogen geprocedeert wordenj Zo zou ik, uit een peremptoire confideratie van het effect hunner privilegie , door Graaf Otto van Gelder in den jare 1190. aan de Stad van Zutphen gegeven, en by volgende Hertogen,  C o n s. XIX. 169 als Hertog ArnoU in den jare 1432. geconfirmeert, nogtans moeten voor vaft-en veronderflellen, dat Haar WelEdele Groot Agtbare , de Heeren van de Magiftraat dier Stad , de fubfidiale infinuatie daar van aan haren burger of ingezeten zouden vei weigeren, en door efficafieufe refolutien zo wel, als poenale mandementen daar tegens voorzien , dat die actie, tegens denzelven aldaar geentameert , wierde opgeheven en buiten vervolg gelaten. Het zal derhalven ter dezer materie niet ondienftig zyn, dat Stad- en Burgerregt, zo uit het municipaal Statuit dezer HoofdStad , als voornaamlyk uit dat privilegie zelfs in zyne uitbreidingen en gewrogtenwat nader en van naby te befchuuwen. Eer ik daar toe overga, kan het niemand, eenige kennis van 43, de Romeinfche zaken en van derzelver Lands en Stads beftieringen hebbende, onbewuft zyn, hoe dat oudtyds in die Republycq niet een en dezelve ftaat en conditie der Steden geweelt is; .* Nadien, enige, naar hare eigene wetten en willckturen , op 't voorbeeld-van eenige Gnekfche Steden, konnende leven, hun- 44. ne burgers met het Roomfche volk deel hadden aan het munus honorarium, en daarom municipes genaamd wïerden, zonder aan de wet verbonden te zyn: Zommige daar en tegen wierden 'er gevonden, welke de wetten en inwoonderen of incolas der Romeinen hadden aangenomen, en daarom Colonia genaamd; Deze wederom wierden in mindere of kleine, en meerdere of grotere , dat is, Hoofd/leden, verdeeld, utinter cceteros, prat er Me- 46. vium Tr. ad Jus Lubec. in Ouajl.praïïm. prima ex alleg. tradit prol. Reinkingk d. Tr. Lib. 1. Cl. 4. Cap. 20. n. 2. En, gelyk hy aldaar nu. 3. & feqq. zegd , dat hedendaags de Steden in 't Duitfche Ryk daar vanverfchillen,enex ufuImperti 47onderfcheiden worden, doordien zommige geene, eenige eene bepaalde, en andere wederom een volle jurisdictie van den Keizer verkregen hebben, 't zelve aldaar overbrengende tot den tegenwoordigen ftaat van 't Roomfche Ryk, waar in deeze en geene Steden in hare meerdere of mindere privilegiën en fubordinatien befchreven worden, waar mede, als tot dit onderwerp riet meer Y die-  i7o Pastis Qüinta dienende, my niet langer ophoudende, zal ik my , borneren de binnen de palen van dit Graaffchap , alleen daar omtrent aanmerken ; Dat alhier tuffen de vier Steden, fchoon dezelve, als integreren4& de Leden van het Statendom des Furflendoms Gelre en Graaffchap Zutphen, van het jus majeftaticum jouifferen, en derzelver Hoofdjiad egter een notabel onderfcheid in de faveuren en praerogativen der Regeringe thans gevonden, en dezelve op verfoheide plaatzen by ons Landregt Tit. 10. Art. 3. & Tit. 13. Art.%. met betrekkinge tot die aldaar zo genaemde kleine Steden onderfcheidenlyk de Hoofdjiad genaamd word. By welkers municipaal Statuit ofte Stadregt, na dat Tit. 3. van de Burgeren en derzelver regt gefproken was , aldaar Tit. 9. 42' Art. 1. aan dezelve geboden is „ dat zy des anderen perfonen, nog „ goederen, gerede of ongerede, buyten of binnen defer Stadts „ Schependom ende jurisdiclie, voor generhande fchuldt mogen „ befetten. En Art. dat een burger aan eenig burger-goedt buyten des „ Stadts Schependom niet magpeynden, fo verre die burger,bin5°' „ nen-goedt heeft, daar men aan peinden mag, 't welk alleene van „ peindtbarefchulden, fo niet gerealifeertzyn, te verftaan is„ alles nogtans onder die aldaar ervintelyke exceptien en pocnaliteiten. Daar nu dit Zutphcns prohibityf Statuit, conform dat van Lubek , alleen reguardeert onderling de perzonen en goederen der mede-burgeren, aan welke alle procedures en aclien elders, fchoon ook anders de plaatze van contracl, delict, fituatie des goeds, of andere regtmatige oorzake den Rigter competent maakt , ten eenmaal verboden zyn, om redenen, daar over by den geleerden Commentateur Mevius over het Lubekfch Statuit Part. 5. Tit. 3. Art. 4. nn. 4. & feqq. aangetogen ; Add. Burgund. ad Conf. Flandr. Tr. 2. n. 6. En dat ook Myne Heeren van de Magiftraat dezer Hoofd52 Stad, tanquam religiofiffimi legum privilegiorumque Cufiodes, niet ' gewoon zyn, te gedogen, dat Hare burgeren buiten Haar Wel Ed.  C o n s. XIX. 171 Ed. Groot Agtb. confent derzelver jurisdictie komen te prorogeren , en zig aan een ander Rigter buiten de Stad te fubmitteren, maar integendeel daar op uit zyn en zorg dragen , dat, vermits de eenigheid en goede harmonie tuffen dezer Stads burgeren ^ f n ingezetenen , het voornaam fieunzel van hunnen welvaart ( op dat ik de aanvankelyke woorden van den vierden Titel bezige ) buiten de Stad door proceilen voor vreemde Rigters eerder kan geftoort , en dezelve binnen de muiren voor en door derzelver wettige Magiftraat beter bewaard worden, daarom, ten aanzien van die d. Art. 1. Tit. 9. vermelde exceptie, geftatueert en in viridi obfervantia is ; Dat, wanneer alzulke bezettinge ofte peindinge ( welke niet anders , als naar het oude gebruik, met voorweten en expres confent van de Magiftraat mag gefchieden) door een burger op zyncs mede-burgers goed, buiten de Stad en Schependom gelegen, gedaan, en daar over oppofitie ondernomen word, dat different als dan aan haar beider competenten en domiciliairen Rigter, de Magiftraat, ten fine van decifie, moet voorgebragt worden. Waarom Haar WelEdele Groot Agtbare doorgaans , ja genoegzaam altoos gewoon zyn, op alle zulke requeften van burgers, waar by de procedure buiten de Stad op des mede-burgers goed, om die daar by gededuceerde Stadregtelyke redenen , verzogt word," voor appoinctenient te ftellen, „ dat, ingeval den bur„ ger , debiteur, geen contantement door borgtogt of aanwy„ zinge van genoegzame goedren in de Stad binnen zekeren kor-; „ ten peremptoiren tyd aan den Remonftrant komt te geven , „ die gelibelleerde procedure alsdan , in voegen, als boven, „ geclaufuleert, aan den burger , crediteur , gepermitteert „ word. Ita, ut non habeat locum dispojltio Juris Communis, quo cuilibet per- ^ miffum ejl, pro arbitrio alterius jurisdiflionife fuhmittere c5* in alienum judicem confentire. v. L. 1. & L. 74. §. i.ff. de Judic. L. i.ubi Vultejus n. 78. C. de jurisd. ci? L. 28. ff. ad Municip. Omdat , zo 't my toefchynd , hedendaags de jurisdictie, aan de Magiftraat en 't Provinciaal Statendom patrimoaieel gewor- Y 2 don  Partis q u i n t a den zynde, by dezelve dus proprio jure gëoeffent, en daar uit 5£ het vermogen van prorogatie der jurisdiclie afgefchaft en aan ' Hunne burgers en onderdanen overzulks, invito Magijiratu, verboden word. v. Paurmeift. de Jurisdicl. Lib. i. Cap. 27. «. 43. Acac. Enenkel.ie Privil. Liber.%. Cap. 16. n. 30. Theffaur. Dec. 266. ö' Surd. Conf. 47. nn. 25. £?feqq. Alles overeenkomende, zo met 's Landfchaps reces van den 57. 39- JaI7 ïfS.i- als met de nadere voorzicninge der Staten van de ' drie Quartieren van den 19. January 1675, uitwyzehs Quartiers reces van den 26. daar aan volgende, waar by alzulke prorogatie van burgers of inwoonders eener Stad verboden , en 't 58. zelve mede toepaffelyk is op inwoonders van deze Provincie , welke naar de prohibitive Placaten , Land- en Stad-regten , niet vermogen malkandren , nog hunne goederen in andere Landen te bezetten, nog t' evoceren, als onder andren by 't Tradaat, tuffen Keizer Karei en de Landfchap van Gelre en Graaffchap Zutphen opgerigt, en deszelfs Confirmatie, in 't Groot Gelderfch Phkaat-Boek LD. in Pr cel Bl 30. fip'35. verf. Item enz. zo en als ook, behalven ons reeds aangehaald Stadregt, bv de andere Provinciale Statuiten te zien, en in terminis geconfirmeert is by den Hove Provinciaal van Gelderland op den 12. December 1712. in zake van Margrita Heetbrinks, Weduwe van Willem Gerrits Wdien, Impetrante, contra Dr. Adriaan van Lennigh, Gedaagden, beide inwoonderen dezes Graaffchaps Zutphen in Wenterswyk. Gelyk daarom ook den Momber dezer Landfchap op den 23. 59. Maart 1723. gëauthorifeert is geweefl in zake van Hcyman Jansfen, Impetrant,contra Denys Spiering, Gedaagden, om zig, nomine officii , met den Impetrant aldaar te voegen, en den Gedaagde ook op den 27. July dito jaars gecondemneert is geworden. Op welk fundament een conprovinciaal gëarrefteerde zig by 60. requefte addreffeert aan den Hove, aan wien de cognitie en jurisdictie omtrent s'Landfchaps placaten , privilegiën en wetten, en derzelver Landregtelyke maintenue en polfeflie van dien tegens alle turbatie en infractie competeert, en verzoekt Haar Ed. Mog. patent, waar by eenen zodanen provincialen arreftant worde gelaft, het gelibelleerde arreft met alle gevolgen van dien, tegens den  C o n s. XIX. I?3 göarrefteerden Suppliant buiten de Provincie ondernomen, date lyk koft-en il-hadeloos op te hefFen en af te fchaffen, en zig te wagten, van zulks in 't toekomende meer te plegen, en, in cas van refuis of dilay, geciteert tegens zekeren competenten dag voor den Hove, om te komen aanhoren zodanen eifch en conclufie, als enz. _ Waar by, den Supplt. vrezende, dat zynen mede-inwoondermet dit extraprovinciaal arreft zal voortvaren, zo word daar by in fine mede verzogt 's Hoves mandement, van alies tot den dage dienende in ftaat te laten: Zodanig, dat, wanneer daar tegens by den burger yetsonderftaanwierde, een Magiftraat zou bevoegd zyn, door poenale man- 6l' dementen die zake en perzonen van die vreemde Gerigtsbanke te avoceren en tot zig te brengen, als, conform onze Zutphenfche Statuit en pra&ycq, mede traderen Cofilal ad L. i. ff. de Judic. Gaill Lib. i. Obfi 40. n. 3. Petra de Jur. Qucefi Cap. 11. s. 8. Cacher. Dec. 78. n. 13. Sola ad Confi Sab. Rubr. de For. Comp. verb. Subditos noftros. Gl. 1. n. 9. Ren. Choppin. de Legib. Andium. Lib. 1. Cap. 65. n. 7. en meer andre DD. gëallegeert te vinden by C. Ziegler ad Pr. Aur. Nic. Calvoli Concl. l. §. LandfiaJJïi nn. 227. cum fieqq. Uit dit prohibityf Statuit en Vorfteiyk privilegie moet dan me- ^ de volgen, dat eer. burger met effeét geen borgevoor de koften van een proces , nog voor de voldoeninge van deszelfs gewysde in dit ons Graaffchap zou mogen worden, tenzy hy van'ditpri. vilegie hadde gerenuntieert, juxta L. 7. ff.Quiifatisd. cogunt. Gelyk aldus in caufa incidentali voor den Vérwoldfchen Gerigte op den 18. February 1717. Reff. DD. J. C. Evers 6? L. J. Eomble, tuffen Henrik van Holten, Burger der Stad Zutphen , en G. Paelsvo'jrt ook verftaan is. Dog, vermits reeds hier vorens aangetoond is, dat geenefubmiffie van een burger aan een vreemd Gerigt, influitende over- °3» zulks renuntiatie van 't privilegium de non evocando, maggefchieden, zou daar toe alvorens 't confent van de Magiftraat moeten gêemployeert worden, als prater citatos DD. mede ex ea ratione , quod hoe privilegium toti Civitati datum ejï&ejus jurisdictionem Y 3 fin-  174 Partis Quiht/e fingulari favore beat , tradeert de Heer Mevius d. I. Zo dat dit Statuit niet zo zeer en alleen het prtvatum%z\& wel en te gelyk het publicum jus concerneert. Daar nu het Zutphenfche Stadregt alleen van burger tegen bur6*4. ger, om des anderen perzonen of goedren buiten of binnen dezer Stads Schependom niet te bezetten,fpreekt, zou daar uit, caufa prohibitie-nis impulfiva cejfante, door een tegenredenennge konnen g'infereert worden, dat een burger door een vreemde buiten der Stads jurisdictie arreftabel was,• Dog daar tegens is by het vorensgemeldc Vorneiykcprivilege gie de non evocando , voordeliger en ruimer , dan 't ZutphenJe Statuit, mede voorzien, en alzulken arreft ra dit ons Graaffchap verboden, v. prcel. Mevium all. P. 5. Tit. 3. Art.^m. *6-&*7Zodanig, dat een burger zo weinig in zyn nerzoon aldaar of in 't naburig Ouartier van Veluwe en elders binnen deze Provincie mag gëarrejieert , als zyn goed door arreft of peindinge bekommert, maar alleen voor zyn competenten Rigter, óeMagtftraat van Zutphen, moet befproken. worden. Uit kragt van dien zou een bi voorfz; geval t gez. 66- privilegie ponder proteft aldaar ter plaatze niet arrefiabel te zyn, moeten allegeren, en daar van kennis aan de Magiftraat geven, terwyl hy, in cas op zodanen proteft en al legatie niet gelet wierde, alsdan,volgens de traditie derDcctoren, als Faber in Cod. Lib. 3. Tit. 12. Def. 44. Minfyng. Cent. ó.Obf. 7. Surdus Ztec. 26. en het gëampheerde Nieuw Reglement dezes Graaf fchaps Art. 14. de exceptie fori incompetentistVivznrenvoyzdJudicemZutphanienfem competentem , nominatim in vim declinatoriamzoudknen te proponeren. . Ik zegge declinatoire, omdat die van de recufatoire , door on£7 kunde by de Doétoren dikwyls flordigverward, egter, bene ob1 fervante Zangero de Except. P. 2. Cap. 1. n. 5. & Cap. 4.onderfcheiden is. Doordien anders een vreemd Gerigte, waar voor zelts twee burgers zig quamen te arrefteren, niet zou verpligt zyn, ftil te ' 'Haan, maar over de zake mogen erkennen , refervata arreftate co»-  C o n s. XIX. 175 cencivi atlione ad interejfe coram Judice domicilü , uti in terminis Goris ad Conf. Velais. Cap. 10. Art. 1. n. 21. en Rodenburg de Jure, quod or'it. ex Stat. diverf. Cap. %.nn.i. 2. 3. ubi Peckius refutatur, en dus voor den Bredevoortfchen Gerigte voor eenige jaren in zake van den Heer van Munfler tot Cregting mede verftaan is. Of en wanneer nu een Rigter, waar voor den eenen burger , den anderen extra lociun domicilü geeonvenieert heeft, verpligt °' is,op requiiitoriale brieven van hunne competente Magiftraat, de zake daar henen te remitteren, daar van handeld mede Mevius all. Art. 4. n. 7. meenende, dat, fchoon het municipaal Statuit dien vreemden Rigter extra territorium Statuentium ex neceffitate niet obligeert, denzelven nogtans ex bwnanitate die remiflie, cum refervatione, ne fua jurisdictioni prcejudicetur , & cautione de fe fifiendo d reo, revocante domum , praftanda, behoorde toe te ftaan. Dat het voorfz. Stadsprivilegie, verbiedende alle evocatien en arreften op perzonen of goederen, non tantum alternative, fed & 7Q conjunÏÏive, op een burger of inwoonder in dit Graaffchap en de beide andere Quaitieren, door een vreemde gëintenteert, nog hedendaags plaatze heeft, blykt onder anderen , ten aanzien van 't Graaffchap Zutphen, uit 's Hoves fententie van den 8". Mey 1694. waar by in zake van de Magiftraat der Stad Zutphen, Impetranten , contra Wynand Muys, Stadhoider van 't Rigterampt Doesborg, Gedaagde, en waarmede de Magiftraat van die Stad zig had gevoegd, denzelven gecondemneert is „ om 't gelibelleert „ turbel en indragt met het interponeren van't arreft op degoe„ dren van den Heere Adriaan Stoet,, Borger tot Zutphen., tegens „ het privilegie van Hertog Arnold, aan de Stad van Zutphen ge„ geven, en met de verweigeringe van 't opheven van 't zelve „ gepleegd, kofl- en fchadeloos af te fchaffen, cum expenfis „ en, ten opzigte van Veluwe uit een fententie van welgemelten Hove Provinciaal, op den 7. December 1754. ergaan tuffen de Heeren van de Magiftraat der Stad Zutphen, voor zig zelfs en alsRepraefentanten van Hare burgers, en uit dien hoofde Citantcn ex capite fpo-  176 Partis Quint/e fpolii ter eenre, en Lambert van Gesker als Gedaagde in t zelve cas ter andre zyden, over zeker arreft, op't goed van den Burger Jan Diderik Te Winkel in Veluwe ondernomen, waar bydenzelten gecondemneert en woordelyk aldus in die fententie gezegd is, „ om den turbel en indragt,door'tgelibelleert bezaathindepos„ leffie vel quafi ( waar in de Impetranten by fententie van de„ zen Hove van den 12.Mey 1663. ten aanzien,dat Hare bor„ geren en ingezetenen in Vehmen voor fchade en fehuld niet „ mogen worden befproken , provifionelyk, met voorbehoud van „ 't volle poffeflbir of pctitoir, zyn gemainteneert, geftyft enge„ fterkt) gepleegd , met alle gevolgen en aankleven van dien koft„ en fchadeiooste repareren en aftefchaffen, enz. cum expenfiu. Behalven , dat de Magiftraat van Zutphen in cas van arreft Hunner burgeren, ratione interejfe ook wel bevoegd endoorgaans gewoon is, mandement van den Hove te verzoeken, waar byden Rigter des arrefts gelaft word, den Gëarrefteerde te ontflaan, uti Gaill. Lib. 1. Obfi 125. & Mevius d. Art. 4. rt. 18. prohant. Wanneer ik nu, na alle deze betoogde zaken en regten te rug kerende tot den 2. Artikel Tit. 9. Stadregtens , uit die finale exceptie van die niet ger'ëalifeerde peindbare fchulden zal mogen befluiten, dat, argumento a contrario , niet alleen voor gerëalifeerde fchulden , maar ook voor rëele actiën, juraincorporalia en poffefföire quaeftien op de goederen van een burger, buiten de Stad gelegen, mag geprocedeert worden , cb rationem, quod locus rei fit et 72, forum competentfacit per L. fin. C. Ubi in rem al. Carpzov. Proc. Jur. Tit. 3. Art. 3. &? S. Van Leeuwen Cenfi. For. Part. 2. Lib. i. Cap. 15. 72. 32. Waar van de ratio raticnis zou konnen zyn, quod in aclione rd,.„. ali non tam perfiona, quam res, qua in judicium trabiiur , principaliter confiderari debet. v. prater Chriftin. ad LL. Mechl. Tit. 6 Art. 3. Mevium/tf/>e cit. loc. Art. 5. fcf Goris ad Conjuet.Velm. Cap.^. Art. 3. n. 3. inGloJf. Zo zou in bedenken konnen genomen worden, of niet den Koop74 man Neortwyk, welke mede een gewaarde Erfgenaam in en van ' deze Gemeentens is, uit kragt van die in dezen met eenparig. beid  Cons, XIX. 177 heid genomene markenrefolutie, in zyne goederen, aldaar gelegen, voor den Judex Jitus met peindinge voor die gelibelleerde boetens en betalinge zou mogen befproken worden; zonder, dat hem, als Burger of Inwoonder der Stad Zutphen,het privilegie de non evocando daar van kan libereren; Dan gemerkt deze actie en conclufie, welke aan het Markrigter-en-genootfchapalleen ,ratione adminijïrationis cif potefiatis csconotnicce,cutnquadam fpecie jurisdiclionis executionis gehoord, niet rëeel, nog tacite , nog exprejfe het goed van een Mede-erfgenaam ofte Lid der Univerfiteit verbonden is , waar op deze verwerkte boete en agterfland van die voor het reeds op de Gemeente gelegene en afgefcheepte hout verfchulde penningen, als perzoneel zynde , zou mogen gedirigeert worden; Zo zou het om deze en meer andere redenen veiliger en dus raadzaam zyn, dezen verweigerden Houtkoper en Inwoonder van 76. Zutphen dieswegen voor 'zyn competenten Rigter, in dezen een WelEdele Groot Agtbare Magiftraat dier Stad, te conveniëren, en conclufie tot betalinge, in gevolge van het Markreglement, te nemen: Regulariter enimacïor reum in perfonaübus in loco domicilü conventie debet v. L. 2. C.dejurisd. & ad intelleStum fimilis Statuti Naumburgenfis hanc quceftionem, de aclione reali ventilatam, h Berlichio P. 2. Dec. 245. per tot. Dog vermits dit burgerlyk voorregt, van fchulden (prekende, o- f verzulks in delicten en pcenaliteiten zal moeten cefferen , zo zou 77alwyders in bedenken komen, of den Burger, in die markboete vervallen zynde, daar over aldaar niet convenibel en arreftabel zou zyn? gelyk aldus op den 14. Auguftus 1734.in zake vanKlagte, by arreft voor een WelEd. en Agtb. Magiftraat der Stad Doesborg aangevangen, met advys van de H.eerenMrs. GofewynFerJlege en Herman Haefebroek, Burgemcefteren der Stad Zutphen, nevens My, verftaan,ex all.Docloribus, als een bekende zaak , voorgebragt, en met een gewysde tegens een gëarrefteert Burger, met rejectie van de exceptiedeclinatoir,gededuceert,i?a7;oc privilegio de non evocando beveiligd is. Dat een aangeklaagde of zyne goedren , over misbedryven Z eh  178 Paktis Quintje en flratbare daden in loco delicli bevonden wordende, arreftabei 78. zyn, five criminaliter,f%ve civiliter agatur, gelyk daar van met meerderen prater Mevium cit. Art. 4. n. 27. te zien 'mmeis Confil. fc? Refponf. Juris P. 2. Conf 56. nn. 9--14. Waar toe ook in 't byzonder, met relatie tot een gebreukten burger , kan dienen die, wegens Hoves fententie in zake van Burgemeefieren, Schepenen en Raad der Stad Zutphen, Impetranten ter eenre en het Quartier van Velwwen, Oppofanten ter andre zyde, van den 19. July 1613, nader tulfen den Rigter tot Arnhem en in Velwwenzoom aan d'eene, en tuffen de Gecommitteerdens van nxselgemelte Magiftraat van Zutphen aan d' andre zyde, op gedanefubmiflic, by den Hove Provinciaal op den 18. July 1614. verzogte, interpretatie, waar by, na examinatie van't privilegie de non evocando en van die evengemelte fententie, verklaard is „ dat dezelve geen belet en geven in den voortganck van „ rechten, by befaet ter caufe van 's Heeren breuken, gedaen aan „ de goederen van eenige Burgers der Stad Zutphen , by den „ Richter van 's Heeren wegen aengefangen. Dog daar tegens geconfidereert zynde, dat deze praetenfieniet 80. zo zeer in zyne nature en eigenfchap , als een eigenlyk delict, waar over yemand in loco delicli arreftabei is, kan begrepen worden , als wel een difobedientie aan die markwet ofte refolutie en fuftenue , of en hoe ver die executabel is, zo zou den Burger daar over zyn zeggen niet konnen benomen, en daarom alvorens coram ordinario Judice domicilü moeten gehoord worden, eer hy door middel van arreft voor die breukens géexecuteert wierde, als in prcemiffis ex Loffaso de Jur. Univ. aangetoond, en by ons Landregt Tit. 11. Art. 9. daarom niet zonder deze reden omtrent breuken aldus geftatueert is „ dat niemand voor gewaltbreuken „ zal géexecuteert worden, ten ware dat die gewaldt met on„ partydighen bekondtfchapt, und dat die daedt voor gewaldt buy„ ten den Officier, van 't Gerichte of Rechts-geleerden erkant we„ re, of datter verwin per contumaciam op volchde. Om welke redenen ( om in diergelyk geval van eene door een Burger of Inwoonder verweigerde markenboete te blyven ) by  C o n s. XIX. 1?9 by fententie van de Magiftraat van Zutphen, op requefte van citatie van den toenmaligen Markenrigter van Warken, Impetrant, 8ï, contra Willem Kranenburg, Gedaagde, in contr adiftorio op den 28* November 1753. verftaan is „ dat den Gedaagde fchuldig en „ gehouden was, aan Impetrant q.p. op te leggen en te betalen „ zekere boete van zes daalders, waar in hy wegens verzuimde „ opruiminge en ter fchouw leveringe van zekere beeke of lake „ m quaifbe by de WarkenfcheMarkgecondemneertofgeklaart „ was. 0 Wanneer nu de Heeren Erfmarkrigter en Gêerfdens zig naar deze diftin&e remarqties, of en hoedanig een burger of vreemde wegens die m de Cafus-pofitic vermelde en verweigerde betalingen convenibel is, komen te gedragen, en hunne refolutie van den *■ j™y I75<5. tegens die gebrekhaftige Houtkopers , met employ van regtelyke middelen, door derzelver Volmagtigerdoen ter executie brengen, kan daar op niet anders vallen dan eene totale condemnatie, zo van de boetens, als van de vervolgelyke betalinge van 't geene voor 't leggen en afladen van 't gelibelleerde hout op de Gemeente verfchuld is. Waar aan dies te weiniger te twyffelen valt, om dat my uit zekere refolutie, by de Heeren van de Magiftraat der Stad Zut- 82 phen over dit zelfde fubjeft op den 27. April 1647. genoomen, voorgekomen is, dat op de toenmalige klagte van Chrijioffer Moelenfchott op en tegens den Heer Leonard Caldenbach, in qualiteit als Markenrigter van Wycbmond, wegens het gebod , by hem gedaan,, om geen holt, liggende in die Brunsberge, van daer te moe„ gen fchepen, dan met wille en believen van den gelten. Marken,, richter,, na ingekomen berigt van denzelven, roullerende over de confervatie van 't regt der Mark en voordeel der gewaarde Erfgenamen, verftaan is „ dat, ongëagt die by den Klager aéalle„ geerde contraire poffeflie van de Burgeren der Stad Zutphen o„ ver de 40. jaren, die Marckenrichter en Erffgenaemen in Wych„ monde bevoeght zyn, en hun vrvftaet., niet te gedogen, dat op „ haere Gemeente enich holt affgelaeden, geleek, noch gefcheept „ en werde, dan met haer believen en goedtvinden, doch dat voor Z 2 AW.  i8© Pastis Quinto „ ditmael gedachten Moelenfchott vergunt fall worden, fyn holt, al „ daer liggende, te moegen doen laden en ter fcheepe brengen. Welke condemnatie alnu dies te eerder te hopen is , nadien geene der Houtkopers, Mede-G'erfdens zynde, tegens deze markenrefolutie ooit geprotefteert hebben , neenmaar het tegendeel is uit d'eenparigheid van de Leden gebleken. Behalven, dat de meerderheid van de Mark kan en mag, disg„ fentientibus licet nonnullis, oordelen over de nut-ofte nootzakelykheid van een zake , welke niet behoord adomnes ,ut fingulos, fied ad omnes ,ut univerfos. vid. fapec. Hackman Cap. 10. n. 325. & Cap. 14. nn. 94. fc? 95• Hoedanig dan ook de woorden by confent der alinge Erfgena$4* men d. Tit. 21. §. 1. Landregtens in dit geval te verftaan zyn. Uithoofde van dien vinde in 'tMarkenboek van de Buurfchap Warken, waar van thans Markenrigter ben, aangetekend, dat in zake van deze Mark contra den Cornet Gerard Rafink cum fuis,. •5* Gedaagdens en Oppofanten, tegens eene by meerderheid genomene refolutie over 't uitgraven van een kamp lands, by s'Hoves fententie van den 14. December 1659. is verftaan,, dat die by „ haar door 't infmyten van 't gegravene gepleegde turbel en in„ dragt koft- en fchadeloos zal gerepareert worden, v. mea Conf. P. 4. Conf. 51. nn.. 75. & 76. Zonder,dat het Markenreglement, in den jare 1658. dezen g<5„ aangaande Art. 22. by de Markgenoten, fchoon alle overleden, gëarrefteert, en altoos zyne verpligtende uitwerkinge behoudende, yemand, 't zy nieuwe Leden, ofte andren, van deszelfs nakominge bevryd propter L. 7. §. 2. ff Quod cujusque univ. nom. woordelyk aldus ftatuerende - - In Decurionibus vel aliis Univerfitatibus nihil refert, utrum omnes idem maneara, an pars maneat; vel omnes immutati fint &c. Waar van die Houtkopers zig dies te minder tot hare ontheffinge zullen konnen bedienen , omdat *t zelve inden jare 1743. en vervolgens in de jaren 1752. en 1753, wederom gëinhaereert is geworden. Invoegen, dat dezelve niet alleen voor de boete federt de refolutie,,  C © n s. XIX. 181 de, daar over op den 2. Mey 1753. genomen, en onbetaald gebleven, maar ook voor de rejianten , binnen een derdendeel van 100. jaren alnog verlchuld, aanfprekelyk zyn. Dewyl het, tenreguarde van het een en het ander, buiten contradidtie is, dat, contrair hetparccmie, by A. Mattbeeus in Pareem. 9. n. 20. aangehaald , moribus nojiris de boeten niet anneel, maar gelyk alle perzonele en rëele actiën en praetenfien, dus ook deze rejianten allereerft praefcriptibel zyn met een triens fecnli, als in contr adictorio voor 't Gerigte van Borculo Reff. DD. J. G. Van Lamzweerde mH.A. Becquer op den 20. November 1713. in caufa Fisci contra Henrik Te Harkei verftaan en in depracïycq thans gecanonifeert, en de zake buiten dispuit is. Zonder , dat die oppoferende Koopluiden de Extraéten uit dit Markenboek of Regifters door hare contradictie zullen mogen in twyffel trekken, veel minder van hare probatoire kragt beroven kunnen. Want,ofwel Thins-Boet-Jurisdictions- en diergelyke Boeken gg^ regulariter, naar 't gevoelen van zommige Doctoren, niet proberen, zo word dit egter gelimiteert, wanneer dezelve hebben formam publicam vel authenticam, gelyk daar van voor en tegen by Berlich. P. 2. Dec. 282. en van de requifieten, tot dezelve nodig, te zien is feqq. Dec. 283. fc? 284, Daar nu in praxi bekend is, dat oude Leggers , Regifters, Boeken en Rekeningen van Kerken, Marken enz. in regten bewyzen. v. S. V. Leeuwen Cenf. For. P. 2. Lib. 1. Cap. 29. 11. 17. fc? Berlich. Pr. Concl. P. 1. Concl. 36. n. 18. hoe veel te meer zal dan aan deze oude markenrefolutien , eenparig by de G'erfdens na voorgaande convocatie en gevolgde publicatie genomen, en in de jaren 1752. en 1753. gerenoveert, regtelykgelovemoeten gegeven, en die, als een verpligtende Marks wet, aangenomen en nageleefd worden; Daar het fouvereine Provinciale Statendom, volgens den aangetogen Tit. 21. Landregtens, aan de Markvergaderingen-of Gêerfdens der Gemeentens heeft toegewezen over alle markenzaken' sen regt van jurisdiclie en cognitie, uit kragt van welke dezelve dan Z 3 ook.  i8a Pastis Qüint/e ook deze en diergelyke markrefolutien en reglementen hebben konnen nemen en valt ftelien, als in prcecedentibus regtelyk betoogd is, quo retatio. Aldus j onder correctie van beter gevoelen , gêadvifeert binnea Zutphen den 12. Oftober 1757. • J. SCHOMAKER.. XX. ADVYS INSTRUCTOIR 20 over de Lex Diffamari, waar by aangetoond word, dat dezelve mede binnen de Stad Zutphen plaatz heeft, als over het Privilegie de non evocando , de Burgers en Inwoonders der Steden, en inzonderheid van de Hoofdjiad des Graaffchaps Zutphen, en andren competerende» met relatie mede tot de L. Diffamari en Concordaten tuffen de Gelderfchen en Kleeffchen. S U M M A R I A. 1. 36. De L. Diffamari zou, vol- Stad Zutphen, in 't particulier vergens't gevoelen' van een Gelderfch boden zyn. Regtsgeleerde,indeze Provincie 2. Het weik by een fententie, in conti , 't generaal 3 en, ten aanzien van tradiftorio door deszelfsMagiftraat over  C o n s. XX. 183 over een diffamatoire procedure ergaan, ook alzo zou fchynen verftaan te zyn. Zie wyders n. 37. 3. 34. 3y. Het tegendeel word gefuftineert, en met veele plaufibele redenen uit de regten,Statuiten , en verfcheide gedecideerde gevallen betoogd, z. nn. 38. feqq. 6? n. 73. 4.70. In caujis diffamationum word een twederhande judicium, tam ratione materice, quam formce, onderfcheideniyk, aangewezen. 5. Wordende het eerfte genaamd judicium praparatorium, ook wel diffamatorium , en het tweede judicium aSlionis s. caufce principalis, tot verfcheide eindens ftrekkende, en alhier vermeld. 6 In judicio pmparatorio bekleed den Gediffameerde de poft van aanlegger uit hoofde van gefustineerde diffamatie. 7. Welke by, ten minftenfummariè, moet bewyzen. ï?. n. 15. 8. Aan den Diffamant moet een termyn, om zyne actie te inftitueren en te proberen, fubpcena perpetuiifilentii gëalïigneert worden , om redenen n. 9. 10. 12. Verfcheide middelen, om de diffamatie te bewyzen, worden alhier opgegeven. 11. En daar toe een fententie bygebragt , volgens welke dezelve ook door brieven voor bewezen gehouden word. 13. Onder welk de eigene confejjie mede gehoord , om redenen n. 14. 15. Edogeen Gediffameerde is niet gehouden, het bewys daar van aanftonds by de requefte ofte alle van citatie te produceren. add. n. 18. 16. 17. De Doctoren, het tegendeel fuftinerende, fpreken van byzondere Landen, alwaar dit fummier bewys by 't libel datelyk moet gevoegd'worden. 18. Het welk binnen de Stad Zutphen niet vereilt, maar tot den probatoiren termyn van Aanfpraak verfchoven word. 19. Waar door des Diffamants regt van eventuele tegenzegginge en bewys niet benadeeld is. 20. Debillykheid en tefFens het gemeen belang begunftigen d' ingevoerde noodzaaklykheid van de Lex Diffamari, o'm redenen nn. 2j. 22. in cafu fubjeSto. 23. De fedes êf origo bujus Legis word aangewezen. 24. 26. En den voortgang tot alle andre voorvallen, zaken en zoorten van diffamatien en jactantien naderhand uitgebreid be» vonden, om een en dezelve algemeene drangreden n. 25. en zelfs by zommige Doctoren , meer voor de reflridtie zynde, geavoueert n. 27. 28. Dog de meefte Doctoren zyn voor de extenfie van deze Lex Diffamari, ob rationes nn. 29. 3? 31. De meelte wetten in Codice moeten geconfidereert worden, als appointtementen, afgegeven ad propofiti facli fpeciem. 32. Dog by het emaneren en prömulgerèn van den tegenswoordigeh ofte nieuwen Codex, waar in de vorige Keizerlykeconftimtien propter utilitaiem mede gein-  1S4 Phïis Qdistji infereert zyn , heeft denzelven kragt van een generale wet. nn, Qiiod probatur. 38. Hét Stadregt van Zutphen geen gewag van de Lex Diffamari makende , moet men in fubfidium zyn reeours nemen tot de Keiz'erlyke befcbrevene regten. 39. De receptie van dezelve wet word met verfcheide decreten, fententien en refolutien van de Magiüraat aldaar, 40. En wel in fpecie met negen diftincte gevallen bewezen. 41. Dus,fchoon dit Stadregt, daar van zwygende, al onder de gefubintreerde dispofitie der Keizerlyke regten niet zou mogen gerekend worden, is, blyftenberuft egter die ex tzquitate aangenomene wet, gefundeert op der Stads oud.e welhergebragte gewoontens, door conionante procedures geüaaft. 42. Om redenen in textu. ao Een Gecontumaceerde word in de Stad en Graaffchap Zutphen buiten bewys niet pro confeffo éf conviSto "gehouden. 44. De fententie, in contradiStorh • over de non receptie van de Lex Diffamari by de Magiftraat ge. wëzen, alhie'r en n. 2. hier voren: gemeld , word onderzogt, et vermeind aan de voorfz. gcdetail leerde en decifoire gevallen gcei veranderinge te geven. 45. 46. De redenen van hetcontrai gevoelen, bv twee andre Regtï geleerden , "en in 't bvzonde van den Heer Mr. Job. Schrai Jert voorgebragt , worden m 47. 54. 6f 63.opgeloft; 48. En uit eigene leerftukken bewezen. 40. 59- De burgers en inwoonders van de Hoofdftad en de Steden desGraaffchaps Zutphen mogen, volgens het privilegie de non evocando, van hare ordinaire Magiftraat niet gëavoceert, en dus den Diffamant voor den Rigter van den Gediffameerde niet geroepen worden, add. n. 60. Dereden,dat, volgens het Landregt en gevoelen der Doctoren , een Gediffameerde zynen Diffamant niet voor deszelfs , maar voor zynes Gediffameerdes eompetenten Rigter kan en mag aanfpreken, heeft in de geünieerde Provinciën en de Provincie van Gelderland in 't generaal , en de Stad van Zutphen in 't bvzonder geen plaatze, en waaarom niet ? zie daar van de nadere redenen alhier. 52. Waarin de difficulteitvand'introduótie der Lex Diffamari omtrent het vaftftellen' van onderlinge Concordaten tuffen de Gelderfchen en Kleeffchen beftaan heeft P z. n. 53. alwaar drie redenen ter belemmeringe worden bvgebragt. ; 55. 56. Nadere explicatie van de 1 voorfz. Concordaten met betrekkinge tot de citatien ex L. Difi famari. 57. En wel in 't byzonder van eene r formele conventie, tuffen Gelderland en Kleve nader gefloten , r waar by is vaftgefteld , dat de citatie 'ex L. Diffamari recipro1. quelyk zal moeten gefchieden coram Judice diffamantis, ubi porr»  C o n s. XX. 185 Cafus-pofitie. Titia , in den jare 1751. van Cajus zekere jaarlykfche rente ofte uitgang uit haar erve en goed uitgekogt hebbende , en naderhand by examinatie van den daar toe IpeCterende conftitutiebrief bevindende, dat , vermits die rente een losbare rente was, en voor een mindere fomme, als waar voor zy dezelve uitgekogt hadde-, konde uitgeloft worden, zy overzulks by dien uitkoop bepadeeld, en by nader gevolg Cajus verpligt zyn zoude, om die deswegen over en te veel betaalde penningen , met alle kollen, fchade en intereffen, aan haar te moeten refldtueren , heeft dienthalven zo door brieven, als door bezendinge van domestycquen, een en andermaal Cajus tot reftitutie dier penningen aangefproken, en vervolgens, daar van geen effect ziende, zig dienaangaande by deze en geene, zo in particuliere, als publycquegezelfchappen beklaagd. Cajus , daar tegens oordelende, door voorfz. brieven , boodfchappen en discour jen, welke hy daarom vantijes en diffamerende behandelingen noemd, gediffameert te wezen , heeft zig ten dien einde , op den 20. December 1753. by requefte aan Haar WelEdele Groot Agtbare, de Heeren van de Magiftraat der Stad Zutphen , als haar beider competente Rigters, gëaddresfeert, en daar by verzogt citatie tegens Titia „ om hare actie, „ zo zy wegens die pratenfie mogte fuftineren te hebben, binnen „ een korten peremptoiren tyd, daar toe by Haar WelEdele Aa „ Groot porro vid. &? nn. 58. &? feqq. 61. 62. De Magiftraat van Zutphen, hunne burgers maintenerende by het privilegie de non evocando , heeft in verfcheide gevallen daarom de verzogte infinuatien ofte ivethen van diergelyke citatien verm-eigerd. 64. Solutie tegens de drie voorname objectien, dat de L. Diffamari alhier niet aangenomen zou zyn, word nn. 65. 66. fcr 67. zeer ampel en breed gededuceert en gëadftrueert. 68. 69. Ex diffamatione non tam oritur aftio injuriarum , niji ex pure animo vexandi fa£ta fuerit; 71. Qjiam ,ut diffamator, aut agat, aut jileat. 72. Ouod ad facl-um applkatur.  i8<5 Partis Quinto „ Groot Agtbare te prsefigeren, fubpoena perpetui fikntii, tegens „ hem, ordine juris , te inftitueren en te vervolgen. Op welk requeft alzo op gez. 20. December 1753. het gewone apoinclement van contentement ofte citatie verleend , en ter gevolge van dien, by manquement van het eerfte, Titia tegens den eerften dag open regtens na de Ferien van Kersmis, zo wezen zal den 30. January 1754, geciteeri is, Zo word gevraagd. Of de zo genaamde Lex Diffamari, uit hoofde van dewelke Cajus alhier tegens Titia komt te ageren, binnen de Stad en Schependom van Zutphen, als welks Stadregt daar van niets meld, wel plaatz heeft, en mitsdien Titia verpligt is, deze hare actie, wegens 't gunt voorfchreven binnen zekeren korten tyd tegens Cajus te moeten inftitueren ? Inzonderheid, daar, volgens de Ieere van den Heere Johan ' Schraffert, zo in fuo Codice voc. Diffamatie §. 2. als in zyne andere Werken, dezelve in Gelderland in 't generaal en doorgaans, fchynd verboden te zyn, en in fpeeie, ten aanzien van de Stad Zutphen , te obfteren zekere fententie, mede over eene diffamatoire procedure tuffen Hendrik Slotman , nomine uxoris , Impetrant inpunëlo Legis Diffamari ter eenre, en GefinaSluiter, Weduwe 2- van Jan Fan Der Spyk, nevens Wolter van Goor, Gedaagdens in 't zelfde cas, ter anderen zyde, nog onlangs, en wel op den 20. Oétober 1747. voor en by welgedagte Magiftraat ergaanenden 26, daar aan volgende, gepronuntieert, waarby dien Impetrant cum expenfis zyn eifch ontzegd is, en confequentelykdaar uit het tegendeel zoude fchynen te moeten opgemaakt worden. Ten welken einde den Heere Mr. Joofi Schomaker word verzogt , hier omtrent een geraifonneert en onpartydig advys te willen afgeven, om zig daar naar te reguleren. By my ondergfz. Regtsgeleerde gezien , gelezen en met alle mogelyke attentie gëexamineert zynde bovenftaande Cafiis- pcfitie,  C o n s. XX. ïffj pofitie, en de vrage , daar uit geformeert, met en nevens de ftukken en documenten, daar toe fpeéterende , voorts daar benevens en nader infacto gëinformeert wezende, dat die brieven, boodfchappen en discour/en ( zo en als by de Cafus-pofitie wordgepofeert ) door Titia aan en over Cajus werkelyk in fubftantie dezen aangaande zyn gezonden en gevoerd, zoude ik dienthaf ven , onder correaie van beter gevoelen, van advys zyn; „ Dat de actie ex Lege Diffamari door de gewoontens en „ conftante practycq mede binnen de Stad van Zutphen en ju- 3„ nsdiéïie van dien is gcintroduceert, en óverzulks titia, om „ die en meer andere, hier onder breder te deducerene, redenen, „ verpligt , om hare aftie , zo zy uit voorfz. hoofde tegens Ca„ jus praetendeert te hebben, binnen een zekeren korten termyn, „ door welgemelde Heeren van de Magiftraat der Stad Zut„ phen, naar mathe van het daar toe gerequireert wordende „ bewys en verdere omftandigheden van zaken, daaromtrent te „ prsefigeren, by poene van een eeuwig ftilzwygen, op en tegens „ Cajus , naar order regtens enftylvan den Gerigte, te inftitu„ eren en te vervolgen. Om dit nader in jure te betogen , zo diend aanvankelyk en in de eerfte plaatz in 't algemeen, nopens de byzonderc vefeifch tens, redenen en gewrochtens der aangetogene actie ex Lege Diffamari ( om daarna vervolgens dezelve in 't particulier op de couftumen en ufances der Stad Zutphen dies te beter over te brengen) tot een noodzakelyken grondflag alhier aangemerkt; Dat, volgens de generale pra&ycq van deze en andere Landen , alwaar de diffamatoire remedien in gebruik zyn, in caufis 4* diffamauonum iseen tweederhande judicium, beide zeer verfchilleiide effecten hebbende, en van den anderen, tam ratione materice, quam Jonnes, zeer onderfcheiden: Zynde het eerfte een judicium pmparatorium, ook wel, diffamatorium geheten, waar in alieenlyk over de waarheid ofte bewys S" der gedane diffamatien , en- zo voorts over de prafixie van een termyn, binnen weiken de Diffamant zyne gevanteèrde adie, fub pcena perpetui filentii , zal hebben te inftitueren, gehandeld, Aa 2 en  ï88 PartisQuint/e en door welk dienvolgens de weg gebaand word tot het andere t doorgaans genaamd het judicium aclionis feu caufa principalis, het geen , geconfidereert , als een praparatum judicium, hier in beftaat , dat den Diffamant, binnen den aan hem daar toevoorgefchreven tyd, van zyn regt, naar behoren, kome te doceren, zo en als dit onder anderen te zien is by Gaill in Praiïic. Obfierv. Lib. i. Obfi li. n. 2. Carpzovius in Proceff. Jur. Tit. 20. Art. 1. nn. 4. 5. 19. & fqq. mMeviusP. 3. Decifi 350. n. 9. om in re notoria geene Autheuren meer aantehalen. Dus, dat eeniglyk en alleen ter dezer zaakin ovenvegmge zal 6. kunnen en moeten komen,, of Cajus, als dewelke in hoe judicio pra., paratorio de poft van Aanlegger bekleed, door de gelibeüeer„ de brieven, boodfichappen en discourfen van 1 itia die by hem ge„ fuftineerde diffamatie den regten daar gedaan en genoegzaam „ geprobeert heeft ? . Ik meene, in fuppofitie van de werkelyke exiftenne van dien, zonder haefitatie van ja. Niet zo zeer in 't algemeen, omdat, naar de leere van ton_ tardus in Comm. ad L. Diffamari Cap. 4. nn. 1. 2. & 3. en ande7're, over deze materie gefehreven hebbende, Doftcren, daartoe zelfs eenfummier bewys, ofte ( gelyk Gaill d. Lib. Obfi. 10. n. 7. zig expliceert ) een probabHis.quadamdiffamationisnotitia zou voldoende wezen, en mitsdien een Gediffameerdevolftaankunnen, met maar fimpliciter te demonftreren, dat hy inder daad defaSlo gemolefteert is, ofte vreeft gemolefteert te worden. Overmits ik met Voet in Comm. ad ff. Tit. de Judicus n. 22. 8. Cagnolusm Interpr. L. Diffamari §. 6. en anderen altoos van begrip geweeftben en nog ben, dat, om aan een Diffamant een termyn tot injiitutie zyner actie, ten fine van een eeuwig fiilzwygen, teadfi°neren, de aan zyde van een Gediffameerde voorgewende diffamatien envantifes, naar het praefcript van regten , vooral in een zaak van natuur , als deze, daar tegens een zeker perloon uit dien hoofde gëageert word, ten vollen moeten bewezen worden , en dat gevölgelyk, 't geen zommige Regtsgeleerden wegens een fummiere cognitie dien aangaande komen aftegeven, alleeniyk  C o n s. XX. 189 de citatione decemenda & proceffu ordimndo ( waar van ftraks nader ) moet opgevat worden : Ne alioqirin ( om de woorden van Voef ^ te gebruiken ) in debitorum quorumvis potefiate fit, inutile aclori reddere indultumd jureliberwn agendi arbitrium, nevepeenafilentiiimponatur, qui nullapeccavit lïnguce jattantia ac temeritate, per DD. ibid. alleg. 1 Dewyl, fchoon ex diffdmatione een zekere zoort van necelïïteit daar mede in hoe judiciodiffamatorio gemêleert is, een Diffamant nogtans behoord van- gene betere conditie te zyn , en zo wel aan de manier van proberen en procederen in dezen onderworpen te blyven, atque fi alias ageret. v. Mevius P. 8. Dec. 234,kb.,2. & 3. Maar inzonderheid, omdat onder de verfcheide middelen , ICU om dusdanige diffamatien en vantifes te verifiëren , zelfs mede door de Juriflen , als fpecien van probatie, gerecenfeert worden de private interpellatien en particuliere brieven, dieswegen tuffen den provocant en geprovoceerden voorgevallen en gewifleld , vermogens de traditie van dienzelfden Gaill all. Obfi. 10. b..8. en Leyfierusin Med. ad ff. Tom. 2. Sp. 81. Med. 1. & 2, vergeleken in terminis met zekere, hieronder nader aantevoerene, fententie, ir' by de Heeren van de Magiftraat der Stad Zutphen op den 11. December 1704. tuffen Ds. Antonius Hoppenbrouwer , Dienaar des Goddelyken Woords aldaar, en Philip Froons ergaan, en waar by een diffamatie mede door overgelegde brieven voor bewezen gehouden is. Voornaamlyk, zodie (gelyk in casfubjeft)doordëpublycque ^ en private discourfien en divulgatien van de diffamerende perfoon gevolgd zyn, en door haar daar benevens zelfs gëavoucert worden; 't Welk, volgens Böehmer in Introd. in Jus Digejlor. Tit. de ConfeJJis §. 12. alsdan voor een blyk van eigene confeffie gere- 13. kendword, enwydersvan dat regtelyk uitwerkzel is , dat men naar geen verder bewys hieromtrent meer behoeve te inquireren, nam nulla funt fudicis part es in confitentem. Als om het even zynde, door welke wegen een Rigter, zo't T^ maar is op een legale en overtuigende wyze, daar van komt te Aa 3 con-  iqo Partis Quint/e confteren, in conformité mede van de confonante obfervatie, zo van Bergerus in Elecl. Proceff. Provocat. §. 26. als van Blarerus in Repet. d. L. Diffamari Cap. 1. n. 9. en Contardus in all. Comm. Cap. 5. n. 46. zeggende daarom ook zeer wel, quod fatis eritprobare vociferationem diffamantis , velvulgo, vel in ccetu hominumy vel coram pluribus, vel etiam coram paucis. Zo nogtans, dat Cajus niet gehouden geweeftis, daar van de 15- bewyzen aanftonds by zyn requefi ofte acte van citatie te hebben moeten produceren , maar daar mede heeft kunnen en mogen fuperfederen tot den tyd van het te boek brengen zyner Aanfpraak, ofte van d' exhibitie derzelve aan 't Gerigte , 't welk ik maar alleen in eventim en tot voorkominge van alle verkeerde concepten, die men daar tegens cafu quo zou kunnen maken, hier mede wil gcnoteert hebben. Doordien , de Doctoren ftellende, dat in hoe proceffu diffama- 16. tionis zelfs geene citatie door den Rigter zou mogen gedecernèert worden, zo lang de Gediffameerde de voorgegevene diffamatien niet fummierlyk ten minften geprobeert, en ten dien einde de bewysdommen daar van niet mede terftond en tegelyk by zyn libel van citatie gëappliceert hadde, derhalven daar uit dikwerf zou kunnen worden geluftineert, even als of de citatie van Cajuskwalyk verzogt ende gedecreteert was geworden , ter oorzake Hy deszelfs requeft van citatie naakt en bloot ingediend, en gevolgelyk daar by maar het fvnpele faStum, zonder adjeftie van eenig fchyn ofte bef beid, alleen gedetailleert hadde. Nademaal deze en diergelyke raifonnementen en belpiegeJin- 17 ■ gen wel zouden aangaan in dusdanige Landen en in die Gerigten, alwaar, of zulks ( gelyk, naar de Ordonnantie der Keizerlyke Kamer-Gerigten, opdemeefte plaatzen in Duitfchland ) pro fpeciali lege confuetudine vcreifcht word, of de citatien een meerder en groter gevolg, dan hier te Lande, hebben, maar niet in deze Provincie , en nog veel minder binnen de Stad Zutphen, in dewel- 18. ke den probatoiren termyn aan de kant van den Aaanlegger allereerft op den termyn van Aanfpraak , komt in te vallen , waar door immers Titia in haar regt van eventuele tegenzeggingè en  C o n s. XX. ipi en contraire probatie geenzins verkort , en dus in alle delen bêandwoord word aan de requifitie zelfs van dien Contardus 19, d. Comm. & Cap. 4. n. 5. en andere Doéforen, welke, hoe zeer ook van opinie zyn, dat in dezen geene plenaire, maar alleen een fummiere cognitie van zaken zou gercquireert worden, niet te min komen te pol eren, dat zo wel de contradictie en difeptatie , als het beivys ter contrair aan de diüamante parthye moet voorbehouden blyven. Zodanig, dat, met het geen voorfehreven, mynes bedunkens, de gearticuleerde diffamatie volkomeniyk bewezen zynde, het dicnthalven van zelfs (preekt, dat aan Cajus, ex hoe capite, een 20' aéfie ofte condictie , zo en als men die zal gelieven te noemen, ex Lege Diffamari tegens Titia geboren is, waar van de redenen niet verre te zoeken, maar, zo op de natuurlyke billykheid, medebrengende, dat men zyns naaflens eere en goede naam, nog met opzet, nog zelfs by onvoorzigtigheid , moge traduceren, als t ..flens en te gelyk mede op het algemeen belang, vorderende , dat 'er eenmaal een einde van procefiln moet zyn, en zo wel de openbare tranquiiliteit, als den byzonderen eigendom van goederen , zo veel mogelyk, geconferveert worden, gegrondveft zyn, en van dies te meerdere applicatie op de alhier voorkomende perfonen wezen moeten: Dewyl aan de ene zyde Cajus , een Heer van caraéler en fatfoen zynde, deze ter zyner kennis geraakte diffamatoire fufte- 21» nues en gefprekken van Titia niet wel ongemerkt kan pafferen , zonder zig dieswegen by de wereld, die hoe langer, hoefoubconneufer word, in een nadelige verdenkinge te brengen; En aan d' ander kant Titia, als een Dame van geen minder 2„ fatfoen en geboorte zynde, beter gedaan hadde, om, indien zy zig verbeelde wegens den gementioneerden uitkoop der bewufte rente ten lafte van Cajus eenige praêtenfie te hebben , daar toe alsdan, ohfervatis obfervandis, den weg regtens, die haar immers open ftond en nog open ftaat, datelyk in te flaan, dan tot diergelyke doleances en divulgante ondernemingen haar recours te nemen i Nam non debcmus vagari cum difrimine aiieiue exiftimatio- tvs,  IQ2 Partis Quinto nis , om my van de woorden van den Regtsgeleerden in L. 7 pr. ff. de Injuriis in dezen te bedienen. 0ja„om ~- T Dit heeft dan ook (om van dezen kleinen uitflap wederomter 99 zaak te keren ) aan de refpecïive, en zonderhngaan de latere 23" Uitleggeren aanleidinge gegeven, om deze wet, waarvan dezete in L. 5. C. de Ingenuis Manumiffts gevonden word en van welkers peculiairen oorfprong en voortgang Bergerustnall EMt. Ij. ons een beknopte, dog diftinéte fchets nagelaten leeft fchoon eigenlyk de foladiffamationeflatus ^«^fJ^^J en dus van een geheel ander geval gewagende, als daar tut gemeen yk getrokken word, egter naderhand.toetepaffen en uittebreideu op en tot alle andere voorvallen en raifonnementen van de"zulke ïquimiquis ( om de uitdrukkinge van Voet in all. Comm add Tit de Judiciis n. 21. de myne te maken ) fermonum ja24> clationibus exiflimationem alterius mimxumaut elevatum eurü, quafifsautcrimeiperpetraffet, aut debitor effet ,iniquusvereiahen* pos- MJLn zulks uit confideratie van deszelfs univerfele drangreden, 25. welks refultatniet alleen (zo en als in die wet ftaat) d«r»^ komt, quod diffamariftatum ingenuorum, feuerrore, feu maltgmtTquotundJ,perMquurnfa, maar ook teffens en wel voo namenlyk mede gerond is op eene regtmatige vreeze, .neahquanTheredibus meis, harum rerum ignaris, negotiumfaeeffas, vtlmtSTZlefliamfaeies eo tempore, quo non halnturus fuminpmnptudefenfJes mei, ut nune habeo , vermogens de taal van Brunnemaninall. Comm.add. L. 5- nn. 4. & i8- In zo verre en met dat gevolg , dat dezelve in alle zoorten 26. van aclien en zaken, 't zy allodiale , ofte feudale, tzycnminele , ofte civile, 't zy rëele, ofte perfonele, t zy ook poflesfoire ofte petitoire, erfpecialyk mede in debito civih&pecumario, Zm zonSr onderfcheid plaatz heeft, en ten dien einde zeU.br de hedendaagfche Vierfchaaren , als een jus eertum , niet alleen in het Duitfche Ryk en andere Landen, maar ook mede in dit ons Nederland, en wel in 't byzonder m dit Furftendom en Graaffchap overal gerespecteert word. ^  C o n s. XX. 193 Al het welk ik zeer gemakkelyk met het gezag der beroemdfte Regtsgeleerden zou kunnen bekragtigen, en daar van een ge- 2 7' heele naamrol citeren, maar, vermits dit al te notoir is, en zelfs van die geene, welke meer voor de reftricTtie, dan voor de extenfie dezer wet fchynen te inclineren, gelyk by exempel Heinecchis in Element. Jur. Civil. fecund. ordin. Jf. d. Tit. de Judieiis §. 18. Wiffenbach in Comm. ad Tit. C. Ut nemo invitus Sc. junéL. Comm. ad d. L. 5. en andere, wat aanbelangd de gemeene practycq, buiten twyffel gefteld word , zo zal ik my dienvolgende daar van voor tegenswoordig ook dispenferen, en overzulks ( om in het geheel niet zonder authoriteit te fpreken )my, in aanzien 2$, van het eerfte, maar alieenlyk beroepen op het getuigenis van Merula in zyn Manier van procederen Lib. 4. Tit. 37. Cap. '2. §. 11. en Muller in Addit. ad Struvii Syntagm. Jur. Civil. Exc. 9. Th. 5. Litt. x. en, nopens het tweede, zo op dat van voornoemden Voet d. I. als van Van Leeuwen in Cenfur. Forens. P. 2. Lib. 1. Cap. 10. n. 20. en in fpecie van den Heer Mr. Hendrik Scbrasfert , in het vierde Deel van die, door zyn Zoon, Mr. Johan Scbrajfert, uitgegevene, Confultatien en Advyzen, en aldaar Conf. 46. alle eenpariglykdeze wet, invoegen, als boven, extenderende. En niet zonder reden: Potefl igitur ( om dit met de woorden van Pujfcndorff'Tr. de Offic. Homin. & Civ. Lib. 1. Cap. 17. 29* §. 10. te beveiligen ) lex ad cajum , qui in lege non exprimitur , extendi, Ji-conftet, rationem, quee in illum cafum quadrat , unicam fuijfe, qua; Legijlatorem moverit, eamque ab ipfo confideratam fuijfe in fua generalitate, & ut cequipollent.es quoque cafus complecteretar. Sed & extendi ( vaart liy voort) lex debet ad illos cafus, qui, in fraudèm legis, ab bominibus prave folertibus iny.eniuntur. Doende den Heer Otto in zyne Annotatien daar ter plaatze by; Fa, quorwnfimilis eft ratio , vel cequa conftitutio , quave ad utili- 30. talem reip. tendunt, ad ftmilia facile proferri, Heet fint correctoria vel posnalia. Otium enim ( geeft hy daar van voor reden ) nulla lex ita pojflt fcribi, ut omnes cafiis, qui qwmdoque inciderint, compreben■dantur, Is, qui jurisdiclioni praeft, ad ft nilid, quee tendunt ad eandéfn utiiitatem, precedit, nee quod lege omiffam eft, religio judicantis omittit. B b 't Geen  ip4 Pastis Quint/e, 't Geen , ten reguarde der wettenen Codice , in het geheel 3ï- niets nieuws , nog zeldzaam is , aangezien wy weten , en anderzins van Fmck'ehhms Obficrv. Fracl. Obf. 36.nn. iQ._£f feqq.' jnhct. Obfi 115. nn. 8-12. en-meer andere kunnen geleerd worden , dat, fchoon de aangetogene met al van een ander geval meld, ; en dezelve, gelyk de meefte wetten in Codice , een refcript ofte ?ppoinclement, op de aan de relpe&iye Keizerengepraefenteerde requeften ad propofiii facii fpeciem afgegeven en ingerigt,; kömt te'behelzen, nogtans die daar'toe occalie gegevenfhebbendé quseftie wegens den ftaat der vrygeborenen niet zo zeer, lüiispéih caufa'finalis; dan wel voornamcnlyk en alleen , ut pot e caufa impïdfiva& o'biter'occurtens, en dus meer ex facit circwnflantia', ais; e'x juris necèffitate, daar by zou kunnen gezegd worden, in confidcratie te zyn gekomen, en by nadere eonfequentie deze wet even daarom , zo weinig tot het aldaar voorgeftelde cas, als tot de perjoon van den'-Suppliant,'zou 'behoren gerèftringeert te worden'; inzonderheid ,:-daar nog uit de woorden, 'rO|.uft'de zin van die wet met de minfte fchyn van redenen kan worden opgerüaakt, dat die v0r&'têlyk cn alleen van, den ilaatder vrygeborenen rakende, diflamatieh!zoü; moeten verftaan, en gevolgelyk tot geene andere zoortg;!)!;e voorvallen ex identitatc 'generctütate rationis mogen gëextënde^tw, ,•: dtrroaten, dat daaromtrent het argument contrarie ■'- srte, het welk het zeilde is , ab tttirus inefvfione ■ad a'ieïius exèlijhncit:, nirt doorgaat, in gevolge mede van dé concor'dante r, --.-rqïw vdii 'Bruüquelhin Hijhr. Jut. Pr 2. Cap. 9. §. 7. Te mine-er', daar het aan een yegelyk, maar de minfte kennis vn^ de hiftorie der Roomfche regtsgeleerdheid hebbende , 32° rïcz sari è tb wuft zyn, hoe dat zelfs de Keizer Juftiniaan by het c;'''* cT 0 " t •omi^geren van den tcgtnswoordigen Codex, wel!, 1' . ... ' u / . n : infertie der te voren en federt mede Vrt':.ei.V.r.?i i R>izei lyke zoo genaamde decifien, doorTribonianüs en een'; a : fere'Maiinen van aanzien heeft laten in order brengen, er. dien w . ; 6 &s.i huldigen dag gebruiken , alle de daar in gereed'..-, iè miter\ én conftitutien voor de zyne gcadopteert, ea daar by zeis uitdrukkelyk geboden heeft, dat, ten einde, zo  C o N s. XX, J95 daaromtrent, als omtrent derzelver generale verbintenis, geene de minfte bedenkinge zoude refteren, dienvolgende zo wel die conftitutien, qua ,adcertas perfonas rejcripta, vel per pragmaticam sanctionem ab initio data, eidem Novo codici, propter VilLiTATEufanfiionis, infertafuerunt, als de- overige, de kragt van een 33. univerfele wet hebben zouden, cum omnes (zegdHy) generalium confiitutionum vim okinere procul dubio eft, zo en als dit een en ander uit zyne prsefatien voor dien Codex, en inzonderheid uit de beide eerften, de Novo Codice Faciendo §. 2. en de Juftinianeo Codice Confirmando§. 3. géi nti tul eert, en aan den Raad van Conftantinopolen en eenen Menna houdende, in het brede bewezen, en onder meer anderen mede by Wefembecius in Comm. ad Cod. ibique d. Conft. Summa dejuft. Cod.Confirm. n. 2. in diervoegen begrepen word. Terwy! (om weder ten propoofte te komen, en de fubfiftentie der aangeroerde wetten uit onze Statutaire difpofitien, gewoontens, engewysdens nader te deduceren) met relatie tot het Graaffchap 3^ Zutphen, dien aangaande, niet alleen zelfs by een exprefte wet in Ons locale Landregt Tit. 5. Art. 20. voorzien is, dewelke aldus luid,, Soo yemandt klaechde, vaneenen anderengediffameert te „ zyn,'t zy metinjurien, of NB. eenighe aclien, die fel ve lal fynen „ wederdeel moghen beroepen voor den Richter, daer onder „ die diffamierde ghefeten, foo die actie is perfonalis, foo fy aver „ is realis, daer het goedt ghelegen, of daer het felve na natuir „ ghehoort, om den felven een eeuwich ftilfwyghen , na twee „ voorgaende weeten, op te doen leggen, mits dat voor al den „ Gherichte van die diffamatie ghenoechfaem zy ghebleecken. Maar ook , dien conform, zeer veele fententien voor handen zyn, waar by de Lex Diffamari mede binnen dit Quartier meer, als eens, is gëadmitteert geworden, van dewelke beide navol- 35gende, namenlyk op den 15. January 1Ö93. en den 28. November 1726. voor den Land-Gerigte van Wenterswyk enSrad-Gerigte van Borculo, de eerfte, tullen Geert Gielink entViibelm Fob mer, met advys van de Heeren Mrs. Gysbert Opten NoorthenArnoldVanDam, ende tweede, in zake van Hendrik Bekking, Predikant te Borculo, tegens eene Armgad Lucas, op advys der Heeren Bb a Mrs.  10ó" Pauis q u i n t /e Mrs. ffoojl Solner en Herman Hoefebroeck ficnior, fucceflïvelyk ergaan, tot een genoegzaam bewys verftrekken kunnen. En of nu wel het Stadregt van Zutphen , over welkers vigerende couftumes wel voornamenlyk myn advys gevraagd word, 36. hier van niets ftatueert, en dus op dit fubjecT:, naar 't getradeerde van den Heer Schraffert in Comm. ad Reform. Velav. Cap. 9. Art. 1. n. 1, fingulier zou wezen het Landregt dezes Graaf fchaps, waar naar men zig immers in de Stad Zutphen niet reguleert; Zo neemd zulks 'egter niet weg, dat de proceduren ex Lege Diffamari daar ter Stede zo wel, als in het Graaffchap van dien naam, mede bekend en toegelaten zyn. Ten minfteu. wil ik zeer gaarne bekennen , dat ik in den langdurigen tyd van bynaar vyftig jaren , gedurende dewelke ik 37. thans de pra&ycq van 's gelyken voor 't Stad-Gerigte van Zut' •tiheTvheb gëexcerceert, nooit gehoord heb, dat yemand oor. aefultineert gehad heeft, dat aldaar de citatien en proceflen ex Lege Diffamari niet zouden geoorloofd, ofte m onbruik wezen. In tegendeel heb ik dasjdvks gezien, en ook van de oude Advocaten , die lang voor my"de" Zutphenfche regtbank hebben gefreouenteert, en alle reeds voor zeer veele jaren overleden zyn, meermalen vernomen, dat die procedures altoos binnen de Stad Zutphen met effecT: zyn gepraélifeert geworden. Ten welken einde ik ten eenemaal onnodig achte, alhier in een fiSööftaJ onderzoek te treden, of en in hoe verre dit Stad- 38. regteiyk defed, ten aanzien van de aldaar niet genoemde Lex Diffamari, in dezen zou kunnen en mogen worden geluppleert door de Roomfche, ofte de Keizerlyke befchrevenc regten, dewelke , vermogens de regelen van eene extenfive uitiegginge, den fubftantielen inhoud van die wet op en tot andere zoortgelyke gevallen mede niet duifterlyk fchynen toetepalTen, en, naar de uitdrukkelyke dispofitie van het municipale Stadregt Tit. 16. Art. 20, deszelfs plaatz fubintreren moeten, wanneer de fake in de Stads willekeuren, regten, olie wel hergebragte gewoonten, niet gegrondet zy, nog daar uit gedecideert konde worden. Ik zal daarom , met praeteritie van deze en andere paralelle fpecu-  C o n s. XX. 197 Ipeculatïcn , als waar door ik te veel zoude uitweiden, mymaar alleenlyk kortheidshalven refereren, zo tot de decreten enfènten tien , als tot de refolutien, welke daar van in de Stads Senten- 39tien-Pleidoóy- enPveiblutien-Boeken, uitwyzens myne particuliere verzamelingen en aantekeningen over dat Stadregt, daar tegens door my alsnu opzettelyk naargezien,en conform bevonden, exteren, en zo veele preuves, als exempelen, dieswegen komen uitteleveren. ; S 8 éh tji hbrnmi gis ^^^fi ishw Aldus vinde ik dan, dat ( om van de menigte dör> geaJrjcoi'deerde en niet vervolgde citatien niet eens te gewagen) de Heeren van de Magiftraat niet alleen daar over op differente tyden en reyzen hï contradiclorio regt gedaan, en daar by parthyen, zo tot inftitutié harer gemuteerde attieu, als tot impofitie mede van een eeuwig jlilzvrygen, gecondemneert, maar zulks ook aan deze en -;eene, op ofte zonder voorgaande inftantie, zelfs by diver-fc refolutien géinjungeer. gehad hebben. Gelvk daar van oi't de volgende gevallen.overv'oedigiyk elucefceren kan, als namenlvk ten refpecte van het eerfte; - 40, 1. In cas van bczigtinge, tuffen Hendrik De Rhcere en Hendrik Mentink, over zekere muur, tuffen hun beider huizen gelegen, en die by den eerften gefiiftineert vvierd, alleen tot pyn xr: ts behoren, by welke occafië den?.e;\ en by decreet van den 26. July, en voort* nader, zo op den 25. Auguftus, beide dt: jaars 1638, als op den 8. Maart 1639, geiaftis,, om zyne praetenfien daar op, binnen dien daar toe geftelden tyd, by poene van verftek, in te brengen, ', ofte dat hem, by gebrek van dien , een eeuwig filentiwn zal , géinjungeert worden,, zo en al dan ook gez. Hendrik De Rhoere, daar in manquerende, op den 22. Maart dito jaars 1639. '■- van toen af aan, ten ware hy binnen agt dagen nog zyn bewys " zou weten in te brengen, van zyne gefuftineerde prcetenfie op , die muur werkelyk verfteken „ en ter gevolge van dien by een nader decreet van bezigtinge van den 27, daar aan volgende „ voornoemde Hendrik Mentink tot de halffeheid daar van doorHeeren Schepenen beregtigd verklaard is geworden. 11. In zake van Johan Rauwers junior , als Volmagtiger van Bb 3 - Riehari  i98 Partis Qüint/e Richard Zadel en Peter Van Velfen, en derzelver respeftive Huisvrouwen, Maria en^««a Elifabeth Thefmga, als Erfgenamen ab inteftato van Jota Thefinga, Impetranten exL. Diftaman, ter eenr», en Gefma Mullers, Weduwe van Ihefmga, voornoemd, Gedaagdens in 't zelfde cas, ter anderen zyde, welke laaftc by fententie van den 18. Juny 1669. dieswegen in contumaciam verklaard is „ in de poene van een eeuwig ftilzwygen vervallen , en mitsdien verfteken te zyn van hare pratenje aStie, wegens die " gevariteerde tucht op het gelibelleerde ongereede, en de obligatien, " in deze Stad gelegen en uitftaande. ra In zake van Derk VanSonsbeek cumfuis, Erfgenamen van Hendrik Creyvenger, Requirant, en Gerrit Ter Horft, nomine Uxpris, Jurriana Van Der Wyck, Gerequireerden, op den 30. Maart 1678, waar by, na ingekomen Requelt,Bengt,Contrabengten Nooddruft, verftaan is „ dat de Gerequireerde zyne a£lie , zo hy op zekere twee obligatien vermeinde te hebben, in den tyd van zes weken, fub pcena perpetui filentii, zal hebben te infti- tuGrcn. " iv Op den 13. July 1701. tuffen Bemard Adolph Roelofs , voor'hem zelfs, en als Volmagtiger van Hendrik Ignatias Roelof s? meerderjarige Broeders en Bloedmombers van haren minderjarigen Broeder, Frans Johan Roelofs, Impetranten, op en tegens den Capitein Orrock, Gedaagden» aan wien overzulks, wegens zyne diffamatie, als zou der Impetranten voorjcide Broeder een Soldaat Z.van zyne compagnie zyn, daar by een eeuwig ft ilzwygen gëim- " Zo^aTabook in 't byzonder v. de perfoon van Philip Froons, als Gêarrefteerden en Diffamant, by vonnis van den 11. December 1704., ten dien einde 's daags daar aan gepronuntieert, en in het begin van dit advys reeds mede gemeld, verklaard is„van „ alle aaien en pratenfien, zohy, volgens die by Juftifkatie overgelegde brieven, tegens Ds. Antonius Hoppenbrouwer, Dienaar " des GoddelykenWoords alhier, als Arreftant en Gediffameerden, zou willen hebben , ofte mogen pretenderen, te zyn !' verfteken , wordende overzulks den Gêarrefteerden wegens de ** J „ geit  C GE lp. .gXXl B 4 A 199; b,_gelibeUeerde,Jijfamatien van ?s gelyken een eeuwig.fiilzwygen »*«Hfi»gKfes t6MÏ\?erE. ^a\}\& aattk n9 fch&M .nowuow Desgelyks ;zyn, ten aanzien van het-, tweede t ,mede vi. by re-< folutie van den 2. Jantiary 1605. zekere perionen géordonneert, „ om hare actie tegens Thomas Van Bourlo binnen zes weken in„ .&4cjjen ,.by- pccnpdes i&g emttig de» jeqwjlers^ .-. . Mitsgaders vu. me ede by relöJutie van den 19. September 160.6. renen #7/A?.« Raaswlt „ dat , van 's gelyken zyne „: aèiie.. tegels, Gepit Cojï-er..wegens ontvoerde tiendeus- pro interes„ ƒ« zal inftellen ; .abnGefimj na nagabs bsté ssob ni . . En aizcnd^jfid vxu. ztA-ore ^/V^ by refolutie van dei' 19. ï\ L.i'ü. ry des jaare 1614. belaft „ om binnen den tyd „ .vaa;du« maanden bure aciie of pratenjie , die zy vermdnde„ op de VV-sduwe van zalr. Lambert Van Lucht eren te hebben ■ $$$$ i*K£ 'W^ *e jlcllen, by verjick defllj%fyg.j -HuibhooVk E-n diideiyk ix. jnsgdjks by refolutie van den 23. September " 1670. op remonftrantie der Erfgenamen van Risken £r$y®engers , wegens zekere gevantcerde actie van de Erfgenamen van den Licentiaat Bierman tegens de gif te van de gerede goederen s tuften haar opgerigt, aan dezelve géordonneert „ hare aaien doswegea „ in dep tyd van zes weken mede teinjlitwren , by eer?,poene van 5>tr9B'aÉSSW?H^^i^}i5?SE'n3iisv/bbjmü3 3bü:uïb33-i Evvbü lib nuy ni^od Jsri ni Dat, fchoon het Stadregt van Zutphen van clczewerzwygdwen dezelve al niet mede zcu kunnen gr rokend worden onder'dejiier boven by gebrek van dien gefurrogeerdt dispofitie'der Keizerly- 41» ke befhrevene wetten, deze en andere gevallen evenswei ten vollen in ftaat zyn, om daar uit vciiigiyk te kunnen en mogen ar-  200 PartisQuint/e sumenteren, dat de aequiteit en beftaanbaarheid der bewufte Lex „èwoontens, ende confonante procedures van de Magiftraat gegrond ff en dezelve daar uit by nader gevolg met geen minder fucces ^ÏÏïSïS ignoreren kan, dat de introduaie van een geneTale couftume van geen vaft getal van aften isdcpende4>. 'end? en daar toe, zelfs in zommige gevallen, maar twe blote han■ Sgen naar de voorkomende circumftantien genoeg zyn ik latïftaan zo dezelve in eenzo groot aantal zig komen op te doen, en daar onder verfcheide , zelfs in contradictorio , na voorgaande Zoor van parthyen en cognitie van zaken, (j^Wjj* regt is, en waaromtrent geen onderfcheid maakt, datzomnge dier gëallegeerde fententien in contumaciam zo en als mendaar tegens moggelyk zou kunnen inbrengen , zouden gefchept en ge- Fffl Stad zo wel, als in het Graaffchap ZutPhen,de regel ,W centumax habeatur pro confejjo g conviclo, met geld, en 43' hef ter contrarie, volgens het Stadregt Tit. l9.Jrt 10,. eenuitÏmaSteS zf, dat zo den Aanlegger zyne acïie of prceienfie logeTofie groter mogte hebben gemaakt, hy evenswei niet meer zal kZJgeiinnen, dan het genehy , als W™'?™**'^ en voor allen fchaden komt te bewyzen; ten dien effefte , dat indiende Gedaagde ten derdenmaal is uitblyvende, alsdan den Klager Z eifch NB? met behoorlyk bewys zal moeten bekleden en overgeven , ende wat hem bevonden zal worden te competeren, t zelve, en niet meer , zal hem toegewezen worden, gelyk aldaar Iit. Z.Ait, S-^lf^^ -ede van gedagten heeft kunnen doen veranderen die,byde Dafus-pofitie en vöorgeftelde vrage vermelde! fententie in zake van Hendrik Slotman op en tegens Ge^ tal uiter , Weduwe van Jan Van Der Spyck en ^olterban Goor by de Magiftraat van Zutphen in boe puntïo Le gis Diffamari op den 20. daoberi747- afgegeven, en by dewelke de tapetrant verklaard is in zynen eyfch en conclufie , tot inftitunevan  C o n s. XX. tót der Gedaagdens aérien, fub pmia perpetui ftlentii, insgelyks tenderende , niet te zyn ontfankelyk, nog gefundeert. Want offchoon my dat gewysde wel bewuft is, en ik my mede nog zeer wel kan rememoreren, dat ter dier gelegenheid over de applicatie ofte inapplïcatie dezer wet voor en tegens zeerwydJopigiyk is gepleit, en aan zyde van den Impetrant zeer veele plaufibele en peremptoire redenen tot deszelfs admiilie zyn bygebragt, zo kan nogtans deze finguliere decifie, als buiten welke my niet voorftaat^ eenige andere van die natuur in de Stads Pleydooy- en Sententien- Boeken ofte in de private Aantekeningen van my en anderen gelezen ofte bevonden te hebben, by my, zo al in terminis is, in genen deele opwegen tegens zo veele nadrukkelyke en decilbire refolutien, decreten en fjjntentien, welke daarvan, ten betoge van de fubfiftentie dier Wet,in de Stads Cancellerye geregiftreert, en hier te voren met meerderen gëextraheert zyn. Boven en beha 1 ven, dat mogelyk in voorfz. zaak de daar by voorgegevene diffamatie door meergez. Hendrik Si'ot7;:an, niet naar 4('behoren zal bewezen zyn/en dezelve daar benevens geroulleert hebben over een geheei ander geval, welkers regt dikwilsdoor dc minfte omftandigheid gevarieert word, en waarom ik dan ook alsnog , zonder my daar over te clargeren, van gevoelen ben, dat die fententie in geene confequentie kan, nog mag getrokken worden. En wat nu vervolgens aanbelangd de hier boven aangehaalde en andere paffagien van den Heer Schrajjert, waar by ik in quantum 47. pro mede die van den Heer Coris Adverjar. Tr. 4. §. 20. n. 2. voege, zal het niet nodig zyn, my te behelpen met dit andwoord , dat namenlyk een Veluwfch Schryver zo weinig, als een Veluwfche ufance,in de Stad en Graaffchap Zutphen ftandgrypt, waartoe dan ook 't zelve alleen , volgens 't geen gez. Hr. Schrajjert daaromtrent in zyn Veluivjchai Praciizyn Kap. 5. Bh 50. ci? 51. nader komt te redeneren , in omnem eventwn zou moeten betrekkelyk gemaakt worden. Nademaal die beide Heeren daar mede niet zo zeer bedoelen deaftie ofte de condiclie ex Lege D'ffamari zelfs , als waar aan C c Haar  ioa Paktis Qüint* Haar WelEdele, en in fpecie den Heer Scbrajfert, zo in zyne Com.o mentatie ter gëallegeerder plaatze, alwaar Hy dit zelfs met twee 4 pjcejudicaten , te Nykerk en Apeldoorn in de jaren 1615. en 1676. ergaan, beveftigd , als in fuis Obferv. Pracl. P. 1. Obf. 39. n. 1. door de aldaar erkende extenfie dezer wet, tut hooide van deszelfs pariformiteit van redenen , vergeleken met de volgende 40. Obfervatie, niet onduidelyk fchynen te defereren, (lellende d. Obf. 39'. n. 2. alleen , dat , in cas van turbatie der posfeffie van onroerende goederen, door geene imploratie ex Lege Diffamari, maar by citatie ex capite fpolii, ofte ex interdiSto Un ■pofftletis tegens den turbant moet gëageert worden, het welkik mede avouere. , Dan wel voornamenlyk en alleen de evocatie , waar door de 49. Burg-rs en Inwoonders van de Steden dezes Graaffchaps, en mzonderheid die der Hoofdftad Zutphen, tegens het bekende privilegie de non evocando,van haren ordinairen Rigter zouden geavoce°rt worden, zo en als uit conciliatie van den Heer Gons dl. Tr 4. £?§• 29.^.72. 2. ten duidelykflen aftenemen is, wanneer Hy, na alvorens uit ons Landregt de faculteit van den Gediffameerden om a$ione perfonali voor zyn eigen Rigter zynen Diffamant, zonder vreeze van een declinatoire exceptie, te mogen conveniëren, betoogd te hebben, daar op aanftonds laat volgen deze modificatie; Rallït autemfefpeiu Civitatum Comitatus Zutpbama, quorum m territoria m-ce.nemoratam iuris agrarii difpofuionem receptam non effe , conjlanter offerunt. Ex quo nemo civum,nifi NB. alicubiarrejtetur , vel in rem conveniatur, extra NB.civitatem ex dicï.h. diffamari^ JudicemNB diffamatie jus vocari poterit. Multominus idpermittïtur , fimaüvitas, vel longa pojje ffione, vel fpeciali privilegie,, jus d b non evocando fibï acquifiverit, waar van de nadere reden deze is: Dat liet namenlyk,zo uit de Landregtelyke dispofitie van Ons S°- Graaffchap, als uit de gemeene ftellinge der meefte Doftoren, evident is, dat de procedures ex Lege Diffaman dit yoorregt hebb-n, dat daar 111 de Gediffameerde , fchoon eigenlyk in hoe punclo Aanlegger is, des niettemin den Diffamant niet voordeszelfs, maar zyns Gediffameerdens competenteuRigter, zou kun<* ' ■ . nen  C o n s. XX. 203 nen en mogen aanfpreken, contrair nogtans de generale maxime van regten, en daar op mede gebouwde leere van Voet d. Comm. Tit. n. 23. ter contemplatie van welke een Aanlegger anderzins verpligt is, de jurisdiclie van den Verweerder te moeten volgen. Vermits nu de Provincie van Gelderland, zo en als ook het Vereenigde Nederland, en yeder Provincie van dien in het generaal, en de Stad van Zutphen in het particulier, buiten alle te 51genfpraak heeft en excerceert het regt, dat, ten aanzien van de eerfte , de Gelderfche en Nederlandfche Ingezetenen , nergens buiten hare Provincie en Gemenebefl;, mogen gëevoceert, en, nopens de tweede , de Zutphenfche Burgers en Inwoonders, zelfs niet voor andere Gerigten binnen deze Provincie, door eenigerley manieren in regten bertrokken woden, 't geen indireclelyk zou gefchieden, byaldien aan een Gediffameerden, die veeltyds buiten deze Provincie , Nederland en Stad zou kunnen domiciliëren , onbepaaldelyk de vryheid gelaten wierde , om voor zyn eigen Rigter deszelfs DifFamant, welke dikwerf een Inwoonder van deze Provincie en Republycq, ofte een Burger en Ingezeten der Stad Zutphen zou kunnen wezen, dieswegen te mogen aëtioneren; Zo heeft dit dan ook aan welgedagte Heeren Goris en Schraffert natuur lyker wyze tot deze demarche en limitatie ( dat namelyk deze Landregtelyke permiffie ,ten dien einde aan een Gediffameerden1' gegeven, tegens de conflitutie van ons Land zoude ftrydcn ) occafie moeten geven: Daar Haar Edele Mogende, Myne Heeren , de Staten dezes Furftendoms en Graaffchaps, by Hoogft Derzelver nadere deliberatie en refolutie van den 13. Mey 1657. m het voordragen en verzoek der Heeren Afgezanten van Zyne Keurvorflelyke Doorlugtigheid van Brandenburg, als LIertog van Kleef, houdende, .„ dat het geen , uitwyzens reces van den 10. Juny 1654. in de „ wederzydfche conferentien, tot onderhoudinge en elucidatie der „ onderlinge Concordaten tuffen de Gelderfchen en Kleeffchen , „ overeengekomen was, mede van 'sLandfchaps zyde mogtegê• Cc 2 .. ex-  5,04 JPastis Quints „ extradeert en gepubliceert worden „ alstoen in de invoeringe van de Lex Diffamari tuffen de Gelderfchen en Kleeflchen wel hebben gedifficulteert, om redenen; „ Eerfielyk, dat daardoor „ ( om de eigene woorden van dat *<5 reces alhier te infereren ) „ een Gelderfchman, zig hebbende la„ ten ontvallen hieroff elders, dat hy zodanige fchult daar uit„ {baande heeft, off deze off gene actie aldaer heeft, daar overals„ dan ex diclaL. in diffamatorio judicio zoude mogen worden gëevoceert extra Provinciam, om zyne actie te moeten uitenteren, "„fub pcena perpetui filentii, direüelyk tegens het Keizer lyke privi„ legium de non evocando, den Gelderfchen gegeven. ' „ Ten anderen, zo zoude ook een Gelderfch Ingezeten daar „ door werden gedwongen, om zyne actie ook tegens zynen wil H ende dankte moeten in't werk Hellen, off zoude daar van wer" den verfteken, daar die dog dikmaals niet zoude mogen goedvinden, zyne actie aldaar NB. in loco domicilü debitoris t'intenteren, H dan die liever opheven, offwagten willen tot beter gelegentheid, „ om aan zyn fchult gevoeglyker te geraken. k „ En ten derden, dat daardoor den Cleeffchen meer privilegie „ ende beneficie zoude werden verleent, als den Gelderfchen zelfs, \, dewelke malkanderen, binnen Lands, geenfins ex L. Diffamari " in regt trekken konnen, ende nogtans zouden moeten lyden, l] dat zy van den Cleeffchen daar uit, buiten Lands, getogen zou" den moeten werden, het welke dan groote onluft ende meuV, wigheid cauferen zoude. , Dog , om hier uit te willen befluiten, dat de Lex Dijfaman in Gelderland regulariter geen plaatz zou hebben, gelyk het ge54' zegde van den Heer Schraffert, zo in all. Comm.d. I. als nader in Codice Gclro-Zutpban. voc. Diffamatie §. 2. en inzonderheid in zyn Feluwfchen PraSlizyn ter geciteerder Bladzyden, fchynd teveronderftellen, zou, myns oordeels, zowel tegens de gezonde reden, als de generale en conltante pra&ycq, zonderling van de Stad en Graaffchap Zutphen, wezen gepecceert. Dewyl ( om met Pronck in zyne Opmerkingen over t Landregt van Velum Kap. 7. BI. 18. te fpreken ) het genoeg is, dat de actie  C o n s. XX. 205 actie ex L. Dffamari, zo weinig by het Zutphenfche Stadregt, als eenige andere Provinciale wetten en Statuiten, expreffelyk verboden is, en daar en boven het zo even geëxcerpeerde uit het Landags reces van den 13. Mey 1657. eeniglyk en alleen zyn betrekkinge beeft tol die daar by vermelde vorige conventie van den 10. Juny 1654, waar by onder anderen zou geconvenieert zyn, Niet alleen „ dat de citatie ex L. Diffamari geene evocatie en is, 55, „ uit oorzake, dat dezelve alleen {trekt, als eene admonitie, om „ den Diffamant te confiringeren, dat hy zyne actie inforocom„ petenti moet inftitueren, als by exempel, in val een Geiderfch „ onderdaan zigvanteerde, te hebben actie op de perfoon of te op „ 't goed van een Cleeffchen, in het Land van Cleve gelegen, zoo „ mag den Cleeffchen NB. den Gelderfchen in't Land NB. van „ Cleve laten citeren, ten einderat den Gelderfchen NB. gecon,, ftringeert worde, zyne actie NB. in het Land van Cleve coram „ competente Juldicc in perfonalibus ,in loco contra&us veldelicli, fj5 „ in realibus in loco rei fitce te inftitueren, £ƒ vice ver fa; Maar ook „ dat, zo wanneer den Diffamatus verfchcidene „ Rigters hadde, waar voor hy mogte geconvenieert worden , 56„ het tot electie van den Diffamant ftaat, voor wat Rigter (wan„ neer denzelven alleen competens is ) hy den Diffamatum befpre„ ken wil, en dat het ook den Diffamato vry ftaat jurisdiftionem „ Judicis Diffamantis te prorogeren, ende zig aldaar in te laten , „ maar daar toe mag hy tegen zyn wille niet gedwongen wor„ den. 't Welk nogtans door Haar Edele Mogende , fchoon zig daar by dat geprojecteerde eerft hebben laten welgevallen, by nadere refolutie van den 28. July, daaraan volgende, ten opzigte van d' extraditie van deszelfs approbatie, tot de nadere conferentie van beiderzydfch Heeren Gecommitteerdens , is in ftaat gehouden , en dan ook de grond tot hernemen der aangetogene Landfchaps refolutieen declaratie van den 13. Mey 1657, voornoemd, heeft gelegd gehad; Met dat verder gevolg, dat daar op allereerft eenige jaren daarna» en wel op den aó. Oclober lóói. tuffen Gelderland en Cc 3 jfiTfow  aoó Partis Quinto 57, Kiene is gefloten een formele conventie, by welkers tweede Arti' kei dan daaromtrent in dezer voegen is overeengekomen. , „ Dat de citatio ex L. Diffamari Cod. de higen. Manumiff. aldus „ reciproce gepractifeert zal worden, dat de Gediffameerde, willen„ de uit kragt van dien den Diffamant citeren, om tegens hem „ zyne aóHete inftitueren, gehouden zal wezen, het zelve te doen „ coram Judice Diffamantis „ en dus niet (zo en als het vorige projett mede bragt)cora/« Judice Diffamatie welken „ (teweweten des Diffamants )Rigter, bevindende, de diffamatie be„ wezen te zyn, den Diffamant zal condemneren , ende aanwy„ zen, dat hy zyne actie, fub poena perpetui filentü , binnen den „ tyd van zes maanden, coram competente Judice Diffamati, inper„ fonalibus in loco domicilü, contraëtus veldelicli, in realibusin lo„ co rei fitce , in gevolge van de Concordaten , inftituere en ver„ volge; Dog by zo verre den Diffamatus verfcheide Rigters 58. „ hadde, waar voor hy konde geconvenieert worden, het alsdan ' „ tot eleclie van den Diffamant zal ftaan , voor welken Rigter „ ( wanneer dezelve aileen competent is ) hy den Diffamatum „ wil befpreken; Het zal ook den Diffamato vry ftaan , jurisdi„ clionem Judicis Diffamantis te prorogeren, ende zig aldaar in te „ laten, maar daar toe zal hy tegens zynen wil niet mogen ge„ dwongen worden. Zo en als alle deze rapporten , refolutien en concordaten woordelyk door den Heere Raadsheer Fan Look in het Groot Gelderfcb Plakaat-Boeki. Deel BI. 346. 347. 348. 370. 371. 389. gëinfereert zyn, en daar over mede diergelyke gevallen en bedenkingen, zo by Van Zurck 'mfuo Codice Batavo, als by Fan Der Schelling in zyne Aanmerkingen aldaar voc. Actie en Aëtie ex L. Diffamari §. 1. item voc. Ingezetenen §. 7. £? voc. Pasquilien §. 4. kunnen nagelezen worden. Beha! ven , dat de hier boven gefubvirguleerde en in het derde Artikel van het tot meermalen geciteerde Landfchaps reces 59" van den 13. Mey 1657. voorkomende woorden, van als de Gelderfchen zelfs, dewelke malkanderen, binnen lands , geenfins ex L. Diffamari in regten trekken konnen, blotelings en alleen te verftaan zyn,  C O N 3. XX. 207 zyn, dat in deze Provincie een gediffameert Burger ofte Ingeze* * ten van de eene Stad ofte plaatz geen Burger ofte Inwoonder van een ander Stad ofte plaatz , en alzo veel weiniger een ander Burger ofte Ingezeten een Burger ofte Inwoonder van Zutphen uit hoofde van diffamatie voor des Gediffameerdens Rigter, dagvaarden mag, als zullende zulks ( gelyk reeds betoogd ) aanlopen tegens het privilegie de non evocando , waarvan de Stad Zutphen inzonderheid is jouifferende, en omtrent welk ftuk wy immers weten, dat men oudtyds, en nog hedendaagfch altoos zo chatouilleux geweefl is, en nog is. Invoegen, dat, daar thans yeder Provincie, ja yeder Stad en jurisdiclie, zyn eigen en competenten Rigter heeft , geheel an- 6b, ders, dan by de oude Romeinen, welke alle eenen Vorft ofte Keizer onderdanig waren , overzulks die Landregtelyke vryheid ook niet kan worden uitgebreid tot de Steden, zonderling niet tot de zulke, welke Hem in Staat hebben, en alzo de jure majeftatico mede gauderen, in welke een Burger van een ander Stad niet anders ( gelyk fluks uit Goris d. §. & n. 2. aangewezen is ) ad Judicem Diffamati kan geciteert worden, dan door midvan een perfoneel ofte r'èeel arrejl, 't welk alleen jurisdiclie fun deert, in en omtrent zodane perfonen en zaken, welke daarvan door geen fpeciaal voorregt gëeximeert zyn, en waarom ook zelfs órde Heeren van de Magiftraat der Stad Zutphen, doorgaans altoos de gewoonte gehad hebben, en alsnog hehben , om in de verzogte infimtatien van diergelyke citatien ex Lege Diffamari tegens hare diffamerende Burgeren en Inwoonderen by en voor andere Gerigten, als ftrydende tegens dezer Stads dukgez. privilegie de non evocando, te difficulteren, en dezelve alzo ongëinfinueert weder uittegeven. Gelyk zulks niet alleen by refolutie , van den 14. January 1605. en 13. November 1719. ter occafie van het zenden van ^ dusdanige citatien , zo door den Rigter van Borg Steinfort tegens Sergius Brumanus , Rector der Latynfche Scholen alhier, als van de Regerings Raden van 't Furftendom Minden en Graaffchap Ravensberg , tegens den Heer Brigade-Majoor Fan  208 Partïs Q bin t a Van Keppel, nevens zyne Broeders en Zufters, bereids in het generaal gëarrefteert, maar ook daar benevens nog, met relatie tot onze Graaffchaps eigene Gerigten,uit de gevallen, zo van den 18. December 1647. ter gelegenheid van zekere ingekomene wethe van Kasper Evens, te Bredevoort wonende, en van den 3 x. December 1660. in zake van Wilhem Fredrik Verwit, Voogd te Geefteren, contra Valeniyn V/übrennink , Burger dezer Stad, ten aanzien der Gerigten van Bredevoort en Borkelo, ais uit de refolutie van den 7. Juny 1710. nopens eene diergelyke wethe van citatie van den Stad-Gcrigte van Lochem, door Johanna Schutten, Weduwe van Swier Jolink, en Gnfewyn Jo'ink, op en tegens den Heer Mr. Barthold Wentholt, Secretaris der Stad Zutphen, in qualiteit, zoo van Markenrigter der Buurfchappen Groot en Klein Dochteren, als van Gecommitteerden der generale Mark des Scholtampts van Lochem, gëimpetreert , nader bewyslyk is. Maar hoe nu dit een en ander met de gevallen, wanneer de Zutphenfche Burgeren en Ingezetenen, ofte ( gelyk in het prae63. lente cas ) van hare medeburgeren, ofte ook van vreemden tot inflitutie harer voorgewende actiën, in voegen, als boven, voor de Magiftraat der Stad Zutphen zelfs, en alzo voor haar lieder eigen Rigter worden geconvenieert, en tot welker een van beide de aangetogene decreten, fententien en refolutien ook alleen zyn fpecterende, met de minfte fchyn kan gezegd worden eenige gemeenfehap te hebben, ofte daar op applicabel te zyn ? wil ik gaarne aan het onpartydig oordeel van de geheele wereld overlaten, kunnende my daarom ook niet genoeg verwonderen, hoe de Heer Schraffert daar toe komt, om dit naderhand in zyn Vehiwfchen Praêlizyn zo generaal en indiftinftelyk te ftellen. Hier mede zoude ik dan dit myn advys voor genoegzaam gëadftrueert kunnen houden, ten ware niet deze en geene algemene objeftieri, waar van zig de zeer weinige dilfentierende Doftoren gewoonlyk nog bedienen, my aangezet hadden, om dezelve mede ter fuccinfter bêandwoordinge en oploflinge by dezen Voor te nemen, en, zo doende, de generale en byzondere nuttigheid  C o n s. XX. 2.09 tigheid en ftandhoudinge dezer wet, van wegens de verièhillende begrippen van Titia en hare Confulenten, van alle daar tegens ftrydig fchynende critycques, die , dog meer in aucupio verborum, dan in eenige realiteiten, zyn beftaande, ten eenemaal te zuiveren ; Als daar zyn voor eerft,, dat niemand, in gevolge van den pro„ hibitivenTitel in Codice, totopfchrifthebbende,.ar nemoinvi- 04„ tus agere vel accu/are cogatur, zou verpligt zyn, tegens wil en „ dank zyne actie te inftitueren. Voor een tweede „ dat door prsefixie van zulke peremptoire ter,, mynen, en daar op gevolgde impofitie van een eeuwig ftilzwyjj gen yemand van zyn regt , zo hy anderzins had , zou kun„ nen gefruftreert worden, En dan eindelyk en voor een derde ,, dat, in allen gevalle „ zou moeten blyken, dat zodanige diffamatie uit louters malice ,, oorfpronkelyk, en dermaten enorm was, dat daar door de pu„ blycque ruft geftoord wierde; in welk cas al leen, en niet,wan„ neer dezelve juris fui confequendi gratid komt te gefchieden , „ het gearticuleerde remedie ex Lege Diffamari zou plaatz hebben. Wat de eerfte dezer obje&ien betreft, zo leeren ons immers alle Regtsgeleerden, dewelke dien 1 itel in Codice door hare Com- 65. mentarien hebben gëüluftreert, dat onder de veelvuldige limitatien, die daar van in de perzonen, zo van Voogden en Curateurs , als van Procureurs, Erfgenamen en diergelyke meer opgegeven, en onder anderen by gemelden Wiffenbach all. Comm.add. Tit. C. Ut nemo invitus Sc. en breder by Henr. De Cocceji in Exerc. Curiof. Vol. 2. Disp. 45. de Attore, ad agendum invito ,Cl. 2. 3. feqq. befchreven worden, mede worden gëexcipieert de gevallen niet alleen van de berugte Wet , Si contendat ff. de Fidejusforibus , maar ook en wel inzonderheid van deze Lex Diffamari, wanneer den Diffamant gerekend word, door zyne diffamatien zig ad agendum verbonden, ofte ( gelyk de Gloffe ad L. un. d. Tit. C. Litt. i. meld ) caufative tot deze verpligtinge gecöopereert te hebben,in gevolge van den ordinairen z<-tre.;e! der üovenna- • tuurkundigen: Qui eft caufa caufa, eft etiam ccA't 'ta Ij •>.  aio Pastis Quintje Want diffamare by Baldus en anderen zo veel beduid, als ad Judicem provocare laceffere, en, naar de verhalinge van Contardusin all. Comm. ad h. L. d. Cap. i.n. 8. word een Gediffameerde gezegd, faclo adverfarii neceffitantis neceffitari. Dermaten, dat men op dezelve, als in eenige opzigten gelyk wezende aan de gene, die hunne aangevangene procedures varen laten, fchoon wel in alle delen niet quadreert, nogtans met veel regt en reden in een zeker adfpecl: kan en mag tocpaflen het geen, waar meede weleer de Keizer Juftiniaan in Novell. 112. Cap. 3. zig tegens de zulke verzet gehad heeft door deze energycque woorden: Omnem ven caufarum finem volentes ( zegd Hy ) celetiterpervenire ,illorummalignitatibus obviamus, qui tantwnmodo proponunt aSliones, nolunt autem ufque ad finem excercere judicium, dicentes NB. legem effe , qua; decernit , nemtnem actiones süas excercere nolentem compelli. Et banc igitur pravitatem extinguere fejlinantes , jubemus memoratce legis auxilio non eos uti, qui vontra aliquem fiuas propofiuerint acliones: Sive, per judiciariam convent ionem , Jive per preces, Principi oblatas, Judici infinuatas, ê? per eum ad ficientiam adverfiarii deduclas, vel fub legitimi Judicis cosptas examine. Injufie enim agere recufiat, qui paratas adverfiarium fuum ad judicium vocavit: cum excujatio bate puljato magis, quam altori conveniat. Quamobrem fancimus, aftoremeceptumnegotiumusque ad finem lites excercere —----- Legis autem ( doet Hy in fine §. 2. tot een flot daar by ) privilegio, qu.e nolentibus non imponit ne- cessitatem, proprias actiones movere , iU'iS tantwnmodo Uti COU- cedimus, qui nullam secundum pr^edictos modos adversario moverint qutestionem. Zynde, nopens de tweede, niets bekender, dan dat dagelykfch ( om van de gewone middelen van prafcriptie niet eens te fpreken ) 'de zulke, welke, 't zy als erfgenamen, 't zy als crediteuren , ofte in ee^ ander qualiteit eenig regt ofte actie, 't zy op een vervallene erffenis, 't zy op een verflorven, gëabandonncerden ofte infolventen boedel, 't zy ook op yets anders, mogten te praetenderen hebben, by edietale citatien en advertilfementen, zelfs in de Couranten, tegens zekeren bepaalden dag, mede by poznevanub- f+  C o n s. XX. 2II foluit ver/lek en eeuwig Jlilzwygen, tot het aangeven en doceren van haar regt ofteaétie,gedagvaard, en, daar inmanquerende, werkelyk, met impofitie van een eeuwigdurend Jlilzwygen, daarvan by decreet ver/loken worden , waar van zo wel in de 'Stad van Zutphen, fchoon deszelfs Stadregt daaromtrent mede niets fpeciaals komt te definiëren , als op andere plaatzen voorbeelden genoeg exteren; zonder, dat ooit yemand gefuftineertheeft,ofte ook met efFeft zou kunnen fuftineren, dat even daarom zodane citatien , pubiicatien en decreten zouden nietig en ongeoorloofd wezen. Terwyl, met betrekkinge tot de derde ofte laafte obje&ia, het , ?er zo verre van daan, en ook daar benevens uitdeprpemifTen van ~' dit advys gebleken is, dat de diffamatien met eenige injurie zouden behoeven gepaard te gaan, en dus alvorens van des Diffamants maïïtieufen opzet dezen aangaande zou moeten manifesteren , in tegendeel by de bewufte dispofitie in all. L. 5. C. de Ingen. Manum. zo wel de geene , welke zulks errore , dan die zulks malignhate gedaan heeft, gediffameert te hebben uitdrukkelyk gezegd, en alzo ten dezen refpe&e aldaar niets in het minfte ofte genngfte gediftingueert word, want zie Leyferus d. Sp. 81. Med. 1. Aanmerkelyk daar omtrent zynde de woorden van J. H. Wogefiferus in Difp. ad all. L. 5. Concl. 26. luidende aldus; Nam Heet error voluntatem plane excludere dicatur, adeoque errantem punirina- turalicequitati contrarietur tarnen cumejusmodi error in Diffaman. te vix ac ne vix reperiatur, qui vel ipfa diclante confcientia feit, fcireve debet ( qua paria habentur ) fibi non licere, illicitp modo con. traque LL. prafcripta alterum traducere, fed, fi quas exiflimat habere petitiones, NB. aclionibus id experietur. Het welk door Oldendorp in Interpr. d. L. DijfaiÈri §. 5. nader en in dervoegen aangedrongen word, als hy zegd ; Ouanquam Titrus in Ulo potuerit errare , quod exijlimaverit , Crefcèritem effe fervum fiuum : certo tarnen certius, vel, diclante illi conficientia, ficivit NB. non oporterenomen ejus traduci antea,qitam eum admoniturn jure conviciffet: turpiffimumque cenferi, abfentis rodere famam. Dd 2 ' - Qiw-  ai2 PartisQüïhta - Ouapropter Imperatores bic re£tiffime NB. conjungunt errorem ft» mlum MALüM.'t geen daar en boven in het tuffen een a£tie van iniurie en dit remedie redderende onderfcheid mede opgefloten leid, en. op die en andere gronden aldus ook door MeviusF.j. Dec %6o. iuna. P. 8. Dec. 54. «. 7- met een gewysde geconfirmeert word; ten bewyze,dat door $ exceptie van geeneinjurieufe intentie de aftie ex L. Diffamari , als alleen ad mamfejïandam veritatem, aut habendam e jus,quod diffamatione impetitur Jecuritatem, tenderende, niet gëelideert word. ........ Dog het zy hier mede zo het wil, en fchoon ik we wil gelo,0 ven , dat Titia , in die politive verbeeldinge zynde, dat aan.ajus wegens dien uitkoop te veel zoude betaald hebben, en hy gevolgelyk verpligt zyn , haar het furplus daar van te moeten reftitueren, overzulks, zo met het zenden dier brieven en boodfchapVen , als met die daar over gevoerde discour/en by wyze van klagten, geene malicieufc intentie gehad zal hebben, en aldus veel eerder gepraefumeert moet worden, daaromtrent mjufla aliqua imaginatione, dan in dolo autmalltia verkeerd te hebben, zo itaatclit nogtans vaft en zeker, dat Cajus daar door gedffameert is, en als een onregtvaardig bezitter van een anders geid en goed, op een indirecte manier gefugilleert word, 't welk by alle heden, en inzonderheid voor Heeren van order en digniteit, hard en dies te onverdraaglyker is. . , , , ' Zo dat het prejudicie , 't geen daar uit ten zynen nadeel refulteert, niet zo gering', maar ter contrarie groot genoeg is ,om zig daar tegens tot behoud van zyne reputatie door hulpmiddel van deze Lex Diffamari te mogen dekken, om redenen , welke Boëhmer in Excerc. ad ff. Tom. 2. Exc. 36. de Caufis Arduis & Majoribus Cao. 1. §. 14- daar van geeft in deze woorden: Ipjum prajüdicium autem , quod ex caufa alkaicontingere potejè, ajtiman- dum EX CONDITIONE PERSON 1, EJUSQJJE STATU : frOllt dlgMtttS & gradus honorum hommes diftinguunt, ita etiam caufa lajthqnoriscrescunt vel minüuntür. Ruflico non adeo ingens prajudicium adfertur per lafam exifimationem, qua tarnen Nobili, aiusque dignmis conditionis viris gravior ipfa morte cenfetur. ^  C o n s. XX. 213 Beruftende alzo wyders, het geen wegens de enormiteit dezes tot* Jloringe der gemeene tranquilliteit hier boven gëavanceert is, al leen op de conflitutie van het Duitfche Ryk, en aldaar vigerende Keizerlyke Ordonnantie, welke by nader gevolg op deze Landen, en inzonderheid op deze Stad en Graaffchap , de citatien en procedures ex Lege Diffamari in en omtrent alle zoor ten vandiffamatien, als wy hier boven gezien hebben, admitterende, niet applicabel is, nog kan gemaakt worden : Ten zy bewezen wierde, ofte kopde worden, dat, Cajus zig ' van dit middel alleen ex puro animo w#am/z',en,omalzodemftenue van Tui,; op d' een ofte d' andere wyZe iliufoir te maken , bediend gehad hadde , zo en als in het geval, daar toe door Mevius cl. P. 7. Dec. 62. bygebragt. Maar daar nu Cajus het tegendeel fouteneert, en het dus nog in controverjo is, of werkelyk wegens dien uitkoop van Titia te veel genomen heeft, en confequentelyk tot de gelibelleerde reftitutie gehoudenis, dan niet? zo moet daar uit noodzakelyk mede voortvioeyen, dat hy met veel fundament tot deze diffamatoire procedure heeft mogen provoceren. Omniet te herhalen , dat, vermits men alhier voor als nog in prceparatorio Judicio is verferende, overzulks alle deze en dier- 70. gelyke reiiexien niet te pas komen, en het mitsdien ook veel te prematuur is, thans te willen onderzoeken entejugeren, of deze jactantien waar en gefundeert zyn, dan niet? 't welk by nadere confequentie tot het Judicium aStionis feu caufa principalis moet gereferveert worden, naardien in hoe Judicio praparatoria alleen ( als gezegd ) te "bewyzen ftaat, dat Cajus werkelyk door Titia is gediffameert geworden; Prafertim cum confiderandum fit, aclorem ex Lege Diffamari experiuntem ,non intendere , nullum adverfiario jus competei e — fied id unum NB. defiidcrare , ut adverfarius D'ffamator a&ienem intra brevius temporis fipatium moveat , fi quam fiJ competere putet ; aut alias, ve/uti ininjuria, per jaïïantiamillata, pxnam, perpetuoJileat, zoen als de-lieer Voet d\ Comm. & Tit. n. 21. zig op dit fubjecl mede zeer nadi u'-.kc-lyk komt te expliceren, en waar toe dan ook alle oLicei-cnde Autheu- Dd 3 ren  214' Partis Quinto > ren moeten gerenvoyeert worden, als beftaande het eenige en voor7I naamfte oogmerk dezer wet, naar de elegante uitdrukkinge van 'dukgemelden Mevius P. i. Dec. 198. n. 2, alleen hier in , ut Diffamator aut agat, aut fileat. Om alle welke en meer andere redenen ik dan, alsnog by myn vorig gevoelen perfifterende, Titia zou raden, van tegen Cajus hare gefuflineerde actie voor de Heeren van de Magiftraat van Zutphen, als zynen competenten Rigter, te inftitueren, en ten dien 72. einde zig daar over ten allereerften, en wel voor den aanftaanden dag regtens nog by een acte aan Cajus te verklaren, om, zoo doende, te praevenieren de onaangename gevolgen van een condemnatoire fententie , welke ik voorzie dat zy in contrairen cas niet zal ontwyken kunnen, waar mede ik overzulks dit advys , ( 't welk ik van wegens de praejugëë, die by zommigen, ten reguarde van de beftaanbaarheid dezer Lex Diffamari meede binnen de Stad Zutphen, hoe ongegrond ook, nog fchynd overig te zyn, wat breedvoeriger, als nodig was, heb gëadftrueert) ben eindigende , en ten dien einde het zelve, by wege van korte recapitulatie, befluitende met de eloge, welke door de navolgende fignificante en decilbire woorden van Blarerus in all. Comm. add.L. Cap. 12. w. 1. daar van gegeven word. Heec igitur L. Diffamarieftillalex, qua fola inter tot tantasque leges Romanas huc ufque atanto tempore, 73* quo D. Jufiinianus, Sacratiff. Imperator, Juris Civilis volumen ultimum conclufit, denuo Imperatoria authoritate, nee femel, fed aliquot in Comitiis publicam declarationem confirmationemque eximiamjumere mendt, dignaque judicata eft. Quod equidem ,jive ex legitima interpretatione ejus, ipfius amplitudinem, ftve celeberrimum ufum, ftve dignitatem ac praftantiam refpicias, mirum videri non debet: cum bis nominibus ceteras omnes aclionum formulas longe lateque poftulatio noftra condiclitia fuperet. In omnibus fiquidem actionibus ac caufis, lam civilibus, quam criminalibus, & tam realibus, quamperjonalibus,& tam in poffeffore , quam in pethore, locum fuum obtinet : unde quoque&in aStionibus mixtis fibi maxime locum vindicare,manifeftum eft. Quod fine, cum adeo ad calumniam humanum genus pronum exiftat, utfamam, exiftimationem, itemque bona propter calumniam litium , frau-  C o n «. XX. tlSi fraudemitem,acaliorum?nalitiam, quiete confervare difflcillimum fit, ut injuftis Diffamatis hac quoque ex parte undequaque confultumprofpeclumque ejfet, recliffimeintroduclum. Et hinc etiam fit, ut pree hac Legis noftres condiStione, nulla alia actionis formula in foro celebrior, eommunior atque frequentior exifilat. Quod & inde clanim eft , quod bups Legis noftra nomen omnibus hodie in ore ac notifijimum eft , adeo ut etiam in inferioribus Jadicüs Procuratores, interdum plane uvahtyafir,™, cum aliquam aStionem fiuo nomine fpeciali ac proprio defignare, aut aliquam legem allegare neutiqmm poffint, hanc tarnen pofftnt Sc Aldus, onder fubrninle van beter gevoelen, gëadvifeert te Zutphen den 15. January ?. SCHOMAKER. XXI. ADVYS INSTRUCTOIR mede over het Privilegie de non evocando , waar by de Magiftraten hunne Burgers behoren, ja zelfs ex contrallu vel quafi verpligt zyn j te mainteneren , Waar toe by myne Aanmerkingen over d' Ordonnantie van den co. Penning Art. 1. n. 378. relatie gemaakt is. ï. De Domici/io. II. Van het onderfcheid tulfen een Burger, een Ingezeten, en een Inwoonder. lil. Le judice incompetente. S ü M-  2l6 Partis Quint/e SUMMARIA i. "\farratiofacïi. n ■ 21 2 i.^ Welke vereiftens nodig l ' zyn tot onderwerpinge aan de wetten van de locus domicilü ? I 3. Het effe. 25. Zodanig, dat de Magiftraat gehouden is", haten Burger by zyn privilegium fori te maintenéren , en d' executie van dien incompetenten Rigter te beletten , om redenen n. 26. 4. Ten dien einde zou een Gecon- • demneerden alvorens zig aan de Magiftraat dienen te addrefferen. f 7. Het privilegie de non evocando, waar van de Burgeren der Stad Zutphen mede jouïfieren, heeft ook plaatz in derzelver buiten de Stad geleifte borgtogten, ten ware daar van gerenuntieert hadden. 28. 35. Het zelve word by de Magiftraat aldaar zeer favorabel ge confidereert, en dus door Dc zelve tegens alle infracfien daa' omtrent gevigileerc. 29. Het welk door een exemr van interventie, citatie en V tentie voor 't Hof Provinci; tot caffatie van een op des F gers goed door yemand on nomen arreft, word bewez 30. 33- 34- Waarom ook Bu <] buiten confènt vnn Hare h ftraaten Derzelver juris: . X niet mogen prorogeren , fw contrarmm Jure Civiü R< *< eft v. n. 32.  C O N S, XXI. zi? 31. Om op zyn medeburgers goed, van oppofitie dat difrerentmoet buiten de Stad en Schependom i behandeld, en door welken Rig- gelegen, te mogen procederen, ter gedecideert worden? wat te doen, en hoedanig in cas' Cafus-pqfttfc. \ Burger, en federt zeven jaren Gemeensman der Stad Zwol, * door de dood van zyn Moeder, de boedelfcheidinge zyner Ouders, eene toevallende bedlegeringe en pynelyke ledenkwalen zyner Ehevröuw, en verdere, daar toe fpecterende, omflandigheden, zig gedrongen gevonden hebbende, te Deiden te vertoeven bykans twee jaren, unmiddels altyd zyne Heeren laften te Zwol betalende , ende aldaar in zyne publycque bedieninge fungerende en blyvende domiciliëren, word ter infiantie van B. geciteert voor 't Stad-Gerigte van Delden, waar op, A,, fleunende op zyn borgerregt en het jus de non evocando, de drie Hoofdlieden van Overyffel notoriè competerende , en om de. notoire incompetentie niet comparerende, prcetenfè niet alleen tegen hem is geprocedeert in contumaciam, maar ook 'daar in fententie ergaan, onaangezien de Magiflraat van Zwol \ oor A. een brief van voorfchryvinge aan de Burgemeefleren van Delden gefehreven , en door A. een protefl tegens alleaélens , citatien , contumacien, fententien, en derzelver executie aan de Stad Delden, voornoemd, is gedaan. Quaritur. Of zodane fententie en al het verhandelde niet ipfo jure nul zy, en of de Magiflraat van Zwol A, als Burger en Gemeensman, zo notoir in zyn regt gelasdeert, niet moet maintineren, en voor hem intervenieren ? |3y my ondergfz. Regtsgeleerde g'examineert zynde de vorenA-,flaande Cafus-pofitie met de Vrage daar uit aan my geproponeert, zou ik, de waarheid van het geen omftandig in dezelve nezegd word veronderfteld-zvnde , ja vo wUdruvya a3yys' tie *'" ""'"'' ■ ' «,i '  ai8 Partis Quint/e , dat de gelibelleerde fententie, h Judice pkne incompetenti te* \ gens A. in contumaciam afgegeven, is ipfo jure nul, en dat ., dienvolgens de Heeren van de Magiftraat der Stad Zwol den, zeiven , als haren Burger en Gemeensman , tut kragt van het " privilegie de non evocando, daar by behoorden te mainteneren, " en door efficacieufe middelen te beletten, dat die ex def'eStu ju" risdiclionis tegens A. gepronuntieerde fententie buiten operatie en executie kome te verblyven. , Om welk myn advvs kortelyk wegens die bepaalde tyd ex jure te betogen, zo vermeine, dat alhier hoofdzakelyk m eene peremptoire confideratie komen, t: De qualiteit van A, als Burger en Lid van de Gezwoorene Ge■ meente der Stad Zwol, eene der Hoofdleden van Overyffel, en ir Of denzelven daar van door eenige aften werkelyk vertegen , en zvn domicilium tot Delden,in die Provincie gelegen, re R faclo,cum animo perpetuö habitandi,overgebragtheeft ? in Zo neen, of A. uit hoofde van zyn provifioneel en temporeel verblyfteDcWfB gehouden geweeft is, op de gedane citatie van B. aldaar voor dien incompetenten Rigter te compareren, en zyne incompetentie per modum exceptionis declmatortce te alle* fieEn eindelvkiv. of niet welgemelte Magiftraat A, als Burger en Lid van het Corps ofte Collegie der Gemeensluiden , fchoon hy door erreur,ofte, als in dezen , door geene allegatie en propolitie van dit declinatoir middel , wegens die tegens hem by contumacie ergane condemnatoirc fententie , fchynt ftilzwygende Hunner WelEdele Groot Agtbare jurisdictie geprorogeert te hébben , egter by het Stads privilegie de non evocando zoude behoren te handhaven, en alle attentaten, daar tegens ondernomen , at- fchaffen. „ ". '' , Wat dan in order betreft het eerfte poinft, daar omtrent word x' voor in de Cafus-pofitie gezegd, dat A. niet alleen u Burger, en federt zeven jaren geweeft Gemeensman der Stad Zwol, maar ook dat hy , gedurende zyne vertoevinge te Delden, altoos des Stads laften teZwol betaald, en, aldaar in zyne publyeque bediemnge fungerende, gedomicilieert heeft.  C o n s. XXI. 219 Al 't welk voortbrengt een fubjeftie aan de wetten en gewoontens van die plaatze, alwaar yemand woond en zyn ampt bekleed, 2. per textum in LL. 1. £f 34. ff. ad Municip. L. 5. C. de Incol rj? L.239.§. i.ff. deV.S. en wel met dat voornemen,om daar altyd werkelyk te blyven, ten zy door opkomende gevallen daar van daan geroepen word, arg. L. 7. C. de Incol. Welk voornemen word bewezen door eene uitgedrukte verklaringe,met die actuele habitatie verzeld, L. 20. ff. ad Municip. & L. 27. §. 1. Eod. en gefterkt,zo door d'exercitie van zyn verkregen burgerregt, als publycque bedieninge in loco domicilü, 'tza, men eene ontwifibare en allerzekerftepreuve vanyemands woonftede uitleverende v. Metweb. de Preefumpt. Lib. 6. Preef. 30. n. 24. & de Arbitr. Judic. Qucefl. Lib. 2. Cent. 1. Cap. 86. n. 2. Mafcard. de Probat. Vol, ï. Concl. 534. nn. 3. £f 4. Waar uit dan volgd naar de difpofitie in L.4. §. $.ff deDamn. Infecl. & c. 3. X.deDol.& Contum. dat dit domicilium van A. aan deszelfs Rigter geeft competente jurisdiclie over deszelfs perzoon, 't zy hy daar bevonden word,fofte niet, arg. d. L. 7. C. de Incol, Carpzov. Proc. Jur. Tit. 3. de For. Compet. Art. 1. n. 2. Gaill Lib. 2. Obf. 36. n. 12. ' En by nader gevolg moet een zodanen ter eerfter inftantie gedagvaard worden coram Judice domicilü, per L. 19. §. uit. ff°de 3Judic. L. 2. C. de JurisdicH. Omn. judicum; Cum effectus•domicilü principaliter confifilat in foro fortiendo ö? jurisdiclione. Vid. idem Carpzovius d.Art. i. §. 3. nn. 41. £?faltem quoad actionem perfonalem , quam nemo unquam in dubium vocare aufus eft. ■ Hier uit, om tot het tweede poinct overtegaan, zou men dan konnenen.;moeten vaftHellen, dat A. om redenen , in de Cafuspofitie verhaald , niet mag gepraefumeert worden, zyn officium en vorig domicilium gêabandonneert, en naar Delden getransfèreert te hebben. Omdat het, om aangetogene redenen aldaar genomen, provifioneel en temporeel verblyf door het inhuuren ofte betrekken 4* van een huis geen mutatie domicilü medebrengt, v. L. 17. 13 ff. ad Munic. L 78. pr. ff. de Legat. 30. Mevius P 3. Dec. 71! : Ee 2 " ym.  220 Pastis Qvint/e Mutatio namque domidlii nonprafiumiturffed, quiafaSti ejl, ab allegante probari debet. Carpzov. d. Tit. 3. & Art. 1. §. 1, n. 11. Immers worden daar toe ontwyffelbare, dringende en gegron5- de vermoedens, als tolken van yemands voornemen , vereift. By voorbeeld: Indien yemand, verkopende de goederen, die hy op zyne vorige plaatze bezit, met zyn imboedel, vrouw en huisgezin naar elderwaards vertrekt, en zig aldaar met dezelve nederzet, ondergaande die dienften en laften , welke de inwoonders van die plaatze onderhevig zyn, als a/leg. LL. &s DD. dit betoogd //. Fan Middellant in zyne Aanmerkingen over P. Vromans Traêtaat de Foro Competenti ad Lib. 1. Cap. 4. §. 3. Waar van, veel weiniger van het quiteren der Gemeensmansplaatze , niets gebleken zynde, moet het daar voor gehouden worden, dat A. geenzins een twede ofte nieuwe woonftede te Delden door het aldaar, wegens het fterfval zyns Moeders, en daar op gevolgde boedelfcheidinge en ziekte zyner Huisvrouw, genoodzaakte verblyf in het Iterf-ofte ander ingehuurd huis kan gezegd worden geconftitueert , en dus ook niet de faveuren van zyn burgerregt te Zwol verwerkt,ofte verloren te hebben, ut prater 6 alios DD.pral. Carpzov. d. Tit. ^.Art. 1. §. 2. nn. 20. & feqq. ex ' deficiënte animo ê? voluntate , qua ex fiola domus inbabitatione non colligitur, tradit&ibidemn. 23. Zanger.de Exception. P. 2. Cap. 1. n. 18. illujirat. Add. prater Carpzov. Refp. Jut: Lib. 2. Tit. 2. Refip. 22. pertotum. DD. adduSti in Notis H. Van Middellant ad Vromans de For. Co.np. Lib. 1. Cap. 4. §. 2. n. 7. _ Ten ware A. te Delden gecontraheert, ofte van zvn burgerregt 7- uitdrukkelyk vertegen hadde. z. Landregt van Overyffel 1. Deel Tit. 5. van Arrejl Art. 2. Dus moet men wel aanmerken, dat, gelyk'er tuflen een burg. ger ( civis ) ingezeten ( incola ) en een inwoonder ( habitator ) een groot onderfcheid is, aizo ook 't zelve niet moet verward, maar in zyne bezondre gewrogtens befêhouwd worden, Daar nu, uitwyzens de L. 7. C. de Incol. L. 6. ff. alMnnicip. 9- rJ L. 228. ff. de F.S. deorigo, waar door de geboorteplaats van yemand  C o n s. XXL 221 yemand, wiens vader aldaar burger is verftaan word, en de alle&io, waar door yemand tot het burgerfchap toegelaten word , een* burger maakt, om die in Jure Romano gerecipieerde manieren van manumiffie en adoptie voorby te gaan; Daar word een ingezeten ofte incola, volgens die zelve L, 7. gezegd te zyn eenen zodanen, qui ultra decennium, juxtaL. 2. & 10. ib. in Not. Gothofred. n. 4.0. iacivitate larem ,reru:nque ac fortunarumfuarum fummani conftituit , imde rurfus non fit difeeffurus , fi nihil avocet, unde, cum profeclus ejl, peregrinari videtur , quod ,fi rediit, peregrinari jam dcjiitit. Ondeifcheiden dei hal ven van een inwoonder ofte inhabitator, welke gezegd word te zyn een vreemde, die by geval met zyn fa- ii„ milie negotii gercndi, en dus eo refpeccu habitandi caufa, in een Stad komt, en derhalven geen ingezeten ofte incola eigenlyk kan genaamd worden per L. 3. §. 2. ubi DD.fif. de Neg. Gefi. Ita,utquisejfepoffa habitator, quamvis non fit incola , per L. i„ §. 9. ff. de His, qui de jee. Vid. Ar. Myler. ab Ehrenbach in Hyf parchologia Cap. 9. §. 16. & §. 17. alwaar dit ftuk voor A. met opzigt tot de zake in quaeftie dermaten voldongen is, dat ik my liever daar toe zal gedragen, als daar van andere envordreïegten en redenen ontlenen. Waar uit dan vaftftaat, dat door het verblyf van A. te Delden ,ex caufa temporaria propt er morbum Uxoris cif curandce valetudinis 12gralid, gefchied, geene veranderingen van zyn primityf domicilie in de Stad Zwol, ubi munuspub'.icumexcercet, kan voortbrengen, tefiibus inter plures Lauterbach Pol. 2. Difp. y2.de Domicillo 22. Muller in Not. ad Struv. Synt. Jur. Civil. Lib. 5. Tit. 1. Excerc. 9. Th. 22. Lit. 3. Te regt zegt daarom Gratiof. Ubertus Tr. de Citat. c*5? de Modo Citand.Cap. 9. n. 53 Exeo folo, quod quis appellat je incolam I3- Ü? habitatorem unius loei, non uieo probatur ejus domicilium velincolatus: debet enim conflare de animo habitandi cif permanendi firmo, tsf non vago,per all. LL. ibid. cif n. 60. Gelyk gezegd word in L. 20. ff. ad Munic. quod domicHiumrs &f facïo transfertur, non nuda contcjlatione, id ejl , protefiatione , Le 3 ut  22a Partis Quint/e ut ibidem Gloffa explicat; Nifi incola per tempus decennale hahtavevit, quo cafiu abfique declaratione talis prcejumitur. Id. nn.fieqq. _ Daar tegens niet doende, dat yemand juxta LL. ci? LD. citt. 14. apud eund. Carpzövium d. Tit. 3. Art. 1. §. 4- meer, als een domicilium, kan hebben, en dus ook arbitrio acloris m 't een ofte t ander geconvenieert worden, nadien het zelve in cas óbject: , ( daar het faclum ci? animus perpetua habitationis , twee hoofd- 15. tekens, volgens de Gloffe in L. 7. C. de Incol. & L. 239. §. 2. if de V. S. van een jus incolatus , ontbreken ) buiten applicatie op A. moet blyven, gelyk daar toe decifioriè diend den text m L. 6. §. 2. ff. ad Municipalem , tot oploffinge en begrip van 't regt eenes Aanleggers in cas van citatie des Verweerders, meer, dan een domicilie, hebbende, fi feil. utrobique ita fe injlruxerit,ut nonJdeo minus apud alterosJecollocaffe videatur. 't Welk wanneer niet blykt, zois ook geen'Rigter competent, om voor hem enen zodanen te doen dagvaarden , en by geene 16- comparitie door verftek tegens denzelven te vonniflen : Omms enimcitatlo a Judice competente fieridebet, alias extr aterritonum & jurisdimonem jus dicenti impune nonparetur , tutwyzens de dispofitie in L. uit. ff. de Jurisdicl. . . , Dog daaromtrent zou nu in overweginge konnen gebragt, en 17- gevraagd worden, of niet A, binnen Delden zig metter woon omtrent de twee jaren opgehouden en vertoeft hebbendeop de citatie van B. aldaar had moeten compareren, -en zyne incompetentie allegeren , omdat dien Rigter niet konde weten , quo animo £? voluntate hy daar ter plaatze zo lang gedomiciheert hebbe gehad. , , . Ik zou, onder verbeteringe, om deze vrage, hiér vorens ten derden voorgefteld, te bedillen, vermeinen, dat, oflchoon,naar de L. 5. ff. de Judiciis, A. wel.had konnen en mogen, zonder zyne prejudicie, compareren, onder proteft van daar door de jurisdictie van zyn competenten Rigter der Stad Zwol niet te prorogeren , uti ham cautelam fuppeditat Speckhan. Quajt Cent CL 4. Qu. 1. hy egter jure niet gehouden geweeft is, voor dezen Rigter, die notèriè incompetent,en daar van niet ignorant geweeft is,  C o n s. XXI. 223 is, zo wegens het proteft van A. tegens die gedane aflens van citatie , als uit hoofde des briefs van de Magiftraat der Stad Zwol, 18. aan denzelven voor die in contumaciam ergane fententie afgegaan, te compareren, en zyn privilegium fori te allegeren; Cum citatio notorie injujla non adjïringit citatum, als dit met gezag van Regtsgeleerden en voorbeelden betoogd en opgehelderd te zien is by Vromans all. Tr. Lib. 3. Cap. 2. §. 4. & in Notis Middell. ibid. vergeleken met het geen hy Lik 1. Cap. 3. §. 4. in Notis n. 4. cif §. 5. tegens die ex d. L. 5. ff. de Judic. propter authoritatem Praitoris gederiveerde verpligtinge van comparitie uit andere wetten , als daar zyn de L. uit. ff. de Jurisd. cif L. 53.§-ult.ff. de Re Judicata, willende, dat yemand, voor een incompetenten Rigter geroepen zynde, niet gehouden is, te compareren, aanmerkt, en derzelver ftrydigheid op deze wyze vx add. DD. wegneemt; „ Dat namentlyk den Gedaagde gehouden is, te compareren, „ zo menigmaal het twyffelagtig is, of den Rigter, voor wie hy 19. „ geroepen is, competent is, of niet; maar, naakt en klaar con„ ft erende van de incompetentie van den Regter, dat dan den Ge-,, roepene niet is gehouden,te compareren; Addatur Henr. De Cocceji Curiof.Vol. i.Difp. 4. Cap. 3. §§. 3. tffeqq. Invoegen,dat den Rigter van Delden, uit het proteft van A. 20, en de bnef van welgedagte Magiftraat de ipfius privilegio fori & munere gecertioreert zynde, den Citant B. had behoren te renvoyeren tot zyn competenten Rigter, en, 't zelve niet gedaan, maar daar tegens met een contumaciele fententie voortgevaren zynde, 2*i. is dezelve overzulks te houden voor ipfo jure nul , propter Tit. Cod. Si d non competente Judice judicatum effe dkatur, fchoon ook A. daar van (in val van alzulke fententien 't appel naar de Overyffeifche Statuiten gepermitteert zy ) niet heeft gëappelleert gehad; . . . . . Want al is het, dat men moribus van fententien, die ook ipfo jure nul zyn, moet appelleren, zo zou't zelve nogtans geen plaatze hebben, als de nulliteit voorkomt ex defectu jurisdictionis. z. Groenew. de LL. Abr. Tit. Cod. Qitand prov. non eft necejfe n. 2. Het  224 Parus Quint/e Het zy daar mede,zo als het m\,A. had al eens moetencom. pareren, en den Rigter van Delden was ex aUe'gaiione fori ineompetentis gequalificeert geweeft, te erkennen, an fua fit jurisdiclio, nee ne ? zo is en blyft het zeker en buiten tegenfprake , om tot het vierde poincl: te naderen, dat, daar de Heeren van de Magiftraat der Stad Zwol zig de zake van haren Burger eri Gemeens23' man A. met regt hebben aangetrokken, Haar WelEdele Groot Agtbare ook niet zullen willen gedogen, dat dk- contra prceviavt protejïaüonem tam citati, quam declaraticnem Magijlratits, a Judice incompetenti tegens A. ofte op zyn goedren aldaar ter executie gebragt worde. Waarom ik denzelven zou raden, dat hy zig daar over aan' Haar WelEd. Gr. Agtbare ten eerften met het in faólo gedetailleert geval en gebeurtenis kome te addrefferen , en 't imploreren eene zodane efficacieufe refolutie, waar door hy,als een Burger 24' en Lid der Gezivoorne Gemeente, met ophelfinge van die nulle fententie en alle de gevolgen van dien, by het jus de non evocando moge gemainteneert, en tegens alle executive en attentative daden geprotegeert worden. Als wanneer Haar WelEd. Gr. Agtbare, die, gelyk alle Overheden en Magiftraten dusdane privilegiën altoos gewoon zynheiliglyk door poenale mandamenten, interventien, represfalien, ofte andre middelen te bewaren, en hare onderdanen tegens alle evocatien en inbreuk te befchermen, ook niet zullen willen verweigeren , daar op favorabel voor A. te difponeren. Want een Magiftraat, yemand tot Burger aangenomen hebbende, word ex contraStuvelquafi, juxta Bartol. in L. i. n. 16. 26- ff- a^ Munic. aan d' eene zyde verpligt, denzelven by de voorregten , den Burgeren gegeven, te mainteneren tegens het dragen van de gemeene burgerlaften, waar toe hy aan d' andre zyde zig door zyn eed aan de Magiftraat verbonden heeft, per DD- aPud Chriftin. ad LL. Mechl. Tit. 5. in Rubr. n. 5, Vid. pro illujtratione bujus materia A. Leyfer. inMiniftr. Delinq. Cap. 3. §. 35. Cif eitat. ib. II. Grot. de Jur. Bell. ci? Pat. Lib. 2. Cap. 5. §. 24. Te meer , als het locaal Statuit daaromtrent niets tot nadeel van  C o n s. XXI. 225 van een vertrokken burger met bepalinge tot zeker tyd disponeert , gelyk ik het tegendeel uit de brief van voorfchryvinge der Heeren van de Magiftraat van Zwol meene te moeten opmaken en veronderftellen. Immers het jus de non evocando , waar van de Burgeren der 27 Stad Zutphen , om in deszelfs Graaffchap en Hertogdom Gelre, 2' nog in hunne perzonen, nog in hunne goedren, te mogen bezet , ofte gedagvaard, maar alleen voor derzelver Schepenen te moeten befproken worden, uit kragt van zekere privilegie-brief van' de Graven van Zutphen en Hertogen van Gelre, jouïlTeren , is zelfs" niet alleen van die extenfie, dat een Burger met effect, geen borge pro Utis expenfis, aut judicaio fiolvendo in dit Graaffchap voor yemand zou mogen worden, ten zy hy van dat privilegie, yolgcn*. de L. 7. ff. Qid fiatisd. cogantur, hadde gerenuntieert; Maar word het zeive ook zo favorabel en facrefanct gehouden, dat de Heeren van de Magiftraat met alle opiettenheid tegens des zelfs infractien waken, gelyk Haar WelEdele Groot Agtbare, nog onlangs voor haren Burger, Jan Diderik Te Hinkel, interveniërende , zekeren Lambert Fan Gesker, wonende in Vduwen ( alwaar 29. de Burgers van Zutphen niet mogen gëarrefteert, nogte g'evoceert worden ) voor den Hove Provinciaal hebben geciteert tot caffatie van het aklaar op deszelfs goed gedaan arreft, waar toe denzelven by fententie van den 7. December 1754. ook gecondemneert is, cum expenfis. Zodanig ook, dat de Burgeren, buiten confent van de Heeren van de Magiftraat, Derzelver jurisdictie niet mogen prorogeren, 3°en zig door con ventieofte vrywillige comparitie aan een ander Rigter fubmitteren, als by het municipaal Statuit Tit. 9. Art. 1. verboden , en nog in viridi obfiervantia gehouden word, dat een Burger, van zyn Magiftraat perrnilïie , om op zynes mede-burgers ^ goed, buiten de Stad en Schependom gelegen, te mogen procederen , verkregen hebbende, in cas van oppofitie dat different aan haar beider competenten Rigter, de Magiftraat, ten fine van decifie te brengen, by appoinctement op dat requeft doorgaans gelaft en verpligt word. Ff Ita  sa6 Paktis Qüintji Ita,ut nonhabeat locum difipofitio Juris Communis , qudcuilibet 32. permiffum eft pro arbitrio alterius jurisdiBioni fe Jubmittere éj? in ahenum Judicèmconfientire per L. ï. & L. 74- §• *■ ff.de Judic. L. i. ubi Vultejus n. 78. C. de Jurisd. L. 28. ff. ad Munic. ob rationes, quas DD. ex jurisdiclione patrimoniali, quam moribus Magijtratus propriojure excercet, inferurit, et inde abolitionem facultdtis proro«andi eö invito fubditis auferunt. v. Panrmeift. de Jurisdicï. Lrb. I Cap. 27. n. 43. G.A. Enenkel. de Privileg. Lib. $.Cap. 16. n. 30 Thefiaur. Dec. 266. & Surd. Conf. 47. nn. 25. tfjeqq. Adco,ut, fi contra fiat, caufias & perfonas iterum ad je advoeare poflit. v. Coftal. flrf 1. #• & Gaill Lib. 1. Obf. 40. «. 3: 34° Petra rfe Jür. Qjieefit. Cap. it. n. 8. Quod ai^e ƒ«* objeroanmzto Cacheran. £>cc. 78. «• 13- Sola °* €mfi' Sab.Rubr. de For Compet. verb. Subditos nojlros Gl. l. n. 9. quo nomine mandatispeenalibusfiolent retrahi.Km. Choppin. de LL. AndiumLib\. Cap 6* n 7. prout heec omnia per laudatos c5 plures altos DD. habèt et probat C. Ziegler. ad Nic. Calvoli Pr. Aur. Concl. 1. §. Landfiaffii nn. 227. cumfieqq. . Ik heb dit laaftelyk hier by willen doen, terbetomnge, dat, *c jielvk de Magiftraat van de Hoofdftad Zutphen altoos dit voorreet, als een dierbare fchat voor hunne Burgers , zorgvuldig itrakt te bewaren, en te verhinderen, dat daar aan door evocatie? geene atteinte toegebragt worde, alzo ook A. zig hoope kan maken, dat hy by zyn burgerregt door deszelfs competenten Rigter, de Magiftraat der Hoofdftad Zwol, tegens die nulle fententie en eventuele executie van den Rigter van Delden insgelyks zal worden gehandhaaft en befchermd. Aldus gëadvifeert binnen Zutphen den io. Mey 1755. J. SCHOMAKER- XXII.  C o n s. XXII 227 XXII. ADVYS INSTRUCTOIR. Over de differente valeur van geld- en muntfperien, met toepaiïinge op de tyden van handelinge en naq/linge van Aélien en Obligatien. S U M M A R I A. 1. \\/at tot perfectie van een '' koop vereilt word ? 2. Aclien en Obligatien ,dalen en ryzen, als ebbe en vloed. 3. Het welk, zo in commercie en negotie , als in materie van naastinge plaatze hebbende , men op de valeur van 't geld tempore contr aStus, en niet op den cours tempore retraStus heeft te letten. Add. n 7. 4.. Of het pretium monetm ten tyde van de gedane verkopinge ,of ten tyde van het genaafte goed moet ingezien worden P v. b. £ƒ feqq. n. 5. ubi exemplo hcec quceflio illuflratur. 5. Mflimatio facit venditionem ; ita, ut res ceflimata maneat damnovel lucro ejus}qui eam accepit. 7. Uit de tuffen Partyen over de valeur ftandgrypehde ftilzwygende conventie moet het dugmentum vel decrementum in de onderlinge aïftimatie komen ad debitorem. 8. Van deze en zoortgelykequasftien over deze materie, met opzigt tot de differente valeur van geld- en munt-zoorten , applicabel op Actiën en Objigatien , ten tyde van verkopinge en naaflinge, vid. remijjive b. n. feqq. 9, Species fadi. \ heeft verkogt aan B. een goed, volgens daar van gemaakte proviiionele Koopcedulle,in een Land, daar het jusretratlus plaatz heeft, voor de lbmme van 13000. Ryxdaalders , en een vat oude Rhynfehe Wyn, tegens 500. Ryxdaalders gerekend. In die provifionele Koopsconditien zyn onder anderen bedongen, Ff 2 dat  a28 PaktisQuint* dat den Verkoper A. mede in betalinge zoude nemen eenige Obligatien , ter fumma van 6700. guldens, ftaande ten lafte van de Generaliteit, en de Provincie van Holland, waar van onder de laafte 'er twee zyn,yeder van500.guldens, waar van maar een en een vierde per cent jaarlyks genoten word, dus notoir de volle waardye niet waardig,, zonder dat 'er van weerskanten van eenige eviclie in de Conditiën bedongen is. ' ' Naderhand zyn 'er geene andere conditiën gemaakt , omdat men vreesde, eenige fufpicie aan de Retrahenten te geven, als of die nadere Koopsconditien alleen tot derzelver nadeel zouden ftrekken; dus is het goed op die provifionele conditiën getransporteert, als mede de Obligatien aan den Verkoper met de ovenge koopspenningen overgegeven. Vervolgens heeft den Broeder van Verkoper het goed genaaft, en daar voor de volle koopspenningen ad 13500. Ryxdaalders m contant geld betaald, of wederom gegeven. _ Het is bekend, dat de Hollandfche Obligatien, en wel voornamenlyk de twee bovengemelte lang het effen quantumbj verhandelin'ge of tranfporteringe niet kunnen uitbrengen. Ouderitur. t Of den Koper B. zig daar mede kan verryken? zo niet, li. Of den Retrahent zulks wederom eiffchen kan? 111. Of den Verkoper A. ook eene aétie heeft tot fchadeloosftellinge, of eiffchen kan, tegens overgifte en offerte der Obligatien , het contant geld. , „ . iv Hoe de volgende objeftien van koper B.opteloffen zyn, als io Dat Koper in regten tot nievers verbonden, als ad unplementum contraclus, dus niet gehouden de gecedeerde obligatien weer over te nemen, nog by derzelver verkopinge de fchade te vergoe- de"'o. Dat de Obligatien ter zyner tyd, zonder de minfte kortinge, worden afgeloft, dus Koper den Verkoper met noodzaakt, die voor de tyd met fchade te verkopen. ^  C O N S. XXII. 220 By my ondergefz. Regtsgeleerde gezien, gelezen en g'examiüeert zynde> de vorenftaande Species fafö en de Ouceriturs, daar uit geproponeert, zou ik, onder verbeteringe, van advys zyn, „ dat den Broeder van Verkoper A. het goed tegens betalinge van „ den vollen koopspenning ad 13500. Ryxdaalders in contant „ geld genaaft, en den Verkoper van den Koper B. die gemelde Obligatien in betalinge overgenomen hebbende, overzulks „ zo weinig actie tot fchadelooshoudinge,ofte regt,om, tegens ,, overgifte dezer Obligatien, dat contante geld wederom 't ei„ fchen,heeft,'als denRetrahentzelfs Om korte redenen daar van te geven, vermeine, dat, alhier perempioriè vooraf in aanmerkinge moetende komen het eflentieel requifiet van eene tuffen deze Contrahenten A. en B. onderlinge toejïemminge omtrent de verwillekeurde prys en waarde in het aankopen en betalen van 't aangekogte goed , derhalven uit deze drie concurrente requifieten , tot de perfectie van een koop en verkoop nodig, naar de difpofitie van regten, veilig kan en mag geconcludeert worden, dat in die geconditioneerdeoverneminge der Obligatien, in minderinge en ter concurrenter voldoeninge des koopspennings, heeft gefubintreert die tempore venditionis bekende valeur van 't geld; zodanig, dat de voldoeninge van een gedeelte der koopspenningen met de gelibelleerde Obligatien te confidereren is, als gefchied te zyn in iifuali & expendibili tnoneta. Konnende daar aan geene veranderinge geven , dat twee van die Hollandfche Obligatien , yeder van 500. guldens , des tyds 2. maar jaarlyks verinterelt zyn tegens een en een kwart per cent, nadien den Verkoper zig zelfs moet imputeren, dat, in plaatze van deze, geene andre ofte geld bedongen gehad heeft; Behalven, dat niet zo zeer op het changement van Actiën en Obligatien, welke, als ebbe en vloed-, dalen enryzen, en inde dagelykfche commercie en negotie, naar derzelver cours, zowel, als gemund geld, gangbaar zyn, moet gereflecteert worden, als wel voornamelyk op der Contrahenten onderlinge verwillekeuringe , voorts aan- en overneminge van dezelve, ten tyde hunnes koopseontracts. Ff 3 Gelyk  23° Pastis Qüint/e Gelyk almede in dezen geene daar aan ftrydende veranderin2 ge kan geven, dat den Broeder van A, dit goednaaftende, den gelibelleerden koopspenning ad 13500. Ryksdaalders heeft betaald , ofte aan B. wederom gegeven in contant geld, fchoon ook die Obligatien tempore retraclus niet mogten gerezen zyn , doordien hy, als Koper, aan zyne zyde het contract met A. in alle delen g'adimpleert, en de valeur der Obligatien, naar dien toen ter tyd bekenden cours, met eikanderen ten fchade en voordeel van den Overnemer A. gëeeftimeert hebbende, niet verpligt is, die gecedeerde Obligatien weder over te nemen, nogte de apparentefchade te vergoeden, zo om gëal legeerde redenen, als omdat het nog zeer onzeker is, of, by toekomende verkoop en overgifte van deze Obligatien , daar aan zal verlies ofte fchade geleden worden. Ik zou, indien ik dit verfchilftuk opzettclyk wilde verhandelen, 4- met diergelyke voorbeelden in materia retraStus 't zelve konnen ophelderen, als onder anderen,, Of het pretiummoneta ten tyde „ van de gedane, verkopinge, of ten tyde van het genaafie goed moet ,, ingezien worden ? waar omtrent de voornaamfte en mcefte Regtsgeleerden van opinie zyn, quod, fi poft contrattum pecunia fiat deterior bonitate ea intrinfieca, debet fiolvi ac reddi fiecundum bonitatem tempore contraclus , non fiolutionis , gelyk TiraquelL de Retrait. Lignag. §. 1. Glofif. 18. n. 26. daar toe een totum plauftrum Doclorum aanvoerd. Waar ter plaatze n. 28. na dat dezen Autheur in de voorgaan- 5- de quaeftie had bygebragt de gevoelens der Doétoren , {prekende,, wanneer eenvoudiglyk gewaagd is van een zeker zoort van „ munte, zonder byvoeginge van deszelfs waardye, als Ex Gr.Ji „ quis emeritcentumaureis ducatis & cateris hujusmodi,, hy,nader tot de fubjecte quaeftie accederende, daar en aldus vraagd: Quid igitur, fi adjeclus fuerit valor, ut, fit diëtum fit, rem emptam centum aureis folaribus, quorum quilibet tempore venditionis valet quadraginta quinque dozanos, ut vulgo vocamusl nam ficepe (pergit ~)apud nos ita fiunt venditiones: pour le pris de cent efcus Ibis, valent a prefent chacune piece quarante cincq folz, utrum tune idemdicen- dum  C o n s. XXII. 231 dum fit, ac fi id adjeélum non fuijfiet , tanquam fcilicet ejus expresfio, quod tacite inerat, nihil immutet conditionem juris — An vero $ ea res faciat perpetuum ejus monetce cefilimationem, licet pqjlea valor immutetur , arg. ejus quod dicitur, aflimationem fineer e venditionem, remque ita ajiimatam maner e periculo Jive damno, vel hicrS ejus, qui eam accepit. En,hoewel denAutheur daar ter plaatze zig vergenoegd met allegatie van wetten en Doétoren, zo verklaard Hyniet vreemd te zyn van dit laafte gevoelen volgens hetrenvoy add.%. i. Glqffi 14. n. 20. ubi trctdit, quod cefiimatio facit venditionem. Gelyk dit met een ander geval by Mevius P.6. Dec. 309. met relatie ié Notis tot Cothman Vol. u Refp. 34. nn. 118. & feqq. 7opgehelderd en aldus mede verftaan is, dat de valeur ofte seftimatie van zeeker fpecie van penningen, welke by obligatoir handfchrift van den debiteur en crediteur ontfangen, en te erleggen beloofd zyn, moet nagekomen worden, en niet, welke ten tyde der erlegginge ofte betalinge bevonden word, nadien (zegd hy , onder andre bygebragte redenen ) ex tacita inter partes de .valore conventione het augmentum vel decrementwn in de onderlinge aeftimatie moet komen ad debitorem. Yemand, lufl hebbende andre en zoortgelyke quaeftien, rakende deze materie,met opzigt tot de differente valeur van deze en gene geld- en munt-zoorten, applicabel op Aclien en Obligatien, ten tyde van verkopinge en naafiinge, te willen nagaan en onderzoeken, kan zig n. 29. en eenige volgende by Tiraquell.d. Gl. 14. daar mede bezighouden, en laaftelyk nog daar by doen een ander geval, by dienzelfden Mevius P. 9. Dec. 192. over eene na gedane ceffie van z;' re fommc van penningen, gereduceerde vermin- 9-. deringe van een gedeelte der gecedeerde renten, mede in quaeftie voorgebragt, het welk egter van dit fubjecle cas zeer ver verschillende en op die daar op geadopteerde motiven overzulks niet te letten is. Aji mannin de tabula, als zynde genoeg hiervan gez gd, en met deze weinige redenen te gelyk alle deQuariturs bëandwoord. Waarom  232 PiRTIS QïIHIJE Waarom ik dan, de nadere uitbreidinge daar van ten eenemaal onnodig oordelende, deze, falvo femper aliorum DoBorum meliofi judicio , heb getekend binnen Zutphen den 22. Maart 1759. y. SCHOMAKER. XXIII. ADVYS DECISOIR. I. Of en wanneer een cumulatfo afliomm in pr \ 46. 71. Waarom een Erfuiter en Boedelsbezitter aan de Erfgenamen moet verandwoorden die bv hem opgebeurde vrugten ? Add. n. 75/4/ï v. ra. 76. 47 JnfruStus rei legatcepoft mortem teftatoris, tam percepti, quam eo tempore pendentes, legatario competant P v. DD. _ diffent. 48. Eorum conciliatio. 49. Wanneer Kerkbanken en Graf'plaatzen behoren tot een huis ? 50. Banken in de Kerk, tot eenaltoosdurend gebruik gedeftineert, konnen, als immobile effecten , aangemerkt worden. 51. Den voornaam den inhoud der boedels , en dus geene andere papieren behoeft maar op den inventaris gebragt te worden , zonder dezelve in 't geheel daar by te voegen , om redenen n. y4. Een Boedelhouder ofte Bewindhebber is, naar regten, zo wel ja dies te meer, als een Erfuiter , gehouden tot co rfe&ie en, eedes fo'emnifatie van een inventaris. 6, 55 Een Inventaritant, 't een or t an.br boedels efift van den inventaris s,è) nïtteert hebbende, wo/d gapfxfameert, met ex dolo, maar ex ig m mtia 't zelve ge ban ce hebben ; voornaam lyk, als daar by en vooraf geprotefiee'-t is. 55. $i. dJilit het Stadregt, we¬ gens verftekvan die uitgelatens parcelen, moet verftaan en uitgelegd worden ? 58. Of de defignatie van 't merk ofte waardje van een gêinventarizeert koeybeeft nodig is ? v. b. remiffive. 59. Waarfchynelyke derivatie van 't woord ledikant, of bet zelve tot een huis, als een appertinentie, gehoord P z. n. 60. met onderfcheid , en 11. 62-, 61. Wanneer en hoedanig de nature van de mobiliteit, ad aliquem juris effetlum gecompareert , daar door veranderd word ? 64. Wanneer een boedels-eed omtrent dequantiteit van opgebeurde vrugten en penningen in cas van difpuit genoeg is, of niet P v. bic c# n. 65. cum diJlincT;ione. 66. Solutio , cum fafti fit, ob allegante probari debet. 67.69. In boedels-twift- ofte duiftre zaken behoord derzelver examinatie en decifie, tot menage van koften, aan een commiflie ofte eventuele nadere decifie gerenvoyeert te worden, en waarom? 70. ZDe betalinge van waarfchynelyke en geringe poften mogen met den boedels-eed geverificeert worden. 72. Welke zaken en vorderingen ad judicium principale div;Joriüm moeten gerenvoveert worden? 73. Een '-enuntiati? van inventar-s, by den eenen Erfgenaam, praejudicieert d' rndren niet. 74. Hoedane circumfpectie omtrent den-  C o n s XXIII. 235 t>y ons ondergefz. Regtsgeleerden gelezen eng'examineertzyn*-*de de onderbenoemde procedure, zouden wy, indien wy Rigters waren, daar in en over fententieren, als volgd. Tn zaken, voor dezen WelEdelen Stad-Gerigte van Lochem on■■•gedecideert hangende tuffen Mr. Johan Laurens Solner, als Vol-. magtiger en bediende Advocaat van Henrik Henffen, en deszelfs Huisvrouw, Aleida Hermanna Van Erten, Impetranten in cas van editie en redres van boedels-ftaat en fcheidinge ter eenre, ende MichielBorgers, nevens deszelfs Huisvrouw, Odilia Van Enen, Ge-, daagdens in 't voorfz. cas ter andre zyden. Gezien ', gelezen en g'examineert den fchriftelyken Eifch en Aanfpraak cum annexis fub Litt. A. B. met a. b. C2°. & d. C. D. E. F. G. H. cif I- voorts Andwoord cum adjunclis. insgelyks fub Lit. Aio. A20. Aof>. A40. A$°. A6°. B. B20. £30. Btf>. C. D. E. F. G. H. I. K. L. M. N. O. P. Q. R. S. T. cif U. door de Impetranten en Gedaagdens refpeótive op den 25. Oclober en 20.December 1751. welgedagtenGerigte overgegeven, en eindelyk de Replycq van Impetranten van den 26. Juny 1752. naakt en bloot, met en nevens de bygevoegdeprotocollaire dingtalen en receifen van den 25. O&ober 1751. tot den 12. Gg2 V' - denzelven in agt te nemen is ? 76. De geledene fchade, uitgave, en koffen moeten, pro rata cujuscunque èeredü,gerefundeert worden, * 77. Requifita inventarii conficiendi. 78. Wanneer niet met een Inventarifant naar de fbenghcid van regten behoorde gehandeld te worden ? 79. 80. Waarom en in welke omHandigheden den fuppletoiren eed niet aanneemlyk is?. 81. Hoedanig en wanneer een Rigter ex officio den boedels-eed aan den Inventarifant kan voorfchryven ? 83. De" proces-koften behoren uit hoofde van bloedverwantfchap niet altoos gecompenfeeit te worden. 84.85. Eene mutuele victorie, fchoon doorgaans de koffen compenfeert, heeft geen plaatze , fi quis in una fententice parte fw perior difcejferit.  256 Part is Quint/e February 1753. incluis, en op alles gelettet, waar op in dezen eenigzins te letten ftonde. Welgemelde Stad-Gerigte met advys van onpartydige Regtsgeleerden , alvorens de Gedaagde, in gevolge van die, na voorgaande fchriftelyk compel en requifitie van Impetranten tot verdre duphcale handelinge, en dieswegen gedane infinuatie van den 13. en 14. November 1752, op den 27. November ,11. December, daar aanvolgende,en 29. January 1753. tegens Gedaagdens opgexploifleerde fucceffive citatien verzogte en werkelyk erholdene drie proclamata,v • Nogte ook niet met refutatie der byzondre reden, pro negativa * door dezelve bygebragt, ficil. quod, ficut unius rei unica ejl effenlia, itaquoque ipfius non nifi unica pojfitdari definitio, nadien de heden- 8. daagfche praclycq voor lang en alom de cumulaüo aStionum , als falutair, aangenomen heeft, voor zo verre d' eene aan d' andre niet prsejudiciabel is. vid. all, Brunneman Cap. 2. §. 9. ofte ook , zo d'eene actie principaliter, en d' andre in confequentiam gë'mtenteert word. v. ibid. §. 10. Ja dit gaat ook zo ver, dat, naar 't gevoelen van gerenommeerde 9, Practizyns, by dezen Auditeur Setl.2. Cap.^. §§. 2. 3. cjf 4. aange, haatd, zelfs een cumulatie,ex diverfa caufa ad diverfatenderende, niet verwerpelyk zou zyn, gelyk aldaar met verfcheide voorbeelden ex connexitate quadam perfona & caufa individuitate interveniente ^ opgehelderd en bewezen word : Zonder, dat, naar des Auéteurs confbnante opinie, dusdane io„ laafte cumulatie zo accuraat en ftrict aan deszelfs requifieten per omnia momenta behoeve te bêandwoorden, omdat dezelve niet ten eenemaal oneigenlyk daarom kan gezegd, nogte propter authoriHh 2 totem  a44 Piins Qsisti tatem praBicam verworpen worden, quippe qua diuaquafuitvificH arg. L. 2. ff. * Cob/?. Prmc^. , Alwaar hy A §• 3- dg daar over zeer hartelyk en ter dezer zake niet geheel ontoepaiTelyk hifce verbis expeftoreert: Aurea pr«m mtt/rd introduxit falutaria remedia, quibus, partim htigantium R improbibfimorum rabularum malitiamacaudaciamcompejcerent,partim vero nimiam litium multitudinem reip. perquam perniciojam vel plane pracaverent, vel ad minimum etiam, quant urn pofifibile, eam contrahendoeb citiusS ocius finirent, componerent cjf circumfeinder ent, ars. L. 13. Cde Judic. , , Heerlyke taal, deftig gevoelen en billyke uitfpaake yan dezen braven Regtsgeleerde en in de Frankforter Hogefchool vermaarden Hoogleeraar Brunneman, die alhier, omtrent dit Jalutare camulationis beneficium,door de praétycq ten faveur van Gerigte en de gemeene zaak tot abbreviatie van proceffen ingevoerd meer lois en danks verdiend, dan dien groten Regtsgeleerde en in den Raad I2- van Savoyen beroemden Praefident Aut.Faber, welke,allerdings de praftvcq , hoe zeer ook op aloude ufance en reden dikwerf fteund, niet toegedaan zynde, in tegendeel daar over veele Decades de Erroribus Pragmatieorum in 't ligt gegeven, en zig alzo aan veele verandwoordinge, in't byzonder van den niet minder groten Regtsleeraar, Reinh. Bachovius Van Echten, dieswegen blootgelteld h£ Wy hebben deze zo generale en aequitabele pradycq, waar van zelfs ons Landregt Tit. 3. Art. 9. niet vreemd is, dan mede in deze zake willen en mogen opvolgen, en ons daar toe dies te 3" meerder, virtute claufiula fialutaris, libello ABorum appofita, ex ofificio ' bevoegd gevonden Juper utrvque judicio te erkennen, propter unanimem Fraclkorum fiententiam, de qua adeundi DD. longa fierie citati apud pral Brunneman d. SeB. Alter. Cap. 2. §. 7. cjf §. 26. als hebbende deze cumulative decifie niet zo zeer uit de flender van de notariële'formulieren, als wel uit de nature en hoedanigheid van de zake en vorderinge gedimetieert, en vermeind, dat cum hac 14 claufula, ex ufiufiorifiabilita, tanquam herba betomca, de gebreken van een libel konnen, en door des Rigters pligt moeten genezen worden, iuxtaL. m.C. Ut, quadefiunt Advocatis ,Judexfiuppleat.Wid. ' 4 prater  C o n s. XXIII. a4S prceterall.Bïmnem2mnm,etiam Ckriff.Leykrum Med. ad ff. Sp. 36. Med. 3. . Nadien nu deze onze cumulatie niet valt in de zodane prohi- bitive termen, waar van de Doctoren doorgaans met diftinclie handelen , en welke dezelve gewoon zyn onder zekere regelen te brengen, zo zullen wy dezelve, als buiten de hypothefe zynde, alhier niet enumerercn, ons met relatie tot alle die zelve, door Dynus, Bartohs en Obrecht opgegeven , en by Brunneman d. Sleet; 2. Cap. 5. §. 9. mede nominatim vermeld, vergenoegd houdende. Zonder, dat ons deze ex officio gëamplecteerde cumulatie heeft konnen wederhouden, dat de Impetranten by hare laafte Aanfpraak en Conclufie alleenlyk tot redres des Inventaris, buiten cumulative conclufie totfcheidinge, hebben gecontendeert gehad, onTdat wy oordelen, geene Rigters dermaten ad libelhtm, volgens 't gevoelen der oude Uitleggers, gëadftringeert te zyn, om hunne uitfpraken, dien conform, te moeten bepalen, gelyk zo , volgens den ouden Regtsgeleerde Cynus, de Advocaten gewoon waren de Gloffatoren voor Evangeliften, even als d' Ouden de beelden voor Goden aanbaden, te houden; Als uit eene betere befchouwinge van de uitgebreide magteenes Rigters omtrent de libellen onderrigt en geleerd zynde, dat denzelven hedendaags niet naar derzelver inhoud, maar naar den aard van het verhandelde onderwerp, voor 't Gerigte gebragt, de billykheid, overeenkomftig met de aiïa& probata, byzyn vonnis moet in 'toog houden, v. preel. Leyfer. Sp. 5. Méd. $.&Sp. 468. Med. 20. Zodanig ook, dat de betere en nieuwe Regtskunde die aloude gemeene opinie, een Rigter volftrekt aan de conclufie , welke adejfentiamjudicü niet gehoord, verbindende, onder depopulares l9errores gefteld, en een ruimer magt aan denzelven, ceffantejure veteriformidario, gegeven heeft, om zelfs een ordinaire procedure in eene fummiere te mogen veranderen, z. Leyfer. d.Sp. 468. Med. él. Conf. Groenen, de LL. Abrog. ad Rubr.&§. i\.J.deA£tion. Gelyk dit ftuk, ten aanzien van de origo hujus erroris, ftrydig niet alleen met het Jus Naiara;, Divinumfcriptum , & Camnicumy Kh' • i,„ • Wv zullen hier mede het dictum fiententw, aangaande die daar by gedane cumulative uitfprakc over deze beide praeparatoire en  C O N S XXIII. | 24J principale petitiën, voor genoegzaam voldongen houden, en overgaan tot het eerfte lid daar by, met betrekkinge tot de refufte der gelibelleerde koften over den vorigen Eifch en Aanfpraak, fub B. vermeld. Waaromtrent wy alle mogelyke kortheid zo wel, als omtrent het tweede lid met deszelfs elf onderdelen, zullen in agt nemen. Wat dan het eerfte in order, breder by de fententie zelfs gedetailleert, aanbelangt, zullen wy tot juftificatie van datprseliminair condemnatoir alhier maar ex faëlo &confeffione condemnat'feb, geene nitfpraak over de koften, als acceflien daar van , gedaan heeft, naderhand dezelve niet zouden konnen gevorderd worden; Zo word 'er nogtans veronderfteld eene voorafgegane fententie, welke, alhier niet zynde, dienvolgens op dit geval geen toepaflinge kan hebben. Ii Na-  a5o Pastis Quinto Nademaal deze aangewende koften, «^^^^ ,7 contumacia Rece haren oirfprong ^^.'„JS™ 3?'van dezelve, als de nufa phyfica >nxx Me regt en bftlykheid, nader t dl Loquaturs' en Aanfpraak jure allionis hebben mogen gêeifcht, en daar toe geconcludeert worden, ut probat Temmen TLitExpenf. Cap. 8.0W.6. fi i- welke aldaar «.3- metauflo38-ritrit van Doctoren alwyders betoogd dat die feparate ache omt en de refufie van contumaciele koften plaatze heeft,zelfs poft fententiam, qua In rem judicatamtranftit, fchoon ook dezelve vooraf niet gëeift waren, met folutie nn. 3. &» val1 die daar te' eens by andren gemaakte bedenkingen. . , § Te meerder, daar de Gedaagde, als ter Aanfpraak ^f. io£ ,0 fél g?pófeert en met de documenten ter gëannefteerder eerfter 39' Aanforaak M i & Ê? D. geprobeert is, deze contumaciele koften, Mm« ï den en aS? öftober 1748. erholdene F0CWtf, den 11 November,daar aanvolgende, aangenomen heelt. Dewelke , als een gevolg en gedeelte van de principale koften -o mitsd en moeten aanlemerkt, en daarom alnu, prcecedente Jud4 fi fdfrreto & fubfecutaRe* agnitione , hebben mogen gevorderd worden dooidii Gedaagdens, geene oppofitie tegens dien regrëlykèn Eifch gedaan, maar in tegendeel zig daar aan, alsregt, door dien kort daar op gevolgden Inventaris gefubmitSert hebbende, alnu moeten geoordeeld worden mede tot die g* Jt Keerde refufie obligatoir te zyn, ad exemplum morofi debito4 ris M Ucetpecuniam offerat Bbonam fidem agnofcat tarnen non d rS jTe Jrofus. v. Taco a Glins Tr. de Mora P. I Apbor. S n 11. Adai:Leyfer, Sp. Z9.Med.n. in terminis cupsver. U 'propter mum energetieam applicationem hicinferere rin orum debitorum ( zegd hy ) mos eft , nihil folvere prms , etji Zd^ dm, non expectatd Judicis fententid,vemunt & quod debent of0. UrmT, hoe modo fumptuL reftitutioncm ft effugituros rati At 4 SntUrl Ouamvis enim Judieis officia conveniat, eos abfolverejecunZn %2.y. de Perp. & Temp'- Aclion. ob NB. moram tarnen commijfam in expenfas funt damnandi, ^ Q^  C o n s. XXIII. 251 i. Overgaande tot het eerfte onderdeel van het tweede lid der contentieufe poften van gefuftineert redres des Inventaris zelfs, rakende het Jlukjen Lands, hebben wy verftaan, dat 't zelve ten gemeenen boedels voordeel buiten die marginale reflexie op den Inventaris zal moeten verblyven; Overmits het tuften Parthyen in confeffb is, dat,ditparceelonder de ouderlyke boedels effecten gehorende, wy daarom zo weinig op des Inventarifantes finguliere notitie in margine , als of het zelve door den Broeder, Bernard, zou aangekogtzyn, hebben mogen reguarderen., nogte daar_uit een modus acquhendi dominii derven vaft ftellen, juxta Faber7?z Cod.Sabaud.Lib.6. Tit. n. Def. 41. 45. &c. als op die voor als nogonbewezenefuftenue van de Impetranten, als of dit fiuk Lands niet, als een gemeen , maar byzonder goed,dezelve en haarZufter,de Gedaagde,toebehoren- 44. de, zoute confidereren zyn, cumea conf efjio tantum probat in prajudicium confitentis, per Durand. Dec. Rot. Roman. Dec. 39. n. 1. Omtrent welk gemeen boedels effect, waar toe d' andre Cohereden pro portione hereditaria mede regt konnen hebben, wy dierhalven geene praejudicie hebben willen, nog konnen toebrengen, en daarom deze prejudiciële quaeftie, zynde altioris indaginis, naar ^ de algemeene regtsleere, de qua v. Zanger, de Except.P. 2. Cap. zo. n. 2. per L. 3. §. Q-Jf. adExbibendum, moetendilayeren tot de boedelfcheidinge zelfs, als wanneer deze twee Gezufteren Litiganten haar vermeind regt in 't gemeen ofte in 't byzonder tot dit quaeftieufe ftuk goeds en vorder erfregt van haren voornoemden Broeder, naar behoren konnen voorbrengen, en daar over, 't zy by aanvankelyke comparitie voor Heeren Commiffarien, zig vergelyken, ofte anders uitfprake des Rigters deswegen, na een fummier betoog van wederzydfche praetenfien, verzoeken. 11. Nopens den tweeden pof, by de Loquaturs en Aanfpraak vervat, belangende het een derde part van 't Hof jen voor de Wal- 46« derpoott, hebben wy verftaan, dat 't zelve op den Inventaris zal moeten geleden, en de opkomften ofte pagtpenningen, daar van na de dood van der Collitiganten Moeder , de Weduwe van feter Vm Erten, by Gedaagde, als Bezitterfche en Bcwindhtbberfche van Ti 2 den  252 P AR T IS QUINT/E den boedel, genoten, aan de Impetrante, als Legatanfle, daar mede bv 't ouderlyk teftament fub G. gebeneficeert zynde, verrekend en voldaan worden, welke, tradente Heeki. Loc.Commun. de Bonor. Commm. & Divif. P. 2. Loc. 4. n. 5- moetgëagt worden,dit een derde part en d' overige boedels goedren, inname van de MedeErfgenamen ,te hebben bezeten, met dat opgebeurde voordeel. Want het zon zeer onredelyk zyn, dat de Gedaagde ziö met dat derde part, de Zufter Impetrante pravie et privative uit het ouderlyk parceel competerende, tot hare fchade en nadeel zoude komen te verryken, quod jura vetant. ' . '. n Waar omtrent ofwel de regtsdispofitie over den tienden pof, hier onder aangevoerd, mede tot adftruftie van dezen meden An in 'tbyzonder, zoude konnen van applicatie zyn , zo zullen wy 47' ons kortheidshalven alleen maar gedragen tot den geciteerden Leyferus Sp. 382. Med. 1. 2. 3. welke defruclus reilegata, pojt mortem teftatoris perceptos ,aan een Legataris toekend, en dus het gevoelen van Carpzovius en Hartman Pipris, aldaar aangetogen, en de fruttus, eo tempore pendentes, mede aan denzelven toewyzende verwerpt, ten ware den Teftateur een ftuk lands ,zo en als t 48. zelve mortis face, tempore zou bevonden zyn, hadde gelegateert , quo cafu frucius pendentes pro parte fundi habentur, arg. L. 44 de Rei Vindic. ti? legatario, quamvis heres eos percepent , debentur. 't Welk by 't ouderlyk teftament fub G. met vermeld zynde , wy daarom de Gedaagde niet vorder, dan tot deze na dode der Moeder genotene opkomften van 't gelegateerde derde part, hebben konnen condemneren. ■ in Wat nu den derden poft m quaeftie, betreffende de Kerkbank en Graf plaatze, concerneert, daar over zyn het Parthyen we49' zenlyk eens, om dezelve, als gemeene boedels effecten, op den Inventaris te brengen; zonder, dat wy dezelve, naar der Gedaagdes fuftenue, als appertinentien van 't huis, hebben konnen aanmerken en derzelver fpeciale omiflie daar aan mogen toeichryven; Maar vermeinen , dat dezelve niet tot het huis, nifi contrana in hac Urbe extet vetus obfervantia,vel parentes contrarium dijpojuerint, gehoren, en daarom ook tuffen de Erfgenamen, als gemee-  C o n s. XXIII. 253 ne andre goedren,deelbaar zyn, ob doclrinam fupralaud. J. Voer. de Famil. Ercifc. Cap. 7. éi? 17. ci? DD. ibid. cit. Schoon anders het niet ongerymd zou zyn, de Banken in de Ker- h» olc *ov*Dt,in ,iT,a re0Aa(V,noarl- an „~ 1.-«*«1„1. „1 1... ,«/-, > t I J O 3 Ö V ' v «.."v. . w ,j gerede effecten, beweegbaar, onder 't immobile te rangeren, uti, referente Mcvio ad Jus Lubec. Lib. i. Tit. 10. Art. 6. n. 75. tradit Aatecijfor Uitrajeclinus P. Voet Difqulf. JuriJ. de Natur. Bonor. Mobil, ci? Immobil. Cap. 5. §. 8. iv. Aangaande den vierden poft , wegens d' inventarifatie van des boedels chartres en inftrumenten, in 't byzonder van de koopce- $1. duls der verkogte Landeryen, hebben wy geoordeeld, de Gedaagdens daar toe, in manieren, als by fententie, gehouden te zyn; Niet zonder redenen egter deze gëomitteerde inventarifatie bepalende tot den voornaamlten inhoud van deze boedels, en dus van geene andere papieren, zonder dezelve in 't geheel daar bytevoegen, om redenen, by de Doctoren, deze materie verhandelende, omftandig gededuceert, en nader, volgens onze hedendaagfche regten, ex praxi, met folutie van verfcheide objeétien, in ftmili gëadftrueert b*y des eerftens Referents Confil. P. 4. Confi. 14. nn. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20.0*21. waartoe entot het regt, 'twelk een Erfgenaam heeft tot eene complete vifie ,-52" lefture en examinatie van alle boedels inftrumenten in 't Sterfhuis, infipecie tot nn. 77. ci? 78. wy ons, nediclarepetamus,brevitatis ergo refereren. v. Wy hebben omtrent den vyfiden poft vervolgens verftaan, dat de Gedaagde haren Inventaris met die by 't Kapittel van Koperwerk vergetene, dog aangenomene koperen vyzel enz. zal hebben te vermeerderen, en zig dieswegen eedlyk in 't byzonder, en, behalven praeflatie van den boedelseed in 't gemeen, op gezinnen van de Impetranten te purgeren. Wienaangaande de Inventarifante boven hare aanbiedinge,aileen tot ditgëomitteert mobiel ftukgelimiteert, mede tot d'ove- 53rige boedels effeéten extenfive naar regten geoordeeld is , verpligt te zyn,het zy dat dezelve,als eeneStadrcgtelykeErfuiterfche ca BoedeIhouderlche, 'tzy als een byzondf-; a&e ocfcevoeg- ü 3 de.  254 Partis Quint/e de Bezitterfche en Bewindhebberfche van dezen gemeenen ouderiyken boedel, geconfidereert word; Nadien, en naar de difpofitie van onze en andre Scatuiten by 't Stadregt van Zutphen d. Tit. 7. Art. 5. en Landregt dezes Graaffchaps Tit. 3. Art. 5. en naar de eenparige regtsdoclrine en pra. élycq van deze en andre Landen, alzulke perzonen, fchoon zelfs Mede-Erfgenamen zyn, fchuldig en gehouden zyn, niet alleen eenen behoorlyken Inventaris, befchreven prescit. Conf. 14. nn. 18. & 39. en wel ten fine, als n. 77, te maken, maar ook denzelven op gezinnen van den Mede-Erfgenaam, ofte andre, daar by belang hebbende, met eede te beftedigen, uti multis id probat & fequitur J. Heefer de Ration. Reddend. Loc. 6. nn. 102. 105. 106. & 107. Te meerder zal de Gedaagde, als werkelyke Bezitterfche, haar tot dezen boedels-eed verpligt agten , omdat dezelve zig in dien 54 ouderiyken boedel heeft gëimmifceert en dien eenige jaren gëadminiftreert, zonder eene voorafgegane inventarifatie en obfignatie daar van gemaakt te hebbenquo cafu en wanneer den boedelftaat defeftueus bevonden, ofte daar van yets gëomitteert is , agten de Doctoren denzelven dies nog te noodzakelyker juxta mox cit. Heefer. d. Loc. 6. nn. 204. ci? 205. Zonder, dat wy de Gedaagde, als Inventarifante, wegens deze en geene omiffien, nogtans van kwade trouwe en bedrog ( waar over utiliter,tejle Valafco Dec.$2.n. 16.ci?Carpzov. P. 3.Confi. 33. Def. 12. ter Inventaris geprotelleert is) willen hebben verdagt gehouden, gelyk ter procedere en tuffen deze twee Gezufleren Litiganten daar over en hare refpeclive conduites al veele onbetamelyke en hatelyke reflexien gevallen zyn: Bona fides enhn auemadmodum quem excufiat ab omiffione deficriptionis in inventario, ita heredem dolofie occultaffe probandum, quia pro faciente inventarium pycefiumptio fit, quod ex ignorantia fecerit, luiden de woorden van Heefer d. L. n. 116. Pro inventario namque prafiumitur, illudque rité, recle acfiolenmiter confeStum effe judicandum ejl, donec abadverjariocontrariumprobetur , als te zien by Denzelven n. 203. In-  C o n s. XXIII. 255 Invoegen, dat uit den Stadregtelyken zevenden Artikel van den Zevenden Titel over het gefufiineert verjlek van die uitgelatenepar- 56, celen alhier, zo uit hoofde van die by Inventarifante gedaaneutile proteftatie, als die Art. 159. ter Andwoord gëoffereerde eedlyke affertie, niets nadeligs kan gëinfereert, maar in diervoegen moet begrepen worden, dat alzulke omiilie willens en wetens , ofte met opzettelyke fraude , en niet wanneer ^dezelve ter goeder trouwe ofte door erreur en inadvertentie gefchied ware. v.prester citt. DD.Jn primi Referentis Confil. P. 4. Confi. 14. nn. 105. £? 107. Addatur J. Van De Sande Decifi. Frific. Lib. 4. Tit. 12. Def. 5. Quod eb magis , quoad prcefumptum errorem , procedit 57. circa rem modicam, in inventario non adjeêam. v. Zoezius in Comm. ad ff. Tit. De Ceffion. Bonor. n. 13. Soïrieren de Jure Noverc. Cap. 15. n. 4. Licet aliter Jure Civili fiatuatur , de quo vid. Perezius ad Cod. Lib. 6. Tit. 30. nn. 16. & 17. yi. Over den zesdenpojï, aangaande die by de Loquaturs gerequireerde nadre defignatie van 't merk ofte voaardye van het gelibel- * leerde koeybeejl, zullen wy, ons kortheidshal ven tot adftruótie van die door Impetranten genomene, en by fententie ontzegde Conclufie gedragen ad rationes in fcepec. prioris Confulentis Conf. 14. nn. 29. 30. ci? feqq. vu. Dog wy hebben, ten refpeóte van den zevenden pofii , rakende het zo genoemde Ledekant ( 't welk yemand, vermaak in de onomatologie hebbende, zou konnen afleiden van 't Franfche woord lit du camp, een leger- ofte veld-bedde, en dus een mobiel en portatiel ftuk, betekenende) moeten verftaan, dat het zelve mede afzonderlyk van 't huis behoorde gëinventarifeert te worden.' Zonder, dat wy het, als een appertinentie van 't huis, zelfs mogen aannemen , volgens des Gedaagdes en Inventarifantes fus: tenue by Andwoörd Art. 163. Ten ware voorfz. Ledekant daar in aard- ofte nagel-vafil, naar de d;ftinctie by het Stadregt Tit. 23. Art. 11. bevonden , ofte ad perpetuum habitaüonis uftm, deflinationepatrisfamïlias, geplaatft, en, als eer; ged-e^e-van 't buis, altoos gehouden geweeft te zyn, 'be-  a56 Partis Quint/e befpeurd wierd, juxta L. 13. §. fin. & L. 14. ff de J9. Empt. per alleg. P. Voet d. Difiq. cjf Cap. 5- f-J-. Zonder,- dat de nature van de mobiliteit, wanneer t zelve ad Kr aliQuem juris effeclum gecompareerd word daar ^or veranderd 6l' gelyk dit zeer deftig door evengez. Hoogleeraar P. Voel Cap.i. tegens den Utrechtfchen Advocaat Fiscaal,^-. VanlVefiel, betoogd, en uit d' Ordonnantie van den 40. penning-vervolgens verdedigd is, dat, daar de Staten de betalinge dezes impofts van alle immobiie goederen géordonneert hebben, de zodane goedren, waar van dien impoft niet betaald word, voor geene hmwbile hebben willen houden. ■ jlvi; Buiten voorfz. reflexien zouden wy , gelyk omtrent dezen ' Vo(l daarom by 't di£lum fienteniice gedifhngueert is, vermeinen, An dat dit Ledekant , ad cxemplum omnis genens fuppellejlilis pro 62' re mobili , arte facla, moefte gehouden worden, alhoewel het different tuffen 't mobile en immobile geen voor-of te nadeel, in opzigte van derzelver gemeenfchap alhier, aan de Erfgenamen kan êevm. Waarom wy, overgaande tot den agtfien pofi, hebben 6a. geoordeeld, dat de Gedaagde tot inventanfktievan diedoor har* menGerritfen betaalde boedelsfchuld ad 25- guldens gehouden is, ren ware zyzig daaromtrent met eede,in manieren, als daar by, konde expurgeren. . . , Welken eed wy dezelve hebben moeten injungeren, omdat, ofwel met die finguliere kondfchap van dezen Debiteur pbLtt.M. Art o-cjf 10. by Aanfpraak deze betalinge aan Gedaagdegeichied te zvn niet ten vollen bewezen is, egter dezelve daar mede dermaten bezwaard by ons gëagt is, dat wy deze juramentele exDurgatie hebben moeten decerneren, en wel te meerder, daar de Gedaagde by haar Andwoord Art. 164. deze ontfangen boedels poft, min of meerad 25- guldens, niet duifter bekend gehad heeft, alleen daar tegens contraloquatrerende, denzelven met malitiofiè verzwegen , nogte met dien fingulieren Getuige bewezen te tC Wv hebben, om in re minima & notoria niet al te lang te zyn, 3 voor  C o n s. XXIII. 257 voor gêappliceerttot deze eedlyke verklaringe in 't algemeen omtrent opgebeurde boedelsvrugten en penningen willen by brengen, 't geene Heefer d. Tr. de Bonor. Comm. & DivifiP. 2. Loc. 6.n. 22. 4' hifce verbis, ten opzigte van eene der mede-erfgenamen, tradeert: Circa quantitatem fruftuum, ab altero coheredum perceptorum , fi lis oriatur , ajferenti incumbit probatio, ut doceat, quantum alter peneperit , nee ad juratam frucïuwn perceptorum defignatidnem adverfarium fuum adigere potefi, nifi aliquibus prcefumptionibus oneratur,. per ibid. alle gat. Cothman atque Mevium. Dog wanneer eenen coheres , zig in de hereditaire Ofte boedels goedrengëimmifceert heeft, dan kan hy ( zegd en bewyft dezen zelfden Autheur ex doSlrina Mevii P. 6. Dec. 408.) ad defignationem juratam, quid, quantumve perceperit, gecompelleert worden. ix. Belangende in order den negenden poft wegens de gelibelleerde verificatie van die onder 't Kapittel van lajlige fchulden be- ^ taalde poften , hebben wy vermeind , dat de Gedaagde en Inventarifante, onder de modificatie en exceptie, als daar by, daar toe gehouden is: Solutionem enim, cum faEtifiit,probandam ejfe,ab eo, qui eam alle gat., juris certi eft. v.L. 10. C. de Non. Num.'Pecun. L. 11. C. de Probat. L. 19. & L. 25. ff. Eodem. Over welke poften wy ons in 't byzonder niet hebben konnen elargeren, ter oorzake dezelve niet in die vereifte fchikkinge op- 6y. gegeven zyn, nogte de betalinge naar behoren bewezen is, als wy wel gewenft hadden, dat in hoe judicio gefchied ware. Waarom wy dezelve , mede en wel om die daar over reeds errezene en nader in eventum tuffen Parthyen te erryzene düpuiten, inval die niet tuffen haar privativè in der min vooraf geregu leert mogten worden, hebben gerenvoyeert tot de commiflie en gehoopte decifie van de Heeren uit de Magiftraat, daar toe te be-1 noemen , omdat dezelve uit wederzyds nader verhoor en onderzoek van zaken beter op eene goed lyke wyze, en met meer menage van koften zullen afgedaan worden, dan dezelve verder in de boedels fcheidinge, als difputabele fubjecten, te brengen , en daar óver door den Rigter te laten erkennen. Welke al'amiable fchikkinge omtrent het eene ..zo praeparatoiKk ' re,  25S Partij Quints re, als voornaainlyk mede het principale poinct in controverfie 4g, zynde en rakende, wy de Impetranten en Gedaagdens ernitigre' commanderen, om daar door longeurs, koften en vordre verwyderinge voortekomen. v. fupracit. primi Referentis Conf. d. P. 4. Confi. 56. Ea namque rerum hereditariarum divifio maxime ICtis ejl probata, quee per ipfos coberedes , non expeëtatd Judicis Arbitrive fiententid, &eofdem, quos judicialis, fortitur effeclus; Heredes ita pietaiis offieio fungi, autor efi Papinianus in L. fin. ff. Famil. Ercific. Gelyk dusdane private vergelykingen tuffen erfgenamen zo kragtig by Mornac. ad L. 6. C. Eodem, gevolgd van Voet de Famil. ^9' Ercifc. Cap. 5, aanbevolen, en daar tegens de hatelyke en koftbare gevolgen van eene gerigtelyke boedels verdelinge dermaten met zwarte kolen afgetekend worden, dat een yeder erfgenaam, de vreede en eendragt beminnende, daar aan gehoor behoorde te geven. Vid.porroprcel. Voet. d. Cap. qui varias dividendarum rerum hereditariarum methodos exhihet, alles nogtans onder referve van eene eventuele decifie: Judicis namque efi, dirimere controverfias, in divifione ohortas, fit coberedes difcrepent. v. Voet. d. Tr.Cap. 6. n. 1. Wy hebben niet te min van deze geordonneerde verificatien yQ. met qüitantien g'eximeert de waarfchynelyke en geringe betaalde fichuldpojlen en gedebourfeerde onkofilen des boedels, om dezelve met den boedel-eed te mogen bewyzen, naar de traditie en leerevan regten, welke Heefier de Bonor. Comm. ci? Divif. P. 2. Loc.ó.nn. 24. ci? 25. ons aan de hand geeft, alshy zegd; Qiwd fiumptus, pro re communi faSti finter coberedes fint partiendi, item funeris expenfce, quee, fi rationabiles ci? verifimiles funt, fiolo juramentê probantur per DD. citt. Welkers afkortinge van den voorraad des boedels , ingevolge die in vago buiten relatie by d' Andwoord geannexeerde bewysftukken, ook by de Impetranten ter Replycq Art. 212. ingewilligd zynde, dan te minder zwarigheid gevonden heeft. x. De Gedaagde is alvorders wegens den tienden pofil gecon7it demneert, om onder eede ,by een ordent- en diftinftelyk op gemene ' koften ingeftelden Inventaris, alle des boedels opkomften in manie-  C o n s. XXIII. 2S9 nieren, als daar by, deduelis deducendis, optegeven, en aan Impe. trante pro quota hereditaria te verandwoorden. Zonder, dat wy op hare eed lyke aanbiedinge Art. 165. ter Andwoord over die by 't leven der Ouders gepraetendeerde afftand van den gehelen boedel , by de Familie van de Gedaagde 72. gedaan, eenige juridycque reflexie hebben konnen maken, als zynde van alle bewys gedeftitueen , en ftrydig aan hare ejgene daden en handelingen, houdendefurcheance enrenvoy torhetprincipale judicium diviforium, om aldaar deze actie en petitie fieparata infiantia werkftellig te maken; Ontredenen in 't algemeen, dat,naar regten,uno proceffu zo wel de editio imentdtii, als de redditio rationum, kan en mag van een Mede-Erfgenaam, fchoon ook den Broeder, Bernard, daar van mogte gerenuntieert hebben, g'expedieert, en denzelven daar toe konnen geconftringeert worden, omdat een zodane en in dezen gewilde renunciatie in faveur van de Gedaagde alleen, en niet tot prsej udicievan de overige Erfgenamen, hoe weinig ook, moet verftaan worden,uti probat fcepel. Leyferus<$p. 115. Med. i.&n. als bekend zynde, quod etiam ercifcunda families judicium inter pauciores heredes ex pluribusaccipi potejl, arg. L. 2. §. 4. ff. Famil. Ercifc. En in 't byzonder is de Gedaagde en Inventarifante daartoe fucceflive verpligt, fi unus heredum ( zyn de woorden van dukgez, Voet de Famil. Ercifc. Cap. 3. n. 2. ) folus univerfo def'unëli patrimonio manus injecerit, etiam ccsteri coberedes, non poffidentes ,optim$ jure defiderabunt, ut bic omnium bonorum communium, qua: folus , occupavit, inventarium edat, idque communibus hereditatis impendiis : In hoe porro ( zegd hy n. 3. verder ) referenda funt, prater 0mnia defuncli bona ffrucïus ~fi qui funt, a fioio feparati &c. per L. fin. §. 2. C. de Jure Delib. Wyders aldaar n. 4. voorfchryvende, hoedane circumfpeclie omtrent alle circumftantien en diftinctien, tot voorkominge van verwarringe en onzekerheid, in deze inventarifatie in agt moet genomen worden. Add. cit. Leyfer. Sp. 55. Med. 4. Welke verandwoordinge medeinfluit niet alleen/rato extantes ci? perceptos, percipiendos ci? confumptos, maar ook de perftio- Kk 2 net  ïz6o Putis Quinto nes ofte huirpenningen van die by eene der erfgenamen bewoonde huizen, als waar toe de regten eenen zodanen coheres, als een malcsfidei poffeffor (is etenim ejl, qui feit,alioseffe coberedes) nomine negotiigefiii lchuldig oordelen. Vid. Voet. d Cap. 6. nn. 12. £? 13- zelfs ook zonder onderfcheid ,five fciverit, five ignoravent, fehabere coheredem. Heefer deRation. Redd. Loc. 1. §. 8. n. 30/ Dog wy hebben daar by die daar omtrent nodige deduSta de~6- ducenda moeten voegen, nam,licet in diviftonemveniant fructus,k coherede percepti, tarnen primo domna , incommoda, erogationes & fumptus pro rata cujuscunque refandantur , ob ratt. quas adfert id. Heefer de Comm. Bonor. P. 2. Loc. 6. nn. 7. 8. &? 9. Ende geoordeeld, dat derzelver inventarifatie ordent- en dijïm- 77. ttelyk behoorde te gefchieden: Reditus ( zegt Heefer. deRation. Reddend. Loc. 8. nn. 20. feqq.) una cum expenfis mtegre, aperte , expücate, non obficure, non in folie ,nequejn facco, neqve fiubnube, iieque fiub involucro ,fed, omnibus, quee aceepta & expenfafunt, fiigilla'tim & in fpecie deficriptis B juxiafie pofitis, expliccntur, per DD. citt. Waar omtrent wy egter zouden vermeinen, dat met de Gedaagde en In ventarifante, zo uit hoofde van hare voorgebragte, dog 78. wederregtelyke fuftenue , als ter oorzake van haar buiten tydig compel gecontinueert boedels bezit, niet naar de ftrengheid van regten, maar met moderatie behoorde gehandeld te worden. xi. Wy hebben eindelyk den geloquatreerden elfden poft, aangaande die daar by gequeeftioneerde obligatie van 300. guldens, als een laftigeboedelsfchuld van d'Impetrante, onder bedingen voorbehoud°nogtans van des Gedaagdens eed, daar by enomtrenfi geclaufuleert , moeten ontzeggen; Omdat deze hare affirmative affertie niet genoegzaam met de 79 fino-uLiere verklaringe van Evert Te Winkel fub Lit. H. ad Art. 4. 5. 6. 7. & 8. bewezen, nogte den eed,daar toe by Impe- ' tr ante ter Aanfpraak Art. 1ii. ëf n 2, aangeboden, tot fuppletie voldoende is. En wel om deze voorname peremptoire reden, dat deze zyne verklaringe aanloopt en ftrydig is tegens deszelfs handfehrift van den 9. November 1741. fiub A50. ter Andwoord, waar toe, als an-  e o n s. xxiii. 261 anterienr, hy zig by zyne polterieure verklaringe Art. 5. ci? 6. refereert, wanneer hy getuigd, wel te weten, dat hy die obligatie, ah Getuige, ondertekend heeft. Welk referens en relatum by ons g'examineert zynde, hebben wy onsdezeondertekeninge,en vanhem Evert Te Winkel, nevens de Vrouw van dien Te Winkel, als Getuigen, en van Aaltien Fan Leeuwaarden, als Debitrice, bevonden, dat deze fbmme van 30V). .guldens van haar Dogter , OdiliaFan Erten, daar by alleen vermeld, op drie onderfcheidenlyke tyden van 173Ó. 1737. en zo vervolgens aan verfcheide gedeeltens ontfangen, en daar voor ten harenprivativenprofyte alleen die obligatie gepaffeert is. Dan ofwel dien zelfden Getuige d. Art. 5. alwyders onder eede heeft verklaard, dat deze penningen mede door AleidaHerVrianna Fan Erten, volgens des Debiteurs zeggen, zouden opgefchoten zyn, zo komt hy egter ad Art. feq. 6. zig nader te expliceren,, dat, namelyk de Moeder gezegd hadde, dat na baren do„ de die 300. guldens haar beide voorfz. Dogter s vooraf zouden hebben; Om welkeen andere redenen van ftrydigheid, wy op des Impetrantes fupplefoiren eed niet hebben mogen reflecteren; Hujus- go, modi jusjwandum tantum locum habet, fi intentio acloris femiplene ■per tejlem, omni exceptione majorem, probatafuerit. Marta 1. Dig. Tit. Jurament. Probatorium Cap. 7. Carpzov. P. 1. Confi. 23. Def. 4. Non vero defertur illud, fi aliqaa vel minima contra eum f«n # uur ar mm pro ratione temdat haten wille geween; , j d ^in^ floteneintentie,dat, P^^Xè^MX 'cZe& totdaartoe zalve, - oploülnge van*e  C p n s XXIV. f$9 hier vorens met de vinger aangeroerde tegenwerpinge ex mem &? interpellationed.it nader regtsbefluit opmakende, quod dies, Jolutto* IA ni adie£tus,prohomine interpellet, debitoremque mmora Johendi confiituat, ad hoe, ut ex eo tempore non fiolutts fionis ufurce etiam citrajtipulationemdeberi incipiant. Welke aangevoerde motiven, gevoelens van deze en vordere aangetogene Regtsgeleerden, gefterkt door die in nojlns terminis * van Hem bvgeb ragte gevvvsd.-ns, zo van den Hove van Holland, en in cas d" appel van den Hogen Raad, als van den Raad van Savoyen fó&wFabro in Cod. Sab. Lib. 4. Tit. 24. Def. 1Ö1 Carpzov. P 2 Confi 30 Def. 5. in for 0 Saxonico mede beveiligd, en by Brunneman adL. 35. #. de Ufur. n. 3. insgelyksopgevolgd, quod fc ulteriores temporis ufurce indifiincte debentur , onzes eragtens, zeer verre furmonteren het fentiment van Scbrajfert, ten aanzien , van die in Veluwe gewilde, dog niet bewezene, particuliere ufance ofte praSvcq , die den.Heer Pandverweerder daar tegens poogd (taande te houden door een eigenwillige bepalinge, als ot daar toe die in fine d. n. 20. door voornoemden S. Fan Leeuwen gerequireerde extenfie der intercftiW Jolutionis ujque temporanodigwzs, daar denzelven alleen maar dezelve pro majori cautela tot amputatie van difpuiten opgeeft. Behalven, dat die dupiicale fuftenue, tegens deze Hollandiehe Regtsgeleerden, ex frequentiori negotiatione & inde majori nummorumcopiaprcefenti, meer in die, dan in de-Provincie van Gelderland plaatze hebbende, getrokken, zo weinig onderfcheid omtrent de verdre verfehulde intereffe kan maken; Als dat men in gevallen van natuir, als deze, waar van gene zekere wetten in het Graaffchap Zutphen gevonden worden, meer zou moeten letten op die gene, weike in deze Provincie, fchoon in een ander Quartier, als dat van Veluwe , ftand grypen, als op de gewoontens van Holland, volgens het Voorbengt van den Heer Schraffert voor zynen Codex Gelro-Zutphanicus Daar het nogtans aan een yeder, in onze Vaderlandfche His- ^ torien eenigzins ervaren, niet onbekend kan zyn, dat dit Craaffebap voormaals is geweeft een Provincie op zig zells, en algej Ll 3 zon-  270 Partis Quintje zonderd van de twee andre Quartieren, en dat das van de wetten l9' in die Quartieren , hare byzondre gcfchrevene ofte ongefchrevene gewoontens hebbende, tanquam a diffimilibus, tot deze Graaffchapfche niet kan gêargumenteert worden, gelyk anders, volgens zommigen, wel zou plaatz vinden, wanneer Statuiten , geen jus dijjimile hebbende, de loco ad locum, etiam pojihdbito Jure Romano, 20' zouden konnen gerefereert worden, uti ex Mevio ad Jus Lubec. door den eerjlen /Jdvifeur in zyne Foorreden, geplaatft voor het eerfle Deel van Deszelfs uitgegevene Confilia Juris Gelro-Zutphamei in fine fub Lit. a. in Notis aangetoond is. Waarom ook meergemelde SchraJJèrt Obferv.%21. n. 4. liever SI' inclineert, om, deficiënte Jure Rurali, zyn recours tot de Confiuetudines Metropolis, propter magnam inter Comitatus cif ejus Leges 42. affinitatem, te nemen, ad fimilitudinem Statuti Metropolis Ültrajeclince , quod etiam ruri, ten platten Lande, obtinere Curia cenfiuit.v. Radelant Decifi. 117. ab Ipfio ibid. cum add. Goris ^.Adverfi. 1. n. 3. in Annot. citat. Quibus addendus Cravetta de Antiq. Temp. P. 4. Seïï. 1. nn. 53. cif 54- aangehaald by Coren Obf. 32.275 alleg. n. 23. 32. quod fic confuetudo Civitatis etiam extendatur ad Comitatum, ni- ' fi in Ulo effet propria confuetudo. v. Rodenburg de Jure Conjug. in Pralim. Tit. 4. Part. /liter. Se cl. An jus Be. n. 11. cjf Nederl. Advysb. 4. D. Confi. 35. in terminis. En niet zonder bekende redenen, nadien zelfs de kleinre, ofte kleine Steden , aldus van de Hoofdftad Zutphen niet alleen byden Ferbondsbrief der vier Quartieren des Furftendoms Gelre en Graaft 24- fthaps-Zutphen van den jare 1499. maar ookby 't Landregt dezes Graaf fchaps Tit. 10. Art. 3. cif Til. 13. Art. 3. onderfcheiden, oudtyds, en nog, immers zommigen , gewoon, ja zelfs verpligt waren, te Zutphen ten Hofvaart te gaan, om aldaar van Burgemeefteren en Schepenen der Hoofdftad over die voor Hunne Banken voldongene proceduren fententie te verzoeken. Gelyk het mede zeer apparent is, dat,ter navolgingevanve2r le uitheimfchen, welke de.Magiftraat van Zutphen in zware en ' twyffelagtige zaken geconfuleert hebben, de inheimfche en LandGerigten dezes Graaffchaps in die vorige troubelen, die het Land ont-  C o N s. XXIV. 271 ontrufteden, en als in een gedurigen oorlog hielden, meerendeels gecompofeert uit militaire Leden , geene Regtsgeleerden zynde , zig beleert hebben gehad by de Raden en Minifters van den Vorft, in deze zyne Hoofdftad refiderende, cum id, quod uni Reipublicce falutareejl, aliis quoque optime convenire queat. v. Leyfer. in fuis Medit. ad. ff Tom. 1. Spec. 5. de Origine^ Juris Med. 1. \xh\ egregie de modo petcndi Leges a Grcecis differit, & feqq. Medit. exemplis iiluftrat. Daar in tegendeel dc Gerigts-banken in de Quartieren Nymegen en Velwèe , uit andre en meer Leden, zelfs van de Rege- 26» ringe, beftaande, buiten ingenomen advys van Regtsgeleerden, konnen wyzen, terwyl die van dit Graaffchap verpligt zyn, zulks intenemen , en met derzelver decifoir advys over alle contentieufe zaken, zo wel in exceptivis, als in principali caufa , in contradiclorio judicio geventileert, ofte in contumaciam gegaan, regt te doen. Dewyl nu dit geval alhier in quaeftie niet by 't Landregt dezes Graaf fchaps , maar by 't Municipaal Statuit der Hoofdftad 27, Zutphen met deze nadrukkelyke woorden gedecideertis, Tit. 23. Art. uit. dat „ van. alle obligatien endehandfchriften, waar inne „ maar een jaar rente explicitè vel implicite is geftipuleert , die „ gemelte rente tot de effective betalinge van de capitaien zal „ voldaan worden „ zo hebben wylvermeind, dat het zelve 'ex Lege Metropolis heeft moeten gedetermineert, en daar toe dezelve door ons ex officio met applicatie gêallegeert worden. Zonder, dat daar aan eenige veranderinge kan geven, die daar over by den Heer Pandverweerder gemaakte reftrictie van de 28. bedongene rente tot zekere korte tyd, ofte, gelyk by even aangeroerd Stadregt, tot een laar , doordien het onderfcheid van een bepaalde ofte onbepaalde tyd niet wegneemt die hier vorens betoogde verpligtinge van betalinge der beloofde rente tot de reftitutie van 't kapitaal, omdat, of fchoon doorgaans de kapitalen voor een jaar opgenomen, en daar van intereflen beloofd zyn, dezelve egter mede van de zulke, welke men voor een mindre tyd ofte op maandgeld negotieert, verfchuld worden, wyl de idcntitasratio- nis  m P 4 ï ï t ! QuINTA « in alle dezegevallen de fnhum emergens, tot de tyd van erleggn ge der geneg Sen «censerende, hare »PP^« ^ tehebben, dat Hier mede agten wy ten ^^^^Axx^^^ Daar dit ons advys, met kraS"&pp3rs„ekerden ■ en in 't by- jaar intereft, en particuliere coutomewn Anu 30. de, daar en ^enden^ fori waren,go ^dtMm Mynüng. C«*. » «^rlM^^ gegeven «fc»* ^SjSfe «gen. ^-^Öde&ers 1 Gelyk in ditque&euze cas nogtans vo gens^ onder eede aangebodene aiTertie , by « £n Andwoord niet 31. fchied, en by den ^^^^^^^fteerontkend is, wanneer by f^f^^L \Jt aantedringen , door welke lehrüteiyKe , QU& «vrjiratie van den Aicmjtimnim mZf£ , Z!<. ai Duif. Frif.  Cons XXIV. *75 perfona, cui debetur reverentia, per Magon. ibid. Ex re enimmora propter manifefilam eequitatem ipfo jure ac fob ^ temporis decurfu, fine ulla creditoris interpellatione ,committitur ,arg. L. iS.ff. de Ufur. tfFruït. 't Welk ofwel in traditionefundi evifti pojilapfum termini, folutioni prafixi, gezegd word, plaatze te hebben, zo vind dezewff 34nogtans zyne toepaiïinge op dit cas, daar den crediteur zyn interelfe zo wel, als een verkoper zyn geld, na den beftemden tyd, komt te rniffen , welke alleen de impulfive reden is , die inboncefidei negotiis, quibus ex eo tempore, quo alteri quid obefifeccepit, tamratione lucri ceffmtis, quam damni emergentis, mora inducitur, plaatze heeft, arg. L. 19. §. 4. ff. de Negot. Gejïis. Tot betalinge van welke interelTen wy den Heer Panverweerder hebben moeten verklaren fchuldig te zyn. Niet alleen om boven en behalven die tot dit fubjeéte cas ge- 35. appliceerde redenen, maar ook, dat, volgens het unanime fentiment van eenige Hoogduitfche Regtsgeleerden, tegens andren de interelfen a die numerationis verfchuldigd houdende , dezelve ten minfien willen hebben voldaan ex promiffione, welke den debiteur ex lapfiu diei mede van zelfs buiten interpellatie in mora komt te (tellen , gelyk deze difcrepante gevoelens , in 't begin van onze advysredenen aangeroerd, breedvoerig gedifcutieert en . onder andre Doctoren te vinden zyn by Scbilterus Exerc. ad ff. Exc. ■> 22. §§. 3 —-11. en andere diflentïerende Doctoren, aidaar aangehaald, en nader mede by Leyferus Med. ad ff. Sp. 130. Med. 3. £f 4. waar toe wy ons kortheids halven gedragen, als mede toe de deftige redeneringen, welke voornoemde Scbilterus Exc .d. 22. „ §§• 5- fif/f??- maxime §§. 14. 15. 47- 4$-&52- over de voldoeninge der interelfen tot erleggingedes kapitaals toe, binten eenige interpellatie, fecundum naturam mutui, ex aiquitatenaturali verfchuïd, komt aan te voeren. Om welke en meer andere redenen wy ons verpligt gevonden ■ hebben, die fub Lit. E.\&N°. i°.by 't kapitaal gëofiereerde rentevan twee maanden tot den 29. July 1752. ad eenengulden te moeten difavoueren, en den Pandverweerder te condemneren, Mm om  £74 P i K T I 5 Q 1 I N T JE om dezelve te voldoen, tot dat 't kapitaal.werkelyk zal erlegt zyn. Eindelyk hebben wy geoordeeld, dat de koften dezer procedure, om de verfchillende gevoelens van deze en geene Dofto. ren , alhoewel ter dezer zake en in dit ons. Graaffchap niet,aapneem lyk, behoorden gecompenfeert, dog den Heer Pandverweerder in" de koften van d' Advys- en Ordeldragers gelden gccondemneert te worden, om dat zyn Hoogwelgeboren , by. het ter dezêr pandprocedure tot het einde toe geforccert fentiment volhard , gefuccumbeert, en oorzake tot die nakoften van decifie gegeven hebbende, daar van niet te excuferen is ; te minder, daar by een volflagene compenfatie den Pandeifcher , tnumpherende," fchade zoude lyden. XXV. ADVYS DECISOIR. De Collationibus. I. Of een Zoon verpligt is, in den gemeenen boedel te confereren penningen, door de Ouders voor een aangekogt ampt betaald? word alhier negativè, dog met dillinótie, gedecideert inter II. Officia venalia & non venalia. S U M M A R I A. I. y. f~\fficia, qua funt venalia I & ad heredes tranfitoria, eollationi fubjacent, gelyk als I een aangekogte prcebende ofte vanc-nicaat v. n, 12. 2. 4. Dog, welke van die nature ( gelyk voor 't grootfte gedeelte in'deze Provinciën bevonden worden ) niet zyn, worden ook I niet geconfereert, propter one1 r«  Co we. XXV. ijg Qczien , gelezen en gëexamineert by ons ondergefchrevene ^Regtsgeleerden 'tproces, voor den Edelen en Agtbaren Gëngte der Stad en Vryheid van Maasbommel geventileert, ir zake vanbezaathen ontzaath tuffen de Kinderen van wylen den Pigtèr Jan Sto,y en Gereken Poft, gewezene Eheiuiden, tegens haren Hoeder, den Secretaris Willem Story, zouden wy , indien wy Rigters waren, daar in wyzen, als volgd; Jn zake van bezaethe en ontzathe, voor den Ed. en Agtbaren Gerigte der Stad en Vryheid van Maasbommel ongedecideert hangendetuffen Jan Story, Andreas Wilhelmus LodLs, als in huwelyk hebbende Francina Story, mitsgaders Steven Story , KinMm 2 - dc.rcn r« aigmtans, nonJolum de Am- > demicis, fed etiam de qüibusvis' dignitatibus n. 8. I 3. Qjwd exemplo militice, fc. civi-1 iis,qm eft in commercio,proba- i tur. r 6. In hoe verre de Franfche Domoren voor de cnlhtie fcvn ? 9. Officium non tranjmmbiïê, 'd patre emptnm , £? cum venia Principis fdio refignuluin, non conjertur. 10. Schoon dusdancn officie een jaarlykfchegog-eopbrengt, omredenen nn. 11. & 23. -13. Hoedanig Voet ënWaffenaer, omtrent deze materie van collatie , te verftaan zyn ? v. b. £? d. n. 11. 14. 15. De collatie, als zvnde odieus, is niet extenfibel, dan daar dezelve uitdrukkelyk , legis dijpofitione, vel voluntatepa- > tris expreJJa,Jeu tacita, gelaft is, ' waar van z. nn. 17. 18. £f 19. 16. Het contrair advys van zom¬ mige Doftoren, gefundeert op byzondere locale wetten ofte gewoontens, obfteert niet aan de voorfz. diftincrie inter munera venalia & mto venalia. 17. 18. 19. Alhgantttr Sttituta «, qua tantum in 9- Kinderen moeten profiteren uit den ouderiyken boedel voor 'c geen.zy door arbeid tot deszelfs vermeerderinge hebben toegebragt. 50. Liberi, heredes parentum, factum eorum , quamvis legibus improbatum, prceftare tenentur.  i?6 Part is Quinto deren van wylen den Rigter Jan Story en Gerreken Pojl, in Ie. ven Eheluiden, Aanleggeren ter eenre, ende haren Broeder, den Secretaris Willem Story, Verweerder ter anderen zyden. Gezien, gelezen en gëexamineert de aciens van bezathe en ontzathe refpeftive van den 10. Auguftus en 20. September des voorleden jaars 1747, met die daar op gevolgde Aanfprake en Andwoord cum annexis fub Litt. A. B. C. & D. & NN». 1°. 2°. é? 3Ü- voorts de Replycq en Duplycq, beide naakt en bloot, en'gelettet op alle 'tgeene, waarop in dezen te letten ftonde: Welgemelten Gerigte, doende regt, verklaard de Impetranten in haren Eifch en Conclufie niet te zyn ontfankelyk, nogte gefundeert: Den Gedaagde daar van abfolverende, en overzulks verftaande,daar voor een kwade bezathe gedaan, en een goede ontzathe daar tegens ondernomen te zyn , met compenfatie van koften. Aldus by ons ondergefchrevene gëadvifeert 'binnen Zutphen den 4. November 1748. J. SCHOMAKER. BH. CAR. SCHOMAKER. Rationes decidendi. Wy hebben, by examinatie der proces-aften, bevonden, dat het daar by geventileerde difpuit hoofdzakelyk beftaat m deze vrage „ of namenlyk den Gedaagde gehouden is geweeft , „ in collatie te brengen zodane penningen , als dewelke des„' zelfs Moeder, tot bekominge van 't Secretariaat van Maas„ bommel uit den gemeenen boedel voor denzelven heeft gëex„ pendeert, of niet? Waaromtrent wy hebben vermeind, de negative te moeten am- piefteren. Tot welkers adftruftie wy ons niet zo zeer zullen ophouden, ©m te onderzoeken, of en hoe verre den aankoop derampten, en dien-  C o n s. XXV. *77 dienvolgende mede van dit Secretariaat tegens de Plakaten dezer Landen ftrydig, en dus geoorloofd is geweeft, ten dien einde namenlyk, dat daaromtrent aclie zoude competeren: Alzo het by Parthyen in confeffo, funften ook notoir is, dat opgemelde Secretariaat zal komen te extingueren met de dood van Gedaagde; zonder, dat deszelfs Weduwe, Kinderen ofte Erfgenamen na dien tyd eenig voordeel daarvan zullen kunnen genieten, veel min dat dit ampt wederom zal kunnen ofte mogen verkogt worden. Nu is het in jure kennelyk, dat, fchoon welofficien en ampten,. qua; funt venalia cif ad heeredem tranfttoria, worden geconfereert, r. egter het tegendeel word geftatueert omtrent de zodane, dewelke van die natuire niet zyn, en voor 't grootfte gedeelte in deze Provinciën worden gevonden ; Waar omtrent decifoir is de L. 30. §. 2. C. delno-ffic. Tefiam. g &ibid. Wiffenbach in Comm. d. 1. het zelve al medeinhasrerende in Comm. ad ff. Tit. de Collation. Bonor. P. 2. Difp. 12. Tb. 1. §. 11. Alwaar hy notanter en in 't generaal wel aanmerkt, quodmili- „ tia,fc. civilis,pecunia patris empta, collationiefi obnoxia, dogimmediaat daar op laat volgen, nempe ejusmodi militia, qux eft- in commercio, aut in heredem tranfmiffibilis', cif qua; in legitimam imputatur. Zal nu een ampt moeten geconfidereert worden, als een ef- . fecl: van den boedel, waar van 't genot , gelyk van andere goederen, tot de erfgenamen overgaat; ita, ut non minus in bonis fit, quam immobilia , reditus cifc daar het andere daar onder niet Zal kunnen gerekend worden, als cum perfona milïtantisextinguerende, zo vereifcht de redelykheid ook, dat daarom het eene in legitimam gëimputeert worde, en het andere niet. Argentr. ad Conf Britan. Art. 526. n. 4. cif «Stryck. deSucceff. ab Intefil. Diff. 11. Cap. 3. §.4. Waar by accedeert, dat dusdane ofBcien, als dit in quaeftie, waar van de meefte emolumenten provenierenvan die, daarvan ^" dependerende,moeyte en arbeid, dies te minder, propter enera Mm 3 digni-  a78 Part is Q u i n t je dignitaüs, collatie fubject zyn. z. Lauterbach in Coll. Theor. PraEt. Ub. 37. Tit. 6. §. 15. Cui jungatur S. Van Leeuwen Cenf. Forenfi.P.i.Lib.3. Cap. i^.de Defiend. Succeff.n. 18. dewelke, zeer applicabel op dit geval, zig .ter beandvvoordinge dezer quaeftie, al mede voorfteld, en aldaar , na voorgaande al legatie der fen6. timenten van eenige Franfche Dotteren, voor decollatiezynde, fc. refpeclu eorum mnnerum, dc quibus poft mortem fiiii aliquid reale fupereffe potcji, q-talia in in Gallia p'eraque funt, verv olgens tradeert : Quod fi immus fit quidem honorab'fa , fied viciffim onus quoddam f' mnexum habet, quod filius fier re tenetur , fic ut nee commodi , aut queefilus qukqwm ad heeredes fiuos ex eo tranfi'nittere poffit, non ccnferendum. Dierhalven , dat alle deze eenparige regtstraditien , in voe8. gen,als voorfchreven, imer officia, ad hesredes transmifforia , & non venalia diftinguerende , niet alleen te verftaan zyn de dignitatibus Academicis , als die van Licentiaat , Doctoraat, enz. dewelke door ftudie worden verkregen, maar generaliter de quibusvis dignitatïbus. Muller in Addit. ad Struv. Syntagm. Jur. Civ. Ub. 37. 'Fit. 6. §. 30. Litt. e. Barry de Succeff. Lib. 14. Tit. 4. n. 19. Avora Tr. de Partit. P. 1. Cap. 3. «. 25- &f P- I8n. 58. & Alv. Valasc. in Pr. Partit. & Callat. Cap. 13. n. 174. Welke exemptie van collatie der penningen, pro hujusmodi officio , non transmiffibili , gëerogeert, ook zo favorabel geoordeeld 9- is in fiuprema Curia Lu fitanice, referente, attümen diffentientc ,ejusdemSenatore, prcel. Valasco d. Cap. n. 72. leerende, quod officium non confertur , nee imputatur, fi pater id merk fibi, cj? poftea . impetraverit a Principe, ut id refignaret fuo filio , quafi magis ex gratia £f largitione Principis ifio cafu pxocefferit, quam è patre. By alle welke wyook geenzins hebben kunnen bevinden, dat de collatie zou plaatze gegeven worden, indien een officie, fchoon ' niet trqnfrmffibel ofte verkoopbaar, egter eenige gage jaarlyks zou opbrengen," zo *ls de Impetranten voorgeven, metallegatievan Voet ad ff. Tit. de Collatitm. n. 20. en Waffenaar Pract. Judic. Kap. 11. n. 58. * Want, T' mnexum habet, quod filius fer re tenetur, fic ut nee commodi , aut queefilus quicquam ad heeredes ftws ex eo tumjnattere pojjit, non ccnferendum. Dierhalven , dat alle deze eenparige regtstraditien , m voe8. gen,als voorfchreven, imer officia, ad hesredes transmifforia , & non venalia diftinguerende, niet alleen te verftaan zyn de dignita-  C o n s. XXV. 279 Want, hehaiv.-ïn dat, buiten de gradus'Doêoratus en andere* diergeiyke honorabele officien, hier te Lande genoegzaam geene ampten zullen gevonden worden, óf dezelve hebben altoos-, 'tzy uit hoofde van traktementen, ofte emolumenten, eenige jaarlykfche* gage ofte voordeel ,. zo is. dit ook-niet bewezen; Geconfi'dereert k HecrVuct d.l in geenen deele deze nieuwe, uitzonderinge affirmeert, maar, conform de.gemeene practycq, IJ'almede dlftingueert, als boven gemeld is, daar toe alfegerende fc. valer ea, qacevendi pojfunt&c. den aankoop van een prcebende ofte canonicaat, in tegenfteliinge van de andere digniteit-en , uti-12 NB: inter alfa bonor Licentice & Dottoratus , qua; venditior.emnon ' recipiunt, zonder zulks alleen contra a/legatcedijfinclionis rationem op dusdane digniteiten te willen bepalen. - ; Even gelyk ook deze nadere bepalinge gantfch niet te vinden is by Waffénaar ter geciteerder plaatzy als dewelke de jaarlyk- I3fche gage zekerlyk verftaat, aan de Weduwe ofte Erfgenamen van een Officiant overteblyven. In tegendeel mili'teren dezelve alie voor den Gedaagde, voornamenlyk mede, alzo de Impetranten , volgens dit verkeerd begrip, dan ook hadden moeten concluderen, niet tot collatie van die voor» deze Secretarie door de Móeder uitgefchotene penningen, maar alleen tot zodane fomme , als dit officie , tydes van des Moeders dood, weder haddén kunnen verkogt worden , per DD. all. Terwyl nu daar en boven de collatie is odieus, en niet mag '{» gëextendeert worden; Nifi primo expreffa legis difpofitione. Harprecht Conf. Tubing. Vol. 4. Conf. 58. nn. 44. cif feqq. I5 1 Aut fecundo voluntate patris, tam expreffa, quam tacita. Schomak. Conf. Gelro-Zutphan. P. 2. Conf. 40. n. 37. Zo hebben wy even daarom den Gedaagde dies te minder tot deze collatie kunnen condemneren , fchoon ook Barry ftpral j Tit. 4. in fin. n. 16. uit Loifeau, Louet cjfc. en Valascus d. Cap. 13. ■tin. 64. &feqq. hebbengefoutcneert, quodhodiepecunia,pro officio^ ttiam non venali , a patri filio data, confertur. Omdat derzelver redeneringe , en wel- van de r-.vce eerfie,1 ^ ■rtluctante etiam Papon. Lib. ibid. eit. 21. Tit. 7. Art. 10. op de Couftu-  28ö PARTIS QüiNTA Couftumen in Regno Francia, en van den derden ap de wetjes, TRegZlafitani vigerende, gefundeerds, welke met ter deci-, fte in4byzonder, mlar alleen in't algemeen op de voorfz. hier te. Lande aangenomene diftinclie, inter munera venalia & non venaiia moet eereflecleert worden; ^ EnweUe meerder in dezen, betreffende het ^.• P- 3- ^nj. 43Alleenlyk vinde ik van deze fucceffie uitgefloten dsKloppenbj 3I' het Placaat van den 2. September 1640. Art. 6. gmhaereert by  C o n s. XXVI. 293 de fucceflïve Placaten van den 24. July 1651. Art. 6. van den 31. Oftober 1655. en van den 24. Maart 1681. Art. 6. voorts 32. gecorroboreert by fententie reform atoir van den Hove Provinciaal van Gelderland, op den 5.February 1716. in cas d'appel in zake van IfabelJa De Cocq, Weduwe van den Collonel Ramaker, en MargritaDe Cocq, Weduwe van den Bürgerneefter De Ruuck,aïs Appellanten, en Ifabella van Ingenbous, als Geappelleerde, ergaan; Aan dewelke dan ook niet toegelaten word over hare goedrèn te „, disponeren, gelyk de Landfchap,na voorgaande advys van den Hove Provinciaal, op den 13. October 1731. het verzoek van zekere Kloppe ofte Qiiefel, tot Wichen onder 'tRyk van Nymegen woonagtig „ om over hare natelatene goedren by teftament onder „ hare bloedvrienden te mogen disponeren, metexclufievan alle „ andere „ heeft algeflagen. Dan terwyl het bezwaarlyk te bewyzen valt, dat een jonge Roomfche dogter een Kloppe zy , omdat, zo ik onderrigt ben, 34in geen zeker order aangenomen ofte geprofefty t worden, nog ook votum caftitatis doen, ais zynde aan dezelve hethuvvelyk niet verboden , zo begrypt de Heer Raadsheer D. Hamer fier, by zyne wel uitgewrogte Aanmerkingen over de Ordonnantiën van Friesland 1. D. 1. Boek Til. 17. Art. 1. mede een Kloppe zodanig eene te zyn,, welke voor eenordinaris Predikheer en Direcleurharepro„ feifie gedaan heeft, en tot haar leven toe by die order en bui„ ten 't Kloofter verbleven is. Invoegen de Zoon, fchoon geeftelyk en ivereldfch Priefler zynde, eVenswel mede tot zyne ouderiyken boedel admiffibel is, alhoewel daar over, nog naar welgevallen, nog tuften zyne naafle bloedvet -wanten, zo en als het de Leeken ofte Wereldlyken, naar Land- ofte Stadregten , toegelaten is, zal mogen disponeren. Het welk alzo 't tweede Lid, hier boven by het tweede OuariPur, ten fine van eene nadre betoginge, voorgefteld, betreft, zo zou 35' ik, onder verbeteringe, van gevoelen zyn, „ dat aan de Geefle,, lyken by Placaten dezer Landen alle dispofitien benomen, en „ daar by , ter navolginge van tugtenaars,verftaan is, dat die „ aangeërfde goedren moeten komen en uiterven aan en op die geene>  294 Partis Quint/e „ geene , welke ten tyde van aflyvigheid der Geeflelyke perzo„ nen dat naafle bloed en erven zyn,, zoen als by 't Stadregt cit. Tit. 31. Art. 11. omtrent de aangeërfde gerede goedren mede geftatueert is. Offchoon nu by 't vorens aangetogen Landregt Tit. 17. Art. 7. in den jare 1604. g'arrefteert,de difpofitie,in voegen, alsby den vorigen 13. Titel Art. 1. omtrent zekere gedeeltens, edog, met opzigt tot de Geeftelykcn, tuften hare naafle bloedverwanten was vrygefteld, en die faculteit by de Landfchap don 20. Maart .1672. aan den wereldlyken Priefler, Arnold De Raat, mede toegeftaan, volgens myn advys all. P. 3. Conf. 52. n. 19. Zo word by 't Placaat van den 20. Maart 1624. om die aldaar aau36. gehaalde proocmiale drangredenen en oorzaken nogtans gëinterdiceert en verboden „ aan alle gepretendeerde geeflelyke perzonen, „ ofte die zig in religieufe Sociëteiten, Sodaliteiten, Fraterniteiten, of „ wat namen zodanige Conventiculcn anders hadden, begevenheb„ ben, ofte begeven mogten , het verkopen, vervreemden, ver„ willelen, overdragen, verpanden, bezwaren ofte difponeren „ van hare goedren, in welker manieren en voegen dat ookzol„ de konnen ofte mogen gefchieden, en wel fub pcena nullitatis. Vermits nu aan alle zoorten van Geeflelyke perzonen daar by 37- allerhande difpofitie verboden word, zo moet niemand tegens de intentie van den Wetgever het woordjen ofte capteren, als of 't zelve disjuncl'ne, en niet conjuniïive aldaar zou te verftaan zyn ; Daar nogtans , fchoon de perfonele qifaliteit van die aldaar genoemde Geejlelyken, in zeker opzigt tot hunne ftaten,verfchillen, hetgerefolveerde omtrent de eene en de andere egter zyne relatie moet hebben, z. Everhard. in Loc. a Natur. Altern. ic8. n. 8. Als zynde het uit de L. 53. ff. de V. S. £? L. 4. C. de V. & R. S. eene bekende zake, quodconjuncla pro disjunciis & disjunclapro conjun■ ' ctisf&pe acdfjantur', aiwaar7ditmet exempelen gëilluftreert word. Want de wereldlyke Prleïters, als particuliere Geejlelyken, aangemerkt, konnen niet goordeeld worden, by dat Placaat in 't ftuk van dispofitie van anderen, als Klooflerluiden, te diftereren, omdat alle de Roomfche Priefters voor.d'admiflietot den Gee- ftelyken  C O N s. XXVI. 295 telyken ftaat en oeffeninge van den openbaren Godsdienft worden géordent, en verpligt, aan haren Superieur te doen een gelofte ofte votum caftitatis ci? obediënties. En om allen zwymel hier omtrent weg ^ nemen,zal genoeg zyn het decifoir Placaat Man den 31. Oclober 1655. alwaar met betrekkinge tot kindren „ die haar tot eenigen, Geejlelyken ftaat „ zullen hebben begeven ,'en binnen of buiten dezen Furften- 39„ dom en Graaffchap wonende of refideren „ hifce verbis word geftatueert,, dat,de goedren of erfportie„van hare oudersgeko„ men, uit kragte van dezen zullen fubjecl wezen, om na der voer„ fcbreven kinderen dood te komen aan derzelver naafte vrienden en „ erfgenamen ab intejiato. Gelyk eén diergelyk Placaat van 1655. te vinden by Van Zurck in Cod.Batav.d.voc.§§. iQ."t zelve mede in Holland en de Generaliteit verbied, en wel „ dat het goed der kinderen , die zig „ binnen of buiten 's Lands tot den genaamden Geejlelyken ftaat „ begeven, na de dood derzelve aan hunne naafte vrienden ab ,, intejiato komen moet. Alwaar §. 20. uit kragt van 't genoemde Placaat wyders word gelaft „dat die gëinftitueerde Erfgenamen, Legajariffen of Donata- 4o> „ riffen, of heimelyk Gebeneficeerden of Gëinftitueerde aan de er„ ven ab intejiato, ook als zy ter zaken van dien litigeren, opregte „ vifie en copy authentyk van alle zulke makingen en difpofitien ge„ ven, en inventaris leveren moeten van alle de goederen en pa„ pieren, boeken, brieven en munimenten, met beëdigde verkla, „ ring, van niet agter te houden, of ter quader trouw weerloos ge„ worden te zyn, op poene van infamie en veelvoudige reftitutie. Dat het Landelyk verbod van dispofitie over erfgoedren alle Geejlelyken zonder onderfcheid raakt, word mede beveiligd uit eene nadre refolutie, by haar Edele Mogende, de Heeren Staten dezer 4rProvincie, den 24. Oclober 1708. op requefte van de Broeder en Zufter van de twee Gebroeders Gerhard en Ignatius Fredricus Roelof fen, beide geeftelykegè'ordenteperzonen, genomen, waar by aan dezelve, gelyk voormaals aan den wereldlyken Priefter, Arnold De Raat, is toegeftaan „ om ,fi velint, by gifte onder de levendigen , in „ behoef  4p6 PartisQuinta behoef van die Supplianten, of van die geene, zo na haar dood de " S£r/««fl»n«vandezelvezouden konnen wezen, en verders » Iti te mogen disponeren; mits, dat geene Geeflelyke perzo" ZlCcnTnlnenhooflers, direftelyk of indire$elyk daar " van vets acquireren, ende de bloedvrienden alzo vernadeeld. " Een onwederfprekelyk bewys van't vorens gezegde, doordien, wanneer het aan de wereldlyke Priefters ,pJo jure gepermitteert was, over hare goederen te disponeren, zo zou het met nodig geweeft zyn, daar over confent en pctrooyvan den bouverem te VerDogkhoe bezwaarl vk daar toe oclrooy en dispenfatie over deze prohubitivealgemeeneLandvvet, alle Geeftelyken «nfiuitende, 42. Sn de Heerén Statcn verkre§en word' kan t0t mf rd,reC? " Sarie van d t myn geadvhecrde laaftelyk dienen, hoe dat Haar EderM^ende op den 17. Oclober i7»7- hebben argefiagen gehad eenverzoek, door denHeer GojewmusArnoldus Tan Èuyrdnk, Praek tot Cranenborg, gedaan, dewelke voor geen gêordentperzoon, maarniet anders,immers met vorder.,dan voor een wereldlyk Priefler konde geconfidereert worden Waaromtrent zeer opmerkelyk is, dat de Heeren van den Hove by Hun advys dien aangaande zeggen,, dat Zy, hier op hebbende 43- nagezien vorige Placaten, refolutien en Ordonnansen, tegens het tefteren el disponeren van Geeflelyke perzonen genomen hadden bevonden., dat daar by inhet generaal aan alle Geefllyke perzonen uitdrukkelyk was gëinterdiceert en verooden te dis„ poneren van hare goedren, in welken voegen het ook zoude „ mogen gefchieden. Aldus géadvifeert binnen Zutphen den 14. July 175J. J. SCHOMAKER. XXVII.  C o n s. XXVII. XXVII. ADVYS INSTRUCTOIR. Of en in hoe verre de Roomfcb-KathoJycqm Armen , ten aanzien van de goederen, in het Graaflchap Zutphen gelegen , hebben tejlamenti fallionem pajfivam? S U M M A R I A. r. Y^emand, geene erfgenamen - in d' op- ofte afftygende linie hebbende, kan, naar Landregten des Graaffchaps Zutphen, over de balfficbeid zyner goederen, aldaar gelegen, telleren. 2. Die weder balf/c jeid word geconfidereert, als de legitimaftatutaria , welke d' erfgenamen , fine ullo onere legati aut fideicommiffi , competeert. 3. Of deKatbolycque Armen by teftament met deze balffcheid'hebben mogen gebeneficeert worden P daar over zyn het de Regtsgeleerden niet eens. 4. "Ten dien einde worden de refpettivc en fucceflive Placaten van Gelderland en Holland gëexamineert ; j. 29. Gëcxpliccert , cn genoegzaam conform bevonden. 6. 31. De redeneringe van 'teen tot liet ander Placaat, wanneer 't oude by 't nieuwe in eenige poincten gëaltereert word, is niet aanneemlyk. 7. 9. Wat met het verbod van maken en geven aan Kloofters ofte andere Roomfche Gejlicbten by s'Lands Placaten bedoeld word? v. h. nn. late & ratt. nn. 10. 15. ê? 26. 8. Over de fucceflic der Geejlelyken v. remijfive. 11. Dit verbod is niet op wereldlyke, ofte gemeene en buis armen, maar op geeflelyke tocpaffelyk. 12. Wat door de dode hand verftaan word ? 13.18. Goederen komeninmanum mortuam buiten prasallabel confent van de Staten dezer Provincie ; En zyn derhalven de litterce amortszationis van den Vorft in Belgio Fosderato niet nodig : Contrair in Vrankryk , Spanjen enz. n. 19. 14. Armen, aan welke eenige onroerende goederen gemaakt zyn, moeten zonder onderfcheid daar van den impoft betalen. ' 15. Gods-en Armenhuizen mogen, om finantiele en politvcque re- Pp.. 1 de-  2p8 Partis Quist/e Cafus-pofitie. A, wonende in het Hertogdom Kleve , inftitueert by teftament , naar de Klevifche regten in allen opzigten valide en dngtig, tot univerfele Erfgenamen de Katholyque Armen tot W. en G. mede in Kleefsiand , zo als ex claufula concernente tefilamenti hier by breder te vernemen. Alzo nu A. eenige immobile goederen en thiendens heeft nagelaten, dewelke in de Graaffchap Zutphen gelegen, en door den Teftateur ofte deszelfs Voorouders met eenige obligatien gerig'telyk bezwaard zyn; Qujf• ƒƒ l8 Reb. Mobil. tJ Immob. Cap. i7. n. 5. msgelyks om diezedfd re- 18, denen van ons fentiment te zyn, dat in Belgio Fcedeiato geene Uitere amortizationis van denVorfl, zo en als in Vrankryk, Spangien en elders , alwaar dezelve, naar'tverhaal vm Boehmeiall IJ>' Sece tj Cap §. 131. wel het meefl en voornamenlyk m gebruik ZYn', vooral'behoeven gëimpetreert te worden,cumatt •f'-Ug' plftrema ratio, quia in nofiris ceffat ditionibus nihil etiam impedit , \L minus quis Ecclefice, Orphanotrophio, Difpenfatoribus eleemofy-  C o n s. XXVII. 3QS ■norm, fua relinqmt titra licentm litteras, five fmint immobilia, ftve mobilia, met renvoy tot een groot regifter van Doctoren , over deze materie aldaar gëailegeert. Gevende geene veranderinge, nog eenige prejudicie aan dit teftament, dat den Teftateur A. de directie aan het Kapittei van 2XÏÏ^Z^ÏÏiï™> , ^ttnSn^enen wyni« alieen op ^ede maar «Uk Chrittelyke gronden van b™»f^>vS den Apohel PaA» Want , oMoon , naar de ve—ge varen J aan de Gatera Kaf. 6. «. 1°. men w j^ Kantteke- 15. ftrekte tot een godvrugtig gebruken emde, te^o * ^ 5 van noodlydende en eindigen Zie daar ove ^ verfcheide voor beelden ^ geval ^n wat J J 40. waar nn. 41- 4*- dlt zel™,e JT" ^expliceert bevonden , Odober 1655. - jX»Mt"ïïSddgS ,w)Myb en gezegd word , dat hetzeir egedaan hebben, „ zynde de-zulke , weil« wnf & totdevor- „ en in *k« "*Vf >, abfrerben htptsct memer €,i*ecutoten Dirigeren / Uiie eg ri mftfytm/ ja§riic$!8 atteffteren/too btp abtt Do* sefö fcefse Pïjkk m Rector 5u uiïD Dag fdtóge tidp j, t:g 0efci)ee»/ atftïjaben/ aucb wie-, und 'weUcj gejh'tjhi ,, ckc-au: h an wem gef heen, verzeichnen, und die fpecificatim an ,, das Capitulum zuJV. fahrlicbs von ibnen unterfebrieben einfenden ,, folie, fo dan foll aucb gedachtes Capitulum einen Aclrniniftr'atorefh „ der güter beflellen , welcher jahrlichs vor daffelbe die rechnung „ ablegcn enz. Invoegen wy het voor alsr nog daar voor zouden houden, dat met deze en diergelyke difpofitien, onder voorwendzel van armoede , alhier geene fimulate donatfe ter beneficeringe van de Roomfche' 'Katbolycque Geeftelykheid, nog hare Kloofters, Geftichten ofte Godshuizen, om zig met de goederen van de Leeken te verryken, kan geprsefumeert worden beoogd te zyn. Hier mede overgaande tot folutie van het tweede Ouceritur , zouden wy van gedagten zyn, dat die perzonele Obligatien, hebbende adjeclam hypothecam tot meerder fecuriteit der genegotieerde penningen, moeten komen tot lafte van den Debiteur en zy-  4. . i jan TVfl-arenr A zonder, dat dezelve, zynen boedel, m dezen den7^^^°^ hetbekend reëel zynde, partem fundi konnen ™^ omonderfcheid taffen hypothecaire obhgtfjen « tondig en breedvoerig beoogd * 301-304. als dezer Landfchap van den 26. Apnl 174Ó ^ Waar toe wy (om die ge«gdens lun eiibelleerde refereren en daar fjf^j^; ffiet Jer de claffe 35- Obligatien niet -ex^!!ni^%^gehTa& worden, alzo in der rëele en immobile go^^^^^„detypotheecq, als een tegendeel wederom d Obligatien, hlu jr perzonele accejforium majoris fecuntatis gram onder d e van P en mobile mogen begrepen ^^^^ natuur, 't'zyrêby dit tweede Queritur met uitge"^an Teftateurs Zutphen. efe.ofte perfonele dezelve zy\^J^^ worden gëoorfcbe goedren geveftigd dus ÓAtmctery ^ ?_ deelcI, zo en als alleg. loc ^f^^Zfuet. VianenfiRubr. A Van Der Muelen in Annot. ad Stat. er Wi" ■> 3.'^rt 1. SS- i- » 3- Ö1 4- Aldus , falvo femper M^Jf^J^. advifeert binnen Zutphen den 2.L>ecem ber 1762. « SCBOMJKEJL J. H. VAN GRIETHUISEN. WOLTER STJTIUS SCHOMAKER. XXVIII.  C o n s. XXVIIL 3" XXVIII. ADVYS DECISOIR. Over Boeken van Koopluiden, wanneer en in hoe verre naar regten beitaan ? en Wie onder dezelve begrepen worden? SUMMARIA. j. W/ie onder Koopluiden geho' * ren, en hoedanig geprivilegieert zyn? Add. n. i^.poftpr. circa finem. 2. Wanneer, en in hoe verre hunne Boeken geloof verdienen ? 3. Redenen der faveuren van deze Boeken en daar in begane defecten en erreuren worden alhier omHandig bygebragt. v. n. 14. 6? n. 16. in fin. Add. nn. 17. &f 18. 4. In zaken van Koopluiden word ex cequo & bono , en wel fiummarié geprocedeert. .y Het voorregt en geloof, welk een Koopmansboek, naar regten, heeft en verdiend, word mede aan Handelaars van kleine wahren , Ambagtsluiden en meer anderen verleend. 6, 7. Quod ampliatur; 8. Et extenditur ad bacillos fijfos cbartas incifas. 9. Jus 6? officium MalTarii deficri' bitur. 10. 11. Het effect van een niet tegens gefproken qualiteit, ontfangene rekeninge, en fchuld. 12. Oppofitie tegens een Koopmans rekeninge, uit zesderley hoofde alhier gemaakt, v. n. fieq. 13. in fin. 13. Waar van de redenen diftindtelyk worden opgeloft, nn. 14. 15. 16. 17. cif 18. 19. Hoe ver memoriale notitien en kladboeken, met eede beveiligd, gelove verdienen? "J. h. 20. Of en wanneer een eigenhandige aantekeninge nodig is ? 21. Reqidfita Libri mercatoriL In zaken van badinge, voor dezen WelEdelen Land-Gerigte in de Bank van Bredevoort ongedecideert hangende tuffen Abraham  :^Ï2 P A « T IS Qtt IN T A ham Stumph, Aanlegger en Impetrant ter eenre, ende Nicolimt Anna Margaretha Conradi, 'Weduwe van wylen den Predikant Hermannus Miohels, behaorlyk gêadfifleert „ Gedaagde ter andere zyden: Gezien, gelezen en g'examineert den Eifch en de Aanfpraak, -door den Aanlegger op den 18. Maart 1760. cuth annexis fub Litt. A. B. C. & D. in den Gerigte overgegeven , voorts die daar tegens op den 24. Juny , daar aan volgende, door de Gedaagde ingediende Andwoord, cum adjuncïis fub N. i°. & N. 2°. dan nog die daar na op den. 19. Auguftus en 14. O&ober dito jaars respeólive door Parthyen overgegevene materiën van Re- en Duplycq, met de protocollaria, in deze zake geventileert , federt den 18. Maart 1760. tot de collatie en ablegatie dezer procedure , volgens Inventaris der ftukken, ter praefentie van Parthyen, ofte wel derzelver Advocaten, op den 25. November, daar op volgende , getekend en d'Aften bygevoegd, en op alles gelet, waar op in deze zake, naar nature van deszelfs onderwerp en fummiere cognitie, te letten ftonde. Welgemelden Gerigte , met advys van onpartydige Regtsgeleerden doende regt, condemneert de Gedaagde, als Weduwe , Erfuiterfche en Boedelhouderfche van voorfz. haren Eheman, aan den Impetrant op te leggen en te betalen die gelibelleerde fomme van vier honderd, vierenzeftig guldens en zeitien Huivers fubB, ter Aanfpraak gëappliceert, onder kortmge nogtans van zodane twintig guldens, als, volgens de quitantie Jub N. 20. ter Andwoord, by den Impetrant van gez. Predikant Micbels ontfangen zyn , voorts mede van zes en veertig guldens, welke van de rekeninge fub d. B. ten aanzien van die aldaar ter moderatie pag. 4. 5. 6. 7. 8. &?• 9. federt den 19. February 1759. geftelde extraordinaire poften , mede zullen gekort, en het reftant dus, als een liquide fomme-van drie honderd, agt en negentig guldens en zeftien Huivers, moeten betaald worden; mits , dat den Aanlegger zyn Boek, waarin hy, 't zy als Koopman, Wynweerd,ofte Herbergier, gewoon is , zyne aantekeninge, deze negotie en handelinge rakende, te maken, ofte deszelfs rfoti-  Cous. XXVIII. 313 tie, journael, klad-ofte caflaboek jen daar in te transporteren ca overtebrengen, in den Gerigte ten naaften zal exhiberen, voor zo ver alleeniyk die poften op de rekeninge fub B. betreft, en 't zelve met eede bekragtigen: Condemnerende de Gedaagde daar en boven in alle koften dezer procedure tot taxatie eü moderatie van dezen WelEdelen Land-Gerigte. Aldus by ons ondergefz. Regtsnreleer. den gêadvifeert binnen Zutphen den 6. April 1761. J. SCHOMAKER. LAMBERT WELMERS. De voornaamlle redenen van dit ons decifoir advys zyn onder anderen de navolgende. Wy hebben niet ondienftig geoordeeld, tot beter begrip van deze quseftieuze zake, het onderwerp onzer regtelyke befchouwinge , vooraf de perzonen van Aanlegger en Gedaagde , met betrekkinge tot de betvvifte vorderingen, als voorwerpen van dezelve , in 't oog te houden , en uit de wederzytfeh erkende qualiteiten voor een onherroepelyke waarheid vaft te ftellen; Dat den eerften is eenen zodanen Crediteur, welke, 't zy, als Koopman, Handelaar, Wynweerd, ofte Herbergier , met zyn 1. Boek gewoon, en naar regten, tegens de dispofitie van 't jus . Civile inL. 5. C. de Probationibus, JureHodierno,ubique terrarum, ob fingularem mercaturce favorem recepto, bevoegd is, te manen, en 't zelve voor bewys te gebruiken, wanneer, door den debiteur de handelinge en d' univerzele fubftantie van die genoteerde en gecrediteerde fchuld, medio juramento, niet ontkend zynde, het zelve voor volkomen bewys, accedente creditoris juramento aut mor~ te, gehouden word. En wel te meerder, als het Boek met fpeciale expreffie van R r l'aar  3?4 Paktits QüiNTJü jaar en dag , aan wien, wat en hoe veel geleverd, verkogtofte 2. verteerd is, gëaccompagneert, en roullerende over zaken, tot die handelingen zelfs,ofte uit hoofde van derzelver connexie en correlpecliviteit gehorende, bevonden is. • Dit is in 't algemeen eene zo bekende en by de Gedaagde zelfs niet tegengefprokene waarheid, dat.wy onnodig agten , 't zelve wydlopig ce betogen, ons alleenlyk gedragende totGroenewegen de LL. Abrog. ad Tit. ff. de Probationibus, voorts, om ons binnen de Provincie te borneren, tot Schraffert ad Reform. Velav. Cap. ii. Art. 4. n. 5. en des eerjlen Advizeurs Confil. Gelro-Zutph. P. 1. Conf. 6. nn. 22. cif 23. De reden, waarom het faveur der koopmanfehap dit byzon- 3. der voorregt aan dusdanen Boek en private fchrift ofte notitie, ten effeète van een femiplene probatie , gegeven heeft , beftaat voornaamlyk daar in, dat, gelyk een Koopman aan d' eene zyde zyne waren aan yeder een zonder handfehrift verkoopt en vertrouwt, het aan d' ander kant ook dies te redelyker is , dat aan d .'szelts Boek ook meer geloof, als aan anderen, gëattribueert word; • Behalven , dat men niet altoos in het verkopen en kopen getuigen kan by der hand hebben, waarom de aantekeninge van 't geen door een Koopman verkogt , ofte door een Weerd , qua hospes acliv is, a m verfchuld logys, verteringe, en wat daar aanen toebehoord, aan zyn gaft gecrediteert word , volkomen geloof tegens denzelven, qua hospes pafifiwis , meriteert , en geen ander bewys daar toe nodig is, dan den eed, waar mede de gecontefteerde quantiteit van het creditum geverificeert word. - Het is, om die en nadere redenen, dat in zaken van Koop-en 4- andre luiden , welke eenige negotie dry ven, ex eequo cjf bono, reje Slis juris apicibas , en wel fummarie, celeriter £f velo levato , fine longo fuffiamine litis, citraque folitum judicii ordinern , geprocedeert word, zo en als daar over geredeneerd, en onder veele andre Scaat- en Regtskundigen te vernemen is by Carpzovius Def. Forenf. P. 1. Confi. 17. Def. 35. ef Proceff. Juris Tit. 14. Art. 5. n. 51. Marquard de Jure Merc. ef Commerc. Lib. 3. Cap.' 7. nn. 4. tjf 5. Of  Cons. XXVIII. 3I5 Of nu wel in andere Landen zo veel geloof aan Handelaars van kleine waren, en Ambagtsluiden omtrent hunne leverantien en verdienften niet gedefereert word, zo heeft dezelve reden, omtrent groote en eigenlyke zo genaamde Koopluiden plaatz hebbende , mede dat zelfde voorregt aan de mindere niet willen weigeren ; Gelyk ( om geene vreemde Statuiten , als die van Lubek en deszelfs Commentateur Mevius Lib. 5. Tit. 6. Art. 4. n. 9. en Wejel ad Novell. Confi. Ultra]. Art. 21. nn. 2. 3. 4. &c. 'aan te roeren ) het Stadregt van de Hoofdftad Zutphen Tit. 21. Art. 1. ditnadrukkelyk,metextenfie totJVynweerden, die overzulks tappen , en ook koftgangers hebben, en alle andren, als Wantfnyders, Kremers,enflunfien alle die geene, die met hare boeken meinen te manen ende voor bewys te gebruiken, komt te ftatueren. En, om aan de Ambagtsluiden en diergelyke Handelaars, wel- fi ke niet_ bekwaam zyn, ofte een ordentlyk boek te houden , ofte ook buiten ftaat, te konnen fchryven,dit zelfde voorregt mede te doen genieten, hebben deze en geene Statuiten zeer veel van de requifken eens Koopmans-boekgerelacheert, en aan dezelve toegelaten, dat zo wel kerfceduls en- ftokken, als aantekeningen op deuren met kryt, eedelyk gefterkt, insgelyks geloof verdienen. Immers zo moet g'oordeeld worden, dat het by de Heeren van de Magiftraat der Stad Zutphen op den 25. Oclober 1695. tus- 7' fen Henrik Jan Ede lyn, Impetrant, en Hermken Ten Broek, Weduwe Roeterinks, aldus mede begrepen is, wanneer Haar WelEdele Gr. Agtbare dien Impetrant over een poft van ƒ 13 - 15 - 4. by manquement van bewys daarom niet ontfankelyk verklaard hebben, omdat by d' aantekeninge, daar over op dedeure gemaakt, niet ftond de naam van den Debiteur Roeterink, nog dag ofte datum; Zie hier over,nopens de praclycq in 't naburig Quartiervan Ve\ime ,Pronck in zyne Aanmerkingen over dat Landr. Cap. 11. pag. 37.en,hoe het in andre Landen daaromtrent gepraclizeert word? 80 Röfener de Libris Mercator. Cap. 15. nn. 30. cif feqq. ubi de ajfinibus Libri Mercatorii de fide, quam habent fchedulceJeu charta hui feu, kerfceduls, & bacilli fffi, kerfftokken, dgii ,• daJrr by rt. 34. Kr 2. deen-  jx5 Pastis Qwiht* doende, dat zulks in Frankfort mede aangenomen , dog daar en Tegens wederom elders , als in 't Brandenburgfche, nn. 37. cif ^SfaTlefzeu als Crediteur, met dat in praxiaan zyne priva^oS^fereert crediet in tf eerfte. plaatze ^br^jSde, zullen wy de Gedaagde, als Debimce, m de STpTaatLm^enu^befchonwen, zo Wzvgtevanhal. re perzonele qualiteit, als van hare ondernomene^ie. Het *«r7&V»Sbetreffende, is ons ex aSis gebleken ,. dat Haar Ed. nergens ter Andwoord, nog ter Duplycq ontkend hebbende die by Aanfpraak gerubriceerde quahteit van Weduwe, Erfuiterfche, Boedelhouderfche en Gebeneficeerde van wylen la\TEZ:n,HernmnnusMiehels, by gevolg daar uit tegens de. ll^TZe Znpücitam ^^^""f^^^^ ons Landregt Tit. 3. Art. 5. op goed fundament van regten kan i£^^E^£^^ aldaar bepaalden tyd plaatz 9' Shh/n de Gedabde haren overledenen Man en Debiteur re- wlee mede van den Landregtelyken Ttt.ió. Art. 2. door den AanleSer over de gelibelleerde fchuldpoften by den zeiven m zybleven eroverlySen met de gevolgen van dien onbetaaldgehieven welen te regtisaangefproken,endoorhem zynen regtelyS nSehorLervoU zonder, dat Gedaagde deze Landrel ke qualiteit gedifavoueert, ofte geuift.neert gehad heeft, dat zy in ? geheel ? ofte voor de halffcheid daar voor niet con- Vlblrdeel heeft Haar Ed. over die gelibelleerde praetenfien Van Sn Aanlegger , een inconteftabel Crediteur van voorfz. Eheman en nu mede§ van haar zelfs 2. p. als Debimce, geworden, Igmt den zeiven in Be g engageert, en zonder employ van eenipe exceptive middelen deze en geene poften op de Rekemnee % B. ter Aanfprake , en N. i°. ter Andwoord , beide geanï&ert . ten prihdpaien gecoatefteert; zulks, dat wy over che  Cors. XXVIII. 317 hoofdzakelyke ftukken, de ware onderwerpen dezer decifie, ons verpligt bevonden hebben alleenlyk te erkennen. Hoe ver, om daar toe te naderen, nu de Gedaagde hare oppofitie daar tegens gedirigeert heeft ? zal uit d' Andwoord en Du- 10. plycq komen te blyken, wanneer'dezelve nergens heeft ontkend, veel minder en wel onder eede konnen ontkennen , dat wylen haren Ehemaii van den 9, 'September 1757. tot den 1, Maart 1759. by den Aanlegger in Aalten gelogeert heeft, aldaar in koft , drank en huisveftinge verpleegd, geftorven, uit zyn huis begraven, en in deszelfs grafftede binnen de Kerk aldaar gelegd is; En, gelyk Gedaagde almede niet heeft genegeert, nog tegengefproken", dat den Aanlegger binnen 't Dorp Aalten voor lan 11ge jaren, en tot nog toe handel dryft, en wel in 't byzonder omtrent het logeren van perzonen, dezelve te verplegen, en 't exerceren van wynnegotie en tapperye, en wat daar toe gehoord, zo volgd uit deze zyne openbare qualiteit ook, dat zyn Boek, om vorens aangetogene redenen,^ fcribente geloofbaar is, en wel volkomenlyk door acceflie en fuppletie van deszelfs eed. De Gedaagde , zo 't ons voorkomt, niet konnende ontkennen , nog ter contrarie bewyzen dat Ds. Michels , gedurende die tyden, van haar afzonder lyk, by den Aanlegger ten zynen huize gelogeert, ingewoond, verpleegd, geftorven en in deszelfs grafplaatze bygezet is, komt by haar Andwoord eerft in 't gemeen, en nader in 't byzonder by Duplycq te cavilleeren op i*> des Aanleggers Rekeninge fub B. ï. Dat daar mede, zynde, volgens hare bevattinge, een blote , ongevidimeerde, en ongëauthentifeerde kladde, waar aan de requifiten van een probatoir inftrument manqueerden, den eifch niet bewezen hadde. 11. Dat die Rekeninge fub B. van een andere, aan haar voorhenen ingezonden fub N. i°. ter Andwoord , niet alleen was verfchillende, maar ook dat daar op prsepofteratien en erreuren zouden bevonden worden. in. Dat zy die te voldoen nooit aangenomen hadde. iv. Dat, 'er van deze en geene poften geen fchriftelyk accoord Rr 3 ge-  318 Partis Qbintje geproduceert zynde, dezelve ook te hoog en te veel waren gefteld, en niet Ipeciaal uitgedrukt, wat voor koft, drank , hoe veel, aan wie, en hoe veele perzonen dezelve geconfumeert hebben gehad? v. Dat nog de betalinge der exprefïens, nog van en voor de doodkift met qüitantien door den Aanlegger geverifkeert is. vi. Dat hy van de Rekeninge gëomitteert heeft die van wylen Ds. Michels fub N. 2°. op den 12. January 1758. ter goeder rekeninge ontfangene twintig guldens., en welke diergelyke middelen, dog nog van minder belang , ten principalen tegens des Aanleggcrs en Impetrants eifch meer aangevoerd en niet in ftaat zyn, deszelfs Bock in dezen ( daar de fchuldpoften , het gelibelleerde logys en verpleginge met allen aankleven van dien rakende, quoad fubftantiam door de Gedaagde niet is, ofte, ah facla publka & notoria,konnen g'inficieert worden) van zyne geloofwaardigheid te beroven. 1. Om nu in order , dog met alle mogelyke kortheid , alle [9. deze objeclien te bejegenen en opteloflen, zo hebben wy omtrent de eerfte geremarqueert, dat, den Aanlegger by Aanfprake Art. 7. gëoffereert hebbende zyne Rekening fub B. te folemniferen, en by Replycq Art. 29. het Boek, waar uit dezelve getrokken is, te profereren en mede te folemniferen, als regtens, het overzulks de Gedaagde niet gepaft heeft, by Duplycq Art. 17—21. dezelve nog voor een kladde, ontbloot van authentifatie, tot het officie van een Secretaris ofte ander beëdigd perzoon gehorende, te decrieren, en van alle bewys, buiten productie en folemnifatie te priveren; Daar dezelve zig daar mede had behoren te bevredigen , als voldoende aan vórensgëal legeerde regtsleere omtrent de geloofwaardigheid eenes Koopmans-boek, alom aangenomen; zulks, dat de paflage Art. 20. uit S. Van Leeuwen. Cenfur. Forenf. P. 2. L. 1. Cap.%. alhier zeer kwalyk bygebragt is, daar den Aanlegger, nog by Aanfpraak , nog by Replycq, gefuftineert heeft, dat hy met een bloote rekeninge, buiten deszelfs regtelyke folemnifatie, en exhibitie van zyn Boek , zynen eifch zou hebben bewezen , ge-  COS. XXVIII. gyp gelyk denzelven daarom ook byhet diftiM fententite gêinjimgeen is, om het zelve, voor zoveralleenlyk de poften op de Rekeninge betreft, gerigtelyk te exhiberen en met eede te bekragtigen, waar door dan die praetenfeauthentifatie zo wel van zelfs, als de yordre Art. 21. in opzigte van de ongeloofwaardigheid van private inftrumenten gemaakte fpeculatie, ten eenmaal vervald , met alle die daar over Art. feqq. buiten de fubjeclematerie inapphcable en ongefundeerde illatien en confequentien , welke alle door de exhibitie en folemnifatie van 't Boek van geene de minfte confideratie meer konnen zyn. Ondertuffen hebben wy uit alle deze en diergelyke ftiftenuen en middelen van contradictie tegens Gedaagde moeten reflecteren, dat daar by de qualiteit van den Aanlegger, als Wynweerd ofte Herbergier, zo weinig ontkend is, als de fub C. door goede Mannen op den 29. December 1759. ingezondene Rekeninge, by dezelve Jub N. 20. ter Andwoord overgelegd, en dienvolgens lang voor die op den 2. February 1760. tegens haar verzogte citatie fub D. ontfangen , zonder daar tegens by 't overgeven der Rekeninge voort , ofte naderhand in dien tuffentyd te protefteren, ofte dezelve in 't geheel ofte ten dele te contradiceren; Waar uit dan tegens de Gedaagde kan en mag geoordeeld, en Uit deszelfs- ontfangft opgemaakt worden, die Rekeninge gëapprobeert, en zig tot de betalinge dienvolgens gëobligeert te hebben; Qui enimfcbedam vel fcripturam ab aliquo accipit , pobaffeiltam cenfetur, atque obligatur, fi confeflim non contradkat , zyn de woorden , regtelyk betoogd van Leyferus Medit. ad ff Tom. 4. Sp. 279. Med. 10. alwaar en in de vorige Meditatiën deze materie , rakende Koopmans-boeken, verhandeld word. Add. primi Referentis fupra all. P. 1. cif Conf 6. n. 14. 11. Wat nu belangt de tweede objectie , uit eene tuffen de Rekeninge fub. B. tj N. 1". vermeinte difcrepantie gemovcert , 14. hebben wy niet zo zeer nodig gëagt , ons met de confrontatie van alle die poften en geringe erreuren op- en bezig te houden, doordien het met eede gefolemnifeert Boek, waar uit die Rekeninge genomen is, alleen in een decifoire confideratie kan en mag ko-  ro PARTlsQUlKTiE kómen, alhoewel wy, na gedane g^j^fB beftaande in minder ..^^^V. omtrent , orzaakt door 't optrekken van de laaft« ïg*^ 'addcert die agt penmngen, ^'^^ZZnfe fomme zynde, de fomma fummarum dan uitmaakt die comu V^gen,dat;daar de jaren , maandenen dagen met^ qualiteit en quantiteit der poften zo wel al m ^{'^ P-7-ndef dat aai^efzelve, bydefeft van 't een ofte 'tander r f;'n Wheel deszelfs geloofwaardigheid zou mogen benorequiftet, in t geheel o^szun. * - Mercatorii requifitts, men en verminderd worden, Ht namque tm jv fcenfltiSt K0« adeoinberendumejfe «.^jT^^. Sufficit,ex S,unofortedefi„ ^^S^i^pp^ enim ^ • van Herbergier, Kofthouder, als van kki van dezeIl heid toegepaft zynde, hebben 7™ ^;™ke8„d.ofte kwapringer, poft ^^WjA»^' ^eenezoda„ecof tS^ènÊ fda^fdaar op reftexie: konner.maken ah de collatie van de eyd ScKvao^Tbifte^  C o n s. XXVIII. m haren name,als Weduwe van Ds. Michels, beginnende pag. 8. naziende, zal zo weinig different tuffen die aldaar, als by de vorige Rekeninge uitgetrokkene poften vinden, hoewel deze poft van/ o -16 - o, wegens de verteringe van N. Jaspers, in medio geplaatft. ftaat op Ar. i°. in fine; gelyk, den poft fub B. voor 't bewaren van 't goed en kamerhuir niet agter deze Rekeninge, als N. i°. uitgetrokken , gefchikt zynde, wy geen onderfcheid tuffen de eene en de andre bevonden hebben, dan dit geringe vanzM fiuivers, vermits op B. de poft van-den 12. Mey is uitgetrokken ad ƒ o -18 - o. en op N. ï°. ad ƒ o - 12 - o. Dat nu laaftelyk, daar de Rekeninge fub N. i°. aan Gedaagde, als even aangeroerd, is ingezonden op den 29. Juny 1759, daar op niet gefteld zyn , nog konnen worden die na gemelden tyd bevondene twee laafte poften , te zamen ad ƒ 1 - 4 - o. volgddaar uit van zelfs, dat daar uit geene differentie kangêelicieert worden. Dus, dat,alle die daar op gemaakte critycques van gêimagineerde erreuren en prsepofteratien ons zeer ongegrond, ja verdagt voorgekomen zynde, wy niet te min aan des Impetrants Boek,met eede gefterkt,-hebben moeten defereren; Cum, ficutï fidem Libri Mercatorii, etiam minutatim negotiantis , non minuunt leves error es. v. Leyfer. d. Tom. 4. & Sp. 280. Med. 3. ita adminiftratori non nocebit , fi rationes male ordinaverit , fecundum Schomaker. ficepe cit. P. 1. & Conf. 6. n. 53. Om niet , als alhier ten refpecte van het gering defect, van zes ftuivers, ex jure te betogen, quod modieus defeêlusnon vitiat rationem,quia in ea reddenda dure nimis cumadminifilratore velalio, ilbsnt reddente, agendum non ejl, per DD. all. in mox cit. Conf.ó.nn. 55-57. waar van de redenen wydlopig worden bygebragt by Röfener. d. Tr. Cap. 8. nn. 4. Éi? 5. ni. Uit de voorgaande regtelyke adftruftie, byzonderlykover de eerfte objeftie, word van zelfs opgeloft de derde, dat Gedaagde T de Rekeninge van Impetrant fub B. nooit te betalen aangenomen hadde, nadien het tegendeel uit deszelfs acceptatie en noncontradiétie mag gepraèfumeert worden; behalven, dat het daar op S s niet  saa Partis QtI»TI niet aankomt, maar voornaamlyk daar op, dat, zy nergens die K^dSepoften.iiog woord"nog fchriftelyk, veelminder o* fer eede ontkend gèhad hebbende, den Impetrant dezelve met ^SS^Boelmoet worden geoordeeld bewezen te heb, b6iv. Zonder, dat het, om tot folutie van de vierde oppofitie te accederen, daarom naar regten nodig geweeft is, daar van fchriftelyk bewys te produceren, ofte de Rekeninge: dus nominat im relative Jt de zoorten der geconfumeerde koft , drank en der SS^Ï^ - -ele accuratefte en . diftinftieby den Impetrantin agt genomen te zyn Gronden hwbben, zo blyft niet temir» de Rekeninge met.die daar oF,geftelde poften wanneer het Boek gefolemnifeert is, dugt.g,en daar mede voor hswezen gehouden\iit des Gedaagdes nadere cntycques,tegens d rDoft4 dat ook te hoog en te veel gefteld waren, gemoveert, omtrf ^welker taxe en qLtiteit der fchuldpoften wanneer die b-kend, ofte, medio juramento calumnice, door een Gedaagde met ontkend zyn, het Boek alleen decifoir kan en moet zyn , tefle Soen^egen de LL. Abrogat. ad L. 5. C. de Probat. citt. af tepel. Levferod. Sp. 27Q. Med. i. & 2. v Hier mede word vervolgens gefolveert de rfde obje&e , l7- omtrent het gebrek van qüitantien , zo van die by de ziekte en overIvd.n van Gedaagdes Eheman gezondene boden oiteexprellens, als van de betalinge der doodkift enz. gemaakt aangezien , die deswegen ingebragte poften en koften zeer modycq ons voorg komen zynde f het ook niet van den Impetrant te denken s , dat hy, van derzelver wederregtelykheid door die menfchen zelfs tonnende geconvinceert, en dus omtrent zyn goede naamgeproft meert worden, die op de Rekeninge tot die zekre quantiteit valfchelvk zou hebben derven opgeven; " ' Waarom wy dezelve, preevio juramento, ook voor bewezen hebbenmoetsm aannemen: Nam, quando expenjce minui * & wdic* L vAiti s-fohdorim, Juffieit juramentum ejus qui expendit conJkralejusqualitate. v. W d' Efcobar. de KaV^.Adrmn  c o n s. xxvin. 323 Cap. 10. n. 59. na dat hy aldaar in de voorgaande n. 58. zelfs conjecturen , ter arbitrage des Rigters, daar toe g'admitteerthadde ; Is enim ( Zyn deszelfs woorden ) ex fide &? integritate ejus , qui expendit, & qualitate expenfarum arbitrari poterit, admitli, an rejici debeant expenfce? Zonder,dat daar tegens met fundament maggëobjicieertworden , dat deze en diergelyke poften , 't zy van geleend geld , borgtogt,ofte diergelyke meer,niet zozeer fpe£terenad?nateriam negotiationis. Want,fchoonRöfener.d. Tf. Cap. 12. nn. 18. & 19. en andre Doctoren het daaromtrent eens zyn , quod ultra negotia mercantilia cif caufas, artifijium ipfum concernent es, Libris Mcrcatorum artiumque mechanicarum non creditur, zo word het zelve nogtans nn. 20. éf 21. plaatze gegeven, quoad fummam minutam ,arbitrio JudL cis relinquendam, inprimis, cum leve & grave dicatur ,fecundum qualitatem perfonarum per DD. all. Add. nn. 64. cif 65. en wel met deze notabele Imitatie, nifi ratione mercaturee cif occafione hoefaclumfuerit. v. Cap. 6.11. 37. En, terwyl wy deze en geene poften van die nature bevonden hebben, tot des Impetrants negotie en neringe te gehoren, zo hébben wy,als Rigters, naar onze opinie, die wegens derzelver verofimiliteit ook moeten admitteren; Quod vero fit verifi.nile aut inverifimile, committendum effe arbitrio judicantis, probat Röfenef. d. Tr. cjf Cap. 6. de Objecto Libri Mercatoris nn. 56. cjf 57. Om deze ofte diergelyke redenen zullen mogeiyk de Heeren van de Magiftraat der Stad Zutphen bewogen zyn geweeft, in zaken van Willem Avink , Impetrant, contra Abraham Van Eljl , Gedaagde,op den 23. July 1668. te admitteren bewys uit een Rekenboek over geleend geld. vi. De Gedaagde onder deze en andre gecritifeerdemotiven en objectien komt eindelyk, om dit laafte zesde poincl: mede koreclyk jg te bejegenen, haar recours te nemen tot de quitantie Jub N. 20; ter Andwoord gëappheeert, welke, wanneer dësZelfs inhouden conclufie van den Impetrant, tenderende rot de betalinge dei Rekeninge, falvo calculo cjf deduêlo onmi probabi'li foluto, word in !'e-Ss 2 zien.  324 PaïTIS Q O I NT « zien, bevind zig, dat, die gemelde twintig guldens ter goeder rekeninge ontfangen, en van de gelibelleerde fomme afgekort zynde, d' overige poften daar door aan hem niet mogen ontzegd , nog daar uit eenige prsejudicie tot zyn disreputatie en crediet gëinfereert worden; Maar had het de Gedaagde vry beter gepaft, om, na die by Impetrant gëavoueerde betalinge en geconcedeerde kortinge , de overige rekeninge, requifiitis prxmittendis , ingevolge deze eyne finale conclufie en fubmiflie, onder moderatie van alle dusdaneposten , als toekomfiige Heeren Rigteren mogten vermeinen, datonvermoedeiyk daar by te boog mogten gefield zyn, te voldoen, als waar door mede vele koften zouden gemenageert zyn geworden. Gelyk wy,by geene acceptatie van deze by Impetrant gedane offerte,ons in deze fummiere zake, buiten nadere handftellinge van deze en geene illiquide poften, over het oppaflen van Gedaagdes Eheman in zyne ziekte, en begraaffenis van 't dode lichaam, met den aankleven van dien, ter Rekeninge fubB.mgebragt , verpligt gëagt hebben, vermogens het diclum fententice, naar redelykheid te modereren, en daar van, behalven die A7. 20. reeds betaalde twintig guldens, te laten defalceren zes en veertig guldens, nadat het Rekenboek, voor zo ver de poften op de Rekening fub B. betreft, alvorens fiuper quantitate crediti, quippequod^ fcepe 'difficilis probationis fit, vel alia accedente circumfiantia, ci? rei conditione , met eede zal gefterkt zyn. Vid. DD. citt. in primi R eferentis fcepe all. Conf. Gelro-Zutphan. P. i. Conf 6. nn. 51. 52. ci? 56. Hier mede ons decifoir advys voor genoegzaam betoogd houdende, zullen wy alleenlyk in 't generaal tegens deze en geene nader voorgebragte poften, zo van praetens erreur, als van derzelver diverfiteit, nergens in aclis bewezen, nog befpeurd, ons renvoyeren tot de folutie van Munnoz d' F.fcobar d. Tr. Cap. 13. b. 9. en van Leyferus all. Sp. 280. ci? Med. 3. En fpeciaal tegens Gedaagdes gëitereerde exceptien en impUKnatien Ai t. 110--122. ci? 198. ter Duplycq kortelyk noteren, dat, ofwel Impetrant Art. 7. ter Aanfpraak gëoffereert gehad heeft, die  CON! XXVIII. 325 die Rekening, op reqniütie te folemniferen, als regtens, denzei • ven evenswei by Replycqr^rr. 29. bevoegd geweeft'is, tot exhibitie en bezweringe van zyn Boek zelfs zig aantebieden, ja zou, in val hy daar omtrent gemanqueert hadde, dit tot het officium Judicis, cujus efi fupplere id, quod juris ejl, hebben'gehoord; En waardoor dan, om dit, als in 't voorbygaan, maar met de vinger wederom aanteroeren, het Duplicaal verkeerd begrip Art, 146. cifJcqq-om het accoord over 't weekfchlykkoftgeld, logement, vier en ligt fchriftelyk te moeten bewyzen , zyne bejegeningë ontfangt, om niet daar by te doen, dat den Impetrant, by geen zekermondelyk accoord,mogelykmeer zou gedeclareert,enten lafte van Gedaagdes Man gefteld hebben, dan deze geringe fom1 me van vier guldens. De vordre objectien zyn zo gering, dat we onnodig gemeend hebben ,die fpeciaal te detailleren , nog ook temogen reflecteren op die gerecrambeerde illatien, uit de Notitie, by Gedaagde genoemd eenverdigte kladde, van de poften ,overgebragt'in'tBoek , gemaakt, als of het daarom niet zou volgen, dat het Boek met Impetrants eigen hand gefehreven was, al 't welk nader uit het cv. f;!'elegde Boek zal konnen blyken ; invoegen deze Notitie alhier in abjiraccu niet heeft konnen in confideratie komen , maar het Bo k, waar in 't zelve overgebragt is. Hoe ver nu zulke memoriale Notitien en Kladboeken , met eede beveiligd, gelove verdienen? leerd gez.Röfener. Cap.xi.nn. 230. &feqq. [ ' Alhoewel wy, gelet op de redenen en omftandigheden, des Impetrants eifch favoriferende, hebben vermeind , een eigenhandige aantekeninge zo zeer niet nodig te zyn, omdat het municipaal Statuit van Zutphen all. Tit. cif Art. door de woorden ,of dat een 2°' ander daar in Jcbryven zoude, deze met eener hand gejehrevene aantekeninge niet voor een eflentieel requifiet eenes Koopmans boek vereitl; Add. Carpzov. Proc. Jur. Tit. 14. Art 5. n. 59. Wy hebben eindelyk de Gedaagde, nopende hare ongefundeerde oppofitie, in alle koften dezer procedure moéten condemneren; zonder, dat wy eenige reden hebben konnen uitdenken tot S s 3 cora-  S2g PiHlS QïINTfi compenfatie, ob regukm notisftmam: ViXut viZori in expenfas co* 'Tifvan deze concurrente re^dfita Ub*Mercatorii in het ab ZirrLr he^eerd te weten, kan daar over naarzitn t Contr fier in Siciliment. ad all Compend. Manip 2. Th. 196. Huber K J^-i^ai; Tit ff deFidelnJlrum.n^ Röfener d ZV. C«f. 2. & Dw>«* Libri Mercatorii nn. *.& to. XXIX. ADVYS INSTRUCTOIR. De Allione Pauliana. 1 Toe lang, en wanneer een debiteur, met fchulH den bezwaard, de directie, adminiftratie, tn alfehatië zyner goederen heeft en behoud ? II. Van het effect eener aduele cejfie ofte traditie van 2 er ede goederen. .... III Of een crediteur hypothecair den koopspen" ning van het goed, aan hem verbonden en daar na aangekogt , kan compenjeren met deszells fchuldvordennge? IV. De jure retentionis. Zynde by myne Aanmerkingen over de Ordonnantie van den 50. penning enz. en aldaar Art. XVI. V. l$> tot dit Advys relatie gemaakt. S U M.  C o N S. XXIX. 3*7 SU MMARIA. ï, f-Ioe lang een debiteur , ■■•fchoon zyn boedel met fchulden bezwaard is, nogtans is en blyft liber rei fit® moderator & arbiter? 2. Waar toe het exempel, zom tatore, alienante res pupilli; 3. Als in dat van een prodigus , is ftrekkende, tot dat aan dezelve d' adminiftratie, difpofitie en alienatie der goedren verboden word. 4. Omnes pojje , qui non probibentur. j. De crediteuren, voor een gedecreteerde defolatie van des debiteurs boedel gerigtelyke affectatie ofte verband zynër goederen verkregen hebbende , zyn preferabel voor deszelfs pofte-" rieure, met peindinge geprocedeert hebbende , crediteuren ; Quod ampliando procedit' n. 43. 6. 7. Q^md rationibus ö3 legibus probatur, quidem cum diJlinEtione inter ante et poft bona debitoris pofifejja. 8. In 't eerfle cas van eene anterieure affectatie ofte defolatie heeft geene revocatoire actie van 't geen betaald is plaatze, fchoon den debiteur toen ter tyd folvent moge geweeft zyn,ófte niet. 9. In 70 verre ook, dat den crediteur niet kan nadelig zyn, wanneer des debiteurs infolventie al mogte geweten hebben: Quod tarnen d quibusdam DD. mo- I dificatur n.\i. Aiïrejicitur n. 13. ob rationem a cafu bic. controverfo diverj'am. n. 14. v-, nn. 17- 18. 10. In 't tweede cas, als namelyk het goed by des debiteurs crediteuren auctoritate Judicis per immifjionem in bona debitoris gepoffideert is , heeft de aStio Pauliana plaatze; 11. Dog word het creditum, by eene der crediteuren ontfangen, van hem gerevoceert, en d' ovenge concrediteuren gecommuniceejt, om redenen alhier. 15. Gelyk 'dezelve mede plaatze heeft, als 'er over hetjnftrument van verband tullen den debiteur en crediteur in aliorum creditorum fraudem ,paulo ante cefjionem, d debitcre & ereditore ,fcientibus, debitorem non effe folvendo , fa£tam, gehandeld is. 16. Dog niet, contra fraudisignarum , nifi ex titulo lucrativ» rem accepiffet. 17. 18. Contra Senatorem J. aSande aUosque DD. contrariumdef 'enditur, quod fc. Pauliana non revocantur bona , ante iimmfjionem alienata, quidem indiJlinStè ,jïve confilio, aut Cafus. A. .S.enC. Crediteuren van haren Broeder D, wonendein ees Stad van de Graaffchap Zutphen, wegens gedane verfchotten en andere wettige fchu ld vorderingen, eene merkelyke fomme aan denzelven ten agteren zynde, hebben zig daar"voor door haren Debiteur D. doen verzekeren, zo door gerigtelyk verband van eenige zyner vafte goederen, als door werkelyke overgifte met de warme hand eenigcr meubile effecten. Tt Word zo weinig tu malafide, als dat , dezelve voor d' infinuatic^en ' refpefte van een dei de, affectatie maak. Add. w.yr. 49. Waar in het onderfcheid tusfen een peindinge op 't gerede, en defolatie van den boedel beftaat? yo. Rclatyf gemaakt tot her geval alhier in quaftie yi. Een affectatie op gerede goedren van een debiteur buiten derzelver aStuele traditie is kragteloos, en belet den debiteur niet , daar van cejtïie aan een derde te doen. 52. Immers duurd niet langer, dan j die gerede goedren in de magt, I eigendom en beheringe van den 1 debiteur zyn. 53. Wanneer "een crediteur hypo- I thecair, als koper van 't onder- I pand, verpligt is, den beloofden | koopspenning aan de Curateuren over een defolaten boedel ! te betalen? V4. En wanneer die compenfatie plaatze heeft ? z. wyders nn. 56.58. yy. Een verkoper moet het verkogtegoed, vry van alle bezwaar, alvorens levéren, eer hy tot betalinge van den koops'penning mag ageren. 57. Inierejl nofira, potius nonfolvere , quam folutum repetere. j8- Exceptio compenfationis heeft ook plaatze in defolate boedels. jd. Quee admittenda, licetobjiciatur debitum üliquidum , atmmodo, lala fententid, liquidum effe potefi, ob rationem n. 62. 60. Quandopetitie liquidi ob üliquidum fuspendi non debeat V 61. Jureretentionis nemo, nifi, cauJd cognitd, privandus ejl. 62. Te minder, als de fchuld uk een Gerigts-Protocol zeker is , quo cafu een blote contradictie en exceptie van dieper onderzoek de retentie niet kan wegnemen. 53. 64. Favor retentionis.  330 P A R T I 9 Q II ï N T & Word gevraagd. I Of de voorfz. hvpothecatie van de ongerede en de cejfievan de geréde goederen, door "den Debiteur D. aan zyne Crediteuren A.B. en C. gedaan, en wel eenige dagen en weken , eer en bevorens zynen gëobfereerden boedel door andere Crediteuren met eenige ingangen regtens gêaffefteert , veel min defolaat verklaard was, naar resten beftendig is ? n Of de aangeftelde Curateuren van den daar na verklaarden defolaten boedel van D. wel bevoegd zyn, tegens de Ceffionanen enPoifeffeurs van die bevorens refpeftive verbondene ongerede en overgegevene gerede goederen , van d' Actto Pauhana , om dezelve ,uit hoofde eener gefulmineerde fraudulente of fimulate alienatie te reclameren, zig te bedienen? in Dan of niet//. B. en C, verklarende, hare fchuld vorderingen wettig, en, ten tyde van hare door deze hypothecatie errcesfie gezogte fecunteit, geen kennis van de infohventie ofte defolatie van haren broederlyken boedel gehad te hebben daar by moeten gemaintenecrt, en voor andere pofteneure Crediteuren , ex poll op die door den Debiteur D. alvorens verbondene ongerede goedren geprocedeert hebbende, geprsefereert worden ? iv Of deze ariterieure hvpothecaire Crediteuren A. B. en C naderhand een van de aan haar verbondene parceelen van des boedels Curateuren in 't openbaar gerigtelyk hebbende aangekogt voor zodanen koopspenning, ais waar mede 't zelve ten haren behoeve eerietelyk bezwaard is, voor af, eer tuilen de respeclive boedels Crediteuren by het Judicium, fuper punïtnprotopraxiz competens erkend is , konnen verpligt worden , dien koopspenning te betalen ? Bv my ondergfz. Regtsgeleerde gezien, gelezen en gêexamiert zynde vórenftaande Cafus, met de vierder uit aan my, ten fine van een gera^eert, dog ïropartiaal, advys, voorgefteld.- Vraten, zou ik,ten respeéte van het eerfte lid van die , met opzigte tot Ue bypotbecalie van de gelibelleerde ongerede goede.  C o n $. XXIX. 33 r ren, in order de eerfte, tweede en derde vrage, onder verbeterin ge en voor behoudens het gevoelen van andere Regtsgeleerden van advys zyn; ° 6 » Dat r^a/or/rfr een yeder debiteur, fchoon zynen boedei met fchulden geaccableert is, volgens de L. 21. C. frötfË, nog- * tans is en blyft rei fuce moderator atque arbiter; immers en zo lanl tot dat hem daar over de directie en dispofitie Z^a* tó0 ontnomen , en zynen boedel defolaat verklaard, ofte by deszelfs Crediteuren in fequeftratie ofte polTefiie genomen word , alswanneer na een zodanig regtelyk ofte feitelyk impediment hy zyne goederen verbindende, zou moeten gëagt worden, non res Iroprias jed alienas verbonden te hebben contra L. 9. ff. de Pi/nor. Jet. tsf L. 6. C. Qiice res pign. oblig. Gelyk dit met een voorbeeld/« Tut ore, aïïenante res pupilli, volgens de L. 96. & ibi DD. ff. de Solut. & Liber. bewezen, er> daar tegens by een ander gedeelte van het EdiclumPtatoris Pauh, tegens fraudateurs zelfs gedirigeert, in L. 10.pr.ff. Quee in fraud. credit, voorzien word. *• Is nu aan den Debiteur D. het regt van eigendom en dispofitie over zyne pnyative goedren, ten behoeve van zyne CrediieurenJ.J3.en C nog door een preliminaire ceffie ofte hypothecatie aan andren ,fapo poprio, nog door een Gerigts-decreet van verbodene alienatte ofte oppignoratie, facïo alieno, nog door inqualificatie.Z^ i/j/fl weggenomen ofte verminderd, gelyk in exemplo prodigi , welke Jure Civili niet eerder voor eenprodigusxnei effecï t gehouden wierd, dan wanneer hem a Prattere de adminiftratie , dispofitie en alienatie zyner goederen verboden was,arg. L 18 pr.ff. Qju tejlam.fac.poffunt; 6 Zo volgd daar uit door een tegengeftelde redenering, dat geen zodaan verbod ofte belet voor afgegaan zynde, alhierfubmtreren moet den algemenen zet- en ftelregel regtens: Omnes 4' pofte, qui non prohibentur. ' Zonder, dat daar aan eenige veranderinge, tot nadeel van de Crediteuren A.B. en C. kan geven, dat, eenige dagen en weken na ' deze by hun heden verkregene gerigtelyke verbanden , andere - ?t 'i Qx\'t  33fe Partis Quinto Crediteuren on dew en andere goedren van D. met peindinge' hebben geprocedeert, en die 8» gepourfui veert; zodanig, dat, ten aanzien van die confiderabele fchuldvordenngen, daar op een decreet van defolatie des boedels gevolgd, en denze.ven ond.r curatele gefteld is , met dat vooruitgezigt, dat veele van de polterieure Crediteuren by die geëxecuteerde goederen zullen tC Nadien'het'"oor deze anterieure Crediteuren A. 3. en C. genoeg < is dat de oppignoratie van het ongerede voor een wettige: fchuld, 5' en dus de atoatie ( waar onder juxta L. At. C. de Reb. Aken mede een pignoris vel hypothee* confiitutw begrepen word ) ex titulo m4 gefchied, en bonafide by deze hypothecaire Crediteuren antedecretum verkregenis, zo en a sditmet eene peremto're diftinftie tulfen goedren, ante vd poll a crednoribusgtpomdeert, by de civile wetten, ïfaèt betrekkmge, zo tot betalinge en ontfengft van een boedelfchuld , als tot het geven van onderpand , bekend, en hifice verbis te vinden is in L. 6. §. 7. ff. Quee in fraud. creditorum. . . . . Sciendum , Julianum ficribere , eoquejure nos uti, ut, qui deb 6. tam peeuniam reeeph, anteqjiam bona debitoris poffdeantur, qaamvisLns prudensque fiolvendo non effe recipiat, non timere boEdüum : fibienim vigilavit. Qui verö post bona poffejja debitwn fitum recepit , hunc in portionem vocandwn , excequandumque cceerts 7' creditoribus: neque enim debuit prceripere cateris vost bona pgeffa, cum jam par eonditio omnium creditorum faCta efifiet. v. M.üomat Les Loix Civiles dans leur OrdreNaturel Tom. l. Livr. 2. litr. io. 5e of- tite,Se.f„g:rz«,denUen vallen zy„, om indeden, °^S«1^^7?SSl* C«>'j>zt»u en anderen, by Snuvrjsd. r.xc.iixj./t u ^  C o x s. XXIX. 339 in Notis Lit. *■ aangehaald, deze Crediteuren A. B. en C. te verpligten, om zig met eede te purgeren „ dat hunne praetenfien , ^ ' „ waar voor die hypothecatie en ceffie gedaan is, wettig en „ deugdelyk zyn; Gelyk alzodanen purgatoirèn eed , by fententie van den 23. February 1694, tuffen Willem Schonenborg, Wynkoper te Emmerik, op en tegens Cornelis Abelen, conihlentxhns DD. Job. Fan Munfier & Gysb. OpTenNoorth, voor 'tStad-Gerigtevan'sHerenberge gepronuntieert, voornoemden Corn. Abelen , Pandverweerder , wegens dien aan hem door zyn Schoonmoeder, de Weduwe Te Water, voor een wettige fchuld opgedragen hof opgelegd geworden is. Wat vervolgens in order het tweede lid van de eerfte, tweede en derde vrage, rakende de gelibelleerde ces/te der gerede goederen, betreft, daar omtrent zou ik , om die ten aanzien van de hypothecatie der ongerede goederen reeds hier vorens aangetogene redenen en wetten, mede van advys zyn,, dat dezelve beftendig, „ en geene revocatie fubject is. Nademaal het moribus noftris voor een zeker en ontwyffelbaar 'axioma confuetudinarium gehouden word , dat ob favoremcommercio- 34, rum rerummobilium in deze en andere Landen tegens een derden bezitter geene vindicatie ofte reclamatie regulariter plaatze heeft, wanneer a£tu ipfo ofte realiter dezelve overgegeven zyn, beruftende op de bekende parasmie: Mobilia nonhabent fcquelaiti, ofte(gelvk de Franfchen zeggen ) Meublcs nont point de fuitepar hypotheque , zo en als dezelve met opzet door den Hoogleeraar Ant. Matthceus in Parosmiis Belgicis, en aldaar de zevende in rang, verhandeld en opgehelderd word; zonder dat eene van die aldaar aange- 35roerde exceptien a regula ter dezer fubjecte materie applicabel is: W'ordende n. 12. daar aan het triumphant effect zodanig geapproprieert , ut,pluribus creditorihus concurrentibus, vincat in re mobili , qui pignus pojjidet, cejfante privilegie cauf es vel temporis , en tegens andre Doctoren gedefendeert, quod paramia , generaliter loquens, etiam contra Fiscum in tacita hypéihem lecwn habet. eb ratt. n. rj. Vv t En  34o Partij Quint* En zelfs n. 17. by occafie der zesde limitatie van dien regel, 57* quod perfecutio rei mobilis, infraudemcreditorisaüenatce, ipfidenegatur, cum , Heet dolus alienanti non patrocinetur, tarnen natura rei mobilis traditce, quee fequelam non babet, poffeffori patrocinatur, dummodo tertius fraudis confeius non fuerit. . . . . , Daar nu per traditionem dominium rei traditce accipienti gac„ quireert word, arg. §. 40. f- de Rer. Divif.L. 20. C. de. Paclis, S8, Q> L. 9. §• 3- ff- de Acquir. Rer. Dominio, yel, quod idem efi, pignus alienatumdefinit effepignus contra jus Rdmanum in L. lo.C.de Remiff Pignoris, gelyk dit met een groot regifter van uit- en ïnheimfche Regtsgeleerden onderfteund, en gezag door gewysdens daar aan'bygezet word in Additionib. cujusdam Anonymi ad prof at. d. Param 7. uitgezonderd alleen in Savoyen en Duitsland, tef antibus 3S>" Fabro Cod. Lib. 8. Tit. 6. Def. 21. fc? Carpzovio P. 2. Confi. 23. Def. 12.de voorfz. paramie, als ftrydig tegens 't jus fenptum, met admitterende, maar in tegendeel aan een crediteur permitterende om die aan hem verpande en naderhand door zynen debiteur vervreemde gerede goederen op zyn regt te mogen vindiceren; ■ Zo word daar uit en door alzulkeaduele traditie inmanumtertiam buiten alle bedenken gefteld, dat daar toe geene judiciele 4°" ofte notariële acte, nogte prafentie van getuigen vereift word, wanneer maar van de rëele traditie en poffeffie van dezelve aan en by den crediteur blykt, zo en als dit,behalven diem Addit. ad d. Matthaai Parcemiam , verfcheide Doótoren met Keuren, Couftümen , Statuiten en raifonnementen nader en later hebben beveiligd den Hoogleeraar J. Voet in Comm. ad ff.Tit.de Pignor. Cif Hypoth. n. 12. voorts T. Boel in zyne Aantekeningen over de Decifi'm van den Raadsheer Loenius Caf. 50. pag. mihi 318. 319. Vo &c. en J. Schraffert P. 2. Conf. 87. n. 2. & Conf 88.«. 4. fun61. Ejus Ohferv. 11. nn. 8. 9. & 10. Obf. 129. nn. 3. 4feqq. & Obf. 192. n rr • Waar by laaitelyk kunnen gevoegd worden myne Conjultatien en Advyfen P. 3. Conf. 36. n. 11. alwaar d. P. Conf 34. nn. 6. Cif 7. Conf. 35. nn. 7. 8. (J 9. d. Conf. 36. n. 14- Conf. 37. Conf. 38. é? Conf. 39. verfcheide gevallen , advyzen en fententien op-  Gons. XXIX. 34ï gegeven , te vinden zyn , quorfum brevitatis ergo me refera. Waarom ik in dit geval, daar geene meubilen aan ofte ten behoeve van de Crediteuren A. B. en C. door den Debiteur D. verpand, maar werkelyk voor eenigerhande interdictie ofte defolatie overgegeven zyn, geene d' allerminfte reden voor een vindicatie, welke de pofteneure Crediteuren zouden willen fuftineren, kan vinden eenige lchyn van regt te hebben. Alhoewel ( om dit en pqffant maar te zeggen ) zulke panden ter minne , ofte pignora, volgens de hedendaagfche practycq en 41. couftume dezer Landen, om redenen, daar over by den Advocaat Boel ad Decifi. Loenii Caf. 50. BI 320. en 321. en andere Dottoren, als J. H. Böehmer Exerc. ad ff. Exc. 58. Cap. 2. §§ 5 6. S. De Cocceji in Jure Civil. Controv. ad Tit. ff. de Pignor & • Hypotb. Qu. 11. W. A. Lauterbach Diff. Acad.Vol. 3.Disp 120 i !i 8- 9- 1.U 2> 6? §. 10. fc. 1. L.Mencke in SeleL Dtff, Dvfi 9. De Retent. Pignor. ob aliud debitum Cap. 2. Tb 9 ö '' • J- bygebragt, uitwyzens den Zïte/in Codice, tot opfchrift hebbende, £rfa;« ob cbirographariam pecuniam pignits tentet ; : , 6» aldaar in L. un. voor geoorloofd gëagt worden. 1 ' 1 D, de vrye difpofitie over die'gerede goedren nn h ra piet benomen, zynde, by gevolg dezelve aan A.B.enC 42' . - - neeft konnen transporteren; zodanig,-dat de nader met 1 - ': : :J": gekomene pofterieure Crediteuren niet konnen gezegd worden , die gerede effecten, reeds en bevorens in handen van de- 43ze anteiieuie Crediteuren , daar van eigenaars geworden , gefteld , en niet meer in bonis debitoris geweeft zynde, gëaffècleert en daar toe eenig regt van praeferentie verkregen te hebben; ' Al het welk dies te convincanter een yeder zal moeten voorkomen , daar men alhier verfeert tn quafiione Paper rebus mobilïbus , welke, als bereids betoogd, van dien aard enriatuurezyn dat derzelver irrevocabilen eigendom per realem traditionem aan een derden overgaat, en wel met dat effect van regten,utdominusremfuam mobilem tertio evincere non pos fit , etfi bic compara- 44" verit ab eo , qui jus alienandi non habuit. v. Faber Cod. Lib. 6 Tit. 27. Def. 11.. Vv 3 ' 'tGeen  Partïs Quint/e 't Geen. als hier vorens met de vinger aangeroerd, tegens de difpofitie 4n 't Gemeene Regt, in deze Landen ingevoerd zynde 5' heruit od de publycque utiliteit, die tot Voorwerp heeft de ram & Saxen. P. 2. Diff. *£ n g Mevius ad^Luf^-^ 9 An 2 nn 6. &? 7.enA. Mattbceus de AuSlion. Lib. 1 Jap. ïi^ ^"«getekfnLt het declaratoir, voor Heeren Schepenen van Amfterdam in den jare ift* door een Secretaris vier Advocaten, zeven Procureurs en zeven NotaniTen, by forme van Sbe, dezen aangaande, ter beveiliging van 't gezegde, XgTven, t vinden in het Deel der Hollandjche Conpltatien Conf. 174. boven èn behalven 't geen in die door den Advocaat, den Heer Mr. Herman Noordkerk,by een verzamelde en in den jare i7d8 uiteëèfevenë Handveften der Stad Amferdam 2. Deel 1. Bo k Kap 3 §18. 2?/. 536 mede by Mr.. Tobias Boel in zyne MMeWh over de Delifien van den Raadsheer Loenius BI. iSXzeJ aanmerkelyk aangetekend en bvgebragt word < 3 Ta?al eens gefteld zynde, dat de goedren van den.Debiteur 4Ó' D bevorens door andre Crediteuren met peindinge geaffeaeert waren, zo zou dusdane affeaatie, ten refpeae van een derde, als A B en C by gebrek van infinuatie aan D. en nog veel minder by gebrek van interdictie aan A. B. en C de voorgaande handelingen obprcefumtam debitoris obcerati malam fidem niet annulleren, nog naar eenig Land- ofte Stadregt, nog naar 't Zutphenfeh ReS- ï over defolate en infolvente boedels, waar by alzo. Art. 22 fmlrentdealdairm,^^ «*» ^ff^S& regten, voor zo verre dezelve niet contrariëren d oude Lands en Stads coulïunen. zullen moeten nageleefd-worden zo zal men dit ftuk ex JureCivili & ratione fiatus met deze gelykformige middelen regtens H1 Nueise het Jure Civili bekend, quod debitor per unam Jive plures f waar over het d' Uitleggers niet eens zyn dog dit het poinft alhier niet raakt ) interpellationes in mora conjtituatur. v. J 3c. Tde UJur. L. 87. §• 1 ff- de Legat. a°. Ita, tore non interpellatus, moram non committat, arg. L. 23>.Jf. derah Obligat. 2 '  C o n s. XXIX. 343 Wanneer dit tot het cas in quaeftie gëappliceert word, zal men sx identitate rationis zeer haaft konnen opmaken, dat een peindinge , aan den debiteur niet gëinfinueert, hem in mala fide niet fteld, enhyby gevolg ook het regt behoud, om over zyne gerede goedren te handelen, dezelve te verkopen en aan een derde overgegeven ; - Gelyk vervolgens de_ ratio flatus publica niet toelaat, dat een « peindinge voor deszelfs infinuatie mede, ten reguardevan eender- 4 de, zou affectatie maken, nadien dan al le vrye handelinge en goede trouwe, de voornaamfte grondfteunzel en waarburg der commercie , zou geftremd, gebroken, en het crediet in 't ftuk van wederzydfche handelingen verbannen zyn. Dermaten, dat 'er tuffen een blote peindinge op 't gerede, onder den debiteur verbleven, en defolatie van den boedel, een nota- 49bei onderfcheid gevonden word, nademaal, d' eerfle konnende verburgd ofte daar tegens pandkeringe gedaan, en dezelve daar door opgcfchord worden, den debiteur in zyne handelingen daarover niet verhinderd is, daar in tegendeel de twede door tuffenkomfte van een rigter lyk decreet denzelven de handen komt te binden, en zo omtrent de vordere alienatie en dispofitie, als d'adminiftratie de magt benomen is. Waar uit onwederfprekelyk het vorens betoogde wyders gëappuyeert en geconfirmeert word, relatie tot het gëadvifeerde van wylen den Heer Joh. Goris in gez. myne Confultatien en Admfen 5°* d. P. 3. Conf. 22. nn. 21. cif 22. vergeleken met het geene daaromtrent by 't Stadr. van Zutphen Pit. 12. houdende „ hoe men „ gereed goed verwinnen zal? Art. ó. geftatueert, en in terminis gëadvifeert te zyn bevonden word in voornoemde myne Jdvyzen P. 4. Conf. 8. nn. 17. cif 18. Uit allen dezen zal ik dan befluiten, dat alle generale ofte fpeciale verbanden, welke by wegen van juftitie ofte van affectatie op gerede goedren van een debiteur buiten actuele traditie verkregen 5L worden, volgens het alhier in dit Furftendom Gelre en Graaffchap Zutphen gerecipieert en voorlang gecanonifeert a.rfowa, zyn kragteloos, en dus ook aan den debiteur niet konnen beletten der-  344 Pastis Quinto derzelver ceffie en overgifte aan een derden , ofte immers, dat dusdane verbanden niet langer duuren en van effect zyn, dan zo lang die gerede goedren zyn enblyven in demagt, eigendom en 5 beheringe van den debiteur, gelyk dit alles met twee merkwaardige voorbeelden bekragtigd te zien is, zo m de^düyzenvanden Heer Schraffert P. 2. Conf. 87. nn. 6. 7. &? 8. & ConJ. SS. n.±. junót. Obferv. n. nn. S. 9. & 10. als mdemyne P. 3. Conf 31. nn. 4. dif 5- De drie eerfile magen genoegzaam , zo k vertrouwe , conform onze regten en gewoontens,beandwpord hebbende, diend omtrend de vierde en laafte vrage alleen en kortelyk voor advys; , Dat de hypothecaire Crediteuren A. B. en C. niet behoren „ , 'geconftringeert te worden , om dien gëarticuleerdcn koopspenning vooraf te betalen „ en wel om deze decifoire redenen: "1 Dat nergens, gelyk in /afloberigt worde, by de koopsvoorwaarden door de Curateuren over den defolaten boedel vanD. in 't openbaar voor de verkopinge van het ten behoeve van A. B. en C. in het uitgeveild parceel bekende verband, gezegd, veel minder bedongen is, dat deze Crediteuren , kopers wordende, kl haar geveftigd kapitaal niet zouden mogen inhouden , nog met hare gerigtelyke fchuld compenferen, maar 't zelve aan handen van die Curateuren op de gefielde termynen betalen ; ita ut omiffa hac exceptione regulariter compenfiaüo locum habeat, arg.L.3. if. de Compenfat. ', . 11 Dat, vermits dit parceel bezwaard en een verkoper, naar regten, verpligt is, aan den koper het verkogte, vry van alle ' Dat uit deze drie -Hellingen ook gegronde exceptien niet alleen van deze compenfatie volgens het Reglement der Stad Zutphen over dejolate boedels Art. 24. conform 't geen Mevius P 7 Dec c8 127 daar over bybrengt , en de exceptie compenfationis' cumdebi- 5 ' to admitteert, quod ex Je liquidum ejl, cumopponitur, Heet hparte opponentisilhquidum fit. v. Eundem P. 1. Dec. 122. ubirc /verba Meyen m Colleg. Argentor. Lib. 16. Tit. 2. Th 10 n \ in fine notatudigna funt, cum ait: Etfi, cumobjiciturdebitüm,êquidum fit, tarnen, fi cum fenlentia fertur, liquidum effe potefl, com- 59penfationem non eb minus admittendam effe, maar ook van retentie tegens alle eventuele aanfpraak der Curateuren in regten aan deze Crediteuren, Kopers, moeten te ftade komen; Want het daar by , ten aanzien van de wet- en deugdelykheid zeker is , dat , of wel pendente fuper prceferentia fif concurfu 60. proceffu, regulanter aan den mede-fchuldeifcher geene betalinge mag worden gêadjudiceert, egter de petitie liquidi ob illiauidL niet maggeiufpendeert worden, fi de ipfius jure certo conllat, velutifi notone ante omnes ereditores fit privilegiatus , &> ceteris potior, gelyk m cas fubjeél volgens het geraifonneerde van Mevius P. 3. Dec. 174. % Immers en in alle gevallen moet daar uit voor A. B. tn C dit voordelig flot opgemaakt worden, dat zy zig van het middel van retentie mogen bedienen, tot dat hier over nader zal erkend we- 61. zen ; Jure enim retentionis, qua juftamfacit exceptionem, in Judicio audiendam, nemo, nifi caufa cognitd, dejlituendus eft. v. Mevius d P 1 Dec. 247. J ... Zon-  v A*r A^t He retentie van dien compenfabelen koopspertning, "• minder, daar het gekogte ^1*^* «g* den , en midlerwyl het dezejntmenje C*^- ^ 62. niet gêimpuceert worden, d*:w« „IhJttoLjurerHenm^is genoeg », ^^^S&*<» blote contradictie en SS2 r d'Sere indaSt weggenomen,ord. m gU & «mï* M:i:TC^tJÏB. en C. om ditvraag- 63 ft»nS^S|r tiara SS »»- •> T"t 'en a" dlT»5 — met wetten en ge^ ~"^ffbevon en worden by ^ i, 64* iam compenfatione. v. ^ I2- Aldus gêadvifeert binnen Zutphen den 16. November 1758. 7. SCHOMAKER* i: o n s.  C o n s. XXX. 347 C o n s. XXX. ADVYS CONFIRMATOIR. T>y ons ondergefchreven met alle aandagt zynde gëexamineert -Dhet vorenftaande advys van den Heere en Mr. Joofl Schomaker , hebben wy het zelve, ten aanz,en van de drie eerjte vragen, zodanig in regten gefnndeert gevonden, dat wy, zonder haïiltatie,ons daar mede in zoverre conformeren by dezen; vooral, zo de Crediteuren A. B. en C. de verklaringe doen, ingevolge hunne prasfentatieby hare derde vrage. Dog, alzo de béandwoordinge van de vierde vrage, naar onze gedagten , afhangt van de couftu mes dier Stad van de Graaffchap Zutphen, alwaar het geval, waar over dit advys is afgegeven , gebeurd is , ende de couftumes van welgemelde Graaffchap daaromtrent ons niet genoegzaam bekend zyn, moeten wy ons excuferen, om daar op te adviferen. Gedaan binnen Deventer den 16. December 1758.. DERK DUMBAR. GEORG JORDENS. ' C o n s XXXI. ADVYS CONFIRMATOIR. /"gezien en gëexamineert bv onsonderg°fchreveneRegtsgeleer^den 't vorenftaande advys, bv den Heere enMr. JooftSchomaker op de daar by vcrmelte Cafus en de daar uit geformeerde Ouceriturs den 16. November d-zes jaars 1758. binnen Zutphen afgegeven, beneffens het confirmatoir advys van de Heeren Xx 2 en  g4g P A R T I S QülST* en Mrs-. Derk Dumbaren Georg Jordens, getekend binnen Deventer den 16. dezer maand December, daar aan volgende;. Dunkt ons, onder correftie van beter gevoelen, wel ende conform de regten en gewoontens dezer Provincie gëadvifeert te zyn, en vinden wy derhalven geen zwarigheid, ons daar mede te conformeren; voornamenlyk, inval de Crediteuren A B. en Czo als by het confirmaloire advys van de Heeren Dumbar en Jordens mede geremarqueert is, de verklaringe doen, ingevolge hunne prcefentatie, by haar derde vrage vermeld, enzy die hare verklaringe, daar toe gerequireert wordende, met eede zouden kunnen Haven: Ons ten dien opzigte pro uiterton confrmattonexeïexerende tot het geen onder andere Provinciale wetten geftatueert gevonden word by 't Landregt van Tielre- en Bommelre-weerden Kap. 19. Art. 1. 2. en 5. en by het Stadregt van Bommel Kap. 17. '"omtrent de vierde vrage is ons niet onbekend het verfchillende fentiment der Regtsgeleerden, waar van in fpecie te zien by Matthceusde AuSlionib. Lib. 1. Cap. 13. §• 7- en welke Aucleur daar ter plaatze voor de affirtnative is concluderende. Niet te min vinden wy de redenen en motiven by het daaromtrent geadvifeerde van den Heer Schomaker zodanig plaufibel en aannemclyk, dat wy geen zwarigheid zouden maken, deszelfs lentiment in dezen te amplefteren, en ons daar mede insgelyks te conformeren; ten ware de particuliere regten en gewoontens der Stad , alwaar het geval exteert, en het welk wy , alzo by die Cafus-pofttie niet is uitgedrukt, niet nader.hebben kunnen of behoeven te onderzoeken , het contrarie van dien mogten uitbren- êCTerwyl fpeciatim , met relatie tot de Stad van Zutphen zelve, zulks, onzes bedunkens, teminderzwarigheidmoet hebben, alzo by het Reglement over de defolate en infolvente boedels aldaar , inden iare 1742. gëemaneert, en by het advys mede geallegeert, uitdrukkelyk Art. 24- gemeld word,, dat, in cas debiteuren van een boedel, welke defolaat of infolvent verklaard is, eenige wet" tige fóAd wederom te pretenderen hebben , dusdane poften „ tegens  C o n s. XXXI. 349 „ tegens den anderen zullen mogen worden gecompenfeert en ge„ liquideert. Aldus, onder verbeteringe, gëadvifeert binnen Arnhem den 30. December 1758. E. H. CREMER. JOH. JAC. FAN HASSELT. H. J. SCHOMAKER. XXXII. ADVYS INSTRUCTOIR. Of en hoe verre twee BuurfchappenotxeMarken , te zamen ofte yeder in 't byzonder 5 verpligt zyn tot reparatie van een oude en vervallene Sluize 3 in eene van die Marken gelegerd S U M M A R I A. 1. f)f overftemminge in twee Marken , een gemeen belang hebbende, plaatze heeft, en of 't zelve, als nog fubfifterende, moet bewezen worden? v. n. 6. Add. n. 10. 2. Waar over de vorige markenrefolutien dienen onderzogt te worden. 3. Twee afzonderlyke Marken hebben ook hunne byzondere regten en Opzienders. 4. Deficientibus duobus extremis fpolii, heeft de citatie voor den Hove Provinciaal ex capitefpolii geen plaatze, ob rat. n. y. 7. Reparatie van jiuizen moet gefchieden buiten nadeel der eigenaren omtrent hunne landen. 8. Dusdane koften moeten door dezelve, niet hoofd voor hoofd, viritim, maar pro numero jugerum, naar 't morgental, gedragen worden. 9. Limitatur in cafu fummi periculi. 10. De overftemminge in utile markzaken verpligt de mindere Leden van dien. 11. Tot het obftrueren van oude ofte conltitueren van nieuwe fluizen word de cognitie en conceffie vandenSouverein vereift, ob rationes n. 13. 12. En de manier van addres aan, de Staten der Provincie aangewezen. Xx 3 By  larie tot de voorfz. Marken, alleen peremptone, dog korteiy* , V°Daf Sk£"ls onderfcheidenlykei^^ mCmmuni. zynde, daarom ook by de G/P^V'",^ reparatie der oude " ^Immarkendag te willen uitfchryven, en met deze (Oeken" ?? ïï k m een eenparken voet omtrent den nieuwen te leg. f$£at ?SWe daar by hebben, te willen " nf fa onaangezien, by eene op den 2p. September, daar i'onS ^ehoudene vergaderinge door Die van Oeken fub nrlgbule'n &n^o&^r4<^^' va" ÊV? '^fc » ff enZ3dt kdta^mSti/.zou daar üit.rtffo» ;«r«>^ze vrage me „ de quasitieuic uu.uvv e & , fc hunne jan_ » S.Tovt StïïeSèS" ft* : "oTwlS ^SSSffl^*-^ nader ^overwogen' re worden de vonge refoluuen en de-  C o n s. XXXII. 351 elanden van 1634. 1.535. en 1Ö36. fob Lit. A. B. C. £f D. vergeleken met E. F. L. en die daar uit bv de Mark van Oeken 2. gemaakte illatien, ter vervolgelyke verpligtinge van die by de Mark van Rhiendren tot fimultaan fupport der kollen en onderhoud van deze jluize , hoe ver dezelve alsnog na verloop van zo veele jaren applicabel zyn. Nadien, als gezegd, deze twee Marken, afzonderlyk zynde , ook hare byzondre regten hebben; zonder, dat de oude ofte nieuwe Jluize uit laft van hun beider Hoge Overigheid tot gemeen ^* 's Lands ofte dezer twee byzondre Marken gelykmatig voordeel bevonden word gemaakt, ofte daar over gemeene Opzienders , gefteld te zyn. Waar uit derhalven gelykerwys eene notabele diftinétie tuffen gemeene en byzondre Marken en Buurfchappen alhier voorkomt, alzo ook diftincte reflexien en applicatien aannemelyk zyn, waar over onder andren Jod. Hoekman Tr. de Jure Aggerum, en wel Cap. 14. nn. 104. & 105. kan nagezien worden. Waarom ik liever , om deze en andere redenen, met praeteritie van het eerjle en tweede Quaritur , op het tweede lid van de derde vrage, falvo meliori , zou van gedagten zyn „ dat de Gë„ erfdens van Oeken niet bevoegd zyn , in dezen, deficientibus du„ obus extremis fpolii, den Heer Markenrigter van Rhienderen, na 4" ,, een bynaar immemorialen tyd, dat de oude filuize ter zeiver „ plaatze zou gemaakt, vervallen, en als pro dereliclo gehouden zyn, „ wegens de gelibelleerde feitlyke remotie excapite fpolii voor den „ Hove Provinciaal te citeren,, omdat de oppoferende Gêerfdens van Rhienderen, in poffefjione quafi libertatis zynde, daar by infum- 5, mariijjimo overzulks zullen moeten gemainteneert , en Die van Oe/b?2,a!sAanleggers,c«/« fua intentione, ad probandum inordinario , ftve pojfejforio, Jive petitorio, verwezen worden; Als wanneer het derzelver poft en phgt zal zyn aantetonen , niet alleen, dat dezelve redenen van een gemeen belang, welke öL tuffen Die van Oeken en Rhienderen voor 1634. met betrekkinge tot die oude waterfiouwinge ofte Jluize plaatze hebben gehad, alsnog en nu tuffen dezelve fubfifteren, maar ook dat de Eigenaars van  352 Part is q ü i N t a Rhienderenbyhet maken ofte zo genaamd herftejlenvan diemeU' 4. Nadien de Gelderfchen, antiis j ' quitatis amantiffimi, Broeders i en Vrienden van de Romeinen, p op zigzelfsonder hunne Hoofi den hebben beftaan. :t 75. Gelyk voorhenen de appeüen ü aan 't Engellander Hb'J g'interi- i poneert wierden, zo moeten dc  Co8j. XXXV. 361 proceffen onder een boom te Aurik in Ooft vriesland, en de dispuiten over Leenen ten Zutphenfchen regten, ter waardye van 15000. guldens en daar boven , onder een eikenboom, binnen Zutphen, alsnog geventileert worden. 77. Ordo, in decidendis controverfiis obfervandus, prcefcribitur. 79. Qiiod applicatnr ad examinationem fi? decifionem L. Hac EdiBali. 80. Welke Wet in Gelderland nooit in obfervantie geweeft is, volgens 't getuigenis van onzen Vaderlandfchèn Couftumier, Lambert Goris. 81. 82. 83. Waar omtrent nogtans een diftinclie door dezen Auc Uur aldaar in 't vervolg gemaakt; 84. Dog alhier verworpen word , zo om redenen n. 85. als dat de reden niet uit de Statutaire gemeenfehap van goedren alleenlyk moet afgeleid werden, v. n. 86. 87. Nadien deze Statutaire gemeenfchap , by ehepneten niet gederogeert, dok in Holland, alwaar de difpofitio L. Hac EdiStali eg ter alomme aangenomen is, plaatz heeft. V g8. Dus word d' abrogatie dezer Roomfche dispofitie niet door die gemeenfehap van goederen veroorzaakt, zo en als, behalven gez. AuSleur, mede oude Hollandfche Regtsgeleerden hebben gëopineert; 89. En vermeind, dat, dezelveby huwelyks voorwaarden bedongen s zynde, deze difpofitie dan plaat¬ ze hadde , om reden n. 00. 91. De eenigfte reden van de defuetudo d. L. Hac EdiEbati in Gelderland is de favorabüiteit van huwelyks voorwaarden , die zo veel kragt hebben, als elders de uitterfie willen , volgens het bygebragt getuigenis van onze Gelderfche Schryvers en Regtsgeleerden nn. 92. 93- 6f94- met refutatie van andren n. py. 96. Welke vryheid van dispofitie över erffeniflen en fucceffien apud Gelros by ehepnóten tegens de dispofitie van het Roomfche regt ftrydig is , om reden ». 97- 98. Deze fucceffieby ehepaliten te befpreken, is door Leo in Nov. 19. allereerft gêintroduceert , en van tyd tot tyd alomme gerecipieerd 99. Waar tegens de dispofitio Juris Romani ftrydig is, ob rat. n. 100. 101. Het verder argument vanvorensgemelden Goris , uit het Landr. van Veluwe genomen , raakt het Graaffchap Zutphen n iet. 102. Qjiod ex abfurdo per allegationem juris, alibi extra Comitaiam recepti, probatur. 103. Omdat een yeder Provincie, op zig zelfs Souverein zynde , aan geene andre wetten verbonden is> 104. In 't Graaffchap Zutphen heeft deL. Hac EdiStali, ftrydig aan deszelfs oude gewoontens, geen plaatze. 105. Omdat de Heeren Staten 't voorbeeld, van andren nie1: heb- Zz bén*  9Ö- P'iïtn Qoimt* Cafus-pofitie. A, uit zyn eerfte hnwelyk hebbende vyf Kinderen met B., overgaande tot een tweede ehe, conftitueert by buvveiyks voorwaarden een reciproque tugt van alle zyne goederen, te profiteren bv de langftlevende ad dies vitcs, boven een morgengave van .... A, Parens binubus ,komt vooraf te fterven, zyne vyt Voorkinderen uit de eerfte ehe nalatende, en uit de tweede ehe geen* Kinderen verwekt zynde. Qiiaritur. Of de langftlevende Stiefmoeder vi pacïi dotalis tot de tugt van alle goederen beregtigd is, en of niet de Voorkinderen m tegen- dez. DafMtime portie met geen ufufrua heeft kunnen bTSidetTO niet meer heeft kunnen worden gebeneficeeri zelve niet in ufufruBu, als pro minima portionebareditana,. gelyk'die by een der Kinderen word genoten? bende gevolgd, moeten geöor- , deeld worden, het daar by conform de vrye dispofitie by huwelyks voorwaarden gelaten te hebben. . . _ _ jcé. De paflage uit het Landr. van Veluwe , fprekende van teftamenten,, heeft geen. applicatie op de materie van huwelyks voorwaarden, zeer ver van elkandren verfchillende. j©7- Ita, ut argu'.nentatio ab uno ad aliud non procedat. k>8. Quod d contrario ct exabjurdodluftratur. 109. Depacladotaliazyn,™ zom¬ mige willen, fpecies tejlamenti. no. Waarvan de tegenredeneringe opgeloft; IU. En uit het vorens gededuceerde befloten word , dat de L. Hac EdiQali 6. C. de Secund. Napt. alhier van geen applicatic is. 112. Het welke zo met verfcheide I advyzen van vermaarde Prai ftifyns en Regtsgeleerden , ais I met* fententien, door de Heeren van. de Magiftraat van Zutphen j in contr adicl brio afgegeven, beI wezen word. 3. r.  C o n s. XXXV 36} By ons ondergefchrevene Regtsgeleerden gezien en gëexamineert zynde de alhier voorgeftelde Cafus-pofitie en de daar bjr geformeerde , en uk dezelve Ipruitende vragen, kunnen wyniee anders zien „ als dat dezelve alle hare relatie hebben totdecon„ ftitutie der Keizeren Leo en Anthemius , in L. Hac Ediclali 6. „ Cod. de Secutid. Nuptiis vermeld , en dat derhalven , na, een „ vooraf gegane examinatie van 't geen, zo'by gemelde wet, als „ by andere Keizerlyke conftitutien, en Jure veteri Romano is „ géordonneert geweeft, hier in onderzoek diend gebragt te wor„ den, of ook 't geen,'t welk Jure Romano veteri novo is ge- 1. „ weeft certi l§ indabitati juris ,ad mores hu jus provincies ,praxin„ que adeo bodiernam kan zyn van eenige applicatie; zodanig, dat „ men, de leere van het Roomfche regt, en deszelfs principes, „ aangaande het geval in quaeftie, onderzogt en gedebatteertfieb„ bende, ook verpligt zoude zyn , id, quod Jure Romano is ge„ ftatueert geweeft, quoad formannacmcdum Juris Celrici, te af„ firmeren? Om nu met een gevoeglyke en gepafte order in de examinatie der voorgeftelde poinclen te verferen, en deze zake ab ipfa origine , Verisque illis, ac limpidis jwisprudentia Romana fontibus , zoveel ïnogelyk, op te halen , zal ons inzonderheid te remarqueren 'ftaan; Dat, gelyk het Jure veteri Romano bekend , en van een onbetwiftbare zekerheid is geweeft, quod non folam Pater in liberos 2. pleniffimam haberet potejiatem; in zo verre ook, dat, volgens het getuigenis 'van Dionyjius Halycarnaffenfis in fuis Antiq. Roman. Lib. 2. & Lib. 8. Edit. Sfiburg. pag. 96. & 547. Sinpiicius in Comment. adEpicteli Enchir. Cap. 37. en anderen,ten dien einde by Heineccius in Syntagm. Antiq. Roman. Lib. t. Tit. 9. §§. 5. 6. $§7. wezende geciteert, denzelven niet alleen zyne kinderen, impune, en zonder-de minfte navrage, konde verkopen, vinclosin opus rufticum ablegcren, ja zelfs, uti fervos Dominus, dodon, maar ook dat-eodem Jure Romano Liberi ,tanquamresmancipi ,naar het gevoelen van zommigen , wierden geconfidereert, nihilpt oprtmi te bezitten, en alles hunnen Vader, met wien ?.y,tanqvdmca Zz 2 dem  s64 PartïsQuint/e demterfona, gehouden wierden, acquireerden, in gevolge van het '5- ^enTÈ lnl Per quas perfonas cuique acquiritur ten genoegen fe eerd word; met dat gevolg, dat ( zeggen wy ) naar inhoud fanhet Jmc de Roomfche reÖgt, idem prope jus anuquifftmishbe^ ^p^^tempaHbusmaritoinuxarm, competeerde, quodparen- ti in liberos h Romulo datum erat; .1,1 i„ Tnvo gen, dat een Vrouw perennes ™^V^fe^fi bekend if, ofte eonfarreatïone , ofte coemptione, ofte ufu gecelebreert 6 ff. Sol. Matr. en andere plaatzen meer, alwaar een Vrouw ge "Ld word in patria potefiate, en dus met tn mantab te zyn en L hlvven! do, te omegt, als alle hare betrekking op latere tyden/dan'van welke Wy nu fpreken , hebbende , tragten te be- WySchöon eigenlyk de nuptiat, alleen coemptioneaut faneinitx ,en niet de tw andYere dJc v0He magt der Mans over hunne Vrou- ^zo^entande i'fyl Mifcella, waar MinianusinN» veil 2% S 43. gewag maakt, ten klaarften mede komt te blyken. Bv deze wierd de Vrouw, dewelke een legaat fub conditione ne nuberet, was nagelaten, de vryheid gegeven, van, ongeag , deze cond tie,het legaat te adïeren, en egter te trouwen; modo 7' tra Zumjuraretje liberorum qucerendorum eaufa tantummibere, TvXe kennen gaf, dat deze Vrouw niet coemptione aut f me, maar alleenlyk ufu tot een tweede huwelyk overgong. Wan ,ofwel allehuwelyken,liberorum qucerendorum caufa,mer. 8- den aangegaan, zo is egter het'woordeken tantum alhier byge-  C o n s. XXXV. 365 voegd, tot een teken, dat hier alleen van de nuptia per ufum word gefproken: De reden was, dat per ufum een vrouw niet overging in potefiatem mariti, gelyk wel per coemptionem ; zodat dezelve, etiamft adjecla legato hac conditione , wel ufu , maar niet anders adfiecundas nuptias mogte treden, quoniam hu nuptiis bona , qua a primo marito, tanquam fua, har es fufceperatJnfecuhdum maritum non tran.ferret, nee liherisfuis fpemfuccedendi auferret, daar zy in tegendeel, fi per coemptionem in manum fiecundi viri tranfiret, ook terftond een perzoon met hem kwam uit te maken, en met alle hare.goederen enz. in zyn magt overging, en dus de kinderen harer eerfter ehe merkelyk praejudicieren konde, gelyk zulks geleerdelyk word aangetoond bf Ant. Hot oman. all. Obf. de Veter. Ritu Nuptiar. d. Cap. 22. en Brouwer de Jure Connubior. Lib. 1. Cap. 8. n. 2. Waar uit dan ook geen ander gevolg konde refulteren ,, dan dat, vermits 'er niets zekerder is, quam quod nemo pot efi fibi do- 9° nare, nemo aliquid a fiemet ipfo capere, overzulks ook in 't geheel geene donatie ofte alienatie van wat aard, ofte natuur dezelve ooit zoude mogen wezen, per pattum aut contraSlus inter Conjuges , plaatz konde hebben. Welke reden ons van meerder klem en gewigt toefehynd, dan : die geene, welke Plutarchus, Hotoman en andere geven , dat, na- IOv menlyk Romulus, welke, naar het getuigeniflevanDionyfiusHalicarnajfenfis, uxorem pudicam , & viro obfiequentem , aque atque illum domus dominant effe, in mariti bona tanquam filiam ex_ affe, fi is fine liberis decederet, fi prolem relinqueret, una cum liheris ex aquo fiuccedere juffit, hier door zoude veroorzaakt, hebben, quod bona inter Conjuges communia, nee ulli adeo inter eos donationi locus effet. ' Want dit is niet overeentebrengen met de ampele magt, door ^ denzelven aan de Mans over hunne Vrouwen gegeven , als dewelke aan geene het regt vergund heeft, om deze, wegens redenen, in de wet uitgedrukt, te doden. v. Gellius in Nocl. Attic. Lib. 10. Cap. 23. dermaten , dat men van eenen Egnatius Mecennius verhaald vind by Plinius Secundus Natur. Hifior-, Lib. 14. Cap. 13. Zz 3 dat  dat hy zyn vrouw, qucdje infcio, vinum ex dolio bibiffet, heeft w j' j «...kraet en van Romuhis gèabfolveert is. leM"r dl pla£ van ^$3 ?l4^*^ ^ ^7 iJto* tanquamfiltan, fuceedere docet, doedterftond alle^vert cel- ™^vlnlemidivifum Tminium, ofte gemeenfcbappelyke beheringe d*«to verdwynm i 6 15. Corafius Mifcell. %. C«p. 15- Arni^us * J«£C.n mJto 7. 6. ««• 7- & 8- waar by komt t geen Cuw by iLsHUior Lib. 34. Cap. 2. zegd; Major es noM nullam, ne L eiïe parentum, fralrum, morum: Alle welke plaatzen getnSstfvan eige conjugale gemcenfchap fgf™ maar veel eer eerrabfolute magt des Mans over dezelve aantonen z Cr,pen Tr. de Uxore Rnnanajcre ,per tetum B»fT Cap\ n 1. * 0* juna. C«p. 4- 0gft « Om D# • Puk t3 Privat. mg. 4. tS L. 88. §. 2-jf- ^ -tegdtf- 2°. blykt ) dominum noemde, niet meer gehouden word in potejlate , neenmaar in officio & operis *3 mariti te wezen, waarom dan ook dezelve in L. 14. in fin. ff. Soluttt Matrimonio alleen manie reverentiam exhibcre teneri, en in L. 6$: ff. de Judkiis blootelings mariti domicilium fiequi gezegd word. v. Rod. Saarez Tr. de Bonis conftante matrimonio acquifitis Lecï. 1. nn.4.1. & feqq & H. Bruckner Decifi Matrimon. Proocm. nn. 50. En welke alleenlyk haar huwelyks goed 'ad fiflinenda matrimonii onera aanbragt, dewelke zy foluto matrimonio, quoniam dotium caufa prcecipittem efi, &reip. int er efi, muiier es dotes falvas habere, als In h' 2- ff. de jure Dotium & L. i.ff. Sol. Matr. ftaat, konden repeteren, ja zelfs, fi qaid amotum effet, actiune rerum amotarum vorderen. v. L. 7. & L. il. pr. ff. de Aclion. Rer. Amot. Ai 't welk, gevoegd zynde by de prohibitie van de Lex Julia., dewelke fundum dotalem Italicum, 't geen naderhand door Jufiinia- ie in L. un §. 15. C. de Rei Uxor. ASl. ad quosvisfundosprovinciale s gëextendeert is, non confentiente mullere alienari, vel ea confentiente oppignorari , kwam te verbieden, v. L. 4. ff. de Fundo Dota'i, een doorflaand en legaal bewys uitleverd, dat ditftricte l0'regt der Mans over hunne Vrouwen, derzelver perzenen en goederen, door de tyd isgeceffèert en opgehouden, en mitsdien den Vrouwen de vrye dilpofitie over hare goederen overgelaten. Het welk dan ook de reden fchynt geweeft te zyn, dat ( daar van te voren zo min, als een filius, aut filia patri furtum facere poterant, aut mm patre pacifci , aut aliquid eidem donare , eer en alvorens het jus pecw/'eramgëintroduceertwas, quoniam unameandemque cum patre perfonam confiituebant, ook alzo weinig yets van **" dit alles inter virum & uxerem ob eandem cauffam plaatze had ) men naderhand gezien en ondervonden heeft, quod inter Conjuges mutua pacla Ê? contraclus van verfcheide aard en natuur hebben kunnen gefchieden. Op dezelve wyze zyn ook de donationes mutuee , te weten zulke , ex quibus & locupletior muiier, Ê? pauperior maritus ( cm met 18 den Regtsgeleerden Terentiur Clemens m L. 25. ff. de Dmw.t. int~  368 PabtisQuih.t* int. Vit: cj? Uxor. te fpreken ) in f ui s rebus fit, en dewelke naderhand per Lrge* hebben moeten gereftringeert worden , allengs, kens in gewoonte en gebruik geraakt, ten opzigte van welke laafte de woorden van Ulpianus in L.i.ff. de Donat. int. Vir.&Uxor. ten uiterften opmerkelyk zyn, en onze attentie , als welke het tot nog toe alhier verhandelde niet weinig ligt byzetten, komen te meriteren; Moribus ( dus laat zig de Junft horen ) apud nos receptutn ejt, I0 NE INTER VIRUM & UXOREM DONATIONES VALERENT. HoC UUWfl receptumefi, nemutuato amvre invicem fipoliarentur , donationibus non temper antes , fied profufia er ga fie facilitate ( abutentesf) Niet zonder reden zegd Ulpianus dit moribus gerecipïeert te zyn,vermits olimJiberaRepublica, omvorensgêallegeerde reden, de donationes inter Virum tJUxorem, geen plaatz konnende hebben, maar allengskens door het affchaffen der fiolennes nuptue,en dus moribus in gebruik geraakt zynde, ook niet anders , als per tosdem mores , konden gecoërceert en beteugeld worden. _ Nadien de cequitas en het confilium JCtorum per disputationem 20 fori , uti loquebantur , fuggereerde , ne profufia ( gelyk de wet fpreekt ) facilitate, conjux avarus fimplicis , cjf hberalis conjugis facultates emungere cjf in prcejudicium liberorum, quodeducandipotiusfiudium effe debet ( zo en als in L. 2. ff. Eodem vereifcht word ) ad fie trahere poffet. In welken gevalle de Regtsgeleerden gewoon waren, dat geen, 'twelk allengskens, zonder exprefTe faiiftie van den fiummus lmperans , was certi , cjf fiabilis juris geworden, moribus te adfcnberen, fchoon zy eigenlyk zelfs van deze, zo en als wy nu zouden fpreken, dagelykficbepraclycq oorzaak waren, en tot dezelve, per modum cvnfilii cjf disputationis fori, aanleiding gegeven had- deHierom is bet, dat 't bovengemelde jus patrium , hoewel al22 lereerft door Romulus ingefteld, egter, 't geen notabel is, moribus word gezegd geïntroduceert te zyn. v. L. 8. pr. ff.de Hts, qui fut velalien. jur. funt, gelyk om dezelfde reden te Vrouwen gezegd worden,niet alleen moribus non poffe dan judices, maar  Cons. XXXV. 369 ook, quod MORiBffs civiltd officia iisdem adempta funt in L. 12. §. 2. in fine ff. de Judic.& L. 1. §. 1. ff.adSCtum Vellej. juncLL. 2.ff. de R. J- en welke diergelyke plaatzen meer zyn. Met deze en zoortgelyke verdere redeneringen, voorbeelden en toepaffingen ons niet langer ophoudende, zullen wy, als tot ons oogmerk enkelyk dienende, remarqueren, dat, alfchoon de donationes inter Conjuges, om gëallegeerde redenen, niet gepermitteert waren, aan dezelve egter de libera facultas difiponendi 2„ per modum teftamenti, codicilii, aut legati, ofte anderzins ten ee- 5' nemaal onverhinderd en vry was; zodanig, dat, quod quisquelegaffet fiuper pecunia, tutelave fiuce, ita jus effe dcberet , arg. L. 120. ff. de V. S. Dan vermits al wederom de ondervindinge der tyden, dewelke zeer aartig van Sophocles gezegd worden, het verborgene aan fc4< den dag te brengen, en het geene bekend was, te verdonkeren, deed zien, dat ook deze al te groote vryheid dikwerf ten uiterflen nadeelig en prsejudiciabel aan een der parthyen konde zyn, inzonderheid , wanneer , door de dood van eene der Egtgenoten het bedde gefcheurd zynde, en kinderen uit het zelve overblyvende, de langfilevende tot een tweede ofte verdere ehe tredende , uit hoofde eri kragt van deze gëinvetereerde, en naderhand per Lege* geconfirmeerde gewoonte, zynen tweeden Egtgenoot, inpra- judicium liberorum prioris matrimonii bevoordelen, en, dewyl niet verder , als ad legitimam, liberis relinquendam, was verpligt, en gehouden, denzelven, voornamenlyk, wanneer eene opulente he- „ rediteit naliet, verrebovenzynekinderenbeneficerenkor.de. Het welk ook, quoniam non omne, quod Heet, honejlum efi, niet 2 ? zonder reden eerft den Keizer Gratianus , Valentianus, en Theodofius in den jare na Cbrifius geboorte 382, onder het burgemeefterfchap van Antonius en Syagrius bewogen heeft, omme, ten einde hier in wyflelyk te voorzien, en tegens deze zo grovelyk ingeflopene misbruiken voorzigtiglyk te waken, ih hare dispolitien, zo in L. 2. Cod. Theod. als in L. 3. Cod. Jufii. de Secund. Nnpt. wel exprelfelyk te gebieden, nefemince, quee, jufceptis ex priore 26. matrimonio filiis, ad fiecundas pofil tempus , luStui fiatutum, tranfieA a a riut  370 Partis Qüint/e rint nuptias, aliquid exiis, qua ex faciÏÏÊatibus pr'mum maritorum, op wat manier en by wat titel het ook zoude mogen wezen, gepercipieerd en genoten hadden, aan yemand anders, als aan de Kindeten, door haren eerften Egtgenoot by haar verwekt, zoude mogen nalaten; zodanig, dat de tweede Egtgenoot ex facultatibus illius prioris mariti op geenerley wyze yets konde verkrygen, als na doode der Voorkinderen. Het geen daar na door de Keizeren Leo en Anthemius by een univerzele en altoos duurende wet in dier voegen is veranderd, en 2'' gelimitteert „ dat het aan Vader ofte Moeder , uit het eerfte hu„ welyk kinderen verwekt hebbende en, tot ten tweede ehe treden„ de, niet zal geoorloofd zyn, aan- de tweede Egtgenoot, 't zy „ Stiefvader, ofte Stiefmoeder, by teftament, zonder gefchrifte, „ door codicillen, by wegen van erfmakinge, 't zy by titel van le„ gaat, ofte fideicommis, nog by wege van huwelyksgave, dou„ arie, voor 'thuwelykgeftipu leert, ofte gifteter zake des doods, „ nog onder de levende, meerder na te laten, ofte te begifti„ gen, als aan de Zoon ofte Dogter (uit het eerfte huwelyk)zo „ 'er eene is, nagelaten is; Maar, byaldien meerder kinderen „ zyn nagelaten, een yeder van hen in gelyken deele zynde gfi„ inftitueert, zal het niet gëoorlooft zyn , aan den Stiefvader „ ofte Stiefmoeder meerder na te laten, als elk van hen lieden ge„ nieten zal; En,indien de gemelde nalatenfchap niet in gelyke „ deelen op de Kinderen zal devolveren, alsdan aan hun Vader „ ofte Moeder mede niet zal vry ftaan, by teftament, fchenking, „ ofte douarie, ofte huwelyks-gifte zynen tweeden Egtgenoot „ meerder na te laten, als de Zoon, ofte Dogter heeft, aan wel„ ke het minfte gedeelte by teftament, donatie, ofte anderzints , gerelinqueert is : zo nogtans, dat het deel, 't welk de Kinderen „ door de wet toekomt, in geenerley maniere werde vermin„ derd, als alleen om zulke redenen,dewelke de klagten van een „ inofficieus teftament uitfluiten „ volgens den inhoud van de zo zeer bekende Lex. Hac EdiStali 6. C. de Secundis Nuptiis, nader geconfirmeert by Juftiniaan in Novell. 22. Cap. 27. Weshalven het dan, naar deze wet, aan een Vader okeMoeder  Cohj, xxxv. S7i der ongeoorloofd was, om, in geval zy tot een tweede ehe mogte treden, den tweeden Egtgenoot, boven het minfte gedeelte , dat aan een der Vmkinderen wierd nagelaten, te bevoordeelen. Wy zullen ons met de verfcheidene vragen, dewelke uit den te- 20 neur dezer wet zullen kunnen refulteren en by de Doétoren gewoon zyn ingenti agmine geventileert te worden, niet ophouden, maar enkel en alleen omtrent de drie vragen, in de Cafus pofitie vermeld, ons bepalen, dog-alvorens kortelyk , en als ter loops remarqueren ; „ Dat dezelve,gelyk ook meer andere conftitutien van dezen „ aard, alleenlyk in odium fecundarum cjf ulteriorum nuptiarum ge- 30. „ promulgeert zyn. Want in oude tyden, inzonderheid onder de Chriftene Keizeren, en by de toenmaals levende Kerkvaders waren zulke huwelyken ten uiterften hatelyk, zo niet fchandelyk, gêagt en gerekend ; in zo verre ook, dat, volgens het getuigenifl'e van Matthceus Blaftares in Syntagm. Alphabet. apud' Bevereg. Cod. Canon. Tom. 2. èen Oudvader Bafilius het eerfte huvveiyk »«>ay, met, ofte wettelykheid, een tweede dvoy.1», ofte onwettelykheid, ja maar eenderde qi rco^iil», ofte hoererye noemde, waarom ook een moeder, tot een ' tweede huwlyk tredende, nuptiis fecundis funeftari wierd gezegd in L. 3. §. 1. C. de Secund. Nuptiis. Wat nu de eerfte vrage betreft, zullen wy de negative, en dus de affirmative van de tweede en derde , als regtsdraads tegen de eerfte aanlopende, ex principiis Juris Romani & Statutis aiiarum Provinciarum tragten te betogen. Dog egter alles met die limitatie, dat, fchoon de legitima liberorum op zig zelfs met geen ufufruö kan bezwaard worden, nogtans de liberi prioris thori dezelve , fi de dividenda inter eos , ac Pitricum , Novercamve hereditate agatur, niet kunnen vooruit preetenderen, maar dat dezelve in urnverjumpatrimonium moet gecomputeert., en dus viritim inter coberedes verdeeld worden, ongêagt de difpofitie van gemelde Roomfche regten; Te gelyk, falvo meliori, zullende aantonen, dit alles op de mores hujus Provïacice van geene applicatie ter wareld, en daarom,, mtipm Juris Gelrici. A a a 2. te  S7a PHTIS Quihti te zyn van geen valeur , atque adeo ejus respeclu alia omnia du Cenda. Wat nu de dispofitie van het Roomfche regt aangaat, zouden wy met de befte en vermaardfte Uitleggeren, onder correftie , van gedagten zyn „ dat het den Kinderen van het eerfte bed niet 32* » vry zoude ftaan, hare legitime vooraf te trekken, maar dat in „ tegendeel dezelve in univerfim patrimonium Parentis binubi „ moefte gecomputeert worden. De reden hier van is de conftitutie en inhoud van de L. Hac Ediclali zelve, dewelke alleenlyk wil, dat het deel, 't geen de 3o' Kinderen door de wet toekomt, dat is de legitima, op geenerley wyze zal mogen verkort ofte verminderd worden: zodanig, dat gemelde Kinderen het zelve al tyd zullen moeten vry hebben; in dier voegen, dat het,geen boven het zelve aan den tweeden 34. Egtgenoot mogte nagelaten zyn, pro non fcripto, en derhalven nul en van geener waarden zal gehouden worden; Al het welk dan, onzes eragtens, niets anders opereert, dan dat den tweeden Egtgenoot niet boven een der Kinderen maggebeneficeert worden, dog geenzins, dat dezelve, het welke, ingeval- 35' lede legitime door de Kinderen wierd vooraf getrokken, zekerlyk plaatz.zoude hebben, met een minder gedeelte, als eenderzelven, zoude moeten te vreden zyn, Want verbied de wet yets meerder te mogen trekken , dan een der Kinderen, dezelve gebied egter niet, dat men zig met min- 06 der zoude moeten contenteren, en dus geeft zy ftilzwygendede vryheid , om even veel, als by de Kinderen gepercipieert word, te genieten. . Het heeft geen grond ter wareld, dat men hier tegens zou willen inbrengen, dat daarom de Liberi prioris matrimoniihwelegiti- 37" ma moeften praecipïeren, en dan het overige cum Vitrko, nut Noverca verdelen , omdat aan hun , cum ratio naturalis , quafi Lex qucedam tacita, liberis parentium hereditatem addicat, velut ad debi'lam fuccefftonem eos vocando, volgens de taal van JuhusPauJus in L. 7. ff. de Bonis Damnat, junft. L. 36. §. 2. C. de Inoffic. Testamento, in ons geval duplki modo zoude moeten gefubvenieert worden,  C o n s. XXXV. 373 den, en wel voor eerft, quoniam ( zo en als zommige voorgeven ) Liberi unum, te weten kghimam, habent Jure Naturce, „g aliud, fc. portionem filialen ultra legitimam, cum Vitrico aut No- ' verca viritim dividendam, deliclo tranfeuntis ad fecunda vota, unde quafi unum poenale, aliud rei perfecutorium, fencnimpediunt, geiyk als de aÏÏiofwti, endecondiclio, ofte vindicatio, fchoongeene ad pmam , deeze ad rei recuperationem tenderen , egter beide plaatz hebben, arg. L. 54. §. 3. ff. de Furi & L. 7. §. 1. ff. de Cond. Furtiv. v. Peckius Tr. de Tejïam. Conjug. Lib. 2. Cap. 18. n. 3. A. Van Wefel in Comm. ad Novell. Conji. Ultrajeiï. Art. 10. n. 78. Waar by Mercurialis Merlinus de Legitim. Lib. 2. Tit. 2. Qu. „Q 18. nn. 2. & 3, naar het allegeren van verfcheide Turiften,nog 39* een twede argument by voegd ex L. 41. pr.^. deOblig.& ASlionlbus, luidende, quotiens Lex obligationem introducit, nififinominatim caverit, in Jola ea aclione utamur, etiam veter es eo nomine acliones competere; Dog dit alles is van weinig belang. Want wie der Doftoren, by Peckius aangehaald, ofte Peckius zelfs, zal ons bewyzen, dat hier twee remedia, een, waar door 4°* de legitimaris j'ure Natura debita, en een ander, waar door daar en boven de portio filialis, in pcenam fecundarwu nuptiarum, kan gëeifeht worden, ooit hebben plaatz gehad, ofte by de wetten en conftitutien zyn gegeven,. het welke, alzo 'er niets periculeuzer en dierhalven pejoris exempli is, als om de exprelfe plaatzen van het regt uit zommige kwalyk gé'appliceerde axiomata Juris Naturce aut Civilis te willen amplieren, ofte die eenigzins dubieus zyn, zonder daar by de uiteriie circumlpectie te gebruiken, te interpreteren, wy ons verpligt vinden, als pro non demonjlrato, en alzo miliius valoris te'houden. Dus ook hebben zommigen der oude Regtsgeïeerden, en onder anderen Joh. Petr. Surdus Conf. 237. n. 11. en Joh. Bapt. Hodierna in Controv. fuper L. Hac Ediclali Ou. 7. benevens anderen, in groten getalle by P. Peckius de Tejïam. Conjug. all. Lib. 2. &f Cap. 18. d. n. 3. aangehaald, verkeerdeïyk gewild en voorgege- 4rven, dat de legitima, als een ces alienum , moefte geconfidereert Aaa 3 wor.  374 Pastis Qnma worden, en daarom by de Kinderen vooruitgetrokken, quoniam, bonor urn ufufructu legato,ces alienum exbonisdeducetur, volgens'tgerefpondeerde van Venulejus Saturninus in L. uit. ff. de Ufu 42- Ufufr. Leg. daar in tegendeel delegitima, een parsbonorum, qua, non nifi dedutto cere alieno,intelliguntur. v. L. 39. §. 1. ff. de V. S. is, en derhalven, als zodanig, geconfidereert zynde, nullo colore in claffem eens alienikan gerefereert worden , waar van met meerderen te zien by Joh. Voet in Comm. ad ff. Tit. de Ritu Nuptiar. n. 127. Neoftadius Tr. de Paiï. Antenupt. Obf. 4. in Notis n. 3.uj. portio autem &c. en anderen, breder, daar en by Joan Cos in zyne Regtsgeleerde Verhandelingen over de L. Hac Ediétali , zynde de vierde in rang , en aldaar §.9. BI. 135. bygebragt. Ja, dat meer ïs , wanneer aan een Kind ofte Kinderen minder, als hare legitime, is nagelaten, en in onderzoek gebragt was, of des Stiefvaders portie in dit geval op gelykewyze , ais de legitima Liberorum verminderd, konde verkort worden; AnportioVi- 43" tricï ( vraagd Van PVefel loc. cit. n. 79. ) infra legitimam deprimi pojjit , cafu quo minus legitima uni ex liberis reliclum eji ? Et non ( is het andwoord ) paffe deprimi communius obtinuit. De reden hier van is aanmerkelyk, te weten, ipfo jure fierirepetfonem ejus, quod legitimce deëfit atque adeo judicio Matris totam legitimam in minimo reliiïo contineri, non poffe igitur portionem Vu trici minorem effe , quant eft Filii legitima , arg. L. 30. vs. ut five adjiciatur C. de Inoff. Tejlamento, quoniam Teftator prcefumitur , minus dixiffe, quam voluiffe. v. Maeftertius Tr. de Secund. Nupt. Qu. 48. Fachinseus Controverf. Jur. Lib. 3. Cap. 6j. Cos d. I. §. 7. BI. 132. en anderen: Derhalven kan de filiale portie, qua Vitrico , aut Novercce ex L. Hac Ediclali &f Novell. 22. Cap. 27. competit, niet minder wezen , als de legitima Liberorum prioris tbori. Want, hetzydat menftelle, de Kinderen ofte injuriagè44" exhaeredeert, gepraterieert, ofte aan hun minder nagelaten te zyn, geen van aile deze gevallen kan den Stiefvader ofte Stiefmoeder yetshetminfte preejudicieren; Zelfs,zo wyal veronderftelden, liberos jujle effe exheeredatos , zo zou het zeer onbülyk zyn,  C o n s. XXXV. 375 zyn, cum Liberis ob perpetrata fcekra nihil reücJum fit, eadem Vitrico , aut Novercafore damnofa, eosdemque ex facïo, &p ob fafta Liberorum puniri: Immers zeggen de Divi Fratres , zynde Antoninus Philofophus en JElius Verus , in hun refcript ad Hierapolitanos in L. 26. ff. de Pasnis duidelyk, unusquisque ex fuo admiffo forti fubjicitur: nee alieni criminis fucceffor conjlituitur. Ofte wy ftellen eens het tegendeel, en houden het daar voor, eos injufle prat er ito s aut exh teredat os effe ,& tarnen, cumquerela inofficiofi teftamentum Patris impugnare puffent , judicia paterno adquiefcere ,jure pro fe introduSlo non utl, anne hoe Vitrico aut Novercce preejudiciumfaciet, quominus illifiliakm portionem, ex tejlarnento, vel vi paai dotahs debitam, modo legitimo petant ? Wy menen van neen want ziet Joh. Van Sou-ren Tr. de Jure Novercar. Cap. n. nn 3. £? 4- van Wefel all. Art. n. 80. Voet d. Tit. n. 130. &>c. Invoegen, dat, wanneer Gasp. Anton. Theffaurus in Addition. ad Antonium Putrem Decif. 170. de alhier bygebragte principes, 45en redenen van regten, nader by Ant. Faber Cod. Sabaud. Lib. 5. Tit. 5. DejZ. 3. en anderen gededuceert, hadde geconfidereert, en nagegaan, hy niet nodig zoude gehad hebben, met zoo eene exclamatie uitteroepen: Egere hanc queeftionem Ccefared decifione, volgens't geene van hem getuigd word by Jo. Petr. Fontanella Tr. dePaSl.Antenupt.Clauf. 5. Gloff. 8. Part. 4. n. 22. by denwelken a n. 23. ad n. 30. vierderiey diverfe opinien der Doctoren , te breed, om alhier optehalen, over deze quéeftie te vinden zyn, waar toe wy ons derhalven by dezen refereren. Dus wy met regt vermeinen, als met eenen drom der befte Uitleggeren,gelyk zyn Voet, Van Someren, Van Wefel, en die ±< by hun zyn aangehaald, op dit poinèl te kunnen mogen en moeten ' refponderen, dat de Kinderen prioris thori niet bevoegd zyn hunne legitime vooraf te trekken maar dat geheel overblyvende patrimonium , ten minften quoad legitimam, viritim inter Liberosprioris thori, &f Vitricum aut Novercam moet verdeeld worden, ten zy de communio bonorwn in zulkepiaatzen, alwaar dezelve, pacltis dotalihus niet uitgefloten zynde, medebrengt, dat een Man , eti-^" êmft nilril contulerit, £f contra, eerft de helft van den boedel trekt, m  3?6 Puil' e„ de overige helft gelykelyk met de kinderen deeld, is verzuimd "E ton niet ontkennen, dat in oude tyden het >#M danig, dat, ujupuau umnmi j„r iP0.aot behoorden, naar 50. taa, wancipia& mafuppeljex tot f\^fa^LTde jjfu g de leere van j^iwitw CW/«J in L- 37- ^ a ^aaroTmen ook onderfcheid plag "^f^J^ £fe iiLr incenftsidibus etiam area pater* pett v. L. 34- §• »■ *fg 'f„°egS natahand dertnaten is geümiteert geword», debitce jraus fieret. v. L. 32. U m iot^ j ^ ^  C o m s. XXXV. S77 Add. Sande Decif.Frif. Lib. 2. Tit. 3. Def. 4. &?Voet inComm. ad ff. Tit. de Ufufr. n. 14. Men kan, zeggen wy, niet ontkennen, dat zodanig een ufusfruftus omnium bonorum, mits voorgemelde conditiën, heeft kunnen aan een Vrouw door haar Man, £f vice ver/a ge legateert wor- 54den , maar men disputeert onder de Uitleggeren, en dat is het geene, 't welk hier in confideratie komt, of dat geen,'t welk in Jimplici üfüfruftu legato is geftatueert geweeft , ook in reciproce plaatz zoude hebben. Veele der Ouden, inzonderheid J. B. Hodierna in all. Contr. ad L. Hac Ediclali Qu. 3. en Steph. Bertrani Vol. 2. P. 1. Conf. 175. n. 4. & Conf. 280. nn. 11. 6? 12. en andren, by hun aangetogen, zyn van gedagten, óztóedispofitio Legis Hac Ediclali alleen ftand grypt in contrakibus merè munificis hterativis, dog niet in onerjofis , onder dewelke zy dan het legatum ufusfruStus reciproci ftellen, z. Cajliltó de Sotomajor Oper. Torn. 1 Ouotid. Contr. Jur. Lib. 1. de UfufrucluCap.2.nn. 32. feqq. en dus dezelve aan de dispofitie van deL. HacEditïali fubtraheren en onttrekken. De reden, die zy hier van geven, zyn de volgende : Voor eerji, quod in ufufruclu reciproco eventus incertus fit, ob quam incertitudinem multa res permiffa cenfentur, quce aüoquin interdi£tüe & probibita effent, gelyk als 111 cafu L. 12. C. de Inoff. Teftament. alwaar, een Zoon,Dogter en Moeder, yeder procertaparte,gêinftitueert, en ook yeder met de lafl; van fideicommis bezwaard ■ zynde, de Wetgever aan de Dogter, wyl deze wegens het voorafllerven des Broeders, door dit vaderlyk teftament, als inofficieus, vermeinde bezwaard te zyn, en overzulks de broederlyke portie onder haar en haar Moeder in cafum prcemorientis fratris verdeeld wilde hebben, de aStio inofficiofi verweigerd, om deze reden, quod ex ejusmodi fideicommiffaria reftltutione, tam matris ( in geval deze voorafgeftorven was ) quam fratris, ejus portio ad eam ( filiam ) poterat pervenire. Zo ook, zeggen zy, is het onzeker in reciproco ufufruclu, wie van de Conthoralen het eerfte zal fterven, en derhalven kan de B b b (li -  Partij Qüiht* dispofiüoLegis Hac Ediclali hier geen plaatz vinden, en zoude de afctie, uit hoofde van dezeive, als cahimnieus, moeten gerekend 5Ö' worden, en wel dies te meer, om dat zo wel de L. Femina 3. C. de Secund. Nuptiis, als de£. Hac Ediclali 6. C. Eafe»,alleenlyk de muntficïs liberalitatibus , dunationibus &f largitatibus fpreeken, en alzo, niet anders, dan ad contraclus lucrativos behorende, mitsdien ad reciprocas donationes , als pertinentes ad contraclus onerojost niet kunnen gëextendeert worden, en wel zo veel te minder , naardien de wetten , quee proptcr travjïtum ad fecundas nuptias mulierem privant pruprietate , aut ufufruCtu eorum bcnorum ( voor zo verre dezelve de minfte portie van een der Kinderen exceieert) qua habent a pnori marito, poenaal en odieus zyn, endaarom geene andere, quam jlritliffimain inteipretationem,admitteren, v. Menoch. Lib. 2. Conf. 155. n. 7. CaftillodeSotomajor en dan alleen , de woorden, deze mt in r»H„ i' j ,7' 3' ontk™d metronofte vigeur,; *» obfe™,* 8o. Ccc ,' de  386 PartisQuintje de Secund. Nupt. apud nos NB. penitus in defuetudinem abiifje' 't Is wel waar , dat deze zelfde Goris ibid. n. 4. eene diftin&ie maakt, met deze woorden — Cum tarnen ratio iftius defuetudinis pracipue pofita fit in recepta conjugali omnium bonorum communione, non nemini aquum videbitur, ad eandem illorum affertionem reflringere: Servata interim dicla Legisdifpofitione circa conventiones antenuptiales, quibus , communi voto & quodammodo Jure Naturce, parentum debetur haredhas , & politica quadam ratio pro tranquillitqte Reip. ad evitandwn lïtes 6? confervandum decus familiaram, cui fua teflamentorum prohibitione inprimis favere agnofcuntur Gelri, hoe fnadere poffunt &c. en n. 5 Neque ufquam conflat, hanc rationem, qua 8 2 in liberorum favore confideratur, velDivino, vel Canonico Jure, vel etiam doèlrina Jpofloli, libertatem nubendi concedentis, effe fublatam, en wyders n. 6 —- Turn non minimam meretur confiderationem quod StatutoTetrachiaVelav. Tit. 27. Art. 5. Conjugum fuperjles inter liberos • „ de propriis fuis bonis difponere nequeat, irrequifito illorum, vel etiam tutorum propinquorumve affenfu. Atque- id quidem , nullo obflante , quod hujusmodi parentum inter liberos dispofitiones omni jure funtfavorabiles, & contra, quodcunque fecundarum nuptiarwn gratia Conjunxfuturo Conjugi , inprajudicium liberorum prioris matrimonii, pac'fcüur, fupra quam dici potefl, odiofum reputatur. Dog deze diftinclien komen ons ('t geen wy, pace manium tanti %iri, zeggen ) voor van geen het minfte beiang. Vermits % 64. wat het eerjle en tweede argument aangaat, zo is. het , om niet te melden, dat, volgens A. Van Wefel ad Nov. Confl. Ultr. all. Ar}. 10. n. 17. deze opinie van Goris , als nullis ( gelyk Hy zig 8* paclis dotalibusvmt aangegaan, -gelyk gezegd is, de L. Hac Ediclali geen plaatz gaven , quoniam tandemplurium fententia obtinuerit, vetufliori confuetudini dictam Legem non adeo in Republica noftra ( zegd Brouwer l c. n. 14. ) veterem cederedebere, nee pqffe dici, Conjugem ex liberali tatebinubi Conjugis confequi, quidquid ei jus matrimonii, NB.inveterata confuetudine, probatum tribuit. Edog wanneer de communio bonorum paftis dotalibus bedongen was, oordeelden zy ,dispofilionid. L. Hac Ediclali locum effe, om- 80 dat, zo zy voorgaven, provifio hominis faciebat ceffare provlfionem legis. z. Groenewegen de LL. Abrog. ad L. 6. C. de Secund. Nupt n. 5. De Groot in zyne Inleydinge 2. Boek 12. Deel %. 6. n. 4. Brouwer/, c. n. 15. welkereden, of dezelve valabel is, of niet' 9°wy thans niet zullen onderzoeken. Ziet wyders mede Matthceus Tr. de Cnmin. ad Tit. ff. ad L. Jul. de Adult. Cap. 7. n. 24. Immers is het, dat daarom dlkwilsdepacladotalia géomitteert wierden, ne objearet d. L. Hac Ediclali. v. Coren Obf^o.n. 51. Neenmaar de voornaamfte, en, om zo tefpreken, deeenUfte reden van deze defuetudo apud Gehos is dtfummus favor ■laclorumdotaiium, die by dezelve plaatz heeft; zodanig, dat/ vol- 9I* gens het géatteiteerde van den vermaarden hier boven reeds aangehaalden Gelderfchen Gefchiehtfehryver Slichtenhorfl 1. Boek all. §. 44. BI. 27. Col. 1. de huwelyks-voorwaarden by ons zo veel kragts hebben, als elders de wterfle willen , en gelyk de niet min ?2beroemde Regtsgeleerde en Couftumier FredK Fan De Sande in Ccc 2 Defir.  388 Paktis Qbintje Defcr. Gelrice all. Cap. de Legib. £? Jurib. pag. 147. Col. 2. aanmerkt , als hy zegd — Ex conventionibus antenuptialibus baud /ecus,quamab ïntefiato ,fucceffionesbonorum transferuntur, legem, ibi femel diélam, is , de cujus aclumfuit fucceffione, folus mutare nequit, vergeleken met het geen dienaangaande medein/ao Comm. ad Confuet.Feudal. Gelrice Tr. 1. Tit. 2. Cap. 3. n. 1. gevonden word , lui94. dende aldus - PaStis item conventis, zegd hy, interdumfuturadefertur hcereditas, ac feudorum fucceffio, perinde ac legibuspublias , qiabvs bujusmodi pacla, in tabulisantenuptialibus conventa, Gelrice & vicinarum ditionummoribus cequiparantiir. Nunquam enimhic, nee apud plerasque Germanice, aut Francite gentes, obfervata fuit L. PaStum Dotale 3. C. de Collat. deze notabele woorden n. 4. daar by voegende: Suntque ridendi, qui contendunt, bujusmodi pacla Statutis, acmoa%. ribus flabiliri non poffe, quiacaptandce mortis votum inducunt. Valeat bcec ratio NB. inter Italos: nojlratibus itafufpicio tanti non efi,ut non magis matrimoniis faveamus, ac defendamus pacla, quibus mvitantur homines ad nuptias contrahendas, quceque fine intentu falutis ceterna obfcrvari poffunt. Treffelyk en cordaat zeggen van dezen groten Man, t geen den aard en imborfl: der openhertige Batavieren, en Gelderfche Volkeren, boven die der fufpicieufe en wraakgierige Italianen, ten klaarften uitdrukt, en te gelyk de voikomenc vryheidvan bedingen in patlis dotalibus , in Gelderland gerecipieert , aantoond. Nu is 'er niets zekerder, als dat deze libertas pacifcendi regtsdraads ftrydig is, en ten eenemaal tegens de gronden van het Roomfche regt'aanloopt, als niets bekender zynde, fan quod hcereditas 96. Jure Romario pattis non detur, arg. L. 5. C. de Pact. Convent. & L 19. £ de Paclis , ibique Gothofred. in Notis Edit. Leeww.nn. 21. 22. 39. &? 40, waarvan de reden is, quod hcereditas eo jure non aliter defertur, nifiteflamento, velabintejlato, arg. §.u!t.lnjt. Per quasperfon. cuique adquir. zelfs ri\zt,quandopa£lumejusmodidotali iniïrumento confcriptum fit, in gevolge der dispofitien en ge. vallen, daar van 'inL. 15. d. L. 19. & L. uit. C. de Pafs, pna. L. 35. §• 1. C. de Inoff. Tejlam. voorkomende, z. ChriJtemus^alL  C o m s. XXXV. sgp ?'f 4' §?' }9' pag- 466. 8V. als wordende daar door de libera %j£ï-%Cte,nt,*-facultas be"omen, daar in tegendeel ^ L. 1 97C. ae öS Ecc/ejus evmcant is, quod nihilmagishominibus debeatur, quam utfupremce voluntatis ,poJiquam jam aliud veile non pqffunt, £ berJujtilusRlicitum quod iterumnon redit,arbitrium. Conf. Sande Lib. 2. lit. 2. Def. 7. Edogdeze vryheid, van een fuccelïie by knvelyks voorwaarden te belpreken, aliereerfl door Keizer Leo in Novell, io circa o8° geïntroduceerd zynde, volgens Gr oenewegen Tr de LL Abregat. ad. L. i5. C de Paclis, Bugnyon Tr. des Loix Abrogeé's Lm. i. Sat 126 tfjbi Lib. Tr. Chriftyn in Notis, BetfiW/. lr.de Statut. Pact. R Confuet. Famil. Illufir. Cap 4 § 18 R> ?rrP^'dt; B^k in Cmm- Prohfor.deNovellis Leonis,earumaue Uju & Auctor. Cap. 2. §.59.pag. iS±.Rfeqq. is by vervolg van tyd zodanigalommegerecipieert geworden, dat, zo zeker als liet tevoren was, quod hcereditas patio non daretur, nu , als 't tegendeel van dien, niets waaragtiger is: Jam vero quidem nihil magis contranum efi, quam valere, aliquid atque ipfo jure mlhmefTe^ eo effeclu , ut, uno pofito, alterum tollatur. Gelyk zulks van zelfs fpreekt, en geen bewys nodig heeft alzo kan,onzes bedunkens, geen ander gevolg van deze volkomene vryheid, in patlis dotahbm paciscendi, bynaar overal teftibus StockmansDeciJ.Brabant. Dec. 45. nn. 3. R 4. Mevio' ad Jus LubeeenJeP 2 Ta. 2. Art.12. nn 363. & fiqq. Voet inComm. o* ad ff. ad Tit de PaStis n. 16. R ad Jit. de Patlis Dotalib. nn. 4 R *57- ahifque , en in 't byzonder alhier plaatz hebbende immers wezen, dan dat de dispofuio Legis Hac Ediclali, als dMelyk daar tegens aanlopende, en dezelve reftringerende, van geene applicatie ofte gebruik kan zyn, vermits, gelyk wy boven gezegd hebben, in decidendis caufis , nondwn per Legem decifts men by ons niet in de eerfte plaatz op het Jus Romanum, maar roo op de oude welhergebragtegewoontens en herkommens, reguard Haat, en met, dan als deze zwygen, gewoon is, zyn recours tot het zelve te nemen. Ccc 3 Wat  39q Pastis Quinto Wat het andere argument van Goris , gehaald uit het 5. Artikel des 27. Kapittels van 't Landregt van Velum, rakende een Moeder, onder hare Kinderen, niet zonder derzelver ofte,der ' vrienden en naverwanten kennis kunnende disponeren, is aanbelangende, daar op andwoorden wy, dat, hoewel, het geen Juris Velavici is,niet indifiincledeinwoonders des Graaffchaps Zutphen verpligt, dit nogtans in het geheel niets doet, nog behoord tot de quajftie, die wy thans tra&eren, en dus dezelve geenzins concerneert. Want, wat het eerfte poinct aangaat,offchoon nu al,volgens 't Landregt van Velwwe, de dispofitio L. Hac Ediclali plaatz had, zoude dit evenswei daarom ook zo zyn ten opzigte van het Graaffchap Zutphen ? Immers neen, alzo weinig als , omdat in opgemelde GraafTchap dit ofte dat geftatueertwas, men zoude kunnen zeggen, het zelve ook in Veluwe, ofte elders géobferveert te moeten worden. Op diezelve voet zoude men konnen poferen , dat , vermits deze wet expreflelyk, en totidem verbis in het Landregt van 102. OveryJJel 2. Deel 2. Tit. Art. 6. in 't Landregt van de IV. BovenJmpten des Nymeegfchen Quartiers Tit. 15. Art. 4. en in dat van Thielre- en Bommelre- Weerden Kap. 21. Art. 15. zo en als ook in't Stadregt van Zalt-Bommel Kap. 19. Art. 5. is aangenomen, dezelve ook om deze reden, quoniam in ca/u dubio mores ex vicinorum 'confuetudine interpretationem (zeggenze ) recipiant, £f elucescant, vermogens Mevius adJusLubec. Qiicefi. Prailim. 10. n. 70. en zommige anderen, in 't Gaaaffchap Zutphen ftand moefte grypen. Dog wie ziet niet, van hoe weinig kragt dit argument is; Gemerkt het bekend is, dat niet alleen een yeder der zeven Vereenigde Provinciën in 't algemeen, maar ook in zeker opzigt elk l°3- Quartier der Provincie van Gelderland in 't byzonder , op zig zelfs beftaande, en alzo fouverein zynde , jure quodam majeftatico gaudeert,, en, utpote diverfas domefiici imperii rationes hebbende , overzulks den een door des anders wetten in geenen deIe verpligt, ofte gehouden kan worden. Zo  C o n s. XXXV. 391 Zo dat zelfs de bygebragte Ordonnantiën der bovengemelde Landregten, de dispofitie van dezeLex Hac Ediclali exprelTelyk dezelve ten eenemaal zwygende, als met deszelfs gewoontens, directelyk aan dezelve contrarierende, vergeleken zynde, ons geen onduidelyk bewys uitleveren, dat deze voet in dukgenoem- de Graaffchap geen plaatz heeft. Doordien Haar Edele Mogende, de Heeren Staten, indien het Hun behaagd had, dezelve, naar het voorbeeld der andere Quar-i5 tieren , hadden kunnen in gewoonte en vigeur brengen ; Dan vermits zulks niet gefchied, maar in tegendeel de oude gewoonte , ten eenemaal aan dezelve tegenflrydig , waar meede wy meenen de conventionele fucceflie , in patlis dotalibus geftatueert , op de allerkragtigfte , en favorabelfte wyze in viridi obfervantia gebleven te zyn, zo geeft dit niet anders te kennen, dan dat hoogftgedagte Heeren Staten deze vanoltswelbergebragtecoufiwne boven de dispofitie van het Roomfche regt eo ipfo hebben geprsefereert gehad. Het argument zelfs, uit het geciteerde Artikel van het Veluwfche Landregt getrokken, hebben wy gezegd, tot deze onze quaïftie 106. niet te behoren, en aldus tot dezelve niet te kunnen gèappliceert worden. Want 't gez. Artikel (preekt van een teftamentaire difpofitie, en wy verferen hier in materia paclorum dotalium, dewelke toto ccelo van den anderen verfchillen, en, omniet te zeggen, dat, gelyk de teftamenten by ons zeer odieus en van een ftriae interpretatie zyn, de patla dotalia daar en tegens ten uiterllen favorabel gehouden worden; t Invoegen het argument ah illis ad hcec niet doorgaat, quoniam a contrario male fit illatio, cum id, quod alicui rei convenit, conventre nequeat ejus contrario, imouno,contrariorumpofito,reliquwn removeatur , (deoque a contrario nunquam defumi pojfit argumentum ineumfinem, ut in uno Jlatuatur idem jus, quod eji in altero, ipfi contrario, gelyk zulks notanter geleerd word by Everbard. in Loc. Legal. 19. nn. 10. R 11. ^1-  392 Partis Quinto Aldus is het ook zeker, dat de pacla dotalia zyn zekere cmven108. tiones, ad fpecies contracluum, aêtufque inter vivos, ad quos abultimis volnntatibus, éf contra non procedit argumentatio, fi nempe in uno altter difpofitum fit, quam in altero. v. Ever hard. Loc. 36. pag. 490. vs. hoe tarnen tene pro regula. Op dezelfde wyze zou men van andere contracten, als daar zyn emptio, venditio, locatio, conduciio &c. tot de materie tejiamentair en contra kunnen redeneren, dog gantfch ftrydig met de beginzelen van het Roomfche regt zelfs, hoe veel te meer dan van de hedendaagfche gewoontens. Daar tegens niets doende, dat, gelyk zommige zeggen, de pacla dotalia zouden zyn een fpecies tefiamenti, omdat-..door deI00, zelve , even als door de teftamenten, goederen , en erffenilfen gêacquireert en dus goederen gêalieneert, kunnen worden ; Want, zo dit doorging, dat alles, waar door goederen gêacquireert en 110. aanvaard worden, zouden zyn fpecies teftamentorum, zouden alle modi acquirendi, zo wel die Juris Naturalis, als die Juris Gentium, en Civilis zyn, voor teftamenten moeten gehouden worden, quo nihil abfurdius. Zulks wy dan met regt vermeinen, de argumentatie van Goris in cas fubjecl, als niet admateriam dienende, te kunnen verwerpen, en het daar voor te moeten houden, dat, hoe zeer ook het Roomfche regt voor de Kinderen prioris matrimonii in cafu fecundarum ïll-nuptiarum heeft gezorgd, dit egter alles , quoad formam ac modüfii Juris Gelrici, te zyn van geene applicatie , en alzo , ten respedte van het zelve, geheel yets anders plaatz te hebben. Aldus, onder correctie, gëadvifeert binnen Zutphen den 18. January 175-1. J. SC HOMMER. J. A. HULTMAN. «Addenda,  Gons. XXXV. 3^3 Addenda. Boven en behalven de redenen in vorenftaande Advys, hebben verfcheidene Couftumiers en practiferende Regtsgeleerden in deze onze Stad en Graafiehap, ter gelegenheid van" de quseftie, „ of een langftlevende Vader, uit't eerfte huwelyk khidercnhak„ bende, en een tweede Vrouw trouwende, dezelve nog, bo„ ven een kinds-gedeelte, by Huwelyks Voorwaarden, ofte uit kragt „ van de refervatoire claufule , daarna by dispofitie mag bene„ ficeren en geven ? mede gevoeld en vaftgefteld, dat daar aan de L. Hac Ediclali niet ftrydig zy ? Gelyk onder andren wylen de Heeren Mrs. Hènrik Abbinck en Henrik Volmer op den 3. Maart 1663. binnen Zutphen aldus ge-112. advifeert, en 't zelve advys confirmando gevolgd hebben de Heeren Mrs. Juji. Hebbink op den 7. dito, en L. Van Eek , nevens y. Temmink en Godefr. Hoeyink op den 20. dito maands en 2. April deszelven jaars, nader by fententie door de Heeren van de Magiftraat der Stad Zutphen, na volfchreven proces voor den StadGerigte aldaar tulfen Berentjen Ter Haer, Weduwe van wylen Maximiliaan Schilder, en Berent Sluiter op den 31. July 1663. gevolgd , gegrond op de emphatyeque dispofitie van de Statutaire woorden, ten ware enz. te vinden by 't Stadregt Tit. 27. Art. i. en Landregt Tit. 15. Art. i. conform 't Landregt van de IV. Boven-Ampten des Nymeegfchen Quartiers Tit. 15. Art. 20 Zodanig , dat de gifte aan een tweede Vrouw, by Huwelyks Voorwaarden, boven eene filiale portie, contra L. Hac Ediclali C. de Sfcund. Nupt. gemaakt, voor bundig moefte gehouden worde;; , volgens een nader praejudicaat, by welgemelde Magiftraat in ken v an de Weduwe en Erfgenamen Van Lindts ergaan. A ;tervolgens voorfz. advyzen en fententien, heeft wylen de U -u Qkfo Frans Henrik Engelen, in zyn-, leven een voornaam PrajÊÖrvn en Regtsgeleerde, op den 22. September 1716. mede ge'advifeert, en hebben 't zelve geconfirmtert eodem die de niet OUB Ier vermaarde pracliftrende Regtsgeleerden en 0<.-jft'!;nb:.-. de Heeren Mrs. Bernead Plegher, Gofewyn. Verjte^e en Eujtatius Ddd Pk-  394 PartisQüint/e Plegher, daar by doende „ dat, naar de couftumen van'de Graaffchap Zutphen , de leere van gez. Wet Hac EdiStah aldaar niet " word nageleeft,, ten dien einde zig beroepende op een confonant advys, by wylen den gerenommeerden Regtsgeleerde,den Heer Mr. jfohan Goris, op den 31. Mey 1660. afgegeven. XXXVI. ADVYS INSTRUCTOIR. Of en hoe verre een Vader over eigene goederen, na zynen dode op deszelfs Kinderen verltorven, kan en mag tetteren? alwaar I. Het onderfcheid tuffchen de Roomfche en Hedendaagfche Wetten, en van II. Het faveur van Huwelyks Voorwaarden enMfigefcheiden mede aangewezen word. S U M M A R I A. i.Oy de Romeinen konde eenyei-'derover zyne goederen, naar welgevallen, telleren. 2. Welke vryheid oudtyds ten ' eenemaal in deze Provincie verboden gevyeeft is. n Dog in latere tyden is de tejtamenti facllo bv* de Staten der Provincie voor zekere perzonen en in zoinmige gevallen , be- paaldelyk tot zekere gedeeltens, opengetteld. 4. Hoedanig in dit Graaffchap? v. h. n. 5. Die gene, welke erfgenamen in d' op- ofte afitvgènde linie hebben, moeten buiten eenige teftamentaire difpofitie hunne goederen, fine ullo onere, laten op deze hunne legitime erfge- na-  C o n s. XXXVI. 395 namen; 6. Zonder dezelve ook met een gradueel en peiperueel fideicommis te bezwaren; Acid. n. g. 7. Zoen als in caju Jubjeiïo kwalyk gedaan is. 8. 'Een ouderlyke dispofitie over zyne eigene goedren tuffen Kindfen, niet ftrekkende tot haar nadeel, word wel in zekere zin toegelaten. 9. De goederen van Ouders, op Kinderen verftorven, en dus geworden zynde hare eigendommelyke en vrye goedren, mogen , na derzelver dood, met gene fideicommiffaire conditiën , nog mee eenige pupillaire ofte vulgaire fubftirutien gëaffe&eert worden, ob rat. n. 10. II. 17. Hele en halve Broeders en Zufters erven zonder onderfcheid de goederen, in dit Graaffchap gelegen, conform de Sta- . tuitender andre Quartieren de- I zer Provincie, v. n. 12. ' 13. Otiod ad bypotbefin applicatur. 14. Pacla antenuptialiateftamento contra LL. Romanas infirmari non pejfunt. 15. 16. Cum funtmoribusvaldefavorabilia, quibus & paclis diviforiis fuper fucceffionibus valide difponitur. J\f in de Graaffebap Zutphen domicilierende, heeft teftament gemaakt , waar by hy tot zyne Erfgenamen inllitueert zyne gezamentlyke Kinderen, by wylen deszelfs Huisvrouw B, geprocrëeert, en by aflyvigheidderzelver Defcendenten by ceprjetientatié; met O-ld 2 " bv Cafus-pofitie. 18. Van alzulke daar by gemaakte dispofitie niet gebleken zynde, kan een Vader naderhand niet tot naadeel van de Nakindren, buiten Kennis van derzelver Moeder, over hunne aang'erfde, en en dus eigene goedren tefreren. . 19. Gelyk ook niet van de Voorkinderen. 20. Een teftament, door een Vrouw voor het Gerigte gepaffeert, word , by gebrek van een Momber ofte'Adfiftent, niet kragteloos. 21. Yemand kan, mmibusbodiernis, pro parte teftatus, en pr-aparte inteflatus affterven. 22. Een teftament, Jitper omnibus bonis nulliter gemaakt, beftaat in linea collaterali nogtans, quoad quantitatem, Statut0 concesJam, ob rat. ibid. 23. Quod applicatur. 24. Daar de teftamenten over de halffcheid der goedren verboden zyn, worden mede de tugtmakingen over dezelve gëagt verboden te zyn. 25. Hoe dan, 't een en 't ander niet toegelaten zynde, de goedren , moeten g'erft en verdeeld worden ? v. b n. late cum applicatione ad fafium.  3$)S Paut is Q tr i n t m " SsMnderen, engeenzints overgaan in de hnte van zyne Kinde" fervan wylen hafes Moeders B. zyde,iuc een vorighuwelyk ; verwekt ^ dus hare fcfct Z^m ofte bto Zufler, Kinderen, als welke daar van zouden gëexcludeert zyn en blyven. " Na overlyden van A. hebben C. enD , tweevan die Kinderen, J#*$iï£ Erfgenamen, ongetrouwd * ^v£t*° 7vnde nader eedisponeert, en zig daar by , by .maniere van pnc Wnnen iaar en dag by de Erfgenamen , of een van haar wierde beuviil Tn phatze van die^ugt, den volkomen eigendom der gerede helfte van alle goederen, by de eerftftervende na te la- "ïnftituerende vervolgens in die twee laafte gevallen inde ove- iSrSi de wederei: by de eerft overlydende van wylen haren Vader A aangeerft, en wlar over by denzelven, m voegen voorfz. Is gefeS, zig funderende op die dispofitie de LangftleIndfvoo^de eene helfte in de nog overige helfte, en E, zynde haal-beider heele Zufler, of by vooroverlyden hare Kinderen by «•pnrfpfentatie, voor de ander heltte; ^ ïn voo zo veel betreft de goederen, by de eerft overlydende van w^n hare Moeder B. gëerft, voor een derde part.n de overLe helfte de Langftlevende, of by vooroverlyden hare KinEen bv reprafentatit, voor het tweede derde part en de K nderen vl wylen hare halve Zufter F, zynde geweeft de Dogter  C o N s. XXXVI. 397 van B, voor het laafte derde part, als te zien uit de beide teftainenten hier byfub N i°. en N2°. Quaritur. Of A, na de wetten van de Graaffchap Zutphen , is bevoegd peweeit, om by zodanen teftament zyne Stiefkinderen, ofte zyne Stief kinderskinderen by reprsefentatie te excluderen van de erffenifle, die zy cafu quo van zyne Kinderen, zynde derzelver halve Zufters of Broeders, ofte halve Oomen ofteMoeyen, te wagten hadden , regtsdraads tegens de conftitutie van het Landregt der Graaffchap , waar by Tit. 17. Art. 4. alle onderfcheid tuffen heele en halven bedde is weggenomen, en of niet, de dispofitie vanA. vervallende, ook het teftament van C. en D. in 't geheel, met relatie tot al, het geene daar by ten aanzien van de goederen van A. aangëerft is, moet vervallen'? Voorts in hoe verre de Kinderen van F. in dien val tot die goederen , by A. nagelaten, zouden beregtigd zyn ? Wordende emdelyk, quoad formam, gevraagd,of fub N.20. die Teflatrïce zonder Adfijtent met effect onder eigen hand heeft kunnen disponeren ? By ons ondergefz. gezien, gelezen en gëexamineert zynde vorenftaande Cafus-pofitie, met de Vragen, daar uit geformeert, zouden wy,falvo meliori, vermeinen, en wel omtrent heteerjie Qttceriutr; „ Dat A. niet is bevoegd geweefl, te telleren over zynegoe„ deren, ten dien einde, om van dezelve, na zynen dode gede„ volveert,en in 't patrimonium van zyne Kinderen geconverteert „ zynde, te excluderen poft illorum obitum zyne Stiefkinderen , „ zynde de halve Zuflers en Broeders van dezelve, ofte wel hare „ Defcendenten by reprsefentatie. Omredenen, dat, ofwel by de Romeinen en meer andere Volkeren een yegelyk vryheid hadde, over zyne goederen peruluDdd 3 mam  3o$ PartisQuintje vam voluntatem te disponeren pro kbitu , quïppe quod recta ratio I dictitat , fanëtam & illibatam fore morientium voluntatem, juxta. L. 1. C. de SS. Ecclef. & cuique tiberum de re fua difponendi fit arbitriurn. v. L. 21. C. Mandati, en daarom by dezelve alleen plaatze hadde de dispofitio LL. 12. Tabb. houdende , Paterfamilias, uti fuper familice ,pecunïceve fuce legaffit, ita jusefio, zulks egter binnen deze Provincie en Graaffchap in generley wyze is practicabel geweeft. .... Dewyl oudtyds geheel en al was verboden, eenige erf talige goe' deren en renten in teflamenten te geven ofte te vermaken; En alleen in latere tyden daaromtrent een zekere order by de Staten dezer Provincie is vaftgefteld, definiërende de perzonen 3> en gevallen, door welke , wanneer, ofte voor wat gedeeltensby uitterfte willen zoude kunnen getefteert worden ? v. Goris Adverf. Tr. 4. §§. 9. éf 10. ac primi Confulentis Conf & Refp. Jur. P. 1. Cöhf. 43. n. 14. u i j Invoegen, dat, 'er een modus difponendi daar by bepaaldelyk tot perzonen en goederen voorgefchreven zynde, een Teftateur verpligt is, zyne difpofitie daar binnen te borneren, wil hy dezelve van eenige effe& zien, als notoir, en onnodig zynde te adft.rueren , quia omrtè id, quod fit contra LL. ipfo jure nullum efl. Wanneer nu eens word aangemerkt, dat by 't Landregt dezes A Graaffchaps Tit. 13. Art. 1. nadrukkelyk word geftatueert „ dat „ van nu voortaan die gene, welke NB. geene erfgenamen in de „ op- of affiygender linien hebben, in teftament, codicillen ofte inn êeftalt ewter gif te van doods wegen van deze aangeërfde undpa„ trimoniele, alsoock aengewonnen goederen enz. tot der helfte zullen „ mogen disponeren; Zo is daar uit evident, dat het aan Ouders, Kinderen ofte Des, cendentenhsbbev.de, niet gepermitteert word, eenige teftamenten ofte uiterfte willen te palieren, cum unius inclufio eflaltenus exchifio. , , Neenmaar zyn dezelve gehouden,te verblyven(uitgezonderd eenige gevallen, alhier inapplicabel) by de difpofith Juris Statutarii, en dus hare goederen fine ullo onere te tranfmitteren op hare Kinderen, ofte verdere Defcendenten. Waar  C o n s. XXXVI. m Waar uit derhalven per necejjariamconfequentiam, indezenzal moeten volgen,dat A m 't geheel,ofte tenideële,geenteflamen tifactionemaaivam hebbend!, geenzins is gequaM?een geteü A by eene teftamentaire difpofitie na dode Van zyn HuSvrotnv 6' B mpr^cievm hare Kinderen, uit haar eerjieehe exterende go^enf^ „ Dat zyne goederen nooit zonden vervallen in de flatutaire „ gemeenfchap welke zyneKinderen, te weten by B. in d haai „ tweede huwelyk door denzelven verwekt, by haar trouwï 7' „ mogten ingegaan hebben, of in 't toekomende^ouden ngaa„ „ maar dat die ten allen tyden zonden verblyven by zyneFnde" 7 \ KrTd- hnieT ' en 8eenzins overgaan tot hare hafve ^SKïïÈE^' uit'tLighnwlykby^ zyS^ re Defcendenten zouden verblyven, waar door zoude knnenwor- *• den opgemaakt, als of zodane makinge was conform de Smutl re wetten , alle teftamenten tot nadeel der Kinderen veSn- A.nl Zaa ^IkS 7el iRJzekere zin k«nnenwordentoegeilaan,dog dan hadde denzelven daar by,buiten alle verdere fucceffien vaf die halve Kinderen, ex propria perfonaRbeneficia Stami eomp" terende, moeten acquiefceren. P Daar het in tegendeel ons ex infpectione R leSiura tejiamenti is gebleken, dat hy uffens en nominatim daar by mede heeft Z£ cludeert zyne Stiefkinderen , de Ww Z«/for/ ofte Broeder! Sn .zyne Kinderen en dus dezelve willen priveren van 't réeel regt van fncceffie, in de goederen , door zyne eigene Kinderen van hem geerft, zullende worden nagelaten. Waaromtrent het niet te min alhier zeer notabel is, dat, vermits A. gehouden 1S geweeft, zyne goederen zonder eenige tefia- 9' men aire difpofitie te doen devolveren op zyne Kinderen en Defcendenten C D. en E. dezelve overzulks zyn geworden hare eigen•Mmelyke en vrye goederen; 6  4ro PartisQuinta tm dien:halven geenzins meer hebben kunnen gecorftdereert w *ëk na de dood van A. als zyne eigene , maar een |»Mfc reibc.te,als vreemde, goederen, welke nog met eenigerhande ji.ietZamikire bedingen, z. SchraffertObf^-n. 8. nog met range pnplA ofte vulgaire fubjlitutien hebben kunnen geobligeert en LarTecteert worden, v. prater Groeneweg. dLL.Akog.adInJïit. Lib. 2. Tit. i 5.pnmiCo«>/e«w Co»/ u&WÓnt&nn. 75A.7waar deze materie s LL. & DD. wyders breed ro. b-tooi£d,en de peremptoire decifie daar in gelegen is,, gwrf eo ca/a /uewffiaü niet de caufa remota, maar de proxima alleen m confideratie komt, arg. cafus ,quem exhibet Idem P. 3- ^«A 75- «»• ^By^evolg.dat deszelfs Kinderen die door haren dode,zonder eenig onderfcheid, van waar geprovenieert, en als hare onbezwaarde en eigendommelyke effecten, moeten tranfmitteren op die eeene, welke de wetten tot hare fucceffeurs hebben geroepen; En dierhalven met alleen derzelver Zujlers en Broeders vanigetI helen, maar ook die van balven bedde, ofte hare refpecbveZ)^denten, waaromtrent expreffis verbis word gedicleertby t Landregt dezes Graaffchaps Tit. 17. Art. 4. , Dat und Aa'w £ro«fcrf und Sufieren gelyke na tot die nagelatene goederen zullen wefen berechtigd, NB. alle onder" febeid tukhen een heel und half bedde opgeheven. . s Overeenftemmende met de Statuiten van deze Provincie en 12. Graaffchap , gëenumereert by Schraffert in Cod. Gelro-Zutphan. voc. Erfregt §. 5. , r Zo dat daar en boven dit teftament contineert een order vmfucceflïe ' direct fubverterende de Statutaire dispofitie, alle onderI3' fcheid tuffen gehcelen en halven bedde wegnemende: Nemo autem in tejlamenio cavere poteji, ne LL. in eo locum habeant. v. L. 55. if. de Legat. 1°. , ■ ■ nci> T r Nee valet Tcjïatoris vohintas, nifi quatenus legitimaejl & LL. con■ fentanea,ur§.L uit. C.deiïdeicomm.Czrpzov. Jurispr. borenJ.P. 3. Conji. i.Lef.9. n. 9. ^  C o n s. XXXVI. 401 Ook ftrekkende tot illufie en derogatie van alle't geene, 't welke by 't ingaan van 't butvlyk zyner Kinderen , 't zy tenderende 14. tot een geftipuleert retour, ofte gemeenfchap van goederen,zoude mogen vaftgefteld zyn, ofte nog vaftgefteld worden; Jam notiftimi juris eji , quod paiïis antenuptialibus tanta vis 8* aueloritas attribuitur , ut minime per dispojitionem ultime voluntatis infirmari pofjint. Zodanig ook, dat, gelyk, LL. Romanis en in andere nabuirige Landen, de Leftamentmakinge in alle delen zeer favorabel word IT gehouden; zelfs dat daar door alle huwlyks-contra&en kunnen worden gèinfringeert en te niete gedaan, dezelve nogtans alhier in deze Provincie en Graaffchap geheel en al odieus, en wederom in tegendeel de Huwelyks Voorwaarden ten uiterften favorabel en zelfs irrevocabel zyn. By welke inftrumenten, 't zy dan van Huwelyks Voorwaarden, door B. met dezen haren tweeden Eheman A. opgerigt, 't 16. zy van magefcheiden ter afgoedinge harer Voorkinderen, indien denzelven hadde goedgevonden de order vanfucceffiein zyne goederen te beramen, gelyk, naar de Landregten van onze Provincie, konde gefchieden, dog alsnu ex poft ( daar zyne Stiefkinderen ex omijjb hujusmodi pactofuccedendi reeds een jus quaefitum hadden ) heeft gedaan by teftamente, zo zóu zulks eene geheele andere gedaante daar aan gegeven hebben, wanneer namenïyk, en ook anders niet , deze zyne Vrouw, met derogatie van de Landregtelyke dispofitie, mede daar in had bewilligd; Contraaus enimduo-' rum pluriutnve confenfu conftat. Dit dan niet gefehied zynde, moet daar uit ècontrario worden geinfereert, dat deze Vrouw B. hare Kinderen niet heelt willen ' früftreren van de fucceffie der goederen, welke de Nakinderen, haar in den bloede egaal zynde, t' zyner tyd zouden mogen nalaten,, aldus 't oog houdende op't onderfcheid tuffen heien en halven bedde, by onze Landregten weggenomen. Zulks, dat het ons al wat vreemd is voorgekomen , dat A, jg geene contraire bedingen by Huwelyks Voorwaarden ofte magefcheidinge hebbende gemaakt, nog konnende , reluSiante furfan Eee Con-  402. PiRTIi QüIUT* Conjuge, maken, daar na, re non amplius integra, deeze Voorkinderen by een ongeoorloofd teftament heeft tragten te ontnemen , 't geen haar de Wet in dezen gegund heeft. De nietigheid van deze teftamentaire dispofitie dan aldus vaitgefteld, zynde, is ( om ter bëandwoordinge van tweedeQuanl9' tur te accederen)daar uit evident,, dat het teftament, door C. en „ D. gepaffeert, met relatie tot de goederen by haar Vadert. „ nagelaten, mede van geene waarde kan zyn; Fundament? namque fublato tollitur & incedificatum; . _ En dus niet ter oorzake dat de Teftatrice, t zy C. orte D, zoude zyn gedeftitueert geweeft van een Adfifient: Wan?, behalven dat dezelve by exhibitie van deze hare beflotene uiterftewille in den Gerigte is erfchenen.engéadfifteertfr* 20- foma met een Momber geweeft, zoude de omiffie van den AHJfiltert een teftament ( \ welke, zo lang niet gengtelyk gemaakt is,pro privata fcriptura moet worden gehouden ) zelfs judicialher gepaffeert, naar 't gevoelen van veele Doftoren , niet annulleren, conform 't gêadvifeerde by Schraffertd. Cod.Tom.2. Litt. Tm. 10. &P. 4. Conf. 31. nn. i3.87*?«.en deneer- fien Confulent all. Conf. & Refp. Jur. P. 2. Conf. 49- »»• 26" " Maart vermits nn Legibus hodiemis yemand pro parit teflatus en pro parte infe/ta kan aftterven >juxta Groeneweg. de LL. A- zl-broe ad ««. 5. 7.fcf 9. Injl. deHered. Infiit. en voorfchreven teftament van C. en D. niet in 'tgeheel, maar alleen, quoadquaniitatem\Stauto.permif}amfmUneacollatefali kan en rnagbeftaan, tejte „ inter alios^dïsucceff. Tejl R Ift. Tit. 1 Cap 24..cum «ft- Z2- k ter inutile non debeat vitiari ; multo minus, fi utrfe ab tnutili jepJari poffit. v. Gaill Lib. 2. Obf. 5. & Faber i» C*i, Lt*. 6 7*f. 5. Def iS. in Notis n. 6. zoo is 't zeker en hier vorens aangetoond, Dat den gehelen boedel van C. ofte D, ftervende na te laten 23. ofte reeds nagelaten, zonder onderfcheid vanvaderlyke oftemoederlyke goederen, zal moeten devolveren ex tefiamento alleen voor de^f.^///«opdelangftlevendevan C. ofte Z), tzytugtsmyze, ofte meigendók , naar teneur van 't bovengemelde teftament:  C o jt s. XXXVI. 4o3 Dewyl , de teftamentmakinge alhier voor de halffcheid des boedels alleen wordende toegelaten, overzulks dezelve moet worden geoordeeld , zig niet tot 't overige gedeelte ofte de andere half- 24' fcheid met eenig bezwaar te kunnen extenderen, om daar over, fchoon by tugtmakinge , gedisponeert te worden, propter rationes &f DD. allegat. in primi Confulentis P. 4. Conf. 27. n. 4. En dat'gevolglyk voor de andere halffcheid den gëarticuleerden boedel van C. ofte Z). is verftorven op die geene , welke ab intefiato daar toe geregtigd zyn, te weten, in gevolge der ordre, 25' daaromtrent voorgefchreven by 't Landregt all Tit. 17. Art. 1. 3. & 4. op de nagelatene Zuflers ofte Broeders van helen ofte balven bedde, en hare Kinderenby reprsefentatie,en dus in fiirpes. Dierhalven voor ,een derde gedeelte'wederom op delangftlevende van C. ofte D. voor 't tweede derde gedeelte op E. en voor 't laafte op de gezamentlyke Kinderen van F. by reprcefentatie van haar Moeder , zynde geweeft de halve Zufler "van C. en D. Alles nogtans, na dat den boedel, by A. nagelaten ofte conform de Statutaire communie, ofte naar inhoud van deszelfs huwelyks-contraét, indien met B. mogte zyn ingegaan, waaromtrent wy nogtans niet geinformeert zyn, alvorens zal zyn liquide gemaakt en gefepareert. Zo dat in de goederen van A, als vaderlyke , zullen moeten fuccederen C. D. en E, als zyne Kinderen en Erfgenamen, geprocrêeert by wylen zyn Ehevrouw B, en in de effecten van B, als moederlyke, de Kinderen van F. by reprcefentatie , voorts C. D. en £,als Mede-Kinderen en Erfgenamen , de eerfle by B. door haren ■ vorigen Eheman , en d' ander door haren tweeden Eheman A, voornoemd, verwekt. Aldus by ons ondergcfz. RegtsgeleerN •* den , latiori extenfione , fi petatury Jalva , gëadvifeert binnen Zutphen den 13. January 1752. J. SCHOMAKER. T. GUTBERLETH PLEGHER. PH. CAR. SCHOMAKER. Eee 2 XXXVli  4o4 PartisQimnta XXXVII. ADVYS INSTRUCTOIR. Een halve Broeder uit een vorig huwelyk is, nevens zyn halve Zufler uit een tweede huwelyk , mede beregtigd tot de nalatenschap van zyne afgeftorvene twee halve Zuflers, zelfs tot hare ex poli van hunnen gemeenen Vader aangeërfde goederen, wanneer ook de ftatutairegemeenfchap uitgelloten, en het retour van goederen tuffen de Vader en Moeder, met onderfcheid tuffen de vader- en moederlyke fucceiTien, bedongen is. _ ï. Het faveur en effect van Huwelyks Voorwaar- II Teftamenten Jecundum Leges loei gemaakt, hebben overal kragt, uitgezonderd in Overyjjel, alwaar de Staiuta fitus andre foiemniteiten vereifchen. III. De remnliatione ejusdemque ejjeitu. , S U M M A R 1 A- 1. paStum proponitur. 8. Quod ad cafum propofitum ap- 2. 3.Exquoqu«ftojurisforma.\ . pUcatur ^ a T miïïtofdZ's en Zuflcrs er- *' de ^tendeert tot de goedren, by%nov^m halve Broeder lTBfX^Znfiers,\ot^. ofte &(^^M>>»t «dver nagelatene goederen. V. | ^v^SStevoegd, _ r^Vwélk uitdefwa/fr * - gfM» f  C o n s. XXXVII. 409 gnati, Pr. Inft. de Legitim. Agnator. Succ. & Pr. Infl. de Suaeff. Cegnator. Invoegen, dat, agtervolgens deze municipale wetten. gegrond in het oude regt der Romeinen, de halve Broeder, den Heer Hae- 8. febroek,niet alleen met zyne halve Zujter , Juffer Haefebroek, in gelykheid tot het geen de beide overledene Jufferen, ais MedeErfgenamen van hun Vader, hebben nagelaten gehad ( waar over eigenlyk de vrage is gedaan ) toegelaten zoude moeten worden ; Maar zeiven mede tot het geen zy overledene van haar Vrouw Moeder zouden hebben aangëerft gehad. Omdat het , geen voor de acquifitie en aditie van de fuccesfie heereditair is, ex poji eigen word, waar van de texten zyn 9inL. 103.ff.de Legat. 30. £f L. 10. %Sifilioff. deVulgar. fc? Pupill. Subft. zo volgd, dat het een en ander na haar dood aan dezelve order van het verderf onderhevig moefle zyn geworden. Dog dewyl geen Souverein in zyn magt heeft, buiten de palen van zyn regtsgebied eenige geboden, wetten en Statuiten te geven. z. Mevius ad Jus Lubec. Quafl. Pr al. 5. nn. 2-j.feqq. Ö3 Oticefl. feq. nn. 11. 12. Gaill 2. Übf 124. n. 9. Voet de Mob. Immob. Natura Cap. 12. n. 2. zoude deze nu bygebragte reden van decifie, ten aanzien van de vafle goederen van deze overledene Juffers, cafu quo , buiten de Stad en het Zutphenfche diftrict. gelegen (ten ware, dat de wyze van^thcceffie ab inteflato daar dezelve mogt bevonden worden, gelyk als op Veiwwen. z. Landregt 'Kap. 31. Art. 4. en van Thiel Tit. 8. Art'. 6.) ll° niet voldoende konnen zyn. v. Voet de Statut. Setl. 4. Cap. 3. B. 10. . Mevius d. Qucefl. 6. nn. 15. & feqq. Gaill d. L nn. 10. & 14. Burgund. ad Conf. Flandr. Tr. 1. n. 9. Voec de Mobil. & Immob. Cap. 23. nn. 3. &q. Sande Lib. 4. Tit. 8. Def. 7. gelyk ze alsmede niet en kan zyn; zelfs niet, ten refpecle van de moederlyke goederen, op haar gezeide beyde Dogters vererft, fchoon in het Zutphenfche gele- iagen, nu men by de Huwelyks Voorwaarden,op den 24. Auguftus 1724. binnen de Stad Zutphen , wel en naar het pra;fcript aldaar, gebruikelyk ( vergelyk daar meede maar '1. tefJU Arti"Fff kei  4io PartisQvintje UI des 2<5. Titels van het Stadregt) tuffen den Heer Joban Haefebroek, met zyn Bruid, Anna Clara Wenxbolt, ftaande te hertrouwen, opgerigt, ziet bedongen te wezen; „ Dat, in val de Kinderen, uit deze echte gefproten, hebben„ de gêerft de nalatenfchap van derzelver Moeder, eene ofte „ meerdere van haar komen te overlyden, dezelve moederlyke „ alleen zullen vererven en verderven op de Kinderen, uit deze „ ehe gefproten; zonder, dat derzelver halve Broeder daar in me„ de zal hserederen; Dog zullen de vaderlyke goederen, verftor„ ven zynde, egalyken verdeeld worden. Dus,'dat, gelyk, nopens óeeffeclen, van des Moeders zyde herkomftig, en op haar Dogters door haar dood vervallen, de Voorzoon, in caseenof meer van zyn halve Zufters improleskwar3' men aflyvig te worden, contrarie de voorgez. Statuiten, werde gëexcludeert, zo wierd hy daar en tegens met haar, intuitu patertiorum ( dat ook zyn billyke reden had, dewylze door hungemenen Vader bezeten en nagelaten waren geween ) daar toe gëadmitteert.' Zulks,, dat, zyn Edele dienaangaande als door een dubbelde „ ftreng van zyn regt verzekerd zynde, het by ons geen beden" ken heeft gevonden, om denzelven mede in de laaft gemelde goe" deren met zyn halve Zufter in gelykheid te laten hserede„ ren. Zonderling overwogen wordende, eensdeels, dat de halve Zuster aan haar Broeder deze fucceflie in het vaderlyke, uit defect van beftaanbaarheid van dit huwelyks-contraèt, niet kan betwisten, zonder te gelyk, naar de meergedagte Statuiten, tenreguarde van de goederen onder dat refpe&ive territoir, althans verpligt te worden, om zyn WelEdele met haar ook, in opzigte van. het geen haar overledene Zufters van haar Moeders erffenis hadden gêacquireert, als Erfgenaam, te moeten erkennen. Anderdeels, dat huidendaags( daar de Huwelyks Voorwaarden, 14. in fonna opgerigt, als gerigtelyke inflrumenten, gefchat worden, v. Stadr. van Zutphen d. Tit. 26. Art. 1. Landr. van Feluwe Kap. 3,7. Art. l. Landr. van Overyffel 2. D. Tit. 2. Art. 1. en Tit. 8. Art. 3.  Co.» s. XXX.VH. 411 Art. 3. Stadregt van Deventer 3. D. Tit. 2. Aft. 1. Goris Adverf. Tr. 3. P. 2. Cap. 2. nn. 5. R 6. Zypasus Noiit. jur. Belg. Tic. de Rei Vindic.in pr.vs.nifi Rc. Matthaeus Paroem. 4. ». 13.) by dezelve de fucceflie der goederen kan worden gereguleert, en een eventuele dispofitie over hun Contrahenten goederen en nalatenfchap gemaakt, omdat men geenzins oordeeld, dit een zaak te zyn, tegens de goede zeden ftrydende, nogte zo hatelyk, of van zo een droevige of gevaarlyke uitkomfte, als de Romeinen, 15° volgens de L. 15. R L. 30. C. de Pallis , hun dat verbeelden, gelyk te zien by Neoftad. de PaS. Antenupt. Obf 2. Rodenburg de ƒ ure Conjug. Tit. 4. Cap. 2. n. 1. Coren Conf 9. nn.^.&feqq. Sande ad Confuet. Feud. Gelr. Tr. 1. Tit. 2. Cap. 3. nn. 1. Rfeqq. GroenewegenöcM L. 15. RL. 30. Bad L. 5. C. dePaél. Convent. Hollandfehe Confultatien 3. Deel 1. Stuk Conf. 153. Matth. . Paroem. 8. n. 9. en Mean. ad Jus Leodienf. Obf. 69. nn. 2. 3. & 5- Waar uit voor het derde van zei ven proflueer t, dat, dewyl het doorgaans by de Doétoren, als eenftok- en zetregel, gehouden word, 16. dat de teftamenten , naar de gewoonte en forme van de plaatz, daar ze haar verley ontfangen hebben, opgerigt, overal goed en eftecl: forterende zyn ; zelfs ter plaatze van de fituatie der goederen, daar anders meerdere plegtigheden, om te telleren, ver- 17eifcht worden , als de Heer Voet in Comm. de Statut. P. 2. n. 13. met een lengte van Aucteurs aanwyft; Exempt alleen, indien de Statuiten ter contrarie lagen, gelyk als in OveryffeL, daar een uitheimfche over zyne goederen niet 18. mag disponeren, ten zy zulks geschiede binnen dezelve Provincie, z. Landregt 2. D. Tit. 5. Art. 2. en veel weiniger , als zulks alibi voor Notaris en Getuigen gefchied was. v. Landr. ibicl. &pasfvn Art. 3. 7. S.Rcj. Derhalven zulke pacla conventa ook gêobferveert moeten won den, ten aanzien van de goederen , buiten het Zutpbenfche gelegen, z. Schraffert ad Reform. Velav. Cap. 27. Art. 1. n. xo. hoewei dien Heer deze uitzonderinge maakt , nifi non tam de folemnibus, quam inflrwnenti viribus ,disputetur, gebruikende daar ^oe her zelve voorsi Fff?, beeld.  tèeldj namenlyk als de a£te van conventie notarieel gep^en was, d3Dr ïïü SS ^^."dSfï toekornendeConthor, kn deze order hebbende gelieven te beramen, nopens ft goede7en, door mrt ftft t# men ^rzelve rftrfte «9- Sfervaotie ook,zo daarom, arg. f. «1 Mwofci k* hvzonder om de billykheid , welke in dat hd van dit paStmn ( als hier boven gezeid , cum paclum qn m reucnur \ifus Commune patrium, efifavorable ^xg. «/M^J^^* hard.C0«/ 1O9.C10. ) tevindenis, des te zekerder heert moe- tC wïhoe zeer, hoe pryslyk, hoe eerlyk en natuurlyk het altooTgehondenen gefchat is, het geen,dat eenmaal geplaadeert ao. en bfdongen is, pWhielyk na te komen,^^geFlaat. zen gelezen word, uti in L. 1. L. 7. §• 7-ff- d* Pra£t- L' *' Td poI L. i. ff de Conflit. Pecun. Surd. Conf.345- n. 9^Zo is die noodzakelykheid egter in en omtrent depaBa conven ta, ter folemneele Huwelyks Voorwaarden vaft gefield, by een teder een ten allen tyde nog veel hoger gefchat ; ten minften als*i. Tan indien dezelve nog de goede zeden, billykheid wetten ofte gèwoontens des Lands contrarie zyn.. z. Wefel dePa^.DotaS n. 12. Groenew. ad d. L. 15. Gons 1» Adv. Tr 3. P. 2. cl 2. »». 5- 6. ff 7- &? fftfci Cap. 9. n. 12. daar hy zegd - Horum nacloruin tenor JlricïifEme obfervandus. P Di alzo ter eindveliige bëandwoordinge van de «rfonrog* voldoende houdende , heeft men, aanbelangende de tweede, aante- mtÈZdee!s, dat die geene, welke voorgeeft, dat'ereraad, ft3 wrtógSS ofte r^i/van een hebbend regt gefchied zou•22' Sa, zulks tenklaarften moet daar doen, arg. e. 5- £ ReZt at. Crwtu Vol. 1. Conf. 200. n. 10. Mynflnger. *ƒ/,. yfn 38.Mascard.Cew/. ia7o.nn. t. 2. 3. #4-Menoch. Cök/. ,8l „ nn g Wcfembec. Conf. li. n. 34- , . , % knderdeeh, dat, in val men zulks al ftilzwygende uitendoor ff eene of andere ingevallen daad zoude wülen opmaken, daar  Cohs. XXXVII. 413 toe geen andere bekwaam is, of kan wezen, dan die zonder renuntiatie niet gefchieden kan. De Regtsgeleerden drukken dit door- 22, gaans uit, fi actus talis geritur, qui renuntiationem necefiario infert &fignificat, feu fi citra renuntiationem fieri non potefi. v. Cravetta Conf ioo. n. 10. Conf. 624. «. 16. Conf. 678. n. 9. Conf. 850. w. ir. Menoch. Conf 87. n. 23. Conf 661. n. 8. Conf 880. n. ïi.Leugtius iuJddit. ad Dainer.deRenuntiat. Cap. 3. vs. et fic in. ducitur. En voor het derde, dat geen renuntiatie, als van een nauwe uitlegginge, de caufa ad caufam , nee de perfona ad perfonam gëexten- 23. deert mag worden; Infiricli juris enim conventione id tantum continetur, de qv.o nominatim ff fpecialiter convenit. v. Kellenbens de Renuntiat. Quceft. 7, n. 14. &Quafl, 31. n. 17. Gaill 2. Obf. 77. «. 5. Burfatus Li£. 1. Conf. 32. »». 40. cïf 48. Wefemb. Co«/n. «.34. Conf. 15. nn. 4. & 6. Conf. 74.. nn. 51. & 63. Menoch. Conf. 282. n. 8. Conf. 319. «. 19. Conf. Conf 535. n. 1. ff Conf. 401. ». 89. Coler.inProcejf. Execut. P. ï.Cap. 10.n. 443.fcfMascard. d. Concl. 1270. bb. 4. ff feqq. Waar uit voor het vierde volgd, dat de woorden, voornamen]yk , indien ze maar eenigzins van werkinge konden zyn, altyd, 24. zo veel mogelyk, geleid en begrepen moeten worden, dat ze Op het minde yemand in zyn regt verkorten, z. Menoch. d. Conf. 282. n. 9. Dauth. in Cap.Öuamvis de Paclis in 60 n. 159. ff Mascard. Conf. d. I. Gelyk wyders pro quinto, dat een Zoon ofte Dogter, het zy door een deelinge, ontfangfi van een dos, ofte donatie propternu- 25. ptias, conventie, ofte andere actus, eenige afftand gedaan hebbende van zyn vaderlyke ofte moederlyke boedel ofte erffenis, nooit verdaan worden, daar door mede van hun broederlyke, zuflerlyke, of andere fucceffien gerenuntieert te zullen hebben, uitgezonderd dan nog het geval , ten zy de woorden ook een verderen afftand expres behelzen. Invoegen , dat ze , dies onaangezien, jure intefiati, wel mede mogen en konnen beërven de nalatenfchap van hun Broeders Eff 3 ofte  4i4 Part is Quinto ofte Zufters, die de vaderlyke ofte moerlyke herediteit, daar zy van gerenuntisert hebben, gëadieert hebben gehad. En wat zyn 'erde redenen van? Ze zyn drievoudig,alseerfie26. lyk , dat in omni renimtiatione, )nxta.ClaudiumCantiuncidarn Conf. 5. n. 17. zyn duo extrema, fcilicet renuntians, en het renunti'atum ; Confequentelyk konde deze aftus niet verder feu extra fpharam «• clivitatis fuce opereren: Atqui het eerfte extremum was hier dan ( ais wy ftelien ) de Zoon ofte Dogter , die de renunciatie doet, en het tweede de vader- ofte moederlyke herediteit. De tweede is, dat het effeclvan renuntiatie niet boven ofte ultra reo, nuntiantis & renuntiatarii intentionem vermogende uitgebreid te 7' worden. v.L.ia.ff. de Reb. Cred. Menoch. Conf 1. n. 223. Wefemb. Conf. 74. n. 63. Nicol. Everard. Cok/". 198. n. 7. niemand met reden die regel in zyn kragt zoude kunnen behouden, als men onder een affland van een vaderlyke ofte moederlyke fucceffie ook een broederlyke zoude willen bevatten. De derde is,quod, in quaftione de acquirendafraterna, vel fororia 28 hcereditate, de paterna vel materna non ampliusagatur: Erat enimpro-_ ' priumFratris patrimonium poflimmifftonem, & poffeffionis apprehenfionem. Men kan daar op nazien de volgende Aucteurs , alle uno ore lerende,, dat zodane renunciatien, boven dien dat ze tegen het ge- 20 „ meeneregt aanloopen, ten uiterften anguft, ftricl, en in dezelve „ palen, als ze leggen, ex caufaprcefenti, rebus fic flantibus, en geen: ,, zins, fi ex nova caufa aliquid adveniat, moeten werden opgevat, „ en dat dienvolgens een af/land van ouderlykefucceffien, hoefo„ lemneel ook gedaan, nooit tot eenbroederiyke, ofte andere, al„ waar het ook, dat in de laafte geen andere goederen gevonden „ wierden, dan die de Ouders bezeten hadden, kan worden over„ gebragt , want zie Vasquius de Succeffion. Lib. 2. §. 18. nn. 175. & 176. Gregor. Syntagm. Lib. 41. Cap. 17. n. o. Mindan.Ziè. 3 ' x.Cap. 11. n. 3. Mynüng.Refp. 33. nn. 7. 8. & o.&Refp. 37. nn. 20. tffeqq. Heygius Qucefl. 24. n. 16. Tiraquell. de RetraSt. Confang. §. 1. Cl. Q. nn. 44. 45- & I24- Ö5 de Jure Primogen.  C o n s. XXXVII. 415 Qitceft. 16. nn. 6.7. ff 8. Covarruv. in d. Cap. Qjtamvts P. 3. §. 3. n. 2. JPhilipp. Decius Conf. 266. nn. r.ff 2. Conf. 419. n. 10. Conf. 683. k. 5. Mascard. Conf. 15. nn. 3. Rfegq. Menochius Conf 335. n. 4. Cok/ 401. «. 90. Wefel de Futur. PacHor. Succeff. nn. jo8. ff 112. Giphanius in Tr. de Renuntiat. Cap. uit. in fine & Burfatus Conf 32. ». 48. ■ Dit alles dus, ten aanzien van het regt, vaftgefteld, en voor af begrepen zynde, zal het ons niet veel werks verfchaffen, om de decifie , nopens de gezegde tweede en laafie vrage in cafu, te vinden en op te maken. De Momberheeren van den Heer GerbardHaefebroek ter eenre, mitsgaders Mevrouw Anna Clara Wentholt, Weduwe , Boedelhouderfche en Erfuiterfche van wylen haar Eheman, den Secreta- 3I' ris Johan Haefebroek, en Deszelfs boedel, voorts als Moederen wettige Voogdefie van haar drie onmondige Dogters, in cafu vernield, ter anderen zyden, hebben op den 11. December 1738. opgerigt , folemnelyk gemaakt en gecompleteert een acte van maagfcheid, uitkoop en deelinge op en over de nalatenfchap en boedel van gez. haar Eheheer zalr. op deszelfs Kinderen van het eerfie en van het tweede bedde federt zyn Eds. afiterven vervallen , en by gemelde Mevrouw, zy«e Weduwe, bezeten geweeft: Dat inftrument, ten fine van ratificatie, aan Myne Heeren van de Wezekamer geprasfenteert zynde, werd niet alleen, ten aanzien van gedagten Heer Gerhard Haefebroek, den zeiven dag beveiligd, en gëapprobeert, maar zyn Edele, inmiddels meerderjarig geworden zynde, inhaereert, laudeert en keurt het zelve ook in perzoon daar en boven by een formele acte , aan de Heeren Wezemeefteren op den 8. April 1740. overgegeven, en voor Dezelve gepafieert( na dathyal mede den 26. February tevooren zyne Momberheeren voor hunne goede adminiftratie bedankt had ) voor goed en van waerden: Zo, dat, aan de validiteit van dien, als omnibus modis gefolcmnifeert, niet tetwyffelen zynde, de geheele zaak daar op uitloopt, 32' „ wat by dat erfmaagfeheid bedongen, waar over het zelve geval-  4I0 PartisQvint/e „ vallen is, wat renunciatie, en van welken boedel en nalaten- ichap dai bv door den Heer GerbardHaefebroek gedaan is? " En op deze voorwerpen het zelve inftrument van voren totag- 33- teren by ons gele.cn, en her lezen zynde, hebben wy het ahcen relatvf cevundSi tot de//^;«gevan de nalatenjchapwn meergedarten Heer Johan Haefebroek, zo en als die door zyn alfterven ooDesze'fs Kinderen was aanbèerft, exempt alleen zekere 18000. guldens, daar by breder vermeld. ,.,3 , . Zonder, dat 'er een enkeld woord vaneen;verderen af fond ofte uitkoop, dit op een toekomend verfterf, fucceffie ofte erffenuvm eene van dc juffers, zyn Zufters, toenmaals alle nog m leven, zyn uitzigt zoude konnen hebben, of zelve by een verre gezogcecomeauentie toepalfelyk gemaakt worden. , , • 9 Het is onnodig dit te bewyzen: Men leze maar het begin, context mflot van het inftrument , en het zal zig bevinoen; Dat het de nalatenfchap van hem Heer Johan Haefebroek Mem 34- is dat daar, als het fubjett van partage en conventie, inkomt; Dat ook Mevrouw , wegens haar Dogter., ^Jer te ofte, de prtjtanda , daar by aangenomen aan haar Eds. Stiefzoon te demanueren, ofte doen genieten, dien gehelen boedel zal hebben enDt0emdeiykde Heer en Mr. Gerhard Haefebroek daar by,voor het hem toegedeelde en uitbeloofde, bekend en verfpreekt,, dat 35- Hy zig daar mede voor zyn vaders goed NB. zal bevredigen ; zonde?, datdezelve tegens zyn- pleeg- of behuwde Vrouw Moeder eenige actie, wegens het genot, van zyn eigen Vrouw Moeders bewezen goed, of uit eenige andere hoofde, tot dato dezes ' verfchuld, NB. zal mogen maken; Mitsgaders „ dat zy Condmdenten daar mede van dezen boedel „ NB. zullen zyn en blyven gefcheiden en gedeeld, zonder de* l wegen NB. eenige adie verder op malkanderen te behouden " Uifal het welke,(als gezegd)ons inconteftabel gebleKen zyn*6. de, dat daar by zo weinig een renunciatie van den Heer bet hora 3 Haefebroek, in Lguarde van zyne twee Zufters ( hem na die a£fa|  Co Na XXXVII. . ri van erfmnagfcheid, en nadat zy in haar Vader zalrs. boedel bcftort ven, en dezelve door aditie, als Mede.Erfgenamen, hadden aan zig gebragc, aangekomen)aifr'er i contrario, feu vice ver/a, een affiand van zyne Zufters, ten aanzien van zyn nalatenfchap, behaald zoude kunnen worden, Ende verders by ons in de teftamen >:en. van den Heer Johan Haefebroek, met zyn eerfte Ehevrouw , Johanna Elifabeth De 37Eis, den 5. Juuy 1717. opgerigt, enden 9. January 1721. geopend , gelyk mede in dat van denzelven Heer met zyn tweede Ehevrouw van den 29. Juny 1725, op den 20. Januarv 173*. uitgegaan, even weinig zynde aangetroffen, dat hem Heer Gerhard Haefebroek zoude konnen beletten ,zyns Gezufters tweede Erfgenaam te hebben .mogen en konnen worden, dewyl dm-denzelven van ditfiuk in het geheel niets gerept, nog gewaagd is. Confcquenter,dat.de vorige fuccefiie, conform de Statutaire « wetten der Stad en Landféhap van Zutphen, mitsgaders de Hu- 3 weïyKs Voorwaarden, dukgemeld, ten dien reguarde-, in haar volle kragt moet zyn gebleven. Zo hebben wy hier boven verklaard, betuigende alsnog, dat wy zeiven geen bedenken hebben gevonden, ja dat wy het voor een ontwiftbare 'zaak houden; „ Dat den Heer Gerhard Haefebroek, met en nevens zyn halve „ Zufter , Juffer Anioldina lïenrka Haefebroek, ycdtr voor de helf„ te tot dc vaderlyke goederen , voor zo verre dezelve de beide „ overledene Juffers zyn aanbëerft geweeft, als Mede^ Erfgenaam, „ gëadmitteert moet worden: „ Alwaar het ook, dat hy zeiven onder eede affiand gedaan „ had, en van zyn vaderlyke, en van zyn behuwde moederlyke erffenis. Omdat dit paStum verftaan moeit worden, als hy ex Ulo &eodein jure, cui renunciaverat, fuccederen wilde, en geenzins, fi ex 3^' allo fupervenieuti, gelyk paffim by alle de Doctoren, hier boven aangewezen, geleerd word, gevende zy voor verdere reden, omdat door de veranderinge van de perzonen ook verftaan word , veranderd te zyn de qualiteit van de goederen, per tex- Ggg « ins  41g PiETIS QUIHTffi tus in L. 90. §. 1. ff. de Acquxr. vel Omitt. Hmed. ff L. 10. §. 2.ff de Vuig. ff Pupill. Sübfi. dejure ad cafmpm,i£tT refponderunt Zutphanice fcp Zwollx 12. ëf iS.Aprilis 1750. J. SCHOMAKER. J. VAN HATTUM. HERM. HU BERT. xxxviii. ADVYS INSTRUCTOIR. Of en hoe verre over aïïodiak en feudale goederen in linea adfcendenti, defcendentt & tollater aü kan getefteert worden? Alwaar mede I. De libera facultate difponendi aan Kmderen ^ over hunne van eene der voorafgeftorvene Ouders retour fubjeéte aangeërfde goederen by derzelver Huwelyks contraót gegeven, gehandeld; En II. Uit de Landfchaps refolutien van 1600. 1651. en 1711. betoogd word, datKinderen niet bevoegd zyn, over hare leengoedren, in faveur der Oudren, te disponeren. Zynde  C o n s. XXXVIII. 419 Zynde by myne Aanmerkingen overcC Ordonnantie van den jo- penning, en aldaar ad Art. XXV. n.02. hier van gewag gemaakt. S U M M A R I A. t. 10. " I 1 eftamenten over allodiale goedren, in 'c Graaffchap Zutphen geiegen, zyn bepaald tot derzelver balffcoeid. 2. 7. Deeze bepaalde tejjtamentifactio raakt ook ad- ofte dej'ccndente Teftateurs ? v. difcrep. DD. n. 5. 3. Hoe het 1. Artikel van den 13. Titel Landregtens moet begrepen worden? Add. n. 17. 4. Oudtyds waren de tejiamenten, zo in 'Duitsland tot de vyftiende eeuw, als in Gelderland, verboden. 6. Naar het onderfcheid tuffen testamenten en huwelyks voorwaarden , moet d' interpretatie, an valeat , aut pereat actus ? gefchiktworden, v. n. 17. g. Bona immobilia judicantur fecundum leges fitus. 0. 11. An &f quatenus prov.fio bominis facit ceffare provifionem legis? 12. Het effect van bedongen retour der goedren. 13. 20. Een Vader ofte Moeder , zig daar door by huwelyks-contractvan der Kindren nalatenfchap gepnveert hebbende , word, als een extraneus, en niet als een beres fanguinis, aange¬ merkt, en dus ex teflamento tot derzelver baljfcoeid beregtigd, quod judicato probatur n. 14. 15. Blyvende die wederbalf'cbeid aan des Teftateurs naafte zydmagen, quod fimiliter re judicata conjirmatur n. 16. Add. n. 22. ubi Statutum eodem modo, quofupra, explicatnr., 17. Objetfio ex Statuto Zutphani' enfi Jblvitur. 18. Het Landregt, de Kindren , in cas van retour , deze halffcheid, als de legitime, buiten bezwaar toeleggen Je, moet aldus in derzelver faveur, met verwerpinge van een contrair teftament , uitgelegd worden. 19. Het welk uit d' Ordonnantie van den 50. penning, ten aanzien van die aan Kindren ofte Ouders , buiten betalinge des impofts, gecedeerde goedren, met applicable redeneringen opgehelderd word. 21. Argumenturn d diverfis non pro ■ cedit, nee quoquead aliaStatuta , qua teftamenta in totum admittunt , extenditur n. 29. 23. 't Geeft geene veranderinge, fchoon aan de Kinderen de vne difpofitie over hare vader- ofte moederlyke retour fubjecfe goeGgg 2 oren  (f2© P A iR T ï JS Q 011 * 7. 24. Hoe dit liber.wn arbitvum difponendi moet heS^P^.wofden, rl word diftindtelyk opgedoft. 25. Hese Ibertas debet effe rathni Êf Legibus corifentanea. 26. Qjiod exemplo peculii adventitv extraordinarii ülufiratitr; 27. 'Et fillo de eo d'ffonendï inter : vivos folunimado ilatur. 23. Appl '-c xtio ad ctifum fnbjeSum. 30. Een Zoon ofte Dogter vermag niet, in cas van retour, over de patemelle ofte maternelle 'leengoederen, in faveur van de langftlevende-Vader ofte Moeder , te telleren. 31. By Huwelyks 'Voorwaarden kan de fucce"flie eri retour van 'leengoedren, -cemfirmatione D«mini feudi accedente , beftendiglyk gereguleert worden. ■32. 33. 'Het Landregt, permitterende dc tejlamentifa£tie zó Jetn ffem bonorum,, is niet tot leengoederen extenfibel, quia fub ■ appéllatione bonorum feuda non ■contifientur. 34. De reden van prohibitie word onderzogt; 35. En aangetoond, dat oudtyds alle leendifpofitien verboden geweeft zyn. 36. Zodanig ook, quod nulli licuit, ƒeudum, totum velpartem, pro anima donare. 37. Waar over hier te'Lande voor 'c jaar 1231. niet bevonden word getefteert te zyn; 38. Als wel federt, dien tyd tot 't jaar ,1543. door finguliere gratie en och'oy van de Hertogen, als 'Heeren dezer Landen. 39. Dog naderhand hebben de Heeren Staten dezer Provincie, nadat Philips II, Koning van Spanje,, van de regeringe ontzet was, daar over "in 't jaar 1600. een nadre refolutie ,genomen. do. Waar hy Oiicus en a::tleren vun hare leengoederen, met approbatie van den-Leenirier ,'tusfenhare :K-nderen en Erfgenamen., zo wefindesyrf-, als afgaandeMnk., zullen .mogen disponeren. 41. Waar uit volgd, dat .alle andre dispolitien, 't zy vanMtra, «ofte Vroum,ofte van 'K'ndren, in d' opgaande Vnie, zyn ver' bleven onder't oude verbod der leenw.tten , om ireuenen mn. .42. 43. .45. Adü. mi. .57. .61. 6f62. 44. Cum Lex nova non extenditur ad altos ca'jUs, nequidem ex identitate aut majoritate ratio- v mv ondergefz. Regtsgeleerde gezien, gelezen en gexami'Bn"/t zyndede vorenfteande C^-ftf* , en het daai u proponeert, zou ik, falvo meiiori, van advys zyr/,en wel aanvflel^k , ten'opzigte van de f^^^i Graaffchap Zutphen gelegen „ dat ^f0^1"^1^^ C d"ar over , naar de forme van de plaatze , alwaar deze ve geffif fzou konnen beftaan, immers voor de halffcheid.  C O N 8. ■ ■ XXXVIII. 423 „ volgens 't eenparig gevoelen van onze,Gelderfche Regtsgeleer- r „ den en Praètifyns , afgeleid uit het eerfie Artikel des 13. Titels „ van dat Landregt; Zonder, dat ik my kan conformeren met het gevoelen van ee- £ nige andere, en wel meelt vreemde Doftoren, willende, dat dit prohibityf Statuit, de teftamenten van die geene, welke geene erfgenamen in de op- ofte affiygende linien hebben, ad femiffem bonorum bepalende, niet toucheert eenadfcendentenoftedefcendenten Teftateur, in welkers faveur dit Statuit is leggende, enwaaromtrent derhalven, de caufa impulfiva limitata teflamentarice dispofitionis geen plaatz hebbende, dezelve ad exemplum Juris Communis opengelaten is. Om 't welk by het betogen van deze myne opinie te dilueren en op te loiTen, zal ik alvorens tot een grondflag leggen die zo eifentiele diftinftie , welke zo .tuffen dcflatutaire communie enre- 3* tour van de conjugale goedren, als tuffen de verfcheidenheid van de permifijive oïtt prohibitive Statuiten, moet in agt genomen worden, waar uit en naar de decifle van .deze quseftie over het regte begrip van den inhoud des aangetogenen eerfien Artikels van den 13. Titel Landregtens, als van zelfs, volgd. Voor af zal het ter fubjcfte materie dan niet ongevoeglyk zyn, zigtevertegenswoordigen, hoe dat oudtyds in't gemeen de teftamen ten by de oude Duitfche Volkeren, en in 't byzonder by de Gelderfche verboden waren; Gelyk, behalven Tacitus de Morib. German. Cap. 20. van d' eerfie daar van getuigd Schilfer. Pr. Jur. Rom. in For. Germ. Exc. 2. §. 14. Exc. 8. §. 39. Exc. 9. §§. 8. &> 9. & Lib. 1. Infi. Jur. Publ. Tit. 4. §. 9. houdende, quod tefiamenta usque ad feculum XV. raro in Germania ufurpari confueverunt ; Add. C. Manzius de Tefiam. Valid. & Inval. Tit. 1. da Teflctm. in genere §. 10. En van de tweede ( om onze Vaderlandfche Regtsgeleerden voorby te gaan ) onzen Hogen Wetgever zelfs in 't aangehaalde Landregt d. Tit. 13. & Art. 1. in pr. waar van nader by 'tadftruerenvan het tweede lid dezer quaeftie over de feudale dispofitie. Dat  4*4 PA.RHS' Q tr I N T JE Dat,of wcldeezeen geene van onze Graaffchapfche PracHfyns voorhenen uit die in linea ad- ö3 defcendenti verbodens dispofitie 5* hebben gefuftineert , dat de tefiamentifactio- activa , ob genoralem & indijlinStam Statuti prohibitionem , in 't geheel tuffen Ouders en Einders geen plaatze hadde, zo hebben egter andre daar tegens, conform die inpraxi thans gerecipieerde regtsleere, onder andren by Barry de Succeff. ab Intcjï. Lib. i. Tit. 8. n. 24. tcgcns Cbaffanceus in Comm. ad Conf. Burgund. Rubr. 7. §§. 2. fc? 3. fióMni de gebonden, dat alzulke teftamenten adfcmfjsm bonorum behoren ftand te grypen. Uit welke diftinfte contemplatie tuffen onze teftamenten en con> traften antenuptieel wel haaft ontdekt word, dat, daar d' eerfie odieus, en de tweede favorabel zyn, daar naar d' interpretatie moet gefchikt en beflift worden, an & quatenus valeal, aut pereat aiïus? v. Mea Conf. & Refp. Jur. P. 1. Conf 50. nn. 6. & 7. Vermits nu uit de Cafus-pofitie my is gebleken, dat tuffende gewezene Eheluiden A. en B. het retour fimpliciter bedongen,en *' geene andere byzondre energetifche expreflie ad inducendum fvleicommijjum daar by gevoegd is, zo heeft de Dogter C. vryheid gehad, over die maternelle en retour fubjefte goederen te dispo* neren, 't zv inter vivos in 't geheel, 't zy ook mortis caufa- voor zodane gedeeltens, als de Leges rerum fitarum toelaten, z. Goris Adverf. Tr. 3. P. 2. Cap. 2. n. 20. Invoegen men van de permijjïve tot de probibitive wetten, in opzigte van teftamentaire dispofitien over ongerede goedren , naar 8. regten, niet kan argumenteren, nadien het eene gecanonifeerdc maxime van de gezonde Staat-.en Regtskunde is, dat dasdane goederen worden gedirigeert naar de wetten der plaatzen, alwaar dezelve gelegen zyn. Vid. all. DD. apud S. Van Leeuwen Ccnf Forenf. P. 1. Lib. 3. Cap. 12. n. 4. volgens welke alle aften en contraften daar uit hunne influentien moeten ontfaugen, en daar naar gëoordéeld worden. Waarom op de dispofitio hominis, als of diederogatoirenprse- 9' ferabel aan en voor de dispofitio Legis zou zyn, in gevolge van dit  C o n s. XXXVLll. 42i dit ons locaal Statuit, niet kan gereüecteert, nog de».1 a&j :fervatoir , by de ouderlyke Huwelyks Voorwaarden aan der Kinderen vrye dispofitie gelaten, meer opereren, als de wet over to. teftamenten toelaat, welkers alhier ervintelykereductie adfemisfem bonorum in Comitatu alleen in eenedecilbireconfidtratie moet komen, en niet het in fora Rotnano , ofte het in ülis terris, ubi tefia- x I< mentifacJio in Mum permiffit efi, vulgaire axiome, quod caufa tejlati facit ceffare caufam intefiati, zo en als ik hier onder nader met onderfcheid betoogd hebbe. % Waar uit alzo met applicatie ad cafum fubjettum , pofthabito Jute Romano, daar de Landregtelyke gemeenlehap van d'aange- J2 braste goederen,en aizo de legitime fucceffie, volgens Landregt fit. 17. Art. 1. gegrond op de conjugale gemeenichap, uitgefloten, en retour van dezelve bedongen is , het onwedcrfprekelyk vaftftaat , dat die goederen, voor zo verre daar over de Leges fitus de teftamenten verbieden, weder moeten keeren tot en naai dien boezem en linie, waar uit en van dezelve refpective heenge•komen zyn, zo word daar uit openbaar, dat de Vader, fchoon in adfeendenti linea, defcendenti non exifiente, in die Graaffchaps goederen pro ajfe door zyn DogterC. niet heeft mogen gëinftitu■eert worden; Omdat Denzelven , z-ig by de Huwelyks Voorwaarden van •der Kinderen nateiatene goedren gepriveert hebbende, als een z„ vreemde, aantemerken, en dus alleen ex teflamento , en niet ex dlfpofitione Legis beregtigd is, dat gedeelte, zynde de halffcheid, van die goederen naar zig te nemen, 't welk een erfgenaam , geen ad- oï defc endent zynde, vermogens Landregt, uit hoofde van zvn Dogters teftament, kan hebben en erven. Op deze en diergelyke onderfcheidenlyke aanmerkingen vmde ik in myne private annotatien over het Landregt d. I. dat een-dier- 14, .gelyk teftament, voor 't geheel mede over de Graaffchapfche goederen gemaakt, by fententie van Jan nary 1659, in zake van Mette Van Berchem contra Henrik Tamelink, voor 't Stad-Gerigt var. Deutichem is gereduce»rt tot derzei ver haiffchrid. fcho. <;<:■■>. -mHhh nul-  42<5 Paetis Qüint/e nullatie van 't geheel teftament, uit kragt der ouderlyke feclufie van der Kinderen fucceflie, gecontendeert was. Om redenen,naar alle apparentie, quod iftocafu non heresfan15- guinis , fed is, cui ex conventione teftamentaria defertur hereditas , heres hereditatiscenftitutus eft, terwyl d'andere halffcheid, waar over mede getefteert was, als de legitima Statutaria, aan des Teftateurs naaftcollaterale Erfgenamen, vermogens declaufule van retour , verbleven en gelaten is; Gelyk nadd|Kn den jare 1678. voor 't Land-Gerigte van Aal+ ten in zake varrWillem, Dries, Aaltjen en Eendenken Dryhuis, Aanleggers ter eenre, en Toebe Doomink, als Vader en Momber zyner onmundige Kinderen, by Enne Batemans verwekt, Verweerder ter anderen zyde. Doende derhalven niets ter zake ,dat het prohibityf Statuit, mfa17. vorem ad- & defcendentium gëintroduceert zynde, daarom in eorum odium niet zou mogen door eene bepaalde uiterfte wille tot deze halffcheid geretorqueert worden, nademaal een yeder, welke den ' Landregtelyken text, eene conjugale communie van goederen onderftellende, komt intezien, wel haaft zal overtuigd zyn,dat deze objectie niet quadreert op dit cas, daar het retour nadrukkelyk geftipuleert, en de Vader hem van zyn Dogters legitime fucceflie g'excludeert heeft, dewelke overzulks, ten reguarde van hare moederlyke nalatenfchap, niet anders, dan een vreemde, kan geconfidereert worden. Zulks, dat, het bovenftaande redeneergevolg omgekeert zynde, l8 met meerder toepaffinge op der Dögters naafte Bloedvrienden , ' uit wier boezem en zyde deze retour-goedren gekomen zyn, zou konnen gezegd worden, dat het Statuit deze halffcheid, als een favorabele legitime, zonder eenigbezwaar dezelve toeleggende, ook door een contraire dispofitie teftamentair niet kan benomen, en tot hun lieder nadeel gëinterpreteert ofte geretorqueert worden. Om 't geen voorfz. en tot nadere adftruclie van de impulfive oorzake van dit prohibityf Statuit d. I. nog met een op de ad-en defcendente linie toepalTelyke drangreden te illuftreren, zo  , C o n s. XXXVIII. 4*7 zo is uit de finale dispofitie van het 14. Artikel der Ordonnantie, over den 50.penning binnen dit Graaffcbap g'emsneert, bekend, l9dat de Kinderen , erfgenamen van hunne Ouders ab 'intekato zynde, niet verpligt worden, van die aanhaar door dezelve gecedeerde goederen den impoft te betalen, propter continuationem dowamt quod poft mortem parentum liberi, qmdammodo rerurn paternarum dornini diai, non ut hereditatem percipere , fed magis, ut liberam bonorum adminiflrationem, confequi videntur. Gelyk vice ver/a de Ouders mede daar van g'eximeert zyn, propter rattonem commiferationis , quee parentes, turbato mortalitatisordme, ad fucccjfionem eorum legitimam vocat per LL. R ratt. apud Andr. Rauchbar P. 1. Qji. 15. nn. 22—-28. Waar uit, argumento a contrario , volgd, dat, daard'Ouders geene legitime erfgenamen hunner Kinderen, maar van derzelver 20. goederen by eene vrywillige conventie uitgefloten zyn, dezelve als.vreemde, zullen moeten aangemerkt, en daarom aan Ouders in zulken cas niet meer, naar Landregt, kan gemaakt worden, als aan vreemden daar by , geene ad- of descendente Erfgenamen voor handen zynde, toegelaten word. Wanneer een oplettende deze allernoodzakelykfle diftinaie vafthoud, zal hy wel haaft geconvinceert zyn, dat alle daar te- 2I gens en buiten gemaakte argumentatien a feparatis R diffimilibus cafibus , van een individuwn R commune patrimonium, tot een dhiduum R feparatum , van zelfs buiten applicatie tot dit cas moeten verblyven. Waarom de Heer Mr. Joh. SchraJJert, een oud,en in depraétyeqvan Gelderland ervaren Regtsgeleerde, dit myn gevoelen S2. mede adfb'pulerende, daar van in hifce terminis zeer decifoire redenen bygebragt heeft, in fuis Obfervat.PraSl. Obf. 302. met relatie ad Obf. 300. n. 4. alwaar dit zelfde Zutphenfch reformatoir Landregt cit. Tit. 13. Art. 1. ter onderzoek van het aldaar in de ad- en defcendente linie verboden teftament gebragt, en , conform deze onze aangevoerde redenen, uitgelegd is, què me brevitatis amore refero. Hhh 2 Waar  45ï8 PAHTIS Q«lNTJi Waar aan niet zal obfteren, 't geen in eventum door de Vader 23. A, als teftamentairen Erfgenaam van zyn Dogter C, tegens deze gevoelens en gewysdens zou mogen mgebragt worden , dat namelyk daar by aan die Teftateuren een zodaan hberum1 arbitrium difponendi, als aan de Teftatrice C, by d ouderlyke Ehepa6len gegeven is. „ Om niet te reguarderen 't woord difponendi, in plaatze van teftandi, daar by alleenlyk gemeld, Zou ik tegens deze eventuele ob»4- iefti^ in de eerfte plaatze moeten aanmerken, dat deze vrye dispofitie moet verftaan worden gegeven te zyn , voor zo verre die onder de levendige in 't geheel, en ter zake des doods, voorzover de locale Statuiten toelaten, kan en mag gelchieden; En geenzins, dat een Kind, en dus de Teftatrice C. tegens de prohibitive wetten zoude mogen pro lubitu fupra modum & portionem, Statuto probibitam, infuturum tegens het bedongen retour, tot nadeel harer vrienden, waar van die moederlyke goederen heengekomen zyn , te tetteren , dezelve daar van te beroven , en in een andere ofte vreemde familie overtebrengen. Ita,ut hoe arbitrïum feu libera facultas difponendi,aut,mavis, te2c fiandi , r.on debet effe in cerebro natwn, fed juridtcum , ratio;n & Jtgibüs publicis cenfentaneum, uti infimilide arbitrio Judicis ratiocinatur Tuft. Oldekop Obf Crimin. Tit. 4. Obf 1. n. 10. De vórènsgemelde reftrictive interpretatie vind mede hareexemplare ophelderinge uit het peculiumadvenütiumextraordinanmn, *6. in qu0 Pater iifamfruttum habet, waar over een Zoon JureRoma«o.propter generalitatem prohibitionis, nietkonde telleren, v Pr. ïnk Quib. non eft ferm. facer. teflam. & L. pen. C. Qui tefam. facer. pojf. , . r. Zonder , dat daar tegens ftryd de Novell. 117. Cap. I. ubifïlïts libera potejlas difponendi de ejusmodi peculio ( gelyk in dit iub2?" iefte cas ) datur , dewyl zulks te verftaan is de difpofuione inter vivos, volgens d' interpretatie, welke daar vm gegeven te vinden is by Barbofa Thef Locor. Commun. voc. Grceca Ax. I. En, om deze onze interpretatie aangaande de gehbelleerdewye " difpo-  c o n s. xxxvm. 429 dispofitie , in generale termen aan de Kindren over die retour oiv 28. derhevige goederen verleend, dies te plaufibeler voorteftellen , zullen wy dit ons advys voor voldongen houden met dit opgehelderd gelykmatig voorbeeld van Egteluiden, wanneer dezelve by Huwelyks Voorwaarden zig hebben gereferveert de Vrye d'hpojitie over hunne goederen, zonder andere extenfie toten hovende prohibitive dispofitie Landrqgtens. In welken generaiëh cas het eene bekende regtsdoetrine is, dat dezelve by teftament in futurum zig niet vorder en hoger konnen gratificeren, dan by het Statuit geoorloofd is, om redenen en regten , te zien in meis Conf & Refp. Jar. P. 2. Conf. 24. per_ lotum & inpriiüis n. 16. Uit allen dezen zou ik derven vaftftellen , dat een Rigter by zyne decifie ex noftro Statuto vetito, faltem quoad alterum femiffem 29. bonorum, niet zal,nog wii argumenteren ad alia Statuta, quibus, ati in Hoüandia, Frifia c5* Tranfifalania , tefiamentifa&'io pro toto permittitur , als onder anderen op die leefte gelchoeid heeft zyn contrair fentiment Abr. Van Wefel de Pact. fuper futur. bered. tit, terp. Tr. 2. Cap. 5. nn. %2.&feqq. per alleg. ibidemCorcn. obftantem. Wat nu het tweede lid van vorensgez. Quceritur wegens de dispofitie over die feudale maternelle goederen, door dc Dogter C. ten voordeele van haar Vader A. met exclufie van alle hare moeder^ 30. lyke Vrienden en Erfgenamen, uit kragt van die nadrukkelyke (tipulatie van retour, in cafu, jam exijïente, gemaakt, aanbelangd , daar omtrent zou ik van advys zyn ,, dat dezelve in 't „ geheel verboden, en, naar de Gelderfche Leenregten en Land„ fchaps refolutien, niet beftendig is. Om 't welke kortelyk te betogen , zo diend vooraf in eene decifoire confideratie genomen en herhaald te worden , hoedat oudtyds alle zoorten van teftamenten, zo wel over vrye, als leengoederen , hier te Lande by de Gelderfchen, naar 't voorbeeld van d' oude Duitfche Volkeren, in 't geheel verboden en odieus geweeft zyn; Daar in tegendeel Huwelyks Voorwaarden , waar by de fucHhh 3 ceflie  430 PARTIS QüINTiE ceffic en retour van goederen niet alleen vanallodiale, maar ook Ji. van feudale, confirmatione Domini direcHi accedente , beftendiglyk kan gcreguleert en geftipuleert worden, voor geoorloofd en favorabel in deze en andere Provinciën gehouden zyn. v. Mea Conf. &Refp. Jur. d.P.i.ty Conf. 50. all. nn. 6. £? 7. êf Sande ad Conf. Feud. Gelr. Tit. 2. Cap. 3. n. 15. Gelyk bekend en daar van mede aanneemlyke getuigenifle te vinden is by onze oude Couftumiers, als evengez. Sande d. Tit. 2. 3 ' Cap. 2. fz. 3. en Goris Adveif.Tr. 1. Cap. 8. en wel in 't byzonder, zo en als wy reeds begonnen hebben te zeggen, in de initiale woorden des eerjïen Artikels van den gëallegeerden dertienden Titelonzes Landregts, luidende „ Sooj in defen Landen bis anhero on„ gebruyckelyck geweeft, dat yemants den anderen enige erftas, lige goederen of rente in teftament geven of maken mochte. Dat of wel naderhand by dat Landregt door Ridderfchap en Steden des Graaffchaps Zutphen in den jare 1594. aan Ridderfchap en Steden des Furftendoms Gelre en voornoemde Graaffchaps geprafenteert, en door Myne Heeren , de Staten dezer Provincie,in den jare 1604. geconfirmeert , relatie tot de proocmiale en conclufive flotredenen van 't zelve, isgeftatueert, dat „ van nu voortaen „ ( om de verdere woorden van dat eerfie Artikel te gebruiken ) „ die gene, die geene erfgenamen in „ op of afftygender linien hebben , in teftament , codicillen , „ ofte in geftalt eener giften van doodtswegen, vanoereaange„ erfde und patrimonial,' als oock aengewonnen goedren, tot der „ helfte fullen mogen disponeren „ zoo kan deze Landregtelyke permilfie , invoegen, als, ten aanzien van dezealnutoegelatene 33' halffcheid, daar by vermeld , tot leengoedren niet overgebragt, nog kunnen dezelve daar onder begrepen worden, omdat het een algemeene zetregel is, quod fub generali bonorum appellatione feuda non continentur. Het zal dienthalven in dezen nodig zyn , de reden, waarom 054, ver leengoedren oudtyds, en nu niet, indiflintte B generaliterheeft ' mogen gedisponeert worden, wat hoger op te halen, en wel in d' eer-  C o n s. XXXVIII. 43 ï cl' eerfte plaatze zal men recours tot de Leenwetten en Ordonnantiën zelfs , en wei byzonderlyk tot de refolutien , daar over by den Souvereinen Wetgever in dit Furftendom en Graaffchap genomen , moeten nemen. Ikvinde, tenrespeclevan de aloudeleengewoontens,nergens, die tejlamentifatlio over leengoederen opengeü.e\d, maar in tegen- 35deel verboden geweeftte zyn, als uitdrukkelyk medebrengt den text in i.Feud.%. deSucccff. Feudi, iblqüe in pr'mc ubi ita ; Si quis igitur decefferit, filiis & filiabus fuperjlitibus, fuccedunt tantum filii cequaliter, vel nepotes exfilio , loco fui patris: nullaordinatione defuncli ihfeudd manent e, vel valente. Welke prohibitió tefiandi de feudo ook zo ver gaat, ut nuttiliceat, feudum , totum vel partemali quam vender-e, velpignorare ,vel 3 quocumque modo diflrahere , feu alienare, five etiam donare, vel pro anima judicare , uitwyzens de exprefle texten, daar van in 2. Feud. 55. pr. junct. 2. Feud. 9. §. 1. voorkomende. Ook heb ik nergens konnen ontdekken, dat de tefiamentaire dis- „_ pofitie daar over voor den jare 1231. ooit gefchied, ofte daar toe door den Vorfboetroy gegeven is; Hoewel federt dien jare tot 1543. eenige gemaakt te zyn bevonden worden, naar alle apparentie, door Vafaüen by den Her- 38. tog, ex fingulari gratia, naar 't voorbeeld en gewoonte van Braband, ten tyde , wanneer deze Provincie onder de regeringe van Keizer Karei V. en zyn Zoon Philips II, ais Heeren^dezer Landen , gekomen is, verkregen, gelyk dit breder uit onze vaderiandfche en andre Doótoren , Reglementen en fententien door my betoogd is in all. meis Conf & Refp. Jur. d. P. i.-Conf. 43. nn. 14. eïf feqq. Dan hebben naderhand , nadat den Koning van Spanjen, Philips II, van de regeringe ontzet, en die aan Myne Heeren , de 39Staten , wederom overgegaan was, Haar Edele Mogende nodig geoordeeld, een zeker fyfterne en Reglement over die tot daar en toe fluctuerende onzekere manieren van leendifpofitien vafl te Hellen, en ten dien einde 't advys ofte voorraam van 't Hof Provinciaal alvorens daar over in te nemen; Als  43.a .PaRtis Quinto AI- wanner eindclyk in Mey 1600. by eene formele Land40. SuS op die5 in 1599 -gekomen, Hoves Mernone nopende 't oitroyofte de confirmatie over dispofitien en mak nIZ v"n LwntóedVenV^ ^ verftaan is„ dat 0«df««, und 5 zo wael in die zyde, als tfs**r ff*, und dat zodane dispo" firieTyoïn O J-ofte Onder-Leen-Heer zal moegen werden geS aeccn-diert , geconfirmiert und beftcdicht enz. " Uft vJl^e Landelyke conccilie alleen omtrent kendispofiue vanoSr^ tullen hare Kieren in de * SJ^fc 4*- Je zydHnie tuften *»» m^.^^y^^Z& door een * «MP* É*S*J ^1^^ teeenfpraak moet plaatze hebben, dat alle andre dispofitien, t z/v nPto,ofteL«,v, ofte van» m onder het oude verbod der Leenwetten verbleven, enhie.byge ^rf alleen aan O-*» tuften hare Aderen, z« aderen udkn hare wfemdf £t/g**«*«* hebbende gegeven, t zelve ,ot ande ren , daar in niet vermeld, geenzins extenfibd is, cum .ggm 43' tcaufa privilegn immediata, arg. L. i. §. C«*ifo*£-fT u 5 1 f. i° Precar'w. -c Welk dies « meerder procedeert Ai Lege nova, (««gr» 4 fJs lr Zisfervanda cfi, nee extenditur ad alws cafius,, «■» per Leges &DÜ. apud Coren 0^r,tó Cw. «ift?. 9# 38.™. 8' Welke voorfchreveneLandelyke refolutie, t?^^^ die daar by nominatim vermelde afcendente encodaterale Ieftateti45> ren aan wie de dispofitie over hare tae» daar by vergund word X'Xï.en mede de defcendenten,^ in niet begrepen ui  C o n s. XXXVIII. 433 fluit door die voort daar op gevolgde energetifche declaratie in verbis „ und dat fodane dispofitie „ ( relatyf tot de even voorgaande toelatinge aan Ouders en Erfgenamen in d' afgaande en zydlinie) en dus geene andre „ by den Over- ofte Onder-Leenheer zal mo„ gen worden geaccordiert, enz. En , om allen zwymel omtrent de extenfie tot die niet by deze Landfchaps conftitutie begrepene Teflateuren weg te nemen, 4.6. zo word 'er in fine by gedaan „ Alle welke dispofitien, fulker vui„ gen gedaan , und geconfirmiert fynde,, en dus alwederom gee„ ne andere ,hllen voor beftendig , und van goeder weerden ge„ holden worden. Deze leendispofitie by de Landfchap aldus bepaaldelyk opengefheld zynde, is federt 1600. daar over geene andere interpretatie verzogt ofte gevallen, dan allereerfl; in 't jaar 1651, ten opzigte van de ouderlyke dispofitien, of deze refolutie van ióco. me- ^' de plaatze heeft in fubfiitutien en fidcicommiffen? als wanneer Haar Edele Mogende op den 24. July dito jaars, tot voorkominge van alle duifterheid , onzekerheid en proeeflën, na ingenomen advys van den Hove Provinciaal, hebben verftaan en nader verklaard, „ dat een yder vrygefielden toegelaten word, over Leen- Abts- Hee- o „ ren en andere goedren , daar over men by teftamente dispone„ ren mag, ook by forme van fubftiiutie en fideicommis te mogen ,,, disponeren, zo opte eerfie hand by forme van inftitutie , als „ ook opte tweede hand by maniere van fubflitutie of'fideicommis, „ ende verder niet, enz. Over welke onzekerheid, voortgekomen uit de anterieure refolutie van ióoo, par rapport op d' ouderlyke leendispofitien tusfen hare Kindren, daar by alleen vermeld, alzo by de interpretative refolutie van 1651. mede verftaan is, dat die by fubftitutie ofte fideicommis op de tweede hand ook zal mogen gefchieden, zo kan deze pofterieure Landfchaps refolutie, naar regten , niet verder , dan tot de impulfive reden en oorzake, waarom en waar over die interpretatie wegens de onzekerheid van fubftitutie? overgebragt, en geenzins begrepen worden, dat door I i i die  434 PARTÏS QüINTiE die aanvankelyke woorden „ dat een yeder vrygefield entóegtla„ ten word „ alle leendispofitien aan Kinderenten voordele hunner Oudren daar by zouden géaccordeert zyn. - Ta genomen en voor een moment, fine veritatis prcejudicio,toegeftaan zynde, dat uit de generaliteit van 't woord een yeder al 50. eenige dubieteit en relatie ad quoscunqueTefiatores, tam inde/eendenti , quam in afcendenti & coUatera'i Hm», zou fchynen te konnen opgemaakt worden, als neen, zo is het nogtans, volgens onze regtskunde, een vafle regel, quod non Joimi verba dubta debent intelligi facundw.i naiunmi rei , cm adjiciuntur , fed etiam verba generalia reflringi fecwidum naturam fubjeclce materie, fcr ad 1110dos proportionabiles idonsce , in qua fit exprefjio; Hujusmodirefiriclionem intelligi dabere tradur.t Doëtorss ,sr potius tollerstur fuperfiuitas, É> quod nihil operentur, quam quod contra naturam rei intelligantur, gelyk dit by Barbofa in d. Thefi Loc. Comm. voc. Verba Ax. 28. met eene complete applicatie tot deze Landfchaps refolutie van 1651. ex alleg. DD. betoogd ; en nader Ax. 34. ibique in Limit, prima, 51- deze reftriftie daar by gedaan word , quod verba , ouantumvis generalia , caifam, propter quam fueruntprolata,& inteüigijecundum ea, qua prcecedmit, ad quee referenda fmt,Rex quibus declarationem accipiuiit. v. Ax. 37. Wat nu by deze refolutie verzogt, en wat daar by toegeitaan is, word uit de reden en oorzake van de voorgaande woorden 52- en' nature der fubjeae materie evincant , namelyk de onzekerheid , waar in veele Couftumiers, Praftizyns en Regtsgeleerden, zo Rigters, als Cönfulenten, over de vorige refolutie van 1600. wegens de ouderlyke dispofitien over leenen tullen hare Kinderen geweeft zyn; En wat is daar op by deze interpretatie van Myne Heeren, de Staten, door de volgende periode gevolgd? Immers niets anders, 53. dan dat die onzekerheid weggenomen en daar by verftaan is,daS de ouderlyke dispofitien tuffen hare Kindskindren, by maniere van fubfiitutie ofte fideicommis, ook zullen mogen beftendiglyk gemaakt worden. „ , Zonder  C o n s. XXXVIII. 435* Zonder, dat daar uit met eenige mogelykhcid eene nniverfefe en indiftincte licentie ad tcflandum fuper fmdo kan gëinferecrc ,en de vorige Landfchaps refolutie , eontemplatione certarum perfunarum toegeftaan, geoordeeld worden, gêabrogeert ofte gé'altereert te zyn; Quod enim non mutatur, quare Jlareprohibetur, ftaat 'erin L. 2J. C. de Tejlamentis. Zo dat alhier tegens deze en diergelyke fubtiliteit omtrent de woorden, waar door de zin der waarheid menigwerf verloren ^. word, zyne applicatie vind 't geen de Kardinaal Mantica Tr. de ConjeEt. Ultim. Folunt.Lib. i. Tit. i. n. 4. zegd, quod verbisfabtiliter non ejl dialeclicandum. Al 't welke nader en ten klaarfteu gëeclaircilfeert word by het daar op in 't jaar 1711. gevolgd Landfchaps Reglement, waar by, de voornoemde twee Landlyke relblu tien van 1600. en 1651. tot een grondflag van 't zelve gelegd zynde, mede, na ingenomen advys van den Hove Provinciaal, tot nadere interpretatie verftaan is, en wel Art. 2. by 't welk nadat Art. 1. aan een yeder „ vrygelaten is, over zyne leengoederen, in de Quartieren „ van Nymegen en Veluwen gelegen, indiftinclelyk en zonder ee,, nige reftriclie te mogen disponeren en telleren, wel nadrukkelyk Haar Edele Mogende ftatueren „ dat , die twee voorfz. „ rcfohitien, ten opzigte van de leengoedren , in de Graaffchap ~„ Zutphen gelegen, in hare volle kragtsnivaardeblyvende, alleen„ lyk by interpretatie van dezelve mede goedgevonden en gëarres„ teert hebben, dat d' Ouders tuffen bare Kinderen en Kindskiu„ dren over die goedren zullen vermogen te disponeren nagoed„ vinden, en in linea collaterali zullen vermogen te telleren onL die geene, zoden disponent de kaajfe in den bloede bcftaan, „ enz. Een zeker bewys, dat die generale permiftie Art. 1, vergeleken met Art. 2, alleen reguardeeit het onderfcheid van dispofi. 5^ tien over goederen, in de Quartieren van Nytnegun en Veluwe , en in dit Graaffchap Zutphen gelegen, niet univerfalïier aan alle, maar fpeciaüter aan die zekere per zonen. in de vorige twaecefahw Ui 2 tien  436 Pastis Qïint^ tien begrepen, welke over de Nymeegfche en Vehwfche leenen indiftinle, en zonder eenige reftrictie, en over de GraafJchapfche leenen bepaaldelyk , ten opzigte van de disponenten, in de zvdlinie mogen telleren; , . « • u Zonder, dat by de volgende ^r««, dedrie Quartierenbegrypende, eenige mentie van- leendispofitien der Kindren op bare. 57- Ouders gemaakt , veel weiniger aan dezelve daar toe eenige licentie ofte pouvoir gegeven, en die vorige ten haren reguarde prohibitive oude wet en refolutie veranderd, ofte vernietigd is; Welke overzulks, door de nieuwe niet fpectabter cjf nommatim afgefchaft zynde, in hare volle kragt en uitwerkinge moet Wyven : Ouicquid autem ( luiden de woorden van het bekende Kei58. zerlyke~refcript in L. 32. §. 6. C. de Jppellatiombus ) hac lege fpecialiter nonvidetur expreffum, id veterum Legum Conf itutwnwnque regulis omnes retiStum intelligant; De reden beftaat daar in, quod correclio 8 mutatio Legis non prafumitur, per LL. uu. d Gothofredo in Notis ibidem alleg. . Conform't geen dienaangaande mede by het Promme van het Landregt in dezer voegen „ Wtgefondert t geen in defen Retor„ mation fpecificiert, und met uitdrukkehcken woorden^verandert , vermeerden, und verbetert is „ en by't Nieuw GvmpUeerde Reglement dezes Graaffhaps Zutphen van den pare_ 1738- «• gezegd, en breder daar over geredeneer!. word in all. meis Conf & Refp. Jur. d. P. 1. Conf. 54- «»• 7°- & JW- „ . Ten minden en in allen gevalle, wanneer Myne Heeren, de 59- Staten, deze oude verbiedende leenwetten hadden willen aflchatfen ofte de leendispofitien mede aan Kinderen , ten faveure harer Ouders en Grootouders,in de opgaande linie toeftaan gelyk viceverfa aan de Ouders tuffen hare Kinderen en Kindskinderen , zo had zulks kkrtelyk by die Landfchaps refoluden konnen gefchieden ; Jam Lex id noluiffe prcefumitur, cum facile id expnmere potuijfet, neaue exprefïït. z. Menochius Conf. 30. n. 8. Zo daï eene apparenteintentie, zelfs alhier veronderfteld,buiten eene ervintelyke dispofitie, daar toe niet genoeg zou mogen  C o n s. XXXVIII, 43? zyn:Non enimfufficit, quemfic voluiffe, nifi £f de hoe fiat dis pofitio, arg. L. 46. uk DD.ff. de Hered. Infiituendis ; ita, ut cafus, fpecialu do. ter a Lege non exprejjus, pro omiffo habeatur. Alzo weinig nu voorheen, buiten die nadere fpeciaie prohibitie, byde Landfchaps refolutie van 1711. Art. 5. zmMan en Vrouw gepermitteert is geweeft, malkanderen den eigendom der leengoedren te maken, zo weinig mogen deze Landeiyke Piacaten, ÓI* toelatende aan Oudas, ouder bare Kindren, en anderen .onder hare collaterale Vrienden over dezelve te disponeren. gëextendeert worden tot Kinderen omtrent hare Ouders , als dewelke van de teftamenti faclio paffivd niet mogen jouifleren ,• ita, ut Teflatrix, quod voluit, non potuent, nee, quod voluit adimplere, nequiverit, volgens de by 't gëadvifeerde in het N&derlandfch Advysboek 4. Deel Conf. 17. aangehaalde wetten. Hier mede uit d' alouds en hedendaagfebewetten, Reglementen en der Staten refoiuticn aangetoond hebbende, dat deleendispofitien van Kinderen in faveur harer Ouderen daar by niet gëoorloofd , ofte toegedaan zyn, zo heeft de Dogter C. ook niet beftendrglykdaar tegens harende?- A. met deze leèngoedrèn, welke van haar Moeders zyde heengekomen, en , volgens de onderlinge ftipulatie en eigenwillekeurige privatie van dezelve by Huwelyks Voorwaarden, op harenaaflemaiernélle Bloedvriendenverftorven zyn, mogen beneficeren, fchoon anders by geene zoda- 6%. mge geftipuleerdc reverfie de Vader daartoe, deficientibus defcendentibus , de naafte en eenigfte leenerfgenaam ware geweeft , naar de maxime en leere der Leenregten , by vorens gêallegeerden Sande d. Tr. Tit. 3. Cap. 1. §. 19. m. 2.R feqq. gededu- Zonder, dat daaromtrent eenige veranderinge heeft konnen geven die agter het geclauf deert retour aan de Kinderen gelatenewy- 5. < beid, om over de refpeStive vader- en moederlyke aangebragtegoederen te disponeren, omdat,buiten eene zodane referve, het aan haar ook vrygeftaan heeft, over dezelve, geen fideicommis, maar een or/ler vmfuccefiie by geene contraire dispofitie denoterende, 3 eene  438 PartisQuint/e *5- SKeRêobferveertis ) niets konnen opereren tegens de wet- ronder tekens de aangetogene Leenwetten en Reglementen, gee^d^^ln^h^de, dan aan de perzonen welke by de LaShaps refoïutien pcüliter genoemd en daar mede begon- ftiêWaa?om het ook niette denken, nog waarfchynelyk is, dat de Vademde Bruid B, deze Huwelyks Voorwaarden met mede 66. bekend hebbende; door de adjeftie Kinderen, uit dat huwelyk geboren, zoude hebben vryheid ige geven, om deze hare aangebragte ^ereYM*° J^do^S fn boezem waar van en uit dezelve heen gekomen zyn, door de ^toeT'iïeei lyrsgeboorte nalatende, te vervreemden, en aan ^m eS'aSere ïinfe, zyde en boezem, daarvan door tretour "over te brengen, en de Erfgenamen daar van m t geheel te priveren, & fic wee verft. ABra„Ur intentie ë Neen maar moet en kan, volgens hare veronderftelde intentie A deze rdSire faculteit .geborneert met en binnen de pal» van 6?- de w t niet anders begrepen en verftaan w-den danc^el^ deren daar over mogen disponeren, ^^^d^STSS mura naar inhoud en voorfchrift van Land- en Stadregten, met alken voor o re de allodiale goederen raken, waar toe die clanft le an ï toui haar relatie gcvoeglyk kan hebben, en niet tot de waar van bv dat agter d'aangebragte goederen immediate aevokd retour niet gementioneert is; Maar ook, voor zo verre de Kinderen, geene ad- of delcendent^E^amen hebbende, overde^date^^^ den willet disponeren, en d'eene voor d andredaar n edelbene ton, zo en als, -ten respefte van de leengoedren, in de dr^e  C o n s. XXXVIII. ■ 43p reiueétlve Quartieren van deze Provincie gelegen, daaromtrent met en zonder Aftzaftie by de laafte Landfchaps refoluS van 1711. voorzien is. Aldus, onder verbeteringe, gëadvifeert binnen Zutphen den 14. july 1758. J. SCHOMAKER. Addenda. Het bovengaande Advys, voor zo ver de Dogter C. over hare moeder- en grootvaderlyke allodiale goedren, in de Heerlykheid Borculo gelegen by teftament , in faveur van haar Vader A. gedisponeert hadde, is by fententie van den 1. Tuly 1760 in cmtrad^ono voor den Land-Gerigce van Borculo, met advys der Heeren Mrs. Johan Bruinis en William Henrik Lamberg, aftweven en met wydlopige redenen geadftrueert, beveiligd, en dus verftaan,, dat een Kind over de retour-goedrenniet vorder dm „ totderzelver halffcheid,kan telleren ™rder,da» XXXIX. ADVYS AMPLIATOIR. Of en wanneer de hardigheid der Wet ex cequïtate, quafitis co/oribus, hedendaags door inchn ?etaÜe eD fuppletie ma£ gecóadJ'uveert worUbi De Fittionibus juris fimul agitwr. SUM-  44o PartisQuint^ S U M M A R I A. i "VTaar 't gevoelen van zeker Gelderfcb Regtsgeleerde, zou een Vader, volgens die uit voorgaande Landfchaps refolutie g'elicieerde en gefupponeerde intentie, by teftament van zyn Zoon ofte'Dógter met een retour fubjett, leengoed konnen gebeoeSceert worden , om redenen n. 2. nader nn. J'eqq. opgeloft. r>. Een Rigter moet de uitdrukkelyke woorden der Wet, wanneer dezelve het privilegium teftandi aan zekere perzonen nominatim toeftaat, ftri&ffime buiten ingebeelde billvkheid opvatten , en, naar deszelfs inhoud, oordelen. 4 Hoe het te verftaan is, dat Ouders capabel zvn tot der Kindren feudale nalaterifchap? v Dezelve zyn, vigoretejimenti. . niet beregt'igd tot goederen hun ner Kindren, ex alia linea gepro venieert. g Dus moet 'er gedilïingueert wor den tuffen goederen , ex Leg permiiïa ac teftamento vetiU voortgekomen; Hoedanig het ge voelen van een ander Regtsge . leerde , alhier bygebragt en yai een wettig teftament fprekende moet uitgelegd en begrepen woi Na dat ik vorenftaande Advys had geformeert, is my uit de Manipulus Sicilimentorum Feudalium Cap. 7. §. 10. van wylen den Advocaat Mr. Johan Schrajfert voorgekomen zyne bedenkin- 7 De hardigheid der Roomfche wetten,als de LL. 12. Tabularum, kon oudtydsdoor de Pratores gêadjuveer't, gefuppleert; 8. En , quafitis cokribus, van de natuir'vke reden niet ontbloot , naar de billvkheid en belang vap 1 't gemeen nut gëaccommodeert worden. o Deze fittiones juris zyn hedendaags riet meer practicabel, nog aanneemlyk, omdat na de vaftftellinge van zekere Wetten «fezetoe niet meer van 't zelfde nut konnen zvn, als voormaals in Foro Roinano, omredenen, alhier te zien. 10 Waarom dusdane interpretatie, fuppletie en mutatie der Provinciale Wetten nog Rigters, nog Advocaten paft , maar alleen den fouvereinen Wetgever. 11. Lex vetas , quamvis dura , tarnen fcripta, £f proinde jequen- i 12. Een Kin d, zyn aangeërfd ftamgoed uit zyn'familie en linie , tegens het by d' Ouders gefti- i puleert retour , transporteren»de, is geen minder hardigheid - enonbilïykheid.  C o n s. XXXIX Ie Kinderen,ehelyk by wylen zyn Ehevrouw, ^nde de Zufter Sn B verwekt en nagelaten, proces ontftaan zynde, hebben ParSven OtSnten dieswegen aldaar , ten overftaan en door feterfeffievSeren GornrniffariiTen uit den Ilove, _ volgens reces van den 20 November 1760, getranfigeert en zig vergeieken, wlartoe^ als Vader van zyne SÏÏC hetregt van fucceflie tot hzre leengoederen ( vermits d 2 beTleerdl Huwelyks Foorwaarden, waar by het retour van lef '^hTl^a^e^^ was' ten°Pzlste ja kenen> ^Si«XTniet I^fr^.waren ) denveerde, met « tejiamento , maar es Leg* i»fff/toffc XL. ADVYS INSTRUCTOIR met eene,daar toe dienende endaar agter volgende SC5doordenIIeer Mr. Johan Schrassert aanMY hier over gefchreven, en te zamen roullerende Over het efTeót ,*o van een bedongen retour , als van Py£refermtoireclaufule by Huwelyks Voorwaarden, en hoedanig daaromtrent , in cas van dfzoedinge en boedeljcheidinge, moet geprocedeert worden? En  C o n s. XL. 445 En inzonderheid mede Of en hoe verre een langftlevende Egtgenoot, naar de wetten en gewoontens der Stad Zutphen , geregtigd is tot de vrugten en opkomften der goederen zyner minderjarige Kinderen pro cducatione *s? alimentatione ? Benevens de verdere brieven en confideratien , over dit laafte pointlnader en in het particulier tullen den Heer Schrassert en my, ter zake van onze onderlinge difcrepance, daar over gewiffelt en opgegeven, zo en als het een en 't ander reeds in Deszelfs vyfdeDeel der Confidtatien en Advyfen^ en aldaar Conf. XXXI. XXXII. en XXXIIL gedrukt te vinden, en hier na volgende Conf. XLI. XLÏI. en XLIII. mede woordelyk geïnlereert ftaat. S U M M ARIA. ï- 3' 5- 7 \V"aar in Let effect van ^ * een, by Huwelyks Voorwaarden bedongen retour der respecfive aangehragte goederen beftaat? 2. 6. Hoe verre , in materie van boedelfcheidinge, moet geprocedeert worden, ifi cas van retour omtrent aangebragte jaarlykfcbe lyfrenten? ^. 8. In boe verre conjugale dona- Kk tien, uit1 kragt der refervdloife claufulen, in Zutphen, by exiftentie van Kinderen , plaatz hebben? 9. io. Of en hoe verre eenlangjtlevende der Ouderen aldaar de vrugten en opkomften van der minderjarige Kinderen goederen, in conrpenfatie van derzelver educatie en alimentatie, geniet? zyrt ligt de Doctoren niet eens. k 3. Cqfus-  44* Pastis Quinto Cafus-pojitie. Den Hoogwelgeboren Heer L. H. B. S. Vry-heer van Heeckeren tot Campherbeek , en Juffer S. J. E. Valck, te Zutphen wonende, hebben op den 4. September 1724. opgerigt Huwelixe Voorwaarden, waar by den Heer Bruidegom heeft ten huwelyk aangebragt, boven en behalven de ongerede goederen, een lyfrente ad 7000. gl. kapitaal tegens 10. percent jaariyks, en de Juffer Bruid zekere reftante loffe obligatie van 13833. gl. en een jaarlixe fumma van 650. gl. hebbende voorts daar by bedongen retour van goederen, en de magt, omrnaikanderennader temogen beneficeren, als zulks een en ander in voorn. Huwelixe Voor waarden breder is uitgedrukt fub N. 1. Staande dit huwelyk zyn verfcheidene erffeniffen ten weder zyden ingekomen, waar örtder mede gecomprehendeert die van de Ouders van de Bruid, na dat alvorens haar Ed. Vader, de Heer Burgemeefler Valck, hadde gemaakt een teftament fub N. 2. Vervolgens hebben de Conthoralen zelfs mede getefteert fub AT- 3- Waar na dit huwlyk door dode van de Vrouw Van Campherbeek is gediffolveert, nalatende een meerderjarige, en drie minderjarige Kinderen, daar uit voortgefproten. Terwyl nu de Heer Van Campherbeek van intentie is, te hertrouwen , en dienvolgende van zyne Kinderen af te fcheiden, waar over reeds tot Momberheeren heeft verzogt de Hoogwelgeboren Heeren J. A. J. Baron Sloet, Heer van 't Oye, en A. J. H. Baron van Heeckeren, Heer van Nettelhorji, zo hebben Haar Hoogwelgeborens gezamenlyk goedgevonden,uit bovenftaande Cafuspofitie te formeren deze Vragen, om daar op van de Heeren en Mrs. Joh. Schrajjèrt , Secretaris der Stad Harderwyk, enjoojï Schomaker, Stadhouder van 't Lantdroften-ampt der Graaffchap Zutphen, te verzoeken, en in te nemen een onpartydig geraifon- neert  C o N s. XL. 447 neert advys, zo en als dezelve tuffen Ouders en Kinderen zullen vermeinen te behoren. I. Of niet in 't generaal aan een yeder zal moeten worden toegedeeld de goederen en effecten niet alleen, maar ook derzelver vrugten en latten, ten wederzyden aangebragt en aangêerft, en hoedanig alsdan te procederen omtrent de lyfrente, voornoemd, ter fomma van 7000. gl. ten reguarde van de meerdere, als ordinaire , renten , waar door den boedel zo veel te grooter, edog *t kapitaal daar en tegens gedepretieert is geworden ? II. Of niet de koopspenningen van de verkogte goederen nit den gemeinen boedel zuiien moeten worden gefuppleert, en daar door de respeftive boedels rond gemaakt; zo, dat, zulks gefchied zynde, 't overfchot, als winft, tuffchen den Heer Vw, Campherbeek en zyne Kinderen deilbaar blyft ? III. Of niet de teftamenten, zo van den Heer Burgemeefter Valck fub N. 2. als dat van de Heer en Vrouw Van Campherbeek ze/fs fub N. 3. daar aan eenige veranderinge geven, dan hoe verre derzelve , naar regten, beftendig zyn ? IV. Of aan den Heer Van Campherbeek , als langftlevende , niet competeert de adminiftratie , voorts alle de vrugten en ïnkomiten der goederen, aan zyne Kinderen toe te delen tot hare meer-  448 TartisQuints der jarigheid tegens eene behoorlyke en met har e'ilaat over eenkomende alimentatie. Aftum Zutphen den 27. Oftober 17JI. onder fiond L. H. B. S. VAN HEECKEREN. J. * 2- SLOET. tut Campherbeek. 5- P- A. J. H. VAN HEECKEREN. tot Neitelhorfi. q. p. Uy ons ondergefz. Regtsgeleerden gezien, Bd^»gg^ Sneert zynde de vorenftaande Cafiis-pofitie ,xnahtt viertal dei Vragen, daar uitgeformeert, en aan ons, ten fine var, ee onpartydiggeraifonneertadvys, geproponeert, zouden onder erbeteringe, van gevoelen zyn, en wel aanvankelyk, ten opzigte van het eerfie lid van de Eerjle Vrage. Dat ingevolge het by Huwelyks Voorwaarden geftipuleert retour' dewederzydfcheby den Heere Bruidegom en wylen de V rouw Bruid respe\ive aan'geb-p - aangëer egoede ren met I. derzelver verfchenene en vervallene vrugten jen lallen zul en devolveren en wederkeren, aan en tot die zyde der Conttahen ten waar van die heengekomen zyn, en dezelve, zampt en zenders , afzo in materie vin deze boedelfcheidmge moeten aangemerkt worden, als twee onderfcheidenlyke patrimonia. Omt enthet^ lid, van meerdere(pecuaüezynde zouden wy de opinie der Doftoren , als d' aequitabelile: «1 as fubjett van retour, prefererende, van advys zyn, dat den Heere  Co»!. XL. Van Campherbeek , latende een bchoorlvke toMc&h, i van het aangebragt, kapitaal van 7^ZèCt£t^r^ den gemeenen cours , waar naar die kaf "til n afhiSi1 • " ^ Secundum. Tertium. L», «itkragt™„sete^7H,,;tle.Yr;r c"",''to- ferveerde »„ t„ °, l ï, Huvreiyks Voorwaarden eere- 4- SSL golden 5sdj,fr?'oc<'M doMtie waarden aan der arHPr,n li ^nelmden, met Huwelyks Voormalkanderen t^^^0^. en beh^e" ^»gt, die by den gifter JSZ^'&Ï*^ mede ( fchoon mede udcdd^^f^t^ LIJ ^. 3.  450 Partïs Q <ü ï n t /e N. 1 ten overvloed vermeld) gehoren, en wel zonder onderfcheid, of dezelve op het Generale Comptoir van deze Provincie belegd', ofte daar voor inmajorem featritatem Ipeciale hypotheca-tien gegeven zyn, of niet; Zonder , dat wy nogtans onder die gedonateerde mobile goederen zouden mogen begrypen de zodane , welke door der Kinderen Grootvader mnternel, wylen den Heere Burgemeefter P alca, by teftament fub N. 2. in 't byzonder aan dezelve gelegateert Zyn' Aldus by ons ondergfz., onder die ver- zogte en voorbelioudcne nadere by voeginge der redenen en regten van voorn, ons advys, getekend binnen Harder wyk en Zutphen den 4. November JOHAN SCHRASSERT. J. SCHOMAKER Luidende voorfz. misfive van den Heer Schrassert aan My van woord tot woord aldus- WelEdele Geftrenge Hooggeleerde Heer, zeer gêagtfi Confrater! rr^ot korte , dog gedienftige refcriptie op UWelEd, Geftr. 1 hooggeëerde miffive, en teffens tot beantwoordinge vande Vragen, by de nevensgaande Cafus-pefitie of Deductie diitinctelyk voorgefteld, diend; Ad Primum. Dat het zonder bedenkinge is,volgens het byHuwIyks Voorwaarden bedongen retour, datalnuaan een yder moet werden  C o n s. XL. 4SI toegedeelt, of liever by een yder weder na zig ^trokken de mderen en effecïen ten wedérzyden «angebragt, niet alleen, wr c ook de vrugten en lallen, voor dato des huwlyks verfchenen e i vervallen, vermitszodane vrugten een feparatum corpus, en dus een capitaal of effeft op haar zeiven uitmaken, ende de laften vvederorr\ipfojure dezelve verminderen: Dum bona non Juni, niJi quee, deduSto cere alieno, fuperfunt; Ende ook de jaarlyklè lallen, als een onus fruftuum zynde, eorum q.antitatemipjojurediminmmt. Wat de lyfrente betreft, hoe dezelve berekent moet werden, ten reguarde van de meerdere,als ordinaire, renten, waar door 6. den boedel zo veel te grooter , edog 't capitaal daar en tegen eedepretieert is geworden; ö b Vermits het een zetregul is, dat in communionefruStuum, ex jocietate lucn &> damni profluerende, de eene focius te confidereren is als den ufufruBuarius bonorum, ab altera parte allatorum, en dienvolgens deze vrage aileenlyk afhangt van de decifie dezer qua3ltie, quatenus ujufruciuarius percipiat reditus vitalitios? Zo kan ik , neffens de béantwoordinge van de differente opinie der Regtsgeleerden, UWelEd. Geftr. myn fentiment daar omtrent niets anders of beter declareren, als met my te refereren tot t geene ik daaromtrent in myne PraEl. Obfervat. in ordrede 7* breederheb gefchreven, daar op uitkomende, dat in cafu fubpeEto aileenlyk van die jaarlykfche iyfrenten in de gemeenfchap van wintt moet géoordeelt werden gekomen te zyn eene behoorlyke rente van het capitaal, waar voor die lyfrente beleit ia , ende dus t overige aan den Heere Van Campherbeek uit den gemeenen boedel , als een res allata, moet werden uitgekeert: Die behoorlyke renten nu zou ik vermeinen dat men behoorde te determineren na de gemeine cours, die het geit in die jaeren fiantis matnmonu binnen Zutphen gehad heeft, 't zy q. 4. a \ per centum. 0 ' v Ad Secundum. Pmikt my, dat de affjrmativevaü zelfs voiet. fiquidmpretium Lil 2 hor  ^ Partis Qüint/e hoe cafufuccedat loco rei; ook de redelykheid niet toe ZOU laten» 7- ut unus locupletaretur cum alterius jaftura. Ad Tertium'. Dat nog de Huwlyks Voorwaarden aan Ouders, nog aan de 8 Contrahenten zelfs ( fine dia adjeftione energetica ) de handen " binden, om niet nader te disponeren, zo verre maar de Statutaire Gewoontens zulke dispofitie komen toe te laaten; Dus dit gevraagde fig moet reguleren na de gewoonten der plaatzen, Jive domicilii, refpetlu mobilium, Jive rei fitce , ratipne immobikum. Ad Quartum. Deze quaeftie heeft meer fpeculatie in, als alle voorgaande , wegens de verfcheide decifien en féntimenten, die zig daar om^' trent opdoen. CSt Het Landr. van de IV. Boven-Ampten TH. 14. Art. 17. quod & aliarwn regionum Legibus confiitutum tradit A. Matth. de Auïïion. Lib. 1. Cap. 18. ». 13. is voor de ajfirmative. Het Lantr. van Velwwe Kap. 28. Art. 1. Ö3 ibi Comm. mea n.6. negativam ampleStitur. Dus 'er,by gebrek van uytdrukkelyke deerne van t Land-^ ot Stadregt van Zutphen, omtrent deze vrage veel aan het arbitrium Judicis zou behoren gedefereert te werden. L. 1. §. uit. ff- de Jur. Delib. , _ ■ In hoe Statutorum Provincialiwn confliiïu heeft het Stadregt van Hirdenvyk de middel-weg gecomprobeert, 3. Deel 4. Kap. Art. I0* 1. Hamerende „ dat een langftlevende der Ouderen, door de ato-eftorvene niet ( ofte ook alleen tot wedertrouwens toe , als allner , quod idem efi ) getugt zynde, zal de vrugten van der , Kinderen goederen, in compenfatie van derzelver opvoedinge, 11 genieten to. wedertrouwen toe: maar, zig veranderzatende, niet w & a, ver.  Cons. XL. 4S3 „ verder, als de halflcheit der opkomften, of eenredelykenkoft „ penning na proportie der goederen tot kennuTe vanOverwees55 meel teren. Ook geve ik UWelEd. Geftr. in bedenken, of eo ipfo, dat de dispofitie de tugt expreftelyk bepaald tot wedertrouwens toe, die tugt overzulksniet tpfofaclo door 't wedertrouwen werdgêextingZeit,\ende vfrvo)gens , of dan mede de ratio naturalis niet van zelfs dicteert, dat het geene de Vader uit der Kinderen opkomitenkomt te trekken, alleen in compenfationem educationis, ook met de koften van die educatie niet eenigermaten geproportioneert behoord te zyn: Dum compenfatio prcefupponit proportionem adcequatam cum eo , quod compenfatur. Het geval van UWelEd. Geftr. Zoon en Schoondogter met de Momberen van Henrica Bogaard is UWelEd. Geftr. niet onbekend. Waar mede ik vermeine my op de toegezondene Vragen klaar genoeg te hebben gêexpeótoreert , latende vervolgens de verde* T^?ri^?eoeVQllriJaie' zodeze,ve werd goedgevonden, aan UWelEd Geftr. volgens Deffelfs miffive ten eentnmaal over. Ik wenfche UWelEd. Geftr. met all myn hert eene volkomen nerltellinge, en blyve met een opregte en byzondere hoogagtinge altoos, . ö ° WelEdele Geftrenge Hooggeleerde Heer, zeer geagte Confrater! Harderwyk uWelEd. Geftr. zeer onderdanige dienaar den 31. Oétober JOHAN SCHRASSERT. LH 3 XLi  454 PARTIS QülKT/E XLI. ADVYS, Waar in by miffive , tot refcrrptie op myne voorgaanT(vandIwelkegeenecopiemeergevonden word) kan my gefchreven , de negative van het by de Cafus-pofitievzn het eyenvoorgaande XL Advys lnftrutioir geproponeerde vierde oïtt laafte Quarüur door den Heer Schrassert nader gefoveert word. S U M M A R I A. I f^onfuetudims, ufusve longavi ' V>«è* yilis eft auctoritas, non tarnen rationem vincit. 2. Quatenus Jure Naturce parentes teneantur alere liberos V -> 4. De confequentie van dat na- tuurlvk regt ofte billykheid ex comp'enfatione fruStuum aange- * T^Waarom de contraire aloude coultume en praflycq van de Stad en Graaffchap Zutphen . gefundeert op de dispofitie van het Jus Civile Romanum, alhier word afgekeurd? ;. Om nadere reden,dat dejingularis Romanorum patrio, poteftas met hare gevolgen alhier buiten receptie is. !. In cafibus omijjis vel dubus moet men zyn recours neemen ad Statutu vicmiora £ƒ proxima. WelEdele Geftrenge Hooggeleerde Heer, zeer geagte Confrater!  C o n s. XLI. 455 de drie voorgaande Vmgen, als conform aan myn vorige declara* toir , volkomen conformere; Maar dat ik- (falvê refpectu & meliori judicio ) my tot nog toe omtrent de folutie van de vierde of laatfle Vraage niet kan voldoen , ten ware UWelEd. Geftr. Hooggel. my met een wel hergebragte gewoonte ( daar door ik verfta eene conjuetudinem,per aclaaMfrequtntiam , temporis diutumitatem & res, in contradiclorio judicatas, firmatam ) deede blyken, zulks in de Stad Zutphen alzo gerecipieert te zyn, anderzints, wat by een gewoongebruyk aldaar gemeenlyk gepracfifeert mogt werden, my gantfch niet voorkomende,als eene zodaneolde couftume, waar voor de natuurlyke billykheid, een ratio naturalis ( omnis juris mater & genitrix ) zou konnen of moeten wyken; my ten dien opzigte alhier ten .gebruyke makende de verklaringe van den Imp. in L. 2. C. Qiirn fit long. conf. dicterende: Confuetudinis, ufusve longavi nou vilis auëtoriias efl, fed non usque adeo fui valitura memento, ut ra? tionem vincat. Wanneer ik die ratio naturalis, en daar uyt vloeyendesequiteit naga , vinde ik dezelve hier op neder te komen; Dat wel ex Jure Naturce parentes teneantur alere fuos liberos, maar zulx nogtans komt te cefferen, indien de Kinderen zelfs goede- 2, ren hebben, und? fe alant. Zie Ne derl. Advysb. 1. D. Conf 35. Waar uit dan vervolgens zig wederom deze reden komt op te doen,dat een'Vader,zyne Kinderenbuyten verpligtinge alimenterende, ook ex eadem cequitate naturali, qua non patitur liberos * locupletari cum jactura patris, uyt. de opkomften van der Kinderen goederen behoorde gededomageert te werden , 't welk 't zelveis^* dat by ons onder de woorden in compenfationem frucluum werd te kennen gegeven. Hier uyt komt 't my klaar voor, dat 't geene een Vader uyt zyner Kinderen revenues in Wam compenfationemkon.it te trekken, volgens dezelve ratio naturalis, behoord geproportioneert ie zyn ^* met die koften van behoorlyke opvoedinge, wyl immers anderzins ( die revenues meerder bedragende ) den Vader zou werden gelocupleteert cum jaclura Liberorunu ik  456 Partis Qüin t/e Ik kan (falva venia ) niet begrypen, hoe UWelEd. Geftr. 5- Kooggel. eene contraire aloude couftnme en praclyk van de Stad en Graaffchap Zutphen dezen aangaande kan zoeken te grondveftén op de dispofitie van 't Jus Civile Romanorum, daar de prmipèri van die dispofitie van 't Romeinfche recht in nofira hypotbeji zoo hemelbreed van de gewoonte dezer Stad en Graaffchap komen te verfchillen, dat daar tuffchen geene comparatie ter werelt zig kan laten vinden. Wanneer men in behcorlyke agting neeme, dat, volgens t A Jus Romanum, een Vader had een iifumfruclum legalem van zyner Kinderen goederen, ende zulks , als een fpeaaal effect van die finguliere patria potefias Romanorum , waaromtrent ik my referere tot Sande Decif. Frific. Lib. 2. Tit. 7. Def. 2. Daar nu die fmgularis Romanorum patria potejias, engevolglyk mede de gevolgen en efïeften, daar uyt fpecüliariter voortvloey7- ende, in de Graaffchap en Stad Zutphen , t'eenemaal buyten eenige receptie zyn, zo kan ik 't niet t' lmys brengen, dat in cafu fubjeclo een aloude couftume en praftycq van deze Graaffchap en Stad gegrond zou konnen zyn op een dispofitie van het Jus Civile Romanum , hoe in cafu. Dus anders zou den Heer Van Campherbeek op dezelve gronden van 't Jus Civile Romanum de vrugten van zyner meerderjarige Kinderen goederen zo wel konnen praetenderen , als van die der minderjarige, ende was ook gantfeh onnodig geweeft, dat zy malkanderen getugt hebben. ; Men zwyge nog, dat UWelEd.Geftr. Hooggel. ineenveel0. jarige praaykoeffening, nevens my, wel gëobferveert zal hebben, dat als volgens een gecanonifeerdeordremen in cafibus omisfis vel dubiis zyn eerfte recours neemt tot de Landrechten en Gewoonten van Veluwe, & ftc vicijfim, ende dus deze twee Landregten aan elkandsren over en weder dienftbaar zyn , tanquam Statuta viciniora &proxima. Ik zal hier op U WelEd Geftr. Hooggel. nadererefcnptie afwagten, hopende, dat by gebrek van zodane bewezeneZutphen- fche  C o n s. XLI. 457 fcbe gewochte (als voorzeit) my omtrent dk laafte Qtueritur de vryheid vanmyn fentiment zal blyven gepermitteert én ovcrgeia- Waar mede blyve met de uitterfte veneratie en yver, WelEdele Geftrenge Hooggeleerde Heer, zeer gêagte Confrater 1 U WelEd. Geftr. Hooggel. zeer Tj j , , , ^ gehoorzame dienaar Harderwyk den 6. November 17 51' HAN SCHRASSER T. XLII. ADVYS, Waar in door my by mijjive, aan den Hr Advokaat Schrassert gefchreven, de contraire fuftenue , en dus d qfprmanve der vierde ofte laafte Frage van het XL Advys Injlrutloir , waar van de negative by liet evenvoorgaande XLI. Advys van den 6. November 17? r. en het opgevolgde van den 14. dito maands 'en jaars ( zo en als dit laafte inzonderheid by des Heer Schrasserts Confultatien en Advyfen V. Deel Conf. 33. BI. 204.--298. en meede hieronder Conf. XLIII. gedrukt fteac) breder en uitvoeriger word aangedrongen, opgeloft, en nader met refblutien aldaar bekragtigd. Mnim '' S V M-  45« Partis Quintje SUMMARIA. 1. T"}ê quaeftie, an Parens fuper- 1 Jles babeatufumfruëtumbo- i norum Liberorum ? word by 1 Schrassert Obf. Pra£t. met renvoy tot Matth. de AuBion- \ \ gefuftineeit negative, en in dit 1 Advys affirmativi , als 72.7. be- l wezen. Add.feqq. nn. 2. 't Roomfchregt is voor alle contraire redeneringen preferabel. 3. Statutum Zutpbanienfe male a Matthaso d. Tr. intellectum, 4. Een aloude gewoonte , nooit in twyffel getrokken , maar altoos ,' ten aanzien van 't genot der vrugten , voor de kollen van alimentatie, by de langftlevende Vader ofte Moeder, zonder onderfcheid ,by deWezekamer gevolgd, hee'ft niet nodig de requifieten, ad introducendam . confuetudinem ver ei ft, quod nn. feqq, exemplis probatur. v. n. 14.. 5. De regtsregel, quod nemo ftbi - potefl in teflamento aliquid adfcri- bere, heeft bi nnen Zutphen , nopens Ehelieden, geen plaatz. 6. Gelyke couftume locaal heeft buiten deze prailiminaire requifieten mede plaatz omtrent een I douarie ofte morgengave, als de Vrou w voor de Man, de langftlevende zynde, zonder Kinderen geftorven'zynde, zonder dezelve op hare erfgenamen te transmitteren. 8. De vorenftaande quEftie moet niet ex principiis aut rationibus Juris Naturce, maar ex Legum C vilium imperio aut ex inveteterata confuetudine gedecideert worden. ). 11. IntelleEtus & explicatio L. 2. C. Qiite fit long. conf. Add. n. 13. ubi v. rationes h. Legis allatas. 10. Om een wet wel te verftaan moet men letten opide beweegredenen en omflandigbeden van zaken, welke daar toe aan den Wetgever aanleidinge gegeven hebben. 12. De meefte wetten van het Codex moeten voor het grootfte gedeelte niet voor generale wetten , maar voor particuliere refcripta ofte appoinStementen op byzondere requeften gehouden wbrden. 13. Dus kan men uit een byzondere wet van 't Codex niét altoos een generaal argument maken. 14. Een gewoonte , Jure Civlli de nodige requifieten hebbende , maakt een fpecies juris non fcripti uit , fchoon al eens van de billvkheid des Natuur-regts afwvkt. 15. Een Vader, uhimfruclum bonorum pro aUmetitdt '0 ze Liberorum hebbende, heeft zyn fundament in drspofitione Juris Civilis RomanK 16. De vaderhkemasf van Ouderen over hunne Kinderen byde Ro-  C o n s. XLII. 4,Q WelEdele Geftrenge Hooggeleerde Heer, zeer geagte Confrater! Tk heb d' eere gehad, UWelEd. Geftr. rniffive van den 6. deAzer op zyn tyd t' ontfangen , en daar uit te vernemen . dat Mmm 2 UWelEd Romeinen verfchild hemelsbieed van de geene, die byons in georuikis, om redenen n. 17. 18. Waar in die patria potejias, by Gajus genoemd jus proprium C viumRomanorum, oudtydsfub libera Republica belfond'? 19. Dezelve is, wanneer die Republycq t* onder gebragt is , onder Keizer Julkcs Cce ar allenskens ingetrokken en verminderd , waar van de redenen van ftaatkundig belang te zien n. 20. Vid. porro nn 2j. £f 27. 21 Wat daar toe gelegenheid gegeven heeft, word alhier uit d' oude Hiftorien en Roomfche wetten breedvoerig betoogd in peculio,filiis concejjo, cumpo- ! teflate , fuper eo disponendi. \ 22. Definitio 6? diflmclio peculü i profeStitii rjf adventitü. 23. Welke diftinclie, moribus bodiernis, in zommige Landen geen plaatze heeft. 24:. Waar in de origo &? principium peculü adventitü beltaat ? 25. Het jus.patrium, verminderd ' zynde, heeft het jus vitce £? 1 necis reeds onder Keizer Hadrianus verloren, en alleen be-1 houden modicam cafligationem' Liberorum. j 26. Onder Conflantinus wierd de geene, die de zoon gedood had, als een parricid/a , met de dood gèftraft. 1 '28- Ten tyüe van juflinianus(ó\ffererende de vaderlvke magt zeer weinig van die geene, welke tegenwoordig in gebruik is ) had de Vader het yi-ügtgebruik van zyner Kinderen goederen. 2Q.^Een Vader heeft, naar de Zurphenfeoude wel hergebragte ge* woontens, indiflincte u,umfru&um in bon-s Liberorum , quee iis aVunde obvenermt, fenoon dezelve niet in alle deelen mét het Roomfch regt overeenkomend , om redenen , n. 30. en ex add. LL. nader aangewezen «.31. 32. Dewyl de verpligtinge , van zyne Kindren optevoeden , zo wel ter dezer tyd op een Vader beruft, als toen ter tyd. 33. Uit welke paritas rationis vblgd, dat men de principes van 't Jus C'vile Romanum in dezen tot fundament dezer aloude Zutphenfe gewoonte omtrent de ajiisfruülus Parentum in bonis Liberorum adventitiis kan leggen. 34. Omredenen, nader alhier daar op toegepaft.  4<5o Parus Quntü UWelEd. Geftr. ten aanzien van 't laafte Qjiasritur, tot eenonderwerp hebbende die by de Doctoren en Statuiten contróverfe qmeftie , an Parens fuperjles babeat ufumfruëtum bonorum Liberorum ? van andere gedagten blyft, dan ik ben. Waar van UWelEd. Geftr. zo by evengemelde miffive , als t bv Deszelfs Obferv. Pratt. Obf. 70. met renvoy onder anderen * tot A. Matthceus de Auiïion. Lib. 1. Cap. 18. n. 31.de negative , en ik de aifrmative daar van toegedaan zynde, hoope.het my medegepermitteert te mogen zyn, iu dezen van UWelEd. Geitr. incolumi amicitid te diflentieren. Ik had my by myne vorige rniffive en geprojefteert advys van den 4. dezer maand November beroepen op d' oude wel hergebragte gewoontensen jura munlipalia der Stad Zutphen, gegrond r zo ik meene en hier onder breedvoeriger te betogen > op de dispofitie van 't Roomfch regt, die, als een notoire en inconteftable couftnme locaal, vooralle contraire redeneringen end allegatie van opgemelden Matthceus d. Tr.&Loco, als een vreemd Regtsgeleerde, behoorde gepraefereert te worden; te meerder, als dezelve van bewys ontbloot is, gelyk het aldaar aangetogene 3- Zutpbenfcbe Statuit Tit. 13. Art. 2. 't poinftalhier in quaeftie zo weinig toucheert,vee! min decideert, als den Tit. 29. Art. 2, welke zyn WelEd. mogelyk zal in 't oog gehad hebben, a slprekende aileenlyk van 't bewys der Kinderen, waar toe eenlangftlevende Vader, tot de tweede ehe overgaande, verpligt is. Of nu een zodane aloude gewoonte ofte obfervantie, die mogelyk, immers myns wetens, alhier nooit,in twyffel getrokken, 4- en by dezer Stads Wezekamer altoos gevolgd is, zonder eenig onderfcheid, of de opkomften van der Kinderen bewezene goederen meerder ofte minder , dan de koften van alimentatie, bedragen, haar kragt zou verliezen, wanneer deze lvemet per acluwnfrequentiam, temporis diutumitatem , &rest in contrario judicia decifas , ad introducendam confietudinem, naar regten, nodig , onderfteund kan worden? zou ik niet derven avotieren. _ Waarom de Heeren van de Magiftraat ook geen zwarigheid gemaakt  C O N s. XL1I. 4Ö! gemaakt hebben, over die in de Roomfche Vierfcharen aangeno^ mene ftellinge, quod mmo fibi potefl in tejiamento aliquid adfcribere < oprequefte van eenen Hendrik Jan Fan Appeldoorn, in O&ober ió59. te verklaren, dat het mutueel teftament, tuffen hem en wylen zyn Vrouw gemaakt, en by denzelven ten zynen voordeel eigenhandig gefchreven, volgens die municipale couftume ( die hy met deze voorfz regtelyke requifieten niet kon bewyzen ) refragante heet dispofitiontrjims , koude beftaan. Hoedane verklaringe mede door Haar Wel Edele Groot A etbare den 13. July 1744. * ten opzigte van een alhier van ouds 6gereeipieerae, dog met conform deze drie requifieten geprobeerde, couftume omtrent een douarie ofte zo genaamde morgengave ^ aan de Huisvrouw van den Predikant Th. Becker by Huwelyks Voorwaarden verfproken, en geen plaatze hebbende, als de Vrouw voor den Man zonder Kinderen ,. als gebeurd was, fterft, afgegeven is op requeftc van de Erfgenamen van gez. Predikant Becker, ten bewyze,dat er dievoorfi. confuetudo in domicilio Mariti vigeerde Edog, dezen ongeagt, zou ik inftaatzyn, die vereifchtens,' tot deze conjuetudo van onze Graaffchap nodig, te konnen bewy- zen, waar van behalven andere gewysdens te zien in meis Conf. GetroZutph. P. i Conf. 23. nn. 4. io.fcf 11.alwaar,tenrefpefte van deze.htad, de Magiftraat dezelve in't byzondergëattefteert heelt , en wel mfortwnbus terminis, met eïtenfte en ad indicatie van de vrugten der goederen, de Kinderen na haar bewezen goed door eenig fterfval aangekomen, aan derzelver Vader ofte Moeder = Hier mede affcheidende, en tot adftruftie van myne hier vorens g embralleerde affirmative raderende, zou ik, onder verbeteringe van gedagten zyn, dat men deze quaeftie niet behoorde ex prin- S' etpns aut ratiombus Juris Naturce , maar ex Legum Civilium imperia , oftewel uit oude wel hergebragte gewoonten*, enconftan'e praetyequen te decideren. 1 Want voor eerft, fchoon, dat het wel waar is, dat Keizer ConMmm 3 flan- * Zie dezelve hier boven Conf. XXXIV. BI. 355.  462 Partis Quint/e fiantinus in L. 2. C. Quee fit lenga confuet. zegd, quod confvetudu 9- nis, ufusque longcevi non vilis aucloritas fit, fied non usque adeo fui valitura momento, ut aut rationemvincat ,aut icgem, zoude men egter zeer kwalyk, myns bedunkens, handelen, dat men een gewoonte, die van lange tyden was geapprobeert, of'fchoon al eens in deze of geene poinéten van de ftricte aequiteit van het Natuur-regt devïeerde , zogte tegentegaan, en dat wel uit hoofde van de generale woorden van een wet, die niets minder, als zodanige, hoe wel by veele der Do&oren daar uitgehaalde, ftellinge met zig brengd. Indien wy nu met behulp der gefchiedeniffen dier tyden nagaan de omftandigheden van zaken, dewelke hooggedagte Keizer tot IO" het uitgeven van deze wet aanleidinge en gelegenheid ( waarop in alle zaken een voorzigtig Uitlegger der wetten wel ter degen moet letten ) hebben gegeven, zo zullen wy bevinden,dat Denzelven hier niets minder voor heeft, als de confuetudo, voor zo verre, namenlyk, dezelve een fpecies juris nonferipti, waarvan §. 9. Infi. de Jure Nat. Gent. & Civ. gemeld word, uitmaakt , te impugneren , neenmaar , dat dezelve op een byzonder geval van zyne tyden ziet in dit zyn refcript, hoedanig mende meefte wetten van het Codex heeft aantemerken , als welke voor I2* het grootfte gedeelte niet zo zeer voor generale wetten , maar veel eerder, quod bene obfervandum, als particuliere refcriptaofte appoinctementen op 't een of 't ander byzonder requeft van deze of geene moeten gehouden worden, waarom men ook , volgens de leere der befte Interpretes, met de uiterfte omzigtigheid diend te werk te gaan, zo en wanneer men uit een byzondere wet van het Codex een generaal argument wil formeren. Om nu 't zelve wel te begrypen, diend gelet, dat Confianti7nus eenigen tyd na het aanvaarden des Ryksendaar opgevolgX de aanneminge der Chriftelyken godsdienft de bygelovigheden der Heidenen had afgefchaft, immers dezelve merkelyk in hunne voorregten verkort, waar over, wanneer deze aan Proculus , aan wien dit refcript ingerigt is , den Stedehouder van Afri- ca,  C o n s. XLIL 463 ca, klaagden, en zig tegens deze nieuwe wet des Keizers, als ftrydig met hunne oude , en zo onverdenkelyke jaren ongeftoord bezetene privilegiën en voorregten, verzetteden , en deze hun daar op, niet wetende, hoe zig hier in te gedragen, aan den Keizer addreffeerde, andwoorde de Keizer: Confuetudinis, te weten van die geene, die de Heidenen tot maintien en behoud hunner godsdienfl, en niet zonder redenen voorvvendeden, ufusque Iongcevi non ejjè vilein aucloritatem, maar dat dezelve in zo verre niet doorging, ut vinceret aut rationem, namenlyk, dat de bygelovigheden der Heidenen,uit hoofde alleen van een oud ingeworteld gebruik, de redelyke godsdienlt der Chriftenen zoude over treffen, aut legem, dat is de wet, die hy, als Keizer, daar over kortelings had uitgegeven, te bovengaan: zo, dat eene gewoonte, *4* wanneer maar dezelve die daar toe Jure Civili vereifchte requifietenheeft, fchoon al eens van debillykheid des Natuur-regts afweek , egter hare volkomen beflag heeft, en een fpecies juris non fcripti uitmaakt , omdat zo wel hier in, als ten opzigte der wetten in zig zelfs plaatz heeft het zeggen der Regtsgeleerden; Lex dura, tarnen fcripta: Wat nu de bewulle gewoonte in deze Stad en Graaffchap aangaat, dat namenlyk een Vader ufumfiuaum bonorum omnium pro I5* alimentatione Liberorum heeft, zoude dezelve, myns eragtens, zeer wel zyn fundament in de dispofitie van het Jus Civile Romanum vinden, onaangezien men al eens toegaf, als neen, dat dezelve uit de finguliere vaderlyke magt ( die de Romeinen over hunne Kinderen gehad hebben, en dewelke ik wel wil bekennen , dat I5> in zommige opzigten hemelbreed Van die geene, die by ons in gebruik is , verfchild ) zyn origine en fource komt te nemen. Want het dog aan niemand , die de Romeinfche regtsgeleerdheid maar met een weinige oplettenheid nagaat, zal kunnen onbewuffc zyn, dat men in deze vaderlyke magt der Romeinen zo wel als in het gantfche zamenltel en wezen van die eertyds zomagtige Republycq , verfcheide veranderingen en tydkringen, om zo  464 Puin Qu»'" Zc re ."preken, moet obferveren, die zodanig van den andeten deren niet alleen zyn geweeft m patria potejïate, en als een en de ze ve Soln cum Patfe geconfidereert geworden, maar ook dat 7e^\l Tres mancipt plane, uti firvi %>^^* 7elue ais mancipatione per ces & hbrain ( gely* AS ova & Jr„ Seren' aiTpater in doLinio hahebat ) konden ontflagen worden, deren , V* ™" , t zy 00k Wra#e fórö verkre- ove het gev4l in quafftie dispuit kond* gemoveertjorden. Fdnsr wanneer in vervolg van tyden de Republycq t onder«br£t ^n ral enheerfching M tfrfe, «ft-***- ^nina^n t^ufdfir en zyne Opvolgeren W^^^S £ niet anders zvn , of deze groote en onvoorbeeldige magt oei p?rnrinfche Vaderen ( dewelke daarom by Gajus in L. 3-ff-de Romcnnfche Vaderen [O CiWWfl 2/„, ,«« > Sft deze ïeizcren; als hare abfoluite magt zTniet ïzelvrovei^eifende inhet oog lopen, die oot dTarom van dezelveallengskensingetrokken, en verm.n- dewlarr?n de Keizeren deze twee oogmerken bereikten , het ,n eerle om door het fnuiken der domeftycque autoriteit van de Soomfcrvadcren, de hunne te vergrooten, en betoom opT wyze de Roomfche Zonen te verpligten, enaanhunfp^ 2 K, als die hier door van tyd tot tyd minder van hunne ^Sfn afhankelykWrden, en op hun zelfs m zomm ge:opz gten afs perjcnl, h Patribus dijlintl* , begonden te beft aan Z gWaar var! breder te vinden 2. Tit. 9. §. ï. & in Element. Jur. Civ. Lik. 1. §. 140. Ö3ÜN eene overbekende^ ? Zf E m«Au zig niet alleen tot de perfoon, maar SfS de goXr/a'nlre Aderen, 'i zy meerde„ar,ge, .: zy minderjarige, uitftrekke: In. * De Heer Mr. Johan Schrassert. t Mr. Joost Schomaker.  C o n s. XLIII. 473 In zo verre, ut filiusfamilias , nequidem derebus, qua patribus nor, acqwruntur tefiari non pojfet ;exceptis cafirenfibus vil qua- »• Ji. L. pen. C. de Teflam. * Ende in fpecie mede , ut pater in quibuscunque bonis liberorum adventims haberet ufumfruclmi. ld quod obtinebat; etianfi pater ad Jecundas nuptias tranfiret, ut propterea non privaretur adminifiratione &ufufruclu bonorum filii. Bald. in Auth. Eisdem C. de Secund Nupt. Bart. in L. Foeminee C. Eod. Pinell. in L. uit. n. ik C de Bon. Matern. fub hac tarnen exceptione, nifi quid liberis, in potefiate confututis, datum, relicJumve fuerit , hac ad je Üa lege, ut ne ujusf rutlus quidem ad Putrem perveniat. Hoe enim cafu ufusfruölus patri non acquirebatur , fed res HIcb pleno jure ad filium pertinebant. JXoveil. n7. Auth. Excipitur C. de Bon. quee lib. Maar, het is teffens een overbekende zaak , patritan potefïatem, JureRomanointroductam, gelyk in Vrankryk, teflibusAccm- 3fio in §. i Inft. de Nupt. & Franc. Conano Lib. 2. Comment. Cap 13. zo ook doorgaans m Be/gii ditionibus , en fpecialyk in Gelderland , confuetudme effe fublatam , referentibus Elb. Leonino Gelria quondam Cancellario, Lib. 6. Emendat. Cap. in fin Ant' Matth. de AuSlion. Lib. 1. Cap. 18. n. 13. lit. f. Ende dat dus meede die ufusfruëtus putris 'legalis , als een effect van die patria Romanorum poteflas , aldaar komt op te 4houden, alwaar die civile vaderlyke magt buiten receptie is Invoegen, dat in Gelderland, poteflate illa patria Juris Civ'ilis Romanorum ceflerende, een Vader niet anders competeert het vrugtgebruik van zyner Kinderen goederen, dan wanneer hydaar 5, in by Huwlyks Voorwaarden, of andere folemnele dispofitie is getugt geworden, als uit alle de Land- en Stadregten dezer Provincie ende inzonderheid uit 't Landr. van de GraafJchap Zutphen Tit 13. §• 2. en t ótadr. van Zutphen Tit. 27. pajim evident is, gelyk m tegendeel wederom dat vrugtgebruik de Vader competeert m die Landen en Provinciën , daar 't Jus Civile Romanum , met opzigt tot de patria poteflas , gerecipieert en in vigeur is gelyk m terminis dit jus ufusfruStus daar van in Friesland, als Ooo ecn  474 Partis Quinto een effea van die patria Romanorum poteflas, werd afgeleid by Joh. d Sande in Decifi Friftc. Lib. 2. Tit. 7. Def. i. verf. Apud ^Die'patria poteflas Juris Civilis Romani, en daar uit afvloeyen- 7. de urusfruüus bonorum iiberorum dan by ons geen plaatz hebbende, zal men het regt, dat een pater binubus heeft tot de vrugten en opkomften van der Voorkinderen goederen uit eene andere fans en oorzaak moeten afleiden. . • „»•. ' r u Namenlyk , het is een natuurlyke dispofitie, alle menfchen 8. ingefchapen, qaodparentes teneanturalere liberos fuos. Dog welke natuurlyke obligatie komt te celTeren en opte houden in val de Kinderen zelfs goederen en middelen hebben, undèfe alant. Nederl. Advysboek i. Deel Conf 35. Wanneer nu een Vader zyne Voorkinderen, d.e zelfs gegoeder zyn, buiten die natuurlyke verpligtinge kvvame te verplegen, 9- en optevoeden, en alzo de Kinderen tot nadeel van haar Vader zouden werden gelocupleteert; zo heeft de natuurlyke squiteit Tomnis juris f ons & mater ) gêeffeaueert en gêmtroduceert, dat een zodane Vader wederom uit de opkomften en revenues van zvner Kinderen goederen behoorde te werden gededomageert en fchadeloos gefield: ende even dit is het, dat men by ons tekennen geeft, wanneer men zeit, dat een Vader die revenues komt te trekken in compenfationem alimentaiionts. . Uit deze onderfcheidene derivatie enwezendlykediverfiteitmter fundamenta Juris Romani £f Confuetudinarii zal men vervoleens het btfluit konnen opmaken, dat men, omtrent de decilie van dit vierde Ouceritur, het zelve ex principiis Juris Romani, ende exfuHdamentïTconfuetudinis Patria anders en anders zal moeten ^wXbyaldicnmon, met opzigt tot de laafte, niet all e natuur10 lyke squiteit ( welke by een cordaat Regtsgeleerde altoos die bfluentie komt te vinden, ut ei fufficiat, ^«'«M^ etiamfi jure defLeremur ) wil negligeren en ter zyden ftehen , zo kan immers in dezen geen ander oordeel werden opgevat, als dat die  c o n s. XLiir. 475 zelve ratio naturalis, welke niet toelaat, dat de Kinderen zouden werden gelocupleteert ex aümentatione, a patre preefiita, wederom ti contrario moet effectueren, dat een Vader door een ongeproportioneert en overmatig genot van al Ie der Kinderen revenues niet kan werden gelocupieteert cum dav.no liberorum. Wanneer men ook het Stadregt Van Zutphen Tit. 29. Art. r. en 2. met aandagt naleeft, zal men bevinden, dat aldaar een Va- II. der ( fchoon Momber blyvende ) zo wel , als een Moeder, zig veranderzatende, verpligt werden, der Kinderen haresoverledens Moeders of Vaders goed te bewyzen, by rade der Kinderen naafte Magen ende Verwanten; zonder van eenig vrugtgebruik van der Kinderen goederen een jota te meiden. En waar uit by een gezond oordeel niet anders kan werden belloten , als dat die goederen van des overledens Vaders of Moe- I2' ders zyde de Kinderen moeten werden bewezen optima, libera, ita ut res i/lce pleno jure ad liberos tranfeant; wel voornamenlyk mede in cafu fubjeclo, daar dezer Kinderen Ouderen hare onderlinge tugtmakinge expreffelyk hebben gereftringeert tot hertrouwens toe, en dus zelfs hebben verklaard, dat met en na het hertrouwen des overledens goederen fine onere ufusfruttus zouden komen op deszelfs Kinderen; en dus ook in terminis dispofitionis Juris Rom. Jecundwn alleg. Novell. 117. Autb die voorgêaüegeerde exceptie plaats zou moeten vinden , te weten, dat de Moeder, bygezeide tugts conftitutie tot wedertrouwens töe, uitdrukkelyk heeft verklaard, niet te willen, ut ufusfruèlus pofi fecundasnuptias ad putrem perveniret. Alles dienende tot een convincant argument, quod patri , in Mum abrogato apud nos Jure Ulo Romano, in bonis liberorum ufus- *3' fruclus non competit; fed ,fi minores fint ,adminifirationemhabet, eamque ( volgens de eigen letter van't Stadr. van Zutphen cit. §. 2.) non allo, quam tutelrn jure. Ende aileenlyk aan den Vader ( non qua Tutori ) ex bonorum fruüibus aiimenta liberorum decernenda funt. Ten doorflaande bewyze , dat de Vader proprio jure tot de vrugten van der Kinderen goederen niet beregtigt is. Gelyk ik my O00 2 VoïKr  476* PartïsQuint/e kortheids halven referere tot het geene ik breedvoerig heb aan. getoont in Pratï. meis Obferv. Obf. yo.per tot. Met al 't welke ik vervolgens geenzins kan overeenbrengen , dat den Heer Mede-Conlülent en Referent zyn WelEd. HoogI4" gel contrarie fentiment komt te funderen op de aloude couftume en praclycq van de Stad en Graaffchap Zutphen. Zonder nogtans ( fchoon daar toe van my verzogt ) eenig regtelyk bewys aan my op te leveren, dat eene zodane aloude couftume per temporis diuturnitatem, actuum frequentiam , & res in contradiclorio judicatas ( zonder welke admimculen door geen bloot of gemeen gebruik een wsl hergebragte gewoonte by my voor bewezen werd gehouden , en, om een fpeciem juris non fcripti uit te leveren, aannemelyk is, arg. L. 33. L. 34- ff- de Legib. L 2. C. Qua, ft long. conf ) binnen de Stad en Graaffchap Zutphen is vigerende. Daar nogtans een confuetudo , in quaflione , an introdutla? Jit fafti, è? ab allegante probari debeat, juxta notoria juris. Ende mitsdien tor, zo lange toe ook voor ons niets langer overblyft, als t geene , quod generali confuetudiniPatrio,proximum&confequenseJL £.32. pr. ff. de Legib. . Om nu dit proximum & confequens na te gaan, zo is net van j r alle oude tyden eene ontwyffelbare obfervantie in de Graaffchap Zutphen en 't Quartier van Veluwe geweeft , dat derzelver Landregten over en weder , als Statutu viciniora proximiora? aan eikanderen dienftbaar gehouden, ende alle gebreken en duifterheden van de eene uit de andere gefuppleert en opgeheldert geworden zyn, en dus dit Ouceritur uit 't Landr. van Veluwe Cap. 28. Art. 1. beandwoord zou moeten worden. Immers, dat alhier in geen de allerminfte confideratie kan ko^ men de dispofitie van het Jus Civile Romanum , in deszelfs principien van onze confuetudinaire dispofitie t' eenmaal dev'er^nde, heb ik in myn Voorberigt voor myn Codex Gelro-Zutph. Bladz. 2. 'verf Op dat gy & feqq. met opzet zo klaarlyk (na ik meine) aangetoont, dat ik vergeefze moeite zou doen, met het zelve alhier verder uittehalen. Daar toe my alnu refererende. Al.  C o n s. XL1II. 477 Aileenlyk hier nog , fi non probandi, faltem illufirandï caufa , by voegende, het geene, tanquam Statutum vicinum, hieromtrent werd geftatueert gevonden in de Willek, der Stad Harderwyk 3. D. Cap. 4. Art. 1. „ Een langftlevende der Ouderen, door de „ afgeftorvene niet getugt zynde, zal de vrugten van der Kinde„ ren goederen in compenfatie van derzelver opvoedinge genie„ ten tot wedertroti wen toe; maar, zig veranderzatcnde, niet ver„ der, als de halffcheid der opkomften , of een redelyke koftpen„ ning na proportie der goederen totkennilfe van Overweesmee„ fteren. Met welke dispofitie Stadregtensik propter analogiammy ook ter bëandwoordinge van deze vierde Vrnge zou kunnen conformeren. Aldus geadvifeert C falvomeliori) by my ondergefchreven binnen Harderwyk den 14. November 1751. JOHAN SCHRASSERT. /^ffchoon ik meene, my by mynemifTive van den n.Novemv-'ber 1751. * op dit fubjecl genoeg géexpliceert te hebben , en dienvolgende daar by volkomenlyk kan acquiefceren , voornamenlyk daar de Heeren Van Campherbeek en de Momberheeren van zyne onmondige Kinderen over het daar by vermelde pcinét. in quaeftie geen advys van een derden ingenomen hebben, zo heb ik egter, by het aan my door den Heer Schrassert onlangs toegezonden vyfde Deel van Deszelfs uitgewrochte Confultatien en Advyzen bovenftaande annotitie ofteinhaefyfadvys vindende, overzulks van myn pligt geagt, daar tegens, by wege van korte aantekeninge en confideratien ter contrarie, om tevens te kunnen ftrekken tot nadere confirmatie van myne daar omtrent gefoveerde opinie, nog met weinigen te reflecteren. Dat, wat betreft de dienftbaarheid, welke de Heer Schrassert, agtervolgens de traditie en 't fentiment van Mevius in Comm. I& O00 3 M * Zie Conf. XLll Hl. 4^7—469.  478 Partis QlIINTfi ad Jus Lubec. Ou. Pral. 10. nn. 30. & 31. over en weder aan de naburige Landregten komt te attributen , het zelve fteund op andere regtsgronden en aldaar aangenomene Statuiten Behalven , dat dit altoos zo algemeen met, als zyn WelEdele ,0 daar en op andere plaatzen zyner uitgegevene fchriften ter ney" dcrfteld, immers niet in dit geval, doorgaat, en meerendeels beruft op Deszelfs byzonder gevoelen, het welk door Hem mjuo Urnment. ad Reform. Velavic. ibique Protsm. n. 14. gedreven, en zo in "ez v-\fde Deel van zyne Confultatien en Advyzen , en aldaar Conf. 33 'nn. 12- -14. * als in het Voorbericht voor zyn Codex Gelro Zutphanicus, BI. 6. en veele volgende, nader aangedrongen word. Het luft my niet, en het is hier ook de plaatze niet, om thans in dat verfchii en in een onderzoek der redenen en motiven, daar toe door zyn WelEdele bygebragt, te treden, daar uit de verfcheidenheid der Statuiten van deze Provincie (waar vandeQuartieren voor derzelver confocderatie byzondere Heeren Wetgevers gehad hebben ) geene argumentatie ex loco contiguo ftand grypt. Ik zal derhalven dezelve voor tegenwoordig daar laaten,en alleen maar zeggen, dat (hoe zeer ik ook met den Heer Schrassert en anderen begrype, dat men het Roomjche regt niet anders, dan by gebrek van de" Statutaire regten en gewoontens, en dus aileenlyk in fubfidium, voor zo verre met de particuliere belangens en inzettingen van ons Land niet ftryd, ofte niet bevonden word , ftilzwygende, ofte uitdrukkelyk, afgefchaft te wezen, moet admitteren ) ik evenswei van gedagten ben, dat, al eens voor een moment de mutuele dienftbaarheid der respeébve Landregten dezerProvincie, waar aan ik in zommige opzigten ook wel deferere,geconcedecrt, en mitsdien gefteld zynde,dat óeVehiwfche Reformaiien eenige influentie binnen de Steden t Graaffchap Zutphen konden hebben, en gevolge lyk deze vrage daar uit zou moeten bëandwoord worden, zulks, nogtans, myns bedunkens, vooral met van eenige applicatie kan zyn met betrekkinge tot de aangetogene bedenk.nge; ^ * Zie hier boven BI. 476. nn. 14--16. .  Gons. XLIII. 479 Daar het cas, waar over dezelve roulleert, binnen de Stad Zutphen heeft gëexteert, en daar benevens mede gehoord toten onder de afgoedinge, welke de Heer Van Campherbeek van zyne minderjarige Kinderen ter Wezekamer aldaar heeft gedaan; confequentelyk, dat het zelve, naar de Statuiten en ufances van die Stad, en naar geene andere, kan en mag worden gedecideert. Nu dicteert immers het AaJngt van Zutphen Tu. ló.Jrt. 20. ( om van geene andere Provaiciale wetten te fpreken ) met zo vee- 2 Tot een doorflaande preuve , dat, het Jus Civile Romanum, t geen buiten conteft door de Keizerlyke befchrevene regten'mdezen moet verftaan worden, hier ter Stede, expreffis verbis en nominatim by d'aangehaalde pafl'age Stadregtens, in fubftdium geadmitteert zynde, ik alzo myn contrair gevoelen deezen aangaande met zeer veel fundament uit de principes van dat Roomfcheregt hebbe mogen deriveren, en daar op deze locale couftume bouwen; Zonder, dat ik juift verpligt zou zyn, om die aloude gewoonte per temporis diuturnitatem, acluum frequentiain, &res, in contra- 2t. diclorio judicatas, te moeten proberen. Want, behalven dat tot introduftie van een gebruik niet altoos een zeker getal van aften en ergane fententien, nog ook een bepaalde diuttirniteit ofte langdurigheid van tyd .vereifcht , maar 22* daaromtrent zeer veel, pro varia rerum circumjlantia^m het arbitnum Judicis gedefereert word, gelyk bekend, en onder anderen te zien is by den Heer J.F.IV. Pagenftecber in Jurispr. Polemic. Ou. 17-20. het zelve met verfcheide wetten, redenen en Auéteuren adftrucrende, waar toe , om niets daar van te compileren, my btematis amore by dezen gedrage. Zo, te per temporis diuturnitatem, acluum frequentiam, cjf res, in contra- 2  4So PartisQuint/e Zo komt het my nogtans zo voor, dat, vermits de Heeren m. van de Magiftraat der Stad Zutphen, als het regt van Statuiten te maken hebbende, het beft over deze en zoortgelyke m Haar Stad en Schependom vigerende gewoonte kunnen attefteren ,overaA zulks van die couftume ook niet beter kan confteren, dan int 4' de fucccffive refolutien en decifien, en aldus uit de eigene daden van Haar Edele Groot Agtbare zelve in dusdane zaken; met dat gevolg, dat, zo die al geene ufancemogten maken, tenminiten dezelve niet weinig komen te proberen, immers te ïlluftreren. Tot dat einde doen zig ( boven en behalven die in mets Conftl. «e & Resp. Jur. d. P. i. & Conf. 23. nn. 10. & 11. daar toe, no*S" pens dit Graaffchap,reeds gëallegeerde gevallen ) nog, tenaanSen van de Stad Zutphen, in het byzonder op deze navolgende, als 1 Op fupplicatie van Catharina Huiminch, Weduwe van Roelof Hoètincks, en alstoen Huisvrouw van Alben Manenborchs , als wanneer de Magiftraat by refolutie van den 10. December 1616. aan de Momberen over het onmundige Kind van gez. Roelof Hoetincks gëordonncert hebben „ hin forders die moeder des kindes tot betere end des kindes nootwendige onderholt tho laeten thoko" men end genieten die vruchten end opkomften van de guederen, " foo het kindt van des zal. vaders moeye „ en dus m fortioribus terminis „ aengeftoruen fyn , tott datt het kindt tott fy„ nen mundigen jaaren gekomen fall fyn. , „ u n. By refolutie van den 5. Ocftober 1633, volgens deweike Haar Edele Groot Agtbare, op het voordragen en verzoek van Abrahamus Clanflorpius , in qualiteit , als Vader en Bloedmomber van zynZoontjen, David genaamd, by wyl en zyn Huisvrouw, Thema Fan Meeckeren, 'ehelyk geprocrëeert, houdende „ dat, alioe door hetaffteruen van zall. Juffer Catharina Fan Meeckeren,m leven " huisffr. van den Raetsfrundt en Lic. Johan Schiffort, delTel; ven herediteit en nalatenfchap, exceptis feudahbus, op het voorll. !, fyn Soontien voor die helffte is gedevolvieert enz. hem toegedeelt en gevolget mochte worden ( nae entnchtmge en voldoninge van de legaten) die halfffcheit van de gerede goederen „ " fa naa  C o n s. XLIII. na verhoor der Curatores bonorum van bovengemeld^ JaiTi Ceth tina Fan Meeckeren, hebben verftaan „ d;:cc die feiue n< g< lae„ tene goederen, voor Ibe vuele die het glee. orjinundignc r.n- „ gaen » tot deirelveu rnunJige jaertn onder adroiniftra- „ tie van'de voorin Curatoren en bewaer van de VvVfecamer „ alhyr lullen verblieven, mits NB. dat den Requirant tot onder„ hok en verpleginge fyn es foonties die jaerlixe opcompjien ter han„ den coemen, enz. # \lh En eindelyk op requefte van Gerrit Opgelder, nomine uxoris, verzoekende daar by onder anderen apoftille„orfoocknyet „ die Ouders haer Kynderen van des overledenen goederen op„ comften moeten onderhouden ? waar op welgedagte Heeren van de Magiftraat aldus, en wel in deze nadrukkelyke termen op den 15. Ocïober 1667, en niet (zo en als abufivelyk in all. meis Conf. & R-efp- Jur- P- i- Conf. 23. n. 4. ftaat ) op den 16. November 1Ó67, hebben geapoincfeert en verklaard „ dat ordinaris „ NB. wort gëobferveert, dat Vader off Moeder ,baer Kynde„ ren des overledenen goederen bekent hebbende, vcor de op„ comften van dien, diefelve tot haer mondige jaeren moeten op„ trecken, fonder het capitael te verminderen. Om geene andere diergelyke refolutien engewysdens van vroegere en latere jaren meer aantehalen, en waar mede ik dienvolgende deze myne fuftenue aan den onpartydigen Leezer fubmittere. Aldus gedaan binnen Zutphen dea io.January 1754. J. SCHOMAKER, Ppp XUV  XLIV. ADVYS INSTRUCTOIR. ()f, wanneer, en hoe verre een Tugtenaar, dan of den eigenaar tot de wederopbouwinge van een afgebrand tugtgoed verpligt is? word alhier, met ex tenue tot ordinaire en extraordinaire koften , in diftincïie onderzogt en betoogd, met andere, daar uit verder refulterende, quseltien. SUMMARIA. f • T7 en tugtenaar is fchuldig, ge'lyk een goed huisvader, de tugtgoedren, Jalva eorum fubjlantia, te gebruiken, te onderhouden , en de vereifte koften optefchieten. 9. 13. Omtrent welke koften nogtans , ten aanzien van d' ordinai' re, ofte modycque, en van d' extraordinaire en enorme , moet gediftingueert worden. v. n. 6- 3. 4. Waar toe die alhier aange¬ haalde wetten en advyien dienen. y. Het Landr. der IV. Boven-Ampten des Nymeegfclen Qj"irt:ers verfchild van 't Landr. des Graaffcbaps Zutphen, 't welk indiftin&e vryheid geeft aan een tugtenaar, "on zelfs alle bout, tot reparatie les goeds nodig, te mogen houwen. 6. Den eigenaar is tot reparatie van de notabele, en extraordinaire kotten verpligt. 7. Zonder, dat een tugtenaar gehouden is tot fourniffement van degerequirecrdekalk,iteen en arbeidsloon. 8. Ten ware zig vrywillig daar toe ge engageert gehad had. 9. 11. Gelyk by dan ook bevoegd is, om den afval, zo van takken, als anders, zelfs in fylva non ccedua, te mogen behouden , om redenen alhier, en ra. 10. 12. Een tugtenaar heeft de vrye dispofitie der hoornen , fi pro reficienda vlla ccedantur, propter LL alleg. 13. De tugtgoedren , in een andere Provincie gelegen, moeren naar deszelfs wetten geconfidereert worden. Wora  C o n s. XLIV. Word gevraagd. 4*3 I. /->f A. Tugtenaarfche van B, haren overleden Eheman, naarreg- ^-f ten, verpligt is, de extraordinaire koften wegens 't opbouwen vaneen afgebrand tugt goed, in de Graaffchap Zutphen gelegen, te dragen, dan oïèeErfgenamen vanB. daar toe gehouden zyn? II. Of, die Erfgenamen aangenomen hebbende, het hout, op 't verbrand tugtgoed ftaande, daar toe te laten houwen, en de Tugtenaarfche de overige koften vanfteen, kalk, en arbeidsloon enz . tot de complete vernieuwinge nodig, te dragen, deze laafte niet bevoegd is, den afval van takken enz. daar voor te mogen hebben en behouden ? III. Of, de Tugtenaarfche A. van haar Man B. univerfaliter in alle zyne goederen, in voorfz. Graaffchap en elders gefitueert, getugtigt,en tot onderhoud van eenige huizen , buiten dezelve in een ander Provincie en Stad ftaande, nodig zynde eenige houtmaterialen , d' Erfgenamen van B. gehouden zyn, dezelve van d' andere goedren in welgemelte Graaffchap aan A. te laten volgen? Qra op deze drieledige quseftie, heden aan ons geproponeert. ^onderfcheidenlyken in alle mogelyke order te adviferen, zouden wy ondergefz. Regtsgeleerden Jalvo melïori, van gevoelen zyn; En wel ten aanzien van d' eerfie vrage „ dat niet A, als Tug. „ tenaarfcbe , maar d' Erfgenamen van B, als Eigenaren, tot die „ gelibelleerde koften van de wederopbouwinge van 't afgebrand PPP 2. „ tUgt-  ^ Paktis Quinto meteoedf eefupponeert, dat zulks door ongeluk, en niet door ggföCW^. §efchied 18>naar regten ver- " wStZyom daar van, voor zo verrede naauwe bepaaldheid len ofte kunnen wy welaan d'eene zyde niet ontkennen, dat , , Sge^de beginzoen van de RjgB» - y^iS^^vSrSSidleen bepalen tot «Mr* en a.e maken, en dezgerpi g g ^, f« en gS^S' to tot eene rnaSoeds dan tot eene ^oraireconfervaue van dien, ltreK t ?g en waar toe een tugtenaar door zyne conduite geene de ^"«Sto WVffl-beeft» by gevolg mede niet tot die Sene «ÏÏ eene complete reftauratie van grande SS. «geoftrydige idees'en debathvan twee contrare advyz».  C o n s. XLTV. 485 daar ter plaatze mede fub Conf 40. &? 41. ervintelyk, verhandeld is, en waar toe,en voornamenlvk tot, het geen in terminis terminantibus d. Conf. 42. nn. 9. 10.49.cfr. getradeert word, wy ons kortheids halven gedragen; Zonder , dat het Landregt des Graaffchap Zutphen, 't welk wy met regt tot een grondflag van deze responfie leggen , een 4. i tugtenaar tot eenige reciprocque fournuTementen der onkolten van 1 werklieden, daghuiren, enzovoorts, tot eene complete volma\ kinge des werks nodig, als wel 't Landr. der IV. Boven-Ampten des I Nymeegfchen Qjtartiers Tit. 18. Art. 15. komt teobligercn, maar S' j alleen indijlincte hem vryheid geelt, om zelfs alle hout, fchoon niet \ knonbaer , te mogen houwen , indien de getuchtigde des tot réparaI tie des goedes bedurfte: in wekken val hyfulcks fal mogen doen, na i nootdruft und ghelegenheyt der faken, met voorweeten und believen I der Erfghenamen, of zelfs met kennis des Officiers, in val die Erfghei namen NB. tot die noodighe reparatie niet wolden verflaen, als aldaar J Ut. 14. Art. 5. woordelyk te zien is. Een notoire preuve, dat niet een tugtenaar, maarden eigenaar > tot prseltatie en uitreikinge der kollen van die Statutaire repa- £ s ratien, voornameniyk indien notabel, extraordinair, en cafu for1 tuito veroorzaakt zyn, fehuldig en verpligt is. Overeenkomftig met de traditie van Schrajfert Obferv. Praftic. 76. zeggende daar nn. 2. fi? 3 Modicaidcirco refeclio ad ipfum '\ CA- ufufrucluarium) pertinet; fed, quee vetuflate corruerunt, cedes ' ' refleere non tenetur Nee, fi proprietarius de fuo reficiat, idcirca mi- 5 nus utctur fruetur ufufruftuarius; En dan een weinig verder n. 4. •j — Quin etiam ujufrucïuario, fiquidimpenderit, underesperpetuo meli] or& utilior facla fuit ,id ipfum a proprietariorefiituendum fit — NU ; fi tarnen impenfa tam modicafit, utpotius reparatio dicendafit, quam mehoratio ; quee multum differunt &c. ten dien einde aliegerende i1! Chrifiinaius , Carpzovim, en andere Doctoren en wetten. Add. Cl. I Voet in Comm. ad Jf. Lib. 7. Tit. 1. n. 3Ó. Zodanig, dat wy geen zwarigheid maken, om rondborllig te _ verklaren, dat wy zelfs vermeinen, dat A, door acceptatie van 15PP 3 de  486" Partis Qüintï de gerequireerde kalk, Heen en arbeidsloon ( als uit de pofitie d r tweede vrage eonfteert) te veel, en zelfs boven verpligtinge, gedaan heeft; dog waar omtrent , vermits dezelve zig daarin gegeven heeft, en tuffen haar en d'Erfgenamen van B. de zaak in dier 8. voegen gereguleert is, wy haar alsnu niet raden zouden, om haar deswegen gegeven woord, als in mem voluntatebeftaande, teretrafteren en in te trekken, arg. L. 5. C. de Obiigat. Zo nogtans, dat wy ( om tot folutie dier tweede vrage te naderen ) meenen „ dat A. te regt en zo veel te meer bevoegd 9 is, om den afval van takken, als anders, te mogen behouden: ' Omdat ons locaal Landregt d. Tit. 14. & Art. 5. geen onderfcheid maakt, of den eigenaar , dan de getugtigde het hout laat vallen, maar, de faculteit daar van aan deze laafte toekennende, hem alleen verpligt , om zulks, met voorweten en believen van den eerften, te doen, funften enz. Nu, zou het immers hard , en geenzmts met de aequiteit van den Wetgever te compalTeren zyn, zo A, als Tugtenaarfche, welke 't 10. beneficie van de wet voor zig heeft, om 't nodig hout, met ofte zonder permiflie van d' Erfgenamen van B, te laten houwen, en zig reeds tot yets verpligt heeft, waar van haar de wet zelfs vry erkend, niet zou mogen en moeten profiteren van den afval van zodanige bomen, welke zy zelfs tot reparatie en refe&ie des tugtsgoeds mogte employeren, en die niet anders, als een gevolg en accefibir van dezelve, kunnen geconfidereert worden. Behalven, dat het in alle gevallen een tugtenaar vry ftaat,/>«damenta & ramos in vineam , dat is , ad neceffttatem ( gelyk de Gloffe zulks uitdrukt ) zelfs in fylva, non ccedua , naar hem te nemen, en ook te verkopen, dummodo ne fundum deteriorem reddat, volgens den inhoud van de L. 9. §. 7. junft. L. 10. ff. de UJufr. et boni viri arbitratu utatur , fruatur , welke twee requifieten een tugtenaar voornamenlyk en genoegzaam alleen m 't n-eneraal omtrent 't voeren van zyn tugt in agt te nemen heeft. b Kan nu een tugtenaar zig daar van in dier voegen bedienen , met hoe veel te meerder regt zal en kan hy zulks pretenderen in  C o n s. XLIV. 4g7 in cas Jubjeét, daar het hout tot reparatie en refe&ie , en dus tot mehoratie en confervatie van het ttigtgoed, en bynadereconlequentie mede tot een eventueel en permanent voordeel der ei- Ia" genaren , gemployeert werde, en waar in A. zelfs aangenomen heeft d onkoftcn van kalk, enz, te dragen. Waarom dan ook de regten aan een getugtigden toeftaan de vrye dispofitie der bomen , üm fint procerce , fi pro hficiendaviU la cmdantur , t geen anders ongëoorlooft is. v. Mandell Conf SS-n- 7- Marta 5. Digefi. Tit. Ufufructuarius Cap. 28. ' Men doe hier noglaaftelyk by,'t geen door deRegtsgeleerden UlptanustnPaulus beidemL. 9.&L. 59. §. x. ff^de üfufrucl. aldus geleerd word ,quod,quicquid infuhdo nafcitur, quicquid inde perapi poteft ipfits frucïus ejl, £f ad frucluarium pertinet. Betreffende nu de derde ofte laafte vrage, zouden wy oordelen, „ daar opMiegative te moeten andwoorden „ als kunnende geen » redenvinden, waarom deze tugt,fchoonuniverzeel van allegoe- l3' deren , zo hier als elders gelegen', zou kunnen gëextendeert worden tot het onderhoud van huizen, in een andere Provincie ftaande m Geconfidereert onze locale wetten, in dezen niet diftinguerende* mter ujümfru6tum univerfalem &particularem, moeten verftaan worden, omtrent deze liberteit van houthouwen alleen te fpreken reflri Üive, met betrekkmge tot de goederen, waar op het hout is ftaande , en tot welkers nooddruft zulks moet gebruikt worden; te meer daar dn Leges loc, ten aanzien van d' alinge tugt, in verfcheide goederen beftaande, verfchillen, en op dezelve, niet conjunclim en m een generale majja aangemerkt, naar derzelver onderfcheidene jurisdictiën, ook verfcheide uitwerkzelen hebben. Om met te melden, dat, alle ordinaire enmodycquêreparatfcn alleen tot lalt van den tugtenaar zyn , en waar van de wet niet anders heeft willen afgaan, dan voor zo verre de nodige reparatie des goeds zelfs bedurfte, ais hier boven genoeg betoogd is. Aldus, Int'.oriextenfione falva, geadvi feereen getekend binnen Zutphen den 22. September J. SCHOMAKER. HERM. SCHOMAKER. XLV.  483 Partis Quint/r XLV. ADVYS INSTRUCTOIR over De apprehenfie der poffeffie van een getugt leengoed door den Eigenaar, by 't leven, en tegens wille van den Tugtenaar. Waar toe by myne Aanmerkingen over d1 Ordonnantie van den zy. en ?o. penning des Graaf/cbaps Zutphen Art. XXVlil. n. if. relatie gemaakt, en een conform advys van de Heeren Mrs. Joh. Ir. Wilh. Pagënstecher en Joh. Schrassert , daar over naderhand in Oclober 174.3. mede zynde ingenomen , in des Laallens Confultatien en Jdvyzen F. Deel Conf. 3. gevonden word. S U M M A R I A. i.2.3. "VX/aar in het onderfcheid '' tuffen een beres injliUitwen een legatarius, ten aanzien van apprehenfie derpojjeffie, beftaat? 4. /emand,aan wien een leengoed met approbatie van den Leenheer gemaakt is, kan, daar mede beleend zynde,de poffeffie, by niemand vooraf geapprehendeert, daarvan buiten nader leenconfent, authore Prcetore neemen, om redenen n.j).j4dd.n.8. 6. 7. Het onderfcheidenlyk effect | van een invejïitura impropria & propria. 8. Waar-  C o n s. XLV. 489 8. Waarom een crediteur tot ex- eeucie van het leengoed, dooiden debiteur r.iet confent des Leenheers verbonden, geen nader confent daar toe nodig heeft ? p. Dc naturalis poffeffio, by een Ujüfruciuaris , en de civilis, by den proprietaris refiderende, word met de dood van den eerjien g'extingueert, en ipfojure geconfolideert met de poffeffio civilis van den tweeden. 10. Ita, ut proprietario competat reruedium manutenentice adverJus quemcunque turbantem; 11. Et cafu quo etiam adverfus poffefforem, qui cepit pojjidere in vita ujufriicluarii. 12. De regel,le mort faifit levif, heeft in Gelderland geen plaatze. 13. Ouia poffeffio fine corporaliapprebenfione non tranfit d defun£toin beredem. 14. Wat omtrent de apprebenfie van een ledige poffeffie moet in agt genomen, en hoedane benainingedaar toe gebezigt worden? Add. nn. 19. 35. èf 38. Ij. De aftie , om by inleidinge eigendom van erfgrond ofte plenaire pofTeffie vel quafi, by een ander vooraf gëapprehendeert, te vindiceren , is rè'eel , en van de perfonele, gelyk als badingeen bezatbe, onderfcheiden. 16. Welke voorfz. inleidinge op de apprebenfie eener ledigeposfeffie niet is applicabel. 17.37. Waarom ook daar van gee¬ ne infinuatie moét gefchieden ? 18. De dispoücie van de L. fin. C. de Ed. D. Hadr. Tdlendo, vergunnende aan een tefiamentairen erfgenaam, om op vertoninge van een behoorlyk tettament, nullo vijibili vitio laoorerende, met innniffie in bona hereditaria te procederen, quadreert niet op onze Statutaire modus procedenai apprebendendi poffeffionem vacuani. v. nn. 20. & 21. 19. By een acte van apprebenfie móet het woord imvuffie ofte een ander cequipolleute benaminge niet gebruikt worden; zonder , dat het Landregt, inleidinge toelatende, obltcert, om redenen n. 22. v. n. 37. 20. Den beres ab iniejiato is zo wel , als den beres ex tejiamento , naar onze Landregten, bevoegd, om met inleidinge in 't erf luis, zynde poffeflöir en fummier, te'procederen. 21. Contrair't gevoelen van andere Doctoren. 23. 29. D' apprebenfie der poffesfie van een tugtgoed prajudicieert den tugtenaar niet, wanneer dezelve , zonder verminderinge en met voorbehoud van de tugt, gefchied. 24. Cum, ficuti uxor rem donatam \ a marito naturaliter poffidet , i ita ufufruftuaria Jbhtm ufum- frucïum, non rem ipfam, dneI mine apprebenfam, poffidet, £f ! quidem jure fervitutis v. n. 28. ■ 25. Qina non Jibi, fed alteri ,pos- fiaent. Qqq  490 Partis Qüint* Cafus-pofitie. uitkragt van teftamentaire dispofitie, met confent en approbatie van den Leenheer, over zeker goed, ten Zutphenfchen regten leenroerig aan den Furftendomb Gelre en Graaffchap Zutphen ( voorbehoudens het vrugtgebruik van des Teftateurs Vrouw B, ad dies vitee gemaakt, en by zyn leven aan haar gecedeert , en depofleflie daar van judicialiterverkregen) heeft zig, nimuo Tefiatóre, met 't voorfz. leengoed laten beleenen, met intentie , om daar van, by 't leven van de Ufufructuana B, de pos- 9.6. 30. Ad exemplum r.on tantum conduStoris, qui domino lucatori, ncn Verofib', pesfidet. 27. Sed etiam certo refpeètu creditcrit evincentis, qui, licet/ruft.-bus rei evicla potiatur, non fibi ipfi, verum alteri, Je: deb'.tori eviêlo, cum jus luitionis integrum manet, posjidet. 31. Den R igter, hebbende belooft, den eerjten by zyne gëapprehendeerde poifelTie te mainteneren, is niet bevoegd , een tweeden tot die apprebenfie toetelnten, om redenen b. n. 32. Wat dan aan een zodanen tweden gereferveert blyft ? 53. Gelyk een erfgenaam voor 't overiyden van een tugtenaar de herediteit- kan adieren; 34. Zo kan ook een eigenaar het tugfgoed, wvito u 'ufrucluario, bezwaren ofte verkopen. 35- 38- Waar in de folemniteiten in het plegen van een afteposfesfoirbeftaan? 36. Een blote apprebenfie van een ledige poffesjie is geen ingang regtens, nog een middel van executie. 3P. Welke foleirniteiten in 't byzonder omtrent depoffesfie van een leengoed moeten geobferveert worden ? 40. Zo onder de leengoedren geen allooiaal ftuk gehoord, zou die appreber.fie konnen gefchit ven ten ovéruaan var. heenmannen. 41. Zonder, dat vooraf actie wegens 't leen voor 't Hof Provinciaal behoeft g'inifitueert te worden. 42. Hoe de actiën over poffefloire leenzaken, ten Hove g'intenteert worden P 43. Na dode van een ufufrucluaris kan de apprehenfio poffesfionis vacua door den eigenaar gefchieden. ! 44. Dog door een ander vooraf i gëapprehendeert, is 'er geen ! poffeffio vacua meer. 45. Waar in de favor poffefjionit beftaat? 46. De hac materia poffesfionis va* cua. v. remifjive.  Coxs. XLV. 49I poflêffie, te appreheiideren authore Pretere, onverminderd en voorbehoudens 't voorfz. vrugtgebruik. Word gevraagd. Of daartoe ook vooraf nodig is een nader Ieenconfent ? Dan of A. buiten 't zelve niet bevoegd is, voor den ordinairen Rigter met twee Keurnoten ofte Gerigtsluiden , te gelyk Leenmannen zynde ( waar onder meergem. leengoed, aan hem gemaakt, gelegen is ) de poflêffie daar van met eftêa van reeten te apprehenderen; zonder, dat hy verpligt is, deze polfes. ioire acte voor den Hove Provinciaal, ten reguarde van deszelfs contentien over leenen, immediaat aan Denzelven fpe&erende te entameren en te vervolgen ? Immers, of A. niet na dode van B. magt heeft invoegen voorfz. deze poifeflbire acte te plegen ? gy ons ondergefz. Regtsgeleerden gezien, geleezen en géexammeert zynde de vorenftaande Cafus-pofetie, en de twee daar by geproponeerde Vragen, zouden wy alvorens twee poinaen veronderftellen; r i. Dat A, ten opzigte van het aan hem by teftament gemaakte leengoed, is beres injiitutus , welke bevoegd is , de poflêffie oaar van te apprehenderen, en geen legatarius , welke zomtyds i ( zo als het ons zeer fpeculatyf voorkomt ) zwarigheid zou konnen ontmoeten van den Erfgenaam ofte de Tugt- en Boedelhouderlche B, den Erfgenaam repraefenterende, dewelke die apprehenüe wel eens zou mogen aanmerken, ais een turbatie, die, tam judtciahter quatn extrajudicialiter, kauworden begaan, qua ca/u Juppoftto dan tegens A.een citatie, uit hoofde van gefuftineerde turbel en indragt in die by haar door de wet gefatïeerde posieiiie , zou konnen g expraftifeert worden i Qqq 2 De-  4pï Partis Quikt/ï Dezelve,quoad primum extremwn,funderende op de univerfele ft polfellle der herediteit , comprehenderende alle boedelsgoede' ren, van wat aard ofte nature dezelve ook mogen zyn, en tot wat rechten die ft aan; > En,quoadfecundum extremum, op de verphgtinge , welke de 3- regten opeen legataris leggen , als denwelken, fchoon anders den eigendom van 't gelegateerde goed recta via van den overledenen op hem overgaat, niet gèoorioofc is, de poffesfiedaar van eigener authoriteit te nemen, maar in tegendeel gehouden, van den Erfgenaam,ofte hemrepreefenterenden Erfuiter, dezelve te vraGen. Alhoewel in *t voorfz. cas en proces van fpolie A, dan nog/wrtes rei fuftinerende , midler wyl in de poffesfie, in abjlraclo absque ufufructu MaJJarice B. geconfidereert, zou blyven, ter tyd en wylen door een definitive fententie daar uit gefteldzou zyn. n. Dat de poffesfie van dit leen by niemand, authore Prcetore, 4. vooraf g'apprehendeert wezende, wy, falvo meliori, zouden van advjs zyn; „ Dat A. tot apprehenfie der poffeffie van het aan hem door „ C. gemaakte leengoed , voorbehoudens aan B. daar van het " tuchtrecht , geen nader Ieenconfent nodig heeft. Vermits A, na dode van C, vermogens het, met approbatie van den Leenheer, opgerigte teftament, zig met het aan hem ge- 5- maakte leengoed reeds hebbende laten beleenen, overzulks daar door is geworden des Leenheers werkelyken vafal , en dus uit kragt van die door denzelven géattribueerde faculteit van apprehenfie by hem verkregen titulus pojfejfionis, en by nader gevolg erholden geene zo genaamde inveftitura impropria s.abufiva, wel- ^ ke [me titulo verkregen, den vafal derhalven geen jus 111 re, dan wel aileenlyk een jus "ad rem , en alzo qualificationem ad agendum geeft; . . , Maar eene invefiitura propria, qua non, mfi concurrente titulo ha7- bilt , acquiritur, tfper quam utile döminium feudi ac pojjejio, velJaltern juspojjidendiji nempe alter rem aciudetineat, aut jus pojjejjto-  C o w s. XLV. 493 nis apprehendendce fifciiicct poffeffio vacua fit, plene in invefiitum tranfcat, volgens de gevoelens van deFeudilten, als Rofenthalde Few dis Cap.6. Concl. i. nn. 3. & 4. & Md. in Not. Concl. 2.72 3 fc? 1/2 AW ad /ƒ*. rf. CW. 3. ?2«. 2. Cf 3. Concl. II. 7272. 2- 7 fc? /« Afa. cj? Cap. 8 Concl. i. 77/7. 3--10. Clud. Rer. Ouotid. Cap o nn. 77. Cv" /^'f en Sande ad Conf. Feud. Gek. Tr.X Cap. i 72. 13. r • ai- • _ Zulks , dat A, de poüesfie van dit leengoed uit hoofde zyner inveftiture tonnende, en folenmiter willende apprehenderen, dienvolgens daar toe geen nader ofte byzonder Ieenconfent zalnod;g 8> ïiebben, zo weinig, als een crediteur, een leengoed, met confent yan den Leenheer voor zekere fchuld bevorens verbonden, willende inwinnen en executeren , daar toe een nieuw Ieenconfent zal behoeven mtehalen: Cum Dominus, confentiens in oppignorationem, etiam confenfit m executionemac alienationem, quamdiu ipfi invite éius nonobtruditur vafallus; Qui enim vult finem, vult etiam meaia, adeundem tendentia, utitaratiocinaturidem Sande Tr.2. Tit 2. Cap. 4. §. 2. 7272. 9. 10. Schoon rm de naturalis poffeffio byeen ufufrucluarisrcCideenen verb yft, daar de civilis poffeffio getransfereert word, zo word 0dezelve nogtans door de dood van denufufrucluarisg'extingueert en ipfojure, gelyk als per vim retraclivam, geconfolideert met dè civile pollesfie; met dat effect, dat, uit kragt van deze poffeffie den propnetans na dode van den ufufruóluaris kan interneren re- IO* mediummanutenentiee adverfus quemcunque turbantem; ja zelfs ook adverfus pojfefiforem, qui cepit posfidere, etiam invita ufufrucluarii, II, indien den ufufructuans zou tragten het goed aan een ander, /»tervertendce pojfejfionis caufd, werkelyk overtegeven, juxta Wamef. Cent. i. Conf. 4^. Dan wy zouden nogtans van gedagten zyn, dat A. tot de voorfz. apprehcniie dies te meerder behoorde te refoiveren , omdat het by de Franfchen gerecipieert axiome, le mort fai fit levif, hier te Lande met practicabel, maar een corporele apprehenlie ad connnuandam defunSti pqffejftonem van noden is, cwanulla poffeffio fine Qqq 3 cor-  494 Parus Quint/e corporaliapprehenfionetranfit a defimBo in heredem. ü.Fichard. Tom. 13. 2. pas. 15. n. 17. quod etiam infeudis locum habere tradit\b.n.\%. v. porro Èund. Tom. 1. pag. 41. h«. 7. 6f 12. Dan deze apprehenfie der ledige poiTetTie in loco rei feta rite *4- ac folemniter moetende gefchieden, moet A. zig wel wagten, by die ade inleidinge, als een middel van executie, ofte een ingang regtens,te verzoeken, nadien dezelve by ons Landregt Tit. 3. Art. I. en Landregt van Veluwe Kap. 8. Art. 1. alleen gedemandeert word aan de zodanige , die met regt willen/preken, te weten, die over den eigendom van erfgrond ofte de plenaire poflesüe vel quafi tegens den geenen , van welken zy meenen contradiaie te zuilen lyden, willen actie inftitueren. Hoedane aiïie, zynde reëel, en by de Statuiten onderlcheiden 15. van de perfouele, daarom by inleidinge, en niet by ballinge oite bezathe ( welkers ingangen reghtens voor perfonele aiïien te houden zyn ) moet worden géinftitueert. _ r Waar uit van zelfs volgd, dat dezen ingang regtens van inlei, dinge op een apprehenfor poj/ejjionis vacua geenzins apphcabel is , l6- maar op den geenen, welke zeker goed,ofte deszelfs plenaireposfeffie , naar Landregt d. Tit. 3. Art. 9. cumulative toegeftaan, by een ander reeds en vooraf gèapprehendeert, naderhand wil vindiceren ; Van welke apprehenfie van poffeffie , by het Nieuwe Reglement 17. dezes Graaffchap BI. 72. diftinaelyk met opzigt tot verftorvenc goedren gerubriceert, dan ook geene infmuatie moet gedaan worden. Invoegen de dispofitie van de Keizerlyke conftitutie in L. fin. C. de Ed. D. Hadr. TollendoQ uit kragt van welke Vorft Jufii- 18. maan aan een teftamentairen erfgenaam, op zyne gengtelyke vertoninge van een behoorlyk teftament, niet gecancelleert, nogte gêaboleert , nogte ook ex quacunque fita formce parte gevitieert, ofte,zo en als de Praffizynsper compendium gewoon zyn te inreken, nullo vifibili vitio laborerende, toeftaat en vergund, omdatelyk in de bona hereditaria met immisfie te procederen , onder een gereferveert renvoy der eventuele quseitie over de wettigheid van  C o n s. XLV. 4P5 van het teftament ad ordinarium ) op onze Statutaire en diftincle manieren van procederen en apprehenderen der iedige poflesfie J0 niet quadreert, gelyk veeie Doéloren, daar door misleid zynde, dikwerf by die acten voor apprebenfie het woord immijjie , induftie, inheringe, ofte zndre asquipollentc namen gebruiken. Daar nu,in gevolge van ons Landregt Tit. 3. Art. 3. den beres 2Q ab intefiato zo wel, ais den beres ex tejiamento, contrair aan de dispofitie van het Stadregt Tit. 6. Art. 12, bevoegd is, om met erfhuisregt ( 't welk, volgens 't Stadregt d. Tit. ei? Art. verftaan word fiummier en poffeffuir te zyn ) binnenjaarfche verfterven te vorderen, hoewel veele Uitleggeren, als daar zyn Carpzovius Lib. 6. Refip. 19. n. 3. Forfterus Tr. de Succejf. Lib. 1. Cap. 33. w. 1. Ar- 21. gel. Tr. de Acq. Poffeff. ex Rem. d. L. fin. Qu. 4. Art. 1. n. 25. gëallegeert by Stryk. de Action. Foren/. Seël. 2. Membr. 3. §. 10./» fine,d\t beneficie aan een beres ab intefiato verweigeren, zo moet niemand uit die Landregtelyke permiftie van het aldaar gebezigd woord inleidinge zig verbeelden, dat, daar hetgè'amplieertNieuw Reglement cit.pag: fpreekt van apprebenfie van poffeffie, dezelve 22^ ook met inleidinge zou konnen en moeten gefchieden , doordien het Landregt, aan eeniegitimenenteftamentairenerfgenaamtoeftaande het erfbuisregt , als een reprsefentatyf van alle goederen , buiten het erfhuis ( voor zo verre daar van concordaten zyn ) volgens het Stadregt d. Tit. 6. Art. 16. gelegen, daar doorniet heeft willen wegnemen het regt, 't welk yemand in 't byzonder tot verflorvene goederen mogte hebben, om daar van de poffesfie, naar 't Nieuw Reglement ter gêallegeerder plaatze, anthore Prcetore, buiten een gewonen ingang regtens van inleidinge, 't zy in res fingulares, 't zy indomum mortuarium, te apprehenderen. Door de apprehenfie van de poffeftie dezes Jeengoeds, waar van het utile dominium door de dood van C. op A, volgens het teftament, met confent en approbatie van den Leenheer, is verval- 2'3len, kan mitsdien de tugt , aan B. gemaakt, niet te wege brengen, ut illud in fufpenfo maneat, als dewelke zo weinig eigendom vigore ufusfruötus, als een vrouw, dewelke het gefchonkengped raa  49<5 Partis Qtjint/e van haar man naturaliter bezit. z. Bronkhorft Cent. 3.4flirt. 95- daar 24. aan kunnende fuftineren, vóórhaar, als ujujruttwna, genoeg is, 0 orf fotoi ufumfruEtum , now wrd rem ipfam,poJfideat,& roprietam,five veri poffefforis, rem P0JTldet- Zie'i Landregt dezes Graaffihaps Tit. 14. Art. 4. 5.& 6. en t Landregt van meluwe Kap, 28 Art 8 R 9. Quoties ewn/2 a/ia* «&/zro nomine ejt m pojjcsjione \ nos'ipfi posftderevideamur, arg. L. %ff. de Acq. vel Amnt. Poff. ita, ut omne jus ex dominio proprietarii denvare dicatur. v. LaJW. De} Sotom. de UfusfruEl. Cap. 5. nn. 22. & 35- Zvnde dus eenigermaten gelyk niet alleen aan een pachter olte oa- huirder, welke , fchoon dezelve de vrugten van het gepagte goed eeniet, egter nunquamfibi , maar altyd alten, Je. Domino, Jive Locatori, \ zelve bezit. v. L. 13. ff- de Ufucap. Carpzov. Def. Por. Part. 2. Conjl. 2. DeJ. 3. . , Maar ook in zeker opzigt aan een crediteur , verwinheober , o7 welke , hoewel ook de vrugten van 't verwonnene goed gedui7' rende de verwinsjaren , trekt, nogtans het zelve niet Jibi ipji , maar alteri, nempe debitori evitlo, aan welke het regt van lolfe openblyft, poflideert. z. Landregt dezes GraaJJchaps lit. U.Art. ti R 12. en Landregt van Velwwe Kap. 15. Art. 1. c52. Zulks , dat alle poffeffie , welke een tugtenaar, pachter ofte vervvinhebber, in 't bezit van zyn lyftugt , pacht ofte verwin zvnde heeft, niet anders is, als een blote poffesfie van een temporeel regt tot de perceptie van des goeds opkomften envrugten ,exk geenzins een poffesjie van het goed'zelfs. . ë Wienvolgende deeze apprehenfie van poffeffie te minder bezwaarlyk is, omdat een ufufrucluaris het goed aileenlyk jurejer- 28. vitutis bezit en geniet, als na de dood tot zyn erfgenamen niet overgaande; „ „ ,. , , Daar in tegendeel Leenmannen, Erfpagters , en diergelyke, eens anderens goederen diverjo modo, en niet jure Jervitutis, maar enig-  C o n s. XLV. 497 enigzins, als hun eigen goed, gebruikende, dien tuilen eigendom overzulks, ex Legis dispofitione, vel faltemcomviuni DD. interputatione, tot de erfgenamen transmitteren. v. Cajlillo de Ufufr. d. Cap. 5. nn. 14. 15. R 16. Een palpabel bewys dienvolgende, dat een ufufruéluaris een zwakker regt aan het tugtgoed heeft, dan die vorensgemelde perzonen, tamratione utilis dominii , quatn pojjejjionis. v. DD. cit.d. I. n.Jeq. 17. Zo dat het voor een tugtenaar genoeg is, dat door d' apprehenfie der poffesfie van 't goed, waar van hy de tugt heeft, hem geen 29. nadeei aan zyn tugtregt toegebragt, nogte hy daar in geturbeert, ofte 't zelve gecontefteert, maar in tegendeel daar door by den apprehenfor pojfesfionis geen eerder regt, om de vrugten te genieten, verkregen word, dan na expiratie der tugt, Een gevolg derhalven, dat hy door den tugtenaar, gelyk een verpagter door zyn pagter, en een verwonnen debiteur door den ver- 30. winhebber, moet geagtworden het goed inderdaad teposfideren; immers zo lang, tot dat dien eerften poffeffeur naderhand door een derden met beter regt uit die gëapprehendeerde poffesfie zal gefleten zyn. Om dit onderfcheidelyk te verftaan, moet een Rigter , den serjlen by de gëapprehendeerde poffesfie hebbende beloofd, van's gIt Heeren wegen te mainteneren, 't zelve aan een ander ofte tweden, naderhand van hem apprehenfie van poffesfie van 't zelve goed verzoekende, niet toeftaan, omdat 'er alsdan ordel boven ordel tegens Landregt zoude gaan. Blyvende aan den tweeden alleen open het heter regt, dat is, zyne actie ten vollen pojjejjbir, ofte petitoir, hoedanig , wy vermeinen, 32.dat Faber in Cod. Sabaud. Lib. 8. Tit. 17. Def.^.n.6. omtrent die priori executioni geadjiceerde daufule,ya/ro jure teniï, zal konnen begrepen worden, vergeleken met het Landregt van Overyjjel 1. Deel Tit. 15. Art. 1. 2. R 3. Add. Richter de Jure R Privil. Credit. Cap. 4. Seêl. 3. Rn. 12. cum plur. feqq. Deze poffesfie by 't leven van een tugtenaar zonder deszelfs R r r prse-  498 PartisQuint/e praejudicie nu konnende gefchieden, zal dezelve te minder zwa righeid ontmoeten, als men confidereert, dat, gelyk een erfge33- naam voor 't overlyden van een tugtenaar terftond de herediteit kan adieren, fecundum Decif. Rotse Romance ad Caftill. de Ufufr. Dec. 3. n. 5. alzo ook een eigenaar bevoegd is, invito ufufrutlu34. ario , 'dog citra ejus preejudicium , den eigendom van het tugtgoed te bezwaren , ofte te verkopen, v. Eundem d. Tr. Lib. i.Cap. 34.». 8. R C. Kloek. Tom. 4. Conf. 84. n. 16. Welke poffesfie rite ac folemniter niet alleen , maar ook authore Prcetore , door de nodige en gewone folemniteiten te doenple35- gen, moet gefchieden, en daar van certificatie in forma aan A. uitgegeven, en ïnfmuatie, met interdictie, om na't overlyden van de Ufufruiïuaria B. geene pagten ofte opkomften van 't goed aan yemand anders, dan aan A, uittekeren Jubpcena juris, alleen aan de Pagters ofte Bouwluiden gedaan worden. Nademaal de blote apprehenfie vaneen pojjesfto vacua, met die 36\ daar toe vereifte interdidie aan de Pagters, geen ingang regtens , nog een middel van executie is; Waarom vooral diend zorg gedragen te worden, dat 'er geen infinuatie gefchiede aan den zulken, van welke A. zou mogen 37- vermeinen namaals contradictie te zullen lyden. v.- Peregin. de Fideicom. Art. 48. n. 27. En vermits door die gëapprehendeerde poüesfie van degetugte leengoedren geen nadeel aan B. word toegebragt, maar dat tugtregt in tegendeel nadrukkelyk voorbehouden, zo zal ook geene" infinuatie aan dezelve , immers niet, als Maffaria van haren Eheman C, maar blotelyk, als UffruSluaria , tot haar narigt alleenlvk nodig zyn. Wy hebben gezegd rite ac folemniter, dat is, door 't plegen van alle folemniteiten/» re prcefenti feudaïi, zo door't houwen, voorts 38. graven en poten in 't land der gëapprehendeerde poflesfie, als door het op- en toedoen der deur van 't huis , op- en neerfchorten van 't haal, uitgieten van 't vier, houwen van een fpaan, ofte fclintervande deurpoften, en welke diergclyke, meer ofte min, naar ityl  C o m s. XLV. 499 ftyl der Gerigten, hier en elders gebruikelyk bevonden worden. Auxhore Prcetore, dat is, door ofte ten overftaan van den Officier ofte Rigter rei fitce, en twee Gerigtsluiden , ofte gequalifi- 39ceerdeKeurnoten, te gelyk Leenmannen zynde, wierqualkeitzo wel van Leenmannen, als van Keurnoten,by het certificaat uitdrukkelyk moet gemeld, en door dezelve, ais Mannen van Leen, insgelyks ondertekend en bezegeld worden. De voorfz. adhibitie van den Officier en twee Gerigtsluiden zoude, onzes eragtens, maaralleen nodig zyn, indien onder de 40. leenen eenige allodiale parcelen mogten gehoren, dan, wanneer by en onder dezelve geen allodiaal ftuk gehoord ofte gebruikt word, alsdan zou d'apprehenfie van poffeffie, naar d'opinie enpraótycq van anderen, konnen gefchieden ten overftaan van Fafallen, om redenen,daar van by onzen Leencouftumier Fr. a Sande d. Comm. ad Conf. Feud. Gek. Tr. 3. Cap. 7. n. 3. aangeroerd. Zonder, dat A. voor deze ap'prehenfie van poffeffie dezes leengoeds, aan dit Furftendom en Graaffchap leenroerig, daarover 41. bevorens actie voor den Hove Provinciaal zal behoeven te inftitueren, omdat nog de Cancelery-Ordening , nog eenige Landofte Stadregt den geenen, die, de ledige poffeffie van een overledenen op zig door d' apprehenfie wil doen continueren, daar toe komt te verpligten. Om niet te meiden, dat de adien, welke over poffeffoire zaken, vermogens de Cancellery-Ordening, voor den Hove g'infti- 4». tueert worden, nooit anders worden gëentameert,als by citatie tegens den poffeffeur, ofte detenteur van 't leengoed, altoos tenderende tot verlatinge van de detentie des leens en inruiminge van deszelfs poflesfie aan denlmpetrant,idquecumrefiitutwnefrucluum. Het welk in cas fubjecl, alwaar niemand het leengoed bezit, en deszelfs poffesfie dienvolgens ledig is, nogtans geen plaatze kan hebben, doordien men geenen poffeffeur ofte detenteur, zo lang als 'er geen is, kan citeren, en daar tegens conclufie nemen. Rrr 2 Uit  500 PartisQttintje Uit hoofde van de ledige poffesjie is A. ook beregtigd mi dode 43. van de Ufufruciuaire B. dezelve t' apprehenderen, nadien het er 43 maar op aankomt , wie d' eerfte dezelve genomen heeft, dan 44. wanneer een ander A. daar in gepraevemeert heeft, is er geen poffeffio vacua meer. . . , Invoegen het voor A. zeer dienft- en nuttig is, om deze pos, fesfie t' apprehenderen, en daar door t' effectueren van in cas van 45' proces parïes rei te fuftineren, en dus, pendente, fuper rei feuda- Us dominio aut plenaria poffesfione, Bit, van hetcommodum poffesjt- onis te jouifferen. * Aldus by ons ondergefchreven ,* falvo meliori,' gëadvifeert binnen Zutphen den 29. Mey 1743. J. SCHOMAKER. RH. CAR. SCHOMAKER. * Vergelyk hier by bovenftaande Conf. 5. SI. 30—4J- ubi late& dijlincte. XL VI. ADVYS INSTRUCTOIR De cctutione fruiïuaria, of en in hoe verre Een erfgenaam van den overledenen tugtenaar, t>ygebrek van een ufufruótuaire cautie, gehouden is,uitteieren aan den erfgenaam van den eigenaar die, gedurende de tugtjaren, genotene vrugten en opkomften? Waar  C o n s. XLVI. 5°i Waar van mede by myne Aanmerkingen over eT Ordonnantie van den z$.en$o. penning dezes Graajfcbaps Art. XXFlll. n. 13. gewaagd word. S U M M A R I A. 1, f""\e voorfz. quaeftie depenL/ deert van eene praeallabele interpellatie; 2. En examinatie , of de tugt, by Egtgenoten aan malkanderen ge"maakt, is geacciocheert aan een conditie ultronece fatisdationis ? 3, Gelyk mede, of by het Statuit ook eene pcenaliteit ofte verbeurte der tugt, wegens die binnen zekeren tyd geordonneerde verburginge," geftatueert word ? 4. Om zig uit deze quceftlo juris te extriceren, moet onderfcheidenlyk onderzogt worden, of de c'autio fruEtuaria, a Lege ad conftitv.end.um ufumfruclum, dan ad confervandam proprietatem gëordonneert is ? y. Hoe het imperative woord zal, met inckifie van een zekeren bepaalden tyd, by het Veluwfch Statuit gébezigd , moet verftaan worden, ten opzigte van interpellatie ? v nn. 27. ö5 56. 6. Of eene ufufruciuaire cautie zodanig noodzaaklyk is, dat zonder dezelve de tugt niet zou konnen fubfi (teren > 7. Dezelve word vooral in ven , ieu proprio ufufruBu niet pro es- Jentia geraquireert; Add. ra. 35. 8. Nog ook nktinu/ufruiïu, Fifco reliSlo, nee etiam Patri in bonis Liberorum conceffo, om redenen n. o. 10. Schoon het tegendeel in improprio, fcaquafi ujufructu by zommige Doctoren beweerd word. 11. De cautio fructuaria is aileenlyk infavorem proprietarii gëintroduceert. 12. Waar uit volgd, dat een getugtigde, ten wiens reguarde deze cautie niet gëinventeert is, ook niet gehouden is, dezelve ultro, buiten interpellatie, te offereren. 13. Maar een eigenaar, ten wiens contemplatie in ipfius fecuritatem dezelve ingevoerd is, moet die van de getugtigde vorderen. 14. Dus is het privaat belang van een parthye geen voorwerp van des Rigte'rs publycq ampt ofte pligt, om deze tügtsverburginge, parte non petente, te imponeren, om redenen ra. 15. Add. ra. 23. 16. De' imperative woorden, ipTo jure ö5 temporis prceün'tione, reguarderen het officium Judicis, Rrr 3 en  en- PartisQuïnt/e en dus word geene cautie, dan t ad infiantiam partis, gedecer- ] neert, ob rat. n. 17. v. n. 29. 18. Deze algemeeneregtsleere.ira foro & praxi aangenomen , word met d' authoriteit van zeer veele Regtsgeleerden en gewysdens beveiligd. 19. Waar van twee exceptien in Jure Civili 6f Statutario aangewezen worden, v. nn. 20. 21. 22 Welke konnen dienen , om metdiftinctie alle zwarigheden, uit deze en geene poenale wetten ofte Statuiten voorgebragt, optelofièn. 23. Ubi Lex aV.quid fen jubet ac privatam utilitatem,iUudintel Hgitur,fi a partepetatur. Add. nn. J9- Ê? 7<5 - 24. Ita, ut diftingui debeat int et publice tfpr'.vatimutilia. Lont 25 2f5.5Waaruitonderfcheidenlyki gewrochten voortvloeyen. v 27 Het woord zal ofte debet be tekend niet altyd eene nood zaaklykheid. Add. n. 56. 28. Ook zyn de Leges probibente. vel jubéntes niet altoos van eei en dezelve zoort en uitwerkinge qó Wanneer eene pramisfive ii terpellatie nodig is, enwannef niet ? zie daarover tweegeva len en voorbeelden nn. 31. c 32. welke in zaken van ve btirginge eenes appels , en materie van verburginge,qu< ad nunciationem ncvi operis moet geprsefteert worden. 33. 43. iïpplicatioadfaüum. 34- Quando cautio fruttuaria een. ' jeuturremijja P o<5 Verfcheide Statuiten requireren vooraf eene gerigtelyke interpellatie.37. Uitgezonderd het Stadregt van Harderwijk, v. n. 51. Dog , naar het Zutpbenfcb Sta' tuit/fchoon die pr Erfgenamen, A, volgens de Cafus-pofiüe, hebben aangemaand, zo zyn dezelve alnu na dode van A. ook geenzins beregtigd, om, non pnefiita prrevia cautione, buiten interpellatie,diegenoteneopkomften der Veluwfche tugtgoedren van zyne Erfgenamen te recouvreren. Omdat zy,in derzelver goede regeringe , onderhoud en gebruik , waar toe eigenlyk de cautie, volgens de Statuiten, als dat van 't Landregt van de IV. Boven-Ampten des Nymeegfchen Quartiers Tit. 18. Art. 3. arg. d.L. 1. pr. ff. Ufufr. quemadm. cav. géintroduceert is,berufl; hebbende, moeten geoordeeld worden, die aan hem geremitteert te hebben. Uit welke renvisfie, waar toe een erfgenaam, naar de L.pen. Cod. 34. de Pactis, en de traditie, zo van Hoppius in Comm. ad pr. Infi. de Ufufr. als vaufViffenbach ad ff. P. 1. Difp. 19. Th. 29. in fine, en meer andere Do&oren, bevoegd is, almede den algemenen regtsregel verfterkt, en nader bewezen word, dat deze verburginge niet vol- ftrekt  C O N !. XLVI. SU ftrekt noodzakelyk, en derhalven ook niet de fubfiantia is, en dat by nader gevolg dezelve moet gevorderd worden, gelyk doorgaans « * de Statuiten dat vooraf vereifchen, als onder andren te vernemen by 't Stadregt van Deventer 3. Deel Tit. 8. Art. 1. daar by doende deze expreifepocnaliteit^ywr/?^ des tuchtes. z. Landregt van Overyjfitl %. Deel Tit. 3. Art. 1. Landregt van de IK Boven-Ampten fit. 9. Art. 19. en Landregt dezes Graaffchaps Tit. 14. Art. 6. 3°"* eene gerigtelyke aanmaninge, mede by verbeurte der tugt, praefcriberende. Ten ware,gelyk by 't Stadregt vanHarderwyk 3. Deel Kap.4. Art. 6, daar by deze verburgihge, zonder eenige interpellatie, by ver- 37» val van de tugt, den tugtenaar aanbevolen wierde. En fchoon nu het Stadregt van Zutphen Tit. 28. Art. 4. in die zelve prajeife en inclufive bevelende bewoordingen, als dat vmFeluwe 38, all. loc. is vervat, zo heeft egter nooit, myns wetens, eenig Prach'zyn daar uit eene nulliteit der tugt, neglecta cautione, buiten petitie van den alleen daar by gëintrefleerden erfgenaam, willen opmaken. Immers ik hebbe nooit, gedurende myne pracfyeq, die ik, en in 't Graaffchap, en de Stad van Zutphen in 't byzonder, federt ruim veertig jaren, tam confulendo, quam advocando, g'exerceert hebbe, zodanig gevoelen willen, nog kunnen dry ven, ik gezwyge dat daar over ooit in contradiftoriu binnen deze Stad proces zou gemoveert, en in de Protocollen van pieydoyenen fententien eenige decifie daar over ergaan zyn; Zulks , dat het Veluvifcb Landregt uit die Provinciale en naburige Land-en Stadregten zo wel, als uit de gemene regten, kan 39. en moet, naar het eenparig gevoelen der Doctoren, aangehaald by Barbofa Thef. Locor. Comm. voc. StatutumAx. 1. £? 3. in fin. 6f Ax. J3- 34- CJ? 37. zyne convenable interpretatie ontfangen, en aldus begrepen worden, dat,de cautie ufufructuair gevorderd, en den getugtigden in mora cavendi gebleven zynde, hy na die tyd niet kan jouïfleren van de vrugten, maar moet ob commififammoramgedogen, dat dezelve forti gëimputeert, en dus, finito ufufruclu, met d"andere goederen aan den erfgenaam gereflitueert worden, uti olim A.  5ia PartisQuint/e A Foyert, IBus & PraSlicus coram SupremaGelrorumCuria difertikmus d.'l<. 'fanuarü 1655. refpondit. ^de het in alle materiën van cautie eenebyzondereregtslee40. re en dagelykfche ufance, dat, daar d' eene ofandre parthye tot eauTstatuto per verba, necejjitatem imporiantia, gehouden is dezelve TeSrderLhoeve gepifteert te worden >| petatur « Landregt van de IV. Boven-Ampten d. lit. g.&Ait. 19. t zelve ai ^ interpreteert, met en opd'authoriteit van regten en Regtsgeï pïïlr als dewelke/éelvk onder anderen Minfyngerus Cent 1. V ?)« 60 « 7 Jiteenen mond dit fl«/o/Hfl dus pronuntieren; AW/« +1, v.id^Chriftin.«dIL. MwM. ïfc 7- ^^9- IcïoBorcuLnfed. l-Majiió^ *™.>™egf"^^$Z tra Toebe Doornink, orro 1668. 6? JHtfr Ham. Kappers cJ via Sin Ter Maat, Viduam Kotters, Gndto d. 18. ZWr. 1682. Gelyk het L.U^ van ons Graaffchap Tit 2. Art. 8 conform 'r SLf 21« 10 Art. 8, ordonnerende „ dat men alle pand42" ' kerlnlen e^^ omzaten aantrede goedren zal gehouden zyn,n.a " S te verburgen,, arg. L. pen. C. de hxcept.L^ 17. C de $Jd L il h L 24 C de Procur. & d»Snn« Zangen de lient p'l Cap 21. n. i.Carpzov. Resp. Lib. 2. Tit. j. Resp ^6 nn. 6-ia- S U. Huber. in de Bed. Regtsg. 2. Deel 2. Boek 19oZ'ad judicium conjlituendum pertinet, adeoque judicium, jam con%utumnonpr.pofiefef^ fedaBionem propofitam respondendo, tilt renuntiajfe, & tnjudicium coninSv deatu/, uti Zoezius ad Tit. ff. de Except.nn.S. & i*n» èLpronuntiatum in ^-.^?^.^,^^VwW cembr 168Ó. pendente inter Dn. de Ruirlo & Vduam Abbmgs. Daa nu doordieby d' Erfgenamen van B.nooit:,nofbnitenre|. ten by 'tleven van A. gedane vordering*» van de gefileerde  C o n s. XLVI. 5r3 tugtsverburgingemoetveronderfteldworden, datzy, geeneignorantie van dat tugtbezit kunnende voorwenden, daaraan wettn 43lyk gerenuntieert heben gehad; zodanig, dat haar alle aftie tot reftitutievandie^ora^ ex jufio thulo gepercipieerde vrugten zo wel afgefneden is , als aan den erfgenaam vaneen eigenaar, welken,by 't leven van den tugtenaar over 't houwen van opgaande hout geene aftie gemoveert hebende, daarom ook exprafuppoftta fcientta pioprietam na dode van den tugtenaar geene aftie beklag ofte vervolg is competerende, volgens den expreffeh text van 't Ruremondjche Landregt 2. Deel Tit. 4. g. 4. Art. 7. Add. L 1 pr.ff. dePrivat. Delicl. ibidemque Brunmmm inCoinm. R DD ad L. 38. ff.de R. J. Zonder, dat deze Erfgenamen ( waar van eenige binnen Deventer, en andere te Zwol en Kampen, en alzo in die zelfde Stad 44. en Provincie met den Tugtenaar, als ik in fado berigt ben gewoond hebben ) haar met eene geaffecteerde ignorantie , die nooit wegens die praefumptive fcientie omtrent zyne eigene patrimoniele goederen , tradentibus Gothofredo in Not. Mareinal ad Gloff. in Autb. Sed cum tejiator C. ad L. Falcid, Lit. b. &> Decio Conf. 583. n. 4. aannemelylc is , door eenig uitvlugtend fchynregt zullen kunnen behelpen , nog de Erfgenamen van den Tugtenaar A. verphgten, deze ignorantie te bewyzen, als wel in 't 45geval, waar van 't voorfz. Zutpbenfcb Landregt d. Tit. 14. Art. 5. gewaagd , alwaar die tot reparatie des tugtgoeds gemelde hokhouwerye word gepermitteert,?m voorweten und believen (zo en als daar ilaat ) der Erfgbenamen; ita, ut,prater-fcientiam, etiam requiratur eorum confenfus. ■ Jam juris indubitati eft, fiad aliquem aStum fcientia requiritur , de fimplici fcientia , non de confenfu, illud intelligendum eft, °-e!yk gtz. Mynfmgerus Cent. 6. Obf 46. dit , conform het Ruremondjche Landregt d. LR §. 2. Art. 2. vs. met voorweeten ende believen van den Eigendommer, komt te traderen. Daar heenen lopen mede de gevoelens der Uitleggeren, diftinguerende ad L. 24. ff. de Ufufr. Legato, quod feil ufufruüuariTtt M  5i4 Pastis Qoistk us frutlus non lucretur ,finon ab ipfi , fed hproprictarh ,vèl aJlnejus 4<5# nomine perceptifuerint; ft vero percepti fint ab ipfo ufufrutluano , ' patiënte proprietario, vel herede, tune ejus fiunt, per L Hac Ediclali 6. C. de Secund. Nuptiis. Wylnu, als in pramisfis aangetoond, den Tugtenaar A, zelfs in poffeffione der tugtgoedren geweeft zynde, derzelver opkom- 47. Men gebeurt heeft, zo zal deze fcientia tjfpatientia heredum hem, ofte alnu zyne Erfgenamen, des te meer ten voordele moeten komen, per ea,quce de vi taciti & expreffi habet Barbofa ad L. 33. ff. Solut. Matrim. ubi ex Bartolo n. 154. tradit, quod,yï aclus respiciat merum favorem partis, tune prcefens &f tacens babebitur pro confentiente, arg. L. iS.ff. Mandati; voornamenlyk, fi potuit impedi- 48, re, ne aclus fier et in prajudicium fui juris realis, &f tacuit , nam ' tune videtur conjentire.v. all. LL.&DD. ibid. n. 159. in fine. Add. nn. 160. 163. fj? 170. Daar dan, om dit ftuk voor voldongen te houden, een erfgenaam die cautie kan remitteren, en van zyn particulier faveur ^expreffi , vel tacite , renuntieren, zo vermeine daar uit, deciforié te mogen befluiten, dat het Veluwfche Statuit, om namenlyk binnen zes weken de tugt te verburgen, niet pro forma fubfiantiali maggereputeert worden, als wel ter contrarie het zelve daar voor zou mogen palieren, fifavor fub fit publicus , cui, tanquam actui, pro ejus forma introduclo, renuntiari nequit. Vide, prester fupraprobata, Speidel. Bibl. Jurid. voc. Forma circa finem, Barbofam d. Thef. voc. Solemnitas Ax. 15. Voeg hier by het Stadregt van Zutphen Th. 30. Art. 4. belaftende „ dat een dispofitie, excederende „ 25. goudguldens, niet zal befiaan,ten zy voor twee Schepenen gefchiede „ 't welk, contemplatione utilitatis publica, propter adjeclam clanfulam amiuüativam, in 't getal van twee Schepenen pro forma fubfiantiali mede te houden is. Ik zoude de blote waarheid van dit onderfcheidenlykin regten vaftgefteid leerftuk, die geen cieraad van noden heeft, metgee:5I- ne verdere redenen hebben bekleed, indien ik niet met verwondring uit do cornmyntatie van den Heer Schrajfert ad Reform.  Cons. XLVI. 5IS Fehv. d. Cap. 2%. & Art. 4. vernomen hadde, dat zyn WelEdele" aldaar nn. 3. £f 4- van een contrair advys geweeft is. Alhoewel Hy die necejjitas inventarii § cautionis alleen ad Parentembinubum , obintereffe, quod Liberi p-ioris thori habent, komt 52' overtebrengen , en Juperjlitein , in viduitate perfifientem , daar van te bevryden. Ofïchoon nu in hypothefi ( daar A. na dode van B, als g'informeert worde, nooit wederom is hertrouwd, nogte ook Kinderen 55 uit dat huwelyk by dezelve verwekt zyn ) dit zyn fentiment zo weinig, als die in 1684. tegens een andere aldaar d. n. 3. aangehaalde fententie, de Erfgenamen van den Tugtenaar A. zal kunnen obfteren; Zo zoude ik dit contrair gewysde en gevoelen niet kunnen toegedaan zyn, maar daar van, incolumi amicitia, van dezen Aucteur moeten verfchillen. Niet het eerfie, omdat zig uit het zelve een notabel onderfcheid tuften dit fubjecte en aldaar gedecideerde geval , omtrent de 54< perzoon van die nog in leven zynde Tugtenaarfche, Beert jen Aarts, Weduwe van Wolter Ariffen, opdoet; Gelyk mede omtrent de zake van haar. overleden Man , weikers nagelatene Kindskinderen in die procedure tegens deeze zyne_ Weduwe tot de tugtsverburginge kwamen te ageren. Niet het tweede, omdat ik vertrouwe, uit die hier vorens aangevoerde diftincfe redenen, wetten en advyzen van zo veele ge- 55- renommeerde uit- en inheimfcheRegtsgeleerdenp-enoegzaamdit myn gé'advifeerde te hebben géadftrueert: Daar by tot oploffmge van die daar tegens bygebragte generale axiomata juris nog voegende , en uit dezelve met bepalinge aanmerkende, en wel eerft, in betrekkinge tot het Veluwfche Statuit zelfs , als 't welk door 't ingefloten woord binnen den getugtigden door het bygevoegd bevelwoord zal tot eene van zelfs gëoffereerde cautie zou obligatoir Hellen; Dat alle die redenen d. I. nn. 3. R 4. daar toe, myneseragtens,niet voldoende zyn, om by omiflie van dien eene nulliteit ter privatie der tugtuittewerken. Ttt 2 Wat  5I6 Partis Qbist* Wat dan die Statutaire woorden binnen zes mhn na dode des «6 aUeflorven betreft, daaruit, wanneer dezelve een verft Jt der ' tuft by geene tydelyke verburginge, van zelfs peremtorie zouden voortbrengen, zou, naar den uiterlyken klang der letterzm , dan deze abfurdfteit moeten volgen, dat een getugtigde , geen kennis van dat afjlerven hebbende, na die zes weken van de tugt zou moeten veriteken zyn; Daar het zou konnen gebeuren, dat den zeiven, oite abient zynde, ofte uit een befloten teftament ( dat regulanter niet eer*7 der dan na de zes weken na dode des afgeftorvens, geopend, en deszelfs inhoud bekend word ) na dien tyd eerft van die aan hem gemaakte tugt kennis krygende , buiten zyn toedoen daar van, elapfo boe termino, zou gepriveert en verftekcn blyven. Behalven, dat het, naar onze Statuiten, en in praxi bekend is, 58 dat geene tugtsverburginge van zelfs , en eerder behoeve te gefchieden , dan wanneer den erfgenaam 't erfhuis alvorens verburgt gehad heeft, uti Senatus Zutphanienfis d. iH.Novembr. 1636, judicavit in caufa Helens Wentholt, Viduce J. Winkels, Ufufrttcluarice,contszMariti Heredem, J. Van Galen diSlum. Een bewys, mynes bedunkens, zeer handtaftelyk, tot een nader betoog van eene handtaftelyke ongerymdheid, waar aan de Heeren Wetgevers zig zouden fchuldig maken , wanneer men uit dusdane blote en dorre bewoordingen, buiten een bygevoegd verftek ofte beding,eene totale privatie van zyn regt ofte goed zou kunnen elicieren ; Daar het aan Haar Edele Mogende niet onbewuft heeft kun59. nenzyn, dat dusdane verburginge, het jus privatum, en niet het jus publicum concernerende, van een gëintereiTeerde erfgenaam, door een verzuimde ofteopzettelyke aanmaninge, heeft mogen geremitteert worden; zonder, dat de gemene zaake daar aan gelea 2«m is, en overzulks ook niet kan gezegd worden , yets in fraudem 'Legis, juxta L. 30.^. de Legibus, gefchied en nagelaten te zyn. Invoegen, dat het argument, d contrario fenfu daar uit genoden, ten dezen opzigte, tot correctie van het Jus Commune, niet «an-  C o n s. XLVI. 5r? aannemelyk, maar dies te meer venverpeiyk is, fi abfurdum edioftm aliquod refultat , per LL. & DD. addttcl. cï Barbofa all. Thefi. voc. Argumentum Ax. 29. Cum nemo jure fiuo privandus eft, nlji hoe expreffe cautum fit. v. , Speidel. d. Biblioth voc. Argumenta §. 9. a privatione &c. Al 't welk te meer in en omtrent dit Veluwfche Landregt moet fland grypen, nadien, of wel de Heeren Staten in d' eerfie plaatze hebben gewild , dat deze verburginge binnen zes weken zou moe- 62ten gefchieden , egter daar by tegens dat bevel inde twede plaatze geene openlyke privatie ofte refciflie hebben gelieven teflatueren. Gelyk zo het algemeen brocardicum juris, quod ,qua contra LL. fiunt, ea ipfio jure funt nulla, gelimiteert, en dan plaatze gegeven 63. word , fit Lex ipfa jubeat, actum reficindi, arg. L. 5. ff. de Injufi. Rupt. & Irrit. Teftam. v. exemplum in Nov. 115. Cap. 3. in fin. vs. fi autem hac obfervata nonfuerint, junc~t. Cap. 4. in fin. vs.fi autem hcecomnia &c. Waar uit dan eene andere meer favorabele redeneringe, in 't geval van geene daar by gëadjicieerde odieufe privatie van tugt, als hier in het Statuit niet gefchied is, by een veronderflelde interpretatie moet plaatze hebben. Quando enim Lex habet duo extrema , quorum alterum eft fiavora- bile , alterum odiofum, rawcfavorabile jfumit latam, odiofum rejlri- ** Stam interpretationem, notante Baldo Sing. 109. Hoedanige interpretatie, welke ons, als met de hand, leid tot httjus Commune,dm te meer tot een gereflringeerde zinsbevattinge der wet praéticabel is, vermogens Mart. Benkendorffin Repet. ad L. 2. ff. d$ Reg. Jur. Membr. 6. P. 2. Ax. 1. n. 14. Alles ter nadere beveflinge , dat die Statutaire rigoreufe bevelwoordingen, die men, als het ontzielde lighaam, niet in zyn 65, oppervlakte, maar, als de ziel en geeft, in hare wille enmeeningemoet befchouwen, geenzins, als men zegd, judaice te verflaan zyn: Voluntatis enim forma monetat opus, ficut contra cortex litera Judaizat, & necat vivos frucïus orationum Jeu fermonwn,ob quod etiam Ttt 3 rigor  5r8 Partis Quinto rigor verborum voluntati pofiergatur. v. IV H. Freudenberg de Refript. Moratoriis, citatum in Arn. De Reyger Thef. Jur. voc. Imerpretatia Tom. i. & ibidem in Addit. n. 5. Add. Mantica de Tacit. R Ambig. 'Convent. Lib. 2. Tit. 14. n. 2. R de Conjecl Uitim. Voluut. Lib. 3. Tit. 16. nn. 1. 4. & ftqq. Regregrie ratiocinantes Doctores apud Barbofam cit. Thef. voc. Lex Ax. 20. 21. 'R 37. quibusaddi meretur doEtifftmus P. Voet de Statutu Secl. 7. Cap. 2. R 3. Hoe is het nu van Myne Heeren, de Staten, te denken, dat , 66. daar Haar Edele Mogende in dat zelfde 28. Kapittel Art. 8. tegens het verbodene holthowwen een verbrekinge en verbeurte vatt de tugt geftatueert hebben, dezelve mede, in dit geval van geene tempeftive vrywillige cautie, met die vanalzulkefpecralepocnaliteiten ontblote woorden zouden willen doen executeren tegens een tugtenaar, ofte zynen erfgenaam, die, naar regten, nooit in mora , dan poft faStam interpellationem, gefield zynde, ten eenmaal van 't hare zouden beroofd worden. Jam vero cafu?n,aLege fpecialiter non expreffum,potius proomisfb haberi, probant textus in L. 64. §. 9. ff.Solut. Matrim. L. 10. 67- ff de Lib. & Pop. L. 19. C. de Collat. R Tyraq. de Peen. Temp. 2. §. 61. unde vulgo dicitur, quod Lege non cavetur, in praEtica non ha- Zynde het, uit vergelykinge van 't bovengez. agfle met het vierde <58 Artikel vunók 28. Kapittel des Veluwfchen Landregts, derhalven ' geen paradox, maar aequitabel gevoelen, dat de Staten, geene zodane pocnaliteit , by defeft van cautie , d. Art. 4. g'apponeert hebbende, eene voorafgaande interpellatie nodig geoordeeld zullen hebben. Nam,quotiescunque fenfus Legis duhus eft, toties Lexprcecedens Rfequensfimulconferendaeft; ita,utintegerfenjusex LL.unocapite comprehenfis petendus fit. Daar nu, als vorens, uit StrycMus, Van Leeuwen, en andere Docloren is aangetoond, dat de cautio fructuaria niet tot vaflflelünge van het vrugtgebruik , maar tot verzekeringe van den eigendom fin cafumfinhi ufusfruSlus, behoord, en alzo in favorem heredis-  C O N s. XLVI. 5I9 dis alleen zeer heilzaam gêintroduceert is, zo lyd de juris ratio zo weinig, als dvaquitatis benignitas, ut, qua fahibriterp.ro militate homirtum introducuntur, ea nos dnriore interpretatione contra ipfotum com,nodum producamus ad few katern , uti funt verba Modeftini in L. 25. ff. de Legibus. Waarom niet de fchors der woorden,maar de pit en zin der wetten, voornamenlyk en te meer , wanneer dezelve eenige ini- 60 quiteit otte abfurditeit behelzen, als het primarium & caufa ratu onabihs, by fuppofitie in derzelver uitlegginge moet in agt genomen , en nooit by een Rigter uit 't oog^ verloren worden: Sein namque Leges non eft, verba earum tenen, fed vim ac poteflatem. v. L. 17. ff. Eod. L. 19. ff. ad Exbib. L. 13. §. 2. ff.de Excuf.të Vasquius Contr. Illuftr. P. 1. Lib. 1. Cap. 30. Hoe zeer dezelve ook enige imperative perioden, tot nakominge van derzelver forme en folemniteiten, kwamen te bevatten, door- 7°. diende regten een buitengewoon hulpmiddel aan die geene, welke zelfs de fubftantiele forme der wet, ex fubtili jure zouden mogen verzuimd hebben, aan de hand geven, arg. L. i^. ff. de R. J. Cum in in omnibus rebus pracipuam effe juftitia , aquitatisque \ quam ftriSti juris rationem, placuit Impp. in L.S. C. de Judic. Dit vaftftaande, zou ik, hoewel het niet mag gewraakt worden, quod dies interpellet pro homine , egter daar aan niet zoveel 7l> kragt kunnen toefchryven, dat een tugtenaar poft lapfum diei,extra, ullam admonitionem hominis , van zyn voordelig tugtregt daarom ipfo jure zou verfteken moeten zyn, zo om boven aangetogene redenen, als om de veelvoudige"limitatien, welke dit axiomeonderhevig is, en die by de Doctoren , aangehaald van Rarbofa'Jape all. Thef. voc. Dies Ax. 24. kunnen onderzogd worden. ö Zonder, dat de argumentatie,èprivato contraiïu, indiemconeepto , ad dispofttionem Legis publica, in dezen obfteert, omdat, de tyd bycontrad gefield, en by een der contrahenten verzuimd, hy daar door van zyn regt niet verfteken, maar verpligt word ai praftandam intereffe, ufuras, vel pesnam, contr actui adjeStam ; Ge-  520 Partis Quintje Gemerkt zulke pccnale wetten en conditiën, waar by yemand 72 van zyn regt gepriveert kan worden, zyn verboden, en aanlopende, ' en contra Jus Civile, cujus tanta poena erat, ut creditor, privataauEloritate rem debitoris intrans, jus crediti amitteret. v. L. 7. ff. adL. Jul. de Fi Priv. En contra Statutum, niet al leen, wanneer, als by 't Landregt des Graaffchaps Zutphen Tit. 12. Art. 4. 7. &$. de loflevan verpan- 73- de goederen en losbare jaarrenten niet te mogen doen, by contract geftipuleert was ; Maar ook, wanneer een crediteur rente, excederende dequan- 74- titeit , by de wet vaftgefteld, bedongen hadde, als dewelke het zelve Landregt Tit. 20. Art. 1. zodanig, tanquam vorax avidumque in tempor e fanus, improbeert, dat, fchoon het geheele contract daarom niet vervald, egter 't geen fupra modum daar by geftipuleert is, als woeker, en pro nonadjeclo geconfidereert word. Conf. Gaill Lib. 2. Obf. 5. n. 10. Gelyk nu inqualibet obligativne ,etfi diescerta expreffa fuerit,eew 75. verzuim, door tydige fatisfaclie ante litem contefiatam, kan gepurgeert worden, ad hoe, ut non omne damnum & intereffe, fed folius temporis, prcefiandum fit. v. Barbofa voc. Dies Ax. 22. En behoeven de procuratien, hoe zeer ook het evengemelde Landregt van Zutphen Tit. 5. Art. 4. de Volmagtigers gebied 5 om ter eerfier harer comparitie dezelve ten Signaet te brengen, niet , ultro , maar moeten dezelve,petente parte adverfa , cujus intereft, 7 alsdan eerft vertoond worden, als hier vorens, en mede tenopzigte van de respettive cautien pro litis expenfis &f judicato, by de Statuiten bevolen, gedemonftreert is, zo zoude het,om diezelfde analogie , een ongehoorde zake zyn , te willen ftaande houden, dat den Tugtenaar , nooit tot de verburginge gëinterpel leert zynde, daarom van de vrugten, tot zyne en zyner erfgenamen grote praejudicie, antefecutaminterpel'ationem, zou verfteken zyn. Ten welkers respeéle het de regten , zelfs in die, ad ahquem aclumprcefinito, daar voor houden, dat den lapfuidiei tlicet inter- pellet  C o m s. XLVI. 52r pelletprohomine, ut quisjurefuo privari pqfiït, geen plaatze grypt, fi magnum fubejl pr*judicium, nifi fait cm unica monitio prace^erit. v. Covarr. Var. Ref. Lib. l. Cap. 18. nn. 2. & feaq. &? Sehradér. Vol. 1. Conf. 4. nn. 33. 149. 275. fc? 276. Zodanig, dat in conventionibus prcetoriis zelfs dé morct purgaüo nog poft diem certum mag gefchieden: Prcetor enim omnia dirigit ad ce- 78. quitatem, cum iniquumfit obmoram modici temporis, in quodamnum magnum , arg. L. 21.ff.de Judiciis, effe non potefi, reum pxna Jubjici. t Om welke en meer andere redenen, om niet alles bytebrengen, t geen tot foiutie van die geopperde zwarigheden nog zou konnen gezegd worden, ik,met renvoy tot onzen Gelderfchen Regtsp-eleerde,en m zyn tyd beroemden Praébzyn Johan Verfiegen Jupra cit. Diff.de Ufufr. Obf. 17. in 234, zal befluiten, quod, ubi nulla fimendi ufusfruEtus mentio faSla fuerit, non inducitur pcenacaducita- 79tit extra cajus, in Lege exprejjós , alwaar mede opgeloft te vinden en betoogd is, quod non femper ipfo jure nullam fit, quicquid contra Legem fadtum vel omiffum fuerit. Terwyl d' Erfgenamen van den Tugtenaar A, indien de Erfgenamen van C. de reftitutie der genotene tugtvrugten zouden willen vorderen, zig tegens dezelve van meer andere redeneringen, metdiftinctie tullen een bona vel mala fide legitime en vitieufe verkregene poffeffie, by vorens reeds gêallegeerden Cafi. Sotomajor de Ufufruclu d. Cap. 16. met vrugt zullen kunnen bedienen. Aldus g'advizeert binnen Zutphen den 11. February 1750. J. SCHOMAKER. Vvv XL VII.  S2a PARTlsQtMNT/E XLVIL ADVYS INSTRUCTOia over Het regt van een Eigenaar ofte Tugtenaar test het verleenen van aften van furvivanee , en begeven van geeftelyke en wareldlyke^p^, gedurende de tugt jaren openvallende. Waar toe ik my by myne Aanmerkingen over prietaris het regt van collatie over permanente ampten, het zy Vvv 2 „ by beneficiali, des onaangezien , de recredentie competeert. 8. Indien van de prioriteit ofte de intentie van den Collator, wie van beide aften zal moeten prevaleren, niets gebleken, ofte geconftitueert bevonden word, moet de eerjle boven de laajle gelden. 9. Inzonderheid, zo de beide aften van een en denzelfden inbond zyn, en de beide Candidaten nog w'erkelyk leven; 10. En daar benevens geen inhabiliteit van den eerfleh', ofte een beter regt van den tweden geallegeert word. 11. Dus'-'ane commifften zyn, volgens de hedendaagfeh p'raftycq, gêoorloofd, en hebben de kragt van een wet. 12. Qjwd auStor'tate DD. 6?fentia, d CuriaGelro-Zutpbanica in appellatorio confirmata, probatur. 13. 't Geeflelyk regt, den Tugtetenaar de exercitie van het Jus Patronatus Ecclefiaftici toëerkennende, komt niet overeen met de gronden der Reformatie , om redenen , met oploffinge der contraire gevoelens, n. 14. iy. De confequentie d jure prcefentandi ad jus conferendi gaat niet door, en waarom niet ? v. n. 16. 17. 'c Jus Patronatus wo-d , nis fchadelyk voor de Ker*, afgekeurd. 22. OfeenSucceffor in jurisdiêtione ex titulo fi.iguUr. een Ü:H'cier , by furvivanee door -/.ya Predecefeur aangefteld , kan ontzetten ? 23. Een Officier, door den Tugtenaar getteld, kan, in cas van indragt , tegens den H^ir van de jurisdictie niet ageren, quod fententiis fupremce Curice confxrmatur. v. nn. i\. 6? 25. 27. 28. Naturalis poffeffio non vera efi P0lFtJfi°» fed detentio, quee tantum in fa£to , non jure , confijlit. 29. Hinc naturalespojfefforesfiblex parte £f in tantum,nonrefpeStu éominii, Jed ufus, poffi 'ent. 30. Waar door een poffeffie bewezen word? 31. Judex tueri debet eum, Vcet uno momentó priorem, quipri. mo pofj'ederit. 32. Qiiare admiffa prtefentatione, cum claufuii, fine prsejudicio juris alterius , non adqulritur qua fi poffeffio , quoad effectum menutentionis > . 33. De in'quitate £? recto ufu expedtantiarum v. remrffive, cum differentia , quoad prcefer&ntiam, inter duos Expe&aiivatos.  524 PartisQuint/e „ by vacature , ofte by furvivance, vooreen Ufufrutïuarïsheeft? alhier ter examinatie van onpartydigen te openen , zal ik , hoewel de redenen in deze zaak, als concernerende myn derden Zoon , Mr. Jan Wïlbem Schomaker, aan anderen verdagd zullen voorkomen, nogtans dezelve zodanig in regten tragten te betogen en voorflellen, dat die, zo niet geheel en'al aanneemlyk, ten minften , buiten nader onderzoek, zo ik hope en vertrouwe, niet terftond verwerpelyk zullen bevonden worden. Ik zal ten dien opzigte in faiïo laten voorafgaan „ hoedat hy 1- „ by respeftive aften van furvivance, eerft op den 5. July 1741. „ door de Hooggeboorene Vrouwe, Louifa Cbarlotta , geboren „ Ryks-Gravin Fan Scbwerin, Douariere Fan Blankenburg, als „ Ufufruftuaire der Stad en Heerlykheid Ligtenvoorde, in het „ Graaffchap Zutphen gefitueert, tot Rigter, en nader door den „ Hoogwelgeboren Geftrengen Heere , Re'mhard Werner, Vry„ heere Van Calckum, genaamd Lohuifen, Heere van Schlickum, „ ■ als Momberheer van den onmondigen ook Hoogwelgeboren „ Heere, Fredrik Otto, Vryheere Van Dörenberg, modo genaamd „ Van Heyden, in qualiteit, als Heer en Eigenaar van evengemelde Stad en Heerlykheid, den 29. November 1743. en 15. „ February dezes lopenden jaars 1747. op denzelven, als Dros„ faerd, Amptman, Rigter en Landfchryver, verleend, isaan„ gefield geworden; En dan, vervolgens, hier mede tot explicatie van myn gevoelen overgaande, zou ik, falvo melius fentientium judicia, cui me 2' libenter fubmitto, van advys zyn „ dat een Proprietaris, zeïïsquo„ ad dominium éf titulum pojfllendi , en dus te meerder , quoad ,, provifionem fjf recredentiam , voor een Ufufrucïuaris, geen regt „ van collatie , h jure proprietatis vel dominii dependerende, over „ permanente ampten hebbende, prseferabel is „ volgens de gemïene traditie der Doftoren, en , onder veele anderen , van Argentrceus ad Confuet. Brittann. Art. 409. Gl. 2. nn. 2. & 3. Burgundus ad Confuet". Flandr. Tr. 8. n. 18. Matthseusde Auclionibus Lib. 2. Cap. 4. b/1.20. & 21. Berlichius in Decifion. AureisP. 2. Dec.  C o n s. XLVII. 52J L>ec. 166. n. 54. en C. De Magiflris in het Neder!. Advysb. 1. Deel Conf. 211. Voornamenlyk , daar hy, als eerfl aangeflelde Rigter , ter gevolge van deze respeftive en fucceffive commiffien , na het o- 3. verlvden van den Heer Rigter, Fredrik Henrik Siumph , zig ook, na voorgaande qi.ulificatie , op den 5. February dezes jaars in de actuele poffeffie van gemelde Rigter s- en daar by gehoorende Landfchryvers-ampt. gefield, en dezelve, zo door het plegen en expediëren van verfcheide voluntaire en contentieufe Gerigts aften, by een formele bankfpanninge van en met de ordinaire beëdigde AJfiesforen ofte Keurnoten, als door het overnemen der Protocollen en feutels van de Archiven gecontinueert gehad heeft; ten dien effefte , dat hy in de poffeffie daar van ook boven en tegens zyn Competiteur, Mr. Gerhard Lucas Schalen, op den 27. February jongitleden mede eene diergelyke afte van weigedagte Vrouwe Tugtenaarfche gëobtineert , en zig, edog lang'na myn Zoon,van 's gelyken in het bezit van deze bedieningen gezet hebbende , naar het uitdrukkelykprgefcript van het locale Landregt des Graaf fchaps Zutphen Tit. 3. Art. 2. zal behoren gemainteneert te worden. Uit hoofde van dien is het ook, dat voormaals by fententie van het Hof Provinciaal van den 16. December 1646. tuffen den 4. Heere Landdrofl Boetfelaer en Steenhuis, volgen 't getuigenis van den Heer Schrajfert in Cod. Gelro Zutphan. voc. Officieren §. 9. is verftaan „ dat een Officier , aangefteld door een Eigenaar , de ,, recredentie komt voor een Officier, door een Tugtenaargecrë„ eert,, naar alle apparentie gefundeert op de inconteflable regtsleere, dicterende, quod natura meri pojfejforii, in hoe judicio probati , non alteratur ex aliegatione dominii ac tituli, ad coloremR juflificationem poffeffionis addufti, per LL. DD. & ratt. apud Andr. Cludium Rer. Quotid. de Litig. Rojfeff. Cap. 4. nn. 23. & feqq. & Cap. 5. nn. 30. éi? feqq. Zulks, dat, de tweede afte ofte commiffie van furvivance ofte expeftance omtrent een en 't zelfde te vacerene ampt , naderVvv 3 hand  Jl6 P.HIII Q B I H T » k j „„ ..nnmncmden Mr. GtrW Lm» Schalen door vorensïmeldfvlw geconfereert, contrair aan d' «r& JSZ;$Ca,. S. 5- 48. »• 153- «ergekken mag^Afa" f<£&SS&i SE £?ïSw*« conDderaue moet quatiteit * dupBei capite deducerende, en alzo voor ^bben l een ^ XSe^ . Swel dt^SSverfer^ 7- de r«W« daar van competeren zoude , ip gevo ge van net geen daaromtrent door den Raadsheer J*. CJfJ^g'^ %udir/n Obf 6 ibique fpeciatim nn. 13-22. met meerderen inter , en -ggag*^ £ Hogen Raade van Holland, Zeeland en Weftfnesland van den on^October 1622. beveiligd word. Boven en behalven, dat, al eens voor een moment geconcedcfrt zvnde dat de Vrouwe Tugtenaarfche daar toe bevoegd was *• t weeft etmyn Zoon,Mr. JatlVUhem Sc homaker, zyn regt meTa n uit de aanftellinge van Haar Hooggeboren kwame tel derrveren dan nog in allen gevalle, byaldien de commiffie van, Kil SÏbalen voor de zyne zou prevaleren, endezelve daar door zou moeten geoordeeld worden gerevoceert t^ zyn daar van uitdrukkeiyk, *t zy by die ^^^J^^ dere wvze , hadde moeten mentie gemaakt wezen. zodanig, aat, hL-vanSi expreJTe , nog zelfs rfffe, yets gebleken , nog ge-, l^ZZ%Linzyn%} overzuiks, omgereden mede,de ;  C o n s. XLVII. 52? commiffie van Mr. Gerh. Lucas Schalen aan die van Mr. JanWilh. Schomaker noodzakelyk ex prafumta concedentis voluntate zal moeten gepoflponeert, en wyders gëagt worden,perobreptionem verkregen te zyn; vooral,daar niet alleen deze twee commiffien in 9. fubftantie van een en denzelfden inhoud zyn, en beide Candidaten werkelyk nog levenmaar ook zelfs geene de minfte inhabiliteit van den eerjten , ofte een beter regt van den tweden , waarom anderzins aan eene latere acte zomwylen wel gedefereert 10. word, alhier imaginabel is, ofte ook gêallegeert word, vermogens de concordante leere van J. H. Boehmerin Jure Eccleftaji. Protejiant. Tom. 2. Lib. 3. Tit. 8. §§. 15—19. Dat nu dusdane acten, naar de hedendaagfchepractycq en observantie, met rejectie van de Civile en Canonycque wetten,tot ir. eene veronderftellinge het votum captandce mortis hebbende, tot temporum atque aStuum continuatione goedgekeurd en beveiligd, de kragt van een wet hebben, kan, behalven uit evengenoemden . Mylerus ab Ehrenbachd. Cap. 3. §§. 11. 12. §. 14. n. 33. £j? §. 22. n. 60. blyken uit verfcheide gevallen, gëexemplificeerten • geconfirmeert in de redenen der decifie van zekere procedure , 1 voor den Gerigte der Stad Borg, in dit Graaffchap mede gelegen, tuffen den Heer Fredrik JVilbem Van Motzfeld, Impetrant, op en tegens Zyne Koninglyke Hoogheid , den Heere Albrecht Frederik, Prince in Pruiffèn, Markgrave tot Brandenborg, Gedaagden, over het Drojlampt van de Hoogheid Wijch geventileert, en op den 25. September 1728, met advys van de Heeren Mrs. Gofewyn Vfrjlege , Wilhem IVentholt en Joh. Andries Flenderus, als . onpartydige Regtsgeleerden, en vervolgens by fententie confirmatoir in cas d' appel by den Hove Provinciaal, in den jare 1738. uitgelproken. Invoegen, dat de leere en 't gevoelen van zommige Doctoren, welke oudtydshet exercitium Juris Patronatus Ecclefiajiicicum cceteris fruclibus & commodis, in gevolge van het Canonycque regt, den Tug.tenaar toekenden, met de fundamenten der reformatie niet overeenkomt , om redenen, aangehaald by Mattbams de Auclion. d. Lib. • • 2,  528 Partis Quint* 2. fjf Cap. 4. n: 20. Hahn. SeleSl. Disp. 2. de Jure Patronat. %. 63. en Argentrceus all. Art. 409. G/. 2. bk. 2.3,welke laafte debatteerc de grondoorzaken, waarom het jus preefentandi infruclu beneficiorum by eenige Doctoren, waar van 't zelfde zou overgenomen zyn, gehouden word, en daar op dit flotgevolg opmaakt , quod bi fr'uclus funt aclus mere immediate dependentes & propriet at e & dominii caufa. Omniet te melden dat de confequentie a jure prafentandi ad jus 15. conferendi niet doorgaat, propter unius, alteriusque dijlinclos fines, opgegeven by Parlador. Sesquicent. Ouotid. Dijfer. 120. tin. 4 -8. waar by kan gevoegd worden Reinkingk de Regirn. Secul. Eccleftaji. Lib. 3. Cl. 1. Cap. 9. n. 73. en het Traclaatje van Onderrigtinge van de beroepinge der Predikanten, door Ds. A.ronius , in zyn leven Predikant binnen Groningen, met opzet gefchreven, en in het ligt gegeven, en wel aldaar BI. 84. èf 85. Waar toe mede diend de zeer geleerde en uitgewrogte Oratie, Ij welke door dien zelfden Ant. Matthaus, in leven Hoogleeraar in de regten op de Academie te Utrecht, tegens dat Jus Patronatus gehouden is, aldaar onder andere quseftien fere in medio dit byzonder verfchilftuk mede voorftel lende,, of namenlyk de magt „ van prafentatie in ofte onder de tugt, welke een Man aan zyn „ Vrouw in alle goederen gemaakt heeft , ook begrepen is ? waar omtrent hyhet.wangevoelenvan d'affirmativeDoctoren,als fchadelyk voor deKerkafkeurd,en met een zwarte kool dermaten aftekend, dat het de moeite wel dubbeld waardig is, hem na zyn dood in deze zyne gedane, en inter Ejus Orationes argumentijuridici door zyn Zoon mede geplaatfte Redenvoerivge, die daarom ook van den groten Gysbert Voet in Polit. Ecclef. P. 2. Lib. 3. Tr. 2. Cap. 9. en andere vermaarde, zo God-, als Regtsgeleerden, zeer geprezen word,daar over natelezen en te horen. By dit alles mogen met regt mede genoemd worden Tepatus « Cap. 16. de Legat. Ufufr. per Capiciumi85.Bacquet dans 'fes Oeuvres Tom. 1. Tr. 1. de Droits de Jufiice Ch. 17. «. 14. Molinseus in Comm. ad Confuet. Parif. Tit. 1. de Fiefs Gl. 5-§. I. n. 58.  C o xi XLVIï. 5*? «. 58. om redenen, quod ufufruiluarii non fmtiwnnijutisdlUw 4 fed fimplkes adminijlrantes: Daar uit ». 59. wyders deducerende, quod, qui habet hujusmodi ufum feu officium temporale, nullum habet jus in jurisdicliohe , nul- l9' iam poffcffionem, fed nudum excercitium & adminiflrationcm nomine Domini. Al 't welk nader door Gerh. De Mainard dans fes Qjieflions du di uits, decidees par arrêts du Parlement de Thoulouje Livr. 8. Ch. 2Q 92. op foiide redeneer- en regts-gronden bekragtigd en beweerd word, dat, fchoon wel by zekere daar ter plaatze gëalïegeerde fententie van het Hof van Thouloufe de creatie van Amptenaren is géadjudiceert aan den Tugtenaar , echter dezelve cigenlyk niet ad ufufru&uarium , maar ad proprietarium /peéteert , ofte immers, dat die by beide conjunftim behoorde te gefchieden, en dat in allen gevalle een Officier, door den Tugtenaar aangefleid, niet langer zou mogen fungeren, dan durante ufufruclu, ofte ( om deszelfs eigene, woorden aldaar n. 3. te gebruiken ) puur d fon nom pendant & durant Jon ufufr ui Stcjlre exerceê& adminifïieè. De redenen worden pit de natuur, en onderwerp der zake zo wel, als uit de onderfcheindelyke hoedanigheden van d'eene en 21' d' andere van zelfs openbaar , als men confidereert, dat eene dusdane creatie in eene temporele concejfïe , geene alienatie inducerende, bepaald word, dog geenzins in hereditaire officien, welke , omdat dezelve ad fucceffores jure patrimoniali overgaan , pro fundis vel prcediis gehouden worden. Waartoe mede gehoord die hier boven op den 16.December 1646. aangehaalde Hoves fententie, dat namelyk, hoe weinig an- 22. dersdiergelyke vafte Officianten pro lubitu van hare in titulumgë-, erigeerde charges, buiten wettige oorzaak , a Domino vel Superiore zouden kunnen en mogen geremoveert worden, niet te min een Succeffor in jurisdiftione ex titulo fihgulari aizulk een Officier, bevorens by acte van furvivance door zyn Prmdeceffeur aangelteld, zou kunnen ontzetten , uitwyzens den regel, refolutojurê dantis officium, refolvitur jus illud accipientis , arg. L. 31. ff. de Xxx Pu  53ö PaetjsQuiktje Phnorib Zie wvders Job. Papon. in Corpor. Decif. & Rer. Judi benevens4, ^^tolgiide in de ütrecbtfcbe ConfuV 10 Waar uk om^ei*en meer andere redenen nader volgd,dat de door den Tugtenaar gefielde Officieren ook niet kunnen age~ »S- ren in cas van indragt tegens den Heer van de J^sdiéhe , «ft SZWeelyk, boven en behalvend'even aangetogene Warden,trïdirtl/^. denx to-Pwtigu. Jüdutmre Lm. f SgicrT o. en daar op beruft zekere Hoves fententie van den ö' Maart 1641. in zaken van Evert Van Lunteren, z,g oh* H- lificerende, als Amptman des Graaffchap» Bronkhorft, tegels den Heere Grave^mW Otto., Heer van welgemelde Graaffchap voorts eene nadere fententie van den 21. Maart 1646. tullen Zt balTkn Montfoort, hem gedragende als Amptman van Milüngen, tegens den Heere Gwe, Jlbert Van DenBergh,mter,'merende voor ülivier Verheyden, ergaan, waar by verklaard, s dat de Impetranten respeétivelyk, invoegen zy heden gepro" cedeert hadden, in hunnen eifch en conclufie met waren ont- " Temeer zal de collatie van den Eigenaar voor den Tugtenaar »rf nrcefcrabel zyn, wenneer by de tugtmakinge geen fpeciaal pou2 voh en faculteit door deneerjlen aan den laafien om geduurende de tuet over vacante officien te disponeren, afgedaan is, m welken cas onder eene veronderflelde alienatie generaliter, naar regten, niet word begrepen, 't geen fpecialiter had moeten vermild worden, per ea, qua limitando regulam, qüod per univer- sttatem multa transeunt , etc. babM in »«r«»tf Berhcbiue A P. 2.8 Dec. 166. & infpecie nn. 2.3- 25-44- 5T- 54- &JW-ettin' kelthaus Obfervat. 3. . aaa\un Uit deze'praemiffen zou ik vermeinen, te moeten vaftitellen , 27 dat het prsetens commodum naturalis poffejfionis ^rvar},de.Vrou.w Tugtenaarfche , met betrekkinge tot het regt van collatie , zig  C o n s. XLVII. 53i tragte te bedienen, kwam te vervallen , zo omdat het zelve in hypotbefx niet te pas komt, als ook dat het in tbefibyds beroemde Doftoren voor chimerycq en ftrydig aan de betere en gezonde regtsgeleerdheid gehouden word, als dewelke, tefteVar- ladorio Rer. Quot. Lib. U Cap. g. n. 10. maar enerley pojfejjïe erkend, namelyk de civile , quia naturalis pqjfejjio non vera eft posje fjio, fed' detentatio tantum,'qua in fabto, non jure , confijiic , 't zeivé nn. 13. 14. &c. met redenen, wetten en voorbedden iliuftrcrende,en tevens nn. 11. & 12. aantonende, quodcoknus, inquilinus, ufufruéluarius&c. tantum naturalem,nonverociviiem, pos-, fefjhnem habeant. Waar uit dan dit verder gevolg, naar het confonante zeggen van wylen den Groninglchen Hoogleeraar, Al. Am. Pagenfiecher, 29* in fuis Aphorism. Jur. Lib. 4. Tit. 15. Apb. iri, van zelfs komt te profiueren, quod tales naturales feu quafi poffejfores fibi ex parte,& in tantum, nou respeclu dominii, fed respectu ufus,alteriusve fimilis juris poffldent. Behalven , dat door de gelibelleerde adminiftratie van jufthie , dewelke door des Poffeffeurs Officier in het controvers territoir 3°' gè'exerceert word, ook eene poffeffie word aangetoond, en mede door 't'ontfangen en overgeven der fleutels bewezen, z. Cludiusdd. Rer. Qjiotid. Cap. 6. nn. 126. &c. In zo verre, dat een Rigter dengenen , welke, fchoon, volgens M^scardus de Probation. Vol. 3. Concl. 1200. n. ip, maar uno momento, 3 r. het ee rfte de pojjèjfe géapprehendeert heeft, olte( gelyk ons Landregt d. Tit. 3. cif Art. 2. op dit propooff. fpreekt ) die bet amfchynlickftcn dacr inne te wefen bevonden wordt, daar by handhavenen , en wyders, zo veel in hem is, zorge dragen moet, ne alter poffefforem molejlet. En fchoon wel daar tegens geregereert zou kunnen worden, dat gez. Mr. Gerh. Lucas Schalen daar na zyne pofterieure afte van de Vrouw Tugtenaarfche aan de Ligtenvoordlche Gerigcsperzonen ofte Keurnoten vertoond, en, voorbeboudens bet'regt ijnêen derden , alleen derzelver verbale affiftentie,ofte zogewiide Xxx 2 feffie  53a Paxtis Qoint* feflie verkregen hadde, zo doet zulks niet ter zake, als bekend en regtens zynde, quod, notante Poftio Tr. de Mcmuten. Obf. 18. 3!l' é 3». »• ^ in muifitime 4uaf' pofjefjionis juris patronatus , ft Episcopus admiferit prafentationem, /cd cum claufula, sine pr/ejiidicio juris alteriüs, non acquiriturquafi poffeffio, quoad effeftum manutentionis. En niet zonder reden, nademaal dusdane ofte diergelykeclaufulen, falvo jure tertii, worden gêagt ftilzwygende in alle privilegiën te zyn; zodanig en by gevolg, dat het laafte altoos moet verftaan worden, zonder eenige veranderinge van het eerfie privilegie, ran welke , alzo beide te gelyk niet beftaanbaar zyn, het nieuwfte voor het oudfte moet wyken, en de rang geven, gelykLeyferus in Medit. ad ff. Tom. i. Sp. 10. Med. n. redeneert, endaar toe een regtelyk advys van 1717. bybrengd. Of nu tegens alle die voor dezeinfatto & jure, zo ten opzig33' te van het poffeüoir, als nopens het petitoir regt van preferentie der eerfie boven de twede Ligtenvoordfche commiffie gedetailleerde motiven kan ophalen het contrair fentiment van andren , als by voorbeeld van Joh. Voet in Comm.adff. Tit. de Ufufr. n. 27. Arn. Vinnius in Comm. ad Inftit. d. Tit. de Ufufr. n. 2. S. Van Leeuwen Cenfur. Forenfi P. 1. Lib. 2. Cap. 15. «. 4- en de Autheur van het naamloos advys, in de Hollandfcbe Confultatien 4., Deel Conf. 53. gêinfereert, en beruftende voornaamlyk op het jus prcefentandi van geeftelyke ampten , hier vorens bêandwoord?' zal ik ter dezer plaatze niet onderzoeken en daarom hier mede deze myne tutnultuaire confideratien fluiten. Aldus, onder correctie, & latiori extenfione falva , gedaan te Zutphen den 26. April 1747. J. SCHOMAKER. Addenda. Nadat, hangende bovenftaande procedure, ter occafie van zekere ingekomene requefte van den Predikant en Kerkenraad ö ^ van  C o n s. XLVII. 533 var» Ligtenvoorde, by den Hove Provinciaal , confedererende „ dat, fchoon by 's Hoves refolutie van den iö.Mey 1747. daar „ in reeds was voorzien, nogtans zulke of diergeiyke zaken meer „ konden voorvallen, en dat derhalven, zo lang het onderling dis„ puit tiiffchen voornoemde Mrs. Jan Wilhem Schomaker en „ Gerhard Lucas Schalen niet was getermineert, het van de uit„ terfte noodzakelykheid was, dat immiddels omtrent hetwaar„ nemen van het gehbelleerde Rigters. en Landfchryvers-ampt „ van Ligtenvoorde eenige orde werde gefield, als zulks niet ,, langer kunnende blyven fluctueren „ onderwylen over 'tpoinft derfummiere pofl'eflie dezen aangaande by refolutie van den 18. February 1750. erkend, en daar omtrent in fubflantie aldus ver-' liaan was ; „ Dat voorfz. Jan Wilhem Schomaker en Gerhard Lucas Scha„ len, by provifie yeder voor de helfte van 't jaar, 't Rigters- en „ Landfchryvers-ampt zouden waarnemen op volgende wyze: „ Dat, 't zelve van dien tyd af aanvang nemende, deze bei„ de Colhtiganten zouden looten, wie voor d' eerfie zes maari- den zou beginnen: , „ Dat yeder d- emolumenten, in zyn half jaar voorvallende, „ zou genieten, uitgezonderd de vafle voordeden , die aan 't „ Rigters- ofte Landfchryvers-ampt annex mogten zyn, gelyk tra„ élement , enz. welke by yeder voor dé halffcheid zouden wop„ den genoten en geprofiteert, zonder onderfcheid, of die in de „ zes maanden van de functie van den eenen, ofte den andere» s, vervielen, ofte verfchenen : „ Dat de protocollen en archiven zouden beraflen onder die 3, geene , dewelke werkelyk zou fungeren, en dat den een aart a, den anderen dezelve ter goeder trouwe, t' eindens van yeder zes maanden, zoude overgeven; „ En eindelyk, dat dit interim zo lang zou duuren en fland gry„ pen,tot dat op een regtelyke wyze,of pojjejbriè, of petiterié, „ zou zyn uitgemaakt, wiens titel of regt tot dit Rigters- en a, Landfchryvers-ampt te prseferercn zou zyn, waar omtrent aan x"3 „ beide  534 P A R T i s Qtjint/e „ beide Parthyen, en voorts aan alle en een yeder .daar byge„ ïnterefleert, zyn regt onverkort wierd voorbehouden. Zo is, vermits daar by de zaak, ten volten pqjjeffoir■ofte pef*toir, buiten decifie gebleven was, daar over, eenigen tyd daarna, tulTendukgemelde beide Litiganten in der minne getranhgeert, en dit politycque ampt by 't aanvaarden der militaire qualiteit van meergez. myn Zoon, immiddels Kapitein in dienft van dezen Staat geworden zynde, door km aan dukgenoemdenMr. Gerhard Lucas Schalen , als Rigter en Landfchryver van Ligtenvoorde . daar by onder zekere conditiën en prffiftatienafgeitaan. Wiè luft heeft de iniquitate & recïo u/u expeüanttarmverdet ondeirigt te zyn, kan daar over nalezen de berugte difertatte a4. met deszelfs Additamenten, door den beroemden Augujtmus Lejferus,in Medit.fuis ad ff. ibique Tom. 4. pojï Spcc. 288. geinfereert , alwaar hy in Additamenlis, offchoon Med. 8. zegd, quod inter duos Expectativatos jus anüquiorem, praxis jumorem Jepe proferat, nogtans Med. 9.8* 10. daar op laat volgen, quod inter duos^ Lxpeftativatos is, qui ft nul poffidet , prceferatur , mfi tempore tmpetratts expeclativa vel poffeffionis fciverit , alten jam promifjionem, C zo en als egter in dezen myn Zoon mede met heefrgeweten, ofte ook kunnen weten ) effe faStam , waar by laaltelyk nog kan toegedaan worden Befoldus in Thef PraSl. Tom. 1. Lit. K. §. 29. voc. &!rcijmfa$/ ?us ^romtus> ^tiein ^dit.pag. me 523. & 524- XLVIII. ADVYS INSTRUCTOIR. I. |" ToeverEgtelniden zig by teftament, 'tzyuit Xlkragt van de antenuptiele refervatoire faculteit, ofte ook naar Land- ofte Stadregt, kunnen  C o n s. XLVIII. 535 nen beneficeren met de gerede , ongerede, aangebragte,ofte aangewonnenegoederen? II. Of een getugtigde by teftament bevoegd is, in zekere voorvallen en ongelegentheden de tugtgoederenMQ mogen verpanden , ofte verkopen} III. De poenali ftipulatione & exharedatione heredis opponentis, tejiamento contra Statutum inferta. IV. De forma & requifitis inventarii. 1. 4. 8. T7 beluiden , by Huwe- -*—'iyks Voorwaarden ge. referveert hebbende, om malkandten te mogen begiftigen en . betugtigen naar Landregten, zyn niet bevoegj, hare teftamentaire gratificatie verder, dan dezelve omtrent Zutpbenjche, goederen toegelaten is, te ektendèren, om redenen n. 9. 2. Dan wanneer d' Ehelüiden ■ zig daar by nadrukfcelyk 'de volle ■ m igt, 'ofte zo boog en zo laag, •ah^zy zullen te raden noorden , hebben gereferveert gehad , zo word die daar op gevolgde tefta. mentaire dispofitie by zbmmigen - voor beltendig, en by anderen ■ wederom voor onbeöèndig gehouden. 3. Waar van de redenen, pro en contra met gewysdens gcftaaft, remiffive bygebragt worden. y. Hoe verre g'fte en tugt, tus. fen 'Man en Vrouw in en buiten Huwelyks Voorwaarden gehaakt, kan 'seftaan ? moet de SUMMARIA. fedes materies niet in den 13, I 'maar in den 15. Titel van 't Land\ regt gezogd worden; 6. En wel, met onderfcheid tuffen goederen , en derzelver gifte en tugt, aldaar Art. 4. êf 8. 7. Het geen boven het locaal Statuit gemaakt is, word gereJuceert ad portinne n bonorum , S'atuto concejj'am. 10. Het 8. Artikel Landregtens , daar ter plaatze toelatende aan de Ehelüiden, een bepaaldeg/'fte van \ gerede te doen, moet niet g'extendeert worden totd" aangebragte gerede goederen , waar van by Huwelyks Voorwaarden het respective retour bedongen is. Contrarium tarnen vid. in Addend. n. 38. 11. Om redenen, in de finale reJlriStie van dat 8. Artikel gëinfereert. 12.13. Depermiflle,byeen teftament aan den betugtigden Egtgenoot gegeven , om in zekere ge-  . P 1 I T I I QUINTA Cafus gevallen dc tugtgoedren te mogen verpanden ofte verkcopen, fs ftrvJig aan de bepalinge der Lanöregttn, welke eene verburginge ordonneren. Conf. n. on. in Addendis. 14. Nam, quod directe probbitum ejl, indirecte quoque non ejje permijjum intelligitur. J5 Cum Stdtuto vetita aliemUo contrariatur naiurm cr definitioni u/usfrutïus. lf. 18. Ëen poenale ftipulatie en exheredatie, by teftament, itrydig aan de wet, gemaakt, beeft tegens den oppoferenden erfgenaam ab intefiato geen plaatze, om redenend. ». 18. in fine, n. 19 2t.'t welk dus mede bv s' Hoves fententie van den o." December 1761, ingevolge van het declaratoir van de gedaagde Parthye, begrepen.is. v. ir.Vbeen egter gemödificeeri word , waar van remijjive h. n. 20. Cautio fruStuaria remitti ne- 22.ï'Erffenineis geen win ft om redenen nn. 27. cr 28. 2-5 Onder de claufule van aange bragte goederen worden med( de ftaander ehe aangeërfde be grepen , zo als ook by s He les fententie d. n. 30. is ver 24. Waar omtrent de periode in de Huwelyks Voorwaar* den en 't teftament gëiniercert, in eendecifoireconüderatieKaa komen. . ^ . 20 Of een Erfuiter, mgeva \°jan bedongen retour by huweiykscontratt , verpügt: is, den> inventaris in diftinttt kapittels van d' aangebragte , aangeërfde en gsmeene goederen, ofte voinften te moeten vervatten * r,0. Redenen pro negativo, uit het Landregt, geconfirmeertdoor een reformatoire Hoves ienten- 01 'waar van nadere redenen al' hier worden bvgebragt. 02 74 De voorfz. diftin&e inven' tarifatie km in Judiclo familie erciscundas principah ( waar toe alle dispuiten van een diepere indagatie moeten gereferveert worden ) beter en gevoeglyker gefchieden. r,r>. Omdat met den overgegeven inventaris, Landregtelyk opgefteld , word verftaan aan het Judicium ad exbibendumpraliliminare voldaan te zyn. ' 35. Het contrair advys is egter bv twee Vaderlandfche Regtsgêleerden gefouteneert. . 36. Alhoewel den eenen voormaals . van een ander fentiment, en conformdit inftructoir advys geweeft is, waar toe w.37. relatie , gedaan word.  Co«j. XLVIII. 53? CafuS'pofttie: A. en B, in de Graaffchap Zutphen woonagtig, alwaar ook tot den fterfdag van de Man A, nu onlangs overleden, zyn blyven wonen , trouwen met malkanderen op Huwelyks Voorwaarden 9 waar by, na fpecificatie van het geene wederzyds door Conthoralen is aangebragt, tot fuftentatie van het aanftaande huwelyk, mitsgaders de morgengave, die door de Langftlevende , in gevalle dit huwelyk , zonder dat daar uit wettige geboorte was geprocreëert, wierde gediflblveert, zal konnen worden geprofkeert, uitgedrukt ftaan de volgende periodes. „ En alsdan , namenlyk in cas van geene procreatie van Kinde„ deren , zal yder zyn aangebragte goederen , nevens de halfte van „ al het gewonnen goed aan de regte Erfgenamen weder uitkeren „ na behoren. „ Eindelyk voorbehouden zig Bruidegom en Bruid de vrye magt, „ om hier na malkanderen, ofte den eenenden anderen te mogen „ begiftigen en betugtigen na Landregten „ alles breder by de Huwelyks Voorwaarden, hier by per copiam fub A. De Man A. overleden zynde, zonder dat Kinderen uit dit huwelyk geprocreëert waren, bevind zig , dat door hem en zyne Huisvrouwe gemaakt is een mutueel teftament, houdende, na de gewone prsemiffen, het navolgende. „ In den eerften hebben wy malkanderen reciproce gemaakt en „ gegeven den vollen eigendom ende gebruik der halffcheid van „ alle winften, ftaander ehe gevallen, en zo tot de dood van beiden „ vallen mogten, van wat nature die mogen wezen, geene uit„ gezonderd, te weten, dat de Langftlevende drie vierdeparten „ van alle, het geene ftaander ehe geprospereert ofte aangewon„ nen is, zal hebben en behouden: „ Gelyk wy ons mede reciproquelyk hebben begiftigd en be,, fchonken, doende zulks by dezen, in en tot wederzyds gereg- te halffcheid der verdere natelatene aangebragte en patrimoYyy .. niele  g3$ PittH QffTKTA niele, ofte ook aangeërfde, ongerede en gerede, goederen en men" Sn alles zonder eenig onderfcheid ofce uitbedmg van dien, " £ mede dat de Langftlevende zal trekken en profiteren uit des " tXdenen goederfn zodane gifte , als by onze Huwelyxe " vSmaarden.den ao.May x*Ix. opgerigt, bedongen is m " ca^uit ons huwelyk geen Kind ofte Kinderen mogten worden " Sprocrêeert, en welke eerfte en laafte goederen, ^genoemd " Korens gemeld zyn, na dode van een van ons beiden,by " den Langftlevende ook datelyken werkelykin pnvativen eigen" dom zullen worden aangevaard en behouden. " Wyder* hebben wy ons malkanderen, en den een den anderen in de alinge overige natelatene goederen betugtigd, ge" lkwyonsdaarinbydezenreciproquelykbetugt,gen;zodanig, " dat de Langftlevende des eerfte overledenen overige, en hier " vorens in eigendom niet vermaakte en gedonateerde goederen, : hebbende el toekomende, het zy gerede,ofte ongerede aaneebragte , aangeërfde en aangewonnene goederen , van wat fame ofte nature dezelve ook wezen mogten tugtsgewyze " oftTna tugtsregte,zalbezitten en blyven behoudende tyd zy" nes ofte hfres levens; mits, dat ook, in val vanonverhopenlyL toevallen, als van oorlog, ofte andere misval, degetugtigde daar van tot erkenteniffe des Gerigts, zal mogen verpanderofteverkopen; mits, dat de Langftlevende ook indien val zo veele van zyn of haar eigendom, als van de getugtigde goederen, bezware of verkope,alles alsvoorfchreven, ingevolge li de vrye magt en welbehagen, by voorfchreven onze Huwelyks Voorwaarde , van zig vervolgens wyders temogen begiftigen en betugtieen, uitdrukkelyk bedongen en voorbeholden. WiSe vervolgens die tefterende Ehelüiden dat deeze „ hare uiterfte wille, 't zy als een teftament, codicil &c. tox hunne Erfgenamen ftiptelyk worde agtervolgd en nageleefd, onder bedreiginge van eene abfolute exhaeredatie, en dat de trgeW-kersd.fzer dispofitie, of die zig daar tegens m of buiten regten, ten deele, of in het geheel, mogten komen te op-  C o n s. XLVÏIÏ. 53# „ poferen, ofte dezelve zouden willen querelleren, daar bydireÉi „ zullen wezen onterft, zullende derzelver portie de welwillen„ de en vredelievende accrefceren,, breder te zien uit het teftament per copiam alhier fub B. Staander ehe zyn A. confiderabele erffeniflèn van zyn Broeder en Zufter aangeërvet. B. heeft aan de Erfgenamen ab inteflato van A. overgegeven een ftaat en inventaris des boedels, zo door haar en haar wylen Eheman is bezeten, hier nevens g-aande per copiam fub C. Quaritur. I. Of A. en B, uit hoofde van de aan zig by Huwelyks Voorwaarden gereferveerde vrye magt, om maikanderen, of de een den anderen hier na te mogen begiftigen en betugtigen na Landregten , bevoegd zyn geweeft, om zig reciproce, boven en behalven de bedongen douarie, te begiftigen met des eerft overledenen helfte in alle winft, ftaander ehe gemaakt, mitsgaders met de helfte van alle gerede en ongerede , het zy aangebragte, patrimoniele, of aangeërfde, goederen, zonder onderfcheid ofte uit beding van dien, niet alleen, maar ook nog te gelyk te betugtigen met al het geene wyders door de eerft geftorvene aangewonnen , aangebragt,of aangeêrft is, en in vorigen niet in eigendom vermaakt , of gedonateert was geworden ? ÏL Of die Ehelüiden met eftecl: hebben kannen verftaan, dat het de betugtigde geoorloofd zyn zonde, om, tot erkentenifle des üerigts, inval van onverhopelyke toevallen van oorlog, of andere' misval, de in tugt bezittende goederen te verpanden, of te verko- Yyy 2 pen»  54© PartïsQüiktje pen; mits, dat dezelve in dit ca» zo veele van zyne of hare eigen goederen, al« van de getugtigde, bezware,of verkope? III. Of, in cas van tegenfprake van eenige der Erfgenamen, dezelve met effect hebben kunnen worden gexhseredeert; zodanig, dat dezelve werkelyk van de haar competerende portie zouden zyn verftoken, en dat die aan de welwillende en vredelievende zoude accrefceren ? IV. Of de erfeniffen, A. ftaander ehe aangeërvet, in de gemeenfchap zyn gekomen, dan of dezelve daar buiten aan A. zyn verbleven en nu zyne Erfgenamen privatwe toebehoren ? En eindëlyk V. Alzo op den inventaris alle de effecten des boedels zyn gefteld, zonder onderfcheid te maken, of dezelve door eene der beide Egtgenoten ten huwelyk zyn aangebragt, ftaander ehe aangeërvet , of aangewonnen, Of de Inventarifante niet verpligt is, die yder afzonderlyk te ftellen, en of het niet dienftig voor de Erfgenamen van A. zy , alvorens den inventaris te loquatreren, voor af van B. te eiffchen, dat de aangebragte , ftaander ehe aangeërfde, en aangewonnene goederen, yder afzonderlyk , ftelle. By my ondergefz. Regtsgeleerde gezien, gelezen en g'examineert zynde de vorenftaande Cafus-pofitie, met de daar op gevolgde vyf diftinéte Quariturs, en de documenten incopüs, daar toe  C o n s. XLVIII. 54I toe dienende, zou ik, fdlvo femper foniori judicia , omtrent het eerjle, van advys zyn; x. „ Dat A. en B, haar domicilium in de Graaffchap Zutphen „ gefixeert, en altoos tot de dood van A. gehouden hebbende, „ uit kragt van die by hare Huwelyks Voorwaarden van den 20. „ Mey 17 21. gereferveerde claufule, an malkandren, ofte den eenen „ den anderen te mogen begiftigen en betugtigen na Landregten , i. „ niet verder bevoegd geweeft zyn, hare teftamentaire gratifica„ tien te extenderen, dan voor zo ver dezelve by de Statuiten „ ofte Landregten van welgemelde Graaffchap, ten aanzien van „ de goederen, daar in gelegen, toegelaten zyn; zulks,dat de „ voorfz. claufule refervatoir, met deze Statutaire dispofitiegeco„ arcteert en bepaald zynde, dienvolgende in dezen zal moeten ■j, dienen tot een grondflag van decifie over dit Quceritur. Eer en bevorens daar toe te treden , zal ik my niet zo zeer in tbeft met die zo vermaarde quaaftie, by onze Provinciale Regtsgeleerden en Prath'zyns voor en tegens acriter bedisputeert, ophouden „ of Ehelüiden, zig by ehepaclen exprefielyk gerefer„ veert hebbende de volle magt, om malkanderen ,rar;/>WÉ?, ofte 2" „ feparatim, te mogen begiftigen, zo hoog en laag, als zy zullen te „ raden worden, 't zelve zo vaft en bundig houdende,"of't zel„ ve reeds gefchied, en in hare ehepaéten gêinfereert was, zig „ naderhand by teftament hebben kunnen begiftigen boven en te„ gens Landregten ? INfadien de redenen, a parte affirmantium daar toe bygebragt, en op gewysdens, voornaamenlyk van de Heeren van de Magiftraat -> der Stad Zutphen, als onder anderen van den 31. July 1663. tusfen Berentjen Ter Haer , Weduwe van Maximiüaan Schilder, en Berend Sluiter, en van den 8. September 1714. tuffen Jan Jrens, enConforten, ter eenre, en Geertruid Smith, Weduwe, Erfuiterfche en Boedelhouderfche van Gerhard Janffen, ter anderen zyde , beruftende, niet buiten dispuit, immers ten opzigte van alzulke conjugale donatien der Graaffchapfche goederen, zouden blyven, en daar op de redenen h parte negantiwn, onder anderen Yyy 3 te  54t ParthQvinta te vinden in verfcheidene advyzen, zo van wylen den Heer Johan Schrajfert , in zyne Confultatien en ^«W« 2 Deel Conf als van my ondergetekenden in meis ConJ. Kejp. Jur. f. t. Conf. 2±. veele applicatie hebben. Miar, daar van afgaande, zal ik alhier inhypothefi onderzoeken A of deze relervatoire claufule zo ruim, algemeen, en tot eene univerfele donatie, dan of dezelve niet zo eng, bepaald, en tot " eeene verdere donatieextenfibel is,dan voor zo ver aanEgte" luiden by de Landregten van de Graaffchap over hunne goe" dren te tefteren gepermitteert is; Waar toe niet , gelyk veelmalen verkeerdelyk gedaan word, den 13. Titelymeldende van teftamenten, undtefiamentmaeckinghen, * aan anderen, geene Egtgenoten zynde, in't gemeen tot die aldaar Statutaire portien bepaaldelyk toegelaten, maar den 15./ Ml, handelende van gifteend tuchttuffen Man ende Vrouwe, m und boyten Hylicx-vurwaerden gemaeckt, tot voorwerp van deaiie dezer vrage moet verftrekken, en daarin de fedes maten*gezogdwor- dSNu bevind zig aldaar Art. 4, hoe dat aan Ehelüiden, met** mehks voorwaarden aan den anderen gekomen zynde , toegeftaan 6. word, zi L. 7. ff. de Ann. Legat. Add. Gothofrèd. ad L. l.C.de Ufufr. Chriftin. in Comm. ad LL. Mechl. Tit. 9. Art. 13 nn. 3. &f 4. fj? plures alios. iv. Het vierde Quceritur betreffende, zou myn advys daar omtrent gedragen „ dat die ftaander ehe van de zyde van A. aan- »*, gekomene crffemOen, uit kragt van het over wederzydfche adngsi ' Z z z br.igte  546 Pastis Qnns braste moederen bv Huwelyks Voorwaarden geftipuleert retour * d3fs Erfgenamen, fchoon daar by van aangebrag. " Ten niet van goederen mentie gemaakt word. * NadU^de Contrahenten onder de generale claufule van « J™£ mede d' Mn«^ moeten verftaan worden begrepen en * fan df con ugale communie van goederen uitgefloten te hebben, Twe e meerder, daar, de^niet blotelyk J*^g* met mtfeitmse van de foa/fc, geconc.pieert engefteld zynde, ha«r SSeS niet anders geweeft is, dan een algemeen retor* of e devolutie van de respeftive goederen, 't zy voort aangebrag* f ofte naderhand aangeërfde, te introduceren en alle LandregtelyÊ g meenfehap tuffen haar daar omtrent zodanig te excluderen, dat de Erfgenamen diverfo respeclu, ten opzigte, zo van de goede en a van de boezems, waaruit dezelve heengekomen zyn, z en fuccederen, en daar toe, als tot twee ™^denlg* boedels,niet gelykelyk, maar een yeder l™e afzonderlyk geadmitteert worden, arg. L. t7. §. i. ff de Tefiam. Mtht Dat dit zo wel de letter , als d' intentie van A. en B.genoegzaam fuggereert en te kennen geeft, blykt uit de volgende perioa, de,g'infeLrt in de Huwelyks Voorwaarden, en dus( uidende, • H' En als dan zal yeder zyn aangebragte goedren, nevens al t half getomen goed, aan de regte Erfgenamen weder mtkeeren na behoren Z nade? uit haar lieder.teftament, alwaar dezelve zig; reciproquelyk hebben tragten te begiftigen m en totwederzydfch ge egte halffcheid dzr aangebragte, of ookaangeerfde goederen en aldus daar door dezelve promiscue en van een en dezelve betekemlle en üitwerkinge van retour gehouden. Want, in geval de eene van d'andere gefepareert, en van eene byzondere natuur te confidereren was, zo zouden dezeEgte25' luiden niet nodig gêagt hebben,over diefiante matnmomo aangeerfde goederen by haar onderling teftament te disponeren; Gelyk ook bv derzelver Huwelyks Voorwaarden de evengez. retourclaufule der befte van al het gewonnen goed was onnodig geweeft. Aan.,  Co»s. XLVIIL J4? Aangezien uit het zesde Artikel van den 15. Titel Landregtens nadat in het voorafgaande vyfde Artikel eene beichryvinge van' 26". aangewonnen goed gedaan was, confleert , dat erff stuffen onder geene mnffen kunnen worden begrepen, in verbis „' wes averil aen „ eenigher /.yden in fiaender Ehe aènjlerft, dat zal voor gheen s, aengbewonnen goet te reeckenen weef en. Ten eenemaal conform aan de bekende en in deze onze Vereenigde Provinciën aangenomene para;mie, dat erffenisgeen winjl 27° is, zo en als dezelve door wylen den Hoogleeraar Ant.Martheeus in Paroem. Belgarum, en aldaar Par. 3. in order opgehelderd, en inprincipio door denzelven, en door zekeren Anonymus daar ter plaatze in Notis, tegens de Saxers en anderen betoogden afgeleid word, niet alleen van 't woord winfle, alie teftateen inteftate acquifitien LL. 8. & feqq. ff. proSocio, uitfluitende, maar ook van en uit de tegengeftelde klank der woorden gewonnene maangeërfde goederen, waar toe en tot refutatie van de contraire argumenten en opinien my liever wil gedragen, als dezelve, daar onze Statuiten alle twyffel wegnemen, buiten noodzaaklykheid uitfchryven. v. Eindelyk ter beandwoordinge van het vyfde Qitaritur afdalende, zouden d' Erfgenamen van A. de Weduwe B, als Landregtelyke Erfuiterfche en Boedeihouderfche, wel kunnen by eene vriendén ongeregtelyke Memorie requireren, om, onder andere cafu qua dienflig be\ onden wordende fuppletien, redreffen en correcliên, haren overgegevenen inventaris in diftinóte capita van de aange- 29> bragte, aangeërfde engemeene goederen ofte winflen te vervatten, ten einde dus , na voorgaande informatie en determinatie van 't geen de een en de ander Condhndent moet hebben , en aan malkandéren, wegens deze diftincle boedels,uitkeeren, verandWoorden en rond maken, dies te gevoeglyker daar op in en by de boedelfcheidinge te kunnen reguarderen. Dog, om, by verweigeringe, de Weduwe B. q. p. daar toe door middelen regtens te obligeren, en in cas van oppofitie daarover proces te entameren, zou ik voor d'Erfgenamen niet raad/. Oordelen: Zzz % N;:t  548 Partij Qbirt/e Niet alleen, omdat daar by weinig belang hebben, of die fpecifkatien en feparatien dezer byzondere goederen,nu inprcepaiato. rio, dan in principali Judicio families erciscunda, komen tegefchie- ^Maarook zou ik alsnog myn vorig gevoelen, in verfcheide za30. ken confulendo fc? advocando gefouteneert en gêadftrueert, moeten blyven toegedaan, om redenen, dat ons Landregt alleg. Lit. 3. Art. 5. geene dusdane diflintte inventarizatie reqmreert, maar zig vergenoegd met een behoorleken inventaris , aldaar befchre- VeWaarom ook, naar alle apparentie, zekere fententie met advys van Regtsgeleerden voor den Land-Gerigte des Graaffchaps Berge, in cas van inventaris afgegeven, by den Hove Provinciaal in> appel zo ver gealtereert, en verftaan is, dat,, belangende de vordere printten van dezelve fententie, voor zo veel die Tit. 3. Art. 5. van 't Landregt der Graaffchap Zutphen niet zyn gecomprehendeert, by de Rigters kwalyk gewezen, en wel van die " zelve fententie gëappelleert te zyn. v. mea Ccw/fcf Refp.Jun JP. 4. Conf. 14. nn. 55. £? feqq. Deze poinaen, door-de Advifeurs, wylen de Heeren Lamzweerüe mBecquer, in het diftum fententia aan den Inventarifant onder anderen mede voorgefchreven, beftonden daar in „ om by kapit„ tels alle wederzydfch ten huwelyk aangebragte, voorts ftaande huwlyk aangeërfde goederen in zyne behoorlyke order te fpecifi,', ceren,met pertinente uitdrukkinge, wat daarvan nog in wezen " is, wat daar van flante matrimonio veralieneert, enz. De peremptoire redenen, welke haar Edele Mogende, Myne Heeren van den Hove, tot reformatie van die fententie prioris in* 31. flant'w voornaamlyk zullen bewogen hebben,kunnen zyn, dat, als gezegd, het Landregt alzulke diftincfe inventarizatie den Erfuiter niet injungeert, en dus daar door te kennen geeft , dat de evengenoemdepoincten ailereerft in en by de verdeelinge der goederen van eikanderen moeten gezonderd, en tot hunne behoor ly~ 4ie kapittels gebragt worden. «out»  C o n s. XL VUL 549 Zullende het niet bezwaarlyk zyn,die vereifchte ièparatievan alle en eenyedersop den inventaris gebragte goederen behoorlyk ga. alsdan te doen, dewyl dezen inventaris ,fi bona fide, &juxta confuetudinem loei fit confeSlum, fjf contineat omnia, in patrimonio defuncli reperta, daar toe tot de bafis fundainentum diviftonis zal kunnen dienen, z. Hartman Tit. 41. de Hered. Obf. 2. n. 22, aangetogen «n gevolgd by ChrijéiiK in d. Comm. ad LL. Mechl. Tit. 16. Art. 40. n. 8. Met welke inventarizatie van alle en een yeder der boedels ofte erfhuisgoederen, gegrond op. de dispofitie van 't Landregt, 33* moet verftaan worden, aan het Judicium adexhihendum inventarium preeliminare vel prceparatorium voldaan-te zyn. Moetende alle verdere dispuiten, daarover gemoveert, en van een diepere indagatie zynde, gefuspendeert, en gereferveert wor- „. den tot het Judicium families erciscundce principale, terwyl alle andere van een fummiere cognitie in Judicio praparatorio behandeld en afgedaan worden, als in regten notoir. Het is daarom niet te begrypen, hoedat de Heer Mr. Job. Schrajfert by een advys , met wylen den Harderwykfchen Hoog- 35> leeraar, den Heer Joh. Fr. Wilh. Pagenflecber ,op den 1. November 1737. afgegeven, en te vinden 'mzyna'Confultatien en AdvyZen 3. Deel Conf ill. nn. 29. & feqq. het tegendeel heeft'getragt te mainteneren, en op motiven, met het vorens aangenomen onderfcheid niet compatibel, te defenderen; Daar zyn WelEdele, nevens den Heere Mr. Wilh. Reinier Brantfen, thans Raadsheer in den Hove van Gelderland, voor- 36. heenen op den 25. November 1733. in zekere communicatoire procedure voor den Gerigte der Stad Wageningen het geheel anders, conform deze myne opinie, heeft begrepen, en daar toe veele applicabeJe en decifoire redenen bygebragt. Tot welk advys , in zyne aangehaalde Confultatien en Advyzen 2. Deel Conf 95. gedrukt ftaande, ikmy ( om geene tsedi- 37* eufe repetitie en exferiptie daar van temaken} volkomen renvoye-re, en hier mede dit en de vorige Ouceriturs voor hetlioofdzakely kZzz £ ile  raenuneert hebben. ^ g„advffeer£ binnen Zutphen den 6. January 1759. J. SCHOMJ.KER. Addenda. Rv fententie van den Hove Provinciaal van den 8. July 1763. tufle^ de £Tfgenamen van wylen Abraham Wiümk, 1-petramen o ter eenre JnHendnna Willink, Weduwe, Er^terfche en Boe* ZSSbZ van voorfz. haren «^jg^g^ ,Wde ter anderen zyde ( waar over en tuffen welke Fartnyen Sftaande advys elgenlyk geroulleert heeft ^, ,s. «*"J«P£ tatie van een vorige fententie van den 9. December 1761,, ver ftaan da de Gedaagde met haar offerte heeft konnen volftaan, en len gevolge van dien , in conformite van 's Hoves feutenV £ by ecn aanflaande fcheidinge en deihnge der geiibel leerde " boedels aan de Gedaagde uit de goederen van haren Eheman " OTder fflder-neninfpcSie zullen moeten worden toe-en aanbe" d e d de he "te VanPdeszelfs aandeel in den aangewonnenen " goede " mitsgaders de halffcheid van deszelfs gerede goederen, *; fchoon niet afgewonnen, en dus aangebragte en aangeërfde gere- " B^voSTgemelde Hoves fententie van den 9. December 1761 was de Gedaagde verklaard, gehouden te zyn,, de tugt , naar 39- W LndregSte verburgen f en vervolgens met de Impetran; ten te treden tot fchiftinge, fcheidinge en deihnge dei- beide " boedels, en daarover ma|efcheid opte rigten; En dat totfundament van de deiling genomen zal worden het retour by de l Huwelyks Voorwaarden geftipuleert, en mitsdien de excluüe  C o n s. XLVIÏÏ. 551 „ der communie van al het geen is aangebragt, of by het ingaan „des huwelyks, of ftaander ehe, enz. Zo nogtans dat, in opzigt van het aandeel, de Gedaagde, erj dus de Weduwe in dezen, daar by in den aangewonnen goede geadjudiceert, verdaan is „ dat onder het aangemnnene de erffenxs„ fon , en in fpecie die van des overledenen Broeder, Zujler en „ Moeder niet mede zyn gecomprehendeert. Gelyk eindelyk en alwyders by fententie van gez. 9. December 1761. verklaard is „ dat de Gedaagde met hare gedane declaro „ toiren , zo by infinuatie, als nu byhareconclufie, ten aanzien „ van den verderen eifch van de Impetranten , zo omtrent de „ nulliteit van de in het teftament vermaakte halffcheid dervor„ dere natelatene aangebragte en patrimoniele, of ook aangeërfde „ ongerede goederen, mitsgaders de faculteit en magt van de ,, Langftlevende tot alienatie of bezwaar van eenige tugtgoede„ ren in zommige gevallen, als de claufulen van exheredatie van die geene der Erfgenamen , welke het teftament mogten te„ genfpreken , heeft kunnen volftaan. Alles breder by die fententien, en,dezelve praecederende en. ten Hove beruftende, procedures vermeld en uitgedrukt, q. r. XLIX. ADVYS INSTRUCTOIR. over TT et efFed , voorts de natuur en het onderJt~j[fclieid van een contentieufe en voluntaire jurisdiélie3 par rapport op teftamenten ; En Yan de Legitime en Treheïïianycque portien. SU M-  S32 PartisQvint/e S U M M A R I A. 1. T\e teftamentifatïie lan,als jL/een aStus vuluntarius, fine ordinar ia caujae cognitione , ten allen tyden en plaatzen, buiten bankfp nninge, en dus buiten hec territoir, voor een ander Rigter gepaffeert worden. 2. De redenen tuffen d' eene en d andere a£lus teftament anus worden aangewezen, en waar in beftaan? f> En daar uit een nader reden van gevolg opgemaakt, datnamelyk een Rigter , waar voor een voluntaire afte gepaffeert is, extra territorium fuum voor geen privaat perwon mag gehouden wor- A In dit cas teftamentair obfteert niet, quod extra territorium jus dicenti impune non paretur. 5 Tot validiteit van een zodaan teftament word egter vereffent, dat den Rigter coram quo moet hebben allqualem jurisdict'onem, om gëallegeerdewetten, Dottoren en advyzen n. 6. 7 9. De Legitime competeert de ' Kinderen, Jure Naturce £f providentia Legis, vry en onbezwaard. ij. n. io . 8. Zodanig, dat, indien minder , dan de legitime portie, nagelaten is, het teftament, als inojficieus, voorheen gerescindeert wierd, dog nader veranderd en verftaan is, dat bet zelve , quali nihil overis additum , zal kunnen beftaan. 10. 17. De Kirderen, indien baar 'goed door d' Ouders niet fideicommis bezwaard is , competeert , voor de Legitime en Trebellianycque portien, de halffcheid van bet zelve , zonder eenige detractie. v. Limit. re. 11. ik Het zelve komt ook toe, ' ongeagt het verfcbillend gevoelen der Doftoren, de Kindskinderen in de goederen van hare Grootouders. 1% Liberorum appeüatione Nepotes é? Pronepotes, cceterique deJcendentes, fine discrimene fixus , continentur. ia. In ultimis voluntatibus lata yerborum interpretatio acm:ttitur. iï Een Zoon, de erffenifie zyns Vaders, met laft van fideicommis , zonder proteft, gëaccep- ' teert hebbende, word verftaan, daar door zyne laafte wille geapprobeert te hebben. 16. 't Welk egter geen plaatze heeft in eenminderjarigen, om reden alhier. 18. 20. Kindskinderen, na hunner Ouderen dood, jure fuitatis proprio, gefuccedeert zynde, genieten insgelvks de beneficiën , van de Legitime en Trebellianycque portien. 19. Welke Autheuren daar over, met applicatie tot het cas fubjeft, gefchreven hebben? ai. Geene prohibitie van detractie der voorfz. portien door een Groot-  C o s s; XLJX 553 Cafus. t^e Stad en Gerigte van Enfchede, in de Provincie van Over"^yjjet j nebben twee jurisdictiën. Namenlyk het Stad-Gerigte en jurisdiaie beftaat in zes Burgemeefiers , die jaarlyks op Petri door den Hèere Landdrofl van Twente verkoren worden, en hare regtdagen en quaeftien tuilen de Burgers en Ingezetenen, des zaturdaags houden, en die zaken befliffen, zommige alleen, en zommige met advys van Regtsgeleerden: & De Rigter word gekoren door Ridderfchap en Steden, en heeft deszelfs gezag over de Boermannen en Kerspelslieden, onder zyn Gerigte gehorende, en geene de minfte andere jurisdiaie over de Burgers ; En dus zyn het twee feparate regtbanken en Gerigten; Quaritur. Of de Rigter van gezeide Kerlpels enBuiten-Gerigtemaggaan by een Burger , in de Stad wonende, om een teftament te maken, en, zulks doende, of zodanig teftament in regten kan beftaan ? & Dan ter contrarie, dat zulk een teftament nul,nietig,en van geender waarden is ? Hier by diend genoteert, dat de Rigter wel zyn Gerigte en regtbanke oeffend in zyn eigen ofte een ander Burgers huis, edog dat hy, van zyn regtbank ontwykende, en in een ander Burgers huis gaande, om by denzelven een teftament te maken , aldaar ter Aaaa plaatze. Grootvader paternel van de goederen van zyn Kleinzoon gedaan zynde, is d' ander Grootvader maternel bevoegd tot die twee portien, zynde de half- ' fcheid van den Grootviderlyken boedel, om redenen en wetten ibid. ö5 n. 22. 23. Quee, £p quota fit legitima apud Zutphanienfes ? v. remiffive.  554 PartisQwïnt/b plaatze niet anders kan en behoorde geconfidereert te worden, als een privaat perzoon, die aldaar geen het mmfte^^M eis exerceren kan. Word mede gevraagd. Of een Grootvader, alle zyne goederen op een Kleinzoon verervende en makende, dezelve in het geheel met fideicommis kan bezwaren, zonder aan denzelven te laten de Legitime portie met deTrebellianycque, vry en onbezwaard; zulks dat d andere Grootvader van moeders zyde , na dode van zyn minderjarigen Kleinzoon, die Legitime en Trebellianycque portie uit des gemelten Grootvaders goederen regtelyk kan en mag vorderen, en of die zelve aan hem competeren ? De ondergfz. Regtsgeleerde gezien, gelezen en g'examineert hebbende de vorenftaande Cafus en Quceriturs , zou , ten aanzien van het eerfie , rakende de validiteit ofte invaliditeit van het gemenrioneerde teftament, onder correctie van beter gevoelen, van advys zyn,, dat het zelve voor den Rigter, inde Stad „ Enfchede gepaffeert, in regten kan beftaan. Om redenen, die zig aanvankelvk opdoen mde Cafus zelfs , en dus de affirmative van het Quceritur bevefbgen, nadien aldaar gezegd word, dat het óW en Land-Gerigte beftaan in twee Jeparate jurisdiclien, over de quceftien tuffen de Burgers en Kerspelslieden respeclive roullerende, en overzulks includerende voluntair Zuiks, dat men, als met de hand, geleid word tot befchouwinge van de natuur en 't onderfcheid van eene quceftieufe en volutefaire iurisdiótie, welke twede, als een a&usvoluntarius, omtrent de T tedamentifacVio verfeert, en, uit de Roomfche tot onze hedendaagfche Vierfcharen overgenomen zynde , fine firepitu Judicu, ö> ordinaria caufa cognitione, ad exemplum rehquorum acluum in  C o n s. XLÏX. tb»atro, baheo, £? in tranfttu, ten allen tyden en plaatzen, citra tribunal, juxta §. 2. Injt. de Libertin. en alzo buiten het territorium , dat is, voor een ander R;gttr , arg. L. $6. §. 1. ff. de Adopiion. L. 2. ff. de Offic. Proconf. £ L. 30. C\ de Donat. kan gepaffeert worden. Wanneer nu gerefleéreert, en de voorgeftelde tejlameuti faftio, voor den Rigter binnen Enfchede gepaffeert, overgebragt word 2. op en tot deze aiom gerecipieerde diftincfie, inter aclus voluntari Rejponfa Juris Gelro-Zutphanici, onder anderen P. 1. Conf. 43. nn. i4. & feqq. f betoogd is) in de vroegere tyden der regeringe onder de Vorften van Geider- 8» Jand geene tejtamenti faclio over leengoederen bekend, maar allereerft federt den jare 1231. tot 1543. by eene byzondere gratie van den Vorft toegelaten geweeft is; . Tot dat by refolutie van de Heeren Staten dezer Provincie ( nadat de Koning van Spanjen, Philips II, van de reserve „ ontzet was ) 111 de jaren 1600. 1651. en 1711. vervolgens tefta- 7* menten over leengoederen m linea defcendenti £fcollaterali , by forme van infiitutie m fideicommis, met verkregen confent van den Leenheer , in manieren, als daar by, nader gëaccordeert zyn. . Zonder , dat daar in eenige detractie der Trebellianycque portie toegelaten bevonden word, om redenen, die ik vermeine uit den oorfprong, aard en eigenfchap der leenen , op andere en onderfcheidelyker gronden , als vrye goederen , volgens het omftandig betoog van den Heer Joh. Voet in Comm. ad ff. Lib 38 ibique Digreff. de Feudis n. 70. beruftende , te kunnen opmaken gelyk de voorfz. aangetogene Landelyke refolutie van 1699. Art. 17. daarom wel nadrukkelyk medebrengt „ dat leengoederen niet Js in Legitimam gêimputeert worden. Om 't zelve wat hoger uit den privaten eigendom der goederen , welke de bezitters ex jure primcsvo naturali daar aan hadden, afteleiden, zo kan hec niemand, in d' oudheid eenigzins I2* Bbbb 3 erva. irtv^rr^00 en inz°nderheid hier boven BI 418. enz. mvn advys ConC feifmi^ &74h 4<5' 47" 48' 49" 55- s6' &c- en n"^ne Jianmer' W XXVX KI SJll " 25' ^^^n.clesGraafs.Zut^  566 PiRTis Qbint* ervaren, onbekend zyn, hoe dat alle goederen, vry van dienft" baarheden, thinzen, lallen, ofte ftedigheden, naderhand facits bominis veranderd, en aan anderen, onder zekere conditiën, uitgegeven zyn. Waar van mede de Heer P. Bcrrt, in zyn Hollands Leenregt £3. 1. Deel Kap. 2. 0*3- over denoorfprong der Hollandfche regteen onverjlerffelyke erfieenen handelende, d. Cap. 3. n. 3. zegd „ dat „ de laafte in deeeuwevan 1300. haren oorfprong genomen heb„ ben, ten tyde van de binnenlandfche faótien; Waarom „ vervolgd hy n. 5 „ veele hare vrye goederen in die „ bezwaarlyke tyden hebben opgedragen aan magtige Heeren , „ om van dezelve befchut en befchermd te worden, welke ( als „ n. 6. ) dezelve wederom van haar te leen ontfangen hebben „ per DD. ib. citt. Add. S. Fan Leeuwen Roomfch Hollandfch Regt 1. Boek 1. Deel n. 13. cïf 2. Boek 14. Deel nn. 1. cif 8. Tot welke leengoederen nademaal zo wel naar de leenwetten en gewoontens van Gelderland, als van Holland , volgens het aloude zeggen, „ Die naafl in graed, de Mans voor Vrouwen, „ D' oudfle op jlraet, bet leen behouwen, vermogens het getuigenis van Fr. Van De Sande ad Conf Feud. Gek. Tr. 1. Tit. 3. Cap. i.§. 13. fjf § 19. nn. 2-5. en anderen, de Leenvolger, quafi jure adventitio , beregtigd isen dezelve niet, als een portie der herediteit, maar, als een particulier effeft, 15. vice prcelegati , daar van afgezonderd, trekt, en dus zo weinig, als de bona adventitia, de Zoons in Legitimam mogen géimputeert worden, zo valt daar uit overzulks niet duifier optemaken, dat, vermits de Tr eb elli unica, oudtyds en doorgaans in de Romeinfche wetten Falcidia genoemd, daar van niet afgetrokken mag worden , ob rationes & DoStores adflipulantes in citt. meis Conf. & Refp. Jur. d. P. 1. Conf. 35. nn. 22-25. Quibus merito addatur all. P. Bort d. I. 5. Deel Tit. 3. Kap. 2. Max. 4. welke aldaar mede tradeert „ dat leengoederen , by verflerf aan„ gekomen , geene detraélie van legitime portie fubjecl zyn „ om  C o n s. L. $6f om dezelve, hier vorens aangehaalde, redenen, breder mede gedednceert aldaar nn. i—io. q. r. Offchoon nu wel evengemelde Bort die n. 30. voorgebragte vrage „ of yemand van de defcendenten, by teftament van den l7' „ overledenen Leenman met fideicommis bezwaard zynde, ten re3, guarde van de leengoederen, bevoegd is tot detraclie van de XV*n bellianycque portie ? affirmative bëandwoord, en met gewysdens n. 31. beveiligd, zo zou 't zelve met veele andere, en in 't byzonder onze Gelderfche ieengewoontens,;axfa peel. Sande d. Tr. 1. ö? Tit. 3. Cap. 1. §. 1. n. 31, 't zelve aldaar tegens Car. lS* Molinceus ad Confuet. Parifienf. §. 13. G/.4. nn. 6. cï? feqq. defen' derende, geenzins quadreren; Cum prcecipuum, quod Primogenita moribus defertur, aliis, bonis non ext antibus, Legitima pr eet extu non minuitur , in gevolge van dien daar ter plaatze mede geciteerden l9' Papon. Lib. 21. Tit. 5. Arreft. 2. en wel zonder diftinctie, of de fcenfirccefite hereditario, vel non hereditario jure, gedefereert is. . Om niet te melden, dat Bort in die zelfde 4*. Maxime het tegendeel , omtrent de Hollandfche regte leenen , in het algemeen 20> nn. 3. £f 4. gefield, en aileenlyk n. 5. in de onverfteiftyke erfleenen eenige zwarigheid, nader aldaar nn. feqq. opgeioil, gëoppert heeft. Wat nu de wetten van andere volkeren dezen aangaande betreft, vind ik deze qiiceftie „ an,Jlante Jure Primogenhurce , fe„ cundogenitis Legitima debeatur ? negative contra difputantes in contrarium opgelofl by Tiraquellus Oper. Tom. 1. ibique Comm. de Jare Primigcnior. Ou. 56. Fachinseus Controv. Jur. Lib. 4. Cap. 23. Guid. Papa Dec. 476. & Dec. 487. Videantur porro DD. cif rationes, magno numero gëallegeert by Cafp. ManziusTr* de Teftament. Valid. vel Invalid. Tit. 12. & inprimis Qji. 12. w. 14. & i$~ ubi ad confervandum jus agnationis cjf nomen familice fceminas, extantibus mafculis, a fuccejfïone Parentumper Statuta, etiam Jure Divino ex Lege Mofaica approbata, excludipoffe tradit; maxime, fiLiheris aliundeprovideant, ut Primogenitus eis alimeniapraflet. v. ibid, mn. 10--18. &f %i. juncl Ou. 33. £f Qu. 34. per tot. Ia.  568 PartisQuint/e Fn wel voornamelyk word aldaar £ Tit. i2.Qjt. 36. «8.1.-4. de^ JfttTof de jUgi -rt^^iSS . ^rlt^tmm, ianfeant, niec afgetrokken word , ob " Zo daf het elders tot een gemeen fpreekwoord geworden is Teritima non debetur, ubi Jus Primogemturce vtget, naai het geS|™G. H. SpringU Tr. de fi^ff^ff 8. «. 40. en aldaar P^ii I ï fereert in Joacb. Meien Corpor. Jur. Apanagu & Patagtt P. a> ^tiS2 a fucceffione, f «M* ati*» peSZè. v. JT. i^ri Peric Ju, Pubi ^XTl l\Tg mox all. Meieri Corp. Jur. Apan. & Parag. d. P. i. Af. 3- W- I4Niemand kome het derhalven vreemd voor, dat het Jus PrivmeZZ&Apanagium, fchoon in verfcheiderefpeftenverfchih *3- IYveelefals corrr/ató, pm, uno pofuo pomtur& ^ overeenkomen , en alzo daaruit ƒ, di&apanagii, mag geargumenteert worden » J»'^"^ reden f welke m plaatze heeft, word onder anderen mede Tlpanagio bevonden, W- «* devolvttur divLnit fed provifionis tantum, v. Meten cit.Corp. Jur Apanag U- « jCi P. i.Sp.i. pag- i--56. Ejusdem £># d« 4* •; «> Prnvuri! Antia Êf Uft'/it. Cap. 4. ««■ !• 4- 5 "9Te^u^Sjndcatie van ap**. , * dus ook geene tok vaên de M«f, in V*»ffi*g^ ratie komt. v. Hem. De Coccep Exerc. Cunof. Vol. 1. ütsp. 73. Cap. 1. §• 7- 8« Cap. 3. §• 31- J«nft. §§. 3' H^edrl weiniger is dezelve dan aanneemlyk in fuccejjïone fcuTrt welk, «,4"^. P«*« > ab herednate^  C o N s. L. sC7 parati, tot den LeenvoJger devolveert, zo en als bekend en re- is bier vorens aangeroerd is. • 25. Uit welke gelykmatige wyze van introductie van het Jus Pru mogemturce en confhtutie van het ^ar Apanagii, men aldus, tot exclufie van de Trebellianica, zou kunnen redeneren, dat, gely- 26. kerwys yemand Lege vel tejiamento tot erfgenaam gêinftitueert zy, onder deze conditie , ut res hereditarice ai Primogenitum continua /ene devolvantur, atque pojlgenitis ex iis apanagia conjlituantur , het alzo ook met veele leenen, immers die ten Zutphen- 27 fchen regten fam, is gelegen, als dewelke den oudften Lege feu- 7' aalt vooruit toekomen, met uitkeringe van den derden voet aan zyne jongere Broeders en Zufters pro alimentis. Heeft nu die zo favorabele,en inbare Naturali geradiceerde, en voorde Kinderen in linea defcendenti geïntroduceerde detraclio Legitima:, naar 't gevoelen van deze Regtsgeleerden, in leenen geen plaatze, hoe veel te minder zal men dan kunnen begrypen, dat die van de Trebellianica in linea collaterali, ob rationes, plane diver jas, kan in aanmerkinge komen ? Waar op het geval, d. n. 30. vermeld by J5orf,aan de defcendenten van den overledenen Leenman, by teftament met fideicommis 29' bezwaard , de Trebellianycque portie uit de gefideicommitteerde goederen mede toewyzende , zo weinig kan toegepaft worden , als op eene leenfucceftie , Lege ipfa vel ex provifione primi acquirentis aan de defcendenten gedefereert. Immers, nog by evengez. Autheur, nog by eenige andere Hollandfche, ofte vreemde Leenfcribenten, is my ergens gebleken , 3°« dat een detracïie der Trebellianycque portie van leengoederen in de zyfcooitgepraéhzeertis, en, derf ik zeggen, n^r Leenr egten, met wel pradicabel kan, nog behoorde te zyn, om vorens betoogde redenen van onderfcheid, tuffen een defcendenten en collateralen Erfgenaam, welke laafte, van den overleden Vafal he- 31. res ex affe zyner nagelatene leengoederen wezende, geen uitkee~n§e aeaJ? Hne mede-erfgenamen behoeft te doen. z. Sande d. Ir. 1. fc? Tit. 3. Cap. i. %. 19. n. 33. Cc cc Cum  „0 niet mag geoordeeld worde »™der b epen te zyn , 33" r^ffia»^ portie, by de we < »B^*' * ^ nie£ ^ omdat dezelve malle opz.gten, .peeri go gefteld en plaatze gegeven »>^"£i^ i Falcid & ibi DD. comnmmte>.z.S.yan meeuwen i j la» Regt 5-Boek iiDeel ^3^- dat de coI. TweTh^^^ ^ Te'm^f daaf '"volgens de leere van meergemelden ƒ « 5Temeer, daar , vo^ om redenen i-4- op degetui- SS «^."s: ^anfeeu^n5^ W « Om w5^.™„5"el^ maar zelfs ook „ by ons met alleen °™™b™Jde jurisdiaie, dewelke verftaan IUT^ een fuccederen,, iZ,i^ i 'rl hor rept van die gequseftioneerde Trebellianycque Zo lang nu het regt van me gi ^ . toto niet bewezen word, zal d^ff^JJir Jan De Cerf, 3Ó' , als Leenvolger van den Heei lettateur, jan ^ ;  C o ns. L. ex capite fidetcotmiffi intentionem, fundatam in hoe jure prcecipui ab omni detraSlione libera, hebbende, in deszelfs poflêffie kunn, n en moeten gemainteneert worden. Aldus, falvo femper fanior jttdfcio , gëadvizeeit te Zutphen den 14. Mev 17Ö0. 3 ?• SCHOMAKER. LI. ADVYS AMPLIATOIR, dienende tot een Additament op bovenftaande Advys. Over dezelfde materie en tuflehen dezelfde Parthyen. SUMMARIA. Cccc 2 Na r. T^ideicommijfum tacite induci A poteji. 2. Qjtando, & quibus verbis alienatig bonorum d Tejlatore prohibeatur ? 3. 6. 't Verbod van detraStie der Trebellianycque word ook co?zjeeïuris gëelicieert. 4. De Trebellianycque portie mag door den gegraveerden Erfgenaam , uit de leengoederen, dea Leenvolger competerende, niet gedetrabeert worden, y. Schoon 'er ook geene expreffè prohibitie van alienatie bevond'ea word. 7. Waar van de redenen opgegeven worden.  573 P A R T I S Q V I N T IE Nadat my, by herlezinge van het teftament van den Heer Jan De Cerf, gebleken was, dat Denzelven, by de inftitutie van zyn Schoonzufter, Juffr. Cathrina Nutges, tot zyne eenige en univerfele Erfgename, op het vriendelykfte gerecommandeert hadde dat haar Ed. gelieve zorge te dragen by hare teftamentaire , difpofitie na zyn Teftateurs overlyden, dat alle goederen enef\ feilen, die haar Ed. van hem Heer Teftateur zal komen te erven 1 f uitgezonderd meubilaire goederen, intereffen en revenues ) ', by voorfz. hare difpofitie in dier voegen vermaakt werden,^ " dezelve na haar Ed. overlyden wederkeren aan de Vrienden van " zyn Teftateurs zyde, enz.,, met verder allervriendelykft verzoek van hem Teftateur aan zyne voornoemde Erfgename „ dat deze zyne recommandatie door haar Ed. agtervolgd werde „ zo en als ook,zonder daar over, volgens de Cafus-pofitie , door • haar gedisponeert te zyn, gefchied is; , . Zo heb ik, uit hoofde van deze gerecommandeerde reftitutie I. zyner goederen aan Deszelfs Erfgename ( tacitumenrm fideicommiffum hoe, aliove modo effe induelum probant LL. £f DD. apud Cl loh. Voet in Comm. ad ff. Tit. ad SCtwn Trebell. nn. 10. &? n.) my mits dezen te meerder in myne opiniegefterkt bevonden,dat èzFalcidia ofte Trebellianica, zonder onderfcheid van feudale, ofte allodiale goederen, by deze fiduciaire Erfgename van hem Teftateur gëerft, en byHaar EdJ'. teftamentaire dispofitie niet ver2 maakt zynde, ofte kunnende worden tot fubverfie van het fidei' commiftair regt zyner Vrienden , zou mogen geoordeeld worden , door dszen Teftateur verboden te zyn. Ex conjecluris enim Trebellianica; detraclionis prohibitio induci poteft, gelyk , om geene andere Autheuren aan te halen, met het 3' vermogend gezag van zeer beroemde Docïoren, by den vermaarden job. Del Caftillo Sotomayor Oper. Tom. 5. de ConfeStur. & Interpret. Ultim. Volunt. Cap. 86. n. 48.cjf Tom. 8. de Mmentis Cap. o. nn. 6. 7. & 8. tegens andere aldaar genoemde Regtsgeleerden, eene expreffe,en geene generale, nog cequipollenteprohibitie AzxFalcidia vereifchende, betoogd, eaall. Cap. o. n. 9. aldaar, re-  Co as. LI. S73 re/peclu materies alimentorum, ibidem tratlata , niet alleen getradeerc word, dat de Falcidia van goederen, aan Armen ofte Godshuizen gemaakt , Jure Novijfimo Codicis niet afgetrokken word , maar ook ventileert Hy daar ter plaatze cit. Cap. 86. d. n. 48. 4dit poincf, , met betrekkinge tot dezelve Falcidia ofte Trebellianica „ of nameuiyk die uit de goederen , den Pritnogenitus, gelyk M de leenen , vooraf competerende , door den gegraveerden „ Erfgenaam mag gedetraheert worden ? En beand woord zulks negative uit derzelver aard en oogmerk, met refutatie van andere gevoelens; in zo verre ook , fchoon 'er geene exprelfe prohibitie van alienatie bevonden word. Cum ex conjecluris Trebellianica; detraclionis probibitionem induci pojjè, mox diximus, nam vide etiam Manticam, Peregrinum, Sur- 6. dum, Menochium, aliofque plures Doclores, ibidem citatos. Alwaar zeer applicabel is die aldaar uit Menochius opgemaakte conclufie ex natura rei, quee ( zegd Hy ) non admittit Trebellianica detraclionem , ficuti ejl primogenititra, ex cujus bonis non potejl detrabi Trebellianica , propterea quod Tefiatoris conjeclurata voluntas eft, quod bona ipja integra, fine aliqua diminutione tranJeant de Primogenito in Primogenitum fuccejffïve. Aldus nader, onder verbeteringe, fecundumea, quee in Additamentoproponuntur , gëadvizeert te Zutphen den 17. Mey 17(50. J. SCHOMAKER. LIL ADVYS INSTRUCTOIR. over I. T? en invefliture van een leen , en het effed jLuvan dien, met relatie, zo totpufge van desCcec % zelfs  5?4 PartisQuint/e Zelfs verzuim, als tot praftatre van de interejje ofte waardje van het, by gebrek van kenconfent, verkorven leengoed, door den allodialen okefeudalen Erfgenaam. H. Van defuccejpe ó?r leengoederen. III Van het onderfcheid tuffen Huwelyks Voor' waarden en Teftamenten, in de perzonen der Contrahenten en Teftateuren, met opzigt tot óektualie der goederen , gelegen. IV. Van de caduciteit der , en van de validu ' teit der Huwelyks Foorwaarden. V Van het jus accrefcendi 6? decrefcendi in een teftamentaire divifie ofte aiïïgnatie van gelyke en ongelyke erfgedeeltens, met twee daar over bygebragte voorbeelden ter ophelderingc. en VI Betoginge der redenen, waarom een teftament^ excederende de gèaffigneerde boedelsgedeeltens eenernalatenfchap, daarom niet vitieus, maar valide ïs? SUMMARIA. 1. 6. 10. \T 7 aarom zonder eene W voorgaande inveftiture over leengoederen niet mag gedifponeert worden ? 2. 12. 13. Nadere redenen daar van bygebragt. o 7. Met het gevolg van dien , en oploffing van het contrair advys van anderen n. 8. 4. Een vrouwsperzoon kan geea leengoed bezitten buiten een Huider ofte voljarig mansperzoon in haren name daar mede beleend. 5. Of, een minderjarige Teftatrice, verzuimd hebbende, in hare meerderjarigheid een nieuwen Huider te ftellen , het teftament over 't leen beftendig is, of niet P •0.  C o n s. LIL 575 v. h. n. 9. 11. Hoe, wanneer en waarom een Leenvolger , met effect, de verzuimen van den vorigen Leenman kan purgeren? 14. Of de actio ad interejje, by gebrek van invejliture , de Erfgenamen van den voorafgeftorven competeert? 15. Den allodialen, en niet den feudalen Erfgenaam is tot prceJlatie der interejje ofte waardje van 't leengoed verpligt. \6. 17. Wanneer, en waarom een legaat word gecaduceert ? 18. Een morgengave , ter navolginge van een gifte ter zake des doods, word niet tot d' Erfgenamen van d' eerft overledene Egtgenoot getranfmitteert,en waarom nietP v. b. n. cum diftinStiene remijjive. 19. 20. 25. Wat tot validiteit vm Huwelyks Voorwaar den'm. Overyjjel vereift word ? 21. Of een nulliteit,contra Legem probibitam begaan, kan gepurgeert worden ? 22. Waar van het onderfcheid tusfen Huwelyks Voorwaarden, naar de wetten vanZutpben en Overyffel gemaakt, word aangewezen. 23. Daarin beftaande, dat de Zutphenfcbe Land- en Stadregten niet in die imperative en necesfaire termen van moeten, enz. geconcipieert zyn, gelyk d' Oheryffelfcbe. 24. Statuta ad unguem fervanda. Add. rat. circa fin. n. 19. 26. Huwelyks contracten ob negle- Stam formam nul zynde, fubintreert de Statutaire 'gemeenjcbap van goederen. 27. Schoon ook de pcena nullitatis by de wet niet gëapponeert is. Het contrair gevoelen word aldaar gerefuteeft. 28 29. Zodanig, dac een Mede-Contrabent, en dus te meerder deszelfs Erfgenaam , bevoegd is, het factum proprium te impugneren, 't welk contra formam Legis aanloopt. 30. Een teftament is, wegens de excelTen ultra affem bereditatis, niet vitieus , maar valide. 31. Omdat de parles qffis exuberantes ex tacita voluntate de~ funSti moeten decrefceren. 32. Een Teftator is niet gebonden aan een legale diftributie zyner nalatenfchap in xn. uncias. 33. Dus blyft omtrent deszelfs exces in dié diftributie ofte affignatie der erfgedeekens het jus decrefcendi zyn werkinge te behouden. 34. Gelyk als ook, in cas den Teftator , boven en tegens het Stcstüit, tot nadeel van zyne inteflate Erfgenamen gedifponeert heeft, quo cafu een yeder Legataris, naar proportie', van zyn legaat moet miffeii. 35. Hoe dusdane difpofitie, in excederende en incequale portien beftaande, moet begrepen worden? 35. Word tot meerder begrip dezelve met een exempel opgehelderd; 37.38. En daar van een arithmetifche  S76 Partis q u ï n t /e Cafus-pofitie. De Heer Rutger David De Reyger en Vrouw Megteld Agnes Van Langen, in leven Egteluiden, voor 't ingaan des huwelyks den 25. September 1727. binnen Overyffel op den Huize Dakborft opgerigt hebbende Huwelyks Voorwaarden, en daar by onder anderen de conjugale gemeenfchap uitgefloten , heeft de Bruid Art. 3. aan haren Bruidegom tot een morgengave gegeven het halve Erve en goed Reverdink , leenroerig aan de Provincie van Overyftel, onder deze Art. 4. bygevoegde claufule : Indien het quam te gebeuren , dat een der voo) n. Ehelüiden quame te overlyden, zonder Kind of Kindren natelaten , in zo een val zal die morgengave niet eerder, als na dode van die Langftlevende,konnen geeift worden, en referveren die beide Ehelüiden , om over dit leengoed te disponeren. Quaritur primo. Of de Erfgenamen van den Heer R. D. De Reyger , voor welgemelte zyne Ehevrouw, buiten exiftentie van Kinderen, dezer fche reden gegeven. 39 VVannec in tegendeel de vacerenae erfportien, buiten des Teftateurs diftributie verbleven , moeten accrefceren, word met een ander exempel aangewezen. 40. Quod ad faStiim applicatur. 41. uitrent de fuccejjie van leengoederen moeten de Legesfitus, en niet de Confuetudines Curies in agt genomen worden. 42. De gerede en ongerede goederen , in de Provincie van Overyffel gelegen, kunnen, volgens teftament, aldaar rationeformcB gemaakt, en naar die Statutaire wetten beftendig zynde , devolveren op die daar by g'évnflitueerde Erfgenamen. 43. Terwy 1 de r.vgerede, elders gelegen, naar de Leges fitus moeten gedetermineert; 44. En gevolglyk d' ongerede goederen in dit Graaffchap Zutphen tot derzelver halffcheid gereduceert worden, blyvende d'andere halffcheid, als'deLegitima Statutaria , ten behoeve der inleftate Erfgenamen , vry van alle teftamentaire belaftingen.  C O N 6. LIT. 57^ zer wereld overleden, en by Hsar Wekeb. zonder eene Bri* a. abele mveftuure ovfr 't gemuite leeng^d, In ,3S van h £ Euemans vooraffterveri, by teftament ten voordeel v*, een ander ged^poneert zynde, int hoofde dezer gifte ook eeriiSè *m op t voorn, ken, of tegens haar VrouwTeftatncesiiriï nam n ad mtereffe zou competeren ? ° raea Quaritur fecundo. Of die voorfz. Huwelyks Voorwaarden, alken by Bruidegom Bruid nevens twee Getuigen, ondertekend, naar de wetten van Overyffel, der Contrahenten domicilie, beftendiV zyn ? Jït ^^Jg» Vrouw Jtffefett ^ rmdiig\n heeft, MmStcrètum W. Pothof, opden 21. Juny 1740 byeen befloten teftament, voor den Gerigte van Kedin/en ^allt ? haren dode op den 1. February i749. geopend ^ over hare naSe! i. Vom de halffcheid de Kinderen van haren Neef, den Heere Reimer Otto Van Duithe, Droft van Borculo, aldaar t** nnnatim vermeld. n,.2', efn derdePart de Kinderen van haar Niet, Vrouw CharlottaMechteldVan Duithe, Vrouw van Menfink, Gemalinne van voorfz. Heere Droft van Borculo, insgelyks met namen uitgedrukt. 3. En voor het overige vierde part de Kinderen van haar XMigt , Lucia Mechteld Van Duithe, getrouwd aan DoClor Schikhart , mede daar by fpecifice genoemd. Waar by bovengemelte Teftatrice nogtans prrelegateert vooraf aan de drie jongfte Kinderen van haren Neef Jen Heere Droft voornoemd, alle hare goederen, in de Provincie van Overyffel gelegen, aldaar in *t byzonder gefpecificeert, en daar van , tot eert praelegaat voorden jongften Zoon, zeker tiende in Stokkom nogtans g eximeert. ° 4. Eindelyk heeft meergemelte Vrouw Teftatrice by gezeide D d d d tes-  j^g PartïsQuint/e f ftament 1102 gegeven en gemaakt aan vorensgedagten haren Ehe" man den Helr! %. D. De Reyger, haren fterfdag belevende het bovengenoemde halve leengoed, Reverdink in de Heerlykheid Borculo gelegen, dog by deszelfs vooroverlyden aan haren Neet, den Heere Droft van Borculo , meergemeld. Quaritur tertio. Of deze difpofitie teftamentair, van wegens die contradiaoire claufule en diftributie , kan beftaan ? . Zo ia hoedanig die door de Vrouw 1 eftatnce nagelatene goederen bv de refpeaivevoor een halffcheid, een derdepart, en een vierde part g'inftitueerde Erfgenamen dan zullen kunnen gedeeld en genoten worden? Quaritur quarto. Op wie het meergemelte half leengoed.. Reverdink, naar Leenreeten, vervallen is, daar en des Teflatrices Eheman en haren Neef, den Heere Droft Veen Duithe, beiden voor Haar Welgeb. overleden zyn? mirt* De Vrouw Teftratrice, behalven vorensgemelte Overylje/Jche, nog verfcheide andere goederen in de Graaffchap Zutphen nagelaten hebbende. Quaritur quinto. Hoedanig en op wie de voorn, teftamentaire, of inteftateErfgenamen, zynde hare Nigten, Vrouw Charlotta Mechteld Van Duithe, en Vrouw Lucia Mechteld Van Duithe, boven gemeld , deze goederen gedevolveert zyn? By de Teftatrice over alle goederen ( waar van d ongerede OveryJJelfche gefpecificeert zyn) gedifponeert zynde, zonder van de gerede eenige meldinge te maken.  Cokj. LIT. S7f Quaritur fexto. Ten wiens behoeve daar over moet geoordeeld worden gedifpoBeert te zyn ? T> y my ondergfz. Regtsgepromoveerden gezien, gelezen, en met de vereifchte attentie gêexamineert zynde de vorenftaande Cafus-pofttie , met het zestal der Quceriturs , daar uit geproponeert, zou ik , falvo femper aliorum DoSlorum judicio, van advys zyn, en welaanvankeiyk, Ad Quajlionem primanu „ Dat dezelve negative zal behoren bëandwoord te worden „ ©mdat, naar de bekende difpofitie der Leenregten, niemand,fi- *» ne pravia inveftitura, qualitate feudali, ad difponendum neceffaria, over zyne leengoederen kan telleren. Cum abfque ea vix quisquam Vafallus dici potejl; adeo, ut, deficiënte jure reali infeudo, quod per invejlituramacquirit, feudumcenfeatur, quafi effe reverfum ad faam caufam fjf originem; Ex quofequitur, quodillud, donec invejlitura a Succejfore mortui Vafalliimpetratur, habetur pro hereditate jacente, gelyk de Feudiften, vergeleken met het geen Bort over het Hollandfh Leenregt 5. Deel Tit. 2. Kap. 1. n. 3. Van'De Sande in Comm. ad Confuet. Feudal. Gek. Tr. 3. Cap. r. §. 1. n. 13. SchralTert Manip. Sicil. Feudal. Cap. 3. §§. 5. £f 6. en anderen dien aangaande komen te traderen, zig op dit fubjeét gewoon zyn te expliceren. De reden daar van , meene ik, genoegzaam en aileenlyk te konnen gevonden worden in het onderfcheidenlyk regt en hoeda- 8a nigheid van den Leenheer en den Vafal, in de perzoon van welker eerfie refideert het direclum dominium der leengoederen, daar derzelver utiie dominiumoïte het jus in re de twede eerft verkrygd door de beleeninge, zynde vice traditionis iflius dominii. Dddd 2 Waar  £80 PART|SQUINT/E Waar uit derhalven moet volgen, dat, zo lang den Vafal de 5 beleeninge niet verkregen heeft, hy niet kan gezegd worden, m 3' flmone te zyn. v. Sande all. Comm. Tr. i. Ta. i. Cap. i.nn. 50. ^Behftven, dat een vrouwsperzoon met een Huider, dat is , . een voljarig mansperzoon, die in haren name beleend, en gezegd: 4- word, den Leenheer homage te prsefteren, moet geadnlu-Ut zyn , zonder welke zy geen leengoed kan bezitten. z Wr.g van Overyffel 2. Deel Tit. 25. Art. 3. Ö* 5- en Sande d, Tr. 4. & Tit t. Cup. 1. n. 48. 6? Tit. 3. Cap. r. n. 5- . Wanneer nu een Teftatrice, in hare minderjarigheid door een Huider beleend geweeft zynde, verzuimd heeft gehad , in hare , meerderjarigheid een nieuwen Huider te tellen, zou men mogen vragen, of het teftament, ten aanzien van 't leen, beftendigis? waar over CAr/T&waw ad LL. Meebl. Tit. 10. Art 3. «»• 5-"7; 5 Art. 14. bh- 7- S^M- de affirmative , gededuceert uit het door de beleeninge van die minderjarige door een Huider verkregen reëel regt infeudo, komt te ampletleren. ë Gelvkerwys nu niemand buiten inveftiture een leen, agenda feu defendindo, in regten kan vervolgen, mw abipfo liminejudicu 6- behoord gerepelleert te worden, tot zo lang hy daar mede beleend is, alzo komt by confequentie openbaar te worden, dat daar ove'r met effecf niet kan telleren. . Valet enim argumentum d Judiciis ad teflamenta negative: Non ~ Wted rem in Judicium deducere , nee de ea tejlari , uti ita in ijtis 7' terminis fuper hac quajlione ratiocinatur Ant. Matthseus in Param, Behar. Por. 8. nn. 6. & feqq. ubi n. 7. fententiam, coram Judice feudali Viance latam , & in Judicia reviforio confirmatam, adducit, y argumenta, ex aliis Statutis , imprimis Gahorum , «™fl™/* ne dijjimilibus, petua, folide pracedenti n.6. refellit. Add. Hollandfche Confult. 3. Deel Conf. 99. . J Zonder, dat daar aan, myns bedunkens, eenigeverandennge 8. kan geven, 't geen voornoemde Bort d. I. Cap. 2. ad verb. van dlefyne goederen, en voor een gedeelte zig daar mede conforme-  C O N 8. Lil. j8l rende Voet in Comm. ad ff. Lib. 38. ibique Digreff. de Feudh n 35- fitie , in die excederende en inesquale portien van een halffcheid, derde, en vierde part der vermaakte goederen beftaande, zal.moeten begrepen, en , vermits in deze weder halffcheid maar twee vierde, en geene vierde, en derde parten zyn, een yeder Legataris, in deze ongelyke portien g'inftitueert, gekort worden een dertiende gedeelte Om het welk beter te bevatten, en daar aan meerder ligt en klaarheid bytezetten, zal ik deze ongelyke diftributie met het navolgende exempel ophelderen. Gefteld zynde , dat yemand by zyn teftament maakt , gelyk alhier, aan drie perzonen de fomme van 60. guldens , waar 3.6- van A. zal hebben de halffcheid ad 30. guldens, B. een derdepart ad 20. guldens, en C. een vierde part ad 15. guldens, zo komt daar uit te blyken, dat,'er vyf guldens meerder, als die gelegateerde fomme van 60. guldens bedraagt, gemaakt zynde, overzulks een yeder Legataris van zyne portie moet miiTen. Want , gelyk yeder zoort van deelen op zig zelfs, te zamen genomen, als twee halve, drie derde, en vier vierde deelen een ge3"' heel uitmaken, zo maakt in tegendeel een half , een derde , en een vierde deel, by een genomen, een geheel, en een twaalfde deel uit. 't Welk dan de reden is, dat in de verdeelinge van dit kapitaal deze fom van 5. guldens te kort komt, welke is het twaalfde gedeelte van deze 60. guldens. Invoegen, dat de Arithmetica, door drie regels van drie hetgeen mis aan deze ongelyke gedeeltens determinerende, zal aanwyzen, dat A. maar kan hebben - - ƒ 27 - 13 - 13/j B-/ 18 - 9 - 3r* En c-ƒ 13 - 16 - ifg Te zamen uitmakende de boven- _ 3 gemelde ƒ 60 - O — O In tegendeel gefteld zynde een gelyk kapitaal van 60. guldens, 't welk dus moefte verdeeld worden, te weten aan A. de half*9' fcheldy B. een vierde part, en C. een vyfde part, zo zouden dan over-  C Q N 9. UI. 55? cvcrfchkten drieguldens, welke drie gedeeltens, tezam-ngeno men, geen geheel, maaralleen |§ gedeeltens daar van uitma. ken ; zoo, dat nog ± gedeelte daar aan ontbreekt , want gu!denserrCh0t ™" ' * is het «wwfc/fc deel van 60. Zulks, dat, naar die zelfde calculatie, de verdelinge daar van ge. maakt zynde, A. zal hebben moeten - ƒ 31 - II - o! En C. f r : ' ? • ƒ 12 - 12 - ICp Makende te zamen uit - - - f 60 o~ Uit deze en diergelyke beredeneerde voorbeelden word in *t - S ? T^1" gCVal T £ene meerdere °fcn,indere dSribuui van den Teftateur openbaar dat dusdane teftamenten met vitb eus , maar,in manieren, als boven, pro ratakgatarumportionum mcequahum, reducibel en valide zyn. «rapvrwnutn Waarom, de goederen waarin de Vrouw Teftatrice deze hare Erfgenamen m derzelver excederende portien gêinftitueert heeft, totzekere fo^euitgerdcendengebragtzynSe.hetS 4°' ment zal kunnen beftaan, en een yeder genieten , 't geen nanr nro Ad Quaflionem quartam. Diend „ dat, vermits in en omtrent de fucceflie en devolutie „ van leengoederen niet de confuetudines Curie, maar de Leges fi. Ar „ tus moeten m agt genomen worden, volgens het Gelderfchland- 4 SreCeS Va".df 1647, uitdragende, dat de leenquce- „ Jtien moeten gemflrueert en gedetermmeert worden naar de conftU „ tutten , wetten en obfervantien van de plaatze , waar in het leen„ goed gelegen is alzo ook die van Gelderland, ten reeuarde » van het halve leengoed, Reverdink, leenroerig aan de Pro vincie Eeee a ,7cm  j88 PARTIS QüINTJ» vznOveryffel, dog in 't Graaffchap Zutphen gelegen, in dezen * w: dedfc dezer Vrage zullen moeten dienen „ naar welker bekende leendifpofitie'tzelve,zynde tenZutphenfchenregten, ver. vallen is op d' oudfte Erfgename in dezen, by gebrek van mansoar, wezende de Vrouw Douariere Van Duithe tot Menfink. Ad Quajlionem quintam &fextam. Om dezelve te gelyk en met eene refolutie te bêandwoorden, , zou de nalatenfchap van de Vrouw Teftatrice ten refpefte M. van de gered, en ongerede goederen, m Overyffel gelegen, en, 4 " volgens^het derdeé^ur ^ de drie jongfieKinderen vanha" renNeef, den Heere Droft Van Duithe, gepnelegateert, m " kragt van haar teftament ( 't welk , ratione forme,gemaakt " in die Provincie,allenthalven gefavonfeert en geoorloofd is ) *' Leten fuccederenopdeze hare in die goederen g'inflitueerde l ErfgZmen, invoegen, als daar by ten opzigte van den jongften * Zoon wyders over de tiende in Stokkum ged.sponeer.t is. v. 'quoad devolutionem rerum mobilium , ex jure domiciln dmetyo/2als over de uitkeringe en afdelinge van den^r- " <»« voet van dien, en of dezelve allodiaal > dan feudaal is ? SUMMARIA. 1. T Tit de brieven van de pn'wz*. ^ve invejliture moet het regt van fuccejjie afgenomen; 2. En wyders opgemaakt worden, tot wat regt het leen uitgegeven, en de beleninge daar van gèfchied is ? 3. De onderfcheidene formulieren ! der leenconceffien leveren tuffen i de wettige Erfgenamen ook in f verfcheide opzigten onderfcheidene gevorogtens uit. 4. Fewij conditio contra primavz invejiituram in prcejudicium illius, m' ei- eajus efl qucejitum, mutari nequit. 5. Niji cum renuntiatione ö* confenjii, tam Domini, quam Va.falli. 6.7.9.11.20. Of en wanneer mes de wetten en gewoontens van de Curia dominans, ofte van de Landen , daar het leengoed is gelegen* in materie feudaal, met relatie •keee 3 £o£  <00 P A B T I S Q V I N T B. tot de in- en extrinfycquè forme, moet volgen ? .4f. nele natuur van het feen daarom niet veranderen. 32. Juniores Fratres & Sorores ad trientem ddmittuntur. 33. De refeudalijolus Judex feu.dal.'s cognqj'cere debet. 3J- De meefte leenen devolvere» in linea collateraV op des laafterj. Leenbezitters naafte Erfgenamen, zonder eenige ivtkerinse. 36. Schoon ook het leengoed aaa eene andere Provincie' leenroerig is.  so9 PARTIS QülNTft a. ta daarhvmetdequotavandepagt, hoewel nuvanagteren dit kaneiffchen* IV. Onder en tulTchen r748. een Z^r ^^^^ ' tfrSeSl is, met gehele uitfluiung van anderen? V. Of niet de verpondinge en reparatie aan 't huis, &c. komt te» lafte van een yeder, na zyn quota? VI. nf het n&Zutpkenftbe en Gd&r/cA* Lmi-en Leenregt, inhet der de Provincie Gw;#/ leenhong is > rav ons ondergfz. Regtsgeleerden gezien, gelezen en gëexamiBLeï zynde de voofenftaande Artikelen en rr«g« , daar uit ^oSeld en aan ons, om daar op te advrzeren, toegezonden, zoud?nwy%nd verbe'teringe, daar op andwoorden, alsvolgd Watlanvankelyk de eerfie en twede Vrage betreft , waar by delirvThet^.zowiinig, als de ^^ntt^Z hpr 7P\ve in een der drie Quarcieren van Gelderland, vermeia word Lr over zullen wy derhalven voor als nog met pofitive Cnèn advizeren! maar moeten wy alvorens , ten aanzien van 't eerfte, aanmerken; „Dat  CoN9. lui. 593 „ Dat uit de brieven der primasve invejliture moet httgB „ men, en, naar derzeive inhoud, in materie van hiccefllehJrZ r„ daar van gereguleert worden, cum imejlitwafit radix & fut „ damentumfequentium, of namenlyk het leen uitgegeven, en „ daar mede de belenmge gefchied is tot een regt man zadel vyft *• " c1lt#!t°h% Sfhts;ken tot Gelderfchen-Montfoortfchll „ Onjterfifelyken- ofte Land-regten? Gelyk nu de formulieren van dusdanige leenconceffien onderfcheiden zyn, zo leveren dezelve ook uit een tuffchen de legitime erfgenamen fubfifterend zeer groot onderfcheid en mtwerkinge, zo ruet opzigt tot de bloedverwandfchap, kunne en ouderdom als tot de gelyke ofte ongelyke portien, en de feparabiJfteit ofte mfeparabiliteit van het geheel. Zie daar van, om geene vreemde Leenfcribenten aantehalen, onzen Vaderlandfehen Coustumier firedr. Van De Sande in Comm. ad Conjuet. Feudal. Gel Tr. r. Tjt 3. Cap x §§. i, feqq. ubi natura prcefatorum , aliorumque feudormndiftinaeexplicatur. Huic addendus eft Vulteius deFeadtsLtb ,. Cap. j. n. 105, dicens , quod neipfeqS *° Pnnceps inalterius pre judicium, cui ex prima inveftitura jus eft queefitum, feudt cmdmonem pqffit alterare , ob alleg. &> ratt ibid len ware de natuur des Jeens by opdragt van den Vafal' aan den Leenheer , en alzo eerft by afjland, en naderhand by inwil- 5ligtnge van den Leenheer en Vafal veranderd was. z. Rofentkal Ir. de Jteudis Tom, 1. Cap. 6. Concl. 69. n. 20. Dog wanneer niets zekers by de eerfte beleninge dien aangaande bevonden word bevoorwaard te zyn, moet men volgen 6 in de eerfte plaatze de difpofitie vmhet gemeene Leenregt van den Lande, waar onder^de goederen gelegen zyn, en daarna het gemeeneLeenregt m het generaal, per ea, que tfaduni pa/firn DoStores, v. Schenk a Tautenberg in Cap. i. de Feud. Cognit n. 2 in fine. 0 Dermaten, dat, de priééve natuur des leens onzeker zynde moet worden gérjguardeert op de confuetudo Curie dominantis 7. & non loei , ubifrudum eft fitum ; Edog , in geval om hetconFfff " tro-  5p4 Partïs Quint/e troverfe poina geene fpeciale decifien ofte zekere Leenreglementen gevonden worden, moet men zyn recours nemen tot de ge^oontens der locale fituatie des goeds. z. N.Burgundius ad Confuet. Flandrie Tr. 7. §§. 6. dj? 7. alwaar de opinie van Carolus Molinasus en anderen , fultinerende, quod fine difcrimine m Legibus x eneribufque feudalïbus habendafit ratio loei fervtentts, gereluteert. en een confirmatoir decreet van den Hogen Raad ofte het Hot van Mechelen gêallegeert word. v. Chriflmeus Vol.6. DeciJ. 4». ö> Decif. 86. § Sande all. Comm. Tr. 3. Cap. 5- «• «• . Jra feudi fucceffio metienda fit ex fitu loei, quod fethcet inillis . de ( gelyk Van De Sande all. loc. en Chri- 8' flinceus d, Dec. 86. n. 23. zeggen ) Car/a dominans non habet Jua certa ac determinata jura. ■ Invoegen daar uit, met applicatie tot deze Vrage, ten rejpecle van difpofitie over dit leen, van den Vader tot den Zoon afge9- daald, openbaar word, dat de Zoon, daar mede vooraf ad qualificandum moetende beleend zyn, zig, ten opzigte van de exterieure ferme, zo in modo teflandi , als wegens de dihenlien over de heergewaden, jura der Cancellarye, enz. zal moeten gedragen naar de wyze en maniere van de Overyffeljche Leenkamer , quia, ratione forme, fpeclande funt Leges loei, ubi aclus conficitur. Waar aan de Vafal zyne difpofitie tefiamentatr zou kunnen overgeven, ofte ook extra Curiam Domini voor zynen ordinair'en RigI0' ter, en daar over leenoclrooy ofte confirmatie verzoeken , indien deze laafte manier van difpofitien aldaar, gelyk alhier in Gelderland , aangenomen en in gebruik is. , , . . , a Edog , ten reguarde van de difpuiten over de legitime ofte tejta11 mentaire fuccejjie van het leen zelfs, moeten niet de Leges Curies ' fèudatis, maar de Leges loei rei fitte, fchoon ook andere daaraan ftrydende regten in Curia mogten exteren, gevolgd worden; En wel zonder onderfcheid, of het leengoed, in Gelderland gelegen, aan een uitheimfchen Leenheer onderworpen zy, omdat ' alzuïke leenroerigheid niet ftrekt tot infraftie van de hoogheid dezer Landfchap, nog het ook eenige verandennge maakt, of de  C o n s. lui. 59s Leenheer, nopens het provinciaal territoir, daar de or^edragene leengoederen gefitueert zyn, een in- ofte uitheimfche is , uitwyzens Van De Sande d. Tr. i. Tit. i. Cap. 1. nn. 21—41. Vermits de qualiteit van een Leenheer niet immediatè annex , nog géaccrocheert is aan en met het territoir, maar daar van , *3fecundum quid , feparabel: Zodanig, dat de jura territorii aan den Heer van den Lande , ofte het locaal en ordinair Gerigt in verfcheide refpecfenonbena- 14. deeld blyven, als in zaken van executie van ergane fententien op brieven requifitoriaal aan den Judcx territorii, voorts van impofitien, fchattingen, en diergelyke territoriale laflen, zo en als ook van cognitie over het direiïwn dominium, aan het Land-Gerigte en ordinaris relfort van juftitie onderworpen, en wat dies meer is. v. Jupra laud. Sande d. Tr. 3. Cap. 1. nn. 12. 13. 14. ubi de pojjejjbriis feudorum contentionibus, & earum competenti cognitione definitè agit. Uit de bevorens gemaakte effentiele diftinclie valt dan van zelfs de refolutie over de qucejlie van een verftorven leengoed, het H welk niet in loco rei fitce , maar coram Curia dominanti, moet geventileert worden, naar inhoud van 's Landfchaps refolutie van den 19. Mey 1670. en die daar by gemelde brieven van Dezelve, aan de Heeren Staten van den Lande van Utrecht gëexpedieert, in zaken van de Vrouw Van Hermeien en den Amptman Bronkhorfi, tegens de Momberen van den Heer Van Rascourt jegens het verfierf der Heerlykheid Sterkenborgb, aan deze Provincie leenroerig, dog in den Stifte van Utrecht gelegen , door de beide eerjien voor het Hoge Leen-Gerigte onder den eikenboom alhier gebragt. Daar de quxjlie over eene feudale fuccejjie en vindicatie van een leen moet gëinftrueert , en aileenlyk naar de conltitutien , wet- , ten en obfervantien van dit Furftendom en Graaffchap, waar in het leengoed legd, gedetermineert worden, zo en als 's Landfchaps refolutie van den 3. Juny 1647. wel nadrukkelyk gebied, en daar by de Vrouwe Abdiffe van Elten door ferieufe brieven , Fff f2 uit  596 Pastis Qhi»t« uit name van de Heeren Staten dezer Provincie, hier toe , wegens het aldaar breder befchreven proces, vermaand is geworden. Om nu terbyzondere bëandwQordingevan de twede finale Prage, betrekkelyk tot de fituatie des leens, te naderen, zullen wy almede , met eene onderfcheidenlyke reflexie daar op , moeten onderzoeken „ of dit leen in het Quartier van Zutphen, dan of „ het zelve in een van de overige Quartieren van Nymegen en „ Vduixe, gelegen is ? Indien in het eerfie, dan heeft de Leenman gene volkomene, maar 17. eene bepaalde vryheid, om namenlyk daar over , met approbatie van den Leenheer , in linea collaterali te kunnen telleren s mits blyvende intra gradum. Daar het in tegendeel volftrektelyk, buiten deze graduele li- 18. irritatie,gepermitteert is,over leengoederen,zonder onderfcheid van natuur , in de laafte twee Quartieren gelegen, inter collaterales te disponeren, beide in gevolge van 's Landfchaps reglement van den jare 1711. Zulks, dat, wanneer hy nog een Zufter mogte in leven hebben , daar op het leen, in 't Graaffchap Zutphen gefitueert, Le- XP* ge feudali ab intefiato zoude moeten vervallen, en hy dus daar over tot hare prsejudicie, ten voordele van verdere Bloedverwanten, ofte anderen, niet mogen disponeren. Ter confideratie van welk bepaald verfterfregt, de Leenman, ao. over zyne gerede en ongerede allodiale goederen willende telleren, dan daar omtrent mede zal kunnen reflexie maken, voor zo verre daar over in loco domicilii, ofte in loco fitus de teftamenten geoorloofd zyn. Ad tertiam & quintam Quafiionem zouden wy vermeinen „ dat de Leenman, waar op het utile dominium door dode zynes Va%h „ ders, naar Leenregten, verftorvenis, zoude behoren te vol„ ftaan met de uitkeringe van de opkomften van het derde gedeelte, „ ofte den zogenaamden derden voet. Omdat de Zufters, verzuimd hebbende, daarvan (veronderstel-  c o n s. lui. s97 Hellende, het een Zutphenfch leen te zyn ) volgens Landregt dezes Graaffchaps Tit. 17. Art. n. afdelinge te verzoeken , moe- 22ten geoordeeld worden, het geheele leengoed aan haren Broeder, alsSucceJJbr feudalis, gelaten, en zig ex tacito contraStuvelquafi, nopens de vervlotene jaren, vergenoegd te hebben met dejanrlykiche revenues van dat pro indivifo , propter oirnjfaui erogationem, behouden derdendeel, waar van de verpondinge, reparatie, 23. en andere laften pro quota moeten gedefalceert worden, vermogens dien in regten en gronden van billykheid beftaande zetregel, quod bona non dicantur , nifi deduclo are alieno. Met welke verrekende en overgeblevene opkomften alzo aan de Zufters , wegens de gepaleerde jaren zig moetende contente- 24. ren, nogtans niet benomen is, om alsnu en in 't vervolg de afdelinge ( invoegen die tot keur des Leenvolgers, 't zymet inruiminge van het derdendeel by voorgaande confent des Leenheeren, 't zy met veroorzatinge van andere vrye allodiale goederen, ofte gereed geld, 't zy ook met confUtutie van rente tegens vyf ten honderd , by het Landregt d. I. gelaten word ) te mogen verzoeken. Ad quartam Oiicejïinnem gedraagd ons advys „ dat de leenpor„ tie , welke de overledene Zufter in dezen derden voet compe- 25„ teerde, alleen op den Broeder, als zynde met het gehele goed „ beleend, mar de difpofitie en natuur van onzeLeenregten, ver„ ftorven is, met cxclufie van de andere, nog in leven wezen„ de, Zufter,en des vooroverfedenes Zufters Kinderen; „ En , in cas een Broeder ofte Zufter het flerfgevalvmdeOu„ ders niet mogte beleefd hebben, worden de Kinderen tot de portie 2(*. „ in denderden voet desleensmet hare jongere Ooms ofte Moeyen. „ niet gëadmitteert, fchoon dezelve mede Erfgenamen van de „ allodiale goederen, door de Grootouders nagelaten, geweeft „ zyn. Aangezien de reprcefentatie geen plaatze in hcerlyke en leengoederen heeft, gelyk aldus op een Cafuspcfitie den 24. July 1697. 27. wylen de Heeren Mrs. Gysbert Opten Noorth en Johan Baptifla Maack binnen Zutphen hebben gëadvifeert gehad, en aldus byfenFfff 3 ten tie  8 Pi.in Q«'»IJ (ra» ƒ«" """Vj"^""'; . ^ alzo voormaalsin deLandenvan Welke «dufire ^ l8. torrm'l,"**SÏ'£' 'S4o. en zovervolgens onbekend geweeft, en alter ft n , 54 ^ ^ ^ in 1544- ingevoerd is.naar net get g proflueert „«-si m%rr^ 3. , §.». I3. ^^S,t.s.:b%"ns5ftaatgêindageert te worden,, of dien „ **, ï'"¥^^t/«*»ri., Awyzena de adOm welke onze iuftenne voor o j Ad„iz(,ur afgegeven, 3o. vyzen , hier "«"normaals by « g» « * ^ 3 op vafte leengronden S^^f^er anderen, daar ,oe dere redeneringen te »dltrueren, zaï?, . j dienen, dat .^^ffito^Sg £fik natour Let zyn, gram accidentalis.  C o n s. LUI. 50p Al het welk uit de paflage van den Heer Van De Sande all. Tr. t. Tit. 3. ê? Cap. 1. §. 19. P. 1. n. 7. nader zyn eclairciflement 32. vind, wanneer Hy zegd, quod juniores Fratres £? Sorores non penitus d feudo, per Parentem relitlo , excluduntur, verum ad feudi trientem adinittunluv. Worden nu de jongere Broeders en Zufters tot het derde gedeelte van het geheel toegelaten, om het zelve ten petitoiren te vindiceren, wat geeft dat anders te kennen, dan eene feudale en rëels pratenfle , volgens het boven aangetogen Landregt d. Tit. 17. & Arte,.? 6 Ubi enim de re feudali judicet feudalis Confeffus, requiritur, ut aclio fit feudalis, & ut ex Jure Feudali agatur; ita, ut ne qui- 33 detn confenfu litigantium , citra Domini affenfum, alius Judex cognofcere poffit. v. Sande d. Tr. 3. £? Cap. 1. §. 1. n. 15. junct. all. §. 19. &? P. 1. nn. 8. & 11. m Dan terwyl dit poinft breedvoeriger by des eerflen Confuients uitgegevene Confultatien en Advyzen, als, onder anderen, aldaar 34. P. 2. Conf 41. nn. 9. 67. £? 68. en P. 3. Conf. 83. nn. 41. feqq. junct. Co»/ 11. n. 9. getra&eert is, zo zullen wy ons daar toe refereren, offchoon ook ( gelyk de eerfie der Advizeuren all. Confil. tfRefp. Jur. P.4. Conf. 77. nn. 18. £? 19. reeds aan- 3 gemerkt heeft ) de motiven, waar op by anderen voor deallodialiteit van dezen derden voet gerefpondeert word, niet ten eenemaal van fundament ontbloot zyn, maar zelfs eenigzins plaufibel fchynen, en daarom in zommige opzigten en gevallen zekerlyk, meer ofte min, attentie verdienen. Wat eindelyk de zesde ofte laafie Vrage aangaat, daaromtrent diend maar met weinigen tot deszelfs refolutie „ dat het eene al- n6 „ hier gerecipieerde en inconteftabele leendoclrine in linea collo„ terali is, medebrengende, dat alle leenen, by meergez. Heer „ Van De Sande all. Tr. 1. fjf Tit. 3. Cap. 2. §. 7. nn. 2. 3. „ opgenoemd, zonder uitkeringe op des laaften Leenbezitters „ naaften Erfgenaamdevdiveren , fervata graduum, fexus, & ceta„ tts prcerogativa, volgens den ouden ftokregel: Dat naafte lyf, „ die  6oo Pastis Quint/e „ die man voor 't wyf „ die oltfie op der jlraten. v. Sande cit. Tr. i. Tif. 3. 6? Cap. r. d. §. 19. P. 4. n. 33. Zonder, dat daar aan nadelig kan zyn de leenroerigheid van „7 dit goed in quseftie aan de Provincie van Overyffel, zo en als hier boven met diftin&ie op de eerfie en twede Vrage gêandwoord is, waar toe, en tot de onzekerheid van de natuur des leens, ons uit den teneur der eerfte beleninge niet gebleken zynde, wy ons, ter eventuele informatie van den tegen woord igen Vafal, dienvolgende moeten gedragen. Aldus ,falvo faniori femperjudicia, gêadvizeert binnen Zutphen den 6. Oftober 1750. J. SCHOMAKER. WOLTER STAT1US SCHOMAKER. LIV. ADVYS INSTRUCTOIR. over I. P-Xet uitkeeren van den derden voet van een mTX leen. II. Over d' inftitutie van de adio ad interejje , voor welken Rigter dezelve, als 'er buiten des Leenheers confent by een magefcheidoïxshuwelyks contr atl over een leengoed gedisponeert is, moet gefchieden? S U M-  C o n.s. LIV. S U M M A R I A. 601 ï.'TTT'aarom, en wanneer een Leentw/ger niet gehouden is, den derden voet van een leen uittekeren ? 2. Offchoon buiten des Leenheen\ confent ofte approbatie niet beltendiglyk over de jp/a corpora feudalia by magefcbeiden en welyks voorwaarden kan gedif poneert worden ,• 3. Zo blyft nogtans experfonalicontra&u open een ailio ad damna £f interejje aan den genen, aan wien daar by een dusdaan leengoed overgegeven is. 4. Welke, geen regt tot het leen zelfs hebbende, daar op ook geene reële actie , rer recuperatie deiverlorene poüeflie kan mttitueren, maar wel eeneperjonele voor den ordinairen ofte competenren Rigter , ter .vergoedinge van dieJcbade , zynde de uuaardye van het by contract overgegeven leen , dirigeren. ). fa qua perfonali a&one , alibi intentanda , de zake in quseftie . hinc inde nioetgeventileert, gedifcutieert, cn gedecideert worden. Cafus pojitio. Caja met een goed aan den hoogadelyken Huize, de Marfch ten Zutphenfchen regten beleend zynde, Wamingshof genaamd^ en m 'tMunfterfche gelegen, heeft twee Dogters, Titia en Mevia. Titia, oudfte Dogter, getrouwd geweeft zynde, komt, met ag^ terlating van een Zoon, voor hare Moeder , Caja , te fterven. Caja fterft een jaar na dato. Mevia , als nu de eenig overgeblevene Dogter, laat zig hier op met voornoemde goed anno 1750. beleenen. Quaritur, Dewyl eenmansoir is voorhanden geweeft, of Mevia, als proxumor gradu, de beleninge heeft kunnen eiffchen,en of niet daar en tegens aan de Zoon van haar Zufter, Titia , dezelve , iurhx reprcefentatioms , hadde laten moeten ? • Gggg Deze'  Deze beleninge egter verkregen hebbende, is de ouderlyke nataSSi^ W « haren Eheman . «^g*^ een ander mansperzoon, Regtsgeleerde zynde, gaffi teert , en ) per fortcm cequaliter gedeeld, en zulks wel *^™3%> dat onder renuntiatie van alle excepuen M^a aan Titw Zoon dit goed in quaeftie erf- en eigendommelyk heeft komen over' tèd?agen,en den leenbrief aan de Zoon van Tmagextradeert, „ en zig laten reftitueren die door Mevia betaalde halve «rad*- !' otrniezién w Mevia van dit leengoed ten eenemaal heeft afgezien.eJ? nooit aclus Mosgëexerceert, ^heeft ^mö d« te min voor omtrent een half jaar m voornoemde goed , Authore Pretere, fed abfque Domini direiïi confenfu, zig weder in de posfeflie teBoekhold in 't Munfterfche laten immitteren , onder praetext „ als hadde zy Mevia de poffeffie van dit goed, fato per „ erroneam divifionem, verloren. . Daar alles, inequifitoDomini direcli confenfu, gefchied,en aan de Zoon van r«w dit goed erf en eigendommelyk gecedeert is. 'Qüdtfhüt. ïn hoe verre Zy»?a, tot dezepoüeffieneming gequalfficeert, «n ofze niet, kragt magefcheid, daar en tegens gehouden is , den Erfgenaam van Titia haar Zoon, overleden zynde, dit goed te Zo^, om welke reden, et quomodo, & ubi proceffus dum erit inchoandus? r»" mv ondergfz. Regtsgeleerde gezien , gelezen en g'examiBLTrt z ndeëvorenftSaande Cafus pofitie, met by geproponeert, zou ik, onder verbetennge , van advys zy,, „dJMevia, ^graduproximm, dan de Zoon van haar voor-  Cöns. LIV. &3 9) overledene Zufter Titia , en dus de eenigfte en naaf.. ï < n m volgerfche,daarom wei en te regt zig met het kenWarniiiigsj, *o/, naar de Zutphenfche Leenregten, heeft doen beieenen; m zonder, dat d-eswegen verpligt geweeit is, aan \corfz. %&in „ den derde» voet qittekeren. Omdat het jus reprafentationis in feudis antiquis geen plaatze heeft, volgens het gevoelen van de meefteen voornaamfteLeen- ï feribenten en Praétizyns, als daar van diftinételyk inter feudum paternum s. antiquum, & feudum emptitium s. novum te zien isiniwis Conf Gelro-Zutphan. P. 4. Conf 75. nn. 14. &Jeqq. Dan vermits deze Mevia, naderhand by die door loten geiykelyk verdeelde ouderlyke nalatenfchap, onder renuntiane van alle exceptien, dit leengoed aan den Zoon van Titia erf en eigedommelyk heeft afgeftaan, en de leenbrieven aan hem overgegeven, met reftitutie van de halve koften des hergewaads en curijia, uit hoofde van welke ceflie denzelven, en na zyn dood de Vader, ais Erfgenaam zynes Zoons, ook daar van werkelykde pofuflie en perceptie der opkomften mede tot zyn affterven , voor ongeveer een half jaar voorgevallen ( zo enals'ik/w fado gëiufbrmeert ben ) gehad heeft, zo zou aan den Zoon van Titia, en gevolglyk rnede aan zyn Vader, op wien, en vervolgens na zyn overlyden op deszelfs Erfgenaam dezen utilen eigendom gedevolveert is, niet kunnen obfterenhet deftcl van des Leenheers confent ofte approbatie. Om redenen, dat, of wel buiten 't zelve niet beftendiglyk over de ipfa corpora feudalia, by magefcheid en huwelyks voorwaarden, kan gedifponeert worden, egter, uit kragt van die perfone- 2' le handehnge een aSlio ad damna cjf interejje voor den genen, aan wien daar by een leen, fine Domini confenfis overgegeven is, 0penblyft, gelyk dit breedvoeriger * bymy, en myn Zoon, Mr. Gggg 2 Phi- * Ten opzigte der contraire fuftenue van den Heere Mr. Joh. Schrajfert , en van 't geen zyn WeiEJele hier tegens in 'c vyfde Deel zyner Confultatien en Aivyzen BI. 367. enz. heeft ingebragc, zie myne Aanmerkingen over d' Ordonn. van den 25. en fo, penn. dezes Graafjcbaps Art. 1. nn. 228—24S.  604 PART13 QülNTE Philip Carel Schomaker , thans ordinair Raadsheer in den Hove „ van Gelderland, in een inftruftoir advys betoogd, en by myne 3" voorfz. Confil. d. P. 4. Conf. 47- »»• 48--51» % enzo a§ter t zelve in de" Addenda, als aldaar Conf 48. 49- & met ver' fcheide iudicaten en advyzen isbekragtigd, quo relatio. Waarom ik verder, aangaande de recuperatie der verlorene üolTeffie,omdie met dezen utilen leens-eigendom te conlolideretï, A van opinie ben,, dat den Erfgenaam van Titia's Zoon, geen regt 4' tot dit corpus feudale zelfs hebbende, geene dusdanige reële adie daar op,na voorgaande inveftiture, zal kunnen mftittie" ren maar gehouden zyn, eene perfonele aftie, vermogens het " magefcheid en daar by gedane overgifte van dit leen, tegens Mevia, of wel haren Eheman, als Man en Momber van dezelve, ' coramordinario s. competenti Judice, tot vergoedinge vandefcha„ de enintereffe, zynde deszelfs waardye, te dirigeren; Als wanneer dit poincf, of by het gelibelleerde magefcheid buiten het Ieenconfent, faltem quoad inter'effe,dit leenm quaeftie, ferfonali adtione, alibi intentanda, heeft mogen afgeftaan , en t zelve volgens de fuftenue van Mevia, op een error oïteignoranm juris gefundeert, gerefcindpert worden? aldaar by die geventileerde perfonele adie kan gedifcutieert , en, audttis hmc inde: partibus, gedecideert worden. Ita de Jure Feudali Zutphanico, refervatd cafu quo ulteriori Legum ad cafumpropofitumapplicatione, refpondendum cenfeo 3.Zutphani 8. Aêlori incumbit probatio. 10. De recherge naar den oorfprong en nature der leenen is van grote utiliteit in het begrypen en befliflèn der gevolgen. 14. Wanneer het defect eener leenapprobatie den Fifcus niet raakt ? 15. 18. En wanneer dezelve niet nodig is ? 16. Qiiod meum eft, amplius meum fitri nequit. 17. Applicatur hac juris regulaad fa£tum. 19. Den Leenheer mag de verzog^ te beleeningen niet verweigeren, alsgefchiedende, voorbehoudenszyne, en een yeders geregtigheid. 20. Qjiod ad cafumfubjeEtum applicatur. 2T. 23. Wanneer de nature vaneen leèn niet kan veranderd, nogte Gggg 3 de.  ;ékó Pastis Quint/e de poflêffie daar van benomen; worden P 22. Een yeder zake reverteett ligtelvk 'ad Juam prM«vam naturam. 24. Feudum retinet intrinfecam qualitatem, qudjemelimbutaejl. 25. Quando ratiocinationibus locus datur? Species fatll Den Procurator D.H. TerMegede, als Pagter van den 50. penning over Holten en Bathmen in de Provincie van Overyffel over 1751, heeft voorHaarEdele Mogende, de Heeren Gedeputeerde Staten dier Provincie, voor eenige maanden aftie gëinftitueert tegen de Hooggeborene Vrouwenmelk Efperance, GravinneKeus Fan Plauen, geboren Gravinne Fan FiodroffWartensleben, ofte wel Haar Hooggeborens Eheheer, nomine uxorio, over een ter zake van eene verzuimde betalinge van den collateralen irapoft, by Haare Excellentie, als gepretendeerde Erfgename van wylen Haar Hooggeborens Heere Broeder, Zyne Excel lentie, den Heere GraVe Alexander Care! Van FiodroffWartensleben, wegens den Hof te Dorthea de onderhorige goederen, in gemelde Provincie gelegen, en aan dezelve leenroerig, verfchuld; . „ En wel uit hoofde , dat, evenweigedagte Grave, A. C. Fan FiodroffWartensleben, daar mede, na voorgaande refutatie van Zyn Hooggeborens Heere Vader, den Heere Grave, Care! Sophomus PhilipsFan FiodroffWartensleben, op den 3. April 1749. beleend, en in April 1752. dezer wereld improlis overleden zynde, het utile feudi dominium, per collateralem fucceffionem, zoude gedevolveert zyn op Deszelfs eenigfte Zufter en Erfgename, de Gravinne Reus Van Plauen, bovengemeld: % . . Dat derhalven meerwelgedagte Gravinne door deze ïmmedlate fucceftie van voorfz. broederlyke goederen ( welke, naar de 26. Een leen, uit de vaderlyke linie voortgekomen , word gezegd na dode van den Zoon, als een duroe for'unce Jblatium , op den Vader, v>gore reverfionis, te de» volveren. 27. Hoedane leenen geen collateralen impoft fubject, /yn ? 28. En waarom niet? v. b. n.  C o n s. LV. Öo? de veronderftellinge van gezeiden Procurator Ter Megede q p zouden heengekomen zyn van de Voorouders van Haar Hooggebo" rens Vrouwe Moeder, wylen Vrouwe Jannetta Margarita Huylen Fan Cattendyke) wegens het gelibelleerdeverzuim zou vervallen zyn, boven en behalven den collateralen impoft , in de pccnaliteit , by d' Ordonnantie geftatueert: Dog dat het tegendeel uit valabele aften, traftaten en inftrumenten zal kunnen betoogd, en onwederfprekelyk bewezen worden, dit deze goederen in queeftie niet uit den moeder-, maar uit den vaderlyken boedel, en oorfpronkelyk van de Graaffelyke Familie van Flodroff waren geprovenieert, als uit die bygevoegde Hukken per copias kan blyken : Dat boven dien het almede waar en bewyslyk is, dat by het overlyden van den iaaften Leenbezitter, wylen Graaf Alexander Carel Fan Flodroff PVanensleben, Deszelfs Heere Fader, bovenweJgemeld, nog in leven geweeft is. Quaritur. _ Of meerwelgedagte Gravinne Reus Fan Plauen, geboren Gravinne Fan Flodroff IVartensleben, eenige en univerfele Erfgename van Haar Heere Fader, na Haren Heer Broeder overleden., naar regten, bevoegd is, tegens dezegeinftitueerde publycque actie in oppofitie te komen ? Dy my ondergfz.Regtsgeleerde, en teffens Advocaat Fifcaal van AJde Finantien, en Controleur van den 25. en 50. penning des Graaffchaps Zutphen, gezien,gelezen eng'examineert zynde de vorenftaande ó>e«V.r fatli, met de g'annecleerde copielyke documenten , en het Oueeritur, daar uit geformeert, zou ik, onder verbeceringe, van advys zyn „ dat eene regtelyke oppofitie tegens „ des Pagters calange volkomen, naar de Overylfelfche regten en *, Statuiten, gefundeert is, en wel zodanig, dat dien Aanlegger „ ofte  6o8 Partis QUiKT/e nfte Klager 't fundamentwn intentionh, gederiveert uit onbewe- *33 g> ^effende „jsh«~ ™ £ 3- ofte gene on- Sn"eMernlt « «nnitgegevenzyn, hebben, a.zoook daar  C o n s. LV. 60% aan gehegt zyn onderfcheidenlyke namen, gewrogten en manieren van fucceflie en devolutie, als by evengemefden onzen Vad.rlandfen Leenfcribent, Fr. Fan De Sande, in ï byzonder d. Tr. 1. Tit. 3, Cap. 1. §§. 2--22. zeer diftin&elyk aangetoond is. Nu is het, zo volgens de Landregten van Overyffel 2. Deel Tit. 25. als naar de leere van evengez. Sande d. Tr. fit. § Cap. 1. «. 15. n. 2. mede buiten twifl, dat in de Overyffeljche leenen, fchoon 4* ;: allemaal! en meelt in 't ftuk en wyze van eene geprivilegieerde fucceflie evenaren met de nature , aard en eigenfchap van de, , Zutphenfche , egter altoos gelet moet worden op den naejlen s m den bloede, van de Jyde heenkomende , daer dat leen afgekomen is, uitgefloten de opklimmende ouderlyke linie , gelyk zo woordeiyk | by de Landregten van Overyffel d. I. Art. 11. geftatu.ert, en \ 't zelve by den Heer Sande all. Cap. 1. tj §. 15. n. 4. verder uit 'dien i aldaar aangenomen ftokregel , Paterna folis paternis, ac materna maternis, beveiligd word met een decifie tuiïcnHelmlch Fan ÏW huizen , Aanlegger, zyn legitiem regt van Jeenfucceftie uit de c patemelle linie denverende, en tuffen de Erfgenamen van WenemarBafles,Verweerders, hun regt op fundament van bloedverwandfchap defenderende, voor het Leenhof van Overyflel in den jare 1543. ergaan, gegrond op eene aloude maxime en ufance in zeker Plakaat van Johan Fernenburgh, BilTchop van Utrecht, waar onder Overyffel mede gehoorde, van den jare 1365, Art. ! 29. ervintelyk,inhoudende deze bewoordingen, Foortalledienft! manne guet, wanneer dat verflerft, dat erft op dat naefie lyf, die 1 inder echte is , daer NB. dat goet van ghekomen is , 'dat zy ; fweert-zyde oft fpil zyde. Vergelyk hier mede, 't geen wyders & omtrent die in de Leenregten gerecipieerde dïQanQze inter fsudum \ paternum maternum getradeert word by Struvius d. I. Cap. 3. Joh. \ '2. in Notis. 1 Zulks, dat daar uit zou moeten volgen,naar die by dtnPro! curator Ter Megede gemaakte veronderitellinge, waaropzvne calange alleen en hoofdzakelyk gegrond is, dat den Hof te Dorth 7'&c. waarmede Graaf',Alexander CarelFanFlodroff'Wartenskben, Hhhh 0»  6l0 PARTIJ QDÏNTfi op den 3. April 1749. is beleend geworden,naar dezèOverytfel(ehe Leenregten,zoude gedevolveertzyn opZyn VrouweZufter, de Gravinne Amelie Esperance Van Flodroff Wartensleben, met exclufie van Haar Hooggeborens Heere Vader, meergemeld , en dat Hare Excellentie , als collaterale Erfgename van dit aanbeftorven vermaakt moederlvk leengoed, overzulks was verpligt geweeft, den gelibelleerden impoft aantegeven en te betalen. Of nu den Aanlegger en Klager deze zyne intentie, naar behoren , bewezen heeft, gelyk het deszelfs indifpenfabele phgt is, ftaat 8' uit zyne producten onderzogt te worden, en, de negative daar van bevonden wordende, zou de Vrouw Verweerderfche en Beklaag- I de, offchoon niets ter probatie van de affirmative bygebragt hadde, van des Klagers eifch, by gebrek van bewys, zynde de ziel I van een proces, moetengêabfolveertworden: Nam, aèhre ( ex cujus perfóna jus metimur, non ex perfona rei, arg. L. 1. §. 1. ff. Si pars hered. petat.) nonprobante, reus ,etiamfi mbil probavent, I abfolvendus erit. _ , - , Te meerder zal deze regtelyke vryfprake mhypotheji Aanmoeten ftand grypen, daar, volgens de Species fafti, gepofeert, en I my uit de bygevoegde ftukken ontegenzeggelykgebleken is,dat, 9- ( om de oorfpronkelyke heen- en alkomft van dit leengoed niet uit de gedane vaderlyke refutatie en cesfie van gez. 3. April I 1749. aileenlyk te betogen,'twelk by gebrek van anderemidde- I len anderzins genoeg zou zyn, om den eigendom van dien, en dus mede 't regt van leenfuccesfte te bewyzen ) dezen Hof te Dortb nooit is geweeft, nogte door den laaftenLeenbezitter,Graaf-rfUxanderCarel Van Flodroff Wartensleben, uit kragt van legitime fuccesfie, verkregen uit den boedel van Zyn Vrouw Moeder,wylende Hooggeborene Vrouwe, Jannetta Margareta Vm Huyfen Van Cattendyke, maar in tegendeel voortgekomen uit het Huis familie , ofte boedel van de Graven Van Flodroff, waar van Zyn Heer Vader, wylen den Hooggeboren Grave, Carel Sophonius Philips Van Flodroff Wartensleben, onder andere goederen den eigendom van dit leenparceel ,;'a/2o éf ad transferendum dominium titulo kam li i  Co»!. LV. 611 li, gêacquireert, en meer dan een derdendeel van 100. jaren ruften vredelyk gepoflideert gehad heeft: Dat dierhalven, hoe prwfuppoftto & probato , dit gelibelleerde goed niet kan gêagt worden, een meeder-, maar een vaderlyk leen geweeft te zyn, dat na dode van den Heere Broeder niet op Zyn Hooggeborens Vrouwe Zufter, maar op Zyn Heere Fader, die des Zoons fterfval beleefd heeft, immediatè verftorven is. Dat deze myne preliminaire recherche, naar de primitive nature, enorginele fource van dit leen in qussftie,en daar uit gede- 10. riveerde interpretatie, niet alleen nodig is, en in regten zynappuy vind, maar ook veel geneugte en voordeel,tot begrip van'de gevolgen en uitkomften der zaken, en in 't byzonder der leenen teffens mede brengt, word gèev'iriceert ex L. 8. ff, Mandat. L. 3^. ff. de Donat. & L. un. in fin. de C. Impon. Liter. Defcript. en daar juit vaftgeftelde leere der Doctoren, als daar van onder anderen te zien by Cothman. Lib. 5. Refp. 1. n. 135. en Heigius P. r. '. Ou. 1. nn. 1. 2. met adduftie van de reden, die de' Gloffe in L. 3$-ff. de Acq. Hered. en wel, ten reguarde der leenen, in 2. Feud. 17. Litt. k. daar van opgeeft, en in 't allerbezonderfte daar in is beftaande, quod ad primordiumtitulipofterior formatur evenius.v. d. L.i. C. de Iinp. Lucr. Deftr. . Ten welken einde, en om dit affirmatyf regt dan wat hoger optehalen, heb ik in de eerfte plaatze uit de Huwelyks Voorwaarden, op den 15. February 1706. tuften den Hooggeboren Heere, t' Carel Sophonius Philips, Grave Van Flodroff'Wartensleben, als Bruidegom , en de Hoog welgeborene Jonkvrou we, Jannetta Margareta Van Huyfen Van Cattendyke, als Bruid, opgerigt, gevonden deze fpeciale ftipulatie , cesfie en donatie „ dat na dode van den „ ook Hooggeboren Heere, Adriaan Guftaaf', Grave Van Flodroff, welke,nevens Deszelfs VrouweEhegemahnne„voorfz. Huwelyks Voorwaarden mede getekend heeft „ den Hof te Dorth „ ( waar van Zyne Excellentie, a!s Eigenaar, volgens de pofitie by des Aanleggersdocument fub N°.. 5°. de laafte in de Ridderfchap van Overyffel , zoude belchreven geweeft zyn ) „ en alle d' andere góedeHhhh 2 ren  6l2 P i K T 1! QüINT/E ren in Overhel, tot Batbmen, Holten, en elders gelegen, zonden " worden gëerft en genoten by den Heere Bruidegom; mits, dat * 7y>^Hooggeborende naam, titels en wapen van blodroff voor m |em en Zyn Hooggeborens Defcendenten zoude aannemen ea " Gd?ktok door het voorbehouden en iftgebragte; KrizeHyk diplome! volgens informatie,gefehied,deaöude poffesfie da*r op, date vk na dode van dien Heere Douant by den Heere Gedonateerde , na voorgaande my vertoonde leenapprobatie der gez Kaften, en daar by onder anderen gedane overgave van den HoftTüorth van denk July I7o7, giapprehendeer^entm den 3 April 1749, zvnde den dag van decesfie aan ZyrrHeere Zoon, ^gt^gSlooÏeeh tweede uit een acte van inveftiture . van den 2. December 1708, zo my bengt is zoude conftere», I2, dat meerwelgedagten Heere Grave.C.S. P. Van Flodroff War- ffoed den Hof te Dortb , zig daar mede door den Heere btadtoldel enLeeLannen van de Provincie van Overyffel heeft laten ^'DaTaiwydersvoor een derde by eene boedelsverdeelinge en fchikkinge, welke Zyne Excellentie, den Heere Grave, C.P. Van 1, Fiodro ff Wartensleben, na dode van Zyn Hooggeborens Ehegema' lïme Vrouwe J. M. Van Huyfen Van Cattendyke, met Zyne Excellenties Kinderen op den ai.Auguftus 1733 gemaakt zou hebben, het aangetogen eigendommelyk regt aan den Hof te Dortb en at-andere Overyffelfcbe goederenis beveiligd, en aan Zyne Excellentie ook altoos by continuatie tot 1749. verbleven; Zonder , dat daar aan'eenigzins zoude kunnen hinderlyk zyn primo het defect van leenapprobatie, waar van my mets gebleken, H- Late nodig geoordeeld is, omdat eensdeels, daar de Graaffelyke Kinderen dif leen , als een vaderlyk goed , faiïo tpjb erkend hebben, dit zou zyn een exceptio de jure tertn, die den Klager «iet zou raken, voor zo ver deze handelinge met is gefehied m  C o n s. LV. <5i3 prsjudkiumFifci,zx^. L. 4. §. 7. ff. Si Serv. Vind. £?L. 8.§. i.ttf. finvero mllwnC.de Prcefcr. 30. fuod, qui femel dominus efl, non potefl fieri amplius dominus. Hetwelk des te meerder buiten alle iimitatie, waar van de Kardinaal Tuscits Pr. Concl. Tom. 5. Lit. M. Concl 226. n. 4. gewaagd, in dezen plaatze heeft, daar den Hof te Dorth door die 'V' ex donatione opgevolgde traditie en inveftiture volftrekt eigen, en, buiten alle vindicatie van des Heer Donants Erfgenamen, aan den Heer Gedonateerde geworden,en altoos verbleven is. Invoegen, dat, of wel dit vaderlyk leengoed aan den Fader by die met Zyn Hooggeborens Kinderen gemaakte partage mogte jg toegedeeld zyn geworden, hoedanige bewoordingen egter aldaar niet gebezigd zyn , zo heeft Zyne Excellentie daar door geen nieuw ofte meerder regt verkregen, als Denzelven bevorens daar aan gehad heeft, waarom die leenapprobatie ook niet noodzakelyk, nogte den Leenheer nadelig moet geoordeeld worden, argument0 ejus, quod habet Mean ad Jus Civil. Leod. Obf. 46. n. 2. de tejiamento, aut qmlibet alio contracïu vel paSlo , quo feudi difpofitio fablaf uit infucceffurum ab inteflato, per all. DD. Roiènthal, Schraderum, Chriftineeum, aliofque plures. Dat almede fecundo aan de hier vorens ter betoginge van de fiature des vaderleken leens gededuceerde drie motiven niet kan ol> Hhhh 3 éér  él+ Pastis Quint* teen, nog de ^^M^^^^. den Aanlegger uic zyne produéten Jub. A° 5 . C7 7 • we 2ïs die byinVolrnagdger van de Hooggeborene Vrouwe Oitïana Douariere d< Evffum, geboren Gravinne Flodroff, na dode Hares Broeders, den Grave, Adriaan Gufiaaf Vanblodroff boven gemeld, op den 18. Odober 1709. verkregenebelemnge van defe^n ande?e Dortfche leengoederen heefc tragten te eh- C1 Want , om niet te melden, dat,, den Leenheer niemand tot de verzoete beleninge mag hinderlyk wezen, en dat dezelve , I9' " gefchiede, voorbehoudens desLeenheers, en een veders gereg" tiahcid -elvk zo het Overyffelfche Statuit d. I. Art. 1. 2. Iprlkt en mitsdien daar uit moei volgen dat door de pofterieure inveftiture van evengedagte Vrouwe Douariere Van Enfm seen atteintè , nog prejudicie heeft kunnen toegebragt wenden 2°- LTdfan erieure leenapprobatie, zo van die by vorensgenoemSHowclyks Voorwaarden op den 16: July 1707. gedane ceffiel van deze 'in Overyffel gelegene Dortfcbe goederen als die daar op in dato den 2. December 1708. gevolgde inveftiture; . Zo diend alhier peremtoriè , tot totale folutie van dien, gerefleaeért,hoedanig my uiteen vertoond origineel vergelyk van den al Maart 1714. is gebleeken, dat de Erfgenamen van wylen ; ïëerwdgeiJldtn Heere Grave, Adriaan Gujlatfrantofaff, aan dSi HeJe Grave, Carel Sophonius Philips Van blodroff Wartensleben , na eene tuffen deze hoge litigante Parthyen lang gevoerde procedure, by accoord hebben afgeftaan, en aan Zyne Excellentie laten verblyven de Heerlykheid Dorth cum annexis , en dus mede dan Hof'te Dorth en andere Overyffelfche goederen, waarvan Zyn Hooggeboren ( zo en als by dat vergelyk gezegd en be- kond word ) in d' acïuele poffeffie was. J Zo dat deze latere blote beleeninge, buiten reële jouiffance „ t van de vrugten eenes voordeligen leeneigendoms, te meerder door ' aI' dez-n afftand ten eenemaal is verydeld, en een non ens geworden", 't wélk overzulks geene operative effentie meer heelt, veel  C o n s. LV. o-I5 minder de natuur van het vaderlyke in het moederlyke leen kan transformeren ; En wel te minder nog, daar den Heere Grave, CarelSophonius Philips Fan FiodroffWartensleben , ongëagt die nu gëaffopieerde procedure, zig altoos in de poffeffie gemainteneert, en, als Vafal van dit leen in quaeftie, tot 1749. mede gequalificeert gehad heeft. Al 't welk daar uit deciforiè mede moet opgemaakt worden , dat, wanneer dit quaflieufe leen ooit geweeft,ofte geworden was een moederlyk goed , alsdan het zelve na dode van Haare Excellentie, de Vrouwe Moeder, had moeten, naar d' Overyffelfche Leenwetten , vervallen geweeft zyn op Haar Hooggeborens oudften Zoon, wylen Graaf Fredrik, die veele jaren na zyn Vrouw Moeders overlyden nog geleefd gehad heeft; En na Zyn Hooggeborens dood in folidum op den tweden Zoon, Graaf Alexander Carel Fan Flodroff Wartensleben , welke eo cafu dan niet nodig gehad zou hebben, dezen Hof te Dorth, om daar van in de Ridderfchap van Overyffel befchreven te worden, van zyn Heer Fader , als Eigenaar, by acte van refutatie en ceffie van den 3. April 1749. te verkrygen. Waar uit het,mynes eragtens, als een neceffarium confequens, daar voor moet gehouden worden, dat Zyn Hooggeboren, improlis mede overleden zynde, dit leen op niemand anders heeft getranfmitteert, als op Zyn Heere Fader waar van het zelve gekomen is; En wel om deze onwraakbare reden en regtsleere, dat, gelykerwys een yeder zakeai fuam primxvam naturam ligtelyk rever- 22. teert, naar het getradeerde, zo inL. 6. in pr. vs.quafi jure poflliminii revertitur heus in priflinam caufam ff. de Rer. Divif. als in L. 23. ff. de Liber. &Poflumis, alzo vermag men niet denken , dat de qualiteit van dit feudum paternum, door de gedane cesfie en reverfie tot zyn primitive nature, zou kunnen gezegd worden, 23* gêaltereert , nog gedegenereert te zyn in een feudum maternum , omdat, de Vrouwe Moeder lange jaren voor dato dezer cesfte o- ver-  laaft^ifHO0Metaren, die 't zelve nooit gehad heeft, gerever£ertH als opIfnToggeborens Vrouw Zufter, de Gravinne »* Yval van zyn Z^Tel^heÖe,het,naar de natuurlykeredenenngskragt *4- fi"mdewheS kannen zyn, dan dat dit vaderlyk leengoed heeft SoS"»Si «** femel imbutameffi conflat arg- ? , L Barthol #. Onod caufa , en aldus verbleven curfms en ^fcSftW zulks uit de refcnptie in L. 3- C * iW. TSS ( als boven « i 33-iT-* Do-, reedsge of*d Gothofr. Anton. Feudal. 6. Th. 2. Lm. H. VS^^^ C waar toe wanneer nieVvo?komenvaneeën zake confteert men volgens^ alto a< van den ftirift, Arrius Menander, in L. 5- §• de #e AZtóf. S' zvn recolus m'ag nemen ) moet derhalven dit flotgevolg opgemaakt en als eene betoogde waarheid, ex prcefuppofita>Proba^^M^S&A worden, totoHtfuDrtcm annexis , zynde geweeft en verbleven een ^fj>*> J1*' naar de traditie van Rofenthal de Feud. Tom. i. Ca/). 2. Concl. 6. To ff Té diametro gefteld word tegens een moederlyk en dus door en na dode van den Zoon, als laaften Bezitter, op den Va' de wederom, Mrtotó awjtffe* ««ft». ai! een f^fij""^ 26- t, volgens de conftitutie inL.d, C de !*&^d^fi een dar* fortun*folatium(&\jk W & 4- £ ^ ier is waar van de Dogter, Mevrouw de Gravin Reus Van tlauen, geCen Gravin Val Flodroff Wartensleben 't zelve wederom gëerft hebbende, Haar Hooggeboren derhalven van dit goed  Coms. LV. 6iy ex Snea adfcendenti paterna heengekomen, niet gehouden geweeft talen ' °P collaterale fuccelfien gefteld f te be- *7* „Jarlfïf™,nerg6nS ? my t0£ n°S toe zodanig Statuit, ofte Ordonnanue voorgekomen, waar by de Heeren Wetgeveren alzulke ouderlyke erffenilTen, op Kinderen en verdere Defcendenten het zy in- ofte uitheimfche, verftervende, met eenigen impoft hebben willen bezwaren, doordien 't zelve zoude om verre ftoten de natuurlyke reden en billykheid, welke, als een ftilzwygendewet, aan «Je Kinderen degoederen der Ouderen C waar 2g van dezelve niet alleen als Eigenaren,by hun leven in zeker zin en opzigt maar ook de Fader en Zoon, ais een perzoon, vermogens de difpofitie in L. uit. C. de Impub. & Mis Subllit. aangemerkt worden ) buiten eenig bezwaar toeêrkend, volgens 't gerespondeerde in L. 7.ff. de Bonis Damnatorum. & Om alle welke en meer andere redenen, ik, verder in re, tam mamfefla, uittebreiden onnodig gëagt hebbe, zou ik, eindigende, befluiten „ dat de Vrouw Beklaagde zeer wel bevoegd is tegens „ des Klagers eifch en conclufle in regtelyke oppofiue te komen. Aldus, falvomeliori, gëadvizeert binnen Zutphen den 10. Mey 1754. ?. SCHOMAKER. LVI. ADVYS INSTRÜCTOIR. l- "TV natura & effeclu rerum mobUium &imJL/ mobilium. II. Van Foordeel-, Ryks- en Leengoederen, hoe, en wanneer in materie van fucceflie moeten geconfidereert worden ? Iüi III,  Ói8 Partis Quint/e III. Van de onderfcheidenlyke effecten omtrent goederen, welke 'mgemeenfchap, ofte daar van uugejloten zyn. Waar toe in myne Aanmerkingen over d' Ordonnantie van den 1$. en 50. penn. des Graaffchaps Zutphen en aldaar Art. 1. n. 176. relatie gemaakt is. SUMMARIA. 1. 24. /^nder eene univerfele de-1 nominatie van al 't gerede worden obligatien, attien, ere-1 diten, enz. met ofte zonder on-1 derpand van allodiale ofte van feudale goederen begrepen, en verftaan. Vid. dijl:n£te, quoad naturam obllgationu-n, n. 2. 3. Kapitalen en rentverjebryvingen, op Do neinenvan een Provincie ofte Stad belegJ, worden gemeen'yk meer voor ftabile en immobilè efFecfen gehouden, als derzelver verbondene jaarlykfebe impofitien. 4. 5. Waar van de reden word on2v;p;pven, en met diftinctie door 1 de Doc^oi-en beveiligd. j 6. Die by de Romeinfche en andere, op derzelver voetfpoor volgende, Regtsgeleerden aangenomene j dvJe zoort van goederen, als ohl'gat'en , a&ien, enz. word in onze hedendaaqfche Vierfclme verworpen, als welke geene an- j dere claffen, dan van gerede ofte ongerede goederen, erkend. 7. Voordeelgoederen behoren mede onder gerede. 8. Waar toe het Landregt van de iv. Boven-Ampten woordelyk word bygebragt, en daar van een byzonder regt opgeeft nn. 14. 23. 26. 9.10. Alwaar het 21. en 22. Artikel, wegens de fucceflie van een oudfte 'Dogter tot het voordeelgoed , tot den lyvevan üöver- i ledene Moeder gehoord hebbende , met uitfluitinge van den Vader, g'expliceert word n. 22. 11. Dus,deDogferftervende,vervallen die voordeelgoederen niet op den Vader, maar op haare naafte Erfgenamen gelykelyk, in gevolge van 't bedongen retour. 12. ^Qtiod confirmatur, £f fimul illu- \ ftratur Statuto Neomagenji. 13. Waarom daar tegens niet ftryd eene donatie van al 't gerede, -aan  Co ns. LVI. Cln Cafus-pofitie. 'TVn Hoogwelgeboren Heer, Nicolaas Hans Wilhem,.Baron f^Vm Deelen, Heere van Druten en den 1 akenberg, £fV &c. QV. heeft voor het folemniferen van Deszelfs huwelyk met de Hoogwelgeborenejonkvrouwe, Cbrifiina,BarönneJJe VanWyhe,totEgtelt, op den-22. Auguftus 1749. opgerigt, gededingt en gefloten eene Huwelykfche Voorwaarde, by dewelke befproken en bedongen is; Iiii 9, Voor aan den Vader,, als langftlevenden.by huwelyks contracl gedaan? iy. 27. Waar omtrent egter, met influitinge der vocrdeelgoeueren, daar by uitdrukkelyk en in fpe«e had moeten voorzien worden. 16. Zulks niet gedaan zynde, heeft de difpofitie van het Landregt omtrent derzelverJücceJJie plaatze , om redenen n. 17.meteen gewysde bekragtigt nn. 18. 21. iq. 38. Waarom alhier, negle£ld Jpeciali c'"wminatiorze borum boncrum, een cafus omiffus, ten fine van een inteftate fucceflie ; op denVader, geen plaatze heeft naar Landregt? ziedaar van de t reden n. 20 28- 29. Een Vader is door de wet beregtigd, en door eene natuurlyke reden geroepen tot de allodiale en feudale erffenis zyner K'nderen, met uitfluitinge' der < Zyd magen. j 30. "Ten ware die feudale goederen aaa 't retour ofte fideicommis 1 vaft gemaakt waren. Add. m 36- 37- ' ' 31. Under de generale naam van goederen worden de leengoederen niet begrepen, om redenen nn. 32. 33.35. 34. Hoe het Lx:io~e, omne quldi-, cit, nihil excludit, ceverftaanis? 39. Wanneer, het confent van den Leenheer over fucceflie van leengoederen verzuimd zynj<-, de aclio ad in ter effe p'laaue heeft P j.o. Defcriptie vangoederen, en derzelver confervatie in de familien by de Gelderfchen gemeenlyk in agt genomen. li. Erfeft vangemeenfehap der goederen ; •2. En van der zeiver bedongen retour, met dien daar toe vooraf gerequireerden inventaris der aangebragte goederen, en van d'aangeftorvene, binnen zes weken , n. 43. 4. Welken' inventaris omtrent het gerede verzuimd zynde , zyn dezelve gemeen, ongëagt het geftipuleert retour.  ê20 PARTIS QutNT/E ifnnr wil dat al 't gereed in vollen eigendom zal hebben en Foot> mjt, dat^,!*nde van de aanltaande Conthoralen bÊ TUd:iS ^bboSdaSS Conthoralen, zyn of haar leven 7en «w*» dat. T|St z°iien blyven bezitten en behouden latene goederen. huwelyke aangebragte ongerede Te» Ar*, dat van d^ten ^ 6 ^ ^ Ö/lSïïSSel^. moginaanferfterven, de gemeenfchap zal zyn en blyven f ide der Conthoralen de- d^T^lle toh^elyf met Kinderen geregend werd de vooA IJeredt*Uren\allen moeten van het eene Kmd op ■"AÏtSS', — het Se Kind, zonder egte defcendent n kwam derven, NB. „Jfediegement.oneerde ongere- ^W^SS^ nit de voor* H, h.MdtaST, « dos, met relatie tot de leenden, !w ^pn Leenheer niet is g'amobeen geworden. Dit hnwelyk^^ ^traadtof het huwelykgeconfirmeertzynde,  Coms; LVI. 621 verlyden, zonder eenige teftamentaire difpofitie te hebben gemaakt , nalatende een eenige Dogter, met name S. M. P. H. Van Deelen , by den voorfz. Hoogwelgeboren Heer, Baron Van Deelen, Heer van Druten , &c &c. in huwelyk verwekt, dog kort daar na , en dat wel op den 2. February 1753. is ook welgemelde Freulen S. M. P. H. Van Deelen dezer wereld overleden. Quaritur. Voor eerft, en in 't algemeen, in welke goederen de vooriz. Hoogwelgeboren Heer, Baron Van Deelen, Heer van Druten, tfc. uit kragt van de voorfz. Huwelykfche Voorwaarde, zyn Hoogwelgeborens leven lang gedurende, getogtigd is, en gevolglyk welke goederen, na overlyden van zyn Hoogwelgeboren, retour fubject, zyn ? Ten twede, welke goederen onder de benaminge van het gereed begrepen zyn, en of daar onder ook de voordeelgoederen behoren ? Ten derde, op wien de leengoederen , door de voorfz. Hoogwelgeborene Vrouwe, Chriftina, Baronneffe Van Wyhe, tot Egtelt, met 'er dood ontruimd ende nagelaten, devolveren, en of dezelve onder de woorden van alle zodanige gerede en ongerede goederen, aftien, effecten, en crediten, geene van dezelve uitgezonderd, welke by de voorfz. Huwelykfche Voorwaarden aangebragt, en van dewelke, met relatie tot de ongerede goederen, het retour bedongen word, begrepen zyn, of niet ? Ten vierde en laafte , wie de fchulden, voor dato van het huwelyk, of ter gelegenheid van het zelve byde voorfz. Hoogwelgeborene Vrouwe, Chriftina, Baronneffe Van Wyhe, tot Egteld3 aangebragt, gehouden is, te betalen ? T>y ons ondergfz. Regtsgeleerden gezien, gelezen en g'exami*~aéert zynde de vorenftaande Cafus-pofttie , met die, daar bj Xiii a ge-  622 Partis Quint/e gevoegde Huwelyks Voorwaarden in copia , en de Vragen, daar uit, ten fine van een onpanydig advys, vierledig geformeert tn voorgefteld , zouden wy niet cndienftig oordeden , om m de eerfte plaatze o^het tweede Quceritur, rakende het aan de Langftlevende by Huwelyks Voorwaarden in eigendom gegeven gereed goed, ie andwoorden, als wanneer, naar die preliminaire responfie, hetere Quaritur in order daar by, wegens de tugt, m d' overige goederen aangeroerd, dus te gevoeglyker zyne relolu- I tie zal ontfangen. ■ \ e „ , Wat dan aanvankelyk die twede Vrage betreft,i.welke goederen onder de benaming van het gereed begrepen zyn, en 11. oï daar onder ook de voordeelgoediiren behoren ? zouden wy ,falvo mehari ten opzigte van het eerfte lid, van advys zyn; . „ Dat uit de aaneenfchakeling van die respeftive ftipulatien, , „ makingen en bedingen, in die,tuffen hooggemelde Ehegema„ len , naar behoren , zo wy veronderftellen, tenoverftaan van „ Heeren Bloedverwanten enDedingsvrienden ,op den hoogade„ lyken Huize Echtelt, den 22.'Auguftus' 1749. opgengte, Hu„ welyks Voorwaarden ervintelyk, der Contrahenten wille en "mewinge, zodanig openbaar word, dat Haar Hoogwelgeborens 9 „ door die univerfele denominatie van al 't gerede , arg. L. 93. , ff. de Verb. Significatione, hebben willen comprehenderen ai't geen beweeglyk, perfoneel, en niet vaft, rëeel, en de grond „ rakende is, en gevolgelyk mede actiën, crediten, kapitalen, en ebligatien, zonder onderfcheid , of dezelve tot lafte van particuliere debiteuren,met ofte zonder verband van allodiale ofte feudale goederen ,juxt'a refponfum primi Confulentis in fuis Confil. Gelro-Zutphan. P. 1. Conf 32. nn. 6. fcf feqq. & P. 4- Conf. 36. nn. 26. 96. ö» 99: daar voor in fecuritatem gefteld zyn, dan of die op 't Comptoir Generaal van deze Provincie , ofte deszelfs refpe&ive Quartieren van Nymegen, Zutphen ofte Veluwe belegd, en daar voor s' Lands impofitien engemeeneinkomften in 't generaal, buiten fpeciaal hypotheecq van zekere vafte gronden, verbonden, en ten wederzyden jaarlyks redimibel zyn. Ge?  c o n s. LVI. ;d2s Gelyk dit, alseenontwulbareregtsleere en algemeen gevoelen almede door den eerjlen Advifeur zodanig uit onze Vaderlandfchê en andere Regtsgeleerden betoogd is in all. fuis Confil. d P i 2' Conf. 49. &P. 3. Conf 36. alwaar diftinctelyk de natuur der obligatien,met derzelvereiFeften encomparatienvan en met het mobile en immobi!e,g'examineert en getracteert worden,dat men, met renvoy tot dezelve, en die even voorgaande en volgende 34 35. en 37. Confultatie, zig liever zal vergenoegen, dan die reeds gezegdens alhier te herhalen. Aileenlyk willen wy uit de pahage van onzen Gelderfchen CoulUimier,/,. Gons,in Adverfur. Tr. 2. Cap. 3. n. 7. in Notis daar van hebben uitgezonderd kapitalen en rentverfchryvingen , op de 3Domeinen van een Provincie ofte Stad belegd, dewelke gemeenlyk meer voor ftabileen immobile effeaen, als derzelver verbondene jaarlykfche impofitien,gereputeert worden, omdat het kapitaal geene opzage en oploffeonderhevig is. Vide, fi placet ,d. P. . 3. Conf. 36. n. 11. Addatur Voet de Natur. Mobil, fif Immobil '4* Cap. 10. n. 3. ubi, banciïjïin&am fententiam cotifirmando, ait-Si pro reditibus, dProvincia, Civitate, Municipio, Collegio, cuiquam debitis , vel etiam pro forte, vel utrijque hona immobilia , -oei quee immobilium Lege reguntur, fintaffeSta vel obligata, illi reditus immokilium jure reguntur; ld quod procedit , fi Domania, vel Provincie, vel Civitates in redituum, fortifve, vel utriufque fecuritatem fintoppignorata:- Non forte, fi impofitiones Communitatis, quee potius mobi- 5* libus adnumerabuntur , per ibid. cit. Goris. Confer. quoque S. Van Leeuwen Cenfur. Forenfi P. 1. Lib. 2. Cap. j. n. 4. & DD. alleg. Zonder , dat men zig uit die outyds by de Romeinfche en andere, derzelver regtkundig voetipoor opvolgende, Regtsgeleerden aangenomene ftellinge van een derde zoort van goederen, als <5 waar onder zy obligatien, actiën ,fcbulden, juxta L. 7.5.4. ff de Pecul. gewoon waren te rangeren, thans heeftoptehouden, nadien dezelve in de hedendaagfche Vierfcharen, geene andere claffen van goederen, dan vanger ede ofte ongerede* toelatende, niet meer gëat-  6M Partis Quiht» ralde de wordeenden* , oraMf ^«em mede moeten mtfi^Hm^\fm^L^Oumfer, ( waar ito de * ƒƒ-. Bmm Jmpm des ^'Sff " ^'!; ^ voorkomt> Heer er, Vrouw ContrahentenEgtebito , zo o gewoond hebben ) ™™Sffi„e„S^?«#» handelende, ^^Slbbende , dewelcke daeromme worden genoemt " voordeelgoederen. „.fobieatotdie ad bare bonapra- Alwaar Art. 21..( om int ca lubjectto geftatueert, ciptM alhier beregtigde perzoou « blyvw ) w g Je » jóuden wy , ^heH^»^^^ i,»H buiten eemge taefitaue «.'™«^ £en # „,er niet zoude kunnen trekken. 0m  - Cons. LVI. ^ Omdat daar by wel nadrukkeïyk, metbepaJir?eenon,\ rf< met zonder redenen tuilen dusdane goederen, eb 'n r sneéliv aan de wa^a/w en feminine fexe , 4* 20. 8» s0. heho u d word gezegd,, dat de^d«- fal trecken de voordeel go-a^, en » fyn boon, ende de A*Ww de voordeel-goederen van joaer i- Daar nu volgens dit Landregt, 't welk jlriétè&ad literam, in deze zyne oifhncte relatien tot de man- en vrouvvelyke fexe omtrent deze voordeelgoederen, moet aangenomen worden, geen Vader vm zyn Dogter, nog een Moeder van haar Zoon, dezelve fi/o#z?ycae kan genieten; ' Zo volgd daar uit, naar die daarop verder Art. 2 5. onderf [1 -idenlyke uitfprake, als van zelfs, dat, het voordeel, van de Dogter u nagelaten, omtrent den Vader geen plaatze hebbende, de voor- ' deelgoeaeren gelykelyk onder de Erfgenamen, als d' andere goederen, gedeeld, en dus alhier, volgens 't beding van retour , aan Haar Hoogwelgeborens, als de naafte Bloedverwanten, die mede Erfgenamen zyn tot des overledens ander goed ofte goederen , gelaten worden. Doet hier by 't geen, conform dit ons gevoelen, mede begrepen heeft die zelfde L. Goris , in zvn leven Syndicus van Nyme- **. gen, m all AdverJ. Tr. 2. Cap. 2. n. 2. in Notis, ubi, UMrando btatutumhoviomagenfe, de bonis prcerogativis tradit, quod ea jure pratcipui debentur fanguine proximo&natu maximo, pro NB. difcriminefexus, vel majculini, vel fceminini. Zonder, dat, onzes eragtens, daar tegens zou flryden de donatie van al 't gereed, aan den Vader, als langftlevende, byHu- 13. welyks Voorwaarden gedaan, omdat uit de zo even aangehaalde Landregtelyke difpofitien genoegzaam openbaar word, dat de fouvereine Heeren Wetgeveren aan die voordeelgoederen een by- I4 zonder regt, alhier befchreven, hebben gëattribüeert, en dezelve , als een afgezonderd zoort, en regt van fucceffie hebbende, alzo van de gemeene gerede goederen willen eximeren. Zulks, dat, wanneer de Heer en Vrouw Contrahenten bv de Kkkk Ehe.  6z6 Partis Quint/e -W?^t g-è „ïeeSd^egtsgeleerden. en red»r ir, ,.X„n re halen, iu/ior »«««» voldoende is, en aani dit deSièn hef zoniet te verdaan is van zodane „ona f«  C o n s. LVI. 627 als onderfcheidene effecten , niet kan g'arg'imenteert, maar daar van mag gezegd worden, wat niet uitdrukkelyk by de Huwelyks Voorwaarden is bedongen, blyft onder 'f Landregt. 't Welk dan vermits aan die voordeelgoederen een ander en byzonder regt van fucceflie gefchonken heeft, als hier voren uit 2I> dat Landregt in verfcheide diftincte en finguliere respecten aangetoond is, zo zouden wy, ons advys blyvende inhasreren, vermeinen „ dat den Heere Fan Druten , fchoon, by geene feclufie „ van de ftatutairecommunie, Erfgenaam van die by Zyn Hoog„■ welgeborens Dogtertje nagelatene gemene allodiale, en, byge„ neleendispofitieen confent, mede van de feudale goederen, vol„ gens de Land- en Leenregten, zoude zyn, egter geen Erfgenaam „ van die, by 'tzelve nagelatene byzondere voordeelgoederen zou 22. „ kunnen wezen,, omdat, als reeds gezegd, dezelve, naar dat locaal Landregt Tit. 23. all. Art. 25, niet van een Dogter op den Vader, nogte van een Zoon op de Moeder veriterven. Waarom de gemeene Landregtelyke dispofitie in den 23. Tijg/aldaar, omtrent de devolutie en fucceflie van goederen, in 2„ 't gemeen vooraf gaande, hare reltrictie Art. 19. feqq. aangaande de voordeelgoederen in 't byzonder, niet zonder de gededuceerde redenen van onderfcheid tuffen dezelve, als van elkanderen verschillende, komt te ontfangen; tot een palpabel bewys, dat dezelve in die wegen en manieren van fucceflie niet moeten parifomiter gefteld, nogte geconfundeert, maar, als byzondere regten, met onderfcheid van de mannelyke en vrouwelyke kunne, geconfidereert worden. Hier mede tot refolutie van de eerfie Vrage accederende, zouden wy van gedagten zyn „ dat, aan den Heere Van Druten de „ gerede goederen en particuliere obligatien, ook mede ftaande op „ de Comptoiren, zo van Gelderland, als Holland en Zeeland, en „ andere, diergelyke regten hebbende, tefie Voet ad Tit. ff. deRer. „ Divif.n. 28. (voor zo ver daar voor geene Domeinen, maar de „ jaarlykfche impofitien verbonden zyn ) mitsgaders de lecngoe„ deren by Zyn Hoogwelgeboren van Deszelfs overleden Dog• Kkkk 2 „ tërtje  628 Partis Quinta „ tertje respeótive geêrft , in eigendom competerende, Zyn ie „ Hoogwelgeboren overzulks alleen maar, uit kragt der Huwelyks „ Voorwaarden, zou hebben de tugt van de overige retour fub„ jecle vrye en ryksgoederen, en dat dus dezelve na dode van Zyn „ Hoogwelgeboren, als Tugtenaar, aan des overledenes naas„ te Erfgenamen wederom moeten uitgereikt, en die voordeelgoederen buiten den laft van tugt datelyk by des overledenes „ naafie Bloedverwanten en Erfgenamen genoten worden „ gelyk dit, ten respeéte van de ryksgoederen, bekend, en uit het 26\ geciteerde Landregt d. Tit. 23. Art. 36—38. te zien is, dat dezelve aan de jlam, van waar zy haren oorfpronk hebben, altoos, feparata focietate conjugali, wederkeren , voorbehoudens de Langftlevende daar aan de tugt ofte 't vrugtgebruik. Zonder , dat een contrair beding by een antenuptieel contract „- in genere aannemelyk is, ten ware daar by in fpecie &f nominatim over deze goederen, in 't Ryk van Nymegen ge legen , geftipuleert was, tefie eodem L. Goris d. Tr. i.&Cap. 1. nn. 32—35. ubi in Notis hanc, ab antiquo Pragmaticorum obfervatam, confuetudinem porro extenjive ad varios cafus, illuflrat, waar toe wy ons kortheidshalven gedragen; En, ten opzigte van de leengoederen , waar van de derde Vrage gewaagd, zouden gevoelen „ dat dezelve op den Heere Vm „ Druten , als eenige en inteftate Erfgenaam van zyn Vrouwlyn „ Dogtertje,gedevolveerten verftorvenzyn. Aangezien Zyn Hoogwelgeboren, als Vader, niet alleen, volgens de bekende en alom in materie van fucceflie gerecipieerde regtsdocf rine, daar toe beregtigd is. v. inter alios DD. ö5 Statutu Carpzovius P. 3. Confl. 17. Def. 1. cum ibid. LL. alleg. maar ook door eene natuurlyke reden daar toe geroepen, en boven anderen voorgetrokken word. Nam, etfi Parentibus non deletur Filiorum hereditas, propter votum Parentium, ö3 naturalem erga Filios caritatem, turbató tarnen ordine mortalitatis, non minus Parentibus, quam Liberis, pié relinqui debet, funt verba L. 15-ff. de Inoff. Tejiamento , vergeleken met het zeg-  C o N s. LVI. 6af zeggen van iWar 2. Corinth. 12. wi 14. Vide rationem, quam Guddinus A £«rf A^w. 2. cap. ,4. quo Statutu m- Jtratm, in Jpecie Statut urn Neomagenfe Tit. 2^ Art. 8 , adftendentes ad berednatem Liberorum defunchrum,exclufis collateralibus, admittentia, refpexiffe videntur. Dit erfregt, in opzigte van de gerede,en vrye ongerede goederen , vermogens het decifoir Landregt d. Tit. 23. & Art. 8. pliatz ao nebbende, word mede in agt genomen omtrent de leengoederen, naar t getuigenis van den Heer Van De Sande ad Confuet. Feudal. Gelr. Ir. 1. Tit. 3. Cap. 1. §. i0. p. 2. m_ lQ __2^ wanneer deze respectrve goederen met geen retour, ofte fideicommis gevinculeert zyn. Zonder, dat hier tegens kan effectueren, om nader tot het poinét te komen, de claufule in de Huwelyks Voorwaarden, waar 31" by van alle ongerede goederen, geene van dezelve uitgezonderd, het retour bedongen is, vermits het eene thans gecanonifeerde leere van regten, met verfcheide gewysdens en gezag van Doctoren bevefbgd, geworden is, dat onder de generale naam van goede', ren geenzins gecomprehendeert zyn de leengoederen, niet tegenftaande de claufule, geene uitgezonderd. Omdat dezelve andere en onderfcheidenlyke gewrogtens in verfcheide respecten, mede relatyf tot het direclum dominium, den 32 Leenheer daar van competerende, hebben, en afwyken in 't byzonder van de gewone manieren van erven, 't zy Lege ab inteftato, 't zy jure ex tejiamento. Waarom ook de Statuiten en contracten , waar by van goederen gemeld word, alieenlyk van de zodane, waar van den Eigenaar het diretlum £? utile dominiumheeh, te verftaan, endustoepaffelyk zyn van en op allodiale, en niet van en op feudale goederen. Zodanig, dat, zullen dezelve infhentie op de laafte hebben , dan daar van het utile dominium in fpecie moet gementioneert, 33en, met confent van den Dominus direStus, daar over gedisponeert worden. Kkkk 3 Het  ' Het is uit deeze g*"?*^* "pt'v^ QA voorfz. ftokregel hebben gefundeert a s een , ^elkmeteen 34' Siome, houdende^^J^^ftmLocXmm. grote nienigte vanRcgtsgeleeraenDj , verklaard word voc. Omne x- .gei*»*,- f£.f.raoten en wereldberoemden Lr een notabele ^^/^^ aantonende, dat (tyww adL. 7- Cr^Sze\nt het woordcjena/fc kan ge'er geene genoegza™e/e.,ke"Xmoet begrepen worden ,/ecundwn ^Tj&ffi**^'* voorbeelden opsc- ^^kt door den ^ ^«^W 35- Z07uit eene Hoves fentetie al»m' *° ^ metoploffinge haalde fameufe Regtsgeleerden en ffl . van verfcheide bedenkingen, dit almed ten ffi b >( ; zal men het daar by'^^|eSê plaatzelyk X^reg* byzonder refereren tot evenmee^g J wat niet uyt. V^fTbvH^ » d;U^elyGkAS rade wrden onder den generalennaem van „ der'tLa?idt-Recht,enaewui Rwkfcbegoederen. En Art. 7- »Derhalven ai sae j f00 moeten fy- 6 „ dingen over ^f"^ mede noemen. 3°' „ NB. de L««- ende fff^niretoeene wetten en gewys- ," Uit welke hier vorens•kortely^fn^ de aangebragte ofte dens wy dan moeten beflmten, da -/^°e°^e^nderfl:elde en uitaang'erfde moederlyke leenen' J^^ en hooge Heeren • gedrukte wille van^de^^J^^rZarmló.Toaden Aanverwanten, onder dat gene aal bed ngv ^  C o n s. LVI. 631 van gemeld word d. Conf. 43. nn. 30. & 31.enbyfuppofir.ie onder Ryksgoederen niet gehorende ) gemaakt, als dat daar over des heenheers approbatie niet ingenomen is, dezelve, als in geen gemeenfchap vallende, na dode van de Vrouwe Moeder, op Haar o Hoogwelgeborens minderjarig Dogtertjen, en van 't zelve weder- 3 om exaffe, jure fucceffianis, op den Heere Van Delen, als Vader en ëenigftè Erfgenaam , zonder eenig regard op het bedongen retour ( als 't welk, ten aanzien van de fucceflie dezer goederen, buiten Ieenconfent, juxta fupra all. P. 1. & Conf. 43. nn. 22. & feqq. geen kragt heeft ) verftorven zyn. Waar uit, onzes bedunkens, van zelfs in dit geval ontfangt zyne folutie die by 't dukgemelde Landregt der IV. Boven-Ampten d. Tit. 15. Art. 8. gereferveerde vergoedinge aan degêinterelTeerde, wanneer het confent van den Leenheer over het geconvenieerde verzuimd is. Omdat de aSlio ad inter effe aileenlyk plaatze gegeven word aan de langftlevende Egtgenoot, en wel in.'t geval van gedaan be- 3©. ding over leengoederen by Huwelyks Voorwaarden, welk een en ander alhier niet exteert, gelyk egter vooraf nodig geweeft te zyn aanwyzen het 7. en 8. Artikel van dat Landregt Tit. 15, mede in fcepe cit. primi Confulentis P. 1. Cora/i 43. nn. 22. 26. 27. &f feqq. gëallegeert,quorelatio. n Invoegen, dat deze gewezene Ehegemalen zig zelfs hebben te imputeren, dat Haar Hoogwelgeborens, ofte eene van Dezelve , 4°willende alle goederen ( als dewelke te regt worden genaamd rerum agendarum nervus , alter hominis fanguis, fidejuffor futur& necejfitatis ) mede onder 't retour comprehenderen , daar over' niet nominatim, cjf confenfu Domini feudi hebben gedisponesrt, gelyk daar door Derzelver honorabele confervatie in de familie, waar voor de Gelderfchen gemeenlyk waakzaam geweeft zyn , zou uitgewrocht zyn. Hier mede kortelyk de derde Vrage houdende bëandvvoord , zouden wy, omtrent de vierde ofte laafte Vrage, van advys zyn „ dat, 41. „ of wel, in cas van ftatutaire gemeenschap', d'aangebragte ofte ft aan-  éZ2 Partis Quintte ftaander ehe aangeërfde goederen, en dus ook zo veel te eer" der derzelver fchulden, volgens onze Provinciale wetten en ou-.. * deherkomens, gelykelyk genoten en gedragen worden, zonder onderfcheid, of d' een ofte d' ander der Egteluiden weinig ofte " niet aangebragt heeft. z. Goris all. Tr. i. Cap. i n. 26. het nogtans, naar inhoud van dat zelfde Landregt der W. Boven-Ampten, met de fchulden anders , daar ter plaatzen, gelegen 4.2. is in cas , als de gemeenfchap van de aangebragte en aangeftorvene goederen by Huwelyks Voorwaarden uitgefloten ' is, uti bic, dewvl dan ( zegd het Landregt d. Tit. 15. Art. o ) daar mede dok verftaan word, uitgefloten te zyn de ge" meenfchap van d' aangebragte en aangeftorvene fchulden. Het welk op deze vierde Vrage dan mede applicatie hebbende, wy zouden vermeinen „ dat den Erfgenaam van d'allodiale goederen , by d' overledene nagelaten, ook behoorde te betalen " die by Haar Hoogwelgeboren voor dato van't huwelyk aange" bragte ofte aangeftorvene fchulden. Dog niet anders, en als dan, wanneer eenen by dat Landregt d Tit 15. Art. 10. éif n. gerequireerdeninventaris, namelyk van d'aengebrachtevoor bet voltrecken van 't howmelyk,ea van deaengefiorvenebinnen fes iveecken, nadat die in den boedel gekomen zyn,by beide Egteluiden opgerigt en betekent zy. Doordien eo cafu het voorfz. beding wel effect heeft, zo, ten aanzien van de erfgronden , mitsgaders renten en kapitalen, dewelke bewyslyk aangebragt, en in erfgronden geveftigd zyn, volgens het - 12. Artikel, als, ten aanzien van zodane aangebragte en aangeftorvene geveftigde uitgaande renten en kapitalen, juxta Maar niet omtrent het gereed, als meubelen, huisraad, gerede 44. penningen, in- en uitfchulden, en diergelyke gerede effeaen, welke worden verftaan by foute van zodanen inventaris gemeen gebleven te zyn, niet tegenftaande het geftipuleerde beding, v. Art. feq.14. Zulks dat wy in preediSto cafu omiffo den langftlevenden Heere Ehegemaal, niet uit hoofde van den eigendom der gerede goe0 de-  C o n s. LVL 633 deren , Zyn Hoogwelgeboren niet naar Landregt, nnar. naar en uit kragt der Huwelyks Voorwaarden, toekomende engegeveu, zouden obligatoir Hellen, om die door dit verzuim geconfundeerde en gemeen geworden zynde antematrimoniele fchulden mede te betalen. Aldus, by ons ondergfz. gëadvizeert binnen Zutphen den 2. October 1753. y. SCHOMAKER. J. H. VAN GRIETHUISEN H. J. SCHOMAKER. LVII. ADVYS INSTRÜCTOIR. Of en in hoe verre de woorden, by beleninge van zeker goed oftej Heerlykheid, met alle de renten in natten en droogen, door den Leenheer aan den Vafal gefehied, moeten verlban, en tot eenig domein ofte regaalvan den Vorft van den Lande, ofte ander particulier regt, en wel inzonderheid tot het regt der rievieren, ofteyets diergelyks , kunnen toepalTelyk gemaakt worden ? Waar van by myne Aanmerkingen over d' Ordonnantie van den 25". en fo. penning des Graaffchaps Zutphen Art. 1. n. 24.2. meldinge gedaan is. SUMMARIA. De negative daar van word, zo l bewezen, en betoogd, dat die alhier, als nn. 2. (f 3, door een generale woorden Jecmdum comargument d contrario & abfurdo I munem ufum leqvendi, tot geen  634 PH.MS Q Ü I N T /E domein otie ngaalvan den Verft, ófte ander particulier- regt kunnengêappliceert worden) maarin tegendeel naar eeneproverbiale lorrwtz'efmaken. v. n».65.81.&f 88. 4, Quomcdo verbageneralia fint intetligenda? y.-fjp. De Sfefejj van Gelderh ;J.? zitten alle JoW?h, welke aldaar op de rievTeren geheven worden, en hebben die ook altoos aan zig gereferveert. z. nn. 39. 6f 51. 6. Ten ware dezelve aan d' een of ander , by jpeciale expreffie en iz'JeJ, mogten verpand ófte weggegeven zyn, waarvan de voorbeelden te'zien' rcn. 17.18. Ê? ip5 uitdragende, dat deze en geene Heeren van Heerlykbeden en Havezatben met het regt van vijferye beleend zyn. Add. nn. 57. 6? 88. 7. 16. Waar 'toe geene generale bewoordingen fuffifant zyn, ob rat. k». 8.2-1. ff 43. junót.'nra. 31- Êf 88. nog prsefumptyf in prcejudicium tertii. v. n. 11. fchoor by de beleeninge, cum apperti n'entiis, daar by gevoegd is. z. «« 29. £? 30. 9. 't Regt van vfterye in de gro te rievieren is, als j'nJlatuprimce <üo , doorgaans gemeen. 10. Quod tarnen ex Lege fpecial probibitiva Super:oris limitatui 12. Het regt van veer behoord or der de regalien en domeinen va óenVorft. v. mz.32. 39.52.&?71 13. 14. Qwod exemplis probatur. 15. Oufiï ƒ«& concejjo in feudut ca jlro, cum êertinentiïs , i« telligatur? Add. nn. 25. 6f 34 20. Tot het regt van patronaat febap word bevoy* verèifcht. 21.' Uit generale woorden kan men niet argumenteren tot een/peciaal regt ofte privilegie, propter ratt. nn. 22. £7*23. v. ««.7.16. 43. 88. 6?8p. 24. Wat het effett van twee qppoƒ fa zv? 25. 'Pfmceps i-VafcMo concedens omne jus, gzzod 272 co/ïro feafref, noncenfetur, tranftulijje ei, quod Mi, tanquam Principi, competit. Add. ampliat. nn. 26. £? v. n. 41. 27. Tributa 6? indi£tiones,pro rationefacultatum, unusquisque folvere tenetur. 28. Ömnis interprethtio , queebono non fubvenitpublicOyVitanda. 30. De voorfz. generale woorden van renten in natten en indrogen zyn niet anders te verftaan, dan of'er ftond cum omnibus pertinentiis. Conf. infra nn. 8<5.87. 8>88. 31. Zo en als zulks in een ander geval van beleninge by de Staten is gëinterpreteert. , 32. 70. Als kunnende geene weren gëintroduccert worden, als door de Staten der Provincie , ofte door de Heeren van de Rekeninge uit Derzelver naam. v. nn. i 12. 39. 52/fc? 71. . 33. 65. Hoe de aangètogene woorden , in natten en drogen, moe- ti ten verftaan worden, en waar in eigenlyk derzei ver nadruk gelegen is? v. b.&nn. 58. 61. 62. 1 è?8i. - 35. Omnes inveftiturcefunt ftricTii juris. - 30. De Heer Mr. Job. Schrajfert is  C o n s. LVII. <$,- is nogtans van een contrair advys in dezen. 37. 't Geen alhier en in het vervolg opgeloft word. 38. Gene domeinen mogen worden verzet, verpand, verkogt, ofte enigzins veralieneert buiten kennis en wille van de Landjchap. v. n. 6. 30. 52. 't Regt, zo van tol, veer en vijferye, als van 't leggen van hoofdenen kribben in de rievieren ofte de firomen , is domahiaal, en kan dus-, buiten een . [pedalen titel en concejjie van den Souver ein, niet verkregen, veel min door private perzonen gëexcerceert worden. Add. nn. 6. 12. 32. 71. £f 88. 40. Jus fuperiaritatis, ne quidem tempor e immemoriali, prcefcribitur. 41. Domaniale leenen worden door geene verjaringe , buiten een voorgaanden titel, gif te ofte fpeciale beleninge , verkregen; 42. En moet derhalven yemand , zig op eene, fchoon immemorimei P°JJeJfiei beroepende, ante omnia, van zyn regt en titel doceren. 43. Waar toe zelfs gene feudale posfefjie in het gemeen, en dus ook gen e generale concejjie van jurisdictie genoeg is. v. nn. 7. 8. 16. 88. ö* 89. 44. 't Geen zelfs met een voorbeeld uit een oud handveft, volgens welke zekere vijferye, omdat by ' de brieven daar van confteerde", geadjudiceert geworden is, geil- : luftreert; 45. En nader op het cas fubje&ge- I appliceert word. I 46". Daar toe komen alleen de oude en eerjle, en niet delatere leenbrieven , in confiderade , en waarom? v. n. 48. 47. In zo verre, dat, byaldien een beleninge tegens de'eerjle uitgifte eenig regt zal geven, alsdan van die veranderingeby/peciale concejjie coniferen móet. v. nn. 88 & 89. 49. Wat niet uitdrukkelyk by den leenbrief is overgegeven , 'blyfe in den boezem van den Leenheer. 50. Princeps, cajlrum cum tototerritorio concedens, non Videtur , eo ipfo conceffijfe ufum fluminum. 51. Voorfz. regt, zo van veer en tollen,ah van vijferye op de gemene Jlromen, is geen gevolg ofte dependentie van een Heerlykheid. 53. In de oude brieven en handvesten , zo van beleninge, als anders, vind men daarom doorgaans tollen, veer en, vijferyen, enz. nominatim uitgedrukt. 54. 55. 56. Waar van verfcheide gevallen , zo in de veertiende eeuw, als vroeger en later, voorkomende, geal legeert, en daatoe relatien gedaan worden. 57. 't Regt van veer, tol, en vijferye word dikwils a fzonderlyk en op zig zelfs uitgegeven. Conf. nn. 6. 17. 18. ÉP 19. 59. 63. Wat een Heerlykheid is, en wat daar door ofte onder dat woord verftaan word? So. Van de origine, natti an én ver- LUI 2 de-  W p A R T 1 5 Q U I N T /E delinge der Heerlykbeden in zo 7 eenaamde Jouvereine en /u&ai- . terne , en hoedanig doorgaans dezelve hier te Lande zyn ? 64 67. 63. 76. Dit een en ander word, zo ex abfurdo, als uit oude handveften, nader opgehelderd. 66. 73- Het woord rente» moet hier ' niet zo ruim genomen, en toe het regt van veer en vijferye uitgebreid worden. ^ 71 Onderfcheid , zo tuflèn een veer langs, en een veer over de rievier, als tuffen enkelde en j gemeenjebappelyke veer en, v. nn. 12. 32. 39. 5'2. Êf 70. 72. Wateigenlyk en indengemeenen zin het woord renten bete-, kend? 74. 75- °fen ]'n hoe ven'eheton_ derfcheid tuflèn regalien en domeinen aihier te pas kom'e , en de rievier en , veer en, tollen , enz. onder d' eerjle, dan de laafte, geborenP 77. 't Contrair advys van den Heer Scbratfert is bv zekere Hollandfche Hoves procedure in ver- j fcheide opzigten wederlegd; 78. En word ten dien einde daar te" 'eens eeallegeert, en verbotenus Sêinfereert een fententie, daar in by den Hove vanHollan J ergaan. Wy ondereefchrevene Leenmannen en Advocaten, in t Graat fchap Zutphen pra&izerende, gevraagd zynde „ of de bewoordingen met alle den renten in natten en indrogen, ineenoir " den leenbrief der Heerlykheid Pouderoyen ervintelyk ,tot eemg 2 domein ofte regaal vandenVorft van den Lande, of ander par" ticulier regt, enwelin fpecie tot het regt der rievier, ofte yets „ diergelyks,kunnentoepaifelykgemaakt worden? 11 0. Waar door geen prsjudicieaan het territoriale regt van Gelderland, voor zo ver daar oniec 't veer en de vijferye gehoord, zou mogen toegebragt wor-, den. ïo. 81. Diergelyke periode van m ' natten en drogen word mede in een Plakaat van de Staten Generaal gevonden, en hoedanig aldaar moet begrepen worden? z. nn. 1. 33. & 65. 82, 83. 84. 85- Gelyk mede in andere oude brieven, wegens goederen , zo in dit Qiiartier, alsm Holland en elderwaarts gelegen. 86 87- Svmbolizerende overzulks zeer met de fubjefte phrafiologie in die van Pouderoyen* om redenen, alhier en van te voren n. 30. aangehaald, z. n. 84. 88. De infertie der woorden van jurisdictie, tol, veer, enz. in diergelyke brieven gevonden wordende, tonen genoegzaam aan denoodzaaklykheid van derzelver fpeciale 'beleninge en concesfie. Kdd.fupra nn. 6. 7. 21. 39. 41. 43. 46. &? 51- 89. Alle regalien , domeinen, en privilegiën zvnjlrldtisfimpivs, en worden dus nooit gepraefu- ! meert. Conf. nn. 21. 22. 6? 23,,  C o n s. LVII. 637 Ten meden „ zo zulks onvermoetelyk al eens kon.de gefchie„ den , of dan, als in hoe cafu , wanneer een derde daar by gë„ interefleert is, en denzelven door zodane interpretatie nadeel » en fckade zoude kunnen toegebragt worden, die zake niet van „ natuur en gedaante zoude komen te veranderen? Ten derden „ zo door die generale bewoordingen geenparticun her regt, privilegie ofte praerogatyf kan beoogd ofte gedoceert 3) worden , welke genuine zin en eigenlyke betekeniffedan alhier „ aan deze generale bewoordingen , in leenbrieven van Heer„ lykheden voorkomende, gegeven en gëattribueert moet wor„ den? En daar over by ons ondergetekende diverfe oude Hukken en Leenprotocollen gëexamineert zynde, hebben wy geen zwarigheid kunnen maken, zonder eenige de allerminfte heefitatie, te 1. verklaren „ dat die generale bewoordingen, in eenige leenbrie„ ven der Heerlykheden te vinden, fecundum communem ufum lo„ quendi, in geenen deele tot eenig het minde domein ofte re„ gaal van den Vorft van den Lande, ofte ander particulier regt, „ kunnen applicabel gemaakt worden. Geconfidereert, dat, het eerfie lid ofte gedeelte van dien, te weten de renten in natten, tot het regt der rievier en alle producten 2ofte regten van dien g'extendeertzynde, daar onder dan ookindifputabel zoude moeten begrepen worden het regt van tollen, vijferyen en veer. Omdat wy daar in hebben gevonden niet alleen eene generale benaminge, maar ook boven dien nog deze extenfie met alle de 3renten, en by gevolg zoude de Vorft van den Lande door die beleninge alle zyne eigene particuliere en eigendommelyke regten tot de rievier, en wel zonder eenige referveofte reftriftie van dien, 4 hebben weggegeven: Nam,qui dicit omnia, nihil excludit, &ideo verba generalij intelliguntur de omnibus cafibus , qui fub iis poffunt eontineri. v. Manticade Tacit. & Jmbig.Convent. Lib. 1. Tit. 16. n. 2. Daar het ter contrarie zeker is, dat de Staten van Gelderland nogin het zuivere enprivativebezit.zyn van alle de tollen, zoop de LH! 3 Ir*  638 Paktis Qbints grote rievieren in Gelderland geheven worden, uitgezonderd eenige weinige , die niet onder eenen obfcuren ofte generalen titel, 6- maar in tegendeel met duidelyke en fpeciale bewoordingen aan deze ofte geene verpand ofte uitgegeven zyn , waar onder de Heer van Pouderoyen niet geteld of genoemd word. Behalven, dat die Heer ( zo wy onderrigtzyn ) nog voorhe- 7- nen, nog tegenswoordig, daar van gejouiffeert heeft, en dat het gevolgelyk niet te denken is , dat de Vorft van Gelderland zig met die generale bewoordingen vaneen gedeelte zyner tollen, ten voordele van den Heer van Pouderoyen , heeft willen entdoen. • ,. r ■ Cum animus ab operibus operantis dignojcitur, & taks prasjumitur, qualem fatla demonfirant. v. Mafcard. de Probat. Concl. 95. ^' nn.i.&feqq. item Concl. 1304. nn. 24. cif feqq. fi'cut etiam animus centrahentium colligitur ex fequentibus. z. Surdus DeciJ. 4.r. 15. En, wat de vifferyen in de groote rievieren aanbelangt, die zyn hier , zo en als in Jïatu primcevo geweeft zyn, doorgaans gemeen, 9- en daar omtrent word ordinair het gemene regt gevolgd, quod in fiuminibus publicis omnibus & fmgulis pifcari Heet, als te zien by Koppen Lib. 1. Obf. 69. Tenzy het op de eene ofte d' andere plaatze door eene fpeciale 10. wet verboden word, het welk de Hoge Overigheid vry ftaat; Cum illud notandum efi, qui imperium habet in terras & aquas, ejus Lege impediri poffe aliquos , ne feras, pifces, aves, capere, B capiendo acquirere eis liceat. v. Grotius de Jure Bell. & Pac. Lib. 2. Cap. 2. §. 5. En dienthalven is uit deze generale bewoordingen ingenerhande manieren op te maken, dat de Vorft van den Lande , zonjj. der fpeciaal privilegie, den Heer van Pouderoyen met het privative regt van vijferye, tot nadeel van anderen,zoude hebben willen begunftigen; Cum Princeps nunquam concedere aliquld prcefumi■ fut in isrtii p?czjudicium , etiam tune , cum de loco publico fruendo, vel ftumine publico, agilur. z. Petr. Heigius Quafi. IUufir.P.2. Qu. 40. nn. 92. 113. nó. & i%Q. En,  C O N I. LVII. ; « ,639 En, wat het regt van veer aangaat, dat behoord notoir mede onder de domeinen van den Vorft; Quum ripatica, quee funt veSligalia, pro tranfituriparumprceftanda , vel fimuntur etiam pro trajeclus jure, öi'p $Z§t-$tKtt\)t\ffiZ\t/ regalibus adfcribuntur. v, Stryk. Exam. Jur. Feudal. Cap. 9. Ou. o. Dat het in deze Provincie ook zo geconfidereert word, confteert onder anderen mede daaruit, dat Die vanDoesborgvoor 13. het gebruik van het veer jaarlyks aan den Landrentmeefter des Graaffchaps Zutphen betalen zes guldens. Het welk nader gecönSrmeert word door verfcheidene Landelyke refolutien, by Mr. Johan Schrajfert in Cod. Gelro-Zutphan. 14voc. Veeren Art. t, &? feqq. te zien. Zo,dat het regt van veer mede onder de generale benaminge niet zal kunnen begrepen worden, ten zy dat de Heer van Pouderoy- 15. en zoude kunnen aantonen, dat hy tot dat regt voor dato van de beleninge o£troy ontfangen hadde: Nam, conceffo in feudum cafiro, cum pertinentiis , non aliud intelligitur conceffum, quam cpuodtemj.ore conceffionis annexum erat. v. Wefenbec. P. 4. Conf. 194. n. 190. Men merke nu daar en boven nog eens aan, dat in alle oude en nieuwe leenbrieven, vaar by deze ofte geene met het een of 16. ander privilegie, by exempel van hooge ofte laage jurisdictie, privative vilferye, jagt, mooie, en wat dicrgdyke meer zyn, door den Vorft ofte de Staten dezer Provincie begiftigt, beleid en beleend zyn, geene generale ofte duiftere bewoordingen, daar toe tenderende, gevonden worden. Neen maar ter contrair zyn daar toe altyd gebruikt duidelyke en klare -woorden, waar uit blyken kan, quid, quale, cjf qu'antum efl, dat daar by gegeven is. Om nu niet alle de beleeningen, die de Vorften, en naderhand de Staten van Gelderland in dezen opzigtc gedaan hebben, aantehalen, en daarvan, extrafcopum nofirum, een recueil te 17maken, zo zullen wy ons, brevitatis fludio, alleen refereren tot de Heeren van Hedel, Atnerzoden en Wel, die yeder in den haren met  Mo PartïsQuint* ■ i • • - /Ia Maat begiftigd en beleend zyn, »r,Pt- het rest tot de rievier, de Maas, & Twefme? dmdelyke en ^^^^ „iet alleen geDat zulke fpeaale en Ge&erland.wannier bruiktzyndoordenV^^^^^ maar ook 18. de een ofte d ander met het. regt tu g kUine rievieren zelfs dan.enwanneer yemandm^ de ^ ofte to* beleend:;kk»°^ ^ Havezate Hakforth, mede leeninge van den adelen Huae g ™ «i j H tig, £it Tda fUbar„e ofte,On**t fen, be^üen'e" leenroerig, beleend is geworden. JSSSSfe ffi&^Sfa aft*  C o n s. LVII. 6\i taamblyken zal, dat zy daar toe beregtigd zyn, binnen zekeren termyn aan het Hof Provinciaal te vertonen en by te brengen , en wel by verdek van hare poffeffie, en reftitu tie van het geen zy te onregt genoten hebben. Zie het twede Deel van het Groot Gelderfch Plakaat-Boek pag. 40. Ö^i. Zo zal ook datelyk ex identitate rationismanifefteren, dat,om zodane prserogativèn te bewyzen, geene generale termen en be- 2I woordingen deeifoir zyn, maar ter contrair daar toe NB. fufficiente bewyzen vereifcht worden, en dat by gevolg uit deze generale bewoordingen van de renten in natten en drogen niet kan of mag gëargumenteert worden , dat het een ofte ander privilegie ofte particulier regt zoudegeconfereert zyn.. Non tantum , quod in interpretatione vocabulorumfemper debeamus attendere communem uj'um loquendi, juxia Wefenbec. P. 4. Conf. X05. n. 180. Sed, etiam quod generalis exprefjïo incertii udinem pariat; ita, ut narrata in genere & fub involucro verborum perinde fint, ac fi narra- 22, ta nonfuiffent. v. Cacheran. Decifi Pedemont. Decifi 173. n. 9. ficut etiam textus expreffus & elegans efl in L. 1. Cod. Qua: res pign. oblig. pofif. Voornamenlyk in dit geval, alwaar ( zo ca als voren aangetoond is,en nog nader zalgedemonffreertworden) alle indiciën en praefumtien daar tegens militeren: Probationes enim efficacL 23oresrequiruntur, ubiprcefwnptiones &verifimilitudorepugnat. v. Harprecht Vol. 5. Conf. 75. «. 721. Wy hebben ook boven dien nog geconfidereert, dat in voorbaanden leenbrief van Pouderoyen twee oppofita, in allen delen g'aequipareert zynde, vermeld daan, namenlyk in natten en in drogen, 24' aan welker een niet meerder ofte minder kragt en effedl, als aan het ander, behoord gêattacheert te worden; Cum in cafibus cequipara■tis id, quod de uno d Lege vel Statuto conflituitur, de alter0 quoque confiitutum intelHgitür, nam vid. Carpzov. Pr. Crim. Lib. 2. (Ju. 56.». 55. En dat, zo wy het eerfie van dien wilden applicabel maken op 'de rievier en alle regten , die den Vorft van den Lande van ofte Mmmm uit  ineens , Fa/allo concedens omne jus , qjtod in castro habet , non 25- cenfeturtranfluliffeei, quod ei, tanquam princifi, verbi gr. jus colletlandi , competit. v. Struvius in Obferv. Feudal. ad Cap. 12. de Jure Vafall. in Feud. n. 1. per DD. citt. Ruding. 2. Contr. teud. 28. Add. Khck. de Contrib. Cap. 3. n. ïri.&Cap. 14. Secl. 2. n. 28 't Geen by ampliatie zo verre gaat, ut,fi Princepspublicaprcedia,cva. imperio ac jurisdictione,cÏ?eowodo fruenda conceffent, quo ipse frueretur,ctiamfi tabulis jura majestatis exceptanon fuerint, ipfo jure tarnen excepta intelligantur, nee mortales adverfus' Deum immortalem, nee privatos adverfus Remp. prcefcribere poffe, zyn de woorden van Bodinus de Republ. Lib. 1. Cap. 10. in ine. Add. Leyferus Medit. ad ff. Tom. 7. Sp. 453- Med. 5. & Ziegler. Commun. Concluf. ad Nic. Calvoli Jur. Prax. Concl. i.§. Landfaffii n. 21. pag. 101.* Daar evenswei de Heerlykheid Pouderoyen zowel, als andere Heerlykheden en Ampten, in dezen Vorftendom en Graaffchap gelegen, verpondinge, middelen, en andere gemeene Lands laften en fchattingen moet betalen, en daar in geene de minfte vryheid , onzes wetens , boven anderen komt te genieten. Het welk immers ook niet te denken is, cum omne genushominum, in Provincia noflra degens, 6? prcedia poffidens, tributa, & ina7- dicliones, proratione facultatum, cequa lance folvat, naar't getuigenis van tr. Van De Sande in Comtn. ad Confuet. Feudal, Gelr. ibique Tr. Prcelim. de Nobilitate Gelr. Cap. 3. n. 25. En dat mitsdien zodane interpretatie, als nadelig voor het puik/ca, en aan eene notoire abfurditeit onderhevig, van een yeder ' zou-  C o n s. LVII. 643 zoude moeten worden gedifavoueert: Arridet enim illa [en-per interpretatio ment is, quee bonc fubvenit publico, ö5 per quam abfurda 28. evitantur. v. Carpzov. P. 2. Decif. 131. n. 27. En,wat de.(«^ Vrage aanbelangt, terwyl eenderde by het regt dezer rievier, of ( om beter en duidelyker te fpreken ) tot het regt van veer en vijferye in en over deze rievier fchynd btregtigt te wezen, zo is h«t ook zeker,, dat daar door onze gegcve? „ ne interpretatie in dit geval magtig gelterkt en gecorroboreert „ word. Dat wy ook over dit klare en zekere poincl ( in qua tam fiulturn eji argumentari, quam fub clarifpmo fole mortale luim n ijfi 1 re, 29om de woorden van Quintilianus brat. Inflit. Lib. 5. de onze te maken ) niet veel zullen argumenteren, maar ter contrarie ons, brevitatis caufa, refereren tot de leere van vorensgemelden Gelderfchen Couftumier , den Heer Schrajfert in Manip. Sicilim. Feudal. Cap. 8. §. 3. in med. pag. 116, zeggende--- Cceterum illa claufida* cum pertine^ttiis , kom probabit contra tertium: eo quod illa confeffio Êf claufula,cum pertinentiis ,fit res, inter alies a&a, quee tertio nucere nequit. Menoch. d. I. ( 3. Preefumt. 101. ) n. 13. Prout nee, ex ipfa quidem recognitione rei in feudum per Vafallum rem affici feudalem, quoad tertium, DD. tradunt; uti videre licei apud Car. De Mean Obf. 358. n. 3. Nequeetiam, quod plus efl, inveflituram contra tertium probare jus inveftientis, nifi.de hocaiiunde conflet,teflaturCravet. Conf. 124. ??. 11. Eö quod qucelibet difpofitio prcefupponit fubflantiam qualitatem aclus , qua non verificatd, corruii dijpofitio, &c. Wy hebben eindelyk ( om aan de derde ofte laafle Vrage te voldoen ) mede geen zwarigheid kunnen maken, als een inconteftabele waarheid, vaft te (lellen „ datdukgemeldebewoordin- 3° ,, gen alle de renten in natten en drogen niets ter wereld anders be„ tekenen, en van een en dezelve natuur, kragt en effect, zyn , „ als of 'er in dien leenbrief gefchreven ftond, die Heerlykheid „ Pouderoyen, cum omnibus fuispertinentiis. In welkfentiment wy nog des te meer geeonfirmeert zyn, doorMm mm 2 dien  tandezefp "rincie bevolen zy», deze dnkgeze.degenera, t%ewoordtgen altyd zo en in dier yoegen getnterpreteert en Mogende geadareffeert, en een leenor plincip!lliim0 „ «« kannen ^^"^^^'aeRSngemtDerMlver » d^da" rjetSS is het woord het wel. L^i^etal ze^en wil, als alleen rerW zynde op lande33- " ^3ShÏÏf*h ofte in het ««leggen, maar SSePS ^««.Vatogefteld, en «.» . fgltadefi ,zomoeten ftandgrypen, en behoren agtervolgd JJï een generaal verband een parttcuber goed afloeren kan.  C o n s. LVII. 64s ook alzo min door deze dukgemelde generale bewoordingen eenig particulier regt, ten genoegen regtens, zal kunnen gededuceert worden. Nam omnes invefliturce funt Jlritli juris , ideoque non extenduntur adalia, verbis non comprehenfa , prafertim quoad jusreale, hoe 35. efl, ejus, qui in inveflitura vel in infirumento non nominaUir, juxta fcepe all. Wefenbec. P. 4. Conf. ^5. n. 182. Aldus, falvo meliori, by ons ondergfz. géadvizeert binnen Zutphen den 29. Maart 1741. HERM. HAESEBROECK. J. SCHOMAKER. Senior. LAMBERT WELMERS. /"vf nu de redenen en regten , by het even voorgaande advys '*~'met meerderen gedetailleert, kunnen evenaren aan de zulke, dewelke by het inflrucloir advys van den Heere Mr. Johan Schras- 3^fert, op den 21. Juny 1741, over de daar by vermelde woorden van alle renten in natten en drogen, binnen Harderwyk afgegeven, en in het derde Deel zyner gedrukte Confultatien en Advyzen, en aldaar Conf. 128. BI. 835. enz. te vinden, aangehaald zyn, en, zo neen, of dan deze drie Advizeurs daar in zo zeer misgetalr, , en, falvo meliori, en exanimi fui fententia, gëadvizeert hebbende, eene dusdanige taxatie van zyn WelEdele verdiend hebben ? zal ik aan het onzydig oordeel van den Lezer en Uitlegger dezer woorden overlaten, en, my van myne belofte, gedaan by myne Aanmerkingen over de Ordonnantie van den 25. en 50. penning dezes Graaffchaps Art. i.n. 242. alsnukwytende, wyders tragten te betogen , dat het contrair advys van voornoemden Heer Schrajfert, 37door de woorden met alle renten in natten en drogen verftaande het regt van veer en vijferye , by naauwkeurige examinatie, zonder genoegzaam bewys , en tegens de gronden van het Leen-en Domeinregt ingerigt te zyn zal bevonden worden. Mmmm3 Om  646 Pastis Qüiht/e Om niet aan te roeren, dat, zyn WelEdele zelfs avouerende, geene zodanige brwoordingen en voorbeelden meer gehoord, of3$- te gelezen te hebben, mitsdien ook op deze zyne interpretatie weinig zal kunnen geiet worden, daar, in gevolge van hetgëallegeerde in fuo Codice Gelro-Zutphanico voc. Domeinen Art. 5. „ geene Domeinen mogen worden verfettet, verpandet, verkóft, „ ofte eenigfins veralieneert, buiten kennis en wille van de Land^ fchap. Dat nu niemand op de rievieren eenig het niinlte regt ^ bmten een fpecialen titel,door middel van voorregt,oétrooy,ofte leen39- verheffing van en by den Souverein, tot den tol, het veer, ofte de vijferye kan verkrygen, offchoon ook zyne Heerlykheid langs de rievier gelegen ware, ja zelfs daar in ( gelyk de HeerMr. Simon Van Leeuwen in zyn Batavia Illuftrata Kap. 4. n. 5. BI. 153. pofeert ) eenige hoofden en kribben op eigen gezag tot nadeel, zo van een ander , als van den gewonen loop der rievieren , mag leggen , omdat alle dusdane regten zo wel , als de llromen zelve , zyn domaniaal , word met meerderen aangetoond door wylen de Heeren Mrs. Hugo De Groot in zyne Inleidinge tot de HoU landf. Regtsgel. 2. Boek 1. Deel. nn. 15-18. en 2. Boek 4. Deel n. 19. en Pieter Bort in zyn Traclaat van de Domeinen van Holland 5. Deel n. 3, vergeleken, zo met Van Zurck in Cod. Batav. voc. Rievieren §. 4. fjf Vifch §. 10. en aldaar Van Der Schelling in de Noten, als met Knipfchildt Tr. de Jurib. éjf Privileg. Civitat.Imperial.Lib. 2. Cap. 4. nn. 114. £? "5- en Struvius'mSyntagm. Jur. Feudal. Cap. 6. Aphor. 7. 'nn. 6. 7. 10. £f 14- S Aph. 24. Want, gelyk het jus fiperioritatis , zelfs niet tempore rmmemsriali , kan worden geprsefcribeert, naar de traditie , zo van de ' meefte Publicifien in het generaal, als Van Zahn in Polit. Municipal. Lib. 1. Cap. 9. nn. 15.&16. en voornamenlyk van onzen Gelderfchen Regtsgeleerden, Goris, Adverfar. Tr. 3. P. 1. Cap. 9. n. 47. in het byzonder, alzo kunnen ook geene zodane grondheerlyke ofte domaniale leenen door verjaringe verkregen worden , J ten  Cons. LVII. 647 ten zy vooraf by Vorftelyke brieven en conceffien kome te blyken van derzelver titel en gifte, en dat die ook, ais leenen van de Landfurftelyke Hoogheid ofte Graaffelykneid , zyn bezeten, vermogens het gevoelen van evengez. Bort in zyn Traclaat van bet Hollandfch Leenregt 5. Deel Tit. 6. n. 27—-33, conform dat van onzen Vaderlandfchen Leenfcribent en Couftumier, Fredr. Van De Sande, in Comm. ad Confuet. Feudal. Gelr. & Zutphan. Tr. 1. Tit. 1. Cap. 2. nn. 7. 9. Dermaten, dat in zulk zoort van zaken het polTelToir altoos gehouden word, caufam proprietatis annexam te hebben; ten'dien 42effecfe, dat de geene , dewelke zig op eene, fchoon immemoriale , poflêffie komt te beroepen, ante omnia van zyn regt en titel dien aangaande, en wel vooral tegens den Vdrft van den Lande, ofte den Opper-Leenheer, doceren moet, waar toe zelfs geene feudale poffeffie in het algemeen , en dus ook geene generale conceffie van jurisdictie genoeg is, maar, volgens het Domeinregt, wel degelyk vereifcht word eene fpeciale en expreffe meldinge van dat leen ofte regaal in de brieven , zo van invejliture, als anderzins, v. Bort over de Domeinen van Holland 12. Deel n. 4. Waar van door den Heer Mieris in zyn Groot Charterboek der Graven van Holland, van Zeeland, en Heeren van Vriesland 3. Deel BI. 586, concernerende de vifjèryen tulfen de Landen van Altena en ^4* Arkel, een aanmerkelyk voorbeeld opgegeven word in de, aldaar geregiflreerde , uitlpraak van Hertog /lelbrecht, als Grave van Holland, van den jare 1392, by dewelke hy, zeggende gefien te hebben eenen biuef , die die Heer van Huern, die ten tyden NB. Heer van den Lande van Althena zvas, gegeven heeft den Heer Van Arkel voorfz. overzulks gevonden heeft, dat die voirfz. viffcherien den Heer van Arkel voirfz. ende zynen nacomelingen toebehoren fal, NB. na inhouden den brieff voirfz. enz. Gelyk dit met verfcheide, zo Hoves decifien, als Landfchaps refolutien, des noods nader zoude kunnen gëilluftreert worden, ^* en van eene zonderlinge applicatie in cas fubjecf is op den Heer van Pouderoyen, die in deze Provincie nooit met dat domaniaal, ofte  feS P AR TlS QüIMT/E , „ , ^ m hPt fi^reffte ofte't Dorp van Pourfwoywi, met alk boge en lagerserene ^ pmd^ alleen met 4. B"l» fe„* ^ " „arr™ en cirogen ( zo en 07e» , *oge en lege , wrt alle Jem"!J\ hra[rert ƒ Conf. 128. & b daf gêadvizeerde van ^J^J^ * ^ „. 10. onder anderen mede te Y^^y by de eerfte leeneen groot onderfcheid ^de latere brieven 4Ö. brieven , dewelke overzulks a ^^d^chikteQ uitgelegd van beleninge, als naar de eerfte mo^tei g worden, kunnen in r^efb d^tóftsbriefvermeldftaat, regt geven tot yets, tgeen nif in de rmiaie vergunning* : ten ware dusdanige veranderde d~r^. ^ minfte van den Opper Leenheer, waar van noga , B(>r(over ; 47. gebleken is, gewettigd wierde^"T^» 1 & m 6. m. §- AS bekend zynde, ^^tó^ï^^ jR fq«m: met dat gevolg, dat, a het. geen n /en 48- (/den leenbrief overgegeven »>Wffi^ woorden Leenheer; zonder , dat men uit « fa confo. een iyamd* 'f^^ ^ 49' nante getuigenis van ^» 1 r„ ' J*n by %d. /feta 76. ö» M 7 dien einde »n^^wayar hy n. 107. uit; gofi >e Grutice Cap 3 n. 14. £n fl{e jj|  C o n s. LVII. 64p ■ gevolg ofte dependentie van de Heerlykheid kan gerekend worden en daarom door geene private perzonen, buiten fpeciale ver gaminge vari den Souverein, ook mag gëexcerceert worden. z.Levfcrus i inMedit. ad ff Tom. 7. Sp. 503. Med. 1. en breder Bort m zyn 52I Iraclaat van Hoge en Ambachtsheerlykheden 4. Deel BI 48-/1 f voorts nog nader en opzettelyker den Groningfchen Raadsheer! t Van Idfmga, in t eerfie Deel van Deszeifs Staetsrecht der Ver» eemgde Nederlanden , en aldaar 2, Verdel. 7. fif 10. Hoofdfl BI S j11 j 3 9 "'"371' de*'elke het regt vandiergelyke viffervenon| der de pnvative regalien en domeinen van den Vorft van den Lande mede komt te tellen, en ten gevolge van dien uit Klaas Kolyn, Melis Stoke , en andere Schryveren te beweren, dat daarom dit regt m de vroegfle dagen ook altoos door de Hertoj gen, Graven , enLandheeren alleen isgëoelfend, en ten allen tyden, als zodanig , aangezien geworden. Dus leeft men al in de i pragmatycque fandie van Childebert deze woorden Hasomnes i piscAiioNEs, quee funt U fieri poffunt in utraquê parte fxüminis x ficutnos tenemus , cj noflra forejlis efl, tradimus ad ipfum locum. , v. Hcrtius Comm. atque Opufc. de Seletl.cJ Rarior. Argument Vol Li. lom. 2. ibique Difif. de Superioritate Territoriali §. 47. in Text ; èt in Not. n. 18. Dit is ook de reden, dat in de oude handveflen en brieven : zelden ofte nooit de vifferyen, veeren, tollen, en zoortgelyke ree- co i ten onder de generale benaminge van Heerlykheden, renten, regi ten, geregtigheden, ofte toebehoren verftaan, maar gemenelyk met ; uitgedrukte woorden daar in gefpecificeert gevonden worden • waar van , boven en behalven !t geen dieswegen by ons advys' ; nn. 16-19 bereids genoteert is, zo by den Heere Van Idfmga, i als by den Heer Mieris in het aangetogen Groot Charterboek, eene > grote menigte van gevallen verzameld zyn geworden, van dewelke alleen de onderflaande te allegeren genoeg zyn zal. Zo heeft by exempel alrede in den jare 944, en alzo zelfs in 1 vroegere tyden , Koning Otto , al het geen Walgerus, en zyn c|Zoon, Radbodus, van hem m beneficie in 't Graaffchap Lek en Nnuu Tfei  650 PartisQcint/e m bezeten hadden, aan de Kerken van St. Marten en St. Ma- ritTutrecht gefchonken, cum omnihus Mie legaliterpertnientius ■ aaris mancipnt pratis, pafcuis, fylvis, aquammve decwfibus ter- S4-ri cl ^ M Voeg hier by dè zo zeer bekende giftbrief van Keizer HenI k III, wegens den Lande van Groningen, aan de Utrechtfche K rk,vanden jare 1040, genoegzaam inde zelfde^rmenleggem de en mede by evengemelden Heere Van Idfmga in voorfz zyn Smiecht der Vereende Nederlanden 1. Deel 1. Verdel. 1. Hoofdji. BI 52. 1%. & 34- woordelyk ftaande. Zozyn3door Otto, Biffchop van Utrecht ook aan GyOg van Amfiel, in 1225. de goederen van Muiden, Weefp,tn Ln men terleengegeven, cum decimis, telonio, term , mscationTbos , «®< utilitatibus , ad eandem jujlitiam pertmen- ^Desgelyks ook door Willem, Graaf van Holland, als Roomfch Koning , aan Otto , Grave van Gelder, in 1248. het Slot, de Stad,enHeerfchappye vznNymegen, in deze bewoordingen, cum omni dominio, quod eidem cafiro baSlenus dignofcitur attinere, cum hominibus nobilibus, fidelibus, minijlerialibus, oppdams, jervis, manumilïïs, agris, nemoribus, pratis, aquis, pafcuis, fiscationibus, cum pertinentiis, 'cjc. en een weinig verder, cum omnibus Juts attinentiis in forma NB. prtsnotatd. _ _ - En eindelyk, volgens den vidimusbrief van GrazïFlorens V. van 1281, de Heerlykheid van Albrandswaarde, tuften de oude Maas , Rhoon , en Portugal , in het Land van Putten , gelegen, als een leen van Holland, aan de Kerk van Maria van Thofan by Brugge in Vlaanderen, en wel omne jus fj? dominium, altum 3 baffum -- cum omni decimatione Ês? fiscaïione , quee pen toteft infra NB. fepe dicatam tenant, cum inflrummtis quee dicuntur Sagenaiqualipijiari NB. folet apud Pitten, & alio mfirumento, quod dicitur fVara , met deze byvoeginge -- Unde & eofdem induxi in vacuam poffejTionem ante dicU terra & omnibus appendiciis Juis, in pratis, in decimationibus &f piscationibüs^ raditos & omni jure  C o N s. LVIL c dominio, quod ego &alii in dicla terra habuimus, vel habere potuimus ; wezende dezen brief dies te remarquabeler, naar mate , dat daar by niet alleen, gelyk by die van den Huize Hakfonh , waarvan by ons advys n. 18. gefproken is, mede de vijjèryezdve , maar ook de wyze van dien befchreven, en dus pertinentelyk bepaald word, quid, quale, fc? quantum concejjum fuerit. Zo en als de refpëétive handveften daar van by den Heer Mieris'm zyn eerfte Deel Bl.'^. 63. 196. 249. 250. 421. &?422. woordelyk geplaatft zyn, en daarvan mede in de tiendeen elfde eeuw verfcheide brieven, vandiergelykenatuur, en genoegzaam in dezelve omfchryvinge van woorden geconcipieert, gevonden worden by Heda in Hiftor. Epifopor. Trajeclenfvim, en aldaar onder anderen in Balderico Ep. xv, Bernulpho Ep. xx, Wilhelmo Ep. xxi, Carolo Secundo Ep. xxn, aliifque, naar de Franekerfche editie van den jare 1Ó12, pag. mihi 263. 264. 288. 294.6? 300, zo in Traditione Ottonis de Thicla, et de Amuda £? Lconen, als in Domtione Henrici de Upfelte , Withelk, £fV. voorts in Donatione Comitatus JVeftp.nge, cum Abbatia Egmondevfi, en in Domtione ƒradii Broecke, enz. om gene meerandere aantehaien. Op die zelfde manier zyn ( als by gez. Mieris 2 Deel BI. 209. 226. kan gezien worden ) in de veertiende eeuw beleend , te weten Willem, Philips Zoon , van Duvenvoordc door Graaf 55 Willem van Henegouwen, in 1319. met de Ambagten van Dubbel monde en Almonde, nevens derzelver gherechte, tienden, veren, vissCHERien , ende anders alle die renten ende vervallen, ende dat daer toe behoord in allen manieren, ende alfo groet, alsi ons enz. En in dat zelfde jaar mede Gysbrecht, Heer van Tfftlftein met de goederen , die zyne Ouders in het Sticht van Utrecht gehad hadden, ende in die Tfele met heghe gherechte endeiaghe, putte, ende pale, viscHEiUEN ende weerde , ende alle upcominghe te water ende te lande , enz. Diergelyke periodes en omfchryvïngen vind men ook, zo in de aéle van den jare 1366, waar by Hertog Aalbrecht aan zyne Ge- 5 6 malinne geeft de lyftugt niet alleen van die Stede, Burch, ende Nnnn 2 1 Lr,. '4  65a Pastis Qïini* Landt vanHeusden met allen renten, ende vervallen-.- item die rou til tot mudrichemen dat huis tot Teydngcn, ende die ambochtevan Voorboute, van Lijft, ende van Hillegom mit allen renten, ende goeden, maar oekdat Landt van Wieringerlandt f^fT^ fcHERYEN, renten, ende vervallen, aldaar fpecifycqueh/k uiigeSkt, als by de fucceffive verkopingen van hetHuisin ita* dyk met molen, ende middeldyc, alle hoffteden, ende vonhovm , alle vronen, ende veren,voghelrien,ende vischerien,^^,am- . b„ hts sbevolch,m 1385. en 1386. zo en alsookm den pagtbnef van denflefen en 'ctfapfttt/ van denDwiteC/ttót,wegens deHeerlvkheid te Groningen, met hoge, ende lege hynnen, ende buten geleSen, mit voolde, ende mit ghoe, mit hoffteden , nut tymmer, mit aderen, bouvöich, ende onboumicb, campe, meyde , vhschekie , wegbe, watergdngbe, mit munte , ende mit tolle, enz. van den T5f Decembe'r 139», vermogens de allegane van meergez M^ris 3. Deel BI. 199Ace. 422. 436 £? 591. respeclive yk gedaan en waar van de gevallen, door #m in zyn 2. Deel BI. 5|9- &' 655In in't 4. Deel BI. 36. n7- "9- iS«; "74- H3-^ 8*4.99* o.i Ê? 10:41. onder meer anderen bygebragt, mede tot zoveeie m-eaves , als voorbeelden , verftrekken kunnen. Z,e van s gelvken de opdragt van eenige domeinen, door Keizer Karei V. in d-n iare 1555, ten U-hoeve der Stad Delft, gepafleert, en waar bv de Ambagtsheerlykheid van Schoonderh, met het halve veer, vÏsschekye, ende byertolle aldaar, item die anviaffen, enz mede «evnnatim is ««cedeert geworden, als te vernemen in de Bejchryvinge der Stad Delft, in 1729- by Reinier Boitet in folio uitgekonun , en daar ter plaatze BI. 52- 55. • , •' Zullende zelfs niet alleen uit de brieven, daar van inde jaren 1360. 137S. H79-I389. I4I7- en 1474, jegens her vee,-van 57. Dvveland , St. Martensdyk, Scharpemjfe, Zierikzee,^ Raamsdonk, gelyk mede wegens het veer en pafagegeU op het water van de zo lenaamde Nieuwe Gote ,ten voordeele van de Stad , alsno- oens de vifprye tuffen Sparendam en Amfterdam , gedepecheert., en, zo dooi Mms miyn Charterboek 3. Deel BI. 122. 3°2-35g  C o n s. LVII. 653 fi? 536. er14. Deel BI. 452, als door den Heer Van Alkemade DrTwBfh}y^Seder SmdBrlelleenden Lande van VoorTL fn T' ?u*i73*76' m->degerangfchikc, maarookuitmeer andere onde handveften en Wtrnmenten, die men daar va^behalyen by ^mr , ,„ een zeer groot aantal by verfcheide an- Irijeaenf. tbtque m Baldenco Ep. xv. pag. 256. 262 2óV R 264. iq hei byzonder zo in Z>a#fow Owmw ^ if0M& Z>to, als in dtcla Traditione de Amuda & Leonen, inde aren 949- Sb3- ,en 975, ten reguarde zo wel van de vijferyen, als van de: tollen, konnte ontmoeten, ten allerklaarften kunnenman" fefteren dat die oudtyds zeer dikwils, afzonderlyk en op Z zelve a.Ieen , elk by en onder zyn eigen naam, teïleenzySm? gegeven en geconcedeert geworden, 't welk , naar de concurrente gedagten van den Heere Van Idfmga d. I. BI. ,6a weder geen gering bewys van derzelver regaal komt uitte leveren eh tevens, zo veel nodig en dienftig, tot corroboratie vanhetgunt daaromtrent by ons advys dd. nn. 16-19. gèavanceert is, diï Zonderling, byaldien men daar by, met opzigt tot het regt yan vtfjhrye.in het afgetrokkene , nog komt te Voegen, da /altervolgens het verhaal van wylert den Heere Menfo Ahingm fua Nouna-. German,* Infemris P.2.Litt. A. §§. 24. & 3* ^ÜC/J. 'ntere # Am;ijon pag. 7. cjj> 10, in den jare 948. de Kerk van Uti echt mede het regale jus piscatxonis , gelyk het daar genoemd word unacwn cenfu, vulgariter cogschult vocato , in ffhi m 'Cne Plaftzen'va11 Keizer Otto heeft verkregen gehad. Men zie zulks ook by Mieris 1. Deel BI 42 Wanneer men nu daarenboven eens Cópfidereert \ dat in zommige Steden en diftriften de regten, op maten en geiten vl c* natte en droge waren, gelyk by voorbeeld de zo genaaid"grut 5^ ™ diergelyke andere gelden, ofte ook op accyzen In locale Si tien van dnnh eri eetwaren gefteld, betaald, en aldus die bewoordingen daar toe bekwameiyk kunnen f huis gebragt worden, zo Nnnn 3 be. ■  654 Part is Quinto behoeft men het onzekere niet te giilen, en vervallen mitsdien daar door alle andere onzekere befpiegelingen, nopens derzelver ware beduidenis gemaakt. Voornamenlyk, daar het woord Heerlykheid, by deDmtfchers terfcMft geheten, niets anders ( gelyk Befoldus in Thefaur. 59- Prdèiic.JdauSt. Tom. i. Li». H. voc. IfttVfttjUfft §• 46- zeer wel res-uardeert ) te kennen geeft, quam territorium , cm wha• ret junsditïio , fimplex cj mixtum imperium, en overzulks de hedendaagfche Heerlykheden niets anders zyn, dan zekere zoorten van regtsgebieden, ofte regtsdwangen, in publtca juris dicendi c5 judicati exequendi potefiate beftaande, en in oude tyden, inzonderheid hier te Lande, maar geweeft zynde biote officien, dewelke , daarna van natuur veranderd en hereditair geworden , vervolgens, als eigendommen, ofte als leenen, zyn gehouden geworden, en ten laaften aanleidinge gegeven hebben, om aantenemen het gebruik van jeigneuriale regten, blyvende niet te min erkennen haren Souverein, en den eigendom van deszelfs gëufurpeerde regten , waar van zy het by haar geoccupeerde vrugtgebruik ofte utile dominium ter leen ontfangen, wordende daarom doorgaans , hóe groot en aanzienelyk ook derzelver reg^ ten en praëminentien zyn, genaamd fuzeraine ofte fuhaltei ne Heerlykheden ofte Seigneurien , gelyk genoegzaam alle Heerlykheden in deze Provinciën zyn , in tegenftellinge van zodanige andere Heerlykheden, dewelke, als van niemand dependerendc, om die redenen publycque ofte fouvereine Heerlykheden geheten worden, zo en als dit een en ander in zyne differente zoorten engewrogten,onderfcheiden-en omftandiglyk, door den geleerden Schryner van het Publyk Gebed 3. Deel Secl. 2. per mum , en voor al BI 39-48. 51. 52- 9% enz. gedemonftreert word, en weldegelyk mede zyne relatie hebben moet tot de Heerlykheid Pouderoyen, als dewelke, hoe heerlyk en menigvuldig ook, naar het gededuceerde van den Heere Schrajfert d. Conf. nn. 9. & 10, hare regten en prsrogativen mogen wezen, en hoe zeer ook dezelve al, van hare eerfte opkomft af, in eere, luifter, en vermogen boven an-  C o n s. LVII. 655 andere Huizen en dagelykfcbe Heerlykheden altoos mogte uitgeblonken hebben, nogtans in dit enzoortgelykegevallen van geen meerder auèloriteit envoorregt, dan de overige Huizen en Heerlykheden , kan gauderen, maar, als onder de fouvereineen territoriale fuperioriteit van dit Furftendom en Graaffchap refforterende, ten dien respecle daar mede ook in alle delen, om deze en meer andere redenen, moet gelyk gefield worden, want, eigeniyk en om zo te fprekëri, binnen ons Land gene vrye Heerlykheden , in een zo ruimen zin, gevonden worden. Zo dat, fchoon al in de oude leenbrieven eens ftond de Heerlykheid in natten en drogen, daar uit evenswei geen regtvmvifje- 61. rye ofte van veer zoude kunnen gêinfereert worden, vermits, 't zy het is water ofte land, in ftraten ofte velden, broeken ofte beemden, heiden ofte weiden, dyken ofte floten, natten ofte drogen, zulks geene wezendlyke veranderinge in den aard en d' eigenfehap der Heerlykheid ofte Jurisdictie zelve maakt, zynde al- , zo, naar de redeneringe van den Heer Aanlegger by dehierover voor den Hove van Holland , Zeeland, en Weftfriesiand gevoerde procedure, de nadruk daar van niet gelegen in de phrafiologie van natten en drogen, maar in die van rente, ofte, in deze veronderfhellinge, van Heerlykheid, onder welke laafte zo weinig, als onder die van hoge en lage jwisdicl'e, immers by geenmogelykheid, een domaniaal regt, als duo diverfa zynde, kan begrepen worden, z. Knichen de Jure Territorii Cap. 1. n. 1100. Ja , wanneer door de Heerlykheid in natten zoude kunnen verftaan worden het regt van vijferye en veer in en op de rievier, zo zou men ook op gelyken voet daar onder kunnen bevatten het 64. regt van tollen, aanwafch, en alle verdere domaniale regten op de jlromen , en door de woorden van Heerlykheid in drogen die van houtvejlerye , bojfchen , jagt , en wat wyders het domaniaal regt daar omtrent komt optegeven. Welk een en ander egter meer naar eene ongerymde en buitenfporige , dan naar eene aannemelyke en welgepafte uitlegginge gelyken zoude. Aan  656 PartisQtjint/e Aangezien, hoe men de qufeftieufe woorden van hoge en lege, natten In drogen , ook keere, ofte wende, en offchoon men het daar voor , zo met den Heer Schrajfert aan het einde van Des6S' zelfs dukaangehaalde advys, als met den Beer Van Jlkemade m de Noten van de hier onder n. 84. uit zyne Befchryvinge der Stad Brielle en Lande van Voorn bygebragte Huwelyks Voorwaarden van Vrouwe Jacoba, en zommige anderen, ook al eens wilde houden, dat de bewoordingen van natten en drogen zondenwezen („ma van die van te water en te lande, welke, m de aldaar en hier boven n. 55. geciteerde leenbrieven van den Huize Trjt, en van BeerGysbrecht vanYJfelfein gevonden worden, 't geen,myns bedunkens, nog zo zeker niet is , maar zeer . zyne bedenkinge fchvnt te hebben, dezelve nogtans nergens anders toe kunnen (trekken, dan om ( zoen als by ons advys «. 33 airede met een woord aangeroerd is ) daar mede te defignerende quahteitenfinatie dengoederen, zo op boogtent en in laagtens, als in natteen droge «ronden gelegen, welke in de aangevoerde en andere Latynfche bullen agri, campi, fylvce,en zo voorts die doorgaans hoog en droog leggen, en aquce, aquarumve decurfus, ofte aqucedublus, in den «zynde en beftaande, gemenelyk genaamd worden. Behalven, dat door de ruime betekenis, welke de Heer Schras- 66 fert d. Conf. 128. n. 4. aan het woord renten, 't geen omnes om' iino proventus , en by gevolg ook een regt tot veer en vijferye , beduiden, en in die betrekkinge ook van een algemener en wydluftiaer begrip, als 't woord, vrugten, wezen zoude, komt toet» fcbrvven , een gantfchelyk verkeerde , en zelfs onnatuurlyke fienificatie aan dat woord gegeven word, want wie heeft ooitge- 67 hoord, ofte gelezen, dat men het regt tot_de jagt, ™er,ohe 7' vilTerye met het woord van rente ofte intcrcfl heeft bedoeld gehad, en wie zal de rievieren ook ooit aquas, aquarumve decurjus, oite aqucedniïus noemen ? . . _ , Ten minften, dat het eerfte bykans nooit gefehied, of daar bv word te gelyk van alzulk een veer en vijferye exprelfe meidinge gemaakt, daar van verfchaft ons het twede Deel van de  C o n s. LVII. 657 de Befchryvinge der Stad Amfterdam, door den Heer Caspar Commehn uitgegeven, en aldaar 't 5. Boek 18. Hoofdfl. BI. 870. een levendig voorbeeld in de verleybrief van Coene van Ooflerwyk, met de Ambagtsheerlykheid van Amflerveen, van den 25. Mey 1399, waar by de vijferye en veeren , van dewelke hem de renten gege| ven worden , woordelyk en pertinentelyk bepaald flaan; . En'dat het katte mede niet wel practicabel zy, ofte ooit geweeft. ie, daar van fuppediteert ons de Heer Mieris in zyn derde Deel BI. 727-729. een doorflaand bewys in de berugte brief van den 68. jare 1400, waar by Hendrik, Heer van Fianen, en zvne Egtgenoot komen te erkennen, dat de Stad Ameide, en de gehele rievier, de Lek, aldaar, in volkomen regt aan den Biffchop en de Kerk van Utrecht behoord, doordien dezelve eerft behelft eene generale refignatie van de Stad, jurisdiaie en territoir van dien m aqüis, £? mterris, cum omnibus juribus, 6? pertinentiis fuis quocunque , ubi face fuerint, en dan vervolgens eene exprefTe en fpeciale recognitie, quod aha jurisdiStio de Ameyda cum toto NB. gurgite fluminis de lecca ibidem, vulgariter mitten NB. ahngen ftroom van der Lecke, fpettarent, cj fpetlare dimfcuntur, fcr pleno jure fpettent ad pradiclum reverendum Patrem, Epijcopum Trajecïenfem, &? fuos fucceffores, Epifcopos, fj? Ecclefiam Trajeclenfem, welke iaafte periode en fpecificatie niet nodig geweefl was, zo men des tyds begrepen hadde, dat het regt tot de rievier de Leek, het zy onder de aldaar gebezigde woorden, in aquis , ofte ook onder die van cum omnibus juribus & pertinentiu moefte gecomprehendeert worden. 't Geen door de volgende woorden , falvis — bajfa jurisdiclióne -cum hcereditatibus , &? pjscauiis NB. in oppido, & territoria de Ameyda pradiclis fituatis, £? ad eos de jure fpeclantibus, welke ze zig daar van voorbehouden gehad hebben, nader kan aangedrongen , en zelfs, des noods, nog zou kunnen beveftigd worden met de beide brieven van inveftiture van Hertog Gerhard van Gulik, door de Keizeren , Sigismund en Fredrik, in de jaren 1437. en 1442, zo met het Furflendom Gelre en Graaffchap Zutphen, O 0 0 o af.  658 Partis Qdint/e afzonderlyk, als met de Hertogdommen Gulik, Gelre, Berge,en de Graafschappen Zutphen en Ravensberg, te zamen, respectivelyk gedaan, en waar in onder anderen de woorden, una cumtheeloniis redditibus, cenfibus —- venationibus, piscationibus, aqu is, FLUMiNiBüs , aquarum decursibus —- & aliis omnibus fuis pertinentiis, yeder apart gemeld flaan; tot een blyk , dat zo weinig het regt van tol en veer door de woorden^reditus-ohe cenfus, als dat van vijferye door die van aquce, fiumina, & aqiarum dccurjus9 naar derzelver onderfcheiden aard , kunnen gëindigiteert worden. En niet zonder redenen, dewyl, wanneer zulks zo algemeen doorging, en alle die Heeren, aan wien de renten in natten en drogen zyn toegedaan, mede alle veeren, vilferyen en tollen op de rievieren hadden, men alsdan ras zo vele heffers, houders en bezitters van tollen, veeren en vilferyen zoude hebben, als Heeren der Heerlykheden, aan de rievieren gelegen. Daar Haar Edele Mogende, de'Heeren Staten dezer Provim- 69. cie, de tollen ( om daar van by deze gelegenheid mede, van wegens derzelver eonnexiteit, nog een woord te Ipreken ) altoos , als eene Hunner heerlykfle regalien, aan zig hebben gereferveert, en, volgens het 10. Artikel van het bekende Reglement van den 16. Oótober 1702, zelfs niet gewild gehad „ dat Hof en Rekenka„ mer eenige tolvryheid zouden geven, ofte toeftaan mogen. En, wat de veeren aangaat, zo tonen Haar Edele Mogende by 70. Hoogft Derzelver refolutie van den 15. Oótober 1731, by dewelke in de verzogte vergoed inge, wegens de remotie van het daar by vermelde heg- ofte byveer, hebben gedifficukeert gehad, genoeg aan, dat zodanige veeren behoorlyk moeten gëoctroyeert wezen. Men zie het een en 't ander in het derde Deel van 't Groot Geld'-Jch Plakaat-Boek BI. 69. 490, door den zeer geleerden Heer Mr. Henrik Cannegieter voor eenige jaren in het ligt gegeven. Hoewel het my , nopens de veeren in het byzonder , gantlch «iet oubtwuit, en daarom ook reeds zeer wel by de hier boven aan>  C o n s. LVII. c",p aangevoerde, en voor den Hove van Holland, Zeëfand en We# friesland gehangen hebbende procedure opgemerkt is, dat iif, ., 71. een veer langs , en tuilen een veer over een rievier ofte vau, t wel moet gediihngueert worden. De eerjlgemelde, van de eene Stad, Dorp,ofte plaatz naar d' ander, kan uit eigen autoriteit, 't zy door deMagiftraaton. Heer van de plaatz, van waar men het zelve wil aanlegden, het zy door beide Mag-ftraten ofte Heeren, zo wel van de plaatz, waar van, als var. de plaatz waar henen, by onderlingefchikkingeofte goedkeunnge, worden opgerigt, en van deze zoort van weren zou men kunnen zeggen, dat, vermits die haar veèrlhl aan d' eene , en haar.op- ofte aanflag aan d' andere zyde hebben, dezelve overzuIks gene enkelde veeren zyn. Edog een veer over de rievier ofte vaart, gelyk dit van Pouderoyenis, kan, als betoogd, zonder voorgaand regt,privilegie en titel van den Souverein, vooral niet by een Heer van een particuliere Heerlykheid, worden aangelegd, want men gene tollen, gabellen, palfage-, weg- ofte veergelden, volgens het eenparig gevoelen van alle domanialeSchryveren, vorderen mag, zolang men daar toe niet by een byzonderen titel, ofte uit eigen hoofde geregtigd is, en in dien zin is het, dat het controverfe veer voor geen gemeenfchappelyk , maar alleen voor een enkeld veer ," en confequentelyk voor een domaniaal regt ofte leen moet gehouden worden, het welk zonder des Leenheers confent niet mag gefphtit worden, z. Van De Sande all. Comm. d. Tr. &? Tit. 1. Cap. 2. n. 10. Maar, om nu weder tot het woord renten te keren. By Du Cange in Glojfar. ad Scriptor. Med. & Infim. Latinit. Edh.NoviJT. Tom. 5. pag. 1219. £? 1220. worden wel verfcheide betekenis- ?2° len van het woord reditus opgegeven, dog geen een van allen is reneétyf op het geen de Heer Schrajfert daar uit , met relatie tot het cas in quseihe , komt te deduceren, en ik twyffele ook zeer, of uit de byzondere befchryvingen , dewelke Cahinus , Brtffonius, en andere regtkundige Woorden boekfchry ver en aan dat Oooo 2 - woord  66o Pastis Quintve woord gemenelyk attacheren, wel een zo generaal argumentzal Cnen brokken worden. In tegendeel toond DuCange d Tam. Z TX ?3»»- & *3*5 ( waar mede overeenftemd Kthaan \lgE^l 3uton.Un% voc. Renten pag. mihi 433.) met meerdefenTan! dat de woorden rende , rendualis renta , rentagvam t renïak waar door in de middeneeuw mede renten te kenfenTegevenberden, doorgaans en in haren eigenlyken z.n,pre Z^cenfihusannuis, tp.uniaauavis, nis, genomen worden, en Chriftinceus dien de Heer SchraJJert daar toe bybrengd, wil niet anders all. Cmnm. ad LL. Mechhm tTllt il Z i n 4. zeggen,dandatonder het aldaarvoorko- "n enToffleden ftaande, zonder onderfcheid van benam^zo „ vanthinzen, ftedigheden, uitgangen, fchattingen, als anderzins, 73- gehoren, maar geenzins, dat dit woord, bloteling» en op zig felve aangemerkt, mede tot tellen, veeren, vifferyen, en welke diergelykt regale ofte domaniale regten meer zyn, zoude extenfibei1 wezen, 't geen ook buiten dat è diametro zou aanlopen tegen de eigenfehap, welke zyn WelEdele, zo .» fuo Cod. Gelro%han. voc. Renten, daar aan , als in T, de CenjuD^niC'g ' Convention. Tit. 1. §. 6. aan het woord cenfus , het zelve tbmt noemende, komt te accrocheren. Ondermflenkan ik, onder correctie, niet zien dat het onderfcheid , 't geen ik ook wel wete dat tuffen de regalien en domeinen ■ 74- moet gemaakt worden, zo veel kragt aan het gebeerde van den Heer Schrajfert zal kunnen byzetten, als zyn WelEdele zig d. Conf. 128. nn. 24-29- wel fchynd te verbeelden Want, het zy dat de tollen, veeren, en vijferyen tot de jura resalia , het zy dat dezelve tot de jura domanialia gebragt, en in dat opzigt van het regt der rievieren al zouden moeten gefepareert worden, zulks nogtans , naar myne gedagten , ter dezer zaak niet geven,nog nemen kan,en in tegendeel altoos hierop zal uitkomen, dat d' een zo min, als d' andere , zonder fpeciale con. ceiïie ofte infeudatie, kan ofte mag gêacquireert worden, gelyK. hier boven per partes aangewezen is. • irou--  C o n s. LVII. 66x Trouwens de Heer Schrajfert heeft dit all. Conf nu, 27. £$28, zoniet direcleJyk , ten minften indire&elyk, zelfs gepofeert, en heeft boven dien in zyne prafatie voor zyn zo even aangehaald 75* Tracfaat de Cenfu Dominico eff Conventionali nn. 17. 18. & 22. den eigendom der rievieren en publycque wateren zowel, alsdofoA len, gerangeert onder dr regalien, telicnde vervolgens onder de jjara damaniaUaaldaar da jura feudalia, dominica, cenfualia, decimarum , fj? /j«k7/« Primipi Gelriee debeantur , waar onder immers met geen gcvoeglykheid het regt van veer, tol, m vijferye, als de refervatis Principis zynde, en alleen ei , en niet ex popuïïfinu, profluerende, kan begrepen worden. . 't Is waar, het regt van vijferye word met dat van de jagt in die door den Heer Schrajfert gêallegeerde responfie van den Jurift in L. 9. §. 5.^. de Ufufruclu egaal gerekend, maar, om 7 daar uit te willen concluderen, dat door de woorden van renten in natten een veer ofte vijferye zoude betekend worden, vermei, / ne ik, voorbehoudens de agtinge, die ik zyne reputatie-, vriendfchap,en memorie toedrage, tegens alle gezonde reden aantelopen , en zelfs regtsdraads ftrydig te wezen aan zyn vorig gezegde, daar Hy d. Conf. n. 14. door de renten in drogen ( gelyk by de Hollandfche procedure mede gëobferveert is ) wel erfpagten, thinzen, en diergelyke te lande komt te bedoelen, edog daar onder niet durft noemen het regt van jagt, dat daar tegens over gefteld is, en nooit onder de regten te water kan gecomprehendeert worden. Dan gemerkt het voorfz. contrair advys van welgedagten Heer Schaffen by de aangetogene Hollandfche procedure, en de daar toe fpeclerende advertiflementen van regten in verfcheide opzig- 77° ten van abufive fuppofkien, uit de Cafus-pofitie gederiveert,door zes opzetteiyke ftrafredenen wederlegd, en ten dien einde daar by,onder meer anderen, niet alleen de vryheid der Heerlykheid van Pouderoyen, zo en als ook, dat het quseftieufe veer onder den Buigt aldaar zou zyn gefitueert, en dat 'er een veerhuis, aan dat veer behorende, op de grond van Pouderoyen ftaan zoude , en welke diergelyke raifonnementen en veronderftellingen by het Öooo 3 ad-  66z PartisQuint/e advvs van den Heer Schrajfert, en aldaar nn. 9. 10 15; Ommeer zouden voorkomen, is gecon telteen, maar ook zelfs; de pofTelJie, en het bewys van dien, waar op zig de tegenwoordige Heer van Pouderoyen, ia gevolge van het verder géadvizeerde van den Heer Schrajfert d. Conf nn. 15-17. heeft gefundeert , tegengefproken, en wyders gefuftineert geworden, dat de Heerlykheid Hedel en het Huis Hemen niet in dezellde fituatie ( gelyk by dat advys n. 18. al mede zou voorgegeven worden) zouden zvn, dan Pouderoyen, omdat de Heeren van de eerfte met dat regt tot de rievier, de Maas, aan die kant geheel Gelderich zynde, uitdrukkelyk zouden zyn gèinveftieert, en het laafte geen. regt van veer ofte vifjerye op die rievier zoude hebben; Zo zal ik, den nieuwsgierigen Lezer daar henen renvoyerende, my mitsdien hier over niet verder elargeren, maar het ge78 wigt van deze en de vorige redenen laaftelyk met de navolgen' de fententie, daar in byden Hove van Holland den 9. April 174S. ergaan, voor genoegzaam betoogd, en aldus daar mede voorftaande advys van de Heeren Haefebroek, Welmers, en My van den 20. Maart 1741- zodanig houden en aanmerken, dat het zelve, in de weegfchaal tegens dat contrair advys gelegd zynde, door die Hoves uitfpraak, onaangezien daar van, volgens bekomene informatie, aan den Hogen Rade dier Provinciën zou geapnelleert, en aldaar deze zaak nog regthang.g wezen, nogtans nader gebillykt, en van deszelfs wederregtelyke bejegeningen gevindiceert word, luidende voorfz. fententie van woord tot woord aldus. In der zaeke, hangende voor den Hove van „ Holland, tulfchen Mr. Steven Harbert De Grou„ lard, Heere van Sureftre, Secretaris der Hoofd„ ftad s' Hertogenbofch, eerft Impetrant van man„ dement van arreft poenaal en rau actie, en nuEys„ fcher in rau a£tie, ter eenre, ende „ Mr. Johan Chriftiaan Swaen, Heer van Pouderoyen, „ voor zig zelfs, en als in huwelyk hebbende Eli- ' „ zabeth  C o n s. LVIL 66% „ zabetb Cornelia Edzarda Cbenel, en dus mede in „ qualiteit, als Erfgenaam van haar Vader, Lam„ bert Cbenel, eerft Gedaagde, en nu Verweerder „ in 't voorfz. cas ter andere zyde. „ 't Voorfz. HofF,met rype deliberatie van Raede deurgezien, 3, ende overwogen hebbende alle het gunt ter materie dienende „ is; Doende recht, indennaeme ende van wegen de Hoge Ove„ righeid ende Graeffelykheid van Holland, Zeeland endeVries„ land, gelet op de prsefentatie van den Verweerder, by Conclu- fie van Andwoord op den 18. Febrnary 1739, mitsgaders „ op de contraprsefentatie, van wegens den Eysïcher byConclu„ fie van Replicq op den 21. April 1739. ter Rolle van dezen „ Hove gedaan, verklaard den EyiTcher aileenlyk en met feclu,, fie van den Verweerder, foo in zyne privé, als in zyne voorf. „ qualiteit, geregtigt tot de onverfcheide geregte helfte van en met hetViffers Gild van Woudrichem, of deifelfs regt verkre„ gen hebbende gemeene Visferye in de Maze tulfchen de bei„ de oevers, van de fwarte dammen van 't Huis van Pouderoy„ en af totEmmekens veer toe; en condemneert den Verweer„ der, fyne handen daar van te trekken en te houden, en den „ EyiTcher daar mede te laten gewerden, als met zyn vry eygen „ goed. „ Verklaard wyders den Eysfcher aileenlyk en met feclufie „ van den Verweerder , foo in zyn privé, als in zyne voorf „ qualiteit,geregtigt tot't Veer vanAndel op Pouderoyen, con„ demneert den Verweerder zyn hand daar van te trekken en te „ houden, en den EyiTcher daar mede te laten gewerden, als 3, met zyn vry eygen goed, als mede aan den Eylfcher te An„ del te doen rjehoorlyke reekening en bewys van de admini„ ltratie, dewelke de Verweerder, foo in zyn privé, als in zyne 3, voorf. qualiteit, off desfelfs gemelte Schoonvaeder, Lambert „ Cbenel, van 't voorf. Veer zedert den jaare 1714. heeft ge3, had, en aan den EylTr. te betaalen de helfte van het geene „ de  6Ö4 PartïsQ"int/e de Verweerder by floote van dezelve reekening zoudei mogen „ de verweeroci vy d dat jen EyiTcher, in- WCTden S^^JÏf S^ifdewotf reek'ening mog„ gevalle de Verweeraer iay u Verweerder tevol- * is ^^diïrïïs^ »hinc indetot nn endei "en" den Verweerder indeefen gedaan en genoomen, " en SmVeriert de coften van deefen procefle, cmme rcede" „ Tho aar toe moverende, condemneert niettemin " den Verweerder in de coften van de zegels ter fomme van „ den verweeruti u ~ >t zes:el tot de fententie „ veertig gulden en twaalf ftuyvers , t zegti „ daar mne begreepen. HpHeerenendeMrs. Corvelis Gerrit ., Gedaan in den Hage by de He eret' ennerw„ 'p p»tr„c Mnris Pieter Graafland, Larel yituanus,ju „ April 1745- 5j onter ftond „ Accordeert met de originele fententie » By my „ was getekend H. C. J. VAN EVERSDTCK. Zie daar, goedgunftigeLezer! 't geen ik ^"ocdwendigedi* rnloatie zo van my , als van myne beide Heeren Mede-Adv?zS en' dezen aangaande te berigten had, en waar uit ( om St den Reveleerden, Domitius Ulpianus, m L 11. §. 4- ff TptgZ %L te fpreken) genoeg zal kunnen afgenomen worden Quod hcecfententia etiam non fine ratione fit. wmmm Ik heb my maar in dezen merendeels van generale argumenten en reflSen, gedeeltelyk uit de aangetogene Hoves proceduïoSKi^eeltelyk5, dog voornamelyk door my^gefup-  C o n s. LVII. 6 pleert, zonder in eene fpeciale indagatie en fototie van des II ter Sibraffèrts particuliere objecfien en tegenredenen te treden, bediend, en ga daarom thans met ftudie voorby andere fpeculatien, dewelke ik daar omtrent nog zou kunnen maken, zo omdat dezelve met zo zeer tot het tegenwoordige bellek gehoren, als omdat, den Heer Schraffert immiddels overleden zynde, ik niet, mortuo mfultare veile leoni , als men zegd, fchvnen zoude, latende den Lezer,en wien hy verder mogte zyn,volkomeiilyk vryheid, om daar van te verkiezen en te verwerpen, gelyk hy zal goedvinden, als my om het even zynde, hoe het by een ander begrepen word, zo ik maar met den Jurift Jntjjljus Labeo, agcervolgens deszelfs bekende zeggen, fuum quemq te judicium habere, vryheid van gevoelen mede behouden mag , want ik met den Heer Kome-hs Vm Alkemade in zyn brief, door Mr. Pieter Fan Der Schelling de geleerde wareld medegedeeld, en in den iaalten druk van Pars Katvjykfcbe en Rynsbitrgfche Oudheden BI. 481. ervintelyk, mede van verlland en oordeel ben,, dat 'er niets natuurlykeren „ redelyker is, dan zyn gevoelen vry te hebben, inzonderheid „ m zo duiilere zaken,en die de oudheid twyflelagtig gemaakt „ heeft „ waarom ik ook gaarne met hem myn gevoelen in deze en alle andere zaken aan een beter onderwerpen wil. Alleen vinde ik my verpligt, den Lezer nog te moeten informeren, dat, vermogens s' Landfchaps authorizatie van den 19. 79. Oetober 1745, eerft by den Hove Provinciaal van Gelderland in Auguftus 1746. en vervolgens door Haar Edele Mogende , de Heeren Staten dezer Provincie, zelve, uitwyzens Laïiddags reces van den 28. Maart 1747, aan den Heere Mr. JokmChristiaan Swaen , op Deszelfs fucceiïive requeften, voorfchriftelyke brieven aan de Heeren Staten van Holland en Weftfriesland zyn gëaccordeert, en daar by is gefuftiiieertgeworden, dat door het verlenen van het gehbelleerde mandement van arreft poenaal by den Hove van Holland, en door de aangeroerde , in deze zaak gewezene, fententie prasjudicie aan het territoriaal regt van Gel. derland ( voor zo verre daar onder het qufeftieufe regt van veer PPPP en  666 PartisQuintje en vilTerye zou reflbrteren) zoude zyn toegebragt geworden, met authorizatie op de Heeren, van wegens deze Provincie ter Generaliteit gecommitteert, om daar over met de Heeren Staten van Holland , ofte Derzelver Heeren Gecommitteerdens in conferentie te treden, aan Dewelke dan ook, uitwyzens nadere Landlcnaps refolutie, op den 18. January 1748, ter occafie van de daar op rlstoen ingekomene en voornotificatieaangenomene refcriptievan de Heeren Staten van Holland en Weftfriesland van den 4. November , daar te voren, hier over genomen, de daar toe relative ff ukken in February, daar aan volgende, door welgedagten Hove, hebbende daar by tevens aan de Heeren Staten van Holland gerefcribeert, zouden zyn toegezonden geworden; zonder, dat my tot nog toe voorgekomen is, of en wat daar opis gevolgd geworden? „ . .. , • Terwy! laaftelyk, ter nadere confirmatie van ons geadvizeerde, en 'tgeen inzonderheid aldaar n. 1. gemeld flaat , nog kan 80. ftrekken het Plakaat van Haar Hoog Mogende, de Heeren Staten Generaal dezer Nederlanden, den 20. Auguftus 1609. gearrcfteert, en door den Heere Mr. Cortfelis Cau in deszelfs Groot Phkaai-Boek 2. Deel BI. 1169. medegëinfereert, waar by de Stad Grave en de Dorpen van den Lande vmKuyk van den jare 1308. haere Gemeynte in'ïnattz ende drooge ghemeyn gehad te hebben * £. ö? ^an blyken, ^Erfuiter en Executeur , gepneterieert : HnMer ÏT" teftamentair *g daar op door een waar in^n f ï ^ ^^g^ gemaakte waar in genoegzaam de geheele broederlyke nalatenfchun uitee! zonderd een allodiaaUrf, beftaat, heeft doen Selïm' & Waar na alzo des Heer Teftateurs Broeder, gez. Heer H. W. A. y-m ..... heeft kunnen goedvinden, zvne gedane erfhuisinleidinge door exhibitie van een fchi-iftelykeng eiicher" conclufie, na eene voorgaande citatie op den 18. December 1754. aan de Banke van den Scholten-Gerichte van Zutphen te Ü& ceren, en deze zyne pnetenfe Landregtelyke qualiteit van Erfm er, onder anderen, te adftrueren met en uit zeker advys inftructoir door de Heeren Mrs. Gysbert OptenNoorth, Fredrik Robe, t Van Lathum , Juojl Schomaker en Wilhem Reinier Bram ren den 2. February 1730. op een Cafus-pofuie afgegeven en in des .J^ Mede-Advizeurs, Mr. Jolft U^f^G^^. Mamets P. 1. Conf. 55. gedrukt te vinden. Het welke alzo by leclure en confrontatie van de termen waar in d eene en d' andere zake gelegen is, bevonden word van elkande en te verfchiilen zo worden de Heeren Mrs. Fredrik Robert Van Lathum en Jooft Schomaker verzogt , om ov*r die voorfz. gedetailleerde Species fa^i, vermits den Heer eerllenAd|zeur overleden en,den haften Heer thans Raadshee/in den Hove van^Gelderlandlts, zig by een nader advys te expliceren, of Haar WelEdele Geftrenge haar vorig advys 4n 1730. op dit geval mede zouden willen en konnen geappliceert houden? Qqqq . Bv  6n Part is Quint/e uy ons ondergfz. ^f^^ *^d£ï£ Bneertzyndedevorenftaande 5^ nader ad ten,methet^n^ en mcat^P , ïnterpretatyf, over het ™™e^w^nietondienftig gêagt,eer en Praaizyns gevonden woiden weUte, n ^ M. ' teit, hebben gefuftineert, ^^^e^ , den collateralen latende, zoü bevoegd zyn,^^ff^èrfcbdp, om redeErfgenaam, m opzigte van het ftatutair { 7 pellen, funnen , voor by te gaan, en een and £ daar^eaa ^ ^ derende deze ^ ^^sfver^n met Art. 7 , waar . zes Graaffcbaps lit. 3- .? '.3 . A.t r aan eenlangft- 2 fn geenjodaan ^g^^^L'.^eteeneïL. 2- levende Egtgenoot, ofte delcen^^ oftehever ferabele drftmciie tuffen ^^T^ive daar in , met verba imperatiw ^f^^J^Zuf^s en verdere Bloedverrelatie tot collateralen, als Broeders, fhl1" dezelve ErhvtZanten des verftorvenen gezegd word da d«^ J Sëo^ ontheven faI « ronder dat aldaar omtrent deze ^^f^rïèï TnweT detf^nten M.Art. 5, ff^S^fi. "Ttyd fóèifi dr/?iKSww inter mafcuhnum & fmnnmum je , y Mzfer ofte Eerfuiierfche zal zyn. welkcdenWetgeverdaar Vy vinden de redenen vanLfP3"^'^ 'hebben, daar in 3. toe aldus onder^heidenlyk^b^o^h^ ^ ó hoofdzakeiyk gelegen, quod Liben, quUnts ju ^  C o n s. LVIII. 675 hereditas, quodammodo dkuntur domini rerum paternarum ; zodanig en met dat re^telyk gewrocht, dat het aan Ouders, yoigensri l prohibityf Landregt Tit. 13. Art. 1, niet toegelaten word, daar over , tot nadeel harer defcendente Erfgenamen, in teftament, codicillen, ofte in gejtalte eener giften van doods wegen, te disponeren. Daar het aan anderen, collaterale Erfgenamen hebbende, d. Art. 1. vergund word, over de halffcheid hunner allodiale goederen te telleren. Wanneer men daar en boven nagaat de dispofitie van ons Stadregt Tit. 7. Art. 1. £f 3, bepalende het erfuherfihap aileenlyk 4. in linea defcendenti; dermaten, dat de linea collateralis fchynd uitgefloten te zyn door het twede Artikel, ftatuerende,, dat,foo ver„ re geen Erfuiter „ (Art. 1. nominatim vermeld ) „ voorhan„ den was, fal de Magiftraat die goederen „ tanquam hereditatem vacantem,, fequeltreren , enz. Waar uit dienthalven ( zeggen ze ) zou mogen befloten worden , dat men, omtrent het een en het ander, in zyn grondbeginzel en uitwerkinge zo zeer verfchillend onderwerp, niet mag argumenteren , nogte een en 't zelfde regt tot deszelfs beflisfinge applieeren; Met dat verder gevolg en hot van redeneringe, dat een yeder, geene defcendente Erfgenamen hebbende, Lege non prohihente, vryheid zou hebben, eenen vreemden , men gezwyge eenen bloed- 5' verwant, niet in pari, maar ulteriori gradu zynde, tot Erfuiter over zyne nalatenfchap, geen nadeel aan deszelfs eigendom gevende, by een teftamentaire acte aan te ftellen. Dan, om met pratende van deze en andere argumenten en motiven , nader tot refojutie van de fubjecle qiiceftie , en te gelyk tot adftructie van deszelfs afftrmative, ten aanzien van het aan de Vrouw Zufter van wylen den Heer van 't M by zyn Hoogwelgeborens teftament gedemandeert jus maffarii & executorium, te treden, vinden wy ons verpligt, alvorens ( cm niet aan een eventueel foubcon van eene buiten grond v^ -riderde Qnqqia opinie  676 P A K ï I i Om r «. opinie, by des Zweiercr Confulents Confil &? Refponf. all. P. 1. Conf. 55. ervintelyk, ons bloot te Hellen) aan te tonen de voorc naamfte redenen van onderfcheid, die zig in dit en het aldaar voorge* fteld geval , zodanig klaar aan 't oog, bylefture en confrontatie van dezelve,vertonen,dat men,buiten andere verligtinge,»daar uit wel haaft kan zien, dat niet een en 't zelfde andwoord op deze , naar regten, toepalfelyk mag zyn. Want in het eerfte geval ontmoeten wy den Teftateur A, diegene nadere Erfgenamnn ab inteftato heeft gehad, dan eene Zufter 7. B, welke hy by zyne dispofitie in den jare 1729. wel totuniverzele Erfgename in die natelatene leengoederen g'inftitueert, dog dezelve"", met fideicommis, ten behoeve van haren derden Zoon C, bezwaard gehad hebbende, in opzigte van het erfuiter-en executeurfchap, gepraeterieert , en daar mede dezen Zoon , in ul teriori gradu zynde, byeene feparate afte voor den allodialen Rigter, nüllo adhibito Domini feudalis confenfu , gebeneficeert heeft. Dog in dit twede geval befchouvven wy tot voor- en onderwerh pen perzonen en zaken , hemelsbreed van 't eerfte af wykende. Daar namenlyk dezen Teftateur niet aan zyn Zufters Zoon in een verdere, maar Haar Hoogwelgeboren zelfs, in een gelyken graad met den Broeder zynde, het jus maffarii cif executorium by zyn teftament heeft gedemandeert: Dat dit niet blotelyk buitenden Leenheer, als in het m/Zf? geval, maar by een teftament , door den Leenheer gëapprobeert, is gefehied , en naar behoren in 't werk gefteld: Dat derhalven daar uit, ratione juris, heeft mogen geredeneerd, en vaftgefte ld worden, dat de Moeder B, volgens des Landfchaps 9' refolutie van den 28. April 1711, zynde de een.igfte Erfgename ab inteftato van die in de Graaffchap Zutphen gelegene broededyke leengoederen,en dus ook, als legitime en ftatutaire Erfuiterfthe, bydie daar tegens, ob defctlum confenfus feudalis, ondernomene aanftellinge, zo weinig heeft mogen voorbygegaan, en aan hagen Zoon C, den fideicommiflairen ofte gefubftitueerden Erfgenaam , gepoftponeert worden, als dat dien Teftateur daar over wet-  C o n s. LVIII. 677 wettelyk ultra gradum, in prejudicie van zyn Zufter, wegens die fiduciaire herediteit, heeft kunnen disponeren. Nadien, de acte, waar van het eerjle geval gewaagd, nul zynde, dat executeurfchap, ais een accejjbrium, ook by nader gevolg, Matre herede exifiente, heeft moeten vervallen, volgens 't gëadvizeerde, te vinden in des twedens AdvizeursConf. P. 2. Conf. 42. n. 74. ita, ut beres fcriptus repellendus fit. v.Brunneman ad Tit. C.de Ediëï. D. Hadrian. Tollend, n. 15. Hetwelk op dit twede geval, waar in concurreert niet alleen bloteiyk een heres , welke een executor tejïamenti generalis, en 10. ook wel een legitimus defenfor fcf contr a-M-or elders genaamd word, maar ook een heres univerfalis, cumqualitate Mafifarice& Executricis teflamentarire, geene applicatie kan hebben. Want, daar in 't eerfte de afte van 1729. daar en boven laboTeerde vitio vifibili , daar word in't twede geval geen zodaan vi- tr. tium aan het teftament van den Heer van'tM bevonden; zodanig, dat den Zoon C, gene concurrente qualiteit, immers uit die acte over de leengoederen, met opzigt tot zyn aangefteld executeurfchap ««///rpr gemaakt, kunnende deduceren, ook niet bevoegd was, zig in de polTeflie van des Ooms nalatenfchap te doen immitteren. Zonder, dat tot deszelfs apprehenfie genoeg geweeft is de vertoninge van die feparate afte, en daar by gedane dispofitie over het erfuiterfchap'm hare uiterlyke forme enfigure, welke, ofwel geen vitium vifibiie aan 't oog vertoonde, egter, licet non directe in oculosincurrat, datelyk uit de geblekene nulliteit, door gebrek van des Leenheeren oélroy ofte approbatie veroorzaakt, heeft komen te appareren, en dienvolgens het daar voor met dat effect, moeten gehouden worden, ut impediatur immiffio in pofifeffionem exEdicto Divi Hadriani tollèndo, naar het getuigenis en het gevoelen van Menochiusde Adipifc. Poffeff. Rem.^.nn. 729.feqq. Sichard. ad L. uit. C. de Ed. D. Hadr. Tollend, n. 17. Ita, ut in primo cafu Filio C. poffefftonem ex caufa uftati, propter dcfeclum in teflamento Patrui Tefiatoris A, licet hwifibilem, ta- Qqaara,- quod minus ejl, te &hld^arS^ ki ^ 79.^--^- m*^mf ™ ^Skagien , aldaar d. G»/ 55Zlt|ks , ^ITegS K-aar Hoogwelgeboren „ n. 44- aangetogen, n c s lub] ct fe p^i&aduficiqMitaUt l8- niets opereren, nogtealhier, bedenkingen, alsonderan- in confidentie kunnen komen andre bedenkmg » ^ deren, of een Executeur, invito herede, nog ë  C o N s. LVIIL 679 van in fecundiConfakntis Conf. & Refp. P. 3. Conf. 73. nn. 7. 8. Êf 11. meldinge gedaan, en dus deze hare vermengde magt ultra nudum faSli miniflerium uitgebreid word , 't welk van een nudus ofremerus Executor, gelyk in 't eerfie geval de Zoon, propter ■ differentiam inter merum, vel nudum, & mixtum executorium, ex mox cit. Conf. 73. n. 10. per alleg. Barry de Succejf. Tejlat.aclntefl. Lib. 11. Tit. 20. n. 4. notatam, roet konde gezegd worden. Uit deze gezegdens zouden wy het nt principio aangehaalde Landregt Tit. 3. Art. 7. in zo verre kunnen en mogen tot ditfcue Cler. Welke teftamentaire Executeurs, propter eleclam fidem & indu- 23. fi'iam , dan ook voor legitime geprafereert, en verfcheidenlykin het Roomfch , Burgerlyk en Geeftelyk regt genoemd worden, als namelyk Diftributores , Difpenfatores legatorum , Procuratores, Miniflri, Executor es, & Deputati ad executionem tejïamenti, en onder diergelyke benamingen meer, als daar van onder anderente zien by Mevius ad Jus Lubec. Part. 2. Tit. 1. Art. 15. n. 5. en Lauterbach all. Difp. 79. Cap. 1. nn. 30. £? feqq. Wier aldaar door Mevius d. Art. n. 6. befchreven pligt alzo 24. «• 7- by de Voogden vergeleken^, endaar mede gelyk gefteld word, zo geeft ons dit,niet zonder reden, aanleidinge, tot interpretatie van 't gëallegeert Landregt d. Art. 7, daar uit analogicè te betogen, dat, gelyk een Teftateur, onmundigeKinderen ofte Erfgenamen hebbende, de naafte Bloedvrienden, als legitime Voogden,  Coss. LVIII. 68l den, om redenen kan voorby gaan, en daar over vreemden bv zyn teftament aanftdlen, en wel met dat regte!7k E: dat de teftamentaire totels voor de legitime preferabel is X' ook het aan niemand geene defcendente Erfgenamen hebbende zou mogen geweigerd worden, inter collateralefheredes over decrfuidrl™ van zyn boedel om "fc#^md^ voor den ^« , en de Zufter voor den BroederXl tS, te disponeren, en daar in te voorzien ' cf :rf***>» infubjetlo, teftamentariam dispofitionem fuper rebus feudahbus proviftone Legis admittente, ftcuti fe/iihledi ?5 tas ab inteftato , quee eft provifto Legis, qMmdii ftpem&So teftamentana, quee eft provifto hondnis, ita a^e ceiTat mX^ voc Pr0t> S 5^ ? Barb0fa Thef- Comm. Zulks,dat de dispofitie van dit ons zelfde Landregt Tit 10 lende3' T^' Tv VSUlde k&time tutek» nadrukkelyk wil- 26. lende,, dat tot die voor-mombarfchap fullen toeghelaten werden ,, die M^ off die daar ^ ^ ^ daar aan geen empechement kan toebrengen; Te minder , daar den meer aangeroerden Tit. «. 7 al^iï ïigd,M datdesverftorvenen Broeder, Sufter, und vo - 27 ' deie Bjoedts-verwanten, Erfwtter ofErfwtterfchezynde, fullen ?' " !^^.soerein«-«%nanieiT, het erffhuys aentalende, 5, t leive verburgen. . ' Uit welk Landregtelyk woord bequaemfte der Bloedverwanten eervmdezvnÜIC 7rbrengende t0t 66,1 z™ 5 SS 28. £™Tm m°gen en1moete" uiftineren, dat den neei van t ..... om vorens uit de gëallegeerde re¬ denen, zyn Vrouw Zufter, als debekiaamfte, totd.WedenJr!deerde erfuitingezynes boedels, en uitvoerde van het leen daar over by zyn .teftament validelyk over de le^goederen%ma k Cvan^tó^ ^elfeborens Leder R r r r Waar  682 PUT I S Q ü I N T * Waar by nog zou kunnen accederen, en m' «Dg^g^ bragt worden, dat de l&lBg *9- ^/^«na^w, in dat zevende ^ f ^jf ?* e ° tot V",anders,als gezegd, alzo by den WS^hvhó: k;j. 51. éff 52- , . „ j„t jpn Heere Henrik Willem Jloyfius Fan zyn enen eneuu , vernlisttewor- 32> zynde, zou moeten overgeve, aan eea>^fer ' 2| doo?eene Fr. Fan De Sande ad Confuet. Feud. Geh. Tr, 3- <^ «•  C o n s. LVIII. 683 eifchte preliminaire requifieten, verkregen, en daar na dezelve van en uit zyne handen met ichade, wanneer hy, om die te verandwoorden, ver dagd, niet bekwaam, en onvermogend is, wederom f: eilTchen. 0 Om welkeen meer andere redenen wy in dit cas, zeer ver van het ander, mfcepe all. Conf. 55. vervat, verfchiilende, zouden 53 van advys zyn,, dat de Hoog welgeborene Vrouw Douariere ^« m B • • • • 9-P- naar regten zou behoren gemainteneert „ te worden by hare gëapprehendeerde poflêffie van het vigors „ tejïamenti approbati gelibelleen erfhuis, waaronder de leenen „ mede geboren, en die 't zelve voor 'tgrootfte gedeelteuitma„ ken, tdque ex interdiSto Quorum Bonorum, fymboliferende met 04 », °"? cou^niier ert huis, quod etiam datur dcfeudis. z. Wefenbec. ad Tit. ff. Daar. Bonor. n. 8. Rofenthal. Tr. 'de Feudis Cap. 12. Concl. i.n. 87. _ Zonder, dat daar aan zou mogen hinderlyk zyn het weinig allodiaal boedels goed, cum, quando ceque principaliterdatur concurfus, 35maps dignum adfe trabat, tgfub eo comprehendat minus dignum, per LL. & DD. cm. a Barbofa d. Thef Locor. Comm. voc. Diwtas n. 37. Gelyk ook niet HaarHoogwelhebcrensfemininequaliteit,omdat het, behalven uit onze Landregten, ook ex L. 15. in pr.ff.de 36. Mment. fc? Cibar. Legat. evident is, quodfmmins Executricertejiamento dan poffunt,en,fchoon Papon, door Mcevius d.l. n. 19. aangehaald, van gevoelen is Jcemince coadjutorem addendum effe, zo zyn de andere en meefte Doétoren egter van een contraire opinie, 3 7' quos vide apud Speidelium in Bibliotb. Univerf. voc. Execuiorcs tejïamenti §. 4. Col. 2: junct. Lauterbach. d. Vol. 2. Difp 70 Cati 6. nn. 4. 5. , / Alhoewel wy deze eerfte opinie liever in eo cafu zouden kunnen plaatze geven, fi muiier, d marito conftituta Executrix , ad fe- ,R cundas nuptias tranfierit, ut ita diflinguunt alii Doemes, videndiapud Barrym. Tr. Lib. 11. Cap. 20. n. 17. diffentiente &»hcb Lauterbach. all. Cap. 6. nn. 6. £f 7. Rrrr 2 Dus  684 Partis Quint/e Dus verre in 't algemeen de diverfiteit der beide gevallen, het eerfie vervat by ons en der Heeren Mede-Advizeuren advys van 39. den 2. February 1730. in fupra cit. fecundi Respondentis P. 1. Conf. 55. en het tweede by dit onsinterpretatyfadvysvanden 15. January 1755. over die alhier voorgeftelde Species facïi betoogd zynde, zullen wy laaftelyk alle die differentien en contrarieteiten tuflchen het een en het ander geval in 't byzonder by korte recapitulatie tegens malkanderen overftclien, om daarmede onze regtelyke verpligtinge tot eene onderfcheidenlyke bëandwoordiginge op dezelve in een nader dagligt te zetten : Contraria enim, juxta fefe pofita, magis elucescunt. 1. In 't voorgaande geval was de Zufler van den Teftateur in 40. gradu proximiori , en excludeerde overzulks baren Zoon, gradu remotiorem. In dit tegenwoordige is den Broeder Teftateur, en zyne Zufter in pari, feu eodem gradu. n. In 't voorgaande was de Zufter gëinftitueert, als univerfele Erfgename in den geheelen feudalen boedel, dog haar Zoon aileenlyk in de ftatutaire portie der allodiale goederen. Daar in dit geval de Zufter gëinftitueert is, primo tot univerfele Erfgename in den gehelen feudalen boedel, fecundo in de halffcheid van den allodialen, en nog daar en boven tertio inde ftatutaire portie van die wederhalffcheid, dog den Broeder aileenlyk in de ftatutaire ofte legitime portie van diezelve wederhalffcheid van den. geringen allodialen boedel. in. In't voorgaande was de Zoon, 'mremotiori gradu zynde, aangefteld tot Executeur van dat teftament, en Erfuiter van des Teftateurs aiinge nalatenfchap, meeft in leengoederen, waartoe geen regt hadde, beftaande, en daar en tegens de Zufter, als de eenigfte legitime , en te gelyk in den grootften boedel gëinftitueerde Erfgename , daar van uitgefloten. Dog in het tegenwoordige geval is de Zufter, in cequali gradu ac jure, aangefteld tot Uitvoerderfche en Erfuiterfthe van haar broeder lyk teftament en nalatenfchap, aan Haar genoegzaam 'm'tge. hcelt  C o n s. LVTII. 68$ heel, naar regten, gemaakt, en den Broeder , die daar aan maar een zeer geringe portie kan nebben, uitgefloten. iv. In 't voorg wnde was de Zoon tot Erfuiter en Executeur aangefteid, niet by het door den Leenheer gëapprobeert teftament, maar alleen ex poft, by een feparate aiïe voor den dagelykfehen Rigter , buiten approbatie van den Leenheer. Daar in dit tegenwoordige geval dusdane aanftellinge is gefehied by een formeel teftament , en wel cum conf enfu Domini, in tempore adhibito, en de advertentie daar van by eene nadere acle declaratoir aileenlyk gedaan tot narigt van des Teftateurs Zufter, om dat, by inadvertentie ofte per abuis, dit by de fuperferiptie des teftaments ofte preliminaire acte was vergeten. y. Dat, offchoon in het voorgaande geval op des Zoons conduite , nog andere perfonele qualiteiten en vermogen niets te zeggen viel, is hy evenwel by dat inftruótoir advys g'oordeeld te onregt tof Executor tejïamenti &f Maffarius totius hereditatis, om redenen, aldaar in 't brede aangetogen, aangefteld te zyn. Daar in dit cas zeer veel dienaangaande op dezen in feudis en het grootfte gedeelte in allodialibus gepreterieerden Broeder te zeggen vald, waarom en om meer andere redenen hy ook by dit ons explicatyf advys met regt in dezen geoordeeld is tot het executeur-en erfuiterfchap des gehelen boedels nietadmiftibel, maar de Zufter in tegendeel daar toe preferabel te zyn. Waar by eindelyk vi. nog kan toegedaan worden , dat , vermits in 't voorgaande geval, als gezegd, des Zoons aanftellinge niet was gëapprobeert, denzelven overzulks,per Matrempropinquiorem van de leenen (ciaar in dog die meefte nalatenfchap beftond) gëexcludeert zynde, daar in, met pretentie van zyn Moeder, by nader gevolg niet heeft mogen gëinftitueert , nogte daarom ook aan htm het erfuiterfchap over dat weinige allodiale , in val 't zelve daar omtrent ftrifto jure zou kunnen plaatze hebben, gedemandeert worden. Daar in het tegenwoordige cas de Zufter, in pari gradu, debite &P jure, volgens des Landfchaps refolutie, gëinftitueert zynde tot He- Rrrr 3 res  080 P A R TT 5 QïINTA res feudalis, en dus niet per Fratrem propinquiorem gêexcludeert, daarom ook de univerfele direftie van en over dien in leenen genoegzaam alleen beftaanden boedel heeft mogen ontfangen. Uit deze ge-'educeerde diverfiteit volgd derhalven ,juxta illui 1T axioma jnris, de quo Barbofa all. Thef. voc. Diverfitas Ax. 2.cf5» 4 quod,fituti diverfa&diflinEte caufce diverfos & difimftos pariunt effeclus, ita quoque diverjhum diverfum fieri debet Judicium. - Zulks,dat wy, ratione tam ifiius diverfitatis, quam arcwr.Jtan tiarum , quas varie ex perfonis &caufis definire debet Judex. v. 2. F 28. §. Ad hoe i. ook in dit fingulier geval geheel, anders by dit ons advys, nopende het controverfe erf uiter- en executeurjehap, hebben moeten advizeren , als by het vorige van 1730. isge- *"C^eC*' Aldus, falvo meliori, gëadvizeert binnen Zut¬ phen den 15. January 17J5. fi R. VAN LATHUM. J. SCHOMAKER. LIX. ADVYS INSTRUCTÓIR, rakende dezelfde materie en tuflehen dezelfde Parthyen, over ê niet teftamentair erfuiter'en execuuur- II. De explicatie van het Landregt dezes Graaffchaps in dat opzigt. ^ De  C o n s. LIX. 687 HL De Querela inqfficiofi tejïamenti. en IV. De immiffione in pojjejfionem domus mortuaria. SUMMARIA. I • \^emand, gene defcendente Erfgenamen hebbende , mag een collateralen Erfgenaam tot Erfuiter van zyn boedel , en Executeur van zyn teftament, aanttellen. 2. 3. H--t geen by de Wet niet is verboden, word voor geoorloofd gehouden, welke interpretatie aanneme.'yk is. 4. Qitodcunque fit , Lege non refragante, jujté fieri atcitur. 5. 6. 7. Het Landregt, daaraan ftrydig fchynendete zyn,word alhier g'expliceert, in'linea de- fcenienti aileenlyk plaatze te hebben. 8. De redenen van d'eene ofted' andere Wet, als deszelfs ziel, moeten meer, dan de woorden, onJer/ogd worden. 9. Gelyk een langjllevende der Ehelüiden altyd Erfuiter zal zyn, en 'tzelve,als een privilegie, liit hoofde der conjugale focieteit, moet aangemerkt worden; 10. Alzo moet ook, ten aanzien van d' oudfte Zoon ofte Dogter, dit uit de natuurlyke reden volgen, welke, als een Lex qua dam tac'ta, aan de K uieren de ouderlyke herediteit toeërkend. 11. Waarom de Querela inofficiofi i tejïamenti, tegensdevryetefta| menten der Ouders aan'de Kinderen , by de oude Romeinfche Regtsgeleerden gëintroduceert en gelimiteert is? 12. Welke bepalinge eenerzodane vrye magt, om goede redenen, hedendaags by de Provinciale Statuiten gevolgd is. 13. Dat de Wet byzonder aan den oudjlen Zoon ofte Dogter het erfuiterfchap defereert, kan ex Jure Primogenituros, gefundeert vajure Dlvino, afgeleid worden. v. DD. remijjive alleg. n. 14. ij. 19. 21 Het Landregt maakt onderfcheid tuften de defcendente en collaterale linie, zonder admifiie van extenlie. v. n. 20. 16. Cfi'a Fratribus ex ratione naturali hereditas non debetur. 17. Welke daarom ook niet bevoegd waren , by'de Romeinen een teftament t' impugneren , qinl tarnen limitatur h. n. 18. On welke reden de tejïamentifactio in de collaterale linie alhier in de. Stad en Graaffchap Zutphen tot zekere bepaalde gedeeltens toegelaten word? 22. Provifto hominis facit cejfare provifionem Legis. 23. Quamdiu ex tejiamento potefl afiri  688 PartisQuint/e Species faili. De Hoogwelgeboren Vrouwe, Judith Maria Ignatia Fan..... Douariere van wylen den ook Hoogwelgeboren Heer Theodo- rus Ignatius Van totB.... by teftament van haren Broeder, den Hoogwelgeboren Heer Rudolph Van tot M..... hier by fub A. befloten op den 19. February 1753. aan den Scholten-Gerigte van Zutphen overgegeven, en op dea 6. Maart, daar aan adiri bereditas, non defertur illa ab inteftato. 24. Ad fimilitadinem tutela teftament aria: , quee legitimaprafertur. Add. n. 37. 2?. Appllcatioad faStum. gS. Welke eerft het bezit van een erfhuis, uit kragt van eenbundig teftament, bekomen heeft, word voor een ander, uit hoofde van inteftate fucceflie, gepraefereert. 27. Waarom oudtyds alhier te Lande de teftamenten onbekend, en verboden geweeft zyn ? 28. Uit welk verbod eènfavor legitima fuccejjionis , anteponenda tefiamentaria dispofitioni , zou kunnen g'elicieert worden. 09. Dan is daar van by vervolg van tyden afgegaan , eh de tcjlandi Ucentia op d' eene plaatze wat ruimer , en op d' andere wat naauwer gëaccordeert. 00. Zulks, dat teftamenten, daai aan niet ftrvdig , volkomen effect, moeten hebben. 31. De dispofitie over 't erfuiterfebap involveert gene alienatie, I veel min een reële verkortinge van den legitimen Erfgenaam in zyne ftatutaire portie, om reden h. 32. 33. Maar importeert aileenlyk qualificatie tot een temporele boedels adminiftratie, concernerende een mandatum de implenda Teftatoris voluntate. 34- 35- Wanneer en hoedanig een itatutairen Erfuiter van de adminiftratie der boedels goederen kan geweerd, en daar tegens voorzien worden? 36. Waar'omtrent het arbitrium Judicis behoord te fubintreren. 38. Of het Landregtelyk erfuiterfchap in descendente fucceffien per teftamentum kan worden gealtereert? v. b. cafum decifum. 39. De ftatutaire Erfuiters worden by teftament dikwerf hier te Lande voorbygegaan , en vreemden in derzelver plaatze aangefteld. 40. Zonder, dat eenige oppofitie ofte decifie ter contrarie bekend is.  C o n s. LIX. . 689 aan volgende, by de Provinciale L< enkamer en Die vin de lboheid Wifcb, uti fub B. ff Cy ten respecte van de leenroerig 4 de* Havczatheif en andere goederen, gëapprobeert ,Vn- gefteld zynde tot Erfdterfthe van zynen alingen boedel, mExJcutrice van deszelfs voorn, teftamentaire dLpofitie , heeft na zyn Hoogwelgebs. dood op den 19. November 1754. uit kragt van voorfz. g approbeerde teftamentaire dispofitie, en die daar 00 in dato den 8. Maart van gez. jaar 1753. gevolgde nadere en 'inhcefiveadevan verhlannge en notificatie, hierby fub D, na voorgaande enhuisverbirrginge, zig doen inleiden in bet erf- en fterfhuis van welgemelden haren Broeder, en daar van , auciore Prcetore, de iumrniere poflêffie behoorlykgëapprehendeert: Dat des yoorfz. Teftateurs Broeder, den Hoogwelgeboren Heer, Henrik WillemAloyfimFan fuftinerende, Landrègièly- ken Erfuiter , en dus .preferabel te.zvn voor zyn Vroinv Zufters teftamentaire qualiteit, boven gemeld, op den 22. van voornoemde maand1 zig in het broeder lyk- erf- en fterfhuis mede, auciore Prcetore, heeft doen immitteren: Dat, den tweden Ingeleide daar op voort door zyn Hoogwelgeborens Zufter, d' eerfie Ingeleide , gerigteJyk uitgeleid zynde, heeft dezelve zig by die gëapprehendeerde poflêffie gehouden , en vervolgens , na eene by haar Hoogwelgeborene tegens haren meergemelden Broeder verzogte en gedane citatie,op den3.December , daaraan volgende, het broederlyk teftament, ten overftaan van het Gerigte, doen openen. Waar uit niet alleen deze hare aangetogene qualiteit van Erfuherfebe en Executrice teflamentair gebleken, maar ook daar by bevonden is, dat dien Teftateur daar en boven gëinftitueert heeft zyn Vrouw Zufter, meerwelgemeld , tot Deszelfs eenige en univerftle Erfgename in alle zyne leen- en de halffcheid der allodiale goederen, en dus zynen voorfz. Broeder, om apparente redenen van zyne reprochabele conduite, omtrent zyn en zvnerKinderen goederen , waar van onder anderen hier by fub E. & F. kan blyken, als Erfuiter en Executeur, gepreteriéert: .e-aswooi» t$$&$pi-' pat  6qo Pastis Q tr t n t « Dat de Vrouw Executrice teftamerïtaif zig daar op door een Huider met die aan Haar Hoogwelgeb. gemaakte leengoederen, waar in genoegzaam de gebeele broederlyke nulatenjchap, uitgezonderd eenallodiial erf, beftaat, heeft doen beleenen. Waar na alzo des Heer Teftateurs Broeder ,-gez. H W. A. Van... . heeft kunnen goedvinden, zyne gedane erthuisinleidinge door exhibitie van een fchriftelyken eifch en conclufie na eene voorgaande citatie, op den 18. December 1754- aanacBanke van den Scholten Gerigte van Zutphen te inftificeren, en deze zyne preetenfe Landregtelyke qualiteit daar by verder te adftrueren. Zo word gevraagds Of den Heer Rudolpb Van tot M niet in dit voorfz. gedetailleert geval bevoegd geweeft is zyn Zufter, de Vrouwe Döüariere Van tot B.,.. tot Erfuiterfche , enz van zynen boedel en Executrice van Deszelfs teftamentaire dispofitie by voorfz.'zyne door den Leenheer gëapprobeert teftament te mogen eligeren? gezien by ons ondergefz. Regtsgeleerden debovenftaandeSpe- ' KJcies fadi, en het daar uit ons voorgefteld Quaritur, zouden ww, onder correaie van beter gevoelen, van advys zyn ,, dat den Heer R. Van tot M volkomen bevoegd is ge- " weeft, Deszelfs Zufter tot Erfuiterfche van zynen boedel en x- Executrice van zyne teftamentaire dispofitie by-Deszelfs, door den I eenbeer gëapprobeert, teftament aan teftellen. " Tot adftrBaievan deze onze affirmative, ftellen wyaanvanke-' Ivk dezm algemenen regel; - Dat gelyk alles, 't welk bv de Wetten of Statuten is verbo-1 n den of tegens dezelve is ftrydende, is kragteloos, en geen e» ftct kan forteren , volgens de Lex 5. C. de LL. zo ook a contra4  C o n s. LIX. 601 rio zonder tegenfpraak moet volgen, dat al 't geen by' dj Wei, ten of Statuten niet verboden, nog tegen dezelve ftrydend ' js noodzakelyk voor gepermitteert , en dus voor bundig en beftendig moet worden gehouden. Op diezelve grond decideert den JCtusPauhs in fimili een aan hem voorgeftelde vrage in L. 43. §. 1. D. de Procttr. Cum quceritur, an dlicui procuratorem habere liceat? infpiciendum erit,. an non probïbeatur procuratorem dare; ten bewyze, dat, geen prohibitie ter contrair zynde,'t zekeriyk vry ftond, een procurator te mogen hehben. Gaande dezen regel zelfs in regten zo verre, dat in dubio altyd zodanige interpretatie moet gefchieden, per quam aStus, qui o prohibttu-s non reperitur, cenfeatur permij] us, als te zien bv Mascard. de Probat, Concl. 1237. «. 2. Menoch. de Pra-fumt. Lib. 6. Prcef. 16. n. 2. Nu Hellen wy volkomen valt, dat ons nergens zal aangetoond worden een eenige Wet of Statuit, welke yemand , geen andere, als collaterale , Erfgenamen hebbende, zo abfolut verpligt, dat tot Erfuiter van zyn boedel, en Executeur, van deszelfs, n'aar 't prsefcnpt van de wet, gemaakte teftamentaire dispofitie , geen ander zoude mogen ftellen, als deszelfs oudften Broeder, of verdere oudite Bloedverwanten. Zojange derhalven die prohibitive Wet niet gevonden word , moet 't axioma valt Itaan, daar geen wet is, is geen overtredinge, en by gevolg is 't den Teftateur in ons voorgeftelde geval volko- 4' men gepermitteert geweeft, in dier voegen over 't erfuiterfchap te disponeren ,wyl alles gezegd word ,juftê&benê fieri, quodcunaue fit, Lege non refragante. v. L. 28. §. 2. D. Ex quib. cauf. mat. Add. Carpzov. P. 2. Confl. 15. Def. 12. n. 2. Offchoon nu wei 't Landregt dezer Graaffchap Tit. 3. Art. 5. ftatueert, dat na gefcheurden bedde de langfllevende der Ehelüiden, en by gebrek deszelven de oldfieZoon, of by ontflenlenilfe de oldfts 5. Dogter altyd zal Erfuiter zyn, en uit die imperative woorden dat gevolg fchynd te moeten getrokken worden, dat 't regt van erf Ssss 2 uicer.  6Qi PartisQüint/e „iterfchap, aan de langftlevende der Ehelüiden, of den oudften Zoon of Dogter, als een privilegie, vibujus Statutu gegeven ook aaii"dezelve zo vèrknogt is, dat 't door geen contra.re dispofitie aan dezelve zoude kunnen of mogen worden ontnomen; _ Zo vermeinen wy egter, dat die dispofitieLandregtensina len gevallen maar relatie heeft tot de fucceffie van Erfgenamen mdu feTdeZndenti, en geen de minfte applicatie kan hebben op fucmM Unea collaterali, waar in wy, in caju propojuo, verfe- r£"t Welk ten klaarften nader zal blyken, wanneer men, den7. . Art van dien Titel Landregtens inziende, aldaar, ten aanzien van 6' fJ'eoZralelmo, opeen" geheel andere wyze zal geftatueert ^"immers word in dien 7. Art. aileenlyk enuntiativè gezegd , dat de.'ver ftorvenen Broeder, Sufter, en verdere Bloedverwanten, Erf uiter of Erfuiterfche zynde, 't erfhuis zullen verburgen; Welke woorden geenzins medebrengen, dat, gelyk in Imeadefcendenti de oudfte Zoon, zo ook m:hnea coüaterah oudften Broeder &?c. altyd Erfuiter zal zyn, want dan zoude den Wetgever in dezen Art. zo wel diezelve imperative woorden, als in fel 5. Art. hebben gebruikt, en ook in dezen zo wel t woord oudfte, als in den vorigen 5. Art. en in fine van dezen 7, met relatie tot de Zoon of Dogter, 'er hebben bygevoegd. Maar kan uit deze woorden niet anders geïnfereerten befloten „ worden, dan dat een Broeder, wanneer denzelven Erfuiter is, 7" ook !t e thuis zal verburgen, en dat overzuIks een Broeder we Erfuiter kan zyn, maar geenzins zo noodzakelykenabfolutemoet zyn, dat by contraire dispofitie niet zoude mogen worden ge- eXEnd?elyk de regte interpretatie der Wetten en Statuten voor« namelyk afhangd van de indagatie der redenen, die den Wetge8> ver hebben gepermoveert, om dus of zoo teftatueren: Ratio enim anima Legis eft, fj? non minus, imopotius, quam verba, attendi debet. v. Hartm. Pijl. 2. Qii. 39. n. 40. ^  C o n s. LIX. 693 Zo zullen ook in dezen de redenen, die den Wetgever gepermoveert hebben, geheel anders'omtrent 'terfuiterjchap, met relatie tot de langftlevende der Ehelüiden, en de defcendente linie, als met relatie tot de collaterale, te ftatueren, niet verre te zoeken zyn. Want, wat aangaat het geftatueerde omtrent de langftlevende der Ehelüiden na gefcheurden bedde, dat die altyd Erfuiter 9zal zyn, zo is 't, naar regten, zeker,dat dit regt, alseenpraerogatyf en privilegie , door de Statuten aan dezelve gegeven is , uit hoofde van de conjugale focieteit en den nauwen band des huwelyks , welk voorregt derhalven, utpote perfonce conceffum, ad alios extendi non potefl. L. 68. fcfL. 198. D. de R.J. Vid. Somer. de Jur. Noverc. Cap. 7. n. 6. &f Schraifert adRef. Velav. Cap. 34. Art. 1. En , wat betreft de redenen, die den Wetgever gehad heeft, tot de vaftftelling van 't erfuiterfchap in linea defcendenti op den Icx oudflen Zoon of Dogter , dezelve vloeyen van zelfs uit de natuurlyke reden: Ratio enim naturalis ( inquit Paulus in L. 7. pr. D. de Bon. Damn. ) quafiLex, qucedam tacita, Liberis Parentum hcereditatem addicit, velut ad debitam fucceffionem eos vocando, &f Liberos naturce fimul &f Parentum commune votum ad fucceffionem vomt. L. 15. D. de Inojf. Tefl. L. 7. §. 1. D. Und. Liber. en uit dien hoofde hebben de Kinderen reeds by 't leven harer Ouderen een jus fixum & radicatum tot de ouderlyke fucceflie; Vivis enim Parentibus quodammodo Domini patemorum bonorum exijlimantur, rj? pojl mortem Parentum hereditatemnon percipere, fed magis liberam bonorum adminiftrationem confequi cenfentur , waarom dezelve ook fui heredes wierden genoemd, v. §. 2. J. de Hered. Qjial.&DifF. L. 11. D. de Lib. & Poflbum. L. 1. §. 12. D. deSucceff. Editt. Hierom was 't ook, dat zelfs by de oudfte Romeinen, alwaar, volgens de LL. xn. Tabb. een liberrima iefiandi facultas plaatz hadde. v. L. 120. D. de V. S. dtjCti veteres in die eerfte tyden al bedagt zyn geweeft , om een middel uit-te vinden, om door heilzame interpretatien die abfolute en vrye magt te re.Ssss 3 ftringeren,  6*04 Pastis Qüintji j ftringeren , waarom door dezelve ten dien einde gcintrodnceen wierde de Ouerela inofficiofi tejïamenti , eo colore , quafi f Parentes non fance mentts fuijjent , die een teftament contra pietatem t&naturalemaffeüionem, metuitfluitinge harer Kinderen, hadden gemaakt, v. L. 2. D. de Inoff. Tefi. pr. J. Eod. Add. Maften. Lib. 2. Dub. 49. zynde by vervolg van tyden die verre uitgeftrekte magt ook meer en meer gecoangufteert geworden. V. d. L. 120. D. de V. S. En om die zelve reden is't, dat ook hedendaags genoegzaam by 12 alle Statuten die vrye magt aan Ouderen , Kinderen nalatende, ' benomen is, om over hare goederen, met pretentie der Kinderen, ten voordele van andere, te mogen disponeren, als , om na maar binnen de palen van onze Provincie te blyven , onder andere blykt uit 't Landregt van Tielr. en Bomm. Weerd. Tit. 23. Art. 14. der IV. Boven-Ampten Tit. 22. Art. 14. Landregt der Graaffcb. Zutphen Tit. 13. Art. 1. en Stadr. van Zutphen Tir. 30. ^Dit'zo in 't gemeen,omtrent 'tregt der Kinderen, en de daar uit vloeyendeLandregtelyke dispofitie ,zynde aangemerkt, zouden wy nog fpeciaalder konnen onderzoeken de redenen, waarom de Wet byzonder aan den oudflen Zoon ofte Dogter 't erfuiterfchap defereert, en dezelve breedvoerig ex Jure Primogeniturce kunnen deduceren,'t geen, in Jure Divino ( v. Genef. Cap. 49. Comm. 3. ) gefundeert zynde, by de meefte Volkeren gerecipieert is. Maar, alzo dit ons te ver zoude afleiden, refereren wy ons tot 't geen zeer ampel daar over gefchreven is by Pyrrh. Engelberm. J4- ad Conf Aurel. Tit. 1. de Feud. Cap. 25. en Harprecht adpr.J.de Heredit. quee ab intefi. def. nn. 147. & feqq. Add. Van Der Muelen ad Confuet. Vian. & Ameyd. Rubr. 6. Art. 5. Dewyl nu zulke pregnante redenen, en voor de langftlevende der Ehelüiden, en voor de Kinderen, ten aanzien der ouderlyke herediteit, ?S- en erfuitinge van dien, militeren, zo heeft den Wetgever by het Landregt dia. Art. 5. in die nadrukkelyke termen willen disponeren,, dat den Langftlevende, of by gebrek van'dien den olfie Zoon, „ ©f Mansperzoon altyd zal Erfuiter wezen. Maar  C o N s. LIX. 69$ M-ar geheel anders is 'r gelegen omtrent de fucceflie in linea eollaterali, zynde 't notoir, dat zodanig een jus acqufnum , als , Defcendenten hebben tot de fucceflie van Adfcendenten, tuffen Broeders en verdere Collateralen geen confideratie kan menteren : Iratribus enim ex ratione naturali bereditas non debetur. v. Grot. de J. B. ac P. Lib. 2. Cap.j.§.o.. Schurff. Cent. 3. Conf. 37. n. 10. Richter Dcc. 53. Remarquabel zyn de woorden van Vasquez de Tefl. P. 6. §. 2. -— Gpmezius inquït , quod Frater cum bona confcientia potefl extraneo inflituto non tantum Collateralem , fed et Fratrem praterire, quia . nihil ei debet, nee Jure Naturw, nee Divino, nee Humano,. ff hcec opinio mihi placet: Nullo enim jure debitum potefl probari ffc. Om deze reden konden ook by de Romeinen geen Coüateralen een teftament impugneren, waar byzy waren "uitgefloten, ten l7zy aileenlyk, in gevalle turpespsrfonce daar by waren gëinftitueert. v. §. 1. J. de Innff. Tcjl, L. 27. C tod. En daarom is 't ook, dut de tejïamentifaclio in linea collaterali in de meefte landen vry en open ftaat,enook in deze onze Graaf - igt fchap n'ict, gelyk in linea defcendenti, geheel verboden, maaralleen gereftringeert is tot de helfte der goederen, v. Landr. Tit. i<$.Art. 1. en in de Stad van Zutphen tot een derde der aangeërfde en aangeftorvene , en tot de helfte der aangewonnene goederen, v. Stadregt van Zutphen Tit. 30. Art. 1. 'Daar dan zulke kragtige redenen van onderfcheid tuffen'tregt der Defcendenten en der Collateralen zyn, is 't geen wonder, dat den Wetgever zig op een gehele andere wyze , omtrent 't erfuiterfchap in linea collaterali, heeft uitgedrukt en geftaiueert in d. Art. 7. dat des verftorvcnen Broeder, Sufier, en verdere Bloedverwanten , Erfuiter zynde, 't erfhuis fullen verburgen. Konnende hier een interpretatio extenfivade cafuadcafum , waar na men zoude willen fou ten eren , dat dezen 7. Art. uit den voor- 20. gaanden 5. Art. zoude moeten uitgelegd worden, zulks, dat,gelyk een oudften Zoon , zo ook een oudflen Broeder abfolute altyd zoude moeten Erfuiter zyn, met geen gedagten in confideratie  6o6 Pautis Quintjb r*ne. komen want , daar de woorden en de intentie van de Wer /everE, Tdcafum fpecialiter expre^nzjn gereftnngeert, S Len zodanige ex/enfie plaatz hebben ; Non emn de Legibus, Kan gu.u zAjuaii 6 rlifputare oportct, cum ahoqum multa, ea "• &s, dat t, ^^^^tóX^ «• rö*is «y* raas ;eó* gel "dor 'isïngicTd J.ynde nlsdantA t erfhuis ge- cefferen 6wanneer by teftament of andere wettige dtspoftue een 22.reg^ reltens , 4„J fm»> h«mnSfm, cejfrn pmfiommUS' Welken reëel dnn voornatnelyk plaatz grypt, cum P'ffi' L'- " Eve^ly^een- SÏÏj& ( f tf I»** LfJ 10 M »■is de ker van VIZ  C o n s. LIX. 69? miS in L. 39. D. de Acq. Hered. Add. L. 89. D. de R. J. . ü Geen wy dan al verder konnen illuftreren met êën gelykemlTe van de tutek, genomen uithet Landregt van deze Graaffc.';a>) 24. Tit. 19. Art. 3, alwaar insgelyks met imperative woorden word geftatueert, dat tot die voormomberftbap de naafte en bekwaavfte in den bloede zullen toegelaeten, en, onwillig zynde, van den Rigter daer toe zullen geholden , en, by gebrek derzelver, andere daar toegeqitaiificeert en aengeftelt zullen worden, welke woorden egter fdnardtiöne geen applicatie vinden konnen, dan tot den cas, wanneer den overledene over de tutele van zyne onmondige erfgenamen geen teftamentaire voorzieninge heeft gedaan. Zvnde het te bekend, dan dat wy zulks zouden behoeven te adftrueren, dat een legitima tutela geen plaatz heeft, als in defectum teftamentarice. v. L. 89. D. de R. J. en Reglement op de Wleskamer binnen de Stad Zutphen Art. 6. Wyl nu Vrouwe J. M. J. Fan Douariere van wylen den Heer T.J.Van tot B — niet alleen by teftament van ha- 2r ren Broeder, den Heer R. Van tot M is aangefteld tot Erfuiterfche van zynen alingen boedel, en Executrice van Deszelfs teftament, maar ook,zo als ons uit voorfz. teftament gebleken is, daar by gëinftitueert is tot Erfgename in alle de leen-, en de halffcheid der allodiale goederen, en dat dus Haar Hoogwelgeboren voor zig is hebbende een teftament, nullo vifibili \itis laborerende, en uit dien hoofde reeds, per mifiïonem in bonerum poffcfftonem fecundum tabulas,de eerfte herbezit van den erfhuize, auiïcritate publica, bekomen heeft, zo volgd daar uit, dat Haar Hoogwelgeb. ten minften in qualiteit, als teftamentaire Erfuiterfche, en de daar uit volgende bewaring en adminiftratie der boedels goederen en effect en, moet gepraifereert en gemainteneert worden boven een Broeder, of andere, die, uithoofde van inteftate fuccefïïe, of anders, daar toe vermeinen beregtigd te zyn. Vid. Voet ad Tit. D. Oiior. Bonor. nn. 3. tj 5. &? SchralTert hi Obf RraEl. P. 2. Obf. 304. gelyk dien Heer dit ook nog ampeldcrtracteert in zyn Cenfult. en Advyf. Part. 3. Conf 102. en 't zelvé T111 aldaar  698 Partis QUINTiE aldaar n. 26. nader adftrueert uit de JViilekeuren der Stad Harderwyk, welke op dit ons geval in quaïftie ten eenemaal applica- bewyv bekennen wel, dat de teftamentmakingen oudtyds, voleens 't berigt van Tacitus de Morib. Gertn. Cap. 20, in dezeLan*7- den in 't geheel niet gerecipieertofgebruikeiykzyn geweeft,hebbende onze Voorouderen zekerlyk uit pobtyque redenen daar op uit geweeft, dat de goederen in de lammen wierden geconlerveert. Vïd. Goris Adver f Tr. 4. §• 9- «»• fW- . En dat op deze gronden met eenigen fchyn zoude konnen geargumenteert worden, dat te fucceffio ex Lege by ons m de eer28. fte plaatz behoorde geconfidereert, en voor de teftamentaire gepraftereert te worden, en dat dienvolgens alle recourstot dezelve, velut ad prWnwn & primatvum fatum, moet gehouden worden , allezints favorabel te zyn; dus, dat in nnfiro cafu de favor cau/V. uit de kgitime fucceffie.voortfpruitende, voor den oudften Broedei, met feclufie van de by teftamente geftelde Vrouw Erfuiterfche, zoude moeten geoordeeld worden te mihteren. Maar hier tegens moeten wy aanmerken, dat onze Voorouderen by vervolg van tyden van dat oude regt zyn afgegaan, en dat de Staten van den Lande, als onze fouveraine Wetgevers, op de eene plaatz wat ruimer, en op de andere plaatz wat minder de teil mdi licemiam hebben géaccordeert, zo als uit ue relpeftivè Landregten, en andere opgevolgde Reglementen overvloedig te vernemen; , r Waar uit dan ontegenzeggelyk volgd, dat, gelyk diezelve iouveraineWetg, vers, voor zo verre dezelve 't regt van te mogen tes30, teren, hebben géaccordeert, ook noodzakelyk moeten geconfidereert worden, als Handhavers van die wetten, om die in haar volle vigeur te bewaren, en hare Ingezetenen te mainteneren by 't regt , daar by aan dezelve vergund, met dat effect, dat alle dispofitien, met die Wetten en Reglementen niet ftrydig , met alleen beftaan, maar ook haar volkomen eftia moeten iorteren, ten opzigte van dien , dan ook moet plaatz hebben 't zeggen van  C o n s. LIX. 699 iWar m Z.. 5- D. Te/lam. quemadm. aper. - Publice inter e li % fuprema hommum judicia exitum habere. Add. L.i.C. de S.S. Ecclef. L.. 20. L. de. Epifc. ff C/er. J r,n?odanfrfS o reSul^iter pro tejiamento fit respondendwn. Ga.11 2. 0£/ 118 „. Ip. ehriftin. «/ U. Me hl. Til i7. Art.' ■ I. n. 23. WeCmh. 2. Confil. 85. «47 / Voornamentlyk, «ryl deze dispofitie over 't erfuiterfchap niet' wolveen een aW« van goederen buiten 't£W en de,t veelmin een reek verhrtmge van den legithnen Erfgenaam in zyn 3 ftatutaire portie ten aanzien van welke reële verkortin-ede dis-'' ^XS^Sü^ by het lanirest & gXM. Zynde 't notoir, dat 't erfhuis regt, als waar i„ thans gever- maarrraakt ^ poffeffie; dus, dat daar door den 3*eigendom niet geprajudiceert word. JtÜ 't 11kndHeei^ bikomen vryftaat,het regt t welk denzelven mogte pretenderen te hebben tot deerrenifle van den overledenen, of tot eenige goederen, by denzelven nagelaten, te vervolgen door zodane middelen regten , als zyn Hoogwelgeb. m zo een val zal vermeinen hem te compete- Maar de aanftellinge tot 't erfuiterfchap importeert alleen een fimpele quahficatie tot een temporele boedels adminiftratie, en is 33. m der daad niet anders dan een mandatum de implenda Tefiatoris voluntate, quee non. nifi poft morlem, potefl impleri, ff anale mandatummortemandantisnonexpirat. v. Voet ad Tit. D Manla* n i< TT Wy^nden by de&2i ó>™ wel mede gepofeert, dat den Heer R. Fan tot M deszelfs Broeder H IV. A Fan ..... om apparente redenen van deszelfs reprochableconduites, in t erfuiterfchap zoude hebben gepraterieert • Maar , vermits dit in merofath beftaat, en ons voor als nog onzeker voorkomt, of en in hoe verre dit te zyner tyd naregtef 34 ziende;' " °nS d™ T' nieceWren, alleen maar U Tttt 2 Dat  ^oq Parus Qüint/e Dat, wanneet een gegronde vreze van fchadeofdilapidatievan boedels goederen en effecten zig mogte opdoen, of eenige anderq reprochable conduite,met relatie tot demaneance enadminiftratie eenes boedels, mogte bevvyslyk zyn, in zulk een val de géintereffeerde Erfgenamen te meerdere redenen zouden hebben, zodanige van en uit die boedels adminiftratie niet alleen te wheren; Maar ook, byaldien al werkelyk in 'tbewind mogten geraakt zyn, daar tegens te dolerenen by den Gerigte te verzoeken, dat een ander daar toe mogte werden aangefteld. Immers komt ons in dezen nadrukkelyk voor 't geftatueerde by 't Landregt der IV. Boven Ampten ( 'z welk, volgens 'tgetuigenis van de Heer Schrajfert ad Procem. RefVel.n. 14, alhier mede , als decifuir , moet worden aangemerkt) Tit. 16. Art. 3. Alwaar, offchoon, volgens Tit. 24. Art. 1. junct.. Ut. 16. ^5. Art. 2, de langftlevende der Ehelüiden Erfuiter , en dus ex Legis dispofitione tot de adminiftratie der boedels goederen per fe beregtigd is, egter die langftlevende Man of Vrouw geen adminiftratie van goederen in zulk een val kan pretenderen, zo wanneer regtvaardige oorzaken voorkomen, waarom men de adminiftratie aan yemand anders zoude moeten geven. Welke regtvaardige oorzaken de Heer Schrajfert ad Ref. Vel. Cap. 34. Art. 1. n. 3. in fpecie field te zyn , fi fuperfies ad inopiam vergat, vel bona manifefte diffipct. Word nu uit dien hoofde de adminiftratie verweigerd aan den langftlevende der Ehelüiden, hoe veel te meer moet dit plaatz hebben omtrent een collateralen Bloedverwant? Ubi enim eadem, vel major efl ratio, eadem efl ff juris dispofitio. Byaldien derhalven yets diergelyks tot en op de perzoon van de Heer H.W. A. Van op goede bewys lyke gronden mogte applicatie vinden, waar over egter,caufa pravie difcujfa^etxih zal konnen geoordeeld worden , zouden wy vermeinen; Dat in dien val 't arbitrium Judicis notoir behoorde te fubintreren, om zodanigen perfoon, van wien den boedei fchynbaar- lyk  C o n f. LTX. 701 lytt nadeel en fchade te vrezen hadde tot de pcfllflie en adminiftratie van dien niet te admitteren: In quocu.nq.te enim éegotie f» ,<< tius eji, in tempor e occurrere , quam paft vulneratam caufam remediurn quarere. Dog,de decifie hier van nog te prematuur , en ook onnodig zynde, zullen wy ons daar niet verder over uitlaten. Vermits, met relatie tot 't geval alhier inqufeftie,moetvaftftaan, dat in deze collaterale fuccellie den Teftateur by tefta- 37ment zyn Broeder met effecte preterieren, en deszelfs Vrouw Zufter tot 't erfuiterfchap vaiidelvk heeft mogen aanftellen, en dat dus de teftamentaire voor de "Landregtelyke zal moeten worden geprpefereert; Zonder, dat wy , als buiten 't bereik van de fubjecte qua?ftie zynde, verders zullen discutieren , of het Landregtelyke erfuiter- 3*. fthap , zelfs in defcendente fuccellien , per teftamentvjn niet zoude konnen %of mogen werden gëaltereert ? Waaromtrent wy egter gêinformeert worden van een notabel geval, by den Hove van Gelderland óp den 1. April 1740. in zake van den Heer Carel Fan Strunkede tot Doorneberg, Impetrant, contra Gooswyn Huetink, Gedaagden, gedecideert, waar by zelfs een oudfte Zoen , die by 't moederlyk teftament van de erfuiterfchap was uitgefloten, zyn eifch van Ipolie ontzegd, en een vreemde, buiten 't bloed en de familie tot Erfuiter aangefteld, in de polTeflie des boedels is gemaintencert. Gelyk wy ook niet zullen ophalen zo velerhande gevallen, en dagelyks voorkomende exempelen van teftamentaire dispofitien, omtrent collaterale , zo wel als andere fucceffien,waar by,met ^' pretentie of uitfluitinge van naaften enoudften, verdere Bloedverwanten , jongere, ja zelfs vreemde, tot 't erfuiter- en executeurfchap worden gequalificeert en aangefteld; Zonder, dat ons regtelyke oppofitie daar tegens, veel minder regtelyke decifie ter contrarie bekend is ; ten doorflaanden blyke , dar. de teftamentaire erfuiterfchap in deze Graaffthap , communi opinione , de genere pcrmifforum, en voor een _ Tut 3 zul-  7oa ? * K T I S Q U ï N ï * zulke zake word aangemerkt, die, op de gronden van de StatÏÏUregten niet geprohibeert, geen contrad.cï.e nog difpuit 11 onderworpen. ^ ^ ondergefchl.even, falvomeli- ori judicw, ggidvizeert binnen detrraatfchap Zutphen den 21. Martu 1755• O P HOEVEL. G. VA TE B EN D ER. J. C. VAN HASSELT. RH. CAR. SCHOMAKER. Addenda. Nadat over voorfz. zaak , by dit en het evenvoorgaande LVAII AdZ breder vermeld,een fchriftelyke procedure tuffen imelder^f & Henrik Willem Aloyfius Van ... Impetrant ter feme en voornoemde Vrouwe Judith Maria Ignatia Van ..... Douariere van wylen den Heere Thcodorus Ignattus Van .....tot B Xweerderfche ter anderen zyde, voor den Scholten Gexkte" van Zutphen, in cas van erf huisin. en meiAnge gevoerd en dezXe by Juftificatie, Andwoord, Re- en Duplycq voldongen was zo is daar in ergaan, en op den 7. April 1756. aan welgeStenS^ onoartvdiaeRegtsgeleerden, te weten de Heeren Mrs. Johan SIl LkenfenBernardHendr^ Cremer, den 21. February, faVte voren, binnen Arnhem afgegeven, by dewelke de Vrouw Wweerderfche verklaard is„ fchuldig en gehouden te zyn , hare handen van 't erf- en fterfhuis van wylen den Hoogwelgeb UeeTRudolph Baron van tothet M..... aftehouden, en de " ftimmiere poffeffie van den alingen boedel en nalatenfchap, door " zvn Hoogwelgeb. met de dood ontruimd en nagelaten, aan den " tapetrant en den Landregtelyken Erfuiter in te ruimen, met " Zpenfatie nogtans van de koften der procedure, enz * Edog,van welke fententie door de Vrouwe Verweerderfche aan  Cojjs. LIX. 7o§ den Hove Provinciaal gêappelleert, en daar tegens by den Impetrant gefuftineert zynde, dat, uit hoofde van het zesde Artikel van het Reglement op de Appellen en Provocatien binnen deze Provincie, dicterende,, dat van gewysdens over defommiereofpro„ yifionele poffeffie van een goed, of regt, als mede NB. niet „ Ui zaken van erfhuisregt, zynde infummariijjïmo pokejforio , „ met za mogen worden gêappelleert,, overzulks dezelve niet appellabel was, is daarover, na gehoudene pleydoy, by den Hove Provinciaal op den i3.October van gez. jare 1756 mede met compenfatie van koften, verftaan „ de gelibelleerde zaak niet ,, te wezen appellabel. OndertulTchen was het te wenfchen geweeft, dat dit poinóT van ertimerlchap in de termen van appellabiliteit was gevallen en dat dus Myne Heeren van .den Hove occafie gehad hadden, om dit prooiematycq ftuk.over welkers eigen lyke befliffinge onze VaderJandlche Regtsgeleerden en Couftumiers onderling zo zeerdiicreperen, en waar over advyzen pro & contra gevonden worden, m >de by Derzelver fententie, 't zy voor , ofte tegen , te hebben kunnen determineren, 't welk dan tevens tot een prajudicaat en ngtfnoer zoude hebben ftrekken kunnen, om zig in het vervolg met dies te meerdere fiducie over deze zaak te hebben kunnen expliceren. Terwyl, zo lang een dusdanig 's Hoves vonnis in dezen komt te dehcieren, de aangetogene, voor den Scholten Gerigte van Zutphen gepronunaeerde,en'/»^/ad/V« ergane,fententie, dien onverminderd, in zoortgelykegevallen, tot een voorbeeld engewysde, zal dienen, en te gelyk in quantum pro verftrekkenkunnen ter nadere beveftiginge, zo van myn, als van der drie overige Heeren Mede-Advizeuren gevoelen, dien aangaande in het aangehaalde eerjle deel myner uitgegevene Confultatien en Advyzen , en aldaar Conf 55. breder gededuceert, en het welk ik ook ( zo en als wy by dit ons nader advys hier boven BI. 676. n. 6. ook met een woord hebben gëavanceert ) alsnog en by continuatie in the ft blyve Mhsreren, zonder op dat fubj.a van opinie te veranderen, tea  ?e>4 PartisQuint/e ten ware zig daaromtrent in hypothefi kwamen voor te doen diergelyke byzondere reflesien en omftandigheden van perzonen en zaken, als in dit laafte cas hebben geconcurreert gehad , en waarom ik, nam minima circumjïantia variat totum jus, ook gemeend heb, dat in hoe fmgulari cafu de dispofitie in faveur van de Vrouwe Verweerderfche zoude kunnen en behoren gêinterpreteert te worden. LX. ADVYS INSTRUCTOIR. I. v X Tanneer,en hoedanig ycmand probabiliV V ter kan overtuigd worden, oorzake van een brand geweeft, en dus cwiliter convenibel te zyn ex L. Aquilia, tot vergoedinge der febade, daar door veroorzaakt ? II. De officio Prafetti Vigilum apud Romanos. III. Incendium. quod culpa inhabitantiumplerumque fit, varié explicatur reflringitur. IV. De culpa , proxime ad cafum ordinata. V. De incendio, partlm cafuali, partim culpofo. VI. An &? quando atlio ad heredes tranfeat? VII. De modo procedendi contra indigenas & extraneos* S U M-  C o n s. LX. 7CJ S U M M A R I A. 1. Y^emand , prohabiliter van * den ooiTprong en voortgang des brands overtuigd zynde, is cwili aStione, ex L. Aquïlia, ad damni emendutione:n convenibel. 2. Ten ware hv konde bewyzen,' dat dezelve ëlders m of buiten zyn woning, zonder deszelfs Jcbuld, on titaan was. 3. 4. y. 6. 7. 27. Waar over de bewysftukken bygebragt, onderzogt, en daar uit den autbor orti incendii aangewezen word. 8. 11. Waarom domejlycquegetuigen in deze en diergelyke zaken voor geloofbaar gehoiiden worden ? 9. Wat de pligt van den Prcefetlus Vigilumby de Romeinen geweeft is? 0 10. Incendia plerumque fiunt culpa inhabitantium. Add. n. 14. I2-. 20. Quando dubitatur , cujus culpa incendium excitatumfuit, recurrendum ejl ad conjeSturas. 13. Per quas principium caufa incendii, fi civi liter agatur ad damnirejlitutionem, probari potefl. 1 14. De gëinfereerde prEefumntie contra inhabitantes heeft aan- 1 leidinge gegeven tot deze dubitatie, cuinam, fc. aótori, an reo , probatio culpa in cafu < incendii incumbat ? 15. De gene, in wiens particulier vertrek ofte kamer brand door deszelfs vermoede onast- 3 1 zasmheidomfhanis, meet bewyzen , incendium ex alia exter na caufa exortum fuifje. Add nn. 23. 35. 15. Deprajfjmptien, welke generaliter uit deze gronden en gevolgen, pro aftore contr.1 remt, bv zommige Dottoren geformeerc, en by andere wederom gecontradiceert worden, moeten niet zozeer in confideratie komen, als wel de motiven , dewelke fpecialiter tot zeker perzoon , qui negligéntiusignem babuarit, betrekking hebben. Add. nn. 19- 22. l7- 34- Qjtod ad fattum applicatur. 18. Fumus efl fubjectum ignis. 2I-DHo!d,>L.;3- §-i- ff. de Offic. Prof. yigil. moet verftaan worden, wanneer meer perzonen m het verbrande huis gewoond hebben ? 23. Brand , op een byzonder vertrek , by yemand alleen bewoond, voortgekomen, word gëagt, veroorzaakt te zyn folius inbabitantis culpa , ob" jura £f ratt. n. 24. '.5. Ita maxime attendendm ejllo-. cas loei, in quo incendium orturn fuit. :6. Quod tarnen iimitatur , fiplures inhabitant, vel in eodem camaculo ccenaffent, eo cafu , omnium culpd incendium 'prafumetur. Tvvv 28.  7or5 PARTIS QüINTiE 28. Qui claves ccenaculi, in quo ignis primum vifus , habet,in eum cadit prcefumptio incendii, ipfius culpa orti, ob ratt. n.29. 30. 31. 32. Qualis prcefumtio ex identitaterationis in boe, Jïmilibusque aliis cafibus fujficit ad fundandam aftoris intentionem? 33. Flamma , è fenejlra ctznacuh emijja, originem incendii prafumtam auget. 35. Ex culpa, proximè ad cafnm ordinata , prcefumtio incendii probatur. 36. Negligens non tantum tenetur, 'probare ,aliunde, citra ejusculpam, incendium originem fumfiffejed etiam diligentiam in fpecie circa cuftodiam ignis. 07. c8. Exbibentur varii cafus , J 'ex quihusincendium ortumeft. 39. Dusdane onagtzame is, naar alle regten, verpligt, de fchadc te vergoeden. 40 Waarom, omtrent de combu ftibele ftoffen, ergens gelegen, meerder voorzigtigbeid moe gebruikt worden P 41. Culpa levis prcefumitur ration iftiusmodi loei periculofi, inqu quis cum lumine accenfo verfa ■tur. ' 42. Een yeder is verpligt, ad vijw flammce, aut ad f onum campana 'den brand te helpen dempen e verdryven. Add. n. 46. 43. Daar in nalatig,en inftaatgi weeft zvnde, word fchuldig g oordeeld, van deszelfs fchac oorzake te zyn. 44. Ille, qui non obfervavit, n ignis longius progrederetur, eodem ernnine ejt. 45. Quod pro partim cqfualt, paruin culpofo incendio babetur. 46. Inquilinus , fi praivideirt, 'mcendium orir.i, tenetur id domino cedis denunciare. d.7 Alle perfonele en reële aaien j worden allereerlt met een derdendeel van 100. jaren geprce\ fcribeert. . . s 48 De civile actie ad refarcitwnem \ damni concenieenhetprivatum inter effe, en'word daarom niet onder de publvcque aftien en delicten begrepen, quod m caju fubjetto verificatur n. 50. 40 Omtrent de materie van brand is in 't byzonder gerecipieert, quod ejus posna prcefcribatur viginti annorum tempore. _ 51. De pcenale adtie gaat niet over ad heredes leedentis ,nifiin duobus cafibus , qui enumerantur h. 11. . • 52. Aft , morïbus hodierms, actio ' ex L. Aquilia ad heredes tran- •! fa\ co In welke gevallen men tegens e inheimfche met geen badinge 0 \ behoeft te procederen? , . Wanneer het extraordinair | ''middel van arreft tegens dezeln ve plaatz heeft P ■ ' cS Het Landregt der IV. Bovena Ampten des NymeegfchenQiiartiers permitteert, om met be■zatinge voor alle prastenfien , i. niet peindbaarzynde, te proceie deren, zonder onderfcheid, of de aangefprokene perzoon bin> | nen het zelve ampt woond, ofte I te daar buiten. 1 56. Hies  C o n s. LX. 707 Dy myondergfz. Regtsgepromoveerden gelezen en g'examineert -■-'zynde verfcheide kondfchappen en atteftatien,dooren van wegens den Heere, Franciscus De Raet, Droffaard der Vrye Heerlykheid Boxmeer, en provifionelen Commiffaris van Zyn Hoogwetrden.den Doorlugtigften Heere Biffchop van Ruremonde, als teftamentaire Voogd, Regent, en Adminiftrateur van het Hooggraaffelyke Huis Berghe, enz. getrokken over en ter zake van den brand van 't Graaffelyke Huis en Slot in s' Heerenberg, tuften den 14. en i5,Oclober 1735. s' nagts voorgevallen; En gevraagd zynde, 1. „ of met die voorfz. documenten dien „ gelibelleerden brand , zeer waarfchynelyk door onagtzaam„ heid van den Heere, Frans Anthoon VanEppeler, Heer tot „ Raayhof, op Deszelfs appartement ( 't welk hy voor zyn pri„ vè, als Bergfche Hof-Raad, toen ter tyd aldaar hadde ) ver5, oorzaakt ,?naar regten, dermaten bewezen is, dat, Haare Hoog„ graaffelyke Excellentien geene civile. actie tot reftitutie der „ brandfchade tegens voorfz. Heere Fan Eppeler gëinftitueert heb. „ bende, dezelve alsnog na haar Hoogwelgeborens dood door „ den Heere Adminiftrateur ofte Momberheer, met fundament „ tegens denzelven , of ook by affterven tegens zyne Erfgena„ men, zou mogen g'entameert worden ? En h. „ of de voorfz. actie tegens den Heer Fan Eppeler, „ thans domicilierende op zyn goed en huis Raayhof, onder "t ,, Quartier van Nymegen, met eenen anderen ingang regtens, dan „ met badinge, zou mogen gëintenteert worden, wyl al bereids „ tot Boxmeer deswegen affectatie op zyne gerede goederen ge„ maakt is, zonder door hem verburgd, ofte m apparenteftaat Vvvv s „te yö. Hier mede, dog met andere . benamingen, komt overeen het Landregt van Tbielre- en Bommelre-Weerden, waar by een aanfpraak op gerede en onge¬ rede goederen kragt van affectatie heeft. 57. Applicatio ad faclum. J8- Korte teneur der gsvoysdens , in deze zaak ergaan.  7o8 Pastis Quinto te zyn, van het toekomende gewysde, in cas van triumphante V fenSnt e over deze enorme fchade, te zullen kunnen voldoen; Zoude ik daar omtrent , falvo meiion , en wel aangaande de eerteTrzL van advys zyn,, dat de Heer VanEppeler totRaay tf u t en met die Ln my toegezondene bewvsftukken, naar " ««S.to cas fubjea, van denoorfprong en voort- * ' gang d s gemelden brands, door Deszelfs onagtzaamheid gecaufeert , dermaten overtuigd , en derhalven civüi aüion ex L Aauilia, ad ejus damni emendationem convembel is, datny, " willende fuftineren, dezelve elderwaards in ofte buiten het Slot, 2. Tonder zyn fchuld ofte toedoen, ontftaan te zyn, het zelve zal " SantvS^ adaruftie van dien overga,, zal ik de voornaamfte:fi8a, daar toe betrekkelyk korteyk in| futoae». teren en wel aanvankelyk mt de eedelyke depofitie van Made3' SmT,MariaBremiot"vm deniS.Mey i739.waarby dezelve ad Art K & 1'eQQ- verklaard heeft; . i Dat de Heer Fan Raayhof, s' avonds immediaat voorden brand met wylen Haar Hooggraaffelyke Excellentie woorden gTaff hebbende, zig in colêre van daar naar zyn bovenka er heeft begeven, en aldaar tot omtrent elf turen verbleven is „ 'ten eenemLl conform d' eedelyke getuigen.lle van Ofewald Pc terfe Vink de dato den 19. Mey dito jaars ad Art. 5- CT °. J Terwy 1 zy Deponente, als Kamer juffer, by welgemelde Gra„ vin op de voorkamer tot omtrent twaalf uur verbleven zyn- " de aldaar yets heeft horen kraken: : . " ba d?ze! ve, opgeftaan, en voorby des Heer Raayhofs kamer „ gegaan zynde,gehoord heeft, dat het aldaar zeer kraakte, en l dermdd opgewekt,enmetdezelvedenfleutel van zyn Knegt gehaald, en deze kamer daar mede geopend henbendeVdaarli zeer veel rook, vermengdmet vlammen van " blaauwe en ditënfte couleuren, roeeft omtrent de kalt , ta- '„ fel en fchryfleflenaar gezien heeft:. -'  C o n s. LX. 709 „ Dat, daar op voorfz. kamerdeur toegetrokken hebbende, zy aan„ ftonts eerft naar des Heer Raayhofs flaapkamer, daarna naar „ die van Haar Hooggraaffelyke Excellentien, en van daar we- derom naar de kamer van Raayhof en andere Bediendens gegaan, „ en alle dezelve opgewekt heeft f „ Zonder ergens anders, dan op des Heer Raayhofs kamer, zyn„ de de bovenkamer, brand gezien te hebben „ conform mede de confonante verklaringe van voornoemden Ofeixiald Vink ad Art. 4» 10. cif 11. en van de drie Hofbediendens, Jofeph Wèber, Ferdinand Maynberg, en Johan Euler, op den 23. des maands Mey 1739. onder eede afgegeven. Verklarende aïwyders Art. 16 „ dat denzelven in de kaft „ ofte fchryf baan op deze zyne kamer hadde een quanfiteit van „ kerflewater, en andere fterke liqueuren,, alles mede overeenkomende met opgemeldeconcordantegetuigenilien,zo vanmeergez. Vink ad Art. 12. als van de drie bovengenoemde Getuigen, van den 23. dito maands Mey ad Art. 15. Als ook Art. 22, vergeleken met bovenftaande drie verklaringeu ad Art. 17,, dat, voor omtrent een jaar geleden, in 'tKas„ teel tot Boxmeer, op de Heer Raayhofs kamer eenige papieren, „ op zyn tafel leggende, zyn in brand geraakt, gelyk hy zelfs ter „ harer prasfentie aan meerwelgedagte Gravin heeft bekend ge„ had. En eindelyk Art. 25 „ dat de Heer Raayhof, volgens dever„ klaringe van de Kamerjuffer, Therefia fVolfin, dermatenroe„ keloos omtrent het ligt was, dat zy nooit had derven naar bed „ gaan, zonder alvorens naar zyn kamer te luifteren, of daar ook „ ligt ofte vuir mogte zyn. Waarmede de depofirien van dukgez. O. F. Vink d. Art. 12. en van voornoemde J. FVêber en J. Euler, nevens eene nadere van 5» Lucas De Greef, van den zelfden 23. Mey 1739. in fortioribus terminis, nietde auditu alieno, maar depropriofaSlo getuigende, confonant zyn. Als wanneer dezelve Art. 16. die relative verklaringe van deze V v v v 3 The-  7'iQ Partis Quinto TbcrefmWolfn niet alleen confirmeren, maar ook,, dat zytwee „ laafte Getuigen ..dikwils op des Heer Raayhofs kamer komende, respeftiue gezien hebben, dat zyn tafel met papieren en pel geheel dist bybet vuir flenden, dezelve van daar wegzettende; " , En dat hy zo veel turf aanhet vuir fmeet.dat de vuirigeko„ len van den haard op de planke vloer fprongen, die hy laafte Deponent op de kamer komende , had weggedaan,, met byvoeginge „ dat 'er een gat in de venfter-gordyn op des Heer „ Raayhofs kamer door 't ligt ofte vuir gebrand was, gelyk ook l verfcheide gaten in een ferviet, onder t fpiegel op t lampet " DaSven en behalven de vorensgemelde depofitien, by de respeftive Bediendens van wylen Hare HooggraaffelykeExce len6 tien afgegeven, nog nader, tot derzelver confirmatie, uit de eedelyke verklaringen van vier verfcheide Ingezetenen van sHeerenberg, de dato den »8. Mey dito jaars 1739, tenrespecte van d'origine en plaatze dezes brands, notabel is; «„^nDat zy omtrent twaalf uiren 's nagts den brand allereerft „ hebben gezien op des Heer Raayhof s kamer, en nergens anders, z Art 3 11 U & ï7,overeenftemmendemetd atteftatien, zo van den Oud-Rigter, J. Bolant,z\s ™l>f™Hame^JZ onnes Lenjjen, Amoldus Ten Oever, Roelof Schuirman, Vrouw Selhuifen, en anderen. Doende de wr/fc Getuige Art. 6. daarby „ dat zy, naai tHol „ gelopen zynde, gezien heeft, dat de gordynen van de glazen op „ Raayhofs kamer begonden te branden. Waar en boven nog uit die evengez. konofchappen en atteftatien doorgaans bewezen word,, dat de brand ligtelyk zou te blus7' „ fchen geweeft zyn, indien de Heer Raayhof in t begin de menfchen, tot hulpe aangekomen, niet had verhinderd en wegge„ jaagd,zeggende: Teuffels hinder, was wiljlu hie machen, mr „ hat euch bode gefcbikt? n„icu-„ Immers WeffelKniefl verklaard,, dat hy,nog voor twaalf mr „ op't Hof gekomen zynde, alleen den brand, indien tydelyk daar „ by had kunnen zyn, zou hebben gebluft;  C o n s. LX. 7" En Chripffel Van Herberden „ dat hy den gehelen brand , „ naar vermoeden, met zig zeffen wel zou gedempt hebben. ' Zodanig, dat dezelve , om den brand, voortgaande tot d'an„ dere gedeeldens van 't Hof, te beletten, genoodzaakt zyn ge„ worden, de groote poort met hamers en axenopen te liaan. Den Autbor incendii orti aldus, voor genoegzaam met deze verklaringen aangetoond, en uit deszelfs confeffien, zo ik onderrigd ben, nader te bewyzen zynde, dat deze brand eerlt en aanvankelyk g# op des Heer Van 'Raayhofs kamer, door denzelven levi culpa veroorzaakt, ontflaan is, zal (om het jus ad faclum, naar behoren, te appliceren ) in dezen notabel zyn de bekende refponlie in L. 3- §• !• ff de Offic. Prcefecl. Vigilum, waar uit ik mene te kunnen, en, ten opzigte van die domeflycque Getuigen, te moeten vooraf, tot derzelver geloofwaardigheid, refereren,dat,gelykerwys de Prafeclus Vigilum, aan wien in de Stad Romen de nagtzorg en wagt, omtrent den brand en andere nocturne ongevallen ende- g lieten, in zyne aanbetrouwde wykgedemandeert zynde, uit kragt van die jurisdictie, bevoegd, en verpligt was, naar den oorfprong des brands zig by de huisgenoten, teflantibus Schilter. in Exercit. ad ff. Exc. 5. Tit. 9. & feqq. §. n. eifBrunneman. in Comm. ad L. t.L.2. & L.%.ff. d. t.n. 10. te informeren, quia plerumque ( zo I0. en als in d. L. 3. ftaat) incendia culpa fiunt inhabitantium, ook alzo in dezen buiten perfonele reproche,tot inveltigatie van het begin en oorzaak dezes brands, zullen binnen dienen eenige der Getuigen, als domefiyequen, waar mede, door cöadjuvatie van andere onwraakbare Atteftanten, dezen nagtbrand , naar regten, kan bewezen worden. Omdat niet alleen gene andere getuigen, dan die van het huisgezin , doorgaans , tempor e noclurni incendii , by de hand zyn, n. om van den aanvang des brands kennis te hebben, quo cafu, fi verkas aliter haberi non potefl, Lex contenta eft presfumptionibus tj conjeüurisprobabilibus.v.Carpzov.Def. For. P. 1. Confi. 16. Def. -ft.ProceJf.Jur.Tit. 13. Art. 5. n. 120.fi' Refponf. Lib. 3. Tit. 9. Refp. 84. n. 22. Cum enim de notie nonpoffunt haberi liquides probatw Jr nes >  7ia PartisQuint/e nes, fudex exvehementi opinior.e habeat informationem,ajunt Farinac. Decifi Lib. i. Dec. 60. n.7. & Alexander Lib. 1. Conf 50.». 6. Maar ook,dat het eene inconteftabele leere der Doftoren », „uod, quando dubitatur, cujus capti^^f^J^^ «• Tumndumfitad conjeiïuras, exquibusin ambigutscafibus confianZ plens probationes, ut authoritate DD.probat P. Zacchias Qucefl. Medic. Legal. Tom. Pofier. Lib. 10. Dec. 8. ïtofow* 72 «K««i *V* "ft" de ^dituS forma ah qui de pro^o"auJo , aüquUe verifimili tj pojfibili , ex quibus venfimiHor redditur origo incendii, per DD. ibid. n. 6. citt. oZs adfiipulatur d. FarYnacïus all. Dec. 60. n. 2 trad er,s, prin13. cipium & caufam incendii noclurni per conjecluras indicia, ffverijl 3 wiliaveréprobari. v.Idem Qucefi. 110. »V?" ^Ip'aÖT fi civiliter agatur ad damni rejlitutionem. v. Farinac. ff Alexand. is, cuinam probatio culpa incumbat in cafuexorti incendii , Aclon, ex L. Apuilia damni emendationem petenti, anReo, m cujus domo vel privato canaculo incendium mum fit? Zo zoude ik evenswei uit die geproduceerde kondfchappen veilig mogen befluiten, dat de Heer Pan Raayhof, in wiens particulier vWtrek de brand door Deszelfs neghgentie aanvang geno- I5, men heeft, in bypothefi zou gehouden zyn , te proberen, ineenHum ex alia externa caufa, cafu fortuito, vel culpa, fattove dolofo aliorum exortum fuijfe, ut omnes Doclores fateantur. z. CarpzovPrax Crimin. P. 1. Qu. 39. n. 63. en anderen,by Sam. S1ryck.D1JJ.de Incend. Caf. Pofit. 6. n. 2. gëallegeert. Zulks, dat de fundamenten en confequentien, waar op en uit generaliter de pr e° bï^'Tt!lL len door hetovergevenm «eAita Alexander d. Co»/ 50. nn. 3- O 4-  C ons. LX. j Zo valt uit die gëafiereerde onhandigheden deze re. tt tyke prajiumpup indeterminatamperfonam, wdke.êtënyuigcnde, ais ipore obfervata , ac pojiea confecutafuerunt, induc'uw p.obubius fufpicio orti incendii. v.Brunnem. Cew. \.Dec. 66. Zonder, dat den Heere Aanlegger, dusdane en andere aggraverende onhandigheden tegens dukgez. Heer Raayhof voor zig hebbende,eene andere manier en laflvan probatie zyner intentie zai mogen g'imponeert worden, v. Stryckius d. Diff.'ïs Poft. 6. n. 8. Berhchius Pracl. Concluf. P. 4. Concl. 25. n. 91. Voet in Comm. ad Tit. ff. ad L. Aquil. n. 21. in pr. Farinac. d. Qu. 110. n. 44. ff Menoch. d. Cafi 390. n. 5. circa fin. in verbis": Hac autemprafumptio operaretur, quando NB. vnus folus domum hwabitaret , aam tune perfona indeterminata non efl. Idem, auando 30. quis soms iLLtus loci custos fuit, ff die.noSluque invredi confu. evit. ■ to J ' Quemadmodum in eo (aitn. 6. ) qui horrei-—cufiodiam habet,fi Jncendio confumptum efl,culpd cufiodis prafmiitur: ff folaillapra- 3n een veel minder tvd bepaald is, ut Crimmaliflce fere omnes tradunt. Behalven, dat in't byzonder omtrent de materie van brand ge- 49. recip.eert is , quod ejus p*na prcefcribatur «iginti annorum tempore, ut docet Guazzin. de DefenJ. Rcor. 2 Cap. 2 n. 3. Zynde het daar en boven zeer waarfchynelyk, en nie duifter uit cn die kondfehappen optemaken deze alternative , dat ot fiaare 5 ExceSüen dezen haren Raad, in exercitio zynde,voor als nog zullen gemenageert hebben , of dat aan Haar gene genoegzame bevyzenegnpr^ffmptien aan de hand gekomen zyn, uit kragt van we ke dezPe aftie tegens denzelven met fundament voor het afftervenvanZyneExcellentie,inFebruary 1737. voorgevallen heeft kunnen g'inftitueert worden.  C o N s. LX. 719 Belangende het derde lid, by dat eerjle Qjteritur vervat, zou ik van opinie zyn „ dat, offehoon zommige Regtsgeleerden ex — „ Jure Civili hebben geioftineert, dat deze actie , als poenaal, „ niet overging ad heredes ledentis, dan onder deze twee reftri„ ctien, fi Ui cum dvfunïïo contefiata fuerit , vel aliquid ex dolo „ ejus ad heredes pervenerit, per §. 9. Infl. de L. Aquil. & L. 23. ,) §• 8. ff. Eodem, nogtans onze en andere hedendaagfehe Regts„ geleerdheid die voorfz. reftrictien verwerpt, en in fpecie ten aan„ zien van de actie, ex L. Aquilia voorkomende, om redenen ex cit. n §.9. Infl. t§ ecjuitate Juris Ca/20/77'a gededuceert, als een onwe-52. „ derfprekelyk axiome, indiftinctelyk aangenomen heeft, quod hac „ aElio ai heredes tranfeat, gelyk onder anderen by Stryckius in Ufu „ Modern, ff. Tit. ad L. Aquil. §. 5. en Voet d. I. §. 12. met au„ toriteit van verfcheide fameufe Regtsgeleerden en gewysdens „ heveü\gdword, qttorfum ,cafi.t eveniente, me hrevitatis ergo refero. Hier mede tot het twede ofte laafte Qtieritur progredierende, zou myn advys gedragen „ dat, of wel reguforitcr, naar de meefte „ Statuiten dezer Landen, in fpecie van het Graaffchap Zut- 5^ „ phen Tit. 4. Art. 1. gerecipieert is, dat men met badinge te„ gens inheir fchen, en met arrefi ofte bezaath tegens uitheimfchen, „ ofte haare goederen, zal procederen, ten ware nogtans een de„ biteur prcejumtivè infolvein, ofte fufpect de fuga, aut fraudulenta ., bonorum alienatione- was, alswanneer het extraordinair middel „ van arrefi, niet als een ordinairen ingang regtens, maar, als een „ préparatoir van de. volgende actie en procedure, in vim prelati„ onis& affecurationis, profuturo ipfius judicato&c. tegens denzel„ ven zou mogen g'employeert worden, gelyk breder deze mate- 54„ riediftinctelyk. bymyne Confilia Gelro- Zutphanica P. 3. Conf. 5. „ verhandeld, en in eenige volgende Advyzen omftandig ex jure & „ praxi gëilluftreert is, q. r. nogtans daar omtrent geheel anders „ by 't Landregt van de IV. Boven-Ampten des Nymeegfchen Quar„ tiers Tit. <$.Art. 1, ( als naar welkers daar by voorgefchreven 55„ manier van procederen men zig in dezen, arg. L. 6. ff. de EviSlion. „ fc? ibidem Coftal. in No^s, moet reguleren) gedifponeert is, als het welke  72o Partis Quint/e ke pemitteert , om met besaetonge aen den Gerichte te brengen '„ ALLERHVNDE vorderingen en PRETENSlEN Van SCHaEDE tfB \, schuldt ,dewe!cke niet feyntbaer zyn ,en wel, volgens het 2. „ Artikel, zonder onderfcheid, of den perzoon,die aengefproocken \, wordt, binnen het felve ampt of jurisdictie woondt, of daer^buiten. Waar mede in die zelve kragt, dog met andere benamingen, overeenkomt het Landregt van Thielre- en Bommelre-weerden Kap. 4, gebruikende voor 't woord bezalinge aldaar Art. i. fjf 2. dat 5Ö' van aanfpraakov gereede en ongereedegoederen, en daar by, tot wegneminge van die dubitative bewoordinge van aanfpraak (fimpliciter aangemerkt, geen regt van affectatie, als wddebezatinge, gevende) Art. 3. Hamerende „ dat die kragt of effect van onroeren„ de goederen te affecteren heeft. Zulks, dat het Graaffelyke Huis van den Berghe, myne s eragtens, ter contemplatie zo van deze confiderabele actie van fchade, <7 als van manquement van verburginge van het arrelt te Boxmeer, 7" reeds op des Heer Van Eppelers gerede goederen gedirigeert , naar en volgens die expreffe dispofitie van 't Nymeegfche Landregt, de bezatingen indifferentelyk toeftaande, wel zal bevoegd zyn, zig in cas fubjeft van dat affecterent middel in fubfidium nader op deszelfs goederen, proavertendaeorum alienatione&affecurationefuturi judicati, te bedienen, zonder dezelve voor als nog tegens d' expreffe ordonnantie van gez. Nymeegfcb Landregt d. Tit. Art. 7. in annotatie ofte verzekeringe te mogen nemen. Aldus, falvo aliorum judicio, gëadvizeêrt binnen Zutphen den 21. September 1739. SCHOMAKER. Addenda. Over deze zake van vergoedinge der fchade, door den gelibelleerden brand veroorzaakt zynde , is tuffen den Gevolmagtigden, van 't Hooggraaffelyk Huis Berghe, Aanlegger en Impe- trapt  C o N s. LX. 721 trant ter ppnre, enden Heer Frans Anthoon Fan Fppc7er, « y ponem tn verweerder ter anderen zyde, voor den Geiigte dér Ilooge en Vrye Hierlvkheid Boxmeer proces oh titaan, en , naar couftume locaal, voldongen, en aan or.partvciige k.gtsguceidcn verzonden zyr/deyby evengez. Gerigte,met mg. nom n advys van de Heeren Mrs. Gerhard Jofias Ülmius en Wilhem Kolenbrander, den 1. Auguilus 1741. binnen de Stad Deutichem afgegeven , en op den 31, daar aan volgende gepronuncieert, voor regt ten principalen verklaard geworden „ dat de Verweerder fchuldig en gehouden is, aan den Heer Aanlegger qq. terefunderen en te vergóeden alle „ zodanige fchade en interelTe, als het Hooggraaffelyke HuisB-r„ ghe, door 't afbranden van 'tSiot aldaar? tuffen den .14. en 15. „ OCtober 1735. des nagts voorgevallen, en door onagtzaamheid „ van den Heer Verweerder gecaufeert, heeft geleden, en gevolge„ lyk daar voor aan den Aanlegger qq. tê betalen en te voldoen „ zodane fumma van penningen, als denzelven, naar ordrereg„ tens , met legaal bewys,ofte by gebrek,en ontftenteniflevan „ dien, juramento in litem zal komen te doceren, of te begrooten, „ enz. met condemnatie van den Verweerder in de koften van „ d' advys- en rapportgelden, mitsgade; s in twee derde parten „ van d' overige koffen dezer procedure. Deze zake en procedure aan het Appellations- en Revifions-Gerigte van Kuyk, ten fine van revifie, gebragt zynde, is, na ingenomen advys van Regtsgeleerden, op den 26. Apri 11742. verftaan, en de fententie daar van in pleno J'idicio op den 30. dito gepronuncieert „ dat „ den Aanlegger, nu Gerequireerde in cas van revifie, gehouden zal „ zyn, in Judicio te dienen vanbehoorlyk libel of declaratie, ver„ vattende fpecifyeque opgave van alle zodanige fchaden en in„ terefTen , als hy fuftineert , dat het Hooggraaffelyke Huis „ Berghe, door het afbranden van het Slot aldaar , ten proceffe „ breder vermeld, en daar benevens het montant van dien, zo „ verre hem in zyne qualiteit mogelyk is , naar ordre regtens , „ met legaal bewys, .ende, by gebreke en tot fuppletie van dien, „ juramento in litem te doceren, behoudens daar jegens van den Yyyy „ Re-  „ voorlz. vonnis van ucii vjw & „«^„„.„jp den verderen inhouterrerende; approberende en confir^rtnded^ H khci(J devan den voorfz vonnis var^^^JZ^dl^- „ Boxmeer van datoden gl- ^X dL voorfz verderen inhoude diendenRequirant van revifie by^t;°°zr;zaaVrd ncondemne. " Sd^aSI^ ^^ voller vifie^itsgal dersmdekoft'en alhier in - ^ vys, by d,etleere"?Xf in s' Haee, zonder byzondere rede- ^procedure, eindelyk getranfigeertzyn. LXI. ADVYS INSTRUCTOIR. Hoe een fchade, met opzigt tot: het to^jg ter gevolge van die, tuffen my!ondergefchreven, ïn qualiteit, als Advocaat Fiscaal van de Finantien des Graaffchaps Zutphen, ter eenre, tegens Reïnder Fan Rees, en verdere, daar by 1 • vermelde en gecondemneerde, perzonen , ter anderen zyde, by de Edele Mogende Heeren Gedeputeerde Staten van gez. Graaffchap ergane en gepronuncieerde , triumphante fententie van den 9. July des voorleden jaars over de daar by aan dezelve gëinjungeerde vergoedinge en refufie van fchade en koften, voor en namens de respective Pagters, Collecteurs, Borgen ,en Medeftanderen vandenimpoft op de Generale Middelen der Stad en Schependom van Doesborg, myne gedagten te uitten, en die, by forme van defignatie enfpecificatie, in allemogelyke kortheid te vervatten, zo is en blyfthet buiten tegenfpraak, dat aan my, in voorfz. qualiteit alhier agerende, in name van Haar Edele Mogende, qua Domini Locatores, uit hoofde van een overlating en contract van en over s' Lands impofkien, tegens de daar voor beloofde pagtgelden, met deze finantiele Pagters, qua Minijiri & Conduiïores, gedaan en ingegaan (zoen als ter dier procedure gedemonitreert, en door de opgevolgde condemnatie ook beveiligd is ) zal moeten vergoed worden alle die door der Gecondemneerdens opzettelyke moetwil enfchuld geledene en wyders te lydene fchade, waartoe zelfs alle de Gecondemneerdens , ongëagt de verkregene remiffie van de publycque actie en periecutie, conjunStim ff feparatirn, zonder onderfcheid , falvo regrejfu , alsnu verpligt zyn. Quando enim omnes ad refarcitionem damni, dolo autcidpacommiffi, tenentur , reliqui, fi cceteri jolvendo non funt , in folidum tencbuntur, volgens de leere, zo van Samuel Pujfendorff de Offic. Homin. ff Civis Lib. 1. Cap. 6. §. 8. en aldaar Everh.Otto in de Noten, als van genoegzaam alle andere, over die materie handelende, Schryveren. Nadien het in regten en by verfcheide wetten eene gedefinieerde zaak is, quod in perfecutionibas ex deliStis, cum Magifiratus 3' remittit pecnam, tune utiqw fuperfit aStio Icefce parti. Zonder, dut de Gecondemneerdens zal kunnen te bate komen de  C © n s. LXI. 7»S óeremiffis, ofte liever impuniteit van de corporele firaffe, ofte jjkblycque aStie, door Haar Edele Mogende, op 't hoogwys prseadVys van Zyne Doorlugtigfte Hoogheid, den Heere Prinee ErfStadholder van deze en andere Geünieerde Provinciën, verleend, cum Prhicipis indulgentia firiSté eft accipienda. K.vn fanfutk Ohm videtur remififfc pcenam'corporalem velpecmiariam, fiscö debitam, non etiam interesse, quod quispoteflpetere, quia ali- 4cui eriperat jus -fitum , quod nequit fieri, nifi caufa fuperior pofiulet. z. Kinfchpt de Remijf. Homicid. Cap. 13. nn. 5. ff 6. Gelyk nu aan een Overigheid, aan wien de zorge derpublycque finantien bevolen is, duplici modo een vis publica g'infereert word, te weten , direclé aan zig zeiven , en obiiqué aan hare Bediendens en Pagters,,alzo is een beledigde en belèhadigdeparthye (wanneer de principale niet intervenieert ) ook bevoegd, de private poene en fchade van den belediger en befchadiger te vorderen. In tantum, ut vimfaciens lafo non fohun rem ipfam, dat is, in cas fubjecl de pagtboeken, ac damna data, zynde de reeds gele- ? dene fchade ,Jed prceterea lucrum interverfum, dat is , de verdere, ofte nog te lydene fchade, door 't miifen van dezelve, rejlituere deheat, vermogens het getradeerde van Leyjerus Medit. ad ff. Tom. 9. Sp. 594. Med. 5. Want word inter officia abfoluta mede gerekend, dat men niemand aan zyn perzoon en goederen mag beledigen, ofte eenige 6.. fchade toebrengen, zo volgd uit dat verbod ook van zelfs, dat; men gehouden is, alle de zonder onderfcheid, wegens die belediginge ofte miffinge, geledene fchade te vergoeden. Damnum enim, latè acceptum, notat ( zegd Puffendorff d. Lib. ff Cap. §. 5. ) omnem lafiunem ,corruptionem ejus, quod nofirum efl — 7. aut denique omiffmiem ac denegationem alicujus prcefiationis, quam alter nobis ex obligatione perfecla exbibere debeat, waar onder gevolgelykzo wel het damnum datum, als het lucrum ceffans, moet gerekend worden. Nam reparatio damni non modo rem noflram, aut nobis debitam ,q:w^w gedetailleerde fchade, by deze finantiele Pagters, ter zake , in acïis gemeld, NB. reeds geleden, en nog te ly- i2den , welke laafte condemnatoire periode buiten alle tegenfpraak nergens anders , dan op 't onderwerp der klagende Pagters, nopens de fchade, die zy, boven de fchendinge hunner huizen en meubels, door amotie der finantiele pagtboeken, wegens dien veroorzaakten fblftand der pagten, nog te lyden hadden, töepaffelyk kan zyn. Waar door, gelykerwys aan d' eene zydegeverificeert is der Defignanten gëadjudiceerden eifch, zo met opzigt tot de schade, Xg ten tyde van de gearticuleerde geweldpleginge bereyds geleden, als in betrekkinge van de schade , nader , dat is, na dien tyd nog te lyden, alzo Haat nog kortelyk, ten aanzien van der Gedefigneerdens eventuele exceptie „ als of zy alle in perzoon de „ pagtboeken niet zouden gëamoveert, en gëocculteert hebben, en „ gevolgelyk aan die daar door cafu quafi veroorzaakte finantiele „ fchade te vergoeden ongehouden zyn. Om niet te repeteren, dat de Succumbanten en Gedefigneerdens by meergëallegeerde fententie, zampt en zanders, als correi delicti, tot deze refarcitie gecondemneert zyn, zo ftaat daar en boven ook ex jure, tot maintenue van deze gehomologeerde fententie , te remarqueren, quod, fi culpa dolum prcecedat, indifiincte quis de cafu tenetur, per LL. ff DD. apud Laur. Kirchovium Confit. Collecl. Tom. 5. Conf. 25. n. 293. ubi n. 294. hoe eo magis locum halerc, ait, in deiictis, contra Patriamperpetratis, in quibusnon tantum is, qui opéram vel auxilium ad illa delièta prcefiat,verumetiam is, qui jtinpïicem jcientiam eorumhabuit, crimen contrabit, & posnam meretur. Met rleze extenfie in mat eria damni, cujus culpa Mud datum fit' ab eo rejarciendi, dat de gene, welke eenigermaten occafie tot fchade gegeven heeft, naar regten, word gëagt, de fchade zelfs qjt- gewrogc  728 Partis Qüints ge\vrogt,pn zig; aldus tot deszelfs vergoedinge verpligt te hebben. Ziet Haiprecht Confil. Tubing. Vol. 2. Conf. 33. nn. 68. &'feqq. Fachinaeus Lib. 1. Conf. 67. & Sande Decifi brifi Lib. 5. lit. 7. Def. 2. In zo verre ook , dat een damnum, levijfimd culpa infaciendo datum, naar de traditie van Cravetta Conf. 97, moet gerefarcieert worden. Invoegen, dat, offchoon alle deze Gedefigneerdens niet zouden mogen ter procedure overtuigd zyu , die financiële pagtboeken, 17. te gelyk in perzoonen met geweld weggenomen te hebben , dezelve egter, naar regten,uit hoofde van de corrèahteit dezes dehets, falvo regreffu contra participes delicti,hy die fententie hebben mogen en moeten worden gecondemneert, zo om de reeds aangetogene regtsdoctrine in't algemeen , ais uit kragt van de expreffe dispofitie in L. 30. §. 3. ff. ad L. Aquiliam, het daar voor houdende, quod damnum prcefiare, ff occafionem damni dare fint paria. z. Kirchovius all. Confil. ColleSl. Tom. 2. Conf. 14. n. 35. ff Tom. 3. Conf 47. n. 2. Daar nu deze en diergelyke exceptien pofi lat om fententiam niet meer in difcuflie mogen getrokken worden , zo ftaat voor deze Defignanten, alsrespective Pagters, Borgen, en Medeflanders van de Generale Middelen te noteren, dat die by haar geledcne fchade, in diverfe respecten van huizen, meubels en import., door eene doleufe , culpabele , en cöoperative acte van de Gedefigneerdens werkelyk geleden, dienvolgens ook door dezelve notorie ff neceffario zal moeten vergoed worden. Om welke te begroten, vind men niet ondienltig vooraf generaliter aan te merken uit de traditie der Doctoren, waar van, zhfiar omnium, alhier te allegeren, voldoende is voornoemde Leyfe. rus d. Tom. 9. ff Sp. 594. Med. 6, dat namenlyk een Rigter in de seltimatie van het damnum emergens ff lucrum ceffans kortelyk 'ex cequo ff bono moet te werk gaan, ne fc. probatio ejus ( zegd hy ) immodicis perverfvmibus in circuitus inextricabiles redigatur, fteedum in infinitum cemputatio reducitur , pro fua impojfibilitaie ca-  c o n s. lxl 729 cadat, 't zelve met een judicaat van dc Juridifche Faculteit van Wirtemberg bekragugende, met en onder renvooy tot denzel- iLTjyiTt;:alöaar■dl Mcdit- aiff-Tom- 4 SP- * Waarom bet een generalen zet- en ftokregel in regten, op de ' reden en billykheid gegrond, geworden is, dat, wanneer de damnoidato confteert (gelyk alhier bewezen, en, dien Conform 20' reeds fententie gevallen is ) alsdan den eed van de beledigde ofte befchadigde parthye ƒ«/>«■ quantitate damni voor bewvs eenouden en dezelve a zo daar omtrent ondereen juraménteJe Iflertie en aefbmatie geloofd word , als onder anderen by Mevius P 4 Dec. 322. ff R 5. Dec. 47. en Mascardus de Pvobation. Vol. 2' ConcL W. ff 4?2.nn. 5.6.16. i9. 44. ff 55. gdeerd word hA Rl§terden eed over de grootheid der fchade, by de befchadigde parthye met aangeboden, ex officie aan dezelve 2Ï IZTó^Dn naar ëevoelen van dienzelfden Me- . D*. redePen daar van ZY" evident, en byzonderlyk applicabel tn achone vis public* , ,n welke het genoegzaam W/J/ onmo- 9„ gelyk is, alle de zoorten van fchade en nadeel, omtrent de impoiitien, voornam elyk in eene oproerige geweldpleginge, veroorzaakt, te kunnen bewyzen, en nominatim uitdrukken Orn welke redenen en wetten aan dezerespeftive Defignanten de poften van fchade, wanneer zy, een yeder in zyn particulier respea dezelve met eede willen beveiligen, by fententie taxatoir zouden behoren gëadjudiceert, en de Gedefigneerdens, zampt en zonders, falvo regreffu, daar toe, volgens voorgaande fententie , gecondemneert te worden. Aldus gedaan en gëadvizeert binnen Zutphen den 7. January 1751. J. SCHOMJKER. z*zz LXII.  73© Paiiu QüISTfi LXII. ADVYS INSTRUCTOIR. Of, wanneer, en in hoe verre de goederen van een Vrouw, exdelillo Mariti condemnati,d^ voor , naar het Landregt van 't Graaffchap Zutphen Tit. XL Art. 17, mede executabel zyn ? Waar toe by myn Vertoog voor myne Aanmerkingen over de Ordonnantie van den 2?. en >o. penning dezes Graaffchaps v- CXL1X. mentie j en daar toe relatie gemaakt is. S U M M A R I A. 1. T-Iiftiria faEti. o il^Een Man tot vergoedinge " van fchade en koften gecondemneert zynde, fchynen des Vrouws goederen daar voor mede executabel te zvn. v. n. 22. o Dog het tegendeel word, uit kragt van de'conjugale gemeenfchap , alhier nader onderzogt en verdedigd, v. nn.feqq. ef m fpecie n. 16. 4 Quando omnes ad refarcihonem damni, dolo aut culpa dati, condemnati funt, reliqui, fi ctzteri folvendo non funt, injolidumtenentur , falvó regrejfu contra participes delitti. v. n. 6. 5. Ongëagt de poenale ofte corpo¬ rele remiffie , blvft de aöie van fchade voor de gelaveerde parthve open. 7 Vim faciens Ufo non Jolum rem ' ipfam, ac damna data, fed etiam lucrum interverfumreftituere debet . _. r , , q 17 xj. Een aftie van Jchade , ' uit een doleufe afte van geweld haar begin hebbende genomen, en daar over gecondemneert zynde, kan de zake ex poft niet voor civiel gehouden, en kunnen overzulks de gemeene goederen daar voorniet gëexecuteert worden. Add. respenfa juris in fimili nn. 18. 6? 20. v. n. 21. . 9. Si culpa dolum prcecedat ,indu  c o n' s. LXLl. 731 Jlintté quis de cafu tenetur. 10. De ftraffe heeft zo wel plaatze tegens den genen, welke opram £f auxilium ad delictum geprasfteert, als tegens den zoianigen , welke occafionem damni gegeven heeft. 11. Noxacaput fequitur. 12. 19. Ideoque culpa debet tenere fuos auclores. 13. 27. 't Is onredelyk , dat des eenens misdaad worde des anderens ftraffe. 14. 34. Dus is een Vrouw voor de fchuld van haar man niet aanfprekelyk. ij. Aan een Vrouw, onder de crediteuren van haar Man gerangeert zynde, wierd Jure Romano uit s'Landsfchatkift, wegens haar dote , enz. voldoeninge gegeven. 21. Naar 't gevoelen van verfcheide Regtsgeleerden, is een Vrouw niet mede verpligt voor fchulden van den Man, ex iihcita V'.nere voortgekomen, nifi mos regionis aliud Jlataerit. v. n. 33. 22. Conform mede zeker ander geval, alhieraangehaaid. 23. Waar by, vermits een Man zyn Vrou'ws goed niet verbeuren mag, overzulks ook toegeflaan is, dat de Vrouwen hare goederen, die zy by huwelyks voorwaarden bewezen ten huwelyk aangebragt te hebben , zouden behouden. 24. 29. Het locale Landregt van Zutphen, ten opzigte van een gewild onderfcheid tuffen criminele en civile zaken, word on Jerzogt, en zekere objectie, daar uit geformeert, opgeloft. Aaa. n. 25:. £ƒ dijtinttionem inter grav^cra & levioradelicta nn.^x. c!?3J. 26". Wat eigen iyk het Landregt in 't oog heeft f 28- Hoedanig des Mans directie over de connubiale goederen te verftaan is? 30. Tuffen breuke en boete is hedendaags geen onderfcheid. 32. Waarom een Vrouw mede gehouden is jn alle pecuniele amendens en fehadens ex caufa [f. contraclu civili Mariti, refer-' vata repetitwne injudicio diviJbrto ? 36. Moribus Gallim behoren alle mobile goederen aan den Man, welke daarom ook ex ipfius culpa öf muleta in 't geheel kunnen gediftraheert worden. 38. Het Landregtelyke privilegie, waar van mede in '1 Gelderfcb Plakaat-Boek gewaagd word , verwerpt alle onderfcheid tuffen het civiel en crimineel, overeenkomende met verfcheide andere Statuiten van ons Nederland, v. n. 39. 40. Het gevoelen van Cbriflinceus, fteunende op de authoriteit van een Franfch gewysde , dicterende ,, dat een 'Vrouw zelfs „ niet aanfprekelyk is voor de „ koften, waar in'de M;wwas „ vervallen ex contumacia ,, word alhier verworpen. 41. 42. 43. Om redenen, verfcheidenlyk daar tegens ingebragt. 44. Welke ad cafum fubjeStum gë- appliceert worden. Zzzz 2 45.  73a PUTIS QüIKT/E 4<. EenFrouw, tegens de execu- 48. Die een older verfcbryvinge, tie van de gemene goederen niet • dat is, een anterius jus, heeft, geprotelteert hebbende , is e- als de vervolger ofte verkoper, venswei bevoegd , te contende- kan zig niet verzuimen , hy ren tot reftkutie van hare half- fpreke, ofte fpreke niet. fcheidjom redenen nn. 46. cif 47. O n, ter voldoeninge aan het marginaal dispofityf van Haar E^aele Mogende, de Heeren Gedeputeerde Staten dezes Graaffchaps , den 7. July laaft leden verleend op de requefte of deductie van Eva Albers, Huisvrouw van Reinder Van Rees, te dienen van informatie en declaratie over den inhoud van dien , breder daar by gedetailleert , zal het aanvankelyk, ten opzigte van den primitiven ftaat en oorfprong ( waar uit en tot welken einde de contumaciele condemnatie by Hunner Edele Mogende fententie tegens voornoemden Reinder Van Rees mede gevallen, en, by geene paritie aan dezelve, op die connubialeofte gemene goederen van hem en zyn Vrouw ter executie en diffractie gebragt is ) nodig zyn, tot myne dieswegen gëexhibeerde Aanfprake van den 29. November 1749. en het daar op door my mede overgegeven contumacieel intendith van den 5. Maart 1750, met die daar by gëappliceerde bewysftukken, te rug kerende, zig wederom te vertegenswoordigen, en te herinneren; „ Hoedanig deze Reinder Van Rees , nevens verfcheide an„ deren , binnen de Stad Doesborg den 30. September en 1. OcI. „ tober 1748. op eene ftrafbare en tegens alle regelen van po„ litie en juftitie ftrydende wyze niet alleen heeft bygewoond „ eene feditieufe vergaderinge , en vervolgens de hand geleend „ aan de ondertekeninge van zeker requefttenderende tot rëele „ abolitie van dezes Graaffchaps finantiele pagten en impoften, „ maar ook dat dezelve datelyk daar op hun tumultueus deftein „ in den laten avondftond hebben uitgevoerd, zo metfchendinge „ van der Pagteren huizen en meubels , als met verbrenginge ,> van derzelver pagtboeken en papieren: 35 Zig  C o n s. LXII. „ Zig allen daar in , als hoofden van die uitgevoerde geweld„ plegingen, zodanig by uitftek hebbende gedragen, dat daar „ door de pubiycque en domeftycque fecuriteit geftoord, en een „ enorme fchade aan de Pagteren toegebragt is, terwyl Haar „ Edele Mogende , het fehadelyk gevolg van deze zo eclatante „ en violente manieren van eene executie, welke tot een voor„ werp hadde eene totale aboütie der finantiele pagten en midde„ len, met eene waakzame oplettenheid befpeurende, daar in, „ zo door het fpoedig afzenden van my, als Advocaat Fiscaal van „ dezes Graaffchaps Finantien, als door het detacheren vaneen „ convenabel getal militie, tydelyk hebben voorzien , en de ver„ dere aldaar en elders gevreesde disordres en tumulten doen „ verhinderen : „ Dat, of wel aan de eene zyde eene gratieufe rcmiflie en in> h pühiteit van die verdiende pubiycque aftie en ptene aanhenlie„ den by publicatie van den 26. January 1749, onder zekere „ conditie, fchoon daar aan niet voldaan, beloofd is, zo hebben „ Haar Edele Mogende aan d' andere zyde , qua Domini Loca„ tpfes , zig nogtans verpligt gëagt, uit hoofde van contract , „ ter zake van s' Lands impofitien, tegens zekeren pagtpenning, „ die geledeerde perzonen \qua Miniftri ff Conduclores, temain„ teneren, en te doen indemnifcren, my dienvolgende in myn aangetogen qualiteit fpeciaiyk op den 8. Oaober van dat zelf„ de jaar authorizerende, om ter Kamere van Haar Edele Mo„ gende over de refarcitie der fchade en refufie der koffen, door „ de ftraf bare daden derfauteurs van 't gelibelleerde geweld ge„ leden, en veroorzaakt, haar te citeren, en tegens'dezelve te „ concluderen; „ Gelyk, ten laffe van alle conjunBim, voorzover een yeder „ van haar daar aan pligtig was, faho regrejju, ook gefehied, d' „ intentie daar van bewezen, en fententie condemnatoir incontu„ maciam ook , naar inhoud en ten gevolge der conclnfie, op „ den 9. July 1750. daar op gevallen is. Dat uit deze in fado gemaakte praemilfen,als van zelfs, volgd Zzzz 3 en  ?34 PartisQuintje en voortvloeid, dat, of wd primo intuitu zou fchynen, en het o"k in dervoegen uit het onderwerp der condemna ie, (trekkende aüeen tot vergoedinge van fchade en kaften, en alzo naderende in Z rL civilem, buiten de vereifchte attenüo zou kunnen begreSnTorden.dat alle die fchaden en koften, nader by fententien 12 Haar Edele Mogende van den 2. en 20. Maart 1751- gederrodereert en getaleert op 4160. guldens buiten de nakoften, zouden«ken den geme enen boedel, en, dat de Hu.svrouw van d n rnede gecondemnefrden Reinder Van Rees overzulks in cas fubTeft zil van het privilegie van ons Landregt Tit 11. Art 17. met zou mogen bedienen, I egter, deze zake naauwkeur.g hebbende overwogen, en in haare gmndoorzake en geboorte met allemoSe oplettenheid, onderzogd , zomt denaard dera^ie^af uit eederiveert, en waar over de condemnatie gevallen is, falva Zfa ê confcielitia , heb moeten van advys zyn, hoe zeerikanders ook voor 't algemeen intereft der finantien te vigileren me- ^^g^namenlyk de halffcheid van de gediftraheerde gemene cederen de Vrouw, uit kragt van de conjugale gemeenfchap, 3 " Lebehorende, aan dezelve zouden behoren te verblyven, ofte "wederom, deduiïis deducendis, overgegeven te worden " Sm dat ('t wdkperemtorie vooraf uit voorens gemelde fententie van den 9. Julv geremarqueert te worden ) de gehele condemnat e roulleert enproflueertover en uit eene voorafgegane SntiTe geweldzake , en dus ex delitlo graviori ad reflitutionem daWe\keL, wanneer, dolo aut culpa, kan worden begaan, gelyk 4> alhier by de Gecondemneerdens gefehied is, het dan, ingevolge van het geen ik dien aangaande op den 7. January 1751- * daar Tr breder en opzettelyker gëadvizeert heb, en alhier weder voor Sepeteertgehouden word, by al le criminele en pol.tycque Schryfers een lekende maxime is,OMod, quando omes ad iflius refarciti^ * Zie dat gëadvizeerde by de even voorgaande LXL Confultatie, BI. 724. enz.  C o n s. LXII. 735 enem tenentur, reliqui, fi ceeteri folvendo non funt, in folidum tenentur. v. Puffendorff. de Offic. Homin. ff Civis Lib. i. Cap. 6.§. 8. ff Cl. E. Otto ibidem in Notis. Zulks , dat, ongëagt de voorfz. poenale ofte corporele remislle , de actie en perfecutie van fchade, voor de geledeerde par- 5 thye overgebleven , niet te min word gedimetieert en afgeleid ex capite delicli, arg. L. 7. C. de Precib. Imper. Offerendis. Add. Kinfchoi. deRemiff. Homicid. Cap.i<$. nn. 5. ff 6. Gelyk dan ook dieswegen , uit hoofde van eene vis publica, welke in dezen , zo niet directe aan den Souverein zelfs, ten g minften obliqué aan deszelfs finantiele Pagters en Bediendens, gêinfereertis, de condemnatie tegens deze geweldplegers , alscorrei delicli, falvo regrefifu contra participes ifiius, voortgefproten , en de vervolgelyke executie daardoor te wege gebragt is, ut vim faciens leefo non folum rem ipfam, dat is, in cas fubject, depagtboeken, ac damnadata , de reeds geledene fchade, fedprceterea lucrum interverfum, dat is, de verdere ofte nog te lydene fchade door 't milfen van dezelve, rejlituere debeat. z. Leyfer. Medit. tulff.Tom.g.Sp. 594. Med. 5. Zonder, dat alsnu pofi latam ff homologatam fententiam eenige veranderinge zal kunnen geven aan den aard en eigenfchap dezer g. actie van fchade, uit eene doleufe, culpabele, en cöoperative acte van geweld haar begin hebbende genomen, als of deze Gecondemneerdens niet in perzonen die pagtboeken zouden gëamoveert en gëocculteert hebben gehad, en dat, zy niet te min, wegens de daar door cafu veroorzaakte fchade, gecondemneert zynde,de zake nu ex poft voor civiel zou te confidereren, en overzulks de gemene goederen daar voor te regt gëexecuteert zyn. Daar het dog ( om niet te melden, quod, fi culpa dolum pracedat, indiftinólê quis de cafu tenetur, per LL. ff DD. apud L. Kirchov. Q_ Confil. ColleSl. Tom. 5. Conf. 25. n. 293. ) buiten contradictie is, dat de reftitutie der gelibelleerde fchade zyne origine fchuldig is, en blyft aan een delict, tegens het Vaderland en Gemenebeftgeperpetreert. Waar  736 Partis Qüinta Waar uit derhalven alwederom fponte fua moet volgen, dat ( gelyk ik by dat advys insgelyks geremarqueert heb) de ftraffe, I0, zo wel tegens den genen , welke operam ff auxilium ad deliStum geprajfteert, als tegens den zodanigen , welkeoccafionem damni, dando operam rei illicitce, verleend heeft gehad, plaatze grypt, volgens 't gerespondeerde in L. 30. §. 3. ff ad L. Aquiliam. Ziet Kirchovius d. I. n. 294. Harprecht Conf. Tublng. Vol. 2. Conf. 33. nn. 68. ff feqq. Van de Sande Decif trific. Lib. 5. Tit. 7. Def. 2. en anderen, aldaar mede aangehaald. Dus, dat het by nadere confequentie moet paalvaftftaan en blyven, dat, gelyk in alle handelingen, die uit de misdaden voortXI* komen, de fchade, als hetvoornaamfte ftuk, volgd,naar'tzeggen van Ulpianus in L. r. §. 2. ff. de Privat. Delièlis, door denzelven, als regt en billyk, in L. 17. §. 7. ff. de Injuriis herhaald, en overeenkomende met het gezegde,zo vmPaulus 'mL. 18. ff. Eodêm, als van den Keizer Jufiinianus zelfs in % 5. Inji.de Noxal.JSlione, ook alzo des Gecondemneerdens goederen daarvoor aileenlyk executabel behoren te zyn. Voeg hier mede by ons Landregt d. Tit. 11. & Art. 17. Want een yegelyk moet, naar de billyke uicfprake van Calliftratus in L. 26. ff. de Peenis, en het uitdrukkelyk bevel van de Keizers, I2- Arcadius en Honorius, in L. 22. C. Eodem, boeten, het geen hy zelfs misdaan heeft; zodanig, dat het by alle gecivilifeerde Volkeren in Koningryken, Vorften-en Statendommen voorverfoeylyk en onmenfchelyk gehoudenis, dat een onfchuldige de ftraf jo en fchade , by een ander verdiend en verwerkt, mede zoude ' moeten dragen, en des eenens misdaad aldus worden des anderens ftraffe. Het zelve in 't byzonder extenderende tot de Vrowwens, die voor de fchuld harer Mannen niet aanfprekelyk zyn, volgens de expreffe prohibitie van de Keizeren, Diocleüanus en Maximianus, in L. 2. C. Ne Uxor pro Marito. En wel met die favorabele ampliatie ,naar'tgëadvizeerde van Julianus in L. zi.ff. Solut. Matrimonio , aan de Vrouw , onder de  C o N s. LXII. 737 de Crediteuren van haar Man gcran^-ert zynde, u'ts'Lands fchatkift voldoeninge, wegens hare dote en andere vorige donaitien , r5menende, te moeten gegeven worden. j» Gelyk dit een en ander niet alleen zeer deftig, m \l gezag van wetten, redeneringen en beroemde Seliryvers, ten uveur der Vrouwen, in vele refpecten, door wylen denRaudsiieer Van Heemskerk in zyneBatavijche Arcadia, en aldaar BI. 381. en BI. 382. van de laafte editie van den jare 1751. betoogd word, maar oolC_ boven en behalven by ons Landregt d. Tit. 11. £? Art. 17, nog nader en in fterker termen gevolgd engèinhaereert is by s'Landfchaps refolutie van den 2. juny 1Ö13, volgens dewelke, zelfs een vadermoorder alleen zyne eigene, en niet zyn Vrouivs goederen, komt te verbeuren. Op welk fundament dan de beroemde Mevius, ad Jus Luhec. Lib. 1. Tit. 5. Art. 7. nn. 4o--44. voortvarende, aldaar nn. 45 £? 16. 46. deze zelfde quaeftie pro Uxure in materia damni dati dilcutieert, als hy zegd ; Quod, fi etiam non ad pcsnam, fed ad refiitutionein rei oblata, aut damni dati damnetur mariius, aut pofi mortem ejus conveniatur ejus uxor , non tenetur, pro dimidia parte eam preefiare. Add. Chaffan. ad Confuet. Burgund. Rubr. 4. §. 9. vs. ou par elle n. 4.0b rationes, ad quas me potius referre, quam Was verbotenus bic inferere placet. W?ar uit dit myn advys nader fteunzel vind, en dus in een vol dagligE gefteld word, dat het delict, by Reinder Van Rees, 17. cum fuis, gepleegd, en waar uit zyne condemnatie haren oorfprong genomen heeft, is een misdaad, waar door denzelven, 't zy adfifiendo, 'tzy' fuadendo, alleen in abjlraSlo ,en niet met en nevens zyn Vrouw, in concreto, zig aan die daar door gecaufeerde fchade en koften obligatoir gemaakt hebbende, dierhalven ook alleen mulctabe! en executabel moet geoordeeld worden. Zo en als dit mede begrepen is by zeker advys , in 1663. te Arnhem, in zake van Grietje Van Renfeler, en den Burgemeefter, o Jonkh1'. Fredrik Vm Nyv.lt, enz. afgegeven door wylen de beroemde Regtsgeleerden, de Heeren Mrs. Lambert Van Eek, Johan Van Aaaaa Ham  738 PartisQuint/e Ham en Peter Per/legen, alwaar Haar WelEdele zig aldus elar- êeren*Zo en konnen immers deze fchulden spruitende uit onbeboor„ Me Jiupratie, adeoque ex deliölo, voor dato van 't huwelyk voorgevallen, van d' onfchuldige niet gerepeteert worden; DeliSta " enim debent tenere fuos auclores, nee ex alieno admijjb quisquam I9" » forti fubjiciendus. L. 22. C. de Parnis, 6fc. Vergelyk hierby J. Fö3 Den Bergs Nederland/eb Advysboek 3. Deel Conf. 04. alwaar met folide redenen mede door drie voornn name Regtsgeleerden in Nymegen op den 4. April 1657. gedemonftreert is „ dat een Vrouw en hare Erfgenamen met mede verbonden worden aan de fchulden , die uit haar Mans _ over" helle gedrag voortkomen, en, dus ook niet tot alimentatie van een partus adulterinus „ non obfiante Rodenburg de Jur. Conti- Lr Tit. 2. Cap. 1. nn. 6. & 7. van advys zynde,, dat een Vrouvs „ insgelyks verpligt is tot fchulden, welke, door den Man ge" maakt, ex illicita Venere veroorzaakt zyn. En zulks in conformité mede van een diergelyk geval, tgeen door den Heer Mr. Johan Schrajfert in zyne Befchryvinge van Har22' derwyk 2. Deel BI. 112. Q* 114. verhaald word, en te Harderwyk, ter occafie van het in den jare 1568. door den Landrentmeefter van Veluwe gedaan opfchryven en in toeflag nemen der goederen, zelfs van de Vrouwen dier aldaar vermelde Raadsverwanten en Burgeren, onaangezien de Stad- en Landregten medebragten, dat een Man zyn Vrouws goederen niet verbreuken mag, evenswel gebeurt is; zo nogtans, en met dat effect.,, dat eindelyk,, C zegd Hy ) „ na veel moeite en omloop by den Hertog van Al23- vetoegeftaan is, dat de Vrouwen hare goederen , die zy by " huwelyks voorwaarden bewezen ten huwlyk te hebben aange" bra*t, zouden behouden , hebbende ten dien einde in 1570. ' verkregen, dat yeder Vrouw van de geëxecuteerde of gevlugte " Mannen haar huwelyks voorwaarden en andere befcheiden zoude overgegeven , om daar door hare goederen van die harer ,, Mannen te onderfcheiden. Door  C o N s. LXIL 739 Door 't geen voorfz. vervald van 's gelyken de fpeculaüe, die men zou kunnen maken uit het bovengëallegeerdc Landregtelyk privilegie d. Tit. n. ff Art. 17. alwaar, na dat even bevorens gebezigd is't woord verbreuken, daar op gezegd word „ woemen „ ook niet verbeuren zal konnen zyner Huisvrouwen, nog Kinderen „ goed. Als of door deze gegemineerde negative expresfien de Heeren Staten , 'Wetgevers, de dispofitie van 't gemeen regt volgende, zouden bedoeld hebben een confiscatie van goederen , voortgefproten uit een breuke of boete, welke tot een onderwerp had een pubiycque of criminele, en geene private of civile zake, en dienvolgens aan den Fifcus ofte 't Land , en niet aan een befchadigde parthye , betaald wierde. Daar nogtans het Landregt all. Art. zo weinig, als 't Landregt van Veluwe Kap. 2. Art. 5, en aldaar Schrajfert inComm. n.ó.ee- 25. nig onderfcheid tullen criminele en civile zaken ofte misdaden, ofte derzelver groot-ofte geringheid ( welke ex natura , non gravitate posnee , volgens de waarneminge van gez. Rodenburg, d. t. §. 3, gegrond op de geleerde redeneringe van Hugo De Groot daar ter plaatze §. 4, word befchouwd) makende, voornamentlykin 't oog heeft de confervatie van des onfchuldigens Vrouws goederen, dewelke door geenerhande perfonele fchulddaden van den 2°' Man, uitgezonderd de zodane handelingen, die ex contratlu in caufa civili voortkomen, en ex ampliffimaMariticircaliberam bonorum communium, cum poteflate etiam alienandi, perdendi, fimilibusque alterutrius vitiis, adminifirationem, de Vrouw mede pro femisfe verpligten, contra regulam juflitia? diftributive kunnen bezwaard, verbreukt, nog verbeurd worden. En vermits om die zelfde reden van eene met des Mans hoedanigheden onaffcheidenlyke gepaarde ftraffe het minder ofte meerder van dezelve geen verfcheide zoorten, maar alleen ver- 27fcheide trappen uitmaakt, zo volgd daaruit van zelfs, dat de ftraf aan een ander, welke extra culpam is, niet communicabel kan zyn, ut ita ratiocinatur Grotius de Jure Belli ff Pacis Lib. 2. Cap. 21. §.12. Aaaaa 2 Be-  74o PartisQuintte Behalven, dat by eene totale executie van alle goederen de Vrouw ie cafu, naar billvkheid , ne farm periret, zou moeten gefubleveert en gefoulageert worden, unwyzens de leere van voornoemde Doctoren. Zo, dat, fchoon de Man meefter van de connubiale goederen, en daar over dierhalven in zeker opzigt ad lubitumkm dis28. poneren, dit nogtans alleen moet worden verftaan in contrahendo, dor niet in delinquendo: Ma autem eft contrahendi caufa, aha delinquent , arg. L. l, §. i.ff. de Exerc. Altion v. Bmleauxm Notis ad Louet. Netab. Arrefi. Lit. C. verb. Conpjcation tfc Arr. 35. 't zelve met verfcheide couftumen en arreiten beveihgen- Waar by nog komt, dat, in dit geval alleen maar 't woord verbeuren, en niet van verbreuken gevonden wordende, hetzelve 9' indifferenter dan, zo wel op eene zo genaamde breuke ofte boete, welke eigenlyk aan de gelaedeerde parthye , als op eene die aan den Rigter betaald word, zyne toepasfinge zou hebben, naar de pbfervatie van Rudingerus Singul. Qbftrv. Cent. 5. Obf. 59. Add. Webnee Bralt. Obferv. Litt. W, voc. |$ftte ofte 2$Uf$/ traderende, quod ï&£ttt/ eft mullta pecuniaria qua Judici debetur, rt28uft qua parti datur, quanquam hodie promifcue fere ujurpentur. . TJit het vorensgemaakte onderfcheid tuffen eene criminele en civile zake vervald mede, 't geen Wiffenbacb in Comm. ad L.2.C. Ne , l Uxor pro Marito, Sande Decifi Frific. Lib 2. la, 5 Def. 8. Lit. b. 3 Rodenburg de Jur. Conjug. Tit. 2. Part. 2 Loenius, Decifi Caf 130. Groenewegen de LL. Abrog. ad d. Tit. Cod. Ne Uxor Wffft L Goris Adver f. Tr.i. Cap. 4. voorts de Advizeurs in de Hollandjcbe Confultatien 1. Deel Conf. 39. in fine, en meer andere Uitleggeren enCommentateuren-van en over de aangehaalde wetten en Statuiten , inter ddilta graviora & leviora diftinguerende, valt itel- Dat een Vrouw, propter univerfalem rerum inter Lonjuges com■ munionem, mede gehouden is in alle pecuniele amendes en fcha32- dens als dewelke ex mullta in caufa civili tot den gemenen boe' del  C o n s. LXII. 741 del ex quocunque Mav'iti conf-altu komen, voorbehoudens haar regt van repetitie by boedelfcheidinge. Alhoewel tv mgcméée-Rodenburg, d. I. §. 1. vooraf remarquerende , quod pro cujusque regionis lege ac more aliud atque aüudefi 33, dicendum, vervolgens §. 6. aldaar van gevoelen is, quod, ft mullta tranjcendat bonaUxoris, inter cedentis executioni, eo cafu illaaudienda fit, quoad ejus partem bonorum, per DD. ibidem, zo met eene 34. juridycque rejectie van de by Goris en andere Regtsgeleerden gemaakte dïilinclia inter crimen gravius ff levius, als met folutie oj, van die aan onze wetten ltrydigeFranfehe couftume, uit kragt van welke, een Man alle de mobile goederen toebehorende, dezelve _^ daarom ook in 't geheel ex ipfius culpa ff mullta kunnen gediftraheert worden. Al 't welk ex caufa remifja pcena nader voortvloeit, wanneer geconfidereert word, dat, daar de Man alleen in corpore wegens die gewelddadige acfens ftrafbaar was, hy ook alleen de ftralfe in are, dat is, in zyne goederen, cum pecuniaria pxna fape cerporali eft fuccedanea, zal moeten ondergaen. Zonder, dat de Vrouw wegens de grooteen niet geringe geldftraffe in damno , per Mariti culpani ex caufa criminali, ff non ci- 37* vili, dato, mede in hare goederen executabel is. En wel te minder, daar deze fchade, als een gevolg en gewrogt van de principale criminele zake, mitsdien pariformite,? xaoètendegereputeert, en den Man alleengeimputeert worden, daarom ook niet direct aan de beledigde parthyen derPagteren zelfs, maar aan my, nomine Fifci , om daar uit deze en andere koften te vinden, volgens fententie, betaald word,'t welk al mede diend tot eene decifoire folutie van de hier vorens gemaakte twyffelinge , quoad mulltam ,ex folis Mariti bonisFifco inferendam. Hier mede zal ik, uit het voor ons aangemerkte Landregtelyke privilegie ( waar van, ten aanzien van den Bommeler- en 38, Thielre-weerd, enz. mede in 't Gelderfch Plakaat-Boek 2. Deel'm Jppend. Col. 80. een bynaar diergelyk handveft gevonden word) alle onderfcheid tuffen het civiel en crimineel verwerpende, dit Aaaaa 3 myn  74a Partis Qïintk myn informatoir advys voorgenoegzaam gëadftrueert houden, en tot meerdere onderfchraginge van 't zelve my kortheids halven gedragen tot 't geen de Advocaat, Mr. Tobias Boel, in zyn Arnfierdamfch Privilegie- en Poortregt i. Boek 10. Deel, en fpeciaal in het 2. Boek 10. Deel BI. 389. en volgende, met relatie, en enumeratietot en van verfcheide conforme Statuiten van ons Nederland, komt te noteren, omtrent het privilegie ,dezen aangaande door Hertog, Willem Van Beyeren, in 't jaar 1412. aan die van Zie39- rikzeé gegeven, gêinterpreteert en geconfirmeert door Keyzer Karei op den 4. July 1515, dienende tot nadere verklaringe van deze en diergelyke, zo aldaar, als in verfcheide befchryvmgen van Landen en Steden, mede in groter aantal voorkomende privilegiën , handveften en vryheden , over 't verbeuren van lyf en goed, om eenige breuken, zy zyn groot of klein, mede by Bort in zyn Traclaat van Criminele Zaken Tit. 10. n. 137. te vinden, en waar by alle onderfcheid tuffen criminele en civile zaken en mefufen weggenomen is. Of nu wel Chriflinceus ad LL. Mecblin. Tit. 9. Art. 8. n. 9. op d' authoriteit van zeker gewysde van 't Hof van Parys, naar 4°" 't verhaal van Charondas Lib. 6. Refp. 27, van advys is„ dat een „ Vrouw zelfs niet zoude gehouden, en in hare goederen execu", tabel zyn voor de koffen, waar in de Man ex contumacia fj? noncomparitione was vervallen „ zou ik bezwaarlyk propter notoriam, jamque fupra allegatam differentiam inter nojlraies &f Pmifienjes mores, dat gevoelen derven adftipuleren. Omdat de koften, refpeclu contumacia verwekt, niets gemeen hebbende met de koften, ratione deli£ti, a Marito commifft, daarom 4I* van de gemene goederen behoorden gekort te worden, naardien zodanige contumaciele, en dus mede d' executive koften, non tam ex delifto, quam negligeniia, aut quadam frufiratione aliqua, incivili caufa provenieren,'om redenen, die Rodenburg feepe all. loc. §. 8. daar van geeft, quia in caufa civili viget poteflas illa maritaks, cujus ratione geflis maritalibus Uxor obligatur. Quod enim Maritus 4.2 f vaard hy voört jin civilibus, tam uxorio, quamfuofm criminali- bus  C o n s. LXII. 743 bus fuo duntaxat nomine , intelligatur Jlare in Judicia, illud ipfum documento efl, obtinere in Wis potejlatem, in bis autem ceffare; Et quidem in hanc fententiamplacitumprofertLudas,allegatus «Papon. Lib. 15. Tit. 2. Arr. 3. Al het welk breder Arr. 12. d. Tit. en mede ter aangetogener plaatze van Cbrifiineeus in Notis ad n. 9. te zien, en nog verder kan vernomen worden by Brodeauxad fupra cit. Lonet. Arrefi. in fine, voor een nader drangreden, in opzigte van die aldaar gemelde amende, aanvoerende,dat dezelve niet is pana delicli,fed 43. temeritatis fjffrufirationis , nee tam Ei/co, quam frufirationempasfoi mminet, vermogens het genoteerde van Molinaus in Confuet. Parifi §• 52. Gl. i.n. 125. in Pr. Doende daar by „ que c'efi une dêtte contrafté en jugement : In „ "Judicia enimverè conPrahitur , vuig. L. 3.g. idem fcribit de Pecul. Om die en meer andere redenen is het ook, dat ik in 't begin van dit myn advys gefuftineert heb, dat deze koften, die uit hartnekkigheid,opzettelyk,zo ter veragtinge van Hunner Edele Mogende ordres van citatie, ais ter bekomingevanvoldoeningedes gewysdens,by den Man veroorzaakt zyn, naar den regel van billykheid ,alvorens van diegeiubhafteerdegemene goederen, voor zo ver dezelve de contumacieenexecutie|woiji«ötabetreften,zou- " den moeten gedecorteert worden. Als onredelyk agtende, dat een gecontumaceerde, daar van, per ejus culpam , negligentiam cï? contemtum Judicis, d' eenigfte oorzake zynde geweeft, dezelve nog zou brengen kunnen tot lafte en bezwaar van dit Quartier, en alzo zyn Vrouw, daartoe ex caufa civili, propter liberam Mariti bonorum adminifirationem, mede verpligt, daar van libereren. Onder hoedanige detractie en defalcatie ik dan, om vorens gëallegeerde redenen, zou vermeinen,, dat aan de Vrouw van den „ gtcondemneader) Reinder Fan Rees de halffcheid van degelibel„ leerde gemene goederen zoude behoren gereftitueert te worden. Zonder , dat aan dezelve daaromtrent zou mogen hinderlyk zyn, dat zy ( gelyk Haar Edele Mogende in de marginale re- folu-  744 Partis Qüint/e folatie van den 7. July laaftleden daar op fchynen reflexie gemaakt 45- te hebben) tegens de reeds gedane gerigtelyke verkopinge van alle deze gemene goederen, waar door dezelve tot armoede zou worden gebragt, in tyds niet geprotefieert heeft gehad. Om redenen, die ik maarkortelyk zat bvbrengen, dat alhier a6 teeens haren Man, fuo ff uxorio nomine, naar regten, is, en heeft " moeten buiten dagvaardinge van de Vrouw geprocedeert, en , uit kragt van fententie, de infinuatie daar van en van d executie aan htm g'exploiiteert worden. . . Du de Man en niet de Vrouw, in contumaaam over degehbeileerde fchade e'n koften,en niet over het gefuftineert privilegie, ten opzigte harer goederen, gecondemneert zynde, dezelve allereerft na die condemnatie zig heeft kunnen verzetten tegens ae verkelyke executie en diftraftie dezer gemene goederen. Dat zulks per enorm juris door de Vrouw geomitteertzynde, dat verzuim haar, naar regten, niet zou mogen nadelig zyn, ' om niet naderhand van dit Landelyk privilegie, m opzigt en betrekkingetot hare eigene goederen, te kun.k>n jouifleren. Gelyk de Advokaat Boel in zyn hier bover> geallegeert Arnjler- 47. damfch Privilegie-en Poortregt 1. Boek 10. Deel BI 88. ff 89. vat Bons Traclaat van Criminele Zaken Tit 10. nn. 112. ff 113, conform de aangehaalde leere van Chriftinceus tn Decif. Belgic. Vol 1 Dec. 400. n. 40, ten respefte van het by de Vrouw verzuimdeprivilegie van redemtie harer goederen , dit met kragtige redenen bewyft, waar toe brevitatis amore relatie gedaan, en tot een flot hier by "gevoegd word. Dat ( om niet te fpreken van die door den Man>, aft non Uxoris nomine, voormaals gedane, dog verworpene oppofitie en 48. proteft tegens de gèintenteerde executie) zelfs in tftukvanhypothecatien ofte verfchryvingen, quod minus eji, men gezwyge van eigene goederen, quod majus eji, naar het Stadregt van Zutphen Tit 1* Art. 6, de geene, die eenolder verfchryvinge, dat is, anteriusjus heeft, als den vervolger ofte verkoper zig niet kan verzuimen, ofte daar door aan zvn rente ofte fchuldvordermge verkort worden, hy fpreke, ofte fpreke met. Wet  C o n s. LXII. ns Het welk, wanneer dienftig was, met diergelyke paraJelle, zo ftatutaire, als civile, wetten wyders zou kunnen betoogd worden, dog welke men, om Haar Edele Mogende niet langer optehouden,zal overllaan. Aldus, onder correóh'e, en voorbehoudens Hunner Edele Mogende beter gevoelen, gëadvizeert binnen Zutphen den lo.Auguftus 1752. J. SCHOMAKER, LXIII. ADVYS DECISOIR. De atlione injuriarum; En I. Van de hoedanigheid, pligt en vermogen van Kerkmeefiers ten platten Jande in verfcheide betrekkingen. II. Le diflinclione inter res facras, f and as gfreJigiofas, apud Romanos recepta, fed rei publica £2? religioni reformatie contraria. III. De adiones populares zyn, omredenen 5 niet meer in gebruik. S U M M A R I A. FaEti narratio. 1 4. Waar over zeer fterk gedecla- De a£lie van injurie is niet meert, en een ander middel tot het regte middel, om daar door praeftatie van alle zekerheid en een goede naam te houden. I prscautie vaninjurien aangewe. Omdat de private vindiée met zeri word. de pli gt van een Chriften niet o- 5- Quod auStoritate DD. & LD, vereenkorat. „,.., .  746 PiMM Qüu«t* firmatur. v. tarnen n. 86 Schoon de aStie van My'wra in de hedendaagfche praftycq gerecipieertis, zo word evens wel dezelve door een contraire verklaringe weggenomen, en op zommige plaatzen, onder zeker pcenaliteit, toegelaten. 7. Waarom deze aftie dan aangenomen is? ' ,. , , 9.24. Welkeomftandighedenvan 'zaken, en hoedanigheden van perzonen de a£tie van injurie kunnen uitfluiten ? 10. 20. Qui neceffitate officii^ altquem accufat, liberaiur d calumnia. 11. Applicatur ad] cqfumfubjetlum. 12. Waar in de qualiteit van Op- 'perkerkmeefter beftaat,en wien dezelve toekomt ? io. Welke praefumptivelyk aangewezen word, niet den Predikant, maar aan den Heer van het territoir, ofte deszelfs repraf enter enden Officier te wezen, om redenen n 14. 15. Quare dijlindtio, apud Romanos. ' wier res facras, JdnStas & re ligiofas, recepta, contr-ariatur £f rei puhlicce, ö5 religioni re formatce ? 16. Op wat wyze oudtyds de Room fche Geeftelyken de waereldly ke Gerigtsbanken hare jurisdiftii hebben onttrokken, en hoe zulk door de Quartieren hier te Lan de beteugeld is, word remiffiv aangewezen. 17. De aStiones populares zyn ii * deze en andere Provinciën bui ten gebruik, waar van de Rc meinfche Regenten byzonder voordeel hadden. 18. Nio.nand word tot de cognitie, ofte adminiLtratie der kérkengoederen gëadmitteert, dan die behoorlyk daar toe gequalificeert is. 19. De kerken-rekeningen ten platten lande moeten worden afgehoord ten overftaan van den Predikant, waar toe de Gëerfdens mede ftern, feifie en auditie hebben, aan welke door de Hoge Overigheid, onder direftie van den Officier, het opzigt en de zorgè over de kerken goederen aanbevolen is. 21. Den territorialen Heer word in het convoceren en beleggen van gëerj"den-dagen door zyn Officier en Bedienüens gerepraefenteert. 22. Geen kerken-goed mag worden gëalieneert zonder confent van de Landfchap. 23. Opgaande eikenhout word zomtyds voor een pars fundi geconfidereert. ■ 25. Zaken, welke inmentebeuaan, kunnen den Rigter abfque juramento niet volkomenlyk overtuigen. - 26. De injurie word uit yemands intentie , als een peremptoire : exceptio deficientis animi, en 5 wel arbitrio Judicis, afgemeten. - 27. Den eed van purge heeft ook ! in fclr ftelyke injuri'en plaatze. 28. 30. Welke woorden per fe zyn 1 injurieus ? - 29. Wat tot een furtum vereifcht word? 1 31-  C o n s. LXIII 747 31. Of deattio recantatoria, by 't | 32. Alsde faSli veritate confteert, Koo-iilch regt zo weinig, als f word' 'er gene reclamatie gedeby s Lands Placaten bekend, I cerneert. voor crimineel, ofte civiel te I 33. Redenen van gecompenfeerde houden is? ' proceskoften. p zaken van injurie, voor een WeiEdelen Land-Gerigte-der Heerlykheid Bredevoort in de Banke vanAalten ongedecideerc hangende, tullen Abraham Stumph, Klager ter eenre, en Dom Philippus De Roy, Berent Ten Dam, en Salomon Arentfen, Gedaagdens ter andere zyden. Gezien, gelezen en g examineert de Aanfpraak cum annezisfub a. b. C. D. ff e, Antwoord met de documenten fub Num. 1. 2 vocab. Convictie 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. ff n, Replycq met derzelver by lagen fub F. G. H. I. K. L. M N O p O r. s. t. u. v. m x. r. z. aa. bb. cc dd. ee. ff. M HH. II. KK. LD MM. ff NN, Duplycq, naakt en bloot, mitsgaders deProtocoIlaria van den 25. Juny 1755. tot den 31. Maart 1756. incluis, met den bvgevoegden inventaris, en allen verderen fchyn en befcheid, en gelet, waar op in dezen eenigzins te letten ftonde. Welgem. Gerigte, met advys van onpartydige Regtsgeleerden doende regt, verftaat , dat de Gedaagdens op den eerftkomende Gerigtsdag, na pronnntiatie dezes, met folemnelen eede zullen uitzweren , dat by 't requejl, fub Lit. A. ter Aanfpraak gëapplueert, geen intentie hebben gehad, om den Klager te injurieren; Het welk voorgegaan zynde, verklaard den Klager, in zynen genomenen eifch en conclufie niet tezynontfankelyk,oftegefundeert: De Gedaagdens daar van abfolverende, met compenfatie van koften, op deze procedure gelopen. Aldus by ons ondergfz. gëadvizeert binnen Zutphen den 3. Mey 1758. f. SCHOMAKER. B. e. ABBINCK. Bbbbb 2 De  748 Partis Quistje De redenen van vorenftaande gevvysde zyn deze navolgende. Het faclum of geval in quaaftie beflaat aileenlyk hier in; Dat Gedaagdens zigby requefte hebben gêaddreffeert aan de Heeren Domein-Raden van Hare Koninglyke Hoogheid in s' Hage , en daar by onder anderen laten invloeyen deze periode: „ Dat den Kerkmeefler Abraham Stumph met de goederen der i „ Kerk op een gaufch onbetamelyke en verfoeyelyke vvyze , e' „ ven als of 'c zyn propre eigendom was, geleefd, gehandeld, en „ omgefprongen heeft, door niet alleen hout daarop te houwen, „ maar 't zelve in proprium ufum te confumeren, en voor 'tzyne „ te verkopen. Den Klager fuftineert, door dit gefchrift m zyn pubiycque qualiteit van Kerkmeefter op een enorme wyze te zyn gëinjurieert_, en concludeert dierhalven tot recantatie en een amende van duizend ducatons , ter zyner dispofitie, by poene van infamie. De Verweerders daar en tegen vermenen, zig hier door aan generhande injurieufe calange te hebben fchuldig gemaakt. ' Dog, eer en bevorens wy ter difcusfie van beiderzydfche opinien overgaan, moeten wy eene generale aanmerkinge, zo ten opzigte van eenige allegatien van Parthyen, als ten aanzien van deze fubjeftematerie, laten voorafgaan. Dat namenlyk 't hebben en behouden van een goeden naam en 2. eerlyk carafter van niemand te hoog, of te pretieus kan worden gefchat, maar dat de aclie van injurie, wel verre van 't regte middel te wezen, om daar toe te geraken, in tegendeel by alle verftandige Regtsgeleerden van een zeer flegten fmaak is. Niet alleen, omdat de procellen van die natuur doorgaans vol zyn van laffer en ranceur, maar inzonderheid, omdat deze aftie de eenigfte is, waar by aan een particulier word gepermitteert, om te mogen contenderen tot een private vindifte. Huberus in zyne Prcelecl. ad ff. Tit. de Injur. zegd in princ. ■— Nus- quam  C o n s. LXIII. ?i9 quam Jurisprudentia magis d Philofophia , loquor etiam maxime de Chriftiana, quam in vindicandis injurils, difcrepat. Quee enim bcee ^' alto animo Jperni jubet, illa ferio perfequitur, &c. ~~ Nog meerder attentie verdienen de uitdr ukkingen van den ftaaten regtskundigen Thomafius in Difput. Pracl. de U/u Action. Pmnol. Cap. 3. §. $6. in fubftantie behelzende -- Nulla aétiopcenalis, 4" five infimplum, fivs in duplüm, £rV. hodie ufu eft recepta, excepta fok actione injuriakium. Sed utinam & haic manfiffetincognita! Utinam hac in paite non fuperaremus beftialitatem Ethnicorum.' Romani contenti erant actione ceftimatoria. Nos, et /lstimatoriam, et ad palinodiam habemus. Nos remedio criminali quotidie abutimur , ob rem leviffimam petimus, alterum fuftigari, infamari, &c. et ex remedio adversus injurias facimus modüm legitime iNJURI- andi. Ego, falvo aliorum judicia, necaftionem injiiriarum, quia ad vindiclam tendit, Chrijliano homini licitam effe arbitror; fed nihil amplius lieert eidem puto, quam denunctationem , Magiftratui competenti factam , ad prcefiandam fecuritatem & prxeavendas injurias futwas, &c. Zeer ampel word dit ook aangedrongen door den Raadsheer Hamerfter in zyne uitgegevene Verklar. over de Statut, van Fries- 5. land Lib. 2. Tit. 2. pag. 27. eif feqq. Waar by wy nog voegen de woorden 'mL. un.C.Siquis Imper. maledixerit, als meriterende,dat van een Vorft gefproken, en van een onderdaan agtervolgd worden —Si'quis improbo, petulantique maledicto nomina no/tra laceftenda ereajdef.it, nolumus eum poznmfubjugare; quoniam, ft id ex levitate procefferit, contemnendumeft ; | ex infania , miferatione dignifftmum; fi ab injüria , remittendum. Dog hoe overtuigend ook deze doctrine , in 't traéhat, gëintituleert, Lucrum proceffus injuriarum inane, daar over opzettelyk door den Chemnifchen Regtsgeleerden, Joh. Dav. Thonniker, occafione injuriati, ftudio vindicla fiagrantis, gefchreven, en in het jaar 1706. in 't ligt gekomen, mag wezen, moeten wy egter, als Rigters, obedieren aan de wetten, en kunnen hier op niet anders zeggen, als alleen, quod verkas fit inanis, quando non regnat inforo. Bbbbb 3 On-  ?50 P A R t ï S Q Q I N T a OndertulTchen diend evenswei geremarqueert, dat deze garr- ^^Üen zoude mogen befluiten dat^ook onze Wetgevers de hac injuriarum actione panm ^ag,vfi.e jm^mU 7- oSva opbelden 3W» liever, dan JW*-*» Tekende taTOSF * Cautel. circa pracogn. Junspi Cap. io.». 31. SS ' - ol P^imi funt fiulü , ff Pciuafapwrtes hine Le™Pin vitTcJ Injuriarum **» gf^g^ gto nir kortelvk gedwsrt «eeert zynde, ftellen wy roet a.n jma ? van iniurie, naar land- en zo genaamde ger vaft, dat dt actie unjn , kt en datde. 8- jfert*regten, ongetwyffdd infivo* g P ^ SS ^e^tl^rervWen, vryelyk magworden gëMÏÏwyrzyn, als by 't «fa*^ van advys, dat deyplve alhier geen plaatz kan bebben. & redenen. SrjrXoSS^ "fX» Aaken, en de twee Dat oen eeijten ueaaa^ aanzien van de 9. anderen van dèvffltftnaarook adminiftratie der « ,, X izen, en wandel es q^io incumbeert• °m.alleJ^^ fSen , te examineren , uit wat 0-^^ en wederregrenenmdageren, daar over met de andere telykeopen te leggen en te redrelleren, aa« o ^  C o n s. LXIII. 751 gëintereffeerdens te befoigneren en corresponderen, ofte, dat 't zelfde is , uit respect van de hoge aanzienlykheid der Mede-Leden, aan de zulke zig by retjuefte te addrefferen, en alle'mogelyke devoiren aantewenden, zo tot nut van de Mark in 't algemeen, als tot preventie van hun eigen fchade in 't byzonder. Dit vermenen wy zo evident en klaar te wezen, dat men eerder de vryheid van voteren aan de Gëerfdens zoude benemen, en de Principalen fubordineren aan den bediende, dan dat hier uit enige actie van injurie zoude kunnen refulteren. Als zynde 'tin regten gedecideert, dat yemand, qui necejfttate officii alium accufat, liberatur a calumnia. v. L. 2. C. de His , 10. qui accitf. non pojf. ff L. 2. C. de Calumniat. ff DD. ibid. Gelyk dan een Fiscaal, die yemand over eenig delict befchuldigd, niet acrionabel is, omdat procedeert ex officio, en,gelyk lx. den Impetrant, die eenen Jan Ter Mate verklaagd, furtivelyk 't hout van de Kerk te hebben ontvreemd ( vid. Docum. fub NN.) daar over geen actie van injurie verwagt, omdat zulks in zyn functie , ter defenfie van 't regt der Kerke, heeft gepofeert,alzo weinig kunnen ook de Gedaagdens in dezen Over injurie worden geconvenieert, omdat deze klagten hebben gedaan , uithoofde van haar plïgt en welzyn van de Kerk. Om egter geen verkeerde denkbeelden van de redenen onzer decifie te maken, kunnen wy niet onaangeroerd palieren de zwarigheid, welke den Klager hier omtrent heeft géoppert, en waar over tuffen Parthyen niet weinig conteft is. „ Dat namenlyk den Impetrant de twee laafte Gedaagdens wel „ voor Gëerfdens erkend, maar geenzins toeftaat, dat aan den I2' „ eerften G edaagden de qualiteit van Opperkerhnecfter zon compe„ teren, en daarom zig ook geen infpectie of cenfure kan aanma„ tigen over des Impetrants bedieninge. Gedaagdens tragten deze qualificatie te beweren uit een Synodale refolutie by Smetius Kap. 3. Art. 16. alwaar men leeft „ Geeu ,, Predikant mag de adminiftratie der kerken-goederen hebben, en „ daar van rekeninge doen voor hem zeiven , of voor den Of- „ fkier,  752 Pa-rtisQuikt/e „ ficier, alzo zy , als Opperkerkmeejïeren, moeten worden aan„ gezien. Dog of de intentie van de Synode is geweeft, om door deze bewoordingen, en zonder praallabel confent van den Souverein een politycq employ te introduceren, en eenige perzonen aanteftellen, welke in regten daar voor zouden worden erkend, is een zaak, waar aan wykragtig twyffelen. Impetrant ter contrarie wil dit opperkerhneefierfcbap alleen aan den Officier hebben gëattribueert. Wy moeten omtrent dit poinct bekennen, dat wy nog by onze Landelyke wetten, nog in 't gantfche Corpus Juris , eenige commiffie of inftruétie voor een Opperkerkmeefier ergens hebben aangetroffen, en vinden ons daarom niet beregtigd, om, zonder behoorlyk blyk van aanftellinge, deze qualiteit aan den een of den anderen te adjudiceren. Aileenlyk zullen wy tot elucidatie hier by voegen, dat, wanneer 13. een Kerbneefter by de Landfchap confent verzoekt, om eenig kerken-goed te mogen verkopen , Haar Edele Mogende doorgaans gewoon zyn, 't zelve te ftellen, niet in handen van den Predikant, maar van den Heer der Heerlykheid, deszelfs Reprcefentant ofte Officier. Het is ook niet venerandce Ecclefice, of om dat de confervatie dezer goederen een eccleftajïycque en goddelyke zaak zoude wezen, zo als Verweerderen zig uitdrukken, dat wy den eerjien Gedaagden tot deze doleances bevoegd oordelen. Met welke ftellingen de Gedaagdens aan deze kérken-goederen J4« een zweemzel van heiligheid fchynen te adfcriberen, of ten minften den eerbied, welke men aan de Kerk, als Gods gemeente , verfchuld is, te extenderen tot de goederen en landeryen van de Kerk. De Romeinen hebben wel gediftingueert inter res Jacras, Jan8as, ff religiojas, en dezelve aan hunne Diis fuperis, inferis ff tnedioxumis geconfacreert. Maar wy vermenen op goede gronden, dat deze diftinclie hier te  C o n s. LXÏII. 753 te Lande van weinig nut of applicatie kan wzen, utüote, quee petrtim hierarchiam Pontificum,& partim gentilifmum fapit. Want de goederen, welke, volgens 't Jus Romanum, aan hare Goden en Priefterfchap waren toegewyd, en welke by de Room. fche Clergie ad extendenduin forum ecclefiafiicum, mede voor hei- I5' lig en uitermaten geprivilegieert zyn gehouden, kunnen by ons , volgens de praedommante principes, zo van regering, als religie, niet anders worden genoemd of aangemerkt, als res publicee, welke den Souverein door verfcheide perzonen, coilegien en communiteiten laat beftieren, en hierom attribueren wy aan de kérken-goederen gene meerdere veneratie of heiligheid, als aan óe domeinen ofte financiën. Op wat wyze in vroegere tyden de Roomfch-geeftelyken door deze en diergelyke uitlegginge de civile Gerigtsbanken hare jurisdiche hebben ontrokken, ff Cesfari ademerhit, quod erat Ccefans, en hoe zulks door de Quartieren is beteugeld, daar van kunnen eemge rehquien worden gevonden in den Codsx van Schrajfert voc. Geefielyk regt. - Nog minder kunnen wyavoueren, dat een yeder ex populo zoude beregtigd zyn, om, zonder zig te exponeren aan injurie,alzulke remarques op de adminiftratie der kerken-goederen te ma- *7' ken, alzo de aStiones populares in deze en andere Provinciën ten eenemaal buiten gebruik zyn, en de politycque reden, welke de Romemiche Regenten gehad hebben, om het voordeel van de boete, en deperfecutie van eenige aftien aan'tgemeen te accorderen, op de conftitutie dezer Landen in 't geheel niet quadreert. 3 Waarom wy ons daar mede ook niet zuilen ophouden, als zynde genoeg bekend, dat,gelyk het een yeder niet vry ftaat, om x$ zig met zaken van politie, van juftitie, van Gilden, fchouwen, en diergelyke te bemoeyen, even zo ook niemand tot de cognitie, directie , of adminiftratie der kerken-goederen word gëadmitteert, als die behoorlyk daar toe is beregtigd en gequalificeert, De reden dan, waarom wy oordelen, dat° t mede van hetdeCcccc par.  754 Partij Qüintve parlement van den cerfien Gedaagdenis geweeft,om.«Jwjbne zaken te mogen en moeten voorbrengen, is zo ver met te zoeken. Aangezien by Landfchaps refolutie is vaftgefteld, dat de kérken-rekeningen ten platten Lande moeten worden afgehoord , 19- ten overftaan van den Predikant: Dat ook ter gevolge van dien, den eerfien Gedaagde door de gantfche Mark word aangem rkt? als'een Mede-Opziender van de Kerk en goederen, daar" toe gehorende: Dat uit dien hoofde ftem feffie en auditie heeft, en confequenteiyk verpligt is, met alle oplettenheid, daar omtrent te vigileren, neffens de andere Gëerfdens, alsaan welke gezamentlyk door de Hoge Overigheid het pubiycque opzigt en zorge over deze goederen, onder directie van den Officie? van ouds is aanbevolen. mSchraffert* Codic. voc. Kerk- '"'Behalven nu, dat deze gedetailleerde qualiteiten de Gedaagdens libereren van de praffumtie, dat met geen injuneus opzet hier 20. omtrent zyn te werk gegaan, zo zyn wy voor een tweede daar in te meer beveiligd. » , , Omdat ons nergens is gebleken , dat Gedaagdens deze hare klanten malitieufelyk hebben verfpreid of gedivulgeert, maar dat dezelve alleen ter cognitiehebben gebragt van die geene, zm-men, neffens haar, 't opzigt der kerken goederen is toevertrouwd Weshalven zig ter competenter plaatze aan de Heeren Domein-Raden van Hare Koninglyke Hoogheid hebben geaddres- 21. feert, als reprEefenterende niet alleen de voornaamfte Geertdens, en van wien 't convoceren en beleggen van geërfden-dagen, tot redres van de voorgebragteq^ftieulepoincten aileenlyk was dependerende, maar aan welke ook indisputabel de hoge en lage Surisdiftie over de Heerlykheid competeert wordende door de Officieren en Bediendens, dezelve niet anders, als uit Hooglt Derzelver naam, gêexcerceert. Waar by nog komt voor een derde motyf, dat t faclum, door Gedaagdens géallegeert,van den Klager niet word tegengefproken, maar meerendeels voorde waarheid geagnolceert.  C 6 *r s. LXIII. 7_5 Beftaande daar in, dat den Klager, zonder voorkennis van Gëerfdens, op de kerken-goederen, Slotboom en Byvank, eenige eikenbomen heeft gehouwen , dezelve tot zyn gebruik gêemployeert, gedeeltelyk daar van een huis getimmerd, en't zelve, als 'tzyne,verkogt. Wanneer nu hier mede vergeleken word de gemeene dispofitie van regten, dat geen kerken-goed mag worden veralieneért, zonder 22confent en approbatie van de Landfchap. v. Goris Adverf. Tr. 3. P. 1. Cap. 13. n. 2i. & ibid. in Notis & Schralfert in Cod. voc. Kerkenland. Ja dat in zommige diergelyke gevallen 't opgaande eikenhout wel eens , als een pars fundi, is geconfidereert. v. Gr. Gelderfch 2 3. Placaatb. 2. Deel Col. 22 4. fjf 3. Deel Col. 21. Zo worden wy natuurlykerwyze opgeleid, om te denken,dat Gedaagdens, de Kerk hier door "benadeeld oordelende, tot 't voornemen zyn gekomen, om de kerken-zaken'met nadruk te behartigen, en te remediëren dat geene, het welke haar niet voldeed. Zonder, dat wy yets anders hebben kunnen ontdekken , waar door de Gedaagdens eenig motyf of aanleiding zouden hebben' kunnen bekomen, om den Klager , die haar niet beledigd hadde, animo injuriandi doleufelyk te traduceren. Offchoon nu de overweging dezer concurrente omftandigheden ons heeft doen inclineeren, om te geloven, dat Gedaagdens 24. door die gebruikte expreflien meer de confervatie der kerkengoederen hebben in 't oog gehad, als dat met een kwaad opzet den "Klager hebben willen belafteren, hebben evenswei deze conjecturen , hoe gefundeert,en waarfchynelyk die in aiien delen ook mogen wezen, ons niet compleet kunnen contenteren. . Nademaal van alzulke zaken, quee in mente &'cogitationeconfiflunt, een Rigter, abfque juramento, met geen volkomen zeker- 25hend kan overtuigd zyn. En dewyl dan 't plegen van injurie alleen uit yemands intentie, als de peremptoire exceptio deficientis animi injuriandi, moe: wor- góden opgemaakt, v. L. 3. §. 1. D. de Injuriis, en't deperidècrttó Ccccc 2 cr-  m < tfW\ ïL%\ *8 m o j 756 Par.tis Qüintte arbitrio Judicis, om te difcerneren, qua, mente duclus, qais ad accufationem procejferit. v. L. 1. §. 3. D. ad SCtum Turpill. zo hebben wy gerefolveert, en noodzakelyk gêagt, om aan de Gedaagdens den eed opteleggen, zo als hier voren is gepraefcribeert. Conf. Gaill. 2. Obf. 106. nn. 4. ff 5- Leyfer. in Medit. ad Pand. Vol. 7. Spec. 452. ff pral. Thönmker d. Tracl. Sett. 2. ubi late ea, quts Actori obflant, ff pro Rco faciunt, traStat, ff hanc exceptionem exemplis, LL. auCloritateque DD. firmat. ■ En,de7.en eed, tefumtibus DD. apud ], Schraffert P. 1. Conf. 13, mede in fchrifteïyle injurien plaatz hebbende, en gepnefteert 27. zynde, volgens reeds gedane offerte, hebben wy de Gedaagdens gëabiolveert, zo van de intentie, als actie van injurie. Den Klager zegd hier tegens,, dat de woorden perfe injuneus s, zyn, en dat 't in zodanen val overtollig zoude wezen, naar 5, de animus injuriandi te inquireren. nêv /ïainjsra snsg Dog dat deze politie voor zo een vafte en ongelimiteerde waarheid niet is te houden, zal zonder veele omwegen gedemonltreert, en van den Klager zelfs erkend moeten worden. Wanneer maar word gelet, dat den Impetrant by zynefchrif2g; turen de Gedaagdens uitmaakt voor Lflcraars, faamrovers, eerenfchenders, en wat dies meer is. W7elke woorden zekerlyk op zig zeiven j en meer, als al te dub delyk,injurieus zyn. Egter denken wy, dat den Klager ons gaarne zal toeftemmen, dat hy dezelve niet animo injuriandi heeft voortgebragt. ,y. ^bnos r fisbiovr nes! netóltMiela&'g dam En, byaidien de woorden van zelfs injurieus genoeg waren » hadde den Klager ook niet nodig gehad, zulks by confcquentie daar uit,te deriveren, terwyl denzelven tragt te bewyzen ,en,als een principaal ingrediënt, aandringt, dat alle derequdieten van een furtum daar in leggen vervat, het welke wy almede voor ongefundeert hebben moeten houden. Overmits 't notoir is, dat men geen regtelyk concept van een furtum kan formeren; zonder, dat een clandèflinen handeloïheimelyke verbrenging daar mede gepaard gaat, waar van nogtans alhier niet 't minfte word gerept. Dog,  C o n s. LXIII. 757 Dog, eens gefield zynde, dat men zo vele gevolgen uit die bewoordingen konde trekken, waar mede wierdaangetoond,dat *er, in de plaatz van een furtum , een crimen fiellionatus lag opgefloten. Dit zoude de zaak niet veranderen, maar eensdeels nog nader bekragtigen, dat de woorden op zig zeiven niet injurieus wa- 3fi ren, en anderdeels aan den Klager geen regt geven, om yemand, tegens zyn mening en gedagten, een delict, of kwade intentie optedringen. Mens enimpeccat , non verba, &folus effeclus difiinguit maleficia, het welk bekend, en alhier 't voorname objecl van de gehele zaak is. Injuriam autem fpeciem effe delicti, patet expr. Infl. de Oblig. qu& ex deliSt. Dit menen wy dan genoeg te zyn, om, zo uit des Klagers eigene manier van denken en handelen, als uit den teneur van regten , en de gantfche connexie van zaken, aantetonen, dat de woorden zo injurieus niet zyn, of kunnen uit eenen anderen boezem zyn voortgekomen, als den Impetrant zig verbeeld. Of nu de aStio recantatoria, welke gezegd word moribus te zyn ingevoerd, ten minften in Jure Roniano, of by onze Plakatenea «j, Landregt niet bekend is, met zommige voor crimineel, of met anderen voor civiel, &pro rei perfecutoiia is te houden, zal onnodig wezen, in 't brede te onderzoeken. Te meer, omdat de origine dezer aclie zeer onzeker is, en niet g'eclaircifceert kan worden, zonder de origo morwn in 't generaal, v/elke,- van wegens de ingevoerde vreemde regtsgronden, nog ruim zo obfcuur is geworden, teffens te toucheren. Alleen merken wy aan, dat deze actie zo wel , als die van injurie, een calumnieufe belediging fupponeert, en dat dezelve fpeci* aal in dezen geen plaatz kan hebben, doordien alhier confteert de faSli veritate, in welken val 't abfurd zoude wezen, yemand eenige reclamatie op te leggen, v. Sande Decifi Frif. Lib. 5. Tit. 8. Def. jé Voet ad Pand. Lib. 47. Tit. 10. §. 17. aUique plures. Ccccc 3 Vee?  758 Partis Quiwt* . Veele zaken zouden 'er nog overig zyn, wanneer wy wilden nagaan al 't gene in dezeopereufe proceduregëappliceert,envars weinig of gene confideratie is, en nog meer, wanneer wy ons zouden meieren met 't gene tot onze decifie niet gehoord. Weshalven wy ons niet kunnen uitlaten „ of den Klager' tot „ 't quaeftieufe houwen is beregtigd, of niet? maar zulks, als een res alterioris indaginis, neffens meer andere zaken, in dezen hebben moeten proeterieren. Latende voor den Impetrant al !t gene hy ter defenfie en juftïficatie van zyn gehouden gedrag , zo met relatie tot de auclorizatie van den Droft, als ten reguarde van eenige particuliere couftumen, regten, en emolumenten, heeft bygebragt, in zynege* fuftineerde kragt en waarde. Gelyk wy ook aan Gedaagdens geenzins benemen, om, tot foutien van hare oogmerken, en tot bevorderinge en verbeteringe van 't interelfe der Kerk, hunne vermogens aantewenden, daar en waar ter plaatze zulks van vrugt oordelen. De koften zyn, in fuppofitie van die te doene eedes prseftatie, 33. bv ons gecompenfeert. - Hoewel wy dezelve alleen tot lafte van de verongelykte Parthye zouden hebben moeten brengen, in geval de Gedaagdens op de gedane bezendingsaclen zig behoorlyk hadden g'expliceert. Het geene aan dezelve by een infinuatie alzo weinig impoflibel was geweeft, als naderhamd by 't ingediende Andwoord, waar door veele koften, en mogelyk de gehele procedure, zouden zyn gemenageert. Zonder, dat ook de variatie van conclufie aan dezelve hierin» tot een wettig obftacul konde verftrekken. Doordien 't principale poinct in dezen roulleert over de animus injuriandi, waar omtrent zig ligtelyk hadden kunnen declareren. Hier by komen nog verfcheidene pofitien en argumenten, welke wy in alle delen niet hebben kunnen approberen , en egter occafie tot fchryven hebben gegeven. & LXIV.  Cons. LXIV. 759 ADVYS DECISOIR. Hoedanig yemand j een Officier, in de excercitie, ofte naderhand ter contemplatie van zyn ampt) hebbendegëinjurieert, behoorde geftraft,, en een pecuniele amende, ob multiplicata ejusdem fpeciei de/illa, mag geaggraveert worden .<* S U M M A R I A. 1. 9.17. TLIi/ïor/a fafiti. 2. Officium Judicis in in, quirendis moribus prcecedaneis. 3. Quibus Jiepe d communibus juris regulis recedere potefl. 4. Peena pecuniaria, a Lege non definita , ob multiplicata ejusdem fpeciei deliBa, aggravanda. y. Omtrent delicten moet den Rigter amptshalven , actione public a, doen procederen, om falutaire redenen n. 6. 7, Te meerder, als de injurien ex affiduitats dagelyks aangroeyen tot ftoringe van de pubiycque en private rulle. 8. Om welke redenen een beklaagde duplici respeêlu met een arbitraire en zwaarder ftraffe moge j gecorrigeert worden? 10. Injurice , licet imperfonaliter \ prulatce, tarnen, fi verijlmiti- J ter apparet, in cujus invidiam j dicïcefunt, aëtionem p ar hint. I 11. ij. Welke perzonen op een j I atroce wyze kunnen gëinjuri* I eert ; 12. En daarom d' injurianten voorj beeldig moeten geftraft worI den? 13. 19. Een hogen ofte lagen Officier in de excercitie zynes ampts, ofte ook naderhand, 'contemplatione officii peracli, met woorden . ofte werken gëinjurieert zynde, is den injuriant in 't eerjle géval zwaarder, dan in het twede , draf baar, om redenen nn. 14. 6? 16. 18. De variis injuriarum fpeciebus v. remiffive. 20. 21.' Wanneer geene corporele, maar een extraordinaire en arbitraire ftraffe omtrent atroce injurien , op pubiycque wegen, gepleegd, plaatz heeft? 22. Respublica , fine legibus Q* bonore, Magijtratibus prceftando , diujdlva effe nequit. 23. Hoedanig tegens een beklaag¬ de»  '7$o Partis QüINTffi de, niets in bonis hebbende, wegens zyn ftraf bare daad, meteen behoorlyke camgatie door den Rigter kan vervaren worden? 24. Qui non habet in are, luat in corpore. In zaken,voor dezenWelEdelen Hogen Stad-Gerigte van Borculo ongedecideert hangende tuffen Mr. W. H. Lamberg, als Advocaat Filiaal van deze Heerlykheid, Klager ter eenre, en Berentjen Kreunen, Weduwe Te Rollers, Beklaagde en Gedetineerde ter andre zyde. Gezien, gelezen en gëexamineert de crimineleKlagte en deszelfs Juftificatie van den 1. Mey dezes jaars 1747, met die daar by gëappliceerde informatoire artikelen en kondfehappen van den 10. 12. 13. 15. en 19. April fub Litt. A. B, C. D. i°. D.20. E. i°. £.20. & F, tegens de Beklaagde en Gedetineerde, nomine efficii, genomen en ingewonnen, voorts mede die tegens dezelve gevoerde Fiscaals proceduren, en daar op in datis den 30. Juny 1740. en 19. November '1745. ergane fucceffive fententien condemnatoir , cum annexis, de voorfz. Klagte bygevoegd. Waar uit alvorens in 't algemeen is gebleken, dat de Gedetineerde is van een ergerlyk gedrag, en fchuldig aan verfcheide enorme injurien, tegens de perzoon van wylen den Burgemeefter, Hendr. Klinkenberg, de pubiycque weg pafferende, voormaals gëevomeert, en gëaccompagneert, zo methandedreyginge, als met verfmadinge van gerigtelyke bevelen; En in 't byzonder nader, uit en met relatie tot deze criminele procedure, dat de Gedetineerde , ongëagt die daarover tegens haar gedecerneerde civile correótien en condemnatien in zekere geldboetens , zig nogtans niet ontzien heeft, by continuatie naderhand op verfcheide tyden deze en gene perzonen, zelfs de zodanige, waar voor dezelve , ten reguarde hunner ampten,zo politycq, als ecclefiaftycq, behoorde refpect te hebben, op gemene Heerenwegen, met atroce calumnien, injurieufe exprobratien, en infolente aclen, zo in de excercitie van hare functie, als ter contemplatie van dien, teinfulteren, enbyajzuike lafteringe bartnekkig te perfevereren. Alle  Gons. LXIV. 761 Alle welke zaken en feiten vermits van een zeer gevaarlvk gevolg-, en tegens de gemeene rulle ftrydig, en daarom ten hoogften ftratbaar zyn; Zo heeft welgemelde Hogen Gerigte, met aflumptie van onpartydige Regtsgeleerden, op al 't geen gelet, waar op in dezen wyders te letten ftonde, de 'Beklaagde en Gedetineerde , wegens alle die gearticuleerde llrafbare daden en eerroerige handelingen, gecondemneert in een boete van vyftig olde fchilden, en daar en boven in de kollen en mifen v^n jullitie, om binnen den tyd van agt dagen te betalen, ofte daar voor genoegzame cautie te Hellen : By onllentenilfe van dien, de Beklaagde en Gedetineerde de Stad en Heerlykheid van Borculo voor de tyd van vyf jaren ontzeggende, gelyk aan dezelve in dien eventuelen cas ontzegd , en -zy daar toe gecondemneert word by en kragt dezes, zonder daar in, gedurende dien tyd, ooit wederom te komen, by poene van nadere difpofitie. Aldus by ons ondergefchrevene gëadvifeert 'binnen Zutphen den 27. Mey 1747- J. SCHOMAKER. JOH. OTHO VAN HASSELT. Redenen van het voorenflaande advys decifoir zyn onder anderen de navolgende. Dat ons alvorens, zo ten aanzien van des Beklaagdes onbetamelyke conduite enonkuifche converfatie, met het gevolg van een onegt kind, als ten opzigte van hare voormaals g'evomeerde *• injurien, en daar over en over andere concurrerende punibele aften en exceifen ergane fucceflive fententien tot zekere civile amendens, respeftive van 150.cn 50. guldens yaim f^jSr^octrgaaad ex aSiis ff probatis is gebleken, dat dezelve niet alleen daar by in 't algemeen, federt de laafte condemnatie, gecontinueert", 111 Ddddd maar  76a PartisQuint/ï maar ook in 't bvzonder, deze hare injurieufe gewoonte tegens vele andere perzonen, zelfs van poftyeque en eccki.Mftycque bedieningen, op de gemene weg gëextendeert hebbende^ dies te hoger en zwaarder ftraf baar, naar regten, in eodem genere mali te eragten is. . , Waar omtrent heilzaam,en by onze ftatutaire Landregten dezes Graaffchaps Tit. n. Art. i. 2. 6. 7. 8, en by de civd.e 2- wetten in L. 3. §. 12. ff. de Re Milit. L. 5. F- & §■ 6. ff Lo- dem is ge£atue,ert,8* Judex in mores prcecechmeos, Jroe vitam an- teaèam,inquirat, wiens uitkomft van dit gewrogt is, dat daarom „ dikwils a communibus juris reguiis, tejie Akiato de V. ó. m L. 1. 3' circa med. §. propter vitce Bc. kan gerecedeert, en daarop aju- dice in caufis criminalibus mag en moet gëinquireert worden, v. prater all. Statutum nofirüm Rurale dd locc. Conjlit. Crvmnal. Caro- h Zodanir7'dat'eene4pecuniaire ftraffe, welke h Lege niet gedeA fi'niéert , en dus, uti d. Tit. 11. Art. uit, arbitrair is, ob multi4" plicata ejusdem fpeciei delifta, moge verzwaard worden, z. Brunne- man ad L\\. C. de Sera. Fugitiv. nn. 9. &feqq. Ter contemplatie van welke het dan ook de Magiftraat dezer Stad van haar rigterlvk ampt gêagt heeft, over deze nadere atro5' ce injurien , fchoon daar over gene private aftien gëinftitueert zvn, door den Advocaat Fiscaal, actionepublica, te doen procederen. " Magifiratus & Procuratores Fisci injurias pnvatas ex ojtjicw , invita quamvis utraque parte ,perfequi debent, privatam tarnen Jatts- faSlionem urgere nequeuni. v. Leyfer. Medit. ad jf. b^ec. 542. ^Enwel te regt, quia ( ut ait Idem Med. 4. pmced.\ indulgen- tia Maejftratuum in injuriantes maximorum malorumcauja eji. , 6 Te meerder, daar de injurien ex ajfiduitate (ut tradit Mevius ' Conf. Poflh. Conf. 13- n. 16. ) dagelyks aangroeyen, en juxta Carpzov. P. *: Confl. 1. Def. 9. n. 9. 6T P. 4- Confl. 43. Def 1. 7- iunft. itafl. m 3- 2* i- ResP- 5- «■ 35, daar door depublyc que en private xnte>contra bonos mores,geturbeert word.  C o n s. LXIV. 7°3 Om'welke redenen wy ons verpligt bevonden hebben, de Beklaagde duplici re/pectu , tam multiplicati delicïi, quam vitte ante-%, aclce, arbitrariaQduriori poina, invoegen,als by 't diclum/ententies , te condemneren, volgens de redeneringe, daar over by Sfryckius Dij/. Franco/. Vol. 3. Di/p. 4. de Vita AnteaSla Cap. 4. a n. 46. ad n. 50. incluis gemaakt.; Want, of wel uit des Beklaagdes confeflien en eenige informatoire Artikelen ons is voorgekomen, dat eenige injurieufe aften o. en infolentien, buiten fpeciale mentie van tyd, door haar voorgebr,agt en gepleegd zynde, harerelatie zouden kunnen hebben tot de zodanige, waar over de Beklaagde, met betrekkinge op de perzoon van wylen den Burgemeefter, Hendr. Klinkenberg, by fententie van den 19. November 1745. reeds geftraft is, zo zyn wy nogtans daar uit nader géinformeert geworden, dat dezelve haar werk alleen fchynt gemaakt te hebben, om, na dien tyd tot deze hare apprchenfie, op verfcheide tyden daar by hartnekkig io,~ te volherden, en deze en geene ordentelyke menfehen, den gemenen weg palferende, zonder reden imper/onaiiter, onder genoegzame denotatien, en per/onaliter, met denominatie harer perzonen, te injurieren. Oiiales injuria , licet imper/onaiiter prolatm, tarnen, fi verifimiliter apparet, in cujus invidiam diftw funt, a&ionem pariunt, ita etiam plurima, cjf fine cau/a prolata pro atrocijfimis habendce, ff maiori Jupplicio dignce fimt. v. Mevius Conf. 13. nn. 18. 30. ff 34. Welke injurien wy daar en boven te atrocer hebben geconfidereert, daar de Beklaagde zig niet ontzien heeft, eensdeels 't 11. een en 't ander Lid van de Magiftraat, en andersdeels den Predikant in de Kerkeiyke vifkatie, met veele calumwieufe exprobratien en feommatyeque vociferatien, teinfulteren, importuneren, en voor opvreters, /cijehnen, en ondeugende kaerels te decrieren. Gelyk , ten reguarde van d' eene en d' andere, ons overvloedig bewezen is gebleken uit de produéten fiub B. Art. 9. C. Art. 1. 2. 3. 6. 10. 11. 15. 17. D. i». Art. 3. 4. 5. D. 20. Art. 4. é. 7. 8. 9. E. Art. 8. 13. 15. 16. E. 2°, ff F, waar toe • Ddddd 2 . wy  7Ó4 Pastis Qbi» t je wy ons liever hebben willen refereren, als dezelve, buiten nóódzakelykheid, in dezen verbotenus te reciteren. Om dan deatrociteit van deze bewezene injurien, en deswegen geftatueerde exempiaire ftraffe, naar qualiteit der zaken, met aanlt" vankeiyke opzigt tot Magiftraten of Officieren , ex jure te adftrueren, zo vermeinen wy dezelve mede te moeten plaatze hebben , wanneer een hogen ofte lagen Officier niet alleen in de ex13. cercitic zynes ampts met woorden ofte werken gëinjurieert word, z. Landregt dezes Graaffchaps Tit. 24. vs. Soo yemants eenighen hooghen of leeghen Officier, enz. 4 Maar ook, wanneer denzelven, contemplatione officii pera£ti, eenige offenfie ofte injurie gedaan word., alhoewel de injurie in 't I4' eerjle geval zwaarder, dan in 't tweede, pro circumjlantiis fatïi, zou mogen geftraft worden; Cum hoe in cafu non tam perfona , quam ipfum officium, juxta prceceptum Domini gejlum, leeditur. v. N. Myler. ab Ehrenbacb in fua Hyparcholog. Cap. 8. §. 29. in fin. 15- ubi §§. feqq. demonfirat, quod offenfio, aut queevis alia injuria, Magifiralui aut Officiali illata, dicatur atrox, imo aliquando atrociffima, acriori posna plectenda , etiamfi Officialis lacejjitus non conqueratur, ut reus puniatur. Ter oorzake van zodane injurie, intuitu officii gedaan, word niet zo zeer de perzoon eenes Magiftraats, welke reeds overleden is, maar ook deszelfs fucceffeur geoordeeld,gëinjurieert te zyn,per ea, quee, ex lemperamento doct-ritw Lynckeri, tradit Celeberrimus Leyferus in Med. ad ff. Sp. 546. Med. 2. 3. £5*4. Dat nu deze en geene Leden van de Magiftraat, ter contemplatievan haar officie (waar van dezelve zig door den Advocaat Fiscaal hebben moeten acquiteren, in 't bevorderen van deze twee gelibelleerde fententien, met advys van Regtsgeleerden tegens de Beklaagde, zo over haar ftrafbare conduites, als injurien, in den jare 1740. en 1745. gepronuncieert en gëexecuteert ) door dezelve op den gemenen weg atrociter gëinjurieert, en gëinquitteert zyn, is uit de ftukken manifeft, wanneer Beklaagde , voor die geïnfligeerde boetens en kofteh hare goederen gecedeert lub-  C o n s. LXIV. 765 hebbende, zig veritout heeft, daar over die Leden en den Secretaris op eene impertinente en injurieufe wyze woordelyk in 't openbaar te taxeren, en te perftringeren met verfcheide ignominieu- xg fè en comycque geilen en petulante irrifien, de quibus injuriarum fpeciebus , fub vocabulo fannse comprehenfis, dofte differit citatus Leyferus S'pec. 545. Med. 1. 2. 3. 5. Gelyk vervolgens de atrociteit dezer injurien, den Predikant geïnfiigeert, almede daar uit evidenter bewezen,en arbitrarièflraf- I0> baar is, fchoon zyn Eerw. ook niet in de Kerk ofte op den Predikfloel, maar buiten dezelve in de kerkelyke functie van dehuisbezoekinge voor 's Heeren H. Avondmaal alleen gëoffenfeert, en daar in niet werkelyk geturbeert is geiveefl, utiprobant Carpzov. Confifl. Lib. 3. Tit. 8. Def. 95. n. i.cjf Stryckius in UfuModern., ff. Tit. de In jur. §. 25. qui varias posnarum fpecies referunt, q. r. Van alle welke wy egter geene zodane hebben mogen op de Beklaagde appüceren, als wel daar ter plaatze, concurrenübus requifuis, zelfs tot eene lyf- en doodflraffe opgegeven worden, om- 20' dat alle hare, hoe wel op pubiycque wegen,dikwilsgereïtereerde verbale injurien en infolentien, zo tegens verfcheide perzonen in 't gemeen, als de Magiftraat en Predikant in 't byzonder, voortgebragt en gepleegd, nogtans tot geene extremiteit van realiteiten zyn uitgeborlten. Addatur Muller, in Notis ad Struvii Syntagm. 'Jur. Civ.iL Exc. 48. Th. 63. Lit.». Waarom wy, op derzelver qualiteit en atrociteit in dezen gelet hebbende, en des Klagers conclufietot een corporele ftraffe voorbygaande, de Beklaagde alleen in eene pecuniaire, dog extraordinaire , hogere ftraffe hebben gecondemneert. In verbaü enim injuria de Jure Communi, quando criminaliter agitur , pcena extraordinaria arbitraria imponitur pro modo delicli, 21. & perfonarum quaiitate, vel pecuniaria, Fisco applicanda, vel pwna corporalis, v. Carpzov. Crimin. P. 2. Qucejl. 94. nn. 4. 5. Dan gemerkt ons uit de ftukken en eigene belydenilfen van Beklaagde is gebleken, dat dezelve , niets in bonis hebbende ,. het vonnis door gebrek van betaüngedezer boete, cum expenjis, DJddd 3 dien-  l66 puni Q"»'« dienyolgen» zo. kunnen &£*2&ffifêB2l P°Zo hebben wy te gelyk by dat condemnatoir tegens de Beklaag- M. nfte wel by modificat e,de ontzegginge mt deze stad en neer 3 ?yS,eid 7 met eleaive preferentie yoor eene ff^^ lirafTe moeten decerneren, propter all. L. 4- l- mmo. ra % vs' SSTai pr-"»*" pcenam folvendam is, qui facepept , ^m^apmaüone Lpetentis Judicis cafiigat, in eum V Welke caftigatie ofte corporele ftraffe, in «O*, en de tem- fc^t m are hiat in corpote , per j-. jm.jj- j p ƒac S «fe J«i«r. «i /«pw&arf. Brunnem. ai fr-wf. Z, 4- LXV. ADVYS DECISOIR in dezelfde zaak. i In omnibus cafibus, ubi quis Mo jun panm lincurrit , fententia Judicis decJaratoria tarnen II AlsTetwyfFeWword, of yemand welbyzin' nen n, hoedanig daar omtrent te vervaren*  C o n s. LXV. 767 SUMMARIA. 1.2. omnibus cafibus, Jive ci*-w.libus, Jive criminalibus, ubi quis ipj'o jurepcenam incurrit, requiritur fententia Judicis declaratoria, ob rat. n. 6. 3.5. Quodprobatur Legibus &Docloribus. 4. Ita, ut fine eau fee cognitione , etiam in notoriis, fententia fit ipfio jure nulla. 7. Qiiod ad cafum Jubje&um applicatur. 8. GetwyfFeld wordende, of een Beklaagde wel by zinnen is, moeten alvorens deszelfs intrinfyeque qualiteitendoor extrinfyeque aften onderzogt en bewezen worden. Gezien , gelezen, en gêexamineert by ons ondergefchrevene Regtsgeleerden het conclufive reces, door den Advocaat Fiscaal der Heerlykheid Borculo, als Klager , op den 20. Juny dezes jaars 1747. op en tegens Berentjen Kreunen, Beklaagde en Gedetineerde, dezen WelEdelen Hogen Stad-Gerigte gè'exhibeert,over enterzakevandisobedientieaan zekere condemnatoire fententie tot het ruimen van deze Stad en Heerlykheid , by geene voldoeninge of verburginge van die, daar by vermelde, boete en koften, alvorens tegens dezelve, onder eene eventuele pecne van nadere dispofitie, ergaan, met de relatie van den Voogd Vrfdink, daar by geannecleert, voorts mede eenkondfehap van verfcheide perzonen en nabuuren van opgemelde Gedetineerde van den 28. dito maands Juny, waar by geene dezerDeponentenmet zekerheid hebben weten te deponeren, of dezelve wel by hare zinnen is, of niet ? Welgemelde Gerigte, met alfumptie van onpartydige Regtsgeleerden, voor als nog buiten een prseliminair examen van de Gedetineerde, zo over hare gefteldheid van zinnen, als over de redenen harer disobedientie, niet in ftaat zynde , in dezen te decreteren, verftaat, dat de Gedetineerde bevorens over'teenen 't ander onderfcheidenlyk zal worden ondervraagd, en daarvan v per-  768 Partis Quint/e pertinente aantekeninge gemaakt, om alsdan en nader met fententie tegens dezelve te kunnen vervaren, zo en als, naar bevind van zaken, zal bevonden worden te behoren. Aldus gëadvizeert binnen Zutphen den 14 July 1747. J. SCHOMAKER. JOH. OTHO FAN HASSELT 'VÏT'y hebben, agtervolgens het conclufive verzoek van den AdV * vocaat Fiscaal, tot eene excmplaire ftraffe tegens de Gedetineerde gedaan, in dezen, buiten een pradiminairexamen en cognitie van zaken, niet mogen vervaren met eene nadere definitive fententie. Want, ofwel by de vorige fententie condemnatoir tegens deze Gedetineerde, daar aan niet obedierende, geftatueert is eene eventuele pcene van nadere dispofitie, en den Fiscaal daar door aanleidinge fchynt gegeven te zyn, te fuftineren, als of de Gedetineerde ipfo jure, buiten een examen, en gevolgelyk buiten eene nadere declaratoire fententie, zou moeten geftraft worden, zo vermeinen wy nogtans, dat de zake voor alsnog daar toe niet gedifponeert is. Eensdeels , omdat by de vorige fententie geene zekere ftraffe in dien eventuelen en nu gëexifteerden cas geördonneert, maar in tegendeel eene nadere dispofitie gereferveert is; Andersdeels,dat het ook in regten en practycq bekend is, quod in omnibus cafibus , ubi quis ipfo jurepcenam incurrit, requiritur fententia Judicis declaratoria. Imo omnia jura mundi, quee dicunt, pcenam imponi ipfo jure, intelliguntur , dummodo fecuta fit fententia declaratoria , alias pcena non habet executionem. v. Berlicbius P. 1. Decifi 95. ff Sande de Prohib- Rer. Alien. Cap. 1. R%. n. 17. Ge. Korte redenen van vorenftaande advys.  C o n s. LXV. 769 rtfll^tTf™l°]em> MJrpndiio, fi ad Janos les redHt, * rejlituendam, aldaar plaatze te hebben aangetoond , en, *ftff mmahum, u,t ons ïfe 24, vergeleken róet 2*. 11.1. 9, geevmceert en betoogd word; d ^t^^Z^nï ' ge'yk' de L^ van * beuken c k 4j Ordonnantie van den 50. penning in verfcheide , refpeaen de overtreders conderoneert in zekere! aldaa reeds S' geenumereerdeen gefpecificeerde poenen en am ndens , egfer voor af nodig zy eene erkentenis van zaken, en vervolge yk mï nadere fententie declaratoir, welke zelfs in notoriis van'noden te zyn by opgeroeide Autheuren getradeert word «■J;nnmr ' fi'W ^ co&nitime > etiam in notoriis, ex famort DD fententia, requifsta, juxta Baldtim in L. 9. ». 5. C de fiJZ<- M 3#ï- & iH L' 7' Ubi eti™ C. de Accu- W /iÏ^' neqUidm (ZC^en de Roomfc'hgezinden ) teTbl,Z' ^VW* 1™ «F ^ 2>w/.0 defcendit,orJ. ^'^7^ arg. 4. ,4, ^ 50. » Cap. 20. Cau.2 Qu 1. p/«„«w?af ^„„1, éegal'ofum4 it ^TS r ^ °nf- H' n' ** **** Andr. Cludius de jure Sequejtr, Cap, 10. nn. 33. ff 34 Voegd hier by om kort te zyn, Peregrinus de Jure Fisci Lib. 4. /«. 5- nn. 7. 8. o. 10. ff „, weJke me£ een u vïndir'lS6" ^ ReStsgeie^e"» aantoond de^fallibiS * van dit generale cas >?«a»dc ^ delictum Lex, ipfo jure ff fa&o indicitpvnam pecumariam, vel confiscationis bonorum, per velba hok, ÏN CONTINENT!, 1UICO , PKOTINUS , 1PSO jurk , iLo FACTO ff, endieneffeae, dat evenswei ^ fenLia\eclaratoilf7cü, per quam declaratur crimen illud fuifje commiffum, vooraf gerequiConf Ta alCim "Ê^/" Tf^ralif, qua tolünoTpoV}, 6 Conf. ea qam mpunctoexheredationis, quee ipso jure publico ooi nante Antecejfore Ultrajecliuo, L. Van De Pollim-Si» £1 "ETS tlktalm&?™ C^risConk J.. i. LonJ. 54. K«. tfp. ff jeqq_ ■ f Eeeee 1 i,,t  77o Partïs Quinto Het is dan om die inzigten, waar door wy ons nog niet in ftaat bevonden hebben, de Gedetineerde, buiten haar verhoor, en onderzoek naar de redenen, waarom zy niet aan de vorige fententie gëobtempereert heeft, juxta L. 4. C. Si contra jus vel util publ. &c. te condemneren. Te meerder hebben wy dit voorafgaande onderzoek nodig ge7 oordeeld, omdat door des Gedetineerdes opiniatriteit enchsobedientie, of liever defperate en furieufe afte ( waar door dezelve zie ftort in eene zwaardere ftraffe, dan de temporeleontzegginee uit de Stad en Heerlykheid Borculo) aanieiclinge gegeven is, om by hareNabuuren gerigtelyk te onderzoeken, of dezelve wel by hare zinnen mogte zyn, dan niet ? Waar van alzo niets zekers gebleken, en het egter m regten o bekend is, quod bujusmodi qualitates animi invifibiles, medmnttbus quibufdam extrinfecis a&ibus, ex quibus intrinjeca qualitates cognofcuntur, probari debeant. . 3 Ouare Baldus in L. 15. C. de Epifc.S Cleric. reSle jlatuit ,quod tejiTs , deponens fuper qualitate aliqua animi, debet deponere per aclus exteriores. . , , u c„ , Zo hebben wy dit preliminair examen door dezen Hogen fetadGerigte deswegen en te meerder noodzakelyk gëagt, ten einde wy uit deszelfs informatien mogen in ftaat gefteld worden, ons advys daar naar behoorlyk aftegeven. LXVI. é ADVYS DECISOIR. Wanneer, en hoedanig eene vorige ftraffe in een andere sequipollente door den Rigter mag veranderd wordtn ? SUM.  C O N Si LXVI. 771 S U M M ï. 3. T?en Rigter ofte Officier, -■—'civile en criminele jurisdictie hebbende, mag, om bewegende redenen, eene vorige ftraffe , by impeditie van executie der fententie, in eene andere veranderen. 2. Ongëdgt daar omtrent het gevoelen der Doctoren, willende dat dusdane commutatie, ten minften d Jadiee inferiori, niet mag gefchieden. 4. Te meer kan die veranderinge gefchieden, wanneer op een ae- A R I A. quipollente wyze aan den inhouJ der vorige fententie voldaan ; 5. En de gecondemneerde buiten ftaat gëoordeeld word, om, wegens zyn delict, de vorige geïmponeerde ftraffe te voldoen. 6. Al 't welk op de Gecondemneerde alhier word toegepaft. 7. Den territorialen Heer van Borculo kan, pro re nota, & quatitatë perfonm, omtrent de verpleginge en tyd van confinemenr, disponeren. Dy ons ondergefchrevene Regtsgeleerden nader gezien, geleJ-^zen,en gëexamineert zynde de inftantie van den Fiscaal der Heerlykheid Borculo, als Klager, tegens de Gedetineerde, Beremjen Kreunen,als Beklaagde,op den 26. Juiy dezes jaars 1747. gerigtelyk gedaan , en, ter gevoige van het decreet van den 14. dito, tegens dezelve op den 27. derzeiver maand overgegevene vraagartikelen, aangaande hare disobedientie aan de vorige fententie, ten fine van eene eventuele ontzegginge1 uit deze Stad en Heerlykheid, tegens haar afgegeven, en uitgefproken, met het andwoord , daar op eodem dato gevolgd, en daar toe relative documenten en quitantien, dezelve bygevoegd, en daar uit gebleken zynde, dat de Beklaagde niet alleen hardnekkig, buiten eenige fatisfactoire redenen , by deze haredisobedientiegeH*?raliter perfifteert, en het effect van voorfz. condemnatie , tot vihpendie der juftuie, aldus tragt fruftratoir te maken, maar ook dat fpecialiter met zekere acte van ceffie, en daar op gevolgde gerigteiyke diftraétie harer goederen van den 19. July 1740. en 4. April 1742, zo aan den territorialen Heere, uit Lagtvan een condemnatoir vonnis van den 5. dito maands en jaars, als Eeeee 2 aan  772 Partij Qoih'tje «an hare Crediteuren, relpeclive tot voldoeninge van boete, kosten , mifen van juftitiè, en andere fchulden gedaan en gefehied, is bewezen, dat de Heer Gevolmagtigde vanwelgemeldenHeere Ceffionaris op den 25. April 1744. deze koopspenningen gerigtelyk heeft verandwoord, en zig daar van, naar behoren, gekweten, heeft dezen Hogen Stad-Gerigte,metalfumptie vanonpartydige Regtsgeleerden, op al 't geen voorfz. gelettet, en waar op in dezen wyders, ten aanzien van des Beklaagdes ongegronde doleances, over de reltitutie van deze hare overgegevene, verkogte,en verantwoorde goederen, by haar andwoord op de gelibelleerde vraagartikelen van den 27. July,tot eenpraetenfeoorzaak harer disobedientie, afgegeven en gevorderd, te letten ftonde, de Beklaagde Berentjen Kreunen gecondemneert, gelyk dezelve1 gecondemneert word by en kragt dezes, tot een confinement in het Provinciaal ofte ander publycq ïugthuis voor den tyd van vier jaren, om met hare handen aldaar te arbeiden, en zig, gedurende dien tyd, daar mede te verplegen: Des Heeren moderatie en difpofitie, naar bevind van zaken en gefteldheid van de Beklaagde, daar omtrent nogtans in 't een en 't ander relpecr. volkomen voorbehoudende. Aldus gëadvizeert binnen Zutphen des 3. Auguftus 1747- J. SCHOMAKER. JOH OTHO FAN HASSELT: Succincte redenen van vorenftaande fententie zyn, onder anderen , deze navolgende. Wy hebben aanvankelyk, volgens het interlocutoir van den 14. July laaftleden, van dezen Hogen Stad-Gerigte eene tweeledige informatie, zo over des Beklaagdes intrinfyeque geefts of gemoeds qualiteiten, als over deszells geprsetendeerde redenen. harer  C o n s. LXVI. 773 harer moedwillige disobedientic aan die tegens dezelve op den ij. Mey erganefententiecondemnatoir3gerequireert,en, fchoon aan 't eerfte lid, tegens onze verwagtinge, niet voldaan is door eenige extrinfycque probatoire aften, egter met dit nader vonnis tegens de Beklaagde, geene voldoende redenen van hare hartnekkige ongehoorzaamheid aan de gelibelleerde fententie wetende bytebrengen, moeten en kunnen vervaren, als by 't diftum fententm dezelve , tot adminiftratie van goede juftitie, by wyze van eene necelTaire furrogatie van eene byna gelykmatige ftraftèi in en tot een temporeel confinement, heeft moeten gecondemneert worden. Waar toe wy , zo ten refpefte van de onzekerheid hares gemoeds-conftitutie, als ten reguarde van hare opiniatriteit in het r„ nakomen dezer fententie, vermeinen, naar regten, bevoegd, en, agtervolgens het Gerigts decreet van den 26. July laaftleden , gcfundeert ep'de leere van Mevius P. 7. Dec. 407, om navolgende redenen van deze nadere en zogenaamde commutatie, ofte liever impeditie van de executie der vorige fententie, verpligt geweeft zyn, de quibus adeundus primus Referens in Conf. Gelro-Zutpb: P. 2. Conf 61. nn. 24. 25. 26, ff 27. Zonder, dat ons daar van heeft kunnen wederhouden de vulgaire traditie der Doctoren, quod fc. pxna, ex Lege indifta, pro deliclo, pofiquam irrogata fuerit, non pojfit, fahem dJudice infe- "* r-iori , remitti vel commutari , quippe quod officium Judicis mercenarium , deferviens aftioni vel accifationi, per quod pcena irrogatur, txpirat, lata fententia, licet condenmatus fit pauper, ob regulam; QUI NON POTEST IN /LRE, LUAT IN CORPORE, Ut LL. adduCÜS id firmat Peregrinus de Jur. Fïsci Lib. 4. Tit. 8. n. 20. Want, om niet te melden van het regt van criminele encivi^ le jurisdictie , 't welk den Heere dezer Heerlykheid notoriécom- 3peteert, en, met relatie tot de excercitie van deze en geene, daar uit profluerende, actens van het feigneuriaal pouvoir, extenfyf tot remiflie, mitigatie, approbatie, en alteratie van diergelyke vonnilTen, mede ihftineert-, daar toe bevoegd te zyn, zo hebben Eeeee 3, wg  774 Pastis Quint/i wy liever de Beklaagde in cas fubjecr, tot het gelibelleerde con- 4- fincment willen condemneren, als dezelve over deze hare disobedientie, by fucceflive apparente continuatien, op eene andere, meer infamerende en aggraverende, wyze ftraffen, uit aanmerkinge, dat zo wel aan den eflentielen inhoud van de vorige fententie, op eene sequipollente wyze, daar door voldaan, als dat dezelve in hare fnrieufe,pertinace, ofte desperate gewoonte van'tproftitueren en injurieren van deze en geene pubiycque en andere perzónen op gemene wegen gefluit word. Qjtoties enim commiffi delicli , in quoposnapecuniaria, autrelegatiolfi Jlatuta, condemnatus capax non eji, tune Judex,pro fuoarbi- 5- trio, pcenam in aiiam, Rei perfonce convenientem, alm are pojjit, ff debeat, arg. L. 12. §. 4- ff de ^cufat. ff L. io.ff.de Panis.v. Stamms de Sa vit. Perfonai. Lib. i. Tit. i. Cap. i. n. 18. ubi hoe arbitrium quam phtrimis Legibus, Docïoribus, ff exemplis nn. feqq. laudat ff illujlrat. Add. in terminis Carpzov. Prax. Crimin. P. 3. Ou. 150. nn. 86. ff feqq. Vide latiushanc queefiionem traSlatam ab Henr. Petr. Haberkorn in Decif. Variar. Jur. Mater. Dec. 131. ff Casp. Ziegler. de Jure Majejl. Lib. r. Cap. 8. §§. 14. ff 15. Behalven , dat de vorige fententie, tot de pecuniele amende ^ en eventuele relegatie afgegeven, niet zo zeer door deze nadere tot confinement gedecreteerde condemnatie kan geoordeeld worden géaltereert te zyn, als wel, dat de Beklaagde, daar tegens zjg oppoferende, op nieuws daar over is , en, met verzekeringe van haar perzoon, om voorfz. redenen, heeft moeten geftraft worden. • . Zonder, dat dezelve eenige d' allermmfte reden heeft weten te allegertn, waarom zy eene andere mindere ftraffe, dan deze, naar mate van hare conduite en exces, gerigt, zou nebben verdiend, ofte daar van vrygefproktn behoren te worden. Nadien hare exclamatien en doleances over en op de pr«etenfe reftitutie harer goederen zodanig frivool en futiel zyn, datwy, van wegens derzelver gerigtelyke verantwoordinge, daar aan niet het geringft hebben mogen defereren. Om  C o n s. LXVI. _ 775 Om niet aanteraken het op den 25. April 1744. aan Beklaagde gëoffereert en by refuis van acceptatie in Judicio geconfigneert overfchot van 83. guldens, 16. Huivers en 5. deniefs/t wefrVof wel in geenen deele toereikende was aan en ter voldoeninge van zodanige respeftive geldboetens en koften, ais waar indezelve naderhand op den 19. November 1745. en 27. Mey 1747. fuccesfive by dezen Hogen Stad-Gerigte, met advys van Regtsgeleerden, gecondemneert is, zo is ons nogtans uit die byhet decreet van den 20. December 1744. geaccordeerde diftraclie van het gemelde overfchot, door Margrita JViïïemfen alvorens verwonnen, gebleken,dat het zelve aan haar vervolgens uitgeteld is, relatie tot de Gerigts aften van den 19. en 30. January 1745. Wy hebben laaftelyk aan den Heere dezer Heerlykheid moeten en willen voorbehouden, om, zotenopzigte van den tyd des confinements, als ten aanzien van des Beklaagdes conftitutie, waar van wy niet genoegzaam gëinformeert zyn, omtrent hare eigene verpleginge, zodane andere dispofitie, 'en moderatie te maken, als Zyne Excellentie pro re nata zal bevinden te beha* ren. LXVII. ADVYS DECISOIR. De pcena offendentis Judicem, ejufve miniJlros. S U M M A R I A. 1. "^JWflï/o fatïL v. nn. J- ÊF-ft. 2- Rejijlentiq contra miniftros Judicis , babito rejpeStu peribnarum & circumftantiarum ,varié punitur. Add. nn. 7. 10. 11. 3. 4. Hujusmodi pcena eft arbitrar ria. 5. Ad failum punibüe ,bic contro'jerfum, applicatur. 6. Prcetorum edi&a non debent effe cluforia. ' 7.  -76 Pastis Qbimtï xn zaken, voor dezen Edelen Hogen Gerigte der Stad Borculo longedecideert hangende tuilen Mr. Fredrik IViibem Van Gelder, in qualiteit, als Advocaat Fiscaal van derzelver Heerlykheid,Klager ter eenre, op ende tegens Jan Ten 'Twelle, Beklaagde en Gedetineerde ter anderen zyde. Gezien, gelezen, en gëexamineert den Eifch van voorlz. Advocaat Fiscaal-, met die daar by gëappliceerde documenten Speciaal mede de inquifitoire vraagartikelen van den 22. Juny deze» jaars 1740, en de daar op door Beklaagde gedane confeffie, en op alles gelettet, waar op in dezen eemgzins te letten ftonde. Welgemelde Hogen Gerigte, met afiumtie van onpartydige Regtsgeleerden doende regt, condemneert den Beklaagden, wegens die in aSlis gelibelleerde en geconfereerde refiftentie en oppofitie , by denzelven tegens de apprehenfie van deszelfs Zufter Berentien Te Roller, op gedecerneerde order van den Heere Drosfaard van welgedagte Heerlykheid, ondernomen, meen boete van vyftig daalders, om dezelve binnen veertien dagen ten behoeve van den Heere te betalen: By gebrek van dien den Beklaagde, ter zake van voorfchreven, de Stad en Heerlykheid Borculo voor den tyd van een jaar ontzeggende. Den Beklaagden en Gedetineerden daar toe, alsmede in de kollen en mifen van juftitie condemnerende. Aldus by ons ondergefchrevene gëadvifeert binnen Zutphen den 30. Juny J. SCHOMAKER. RH. CAR. SCHOMAKER. Ra- 7. Ofendens miniftros Judicis, ex ejus mandata agentes ,Judicem ipfum Imdere videtur. 8. Ex Legibus Saxonicis, quibus noftrcs in multis conveniuht. 11. Qjiare pcena illis mitiganda, qui per imperitiam, credulitar tem, vel rufticitaten deliquerunfi 12. Deficiënte animo delinquendi t mitiori pcence locus datur.  C o n s. LX VII. 777 Rationes decidcndi. t\k ons, zo uk die door den Aangenomene informatien,als A-'uit de confeflien van den Beklaagde zelfs,gebleken is; „ Dat de Ondervoogd, op order van den Heere Dr offaard de„ zer Heerlykheid, met eenige manfchap gëaflifteert, de Zufter i. „ van den Beklaagde den 31. Mey laaftleden willendeapprehen„ deren, door denzelven daar in verhinderd, by de fchouder „ gevat, en dus te rug,ofte buiten de deur gefloten is. Welke feitelyke oppofitien en refiftentien in een Land van juilitie met gepermitteert, en om deszelfs nadelige gevolgen ten o hoogden ilrafbaar te zyn, met meerderen word aangetoond indes ' ■ eerjiens Advizeurs Cónfil. ff Refp. Jur. P. 2. Conf. 57.nn. 2. 3. ff feqq. waar toe wy ons , ne illa kic defcribers videamw, brevitatis amore gedragen. Dierhalven , dat alhier alleen , maar in confideraiiezal moeten genomen worden, welke ftraffe, tegen dusdane oppofanten en vihpendeurs van 5' Heeren orders geftatueert, in dezen heeft moeten gedecerneert worden ? Waaromtrent de gevoelens der Doctoren zeer verfchillende, zommige van dezelve oordelen, een bannifièment ofte relegatie, ad exemplum populiRomani, M. Coriolanum, ob id quod fe contra Tribunum plebis oppofaerat, exilio pleclentis, genoeg te zyn, andere wederom tegens dusdanige delinquanten een füftigatie, ofte geeiTelinge, ja zelfs het zwaard, llatuerende. v. Carpzov. Pracï. Crimin. P. 2. Oit. 100. nn. 2. 3. & feqq. Berlich. Concl. Pracï. P. 5. Concl. 66. nn. 1. ff feqq. Waar van 'er egter,wederom gevonden worden, dewelke de ftraffe zodanig arbitrair ftellen, dat dezelve , habito circumfimtiarum rejpeSiit, adpmnam mortis ufque extenfibel zou zyn,per LL. ff DD. 4" magno numero allegat. apud laudatum Berlichium d. Concl. n. 8. . Wélke arbitraire ftraffe ,.conform ons Landregt Tit. 24. bynaar m het midden, ons mede zeer plaufibel in deze'zake voorsekoFffif men  77g PartisQuint/ü men zynde, hebben wy gemeend, de jpftitie door deze onze gedecerneerde condemnacie en eventuele relegatie te zyn voldaan, m S£S* niet met woorden ofte kwade bejeseningen, als wanneer een mindere ftraffe zou moeten geimpo. ;- fee worden, v. Berlieb. all. Concl. n. 16. maar aëtu ipfo door het te mg floten van den Onderfchout, en toeflaan der deur in t werk gefteld, en daar door de order ofte bevel van den Gerigte , ofteden Heere Droffaard g'eludeerr en gevihpendeert is, contra 6. L 7lff. de >»,ftatuerende, quod Prceiorum edicla tfdecreta non debent elfc eluforia. , n En dat dienvolgende de Beklaagde, zyne handen aan denOndervoogd hebbende geftagen.en den zeiven te rug gefloten, zo * we7dTaHnheeftgepecceert,als of't zei ve direftelyk aan den Hee^nrnlTanrfl ofte den Gerigte gedaan hadde. n^^A^SMJiis - ™dato Judicis quicquam azentesMummet Judicem Iedere, acinjurm afficere viaeatm, te fie eod Ca pzovio aiï.Qu. 100. n». ó.&inprirnis ru 7mverbis : Pariter dJaConftimh'airmes firingit ac obligat, qm Magftratui, aut terhms, a Magiftratu ablegatis, violenta niatiu rejijtunt. P liebbende deze onze decifie, conform de Saxifche wetten, veele o overeenkomfte met de onze, quibus Mé, qui Magftratum Judicem,vel ejus miniftros& fatellites, ahquem capere volen es, faen vune•avit,pemat, of wel de Beklaagde, in het nomineren van een zeker perlAoon , welke haar bezwangerd heeft, opiniatrerende, ad exXm emplum rei contumacis in refpondendo , zo tot ontdekkinge der waarheid , als tot ftraffe van dien dader, ter torture, volgens des Klagers conclufie, zou kunnen gecondemneert worden, wanneer de zake daar toe, 't zy tot een levens-, ofte lyf-ltraffe, gedifponeert was; Cumjudex, adhibita quaftione, reum urgere pojjit, utqffirmattve, vel negativerefpondeatadarticulos, juxtaMaranum inbpec. Aur. P. 6. de Contum. n. 29. Zo hebben wy, in cas de zekerheid van art delict van ïmprsegnatie al een torture admitteerde, als neen, dezelve nogtans tegens de Beklaagde niet mogen appliceren. . Gereguardeert dezelve op des Fiscaals inquifitoire vraagartikelen wie vader van haar kind was? niet contumaciter heeft ver-, weigerd te and woorden, maar alleen voorgewend, denzelven met te kennen. „ .,n r Oma torqueri nequit prcecijè, ut confiteatur, fedfolum,ut rejpon- deaT, ut ita prcedictam Marantae doStrinam Crufius m Ir. de In- die. Delict. P. 4- Cap. 14. n. 10. limitat. . Dog, de torture alleen plaatz hebbende tn dehtlisgravionbusje3. cundum commune DD.effatum, de quo videndus Carpzovius^m-,  C o n s. LXVÏIÏ. 753 Crimin. P. 3. Qjt. 119. nn. s. ff /e^. heeft dienvolgens f» boe cafu daar op niet mogen ger.flecteert worden. TerwyJ de ftraffe van defloratie en ltupratie een en dezelve is, of een zeker ofte onzeker perzoon de Beklaagde bekend en bezwangerd heeft. WUke, alleen en op zig zelve, buiten concurrentie van andere grovere en flrafbare enormiteiten en daden, aangemerkt, met . een geringe en pecuniele amende, volgens Placaten van den Lande, flrafbaar zynde, d' applicatie der torture overzulks zwaarder zou zyn,als de ftraffe zelfs, quodneutiquamfieripofifeuno ore Cru minalxfice affirmant. De torture dan in cas fubjeót niet kunnende worden gedecerneert, hebben wy almede geene reflexie op eene blote ofte verbale * territie kunnen nemen, licet, proprie lcquendo,non fit fpecies tortures. Niet alleen , omdat hier nergens geene de minfte indicie bewezen, veel min prsefumptyfis, dat de Beklaagde, in gevolge dier ipeciale inquifitie, by de artikelen ervintelyk, zig aan bloedfchande 6* met haar Broeder zou fchuldig gemaakt hebben, quo cafu illa indicia effent probanda. v. Carpzov. d. Pr. Crim. ff P- %■ Qu. 12.3. n. 58. Abfque enim indiciis verifi nilibits, nequidein fino metutorturce, confefifio extorquenda efl. v. Idem all. P. 3. Qis. 113. n. 48. Maar ook in aanmerkinge genomen, dat de verbale territie alhier voor een fubject heeft een vrouwsperzoon, "tegens dewelke j, door haar afzonderlyk kramen, en daar op gevolgde incarceratie dezelve eene perninieufe uitwerkinge zou kunnen te wege brengen, quo cafu nequidem mince locum habeant, v. Eundem d. Q11. n. 49. Dierhalven geene de allerminfte indiciën ofte prsefumtien by de Hukken te vinden zynde, tot probatie ofte genoegzame adminiculatie van de in ailis gevraagde bloedfchande van Beklaagde,met haar Broeder , fine quibus reum neutiquam fub tormentis interrogari oportet, cum boe inhw.namnn ff diabolicum foret, tefie eodem Carpzovio d. P. 3.' Qu. 124. nn. 53. ff 54. Zo zal nog de occultatie en verberginge van Beklaagdes zwanger zyn, nog hare vorige inficialie en ontkentenis, dat dit kind het  784 Pastis Quinto het hare niet was, aan dezelve hier omtrent, immers niet ten fine van torture, kunnen prejudiciëren. Ter oorzake zy almede confelfeert, zulks gefehied te Zyn, omdat eensdeels geen geld had, om de boete te betalen, en ander sdeels, om de fchande te ontgaan. Welke redenen, ob quas infantis expofitio quidem excufatur, per rationes apud Schralfert Confil. P. 1. Conf. 9. nn. 29. cïf 30. aldus in cas fubjeéf zeer aanneemlyk zynde, daarom ook die variëteit en onkentenis geenzins fufficient , óm daar op een fcherp exaI0, men te decreteren, v. Carpzovium d. P. 3. Ou. 120. nn. 72. fffeqq. ff Farinacium Pr. Crim. Lib. 1. Tit. 5. Qu. 52. nn. 6. ff 8, ib. all. Behalven , dat, alhier mede geen variatie in 't nomineren van de perzoon , et ita circa ipfum prcefuppofiti incejlus delicïura, maar alleen circa qualitates ff circumjiantias delitïi. v. Schrajfert d. Conf. 9. nn. 48. ff 49. te vinden zynde, de Beklaagde altyd by haar eerfte zeggen heeft geperfifteert, dat zy hem niet kende. Den eifch tot de torture aldus, by manquement van genoegzame ÏI> indiciën, voorby gegaan zynde, hebben wy ons verpligt géagt, de "' Beklaagde in die by 't diclumfententice gemodereerde boete en eventuele relegatie te condemneren, als waar toe dezelve niet fimpliciter, volgens 's,LandsPlakaten,met 25. guldens,tegenshoererye geftatueert, maar met een vry hogere pecne , arbitrio Judicis , naar ons. Landregt Tit. n. Art. uit. g'exaggereert, punibel, heeft moeten g'extendeert worden, zo wegens haar bekende proftitutie aan een onbekend perzoon op s' Heeren wegen, als ter oorzaak van haar onvoorzigtig, en allenthalven gevaarlykkramen, voor haar zelfs en haar kind, buiten communicatie en afliftentie van yemand, onderftaan. Als zynde uit de ervarenheid bekend , dat alle deze ongewol2, ne handelingen en verbodene acfens van een dodelyk gevolg, 't zy voor Beklaagde zelfs, 't zy voor haar kind, hebben kunnen zyn; Weike derhalven, als ftrydig aan en tegens die inde Ibcieteit gereguleerde manieren en middelen, ten hoogften ftrafbaar zyn, arg. L. 38. §. 5.#. de Posnis. Wy  C o n s. LXVIIL 78y Wy hebben egter tot geene zwaarder boetftraffj kürJhëa inclineren , dan tot de civile aaiende, en die in eventwn tegens de Beklaagde geftatueerde temporele relegatie. Terwyl, in cas zelfs , wanneer haar kind in puerperio, ex ejus imperitia aut negügentia, quid agenda, ff partui debito mo ia mm fub- 13. veniendo, was geftorven, geene andere ftraffe tegens dezelve, als caufam mortis, plaatz zou hebben gehad, dan een fuftigatie, ofte ten minften een eeuwig banniffement, vermogens dien zelfden Carpzovius d. Pr. Crim. P. 1. Ou. 15. nn. 43. ff feqq. Quando vero ( zyn 'sMans eigene woorden n. 48. aldaar) de culpa muiterts, neque ex ejusdem confeffione,neque ex infpetlione cadaverts, aut alusjignis infallibilibus conjlat, turn Judicem ad fcjstiga- r4tionem, feu relegationem perpetuam tut'ö pervenire non po/Te dixerim, ut maxime graviditatem, nee non ipfum puerperium muiter celaverit. Etfi enim (vaard hy n. 49. voort) boe cafu, quo muiier fola,remotis ahts mulieribus, in puerperio laboravit , infans culpa Matris mortuus prafumatur ex fola tarnen hac prcefumtione pcena corporis afflicliva imponenda non efl Ideoque (beiluit hy) puto, boe cafu pcenam temporalis relegationis fufficere, eamque Jil dicem mulleri, quee, graviditatem occultans, in puerperio Jola laboravit, tutb indicerepqfji. Hier van dusdane ftrafbare negligentie, welke direfte oorzaak tot dodmge van het kind zoude hebben kunnen geven, niet gecon- 1 e fteert, maar ter contrair des Beklaagdes vlyt, zo in 't fchoonmaken en kleden,als oppappen van 't zelve, ex aftis gebleken zynde, zo heeft Beklaagde, onzes bedunkens, met geene hogere ftraffe, quod fcilicet puerperium occultaverit, ff, remotis muiier ibis, pepererit, kunnen gepunieert worden. Waaromtrent geene zonderlinge reflexie gemeriteert heeft, „ dat Beklaagde op gemeene wegen zig aan een onbekend perzoon „ overgegeven heeft, en haar daar van vleefcheiyk heeft latenge„ brinken; Cum eo cafu Jure Saxonico muiier, palam fe profiituens tantum relegatur. v. Carpzov. all. Pr. Crim. P. 2. Ou. 70. n. 17. ff quidem pro tempose, ob ratt. nn. feqq. Ggggg Wet  ƒ86 PartisQuintve Welke ftraffe egter zomwylen met een geeffelinge kan worden verzwaard, fi nimirum meretrix nuda in viapublica, & conlpettumulto> *7' rum fiefie juveni profiituerat , cumqueillo publice rem veneream exercuerat.v. Ibid.n.31. . Omdat dezelve niet, als dusdanige pubiycque hoer, qua pu„ dicitiam inpropatulohabet, vel ( ut verbis c. 16. Dijt. ^.utamur} l8, ma muhurum libidini pat et, zal kunnen aangemerkt worden , als zynde ons van derzelver kwaad ofte oneerlyk gedrag, met meerdere perzonen, als dezen , «9 aStiS niets gebleken. Veelminder, dat zy, zonder onderfcheid, zig aan een yeder op gemeene wegen zou gepraefenteert ,ofte met dezelve vleelche19- lyke eemeenfchap gëexcerceert hebben. . Waarom wy, in benigniorem portent, met eene excluhve.interprcetatie van alle doleufe voornemens, ex vita anteaSta , qua Ju20. dicem fape movet ad mitigaiionem, genegen zynde, haar onvoorzigtig en oneerbaar gedrag alleen maar hebben willen ftraften, als by de fententie, boven en behalven de condemnatiein de kosten en mifen van juftitie, perDD. citatos, d Speidel. in Bibhotb. Jur. Tom. 1. voc. Expenfia §. 4- Paê- i°72- LXIX. ADVYS INSTRUCTOIR. Wanneer , en in welke gevallen een gewondede aan die , aan hem geïnfligeerde, dodeijke, ofte niet dodelyke wonde word geoordeeld geïlorven te zyn. ? Ubi I. De fuga. II. De defenfione ex carcere.  C o n s. LXIX. 787 III. De confejfione qualificata. IV. De tortura. V. De neceffaria mlmrati vel occlfi infpedïone. VI. Welke wonden per fe} en welkeer accidens lethaalzyn ? VIL Van de tranfaclie ofte moetzoeninge met het naafte bloed van den nedergetlagencn, en van de ruiminge van jaar en dag. SUMMARIA. 1. tJiifioria faSti. 2.3. *■ * Waar op hec jus gêappli- ceert word. 4. Het is niet raadzaam voor een Beklaagde, zig ex carcere te defenderen; zonder, dat hem de Vlugt aan zyne innocentie nadelig is. j. Ex confejjims qualificata neminem ad mortis Jüpplicium condenman oporUt. 6. n. Defenfie, tegens een aggrefeur, tempor e noëturm, remotis arbitris , voorgevallen, kan met conjecturen en' praïfumtive hulpmiddelen bewezen worden, v. n. 12. 7. Waar in de kentekens van een defenfie, arbitrio Judicis overtelaten, beitaan ? v. b. remiffi-vè, waar van eenigen ex faSto, als onder anderen ex vita antea&a, zyn opgeteld ««8. 9- & fS- IO. 14.. Wanneer, propter ortam in continenti rixam, provocationem, fubfecutdpugnd, .een dm! nietprajfumtyf is? ' it. 17.19. Een Beklaagde, zyne genooddrongene defenfie preejumtive bewezen hebbende, kan met de torture, ad confejjionem puram & fimplicem, niet bezwaard , maar nogtans, ob bomicidium, wel extraordir.arié geftraft worden. 16. Welke egter zou plaatz hebben, wanneer de probatio defenfionis ten eenemaal zou mogen ontbreken. 18. Wanneer, en in welke gevallen de torture, in cafu bomicidii, qualificatè d reo confcjji, plaatz heeft P zie hier, cum diftinStione inter perfonarum qu alit atem, famam, mores. 20. Waarom een extraordinaire ftraffe voor een eed van purge preferabel; 21. En tot den lyve niet extenflbel is r" 23. Wanneer een ordinaire ftraffe plaatz heeft, of niet? 23. Of een wonde doodelyk is ? word 'er vooraf in fpcwi". '\ i:, Ggggg 2 exa.  788 PartisQvint/e Gezien , geleezen en gëexamineert zynde by ons ondergeiz: Regtsgeleerden de Informatien , eerft by een WelEdelen Gr.Agtbaren Gerigte der Stad Zutphen van Stads wegen op den 24.Auguftus,4. en 7. October, en vervolgens by een WelEdelen Ge- examinatie noodzaaklyk vereift. Add. nn. zy. 28. fi?*44- 24. Dezelve niet, naar behoren, in . agt genomen zynde, kan een betigte ad mortem niet gecondemneert worden. s6. De wonde niet doodelyk bevonden zynde, word de gewondede geprscfumeert, niet ex vulnêre geftorven te zyn. v. nn. 38. fi? 39- «7. In welk geval dezelve niet ordinand , maar extraordmarid pcena geftraft word. 28. 33. Welke wonden doodelyk, en niet doodelyk zyn ? 29. Hoedanige voor doodelyke gehouden worden ? 30. Vermits degenczinge daarvan niet altoos onmogelyk is, waar van nn. 31. fi? 32. twee gevallen bygebragt worden, behoorde overzulks de dader, wanneer de gewondede daar aan geftorven is, niet met de dood ftraf baar te zyn. 33. 45U Befchryvinge van de niet doodelyke wonden. 34. Omtrent de per fe doodelyke wonden, worden eenige toevallen vereift. . 35. Applicaiïo ad cafum fubje&uu 36. De tyd, binnen welken een gewondede geftorven is, word verfcheidelyk by de Doctoren aangemerkt; 37. Dog de redenen daar van s-yn op gifllngen , niet voldoende tot de ordinaire ftraffe, gegrond. 40. 41. 42. Mcrs, licet ex nimis copiojafanguinis effufione, quam Cbirurgvs Jiftere nequivft ,provenire poterit, inde tarnen non fequitur, vulmts perfe lethale fwjfe , nee vnlneratum Jlatim po% acceptum vulnus mortuum ejje. Add. nn. 43. fi? 46. 47. Een wonde per accidens \ethaal geworden, kan het gevolg daar van den overledenen, en niet den Beklaagden gëimputeert worden. 48. 49. In welke gevallen de tranJaStis ofte moetzoeninge met des overledens vrienden , en ruiminge van jaar en dag , naar Landregten, niet noodzaaklyk gëoordeeld word? 50. Deannaleabfentie vooreenen, die cafu ƒortuito, vel necejfaria corporis 'defenfione, yemand gedood heeft, 'is haren oorfprong fchuldig aan'; de wetten van Athenen. 51. Of, ronder moetzoeninge, een doodflag remiffibel is, en hoedanig dezelve gefchieden moet? v. remijjivè.  Cons. LXiX. 789 Geftrengen Krygsraad aldaar op Jen iï. dito maands October des gcpafleerden jaars 1754. refpective genomen,over en terzake van den fugitiven en by fuccesfive actens van den 16. 30. October, 13. en 27 November ingedaagden Gerhardtts De Jonge, Canonnier in de compagnie Artillerie van de Capitein, J. Van GJabbeecq, voorts die daar op, na voorgaande by welgcmelden Krygsraad verleende defenfie, en termynvan twee maanden, namens de Moeder, Zufter, en verdere Bloedverwanten van dezen abfenten, in datoden 21. April dezes jaars 1755. ingediende Deductie, ofte defenfioneel gefchrift, door derzelver Advocaat, Mr. Joh.Andr. Hultman, in dezen pro ftilo ondertekend, en met verfcheide documenten fub Litt. A. B. Ci°. C20. C3°. D. E. E. ff G. bekleed, waar uit, en uit de verdere producten, ons door Heeren Gecommitteerdens van den WelEdelen Geftrengen Krygsraad, volgens refolutie van 25. dito maands, ten fine van advys, ter handen gefield , is gebleken; Dat den Ingedaagden, met en in gefelfchap van anderen, in de nagttyd tuffen maan-en dingsdag,op den 12. en 13. van de laaft; gepafleerde maand Auguftus, in deZutphenfche kermis week, zig l' heeft bevonden ten huize en in de herberg, 't Rode Hert genaamd, alhier binnen Zutphen op dc Nieuwftad ftaande en gelegen : Dat, denzelven in compagnie met eenen Jan Adolf Gregoire, Soldaat in 't regiment van den Heer Generaal Majoor Fan Randwyk, daar ter plaatz een halfuur tezamen vertoefd, en een kan biers gedronken hebbende, zy van daar uit het huis zyn gegaan; Zonder, dat van eenig verfchil tullen haar lieden , gedurende het verblyf op de kamer aldaar, en in dat huis, gehoord, ofte daar van te voren gebleken is : Dat, na verloop van ongevaer een half uur, dezen Soldaat, Jan Adolf Gregoire, weder aan en in voorfz. huis en herberg is gekomen, en door hem de onderdeur, die toe was, geopend, fmytende, zodra in 't voorhuis was gekomen, aldaar zyn degen op de grond: * Dat hy, voort daar na zig hebbende omgekeert, en tot buiten de deur op dé ftoep gegaan wezende, genoegzaam aanftonds in't voorhuis agter over nedergevallen is, zeggende, ik worde fiaawx: Ggggg 3 Dac  ypo Pastis Quint/e Dat den zeiven, daar op door eenige perzonen in de keuken gebragt, by den Chirurgyn, Cbriftoffel Èmoud, verbonden, en, na't leggen van 't verband, op een ftoel gezet zynde, aldaar, nadat nu en dan om water geroepen,en daar van twee ofte drie glazen gedronken hadde, in een quartier uurs geftorven is: Dat uit d' Informatien van den 4. October fub N. 4, vanevengemelden Chirurgyn Emond van Gerigts wegen genomen, en by den zeiven eodem dato géattefteert, ons alwyders is gebleeken, „ hoe dat iiy, dezen gequetften Soldaat hebbende verbonden, en „ het bloed geftild, bevonden heeft, dat hy een fteek in óeregter bil „ door en door gehad heeft,waar door,naar zyne meninge,een „ grote arterie zou moeten gequeft zyn, omdat denzelven, voor „ dat hy Chirurgyn daar was, en het verband gedaan hadde, reeds „ zo veel bloeds was kwyt geworden, 't welk hy dodelyk ag„ tede: Dat almede en vervolgens uit de atteftatie van den Chirurgyn Majoor Befcke, fub Litt. E. ter voorfz. Deductie gëappliceert, en op den 31. Maart 1755. afgegeven, is gebleken, dat,tervoornoemder tyd en plaatze geroepen en gekomen zynde, het lighaam van den bereids geftorven Soldaat Gregoire heeft gevifiteert, en bevonden,, dat het linker dyebeen, van de heupe totover het knie „ ontbloot, fterk met bloed befpat, en, omtrent een handbreed „ over het knie meteen lynwaten doek omzwagteld,van'sgely„ ken met bloed doordrongen was; Zonder, dat hy daar over, vermits zyn vertrek, om daar van kennis te geven , nader fchouwinge en onderzoek gedaan heeft, doordien het dode lighaam voor zyn wederkomft airede van daar weggehaald en begraven was. Daar by doende, dat hy van vorensgemelden Chijl. Emond, die zig voor Chirurgyn uitgaf, en welken hy niet kende, hadberigt ontfangen,, dat deze wonde in de circumferens ,en wel voor„ naamlyk aan de binnenzyde der dye, welke met het windzel „ bedekt was, hadde de gedaante van eene met een regtgeftrekte „ puntige brede houwdegen geftoken wonde „ daaruit, en uit zyne  C o n s. LXIX. 79* nemomentale infpeétie infererende waarfchynelykeblyken„dat „ men de lethaliteit dezer wonde niet abfolute, of per Je moet aan- merken, omdat, wanneer ( zegd hy voor reden ) een kundig „ en gëoeffend methodycq Chirurgyn praefent ware geweeft , • „ men vermoedefyk door een behoorlyke aanleg van een welge, conditioneert tourniquet de dodelyke bloedftortinge had kun„ nen fluiten, en den gewondeden redden. De zake aldus in faHo gebeurd, en door geene extrinfycque preuves, nog coiifeiüe, ofte accufatie van den gewondeden Jan 2. Adolf Gr e goir e gebleken zynde, hoedanig zig dezelve toegedragen, ofte door wien hy deze wonde bekomen heeft, dan door de gequahfkeerde confeftie van den ontvlugten en ingedaagden G er ar dus De Jonge, by de volmagt fub A. en deszelfs Deductie omftandig tot zyn verdediging enonfchuldgedetailleert,engëadminiculeert met de eedelyke kondfchap fub D. zouden wy in jure het daar voor houden, dat voorfz. Parthyen, zonder eenigquerel of difpuit, uit de herberg te zamen buiten anderen gaande, op de ftraat, zo niet door provocatie en aggresfie van den Soldaat Jan Adolf Gregoire ( als door den Canonnier, Gerardus De Jonge, gezegd en voorgegeven word ) aan maikanderen, niet ver van daar, zullen geraakt, en in een ongeprasmediteert rencontre deze wonde door den haften aan den eerften toegebragt zyn. Dat wy derhalven , op al 't geen voorfz. in zyne omftandighe- , den, gevoegd by des Ingedaagdens fub F. verklaard irreprochabel gedrag en levenswyze, gelet, en in 't byzonder mede overwogen hebbende, dat niet alleen nergens de authore vulneris,dmuk die door den Ingedaagden, ad fui defenfionem, zelfs gedane belydenis, veel minder de lethalüate vulneris per ft, gebleken zynde, falvo meliori, zouden van advys zyn; „ Dat by definitive fententie van een WelEdelen Geftren„ gen Krygsraad , om voorfz. en andere redenen, mede van die 3. " JubG.daar op gevolgde moetzoeninge, den ontvlugten Gerar- dus De Jonge over het gelibelleert geval en g'infligeerde won. „ de aan de perzoon van wylen Jan Adolf Gregoire, kort na de-: zelve  7Q2 Partis Quint/e „ zelve geftorven, van de ordinaire ftraffe des doods zou behoren „ te worden verfchoond en vrygefproken, dog datdenzelven, „ zig wederom Afterende, niet te min extraordinarié, 't zy met „ eene gewone regiments ftraffe, ofte ook metincarceratie voor „ eenige weeken ofte maanden, diende gecorrigeert en geftraft „ te worden. Aldus by onsondergefz. gëadvizeert binnen Zutphen den 23. Mey 1755- J. SCHOMAKER. T. GUTBERLETH PLEGHER. De redenen, welke ons, om aldus te advizeren, bewogen hebben,zyn, onder anderen, de navolgende. Wy hebben in d' eerfte plaatze moeten aanmerken, dat ons nergens ex aiïis gebleken, veel minder eenig legaal bewys -voorgekomen is, dat de Beklaagde, Gerardus De Jonge, ter gelibelleerder tyd met den overledenen Jan Adolf Gregoire zoude handgemeen geweeft, doorhem in een onderling gevegt gequeft en dus oorzake van des zelfs dood geworden zyn, 't welk egter, naar alle goddelyke enwaereldlyke regten, als de'ziel van civile, en voornamen lyk van criminele proceduren, vereift, middagklaar moet bewezen worden. Het tegendeel zou kunnen opgemaakt worden uit hun beider gedrag, en vriendelyke verkeringe, zo gedurende hun verblyf in de herberg van 'i Rode Hert, als by het vertrek en weg gaan van daar, gelyk te zien, getuigd, en gebleken is by d'Informatien van den 14. Auguftus 1754. fub N. 3. & Litt. C. Zulks, dat de Beklaagde, over dit geval, in den nagttyd, nemine prcefente & vidente, gebeurd, door den overledenen, nog voor, by, nog na het verband der wonde, befchuldigd, en ingedaagd zynde, daar over in contumaciam zo weinig, als in contradictorio, by  C otrN s. LXIX. 793; jy comparitie en inficiatie, had kunnen ordinaria pxnu mortis ge-. condemneert worden, ongëagt zyne daar op gevolgde retraite en ^ abfentie, welke yemand, uit vreze, en tot voorkominge van perzonele inquifitie en incarceratie, kan en mag nemen, en hem buiten dezelve laten verdedigen, zonder zig daar door aan het crime zelfs fchuldig te maken: Fatuus namque videretur , qui fe periculo exponeret, ffpotius ex carcere caufam dicere, fuamqite innocent iam probare mallet, tejlantibus nobifcum DD. citt. apud B. Carpzovium Pr. Crim. P. 3. Qu. 120. nn. 60—-69. Recle itaque rogat Cl. A. Matthaeus in Tr. de Criminib. Lib.,48. Tit. 16. Cap. 3. nn. ly.Qjris enim ignorat, fugere etiam innocentes? Waar uit wy derhalven in de tweede plaatze tot zyne veronderftelde en vermoedelyke ónfchuld hebben moeten aanmerken, dat de Beklaagde door deszelfs confeiTie, qualificatê daar over gedaan , geenzins mag geprsefümeert worden, animum vulnerandi, veei minder propofitum occidendi , ofte op voorgaande overlegginge defangfroid gehad, en, by nader gevolg ook niet ,propter fubjcattam vulnerati mortem, het leven verwerkt tehebbïn. 'Nunquam condenmandiim effe reum.homicidü ad mortis fupplicium ex confeffione qualificata, trad.it ff probat, prester Mascardum de Pt oba- 5. tion. Vol. 2. Concl. 868. n. 7. Carp.zovius Defin. Forenf. P. 4. Confl. 8. Def. 2. n. 1. ex Fabro in Cod. Sabaud. Lib. 9. Tit. 10. Def. 5.'ff 6. Schoon hy ook de aggreflle, en de daar tegens voorgewende defenfie en deszelfs moderatie niet, naar behoren, bewezen had, na- 5. dien dezelve ook, en wel dies te meerder in cas fubjeét, daar dit gevegt, tempore noSlurno, ff remotis arbitris, by een apparënt rencon: tre voorgevallen is, met conjecturale en pradumtive hulpmiddelen, volgens de criminele Conllitutie van Keizer Karei V. en aldaar Art. 143, kan geprobeert worden, Eji namque prcefumtio ( ah Carpzovius. d. I. n. 4. ) contra occidentem, quod adverfarium fuum dolofe occiderit. Quidni ergo pro eo qiwque imperfeClj ,ff prcefunitivaprobatio admitteretur ? alwaar hy in 'tvervolg,me: auctoriteit van Regtsgeleerden, en ttnvov ad Hhhhh ' ' fü.  794 PartisQüinta fupracit. fuam Pr. Crimin. P. i. Qu. 33. nra-49- & Ml de faveu' ren eener defenfie zeer hoog uitmeet, dekentekens daar toe aanwyft, en zelfs verzierde en onvolmaakte bewyzen toelaat, welke alzo,propter varietatem ff multipücitatem faclorum ff circumfiantiarum, naanwlyks te bepalen zyn, zo moeten dezelve aan het omzigtig en regtkundig oordeel des Rigters gelaten worden, juxta all. Art. 143. Onder welke, om niet buiten de hypothefe te gaan, voornamenlyk mede gehoord, dat beide Parthyennooit te voren,nog8- te ter gearticuleerder tyd en plaatze, eenigverfchil gehad hebben, relatie tot d' aangetogene Informatien fub d. N. 3. 6? C. 2°. Dat, ten refpeótevan des Beklaagdens irreprochabele conduite, niets nadeligs voorgebragt, maar ter contrair daar van ter Deductie fub Lilt. F. getuigd word „ dat hy niet alleen, als Canonnier in die „ compagnie Artillerie,federt 1749- tot 1754- inaIle opzigten „ zyn dienft, naar behoren, behartigd, het geen gedaan, dat men „ van een braven en eerlyken Canonnier verlangd, en zyne Of„ ficieren een volkomen genoegen gegeven heeft, maar ook dat „ hy,. alsOppaflerby denLieutenant der compagnie, zig in die „ voorfz. jaren altoos in alle zyn doen, leven, en wandel, trouw en eerlyk, gedragen, en in alle opzigten genoegen gegeven heeft. Uit kragt van dit zyn vorig gedrag en le vens-wyze^, gevoegd met het eerfte, exprceterita partiitm converfatione, ab omni ritea ff mimicitia aliend, gededuceert, hebben wy vermeind, dat zyn voorgegevene onfchuld.op des overledens invafie en infukatie tot zyne verdeding fteunende, alhier in confideratie behoorde te komen, v. Clafen in Comm. ad d. Conji. Crimin. Caroli. V. all. Art. 143. Lilt. e. Nam ex preeterito argumentum ducitur in prcsjem, ut, qutbus 9. moribus aliquis antea fuerit, iifdem adhuc prceditus effe preefumatar, ff qui antea fuit pacificus, etiam nullas rixas mme concitajfe prafurr.itur —■Unde injuriandi animus aut dolusnon prafumi debet in eo,qui injurias inferre non er at foUtus — Et ea ratione is, quibaSlenus efibomce vila. non prafumitur aggreffbr,zyn de woorden van gez. Au- theyr  C o n s. LxlX. 795 theur,daar ter plaatze Litt.ct. met gezag van Doctoren géfterkt. Addacur S. Stryckius DiJJèrt. Francof. Tom. 3. Diff. 4. de VïtaAn. teaéla Cap. 4. Waar by, ob favorem innocentice, tot exclufie van des Beklaagdens kwaad voornemen, 't zy tot een duel, 't zy tot een gepraemediteert rencontre gefchikt, nog komt, dat het eerfte, dejicimtibus ad ver urn duellum requifitis, zomin plaatz kan hebben, als het tweede, non prohata prcecedenti rlxa, gelyk'teen en'tander betoogd, en te vinden is in des eerftens Advizeurs Confl. ff Refp. Juris P. 1. Conf.61. nn. 2. 3. ff 4. q. r. Waarom wy het daar voor zouden houden, datParthyen, kort na het gaan uit de herberg, onderweegs omtrent de Nieuwftads kerkhof, daar by gelegen, woorden gekregen hebbende, incontinenti ff ex improvifo, aan malkanderen zullen geraakt zyn, gelyk de Beklaagde heeft doen poferen,, dat hv,naar zyn kwartier wil„ lende keeren, door den Soldaat Gregolre eerft met woorden „ daarna, met het Haan van zyn degen over hoofd enfchouders, „ aangevallen, en genooddrongen geworden is, hem met zyn „ zydgeweer te verdedigen, enz. Offchoon nu dit voorgeven niet bewezen word bevonden, zo zouden wy egter, om vooraangetogene redenen , in een tyd en om- j j ftandigheid van zaken, als deze, wanneer men geene getuigen kan by de hand hebben, daar aan eenig regtelyk credietmogen geven , en den overledenen voor provocant en aggrefieur agten. v. Cnifius de Indic. Delict. P. 2. Cap. 27. nn. 10. ff feqq. En wel te meerder zou dit waarfchynelyk kunnen géinfereert worden uit de woorden, die toen ter tyd tuften deze digladierende Combattanten voorgevallen,en door den Doodgraver, Jan Brinkhof, welke, by de Nieuwftads Kerk wonende, en des tyds eenig gerugt vernemende, opgeftaan was , gehoord zyn. Daar in beftaande, dat door eene derzelve, hem nogtans onbekend, is gezegd, ik heb genoeg; endoor den anderen , hem mede onbekend, g'antwoord, daar hebt gy het nu, relatie tot cics-. zefts eedelvke verklaringe fub Lii:. D. Art. 5. ff 6. " Hhlihh 2 Al-  7p6 P A R t I 5 QüINT/E Alhoewel daar by niet getuigd word, wie van beiden deze woorden gefproken heeft, zo zouden wy, gelet hebbende op derzelI2' ver beloop en gevoeglyk gevolg van die by den Soldaat ontfangene kwetfure, d' eerfie aan den zeiven, en de tweede aan den Beklaagden,volftrekt moeten toefchryven; Als dewelke daar door aan hem heeft willen voor ogen ftellen de gevolgen van zyne moedwillige provocatie en ftrafbare aggrelfie, welke, volgens hetbewezene fub Ci°. ff Litt. F, op den Beklaagden, ten ware men de zin en natuurlyke betekeninge dezer uitgefprokene woorden geweld wilde aandoen, geene convenabele applicatie kunnen hebben. Doordien dezelve, behalven vorensaangeroerde redenen , ex infpeclo vitce pritcedentis ailu, de quo inL. 3. §. 12. & L. 5: ff.de Re *3- Milit. voor een prtefumtive exclufie ab aggreffura gehouden worden , qiiod, licet liquida hoe confiare non pojftt, argumentis tarnen cognofcendumefi,&fi bonus miles antea ceftimatus f uit,prope eft,ut adfirmationi ejus c'redatur, zyn de woorden van Arrius Menander in d. L. 5. §• 6. Eodem, wel en te regt by des Beklaagdens Advocaat aangehaald, waar toe, en tot de andere aannemelyke gededuceerde vermoedens van onfchuld wy ons kortheidshalven gedragen; En uit A. Mattbceus de Criminib. Lib. 48. Tit. 5. Cap. 3. n. 8, gevolgd by J. Brunneman Tr. de Proceff. Crimin. Inquifit. Cap. 9. n. 62. alhier met applicatie op het gelibelleert geval, by exceptie van hef aldaar even vooraf gaande cas van het by eenprovocant en geprovoceerde ingegaan vrywlllig fingulare certamen aut duellum, moeten aantekenen, en zyne woorden d'onze maken; Sanefi (zegdhy) in continenti ortarixa, alter calow iracundice provocaverit, alter eodem fervore in pugnam defcenderit,^ a pcena gla4" dii excufari Me poterit, qui crebris adverfarii injuriis ita exacerbatusfuit, ut fiftinere diutius colleftam irce vim nequiverit. Invoegen wy in deze favorabele circumftantien, voor des Beklaagdens defenfie allenthalven militerende, hem van de ordinaire zouden moeten, dog niet van de extraordinaire ftraffe mogen vry ibreken, omdat, non obftante hoe ex continenti inito certamine, ner- gens  C o n s. LXIX. 797 gens ons voorgekomen is d' onmogelykheid, om dit imminent gegevaar en aanval van zyn Tegenparthye t' ontvlieden; Zonder, dat wy den Beklaagden, zyne defenfie , fi nonplenè, fialtem prafiumtivé, bewezen hebbende, met de torture, adconfeffio- 15. . nem puram&fimplicem extorquendam, hebben mogen bezwaren, als wel in andere omfiandigheden ( daar de probatio defeufionis ten eenemaal ontbreekt, en des Beklaagdens voorgewend moderatnen inculpatce tutidce met geene d' allennintle conjecturen enpraefumtien kan onderfteund worden ) naar de leere van Carpzovius all. P. 1. & Q11. 33. nn. 63. ff feqq. zouftand grypen. Zo en ais dit onderfcheidenlyk by dien evengemeldenCriminalift n. 73. verhandeld, en aanbevolen word, voorzigtig daar omtrent te procederen, en dat alsdan de torture niet aannemelyk is, quan- l'm do pro reo aliqute conjeftwce adfitnt, ex quibus qualitas , confejfioni adjeëta, defenfio videlicet, allquo modo collïgi potefl, tync is arbitrariè potius ob homicidium commiffum puniendus,quampofitorturamplané abfolvendns. Wy zullen ons niet moede maken, de gevoelens van andere Doctoren , of, wanneer, en in welke gevallen de torture*-»? cafu homicidii, qualificaté a reo confeffi, kan gedccerneert worden ? fluksvvy- 1 ^ ze optehalen, maar liever daaromtrent met Habnius in Objèrvat. ad Wefembec. Pa/ar. ad Tit. ff. ad L. Coruel. de Sicariis n. 22, aangehaald by Clafen.add. ylrt. 143.§. 4. onderfcheid maken, inter perfouarum qualitatem, famam,& mores ,an reus fit homo frugi, probus, ff qui haStenus bene fe gefferit? aan welke den eed van purge ,fi vel ex levibusfialtem conjechtiis defenfio doceatur Ty zou mogen gedefereert, en inter hominem mal urn ff improba vitce•-, aan welken, fi probatio pro defenfione neceffaria vel totadeficiat, vel fialtem levis fit, de torture zou moeten gè'appliceert worden. Uithoofde van deze ,zo juridycque, als aequitabele diftinclie, met toepaffinge op die ex fafti fubjefti circumfiantiis voor dezen IQ Beklaagden aannemelyke fufpicien vanonfchuld, is het, dat wy, in mitiorem partem inclinerende, zouden vermeinen, dat den zelven yintegravitce,ficelerifquepurus, metomiffievan depynbank, aiHhhhh 3 Jeea  798 PUTIS QüINTffi leen maar extra ordinem behoorde geftraft te worden, fchoon'er ook al eenige praeftimtien tegens hem mogten bevonden worden, . uti probant Doctores, a mox «raioClafenio d.-Art. allegati. Tot welke extraordinaire correctie en punitie wy dan liever zouden overgaan, dan den Beklaagden, prcejlitó juramentó purga20< tionis , geheelyk van alle ftraffe abfolveren , naar 't gevoelen van veele criminele Schryvers, als onder anderen Mascardus de Probation. Vol 2. Concl. 865. nn. 20-24. Carpzovius P. 4. Confi. 8. Def. 3. n. 5. en verdere aldaar geciteerde Doctoren. Omdat daar door aan geringe luiden dikwerf gelegenheid en vreeze tot meineed gegeven word, als daar ter plaatze n. 7. mede in agt genomen en aanbevolen word. Omtrent deze extraordinaire ftraffe alzo dezelve, naar de wetten en gewoonten dezer Landen ( waar van getuigd word by onzen 2I' provincialen Couftumier L. Goris in Comm. ad Confuet. Velav. Cap. %.An. ó.Glof. 3. n. 4.) niet tot den lyve mag g'extendeert worden, zo hebben wy daarom geoordeeld, dat dezelve in een gewone regiments ftraffe, ofte inhafteringe by den Geweldigen Provooft voor eerfigen tyd zoude behoren te beftaan. Zie den eerfien Advizeur all. Conf. 61. n. 6. Des te meerder hebben wy hier toe, metvoorbygaan eener ordinaire ftraffe, ons moeten verpligt agten, omdat, naar regten, 22, zal dezelve piaatz hebben, zo wel de lethalitatevulneris, als de corpore deïïcii, tefte inter alioseodem Carpzovio Pr. Crim. d. P. i.Qji. 26. nn. 1. éf 2. moet coniferen. Zoodanig,dat daar uit door een tegenredeneringe volgd, dat een gewondede, indien de wonde niet dodelyk geweeft is, daar aan niet geftorven te zyn, kan gepraffumeer t, en daarom ook piet ordinariêpmnd geftraft worden, v. Idem d.Qu. 26. nn. 6. 7. 8.9. fifio. Hieruit is het, dat de wetten, om daar naar te kunnen- juge2„, ren, hebben gewild , dat 'er eene infpectie, vifkatie, enexaminatie vooraf ga, als daar van , en van de daar toe noodzakelyke vereiftens te zien is in de Criminele Conjlitutie van KareiV.Art. 149, bygebragt dooi-meergez. Carpzovius d. Qu. 26. nn. 2o---^o.  C o .n s. LXIX. 799 Welke niet exactejyk ad formam, Lege prcefcriptam, in agt genomen zynde, blykc het overzulks, dat een Rigter uit alzulkeaflertien 2. en renunciatien vanMedicyns ofte Chirurgyns een betigtenietmi nwtem mag condemneren. v. Ibid. nn. 49—-53. Add. Clafen.all. Comm.ad Art. 147. §. 3. Litt. b. c. d. ff ad d. Art. 149. in princ. Zie wyders Fehir.an Tr. de Cadav. Tnfpic. Cap. 61. n. 6. en Alberti in Comm. Mem. ad eimd. Art. 149. alwaar hy uit Stryckius de Jure 2$' Senf. Dijf. 1. de Vifu. Cap. 3. n. 21. tradeert, quod infpettio vidnerati, cadaverifque tante necejfitatis eji, ut,fi ea omijfia fuerit, vel non legitimè facla, adposnam ultuni fupplicii baud pofjit deveniri. Conf. Palentin. in Pandek. Medico-Legal. P. 2. Secl.i. §. 8. Gelyk eenen zodanen in tegendeel', wanneer de wonde niet dodelyk bevonden is, word gepraefumeert, non ex vulnere fed vel 26. è mala cura Medici, vel Cbirurgi, vel malo regimine ipfius cegroti, autalioquodam fymptomate,geftorven te zyn; ita, utpoinagladiiaffici nequeat, quamvis extraordinariè, juxta quttlrtatém deliciï& perfo- 27. nes, puniendus ft. v. DD. apud Clafen. d. Art. 149. in pr.& Albert, ad eund. Art. 149. ubi de iemporc, modo, perfonis, requifuis, ff modis infpeilionis late & exacle agunt. " Om ons niet al te wyd in deze fernie materie "intelaten over het onderfcheid tuffen wonden, die doodelyk, en niet doodelyk zyn, zo a*' en als daar van voorbeelden en kenmerken by de Medicyns en Chirurgyns worden opgegeven; Zo zullen we alleen de noodzaakelyke ofte in zig zelfs doodelyke wonden daar voor houden', welke, volftrcktongeneeslyk zynde,den gewondeden 't leven benerhen, en daar onder ftellen, welke 't hart, *° de herjfens , lever, buik, maag, en andere edele partyen meer, opgeteld by Zacchias in Medico-Legal. Ouceflionibus, ten dien einde door Feitman. d. Tr. Cap. 55. n. 3. enAlberti add. Confl. Crimin. Art. 137. pag. 323. ff 324. gëallegeert, komen tequetfen. Alhoewel wy niet altoos de genezinge daar van, fchoon zeer zelden en moeyelyk,onmogelyk zouden derven ftellen, en, partes 3°* Judicis alfumerende, eenen gewondeden daar aan geftorven zynde, den dader met de dood ftraffen. Want  Soo Paitis Qwint* Want het is 'er ver van daan, dat alle hoofd- en hcriTenwondeirVoltoekt dodelyk zouden zyn en ongeneeslyk. Het tegendeel is ïebleken uit zeker ongewoon, dog genees- en heelkundig geval, te vinden L het eerfie Stuk van 't eerfie Dee derVerhandelingen uitgeXn door de Hollandfiche Maatfichappye der TVetenfichappen te SS alwaar door Dr. M^^W^^^^M de Chirurgyns, Altrogge en Bloem, te C leve, op den 25- September ttc9 BI qa— 101. getuigd word; ' Hoed at oïzelve zeler jonge van een Bakker, twaalf jaren en vier maanden oud door een wiek van een windmolen aldaar, op t 31. S g üTgen, het zyftuk van de herffenpan afgebroken en te gelyk daar door omtrent zes loot heriTens kwyt geraakt zynde, binnen negen weken genoegzaam volkomen genezen hebben waar . ?oe en lot de daar over gemaakte Aanzuigen, uitleverende diergekke gevallen, aldaar BI. 104--1". gë nfereert, wy onswd fei hebben gerefereert,en uit het Byvoegzel vzn'ttweeaeStuk Bh Si^nog daêar toe doen, dat deze jonge, op den ^-September - 1753 flerk van lighaam en levendig van geeft, zonder eemggebrek aan het geheugen, bevonden is. aaAÏfmêedetoêtde, mogelykheid vaneen E?l^JW°^* ' ter zyden geopend zynde, egter genezen is, gelyk de Hutorien 32> van en omu-ent zeker boer , die een mes by ongeluk doorgeflokt rnd opgeven. Addatur Feitman. d. Ir. Cap. 58.n. »• De onmogelyke ofte immers zeldzame genezinge van deze op «ï£S£32S&-wnden in 'tkort befchouwd zynde, worden on- 33- ?rlS^#l|tde ^W^F^f^ïS en des lighaams aangebragt, geneeslyk zyn, als onder anderen, amen SZ ribben, ent. fchoon dezelve, ex varfii caufiarum Turl\ de dood kunnen veroorzaken , iüm ob varia fiymptomata, Mm fcZftum propter ninüam amififi fianguimis copiam. v. Feitman. d. CVd5aa" ^Medicis ff JCtis omtrent d' eerfie valtftel ^ lende dat & eenige toevallen, als voorboden des doods, ineen 34' doodelyk kuetften moeten gebeuren, als brakingen, aanhoud».  C o n s. LXIX 801 ge eener daar op voort gevolgde koortze, en gedurige pyn, enz. En, die niet befpeurd zynde, dat het tegendeel moet veronderfteld, en de wonde niet doodelyk geoordeeld worden; Cum hac ratione fatis probatam effe negativam exalleg.n. 13. tradit. Zie den zeiven Feitman in zyne Aanmerkingen over den Articulbrief 'op de Militaire Difcipline Art. 3. in Notis nn. 88—-97. Deze en diergelyke regten en redeneringen tot het cas fubjeét overgebragt, moeten wy voor den Beklaagden daar uit noteren, dat de overleden Soldaat, in de regt er bil ofte dye gekwetft, zelfs 35naar de herberg gegaan, en weinige tyd daar na ( wanneer een groote bloedftortinge uit die geraakte arterie vooraf gegaan zou zyn) verbonden zynde, moet geoordeeld worden, niet ex vulnere, per fe ff neceffario lethali, geftorven te zyn. Want of wel de tyd, binnen welke een gewondede geftorven is, naar d' uitfprake Van de Medicyns en Rigters, moetin agtgenomen, en daar over by de Uitleggeren verfcheide gevoelens gevon- 3 den worden, als te zien by Carpzovius d.Pr. Crim. P. 1. ff (Ju. 26. nn. 19. ff feqq. daar op onder anderen uitlopende, dat de dood, binnen weinige uuren na de ontfangenequetfurevolgende, word gëagt, ex vulnere veroorzaakt te zyn ; Zo zouden wy nogtans met de Doctoren , by Feitman d. Tr. Cap. 58. nn. 3. 4. ff 5, liever van gedagten zyn, dat alle de daarover bygebragte redenen aileenlyk op giflinge gegrond, en in 37de regtkunde nietaanneemlyk zyn, als dewelke,op vafterc zuilen gebouwd, noodwendig, om tot d'ordinaire ftraffe te komen , vereift een wonde, volftrekt doodelyk, ob rationes, nn. feqq. allegatas. Daar nu geene tydige, nog behoorlyke infpectie gefehied , en by de verklaringe, zo van den Chirurgyn Emond fub IV. 4. als by die van den Chirurgyn Majoor Befeke fub Litt. E. gebleken is, dat 38. de wonde niet abfolute aut per Je lethaal geweeft is, den cerflen voor reden gevende, en voor zeker (lellende „ dat, wanneer in „ tydsde bloedftortinge geftild en belet was, de dood ook niet uit „ de hoedanigheid dezer wonde zou gevolgd zyn, dezelve overlüii zulks  goa PartisQuint* ? zulks aan des overledens verzuim toefchryvende „ ten eenemaal overeenkomende met denrWen,, dat namelyk die bloedftortm, , gevermoedelyk door een gêoeffend Chirurgyn had kunnen ge. !! fluit, en den gewondeden gered worden. Uit welke tweechirurgaleatteflatien, m val ten opzigte van t nn verfchil omtrent het regter en linker dyebeen, en andere vereis39' tens , zouden mogen, naar regten, beftendig zyn, wy, ten aanzien van die by d' eerfie voor 't verband verklaarde bloedftortinge , vergeleken met de tweede, behelzende de met bloed befpatte en doordrongene zwagtels om het gekwetfte been, moeten veronder ftellen, dat de bloedftortinge, of niet geëindigd,of nietnaardekunft geftild geweeft, en by den eerfien, als Chirurgyn, alhoewel daar voor by den tweeden niet bekend, had kunnen belet worden. „„ . , r . „ Waar uit, alzo of per incuriamtf culpam vulnerati, ofperimperitiam Chirurgi, verzuimd geworden is, volgd van zelfs ,quod, heet 4°- mors caufiari potuerit ex nimis copiofia fianguims effufione, quamtbu rurms fittere nequivit, inde nonfiequitur vulnus per fie lethale fuijje; adeo iit'ft ex ea mlneratus mortuus efifiet,nil tarnen inde prcejudic» reo accidifjet, nam de occifio non tenetur, fi vulneratus non advocayit Medicum aut Chirurgum: Paria autem funt, nullum requirere&imteritum advecare; Imperitum vero Chirurgum effe, qui fangmnem non pot uit fiflere,nemodubitat, ut ita in fimili fiere cafiu ratiocinatur fcepel. Feitman all. Tr. deCadav. Infpic. Cap. 55- «• 5- Cm fit aijiciendus Bajardus in Notis ad J.Clari Recept. Sentent. §. Homm- dium n. 150. , . . ' • , Waarom het geen noodzakelyk gevolg is,dat, eengekvvetften datelyk ofte kort na de bekomene verwondinge ftervende, zou 4 moeten geoordeeld worden dezelve doodelyk geweeft te zyn, om dat'er verfcheide oorzaken, by Alberti ad cit. Art. 137. pag. 329. gêenumereert, kunnen zyn, welke de dood verhaaft hebben, waar 42- van een zoortgelyk geval te vinden is by C.lüock. Tom. 3. Conf 193. nn. 0. ff feaq. , , , Alwaar , omtrent eenen gewond, en daarna op de grond neder  C o n s. LXTX. 803 geftort ft:rkgfbloed, en, kort daar op geftorven rynde, gflyk deze Soldaat Gregoire in 't voorhuis van de herberg agter over gevallen is, gèagtword, quod prophiqua caufa lapfus & morris f uit negligentia ff incuria in fiftendo fiuxu fanguinis, waarto.' géboren de gevallen in L. 11.§. 3. ff L. 15. §. i.ff. ad L. Aqniliam. Te regt zegd daarom Alberti mox cit. loco pag. 330. aan h t einde —- Haud enim abfolutam certitudinem de letbalitate vulheris "Judex habere porerit, etiamfi fubita morte leefus extinClus fuerit, 43» ri'fi plane craj]a& Incidenta fuerit lceJioyverbi gratia contorfio capitis, al'fciffio hujus ,vel plenaria ,vel dimidiata , conquaffatiocranii,difcisfio magna petloris, ff enormis pulmonum ff cordis vulneratio, ingens aadominis d'jjèclio, ff inteflinaram extraSlio. Ja hy meend , het nodig en dienftig te zyn , dat, fchoon de Heer Feitman d. Tr. Cap. 61. n. 7. eene chirurgale vifitatie omtrent yemand,door een kogel ofte doodelyk geweer ter neder geveld, 44. ridicuil oordeeld, egter eenen zodanen behoorde gevifkeert te worden, niet alleen pro majori certitudine ad evitandam omtiem objeeïionem ff dubitationem, maar ook ad detegendas omnes leeftonis partes,& introfpiciendas fmgulas cavitates eminentescorporis, omredenen, aldaar vermeld, v. eundem Albert. ad Art. 149. pag. 338. Immers, het zy daar mede, zo als 't wil, dit is zeker, dat de blesfure, ter gearticuleerder plaatze van het dyebeen gèinfligeert, en daar door de grote arterie gevulnereert, niet in en op zig zelfs dode 45lyk is, gelyk, boven en behalven de bygebragte redenen, wetten, en auctonteit van Doel oren, uit en met een bynaar diergelyk geval, als dit is, illuftreert en probeert dukgez. Alberti all. Comm. ad d. Art. 137. in fviepag.^6. 't welk hy in deze termen komt te verhalen. Upificiarius quidam , zegd hy, d pago, bene potatus, redux , fub reditu in rixas incidit, ff vulnere quedam, NB.FEMORiinjlicto, akteria ckurali leefus fuit externa, pojl prodigum fanguinis pro- ^5, flavium, adbibita follicita ope chirurgica , arterie vulneratio coalefcere incboavit ,bcemorrbagiaper plures dies fubflitit: Cum omnes circumftantice in melioiem ftatum mutatce fuerint, leefus Jlricidoris regiminispertafus, caligas induere, ff in domicilio fuo incedere tentans, cffeIiiii 2 cit,  804 Part-isQu, int* cit, ut fub flexione, attracïione, & tenfione femoris tenera £? gracilis cicatrix denuo eruperit, ftupenda hamorragia iterum inchoaverit, qua verè cobibita tumor femoris fanguinolentus ff tandem fphacelus confecuti fuerant, undefua culpa £f impatientia, quifalvari commode potuit, vitam amifit. Zo dat, wanneer deze wonde al peraccidens lehaal mogte geworden zyn, de oorzaak en't gevolg daar van den overledenen 4?' zelfs, en niet de Beklaagden, t'imputeren zou zyn, juxta tradita &? allegata ab eodem Albert. in Jurifpr. Medic. Tom. 4. Caf. 13. 14. 16. fif 19. Om deze , en meer andere redenen, die wy ter zake zeer wel . 0 ex jure door des Beklaagdens Advocaat hebben betoogd bevonden, ' voorbytegaan, zouden wy , indien Rigters waren, den Beklaagden zonder eenige haefitatie van d' ordinaire ftraffe abfolveren, ongëagt ook die fub G. bewezene tranfactie ofte moetzoeninge met des overledens Broeder, Pieter Gregoire, gefehied, waar op zo weinig, als op de ruiminge van jaar en dag by ons heeft mogen 40 gelet worden, omdat, volgens de Landregten des Graaffchaps Zutphen Tit. ix. Art. 22. &f 23, beide plaatze hebbenin een byen zonder ongeluk gedanen dood- ofte manjlag, die alhier niet gefehied, en dus ook niet op den Beklaagden toepaffelyk is. Want, in geval denzelven voor een doodflager in deezen zoude moeten aangezien en geftraft worden, als dan zouden wy van gedagten zyn , dat alzulke moetzoeninge geene extraordinaire ftraffe zou kunnen te weeg brengen, en den Rigter alzo verpligten, van d' ordinaire aftegaan, cum homicida obligatur ad interejje praJlandum püblicum & privatüm. Het eerfie kan aan den Rigter niet, dan doorgelykebloedvergietinge, dat is, door de dood, volgens de Goddelyke uitfprake, voldaan worden; Daar, het tweede een byzonder belang en gemis van 's levens onderhoud voor des neergeflagens Weduwe ofte Kinderen rakende, overzulks daar mede, nog aan den Rigter, nog aandegemeene zake voldaan word. Schoon  C o n s. LXIX. 805 Schoon ook, gelyk voorfz. Landregten Art. feq. 24. mede fchynen te bedoelen, de moetzoeninge Judicis authoritate gelaft, en volbragt was, uti contra malam praxin defendit fupra alleg. Brunneman d. Tr. ff Cap. 9. n. 64. Wy kunnen evenswei niet af, by deze gelegenheid alhier te remarqueren, hoe dat niet alleen de annale abfentie voor eenen, die cafu fortuito ,■ oEte (om met ons Landregt d. Tit. n. ff Art. 22. 5°te fpreken ) door fcbynbaarlyk ongeluk, ofte om zyn lyf noodwendig t' ontweren, yemand ombragte, haren oorlprong, naar allen fchyn, moet geoordeeld worden fchuldig te zyn aan de wetten van Athenen, volgens het getuigenis van den Scholiafles Euripidis ad Hippolytum vs. 35. en anderen aangehaald by Samuel Petitus ad LL. Atticas Lib. 7. Tit. P. §. 9. pag. 615. Maar ook , dat de tranfatlie ofte moetzoeninge , by de Athenienfers omtrent den zodanigen mede plaatze gehad heeft, als dewelke een jaar lang 't land moeit ruimen, en niet weder komen , voor en al eer hy met eene der Vrienden van den neergeflagenen zig verzoend hadde, gelyk getuigd word by Demojlhenes in Oratione in Ariflocratem pag. 414, te vinden by dien zelfden Petitus d. Lib. ff Tit. §. 10. Of nu zonder alzulke moetzoeninge een doodflag remiflibel is, en hoedanig dezelve gefchieden moet, daarover kan in thefi gezien worden Kinfchot in Tr. de Remiff. Homicid. Cap. 13, ver- S1geleken met Feitman over den Militairen Articulbrief. d. Art. 3. m. 14. & feqq- Wy hebben niet te min vermeind, dat in een ander opzigt die fub G. bewezene tranfactie enremiffie eenïgzins mede ineen gunltige overweginge voor den Beklaagden behoorde te komen, zo om redenen van het aldaar erkende voorgevallen ongeluk, uit een rencontre afgeleid, als om die en andere by een WelEdelen Geftrengen Krygsraad geblekene favorabele circumltantien aan denzelven verleende defenfie fubLitt. B. ter Deductie. Iiiii 3 LXX.  8o5 PartisQuint* LXX. SENTENTIE CONFIRMATOIL TXm WelEdelen Geftrengen Krygsraad des Guarnizoens van jL>/.ütphen gezien, horen lezen, en gëexamineert hebbende d • ftukken , informatien, enadtevai indaginge, ter inftantievan Mr Gerhard Haejebroeck, Auditeur Militair, Informant en KJaeer, contra den fugitiven Gradas De Jonge, Canonnier onder de Compaenie Artillerie van den Capitein Glabbeecq, gedaan, ten einde, om zig te komen verandwoorden, wegens zekere doodflag, by hem den 12. Auguftus 1754. in de perzoon van Adolf Gregoire, gewezen Soldaat in 't Battallon van den Generaal Major Baron Van Randwyck, Compagnie yan den Capitem Baron Van Heeckeren, gecommitteert, voorts de fehriftelyke defenfie cumannexis, by den Canonnier Huibert Flory, als Volmagtiger van de Moeder en verdere Bloedverwanten van den gemelden ontvlugten Gm/w De Jonge, ingevolge Haar WelEd. Geftr. verleend appoinaement, ingediend. Den WelEd. Geftr. Krygsraad , alles overwogen hebbende , en gelet op de volgende moetzoeninge met het naafte bloed, en waar op indezen verders eenigzins te letten ftonde, doende regt, hebben met eenparige ftemmen den ontvlugten Gradus De Jon£e over het gelibelleert geval en infhgerende wonde aan de perloon van Jan Adolf Gregoire, kort na dezelve geftorven, van de ordinaire ftraffe des doods verfchoond, en gèabfolveert, gelyk doen by dezen; En des niet te min den zeiven gecondemneert, om extraordinarié geftraft, en wel, wanneer zig binnen vier weken m het Guarnifoen fifteert, omme twee maanden by den Geweldigen Provooft gefteld te worden, en gëmcarcereert te blyven. > Hem wyders condemnerewde in de koften en mifen van jufti- tie' Aldus  Co ns. LXX. «07 Aldus gedaan en gefententieert in den Krygsraad binnen Znt« pnen den 4. Juny 1755. onderjlond en was getekend G. C. V. TILL. lager Jlond Ter ordonnantie van Haar WelEdele Gefit .was getekend GERHARD HAESEBROECK, Auditeur Militair. Accordeert met de originele, Minute, ondes my beruftende. Quod attejlor ». A. WELMERS, Auditeur Militair. F I N I S.  INDEX RE RUM. Aanfpraak. v. Citatio. Hoedanig, naar Lanir. van Tbielre- cn Bommelrevoeerdtn, by aanfpraak te procederen, en of dezelve ook affeEtatis êmaakt? i. Manier van procederen. .. . ,;■ . . ^P»B6n tyi Jé»» f3 Aantekeningen. Van der Kooplieden, Winkeliers en Arnbagtslieden mmwriaie aantekeningen op deuren, in kladboeken, en op kerf cedels gemaakt, z. Kooplieden. Abfentia. Be abfentia annali in Imiicidic. v. Homicidiuin. 'Accrefcendifiis. v. Jusaccreftendi £2? decrefcendi. De pcEBdZe aéït'e gaat niet over 'ad ' heredes Imdentis, nifi in duobus cafibus. c.oo.n.51. Sed aSlio ex L. Aquilia, moribus bodiernis, ad beredes tranfit. eod. n.52. Depopulares atltiones, waar van de Romeinfche Regenten byzonder voordeel hadden, zyn thans hier en elders buiten gebruik, c. 63. n. 17. J)s cumulatione aëlionum. v. Cumulat io. Deprcefcriptione aSbionum. z. Praefcriptie. Of, en in hoe verre actiën, credieten, enz. onder 'tgerede, dan on- ' gerede, gehoren P v. Bonn mobilia § immobilia. Acliofine obligatione non fubfifiit. c. 10. n. 16. Definitie, van eene perfonele en reële aftie , en de reden van deze differente benaminge. c. 12. n. 4. c. 18. nn. 44—47- Quando.aStio realis lucum babet i ^ c. 12. n, 5. Waar in de gewrochten, gevolgen, ei voornaam fte differentien dezer beide diffincte aftien beftaan, en dezelve wyders onderfcheiden worden? c. 12. nn. 2. 6. c. 18. nn. 48. 50. 84. 85. Quando atiio realis, fivepetitor.ia, fivepojjejforia, locum babet, an&? quatenus aftor caveat, neperfonali aStione experialur? c. 18. nn. 49. 64. Het rëeel regt, en de daar uit géborene rëele aftie word verfcheidenlvk, en hoe by ons en anderen genaamd? eod. n.52. Of, en waar in het pus inre, en het jus ad rem, ook jus perfmce genaamd, onderfcheiden zyn , en hoe dit laafte wvdersbv de Nederlanders, Dnitfc'hers, en Franfchen geheten word ? eod. n. 53. Waar in het effett. van reële a£tien en vindicatien, en de daar onder begrepene hereditaire petitiën beftaat' eod.nn. 54.55. Of daar ook onder gehoren zaken van litifdenunciatie en guarand? v. JJtifdenunciotio. Of ook leenen ? v. Feuda. Of ook matrimoniele quajftien ? z. Huwelyk.  I N D E X. -Of* ook arreflproceduren op ongerede goederen ? v. Arreflum. Of en hoe verre erfmtiszaken ? ; z. Erfhuis. Of en hoe verre de rè'ele bypotbe- j . caireaSlienen jücceffien van ongeredt en patrmoniele goederen .? v. Hypotbcca Succesjio. Of ook conünentien der zaken? y. Continentia. Of ook omtrent de provocatien ex ■' ; L. D'ffamari > z. Diffamatie. Of en hoe verre, nopens zulke rè'ele actiën, een privilegium f'ori, ratione perjonce, te pas komt? c 18. n.57. j Of en hoe verre de rè'ele actiën en j ' vindicatien aan den militairen Rigter fubjcct zyn, dan niet? z. Militaire jurisdictie. Wanneer een perfonele actie geene praejudicie aan de rè'ele geeft? c. 18. n. 63. Met welken ingang regtens de rè'ele atJien en vindicatien, volgens ons Landregt, moeten gevorderd worden , en wat daar uit ter verpligtinge van een Oppofant" volgd ? t7 eod. nn. 66. 67'. 68. Van het onderfcheid tuffen het forum, ratione perjonce, 6? rei fitce. ne eod. n. 48. Ur en wanneer een eigenaar het • forum rei fitce mag declineren? z. Inleidinge. Waar door in foro Romano de actiën gëinftitueert wierden |> v. Citatie. En waar door, en hoedanig naar on. ze Statuiten ? z. Ingangen regtens. In actione reaH non tam per ma, \ quam res, in Judicium trabitur. ! c. ip. n. 73, I Ideoque heus rei Jitcs facitfcrum competens. v. Fjruim Of en hoe verre de attio perfona- lis in domicilio conflltuendo. plaata heeft ? v. Dj'nicilium. Actiën en obligatien dilcn en ry- zen, als ebbe en vloed. c. 22. n. 2. En wat tyd daar omtrent , 'c zy die van " verkopinge , ofte" vati naajlinge , nopens de vednir van 'c geld, moet ingezien worden ? ;' v. Moneta. Wat attk, 't zy reëel, ofte perfomei, in mar¥r?è*vin toedel 'cbetmnge in confideratie komt? z. Magefcheid. JBio ad interejje. Wanneer in leenen plaatz heefc 1 ? v. Feuda. ABio Tauliana, add: Debiteur, Defolatie. d'EKcepde, tibi adverfus me non eompetit aéio, word kwalvk ad Actionem Paulianam gebragt. c. 2. n. 25. Waar in het fundament dezer actie beftaat? eod. nn. 7. 26. Wanneer deze actie plaatz heeft, ofte niet? c. 29. nn. 14- -18. En wanneer in cas van een gj^om» reerden, infvlventen, en de/blaten boedel, en aan wierid it ediclum dan competeert? z. Defolatie. ttlio pignoratiiia. An & pro damno &? vrpenfï; cörtt. petit ? v. Expenfce en Schade. "kkkk Jlfo  INDEX. rABio recantatoria. v. lnju- < ria. 'Aditio. De aditione hereditatis. z. Erffenis.. Adminiftrateurs. z. Executeurs en Ontfangers. Adfcendenten. z. Ouders, Advocatus, add. Confulenten, Advyzen. Van derzelver falaris, en wanneer dubbeld mogen rekenen ? z. Salaris. En van derzelver advyzen. z. Advyien. Van der Advocaten en Confulenten interpretatie, v. Interpretatie Advyzen, add. Advocatus. Hoe, en met welk formulier de ou. de Regtsgeleerden gewoon waren, over zwaarwigtige en zeldzame zaken te advizeren? c. 50. n. 6. Waarom de Gerigten in de Quartieren van Nymegen en Velums buiten advys van Regtsgeleerden regt doen ?" c. 24. n. 26. Mfiimaüo. v. Emtio Fenditio- Affectatie , add. Arreflum , ' Citaüo, Inleidinge, Pemdinge. Of en hoe verre dezelve door aan■ Jprnnk in den Twelre- en Bommelrcwacru gëeffisQuéert word? z. Manier vau procederen. Van het regt van generale en fpeciale affecïatieniudefolate boedels, en welke daar omtrent prajferar bel zyn < z. Defolatie. Waar toe op de Protocollen en Re. gifters van affeStatie de gedane cesfien en hypotbecatien aangetekend worden F'v. Cejfto £? Hypotbeca. Van een affeStatie op gerede goe' deren buiten derzelver traditie, v. Bona mobilia & immobilia. Van affe&atien op leengoederen- v. Feada. Van affe&atien uit hoofde van transporten en hypotbecatien. z. Opdragt £? Hypotbeca. Wat en hoedanig effect, een generfl/e -affeüatie en hypotbecatje ■ van goederen, gelegen in zefor ampï, daar geen byzonder regifter van erven is, voor een latere fpeciale van het niet uitgedrukte parceel heeft? 1c. 7. nn. 23. 24. 32. 34. Een fpeciale regijtrature daar van heeft voor een generale plaatz, wanneer twee crediteuren voor en na nominatim op een en dezelve goederen hebben geprocedeert, en affedtatie gemaakt, en dat de laafte daar van de eerfie regiflrature bekomen heeft. eod. n. 34. Hoedanig bet 1. Artikel van 's Graaffcbaps Reglement over d' affectatie van onroerende goederen rroet verftaan worden? eod. n. 35. En hoe, ten aanzien der crediteuren van een infolventen boedel? z. Defolatie. Hoe verre door een gemankte af. fettatie het regt van srcfuftineert legaal bypot' escq nader hekrpsrrisj, en een debiteur daar door voorden Fijcus  INDEX. [ #yc«rgepraïf"ereertword,danniet? v. Hypotbeca. Aggrejfor, add. Provocatio. De defenfione contra aggrejforem, v. Defenfio. Jlienatio. Van de nulliteit van allenatièn, in leen- en hofhorige zaken, zonder confent, ondernomen, v. Fenda en Hofhorig. Van derzeWcr prohibitie by teftament. v. Tejlcmentum. Van altenatü) van tugtgoederen. z. Tugr. Van de aan de Roomfcbe Geeflelyken vèrbo.lene alienatie. z. Geeftelyk. Alimentatie, add. ■ Educa- :' ctie. • '* 'irj' Van der Kinderen aVmentatie, en hoe verre een langftlevende der Ouderen de vrugten en opkomften van der minderjarige Kinderen goed , in compenfatte van derzei■ ver educatie en alimentatie, kan trekken .' z. Kinderen. OjJïrf fub ALIMENTOR17M VOCE- bulo continetur } c. a6. n. 6. En hoe verre der Ouderen verpligte alimentatie de Kinderen ontheft van de collatie? v. Collatie. Allodiale goederen , add. Feuda. , Sedert wanneer alhier de repreftntatie plaatz heeft gehad? c. J3- n. 28. Ambagtslieden. z. Kooplieden. Amortizatie. Wat daar door, of door de dode hand verdaan word? c. 27. n. 12. Of en hoe verre de goederen in manüm mortuam, buiten confent der Staten dezer Provincie, komen , en 'mVrankryk en ditiVederland daar toe de Utterce amor' tifationis van den Vorft van den Lande nodig zyn ? eod. nn. 13. 18. 19. Of, en waarom de drangreden van d' amortizatie der geeftelyke goederen , vry van 's Lands fchattingen , moribus, niet meer van applicatie is ? eod. nn. 16. 17. Hoe ver onder de dode band begrepen worden Catholycque Armen?v. Pauperes. Ampten, Amptenaren, add. Aften van furvivance 5 PojJesfiO. Of, wanneer, en waarom een Propriet ar is voor eenUfufruClaris rot het begeven van ampten prasferabel is? c. 47. nn. 2. 18-19- 21. 26. 33! Temeer, als de eerjle aangejlelde zig in de aStuele poffeffie van dat ampt gefteld heeft. eod. n. 3. Of, en waarom een Officier, door den E;genaar aangefteld, derecredentie toekomt voor een Officier , door den Tugtenaar gekoren ? eod. n. 4. Een twede commiffie van furv'iKkkkk 2 -om-  INDEX. vance ofte expeBance , omtrent ten en het zelfde ampt, contrair aan de eerfte, uitgegeven zynde, word alsdan pro nulla ö* Jubreptitia gehouden, eod. na. y. 8. En wanneer dit te meer plaatz heeft, en dien eerften de recredentie competeert ? eod. nn. 6.7. Wanneer de eerjle collatie boven de laafte moet gelden P eod. nn. 8. 9- 10. Dusdane commiffien zyn, volgens de hedendaagfche pra'cfycq , geoorloofd, en hebben de kracht van een wet. eod. nn. 11. 12. Het Geeftelyk regt, den Tugtenaar de exercitie van het jus patronatus ecclefiftlici ( waar van z. n. 17. ) toeërkennende, komt niet overeen met de gronden der Reformatie, om redenen, met oploffinge der contraire gevoelens. eod. nn. 13. HDe confequentie d jure prafentandi ad jus conferendi gaat niet door, en waarom nier? eod. nn. 15. 16. Of een Snccejjcur in jurisdictione ex titulo fingulari een Officier , by furvivance door zvn Prcedec'esjeur aangefteld, kan ontzetten ? eod. n. 22. Een Officier , door den Tugtenaar gefteld, kan , in cas van indragt , tegen den Heer van de jurisdictie niet ageren. eod~ nn. 23. 24. 25. Qjiare, admijfdprcefentatiane, cum claufula, fine pradudicio juris aitelius, non acqwritur quaji pojfesfio , quoad effeSlum manutent 'onis? eod. n.32. De iniquitate £? reSlo u/u exfpe£t .intiarum, cum d. ff er ent ia, qaoad preefetentiam inter duos Ex- peStativatos. eod. n. 33. Officia, quee funt venalia, ö* ai heredes tranjitoria, gelyk als een aangekogte prcebende of canónicaat, enz. collationifubjacent. c.2y.nn. 1.7. 12. Dog welke van die natuur niet zyn, gelyk de rneefte in deze Provinciën, "worden ook met geconfereert, en waarom niet V eod.nn. 2.3.4.8, Aan deze diftindfie, inter manera venalia, £f non venalia, 6bfteert niet het contrair gevoelen vanzommigen, op byzondere locale wetten of gewoontens gefundeert. eod. n. 16. In hoe verre de Franfche Dotforen voor hen in collatie brengen van de amptenzyn, en hoedanig Voet, Waffenaar, enz. daar omtrent moeten worden verftaan ? eod. nn. 6. 11.13. Officium tranfmiffibile, d Patre emtum, £? cum venia Principis Filio refignatum, non confertur. eod. n. 9. Schoon bet zelve een jaarlykfche gage of traktement opbrengd. eod. nn. 10. i 1. 23, De collatie daar omtrent is odieus, en niet extenfibel, dan daar dezelve uitdrukkelyk, Legis dispofitione , vel voluntate Patris expre/fa, gekift is. eod. nn. 14. iy. ; Quod Statutis £f auStoritate DoI dorum firmatur. eod. nn. 17. 18.19. 25. , Ad excludendam collationem jufjicit  r Ni D E X. - f r't corijetlrir dis Parentu n 'poj Dit-'S. eod. n. 26. En of in;'o-i.]erheiJ d't eenenantter op een gcko^: Sscrctar.aut tpplicabcl is c eod nn. 20. 21. 27. Vun Pr>eflerh;ke en Gsejtelfike a npten, en hoe verre de verkry£:nge , zo daur van,als vaneen . Doctoraat ofte andere promotie tot deze ofre .^enc diergelyke beti en'-ngen van jlud:e rrie jé de co/latie fubjett. zyn ? /. Geeilelyk en Scudien. Wit wyders tot fubfflentie dier colhtie 'van 'c een en nee anjer vereifcht word?, v. CMatio, Anticipatie. De anticipatione termini, v. Terminus. Apanagium. f. Trimogenitura. Apparitor. z. Gerigtsdienaar. Appellalio. An & quatemts chco fententiani, in contumaciam, d Judice incompetent! IMam , necejjariti eji ? v. Contunacia. Aquilia Lex. v. Lex Aqui- Armen. ? v. TauArmcnfiuizen. ^ peres. Arrejlum , add. Bezaath , Tvnra'ic, Ingiro^n'regtens, M'inier van Procederen, Peindinge, Foeibg. ' Wanneer het ex'raor-lina'r middel van arr eji tegen inie.r.ucot'i fiaatz heefs ? e. Co. n. 54. loedanig, naar 'c L^a.re^i uer IV. B ven-ampt en, mèt b'ttzatijige kan en ;iia^.^eprocejeert worden? z. M .n er van pocedcen. Of en hoe vvrrearrL(i. z. Cccfte|yk To^a feudcirut. \. Tewfo. Bona moli:ia & immobilia. Vd$e goederen worden gcrCguleèrü n>lar de wetten harèï fituat e. c. 37. n. 11. c. 38 n.8. tcrede goederen , realiur over- . gegeven, kunnen ob favrem comuvrri van een derden bezitter regular.ur niet gerccl;; meert worden, c. 29. nn. 34.41 46. • Quod-tarnen in nonnull's cfibus ftdl.t. eod.n. 35. - pluribus rred'>tcr'bus Cuncurrenti]vs, » £ re vwbd', qtt' p>gi.us pojfi et, ceffanfe tr V ■ cnu 'cEvel tempor'S. eod. n.36. ■ Zelfs,- wanneer i"n fraa 'em crediUr's fteaüeneercis, duwwodofyertivrfratidis coccus mn fiter't. eod. n.<37- ' Ikt domim'um re;mo'r'l s tradia-, word by den acceptant buiten een 'yjt Jicielë acte gêacquireert. eod. nn. 38 40. 43 D01 in Sivoyen en Btiit/cUand heeft dit geen plaatze eod. n. 39- Een offe&at'p op gertée poeieren van een debiteur, bulten derzelver a£lude traditie is 1 tagtêfoos, en beier den debkeur niet, daar ■ van cejjis aan een derden re doen. cod. n. 51. OndP" er" univerfele drnorrina. tie van 0/ '' gerede woulen obligpi'éri, a&ien , cred'tev, enz.' rret ofte zonder o^dc-nand begre- | pen, c. 56. nn. 1.2. j Waarom cn wanneer k"p''"ten en Mitver/c. ryvin^eu, beleg • op Ou neinL'n vun evn Prpvinqieofte Stad , geiVjeemyk voor tm/no*) J worden geouujen? eod. nn 3. 4. 5. E 'n derde zoort van goederen, heefc by ons geen plaatze. eod. n. 5. Voirneelgoederen gehoren onder 't gerede, eod nn. 7.8 14 23.26. yèn$ derzeivar fficceffie. z. Voor- deelgoedeicn. Gerede goederen, als meubels , iysr.iad, gerede penningen enz. 7yn, ongëagthet bedongen retour by gebrek van inventar 's niai- 'c Nymeegfc'oLandregt, tufienEj;teluiden genieën, eod. n. 44. z. Retour. ■ M r 'bus Gall eod. nn. 5—8. In hoe verre dezelve in praxi bodierna plaatz heeft, en of alle requi-  inde r. rcqu'iicten dnp-orrtrcnt ifrtt behoeven geaoferveert te won t>t;rr? eol r,n 9. 10. li. 21. 29. Encomihïh praxèos c.rca jcduta re cuntüP&tiords benefic nw. eod. rn. 11. 12. 14. O-'cmóo cumulatie'prohihlta een eajir ; cod n 15. Of en wanneer de excepvo ineptce cumulationis, en wel in -vim ditatoriam, kan en moet geproponeert, en met de principale zake mag gecumuleert worden ? eod. nn. 24. 25. 26. Curateuren. Van defolate boedels, z. Defolatie. Damnum. z. Schade. Debiteur, add. Crediteur. Van affeftatienopgeredegoederen van een debiteur buiten actuele traditie, v. Bona mobilialj' immobilia. Hoe lang een ge'obcereert debiteur is en blvft liber rei face moderator {ƒ arbiter ? c. 29. n. 1. Waar toe twee voorbeelden bygebragt worden. eod. nn.2. 3. Van dejohteen infclventedebiteuren, derzelver 'boedels , en het eeen daar roe wvders gehoord, z. Defolatie. A11&qualenus debitcr,ut inmora conjlitvatvr, fit interpellan- ciis1?. v. Mcra. Of enhec verre in froudem creditorum door ele débiteuren Ca gerede poederen rrogen gëaiieneert worden, en wie, phtribus creditoribus ccnci rrevtibus, ramcnlyk die poene , quipigmts poJJidet,óan eerf ander, in re mobili} daar op de voorrang rvééftP v. B ra wro* bdia of imfnob/l n. ■V.n der deb'teurth f eu'teir, cn "bèpalinge nopers het vorderen der renten , her alterum tantum van hct kajitaal excederende. z. Renten. Van der debiteuren gerigMyke verwülekeuvinge van de vervuil nnene parcelen , en of ook verjaren ? z. Verwin. An &? quatenus morojus debitcr, oblato ante J'ententiam debito, in expenfas condemnandus? c. 23. nn.41. 42. Debitum. De debitis conjugalibus, cjf an £. v. Teftis. Van de preferentie van derzelver verdiend loon in defolate boedels. z. Defolatie. Domicilium, add. Burger. Welke vereifchtcns nodig zyn ter onderwerpinge aan de wetten van de locus domiciliil c. 2i.n.2. Waar in het effect van een domicilie , voornamenlyk quoad a£tionem perfonalem, beftaat ? eod. nn.3. 13. Wanneer eèn mutatio domicilii word gepraefumeert, of niet? eod. nn.4.5.6".12. Ex quibus domicilium , vel incolatus probatur ? eod. n. 13. Van het onderfcheid tuffen een Burger, Ingezeten en Inwoner. z. Burger. Of en hoe ver yemand meer, als een domicilie, kan hebben, en , arbitrio AStoris, voor het een ofte 't ander geconvenieert worden? c. 21. nn. 14.15. Of en hoe verre een burger ofte inwoner buiten zyn domicilie kan geevoceert , en van een incompetenten Rigter geciteert worden? z. Evocatie & JurisdiStio. Dominica bona. t. Heeriy- ke goederen. Dominium. z. Proprietaris. Domus. Van het legaal hypotbeecq of etr hoe ver een crediteur wegens een met zyne penningen aangekogt , betaald , getimmert ofte gerepareert huis competeert? v. Hypotbeca. Of en hoe ver kerkbanken en grafplaatzen tot een huis gehoren ? " z. Kerkbanken en Grafplaatzen. Of én hoe ver een ledikant? z, Ledikant. Domus mortuaria, z. Erfhuis. Donatio, Gifte. Van conjugale donatien, en of en hoe ver dezelve oudtyds en hedendaagfch toegelaten zyn , en daar door de liber tas teflandi bepaald word, dan niet ? z. Man en Vrouw. Van teftamentaire donatien. v. Teftamentum. Van 't onderfcheid tuffen gift en tugt.z. Tugt. Of en hoe ver de Roomfche Gee(lelyken by gifte onder de levenden mogen difponeren? z. Geeftelyk. Doodftraffe. Of en wanneer in deliSien plaatz hseft ? v. Delièïum, Homicidium, eo Wonde. Dos.  INDEX. Dos. ? z. HuwelyksDotaJia. f go^. Douarie, z. Morgengave. Duellum , add. Homiddium. Of en wanneer, propter ortamin continenti rïxam cj? provocationefn , fubfecutdpugnd , een duel prsefumtyfis ? c. 69. nn. 10.14. Ecdefiajlica bona. z. Gee- ftelyk. Editfa. v. Leges. Educatie, z. Alimentatie. Eed. v. Juramentum. Eed van purge. v. Juramentum purgatoriumEffejlucatio. z. Opdragt. Egtgenoten. ? z. Man en Ehelieden. J Vrouw. Eikenboom. Van leenprocejjen onder denzelven te Zutphen. v. Feuda. Emtio, Venditio. Of en wanneer eenExcipient, foper zynde, moet bewyzen, dat geene fimulate handelinge dienaangaande met den verkoper gepleegd heeft F c2.nn.20.21. Een verkoper moet het verkogte goed, vry van alle bezwaar sal¬ vorens leveren, eer hy tot betalingedes koopspennings mag ageren, c. 29. n. 55. Of en hoe verre een hypothecair crediteur, als koper van het onderpand , tot de betalinge van den koopspenning verpligt is? z. Defolatie. Van gerigtelyke verkopingen, z. Subhafhtie. Van de koop van een buis en goed, en het geld, daar toe opgefchoten. v. Bona &? Domus. Wat tot perfectie van een koop vereifcht word? c. 22. n. I. JEJlimatio facit venditionem , ita ut resceftimatamaneat damno vel lucro ejus , qui eam accepit. eod. n. 5. Of het pretium monetce ten tyde van verkopivge moet ingezien worden, en van de differente valeur van dien ten tyde van verkopinge of naaftinge. ? v. Moneta. Van den aankoop van vafte goederen door Roomfche Geeftelyken. z. Geéftelyk. En waarom zulks aan Gods- en Armenhuizen , thans niet meer hier geoorloofd is? v. Pauper es. Engelanderholt. Van de klaringen aan het Engelanderholt. c. 35-n.7y. Erfgenaam. Van het onderfcheid tuflên éen gëinftitueerden erfgenaam en legataris met relatie tot de apprebenfie van poffeffie. v. Pojfejjro. Of eo hoe verre yemand, erfgenamen  INDE 28 namen in de op- ofte afjlygende linie hebbende, over zyne goederen mag difponeren? v.Teftamentum. Hoe door de Erfgenamen de geTedene fcbade en koften te refunderen? c. 23^.76. Hoe verre Roomfcbe Geeflelyken kunnen erven? z. Geelïelyk. En hoe verre bare en andere Armen en Godshuizen ? v. Pauperes. Erffenis. Erfenis is geen •winft, en waaromniet? c. 48. nn. 22—28. Van renunciatie van erffeniffen. v. Renunciatio. Wanneer een Zoon de ervenis zyns vaders gehouden word geaccepteerd te hebben ? z. Kinderen. Hoedanig en by wien een ervenis, daar geene difpofitie toegelaten is , moet genoten en verdeeld worden? v. Teftamentum. Of een erfgenaam voor het overlyden van den Tugtenaar de herediteit kan adieren ? z. Tugt. Van hereditaire petitiën, z. Erfhuis. Definitio juris bereditarii, fpeciem domhui continentis. c. 18. n. 51. Van der Roomfcbe Geeflelyken erffeniffen, en derzelver iranfmis- fie. z. Geeltelyk. Van leen erffeniffen, én inzonderheid die van Ouders en Kinderen. v. Feuda. Erfhuis, Erfhuisregt5 Erf¬ huiszaken , add. Erfuiter, m FoffèffU. Naar het Stadregt van de Hoofdftad Zutphen en deszelfs Cancellarye-Ordening, mogen van erfbuiszaken , aldaar voorvallende, dubbelde jura gedeclareert worden , en wel zonder onderfcheid, of daar omtrent ten erfhuisregte met erfhuis-inleidinge isgeprocedeert, dan niet ? c. 3. nn. 12.3.7.10.3P. 43. 44. 45- c. 4. Geheel anders, dan in het Graaffchap Zutphen, alwaar, volgens deszelfs Nieuw Reglement, geea dubbeld falaris mag gevorderd worden, dan wanneer ten erfhuisregte met inleidinge geprocedeer* is. c.3. nn.8 o. 't Welk alleen de Advocaten , voor de Gerigten des Graaffchaps, en niet de Advocaten, voor de Magiftraat en het Gerigte der Stad Zutphen poftulerende, verbind , en waarom ? eod. nn.40.41.4.2. Van het erfbuisregt, en deszelfs ap- en dependentiën, met en zonder inleidinge, word by de respecfive Titels in het 'Stad- en Landregt gehandeld, eod. n. 11. En gaudeert van deszelfs faveuren, zo wel de gene, die zonder, dan die door een inleidinge 't zelve verkregen heeft. eod. nn. 12.22. 23. Erfhuis-zaken en -goederen raken niet blotelings den overledenen, maar ook den lang ftlevenden Egtge-  INDEX. genoot en zyne goederen, in het Jlerfbuis bevonden. eod. n. 13. Een inventaris moet, volgens de by voeginge en veranderinge, daaromtrent van en by het oude Stadregt gemaakt, contineren alle ende •yeder des erfhuisgoederen. eod. nn. 14. 16. Hoedanig gemeenlyk in erfhuiszaken , ten aanzien van het treden van den Erfuiter met des overledens Erfgenamen tot fcheidinge en delinge, volgens den inventaris, verftaan word ? eod. n. ij. 't Erfbuisregt beftaat, ratione formce, alleen in de fummierepoffesfie , en is d caufa finali in de'praftyk der Stad en Graafs. Zutphen gëin venteert, om den lang (lievenden Egtgenoot in het erfhuis te faiferen, nietparticulariter, maar univerfaliter in alle door den overledenen ontruimde regten en voordelen , idque per actum fiëtum ö* vacuüm, zonder eenige werkelyke apprehenfie van poffeffie, en waarom ? eod. nn. 17. 18. 19. Blyvende dus alle quajflieo, die een langfllevenden Man , ofte Stad- en Landregtelyken Erfuiter raken en tegens hem agendo vel defendendo plaatz hebben, zo wel erf buiszaken, als die uit erfbuisinleidinge voortkomen. eod. n. 25. En kan deze legale poffeffie en qualiteit des Erfuiters door het plegen van anterieure polTeffoire actens niet gepraeripieert, ofte den Erfuiter daar van gefeeludeerc ! worden, eod. nn. 27.28.29.30.31. I Onze Stacuiten maken tuffen de i perzonen , welke de jummiereposI feffie van dien Lege ipfd ofte aéu apprebenfionis hebben enverkrygen, een wezendlyk onderfcheid. eod. n. 24. Een Langftlevende reprasfenreert, civili quodam modo, den overledenen, eod. n. 29. Een Vrouw behoefde, Jure Romano niet weder de poffeffie van de res dotales te apprehenderen, en waarom niet? eod. nn. 30.31. Den heres ab inteftato is zo wel, als den beres ex tejiamento, naar onze Landregten, bevoegd, 'om met inleidinge in het erfhuis te procederen, en waarom ? c. 45. nn. 20.21. Een langfllevenden Egtgenoot en andere'Statutaire Erfuiters competeert reeds en datelyk na dode van den overledenen', beneficio Statuti, £? Lege ipfa, buiten andere aften, de poffeffie van het erfhuis, waar in dezelve dan ook tot de komftige erfuitinge zyn maintinibel. c. 3. n. 26. En zyn dus deze Statutaire Erfuiters niet verpligt tot erlanginge dier poffeffie te procederen met inleidinge. . eod. nn. 21.23. c. 5. nn. 30.3 r. Dog geene langfllevenden Egtgenoot, nog defcendenten, voorhanden zynde, moeten de collaterale Erfgenamen en andere Prcetendenten met gerigtelyke inleidinge procederen, en worden dezelve alsdan eerft göoordecld, die posNnnnn fes.  INDEX. fesfie verkregen te hebben. c. 3. nn. 32.34. En heeft by Ons en de Hollanders , zo weinig , als by de Romeinen , omtrent de collaterale Erfgenamen, plaatz het Franfche axiome, le mortfaifit le vijfmt kragt van het welk depojfejjie van den overledenen overgaat tot deszelfs erfgenaam zonder apprebenfie eod.nn.35. 36. c. 5. n. 28.c. 45. nn. 12. 13. De L. uit. C. de EdiSt. D. Hadr. Tollend, quadreert niet met onze Statutaire modus procedendi. c.45.nn. 18. 20. 21. De refpettrve Erfuiters , en dus zo wel de geene, die Lege ipfa, en alzo buiten inleidinge, als die door inleidinge dat poffelfoir erfbuisregt bekomen, worden pariformiter & indiftinSte, quoad unum , eundemque finem, gerekend, c. 3. n.37. Wanneer een langftlevende Egtgenoot , als abfolute en univerzele poffeffeur van dat aan hem Lege ipfa competerende erfbuisregt door des overledenens Erfgenamen erkend , en by een communicatoire , in plaatz van een ordinaire procedure, voor den localen Rigter over verfcheide in Judicioprceparatorio alleen pradtdcabele poinéten niet na, maar binnen jaar en dag, in judicio fummar;o domus mortuarice aangefproken is, moet alsdan die procedure ook extraor dinar'è, en van dezelfde natuur., als eene , die met erfbuisinleidinge gefehied, gehouden worden. eod. n 38. Quis primus pojjejfor domus mortuarice cenfendus eft? c. j.n. 25. Een voorgaande erfbuisinleidinge heeft geen plaatz tegen eenen , die voorjaar en dag een boedelsgoed bezeten heeft. eod. n. 27. 't Erfhuis comprehendeert ook leenen. c. 59-^34Hoedanig een Erfuiter , in cas | van bedongen retour, den inven' taris moet formeren, en waar die 1 inventarizatie alsdan gevoeglyk gefchieden kan? z. Retour. De quaeftien, het erfbuisregt rakende , zyn van oudsheen geprivilegieert geweeft, en wierden niet in loco judicii, maar inipfet domo mortuaria, gelyk noghedendaagfeh, geventileere en beflift. c. i8.n.7r. Definitio, effeftus, [fprivilegium domus mortuarice. eod. nn.51. 70.81.83. 98. Zodanig, dat alle des overledens Erfgenamen, zo politycque, als militaire en andere, 't zy uit- ofte inheimfchen verpligt zyn, dat erfhuis, als poffelfoir en r'éeel zynde, te volgen, zig aldaar voorden domiciliairen Rigter van den overledenen en dus den geenen, daar het erfhuis gevallen is, intelaten en daar over van denzelven decifie inwagten. eod. nn. 72. 73. 77. En zyn derhalven de erfhuiszaken, voor" zo verre daar in mede militairen gemëleert zyn, aan den jni'töaire/zRigter nietfubjecl:, maar moe-  INDEX. moeten van deszelfs jadicature gëexcipieert worden? z. Militaire jurisdictie. Of en hoe verre hereditaire petitiën , onder de rè'ele actiën gehoren? v. Act in. 't Erfbuisregt, de byzondere Magiftraten competerende, gehoord mede onder de regten , vryheden, privilegiën, en lofFelyke gewoontens , welke by het Traclaat van Unie aan yeder Staat, Stad, en Lid dezer Republykgeconferveert geworden zyn, en moet dus door de aanftellinge der Heeren Stadholderen van 's gelyken geoordeeld worden aan dezelve bewaard en beveiligd te zyn. c. 18.nn.87.88. PO. In Overyffel is dit regt door een byzonder privilegie reeds in 1478. ingevoerd. eod. n. 90. En het zelve is zonderling binnen Zwolle mede ir. viridi obfervantia. eod. n.91. Aldaar worden egter alle die folemnia , die wel elders aan dat regt gehegt worden, niet meer gëobferveert, en dezelve zyn ook, als zo zeer niet het judicium ipfum, dan wel de Jlylus, rakende, niet overal even noodzakelyk. éod. n. 92. In erfhuis- en boedels tvoift- en duijïere zaken behoord derzelver examinatie en decifie, tot menage van koften, aan een commisfie, en eventuele nadere decifie gerenvoyeert te worden, c. 23.'nn. 67. 68.6p. z. Magefcheid. Erf Stadholder. %. Stadholder. Erfuiter,Erfuiterfchap, add. Erfuiter, Executeur. Yemand, gene defcendenten nalatende, is bevoegd, den collateralen Erfgenaam voorbytegaan, en een ander daar toe aanteftellen? c. 58.n. i.c.59. nn. 1. 2.3.4. Waar op deze qffirmative gefundeertis? c. 58. nn. 2.19.20. 21. Waar in de redenen van dispariteit beftaan? eod.n.3. Het Stadregt van Zutphen bepaald het erfuiterfchap aileenlyk in linea defcendenti. eod. n.4. Waar uit volgd, dat een yeder, geene defcendente Erfgenamen nalatende , zelfs een vreemden tot Erfuiter kanaanftcllen. eod. n. 5. c, 59. nn. 21.39. 40. De redenen van een contrair vorig advys. eod. nn. 6. 7. 8.9- 10.11.12.15. 17 18.39.40. De redenen van diverfiteit in 't een en 't ander geval veroorzaken ook diverfe applicatien. eod. nn. 14. 16.41. Interpretatie van 't Landregt, ten opzigte van een teftamentaire tutele. eod. nn. 22.24.27.29. c. 59. nn. y. 6.7. Hetzelve, overeenkomende met het Jus Civile, prsefereertde teftamentaire Executeurs en Voogden voor de Legitime. c. 58. nn. 23.25.26. Nnnnn 2 Het  INDEX. Het Landregt maakt onderfcheid tuffen de defcendente en collaterale linie c. 59. nn. 15.19.21.20. Een Erfgenaam , tot Executeur van des verflorvenes laafte wille gefteld zynde, is niet verpligt, de verkrègene poffeffie aan een ander overtegeven. eod. n. 32. Foemince executrices teftamento daripoftmt. eod. n. 36. Quo cafu non opus eft, ut illis Coadjutor addatur. eod. n. 37. An& quando tarnen? eod. n 38. De Langstlevende der Ehelüiden is, volgens Land-enStadregt,na gefcbeurden bedde altyd Erfuiter. c, 3. n. 20. c. 59. n. 9. Gelyk ook de oudfte Zoon ofte Dogter. c. 59. n. 10. Om redenen. eod. nn. 13.14. De difpofitie over 't erfuiterfchap involveerr geene alienatie nog verkortinge in de portie van den legitimen Erfgenaam, eod. n. 31. Maar imponeert aileenlyk qualificatie tot een temporele adminiftratie des boedels. eod. n. 33. Wanneer en hoedanig een ftatutaire Erfuiter van des boedels adminiftratie kan geweerd worden ? eod. nn. 34.35. Of het Landregtelyk erfuiter- \ fchap in defcendente fucceffien per teftamenium kan gëaltereert wor- j den? eod. n. 38. ; jfus £f officium Maftarii. c. 28. n. 9. Van des Erfuiters pligt in en tot het exhiberen van inventaris, v. Inventarium. Of en hoe verre uit de confefjie en private aantekeninge van een Erfuiter ofte Inventarifant den eigendom van een goed kan bewezen worden, en deze quajftie, als altioris indaginis , tot de boedelfcheidinge moet gedilayecrt worden ? z. Magefcheid. Of wanneer en waarom een Erfuiter en Boedelbczitter aan een Erfgenaam moet verantwoorden die by hem opgebeurde vrugten ? c. 23. nn.46. 71.75.76. En wanneer daar omtrent een boedels eed nodig en genoeg zy ? v. Inventarium. EvitJio. v. Litis denunciatio. Evocatie. Alle avocatie en evocatie , con* trair het Roomfche regt, is in Gelderland verboden. c. 18. n. 80. c. 19. nn. 55—59. Hoe , het goed van een Conprovinciaal ofte Medeburger in andere Landen bezet, en hy daar door gè'evoceert zynde, men zig alsdan , vermogens het privilegie de non evocando , te gedragen beeft? c. 19. n,6o. En door welke middelende Magiftraten die zaken van de vreemde Gerigten weder zouden kunnen avoceren? eod.n. rJi. Of en hoedanig een vreemd Gerigte , waar voor de een Burger den anderen arrcfteert, daar over, refervata aftione Arreftato coram judice domicilii erkennen mag? v. Arreflum. En  INDEX. Én óf zodmigeR'grer ex necejttate verpligt is, op requifitoriale brieven de zaak aan hunnen compétenten Rigter te rerivoyeren ? c. ts>. n. 69. Qf en hoe verre, zo oud. yds, als hedendaags , de Burgeren, huiten confent van de Magijiraten, zig elderwaards evoceren, haar aan een ander Rigter fubmitteren, hare jurisdictie alzo prorogeren , en dus van het privilegie de non evocando mede remncieren mogen? c. 8 n. 12. c. 19. nn. 55--60. 63 c 21. nn. 30.32. 33.34. Of en hoe verre zulks, ten aanzien van het accepteren van fubfiiiaire voetben, plaatz heeft. z. Wethe. En in hoe ver diergelyke fitbmtsfie, prorogatie en renunciatie in 't particulier aan Zutpbenfcbe Burgeren , en die van des Graaffcbaps overige Steden gepermitteert zy, en van de byzondere handhavinge, extenfie en faveuren van derzelver privilegie de non evocando. z. Quartier van Zutphen en Zutphen. 't Privilegie de non evocando, als alleen van fchulden fprekende, cesfeert in deliCten,peenaliteiten,en 's Heeren breuken, 't zy dat criminaliter , 't zy civiliter , geageert word? c. 19. nn. 77. 78. 79. Hoe verre, ten opzigte van boeten en breuken in markzaken ? z. Marken. En of in defolate boedels plaatz heeft j en men ongëagt bet zel¬ ve , door middel vnn arrefi,. cok elders buiten de vttoonj lausz Vssx zyns debiteurs dejolaten boei l procederen mag ? z. Defo: ie. Hoe verre dit privilegie in eno.ntrent de Lex diffamari plaatz heeft? z. Diffamatie. Exceptio. Van de betekenis der woorden , eo modo en in diervoegen, mei ~elatie tot 't nomineren van exceptien. c. 2.n. 7. Van d' exceprien , eo moa;, ö* quo agis, infor nalitatis & nullitatis agendi, met betrekking i 1 >t het defect van confent tor procedures in leen- en hof oor ge zaken. v. Feuda en Hof horig OnsniS exceptio plene rjf perfeCte probanda. c. 2.n. 10. Exceptiones debent effe concludentes, alies rejiciendce, maxime fi ad protrabendam litem proponantur. v eod. nn. 17.13. De exceptie', tibi aaverjüs me non competit aCtio, is eigen]yk/>eremtoir, en mag dus niet in vim dilatoriam, om daar door denGëexcipieerden d limine Judicii te repelleren, geproponcert worden. eod. n. 22. Dog word kwalyk ad ACtionem Paulianam gebragt. v. ACtio Pauliana. Of en hoedanig nogtans, volgens zommigen, deperemtoire exceptien mede dilatorie, ante litem conteflatam ad impediendum litis ingreffum , mogen geöbjicieert wordeu ? c. 2", nn. 23.14. Nnnnn i Van  1 JN U E A. Van de pligt van een excipient, koper zynde. v. Emtio Veniitio. De exceptiom inqualificationis. z. Inqualificatie. De exceptione compenfationis. V. Compenfatio. Van exceptien van incompetentie en renvoy, en het onderfcheid tusfen decVnatoire en recufatoire exceptien. z. Incompetentie. De exceptione cumulationis, tam aStionum, quam libelli. v. Cumulatio. Executeurs. Van executeurs teftamentair,vr\e dat in de Stad en Graafs. Zutphen kunnen zyn, en of daar toe ook vrouwen'szynadmisfibel V z. Erfuiter. Van Executeurs over armen goederenen erffeniffen. v. Pauper es. Executie. O? enhaever der Egtgenoten wederzydfche goederen voor derzelver onderlinge fchulden kunnen gëexecuteert worden en wat een 'Vrouw tegen de executie van de gemeene goederen doen moet? z. Man en Vrouw. Van de executie van onderpanden. v. Bona mobilia &? immobilia, Hypotbeca. Pïcrvus reip. in executione confiftit. c. io n. 27. Van het jus executioms, als een ' gevolg der jurisdictiën in 't generaal, v. Juris diclio. En van de executie der Marken- refolutien in 't byzonder. z. Marken. Exheredatie. add. Toena. Of en hoe verre dezelve by een teftament, ftrydig aan de wet, tegens den oppoferenden erfgenaam ab inteftato plaatz heeft? v. Tefiamentum. Expeftantia. z. Survivance. Expenfa' Van koften , in een defolaten boedel aangewend, z. Defolatie. Van contumaciele koften en derzelver refufie. v. Contumacia. An & quando pro expenfis competit retentio & pignoratitia aCtio} c. 19. nn.37.38.39. Of en hoe verre by nalatigheid van exhibitie eens inventaris de koften te refunderen ? v. Inventarium. En hoe verre door de Erfgenamen, z. Erfgenaam. An fcf quatenus mortfus debitor'm expenfas condemnandus? z. Debiteur.Compenfantur, Sifup'er interpretatione novce Legis difputatur. c.6. n. 21. Item ob variantes DoCtorum opiniones. ' ; -0.24.5.38. Wanneer yemand niet fuo&proprio nomine gëageert, maar piam caufam gedefendeert heeft. c. 10. n.22. Uit hoofde van bloedverwmdfebap behoren niet altoos dekos' ~ ten  INDEX. ten gecompenfeert te worden. c. 23. n. 83. Wanneer een mutuele victorie occafie tot compenfitie geeft en wanneer niet ? eod. nn. 84.85- Falcidie, add. Legitime, L. Hac Editlali, Trebellianycque. Teftamenten fideicommijfen, by de Statuiten toegelaten, hebben volkomen effect., zonder eenige detractie ex capite L. Falcidice. c.jo.n.j. Of, wanneer, en hoe verre Kinderen en Kindskinderen het beneficie der Falcidie genieten ? c.49. n. 20. Familia. Tie confervatione & alienatione bonorum in & exfamilia. v. Bona en Retour. Defamilice ercifcundce judicio. z. Magefcheid. Famuïus. z. Domeftycquen. Femina. An executrices dari pojjint'l z. Erfhuis. Of en hoe ver een leen kan acquireren en bezitten ? v. Feuda. J)e tejiamento femim. v. Tefta- mentum. Van getrouwde Vrouwens, onder de mact harer Mannen ftaande, en hoever egter, buiten dezelve, op hunner debiteuren goederen procederen kunnen? z. Man en Vrouw. Feria, add. Terminus. Hoedanig de terayneravanfchviftelyke zaken, binnen 't Graaffchap Zutphen, in de Ferien lopen , en derzelver exhibitie alsdan gefchieden moet? c. i.nn. 2. 3. 6". In de Fmewcefferen alle proceshandelingen, eod. n. 10. En moeten zo lang, en Gerigcen, en Parthyen, buiten activiteit blyven. eod. n. 11. Kunnende in zulken cas de exhibitie der fchrifturen ad mams Secretarii niet, als een gerigtelyke bandelinge, maaralleen, als een blyk van der Parthyen diligentie, geconfidereert worden. eod. n. 13. Feuda, add. Hof horig. De leenproceften ten Zutphenfchen regten, ter waardye van 15000. guldens, en daar boven, worden te Zutphen onder den eikenboom , aldaar op het s' Gravenhof ftaande, geventileert. c. 35. n. 75. Op geene leenen mag, buiten confent van den Leenheer, geprocedeert worden. c. 2, nn. 2. 5.6. I En in hoe ver zodane affectatien door het pafteren dier aEten verftaan moeten worden, dat confent verkregen te hebben ? eod. n. 4. Of en in hoe verre d'exceptien, eo modo , £ƒ quo agis , informalitatis & nullitatis , op een defect van voorfz. confent toepaffelyk is, wanneer 't zelve by een voor-  INDEX. voorgaande pandinge genegligeerc is ? eod. n. 8. En hoedanig egter een peindinge ofte alienatie, op en aan een leengoed , buiten confent, ondernomen , verftaan moet worden, ipfo jure nul te zyn, en hoe ver zodanig vergeten confent ad oppignorandum, tot praejudicie van een derden, kan geretrotraheert worden? eod. n. 27. Waar in een peindinge en citatie in dit cas verfchillen? eod. nn. 13. 29. Of ook onder het erfbuisregt gehoren ? z. Erfhuis. Of en hoe verre de Trebellianycque in de leenen plaatz heeft? z. Trebellianycque. An £f quatenus detradtio Legitime habeat locum? z. Legitime. Of en hoe verre onder de rè'ele , dan perfonele aëbien gehoren ? c. 18.nn.40.56. En aan de militaire jndicature fubjeót zyn ? z. Militaire jurisdictie. Of en hoe verre een leengoed , met wille van den Vader op den oudfien Zoon verheft, in collatie moet gebragt worden? c. 25. n. 24. In en over leenftoffen worden veeleen verfcheide opinien gevonden. c.yo.n. 2. Hoedanig, en wie in leengoederen , naar de wetten van Gelderland en Holland, fuccedeert? eod.nn. 14. 27. De leenen worden niet, als een portie der herediteit, maar, als een particulier prelegaat, daar van afgezonderd, geconfidereert, eod, nn. 15.18. 25.32. Den oudfien trekt de leenen, ten Zutpbenfcben regten ftaande, voor uit, met uitkeringe van den derden voet aan de jongere Broeders en Zufters eod. n. 27. Waarom zonder voorgaande inveftiture over leengoederen niet mag gedifponeert worden ? C52. nn 1.2.3.6.7.8.12.13. Een Vrouwsperzoon kan geen leen bezitten buiten een Huider ofte voljarig Mansperzoon. eod. n.4. Of een teftament over 't leen vaa een minderjarige Teftatrice , in hare meerderjar:gbeid verzuimd hebbende een nieuwen Huider te ftellen, beftendig is, of niet ? eod. n. y. Hoe, wanneer, en waarom een Leenvolger met effect de verzuimen vandenvorigenLeerawzaMkan purgeren ? eod. nn. 9.11. Of de aSlio ad inter effe, by gebrek van inveftiture, de erfgenamen van den voorafgeftorven competeert ? eod. n. 14. Den allodialen, en niet den feudalen Erfgenaam is tot prseftatie der intereffe ofte waardye van 't leengoed verpligt. eod. n. 15. Omtrent de fucceflie van leengoederen moeten de Leges fitus, en niet de Confuetudines Curie in agtgenomen worden. c.53. nn.6.7.9.11.15.16.20.41. Uit de brieven van de primceve inveftiture moet het regt vanfiuceejfie afgenomen worden.  INDEX. c. 53. nn. 1.2. g. 55. n. 10. c. 57. ^ J>rt. o ™. 4*5.47.88.89. De diftincre formuleren der lemconcejfitn leveren tuffen d'Erfgenamen ook in verfcheide opzigten diftinüe effecten uit. _ c. 53. n. .3. Feudi conditio contra primam inveflituram non potejl mutari in prcejudicium illius, cui ex ed jus qucefitum eft. eod. n. 4. Nifi cum renuntiatione, tam Domini, quam Vajalli. eod. n. 5. c. 55. nn. 21.23. Van teftamenten over leenen, waar die, 't zy extra Curiam, ofte voor de Curia dominans, kunnen en moeten gepaflèert worden, voorts hoe verre hier en elders in de collaterale linie plaatz hebben, en naar welke wetten men zigdientangaande reguleren moet P v. Teftamentum. De tejiamento Vajalli. v. Tefta- I mentum. Wanneer de geen, aan wien de derde voet van de Zutphenfche leenen moet uitgekeerd worden, verzuimd heeft, daar van de afdelinge te verzoeken, zo moet geoordeeld worden hetgeheele leengoed aan den fuccejfeur feudaal gelaten , en zig met d' opkomften vergenoegd te hebben, met dcfalcatie van de rëelelaften. c. 53. nn. 21.22.23. Waar na hem het verzoek van die afdelinge benomen is. eod. n. 24, De leenportie in den derden voet valt alleen op den geenen der Broeders en Zufters , die daar mede beleend is. eod. n. 25. Zonder, dat derzelver Kinaeren het fterfval van den Vader niet beleefd hebbende; met hare jongere Ooms ofte Moeyen tot die portie in den derden voet worden feadmitteert. eod. n. 26. )e derde voet is niet aliodiaal, maar feudaal, en waarom ? eod. nn. 30.34, Hoe daar van d'erogatie kan gefchieden ? eod. n. 3r. Tot den derden voet worden de juniores Fratres £f Sorores voor een gedeelte geadmitteert. eod. n. 32. Waarom en wanneer een Leenvolger niet gehoudenis, denierde» voet van een leen urttekeren? c. 54. n. 1. Schoon zonder approbatie van den Leenheer , over de ipfa corpora feudalia niet by huwelyks voorwaarden en magefebeiden kan gedisponeert worden, zo heeft nogtans ex perfonali contradtu plaatze de afoio ad damna fcp interesfe. c. 54. nn. 2.3. c. 56. n. 39. Die geen regt tot het leen heeft, kan daar op geene rè'ele aSlie, ter recuperatie der verlorene poffesfie inftitueren, maar wel eenperfonele voor den ordirTairen Rigter, en tot wat einde meer? c. 54. nn. 4.5. Dc reprssfentatie heeft in leengoederen geen plaatze. c. 53. nn. 27. 29. De re feudalifclus Judex feudalis cognofcit. eód. n.33. Hoe en op wien dc leenen in de Ooop'> ZV(i.  INDEX. zydlinie devolveren? eod. nn. 35 36. Of, en wanneer de leenjuccejfien worden gereguleert naar de Statuiten der Provincie, waar in de leengoederen gelegen zyn. c. J5-nn. 1. 2.3. De Overyjfelfcke leenen komen met de Zutphenfcbe meelt, egter met eenige veranderinge, overeen, eod. nn. 4. Als 'er niet in prcejudicium Fifci, door de non approbatie van een leen, gehandeld is, heeft den zeiven ook geen actie, eod.n. 14. Wanneer dezelve niet nodig is? eod. nn. 15.18. Waarom een Leenheer de verzogte beleeninge niet mag verweigeren ? eod. n. 19. Feudum retinet intrinfecamqualitatem, qua femel imbuta eft. eod. n. 24. Van beleeningen van een goed met alle de renten in natten en droogen en hoe die periode kan en moet begrepen , en tot eenig domein ofte regaal toegepaft worden ? z. Natten en Drogen. Uit generale woorden kan men niet argumenteren tot een/pedaal regt ofte privilegie. c.57. nn. 7.16.22. 23.43.88.89. Princeps, Va/allo, concedens omne jus, quod in cafiro babet, non cenfetur tranftuiifte ei, quodilli, tanquam Principi, competit. eod. nn. 25.26.71. Et quidfub conceffo in feudum ca- ftro cum pertinentiis , Ut & cum omni territorio. , intelli- gatur ? ' eod. nn. ty 34. yo. An etiam afus fiuminum'i z. Rievieren. Omnes inveftiturcefant ftriftijuris. eod.n. 3J. Domaniale leenen worden door geene verjaringe, buiten een voorgaande titel, gifte ofte fpeciale beleeninge , verkregen. eod. n. 41. Derhalven moet yemand, zig op eene,fchoon immemoriale,poffesfie beroepende, vooraf van zyn regt en titel doceren, eod. n.42. Zonder, dat zelfs een feudale posfeffie, nogte generale concejjie van jurisdiftie genoeg is. eod. nn.43.44. Wat niet uitdrukkelyk by den leenbrief is overgegeven, blyft in dea boezem van den Leenheer eod. n. 49. Inveftituraprima eftprincipalis éf bafis fequentium. eod. n. 48. En komen derhalven, om te bebewyzen een regt,regaal, of domein , alleen de oude en eerfte, en niet de latere leenbrieven in confideratie. eod. n. 46. In zo verre , dat, byaldien een beleeninge tegen de eerjle uitgifte eenig regt zai geven, alsdan daar van by fpeciale concejjie blyken moet. eod. ii.47. Of en hoe verre tot het regt zo van tollen, als van het leggen van hoofden en kribben op de rievieren en ftromen, voorts dat van veer en vijferye ofte eenig ander domein ofte regaal, eene fpeciale beleeninge nodig zy, en daar van in  I ® Z £ X. in de brieven vm invfi'ture'olyken iiiOet, dan niet V z. Regalien en Rievieren. Het ondericheicienlyk' effect van een inveftüura imprupriu propriet, c. 45. nn. 6.7. Hoe de acJien oveV^poflêflbire leenzaken ten Hove gèinteiiteert worden ? eod. n. 42. En hoedanig, en ren wier overflaan de apprebenfie van een posfejfte van een leengoed kan en moet gefchieden, en welke folenniteiten daaromtrent te óbferveren zyn? v. PoJJesfio. En of een Leenman de poffeffie, by niemand vooraf geapprehendèert, buiten nader Ieenconfent, authore Prcetore, nemen kan ? v. Poffeffio. Onder de generale naam van goederen worden gene leengoederen begrepen, en waarom niet ? c. 56. nn. 31. 32. 33. 35. c. 58. n. 30. J3y Hwwelyks Voorwaarden kan dé fucceflie en retour van leengoederen, confirmatione Domini feudi accedente, beitendiglyk gereguleert worden. c 38.11.31. Oudtyds zyn alle difpofitien over leenen verboden geweeft. eod.nn 35-36. Waar over hier te Lande voor 't jaar 1231. niet bevonden word getefteert te zyn. eod. n. 37. Dog federt dién tyd tot 1543. is door finguliere gratie van de Hertogen , als Heeren dezer Landen, dezelve toegeftaan. eod. n. 38. c. yo. n.8. En naderhand hy refolutie van ïöoo. door de Heereu Staten bspaaldelyk aan Ouders. ^c. 38.n.40. c jo.n.p. Gevolglyk met ain Man ofte Vrouw nogte aan Kinderen, als dewelke onder 'c oude verbod der leenwetten verbleven zyn. c.38. nn.41.42.46.j7.6t.62. En wanneer allereerft in linea coU laterali ? c. jo. n. 0. De voorfz. Landelyke refolutie van 1600. van ouderlyke difpofitien is in 't jaanöjt. by interpretatie mede g'extendeert tot fubfiitutien en fideicommis f en c-38.nn.48.j2.j3. ha by refolutie van 1711. verftaan , dat de Ouders over hunne leengoederen tuifen hare Kinderen en Kindskinderen zuilen mogen difponeren naar goedvinden , en in linea collaterali, zo als daar by diftiijclelyk te zien is. eod. nn. jj. j6. Zonder, dat daar by in de volgende Artikelen, de drie Quarderea begrypende, eenige mentie van leendifpofitien der Kinderen op hunne Ouders gemaakt, ofte daar toe licentie gegeven is. eod. nn. J7. j8. ja. Een Vader is leenerfgenaam van zyn Kind zonder defcendenten overleden, en daar toe door de wee en natuurlyke reden geroepen. eod. n. 63. c. jö. nn. 28.29, Ten zy de goederen met retour of fideicommis zyn bezwaard, v. Succeffio. Het contrair gevoelen, quod adOoooo £ jcen.  INDEX. fcendentes ex Lege Patria quoque feudi capaces funt, word verworpen, met redenen, endiftinttien, tuffen goederen ex Lege permisfa ac tejiamento vetito voortgekomen. c.3Q.nn. i—ö. Of en hoe verre Kinderen, in cas van retour over hunner Ouderen leenen, in faveur van dezelve , mogen difponeren, en hoe verre het Landregt van Zutphen permitterende voor een zeker gedeelte de teftamentij'actie, tot de leenen extenfibel is ? v. Tejlamentum. Fideicommis, add. Subjlitutio. Fideicommijfaire dispofitie over allodiale goederen is oudtyds by de Gelderfchen onbekend geweeft, dog naderhand voor zekere portie by de Statuiten toegelaten, c. 50. n. 3. Het geen , boven die Statutaire portie vermaakt is, komt op des Teftateurs inteftate Erfgenamen als een legitima fine ullo onere. c. 27. nn. 1.2. c. 50. n. 4. c. y2. n. 44. Fideicommijfum tacite" induci potefl. c.51.11.1. Of en wanneer daar omtrent de detractie van de Falcidie ofte Trebellianycque plaatz heeft ? z. Falcidie en Trebellianycque. Of en hoe verre de Landfchaps refolutie omtrent het difponeren over leengoederen mede tot fideitimmiffen extenfibel is? v. Feuda. Of enwatde£z»rfewz, haar goed met fideicommis bezwaard zynde , voor de legitime competeert? z. Legitime. Van der Ouderen fucceflie in de nalatenfchap harer Kinderen, met of zonder fideicommis bezwaard. v. SucceJJio. Van des Zoons acceptatie zyner •vaderlyke ervenis met lalt van fideicommis. z. Kinderen. Of en hoe verre, yemand, adoftedefcendente Erfgenamen hebbende, over zyne goederen cum. onere legati vel fideicmnmijfi disponeren mag? v.Tejlamentum. En kunnen "dusdane goederen met gene fideicommijfaire conditiën , nog pupillaire , ofte vulgaire fubfiitutien , gëaffcdteert worden. c. 36. nn. 0.10. Fidejuffio. ? v_ CauHOm Fidejujfor. 3 Filiale portie, z. Kinderen. Financien. Of en hoe verre zaken van financien aan de n militairen Rigter fubjedt zyn ? z. Militaire jurisdictie. Fifcus- Wanneer dezelve over handelingen wegens leenen eenige a£tie heeft? v. Feuda. An 6? quatenus legali hypotbeca gaudeat ? v. Hypotbeca. Ft-  INDEX. Forum, add. Ingangen regtens, M.inier van procederen. Ejus tritura novi femper aliquid producit. C. jan-. 7. Van het forum perjonce , rei fitcBy en het onderfcheid tuften dezelve, v. Actio. Loens rei fitce facit forum competens ö* quare. c. ip nn. 72.73. De foro domicilii. v. Domicilium. Frater, z. Broeder. Frullus. Of en hoe ver een langftlevende der Ouders de vrugten en inkomsten van der Kinderen goederen, pro eorum educatione £f alimentatione, trekken kan? z. Kinderenen Ouders. En een Erfgenaam van der. overledenen Tugtenaar , by gebrek van ufufruStuaire cautie, aan den Eigenaar ofte zyn Erfgenaam de gedurende de tugtjaren genorene vrugten en opkomften uitkeeren moet? z. Tugt. Of en hoe verre een Erfuiter of Boedeloezitter de vrugten verantwoorden moet ? z. Erfuiter. En in wit gevallen daar omtrent een boedelseed genoeg is? v. Inventarium.An & quatenus fruclus rei legatce poft mortem Teftatoris Legatario competunt ? c. 23. nn. 47.48. Aii Hf quatenus reum oneret ? c. 69. n. 4. Et quando in bomicidio? v. Hamicidium. Furtwn. Wat tot een furtum vereifcht word ? c. 63. n. 29. Geeftelyk , Geeflelyken , Geeftelyke goederen , add. Kerkengoederen. Waar de poflëffoire en petïtoire zaken, de geeftelyke goederen rakende, moeten geventileert worden ? c. j. n. 40. Qjiare diftincT;io apud Romanos , inter res facras, fanclas ef religiofas recepta, contrariatur, Q* rei publicce, & religioni rfformat®? c. 6\;. n. IJ. Op wat wyze oudtyds de Roomfcbe Geeflelyken dé Waereldlyke Gerigtsbanken hare Jurisdictie hebben ontrokken, en hoe zulks hier te Lande beteugeld is? eod. n. itf. Van het patronaatfehap van geeftelyke beneficiën, v. Patronatus. Of en hoe verre de koftcn, tot volbrenginge der jtudien, en verkryginge van eene promotie tot het geeftelyke ampt van Priefter, kunnen en moeten in collatie gebragt worden, en de Prieflerlyke qualiteit omtrent deszelfs immuniteit veranderinge geeft ? c. 26. nn. 14—17.22. Wat tot de fubfiftentie en vrydom cener collatie, met relatie Ooooo 3 co:  INDEX. tot de heide Ouders, en hareaan- tekeéingen , yereifcht word, en h;erop mede kan applicabeizyn ? v. Collatie-. V in der Geejttl-iken fuccejjie,en of en hóe ver waerèldlyke Priefiers der Roo njcbe Geeflelykbeid ?yn /;erec.' i;?t i- cdpaces? c. 26. nn. 23.24. 25. 35. c. 27. n. 8. r En waardin dezelve , als Gee/£«tykén aangen erkt,in het (tuk van dispofitie van de Khojlerluiden riet verfcbilten ? e. 26. nn. 38.41. Hoedanig de Plakken, verbiedende aan de KJoofièrluidert, om vaste goederen té erven ofte aantekopen, te verftaan zyn ? eod. n. 26. Waarin de impulfive reden dezer prohibitie beftaat ? eod nn. 27.28.29. De Gee/iehken , genietende ad dies vitce, de vrugten van aangeërfde goederen, kunnen daar o-. ver, mee exc1 ufie der Klooft er en, tuffen hunne Bloedverwanten disponeren, eod. nn.30.35. V ïn welke dispofitie nogtans de Kloppen ofte Qj'eielsr.yn uitgefloten eod. nn. 31. 32 33. Wie een Kloppe ofte Qtiejel is • ' eod. n. 34. Die by de Geeflelyken aangeërfde goéderen komen na Irm dood 00 het naafte bloed, eod. n. 35. Welke on 'er dc Geeflelyken, aan wien de alïenatie en dispofitie van c:n over hunne goederen fnbpoena riullltotis, verboden ;s, en inzonderheid of dus ixlle Geeflelykenin het generaal daar onder moeten ■ begrepen worden? eod. n. 36.41-43. Hoe het woord ofte daaromtrent gt nomen word ? eod. n. 37. Kinderen, zig tot eenigen geejlelyken ftaat begevende, transmitteren na derzelver dood hunne goederen op hare naafte Vrienden ab intejlato. eod. n. 30. Welke van de geïnftitueerde Érf, gèpamep °fte andere Gebencficeerdens kunnen ciffchen vifie en copie autbentycq van zulke makingen, alsmede inventaris van alle boeken cn papieren. eod. n. 40. By Landfchaps rcfolutien is wel eens aan geejielyke geer d ent e perJonen toegedaan, om by gifte onder de ïevendigen, teri behoeve hunner naafte Erfgenamen, en niet verder, te mogen disponeren , met uirfluitinge van Conventen en Kloofters. eod. n. 41. Dog word daar toe egter bezwaarlik by de Staten odtrooy verleend, en waarom'' eod. nn.42.43. Wat met verbod van het maken en geven aan Kloofters ofte andere Roomfcbe Geftichten by d'aangetogene cn andere Lands Plakaten bedoeld word ? c. 27. nn. 7 9. 10. ij. 16. Of en hoe verre dit Landelyk verbod ook op de Kitl olycque Arnien , toepaffelyk is, en" of daar onder alleen geeftelyke, dv.nwaerelchke ofte gemeen e en huisakrien verftaan worden? v P.wperes. Van de amortizatie cn overgang der geeftelyke goederen in manuni mor-  INDEX mortuam , en ef en hoe ver die vry van Schattingen i.yn ?. z. Amortizatie. C lojocte. v. pcena. Gemeene Land. OF en hoe verre Ugaal bypotheeeq heeft op de goederen van hare Oiitfungers, en verdere Bediendeiis ? v. Hypotbeca. Gemeentens. z. Marken. Gengten. Hoe de Gerigten door de 2?oomyc/^e Geejleljk'eid de jurisdictie is onttrokken ? z. Gceftelyk. Gerigtsdienaar, ^/f. Apparitor, Bode, Nuncius. Refijlentia contra Ministrns Judicis , babitorepectu per.'onarum (f circumjlantiarum, vare punitur. c. 67. nn. 2.7. 10. 11. Et quidem hodie pcena arbitraria. eod. nn. 3. 4. Cerigtfchryver. z. Secretaris. Gifte. v. Donath. Gildens. z. Collegien. GlolTen. Oudtyds van veef gezag, en als Euaiigelien, geconfidereert. c.23.n. 17. Godshuizen, v. Tauperes. Grafplaatzen. Of tot het huis gehoren ? c. 23.0.40.' Grootouders. ? ~ , . ~ , > z. Ouders. Grootvader. $ Hac Edillali ( Lex ) v. Lex Hac JLdidali. Handelaars, z. Kooplieden. Heerlyke goederen , add. Feuda. Of de reprcefentatie ook daar in plaatz heeft P c. 53. nn. 27. 29. Heerlykheid , add. JurhdiLïio. Wat een Heerlykheid is, en wa t daar door ofte onder dat woord verftaan word ? c 57. nn. 59. 63. Van de origine, natuur , enver delinge der Heerlykheden in fouvercne en jtibalrerne, en hoedanig doorgaans dezelve hier te Lande" zyn P eod. n. 59. GoOf en hoe verre het regt van toh veer, en v 'fi'erye een gev olg van een Heerlykheid Zy, en daar door dat regt kan bedoeld worden ? z. Regalien. Hof horig, Hof horigheid" a add. Feuda. Op bof horige goederen, van. kwade- natuur, urn dc leenenzyDde^ mag zo weinig, zonder content van den H fleer, als op L'e;ien9 buiten confent vatfdeii Léenheerm gepra-  INDEX. geprocedeert worden. c. 2. nn. 2.5.6. Of en hoe verre zodane pffect atien • door het paffiren dier aflens moe- I ten verftaan worden dat confent verkregen te hebben ? eod. n. 4. Of en hoe verre d'exceptien, eo modo, &f quo agis, informalitatis , 6? riütlitdtis agendi, toe- • paslyk zyn op een defeé van ; voorfz. confent, wanneer't zelve by een voorgaande panding e mogte genegligeert zyn ? eod. n. 8. Hoedanig egter een peindinge ofte aliendtie op en aan een hof horig goed, zonder confent des Hofheers ondernomen, verftaan moet worden, ipfo jure nul te zyn, en hoe verre een zodanig vergeten confent ad oppignorandum, tot prsejudicie van een derden, kan geretrotrabeert worden ? eod. nn. 11.27. Waar in een peindinge en citatie in dit cas verfchillen ? eod.nn. 13.29. 't Verzoek van confent, om tegens kofiuiden, of op een hofgoed zelfs te procederen, is van den anderen onderfcheiden eod. nn. 14.28. Wat effect zodanig vergeten confent heeft? eod. n. 15. En wat een excipient, zig daar op willende funderen, doen moet? eod. n. 16. Hofvaart. Of en hoe verre de andere Steden dezes Graaffchr.ps, en de LandGerigten verpligt geweeft zyn, en nog zyn, by de Magiftraat van Zutphen ter hofvaart te komen? z. Zutphen.. Hoge en Lage. z. Natten en Drogen. Homicidium. Hoe verre een Beklaagde, zyne defenfieprcejümtive bewezen hebbende, ob homicidium , nogtans extracr dinar ie kan en mag geftraft worden ? c. 69. nn. 16. — 21. Van de kragt en faveur der def en' fie in een manfiag. v. Defenfio. An £ƒ quatenus fuga reum bomicidii gravet ? c. 69. n. 4. De annale abfentie voor eenen , die cafu fortuito , vel necejfaria corporis defenfione , yemand gedood heeft, is haar oorfprong aaa de wetten van Athenen fchuldig. c. 69. n. 50. Of en hoe ver moetzoeninge in een doodjlag plaatz heeft? z. Moetzoeninge. En hoe verre de torture ? v. Tortura. Of en hoedanig yemand, de wonde dodelyk ofte niet doodelyk zynde, wegens manfiag, moet geftraft worden? z. Wonde. Hoofden, z. Rievieren. Hout, add. Bomen. Opgaande e;kenhout word zomtyds voor een pars fundi geconfidereert. c. 63. n. 23. Of en wat hout een Tugtenaar mag  INDEX. irag boumn en behouden , en hoe verre dezelve de vrye dispofitie over de bomen en afval der takken heeft? z. Tugt Huider. v. Feuda. Huisraad, v. Bona mobilia £«? immobilia. Hu wely k, Hu welykszaken. Van den haat van de tweede en derde Huwelyken c. 35. nn. 30.3 r. En van de L. Hac Ediclali C. de Secundis Nuptiis , daaromtrent plaatz hebbende, en om diens wille gepromulgeert zyude. v. Lex Hac Ediclali. Van een Vrouw, ongëagt de conditie ne nuberet, trouwende, z. Man en Vrouw. Of en hoe verre 'het matrimonieel ofte de quajftien over huwelyks zaken van en met militairen aan den militairen Rigter fubject zyn, dan niet? z. Militaire jurisdictie, Huwelyksgoed , add. Dos, Dotalia. Of een Vrouw haar aangebragte Huwelyksgoed naderhand, Jbluto matrimonio , kan repeteren, en hoe ver de fundi dotales kunnen ' veralieneert, of gëoppignoreert worden y> z. Man eri Vrouw. Of en hoe ver Vrouwens hare goederen , by Huwelyks Voorwaarden aangebragt, behouden, en Jure Romano, wegens haar dote, voldoeninge erlangden ? h J „ c.62.nn 15.22.23. En de poffeffie van de res dotales behoefde te apprehenderen? v. Poffeffio. Huwelyks Voorwaarden , add. Teflamentum. Wat tot validiteit van Huwelyks Vmwaarden in Overyffel vereift word ? c. 52. nn. 19. 20.25. Het onderfcheid tuflèn dezelve , naar de wecten van Zutphen en Overyjfel, gemaakt, word aangewezen, eod. nn. 22. 23. De Huwelyks Voorwaarden zyn in Gelderland zeer favorabel en hebben aldaar zo veel gezags, als elders dè uitterjle willen. c. 35. nn. 91-95. An tejiamento infirmari pofjint ? v. Teflamentum. Huwelyks contracten , ob negfc£lam förman, nul zynde, fubintreert de ftatutaire 'gemeenfebap van goederen. c. 52. n. 26. Offchoon ook de pocna nullitatjs by de wet niet gëapponeert ii, met refutatie van 't contrair gevoelen en ampliatie. cod. nn. 27.28.29. In hoe verre conjugale donatien, pit kragt der refervatoire cla ufuiea in Zuteben bv exiftentie vanKin' deren, plaatz hebben ? c.do. nn.t.S. Hoe verre Ehelüiden ,'zig bv Huwelyks Voorwaarden hebbende gereferveert, om malkanderen te. mogen begiftigen en betugtigen, naar Landregten, daar'toe PPPPP be-  I' N D E X. bevoegd zvn ? c. 48. nn.i. 4.8.9. Dog , wanneer by dezelve nadrukkelyk de volle tnagt, oftezu boog en zo laag , .als zy zullen te rade voorden , is gereferveert, zo word die daar op gevolgde teftamentaire gratificatie by zommigen voor bejlendig gehouden, dog by anderen wederom voor cnbejlendig. eod.n.2. Waar van de redenen , pro en contra met gewysdens geftaafd , remijjive bygebragt worden. eod.n. 3. De vryheid van dispofitie over eiffeniffën en fucceflien apud Gelros by ehepadlenis ftrvdig aan de dispofitie van 't Jus Romanum, en waarom? c. 35. nn. p6. 97. 99- 100. Deze fuccesfie by ebepaSten te befpreken , is door Leo in Nov. 19. allereerft gëintroduceert, en van ryd tot tvd alomme gerecipieert> eod. n. 98. De 'paSta dotalia zyn, als zommige willen, fpecies tejïamenti. eod. n. 109. Waar van de tegenredeneringe word opiieloft. eod. n. 110. En befloten, dat de L. Hac EdiStali. C. de Secund. Nuptiis alfiier van geen applicntie is. eod n. iil< v. Lex Hac Edict ah. ITüwelyks Voorwaarden, in for«>i opcerigr,. worden geconfidereert , als gèrigtelyke inftrumentcr, waar by ovêr de fuccefiie vnn' moederen kan worden gedisponeert. c.37,nn. I4f2i. Contrair aan de wetten der Ro. meinen. eod. n. ly. Het effect van h^donp;en retour der goedei en by Huwelyks Voorwaarden, c. 38. n. 1-2. z. Retour; Van het effect der huwelyks voorwaarden in leenen. v. Feuda. En of de Vrouw behoud hare goederen , by huwelyks voorwaarden aangebragt ? z. Man en. Vrouw. Hypotbeca, add. Pignus. Waar toe de aantekeninge der gedane hypotbecatien ofte vejlenisfen ten Protocolle en Reader vm affeStatien diend ? c. 20. n. 29Van panden ter minne. z. Panden* ter minne. He aSlione pignoratitia. v. AStio pignoratitia. De pojfejjïone pignoris. v. Bona mobilia &? immobilia. Of en hoe verre hypothecaire zaken onder de perfonele , danrëele actiën gehoren? c. 18. n.60. Enaan d e militaire regtsdwang ■ fubiecf. zvn ? z. Militaire jurisdictie. En of een hypothecair crediteur, als koper van het onderpand,, verpligt is den koopspenning in een1 defolaten boedel te betalen, en hoe ver in het generaal de hypotheeken aldaar prafferentie geven ? z. Defolatie. Van legaal hypotheek,.en nanwim competeert ? c. 11. n. 36. Hoe verre het zelve in punSto prrnftrentice voor een later expres en  INDEX gereg'ftreert hypotheek is prsferabe' ? c. 7. nn. 6.8. En of ook nadelig is aan opdragten en veftenijjen , voor het Reglement,, tydig geprotocolleert en geregijirurt ? eod. n. 7. c. 11. 37. - Waarom de legale verbanaen «iet kunnen geregiftreert, en wanneer voor of na anderen geprafereert ofte gepofiponeert worden ? c. u.n. 35. Of en hoe ver het Stad- en Landregt van Zutphen, provaliditate aëtus , eene regijirature vereifcht? z. Regiftrature. Of en hoe verre Jure Romano eenige transporten en hypotbecatien van ongerede goederen voor andere Gerigten, waaronder niet zyn gelegen , met ofte zonder prajferentie van latere fpeciale affaftatien,. gefchieden konden? c. 7.11.16. En of en in hoe verre zulks naderhand veranderd, en bv den Sou- verein verftaan is, dat zlkdtzelve voortaan fpecialiter moeten gepaffeert worden coram judice fitus? eod. nn. 20. 22. Of daar door de pra;ferentie tusfeh de fpeciale en generale wegge? nomen is?. eod. n. 21. Wat en hoedanig effect: nogtans een generale bypótbecatie en afi fe£t'at;e van goéderen, gelegen in zeker ampt. d;iar geen byzonder regifter van erven gevonden word, voor een latere fpeciale van bet niet uitgedrukteparceel heeft,en wanneer een fpeciale regijirature -daar van voor een generale , ten . opr'gte van de daai op g<;p;ocedeert hebbende crediteuren^ plaatz heeft? z Affectatie: 't Gewoon axiomé, quod generalis bypothecj, omnium bonorum nullum babet effeSlum, word, zo volgens de Gelderfche, pracfyeq en dien conform ergane fententien, in 't generaal, als naar de Landregtelyke wetten en couftumes des Graafs. Zutphen, in 't byzonder, in datcasdusgemodificeert, nifi ea bona Juhfint uni Judici. c. 7. nn. 25—28.30.31» 't Plakaat over regijlratie van opdragten en vefteniffen , van ongerede goederen in Qverbetuwe maakt geen onderfcheid tuffengenerale en fpeciale hypotbecatien r maar prsefereert dezulke, welke eerft aangetekend en geprotolleert zyn, en waarom?. eod. nn. 32.33. Hoedanig het i. Artikel van 't Reglement des Grajfs, Zutphen over affeStatien van onroerende goederen , met opzigt tot een onder;, ling vrywillig verband ofte bypo-theecq van den debiteur aan zyn crediteur ,. te verftaan is ? eod. n. 35.. En hoe nopens de crediteuren van' een infolventen boedel ? z. Deib» latie. Gf en hoe verre Verpagters en' V°.rhuurders hebben tacitam hyepotbecam in inveclis ülatis en wat het effect daar van zy?' c. 10. nn. 1.ar. 3; Door traditie der goederen, word ?p?p? 2 het:  INDEX. het l'gHitl ofte flilzwygend bypotbeecq i lader geconfirmeert, fchoon anders een actuele ofte corporele acte ter verkryginge van den eigendom vereifcht word. eod. nn.4.5. 't Legaal bypotbeecq word niet verloren, als'tzelve niet datelyk vervolgd, maar 't gebruik der goederen voor een tyd lang aan den Pagter gelaten, "en van de grond niet verbragt word, en hoedanig 't Nieuw Reglement des Graafs. Zutphen daar omtrent moet verftaan worden? eod.nn. 6.7.8.11.12.14. Penningen , geprovenieert van goederen, tacite aut expreffe pro debito gehypothequeert, hebben Vim (f naturam furrogati eod. n. ij. Het Gemeene Land heeft legaal enJlilzwygend onderpand, cn dus voorrang op de goederen van zyne Admmijlrateurs , Pagters én Borgen. ' c. 11. nh. 4.5.6. Hoe lang de Ontfangen Generaal dezes Graaffchdps van dat regt jouifleren op de goederen van de Pagters der Generale Middelen en derzelver Borgen ? eod. nn. 38—41. 't Qhmrtier heeft, volgens Landfchcips refolutie , rnede regt van legaal bypotbeecq op de goederen van hare Ontfangers, en waar- ; om? eod. n. 42. Een legaal en expres hypotheecq worden doorgaans gelyk gefteld, en van die beide dat geen geprasfereert, het welk ouder is eod. nn. 8.9. Of en wnnneer dat legaal bypotbeecq mede vervat een regt tot toekomende goederen, en hoedanig te verftaan ? eodnn. 10.12.15. vS.. Wanneer, hoe ver, en waarom een crediteur, met wiens geldds debiteur een buisgekvgt, betaald, of getimmerd heeft daar op verkrygd legaal bypotbeecq ? eod.nn. 11,20. 21. 22.24. Wat een crediteur alsdan pro ejus adfecuratione te obfèryereh heeft, en hoedanig in dat opzigt de Nov'. 07. Cap. 3. te verftaan is? eod. nn. 23.27.29.30. -Yemand, geld tot reparatie van een huis blotelyk ter leen, buiten verband, gecréditeert hebbende, heeft daar op geen regt vanpraferentie. eod. n. 28. Schoon ook met dat genegetieerde geld den koopspenning van een huis betaald is, en waarom niet? eod.nn. 31.32. Dog Krygslieden en andere geprivilegieerde perzonen zouden ex fpeciali favore vindiceren mogen een goed , met hunne penningen betaald. eod. n. 33. Of en wanneer de Fiscus voor een crediteur, een anterieur expres bypotbeecq hebbende, word geprajfereert ? eod. nn. 13.14. Of en hoe verre crediteuren, boven hun gefuftincert flüzwygend, en door peindinge verkregen dubbele! verband voor den Fiscus preferabel , of ten minften tot de concurrentie admiffibel zyn? eod.nn. 17.18.25. Maar  INDEX. Maar hoe, zo het legaal hypotheecq ouder, en de affectatie, ofte het expres hypotheek eerft daar na door peindinge verkregen is ? eod. n. 19. Of een pofterieure peindinge kan vernietigen een anterieur legaal hypotheecq ? z. Peindinge. Een'crediteur is niet verpligt het Jpeciaal onderpand, als een accesJbir van de perfonele obligatie, te executeren, maar bevoegd op de everige goederen van zyn debiteur te procederen, en waarom? c. 12. nn. t.'2,3. Of en hoe verre dusdane obligatien , en vefteniffen, waar voor een ongereed goed tot een jpeciaal bypotbeecq gefteld is, rïeel, dan perfoneel zyn ? v. Bona mobilia 6? 'immobilia. Of en hoe verre zaken van jagt aan den militairen Rigter fubjecf zyn, dan niet? z. Militaire jurisdictie. Immobilia, v. ^o«ö mobilia & immobilia. Incola, Incolatus. z. Burger, £=? Domicilium. Incompetentie. Een exceptie declinatoir en van renvoy ofte incompetentie moet nominatim door den Gedaagde i worden geproponeert. c. i8.n.99. ! By gebrek van die, word in contu- ! madam geprocedeert en gefententieert, èn waarom ? eod. nn. 100.101. Of en hoever een Rigter over de competentie of incompetentie van zyne jurisdictie erkennen mag, en wat een comparerende Gedaagde, in het laaite cas , als dan doen moet? v. JurisdiSlio. Hoe arrefi eene competentie maakt ? v. Arreflum. DecVnatoire exceptien zyn onderfcheiden van recufatoire'. c. 19^67. De citatione Judicis incompeten- tis. v. Citatio. An & quando citatus comparere 6f incompetentiam Judicis allegare teneaiur? c. 21. nn. 17.19. Qua cautela reus comparens tune uti debeat? c. 18. n. 103. Of een Gedaagde, in cas van notoire incompetentie, te compareren verpligt is? c. 21. n. 18. Waar toe een incompetent Rigter alsdan gehouden zy ?. eod. n. 20. An &f quatenus fententia, djudice incompetenti in contumaciam lata,fubjiflat, 6?appellatione in- digeat'? v. Contumacia. Of, hoe verre, en waarom een Magiftraat gëobligeert is, haren Burger by zyn privilegiu.n fori te mainteneren, cn de executie van dien incompetenten Rigter te beletten? c. 21. nn. 23. 25. 26. En of ten dien einde een Gecondemneerde zig niet aan zyn Magiftraat zou addrefferen moeten ? eod. n. 24. Infans, Infantkidhmi. Ppppp 3 Qh  INDEX. Ob quas rationes infantis expojitio excufatur ? c. 68. n. p. Hoedane ftraffe, als een Kindira puerperio ex matris negligentia geftorven is, moet gedecerneert worden ? eod. nn. 13.14. Ingangen regtens, add. Forum, Lis, Manier van | procederen. Of en in hoe verre een Rigter bevoegd is, om, buiten verhoor van parthyen, over een ingang regtens, ófte een afte , wel of kwalyk verzogt, te erkennen , dan of hy verpligt zy, dezelve, falvo jure tertii, toeteftaan ? c.y.nn^.y.G. Naar Landregten, moeten alle zaken door een der vier ingangen regtens, en niet door een communicatoir in modo procedendi in agt genomen worden. eod.nn. 11.12. Welke daar van nogtans gëeximeert zyn ? eod. nn. 13.14. Naar onze Statuiten, moeten de gereguleerde ingangen regtens in het inftitueren der aBien waargenomen worden. c. 18. n. 65. En welke in rè'ele aStien en vindicatien1) v. AStio. Maar hoe in foro Romano ? v. Ci> tatio. Ingezeten, z. Burger £«? Domicilium. Inheimfchen. In welke gevallen tegens inheim¬ fchen met geen badinge behoefd geprocedeert te worden? v. Citatio. En wanneer het extraordinair middel van arrefi tegens dezelve plaatz heeft ? v. Arreflum en Manier van procederen. Injuria, add, Dclillum. De aftie van injurie is niet het regte middel, om daar door een goede naam te houden. c. 63. nn. 2.3.5. Met aanwyzinge van een ander middel. eod. n. 4. Is nogtans in foro gepermitteert. eod. n. 8. Maar hoe die aEtie, thans inpraxi gerecipieert, word weggenomen en toegelaten. eod. nn.6.7. Welke omftandigheden van zaken , en hoedanigheden van perzonen de aStie van injurie kunnen uitfluiten ? eod. nn. 9.10.20.24. De injurie word uit yemands intentie, als een peremptoire exceptio deficientis animi, en wel arbitrio Judicis, afgemeten. eod. n. 26. Den eed van purge heeft ook in fchriftelyke injurien plaatz. eod. n. 27- Welke woorden per fe injurieus zyn ? eod. nn. 28.30. Of de atïio recantatoria , by 't Roomfch regt zo weinig, alsby s' Lands Placaten, bekend,voor crimineel ofte civiel te houden . is? eod.n.3r. Als de faSti veritate confteert, word 'er geen reclamatie gedecerneert. eod. n. 32. De  INDEX. De injurien , ex affiduitate tot ftoringe van de pubiycque en private ru(te dagelyks'aangroeyende , zyn dies te meerder ftrafbaar. c. 64. n. 7. Jnjurice, licet imperfonaliter prolatce, tarnen, fi verifimiliter apparet, in cujus invidiam diEtct funt, a&iontm pariunt. eod. n. 10. Welke perzonen op een atroce wyze kunnen gëinjurieert , en • voorbeeldig geftraft worden ? eod. nn. 12.13.14.16.19. Wanneer geene corporele , maar een extraordinaire en arbitraire ftraffe, omtrent atroce injurien, op de pubiycque wegen gepleegd, plaatz heeft? eod. nn. 20. 21. Van injurien, een Officier aangedaan, v. Judex. An c? quatenus ex diffamatione erüur aétio injuriarum. z. Diffamatie. De variis injuriarum fpeciebus. c. 64. n. 18. Inleidinge, add. Ingangen regtens, Manier van procederen. Van inleidinge ten trfbuisregttn. z. Erfhuis. Van inleidinge ofte apprebenfie vsa poffeffie. v. Poffeffio. Een inleidinge in een ongereed goed gefehied zynde, of de Eigenaar dan bet forum rei fitce declineren, en die zaak ad ipfius domicilii forum brengen mag ? c. ié.n.62. Wanneer gëageert word ex edi. clo D. Hadriani, heeft de inen uitleidinge in Holland mede plaatz. eod. n. 83. Inqualificatie. Waarom een exceptie van inqualificatie kan voorbvgegaan worden? " c.5.n. 24.. Inquilinus. v. Locatio Condullio. Infinuatio. z. Wethe. Infolventie. z. Defolatie. Infpetfio. De infpeftione £f vifitatione mlneris. z. Wonde. Inflantia. Een injlantie word binnen jaar en dag geperimeert, en in dien tusfen tyd van een affect erende kragt, en voor levendig gehouden, offchoon de wethe niet eerder van die acte gëexploicteert is ? c. 10. n.9. Inftitutiones Jujïinianea. An & quatenus PandeStas abrsgent? v. Leges. Interdictie, z. Toeilag. Interejje. De aSlione ad intereffe. v. AStio ad intereffe. Van geld inter-effen. z. Renten» Interpcllatio. An fcp quatenus , ut debit'or in mora  INDE X. mora conftituatnr, fit necejfaria? v. Mora. Of en hoe verre cautie ufufrufluair van zelfs en buiten interpellatie door den Tugtenaar moet gefteld , en hoe in dezen de regel, quod dies interpellat pro homine, verftaan worden ? z. Tugt. lnterpretatio, add. Leges. ! De vaftftellinge van zekere wetten duld geene interpretatie door fictiones juris , voormaals mforo Romano practicabel, c. 39. n. 9. Dusdanige interpretatie, fuppletie, en mutatie der Provinciale wetten paft nog Rigters, nog Advocaten , maar alleen den Souvereinen Wetgever. eod. nn. io. 11. Of, en hoe verre dezelve tegens de fubftantiele forme van de voet admiftibel zy ? c. 46. n. 70. Omnis interpretatio , quee bono nonfubvenit publico , vitanda. c. 57. n. 28. Inter vent io. v. Litis denunciatio. lnteflatus. An 8* quis , pro parte teftatus, £ƒ pro parte intefiatus , potefl mori? v. Teflamentum. Invetfa £=? iïïata. v. Loca- tio Condullio. Inventarium, add. Magefcheid. Of alle erfhuisgoederen, op den inventaris moeten gebragt worden, en hoedanig daaromtrent, in cas van fcheidinge en delinge, verftaan word ? z. Erfhuis. Hoedanig, in cas van bedongen retour , den inventaris door 'een Erfuiter moet vervat worden , en waar die inventarifatie alsdan beft gefchieden kan { z. Retour. En hoe verre, in cas van inventaris , ofte geenen, de goederen en fchulden tuffen Egteliedenzyn gemeen, dan niet? z. Man èn Vrouw. Of en hoe ver, by gebrek van inventaris , onyëagt het retour, de gereede goederen in 'c Nymeegfche Quartier gemeen zyn, dan niet? z. Bona mobilia &P immobilia. Een Boedelhouder ofte Bewindhebber, en dies te meer een Erfuiter is verpligt, op gezinnen der Erfgenamen, een inventaris uittegeven, en met eede te fterken? c. 23. nn. 34.53.54.63. Of, en hoe verre, by nalatigheid ofte vervoeigermge van denzelven , de Erfuiter tot refufie der koften gehouden is? eod. nn. 35.39. Of die koften, wanneer ex mora £ƒ contumacia voortkomen, en na de fententie aangenomen zyn, jure aStionis mogen gevorderd worden? eod. nn. 37—41.82. Of, en waarom het judicium families erciscundce tot de erkentenis over het praiudicieel poincT van inventaris gefurcheertblyftP z. Magefcheid. De voornaamfte inhoud der boedels ,  INDEX. dels, en dus geene andere papieren, behoeven maar op den inventaris gebragt te worden, zonder die daar by te voegen. c.23. nn. 51.52. Een Inventarizant, 't een of ander boedels effect van den inventaris gëomitteerc hebbende, word gepracfumeert, zulks niet exdolo, maar ex ignorantia gedaan te hebben , zonderling, als daar by vooraf geprotefteertis. eod. n. 55. Hoe het Stadregt van Zutphen, wegens verftek van die uitgelatene parcelen , te verftaan zy? eod. nn. 56.57. Of de defignatie van het merk ofte waardje van een gëinventarizeert koejbeejl nodig is? eod. n. 58. Wanneer een boedels eed omtrent de quantittit der gëinventarizterde opgebeurde vrugten en penningen, in cas van difpuit, genoeg is, dan niet? eod. nn. 64.65. 65. De betalinge van waarfchjnljke en geringe poften mogen door den Inventarizant met den boedels eed geveri fleert worden, eod. n. 70. Hoedanig een Rigter ex officio dien eed aan den Inventarizant kan voorfchryven ? eod.n. 8r. Een renunciatie van den inventaris van den eenen Erfgenaam prajjudicieert den anderen niet. eod. n. 73. En welke circumfpectie omtrent den zeiven in agt te nemen is ? eod. n.74. Requifita inventarii conficiendi. eod. n. 77. Wanneer niet meteenlnventarizant, naar de ftrengheid der wetten , behoord gehandeld te worden? eod. n. 78. Of en hoe verre van der Catbolycque en heimeljke Gebeneficeerdens, een inventaris kan gevorderd worden? z. Geeftelyk. Invejlitura. v. Feuda. Inwoner, z. Burger 5? Do- micilium. Judex, add. Officier. Een Rigter mag niet rmrfententien, maar moet naar de wetten, oordelen. c. i.n. 15. De officio Judicis in abbreviandis exceptitnibus 6f litibus. v. Ex- ceptio fcf Lis. Van deszelfs plicht omtrent de cognitie over ingangen regtens. z. Ingangen regtens. An £? quatenus fententia Judicis declaratoriarequiratur ,fi quis ipfo jure poenam incurrit ? v. Pasna. De rejiftentia contra Miniftros Judicis. z. Gerigtsdicnaar. Of en in hoe verre yemand, eenen hogen ofte lagen Officier ofte Rigter, in de exercitie van zyn ampt', ofte ook naderhand, contemplations officii peraëti, met woorden ofte werken gëinjurieert hebbende, ftraf baar is ? c. 64. nn. 13. 14.16.19. Judex cequaliter &f 'indijferenter 'ceque pauperi, ac diviti juftitiam adminiftrare tenetur. erto. n. 17. Qqqqq ' Van  INDEX. Van het conflict van jurisdictie tusfen den polityquen en militairen Rigter. z. Militaire jurisdictie._ De utilitate fc? necejjitate Judieum & Offic'alium. c. 19. n. 22. Van de fubmijjie aan een ander Rigter. v. JurisdiSlio. De Judice incompetenti. z. Incompetentie. Judicialia. v. Jura. Judicium domus mortuaria. z. Erfhuis. Judicium familia ercifcunda. z. Magefcheid. Jura. Van der Gerigten en Advocaten jura. z. Salaris. Juramentum. Of en hoeverre aandeaangeftelde Adminiftrateurs ofte Executeurs van de aan Katholycque Armen en Gsjiigten gemaakte goederen den eed kan en moet opgelegd worden P v. Pauper es. Van der Kooplieden eed tot folemnizatie harer rekeningen en boeken. z. Kooplieden. Van den boedels eed. v. Inventarium. Juramentum purgatorium. Waarom, en wanneer een extraordinaire ftraffe voor een eed van purge preferabel is? c. 69. nn.20.21. Of en wanneer in jchriftelykein- jurien plaatz heeft? v. Injuria. En wanneer in de/date boedels omtrent de preferabele Crediteuren, nopens de wettigheid harer preetenfien? z. Defolatie. Juramentum fuppletorium. Waarom, en wanneer niet plaatz heeft? c. 23. nn. 79.80. Jurisconjultus. v.Advocatus. Jurisditlio, add. Territorium. Of, en hoe verre een generale concejjie van jurisdictie, tot probatie van de pojfeffie in leengoederen, genoeg is ? v. Feuda, Hoe de ixaereldlyke Gerigten door de Roomfcbe Geejlelykbeül de jurisdictie is onttrokken ? z, Geeftelyk. Waarom d' infertie van 't woord jurisdictie in de brieven van be leninge, met relatie tot deregalien en domeinen, nodig zy? z. Regalien. Defeudo , cum omni territorio vel jurisoictione concejfo. v. Feuda. En of tot dusdane acquifitie een feudale concejjie van jurisdictie genoeg zy? c. 57. nn. 43.44. Van militaire jurisdiaie. z. Militaire jurisdictie. Van civile en criminele jurisdictie. z. Crimineel. An ö5 quando citatus comparere 6? qua cautela reus comparens b. c, utidebtaïï z, Incompetentie. Een  INDEX. Een Rigter coram quo is alleen bevoegd, te erkennen an fua fit jurisdictio , en waarom ? c. i8*nn. 101.102. Geen ander Rigter mag jugeren, of en hoe verre de contentieufe en voluntaire jurisdictie zig uitftrekr? c. 18. n. 104. En blyftdus, yemand een bepaalde jurisdictie verkrygende ex mandato ordinarii Magiftratus, alsdan demandans alleen competente Rigter, om te oordeelen, an & quatenus extra limites , fibi ajjignatos, jurisdiclionem exercuerity eod. n. 105. Met dat gevolg, dat dusdanige Magiftraat, als mandans , regt heeft, zig tegens alle indragt in zyne privative cognitieen jurisdictie te mainteneren ? eod. n. 106. Wat het effect eener gedemandeerde jurisdictie is, en hoe verre dezelve tot het jus executionis gëextendeert word ? c'19. nn.4.5. Yemand kan certo refpeclu, hebben een imperium êiferius ofte juris diëtionem limitfltam m imperio juperiori. * eod. n. 30. Van de byzondere jurisdiflie van deze en geene Collegien, en van de Markvergaderingen in 't byzonder. z. Collegien, Marken. Wanneer de jurisdictie door arrefi word competent ? v. Arrestum. Of en hoe verre Burgeren buiten kennis van haar Magiftraat, zoo oudtyds, als huiden, hare jurisóiüle'prorogeren, en zig aan een ander Rigter jubmitteren, en alzo malkanderen evoceren mogen? z. Evocatie. En of en hoe verre dit in 't particulier aan Zutphenfche Burgeren geoorloofd zy, dan niet ? z. Zut* phen. Wanneer Jurisdiclionsboeken proberen ? c. 19. n. 88. Jus accrefcendi £«? decrefcendi. Of, en hoe verre het een en 't ander in teftamenten plaatz heeft, en hoedanig aldaar géobferveert moet worden? v. Teftamentum. Jus ad rem £«f* in re. v. Affio, Jus hodiernum. v. Confuetudo en Roomfchregt. Jus Romanum. z. Roomfch regt. Juflitia. Be ojficio Judicis in admimfiranda juflitia. v. Judex. Kapitalen, z. Obligatien. Kerfcedels. ? z. KooplieKerfilokken. 5 den/ Kerkbanken. Wanneer tot een huis gehoren? c. 23. n. 49. En tot een altoosdurend 'gebruik Qqqqq 2 ge-  INDEX. gedeftineert, atetmmobile effecten, kunnen aangemerkt worden ? eod. n. 50. Kerken. Wanneer oude Leggers, Registers, en Rekeningen daar van proberen ? c. 19. n. 89. Kerkengoederen, add. Geeftelyk. Hoe, endoor wien de rekenin- j gen der kerkengoederen ten plat- I ten Lande in deze Provincie worden afgehoord V c. 63. n. 12. Niemand word tot de cognitie ofte adminiftratie over en van de kerkgoederen gëadmitteert, dan die behoorlyk daar toe gequalificeert is. eod.n. 18. Geen kerkengoed, zonder confent der Landfchap, te alieneren. eod. n. 22. Kerkenrekeningen. z. Kerkengoederen. Van derzelver probatie. z. Kerken. Kerkmeeiter, add. Geeftelyk. Waar in de qualiteit van Opperkerkmeefter beftaat, en aan wien dezelve in 't Graafs. Zutphen toekomt? c.63. n. 12. Welke praefumtivelyk word aangewezen, eód nn. 13.14. Kinderen, add. Ouders 3 Vaderlyke magt. Of, en hoe ver een langftlevende der Ouderen geniet de vrugten en opkomften van der minderjarige Kinderen goed, in compenfatie van derzelver alimentatie en educatie? zyn het de Doctoren niet eens. c. 40. nn.9.10. c. 41. c. 42. nn. 1.2.3.29.33. c. 43. nn. 1.11.24.25. Jure Romano veteri babebat Pater plenijjimam poteftatem in Liberos. c.35. n. 2. En wierden eodem Jut e de Kinderen , als res mancipi , geconfidereert , en gehouden, nihil proprium te bezitten. e od. n. 3. De Liberorum peculio. v. Peculium. Quatenus Jure Naturce Parentes teneantur alere Liberos ? c.41. n. 2. En wat onder de alimentatie begrepen word ? z. Alimentatie. Confequentie van 't Natuurlyk regt ex compenfationefruStuum. c. 41. nn. 3.4. Een Vader, hebbende ufumfru£tum bonorum pro alimentatione Liberorum, heeft zyn fundament in dispofitione Juris Civilis Romani. c. 42. n. 15. Dg Vaderlyke macht over zyne Kinderen by de Romeinen, verfchild hemëlsbreedte van de geene, die by ons in gebruik is, en waarom ? eod. nn. 16. ij. Waar in die patria poteflas, by Gajus genoemd jus proprium civium Romanorum, oudtyds fub libera Republica beftond ? eod.n. 18. Dezelve is, onder Keizer Julius Ccefar  I jNT D I X Ccefar allenskens ingetrokken en verminderd, om redenen van ftaatkundig belang. eod. nn. 19.20.25.27. Wat daar toe aanleidinge gegeven heeft? eod.n. 21. Hetjuspatrium, verminderd zynde, heeft het jus vitce 6? necis teeds onder Keizer Hadrianus verloren, en alleen behoudenrnodicam caftigationem Liberorum. eod. n. 25. Onder Conjlantinus wierd de geene, die den Zoon gedoodj had, als een parrioida, met de dood geftraft. eod. n. 26. Liberorum appeüatione nepotes c^pronepotes, ceterique qescendentes, fine dificrimine Jexus , continentur. c. 49. n. 13. Van het ter neder ofte te vondeling leggen van Kinderen, v. Infans. Van der Kinderen erfuiterfchap van hunnen ouderlyken boedel. z. Erfuiter. Van de legitime der Kinderen en Kindskinderen in hare ouderlyke en grootouderlyke herediteit, z. Legitime. Hoe verre de Lex Hac Edicïali de Stiefkinderen raakt P v. Lex HacEdiStali. Of een Zoon ofte Dogter, van d' ouderlyke nalatenfchap gerenundeert hebbende, verftaan worden, mede van de broederlyke, zujlerlyke, ofte andere erffeniften geremncieert te hebbeu ? v. Re- nunciatio. Van het effect van het door de Ouderen bedongen retour, ten opzigte van de Knieren, ze. popens ue vrye disp.fitie, als anders. z. Retour. Wanneer een Zoon gehouden word, de ervenis van zyn Vuuer, met laft van fideicommis, te hebben gëaccepteert. c. 49. nn. 15.16. Of en hoe verre yemand, Kinderen ofte andere defcendente Erfgenamen hebbende, over zyne goederen kan disponeren, en inzonderheid zulks in cas van retour gepermitteert is aan Kinderen over hunne ouderlyke leenen in faveur der zelve? v. Teflamentum. Van de detractie der filiale portie, wanneer in en omtrent de gemaakte tugt plaatz heeft ? z. Tugt. Of en hoe verre van goederen, Voor- en Nakinderen by magefcheid toekomende , een Vader, buiten kennis van de Moeder, kan tefteren? c.36. nn. 18.19. Kinderen moeten profiteren uit den ouderlyken boedel voor het geen zy door arbeid tot deszelfs vermeer der inge hebben toegeb-Mgt. , c.2j.n.29. Lmeri, heredes Parentum, faCtum eorum, quamvis Legibus itaprobatum, prcejlare tenentur. eod. n. 30. Of, en tot hoe verre, naar onze Statuiten, de Kinderen door hunne Ouders met prcelegatenkmma gebeneficeert, en, by wegevan dien, over den vrydom van collatie tuffen dezelve gedisponeèrt. kan worden ? c. 26. nn. T2.13. En hoe verre het biengen in colQqqqq 3 We  INDEX. latte tuffen dezelve, zo in 't generaal plaatz heeft? v. Collatio. Ah in 't particulier wegens een bekomen ampt en beneficie ? z. Ampten en Geeftelyk. Van Knderen, zig tot éex\ geeflelyken ftaat hebbende begeven, en de tranfmijfie van derzelver erffeniffen op hun naafte bloed ? z. Geeftelyk. Kindskinderen. z. Kinderen. Kladboeken. z. Kooplie, den. Kleef. Van de Concordaten tuften Gelderland en Kleef, met relatie tot de Lex Diffamari. z. Diffamatie. Kloofters. } „ rKloofterluiden. i Kloppen. 5 lteJyk' Kondichap. v. Té/?//. Koop en Ver-} koop. S> v.£tó Koper. •> Fenditio. Kooplieden. Wie daar onder gehoren, en hoedanig geprivilegieert zyn ? c. 28. nn. 1.14. Wanneer, en in hoe verre hunne boeken, met eede gefterkt, geloof meriteren? c.8.d. 24. c. 28. n. 2. -Redenen van de faveuren dezer boeken, en van de daar in begane defeSlen en erreuren. c.8 n.24-c 28. nn. 3. 14. 16. 17.18. Het voorregt en geloof van een Koopmans boek word mede aan Waarden, Winkeliers , Handelaars van en in kleine waren, Ambagtslieden, cn rneer anderen verleend. . c. 28.nn.3.y. En zelfs gëextendeert, zo tot kerfcèdels en kerfftokken. eod.nn. 6.8. Als tot aantekeningen, op deuren gemaakt. eod. n. 7. Of, en welke oppofitien tegen een Koopmans rekeninge admiffibel, en daar omtrent opgeloft zyn? eod. nn. 12—18. Hoe verre der zei ver memoriale notitien en kladboeken, met eede beveftigd, gelove verdienen ? eod. n. 19. Of, en wanneer daar toe een eigenhandige aantekeninge nodig zy ? eod.n. 20. Requijita libri mercatorii. eod. n. 21. Koopman. * Koopmans- £ boek. <* z. KooplieKoopmans- C den. rekeninge. S Koopspenning, v. Emtio Venditio. Kraam. \v.Infans& Kraamkind, ƒ Meretrix. Krib-  I JN D E X. Kribben, z. Rievieren. Krygslieden. z. Militie. Krygsraden. z. Militaire jurisdictie. Land- en Stadregten, add. Leges, Zutphen. Of, en hoe verre de Landregten dezer Provincie aan malkanderen , als Statuta viciniora, over en weder zyn dienftbaar? "c. 43. nn. 15—19. . En men, deficiënte Jure Roma«0, zyn recours daar toe, dan tot de Statuiten der Hoofdflad, nemen moet ? z. Roomfch regt en Zutphen. , Of van het een , tot het ander Quartier , geen een en dezelfde wetten hebbende, kan gëargumenteert worden ? c. 24. n. lp. -Of, wanneer geen jus diffimile hebben, zulks de loco ad locum zou mogen gefchieden ? eod. n. 20. Landgerigten, add. Quartier van Zutphen. Of oudtyds te Zutphen ook ten hofvaart hebben moeten komen? z. Zutphen. Landfchryver. z. Secretaris. Ledikant. Waarfchynlyke derivatie daar van, en of tot een Mft gehoord ? c. 23. nn jv.öo. 62. Of, .wanneer, en hoedanig cte natuur van deszelfs mmlitéit, &ecompareert ad aliquem juris effetlum, daardoor veranderd word? eod.n.öi-. Leenen. 7 Leenhulde. > v. Feuda. Leenman. J Legaal hypotheecq. v. Hypotbeca.Legatarius. Van het onderfcheid inter Heredem inftitutum £ƒ Legatarium , ten aanzien der apprebenfie van poffeffie. v. PojJ'ejfio. .An tf quatenus LegatariofruEtus rei legato: competunt ? v. Fruéus. Of, en hoe verre, boven en tegen het Statuit gedifponeert zynde ten nadeel van den intefidten Erfgenaam, een Legataris misfen moet? v. Teflamentum. Legatum, add. Teflamentum. ■Wjnneer, en waarom een legaat word gecaduceert ? c.52. nn. 16.17. Of een Vrouw, ongöagt de conditie, ne nuberet, het legaatkan aanvaarden, en egter trouwen? z. Man en Vrouw. De legato ufusfruEtusfz. Tugt. Van der Kinderen prelegaten, z. Kinderen. Van legaten aan Armen, en inzon-  INDEX. zonderheid Catholycquen. v. Pauperes. Leges, add. Land-enStadregten. Statutu. Non fententiis, fed Legibus judicandum. c. i.n. 15. Rejpublica fine Legibus diufalva effe nequit. e. 64.. n. 22. Van de magt, om te interpreteren de wetten, den Wetgever alleen toekomende, v. Interpretatio. Prat-torum edika non debent ejje eluforia. c.öj.n.6. Of, en wanneer de wetten inde Pandecten door de Inftituten, en deze weder door den Codex, en den zeiven ook alzo door de Novellen , afgefchaft worden? c. n.n. 26. Van de wetten in den Codex afzonderlyk , en derzelver aarden effect., v. Codex. Van de Land- en Stadregtelyke wetten, z. Land- en Stadregten. De Legibus Saxonicis, earumque in muitis cum nojlris concordantia. c.67.n.8- Van de Romeinfcbe wetten, en hoe ver dezelve, ofce de befcbre•tiene Keizerlyke regten , by ons aangenomen zyndè, plaatz" hebben ? z. Roomfch regt. Qua; contra Leges fiunt, nonfemper ipfo jure funt nulla. c. 46. nn.63.64. M*gis ratio Legis, quam verborum rigor, feu cortex litterx, confiderari debet. eod. nn. 6j. 69. Cafus, a Lege fpeciatiter non ex- preffus, pro omijfo babetur. eod. n. 67. Tegen de fubftantiele forme der wet in regten heeft een favorabele interpretatie plaatze. eod. m-70. Poenale wetten, yemand van zyn regt priverende, zvn verboden. eod.nn. 72.73.74. Poenacaduciextra cafus , in Lege expreffos, non inducitur. eod. n. 79. De gëexolefceerde wetten zyn door de gewoonte , per modum confilii & difputationis forenfis, allenskens moribus gëadfcri beert geworden. c. 3j.n.2i. Het jus patrium , door Romulut ingefteld, word, om die zelve reden, gezegd, moribus ingevoerd te zyn. eod.n.22. Yeder Provincie, op zig zelfs fouverein zynde, is aan geene andere wetten verbonden. eod. n. 103. Een Souverein is niet bevoegd, buiten de palen van zyn regtsgebied wetten te maken. c.37.n. 10. Ubi Le.r aliquidfieri jubel adprivatam utilitatern , illud intelligitur, fi d parte petatur: c.46. nn. 23.59 76. Waar uit verfcheide gewrochten komen. eod. nn. 25.26.50. De Leges probibentes, veljubentes zyn niet altoos van een en dezelve zoort en uitwerkinge. eod. n. 28. Leggers. Wanneer oude Leggers, Registers,  INDEX. ters, Boeken en Rekeningen, enz. proberen? c. ig.n. 89- Hoe, en wanneer in Kerk- en Markenzaken? z. Kerken en Marken. Legislator ,aïd. Leges, Souverein. Van deszelfs magt in het interpreteren van wetten, v. Interpre■ tatie. Legitime, add Falcidie, Primogenitura, Trebellianycque. Stantejure Primogeniturce, fecundogenitis Legitima non debetur. c. 50. n. 21. An fj? quatenus Legitime detra£tiobabet locum infeudisl eod. nn. 22.28. De Legitime competeert de Kinderen, Jure Naturce &providentidLegis, vry en onbezwaard. c. 49. nn.7-9-10. Wanneer minder, dan de legitime portie, nagelaten is, wierd het telfament, als inofficieus, voorheen gerefcindeert , dog naderhand veranderd, en verftaan , quafi nihil oneris additum. eod. n. 8De Kinderen, indien baar goed door de Ouders met fideicommis Dezwaard is, competeert voor de legitime portie de halffcheid van bet zelve, zonder eenige detractie. eod. nn. 10.17. Dog wanneer niet ? eod. n. 15. Kindskinderen, na hunner Onderen dood, jurefuitatis propria , gefuccedeertzynde,genieten insgelyks de beneficiën van de legitime portie. eod. nn. 18.19. 20. Geene prohibitie van detractie der voorfz. portie door een Grootvader paternel van de goederen van zyn Kleinzoon gedaan zynde, is de Grootvader maternel bevoegd tot die portie. eod. nn. 21. 22. Ojtce, &f quota fit Legitima apud Zutpbanienfes? eod. n. 23. An Legitima fideicommiffo potefl gravari ? z. Fideicommis. Naar het Roomfcbe regt moeft de Legitime der Kinderen van het eerfte bed in univerfum patrimonium Parentis binubi gecomputeert worden. c. 35. n. 32. De Legitime mag niet verkort, ofte verminderd worden, eod. n. 33. Al 't geen boven de Legitime aan de tweede Egtgenoot gemaakt is, word pro non fcripto gehouden. eod. n. 34. Dus kan dezelve niet boven een der Kinderen van het vorige huwelyk gebeneficeert worden. eod. nn. 35.36. Dezelve kunnen egter boven de Legitime vooruit '"'trekken, dog het overige met de Stiefvader ofte Stiefmoeder niet verdelen. eod nn.37.38.39.40. Portio Vitrici nequit effe minor, quaifl Legitima filii. eod. nn.43.44. De Legitime moet niet geconfidereert worden, ais een ces aliemm. eod. n. 41. Maar is een pars bonorum. ■ eod. n. 42. Rrrrr Of  INDEX.; Of de Kinderen prioris thori be- voegd zyn, hare Legitime voor uit te trekken ? eod. nn. 46.47. Of en hoe verre in dezen de Lex i Hac EdiStali plaatz heeft? v. Lex Hac EdiStali. Van de Legitime, en het geen daar voor in cas teftamentair gehouden word? v. Tejlamentum. Lethalitas. De lethalitate vulneris. z. Wonde. Lex. v. Leges. Lex Aquilia. Of en wanneer in cas van brand plaatz heeft? z. Brand. Moribus ad heredts aStio ex bat Lege tranfit. c.60.n.52. Lex Diffamari. 2. Diffamatie. Lex Hac Editfa/i vr. Cod. de Secundis Kuptiis, add. Man en Vrouw. 't Huwelyks bed gefcheurd, en Kinderenhagebleven zynde, word de libera facidtas tejlandi aan een langftlevende, tot een twede, ofte verdere ehe overgaande, be- K'-ald. c.35.n. 24. ue, wanneer, en door wien de- • ze gifte bepaald is? eod. nn. 25.26. En door wien nader veranderd, en by een akoosdurende , ,. eod. n. 46. fJuod tarnen hmitatur, eod. n. 47 Of, en in hoe ver een Stiefmoeder in ufufruStu boven de minfte kinderportie kan gebeneficeert worden? z. Tugt. Dusdane donatie moet gefuspendeert worden tifque ad mortem Parentis binubi, als gehorende, eo prcemortuo, ad caufas lucraticrativas eod.n. 59. En dus de dispofitie der L. Hac EdiStali onderworpen. eod.nn. 60.61. Dog is dezelve m verfcheide Landen,  INDEX. den, ofte tacHê, ofte expreffe, buiten gebruik geraakt, en vernietigd , en waar ter piaaczen ? eod. n.07. In Vrankryk, en in Holland is déze Lex Hac Ediclali, langen tyd in onbruik geweeft zynde, aangenomen, eod. n. 68. Of dezelve in deze Provincie, en wel inzonderheid in het Graaffchap Zutphen, plaatz heeft? word de negative daar van betoogd. eod. nn. 69.70.78. En afgeleid uit de oude Gelderfche gewoontens, en toegepaft op de decifie van de L. Hac EdiStali. eod. n. 79. Deze Wet is in Gelderland nooit in obfervantiegeweeft. eod. n. 80. Waaromtrent nogtans eendiftinttie aldaar in 't vervolg gemaakt, dog alhier verworpen word. eod. nn. 8t—86. d' Abrogatie dezer Roomfcbe dispofitie word niet door de gemeenfchap van goederen veroorzaakt, zo als by zommigen gefuftineerr. is. eod. nn. 87—90. d' Eenigfte reden van de defuetudo bujus Legis in Gelderland is defavorabiliteit van de Huwelyks Voorwaarden, die by ons zo veel kragt hebben, als elders de uitterfte willen. . cod nn.91—95. Het argument, uit het Landregt van Velnwe genomen, raakt het Graaffchap Zutphen niet. eod. nn. 101.106—108. Hebbende daarom in het zelve de L. Hac Ediclali, ftrydig aan deszelfs oude gewoontens , geen plaatz. eod. nn. 104/ioj. En is dus deze Wet alhier van geen applicatie. eod. nn. 111.112. Libellus. De ejus cumulatione. v. Cumulatie De ejus conclufione. v. Conclujb. Lis, add. Forum, Ingangen regtens, Manier van procederen. Van de termynen in fchriftelyke zaken, en de vacantien. v. Ferm & Terminus. Van de rigterlykepligtin'tabbrevieren van proceffen. c.2. n. 19. Litisconteflatio. An, £ƒ quatenus in caufis contumacia: requiratur ? v. Contumacia. Litisdenunciatio. Of, en hoe verre zaken van litisdenunciatie en evitlie, ofte guarand, onder de rè'ele, dan perfonele actiën, gehoren? c. 18. n. 55. En aan de militaire judicature fubject zyn ? z. Militaire jurisdictie. Litis introïtus. 2. Ingangen regtens. Locatio Condutlio. Of, en hoe verre het legaal of ftilzwygend hypotheecq,zo aan de Verpagteren ofte Verbuurderen in jnveclis ö* illatis, als aan het Gemeene Land, op de goederen Rrnr 2 van  INDEX. van hare Ontvangers, Adminiftrateuren, V agter en, en derzelver Borgen, competeert, en het zelve- in locatione conduEtione kan verloren en behouden worden ? v. Hypotbeca. Lociiem. Of, eo hoe verre het Stadregt van Zutphen volgd ? c. 23. n. 33. Lyfrenten. z. Renten. Lyftugt. z. Tugt. Lyftugtenaar. z. Tugtenaar. Magefcheid , add. Boedelfcheidinge , Inventarium, Huwelyks Voorwaarden. Hoe omtrent magefchelden ofte boedelfcheidinge, in cas van retour, te procederen ? z. Retour. En hoe verre over der Voor- ofte Nakinderen goederen, haar by magefcheid toekomende, doof den Vader, buiten kennis van de Moeder, kan getefteert worden? z. Kinderen. Of, wanneer, en waarom in een boedelfcheidinge, als een gevolg van den inventaris, eene rè'ele aftie ofte reivindicatie, dan eene perfonele petitie, tot delinge in confideratie komt ? c 23.nn. 27.28.30. Of, en waarom het fadièium familie ercifcund.ee 7.0 lang geïurcheertword, tot dat over dit preparatoir en prejudicieel regt erkend zy? eod.nn. 31.32. Welke zaken en vorderingen ad judicium principale diviforium moeten gerenvoyeert worden ? eod. n. 72. Of, en hoe ver den eigendomvan een goed door de confejfie ofte private aantekeninge van een Erfuiter of Inventarifant kan bewezen, dan of het zelve , als altiorisindaginis, en waarom, tot de boedeljcbeidinge moet gedilayeert worden ? eod. nn. 43.44.45. Van de pligt van een Erfuiter, zo daar omtrent, als nopens den inventaris ? z. Erfuiter £P Inventarium. Man en Vrouw, add. Egtgenoten. Van het jiatutair erfuiterfchap van de langftlevende Egtgenoot. z. Erfhuis en Erfuiter. Idem prope jus competebat Marito in Uxorem, antiqitiffimis liberce Reipublica; temporibas, quodParenti in Liberos d Romulo datum eji. c. 35.0.4. Of, en door welke folemniteitea de Vrouw uit de vaderlyke magt in die tyden overging in de magt van haar Man? eod. nn. 5.6. Wanneer een Vrouw, ongèagt de conditie, nenuberet, volgens de difpojitio Legis Mfcelle, de vryheid had, het aan haar ge, maakte legaat aantevaarden, en egter te trouwen ? eod. nn. 7. g. De redenen over conjugale handelingen van gifte, enz. onderzogc en betoogd. eod. nn.o. 10. it. Om  index; Om welke redenen allenskens de maritatis poteflas in Uxorem verminderd is? eod.n. 12.13. Een Vrouw, haar huwelyksgoed aanbrengende adfuftinenda matrimonii onera, konde, foluto matrimonio, het zelve repeteren. eod. n. 14. Zonder, dat de fundi dotales, buiten confent van de Vrouw, mogten gêalieneert, ofte met hare bewilliging gëoppignoreert worden. eod.n. 15. Dit ftricte regt der Mans over hunne Vrouwen en hare goederen is door de tyd geceffeert, en aan dezelve de vrve dispofitie over hare goederen gelaten, eod. n. 16. Om welke redenen, naar het jus peculiorum , de mutuele contracten inter Conjuges hebben kunnen gefchieden ? eod. n. 17. De onderlinge giften, mede in gebruik geraakt, zyn egter naderhand door de wetten bepaald. eod.nn. 18.19.20. Schoon, om vorige redenen, de donationes inter Conjuges niet toegelaten waren, zo wierd egter aan dezelve niet verboden de libera facultas teflandi. eod. n. 23. 'Hoe die bepaald wierde ? eod. 11.24. En inzonderheid, of en hoe ver de Lex Hac EdiStali hier omtrent plaatz heeft ? v. Lex Hac Ediclali. Of, een Man tot vergoedinge van fchade en kollen gecondemneert zynde, des Vrouws goederen daar voor mede executabel zyn ? word pro &f contra onderzog'd en be- toogd. c.62. nn. 2.3.4. iö. 22. Gemeens goederen kunnen voor een criminele actie van den Man niet tot fchade van de Vrouw g'executeert worden. eod.nn. 8.17.18.20.21.37. Een Vrouw is voor haar Mans fcbidd niet aanfprekelyk. eod.nn. 14.34. Zelfs niet, naar 't gevoelen van zommigen, voor die, ex illicitd Venere voortgekomen. eod. nn. 21.32. 33. Het locale Landregt van Zutphen word , ten aanzien van 't onderfcheid tuffen criminele en civile zaken, onderzogd. eod. nn. 24.25.26.29.31.35. Het Landregtelyke privilegie^ verwerpt alle onderfcheid tuffen het civiel en crimineel. eod. nn. 38.39. Het gevoelen van Cbriflinteus, medebrengende,, dateen/^rowiu ,, zelfs niet aanfprekelyk is voor ,. des Mans contumacisle koften „ word verworpen , en waarom? eod. nn.40.41.42.43. Een Vrouw kan tegen de executie van de gemeens goederen protegeren, en, zig verzuimd hebbende, nogtans contendcren tot reftitutie van hare halffcheid. eod. nn. 45.46.47. Aan een Vrouw, onder de crediteuren van haar Min gerangeert zynde, wierd Jure Romano uic s'" Lands fcharkift wegens hare dote , enz. voluoeninge gegeven. eod. n. 15. Vrouwen bnhouden hare goederen , welke zv bv Huwehks Rrrrr 3 Voor-  INDE X. Voorwaarden bewyzen aangebragt te hebben, eod. nn. 22.23. Hoedanig des Mans directie over de connubiale goederen te verftaan is? eod.n. 28. Of j en in hoe verre de goederen Van de een voor des anderen Egtgenoots fchulden executabel zyn ? c. 56. n.4'1. t Landregt der iv. Boven-Ampten maakt daaromtrent onderfcheid, zo de gemeenfchap der aangbragte goederen by Huwelyks Voorwaarden is uitgefloten. eod.n. 42. "Maar wat, en hoe verre, zo daar van geen inventaris gemaakt is? eod.nn. 43.44. Moribus Gallite behoren alle mobile goederen aan den Man, welke daarom ook ex ipfius culpa fip muleta in het geheel executabel zyn. c. 62. n. 36. 'Van het effect van 't retour daaromtrent, z. Retour. Of een Vrouw, Jure Romano, de poflêffie van de res dotales behoefde te apprehenderen ? v. Posfijfio. Van tugt tuffen Man en Vrouw, in en buiten Huwelyks Voorwaarden gemaakt, en'hoe verre de langftlevende de tugtgoederen, uit hoofde eener teftamentaire permiffie, verpanden ofte verkopen mag? z. Tugt. Of, en hoe verre , by gebrek van inventaris , on^ëagt het retour, de goederen tuffen Ebelieden zyn gemeen, dan niet ? v. Bona mobilia 6f immobilia, en Retour. Of, wanneer, cn waarom een getrouwde Vrouw , fchoon anders fub tutela Mariti ftaat, en dus geene gerigtelykè acten, eo infcio vel abfente, plegen kan, nogtans in die beide gevallen met effect en regt van affectatie procederen kan ? c. 7. r.n. 14. 15. 16. Manier van proederen, aU. Arreflum, Citatio Forum , Lis, Ingangen regtens, Inleidinge, Peindinge, Poffeffio, In welke gevallen men tegen inheimfche met geen badinge behoeft te procederen ? v. Citatio. Wanneer het extraordinair middel van arrefi tegen dezelve plaatz heeft ? v. Arreflum. Het Landregt der iv. Boven-Ampten des Nymeegfchen Quartiers permitteert, om met Hzatinge voor alle pretentien, zonder onderfcheid , te mogen procederen. _ c. 60. n. 5-5. Overeenkom ftig met het Landregt van Tbielre- en Bommelreweerden, waar by een aanfpraak op gerede en ongerede goederen affectatie maakt. eod. n. 56. Waar in het onderfcheid tuffen een peindinge op 't gerede, en defolatie van den boedel beftaat ? z. Peindinge. Over de proceflen onder een boom te Aurik, en over leenen ten Zutphenfchen regten, ter waardye van 15000. guldens en daar boven , onder den eikenboom binnen Zut-  INDEX Zutphen, gcventileerc c. 35. n. 75. Van de manier van procederen by contumacie. v. Contumacia. Van dezelve omtrent eene te doene, of te bewyzene betalinge. v. Solütio. Of, en hoe verre in cumulatie van renten met het kapitaal mag fcbriftelyk geprocedecrt worden ? z. Renten. In ordinandisjudiciis, oFte de mar nier van procederen, word deg«isoonte en ftyl van de plaatz, ubi agitur, ingezien. c.8.n.3. Manus mortua. z. Amortizatie.Manutenentia. Am,&quatenus hoe remedium competat proprietario contra turbantem? z. Proprietaris. Maritus. z. Man en Vrouw. Marken, Markgenoten, add. Buurfchappen, Gemeen- tens, Jurisdiclio. Of, hoeverre, en waarom by onze Landregten aan de Gëerfdens , als Leden van yeder Mark ofte Gemeente, d' erkentenis over alle markzaken, en derzelverbeftieringe, tot gemeen vvelvaard, overgelaten is, en waar van deze jurisdiêlio mandata moet afgeleid worden ? c. 19 nn. 2.3.4.17. 18. 19. 23. 90. Waar in het effect, dier jurisdictie- beflaat, en waarvan herkomitig is? eod. nn.y. 6. Onaangezien deze aan de Marken gedemandeerde jurisdictie, blyft niet te min aan den ordinairen Rigter het cwnulatyf regt van cognitie over dezelve voorbehouden. eod. n.7. En kunnen derhalven de Markgenoten , fchoon verpligt zynde, te compareren voor de Markvergaderingen, nogtans des anderens ordinaire jurisdictie niet prsjudiceren, en hoe ver dezelve competent is ? eod. nn. 8.19.20.21. Hoe oudtyds voor de Markenrigters wierd geprocedeert ? eod. n. 9. En of, en hoe verre daar van hedendaags, voornamenlyk nopens de executie der markenrefolutien, afgegaan,en die aan den Judex reijitee overgebragt is? eod.nn. 10.12. 17.18.36". De hedendaagfche Marken hebben verfcheide benamingen. eod. n. 13. Hoe verre deze en diergelyke Colletgien, enz. hunne Statuiten mogen ter executie leggen ,. en alwaar men, zig daar by bezwaard vindende, daarover moetaddresferen? z. Collegien. Een Univerfiteit of Mark yets , ob utilitatem publicam', ftatuerende, en het zelve fecundario & in confequentiam ten nadeel van een ander ff rekkende, word alzulke prejudicie in regten niet gëattendeert, en waarom niet? c. r9.nn.24. 25.26. 82. 't Voorfz. regt van dispofitie moet bin-  INDEX. binnen de palen van de Markgèborneert blyven. eod. n. 28. Dog een fententie kan tegen een abfenten buiten dezelve afgegeven worden, quando fit pro caufa damnatd , ortum babente intra territorium. eod. n. 29. Of, en waarom een Mark of Gemeente, uit kragt dier gedemandeerde jurisdictie, ex caufa utili aut neceffaric., zekere collecte op erven van uit- en inheimfchen mag leggen, en die zonder onderfcheid doen executeren. eod. nn. 30.31.32.33. De meerderheid van een Markvergaderinge kan, fchoon diftentientibus nonnullis, overde nutof noodzaaklykheid van,een zaak oordelen. eod. n. 83. En verpligt dus de overftemminge in markzaken de mindere Leden van dien. c. 32. n. 10. Of, en hoe verre het Landregt, requirerende confent der alinge Erfgenamen, daar tegen obfteert, dan niet P c. 19. nn. 84.85. En inzonderheid, of overftemminge in twee Marken, een gemeen belang hebbende, plaatz heeft, en of 't zelve , als nog fubfifterende , moet bewezen worden? c. 32. nn.6. 10. Daar over moeten de vorige markenrefolutien onderzogd worden. eod. n. 2. En blyft, de Markgenoten overleden zynde, de vefpligtende uitwerkinge van een vorige refolutie niet te min op de nieuwe en tegenwoordige Leden, c. 19. n. 86. Twee afzonderlyke Marken hebben ook hunne byzondere regten en Opzienders. 0.32.^3. Reparatie van fluizen in de respecfive Marken moet gefchieden , buiten nadeel der Eigenaren en Gëerfdens omtrent hunne landen. eod. n. 7. Dusdane koffen moeten door dezelve , nier. hoofd voor hoofd , maar pro numero jagerum, uaar 't morgental , gedragen -worden. eod. n. 8. Quod tarnen limitatur in cafu fummi periculi. eod. n. 9. Of, en hoedanig als dan, tot het obltrueren van oude, ofte confti-* tueren van nieuwe fluizen door de Markgenoten , de cognitie en conceffie van den Souverein vereift word ?. z. Sluizen, 't Goed van een medegëerfd Burger , nog tacitè, nog expreffe, aan de Mark ofte Gemeente verbonden zynde, is voor deszelfs gedecerneerde boetens niet aanfprekelyk , maar hy voor zyn competente'n Rigter in perfonalibus alleen convenibel. c. 19. nn. 75.76. En moet dus een Burger, over breuken ofte disobedientieaaneen markenwet ofte- refolutie gëarrefteert zynde, alvorens daar ove coram ordinario Judice gehoord worden. eod. n. 80.81 Of, en hoe verre zulks tegen het privilegie de non evocando ftryd ? z. Evocatie. En inzonderheid tegen Burgers van Zutpben , en andere diergelyke  INDEX. lyke geprivilegieerde perzonen , mfedélcueh van een Gemeente ofte Mirk zynde, in dat opzigt kan cn moet geprocedeert worden ? z. Zutphen. Van het bewys van Markenboeken, en derzelver oude Leggers en Regijiers. c. IQ. 0.8Q. Mafarius. z. Erfuiter. Matrimonieel. z. Huwelyk. Memorialen, z. Kooplieden. Meretrix. Muiier s. meretrix, palam feprofiituens, Jure Saxonico tantum relegatur. c.68.n. 16. Wanneer deze ftraffe verzwaard word? eod.n. 17. Meubels, v. Bona mobilia £*? immobilia. Militairen, z. Militie. Militaire jurisdictie. Miles in fuo militari foro conveniendus eji. c. 18. nn. 32.33. 't Conflict van civile en criminele jurisdictie tuffen den politycquen en militairen Rigter is , Jure Romano, dikwerf, pro diverfitate temporum, veranderd. eod. nn. 1.9. öf, en hoe verre Soldaten, en andere Militairen, volgens de Romeinfche wetten, over civile en criminele zaken, en wel ten aanzien van de laafte , met relatie, zo rot militaire, als commune de- lidten, ergens anders, dan voor hunnen militairen R gter, konden en .uogten geconvenieert worden? eod.nn. 2.3.4. De oorzaak van het daar omtrent vigerende varium jus is aan de verfcheidenheid der tyden, ende inclinatie der toenmalige Wetgeveren voornamenlyk toetefebryven. ' eod. nn. 5—8. Of, en hoe ver diergelyke veranderinge, omtrent de civile en militaire jurisdictie, Jure Hodierno , voor, onder, en buiten de Stadhouderlyke regeringe, is voorgevallen, en of de gedaante van de Roomfcbe Republycq in dat opzigt mede met de onze overeenkomt ? eod.nn.9. 10. 17. 18. 19. 25. 29. 30. Om welke redenen, en gevolgen, en hoe verre de Publiciften oordelen , dat de militaire judicature behoorde uitgefloten te worden? eod. nn. 11—14. De Krygsraden kunnen zig geen verder regt vanjudicature aanmatigen , dan voor zo verre 't zelve , opzigtelyk tot de militaire dijcipline, buiten confideratie van eenig territoir, toegeftaan is. eod. n. 15. By een Staten refolutie van Holland zyn alle militairen in eaufis civilibus voor den Hove Provinciaal convenibe! verklaard. eod. n. i5. De Raad van State is tuffen de jaren 1650. en 1672. altoos erkend voor den opperjien militairen Rigter. eod. n. 19. Sssss Of,  INDEX. Of, wanneer, en hoe verre de Krygsraden voor en na 1650, zo van gemeene en burgerlyke delicten , als van matrimoniele zaken, hebben kennis genomen, endaar omtrent in Ï651, met bepalinge der militaire jurisdictie, doör eenige Provinciën voorzien is ?. eod. nn.20.21, En hoe verre de matrimoniele onder den militairen Rigter gehoren? eod. n. 56. Of, en waarom de dispofitie over de militaire jurisdictie gehoord aan yeder Provincie ? eod. n. 22. Dóór wien, en wanneer het verfchil tuffen den civilen en militairen Rigter by provifie getragt is wegtenémen, en of daar ever ook een vajl Reglement gemaakt is? eod. nn. 23.24.25. Hoe omtrent de jurisdictie van den politycquen en militairen Rigter in 1715. byHof en Rekenkamer van Gelderland aan de Staten gêadvizeert, en wat daar op verder gevolgd is? eod. nn. 27.28.29. Hoedanige dispofitie, na de aanftellinge van den laaft voorgaan-' den Heere Erfjladtolder en Capitein Generaal, daar omtrent gemaakt is, en of, en hoe ver de judicature over criminele zaken, zonder onderfcheid van militaire of commune delicten, door Hoogft Dezelve gedefereert is aan den localen Krygsraad ? eod. nn. 31.34. Door wien, en hoedanig over de militaire jurisdictie hier te Lande gefchreven, en deze ftoffebehan. deldis? eod. nn, 35.36.37. De militaire judicature vover civile zaken heeft alleen plaatz in perfonele, en geene rè'ele actiën ofte grondzaken. eod.nn. 38—44.61,62. Zo en als ook niet in cas van jagt, leenen, jinantitle , en diergelyke^zaken. eod. nn. 39. 40 97. Wat omtrent de provocatien ex L. Diffamari plaatz heeft? eod. n. 58. Wordende dus de rè'ele hypothecaire zaken, enfuccejjienvmongerede goederen daarvan gêexcipieert. eod.n. 60. En waarom ? v. Actie & Bona mobilia rjf immobilia. Gelyk mede en wel inzonderheid alle'erf'huiszaken, ofte quajflien, het erfbuisregt rakende, als posfeffoir en rè'eel zynde , waar omtrent dus alle des overledens Erfgenamen, 't zy politycque, militeire, ofte andere, uit- en inheimfchen, verpligt zyn, zig voor den domiciliairen Rigter van den overledenen intelaten, en daar over decifie in te wagten. eod. nn.71. 72.73.77. 82.97. En mag, ofte kan [overzulks geen Erfgenaam, militair zynde, de jurisdictie van den Erfbuisrigter prorogeren, en tot den Krygsraad, daar over geene cognitie hebbende, overbrengen. eod.nn. 74.75.78.79. Wat daar van de redenen zyn? z. Erfhuis. Of, en hoe verre zaken van litisdenunciatie, ofte guarand, voorts arrejlproceduren op ongerede goederen ,  INDEX. deren, en continentien van zeiken, onder de militaire jumdiftie begrepen zyn ? eod. nn. yy.56. Of, waarom, en in welke gevallen de militaire Rigter aan den civilen ofte politycquen Rigter kan, mag, en moet toeftaan de cognitie over militaire qusertienr eod.nn.76. 8ö. Door de aanftellinge van de Heeren Stadholders zyn de aloude vryheden en voorrègten van yeder Staat, Land en Stad, conform bet Traclaat van Unie, bewaard en beveftigd, en kan dus door de opgedragenè dispofitie over het militaire niets meer, falvo Jtalu regiminis civilis, verftaan worden opgedragen te zvn, en waarom niet ? eod. nn. 87. 89-po. 93---p5. Militie. Qf, en hoe ver Militairen vindiceren mogen een goed, met hunne penningen betaald , en van het regt van legaal bypotbeecq daar op gauderen ? v. Hypotbeca. Van deszelfs byzonder e jurisdictie. z. Militaire jurisdictie. Minores. Over derzelver/)ft£f tnjien, en de preferentie van dien, in cas van defolatie en infolventie. z. Defolatie. Mobilia. v. Bona mobilia immobilia. Moeder, z. Ouders. Moet- Moetzoeninge , add. Delitlum, Homicidium. In welke gevallen de tranfaftie ofte moetzoeninge met des overledens Vrienden, naar Landregten , niet noodzaaklyk geoordeeld wou). c. 69. nn. 48.49. Of zonder moetzoeninge een'doodflag remiflibel is, en hoedanig dezelve gefchieden moet F eod.n. 51. Moneta. Of het pretium moneta, ten tyde van verkopinge, dan van liet 'genaafte goed, moet ingezien worden ? c. 22. nn. 4.5. En of men dus op de valeur van het geld, zo in commercie en negotie , als in naaftinge, ten tyde van het contract;, dan op de coars, tempor e retr aclus , letten moet P eod. nn. 3.7, Uit de tuffen Parthyen over de valeur ftand grypende ftilzwygende conventie moet het augmentum vel decrementum in de onderlinge cejlimatiè komen ad debitorem. eod. n. 7. Van deze en zoortgelyke qusft'ien , met opzigt tót de differente valeur van geld- en muntzoorten, ten tyde van verkopinge en naaftinge. eod.nn. 8.9. Hoe verre op aftien en obligeitien applicabel? v. AStio en Obligatien. Mora, Verzuim. 1 Hoedanig, en warneer poftdiem Sssss 2 "  INDEX. certum eén verzuim kan gepur- feert worden? c. 46. nn. 7<<. 78. ■ure C.v.li debiior, ut in mora conjtauatur, eft interpeïlandus. c. 20.11.47. Sufficit tarnen extrajudicialis interpellatio. c. 24. n. 32. Et etiam ex re,folo temporisdecurja,fine interpellatiom illa committitur. eod. n. 33. Wanneer, en in welke gevallen een mora gëinduceert, en hoedanig een effect in regten daar aan gëattribueerc word ? eod. n. 34. Morgengave. Waarom een morgengave niet tot den Erfgenaam van d' eerft overleden Egtgenoot getransmitteert word ? c. 52. n. 18. Volgens de Zutphenfche couftume , heeft een douarie ofte morgengave geen plaatz, als deVrouw voor den Man, de langftlevende zynde , zonder Kinderen geftorven is. c. 33, e.42. n.<5. Daar van is tot probatie van dien een certificaat van de Magiftraat afgegeven, en woordelyk alhier géinfereert. c. 34. Mors. De poena mortis, z. Doodftraf. ' Mulcla. v. Pcena. Mutuum. Demütuo ufurario £f gratttito. z. Renten. Naaftinge. Of en hoe ver httpntium mone- tce , ofte de differente valeur van gdd ten tyde van het contract , de verkopinge , ofte naaftinge , moet ingezien worden? v. Moneta. Nakinderen. z. Kinderen. Natten en Drogen, item Hoge en Lage, add. Feuda9 Regalien. Van de woorden van renten m natten en drogen, in zommige oude leenbrieven van deze en geene Heerlvkheden, zonderling in die van Pouderoyen, voorkomende, wat dezelve eigenlyk betekenen , en waar in derzelver nadruk gelegen is ? c.57-nn. 30.31.33 58.01. 62. 64.65.8r. Of die woorden fynonyma zyn met die van te water en te lande'? eod.n. 65. Diergelyke periode, zo van natten en drogen, als van hogen en lagen , vind men respectivelyk mede in zeker Plakaat der Staten Generaal. eod. nn. 80.8r. En mede in andere oude brieven. eod. nu. 82—85. Of, en hoe ver de beleninge van een goed met alle de renten in natten en drogen, enz. kan en moet begrepen, én tot eenig domein ofte regaal toegepaft worden? eod. nn. 1.2.3.64.67.68.76. I En in fpecie, of en hoe verre daar onder het regt van veer, S tol,  INDEX. t-oly envtjferye gehoord? eod. na. 5. 12.17.18- ip. 31. 32.36.39.44.45. 52-57. 66. 72-75. 77. 78. 88. Maar, hoe zo de beleeninge ook met alle appertinentien gefehied is? eod. nn.7.8.11.16.21. 29.30. 31.43.88.89. Of, en hoe verre door eene daar over in Holland ergane fententie, dezen aangaande, eenige praejudieie aan het territoriale regt van Gelderland kan worden toegebragt,en wat hier omtrent, met relatie tot voorfz. Heerlykheid van Pouderoyen, wyders gebeurd is ? eod. nn. 78.7P. Nederlanden. 2. Vereenigde Nederlanden. Nepotes. 2. Kinderen. Novatio, add. Debitum. Quando non habeat locum ? c. 10. n. 13. NovelU. An , &f quatenus Leges Codicis abrogent? v. Leges. Noverca. 2. Ouders. Nullum. De nullitate ejus, quod fit contra Leges. v. Leges. Nuncius. 2. Gerigtsdierijaar. Nuptia. 2. Huwelyk. Obligatien, add Kapitalen, Rentverfchry vingen. Of, en hoe verre obligatien, .;,r- pitalen,, enz met of zonder o«- derpand o.der het gerede , dan ongerede^ gehoren 'v Bmia mobilia ö3 im nobil.ti, rjf 'rlypotbeca, Van derzelver beloofde en niet beloofde renten, zo en als ook van de geene, het kapitaal excederende, en hoedanig daar omtrent te procederen, en die mogert gecumuleert worden ? z. Renten. Obligaten en aStien ryzen , als" ebbe en vloed. 'c. 22. n. 2. En wat tyd, 't zy van verkopinge , ofte 'naaftinge, men, nopens derzelver valeur, inzien moet ? v. Moneta. Officianten. 1 . Officien. ƒ z' AmPf^' Officier, v. Judex. Ofte. Dit ivjord word dikwils conjunèlivé en disjunSlivé genomen. c. 26. n.37. En hoe in het Plakaat, rakende de alienatie en dispofitien der Roomfcbe Geeftelykheid? z. Geeftelyk. Onmondigen- v. Minoren Ontfangers, add. Adminiftrateurs.Of, en hoe verre derzelver goederen tacite aan het GemeeneLand verbonden , en de Ontfangers Generaal des Graafs. Zutphen weder een legaal hypotheek op de goederen van de 'Pagters en hare B tgen hebben? v. Hypotbeca, Sssss 3 Op-  INDEX. Opdragt, add. Affectatie , Cejfio, Hypotbeca. Of, cn boe verre de preferentie van legaal hypotheek voor later expres en geregiflreert hypotheek aan opdragtenen veftenijfen, voor het Reglement en cvdig geprototolleen en geregijlreert, nadelig is? v. Hypotbeca. Hoe verre oudtyds, Romano, en hedendaags de opd.ragten, ofte fransporten, en hypotbecatien van onroerende goederen coraro ywdice Jïrtw, ofte voor een ander Rigter, waar onder niet gelegen zyn, kunnen, mogen, en moetengefchieden? c. 7. nn. 16. 20.21. 22. Of, en hoeverre daar omtrent de regi(lraiure in het algemeen nodig zy, en wat in 't byzonder het Plaka'atoverde regiftratie van opdragten en veftenijfen in Overbetuwe ten dezen opzigte komt te flatueren? v. Hypotbeca. Opperkerkmeefter. z. Kerkmeefter. Orange. z. Stadbolder. Ordonnantiën, v. Leges. Ouders, add. Alimentatie, ' Kinderen, Tugt, Vaderlyke magt. jDe querela inofficiofi tejïamenti circa Parentum tejlamenta. v. Teftamenttim.. Volgens het Jus Romanum, had een Vader een Ugaale uJufruSt van zyner Kinderen goederen. c.41. n.6. Dog deze fmgularis Romanorum patria poteflas is alhier buiten receptie, eod. n.6. De quaeftie, an Parens fuperjles habeat ufumfniCtum bonorum Liberorum pro eorum educatione cj? dlimentationel word negativêby anderen, en alhier affirmalivé gefufb'neert en betoogd. c. 42. nn. 2.3.7. &c. Maar hoe , in cas van hertrouwen , en of een langfllevenden Ouder dan zulks competeert/>ro educatione rjf alimentatione Liberorwrnf z.Kinderen. Ten tyde van Jujlinianus had de Vader'bet vrugtgebruik van zyner Kinderen goederen. eod. n. 28. Een Vader heeft, naar de. Zutphenfche oude wel hergebragt» gewoontens, indijlinctè ufurnfru6tum in bonis Liberorum, qua iis aliunde obveniunt, fchoon dezelve niet in alle deelen met het Roomfch regt overeenkomen, en waarom? eod. nn. 29.30.3c. Uit de paritas rationis, zo van 't Roomfch, als Hedendaagfch regt, volgd, dat men de principes van 'tjus CivileRomanum tot fundament van d' aloude Zutphen febe gewoonte omtrent dit vrugtgenot van Ouders in hunner Kinderen aangekomene goederen kan leggen, en waarom ? eod. nn. 33.34. Redenen van difcrepance over deze zake tuffen de Doftorert vermeld. c.4?.n. 1. Patrio.  INDEX. Patriapoteflets, Jure Romano, recepta, fed moribus confuetudine /ublata eft. . eod. nn. 2.3. Dus ceffeert de ufusfruclus Putris kgalis. eod.nn. 4.7. Maar hoe, zo een Vader mee die tugt by Huwelyks Voorwaarden, ofte andere dispofitie gebeneficeert is? eod. 11.5. Of aldaar 't Jus Romanum, met opzigt tot de patria poteflas, gerecipieert is? eod.n.6. Het regt van dit vrugtgenot word uit een ander fons en oorzake afgeleid, en aangewezen, met betoninge van dediverfiteitinïer/M»damentajuris Romani öf Confuetudinarii. eod. nn. 8.9-10.17. Hoe liet Stadregt van Zutphen, jn dezen aangehaald, moet worden begrepen? eod.nn 11.12.13.14. Of, eh wanneer een Vader isleentrfgenaam van zyn Kind? v. Feuda. Van der Kinderen en Kindskindederen legitime in derzelver ouderlyken en grootouderlyken boedel, met of zonder fideicommis bezwaard , en hoe dezelve wyders m univerfum patrimonium Parentis binubi kan gecomputeert, en met de Stiefvader ofte Stiefmoeder verdeeld worden ? z. Fideicommis en Legitime. Of, en hoe verre de Lex Hac Edicïali de Stiefouders raakt? v. Lex Hac Ediclali. _ Van der Kinderen renunciatie der mderlyke erffenilfen. v. Renunciatio. En der Ouderen verpligtinge tot derzelver alimentatie, z. Kinderen. Van een Onder, zig door het bedongen retour van der Kinderen nalatenfchap gepriveert hebbende, cn van hec effect van dien in dat c s. z. Retour. Van eer Ouderen fucceflie in ds nalatenfchap harer Kinderen, v. Succeffio. En of door den Vader van goederen , Voor- ofte Nakinderen_ by magefcheid toekomende, buiten kennis van de Moeder, gedisponeert kan worden ? z. KindereB. Of, en hoe ver in faveur der Ouders, in cas van retour, door de Knderen, over hunne ouderlyk» Zeewen mag gedisponeert worden? v. Teflamentum. Van der Ouderen dispofitie wegens het brengen in collatie, v. Collatie. Of, en hoe verre yemand, Ouders, ofte andere adfeendente Erfgenamen hebbende, van zyne goederen kan disponeren ? v. Teflamentum. . En waarom dusdane ouderlyke goederen met geene 'fideicommisfaire conditiën , nog vulgaire, en pupHlaire fubfiitutien kunnen, gëaffedteeri; worden ? c. 36, nn. 9. 10.. Overftemminge. Of, en wanneer in zaken van Marken ofte Gemeentens plaatz heeft? z. Marken. Pacla antenuptialia. £. Huwelyks Voorwaarden.  INDEX. Pagt en Huur. ■> v. Locatio Pagter. j Condutlio. Palinodia. v. Injuria. Tandetla. De Legibus PandeEtarum, earumque abrogatione. v. Leges. Panden ter minne, add. Hypotbeca. Zyn hedendaags geoorloofd. c. 29. nn.41.42. Papillen, z. Catholycquen. Paftoryen. v. Patronatus. Patria pote/Ias. z. Kinderen. Patronatus, add. Ampten. De jure patronatus. c. 47. n. 17. Tot het regt van patronaatfchap, zo van Paftoryen, als Vicaryen, geeftelyke beneficiën, enz. word bewys vereifcht. c. 57. n. 20. Pauper es, Paupertas. An, ÏS quatenus pauper, £? qui non babet in are, corpore fitplectendus? v. Pcena. Mque pauperi, ac diviti, juflitia adminiftranda. v. Judex. Van Katbolycque Armen, en of by teftament met de halffcheid, waar over men, geene Erfgenamen in de op- ofte afftygende linie hebbende, volgens Landregt dezes Graaffchaps, kan disponeren, kunnen en mogen gebeneficeert worden? c. 27. nn. 1.2.3. Of, en waar in dezelve van het verbod der makingen en legaten gëexcipieert zyn ? eod. n. 26. Wat daar omtrent in Gelderland en Holland by de Plakaten geftatueert is, en hoedanig dezelve gèexpliceert moeten worden? eod. nn. 4,5.29. Of, en hoe verre de redeneringe van 't een ofte ander Plakaat dienaangaande aanneemlyk is ? eod. nn. 6.31 = Wat ten dien opzigte met het Landfchaps verbod van het maken, geven, en legateren aan de Kloo(Iers, ofte andere Roomfcbe Geftig, ten bedoeld word?z. Geeftelyk. En of dit verbod op waereldlyke, ofte gemeene en buisarmen, dan op de geeftelykey en die een gelofte van armoede geduan hebben, alleen applicabel is? c. 27. nn. 11.26. 27. Armen, aan welke eenige onroerende goederen gemaakt zyn , moeten zonder onderfcheid 'daar van den impoft betalen. eod.n. 14. Gods- en Armenhuizen mogen , om politycque redenen, nu geene vafte' goederen meer aankopen- eod.n. 15. De gedemandeerde direcïie, executie, en adminiftratie van de goederen, aan de Katbolycque Armen gelegateert, geeft geene veranderinge, ofte nadeel aan het teftament, nifiin fraudem Editti faclum fit. eod. nn. 20. 33. 't Welk uit eendiergelykPlacaat van Holland gedecideert te zyn aan-  INDEX. aangetoond word, en worden daar toe verfcheide gevallen van alimentatie en fupport van en aan Room/eb Catbolycque Armen in verfcheide Steden van Holland bygebragt. eod. nn. 21.22.28.30. Wanneer, en waar over den eed aan die, by zulken teftament gefielde, Adminiftrateurs en Executeurs door den Rigter kan en behoorde gëinjungeert te worden? eod. nn. 23.27.32. Aan alle, die bulp en byftand nodig hebben, fchoon meelt, aan de buisgenoten desgeloofs, moet men egter, zonder onderfcheid, goed doen. eod. nn. 24.25. Wat door de doode band in dit refpect verftaan word, en daar onder gehoord? z. Amortizatie. Peculium, add. Kinderen. Definitio, éf diftinftio peculü profeétii & adventitü. c. 42. n. 22. Dog deze diftinftie heeft, moribus bodiernis, in zommige Landen geen plaatze. eod. n. 23. Waar in de origo ei? principium peculü adventitü beftaat ? eod. n. 24. Pecunia. An, & quatenus parata pecunia inter mobilia referatur? v. Bona mobilia & immobilia. Van penningen , geprovenieert van goederen, tacitéaut expreffe verbonden, v. Hypotbeca. EnvangeZd, tot aankoop, timmeringe, en reparatie van buizen en goederen op-vefchoten. v. Bona êf Domus. De valore pecunia:, v. Moneta. Peindinge, add. Affectatie, Arreflum, Citatio, Manier van procederen, Toeilag. Van het argument van peindinge tot citatie, v. Citatio. Of, en hoeverre een peindinge, op en aan een leen- of hof horig goed , buiten' confent van den Leen-ofte Hof beer, ondernomen, nul is,'en dat vergeten confent ad oppignorandum kan geretrotraheert worden ? v. Feuda en Hofhorig. Van het onderfcheid tuffen peindinge en citatie in dat cas. v. Feuda en Hofhorig. Een peindinge, aan den debiteur niet gëinfinueert, field hem zo weinig in mala fide, als dat dezelve Voor d' iniinuatie , ten resfpecte van een derden, affectatie maakt. c. 29. nn. 48.51* Waar in het onderfcheid tuffen een peindinge op 't gerede, en de defolatie van den boedel beftaat ? eod. nn. 49.50. Van het verftand van het Zutpbenfche Landregt, omtrentpeindingen en badingen, nopens die te doenc ofte te bewyzene bctalinge. y. Solutie. Of, en hoe verre voor renten, van een obligatie of kapitaal verfchuld, met peindinge. mag geprocedeert worden ? z. Renten. Ttttt Een  INDEX. Een pofterieure peindingekan niet vernietigen een anterieur legaal hypotheek. c. n.n. 2j. Of, en hoe verre door een peindinge een gefuftineert legaal hypotheek nader beveiligd, en géeffectueert word , dat een debiteur met den Fiscus tot dewricurrentie admiffibel is? v. Hypotbeca. Of, en hoe ver men cp der Zutphenfcbe Burgeren goederen psinden mag ? z. Zutphen. Perfoneel. v. Atlio, Bcna mobilia £f immobilia. Per! inent ia. v. Feuda. Petitorium, add. Poffeffio. Waar de petitoire zaken, degeeJlelyke goederen ofte 't fpoliiim violentum rakende, moeten geventileert worden ? c. 5. n. 40, Pignoratitia atlio. v. Aclio pignoratitia. Pignus. v. Hypotbeca. Pcena, Poenale, add. Boete, Breuke, Delillum. De pcena pecuniaria, an &? quatenus, obmultiplicata ejufdemfpeciei delict a, fit aggravanda? v. Deliéum. Qtd non babet in are, luat in corpore. c. 64. nn. 23.24. En hoedanig tegen een beklaagden , niet in bonis hebbende, met de ftraffe mag vervaren worden? eod. n. 23. In omnibus cafibus , ubi quis ipfo jure poenam incurrit, requiritur fententia Judicis declaratoria. c.65. nn. 1.2.3. 5.Ö. Ita, ut fine eau ja cognitione, etiam in notoriis, fententia fit ipfo jure nulla. eod. n. 4. Wanneer een Rigter , civile en criminele jurisdictie hebbende , om bewegende redenen, een vorige ftraffe mag in eene andere veranderen ? c. 66. nn. 1.3. 4.5. Maar hoe, in geval die Rigter een inferieure Rigter is? eod. n. 2. Qjiandopcena eft mitiganda? c. 67. nn. 11.12. Over welke delicten een extraordinaire ftraffe of boete plaatz heeft? c.68. nn. 11.12. Waarom, en wanneer een extraordinaire ftraffe voor den eed van purge prasferabel, en tot den lyve niet extenfibel is ? c.6p. nn. 20.21. En wanneer een ordinaire ftraffe plaatz hseft, of niet? eod. n. 22. Van poenale wetten, v. Leges. Van de prafcriptie derftraffen. z. Prsefcriptie. Van poenale flipulatien in teftamenten. v. Teflamentum. Of, en hoe verre in breuken en pasnaliteiten 't privilegie de non evocando ceffeert ? z. Evocatie. Van boeten en breukenmmarkiaken, en hoe ver de respecti ve Marken tot het decerneren van dezelve bevoegd zyn? z. Marken. De boeten worden , moribus nojiris, niet verjaard met een jaar, maar  INDEX. maar met een derdendeel van honderd jaren. c. io.n. 87. Wanneer boetboeken proberen eod. n. 38. Politycque Rigter. Van het onderfcheid tuffen den politycquen en militaire Rigter , en derzei ve verfcheidejjurisdictien. z. Militaire jurisdictie. VoJJeJJio , Pojfejjorium, add. Erfhuis, Erfuiter, Spolium. De fedes qucejllonis fuper retinenda vel acquirenda.poffejfione is in het Zutpöen/'cbe Landregt Tit. 3. Art. 1. é? 2. te vinden. c.5. n. 1. Waar in het onderfcheid tuffen het middel van eene door apprebenfie en immiffie verkregene^wfieffie van verftorvene goederen beftaat? eod. n. 7. Van de eerjle word geen exploict van wetbe, gelyk van de tweede, vereifcht. eod. n. 8. En waarom tegen een eerjle gëapprehendeerde poffeffie geene tweede mag worden toegeftaan? eod. n. 9. Wat den volgenden Erfgenaam dan tot verkryginge ofte recuperatie der verlorene poffeffie te doen ftaat? eod.n. 10. Hoedanige interdicla pojfefforia ■ by onze" Landregten toegelaten zyn? eod. n. ij. Waar in het interdiftum, uti posfidetisy &utrubi, beftaat? eod. n. 16. Wat effect: deze fummiere procedure voortbrengd ? eod. n. 17. ' Waarom het inierdiftum aan Pagters tegen Verpsgters niet verleend word? eod.n. 35. Wanneer het zelve nogtans tegen een derden, en zelfs regen een Verpagtcr, plaatz heeft? eod. nn. 36. 37. Een bona vel mala fides word' in onze couftumiere/;q/7'e/7?t! niet geattendeert, ad exemplum Romanorum, dewelke daarom ook geene aCïiones, maar alleen inter difta verleenden. eod. nn. 18.19. Waar in dezelve beftonden ? eod. n. 20. Hoedanig yemand, in de poffesfie geturbeèrt rzynde, zig, haar Landregten , moet gedragen ? eod. n.21. De mandata, cum, & fine cloufiula , zyn in favorem pojfidentis ingevoerd. eod. nn. 22.23. De poffesfione domus mortuarice. z. Erfhuis. Niet de qualitas, tituliis, aut juss maar het faSlumpoffesfionis, komt, moribus noftris, alleen in confideratie. eod. n. 32. 't Effect daar van beftaat in tuendo eum, qui primo poffederit, £f inhibendo alteri, ne poffefforem moleflet. - eod. n. 33. Favor pcffesfionis liber at, Jv.re Romano, ac Gclrico, poffefforem dprobatione. eod. nn. 34.. 41. En waar in de favor poffèsjionis verder beftaat ? c. 45. n. 45. Of het remedium retinendce kan gëemployeertworden, alsde^wTtttt 2 fiesfie  INDEX. fesjle niet meer ledig bevonden word? c. y.n.38. Wien bet interdiflum retinendce, dan adipifcendcB vel recuperandce, naar onze Landregten, competeert, hoedanig, waar en door welken ingang regtens het een en 't anderonderfcheidenlyk moetin 't werk gefield worden? eod. n.39. De pojjejjoire en petitoire zaken , de geeftelyke goederen, of het fpolium violentum rakende,kunnen, tot keur des Aanleggers, voor het Hof, en den dagely kfchen Rigter geventileert worden. eod. n. 40. En hoe de actiën over poffeffoire leenzaken ten Hove gëintentccrt worden ? v. Feuda. Naturalis posfesfor contra civilem prceferendus. eod. n. 29. Depoffeffionepignoris, vel rei mobilis. v. Bona mobilia immobilia. Poffeflie , fchoon immemoriaal, geld, zonder probatie van zyn regt ofte titel, niet. c. 57! n. 42. En of daar toe zelfs een feudale poffeffie in 't gemeen genoeg zy ? eod. n. 43. Van de feudale poffeffie , en wat daar roe vereifcht word? v. Feuda. Waar in her onderfcheid tuffen een Heres inftitutus, cn een Legatarius, ten aanzien van d' apprebenfie der poffeffie, beftaat? e. 45.nn. 1. 2.3. De naturalis po fferfio, by een Ufüfrubtuaris, en de civilis, by den Proprietaris refiderende, word met de dood van den eerften g'ex- I tingueert, en ipfo jure geconfolideert met de poffesfio civilis van den tweeden. eod. n. 9. Naturalis poffeffio non vera eft poffeffio, fed detentio, quee tanturn in fafto, non jure, confiftit. c47.nn.27.28. Hincnaturales poffeffores fibi, ex parte £? in tantum, non refpeStu dominii,fed ufus, posfident. eod. n. 29. Waar door een poffesfie bewezen word? eod. n. 30. Judex tueri debet eum, licet uno momento priorem, qui primo posfederit. eod. n. 31. Ita, ut proprietario competat remedium manutenentim adverfus turbantem, fef cafu quo etiam contra poffefforem, cj? quatenus ? c. 45. nn. 10. tr. Wat, omtrent de apprebenfie van een ledige poffeffie, moet in agc genomen, en hoedane benaminge daar toe gebezigd word ? eod.nn. 14.19-35- 38Een blote apprebenfie van een ledige poffeffie is geen ingang regtens, nog een middel van executie eod. n. 36. Na dode van een UfufruSluaris kan deze apprebenfie door den Ei- Éenaar gefchieden. eod. n. 43. log, dezelve door een ander vooraf geapprehendeert zynde, is 'er geene ledige poffesfie meer. eod. n. 44. De actie , om by inleidinge eigendom ofte plenaire poffesfie vel quafi , vooraf by een ander gelipprehendeert, te vindiceren, is rëeel,  INDEX. rteel, en van de perfonele onderfcheiden. eod. n. 15. Van de apprebenfie eener ledige pojjejfic moet geen infinuatie gedaan worden, eod. nn. 16. 17. 37. By een afte van apprebenfie van pojfejjie moet het woord immisfie niet gebruikt worden. eod. n. 19. En om welke redeneu niet ? eod. c 22. Wanneer d' apprebenfie der £01fejfie van een tugtgoed niec praejudiceert den Tugtenaar ? eod.nn 23. 24.-25.28.29. Qj tollen-> enz- ondür„Jceerfie* Queiei. z. ueeiteiyis. . dan dc /fl^ gehoren? Raad van State, add. Capi- eod.nn.74.75. tein Generaal. Alle «goZten, tonen, en ƒ*•«*Zegzezï zyn jtrittijfimi juris, en Of, en hoe verre voor den opper- worden dus nooit gepracfumeert. ften Rigter in het militaire te hou- eod. n. 89. den ? z. Militaire jurisdicïie. Of, en hoe verre de Staten van tt, .« ~ , „ üai,an;n™n Gelderland onder Derzelver rega- Ratioms. z. Rekeningen. Um ofte rfom^CT confiderei.e5n , T) prQufAtie en dien ter gevolge privativelyk ^ecantatie. bezjtten alle» ^dke aldaar Van de recantatie, en recantatoi- op de rievieren geheven worden? re aSiien in injurien. v. Injuria. eod.nn. 5.17.18.19-39- jfl.ög. Recufatio 0f' ?n ^oe ver-het regï v-n i\.ctujiuiu. ryB ir) Qe rievieren, als in jraïii De recufatione Judicis, excepti- primcevo, gemeen is, en door een onibusque recufatoriis, ddeclina- fpeciale wet van den Souverein ioriis difcrepahtibus. z. Incom- kan verboden , en alzo onder zy- petentie. ne domeinen getrokken worden? _ D eod. nn. 9. lo. RedltUS. Z. Rente. Quid, fi Princeps cajlrum, cum Réeel. v. AdiOy Bona mo- pertinentiis, jive 'cum toto bilia 6f immobilia. ïermtomo, concept, aneojpfi  INDEX. tenfeatur, concefftffe ufum fluminum ? z. Rievieren. Het regt van veer behoord onder de regalien en domeinen van den Vorft. eod.nn. 12.13.14. Geene veeren in deze Provincie worden gëintroduceert, als door de Staten van de Provincie, ofte door de Heeren van de Rekeninge uit Derzelver naam, en kunnen derhalven alle ongè'octroyeerde heg- ofte byveeren, zonder vergoedinge , worden geremoveert. eod. nn. 32.70.71. Onderfcheid, zo tuffen een veer langs, en een veer over een rievier , als van enkelde en gemeenfobappelyke veeren, eod. n. 71. Het regt van tol, veer, en vijferye, enz. is domaniaal, en word, buiten een fpeciale titel en concesJie van den Souverein, niet verkregen, eod. nn. 6. 12. 32. 39. 52.71- 88. Is geen gevolg van een Heerlykheid. eod. n. 51. Wat-een Heerlykheid zy ? z. Heerlykheid. Het voorfz. regt van tol, veer, vijferye, enz. word dikvvyls afzonderlyk uitgegeven. c.57. nn. 17. 18.19. ^7. In dc oude brieven en handvesten vind men doorgaans tollen, veeren, vijferyen, enz. nominatim uitgedrukt, metallegatievan verfcheide gevallen in vorige eeuwen, eod. nn. 53.54.55.56. Waarom de infertie der woorden van jurisdictie, tol, veer, enz. tot het effecï van derzelver fpe¬ ciale concejjie in diergelyke brieven noodzakejyk is ? eod.nn.88- junct. nn 6. 7. 21.29.41.43.46 51. En of daar toe, en tot hec acquireren van een jpeciaal regt ofte domein genoeg zyn generale woorden ? eod. nn. 7.16.21. 22.23. 43. Of voorfz. regt van tollen, veer, vijferye, enz. onder de woorden van reditus ofte renten ook begrepen word? z. Renten. En in fpecie, of dat regt door de woorden van natten en drogen ook berekend word, en die woorden tot eenig domein ofte regaal kunnen roepaffelyk gemaakt worden ? z. Natten 'en Drogen. Of, en in hoe verre door eene in Holland ten dezen opzigte ergane contraire fententie eenige praejudicie aan het territoriale regt van Gelderland, voor zo verre het veer en vijferye daar onder gehoord, kan worden toegebragt, en watby zekere gelegenheid hier omtrent 'gepaffeert is > c57.nn.78.79. Van domaniale leenen , derzelver gifte, titel, en verjaringe. v. Feu* da. Regiffcers. z. Leggers.- Regiitrature. Van regijirature ofte protecollatit, en van deszelfs effect, en verzuim, met relatie, zo tot gemaakte affe&atien, gedane ceffien, é**gepaifeerde tranjporten en ~ tVvvw ca-  INDEX. catien, in het generaal, als tot dejolate en infolvente boedels, in 't byzonder. z. Affectatie, CeJ}io,De- " folatie, Hypotbeca, Opdragt. 't Stadregt van Zutphen requireert pro validitate aStus geene registratuure, gelyk het Landregt, ofte Nieuw Reglement des Graaffchaps. c. 11. n. 34. Waarom Zega/e verbanden niet kunnen gcregijlreert worden ? v. Reglementen, v. Leges. Regtsgeleerden. v.Advocatus. Rekeningen. t Wanneer proberen ? z. Leggers. " Van die van Kooplieden, z. Kooplieden. Van 't effect, eenemiet gecontradiceerde rekeninge. c.28.nn. 10.11. Renten, Rentverfchryvingen. Of gereed, dan ongereed zyn ? v. Bona mobila &? immobilia. Van renten in natten en drogen. z. Natten en Drogen. Wat eigenlyk en in den gemeenen zin het woord reditus ofte renten betekend? c.57.n.72. En of daar onder 't regt van tollen, veer, en vijferye begrepen word? eod. nn. 66.73. Van de procedures in boedelfcbeidingen in cas van retour nopens lyfrenten, z. Retour. Of, wanneer, en waarom voor renten van zuivere obligatien mee peindinge mag geprocedeert worden? c.6.nn.o. 10.11. En of dus de rente met het kapitaal in een libel maggecumuleert, en, bedragendede qimmiteit der fomme , waar voor fchriftelyke proceffen toegelaten zyn, ook fchriftelyk gëageert worden P eod. nn. 12.13. Of, en hoe verre de renten, het alterum tantum van het kapitaal excederende, zo naar de Landregten en gewoontens des Graaffcbaps Zutphen, als volgens s' Hoves practyk, van den debiteur mogen gevorderd worden ? eod. nn. 15.16. Maar hoe naar de couttumes der Stad Zutphen ? eod. nn. 17.18. Confuetudo regionis, in qua contr a'hitur, ratione ujurarum, jpeSlari debet, ei? quare ? eod. nn. 19. 20. 't Mutuum ufurarium rjf gratuiturn of en hoe verre in de Roomfche Vierfcharen plaatz had? c. 24. nn. 1.8.9. Moribus van een kapitaal beloofd zynde interejje, vervallen alle conflicten, daar over,a dienumerationis, vel ex mora, gemaakt. .tT eod. n. 2. Waarom m Veluwe en Vriesland, contrair de practycq, zo van den Hwe -Provinciaal, als van de twee andere Quartieren van Nymegen en Zutphen, geene rente verder, dan tot een zeker tyd, bepaald en beloofd, plaatz heeft? eod. nn. 6.7.15. Ten welken einde die Vriefcbe en  INDEX. Veluwfche prafftyk alhier worden gedeüattcert, en dit meteen Hollandfch gewysde gecorroboreerc word. eod." nn. 12. 13. ij. 16. ij. 29. 30. Enkomen, moribusnojlris, die in Jure Civilï ten dezen opzigte gemaakte diftinctien inter bontsfidei £? jlricti juris Judicia niet meer in confkleratie. eod. n. 10. Dus is een debiteur, hetkaTpitaal boven het bedongen jaar tot zyn gebruik houdende, verpligt, daar van de beloofde en lopende renten te betalen, en waarom ? eod. nn. 11. 12.14.27. En moet derhalven van alleobligatien,waar in maar een jaar rente is geftipuieert, dezelve tot de effeciive betalinge van de kapitalen voldaan worden. eod. nn. 27.28.30.31. Naar't gevoelen van zommigen, word interejje verfchuld ddie nu. merationis, en dus expromifjione, buiten interpellatie, voldaan ob lapjum diei. eod. nn. 35.36.37. Renunciatio. Renunciatio debet probari. c.37.n. 21. Wat tot een tacita renunciatio vereifcht word ? eod. n. 22. Renunciatio,cum fit firiSttsinterpretationis , non extendenda de . cau fa ad caujam, nee deperfonaad perfonam. eod. nn. 23. 29.30.38. Verba ita interpretanda, ut renuncianii minus noceant. eod. n. 27. Een Zoon ofre Dogter, gerenuncieert hebbende van de vader- ofte moederlyke nalatenfchap, word niet verftaan, van hare broeder, mfterlyke, ofte andere erffeniffen mede gerenuncieert te hebben, en waarom niet? eod. nn. 25. 26. 27. 28. 31-33 38. Om de kragt eener renunciatie te kennen, moet men wel agt geven, hoe ver, en waar over dezelve gevallen is. eod. n. 32= Renvoy. z. Incompetentie. Reparatie. Van de reparatie van fluizen, en hoedanig die door de respective Markgenoten moet gefchieden ? z. Marken en Sluizen. Van reparatie der tugtgoederen door wien te gefchieden ? z. Tugtenaar. Van reparatie van buizen en goederen, en daar toe opgefchotene penningen, v. Bona& Domus. Reprelèntatie. Of in leengoederen plaatz heeft ? v. Feuda. Of in heerlyke? z. Heerlyke go* deren. Of ook in allodiale ? z. Allodiale goederen. Republyk. Van de Roomfcbe. z. Roomfche Republyk. Van die der Vereenigde Nederlanden, z. Vereenigde Nederlanden. Retentio. v. Compenfatio: An ,& quando pro damno dato& Vvvvv 2 im-  INDEX. (tnpenfis eompetat? v. Expenfct en Schade. Of en hoe ver tegen Zutpbenfcbe Burgers plaatz heeft ? z. Zutphen. Retour, add. Huwelyks Voorwaarden, Teflamentum. Èen Vader ofte Moeder, zig door 't bedongen retour by huwelyks contract van der Kinderen nalatenfchap gepriveert hebbende, word, als een extraneus, en niet, als een beres Jdnguinis, aangemerkt, en dus eic tejiamento tot derzelver halffcheid beregtigd. c. 38. nn. 13.14.20. Blyvcnde de weder halfJ'cheidaan des Teftateurs naafte Zydmagen. eod. nn. 15.16.22. . Indien aan de Kinderen de vrye dispofitie over hare vader- ofte moederlyke retour fubjeöc goederen gelaten is, hoe dezelve moet verftaan worden ? eod.nn. 23.54—67. Een Kind zyn aangëerftf ftamgoed uit zyne familie en linie, tegen het by d' Ouders gejlipulcert retour, transporterende, is hard en onbillyk. c.39. n. 12. Waar in het effect van een by Huwelyks Voorwaarden bedongen retour der respective aangebragte goederen beftaat ? c. 40. nn. 1.3.5.7. Hoe verre in materie van boedelfcheidinge moet geprocedeert worden, in cas van retour, omtrent aangebragte jaarlykfebe lyfrenten ? eod. nn. 2.6. Of een Erfuiter, in val van bedongen retour van goederen, verpligt is, den inventaris in diflinStekapittels, enz. te moeten vervatten ? c. 48. nn. 29.30.31. De voorfz. diJlinSte inventarifatie kan in Judicio familie?, ercifcundee principali beter en gevoeglyker gefchieden. eod, nn. 32.33.34. Het contrair advys word by anderen gefouteneeft eod. nn. 35.36.37, Effect van der goederen retour, met relatie, zo tot der Egtgenoten fclndden. c. 56. nn. 42.43. Als tot der Ouderen, Broederen,en Zujleren onderlinge fuccejjie. v. SucceJJio. En zyn de gerede goederen, als meubels, huisraad, contante penningen , enz. by gebrek van inventaris, naar "'t Nymeegfche Landregt, ongëagt het bedongen retour, tuffen Man en Vrouw gemeen, c. 56. n. 44. v. Bona mobilia &P immobilia. Van de zin van 't Zutpbenfcbe Landregt, nopens de gifte van het gereede, met ofte zonder extenue tot de aangebragte gerede goederen, waarvan retour bedongen is. v. Tejlamentum. De libero arbitrio disponendifuper bonis, reverfioni fubjeeïis. c. 38. nn. 23. 24.25.26.27. 49.64-67. c. 39. n. 3. En hoe dit liberum arbitrium te begrypenis? c. 38.0.24. Of  INDEX. ©f, en hoe verre een Zoo» ofte Dogter, in cas van retour, over de paternelle ofte mater nelle leengoederen, in faveur harer Ouders, mag disponeren ? v. Teflamentum. Retrattus. z. Naaftinge. Reus. De reo contumace. v. Contumacia. Of, fuftinerende des Rigters jurisdictie incompetent te zyn, compara-en, en hoe zig alsdan gedragen moet? z. Incompetentie. Rievieren.. Of, en hoe verre hat regt van tollen , veer, en vijferye op de rievieren, voorts 't leggen van hoofden en kribben in dezelve enopde ftromen, gehoord onder de domeinen ofte regalien van den Vorft, en met ofte buiten Derzelver beleeninge en concejjie kan verkregen worden, met het geen tot die materie, zo in het algemeen, als in 't byzonder fperfteert, en daar van dependeert ? c. 57. nn. 6.12.32.39.52. enz. z. Regalien. An Princeps, vafallo concedens cc, ftriim cum pertinentiis, Ut fjf cum omni territorio, videatur eo ipfo conceffiffe ujum fluminum? c. 57. nn. 15.34.50. Rixa. v. Pugna. Roomfche Geeftelykheid. %. Geeftelyk. Roomfch' regt, Jus Romanum , add. Land- en Stadregten, Leges. Hoe verre, en wanneer de Kcizerlyke befchrevene regten , ofte de Romeinfche wetten,, by ons aangenomen zynde, plaatz hebben? c. 29. nn. 28- 45*Over derzelver receptie infubfidium. c 35. nn. 70-76. 'r. Roomfche regt word nomina' 'tim by 't Stadregt van Zutphen infubfidium gëadmitteert. c. 20. n. 38. c. 43. n. 20. Of, 't geen f ure Romano ve teri novo geweeft is cerfi juris, zyne applicatie heeft ad mores hodiernos hujus Provincie, V c. 35. n. I. De hardigheid der Roomfcbe wetten konde oudtyds door de Prceto-f res gëadjuveert, en, quatfitisco-1 loribus, naar de billvkheid en het belang van 't gemeenenut,geiiccommodeert worden. c. 39. nn. 7.8Of, en waar door de gëexolesceerde Romeinfche wetten, en het Jus Patrium, door Romulus ingefteld, moribus gezegd worden ingevoerd te zvn ? v. Leges. Waarom de Romeinfche wetten altoos niet applicabei zyn op onze V'aderlandfche en oude wel hergebragtegewoontens? c. 29-n. 2$. Roomfche Republyk. Deszelfs gedaante komt met d' onze in veele opzigten niet overeen, c. 18. n. ic. Van dè coi:liti:n der Sttdmmdc Wvvv 3 Room-  ï N D E X. Roomfche Republyk. v. Civits* tes. Ryksgoederen. Van derzelver aard, en fpeciale de- nominatie, en of onder dc generale vaam van goederen ook begrepen worden ? c.56. nri. 25.26.35.36. Salaris, Jura. De Advocaten, in de Stad en 't Graaffchap Zutphen prach'zerende, moeten zig, nopens hun falaris, reguleren naar de respective Reglementen, over derzelver jura gëarrefteert, en waarom? c.3.nn.4.5. Schoon ook ter plaatzen harer domiciliën eenige hooge ofte mindere jura betaald worden.- eod. n. 6. In erf Luiszaken word binnen de Stad Zutphen dubbeld falaris gedeclareert, z. Erfhuis. Schade, add. Lex Aquilia. E condemnatis adrefarcitionem damni , dolo aut culpa dati, reliqui, fi ceeteri folvendo non funt, in folidum tenentur. c. 61. n. 2. c. 62.0.4. I11 deli&is, cum Magiftratus remifit pasnam, Juperejl tarnen a£lio Uejasparti: c. 61. nn. 3.4.5.6. Ouid fub damno continetur ? ~ eod.nn 6.7.8.10.11.12. De vergoedinge van het interejje ofte verlies van de befchadigde heeft plaatze contra correos delifili, voorbehoudens het regres tegen dezelve, ateparticipes deliSli. eod.nn. 13. i7.c.62.n.7. Si culpa dolum precedat, indi* .JlinBe quis de cafu ad damni emendationem tenttur. c. 61. n. 14. Damnum, levifiimd culpdin faciendo datum, refarciendum. eod.n. 16. Hoe een Rigter in de asftimatie van het damnum emergem lucrum ceffansmoet te werk gaan? eod.n. 19. Wanneer de damno illato confteert, word den eed van de befchadigde fuper quantitate damni voor bewys gehouden, eod. n. 20. Welken den Rigter ex qjjicio zelfs mag defereren. eod. nn. 21.22. Een actie van fchade, uit eencrimineel begin voortgekomen, kan ex poft niet voor civiel gehouden worden, c. 62. nn. 8.17.37. Van fchade, door brand veroorzaakt, z. Brand. Of defchade, ongëagt de contumacie, moet bewezen worden? v. Contumacia. An, &? quando pro damno datt competat retentio rj? pignoratitia aStio ? c. 19.nn.37.38.39. Hoe door de Erfgenamen te dragen? z. Erfgenaam. Schattingen, add- Regalien. Tributa indidtiones, pro ratione facultatum, unusqiiij'que folvere tenetur. c. 57^.27. In dcfolate boedels hoe ver en waarom de impofitien en fchattingen preferabel zyn ? z. Defolatie. Of, en hoe verre de Armen, en inzonderheid de Catbolycquen, daar van vry zyn ? v. Pauperes. Eo  INDEX, En hoe ver de Geeflelyken? z. Amortizatie, Schuld. 7 n Schulden.! v' Debmm' Secretaris, Secretariaat. Of, en hoe verre aan de verklaringen van SecretariJJen,. Land• ofte Gerigtsfcbryvers, en diergelyke Gerïgtelyke perzonen geloof gegeven word ? c. 8- n. 22. Of, en hoe verre een gekogt Secretariaat aan collatie fubject zy? z. Ampten. Sententia, add. Advyzen. JSfon fententiis , fed Legibus judicandum. e. 1. n. IJ. Van contumaciele fententien, inzonderheid van een incompetenten Rigter. v..Contumacia en Incompetentie. Sepulchrum. z. Grafplaatzen. Simulatio. Van fmulaten koop, v. Emtio Venditio. Sluizen. Van het onderhoud, en reparatie van fluizen, hoedanig, en door wien in de respective Marken moet gefchieden^? z. Marken. Tot het obltrueren van oude, ofte conftitueren van nieuwe fluizen, word de cognitie en conceffievan den Souveréin vereifcht, en de manier van addres daar toe aangewezen. c32.nn.i-i. 12.13. Solutio. Hoe de Titel Landregtens van badinge, en de Titel van peindinge , omtrent de manier van procederen , met opzigc tot eenejedente Judicia te doene, ofte te bewyzene betalinge, moet verftaan worde» P c.6. nn. 2.3. Solutio , utpote failti, probanda. c. 23. n. 65= Soror. z. Broeder. Spolie, add. Poffeffio:. Deficientibus duobus extremisfpoUi,, heeft de citatie voor den Hove Provinciaal ex capite fpolii geen plaatze. c. 32. nn. 4. y. Waar de poflefloire en petitoire zaken, het fpolium violentum rakende , kunnen geventileert worden? c.y. n. 4a Van fpolie in erfbuiszaken. z. Erfhuis; Sponfa. \ z. Bruid, BruïSponfas. f degom. Souveréin, add. LegisIatoK Een Souveréin is aan eens anders wetten niet gebonden, c.35. n.103. Dog kan buiten de palen van zyn regtsgebied geene wetten maken, v. Leges. Of, en wanneer deszelfs concesfie tot het obftrueren en maken van fluizen nodig zy ? z. Sluizen. Stadholder, add. Kapitein Generaal, Orange. Van den ftaat der militaire jurist diSite  INDEX. diStk onder de Stadbolders en Kapiteins Generaal z. Militaire Jurisdictie. Door het aanftellen van de respective Heeren Stadholders zyn de aloude voorregten en vryheden in yeder Staat, Land en 'Stad bewaard en beveiligd, en kan dus, Jfalvoflatu regiminis civilis, door de opgedragene dispofitie niets meer verftaan worden opgedragen te zvn. c. i8. nn. 87.89-90.93—96. Stadregten. 2. Land- en Stadregten. Statuta. 2. Land- en Stadregten £5? Leges. Steden, v. CivitatesSterfhuis, z. Erfhuis. Stiefkinderen. > Stiefmoeder, f T_.zj Stiefouders. \ Kinderen Stiefvader. I _e° Stiefzoon. f °uders' Straffe, v. Pcena. Stromen, z. Rievieren. Studiën. De penningen, by gebrek'van -ouderlyke adfiftentie, DoStoratus vel Jliidiorum caufa door een Zoon opgenomen , behoren tot de ouderlyke nalatenfchap > en moeten dus uit den gemeenen boe¬ del betaald worden, en waarom? c.26.nn.3 4.5.7.8. Of, en hoe verre de Ouders tusfen de Kinderen, ten fine van exercitie van collatie der koften tot de ftudien, naar onze wetten , kunnen en mogen disponeren? eod. nn. 12.13. En die tot volbrenginge der fludien en verkryginge van de opgevolgde promotie gefubminiftreerde 'koften ook in collatie moeten gebragt worden? eod.nn. f. 4. 8.11.16.17 18.19. Of daar onder de bevorderinge tot de priefterlyke qualiteit ook begrepen meet worden? z.Geestelyk. En wat wyders tot fubfiftentie der collatie in 't generaal vereifcht, en hoe verre het zelve op dit cas in 't byzonder, met relatie, zo tot den Vader, als Moeder, en derzelver aantekeningen, mede kan toepaflelykgemaakt worden? v.CoZlatio. Subhaftatie, add. Verwin. Een crediteur is verpligt, tot confervatie van zyn regt van prioriteit op een goed, gerigtelyk verkogt ofte gefubhafleert wordende, te proteflereè , of is daar van , fchoon niet geciteert , na de ge' dane publicatie der verkopinge, verftoken , en waarom ? c. 7. nn. 38.39.40* Submiifie. Van de fubmiffie aan een ander Rigter. v. Jurisdiftio, Sub,  INDEX Subftitütio. Of, en in hoé ver de Landfchaps refolutie omtrent het disponeren over leengoederen mede tot fubfiitutien extenfibel is ? v. Feuda. En hoe verre ouderlyke, ofte andere goederen, waar'over niet mag gedisponeert worden, met eenige fubfiitutien ofte fideicommisJaire conditiën kunnen gëarfecteert worden P v. Fideicommis en Ouders. SucccJJio, add. Teflamentum. Een Vader is alleen door de wet en een natuurlyke reden geroepen tot de allodiale en feudale nalatenfchap zyner Kinderen. c. 56. nn. 28. 29. Maar hoe, zo de feudale goederen met retour ofte fideicommis bezwaard zyn? eod. nn. 30.35.37. Halve Broeders en Zufters erven alhier te gelyk, en even na met de wik Broeders en Zufters. c. 36. nn. 11.12.17. c. 37. nn. 4.6. Het welk uit de naafte in den bloede opgemaakt. c. 37. nn. 5.7. En mede tot de goederen, ex poft by een balven Broeder gêacquireert, uitgebreid word. eod.n.9. De moederlyke goederen worden, in cas van retour, uitgezonderd, en den balven broeder daar van de mede-fucceffie benomen. eod nn. 12.19. Een Vader is by geen retour leenerfgenaam van zyn Kind, zonder defcendenten overleden. c. 38.^63. Van fiuccefjien in leenen, en wat wetten daar omtrent te obferve, ren ? v. Feuda. Van fucceflie in de voordeelgoederen, z. Voordeelgoederen. Van fucceflie, zo uit kragt van Huwelyks Vwrwaarden en teftamenten , als in cas van bedongen retour, en fideicommis. z. Fideicommis , Huwelyks Voorwaarden, Retour^ £f Teflamentum,. De fuccejjie in de gerede goederen word ex jure domkilii, en in dc ongerede goederen ex Legibus fitus gedetermineert. c. 52. nn. 42.43. Of, en hoe verre de fucceffien van ongerede en patrimoniele goederen , onder de rè'ele, dan perfonele adien gehoren ? c. 18. n. 60. En aan den militairen Rigter fubjett zyn? z. Militaire jurisdictie. Van fucceflie der Roomfcbe Geestelyken , en hoe verre bereditatis capaces zyn ? z. Geeftelyk. En der Roomfcbe Armen i v. Pauperes. Superioritas, add. Regalien. Jusfuperioritatis, ne quidem tempor e imjnemoriali, prcefcribitur. . 'c.57.n. 40. Surrogatum. ,Of, en hoe verre penningen, geprovenieert van vevkogte gebypotbequeerde goederen, hebben vim £f naturam furrogati. v. Hypotbeca. Xxxxx Sur-  INDEX. Survivanee. Van aSten van furvivance, en wie daar toe beregtigd is ? z. Amp» ten. Takken. Hout. Terminus, add. Feria, Manier van procederen. Hoedanig,en hoe langde termynen in fchriftelyke zaken , volgens 't Nieuw Reglement des Graaffchaps Zutphen van 1738, lopen? c. i.n. 2. Én hoedanig inde ferien? eod.nn. 3.6.14. Of die termyn, in prejudicie van den Verweerder mag gè'anticipeert , ofte buiten eenige wettige noodzinninge geprolongeert, verkort , ofte gëinverteert worden? eod.nn. 4.6. 't Verzetten van termynen is aan vele inconvenienten onderhevig. eod. nn. 7.8.9Hoed?nig, naar 't Reglement van 1696, de fcbrif 'turen op de termynen moeten ingediend worden ? eod. n. Wanneer een termyn van handelinge tot den maften Gerigtsdag niet ipfo jure, zonder nieuwe citatie , word geprorogeert ? c. rj.nn.4. y. Van de contumaciéle termynen , en hoe ver een litifconteftatie voor hetdecerneren derposna contumacia nodig zy ? v. Contumacia. 'Territorium, v. Jurisdifiio. I Teflamentum, add. Legatum^ Legitime , SucceJJio } Tugt. Van teftamentaire Executeurs en Erfuiters. z. Erfuiter. Van de teftamentaire tutele. v. Tu- tela. ' Of, en hoe ver de detractie van de Falcidie en Trebellianycque hier omtrent plaatz heeft ? z. Falcidie en Trebellianycque. En hoe ver in teftamenten, en wanneer minder nagelaten wierde , dezelve , als inofficieus , geconfidereert worden ? z. Legitime. Van de teftamentaire dispofitien over leengoederen, en federt wanneer in Gelderland aangenomen? v. Feuda. Of, en hoe de libera facultas teftandi omtrent de giften tuffen Egtgenoten bepaald word, dan niet? z. Man en Vrouw. Of, en hoe verre van en aan de Roomfche Geeflelyken kan getesteert, en yets by teftament vermaakt worden, en men daar van vifie en copie te geven verpligt zyn ? z. Geeftelyk. En hoe ver de directie en executie van de aan de Catbolycque Armen gelegateerde goederen eenig nadeel aan het teftament geeft, en van die by teftament aangeftelde Adminiftrateurs en Exetuteurs'i v. Pauperes. Quanio, &P quibus verbis cnienatio bonorum i Teflatore probibeatur} c. 51. n. 2. Een tcflauent is, wegens de excesfen  INDEX. fén ultra ajfem bereditatis, niet vitieus. c. j2.nn.30.31. Een Teftateur is niet gebonden aan een legale diftributie zyner nalatenfchap in xn. uncias. eod. n. 32. Dus blyft omtrent deszelfs exces 'm de di'ftributie dererfgedeeltens bet jus decrefcendi zyn werkinge behouden. eod.n. 33. Als by teftament boven en tegen het Statuit, tot nadeel der intestate Erfgenamen, gedisponcert is, moet een yeder Legataris, naar proportie, van zyn legaat miflen. eod. nn. 34. Hoe dusdane dispofitie, in excederende en incequale portien beftaande, moet begrepen worden ? eod.nn. 35.36. Waar van een arithmetifche reden gegeven. eod. nn. 37.38. Wanneer de vacerende portien, buiten des Teftateurs diftributie verbleven, moeten accrefceren? eod. nn. 39.40. Devolutie rerawTvtOBinuM ex jure donricilii, & immobilicm fecunium Leges fitus determinanda. eod nn.42.43. Een Vafal knn zyn teftament zo wel extra Curiam voor den ordinairen Rigter, met octrooy ofte approbatie des Leenheers, als voor de Curia dominans pafleren. c. 53. n. 10. Zonder onderfcheid, of het leengoed in Gelderland aan een uithtimfcben Leenheer onderworpen is. eod. nn. 12.13.14. Dus valt uit de voorfz. diftinrftie de refolutie over de quseftie van een verftorven leengoed, welke coram Curia dominanti, endequajftie over een feudalefucceffie ,en vindicatie van een leen, die, juxta Legis rei fitat, kan en moet geventileert worden, eod. nn. 15. iö. Hoe verre de teftamenten over leenen in 't Graaffchap Zutphen in de collaterale linie plaatz hebben? eod. nn. 17.19. En hoe verre in de Quartieren van Nymegen enVeluwe? eod. n. 18. De teftamentifactio kan, als een aclus voluntarius , ten allen tyden en plaatzen, buiten het territoir, voor een ander Rigter gepasfeert worden. c.49. n. r. Waar in de redenen, tullen d'eene en d' andere aangewezen, beftaan? eod. nn. 2.3. Wat tct validiteit vaneen zod^an teftament word voreifcht R eod. r,n. 5,6. Ih ultimis voluntatibus lata verborum interpretatio admittitur. ecd.n. f4. By de Romeinen kon de een yeder over zyne goed eren, naar welgevallen , telleren. c. 36. n. r. Welke vryheid oudtyds \en eenemaal in "deze Provincie verboden geweeft is. eod. n. 2. Dog in latere tyden is de teftamentif aStio voor zekere perzonen en in zommige gevallen , bepaaldelyk tot zekere gedeeltens, opecgefteld. eod. n. 3. Hoedanig in dit Graaffchap? eod. n. 4. De geene, welke Erfgenamen in d' op- ofte afftygende linie hebben, moeten buiten uenige teftamenXxxxx 2 - ° • taire  I N D E X taire dispofitie hunne goederen laten op deze hunne legitime Erfgenamen, fine ullo onere legati aut fideicommisfi. eod.nn. 5.6.8.9c. 27. nn. 1.2. En waarom dusdane ouderlyke goederen , op Kinderen verftorven, na derzelver dood met gene fideiebmmiftaire conditiën, nog mvcpupillaire ofte vulgaire fubfiitutien geaffe&eert mogen worden (z. Fideicommis en Ouders. Pacla antenuptialia tejiamento contra LL. Romanas infirmzri nou poffunt. c.36. nn. 14. ij- 16. Of, en hoe ver van goedereiijFeftrenNakinderen by magefcheid totkomende, een Vader, buiten kennis van derzelver Móeder, kan testeren? z. Kinderen. Een teftament, door een Vrouw voor het Gerigte gepafieert, word, by gebrek van een Momber ofte Adfiftent, niet kragteloos. c. 36. n. 20. Yemand kan alhier pro parte teflatus, enproparte intejlatus afsterven, eod.n. 21. Een teftament, over alle goederen nulliter gemaakt, baftaat in de jzydlinïê nogtans, quoad quantitateinf Statuto 'concejf im. eod. n. 22. Daar de teftamenten over de halffcheid der goederen verboden zyn, worden mede de tugtmakingen daar over verboden, eod. n. 24. Hoe dan, 't een en 't'ander niet toegelaten zynde, de goederen moeten gëerft, en verdeeld worden? eod. n, 2j. Een teftament, laborerende aan een vitium vifibile, belet d' immisfie inpojfejjionem. c. j8. n. 13. Waarom de querela inojjiciofi tejïamenti , tegen de vrye teftamenten der Ouders, gintroduceert en gelimkeeYt is? c.jp.nn. 11.12. Of, en wanneer de Broeders bevoegd waren, by de Romeinen een teftament t' impugncren. eod.n. 17. De teftamentifaStio word in de collaterale linie alhier tot zekere bepaalde gedeeltens toegelaten. eod. nn. 18.29. Qjmmdiu ex tejiamento potefl adiri bereditas, non deferiur illa ob inteftato eod. nn. 23. 24.37. Waarom oudtyds hier te Lande de teftamenten onbekend geweeft zyn? cod n.27. De regtsregel, quod nemo fibipotefl in tejiamento aliquid adjeribere, heeft binnen Zutphen,nopens Ehelüiden, geen plaatze. c. 42. n. y. Het geen, boven het locaal Statuit gemaakt is, word gerqduccert ad portlonem bonorum, Statuto conceftam. c.48. n. 7. Hoe 't Zutphenfche Landregt Tit. 15. Art. 8. omtrent dc bepaalde gifte van 't gerede te verftaan, en extenfibel is tot de ten huwelyk aangebragte gerede goederen , waar van derzei ver retour bedongen is ? eod. nn. 10.11.38. Een poenale ftipulatic en exbèredatie by teftament, ftrydig aan de wet, heeft tegen den oppofe-  INDEX. ferénden erfgenaam ab inteftato geen plaatze. eod. nn. 16.18.19.21.39. Teftamenten, naar de forme en couftume der plaatze van haar ver' ley opgerigt, forteren overal effe&. .. . . c 37 n. 16. Schoon ter plaatze van der goederen ütuatie meerdere folemniteiten in het'filteren vereifcht worden. eod. n. 17. Ten ware de Statuta fitus in tegendeel daar omtrent exteerden, als in Overyffel. eod. n. 18. Teftamenten over allodiale goederen, in 't ^Graaffchap Zutphen gelegen", zyn bepaald tot deïzelver halffcheid. c. 38. nn. 1. 10. Deze bepaalde teftamentifactio raakt ook de ad-ofte defcendente Teftateurs. eod. nn. 2.5, 7. Hoe het 1. Artikel van den 13. Titel Landregtens daar omtrent moet begrepen worden ? eod.nn. 3.17. Oudtyds waren de teftamenten, zo in Duitsland tot de \f. eeuw, als in Gelderland, verboden. eod. n. 4. Hoe de interpretatie, an valeat, aut per e at aclus, moet gefchikt worden ? eod. n. 6. An, fjf quatenus próvfio bominis facit ceffare provifionem Legis'? eod. nn. 9. n. De libero limitato arbitrio difponendi fuper bonis, reverfioni JubjeSt's. z. Retour. Een Zoon ofte Dogter vermag niet, in cas van retour, over de pater nelle ofte maternelle leengoederen , in faveur van de langft¬ levende Vader ofte Moeder, te tefteren. c. 38. n. 30. Het Landregt, permitterende de teftamentifaclie ad femiffem bonorum , is niet tot leengoederen extenfibel. eod. nn. 32. 33.34.35. v. Feuda. Teflatus. v. Inteflatus Teflamentum. Teflïs. Teftis, deponens fuper qmlitate aliqua animi, debet deponere per a&us exteriores. c. 65. n. 8. Wat Getuigen, cr, of ook domejiycquen tot probatie van een door ichuld ofce onagtzaamheid ontftanen brand vereifcht worden ?■ z. Brand. Of, en hoe ver aan verklaringen en getuigeniflen van Secretariften, Land- ofte Gerigtfchryvers en diergelyke gerigtelyke perzonen geloof gegeven word ? z. Secretaris. Thinsboeken. Wanneer proberen? c. ip.n.88. Timmeringe. Van een buis , en de daar toe gefchotene penningen, v. Bona £ƒ Domus. Titulus. Of, en in hoe verre een behoorlyke titel tot de poffeffie in leenen andere zaken nodig is ? v. feuda ."-f Poffeffio. Xkxxx 3  INDEX. Zo en als ook tot acquifltie vat» eenige domeinen ofte regalien, 't zy van tollen, veeren, vijferyen, ofte anders? z. Regalien. Toellag , add. Arreflum , Peindinge. Öf, en hoe ver ;rncn tegen Zutpbenfcbe Burgers met toeflag of interdictie procederen mag ?. z, Zutphen. Tollen. Of, en hoe ver iet regt van tollen te heffen, en te leggen refibrteert onder de domeinen ofte regalien vanden Vorft, en, met of buiten Deszelfs beleeninge en concejjie, kan verkregen worden, met het geen tot dat regt en die materie v\ yders geboord, en daar van depehdeert? z. Regalien. Tortura, add. Defenfio, Homicidium. Reus contumax in refpondendo ad articulos inquifitionales torqueri poteji. c.68. n. i. Qjiomodo boe intelligendum? eod. n. 2. Tortura tantum locum babet in deliSlis gravioribus. eod. n. 3. Waarom dezelve zo weinig, als een verbale territie, in mindere ftrafbare zaken plaatze heeft? eod.nn. 4.5.7. De variëteit en inficiatie zyn niet altoos voldoende tot het decreteren van een J'cherp examen. eod.n. 10. Wanneer, en in welke gevallen de torture in cafu homicidii, qualificatèd reo confejji, plaatz heeft? c.rJo.n. 18. Traditio. ■An, & quatenus dominhim rei fmbilis traditce aeeïpienti acquiratwrP c.-2'j. nn. 38.40.43. Of, en hoe verrè een ajfe&atie op gerede goederen buiten derzelver traditie beftaat, en den debiteur belet, daar van ceffie aan een derden te doen ? v. Bona mobilia & immobilia. En het legaal hypotheek, doof der goederen traditie^ buiten derzelver corporele afte, geconfirm eert word? v. Hypotbeca. Tranfaótie. Van tranfaStie over deli Eten, ofte doodflagèn met des nedergef agens naafte vrienden, z. Moetzoeninge. Transport, z. Opdragt. Trebellianycque, add. Falcidie, Legitime, Lex Hac Ediclali. Teftamenten en fideicommifien, by -de Statuiten toegelaten , hebben volkomen effecl, zonder eenige detractie ex capite SCti Trebelliani. c. 50. n. 5. Waarom de detraStie van de Trebellianycque portie in teftamenten over leengoederen geen plaatz heeft ? eod. nn. 10.13.16. Yemand van de defcendenten, by tefta-  INDEX. teftament van den overleden Vafal met fideicommis bezwaard zynde, is bevoegd tot voorfz. detractie der Hollandfche leenen. eod. n. 17. Dog niet van de Gelderfche, en waarom nier? eod nn. 18.19De detractie van de Trebellianycque portie der leengoederen in de j zydlinie heeft geen plaatze. eod. nn. 30.31.32. 33. Welke detractie door den gegraveerden Erfgenaam niet mag gefchieden , fchoon ook geene expreffe prohibitie van alienatie bevonden word. c. 51. nn. 4.5.7. Het contrair, by de collaterale Erfgenamen gefüftïneert zynde, moet door dezelve bewezen worde». c.50. nn.34.3^.36. 't Verbod van detractie der Trebellianycque word ook ex conjetluris g'eficieert. c.yi. nn. 3.6. Of, wanneer, en in hoeverre Kinderen en Kindskinderen genieten de beneficiën van de Trebellianycque , cn waar in die portie beftaat? c.49.nn. 10.15.17.18.19.20. Tributa. 2. Schattingen. Trkns. De triente feudali. v. Feuda. Tugt, add. Teflamentum , Tugtenaar. Of, en in hoe verre in oude tyden konde aan een Vrouw het vrugtgebruik van a'le goederen, zonder eenige exceptie, gelegateert worden. c35.nn.50.51. Sed pojlea hujusmodi legatum dodrantis cejlimationem hmitatuni fiat, 6f quare? eod. nn. 52.53. Of zulken legaat ook in ufufruclu reciproco plaatz heeft? eod.nn 54—58. Of, en in hoe ver een Stiefmoeder in ufufruclu boven de minde kinderportie kan gebeneficeert worden? eod.nn. 48.49' Of, en op wat wyze in reciproco ufufru Stu, volgens de L. Hac Ediclali, de defalcatie moet gedaan worden? eod nn. 62.63. Ita, ut fi ufusfruEtus excedat filialem portionem, id, quod plus datum eft, debeat detrabi. eod. n. 64. . Si verö non excedat, buic detraclioni loens non eft. eod. n. 65. Of, en waarom dusdane donatie ad mortem Parentis binubi moet gefuspendeert worden, en in hoe verre wyders de L. Hac Ediclali alhier in confideratie komt? v. Lex Hac Ediclali. Gelyk een Erfgenaam voor het overlyden van den Tugtenaar de herediteit kan adieren. c. 45. n. 33. Zo kan ook een Eigenaar het tugtgoed, zelfs invito Ufufrucluafio, bezwaren ofte verkopen. eod. n.34. Of, en in hoe verre een Erfgenaam van den overledenen Tugtenaar, by gebrek van ufufrucluaire cautie, gehoudehis üittekeren aan den Erfgenaam van den Eigenaar de, ge duirende de tugtjaren genotene, opkomften ? c. 46. nn. 1.2.3. Waar by onderzogd moet worden, 3 of  INDEX. i of de cautio frucïuaria dLege ad conjtituendum ufumfructiim, dan ' ad confervandam proprietatem , gëordonneert is? eod.n.4. Hoe het Veluwfche Landregt, ten aanzien van 't woord zal, met opzigt tot de interpellatie , enz. te verftaan is? eod. nn. 5.27. 28. 39.49.5Ö-Ö2De uj'ufru£tuaire cautie word in vero s. proprio ufufrucïu niet pro ejfentia gerequireert.- eod.nn.7. 35, Nog ook niet in ufufrucïu, Fifco relitïo, nee etiamPatri in bonis Liberorum coiiceffo. eod.nn. 8.9Het tegendeel word by zommige Doctoren in improprio s. quafi ufufrucïu beweerd. eod. n. 10. 'Cautio frucïuaria remitti nequit. c.48.n.20. Dezelve is aileenlyk in favorem Proprietarii gëintroduceert c. 46. n. 11. Dus is een Getugtigde ook niet gehouden, dezelve, buiten interpeüalatie,, ultro te offereren. eod.n. 12. Maar een Eigenaar moet die cautie van de' Getugtigden vorderen. eod.n. 13. Wanneer d' interpellatie vooraf nodig is, en wanneer niec? eod. nn.30.3T.32. Een Rigter behoefd, parte nonpetente, geene tugtsverburginge imponeren, eod nn. 14. iy. 23. Omdat 'er geene cautie gedecerneert word, dan adinftantiampartis. eod. nn. 16.17.23. 25. 26. 28.29.40.41.50.59.7ÖVan deze algemeene regtsleere, in foro & praxi aangenomen, woiv den twee exceptien in Jure Civili é? Statutario aangewezen. eod. nn. 18.19- 20.21. Quando cautio frucïuaria cenfeturremifj'a? eod. n. 34. Welke Statuiten hier omtrentrequireren voor af eene gerigtelyke interpellatie, en welke niet? ; eod. nn. 36.37.38.5l- Quando Ufufruftuanus frutïus non lucretur? eod. n. 46. De contraire 'opinie eener preliminaire cautie word g'examineert. eod. nn. 51 ---59- 62.66. (58. Het axiome, quod dies interpellet pro homine , hoe verre in een tugtverburginge poft tapfum diei te verftaan'is? eod. nn. 71.77. Hoe verre g\ftt en tugt, tuften Man en Vrouw in en buiten Huwelyks Voorwaarden gemaakt , kan beftaan, en waar in de fedes materie gelegen is ? c.48^.5. En hoe met onderfcheid tuften goederen , en derzelver gifte en tugt ? eód. n. 5. De permifïïe , by teftament aan den betugtigden Egtgenoot gegeven , om de tugtgoederen tè mogen verpanden ofte verkopen, is aan onze Landregten ftrydig. eod. nn. 12.13. 14.15.39. Van der Ouderen vrugtgebruik, en of, en hoe verre aan een Vader ofte Moeder competeert de tugt van der Kinderen goederen. pro eorwn alimentatione? z. Kinderen en Ouders. Van de apprebenfie der poffeffie van  INDEX van een tugtgoed, en hoe verre het zelve, by leven van den Ufufruttuaris, kan en raag gefchieden? v. Poffeffio. ' Of over dêzeiftie portie , waar over de tefi,imentmakinge verboden is, roede «een tugt raag gefchieden? v. Tejtamentum. De tugtgoederen , in een andere Provincie gelegen, moeren naar deszelfs wetten geconfidereert worden. c.44. n. 13. Tugtenaar, adl Proprjeiaris, Tugt. EenTugtenaar is fchuldig, de tugtgoederen ,/alvd eorum fubftantid, te onderhouden, en de vereifte koften optefchieten. c.44-n. t. Omtrent welke koften moet gediftingueert worden tuffen urdinaire ofte modycque, en tuffen extraordinaire en enorme. eod.nn. 2. f5.13. Waar toe wetten en advyzen bygebragt worden, eod.'nn,3.4. Het Landregt der IV. Boven-Ampten des Nymeeg fchen Quartiers verfchild van 't Landregt des Graaffchaps Zutphen, ten aanzien van het bout, byden Tugtenaar te mogen houwen. * eod.n.5. De Eigenaar is tot reparatie van van de\ notabele cn extraordinaire kollen verpligt, buiten fourniHement van kalk, ftcen, en arbeidsloon door den Tugtenaar. eod. nn. C 7. Een Tugtenaar is bevoegd, om den afval, zo van takken, als anders, van gebouwene bomen te behouden- eod rft. 0 iö r! Gelyk denzelven ook bevoegd is tot de vrye dispo'k.e der boomen, fi pro reficienda villa CceddiitUr. - - ' eod.n. 12, Van het regt van een Tugte;i,iar, omtrent het geven van actenvm furvivance, en het begeven van ampten, en of daer tosvoorden Eigenaar prasferabel ;s?..z, Amp. ten. Of dc apprebenfu van de poffeffie eens tugtgoeds den Tugtenaar kan prajudiceren, en of dienvolgende dezelve, by 't leven van den Tugtenaar, kan, dan allercerft?;a zyn dooi , moet gefchieden? v. Poffeffio. Tutela. Interpretatie var: het Landregt dezes &radffcbqp,s circa tutelani tèftemenl-ariam. c. 58. nn> 22. 23.24,27. 29 e.50. nn. 37- Tutor. v. Tutela. Uitleidinge. z. Inleidinge. Univerftas. z. Cel'?gien, Marken. üpltalboora. Van den Ufftalboo;,: te Aurik. 0.35.0:75. Urbs. v. Civii'ates. Ufura. z. Renten. - Ufisfruïlus. z. Tugt. Ufufniliitarius. z. Tugtenaar. Yvvvv \ txor.  INDEX. Uxor. 'z. Man en Vrouw. Vacantien. v. F er ia. Vacca. Van d' inventarizatie van een koeybeejl. v, Inventiri'im. Vader. z. Ouders. Vaderlyke magt. 2. Kinderen, Vafallus. v. ftaaft*. Vethgalia. 2. Schattingen . m Tollen. Veer, a