VERZAMELING VAN R A P P O RTEN, VERBA ALEN en verdere s TUKKEN,. betreffende de D00RSNTD1NGEN en WERKEN, welken, Sedert de Conventie van den Jaare i?7r. op de BovenRivieren, tusfchen Emmerik en Arnhem, zyn aangelegd zo tot bevordering van derzelvcr / aarbaarheid, als om, door eene geregelde Verdeeling van het Opperwater , de Vverjtroommgen (by open Rivier) te vóórkomen, V1TGEGEEVEN OP LAST VAN HET PROVINCIAAL COMMITTE VAN HOLLAND. Met 13 Kaarten en 2 Plaaten. I DEEL. Inden HAAG, ter 'sLands Drukkery van Holland, 1798.   BERICHT Dat de gefleldheid der Bonn-Rivieren , * WMmi vm den Boven.Rh heneden Emmerik mitsgaders der monden van Ncder-Rhyn , Whaal en TsJh een uitgejlrekten invloed hebbe op de beneden UggJe Gewesten el wel %n tbyzonder op de Provincie van Holland, niet alleen ten aanzien van de Scheepvaart, maar ook voornaamlek met betrekking tot het «evaar la"°Z ;Tmgen' km ^ lt'Sielyk am iemant bekend zyn , dieeenig denkbeeld heeft van den aert dier Rivieren, zo „él als van de aanpaalende en beneden liggende Landen. Een oplettende zal ongeteld tevens opgl merkt hebben, dat >er federt een reeks van Jaaren noch klachten over nvaarbaarhad der bovengemelde Rivieren, noch vreeze voor Doorbraaken der Dyken wel te ver/laan by open Rivier (dat is, zonder Tsdammen) geweest zyn.^ Ueimgen echter weeten fints wanneer, en door welke middelen die gemchttge, en voor dit Gewest byzwder heilzaame Verbeteringen te wee. gebragt zyn : terwyl nochtans een zaak van zo veel aanbelang voor den wal re,[ gander met onverfchillig zyn kan , en men bovendien met zeker. 1/lr i "7- ^ ' **> °f enM °m aan " vold en of om zich sn het ruime vak der Waterbouwkunde te oefnen , de Ïeim? m Ve;anderi^n * * ^en.Rivieren nagaan, vermaak en middelen die weldaadtge verbeteringen te weeg gebragt zyn Zb dachten de Leden van het Provinciaal Committé, de Burgers C. vander Hoop Gysbertsz, en J. D. Huichelbos van Liender, beneyens de Secretaris J.F .Leemans, toen dezelven in i796., volgens Rejolutie van welgemelde Com. miné van den ao Juny deszelven Jaars , den fiaat der Boven-Rivieren, mits* gaders de Werken , welken federt de Conventie van den Jaare m verte tering van dezelven aangelegd waaren, infpecteerden, en, om zich van deeze Verbeteringen een juist denkbeeld re vormen, tevens met alle oplettenheidexam* veerden alle die Rapporten en Kaarten, welken fints het gemelde Jaar im; ever deeze zaak geformeerd waaren. Edoch bezefende, dat deeze belande Stukken, feboon gedrukt en in de Staats-Registers bewaard, thans tleclus-aan cemge weinigen nuttig waaren, daar zy, meer bekend zynde, het bovengemelde oogmerk , de verbreiding naamlyk van nutte kundigheden, alleszins bevorderen zouden vonden zy goed, om, by het Rapport hunner Injectie, aan het Provinciaal Committé tevens eene propofitie dienaangaande voortedraagen. Het was dan, ingevolgen dit vóór (lel van welgemelde Burgers , dat het Provmcttal Committé my , by Rejolutie van den 24 Auguflus rr96. autkorifeerde, cm * "f likte en nog ongedrukte Reporten met derzelver Bylaagen, betreffende de Werken , welken, ingevolgen de Conventie van den Jaare ,L. tot Redres der Boven-Rivieren aangelegd waaren, nader te revldeeren, de min belangryke Stukken daar uit te ligten , en de voornaamflen met de daar toe behoor cnuc Kaarten, op^sLands Drukkery te doen drukken, teneinde, evenals andere Staats-Stnkken, publiek te worden verkogt. Aandien Lest vertrouw ik met deeze VERZAMELING, zo als die thans m twee Deelen verfchynt, te hebben voldaan. — Niet alle daar in opgenomen Stukken zal men van gelyke waarde en nuttigheid bevinden. Dit kan ook , -myns oordee 's , riemam verwachten. Niettemin meen ik te moeten Herinneren, dat dezulken, die van minder belang fchynen, nochtans een plaat, verdienden, of, om dat zy tot de Verbaalen der gehouden Conferenties tusfchen t 2 de  BERICHT. de Gecommitteerden der belanghebbende Provinciën behoorden , en, zonder dezelve» te verminken, niet gevoeglyk weggelaaten konden worden : of , doordien zy de voltooying van gewichtige Werken , en deswegens gedaane Opneemingen betroffen. De Veilingen , welken jaarlyks op hoog gezag gedaan zyn, te* einde de ge. fleld'ieid der Rivieren te onderzoeken, waaren, naar myn inzien, van te veel belar,g, om buiten deeze Verzameling gehouden te worden. Edoch, daar alle de deswegens by de Staats ■ Refolutien sevoegde Verbaalen een geheel Boekdeel uitleveren zouden ; zo heb ik door den or dinar is Landmeter by het werk der Rivieren J. Engelman , uit alle die Verbaalen federt den Jaare 1772. tot 179+ingeflooten, eeneTzM doen formeer en, wegens de gemiddelde diepten , breedten en inhouden der Profilen , zo als die federt dien tyd jaarlyks, op zekere daar toe bepaalde plaatfen, in de Boven-Rivieren bevonden zyn. ■—1 Deeze Tafel met eenige daar toe dienende ophelderende Aanmerkingen , zal men vindenachter het II. Deel: gelyk mede de Kaarten , t$t deezt Verzameling behoorende, zynde {behalven de Tekening tot Verklaaring der verbeterde methode van Peilen) dertien in getal, op fommigen van welken de van tyd tot tyd vóórgevallen veranderingen , met verfchillende Lynen en Letters aangeweezen worden , ten einde langs dien weg te h tinnen nagaan , hoe, en op welke wyze allengs door de aangelegde Werken aan het bedoelde oogmerk is voldaan geworden. Eindelyk zal men in deeze Verzameling vinden, twee Ver baaien, behelzende, een groüt aantal van Proeven , welke omtrent de fnelheden van den Stroom op den Boven'Rhyn en verdere Rivier-Takken, door de Landmeeters by het Werk der Rivuren J. Engelman en F. W. Conrad, onder myne Directie, genomen zyn , met oogmerk om de verfchillende vermogens der Rivieren, dat is, ha are respective quantiteiten van Water , te onderzoeken, en vervolgens met natuurkundige zekerheid te kunnen beoordeelen , of, door te weeg gebragte veranderingen , zo wel in den Loop, als in de monden der Beven ■ Rivieren, ook eenige onevenredigheid, ten aanzien der spgemelde vermogens , veroorzaakt zy : een onderzoek van het hoogfle aanbelang , dewyl zonder eene juiste Evenredigheid in de verdeeling van het Opperwater, het groote oogmerk in deezen, te weeten, de bevordering der vaarbaarheid aan den eenen , en het vóórkomen van Over- ftroomingen aan den anderen kant, nimmer bereikt konde worden. Onder- fiellende dan , dat weetgierigen en kuniigen deeze , ook in andere opzichten leerzaameproeven met genoegen nagaan zullen, heb ik gemeend, dat hun niet onaangenaam zyn zoude, om het werktuig, waar n.ede die proeven genomen zyn , te kennen. Om dieswille heb ik , met toeflemming van het Provinciaal Committé, van dien STRO O MM ETER, eene nette en duidelyke aftekening door den Landmeeter F. W. Conrad doen maaken, dewelke men, met eene kone befchryying der Deelen en Samenfteüing , aan het einde van het Tweede Deel zal geplaatst vinden. De moeite, aan deeze VERZAMEL ING befteed, zal ik, voormy.ryke. lyk beloond achten , wanneer hier mede aan het heilzaam otgmerk , door het Provinciaal Committé bedoeld, eenigermaate mogt voldaan worden, te weeten, wanneer dezelve flrekken mogt tot bevordering der Rivierkunde, welke de opgemelde Burgers Commisfar is/en , by het rapport hunner Infpcctie , te recht be. fchouwd hebben, "als eene Wetenfchap, waar by dit ons Land, het welk alleen „ door Konst word boven water gehouden, /laan of vallen moet'". C. BRUNINGS-.  C i ) (Staats Ref 5. Oct. 1773.) Eerfte Rapport van den Commisfarh van hst Pannerdenfche Canaal en Gecommitteerde Raaden, met eenige Bylaagen, raakende hunne verrichtingen omtrent het generaal redres van den /laat der boven-Rivieren, uit kracht van Haar Edele Groot Mogende Refolutien van den 16. Mey 1-77*9 en 5 November 1772. Edele Groot Mogende Heer en, A dat het U Edele Groot Mog. by Hoogst derzei ver Refolutie van den 1» 16. Mey des jaars 1771 behaagd had, alle die maatregukn te appro. beeren en te ratificeeren, welken door de Heeren Gecommitteerden wegens deeze Provincie, benevens de Heeren Gecommitteerden van Gelde rland en de Gedeputeerden van Zyne Pruisfifche Majefteit op de Conferentien, den ro April deszeken jaars en eenige volgende dagen te Arnhem gehouden, tot generaalredres van den ftaat der bo ven-Rivieren, onderling waren geconcerteerd geworden; zo hebben U Edele Groot Mog. by dezelfde Refolutie tevens goedgevonden gehad, ons te amhorifceren, om de Werken, welke uitkragtevan het voorfz. geconvenicerdegemaakt moesten worden, zo haast het zelve door den Koning van Pruisfen, gelyk ook door de Heeren Staaten van Gelderland zoude zyn geratificeert, conjunftïm en met overleg van den Infpecteur Generaal Brunings te doen executeeren. Dan, de executie van alle die Werken, uit hunnen aert van groote uitgeftrektheid en ornflag zynde, is daarenboven van tyd tot tyd door veele onverwagte en tusfchen komende obftaculen, vertraagd geworden. Thans echter alle die beletzelen uit den weg genomen, en verre het grootfte gedeelte der gearrefteerde Werken, of reeds voltooid, of aanbefteed zynde; zo neemen wy de vryheid, U Edele Groot Mog. een volledig en geconcateneerd Rapport te doen van all' het geen fints dien tyd, ter voldoeninge van U Edele Groor Mog. welgemelde Refolutie, door ons is gedaan en verrigt geworden, met by voeging tevens van zodanige Stukken, Brieven en Verbaalen, aks daartoe betrekkelyk zyn, en wier inhoud wy kortelyk in deezen de eer hebben, U Ed. Gr. Mog. onder het oog te brengen. U Edele Groot Mog. hadden by meergemelde Refolutie van den 16Mey des jaars 1771 eeneMisfive aan de Heeren Staaten van Gelderland gearrefteerd, en op dien zelfden datum afgezonden, waar by U Ed. Gr. Mog. aan welgemelde Heeren Staaten kennis gaven van Hoogst derzelver Approbatie en Ratificatie nopens het onderling geconvenieerde, gelyk ook van de favorable Refolutie, welke U Edele Groot Mog. ten aanzien van het fourneeren der Utrechtfche quote genomen hadden, met byvoeging eindelyk van eenige aanmerkingen nopens de jaarlykfche Infpectie van den ftaat van het Pannerdenfche Canaal en Neder • Waalmond. A Dee-  C * ) Deeze Uw«r Edele Groot Mog. Misfive by abfentie van de Heeren Staaten van Gelderland ingekomen zynde, rescribeerden de Heeren Gecommitteerden wegens die Provincie aan ons den 43 Mey daar aan volgende, dat zy van ai het voorgevallene op de bovengemelde Confsrentien mede aan derzelver Heeren Principaalen omftandig Rapport gedaan hebbende, door dezelve geauthorifeerd waaren, in het generaal in die za'aken zodanig e handelen , en het noodige ter executie te brengen, als zy ten meeften dtenfte der Provincie zouden oordeelen te behooren: tevens communiceerende een Extract uit het Reces des Landdags van Gelderland dsto 24 April 1771, waar in het Rapport van welgemelde Heeren Gecommitteerden van Gelderland aan derzelver Heeren Staaten geinfereert, en de approbatoire Refolutie. van dezelve Heeren Staaten van Ge.deriand begreepen is. Voorts agreëerden meergemelden Heeren Gecommitteerden den Voorllag van U Ed. Groot Mog., aangaande de jaarlykfche vifitatie en peiling van de monden van het Pannerdenfche Canaal enNcderwaal, meenende echter dat zulks mede behoorde plaats te hebben by, en omtrent den Mond van den Ysfel enden Nederrhyn, en befluitende laatftelyk deeze Misfive met eenige reflectien, nopens de quote welke de Provincie van Gelderland tot de Werken van de Rivieren fourneert. Op deeze Misfive hebben wy in fubftantie gerescribeert: dat wy vertrouwden, dat U Ed. Groot Mog. den Voorllag der Heeren Gecommitteerden van Gelderland, om naam!yk de jaarlykfche vifitatie en peiling ook tot den Mond van den Ysfel en Nederrhyn aldaar te extendeeren, wel zouden willen aggreëeren: terwyl we voor het overige gemeend hebben, eenige aanmerkingen daar by te moeten voegen, tot rescronire van derzelver reflexien omtrent de refpective quoten der Provinciën, voornaamlyk met oogmerk, om bet geen U Ed. Groot Mog. des aangaande aan de Heeren Staaten van. Gelderland geichreeven hadden, te ju/lificeeren, cn in behoorlyk daglicht te fielten. Deeze Refcriptie zullen U Ed Groot Mog. hier achter vinden fub Litt. A. Inmiddels hadden wy van welgemelde Heeren Gecommitteerden van Gelderland, fub dato 23 Mey 1771, eene Misfive ontvangen, tot Bylaagen hebbende zeker Request aan hun door G. F. van Hugenpoth geprefenteert, te kennen geevende: dat de aanftaande Herdyking van Herwen by een gemeen wasfohend Zomerwater niet zoude kunnen geëxecuteert worden, by aldien men niet in tyds dien Polder door middel van een Zomerdam tegen overftrooming dekte, geevende derhalven aan welgemelde Heeren Gecommitteerden van Gelderland in confideratie, of niet van nu af aan, immers ten fpoedigften zodanige Zomerdam ter lengte van vyf honderd vyftig roeden gelegd behoorde te worden, het geen omtrent drie duizend guldens kosten zoude, offereerende daarenboven dezelve fomme, onder belofte van reftitutie, by provifie uit te fchieten, en het zelve Werk ter executie te brengen, indien hun Ed. Mog. hem daartoe wilden authorifeeren. Deeze Voörflag door de Heeren Gecommitteerden van Gelderland by derzelver opgemelde Misfive geapprobeert, en by ons mede zodanig bevonden zynde, dat wy het leggen van den gemeMen Zomerdam als een noodzaaklyk praïparatoir tot de generale fluiting van den Polder der drie Dorpen aangemerkt hebben; zo hebben wy by Misfive van den 30 Mey deezes jaars aan meergemelde Heeren Gecommitteerden van Gelderland op dit fubject gerescribeert: dat  C 3 > dat wy ons, om redenen by dezelve Misfive geallegeert, volkomen met hunne fentiminten conformeerden, met verzoek om aan den voornoemden G. F. van Hugenpoth de toezegging nopens dit Werk te geeven, en de noodige ordres tot de executie te ftcllen. Dan, by de afbakening van deezen Zomerdam, dewelke door de Gelderfche en Hollandfche Landmeeters Beyerinck en Vis verrigt is, meenden dezelven, dat de te vooren bepaalde hoogte van zestien voet Arnhemfe Peil niet genoegzaam zyn zoude, maar dat dezelve Dam, om het bedoelde oogmerk te bereiken, tot agtien voet gebragt moest worden, waarom dit Werk by de gemelde Landmeeters tot een hoogere fora , te weeten op ƒ4437: o : o, is gecalculeert geworden. Hier van gaven de Heeren Gecommitteerden van Gelderland ons bericht by derzelver Misfive van den 7 Juny 1771, tevens daar by overzendende de Misfive van den Landmeeter Beyerink, deswegens aan den Secretaris Brantfen gefchreeven, hier achtergevoegt fub Litt. B. Overtuigd, dat het leggen van den hier vooren gemandoneerden Zomerdam tot dekking van Herwen, zodanig als dezelve tot de meerdere hoogte van agtien voet was bepaald, en op vier duizend vier honderd zeven en dertig guldens beraamd geworden, ten hoogften noodzaaklyk was; zo hebben wy gemeend ons daar mede te moeten conformeeren: gelyk ook met de geprojecteerde toedyking der gaten in den Kmisdyk, -zonder welken de overftrooming van dien Polder, als zeer nadeelig voor de aanftaande Herdyking, niet zoude kunnen gepraevenieerd worden. Het een en ander zal aan U Ed. Groot Mog. nader blyken uit de hier agter gevoegde Refcripde aan Heeren Gecommitteerden van Gelderland fub Litt. C. Ondertusfchen hadden de Pruisfifche Gedeputeerden by Misfive van den 12 Juny r77r, van de Approbatie en Ratificatie des Konings op de gearrefleerde maatreguien (dewelke onder Uwer Ed. Groot Mog. Notulen van den 4 September 1771 is geinfereert) kennis gegeeven, en tevens eene nadere Conferentie te Arnhem geproponeerd, ten einde alsdan onderling eene formeee Conventie te fluiten. De dag tot het houden van deeze nadere Conferentien vervolgens gearefteerd zynde, zyn de Wel-Ed. Heer van Boetzelaar, Heer vanNieuwveen, en de Heer Paauw, als Gecommitteerden van wegens deeze Provincie, geasfifleert met den lnfpecteur Generaal Brunings den 29 Juny 1771, over Utrecht na Arnhem vertrokken, alwaar hun, na kennisgeeving van derzelver aankomst, de gewoone beleefdheden en curialia beweezen zyn. Het Verbaal wegens deeze Conferentien, door den Secretaris Brantfen gehouden , zullen U Ed. Groot Mog. hier achter gevoegd vinden fub Litt. D, tot wiens inhoud wy ons in deezen refereeren, ten einde UEd. Groot Mog. met geene herhaalingen op te houden. Alleenlyk zullen wy, wat het hoofdzaaklyke betreft, kortelyk melden, dat de gezamentlyke Heeren Gecommitteerden, zo wegens de beide Provinciën, als wegens zyne M*jefteit den Koning van Pruisfen, op die Conferentien gereguleert hebben, de manier op welke de gearrefteerde Poincten tot redres der Rivieren, in de forme van eene folemneele Conventie zouden gefchikt worden, gelyk dezelve ook naderhand by Uwer Ed. Groot Mog. Refolutie van den 13 July 1771 is geratificeert, en onder de Notulen van dien dag geinfe- A a reert  (4 ) reert geworden: dat wyders de Beftekken en Conditiën van de te raaaken Werken aan de Rivieren zyn gearrefteert, en de dag der Befteeding van alle dezeiven vastgefteld geworden (uitgenomen alléén van de Doorfnydingen van den Bylandfchen Waard en Piey, dewyl de vergoeding wegens de door te graaven Landen nog niet had kunnen geapplaneert worden ) gelyk ook dat men in tusfchen ieder in zyne Provincie na bekwaame Opzieners over de refpective Werken zoude omzien. Dan, fchoonde Doorfnydingen op den Bylandfchen Waard en Pley, om het zo evengemelde different wegens de fchaê vergoeding en taxatie der te occupeert Landen, toenmaals nog niet ter executie gelegd konden worden, meenden wy echter, met de Heeren Gecommitteerden van Gelderland, dat de gearrefteerde Herdyking van den Polder der drie Dorpen, tot afwending der gevaaren, waar in men zich geduurende de laatfte Winters bevonden had, voortganbehoorde te hebben. ° • Om dies willen werd de 29 July l?7t wederom, tot het houden van Conferentien en het Befteeden der geprojecteerde Herdyking, bepaald : en zyn vervólgens de hier bovengemelde Heeren' Gecommitteerden van wegens deeze Provincie, den 27 July daar bevoorens over Utrecht na Arnhem vertrokken. Wy zullen ons, ten aanzien van .iet geen in detail op die Conferentien is voorgevallen, wederom refereeren tot het Verbaal wegens dezelven door den Secretaris Brandfen geformeert, en hier achter fub Litt. E. gevoegd. U Ed. Groot Mog. zullen uit het zelve zien, dat de Opzieners over de te maaken' Werken, te weeten twee van wegens Gelderland, en twee van wegens deeze Provincie, op de Initruccie by het zelve Verbaal geinfereert, zyn aangeftelt en beëedigd geworden, terwyl men gezamentlyk goedgevonden heeft, dat ieder Piovincie refpectivdyk haare Opzieners zoude falarieeren. Ten aanzien van den vyfden Opziener, welke fcheen gerequireert te worden, en dien de Heeren Gecommitteerden van Gelderland oordeelden, dat door de beide Provinciën betaald moest worden, moeten wy U Ed. Groot Mog. by deeze gelegenheid berichten, dat wy naderhand deezen Voorflag geapprobeert hebbende, aan de Heeren Gecommitteerden van Gelderland onder de hand daar van kennisfe gegeeven is. Voorts zullen U Ed. Groot Mog. uit het meergemelde Verbaal zien , dat men uit aanmerking van de uitgeftrektheid en het groot belang der Werken, gezamentlyk goedgevonden heeft, een generaal Opzigter over dezelven te benoemen, waartoe men geen beter heeft kunnen uitdenken dan G.F. van Hugenpoth van Aart, wiens kunde en vigilantie reeds by het leggen van den hier bovengemelden Zomerdam gebleeken was, en die daarenboven uit hoofde van eigen interett kon gepraefumeert worden, alle vereifchte zorg en attentie" omtrent die Werken te zullen gebruiken: zynde vervolgens de nieuweInlaagdyk van Herwen, het verzwaaren en verhoogen van den Osfenwaardfchen Dam, benevens de Boterdyk opentlyk aanbefteed geworden. Belangende het different wegens de herftelling van den Bislyklen Dyk, waar van UEd. GrootMog. in het breede by het opgemelde Verbaal gewag gemaakt vinden; zo zullen U Ed. Groot Mog. zich gelieven te herinneren, dat wy reeds de eer gehad hebben, U Ed. Groot Mog. wegens deeze zaak afzonderlyk te berichten, met by voeging der daar toe betrekkelyke Stukken, welk een en  CS) en ander onder de Notulen van U Ed. Groot Mog. van den 29 Augufty en 13 December 1771 Haat geinfereert: gelyk dan ook U Ed. Groot Mog. by hoogst derzelver Refolutie van den 29 Augufty 1771 ons dien aangaande bereids geauthorifeert hebben. Inmiddels was in de maand July 1772 de nieuwe Inlaagdyk van Herwen, het verzwaaren van den Kruisdyk en Osfenwaardfchen Dam, als mede de Ingelegde Boterdyk, conform de hier boven gementioneerde Befteeding, geperfecteert. De overige beraamde en gearrefteerde maatregnlen, en wel voornaamlyk de doorfnydingen van den Bylandfchen Waard en Pley, konden echter, ondanks alle aangewende poogingen, niet werkftellig gemaakt worden. Aan den eenen kant waaren de Pretenficn des Graven van Byland tot fchaavergoeding zyner te vergraaven Landen zo buitenfpoorig, dat de Heeren Gecommitteerden van beide Provinciën wel voorzagen, langs dien weg niets te zullen vorderen: zo als zulks gedeeltelyk blyken kan, uit het geen dien aangaande by het hier boven fub Litt. C. overgelegd Verbaal der Conferentien genotuleert ftaat. Aan den anderen kant moveerde deCleeffche Regeering veelerhande zwaarigheden, nopens de manier, hoe die Landen te taxeeren, en welke form by de beëediging der rcspeftive Taxateurs in acht genomen zoude dienen te worden. Wy marken hier van alleen gewag, om U Ed. Groot Mog., zo kort doenlyk, de redenen onder het oog te brengen, waar dcor de uitvoering der beide geprojecteerde doorfnydingen met den aankleeven van dien tot hier toe is geretardeert geworden; terwyl wy voor het overige het thans noodeloos achten, de attentie van U Ed. Groot Mog. met een breedvoerig bericht aangaande die d fferenten, zo min als met de allegatie van alle die Brieven en Schriftuuren, welke over deeze materie een geruirnen tyd gewisfjt zyn, op te houden, gemerkt wy eens hels reeds de eer gehad hebben, het hoofdzaaklyke van dien by onze MiVfiVe van den 5 November des voorleden jaars 1772 onder het oog van U Ed. Groot Mog. te brengen, en anderendeeis alle die diffcrenten door den Koop van den Bylandfchen Waard, by Uwer Ed. Groot Mog. Refolutie van denzelfden 5 November geapprobecrt, daadelyk uit den weg genomen zyn geworden. Deeze Waard vervolgens, zo wel als de Weilanden van Bliem (mede m laatstgemelde Uwer Ed. Gr. Mog. Refolutie gementioneert; by Aften van iransport in datis 16 en 17 December i77a behoorlyk in eigendom aan deeze Provincie overgedragen zynde, meenden wy van die acquifuie geen betergefermk te kunnen maaken, dan den fchadelyken Dwarsdyk op den Bylandfchen Waard, tot wiens amotie eertyds zo menigvuldige inftantien van de zyde der Provinciën gedaan waaren, voor een groot gedeelte ten fpoedfeften te amoveeren. Wy proponeerden zulks aan de Heeren Gecommitteerden van Gelderland : en na dat hetzelve doorwelgemelde Heeren mede goedgevonden was, werd daar van door den Infpecteur Generaal Brunings en Landmeeter Beyerinck een Plan geformeert, blykende uit hun Rapport, in dato 18 December 1772, hier agtergevoegd fub Litt. F. Ingevolgen die Pl.m , is die verlaaging ook kort'daar na, onder het opzicht van den meergenoemde;! G. F. van flugenpoth, ondernomen, en voorde B font  C 6 ) door de Clee'ffchf «i T "'T gebragt' fchi,°n deD"ffèlfcho ren, om daaruit vervolgens de respective dedommagementen en quoten in dezelven te kunnen opmaaken. Laatftelyk zullen U Edele Groot Mog. by heten2 JlwZ6er bTdVOeiiS gCWag gCmaakt Vi0den Van den Spykfchen Dyk en deszelfs Waterwerken, voor zo verre zich deeze laatstgemeld in zeer flesten ftaat, en uit dien hoofde de eersrgemelde in groot geVaaar bevinden Edoch wy zullen in deezen de attentie van U Eiele Groot Mog. met die zaak hoe *ewichtig anderszins ook, niet bezig houden, eensdeels, dewyl dezeiv'e -heel alheen is van het Werk, waar omtrent wy thans de eer hebben U Ed Groo Mog. te rapporteeren, als zynde relatief tot de Conventie van den jaare r745 en anderendeels ewyl wy toch voorzien, eerlang genoodzaakt te zullen zynr die zaak feparatelyk onder het oog van U Ed. Groot Mog te brengen. De dag der Befteeding in voegen voorfz. bepaald zynde, zo zyn deopgemelde Heeren Gecommitteerden van wegens deeze Provincie den 9 July deezes jaars wederom na Arnhem vertrokken. Den r2 daar aanvoegende hebben de Conferentien met Heeren Gecommitteerden van Gelderland een' aanvang genomenen ü Ed Gr. Mog zullen het Verbaal van dezelven, door den SecZSsZnl fen gehouden Verachter gevoegd vinden fub Litt. I. i Loco. Het hoofdzaaklyke van hetzelve Verbaal beftaat in de daadelyke aanbefltedingVan * Mffi^^^^:m^^i als mede van eene Duikerfluis in den rechter Leidyk der laatstgemelde doorfuydinge, volgens de Beftekken hierachter gevoegd fub Litt I. . en 3 Loei, Voor het overige zullen ü Ed. Gr. Mog by hetzel.e Verbaal mede in het breede gewag gemaakt vinden, van den Spykfchen Dyk en Waterwerken, waaromtrent wy ons refereeren, tot Z geenwy zo even de eer gehad hebben, dien aangaande aan te merken Uit het tot hier toe gerapporteerde zullen U Ed. Groot Mog. hebbenktmnen opmaaken, dat meest alle de maatregulen, welken men by de Conventie van JuJy i7? 1 beraamt heeft, en wier executie by opgemelde Uwer Ed. Gr Most Refolutie van den ,6 Mey rtfl aan ons gedemandeert is , reeds werkftellfg gemaakt zyn of worden, uitgezondert alleen de fluiung van den ouden Rhynmondj het leggen van eene Krib a.m de Lobitfche Grind; het dekken van het Herwenfche Schaar met Waterwerken; en het maaken van eene Kribbe tegen over de doorfnydmg van de Pl,y. Wat het eerfte aanbelangt, het welkgemeenfchappelyk met de Cleeffche Regeering geleideden moet; zo heeft men voor alsnog niet noodig geoordeeld daar op by dezelve Regeering te inftee?n dewyl het m.fchien best zyn zal, daar mede te fuPerIdeeren, tot d t wÏÏZÏÏ " V01]Ê d°0r dC d0°rfnydbg ™ den Byl'andfchen Waard bepaald en eene verandering ten goede, ten aanzien van den afbreekende ouden Rhynmond, gemaakt zal hebben. Belangende het tweede, derde en vierde Point; zo is het buiten tegenspraak noodzaaklyk, ook daar mede te wachten, tot dat de meergemelde doorfnydingen van den Bylandfchen Waard en Pley zullen voltooid L en men, by bevindinge, gezien zal hebben, welke uitwerking dezelven op den loop des Strooms daadelyk hebben. Dan, offchoon dus doende nog niet alle de middelen, by de Conventie vastgefteld, ter uirvoer gebragt zyn; zo hebben wy echter de laatstgemelde vier pomten riet van die esfentie geoordeeld, dat wy derzelver executie B 2 zou-  C 8 ) zouden behooren af te wachten, alvoorens U Ed. Groot Mog. een gedetailleert Rapport te doen van de voornasmfte reeds werkflellig gemaakte middelen , tot redres van den ftaat der Rivieren. Laatftelyk moeten wy by deeze gelegenheid nog de vryheid neemen, U Ed. Groot Mog. te herinneren, dat Hoogstdezelven by Refolutie van den 5 November 177a goedgevonden hebben ons, onder anderen, te auihorifeeren, om met de Vrouwe van Calbeek, als Eigenaresfe van het Huis Bimmen en de Landen daar toe behoorende, gelegen buiten den Duffeltfchen Bandyk, en welken tot de doorfnyding van den Bylandfchen Waard geoccupeert, of door Zandftorting bedorven zouden worden, op de eene of andere wyze te «ccordeeren. Dit Huis en Landen federt dien tyd aangekogt zynde door G. F. van Hugenpoth van Aarth; zo hebben wy, in gevolgen opgemelde Uwer Ed. Groot Mog. authorifatie, van gemelden Eigenaar, ten behoeven van deeze Provintie, ingekogt het voorfz. Huis Bimmen, met het geen daar toe behoort, en alzulke Gerechtigheden en Praerogativen als daar aan verknocht mogten zyn, benevens alle tot dat Huis behorende, en buiten Dyks gelegen Landeryen, wyders rog de Visfchery in de Strangcn, toebehoord hebbende aan het Riddergoed Hengmeng (welke, wegens de doorfnyding op den Waard, gedeeltelyk toegedamt moeten worden); en laatftelyk nog alle verdere praiteiifien, welken uit dien hoofde op de Visfchery in het nieuw te graaven Kanaal gemaakt zouden kunnen worden: alles voor eene fom van agt duizend guldens, volgens Koop-Contra ft in dato 28 April deezes Jaars} zynde het gemelde Huis, Landen en Visfchery vry van alle Lasten, uitgezonderteen Kanon van vier Ryksdaalders, drie en veertig ftuivers Cleefsch Geld, ten behoeven der Kerk van Bimmen. Wy vertrouwen met al het geen we tot hier toe de eer gehad hebben re rapporteeeren, aan de intentie van U Edele Groot Mogende te hebben voldaan , en dat U Edele Groot Mog. uit dien hoofde hetzelve weJ zullen gelieven te approbeeien, fubmitteerende echter zulks aan het hoogwyze goedvinden van U Ed. Groot Mog. Waar mede, Edele Groot Mogende Heeren, zullen wy God Almachtig bidden, Ü Ed. Groot Mog. te willen houden in zyne heilige proteftie. Gefchreeven inden Haage den a September 1773. Onderdon d, U Edele Groot Mogende Dienstwillige, De Commisfaris tot De Gecommitteerde Raaden van de zaaken van het de Staaten van Holland en PannerdenfcheCa- Westvriesland. naai en Spykfche Laager ftond, Dyken, wegens Ter Ordonnantie van de Provintie van dezelven. HoL'and en West- Getekent, vriesland. A. J. Royer, Getekent, J.P.van Bostzelacr.  C 9 ) (Staats -Ref. 7. May. 1777.) Tweede Rapport van den Commisfa- ris van het Pannerdenjche Ka,.aal en Gecommitteerde Ra aden, met eenige Bylaagen, raakende Derzelver verdoe verrichtingen omtrent het generaal Redres van den Haat der Boven-IUvleren , uit krachte van Haar Ed. Groot M"g. Refolutien van den 16 Mey 1771. en 5 November 1772. Edele Groot Mog. Heeren, T%y ons ^PPort van den aden Septcmbcr ^ ^ eer gehad, U Ld. Gr. Mog. breedvoerig verflag te doen v,n air h-t geen wy rut krachte van Uwer Ed. Groot Mog. Refolucien van den Mey 1771. en 5 Nov. 1772. tot verbetering van den ftaat der Boven- Riv-en verne t hadden - U Ed. G, Mog. zu.len zich herinneren, dat de Werken ter bereiking van dit oogmerk beraamd, en by de Conventie van Apnl 1771. yastgcfteld, hoofdzaaklyk geweest zyn, eerfielyk het beletten der ontlasting by hooge Rivier over tyd, ter bereiking van het zo even befchreven oogmerk, en dus conform Uwer Ed. Groot Mog, meergemelde Refolutien is verricht geworden: gelyk wy dan ook om dieswillen by onze Misfive van den at September 1775, ter gelegenheid dat wy de eer hadden, aan U £d. Groot Mog. het Verbaal der Conferentien wegens de Spykfche Werken gehouden, over te leveren, aan ons gereferveerd hebben , om U Ed. Gr Mog. nader te rapporteeren, wegens het geen relatief tot de aangegaane Conventie van 1771 zo wel op die, als op andere Conferentien, was vastgefteld geworden.' Om dan in deezen, zo veel mooglyk, alle verwarring te ontgaan, zullen wy in de eerfie plaatfe de [vryheid neemen, U Ed. Groot Mog. onder het oog te brengen het geen zyne betrekking heeft tot de Doorfnyding van den Bylandfchen Waard, en Hoogstderzelver attentie ecnigermaate verdienen mogt. U Ed. Groot Mog. zullen zich, uit ons voorgaand rapport, herinneren, dan deeze doorfnyding op den 12 July des jaars 1773. door Heeren Gecommitterden fvan beide Provinciën te Arnhem is aanbefteed, met de byzondere bepaaling, dat dit Werk voor den r December 1774. voltooid moest opgeleverd worden. In Mey van dit zelfde jaar was de Doorgraving zo verre gebragt, dat men rekende omtrent f van het geheel daar uit gegraaven te zyn, gelyk die, en de verdere gefteldheid van het Kanaal op dien tyd, blykt, uit het rapport der provilloneele opneeming door de Landmeters van beide Provinciën verricht fub Litt. K. —- Omtrent ter zelfder tyd hebben wy hec Werk der Doorfnydinge mede door den Infpecteur Generaal Brunings doen bezichtigen. Zyn bericht dien aangaande eenige byzonderheden behelzende, zo met betrekkinge tot het Werk zelve, als ook tot den aart der Gronden, die men by de Doorgraving ontmoet heeft, hebben wy gemeend insgelyks hier nevens fub Litt. L. te moeten voegen, voor zo verre daar door de fustinuën, welken men eenyds van wegens deeze Provincie ten opzichte der daadjyke executie dier Doorfnydinge, gevoerd heeft, alleszins fchynen bevestigd te worden. Inmiddels oordeelde men, thans de tyd gekomen te zyn om zekere Geul, welke zedert eenige jaaren beneden de Doorgraving in den Waard gefpoeld was, en met een daar by]gelegen oude Strang gemeenfehap had, toe te dammen, vermits dezelve anderszins door den zydelingfchen aftocht van het Water, aan het nieuwe Kanaal en deszelfs uitwerking te eeniger tyd zeer na- deelig zoude kunnen zyn. Dienvolgens wierd deeze Toedamrning, (, p de Kaart Litt. Q\ met de Letters M. M. betekend,) den ir October 1774. door Heeren Gecommitteerden van Gelderland re Arnhem opentlyk aanbe fteed voor de forn van / 4010-o-o- In de daar aan volgende maand November deszelven jaars 1774. ms het Werk der Doorgravinge reeds zo verre gevorderd, dat de Aannemers by Requeste de Opneeming van hetzelve verzochten. Deeze echter door den Vorst en het ongunftig Saizoen geen voortgang gehad hebbemie, n)«»ft4en wy, dat in alle gevallen de opening van het Kanaal daar na niet behoorde te wachten, te meer, daar ons uit eene Memorie, door de gezamently-ke Opzieners ondertekend, bleek, dat het Kanaal dadelyk tot meerder éi&pm gegraaven was, dan men by het befiek bepaald hadde. Om dies wille fchreeven wyaan Heeren Gecommitteerden van Gelderland de Misfive Cfub Litt. M). proponeerende om G. F. van Hugenpoth, als Generaal Opziener over hec Werk  < M ) Werk te qualificeeren , ten einde bet Kanaal zonder nadere ordre te openen, ïo ras de Rivier tot zekere hoogte zoude gereezen zyn. Dan, deeze Propofitfe wierd by Heeren Gecommitteerden van Gelderland niet gegouteerd, dewelken integendeel meenden, dat het Kanaal niet geopend moest worden, voor dat hetzelve door de Landmeters van beide Provinciën opgenomen en aan het Bedek voldoende bevonden was: daarenboven in bedenking geevende, of men niet alvoorens den hoek van Bliems weide, aan den Beneden • Mond van het Kanaal geleegen, tot beveiliging van den Millingfchen Dyk, behoorde te voorzien, waar op de Cleeffche Regeering by verfcheiden Misfives reeds geïnfteerd hadde: gelyk zulks U Ed. Groot Mog. breeder blyken zal nit de hier achter gevoegde llescriptie van Heeren Gecommitteerden van Gelderland fub Litt. N. Dus bleef het Kanail als nog ongeopend en werd in January des Jaars 1775. door de Landmeters van beide Provinciën opgenomen. Uit derzelver Rapport en de daar toe behoorende Supplementen (O. 1. 2. 3. locis) blykt, dat het Kanaal toenmaals uitgegraven was tot de gemiddelde diepte van 4 voet io/a duim naar het Arnhemfche Peil, zynde i-fc duim dieper dan by het beftek bepaald was, zonder echter daarenboven het natuurlyk verhang der Rivier in aanmerking te neemen, het welk best na de opening van het Kanaal ontdekt zoude kunnen worden: meenende de gemelde Landmeeters, dat het Kanaal (hoe zeer zy voor het overige in het alg-emcen genomen nog eenige defecten aan het werk bevonden hadden) ten fpoedigften behoorde geopend te worden, uit aanmerking der zwakke gefteldheid van den Schutof Dwarsdam, waar door de Boven-Mond van het Kanaal gefloten wasj en welke aan een' zwaaren afbreuk onderhevig lag. — Ten einde U Ed. Groot Mog. des te beter in ftaat te dellen, om over de gefteldheid des Kanaals ter dier tyd, als mede over de fuuatie der Riviere boven hetzelve te kunnen oordeelen, hebbenjwy het niet ondienftig geacht, hier nevens (fub Litt. G.) te voegen een juiste aftekening van het Kanaal en den zuidelyken Oever boven hetzelve, zo en in dier voegen als dit een en ander in de maand January 1775 zich met 'er daad bevond. — Hier by moeten wy nog herinneren, dat het Kanaal, volgens de gezamentlyke Afbakening in 1773- 15 Roeden laager of meer Noord-oostwaarts gegraven is, dan hetzelve in den Jaare 1771. geprojecteerd was, en zulks alléén, om aan de veelvuldig* inftantien der Pruisfifche Regeeringe te voldoen, dewelke hier op voornaamlyk aandrong ter Requifitie van den Duffelfchouw. De opneeming van het nieuwe Kanaal in voegen voorfz. op eene legale wy ze verricht zynde, meenden wy dat men als nu tot de hoognoodige opening van hetzelve zoude kunnen overgaan, te meer daar de Rivier zich toenmaals op de bekwame hoogte van 6£ voet of daaromtrent aan het Peil te Arnhem bevond. Wy ontvingen echter eene Misfive van Heeren Gecommitteerden van Gelderland, gedagtekend 16 January 1775. waarby dezelven, wei is waar, het doorfteken van den Dwarsdyk, en dus het openen van het Kanaal approbeeren, doch van gedachten zyn, dat men alvoorens de hier boven reeds gementioneerde fecureering van den hoek aan Bliemsweide door wederzyds Kundigen moest Jaatenberaamen, en vervolgens werkftellig maken, ten einde zich tegen alle klachten van Cleeffche zyde in veiligheid te ftellen. Wy lieten ons deeze Propofitien welgevallen, onder voorwaarde echter, C a gelyk  ( 12 ) gelyk wy by onze Rescriptie bepaalden, dat men met gemelde Pakwerken aan Bliemsweide allen mogelyken fpoedmaaken, en te gelyk den Generaal Op. zichter over dat Werk, G. F. van Hugenpoth qualificceren zou, om, zo ras dezelve Pakwerken verre genoeg gevorderd waaren, met overleg'van den Pruisfifchen geheimen Raad Bilgen, daadlyk een begin te maken met . het weggraven van den Dwarsdyk in den Boven-Mond van het Kanaal zodanig als Werken van dien aart vereisfehen. Inmiddels werden wy in den beginne van de maand February deszelven jaars 1775 geïnformeerd wegens de hagchelyke gefteldheid van den meergemelden Dwarsdyk in den Mond van het nieuwe Kanaal. Wy fchreeven derhalven den 7. dier Maand eene Misfive aan Heeren Gecommitteerden van Gelderland QLitt. P.), waar by wy denzei ven de fchadelyke gevolgen van een doorbraak des gemelden Dyks onder het oog bragten, te meer daar zulk een doorbraak waarfchynlyk aan het benedenst' gedeelte van den Dwarsdyk , en dus op de allernadeeligfte plaats voorvallen moest, geevende derhalven aan welgemelde Heeren in bedenkinge, om ten fpoeóigüen de noodige ordres te ftellen, ten einde dezelve Dyk, eerst aan het bovenfte of zuidelyk gedeelte, en vervolgens met alle kracht geheel en al te amoveeren. — Het bleek ook daadlyk, dat onze vrees niet ongegrond geweest was, nadien Heeren Gecommitteerden van Gelderland ons weinig dagen daar na eene Misfive van den Generaal Opzichter G. F. van Hugenpoth communiceerden, waarby dezelve aan den Secretaris Brantfen kennis geeft, dat de Dwarsdyk op den 7 February des avonds ten 7 uuren in het midden der doorgraving was doorgebroken; dat één uur na dit geval de doorbraak omtrent vyf roeden wyd bevonden was, en wegens het fterke verval (zynde nagenoeg 3 voeten; genoegzaam ieder uur 5 roeden in breedte toenam, zo dat de Mond des anderen 'sdaags 's ochtends omtrent 40 roeden wyd bevonden wierd. Na deeze gebeurtenis verzuimden Heeren Gecommitteerden van Gelderland niet, om terftond de Landmeeters van beide Provinciën, F. Byerinck en H. van Straalen derwaarts te zenden, met last aan dezelven, om zodanige mefures te neemen, als zy naar bevinding van zaaken aldaar te famen zouden oordeelen, noodig en dienftig te zyn. Gelyk dan ook dezelve Landmeeters, benevens de Opzieners by rapport van den 15 February 1775 (Ut R.) verflag gedaan hebben van de maatregulen, door hen by provifie in het werk gefield, als mede van het geen naar hunne gedachten, verder tot welzyn van het Kanaal behoorde ondernomen te worden. — Van onzen kant oordeeldeu wy het dienstig, om ten fpoedigflen den Infpeéleur Generaal Brumngs derwaarts te zenden, ten einde langs dien Weg,' van de gefteldheid der Doorgraving op het naau wkeurigst geïnformeerd te worden ü Ed Groot Mog. zullen deszelfs rapport hier agter (fub Lir. S.) gevoeg, en daar ! by verfcheiden byzonderheden gemeld vinden, zo ren aanzien van den ftaat der Doorgravinge op dien tyd, als van de middelen, welken ter voltoying van dezelve by Provifie behoorden aangewend te worden; waar toe wy derhalven de vryheid neemen, ons kortshcidshalven in deeaen te refereeren De Rivier vervolgens met het begin van Maart i775. binnen haare oevers getreden zynde, zag men de ongeregelde werking des ftrooms in het nieuwe Kanaal, dewelke zekerlyk (behalven aan de nadeelige verandering van den  C 13 > den linker Oever der Riviere boven het Kanaal, waar door de ilroortt genoegzaam flurpende voorby hetzelve naa de kromte van Herwen geleid wierd) voornaamfyfe daar au toeq;efchreven moest worden, dat het Kanaal niet ter behoorlyke tyd aan het boven ■ einde ten Zuiden doorgeftoken, maar in het midden, en voorts noordwaarts doorgebroken was, waar door de ftroom volgens zyne noordelyke determinatie, het benedenst punt van het Kanaal, als het zwa/dte zynde, geweldig deed afbreken, terwyl het znidelyke of boven/te punt van den Mond, uit zeer vaste Kley beftaande, zitten bleef, en dus doende de ftroom of afgewcezen, of genoodzaakt wierd een' ferpen- teerenden loop in het nieuwe Kanaal te houden. Om dieswillen werd alstoen een begin gemaakt met het leggen van een Pakwerk op het noorderpunt van feparatie, ten einde eensdeels de verdere afneeming van dien oever te prteveniceren, en anderendeels den Stroom meer binnen het Kanaal te dwingen: gelyk zulks reeds by het hier bovengemelde rapport der wederzydfche Landmeerers en Opzienders (Litt. R.,) voorgeflagen was. Daarenboven proponeerden de Kundigen van deeze Provincie, zo wel als die van Cleef, om ter wederzyde van het Kanaal, op zekeren afftand van den Üover, Zomer- of Lei dammen te leggen, ten einde de Rivier dus doende meer beperkt zynde, den ftroom als dan meer kracht te geeven, om op den bodem van het Kanaal te werken, de uitfehuuring te bevorderen, en langs dien Weg een' meer geregelden loop van denzelven te obtineeren. De baarblykbaarheid van dit project, in deszelfs voordeclige uitwerking, deed ons befluiten, om aan Heeren Gecommitteerden van Gelderland het werkftellig maaken van hetzelve tot welzyn van het Kanaal te proponeeren, gelyk aan U Ed. Groot Mog. by de hier achter gevoegde Misfive (Litt. U.) na Ier blyken zal. Edoch welgemelde Heeren Gecommitteerden hier op ingenomen hebbende de confideratien van derzelver Landmeeters, dewelke het leggen van deeze Dammen als mdeelig aanmerkten, en in derzelver plaats het opruimen van den Doven-Mond des Kanaals aanraadden, refcribeerden aan ons, dat hun de gemelde confideratien al vry aanneemlyk voorkwamen, met byvoeging tevens van eenige verdere reflectien over den tegenwoordigen ftaat van het Bylandfche Kanaal en deszelfs verwagte uitwerking: gelyk breeder confteert uit de hier achtergevoegde Misfive en confideratien (Litt, V. 1. 2. locis), waar toe wy ons kortsheidshalven gedragen. By deeze gefteldheid van zaaken, daar aan den eenen kant volftiekt noodig was, eenige middelen ter beneficeering van het nieuwe Kanaal op den Bylandfchen - Waard werkftellig te maken, om deszelfs totaal bederf in tyds te voorkomen, en men aan den anderen kant over deeze middelen verfchilIende fcheen te denken, oordeelden wy niets gepaster, dan hoe eerder hoe beter, met Heeren Gecommitteerden van Gelderland zeiven in Conferentie te treden over de maatregulen, welken ter voltooyinge van het meergemelde Kanaal genomen zouden dienen te worden. Wy floegen derhalven zodanige conferentie aan welgemelde Heeren Gecommitteerden van Gelderland voor tegen den 29 Mey des jaars 1775. Deeze propofitie vervolgens ook by dezelve Heeren Gecommitteerden ge accepteerd zynde; zo zyn de Wel Ed. Heer van Boetzelaar, Heer van Nteuveen, benevens de Heer Repelaar, geadfifteerd met den Infpecteur Ge- D nerasl  neraal Brunings, den 22 Mey over Utrecht na Arnhem en voorts na het Spyk en den Bylandfchen-Waard vertrokken, ten einde, alvoorens de Conferentien met Heeren van Gelderland te entaraeeren, zeiven eene oculaire infpeélie te neemen van het meergemelde Kanaal en deszelfs Werken, als mede van alle de andere Werken, welke federt de Conventie van 1771. tot redres der boven - Rivieren gemaakt waaren: zo als zy dan ook zodanige Infpeétie den 24 Mey en eenige volgende dagen met het Jacht der Rekenkamer van Gelderland, hetwelk zy op hun verzoek aan het Spyk gereed vonden, verricht hebben. Heeien Gecommitteerden wegens deeze Provincie vervolgens van die Infpeélie te Arnhem geretourneerd zynde, heeft men aan hun de gewoone Curialia beweezen: en hebben daar op den 29 de Conferentien een' aanvang genomen. Het Verbaal van dezelven, gehouden door den Secretaris Brantfen, zullen U Ed. Groot Mog. onder de Bylaagen fub Litt. X. geplaatst vinden: tot wiens leéhire wy voor het overige de vryheid neemen, ons te refereeren. Alleenlyk meenen wy hier te moeten herinneren: dat by die Conferentien, na dat de Heeren Gecommitteerden deezer Provincie van derzelver Infpeflie verflag gedaan, en tevens, op verzoek der Heeren Gecommitteerden van Gelderland eenige middelen geproponeert hadden, die zy ter voltooyinge van het Bylandfche Kanaal meest dienstig oordeelden, alle die middelen eenparig zyn geapprobeert en vastgefteld geworden: re weeten, i° dat de hier bovengemelde Leidammmen ter wederzyden van het nieuwe Kanaal, volgens zekere aldaar bepaalde ftrekking, ten fpoedigften gelegd zouden worden ; 2°dat men aan de Zuidzyde van den Boven-Mond des Kanaals i| voet meerdere diepte, dan by bet beftek bepaald was , door uitbaggering zou trachten te obtineeren; 30 dat hetSchepboofd op bet Noorderp'unt van het Kanaal, by pro vifie, zoude worden verlengd; en hatilelyk ten 4Q dat men by de Cleeffche Regeering zoude infteeren op het leggen van de by de Conventie bepaalde Kribbe aan de Lobitfe Wel, mits 'er tevens aan de Zuidzyde boven den Mond van het Kanaal ter gelegene Plaatfe (nader door wederzyds Kundigen te bepaalen) een lange en flauwe Krib gelegd wierd, waar door men de toogsgewyze gedaante van de Lobitfe Grind-Wel konde doen afneemen, den Zuidelyken Oever boven den Mond der Doorgravinge rechtlyniger maaken, en dus doende den afkomenden Boven-Stroom, zo veel mogelyk, rechr.ftreeks in den Mond van het Kanaal determineeren. Hiertoe werd te gelyk eene Miïfi ve aan de Cleefiche Regeering gearrelleert, en daar by verzocht, iemant van haarentwegen te benoemen, om met de Kundigen der beide Provinciën, de opgemelde Werken nader in loco te beramen , en , onder approbatie, vast te ftellen. Deeze propofitie by welgemelde Cleeffche Regeering gegouteerd zynde; zo zyn de geheime Raad Bilgen en de Infpeéteur Generaal Brunings, benevens de Landmeeters van beide Provinciën , op den 27 Juny 1775 by elkander' gekomen, en hebben als toen de lengte en ftrekking der Kribbe aan de Lobitfe Wel, mitsgaders derzelver aanfluiting aan de Tolhuizen; voorts de lengte en (Irekking der geprojecteerde Krib aan de Zuidzyde loven het Bylandfche Kanaal; en eindelyk nog eene Krib aan de zelfde zyde  c is ) IZ ^V^ ah)'"-MOTd' ^probaeie bepaald * me acizelvcr Verbaal en de (da-jrf-r>o u-u . Se,oegd fub. Lit. Y. en O ^ w! „eb ^ beide * *te' testgerae.de Kaart ouder het Oog van u Ed r z?" S™'™1 i .1 i , g n U M- (Troot Moff. te moeten hrpn- gen, «ierdta door dien het anderszins moei,,* vallend ™ g bepaald denkbedd te vorraen van het geen wy de eer gehad hebb U Ed. Groot Mog. wegens de laatstgerae.de Conferentien tusfchen Heeren Oecorara,™ van heide Provinciën, en „aderhand tasfehen wede z'dfche kund,gen te berichten : maar ook om tevens „ Ed> ^ 1":Vmb l 'o,'™ einde door - * %m ^ V a)f ™ent,oneetde Kaart (beide op deze.fde fchaa. getCKend zynde) over de ware utnatie van het Bylandfche Kanaal ,e hunnen oordeelen , zullende alsdan aan ü Ed. Groot Mog. alleszins blyfcen, dat de ge(le.dhe,d van het Kanaal, voornaaralyk ten aanzien van den af' komenden iovcnilroom, cn de wederzydfche Oevers der ltiviere bo- ven hetzelve, ter dier tyd, te weeten in M™, ~.. u ■ , , , , , ' ' ,wa wectcn in Maart 1775, gantsch met ten voordecle veranderd bevonden was. Des mettegenftaar.de was het Kanaal, offchoon z.ch op twee a drie plaatfen , door den ongeregelden loop de ftrootns Zandwellen bevonden, in het algemeen genomen verdiept. Want by de Peiling m Deeember r774, en dus voor de opening van 't Ka. naa gedaan, bevond men deszelfs bodem gemiddeld, naar het begin der Telhnge van het Arnhemfche Peil gerekend, op 4 voet 3| duim, zonder het natuurlyk verval der Riviere daar by te rekenen. Bydé Peiling m het begin van Maart 1775, bevond men deezen Bodem 3 voet 6 duim; dus was dezelve oj duim uit gefchuurd; en eindelyk op don 24 Mey 4775 w/erd dezelve gemiddeld * voet i$ duim, dus 2 voet 2J duim dieper dan in December j774 bevonden. Het hier bovengemelde Plan, door dc wederzydfche Kundigen tot beneficeering van het Bylandfche Kanaal geformeerd, kwam ons, om verfcheiden redenen zeer plaufibel, en met den aert der zaake overéénfiemmende voor. Wy proponeerden derhalven aan Heeren Gecommitteerden van Gelderland, om deswegens aan de Cleeffche Domeinkamer te fchryven, ten emde hetzelve Project, zo als het voorgellagen was, nog in dien jaare wcrkftellig te maaken. Edoch welgemelde Heeren Gecommitteerden van Gelderland, fchoon voor het overige alle de geproponeerde midddelen ap. probeerende, konden zich niet conformeeren met het Project der bovenffe .Kribbe aan het Salmoort, op de Kaart (Litt. Q.) getekend met A. A., maar declineerden het leggen van dezelve rechtftreeks, terwyl de Cleef. fche Regeering wederom aan den anderen kant daar op bleef infteeren. Inmiddels wierdea 'er, ter gelegenheid van de geprojecteerde Kribben tot ontzet van het Spyk, tusfchen Heeren Gecommitteerden van beide Provinciën en de Gedeputeerden van zyne Majefteit den Koning van Pruisfen in Augusty 1775, binnen Arnhem Conferentien gehouden. Het Verbaal van dezelven hebben wy reeds de eer gehad, U Ed. Groot Mog. over te leveren, gelyk hetzelve onder de Notulen van den 29 •September deszei ven jaars ftaat geinfereerd. —- Dan, vermits by die ge- D a legen-  c as ; legenheid tevens over de geprojecteerde Werken, ter bcneficeering van het Bylandfche Kanaal, is gedelibereerd geworden, cn wy als toen by onze mede aldaar geinfereerde Misfive van den 2t September aan ons gerelerveerd hebben, U Ed. Groot Mog. deswegens nader te rapporteeren ; zo zullen wy thans de vryheid neemen wegens het voorgevallene ter dier tyd te herinneren : dat men ten aanzien van het leggen der Kribben boven het Bylandfche Kanaal aan den linker Oever der Riviere, op die Conferentien gezamentlyk gerefolveert heeft, tot meerdere directie van den Stroom op hetzelve Kanaal, aldaar aan te leggen twee Kribben, waar van de eene op 130 en de andere op 100 Roeden, wierd bepaald, zo als op de Kaart (Litt. Q.) met de Letters A. A. en B. B- word aangeweezen, waar toe men zich refereerde; — dat voorts het maaken en onderhouden van de eerlte of bovenfte Kribben, ter hoogte van No. 9. aan de Peilpaal te Rees, aan de Cleeffche Heeren tot hunne privative lasten wierd overgelaaten, welke ook mede ren hunne kosten namen het leggen van twee Rysdammen by den Beugeldyk van de Tolhuizen, op de voorfz. Kaart betekent met de Letters N. N.; en eindelyk dat de benedenlte Krib, mede aldaar betekend met B. B., ten kosten der beide Provinciën zouden worden gelegd en onderhouden, terwyl de Krib uit de Lobitfe Wel, by de Conventie van 1771. vasrgefleld en op de laatstgemelde Kaart getekend met C. C. by provifie voor dat jaar zoude uitgcfteld blyven. Ingevolge deeze genomen maatregulen, had de Cleeffche Regeling fpoedig een begin gemaakt met het leggen der bovenfte Krib aan den zuidelyken Oever, zo dat dezelve in Oftober daaraanvolgende reeds omtrent 165 Roeden lang bevonden wierd. — Edoch men had tevens goedgevonden , om dezelve omtrent 200 roeden hooger , dan gemcenfchappelyk bepaald was, aan te leggen en haar zodanige direeïie te geeven, als op de Kaart (Litt. Q.) met de Letters A. A. aangeweezen word. De hier bovengemelde en by de Cleeffchen insgelyks aangenomen Rysdammen N. N. by de oude Tolhuizen, wierden mede op, of omtrent deezen tyd gelegd. — Inmiddels was de Beftcding der benedenfte Kribbe (die voor Rekening der beide Provinciën gelegd zoude moeten worden) op den 23 October 1775. bepaald. Edoch de ongemeene duurte van het Ryshout en het verre verlopen jaar Saizoen, was oorzaak, dat men als toen refolveerde om by provifie Hechts de helft dier Kribbe, ter lengte van 50 Roeden aan te beueeden: dewelke fchoon op de geringde diepte djgt by den Oever gelegd wordende, echter door den laagften Infchryver voor den hoogen prys van 30000 guldens ingezet wierd. Flierby kwam nog, dat de bovenfte Krib door de Cleeflchen zo veel hooger aangelegd zynde (gelyk we zo even gemeld hebben) het om dies willen zeer bedenkelyk was of deeze benedenfte Krib nu wel aan de verwachtinge beantwoorden zou; cn deeze overweging, gevoegd by eene zeer aanmerkelyke verandering in den Boven-Mond van het Bylandfche Kanaal ten voordeele voorgevallen, gaf aanleiding, dat men, op de propofitie van wegens deeze Provincie gedaan, befioot, om met de Befteeding der meergemelde benedenfte Kribbe by provifie nog één jaar te fuperfedceren, als wanneer men na-  ( 17 ) naderhand uit het effect der bovenfte Cleeffche Kribbe en verdere verandenngen aan de zuidzyde van den Boven-mond mor 1! 7 ypkprhpiJ ™,„r~ i j , mono, met des te meerdere »ï ezo n' ' °f * be"edem,<; Krib «oodzaaklyk "* "yZC ^ ^ DW ««en beh„„i Ter zelror tyd had men noodzaaklyk .geoordeeld, het nieuw gegraaven Kanaal nogmaals door wederzydfche Landmeeters te laaten opnoemen zo wegens de defecten die n,e„ by de voorgaande Opaeeming^ 7„'ua y 775 bevonden bad, als om te onderzoeken, hoevee, de meerde e ver! d,ep,ng van bet Kanaal, het verval der Riviere daar by in aanmerking genomen gerekent moest worden. aanmerung JonitlZ^ Z""e° 1UpPOr' d0r Mdere oP-nhS. bier achve zal eont !"MSe; 7*" * *> en uit hetzel- ve zal confteeren dat, bet gemiddeld verval der Riviere op »a« »et Arnhemlche pe,I, bevonden u op y voet H duim beneden het begin der £ Tel.  ( IS ) Telling©; waar by gevoegd zynde 4 voet gfg duim boven dit begin der Te vlinge (zynde de. hoogte waar op de Bodem in December 1774 bevonden was); zo blykt dat het Kanaal federt dien tyd 9 voet 8|g duim gemiddald verdiept is. Hier van daan ook, dat gemelde Landmeeter getuigt, de grootfte Keulsvaarders en andere aanzienlyke Schepen, zelfs eenigen zonder Lootfen, door het Kanaal te hebben zien'Zeilen, en wel by eene Riviershoogte van 7 voet 5 duim aan het peil te Arnhem.— Voor het overige bericht dezelve Landmeter, dat het Schephoofd (al waar eene diepte van 42 totéo voet Water bevonden word; in wêerwil van den fterken Ysgang onbeweeglyk geblceven, en alléén aan de boven-Dek-laag befchadigd was: en eindelyk dat de Millingfche Dyk en deszelfs Waterwerken (aan de zuidzyde der Rivier by den uitloop van het Kanaal) thaos geheel ontzet waaren, zynde daar ter plaatfe Hechts 3 a 4 voeten Water bevonden, alwaar in het begin van 1775 nog eene diepte van 40, 50 en 60 voeten geweest was.— De verandering van hec Kanaal, ten aanzien van de wydte, gelyk ook deszelfs gefteldheid , met betrekking tot den linker Oever der Riviere boven het Kanaal, zal aan U Ed, Groot Mog. nader blyken uit de Kaart, waar toezich de Landmeeter van Straalenby zyn voorfz. Rapport refereert; en die wy, tot meerdere opheldering , gemeend hebben , hier nevens fub Litt. T. te moeten voegen. Op deeze Kaart zullen U Ed. Gr. Mog. tevens met blinde of geflipte Lynen afgetekend zien de fituatie des Oevers volgens de Kaart, beboorende tot de Notulen vanU Ed. Groot Mog. in dato 19 April 1771 cn mede hierachter gevoegd fub. Lit. 2. B. Deeze verfchillende fituatien onderling vergelykende, zullen U Ed. Groot Mog. rss ontwaar worden, welke aanmerkelyke veranderingen daar ter plaetfe, voornaamlyk ten aanzien van den linker Oever der Riviere even boven den Mond van het nieuwe Kanaal, als mede van den loop des afkomenden Scrooms naa dien Boven-Mond, voorgevallen zyn. — Inmiddels ontvingen wy, gelyk ook de Heeren Gecommitteerden van Gelderland, eene Memorie vanG.F. van Hugenpoth, als generaal Opzichter over de Werken op den Bylandfchen Waard, behelzende deszelfs Confideratien over het repareeren der Reiswerken in, en by den Mond van het nieuwe Kanaai, gelyk ook wegens het weder opmaaken der Leidammen ter wederzyden 'van het Kanaal, welken door de verwyding van het zelve meest verloopen waaren; mitsgaders van deDoorbraaken in den Dam door de groote Geul achter het Waardsmanshuis, waar van wy hier boven reeds gewag gemaakt hebben, Deeze poin&en oordeelden wy alle oplettenheid te verdienen, -en verzochten derhalven Heeren Gecommitteerden van Gelderland, om, in geval zy dezelven insgelyks mogten approbeeren, de noodige ordres te willen Hellen, dat al het zelve, hoe eerder hoe beter, werkftellig gemaakt wierd. Edoch welgemelde Heeren Gecommitteerden van Gelderland vonden alvoorens goed, de hier boven gementioneerde Memorie van G. F. van Hugenpoth te Hellen in handen van de Gelderfche en Hollandfche Landmeeters, ten einde dit alles, het zy alleen, of gezamentlyk in loco te mfpe&eeren, en va» hunne bevindingen fchriftelyk Rapport te doen. De gemelde Landmeeters vervolgens, ieder afzonderlyk derzelver Confideratien overgeleeverd hebbende wierden dezelven ons door Heeren Gecommitteerden van Gelderland gecommuniceerd. Uit deeze Confideratien der refpeftive Landmeeters (dewelke  ( *9 ) ie, zo wei als de bovengemelde Memorie van G. F. vanHugenpóth, en vettere over deeze materie gevoerde Correspondentie , als Bylaagen by hec tier na te melden Verbaal der Conferentien fub Num. i. tot 7. ingeflooten gevoegd zyn) bleek ons in het algemeen, dat zy ten aanzien der hoogïioodige reparatien van fommige werken tut b.neficeering van het nieuwe Kanaal, en voornaamlyk ten aanzien der herfteliing van de wederzydfche Leidammen (fchoon deezen door de Gelderfche Landmeeters in den voorleden jaare als zeer nadeelig voorgefteld waaren) onderling vry wel óveréénftemden, eenige byzonderheden alleen uitgezonderd, dewelke naar onze gedachten best beoordeeld konden worden, wanneer men zich daadelyk in loco bevond, en de waare gefteldheid der Riviere raadpleegde. Om dies willen meenden wy aan Heeren Gecommitteerden van Gelderland, in plaatze van fchrifcelyke discusfien, te moeten proponeeren, om gezamentlyk eene Infpectie van het nieuwe Kanaal en de verdere aldaar aangelegde Werken te neemen, en vervolgens met elkander' over den inhoud der meergemelde Memorie van G. F. van Hugenpoth te dJibereeren. Deeze Voorflag door ILeren Gecommitteerden van Gelderland geaccepteerd zynde, zo vertrokken de Wel-Ed. Heer van Boetzelaar, Heer van Nieuwveen , benevens de Heer Repelaar , geadfifteerd met den Infpccteur Generaal Brunings, den 29 July des jaars 1776 over Utrecht naa Arnhem, alwaar hun de Curialia, more foliso, beweezen zyn. Den 31 daar aan volgenden namen de Conferentien een'aanvang, by dewelken men goedvond, vooraf een oculaire Infpectie der Werken , voornaamlyk van den ftaat van het Bylandfche Kanaal, mitsgaders van de gefteldheid des nieuwen Herwenfchcn Dyks en het Schaar aldaar, te neemen. In gevolgen van dien vertrokken Heeren Gecommitteerden van deeze Provincie dien zelfden dag naa het Spyk, alwaar zy zich des avonds op het groote Jacht begaven, en des anderendaags, zynde den 1 Augufty, derzelver Infpectie begonnen. Den 2 dier maand des ochtends arriveerden Heeren Gecommitteerden van Gelderland insgelyks aan het Spyk, en vervolgens op het Hollandfche Jacht gekomen zynde, hervatte men gezamentlyk de Infpectie. U Ed. Groot Mog. zullen wegens dezelve een gedetailleerd Rapport, uit naam van Heeren Gecommitteerden deezer Provincie geinfeicerd vinden, in het Verbaal der Conferentie, gehouden door den Secretaris Brantfen, en hier achter onder de Bylaagen geplaatst, fub. Litt. ?. C, waar toe wy derhalven de vryheid neemen , ons in deezen te refereeren. Nochtans zullen wy hier ter plaatze het boofdzaaklyke daar van overneemen, ten einde U Ed. Gr. Mog. zo kort doenlyk, onder het oog te brengen, hoedanig de gefteldheid van het Bylandfche Kanaal en deszelfs Werken, ten tyde der zo evengemelde Infpectie bevonden is. Heeren Gecommitteerden deezer Provincie rapporteerden onder anderen: dat zy den Oever by Halderweide (zynde de linker Oever der Riviere even boven den Mond van het nieuwe Kanaal) tot aan het zuidelyke punt van hetzelve Kanaal zeer aanmerkelyk ten voordeele van den geregelden loop des Strooms hadden veranderd bevonden, en wel zodanig, dat de Stroom en trekking naa het Kanaal zeer levendig en tevens vry geregeld was, blykende onder anderen uit een genomen Experiment met een dryvend Ligchaam, het geen boven tusfchen de Salmoortfche Krib en E 2 den  C 2o ) den noordelyken Oever in het Water gelegd, en vervolgens by het zui- derpunt van het nieuwe Kanaal daar in gedreven was. 7y remar- queerden echter tevens, dat de bovengemelde Oever by Halderweide, wegens deszelfs ingeholde gedaante, nog nadeelig was, en deeze infeharing toeneemende, met 'er tyd van fchadelyke gevolgen voor het Kanaal zyn kon- Om dit te voorkomen, oordeelden zy, overeenkomftig de gedachten van alle de Kundigen , die by deeze Infpectie tegenwoordig geweest waaren, dat 'er geen beter middel gearaplectecrd konde worden, dan het ver. lengen van de voornoemde Salmoortfche Kribbe met 100 Roeden, prsefereerende hetzelve alleszins boven het beflaan van dien ingefchaarden Oever met Bleeswerk, zo als zulks door de Gelderfche Landmeeters by derzelver ConüJeratien (te vinden onder de Bylaagen van het laatstgemelde Verbaal) was voorgcflagen. Vervolgens rapporteerden Heeren Gecommitteerden deezer Provincie, dat zy in bet Kanaal zelve doorgaands een' vry Herken en egalen Stroom, en den Millingfchen Oever, by den Beneden - Mond, geheel ontzet bevonden hadden. Eindelyk zich referéerende tot de bevinding der Heeren Gecommitteerden van Gelderland, voor zo verre de gemeenfehappelyke Infpe&ie betrof, herinnerden zy alleen, dat aan welgemelde Heeren de goede geplaatstheid en noodzaaklykheid van her Schephoofd, gelyk ook deaanmerkelyke vermindering des Strooms, en meerdere afzakking van de Infchaaring by Herwen, alleszins, zo zy vertrouwden, gebleeken zou zyn. Wyders wierd op dezelve Conferentien vastgelleld, dat de fchadens, aan de Ryswerken van het nieuwe Kanaal geduurende den Winter gevallen, zouden worden herfteld, en het Pakwetk beneden hetzelve, tot zoverre de noordelyke Lei-dyk ftrckr, gecontinueert; dat de doorbraak in den Dam, eertyds door de groote Kreek gelegd, zoude worden herüeld, en dezelve regen den volgenden Winter gefecurcert; en eindelyk dat de Leidammen, ter wederzyden van het Kanaal, wederom zouden worden opgemaakt en gelegd. -— Inmiddels was de Propcfitie der Heeren Gecommitteerden deezer Provincie, wegens het verlengen van de Salmoortfche Krib, ten einde de verdere inholling van den Oever by Halderweide te pr&venieeren, gefield in handen der Gelderfche Landmeeters, die by hunne Confideratien ten Verbaale geinfereerd, zodanige verlenging niet alleen als nadeelig aanmerkten, maar zelfs een geheel met het oogmerk ftrydig effect daar van voorftelden. Edoch Heeren Gecommitteerden deezer Provincie hadden het genoegen, om aan Heeren Gecommitteerden wegens Gelderland de ongeremdheid deezer fustenuè' te doen zien met zodanige gronden en argumenten , als zy naderhand ten verzoeke van welgemelde Heeren Gecommitteerden van Gelderland in fcriptis vervat hebben, en die U Ed. Groot Mog. mede ten Verbale zullen geinfereerd vinden. — Hetzelve poineï echter, rakende de verlenging van de Salmoortfche Kribbe wierd alstoen, omredenen, in ad- vis gehouden. Doch niet lange daar na hebben wy, gemeenfehappe- lyk met Heeren Gecommitteerden van Gelderland, getracht, om de voorzeide verlenging by de Cleeffche Regeering te obtineeren, gelyk dezelve ook dit Project, als het beste ter bereiking van het oogmerk, daadelyk goed"  C 21 > goedkeurende, zich alleszins genegen daar toe betoond heeft. Doch vermits men differeerde over de Contributie, die van wegens de beide Provindaar toe zoude moeten gefchieden; zo was inmiddels het Saizoen te verre gevorderd, om de geheele geprojecteerde verlenging van 200 Roeden werkftellig te maaken. Men vond derhalven gemeenfchappelyk goed, de meergemelde Salmoortfche Krib in deezen jaarcn alleen met 100 Roeden te verlengen, in zodanige ftrekking, als U Ed. Grooc Mog. op de Kaart (T.) zullen aangeweezen vinden: terwyl de Provinciën daar toe zouden Contribueeren de Som van twintig duizend guldens écns,en voorts onder zodanige uitdrukkelyke bepaahngen , als U Ed. Groot Mog. by de Misfive ten dien einde, uit naam van beide Provinciën aan de Cleeffche Regeering gefchreven (Litt. 2 D.,) gemeld zullen vinden. Wy hebben des te minder zwaarigheid gemaakt, om met Heeren Gecommitteerden van Gelderland tot zodanige Contributie, onder de noodige Praecautien, over te gaan, dewyl de gemelde verlenging geconfidereerd moest worden te fubintreeren in de plaats der Kribbe, op de Kaart Q- getekend met B. B. welke te vooren, zo als wy de eer gehad hebben U Ed. Groot Mog. te berichten, door de Provinciën tot haare lasten genomen, en by de aanbefteding des jaars .775 opgehouden was. Dus aan U Ed. Groot Mog. voorgedragen hebbende het voorgevallene omtrent de Doorgraving op den Bylandfchen Waard; zo zullen wy in de tweede plaatfe de vryheid neemen, onder het oog van U Ed. Groot Mog. te brengen, het geen door ons met betrekking tot den Nieuwen Tsfehnond, of de Doorgraving van de Pley is verricht geworden. U Ed. Groot Mog. zullen zich mede uit ons voorgaand Rapport omtrent dit werk herinneren, dat deeze doorgraving den 12 July des 1773 door Heeren Gecommitteerden van beide Provinciën te Arnhem is aanbefteed, onder Voorwaarde, dat dezelve voor den 1 December 1774 moest opgeleverd worden, alles conform het Project, zo als hetzelve op de Kaart, behoorende tot Uwer Ed. Groot Mog, Notulen van den 10 April 1771 afgetekend ftaat: met dit onderfcheid alleen, dat de Dwarsdyk langs den Oever van de Pley gelegd is , conform het gearrefteerde op de Conferentien van den 12 July 1773, waar van het Verbaal onder de Notulen van U Ed. Groot Mog. van den 5 October 1773 is geinfereerd. (*) Weshalven wy hef niet ondienftig geoordeeld hebben hier nevens (fub Litt. W.) te voegen een nadere gemeeten Kaart wegens de gemelde Doorgraving en derzelver Werken, zodanig als die met 'er daad geëxecuteert en thans gefitueert zyn. In Oélober des jaars 1773 was de Doorfnyding reeds zo verre gevorderd, dat Heeren Gecommitterden van Gelderland proponeerden aan den Aannemer zyne betaaling wegens den eerllen Termyn, te laaten valideeren, vermits, volgens het Attest der Respective Opzieners, een derde van het Werk voltooit was. Zelfs ontvingen wy niet lang daar na bericht van Heeren Gecommitteerden van Gelderland, dat de Aanneemers nog voor het einde van dat jaar hun Werk meenden voltooid te hebben. Het O Men zie Bylaage H. i L». F  ( 22 ) Het bleek echter van achteren, dat de opgaaf dier Aanneemeren te prematuur geweest was. Want in Mey van het daar aan volgende jaar 774. was de Doorgraving eerst zo verre gevorderd, dat men rekende twee derden daar van afgedaan te zyn, en dus den Aanneemeren den tweeden Termyn hunner betaiingc te competeeren. U Ed. Groot Mog. zullen voor het overige uit het reeds geallegeerde, en hier agter fub Litt. L. gevoegde Rapport van den Infpeéteur Generaal Brunings kunnen zien in welken Haat zich te dier tyd dat werk bevond. De aanfluiting van den hier boven gemelden Dwarsdyk langs den Oever van de Pley aan het glacis van het Fort Geldersoort vereischte, dat men zich deswegens aan den Raad van Staaten adresfeerde. Heeren Gecommitteerden van Gelderland communiceerden ons eene Mis. live , tot dat einde ingericht, en infteerden by die gelegenheid op het fecureeren van den afbrèkenden Oever langs de Pley, a/s mede van de hoofden ter wederzyden des nieuwen Ysfelmonds. Deeze Misfive hebben wy gemeerd als bylaage fub Lite.. 2 E. hier achter te mosten voegen. Ingevolgen deeze maatregulen wierd dan ook in Augustus daar aanvolgende het verhoogen van den bedekten Weg met zyn Glacis by het zo evengemelde Fort Geldersoort aaanbefteed voor de fora van Jt5oo guldens overeenkomftig het daar van geformeerde Beftek. Inmiddels was het voornaamfte en verre het moeilykfte gedeelte van dit Werk, te weeten de toedamming van den ouden Ysfel door den Aanneemeren zyne Medeftanders wel ondernomen, doch niet tot ftand gebragt, Offchoon dezelven reeds in September 1774 «en Dyk, die tot afdamming van den ouden Ysfeb ond ftrekken moest, zo verre gebragt hadden, dat 'er flechts eene opening vau 6 a 8 voeten overig bleef. Dit was de reden, dat Heeren Gecommitteerden van Gelderland alstoen goedvonden, den Aanneemer over deeze zyne draaiende handelwyze te onderhouden. Dan, door den Aanneemer gedeclareerd zynde, dat hy zich niet in ftaat bevond om de bovengemelde Toedamming te voltooyen, zonder alvoorens den Schutdam, waar door de Bovenmond van het nieuwe Kanaal alsnog van de Rivier was afgeflooten, door te fteeken; zo proponeerden welgemelde Heeren aan ons, om zulks, ten koften van den Aanneemer, onderDirectie van Ary Koelewyn, in dagloon te iaaten verrichten: gelyk dit aan U. Ed. Groot Mog blyken zal uit derzelver Misfive fub Lit. 2. F. waar by wy alleen nog voegen zullen , dat wy ons toenmaals met deeze propofitie. geconfo) meert hebben, in verwachtinge, dat het nieuwe Kanaal langs dien weg gemakkelyker tot de vereischte diepte gegraaven, en vervolgens nog voor den eerstkoomenden Winter geopend zoude kunnen worden. Men bevond ter dier tyd, dal de Oever voor de Pley van tyd tot tyd zo aanmerkelyk infehaarde, dat de fecureering van denzelven met Ryswerfccn, waar op Heeren Gecommitteerden van Gelderland (zo als wy reeds aangemerkt hebben) by voorige gelegenheid geinfteerd hadden , niec wel met veiligheid langer uitgefteld konde worden- Edoch dewyl de manier, op welke zulks gefchieden zou, alleszins invloed had op de gefteldheid van den nieuwen Ysfelmond, voor zo verre dezelve daar door by laage en middelbaare Rivier meer of min vatbaar gemaakt wierd, om den afkomenden ftroom op  C 23 ) op de voordeeligfte wyze te ontvangen; zo waaren ook daar omtrent de fentimenten zeer verfcbillende, zo ten aanzien der lengte, als van de (trekking van h r de Blees- of Ryswerk. In Gelderland wilde mei den Rechterhoek van het nieuwe Kanaal met een fcherpe punt maaken, en daarentegen den Linkerhoek, eenigzins afgraaven. Van onze zyde eehter oordeelde men deeze methode in het algemeen voor de goede gefteldheid en in het byzonder voor de Vaarbaarheid van het nieuwe Kanaal zeer nadeeli* Hier over vervolgens tusfchen Heeren Gecommitteerden van Gelderland enonsverftheidenbrievrengewisfeld zynde,(waar mede wy echter thans deattentie van U Ed Groot Mog. niet zullen bezig houden); zo oordeelden wy best den Infpecteur Generaal Brunings, ter gelegenheid zyner reize na Arnhem tot het bywoonen van Beftcedingen, te quali&eeren, om, onder approbatie, met meergemelde Heeren Gecommitteerden van Gelderland in overleg te treeden, op welke wy ze het qutestieufe poinét wegens de fecureering van den Oever langs de Pley uit denweg genomen , cn het een of ander expediënt gevonden zoude kunnen worden. U Ed. Groot Mog, zullen uit deszelfs Rapport en het daar bv geannexeerde Extract uit het Verbaal en Refolutie Boek der Heeren Gecommitteerden van Gelderland, beiden hier achter gevoegd fub Litt. a G. 1 & 2 locis zien, dat als toen het hier voorgemelde differentieele poinft, raakende de manier van fecureeringe der Oevers op de Pley ter wederzyde van het nieuwe Kanaal, in diervoegen gevonden is, dat men by provifie de beide hoeken van het Kanaal onbeüaagen zoude laaten liggen, tot dat men, na het amoveeren van den Schutdam, de Werking der Riviere gezien hadde. Ingelyks zal aan U Ed. Groot Mog. uit de bovengemelde Stukken blyken, dat men by die gelegenheid gedelibereerd heeft over de Toedamming van den ouden Ysfel, en de manier hoe zulks, by die geüeldheid der Riviere, ter uitvoer gebragt zoude worden. Tweeërlei wegen konde men zekerlyk in deezen verkiezen, te weeten : of met de voltooyinge van het Werk der Doorfnyding voor dat loopende jaar geheel te fuperfedeeren, en alsdan de reeds aangebragte Aarde in den ouden Ysfel wederom geheel op te ruimen, en den Schutdam in den Bovenmond van het Kanaal te fecureeren: of deezen Schutdam door te fteeken, als-wanneer des Kundigen meenden, dat de Toedamming van den ouden Yslel werkftellig gemaakt, en de verdere Verdieping van het Kanaal doorBaggering geobtineert konde worden- - Heeren Gecommitteerden van Gelderland declareerden zich voor de eerfte deezer manieren. En fchoon wy zeer wel begreepen, dat de laatfte meer met de gemaakte bepaalingen by de Conventie van den jaare ,771 overeenkwam; zo meenden wy eenter ook tevens in aanmerkinge te moeten neemen , dat door over en wederfehryven veel tyds, en dus misfehien te gelyk de gelegenheid verzuimd zoude worden, om dén van beiden nog vóór den Winter van dat jaar werkftellig te maaken, terwyl alsdan by een hooge Rivier deeze Provincie zich in groot gevaar bevinden zou, vermits de oude Ysftl door de Toedamming ter dier tyd tot eene opening van 7 roeden gereduceerd, en de nieuwe Ysfelmond ge. flooten was. Om dieswillen fchreeven wy aan Heeren Gecommitteerden van Gelder- F a om  C 24 > derïand, dat we de gemaakte fchikking-nopens de hier bovengemelde fecureering van den Oever langs de Pley aggreêerden, en voorts wel mogtcn Iyden, dat de toedamming van den ouden Ysfel genaakt wierd, mits te gelyk de noodige ordres ftellende, ten einde alle de reeds aangebragte Aarde en Rys in den ouden YsCel, zo veel mooglyk, tot op het oude Bedde geamoveerd werde: gelyk zulks aan U Ed. Groot Mog. breeder blyken zal uit onze Misfifive, onder de Bylaagen fub 1, H. gevoegd. — Ingevolgen deeze gemaakte fchikkingen werd dan ook terflond de gemelde opruiming ondernomen, en nog voor den Winter tot ftand gebragt. Met het voorjaar des jaars 1775 hervatte men wederom het Werk der Toedamming van den ouden Ysfelmond onder het opzicht van den bovengemelden Kribbaas Arie Koelewyn, terwyl de Aanneemers van de Doorgraving continueerden, met het verdiepen van dezelve. Op den 12 Juny deszelven jaars was de affluiting van den ouden YsCel volbragt, zo dat de Dyk door denzelven gelegd, ruim 9 voeten Waters keerde, zynde de Riviers hoogte ter dier tyd op het Peil te Arnhem 12 voet 9 duim. En dewyl deeze ftceds wasfchende bleef; zoo was men beducht, dat de Nederrhyn en Lek, tot nadeel der aanpaalende Landen, te veel met Water bezwaard zoude worden, vermits men uit de waarneemingen der Riviershoogte moest opmaaken, dat deeze laatstgemelde Rivier-Tak omt.-end 1 voet 11 duim hooger gereezen was, dan gebeurd zou zyn, wanneer de Ysfel haare behoorlykc portie gedragen hadde. Om dies willen fchreeven wy den 1 2 July daar aan volgende aan Heeren Gecommitteerden van Gelderland, en infteerden ernftiglyk op de opening van den nieuwen Ysfelmond. Edoch welgemelde Heeren Gecommttteerden, by derzelver Rescriptie van den 18 July 1775 difficulteerden, om daartoe te concarreeren, eensdeels dewyl zodanige opening by die hoogte der Rivier, volgens de gedachten van derzelver Kundigen, zeer hagchelyk was; en ande end els door dien zy meenden, dat alvoorens eenige Kleibanken in het nieu ve Kanaal, welke voor geene uitfchuuring of baggering vatbaar waaren, wegge^raven moesten worden. Ondertusfchen bleef dit Werk draaiende, tot dat op de Conferentien (die in Augustus 1775 wegens het leggen van zekere Kribben op het Spyk gehouden zyn, en waar van het Verbaal onder Uwer Ed. Groot Mog. Notulen van den 29September deszelven jaars geinfereerd ftaat) gerefolveerd wierd,dat de opening van den nieuwen Ysfelmond werkftellig gemaakt zoude worden, zo ras zulks maar eenigszins gevoeglyk kon gefchieden: ten minften dat de doorfteeking van den Schutdam voor den eerften November daaraanvolgende geëffectueert zoude moeten zyn, zynde de Opzieners tevens gelast, om, wanneer de Rivier tot op, of omtrend 9 voet aan het Peil mogt zyn gevallen, terftond alle praeparatien tot het wegruimen van den Schutdam te maaken. De Rivier vervolgens tot de gemelde laagte van 9 voet gedaald zynde, heeft men den 12 September 1775 een begin gemaakt met de opruiming van het Ryshout, waar mede de Schutdam in het voorgaande jaar bekramd was, en den 23 dier maand was deeze Dam zelve zo verre verfmald, dat de opening van denzelven des ochtends geëffectueerd wierd. De verdere omftandigheden, by deeze opening voorgevallen, zullen U Ed. Groot Mog. breedvoerig gedetailleerd vinden by het Rapport van den Landmeeter van S traalen in da.  C *5 ) dato - October 177?, waartoe wy, kortheidshalver!, devryheid neemen ons te refereeren, zynde hetzelve ten dien einde hier achter onder de Bylaagen geplaatst fub Litt. 2 L Te vooren, te weeten in July 1775, was het Kanaal door de Landmeeters van beide Provinciën opgenomen, en de gemedieerde diepte van deszelfs Bodem, naar het begin der telling» van het Arnhemfche Peil gerekend, in deezer voegen bevonden, te weeten: in het midden eene Geul, breed 15 Roeden, op de hoogte van 1 voet 5 duim; aan de Oostzyde een Berm breed 3 Roeden, op de hoogte van 3 voet; en aan deWestzyde een Berm van 6 Roeden uitgegraaven ter hoogte van 2 voet i1 duim. Edoch ter dier tyd kon men nog niet het verval der Rivier bepaalen. Derhalven werd het nieuwe Kanaal, na dat hetzelve in voegen voorfz. geopend was, in het daaraanvolgende voorjaar andermaal door wederzydfche Landmeeters opgenomen en gepeild. Uit hun Rapport en het daartoe behoorende Supplement (hierachter onder de Bylaagen geplaatst, fub Litt. 2 K. 1 en aiocis) blykt, datmen, volgens hunne gedaane waarnemingen, voor het verval van deeze Riviere 7* duim Rellen moet: gelyk ook dat zy de Leidyken, en verdere Werken tot deeze Doorgraving behoorende, in de vereischte orde, conform het Bellek , bevonden hadden. Het Bleeswerk echter, dienende tot dekking van den Oever langs de Pley, waar van we hier vooren reeds gewag gemaakt hebben, was in het voorleden jaar 1775 nog onvoltooid gebleeven. Orn dieswillen wierd op de laatst gehouden Conferentie in July 1776 bepaald, dat het opmaaken en beklïden van alle die Ryswerken, zo ter wederzyde, als in den nieuwen Ysfelmond, opentlyk aanbefteed zoude worden: gelyk zulks dan ook in September daar aan volgende is gefchied voor de fom van 7000 guldens. Uit dit aaneenschakelde Bericht , het geen wy tot das verre de eer gehad hebben, zo kort doenlyk was, onder het oog van U Ed. Groot Mog. te brengen, vertrouwen wy, aan U Ed. Groot Mog. gebleeken te zyn, dat beide die gewichtige ondernemingen, te weeten de Doorgravingen op den Bylandfchen Waard en Pley, van welken wy tot nog toe U Ed Groot Mog. geen verflag gedaan hadden, daadelyk tot dien trap van volmaaktheid gebragt zyn, dat aan derzelver volledig fucces in geenen deele getwyffeld kan worden. — Wel is waar* dat men in het toekomende zo min van deezen, als van eenige andere V/erken op de Rivieren, de handen zalmogen aftrekken, terwyl de meeste een gedurig onderhoud, en veelen eene byzondere attentie vereisfehen zuiLn, om niet wederom in d n voorgaanden ftaat van reddeloosheid te rug te vallen. Edoch dit meenen wy, dat ons niet weerhouden kan, U Ed. Groot Mog. in deezen te rapporteeren, dat thans alle de Werken, by de Conventie van 1771 gearrefteerd, en by Uwer Ed. Groot Mog. opgemelde Refolutien van d n 16 Mey 1771, en 5 November 177a geapprobeerd , met 'er daad ter uitvoer gebragt zyn. Alleen moeten wy hier van excipieeren de fluiting van den ouden Rhynmond; het dekken van het Herwenfche Schaar door Waterwerken,- het leggen van een Krib aan de Lobitfche Wel; en het maaken van een Kribbe tegen over de Doorfnyding van de Pley. Omtrent het eerfte zullen U Ed. Groot Mog. reeds uit het meermaa- G kn  C 26 ) len aangehaalde Verbaal der Conferentien in Augusty 1775. wegens de Spykfche Werken gehouden, en onder Uwer Ed. Groot Mog Notulen van den 29 September deszelven jaars geinfereerd, opgemerkt hebben, dat het Removecren van den Dwarsdam aan het einde van den Spykfchen Dyk en het leggen van een Rysberm in den Mond van den ouden Rhyn door de Gedeputeerden van de Cleeffche Krygs- en Domainkamer reeds is aanbefteed geweest, doch op inftantie van lïceren Gecommitteerden beider Provinciën, wederom afgezegd en tot in het volgende jaar uitgefteld: terwyl het misfehien best zal zyn, daar mede in het geheel te fuperfedeeren, tot dat die rechter Oever, door den meer geregelden loop des Strooms, eene voordeeligere gedaante zal verkregen hebben. De overige der bovengemelde poincten zyn allen van dien aart, dat ze waarfc hynlyk niet noodig zyn zullen. Althans de dekking van het Herwenfche Schaar dcor Kribwerken, zo wel aan dien Oever als aan 's Gravenwaard, gelyk by de Conventie bepaald was, kan men thans alsnoodelocs aanmerken, nadien men nu reeds in zo verre de voordeelige en alleszins bedoelde uitwerking der Bylandfche Doorfnyding ondervint, dat, naamlyk, de infehaaring van den Ilenvenfchcn Oever, fchoon thans door geene Bleeswerken bezorgd, ongelyk minder is dan te vooren, en veellaagerzakt ter plaatfe daar ze voor als nog niet gevaarlyk geoordeeld kan worden; vervolgens dat de ongemeene diepte langs Herwen reeds aanmerkelyk begint te verondiepen: En eindelyk dat de fnelheid des Strooms in deeze kromte bereids zodanig vertraagd is, dat dezelve na genoeg ftaat tot de fnelheid der onverdeelde Riviere, zo als ook tot die in de Doorfnydinge, als 2 tot 3: gelyk zulks gcbleeken is uit Proeven, welken omtrent de fnelheid des Strooms in de oppervlakte der Rivier, by fül Weer en eene middelbaare Watershoogte, genomen zyn, zullende U Ed. Groot Mog. deeze proefneemingen op de Kaart Litt. G. G. nader met Lynen aangetekend vinden. Dus meencn wy, dathetgroote oogmerk, hetgeen federt ruim 26 jaaren een voorwerp der deliberatien van U Ed. Grooc Mog. geweest, en door Hoogstdezelven voornaamlyk by de Ratificatie der Conventie van den jaare 1771 bedoeld was, te weeten, de ontlascing van den Nederrhyn en Lek, en de geregelde verdeeling van het Boven-Water tusfchen de verfcheiden Riviertakken, thans gezegd kan worden, zo veel mooglyk, bereikt te zyn. Immers zo lang de Nederrhyn door geene overftromingen van Herwen en 's Gravenwaard, bezwaard kan worden, dat is gezegd, zo lang de nieuwe Dyken, uitmakende den Kring van deeze Polders, uit hoofde van den meergeregelden loop der Riviere, niet meer bloot gefield zyn, om door dezelve, als weleer, verzwolgen te worden: Zo lang de Ysfel, behoorlyk in het hooge Opperwater blyft participeeren (gelyk men voor als nog reden heeft van te denken, dat dezelve daadlyk doet): zo lang eindelyk alle de Werken, tot deeze gewichtige oogmerken aangelegd, met alle zorg onderhouden en gade geflaagen ' worden; zo mag men met gerustheid zeggen, dat alle de verfcheide Takken der Beneden-Rivieren (buiten Ysdammen en verdere ongewoone toevallen) niet ligt boven vermogen met Water bezwaard zullen worden. Althans wie de Waatershoogten, welke te Arnhem en Nymeegen vóór, en na de executie der opgemelde Werken waargenomen zyn, onderling vergelykt, zal ras ont-  (.2? ) ontwaar worden, dat 'er tegenwoordig eene geregelder vetdeelmg Van hét Oppeuter plaats heeft, dan te vooren. Men zal naamlyk bevinden, dat, daar het Peil der Nederwhaal (het welk volgens nauwkeurige Waterpasfing, 2 voet io| duim te hoog tekent)eertyds by hooge Rivier meestal één voet of daar omtrentfaager Hond, dan hettPeil te Arnhem, thans in tegendeel dilaatstgemelde Peil federt de gemaakte Werken, by hooge Rivier doorgaands i voet of daar omtrent Jaager bevonden word, dan dat van Nymegen, gelyk zulks uit de aantekeningen der hooge Riviere van 1774 en 1775 bh ken zal. Schoon het dan zeker is, dat de Executie deezer Werken aanmerkelyke Geldfommen gerequireerd heeft; zo meenen wy echter, dat dezelven rykelyk opgewogen worden, door de heilzaame vruchtgevolgen, welken men langs dien weg geobtineert heeft. En dus vertrouwen wy fechter onder behoorlyke fubmisfie aan het hoogwyze goedvinden van U Ed. Groot Mog.) dat Hoogstdezelven onze verrichtingen wel zuilen geheven te approbceren. Eindelyk kunnen wy nietafzyn, U Ed. Groot Mogende ons zonderling genoegen te betuigen, over de applicatie en vigilantie, waar mede de Infpecteur Generaal Brunings zich in de Executie van de hier vooren gemelde Werken heeft geëmployeert gehad, en welken hy nog Reeds toebrengt om het effect van die werken na te gaan, en dezelve aan de voorgefielde importante oogmerken te doen beantwoorden; en alzoo het ons is voorgekomen, dat het Tractemenl van ƒ 1000-o-o jaarlyks aan den voorfz. Infpecteur Generaal by U Ed. Groot Mog. Refolutie van den 14 April 176; toegelegt, niet is geproportioneert aan het werk dat doorhem is, en in het vervolg zal moeten worden, verricht, vinden wy ons verengt, om U Edele Groot by deeze gelegenheid in bedenking te geeven , of U Ed Groot Mog. niet zouden kunnen goedvinden, hetzelve Tractement, zo uit hoofde van deeze Confideratie, als uit aanmerking van de goede diensten door denzelven Infpecteur Generaal aan den Lande gedaan, voor het vervolg te verhoogen en te Rellen op ƒ1600-o-o jaarlyks, dog' zulks alleen voor zyn Perfoon, en zonder dat uit deeze gratie eenige confequentie voor deszelfs luccesfeur in officio zoude moogen worden getrokken. Waar mede, Edele Groot Mogende Heeren, zullen wy God Almagtig bidden, U Edele Groot Mogende te willen houden in zyne heilige protectie. Gefchreven in den Hage den 24 April 1777. Onder itond, U Edele Groot Mogende U Edele Groot Mogende onderdanige Dienaar", Dienstwilligen, De Commisfaris tot De Gecommitteerde Raa- de zaaken van het den van de Staaten van Pannerdenfche Ca- Holland en Westvries- naal enSpykfcheDy- land. ken- Lager Rond, Ter Ordonnantie Getekent, van dezelven. Getekent, J. P. van Boetzelaer. J. J. Royef.  C 28 ) (Staats Refolutie 10 Sept. 1784.) Derde Rapport van Gecommitteerde Raaden, met eenige Bylaagen, raakende derzelver verdere verrichtingen omtrent het generaal Redres van den ftaat der boven - Rivieren, uit krachte van Haar Edele Groot Mog. Ref Jutten van den 16 Mey 1771, 5 November 1772, en 11 Augustus 1775. Edele Groot Mogende Heeren, Toen wy de laatfte reize, te weeten den 24 April des jaars 1777 , de eer hadden, U Ed. Groot Mog. uitvoerig verflag te doen van all' het geen door ons uit krachte van Uwer Ed. Groot Mog. Refolutien van den 16 Mey 1771 en 5 November 1772; tot verbetering van den ftaat der boven Rivieren verricht was, betrof dit voornaamlyk]de executie der Doorfnydingen van den Bylandfchen fFaarden Pleymitsgaders den aanleg van eenige Werken , welken door Heeren Gecommitteerden van Gelderland en deezer Provintie, ter volmaaking dier Doorfnydingen , waaren noodiggeoordeelt. Thans , zo wy vertrouwen , zo niet ten eenemaalen, ten minfte grootdeels voldaan zynde aan het groote oogmerk, het geen U Ed. Groot Mog. zich met het toetreeden tot de conventie van de", jaare -771, voorgefteld hebben, te weeten, het generaal Redres van den zo zeer vervallen ftaat der Boven Rivieren, dat is, in het algemeen de verbetering van den loop des Strooms aldaar, voor zo verre daar mede eensdeels het praevezieeren van inundaticn, en anderendeels de bevordering der Vaarbaarl/eid dier Rivieren verknogt is. — (Een ontwerp voorzeker.' zo uitvoerig in zynen a rt, van zo vecle ingewikkelde omftandigheden verzeld, en zo afhankelyk van den wisfelvalligen loop der Rivieren, dat niemant binnen zulk een gering bellek van tyd, zulke aanzienlyke verbeteringen, als dadelyk reeds te weeg gebragt zyn, zoude hebben durven verwachten:) thans (zeggen wy) voor het grootfte gedeelte aan dit gewichtig oogmerk voldaan zynde, meenen wy de attentie van U Ed. Groot Mog. te mogen bezig houden, met een gedetailleerd Bericht wegens die verbeteringen en de middelen, waar door dezelven, federt ons opgemclde Rapport van den 24 April 1777 geobtineerd zyn: terwyl wy tevens de vryheid neemen zullen, zodanige Verbaalen, Kaarten en verdere Stukken onder het oog van U Ed. Groot Mog. te brengen, als daar toe betrekkelyk en gefchikt zyn, om een volledig denkbeeld wegens deeze zaak te gceven. Sedert de executie der Werken, waar van by ons zo evengemelde nader Rapport, de eer gehad hebben, U Ed. Groot Mog ter zyner tyd verflag te doen, hadden Heeren Gecommitteerden van Gelderland eenftemmig met ons begrepen , dat die Werken, wilde men dezelven tot den vereischten trap van volmaaktheid brengen , en dus het daar mede bedoelde oogmerk ten vollen bereiken, eene beftendige oplettenheid vereifchen zouden, vermits het by  ( 29 ) by Je verbetering van den loop der Rivieren voornaamlyk daar op aankomt, dat men geene gunftige gelegenheid vervvaarloze, terwyl de natuur veelal met geringe moeite te hulp gekomen, maar zelden gedwongen kan worden. Om deeze reden was het, dat wy in Maart des jaars 1777 aan Heeren Gecommitteerden van Gelderland voorfloegen , om gezamenrlyk de ter dier tyd reeds gemaakte Werken te infpecteeren, en vervo'gens met elkander te overleggen, wat 'er nog verders zoude dienen werkftellig gemaakt te woren, om dezelve Werken, zo veel mooglyk te voltoyen. Deeze voorflag door welgemelde Heeren geaccepteerd zynde, vertrokken wylen de Heer van Boetzelaar, Heer van Nieuveeri, benevens de Heer Repelaar, geadfifteerd met den Infpecteur Generaal Brunings, den 20 Mey daaraanvolgende over Utrecht na Arnhem. Hun werden als toen de curialia beweezen, zo als by voorige, als mede by de volgende conferentien, waar van wy in deezen gewag maaken zullen, gefchied is, het welk wy, om nodeloozeherhaalingen te vermyden, by voorraad herinneren. ■— Het geen op deeze conferentien verhandeld is, zalaanUEd. Groot Mog. nader blyken uit het Verbaal des wegens door den Secretaris Brantfen geformeerd, en hierachter onder de Bylaagen geplaatst fub. Litt. 2 L. Onder anderen zullen U Ed. Groot Mog. daar uit zien, dat Heeren Gecommitteerden van Gelderland die gelegenheid gecapteerd hebben, om aan deezer zyds Gecommitteerden kennis te geeven wegens den gevaarlyken Raat des Bislykfchen Dyks, waar over reeds in voorgaande jaaren tasfehen welgemelde Heeren en ons gecorrespondeerd was, blykende uit onze Misfive, geinfereerd onder Uwer Ed. Groot Mog. Notulen van den 13 December 1771. Het oogmerk deezer kenni^geeving was, om gezamentlyk te overleggen, wat in deezen zoude kunnen en behooren gedaan te worden. Edoch Gecommitteerden deezer Provintie zich daar toe onbevoegd en ongeiast rekenende, werd de behandeling deezer zaake aan Heeren Gecommitteerden van Gelderland overgelaten, terwyl alleen van deezen kant aangenomen wierd, om , wanneer zulks de behoor lyke maturiteit zoude hebben verkreegen, als dan al hetzeke ter kennisfe en deliberade van U Ed. Groot Mog. te zullen brengen. Ten aanzien der Werken tot redres der Rivieren federt de conventie van den jaare 1771 gemaakt, werd by de infpectie eenparig geoordeelt, dat dezelve nader door de Landmeeters der beide Provintien behoorden opgenomen, en deswegens fchriftelyk rapport gedaan te worden, met by voeging van derzelver confideratien. Niettemin vond men goed, om dadelyk ordre te Rellen tot het repareeren der befchadigde Leidammen in het Bylandfche Kanaal, van welken men oogenfchynlyk de gunftige uitwerking tot beneficie van het gemelde Kanaal ondervonden had. De voorfz. Rapporten der Landmeeters respectivelyk den ftaat der Werken pp het Spyk, in het Bylandfche Kamal en nieuwen Ysfelmond concerneerende, zuilen U Ed. Groot Mog. hier achter gevoegd vinden fub Litt. 2. M. 1. 2. en 3. Locis, waar toe wy ons kortsheidshalven gedraagen. By dit ah" echter oordeelden wy noodig, eene nadere Infpectie der Spykfche en verdere Werken, door den Infpecteur Generaal Brunings te laaten doen. Deszelfs Rapport eenige aanmerkelyke byzonderheden behelzende, wegens de gefteldheid dier Werken, en voornaamlyk omtrent derzelver uitwerking, ten aanzien van den loop der Riviere, H en  ( 30 ) en de alleszins bedenkelyke afneeming van den Sc Nicolaas Waerd, of hei punt van feparatie tusfchen de Monden van Neder-Whaal en Pannerdenfche Kanaal; zo hebben wy dienftig geoordeeld, hetzelve Rapport hier achter fub Litt. 2. N. te plaatzen. — De bovengemelde Rapporten der kundigen wegens den ftaat der Werken ingekomen zynde, fchreeven Heeren Gecommitteerden van Gelderland aan ons de hier achter fub Litt. a. O. gevoegde Misfive, voornaamlyk betreffende de Defecten der Spykfche Werken, als mede de verfchilJende fentimenten dier kundigen, op welke wyze naamlyk de ongenoegzaame uitwerking van de eerfte of bovenfte der gemeenfehappelyke Kribben op het Spyk zoude kunnen gefuppleerd worden, verzoekende voorts hier over, gelyk ook over de herftelling der bevonden defecten aan de Werken, het Bylandfche Kanaal concerneerende, onze confideratien te mogen vernemen. Hier aan voldeeden wy by Misfive van den 30 September 1777, onder de Bylagen gevoegd fub Litt. 2. P., trachtende Heeren Gecommitteerden van Gelderland door redeneering te overtuigen, dat de ongenoegzaame Uitwerking der bovenfte Spykfche Kribbe, ingevolgen het fentiment der Hollandfche en Cleeffche kundigen, veiliger vergoed konde worden, door dezelve Krib met 20 a 25 roeden te verlengen, dan door het leggen van een nieuwe Krib tusfchen de bovenfte en benedenfte gemeenfehappelyke Kribben, het welk door de Gelderfche Landmeeters gefustineerd werd best te zyfi, fuppediteerende voorts onze confideratien wegens de voorgeflaagen reparatien der overige Werken, zo in het Bylandfche Kanaal, als in den nieuwen Ysfelmond, en infteerende tevens op het formeeren van een Generaal Plan tot ontzet van het beneden-Spyk, wiens gefteldheid hoe langs hoe gevaarlyker werd, op dat wy dus in ftaat gefteld zoude worden, hetzelve ter deliberatie van U Edele Groot Mog. te kunnen brengen: gelyk zulks nader aan U Ed. Groot Mog. uit de Jecture der Zo evengemelde Misfive confteeren zal. Uit het antwoord van Heeren Gecommitteerden van Gelderland, hier achter gevoegd fub Litt. 2. Q. zullen U Ed. Groot Mog. zien, dat welgemelde Heeren zich met ons in het algemeen, en in het byzonder ten aanzien der geprojecteerde verlenging van de eerfte der gemeenfehappelyke Kribben op het boven-Spyk, wel hebben willen conformeeren: zo als ook Heeren Gedeputeerden Staaten van Overysfel in deeze verlenging bewilligd hadden, zynde dezelve dan ook op den 17 November daaraanvolgende aanbefteed. Ondertusfchen communiceerden ons Heeren Gecommitteerden van Gelderland, dat de verlenging der Salmoorfche Kribbe met 100 Roeden, tot beneficie van het Bylandfche Kanaal geprojecteeerd, zo als aan U Ed Groot Mogende uit ons voorgaande Rapport (bladz. 16) zal gebleeken zyn, met 'er daad was geëffectueerd, zynde vervolgens eene Ordonnantie van 10000 guldens, wegens de resteerende termyn dier aangenomen en geconvenieerde contributie aan de Cleeffche Krygs- en Domein-Kamer geremitteerd. In het voorjaar van 1778 proponeerden wy wederom aan Heeren Gecommitteerden van Gelderland de gewoone infpectie der reeds gemaakte Wer-  C 3' ) zTver^tder0?^11 ted°en> 60 VerV0l^ens met elkander'over derzelver verdere voltooymg te confereeren: welke voorflag geaccepteerd zynde, vertrokken wylen de Heer van Boetzeer fWr 8 ^Cepteerd W„« n ■> ■ i r gemaakt werd met de aanbefteding van zekere S eeneDmker m den Linker Leidyk van den nieuwen Ysfelmfnd, de met het bepaalen en vastftellen van eenige Dedommagementen v" fomrmge part.cuhere Gein teres leerden, welker Landen by het maaken van Grolrrtnieren/sfcimond waren v°°^-v£^£z to vX , d6eZer Pr0Vinde aUe de Werken d™ iaare de corg °Ven RiViCren aangeleSd' geteerd zynde, werzelve Cer 1 °P den daaraanvolgende hervat, en door de¬ zelve Gecommitteerden uitvoerig bericht gedaan wegens de middelen , wel. ken om verder aan het groot oogmerk in deezen te voldoen, behoorden werkfteH,g gemaakt te worden. Dit bericht geinfereerd zynde, in het Ver. baal wegens deeze conferentien door den Secretaris Brantfen geformeerd en met de daar toe fpecteerende Kaart (*; hier achter fub Litt . R ee voegd zynde, moeten wy om in deezen niet al te wydloopig te zyn' de vrybeid neemen ons daar toe te refereeren, zo nochthansltw/kortelyk gewag maaken zullen van het geen op deeze conferentien Lo en Z ^:^TStr b;Ven-Rivi-«' -form decent:;den jaare i77i n het aanftaande najaar te effectueeren, te weeten: i. om de Ryswerken m en by het Bylandfche Kanaal, mitsgaders de Leidam men ter wederzyden van hetzelve te repareeren; a. om den Millingfchen Oever van den Steenoven der Weduwe Dormans tot omtrent het oude Schoutshuis, met een voldoend BJeeswerk, en den St. Nicolaas Waerd met een pakwerk te dekken, ten einde langs dien weg te prevenieeren de verdere mfchanng en afneeming dier Oevers, welke niet anders dan allernadeehgst voor de Monden van Nederwhaal en Pannerdenfche Kanaal zyn konden, daar deezen oogenfchynlyk door het verlopen van die Oe vers verflimmerden, en dus het redres geconfidereerd moest worden als" een fequele der conventie van den jaare iy7i, by welke de respective Contrahenten aangenomen hadden, zodanige Werken te doen maaken, als tot behoud der voorfz. Monden dienstig geoordeeld zouden worden, conform Uwer Ed. Groot Mog. Refolutie van den 14 April 1760. Tot hier toe, naamlyk, was het voornaam object der aangewende pogingen omtrent dit gedeelte der boven-Rivieren geweest, het Bylandfche Kanaal, in weerwil der ongunftige omftandigheden, waarin hetzelve zich by de opemng bevond, te voltoyen en door dat middel aan den eenen kant de herdyking van Herwen duurzaam te maaken; en aan den anderen kant den verwaarloosden ftaat der Riviere tusfchen de Bylandfche en Pannerdenfche Kanaalen allengs te verbeteren, terwyl hier van wederom de goede gefieldheid der Monden van Nederwhaal en Nederrhyn afhing. Zo ras nu het By- (*) Deeze getekend H. H. te vinden onder de hiertoe behoorende Kaart-n H a  c 32 -) Bylandfche Kanaal in vermogen toegenomen en deszelfs uitwerking op dit beneden liggend gedeelte der Riviere befpeurd was, werd eenparig geoordeeld, dat het tyd geworden was, daar ter plaatze der natuure door gepaste en met voorzichtigheid aangelegde Werken te hulp te komen. — De ftraks gemelde Werken den 10 September daaraanvolgende aanbefteed ?.ynde, werden wy in November ontwaar, dat de Aanneemer, het zy uit nalati/heid, of uit andere redenen, niet voldaan had aan het gemaakt ontwerp , en dat derhalven, terwyl de Rivier reeds wasfehende was, de opgemelde Oevers, tot groote prejudicie der Monden van Nederwhaal en Pannerdenfche Kanaal, gedurende den Winter ongedekt zouden moeten blyvcn liggen. Hier by kwam nog dat de Generaal Opziener der Werken van het Bylandfche Kanaal, G. F. van Hugenpoth, geinfteert had op het bepaalen van de juiste direeïie derwederzydfche Oevers binnen hetzelve Kanaal. Wy oordeelden derhalven noodig den Infpetfeur Generaal Brunings naa Geldei land te zenden, voornaamlyk met last, om door alle gepaste wegen te effeeïuecren, dat de voorfz. Oevers van Millingen en den Sr. Nieolaas Waard nog vóór den Winter, niettegenftaande de Rivier reeds ter hoogte van 14 voet aan het Peil te Arnhem gerezen was, behoorlyk voor verdere afneeming gedekt wierden, terwyl in het tegengeftelde geval gemikkelyk te voorzien was, dat zo wei de Mond der Nederwhaal, als die van het Pannerdenfche Kanaal (wier beider behoudenis, in dit geval, gelukkigJyk van een en hetzelfde middel dependeerde) een' misfehien onherftelbaaren fchade zouden lyden, Git het Rapport van denzelven Infpefteur Generaal, hier achter gevoegd fub Litt. 2. S. zal aan U Ed. Gr. Mog. blyken, dat hy in deeze Commisiie naar genoegen geflaagd zynde, wy ons oogmerk daar mede alleszins bereikt hebben. Jn het voorjaar van den jaare 1770, vonden wy wederom dienftig den Infpecteur Generaal Brunings naa Gelderland te zenden, met hst om niet alleen alle de Werken tot redres der Bovenrivieren feedert 1771 gemaakt, maar ook voornaamlyk de gefteldheid der Oevers van Millingen en St. Nicolaas Waard, benevens de fituatle der Monden van Nederwhaal en Pannerdenfche Kanaal nauwkeurig te infpecteeren, en daar van aan ons met byvoeging zyner confideratien fchriftelyk Rapport te doen. Dit Rapport een zeer uitvoerig en beredeneerd Bericht wegens den ftaat der Rivieren in het algemeen, en dien der monden van Nederwhaal en Pannerdenfche Kanaal in het byzonder behelzende, hebben wy noodig geoordeeld met de daar toe behoorende Kaart, (*) hier achter onder de Bylaagen Litt. 2 T. te voegen. Vervolgens wederom door Heeren Gecommitteerden van Gelderland en ons, eene infpectie der meergemelde werken, benevens eene Conferentie over de verdere volmaaking van dezelven, noodig geoordeeld zynde, zo zyn wylen de Heer van Boetzelaar, Heer van Nieuveen, benevens de Heer van Slingeland, geadfifteerd met den Infpecteur Generaal Brunings, den 19 Ju- (♦) Dccze getekend H. H. te vinden onder de hiertoe behoorende Kaarten  C 33 ) r779 over Utrecht naa Arnhem vertrokken, van waar zy vervolgens, na eene pnealable conferentie met Heeren van Gelderland gehouden te hebben, naa het Spyk vertrokken zyn, ten einde eene generale infpectie van alle de Werken te doen. Het Bericht wegens deeze infpectie by het Verbaal der conferentie fub No. 2. gevoegt zynde, v/clk Verbaal U Ed. Groot Mog. hier achter fub Litt. 2 U. zullen vinden, ncenen wy kortheidshalve dc vryheid ons daar toe, gelyk ook ten aanzien van het verdere verhandelde op die conferentien te refereeren. Niettemin achten wy het noodig in deeze kortelyk onder het oog van U Edele Groot Mog. te brengen, wat door Heeren Gecommitteerden van beide Provinciën ter bereiking van het groote oogmerk, by de Conventie van den jaare 1771 bedoeld, werd vastgefteld, te wceten: j. dat by de Cleeffche Regeering zoude worden geinfteert op eene voldoende bezorging van den zuidelyken ingeholden Oever tegen over Emmerik; a. dat de Landmeters der beide Provinciën zouden worden gelast, om een algemeen ontwerp tot ontzet van den beneden - Spykfchen oever te formeeren, en daar over met die van Utrecht en Cleve te concerteeren; 3. dat de Generaal Opziener der Werken van den Bylandfchen Waard zoude worden gequalificeert, om dezelve Werken, daar het noodig is, te repareeren; 4. dat het Bleeswerk aan den Miliingfchen Oever met nog 45 a 50 roeden zoude worden verlengd; 5. dat zeker Plaatje byden St. Nicolaas Waard, ten westen der Middelplaat gelegen, formeerende thans eene opening, waar door het water tot nadeel der Monden van Nederwhaal en Pannerdenfche Kanaal flurpende in den laatstgcmelden Mond loopt, aan het Pakwerk van den gemelden St. Nicolaas Waard Triangehgewyze, zoude worden geënclavcert, gelyk zulks is aange weezen op het Kaartje getekend 1 I. ten 6. dat belangende de flechte gefteldheid en onvaarbaarheid van het Pannerdenfche Kanaal by den Peppelgraaf, Heeren Gecommhteeerden van Gelderland, op inüantie van dezerzyds Gecommitteerden, aannamen die te laten examineeren, en daar over aan Heeren Gecommitteerden 's Lands van Utrecht te zullen fchryven; einde lyk ten 7. dat de Landmeeters der beide Provinciën zouden worden gelast, om de defecten in den nieuwen Ysfelmond, waar van by het Rapport der Gecommitteerden deezer Provincie word gewag gemaakt, op te neemen, en daar van fchriftelyk bericht te doen Voorts moeten wy nog herinneren, dat op die conferentie is vastgefteld geworden, om voortaan de jaarlykfche Peilingen te doen, volgens de Methode, vervat in de Memorie van Aanmerkingen desvvegens door den Infpecteur Generaal Brunings geformeerd, en by het voorfz. Verbaal fub No. 3. gevoegd, dewyl naamlyk evident was, dat de tot hier toe geobfer.'eerde Methode niet zelden tot misleiding en geheel valfche Conclufien gelegenheid gecven konde, zo als zulks by gemelde Memorie ten klaarften gedemonftreert word. — De voorfz. Werken, te weeten de verlenging van het Bleeswerk aan den Miliingfchen Oever, benevens de aanéénhechting van het Plaatje aan den St. Nicolaas Waard, zyn vervolgens op den 29 September aanbefteed geworden, zo als ook de Reparatie der defecten van de Werken in, en by den nieuwen Ysfelmond, op den 4 November deszelven jaars hefteed is. In het daaraanvolgend jaar 1780, vonden Heeren Gecommitteerden van Gelderland, ingevo'gen eene door ons gedaane propofitie, wederom goed, I om  ( 34 ) om met elkander' over de noodige reparatien der mcergemcntioncerde Werken, en derzelver verdere voltooing te confereeren Hiér toe werden van onzent wegen gecommitteerd (vermits wylen de Heer van Boctzclacr, Heer van Nieuveen zich toenmaals executeerde) de Heeren van Slingeland en Le Leu de Wilhem, dewelke dan ook den 29 Augustus deszelven&jaars, geadlifteerd met den Infpeéieur Generaal Brunings over Utrecht naa Arnhem vertrokken. Uit het Verbaal dier Conferentien, door den Secretaris Brantfen geformeerd, en hierachter gevoegd fub Litt. 2. V., zal aan U Ed. Gr. Mog. Myken, dat op dezelve Conferentien, na dat Gecommitteerden deezer Provincie alle de Werken federd den jaare 1771, aangelegd, mitsgaders de gefteldheid der boven -Rivieren nauwkeurig geinfpecteerd , en van deeze hunne infpectie een uitvoerig Bericht ter Vergadering gedaan hadden, vervolgens eenparig is gearrefteerd en vastgefteld geworden: 1. dat de Kribben aan het Bovenfpyk gerepareerd, en de oude Rhynmond op de breedte en diepte gebragt zoude worden, welke by de Conventie van den jaare 1771, was bepaald, zynde ten dien einde eene ten Veibaale geinfereerde Misfive aan de Cleeffche Regeering gearrefteerd; 2. dat de Ryswerken in het Bylandfche Kanaal aangelegd, eensdeels tot dekking van den zuidelyken Oever, en anderendeels om de geregelde afneeming van deszelfs noordelyken Oever te bevorderen, gelyk ook de befchadigde Dam achter het Waardsmanshuis, behoorlyk zouden worden gerepareerd; 3. dat, om, ten aanzien van het Riviervak tusfchen de Bylandfche en Pannerdenfche Kanaalen, het welk federd het toenemend vermogen van het eerstgemelde Kanaal hoe langs hoe meer ter verbetering neigde, de natuur aldaar te hulp te komen, en derhalven om, conform het voornaame oogmerk der aangegaane Conventie, de goede gefteldheid der Monden van Nederwhaal en Pannerdenfche Kanaal te bevorderen, a. de noordelyke Oever van den Kyfwaard, ter lengte van omtrent 20 roeden zoude gedekt cn dus geprvvenicerd worden, dat dezelve te hol infchaare, het geen anderszins tot groot nadeel van het Pannerdenfche Kanaal ftrekken zoude; b. dat de Geul tusfchen den Pannerdenfchen Ryswaard en de daar voor liggende Zandwel met een fchuins afdraagend Ryswerk zoude toegedamd, en de Oever ter wederzyden heilagen worden, dewyl men niet met zekerheid voorzien konde, of niet fomwylen door middel van deeze Geul, eene voor den Mond van het Pannerdenfche Kanaal, zo wel als voor dien der Nederwhaal nadeelige verandering zoude kunnen veroorzaakt worden; c. dat, ora de belemmerende Zanden voor den eenig overgeblecven Mond van het Pannerdenfche Kanaal tc doen ruimen, een flauwe Krib ter lengte van omtrent 60 roeden aan de Millmgfche zyde, beginnende 30 roeden beneden de bevangen Klcibank, zoude uitgeftooken worden , zo nochthans, dat, indien naderhand deeze Krib ter bereiking van het oogmerk niet voldoende mogt bevonden worden, als dan eene tweede Krib, of zodanig ander Werk, als men noodigoordcelen mogt, gemaakt zoude worden; d. dat, om den zo noodzaaklyken Kop van den St. Nicolaas Waard te behouden, zonder welke nimmer eenige geregelde loop des Strooms, noch naa de Nederwhaal, noch naa het Pannerdenfche Kanaal geobtineerd konde worden, en tevens om de afkomende Zanden uit den laatstgemelden Mond te weeren, de bovengemelde Kop met eene Dorceering van omtrent 3 a 4 roeden, zwayen- de  C 35 ) t,Z^i:*d7T?rdC VC1'Iengd' Cn —verhoogd en ve, rep 7/' T*1 dCn St' Ni^laas Waard zoude ge. "l-" 7/ T " VCr,engd' ^elykooic zekere laagten ach er . den hl "T n? * °Ude K°P Va° fW«emet een Bleeslaag aan den bovenliggenen Oever verheeld worden; ƒ. dat op het einde van het Pakwerk aan den Miliingfchen Oever, alwaar ter dier tyd n fteL N ge omen was, deeze Neer met een doorflagkribberje, fluitende aan het t d delltepooc des Rekenden Oevers, zoude afgefloten en van aehterenrnet Aarde aangevuld worden. _ Laatftelyk 4. dat tot voorkominge van den verderen.afbreuk des Oevers boven den nieuwen Ysfelmond, even beneden de ^tervoorfche Schans, twee Kribben zouden worden gelegd, volgens het Project daar van door den Landmeeter M. Byerink gefuppedi'eerd, en dat daar Denevens, om aan den nieuwen Ysfelmond eene meerfcheppende gedaante te geeven, aan den Aanfluitdyk, mitsgaders aan herPakwerk van den Kon van den Rechter Lvdyk zodanige veranderingen Jlmul & femel zouden wordB gemaakt, als gemelde Landmeeter insgelyks had voorgeflagen in zvn Rapport, hetwelk onder de Bylaagen fub No. i. by het bovengemelde Verbaal is gevoega \ an de hier vooren in de derde plaats gementioneerde Werh' nrTr ïr M°ndcn Van N^erwhaal en Pannerdenfche Kanad, zuden U Ed Groot Mog. zich een duidelyk denkbeeld kunnen vormen, w*# neer Hoogstdezelven gelieven in te zien de hier by gevoegde Kaart getekend V^Z T7utTT Wy aUeen nog moeten "Sneren, dat de Oever van den Pannerdenfchen Ryswaard, mitsgaders de Plaat voor denMond des Pannerden- ! fa deZdVen met S^Pte Lvnen aangeweezen zyn, niet aleen ten du-delykfte aantoonen, in welk een' alleszins bedenkelyken ftaat zich de Mond des Pannerdenfchen Kanaafe in April des jaars x779 bevond; maar r, ™ fea £ana'ge ^werking de afkomende Stroom uit het Bylandcne Kanaal, mitsgaders het gemaakte Werk aan den Kop van den St. Nicolaas Waard ten aanzien van de opruiming dier Plaat gehad had, zo dat 'er thans, zo het fcheen, niets anders gedefidereerd wierd, dan de zuidwestelyke zyde van de bovenfte Plaat met de Letters a. a. a. aangeweezen, door mr.del eener Kribbe aan de Millingfche zyde te doen afneemen, en door de geprojecteerde Toedamming A. A te effèctueeren, dat 'er geen zydelingicbe Stroom m den Mond van het Kanaal vallen, en daar door den voornaamen Stroom ttirbeereh of verzwakken konde. Ingevolge het gearrefteerde op de zo evengemelde Conferentien ontvingen wy van de Heeren Gecommitteerden van Gelderland de hier achter fub Litt. *. W gevoegde Misfive der Cleeffche Krygs- Domeinkamer, in dato zo September 1780, waar by dezelve de geproponeerde beteugeling des ouden Rbynrnonds, mitsgaders de reparatie der Spykfche Kribben aggreëerde en aannam, om de benodigde Ryswerken nog in dien Herfst te doen maaken, oordelende echter, dat met de Aardwerken, dat is, de Dyken, welken by de Conventie van 1771 tot bepaaling der wydte van dien Mond gearrefteerd waaren, behoorde gefuperfedeerd te worden, tot in het aanftaande voorjaar. Lit onze Rescripde deswegens aan Moeren Gecommitteerden van Gelderland, gequoteerd met Litt. 2 X., zal aan U Ed. Groot Mog. blyken, welke precautie door ons genomen is, ten einde met de voorfz. beteugeling van den ou- I a den  c 36 ) den Rhynmond het waare oogmerk der Conventie bereikt moge worden: gelyk dan ook dezelve vervolgens zodanig afgebakend en geëxecuteerd is, als aan U Ed Groot Mog. uit de hier by gevoegde Kaart gemerkt M. M. nader zal confleeren. -« Ondertusfchen waaren de bovengemelde gearrefteerde Werken, zoby,en omtrent de Monden van Nederwhaal en Pannerdenfche Kanaal, als by den Nieuwen Ysfelmond, door Heeren Gecommitteerden van Gelder/and aanbefteed. Doch met verwondering zagen wy uit de insgelyks hier achter fub Litt. 2 Y. 1. loco gevoegde Misfive van Heeren Gecommitteerden van Gelderland, dat dezelvenom redenen, by de lub 2 Lü. geannexeerde Memorie van hunnen Landmeeter gedetailleerd, niet goedgevonden hadden, om zo als by de laatfte Conferentie bepaald was, de gearrefteerde overwerking van den Aanfluitdyfc by den Nieuwen Ysfelmond, te gelyk met de geprojecteerde Kribben, te befteeden: gelyk wy dan ook niet nalieten, om by Rescriptie, gequoteerd met Litr. 2. Z. deeze onze verwondering te kennen te geeven, en voorts te inh«reeren het geen by de laatfte Conferentien dien aangaande was gearrefteerd. Dan, de hier bovengemelde gearrefteerde en dadelyk aanbefteede Werken, tot beneficie der Monden van Nederwhaal en Pannerdenfche Kanaal, waaren onafgedaan, het zy dat men zulks aan verzuim der Aanneemeren, .of aan den fchielyken wasch der Riviere moest toefchryven. — Genoeg, dat van die Werken flechts het Doorflagkribbetje aan den Miliingfchen Oever, en een lengte van 26 Roeden der geprojecteerde Krib aldaar, benevens het Beflagwerk aan den Oever van den St. Nicolaaswaard gemaakt waaren; terwyl de Oever by de Schaapskooy op den Kief waard ongedekt was blyven liggen, en de hier vooren gementioneerde Affluitdam A. A(men zie de Kaart K. K.) derGculby den Pannerdenfchen Waard, niet begonnen, veel min voltooid was. Dit gevoegd by een' verbaalenden Ysgang, welke in den beginne des jaars 1781, had plaats gehad, deed reeds vermoeden, dat 'er groote veranderingen op de Rivier by, en omtrent het Pannerdenfche Kanaal moesten voorgevallen zyn: weshalven de voorzichtigheid vorderde, dat men by deeze gefteldheid van zaaken, het vervolgen en voltooyen der bevoorens geprojecteerde Werken Raakte, dewyl met veele waarfchynlykheid te verwachten was, dat eene esfentieele verandering in den ftaat der Riviere aldaar, ook daadelyk verandering in het geformeerde Plan vereisfehen zoude. Wy oordeelden derhalven', met Heeren Gecommitteerden van Gelderland, noodig, door wederzyds Landmeeters eene nadere hermeeting van liet Rivier- Vak tusfchen de Bylandfche en Pannerdenfche Kanaalen te laaten doen ten einde by het beraamen der gepaste maatregulen, van den waaren ftaat der zaaken onderricht te zyn. Het bloot inzien deezer Kaart (getekend K.K.) op welke door geflipte Lynen aangeweezen word de gefteldheid des Oevers van den Pannerdenfchen Ryswaard, als mede die der Zandp'aaten voor den Mond des Pannerdenfchen Kanaals, zo als dit een en ander in den jaare 1780 bevonden was, toont ten klaarften, niet alleen dat 'er, door het effectueeren der gearrefteerde Werken, en den daar op gevolgden Ysgang, groote veranderingen voorgevallen wuaren; maar ook dat deeze Rivier ter dier  t 37 > ande^, n " volraili'ktheid ta-il „«„gen, d,e anderszins met dan met veel moeite, en na verloop van tyd eeobt necrd eet„ Ge"" <«nde„ wy, dafeene Sj£S£ Heeren Gecomm.tteerden van Gelderland, m voorgaande infpectie der W« 2: Tu» T"*»0* Dc ^8 deswegen, door ons J„ welgemelde Heeren gedaan, en door dezelven aangenomen zynde, werden van «jhwegen daar toe Gecommitteerd de Heeren Le Leu de Wilton v e„ li";" ° inmiddC'S * "eer "» *■ ™ N,eu- .the DvT 7 dC ZMke" ™ het Kanaal en Spyk- icne Uyken, ln deszelfs plaats fcenoemd ivas\ nenrBrt Htere" Gecommitree'd™> ffo^dliltecrd met den Infpcctenr CeZt Z 1, , " J'"y °m Utred" "«Arnhem, v r aamen t*™™'^ d' Conferemien op het Raadhuis een aa„ 3V , LOL oeiioorende Bylaagen, hier achter fjb U q A. gevoegd Gecommmeerden, uit welk Rapport aan U Ed. Groot Mog , zo wy ver- aidal n f k , boven.Rivieren in het algemeen, en der werken «aar in t byzonder, toenmaals geweest zy; maar ook op welke evidente gronden zodanige maatreden berusten, die men genoodzaakt geweest is, werk/te% re makken, ten einde langs dien weg de verbetering der monden van JNederwhaal en Pannerdenfche Kanaal, als een der voorna» me oogmerken van de by de Conventie i77i gearrefteerde doorfnyding van den Bylandichen Waard te obtineeren, welk oogmerk echter geenszins mmediatè, maar alleen mediatè of door middel der verbetering van het Riviervak boven deeze monden gelegen, kon bereikt worden. — Voor het overige zal aan U Ed Groot Mog. uit het ftraks gemelde Verbaal blvken dat op dezelve Conferentien eenpariglyk de volgende Poincten zyn gearrefteerd geworden: i. dat men op de reparatie der Spykfche Werken by de Regeenng van Gleeve zoude infteeren: %. dat het geformeerde Plan tot ontzet van het beneden-Spyk wel in zo verre was gearrefteerd, maar dat ten aanzien der execu ie deez:rzyds Gecommitteerden , oordeelende zulks met te proflueeren uit de Conventie van den jaare 1771, hetzelve overgenomen hadden, om, wanneer deeze zaak de vereischte Maturiteit, ten opzichte der Provinciën van Utrecht en Overysfel, zoude erlangd hebben, als dan dezelve te brengen ter kennisfe van U Ed. Groot Mog., hebbende irmiddels Heeren Gecommitteerden van Gelderland aangenomen, om deswegens met die van Utrecht, Overysfel en Cleeve te Correspondeeren, en van derzelver rescriptien aan ons kennisfe te geeven. . 3! Dat, om de afneeming des Oevers van Halderweide, dewelke fints het voorleden jaar verflimmerd was, en wel ligt van nadeelige gevolgen voor den Boft, ven-  ( 3» ) venmond des Bylandfchen Kanaak worden konde, intyds te prieveriieern, een gedeelte van dien Oever, ter lengte van ongeveer Öo a 85 Roeden met bleeswerk heilagen, en daar orer eene als toen gearrefteerde en ten Verbaalö geinfereerde Misfive aan de Cleeffche Regeering zoude afgebonden worden; 4. dat de werken van het Bylandfche Kanaal zouden worden gerepareerd, onder anderen ook de Dam door de Geul achter het Waardmanshuis, en wel deeze laatfte in dier voegen, dat de jaarlykfche befebadiging, zo veel mooglyk zoude geprtevenieerd worden: terwyl voorts de wederzydfche Landmeeters gelast wierden, om de aan de Zuidelyke en Noordelyke Oevers voorvallende veranderingen van tyd tot tyd volgens de bepaalde RaayLynen nategaan, en van derzelver bevindingen jaarlyks fchriftelyk rapport te doen; 5- dat met betrekking tot het Riviervak tusfchen de Bylandfche en Pannerdenfche Kanaalen, de kop van den St. Nicolaas- Waard zoude worden geconferveerd en het Punt van feparatk op de Kaart (K. K.) getekend met A. A. met de daartoe behoorende Kribwerken, volgens het Plan, door den Infpecteur Generaal Brunings gefuppediteerd, geëxecuteerd, zo nogtans dat inmiddels, en tot dat de nieuwe Mond des Pannerdenfchen Kanaals de behoorlyke vaarbaarheid zoude hebben verkregen, de oude westelyke mond zoude open gehouden worden, terwyl de Krib. b b. Rechts dienen zonde, om het verloop der Zanden te prcevenieeren, en de aanilaande toedamming van dien mond min kostbaar te maaken, zynde by die gelegenheid door deezerzyds Gecommitteerden geinfteert, dat dienaangaande fpeciaal zoude worden geïnlmeerd de Conventie van den jaare 1771, met dien verftande, dat by aldien de ondervinding mogt leeren, dat 'er te veel of te weinig water naa den Nederrhyn of Nederwhaal ftroomde, Heeren Gecommitteerden der beide Provinciën als dan daadelyk zouden coöpereeren, om hetzelve, in conformiteit van het geformeerde Plan, te redresièeren; C. dat de beide Kribben, boven den nieuwen Ysfelmond in den voorleden jaare aangelegd, benevens de kop van de Linker-Leidyk in den aanftaanden Herfst met een Dek-laag zouden worden voorzien: hebbende by die gelegenheid deezerzyds Gecommitteerden geïnfteerd op de Executie der gearrefteerde overwerking van den Aanfluitdyk; doch is, na gehouden discusfie der wederzydfche bedenkingen, begrepen, den gemelden Dyk proviüoneel te laaten in flatu quo. - En is voorts goedgevonden het maaken der voorfz. Werken benevens het hout en verdere materialen uit de hand aantebefteden, ingevolgen de acte van aanbefteding, by het meergemelde Verbaal der Conferentien onder de Bylaagen fub No. 4. gevoegd. Ondertusfchen Communiceerden ons Heeren Gecommitteerden van Gelderland eene Misfive van de Cleeffche Krygs - en Domein-Kamer dato 6 Augus us 1781. waarby dezelve verklaarde geene aanmerkingen te hebben op het geprojecteerde Bieeswerk van Halderweide, noch ook op het voornemen, om hetzelve wederom te abandonneeren, zo dra daar mede aan het bedoelde oogmerk mogt voldaan zyn. Dienvolgens heeft men dan ook daadelyk met dat werk een begin gemaakt: en fchoon hetzelve, door invallende hooge Rivier en vorst, niet kon voltooid worden, is het echter zo verre gebragt, dat de gemelde Oever Provifioneel voor verdere afneeming gedekt was. De Werken tot beneficie der Monden van Nederwhaal en Pannerdenfche Kanaal aangelegd, hadden in Maart des volgenden jaars 1782, reeds zulk eene bo-  C 39 ) boven verwachting gunftige uitwerking 'gehad, dat, volgens Rapport der wederzydfche Opzieners, hier achter gevoegd fub 3. B, de geheele Scheepvaart van den Nederrhyn door den nieuwen mond des Pannerdenfchen KanaaJs pasfeerden, en derhalven de toedamming van den ouden westelyken mond niet alleen veilig, maar zelts noodzaaklyk geoordeeld wierd: gelyk dezelve dan ook niet lange daarna geëffectueerd is. In den Zomer deszelven jaars proponeerden wy wederom aan Heeren Gecommitteerden van Gelderland, om met Heeren Gecommitteerden van deeze Provincie, naa voorafgaande infpectie van alle de werken federt den jaare 1771, tot verbetering der boven-Rivieren gemaakt, te Confereeren over den ftiat dier werken, en derzelver verdere voltoojing. Deeze voor- flag door welgemelde Heeren Gecommitteerden van Gelderland aangenomen zynde, werden tot dat einde door ons gecommitteerd dc Heeren van Valkenburg en Changuion, dewelken, geadfifteerd met den Infpecteur Generaal Brunings, den 25 Augustus deszelven jaars over Utrecht na Arnhem en voorts naa Emmerick vertrokken, van waar zy, na volbragte Infpectie den 29 dier Maand te Arnhem geretourneerd zynde, des anderendaags met Heeren Gecommitteerden van Gelderland, de Conferentien op het Raadhuis aldaar geëntameerd hebben. — Het verbaal wegens deeze Conferentien, door den Secretaris Brantfen ondertekend, zullen U Ed. Groot Mog. hkr achter onder de Bylaagen geplaatst vinden fub 3. C. — Uit het Rapport der infpectie van Gecommitteerden deezer Provincie, ten Verbaale geinfereerd, zal aan U Ed. Groot Mog. in het algemeen blyken, in wélk een' gunftigen ftaat zich de werken bevonden, en hoe door middel van dezelven het bedoelde oogmerk reeds gedeeltelyk was bereikt, of hoogst waarfchynlyk ftond bereikt te worden. Maar in 't byzonder zal aan U Ed. Groot Mog., wanneer Hoogstdezelven tevens gelieven intezien de bierby gevoegde Kaart, L. L. ten klaarften confteeren, in welk eene gunftige fituatie de monden van Nederwhaal en Pannerdenfche Kanaal, door middel van de aangelegde werken, zich toen reeds bevonden. Althans in den eerstgemelden mond was de fchadelyke Zandplaat, tot beneficie der Scheepvaart, en tot daadelyk ontzet der bovenfte Doorneburgfche Dyken fby dewelke de beneden liggende Landen deezer Provincie zeer aanmerkelyk geintresfeerd zyn) opgeruimd en afgezakt, het geen buiten kyf toegefchreven moet worden, eensdeels aan de door Konstmidddelen geëffectueerde afneeming van den Miliingfchen hoek, by het Huis van K. Arendze, anderendeels aan het nieuw aangelegde Punt van feparatie, waar door de afkomende bovenftroom geregeld verdeeld wordende, ook met eene betere richting, dan te vooren, indien mond valt, uitwyzens de afneming der Zanden, ten westen dit punt van feparatie gelegen hebbende, dewelke op de laatstgemelde Kaart door de geflipte Lyn M. M. M. aangeweezen zyn. — De verbeteringen van den Mond des Pannerdenfchen Kanaals zullen voorzeker de attentie van U Ed. Groot Mog. niet ontflippen, daar de Zanden binnen dien mond bevoorens gelecgen hebbende, en op dezelve Kaart met de geflipte lynen M M. mitsgaders N. N. N. N. aangeweezen, opgeruimd zyn, waar door die mond toen reeds geheel vaarbaar, en ten naasten by herbragt was in dien ftaat, waar in dezelve zich, ten aanzien van den afkomenden boft 2 ven-  C 40 ) venftroom, van ouds her bevond, dat is, vóór dat de Miliingfchen Oever zo deerlyk verlopen, en daar door de ftroom van den Mond des Kanaals afgekeerd was. — Wy zullen voor 't overige de vryheid neemen, om ten aanzien van het voorgevallene op de voorfz. Conferentien, ons te refereeren tot het boven reeds geallegecrde Verbaal, oordeelende alleen hier kortelyk onder het oog van U Ed. Groot Mog. te moeten brengen, het geen op dezelven, met betrekking tot de meergementioneerde werken, is gearrefteerd geworden, te weeten: 1 °. dat de Spykfche Blees- en Kribwerken, mitsgaders de befchadigde Rysberm en Dyken in den ouden Rhynmond zouden worden gerepareerd; 2- dat het Bleeswerk, tot dekking des Oevers van Halderweide aangelegd, gelyk ook het Bleeswerk beneden het Huis Bimmen aan den zuidelyken Oever van het Bylandfche Kanaal, zouden worden voltooyd, mitsgaders aan den Noordelyken Oever beneden het Scbephoofd een ligt Bleeswerk gelegd ter lengte van 25 Roeden, ten einde, zo veel mooglyk, de Linie van directie te conferveeren; 3. dat de onlangs gemaakte toedamming van den ouden flurpenden Mond des Pannerdenfchen Kanaals, op voorfz. Kaart betekend met I. ƒ.. zoude worden verhoogd tot 14 Voet Arnbemfehc Peil, en dus gebragt tot gelyke hoogte als die van den Hoofddam of Punt van reparatie; 4. dar, om het nog overige plaatje binnen dien mond op te ruimen, en het Vaarwater aan de Oostzyde te houden, een Kribbetje ter lengte van 40 a 50 Roeden, op meergemelde Kaart betekend met F. F., zoude gelegd, en de zandige Oever van den Pannerdenfchen Waard met een ligt beflagwerk gedekt worden; En laatftelyk 5. dat twee infeharingen in den nieuwen Ysfelmond met Ryswerk gedekt, doch voor 't overige met het achteruitwerken van den Dwarsdyk enhetinfnyden der voorlinie van den kop des regter Le'uïyks provilloneel gefuperfedeerd zoude worden, onverminden nogtans het geen dienaangaande by voorgaande Conferentien was vastgefteld: zynde voorts het maaken der werken by, en omtrent het Pannerdenfche Kanaal, mitsgaders de leverantie van het benoodigde hout en verdere materiaalen uit de hand befteed, volgens Acte, achter het voorfz. Verbaal fub No. 1. te vinden; zo als dan ook vervolgens dezelve Werken conform het bovengemelde plan geëxecuteerd zyn. ' Inden daaraanvolgenden Zomer des jaars 1783 werden de gewoone infpectie en conferentien belet door de alöm ten platten Lande van Gelderland grasfeerende Epidemie. Dan, de Infpecteur Genenal Bruninsrs in de maand July alle de Werken, benevens de gefteldheid der boven-Rivieren, volgens onzen last, geïnfpecteerd, en daar van aan ons Rapport gedaan hebbende, zullen wy de vryheid neemen het hoofdzaaklyke van deszelfs Rapport in deezen te infereeren, ten einde in de geconcateneerde befchryving wegens de Effecten der aangelegde Werken , en dus wegens de voorgevallen veranderingen, geene gaaping over te laaien. Hy vond naamlyk de Spykfche Werken in vry goeden ftaat: dogdefchuins tegen overliggende Zuidelyke Oever was in den voorleden Winter merkelyk afgenomen, welke afneeming, naar zyne gedagten, door de Cleeffche Regeering behoorde te keer gegaan te worden, om derzelver nadeeligen invloed op den Spykfchen Oever te prajvenieeren. De Rysberm in den ouden Rhynmond bevond hy fterk gezakt te zyn. De Oever ten Westen van den ouden Rhynmond by het zogenaamde Spitsbergen, ge-  < *1 ) *elyk ook de boven-Oever van de Lobitfe Welle nam allengs, en wel in eëné gemaakte Bleeswerk eene voor den Bovenmond des Bylandfehen Kanaals aller^fte«t"t»^ni7M had> her geen, gevoegd by de afzakking van het punt derLob,tfe Welle ( die zieh reeds dwars door bet Bedde der oude du.delykften deed zien, dat de middelen, die van tyd tot tyd tot beneficie van haddfn." aa"Se Waaren' ^ daad 3311 " °°Smerk b^«twoord JtT 7ldefaMaI Cn deszeIfs Werken waaren in zeer goeden ftaat, uitgezonderd alleen dat 'er beneden het Schephoofd aan de Noordzyde een gat gevallen was, het geen wederom diende aangevult te worden; gelyk ook nog aan die zelfde zyde een lengte van omtrent 55 roeden behoorde beflaagen te woreen, ten einde de Linie van directie te conferveeren. In het Riviervak tusfchen de Bylandfche en Pannerdenfche Kanaalen, waar van de voor- of nadeelige gefteldheid der Monden van Nederwhaal en Nederrhyn alleszins afhangt, waaren wederom, fints het voorleden jaar, zeer gun. %e veranderingen voorgevallen. De Noordelyke Oever op de Kaart (L. L.), getekend met O. tot aan het Ryswerk G., was zeer geregeld, en volgens eene des Pannerdenfchen Kanaals was zeer aanmerkelyk, en doorgaans gemiddeld omtrent 3 voet vermeerderd. De Plaat binnen dien Mond,'op d 1 de K art met H. betekend, was ten voordeele van het Oostelyk Vaarwater', gr 0 e±iTFUT " VerMd' Wyke' ^ de h to ™"« 3-e gelegde Krib F. F. eene zeer gunftige uitwerking gehad hadde. In het geheel genomen was derhalven de gefteldheid van dien Mond zeer gewenst, en de Werken bevonden zich in goeden Haat, uitgezonderd eenige weinige verzin kingen zo in den Hoofddzm, als in de daar nevens liggende Kribben , Ten Westen van deezen Hoofddam was het Kribbetje B. B. geheel met Zand cverftort, het welk reeds eene geheele Plaat formeerde, en .ƒ eenigeTtv! tot verbetering van den Nederwhaalmond ftrekken moest. Dit gevoegd by de fterke afneeming van den hoek des Miliingfchen Oevers by het Huis van K. Arentsze, toonde ten klaarften, hoe gunftig de gefieldbeid van den mond der Nederdaal, ten aanzien van den boven-Lom thans reeds zy het welk onbetwistbaar toegefchreeven moest worden aan de goede reusfite der Bylandfche doorfnyding, als eerfte oorzaak, en vervolgens aan de gefubordineerde hulpmiddelen, te weeten,het Millingfche Bleeswerk aan den eenen, en het nieuwe Punt van feparatie aan den anderenkant; -~ Dat, wat aangaat de gefteldheid van het Pannerdenfche Kanaal zelve de ondiepte by het huis der Wed. Dormans, f waarvan in de hier achter fub' 3. 1 gevoegde Misfive der Heeren Gecommitteerden 's Lands van Utrecht" met veel ophef gefproken word,als van eene fchadelyke en lang voorziene' uitwerking der Bylandfche doorfnyding) reeds geheel verdweenen was. _ Hierby moeten wy de vryheid neemen, deeze aanmerking te voegen, dat, naamlyk, dit verfchynzel aan deskundigen geenszins vreemd voorkomen kan nadien het hgtelyk te voorzien was, dat deeze losfe zanden by zodanigen L fnel-  < 4* ) hellen ftroom en wel geproportioneerde ruimte der Rivierè daar ter plaatze geen duurzaam verblyf zouden vinden, oordeelende, dat dit voorbeeld eene genoegzame gerustftelling ten aanzien der verdere afkomende onvermydelyke Zanden behoorde te geeven, zo dikwils men naamlyk verzekerd konde zyn, dat de Rivier geen aanmerkelyk verlies van fnelheid door onmatige ruimte van haar bedde onderging, gelyk zulks het geval is van het Pannerd. Kanaal by den Peppelgraaf, alwaar, volgens het bovengemelde Rapport van den Infpecteur-Generaal, ondanks de gelegde Krib der drie Provinciën, nog weinig verbetering befpeurd werd. Den nieuwen Ysfelmond, benevens deszelfs Werken, vond hy in vry goeden ftaat, uitgezonderd eenige afplasfmgen binnen dien mond, als mede eenige fchadens aan de deklaagen der Kribben by de Westervoortfche Schans; doch de plaat aan de zuidzyde tegen over deeze Kribben liggende, fcheen tot nog toe niets opgeruimd t* zyn, maar zette integendeel met haar uitfteekent punt den ftroom fterk over. naa den Noordelyken Oever. Het gemelde Rapport van den Infpecteur • Generaal, nopens de gefteldheid der boven-Rivieren en derzelver Werken ontvangen hebbende, oordeelden wy, daar toch de conferentien, om boven geailegeerde redenen, in deezen jaare uitgefteld bleeven, aan Heeren Gecommitteerden van Gelderland by Misfive, hier achtergevoegd fub 3. D, te moeten communiceeren wat, naar onze gedagten, nog in dien herfst, ter herftelling en verdere verbetering der Rivierwerken, diende ondernomen te worden. U Ed. Gr. Mog. zullen uit deeze Misfive zien, dat hetzelve zich voornaamlyk bepaalt tot de reparatie der Werken, terwyl alleen door ons voorgeilagen werd bet maaken van een Bleeswerk, ter lengte van 5$; roeden aan den noordelyken Oever in het Bylandfche Kanaal, als mede het maaken van 10 a 15 roeden foortgelyk werk aan den Kiefwaard by de Schaap skooy, ten einde alle voor den geregelden loop der Riviere nadeelige uitholling van dien Oever, het geen welligr het gevolg van den aanval des ftrooms uit het Bylandfche Kanaal zyn konde, te prsveniëeren. En dewyl de fuccesfive afneeming van denzelven Oever telkens door eene gepaste dekking diende vervolgt te worden, om daar aan, zo veeldoenlyk, eene geregeldetoogsgewyzegedaante, gefchikt naar het bdoop van den mond des Pannerd. Kanaals, te geeven; zo proponeerden wy, om den Opziender van het Pannerdenfche Kanaal tot deeze fuccesfive dekking, mits handelende met overleg van wederzyds kundigen, te qualificeeren. Met deeze propofitien conformeerden zich Heeren Gecommitteerden van Gelderland, uitwyzens derzelver refcriptie van den n Oftober 1783, hier achter te vinden fub. 3. E. communiceerende voorts, dat zy ten aanzien van den nieuwen Ysfelmond, mitsgaders van de Werken in het Pannerdenfche Kanaal, de vier Provinciën concerneerende, het nader fchriftelyk Rapport der Lantmeeters gerequireerd hadden, ten einde met zekerheid te kunnen oordeelen, wat 'er abfolut noodig zoude behooren gerepareerd te worden. Edoch de daar op gevolgde fpoedige wasch der Riviere, en voorcs de harde vorst waaren oorzaak, dat 'er in deezen jaare niets verder konde verricht worden, dan alleen een gedeelte van het bovengemelde Bleeswerk in het Byl. Kanaal, als mede de 15 roeden Bleeswerk aan den Kiefwaard by de Schaapskooi. De  e 43 > De ysgang en hooge Rivier in den jongst verlopen Winter 1783, dewelke genoeg2 a le bekende Watervloeden in hoogte verre overtrof, en voo meesc dlt Landen, die aan de Rivieren paaien (deeze Provincie gelukkiglyk Héén uitgezonderd; de fchadelykfte gevolgen gehad heeft, is nog te ver ch m geheugen, dan dat het noodig zyn zoude, daar over breedvoerig uit te AUeenlj* zullen wy, om ook in dat opzicht dit Rapport niet onvolledig te laaten, tot informatie van U Edele Groot Mog. hier achter fub. a F voLn het bericht van den Heer van Hugenpoth wegens de gebeurtenisfen vóór, e„ by het losgaan van het Ys, boven en beneden het Bylandfche Kanaal in Feruary en Maart ,784 Van deeze algemeene rampen zynalléén de Wer- Rivier!, ^ C°nVentie VM ^j3are W«» t0t «*» ^ hoven- Rivieren gemaakt waaren, verfchoond gebleeven, al hoewel de nieuwe Her- wenfche Dyk, die ter hoogte van z4 voeten aan het peil te Arnhem aangelegd is, overftroomde, en deeze, zo wel als alle de andere Waterwerken den fterkften aanval van Ys en Water verduuren moesten. De bovenfpykfché Dyk echter, die in den jaare 1712 vernieuwd, en federt van Voorland ontbloot zynde, zyne veiligheid alléén aan Bleeswerken, wier aanleg geenszins overeenftemde met defteeds toeneemende diepte langs dezelven, verfchuldigd was (benalven nogtans het bovenfte gedeelte van dien Dyk, het welk federt den jaare 1775 ingevolgen Uwer Edele Groot Mog. Refolutie van den n. Augustus deszelven jaars door drie Kribben met gewenscht fucces, gedekt is, deeze Dyk bezweek op den z9 February aan het beneden einde Laar dezelve aan den Inkagdyk van den jaare ,74S, aanfluit. De verdere byzonderheden, betreffende dien doorbraak, en de daadelyk ondernomen be-ringing van dezelve, zullen U Edele Groot Mog. aangetekent vinden in hot LLrt eener locale infpectie, opmeeting en peiling, gedaan door de kundigen wegens deeze Provincie, Gelderland, Utrecht en Cleef, het geen hier achter gevoegd is lub 3. G. Op de daartoe behoorende Kaart CM. M.") zyn drieërleie projecten van herftelling genoteerd, van welken eenpariglyk by dezoevengemelde geintresleerde Provinciën, benevens de Cleeffche regeering [hebbende de Provincie van Overysfel tot hier toe nog niet goedgevonden, zich dienaangaande te declareeren] is geapprobeerd geworden het project, aangeweezen met de letters D. E. T. als hebbende, behalven verfcheiden andere prteferentien ook die van het minst kostbaarfte te zyn: gelyk dan ook de herftelling van den gemelden Doorbraak ingevolgen dat project, op den 19 July deezes jaars 1784 publiek is aanbefteed geworden voor de fom van ƒ 11750- o- o. Heeren Gecommitteerden der beide Provinciën ondertusfehen eene infpectie van alle de Werken, federt den jaare i77i, tot verbetering der boven-Rivieren aangelegd, benevens eene onderlinge conferentie, wegens de reparatie en verdere voltoojing deezer Werken noodig geoordeeld hebbende, zo wierden daar toe van onzentwegen gecommitteerd de Heeren de Roo van Westmaaze en Patyn, dewelke, geadfifteerd met den Infpecteur Generaal Brunings, den 9 July deezes jaars over Utrecht en Arnhem naa Emmerick vertrokken, van waar zy vervolgens de Rivier afzakkende, na alle de voorfz. Werken by eene *eer gunstige Waters-hoogte geinfpecteerd te hebben, den 1* des avonds te L 2 Arn-  C 44 ) Arnhem retourneerden, om des anderen daags met Heeren Gecommitteerden van Gelderland de conferentien te entameeren. Het Verbaal wegens dezelve conferentien hier achter fub 3. H. gevoegd zynde, zullen wy de vryheid neemen ons, ten aanzien van het geene op dezelve is verhandeld geworden, en voornaamlyk met betrekking tot de zo evengemelde infpeétie der Heeren Gecommitteerden deezer Provincie, waar van een uitvoerig bericht in het zelve Verbaal is geinfereerd,- daar toe kortheidshalven te refereeren: terwyl aan U Edele Groot Mog. uit de vergelyking van de Kaart der Bovenwhaal, tot het zelve Verbaal behoorende (getekend L. L ) met de hier boven gemelde Kaart (K. K.) daadelyk confteeren zal, van welk eene gewenschte uitwerking de aangewende middelen geweest zyn, niet Hechts, voor dit Riviervak in het algemeen, maar ook in het byzonder voor de monden van Nederwhaal en pannerd. Kanaal, dewelke thans, zelfs by de laagfte Rivier, voor gelaaden Schepen vaarbaar zyn. ' Zonder ons dan voor het tegenwoordige hier over verder uittelaaten, zullen wy alleenlyk in deezen gewag maaken van het geen op dezelve conferentien is beflooten geworden met opzicht tot de reparatien of verdere volmaking der Werken, te weeten; dat Heeren Gecommitteerden van Gelderland, op propofitie van deezer zyds Gecommitteerden, hebben aangenomen, om ter gelegenheid van de hierboven gemelde befteeding des nieuwen Spykfchen inlaagdyks, de Gedeputeerden uit de Cleeffe Krygs- en Domein-Kaamer te onderhouden over de alleszins nadeelige gefteldheid van den zuidelyken Oever tegen over de Stad Emmerick, met oogmerk om gemelde Heeren, indien mooglyk, te perfuadeeren van de nood-saaklykheid, om dien Oever verder op zodanige wyze te ontzetten, als door gemelde Regeering reeds bovenwaarts begonnen was; zynde wyders gearrefteerd, dat, ingeval deeze mondelinge repraïfentatie van geen effect zvn mogt, als dan aan welgemelde Krygs en Domein - Kamer eene behoorlyke gemotiveerde Misfive ten voorfz. einde zoude worden afgezonden. Dat wyders ten aanzien van den beneden-Spykfchen Oever en het weleer geformeerde Plan tot ontzet van denzelven, is gerefolveerd, wederzyds Landmeeters te gelasten, het zelve Plan nader te revideeren, of ook , uit hoofde der voorgevallen veranderingen op het boven - Spyk, eenige alteratie daar in zoude dienen gemaakt te worden. Voorts werd op gemelde conferentien eenpaariglyk goedgevonden: i°. dat de afplasfingcn aan den boven - Spykfchen dyk, benevens de gevallen verzinkingen in de Bleeswerken aldaar, zo dra doenlyk, zouden worden gerepareerd, ten einde verzekerd te zyn, dat alles daar ter plaatfe vóór den aanftaanden Winter, wederom in behoorlyken ftaat gebragt zoude zyn ; voorts dat dezelve boven - Spykfche Dyk, te rekenen van den postweg tot aan den nieuw te maaken Inlaag-dyk, zoude worden gebragt ter hoogte van den zo evengemelden Nieuwen dyk; 2. dat de Rysberm in den ouden Rhynmond zoude worden gerepareerd en wederom gebragt tot de by Conventie bepaalde hoogte van 13 voeten Arnhems peil; als mede dat de afgeplaste einden van de nieuwlings gemaakte Dyken, ter bepaalinge van voorfz. ouden Rhynmond, in den aanftaanden herfst met levendig hout zouden worden bekramt, ten einde deeze affplasfingen m het vervolg, zo veel mooglyk, te prsevenieeren; 3. Dat, om  C 45 ) om het uitfpringen der Lobitfe welle boven eti voorby den mond des Bylandfchen Kanaals intyds te voorkomen, het pakwcrk van Halderweide benedenwaarts, by provifie met omtrent 25 roeden zoude worden verlengt: Voorts dat de Ryswerken in, en by het Byl. Kanaal zouden worden gerepareerd, en de benedenfte infchaaring »an den noordelykcn Oever, als reeds tot in de linie van directie genaderc zynde, met een Bleeswerk gedekt; 4. dat de üicce.five afneeming van den Oever des pannerd. Waards, volgens eene op de Kaart bepaalde Raying, zo dra zulks noodig mogt zyn, zoude worden gedekt, ten einde aan dien Oever eene met den loop van het pannerd. Kanaal overéénile. Thans in tegendeel heeft de oude Rhynmond eene bepaalde diepte en wydte: de Geul naamlyk, die dieper was dan 13 voet aan het peil te Arnhem, is door een' Rysdam tot de zo evengemelde hoogte afgeflooten, en de opening van den mond door Dyken ter wederzyden op 90 roeden bepaald De Boterdyk, Osfenwaardfche Dam, en Kruisdyk zyn tot Ban- dykshoogte gebragt, waar door het Water, het geen te vooren over'sGraavenwaard naa den ouden Rhyn ftroomde, den doortogt afgefneeden is. Eindelyk is ook Herwen herdykt, en dus doende alle de bovengemelde" Bywegen,of meer bepaald, of ten eenemaale geflooten zynde, heeft men die ge'  C 47 ? geregelde verdeeling geobtineerd, dat buiten Ysdammen en ongewoone Watershoogce (gelyk in den Jaatften noodlottigen Winter) nergens eenige klachten wegens ondraaglyk Winter- of Zomer - Water, gehoord zyn. Dan de ondervinding geleerd hebbende, dat alle de kostbaare bedykingen van Herwen federt den jaare 1745, verfcheiden maaien herhaald, telkens een prooi der Riviere geworden waaren, ondanks de nog kostbaarere Blees- eri Kribwerken, die ter beveiliging van den Hervvenfchen Oever en Dyk aangelegd waaren; zo zouden de voordeden, door de laatfte herdyking van den jaare 2771, geobtineerd, van kortenduur geweest zyn, by aldicn men niet tevens een middel werkftellig gemaakt hadde, waar door deeze nieuwe Dyk voor altoos jegens den aanval der Riviere beveiligd, en dus doende de fluiting van dien vermanenden Byweg duurzaam gemaakt waare. Dit middel was de beker d? Doorfnyding van den Bylandfchen waard, dewelke in weerwil van alle Politieke en Phyfieke zwaarigheden, ter uitvoer gebragt is, met dat gevolg, dat deeze drorgraving niet alleen thans een vermogende, geregelde, en altoos vairbaare Rivier uitlevert; maar dat ook de oude Rivier langs Herwen, wier dkpte in 177a by een peil van 8 voet, 40, 50. en meer voeten bedroeg, thans reeds dermaate verland is, dat dezelve, by Zomerwater, voor Aaken en kleine Vaartuigen onvaarbaar is. Zelfs zagen Heeren Gecommitteerden deezer Provincie by derzelver Infpectie in July laatstleden, op den Bylandfchen waard, eenige Paarden, welken van de Lobitfe Welle, dwars door deeze welëer vermogende Rivier gepasfeerd waaren. Indien dan al die doorfnyding geen ander gevolg gehad hadde, dan deeze voor de herdyking van Herwen zo noodzaaklyke verlamming der oudeWhaal, zo zoude dit alléén genoegzaam zyn, om te kunnen opweegen tegen de groote kosten, welken geimpendeerd moesten worden, niet ttechcs om het Kanaal zelve te graaven en de noodige Leidyken aan te leggen, maar ook, om het' zelve, ondanks de menigvuldige phyfifche zwaarigheden te doen reüsfeeren, en vervolgens van tyd tot tyd te petfecteeren. — Wy zwygen opzettelyk van de kosten, welken U Edele Groot Mog. hebben moeten impendeeren, om de politieke zwaarigheden te overwinnen, ( waar mede wy thans voornaamlyk bedoelen de aankoop der Landen van den Bylandfchenwaard) dewyl die tevens gelegenheid gegeeven hebben tot de acquifitie van een Domein voor U Edele Groot Mog., het geen thans reeds zeer lucratief is, en binnen weinig jaaren, uit hoofde der confiderable allüviën, nog meerder voordeel belooft, hebbende die Bylandfche waard (fchoon van denzelven omtrent 45 morgen der beste Weilanden tot hetKanaal geoccupeerd zyn, waar voor deeze Provincie wederom naar evenredigheid der quote van de Provincie van Gelderland, gededommageerd inoet worden) federt den jaare 1779 jaarlyks gemiddeld, zuiver en na aftrek van alle onkosten gerendeerd de fom van ƒ 5319-0-0 waarvan echter, voor als nog, het eene jaar meer, het andere minder, eene zekere fomme befteed word, om de opkomende aanwasfen te bepooten, en tot vruchtdragende Ryswaarden te maaken. —- Maar behalven het bovengemelde zo nuttig en heilzaam gevolg der doorfnyding van den Bylandfchen waard, ten aanzien van de voor deeze Provincie allernoodzaaklykfte herdyking van Herwen; zo is dezelve nog daarenboven niet M a min  C 4» ) ra/'n nuttig en noodzaaklyk geweest voor het redres van het Rivier-vak beneden deeze doorfnydicg, waarvan wederom de goede gefteldheid der monden van Nederwhaal en Pannerd. Kanaal eenig en alleen afhangt. Dit zal ten klaarften aan U Edele Groot Mog. confteeren, wanneer Hoogstdezelven de hier vooren geallegeerde Kaart (2.13) van den Bylandfchen waard en loop der Rivier, zo als dezelve zich in 1771 bevond, gelieven intezien: U Edele Groot Mog. zullen als d:in , zonder breedvoerige verklaaring, met een opfla* van het oog ontwaar worden, in welkeen' reddeloozen ftaat zich dat Riviervak ter dier tyd bevond, zynde hetzelve in de daarop.gevolgde 4 h 5 jaareft nog merkelyk verflimmerd, terwyl het Bylandfche Kanaal nog niet vermogend genoeg was, de bedoelde uitwerking te prcesteeren. — De Rivier naamlyk, komende uit de kromte van Herwen, viel met onverdeelde kracht regelrecht op den Millingrchen Oever, en gaf denzelven eene hol infpringende gedaante, terwyl, volgens de bekende Natuurwet, de tegen overliggende Oever van de Kief- en Pannerd. waarden, boe langs hoe meer uitfpringende gemaakt wierd. Deeze wanftallige loop der Riviere (waarvan nogtans eertyds ééne der ge'mtresleerde Provinciën het behoud ende verbetering van het Pannerdenfche Kanaal verwachtte) had natuurlyker wyze tengevolge, niet alken dat aan den eenen kant de ftroom, hoe langs hoe meer, van den mond des Pannerdenfchen Kanaals verwyderde, en aan den anderen kant tevens het totaal bederf van den Nederwhaal-mond dreigde; maar ook dat de Zanden uit het MiilingfcheSchaar in den Nederwhaal-mond achter den uitfpringenden zuidelyken hoek eene fchuilplaats vindende, aldaar eene in meer dan één opzigt verderfiyke Zandplaat formeerden; terwyl daar en tegen de zanden uit het Herwenfche Schaar de Pannerdenfche Grindplaat deeden aangroeyen, en den mond des Pannerdenfchen Kanaals met zo veele plaaten bezetten, dat 'er eindelyk drie voldrekt onvurbaare Geulen, in Rede vanéén geregelden mond, te voorCchyn kwamen; en meer dan waarfchynlyk zou deeze mond thans reeds geheel geflopt, en de Nederwhaal - mond onherftelbaar bedorven zyn, byaldien de zo even befchreven wanftallige loop der Riviere nog verder toegenomen waare. Edoch lints het Bylandfche Kanaal eene vermogende , en de oude Wtfaal langs Herwen eene verlamde Rivier geworden zyn, is de ftaat der zaaken zeer aanmerkelyk van gedaante verandert, gelyk aan U Edele Groot Mog. uit de hier by gevoegde Kaart f LL.) ten klaarften zal gebleeken zyn. De ftroom, iechtftreeks uit het Bylandfche Kanaal komende, heeft derhalven ook eene tegergeftelde uitwerking gehad. — De MiMingfche Oever dus doende ontzet zynde, heeft grootdeels herwonnen, hetgeen dezelve te vooren verlooren had. — Daar eertyds de rechte aanval des ftrooms was, ligt thans een Ryswaard, ftrookende ten naasten by met de Raay- linie des zuidelyken Oevers Van het Bylandfche Kanaal: en deeze Ryswaard of aanwinst extendeert zich onder water reeds tot beneden den Steenoven van de Wed. Donnans, zo als uit de peilingen blykbaar is. Doch vermits het overige gedeelte des Oevers van den zo evengemelden Steenoven, tot beneden het geweezen Schoutshuis, waarfchynlyk verder zoude afgenomen zyn, alvoorens dezelve door de af koomende Zandplaat gedekt konde worden; zo heeft men de voorzorg gebruikt, van dien Oever met een Pakvverk te beveiligen, het geen wederom dit twee- le-  C 49 ) ledig gevolg gehad heeft, eensdeels dat de Oever beneden dit Pakvverk, hoe langs hoe-meer, afbreekt, en anderen deels dat 'er een zeer aanmerkelyke alluvie ontftaat ten westen den Hoofd-Dam A. of Punt van feparatie (zie de Kaart LL.), welk een en ander de gefteldheid van den mond der Nederwhaal, ten aanzien van den af komenden bovenftroom, reeds derwyze verandert heeft, dat de voor de Scheepvaart en Doorneburgfche Dyken zo nadeelige Zandplaat grootdeels opgeruimt is, en men met alle reden verwachten kan, dat de Schepen eerlang ten zuiden van deeze plaat pasfeeren zullen. Aan den anderen kant, dat is, op den rechter Oever der boven- Whaal, heeft de rechtloopende ftroom van het Bylandfche Kanaal die uitwerking gehad, dat de Kief- en Pannerdenfche Waarden van tyd tot tyd afgenomen zyn, terwyl men deeze afneeming door het maaken van ligte Pakwerken op eene geregelde wyze , overeenkomstig met den loop van het Pannerdenfche Kanaal, heeft getracht te bellieren. En op deeze wyze is men eindelyk, het gepaste tydftip waarneemende, in ftaat geweest, dat Punt van feparatie tusfchen Nederwhaal en Pannerdenfche Kanaal te leggen, waar door de afkomende ftroom regtftreeks zo wel door den een', als door den anderen mond ontvangen word, en beiden, zelfs by de laagfte Rivier in deezen Zomer, voor gelaaden Schepen bevaarbaar geweest zyn, gelyk zulks uit de peilingen nader blyken kan. Men voege hier eindelyk by, dat de onvaarbaare en geheel bedorven mond van den Ysfel verhaten, en in deszelfs plaats een nieuwe mond gemaakt is, waar door deeze Rivier, zo als de ondervinding geleerd heeft, by laag Water niet misdeeld, nog by hoog Water overladen word; En als dan meenen wy vryelvk te mogen zeggen, dat met 'er daad beantwoord is aan het groot oogmerk, het geen U Edele Groot Mog by het aangaan der Conventie van den jaare 17/t, zich voor gefield hebben, en dat in het vervolg van tyd altoos aan dit oogmerk beantwoord zal worden, mits men de reeds gemaakte Werken zorgvuldig gaade flaa, en naarmaate der voorvallen.Ie veranderingen (want in groote. Rivieren, van dien aert als de onzen, heeft men dezelven toch altoos te wachten) modificeere, of vermeerdere. Eene zaak nogtans is 'er, dewelke fchoon niet onder de Conventie van den jaare 1771 begreepen, echter zo naauw daar mede verbonden is, dat by aldien daar in niet voorzien worde, deeze alleen te eeniger tyd in ftaat zoude zyn, de beneden liggende gewesten wederom aan het gevaar van Inundatien bloot te Hellen. Wy achten ons derhalven verplicht, dezelve by deeze gelegenheid te brengen ter kennisfe van ü Edele Gioot Mog. — Zy beftaat in de gefteldheid van den beneden-Spykfchen dyk, welke in den jaare 1745, voor rekening der vier belang hebbende Provinciën en Cleeffche Regeering, gelegd is tot herftelling van een doorbraak, voorgevallen in 1740, waar van deeze Provincie meer dan ééns de droevigfte gevolgen ondervonden had. Deeze gefteldheid, fchoon voor als nog niet daadelyk gevaarlyk zynde, is echter van dien aert, dat dezelve binnen weinig jaaren ten uitterfte gevaarlyk worden zal. Want vermits het voorland van dien Dyk, jaar op jaar afneemt, en daar door wederom de tegen overliggende Salmoordfche Zandwel fterk aangroeit; zo is daar uit ligtelyk op te maaken, dat dit Voorland binnen weinig jaaren door de Rivier geheel verzwolgen, en de voorfz. beneden-Spykfche Dyk tot N den  ( 50 ) den gevaarlyken en kostbaarcn ftaat van Schaardyk gebragt zal zyn: zonder thans gewag te maaken van het aanrnerkelyk nadeel, het geen nu reeds door de voorfz. afneeming van den beneden-Spykfchen Oever aan de Rivier in het algemeen, en het Bylandfche Kanaal in het byzonder toegebragc word, en in het vervolg nog verder toegebragr zal worden, by aldien de zaaken in den tegenwoordigen ftaat blyven: gelyk dit een en ander nader geëlucideerd zal Worden, wanneer U Edele Groot Mog. gelieven in te zien eensdeels de Kaart (MM) en anderendeels de zamengevoegde Kaarten van den Boven - Rhyn en Bylandfchen Waard, behoorende refpectivelyk tot de Staats-Refolutien van den 5 November 1772 en 19 April 1771 (gequoteerd 2B en 2BB— Uit deeze Overweeging hebben wy dan ook reeds op de conferentien in den jaare 1777 met Heeren Gecommitteerden van Gdderland gehouden, en vervolgens by alle voorkomende gelegenheden geinfteerd op het formeeren van een generaal Plan tot ontzet van het beneden-Spyk, ten einde hetzelve door de geinteresfeerde Provinciën en Cleeffche Regeering geapprobeerd zynde, te brengen ter deliberatie van U Edele Groot Mogende, en daar op Hoogstderzeiver intentie te verftaan. Dan, fchoon onze herhaalde inftantien het gunftig gevolg hadden , dat op de conferentien van den jaare 1781, zo als wy hier vooren de eer gehad hebben van te berigten, een generaal Plan van ontzet gearrefteerd wierd, hec geen met overleg van die van Cleeve ontworpen en toenmaals op omtrent f4 8ooo- o- o, gefchat was; zo zagen wy ons echter buiten ftaat, hetzelve behoorlyk geapplaneerd, onder het oog van U Edele Groot Mog. te brengen, nademaal de Provinciën Utrecht en Overysfel, onder verfcheiden irrelevante pretexten, weigerden iets tot de kosten, daartoe vereischt wordende, te contribueer en, blykende uit derzelver Misfiven (fub Locis 3 I en 3 K), en Heeren Gecommitteerden van Gelderland op onze gemotiveerde Misfive hier achter gevoegd fub 3. L, waarby wy getracht hebben, welgemelde Heeren Gecommitteerden te overtuigen van de billykheid, om volgens eene nadere te bepaalen proportie te participeeren in de deficieerende quoten der beide zo evengemelde Provinciën, aan ons refcribeerden dat de Heeien Staaten, hunne Principaalen, hoe zeer overtuigd van de noodzaaklykheid om het beneden-Spyk door Kribben te ontzetten, echter in de daartoe noodige kosten niet meer konden dragen, dan hunne gewoone quote: zo als zulks nader blykeu kan uit derzelver Misfive fub Litt. 3. M. Sedert dien tyd, en wel op de laatstgehouden conferentien hebben de Gecommitteerden deezer Provincie, by Heeren Gecommitteerden van Gelderland wederom ten fterkften aangedrongen, dat door de laatstgemelde Provincie eenig gedeelte tot de deficieerende quoten van Ucrecht en Overysfel behoorde gecontribueerd te worden, met dat gevolg, dat welgemelde Heeren Gecommitteerden van Gelderland aangenomen hebben, om by de eerfte bekwaame gelegenheid deeze zaak nader te brengen ter deliberatie van de Heeren Staaten, hunne Principaalen, en zulks aan dezelven favorabel voor te draagen. De zaak dan zo verre gebragt zynde, dat het ons niet onmooglyk voorkomt, dezelve op een' billyken voet te kunnen reguleeren, en het hoognoodig ontzet van het beneden-Spyk te effectueeren, ten einde dus doende in  C 5i ) in tyds alle die nadeelige gevolgen te prtevenieeren, welken wy hier vooren kortelyk aangeroerd hebben, en die daar en boven, uit hoofde van voorgaande voorbeelden, te veel in het oog vallen, dan dat het noodig zyn zoude, U Edele Groot Mo-, daar omtrent voor te lichten; zo nemen wy de vryheid ü Edele Groot Mog. in bedenking te geven, of Hoogstdezelven, uit aanmerking van het gewicht en de dringende noodzaaklykheid der beveiliging van den beueden-Spykfchen Oever, niet zouden kunnen goedvinden, ons by voorraad teaurhorifeeren, om met Heeren Gecommitteerden van Gelderland nader te convenieeren wegens het lasten in de deficieerende quoten der Provinciën Utrecht en Overysfel, betreffende het geprojecteerde generaale Plan tot ontzet van het beneden-Spyk, en dienvolgens deeze zaak op een' billyken voet ten meesten voordeele deezer Provincie te helpen reguleeren; terwyl wy tevens vertrouwen, dat U Edele Groot Mog. onze verrichtingen, zo wel ten aanzien van dit laatsgemelde poincc, als met betrekking tot het redres der bo. ven-Rivieren, uit krachte der Conventie van 1771 ondernomen, wel zullen gelieven te approbeeren: fubmitteerende echter het een en ander aan hethoogwyze goedvinden van U Edele Groot Mog. Waar mede Edele Groot Mogende Heeren, zullen Wy God Almachtig bidden, U Ed. Groot Mog. te willen houden in Zyne heilige protectie. Gefchreeveo in den Haage den 6 September 1784. Onder ftond, U Edele Groot Mog. Dienstwillige, De Gecommitteerde Randen vati de Staaten van Holland en West vriesland. Laager ftond, Ter ordonnantie van dezelven. Was getekent, A. J. Royer* N 2 VIER.  C 52 ) VIERDE RAPPORT, met eenige Bylaagen, raakende de verdere verrichtingen van Gecommitteerde Raaien omtrent het Generaal Redres van den ftaat der Boven-Rivieren, uit krachte der Refolutien van de Staaten van Holland en Westfrieiland, in datis 16 Mey 1771., 5 November 1772,, 11 Augustus 1775. en 11 Augustus 1786. J3y het derde Rapport van Gecommitteerde Raaden, in dato 6 September 1784, betreffende derzelver verrichtingen, omtrent het Generaal Redres van den Staat der Boven-Rivieren, uitvoerig verhandeld zynde, wat tot dien tyd toe, ter bereiking van het groote oogmerk, by de Conventie van den Jaare 1771. bedoeld, te weeten, eensdeels het praevenieeren van Itiundatien en anderendeels de bevordering der Faarbaarheid van gemelde Rivieren, door, en voor rekening der Provinciën Gelderland en Holland en Westfriesland, werkftellig gemaakt is; zo zal men in deezen kortelyk verflag doen van alle die maatregulcn, welken, fints den gemelde Jaare 1784. genomen en ter^iitvoer gebragt zyn, zo ter Voltooijing van de bevóórens aangelegde werken, als tot onderhoud van dezelven, en dus alles ftrekkende ter bereiking van het heilzaame oogmerk, het geen men zich by het aangaan der Conventie in den Jaare 1771. voorgefteld hadde. Om het verband tusfchen de reeds in het werk gefielde maatregulen, van welken by voorgaande Rapporten verflag gedaan is, en dezulken, die in deezen verhandeld zullen worden, aantetoonen, zou men noodwendig in wydloop'ge herhaalingen moeten vervallen: om welken nochtans te vermyden men zich refereeren zal tot het voorfz derde Rapport, waar by [van bladz. 46 tot 49J kortelyk aangetoond word, eensdeels in welk een' verwaarloosden ftaat de Boven-Rivieren vóór den jaare 1771,, zich bevonden, met betrekking tot de ftcaks gemelde gewichtige Belangens deezer Provincie, te weeten, het gevair van Doorbraaken in de beneden-liggende Dyken aan den eenen, en het beneficeeren der Scheepvaart aan den anderen kant: anderendeels, welke aanmerkelyke veranderingen tot verbetering dier Rivieren door de aangelegde Werken, reeds met den voorfchreeven jaare 1784, en dus met 'er daad in een zeer kort tydbeftek (den langduurigen ftaat van verwaarlcozing in aanmerking genomen) te weeg gebragt zyn; des dat geene der Takken by hooge Rivier (buiten Ysdammen) overlaaden, of by laag Water misdeeld was: gelyk men zich ook wyders, ten aanzien van alle de aangelegde Werken, en daar door geëffectueerde veranderingen in het algemeen refereert tot de nauwkeurige Kaart der BovenRivieren van Emmerik tot Arnhem (H. H.) met het daartoe fpecteerende beredeneerde Bericht (3 N.) ■ De uitkomst dus getoond hebbende, dat men zich in de keuze der middelen, ter bereiking van dit zo gewichtig, als uitgeftrekt oogmerk, nietbedroogen had, viel 'er voortaan niet anders te doen, dan de aangelegde Werken te voltQoyen en te conferveeren, of ook , wanneer zich nadeelige veranderiu • gen  C 53 ) gen mogten openbaaren, denzelven in tyds te keer te gaan. - Met dat oogmerk werden 'er, zo als federt de laatfte Jaaren plaats gehad had, tusfchen Gecommitteerden van beide Provinciën, Gelderland en Holland en Westfriesland, op den 3. October x7ïs. en eenige volgende dagen, te Arnhem conferentien gehouden. Op dezelven communiceerden de Gecommitteerden deezer Provincie een uitvoerig rapport wegens den ftaat der Rivieren en Werken, zodanig als zy die by hunne Infpectie bevonden hadden, met by voeging van tenige Confideratien omtrent het geen, naar hunne gedagten, ter verdere bereiking van het groote oogmerk zoude belmoren gedaan te' worden. Vervolgens werd, behalven de noodige reparatie der Werken, na dat die by laage Rivier nader zuulen opgenomen zyn, gerefolveerd, om, tot verbetering van het Rivier-Vak by, en omtrent de monden van Nederwhaal en Pannerdenfche Kabaal, het Bleeswerk aan de Noordzyde van het Bylandfche-Kanaal zo verre benedenwaarts te verlengen, als by nadere Infpectie iiotdig bevonden zoude worden; Den Oever aan den Pannerdenfchen - Waard j>n wiens geregelde gedaante tevens de goede gefteldheid van den nieuwen mond des Pannerdenfchen Kanaals grootelyks afhangt J voor verderen afbreuk, ter lengte van omtrent 130 roeden, te fecureeren; En den Hoofd Dam of het punt vanfiparatie tusfchen Neder-Whaal en Pannerd. Kanaal, by provifie 50 roeden, in eene met den gefecureerden Pannerdenfchen Oever evenvvydige ftrekking, te verlengen. . Wyders door Gecommitteerden van Gelderland eenige bekommering getoond zynde wegens zekere droogte, die zich in den nieuwen mond des Ysfels openbaarde, werd gerefolveerd, om het punt van feparatie aanden LinkerLeidyk, wat meerder Rivierwaarts aittewerken: dit echter alleen tot eene proef, en onder voorwaarde, dat dit verlengde gedeelte wederom geanwreerd zoude worden, ingeval het zelve aan de vaarbaarheid der beneden-Riviere by Malburgen fchadelyk bevonden wierd, terwyl Gecommitteerden van Gelderland bovendien verklaarden, ten allen tyde bereid te zullen zyn, om, des noods, tot verbetering van het laatstgemelde Riviervak te concurreeren' gelyk dit een en ander nader confteeren zal uit het hier achter, (fub. 3. O.) gevoegde Verbaal, door den Secretaris Hoff wegens deeze conferentien ge. houden. In het daaraanvolgende Jaar 1780% en wel op den 22 Augustus en eenige volgende dagen, werd *er wederom tusfchen Gecommitteerden van Gelderland en deeze Provincie geconfereerd, en als toen in de eerste plaats gerefolveerd, om de reparatien der Werken, zo als dezelven by het Rapport van wederzyds Landmeeters waaren voorgeflagen, werkftellig te doen maaken. In de tweede plaats wierd beflooten, dat het Bleeswerk aan Hallerwyde boven het Bylandfche Kanaal met 70 roeden, behalven de koppen ter wederzydevan den Doorbraak van 1784., zoude worden verlengd, gelyk ook het Bleeswerk aan de noordzyde van het gemelde Kanaal, voor zo verre de Linie van Directie kwam te vereifchen; Dat de Pannerdenfche Oever al verder met Ryswerk zoude worden beflagen tot aan hec Werkje by de Schaaps- kooy; Dat, op inftantie der Gelderfche kundigen (terwyl die van Holland verklaarden van de noodzaaklykheid niet overtuigd te zyn) aan de O Mil-  C 54 ) Millingfche zyde by den Steenoven van CJaas Arends, een Krib ter lengte van omtrent 90 roeden gelegd zoude worden, ten einde eene fchadely. ke Geul tusfchen de zich aldaar bevindende Zantplaat en den Oever te pravenieeren; en laatstelyk dat de Westelyke Oever van den Nieuwen- Ysfelmond, voor zo verre die nog ongedekt was, geheel met Ryswerk zoude beflagen worden. Eindelyk werd ook het Plan tot ontzetting van den beneden-Spykfchen-Oever, in verwachting nochtans der approbatie van de Cleeffche Krygs- en Domain Kamer, gearrefteerd, zo als het zelve naderhand is ter uitvoer gebragt, en op de Kaart (H. H.) nauwkeurig aangeweezen word, zynde vervolgens, uit hoefde der wanbetaalingen van de Provinciën Utrecht en Overysfel, ten aanzien van het draagen der kosten weg ns deeze laatstgemelde Werken, geconvenieerd (waartoe de Gecommitteerden deezer Provincie fpeciaal by de Staats Refolutie van den 11 Augustus 1786. waaren gequalificeerd geworden) dat de Provincie van Gelderland, inplaatle van in de 50000 guldens te draagen ƒ 13313-5-10, en Holland in plaatfe van f 36686-14-6"., zo als tot de overige federt 1771. aangelegde Werken refpectivelyk gecontribueerd was, Gelderland als nu tot den aanleg en het onderhoud deezer beneden-ipykfche Werken zoude contribueeren in eene fomnia van 50000 guldens, voor haare quote ƒ 15494—15—, en Holland ƒ 34505-5—, betailende dus Gelderland, boven haare quote en het aandeel in het Overysfelfche, de quote van Utrecht in de wanbetaaling van Overyslel: gelyk dit alles nader kan blyken uit het hier achter (fub. 3. P,) gevoegde verbaal wegens deeze conferentien. De tyds omftandigheden van den jaare 1787 niet toegelaaten hebbende, over het werk der Rivieren te confereeren; zo wierden de onderhandelingen in den volgenden jaare 1788. hervat, en de conferentien tusfchen de Gecommitteerden van beide Provinciën den 10 Jaly te Arnhem begonnen. Het door wederzyds Landmeeters overgeleverde generaale rapport, zo wegens het geen in den voortyd deezes jaars aan de Rivier-werken was verricht, als omtrent de nog te doene reparatien, werd tot een bafis gelegd, en, na discusfie der daar by gemelde po'mcten, goedgevonden de voorgeftelde reparatien te doen werkftellig maaken: wyders gearrefteerd, dat het beflaan van den Pannerdenfchen-Oever zoude worden voltooid; — dat, om de verdieping van den nieuwen mond des Pannerdenfchen Kanaals te verhaasten, de lange Krib binnen denzelven, met 50 roeden verlengd en verhoogd, een Leidam op den rechter Oever, ter lengte van 71 roeden gelegd, en verders die Werken gemaakt zouden worden, welken op de bovengemelde Kaart aangeweezen, en by het daar toe fpecteerende Bericht (bhdz. ) nader gedetailleerd zyn. — Laatstelyk werd door gecommitteerden deezer Provincie eene aantekening ten verbaale geinfereerd, raakende de reflexie van Gecommitteerden wegens Gelderland, op de conferentien van 1786 voorgedraagen, waarby dezelven fustineerden, dat de fchadelyke uitwerking van den verhoogden Miliingfchen Zomerdam, in alle gevallen, geen object van deliberatien , voor deeze Commisfie konde uitleveren: blykende dit een en ander in het breede by het hier achter (fub. 3. Qp gevoegde verbaal, wegens deeze conferentien door den Secretaris Hoff gehouden. Op  < 55 ) Op de Conferentien tusfchen de Gecommitteerden van belde Provinciën In October 1789 te Arnhem gehouden, werden, vermits het overlyden van den Admimftrateur van Hamel, de Rekeningen der Kasfen, raakende de twee, dne en vier Provinciën opgenomen; zynde tot de laatstgemelde afrekeningen tevens gecompareerd eenige Gecommitteerden wegens het Sticht van Utrecht, en daarvan een afzonderlyk verbaal geformeerd. — Tusfchen eerstgem. Gecomm.tteerden van Gelderland en Holland kon wegens de reparatie der werkennietsvas^ toegelaaten had dezelve behoorlyk opteneemen. Men befioot alleenlyk, om den zuidelyken Oever van het Bylandfche Kanaal, voor zo verre die reeds tot in de Linie van Directie ingebroken was, ter lengte van 8, roeden, en den noordelyken Oever ter lengte van 42 roeden, by bekwaame watershoogte met Ryswerk te doen dekken; den Pannerdenfchen-Oever, wegens de voorgevallen-veranderingen, meteen Bleeslaagte beflaan, en langs de lange krib in den nieuwen mond van het Pannerdenfche Kanaal, een Bleeslaag te leggen ter lengte van 90 roeden: blykende het een en ander nader uit bet Verbaal deezer Conferentien, hier achter gevoegd fub 3. R. 1 Loco. - De reparatien in het Supplement tot het generaal Rapport der Landmeeters, (hier achter te vinden 3. R. 2. Loco) vermeld, werden naderhand, by onderlinge Correspontie tusfchen Gecommitteerden van beide Provinciën goedgevonden, en derzelver Executie by bekwaame Riviershoogte geordonneerd. Op de Conferentien, we'ken in het daaraanvolgende jaar 1790 den 22 July en eenige volgende dagen tusfchen Gecommitteerden van beide Provinciën gehouden wierden, weid door Gecommitteerden deezer Provincie, als daar toe ipeciaal by refolutie van Gecommitteerde Raaden in dato 10 July daar bevóórens geqoah&eerd, aan Gecommitteerden van Gelderland gecommuniceerd de hier achter (fub 3. S. 1. 2. Loco) gevoegde memorie van den InfpecteurGeneraal Brunings, met het daar toe fpecteerende Verbaal van Proeven wegens de gemiddelde fnelheid in de verfcheiden Riviertakken, by laags Riviershoogte. — Na de aanmerkelyke veranderingen, welken fints de laatfte jaaren, op deeze Rivieren, ter bereiking van het opgemelde tweeledige oogmerk' gemaakt waaren, en voornaamlyk na dat men aan het Pannerdenfche Kanaal in in 1781 een' nieuwen mondgegeeven, en daar door tevens eene zeer gewicht.ge verbetering in den Neder-Whaal-mond (te weeten deszelfs betere directie, ten aanzien van den af komenden Boven-Aroom, en de opruiming van de, in meer dan één opzicht fchadelyke Zandplaat binnen denzelven ) te weeg gebragt bad, was het niet alleen mooglyk, dat 'er eenige verandering in de onderhnge proportie der Rivier- Takken voorgevallen waare; maar men kon ook hgtelyk vermoeden, dat van Gelderfche zyde deswegens bedenkingen gemoveerd zouden worden; gelyk dan reeds zedert i?86 over de verfchillen der Peilen te Nymegen en Arnhem geklaagd, en zulks, als een onfeilbaar bewys der onevenredige verdeeling van het Water in beide Takken, door den Gelderfchen Landmeeter W. Beyerinck aangemerkt was. Daar echter uit deeze verfchillende Peilen geen befli fend gevolg, ten aanzien der meer of min geevenredigde Waters-verdeeling, kan getrokken worden, maar zulks alleen Mykbaar.is uit de waare bepaaling der Capaciteiten van de Rivier- monden5 O2 zo  ( 56 ) zo was 'er niets noodzaaklyker, om dit groote Problema, wegens de proportie der Rivier - Takken, optelosfen, dan een op Wis- en Natuurkunde fteune id werktuig, waar mede de fnelheden van ftroomend Water op allerleïe diepten getneeten, en mitsdien de gemiddelde fnelheid, als het voornaame Element ter bepaalinge van de quantiteit Waters of Capaciteit, opgemaakt konde worden. De Infpecteur - Generaal hier in naar wensch gedaagd zynde, in zo verre dat zyn arbeid by de Holl. Maatfchappye der Wetenfchapperi bekroond wierd, oordeelden Gecommitteerde Raaden noodzaaklyk, alf* het zelve aan Gecommitteerden van Gelderland , gelyk hier boven gemeld is, te moeten communiceeren, edoch met geen ander gevolg, dan dar dezelve voor deeze Communicatie heuschlyk bedankten: gelyk ook het in 1792 gecommuniceerde tweede Verbaal der Proeven, by midddbaare Riviershoogte genomen (hier achter gevoegd fub 3. S. 3. Loco) geen ander gevolg gehad heeft. Voorts wierd op de voorfz. Conferentien van 1790 door Gecommitteerden van Gelderland gecommuniceerd eene by hun ontvangen Misfive van Gecommitteerden van Overysfel, waar by dezelven weigeren hunne nog openftaande quotes, raakende de Spykfche Bleeswerken , te fourneeren: waarop eene beredeneerde refcriptie, ten betooge der onrechtmaatigheid van deeze handelwyze, gearrefteerd wierd, zodanig als dezelve geinfereerd is, in het Verbaal deezer Conferentien, hier achter onder de Bylaagen fub 3. T. te vinden. Wyders werd gerefolveerd, de reparatien by het generaal rapport der Landmeeters voorgeflagen, werkftellig te doen maaken. — Ook werd het door de Kundigen geformeerde plan om den Ouden Rhynmond (wiens gedeeltelyke affluiting, ingevolgen de Conventie van 177 *> zeer kostbaar, en wiens invloed by hooge Rivier, ondanks de beteugeling, nog fchadelyk bevonden was) door een' aarden Overlaat ter hoogte van het naastgelegen Maaiveld, aftedamtnen, by Misfive aan de Cleeffche Regeering gecommuniceerd. Naderhand, ie weeten den 30. November 1790. communiceerden Gecommitteerden van Gelderland Copie van het Verbaal wegens de tusfchen hun en de Gedeputeerden van de Cleeffche Krygs- en Domain-Kamer gehouden Conferentien, mitsgaders Copie van eene aan de laatstgemelde gefthreeven Misfive wegens den gevorderden hoogen prys voor het door Cleef gekeverde hout, het een en ander hier achter onder de Bylaagen fub 3. U. 1. en a. Locis te vinden. By deeze Conferentien werd van Cleeffche zyde geproponeerd, eensdeels eene verandering in hunne Quote tot het onderhoud der werken aan het Beneden - Spyk; en anderendeels een' byflag tot de aanteleggen werken ter dekking van den Zuidelyken Oever fchuins tegen over Emmerik, welke tweeledige propofitie door Gecommitteerden van Gelderland ad referendum genomen wierd: terwyl die van Cleef tevens te kennen gaven, dat de Duffelt - Schouw, zo min als zy zeiven, de geprojecteerde afftuiting van den ouden Rhyn ■ mond begunftigden. Op de Conferentien in het volgende Jaar 1791 den 9 Auguftus et feqq, tusfchen Gecommitteerden van Gelderland en deeze Provincie gehouden, werden, conform het overgeleveide generaale Rapport der Landmeeters, de daarby voorgeflaagen Reparatien aan de onderfcheiden Rivier- werken goed- ge-  C 5? ) gekeurd en gearrefteerd: gelyk ook mede eedrr^a^A • , « ^ Cleeffche Regeering wegens m!^^^^ ^f* als mede om nader aantegen op de *ZJttT^*?** nng van den ouden R^mond: 'zo U^Xt.fuXS^ gevoegde Verbaal deezer Conferentien, gequoteerd 3 V De doorgaar-d, hoogte der Rivieren in i7p2. niet gedoogd hebbende dat de gemeenfehappelyke Rivier-we,ken behoor.yk opgenomen tierden zo wop de Conferentien^ m deezen Jaare den H. July en volgende dagen ,u*fchen wederzyds Gecommitteerden te Arnhem gehouden, alléén geëxamineerd het door de Landmeeters overgeleverde generuale Rapport, behJzende verflag wegens he geen, ingevolgen het gerefolveerde op de laatst voorgaande ConfV rentten, al, of met had kunnen ter uitvoer gebragt worden, benevens eene opgaat van de daar aan geïnundeerde kosten. Naderhand door gem. Landmeeters een Supplement tot het voorfz Rapport, in dato . 5 December 1792 overgeleverd zynde, verklaarden Gecommitteerden van Gelderland, by Misfive van 18 December daaraanvolgende, zich met de daar by voorgeflaagen Reparatien te conformeeren, tevens proponeerende om op verfcheiden plaatzen van de Rivieren Peilpaalen te doen ftellen, ten einde dusdoende de oorzaaken der verfclul en van de peilen te Nymeegen en Arnhem natefpooren. — Gecmiimtceerde kaaden'rescribeerden hier op den 8 January ,793 , dat-zy zich insgelyks met de voorgeflaagen Reparatien conformeeren konden, edoch propo- E-STN °m deADiSCUSfien °ver de oorzaaken der verfcMllL Van laatstgemelde peuen uitteftellen tot de als toen aanftaande Conferentien, tervr>l zy niettemin wel mogten lyden , dat de bedoelde Peilpaalen gefteli wierden onder herinnering nochtans, dat zodanige Waarneemhuen niets bewyzen Konden ten aanzien der vermogens van de Rivier - Takken: — zynde alle neeze tor elkander' betrekkelyke Rokken hier achter onder de Bylaagen sevoegd fub 3. W. r-4 Locis. " 8 * ln den jaare r793 den H July en eenige volgende dagen wederom tusfchen Gecommitteerden van beide Provinciën te Arnhem geconfereerd zynde weri alstoen overeenkomstig het generaal rapport van wederzydfche Landmeeters gerefdveerd, de daarby voorgeflagen reparatien aan de onderfcheiden Rivierwerken werkftellig te doen maaken, en wyders de Landmeeters gelast, om een Plan overteleeveren, hoe de oude Rhynmond afgeflooten, en niettemin de achtergelegen Cleeffche Landen gebeneficeerd zouden kunnen worden, zynde tevens eene Misfive aan de Cleeffche Regeering gearrefteerd, waar by op de bevoorens geprojecteerde affluiting van voorfz. Mond, mitsgaders op de Amoae van zekere Dwarsdammen, ren noordwesten van denzelven federt de laatste jaaren buiten kennisgeeving gelegd, word ge'infteerd. Voorts ter Vergadering geleezen zynde het hier agter t fub. 3. X. 2 L.) gevoegde Plan door de wederzydfche Landmeeters geformeerd, wegens het ftellen van Peilpaalen op de Whaal, Boven- en Neder-Rhyn, Lek en Ysfel, hebben Gecommitteerden deezer Provincie doen voorleezen en ten verbaale mfereeren eene uitvoerige Memorie van den Infpecteur Generaal, behelzende eensdeels Aanmerkingen omtrent de geobferveerde verfchillen der Peilpaalen te Nymeegen en Arnhem; en anderendeels een zaaklyk Betoog van het geen «verewcht worde, pm de vermogens der Rivkr-Takke» met Phyiifche zekerneid te bepaalen: waar uit vervolgens eenige propofitien afgeleid zynde, heb- ^ ben  ( 53 > ben Gecommitteerden van Gelderland aangenomen, zich by nadere gelegenheid daarover te zullen verklaaren, zynde dien onverminderd hec voorfz. Plan (reapprobeerd, en het ftellen der Peilpaalen gerefolveerd, mies alvóórens de onderlinge Relatie deezer Paaien door nauwkeurige waterpasfmg onderzocht worde: gelyk dit een en ander nader confteeren zal uk het hiernevens (fub. -5. X. f. L. gevoegde verbaal, wegens deeze conferentien door den Secretaris Hoff gehouden. En vermits de tyds omftandigheden in den jaare 1794 niet toegelaaten hebben, over den ftaat der Rivieren te confereeren , veelmin in den Herfst deszelven jaars de noodige reparatien aan de Werken te doen; zo acht men hier mede aan het oogmerk van dit vierde rapport te hebben voldaan. C. BRUNINGS. Zwaanenburg ï April 1795*  C 59 ) A. Edele Mogende Heeren, TT ^wer Edele Mog. Misfive van den 23 Mey laatstleden, tot Bylaagea hebbende het Extract; der Refolutie door de Heeren Staaten van Gelderland op den 24 April daar bevoorens nopens het geconvenieerde tot verbetering van den Maat der Rivieren genomen, gelyk ook eene Concept* Aéïe van Ratificatie en Misfive aan de Pruisfifche Gedeputeerden, is ons ter zyner tyd wel geworden. Met genoegen hebben wy uit de gemelde Refolutie der Heeren Staaten van Gelderland gezien, dat dezelven, zo wel als de Heeren Staaten onze Principaalen geaggreëert en goedgekeurt hebben, al het geen door U Edele Mog. op de laatstgehouden Conferentie met de Gecommitteerden deezer Provincie cn de Pruisfifche Gedeputeerden, tot redres van den vervallen ftaat der Rivieren, is geconcerteert en geconvenieert geworden; dus deeze lang gewenschte zaak haar volkomen beflag zal hebben, zo ras de Ratificatie van zyne Majefteit den Koning van Pruisfen ingekomen zal zyn. Ten dien einde zyn wy mede met U Ed. Mog. van gedachten, dat de opgemclde Concept-Misfive aan de Pruisfifche Gedeputeerden uit naam van U Edele Mogende en ons ten fpoedigften diende afgezonden te worden, waar toe wy U Edele Mogende dezelve hier nevens getekent, te rug zenden. Gelyk ons ook wyders de toegezonden Concept- Adc van Ratificatie, als in allen opzigte aan het oogmerk voldoende voorkomt, kunnende dezelve vervolgens, na ingekomen Refcriptie van de Pruisfifche Gedeputeerden, zodanig gelegalifeert en in dier voegen uirgewisfelt"worden, als U Edele Mogende en welgemelde Piuisfilche Gedeputeerden hec zelve gevoeglykst oordeelen zullen. Belangende Uwer Edele Mogende Propofitic, cm de jaarivkfche Vifitatie en Peiling, niet alleen tot den Mond van de Nederwhaal en Pannerdenfche Kanaal, maar ook tot den Mond van den Ysfel en den Nederrhyn aldaar, te extendeeren; zo kunnen wy ons daar mede zeer wel conformeeren, vertrouwende, dat de Heeren Staaten deezer Provincie geene zwaarigheid zullen maaken, zulks mede te agreëeren, cn te- mogen lyden, dat de voorfz: Ysfelmond en Nederrhyn aldaar jaarlyks door de rerpe&ive Kundjgen der beide Geïn teresfeer de Provinciën werden gevificeert en gepei/c, en dat van derzelver bevinding dien aangaande, zo wel als van de Monden der Nederwhaal en Pannerdenfche Kanaal, rapport gedaan worde. Voor het overige meenen wy, omtrent het geen U Edele Mog. by het Hot van derzelver Misfive goedgevonden hebben, aangaande de refpeétive Quoten der Provinciën Gelderland en Holland te remarquecren, in geene discusfie te moeten treeden, nadien toch de Heeren Staaten deezer Provincie reeds deontwyffelbaarfte blyften van toegeevenheid getoond, en den last op zich genomen hebben, om de deficieerende Quote van de Provincie van P 2 Ut~  C 60 ) Utrecht te fourneeten. Allesnlyk kunnen wy met nalaaten in het voorby gaan, en tevens tot juftificatie van het geen bevoorens nopens dit onderwerp van deeze zyde is geavanceert geworden, aan te merken, dat U Ed. Mogende de Quoten, welke deGeïnterefeerde Provinciën, volgens Conventie in het Werk der Rivieren, gehouden zyn te draagen, in de daad te onrecht relatief maaken, en vergelyken by de refpective Quoten der Unie. Immers al het geen de geinteresfeerde Provinciën tot dus verre omtrent het werk der Rivieren gedaan, en de Quoten, die dezelve refpectivelyk gefourneert hebben, of hadden behooren ce fourneeren, is eem'g en alleen op eenefpeciale Conventie tusfchen dezelven aangegaan, gefundeert, en heeft derhalven geene de minste betrekking tot de Unie, zo min als de repartitie by dezelve Conventie geftipuleert, eenigszins vergeleken of beoordeeld kan worden, naar de huishouding, welke by de Unie plaats heeft, waar toe alle de Provinciën concurreeren. Het doet derhalven niets ter zaake, hoe veel eene Provincie in de kosten der Rivieren, naar de orde der Unie zoude gedraagen hebben, wanneer tot dat einde, gelyk eertyds, petitiën gedaan wierden. De Provinciën, by den welftand der Rivieren geinteresfeerd, hebben fïnts dien tyd, deeze zaak byzonder tot de haare gemaakt; zy hei-ben zich ten dien einde by eene Conventie (welke de eenigfte rigtfhoer in deezen is)' verbonden , en deeze Provintie is toenmaals, hoewel niet zonder moeite, gedisponeert en geperfuadeert geworden, zich met eene Quote te belasten, welke men ten aanzien der Contrahenten alleszins als buiten gewoon moet aanmerken. Maar des te vreemder moet het voorkomen, dat ook die zelfde Provincie nog daarenboven genoodzaakt word, zich alléén te chargeeren met de deficieerende Quota eener andere Provincie, dewelke kan goedvinden zich aan de verpligtingen , anderszins uit de gemaakte Conventie proflueerende, te onttrekken. Wy hebben gemeend deeze kleine digresfie te moeten maaken, met geen ander oogmerk, dan alleen om U Ed. Mog. gelegenheid te geeven, van by nadere overweeging te billyken, het geen de Heeren Staaten deezer Provincie by derzelver jongfte Misfive aan de Heeren Staaten van Gelderland aangaande dit onderwerp gefchreeven hebben, en dus om de Contributie, waar mede deeze Provincie zich thans ter zaake voorfz belast heeft, uit het waare gezichtpunt en zodanig te befchouwen, als dezelve by een ieder aangemerkt moet worden. Waar mede, &c. Wel*  ( 6i ^ B. Wel-Edele Gefit enge Heer, MYN HEER, In gevolge U Wel-Edele bevelen van dato » Juny 1771, heb ik, neevens den Landmeeter Klaas Vis, cn den Heer G. F. van Hugenpoth bevonden, ter plaatfe alwaar de Zomerdam tot dekking van Herwen zoude worden geJegt, dat dezelve vooreen groot gedeelte op de hoogte van omtrent 16 voet Arnhemfche Peil was gelegt, en dat nog werkelyk met verfcheide Manfchap, Paarden en Karren daar aan doende waaren. Om zo veel het moogelyk aan de bevelen te voldoen, en een Ciering van kosten tot de gemelde Dam op te maaken, vonden wy raadzaam de geheele lengte van dezelve te meeten en waterpasfen, welke lengte, beginnende van deKrmsdyk, en fluitende aan de oude Bandyk van Herwen, lang in het geheel 566 roeden, onder deeze lengte bevind zich een gedeelte van den ouden /.omerdam lang 159 roeden , die op veele plaatfen te laag, en door het laatfte nooge Water tot op het Maaivelt is afgeflaagen. ^ De te maaken Dam, na aftrek van het gemelde oude Eind, is volgens meeting 407 roeden, welke hoogte, om eenigzints het capitaale Werk wegens het Bedyfeen van Herwen te conferveeren, tot 18 voeten Arnhemfche Peil geftelt, komende na genoeg 5§ voet boven het gemiddelde Maaiveld, onder breed 23 en op de Kruin 3 voet, uicmaakende in ieder roede 5rz Schagt, in de 407 roeden langte, 2270 Schagt, weegens het oude Eynd-Dams zoude men van gedagten zyn, dat met dezelve Specie tot de voornoemde hoogte zoude konnen worden gebragt, cn dus omtrent 8lg Schagt per roede zoude aangaan, lang 159 roeden, ukmaakende 44a Schagt, en dus in het geheel 2718 Schagten Aarde, welke gecalculeert hebben, en van wegens het wegruimen van het Zand waar op de Dam gelegt word , tegens 30 Huivers per Schagt, ukmaakende zoo van de nieuwe als te repareeren Dam de forama V3n * * • I/40771 of o wegens het dagelyks opzicht 5 3 0j Q (ƒ4437) cj o Wordende voor het beftier van de Heer G. F. van Hugenpoth niets geftelt, als laatende zulks over aan haar Edele Groot Mog. , in verwachting dat haar Edele Groot Mog. hoe eerder te beter, dezelve zullen gelieven te doen weeten, of met het Werk temoogen laaten voortgaan, dewyl doorgaande nog omtrent 2 voeten in hoogte moet worden aar.gebragt. Q Ho  ( 62 ) Hopende hier mede aan de veel geëerde beveelen van U Wel-Edele Geftrenge voldaan te hebben, die blyve Wel-Edele Gejirengs Heer, Mtn Heer. (Onder ftond,) Herwen , U Wel- Edele Geftrenge onder¬ den 5 Juny 1771. danigen Dienaar. ( Was geteekent, ) Fredrik Beyerinck. Het Opfchrift was Wel-Edele Geftrenge Heer, den Heer Mr. H. W. Brantfen, Raad-Secremis der Stad Arnhem, enz. enz. enz. Te drnhem. Edele  C 63 ) c. Edele Mogende Heeren! I~Ict was ons aangenaam uit Uwer Edele Mogende Misfive van den 25 Mey laatstleden te verneemen, dat U Edele Mog. omtrent de pro Memoria van den Grave van Byland, raakende zyne pretenfie tot fchadeloosHelling wegens de geprojecteerde doorgraving van den Bylandfchen Waard, met ons van dezelfde gedagten zyn : en dat U Edele Mog. zich wyders conformeerende met de confideratien en het advis van den Infpefteur Generaal Brunings, dewelke wy de eer gehad hebben U Edele Mog. by onze voorgaande Misfive, deze zaak betreffende, toe te zenden, meenen, dat deze confideratien, in eene andere form gefchikt, by wyze van geneiaale Remarques, dienende tot wederlegging der redenen, in de opgemelde pro Memoria geallegeert, aan de Pruisfifche Gedeputeerden behoorden gecomnnmiceert te worden, met en benevens een Affchrift van de voorfebreeven pro Memoria, dewelke U Edele Mog. niet zonder reden onderRellen tot nog toe geen object der deliberatie van welgemelde Gedeputeer. den geweest te zyn. Om derhalven aan de intentie en begeerte van U Edele Mog. te voldoen , hebben wy de voorfchreeven confideratien door den Infpecteur Generaal zodanig doen veranderen , als U Edele Mog. die hier nevens ontvangen» verzoekende dezelven nogmaals te willen examineeren, en by aldien daar omtrent eenige nadere Remarques by U Edele Mog. mogten vallen, die alsdan aan ons te willen communiceeren, ten einde vervolgens de gemelde confideratien dus geëmundeert, uit naam der Gecommitteerden van beide Provinciën aan de Pruisische Gedeputeerden gecommuniceert zouden kunnen worden. Omtrent de Tauxatie der te vergraaven Landen, weike U Edele Mog. dooi Schout en Buurmeesteren van Herwen, Aart en Millingen, hebben laaten doen, en waar van U Edele Mog. vervolgens de goedheid gehad hebben , ons by derzelver Misfive van den 7 deezer, een Affchrift toe te zenden, hadden wy wel gewenscht, tevens de confiderat:en van U Edele Mog. daar by te mogen verneemen. Dan , daar laatende in hoe verre de gemelde Tauxade met de intrinfique waarde der Landen over een kome, meenen wy alleen U Edele Mog. in bedenking te moeten geeven, of dezelve niet in allen gevalle zal dienen gefecreteext te worden, ter tyde en wylen men by bevinding weeten zal, tot hoe verre men met den Grave van Byland wegens deze zaak zal kunnen convenieeren, of welke fentimenten de Pruisfifche Gedeputeerden daar omtrent voeden. En nadien uit de Refèriptie der Heeren Pruisfifche Gedeputeerden in dato den 12 dezer, dewelke U Edele Mog. ons by derzelver laatfte Misfive van den 15 daar aan volgende toegezonden hebben, niet alleen blykt, dat zyne Majefteit de Koning van Pruisfen het verhandelde wegens het Werk der Rivieren op de laatfte Conferentie geapprobeert heeft, maar ook dat welgemelde Heeren Gedeputeerden fchynen eene nadere Conferentie te requiem 2 ree-  ( *4 } reeren; zo meenen wy dat de opgemeUe zsak, raakeirde de prerenfie van den Grave van Byland, alsdan gevoeglykst zal kunnen verhandeld en afgedaan worden. Wy meenen insgelyks, dac op zodanige Confeientie de wederzydfche Ratificatien zal en kunnen uitgewisfelt worden , na alvoorens onderling met de Pruis/Ifche Gedeputeerden over de form , hoe zulks te doen, geconvenieert te hebben, en eindelyk oordeelsn wy dat op deze!ve Conferentien, het zy gezamentlyk met de Pruisfifche Gedeputeerden of onderling, voor zo verre deze Provintien betreft, de beste fchikkingen en maatregulen zullen kunnen genomen worden, om het zy geheel, of gedeeltelyk, nóg in dezen jaare ter executie te leggen het geen op de laatstgehouden Conferentien te Arnhem tot redres van de Rivieren is geconcerteert geworden. Hier om zouden wy van gedagten zyn, dat zodanige Conferentien hoe eerder hoe beter dienden gehouden te worden, proponeerende derhalven aan U Ed. Mog. om met meergemelde Pruisfifche Heeren Gedeputeerden, indien mooglyk, zodanige fchikkingen te maaken, dat de dag der byeenkomst te Arnhem gefield wierd op den deezer maand, ten einde 's daags daar aan volgende de Conferentien een*aanvang te doen neemen, nadien wy anderszins om verfchcUen redenen geen anderen tyd daar toe zonden kunnen despicieeren, immers niet zofpoedig als vereischt zal worden: waar op wy vervolgens Uwer Edele Mog. Refcriptie ten fpoedigfteu verwachten. Laatftelyk moeten wy U Edele Mog. nog kortelyk ten aanzien van den Zomerdam by Herwen, door G. F. van Hugenpoth geprojecteert, refcribeeren, dat wy, inhxreerende onze laatfte Misfive over die materie aan U Edele Mog. afgezonden, het maaken van den gemelde Dam, tot zodanige hoogte en op alzulke wyze als de Landmeeter Beyerinck by deszelfs Misfive aan den Heer Secretaris Brantfen ter neder gefield, en op eene fomme van ƒ 4437- o- o, het opzicht daar onder begreepen, geciert heeft, ons zullen laaten welgevallen, in gevalle, naamlyk, U Edele Mog. zulks mede aggreëren, waar omtrent wy by derzelver Misfive niet zyn geinformeert geworden. Voorts meenen wy (al mede om dezelfde reden , waarom men tot den bovengemelden Zomerdam koomen zal) dat insgelyks de geprojecteerde toedyking van de Gaten in den Kruisdyk hoe eerder hoe beter, doch het een en ander onder het opzicht van dezelfde kundige en vertrouwde Perzoon behoorde te gefchieden, terwyl wy nogtans U Edele Mogende in confideratie geeven, of het niet best zoude zyn, dat zodanige Toedyking door U Edele Mog. opentlyk wierd aanhefteed, vermits dit Werk niet als een provifioneel Werk kan aangemerkt worden , maar met de daad tot de generaale Herdyking van Herwen behoort. Waar mede, Edele Mogende Heeren, zullen wy, &C, Den 19 Juny 1771. De Commisfaris, dcc. De Gecommitteerde Raaden.  < 65 ) D. Verbaal van het gebefoigneerde in êene Conferentie tusfchen de Heeren Gecommitteerden van de Provincie van Gelderland en van de Provincie van Holland en Wsstvriesland ter eenre, en de Heeren Gedeputeerden van zyn Koninglyke M,ajefleU in Pruisfen, ter andere zyde, by continuatie, over het Werk der Rivieren op den i Julius 17T^ > en eenige volgende dagen, binnen de Stad van Arnhem gehouden. PRESENTEN. Uit Gelderland. en De Heeren, Pauw. Aroptman Balveren, nevens Rouwenoort tot den Ulenpas. Brunings, Infpecteur Generaal der Cappelle tot Dort. Rivieren. Landdrost Schimmelpentiinck van der Oyey tot beide Pollen. Voorts de Heeren Pruis- Gdtfttin tot Grunsfoort, en Va- sische Ge dep uteerdens. nenburg. neevens I rye Geheime Regeeringsrzad GrotDe Secxetarisfen / man. In de Be touw, Geheime Krygsraad , Bilgen. Toewater De Krygs- en Domainraad Heim- en burger, Brantfen. Dc Capitein Ingenieur van Schö- Uit Holland. [er. De Heeren, Bcneevens den Kamer Secretaris Van Bcetfelaar , Heer van Nieveen. [ Zeunert. Maandag den i July 1771. D e refpective Leden in deeze gemeld, gister avond, zynde den dag onderling daar toe bepaald, binnen de Stad van Arnhem gekoomen, en huiden te faamen vergadert weezende; heeft Walraven van Balveren, Amptman, Rigter en Dykgraaf des Ampts van tusfchen Maas en Waal, welgemelde Leden voor derzelver tydelyke en goedwillige Comparitie bedankt, en verders voorgedraagen: Dat de voornoemde Leden zich in het generaal nog zoude kunnen remeraoreeren, het geen in de laatfte byeenkomst op den 10 April deezes jaars, en eenige volgende daagen, omtrent het Werk der Rivieren alhier; was verhandeld, en in het particulier, dat de doenmaals beraamde Poincten ten wederzyden waaren overgenoomen, om, daar van refpectivelyk R aan  ( 66 ) aan haare hooge Principaalen Rapport te doen, en derzelver goedvinden in te neemen. Dat lèedert die tyd eerst door de Heeren Gecommitteerdens van de Provinciën van Gelderland, en van Holland en Westvriesland, by eene Misfive van den 3 des afgeloopene maand Junius aan de Heeren Pruisfifche Gedeputeerdens was communicatie gegeeven, dat de Heeren Staaten van haare Pro' vincien de geaccordeerde Poincten zich hadden laaten welgevallen, en gcapprobeert. Dat kort daar na meede was ingekoomen, eene Misfive van de Heeren Pruisfifche Gedeputeerdens van den 12. deszelven maands, houdende, dat insgelyks zyner Koninglyke Majefteits Approbatie hadden ontfangen, mee byvoeginge dat 'er thans geen verhindering meer fcheen te weezen, om, de voorfz. Poincten ten fpoedigfte ter uitvoering te konnen brengen, teffens verzoekende dat alnu door de Gecommitteerdens der twee Provinciën de zaaken zoodanig mogten worden gedirigeert, dat, vermits het Jaargety al redelyk was geavanceert, met het aanleggen van de Herwenfche Dyk, zoo ras moogelyk, een aanvang mogt worden gemaakt, terwyl welgemelde Gedeputeerdens te gelyk declareerden, dal weegens het fluiten vaneen formeele Conventie meede waare geïnltrueert, en dat overzulks de Verklaaringe van de Gecommitteerdens der twee Provinciën zouden afwagten, hoe, en wanneer het aan haar zoude convenieeren, daar over nader te confereeren. Dat ten gevolgen van dien by Misfive van de Gedeputeerden der voorfz Provinciën van den 20 Juny, om de expeditie van dit Werk, voor zoveel haar aanging, insgelyks te bevord2ren, aan de Pruislifch» Gedeputeerden was voorgeflagen, om zig op den 30 Juny binnen de Stad van Arnhem te laaten vinden, en daags daar aan een begin der Befoignes te maaken, doch dat dien onvermfnderc by de voorfz. Msfïve nog was ge voegt, het Affchrift van een 'pro Memoria door den Heer Grave van Byland, wegens het dedomagement, ter zaake een gedeelte van den Bylandfehcnwaard , tot het doen van de project doorfnyding aldaar moest worden gcoccupeert, geformeert, met en nevens de remarques, die by de Gecommitteerden der twee Provinciën op dien extravagante eisch waren gevallen. Dat de Heeren Pruisfifche Gedeputeerden by derzelver Referiptie vaa den 25 Juny die geproponeerde tyd, en plaatfe tot het reëntameeren der Befoignes hadden .geaggreëert, en voorts daar by gemeld, dat de voorfz, Remarques aan opgemelde Grave vanByland hadden gecommuniceert, en zyne pofitive declaratie daar over gevraagt; voorts dat ook alles, wat moogelyk was, zouden bybrengen, ten einde zulks na genoegen uitvallen zoude mogen. Dat, federt nog door den Landmeeter Beyerink , behalven eenige confideratien, op het fubject van het Werk aan de Mond van den ouden Rhyn, en de geprojecteerde nieuwe Mond van den Ysfel, waren overgegeven, de Beftekken en Conditiën, door hem, en den Hollandfchen LandmeeterCla s Vis ingefleld, waar na zy vermeenden, dat die voor aangetogene Werken aanbeileedct zoude kunnen worden, invoegen in het breede daar by te zien, en waar toe men zig was refereerende: verzoekende dienthalven welgemelde Heer Amptman, dat de rtfpective Leden het een en ander thans in een rype over-  C 67 ) overweginge zouden gelieven te neemen, en daar omtrent zoda ig te refolveeren, als ten meeston diensten, en om aan het voorgeftelde oogmerk tc voldoen, nodig en het bekwaamde zouden oordeelen. Waar na tot die Befoignes getreeden wezende; Is voor af goedgevonden, om aan het gehouden Verbaal in April laatstleden, te geeven de forme van een Conventie, ten einde wederzyds geteekcnt te konnen worden, en te lUllen het navolgende Hoofd en Slot. De Heeren Gedeputeerden van de Provinciën van Gelderland, als meede van de Provincie van lldland cn Wistvnesland, met en neevan de Heeren Gedeputeerden vdn Zy: liauinglyke Maf/leit in Piuisfen, gerefumeert, nader geëxamineert en overwoogen hebbende, der zeiver gemeenfchappelyk Verbaal, van het gebefoigncerde op den 10 April deezes jaars 1771, en eenige volgende dassen, over het Werk der Rivieren binnen de Stad van Arnhem gehouden, mitsg-iders de Poincten cn Articuien daar in beraamt, luidende van woord tot woord, als volgt. Fiat infertio, £rV. Verklaaren welgemelde Gecommitteerden alle de voorfchreeve Poincten en Articuien in dit Verbaal vervat, gellipuleert en geconvenieert, te zyn conform wederzyds intentie, en die te houden van dezelve kra;t, effect, en waarde, als of die in een fpeciaal Contract waren gecomprehendeert, aanneemende reciproquclyk, dat, gelyk alles reeds door derzelver hooge Principalen is geapprobeert, daar van ten eersten, immers binnen den tyd van zes weeken, een Acte van ratificatie in form-a te zullen uitleeveren, welke als dan over en weder zal worden gewisfeit, en zal vervolgens het geen in het vror aangetogene Verbaal is verfprooken, geaccordcert en geconvenieert, voor nu en in het toekomende voor een visten regel en rigtCnoer verftrekken, cn ten wederzyden punctuelyk a;tervolgt worden. In waarheids oirkonde zyn hier van drie aleensluidcnde gemaakt, en doof1 de Heeren Gecommitteerdens refpectivelyk onderteekent, binnen Arnhem den . . . Julii 1771- Dat wyders voor een Acte van ratificatie zoude konnen dienen, het navolgende Concept. Zyn Ktninglyke Mojefteit in Pruisfsn gezien, geleezen en geëxamineert hebbende yhet geen tusfchen hoogstdeszelfs Gedeputeerdens en de Gecommitteerdens van de Provincie van Gelderland, en die van Holland en Westvriesland, omtrent het Werk der Rivieren op den 10 April deezes jaars 1771, en eenige volgende dagen binnen de Stad van Arnhem is voorgevallen, verhandeld en geconftateert geworden, en in bovenftaande Conventie op den . . . Juïn deszelfden jaars geteekent in het breede vervat. En daar benevens bevonden hebbende de Poincten daar in vermeld, allerdings conform aan onze intentie en Refolutie te weezen, overzulks het gunt daar by is geconvenieert en overeengekomen, in alle deszelfs Leden en doelen, -geconfirmeert en geratificeert, zo en als dit confirmeeren, en ratificeeren by dezen , om effect te genieten na behooren. Lastcnde en bevelende overzulks alle en een icgelyk, welke zulks aangaan r 1 ««r De Heeren Gedeputeerden van zyn KoninglykeMajefteit in Pruüjen, met en neev-ens de Heeren Ge co mm it: eerden van de Provincie van Gelderland , mitsgaders van de Provincie van Holland en li'estvriesland. Gedeputeerden, De Staaten, &e. Tusjchen de Cecommitteerden van de Provincie van Gelderland en die van Holland en JVestvriesland ; mitsgaders de Gedeputeer. den van zyn Koning. lyke Majefttit in Pruisfen.  C 68 ) zoude mogen, om zich naar die voorgenoemde Poincten naanwkeurig te gedragen, en ftiptelyk na te komen, en ce doen nakomen. Dies 't oirkonde, &c. Ingekomen en geleezen de Bedekken en Conditiën door de kundige Lieden geformeert, waar na de befteding van de geprojecteerde Werken publieklyk aan de minst aanneemende zoude gefchieden. En daar op verfcheide reflexien gevallen, ook tot nog toe gjen Beftek van het geen aan den Mond van den ouden Rhyn zoude worden werkftellig gemaakt, opgefteld wezende; zo is goedgevonden de LandmeetersBeyerinck en Bolftra te gelasten, om niet alleen zodane Beftek alnog te formeeren, maar ook in de andere Beftekken de geremarqueerde veranderingen te maa. ken, en dit een en ander alsdan op morgen over te geeven. Dingsdag den a July 1771. Prefenten als vooren. D oor de Landmeeters Beyerink en Bolftra, üt gevolge het gercfol veerde van gister, geëxhibeert zynde de Beftekken en Conditiën, waar na de Befteedinge der geprojecteerde Werken zoude worden gedaan, met byvoeginge van de veranderingen, vermogens de remarques op gister daar in gemaakt, mitsgaders ook nog het Beftek en Conditie, van het geen aan en by het einde van den Spykfchen Dyk in den Mond van den ouden Rhyn zoude behooren te worden werkftellig gemaakt. Is het een en ander na gedaane Lecture en examinatie geapprobeert. Woensdag den 3 July i?/t. Prefenten als boven- Ter Vergaderinge geleezen zynde zekere Aanmerkingen van den Grave van Byland, door de Heeren Pruisfifche Gedeputeerden op gister overgegeeven, dienende dezelve Aanmerkingen ter beandwoording van de confideratien op de Pro Memoriavm gemelden Grave van Byland, bevoorens van wegen de Heeren Gecommitteerden der beide Provinciën aan welgemelde Heeren Pruisfifche Gedeputeerden toegezonden; zo hebben de Heeren Gecommitteerden van Gelderland en Holland verklaart, dat zy, zonder zich voor het overige in eenige discusfie in te laaten van het geen de gemelde Graaf van Byland gemeent heeft tot ftaaving van zyne fustenue te moeten allegeeren, als nog den naderen eisch, door hem by zyne opgeroeide Aanmerkingen gedaan, te hoog en boven de waarde der te vergravene Landen, moesten aanmerken; dat men daar uit met veel waarfchynlykheid moest befluiten, dat 'er niet veel kans zoude zyn, om wegens den prys  C 69 ) prys der ophemelde Landen een minnelyk Accoord met den Eigenaar te kunnen treilen. Waar op de zamentlyke Leden, behoudens derzelver refpective deliberatien wegens deeze zaake, by provifie goedgevonden hebben, vastte ftelJen, dat, zo ras mogelyk het tcrrain, het geen men tot de doorfnyding van den Bylandfchen Waard noodig zal heboen, door kundige en onpartydige Landmeeters van wederzyden te benoemen, naauwkeurig zal worden opgemeeten; dat wyders mede van wederzyden bekwame en onpartydige Lieden zul/en worden benoemt, dewelke gezamentlyk de gemelde in rnaniere voorfz. gemeeten Landen naauwkeurig zullen moeten opneemen, en daar van een fpccificque Taxatie na de intrinfique waarde van ieder morgen, die vergraven zal worden, aan wederzyds Committenten overleveren, met verdere magt, om, in cas van discrepantie, een vyfde Perfoon tot hun te asfumeeren, en, in gevalle dezelve te benoemen Taxateurs ook over deeze asfumptie raogten verfchillen, alsdan zodanig een vyfde by het Lot uit twee irreprochable Perfbonen.te trekken, welke vervolgens, onder de na te meldene folemneele beloften, het gefchil decideeren zal; en dat, om zo veel mogelyk zig van de onpartydigheid der gemelde Taxatie verzekert te kunnen houden, dezelve te benoemene Lieden, alvorens gehouden zullen zyn onder foiemneelen eede aan te neemen, en te beloven, zo^ danige Taxatie met alle naauwkeurighcid en onzydighcid, zonder eenige ooglmkingc of condescendence, voor de een of ander Partye, naar hunne beste kennis en weetenfehap te zullen doen en vemgten. Hebbende wyders de Heeren Gecommitteerden van Gelderland en Holland dien onvermindert verklaart, en zig een aanzien der verdere Conditiën en Eisfchenvan den Grave van Byland by zyne voorfz. Aanmerkingen, boven en behalven de vergoeding, zyner te vergravene Uitterwaarden gedaan, in deezer voegen gecspliccert: Eerfïelyk, dat zy, om van hunnen kant alle toegeevenheid te tonnen, wel willen accordecren, dat, door en voor rcekenmg van den Grave van Byland, tot dekking der Landen binnen deDyken van de doorfnydinge gelegen, een Zomerdam gemaakt worde, mits zulks alleen gefchicde aan de auidzyde, en dezelve niet hooger zy dan zestien voeten naar het Arnhemfche Peil gereekent; en voorts onder deeze algemeene Conditiën , dat dezelve Dam in geenerley opzigten aan de verdere uitfehuuringe en verbreeding van de meergemelde Doorfnydinge hinderlyk bevonden worde. Datzy, in de tweede plaats, oordeelen, dat alle fchavergoediagc, wegens af teneemene Landen, in vervolg van tyd, het zy aan de noord- of * zuidzyde, van zelf vervalt, nademaal alle de Landen tusfchen de zmdlyke Oever en de noordlyke Leydyk van de Doorfnyding opgemectcn en getaxeert zullen worden. Ten derden, dat zy, belangende de fchavergoeding, welke de Panters van den Grave van Byland zouden kunnen pretendceren, dezelve als nog offcreeren, onder zodanige voorwaarde, als by derzelver Confideratien ftaat vermeit, wanneer, naamlyk, de gemelde Graaf van Byland, met een redeJyke betaalinge, voor zyne te vergravene Uitterwaarden zoude willen genoegen neemen. S Ten  Ten vierden, wat aanbelangt de vergoedinge van zodanige Aarde, als men te eeniger tyd uit de Landen, aan den Grave van Byland in eigendom toebehoorende , tot het leggen van Dyken of andere Werken, die -oor reekening der Provinciën gemaakt worden, mogt nodig hebben', zouanige vergoedinge alsdan zekerlyk, naar billykheid, niet geweigert zal'worden: gelyk zy ook geenzins van gedagten zyn, het regt der Visfcherye in de meergemelde Doorfnydinge, aan den tegenswoordigen Eigenaar te betwiften;dan, dat zy voor het overige meenen, in geenen deelen gehouden te zyn, tot eenige vergoeding of fchadeloosftelling wegens zodanige Landen, die door Zandftortinge als anderzins eenige fchademogten komen te lyden , nadien alle die Landen, voor zo verre zy buiten tegenfpraak als Uitterwaarden geconfidereert moeten worden, aan al zulke toevallen natuurlyker wyze geëxponeert zyn en blyven. Eindelyk, ten vyfde, dat zy Heeren Gecommitteerden, hoewel buiten gehoudenis, en onvermindert derzelver fustenuen in deezen, wel mo*en lyden, dat alle verdere Aanwasfen aan de Waalzyde , door den Grave van Byland, zodanig, en op dien voet benadert worden, als tot bier toe gefchjed is, zonder egter daar onder te bec,rypen de Aanwasfen, welke in de DoorCnyding zelve, aan de noord- of zuidzyde mogten komen, inhrereerende voorts omtrent de Waterwerken, welke te eeniger tyd, in of aan de Doorfnyding mogten noodig gcoordeelt worden, het geconvenicerde by de voorbaande Conferentien , in April laatstleden alhier binnen Arnhem gehouden. En is by deeze gelegenheid mede gerefolveert, dat de Gronden en Landen, welke op het Cleeffche, wegens de doorfnydinge van de Pley tot den nieuwen Mond van den Ysfel, met den aankleeve van dien, zullen worden geoccupeert, insgelyks zullen worden opgemeeten, daar van een Plan geformeerr, voorts getsxeert, en in het generaal daar mede gelmu delt, op dezelve wyze en voet, als zoo even met betrekking tot de Bylandfche Waard is vermeid. Waar mede, na dat dit Geverbalifeerde was gerefumeert, en de «econvenieerde Pointen, in voegen hier vooren gemeld, waar van drie alleensluidende waren gemaakt, zynde twee door de Pruisfifche Gedeputeerden, en een door de Gecommitteerden van Gelderland en Holland tezamen, om* daar agter refpcctivelyk de Actens van Ratificatie gevoegd te konnen worden, op den 4 July ,771 geteekent , de Heeren Gedeputeerden van Zyne Pruisfifche Majefteit affcheid hebben genomen en zyn vertrokken. Na het vertrek van de Pruisfifche Gedeputeerden hebben de Heeren Gecommitteerden van Gelderland en Holland in overleg genomen, het geen ' nu verders tot executie van de beraamde Pointen in den haare zoude belmoren gedaan te worden, en mitsdien goedgevonden: 1. Dat de Bellekken en Conditiën ten eerften zullen worden gedrukt, ten einde die geene, welke tot de Aanneeminge geneegen mogten weezen, daar van een Exemplaar gegeven zal kunnen worden. 2. Dat, terwyl nog eenigen tyd vereischt word, tót het opmeeten, carteeren en taxeeren va* de Gronden, alwaar de doorihyding over de Bylandfche Waard en over de Pley, met den aankleeve van dien , refpecti- ve-  ( 7* ) Vefyk zullen worden gedaan, by provifie, om alle fpoed te maaken, zal worden aanbefteed, het verhoogen en verzwaaren van den Boterdyk, met den Osfenwaardfchen Dam; Mitsgaders het repareeren van den Kruisdyk, en het maaken van een nieuwen Inlaagdyk te Herwen, zynde de Belteedinge van dien, binnen de Stad van Arnhem vastgefteld, op Woensdag den 31 deezes maands 3. Dat daar van by Publicatie op de gewoonlyke Plaatfen, mitsgaders in de Couranten, zal kennisfe worden gegeeven, met vermelding, dat mede binnen korten tyd het maaken van een doorfnyding op de Bylandfche Waard, en het graven van een nieuwe Mond van den Ysfel over de Pley by Westervoort, publiekelyk zal worden aanbefteed, en dat daar van de prteciefe dag nader zal worden bekend gemaakt. En eindelyk, dat ten eerften na bekwaame Opzigters tot die refpective Werken zal worden omgehoort, en dat daar aan zal worden gegeven een behoorlyke Inftruccie, om daar op, bevoorens in functie te treden, in eed genomen te kunnen worden. En zyn hier mede de Befoignes geëindigt, en de Heeren Gecommitteerden der twee Provinciën, op dato als boven, van malkanderen gefc-heidem Onder ftond, My prefent, Was getekent, ff. W* Brantfia. S % Ver-  C 72 ) E. Verbaal van het verhandelde van de Heeren Gecommitteerden der twee Provinciën, Gelderland, en Holland en Westvriesland, tot het Werk der Rivieren, in een Conferentie op Maandag den 29 Jultusiiix, en eenige volger:de dagen , binnen de Stad van Arnhem ge* houden. PRESENTEN. Uit Gelderland. In de Berouw, De Heeren, Tocwóter De Borggraaf Lynden t Heer van en Hemmen. Brantfen. De Amptman van Balveren, Rouwenoort tot den Ulenpjs. Uit Holland. Cappelle tot Dort. De Heeren, De Landdrost Schimmelpenninck van Fan BoetJda«r > Heer van Nle- der Oye, tot beide Pollen. veenColtflein tot Gfunsfoort, en Va- patlWt £n nenburg. nevens neevens De Infpecteur Generaal der Rivie- De Secretarisfen ren, Brunings. Maandag den 29 July 1771. D e Gecommitteerdens van voorfz. twee Provinciën, op voorflag door de Heeren van Holland, om redenen by derzelver Misfive van den 19 dezer maand gedaan, in plaats van morgen den 30 dezer, by de laatst gehoudene Befoignes bepaald, gister avond binnen de Stad van Arnhem gekomen, en huiden te famen vergadert wezende; heeft Frans Godert van Lynden, Heere van Hemmen, Burggraaf, Rigter en Dykgraaf des Ryks van Nymegen, de aanwezende Leden voor derzelver tydelyke en goedwillige Comparitie bedankt. Waar na tot die Befoigne getreden zynde, is gelezen een Project - Inftructie voor de Opzienders, na welke zig dezelve, in het waarnemen van haar Fimctien by die gearresteerde Werken, zouden moeten gedrangen. Dog dewyl daar omtrent nog eenige confideratien zig kwaamen op te doen, fpecialyk ten aanzien zoo van de Daggelden, als van de Perfoonen, welke daar toe het bekwaamfie zouden konnen en behooren te worden gecmployccrt, mitsgaders of ook de eene of ander vertrouwt Perfoon tot de ^eneiaale directie of toczigt over de vooraangetogene Werken zoude dienen te worden geauthorifeert, Is dit poinct voor als nog gehoulen in advis. Wezende dien onvermindert nogtans gerefolveert, dat de Vacatiën, Transporten, Verfchotten, als anderszints aan de Landmeeters der beide Provin- cicn  den competerehde, en mits dcclareerende op den voet 2o, en als in iedef zyn Provincie refpectivelyk gewoon is te doen, uit de Casfa van de twee Provinciën op ordonnantie, door de Gecommitteerden van welgemelde Provinciën ondertekent, zullen werden goedgedaan en betaald. In overweging* genomen zynde, dat nog eenige Poincten in de Beftekken en Conditiën, waar na op den 3r dezer die gepubliceerde Werken zouden werden aanbefteed, in het byzonder de Trekpenningen voorde geene, wel* ke het minste zoude hebben gefchreven, mitsgaders de pcenaliteiten, zoo als ook aan d'andere zyde de Prarni«en, wanneer die Werken of te laat ofwel eerder als bepaalt, waren afgemaakt, nog niet waren gelixeert; hebben haar Edele Mog. het een en ander gereguieert in diervoegen, als by de voornoemde Conditiën is vermeld , en ten daage van de beftading publicquelyk tot een ieders narigt zal opgelezen worden. De Heer van Rou.venoort tot den Ulenpas, heeft ter Vergaderinge voorgebragt en laten lezen een Misfive van de Gecommitteerde Geërfdens, en de Dykftocl te Bislich, den 14 dezes maands aan de Gedeputeerde Staaten des Graaffchaps Zutphen, over den desperate» ftaat der Dyk- en Waterwerken aldaar, gefchreeven, met nogmalige verklaaring, dat zoomen dezerzyds daar toe niet zoude willen contribueeren, zy alsdan genoodzaakt zouden worden, om het een cn ander eensklaps te moeten abandonneeren. Waar op gedelibereert en door de Hollandfche Heeren gedeclareert zynde, dat dien aangaande waren ongelast, en overnilks op dat Poinct zig niet konden inlauten; hebben de Gelderfche Heeren verklaart, dat na baar gedagten deeze zaak zyn conexiteit met het generaale Weik der Rivieren, waar over tusfchen de Gedeputeerden van zyn Pruisfifche Majefteit ter eenre, en de Gecommitteerden der beide Provinciën ter andere zyde was gecontracteert, notoir was hebbende; doch terwyl de Heeren Hollandfche Gecommitteerden zwarioheii maakten, buiten fpeciale last van derzelver Heeren Principalen, hier in te konnen concurreeren, zy Gecommitteerden overzulks aan de CleefMarkfcbe Krygs-cn Domein Kamer, waaraan zy over die materie reeds den 4 dezes maands hadden gefchreeven , zonder voor alsnog eenig antwoord ontvangen te hebben, nader zouden laten afgaan de volgende Misfive. Hoog-Edele, Geftrenge, Wyze, Voorzienige, Hooggeleerde, zeer Discreete Heeren, byzonder e goede Vrienden. ^X^y hebben U Edelens by onze Misfive van den 4 deezes maands geinformeert van bet geen ons door die van de Lyroers, als mede van den Bislickfche Schouw over den Hechten ftaat van haar Dyken, mitsgaders derzelver onvriendelyke, onbillyke en gehoorde dreigementen, van haar Dyken , in val men deezerzyds daar toe niet mede zoude willen contribueeren, tot Zomerdams hoogte te zullen Hechten , wa*s gefchreeven. Wy hadden vertrouwt, dat de redenen ten dien opzichï te  C 74 ) te by ons geallegueert, by U Wel - Edelens eenige ingresfie zouden hebben gevonden, en dat mitsdien U Edelens die ordre gefteld zouden hebben, dat de voorfz. Ingezeetenen door haar Dyk- en Waterwerken te heritellen, en die door de nodige middelen verder te fecureeren , aan haar verplichting zouden hebben voldaan. Wy hebben tot onze verwondering nogthans als nog daar op niet het minite, veel weiniger een voldoenend antwoord, van U Edelens ontfangen, in teegendeel, wat meer is, zulien U Edelens uit het Affchrift van den Brief door de Gecommitteerde Geërfdens, en die van den Dykfloel van Bislick, den 14 deezes nader aan de Heeren Gedeputeerde Staaten der Graaffchap Zutphen gefchreeven, en hier nevensgaande, met meerdere gelieven te verneemen, de gereïtereerde bedreigingen , om, by gebrek van deezerzyds contributie, haar Dyk- en Waterwerken eensklaps te zullen moeten abandonneeren, door dezelve ten ïterklie gedaan. Wy confidereeren deeze zaak van de uiter/te importantie en gevolgen, en wy zyn in die biüyke verwagting , terwyl, deeze dreigementen te effecte gebragt wordende, alle de Werken , welke tusfchen de Gedeputeerdens van zyn Korfmglyke Majefteit in Pruisfen en de twee Provintien thans door een vriendelyke fchikkinge tot behoud en welvaaren van wederzyds aangrenzende Landen zyn gereguleert, en door hooggedachte zyne Majefteit mede geapprobeert, van weinig of geen vrucht zouden weezen, ja dat in effect alle het geconvenieerde zoude worden geren vei feert, dat L7 Edelens overzulks hier tegens ten eeiften zullen voorzien, en prompte ordre ttcllen. Wy inhcereeren derhalven het verzoek by onze vorige Misfive op dit fubject vermeld, en zullen daar op al nog, om te weeten, hoe wy ons anderszins zullen moeten gedragen, een voldoenend antwoord te gemoet te zien. Hoog-Edele, Geftrenge, Wyze, Voorzienige, Hooggeleerde, zeer Discreete Heeren, byzonder e goede Vrienden! Wy beveelen U Edelens hier mede in Godes heilige befcherminge. Gefchreeven te Arnhem den 29 July Ü Edelens goede Vrienden! De Gecommitteerdens tot het beneficeeren van den Nederrhyn en Ysfel, wegens de Provintie van Gelderland. Ter ordonnantie van Dezelve. En  C 75 ) En geconfidereert, dat by het abandonneeren en doorbreeken van den Bislickfchen Dyk de Provintie van Overysfel niet minder, als deeze Provintie is geïnteresfeerfj is by de voornoemde Gecommitteerdens vermeent, nodig en dienstig re zullen weezen, dat zy daar van mede aan de Heeren Staaten van gemelde Provintie kennisfe kwamen te geeven, en teffens dezelve te verzoeken, om te moogen wceten , wat middelen en weegen, ten einde nog by tyds de totale ruïne van wederzyds Landen en Ingezeetenen, zoo mooglyk, te pra:venieeren, na haar gedachten in deeze op de beste en bekwaamde wyze ingeflaagen en werkftellig gemaakt zouden kon» ren en behooren te worden, en zulks by Misfive als volgt. Edele Mogende Heeren, D e Heeren Gedeputeerde Staaten der Graaffchap Zutphen, hebben ons gecommuniceert twee Misfives, de eerfte m de afgeloopene maand Juny, en de tweede voor weinige daagen by haar eerst ontfangen , beide concerneerende den ftegten en gevaarlyken ftaat, waar in zich de Dyk te Bis« lick kwam te bevinden, met bedreiginge zelfs, dat, in val men deezerzyds tot herftelling van dien niet zoude willen contribueeren, men aldaar genoodzaakt zoude zyn, den voorfz. Dyk te abandonneeren, in voegen U Edele Mog. uit d'Affchriften van dien hier nevensgaande, met meerdere zullen gelieven te verneemen, waar toe wy ons kortheidshalven zyn refereerende. Öeeze zaak , zoo wel als die gedaane onvriendelyke be* dreigingen, hebben wy vermeent gehad aan U Edele Mog. kennisfe niet te mosten onthouden. De lngezeetenen van U Edele Mog. Provincie zyn niet minder daar by, als die van onze Provincie, geinteresfeert. De gevolgen van dien ( 't cas exteerende) confidereeren wy van de uiterfte importantie, en wy vertrouwen, dat U Edele Mog. met ons daar van meede zullen weezen geperfuadeert. En dit is dan ook de reeden, dat wy de vryheid neemen U Edele Mog. by deeze te verzoeken , aan ons derzelver confideratien te willen mededeelen , wat middelen en wegen , in een zaak van natuur en vooruitzicht als deeze, om nog by tyds de totale ruïne van wederzyds Landen en lngezeetenen, zoo veel moogelyk, te prjevenieeren, na U Ed. Mog. gedagten, op de beste en bekwaamfte wyze ingeflaagen en werkftellig gemaakt zouden konnen en behooren te worden. Hier op, Edele Mogende Heeren! U Edele Mog. antwoord ten fpoadigften, alzoo het Saifoen T a reed*  C 76 ) reeds ver is ingefchooten, te gemoed ziende, beveelen wy U Edele Mogende in Godes heilige befcherminge. Gefchreeven te Arnhem den 30 July 1771. U Edele Mogende goede Vrienien. De Gecommitteerdens tot het berieficeeren van den Nederrhyn en Ysfel, wegens de Provincie van Gelderland. Ter ordonnantie van dezelve. Voorts hebben welgemelde Heeren Gecommitteerdens van Gelderland by deeze occafie de Heeren Gecommitteerdens van Holland, aan wien ook een Affchïift van deezerzyds voorige Brief aan de Krygs- en Domein-Kamer den 4. deezes gefchreeven, zouden mededeelen, verzogt, om deeze zaak, van zoo veel aangelegenheid voor de Quartieren van Zutphen en Veluwen, welkers totale ruïne, zonder eenige de minite vrugt anderzints te konnen lubben van alles, het geen thans, om de Navigatie en wederzyds Landen te behouden, is geconvenieeit, daar van is dependeerende, en waar van de gevolgen ligtelyk te apprehendeeren zyn, ter kennisfe en deliberatie van derzelver Heeren Principalen te wilfen brengen, ten einde, om in val de Kleeffche Heeren aan deezerzyds billyke inftantien, onverhoopentlyk, niet mogten defereeren , of daar in tergiveifeeren , de voorfz. zaak te helpen appuyeeren, daar en zoo men zulks het best en meest van vrugt zal oordeelen: Hebbende de Hollandfche Heeren aangenoomen daar van aan derzelver Heeren Committenten rapport te zullen doen. Door de Heeren Gecommitteerdens van Gelderland voorgebragt, en vervolgens ter Vergaderinge geleezen weezende , een Misfive van de CJeefMarkfe Krygs- en Domein-Kamer van den o. dezer, gcaddresfeert aan voornoemde Gecommitteerdens, concerneerende de Zomerdam boven en beneeden de Scherpecamp, en verders langs de Husfenfe Uitterwaarden geleegen, met verzoek, dat die, om reedenen daar by geallegueert, de hoogte van 17 voet In plaats van 16 voeten Arnhemfche Peil mogt behouden; Hebben haar Edele Mog. goedgevonden, de voorfz. Misfive te ftellen, gelyk gefteld word by deeze, in handen van den Landmeeter Beyerinck, om deszelfs inhoud te examineeren, en dien aangaande vervolgens re dienen van zyn confideratien en rapport. Dingsdag den 30 July 17jx. Prafenten als boven, except Rouwenoort, tot den ülenpas. By refumtie gedelibereert zynde op de geprojecteerde Inftructie, waar na zig d'Oplïenders dèr Werken, welke door de twee Provinciën ftaan aangelegt en gemaakt te worden, in het waarnemen van haar Functie zouden moeten gedraagen; Is goedgevonden dezelve te arrefteeren volgender wyze: In-  C 77 ) Injiruftte, waar na zig de Opzienders, door haar Edele Mog. dé Heeren Gecommitteerden van de Provinciën Ge/der/and en Holland en Westvriesland aangebeld, inhetwaarnecmen van haare Functieo , zullen hebben te gedraagen. I. JL/e Opzienders zullen refpectïvelyk vooraf worden ter band gefteld de Be/lei ken of Conditiën, waar op die Werken, aan haar opzigt toevertrouwt, zyn aangenoomen en beftadet. 1 I. Dezelve zullen overzulks, zoo ras haar kennisfe zal zyn gegeeven, dat d'Aatmeemers een begin met haar Arbeid zullen maaken, zig op het Werk, onder haar opzigt gefteld, moeten vervoegen, en wel op zoodane tyd en uur, als d'Aanneemers daagelyks met den Arbeid aanvangen, ook zullen zy geftadig aldaar moeten verblyven, tot dat daags d'Arbeiders komen uit te fcheiden. III- Zoo het egter mogt koomen te gebeuren, dat zy Opzigters door Ziekte of ander noodzaakelyk belet mogten worden verhindert op het Werk te konnen weezen, zullen zy daar van ten eerwen kennisfe moeren geeven aan de Heer G. F. van Hugenpoth, aan wien de generaale directie en toezigt in deeze isgedemandeert, ten einde daar omtrent alsdan na behooren zal konnen worden voorzien. I V. Die Opzienders zullen naauwkeurigagt moeten geeven, dat d'Aanneemers conform de Bellekken en Conditiën koomen te arbeiden, en by aldien zy het contrarie mogten bevinden, of dat iemand anders mogt onderftaan, iets tot veragteringe of nadeel van die beftade Werken t'onderneemen,zullen zyd'Aan-* neemers daar van aanftonds moeten informeeren, en die re gelyk gelasten, om het noodige te redresfeeren, en zig in alles prsecifelyk na de Beftekken en Conditiën te gedraagen: edog zoo dezelve daar aan niet kwaamen re voldoen: zullen zy den Heer Geauthorifeerde boven gemeld, van het zelve adverteeren, ten einde daar op alsdan prompte ordre zal kunnen worden gefteld. ; ;iov TjbnsilqO wuoiJsgVio &>o# na» Ook zuilen die Gpfienders, in val hun eenige bedenkelykheid of zwaarigheid in het executeeren van het Werk mogte V v or  C 7* ) voorko'omen, of door d'Aanneemers aan haar voorgefleld mog* te Worden , eigener authoriteit niet vermoogen daar in te voor* zien, maar gehouden zyn, dit ter kennisfe van meergemelde Heer van Hugenpoth van Aert, als in deeze geauthorifeert, te moeten brengen, om dien aangaande de noodige vouizieninge te konnen doen. V ï. De voornoemde Opfiender3 zullen wel hebben te letten, dat d'Aanneemers hunne Parceel of Parceelen met een genoegzaam getal van Arbeiders, Paarden en Karren aanvaarden, en vervolgens geproportioneert na de Schagten Aarde, die zy in de geftipuleerde tyd te verwerken hebben; en indien de Aanneemers teegen verwagtinge daar omtrent eenig verzu m mogten begaan, of ook onwillig zyn van te obedieeren aan de ordres aan hun, overeenkomstig met de Conditiën van Aanbeftading gegeeven, zoo zullen zy Opfigters daar van terftond kennisfe geeven aan den Heer Geauthorifeerde, ten einde daar in door den zeiven opeen convenabele wyze zal konnen worden voorzien. V I I. Wanneer het gebeurde, dat d'Aanneemers door hooge Wateren of ander Hemelsweêr belet wierden na behooren te konnen arbeiden, zullen zy Opfienders daar van pertinente aanteekening moeten houden, opdat alzoo met zeekerheid zal konnen worden geweeten, of, en zoo ja, hoe veel daagen die Aanneemers langer, ais den bepaalden terrnyn, nawerken zullen moogen. VIII D'Opfienders zullen zig in geenerhanden wyze moogen laaten misleiden, het zy door giften, gaven, of andere inzigten, mitsgaders zullen geen part of deel aan eenige der aangenoonaene Werken moogen hebben, of t'eeniger tyd daar in moogen neemen, alles directelyk of indirectelyk. I X. D'Opfienders zuHen des daags (de Zon- of Feestdag mede voor een dag gereekent) tot een Belooning genieten zoodane fomma als door haar Edele Mog. aan haar by fpeciale Refolutie zal worden toegelegt. En eindelyk zullen zy gehouden zyn, alvorens in functie te treeden, by Eede te belooven en te zweeren, dat zy al het geene hun by deeze Inftructie is voorgefchreeven, in alle getrouwigheid nakoomen, en voorts alles doen zullen hetgeen een goed en getrouw Opfiender verpligt is en behoord te doen. Referveerende haar Edele Mog. aan zig, om deeze Inftruc- .tie  C 79 ) tie ten allen tyde zoodanig t'aftereeren, of amplieéfeM* ry na vereisen van omftandighedtn zullen Vertneenen te behooren. Aldus gedaan en gearreiteert by opgemelde Heeren Geconu muteerden, binnen Arnhem den 30 July |*Céen en fee ventte. In deliberatie genomen zynde of het niet dienstig en nood/g «oude weefcen, dat de een of ander bekwaam en vertrouwt Perron wierd gequ-dificeert om by het maaken van de Werken, by en omtrent Herwen gelecgen, welke pubhcquelyk liaan beftadet en aangenoom^n re worden, daar over een generale directie of toezigt te hebben, fpeciaJyk om van tyd tot tyd te letten, of die aangefteide Opfienders zoo wel, als de Aanneemers zig van haar pligt na behooren kwamen te acquiteeren, en in cas mogt bevinden, dat daar aan met wierd voldaan, ook dat ten opzigt van het een en ander eenig redres zoude dienen gemaakt te worden, daar omtrent alsdan provifioneel op de gevoegelykfte wyze te voorzien, gevende dien onvermin ierc nogtans van het zelve aan de Heeren Gecommitteerdens te Arnhem pnefem ten fpoedigfte de vereischte kennisfe, ten einde derzelver Refolutie vervolgens aftewagten: Voorts hier over gefproken wezende met de Heer G. F. van Hugenpoth Van Aert, welke ten refpeéle van de Heeren Staaten Van de twee Provinciën Gelderland en Holland en Westvriesland, omtrent een Werk van zoo veel importantie, en waar van het behoud en welweezen van de daar aangelegene Landen en Ingezetenen van dien , was afhangende , zich niet ongeneegen kwam te betoonen, om zich met die moeite wel te willen chargeeren, en daartoe zyne goede officien aantewen den; Hebben baar Edele Mog. goedgevonden, welgemelde Heer G. F. van Hu* genpoth van Aert, dien conform, te verzoeken en te authorifeeren, gelyk verzogt en geauthorifeert word by deze, om in voegen en op den voet als boven gemeld, de gencraale d/Vcct/e of toezigt over de voor aangetogene Werken te e.verceeren, en dien aang.ande verders zodanig te handelen, als hy tenmeesten diende van dé twee Provinciën, na omdandigheden van zaaken, zal bevinden té* behooren. En zal hier van Extract aan meergemelde Heer van Hugenpoth van Aert worden medegedeelt, om te ftrekken tot deszelfs narigt. Woensdag den 31. %ly 177 u Alk prefsnt, Is ter Vergaderinge ingekomen en gelezen het Rapport van den Landmeter Beyerink, houdende ingevolge haar Ed. Mog. Refolutie van den 29. dezes, deszelfs confideratien op de Misfive van de Kleefmarkfehe - Krygs- en Pomeinkamer van den 9. daar bevoorens, concerneerende den Soomerdam boven en beneden de Scherpecamp, en verders langs dp Husfenfe Uiterwaarden gelegen, en tendeerendeten einde, om redenen daar by geallegueert, de voorfz. Dam de hoogte van zeventien voeten, in plaats van zestien voeten Arnhemfepeil, mogt behouden. Waar op gedelibereerd zynde, is goedgevonden, aan welgemelde Krygscn Domeinicamer tot refcriptie te laten afgaan de volgende Misfive: V a Hoog-  C 80 ) Hoog-Edele, Geftrenge, Wyze, Voorzienige , Hooggeleerde , zeer eiser eet e Heeren, byzondere goede Vrienden. M. er occafie van onze tegenswoordige byeen!e, en ons ter andere zyde, in opzigt van den voorfz. Somerdam, is verhandeld, particulierlyk dat dien Somerdam ten uirerften * fchadelyk voor de Lymerfche Bandyken, daar tegen over gelegen , is aangezien , en deszelfs hoogte en daar uit gevolgde opkropping van de Rivier aldaar, als de voornaamfte oorzaak van het ongelukkige Sort van doorbraaken aan voorfz. Dyken overkomen, is geconödereert geworden. Men is mitsdien eenpaariglyk van gedagten geweest, dat de meergemelde Somerdam, om alle verdere opftouwinge te pra;venieeren, niet hooger als zestien voeten Arnhemfche peyl behoorde te weezen. Zyn Koninglyke Majefteit, gpo wel als de Heeren Staaten der beide Provinciën, hebben dit mede geapprobeert. Daar by vinden wy de redenen, door U Edelens geallegueert , en waar omtrent wy ten aller overvloed de confideratien van den Landmeeter Beyerink nog hebben ingenomen, van geen gewigt, om van het geconvenioerde af te gaan; ter contrarie vertrouwen Wy, vermits die geftipuleerde Peyl van zestien voeten met goede inzichten is gefchied, U Edelens den Rentmeester Engelberts, of die zulks mogte aangaan, zullen gelasten, ten einde de voornoemde Somerdam op zestien voet Arnhemfe Peyl, zonder verder uitftel, worde Verlaagt, en dezelve in dien ftaat by vervolg gehouden, ge. Iyk ook, voor zoo veel dezelve Dam op het Gelderfc is gelegen, daar omtrent de nodige voorzieninge zal worden gedaan. Alleenlyk zouderr wy zoo verre konnen toegeeven, wanneer men aan de.zyde van zyn Koninglyke Majefteit daar in mede zoude gelieven te conenrreeren , dat dezelve Dam, om het Huis op de Scherpencamp eenigzints te bevryden, op de hoogte, als die tegenswoordig is, ter diftantie on-  ( 8i > ongeveer van veertien of vyfüen Roeden, wierd gecmferveert. Hoog- Edele, Geftrenge Wyzi, Voor zien in ge, Hooggeleerde, zeer Discreets Heeren, Byzondere goede Vrienden, Wy bevelen U Edelens hier mede in Godes heilige befcherminge. Gefchreeven te Arnhem den 31 July 1771. U Edelens goeden Vrienden, De Gecommitteerdens wegers de Provinciën van Gelderland, Holland en Westvriesland tot het werk der Rivieren. Ter Ordonnantie van dezelve Haar Edele Mogende op heden in gevolgen de gedaane Publicatien, het verhoogen en verzwaren van den Boterdyk met den Osfenwaardfchen Dam,, mitsgaders den nieuwen Inlaagdyk te Herwen, en het repareeren en verhoogen van den Kruisdyk, publiekelyk opgeveilt hebbende; Zoo is het verhoogen en verzwaaren van dtn Boterdyk en Osfenwaardfchen Dam, na dat het zelve was ingezet by Gerardus van Alphen, met ƒ24,250:0:0, en op eene fomma van veertien duizend Guldens weder opgehangen, gemynt by gemelde Gerardus van Alphen, voor eene fomma van drie en twintig duizend agt honderd Guldens. Het eerfte Perceel van den Herwenfchen Inlaagdyk is ingezet geweest, by Carel Otto van Kestcrcn, met een fomma van honderd vyftien duizend Guldens, opgehangen op veertig duizend Guldens, en vervolgens gemynt by Wouter Goudriaan en Teunis Hanegraaf, op een fomma van vier en zeventig duizend vyf honderd Gulden?. Het tweede Perceel van voorfz. Inlaagdyk is ingezet geweest by Ca el Otto van Resteren, met honderd vyf en twintig duizend Guldens, opgehangen op vyf en dertig duizend Guldens, en gemynt by Cornelis Mate, voor zes en zeventig duizend een honderd vyf en zeventig Guldens. . Het derde of laatfte Perceel, zynde de herftelling van den Kruisdyk, is ingezet geweest by Gerardus van Alphen, op drie en twintig duizend vyf honderd Guldens., weder opgehangen op agt duizend Guldens, en gemynt by denzelve voor zeventien duizend negen honderd Guldens. Vervolgens op dit een en ander gedelibereert zynde, hebben haar Edele Mog. aan de voorfz. refpective Myners cn Aanneemers den toeflag geaccordeet, mits dat dezelve gehouden zullen zyn te ftellen 'behoorlykt Borgen' in voegen by de Conditiën gerequireert, gelyk ook nog aanftonds is gefchied. Voorts hebben haar Edele Mog. na geh udene deliberatie goedgevonden tot Opzienders by die aangenoomen Werken aan te ftellen, gelyk aai geftelt X wor-  worden kragt dezes; in de eerfte plaats, by den Boterdyk en Osfenwaardfchen Dam, Hendrik van Straalen. Ten anderen by het eerfte Perceel van den Herwenfchen Inlaagdyk, Jacot» van Kolk. Ten derden by het tweede Perceel, Diederik van Helden. Ten vierden en laatftelyk by den Kruisdyk of derde Perceel, de Rigter Gunter, aan welken daar van refpeftivelyk zal worden kennis gegeeven. Donderdag den i Augustus 1771. Prcfent ah voren. Opzienders gisteren genomineert en aangeftelt, namentlyk Diederik van Helden, Hendrik van Straalen, de Rigter Gunter en Jacob van Kolk, ter Vergadering gecompareert en aan dezelve de Inftru&ie, op eergisteren gearrefteert, voorgeleezen zynde, hebben daar op den eed in handen van den Heer Burggraaf Lynden, Heere van Hemmen, afgclegt. Zynde wyders goedgevonden, dat de twee Opzigters, de Rigter Gunter en Jacob van Kolk, by de Heeren van Gelderland benoemt, ook door dezelve zullen worden gefalarieert en betaalt, zoo en als mede Diederik van Helden en Hendrik van Straalen, by de Hollandfche Heeren genomineert , door dezelve voldaan zullen worden. Hebbende ten aanzien van nog een vyfde Opzigter by de Heer van Hugenpoth van Aart verzogt, om op den Boterdyk en Osfenwaard, zynde van een groote uitgeftrektheid, geëmployeert te konnen worden, de Hollandfche Heeren aangenoomen zig nader te zullen expliceereh. Haar Edele Mogende hebben na gehouden deliberatie goedgevonden, by provifie tot goedmakinge van eenige kosten. welke tot die H.*rwenfche en andere thans gearrefteerde Werken zullen worden vereischt, voor Rekening van de twee Provinciën uit te flaan een fomma van tien duizend guldeus, op den voet van den ftaat hier na volgende. 1771 Dtn 1 Augustus. Is door de twee Provinciën Gelderland en Holland, wegens de Herwenfche en andere nieuwe Werken uitgeflaagen de fomma van tien duizend gut» ^ens' / ioooq 00 Daar inne draagt. Gelderland (2242 i5i ó Holland £ percent 4000 c o Utrecht 2„ Overysfel _ _ _ $3 * jj I-——- — . ƒ ioooc o o Gel-  De quota van de Provincie van Overysfel word verdeeld tusfchen de drie eerstgemelde Provinciën en draagt daar inne. Gelderland —— . . . | 4I9 ,s , Holland | percent • 57* ió o Utrecht _ , ... '14*7 o o Dragen dus als nu in de bovenftaande fomma van /ioqoó-o-o. Gelderland voor haar zelve . ——. 1*24*' 15I o ln het Overysfelfe -—- ■ . 419 18 2 — — ƒ 2 Holland voor haar zelve f per cent - 4000' o' o Het aandeel van Utrecht —-— , 1330 5 o In het Overysfelfe voor haar zelve f per cent. 570 16 o Voor de quote van Utrecht . 436 510] 1 j/ 7337 610 j ƒ ƒ laooo, o' 9 Zullende die Penningen aan den Adminiftrateur Mr. Pieter van Hamel door beide Provinciën op den voet als gebruikelyk worden gefourneert. En geconfidereert, dat gemelde Adminiftrateur wegens de ordinaris. Onefangst en Uitgaave van Penningen, zo de vier als drie Provinciën aanwandel wel komt te profiteeren twee van het honderd, maar dat de Penningen, welke tot het aanleggen en opmaaken van de nieuwe Herwenfche en andere thans gearrefteerde Werken zullen worden gerequireert en gefourneert, importante fommen zullen bedraagen, en dat boven dien dezelve voor het meeste deel in groote posten weder zullen worden gedebourfeert, hebben haar Ed. Mog. in dit extraordinair geval, aan gemelden Adminiftrateur. voor zyn Onri'angst en Uitgaave toegelegt een half per cent, gelyk aan den zeiven toegelegt word kragt dezes, zullende aan hem hier van Extract worden medegedzek, om zig daar naar te reguleeren. Waar mede haar Ed. Mog. na gedaane refamptie van malkanderen aflcbeid jen genoomen , en op dato als boven zyn gefcheiden. Ondcrftond, My Prefent, Cgetekent,) H. W. Brantfen,  ( 84 ) R Rapport van den Landmeeter Bef- etinck, en Infpe&eur Generaal Brw. nings , behelzende een Plan, op welke wyze de Dwarsdyk op den Bfandfchen Waard nog voor den aanftaanden Winter tot proviftoneel ontzet van het Schaar en de Dyk en van Herwen,-fhendiverkt&gi te v/orden, ovsrgegeeven aanr de Edtli Mog. Heeren Gecommmitteerden, tot beneficeering van den Nederrhyn en Tsfel, wegens de Provinciën Gelderland, en Holland en Westvruüand. Edele Mogende Heeren! De Ondergefchreven, ingevolgen de respective bevelen van 0 Edele Mog. met eikanderen in overleg getreden zynde, op welke wyze de Dwarsdyk op den Bylandfchen Waard gelegen, tot proviiïoneel ontzet van Herwen en de nieuwe Herdyking, nog voor den aanftaanden VVinrer zoude behoren verlaagt te worden, hebben thans de eer aan U Edele Mog. te rapporteeren, dat, naar hunner beider gedagten, de gemelde verlaaging gefchieden moet tot de hoogte van 16 voeten aan het Peil te Arnhem, zynde de gewone Zomerdams hoogte daar ter plaatfe; dat wyders dezelve verlaaging een aanvang neemen moet op den afftand van 30 Roeden van den Duffelfchén Bandyk, hatende niet alleen deeze 30 Roeden op de hoogte, die dezelve hebben, maar brengende zelfs een gedeelte der aftegraven Specie van agteren tegen de zo evengemelde lengte van 50 Roeden, by aldien naamlyk de Kerk van Bimmen, aan dewelke dat Üukje Lands toebehoort, zich daar tegen niet mogt oppofeeren. Voorts moet, naar de gedagten van de Ondergefchreven, zodanige Ver, laaging eindigen by den nieuwen uitfpringenden Dwarsdyk. Die laatfte echter, gelyk ook dat gedeelte van denzelven Dyk, op hetwelk het Waardsmans Huis ftaat, zoude men by provifie niet alleen die hoogte moeten laaten behouden, die hetzelve heeft, maar ook daarenboven een gedeelte der afgegraven Specie brengen in de laagte, en aan de biimenzydu- teaen het Waardsmans Huis, formeerende, als'twaue, een' Beugeldyk, om hetzelve Huis te conferveren, nadien, wanneer naderhand de noordelyke Leidyk der doorfnyding mogt gelegt worden, hetzelve Huis op de Buitengoying Van dien Dyk zal komen te ftaan. Eindelyk diende de meergemelde verlaaging, naar de gedagten van de Ondergefchreven, uit de hand, onder het opzigt van een bekwaam en vertrouwd Perzoon, te gefchieden, en wel zo fpoedig als eenigszins mooglyk zyn zal, ten einde dit Werk nog voor het aanftaande hooge Water te kunnen voltoyen: zullende de bovengementioneerde verlaaging, na genoeg, bedraagen een fom van negentien honderd vyf en twintig guldens,  ( 85 ) Hopende hier mede aan de geëerde bevelen van U Edele Mog. te hebben voldaan, bobben wy de eer, ons met verfchuldigde hoogachting te noemen, Edele Mogende Heeren, Onderflond, Arnhem den its. Dec. ü Edele Mogende zeer ootmoe-j 1772. dige Dienaars. (Was getekent,) Frederik Beyerinch C. Brunings. NB. Bylang G. te vinden onder de Kaarten. Y Ver-  C 86 > H. Verhaal van het gehefoigneeerde in een Conferentie tusjchen de Heeren Gecommitteerdens van de Provincie van Gelderland, ter eenre, en de Heeren Gecommitteerden van de Provincie van Holland en Westvriesland, ter andere zyde, over het Werk der Rivieren op den 26 Mey 1773 9 en eenige volgende dagen binnen de Stad van Arnhem gehouden. PRESSENTEN. Uit Gelderland. De Heeren, De Borggraaf Lynden, Heer van Hemmen. Amptman van Balveren, Rouwenoort tot den Ulenpas. Capellen tot Dort. De Landdrost Schimmelpenninck van der Oye, tot beide Pollen. Goltftein tot Grunsfoort, en Va* nenburg. nevens De Secretarisfen In de Betomv, Toewater en Brantfen. Uit Holland. De Heeren, Van Boetfelaar, Heer van Nie-' veen. en Huyghens. nevens Brunings, Infpe&eur Generaalde< Rivieren. Woensdag den 26 Mey 1773. D e Gecommitteerdens van bovengemelde twee Provinciën, met onder* ling overleg op gister avond binnen de Stad van Arnhem gekomen, en huiden te famen Vergadert wezende, heeft Frans Godert van Lynden Heere van Hemmen, Borggraaf, Rigter en Dykgraaf des Ryks van Nymegen, de aanwezende Leden voor derzelver tydige en goedwillige Comparitie bedankt, en verders voorgedragen : Dat het haar Edele Mog. kennelyk was, dat niet lang na het fluiten van de Conventie over de zaaken der Rivieren op den 4. Julius 1771. door de Gecommitteerdens van de twee Provinciën, en de Commisfarisfen van zyn Koninglyke Majefteit van Pruisfen getekent, en door wederzyds hooge Principalen op bet folemneelfte geratificeert, verfchii was ontftaan in de eerfte Plaats over de manier van het Taxeeren der Gronden, welke tot de doorfnydingen zo op de Bylandfche Waart, als op de Pley geoecupeert moesten worden, en ten andere mede over de dadelyke executie van het verlagen van den Somerdam op de Husfenfche Waarden, ter geconvenieerde hoogte van zestien voeten aan de Peilpaal te Arnhem. Dat  ( 87 ) Dat hoe klaar en düidelyk dit een en ander by die Conventie ook Was be paalt, echter de Krygs- en Domainkamer te Cleve, fchoon met dezelve die zaaken niet waren behandeld, maar met de CommisOirisfen direct, door hoogst* gemelde zyn Koninglyke Majefteit daar toe benoemt, omtrent beide de voorfz. Poinflen allerhande obftaculen en uitvlugtenhaddegerragt temaken. Dat haar Ed. Mog. bekent waren de menigvuldige Brieven, welke over en weder met welgemelde Krygs-cn Domainkamer over die materie waren gevvisfelr, en dat wanneer men die zoude willen ophalen, hetzelve niet anders, als haar Ed. Mog. attentie zoude kunnen verveelen. Dat ondertusfehen de zaaken, om het voorgeftelde oogmerk te obtineeren, weinig of niets bevordert wordende, de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland, dienftig hadden geoordeeld in den afgelopenen jaarei^/a, den geheelen Bylandfche Waart, en daar na nog eenige andere Gronden, by aankoop aan zig te brengen, gelyk mede door de Heere Staten van Gelderland in April jongstleden, ten aanzien van de Milendonkfche en Runenfe Pley was gefchied. Dat hier door dan wel de difficulteiten omtrent het Point van het Taxeeren der Gronden tot die Doorfnydingen anderzints zullende nodig zyn, genoegzaam uit den weg genomen wezende, geJyk de voornoemden Krygs-en Domainkamer dit in der voegen in haar laatfte Misfive van den 1 dezes ook fcheen te begrypen, hoewel dien onvermindert nogtans verklarende, dat den Canfelerie-Direétor en Kamer - Secretaris Zeuner geauthorifeert hadden, om met den Raad-Secretaris Brantfen de Beëdiging der Taxateurs te doen, op dien voet als men dezerzyds dit had gcrequireerd, en dat zelfs daar toe aan haar kant de Taxateurs waren benoemt. Edog dat de veilaginge van den Somerdam op de Hasfcnfche Waarden, voor als nog was gebleven een object van disput, zodanig dat gemelde Krygs- en Domainkamer, fchoon daaraan deszelfs ongclyk mede meermalen ten kragtigfte was onder het oog gebragt, en dat het bevoegt was het geconvenieerde, door wederzyds hooge Principalen met derzelver Ratiiicatie be* kragtigd , via facti buiten effect te houden, des niet te min by haar verweigeringe kwam te perfifteeren. Dat de Gecommitteerdens van Gelderland zig iterative reifen over diergelyke ongepermitteerde manier van handelen ten hoogften hadden beklaagt? dat na haar gedagten zo doende alle gronden van vertrouwentheid wierden weggenoomen , cn de banden van verpligtinge ter nakominge van het geen zo folemneel was belooft, ten eencmaal gelaxeert, met byvoeginge dat zy zig geneccsfiteert vonden tegens alle onaangenaame gevolgen, welke hier uit fomwyle zouden kunnen ontftaan, op het plegtigfte teprotefteeren. Dat de Heeren Hollandfche Gecommitteerdens ondertusfehen by haar Misfive van den 4 deezes maands hadden gedcclareert, dat bereid waren om in deeze zamentlyk zodanige maatregulen te neemen, als men, om de Cleeffche Regeeringe tot rede te brengen, en de bewuste Verlaginge, ingevolge de Conventie, van dezelve te obtineeren, zoude oordeelen te behooren. Dan dewyl vermeenden, dat de deliberatien daar over allergevoeglykst en tcffens met de meeste expeditie mondeling ge'chieden zouden konnen, over Y a • zulks  C 88 ) zulks ha kien voorgedaan, om zo rasdoenlyk, het zy tc Arnhem, het zy in den Haag, eene Conferentie te houden, ten einde onderling te overleggen en vast te ftellen, welke middelen cn wegen men zoude behoore in te flaan, om op de fpoedigfte wyze tot afdoening van zaaken te geraken. Dat dit by de Gelderfche Gecommitteerdens vermogen-s haar Misfive van den 8. daaraanvolgende meede was geaccepteerd, met verklaringe, dat gereed waren die Conferentie alhier binnen Arnhem te houden, en mondeling te overleggen, wat ten dien reguarde, en om inmiddels het generale Werk der geprt jecteerde Doorfnydingen niet langer op te houden, gedaan en weikftfilljg gemaakt zoude ku men en behoren te worden. Hat ten gevolgen van dien, de dag dan ook op heden onderling daar toe bepaald zynde, hy Borggraaf zig verheugde de zamentlyke Leden thans in zu'.ke goede welftant alhier te mogen rencontreeren. Dat hy vuriglyk wenschte en niets meer verlangde, dan dat de dcliberaiien van haar Ed. Mog. in een zaak van zo veel aanbelang voor de Gein tere? Peerde Provinciën, van een goed en gelukkig fucces mogten zyn, verzoekende, en teffens zig verzekert houdende, dat baar Ed. Mog. alle in het Generaal, en ieder voor zyn particulier, het zyne daar toe zoude tragten te contribueeren, voor'.s te finnen zodanige mefures wel zouden gelieven te helpen nee. men, als men tot bevordering van het algemeene welweezen, en om dit Werk eindelyk eens tot confidentie te brengen, meest dienftig cn noodig zoude oordcelen. Wan* na tot die bcfognes getreeden weezende, zyn ter verhandeling in confidentie gekomen, de vier volgendePoincten: Voor eerst, de Yerlaginge van den Zomerdam op de Ilusfenfche Waarden , waaromtrent voor als nog vrugteloos by de Cleeffche Regeertng was aangehouden. Ten anderen, het werk Heilig maaken van de geconvenieerde doorfnydingen op den Bylandfewaart en de Piey. Ten derde, het verzorgen en dekken van het Ilerwenfche Schaar. Enlaatsüyk, het leggen van eenige Krihbens in plaats van de Pak- of Bleeswerken op het Spyk ,door die van Cleve zedert eenige jaaren al voorgellagen. Het eerde Poinét, het verlagen van den gemelde Zomerdam op dc Husfenfeben Waarden belangende, Hebben haar Ed. Mog. eenpariglyk vermeent, dar men daar by behoort te perfideeren, zonder ten dien opzigte eenige veranderingen in de Conventie, waar by dit Stuk zo folemneel is aangenomen, te kunnen admitteeren. Dat dien onvermindert nogtans, en zonder hier van direct of indirect eenigzims afiegaan, voor zo veel in de tweede plaatze de twee geprojecteerde doorfnydingen op de Bylandfchewaart en Pley betreft, men die, in gevolgen de Conventie, ten eerde zyn effect zal doen forteeren. Dat over zulks wederzyds kundige Lieden zullen worden geauthorifeert, gelyk dezelve geauthorifeert worden uit kragt deezes, om het Terrein tot die Doorfnydingen respeétive bepaald, ten fpoedigfte nader op te neemen, het beloop van dien met het geen daar van ap- en dependeert, zo precies mooglyk, te regulecrcn, voorts daar na als dan die Beftekken en Conditiën zodanig  C 89 ) nig te fcbikken en te rigten, als zy Lieden het best en bekwaamfte zullen oordeelen, ttn einde in conformité van dezelve het een en ander te gelyk publicquelyk aanbeftadej vA kunren worden, weezende de da^ van die Beftaadir g vastgeftelt tegens Maandag zullende zyn den 12 Julius deezes jaars 177?,, des'sMorgens om tien uuren, op het Raadhuis binnen de Stad van Arnhem, waar van de nodige Advertisfcmenten alomme, zo in de Couranten als ter getvooulyke Plaatfen, ten allereerfte, om te {trekken tot een iedersnarigt, zullen gefchieden. Hebbende de respective Leden aangenoomen zig zonder nadere Verfchryvinge, op Zaturdag avon.1 den 10 July aanftaande weder binnen de Stad van Arnhem te laaten vinden. Voorts is goedgevonden, dat ten 'aanzien van de twee Poincten hier boven germntioneert, mitsgaders van de reflectie omtrent het taxeeren van de Gronden op de Pley gevallen, tot welk een en ander respective de Mis. fivts van de Krygs cn Domainkamer te Cleeve, in datoden 8 en 26 Maart voorts den 1 Mey, allen laatstleden, haar relatie hebben, aan welgemelde Kamer kennisfe zal worden gegeeven by de navolgende Misfive. Hoog Edele, Geftrenge Wyze, Voorzkninge, Hooggeleerds, zeer discreete Heeren, byzon der e goede Vrienden. y hebben heden in onzè Vergaderinge ontfangen , en in overweginge genoomen, U Edelens Misfives van den 8 en 26 Maart, mitsgaders van den 1 dezes, de twee eerfte betrekkelyk tot het doen van de doorfnydinge op den By/andfewaart, en de derde dienende tot antwoord op de onze van den 22 April daar bevoorens, concerncerende zoo het taxeeren der Gronden op de Pley tot de doorfnydinge aldaar geoccupeert zullende moeten worden, als het verlasgen van den Somerdam op de Husfenfe Waarden. Schoon (om van het laatfte het eerfte te beginnen) voor zoo veel de manier van taxatie, welke tot dus verre een objeét van disput is geweest, en by U Edelen thans zelfs word geavoueert, betreft, het ons, gelyk aan U Edelens mede zodanig voorkomt, dat ter zaake van den aankoop van de Milendonkfe- en Runenfe Pley door de Provincie van Gelderland gedaan, het onnodig zoude zyn, die Gronden tegenswoordig te laaten taxeeren, mitsgaders dat men ook wel zal tragten nog eenige weinige Parceelen van minder belang, tot die doorfnyding nodig, in redelykheid door aankoop magtig te worden, egter zoude het kunnen gebeuren, dat dit kwam te ontftaan, wanneer wyü Edelens daar van zullen kennisfe geeven, ten einde als dan te zaamen de vereischte ordre, om die Parceelen na inhoud van de Z Con- Aan de Krygs- en Domainkamef te Ckeve.  ( 90 ) Conventie te taxeeren, gefteld zal konnen worden. Dog wat aangaat de verlaagingc van den Somerdam op de Hnsfenfewaarden, daar omtrent konnen wy aan U Edelens confideratien geenzints defereeren. Wy oordeelen ons onbevoegt af te gaan van het geen op dat fubject by de Conventie is vastgeftelt. Het poincT; in quaistie is daar by met goed overleg en volkomen kennisfe van zaaken bepaald. De refpective Gedeputeerdens zyn het dien aangaande eens, en van deszelfs nuttigheid geperfuadeert geweest. Ook hebben, wederzyds hooge Principalen het zelve gerati. ficeert, en met derzelver wil bekragtigt. Wy konnen over zulks niet begrypen, op wat gronden U Edelen zig de agtervolging van het geconvenieerde konnen of mogen onttrekken, te meer daar wy geen , veel min genoegzaame of voldoende reden vinden geallegcert, waarom die Somerdim, weinige jaaren geleden eerst dwars door de Hnsfenfe Strang aan den Bandyk, hoe wel tot merkelyke belemmering van den vryen afloop van het Water, aangeflooten , op de tegenswoordige hoogte zoude moeten verblyven, Wy moeten derhab'en onze vriendelyke en niet te min ernftige inflantien j al nog by deze ten kragtigfte herhaalen, in vertrouwen , dat wy eindelyk eens een fpoedig en voldoenent antwoord op onze wettige klagten in deze zullen bekoomen : en inval onverhoopentlyk daar in nogmaals niet mogten reusfeeren , zoo moeten wy daar tegens op het folemneelfte protesteeren, aan ons referveerende zodanige middelen en wegen, als wy ter bereikinge van het voorgeftelde oogmerk, dienftig en nodig zullen oordeelen, en aan welkers gevolgen wy onfchuldig willen gehouden wezen. Dien onvermindert en zonder hier van direct ofindireéb eenigzints af te gaan, zyn wy van voornemens de geprojecteerde doorfnydingen op de Bylandfewaart en op de Pley, in gevolgen de Conventie, ten eerfte zyn effeft te doen forteeren. Wy hebben ten dien fine onze kundige lieden geauthorifeert, om het terrein tot die Doorfnydingen refpeéïive bepaald, ten fpoedigfte nader op te nemen, het beloop van dezelve, met het geen daar van ap- en dependeert, zoo precies moogelyk, te reguleeren, en uit te baken, voorts daar na alsdan die Beftekken en Conditiën zodanig te fchikken en in te rigten, als zylieden het best en bekwaamfte zullen oordeelen. Wy  C 91 ) Wy hebben vermeent gehad aan U Edelens daar van by deze, ter voldoeninge van derzelver verzoek in de voo-raangetoogene M&ïves van den Q en zé Maart gedaan, communicatie te moeten geeven, ten einde U Edelens Haare kundige Lieden daartoe mede zouden konnen qualificeeren, zullende de onzen zig op Maandag den 7 Junius aanftaande des voormiddags op de Bylandfewaarc laaten vinden om met baar Werk alsdan een aanvank te konnen maaken. Hoog-Edele, Geftrenge, Wyze, Voorzieninge, Hooggeleerde, zeer Discreete Heeren, Byzondere goeds Vrienden. Wy bevelen U Edelens hier mede in Godes heilige be. feherrainge. Gefchreeven te Arnhem den 27 Mey 1773. U Edelens goede Vrienden. De Gecommitteerdens tot de zaaken van de Rivieren, wegens de Provinciën van Gelderland, mitsgaders van de Provincie van Holland en Westvriesland. Ter Ordonnantie van dezelve; Dat wat nu het derde Point, te weeten het verzorgen en dekken van het Herwen/che Schaar, is aangaande, hebben dc zaamentlyke Leden eenpaariglyk vermeent, dat de voorfz. verzorging en dekking ten hoogde dienftig, noodzaakelyk en conform het geconvenieerde was. Dat, om egter met eenige meerdere zekerheid te konnen weeten, op welke wyze die waterwerken gemaakt, en wat directie daar aan gegeeven zoude behooren te worden, men by provifie, en zoo lang 'er geen andere omftandiglreden ter contrarie zig op deeden, zoude kunnen afwagtcn, of 'er , en zoo ja , welke influentie de doorfnyding van den Bylandfchen Waard, omtrent het leggen der meergemelde Waterwerken zoude mogen hebben , ten einde daar na als dan de nodige mefures genomen zouden konnen worden. Donderdag den 27 Mey 1773. Prefenten als boven. D e Heer Hugenpoth van Aert, ter Vergaderinge kennisfe gegeeven hebbende, dat zig aan de nieuwe Dyken te Herwen eenige defecten, door de afplasfinge van het Water als anderzints veroorzaakt, ocvonden, welke noodzaakelyk diende verzorgt te worden; Z a Heb-  d t d fe ti f r r r i •\ 1 2 b c i ( I I ( ( 1 1 J/]n de Geceth mirteerden 's Lond van Utrecht. ( 92 ) Hebben haar Edele Mog. denzelven verzogt, gelyk verzogt word by .ezen, om daar op, hoe eer hoe beter, ordre te willen ftellea, zullende w dat einde aan hem de nodige Penningen ter betaalinge der Arbeiders aan at Werk gebruikt zullende moeten worden, tegens overgifte der Daglys>n, na behooren worden gefourneert. En zal hier van Extract aan gemelde Heer van Hugenpoth worden ter and gefteld, om te ftrekken tot zyn narigt. Haar Edele Mogende geinformcert geworden zynde, dat de Herwen•he Dyken, met zoo veel kosten door de twee Provinciën weder hereld en in ordre gebragt, zig zonder opzigt bevonden, zoodanig, dat geoegzaam een iegelyk daar omtrent handelde na welgevallen, en confideeerende de gevolgen , welke daar uit, zoo by een hooge Rivier, Yskaingen als anderzints, te verwagten warenj hebben, na gehoudene dehbeatie, goedgevonden de Gecommitteerdens des Quartiers van Nymegen te verzoeken, gelyk ook by haar is aangenomen, om ter plaatfe daar zulks zul>n oordeelen te behooren, van het gunt voorfz. kennisle te geeven, ender"elver Officien aan te wenden, de voorfz. Dyken, zedert een geruimen tyd uiten alle beheeringe gelegen hebbende, hoe eer hoe beter, weder onder e vereischte Schouw worden gebragt, cn daar toe de noodige Personen, ;o en in der voegen, voortsten effecle, als na Dykregten behoord, aangesp gisteren drie der voorgeftelde Pointen afgehandelt, en thans het vierde ,f laatfte Point, raakende het leggen van de voorgefiaagene Kribbens op hec Spyk in overweeginge genomen, cn op dat fubject geleezen zynde twee MtsIves van de Gecommitteerdens 'sLands van Utrecht, in dato den 26 Maart -n 11 deezen geaddresfeert aan de Gecommitteerdens van Gelderland, houlende derzelver Conftderaden op het leggen van die Kribbens, en fpecalyk, [at van ad vis waaren, dat by deCleefiche Regeeringe door ,Ue meest peraafive middelen, en op de gronden in die Brieven gededuceert, zoude belooren te worden geinfteert, dat by de Spykfche Conventie wierd gebleeren en conform van dien de Bleeswerken op het Spyk herfteld en onderhouden' met byvoeginge egter, dat, zoo onverhoopentlyk die inftantien geen ingang mogten vinden, alsdan zouden tragten eenig expediënt te proponeeren: Is, na gehoudene deliberatie, goedgevonden, datbevoorens aandeKrygsen Domain Kamer te Cleeve op die materie word gerefcribeert, nader aan welgemelde Utrechtlche Gecommitteerdens door de Gecommitteerden van Gelderland zal worden gefchreeven, ten einde zig al nog te willen voegen met den Voorflag by de Misfive van den 23 April laatstleeden gedaan, en zulks op den voet als volgt. Edele Mogende Heeren! U Edele Mog. Misfive van den 11 deezer, dienende terbei antwoording van de onze van den 23 April daar bevorens, hebben wy op zyn tyd wel ontfangen. Wy hebben daar van niet alleen, voor zoo vtel de voorgeJ fla-  C 93 ) flagene Kribbens op het Spyk aanbelangde, aan de Heeren Gecommitteerdens van Holland kennisfe gegeeven, maar ook ter occafie van derzelver tegenswoordig aan weezen alhier, met haar over den inhoud van dien, gelyk meede van U Edele Mog. anterieure Misfive van den 26 Maart, he: zelfde fubject concerneerende, mondeling gefprroken. Wy moeren betuigen, dat die zaak ons, zo wel als voornoemde Heeren Gecoromitteeid-rs, by continuatie blyfc tmbarasfeeren. Wy zullen thans niet onderzoeken, in hoe verre de redenen door U Ed. Mog. tegens het leggen van Kribben ter dekking van de Spykfche Bleeswerken geallegeert, by de Cleeffche Regeering geoordeelt zouden worden van gewigt te zyn; dit egter luinen wy niet verbergen , dat het geen in het algemeen door die van Cleeve by verfcheiden Misfives tot ftavihe van hunne fentimenten is bygebragt, in meer dan een opzigt, ons niet ten eeremaal ongefundeert voorkomt, meenende immers, dat aan de Cleeffche Regeering ten minRe eeniger maate behoorde te worden te gemoet gekomen. Wy treeden hier over in geen discusfi.: wy voorzien dat daar door de zaak weinig of niets zoude worden bevordert , en dat dit niet wel anders, na onze gedagten, dan in een Penneftryd zal kot nen vervallen. Wy hebben, om zulks te prtevenieeren, en cm dit werk buiten wydluftigheid, zoo veel mogelyk, te houden, byonze voorige Misfive aan U Edele Mog. in bedenkinge gegeeven, of niet U Ed. Mog. met de Heeren Gecommitteerdens van Holland en ons, zouden konnen refolveeren aan die vrm Cleeve voor te ilaan, om door weederzyds kundige Lieden te zaamen een nasuwkeurige oculaire infpectie van den ftaat en toeftand van de Rivier en deszelfs Oevers boven en langs de Spykfche Dyken geleegen, te laaten doen, en alsdan te overiggen, wat ten dien opzigte het best en bekwaamfte gedaan zoude konnen en behooren te werden. Wy begrypen wel, dat, wanneer men ten beide zyde, de eene voor, en den andere tegens de Kribbens abfolut komt te perfifteeren en aan geen fchikkelykheid wil plaats geeven, zo dar.e infptctie op zig, zelfs van niet veel vrugt zoude weezen. Edog wy confidereeren a ffe s, dat hetzelve door malkander mondeling, in loco, op een vriendelyke wyze te onderrigten, en voor al met een toeleg, om over en weeder iets te geeven en te neemen, een gevoeglyke occafie zoude konnen geeven, dat ten aanzien van de meergemelde Werken eenige modificatien wierden uirgedagt, waar door de fentimenten eeA a r.ig.  ( 94 ) nigzints wierden geconcilicert, en iets zeekers omtrent een zaak van zoo veel aanbelang, en waar van de gevolgen anderzints niet genoeg te apprehendeeren zyn, tot wederzyds genoegen vastgefteld. Wy zyn alnog in die zelve denkbeelden, en moeten daarom ons voorige verzoek , ten einde U E iele Mog. met de Heeren Gecommitteerdens van Holland en ons, in het doen van de voor aangetogene voorflag aan die van Cieeve, zoude gelieve te concurreeren, nogmaals inhaereren. En gelyk wy, niet anders beoogende dan het gemeene welzyn, onze kundige Lieden zullen rxommandeeren, om in zodane cas alle mogtlyke faciliteit ter bevorderinge van dit Werk toe te brengen, zoo houden wy ons ook ver/.eekert, dat U Ed. Mog., geanimeert met die zelfde gevoelens, zullen daar toe het haare meede tragten te contribueeren. By aldien ondertusfehen U Edele Mogende mogten vermeenen eenig ander expediënt in deeze te hebben, waar door aan die van Cleeve eenigzints te gemoet gekomen zoude konnen worden, gelyk wy uit derzelver laatfte Misfive zou. de moeten befluiten, zoo zal het ons aangenaam weezen, daar van hoe eer hoe beeter geinformeert te mogen worden, ten waare U Ed. Mog. derzelver kundige Lieden, ten dien opzigte liever met derzelver goedvinden zouden geheven te munieeren, en dit alsdan aan de onze, in loco te communiceeren, wanneer wy niet zullen nabaten daar op vervolgens alle biüyke reflectien te neemen. £de/e Mogende Heeren. Wy beveelen U Ed. Mog. hier meede in Godes heilige betcherming. Gefchreeven te Arnhem den a.7 May 1773* Onderftond, U Edele Mog. goede Vrienden. De Gecommitteerdens tot het bene. ficeeren van den Neder-Rhyn en Ysfel wegens de Provincie van Gelderland. Laager ftond, Ter Ordonnantie van dezelve. Fry.  C 95 ) Vry dag den 28 Mey 1773. Prefenten als boven- H aar Edele Mogende goedgevonden hebbende, dat de Landen en Gronden, welke zoo omtrent de Bylandfche Waard als op de Pley, tot die bekende Doorfnydingen moeten worden geoccnpeert, door bekwaame en vertrouwde Perfoonen onder eeden zullen worden getaxeert; Hebben, op voorftel van de Gelderfche Gecommitteerdens, daartoe aangefteld, voor zoo veel de Bylandfche Waard, met den aankleeven van dien, betreft, Wigman Geerlighs en Bart Veiwaeyen. En ten aanzien van de Gronden op de Pley, Peter Aveling en Henrik Limphers. Voorts op het voorftel van de Hollandfche Gecommitteerdens, ten opzigte van de Bylandfche Doorfnyding, Roeleman licet en N. N. Dibbets, Schoolmeester te Pannerden. En ten reguarde van de Pley, Arent Aleven en Iluybert van Ceulen: Alles conform het navolgende Formulier , zullende in cas van nood door die refpeftive Taxateurs een derde bekwaam en onpartydig Perfoon worden benoemt, om zoodane verfchil, mits vooraf meede doende den gearresteerden Eed, alsdan finaal te termineeren Formulier van den Eei W y N. N. tot het taxeeren van de Landeryen tot de doorfnydinge op de Pley en Bylandfche Waard, moetende vergraaven worden, fpeciaal benoemt, belooven en zweeren tot God Almagn'g, dat wy ieder morgen van de Landeryen , die ons zullen aangeweezen worden, zonder eenige inzigt of partydigheid na onze beste kennisfe en weetenfehap, volgens zyne eigentlyke en waaragtige waardye estimeeren en taxeeren zullen. Zoo waar helpe ons God Almagtig. Wordende de Secretaris Brantfen kragt deezen geauthorifeert, de voorfchreeve Perfoonen den Eed boven gemeld af te neemen, welke, dit gefchied zynde, gullen gehouden weezen, alsdan op de tyd als aan haar Taxateurs refpedive zal worden gecommuniceert, zig in loco te vervoegen, alwaar aan haar door de aanweezende Landmeeters de Gronden, welke ieder na zyn vdeur getaxeert moeten worden, fpecificq zullen worden gemeld en aangeweezen. Doende vervolgens van het geen by haar Taxa'eurs zal zyn gedaan en venigt, na behooren Schriftelyk Rapport A a 2 En  C P5 > En zal hier van Extra» aan de refpeftive Taxateurs worden ter hand gefteld, om zig daar na te reguleeren. Waar meede haar Edele Mogende, na gedaane refumtie, op dato als boven, van malkanderen affcheid genomen hebbende, zyn geicheiden. Onderftond, My Prefent, (getekent,) H. W. Brantfen* Va-  C 97 ) I. i. Ia Verbaal van het gehefoigneerde der Heeren Gecommitteerdens van de Provinciën van Gelderland, mitsgaders van Holland en Westvriesland, tot het Werk der Rivieren, in een Conferentie op den 12 fulius 1773, en eenige volgende dagen, binnen Stad van Am htm gehouden. PRESENTEN. Uit Gelderland. De Heeren, Da Borggraaf Lynden , Heer van Hemmen. Amptman Balveren, Rouwenoort tot den Ulenpas. Cappelle tot Dort. Landdrost Sc'dmmelpetvünck van der Oye, tot beide Pollen. Goltjlein tot Grunsfoort, en Va nenburg. nevens De Secretarisfen In de Betottw, Tocwater en Brantfen. Uit Holland. De Heeren, Van Boetflaar, Heer van Nieveenen Huygens. nevens Brunings, Infpecteur Generaal der Rivieren. Maandag den 12 Ju/lus 1773. "f^)e Gecommitteerdens der twee Provinccien, ingevolgen Refolutie van den 28 Mey laatstleden, Zaturdag avond binnen Arnhem gekomen, en heden aldaar re famen vergadert zynde; heeft Frat;s Godert van Lynden, 1'eere van Hemmen, Borggraaf, Rigter en Dykgraaf des Ryks van Nymegen, de aanweezende Leeden voor derzelver tydelyke en goedwillige Comparitie bedankt, en vervolgens voorgedragen: dat zedert Haar Edele Mogende laatfte Vergadeiinge de Publicatien van de twee gearrefteerde Doorfnydina;en, de eene op de Bylandfche Waart, en de andere op de Pley met een fteene Sluis in de regter Leydyk, alornme zo als gebru'kelyk, waaren gedaan; dat daar benevens door wederzyds Landmeeters en kundige Lieden de nodige Afbakingen in loco nader waren gefchied, en dat eenige verandering daaromtrent gemaakt in de Conditiën en Beftekken waaren gcnoteert geworden, gelyk daar van aan Haar Ed Mog. zoude zyn gebleken. Dat heden den dag van de Beftaading bepaalt zynde, hy Borggraaf thans vooraf zoude verneemen, of 'er, en zo ja welke confideratien nog by Haar Edele Mog. in opzigt van het een of ander lomwyle mogten zyn gevallen , dan, of zouden vermeenen, dat alnu tot die Beftaadinge zoude konnen en behooren geprocedeert te worden. B b Ten  ( 9» ) Ten gevolgen van dien door de Heeren Gecommitteerdens van de Provincie van Gelderland geremarqueert zynde, dac by haar eenige bedenkelykheid was gevallen. Eerftelyk, op de diftantie, die aan den Dyk of Dam langs den Rhyn, beginnende van de Glacis van het Fort Geldersoort tot aan den regter Leydyk van het nieuwe Canaal op de Pley, was gegeeven, en welke ongeveer op 25 Roeden van den Oever der Rivier was bepaald, mitsgaders op deszelfs fluiting, zo als die aan den voornoemden regter Leydyk zoude worden gedaan. Ten andere, dat hadden bevonden, dat de Glacis ofBorstwecringe van het gemelde Fort merkelyk laager zoude blyven als de voornoemde Project-Dyk of Dam, zodanig, dat het was te voorzien, dat by een extraordinaire hooge Rivier het Water daar over zoude loopen, en meer als waarfchynlyk aan den Lymerfen Bandyk groote fchaade, ja dikwils een doorbraak veroorzaaken. En laarstJyk, dat men niet had gereflecteerd, wanneer het tegenwoordige Bedde van den Yslèl door de linker Leydyk aan de Westervoortfche Vheerdam zoude weezen aangeflooten, en dus dien Boezem toegedykt, hoe het ais dan zoude gaan met het losfen -/an het Waater, koomende zo van de Konings Pley, als van de Landen aan deeze kant van den Ysfel geleegen, welke altyd in die Boezem hadden uitgewaaterc, cn wiens losfing door de voorfchreve aanfluyting geheel weggenoomen zoude worden. Zo is, betrekkelyk tot het eerfte Pouict, na dat daaromtrent de kundige Lieden waaren gehoort, en de redenen over en weder gediscutieert, en na dat de Heeren gecommitteerdens van Holland gtdeclareert hadden, dat men als nog by het eerlte Project, omtrent de aanfluiting van dien Dwarsdyk ann den regter Leydyk in eene met de Rivier evenwydige ftrekking, had behooren te perfifteeren; egter door een vriendelyke fchikkinge goedgevonden, de leidinge en aanfluitinge van den voorlchreeven Dyk of Dam te doen beHedenwaards met een kleine buiginge, en wel op dien voet, als op de Kaarte door den Landmeeter Beyerinck gemaakt, is getraceert, met dien verftande verders, dat niet alleen de Punten van den regter en linker Leydyk met de nodige Pak- en Ryswerken zullen worden gedekt en verzorgt, maar ook de Ocvct en Schaar boven den regrer Leydyk geleegen, met de vereischte Waaterwerken, en ter lengte, als men by nadere examinatie zal bevinden te behooren, gefecureert, en tegens verdere afvaliing en inbreken voorzien, mitsgaders, dat het een en ander by vervolg alzo zal worden onderhouden. Dat belangende het tweede Poinet, Haar Edele Mog. vermeend hebben, dat wel het overvallen van het Water over de Glacis van het Fort Geldersoort, zoude behooren te worden beier, en dat de kosten, daar toe gerequireert wor. dende, en van geen grote importancie kunnende weezen, door de twee Provinciën zouden worden gedraagen; edog dat, omtrent de manier van de verhooging van die Glacis, de Raad van Staate zal worden aangezogt, en met denzelven in overleg getreeden, hoe en op wat wyze zulks het gevoeglykfte zal konnen gefchieden. Gelyk dan ook Haar Edele Mog. in opzigt van de uitwateringen, welke, wan*  C 99 ) wanneer de linker Leydyk aan den Westervoortfchen Vheerdam door het tegenwoordige Bedde van den Ysfel word aangeflooten, en aan de Landeryen d .ar by en aangeleegen, zouden worden benoomen, wel allefmts redelyk en noodzaaklyk vinden, dat de Ingelanden daaromtrent worden klagteloos gefteld, maar dat nader door de kundige Lieden zal worden onderzogt, op wat wyze daar aan het best geremedieert, en waar ter plaatze het bequaamfte een voldoende Uitwatering voor die Landen, het zy door het graven van eenige Leyfloten, het zy door het leggen van een Deuk er door den Vheerdam- als anderfmts gemaakt zoude konnen en behooren te worden, ten einde als dan tert dien opzigte de noodige ordre gefteld zal konnen worden. Vervolgens zyn nog wel zo by de Heeren van Gelderland, als van Holland, ten aanzien van de Beftekken en Conditiën, op deeze en geene Poinéten eenige remarques gevallen , dog zyn dezelve, als van geen groot belang weezende, met onderling goedvinden geredresfeert, en is over zulks gerefolveert, dat daarvan aan de geene, welke tot die Aanneemingen geneegen mogten zyn, tot derzelver narigt kennisfe zal worden gegeeven, voorts dat als dan deeze namiddag om vyf uuren in conformité van dien de Aanbeftedinge zal gefchieden. Dingsdag den 13 Juüus 1773, Prefenten als booven. tiaar Edele Mogende in overweeginge genomen hebbende, dat op gister namiddag de Conditiën en Beftekken van de twee respeétive vastgeftelde Doorfnydingen, mitsgaders van de Denker. Shiys publicquelyk waaren opgeleezen , dat vervolgens eerst de doorfnyding van den Bylandfchen Waart was ingezet by Gerrit van den Heuvel voor de fomme van twee honderd negen en veertig duizend Guldens, en na dit weder was opgehangen op een fomme van twee honderd duizend guldens, gemeint by voornoemde Gerrit van den Heuvel, voor de fomme van twee honderd twee en veertig duizend guldens. Ten andere, dat de doorfnyding van de Pley was ingezet by Pieter Huyfers, voor een fomme van 289000 guldens, en dezelve weder opgehangen weezende op twee honderd duizend guldens, gemeint by denzelven Pieter Huizers en Floris de Rover, op twee honderd zeventien duizend agt honderd gullens. En laatstlyk, dat de nieuwe fteene Deuker-Sluis in den regter Leydyk op de Pley was ingezet by Tybe Eytes, voor ƒ13480- o- o, en nadat dit mede weder was opgehangen op tien duizend guldens, gemeint by denzelven Tybe Eytes, voor elf duizend drie honderd negentig guldens. Hebbende Haar Edele Mog. na gehoudene deliberatie goedgevonden die respeétive aanneemingen aan opgemelde Perfoonen toeteftaan en te accordeeren, gelyk hetzelve accordeeren kragt deezes , zynde hier van aan die Aanneemers, ter Vergaderinge binnen geftaan zynde, kennisfe gegeeven, welke dan ook die Conditiën nevens haare Borgen hebben ondertekent. De Aanneemers van de Doorfnydingen zo op den Bylandfchen Waart als op de B b a Pley,  ] Op den 14 July 1779, hebben de Rigter Gunrhcr, Dirk van Helden, MartLnus Beyerinck, en Hendrik van Stralen , by handtasting op vooritje eed , belooft de inftruclie, in deeze gemeld , na behooren tc zullen agtervolgen , en zi[j daar na tc gedraagen. Onderftond, My Prefent. (Was getekent ,3 H. tV. Brantfen InflruSfie voor den Opzigter en zyn Subflituut, over en wegens het maaken van zodane ft eene Shiys in den regter Leydyk van het nieuwe Canaal, zullende dienen tot de Mond van den Tsfel, even boven het Vheer in de Heerlykheid JFestervoort, den Xijulius 1/73, d°or de Heeren Gecommitteerdens van de Provinciën van Gelderland, mitsgaders van Holland en Westvriesland., binnen de Stad van Arnhem publicquelyk bejleed, cn by Tybbe Eytes aangenomen. I. De opzichter of zyn Subflituut, wien, zo ras de Aanneemer een begin van zyn werk komt te maaken, daar van kennisfe zal worden gegeeven, zal van de morgen tot den avond, als 'er gewerkt word, praifent moeten zyn en gehouden weezen naauwkeurig agt te geeven, dat de Aanneemer zig exact komt te reguleeren na de Conditiën van de Aanbefteeding , en daar toe fpecteerende Tekening, zullende mitsdien aan hem Copie van dien worden ter hand gefield. I I. 'ley, kennisfe gegeeven hebbende, dat ten allereerfte voornemens waaren ;en aanvang met den Arbeid aan haar respeétive Werken te maaken; hebben baar Edele Mog. na gehoudene deliberatie goedgevonden, ten aanzien van Jen Bylandfchen Waart te verzoeken, en tot de generale infpectie aldaar tegens genieting van zes guldens daags, wanneer daar toe kpait te vaceeren, te authorifeeren den Heer G. F. van Hugenpoth van Aart, voorts tot Opzigters aldaar op den voorflag van de Gelderfche Gecommitteerdens den Rigter Gunter, en op die van de Hollandfche Gecommitteerdens D'uk van Helden, mitsgaders tot het generale opzigt op de Pley, den Landmeeter Beyerinck op zyn gewoon Salaris, voorts tot particuliere Opzigtcrs, weegens Gelderland, Martinus Beyerinck, en wegens Holland, Hendrik van Straalen, en zulks op die ze'fde Inftruótie, als waar op zy Opzigters by de Henvcnfche Werkenden 30 July 177K zyn aangefteld, waarop zylieden respeétive bevoore-ns in Functie te trceden, gehouden zullen zyn den eed by handtasting afteleggen. Wyders hebben haar Edele Mog. ten opzigte van de bcfleede Deuker-Sluys in den regter Leydy k op de Pley zulle de gelegt worden, aangefteld Anthony Viervant, met permisfie om een bequaam en vertrouwt Knegt, met voorkennisfe van de Pradente Gecommitteerdens te Arnhem, tot zyn Subflituut te moogen gebruiken, en zulks op de lnftructie hier na volgende.  C tot ) 11. By aldien de Opzigter of Subflituut mogt bevinden, dac de Aanneemer zo in opzigt van de goedgekeurde Hout-, Steen-, en andere Mateiiaden, als die verwerkt worden, of anderfints hoegenaamt, niet conform het Bellek of Teekening handelende, zal hy voorfz. Aanneemer vermaanen, om zig daar na precies te gedraagen, en in val de Aanneemer dien onvermindert zoude willen voc itvaaren, zal hy daar van teritond kennis geeven aan de praïfente Cecommitteerdens binnen Arnhem, ten einde hier omtrent als dan ten fpoedigfte de noodige ordre te konnen ftellen. I I I. By aldien 'er eenige bedenkingen, misverllanden , of zwaarigheden by het werken mogte voor koomen of zig opdoen, het zy by het inheyen der Paaien of" Planken, of ook anderfints , zal de Opzigter of zyn Subftituut al mede daar van kennisfe moeten geeven aan de prtefënte Gecommitteerdens binnen Arnhem, ten einde als dan iemand te kunnen authorifeeren van zig des noods in loco te begeeven, om de nodige elucidatie of aanduidinge te doen, op dat het Werk geen nadeel werd toegebragt, met welke ordres zo de Opzigter of zyn Subflituut, als de Aanneemer, zig altoos zullen kunnen verantwoorden. I V. De Opzigter zal zo lang gewerkt word, en haar Edele Mogende hem zullen gelieven te employeeren, alle dagen ('ook mede als 'er op Zondag of Feestdagen gewerkt mogt worden) voor het opzigt van het voorfz. Werk zodane falaris genieten als men na redelykheid zal vermeenen te behooren, blyvende nogtans de betaalinge van den Subftituut tot zyn lasten, en wanneer de Aanneemer genoodzaakt mogt weezen, het zy om hoog water of andere redenen het Werk te ltaaken, zal hy Opzigter of zyn Subftituut hier van Notitie hebben te houden, en van hetzelve de Prxfente Gecommitteerdens binnen Arnhem ten eerfte moeten verwittigen. V. En eindelyk zal de Opzigter en zyn Subftitimt, bevoorens in Functie te treeden, met folemneele eede beloven zig na den inhoud van deeze Initruftie te zullen gedraagen, mitsgaders geen gifte of gaaven, waar door hy zig zoude kunnen laaten misleiden, nog van den Aanneemer, nog van iemand van zynent wegen te zullen ontfangen, gelyk ook geen part of deel aan het voorfz. Werk te zul-  C 102 y len mogen hebben of te eeniger tyd daar in te moogen neemen het een en ander directelyk of indireclelyk, voorts m het generaal alles te zullen doen het geen een goed Opzigter toeftaat en behoort te doen. Aldus gedaan en gearrefteerd binnen Arnhem den 13 Julius 1773. Ter Vergaderinge ingekocraen zynde de Eedelyke Actens van Taxatiën der Landen, zo op den Bylandfchen Waart als op de Pley tot die Doorfnydingen vergraaven of geoccupeeert zullende worden, door wederzyds atngefcelde Taxateurs gedaan , hebben haar Edele Mog. na gehoudene deliberatie, goedgevonden dezelve te ftellen, gelyk gefteld worden by deeze, in handen van de Landmeeters en kundige Lieden van de twee Provinciën, om dezelve te vifiteeren en examineeren , mitsgaders als dan op te maaken een gedetailleerde Memorie van het Montant der respeétive vergravene en geoccupeerde Landen, voorts welke fomme, die, ingerigt na de k;ementioneerde Taxatie, te famen komen te belopen, doende daar van als dan aan haar Ed. Mogende rapport. ' Op het geproponeerde door de Heeren Hollandfche Gecommitteerdens ter Vergadering gedaan, dat geinfonneert waaren, ^at op den Bylandfchen Waart zig verfcheide Kreeken bevonden, welke geoordeelt wierden aan de bevorderinge van de beftede Doorfnyding zeer nadeelig te weezen, en dat mitsdien de doortogt van het Rivierwater aldaar, noodzaaklek zoude behooren belet te worden; Hebben haar Edele Mog. na gehoudene deliberatie goedgevonden de Landmeeters van de twee Provinciën te gelasten, gelyk gelast worden by deeze, de voorfz. Kreeken ten eerfte in oogenfehyn te gaan neemen, derzelver gefteldheid te examineeren, voorts daar van een behoorlyk Beftek, metbyvoeginge van een begrootinge der kosten, te formeeren, en van het zelve alsdan te doen fchriftelyk rapport. De Heeren Gecommitteerdens van Gelderland voorgedraagen hebbende, dat onderrigt waaren, dat het Herwenfche Schaar by continuatie nog al kwam af te breeken, en derhalven in bedenking geevende, of niet daar tegens door het leggen van de noodige Waterwerken voorzien zoude behooren te worden, hebben de Hollandfche Heeren Gecommitteerdens verklaart, dat van gedagten waaren, dat daar mede alnog zoude behooren te worden gefuperfedeert, tot dat men het effeft van de doorfnydinge op den Bylandfchen Waart, met welk men eerstdaags een beginftond temaken, zoude hebben gezien, terwyl na maate van dien als dan zodane Waterwerken eerst met vrugt en meerder zekerheid zoude kunnen worden aangelegt; dat dit mede al in den jaare 1771 dusdanig was begrepen, en dat vermeenden, dat voor als nog daar by behoorde verbleeven te worden; waar op dan oolfi geen verdere Refolutie is gevallen. By het nazien van den Staat der Casfa van de twee Provinciën door den Adminiftrateur Mr. Peter van Hamel overgegeeven , bevonden ;«ynde, dat dezelve meerder had uitgegeeven als ontvangen, een fomme van ƒ500*6' r4- Is goedgevonden by Provifie voor de twee Provinciën uit te Haan eea fomma van zes duizend guldens, en zulks op den voet als volgt: «773-  c m ) 1773. den 13 Julil Is door de twee Provinciën Gelder and en Holland, wegens de Henvenfeen andere nieuwe Werken uitgefluagen de fomma van zes duizend guldens. -—- •ƒ 6o0or 0, o Daar inne draagt- Ge'derI nd ——- ■ 1 $45^13 o Holland f per cent 2400 o o Utrecht ' ■ - '1 3>8 3 o Overysfel ■ A—• - : ^56 4 c jóoooi o, o De quota van de Provincie van Overysfel word verdeeld tusfchen de eerstgemelde Provinciën e t draagt daar inne Gelderland - . 25ii8!io| Holland f per cent -— ■ 342: d ;fj Utrecht * 61 15! 6 85Ó1, 4I o Dragen dus aisnu in de bovenftaande fumrna van ƒ 6000-0-0 Gelderland voor haar zelve ■ ■ - '345 13 o In het Overysfelfe —-— 251 18 iof ƒ jSg? n IO| Holland voor haar zelve j per cent * — 24ooi ooi 1 \ Het aandeel van Utrecht 139» j o \ \ \—1— f 3798 3] o In het Overysfelfe voor haar zelve | per cent. 34a 9 71 Voor de quote van Utrecht. —1 -—— 261 15 6° —Hf 604 5 ^ j jl Ifóoool ö| O Ingekomen en geleezen het Rapport van den Heer G. F. Hugenpoth van Aart, houdende onder andere, dat zig wel geinformeert hadde, of de Boterdyk, op het Cleeffe gelegen, en ingevolgen Conventie van den jaare 1771 in een goede ordre herfteld, onder een Dykfloel was gehoorende, of by wie dezelve anderfints wierd beheert, maar dat daar van geen zeker narigt hadde konnen hekoomen, fchoon het hem voorkwam, dat de Krygs. en Domein-Kamer re Cleeve daar omtrent de dispofitie was hebbende. Waar op gedelibcreert en gelet zynde, dat aan dien Dyk zig verfcheiden defecten bevinden, welke vermogens de voorfz. Conventie gemeenfehappelyk moeten worden gerepareert; Is goedgevonden aan welgemelde Krygs* «rn Domein-Kamer te laaten afgaan de navolgende Misfive. Hoog-Edele, Geftrenge, Wyze, Voorzienige, Hooggeleerde, zeer Discreete Heeren, lyzondere goede Vrienden. •Ï^y ons heden Rapport ontfangen zynde, dat zig aan den Booterdyk by Lobith geleegen, welke door U Edelens C c 2 en  en ons volgens de Conventie van den jaare 1771 is herfteld, verfcheiden afplasfingen en defecten bevonden; Zo hebben wy vermeent gehad, U Edelens daar van by deeze te moeten informeeren, en teffens in bedenking geeven , of niet door weederzyds Landmeeters, of die geene, welke U Edelens daar toe anderfints zouden gelieven te qualificeeren, van die defecten hoe eerder hoe beter een opneeming zoude behooren te worden gedaan, ten einde, terwyl het Saifoen thans het bekwaamfte is tot die herftel-1 ling, welke uit kragt van de voorfz. Conventie gemeenfchappelyk moet worden gedaan, de nodige ordre zal konnen worden gefteld. Wy zullen, Hoog-Edele, Geftrenge Wyze, Foor zien inge , Hooggeleerde, zeer Discreete Heeren, Byzonder e goede Vrienden, Hier op U Edelens antwoord te gemoet zien, en voor het overige U Edelens in Godes heilige befcherming beveelen. Gefchreeven te Arnhem den 13 July 1773. U Edelens goede Vrienden, De Gecommitteerdens tot de zaaken van de Rivieren wegtns de Provinciën van Gelderland , mitsgaders van Holland en Westvriesland. Ter Ordonnantie van dezelven Ontfangen een Misfive van de Gecommitteerdens tot het beneficeeren van de Nederrhyn en Ysfel wegens de Provincie van Utrecht, gefchreeven aldaar den 8 ]uny laatstleden, dienende tot antwoord op deezerzyds Brief van den 27 Mey daar bavoorens, betrekkelyk tot de Spykfche Werken, en houdende: dat om een blyk te geeven van toegecvenheid, onder voorwaarden, dat het uithollend Schoor, fchuins tegens over de Spykfche Werken geleegen, na behooren wierd verzorgt, en de Spykiche Bleeswerken ten fpoedigfte na vereisch wierden herfteld, de Heeren Staaten, haare Principalen, wel wilden permoveeren ,> om daar in te confenteeren, dat 'er aan de Spykfche zyde even boven de Spykfche Bleeswerken tot meerder Securiteit van dezelve eene zodane Kribbe wierd gelegt, als om aan dat oogmerk te voldoen, meest bekwaam zoude worde geoordeelt, terwyl omtrent de ongeradenheid, om de Spykfche Bleeswerken in Kribben te veranderen, by derzelver voorige gedagten moesten blyven perfifteeren, alles in voegen breder daar by vermeld. Waar op gedelibereerd zynde, is goedgevonden, dat bevoorens aan welgemelde Gecomrhitteerdens daar op te rescribeeren, aan de Krygs- en Domein-Kamer .te Cleeve door de Gecommitteerdens van Gelderland zal worden gefchreven de navolgende Misfive: Hoog  C 105 ) Hoog Edele, Gejlrenge Wyze, Voor- zieninge, Hooggeleerde, zeer discreete Heeren, byzondere goede Vrienden. Wv hebben verfcheiden maaien, en nog laatstlyk by onze Mistives van den 13. January en 6 Maart deezes jaars aan U Edelens communicatie gegeeven van de Sentimenten, waar in wy ons bevonden met betreking tot de Bleeswerken op het Spyk in den jaare 1745 , uit kragt van de Conventie met U Edelens geflooten, en door wederzyds Hooge Principalen zo folemneel geratifkeert, aangelegt, fpecialyk dat wy van gedagten waaren, dat die .Werken, waar aan buiten onze fchuld federt een geruimen tyd genoegzaam geen, immers weinig, hand was geflagen, noodzaaklyk en zonder verder dilay op een voldoende wyze behoorde te worden gerepareert, en weder in ordre gebragt. Wy hadden gehoopt gehad, dat dit ingresfie by U Edelens zoude hebben gevonden, en dat in het gepasfeerde voorjaar, dit Werk, met zulke importante kosten gemaakt, met ernst voorgenomen en niet langer uitgefteld zoude zyn geworden. Edoch, door het gebrek van het noodige Hout, fchynt dit al weder, onaangezien wederzyds een gemeenfehappelyke opneeming was gedaan, geen voortgang gehad te hebben. Het SaiCoen ondertusfehen avanceert, de bekwaame tyd, om met vrugt te konnen arbeiden, ftaat eerlang weder in te vallen, en is dit dan ook de reden, dat wy ons niet hebben konnen of mogen dispenfeeren, nogmaals door deeze by U Edelens aan te houden, dat in tyds en zonder langer uitftel dien aangaande de noodige arrangementen mogen worden gemaakt; wy zyn aan onzen kant daar toe volvaardig, en vertrouwen, dat U Edelens ook daar in mét ons zullen coucurreeren. Het is wel waar , en U Edelens hebben diverfe maaien zedert eenige tyd gedeclareert , dat thans by U Edelens de Kribben voor de Bleeswerken wierden geprsefereert, en mitsdien op het leggen van dezelve geinfieert; dog wy moeten daar omtrent remarqueeren, dat by het herftellen van den Spykfen Dyk in den jaare 1745 het leggen van Kribben aldaar mede wel in aanmerkinge is gekoomen, maar dat men eenpaariglyk heeft geopineert, dat de Bleeswerken boven de Kribben , waar mede die Dyk voor die tyd gedekt was geweest, preferabel waaren. D d De  C 106 ) De Conventie is daar op poiltive geflooten; de Bleeswerken zyn aldaar op dien voet gemaakt en by continuatie onderhouden. Hier van nu buiten gemeene toeftemming te relilieeren , en de natuur der gearrefteerde Werken te veranderen, leid in der daad vry veel bedenkinge, te meer daar zig, zo het ons voorkomt, alnog geen byzondere omftandigheden hebben opgedaan, waar om men thans daar van zoude dienen af te gaan. En oflchoon wy voor ons particulier in het leggen van de twee Kribben, door U Edelens voorgeflaageu, wanneer daar aan een goede directie wierde gegeeven, mogelyk, om aan U Edelen te gemoet te komen, zouden konnen bewilligen; zo worden wy egter daar in wederhouden, ter zaake eenige der Mede -Geinteresfeerde Provinciën het leggen der Kribben met een geheel ander oog, dan U Edelens, befchouwen. Dezelve meenen, dat men by de Bleeswerken behoort te verblyven , dat de ondervinding heeft doen zien derzelver effect, en dat het onderhoud daar van, in aanmerking van de groote uitgeftrektheid , gantsch niet bezwaarlyk was geweest, vooral wanneer men jaarlyks daar aan de hand had gehouden, waar toe men deezerzyds zig nooit onwillig hadde getoont; dat boven dien het onzeker was, van wat uitwerkinge de Kribben aldaar zouden weezen, ten minfte dat tot het leggen van dien zwaare kosten zouden worden vereischt, en dat het onderhouden van dezelve, als aan de Stroom en Ysgangen fterker geëxponeert, 's jaars vry meerder als de Bleeswerken zouden beloopen. Verfcheide andere redenen zyn nog door onze Afede- Gemreresieerdens in deezen geallsgueert, die wy haten aan zyn plaats. En hoewel misfchien dezelve tot het leggen van eene Kribbe aan het boveneinde der Bleeswerken , onder voorwaarde , dat het meer en meer uithollend Schaar fchuins tegens over de Spykle Werken gelegen , door U Ede'ens na behooren voor verdere afbreuk word gefecureert, zouden konnen worden geperfuadeert; Zo. gelieven U Edelens nograns met ons te begrypen en in confideratie te nemen, dat, het zy men tot het leggen van de twee Kribben door U Edelens voorgeflaagen mogt procedeeren of niet, het altyd en in alle gevallen, na onze gedagten , zeker is, dat de defecten aan de Bleeswerken zig thans bevindende, hoog noodzaakelyk en wel ten fpoedigfte op een voldoende wyze behooren te worden gerepareert, ten einde alle ongelukken zo veel doenlyk voor te komen, en by een onverhoopentlyke doorbraak to de Landen van zyn Koninglyke Majefteit, als die der ge-  ( 107 ) geintresfeerde Provinciën aan geen riiïneufe gevolgen mogen worden geëxponeert, waar omtrent wy moeten protesteeren onverantwoordlyk te willen weezen} verzoekende dienthalven dat U Edelens dit alles in een ferieufe overweeginge gelieven te neemen, en die voorzieninge te doen, dat by tyds het noodige aanftal mag worden gemaakt, en vervolgens het Sayfoen daar zynde, de arbeid aan die defectueufe Werken begonnen en met alle ipoed word voortgezet. Hoog-Edele, Geftrenge, Wyze, Voorzieninge, Hooggeleerde, zeer Discreet e Heeren, Byzondere goede Vrienden. Wy zullen hier op U Edelens Antwoord te gemoet zien, en voor het overige U Edelens in Godes heilige befcherminge beveelen. Gefchreeven te Arnhem den 13 July 1773. U Edelens goede grienden. De Gecommitteerdens tot het beneficeeren van de Nederrhyn en Ysfel wegens de Provincie van Gelderland. 1 c w ü l □ van i*ui.\»ivu En hebben dien onvermindert, wanneer hier op een. refcriptie van de Krygs - en Domein - Kamer te Cleeve zal weezen ingekomen, de Heeren Gecommitteerdens van Gelderland aangenomen , niet alleen daar van ten eerfte aan de Heeren Gecommitteerdens van Holland een affchrift te zullen mede deelen, maar ook daar by te voegen een concept Misfive, welke na bevinding en omftandigheeden van het Cleeffche Antwoord aan de Heeren gecommitteerdens 'sLands van Utrecht, mitsgaders aan de Gedeputeerde Staaten van de Provincie van Overysfel zoude behooren gefchreeven te worden. Waar mede, haar Edele Mogende, na gedaane relumtie op den 14 July 1773. van malkanderen affcheid hebben genomen en zyn gefcheiden. Onder ftond, My prefent, Was getekent, H. IV. Brantfen. D d % B e-  < ton } Betreed den ia Ju|y 3 z O V è te h x i d T r n r g g a d t 2. 10. Beftek en Conditiën, waar na de Edele Mogende Heeren Gecommitteerdens van de Provinciën van Gel• derland, en Holland en IVestvriesland, tot de zaken der Rivieren, van meening zyn publhq te Befteeden, het doorfnyden ofte doorgraving van den Bylandfen Waard, volgens de nadere raaying en afbnaking gedaan by den Heer Capitein Ingenieur van Schóler , benevens de Landmeeters Beyerinck en Bolftra, in de maand Juny 1773, beginnen, de tegen over den Lobithfen Grint, en benedenwaarts eindigende omtrent vyf en zestig roeden boven dent Millingfen Schaardyk. Art. I. De uitgraving, wiens Bodem geftelt is op vyf voet Arnhems Pyl, 5ude aldaar op den Bodem wyt zyn een en dertig roeden, en Maaylands f dertien voeten Arnhems Pyl hoogte, calcula agt en dertig roeden, als olgens de Afpaaling reeds gedaan; dog buiten den tegenswoordigen hoo■n Dam aan de Rivier omtrent twintig roeden wyder, en veriiervenda gens denzelven Dam, de Dorceeringen wederzyden op circa vyf en een tlve voet, één ryfens; en by aldien door laage Rivier ofte anderzints beonden wierd, dat de uitïraaving dieper gedaan konde worden, zal hem Lanneemer voor de meerder diepte, pro rato, en zelfs met een derde aarenboven vergoed worden, en dus van gelyke zo de aanbefteede diepte iet wel doenJyk bevonden wierd, alsdan mede op een gelyke voet geort zal worden. I I. Met de Specie uit deeze doorgraving komende, op twee en zeventig 5cden ten Noorden de Afpaaling een behoorlyke Dyk te maaken, die ten linden hoog is drie en twintig voet Arnhemfe Pyl, Kruin breet twee jeden, en Dorceeringe wederzyden op de zes voet één Vallens, vervolens de oude Strange, zo ten Zuiden als ten Noorden de doorfnyding gele;n, toe te dammen, en de Grond één voet boven het Maayland aldaar m te hoogen, als mede de buiten Dorceering van den Bimmenfen Iianyk met de uit te graaven Specie naar vereisch te verbreden, en het fleg- 3en  ( 109 ) ten van den Bylandfchen Dwarsdam, gelyk meede de verdere Dammen en Wallen tot gelyks het Maayveld; vervolgens aan den Bimmenfen Bandyk een ichuin of draagend eind Dyk te leggen, lang circa zeventig en een halve roeden, op de hoogte van de Bimmenfen Bandyk, die op de Dorceering van de doorgraaving te niet is afioopende, in voegen zo als dezelve is afgebaakent, de overige fpecie ten Noorden de twee en zeventig roeden der doorgraaving te vervoeren en daar behoorlyk flesten, zo als mede verftaan word met de Specie der uitgraaving die meerder mogt zyn, als het vereischte tot de Noorder Leydyk, aandamming van de oude Strange, en verbreeden van den Bimmenfen Bandyk. I I I De lengte van de doorfnyding langs de Afpaaling Zuidzy, is gerneeten op vyf honderd drie en zestig roeden, en de Noordzyde vier honderd vyf en dertig, gemiddeld vier honderd negen en negentig Rhynlandfche roeden, welke geheele lengte, en dat in eene fom, waar onder alles, (als in Art. 1. en II. vermeld) begreèpen is, word aanbefteed. I V. Ingeval eenige duisterheden zig in dit Beftek mogten op doen, of dat de meeninge niet wel uitgedrukt was, ofte iets vergeeten en tot vereisch van het Werk noodig geoordeelt wierd, daar over houden haar Edele Mog. de interpretatie aan haar zeiven, mits niet boven de lom van een honderd gulden bedraagende. V. De Aanneemer zal alles moeten verrigten na de ordre van haar Edele Mog. de Heeren Bedeeders, of van die geene welke haar Edele Mogende daar toe zuilen qualificeeren, om een daaglyks opzigt over het voorfz. Weik te houden. V I. De Delleeding word gedaan by infehryving van Briefjes, die het minfte fchryft zal voor een Pramiie genieten twintig halve goude RyJers, dan zal het Werk nog eens op minder prys worden opgehangen, en die dan het eerst mynt zal Aanneemer zyn. V I I. Alle Matcriaalen en Gereedfchappen, mitsgaders alle Transporten en Arbeidslonen, en verders alles wat onkosten zyn, en daar onder getekent kan worden, geen uitgezonden, blyven alle tot lasten van den Aanneemer. VIII. De Aanneemer zal ten eerften aan het Werk moeten gaan, met zo veel Arbeiders, Kruiwagens, Karren en Paarden als noodig heeft, om zyn aangenoomen Werk op te leveren voor den eerften December 1774, ten zy door belet va» Hemels wéér, of hooge Rivier, dan zaj den zel- E e ve«  C uo ) ven zo veel da?en mogen nawerken, als daar door is belet geworden; blyvende het geheele Werk tot fchade en baate van den Aannemer, zo lang als het zelve niet zal opgenomen en geprezen zyn. Zo wanneer mogt gebeuren, dat de Aannemer zyn Werk eerder als den eerften December 1774 zal hebben geperfecteerd, zal hy voor ieder dag, dat eerder het zelve zal volbragt zyn, tot een Premie genieten vyf en twintig guliens. I X. Deeze Werken byna voltrokken zynde, zal de Aannemer agt dagen voor de voltrekking gehouden zyn, daar van kennisfe te geeven a.n de Heeren Befteeders tot Arnhem prtefent, dewelke daar tegens beloven de Werken te komen of te laaten opneemen binnen den tyd van veertien dagen, twee a drie onbegrepen, na de veltrekkinge, of dezelve na dit Beftek zyn gemaakt, en wanneer baar Ed:!e Mag. daar aan mogten manqueeren, dan zullen de Werken voor goed en gepreefen worden 'gehouden, mits de opneemitg door hooge Rivier nier 'worde beier. X. De bedongen Aannneemsperningen zullen betaalt worden binnen Arnhem , te weeten, één vierdepart als het Werk een derde zal gevordert zyn, en twee derde gevordert zynde, als dan weederom een vierde gedeelte, en de overige helft binnen veertien dagen na dat het Weik op^enoomen en gepreezen zal zyn. x r. Tot voldoening van dit Beftek, zal de Aanneemer ftellen twee fuffieante Borgen, tot genoegen van de Edele Mogende Heeren Befteeders, die tot voltrekking van dit Werk zo wel aanipreekelyk zullen zyn, als de Aanneemer zelve, en in geval de Aanneemer zodanige Borgen niet en konde ftellen, zal men het voorfz. Werk weder op nieuws ophangen tot lasten van den Borgeloozen Aannemer , op welke de kosten en fchadens daar door te leiden zullen worden verhaald. X I I. Daarenboven behouden de Heeren Befteeders, na dar het Werk ingezet en weder gemynt zal zyn, haar beraad den tyd van vier en twintig uuren, of zy het zelve aan den Aannemer willen laaten of niet. X I I I. De Aannemer en zyne Borgen verbinden, by ondertekeninge dezer, hunne Perfoonen en Goederen, geene uitgezondert, elk een vooral, en al voor een, als Principaal, dezelve fubmitteerendc; aan dejud:Cature van alle Heeren, Hoven, Rigteren cn Gerigcen , en in fpecie de Wel-Edele Hoven van Gelderland en Holland, met renuntiatie van Excepticn en Benefid,n Rechtens, Ordinis Dhifwnis &> Excmftoms, te Weeten, dat men de Borgen voor den  C m ) den Principaal niet zoude kunnen of mogen aanfpreeken , of dat men de fchuld zoude moeten verdeelen, en voorts alle andere Exceptien, dezen eenigzints contrarieerende. Na dat deze Conditiën publiekelyk waren voorgeleezen, zo is het zelve ingezet by G. van den Heuvel, voor de fomma van tweemaal honderd negen en veertig duizend guldens. Opgehangen voor tweemaal honderd duizend guldens. En is Gemynt by Denzelven voor tweemaal honderd en twee en veertig duizend guldens. "Arnoldus Hoogveld, _ Jan van den Heuvel, Borgen ■< J ' en ^Jan de Han. De Aannemer heeft op het Origineele Be/lek hy zyne Naamtekening gevoegt: Verklaarende teffens met deze myne Ondertekening, dat fchoon ik wel als principale Aannemer, alhier ben aangetekend, ik echter, om redenen my daar toe moveerende , myn principaal recht als Aannemer aan myn Borge Arnoldus Hoogveld, fpeciaal om alleen die Aannemings-Penningen te ontfangen, kracht dezes ben overgevende, verzoekende overzulks, dat dezelve by haar Edele Mogende daar voor mag worden erkent, en die bedongen Penningen alleen aan voornoemden Hoogveld betaald mogen worden. E e s Be.'  C 112 > Befteed den ij July i 773 ] d< aa è L 3- L\ Bejïek en Conditie, waar na de Edele Mogende Heeren Gecommitteerdens van de Provintienvan Gelderland, en Holland en TVestvriesland, tot de zaaken der Rivieren, van meening zynpublicq te befteeden, De Doorfnyding ofte Doorgraving van de Pley, uit den Nederrhyn tot in den Ysfel, met het maaken van tvree Ley - Dyken, beginnende die van de Linkerzyde aan den Nederrhyn, door den Ttfel; en Regterzyde mede beginnende van den Nederrhyn tot den Tsfel, fluitende beide aan de Westervoortfe Veeidammen, in welke laat/Ie Jluyting by de Heeren Befteeders een Sluys, ter Uitwatering van de Landen, geleegen tusfchen den Regter Ley Dyk en Westervoor tfn BanT>yk, gelegt zal mrden, hebbende de binnen zyde der Dyken doorgaande de Breedte van twaalf roeden Voorland, Maaylands hoogte, zynde de gemiddelde lengte der Doorgraaving ongeveer drie honderd vyf en neegentig roeden: en nog het Maaken van een DwarsDyk, beginnende aan gemelde regter Ley-Dyk omtrent op vyf en twinti? roeden langs den Nederrhyn, en puy. tende aan de Buitenwerken van de Westervoortfe Schans, aan den eenen kant, en aan de Regter Ley • Dyk aan de andere zyde met een zwaay, zo als zal worden aangeweezen, lang ongeveer vier honderd tien roeden Rhynlands alles in voegen zo als de Werken zyn afgepaalt, of nader aangewezen zullen worden. Aar. I. )e üytgraving door de Pley (Maaylands hoogte) zal moeten wyd zyn rtig roeden, en ter diepte op vier voet Arnhems peil, afdorceerende n de West. of Linkerzyde, op de vyf voet één vallens, en aan de Oost: regterzyde daar de Oever met een ronde toog is, waar door geen of min-  ( ii3 ) rrfnder afneeming te wagten is, op de drie voet één vallens, en by aldien door laage Rivier of anderfinrs bevonden wierd, dat de Uitgravhig dieper gedaan konde worden, zal de Aanneemer voor de meerder diepte pro rato, en ztlfs met een derde daarenboven vergoed worden, en dus van gelyke zo de aanbefteede diepte niet wel doenlyk bevonden wierd, alsdan mede op een gelyke voet gekort werden. I I. Met de Specie uit deeze Doorgraving komende aan wederzyde op twaalf roeden van de Uitgraving, aan de Westzyde langs de geheele Doorgraving, als mede langs de Oostzyde, fluitende beide aan de Westervoortfe Veerdammen, en ten aanzien van den Rechter Leidyk, fluitende teffens aan de te maaken Slais, Leidyken te maaken, ter hoogte van drie en twintig voet Arnhemspeil, de Kruin breed agtien voet, de Buiten en Binnen Dorceering ieder op de zes voet één* vallens, of tot zodanige breedte als de uit te graven Specie toereikende bevonden zal worden, mits daar uit mede te maaken het end Dwarsdyk langs den Nederrhyn tot aan de Glacis van de Westervoortfche Schans, hoog drie en twintig voet Arnhems Peil, kruin breed twaalf voet, buiten Dorceering op de zes voet één vallens, de Tonneronte van de Kruin twaalf duim, buiten en binnen Dorceering zes duim, zatter van Aarde of boven de Lyn: nog zal de Aanneemer in het Maayland der toedamming van den Ysfel langs de Stroom Linie van het te graven Canaal maaken een Rysberm met een SchietKruis- Dék- Laag en Tuinen, alles na den eisch van diergelyk Werk, hoog agt voet aan het Peil tot Arnhem, en breed twee Roeden, afdorceerende op de voet vier duim, en tegens dien Rysberm op één roede hngte twee en een half fchagt grove Puin of zwaare Steenbonken te ftorten. I I I. De Uitgraving zal om de andere laag met Kar en Paarden moeten ge fchieden, en aangebragt worden, en dus den geheele Dyk aanhoogen mee Lagen niet dikker als van een voet ftort Aarde, ter geheele hoogte van den Dyk; de Grond zal, alvoorens eenige Aarde daar op te brengen, behoorlyk omgefpit of geploegt moeten worden; ingevalle eenige Aarde by de Uitgraving tot het maaken van den Dwarsdyk mogt te kort komen, zal aan de buiten zyde op aanwyzing ter naaster plaatfe en minfte fchaden moeten gehaald worden, wordende de geheele lengte, en waar onder alles begrepen is, in eene masfa aanbefteed. I V. Ingevalle eenige duisterheden zig in dit Beftek mogten opdoen, of dat de meening niet wel uitgedrukt was, ofte iets vergeeten en tot vereisch van 't Werk noodig geoordeelt wierd, daar over houden Haar Edele Mogende de Interpretatie aan haar zeiven, mits zig niet boven de fom van een honderd guldens bedragende, F f De*  c 114 y V. De Aannemer zal alles moeten verrigten na de ordre ven Haar Edele Mogende, de Heeren Befteeders, of van die geene, dewelke Haar Edele Mogende daar toe zullen qualificeeren, om een dagelyks opzigt over hec voorfchreeven Werk te houden. V ï. De Befteeding word gedaas by infehryving van Briefjes, die het minfte fchryfe zal voor een pramie genieten twintig halve Ryders, en zal zulks gefecteteert blyven tot na de Befteeding ; dan zal het Werk nog eens op een minder prys worden opgehangen, en die het eerst mynt zal by provifie Aannemer zyn. V I L Alle Materialen en Gereedfchappen, mitsgaders alle Transporten en Arbeiddoonen , en verders -«««es wat onkosten zyn en daar onder gerekent kan worden, geen uitgezondert, blyven alle tot Jasten van den Aannemer. vj.it De Aannemer zal ten eerden aan het Werk moeten gaan , met zo veel Arbeiders, Karren en Paarden, als nodig heeft om zyn aangenomen Werk op te leveren voor den eerften December 1774, ten zy door belee van Hemels Weer, of hooge Rivier, dan zal dezelve zo veel dagen mogen na werken, als daar door is belet geworden, blyvende het geheele Werk tot fchade en bate van den Aannemer, zo lang als het zelve niet zal opgenomen en geprezen zyn. Zo wanneer het mogt gebeuren, dat de Aannemer zyn Werk eerder als den eerften December 1774 zal hebben geperfecieerd , zal hy voor ieder dag, dat eerder het zelve zal volbragt zyn, tot een pnemie genieten vyf en twintig guldens. Vcorts zal de Aannemer alle oplettenheid gebruiken, dat aan alle de Landeryen, die buiten zyn Beftek zyn, en tot die Doorfnyding niet geoccupeert worden, geene fchaden worden toegebragt: ook zal hy zorg moeten dragen voor de nodige en voldoende Vrachtingen, ten einde het Vee in die Weidens zal kunnen blyven, en belet worden na elders weg te lopen, by pcene, dat de fchaden, die daar door mogt worden veroorzaakt, door hem, naar behooren zal moeten worden vergoed. I X. Deeze Werken byna voltrokken zynde, zal de Aannemer agt dagen voor de voltrekking gehouden zyn, daarvan kennisfe te geven aan de Heeren Befteeders tot Arnhem pradent, dewelke daar tegens bel00ven de Werken te komen ofte laaten opnemen, binnen den tyd van veertien dagen, twee a drie dagen onbegreepen, na de voltrekkinge, of dezelve naar dat Beftek zyn gemaakt; en wanneer Haar Edele Mogende daar aan mogten mankeren, dan zullen de Werken voor goed en gepreezen worden gehouden, mus de opneeming door hooge Rivier niet worde belet. De  ( H5 ) X. De bedongen Aannemers-penningen zullen betaald worden binneö Afn« bem, te weeten, een vierde part als het Werk een derde deel zal ge* vorderd zyn, en twee derde deelen gevordert zynde, alsdan wederom een vierde gedeelte dtrzelve, en de overige helft binnen veertien dagea na dat het Werk opgenomen en gepreezen zal zyn. X I. Tot voldoening van dit Bellek, zal de Aanneemer ftellen twee fufHcante Borgen, tot genoegen van de Edele Mogende Heeren Befteeders, die tot voltrekking van dit Werk zo wel aanfpreekelyk zullen zyn, als de Aanneemer zelve, en ingeval de Aanneemer zoodanige Borgen niet en konde ftellen, zal men het voorichreeven Werk weder op nieuws ophangen tot lasten van den Borgeloozen Aanneemer, op welke de kosten en fchaden daar door te lyden, zullen worden verhaald. X I I. Daar en boven behouden de Heeren Befteeders, na dat het Werk ingezet en weder gemynt zal zyn, haar vry beraad den tyd van vier en twintig uuren, of zy het zelve aan den Aanneemer willen laaten of niet. XIII. De Aanneemer en zyne Borgen, verbinden by ondertekeninge deezer, hunne Perfoonen en Goederen, geene uitgezondett, elk een voor al, en al voor een, als Principaal, dezelve fubmittteerende aan de Judicature van alle Heeren, Hoven, Rigteren en Gerigten, en in fpecie de Wel ■ Edele Hoven van Gelderland en Holland, mer renunciatie van de Exceptien en Beneficiën Regtens, Ordinis, Divifïonis en Excusfionis, te weeten, dat men de Borgen voor den Principaal niet zoude konnen of mogen aanfpreeken , of dat men de fchuld zoude moeten verdeelen, en voorts alle andere Exceptien, deezen eeniglints contrarieerende. Na dat deze Conditiën publiekelyk waaren Opgeleezen. Is het voorfz. Werk ingezet by Pieter Huyfers» Voor de fomme van tweemaal honderd negen en tachtig duizend guldens. Opgehangen voor tweemaal honderd duizend guldtns. En is gemynt by Denzelven, en Floris de Rover, voor tweemaal honderd zeevennen duizend, en acht honderd guldens. [Arnoldus Moeien Borgend en \Sornelis Ferhey Ff i W  C n6 ) K. Rapport van eem Infpeftieenprovifio- neele opneeming van het W',rk der Doorgraaving op den Bylandfch'.n Waard gedaan op ordre van haar Ed. Mog., de Heeren Gecommitteerdens ter beneficeering van Nederrhyn en Tsfel, in da* to den 6 Mey 1774. Edele Mogende Heeren! X)e ondergetekenden by de Edele Hoven van Gelderland, Holland 'en Westvriesland, geadmitteerde Landmeeters, hebben met de haar aanbevolen opneeming van het in het hoofd deezes gemelde Werk, des Dingsdags den 10. Mei 1774. een begin gemaakt, en wel voor eerst met te onderzoeken, welke quantiteit Aarde uit het nieuwe Canaal reeds was gegraaven, het geen wy na ons beste weeten (dewyl geduurende de bewerking onmooglyk een egalen Bodem kan geboudeu worden) door Waterpasfing en Peilingen, zo na°mooglyk was, hebben berekend, en zyn begonnen van onderen aan den uitloop van het Nieuwe Canaal, en hetzelve bevonden als volgt, de Lengtens gemeeten langs de Noordzyde. Voor eerst, 76 roeden langte, zynde een driehoek, hebben wy bevonden uitgegraven te zyn ep 4 voet 9£ duim Arnhems - Peil, dus a| duim laager als in het Beftek geëischt word, bedragende 235 fchaften, die beneden de 5 voeten zyn uitgegraaven. Vervolgens een vierkant Vak ter langte van 107 roeden, bevonden uitgegraven te zyn, op 6 voet 1 daim Arnhems peil, dus hier nog uirgegraaven moet worden 1 voet 1 duim, of 3593- Schafc- — 81 roeden langte hooger op, bevonden uitgegraaven te zyn op 8 voeten 5 duim Arnhemfche peil, dus hier nog dieper moet gegraaven worden 3 voet5 duim, of912aSchaften Vervolgens 50 roeden langte verder de gemedieerde Bodem bevonden uitgegraven te zyn op 9 voeten Arnhems peil, dus hier nog '4 voeten dieper gegraaven moet worden , of 6800 Schaften. 88 Roeden langte hooger op, de gemedieerde Bodem bevonden uitgegraven te zyn, op 9 voeten Arnhems peil, dus nog 4 voet 4 duim moet uitgegraaven worden, of 13309 Schaften. 20 Roeden langte hooger op, zynde de Grond, waar op den affluit Dyk legt, bevonden met den Dyk gemedieerd te leggen op n voeten Arnhems Peil, dus nog uitgewerkt moet worden 6 voeten diepte, of 4320 Schaften. 66 Roeden langte verder, of tot de Waal, waar in een laagte legt 17 roeden breed, deeze laagte hebben wy bevonden te leggen op 10 voeten 3 duimen Arnhems - Peil, dus nog uitgegraaven moet worden 5 voet en 3 duim, of 5890 Schaften. Ten Noorden deeze laagte ter breedte van 18. roeden, hebben wy den grond  C 117 > grond, waaraan thans gewerkt word, bevonden te leggen op 15 voeten 9 duim Arnhems Pe.1, moet dus nog uitgegraaven 10 voet 9 duim , of , j5a4Schaften. len duiden deeze laagte ter breedte van 13 roeden, waar aan mede gewerkt vyord, h-.bb,n wy den grond bevonden te leggen op 16 voeten Arnhem* peil, dus nog it voeten diep moet uitgewerkt worden, of7986Schaften. . Zynde. na aftrek van de eerstgenoemde 235 Schaften, die reeds beneden de 5 voeten Arnhems peil zyn uitgewerkt • 6:319 Schaft. Die nog uitgewerkt moeten worden, en uit het geheele Kanaal moet verwerkt worden 143718 Schaft Dus uitgewerkt . . „ _ , . . 81350 Schaft Zynde een gedeelte van de geheele uitgraaving, of na genoeg in proportie verklynd een $ part uitgewerkt. Aan den Noorder Leydyk hebben wy bevonden verwerkt te zyn, behalven het geene in de Kolken en Strangen verwerkt is, en dat niet weina gegaan kan worden, 17387 Schagr. Gemelde Leydyk volledig opgemaakt zynde, zal inhouden 25387 Schaft mankeert dus nog aan deeze Dyk 8,30. Schaft, of $ gedeelte. De m het Maayveld ten Noorden de Doorgraaving vallende Kolken en Strangen, zyn gedeeltelyk ge vult. De groote Strang ten Zuiden de Doorgraaving is genoegzaam van de Franfche Brug tot de Peppel of het Scheid tusfchen Millingen en Bimmen, geheel gevuld, dog van daar tot het eind van het Werk mankeert nog een J gedeelte, blyvende van het eind der Doorgraaving langs den Millingfen Bandyk nog een Strang ter langte van 67 roeden over, die beneden het eind der doorgraving is hopende, en die niet by het Werk van den Aanneemer kan gerekend worden te behooren. Dus wy het vullen of openlaaten van deeze aan de Confideratien van Haar Ed. Mog. overlaten. Aan het fchuins afdragende eind Dyks, lang 70 roeden, is nog niet begonnen. Wat aanbelangt het verzwaaren van den Bimmenfchen Bandyk, hebben wy bevonden, begonnen zynde van boven na beneden, 167 roeden lengte, waar aan nog niet gewerkt is, doch de Strang daar langs lopende is Scherp J gevuld. 100. Roeden langte verder is verzwaard op de laatfte ftort na; 25 roeden verder of van het Erf van het Huis Bimmen, is geen verzwaaring noodig. 65 Roeden verder is nog niet van belang verzwaard. 115 Roeden langte verder, is de Dyk tot aan de Scheid of Peppel geheel verzwaard, dus deeze Dyk ruim de helft naar behooren verzwaard. Voor het overige word dit Werk met alle magt voordgezet, en, zo veel wy hebben kunnen nagaan, is alles na de order van het Beftek verrigt. G g Hoe»-  C xi8 ) Hoopende in deezen aan de geëerde en gerespecteerde bevelen van U Edele Mogende te hebben voldaan, tekenen wy met alle Hoogachting Edele Mogende Heeren, Onderflond, U Edele Mogende Dienstwillige en onderdanige Dienaaren. ( getekent,) Frederik Beyerinck Hendrik van Straalen Arnhem den 18 Mey *774-  C 119 > *«» Bylandfchen IVaard en Pley, «w* Ae/ gce» daartoe relatie heeft, gedaan in de maand Mey 1774, Mogende Heeren! X)00' U Ed. Mog. by Refolutie van den 15 April deezes jaars geauthori* feerd en gelast zynde, om de thans onder handen zynde Werken op den Bylandfchen Waard en Pley, benevens hetgeen daar roe rel. £ ie heeft, te infpeóteeren, en daar van aan U Ed. Mog. fchrifrelyk Rapport te doen; zo heb ik my den 6 deezer maand Mey naa Gelderland op reize begeeven, en vervolgens de zo evengemelde Wérken met alle naauwkeurigheid geinfpefteerd, terwyl de Rivier vallende, en aan het Peil te Arnhem 9 a 8* voet was. Wat in de eerde plaats de Doorfnyding van den Bylandfchen Waard betreft; zo kan ik niet nalaaten van in het algemeen aan te merken, dat het Werk al' daar in de uitterfte orde gedirigeerd word. Zo wel de Doorfnyding, als de Leidyk aan de noordzyde, en verzwaaring van denBimmenfchen Dyk ten zuiden, word zo geregeld volbragt, dat 'er niets aan het zelve te defider«e- r wC\ D\Rivier zedert eem§e ^gen merkelykgereezen, en daar door het Werk aan het beneden einde der Doorfnydinge eenigszks belemmerd zynde had men inmiddels een' aanvang gemaakt met de Doorgraving boven den Schut- of Dwarsdyk, na alvoorens, op ordre van den Heer van Hugenpoth, een Zomerdam aan den Boord der Riviere gelegd te hebben, tot dékkiH* van het Werk buiten den gemelden Dwarsdyk. Gelyk nu deeze genomen precautie alleszins tot een blyk der kundigheid en vigflanne van gemelden Heer van Hugenpoth veritrekt; zo toont dit ook aan den anderen kant de gewilligheid en dociliteit der Aanneemeren, waar door zy trachten aan de goedheden, hun door U Edele Mog. beweezen, eenigermaate te beantwoorden. — Aan het beneden einde der Doorfnydinge' had men dwars door dezelve een' Dam gelaaten, in welken alsrfu eene opening gemaakt was, waar door het Water uit de Doorfnydinge zich ontlaste. Edoch toen deeze ontlasting door de hoogte der Riviere geen plaats konde hebben heeft men het Water door middel van twee Tonmolens uit de Doorfnydinge gemaalen. —U Ed. Mog. vergunnen my by deeze gelegenheid aan te merken, dat by die geenen, welken eertyds zo veele zwaarigheden tegen die Doorfnyding gemaakt hebben, juist dit uitmaalen door Molens voor onmooglyk gehouden is, door dien zy beweeerden, dat 'er in de Doorfnydinge niets dan Zand gevonden zou worden, terwyl de bevinding van achteren bevestigt, het geen van wegens deeze Provincie altoos als ten hoogten waarfchynlyk gepofeerd is, dat, naamfyk, in de Doorfnyding meestal de beste en zwaarfte K!ey gevonden 9 g - word;  C 120 0 word: een aanmerkelyk voordeel voornaamlyk ten aanzien der Dyken, welken van de u tgegraaven Specie gemaakt ot verzwaard moeten worden. Uit het Rapport der Opneeminge, onlangs door de Landmeeters Beyérmck en van Straalen gedaan, zal aan U Ed. Mog. in detail gebleeken zyn , hoe verre men met dit Werk, zo wel ten aanzien der Doorfnydmge zelve, als van den Noorder Leidyk en verzwaaring des Birnmentcrun Dvks gevorderd is; dus het noodeloos zyn zoude, hier mede de attentie van U Ed. Mog op te houden. Zeker is het, dat, by aldien de Aanneemers verder door U Edele Mogende onderfiound mogen worden , en Weer en Watershoogte hun eenigszins gunftig is, het Kanaal vóór den geilipuleerden tyd geopend zal kunnen worden. - Wyders kan ik niet nalaaten van te remarqueeren, dat aan het benedeneinde der Doorinydmge langs den Miliingfchen Bandyk, bet Maailand uhneemend laag bevonden word terwyl de zuidelvke Oever der Doorfnydinge daar ter phatfe aanmerkelyk hooger is. Hier door is met veel waatfebyrdykheki te duchten, dat he hooge Winterwater, na de opening van het Kanaal, m< t des te meerder kracht te >en den Miliingfchen Bandyk persfen, en de gemelde laagt: nog meer uit- fchuuren zal. , ,T Dit nadeel zou men ten eenemaale voorgekomen hebben , by aldien de Heeren Gecommitteerden wegens de Provincie van Gelderland hadden kunnen goedvinden, om zich te conformeeren met de Propofitte van U Ed Mog. nopens het leggen van een end Dyks van den Peppel af tot op de we.de van bt" aanzien der Doorfnydinge rp de Pley, kan ik U Ed. Mog berichten dat dezefe, volgens informatie der Opzieners, zoverre gevorderd ts dat de Aleerners meenden tot den tweeden termyn van betaalmge gerechug te zvn het geen rader uit de Attestatien van gemelde Opzieners zal moeten blvken De Dwarsdyk langs den Nederrhyn was geheel afgedaan, uitgenomL al £ Glacis van hef Fort G.ldersoort, 7™™^*"^ ordre wachtte. De weederzydfche Leidyken aan het boveneinde der Door ftvdinie, waaren thans vry wel naar het beloop der Glooyingen geflegt: doch tneLnw^ waaren de Dyken nog zeer in het ruwe. Inmiddels hebben ^leemers een begin gemaakt met den Ysfel doo,: h e*ftoncn van Aarde, toe te dammen. Dan, de Stroom [heller wordende raar maatemen de opening vernaauwt, fcheen dit ftorten van Aarde en Zand weinig tc baten- waarom ook de Aanneemers re raade geworden waaren, om de roedamming door Rys- en Zinkwerken te voltooijen. In het geheel heeft men zieft* wat den aert der Gronden in deeze Doorfnydinge betreft, van achteren aanmerkelyk bedroegen gevonden, nademaal, een enkele P aat van Kfcy u t gezonderd, niets dan fyn en ligt Zand in dezelve ontdekt word, het geen de uitmaaling door middel van Werktuigen ondoenlyk maakt. J*DJ^> welken van die Specie gemaakt moeten worden, zyn derhalven ook naar reden van mindere fterkte te achten. Doch aan den anderen kant, kan men met veel reden verwachten , dat het Kanaal door den Stroom tot de vereischte diepte zal uitgefchuurd worden, wanneer men maar in ftaat zaJ zyn, om de bovengemelde Plaat van Kley diep genoeg uit te graaven. • * . Df  < 121 ) 'De aanneemers van de Duikerfiuis, welke in den noorder Lëdyk gelegd moet worden, hadden reeds ruim iSo Eundamentspaalen ingeheid, en het grootfte gedeelte der noodige Materiaalen aangevoerd: om welke redenen dezelven zich mede by Heeren Gecommitteerden van Gelderland geaddresfeerd hadden, ten einde den eerften termyh van betaatinge re 'erlangen . Ik heb voorts by deeze gelegenheid gemeend, den Gever van de Plejr, op wiens fecureering onlangs door Heeren van Gelderland by herhaaling wederom geinfteferd is, nauwkeurig te moeten inipecleeren. Het is onbetwistbaar dat deeze Oever geweldig irtfehaart, zo dat zelfs de Dwarsdyk aan het beneden einde omtrent de Bogt, reeds gerekend mag wórden, van zyh'eri Berm verlooren te hebben; dus deeze Oever zekerlyk door Ryswerk zal móeten bezorgd worden. Echter meen ik als nóg te mogen perüfteerén, by het geen ik eertyds de eer gehad heb, ü Ed. Mog. voor te drageh, dat; naamyk, zodanige fecureering niet wel bep,aid en gereguleerd kan worden, voor' dat het hieüwë Kanaal geopend, en de uitwerking van dien eenigermaate gebleeken Zal zyn; Gelyk ik dan ook, by voorraad, most aanmerken, dat dè Kop van den linker Leidyk ten allen tyde de attentie van U Ed. Mog. fneriteeren zal, om dënzelven door middel van fufficante Ryswerken, tot op zekere lengte in dè Doorfnydinge zelve gecontinueerd, vöor allen afbreuk, zo veel mooglyk, te Bewaareh. Tot hier toe Ü Edele Mog. verflag gedaan hebbende van den ftaat der thanè onderhanden zynde Rivierwerken, zy het my nog gepermitteerd hier by te voegen, dat de toedamming van de groote Kreek op den Bylandfcheri Waard, waar van de Landmeeters Byeiink én van Straalen een Rapport in dato 6 September 1773 aan U Edele Mog. en Heeren Gecommitteerden van Gelderland óvergeleverd hebben, noodzaaklyk dient ondernomen te worden, zó ras rhen genoegzaame zekerheid zal hebben, dat de Doorfnyding van den Bylandfchen Waard vóór den Winter zal kunnen geopend worden dewyl zülks anderszins vin zeer nadeelige uitwerkinge op den Stroom in het nieuw Kanaal zou kunnen zyn. Ik heb eindelyk niet ondiënilig geacht, den gehtélen Spykfchen Oever en deszelfs Werken naauwkeurig op te neemen, en is my wederom ten klaarften gebleeken, dat dezelve eene radicale redding ten uitterften noodig hebben. De nieuwe Werkèh, die mén in het voorleden najaar op een diepte van Omtrent 30 voeten heeft móeten aanleggen, ftönden zeer wel in den groei, dóch waaren op verfcheiden plaatfen aanmerkelyk gezakt. Boven deezen was een Werk, waar aan men, volgens bericht, in geene tien jaaren iet* gedaan had: doch het zelvè was , de Deklaagën uitgezonderd, in vry goede orde, en 'ei- was niet meer dan 3 k 4 voët diepte voor het zelve. Dit echter moet men waarfchynlyker wyze daar aan toefchryven , dat dit Werk bovenwaarts door een' uitfteekenden hoek gedekt word; en hier int dunkt rhy vry klaar te confteeren, van welk eene heilzaame uitwerkinge een genoegzaam getal van wel aangelegdé Kribben zyn zoude ï fchoon het echter niet min zek^r is, dat de verdere infehaaring van den lchnr.3 tegen over liggenden zuiklyktn Oever dient belet te Worden. H h HöV  Hoopende hier mede am de geëerde bevelen van U Ed. Mog., en het oogmerk deezer reize eenigermaate te hebben voldaan,- zo heb ik de eer, my met verfchuldigden eerbied te noemen, Edele Mogende Heeren , Zwaanenburg den 25 Mey -774- Onderfiond, Uwer Edel Mog&nde zeer ootmoedige Dienaar. (Was getekent,) C. Brunings^ Edele  C 123 >J M. Edele Mogende Heeren, &c. N a dat wy voor eenigen tyd eene Memorie door den Genenal Opziener G. F. van Hugenpoth, benevens de verdere Opzieners over de Doorfnyding van den Bylandfchen Waard, den 29 der voorleden maand ondertekend, gelyk ook eenige Bylaagen daar toe relatief, ontvangen hadden, hebben wy die Stukken wel van dien aart bevonden, dat dezelve alle attentie meriteerden; edoch meenden wy, alvoorens daar omt ent, aan U Ed. Moó. onze gedagten te communiceeren, te moeten afwag^en het Bericht der wederzydfche Landmeeters, dewelken, volgens informatie, door U Ed. Mog. gelast waaren, om, ingevolgen het Reque^t door de Aanneemers van gemelde Doorfnyding aan U Ed. Mog. geprefenteerd, de opnteming van het Canaal, met het geen daar toe behoort, re doen. Dan, eensdeels confidereerende, dat de gemelde Opnseming uit hoofde van de ingevallen Vorst, en den daar door belemmerden loop der Rivieren nog wel een geruïmen tyd zoude kunnen geretardeert, ja misfchien in ditSaizoen geheel ondoenlyk blyven : en anderendeels overweegende van welk een nuttigheid de opening der Doorfnydinge, alleen ten aanzien van den Herwenfchen Oever en Dyken gerekent moet worden, in gevalle men gelyk zeer waarfchynlyk is) eene buitengemeene hoogte der Rivhren te. wagten hadde, zonder van andere drangredenen thar.s gewag te maaken; zo hebben wy gemeend, UEd. Mog. in bedenking te moeten geeven, of U Ed. Mog* niet zouden kunnen goedvinden den Heer van Hugenpoth, als Generaal Opziener over dit Werk, te qualificeeren en te gelasten, om de voorfz. Opening van het nieuwe Kanaal, zoras eenigszins mogelyk zy, te effeéiueeren, en ten dien einde dsadelyfr een begin te maaken, om den Stopdyk aan de binnenzyde zo verre af re graaven en te verfmallen, dat dezelve binnen weinig tyds en zonder nadere ordre zoude kunnen ten eenemaalen geamoveerd worden, zo ras gemelde Heer Van Hugenpoth bevond, dat de wasch van het Water mogt toegenomen zyn tot omtrent de Hoogce van N°. 16. aan het Peil te Arnhem. Immers het komt ons aan den eenen kant voor, dat de Opftellers der bovengemelde Memorie alleszins gefundeert redeneeren, wanneer zy aanmerken, dat al het geen, zo in het Kanaal als ter wederzyde van hetzelve, nog mo^t mankeeren, en het welk zy fchynen getrouwelyk en naar juste calculatie opgegeeven te hebben, niet van dat belang zy, dat men om dies willen de opening van het Kanaal uitftellen, en misfchien geduurende dit geheele Saifoen van deszelfs nuttige gevolgen gepriveert zyn zoude. Aan den anderen kant meenen wy, dat men op de peilingen door den voornoemden Generaal Opziener en verdere Opzieners, den 28 November jongstleden gedaan, volgens de Lyst by hunne Memorie gevoegd, in alle opzigten Raat mooge maaken, nadien dezelve peilingen over het Ys, en dus met de meeste nauwkeurigheid die in dergelyke zaaken mogelyk is, gedaan zyn- En dewyl uit deeze peilingen blykt, dat de gemiddelde diepte van het Canaal t5§ duim dieper, dan het Beftek mede bragt, bevonden is: dewyl daarenboven eene meerdere diepte, indien dezelve ten aanzien der Kleybanken mogt bevonden worden noodig te H h 2 zyn,  i i*4 ) zyn, naderhand onzes bedunkens zelfs met voordeel voor den Lande geobtfneerd zoude kunnen worden, volgens het Plan by eene Memorie van Confideratien in dato 14. November laatstleden, mede door den meergemeldeft Heer van Hugenpoth en verdere Opzieners overgegeevên: en eindelyk dewyl alle difficulteiten, welke bevoorens by de Cleeffche Regeering tegen de opening van het nieuwe Canaal gemoveerd waaren, thans fchynen weggenomen te zyn, door de fchikkingen, welke onlangs door den Geheime Raad Bflgen en de Kundigen deezer Provinciën ten aanzien van den Miliingfchen Oever gemaakt zyn, volgens het geen aan Ons dien aangaande door den Landmeeter Bolftra is gerapporteerd geworden, en zekerlyk ook aan U Ed. Mog. zal bericht zyn; zo meenen wy, dat de opening van het nieuwe Kanaal niét alleen veiliglyk kan, maar ook daadlyk behoort geëffeftueerd te worden, dPfchóon toevallige omftandigheden tot nog toe belet hebben, dat de forfneele opneeming van hetzelve Kanaal door de wederzydfche Landmeeters gedaan, konde worden. Hief op U Ed. Mog. Antwoord, hoe eerder hoe beter, të gemoed ziéhdé, Edele Mogende Hteren, enk. tevéeleri wy U Edele Mogende enz. 15 December 1774. De Gecommitteerde Raaden. enz. Éde-  C 125 > K Edele Mogende Heeren t U Edele Mog. Misfive van den 15 deezes hebben Wy huiden in önza Vergaderinge wel ontfangem Ook hebben Wy in de gepasfetrde w ek bekoomen twee Misfives van de Krygs-en Domunkamer te Cleeve, gefchreeven aldaar den 5 en 7 deezer maand, waar van Wy de Affc riften hier neevens voegen. Bevoorens Ons op den inhoud van Ü Edele Mog. Misfive uit te laaten, gelieven U Ed. Mog. voor af te weeten, dat ter occafie Onzer Vergaderingé op den 23 des afgelopené maands No enmer gehouden, Gerrit van den Heuvel, en zyo Conforten , Aanneeme s van het nieuwe Canaal op den Bylandfchen Waart, aan Ons kwamen over te geeven een Request, waar by dezelve verzogten opneeminge van derzelver aangenomen Werk; Wy niet ondienttig hebben geoordeeld het zelv; praeh'minair te ftellen in handen van den Heer van Hugenpoth, welke ju st zig op die tyd hier bevond, ten einde Ons by een fchriftelyke Memorie fummier omtrent den ftaat van dat Werk te informeeren, en te gelyk aan Ons op te geeven zodane Rema ques, als by htm daar op fomwyle nog mogten vallen. Wy hebben ten gevolgen van dien den eerfte 1 deezts van den zeiven ontfangen een geé'xrendeert Gefchrift, mede Ondertekent door de onder Opsi^ters aldaar, welkers Berigt Wy egter niet hadden gereq ïireert; Wy hebbtn bet zelve van die natuur en importantie bevonden, dat Wy dimftag en n o Mg hebben geoordeeld, daar van Copie te moeten mededeefcn aan de gez v oi t ne Landmeeters Martinus Beyerink en Henrik van Straahn, ten einde die Stukken te viflteeren en examineeren, of het geen daar in was vervat, by haar conform wierd bevonden; voorts wanneer zy zouden oordeelen, het weêr en Water bekwaam te zyn, zodanig dat met vrugt een Oculaire infpectie door haar genomen zoude konnen worden, zig na den Bylandfchen Waard te begeeven, en aldaar alles naauwkeurg op te neemen, en ra te gaan in wat toeftand en omftandigheden het Werk zig bevond, doende daar van alsdan fehrif elyk rapt ort. De fchielyke opgekoomene Vorst en de Ysgang op de Riv:eren, zo wel als de zwaar gevallene Sreeuw, zyn oorzaak geweest, d t zy daar aan voor abnog by geen mooglykhtii hebben kot nen voldoen. Wy -den dit egter, dewyl zy voorneemens zyn ?ig morgen d erwftards te begee«en, binnen korte daagen te gemoet (immers het weer en Water, zo als tegenswoordig, gunftig blyvende ) wanneer wy het zelve in deliberatie zullen neemen, om alzo beter te konnen beraaien, wat in dee^e ra Onze gedagten zoude konnen en behooren gerefolveert en gedaan te worden; hoewel Wy anderfints aan U Edele Mog. niet konnen verbergen, dat het al vry zyne confi lerarie verdient, om zo lang de Emrepreneurs aan den inhoud van het BefiVk en Condirien, waar op dezelve dit Werk hebh n aangenomen . net hebben voldaan, tot het opneemen van den Mond van het nieuwe CarsaaJ te I i pr>  ( i*5 ) procedeeren, terwyl dit dikwils tot nadeelige en onaangenaame gevolgen aanleidinge zoude konnen geeven. Daar benevens moeten Wy U Edele Mog. in bedenking geeven, of in alle gevallen niet eerst en vooraf de beneden hoek van Bliems Weide op een voldoende wyze met een Pakwerk zoude behooren beveiligt te worden, om alzo aan den voorilag, door den geheime Raad Bilgen gedaan, en de verzekeringvan den Millingfen Dyk uit het oog niet te verliezen, te beantwoorden, voor al daar U Edele Mog. uit de inleggende Cleeffche Misfive van den 7 deezes kan blyken, dat men aldaar by continuatie omtrent die materie en het openen van den Mond niet eenpaarig komt te denken. Wy zullen dit een en ander aan U Ed. Mogende overweeginge overlaaten, en voor het overige Edels Mogende Heeren, U Edele Mog. hier mede in Go les heilige be{cherminge beveelen. Gefchreeven te Arnhem den 20 December 1774. (Onderftond) U Edele Mog. goede Vrienden, De Gecommitteerdens tot het beneficeeren van den Nederrhyn en Ysfel wegens de Provincie van Gelderland. (Lager ftond,) Ter Ordonnantie van dezelve. (Getekent) ff. W. Brantfen. Kap-  C 127 > O. r. Rapport van een infpe&ie en opneeming van het Werk der Doorgraving op den eertyds Bylandfchen, nu Hollandfchen Waard, gedaan op ordre van hun Edele Mog. de Heeren Gecommitteerdens ter heneficeerir.g van den Nederrhyn en Tsfcl, wegens de Provinciën van Gelderland en Holland en Weswteslaid, volgens ontvangen Inftructie in dato den l December 1774. Edele Mogende Heeren ! Ondergefchrevene Mart. Beyerinck en Hendrik van Straalm by den Edele Hove van Gelderland en Holland en Westvriesland, geadmitteerde Landmeeters, hebben de hun aanbevolen opneeming van het in het Hoofd deezes gemelde Werk, fchoon daar toe reets in het begin van December 1774, door U Edele Mog. geauthorifeert, niet eerder £ wegens de vroegtydige Winter, waar door het Water een geruimen tyd met Ys is bezet geweest) dan in het laatst van December ,774 konnen verrigten, ,dewyl 'er wegens deeze bezetheid der Rivieren geen ftaat op de Peilen te maaken was, als by vervolg deezes duidelyk te zien is) en zyn daar toe op Donderdag den 22 December i774. gezamentlyk na Millingen vertrokken, en des anderendaags een begin gemaakt hebbende met meergemelde opneeminge, waar toe wy eerst de noordzyde van het nieuwe C.W hebben gemeeten en lang bc vonden van beneden tot boven by den AfBuitdam 430 roeden; vervolgens deeze genoemde zyde gedeelt in 36 deelen, waar van 35 iederlang 12 meden en het bovenfte deel lang ,0 roeden, zynde op het eind van ieder deel door ons Nommerpaalen geflagen, doende door middel van het Aftrolabium aan de over- or zuidzyde van het Canaal regt of perpendiculair tegens ieder der eerstgenoemde Paaien mede een genommerde Paal inflaan, op welke gemaakte Raayen wy Zaturdag namiddag den 24 December 1774. langs een gefpanne Lyn, zo perpendiculair als fchuins over het Canaal, zyn begonnen metpeilen, een aanvang neemende met paal N°. 1. aan de noordzyde tot Paal N<\ 1. aan^de zuidzyde van het Canaal ftaande, vervolgens van laatstgemelde Paal N°. 1. op de zuidzyde tot Paal N°. 2. op de noordzyde, en zo vervolgens bovenwaarts voorgaande, zo als uit het Plan, (*) welke de Onderge. ft-hreevene de eer hebben hier neftens aan U Edele Mog. over te leveren , alles duidelyk is te zien. Doende in iedere Raay 12 peilingen , 2± roede van eikanderen, beginnende en eindigende omtrent 2 roeden van de Stroomlinie , daar het toen zynde Water tegen de dorceering des Oevers ftond. Deeze gedaane 12 peilingen in iedere Raay en deszelfs gevoude dieprens gemedieert, ! heb- O Men zie de Kaart, getekend G. I i a  C «8 ) hebben Wy op het bovengenoemde Plan op ieder Raay geftelt, mitsgaders deeze gemiddelde dieptens van iedere Raay afgetrokken van de hoogte des Waters , zo als het geduurende die peiling aan de Arnhemfche Peilpaal tekende, en de rest, zynde de hoogte des Bodems van het Canaal boven het punt van nul aan de Arnhemfche Peilpaal, hebben wy mede op het Plan gefteld, zo als op hetzelve is te zien: en hebben de ondergefchreevene des Zaturdags namiddags vyf regte en vier fchuinfe Raayen gepeilt, en alzo het Water aan de Arnhemfche Peilpaal dien zelfde morgen te agt uuren is geweest 9 voet 3 duim, dog tusfchen Zaturdag en Zondagmorgen, zynde in 24 uuren gevallen 5 duim, zo hebben wy geduurende de peiling dien namiddag, genomen op 9 voet duim. En dewyl geduurende de peiiinge het Water is vallende gebleven, hebben wy op die zelfde wyze van dag tot dag voortgegaan , zo als in de explicatie op het Plan is te zien, uit alle welke peilingen de ondergefchreevene by rekeninge hebben bevonden, dat de gemedieerde Bodem van het nieuwe gegraaven Canaal legt op de hoogte van 4 voet 10^ duim Arnhemfche peyl boven het punt van nul. Als mede wanneer het Water aan de Arnhemfche Peilpaal tekent 10 voet 7* duim , zo als in de Lyst der Peilingen door de Over- en onderOpzlenders aan U Edele Mog. over gegeeven, deeze peils hoogte ftaat, dan zoude volgens deeze onze peilingen, de gemedieerde oiei>,e an het Canaal zyn-5 voet 9} duim, en aldus 4| duim dieper dan de Over- en onder-Opzienders hebben gevonden, en in haar berigt gefteld. Hier op merken de Ondergefchreeven aan, dat de Peilpaal, ftaande aan het beneden einde van den Leidyk, waar na zig de Over en onder - Op^ enders in haare peilingen op den 28 en 29 November 1774 hebben gereguleert, niet overeenkomt met de Peilpaal te Arnhem, gelyk te zien is in de dagelykrche waarneemingen der Peilen te Arnhem, dat op den 28 en 29 November het Water niet is geweest 10 voet jl duim, maar op den 28 November ri voet en op den 29 dito 10 voet, dog alzo de Rivier des ty les met Ys is bezet geweest, en als dan geen ftaat op de Peilen is te maaken, maar dat geduurende de Peilingen van de ondergefchreevene, wanneer geen Ys op de Rivieren, zo veel ons bekent is, was, hebben wy bevonden, dat de Peilpaal, ftaande aan het beneden einde van den Neorder Leidyk, welke Paal op den 8 November 1774, by een ftilftaande Rivier ad 4 voet 8 duim met het Arnhemfche Peil is gelyk gefteld, te zien in de Lyst d^r Peilingen der Over- en onder-Opzienders aan U Edele Mog. overgegeeven, o>/er een koomende met de daaglykfche waarneemingen te Arnhem. Dat echter deeze genoemde Peil op den 24, 55, 26, 27 en 28 December 1774, met de Arnhemfche Peil niet is overeengekomen, maar hebben bevonden, dat geduurende die tyd de Peilpaal op de Waard gemedieert 4 duim dieper tekende, dan de Arnhemfche Peilpaal, zo dat, wanneer zig de ondergefchreevene by haare Peilingen van de Pad op den Waard had len bedient, zo als de Over- en onder-Opzienders by haare peilingen gedaan hebben, het Canaal alsdan 4 duim ondieper zoude gevonden hebben, en aldus zoude de Peiling van den a8 en 29 November genoegzaam met deeze onze Peiling overeenkomsn. Dog  C 119 ) Dog belangende het gemedieerde verval ad 9 duim, welke do over êr\ onder Oo/ienderen, by de gemedieerde dieptenc voegen, konnen de Ondergefchreven voor als nog niet bepaalen, redenen de geduurige variatie, die cie men hier in ontmoet. Want de Heer vau Hugenpoth heelt ons beii^t, dat het verval tusfchen het boven en beneden, of buiten en binnen Wa cr by den Sluit- ofStopdyk op de eene tyd heeft bevonden 8 duim, en op de andere tyd 24 duim. Op den 2A December 1774, hebben wy dit verval by Waterpasiing bevonden te zyn n£ d«im; dus vermeenen de Ondergefchreven ia deeze het vtifigfte tc zyn, dat 'er voer de doorgraving van den Stopdjk, opeen bepaalde hoo ;te ad 9 voet, volgens onze gedaane peilingen onveranderlyke tekenen in hec Canaal gefteld worden, een aan het boven-en een aan het beneden einde, aan welke tekenen na de opening Van het Canaal, en wanneer hetzelve in zyn voile Joop is, op een Peil ad 9 voet zal kunnen gezien worden, hoe zig de oppervlakte van het Water aan deeze tekens zal bevinden■, cn aldus het verval aanwyzSn, dog die alles met goedvinden van Ü Edele Mogende. Uit dit voor gelifaelleerde is dan Blykbaar, Edele Mog. Heeren! dat de ge. middelde liodem van het Canaal over zyn geheele lengte en breedte gerekent, ligt op de Peil van 4 voeten io|s duim aan de Arnhemlcbe Peilpaal, boven en behalven het verval. Egter is ook op het Plan te zien, dat niet by iedere Raay in 't byzonder de gezegde diepte gevonden word, maar dat de meeste dieptens aan het beneden einde van het Canaal zyn, en dat de Bodem bovenwaarts is opdraagende , het welke de Ondergefchreeven goedkeuren, wegens het verval, dat dê Bodem dient te hebben, egter zoude het zeer goed zyn geweest, wanneer de Bodem op fommige plaatfen, ais by voorbeeld by de Paaien No. 34, 35, 36 en 37 in het PJan is te zien, wat dieper bad uitgewerkt geweest, niet twyfelende of de Over-en ondet Opzienders zullen onder de bewerking, volgens den inhoud van den eerfte Art. van het Beftek, hebben te Werk gegaan. Wyders hebben wy geëxamineert den Affluit - of Stopdam zo wel over het wederzydfcheMaay veld, als boven door het Canaal leggende, en denzelven bevonden in zyn zwaarte zodanig als het profil op het bygevoegde Plan word vertoont. Waar uit blykt, dat nog 3066 Schagten Aarde aan denzelven zyn, zo Verre het Cansal ftrekt. Belangende den Dam aan de Noord - en 'Zuidzyde van het Canaal, komt ongeveer over een met de opgaaf der Öpzigters. Zynde deeze Dam ruim zwak genoeg, om een hooge Rivier te refifteeren, om dat dezelve tegen het Canaal aan de Rivierzyde met een losfen ftylen Oever aan zwaare afbreuk is geëxponeert, al waarom de Ondergefchreven, welke anderfints de doorgraving van deezen Dam tot bekwamer Saifoen zouden ukftellen, als nu mede Van oordeel zyn, dat dezelve ten eerften wierde weggenomen, imm.rs, zoras het Dammetje beneden in den uitvallenden Mond van het Canaal, mitsgaders die agt korte eindjes, welke in dep Zuidoost Hoek evm onder den genoemden Schut- of Stopdam zyn blyven leggen, (en waar van het eerfte op 80 Schagten , en het laatfte op 220Schagten zyn begroot)'zullen zyn uitgegraven ofgebaggert, met welk Werk ooi & k reeds  reeds geduurende onze peiling aan het beneden Dammetje met baggeren een begin is gemaakt. Betreffende deOnderkribbenen Kleybanken, welke nog in het Canaal gevenden worden« en waar van de Over- en onder Opziendtren in de Memorie van confideratie, aan U Ed. iVlog. overgelevert, gewag maaken; de Heer van Hugenpoth heeftop verzoek van de Ondergefchreven de plaatfen, alwaar deeze Kribben gelegen hebben, aangeweezen, en hebben wy, over dezelve peilende en met Haaken tastende geen Hout of Paaien gevoelt, nog gevonden, vertrouwende de Over en onder Opzienderen deeze Kribben, zo diep mogelyk is , hebben doen uitbreken, en tot voldoening van den eerfte Art. van het Beftek, de Kleibanken doen uitgraven; doch wanneer na de Doorgraving van den Stopdam, en het lopen van het nieuwe Canaal mogte ontdekt worden, dat 'er nog Hout of overblyfzels der Kribben, fchadelyk aan de Rivier, in het Canaal zyn, zoude zulks op de voorgeftelde wyze, ais in de Memorie van confideratien, door de Opzienders aan U Edele Mog. overaelevert, konnen uitgewerkt worden. De Aarde, welke nog op de kanten van het Canaal is leggende en welke in de Memorie der Over-en onder Opzknderen wordbegrootopóooo Schagten, hebben wy in zulk een fituatieen legging bevonden, dat wy 'er by geen mooglykheid een begroeting van hebben konnen maaken, en deszelfs quantiteit veel zal \ dependeeren van de directie der Over- en onder Opzienderen, zo als ook omtrent de kosten van Transport, over mits de overgrootfte qunantie Aarde aan het boveneinde van het Canaal is leggende: terwyl aan het benedeneinde gebrek aan die Specie fch> nt te zyn. Deeze genoemde Aarde zyn de cn der gefchreeven mede van oordeel, dat die door de Aanneemers, na hetDoorfteeken van den Schut- of Stopdam, in dit Voorjaar zoude konnen worden vervoert, ter Plaatfe daar de Over- en onder- Opzigters in^haarBeiigt opgeeven, en daar het ten diende van den Lande zal vereifchen. Nog hebben de Ondergefchreeven geëxamineert den noordefyken Leydyk, en den zeiven van het beneden einde tot ongeveer 55 roeden bovenwaarts bevonden, dat dezelve wog 14, 18, 16, ook 10 duim te laag was; verder bovenwaarts de volle hoogte ad 23 voeten hebbende, en zelfs aan zyn boveneinde opdraag nde tot de hoogte van 26 voeten en 7 duim Arnhemfche peil: vervolgens den zogenoemden noordel)ken Tragel, leggende 80 roeden boven de beneden punt der Leydyk, hebben wy bevonden lang te zyn 35 roeden, breed in zyn aanleg 4 roeden, agter op de hoogte van 17 voeten 5 duim na het Canaal toe fchu ns afdraagende. Aangaande den verzwaarden Bimmenfchen Bandyk, langs de zuidzyde van het Canaal, hebben wy bevonden, dat dezelve tegen over het boveneinde van het Canaal confiderabel is verzwaart, zodai ig dat de korte inwendige bogten in dien Dyk ten eenemaal worden uitgevult, en de buitendorceering des Dyks in een regte Linie word gebragt, en alzo zyn beloop vervolgt door den zogenoemden Tragel of ichuins afdragend eind Dyks, welke Articul 2, in het Bellek bepaald word, ten einde het Water by hooge Rivier in een regte Lyn langs deeze genoemde Dyk kan affchieten, door  C rji > door welke verzwaaring den Kruin des Dyks op eene plaats hebben bevondan ter breedte van 70 voeten, en 9 voeten op ieder voet dorceerende, konnenae nog veel Aarde alhier ter plaatfe verwerkt worden. Dee.en Dyk benedenwaarts nagaande, hebben wy bevonden dat dezelve boven, tegen en beneden het Huis Bimmen aan de buitenzyde is verbaart, en doorgaans gebragt tot 6, 5, 5|, <■ 4, 0ok 3| voet op ieder voet dorceerende; en is den Ondergefchreeven voortkomen, dat beneden het Hu,s Bimmen op eenige plaatfen de dorceering hol legende wat fchaars met de Aarde is te werk gegaan. Het voorgenoemde fch^ins afdraagend eind Dyks, welke volgens Articul 2 in het Beftek van deu Bimmenfchen Bandyk, ter lengte van circa 7c* roede moeste leggen, agter op de hoogte van den Bimmenfchen Bandyk, en welke op de dorceering van de doorgraaving te niet moeste afloopen, deeze genoemde Dam hebben de Ondergefchreeven by meeting bevonden ter fengte van 60 roeden 9gter gelyk hoog met den Bimmenfen Bandyk, en voor met de punt nog 3f voet boven het May veld, en 24. roeden in zyn beloop van de dorceering des Canaals is leggende. De benedenfte Travel aan de zuidzyde van het Canaal, ongeveer 2* roeden beneeden de Peppel, (of fcheidirg tusf-hen het Bimmenfche en MiUingfche) uit den Dyk fchietende, den zeiven hebben wy by meeting bevonden ter lengte van Safe roeden, ter breedte in zyn aanleg 4 roeden , agter hoog ongeveer 18 voet peds of 5 voet bereden de Kruin des Dyks, doorgaans 4J a 4 a 3* voet boven het Mayveld, leggende met zyn punt in het beloop nog 37* roeden van het Canaal. Verhoopende hier mede aan de ordres van U Edele Mog. te hebben voldaan blyven met verfchuldigden eerbied, Edele Mogende Heeren, (Lagerftond) Westervoort Uwer Edele Mog. ootmoedige en onder¬ den 7 January danige Dienaaren , 17 7 S- (Was getekent,) Marts. Beyerink, Hendrik van Straalen. K k 2 Sup'  i 132 ; o, 2. Supplement van het Rapport aan Ü Edele Mogende in dato 7 'january 17:5 overgelevert, betreffende de opneemingvanden Bylandfchen , nu Hollandfche Waard. D at de Onderg fchreeven, in gevolge de Approbatie en daar op bekomen Ordres tot het zetten der Paaien langs het Canaal op den 10 January 1775 na Miilinge zyn gereist, en hebben aldaar aan de zuidzyde van liet Canaal, twee Paaien in de Dorceering doen inheyen, een aan het boven cn jeu aan het beneden einde. Zynde deeze Paaien of ieder derzelver lang 7* voet, dik 4 en 5 duim, met voornemen, om dezelve 6\ voet diep in de grond te heyen, en het Peil van 9 voeten daar aan te tekenen, doch dat onder de bewerking het Water der Rivier zo Rtrk is gegroeit, dat eer die genoemde Palen op de bepaalde diepte gebragt waaren, geheel onder Water geraakten, en aldus niet tot Je bepaalde diepte konden gebiagt worden, veel min getekent, en aldus zyn de Ondergefchreven in zo verre verhindert geworden \ egter hebben zy twee Paaien, ieder :er lengte van t\ voet, en ter dikte van vier en vier duim, op den Oever van het Maayveld mede aan de zuidzyde tegen een ieder der -voorgemelde Paaien doen inheyen, en wel zodanig, dat dezelve 5! voet diep in de Grond zyn ingeflaagen, en vervolgens derzelver Koppen aan de vier zyden fpits aangeicherpt, op welke Paaien de Waterpas Linie hebben ge* bragt, en mer gewisfe tekenen genoteert. Dog oordeelen de Ondergefchreven deeze gemaakte tekens tot het oogmerk, in het Rapport gemeld, niet voldoende te zyn; maar dat zulks, wanneer het Water tot omtrent de 9 vceten zal zyn, diende hervat te worden , en dat alsdan die Paaien , op de Dorceering flaande, dieper en wel tot de bepaalde diepte worden ingeheyt, en de 9 voeten peils daar aan^etekent. Wanneer te gelyk zoude konnen worden nagezien, of het Dammetje in den beneden Uitloop, en de agt korte eindjes in de Zuidoosthoek gelegen, 'er behoorlyk zyn uitgewerkt, het welke wegens den fchielyke was van het Water niet exact konde gedaan worden. En zyn de Ondergefchreven alsnog van oordeel, dat het voorgeflclde zeer noodzaakelyk is, wegens de geduurige variatie, welke men bevind tusfchen het verval van het Buiten-en Binnen-Water, of binnen of buiten den Stopdam, hebbende dit verval op den 12 January 1775 bevonden te zyr. 13?; duim, het welke op den 25 December 1774 door ons bevonden is 1 duim, zo als in het Rapport is te zien, en het aldus buiten deeze genoemde Paaien ztzz moeijelyk zoude zyn de waare hoogte van vyf voet in het gegraaven Canaal te konnen bepaalen. De reden, waarom zig de Ondergefchreven bepaalen tot de peil van 9 voeten, zyn eensdeels, om dat het Water by haare gedaane peilingen, zo als in het Plan hebben opgegeven, tot die hoogte is geweest, en arderdeels ver- 4  C 133 ) vcrmeenen de Ondergefchreeven, dat de Rivier alsdan haar natuurlykfteloop en verval heeft. De Ondergefchreven hoopende in deezen, voor zo verre het fchielykwasfende Water heeft toegelaaten, aan U Edele Mogende ordres te hebben voldaan, tekenen zig mee verlchuldigde eerbied en alle hoogagting. Edele Mogende Heeren, (Onderftond,) Westervoort TJ Edele Mogende Onderdanige en Dienst- den 13 January willige Dienaaren. 1775. C Getekent J Mart. Beyerink. Hend. van Straalen. LI  c 134 ) o. 3. Tweede Supplement van het Rapport aan U Edele Mogende in dato 7 January 1775 overgelevert, betreffende dt opneeming van het Werk op de eenyds Byland fche, nu Hollandfche Waard. J)atzig de ondergefchreeven op Woensdag den 18 January 1775 wederom na de Bylandfche, nu Hollandfche, Waard hebben begeeven, en aldaar ingevolge de Refolutie en nadere Ordres van U Edele Mog. in dato 16 January ^75. twee zware Eyke Posten, door den Heer van Hugenpoth aldaar verzorgt, hebben doen inheyen, zynde deeze genoemde Posten, ieder ter lengte van i5Rhynl. voeten, ter zwaarte van 9 en 10 duim, gemonteert, ieder met een yzeren Schoen, en boven (voor het van een fplyten onuerhet Heyen) met een yzeren Band beflagen; Vervolgens na de Rivier zyde is op 1 o duim beneden de Kop, een yzere Plaat beneden waards, ter leng-e van drie voet, breed 2 duim, dik f duim in deeze Paaien ingehakt zynde, vast gemaakt, en daar na iedere Paal verder ingeheyt, zodanig , dat de Kop der bovenfte Paal 33* duim , en de benedenfte Paal 30* duim boven de Peil van 9 voeten (of genoegzaam gelyks Gronds) komt te ftaan, en aldus ruim twaalf voeten in de Grond zitten. Vervo'gens zyn ter lengte van 10 duim van de bovenkant, deeze Paaien aan de vierzyden aangefcherpt, formeerende aldus de boveneinde een fpkfe punt. Waar na een dito yzere Plaat aan de tegen over geftelde zyde in het Hout ingelaten zynde, met een bogt over de aangefpitfte Kop is vastgemaakt. De Paaien aldus vervaardigt zynde, hebben de Ondergefchreeven de 9 voeten Arnhemfche Peil op de Plaat aan de Canaal zyde doen inhakken, en wederzyds dit teken de Paaien eenigüats doen inzagen. En hebben de Ondergefchreven mede bevonden, dat deeze genoemde tekens Waterpas over een kwaamen met die tekens, welke zy den 12 January 1775 aan de Posten op het Maayveld ftaande gemaakt hadden, Offchoon deeze laatstgenoemde met een fterk wasfende Rivier, en de eerstgenoemde met een vallende Rivier zyn getekent Dus zoude na de opening van het Canaal, met een genoegzame ftilftaande Rivier ad 9 voeten Arnhems peil, aan deeze laatst gemaakte tekens kunnen gezien worden, hoe zig de oppervlakte van het Water aan dezelve zal bevinden, om dus het waare verval te bekomen, zo als de Ondergetekenden in haar Rapport, dato 7 January 1775, aan U Edele Mogende hadden voorgefteld: Verders hebben de Ondergefchreven by peilinge bevonden, dat het Dammetje in den beneden Uitloop nog niet op de behoorlyke diepte was uitgewerkt , als mede dat 'er boven in de Zuidoosthoek tegen den Aflluitdam nog eenige ftukken van de agt korte eindjes zyn blyven leggen, die mede verder uitgegraven of gebaggert moeten worden. De  c 135 > De ondergefchreven hopende in deeze aan ü Ed. Mogende ordres tehebberï voldaan, tekenen zig met verfchuldigde eerbied en alle hoogagting. Edele Mogende Heeren, Onder ftond, Westervoort den 27 TJ Edele Mogendens onderdanige January en dienstvaardige dienaren. J7/5- Getekent, Mart. Beyerinck. Hend van Straalen. En zyn van deeze twee al eens luidende gemaakt, waar van eene door den eerst Ondergetekende aan hun Ed. Mog. wegens Gelderland, en eene door den tweeden Ondergetekende wegens Holland, ia overhandigt. L 1 2 Edele  Aan Heeren Gecommitteerden tet Ber.cficcering vat Nederrhyn en Tsfe wegens Gelderland, NB. Bylaag Q te vinden onder de Kaarten. C I3Ö 5 p. Edele Mog. Beer en. &c. Wy twyffelen geenszins, of U Edele Mog. zullen, zo wel als wy, geinformeert zyn van den hagchelyken ftaat, waar in zich de Stopdyk van het Canaal op den Bylandfchen Waard, voornaamlyk aan de Noordzyde, en wel by eene wasfende Rivier, thans bevint. Dit, gevoegd by de overweeging , dat een Doorbraak van denzelven Dyk aan het benedenfte en zwakfte gedeelte, dikmaals van de allernadeeligfte gevolgen zyn konde, is ons van zo veel belang voorgekomen, dat wy gemeend hebben U Ed. Mog. in bedenkinge te moeten geeven, of U Ed. Mog. met ons niet zouden kunnen goedvinden, om ten fpoedigften aan den Heer van Hugenpoth de noodige ordres te geeven, dat dezelve Stopdyk eerst aan het zuidelyk gedeelte, en vervolgens met alle kragt geheel en al geamoveert werde. . - En fchoon wy meenen, dat met dus tc handelen, vorens den inhoud der Conventie van i77r, aan de Cleeffche Regeering geene wettige redenen van klagten gegeven kunnen worden; zo oordeelen wy echter verders U Edele Mog. te moeten proponeeren, om ten eerften van de ordres, aan den Heer van Hugenpoth tot het amoveerenvan den Stopdyk gedepecheert, aan de Cleeffche Krygs-en Domainkamer by Misfive kennis te geeven , met by voeging van de redenen, welke deeze verhaaste amotie noodzaaklyk gemaakt hadden, tevens met offerte, om, zo ras de hoogte der Rivier zulks permitteeren zou, de Waterwerken aan Bleims Weide te maaken en voltooyen, in gevolgen de maatregulen tusfchen de refpe&ive Kundigen in de maand November des voorleden jaars, en voornaamlyk op den 2 deezer beraamd, waar van de executie ruim zo gemakkeJyk vallen zal na de opening van het nieuwe Canaal, dan voor dezelve. Immers, gelyk wy aan den eenen kant oordeelen, dat deeze handelwyze geenszins door de Cleeffche Regeering met eenigen fchyn van reden gewraakt kan worden; zo komt het ons ook aan den anderen kant voor, dat de goede uiiflag van zodanig Werk, als de Doorgraaving van den Bylandfchen Waard, het geen den Provinciën zulk een importante fomme kost, in de daad van te veel belang zy, dan dat men dezelve uit bloote deference en zonder gehoudenis, in gevaar van te mislukken Hellen zoude. Wy vertrouwen, dat U Edele Mog. deeze onze propofitie in eene ernftige overweginge neemende, geene zwarigheid zullen maaken, om zich met dezelve te conformeeren, en die, zo ras mooglyk, effect te doen forteeren. Waar mede Edele Mog. Heeren enz. den 7 February 1775. Rap*  t 137 ) Rapport aan de Edele Mog. Heeren Gecommitteerden tot het beneficeeren va» den Nederrhyn en Tsfel der Provinciën Gelderland en Holland en Westvriesland , betreffende de Doorgraaving op den eertyds Bylandfchen, nu Hollandfchen Waard , dienende tevens tot eene Memorie van Confideratien, omtrent het geene thans tot bevordering van het nieuwe Canaal door den Opper-Opziender G-F. van Hugenpoth, de Landmeeters F. Beyerink en II. van Straalen, en den Opziendir G. G. Gunther, met communicatie van den geheimen Raad Bilgen , hoognoodig geoordeelt is. Edele Mogende Heeren! D i Ondergetekenden geeven U Edele Mog. hier mede zeer reverentelyk te kennen: Dat de Stopdam der Doorgraving, onaangezien alle zo welby nagtalsby dag aangewende zorge en moeite, voor het excesfive hooge Water en een verval van ruim drie voeten, niet heeft konnen refifteeren, en gelyk reeds voorloopig door den Opper Opziender G. F. van Hugenpoth op den 8 February a c. aan U Edele Mog. gerapporteert is, den 7 February 's avonds Un zeven uuren is doorgebroken, waar op de prefente noodig geoordeeld hebben , den S'opdam voornoemt aan de zuidzyde van zwaare Kley zynde, niet willende ruimen, als toen ter lengte van dertig roeden, zo veel mogelyk weg, te ruimen, waar mede thans eenige Arbeiders met fchuuen bezig zyn, en het welk zeer goed fchynt te zullen reusfeeren, nadien gemelde zuidlyke einde des Stopdams reeds tot op 4 a 5 voeten onder het tegenswoordige Water weggewerkt is, en het overige van deezen Dam aan de zuidzyde ophetMaayveld nog in zyn ;.eheel legt, dog buiten aan de Waalzyde aanflcrkenafbreuk ge exponeert is: Dat gemelde Stopdam aan de noordzyde op het zandige Maayveld leggende, tegenswcordig 10 a ia roeden is weggeloopen: weshalven de Ondergetekenden goedgevonden hebben, om de Kop van denzelven voor het verdere wegbreeken met Ryshout te befiaan, en daar door den Stroom, welke zig fterk na de noordzyde over het Maayveld uitftrekt, beter in het Canaal te dwingen , het welk egter wegens den fterken aanval der Rivier in deeze zandige grond van weinig effect fchynt te zyn, waaromme de Ondergefchreven noodig oordeelen, dat hoe eerder hoe beter, daar omftreeks op het Maayveld van gezegde einde des Stopdams een Tragel van Aarde en Hout diend gelegt te worden, om de anders fterk op den Noorder Leydyk aanvallende ftroom na het Canaal te wyzen: ~ M m Dat  ( 138 ) Dat daags na den Doorbraak door de Ondergetekenden geobferveert wierd, bet geen alsnog continueert, dat de Stroom uit het nieuwe Canaal komende, die van Herwen zodanig overtrof, dar dezelve genoegzaam tot aan den bovenden Millingfen Steen-Oven in een regte linie voortliep, en gantsch geen Stroom kort langs Millingen was, waarin men den tweeden dag daarna eenige verandering befpeurde, en daar van de reden bevond te zyn, dat de benedenfte Tragel, toepende van de Peppel tot op Bliemsweide, door den fterken Stroom van het hooge Water eenigzins afgeloopen was, waarom de Ondergetekenden overeengekomen zyn, om den zeiven aanftonds voor het verdere afloopen met Ryshout te dekken het geen egter wegens de aanhoudende ftormwinden, welke het aanvoeren van het Hout beletteden, nog niet veel is geavancecrt: • ° Dat de Tragel beneden aan de noordzyde wegens het flegte weêr en fchieJyk wasftnde Water niet heeft konnen voltooit worden, dewyl dezelve door een Kolk of Strang moetende komen te leggen, daartoe veel Aarde, welke van boven van het werk moet gehaald worden, noodig is: dat de ondergefchreven noodzaaHyk vinden, dezen Tragel, zo haast het Water binnen de Oevers gevallen, en dezelve verders met Aarde voltooyt is, met Ryshout te dekken, en daar door het Water langs den Noorder Leydyk afdeinzende in het Canaal te dwingen: Dat de ondergetekenden bevonden hebben, dat het afdragende einde Dyks luid Beftek Articul II. boven aan de auidzyde, fchoon nog niet op circa 20 roeden na tot aan het Oever der Doorgraving voltooyt zynde, egter het Water uit het Canaal nog te veel na de Noordzyde overzet, en dus verkort en verlaagd diend te worden: Dat verders de Ondergefchreven als vooren met den Geheimen Raad Bilgen noodzaaklyk vinden, dat de Punt van feparatie, boven aan de noordzyde tusfchen de Oude Rivier en het nieuwe Canaal, met een fufficant beflag werk voorzien cn daar boven op zulke diftahtie als nader te bepaalen, een Schepboofd gelegd worde: en dewyl tot deeze Werken zeer kundige Kribbaazen vereischt worden, verm enen de Ondergetekenden daar toe twee bekwaame Perfoonen uit het Cleefsland te konnen krygen, die, zo wel by renommée als by alhier gedaane Examinatie, zeer veel kundigheid hebben doen blyken, dewyl de Kribbaas D. Ter Wind by het Werk op de Pley noodig is: Dat op den 10 February 'snamiddags ten 3 uuren by een gedaane Peylinge in het nieuwe Canaal bevonden is, dat van boven van den inloop ter diftantie van 50 roeden na beneden met een Boom lang 17 voet 6 duim geen grond te vfden was (het Water des tyds aan de Peil te Arnhem na gisfifig zynde iZ voet 2 a 3 duim) dat verders na beneden verfchllende dieptens, dog doorgaans 14, 15 a 16 voeten diepte aangetroffen zyn, en by een nadere op den 13 February gedaane Peylinge geene merfcelyke veranderibg gevonden is, dat daarenboven by tastinge op het noardelyk Maayveld vee! Zand ontdekt is: Dat de Ondergifchreven Opper- Opziender reeds circa vyf honderd vimmen Ryshout tegens de minfte Pryfen, en gedeeltelyk op dezelve Con- di-  C Hi ) aitiei) als de Leverantie van Hout op de Pley hefteed is, belprooken heelt: * Dat eindelyk de Opper-Opaender G. F. van Hugenpoth voornoemt, noodig oordeelde, dat de beide Landmeeters met U Edele Mog. goedvin' den by provifie mogten hier verblyven, ten einde de alhier voorvallende omftandigheden mede te obferveeren, en daar over te helpen raadpleegen De Ondergefchreven al het voorgemelde aan U Edele Mog. in confederatie geevende, verzoeken zeer nedrig, dat U Edele Mog. daaromtrent hoogstderzelver Refolutie en Ordres zo fpoedig als mooglyk, nadien het Water thans wederom aan het wasfen is, aan dezelve gelieven te laaten toekomen, die met aller fchujdigfte eerbied de eer hebben te verblyven, Edele Mogende Heeren, Onder ftond, U Edele Mogende zeer onderdanige en gehoorzaame Dienaaren. Getekent, B™ den G. F. van Hugenpoth van Aerth; 15 February Frederik Beyerinck, 1775' Hendrik van Stralen, J. G. Cunïhcr. M m 2 Rap.  C 140 } s. Rapport eener infpe&ie van het nieuwe Kanaal op den Bylandfchen- of 111landfchen Waard, gedaan op ordre van Hun Edele Mog. de Heeren Gecommitteerde Raaden van de Staaten van Hol. land en Weslvries'and, in gevolgen derzelver Refolutie y. « den 1 $ February deezes jaars 1775. Edele Mogende Heeren! rp -*- er voldoemnge aan Uwer Edele Mog. zeer geëerde bevelen, in derzelver opgemelde Refolutie vervat, heb ik my zo ras doenlyk na Arnhem, en vervolgens terftond na den Bylandfchen Waard begeeven, oordeeJende best te zyn, dat ik, alvoorens met eenige Leden van de Gelderfche Coramisfie te fpreken, van den ftaat der zaaken op den Bylandfchen Wa.ird, door eene oculaire infpectie, op het nauwkeurigfte geïnformeerd wierd. Den 15 deezer arriveerde ik op den Bylandfchen Waard, hoewel niet zonder veele moeite, nademaal de Rivier tot 18 voet 2 duim aan het Arnhemfche peil gereezen zynde, niet alleen alle de buitendykfe Landen overftroomd, maar ook daar door veele Wegen, en zelfs fommïge Dyken door afplasfingen onbruikbaar gemaakt had. Jk vond op het Huis Bimmen, behalven den Heer van Hugenpoth en Landmeeter van Stralen, ook tevens den Landmeter F. Beyerinck, aan den welken de Heeren Gecommitteerden van Gelderland, op verzoek van eerstgemelden Heer, gelast hadden, om zo langen tyd aldaar te vertoeven, als zulks door den Heer van Hugenpoth dienftig geoordeeld zoude worden: gelyk ik dan ook tot dat zelfde einde (onder approbatie nochthans van U*Ededele Mog.) aan den Landmeeter van Straalen verzogt heb, om tot nadere ordre op den Bylandfchen Waard te blyven, en den Heer van Hugenpoth, waar het noodig zy, te adfifteeren. Met deezen Heer en de gemelde Landmeters, heb ik vervolgens het nieuwe Kanaal, benevens deszelfs Dyken en Dammen, zo nauwkeurig als eenigszins doenlyk was, geinfpecteert. U Edele Mog. hebben federt dien tyd hun Rapport van den ftaat der zaaken op den Bylandfchen Waard, mede ondertekend doof den Opziender J. Gunther, in dato den i< deezer, ontvangen: en dus zullen aan U E iele Mog. reeds verfcheiden byzonderheden bekend zyn, welke ik in deezen zoude moeten rapporteeren. Om dan noodeloze herhaalingen te vermyden, zal het my geoorloofd zyn my tot het gemelde Rapport te refereeren, terwyl ik aüeenlyk aanmerken zal,  zal, het geen federt dien tyd eenige verandering mogt ondergaan hebben, met byvoeging tevens van eenige weinige reflectien over het geen U Ed, Mog. by hetzelve Rapport geproponeerd zullen vinden, en waaromtrent zy in het flot de fpoedige Refolucie van Heeren Gecommitteerden van bei de Provinciën verzoeken- De boven mond van het Canaal was ten tyde myner Infpectie ^ en by de hier bovengemelde hoogte der Riviere, ruim 40 roeden wyd: aa« het wegruimen van h&t zuidelyke gedeelte des Stopdams, uit vaste Kley beftaande, was men nog met veel yver bezig: en fchoon dit Werk traaglyk voortging, nadien de Stroom voornaamlyk na de noordzyde valt, en waarfchynlyk hier in door den beneden liggende fchuinfen Dyk geholpen word, zo vorderde men echter daar mede genoeg, ou der natuure te hulp ie komen. Het noordelyk gedeelte van deezen Stopdyk, het welk volger.s het meergemelde Rapport met Ryswerk aan den Kop b.(lagen was, lag thans wederom aan afbreuk bloot gefteld, nadien hetzelve Ryswerk reeus door den Stroom afgefcheurd en na binnen gefieept was. De Kop van den noorder Leydyk was aan fterke afbreuk onderhevig. De zaiielyke Tragel was men bezig met Aarde en Hout te verhoogen, het geen thans genoegzaam voltooid zal zyn. Ten aanzien van den lo >p des Strooms en de diepte in liet Canaal, m >et ik nog aanmerken, dat het een en ander, Rdert de dagtekening van het opgemelde Rapport, eerder veibeterd dan vertlimmerd is. De Stroom loop: genoegzaam regtlynig uit het nieuwe Kanaal tot voorby den bovenften Midiugfchen Steenoven, zonder eenige alteratie te ondergaan door deu geenen, welke uit de krumte van Herwen komt. Ook ben ik in-'t zekere geïnformeerd, dat ter deezer plaatfe ongelyk minder Stroom befpeurd word, dan wel eer by zulk een hoogte der Riviere waargenomen is. Wanneer men dan in overweginge neemt, dat dit alfes reeds plaats heeft, terwyl de Rivier wyd en zyJ verfpreid zyn* de, buiten kyf de fnelheid in het Kanaal zelve veitraagen moet: terwyl daarenboven nog verfcheiden Werken tot bevordering van deeze fnelheid dienflig, gelyk onder andere de afdamraig van de groote Geul ten noird n van het Kanaal, en de Leydam of Tragel mede aan de noordzyde benedenwaarts, nog niet voltooid zyn: wanneer men (zeg ik) dit een en ander in overweging neemt, zo zal men myns bedunkens, met veele waarfchynlykheid mogen voorfpellen, dat dit Kanaal het groote oogmerk, te weten, het ontzet van Herwen en de verbetering der Riviere, alleszins bereiken zal. Nog eene byzonderheid kan ik niet voorby hier insgelyks aan te tekenen, dewelke my van verfcheiden geloofwaardige Lieden bericht is= dat r.aamlyk de Rivier by de nieuwe Tolhuizen, zo ras de Stopdyk van het Canaal doorgebroken was, omtrent 10 duimen gevallen zy: een bewys voor zeker, dat men altoos te recht beweerd heeft, dat de kromme loop der Rivier ter dier plaatfe, zo wel als de Dwarsdyk op den Bylandfchen Waard, tot eene aanmerklyke opkropping gelegenheid geeven moesten. Sommigen meenen, dat de bovengemelde vermindering in de hoogte der Riviere by de nieuwe Tolhuizen zoude moeten toegefchreeven worden aan het inbreeken N n van  van een Buitenpolder tegen over Emmerik. Edoch, behalven dat deze Polder uit zeer hoog Land beftaande, tot geene ontlasting van belang verftrekken kan, zo gebeurt zodanige inbreuk meest altoos by hoog Watet, zonder dac men nochtans eene foortgelyke daaling der Rivier beneden aan de Tolkuizen befpeurt heeft. Onder de middelen, welken U Edele Mog. by het meergemelde Rapport zullen voorgeflagen vinden, zyn my fommigen meer, en andere min noodzjaklyk voorgekomen. Alchans het Schephoofd door hun geprojeéteert aan de noorzyde by den Bovenmond van het Kanaal, zoude ik oordeelen dat niet bepaald, veel min gelegd behoorde te worden, voor dat men de werking des Scrooms boven en in het nieuwe Kanaal by laag Waater een geruimen tyd geobferveert zal hebben. De fecureering echter van den Kop des noorder Leidyks, naar den eisch van zodanige Werken, met behoorlyke Zmk werken in de Riviere begonnen, achte ik zo noodzaaklyk, dat men niet ffoedig genoeg hier mede een begin maaken kan, nademaal men toch genoodzaakt zd zyn , om naderhand te trachten het geen men thans door den afbreuk genoegzaam alle uuren verliest, wederom met veele kosten en arbeid door Puk werken te herwinnen. De fecureering van het nog overige gedeelte van den Stopdyk aan de noordzyde, is my even ondoenlyk als noodeloos voor-ekoomen. Ik heb zulks in loco aan den Heer van Hugenpoth en b.ide Landmeters gedemonftrert, en hen geperfaadeert van die fecureeringe af te zien, onder die voorwaarde nogtans, dat de hy hun geproje&eerde Dam boven aan den noorder Leidyk, ten allerfpoedigfte geëffeclueert moest worden. Het verhoogen van den zuidelyken Tragel aai Büemsweide met Aarde en Hout, gelyk zulks thans gefthied, en reeds voor myne komst derwaarts begonnen was, is ten uitterften nuttig, niet alleen om den Stroom des te beter binnen het Kanaal te determineeren, maar ook om den Miliingfchen Dyk voor alle toevallen te fecureeren, waar door derhalven deeze Dam gedeeltelyk Cubintreert in de plaatfe der Werken, waar op by de Regeering van Cleve, als noodwendige vercischtens voor de opening van het Kanaal, aangedrongen was. De geproponeerde inkorting van het fchuins afdraagend end Dyks boven het Huis Bimmen, is mede allernoodzaaklykst, voor zo verre hetzelve der natuurlyke neiginge des Strooms na de noordzyde maar al te veel de behulpzaame hand bied. Reeds by myne infpectie van deezen Dyk, in Oólober des voorleden jaars, heb ik aan den Heer van Hugenpoth, in byzyn van de Gelderfche en Hollandfche Opzieners, geproponeert gehad, om dien Dyk (die genoegzaam tot op den zuidelyken Oever van het Kanaal, in gevolgen het Beftek, gewerkt was) omtrent so roeden in te korten, voorts van boven tot na beneden te verlaagen en meer zuidwaarts te doen zwaaijen, ten einde deszelfs waarfchynlyke werking te keer te gaan, gelyk dit een en ander dan ook geëffectueert is. Het is my echter nu ten klaarften gebleeken , dat dit nog niet tot het oogmerk voldoende zy, nademaal deeze Dyk voornaamlyk ten nadeele werken zal, zo ras het nog overige zuidelyke gedeelte van den Stopdyk geheel weggeruimd zal zyn. Hierom zoude ik verder van gedachten zyn, dat men, het zy met of zonder con- cu-  C 143 > currentie van die van Cleve, den voornoemden fchuinfchen Dyk geheel en ai of ten minften grootdeels, zal moeten amoveeren. Vervolgens te Arnhem gereverteerd zynde, heb ik my by den Heer Raad Secretaris Brantfen vervoegt, f terwyl ik de overige prefente Heeren van de Commufie niet t'huis vond) en met den zeiven , zo over het geen ik geobferveert hid, als over het ingeleverde Rapport van den Opperopziener en Landmeeters, gefproken. En nadien ik , gelyk U Ed. Mog. uit het tot dus verre gerapporteerde zullen kunnen opmaaken, ten uiterften geconvinceert was van de noodzaaklykheid , om hoe eerder hoe beter den geprojefiecrden Dam boven aan den noorder Leydyk van het Kanaal te leggen ; zo heb ik , fchoon niet expresfelyk door U Edele Mog. daar toe gelast zynde , geene zwaarigheid gemaakt, om de fpoedige executie van dat Werk , gelyk ook vervolgens van de fecureeringe van den Kop des noorder Leidyks,. aan gemelden Heer te proponeercn, vertrouwende, dat U Edele Mog., Mog. uit aanmerkinge van het gewigt der redenen en de dringende noodzaaklykheid, deezen uitflap wel zouden willen approbeeren. Gemelde Heer Raad Secretaris ag^reëerde niet alleen zulks ten vollen, maar communiceerde my revens, dat Heeren Gecommitteerden van Gelderland, aan den Opperopziener en Landmeters in het algemeen gelast hadden, om air te doen, het geen zy by deeze omftandigheden van zaken dienllig oordeelen zouden. Hier door dan in ftaat gefteld zynde, om met den Heer van Hugenpoth een volledige affpraak te nemen, wegens het geen by provifie ten besten van het Werk gedaan zoude moeten worden, zo ben ik met denzelven over een gekomen; dat men in de eerfte plaatfe met alle magt zoude continueeren om den zuidelyken Tragel aan Bliemsweide met Hout en Aarde op te hoogen tot op den Oever der doorfnydinge; 2. dat men zo veel mogelyk trachten zoude , om het nog overige end van dea Stopdam aan de zuidzyde, zo door middel van Krabbe/aars als anderszins, te amoveeren; 3. dat men ten allerfpoedigften een' aanvang maaken zoude met het leggen van den geprojeéteerden Dam boven het Kanaal, fluitende aan den noorder Leidyk, volgens zekere raaijing door ons gezamentlyk in loco bepaald; en laatftelyk in de 4. plaats, dat men mede zo ras doenlyk een begin maaken zoude, om den Kop van den noorder Leidyk, met een fufficant Pakwerk voor verderen afbreuk te fecureeren. Met de overige geprojecteerde hulpmiddelen zoude men fuperfedeeren tot dat de Rivier binnen haare Oevers te rug geweeken zal zyn, als wanneer eene nadere infpectie van het een en ander noodzaaklyk geoordeeld wierd, My vleijende, dat U Edele Mog. deeze myne verrichtingen gunftiglyk zullen gelieven te approbeeren, zo heb ik de eer my met verfchuldigden eerbied te noemen. Edele Mogende Heeren, Onderftond, Zwaanenburg Uwer Edel Mogenden zeer ootmoedige 26 February 1775. Dienaar. Was getekend, C. Brunings. NB. Bylaag T. tc vinden onder de Kaarten. Nn a Edele  C 144 ) U. Edele Mogende Heeren! /fan Heeren Ge cvnwitteetden tot beneficecring van Neder - li 'tyn en Tsfel, wegens Gelderland. ( 1 1 t 1 | Wv twyffelen geenszins, of U Edele Mog. zullen van tyd tot tyd voldoende berichten bekomen hebben wegens de gefteldheid van het nieuwe Canaal op den Bylandfchen Waard, voornaamlyk na dat men, door het te rug wyken der Riviere binnen haare Oevers, h in ftaat gefteld geworden, hauwkeirirg te obferveeren, welke uitwerking de Stroom in het gemelde Canaal gehad hebbe. Uit deeze berichten zal aan U Edele Mog., zo wy vertrouwen, gebleken zyn, eensdeels, dat 'er in den Bovenmond van het Canaal, eenige ongeregeldheid in den loop des Strooms plaats heefc, terwyl dezelve door de natuurlyke fituatie der wederzydfche Oevers bovenwaarts, te veel na de noordzyde gedetermineert word. Anderdeels zal het U Edele Mog. insgelyks bekend zyn, dat de uitfehuuring en verdieping v«n het Canaal zelve, op fommige plaatfen, niet voldoende bevonden js, en wel ligt tot een ferpeureerenden loop van den Stroom gelegenheid geeven kon. liet eerfte, hoe zeer hetzelve aan allen deskundigen niet onverwagt voorkomen kan, zoude men echter groótdeels hebben kunnen praïvenieeren, by aldien men de handen vry gehad hadde, om het Canaal in het laatfte des voorleden jaars behoorhk te openen. Dan, dewyl de eigemlyke gefteldheid van den Bovenmond des Canaals ons voor als nog niet defectueus voorkomt, zo twyffelen wy geenszins, of men zal dezelve in dier voegen maintineeren, en der natuur te hulp komen kunnen, wanneer in het ver. volg niet verzuimd word de daar toe noodige Waterwerken aan te leggen. Het tweede echter , of de ongenoegzaame uitfehuuring en verdieping van het Canaal op fommige plaatfen, meenen wy, dat nu reeds a/Je arrend-; meriteert, en dit men niet fpoedig genoeg zodanige middelen empJoyeeren kan, welke gefchikt fchynen te zyn, om deeze uitfehuuring te bevorderen. Ter bereikinge van dit oogmerk, is onder anderen ter onzer kennisfe gekomen een Project, hét geen de Heer Geheimen Raad Bilgen, de Heer van Hugenpoth en de Landmeeter van Straalen, ten by weezen van den Landmeeter Frederik Beyerinck, op den 3 Maart deezes jaars onderling beraam 1 en voorgellagen hebben, te weeten: dat men het niet alleen behoorde te laaten berusten by den afdraagenden ronden Dam, welke thans met toeftemming van U Edele Mog. en ons, aan de noordzyde van het Canaal gemaakt, en boven aan den noorder Leidyk aangefloten word: maar dat nen deezen Dam langs dezelve noordzyde op den afftand van 10 a ia roeien van den Oever behoorden te continueeren tot aan het uiteinde van het deu.we Canaal: vervolgens dat 'er op gelyke wyze aan de zuidzyde van iet nieuwe Canaal, omtrent 5 roeden van den Oever, een ftnrtgelyke Dam liende gelegt te worden, fluitende boven aan het fchums eind Dyks, en >eneden aan den zogenaamden zuidelyken Tragel. — Men meende, naamyk, reeds door de ondervinding by de laatfte hooge Waters gezien te lebben, dat de diftantie van den nx>:der Leydyk tot aan den Duffelfchen Ban-  C 14S > Bandyk fzynde gemedieerd omtrent 150 roeden) veel te groot zy, dan dat de Stroom met eenig effeét op het nieuwe Canaal zoude kunnen werken, terwyl de Rivier zich wyd en zyd over de Mayvelden verfpreid, en dus by hoog Waater merkelyk haare kracht verliest. Deeze nadeelige verfpreiding zou derhalven door de bovengemelde geprcje&eerde Dammen alleszins belet, en by gevolg de uitfehuuring van het nieuwe Canaal grootelyks bevorderd worden. Wy willen niet verbergen, dat ons dit Project zo plaufibel, en deszelfs bedoelde uitwerking zo waarfchynlyk is voorgekomen, dat wy gemeend hebben U Edele Mog. te moeten proponeeren, of U Edele Mog. niet zouden kunnen goedvinden, om met ons te concurreeren tot het werkftellig maaken der bovengemelde geprojecteerde Dammen, en ten dien einde den Heer van Hugenpoth, als Generaal Opzigter over het werk der doorfnydinge, te qualificeeren, om dezelve hoe eerder hoe beter, in manierevoorfz. Schaftsgewyze aan te befteeden, evengelyk met den thans gelegd wordenden Dam aan den noorder Leydyk gefchied is. Wy vertrouwen, dat U Edele Mog. hier in des te minder zwaarigheid maaken zullen, nademaal de verdieping van het nieuwe Canaal, als een zaak van het hoogfte aanbelang, en de geprojecteerde Dammen als hier toe ten uitterften dienfiig, geconfidereert moeten worden. Hier op dan Uwer Edele Mog. favorabele Rescriptie te gemoed ziende, Edele Mogende Heeren , beveelen wy, &c. Gefchreeven in den Hageden 19 April 17.5. De Commisfaris, &c. Oo Edele  < 146 ) V. r. Edele Mogende Heeren! £-Jo ras wy ontvangen hadden U Edele Mogende Misfive van den 19 der afgeloopene maand April, betrekkelyk tot het nieuwe Canaal op den By landfchen Waart, of wel in het byzonder tot het leggen van twee Dammen aan de zuid- en noordzyde aldaar, tot meerder bepaling van voorfz. Canaal, hebben wy u,s,elfs inhoud wel in overweging genoomen, edog bevoorens daar op te refolveeren, vermeend gehad te moeten inneemen het berigt en confideratien van de Landmeeters deezer Provincie Frederik en Martinus Beyerink. Wy hebben ten gevolge van dien, in de afgelopene week dezelve dan cok bekomen, en hebben wy niet ondienftig geoordeeld daar van ■ Aflchrift by deeze aan U Edele Mog. te moeten mededeelen, om f. zodane refleéhen te konnen maaken, als U Edele Mog. zullen oordeel het gewigt dier zaak te vereisfehen. Voor zo veel ons aangaat, wdien wy niet ontveinzen, dat de vojrLz. confideratien ons al vry aanneemlyk zyn voorgekomen. Te meer wanneer men laatstleden Zaturdag, op welke tyd wy eens in oogenfehyn hebben weezen neemen het generaale Werk op den Bylandfchenwaard, waar omtrent de berigten zo zeer verfchiUende waaren, ons ten opzichte van het leggen en de ftrekkinge dier Dammen nader in loco heeft geinformcert. Wy hebben by die gelegenheid den toeftand van bovengemelde Canaal bevonden niet zo favorabel te weczen, a!s wel te wenfehen was geweest, en dat het ontzet van het Herwenfche Schaar, het geen het groote oogmerk van U Edele Mog. met het infteeren op het aanleggen van voornoemde Canaal is geweest, nog verre te zoeken was. Ons is maar al te veel gebleeken, dat de gefteldheid van den Mond aan de zuidkant zeer gebrekkig is; dat de Stroom daar ter plaatfe geen invloed heeft op het meergemelde Canaal, maar genoegzaam voorby fchiet en zyn ouden loop behoud; dat daar en tegens de hoek aan de noordzyde flerk is afgebroken en zig juist in de beste fituatie niet bevint; dat men thans wel het Oever, zelfs tot aan den Leydyk toe, met een zwaar en kostbaar Ryswerk tragt te dekken en te behouden, maar dat hetzelve door den vehementen aanval van de Rivier nu en dan reeds aan verzakkinge onderhevig is geweest, en te vreezen ftaat, of dat Ryswerk, ten minften aan zyn punt, alwaar het ongeveer op de peil van 8 voeten, naar net opgeeven, een diepte van 30 voeten is hebbende, aan de woelingen van het Water wel refifteeren zal konnen. Dat boVen dien het Canaal in zig zelfs voor als nog is zeer irregulier en met verlche.dcn ondieptens bezet, waar door het vrye gebruik van de Vaart tot dus verre by een middelbaar, ten minften by een laage Rivier word verhinderd. Wy konnen niet verbergen, voor de gevolgen van dien zeer bekommert te vveezen, De  C 147 ) De middelen van redres, wair op men met gronden van zekerheid zoude konnen ftaat maaken, komen ons voor, dat nog zeer veel bedenkingen zullen lyden. Ook fchynen de kosten, die daar toe gerequireerd zullen moeten worden, van groote importantie, Tvelke dikwyls het vermogen onzer Provincie zouden konnen te boven gaan, te zullen weezen. Ondertusfehen hebben wy niet mogen nalaten dit een en ander aan U Ed. Mog. kennisfe te brengen, verzekert zynde dat, wanneer U Edele Mogende dit alles zouden gelieven op te neemen, of zullen dit mede alzo bevinden, mitsgaders met ons begrypen, dat dit werk is van zeer verre uitzigt, waar van men het einde nog niet kan voorzien, en overzulks alle oplettentheid is vereifchende. Wy voegen hier by negen Rekeningen, waar op wy, voor zo veel ons betreft, Ordonnantiën ten fine van betaaling heben verleend, mee verzoek van die insgelyks te willen examineeren, en na bevind van zaaken te tekenen , voorts twee Reekeningen de vier Provinciën aangaande aan de Heeren Gecommitteerdens 'sLands van Utrecht, en de overige weder aan ons toe te ichikken. Edele Mogende Heeren, Wy beveelen U Edele Mog. hier mede in Godes heilige bJelcherminge. Gefchreeven te Arnhem den 9 Mey 1775. Onder ftond, U Edele Mog. goede Vrienden, De Gecommitteerdens tot het beneficeeren van den Nederrhyn en Ys&l wegens da Provincie van Gelderland. Lager ftond, Ter ordonnantie van dezelve. Getekent, H. W. Brantfen. O o a  ( 148 3 V. 2. Berigt aan de Edele Mog. Heeren Gecommitteerdens tot het beneficeercn van de J\'ede>■rhyn en Tsfel uit de Provincie van Gelderland, aangaande het geprojecteerde van den Heer Bilgcn, den Heer ven Hugenpoth en den Landmeeter van Straalen, tot bevorderingder vitfehuuring van het Canaal op dm Bylandfchen Waard, vervat in de Misfive van de Ed. Mog. Heeren Gecommitteerdens van Holland en Westvriesland, aan U Ed. Mog. gefchreeven in dato den 19 April 1775. Edele Mogende Heeren! D Ondergefchreevene is ter hand gefield, en hebben ontvangen, Copia van in het hoofd deezes gemelde Misfive, met ordre van U Ed. Mog., om daar op te dienen van hunne Confideratien en Berigt: ten einde nu aan deeze hooge ordres te beantwoorden, zo neemen zy de Vryheid, om met verfchulde eerbied haare Confideratien, zo kort doenlyk, op te geeven, en U Edele Mogende voor af te informeeren: dat het nieuwe Canaal op die Bylandfche Waard zig waarlyk in dien toeftand beyint als in hoogst derzelver bovengenoemde Misfive word gefteld, „ naam. lyk, dat in de eerfte plaats in den Boven-mond van het nieuwe Ca„ naai eenige ongeregeldheid in den loop des Strooms plaats heeft, en, „ in de tweede plaats, dat de Uit'chunring en verdieping van het Canaal „ zelfs op Commige plaatfen niet voldoende bevonden is, en wel ligt tot , een ferpenteerenden Joop van den Stroom gelegenheid kan geeven. De middelen tot redres of verbetering, welke hun Edele Mog. van Holland voorbaan, zyn, eerst, om te werken tot verbetering der Mond van het Cana-d, en dan ten tweeden tot de Uitfehuuring van het Canaal zebe, en zyn de Ondergefchreevene mede van Oordeel, dat in de eerfte plaats, en vooral tot verbetering van den Mond van het Canaal, zal moeten gewerkt worden, en denzelven verruimt, om dog zo veel Water als eenigiints doenlyk is van boven daar in te brengen, en dat eerst en vooral die aarde, welk nog van den Sluitdam in het Canaal aan de bovenof zuidzyde gevonden word, zo diep eenigfints mogelyk is, worde uitgegraaven, of gebaggert; dat mede de Sluytdam, voor zo ver nog over het Maayland aan de zuidzyde gevonden word, ten eenemaal, zo laag mogelyk, w-rde weggegraaven. Wyl nu by het laatfte hooge Water dit voorgemelde nog niet was gefchied, maar dat de Schutdam aan de zuidzyde over het Maayland nog niet was weggenomen, en dat zelfs nog een gedeelte van den Sluitdam in het Canaal aan de zuidzyde was blyven zitten, zo kan voor als nog met geen zeekerheid gezegt worden, wanneer het voorgemelde na ordre en Beftek gedaan is, wat voor verandering dit by  by een hooge Rivier zal te weeg brengen, zynle het ook onmooglyk, dat de verdieping van het Canral eensklaps of zo fchie.'yk kan gefihied «, ai was de Mond na ordre uitgegraaven geweekt, veel weiniger nu de Mond nog zeer gebrekkig is, en daarom zal tot de te hulpkoming der Natuur en bevordering der Uitfehuuring dienen gewerkt, en zoo veel mooglyk aan de boven- of zu;dzyde der Mond van tyd tot tyd verruimt, verdiept en het Maayvelt verlaagt moeten worden, om by hooge Rivier, zo veel water als eenigfints mogelyk is, van boven in dezelve te brengen. Want dit is egentlyk alhier het gebrek, Edele Mogende Heeren, dat 'er by hooge Rivier benedenwaarts in het Canaal meer ruimte is, als boven, daar het water moet inkoomen , wegens de hoogere grond, welke alhier, het zy door de natuur, of gemaakt gevonden word, het welk beneienwaards het Water wyd en zyd over de ruimere en laagere grond doet verfpreiden, en aldus by hoog water veel van zyn force tot uitfehuuring van het Canaal verliest, zo als hun Edele Mog. van Holland te regt aanmerken. En daarom herbaaien de Ondergefchreeven het reeds voorgemelde nog eens, dat 'er niets nuttiger kan gedaan worden, dan ruiming der Mond, op dat by hooge Rivier veel water door dezelve van boven kan inkoomen , want het volgens oordeel der Ondergefchreeven oneindig beter is, door ruiming van boven, en kragt van Water de Uitfehuuring van het Canaal te bevorderen, dan door inkrimping en vernauwing: en veel beter dat de Mond, of Inloop van het Canaal, zo veel mogelyk, na de ruimte benedenwaarts dan na den gebrekkigen Mond zoude gemaakt, en naauw bepaald moeten worden; voldoende het eerfte als dan ook beter aan het einde en oogmerk ten reguarde van het llerwenfche Schaar, het welk ook in het oog diende gehouden te worden. En aldus zouden de ondergefchreeven geen vryheid vinden om vooralsnog mede te ftemmen, noch U Edele Mogende te durven aanraden, tot hec leggen der geprojecteerde Dammen, langs de wederzydfche Oevers van hec Canaal, noch tot het leggen van Dwarsdammen bovenover hetMaayveld, zo lange niet overtuigt zyn van de onmogelykheid, dat door ruiming van den Mond en geweld van het water in dezelve te brengen, het gebrek niet zoude kunnen geholpen of verbetert worden, of na dat men de uitwerking hebbe gezien by een hooge Rivier, na dat den Mond boven in zyn volle breedte zal gemaakt, en de Sluitdam over het Maayveld boven den Mond in zyn geheel zal weggenomen zyn. Verhoopende hier mede aan de ordres en intentie van U Edele Mog. te hebben voldaan, blyvende met verfchulde Eerbied en hoogfte agting. Edele Mogende Heeren, Onder ftond, U Edele Mogende ootmoedige Dienaaren. Arnhem den Getekent, a8 April E ede rik Beyerinck. 1775. Mart. Beyerinck. NB. Bylaag W. tc vinden onder óe Kf.artfn. p p rtf  ( 150 ) X". Verhaal van hei verhandelde in een Conferentie tusfchen de Heeren Gecommitteerden van de Provincie van Gelderland, en de Heeren Gecommitteerdens van de Provincie van Holland en Westvriesland, op den 29 en 30 Mey 1775 binnen de Stad van Arnhem gehouden. PRESENTEN. Uit Gelderland. De Heeren, De Borggraaf Lynden , Heer var Hemmen. Amptman Balveren, Rouwenoort tot den Ulenpas.' Cappelle tot Dort. Landdrost Schimmelpenninck van der Oyen, tot beide Pollen. Goltjlein tot Grunsfort, nevens In de Betouw, Schoemaker, en Brantfen, Secretarisfcn. Uit Holland. De Heeren, Van Boetfelaar, Heer van Nieveen. en Repclaar* nevens Den Infpecteur Generaal Brunings. Maandag den 29 Mey 1775. Gecommitteerdens van de twee bovengemelde Provinciën, op huiden te famen gekomen en vergadert zynde, om met malkander* n, in gevolgen den voorflag door de Hollandfche Gecommitteerdens by derzelver Misfive van den ia deezes gedaan, te delibereeren en waar bet mogelyk een vast befluit te neemen wegens alle zodanige middelen, als gezamentlyk zouden oordeelen, dat in dezen jaare nog behoorde werkftellig gemaakt te worden , om de verdieping van het nieuwe Canaal op de Bylandfche Waard te bevorderen, en in het algemeen deszelfs grootfte perfectie te obtineeren; Heeft Frans Godert van Lynden, Heere van Hemmen, Borggraaf, Rig. ter en Dykgraaf des Ryks van Nymegen, de aanweezende Leden voor derzelver goedwillige Comparitie, en onder betuiging, dat het hem tot een byzonder genoegen verftrekte, Haar Ed. Mog. in zulk een goede welftand alhier te mogen zien, bedankt, en wyders voorgedragen: dat het Haar Ed, Mog. kennelyk was, dat de Gecommitteerdens van Gelderland op den 6 dezes maands het generaale Werk op de Bylandfche Waard, ter zaake de berigten daar omtrent zoo zeer verfchillende waaren, in oogenfchyn hadden weezen neemen. Dat  Dat ook van der zeiver bevinding en het geen aan haar by die gelegenheid was voorgekoomen, aan de Holiandlche Heeren by Misfive van den 9 derzelve maand hadden communicatie gegeeven, in fubftantie behelzende , dat men den toeftand van het vooraangetoogene nieuwe Canaal had bevonden niet zo favorabel te weezen , als men wel hadde mogen wenfehen, en dat na dezerzyds ged igten het ontzet van het Herwenfche Schaar, het geen het groote oogmerk in het aanleggen van dat Canaal altyd was geweest, nog verre te zoeken fcheeen. Dat de gefteldneid van den Mond aan de zuidkant voor als nogzeer gebrekkig was; dat de Stroom daar ter plaatfs geen, immers weinig invloed had op het meergemelde Canaal, maar genoegzaam kwam voorby te fchieten en zyn ouden loop behouden; en dat daar en tegens de hoek aan de noordzyde fterk was afgebroken, en zig juist in de beste iïtuatie niet bevond: dat het vry onzeker was, of het Ryswerk, waar mede men thans bezig was de punt en den verderen ouden Oever tot aan het Hoofd van den noorder Leydyk te dekken, aan de zwaare woeling van het water wel reiifleeren zoude konnen; dat boven dien het Canaal in zig zelfs voor alsnog was zeer irregulier en met verieheide ondieptens bezet, waar door het vrye gebruik van de vaart tot dus verre by een middelbaar, ten minfte by een laage Rivier, wierd vernindert. Dat de Gecommitteerdens van Gelderland vertrouwden, dat wanneer de Hollandfche Heeren het gunt voorfz. zelfs zouden gelieven na te gaan, of zouden daar van omftmdiger konnen worden geinformeert. Dat hy Borggraaf thans met aangenaamheid kwam te verneemen, dat de Heeren Gecommitteerdens van Holland zig ook zodane moeite wel hadden willen geeven, en over zulks in de gepasfeerde week een octilaire inlpectie Van het voorfz. Canaal en deszelfs Werken aldaar hadden weezen neemen. Dat hy niet twyffelde, of haar Edele Mog. zouden insgelyks van haar bevinding aan de Gelderfche Gecommitteerdens de noodige ouverture wel gelieven te doen, mitsgaders derzelver confideratien, en wat in deeze omftandigheden omtrent een werk van zulk een verre uitzigt, waarvan het einde nog niet kan worden voorzien, zoude behooren te worden ondernomen, mede te deelen. Terwyl ondertusfehen de Heeren Gecommitteerdens van Gelderlmd, hoe zeer ook al nog voor de gevolgen bekommert zyn, en dat aan haar de middelen van redres, waar op méh met gronden van zekerheid zal konnen ftaat maaken, voorkoomen zeer veel bedenkingen te zullen lyden, egter aan haar kant geen zwarigheid maakten by deeze te verklaaren, gereed te weezen met de Hollandfche Heeren omtrent het een en ander in overleg te treden, en te /Timen zodane mefures te helpen neemen, als men tot bereiking van het voorgeftelde oogmerk noodig en dienftig zal oordeelen; alles in die hope en vèrohderftelling nogtans, dat de kosten, welke men nu en in het vervolg in deeze zoude moeten aanwenden, niet van die importantie zullen weezen , dat derzelver montant het vermogen van haar Provintie, het zy in het geheel of ten deele, komt te fu.-pasfeeren en te boven te gaan. Alle het welk door den Heer van Boetzelaar, zo voor zig a's namens deszelfs Mede-Gecommitteerde de Heer Repelaar (na alvoorens de Heeren P p 2 van Th  ( 152 > Gelderland reciproquelyk haare dankzegginge betuigt te hebben, ter zaake am de inftantien tot het houden deezer Conferentie door de Hollandfche Gccommiiteerdens voorgeflaagen, wel hadden gelieven te defereeren) op het vriendeiykfte is beantwoord, en verders daar by gevoelt: Dat zy Hollandfche Heeren Gecommitreerden uic aanmerking der ve fchülende berigten, welke van tyd tot tyd wegens den tegenwoordigen ftaat van het nieuwe Canaal op den Bylandfchen Waard ter hunner kennisfe gekomen waaren, en daarenboven gepcrmoveerd door de redenen, by de Misfive van Heeren Gecommitterden van Gelderland, in dato 9 Mey deezts jaars ter neder gefteld, gemeend hadden, het gemelde Canaal en deszelfs Werken, benevens de andere Werken, welke federt de Conventie van 1771, tót redres der Boven-rivieren gemaakt waaren, nauwkeurig te moeten infpec'teeren, gelyk dan ook dezelve infpectie door hun op den 24 deezer en eenige volgende daagen was verrigt geworden. Dat zy niet konden verbergen, dat hun de toeftand van hetzelve Canaal geenszints zo defectueus of hagchelyk was voorgekomen, als fommigen wel prerendeeren, en by Heeren Gecommitteerden van Gelderland, in het byzonder by derzelver opgemelde Misfivë is gefteld geworden, nademaat het gemelde Canaal, ondanks verfcheiden defastres, federt de Peilinge van December des voorleden jaars, op alle plaatfen en doorgaans i| voet was verdiept bevonden, ingevolge de Peilingen, welke op den 34 deezer door den Landmeeter van Straalen waaren gedaan. Dat zy Heeren Gecommitteerden van Holland, zonder voor het overige thans in eenige discusfie te willen treeden van het geen by ophemelde Misfive der Heeren Gecommitteerden van Gelderland, of by de daar nevens gevoegde Memorie der Landmeeters was gepofeert, alleenlyk meenden te moeten aanmerken, dat, geconfidereert aan den eenen kant de verfcheiden omftandigheden , welke voor, en by de opening van het nieuwe Canaal dadelyk plaats gehad hebben, en aan den anderen kant in aanmerking neemende, dat een werk van dien aart, als het verplaatfen van een Rivierbedde op zig zelve genoomen noodwendig tyd en oplettendheid verdscht, het derhalven uit hoofde van dit een en anier niemant vreemd konde voorkomen, wanneer het Bylandfche Canaal nog niet zo favorabel bevonden wierd als wel te wenfehen was, of wanneer het ontzet van Herwen als nog niet finaal geobtineert fcheen te zyn; ter bereiking van welk oogmerk men zekerlyk reeds vooraf geweeten had, dat 'er nog het een of ander Konstmiddel werkftellig gemaakt zoude moeten werden. Dat zy Heeren Gecommitteerden van Holland vervolgens geenszints twyffelden of de Heeren Gecommitteerden van Gelderland zouden met hun het facces van deeze zo nuttige doofnydinge niet alleen wenfehen, maar ook helpen bevorderen, en uit dien hoofde vertrouwende, dat welgemelde Heeren Gecommirteerdcn van Gelderland by derzelver gedaane infpectie hunne gedagten wel zouden hebben laaten paan over de middelen ter verdere voltoying van de gementioneerde doorfnydinge, het best geoordeeld hadden, daar over onderling met malkandercn in Conferentie te treden. Dat  C 153 ) Dat zy met genoegen de dispoiltie van de Heeren Gecommitteerden van Gelderland hier toe verneemende, het al verder nodeloos oordeelden de reflectie van welgemelde Heeren nopens het draagen der kosten van deeze en nog te maaken Werken, op den voet als by de laatfte Conventie en daar op gevolgde Refolutien van wederzyds Heeren Principalen was bepaald, te rescontreeren: dat zy veel liever ter zaake tredende, de Heeren Gecommitteerden van Gelderland wilden verzogt hebben , eenige ouveiture te geeven van zodanige maatregulen als zy ter bevorderirge van het gemeenfchappelyk oogmerk in deezen meest dienstig oordeelen zouden. Waar op door de Gelderfche Heeren Gecommitteerden eenparig is gedeclareert, dat wel ts waar, na hunne gedagten eenige middelen werkftellig gemaakt moesten werden, om den S room meer na het nieuwe Canaal te dwingen; dog dat zy declareeren moesten, daar over rot nog toe het advis van de kundigen niet ingenomen te hebben; en zig derhalven niet in ftaat bevindende eenige middelen voor te Haan, vermeenden de Heeren Gecommitteerdens van Holland te moeten verzoeken, om opening te willen geeven van al zulke middelen als welgemelde Heeren dienftig en nuttig oordeelen zouden, ten einde het nieuwe Canaal, zo veel mooglyk, ter perfectie te brengen. En heeft als toen de Infpecteur Generaal Brunings, uit naam der Heeren Gecommitteerden van Holland, voorgedragen: 1. Dat tot bevordering van den geregel den loop des Strooms in het Canaal zelve, en dm mede van deszelfs verdere verdieping, hoe eerder hoe beter, gelekt behoorden te worden de Leida-rmcn ter wederzyde van het nieuwe Canaal, w lke by de Hollandfche Misfive van den ry April jongstleden zyn voorgeflaagen, zo nogfans, dat het thans leggende fchuinsafdragend eind Dyks- aan de zuidzyde boven het Huis Bimmen, geheel bdioordi geflegt, en daar en tegen een ander af Iraagende Dyk of flauwe Tragel omtrent 50 of 60 roeden laager gelegt te worden, welke derhalven beginnen zonde nagenoeg regt tegen over het eind van den bovenften noordelyken Tragel, en vervolgens fluitende aan den geprojecteerden Leidam aan de zuidzyde. 2. Dat de uitbaggering van het zuidelyke gedeelte van den Stopdam omtrent ij voet dieper dan by het Beftek bepaalt is, of wel zo diep als doenlyk bevonden zal worden, behoorde te gefchieden. 3. Dat om den Stroom des te meer in het Canaal te dwingen, het Schephoofd aan de noordzyde behoorde verlengd te worden , ten minfte tot zo verre als deeze noordelyke hoek ten tyde van het graven van het Canaal heeft geftrekt, het geen in het geheel omtrent 20 roeden bedraagen zal. 4. Dat 'er by de Cleeffche Regeering behoorde geinfteert te worden op het leggen van de Krib aan de Lobitfe Grind, by de Conventie van den jaare 1771 gearrefteert, volgens zodanige dhcétie als nader door wederzyds Kundigen zoude worden bepaald: welke Krib van agteren aan de hoogte by de oude Tolhuizen diende aan te fluiten , mits m n naamlyk 5. Konde refolveeren en by de Cleeffche Regeering effectueeren, dat 'er aan de zuidzyde ter gelegen plaatfe, mede door wederzyds Kundigen nader te bepaalen, eene lange en zeer flauwe Krib gelegt wierd, ten einde de toogs^ Qq ge-  c m > gewyze gedaante van deLobhfe GrindwelJe te doen afneeraen, den ingehofc den zuidelydcen Oever boven den mond der doorfnydinge regtlyniger te maa • ken, en dus doende den af komenden Bovenftroom, zo veel mogelyk, regtftreeks in den Mond van het nieuwe Canaal te deteruiineeren. Alle deze poincten vervolgens door de Heeren Gecom:ri: teerden van beide Provintien onderling gediscutieert, gelyk ook daar op gehoort zynde de confideratien van de Landmeeters Frederik en Martinus Beyerinck, zo zyn de Leden eenpaarig van gedagten geweest, dat de hier boven fub N°. i. gemelde Leidammen hoe eerder hoe beter behoorden gelegt, en ten dien einde de Heer van Hugenpoth, als Generaal Opzigter over het Werk der doorfnydinge geauthorifeert te worden, om dezelve ten minde pryze Schaftsgewyze aan te befteeden, in zodanige ftrekking als hier vooren is orafchreeven, en ter hoogte van 18 voeten, gerekend na het pdl van Arnhem. Dat wyders de Aanneemers van de doorgravinge zullen worden gelast, zo als dezelve gelast worden by deezen, om de uitbaggering van het nog overige zuideiyk deel van den Stopdam zo diep als doenlyk is, te verrigtcn, op de Conditiën by het Beftek bepaald. Dat in de derde plaats het Schephoofd aan de noordzyde van het Canaal by provifie zal worden verlengt, zo verre, dat deszelfs geheele lengtomtrent 20 roeden kome te bedraagen. En laatftelyk, dat by de Cleelfche Rcgeer'ng zal worden geinfteert op het leggen van de geconvenieerde Kiib aan de Lobitfe Welle, gelyk ook van de hier boven geprojecteerde Kribbe aan de zuidzyde , en ten dien einde aan welgemelde Regeeringe afgezonden de navolgende Misfive. Aan ie Krygsen Domein - Kame te Cleeve. Boog-Edele, Geftrenge, Wyze, Voorzienige, Hooggeleerde, zeer Discreete Heeren, l>yxonderc goede grienden. T er gelegenheid dat wy onlangs het nieuwe Canaal op den Bylandfchen 'Waard en deszelfs fituaüe ten aanzien van den af komenden Bovenftroom nauwkeurig geinfpecleert hebben , is het ons voorgekomen, dat federt bet graaven van het gemelde Canaal de bovengelegen Oevers ter wederzyden aanmerkelyk tot nadeel van het zelve Canaal verandert zyn. Wy meenen (zonder thans van eenige andere mede werkende oorzaaken gewag te willen maaken) dat die verandering van het zuidelyke en noordelyke Oever bovenwaarts eene voornaame reden is, w-arom de afkomende Bovenftroom het zelve Canaal; voor een groot gedeelte, voorby fchfet, en in zulk een korten tyd het noorder punt van feparatie m den Bovenmond heeft doen afneemen, voor zo verre naamlyk de ingeholde zuidelyke Oever boven het nieuwe Canaal, geholpen door den tegen overliggenden aanvvasch van de Lobitfche Grindwelle, onzes bedunkens, zodanige determinatie aan den Stroom geeft, welke dit noodwendig ten gevolge hebben moet. En  C 155 > En fchoon wy , gelyk U Eds. waarfchynlyk geïnformeerd zullen zyn > reeds een begin gemaakt hebben om met veele moeite en kosten aan het bovengemelde noorderpunt van feparatie een Pak werk en Schephoofd te 3eggen, ten einde zo veel mogelyk den Stroom, in het Canaal te dwingen: fchoon wy wyders geenfints twyffelen, of dit Schephoofd zal wel eenig gun/tig effect op den Stroom doen: fchoon wy eindelyk nog befloten hebben, om ter wederzyden in het nieuwe Canaal op eenigen afftand van de Oevers, Zomerdammen te leggen, ten einde de uitfehuuring van hetzelve te bevorderen; zo meenen wy egter , dat alle deeze middelen nog met genoezaam zullen zyn, om by de tegenwoordige conftitutie van zaaken verzekert te weezen, dat de Stxoom een geregelder loop na den Bovenmond neemen zal. i:et is om die reeden, dat wy noodig geoordeelt hebben, U Eds. té moeten proponeeren, om zo ras het Saifoen zulks zal gedoogen, de Krib aan de Lobitfche Grindwelle, welke by de Conventie van den jaare 1771 reeds is gearrefteert, werkftellig te maaken. Wy moeten egter by voorraad aanmerken, dat onzes bedunkens deeze Krib, by aldien ze het bedoelde einde met de meeste zekerheid bereiken zal, van agteren diende aangefloten te worden aan de hoogte by de oude Tolhuizen. En gelyk wy ons verzekert houden, dat U Eds. van de noodzaaklykheid en het goed effect deezer aanfluiting door de kennis van de locale fkuatie zullen overtuigt zyn, zo vertrouwen wy ook, dat zu';ks aan den anderen kant minder bedenking ontmoeten zal, wanneer U Eds. konden goedvinden, dat aan de zuidzyde ter bekwamer plaatfe eene lange en zeer flauwe Krib gelegt wierd, waar door de ingeholde zuidelyke Oever boven den mond der doorGiydinge voor verdere infebaring bewaard, en tevens de tegenoverliggende toogsgewyze kant van de Lobitfe Grind afgenomen konde ivorden, oordettende dat dit het bekwaamde middel zy om den Stroona eene zagce leiding te geeven, en, zo veel mogelyk, regtftreeks op den Bovenmond van het Canaal te determineeren. In verwachting dat U Ed» deeze geproponeerde middelen alleszins als t*o ukterfte nuttig voor de geregelde voltooying van het nieuwe Canaal, mei o^s zullen aanoac-rken, zonder dat dezelve, zo veel wy kunnen nagaan iemant praejudicecren zullen; zo verzoeken wy U Eds. al verders hoe eerder hoe beeter een. dag te bepaalen, en iemant van wegens U Eds. te benoemen, ten einde dezelve met de Kundigen van onze zyde de ftrekking en langte van de geconvenieerde Krib op de Lobitfe Welle, als niec}e van derzelver geproponeerde aanüuiting aan de hoogte by de oude Tolhuizen, en eindelyk nog de plaats, ftrekking en lengte van de geprojecteerde Krib aan de zuidzyde boven den Mond van het nieuwe Capaal nader in loco zoude kunnen beraamen, en onder approbatie vast te ftellen, op dat deeze Werken in den aanftaanden Ilerfst, ter bevordering van het gcmeenfchappelyk oogmerk, de welftand naarnlyk van het Bylandfche Canaal, werkfteilig gemaakt mogen werden Qq a Hier  < 156 > Hier op U Eds. fpoedige Refcriptie te gemoet ziende, beveelen wy Hoog. Edele Geftrenge, Wyze, Voorzienige, Hooggeleerde, zeer discre» te Heeren, byzondsre goede Vrienden. LT Eds. in Godes Heilige befcherminge. Gefchreeven te Arnhem den 29 Mey 1775. Onder ftond, U Eds. goede Vrienden, De Gecommitteerdens wegens de Provinciën van Geideriar.d, mitsgaders van llodand en Westvriesland, tot het Werk der Rivieren. Lager ftond, Ter Ordonnantie van dezelven. De Heeren Gecommitteerdens van Holland ter Vergadering voorgedraagen hebbende, dat ter occafie van het nagaan der Weiken op den Bylandfche Waard, hadden ontdekt, dat de nieuwe Inlaagdyk te Herwen door de flag van het water merkelyk was befchadigt en argep'ast, zodanig dat dit een fpiedige reparatie fcheen re vcreifchen; en ten anderen, dat z;g de Strooi van de Rivier omtrent de Kyf waart, hoe langs hoe meer na de noordkant determineerde, en dik «dis, wanreer dezelve in de K He aldaar kwam te vallen, aan diverfe zwarigheden, waar van de gevolgen zeer te apprehendeeren waaren, zoude konnen onderhevig zyn. Hebben baar Edele Mog. voor zo veel het eerfte belangt, goedgevonden de Heeren Gecommi te.erdens des quartiers van Nym^en te verzoeken, gelyk verzogt worden by dee,:e. om al nog haare De oiren te willen aanwenden, ten einde op de reparatien der voorf>. defecten, zo en als in den jaaren 17-3 al was aangenomen, de nodige ordre hoe eer zo beter, moge worden gefteld. En wat het tweede poinc"t, aangaat, is gerefolveert om door de Landmeeters der twee Piovincien, van den ftaat en fïtnatie van den Kyfwaard een pertinente Kaarte te laaten formeeren, en daar by te voegen een accurate peiling van de dieptens en ondieptens van de Rivier, mitsgaders derzelver confideratien, welke zy op dat Werk zouden mogen hebben, ten einde het een en ander gezien en geëxamin ert zvnde, als dan na bevind van zaaken daar op zodanig te rcfolvee^en, al* men zal oordeelen te behooren. Dingt-.  ( HS7 ) Dingsdag dén 30 Mey 1775. PRESENTEN. Uit Gelderland. De Heeren, Borggraaf Lynden, Heer van Hemmen. Amptman van Balveren, Capellen tot Dort. Landdrost Schimmelpenninck van der Oye, tot beide Pollem Goltftein tot Grunsfort, nevens In de Betouw, j_~j_aar Édele Mog. het verhandelde op gisteren gerefümeert en gearreReerc hebbende, zyn, na dat van malkanderen affcheid hadden genomen* hier mede gefcheiden, en alzo deze Befoignes geëindigt. My prefent, Was getekent, U W. Brür.tfen* Ut Schoenmaker. en Brantfen, Secretarisfen. Uit Holland. De Heeren, Van Boètfelaar, Heer van Niëveen. en Repelaer. nevens Den Jnfpeéleur Generaal Brur4ng$.  c 153 ) r; Op den 27 Juny deezes jaars 1775 zyn de Heer geheim-Raad Bilgen, de Infpecteur Generaal Brunings, benevens de Landmeeters Beyerink en van Straalen, volgens derzelver respective Commisfien, aan de Tolhuyfen by elkander gekomen, en hebben vervolgens, ten byweezen van den Heer van Hugenpoth als Opziender Generaal van de Doorfnyding van den Bylandfchen Waard, in overweging genomen, hoe en op welke wyze ae Kribben, waar over onlangs van wegens de Heeren Gecommitteerden der Provinciën Gelderland, en Holland en Westvriesland aan de C'leeff 3 Krygs- en Domain - Kamer was gefchreeven, zouden dienen gele-t ie worden, ten einde den voornaamften Stroom zo veel mooglyk op het nieuwe Canaal te Determineeren, en in het algemeen hetzelve te b.neh'ceeren: alles naar aanleiding en volgens eene Kaart welke door den Landmeeter van Straalen onlangs was vervaardigd, en waar op de tegenwoordige fuuatie van de Lobitfe Grintwel, de zuidelyke Oever boven het Canaal, benevens de bovenmond van het gemelde Canaal, by eene RivkiS hoogte van 7 voet 1 a 2 duim is afgetekent. (*) En zyn de voorfchreeven Gecommitteerden over een gekomen, ieder in den haaren te iapporteeren: Eerftelyk , dat ten aanzien van de geprojecteerde aanfluiting der Kribbe op de Lobitfe Wel tot aan de Tolhuizen op de proportie van den Heer Geheim Raad Bilgen, voldoende geoordeeld was; dat in plaatze van dien in de Geul by den Beugeldyk van de Tolhuizen gelegt zoude worden twee Kribben, zes roeden van eikanderen, fluitende Rivierwaaits aan de hooge Grind, ter hoogte van negentien voet Arnhems peil, en raaiende in dezelfde Lyn vau de zo even te melden Krib aan de Lobitfe Wel. Ten tweeden, deeze Krib by de Conventie van den jaare 1771 gearrestcert, zoude hebben een lengte van zestig roeden, te rekenen van den Oever, welke by 7 voet 1 a 2 duim bloot ligt, met een omval van omtrend vier roeden, terwyl de Krib zelve zoude raayen op den zuidelyken hoek van bet Bylandfche Canaal. Ten derden, door den Heer geheime Raad Bilgen geproponeert zynde, om tot beter effect van de geprojecteerde Krib aan de zuidzyde, hier na onder No. 4, te melden, nog eene Krib te leggen bovenwaarts omtrent tegen over den ouden Rhynmond, alwaar te vooren een andere Krib ge. legen heeft, die thans toegeweld is, en wel ter lengte van honderd dertig roeden, raayende omtrent op den hoek van den Bimmenfen Bandyk, daar de geflegte Kekenfe Dyk aanfluit; Zo is dit na breedvoerige discusfie alleszins zeer nuttig geoordeeld, onderftellende naamlyk, dat de hier na te melden Krib onder No. 4 gelegt zal worden. Ten vierden, dat de Krib, welke by de bovengemelde Misfive der Hee. ren Gecommitteerden van beide Provinciën aan de Heeren van de Krygs en (*) Men zie de Kaart Q.  C »S9 ) dên totj?™" K KlMVe h W"*""*. «** zoude moet,, wor- deed 4f m<,etm Wie"gt WOrd™> * ,11' di" de Str00m "°e K fcW*k ««wam omviel; zynde alle d<= bovengemelde Werfceo op de voorfchxeeven gemeeten Kaart van den Lanam- eter van Straalen afgetekent. En dewyl het zeer waarfehynlyk is, dat gemelde werken niet in een fai. foen te gelyk kannen ondernomen worden, wegens gebrék va« het 'noodige »M^r„^ T eenPadg g2daSten' dat de Ribben aan k zurdzyde, onder No. 3 en 4. gemeld, het eerst werkftellig moesten gema kt* worden, vermits deeze Cw>r ■> . ö e onderhevig is. CCn «eduur,«e verandering ten nadeJe, Getekent, C. Brunings. Martinus Beyerinck. Hendrik van Straalen. R r si,  C i dus gemedieert 6$ duim; dog overmits by de Opneeming de Rivier niet op die hoogte is geweest, dat het verval by een loopende Rivier aan dè Tekens der ingeheide Posten is kunnen gezien worden, zo als in het tweede Supplement van het geannexeerde Rapport was voorgcfteld en vereischt werd, en even daarom niets zekers daar omtrent, voor als nog, kunnen bepaalen, voor cn aleer by een ftilftaande Rivier het water aan de Arnhemfche Peilpaal tekent y voeten. Ten waare U Edele Mogende geliefden goed te vinden , dat dit gemedieerde verval gefteld wierd op 6\ duim, zo als het de Ondergefchrevenc wel zoude voorkomen het naaste by te zullen komen, als wanneer een berekening der meerdere dieptens zoude opgemaakt en dit Werk voor opgenomen kunnen gebonden worden. Waar  C t6i ) JfcTLZ eet" * 0nder«erchrei'en de «*«•■ «te van U Edele M* genae zullen inwagten. Vermeenen hier mede aan de geëerde nrdiv>« «,„ tt pj i ** Heboen beant^d, o,yve„de «« ve^e™ Edele Mogende Heeren, Onder ftond, U Edele Mogendens ootmoedige en Dienstvaerdige Dienaaren. Getekent, ' Milli"f" Mart. Peyennck. d£n 16 M. Bolftra. 17 7 5» Hendr, van Straalen. S s Èaeh  < ito ) a.A. Rapport aan hun Edele Mogende de Heeren Gecommitteerden tot dt zaaken van het Pannerdenfche Canaal en Spykfche Dyken, wegens eene gedaane Meeting en Peiling in het nieuwe Canaal door de eertyds Bylandfche, nu Hollandfche Waard. Edele Mogende Heeren! den 23 February 1776. de Ondergefchreven op ordre van U Edele Mog. vertrokken zynde uit 's Hage, ten einde eene Meeting en Peiling te doen van, en in het nieuwe Canaal door de eertyds Bylandfche, nu Hoilandfche Waard, en te gelyk op ordre van den fnipedleur Generaai C. Brunings eenige Infpeclien te verrigten aan den Ouden Wiel, gelyk de Ondergefchreven dan zyne reize over Werkendam nemende, dit laatfte heeft verrigt. Dog op den 5 Maart 1776 tot Arnhem arriveerende, vernam de Ondergefchreven , dar de Rivieren zo exceslief hoog waaren, dat hy niets met vrugt aan de Peilingen konde verrigten, als geen Maayveld buiten het Canaal kunnende kennen, waarom de Ondergefchreven nog eenige digen in Arnhem vertoefde, dog de Rivieren even hoog blyvende, re lol veerde de Ondergefchreven op den 16 Maart weder na 's Hage te vertrekken, en heeft op den 18 dito van zyne verrigtingen aan den Wel Edelen Heer Secretaris Royer mondeling rapport gedaan. Op den aS Maart ontGng de Ondergefchreven een Brief van den Landmeeter F. Beyerinck, dat het Water in de Rivieren weder in zo verre was gevallen, dat de Aanncemers der Doorgraaving door de Pley weder een begin met haar aangenomen Werk dftgten te maaken, ten einde my als Opzigter daar na te reguleeren. Hier van op den &6 Maart 1776 aan den Heer Secretaris Royer kennis geevende, ontfing de Ondergefchreven ordres om weder als Opzigter by gemelde Werk te gaan fivngeeren, en te gelyk by de eerfte gelegenheid de Meeting en Peiling in het nieuwe Canaal door de Hollandfche Waard te verrigten, waar op de Ondergefchreeven nog denzelfden 29 Maart van 's Hage over Utrecht na Arnhem vertrok en by het Werk der Doorgraaving door de Pley bleef tot den 9 April 1776, als wanneer de Ondergefchreeven oordeelende, dat zyne tegenwoordigheid by gemelde Werk van weinig belang was, op gemelde dato na Millingen vertrok, ten einde de meergemelde Meeting en Peilingen te verrigten. Gelyk dan de Ondergefchreven op de Hollandfche Waard komende, dien ze.fden 9 April en ro dito daaraanvolgende, door het aan wederzyden van 5 tot 5 roeden inflaan van Paaien, dit Kanaal afdeelde, ten einde volgens de op den 22 February 1776 ontfangen ordres de Peilingen daarna te verrigten, waar  waar mede dan de Ondergefchreven op den n April een begin maakte, met een Watershoogte aan het Arnhemfche Peil van 7 voet 5 duim. welke Watershoogte geduurende de Peilingen tot den 14 April ingeflooten onveronderlyk zonder wasfen of vallen is gebleeven. Hier toe heeft de Ondergefchreven, wegens den Herken Stroom in ge. melde Canaal, en om, zo veel mogelyk was, op de afgehaakte Lynen te Peilen, moeten gebruiken 3 goede RoeijerSi behalven een Stuurmanen een die de Peilingen verrigte, dewyl alhier wegens de weydte langs geen Lyn konde gepedt worden, terwyl de Ondergefchreven de gevonden diep. tens naauwkeurig nazag en aantekende, zo als dezelve in het Plan (*) op iedere Raay te zien zyn, beginnende van boven in den Mond alwaar de Ondergetekende wegens de meerdere lengte der zuidzyde tegens die def Schepkop alleen zeven Raaijen konde nemen, op dat dezelve in het peilen wegens de fterke Stroom niet in eikanderen zouden vallen, gelyk gemelde Lynen dan ook op de midden van het Canaal omtrent 5 roeden van den anderen vallen; vervolgens zyn de Peilingen verrigt op de perpendiculaire Lynen N°. 1. tot 1. N°. 2. tot 2. enz. tot N°. 84 tot 84. intusfehen, by voorbeeld, by Na. 1. tot 1. gepeilt hebbende, zyn verrigt de dwarspeilingen N<\ 1 tot a. tot 3. enz. tot N". 83. tot 84 ingefloten,zyndeN°. 84.tot84. delaatfte p*r* pendiculaire gepeilde Raay ; vervolgens zyn wegens de meerdere lengte der zuidzyde tegens die der noordzyde in den uitloop van het Canaal gedaan zeven fchuinfche Raay-Peilingen, welke gemiddelt mede omtrent 5. roeden van den anderen zullen vallen. Uit alle deeze gepeilde Raaijen zyn door den Ondergetekenden de gemiddelde dieptens berekent op iedere Raay, en op het Plan in Colommen gefteld, waar uit eene generaale gemiddelde dieyte is gezogt, en bevonden te zyn na genoeg 12 vost io§ duim. Uit het Rapport, dato den 16 October i775 aan U Ed. Mog. overgegeven, blykt, dat dit Canasl by de Opceemmg in December 1774, behalven het verval, gemiddJt was uitgegraven tot 4 voet io,* duim Arnhemfche Peil, waar by nog, wegens de geduurige gevonden veranderingen in het verval, hetzelve halve verval ge* fteld is op Öf duim, welke getrokken van 4 voet icfe-duim, blykt, dat dit Canaal was uitgegraaven op 4 voet 3?g duim Arnhemfche Peil. Wanneer men van den na gevonden gemiddelde diepie, zynde 12 voet io§duüu, aftrekt de hoogte des Waters geduurende de peiling, zynde 7 voet 5 duim, blykt, dat den Bodem van dit Canaal tegenswoordig gemedieert legt op 5 voet 5| duim beneden het punt van nul aan de Arnhemfche Peil, by welke vyf voet 5! duim geaddeert de hoogte des Bodems aan de Arnhemfche Peil by de Opneeming, zynde 4 voet 3f3 duim, blykt dat dit Canaal zedert de Opneeming in December 1774, of Doorbraak van den Stopdam of Afduitdaffl op den 7 Febraary 1775,9 voet 8|§ duim dieper geworden, of meerder uitgefchuurt als door konst uitgegraven is. Zekerlyk, Edele Mog. Heeren, eene groote verandering ten goede in dit Werk voorgevallen, en welke niemant regt begrypen kan, ten zy hy de gefteldheid van het zelve Canaal voorIe- C*) Men zie de Kaart T. SS2  C ) «1 har regt gekent heeft. Die groote Zandplaat aan de zuidzyde der geheel we^ tot ten mmften op de uitgegraaven Bodem, gelyk ook lie /e.ie gelegen t eefc by N°. 61 tot 68. aan de Noordzyde van het zelve Canaal; de Schepkop is mede onbeweeglyk blyven leggen, in weerwil van een zo ontzaggelyke Ysgang, welke gepasfeerde Winter heeft plaats gehad: al'een is de bovenfte Laag door het Ys befchadigt, welke de Ondergefchreven van oordeel zoude zyn, dat, hoe eerder hoe beter, gerepareert diende te worden, als mede dat het Pak werk beneden de Schep, kop tot voorby den Kop der Leydyk getrokken wierd, dewyl het aldaar wegens den ftetken aanwas der Lobitfche Wel zeer aan afbreuk geè'xponeert is. Geduurende de Peilingen en Meetingen had de Ondergefchreeven het genoegen van drie der grootfte Keulsvaarders, en eenige andere aanzknlyke Schepen, zonder de minfte hinder, en zelfs eenige zonder Lootfen, door het Canaal te zien zeilen, fchoon het Water aan de Arnhemfche Peilpaal maar tekende 7 voet en 5 duim: en hoe meerder de boven punt der Mond by A. afneemt, (welke de Ondergefchreeven by deeze laatfte Meeting zekert de opneeming bevonden heeft te zyn omtrent 7 roeden,) hoe vcordeeliger dit Werk zig zal fchikken. Wel is waar, dat de grootfte afbreuk geduurende deeze Meeting plaats hadde by den afgeflegten Dyk op de Halderweide of Gemeinte van Keke >: dog deeze Oever neemt echter by de bovenpunt der Mond het fterkst af, en allengskcns na boven minder. De geflipte Lynen de zuid- en noordzyde in het Canaal, verbeelden de boven Oevers, zo al* her gemelde Canaal by de opneeming in December 1774 lag, of gegraven was, waar uit U Edele Mogende zult kunnen zien, waar, en hoe veel dit Canaal in wydte is toegenomen. Vervolgens de Noorder- eu Zuider-Leydarnmen, welke in 1775 langs dit Canaal gelegt zyn, moetende, bevond de Ondergefchreven dezelve zeer ontr .mponeert, en aan de zuidzyde voor een groot gedeelte geheel weg, gelyk op de Kaart aan beide zyden te zien is. Omtrent deeze Dammen zoude de Ondergefchreven hoogst noodig oordeelen, dat dezelve fpoedig weder herfteld of verlegt wierden, en zo hoog wierden gemaakt, dat dezelve, zo men zegt, Water vry leggen, dat is tot 19 a 20 voeten Arnhen-fche Peil, dewyl door een ieder daar woonende word getuigt, dat zoo ras deeze Dammen overliepen, dezelve ook afliepen, en het Water over de wederzydfche Maayvelden zig verfpreide, wa:r door de Stroom in het nieuwe Canaal zyn grootfte ktagt van uitfehuuring begon te verliezen. Aan het beneden - einde der noordzyde, nevens den Uitloop van het nieuwe Canaal, zullen U Edele Mogende in het plan zien, dat-een aanwas van Zand heeft plaats gehad, dog die nergens aan, myns oordeels, nadeelig is. Gelyk ook ten goede beneden de punt der Bliems-Weide zig veel ftoffen hebben nedergezet: waar door die van Millinge daar ter plaatfe ontheft zyn van haare Waterwerken verder te onderhouden, zynde aldaar in het  het begin van 1775 nog 40, 50 a 60 voeten Water geweest, daar rlurmtaf 3 a 4 vost Water was. Vervolgens heeft de Ondergefchreeven, op verzoek van den Heer vaö Hugenpoth, op den 18 April 1776 de Limieten afgebakent tusfchen het Land dat de Gemeinte van Keken behoorde, en dat der Provincie, welke Limieten door het egalifeeren der Maaylanden by het uitgraven mede gevult waaren. Deeze Limieten of Sloot liep eertyds langs de Bimmenfche Bandyk, efl gedeeltelyk Jangs de Bylandfche Schut- of Dwarsdyk, (zie de groote Kaart door den Ondergefchreven in October en November 1772, op ordre van U Ede'e Mogende gemeeten en geteekent, en volgens Refolutie van haar Edele Mogende de Heeren Gecommitteerde Raaden van de Staaten van Holland en Westvriesland in dato 1 February 1773 gedrukt) zo dat het gedeelte, welke langs den Bimmenfen Bandyk lag, met den Grond waar op het gedeelte van de Bylandfche Schurdyk tot de oude verzande Waal - Strang heeft gelegen, de Gemeinte van Keken behoorde; dog dit einde der Bylandfche Schutdyk tusfchen de Landen der Provincie leggende, waar door dikwy/s oneenigheden wegens het fchieten der Slooten en afvragtingen zouden ontfraan, is de Heer van Hugenpoth en de Ondergefchreven, eer eenre, en de Gemeinte van Keken ter andere zyde, over een gekomen, dat de Gemeinte van Keken deeze tusfchenleggende Strook 340 roeden zoude afdaan met 339 roeden haar Land langs den Bimmenfchen Bandyk te vergrooten: het welk de Ondetgefehreven heeft uitgetekend en afgebakent: w ik Contract U Ed. Mogende door den Heer van Hugenpoth zal ter hand gefteld worden. De Ondergefchreven hoopt in het een en ander aan U Edele Mogendens geëerde bevelen te hebben voldaan , en naar genoegen te hebben geha ode! t. Blyvende mei verlchuldigde eerbied en hoogachting, Edels Mogende Heeren, Onder ftond, Arnhem den TJ Edele Mogendens ootmoedige 10 Mey cn dienstvaardige Dienaar. 177Ó. Getekent, Üendtik %an Stralen. Ver* NB. Bylaag 2 B. te vinden onJcr de Kaarten. T t  ( 166 ) 2. C. Verbaal van hei gehfoigneeerde in een Conferentie door de Heeren Gecommitteerdens van de Provincie van Gi lderland, mitsgaders van ds Provincie van Holland en Westvriesland, over het werk der Rivieren, op den 31 July 1776, en eenige volgende dagen, linnen de Stad van Arnhem met malkanderen gehouden. PRESENTEN. Uit Gelderland. De Heeren De Borggraaf Lynden, Hcere van Hemmen, De Burgemeester Pieck, Rouwenoon, tot den Ulenpas, Capelle, tot Dort, De Landdrost Schimmelpennink van der Oyen, tot beide Pollen, G. Tulleken nevens In de Metouw, Toewater en Brantf n, Secretarisfen. Uit Holland. De Heeren Van Boetzelaar, Heere van Nicveen en Repelaar nevens Brunings, Infpefteur Generaal der Rivieren. Woensdag den 31 July 1776. D e Gecommitteerdens der twee bovengemelde Provinciën, op voorflag van de Hollandfche Heeren, gisteren avond binnen de Stad van Arnhem gekomen en huiden te zamen vergadert zynde, heeft Frans Godert van Lvr.den, Ileere van Hemmen, Borggraaf. Rigter en Dykgmf des Ryx vanNymegen, de aanwezende Leden voor derzelver tydelyke en goedwillige comparitie bedankt en vervolgens voorgedragen: Dat Haar Edele Mog. zig in de eerfte plaats zouden gelieven te rememoreeren , dat de Heer G. F. van Hugenpoth van Aert, die zig wel met het generale opzigt en directie omtrent het aanleggen van de Herwcnfche Dyken en het maaken van een nieuw Canaal door de Bylandfche Waard met den aankleeven van dien, hadde willen chargeeren, op den 6 April deezes jaars 1776" hadde geformeert en vervolgens aan de twee Provinciën toegezonden, een Memorie van confideratien over den ftaat en Werken tot beneficeringe van de nieuwe Waal ftroom, op en by dezelve in den gepasfeerde jaare 177$ aan ge. legt, met overlatinge nogtans aan voornoemde Provinciën, daar omtrent zodane mefures en refolutien te nemen, als dezelve ter bereikinge van het voor-  C 167 ) voorgemelde oogmerk dienftig en nodig zouden oordeelen, in voegen by dje Memorie hier na onder Nam. « geinfereert, met meerdere te vernemen. voorfz Memorie een objeft van deliberatie geworden zynde, aan de zyde van de Heeren Gecommitteerden van Holland was vermeent, dateemVepoincten daar in vervat, alle oplettentheid waaren verdienende; Dat van dien aard waren, de geproponeerde reparatie van de befchadigde bovenfte Deklaage aan het Schephoofd, het flegten van de Griend op de Deklaag; als mede het repareeren van den Ruwaard van het Pakwer* beneden het Schephoofd aan de oude Waalzyde; 'voorts het repa. reeren van het Pak werk binnen het nieuwe Canaal, en eindelyk het wer opmaaken van de Dammen ter wederzyde van het zelve, mitsgaders an den doorbraak in den Dam agter het Waardsraans Huis, met verzoek, zo de Heeren Gecommitteerdens van Gelderland op de een of andere van die geproponeerde reparatien eenige confideratien mogten hebben , dat daar van als dan zo ras doenlyk mogte worden geinformeert, breeder te zien by derzelver Misfive van den 3 Mey laatstleden, onder Num. o Dat hier op in de derde plaats wel was ge volgt, dat de Gelderfche Heeren Gecommitteerdens by Haar Refcriptie van den eo des voorfz. maands, hadden te kennen gegeven, dat zy nevens de Heeren van Holland begreepen, dat die voorgeftelde poincten alle oplettentheid vereischten. dmen*L7 V &P * omtrent d™ tegenswoor- dgen ftaat dier Werken, byna daaglyks aan veranderingen onderworpen; hm" ^h TT V0°raf LandmeetCr B« « S öem was ter hand gefteld Copie van de Memorie van den Heer van Hu- g-npoth, mitsgaders van de poinden in de Hollandfche Misfive boven se- meld, vervat, hadden gelast, het zy alken ofte zamen met den Land- mceter van Straalen, zig ten fpoedigfte na de Bylandfche Waart te bege- ven, aldaar alles naauwkeurig op te neemen, mitsgaders te overleggen, wat en dien opzigte zoude konnen en behooren gedaan te worden! doende van haar bevindinge fchriftelyk rapport. Dat ten gevolgen van dien dan ook de gemelde Landmeeters, hoewel ieder afzonderlyk, derzeIver fchrifte]yke confideratien aan ^ ven hebbende, zy Gecommitteerdens die van dat belang hadden gevonden, dat dienibg en nodig hadden geoordeelt, daar van aan de Heeren Gecomnutteerdens van Holland een Affchrift te moeten mededeelen, ten einde daar op zodar. reflexie te kunnen maaken, als Haar Edele Mog. ter Tot «3 ™ « * * bevorderinge van het Werk in het generaal waar ontrent men aan Gtldcfche zyde van den beginne af aan altyd in andere denkbeelden was geweest, zouden vermeenen te behooren, in dat vertrouwen nogtans, dat in die te nemen mefures, op het ZTlli00^^1 gCen Zig in het ■anIe«8en van die Werken altyd had voorgefteld, namentlyk het ontzet van de Herwenfchen Dyken, fchoon r„ LT/an Zlg V°°r 3lS DOg VvdniS fcheen te ^nnen belooven, behoorlyk en zo als de importantie der zake was vereisfehende, zoude werden gelet, ge- T 1 4 lyk  C 168 ) lyk by die Refcriptie en daar toe fpe&eerende Rapporten der Landmeeters onder Nurn. 3, 4 en 5 konde blyken* Dat dit voorts in de vierde plaats aanleidinge hadde gegeeven, dat de Heeren Hollandfche Gecommitteerdens nader by derzelver Misfive van den 6 Juny daaraan volgende, hadden gefchreven, dat fchoon het aan haar voorkwam, "dat wederzyds Landmeters ten aanzien der hoognodige reparatien van fommige Werken tot beneficeering van het nieuwe Canaal op de meergemelde Waard aangelegt, onderling vry wel, (alleen eenige byzonderheden uitgezondert) over een Remden, nogtans meenden, dat de qua;stieufe poincten best beoordeelt zouden kunnen worden, wanneer men zig dadelyk in loco bevond, en de waare geftekheid der Riviere raadpleegde. Dat dan om die reden, in plaats van zig in eenige breedvoerige discusfie dier materie in te laaten, raadzaamst hadden geoordeelt, te proponeeren, of men zoude konnen goedvinden, gefamentlyk eene infpectie te nemen van het nieuwe Bylandfche Canaal en de verdere aldaar aangelegde Werken, dat men als dan vervolgens met het minde tydverlies, en teffens met de 'meeste vrugt, zoude konnen delibereeren over den inhoud der Memorie door den Heer van Hugenpoth ingelevert, en daar op geformeerde confideratien der Landmeters van beide Provinciën. Dat haar Edele Mog. vertrouwden, dat, fchoon men aan de Gelderfche zyde verklaarde van den beginne af aan altoos in andere, met haar verfchillende denkbeelden, geweest ie zyn, des niet te min de tegenswootdiga poincten in quaïstie, op de gemakkelykfte wyze, langs dien weg vereffent zouden konnen worden, te meer daar de bevinding tot hier 102 had eeleeit, dat de door haar voorgeflagen maatregulen een gewenschtc uitfiag hadden gehad, en dat voor hetoverige het genoegen hadden met de Gelderfche Heeren Gecommitteerdens over het groote oogmerk in deezen, te weeten, het behoud der Herwenfche Dyken, overeenftemmig te denken. En inval deeze propofitie mogt werden gegouteerd, vervolgens den dag van Befbigne voorflaande regens den 30 Julius, ten einde als dan te famen een tyd toe het doen van de voorgeflagen inipeeïie te overleggen, en wyders te delibereeren over de maatregulen, welke tot verdere beneficeering van het Bylandfche Canaal zouden dienen werkftellig gemaakt te worden, zoo als dit een en ander was af te nemen uit de Misfive No. 6. Gelyk dan ook voor het laatfte die gedane voorflap by de Gelderfche Heere Gecommitteerdens, uitwyzens derzelver antwoord onder Nurn." , geaccepteerd wezende, uitgezonderd, dat de dag van Befoignenadet met gemeen overleg op heden den 31 Julius was bepaalt, hy Borggraaf zig verheugde de zamentlyke Heeren der beide Provinciën al nu in zulk een goede weïftant alhier te mogen zien; vertrouwende dat alle de Leden in het generaal en ieder derzelver in het byzonder, het zyne wel zoude tragten te contribueeren, ten einde in deezen door een onderlinge toegeventheid en vriendelyke fchikkinge met met malkanderen zodane mefures en eenparig befluit mogten werden genomen , als men ten besten van wederzyds Landen en Ingezetenen zoude oordeelen en vermeenen te behooren. Waar na tot die befoignes getreden en de fentimenten der respec'Uve Leden  C 169 ) den, byzonderlyk van de Heeren Hollandfche Gecommitteerdens, op welkers propofuie deeze Vergaderinge was verfchreven, ingenomen wezende, is goedgevonden vooraf een oculaire inipeétie der Werken, fpeciaal van den ftaat van het nieuwe Canaal op den Bylandfchen Waard, midsgaders van de geitelt • heid van den nieuweu Herwenfchen Dyk, en het Schaar aldaar, te gaan neemen, ten einde dit gefehied zynde, als dan te zamen te overleggen, wat, zo ten aanzien van het een als ander zal konnen en behooren gedaan te worden. Zaturdag den 3 Jugusiy 1776. PRESENTEN. Uit Gelderland. De Heeren, De Borggraaf Lynden , Heer van Hemmen. Burgemeester Pieck, Roifwenoori tot den Ulenpas. Cappelle tot Dort. Landdrost ScVtmmelpenninck van der Oyera, tot beide Pollen. G. Tulleken, nevens In de Betomv, Toewater, en Brantfen, Secretarisfèn. Uit Holland. De Heeren, Van Boetfeüar, Heer van Nieveefj. en Repelaar. nevens Brunings, Infpecteur Generaal dei Rivieren. ar Edele Mogende, ingevolge het gerefolveerde op laatstleden Woensdag, te zamen in loco geweest zynde ter bezigtiginge van de Gemeenfehappelyke Werken4 en om zo doende zelfs na te gaan, het geen daaromtrent inde tegenwoordige omftandigheden van zaken zoude konnen en behooren gedaan te worden; hebben by cxaminatie bevonden; dat ten aanzien van den toeftand van de nieirve Waal of het Canaal op de Bylandfche Waard, voómamentlyk zyn oplettentheid was verdienende: Eerftelyk, het afbrekende Schaar voorde Halderweide, en de bedenkingen, welke zig, be.rekkelyk tot den zuydeiyken hoek van den mond van het voorfchreeven Canaal, kwamen op te doen. Ten tweeden, het repareeren van het Schephoofd, en het Bleeswerk aan de noordelyke hoek langs de oude Waal. Ten derden, het verlangen van dat Bleeswerk niet alleen tot aan het Hoofd van de Leydyk, maar ook nog verder eenige roeden benedenwaarts. Ten vierden, het toemaken van de gefchuurde Gaten tot Bandyks hoogte in den Dam, omtrent het WaartsmansHuis voorleden jaar door de groore Kreek aldaar gelegt. Ten vyfden, het verzorgen van den noordlyken Oever in meergemelde nieuwe Canaal agter het V v Schep'  C ITO ) Schephoofd, en het geeven van een generale directie aan de noordzyde des Canaals. En ten zesden of laatstlyk, het herliellen van de Tragels en de weggefpoelde Dammen, zo ten zuiden als ten noorden, tot bevorderinge van de fchuuringe en diepte van het gemelde Canaal of' nieuwe Waal aangelegt. Vervolgens alle de voorfz. Poinéten in overvveginge genomen, en de refiexien, welke daar op waaren gevallen, over en weder gediscutieert zynde, is ten opzigte van het eerfte painct, raakende de toenemende infcharing van de Halderweide en den uitftaanden zuydelyken hoek van de mond van het Canaal, door de Heeren Gecommitteerdens van Holland voorgedragen: Dat zy op laatstleden Donderdag de infpeflie van de gemeenfehappelyke Werken begonnen hadden by de Kribben in den voorleden jaare tot dekking van den Spykfchen Oever aangelegt; dat aan hun by die gelegentheid, het weer daar toe door ftilte uittermaten gunftig zynde, ten klaarften was gebleken, dat de gemelde Kribben den Stroom in eene behoorlyke directie van den Oever afwezen , waar door men derhalven alle redenen had van te verwagten, dat dezelve aan het bedoelde oogmerk in deezen zouden beantwoorden, immers voor zo verre dat gedeelte van den Spykfchen Oever betreft; dat de tegenswoordige Riviers hoogte, wel is waar, niet gedoogt had, om den ftaat der BleesWerken met de vereischte nauwkeurigheid na te gaan, dog dat het aan hun in het algemeen was voorgekomen, dat de gemelde Bleeswerken op de meeste plaatfen gerepareert en in vry goede ordre waaren. Dat zy Heeren Gecommitteerden van Holland, al verder derzelver inpectien continueerende, de Krib, welke in het voorleden jaar door de Cleeffche Regering op het Salmoort gelegt was, in oogenfehyn genomen en derzelver werking, zo veel mooglyk, nagegaan hadden.- Dat deeze Krib door derzelver Landmeeter gemeeten zynde, omtrent honderd vyf en zestig roeden lang bevonden, dog ten naastenby twee honderd roeden hooger gelegt was, dan men .zulks op den 27 Juny des voorleden Jaars by de Conferentie, door wederzyds kundigen gehouden , bepaald had. Dat zy vervolgens de gefteltheid van den ouden Rhynmond bezigtigt hebbende, deszelfs Oevers ter wederzyde aan zeer fterken afbreuk onderhevig bevonden hadden; waarom zy meenden, dat de tyd nog niet gekomen zy, om de weleer beraamde bezorging van den ouden Rhynmomd, werkftellig te maaken. Dat zy by die gelegenheid geinfpecteerd hadden de Kribben of Ritfen, welke mede volgens het geconvenieerde tusfchen wederzyds Kundigen op den 27 Juny des voorleden jaars in de Geul by den Beugeldyk van de Tolhuizen gelegt moesten worden; dat zy dezelve ook met 'er daad aldaar gemaakt bevonden hadden, fchoon wel eenigszints in een andere directie, dan op den zo evengemelden tyd bepaald was. Dat egter aan hun Heeren Gecommitteerden was voorgekomen, dat de gemelde Ritfen nog wat behoorden verlengt te worden, by aldien zy ten vollen aan het oogmerk, het beletten namentlyk van den zydelingfchen aftogt des Waters by hooge Rivier, voldoen zouden. Dat zy Heeren Gecommitteerden verders derzelver oplettentheid voorna-  ( i7i ) namentlyk gevestigt hadden op den ingefchaarden Oever by de Halderweide; dat zy, wel is waar, in het algemeen de gefteldheid van deezen Oever tot aan het zuidelyk punt van het nieuwe Canaal, voor den geregelden loop des Strooms na deszelfs Bovenmond, merkelyk ten voordele veranderd hadden bevonden, en wel zodanig, dat de Stroom en Trekking naa hetzelve CanaaJ zeer levendig en tevens vry geregeld was, vallende dezelve ihans by het voorgemelde zuidelyke punt in het Canaal, gelyk aan hun by een daar toe genomen experiment met een dryvend ligchaam (het geen boven tusfchen de Zalmoortfche Krib en den noordelyken Oever in het Water gelegt, en vervolgens by het zuider punt van het nieuwe Canaal daar in gedreven was) ten klaarften bleek; dat egter, naar de gedagten van hun Heeren Gecommitteerden, de ingeholde gedaante van den meergemelden Oever by Halderweide, niet alleen nog nadeelig aan den geregelden loop des Strooms zyn moest, voor zo verre, namentlyk, het zuider punt van het Bylandfche Canaal nog verder behoorde af te breeken; maar dat ook deeze infcharing toenemende, zulks met 'er tyd wederom eene zeer fchadelyke directie aan den Stroom zoude konnen geeven. Waarom zy Heeren Gecommitteerden gemeend hadden, thans in loco zynde, de Projecten daar toe door wederzydfche Landmeters by derzelver refpeetive confideratien van den 16 en 18 Mey jongstleden voorgeflagen, in overweging te moeten neemen, komende de gemelde Landmeters daar in onderling overeen; dat deeze Oever by de eerfte geiegentheid voor verdere uitholling diende te werden gedekt, terwyl de Landmeeters F. en M. Beyerinck in het algemeen van oordeel zyn, dat zulks, het zy door Krib , Pak-of Bleeswerk, diende te gefchieden, en de Landmeeter van Stralen ten dien einde voorflaat, om ingeval de Zalmoortfche Krib niet mogt werden verlengt, dien Oever mee Ryswerk te dekken. Dat zy Heeren Gecommitteerden, na daar over de confideratien van alle de Kundigen, welke by deeze infpectie van den Oever aan Halderweide tegenwoordig waaren, ingenomen tehebben, niet konden nalaaten Haar Edele Mog. in beienkinge te geven, of niet een genoegzame verlenging van de Zalmoortfche Kribbe het gefchiktfte middel zyn zoude, om den Stroom uit den ingeholden Oever by Halderweide te diverteeren, en vervolgens door de fuccesfive afneeming van de Lobitfche Grind, meer op het zuidelyke punt des Bovenmonds te determineeren. En of derhalven Haar Edele Mog. niet zouden konnen goedvinden, om gezamentlyk met hun Heeren Gecommitteerden de noodige maatregulen te beraaraen, ten einde by de Cleeffche Regeering te obtineeren, dat de hier boven gementioneerde Krib by het Zalmoort in het aanftaande najaar ten minften nog met twee honderd roeden verlend werde, ter hoogte van negen voeten Arnhemfche peil, en in zodanige directie als naderhand door wederzyds Kundigen meest dienftig zoude geoordeeld worden. Meenende zy Heeren Gecommitteerden, dat het voorgeftelde oogmerk met de meeste zekerheid, welke in zoortgelyke zaaken mooglyk is, langs deezen weg bereikt zoude kunnen worden, terwyl zy tevens moesten aanmerken dat de voorgemelde verlenging van de Krib aan hun ook uit dien hoofde y v 2 het  C 172 ) het aanneemlykfte van alle andere Projecten voorkwam, nademaal hetzelve geoordeeld wierd het minst kostbaarfte middel te zyn. Dat zv Heeren Gecommitteerden wyders derzelver infpecle van het nieuwe Gahaal vervolgende, in hetzelve doorgaans een Herken en vry eg fen Stroom bevonden hadden, gepaart met eene eenparige diepte, uitgezonden all en eene enkele platts aan de zuidzyde gelegen in de ftilte agter den hoek by het inkomen van het Canaal, alwaar men de diepte flegts tot op den ouden uitgegraven Grond bevond: gelyk dan ook by deeze gelegenheid gebleken was, dat de Mülingfche Oever by den beneden-Mond van het Canaal door de zeer aanmerkelyke veroi.dieping by Bliemsweide , thans ten eene maal ontzet was. Dat zy Iheren Gecommitteerden daags daaraanvolgende het genoegen gehad hebbende de verdere infpecïie wegens de legging van het Schephoofd ten ra>zi°n van den noordelyken Oever van het nieuwe Canaal, gelyk ock het Schaar en Dyken van Herwen gcfamentlyk met de Heeren Gec muitteerden van Gelderland te volbrengen, het om dieswille noodeloos oordeelden, daar van thani in hef breede verflag te doen, zich ten dien opzigte tot de bevinding van welgemelde Heeren Gecommitteerden van Gelderland rcfereerende, terw\l zy vertrouwden, dat aan Haar Edde Mog. niet atteen de goede geplaatstheid en noodzakelykheid van hetzelve SchepJiuofd,. maar ook vervolgens de aanmerkelyke vermindering des Strooms en me-rdere aFzakking van de infeharing by Herwen, by die gelegenheid alleszints gebleken zoude zyn." De H eren Gecommittee-den van Gelderland hebben deze propofr.ie, als een nieuw project behelzende, het geen haar voo kwam een rypere deliberatie te vereisfchen, overgenomen , ten einde daar op te konnen hooren de conüderaren van derzelver kundige Luiden, en zig als dan te bepxkn, omrr.ne het geen na haar gedagten, in det-ze gedaan zoude konnen en behoren te worden, zo dat by provifie huiden de Befoi^ne daarover is uitgeftelt. Beiangende het tweede Pofnt, hebben haar Edele Mog. eenpariglyk vermeent, dat het Sch phoofd en het daar aan fchietende Bleeswerk langs de cd: Waal, na veseiyeh behoorde te worden ger.pareert, en het daar op 1 g^ende Grindzand geflegt, mitsgaders het Bleeswerk, zo verre de Leidyk zig ltrekt, vervolgt, maar dat hetzelve daar by zal moeten veiblyven , en niet verder benedenwaarts geëxtendeert; voorts dat dit een en ander aan de directie van den Heer van Hugenpoth zoude werden overgelaten. Ook zyn haar Edele Mog., ten aanzien van het vierde point, te famen van fentiment, dat de gefchuurde Gaten in den Dam door de groote Kreek ten ee.ften dienden te worden herftelt, en na bevind van zaaken metUyshout gedekt, en heilagen, op dezelve hoogte en voet, als die Dam is aangelegt, en by aanbieding gemaakt geworden, en zulks onder het opzigt van den Heer van Hugenpoth voornoemt. Ten reguarde van het vyfde Point, is wel vastgefteld, den Oever agter bet Schephoofd tot deszelfs fecuriteit met een beh.orlyk Bleeswerk, zo als nader d. ot wederzyds Landmeeters zal worden gereguleert en bepaalt, ond r opzigt als baven, te vetzekeren, maar dat, met het geeven van eene generaale di- ree-  ( i?3 ) recue aan dien ndordelytefl Oever, by provifie en tot dat men de werking vaa de Rivier aldaar nader zal hebben gezien, zal worden gefuperfedeert. En eindelyk zoveel hec zesde of laatfte Point betreft, is goedgevonden, dat de befchadigde Tragels, als mede de weggefpoelde Dammen, zo aan de noord- als zuidzyde van het Canaal of nieuwe Waai gelegen, weder Schaftsgewyze onder de directie van meergemelden Heer van Hugenpoth zullen werden opgemaakt; edog dat de plaacs waar, en de ftrekking hoe die D::mmen zullen gelegt worden, door wederzyds Landmeeters zal worden gereguleeid, zodanig nogtans dat de voorfz. Dammen niet hooger zullen mogen wezen, als de weggefpoelde zyn aangelegt gewees-. By het vifiteeren van de gemeenlchappelyke Werken gister op den Bylandfchen Waard gedaan, mede in ooger.fchyn genomen zynde de Herwcnfche Dyk door de twee Provinciën gelegt, en daar aan fommige defecten, welke eenige reparatien waren vereisfenende, bevonden wezende, hebben Haar Ed. Mog. de Heeren Gecommitteerdens van het Quartier van Nymegen verzogt, daar op, terwyl bet fatfoen nog bekwaam is, de nodige ordre te willen fteb: len, gelyk zu'ks ook by dezelve is aangenomen. Ingekomen en gelezen de Rapporten door de Landmeeters Frederik enMartinus Beyerinck, mitgaders Hendrik van Straalen overgegeven, waar by kwam te blyken, dat Floris de Rover en zyn Conforten, Aannemers van den nieuwen Ysfelmond op de Pley, haar lieden aangenomen Werk, niet alleen hadden gepetfecteerd, maar zelfs dat Canaal tot een meerdere diepte als by het Beftek vermeld, hadden gebragt; Waar op gedelibereert zynde, hebben Haar Edele Mog. zig zulks laaten welgevallen, en mitsdien verftaan, dat voor die Aannemers, na dat alvoorens de kosten, welke men tot derzelver lasten wegens het toemaaken van den ouden Ysfelmond genoodzaakt is geweest uit te fchieten, tot liquiditeit zullen weezen gebragt, a's dan de nodige Ordonnantie tot betaaling der nog refteerende Penningen, zo in opzigt van den laatflen termyn der aannemings Penningen, als ten aanzien van de meerdere diepte van het Canaal door haar lieden gegraaven, als wel by het Beftek en Conditiën bedongen was, zal worden gedepecheert. Op het geproponeerde ter Vergadering gedaan, heiben Haar Edele Mog. goedgevonden wederzyds Landmeeters te gelasten, gelyk gelast worden by deze, om by de eerfte gelegentheid, als zy het Water daar toe bekwaam zullen oordeelen, de jaarlykfche peilingen der Rivieren ter gewoonlyke plaatfen, (mits nemende die ten aanzien van den Ysfel al nu, in plaats by den ouden cn toegemaakten Mond, by en in den nieuwen Ysfel Mond) te gaan doen; voorts in haar peilingen mede te vervatten en op een fpeciale Kaart te brengen, de oude en nieuwe Waal, de Kiefwaart, de Millingfche Oever, mitsgaders, behalven de ordinaris plaatfen in het Pannerdenfche Canaal, mede de Mond en een gedeelte van de neder Waal, zo verre zy zulks nodig zullen oordeelen, doende daar van met overgifte van een dubbelt van gemelde Kaarte als dan behoorlyk Rapport. En zal hier van Extract aan voornoemde Landmeeters worden mede gedeelt om zig daar na te reguleeren. . X x Kaar  C 174 > Haar Edele Mog. bevonden hebbende, dat de Bleeswerken boven, beneden, en in den nieuwen Ysfelmond, wegens gebrek van het nodigeRyswaarden Hout, niet volkomen waren geperfeeteert, ten minfte dat daar aan de geheele Deklaag was mankeerende; hebben goedgevonden de Landmeeters der beide Provinciën te gelasten, gelyk gelast worden bydeze, om het voorfz. Werk hoe eer hoe beter op te gaan nemen, daar van te formeereneen Belleken Conditiën, waarna het zelve publiekelyk aan de minstbiedende aanbeftedet zoude konnen worden, en dit als dan nevens een begrooting der kosten aan Haar Ed Mog. over te geven, wordende de dag van befteeding bepaalt op Vrydag die wezen zal den 30 dezes maands Augusty, waar van in tyds de nodige Publicatien op de gewoone Plaatzen zullen worden gedaan. Dingdag den 6 Augustus 1776. PRESENTEN. Uit Gelderland. De Heeren De Borggraaf Londen, Heere van Hemmen. De Burgemeester Pieck, Rouwenoort» tot den Ulenpas, Capelle, tot Dort, De Landdrost Schimmelpennink van der Oyen, tot beide Pollen, G. Tulleken nevens In de Betouw, Toewater en Brantfen, Secretansfen. Uit Holland. De Heeren Van Boetzelaer, Heere van Nieveen en Repelaar nevens Brunings, Iufpe&eur Gcnerzal der Rivieren. Haar Edele Mog. geinformeert geworden zynde van den Raat der Casfa de twee Provinciën aangaande, en dat de Penningen van tyd tot tyd uitgeflaa* gen, genoegzaam waren geabforbeert, hebben na gehouden deliberatie goedgevonden tot fuppletie van dien weder uit te flaan een fomme van vyftig duizend guldens, wordende de Adminiftrateur Mr. Pieter van Hamel gelast, daar van, zo als gebruikelyk, een Staat van verdeeling tusfchen de twee Provinciën te formeeren en over te geven, ten einde op het fournisfement van die Penningen als dan behoorlyke ordre geftelt zal konnen worden. Ter Vergaderinge voorgebragt en gelezen zynde de Requeste van Gerrit van den Heuvel, A. Hoogvelt en Jan van den Heuvel, aangenomen hebbende het gemaakte nieuwe Canaal op de Bylandfche Waart, houdende: dat fchoon wel aan haar lieden niet alleen was betaalt de laatfte termyn der Aanneemings Penningen, maar ook nog provifioneel voor de meerdere verdieping van dat Canaal een fomme van ƒ26241 -0-0, egter vermeenenden, dat ten aanzien van de meerdere verdieping een verkeerde calculatie zoude zyn gemaakt ,  ( 175 ) maakt, en dat om redenen by de Requcste gededuceert, die post met nog ƒ uaiy o - o zonde behooren verhoogt te worden. Dat ten anderen de Dyk, welke zy uit hoofde der Conditie aan den Bimmenfchen Bandyk hadden gelegt, verpligt waren geworden, als niet aan de intentie voldoende, weder te removeeren , en op een geheel andere plaatfe te vervoeren, waaromtrent, als buiten het Beftek zynde, vertrouwden dat na behooren zouden werden gededomageert. Gelyk mede dat, terwyl haar Werk reeds in Oétober 1775 was opgenomen en geprezen, dog dat zy niet voor April r 7 76 bctaaling hadden bekomen, over zulks voor dat gemis aan haar tot goedmaking van de Intresfen van haar genegotieerde Capitalen eene fomme van negen honderd guldens toegelegt zoude behooren te worden, verzoekende dienthalven, dat Haar Edele Mog. omtrent het een en ander tot dedomigement en fchadeloos Helling van /Jaar Supplianten, zodanig zouden gelieven te erkennen en te disponeeren, als overeenkomffg de Conditiën van aanbedeedinge en volgens zequiteit zoude bevonden worden te behooren. En hier op gehad de Rhriftelyke Berigten en Confideratien van den Heer van Hugenpoth van Aert, mitsgaders van de Landmeeters Frederik en Martinus Beyerinck, nevens Hendrik van Straalen: Hebben Haar Ed~le Mog. na deliberatie, afflaande der Supplianten eerfte en derde verzoek, goedgevonden aan dezelve voor het removeeren van den gelibelleerden Dyk, en die weder te leggen op een andere plaats als by het Beftek was bepaalt, toe te leggen eene fomme van agt honderd en negen guldens, weidende de Adminiftrateur Mr. Pieter van Hamel, kragt dezes geauthorifeert, om de voorfz. agt honderd negen guldens aan de Supplianten te voldoen, en zal voorfz. fomme vervolgens aan gemelden Adminiftrateur tegens overbrenginge dezes met behoorlyke Qakantie in Rekening voor uitgave worden gevalideert. In overweeginge genomen zynde, dat het gegraven Canaal op de fky tot een nieuwe Mond van de Rivier den Ysfel, met alle aankleeven van dien, particulier «mede het Sluisje in den regter Leidyk ter uitwateringe van de Landen beneden het Fort Geldersoort, tusfchen den voorfz. Leidyk en den Westervoortfchen Bandyk gelegen, was geper ft fleert en in ordre gebragt, en dat over zulks die Werken zonder behoorlyk opzigt niet wel konden gelaten worden; hebben Haar Edele Mog. na gehouden deliberatien goedgevonden tot Opziender over de voorfz. Werken aan te ftellen, gelyk daar toe by provifie en op een proef aanftellen kragt dezes, de perfoon van Hendrik Busch, omtrent het voorfz. Sluisje woonagtig, en zulks op een jaarlyks Tractement van vyf en zestig guldens, aanvang zullende nemen met huiden den 6 Augustus, voorts op de Inftructie hier navolgende, waar op de voornoemden opziender, bevorens in functie te treden, zal gehouden zyn den eed na behooren af te leggen: Xxfl In-  InflruBie, waar na de Opziender van het gemaakte Canaal op de Pley tot een nieuwe Mond van de Rivier den Tsfel, misgaders van de Sluis in den regter Leiiyk aldaar, tot uitwatering der Landeryen beneden het Fort Geldersoort, tusfchen de voorfz. Leidyk en den Westervoortfchen Bandyk gelegen , zig zal hebben te gedragen. Art. i. D e Opziender zal van tyd tot tyd in oogenfehyn moeten gaan nemen en examineeren den ftaat van het voorfz Canaal, ipeciafyk of 'er ook eenige defecten aan de Oevers, en daar voor en by gelegene Waterwerken , zo in het Canaal als boven en beneden deszelfs Mond langs den Rhyn z'g komen re bevinden; mitsgaders hoe zig de Schucdyk, begi nende van de Glacie van het Fort Geldersoort, tot aan het hoofd of d n hoek van den regter Leidyk , voorts mede die Leidyk, gelyk ook die van de linkerzyde zyn gefteld, en in geval hy aan het een of ander eenige defecten of iets anders, waar op by hem bedenking moet vallen, kwam te ontftaan, zo zal hy gehouden zyn, daar van ten eerften kennisfe aan de Heeren Gecommitteerdens binnen Arnhem te geven, en derzelver goedvinden afwagten. Zal insgelyks goede toezigt moeten nemen op de Sluis, leggende in den regter Leidyk boven gemeld, mede wel agt gevende , dat de gereedfehappen daar toe fpecteerende, na behooren worden bewaart, en dat nog aan het een, nog aan het ander eenige fchade komt te gefchieden, en by aldien mogt bevinden, dat daar aan iets kwam te mankeeren, waaromtrent voorzien zoude behooren te worden, zal hy van het zelve aan welgemelde Heeren Gecommitteerdens rappoi tmoetaa doen, en derzelver goedvinden afwagteu. 3- Zal zorg dragen, dat de Deuren van voorfz. Sluis jaarlyks op St. Maarten of den n November worden open gezet, en open gehouden tot St. Peter of den a2 February daar aan volgende, ten waare de Heeren Gecommitteerdens, waar aanhy Opziender telkens veertien dagen voor St. Maarten of Petri re»  c 177 ; refpective kennisfe zal moeten geven, hier in na omftan» digheden van Weêr en Water mogten vermeenen, dat in hec openen of fluiten eenige verandering zoude behoren gemaakt te worden, waar na hy zig alsdan zal moeten reguleeren. 4? Gelyk hy dan ook al verder z.'g in het generaal zal moeten gedragen na het geen hem in het waarnemen van zyn functie door de Heeren Gecommitteerdens, bovengemeld, moge werden aanbevoolen en gelast. 5. Zullende hy mitsdien verpligt zyn met eeie te belooven deze zyne Inllructie na behooren te zullen agter volgen, en generalyk alles te zullen doen h;t geen een goed en getrouw Opziender {laat en behoord te doen. 6. En zal de Opziender voor zyne moeiten en alle aankleeven van dien, waar onder mede zal weezen begreepen het opzigt over den Duiker of Sluisje in de Veerdam, fluitende aan den linker Leidyk, ingeval men mogt goedvinden een Duiker of Sluisje tot lorfing der boven gelegene Landen aldaar te leggen, jaarlyks genieten een fomme van vyf en zestig guldens. Referveerende Haar Edele Mog. aan zig, om deze In* fïructie na bevind en omflandigheden van zaken zodanig te vermeerderen, verminderen of veranderen, als dezelve dienRig en nodig zullen oordeelen. Aldus gedaan en gearrefteert by de Gecommitteerdens van de twee Provinciën, Gelderland mitsgaders Holland en Westvriesland, binnen Arnhem den 6 Augustus 1776. Onderftond, Ter Ordonnantie van Haar Edele Mog. 1\ •°y refumt'e m overweeginge genomen zynde de Propofitie door de Hee ^n Gecommitteerden van Holland en West vriesland, den 3 dezes ter Verga.ennge gedaan, om in plaats van het inbrekende Schaar voor de Halderweide met een Krib of Bleeswerk te dekken, de Krib thans op het Saimoort gelegen, ten minlfen met twee honderd roeden te verlangen, in voegenbreeder daar by te vernemen ; Nog gelezen de fchriftelyke Confideratien van de Gelderfe Landmeeters Fredenk en Marcmus Beyerinck, op dat fubject, zvnde van den volgenden inhoud : Y f Of  C 17» ) Öp het voörftel, welk by de Edele Mogende Heeren Gecommitteerden tot bérieficeeringfe van den Nederrhyn en Ysfel, wegens de Provincie van H-Hand en Westvriesland, word gedaah en in bedenking gegeven aan de Ed. Mog. Heeren Gecommitteerden uit dë Provincie van Gelderland. namentlyk, of een genoegzame verlenging der Salmoortfche Kiib niet het gefchikfte middel zyn zoude, öm den Stroom uit den ingeholden Oever by de Halderweide te diverteeren, en vervo'gens door de fuccesfive afneming der Löfitfche Griend, meer öp het zuidelyke punt van het Bylandfche Canaal te deterraiheeren: Hier over zvn de confiieratim der Gelderfche Landmeters Frederik Beyerinck en Martinus ByerLck, dat wanneer deze Salmoortfche Krib met twee hor.derd roeden (zo als in de Kaart ftaat genoteert of uitgebeeld verJengt zal zyn, de aam:4der Stroom niet lager, maar na allen fchyn h ger tegens de Haliei^tde zal aanva.'l n, < m dat de reden diéheen en de ervaring doet zien, dat, w nneer de Stroom door een Krib word ge forcec, t en gep rst, alsdan zo ras het Water door perfing de punt der Kribisgepasfeert, (likker en met nog meer förce öp den Oever (daar hy de Stroom zal uitzetten ) komt aan te vallen, te weten dai, wanneer dt diepe Geul Lr Rivier zig langs dien gemelden Oever be ind, Befchouwd men nu deze fitudtie in de nevensgaandkKaart, en neemt in aanmerking de grote dijiantie, welke de Salmoortfche Krib nog boven den zuidhoek van de nieuwe Waal is legdende, komende de beneden punt der verlenging als dan nog ongeveer ter diftantie van drie honderd vyftig roeden bovendien ^uiderhoek van de nieuwe Waal kan werken; aldus komt het de Landmeters voor dat deeze Krib onmooglyk ten nutte op den Zuidhot k der Nkuwe Whaal kan Werken. Wanneer men daar by vergelykt de concept verlengde Krib zelve, welke op de Kaart door de blinde Linie word aangewezen, dan is het nut duister te zien, dat de Stroom door deze verlengde Krib word geforceert, geperst tnopgekeert, en even daarom volgens opinie der bovengenoemde Landmeters van dat gevolg zal zyn, dat zo ras het Water door deze nauwte zal geperst zyn, de S-room agter de Krib haar loop na de d epe Geul (welke hngs de Halderwey is) zal nemen, met een directie niet lager maar (na het oordeel der ondergefchreven) hoger tegens den Oever der Halderwey. Wanneer nu dit geval komt te gebeuren, namentlyk, dat, offchoon de Zalmoortfche Krib met twee honderd roeden is verlengt, en evenswei de aanval der Stroom op diezelve wyze als tot nu toe tegen den Oever der Halderwey voort bleef werken, of zelfs dat de Stroom nog hoger en fterker op dien Oever kwam aan te vallen; dan zoude deze Oever met die. zelve of groter holligheid tot den Duftelfchen Bandyk naderen , en  C J79 > cn zulks-zouden de bovengemelde Landmeters voor zeer gevaarlyk houden; en by aldien als dan de Oever door Ryswerk daar tegen moet- werden gedekt, dan zouden dubbelde kosten moeten werden geimpendeert; en overmits de Gelderfche* Landmeters fupponeeren, dat de verlenging der meergemelde Krib door de diepte zal moeten gewerkt worden, zal dezelve mede niet gering te maken zyn. Befchcmwtmen deze verlenging der Krib in zyn diftantie van den noorder Oever, zynde op de Kaart tusfchen deze Krib en den noord Oever tegen den ouden Boterdyk maar een diftantie van ongeveer zes en vyftig roeden, zulks zal door de fmalheid ongetwyffeld het Water den ouden Rhyn Jlerk tnperfen, en zelfs by eón hoge Rivier tusfchen de beiden Tolkamers (alwaar de grond laag is) de Strang, welke tusfchen de nieuwe Tolkamer en de hoge Grind zig bevind, door fchieten na Herwen, en dus het nieuwe Canaal voorby fchieten. was getekent, Fred. Beyerinck, Mart. Beyerinck. Voorts mede gehoort zynde de remarques op dieconfiJeratien door den In. fpecVur Generaal Brunings mondeling ter Vergaderinge gema kt, en vervolgers ten verzoeke van de Gelderfche Heeren Gecommitteerdens fchriftelyk medegedeelt» van inhoud als volgt: De Heeren Gecommitteerden van Holland, geëxamineert hebbende de confideratien, geformeert door de Landmeters F. en M. Beyerinck, op derzelver voordel, wegens eene ge. projeaeerde verlenging van de Zalmoortfche Krib en haare waarfchynlyke uitwerking, vinden zich verpligt, daaromtrent aantemerken: dat iy in der daad niet dan met de uitterfte bevreemding het raifonnement der gemelde Landmeters over het waarfchynlyk effect van de geprojedeerde verlenging der Zalmoortfche Kribbe gezien hebben, te meer, daar men onderftellen kan, en het uit de confideratien van de Landmeters zelve blykt, dat aan hun eene volledige explicatie van het Project gegeeven:/. Het oogmerk hetgeen, naar degedigten der Heeren Gecommitteerden, van Holland, bedoelt, en ook opde waarfchynlykfte wyze door de voorgemelde verlenging der Zalmoortfche Kribbe bereikt zal worden, is, dat langs dien weg, deStroom uit den ingeholden Oever by Halderweide gediverteert, en vervolgens door de fuccesfive afneeming der Lobitfche Grindwelle meer op het zuidelyke punt van het BylandfJie Canaal gedetermineert zal worden. Volgens de gedachten echter der voornoemde Landmeters zou het gemelde" Project volftrekc het tegendeel ten gevolge hebben, dewyl, huns oordeels, de Stroom niet laager, maar naar allen fohyn hooger te Y y » gen  C zSo > gen Hallerweide zoude aanvallen; en deze alleszins vreemie voorzegging, meenen dezelve Landmeters, dat door de re Jen en ondervinding beide geftaifd word. Zy voegen echter te regt de voorwaarden diar by, onder welke alleen een Kiib zodanige nadelige uitwerking hebben kan, dat het Wacer van derzel/er beneden punt genoegzaam regthoekig af, en op den te defendeeren Oever aanvalt, gelyk zulks het geval zoude moeten zyn, wanneer de afbreuk van Halderweide, in Rede van laager te komen, bovenwaarts avanceerde: deze voorwaarde naamlyk is, naar hunne gedagten, wanneer de Stroom word gefretert en g^perst. I Dan het is zeker, en Heeren Gecommitteerden van Holland meenen als een alom erkende waarheid te m gen onder (lellen, dat nimmer eene Krib kan gezegt worden den Stroom te forceeren, dan alleen, wanneer dezelve te kort ofte flraf in de Rivier gelegt word, als wanneer xekerJyk de draad des Strooms met een al te groten hoek op de Krib vallende, niet behoorlyk afgewezen kan worden, maar na eenige weerom kaatzingen ondergaan te hebben, om het punt der Kribben henen valt, nadelige neeren veroorzaakt, en verv dg t le Hauwe én wel aangelegde Kribben, eenè zagte leiding ntt de over- of noordzyde geeven zal. En hier mede fchynt dan de voorname apprehenfie der Gelderfche Landmeeters (als of naamlyk de Stroom het beneden punt der Kribbe gepasfeert zynde, flikker en met n g meerder force op den Oever, van waar zy den Stroom moest afwyzen, zou aanvallen) geheel uit deri weggenomen te zyn, zonder dat, naar de gedachten van hun Heeren Gecommitteerden, hier in e?nige verandering kan maaken, hetgeen dezelve Landmeters al verder, tot ftaving van hunne theorie nopens de uitwerking deezer geprojecteerde Krib, daar by voegen, te weten, wanneer de diepe Geul der Rivier zich langs zodanigen Oever bevint; immers men vertrouwt, dat dit geval, het welk de Gelderfche Landmeters als eert byzondere nadelige omftandigheid by de Krib in quaestie remarquv'eren, met 'er daad genoegzaam altoos plaats heeft, wanneer 'er Kribben aangel gt worden tot dekking of ontzetting van eenen ingefchaarden Oever. Zonder thans tot Ra ving van het geavanceerde veelvuldige bevindingen, waar aan het gewis nergens ontbreekt, te berde te brepgen, zullen Heeren Gecommitteerden van Holland alleen herinneren, dat deeze door de Geldetfche Landmeeters geallegeerde nadelige omftandtghcid, ten aanzien van de diepte der Rivier, dadelyk plaats heeft, aan den Spykfchen Oever, alwaar nogthans de Kribben in den voorleden jaare aangelegt, diezelfde werking, en wel onder dezelfde omfiandigheden prsedeeren, welke Heeren Gecommitteerden van HoJ/and, aan de verlengde Zalmoortfche Kribbe, zo zy vertrouwen, cp zeer analogifche gronden attribueeren. Dit eindelyk zou dadelyk het geval geweest zyn, wanneer men gerefolveert hadde, het Herwenfche Schaar enkel door Kribwerken te ontzetten, waar van althans de mooglykheid door de Gelderfche Landmeters niet in twyffel zal getrokken worden. Uit dit alles meenen Heeren Gecommitteerden van Holland al verder te mogen coacludeeren, dat de af wyzing des Strooms, genoegzaam in dezelfde rigting van de geprojecteerde verlenging, een gevolg van de flaauwe directie en zagte leiding der Kribbe zyn zal: En dit plaats hebbende, gelyk zulks onmiddelyk uit het hier vooren gededuceerde proflueert j zo meent men, dat daar door de Lobitfche Grindwel noodwendig op ruimen moet. Deze opruiming fchynt wederom , wanneer men zig niet ten eenemaal bedriegt, noodzaaklyker wyze te involveeren, dat de Stroom meer noordwaarts, dat is meer na het midden der Rivier gedetermineert worde, immers tot zo verre als de Z z af-  ( i&2 ) afwyzing des Strooms door middel van de geprojecteerde Krib werken kan. Het is dan zeker, dat ook zo verre het Schaar by Halderweide voor verdere afneeming gedekt zal worden, en by omkeering blykt tevens de ongerymtheid van het geavanceerde der Ge.derfche Landmeeters, als of deze afneeming in ftede van laager, hooger zoude komen te vallen. Dan, te bepaalen tot hoe ven e die afwyzing des Strooms en de daar uit proflueerende ontzetting van den Oever by Halderweide gaan zal, vertrouwt men. dat niemant, die eenige kundigheid van foortgelyke zaaken heeft, zal willen vergen, noch onderneemen. Wanneer men echter van gelykvormige gevallen, op de werki g der geprojecteerde verlengde Zalmoortfche Ktibbe, zou moge;, befiuhen ; zo komt het Heeren Gecommitteerden van Holland zeer waarfchynlyk voor, dat de afwyzing des Strooms na de Lobitfehe Wei zig verre genoeg extendeeren zal, om naderhand, geholpen door de trekking van het Bylandfche Canaal, op den Oever by Halderweide te rug te haat f en, ter pla tfe daar de afneeming wederzyds noodzaaklyl geoordeelt word: meenende in alle getallen, dat wanneer deeze afwyzing niet verre genoeg, en dus de bricollecrende Sri oom wedetom niet Jaag genoeg op den Oever by Halderweide kwam te vallen, zulks ten alle» tyden, het zy door eene meerdere verlenging van de meergemelde Kribbe, het zy door eenig Bleeswerk, zou kunnen vergoed worden; Ah war neer men ten minften met alle zekerheid een zeer aanmeikelyk gedeelte van her zelve Bleeswerk, het geen zo in den aanleg als onderhoud, aller kostbaarst geoordeelt word, en uit hoofde van deszelfs diepte en verdere fiumtie wel hajst de Provmcien tot denzelf ien last als de Spykfche Bleeswerk n verftrekken zou, met 'er daad zou uitgewonnen hebben. En hier mede achten Heeren Gecommitteerden van Holland genoegzaam gerescontreert te hebben, de refteétien der Gekierfc >e Landmeeters, ropens de meerdere kostbaarheid van het Projtct in qiijesde, dewelke by hun alleen gefupponeertword, zonder dat zy zelfs fchynen eenig onderzoek dien aangaande gedaan, of van de gedaane peilingen gebruik gemaakt te hebben. De verdere aanmerkingen, waar mede de meergemelde Landnuete.s hunne cor.fidera.tien befluiten, te weeten, ten aanzien van de nauwte tusfchen de geprojefteerde Krib en den ouden Boterdyk, gelyk ook van de persfing van het Water na den cuden Rhynmond, als mede na de Strang of laagte by de nieuwe Tolkamer: deeze aanmerkingen fchynen in der daad weinJg reflectie te meriteeren, nademaa/het eerfte of de vernauwmge der Rivier by alle Kribben plaats hebben moet, wan-  < 1*3 ) • wanneer men aan de tegen overgeftelde zyde eenige opruiming, gelyk ook tevens eene verbet.nng van den Stroom en diepten der Rivier wil effectueeren: terwyl men aan den anderen kant vertrouwt, dat de persffng van het Water na den ouden Rhynmond of na den Strang by de Tolkamer, als bloot denkbeeldig geconfïdereert zal worden, wanneer n en flechts in aanmerking neemt, dat dit een en ander alleen plaats kan hebben, by eene hooge Rivier, als wanneer een Krib ter hoogte van negen voeten Arnhemfche peil, zo als dezelve by de propofide van Heeren Gecommitteerden van Holland bepaald word , gewis weinig vermogen van persfmg en overzetting van het Water hebben kan, waar omtrent de Gelderfche Landmeeters, volgens hun fyftema des re minder apprehenile hadden behooren te toonen. nademaal zy zelve het vermogen van deeze Kribbe, om den Stroom by laag en middelbaar Water na de Noordzyde over te zetten, in twyfTel trekken. lebben Haar Edele Mog. om. redenen haar daar toe moveerende* vermeent het voorfz. Point voor als nog te houden in advis. Woensdag den 7 Augustus 1776. H aaT Edele Mog. het gerefolveerde gerefumeert en de voor handsrj weezende zaaken afgehandeld hebbende, zo zyn die Befoignes gecindigt; hebbende mitsdien de refpectKe Leden van raalkanderen aficheid genomen, en is deeze Vergadering daar mede gefcheiden* ( Onder Hond,) ( My prefent.) ( Getekent,") H. ft Brantfen. Z z 2 B Y-  C 184 > B Y L A A G E N. Num. 1. Memorie van Confideratien ovef den Staat en Werken tot beneficeerirge der nieuwe Waaldroom, op en by dezelve in den gepasfeerden jaare 1775 aangelegt. Aan Haar Edele Mogende de Heeren Gecomtnittt e>d ris tot het beneficeeren van den Neder - Rhyt en Ts/el der Provinciën Gelderland, Holland en Westvnes-, land. Edele Mogende Heeren! JLyen ondergetekende Opper - Opziender by de Werken iri en omtrent Herwen, heeft de eer U Edele Mog.met denverfchuldigden eerbied te melden, dat hy op den 5 April aan het Schephoofd en aan weerzyden, tot dekkinge van het Schephoofd aan de Pak- en Bleeswerken, en aan den Ruwaard bevonden heeft het Volgende zigt- en tastbaare: Eerftefyk, het Schephoofd is nog zigtb ar gezakt, nog gezwaait uit zyne Linie, en met approbatie gegevöne directie, mede met voorkennisfe en overleg vm den Heer Geheimeraad Bilgen ; enkeld is het zelve door den vreesfelyken Ysgang dato 7, 8, o, 10 en voLjende dagen February laatstleden, eenigzins aan en op de bovenfte laagen gefch.lt enbefchadigt, en-wel in fpecie voor op zyn einde , ter diftantie circa van negen a tien voeten in de lengte en ter geheeler breedte, alwaar enkelt de bovenfte laage byna geheel met zyne Stokken, Tuinen en Grind weggeftooken is, welk defect ten eerüen aldaar en over de geheele Schepkribbe, onder verbeteringe, met eene levendige Deklaage diende verheelt en overtrokken te worden, behoevende zulks na het laagere Water niet te wagten , aangezien de losfe laage, die wel een Pakberm mag genoemt worden, en in de Schepkop laatftelyk, laagfe wy;:e is verbonden, niet dikker als een voet en telkens behooilyk begrind en ingelast geworden, zig extra wel gehouden heeft, dus dat 'er niets meer aan de Schepkop te doen valt, by provifie als het geene ik zo even de eer gehad hebbeaanüEdele Mog. verligter hoogwyze oordeel te fubmitteeren. Ten tweede, het Pak werk aan de reeds te noemen oude Waal-  ( iSs ) Waalzyde gelegt en in de Schepkop verbonden, is in goeden ftaat, dog de zwaare Grind, die van de even gemelde Schepkop, de zwaare Hoktuynen eenigjins van dezeh'e gefchelt en verbryzelt zynde, tusfchen de Tuynen heenen geloopen , en op voornoemde Pakwerk al te overvloedig geftort is, kan na vereisch wederom in en op de Dol' laage worden geëmployeert. Ten derde, de Ruwaard, voor zo verre dezelve boven en regens voornoemde Pakwerk befchadigt, gefchelt en van het Ys verbryfelt is, moet gedeeltelyk vernieuwt en uitgeplast worden, om hem in eenenegaalen wasdom met de Schepkop met levendig Hout overtrokken, tegens den aanftaanden zomer te brengen. Ten vierden, op gelyke wyze is het gelegen met het Pukwerk beneden de Kop of Schephoofd in de nieuwe Waal, het welk, om redenen dat het Ys, zo vee! efforts daar aan en op niet zoude kunnen doen, gepasfeerde Herfst maar op de hoogte van vyf en een halve voet Arnhemfche Peil gebragt is, legt, voor zo verre ik heb kunnen baasten, vry wel in zyne Dorfeering en op zyn Kruyn. Dog de Ruwaard van onderen op in de bovenfte laage van het Pakwerk verbonden , en klimmende vervolgens op tot boven aan het aldaar zynde hooge Schaar en looperide vervolgens over het punt van feparatie tusfchen de oude en nieuwe Waal, waar aan de Schepkop geënclaveert en in het Pakwerk verbonden is, formeerende eenen driehoek, verftervendein den Ruwaard beneden het Schephoofd, omdaar doorde-woelinge en.het uit draaijen der Aarde agter, bezyden en tegens het begin van den Schepkop te beletten, is meer befchadigt. En de Neeren des Strooms hebben reeds aldaar eenige beginfelen van uitholling gemaakt, thans nog van weinig importantie, dog moet op gelyke wyze, en ten zei ven einde als boven gezegt hebbe , ten eerften fufficient gereparetrt worden, tot voorkominge van eminente gevallen ea niet te redresfeerene fchadens. Ten vyfde, vermits het nieuwe Pakwerk aan de nieuwe Waalzyde wel eenigzins gezakt is, zo moet hetzelve dit Voorjaar, of wel met het eerfte bekwame Water, met eene dunne Deklaage overgetrokken, en na rato het gezakt is, laagfe en Kribfe wyze na den eisch tot op de hoogte van agt voeten Arnhems Peil op zyn Kruyn gebragt worden. Waar by egter na het einde van voornoemde Werk, met groote omzigtigheid moet te werk gegaan worden, het welk met voordagt ligter, als na boven in den Nek van het Schephoofd en derzelver flancque is aangelegt ; en mogte ik het hooge geluk hebben Haar Edele Mog. (onAaa der.  C i36 5 'de-lteunt met de adrifeö der prefente kundige Lieden ) in haare hooge Perfoonen tot Bimmen op te wagten; 20 aoude ik in loco met meerder vrugt daar over tot benen*, ceeringe van de nieuwe Waal kunnen expliceertn. En welke locale explicatie onder fbbmisfie ten hoogften nodig agte, op dat Haar Ed. Mog. aldan mede aan de kundige Lieden na welgevallen de Noorder en Zuider Linie van gemelde nieuwe Waal kunnen bepaalen, en my tot zulk een Werktuig gebruiken als Haar Edele Mog. by ordonnantie cn goedvinden het best zullen vermeenen te behooren. Dan na deeze Linie moet reeds en in het vervolg van tyd het Pakwerk daar ra ingetrokken en uitgeleat worden. En terwyl de nog daagelyks toeneemende Stroom in de lïieuwe Waal (reeds verre de overhand hebbende, boven die langs H r*en in de oude Waal) vahche en gevaarlvke fpron. gen za! en kan maaken, indien de Opper Opziender, of wie Haar Edele Mog. in ha ver volg daar toe mogten verkiezen, geere bepaalde ordres heef:, hoe zig alsdan te gedragen, en wat voor Linie en tUayingè hy in het vervelg maet houden en neméri; Zo is het wezentlyk no ^dzaoklyk, dat dezelve hier over U Edele Mog. zeer gcrcfpoctecrde ordres en bevelen zeer öeedrig imploreert. Voorts neemt de Ondergetekende de vryheid , U Edele Móg andermaal onder het oog te brengen de fchadeps en het verloopén, we!ks dc Dammen ten ruiden en ten Nonrdin an de nieuwe Waal geleden hebben, mitsgaders de doorbiaaken in den Dam agter het Waardsmans Huis en door de groote Geul, en Intfte yk het verloop van den Noordelyken Traageldim, weik alles door de kundige Lieden ia. eene behoorlyke infpectie diende genomen te worden, en Haar Ed. Mog. de noodzaaklykheid dezer reparatie konnende doen begrypen, een cieringe van kosten daar over ter Tafel vanhoogstdezelve* te brengen, om daar op tot herftel dezer Dammen ter beneficeering der nieuwe Waal zodanige Refolutie te konnen nemen als U Edele Mog. ten meesten voordeele van den Lande zullen vermeenen te behooren. Laaftehk geeve zeer ootmoedig aan U Ed. Mog. indeli' eraie, rf gemelde kundige Lieden niet gelyktydig dienden te worden gequalificeert, eene generaale Peilinge der rieuwe en oude Waal langs Herwen, de Waal langs MilIngen tot even bereden en in het Pannerdenfche Canaal zelve te doen, en by o'fervatie der Oevers, inval en uitval des Strooms, in fpecie den Oever aan de zogenoemde Bliemsweide even boven de Mihingfche oudeWaal- ftrang,  C 1*7 ) ftrang, in een naauwkeurige infpectie te nemen, en ha bevind van zaaken te berigten. Waar mede de eer hebbe my met de fchuldigfte fubmis. fie te noemen. Edele Mogende Heeren, Onder ftond, Bimmen U Edele Mogenden onderdanige en den 6 April zeer gehoorzame Dienaar, 17 7 6. Was getekent, G. F. van Hugenpoth van Jerdt. Aaaa  C t 88 ) Nuin. 2. Edele Mogende Heeren, by- zonderc goede vrienden. Wy hebben de Lysten van het geen doorcien Heer van Hugenpoth, ter zaake van de gemeerfcbaplyke Werken op den Bylandfchen Waard, federt den a Oclober tot den *o December des voorleder, jaars is gedebourfcett, benevens de nadere Staat of Mtmorie uit de gemelde Lysten Reformeert, (welk een en ander U Edele Mog. de goedheid gehad hebben, ons by derzelver Misfive van den 19 deezer te communiceeren) met alle oplettenheid geëxamineert en tegen elkander vergeleken. Dog by ons geene confideratien op dezelven gevallen zynde; zo hebben wy geene zwaarigheid gemaakt, om de toegezonden Project • Ordonnas tie ter fomme van ƒ5752-15-11, door lletrenCommisfsrisfen van onzentwegen te laaten ondertekenen, gelyk U Edele Mog. dezelve, zo alsook de bovengcmelden nadere Staat of Memorie, als mede de negen origineele Week • Cedullen, bier nevens terug ontvangen. Belangende het insgelyks door U Edele Mog. aan ons gecommuniceerde Request van Jan Bly, als Schryver by de Werken op den Bylandfchen Waard gefungeert hebbende, waar by dezelve, om aldaar gemelde rederen, verzoekt, dat hem van eene fomme van ƒ40-io-o, dewelke hy, byhet o; maaien zyner Rekeninge bevonden had te kort te komen, zodanige fom mag worden gevalideert, als haar Edele Mog. zouden meenen te behooren; zo zyn wy met U Edele Mog. van gedagten, dat aan den Suppliant, offchoon hy by de agtfte Week- CeduIIe reeds eerdgszins bevoordeelt is, nogthans de bovengenoemde fomme van ƒ 40-10-0, voor deeze reize cn zonder eenige de minfte confequentie in het vervolg, zoukunnen worden gevalideert, uitaanmeikinge, gelyk U Ed. Mogzekerlyk met reden confidcreeren , dat foortgelyke abuizen, ondanks alle oplettentbeid, by de weeklykfche betalinge van veele Arbeiders ligrelyk gebeuren kunnen. Wy kunnen wyders niet afxyn, U Edele Mog. by deeze gelegenheid onder het oog te brengen, dat by zekere Memorie van den 6 April laatstleden, door den Heer van Hugenpoth, aan U Ed. Mog. zo wel als aan ons overgelevert, eenige poincten rakende den ftaat der gemeenfehappelyke Werken op den Bylandfchen Waard, gevonden worden, welken, raar het ons voorkomt, alle oplettenheid verdienen. Van dien aart zyn, de geproponeerde reparatie van de befchadigde bovenfte Deklagen aan het Schephoofd, het flegten van den Griend op de Deklaag, alsmede het repareeren van den  C 189 ) den Ruwaerd van het Pakwerk beneden hst Schephoofd aai! de oude Waalzyde; voorts het repareeren van het Pakwerk binnen het nieuwe Canaal; en eindelyk het weder opmaaken van de Dammen ter wederzyde van hetzelve, mitsgaders van de Doorbraak in den Dam achter het Waardsmaöshuis. Wy verzoeken derhalven, dat Ü Edele Mog. dit een en aider met derzeVer gewoone attentie gelieven te overwegen, en dee.ce reparatien mede approbeeren Je, gelyk wy dezelve alleszins noodzaaklyk vinden, de nódige ordres te (lellen, ten einde den Heer van ihigenpoih gequalificeert worde, om de voorfz. Reparatie der Ryswetken in Dagloon, dog die van de Aardwerken op den voet als in hec voorleden jaar gefchied is, te wect-n hy Schaftygewvze aanbeReding, werkftefig te maken, na dat alvorens de raying der gemelde Dammen ter wederzyden van het Canaal door de Landmeters van de beide Provinciën zal afgebikent zyn waar toe wy al verders verzoeken, dat U Ede'e Mog hoe* eerder hoe beter, een van derzelver Landmetets gelieven te qualificeeren , gelyk de Landmeter van Stralen tot dat einde van onzenrwegen is geauthorifeert. By aldien egter U Ed. Mog. op de eene of andere van deeze geproponeerde reparatien eenige confideratien mogten hebben, zal het ons aangenaam zyn, dezelve zo ras doenlyk te vernemen. hdele Mogende Heeren, Byzondcre goede Fri&nden, beveelen wy U Edele Mog. de befcherminge Godes. GeCchrcvea in den Ihge den 3 Mey 1776. Onder ftond, rT Ed. Mog. goede Vriend, n , De Gecommitteerde Raden van de Staten van Holland en Westvriesland (den Heer Commisfaris van haar Éd. Groot Mog. tot de zake van het Pannerd: nfche Canaal en Spykrche Dy* ken niet prefent zynde.) Lager ftond, Ter ordonnantie van de Gd* committeerde Raden. Was getekent, A. J. Royer. Bbb Éd*.  C 190 > ^fan de Heeref Girommn'teerder van holland. JNum. 3. Edele Mogende Heeren! :U Edele Mog. Misfive van den 3 deezes, geduurende onze abfentie ingekomen , en huiden in onze Vergadednge, expres daar over verfchreven, gelezen zynde, hebben wy thuis in overweging genomen. Wy hebben by examinatie van dien bevonden, dat dezelve in de eerfte plaats zyn betrekking heeft, toe de dour ons geprojecteerde, en door U Edele Mog. geapprobeerde Liquidatie en Ordonnantie van den Heere van Hugenpoth, wegers gedebourfeerde renningen ter zake van de gemeenfehappelyke We ken op den Bylandfchen Waard. fen anderen tot het Request van Jan Bly, als fehryver ge fungeert hebbende op den voorfz. Waard, om feh;deoosflelling van een Comme van veertig guldens tien Stuivers, welke hy by het opmaken van zyn rekening was te kort gekomen, en waar in U Edele Mog. mede met ons voor deeze reis en zonder eenige de minfte confequentie in het toekomende, hadden gelieven te bewilligen. En laatftelyk tot het herftelien van verfcheide defecten op den meergemelden Waard. De twee eerfte pointen afgedaan zynde en geen verdere deliberatie vereifchende, zo komt overzulks alleen maar in confideratie het derde of laatfte point, het welk wy nevens U Edele Mog. begrypen, dac alle oplettentheid is verdienende. Wy hebben om met des te meerder zekerheid omtrent den tegen woord igen ftaat dier Werken, byna dagelyks aan veranderingen onder woi pen, geinformeert te wezen, vooraf den Landmeter Beyerinck, na dat aan hem was ter hand geftelt Copie van de Memorie van den Heer van Hugenpoth, van den 6 April Latstleden, mitsgaders van de Pointen in U Ed. Mog. vooraangetogene Misfive vervat, gelast, het zy alleen of te famen met den Landmeter van Straalen, zig ten fpoedigften na den voornoemden Waard te begeven, en aldaar alles naauwkeurig op te nemen , mitsgaders overle/gen, wat ten dien opzigte zoude konnen en behoren gedaan te worden, doende daar van vervolgens fchriftelyk Rapport. Wy hebben ten gevolge van dien dan ook op huiden van de voornoemde Lsndmeters, hoewel ieder afzonderlyk, ontfangen haarlieder fchriftelyke confideratien. Dezelve zyn ons voorgekomen van dat belang te wezen, dat wy dienftig en nodig hebben geoordeelt, aan U Ed. Mogende daar van een affchrift te moeten raededeelen ten einde daar op zodane reflex-  < i9i ) flexien te konnen maken, als U£d. Mog. ter voldoeningaan derzeker intentie, en ter bevordering van het Werk in het generaal , waar omtrent wy van den beginne af aan altyd in andere denkbeelden als U Ed Mog. zyn geweest, zullen vermeenen te behoren,- in dat vertrouwen nogtans, dat in die te nemene mefures, op het groot oogmerk, het geen men zig in het aanleggen van deeze Werken altyd heeft voorgeilek, namentlyk het ontiet van de Herwenfche Dyken, fchoon men zig daar van voor als nog weinig fchynt te konnen beloven, behoorlyk, en zo als de importantie der zake vereisfchenie is, zal worden gelet. Ede'e Mogend; Heeren, Wy bevelen U Edele Mog. in Godes heilige befcherming, gefehreven te Arnhem den 20 Mev 1776. ( Onderftond,) U Edele Mog. goede vrienden. De Gecommitteerden tot het beneficeeren van den Nederrhyn en Ysfel wegens de Provincie van Gelderland. Lager ftond, Ter Ordonnantie van dezelve. Was Getekent, II. IV. Brantfen. B b b a Rap*  C "92 ) JXum. 4. Rapport aan de Ed. Mog. Heeren, de Heeren Gecommitteerden ter bcncjiceeying van den Nederrhyn en 'lifel, bjtreffende de opntemiig der defe&en op de Bylandfche Waart en nieuwe Waal, gedaan, met den Hollandfehen Landmeeter H. van Straal n , door den Landmeeter Martinus Byerinck. Edele Mogende Heeren ! D i ondergefchreven ordres van U Edele Mog. bekomen hebbende toe opneennng van in hec hoofd dezes gemelde defecten , en daar by ontfan;en hebbende Copie der Memorie van Confideratien door den lieer van Hugenpoth van den 6 April 1776 aan U Ed. Mog. overgelevert, mitsgaders Extract uit den Brief der Edele Mog. Heeretf Gecommitteerden uit Holland in dato den 3 Mey betrekkelyk tot voorfz. Memorie en de fpecificcpje poincten daar in vervat, is ter volvoering dier hooge ordres op den 13 Mey 1776, met den Hollandfchen Landmeeter H. van Straalen, na de Bylandfche Waart gereist, en hebben by hdpectie bevonden: Eerftelyk, dat het Schephoofd met de wederzydfche Pakwerken, zo in de oude als nieuwe Waal, in die ftaat en toeftand was als dezelve door den Heer van Hugenpoth in de bovengenoemde Memorie word opgegeven. Wydürs hebben de ondergefchreven geinfpecleert de we' derzydfche Leidammen, dewelke voor het grootfte gedeelte doorgebroken, door het Water weggefpoetd en verloopen zyn, als ook den Noordelyken Trageldam , fchietende boven uit den Leidyk, zynde deze Trageldam ter lengte van ongeveer drie en dertig roeden in zyn geheel verbleeven, terwyl het voorfte einde voor het grootfte gedeelte is weggefpoeld, mitsgaders den Dam leggende agter den Waarsmanshuis, in welken Dam onderfcheide Gaten zyn geloopen. Vervolgens heeft de ondergefchreeven in confideratie genomen ; eerftelyk, of by de opmaking van deeze generaale Leidammea ook eenige inconvenienten of kwade gevolgen zouden te voorzien zyn? Ten tweeden, ook of deeze Dammen houden dienen tot bereikinge van het voorgeftelde oogmerk? Namelyk, tot ontzet van den Hetwenfchen Dyk, vermeend de  c 193 ) de ondergefchreeven aangaande het eerfte, dat deeze Dammen zeker dienen om by een hooge Rivier de uitdieping van bet Canaal of nieuwe Waal te faciliteeren, en aldus in deezen opzigt niet fchadelyk, maar voordeelig zoude houden; maar is te conlidereeren, dat deeze Leidammcn , aangaande het ontzet van den Herwenfchen Dyk, meer nadeel als voordeel doen, althans voor eerst, dat overmits het Water dat by een hooge Rivier tusfchen den Bimmenfchen Bandyk en den Noorder Leidyk kan pasfeeren , door het leggen der Leidammen tusfchen dezelve word bepaald, moetende het overige langs Herwen pasfeeren, te meer nu deeze Dammen genoegzaam Water vry gevordert worden. Eindelyk heeft de Ondergefchreeven, om re weeten wat aan het Canaal diende gedaan te worden, den Mond van deeze nieuwe Waal in oogenfehyn genomen en gemeeten, mitsgaders ook van den Oever boven den Mond tegen de Hallerwei locale infpectie genomen, en het eerfte zodanig bevonden, dat daar uit is op te maaken, dat nog het Canaal, nog deszelfs Mond niet vatbaar zyn om de geheele Rivier de Waal daar door te doen pasfeeren , zynde zelfs te vreezen, dat by vervolg deszelfs Mond daar tce niet dan zeer btzwaarlyk zal te verkrygen zyn; althans komt het den Ondergefchreeven duister en bezwaart voor. De Memorie van den Heer van Hugenpoth, meldende van valfche en gevaailyke fprongen, geeft ook geen aanleiding van gerustftellingj en offchoon het herdellen van den Schepkop en wederzydfe Pakwerken althans in de oude Waal op zig zelve niet zyn af te keuren, maar mooglyk noodzaaklyk om te prajvenieeren, dat ze niet worden afgefneden; zo dienden zy egter thans ook zo zeer "niet tot ontzet van den Herwenfchen Dyk, nog tot faciliteering der nieuwe Waal; maar zo als het den Ondergefchreeven voorkomt, deeze Schepkop aangelegt zynde in een tyd van nood, wegens den ongelukkigen en ontydigen Doorbraak van den Sluitdam, welke by een hoog en hollende Rivier is voorgevallen, en heeft als toen deeze Schepkop gedient om de woedende aanval en afbreuk der Noorderpunt van dit Canaal te Ruiten, welke afbreuk buiten dat geen paal nog perk zoude gehad hebben, en is des tydes daar toe van goed effect, geweest; dog dit neemt nier. weg, Edele Mog. Heeren, dat deeze Schepkop hoe langs hoe meer de nieuwe Waal in deszelfs toenemend vermogen zal hinderlyk zyn, om de vereischte ruimte tusfchen den genoemden Schepkop en Bandyk te maaken, zonder op onverwagte tyden fomtyds by een hooge Rivier valfche en gevaarlyke fprongen te doen; en dit laatfte Ccc »  ( *94 > is de reden, waarom de Ondergefchreeven fcrupuleus is, om door het leggen der Kribben over de Lobitfche Grind den Stroom en Rivier op den Mond van de nieuwe Waal meer aan te dringen, te meer, om dat de Lobitfche Grind tegen den Mond der nieuwe Waal door bepootingen, en confiderabel veel fpecie, komende uit de Spykfche Landen, word aangehoogt en verbreed, althans niet voor en aleer dat de Oever boven den Mond van de nieuwe Waal tegens de Hallerwei door Ryswerk voor verdere holle infchaaring wierd gedekt, welken Oever de Ondergefchreeven en de Landmeeter van Straalen hebben opgemeeten, en bevonden, dat dezelve by continuatie blyfc infchaaren, zodanig, dat tusfchen de fcheiding van het Hekenfche en Bimmenfche van het midden der Kruyn des Dyks tot op den Oever, maar is een diftantie van agt en dertig en een halve roeden, welke in het laatst gepasfeerde jiar nog was vyf en veertig a zes en veertig roeden, terwyl die Oever nog dezelfde holligheid blyft behouden, en naar allen fchyn by continuatie afbreekende, behouden zal, al was het tot aan den Bandyk, of tot zo lange deze Oever daar tee,en word voorzien, zynde dit mede hec gevoelen van den Hollandfchen Landmeeter, dat zulks by de eerfte gelegenheid diende te gefchieden, het zy door Kribben, Pak of Bleeswerk; oordeelende eenpaarig dat de Cleeffche Krib aan het Zalmoord uitgeftooken, daar toe gantsch geen voordeel doet, leggende veel te hoog en ook boven de Cleeffche Vaart. Voorbehoudens deze confideratien heeft de Ondergefchreven provilioneel op approbatie van U Edele Mog. met den HolhndCchen Landmeeter bepadi, boven en behalven het boven genoemde tegen de Hallerwei: Eerftelyk, dat de Schepkop, mitsgaders het Pakwerk in de oude Waal word opgehaald, zo en in dier voegen als het zelve in de Memorie van den Heer van Hugenpoth word voorgefield j dog belangende het voorftel van den Hollandfehen Landmeeter om dit Pakwerk met vyf ei dertig roeden te verlangen, heeft zig de Ondergefchreven, wyl zyne Inltruftie daar niet van meld, gelyk ook niet de Memorie van den Heer van Hugenpoth, niet over geëxpliceert, voor en aleer U Edele Mog. nadere ordres des aangaande, niet wetende, in hoe verre dit Werk door de Provinciën moec vervolgt worden , wyl het gerequireerde Werk reeds vyftien roeden voorby den beneden Teen der Leidyk zoude fchieten, en het wel te voorzien is, dat deeze afbreuk verder beneden waards, (vermits den fterken aangroei der Lobitfche Grind) niet zal ces-  C '95 ) cesfecrcn, dat al vry ver zoude kunnen getrokken worden. Belangende nu het Pakwerk langs den Oever der nieuwe Wad aan de Schepkop geënclaveert, is de ondergefchreven van oordeel, dat het zelve, wegens deszelfs ftrekking en een verkeerde direcrie aan den Stroom geevende , gantsch niet voordeelig is leggende, vertoonende de gedaante van een Krib, overmits .de Grond beneden dit Pakwerk door de Neer word uitgedraait, en den Oever benedenwaards mede ruimende , komt de punt of beneden • einde van dit Pakwerk zo langs zo meer in de Rivier te leggen of uit te fteeken, en zoude de ondergefchreeven onder verbetering van oordeel zyn, om dit Pakwerk, zo veel mooglyk, in te korten of laaten veiloopen, vertrouwende dat de Heer van Hugenp «th by de verzogte locale Infpecla'e hier omtrent, als behoorende mede toe de bepaaling der Noorder Linie langs de nieuwe Waal, nader elucidatie zal geeven. Ten tweeden, aangaande de Leidammen zo ten Noorden als ten zuiden de nieuwe Waal, is de ondergefchreeven van oordeel en met den Hollandfcben Landmeeter over een gekomen dat ze beide moeten worden in- of binnenwaards gelegt; te weeten, zo, dat de Noorder Leidam zoude fchieten uit den bovenften Tragel drie en dertig roeden van den Kruin des Dyks, loopende van daar toogs gewyze benedenwaards, zodanig, d;t ten einde van zestig roeden, de nieuwe Dam, 14 Roeden binnen den Dam in het gepasfeerde jaar gelegt, zoude komen te leggen, en nog honderd twintig roeden verder benedenwaards, zes roeden. NB. de ondergefchreeven zoude dezen nieuwen Dam liever paralel met den Oudeu gelegt hebben. De Leidam langs de zuidzyde van de nieuwe Waal, zoude volgens voorltel van den Hollandfchen Landmeeter, vyf a zes' roeden binnenwaards paralel aan den ouden gelegd worden, het welk de Ondergefchreeven zoude goedkeuren. Aangaande den Dam agter des Waardsmans Huis, heeft de Ondergefchreeven by examinatie bevonden, dat op vyf onderfcheide plaatfen is doorgebrooken, te zamen ongeveer lang vier en veertig roeden , dog waar van het meeste deel gelyks Grond is afgelcopen, zonder Grondgaten te maaken, uitgenomen een ter lengte van negen a tien roeden, en een op het beneden einde van den Dam ter lengte van zes a zeven roeden, welke alle in dezelfde form wederom zouden moeten opgemaakt worden. Ten laatften heeft de Ondergefchreeven met den Hollandfchen Landmeeter , aan de zuidzyde der beneden Mond van de nieuwe Waal in oogenfehyn genomen, den Oever langs de zo genoemde Bliemfehe Wei, en voor als nog fchuilende agter een uitfpringende bogt boven dezeJve, geen zwaarigheid gevonden; dog dat by het veiloopen van den Oever boCcc a yen-  venwaards alhier een waakend oog diende gehouden te worden, alzo onmooglyk van vooren kan bepaald worden, wat variatie by ieder hooge Rivier zal voorvallen. De Ondergefchreeven verhoopt hier mede aan de hooge ordres van U Edele Mog. te hebben voldaan, blyvende met verfchuldigde eerbied en hoogde agting, Edele Mogende Hecreny Onderflond, U Edele Mog. onderdanige en ootmoedige Dienaar. Was getekent, Mart. Beyerinck. Lagerffond, Nota. OrTchoon de alhier Ondergefchreeven by deeze examinatie niet prefent geweest is, edog deeze fituatie aldaar zeer wel kennende, kan zig Westervoort (als met zyn Concept overeenko- den 16 Mey mende,) by het bovengemelde 1776". voegen. Was getekent, Fred. Byerinck. Con-  Num. 5. Confideratien, aan de Edele Mog< Heeren Gecommitteerden ter Beneficieiling van den Nederrhyn en Tsfel, wegens dé Provinciën van Gelderland, Holland en Westvriesland: Op de Memorie, betreffen' de het Werk der Doorgraving door den Bylandfchen Waard aan U Ed. Mog door den Heer van Hugenpoth overgegeven. Edele Mog. Heeren. In gevolge Ü Edele Mog. geëerde bevelen is de ondergefchreven op den J3 Mey 1776, met den Landmeter M. Byerinck na den Bylandfchen Waard vertrokken, ten einde die door den Heer van Hugenpoth by Memorie dato 6 April 177Ó aan L7 Edele Mog. geproponeerde Werken op den Bylandfchen Waard in loco te infpecteren, en de al of niet noodzaaklykheid daar van in overweging te nemen, gelyk door beide voornoemde Perfoonen op den 14 en 15 Mey 1776 gefchied is. Dog dezelve zyn, wegens eenige verschillende gedagten, met elkander overeengekomen, dat ieder zyne confideratien, dit Werk betreffende, naar beste weeten, aan U Ed. Mog. zoude overgeven, gelyk de ondergefchreven by deeze de eer heeft U Ed. Mog de zyne kortelyk open te leggen. Ten eer/Ten dan belangende den aibréuk boven den mond langs de Haldeiweide, ro heeft de ondergefchreven zedert eenigen tyd ondervonden, dat deeze af breuk wel het fterkst is by den Mond van het nieuwe Canaal, en hooier op allengskens minder, egter is de afbreuk tot heden by den mond niet zo flerk, of de holte langs de Halderweide, en voornamentlyk by den afgeflegten Dam, blyft te groot, en belet het Water in een goede directe op het nieuwe Canaal in te vallen. Hier omtrent zoude de ondergefchreven van oordeel zyn, dat zo de Krib aan het Zalmoort, welke voorleden herfst van Cleeffche zyde is gelegt, niet meer verlengt mogte worden, en 'er geen verandering imusfehen met den afbreuk mogte komen, deeze Oever met Ryswerk diende gedekt te worden, het welk zoude moeten beginnen omtrent twintig a vyf en twintig roeden boven den afgeflegten Dyk, en dit Werk te vervolgen tot zeventig, tagtig a negentig roeden bovenwaarts, of zo veel hooger als dan nodig zal bevonden worden. D d d Ver-.  C 198 ) Vervolgens zoude dit Ryswerk, naar rato de afbreuk van de gemelde twintig è vyf en twintig roeden benedenwaards afging, moeten vervolgt worden, zo dat de afgeflegte Dyk, welke nu uit den Duffelfchen Bandyk tot de Rivier is lang gevonden agt en dertig en een halve roede, maar lang bleef drie en dertig roeden; verders zoude deeze afbreuk van daar met een flauwe bogt moeten voortgaan tot vyftien a twintig roeden u,t de bogt van den Duffelfchen Bandyk, welke bogt thans legt twee en feventig roeden beneden de bovenpunt der Mond, mits dat het meergemelde Ryswerk, naar rato deezer afbreuk, voortgetrokken wierd. Hier door zoude de door den Heer van Hugenpoth verzog. teLyn ofRay, die aldaar aan het Canaal diende gegeven te worden, provifionoel bepaald zyn. Belangende de deR-cten by den Ysgang in February 1776, aan het Schephoofd veroorzaakt, zoude de ondergefchreven van oordeel zyn, dat weder met groen Rvswaarden Hout gerepareert wierd. Het daar aan enklaveerende Pakwerk in de nieuwe Waal diende eene andere diredie te verkrygen,?.o dat het benedenfte einde, het geen niet zwaar aatgefegt is, diende gedemolieert, of allengskens te lat.n verlopen, als omtrent ze ven a agt roeden te ftraf in de nieuwe Waal fpringende, mits dat deeze te demolieeren punt genoegzaam afgelopen zynde de Oever weder ra bevind heilagen werde, op dat de Stroom niet agter het Schephoofd woele. Betreffende het Pakwerk aan de oude Waalzyde, en mede aan dit Schephoofd enclaverende, zoude de ondergefchreven van oordeel zyn, dat zo verre hetzelve nu legt, in goede ordre wierd opgemaakt en onderhouden, en nog veertig a ryf en veertig roeden benedenwaards voortgetrokken, op dar de noorder Leidyk niet verder wegvafle, dewyle aldaar wegens den toenemenden aanwas der tegen overleggende Lobitfche Wel een fterken afbreuk plaats heeft: gelyk dan ook dit Schaar dorceerende dient afgeftoken en met een Bleeswerk gedekt te worden. In den Dam door de grote Kreek heeft de ondergefchreven gevonden vyf doorbraken, als eene ter lengte van zes a zeven roeden, eene ter lengte van vyf a zes roeden, een dito rer lengte van zestien roeden, zynde deeze drie Gaten tot gelyks het Maayveld gevallen; de twee andere doorbraken zyn met grondgaten gelopen, de eene ter lengte van tien roeden, de andere ter lengte van agt a negen roeden, dog in deeze laatfte is de Grond niet zo diep uitgelopen, of men kan dezelve door het water zien, en is voorgevallen aan het beneden einde der Dam. Welke genoemde defecten de ondergetekende nodig oordeelen zoude, dat, zo ras mooglyk wss, weder gemaakt wierden; en dewyl aan deeze Dam , gelyk ook aan de Leydammen langs het nieuwe Canaal, alleszins blykbaar is, dat de daar aan-  aangekomen defecten, meest zyn veroorzaakt door het over» lopen derzelver; zo zoade de ondergefchreven van oordeel zyn, dat deeze Dam Watervry of ten minden op negentien voeten Arnhemfche Pyl gebragt wierd. De noorder en zuider Leydammen langs het nieuwe Canaal, zyn voor een groot gedeelte afgelopen, en zelfs op veele plaatfen tot gelyks het Miyveld. Aan de zuidzyde een weinig beneden het Huis Bimmen, is de Oever voor een groot gedeelte tot in den Dam ingebroken, zo dat die aldaar genoegzaam geheel weg is. Deeze Dammen oordeelt de ondergetekende, dat weder zo fpoedig mogelyk is, opgemaakt, en daar het vereischt, ingelegt worde, gelyk de zuider Leidam van den Tragel af, welke nog in zyn geheel is blyven f ggen, ten minften vyf a zes roeden uit de grootfte itdcharmg na binnen diende gelegt te worden. De noorder Leydam is van zyn boveneinde ter lengte van drie en dertig roeden benedenwaards genoegzaam in ordre, nirgenomen eenige GeuItj-ïS door den overloop veroorzaakt, welke dienden ingevuld te worden De verdere bogt van deezen Leydam tot daar dezelve by den Dam langs het Canaal kwam, heeft by ondervinding doen zien, dat in den beginne veel te fterk op den zuiderOever heeft aangelopen, dog welke bogt der Dam nu geheel is af en weggelopen. Waarom de ondergetekende nodig agt, dat deeze bogt r.u flauwer diende gelegt te worden; zo dat als men van bovengemelde drie en dertig roeden, met een Koorde van honderd tagtig roeden meet tot zes roeden binnen bet nog leggende eind Dams, en welke zes roeden binnenwaards dienden gelegt te worden, de pyl maar lang moet zyn negen a tien roeden. Hier door zoude deeze Dam eenigzints korter worden, en het water langzamer langs geleid, en niet zo fors overgezet worden. Verders zoude de ondergefchreven nodig agten, om redenen by den Dam door de grote Geul gemeld, dat deeze beide Leidammen mede Watervry gelegt wierden, om niet weder na den toekomencen Winter in hetzelfde ongeval te komen van deeze Dammen te moeten op- of vermaken. Dat de opmaking van deeze Dammen hoognodig is, oordeelt de ondergetekende dat weinig bewys nodig heeft, dewyl de gepasfeerde Winter genoeg heeft doen zien, dat zo ras deeze Leidammen in de hoogte afliepen, de Stroom zyn werking in het nieuwe Canaal verloor, en over de wederzydfche Maayvelden met een fterke drift heen vlieie, voornamentlyk langs de noordzyde, waar door de zanden van het boveneinde der Kiefwaard benedenwaards wierden afgedreven, waarom de ondergetekende nodig oordeelt, dat deeD d d z ze  C 200 ) ze Leydammen zo lang in goede ordre dienden gehouden te worden, tot dat het nieuwe Canaal een goede Rivier.diepte bekomen heeft. Kunnende de Ondergetekende niet vinden, dac deeze Dammen, nog die door de grote Geul aan eenige andere Werken fchadelyk zyn. Wat den afbreuk langs de Blumsweide betreft, zoude des ondergetekendens gedagten zyn, dat dewyl zig aldaai veele Zanden gezet hebben, en genoegzaam geen water voor ftaat, daar over in den aanftaanden Herfst of Winter beter zoude kunnen geoordeelt worden, en na rato men dan den af (lag of afbreuk bevind, zoude hetzelve, des noods zynde, aldaar fboedig kunnen voorzien worden. De ondergetekende deeze zyne geringe, dog na best wetende confideratien aan het wyzer oordeel en doorzigt Uwer Edele Mogende overgevende, Heeft de eer zig met alle verfchuldigde eerbied en waars hoogagting te noemen, Edele Mogende Heeren! Onderftond, Arnhem den Uwer Edele Mogenden oot- 10 Mey 1776. moedige Dienaar. Was getekent, Hendrik van Straalen. Wy  Num- 6 Edele Mogende Heeren, tyzm dere goede P'rimden. Wy hebben de twee Rapporten der Landmeeters van beide Provinciën den 16 en 18 Mey jongstleden nopens den tegenwoordigen flaac der ^emeenfcLappeiyke Werken op den B>)andfchen Waard aan U Ed. Mog. overgegeeven en door U Edele Mog. by derzelver Misfive van den 20 daar aan volgende aan ons gecommuniceert, met alle vereischte anemie geëxamineert. Uit derzelver le&ure is het ons voorgekomen, dat gemelde Landmeeters ten aanzien der hoog nodige reparatien van fommige Werken tot beneficeering van het nieuwe Canaal op den voorfz. Waard aangelegt, vry wel onderling o vereen ftem men , terwyl zy egter , omtrent eenige byzonderheden, en voornaamlyk ten opzigte van foranfge confideratien, van verfchillende fentimenten fchynen te zyn. Dan wy meenen, dat de qurestieufe pointen best beoordeelt kunnen worden, wanneer men z-'ch daadlyk in kco bevint, en de waare gefteldheid der Rivier, weke (zo als U Edele Mog. te regt aanmerken) thans aan veelvuldige veranderingen onderhevig is, raadpleegt. U:i is dan om die reden, dat wy in plaatfe van ons thans in eenige breedvoerige discusfie dezer materie in te laaten, raadzaamst geoordeelt hebben, U Edele Mog. te proponeeren, of U Edele Mog. zouden kunncn goedvinden, gezamentlyk met ons eene mfpecïis te neemen van hetnieuwe Bylandfche Canaal, en de verdere aldaar aangelegde Werken, als wanneer men vervolgers met het minftetyd verlies, en tevens met de meeste vrugt zoude kunnen delibereeren over den inhoud der Memorie, door den Heer van Hugenpo h onder den 6 April deezes jaars ingelevert, en de daar op geformeerde confideratien der Landmeeters van beide Provinciën* vertrouwende, ofïchoon U Edele Mog. verklaaren van den beginne af aan altoos in andere met ons verfchillende denkbeelden geweest te zyn, dat des niet min de tegenwoordige pointen in qutestie, op de gemakkelykfte wyze, langs dien weg vereffent zullen kunnen worden, te meer, daar de bevinding ten minften tot bier toe geleert heeft, dat de door ons voorgeflagen maatregelen een gewenschten uitfj ig gehad hebben, en wy voor het overige het genoe en hebben, met U Edele Mog. over het groot oogmerk in deezen, te weeten het behoud der Herwenfche Dyken, overeenftemmig te denken. By aldien U Edele Mog. opgemelde onze propofitie mogten geuteeren; zo nemen wy al verder de vryheid, U Edele Lee Mog.  ( 502 ) Mog. daar toe voor te flaan den 30 July aanftaande, als wanneer wy ons daags te vooren te Arnhem zullen laaten vinden, ten einde als dan met U Edele Mog. een tyd tot hec doen van de voorgeflaagen infpeétie te overleggen, en vervolgens te delibereeren over de maatregulen, welke tot verdere beneficeering van het Bylandfche Canaal zouden dienen werkftellig gemaakt te worden. Indien egter de geproponeerde tyd tot de infpeaie U Edele Mog. niet mogt convenieeren, zo verzoeken wy daar van hoe eerder hoe beter geinformeert te mogen worden, met bepaalins- tevens van den dag, welken U Ed. Mog. daar toe zouden gelieven vast te ftellen. Wzar mede, Edele Mog. Heeren, byzondere goede Vrienden, beveelen wy V Edele Mog. de befcherminge Gods. Gefchreeven in den Hage den 6 Juny 1776. Onderdond, U Edele Mogende goede Vrienden, De Commisfaris tot de zaa- De Gecommitteerde Raaden ken van het Pannerden* van de Staaten van Hoi fche Canaal en Spykfche land en Westvriesland. Dyken, wegens de Provincie van Holland en Was getekent, Westvriesland. ^ ^ RJyef.m Was getekent, J. P. van Boetfelaer. Edele  ( *03 ) Num- 7 Edele Mogende Heeren! Na dat wy laatstleden Vrydae den r dm n„,« ar r ü Edele Mog., Vervattende l^^^^Z -« voot den waarVenV0ff "I *" ^^^^en^S waaren a daags daar aan met de ordinaris Post ingekoomen ü Edele Mogende Misfive van den 6 dezes, dienende tot re" cZT °P , °nZ£ VM den 20 des afg^°pen «aands Mey, Werk rC 6- rCPareeren ^ VCrfchdde defing der Zalmoortfche Kribbe, in plaatfe van twee honderd roeden,,op ronderd roeden t>* bepa en. en wd in de R; ay van het beneden ei. de der ;ham van twintig du;zend guldens, welke wy aannemen terftond aan U Edens te zull n remitteeren, zo ras dee«?e honderd roeden voltrokken, en door ederzyds Kundigen behoorlyk opgenomen zullen zyn, terwyl wy egter gelyk als nog inhtereren moeten de billyke Conditiën, by onze Misfive m den 30 Augusus aan ü Edele voorgefteld, dat nameLk uit deeze conibutie geene confequeritien, ftrydig mee de aangegaane Conventie van den jaa-  < 205 ) jaare 177 r, noch ook andere illatien, zo ten opzfgte van het onderhoud dier Kribbe, als van eenige verdere gevolgen, zullen mogen afgeleid worden. Wy vertrouwen, dat U Ed. ons hier op ten fpoedigften eene rescriptie, behelzende derzelver gedagten en toeftemming omtrent dit een en ander, zullen gelieven te laaten toekomen. Waar mede, l-hog-Edek Geftrenge, 'enz. bevelen wy enz. Den 18 November 1776. Fff MJt.  C 106 ) 2. E. Edele Mogende Heeren! Secretrris Brantfen aan o?s by deeze Vergadering gecommuniceert heboende, het atfouifc van een Misfive door den Directeur der Fortificatiën in het Departement van den Nederrhyn en Ysfel, aan den Raad van Staten, nopens het aanfluiten van den Schutlyk op de Pley aan de Glacis v:n het Fort Geldersoort, te Westervoort gefchreven, en door den Secretaris Royer aan hem gezonden, met de confideratien daar op by U Edele Mog. gevallen,- . Hebben wy ten gevolge van dien op dat fubject laten opftellen de Project-Misfive aan den Raad van Staten, welke wy vermeent hebben by deeze ten fine van approbatie aan U Ed.Mog. te moeten mededeelen, zullende wy dezelve, by U Ed Mog. geaggreëert wezende, alsdan, om dezerzyds mede getekent te konnen werden, weder te gemoet zien. Ondertusfehen konnen wy by deeze gelc.^entheid niet nalaten, U Ed. Mog. te rememoreeren, dat ingevolge aflpra;;k op de laatde conferentie met U Ed. Mog gehouden, de Landmeter F Beyerinck aan den Landmeter Bolftra, al voor lang heeft toegezonden zyne confideratien omtrent de verKorginge van het afbrekende Oever voor de Pley, en het verzekeren van de Hoefden van den nieuwen Mond van den Ysfel, met de nodige Waterwerken, zonder dat daar op, gelyk vertrouwt hadden, eenig het minfte antwoord is ingekomen, veel min dat dien aangaande iets pofitiefs zoude zyn bepaalt geworden. Wy confidereeren dit Werk egter van de uitterfte noodzaaklykheid ; en fchoon het faifoen tot het aanleggen van Waterwerken wegens uanquement van het vereischte Hout te verre is ingeichoren, zo vermeneti wy evenwel, dat wanneer de doorgraving van liet nieuwe Canaal zal gefchkden, hec geen niet lang fchynt te zullen aanlopen, als dan de nodige pra-cautien, ten minden om by provifie de beide Hoofden aan den Rhynkaut voor het wegfpoelen te asfecureren, zullen dienen genomen te woiden. En zuilen wy over zulks hier op U Ed. Mog. antwoord hoe eer hoe beter afwagten. Wy voegen hier by vyf Rekeningen, de twee, en twee de vier Provinciën aangaande, waar op wy, voor zo veel ons aangaat, Ordonnantie ten fine van betaling hebben verleend, met verzoek, dat U Edeie Mog. die mede gelieve te examineren, en na bevinding te tekenen, voorts als dan de eerde aan ons, en de andere aan de Heeren Gecommitteerden 'sLands van Utrecht toe te zenden. En laatstelyk, by ons in confidcratie genomen zynde, dat de Adminidrateur Mr. Pieter van Hamel, niet meer, volgens zyn opgave, in Casfa van de tvee Frovincien is hebbende, als een fomma van ƒ 3659-0-0, en dat egter binnen kort meer als waarfchynlyk de tweede termyn aan de Aannemers van de doorgraving op de Pley betaald zal moeten worden, mitsgaders tot het Werk op den Bylandfchen Waard penningen nodig zullenwe- ztn  f M ) mi zo hebben wy, onder het welnemen van U Ed. Mog., hïet dndfeft* Itig geoordeelt, om in tyds uit te ilaan een fomma van honderd duizend guldens, waar in de quota van ü Ed. Mog. is bedragende ƒ73373-8-9 fa vertrouwen, dat U Ed, Mog. geen zwarigheid zullen maken , daar in mede te confenteeren, en aan den Adminiltrateur die Penningen, zo als gebruikelyk, te fourneren. Edele Mogende Heeren, Wy bevelen V Edele Mog. hier mede in Gcdes heilige befcherminge. Geichrevea te Zucphen den 2.7 April 1774. Onder flond, U Ed. Mogende goede Vrienden. De Gecommitteerdens tot het benehceeren van den Nedcrhyn en Ysfel, wegens de Provincie van Gelderland. Lager flond, Ter ordonnantie van dezelve. Getekent, //. m Brmtfefo fffa Edè-  < 2o8 > F. % Edele Mogende Heeren! hebben huiden Pieter Huyfers, aanneemer van de doorgravinge van de Pley tot een nieuwe Mond van den Ysfel, in onze Vergaderinge binnen geftaan zynde, onderhouden over den llegten ftaat, waar in zig zyn Werk aldaar bevond. Wy hebben in prefentie van de Landmeeters 'F. Beyerinck en Bolftra, nevens de Onderopzigters M. Beyerinck en H. van Stralen, aan denzelven ons misnoegen betoond, ter zaake hy tot nog toe, onaangezien het favorabele Weer en Water, het geen hy zedert eenige tyd had gehad, het Bedde van den tegenwoordigen Y.sfclilroom niet na behooren hadde geflooten en toegedamd; en dat wel verre van daar toe alle moeiten en arbeid aan te wenden en den goeden raad der Opzienders in agt te neemen, het voorfz. Bedde open bleef leggen; mitsgaders dat aan de verdieping van het nieuwe Canaal, weikers peil voor alsnog merkelyk mankeerde, geen, immers weinig hand wierd geflagen. U Edele Mog. zullen uit het Rapport, hetgeen den Landmeeter Bolftra heeft aangenomen, aan U Edele Mog. mondeling te zullen doen, omftan liger konnen werden geinformeert, wat ter dier occafie met gemelden Aanneemer al is voorgevallen en verhandelt. Wy hebben, confiJereerende, dat het voorfz. Werk in die fimatie niet langer konde blyven, dat het jaarfaifoen fterk avanceerde, en dat &. gevolgen, wanneer de tegenwoordige loop van den Ysfel niet fpoedig wierd gefloten , zeer te apprehendeeren waaren, den voornoemden Aanneemer afgevraagt, of hy zig in ftaat bevond, om de voorfz. fluiting, waar aan hy reeds zo veel weeken te vergeefs gearbeid hadde, te konnen doen of niet? waar op dezelve ons verklaart hebbende, dat hy dit niet derfde te riskeeren , ten waare hy den Schutdam boven in den Rhyn voor den Mond van het nieuwe Canaal leggende, kwam door te fteeken, en te removeeren ; Zoo hebben wy hem te gemoet gevoert, dat wy in zodaane doorft.eeking geenfmts konden bewilligen, dat het nieuwe Canaal, volgens de eenparige verklaaring der Opzienders, op verre na zyn diepte, zo als by de conditiën van befteding wierd vereischr, niet was hebbende, en gevolglyk, dat wy al nog van hem zouden verwagten, dat hy ten alfrfpoedigften zonder eenig tydverzuim tot het fluiten van de voorfz. Rivier kwam te procedeeren, en die met 'er daad te effeciueeren, of dat wy anderlints van nu af aan gerefolveert waaren, het zelve op zyn kosten te laaten doen. De voorfz. Aannemer, wiens toeleg ons alleszins maar fcheen te weezen om den Schutdam door te fteeken, en het Canaal in zyn ondiepte te laaten leg;en, hier op vertrokken zynde, hebben wy, om geen tyd te laaten voor by gaan, met den Landmeeter Bolftra gefproken over het emploijeeren van een bekwaam perfoon, aan wiens directie en opzigt de meergemelde toemaking zoude konnen worden toebetrouwt: en terwyl hy aan ons geen kundiger wist voor te flaan als eene Arie Koelewyn, zo hebben wy aanftonds ons daar mo  C 209 ) naedo ook gevoegt, hebbende welgemelde Landmeeter aangenomen, U Edele Mog. Jaar van rapport te zullen doen, en derzelver goedvinden dienaangtande af te wagten, terwyl ondertusfen de Opziendeis alhier gelast zyn, om ten eerften het Hout en de verdere materialen tot die toemaiïnge vereischt z»Hende woiden, te bezorgen, en verders aan voornoemden Koelewyn, zo ras hy hier zal komen , de nodige asfiftentie te doen. Wy hebben Vermeent gehad, dit een en andei by deezen ter kennisfe van LI Edele Mog. te moeten brengen, in hoope, dat het geen door ons ten dien opdgteis verrigt, derzelver approbatie zal mogen hebben. Edele Mogende Heeren, Wy beveelen U Edele Mog. hier mede in Codes heilige befchermingc. Cefchreevente Arnhem den ia September 1774. Onderdon d, U Edele Mogende goede Vrienden, De Gecommitteerdens tot het beneficeeren van den Nedtrrhyn en Ysfel, wegens de Provincie van Gelderland. Lagerftond, Ter ordonnantie van dezelve. Getekent, H. //I Brantfen» Ggg Bdp-  < 210 ) 2 G. i. Lo. Rapport van eene gedaane relze naa Arnhem, ter gelegenheid van de aanbefleedinge der toedamminge van de groote Geul op den Bylandfchen Waard. Edele Mog. Heeren, By uwer Edele Mog. Refolutie van den 3 deezer geauthorifeert zynde, om ter gelegenheid van myne reize naa Arnhem, tot by wooning der Befteedinge van de toedamminge der groote Geul op den Bylandfchen Waard, met Heeren Gecommitteerden wegens de Provincie van Gelderland in overleg te treden , op welke wyze het qaxtdeufè point nopens de fecureering des Oevers langs de Pley uit den weg genomen, en (onder approbatie van U Edele Mog.) het een of ander expediënt gevonden zoude kunnen worden; zo heb ik, alvoorens de befogne met welgeraelie Heeren te entameeren, de Kaart van den Oever ter wederzyden van het nieuwe Kanaal, welke onlangs op inftantie van U Edele Mog. door de Landmeeters van beide Provinciën is geformeert, naauwkeurig geëxamineert en vergeleken met die van den Landmeeter Beyerinck, welke Heeren Gecommitteerden van Gelderland by derzelver Misfive van den 15 September jongstleden aan U Edele Mog. toegezonden hadden. By dit onderzo-* is my alleszins gebleeken, dat U Edele Mog. met gegronde redenen, byderzeiver Misfive van den 3 deezer, op eene nadere henmeting van den Oever in quxstie aangedrongen, en de naanwkeurigheid der tot hier toe gemaakte Kaarten in twyffel getrokken hebben: gelyk zulks tevens aan U Edele Mog. confteeren zal, wanneer dezelven de moeite gelieven te neemen, om de Kaart, door de Landmeeters Beyerinck en van Stralen geformeert, te vergelyken met die van den eerstgemelden Landmeeter. Vervolgens op den 11 deezer door Heeren Gecommitteerden van Gelderland in derzelver Vergadering op het Stadhuis binnen Arnhem verzogt zynde, heb ik getragt aan welgemelde Heeren te doen zien, en breedvoerig geëlucideert, van welk een palpabel nadeel het door den Landmeeter Beyerinck geprojefteerdé Bleeswerk op den oostelyken Hoek van het nieuwe Canaal, als mede de afgraaving des Oevers ten westen, voor de vaarbaarheid van het zelve zyn zoude: alles op den voet als U Ed Mog. by derzelver Misfive van dei 23 der voorleden maand aan welgemelde Heeren onder het oog gebragt hadden. Dan, vermits ondanks dit alles, de Heeren Gecommitteerden van Gelderland by derzelver fustenuën bleeven perfifteeren, om, naamlyk, den oostelyken Hoek met een punt te fecureeren, en daarentegen den westelyken af te graven; zo heb ik eindelyk, by wyze van een conciliatoir,  ( an ) geproponeert, ora zo wel de oostelyke als westelyke Hoeken van het nieuwe Canaal voor als nog ongefecureert te laaten, tot dat de doorfny. ding geperfecteert zynde, men in ftaat zoude zyn, om naar gelang van den loop des Strooms, beter te kunnen oordeelen, welk eene, het zy ronde of hoekige gedaante, aan het oostelyke punt van het nieuwe Canaal gegeeven behoorde te worden: en inmiddels het Schaar ter wederzyden op genoegzaamen affland te fecurecren, beginnende van boven af, en blyvende vyf roeden van de refpeftive Punten of Hoeken van het Canaal. Deeze propofitie werd ten laatften, na vetfeheide discusfien, door Heeren Gecommitteerden van Gelderland geaggreëert, en dienvolgens gerefolveert, dat het Bleeswerk door wederzydfche Landmeeters in kco in dier voegen afgebakent, en vervolgens op de refpedive Kaarten getekent zoude worden: gelyk dit een en ander aan ü Édele Mog. nader confteeren zal uit het Extract der gehouden Notulen, het welk ik ten dien einde de eer heb hier nevens te voegen. Alleeniyk fchynt by dezelve Notulen vergeeten te zyn, het geen ik gemeend heb, uit naam van U Edele Mog. te moeten declareeren, dat 'er naamlyk van wegens deeze Provincie insgelyks een kundige Kribbaas, als Opziender, over de te maaken Bleeswerken zoude genomineert worden, ten einde behoorlyk toezigt te hebben, dat alles conform de intentie van U Edele Mog. gemaakt wierd. Ik heb, fchoon hier toe niet gelast zynde, geoordeeld zulks te moeten hazardeeren, bcgrypende dat van den aanleg van foortgelyke Werken , en de manier hoe dezelven bewerkt worden, grootelyks kan afhangen, of, en in hoe verre het oogmerk van U Edele Mog. daar mede beveirderd zal worden. Dus ik verrrouwe, dat U Edele Mog. deezen ui (lap gunlliglyk zullen gelieven te approbeeren, terwyl ik tevens de vryheid neeme, aan U Edele Mog. als Opzigter over de gemelde Waterwerken, te proponeeren den Kribbaas Arie Koelewyn, zig thans op de Pley bevindende, dewelke aan my als een zeer bekwaam en vertrouwt perzoon bekend is. Vervolgens toegetreeden zynde tot de gearrefteerde Befteedingen, is de toedamming van de groote Geul op den Bylandfchen waard , als mede het nodige Hout tot de fecureering van het Schaar aan de Pley opentlyk aanbefteed, relp.-étivelyk volgens de daar van geformeerde Beftekken. By het opgemelde Extract der Notulen van Heeren Gecommitteerden van Gelderland, zullen U Ed. Mog. mede gewag gemaakt vinden van eene gehouden deliberatie over de toedamming van den ouden Ysfel, en de manier hoe zulks by de tegenwoordige gefteldheid der Rivier, ter uitvoer te btengen. Dan, hier toe door U Edele Mog, niet gelast zynde, heb ik alleeniyk aangenomen , zulks ter kennisfe van U Edele Mog. te zullen brengen. Edog voorziende , dat U Ed. Mog. hier op myne confidemien zullen requireeren, zy het my geoorloofd, tot acceleratie van zaaken, by voorraad daar omtrent aan te merken: dat 'er zekerlyk in deezen flegts tweëerIcy wegen mooglyk zyn , te weeten , of met de voltooijing van het werk G g g 2 der  ( 212 ) der doorfnydinge in het geheel voor dit jaar te fuperfedeeren, mits in zodanig geval de reeds aangebragte Aarde uit den Ouden Ysfel wederom ten erneiüaal op te ruimen, en den Schutdam behoorlyk te fecureeren; cf deezen Schutdam dóór te fteeken, als wanneer de toedamming van den ouden Ysfel, volgens het oordeel van d;s kundigen , zou kunnen gefchieden, en de verdere diepte van het Canaal door uitbaggering geobtineert worden. Dit laatfte zou zekerïyk het beste, en daarenboven overeenkoriftig zyn met de Conventie van den jaare 1771, dewelke uitdrukkclyk zegt, dat de aanfluiting van den linker Leidyk te gelyk met het doorfteeken van den Mond van het nieuwe Canaal moet gefchieden ; echter hebben Heeren Gecommitteerden van Gelderland zich verklaard voor de eerfte der voorgeftelde manieren, die zekerlyt van verre uitzigt, en daarenboven de kostbaarfte is, nademaal het, myns bedunkens, van de Aanneemeren niet te vergen is, dat zy een' Dyk, die ze reeds ter lengte van omtrent vyf cn twintig roeden in de Rivier gewerkt hebben, ten hunnen koste zouden moeten amoveeren, of wede-om herftellen, zo min, als dat zy den Schutdam zouden moeten verzwaaren en bekrammen, vermits in alle gevallen by de Conditiën van aanbefteedinge niet bepaald is, op welke wyze" de toedanming van den ouden Ysfel mooglyk, en'tevens werkftellig gemaakt zoude moeten worden. Hoe zeer r.u U Edele Mog. zekerïyk het geftiptfeerde by de Conventie reclameercn, en op den tweeden der geproponeerde wegen infteeren kunnen ; zo zoude ik egter (onder verbetering) van gedagten zyn , dat het veiligst waara , in deezen aan Heeren Gecommitteerden van Gelderland te gemoed te komen, en aan derzelver fentimenten te conde?cendeeren, nademaal 'er door over en wederfchryven veel tyds verlooren, en dus by dit verre gevorderde Saizoen welligt in het geheel de gelegenheid benomen zoude worden , om het bovengemelde eni Dyks van vyf en twintig roeden , benevens de reeds gelegde Ryswerken uit den ouden Ysfel weg te ruimen, in welke geval zig deeze Provincie, geduurende den aanftaanden Winter , in een eminent gevaar bevinden zoude, vermits de opening door welke het Water naa den Ysfel pasfeeren moet, by eene peils hoogte van zeven voeten , thans niet meer dan zeven roeden bedraagt, welke belemmering zekerïyk niet vergoed zoude kunnen worden door de meerdere diepte, die 'er tusfchen dezelve opening plaats heeft. Ik heb eindelyk nog gemeen i,by deeze gelegenheid de Werken op de Pley en Bylandfche Waard te moeten infpefteeren , hebbende het genoegen , van U Edele Mog. omtrent dit laatfte te kunnen berigten, dat het zelve Werk in de uitterfte orde en met zo veel fpoeds , als de tegenwoordige hoogte der Riviere gedoogt, voortgezet word. Een Vak boven den geweezen , cn thans grootdeels gellegten Schutdam , had nog de vereischte diepte niet. Egter was men met twee Tonmoolens, en een gelyk getal Hoosbakken dag en nagt bezig, om het zelve uit te maaien, en daar door de verdere verdieping mooglyk te maaken; dus men hoop hadde, om, indien Weer en Watershoogte eenigszins gunftig mogten zyn, na verloop van drie of vier weeken, het Canaal te openen. Hoo-  C 213 ) Hoopende dat deeze myne verrigtingen eenigermaate aan het óógmerk Van ü Edele Mog. voldoen , en vervolgens derzelver gunftige approbatie wegdraagen zullen, heb ik de eer, my met verfchuldigden eerbied te noe« men. 'Edele Mog. Heeren, Onder ftond, Zwanenburg rjtver Edele Mog. zeer ootmoedige den 22 Oclober Dienaaf. Getekent, C. Brunings. Ilhh Extra  C 214 ) % G. 2. Lo* Extract uit het Verbaal- en Refolutieboek van de Gecommitteerdens tot het beneficeeren van den Nederrhyn en Ysfel, wegens de Provincie van Gelderland. Martis den n O&ober 1774. D e Gecommitteerdens deezer Provincie, in gevolge verfchryvinge op gister avond binnen de Stad van Arnhem gekomen en huiden te famen vergaderd wezende, om publikelyk, vermogens de Advertisfementen, zo in de Couranten als ter gewoonlyke plaatfen gedaan, te hefteden het toedammen van de Kreek of grote Geul op de Bylandfche Waard, mitsgaders de leverantie van het nodige Hout tot dekking van het Schaar op de Pley; Heeft Frans Godert van Lynde, Heere van Hemmen, Borggraaf, Rig. ter en Dykgraaf des Ryks van Nymegen de aanwezende Leden voor derzelver tydelyke en goedwillige comparitie bedankt; vervolgens voorgebragt en gelezen zynde, de rescriptie van de Heeren Gecommitteerdens van de Provincie van Holland van den 3 deezes, op deezerzyds Misfive van den 26 September daar bevorens, rakende het verzorgen van voorfz. Schaar met de vereischte Bleeswerken, of wel eigentlyk wat ftrekking aan die Werken zoude behoren gegeeven te worden, waar over zig eenig verfchil tusfchen wederzyds Gecommitteerdens, in voegen by die vooraangetogene Brieven met meerdere te zien, had opgedaan. Daar benevens geëxamineert wezende de Kaarte ter inftantie van de Heeren Hollandfche Gecommitteerdens door de Landmeters van beide Provinciën in de afgelopene week geformeert, en vervattende een nieuwe en preciefe opneming van den tegenswoordigen ftaat van bovengemelde Schaar; Hebben haar Edele Mog., alvorens tot die beftedinge te treden, vermeent, dat behoorde te worden onderftaan, of niet de verfchillende gedagten over de ftrekking der Bleeswerken door een vriendelyke fhikkinge uit den weg genomen zouden kunnen worden, en is dienvolgens de Infpefteur Generaal Brunings, als in deeze door de Heeren Hollandfche Gecommitteerdens geauthorifeert en zig thans hier bevindende, in derzelver Vergaderinge verzogt, welke aldaar dan ook gecompareert wezende, zo is het poinct in questie, of namentlyk de ftrekking van het Bleeswerk na het concept van den Landmeter Bolftra, dan wel van den Landmeter Beyerinck, zoude moeten worden ingerigt, in rype overweging genomen. Aan de zyde van deeze Provincie wierd vermeent, dat het project van Beyerinck voor dat van Bolftra preferabel was, daar ter contrarie de Infpecleur Generaal Brunings beweerde en ten kragtigfte aandrong, dat het Concept van Bolftra behoorde gevolgt te worden. De  De redenen, welke voor en tegen wierden bygcbragt, zyn wel over en weder wydlopig gediscuiieerr. Men heeft ook wel getragt, malkander tot een en dezelfde gedagte over te halen, dog te vergeefsch en buiten iucces. Eindelyk egter gelet zynde aan de eene kant, dat het meergemelde Schaar niet ongedekt konden blyven leggen, vermits anderfints de gevolgen daar van ten hoogden te apprehendeeren waaren, en aan de andere zyde, dat men ten minde famentlyk daar in was convenieeiende, dat men met geen gronden van zekerheid voor als nog, en zo lang het nieuwe Canaal niet was geperfecteerd en zyn volle beflag kwam te genieten, konde weeten, wat werking en effect het water aldaar zoude hebben ; is goedgevonden, ("zonder zig voor als nog te bepaalen of de qucestieule hoeken naar het Concept van Beyerinck, dan wel van Bolftra, verzorgt zouden dienen te worden) dat het meergemelde Schaar ten wederzyde met het vereischte Bleeswerk zal worden beflagen, zo en in dier voegen als door de respective Landmeters op de laatfte Kaarte hier voren gemeld, zal worden genoteert en afgetekent, ten einde daar na het Werk zal konnen worden gedirigeert, welverfiaande nogtans, dat ten wederzyden die hoeken ter diftantie van vyf roeden by provifie onbeflagen zullen blyven leggen, tot dat men de werking van de Rivier in het nieuwe Canaal (den Schutdam weggenomen zynde; zal hebben gezien, ten einde men zig als dan naar omftandigheden van zaken omtrent de Directie, welke aan dat Werk zoude behoren te worden gegeven, finaal zal konnen bepalen. Ondertusfehen zyn by deeze gelegemheid reflectien gevallen op de tegenwoordige gefteldheid van den Ysfel, en de bekommeringen, welke zig hoe langer hoe meer kwamen op te doen, of wel de gearrefteerde toedamming van die Pvivier met het geen verder daar toe vereischt wierd, waar van de Aanneemers zo fchandelyk den favorabelen tyd hadden laten verlopen, wegens het geavanceerde Sayfoen, en daar her water nog al hoog kwam te blyven, met eenige hope van facces ondernomen zoude konnen worden; dat de Rapporten daaromtrent juist niet zeer gunftig waaren, gelyk dan ook de Kribmeester Arie Koelewyn, aan wien de toedamming van de voorfz Rivier was aanbevolen, declareerde, dat het zeer bezwaarlyk zoude vallen en hy daar voor niet inftaan of verantwoorden zoude willen, dat nog voor den Winter die Rivier zoude konnen worden gefloten, ten dien effecte, dat teffens nog de mankeerende linker Leydyk, met den aankleven van dien geperfecteerd, mitsgaders het nieuwe Canaal uitgegraven en zodoende op zyn bepaalde diepte gebragt zoude konnen worden, voegende dezelve Kribmeester nogtans daar by, dat wanneer men zoude gelieven te refolveeren den Schutdam in den nieuwen mond te openen, voorts het nieuwe Canaal niet door uitgraving, maar door baggeren en beugelwerk op zyn diepte te brengen, hy meende, dat buiten extraordinaire toevallen, den ouden Mond nog voor den Winter fluiten, en te gelyk den Linker Leydyk, om te beletten dat door dien weg geen water op den Ysfel konde komen, in een volkomen ftaat ftellen zoude konnen. Deeze bedenkingen, als op zig zelfs van vry veel aanbelang zynde, by haar Edele Mog. in een ferieufe deliberatie genomen, ook daaromtrent de Hhha ge-  C 2IÖ ) gedagten van den Infpecteur Generaal Brunings gewaagt wezende, 2rn dezelve eenparig van gevoelen geweest, dat, gelet op de omftandigheden* waar in men wegens het jaa-gety verfeerde, de voorzigtigheid aileiints leheen te vereisfchen, dat men zig omtrent een van deeze twee pointen zoude dienen te bepalen. Te weten, eerftelyk: of om by provifie met het fluiten van den ouden Mond tot het voorjaar te fuperfederen, en inmiddels den Schutdam boven in het nieuwe Canaal leggende, op de beste en fecuurlte wyze in 2odane fufficante ftiat te (tillen, dac daar van geen doorbraak ofoverioop by eene hoge River te vrezen was, voorts zo zulks dicnflig of nodig mogt worden gecordeelt, te removeeren den grond , welke door de Aannemers reeds in de Rivier tot het formeeren van den linker Leydyk was aangcvoert, om dnar door asn den loop van het water by een hoge Rivier geen flremming toe te brengen. Of wel in de twede plans den bo /engemelden Schutdam van nu af aan te openen , ten einde zo doende met meerder faciliteit den ouden Mond te konnen fluiten, en a ^ ^ * 5- 4& 4é- 4|- 4|«4l- 5. 5- 4-è4 s- 4. 4. 5|. 4$ midden lengte 4.4.41.4 I-4-4 4 ^'J' 5' 4L51 51 41 4' 4' 4' 5' 5t 5' 5 6' * > 5' 5 5.5- 5- voeten diepte.' Dien zelfden morgen bevonden wy, dat het water in het nieuwe Canaal 7 duim laager was als te Arnhem, gemeten naar voorgaande vaste tekens, welke bepaalt zyn geweest, wanneer de oude Mond nog open was. Men zegt, dat den dag der opening het Water omtrent half drie aa.i de Steeg by Reeye is gekomen, zynde omtrent vier uuren gaans van den nieuwen Ysfel, en om vier uuren te Doesburg, alwaar vdór de opening hc-t water 4 durm beneden het punt van nul aan de Peilpaal geftaan zou hebben, en 's Morgens na de opening 2 voeten boven het punt van nu! Te Zutphen zoude het in de voornagt gekomen zyn, en te Deventer >s morgens heel vroeg. Van Zwol en Kampen hebbe ik nog niets hier omtrent vernomen. Zo U Eëele Mogende goed mogten vinden den Landmeter M. Bolftra herwaarts te zenden, om de twee in qutestie zynde bovenpunten der Mond te bepalen (dewyl die van Gelderland deeze punten met den eerften willen bcüaatO zoude nu tyd zyn deeze quastie met elkander op het best voor het Werk tè vereenigen. Den 5 October is weder een begin gemaakt rret het befiaan der Oevers langs den Rhyn, boven en beneden hec nieuw Canaal, door de Pley. De Commisfionaris Zmders heefc reeds een goed getal Vimmen hout opgekogt, ter vervuiling van da vier honderd ftwig Vimmen, welke by de Beftediog van den 15 September, wegens den hoogen prys zyn bedankt; do* daar van is nog niets by het Werk gelevert. De andere Leveranciers hen* ben reeds een goede quantiteit hout bygebragt. Zo verders iets aanmerkelyks by dit Werk mogte voorkomen, zal ik als voren, dit ten fpoedigften aan den Meer Brunings nulden. Ik heb de eer my met verfthuldigde eerbied tc noemen, Edele Mogende Heeren, Onder ftond, U Edele Mogenden Dienstvaerdige Dienaar. Westervoort den Getekent, 7 Otftober 17 7 5- Hendr. van Straalen. Kkkü At*  C 224 ) 2, K, 1. lo. Attefteeren wy Ondergefchreven, ingevolge de hooggeëerde bevelen van Haar Edele Mogende de Heeren Gecommitteerden tot beneficeering van den Nederrhyn en Vsfel, wegens de Provincie van Gelderland, en de Edele Mogende Heeren Gecommitteerden in het werk der Rivieren, wegens de Provincie van Holland enWestvriesland; Dat wy in de maand Mey deezes jaars 1776. hebben geinlpecteerd en by waterpasfing geëxamineert, of het werk der doorgraving door de Pley door de Aannemers volgens het daar van zynde Beftek was opgemaakt, en hebben by meting en waterpasfing bevonden: Eerftelyk, dat de Dwarsdyk fchietende uit den ooster Leydyk bovenwaarts tot aan de Glacis van de Westervoordfche Schans, doorgaans is ter hoogte van 23 voet naar de Arnhemfche Peilpaal met een voet Tonneronte daar en boven, dorceerende aan de buitenzyde op iedere voet hoogte 6 voet, en aan de binnenzyde 3 voet, edog op de eene plaats wat ruimer en op een andereplaats wat fehaarfër, egter zo, dat dezelve aan het Bedek voldoet. Ten tweden, aangaande de Leydyken, zo langs de oost- als westzyde van het Canaal, hebben de Ondergefchreven doorgaans in hoogte en zwaarte verre boven het Bedek bevonden, uitgenomen aan het benedeneinde, alwaar dezelve juist de vereischte hoogte en zwaarte volgens het Bellek hebben. Ten derden, het wederzydfche Maayveld betreffende, hebben de ondergefchreven doorgaans bekwaam in hoogte gevonden. Egter aan, het boveneinde van het Canaal, alwaar de grond uit de natuur hoger is verre boven de 13 voet, en zelfs tot 15 a 16 vo:ten, dog na beneden afdalende tot 14 & 13 voet, uftgezondert daar het Maay veld door den ouden Ysfel geweikt is, zynde aldaar door het vast in een klinken der Aarde gezakt tot eenige duimen beneden de 13 voet, houdende egter aan den voet des Dyks de hoogte van 13 voet. Ten vierde, ook hebben de Ondergefchreven geëxamineert den Rysberm, leggende in het Maayveld der toedamming van den Ysfel langs de Stroomlinie, en denzelven bekwaam cn aan het Beftek voldoende bevonden, in deszelfs form als zwaarte, uitgezonderd dat de Deklaag eenige duimen boven de 8 voet is leggende, als ook dat 'er een genoegzaame quantiteit grove Puin en Steenbonkcn voor denzelven geftort is. Ten vyfden, ten aanzien van het gegraven Canaal, dat deszelfs bovenbreedte of wydte ad 30 roeden en wederzydfche dorceringen, ciat is aan de oostzyde op iedere voet hoogte 3> en aan de westzyde op iedere voet hoogte 5 voet, agtervolgens den eerden Articul van het Beftek, moest gemaakt worden, offchoon de Ondergefchreven als Over- en Opzienders, by het maken daar voor, zo veel mogelyk was, hebben zorggedragen, gebk ook dezelve voor de opening zodanig geweest zyn: Egter gedurende deeze Winter zo wel aan de oost- als aan de westzyde, op fommige plaatfen door den Stroom is ingefchaart, formeerende een deilen Oever, en zelfs op fommige plaatfen tot in het Maayveld is ingebroken, en waar door de dor-  ^orcering is weggenomen, dog het welk geenfmts Volgens het óórdeel der aan df t™T is' ^lyk ook niet da: boven aan den Mond van het Canaal langs den west-oever, zoverre die Oever, voor de opening van het Canaal, ter honnr^ «,n „ . j_ él » ft. n éï k n , noogte van ongeveer tien voet aan de Arnhemfche Peil met Ryshout gedekt zynde, de Voorlinie van dit Mavveld boven dit hout met de hoge Uivier cn Ysgang gedurende deeze Wil ter is afgelopen. En aldnszonden de Ondergefchreven van oordeel wezen, dat dit Werk naar inhoud van het-Beftek is op gemaakt en aldus voltooit zynde, onder approbatie van U Edele Mogende, voor opgenomen zoude kunnen gehouden worden. & Belangende de meerdere diepte beneden de vier voeten Arnhemfche peil daar van zullen de Ondergefchreven de eer hebben, U Edele Mog.eerstdaags naare beregening ter hand te ftellen, dewyl dezelve voor als nog niet in ordre is gebragt, alzo het winderige wéér de Ondergefchreven gedurig belet heeft, door nauwkeurige waterpasfing het waare verval te zoeken, dewyl de in den jare 1775 ingeheide posten door den Zwaren Ysgang in February 1776 zyn aan Rukken en weggeraakt. De Ondergefchreven in deeze provifioneel aan de geëerde bevelen vari U Edele Mogende voldaan hebbende, hebben de eer zig met alle verfchul•digde eerbied en waare hoogagting te noemen, Edele Mogende Heeren, Onderilond, Arnhem den Uwer Eedele Mogénden ootmoè- 6 JUDy digfle Dienaaren. Getekent, Frederik Beyerinck. als Overopziender.' Martinus Beyerinck. Hendrik van Straalen* t 1 Sup.  < 226 ) 2. K. 2. lo. Supplement tot de Attesten wegens de opening van het IFerk der doorgraving door de Pley, welke de Ondergefchreven op den a Augusty 1775, als med' op dtn6 Juny deezes jaars 1776, aan U Edele Mog. hebben ovtrgelevert. De Ondergefchreven hebben in haar overgelevert Attest in dato den 6 Juny 1776, betreffende de opneming van den nieuw gemaakten Ysfel, V Edele Mog. te kennen gegeven: dat zy als toen nog geen calculatie f om redenen daar in vermeld) hadden kunnen maken, wegens de meerder uitgegraven diepte beneden de Arnhemfche peyl van vier voer. Hebben als nu de eer U Edele Mog. daaromtrent by wyze van een fuppleincnt tot het gemelde Attest van den 6 Juny 1776 te notiüceeren, dat zy by nauwkeurige examinatie uit hare peiling, in bet laatst der maand July 1775 gedaan, cn waar van zy op den 2 Augusty 1775 een Attest hebben overg-levert, waar aan zy zig by deeze refereeren, als nu wegens het gevonden verval, uit welk een en ander is gebleken, dat wegens het gevondene verval doorgaans, of gemedieert van die gefielde diepten in het Attest van den a Augusty 1775 moet worden afgetrokken 7| duim. Dit gedaan hebbende, zo hebben de Ondergefchreven bevonden, dat uit dit Canaal beneden de Arnhemfche peil ad vier voet is uitgegraven een getal van twaalf duizend agt honderd zeven en tagtig fchaften Aarde; en alzo de ondergefchreven al verder by berekening hebben bevonden, dat de Aannemers, wanneer eerst f iaoco. o- o van de Aannemings- Penningen ad ƒ 21 8oo- o- o worden afgetrokken, wegens Materialen van hout, ckc. tot toedamming van den ouden Ysfel, als wegens den Rysberm voor het Maayveld der toedamming en het ftorten der Steenbonken voor denzelven, ckc het welk zo zeer de uitgraving niet betreft, en waar van gevolglyk de Aannemer wegens de diepere uitgraving niet konde profiteren, het welk zo wel door de Aannemers als door de Ondergefchreven aldus is begrepen en op / i2ooo. o- o begroot; en aldus zoude ieder Schaft aan Geld belopen 42$ Huivers, waar by dan nog gevoegt volgens den eerften Articul in het Beftek ^ verhoging voor de meerdere diepte is 56^ fluiver voor iedere Schaft Aarde beneden de Peil van vier voet uitgegraven; en aldus blykbaar, dat den Aannemer nog boven zyn Aannemings - Penningen ad ƒ217800- o- o zoude competeren een fomme van / 36405- o- o, en hebben de Aannemers op vertoning deezer Rekening (na dezelve eenige tyd in deliberatie genomen te hebben) betuigt, daar mede genoegen te neemen. Ver.  ( 227 ) Verhopende hier mede aan het Hooggeëerde bevel van LT Edele Mog» te hebben voldaan, tekenen zig met verfchulde eerbied, Edele Mog. Heeren. Onder ftond, U Edele Mog. ootmoedige Dienaren, Aclum Wester- Getekent, voort den 20 Fred £eyer;nck) &h JW Over-Opzigter. Mart. Beyerinck. Hendrik van Stralen. Lila ter-  ( sas ) 2. Verbaal van het geiefoignèeerde in een Conferentie door de Heeren Gecommitteerden van de Provincie van Gelder' land, mitsgaders van de Provincie van Holland en Westvriesland over het Werk der Rivieren op den 22 May 1777 en eenige volgende dagen binnen de Stad van Arnhem ah anders met malkandeen gehouden Donderdag den 11 May 1777. PRESSENTEN. Uit Holland. De Heeren, Van Boetfelaar , Heer van Nie'veen en Repelaar. nevens Brunings, Infpecteur Generaal der Rivieren. Uit Gelderland. De Heeren, De Borggraaf van Lynden, Heere van Hemmen. De Burgemeester Pieck, Romvenoort tot Ulenpas. Cappelle tot Dort. De Landdrost Bentinck. Borgemeester G. Tulleken. nevens In de Betouw Schomaker 1 Secreta- en Jrisfen. Brantfen D e Gecommitteerden van bovengemelde twee Provinciën, ingevolge verfchryvinge gister avond binnen de Stad van Arnhem gekomen en huiden te famen vergadert zynde, heeft Frans Godert van Lynden, Heere van Hemmen, Borggraaf, Richter en Dykgraaf des Ryx van Nymegen, de aanweezende Leden voor derzelver tydelyke en goedwillige comparitie bedankt, en vervolgens voorgedragen, de redenen, welke aanleiding tot deeze byeenkorast hadden gegeeven, hier in beftaande: Dat op den 29 Maart deezes jaars was ingekomen een Misfive van de Heeren Gecommitteerden van Holland en Westvriesland, gefchreeven in den Haag des daags te vooren, en houdende, dat vertrouwden, dat men aan Gelderfche zyde , de verfcheide Werken , welke zedert de aangegaane Conventie van den jaare 1771 tot redres der boven-Rivieren waren aangelegt, mede van het uitterffe belang zoude confidereeren; en dienvolgens wel toeftemmen zoude willen, dat alle dezelve een byzondere oplet. ten-  c 119 ) enheil waren vereisfchen.de, niet alleen voor zoo verre het onderhoud van die Werken betreft, nuar ook voor zoo verre in het vervolg nog het een of ander werkftellig gemaakt zoude moeten wordên, om dezelve, zoo veel mogelyk, tot volmaaktheid te brengen. Dat zy Gecommitteerden over zulks gemeent hadden te moeten voorHaan, of men alhier insgelyks n et zoude konnen goedvinden, om wederom in deezen jaare, even gelyk in het voorleden jaar r;.7d, gezamentlyk een occulaire infpe&ie te neemen van alle de Werken, zoo wel van die geenen, weke uit hoofde der voorgemelde Conventie gemaakt waren, als van dezulke, welke haar betrekkinge hadden tot de maatregulan, die men op de Conferentien van Augustus 1775 omtrent de Spykfche Werken hadde genomen, proponeerende teffens daar by, wanneer die voorflag mogt worden gegouteert, den dag van huiden tot zodane bye;nkomst, teneinde om met malkanderen te over/eggen, op weike wyze de gemelde infpectie ten meeaten nutte genomen zoude konnen worden. ' Dat de Ueeren Gecomraitreerden van Gelderland, ingevolge derzelve Refcriptie van den i5 April daaraanvolgende, ook geen zwaarigheid gemaakt hadden, zig zoo ten aanzien van de zaak op zich zelfs,als devoorgellagene tyd. met de Heeren Hollandfche Gecommitteerden te voegen. En terwyl thans de bepaalde dag kwam in te vallen , hy Borggraaf zig verheugde de refpeétive Leden in zulk eene goede welftand alhier te mogen rencontreeren, niet twyffelende, of dezelve zouden alle in het generaal en ieder in het byzonder het haare tragten by te brengen, ten einde het voor gefielde oogmerk, waar toe deeze importante en kostbare Werken waren aangelegt, op de beste en bekwaamfte wyze zoude kunnen worden bereikt, en die zaaken tot een gewenschte perfectie gebragt. Waar mede, na dat voor af de Heer van Boetfelaar het gunt voorfz. op het vriendlykfie had beantwoord met betuiginge, dat het de Hollandfche Heeren byzonder aangenaam was geweest, dat men aan derzelver inftantien tot het houden deezer Conferentie wel had willen defereeren, tot die befoignes getreden en de gedagten der Leden omtrent de behandelinge der zaaken inge • nomen zynde; is goedgevonden op morgen ogtend te zamen infpeftie tegaan neemen van het nieuwe Canaal of Mond van den Ysfel op de Pley met den aankleeven van dien, voorts op aanftaande Maandag mede te gaan vifiteren de Werken op het Spyk, mitsgaders op, en omtrent de Bylandfche Waard met het geen daar toe was fpecleerende. En is dien onvermindert gerefolveert thans te procederen tot het op neemen en af hooren van de Rekening van den Adminiftrateur Mr. P. van Hamel, wegens zyn Ontfang en Uitgave, gedaan ten behoeve van de twee Provintien Gelderland en Holland en West vriesland, betrekkelyk tot de Herwenfche en andere nieuwe aangelegde Werken, gelyk dan ook dadelyk is gefchied, zynde de voorfz. Rekening geleezen, opgenomen en in ordre bevonden weezende, huiden geilooten, en door de aanweezende Leden getekent, met last aan gemelden Adminiftrateur, om het flot van dien in zyn volgende Rekening voor ontfang in te brengen en te verantwoorden naar behoren. M m m yry.  ( 230 ) Frydag den 23 May 1777. PRiESENTEN. Als boven. J)e Heeren Gecommitteerden van beide Provinciën huiden op de PIev by een gekomen weezende, en een generale infpectie der Werken aldaar hebbende genomen, voorts overlegt, wat ten dien opzichte zoude konnen en behooren gedaan te worden; hebben na gehoudene deliberatie rroed. gevonden, de Landmeeters der twee Provinciën te gelasten, gelyk *elast worden kragt deezes, om in de eerfte plaats, zoo ras het Water daar toe bekwaam zal weezen , een generale Infpecïie, zoo der Aarde als Waterwerken aldaar te doen, en te examineeren, of en welke Defeaen zi^ dair aan bevinden, die noodzakdyfc gerepareert zouden dienen te w ^n voorts op wat wyze zulks het beste en met de meeste me age gedaan zoude kunnen worden; *cl,«g* ge-aan Ten anderen na te zien het Sluisje leggende aan het beneden einde van den regte, Leydyk, „aar aan, volgens het opgeeven van den Op eX verfcheide Defeden zig'zouden bevinden; P 'cnucr, Ten derden, alzoo de Eigenaars der Weilanden boven den Veerdam ec. legen, „aar aan de „aterlosdnge, door het aanfluiten van den li„,ier Levdyk „as benomen klaagden, dat derzelver Landen daar door k„„ b erven, zyn dle Landmeeters insgeJïks gelas( ^ ™ het daar mede » gelegen, mitsgaders hoe, en „aar aldaar een deuket met byvoegmg van een beftek nevens een overdag, „at kostenT „ * na haar gedagten „el zoude bedragen; Ten vierden en huscelyk by Haar Edele Mog. vaswe/ïeld zvrde «** vastgefleld „ord hy deezen, dat ten behoeven en ter ZL"1 ,f cl van e twee Provinciën zullen 2y„ e„ blyven de ,*£ va» de Glatas van het Fott Geldetsoort, mitsgaders de reg e/eöTr CE Leydyken, met ahe het Land kggende voor de geme'de Dam en Dvken tot op het Oever, zullende de boven kant van dien Dam en relf Le, dyk met een bek„a,me Sloot of Graave van het andere Laad dr T de E.genaars zal verblyven, „orden gefepareert, in zoo verTz„!^ behooren nog „iet gefchied mogt zyn, ter„y, over de nZ UyLïl de mefures da;r omtrent re n,-*m0„ u ^ 1 leydyk en Ceoflche Heezen "S^,^* * ^ ^"tóJ «< * Hebben Haar Ed. Mog. over zulks de PPmPn« t «*«. de tneet ng eu opneming o^^^^". - "* reeds gedaan narW >-« .0 •* ,> oor eer->Se l;me» b<-uauu , naaer te revideeren en Ipec aal cm m ren. hoe r i ^ m'11 °P re maaken en te rotee- S^SX^ITX?*'Eigenaar óoor d£ twe- - worden, mfts^Ie 3''IZHZT»* T « ™«-Hm en resten, om ,e j£ TJfiZ tZtZ mes  C 231 ) met byvoeginge van derzelver Confideratien, en doende van alles fchrifteJyk rapport, ten einde net zelve, gezien en geëxamineert zynde, men als dan daar omtrent zal konnen delibereeren en refolveeren, als men na bevind van zaaken zal vermeenen te behooren. En zal van voorfz. Poincten extraót aan de voornoemde Landmeeters worden mede gedeelt om zich daar na te reguleeren. Maandag den 26 Mey 1777* PRESENTEN ^ Als vooren. JL/e H-eren Gecommitteerden, ingevolge affpraak op het Syk in het Hollandfche Jagt te famen gekomen weezende, hebben derzelver Befoignes gereentameert, en hebben de Heeren Gecommitteerden van Gelderland by die gelegenheid voorgedraagen, en aan de Heeren Hollandfche Gecommitteerden communicatie gegeeven: dat in de maand van February laatstleden, zig a/omme gerugten verfpreid hebbende, dat de Bislykfe - Dyk ruim een uur beneden de Stad van Wezel aan de regter Oever van den Rhyn gek gen, cn waar door niet alleen een groot gedeelte van de Provmtte jan Gelderland en Overysfel wierd gedekt, maar ook de boven-Rivkt aldaar zyne bepaaling behield, om het water naar behoren na deszelfs beneden-Rivier-takken af te voeren , zich in een gevaarlyke toeftand bevond, zy Gecommitteerden om met eenige zekerheid daaromtrent te weezen geioformeert, den Landmeeter Martinus Beyerinck in ftilte derwaarts hadden gezonden. Dat uit deszelfs rapport en Kaartje figuratief aan Haar Ed. Mog- zoude kunnen blyken , dat die Dyk en het daar voor leggende Waterwerk, fchoon maar naar het oog, zonder eenige meetinge of peilingen opgenomen, zeer liegt was ge/telt, en deszelfs gevaarlyke toeftand, wanneer daaromtrent de nodige voorzieninge niet wierde gedaan, zoo het fcheen, zeer te apprehendeeren was. Dat Haar Ed. Mog. zich zouden konnen rememoreeren, dat die Dyk meermalen het voorwerp van derzelver deliberatien was geweest, dat ook daar over wel met de Krygs en Do^ah-Kamer te Cleeve vetfeheiden Brieven waren gewislelt; doch dac dit van weinig of geen vrugt bevonden zynde, in den jaare 1771 door de twee Provintien by derzelver Misfive van den 27 December op dat fubjeél, direft aan zyn Koninglyke Majefteit van Pruisfen was gefchreeven. Dat die Misfive door Hoogstdezelve den 13 April r7?2 zeer gratieuielyk was beantwoord, met byvoeginge dat Hoogstdezelve wel een herhaalt bevel aan de Krygs-en Domain.Kamer had laten afgaan, om dien Dyk zonder tyd verhes voor te neemen, en aan de onvermogende Bislykfche Schouw een Fonds tot goedmaking van de vereischte kosten aan te wyzen , maar dat nogtans van dezerzyds billyke manier van denken verzekert was, dat men van deeze kant tot bevordering van zulk een gemeen en nuttig werk, waar inde onderdaanen deezer Provintie voornaamlyk waren geconcerneerr, niet ongenegen zoude weezen, ie s mede toe te brengen. M m m 2 Dat  C 232 )'..-. Dat Haar Ed. Mog. kennelyk was, dat van dien Briefden t Mey jT7i aan de Heeren Gecommitteerden van Holland een affchrift was gezonden, welke dan ook wel by derzelver refcriptie van den ,5 Mey daar aan volgende aan de Gecommitteerden van Gelderland haare confrdeLien hadden medegedeelt; maar dat die zaak daar by tot dus verre was verblee- l7k^eaaDvTensTn i0 hetZenre ™ geinformeert ^^rde», dat de BislyJuche Dyk - Schouw ter voldoen.nge van zyne Majefteits ordre dadelyk de handen am het werk hadde geflagen, en dien Dyk, zoo veel mo^clvk verzorgt gelyk mede daar in van tyd tot tyd hadde gecontinueerd En oflchoon by het rapport van den Landmeeter B yerinck was t zien, da zich de voorf,. Dyk ftoel dat werk by aanhoudenheid niet kwam té onttrekken, maar met 'er daad verfcheide defetften hadde tragten te herd van haar PoLLr onder zoodanige zwaare lasten kwam te fuccumbee- Dat zy Gecommitteerden over zu'ks vermeent hadden {?» * 1 . hy dezen ter kennisfe en deliberatie van Haar Ed. Mog. h^hZ^ ten brengen, ten einde met malkanderen te overlegd of én zoo k jat er m een zaak welke aan de eene kant op zS zelfs wel' was van' de unterfte importantie wegens de ruineufe gevolgen en de verkeerde direate en loop van de boven-Rivier, welke in cas van een doorbraak, daar üitonvermydelyk te wagten zouden weezen, doch die aan de andere zyde even wel veel omzigtigheid fcheen te vereifchen, het best en bekwaamfte gedaan zoude konnen en behoren te worden ocuwaamite Deeze propofitie geleezen en daar over gedelibereerd zynde, heeft aanleidinge gegeeven dat daar op by de Heeren Gecommitteerden L Holdenf Ine^n ' Xie'nen bedenk^en' waarom zi<* ^ die zaak nierkonden in laten, zyn gevallen, welke over en weder wydloopig zyn gediscn«eert, zonder dat echter dien aan aangaande iets gecon/fareert heeft konnen worden hebbende de Heeren Hollandfche Gecommitteerden alleeniyk verklaart: dat wel mogten lyden , dat de voorfz. prooofitie en Raoport van den Landmeeter ten verbaale wierden geinfereert; dat ook niet zouden nalaaten daar van rapport te doen aan hunne HeerenPrincipaalen, doch dat zy daar omtrent niet gelast zynde, zich in deeze zaak, noch ook in eeni*e opneemmg van den voorfz. Dyk door hunne kundigen, konden inlaaten. IZ l ? , inflamiCn dCr Heeren Committeerden van Gelderland, In bedenking gaven, of niet het best ware, dat welgemel. de Gecommitteerden de zaak zelve lieten opneemen, en deswegerfs met die van Cleeve, waar het mogelyk, een Pian vast Helden; dat zy vervolgens daar over met de Provintie van Overysfel correspondeerden, de welke daar by het meest gehtere^ert zynde, ook daar in, zoo niet tot aHe andere werken, behoorde te contribuceien, en dat zy Heeren GecomSt£2Ö GeldrkmU d0eZ2 Zaak '*n Jier V0£*en maturiteit geZl n Tl'' ZT h3ar geJ,ef ien tc ^^«niceer^en, wanneer zy a men al het zelve ter kennis* en deliberatie van de Heeren haare Principaalen te zullen brengen. En is hier by deezezaak provifioneel verbleeven , zynde door de Gelderfche Heeren Gecommitteerden dit declaratoir overgenomen, om daar over  C 233 ) over in den haare gedelibereert en gerefolveert te worden, ais na bevind van zaaken zouden vermeenen te behooren. Vervolgens over de Spykfche Bleeswerken, na gedaane infpectie, voof zoo vare de hoogte van de Rivier dit heeft toegelaaten, fpeciaalyk van hftt gevallen gat agter de bncdenfte krib, gedehbereert zynde, hebben Haar Ld. Mog. eenpaanglyk vermeent, dat zoo fpoedig als mogelvk en het wa ter bekwaam is, de voorfz. Bleeswerken en teffens ook by die gele-en beid de Oever van het beneden-Spyk, welke meer komt in te fchaaren en een ftdeelige holle gedaante fchynt te neemen, door wederzyds kun' dIgcn met alle naauwkearigheid zouden behooren onderzogt en opgenomen te werden, doende daar van met byvoeginge van haare confideratien en een begroting derpnefumtive kosten fchriftelyk rapport. En zyn de i/eeren Gecommitteerden van Gelderland verzogt, gelyk ook hebben aangenomen, daar over ten eerften aan die van Cleve te zullen fchrv* ven, omUsrn mede.e wiUen concurreeren en tot ^ einde > men dagpmn&happeJyk te bepalen, gevende daar van als dan ten fpoe digta, kenn sfe aan de Heeren Gecommitteerden van Holland en Utrecht Wyders hebben haar Edele Mog, ten aanzien van het Bylandfche Canaal eerftelyk gerefolveert, den Heer van Hugenpoth van Aart te auftorifeeren gelyk geaucthonfeett word kragt deezes, ten einde de befchadigde Leydam' men ten fpoedigfte te laten repareeren, en die reparatie, zo als voormaals is gefchied, by parcee/en aan te hefteden. Ten anderen is verftaan, dat de Waterwerken in, en hy het gemelde Ca naai, door wederzyds kundigen zullen worden opgenomen, met foeciale last om agt te geven, of de Oever in het Canaal beneden het Huis Bimmen niet met een ligt beflagwerk, voor infeharing diende te worden helvaart, en a/zo het ferpenteren van den Stroom aldaar in tyds voorgekomen 3. Dewyl men bevind, dat de Oever en het Millingfche Schaar, aRvaaf de Stroom zyn aanval heeft, hoe langer hoe meer tot merkelyk nadeel van de Rivier word afgegraven, zyn de Heeren Gecommitteerden des Quartiers van Nytnegen verzogt, het daar heen te helpen dirigeren, dat zodanig fchadelyke afgraving door die gene, welken zulks zoude mogen aangaan, worde tegengegaan en belet. 8 4. En eindelyk hebben haar Ed. Mog. wederzyds Landmeters gelast, gdyk gelast worden by deezen, om de jaarlykfche peilingen der Rivieren te doen, zo ras zy de hoogte van het water daar toe de bekwaamde zullen oordelen. En zal hier van, gelyk ook van bovenftaande Poincten extract worden ter hand geftelt aan voornoemde Landmeters om zig daar na te reguleren. Waar mede deeze Befoignes geëindigt wezende, hebben de respeétive Leden van malkanderen affcheid genomen , en zyn alzo op dato als boven gemeld van een gefcheiden. 6 * Nnn Onder ftond, My prafent, Was Getekent, H. W. Brantfen. Me-  C 234 ) 2. M. 1, lo. Memorie fpecfserende tot het Verhaal van een gedane Infpectie der Bleeswerken langs het boven - Spyk en daar op gevolgde conferentie op den 22 en 23 Au. gustus 1777. en ov er gelever t aan die Edele Mogende Hee-en Gecommitteerden tot beneficeering van Nederrhyn en Tsjel wegens de Provintii van Gelderland door de ondergefchreven Landmeters. Edele Mogende Heeren! Ten tyde der Conferentie in het hoofd deezes gemeld heeft de Heer Brunings onder anderen voorgefteld: dat overmits de bovenfte van de gemeen fchappelyke Kribben het water niet verre genoeg uitzet, om door de daar op volgende benedenfte Krib opgevangen te kunnen worden, proponerende derhalven, of dit gebrek niet behoorde weggenomen te worden door het verlengen der bovenfte dier Kribben met 25 roeden. Hier omtrent oordeelden de ondergefchreven nodig te zyn, dat dit gebrek wierde weggenomen, maar gevende teGèns in confidentie, of zulks nH beter door het leggen van een Krib tusfchen de twee bovengenoemde Kribb n, zo als het hun althans tOLfcheen, zoude zyn te effectueeren; dog hi,r over eemge debatten over cn weder gerezen zynde, is eenparig goedgevonden, beide deeze Concepten in het Verbaal te infereren. De redenen , waarom de Ondergefchreven niet wel konden con/brmereu in de verlenging der bovenfte Krib met 25 roeden, was de fterke aangroey der Zandplaat tegen en beneden den Rave-Poll, welke zig al vry ver na den Zuid • Oever emendeert en denzelven vry hol doet infeharen. Vermits nu aan het beneden einde van alle holle ir.fcharende Oevers een ulfpringende bogt geboren word, waar aotcr deSpxie, welke uitdien hollen Oever brekende rust, waardoor de Rivier aan die zyde benedenwaarts verlamt en de ftroom zoetvoerig, dog gewis en offchoon ongemerkt echter kjagtig, na de overzyde word gedirigeerd. Naar mate nu de holligheid van den inbrekenden Oever avanceert, en dat dè Geul der Rivier benedenwaarts aan de tegen overzyde diep en kort langs den Oever is; naar mate is de aanval op dien Oever min of meer gewigtig: en in dusdanig een bricolleerende Stroom zyn de Kribben van weinig eftlét, om den Stroom uit te zetten, maar is te wagten, dat de Stoom de Krib gepasfeert zynde, ten eerften byflaat. Befchouwt men nu deeze fimatie in de Kaart door den Landmeter Frederik Beyerinck gemaakt, en neemt men in aan. meiking, dat de directie van den Stroom niet parallel met den Oever, maar met eenBricol van den Zuid- na, en op den N„ord-Oever aanvalt; en aldus moet z-g de Stroom op deeze Kribben en Oever we Ier om drayen, het  C 235 ) bet welk volgens oordeel van de ondenrefchrevpn h*. a ^-^4% kan gedaan woréen.t^^^T^' waarom de Ondergefchreven ook ve meenden W ^ tegenka,1£inS> «» ichen Krib mct zyn punt m ^™C"'f. ^^P-Jecteerde t»s- Knbspunéïen behoede geb agc te lden „ " ,W benede«- beiden oever fecuur de', en den Stroom 7 ? ^ ' ^ tMfchendirigeert, waar door deze ve h me " °? * K'* ujtzLngvan den Stroom I i r !T 0ntfan^ ^t afkering en toffe*.LWdè-fcibacrLfcl G eeldCn de 0flde^'even-een 25 roeden wordhetTd* T^*' * Kdb m« derik Bevcrinck .22^ *, " ' *** den Landn*"' Pre- „onren, doof 50 roeden (dog van welke 50 roeden een lengte van meer dan Tri I gevonden word, al waar de Voorlinie, tot de peil van o vo t m dne voerdiepte is, enin de agterlinie de grond genoi^n de " * ovüetbereikt, cemyJ de overi_e , * rpƒ v g ' de h°°^e van Werk verbonden en maar ihfJ^^L^ .f^-^ in hec daarom in prys met de Krih* ? b 15 te conri^reren, en cvn Fiyj. met de Knbs verlenging geen eroot vprfr-Mi wordende echter hier door de eeheele O f f ?, Z°U gCeven' den Windflag gecxooreer t a ft ^ aa» ui«ng door ë ^exponeert is., gedekt, mi-sga.iers het Pak - nf m kragtdad.g verfterkt en fecuur geftelt v™, • h / of LJeeswerk bonden word, welk werk and tc 7 1 1 " aafle^a*Ver- deel g, maarlwa , I S & * * voor- g, maar zwa, hebben bevonden, en wel zodanig dat de tweed* OM„ gelclneven zoude vreezen, dat wanneer zelfs lieer K^l IZXT^ r ^ b0Veöfte mmW' I^ib verlengt was dit laatstgenoemde Werk, waneer het niac byzonder "Z£ voorzien feven ais.in dèn gep3sfeerden fcer het Werk Lter dVl denfte ^ zoude hezwyken: en het is niet k^ï^E? -~ de lange eX Jj,^^^X^r^t; lenging der bovenfte Kribde deeze benedenfte Krib komt aan te vaftï ' ^ dwars °* flier van U Ed. Mog. ove 1 LtV sf 7f bet hoogwyze he¬ chting en eerbied te zvn /^ ,? ' ^ de h°°Sfte 6 ee.med te zyn. AY^»^ Heeren, Nymegen den ^nVf^'nr i7Septemb. 6 MoSenden ootmoedige 1783. Dienaren. Was getekent, Fredk. Beyerinck. \t Afortf. Beya-inck  C 236 ) 2. M. 2. IOCO. Rapport van eenige InfpeSien by de Waterwerken in, en by het Bylandfche Canaal, gedaan op order van hun Ed. Mog. de Heeren Gecommitteerden tot beneficeering van den Ne* der-Rhyn en Ysfel wegens de Provinti* en van Gelderland, Holland en Westvriesland, door de Ondergefchre;ren Landmeters in Augustus 1777- Edele Mogende Heeren, Ondergefchreven Perzonen de gemeenfehappelyke en Locale Infpectie op den 22 en- 23 Augustus 1777 aan het Spyk gedaan hebbende, zyn dezelve van daar (volgens ordre van U Edele Mog. in het Extract uit het gebefoigneerde der conferentien dato den 23 Mey en 26 dito 1777) vertrokken na de BylandLhe Waard, ten einde de Waterwerken aldaar te infpe&eeren , en te gelyk de jaarlykfche Peilingen in de Rivieren de oude, nieuwe en beneden-Whaal, het Panderfche Canaal, nieuwe Ysfelmond en Rhyn te verrigten, van welke Peils verrigtingen de Ondergefchreven een apart Rapport aan Ü Edele Mog. zullen overgeven. Belangende dan de Waterwerken by, en in het nieuwe Bylandfche Canaal, bevonden de Ondergefchreven de volgende Defecten: t. In de Nek van de Schepkop een kleine verzinking ter lengte van omtrent 3 roeden, en waar aan ter repareering omtrent vier Vimmen Ryshout zouden nodig zyn. 2. Dat 13 roeden beneden de Nek der Schepkop, in het Nieuwe Canaal de Oever ter lengte van omtrent vyfden roeden tegenwoordig zo v^ire was ingtfehaart» tot de Lyn of directie, welke bepaalt is tot de Noordcr Oever van het Canaal, te weten ongeveer in de directie van de Schepkop. Dus de ondergefchreven, tot voorkominge van verdere infeharing agter den Schepkop, nodig oordeelen, dat deeze infehadng provifioneel met een Peuluw-Pakwerk, en de Oever met een Ruwaard gedekt worde, cn wel in dier voegen, dat dit Pakwerk aan het beneden-einde der infeharing maar ligt worde aangelegt, en allengskens na boven zwaarder,op dat men by verdere noodzakehke infeharing benedenwaarts en Wfegbrekiflg van het Pakwerk beneden de Nek der Schepkop, by vervolj ee: en egalen O.ver zoude bekomen. Tot dekking van deeze infeharing zoude omtrent nodig zyn 20 a 25 vimmen Ryshout met de Palen. 3 In de oude Whaal tusfehen de Schepkop en binnen-teen der Noofder Leidyk, is omtrent ter Lengte van 6 roeden het Pakwerk in den  c m ) den vooizen jaare aan het oude Pakwerk geënclaveert, afgefcheurt en verzakt, welk verzakte Werk weder dient gehegt en geënclaveert te worden. Ongeveer aan het einde van dit gemelde Pakwerk bevonden wy een verzakking ter lengte van omtrent 7 roeden, en aan het einde van dit Werk voor de Kop der Noorder Leidyk, een verzinking van omtrent 3 roeden lengte. Tot repareering van deeze laatstgemelde Defeden zal omtrent nodig zyn 10 vimmen Ryshout. Belangende de infeharing aan de Zuid - Oever beneden het Huis Bimmen, bevonden wy dezelve lang ,8 roeden, en nog maar een roede 8 voeten uit de teen der Leidam; en dewyl deeze infehaaring aldaar jegenswoordig verre genoeg in de Zuid-Oever is ingedrongen, zo diende dezelveOevef proyiüoneel met een peuluw-Pakwerk en Ruwaard gedekt te worden, tot welke provifioneele dekking omtrent zal nodig zyn 60 vimmen Ryshout Tot alle deeze gemelde Werken zoude het Ryshout, het geene in den voorleden jaare, uit voorzorge op het boven-einde der Noorder Leidyk geplaatst is, onder water kunnen gebruikt worden Ook zyn de Ondergefchreven van oordeel, dat best' waare, dat deeze Werken weder onder opzigt en buiten befteeding, door den Heer van Hu! genpoth, wierden m ordre gebragt; alzo de grootfte infeharingen voor als nog niet volkomen kunnen gedekt worden, maar zulks naar rato der infehannge en ve.wyd.ng van het nieuwe Canaal, diende te gefchieden, en dus met wel een Beftek van de genoemde reparatien kan geformeert worden. De ondergefchreven hebben by deezen de eer zig met verfchuldigde Uoogagting te tekenen. fa Edele Mogende Heeren, Onder ftond, ï%~£ V EM° M» oocmoedigfe D* K naaren. 1777. Was getekent, Frederik Beyerinck. Hendrik van Stralen. O 00 Kap.  ( 238 ) 2. M. 3. loco. Rapport van eene Infpe&ie aan de Watenverken boven, beneden, en in den nieuwen Ysfelmond, gedaan op ordre van haar Edele Mog. de Heeren G: committeer den rot beneficeeringvan dm Neder-Rhyn en Ysfel wegens de Provinlien van Gelderland, Holland en IVestvries. land, door de Ondergefchreven Landmeters in Augustus 1777. Edele Mogende Heet en. JVÏet het verrigten der jaarlykfche peilingen gekomen zynde tot den nieuwen Ysfelmond, hebben de Ondergefchreven de Waterwerken boven, > neden, en in den nieuwen Ysfelmond te gelyk in ogenfehyn genomen, en zelve bevonden als volgt: 1. Zo bevonden de Ondergefchreven de Pakwcrken boven de?' • Mond langs den Rhyn en in den nieuwen Mond langs de Qostzyde nog in zeer goede ordre te leggen. 2. Het Pakwerk beneden den nieuwen Mond en in den nteu Jond langs de Westzyde legt mede nog in goede ordre, uitgenomen aan de punt van feparatie, alwaar omtrent ter lengte van r roede een verzakking gekomen isi en hier en daar de tuinen een weinig los gegaan, het geene te famen met 1 ad i§ vimmen Ryshout zoude kunnen gerepareert worden. 3. Bevonden de ondergefchreven , dat genoegzaam de geheele Oostlyke Oever, langs den nieuwen Ysfelmond wegens windfisig was afgeflagen; dog vonden daar omtrent als voor nog geen zwarigheid, al 0 de afgeflagen grond nog overal, voor den Oever lag, en aan die zyde de minfte ftroom is-, dus oordeelen de Ondergefchreven, dat deeze Oever nog wel dit jaar, en aanftaande Winter zonder verzorging kan blyven leggen. 4. Bevonden de Ondergefchreven het Pakwerk voor het Maayveld door den ouden Ysfel mede nog in zeer goeden ftaat te zyn, dog ao roeden boven dit Pakwerk, vonden dezelve eene infeharing lang onge* veer twintig roeden, en daar by eene uitwoeling op de vlakte van het Maayveld. Verders 8 roeden boven laatstgemelde infeharing vonden dezelve een inlchaaring lang ongeveer 55 roeden. Welke twee infeharingen en de uitwoeling op het Maayveld dit joarmet Pakwerk en Ruwaardt dienden gedekt te worden, zullende tot dekking van deeze gemelde Werken omtrent 140 vimmen Ryshout nodig zyn. Voor het overige is deeze geheele Westelyke Oever nog in redeiyken goe-  C 239 ) goede ftaat, en zal voor dit jaar, buiten onverhoopte toevallen, geen vtrdere reparatie nodig hebben. De Ondergefchreven geven Haar Edele Mogende by deezen in confideratie, of hetnie: best ware, dat deeze genoemde Werken in den nieuwen Ysfelmond even als op de Byiatfdièhe Waard, onder opzigt en buiten befteding door een kundig Perfoon verrigt wierde; alzo omtrent deeze Werken, hec hoe te leggen, niet wel te bepalen is, en alleen moet verrigt worden naar de omftandigheid der infeharing, op dat men by vervolg eenen egalen (en niet met bogten uit en infpringenden) Oever bekomen kan, en het nieuweCanaal nier ver wyd t nog vernauwt worde. Belangende de gebreken aan de Sluis in den Oostelyken Leydyk gelegen, bevonden dezelve nog ra goeden ordre uitgenomen de Kasfen boven de Rollen; aan welke Kasfen het meeste Sluiswerk defect is, het geene noodzafcelyk dient verzorgt te worden, en omtrent t2 a 14 gulden zal komen te kosten. Verders hebben de Ondergefchreven na een bekwaame plaats gezien, tot het leggen van een fteene Duyfcer ter uitwateringe der Landen langs den ouden Ysfel en Westervoortfcn Veerdam, zynde de eerfte ondergefchreven van gedagten, dat die best door den Westervoordfen Veerdam zoude kunnen gelegt worden, en het Water in eene daar agterleggende laagte uitlosftn, vervolgens van deeze laagte een Graaf of Sloot te doen fchieten tot den Ysfel, om alzo de uitwateringe te verkrygen. In dit concept zoude de tweede Ondergefchreven gaerne toeftemmen, by aldien, zo als voor eenigen tyd gefproken wierd, eene Haven wierde gegraven tot berging der Westervoortfe Veerbrug by hoog Water en Ysgang, en deeze gemelde Haven gegraven wierd, daar volgens het concept van den eerften ondergefchreeven, de Graaf of Sloot zoude moeten gefchoten worden; zooniet, dan zouden des tweden Ondergefchrevens gedagten zyn, dat beter ware, deeze Duyker te leggen door het beneden einde der Westelyke Leydyk by de Veerbrug, en te deen uitlozen omtrent op dezelfde plaats daar voorheen de oude Duiker geioost heeft; wanneer men maar een Graaf, ter lengte van 12 roeden, door het Maayveld hadde temaken, wanneer het water direct, in den Ysfel konde loozen, het geene buiten twyffel ook minst kostbaar zoude zyn. Dit een en ander verders aan de confideratien van U Edele Mog. overgevende, hebben de Ondergefchreven de eer, haar met alle verfchuldigde hoogagting te tekenen. Edele Mogende Heeren, Onder ftond, Arnhem den U Edele Mogenden ootmoedigfte ioSeptemb. Dienaaren. 1777- Was getekent, Frederik Beyerinck Hendrik van Straalen. O002. fop.  ( 240 ) 2. N. Rapport van eene gedaane reize den 20 Augustus deezes jaars en eenige voldagen, tot iufpe&ie der Spykfche en ver* dere [Verken, welken federt den jaart 1771 op de boven - Rivieren aangelegd zyn. Edele Mogende Heeren, By Uwer Ed. Mog. Refolutien van den 3 Juny en 19 Augustus deezes jaars refpeóKvelyk gelast zynde, eensdeels om alle de Werken, welken uit kracht der Conventie van den jaare 1771 tot herftelling der boven • Rivieren aangelegd zyn, te infpecteeren: anderendcels om met den Heer Geheime Raai Bilgen, wegens de Cleeffche Regeering, benevens de verdeie kundigen der geinteresfeerde Provinciën , de Spykfche Waterwerken op te neemen : en laatftelyk om, indien moog/yk, een generaal Plan tot ontzetting van den gevaarlyken Oever langs het beneden-Spyk te formeeren; zo neem ik thans de viyhcii, O Ed. Mog. wegens het geen ik uit krachte der bovengemelde Refolutien tot hier toe heb kunnen verrichten, verflag te doen. Dan, ten aanzien der opneeming en infpectie van de Waterwerken langs den boven -fpykfch en Oever, den 22 en 23 Augustus laatstleden met den Geheimen - Raad Bilgen en de overige kundigen der belanghebbende Provinciën gedaan, zal het niet noodig zyn, de attentie van U Ed. Mog. met eenig verder bericht bezig te houden, nademaal ü Ed. Mog. deswegens reeds het gemeenfchappelyk Verbaal, gedateerd 23 Augustus 1777, ontvangen hebben, alleeniyk daar by voegende, dat de Heer Secretaris Brantfen, met wien ik by myn retour te Arnhem over deeze, en verdere werken der Rivieren breedvoerig geCproken heb, aangenomen heeft, om het daarheenen te dirigeeren, dat wegens de by het gemelde Verbaal gementioneerde noodwendige reparatien der Spykfche Bleeswerken, als naar gewoonte, van wegers Heeren Gecomnf tteerden van Gelderland aan de refpective Geinteresfeerden, hoe eerder hoe beter, gefchreeven zoude worden, ten einde dezelven nog vóór den aanftaanden Winter werkftellig te maaken, gelyk zulks de toeftand der zaaken noodwendig fcheen te vereisfehen. Met gemelden Heer Secretaris Brantfen ben ik voorts overééngekomen, dat dezelve van de Gelderfche Landmeeters zoude requireereneen prsecies Plan en Opgaaf van de Kribbe, welke zy, zo als U Ed. Mog uit het voo f*. Verbaal zullen gezien hebben, meenden, dat tusfchen de beide gemeenfehappelyke Kribben aan de Bovenfpykfchen Oever gelegd diende te worden, om daar door het bevonden gebrek, dat, naamlyk, de bovenfte dier Kribben den Stroom niet verre geroeg uitzette, te remedieeren: terwyl de Heer Geheime-Raad Bilgen, gelyk ook de Landmeeters van wegens deeze Provintie, met my van gedachten waaren , dat het gefchiktfte middel ter bereiking van hetzelve oogmerk zyn zoude, om de gemelde bovenfte Krib in dezelfde ftrekking met nog omtrent 25 Roeden te verlengen. Tot  ( 241 ) Tot dus verre het bovengemelde prtecife Plan der Gelderfche Landmeeters nog niet ontvangen hebbende, vinde ik my niet in ftaat, UEd. Mog. deswegens nader van myne confideratien te dienen. Misfchien zal het ook gevoeglykst zyn, met de Executie van het een of ander dier Projecten te fuperfedeeren, tot dat men een generaal Plan ter beveiliginge van den benedenSpykfchen Oever geformeerd zal hebben, zynde het buiten kyf, dat de werken, die men tot dit laatstgemelde oogmerk projeéleeren mogt, zodanig geconneeïeerd zyn met de reeds gemaakte Kribben aan het boven.Spyk, dat de Determinatie der eerften alleszins van deeze laatften afhangt. Zodanig generaal Plan moest, wel is waar, myn tegenwoordig rapport behelzen , ingevolge Uwer Ed. Mog opgemelde Refolutie van den 3 Juny deezes jaars. Edoch ook daartoe vinde ik my tot dus verre niet in ftaat, eensdeels door dien de Gelderfche Landmeeters ten tyde van myn verblyf zich excufeerden, van daarover metmyen de Landmeeters deezer Provintie tefpreeken, onder voorwendzel dat zy daar toe niet gelast waaren, terwyl nochtans by de laatstgehouden Conferentien onder de Notulen van den 26 Mey 1777 reeds de daadelyke Qualificatie op de wederzydfche Landmeeters hier toe verleend was.- anderendeels door dien ik by de infpeécie van den benedenfpykfchen Oever overreed wierd, dat, om in deezen met alle behoorlyke omzichtigheid te werk te gaan, noodwendig een naauwkeurig gemeeten Kaart van dien Oever, zo als dezelve thans gefteld is, en wel op eene grooter fchaal, dan die van de Kaart, by de Staats Refolutie van den 5 November 177e, vereischt wierd. lu-9 Ten dien einde heb ik ( onder het welneemen en Approbatie van U Ed. Mog.) den Landmeeter van Straalen gelast, om de noodige meeting, hoe eerder, hoe beter, te onderneemen, en ten fpoedigften zodanige Kaart in gereedheid te brengen: gelyk ik ook vervolgens, door myne Reprefentatien by den Heer Secretaris Brantfen, geëffectueerd heb, dat de Landmeeter F. Beyerinck gelast is, om zyne gedachten wegens de middelen ter beveiliging van het benedenfpykfche Oever in gefchrift te vervatten, en met my daar over te Correspondeeren: waar na ik vervolgens de eer zal hebben, U Ed. Mog. dien aangaande myne confideratien te fuppediteeren. Inmiddels heb ik, ten tyde der gemeenfehappelyke mfpedie, geobtineerd, dat de afneeming van den meergemclden benedenfpykfchen Oever door de Landmeeters der Provinciën Gelderland, Holland en Utrecht, ten by weezen van den Heer Bilgen en my, is gemeeten geworden: waaruit vervolgens ten klaarften blykt, hoe dringende het gevaar aldaar zy, en met hoe veele redenen Heeren Gecommitteerden deezer Provincie by de laatstgehouden Confe. rentien geinfteerd hebben op de infpeétie en voorziening van denzelven Oever. — Men vond, naamlyk, de breedte des Oevers tot aan den Inlaag. dyk van 1745 by de bovenfte Sloot -1— 84! roed* Volgens de Kaart van de Landmeeters F. en M. Beyerinck, in 1772 gemeeten, was dezelve —— ■ —- lo8 Dus bedraagt hier de afneeming in den tyd van vyf jaaren. — -— , ,.„ | 23$ roed. Ppp By  ( 242 ) By de tweede Sloot was thans de breedte 6Sf roed. En in J772 was dezelve ■ - ■ - 104 Dus is hier de afneeming in gemelden tyd 35a roed. By de Slooten, welken een Driehoek formeeren, was de afftand van het punt, daar deeze Slooten famen komen, tot aan den Oever 17 roed. In 1772 30 Dus de afneeming —— 13 roed. 34 Roeden laager was den Oe/er van den Dyk ■ 6\\ roed^ Dus de afneeming hier bedraagt — \ 382 roed. Wat aangaat de verdere Werken , welken uit de Conventie van den jaars 1771 gepreftueerd zyn; zo heb ik alle dezelven by zeer gunftig Weer en de bekwaame liiviershoogte van 7 Vb;ren aan het Peil te A nhem, uk t de vereischte naauwkeurigheid geinfpcébcrd. De reeds gemaakte verlenging van de Salmoortfche Krib bevond ik 35 Roeien te bedraagen ; dus 'er aan de geconvergeerde Ier gte nog 6 > Roeden ombreeken, welken, zo als de Heer geheime-Raad itlgen my zeide, van wegens de Cleeffche Regeering, zonder fout, in dit Najaar gemaakt zouden worden. Ondertuslchen heb ik gemeend gehad de directie van deeze Krib, en derzelver effect, by het tegenwoordige laag water, nogmaals te moeten nagaan, en bevonden, dat de gemelde Krib, ten minden naar myne gedachten , eene volmaakte directie had , om het daar door bedoelde oogmerk te bereiken, gelyk dan ook derzelver uitwerking reeds daadlyk zichtbaar was, vermits de Lobitfche wel merkelyk bebint af te neemen, en bovenwaarts haare ronde gedaante verliest, waar door wederom den aanval des ftrooms op het DufTelcfche Schaar veel hager, dan te vooren, gefchiedde; zodat thans reeds de grootfte afbreuk beneden den ouden Dyk plaats heeft, en het Zuidelyk punt van den boven - Mond der Bylandfche doorfnydinge fteeds meer en meer afneemt, gelyk ten duidelykften confteeit uit den draad des ftrooms, dewelke direct by het gemelde punt in het nieuwe Canaal pasfeert. Het Canaal zelve bevond ik aanmerkelyk wyder geworden, federt de Infpectie , welke ik de eer gehad heb met Heeren Gecommitteerden deezer Provincie in Mey laatstleden te doen : doch daarentegen was de infehaaring beneden het huis Bimmen, die toenmaals reeds de attentie van welgemelde Heeren Gecommitteerden trok, verflimmerd: waarom het alleszins noodig is , dar de verdere infehaaring van dien Oever in tyds door een ligt Pakwerk voorgekomen worde. — Edoch , om de attentie van UEd. Mog zo wel ten aanzien van die infehaaring, als van de verdere gefteldheid der Waterwerken in, en by het Bylandiche Canaal in deezen niet noodeloos bezig te houden; zat ik my refereeren tot het Rapport van de Landmeeters Beyerink en van Straalen in dato den 10 deezer, het welk ik de eer heb, UEd. Mog. hier nevens over'te geeven. — • UEd.  C 243 ) Ü Ed. Mog. zullen daar uit zien, dat de Defecten aan de Waterwerken, in en by het Bylandfche Canaal bevonden, van weinig belang zyn. — Het Peuluw - Pakwerk, het geen zy { met myn overleg) aan oen Noord.yken Oevet boven by het Schepnoofd voorgeflagen hebben, aehie ik ten uitterlle roodzaakïyk. Zelfs moet ik de viyheid neemen, ü Ed. Mog by deeze gelegenheid in bedenking te geeven, of het niet dienfrig zyn zoude, om (gelyk in voorige jaaren gefhicd is ; 100 Vimmen Ryshout in voorraad, en wel vroe.tydig te koopen (als wanneer men van de laatfte pryzen profiteeren kan) teneinde deezen Winter gebruikt te worden, ingeval de Waterwerken can het Bylandfehe Canaal, en voornaamlyk het zo even gemelde geprojecteerde PeuluwPakwerk eenige verdere voor/dening mogten vereisfehen : te meer daar het benedenst gedeelte van dit Pakwerk dcrwyze moet aangelegt worden, dat men der natuure, daar het noodig zy, te hulp kome, om den Noo/delyken Oever, zo veel mooglyk in eene regte directie met de Raaylyn van het Schephoofd te laaten afneemen, het geen, zonder allen twyffcl, gefchieden zal, by aldien daar omtrent de beho- rlyke attentie gebruikt word. In de oude Whaal, beneden den Noorder Leidyk. blyfe de Bylandfche Waard nog Reeds fterk afneemen, het geen gedeeltelyk toegefchreeven moet worden aan de Waterwerken, die aldaar aan den-elven Leidyk voor rekening van beide Provinciën gelegt zyn: maar voornaamlyk aan de b?pomir tyM welken door de Clecffchcn op de tegen overliggende Grindwel gedaan rnb Hier over met den Heere gehe me-Raad Bilgen fpreekende cn denzelvcii net nadeel reprcefentecrende, het geen daar uit, zo in het byzonder ihfa '.n Bylandfchen Waard, als in het algemeen voor den loop der Riviere iefuitte> ren moest; heefr dezelve aangenomen en belooft, dat voortaan geene bepooting van dien Grind meer gdchieden zon , terwyl zyn oogmerk ..eenszins was, het Domain der Provincie van Holland te benadeclen, veel min de tegenswoordje gunftige dispofide der Riviere te altereeren. De Kromte van Herwen doorgevaaren zyr de, en de Rivier langs den Oever op den afïland van 1 a 2 meden gepeild henbende, bevond ik, gelyk by de voorgaande Infpectie. langs het geheele Schiar, zelfs benedenwaarts m r de afneeming nog het ilerkite is, een'.doorgaan len Drempel, waar op 8. 9. 10 a 11 voeten Water Ronden, en in het algemeen zeer weinig Stroom. > By den Kiefwaard aan Land geflapt zynde, heb ik den Strang aldaar met alle oplettenheid bezichtigd en bevonden, dat dezelve geheel met Ryshout befbooken, en bovenwaarts reeds zodanig opgehoogd is, dat daar ter plaatfe geen inbraak der Rivier, en dus ook geen verloop van Stroom, tot nadeel van het Pannerdenfche Canaal of Neder whaal-Mond, te duchten is. Aan den tegenoverliggcnden Miliingfchen Oever begint de infehaaring» hoe langs, hoe laager af te zakken, en nadert reeds het punt uy het Huis van Claas Arendzen, het geen waarfchynlyk een' zeer voordeeligen invloed op de eertyds bevonden ondiepte in den Nederwhaalmond hebben /al Daarentegen neemt de Grind van den Pannerdenfchen Waard bovenwaarts af: zo dat alles zich in zo verre fchynt te fchikken , om te eeniger tyd aan de Riviere eene rechte en geregelde Directie op het fcheipunt van Nederwhaal ei. Neder-Rhyn, tot beneficie van beide deeze takken, te geeven. — Althans het P p p a is  ( 244 ) is zeker, en alie de Kundigen, welken met my deeze Infpectie venigt hebben, waaren het daarin ééns, dat, zo 'er al nog eenige Werken vereischt mogten worden, om den Stroom, het zy meer naa den Neder waalmond, het zy naa het Pannerdenfche Canaal te determineeren, of dat aan beide deeze takken, door het maaken van een bepaald fcheipunt, artificieele Monden gegeeven moesten worden; dat (zeg ik) niets van dit alf* met veiligheid en zekerheid ondernomen kan worden, vóór dat het Bylandfche Canaal die breedte bekomen heefc, waartoe het zelve, volgens den aanleg der Dyken, bepaald is. Des niet te min kan ik niet voorby (met de vereischte fubmisfie) eene refleclie onder het oog van U Edele Mog. te brengen, welke ik by de Infpectie van het Pannerdenfche Canaal gemaakt heb. Ik bevond, nanmlyk, dat de St. Nicolaas waard, die thans de fcheiding tusfchen de Nederwhaal en Pannerdenfche Canaal uitmaakt, geweldig afneemt en ingekort word, uit hoofde van den Stroom, die tusfchen denzelven Waard en eene daar voorliggende Zandwel eene vry diepe geul gemaakt heeft. Daar het dan zeker is, eensdeels dat deeze afneeming van den St. Nicolaaswaard beide de Monden van Nederwhaal en Pannerdenfche Canaal wyder doet worden, en dus gelegenheid geeven zal toe ondiepten in dezelve Monden: en anderendeels, dat de gemelde Waard toch buiten allen twy ff el naderhand, wanneer alles tot maturiteit gekomen is, zal moeten ftrekken tot een vast en bepaald punt van feparatie tusfchen den Nederrhyn en Nederwhaal, des men in het vervolg van tyd genoodzaakt zal zyn, met veele kosten te herwinnen, het geen thans daaglyksverboren word; zo heb ik my verpligt geacht , U Ed. Mogende by deeze gelegenheid in bedenking te geeven, of het niet geraaden zyn zou, om den Oever van den meergemelden St. Nicolaaswaard met een behoorlyk Pakwerk te beflaan en voor verdere afneeming te beveiligen: terwyl ik nog verders, tot wegneeming van alle bedenklykheid dien aangaande, de vryheid neem UEd Mog te informeeren, dat de gemelde Oever zich tot eene aanmerkelyke breedte, nagenoeg in eene rechte Lyn uitttrekt, zo dat dezelve voor als nog niet geconfidenert kan worden als een Kop of Separatie-punt, het geen het vermogen zoude heb > ben, om den Stroom na den een'of ander' der beide Takken te determineeren. Aan de Krib- en Pakwerken in het Pannerdenfche Canaal bevond ik mede eenige Defecten. UEd. Mog. zullen dezelven gedetailleerd vinden in het hier nevens gevoegde Rapport van de Landmeeters Beyerinck en van Stralen in dato 10 deezer, waar mede ik my conformeere, en derhalven de vryheid neem , my daar toe te refereeren. Eindelyk belangende den nieuwen Ysfelmond en de Waterwerken aldaar,zo heb ik dezelven, eenige geringe Defecten uitgezondert, in goede orde bevonden. De Stroom liep vry geregeld uit den Nederrhyn in het midden van dien Mond, gelyk my uit een daar toe genomen Experiment gebleeken is. Deeze geregeldheid van Stroom continueert in het Canaal zelve tot op eenigen afftand boven het Pakwerk, het geen door het oude Rivierbedde gelegd is, wordende aan de westzyde aldaar eene infehaaring gevonden, welke, fchoon voor als nog niet nadeelig , echter van dien aert is, dat ze eerlang gelegenheid tot het ferpenteeren van den Stroom zoude kunnen geeven. — Deeze Defecten zullen U Ed. Mog. mede opgegeeven vinden in het hier nevens gevoeg-  C 245 ) wSt t UndmeeterS Beyerink en ™ braaien wegens de Waterwerken boven, beneden, en in den Nieuwen Ysfel rond gedagtekend den ;o deezer, waar toe ik mv tn-rt -A , Yslel,ond' fpn„,., .. , < ' toe lk my kortheidshal ven gedraagen zal terwyl ik my ract derzelver voorir-dW-i p_ .j • ë * 1 n r ■ ,. s^!laSen Reparatien niet alleen, maar ook met hunne Propohtie om d e, o-rW rm-i-i,.. • j- 00k t, . , , , "aer °Pz,cnt van een kundifl-en vertrouwd Perzoon 111 dagio .n te laaten Vf>rriVhr»n n • r vurcrouwa , . _ 6 11 vcrriehten, alleszins conformeere. — Dan fnTZ r. «"«"Mn» denken omtrent de plaats waar, con- «=n van 1 1 l ^at0rlooz,"S *« ^nden, welken door het leg. h= Protó ™Wd 'U?* ^ tfSer"ede" Zeker is hef, daar bLven, v Landmeetór ™ S'™1™ *et minst kostbaar, en n-v n V :ooraed^'™°'-* bedoelde exoneratie zyn zal; zodat het d n 'ZL'TT'"S) r'k0m- a"JiM Heere" Gecommitteer- „ V Gd"f ™'< geene byzondere redenen van preferentie voorhetProiect van u ,neo landaKete, ahegeeren mogten, zekerïyk dat van den Undm " ter var, .straalen, uu hoofde der gementioneerde voordeden, behoorde T .mpte&erd -«worden, zynde daar benevens de grond van den ÏÏdvk _,vk digt by denVeerdam, genoeg beklonken, en de ^ ni„ eeung, dat althans de vreeze voor de veiligheid van dien Dvk reen re 2Z kan'om he' iosttorae der »*e ^%E*% lenMvLVuT;'l!'iCr Tde' « »i"nen proviConeel, aan de geëerde beve; ^-y geoogd, mymet ^Wfi Mogende Heeren, Onderftond, -"~gZ, ' ü™--~ige Was getekent, C Brunings. 2. O. Mogende Heeren, TT ^it het gehouden Verbaal van de infpectie der Waterwerken langs het bovenfpyk door de Kondigen der drie Provinciën met de Geheime Raad Bilgen den *2 en «23 der afgelopene Maand Augustus gedaan, het geen wy niet twyfeïen of zal aan U Edele Mog. mede zyn ter hand geRelt» zullen U Edele Mog., zo wy vertrouwen, gezien hebben, dat aan die Werken zig verfcheide notable en zelfs gevaarlyke Defecten al federt eenigen tyd hebben bevonden. Q 9 q Dat  C 246 ) Dat fchoon daar op wel een w.akent oog was genouden, men 'echter wegens de geftarJige hoogte van het water op de Rivier, zo in het voorjaar als gedurende de geheele Zomer, by geen mogelykheid dezelve na behoren had konnen reparceren, en dat, overzulks de noodzaaklykheid allezints was vereifchende, dat die alom ten allerfjoedigfte wierd^n verzorgt, en op een voldoende wyze herftelt Ten gevolge van dien heeft men dan ook, om geen tyd te verliezen, daar mede reeds een begin gemaakt, en zal men niet nalaten, wanneer men aan de Cleeffche zyde maar blyfe Continueeren, zo als belooft en aangenomen is, het nodige hout en Palen aan te voeren, daar van by dit tegenswoordige lage Water verder gebruik te maken; hebbende wy onze Opzienders gelast, dat werk met zo veel fpoed als maar eenigzints mogelyk is, voort te zetten en tot zyn perfectie te brengen» in hoope dat zulks mede U Ed Mog. approbatie zal mogen hebben. Ondertusfehen zal aan V Ed. Mog. by het vooraangetogene Verbaal mede zyn geb'tken, dat omtrent het heiftei/en en verzorgen van de twee Kribben op het Spyk in den jaare 1775 aangelegt, de fentimenten der Kundigen eenigzints van nulkanderen waren verfchillende. Dat die van U Ed. Mog. Provincie nevens den Geheime Raad Bilgen wel van opinie waren, dat de eerfte of bovenfte gemeenfehappelyke Krib 20 a 25 roeden verlangt zoude behoren te worden, doch dat daar tegens de Landmeters Beyerinck vermeenden, dat in plaats van die verlanging het beter zoude zyn, eenderde Krib tusfchen die bovenfte en onderfte Kribbe aan *e leggen, van gedagten zynde, dat dit aan het ontzet van de onderfte Krib, en dus aan het eigentlyke oogmerk meerder zoude voldoen. De voornoemde Landmeters hebben tot ftavinge van haar fusterue aan ons overgegeven een gemeten Kaartje, waar op zy naar haar concept de prxcife plaats nevens de Strekkinge en langte van die Krib hebben genoteert, met een fchriftelyke Memorie daar toe iprcl.erende, wy neemert de vryheid aan ü Edele Mog., gelyk wy ook zyn doende aan de Heeren Gedeputeerde Staten van de Provintie van Overysfel, daar van een Copie by deeze mede te deelen, verzoekende dit een en ander insgelyks te willen examineeren en aan ons vervolgens derzelver confideratien te laten toekomen. Wy hebben wyders nog ontfangen vier rapporten van de Landmeters Beyerinck en van Stralen, waar van het dubbelt aan U Edele Mog., zo wy vertrouwen, zal wezen behandigt, het eerfte concernerende de DeLcten aan de Werken op de Bylandfche Waa.t bevonden; het tweede aan die van den nieuwen Ysfelmond en op de Pley; het derde aan de Kribbens en Pakwerken in het Pannerdenfche Kanaal de vier Provintien aangaande; en laatftelyk het Rapport of Verbaal van de jaarlykfche peilingen in de drie Rivieren op de gewoone plaatfen gedaan. Ten aanzien van het eerde, zal het ons aangenaam weezen, voorafmet U Edele Mog confiderarien, en of fomwylen daar op ook U Edele Mog.' eenige rcflexien mogten hebben, te mogen worden vereert. Ten opzigte van het tweede, zouden wy ons konnen voegen met het Concept van de voOi fz, Landmeters, namentiyk dat de opgegevene Defecten  C 247 ) ten zo aan de Waterwerken als aan het Sluisje, & Daghuur wierden het «et, met d.e verandering, evenswei, dat het hout en Paaien tot dié lakwerken nodig, publikelyk, he: zy i„ masfa of p:r VQet> ^ biedende op de Conditiën daar coe te beramen, hoe eer hoe beter wie-den tanbefteedt, en waar toe wy aan U Ed. Mog. dit aggreêrende, ajs dan zouden voorllaan Bfogsdag den 7 Oélober aanftaande. Zullende vvy yoor zo veel het leggen van een Steene Duikertje tot uit, ltxüng der Landen boven de Vheerdam en linker Leydyk gelegen is betreffende, alzo het fkfcöen tot het maken van dien verlopen is, ons, vermits de gevoelens der twee Landmeters daar omtrent eenigsunts vetfchillen, rader bepalen. En wat aanbelangt de twee Kribben in de wyde Mond van bet Panner. cicniehe Canaal, mitsgaders de 52 roeden Pakwerk de vier Provinciën aangaande, kunnen wy ons cor.formeexen met de meergemelde Landmctc.s om die reparatien, als van geen grote importantie zynde, in Daluur te laten maken, terwyl wy eindelyk zonden vermeenen da: die gedane harlyktche Pedmgen, waar op wy, voor zo veel ons aangaat, geen remarques zyn hebüende, voor notifica-ie aangenomen, en het Verbaal daar van behouden, gei poneert zoude konnen worden, om te ftrek.en tot nar ,7 Waar mede deeze eindigende. a beveelen wy U Edele Mo? in Cn^ u -v M°gende ILemi> , °6' m ^odes Heilige protectie. Gefchrcvm t«» Arnhem den i7 September x777. ^eichreven te Onderftond, U Edele Mog. goede Vrienden. De Gecommitteerden toe het Beneficeren van den Nederrhyn en Ysfel wegens de Provincie van Gelderland. Lager ftond, Ter ordonnantie van dezelve. Was getekent, H. W. Brantfen. 2 P\ Aan Heeren Gecommitteerden tot het beneficieeren van Nederrhyn en Fsfe/, wegens de Provincie van Gelderland. Mdéle Mogende Heeren! M« veel genoegen zagen wy uit Uwer Edele Mog. geëerde Misfive van Qqq* den  ( 248 ) van den 17 deezer, dat men daadelyk reeds een begin gemaakt heefc met de reparatie van de Defecten aan de Spykfche Bleeswerken, welken by de laatfte opneeming en infpectie der gefamentlyke Kundigen van wegens de Geinteresfeerde Provinciën met en benevens den Geheime - Raad Bilgen, zeer aanmerke'yk en van het uiterfle aanbelang bevonden waaren. Wy zyn met U Edele Mogende wegens de noodzaaklykheid deezer reparatien zodanig overtuigd, dat wy niets meer wenfehen, dan dat men van de tegenwoordige ongemeene laagte der Riviere met allen yver en aanhoudenheid gebruik manken moge, ora de flegte plaatzen van opgemelde Bleeswerken , welken men federt eenige jaaren herwaards, gedeeltelyk wegens de hoogte der Riviere, gedeeltelyk wegens gebrek aan hout, flechts oppervlakkig en zo goed men toenmaals konde, voorzien heeft, thans op eenefolide en met de natuur van foortgelyke Werken over een komende wyze, behoorlyk te repareeren en in ftaat te brengen. -* Dan, gelyk wy reeds ut het Verbaal der bovengemelde gemeenfehappelyke Infpeétie van wederzyds Kundigen, gedateerd 23 Augustus deezes jaars, als mede uit de nadere Memorie der Landmeters F. en M. Beyerinck in dato den 17 deezer (welke U Edele mogende de goedheid gehad hebben, met eene daar toe fpefteetende Kaart ons by derzelver opgemelde Misfive te laten toekoomen) gezien hebben, dat alle de Kundigen deezer Provinciën, zo als ook de Geheime-Raad Bilgen, het daar in met eikanderen eens waaren, dat de bovenfte der gemeenfehappelyke Kribben den Stroom niet verre genoeg uitzette, om door de daar op volgende benedenfte Krib opgevangen te kunnen worden; zo hadden wy wel gewenscht, dat de Landmeters van Uwer Edele Mogende Provincie zich met welgemelden Geheime Raad Bilgen en de Kundigen deezer Provincie hadden kunnen conformeeren ten aanzien van het gepaste middel, om dit eenparig erkend gebrek weg te neemen: te meer, daar wy ons, op gronden van waarfchynlykheid verzekert houden, dat de ramp in het Bleeswerk agter de benedenfte Krib voorgevallen, niet gebeurd, of ten minften niet zo groot geweest zou zyn, by aldien de bovenfte Krib den Stroom verre genoeg uitgezet had, fchoon wy niet ontkennen, dat de ongemeene en fchislyke wasch van het Water den 7 January deezes jaars, veel daar toe gecontribueert hebbe. Het is ons echter uit de lecture der voorf?. nadere Memorie van de Landmeters F. en M. Beyerinck gebleken , dat dezelven als nog perfifteeren by derzelver fustenuë ten aanzien der Prteferentie van het leggen van ééne Krib tusfchen beide gemeenfehappelyke Kribben, boven het verlengen van de eerfte of bovenfte dier Kribben met 25 roeden, welk laatfte de geheime Raad Bilgen, de Infpecteur Generaal Brunings, benevens de Landme. ters Klinkenberg en van Straalen, als het gefchiktfte middel in deezen geconfidereert hebben. Wy zien tevens uit de Kaart by de opgemelde Memorie "gevoegd, dat de nieuwe Krib op drieërlye wyze voorgeflagen word, terwyl, naamlyk, de Landmeter F. Beyerinck, de Kribben D. of C, en de Landmeter M. Beyerinck de Krib E. als het bekwaamde middel aanpryst om den Stroom wederom op te vangen en verder uit te zetten. , En dewyl U Ed. Mogende dien aangaande onze Confideratien gelieven - / te  te requireeren; zo zullen wy, om aan deeze Uwer Ed. Mogende begeer- tel kflhl T* jWeeKeenvou^e dingen herinneren, welke door de daagelykfche bevinding bevestigd word, en die ons, na rype overweg voorkomen in deezen beflisfende te zyn. Wy weeten, naaml ^ den eenen kant door de ondervinding, dat wanneer eene Lers^Znt legde Knb den Stroom niet verre genoeg uitzet, zulks ontwy JblTZ holpen kan worden met zodanige Krib in dezelfde ftrekking, naar vereiseh van omftandigheden, te verlengen. vereisen Door eene wel aangelegde Krib verton wy thans dezulke, welke ten ZZ Z ^ *^ ^ *V £ v nT de L , eh0°llyken h0Ck Qntvan^> - ftaat is, om denzelven in dezelfde direette der Kribbe tot op zekeren afftand uit te zetten, zonder terftond by het punt der Krib na den oever om re vallen. Het laadte is èen zeker bewys, dat de Krib geene behootlyke Directie heeft met betrekking tot den a/komenden Stroom: het eerfte heeft daadelyk plaats by de bovenfte der gemeenfehappelyke Kribben op de Kaart met A getekend, zo a/s aan Heere Gecommitteerden deezer Provincie zeiven bv hunne laatfte Infpectie in Mey jongstleden, gebleken is Mn den anderen kant meenen wy, dat de ondervinding dikmaals geleerd heeft, hoe moeylyk en onzeker het zy, de praecife plaats te bepaalen, waar odanlg eene intermediaire Krib gelegt raoet worden, ten einde den omva, enden ,troom hoog Qf ]aag gfinoeg) ^ > mtefcj hoek te ontvangen, en op de daar aanvo/gende Krib te determineer! Deeze onzekerheid zal ongetwyffeld door elk der zaake kundig, coege- Landrn" ; ^ Wy ni*S in d* **eLie d'er Landmeters F. en M. Beyerinck gevonden te hebben, het geen ons eenigszins wegens de zekerheid der gronden, waar op zy hunne respeétive proJ.cten gebouwt hebben, zoude hebben kannen geruft Hellen : zelfs bewyzen deeze hunne verfchillende Concepten, het geen wy zo even geavanceerd hebben Wel is waar, dat het verlengen der bovenfte Krib In zo verre mede onzeker geoordeeld moet Worden, dat men niet van vooren bepaalen kan of eene lengte van ao a *5 roeden, ter bereikinge van het oogmerk Tol maakt voldoende bevonden zal worden. Doch daafmen altoos zod nt vel lengmg continueeren kan, zonder ooit gezegt te kunnen worden vergeef of tot fchade gewerkt te hebben; zo blykt van zelve, dat deeze onzekerheid noch in foort, noch in trap te vergelyken is by die geene, welke daadelyk ten opzichte,van het leggen eener nieuwe Krib tusfchen beiden, plaats heeft Uit. deeze weinige aanmerkingen zullen U Edele Mogende reeds hegrypen, datwy, voor zo verre ons betreft, eerder inclineeren zouden, om het etTecl dat U E7 M^86 ƒ£:Krib te beP—en , in hoop en vertrouwen! da U Ed. Mogende her door in ons begrip zulien vallen, en dat wy vervol! Zeen! ^ ° **** ^ ^ ^ gein- Het zoude ons mede byzonder aangenaam weezen , by aldien wy by deeze rt:n f rgefteid konden worden ■ - - * h— "zt Provincie te gelyk een generaal Plan voor te draagen, naar het welk de bene- R r r den  C 250 > den-Spykfche Oever j wiens gevaarlykheid meer en meer toeneemt, ontvet cn op eene voldoende wyze beveiligt zoude kunnen worden. Om dieswillen meenen wy by deeze gelegenheid te moeten infteeren op de executie van het geen by de jongde Conferentien ten aanzien van den gemelden benedenSpykfchen Oever is vaftgefteld, uitwyzens het Verbaal dier Cor-ferentien on der de Notulen van den 26 Mey, verzoekende derhalven als nog, datU Ed. Mogende derzelver Kundigen gelieven te gelaften, om hoe eerder hoe beter, zodanig generaal Plan met en benevens de Kundigen deezer Provbtie, te formeeren, en daar van, zo aan U Ed. Mogende, als aan Ons fchriftelyk Rapport te doen. Wat vervolgens betreft de drie Rapporten van de Landmeeters Beyerinck en van Straalen, raakende de Werken op den Bylandfchen Waard , die van den nieuwen Yfielmond, als mede de Kribben en Pakwerken in het Pannerdenfche Canaal, zo zyn by ons geene reflectien daar omtrent gevallen , kunnende ons met de gedachten van U Ed. Mog., betreffende de twee laatften, alleszins te conformeeren , terwyl wy nader verwagten te verneemen , waar toe U Ed. Mogende zich zullen gelieven te bepaalen ten aanzien van de verfchillende gevoelens der wederzydfche Landmeeters omtrent het leggen van den Duiker tot exoneratie der Landen , tusfchen den Veerdam en linker Leydyk gelegen. En wat aanbelangt de Waterwerken in, en by bet Bylandfche Kanaal, waar omtrent U Ed. Mogende onze Confideratien hebben gelieven te requireeren, zo zyn wy van gedachten, dat het Peuluw-Pakwerk beneden het Schephooft in het Canaal j gelyk ook het Pakwerk tot beveiliging der infchaaringe beneden het Huis Bimmen, als mede de verdere reparatien, zo aan het Schephooft zelve, als aan het Pakwerk in de oude Whaal, conform den voorflag der beide opgemelde Landmeeters, nog in deezen jaare, onder het opzigt van den Heer van Hugenpoth , in daghuur werkflellig gemaakt behoorden te worden. En gelyk wy den voorüag van U Ed. Mogende, om het hout en Paaien tot de Waterwerken aan de Pley benodigt, opentlyk den 7 Oftoberaanftaande aan te befteeden alleszins gouteeren; zo meenen wy ook, dat het hout en Paaien, bet geen behalven het nog in voorraad zynde oude hout, tot de Waterwerken op den Bylandfchen Waard nodig bevonden zal worden, als dan behoorde aanbefteed te worden ingevolgen een Beftek, daar toe door wederzydfche Landmeeters te formeeren. Doch moeten wy daar benevens U Ed. Mogende in confideratie geeven, of U Edele Mogenden niet zouden kunnen goedvinden, dat'er gelyktydig, boven en behalven het hout tot de zo evengemelde Waterwerken benodigt, nog ico Vimmen Ryshout, met eene geëvenredigde quantiteit Paaien, aanbefteed wierden, om in voorraad by den Mond van het Bylandfche Canaal op te ftapelen, ten einde in den aanftaanden Winter tot nood-hout te verftrekken, en onder het opzigt van den Heer van Hugenpoth gebruikt te worden, waar, en wanneer hy het zelve noodzaaklyk oordeelen zal. Het Rapport der jaarlykfche Peilingen, waarvan wy insgelyks een dubbel ontvangen hebben, zullen wy, wat de Peilingen zeiven betreft, voornoti- fica-  ( Ui ) ficatie aannemen; enby aldien ons naderhand nog eenige Confideratien, nakende de gefteldheid der Monden van de Riviertakken, onder deeze Peilingen begreepen, mogten te vooren komen; zo zullen wy niet in gebreke blyven, dezelven aan U Ed. Mog. te communiceeren. Waar mede, &c. den 30 September 1777. Was getekent, Gecommitteerde Raaden &c. (De Heer Commisfaris niet prefent.) 2, Q. Edele Mogende Heeren, hebben huiden in onfe Vergadering ontfangen en gelezen , Ü Ed Mog. Misfive van den 30 des laaft afgeloopene maands September, dienende tot refcriptle op de onfe van den 17 daar bevoorens. Wy zyn U Ed. Mog. zeer verpligt Voor de remarques en confidentien, welke het U Ed. Mog. op ons verzoek gelieft heeft, zo met betrekking tot het verlengen van de eerfte of bovenfte gemeenfehappelyke Kribbe op het Spyk , of wel het aanleggen van een derde Krib tusfchen beide , tot ontzet van de tweede of benedenfte Krib, als ten aanzien van het repareeren en verzorgen der werken in, en by het Bylandfche Canaal, aan ons mede re deelen. Wy hadden wel gewenfcht, voor Zo veel het eerfte aangaat, dat wederzyds kundigen omtrent dat Poinct te famen hadden geweeft accoord ; doch daar tce thans geen apparentie wezende, zo meenen wy, dat echter in dezen pirtye genomen zoude behooren te worden; en zouden wy mitsdien, fchoon men, zo het ons toefchynt, de gevolgen noch van 't een noch van het ander met een volkomen zekerheid kan bepaalen , nogthans met U Ed. Mog. het raeefte ineüneeren, om vooraf het effect eener verlenginge der bovenfte Kribbe, en of die aan het voorgeftelde oogmerk zal voldoen, te beproeven. Te meer terwyl wy begrypen , dat wanneer dit al aan de verwagtinge niet kwame te beantwoorden, men als dan nog altyd tot het leggen van een intermediaire Krib» ter plaatfe daar men zulks in dien Cas het voordeeligfte zoude oordeelen, zoude konnen Procedeeren. Geen antwoord van de Heeren Gedeputeerde Staaten van de Provintie van Overysfel op het voorfz. fubject, voor als nog bekomen hebbende , zo hebben wy aan dezelve huiden Copie van U Ed. Mog. confideratien toegezonden , met vermelding teffens hoe aan ons die zaak was voorgekomen, en aan U Ed. Mog. gerefcribeert geworden ; en ingeval welgemelde Gedeputeerde Staaten daar in met U Ed. Mog. en ons mogten concurreeren , xot- Rrr a len  ( 252 ) Jen wy daar van aan den geheimen Raad Bilgen kennisfe lauen geven , eö teffens denzelven verzoeken, om mee dezerzyds kundigen het nodige beftek en Conditiën , waar na die verlenginge aanbededet zoude behooren te worden , ten fpoedigfte te formeeren, mitsgaders hoe eer hoe beter daar toe een dag te bepaalen , het welk wy als dan de vryheid zullen neemen, ten eerften aan U Ed. Mog. te communiceeren. Ondertusfehen hebben wy by deze gelegentheid onze ordres aan dezerzyds Landmeters, die zedert eenigen tyd wat veel occupatien wegens andere zaaken gehad hebben, gereitereert, ten fine haare confideratien omtrent deri toeftand van het beneden Spyk, als mede hoe het zelve na haar gedagten ontzet en op een voldoende Wyze beveiligt zoude konnen worden, op het papier te brengen , daar over met de kundigen der andere Provintien te correspondeeren , voorts met dezelve een generaal Plan te formeeren, en daar van vervolgens gezamentlyk fchriftelyk rapport te doen. Wat nu zyn aanbelangende de Waterwerken in, en by het Bylandfche Canaal gelegen, zo konnen wy ons voegen met U Ed. Mog. gedagten, dienaangaande aan ons gecommuniceert. Wy hebben huiden mondeling den Heer van Hugenpoth daar over onderhouden , en aan hem ter hand gefteld een affchrift van het rapport door de Landmeeters Beyerinck en van Straalen overgegeven , om te dienen tot zyne informatie, en het repareeren der Defecten , dien conform , in daghuur onder deszelfs opzigt werkftellig te maken; voorts het nodige hout tot die reparatien gerequireert, ten minsten pryfe op het fpoedigfte aan te bededen, mitsgaders nog boven dien ongeveer hondert vimmen hout met de vereischte paaien, om in voorraad by den Mond van het voorfz. Canaal op te ftapelen , ten einde in de aanftaande Winter tot noodhout te verftrekken, en onder het opzicht van hem Heer van Hugenpoth gebruikt te worden, waar, en wanneer hy het zelve noodzaakelyk zoude oordeelen. Voor 't overige neemen wy de vryheid U Ed. Mog. hier nevens te informeeren , dat wy deze morgen , zynde den dag by de Biljetten gepraefigeeit, hebben getragt aan te hefteden de Leverantie van 't Ryswaarden, Esfen- en Willigenhout tot reparatie der werken voor, en in den nieuwen Mond van den Yslel gebruikt zullende worden. Wy hebben eertl de masfa van ieder der drie voorfz. foorten van hout opgehangen, en daar na mede in parceelen: en of wel wy bevonden hebben , dat de masfa vry meerder was, als de parceelen, zynde het Ryswaardenhout gemynt de vim op 2,6 Guldens , het Esfenhout op 23 Guldens , en het Willigenhout op 2,6 Guldens, en zulks het een en ander by Willem Holtus ; zo zyn ons echter, fchoon zekerïyk het hout thans nog duur blyft, die Pryfen wat hoog voorgekomen, en hebben wy mitsdien best geoordeelt den Aanneemer te bedanken. Het geen dan van dat effect geweeft is , dat zich de voornoemde Willem Holtus nader aangegeven hebbende, wy met hem eindelyk zyn geaccordeert voor 100 Vimmen Ryswaardenhout, en daar onder dan geen Willigenhout, de Vim tegens 25 Guldens. Doch het Esfenhout, hebben wy niet minder konnen bekomen , als de Vim voor 23 Guldens j voorts de  ( 253 > de 1000 Wiepenbanden tegens 15 ftuyvers , alles in gevolge het beftek en Conditiën te leveren, welke dan ook door voorfz. Willem Holtus en zyn Borgen zyn onderteekent. Wy hoopen hi;r door aan U EL Mog. intentie te hebben voldaan , en dat zich over zulks ook het geen in deze door ons is verrigt, wel zullen gelieven te laten welgevallen. Edele Mogende Heeren, Wy beveelen U Ed. Mog. hier mede in Godes Heilige befcherming. Gefchreeven te Arnhem den 7 Oétober 1777. Onder ftond, U Edele Mog. goede Vrienden, De Gecommitteerden tot het beneficeeren van den Neder Rhyn en Ysfel wegens de Provintie van Gelderland. Lager ftond, Ter ordonnantie van dezelve, Was getekent, H. W. Brantfen. S s s Ver*  C *54 ) 2. ÏL Verbaal van het Gebefoigneerde in een Conferentie door de Heeren Gecommitteerden van de Provintie van Gelderland, mitsgaders van de Provintie van Holland en Westvriesland over het Werk der Rivieren op den 1 July 1778. en eenige volgende dagen binnen de Stad van Arnhem, als anders, met malkanderen gehouden. Woensdag den i July 1778. PRESENTER Uit Gelderland. De Heeren De Borggraaf van Lynden, Heere van Hemmen. De Burgemeester Pieck, Rouwenoortt tot den Ulenpas, Capelle, tot Dort, De Landdrost Bentinck. • De Burgemeester G .Tulleken nevens J. in de Betouw, Schomaker eri Brantfen, Secretarislèn. Uit Holland. De Heeren Van Boetzelaer, Heere van Nïeveen en Parvê nevens" Brunings, Infpeéreur Generaal der Rivieren. D e Gecommitteerden van de twee Provinciën voornoemt, gifteren avond zynde de dag met onderling overleg daar toe bepaalt, binnen de Stad van Arnhem gekomen en huiden te famen vergadert wezende, Heeft Frans Gcdert van Lynden , Heere van Hemmen , Borggraaf, Richter , en Dykgraaf des Ryks van Nymegen , de aanwezende Leden voor derzelver tydelyke en goedwillige comparitie bedankt, en vervolgens voorgedragen de redenen, waarom deze convocatie was gefchied, hier inne beftaande: Dat de Heeren Gecommitteerden van Holland en Weftvriesland , by derzelver Misfive van den 15 Mey laatftlcden, aan de Heeren Gecommitteerden van Gelderland hadden te kennen gegevm , dat de tyd op welke wederzyds Gecommitteerden, federt de l?atfle jaaren gewoon waren geweeft, te iamen rje werken op de boven Rivieren re inlpecteeren, thans was genadert. Dat over zulks vermeent hadden te moeten proponeeren, of men niet zoude konnen goedvinden, om weder in dezen jaare zodanige gemeenfehappelyke infpeclie te doen, ,ten einde als dan teffens te konnen delibereeren over  C ) over het geen , zo tot onderhoud , als tot verdere voltooying van di> wgjs ken en de volledige bereiking der daar mede bedoelde oogmerken, gedaan zoude konnen en behooren te worden, mitsgaders om by die gelegenheid ook te konnen fpreeKen over den inhoud van de twee Misfives den n en 15 April dezes jaars door de Gelderfche Gecommitteerden aan die van Holland en West> vriesland gefchreeven, en wat op dat fubjeél zoude dienen gedaan te worden proponeerende welgemelde Hollandfche Gecommitteerden den 17 Juny omxïl dan binnen de Stad van Arnhem Over dit een en ander een aanvang der deliberatien te maaken. Dat het gevolg hier van was geweeft, dat de Gecommitteerden vah Gelderland by derzelver Misfive van den ai Mey wel hadden gerescribeert, dat mede van gedagten waren , dat het alleszins dienftig en nodig zoude wezen, dat die gementioneerde gemeenfehappelyke infpeétie weder wierd gedam'; doch derzelver occupatien niet kwamen toe te laten om zulks op den 17 Juny daar toe Voorgefteld, te konnen doen, en derhalven in bedenkinge gevende, of dit niet op den 1 July zoude konnen gefchieden : en dewyl de Heeren Hollandfche Gecommitteerden hadden gelieven te verklaaren, daar na derzelver reis te zullen fchikken , en dat zich op den 30 Juny binnen Arnhem zouden laten vinden , om den volgenden dag te famen in Befoignes te treeden • hv Borggraaf verblyd was, het genoegen te hebben, haar Ed. «jog. thans in een gewenfehte welltand alhier te mogen aanfehouwen , vertrouwend- dat alle de Leden m het generaal, en ieder in het byzonder genegen en gereed zouden zyn , met malkanderen te helpen beraamen , Zodanige maatregulen als men ter beneficeennge der Rivieren en om ten dien opzichte aan het vóór' geftelde oogmerk te voldoen, het befte en bekwaamfte zoude oordeelen. Waar mede , na dat prealabel de Heer van Boetfelaar het voorgedragene door den Heere Borggraaf op het vriendlykfte hadde beantwoord, metbetüiging dat het de Hollandfche Heeren byzonder aangenaam wasgeweeii, dat men aan derzelver voorflag over het houden van de tegenwoordige Conferentien alhier, had gelieven te defereeren, tot die Befoignes getreden wezende; Is goedgevonden, vooraf te Procedeeren tot het doen van de beftedinge van de nieuwe fteene Duyker in het beneden einde van den Weftelyke Leidyk langs de nieuwen Yffelmond by het Weftervoordfche Veer, en ten gevolge van dien het gearrefteerde beftek en Conditiën opentlyk geleezen zyüde, is dat Werk ingezet by Otto Reyers met een fomma van 2750 guldens; voorts het zelve weder op een mindere fomme opgehangen wezende , gel meint door opgemelde Otto Reyers op een fomme van twee duyzend vyf honderd guldens, waar aan dan ook , na gehoudene deliberatie, de toeÜag is geaccordeert, hebbende over zulks die Conditiën nevens zyne Borgen, zo ais gebruykelyk, onderteekent. De Heeren Gecommitteerden van Holland gedeclareert hebbende, dat voornemens waren cp mofgen een oculaire infpectie te gaan neemen van de Werken op het Spyk, mitsgaders boven, op, en beneden den BylandfchenWaart, als mede ïangs het Millingfche Schaar, en het geen daar toe zyn relatie was hebbende , het welke reeds door de Heeren Gecommitteerden van Gelderland, weinig weken geleden, mede was gefchied, zyn de verdere Befoignes tot aanftaande Saturdag des morgens om elf uuren uitgefteld. Sss 2 £«.  ( 256 ) Saturdag den 4 July 1778* PRESENTEN Als boven. De Befoignes hervat zynde, is by refumtie in overweginge genomen het rapport, door de Heeren de Landdrost Bentinck en de Burgemeefter Tulleken den 11 April dezes jaars 1778 uitgebragt , en ten zeiven dage by Mitfive aan de Heeren Gecommitteerden van Holland en Westvriesland gezonden, behelzende het geene door voorfz. twee Heeren met eenige particuliere geinteresfeerden, welkers Landen ter occafie van het maken van den nieuwen Mond van den Ysfel te Weftervoort waren vergraaven en geoccupeert, was verhandelt , mitsgaders de confideratien, welke daar op by dezelve waren gevallen, wytloopig in dat rapport gedetailleerd; En is dienvolgens goedgevonden, dat(blyvende de Verpondingen en alle andere fchattingen, van wat natuur die ook zouden mogen wezen, tot laften van de overgeblevene Landen, en de Eygenaars van dien, ook zonder te treeden in een fpeciaal detail van koften, fchade, gemiste Vrachten, interesfen of wat naam men daar aan ook zoude willen geven) in conformice' van dat rapport, eens vooral en in eene masfa in de eerfte plaats, aan den Raadsheer Jan Gaymans en den Capitein J. A. van Rhetraad, tot demommagement wegens derzelver vergraavene en geoccupeerde Landen, zal worden toegelegt, gelyk daar aan toegelegt word mits deezen, een fomma van negen honderd en twintig Guldens. Ten andere aan St. Nicolai Broederfchap of Hospitaal binnen de Stad van Arnhem, ter zaake voorfchreeve, een Somma van vyf duizend negen honderd en vyftig guldens. En laatftiyk aan de Stad van Arnhem, almede om redenen bovengemeld, een fomma van honderd Ducaaten of vyf honderd vyf en twintig guldens, zullende tot dat einde voor de gemelde geinteresfeerden de nodige Ordonnantiën ten fine van betaalinge, op den Adminiftrateur Mr. Pieter van Haamei worden gedepecheert. Invoege dat hier mede dan alle verdere prsstenfien zullen koomen te cesfeeren, en deeze zaaken voor finaal afgedaan gehouden, zodanig dat aan de twee Pro vintien over het vergraavene en geoccupeerde Land, het geen dezelve dooreen Scheifloot van het overgebleevene Land hebben doen fepareeren, de eigendom en vrye dispofitie , zo en als na bevind van zaaken zullen dien ftig en nodig oordeelen, zal zyn en blyven gereferveert, met dien verftande nogtans, dat alleeniyk aan de Eygenaars van de bovengemelde eerfte en tweede Parceelen wordt voorbehouden een vrye Uitweg over den Sluytdyk en het voorleggende Land, ten naafte wegen en minfte fchade, ten einde zo doende haar Producten en Goederen gevoeglyk na, en van de Rivier den Rhyn te konnen transporteeren, en overbrengen. En zal hier van extract aan de voornoemde Geinteresfeerden worden medegedeelt, om resfpectivelyk te ftrekken tot derzelver naricht portleri*™ Gee?mmitteerden vm Holland hebbe« Vergaderinge gerap- Dat  ( «57 ) Dat zy Heeren Gecommitteerden de Infpeftie der Werken tot verbetering der boven Rivieren federc den jaare 1771 aangelegt, op gifteren en eergifteren verrigt hebbende, dasr in toe hun leedweezen, uit hoofde van de hoogte der Rivier, niet zodanig gellaagt waaren, als zy wel gewenfcht hadden, terwyl de Rivier 9 vcet 7 duim , en 9 voet 4 duim geweest zynde, de Kribben maar even boven bet VVat'.r uitftaaken. Dat dit echter niet belet hadde, eenige refleftien te maaken, welk en zy Heeren Gecommitteerden van Holland genuend hadden, aan Heeren Gecommitteerden van Gelderland te moeten communiceeren; dat zy van het praïcife effecï der onlangs aangelegde en gedeeltelyk verlengde Spykfche Kribbe, mitsgaders van de gefteldheid van het Bleeswerk aldaar, om bovengemelde redenen niet hebbende konnen oordeelen, echter geobferveert hadden, dat de beneden Sj ykfche - Oever nogfteeds continueerde af te broeken, en dus dat dezelve, naar de gedagten van hun Heeren Gecommitteerden, wel degelyk de attentie der belang hebbende Provinciën vorderde, meenende derhalven a's nog te moeten infteeren, gelyk zy reeds by de Conferentie, den 22 Mey 1777 en eenige volgende dagen gehouden, gedaan hadden, dat de refpective Landmeters der beide Provinciën zouden worden gelast, om een generaal Plan tot ontzetting van dien Oever te formeeren, en hetzelve fchriftelyk aan Heeren Gecommitteerden van beide Provinciën over te leevercn. Datzy Heeren Gecommitteerden verders met genoegen gezien hadden de gu dtige gefteldheid van het Bylandfche Canaal in het algemeen, en in het byzonder van den Oever voor Halderweide , langs welken thans rechtftreeks de Stroom in den boven-Mond valt, in gevol-en het oogmeik het geen men, z'ch by de Werken daar toe aangelegt, voorgefteld heeftj gelyk ook de voordclige ftaat van den Her wenfehen- Oever, omtrent wiens ontzetting voor het tegenwoordige geene verdere twyffeling zyn konde , zo als Heeren Gecommitteerden van Holland vertrouwden, dat Heeren Gecommitteerden van Gelderland by derzelver onlangs gedaane infptdie mede bevonden zouden hebben. Dat zy Heeren Gecommitteerden van Holland echter, ten aanzien van het voorfzi Bylmdfche-Canaal, moeften voordragen en infteeren , dat de beide Ltidammen a'daar, hoe eerder hoe beter , werden gerepareert , temeer, daar aan den eeren kaht deeze reparatie in der daad van weinig aanbelang gerekent word te zyn , en aan den anderen kant de nuttigheid van dezel/e Dammen , zo met betrekking tot de verdere Verdieping, als ten opzichte van den geregt lden loop des Strooms , reeds door de ondervinding ten vollen beveiligt is. Gelyk zy Heeren Gecommitteerden van Holland insgelyks aan Heeren Gecommitteerden van Gelderland in bedenking moeften geeven , of het niet dienftig en nodig zyn zoude, den Heer van Hugenpoth, als generaal Opzigter over de Werken aldaar, van nu af aan te qualificeeren, om de Ryswerken aldaar , by aldien dezelven eenige fchade lyden zouden , op den voet als in vcorige jaaren gefchied is , te laaten reprtreeren , geevende niet te min van het voorgevallene fchriftelyk berigt aan Heeren Gecommitteerden van beide Provinciën, ten welken einde, naar de gedigten van hun Heeren Gecommitteerden, mede in het najaar zodanige quantiteit Noodhout diende aangekogt of befteed te worden, als men dan zoude oordeelen nodig te hebben. T11 Dat  ( 25» ) Dat zy Heeren Gecommitteerden de gefteldheid van den Miliingfchen Oever, tot aan den Mond der Nederwhaal, mitsgaders die van den St. Nicolaaswaart en den aldaar voorbylopende Stroom , zo veel de hoogte der Rivier gedoogde, bezigtigt hebbende, denzelven bevonden hadden zodanig gefteld te zyn, als op de onlangs gemeeten en overgeleverde Kaart van de Landmeeters Ms. Beyerinck en H. van Stnalen , in dato Juny 1778 was afgetekend: dat, namelyk, het bovenfte gedeelte van den Miliingfchen Oever tot aan den Steenoven van Claas Arends, door eene aarmerkfr lyke Zandwel met de daad reeds ontzet is , zynde dit een der ondergefchikte oogmerken, welke men zich by de Bylandfche doorgraving, voorgeftelt heeft; dan dat beneden deeze Zandwel de Stroom wederom op den Oever aanvalt, en denzelven fterk doet uithollen ; dat hoe zeer met 'et tyd de geheele Miliingfche Oever door het verder afzakken van de bovengemelde Zandwel, meer dan waarfchynlyk, gedekt zal worden, inmiddels echter de voorfz. uitholling derwyze zoude kunnen toeneemen, dat de middelen van redres niet, dan met groote moeiten en koften gevonden zoiu den konnen worden: waarom zy Heeren Gecommitteerden oordeelden, dat men, hoe eerder hoe beter, en nog wel in deezen jaare, de gepafte middelen behoorde in het werk te ftellen , om zodanige verdere infehaaring vóór te komen, te meer, daar naar de gedagten van hun Heer;n Gecommitteerden, aan deeze infehaaring gtiitmbueert moeft worden, dat de geul, welke naa het Pannerdenfche - Canaal aan de Ooftzyde pleegde te gaan, thans aan de Weftzyde langs den St. Nicolaaswaard loopt, deezen Oever fterk afneemt, en aldaar een diepe geul veroorfiakt, welke laatftgemelde afneerning by aldien zy verder toeneemen mogt, niet nalaaten konde, van ten uitterfte nadeelig te worden voor het inkomen van het Pannerdenfche Canaal, meenende zy Heeren Gecommitteerden, dat de middelen, welken men gezamentlyk mogt goedvinden in het werk te ftellen, ten einde de voorfz. afneerning te Ruiten of te redredeeren , mede in net byzonder de attentie der Heeren Gecommitteerden van beide Provinciën meiitcerden voor zo verre, naamlyk, de Oever aan de Weftzyde van het Pannerdenfche Canaal gelegen zynde , noodwendig geconfidereert moeft worden als een Sequèle der Conventie van den jaare 1771, by dewelke de refpeaive Contrahenten aangenomen hebben , zodanige Werken te doen maaken, als tot behoud der Monden van Nederwhaal en Pannerdenfche Canaal dienftia geoordeelt zouden worden, Laatftelyk, dat zy Heeren Gecommitteerden de doorgraving op de Pley geïnfpe&eert en met genoegen derzelver gunftige gefteltheid g zien hadden , voor zo verre men , namelyk, by de tegenwoordige Warershoo'te daar over oordeelen konde, zynde alleen aan de Ooftzyde by het inkomen van den Mond, bevonden eene uitholling door den Slag van het Water by Weftelyke Winden veroorzaakt, welke misfchien riet ondienitig Zyn zoude, met Ryswerk te dekken. Alle welke Pointen in overweginge genomen en wederzyds Confideratien daar omtrent gehoort zynde, hebben haar Edele Mogende eenpaariglyk goedgevonden : ï. Op het eerfte Poinft , rakende den Staat van het beneden - Spyk, de refpec-  C 259 > refpeétive Landmeeters der twee Provinciën te geladen , gelyk gelaft worden by deeze , om in conformité van het geverbalifeerde van den 25 Mey 177y9 een generaa] PIan tQt ontzetting van d.en Qever ^ formeeren , daar over met die van Cleef, mitsgaders den Landmeeter van de Provincis van Utrecht , Goudriaan , te concerteeren en van alles alsdan te doen fchriftelyk rapport. 2. Op het tweede Point concerneerende het Bylandfche Canaal Is ver ftaan , dat de beide Leydammen aldaar, hoe eer hoe beeter, zullen worden gerepareert, en zulks onder de directie van den Heer van Hu genpoth als generaale Opfigter over de Werken aldaar, weidende welgemelde Hugenpoth van nu af aan al mede gequalificeert, om de Rysvverken daar ter plaatfe, by aldien dezelve eenige fchaaden mogten komen te lyden , op den voet als in voorige jaaren is gefehied , te baten repareeren , geevende niet te min van het voorgevallene aan de Heeren Gecommitteerden van beide Provinciën fchriftelyk berigt • En dat tot dien einde in het aanftaande najaar zodanige quantiteit nood'hout zal worden aangekogt ofte befteedt, als men alsdan zal oordeelen nodi* te hebben. 6 3. Het derde Point, belangende de gefteldheid van den Miliingfchen- Oever tot aan den Mond van de Nederwhaal, mitsgaders van de St. Nicolaaswaart, als eene Sequèle van dien, hebben haar Edele Mogende, vermus op dat fubj-ect alsnog geduurende de tegenwoordige byeenkomfc word verwagt het Rapport en Conüderatien van de Kundigen Z wederzyds Provinciën, het zelve voor alsnog gehouden in ad vis. 4. En laatftlyk, den nieuwen Yffelmond betreffende, is verftaan, dat de Defecten daar aan nader door wederzyds Landmeters zullen worden opgenomen , en na bevind van zaaken op de te/ie en bekwaamde wyze gerepareert. 3 Wyders hebben de Heeren Gecommitteerden van Holland by deeze Sele gentheid voorgedragen; dat zy onlangs nauwkeurige informatie bekomen hadden wegens de gevaarlyke gefteltheid van den Doornenburgfchen Dyk voor zo verre dezelve Dyk Hechts van een fmalle Kruyn en zwakke binnen-en buyten-Dorferingen voorzien zynde, maar weinig weêrftand bieden konde a.n den fterken Stroom, welke regtftreeks op denzelven aanvalt, temeer daar aan de binnen kant van deezen Dyk veele diepe Wielen gevonden worden , welke den Dyk telkens by ieder hooge Rivier met verzinkingen dreigen, zo als nog in deezen Jaatften Winter gebleeken was, zynde dezelve met dan met veel moeite door Kiftingen en Nood-ankers gehouden. Dat zy Heeren Gecommitteerden , uit aanmerkinge van de gevolgen, welke onverhopentlyk uit een doorbraak van dien Dyk voor de beneden Kggende Landen proflueeren moeden, zich mitsdien verpligt agteden, de Heeren Gecommitteerden wegens het Quartier van Nymegen op het ernftigfte te verzoeken om door gepafte middelen en wegen, het daar heenen te willen dirigeren, dat de voorfz. Dyk, mitsgaders de Pakwerken voor denzelven oP een fóffifcntè wyze worden gerepareert, en in zodanigen ftaat gebragt, oJs vol- Ttt 2 doen-  ( 2C70 ) doende zoude worden gècOrdeelt, om de Landen agter denzelven liggende, voor inundatie te beveih'gcn. Nog hebben de voornoemde Heeren Hollandfche Gt.commirreerden by deezen ter Verga leringe voorgebragt: dat zy by derzelver infpectie van de bovenRivier op gifteren bevonden hadden , dat de Oever van he: Millingfche Schaar, nog fterk wierd vergraven, cn wel ter plaatfe daar de Stroom de grootfte infeharing gemaakt hadde, niet tegenftaande* by de conferentie van den 2ü Mey des voorleden jaars aan de Heeren Gecommitteerden des Quartiers van Nymegen verzogt was, om het daar heenen te helpen dirigeeren, d.it zodaane fchadelyke afgraving voortaan wierd tegen gegaan, zulks dat zy Gecommitteerden vermeenden als nog derzelver inftantien dien aangaande te moeten reitereeren. Eindelyk hebben haar Edele Mog. goedgevonden de Landmeters der twee Provintien tegelaften, gelyk gelaft worden mits deezen, om met malkandej ren weder in dit jaar de gewone jaarlykfche peilingen der Rivieren te doen, op zodaane tyd als zy zullen oordcelen daar toe het bekwaamde te weezen. Maandag den 6 July 17/??. PRESENTEN. Als boven. jf ngekomen en geleezen het Rapport van de Landmeters F. en M. Beyerinck, mitsgaders van den Infpecteur Generaal C. Brunings, behelzende derzelver confideratien wegens de gefteldheid van de Rivier by en omtrent MiÜ linden in voegen hier na geïnfereerr. Waar op gedehbereert en daar by gelet zynde, op de gemaakte refleétien van de Heeren Hollandfche Gecommitteerden, vervat in derzelver Rapport laatftleeden Saturdag overgegeeven; hebben haar Ed. Mog. goedgevondenen vatfgefteld, dat in conf'orniité van dien de Millingfche Oever van den SteenOven van de Weduwe Dormans af tot omtrent het oude Schoutshuis, tot voorkominge van alle verdere nadelige infeharingen, met een voldoenent Bleeswerk by provifie zal worden gedekt; gelyk o^k dat de Oever van den St. Nicolaas-Wkert, mede prpvifionelyk met een Pakwerk fil worden gefecureerc, ten einde te beproeven of zulks eenige genoegzaame veranderinge ten goede zal geeven, of wat middelen van redres anderfmts weikftellig gemaakt zouden behoren te worden. Dat ten gevolgen van dien de Landmeters van de twee Provintien zullen worden gelaft, gelyk dezelve gelaft worden by deeze, om zo ras het de ftaat van de Rivier zal toelaten , en zy mogten oordeelen die daar toe bekwaam te weezen, van dit een en ander te famen een prajeies Plan, conform het voor* aangetogene Rapport, te formeren, met byvocging van een Overflag van het hout en Paaien , die tot de voorfz Werken zullen nodig weezen , benevens een onvervankelyke begroting der koften, welke, na haar gedagten, daartoe zullen worden véreyfeht. Zyn-  C 261 ) Zynde wyders gerefolveert, dat deeze Werken , voor zoo verre het Arbeitsloon en het aanvoeren van het Grindzand mee den aankleeven van dien is betreffende, zullen worden gemaakt in daghuur zoo en in diervoegen als omtrent de Blees- enPakwerken aan den nieuwen Ysfelmond is gefchied, en zulks onder de directie van de Landmeeters der twee Provintien of zodaane andere, als men daar toe zal goedvinden aan te ftellen , zullende in opügt van het hout en Paaien de leverancie van dien publiekelyk aan de Minftbiedende worden aanbefteedt, tegens zodaane dag als de Heeren Gecommitteerden van Gelderland , waar aan dit word overgelaten , na bevind van zaaken daar toe het bekwaamfte zullen oordeelen. Wordende overzulks de Landmeters der twee Provintien gelaft, om zo ras doenlyk zich met het Beftek van het verdichte hout en Paaien , mitsgaders de Conditiën tot het een en ander ipe&erende , vervat te maaken , en het zelve alsdan aan welgemelde Heeren Gecommitteerden over te geeven. En zal ten dien einde Extract dezes aan de voorn. Landmeters worden ter hand geftelt, om zich daar na te reguleren. Dingsdag den 7 July 1778. e aar Edele Mpg. het verhandelde gerefumeert hebbende, zo zyn daar mede deeze Befoignes geëindigt, en na dac de refpeétive Leden van malkanderen affcheid hadden genomen, zyn dezelve op dato voorfz. gefcheiden. Onder ftond, My prafent, Was Getekent, ff. W. Brantfen, ' Vvv B Y-  ( 262 ) B Y L A A G E. Confideratien wegens de gefteïtheid der Rivieren by, en omtrent Millingen op geftelt en over gegeeven , op lajl van de Edele Mog. Heeren Gecommitteerden ter beneficeringe van Neder-Rhyn en Tsfel wegens de Provinciën Gelderland en Holland en Weftvriesland, door de Landmeters F. en M. Beyerinck, mitsgaders den Infpecleur Generaal C. Brunings. Edele Mogende Heeren, D e Ondergefchreeven door U Edele Mog, gelaft zynde, ora gezamentlyk met eikanderen in overweeging te neemen de gefteldheid der Rivier by , en omtrent Millingen, zodanig als zy die by derzelver laatfte infpecTie bevonden hadden, mitsgaders daar omtrent U Edele Mog. te dienen van hunne confideratien ; zo zullen zy in de eerfte plaats de vryheid neemen , U Edele Mog. een befchryving te geeven van de gefteltheid der Oevers, zo verre als dezelven zich ter wederzyden, van beneden het Bylandfche Canaal tot aan de Monden van Nederwhaal en Pannerdenfche-Canaal, uitftrekken ; en in de tweede plaats zullen zy eenige middelen voordraagen, gefchikt, zo zy meenen , naar de tegenwoordige omftandigheden der Riviere, ten einde alle nadeelige gevolgen , met betrekkinge tot den Stroom aldaar, in tyds te vóórkomen. Uit de Kaart [f], door de Landmeters M. Beyerinck en H. van Straalen in Juny laatftleden volgens nauwkeurige meeting en peiling geformeert, zullen U Edele Mog. zien , dat federt het Bylandfche Kanaal in kracht en capaciteit toegenomen is, zich een aanmerkelyke Zandwel beneden het zelve Kanaal gezet heeft, waar door het bovenfte gedeelte van den Miliingfchen Oever tot aan den Steen-Oven van Claas Arends, met 'er daad ontzet word. Dan , gelyk deeze ontzetting altoos een gefubordineert oogmerk 'van de reeds gemelde Bylandfche doorgraving gevveeft is , om langs dien weg , den Stroom zo veel mooglyk een' geregelden loop naa de Monden van de Nederwhaal en Pannerdenfche Kanaal te geven : en gelyk het meer dan waarfchynlyk is , dat alles behoorlyk gade geflagen wordende , de voorfz. Zandwel laager afzakken, en dusdoende dien geheelen Oever met 'er tyd dekken zal; zo is het echter aan den anderen kant niet minder zeker, dat foortgelyke gewigtige veranderingen tot redres van eene zo vermogende , en met de daad kwalyk geftelde Rivier , niet eensklaps te weeg gebragt kunnen worden. Uit dien hoofde dan zal het niemant, der zaake kundig, vreemd voorkomen kunnen, dat [IJ Men zie de Kaart H. H.  C 263 ) dat inmiddels de voorfz. Zandwel (hoe voordeelig ook anderszins, zo wel met betrekkinge tot dat gedeelte van den Miliingfchen Oever , het geen dezelve daadelyk dekt, als ten aanzien der gevolgen , welken men daar van in het vervolg voor den beneden Oever van Millingen verwagten mag) gedeelte: yk ook die nadeelige uitwerking pnefteert, dat de Stroom beneden dezelve eenigszins fterker op den Miliingfchen Oever aanvalt, en denzelven tot om. trent het oude Schoutshuis geweldig doet infchaaren; terwyl aan den anderen kant de Pannerdenfche Wel van boven afneemt, en beneden tegen over den uttgeholden Miliingfchen Oever fterk aangroeit, gelyk dit een en ander uit de hier boven gemelde gemeeten Kaart aan U Edele Mogende ten klaarften confteeren zal. Dit op zich zelve reeds eene wanftallige gefteldheid en loop der Riviere uitleverende» heeft daar en boven nog het nadeelige gevolg, dat het RivierBedde boven den Mond van het Pannerdenfche Kanaal fteeds wyder word; dat de Geul, welke ten Ooften naa dien Mond pleegde te gaan, meer en meer verzand , en eindelyk dat de Stroom van beneden aan de Weftzyde , als het waare, florpende langs den St. Nicolaas-Waard (alwaar thans de diepfte Geul is) in het Kanaal valt, en wel zodanig dat dezelve den hoek van deezen St. Nicolaas-Waard fterk doet ruimen, kunnende die zandige Oever aan zulk een Stroom geen weècftand altoos bieden. Dus zo kort als doenlyk was, eene befchryving gegseven hebbende van de tegenwoordige gefteldheid der Rivier tusfchen het Bylandfche en Pannerdenfche Kanaal, en tevens, zo wy vertrouwen, aangetoont hebbende, aan welke oorzaaken zulks toe te fchryven zy , zo zal het in de tweede plaats niet moeilyk vallen , in het algemeen de middelen van redres op te geeven. Het is , naamlyk, ons bedunkens onbetwiftbaar zeker, dat zo wel de verdere infeharing van den Miliingfchen Oever , van den Steen Oven van Klaas Arentfe tot aan het oude Schoutshuis, als ook de afneming van den St. Nicolaas Waard, hoe eerder hoe beter, op de kragtdadigfte wyze dient te keer gegaan te worden, De vraag zal derhalven alleen zyn, op welke wyze men deeze alleszins heilzaame en nuttige oogmerken zou kunnen bereiken. Zekerïyk zou men aan den eenen kant, tot dekking van den Miliingfchen Oever, één of meer flauwe Kribben, of ook enkel en alleen Bleeswerken kunnen verkiezen : aan den anderen kant zou men het afnemen van den St. Nicolaas-Waard kunnen te keer gaan door middel van een fufficmt Pakwerk alleen, of ook tevens met byvoeging van een Paalrits of ander Ryswerk tot affluiting der Geul, welke de Stroom thans langs dien Waard gemaakt heeft, om dus doende denzelven allengs te noodzaaken, wederom als voorheen, aan de Ooftzyde te loopen. Deeze verfchillende middelen dan door de Ondergefchreeven met alle oplettendheid in overweging genomen zynde , zo hebben de Landmeters F. en M. Beyerinck , met betrekking tot de ontzetting van het Millingfche Schaar, en het vóórkomen der nadeelige gevolgen , uit deszelfs verdere infehaaring te duchten, gedeclareert; dat zy het leggen van flaauwe Kribben, boven Bleeswerken prcefereeren zouden; dan door den Infpecteur Generaal Brunings geremarkeert zynde , dat Kribben, hoe flaauw ook gelegt, altoos aan beden- Vvv 2 kin-  ( *64 ) kingen onderhevig zyn konden , welken fomwylen langduurige deliberatien ten gevolgen hebben, terwyl inmiddels het Millingfche Schaar tot nadeel van den loop der Riviere in het algemeen , en van het Pannerdenfche Kanaal in byzonder , zo wel als van de Nederwhaal Mond , grootelyks zoude kunnen verflimmeren; zo zyn de Ondergefchreeven gezamentlyk overéén gekomen, aan U Edele Mog. voor te flaan , om by provifie in deezen jaare , den Millingfch-n Oever van even boven den Steen - Oven van de Weduwe Dormans tot omtrent het oude Schoutshuis , met Bleeswerk te dekken, het welk bovenwaarts met een hoofdje in den Oever aangefloten en ingegraven dient te worden ; kunnende het zelve naderhand, in geval de Oever van boven verder mogt infcharen, hooger opgetrokken worden. Dus doende meenen wy, dat men zoude konnen afwagten, welk voordeelig effect deeze fecureering in het aan(laande jaar zoude geprsefteert hebben, als wanneer men dan , naar bevinding van zaaken zodanige nadere middelen zoude kunnen beraamen , als geoordeelt zouden worden , ter bereiking van het oogmerk in deezen, dienitig te zyn. En wat aangaat den Oever van den St N'colaas.Waart, zo meenen de Ondergefchreeven, mede na type overweginge, aan U Ed. Mog. te moeten proponeeren, om denzelven provifioneel met Pakwerk te fecureeren, ten einde te beproeven, of zulks eenige genoegzaame verandering ten goede geeven zou ie , kunnende naderhand, wanneer men deszelfs effect, ondervonden zal hebben, in overweging genomen worden, of by deeze fecureering eene convenable afïluiting der Geul, langs den voornoemden Waard, of ook eenige andere middelen van redres gevoegt zouden dienen te worden. Hoopende hier mede aan Uwer Edele Mog. geëerde bevelen te hebben voldaan , hebben wy de eer ons met allen verfchuldigden eerbied te noemen, Edele Mogende Heeren, Onderftond, Arnhem den Uwer Edele Mog. ootmoedige 6 July Dienaars. *7?7. Was getekent, Frederik Beyerinck. C. Brunings. Marts. Beyerinck. Rap-  < #5 > 2. S; Rapport van eene Reize naa Arnheni en de boven- Rivieren, door den Infpecteur Ganeraal van V Lands Rivitrtn C. Brunings , gedaan in gevolgen de Refolutie van Haar Ede'e Mog. de Heeren Gecommitteerde Ra aden van de Staaten van Holland en Weflvrieslandi in dato 23 November 1778. Edele Mogende Heeren. fier behaagde Ü Edele Mogende den Ondergefchreeven by derzelver Refolmie van den =3 November deezes jaars te authorizeeren en te gelasten van ten ledigden naa Gelderland te vertrekken , met oogmerk, eerftelyk' om , in gevolgen zekere Memorie van den Heere van Hugenpoth van den *3 der zo evengemelde maand , met denzelven Heer, als mede met den Landmeeter wegens de Provincie van Gelderland, de gerequireerde Directie der weder >ydfche Oevers van het nieuwe Kanaal op den Bylandfchen Waard te bepaalen en af te bakenen j voorts om iri de tweede plaats met de prefentè Heeren Gecommitteerden van laatftgemelda Provincie in overleg te treederi omtrent de middelen, welken als nog zouden kunnen en behooren werkftellig gemaakt te worden, ten einde de Oevers van Millingen en den St. Nicolaas. Waard (tot welker dekkinge den 10 September laatiïleden eenige Bleeswerken aanbefteed waaren , doch waar van de Aanneemer in gebreken gebleeven was dezelve te voltooifn zo veel mooglyk voor verdere afneeming te bewaareri, en de verderüyke gevolgen ten aanzien der Monden van Nederwhaal en Pan- nerdenfe-he Kana I daar uit profltieerende, te prajvenieereh. Ter voldoeninge van deeze Uwer Ed. Mogende geëerde bevelen, is de On ergeDhreeven den 25 November laatftleden over Utrecht naa Arnhem vertrokken* alwaar hy, door de gunftige fchikking van U Ei. Mog., het kleine 'sLands J 2. T. Rapport van eens Infpeïïie der Werken op de Boven-Rhier en, gedaan op ordre , en ingevolgen de Refolutie van Haar Edele Mog. de Heet en Gecommitteerde Raaden van de Staaten va» Holland en IVejlvrieshnd, in dato 26 February deezes jaars 1779, door C. Brunings, Infpe&eur Generaal van 's Landt Rivieren, Edele Mogende Heeren! J^Y opgemelde Uwer Ed. Mog. Refolutie van den 2,6 February jongftleden, heeft het Ü Edele Mog. goedgedacht, den ondergefchreeven te qualiüceeren en te gelaften, om zo dra de Riviershoogte daartoe gefchikt mogte zyn, naa Gelderland te vertrekken, en aldaar met adüftentie van de zulken, welke ik noodig oordeelen mogt, alle de Werken, tot redres der boven Rivieren federt 1771 gemaakt, maar voornaamlyk de gefteldheid der Oevers van Millingen en St. Nicolaaswaard, benevens de fituatie der Monden van Nederwhaal en Pannerdenfche Kanaal, nauwkeurig te inipefteeren, daar van U Edele Mog. fchriftelyk rapport te doen, en tevens myne confideratien te fuppeditceren, wat, naar myne gedachten, ter beieiking van het groote oogmerk met de opgemelde Werken bedoeld , verder zoude behooren gedaan te worden. — Om aan deeze Uwer Ed. Mog. geëerde bevelen te voldoen, ben ik den 10 deezer maand April over Utrecht naa Arnhem, en vervolgens na het bovenSpyk vertrokken, en van waar ik, met adüftentie van den Heer van Hugenpoth, den Landmeeter Henkrik van Straalen en den Opziener Ruth Otten, myne Infpectie begonnen heb, terwyl het water aan het Peil te Arnhem tot 2 voet 10 duim gedaald was: eene Watershoogte, welke my niet alleen in ftaat ftelde, alle de Waterwerken cp de nauwkeurigfte wyze te infpecteeren, maar ook om het efLét deezer weiken, en dus de waare gefteldheid der Rivier, benevens den loop des Strooms, volmaakt waar te neemen- Thms van myne bevindingen aan U Ed. Mog. verflag doende, zal ik een begin maaken met de werken op het boven-Spyk gelegen, waaromtrent ik de eer heb, U Ed. Mog te berichten: dat ik de Bleeswerken, langs den Oever van liét boven-Spyk, ia de volmaaktfte orde bevonden heb, en wel zodanig, als zy, volgens het getuigenis van den Opziener Ruth Otten, in geen twintig jaaren geweeft zyn, waar uit blykt, dat men, op laft der Cleeffche Regeering, van het laage water een goed gebruik gemaakt, en deeze werken op een folide wyze gerepareerd heefc. Aan de verzinking in den Dyk by de rek der benedenfte Krib, (waar van UEd. Mog. by zeker Verbaal der wederzydfche kundigen, in dato a3Auguftus 1777 zullen gewag gemaakt vinden, en Y y y 2 die  C 272 ) die toenmaals ptovifioneel met hout befloken was, om een'Dóórbraak te voorkomen ) was men thans bezig, het hout daar uit te trekken, en de glooying met aarde op te haaien , dewelke in het Najaar wederom met een Ruwaard zoude beflagen worden : a'les ingevolgen de maatregulen onderling ter dier ty l vaftgefteld, en by het zo evengemelde Verbaal genotuleerd.— De drie Kribben , langs den Oever vanher boven-Spyk , in den jaare 1775 gelegd, vond ik in zeer goeden ftaat. De bovenfte van dezelven, die voor tekening der Cleeffche Regeering gemaakt is , was reeds genoegzaam door de fteeds meer en meer afzakkende Zandwel by den Schabben gedekt. By de tweede of bovenfte der gemeenfehappelyke Kribben verlandde het mede dermaaten , dat men , zo als ik geïnformeerd ben, bedacht is, om de Gierbrug , als mede een gedeelte van den Poftweg , verder benedenwaarts te leggen. Deeze tweede Krib zette thans het water niet verre genoeg uit , cm door de benedenfte behoorlyk opgevangen te worden. Dit echter moet toegefchreeven worden aan de ongemeene laagte der Rivier , als wanneer de fnelheid merkelyk minder is , dan by middelbaare Watershoogte, En dewyl ik 'pok in dkluatft gemelde geval, verfcheiden maden gezien heb, dat die Krib den ftroom verre genoeg uitzet : dewyl het daarenboven achter en beneden dezelve Krib oogenfchynlyk droo.er en ondieper word; zo denk ik, dat men tie Krib aanmerken kan , als alleszins aan het oogmerk voldoende. De benedenfte Krib pra: fleert insgelyks de vctwagte uitwerking : echter is het 'er verre van daan , dat daar mede het geheele boven-, en nog veel minder het beneden-Spyk ontzet zoude zyn. Gelyk men dit dan ook nimmer van deeze Kribben heeft kunnen verwagten. Ik ten minften , heb meermaalen by andere gelegenheden de eer gehad , U Ed. Mog. voor te dragen, dat ter bereiking van zulk een heilzaam , maar uitgtftrekt oogmerk , wel degelyk een aanëengefehakeld vervolg van welgeplaatfte Kribben vereifcht zoude worden. — _ Dit toch word hoe langs hoe meer noodzaaklyk : en ik kan niet nalaaten, U Ed. Mog. onder het oog te brengen , dat de Oever van het beneden-Spyk om krachtdaadige en [poeöige hulpe roept, nademaal dezelve, federt myne laatfte Infpeétie , geweldig afgenomen is, en zulk eene holle gedaante aanneemt, dat men voor den in gelegden Dyk van den jaare 1745 zai moeten vreezen, by aldien'er niet nog iniyds middelen aangewend worden, om van dien kant allen ramp , waar van deeze Provincie weleer de droevige, gevolgen ondervonden heeft, te keeren. Hier van by deeze laatfte Infpectie op het levendigfte overtuigd zynde, heb ik, om aan het oogmerk van U Ed. Mog. in deezen te voldoen, gemeend, daar over met den Heer Raad-Sectetaris Brantfen. te moeten fpreeken, en voons ernftig te infteeren, dat de Gelderfche Landmeeters zouden worden gelaft, om toch eindelyk eens, ingevolgen het gerefolveerde op de Conferentien van 1771 en 1778, met den Landmeeter deezer Provintie een generaal Plan tot ontzetting van het beneden-, Spyk, in concatenatie met de reeds gelegde Kribben aan het boven-Spyk, te formeeren: en is dien conform vaftgefteld, dat de Landmeeter M. Beyerinck, by het doen der aanftaande jaarlykfche Peilingen met den Landmeeter van Straalen, nogmaals den beneden.Spykfchen Oever infpedteeren, en beide gezamentlyk het gerequireerde Project, van ontzetting geformeerd hebbende, aan  «an my toezenden zouden, om hetzelve vervo'gens aan U Ed. Mog., met byVoeging myner Confideratien, tc doen geworden. Ten aanzien van de gefteldheid der Riviere tusfchen den ouden Rhynmond en het Bylandfche Kanaal, kan ik U Ed. Mog. berichten: dat de Salmoortfche Krib, hoe langs, hoe meer de daar mede bedoelde uitv/erking prsfteert, zo dar'er voor als nog, geene verlenging van dezelve fchynt nodig te zyn. Achteren beneden deeze Krib, Bgt eene verre uitgelekte droo-e vlakte Het greotfie gedeelte van den ingeholden zuidelyken Oever is daadlyk ontzet en de afbreuk van Halderweide valt hoe langs hoe laager, ter plaatze daar men dezelve begeerd heeft, zo dat het weleer uitftekende zuidelyke punt van den mond des nieuwen Kanaals, nu bykans een' regtlynigen Oever uitmaakt , en den Stroom kort langs denzelven in het gemelde Kanaal valt. Daarentegen neemt de Lobitfche Wël in eene tot nog toe gunftige directie af, terwyl haar beneden-punt reeds zo verre voorwaarts gefchooten is, dat 'er tusfchen dezelve en het Schephoofd van het Bylandfche Kanaal, by deeze Riviershoogte , nauwlyks een Geul van 5 roeden breedte gevonden word. — De ftaat van het Bylandfche Kanaal is alleszins gewensch:: een regelmaatigen en fnellen Stroom ziet men van het begin tot het einde. ~ De afbreuk van den Oever aan den nek van het Schephoofd, waar van UEd Mog. by myn rapport van den 7 December des voorleden jaars, in het breede gewag gemaakt zullen vinden, was thans door den Heer van Hugenpoth met een Rfficant Pakwerk, in eene met den loop der Riviere overeenftemmende dire&ie, gedekt, moetende alleen nog eene holte van i5 i 16roeden in dit werk aangevuld, en hetzelve vervolgensin het najaar met groen hout opgehaald worden. — De Landmeeter M. Beyerinck by deeze Infpectie tegenwoordig zynde, verzogt ik hem , om thans met my te willen nagaan, welk eene dueftie 5'ari den Noordelyken Oever des Kan -mis , behoudens den goeden loop der Riviere, gegeeven zoude kunnen worden, ten einde ook ten dien opzigte (immers zo veel nis nog de ftaat der Rivier gedoogde) aan U.ver Ed. Mog. Refo- lu ie van den 23 November des voorleden jaars te voldoen Wv bevonden dan (in de onderftelling, dat de Zuidelyke Oever zal continueeren regclnaatig aftcbreeken , zo als tot hier toe gefchied is; dat , • wanneer men 70 roeden van den kop des noordeljken Leidyks , en , daar deeze eindigen wederom zo roeden rechthoekig op dien Leidyk afmeet, dit punt als dan bepaalen zal, welk een' toog de Oever van het Schephoofd af aan, zal moeten hebben, om aan den invallenden ftroom een gepafte leiding te ge-ven en van daar vervolgens, zo veel doenlyk, rechtlynig voort te gaan. Beneden het Huis Bimmen , was men tegenwoordig bezig aan eene kleine verlenging van hec Bleeswerk , het geen in het voorleden jaar gelegd is, om eene infehaaring van den Zuidelyken Oever aldaar te vóórkomen, en deszelfs rechten loop te conferveeren. In de kromte langs Herwen gaat thans weinig of geen ftroom : en aan den Bylandfchen Waard ,s de Alluvie confiderabel, zo dat dezelve by gis ruim sco morgen bedraagen zal, welken allen daadelyk bepoot zouden kunnen worden. Echter ben ik met den Heer van Hugenpoth , als Adminiftrateur van Z zz dieri  C 274 ) dien Waard, afgefproken , (ingevolgen het tweede Art. zyner Inftruétie) oni in het aanftaande najaar flcchts 50 morgen te bepooten, eensdeels op dat men voor eerft niet meer dan 150 vimmen hout in den Waard daar toe zoude behoeven te employeeren ; en anderendeels om geene de minfte redenen v«n vreeze te geeven , dat deeze bepooting fomwylen aan den Herwcnfchen Oever of loop der Riviere nadeel toebrengen mogt. Aan het Bleeswerk tot dekking van den Miliingfchen Oever in het voorleden jaar gearrefteerd , was men bezig met de batfte laag op het beneden-ein 1 te laaten zinken : voor het overige is het ons gefam:ntlyk voorgeko men, beft te zyn , dat de Ruwaard eerft in het najaar daar op getrokken wierd , dewyl men alsdan groen wasfchend Hout bekomen kan. In het voorleden jaar had men provifioneel bepaald, om dit Werk 13 roeden boven den Steen-oven van Dormans te laaten beginnen. Doch deezen Winter bleek reeds, dat hetzelve omtrent 38 roeden hooger een' aanvang neemen moeft, byddien men beletten wilde, dat de Rivier achter hetzelve inboore. Dit thans gcfchied zynde , is het geheele Werk (wiens lengte in de rechte Lyn gemeeten, nu 185 roeden en 7 voeten bedraagt) door de afzakkende Wel gedekt. Het Bleeswerk aan den St. Nicolaaswaard was zo verre gevorderd, dat de Aanneemers het zelve , binnen twee a drie dagen , meenden te voltooijen. De Nood-laagen, die in den voorleden Winter by hooge Rivier vry onregelmaatig gezonken waaren, (gelyk zulks niet anders mooglyk was; had men by het tegenwoordige laage Water , behoorlyk uitgevuld, en doorgaat.s aan het geheele Werk eene aanmerkelyke breedte op den bodem der Rivier gegeeven. Dus, zo kort doenlyk , 17 Edele Mog. een Bericht wegens den Staat der Werken gegeeven hebbende, zal ik thans, om aan het tweede Lid van Uwer Ed. Mog. opgemelde Refolutie te voldoen, de vryheid neemen, eenige confideratien te fuppediteeren , nop?ns het geen , naar myne inzicht, nog ter bereiking van het groote oogmerk in deezen , te weeten , de welftand der Monden van Nederwhaal en Pannerdenfche Kanaal, diende gedaan te worden. Alvoorens echter zal ik de attentie van U Edele Mog. nog eenige eogenblikken moeten bezig houden met de befthryving der tegenwoordige gefteldheid van het Riviervak tusfchen liet Bylandfche Kanaal enden St. Nicol. as waard; als mede met eenige refle&ien omtrent het geen naar alle watnfchynlykheid uit die gefteldheid te wachten is, verzoekende dat U Ed. Mog daar by tevens gelieven in te zien, de Kaart (HH\ waar op de tegenwoordige ftrekking der Oevers, de loop des Strooms , en de gedaante der Zandwellen, zo als dit alles zich by deeze laage Rivier vertoonde, zyn afgetekend. U Edele Mog. weeten reeds uit voorgaande Berichten , dat zich federt de opening van het Bylandfche Kanaal, of liever federt de Stroom door dit Kanaal een' geregelden loop genomen had , even beneden hetzelve aan de Millingfche of Zuidzyde , daar te vooren eene diepte van 50 en meer voeten was, een Zandwel gezet heeft, waar uit terftond bleek, dat de Natuur, volgens de onveranderlyke Wetten der beweeging van het Water , ook hier geneigd was, dien uitgeholden en ongeregelden Oever met er tyd te ontzetten. Deeze Zandwel is thans in lengte en breedte aanmerkeiyk toegenomen , zo dat haar benedenpunt tot voorby den Steenoven van Claas Arendfe  C «75 ) Arehiïte fchiet, gelyk Jan U Edele Mog. uit de opgemelde Kaart blyken kan. Daar en tegen ruimt de Oever van de Pannerdenfche Wel op, in eene directie, welke zeer naby rechtJynig loopt met den Noordelyken Oever van hetBylandfche Kanaal, zo als my , ftaande op eene hoogte op de gemelde Pannerden' cl ie Wel, duidelyk gebleeken is Aan het beneden einde van den Kiefwaard neemt de Oever toe, Men ziet derhalven ten klaarften , dat zich alles prepareert tot eene geregelde Rivier , welke zo veel mooglyk , tusfchen rechte Oevers bepaald is. Trouwens dit moeft het gevolg zyn van de Bylandfche Doorfnyding , wanneer dezelve tot volkomenheid gebragt konde worden \ gelyk ik dan ook reeds alle deeze verfchynzelen , als hoogst waarfchynlyke uitwerkingen dier Doorfnydinge, by myne confideratien van den 21 Decemb. 1768 aangemerkt heb Wanneer in tegendeel de Millingfche Oever verder uitholde, moeft de Pannerdenfche Wel in dezelfde evenredigheid aangroeijen, het een en ander tot bederf der Monden van Nederwhaal en Pannerdenfche Kanaal. Daar nu de Millingfche Oever, zj verre dezelve door de ftraks gemelde Zandplaat voor ais nog niet konde gedekt worden , met een fufficant Bleeswerk voor verdere afneeming beveiligd is , zo kan men het verder afzakken van deeze Zandplaat geruftelyk afwagten , terwyl inmiddels de uitftekende Oever van den Miliingfchen Waard beneden dit Bleeswerk by het Huis van Claas Arendfe, meer en meer afneemt, waar door met 'er tyd de opruiming der Zandplaat in den Mond der Nederwhaal, welke in meer dan een opzicht nadeelig is) geëffectueerd, en het Vaarwater in dien Mond geregelder gemaakt zal worden. -—■ Uit deeze eenvoudige redeneering blykt, naar het my voorkomt , van zelve, dat 'er tot beneficeering van den Nederwhadmond, voor als nog niets behoeft, of kan ondernomen worden. Wat aanbelangt den ftaat des Pannerdenfchen Kanaals, voor zo verre die uit de tegenwoordige geüeldheid der boven Rivier, gelyk ik ze ftraks befchreeven heb, voortvloeit; zo zullen U Ed. Mog. eensdeels uit de meermaals aangehaalde Kaart, anderendeels uit de Peilingen, welken ik duiJelykheidshalven, afzonderlyk hier achter gevoegd heb, ontwaar worden, dat daar ter plaatze federt Juny des voorleden jaars, en wel voornaamlyk federt het af breeken van den St. Nicolaaswaard door Bleeswerk belet is, zeer aanmerkelyke veranderingen voorgevallen zyn. Of deeze veranderingen ten goede, dan wel ten kwaadeftrekken , zal, myns oordeels, ontwyffelbaar blyken, wanneer men de volgende byzonderheden met aandacht overweegt. De Middelplaat in den Mond van het Kanaal ^op de Kaart met B. B. getekend) h in grootte en gedaante zodanig veranderd , dat ze tevens de twee kleine Plaarcn C. en D bevat, en zich Zuidweftwaarts zo verre uitftrekt, dat de uitterfte Kant of Oever dier Plaat genoegzaam in een zelfde ftrekking ligt met den Oever van de Pannerdenfche Wel; gelyk zy dan ook daar ter plaatze, en hcofdzaaklyk op den WeIIhoek , tegenwoordig afneemt, even en in dezelfde ftrekking, als de afneeming van de Pannerdenfche Wel gefchied. Soorigelyke afneeming of ten minften ftylen Oever vint men aan de Noordzyde van die Plaat, h. t een en ander veroorzaakt wordende door den fterken Stroom in het ruime Vaarwater tusfchen de Middelplaat en den St. Nicolaas- Z z z 2 waard,  ( ) Vraard , dewelke nu aan het Pakwerk langs dien Waard refiftentie ontmoetende , zyne geheele kracht jegens die zyde van de Middelplaat oeffent. Aart de Zuidooftzyde daar en tegen groeit deeze Plaat dermaaten aan, dat de OostelykeGeul van het Kanaal, weleer het voornaame, hoewel gebrekkige Vaarwater , thans ten eenemaalen onbruikbaar, en genoegzaam geheel met Zand vol geworpen is. Men ziet derhalven by voorraad , dat, alles behoorlyk gade geflagen wordende, de meergemelde Middelplaat zich aan de Pannerdenfche Wel vafthcchten , en met denzelven één Oever uitmaaken zal, dewelke, even gelyk de gemelde Wel, afneemen zal , naar mate de Stroom door de ontzetting van het Millingfche Schaar zich naar het midden der Rivier bepaalt, zo als tegenwoordig reeds oogenfchynlyk plaats heeft. —— Men ziet vervolgens, dat, in Rede der verfcheiden Geulen en Vaarwateren , die te vooren den Mond van het Pannerdenfche Kanaal Uitmaakten, 'er thans flegts één Vaarwater is , van ruim 20 roeden wydte, enioau voet diepte (alles by deeze extraordinaire laagte der Rivier gerekend) in het welk zulk een fterke Stroom van boven Cniet flurpende van onderen , gelyk te vooren) valt, dat ter plaarze daar Whaal- en Nederrhyn-Stroom zich van elkander' fcheidden , een dry vend Lighaam nu naa de Whaal, dan naa het Kanaal getrokken word, waar uit men befluiten mag , dat de Stroomen na beide die Monden in vermogen genoegzaam gelyk zyn. Men ziet eindelyk uit deeze üefchryving, dat het zo evengemelde gunftige Vaarwater, door de gefteldheid der boven-Rivier geformeerd , nooit verhaten , maar hec kofte wat het wille, geconferveerd moet worden. Een der voornaamfte middelen ter bereiking van dit oogmerk, is reeds door beide Provinciën werkftellig gemaakt; en wenfchelyk waare her, dat men hetzelve een jaar vroeger hadde kunnen ter uitvoer brengen , als wanneer deeze mond van het Pannerdenfche Kanaal eerder den vereifchten trap van volmaaktheid zoude bereikt hebben. • Hec tweede middel cm dit Vaarwater te conferveeren , beftaat naar myne gedachten (en voor zo verre ik uit de tegenwoordige fituatie dier Rivier oordeelen kan) daarin , dat men intyds ir.aatiegul.nberaame, om te beletten , dat de Stroom niet wederom, gelyk voor deezen , tusfchen het Plaatje K. en den Nicolaaswaard flurpende in het Kanaal valle, dewyl zulks anderszins weliigt weder een totaale, en zekeilyk nadeelige verandering in het tegenwoordige Vaarwater zoude kunnen te weeg brengen. Dan , dit kan men gemakkeJyk vóórkomen , met het femelde Plaatje K. met Ryswerk te bevangen, en Triangels gewyze aan het Bleeswerk van den Nicolaaswaard vaft te hechten. Nogtans moet ik hier, by voorraad* aanmerken, dat de byzondere manier van bewerking afhangen zal van de fituatie , zo als die in het najaar bevonden zal worden. Dus het op zich zelve onmooglyk is, zulks vooraf te bepaalen. Wenfchelyk echter waare het, dat U Edele Mog. het daar heenen konden dirigeeren , dat vroegtydig by beide Provinciën beflooren wierd , om het ftraks gemelde Plaatje K. aan het Bleeswerk vaft te hechten op zodanige wyze , als alsdan by infpectie door wederzyds Kundigen dienftig geoordeelt zal worden. ■ Want altoos zal het aan het oogmerk, te weeten de confervatie van het tegenwoordige Vaarwater, vol-  ( m ) voldoen, by aldien men maar pravenieere, dat de Stroom by Zomer-Water met ven ter zyde, of van onderen, maar recht in het zelve valle. Dan kan, wel is waar, by hooge Rivier eenige verandering ten nadeele voorvallen: doch dit zal, en moet zich van zelve berftellen , zo ras de Rivier wederom binnen haare Oevers getreeden i, , de*yl dit Vaarwater of de tegenwoordige mond van het Pannerdenfche Kanaal, icheppende op den afkomen* denStroora ligt, zo ue] als die van de Nederwhaal, welke fituatiedoor de reeds aangewende, e» zo even geproponeerde middelen , nog hoe langs hoe meer verbeteren zal, naar maate de Wefthoek van de middelplaat, als mede de benedenhoek van den St. Nicolaaswaard (dien men met dat oogmerk ontrelèeureerd gelaaten heeft) verder afflyten , gc|yk men hier van door het bloote inzien der meermaals aangehaalde Kaart terftond overtuigd zal worden. Uit dit all s blykt dan eensdeels de tegenwoordige gunftige gefteldheid van den Mond des Pannerdenfchen Kanaals , en anderendeeds de ongegrondheid der geruchten, door fommigen verfpreid, ais of die Mond eerhng geheel bedorven ftond te worden. Zeker is het, althans volgens het getuigenis der geenen , die by het Pannerdenfche Kanaal wonnen, en hetzelve dagelvks bevaaren , dat zich die Mond binnen de laatfte so Jaaren in geen' zo gunftiaen ftaat bevonden heeft. ö Maar fchoon de mond van het Pannerdenfche Kanaal thans favorabeler gfteld zy, en men in het vervolg alles goeds van de reeds aangewende, en nog geproponeerde middelen te wachten hebbe; het is nogtans niet min ze.' ker, dat de Scheepvaart door het Kanaal zelve met de grootüe moeite gepaart gaat. Even boven den Peppelgraaf aan de weftzyde van het Ka¬ naal ligt een groote Zandplaat, welke zich in breedte zo verre uitftrekt, dat er aan de ooftzyde flechts eene geul van omtrent 3 roeden breedte overig bJyft, terwyl ik in dezelve ter lengte van, by gis, ao roeden, thans niet m.er dan 4 voeten Waters vond: — De Scheepen derhalven, om deeze Geul te pasfeeren , moeten zich van hunne Laading in Ligters ontdoen, ge. Jyk ik zelve Ooggetuige daar van geweeft ben. Boven die Plaat, dat is tot omtrent het Ruis van de Weduwe Dormans, opgevaaren zynde, neemen zy hunne Lading wederom in, en pasfeeren dus den hier boven befchreeven Mond van het Pannerdenfche Kanaal. Zekerïyk is het te denken , dat by eene hoogere Rivier, dat is, by eene vermeerderde fnelheid des Strooms ceeze Plaat wel eenigszins wegruimen , en het Vaarwater verbeteren zal Doch zo lang de oorzaak van het kwaad blyft exteeren , is 'er, myns bedunkens , geene reden op eene Radicaale verbetering, tot voordeel der Scheepvaart aldaar , te hoopen. Deeze oorzaak is onbetwiftbaar gelegen in de onmaatige wydte van het Kanaal ter dier plaatze , bedraagende dezelve ruim 70 roeden, en deeze wydte moet men wederom eenig en alleen daar aan toeichryven, dat de drie Provinciën Gelderland , Utrecht en Overysfel federt den jaare 1757, het opmaaken van den Roswaardfchen Dam, gelyk ook de Ryswerken aldaar, geheel verwaarloosd hebben. - ? Wat eindelyk den nieuwen Ysfelmond betreft, zo moet ik UEd. Moe dien aangaande berichten , dat zich even binnen denzelven aan de rechter of ooftzyde een Zandplaat gezet heeft, dewelke, wanneer ze daar blyven Aaaa  ( 278 ) toeneemen mogt, zekerïyk met 'er tyd voor dien Mond van nadeelige gevolgen zyn zal. Meer dan waarfchynlyk moet men dit attribueeren aan de ingeboogen toogsgewyze gedaante, welke men aan den Oever van de Piey boven den Mond gelegen, opzettelyk door middel van de Pakwerken gegeeven heeft', waar door de ooftelyke Kop van 't Kanaal, als het waare, uitfpringt, en den Stroom gedeeltelyk afwyft. — U Ed. Mog, zullen uit voorgaande Correfpondentien met Heeren Gecommitteerden van Gelder, land, en voornaamlyk uit het Verbaal der Conferentien van den 12 July 1773 zien, dat zulks niet anders dan op fterke Inftantien van welgemelde Heeren Gecommitteerden gefchied is, na dat men van deeze zyde, zo veel mooglyk, getracht had, de nadeelige gevolgen daar van in dagligt te ftellen, * De Ryswerken , welke in September laatftleden tot Reparatie van fommige Defe&en in den Ysfelmond aanbefteed zyn , waa en zo verre gevordert, dat de Aanneemer binnen acht dagen tot de Opneeming meende gereed te zyn. Het Pakwerk langs den Oever van de Pley boven d n nieuwen mond was op verfcheiden plaatzen zeer ontramponeert. Ook komt het my niet onwaarichynlyk voor, dat men eerlang genoodzaakt zal zyn, hetzelve hooger op te vervolgen, nademaal de Rivier aldaar fterk op den Oever aanvalt, en het te vreezen is, dat dezelve achter het Pakwerk inboore. My vleijenè-e hier mede aan Uwer Edel Mog. geëerde bevelen te hebben voldaan, noem ik my met allen verfchuldigden eerbied, Edele Mogende Heeren, Onderftond, Zwanenburg Uwer Edel Mog. zeer ootmoe- 28 April dige Dienaar. Was getekent, C. Brunings, Aan'  C 479 ) Aantekening der Peilingen \ op de navolgende Raayen, zo als dezelven zyn aangeweezen in de Kaart van de Rivier de Whaal, behoorende tot de Conferentien van den 1 July I7f8; gedaan door den Landmeeter H. van Straalen den 11 April 1779. by eene IFatershoogte van 1 voet 10 duim aan het Peil te Arnhem. ( 1. ) In de Raay No. 6. beginnende van den St. Nicolaaswaard: Voeten 6 (r Roede uit het Pakwerk) 8 8 Ë 9 9 7 6 (15 Roeden van de Zandwel) C 2. ) In de Raay No. 7. beginnende als vooren. Voeten 11 (x Roede uit het Pakwerk) 11 iï 10 8| 6 5 Oo Roeden van de Wel) ( 3 ) In de Raay No. 8, dat is de Geul van het Vaarwater, van boven na beneden: Voeten 10" 8 8 7 6 6 7 Deezen boven heé boven10 >• punt van den St. NicoV IO laas waard. 9 8 8 8 7. Aaaa s Vöei  ( 28o ) Voeten 8"] ii j _ j - I Deezen tusfchen het bovenJï >■ en benedenpunt van den f Si. Nicolaaswaard. 10 10J Voeten 9I g j Daezen van hec benedeno 'y punc van gemelden Waard ö | tot in het Kanaal. 7 6J £ 4. ) Langs den Miliingfchen Oever, beginnende ongeveer 30 Roeden beneden het Pakwerk M. M. M., en doorgaans 3 Roeden uit den Oever. Voeten 19 15 15 15 ' 16 16 16 15 15 15 2? C°P het beneden-einde van Io het Pakwerk. 18 16 18 1*1 15 (Tegen het Hek) 17 16 18 134 10 13 12 15 16 18 19 (Tegen het uitfteekende punt.) 20 18 (Steenoven van Dormans.) lï 18 Voe*  ( ) Voeten 19 (Hekken-poft.) Mf . J9 *9 18 18 18 16 (Begin van het Pakwerk.) 15 *4 12 li 11 15 14 J4 ■ 14 14 15 J£ 13 (Steenoven van Claas Arendfe.^ ( 5« ) Op de Tong der Wel langs Millingen, begonnen tegen over den Steenoven van Claas Arendze, 35 a 40 Roeden uit den Oever. Voeten 12 12 12 1» 12 1 2 11 II 9 8 71 . 6 5 4 3 2 1 (25 a 30 R. van de Zandwel) Bbbb r#r-  ( 282 ) 2. u. Verbaal van het Gebefoigneerde in een Conferentie door de Heeren Gecommitteerden van de Provintie van Gelderland , mitsgaders van de Provintie van Holland enWestvriesland over het Werk der Rivieren op den 21 July 1779. en eenige volgende dagen binnen de Stad van Arnhem gehouden. Woensdag den 21 July 1779. PRESENTEN. Uit Gelderland. De Heeren Borggraaf van Lynden, Heere van Hemmen. De Burgemeester Pieck, Rouwenoort, tot den Ulenpas> De Burgemeester Fer/leege, De Landdrost Bentinck. De Burgemeester G .Tulleken nevens J. in de Betouvr, Schomaker en Brantfen, Secretarislen. Uit Holland. De Heeren Van Boetzelaer, Heere van Nieveen en Van Slingeland nevens Brunings, Infpecteur Generaal der Rivieren. De Gecommitteerden der twee Provintien bovengemeld, gisteravond, de tyd met gemeen overleg daar toe beraamt, binnen de Stad van Arnhem gekoomen en huiden te zamen vergadert zynde; Heeft Frans Godert van Lynden, Heere van Hemmen Borggraaf, Richter en Dykgraaf des Ryks van Nymegen, de aanweeZende Leden voor derzelver tydelykeen goedwillige comparitie bedankt, en vervolgens voorgedraagen: Dat de reden, waarom deeze byeenkomst was belegt, gelyk aan haar Edele Mog. kennelyk was, hier in was beftaande, namentlyk, om te doen eene gemeenfehappelyke generaale infpectie van alle de Werken tot verbetering der boven -Rivieren zedert den jaare 1771 gemaakt, welke men wederzyds als zeer nuttig en nodig aanmerkte, eensdeels om de fuccesfive effecten der gemelde werken, zo veel mogelyk, na te gaan, en anderdeels, om by die gelegenheid onderling te delibereeren, of en wat 'er nog rer bereiking van het vöornaame oogmerk zoude kunnen en behooren gedaan te worden; Dat hy Borggraaf mitsdien thans zoude vernemen , welke confideratien de refpective Leden daar omtrent waren hebbende, en wat ten opzigte van die ■ aan-  < 283 > aangelegde Werken als anders zouden vermeenen, dat verders al nu gedaan zoude dienen te worden, niet 'twyffelende, of alle de Leden in het generaal en ieder in het byzonder, zouden tragten het haare te contribuëeren, omtrent het geen men tot beneficeringe van de Rivieren en het obtineeren van het voorgeftelde oogmerk het bèèi en bekwaamfte zoude oordeelen. Waar mede, na dat de Heer van Boetfelaar, zo voor zich als in naame van den Heer van Slingeland, prealabel met een compliment ter materie dienende aan de Heeren van Gelderland haar genoegen en dankzegginge betuigt hadde, dat dezelve de voorflag door de Heeren van Holland, tot het houden van de tegenswoordi e conferentie gedaan, wel hadden gelieven te aggreëeren, tot die Befoignes getreeden zynde, hebbende Heeren Gecommuteerden van Gelderland voorgedragen, dat reeds op den 14 Juny jongstleden m ogenfchyn hadden genomen alle de Waterwerken, welke zedert het jaar 1771 vsn het boven-Spyk af tot aan het Pannerdenfche Kanaal toe waren gemaakt. Dat by die gelegenheid de Landmeeter Martinus Beyerink gelast hadden nauwkeurig te examineren, wat effecten die Werken hadden gedaan, voorts zyne con/iderafié'n dienaangaande fchriftelyk te vervatten , en tevens te advifceren hat geen al nu volgens zyr.e gedagten verder zoude dienen ondernoomen te worden. Dat gemelde Landmeter daar aan cok hadde voldaan, en dat op huiden by haar Gecommitteerden deszelfs fchriftelyk Rapport,hier na geïnfereert onder No. 1., was ontfangen. Dat dit Rapport echter voor als nog geen object van deliberatie van haar Gecommitteerden was geweest, maar dat zy vermeent hadden hetzelve aan de kennisfe van de Heeren Gecommitteo rden van Holland en Westvriesland ter dezer occafie niet te hebben mogen onthouden, om daar uit te kunnen zien, in wat denkbeelden de voornoemde Landmeter zich ten aanzien van dit Werk was bevindende, met verzoek van alnu mede van de HoJlandiche zyde te mogen worden geïnformeert, welke confideratien by derzelver Kundigen omtrent deeze Werken kwamen te vallen, en wat die zouden vermeenen, dat in deeze zoude kunnen en behooren gedaan te worden, ten einde als dan haar Edele Mog. met malkanderen over het een en ander zouden kunnen delibereren, en na bevind van zaaken bepalen,het geen men ter bereiking van het voorgeftelde oogmerk dienftig en nodig zoude oordeelen. Vervolgens is het gemelde Rapport geleezen, en by de Heeren Gecommitteerden van Holland en Westvriesland Copielyk overgenoomen. En terwyl haar Edele Mog. daar benevens geliefden te verklaren, dat voorneemens waren op morgen insg' lyks een oculaire infpectie en opneming der Spykfche en andere Waterwerken te gaan doen, waar mede eenige dagen zouden verlopen, zo zyn de verdere Befoignes tot aanftaande Maandagden 26 deezes des morgens ten elf uuren uitgeftelt. Sbbb 2 Maan-  ( 2*4 ) Maandag den a6 July 1779. PRESENTEN. Als boven. |_)e Befoignes gereëntameert zyr.de, hebben de Heeren Gecommitteerden van Holland en Westvriesland ter Vergaderinge voorgedragen, dat ze. dert laatstleden Woensdag mede de Waterwerken op het Spyk en verder benedenwaards tot den Mond van den Ysfel incluis,in ogenfchyn hadden weezen neemen, en dat van derzelver bevindingen, mitsgaders van haar confideratien hadden geformeert een fchriftelyk Rapport, het geen zy by deeze waren exhiberende in voegen hier achter onder No. s. ervintelyk, en waar toe zich waren refererende. Het welk geleezen en de poincfen daar in, zo als ook in het Rapport van don Landmeter Martinus Beyerinck vermeld, in deliberatie genomen en over en weder gediscutiè'ert zynde, is goedgevonden: 1. Dat ren aanzi n van het voorzien van den Zaidoever van de Rivier tegens over den Ravenpol, daarop by die van Cleeve, by bekwame gelegenheid, ten fterkfte zal wort'en geinfteert, en dat inmiddels zal worden afgewagt, het geen dienaangaande, volgens informatiën, aan Cleeffche zyde zal worden werkftellig gemaakt. 2. Dat belangende den afbrekenden Oever op het beneden-Spyck, de La-dmeters van wederzyds Pro vintien alnog zullen worden gelast,gelyk dezelve gelast worden kragt dezes, om te zamen vermogens het gerefolveerde van den 26 Mey 1777 enden 4 July 1778, hoe eer hoe beter, een generaal Plan tot ontzettinge van dien Oever te formeeren, en daar over met die van Cleeve, mitsgaders den Landmeter van de Provincie van Utrecht, Goudriaan, te concerteeren, doende daar van alsdan Cchrifcelyk Rapport. 3. Dat ( aan zyn plaats latende de Kribben boven en voor de Halderweide voor eenigen tyd gelegt, voor zo verre gezamentlyk geoordeeld wierd, als nog geene verlenging noodig te hebben) ten reguarde van de Werken op den Bylandfchen Waard, de Heer van Hugenpoth , als generaale Opzigter over die Wei ken , aldaar by continuatie zal worden gequalificeert, gelyk gequalificeert word kragt dezes, om de Ryswerken daar ter plaatze, byaldien dezelve eenige fchade mogten komen te lyden, op den voet als in de voorige jaaren is gefchied, te laten repareren, doende nogthans daar van telkens aan de Heeren Gecommitteerden van beide Provintien fchriftelyk Rapport, zullende ten dien einde wederom in het aanftaande najaar zodane quantiteit Noodhoat worden hefteed of aangekogt, als men als dan zal oordeelen noodig te wezen. 4. Dat betrekkelyk tot den Miliingfchen Oever, hebben haar Edele Mog. vermeent, dat by de tegenswoordige gefteldheid van zaaken, immers voor als nog, voldoende zal weezen, dat het Bleeswerk, het geen  geen althar is gelegt, met nog 45 a 50 roeden word verlengt, wordende mitsdien de Kribbe, door den Landmeter Martinus Beyerink in zyn Rapport geprojcóreert, by provifie gehouden in advis. 5- Lat voorts den St. Nicolaas waard betreffende, is goedgevonden, dat het Plaatje aldaar ten We.-ten de Middelplaat, Triangels-gewyze aan het tegenwoordige Pakwerk van de voornoemde Waart zal worden geënclaveert en vastgemaakt. En zal ten dien einde de leverantie van het hout tot dit een en ander noodig, zo als ook het Arbeidsloon, publicquelyk worden aanbefteed, met hst aan de Landmeters der twee Provintien, om daarvan by tyds de vereischte Beftekken te formeeren, en in gereedheid te brengen. <5- Wat aangaat de flegte gefteldheid van het Vannerdenfche Kanaal by de Peppelgraaf, door de Heeren Gecommitteerden van Hofland in derzel/er Rapport gemeld, hebben de Heeren Gecommitteerden van Gelderland aangen -omen dit te zullen laten examineeren, en daar over mede aan de Heeren Gecommitteerden 's Lands van Utrecht, dewyl zulks eigentlyk tot de drie Provintien was fpecterende, te zullen fchryven. 7. En eindelyk den nieuwe Mond van den Ysfel concernerende, hebben haar Ed. Mog. goedgevonden de Landmeters der beide Provintien te gelasten , gelyk gelast worden by deeze, cm wanneer de gewoone jaarlykie peilingen der Rivieren komen te doen, den ftaat van voorfz. mond te examineeren, de defecten zich daar aan bevindende, op te neemen , en op wat wyze dezelve het best en bekwaamde gerepareert zouden behooren te worelen, doende daar van al mede fchriftelyk Rapporr. Haar Edele Mog. hebben na gehoudene deliberatie goedgevonden, de Landmeters der twee Provintien te gelasten, gelyk gelast worden mits deezen, om met ma/kanderen wederom in dit jaar de gewoone jaarlykfche peilingen der Ri ieren te doen, op zodane tyd, als zy zullen oordeelen daar toe het bekwaamde te weezen. En vermits men befpeurt heeft, dat de manier van peilen tot dus verre geobferveert, niet allezins voldoende is, hebben haar Edele Mog. gerefolveert, dat voortaan de voorfz. Landmeters in het peilen der Rivieren zich zullen moeten gedragen na het Voorfchrift hier annex onder No. 3. zullende daar van Extraft worden mede gedeelt aan gemelde Landmeters, om zich daar na te reguleren. In overweginge genoomen zynde, dat het dienftig en noodig zoude weezen , dat van tyd tot tyd op de aangelegde Waterwerken voor den Oever te Millingen en van den St- Nicolaaswaard, als mede op de veranderingen in dat gedeelte der Riviere voorvallende, wierde gepast en behoorlyk acht gegeven, of daar aan zich ook eenige merkelyke verandering kwam te openbaaren; hebben haar Edele Mog. tot Opzigter van voorfz. aangelegde Werken, en die aldaar nog verder aangelegt zouden mogen worden, aangefteld , gelyk daar toe aangefteld word kragt dezes, de Perzoon van Rut Otten, zulks op een jaarlyks Tractement van een honderd guldens, voorts op de Cccc In-  ( 235 ) Inftrucüe hier na onder No. 4. te zien , alles nogtans ep een proef, en tot dat anders in deeze zal zyn gedisponeert. En zal hier van Extract aan gemelde Rut Otten worden ter hand gefteld, om te ftrekken tot zyn narigt. Is ter Vergaderinge ingekomen en geleezen de Requeste van Arnoldus Hoogvelt cum fuis, Aanneemers en Participanten van de doorfnyding op den Bylandfchen Waart, houdende: dat aan haar wegens de meerdere verdieping, als by het Beftek was bepaald, niet meer was gevalideert a's een fomme van 26341 guldens; dat zy echter daar aan, tot groot voordeel der twee i'10vintien, hadden befteed, behalven haar moeite en zorg, een vry meerdere en zelfs importante fomme, verzoekende derhalven om redenen in het breede by den Requeste vermeld, dat aan haar Supplianten, tot afweeringe van derzelver geledene groote fchade, zodanig nader fupplement gratieufelyk mogt worden toegelegt, als haar Ed. Mog. eenigzins zouden oordeelen en vermeenen te behooren. Waar op gedehbereert zynde, hebben haar Edele Mog. goedgevonden en verftaan, dat in der Supplianten verzoek niet kan worden getreeden ,en mitsdien het zelve afge/Iagen. Dingdag den &7 July 1779. JJaar Edele Mog. het verhandelde gerefumeert hebbende, zyn daar mede deeze Befoignes geëindigt, en zyn dezelve, na dat van malkanderen affcheid genomen hadden, op dato als boven gefcheidem Onder Hond, My prsfent. Was getekent, H. W, Brantfen. No; t;  C 28/ ) N°' u Memorie voor haar Edele Mog. Ge¬ committeerden tot beneficeering van de Neder-Rhyn en den Ysfel, Edele Mogende Heeren > De Ondergefchreeven orders van Uw Ed. Mog. omfangen hebbende, om alle de Waterwerken, xvelke zedcrt het jaar 1771 zyn gemaakt, van het boven-Spyk af, tot in het Pannerdenfche Canaal te examineeren, wat efteclen dezelve hebben gedaan, zyne confideratien dies aangaande op het papier te brengen, en wat volgens zyne gedagten verder diende gedaan te worden; ten dien einde heeft hy zich na het boven-Spyk begeven, en van daar de fituatie nagegaan tor het Pannerdenfche Canaal; zullende vooraf een korte omfchryving doen, hoedanig by de fituatie, mitsgaders het eflfeél van de werken heeft gevonden : Ten tweeden, zyne confideratien en wat f onder verbetering) volgens zyne gedagten nog zoude dienen gedaan te worden, opgeven. Belangende den bovenfpykfchen Ban- en Schaardyfc, behalven dat dezelve met Pak- en Bleeswerk is voorzien, het welk in het gepasfeerde najaar en in dit voorjaar is opgehaald, zyn in het jaar 1775 voor dien Dyk drie Kribben geprojecteert en uitgeftooken, waar van de bovenfte ongeveer 160 roeden boven het Veerhoofd, door de Kleeffche lang 76 roeden, en de twee andere gemeenfchappelyk zyn gemaakt; de bovenfte dezer Kribben, door de Cleefche gemaakt, legt thans buiten den üroom,fchuilende achter den fvan boven komende) aanwasch, ook legt de nek der tweede, of bovenfte der gemeen fclnppelyke Kribben, genoegzaam buiten den ftroom, waarom de Gierbrug, die bier tegen plagt aanteleggen, dit jaar benedenwaards moet verplaatst worden. In den jaare 1777 wierd bevonden, dat deeze Veerkrib, lang 55 roeden, niet toereikende was om de ftroom op de benedenfte Krib te brengen, en is' derhalven met 25 roeden verlengt geworden. Binnen de benedenfte Krib, ter lengte van 40 roeden buiten, en 15 roeden langs het Pakwerk, dus te zamen 55 roeden, viel in het begin van het jaar 1777, by een zeer fchielyke was of oploop der Rivier, een verzinking in het langs den Dyk leggende Pakwerk, zinkende de agterleggende Dyks dosfeering met een gedeelte van de kruin mede weg, het welk des tyds een Doorbraak dreigde; doch is dit gebrek al nu volkomen herfteld, en zyn thans de Kribben met de noodzaakelykfte werken langs het boven-Spyk in een goede order. Betreffende het effeft dezer Kribben, dienen ze tot uitzetting van den ftroom, orn het tegenover leggende Zand na beneden te jaagen; doch overmits de bovenfte thans geheel, en de tweede, de Veerkrib genoemd, het ag- Cc cc a ter-  ( 288 ) terfte of bovenfte gedeelte genoegzaam buiten den ftroom is,zo doet ook de eerfte geen en de tweede weinig tot de directie der ftroom, te meer, om dat de bovenleggende fituatie, de ftroom niet leidende, maar aanvallende op deeze Krib brengt, waaruit genoeg is te begrypen, dat het ontzet van dee. zen geheelen boven-Spykfchen Dyk zeer langzaam zal voortgaan; hier van heeft de Ondergefchreeven de reden opgegeeven in de Memorie van den i- September 1777door den Landmeeter Fredrik Beyerinck mede ondertekent , zeggende in die Memorie : De redenen , waarom de Ondergefchreeven niet wel konden conformeeren in de verlenging der bovenlte (dat is de gemeenfehappelyke") Krib met 25 roeden, was, de fterke aangroey der Zandplaat tegen en beneden den Raven Pol, welke zch al viy ver naa den zuid -Oeer extendeert en denzelven vry hol doet infehaaren. Vermits nu aan het beneden-einde van alle hol infehaarende Oevers een uitfprincende bogt g bojren word, waarachter de fpecie, welke uitdien hollen Oever breekt, rust, waar door de Rivier aan die zyde vernauwt en vcr amt en de ftroom zoetvoerig, doch gewis, en offchoon ongemerkt, echter kragtignaa de overzyde word gedirigeerc, naar maa;e nu de holligheid van den inbreekenden Oever avanceert, cn dat de Geul der Rivier benedenwaards aan de tegen overzyde diep, cn kort langs den Oever is,naar maate is de aanval op dien Oever min of meer gewigtig , en in dusdanig een bricolleerende ftroom, zyn de Kribben van weinig effect om de ftroom uit te zetten. Overmits nu de afbreuk van dien voorfz hol inbreekenden Oever, niet cesfee:t, mi-ar dat dezelve by continuatie blyft inbooren, en dat de aanwas van de Rave-Pol, zich hoe langs hoe verder in de Rivier naa de zuidzyde komt uit te breiden, is uit het voorgezegde niet te verwonderen, dat de ftroom (dus voortgaande; met een geduurige aanvallende directie den boven - Spykfchen Dyk nog lange zal drukken, en de beneden Spykfche Landen (zo lang die mee geen Waterwerken zyn gedekt) in de Rivier ileepen. Betreffende den Oever der Hallerwey, en den Mond van het Bylandfche K inaal of nieuwe Whaal, bevind de Ondergefchreeven, dat de Stroom th ins llerker ja vehement op den bovenhoek van den Mond werkt, en aldaar den Oever meer weg febuurt dan in den beginne, het welk zeker niet is te verwonderen, overmits van tyd tot tyd de nieuwe Whaal in vermogen toeneemt, en dat de Mond hoe langs zo meer fcheppende komt te leggen; evenswel komt de aanflag der Stroom ook nog verre bovenwaards tegen de Hallerwey, alwaar de Oever nog wegbreekt. En heeft de Ondergefchreeven op den 12 January 1779, wanneer het Dryf-ys de Rivier afdreef, op de Hallerwey waargenomen, de cours welke het ys langs d2 Salmoordfche Krib op de nieuwe Whaal zoude houden, bevond, dat de vaste Zoom van ys, langs dien Oever al eindigde ongeveer 240 roeden van den bovenhoek der nieuwe Whaal-mond, en dat even beneden die plaats het Dryf-ys tegen den Oever zyn aanflag# maakte, er» langs denzei/en voortdreef; nogthans verbetert van tyd tot'tyd de inval van het Water in den Mond, en de nieuwe Whaal avanceert daar door in ver'  C 289 > vermogen, en fchiet de Stroom hoe langs hoe fcheutiger en meer parallel mee de wederzydfche Oevers, waar door dan ook die fchadelyke Zandplaat, liggende binnen de bovenhoek der Mond van de nieuwe Whaal, afflyt en verdwynt, makende de invallende Stroom ook den aanflag van tyd tot tyd lager tegen den Noord - oever, en tegen het Schephoofd Jydelvker, dat minder force heeft uit te liaan, zo dat deeze nieuwe Whaal, na dat het in den (voor dit Canaal gelukkigen Winter) in den jaare i776 door den Ysgang confiderabel, ja co voet was uitgediept, genadig op den duur verbetert; zodanig, dat de oude Rivier langs Herwen beide in Capaciteit en Rapiditeit kragtig vermindert, befpeurende by eene middeïbaare Riviershoogte weinig of geen Stroom in dezelve, terwyl de Stroom de wederzydfche Oevers der nieuwe Whaal doet af breeken. Aangaande den Miliingfchen Schaardyk , waar voor thans een geheele aanwasch komt te leggen, aangroeyende van de gronden, komende uit de nieuwe Whaals verdieping, mitsgaders uit den afbreuk van den Zuidoever der nieuwe Whaal, en den Oever van de Hallerwey , wordende deeze aanwasch gedekt en fchuilt agter de uitwendige bcgt, welke de ftrekking der oude en nieuwe Whaal beneden maakt, door welken aanwasch, mitsgaders door de directie der Stroom van de nieuwe Whaal en verfiapping der Stroom door de oude Rivier langs Herwen, het tegen overleggende hyfwaardfche en boven - gedeelte der Pannerdenfche Grind- en Zandplaat (die overblyfzels zyn van den Herwenfchen afbreuk) in beweging worden gebragt, en zich meer benedenwaards plaatst in de ruimte , welken de holle inbreuk Van den Miliingfchen Oever heeft gemaakt, en waar door zich de Stroom hoe langs zo meer van den mond van het. Pannerdenfche Canaal, verwydert heeft, tot nadeel van deszelfs vaarbaarheid, terwyl het onmatig hd ukbreeken van den Miliingfchen Oever ook ftrekt tot nadeel der vaarbaarheid van den Mond der ben eden-WhaaJ, vermits de Specie uitdenMMingfc'ien Oever breekende, ichuilt beneden achter de uitwendige bogt (die men doorgaans beneden alle hol inbreekende Oevers vind) zich zeer ver in de Rivier extendeerr, en zelfs tot een vernaauwende Grindplaat heeft gezet, door welk een en ander beide die Monden, by een laage Rivier, gantsch niet favorabel zyn gefitué'ert, zynde beide alsdan maar door naauwe Geulen tebevaaren, ten welken einde, in het laatfte gepasfeerde jaar, tot ftuiting van den verderen voortgang van dit kwaad, provifioneel de Millingfche Oever, ter lengte van circa 185 roeden, mitsgaders de Oever der Nicolaaswaard (die hoe langs hoe meer kwam weg te breeken) met Bleeswerken zyn gedekt, te vreezen zynde, dat deeze Zanden, die de boven-Geul of oude Vaarwater van het Pannerdenfche Canaal reeds hadden verlamd, verder benedenwaards deeze beneden-Geul mede zouden verlammen. Offchoon de Ondergefchreeven des tyds Kribben prefereerde (waar toe nog zoude inclineeren) zo zy bet nogthans verre, dathy deeze provifioneele Werken, als een oorzaak of middel zoude houden, die den Mond van het Canaal, en wel binnen het jaar, zouden fluiten, maar juist het tegendeel; want indien de punt der Nicolaaswaard verder was verloopen, en de Dddd Mil-  ( 290 ) Millingfche Oever hog meer was geruimt, zoude voorzeker deeze fituatie, meer verargert en mogelyk onherftelbaar zyn geworden. Belangende de Werken in het Kanaal; de bovenfte Krib legt thans buiten het Vaarwater en Stroom, als mede het bovengedeelte der tweede Krib, fchietende de Stroom thans kort langs de Nicolaaswaard op de beneden-Krib, doch valt principaal op de 52 roeden Pakwerk, dat ook in het oog diend gehouden te worden, om daar tegen gefterkt te zyn, zynde de overige Werken benedenwaards langs de oostzyde van het Kanaal in dit voorjaar in order gebragt, zo als ook langs de westzyde geen merkelyke of groote gebreken gezien hebbe. De Ondergefchreeven aldus eene korte omfchryving van den ftaat der Werken, en van de verfcheidene fituatie gedaan hebbende, zo zyn zyne Confideratien dien aangaande: Eerst, dat de Werken langs den boven - Spykfchen Dyk (zo als tot hier toe is gedaan) verder dienden onderhouden te worden: en overmits uit voorige gczegdens is op te maken, in deeze fituatie geen aanwasch agter de Kribben is te wagten, wyl den aanwasch boven waards de Kribben voorby fchiet en aldus van weinig nut en veel onderhoud, wordende doch de afkomende Zanden by den Rave-Pol in de breedte opgevangen (waartoe de Zuider Oever conünueel inbreekt en ruimte maakte, terwyl die gemelde uitbreekende gronden, wederom dienen tot aanwasch van de Zandplaat benedenwaards , die de Rivier vernaauwd, den boven - Spykfchen Dyk drukt en het Schaar van het beneden • Spyk doet inbreeken) zynde deeze laatstgenoemde inbreuk (zo als het den Ondergefchreeven voorkomt) nadeelig voor de Rivier, krygende daar door meer en meer een ferpenteerende gedaante , hoe langs hoe minder gefchikt, om den Stroom met een goede directie op den nieuwen Whaalmond te determineeren, en is niet te ver wagten , dat deeze afbreuk zal cesfeeren, maar veel eer toeneemen, zo lang éeeze Oever tegen den Stroom niet gedekt of (het welk zoude prsefereeren) dezelve door Kribben afgekeert word, in welke opzigten befchouwd, zoude de Ondergefchreeven het werken voor dien Oever gantsch niet afkeuren, maar aanpryzen: evenwel is by deeze te confidereeren, dat overmits de Dyk nog een groote diftantie is van deezen afbreekenden Oever, en aldus voor geen gevaar, dat deeze Dyk zal doorbreeken of Schaardyk worden, te vreezen zynde, en even daarom dit Werk in dien opzichte niet beboeve overhaast te worden. Betreffende den Mond der nieuwe Whaal overmits men eenpaarig befpeurt, dat de Stroom den bovenhoek der nieuwe Whaalmond fterker wegfchuurt dan in den beginne , en dat deeze Mond , zoo in legging als capaciteit, verbetert , en met de geheele nieuwe Whaal in vermogen toeneemt; zo komt by den Ondergefchreeven in confideratie , om zo lang men befpeurt, dat de Mond by continuatie blyft beteren , de Zalm - Oordfche Krib te laaten berusten. Want komt de byflag der verlengde Krib nog twee honderd veertig roeden boven den Zuidhoek van de meuwe Whaalmond , zo als het Dryf-ys deeze Winter, mitsgaders de infeharing fcheenen aan te wyzen, dan komt in bedenking , dat deeze verlenging weinig of niets tot deeze verbetering heeft toegebragt; of fteld men, dat de oorfaak van de fterkere fchuuring der Stroom °P  C 291 > op tien Zuidheek der Nieuwe Whaal, en de verbetering der Mond aan d?eze gedaane verlenging toegefchreeven moet worden; dan zoude geen verlenging meer nodig zyn, niet alleen, maar te vreezen, dat ze by meerdere verlenging den Stroom deezen hoek zoude voorby en na het Schephoofd zetten. Belangende de wederzydfche Oevers der Nieuwe Whaal en het Schephoofd, welk laatfte van tyd tot tyd, na maate de bovenhoek der Nieuwe Whaalmond afneemt, minder force heeft uit te ftaan, want hier door loopt de Stroom meer parallel met de Oevers , en is de aanval ook laager en leidender tegen den Noord-Oever beneden de Nek van het Schephoofd, alwaar thans de Oever met Bleeswerk in zo verre moet gehouden worden, dat de Stroom van beneden het Hoofd niet koome in te woelen. Intusfchen breeken de wederzydfche Oevers benedenwaards met den bovenhoek der Nieuwe Whaalmond by continuatie af, tot avantagie en verbetering der Nieuwe Whaal: doch overmits die afbreuk op fommige plaatfen zeer wanftallig voortgaat, en dus voortgaande op de eene plaatfe de Oever zeer hol en zelfs tot den Dyk zoude blyven zitten, het welk een ongefchikte ferpenterende Rivier zoude formeeren ; deshalven, heeft de Ondergefchreeven (door Uw Edele Mog. daar toe gelast) met den Heer Infpecteur Generaal Brunings locale infpedtie van het Bylandfche Kanaal (voornamentlyk by het Schephoofd) gedaan, ten einde de directie der Noord-Oever, ten overftaan van den Heer van Hugenpoth, te bepa'en , en heeft de Heer Brunings ten dien einde voorgeflagen , zo als het zyn Edele op de Kaart hadde getekent, namelyk , dat men circa 70 roeden beneden den Kop der Leydyk den Oever aldaar zoude bewaaren, ter breedte van 20 roeden uit de buitenkant van de Kruyn desDyks gemeten, en zodanig benedenwaards parallel met den Dyk vervolgen, doch bovenwaards tegen het beneden einde van de thans leggende Werken aanfluiten, laatende al wat buiten die bepaalde Raay is verloopen. De Ondergelchreeven keurt wel goed , dat om voorgeallegeerde redenen deeze provifioneele bepaaling, zo langs de Noord- als Zuidzyde , gemaakt word , en wanneer de Oever in een korte diftantie hol kome in te booren, dat als dan de afbreuk als voorfz. worde gefluit, dog aan welke bepaalde Raay men niet diende verbonden te zyn, wanneer de Rivier een doorgaande meerdere wydte heeft. Belangende de Rivier tusfehenhet Bylandfche en Pannerdenfche Kanaal, waar van de Ondergefchreeven met en nevens den Heere Infpe£teur Brunings en den Landmeter Frederik Beyerink , hunne confideratien op den 8 July 1778 aan U Edele Mog. hebben overgelevert, en welke als toen provifioneel bepaalde middelen , zo langs den Oever der Nicolaas, als Millingfche Waard, zyn volbragt, mankeerende niets meer dan de bovenfte Deklaag van het Millingfche Werk, waar mede het kwaad in zyn loop zo verre is gefluit, dat de wederzydfche Oevers niet meer kunnen ruimen, zynde ook van dat gevolg , dat beide de Monden , zo der beneden Wha2l als Pannerdenfche Kanaal, vaarbaar zyn gebleeven, en wel zo, dat betreffende het Pannerdenfche Kanaal thans met vry minder peyl, dan in eenige voorgaande jaaren , is en kan bevaaren worden. Niet dat zich de Ondergefchreeven zoude verbeelden, of daar mede vleyen, als of deeze kwaal daar mede was geneezen; niet Dddd 2 min-  C 292 > minder dan dat, en wil gaarn belyden, dat nog veel zwarigheid in desze fitixa* tie te gemoet ziet, hoe het zelve ook word aangevat, en wel voarnamelyk in dien Herken afbreuk van de Kyfweerdfèhe en boven gedeelte der Pannerdenfche Gdnd en Zandplaat, waar voor thans een geheele diepte zich bevind, en welke afbreuk cus voortgaande , is niet te begrypen , waar dat zich die fpecia (zonder benadeeling of ftopping der Riviermond van het Kanaal) zal kunnen bergen , wyl dit gehee'e terrain als met Grind en Zand is opgevuld. Daar is wel een groote ruimte door den hollen inbreuk van den Miliingfchen Oever gemaakt, en zo lang men het Zand kan bepaalen boven de Geul langs de Nicoloaswaard' is 'er nog geen gevaar; maar wanneer zich dit Zand verder benedenwaards voor en beneden deeze Geul komt uit te breiden, dan is het geheele Kanaal van den Stroom afgefneden. Om zulks te beletten , vermeent de Omlergefchreeven , dat het noodzaakelyk is, aan de Zuidzyde boven den Mond, de Rivier te vernaauwen door het leggen vaneen Krib uit den Miliingfchen Oever , beginnende ongeveer een hondett roeden beneden de Steenoven van de Weduwe J. Dormans ter lengte van 60 a 70 roeden, of zo lang als men onder de bewerking zal nodig oordeelen; dat insgelyks langs de Noordoever door Rirzen of Kribben den ruimen inval van het Water in het Kanaal, zo veel mogelyk, worde beteugeld, en na de Geul langs de Nicolaaswaard gewefen, om dezelve door uitfehuuring te verwyden , mitsgaders de voorleggende Plaat te doenflyten , waar toe ook het beneden leggende Plaatje aan de punt van Nicolaaswaard diende geënclaveertte worden, dienende mede tot faciliteering der vaat'baarheid van deeze Geul, om dat daar door het van beneden invallende Water word gekeert. Nog valt by den Ondergefchreeven in confi leratie , dat, by aldien de Kyfweerelfe en boven gedeelte der PannerdenfeGrindplaat zo onbepadtblyft ruimen , te vreezen is , dat de Millingfche aanwafch , in plaats dat zich dezelve , benedenwaards uit, dient te extenderen, zich dwars in tie Rivier zoude kunnen uitbreiden , en aldus de Pannerdenfche Zandwel hol inbooren, waar op by vervolg zal dienen gelet te worden. Zynde dit de confideratien die de OndergeCchreven , onder verbetering, opgeeft, en die hy de eer heeft U Ed. Mog. met verfciwldigde eerbied te fuppedkeeren. Verhoopende hier mede aan de hooge orders van U Edele Mog. te beantwoorden , nemende de eer om my met verfchulden eerbied en hoogagting te tekenen. Edele Mogende Heeren, Ondeiftond, Nymegen den U Edele Mogende onder- 16 July danige en gehoorzaame 1779. Dienaar. Was getekent, Mart, Beyerinek. Rap-  C 293 ) No 2. Rapport van ie Heeren Gecommitteer¬ den van Holland en Wejlvriesland, D e Heeren Gecommitteerden van Holland hebben ter Vergaderinge gerapporteerd: dat zy Heeren Gecommitteerden den 22 dezer en daar aan volgende dagen, de Infpeétie der Werken, welke zedert 1771 tot verbetering der boven-Rivieren fuccefüvelyk aangelegt waaren, verricht hebbende, daar in eensdeels door de tegenwoordige hoogte der Rivieren van 8 a 9 voeten peils, anderendeels door ongunftig weer, waaren verhindert geworden, immers om dezelve zo uitvoerig en naauwkeurig te doen, als zy wel gewenfcht hadd. n. Dat zulks echter hen Heeren Gecommitteerden niet belet hadde, om, naar aanleiding van het rapport van den Landmeeter M. Beyerinck in dato den 16 dezer, wa r van de Heeren Gecommitteerden van Gelderland de goedheid gehad hadden, aan hun voor derzelver vertrek naa de boven-Rivieren, een affchrift ter hand te Rellen , alle drie poincten, by hetzelve rapport gementioTeert, met de vereifchte oplettenheid na te gaan, en de confideratien van den gemelden Landmeeter, daar by gefuppediteert, te beoordeelen. Datzy Heeren Gecommitteerden dienvolgens een begin gemaakt hebbende met den bovenfpykfchen Oever en deszelfs Waterwerken, gemeend hadden , tevens het zuidelyke Schaar tegen over den Ravenpol, te moeten bezichtigen; dat zy dit Schaar, wel is waar, niet zo hol, noch zo verflimmert be< vonden hadden, als zy, ingevolgen vroegere rapporten verwachtten; doch dat hetzelve hun alleszins was voorgekomen, als de nadeelige oorzaak, waarom de Zandplaat by den Ravenpol langhaam af/.akt, en dus de volledige ontzetting van het bovenfpyk traaglyk doet voortgaan; dat echter niet te min de gefteldheid der bovenfte en tweede Krib aan den Spykfche Oever gelegen, zo als dezelve door den Landmeeter Beyerinck by zyn voorfz. rapport word opgegeeven, aan hun Heeren Gecommitteerden was voorgekomen, een ontegenzeggelyk bewys uitreleveren, dat de voorfz. Zandplaat daadelyk afzakt, en by gevolg eene zeer gegronde hoop geeft, dat de bovenfpykfche Oever 1 met 'er tyd geheel ontzet zal worden; weshalven zy Heeren Gecommitteerden de geheele of gedeeltelyke werkeloosheid van dezelve Kribben door middel van het toefchietende Zand van boven geenszins als een defect, maar veel eerder als een wenfchelyk evenement meenen te moeten befchouwen, het welk ongetwyffelt verhaaft en bevordert zoude worden, by aldien de Cleeffche Ilegeering konde goedvinden, om het bovengenoemde zuidelyke Schaar door gepafte Kribben te dekken, zo als zy Heeren Gecommitteerden geinformeert waaren, dat eerlang van wegens dezelve Regeering geëffectueert zoude worden. Dat zy Heeren Gecommitteerden alle reflecYten over het raifonnement van voornoemden Landmeeter wegens de onmooglykbeid van verlanding en aanwafch achter de voornoemde Kribben daar laatende, meenden te mogen beruften in andere geloofwaardige berichten nopens de daadelyke exiftentie van zodanige verlanding en verdrooging achter dezelve Kribben, het geen, onder anderen, aan hun Heeren Gecommitteerden zelve gebleeken was, door Eeee dien  C 294 ) dien het kleine Jacht, waarmede zy deeze inlpeftie verricht hadden, volgens Ket getuigenis van den Loots, niet dai beneden de onderfte Krib, alwaar de aanval wederom op den Oever gefchied, zelfs by deeze middelbaare hoogte der Riviere, landen kon. Dat zy Heeren Gecommitteerden dus al mede voorbygaande , de nadere poogingen van den LandmeeterM. Beyerinck, om de preferentie eener intermediaire Krib , boven de eenparig gerefolveerde en geëffectueerde verlenging der Veerkribbe aan te toonen , alleeniyk moeften remarqueeren , dat deeze Krib, volgens voorgaande rapport, conform het bedoelde oogmerk, wel de» gelyk den ftroom verre genoeg uitgezet had, om door de benedenfte Krib opgevangen te kunnen worden, en dat zo wanneer deeze uitzetting thans niet meer zo krachtdaadig bevonden wierd, zulks zekerïyk toegefchreeven moest worden, aan het afzakkende Zand, het geen reeds tot in den nek van dezelve Krib genadert was , in welk geval het te wenfehen waare, dat alle de reeds gelegde en nog te maaken Kribben , bereids op dergelyke wyze buiten effect mogten gefteld zyn. Dat zy Heeren Gecommitteerden vervolgens den beneden-Spykfchen Oever bezichtigt hebbende, dezelve aan hun voorgekomen was, hol en zeer nadedlig voor den geregelden loop des ftrooms ingefchaard te zyn , waarom zy, fchoon met den Landmeeter M. Beyerinck erkennende , dat de ingelegde Spykfche Dyk, wegens het daar voor leggende Land, wel voor als nog aan geen gevaar van doorbraak , of ondermyning geëxponeerd zy, nogtans van gedachten waaren, dat men in dit geval niet flechts op de tegenwoordige meerdere of mindere gevaarlykheid van dien Dyk, maar ook op de gefteldheid des Oevers , voor zo verre dezelve noodwendig op den loop des ftrooms iafluêert, behoorde te letten, en dat het derhalven geenszins met de regels van voorzichtigheid over één te brengen zoude zyn , wanneer men dien loop des ütooms al verder bederven, en alle middelen ter beveiliging van den benedenSpykfchen Dyk langs dien weg moeilyker en koftbaarer maaken wilde: waarom zy, Heeren Gecommitteerden, wel degelyk disavoueerende het geavanceerde van den meergemelden Landmeeter , als of men zich met de middelen, ter voorkoming van dit kwaad, niet behoeve te verhaaften, meenden als nog te moeten infteeren, gelyk zy reeds by de Conferentien van den jaare 1777 en 1778 gedaan hadden, en ook door Heeren Gecommitteerden van beide Provintien iterativelyk gerefolveert was, dat de Landmeeter of Landmeeters der Provintie van Gelderland zonden worden gelaft, om met den Landmeeter van de Provintie van Holland, zonder tyd verzuim , en wel ter gelegenheid van de aanftaande jaarlykfche peilingen der Rivieren, een generaal Plan tot ontzet van het beneden Spyk , voor zo verre zulks tot den geregelden loop des ftrooms, en ter veiligheid van den Dyk aldaar, noodig geoordeelt mogt worden , te projeéteeren, en daar van wederzyds fchriftelyk rapport te do?n; Dat zy Heeren Gecommitteerden wyders de Salmoortfche Krib, de Lobitfche Wél, benevens den Oever van Halderweide geinfpeéteert hebbende , het noodeloos oordeelden, zich in eene discusfie in te laaten, of de verlenging van dezelve Kribbe , als de werkende oorzaak van de afneeming  C 295 ) mm» der Lobitfche Wel en gunftige gefteldheid des Oevers van IlaldcrWeide by den boven-mond van het Bylandfche Kanaal al, of niet moet aangemerkt worden, terwyl het hun genoeg zy, dat achter die Krib eert zeer uitgeftrekte verzanding plaats heeft; dat de toogsgewyfe gedaante vart de Lobitfche Wél daadelyk afneemt; en dat de afbreuk in Halderweide, overeenftemmig met het bedoelde oogmerk, thans hoe langs hoe laager valt, en daar door gelegenheid geeft, dat de bovenftroom regtftreeks in den mond van het Bylandfche Kanaal kome, kunnende zy Heeren Gecommitteerden juift om die redenen, zeer wel met den Landmeeter M. Beyerinck avouëeren> dat, voor als nog, geene verdere verlenging van de ge-" melde Krib noodig zy, Dat zy Heeren Gecommitteerden de gefteldheid van het Bylandfche Kanaal , als mede die van de Oudewhaal langs Herwen , met 'er daad zo gunftig bevonden hadden, als by den Landmeeter Beyerinck in zyn opgemelde rapport befchreeven word; dat zy derhalven hier van afftappende, alleeniyk meenen de zydelingfche reflectie van denzelven Landmeeter, als of het goed fucces van dit Kanaal aan den gelukkigen Winter in 1776 te attribueeren zy , te moeten rescontrecren , met te herinneren, dat diezelfde Winter, zo wel allerverderflykst, als gelukkig voor het gemelde Kanaal geweeft zoude zyn, by aldien men ter dier tyd geene voorzichtige en efficacieufe middelen in het werk geftelt hadde; en dat boven dien de gelukkige reüsfite van dit Kanaal, ondanks het verloop der natuur en veele andere nadeelige omftandigheden , ongetwyffelt toegeCchreeven moeft worden aan de gepafte maatregelen, die van tyd tot tyd, zo ter directie des ftrooms naa, en in den mond van het Kanaal, als ter verdieping van hetzelve i genomen en geëffectueerd zyn. Dat zy Heeren Gecommitteerden vervolgens de gefteldheid der Rivier tusfchen het Bylandfche Kanaal en de Monden van Nederwhaal en Pannerdenfche Kanaal , bezichtigt hebbende , bevonden hadden , dat dezelve door den Landmeeter M. Beyerinck alleszins juift, en naar waarheid opgegeeven was, terwyl het hun zeer klaarblykelyk voorgekomen was, dat alles behoorlyk gade geflagen wordende, dit weleer bedorven Riviervak eerlang eene geregelde gefteldheid, tot welzyn der Monden van Nederwhaal en Pannerdenfche Kanaal beiden , bekomen zoude; dat echter de volftrekt noodige afneeming van den Pannerdenfchen Grind, ingevolgen den loop des ftrooms uit het Bylandfche Kanaal, aan hun niet zo gevaarlyk , noch bedenkelyk voorgekomen was, als de Gelderfche Landmeeter dezelve fcheen te befchouwen, nademaal aan den eenen kant zo wel in den ouden ooftelyken Mond des Pannerdenfchen Kanaals, als verder benedenwaarts, op de ftillr: en overtollig wyde plaatfen der Rivier, gelegenheid genoeg was, om de afgefleeten zanden te bergen , terwyl men aan den anderen kant op goede gronden verwachten konde, dat inmiddels de Zandwel aan de Millingfche zyde fteeds verder afzakkende , en dien hollen Oever vullende, daar door ook tevens de ftroom, hoe langs hoe meer, in het midden der Rivier gebragt, en dus doende de gefteldheid der monden van Nederwhaal en Pannerdenfche Kanaal, ten opzichte van den af komenden boven- Eeee * ftroomj  C 296 ) ftroom, hoe langs hoe meer verbeterd zal worden, waar uit men vervol, gens wederom met alle probabiliteit verwachten konde, dat deeze in diervoegen verbeterde monden , of wel met betrekkinge tot de opgemelde zwarigheid, fpeciaal de mond van het Pannerdenfche Kanaal in het vervolg van tyd veel minder gevaar lopen zal, om door de afkomende Zanden van den Pannerdenfchen Waard toegellopt te worden , zo als de Landmeeter Beyerinck eenigermaate fchynt te vreezen» Dat zy Heeren Gecommitteerden , hoe zeer op de ontwyffelbaarfte wyze overtuigd van het nuttig effect der Bleeswerken langs Millingen en den St. Nicolaaswaard, echter van gedachten waaren , dat dit gedeelte van de Rivier eene byzondere en onafgebroken oplettendheid verdiene ; dat zy derhalven niet alleen met de vereilchte attentie overwogen hadden de confideratien, door den Gelderfchen Landmeter in zyn voorfz. Rapport geallegeerd , maar ook dadelyk in loco eene afbakening hadden doen maaken van de Kribbe, zo als dezelve door dien Landmeter op eene figurative tekening met de letter A., (f) was aangeweezen; dan dat het hun Heeren Gecommitteerden voorkwam, dat deeze Kiib, voornaamlyk wanneer men dezelve nier zo zeer op de gemelde figurative Tekening, als welm loco beoordeelde, geenszins san het oogmerk zoude beantwoorden, bet zy men dezelve befchouwde, geprojecteerd te zyn ter beneficeering van het Pannerdenfche Kanaal , of van den Neder whaalmond , of ook van beide tevens , terwyl het, naar de gedachten van hun Heeren Gecommitteerden niet raadzaam zyn zoude, om , daar zich thans de natuur ogenfchynlyk ter verbetering van dit geheele Riviervak fchikt, en de Millingfche Zandwel Reeds hoe langs hoe laager valt, zo dat zelfs tegenwoordig op de bevangen Kleibank voor den Steenoven vanDormans veel minder Stroom befpeurd word, dan in April laatftleden, eenige geweldige Stroomafwyzende middelen in het werk te ftellen, meenende zy Heeren Gecommitteerden by deeze gefteldheid van zaaken, immers voor als nog , voldoende te zyn , wanneer het Bleeswerk , het geen aldaar met een geJyk oogmerk, en om die zelfde redenen gelegd is, nog met 45 a 50 roeden verlengd wierd; dat zy Heeren Gecommitteerden in alle gevallen moeften in bedenking geeven , of het niet raadzaamer zyn zoude , om , daar de gefteldheid van zaaken federt de fecureering der Oevers van Millingen en St. Nicolaaswaard buiten tegenlpraak verbetert, en niet verflimmert is, met zodanige of foortgelyke Krib, dewelke ten minften 40C00 guldens kosten zal, nog één jaar te fuperfedeeren en inmiddels op denzelfden voet redeneerende , zo als men in het voorleden jaar met goed gevolg gedaan had , het verder verloop van den Miliingfchen Oever beneden het gelegde Bleeswerk te prjevenieeren , en hetzelve op de voornoemde wyze te verlengen , waar van de kosten flechts op 12 a 13000 guldens gelchat worden; Dat zy Heeren Gecommitteerden vervolgens de gefteldheid van den Mond des Pannerdenfchen Kanaals in oogenfchyn genomen hebbende , bevonden hadden, dat federt de fecureering van den Oever des St. Nicolaaswaards, de eenig overgebleven Mond van dat Kanaal thands een goed en ruim Vaarwater uitleverde , terwyl de Ooftelyke weleer gebrekkige Mond door de Zanden van (t) Zie Kaart I.I.  C =97 ) van den Panncrdenfchenwami geheel toegeftopt ftond te worden; dat reen om theswükn den eerftgcmelden tegenwoordigen gunftigen Mond van het Kanaal «ioor alle gepafte wegen en middelen diende te conlèiveeren, waar toe aan hun Heeren Gecommitteerden niets gefchiktcr voorkwam, dan dc aanhechting van het Plaatje ten Weften der middeJplaat Triangelsgewyze aan het Pakwerk van den St. Nicolaaswaard, zodanig als dezelve mede door den Landmeter Beyerinck by zyn voornoemde Rapport word voorgeflagen, vermits als dan niet meer te wachten zoude zyn, dat de Stroom van onderen op, tusTdien hec gemelde Plaatje en het Pakwerk van den St. Nicolaaswaard, flurpende'in hec Kanaal kome, tot nadeel van hetzelve Kanaal en Ncderwhaalmond beiden, meenendezy Heeren Gecommitteerden, dat de gemelde enclaveering geëffectueerd zynde, de Middelplaat noodwendig aan de boven kant opruimen, en de fituatie van dien boven-Mond naar wenfeh verbeteren zal, te meer wanneer de Stroom, op deeze wyze een betere lydirg verkreegen hebbende, den beneden-hoek van den St. Nicolaaswaard, welken men opzettelyk ongefecuteert gelaaten heeft, verder zal opgpruimt hebben, Dit zy Heeren Gecommitteerden, by deeze gefteldheid van zaaken geenszins overtuigt waaren van de noodza klykheidom den voorgemelden Ooftejyken Mond des Puwierdenfchen Kanaals door een Krib af te fluiten, zo als door den Geiderfchen Landmeter op de meergemelde figurative tekening was ] cfc;d- en met de Le;ters B. B. aangeweezen, eensdeels dewyl het hun l leen n Gecommitteerden voorkwam, dat deeze affluiting of verlanding, wè] h iaft door de natuur zelve geheel voltooit zoude worden; en anderendeels h d n het hun , om meer dan eene reden, bcdenkelyk toefcheen, of zoje Krib li. niet wel eene fchuuring door de Middelplaat zoude kunnen te v.eeg brengen, het geen wederom een vruchtfcaare Bron van zeer nadeelige gevol 11 1 or den tegenwoordigen favorabelen Mond van het Pannerdenfche Kanaal zoude kunnen uitleveren. ■-'i' zy Heeren Gecornmitteerden vervolgens het Pannerden/che Kanaal afgevaaren, en wegens deszelfs llegte gelleltheid by den Peppelgraaf, met betrekking tot de vaar baarheid, onderrigt zynde, zich verplicht oordeelden, zulks mede ter Vergaderinge te rapporteeren, in dat vertrouwen, dat Heeren Gecommitteerden van Gelderland het gewicht van dien pondereerende, zodanige maatregulen zouden gelieven te neemen, als zy tot redres van deeze, de Scheepvaart zo zeer belemmerende gefteldheid , meeft dienftig oordeelen zullen. Laatftelyk, dat zy Heeren Gecommitteerden den nieuwen Ysfelmond, benevens de Pakwerken , in en by denzelven (offchoon hier van by het meergemelde Rapport van den Landmeter Beyerinck geen gewag gemaakt word) zo veel de tegenswoordige hoogte der Rivier gedoogde, bezichtigt, en alleszins in ordre bevonden hadden; doch dat zy Heeren Gecommitteerden niet nalaaten konden, te remarqueren, dat even binnen den Mond aan de Oostzyde zich een Zandplaat bevond , dewelke zy hadden doen peilen, uit welke peilingen vervolgers bleek , dat de gemelde Plaat zich Weftwaarts uitftrekte tot omtrent ter helfte van dien Mond, dat is, tot in de diepe Geul, die op 1 voet 5 duim aan het peil uitgegraaven was, terwyl men thans Ff ff by  ( 2-9S1 5 Éry de tegenwoordige Riviers hoogte flegts 4*, 5 eh 6 voet Water vond) oordeeiende zy Heeren Gecommitteerden , dat deeze Zandplaat eenig eri alleen toegefchreeven moeft worden, aan de ingeboogen gedaante van den boven liggende Oever en Dwarsdyk, zo als reeds van hunnent wegen op de Conferentien, in July 1770 alhier gehouden, was aangemerkt geworden. No. 3. Aanmerkingen omtrent de methode, waar van men zich tot hier toe by de jaarlykfche Peilingen der boven-Rivieren bedient heeft, en hoe zulks voortaan behoorde te gefchieden: door den Infpecteur Generaal Brunings. Ï~ÏEt oogmerk der Peilingen, welken jaarlyks federt de Conventie van 1771 op de boven-Rivieren gedaan worden, met eenige oplettenheid nagaande, zal men ras ontdekken, dat hetzelve alleszins tweeëcley is: want eensdeels peilt men de Rivieren op zekere bepaalde plaatfen, om uit haare verdieping of vetöndieping de meerdere of mindere Capaciteiten van het een of ander Riviervak, ten aanzien der quantiteit van ftroomend Water, op eene gegeeven peilshoogte , op te maaken : zo peilen wy, by voorbeeld, de oude Whaal langs Herwen, om te ontdekken, of haare Capaciteit vermindere , en het Bylandfche Kanaal, om te weeten, of deszelfs Capaciteit vermeerdere, fchoon het zeker is, dat zelfs by de naauwkeurigfte methode van peilen, zodanige Capaciteit nimmer op eene ontwyfelbaare wyze bepaalt kan worden, ten zy men tevens de breedte en middelbaare fnelheid in Rekening brenge. Maar anderendeels peilen we ook te gelyk de Rivieren, om haare meerdere of mindere vaarbaarheid na te gaan. Edoch met de tot hier toe gebruikelyke methode van peilen, heeft men niet alleen het eerstgemelde oogmerk gemist; maar men heeft ook gelegenheid gegeeven tot misleidingen en geheel valfche conclufien. Om hier van ten klaarften overtuigt te worden, behoeft men flechts de hier bygevoegde Eerfte en Tweede Figuuren in te zien. (*) De I. Fig. verbeeld de doorfnede eener Rivier, dewelke op eene peilshoogte van 8. en van 3 voeten gepeilt is, terwyl zy noch in den Bodem, noch in de Oe^vers eenige de minfte verandering ondergaan heeft. Ik onderftel, dat 'er by de Watershoogte van 8 voet twintig peilingen gedaan, en als toen die diepten bevonden zyn, welke langs de Lyn A B. aangetekent ftaan. Derzelver fom door 20 gedeelt, geeft voor het profil A E D B. eene gemiddelde diepte van Sx§§ voet aan het peil. By eene Watershoogte van 3 voet peils liggen de Oevers A E. en B C. droog. In dit profil zyn der- haï- (*) Men zie de hier bygevoegde Plaat,  c 299 > iiaiven flechts 15 peilingen gedaan, welker fora door het getal der peilingen gètleelt, eene gemiddelde diepte uitlevert van 5 ,| voeten. Deeze volgens dë gewoone methode, tot het peil van 8 voet gereduceert, dat is, het verfchil der Waterhoogte, of 5 voeten daar by gevoegt zynde, krygt men eene gemiddelde diepte, van 10, 6 voeten; en men befluit hier uit, dat de Rivier by deeze tweede peling 2lSg voeten verdiept zy, daar nogthans, volgens myne onder/telling, de Rivier noch in den bodem, noch in haaré Oevers eenige de minfte verandering ondergaan had. Men Helle wyders, dat eene Rivier, ter plaatfe van de vastgeftelde peiling, in haar doorfnede zeer merkelyk verandert zy, zo dat dezelve, evert als in de II. Fig, veibeeld word, by de eerfte peiling, op de Watershoogte van 8 voet gedaan , een profil uitlevere, als A B C D E F A. wiens gemiddelde diepte bevonden is 6,|g§ voeten. By eene nadere peiling op de Watershoogte van 5 voeten, is ondertusfehen het Bedde der' Rivier aan den eehen Oever veel meer vcröndiept, dan aan den anderen verdiept: abftraheerende derhalven van de fnelheid, is het zeker, dat het vermogen der Rivier daar ter plaatfe vermindert, gelyk ook oogenfebynlyk het nader profil a e d c b. ongelyk kleiner is, dan het eerfte. Dé peilingen by eene Watershoogte van5 voet gedaan, geeven voor dit verkleinde profil eene gemiddelde diepte van 8t£ voeten; hier by, haar de gewoone methode, het verfchil der Watershoogte of 3 voet gevoegt zynde, krygt men een gemiddelde diepte van 11, 4 voeten, en dus is de Revier fchynbaar 4^ voeten verdiept. Dit is juist het geval der peilingen in de kromte by Herwen. Wanneer men dan alleen het oog vestigt op deeze gevonden diepte, zonder eens de breedte, veel min de fnelheid in aanmerking te neemen; zo ziet men, tot welke valfche begrippen foortgelyke peilingen gelegenheid geeven kunnen, daar ze nogthans alleen met dat oogmerk gedaan worden, om zich eenig denbeeld van het toe- of afneemend vermogen der Rivier te kunnen vormen. Daar dan de Heeren Staaten der beide Provinciën Gelderland en Holland en Wcstvriesla::d, voornaamlyk federt de laatst aangegaane Conventie van 1771, goedgevonden hebben vasc te ftellen, dat jaarlyks de boven - Rivieren op zekere plaatfen zouden gepeilt worden, ten einde nauwkeurig onderricht te zyn van derzelver gefteldheid, zo met betrekking tot de evenredige verdeeling van het Water, dat is, de Capaciteiten der refpective Rivier - Takken, als ten aanzhn van derzelver vaarbaarheid: daar men nog boven dien, federt den voorgemelden tyd, verfcheiden aanmerkelyke veranderingen op dé boven • Rivieren gemaakt heeft, om welker uitwerkingen te ontdekken, Heeren Gecommitteerden van welgemelde Provinciën nog eenige byzondere jaarlykfche Peilingen gearrefteert hebben; zo denk ik, dat het volftrekt noodzaaklyk zy, zich voortaan van een methode in het peilen te bedienen, waar door men der waarheid nader by kome , en voor grove misftellingen beveiligd zy, al is het dat zodanige methode met eenige meerdere moeite en kosten gepaart gaa: zelfs waare het te wenfehen, dat men, in het byzonder by die peilingen, welke voornaamlyk gefchieden, om het toe- of afneemend vermogen der Rivier na te fpooren, tevens de middelbaare fnelheid des Strooms, naar de eenvoudigfte methode van Barratieri, onderzogt. Ffff a Pè  C 300 ) De Methode, welke ik om bovengemelde zwaarigheden te ontgaan, gefchikt oordeel te zyn, zonder tevens met veele moeielyke operatien gepaart te gaan, beftaat hier in. Alle peilingen moeten naar eene, in diftantien ver deelde Lyn, welke op verfcheiden afbranden door geankerde Schuitjes gcdraagen word, gefchieden; vervolgens moet aan ieder Oever der Rivier een Paal in den grond geheid worden ( gelyk by A en B. in Fig. II.) zo dat derzelver boven -einden juist ftrooken metdepeils hoogte van 8 voeten : of waar dit, uit hoofde van hooge Schaaroevers, niec doenlyk zyn mogt, behoeft flechts de hoogte van den Paal naar het vast bepaalde peil genoteerr te worden. Deeze Paaien zullen daar en boven nog dit voordeel geeven, dat men alroos verzekert zal kunnen zyn, de peiling in dezelfde Raay met voorgaande peilingen, verrichtte hebben, het geen volftrekt noodig is, om eenige juiste vcrgelyking te kunnen maaken. Wanneer dan deeze toebereidzels gemaakt zynde, de Rivier by eene mmdere hoogte, dan d;e van 8 voet aan het peil, gepeild word, (zekerïyk waare het besr, de peilingen telkens op dezelfde hoogte van 8 voet te verrichten, hier van is men echter om m.er dan eene reden niet altoos meester); zo moet men het Profil der Rivier, zodanig als dezelve by een peil van 8 voet zoude geweest zyn, zoeken: welk Profil coor de breedte der Rivier, mede by o voet peils, gedeek wordende, de naare gemiddelds diepte uitleveren zal. Dit Profil kan op deeze wyze gemakkeiyk gevonden worden: men zoeke de gemiddelde diepte van het Profil edel (Fig. II.-) en vervolgens door vermenigvuldiging deezer diepte met de breede e b dit Profil e d c b zelve: hier by voege men den vlakken inhoud van « e ƒ, dewelke men althans indepractyk, zonder grove dwaaling, als een driehoek aanmerken, en dus vinden kan door vermenigvuldiging van den halven afftand a f met het verfchil der Watershoogte; wyders addeere men hier by den inhoud van het Raam/B b e, zynde het Product, der breedte e b met het verfchil der Watershoogte (*): defomvan deeze drie Vlakken levert uit het profil aedcb, het welk, gedeeld door de breedte a B, de waare gemiddelde diepte geeft. De (*) By aldien de Oever by B. mede fehuins afknagende liep, even als by a\ zo fpreekt hec van zelve . dat meu ook aan deeze zyde nog een' drie hoek zoude moeten berekenen'■ ook zonde men dc werking kunnen bekorten, wanneer men naamlyk , in flede van het Raain ƒ B b e afzondetlyk te berekenen, het verfchil der Watershoogte dadelyk addeerde by de gevonden gemiddelde diepte van het Profil e d c b. opgegeeven Methode is, naar myne tel dachten1, de nauwkeurigfte; wanneer men zich echter met eene min juifte uitkomft vergenoegen wilde, zou men op deze wyze kunnen te werk gaan: men berekene het Profil der Rivier zodanig, als het ten tyde der Peilingen bevonden word; dit Profil gedeeld door de breedte der Rivier, welke by 8 voet peil zoude plaats hebben, en by den quotiënt het verfchil der Watershoogte gevoegdt zal. na genoeg, eenzelfde gemiddelde diepte geeven By voorbeeld de doorfnede der Rivier (Fig. II.) by 5 voet peil, heeft eene gemiddelde diepte van 8, 4. voet: haare breedte c b. ftellendeÖ4 Roeden, zo heelt men een Profil van 6451, vierkante voeten , het welk gedeeld door a B ~ 1104 voeten, geeft 5, 844. voet, hier by het verfchi] der Watershoogte - 3- voet gevoegd, verkrygt men voor de gemiddelde diepte der Rivier, by 5 voet peil, 8, 844. voet. Wanneer men deeze berekening doe: naar de opgegeeven nauwkeurige Methode; dan zal de uitkomft deeze zyn: hec Profil der Riviere by < voet peil, is, . • • • • . = 6451, 2. vierkmten'voetea de Driehoek afe , . - 504, o. . hec Raam ƒ e B b . . Z. 3304, o. • , , „ , ,, . „ 9*59» 2. vierkanten voeten, het welk gedeeld door a B■ - 1104 voet, geeft de waare gemiddelde diepte -8 38Ö voeu dus zeer naby die geene, welke inen door de verkorte Methode gevonden "had.  C 301 ) De preferentie dealer Methode boven de tot hier toe gebruikelyke , zal ik niet noodig hebben , breedvoerig aan te toonen , dewyl het bloot inzjan der Figuur aantoont, dat men die manier van peilen volgende, niet anders doet, dan met de daad de geheele doorfnede der Rivier te reduceeren tot den ftaat, zo'als dezelve by de vast gefttlde peils hoogte zou geweeft zyn : terwyl men by de tot hier toe gebruikte Methode flccb's de diepte tot die peils hoogte geredticeerr, en de breedte verwaarloost heeft. Het zal echter misfchien niet ondienftig zyn , nog met een voorbeeld te tooren , hoemeh , in gevolgen de opgegeven Methode, behoort te werk te g»an , wanneer het Water zo laag is, dat in de Raay Linie der peilingen eene Zandplaat bloot ligt. D^ 111. Figuur verheelt eene Rivier , welke by eene peils hoogte van 8 voet, eene doorfnede heeft, a's A B C D E F : doch dit Riviervak naderhand by 4 voet Watershoogte gepeilt wordende, levert een Profil gelyk a b c d e ƒ. Om dan de gemiddelde diepte, welke by die van 8 voet peil vergeleken kan worden, te vinden, moet men eerft het Profil b c h, als mede dat van tem, wyders den vlakken inhoud van den Driehoek a b », dien van hstRzam nbih , en van het Raam k Ifm zoeken: vervolgens moet men op de Zandplaat h d L een Paaltje (laan, overéénkomende met het peil van 8 voet, wanneer men door Waterpasfing de bultige gedaante der Plaat h d l bepaalen , en dus den inhoud van ihkl vinden kan. Alle deeze Inhouden of Prolilen by eikanderen geaddeert, en hunne fom door de Lyn a f gedeeh zyn', de, zal de waare gemiddelde diepre van het Profil a b c de f uitleveren. Eindelyk moet ik hier nog aanmerken , dat, nademaal deeze foort van peilingen voornaamlyk gefchieden met oogmerk , om de meerdere of mindere Capaciteit van een Rivier-vak ten aanzien van het ftroomend Water te ontdekken : en de Waterloop-kunde leert, dat zodanige Capaciteit is in de famengeftelde reden van de gemiddelde diepte, de breedte en middelbaare fnelheid: dat - zeg ik) men ten minften (al eens abftraheerende van de fnelheid)voortaan ' by de jairlykfchc peilingen de breedte der Rivier op de bepaalde peils hoogte van 8 voet, dat is , derzelver Profil in vierkante roeden behoorde op te geeven. Wat in de laatfte plaats de peilingen betreft, we'ken tevens gedaan worden met oogmerk , om nopens de vaarbaarheid van een Riviermond of Vak onderr cht te zyn ; zo leert het geval by de I. Fig. verbeeld , dat men ook dienaangaande wel degelyk een Profil-rekening noodig hebbe, om ver- j keerde befluiten te ontgaan : en het blykt derhalven te meer , dat alle de peilingen federt 1745. in den wyden Mond van het Pannerdenfche Kanaal gedaan, geenszins gefchikt waaren , om onderling vergeleken te kunnen worden, uitgezondert alleen die geenen, welken ten naafiei by, op eenzelfde Watershoogte gefchied zyn. Gggg  < 302 > Inftru&ie waar na de Perfoon, hy ™0, haar Ed. Mog. de Heeren Gecom- mittterden ter beneficeering van Neder-Rhyn en Tsfel Wegens de Pfovinden Gelderland, en Holland en Wefivriesland aangefteld, om toezigt te hebhen op de Werken , benevens den Staat der Riviere by, en omtrent de Monden van Nederwhaal en Pannerdenfche Canaal, zich zal hebb:n te gedragen. Art. I. De Opziener zal gehouden zyn, ora van tyd tot tyd en voornamentlyk by ftil Weêc, naauwkeurig acht te geven, op den loop des Strooms, imtsaadeis op alle de veranderingen, welke in het Riviervak tusfchen het Bylandfche Kanaal en den St. Nicolaaswaard , alsmede in de Monden van Nederwhaal en Pannerdenfche Kanaal voorvallen mogten, en zulks zo ten aan. zien der Oevers en Zandplaaten, als ten opzichte van de Werken, welken langs Millingen en den St. Nicolaas Waard reeds aangelegd zyn, of nog aangelegt zouden mogen worden. 2. Voornaamlyk zal de Opziener nauwkeurig acht geven, op welke wyze, en in welke ftrekking de afneeming van den Pannerdenfche Grindwaard, door den afkomenden ftroom uit het Bylandfche Kanaal gefchiede, of die Oever een hol fchaar maake, dan of dezelve ten naaften by re0tlynig voonlocpe. 3- De Opziener zal van tyd tot tyd nagaan, of, en op welke wyze de Zardplaat, liggende aan de Millingfche zyde, tot voorby den Steen Oven van Claas Arenfe , verder benedenwaarts afzakke , en welke ftrekking dezelve Plaat, zo ten aanzien van de breedte der Rivier, als met betrekking tot haar beneden-punt, neeme. 4. De opziener zal by ftil Wéér, zo veel doenlyk, acht geven en obfervee • ren, hoe de Stroom langs de Miliingfche zyde loopt, of die langs het Blees werk vermeerdere of vermindere, en waar dit een en ander aanvang neeme: voorts hoe de ftroom na de Monden van Nederwhaal en Pannerdenfche Kanaaltoefchiete, en trachten om ten naaften by door het een of ander dryvend ligchaam, by Wind ftilte te ontdekken, waar de verdeeling van dee.e beide ftroomen gefchiede. Arf. 5.    ( S°3 ) 5- De Opziener zal nauwkeurig letten op de fituatie van dePIsat in den Nederwhaalmond, en trachten na te gaan, of deeze Plaat in breedte toeneeme, en dus het Vaarwater, tusfchen dezelve en de Pakwerken aan de Doornenburgjfche zyde, vernauive, dan of het tegendeel plaats hebbe» 6. De Opziener zal met alle oplettenheid , zo veel mogelyk, nagaan, welke uitwerking de enclaveering van het Plaatje aan den zuil • oosthoek van den Nicolaas-waard, dewelke in den Herfst aanftaande ftaat geëffectueert te worden, op den loop des ftrooms in den boven-mond van het Pannerdenfche Canaal, als mede op de daar tegen overliggende middelplaat, hebben zal; ook zal by van tyd tot tyd attentie hebben op de afneeming van den ongefecureerden benedenhoek des St. Nicolaaswaard; op de Geul, die zich thans nog ten oosten van de middelplaat bevint; op de verlanding van den oostlyken mond des Pannerdenfchen Canaals , en op den loop van het Vaarwater uit de boven - Whaal na, het Pannerdenfche Canaal. 7- Om alle de voorfchreevc n obfervatien met de vereischte nauwkeurigheid te doen, zal hy Opziener, Weer en Watershoogte daar toe dienende, ten min* ften alle veertien dagen de nodige peilingen doen, en daar van exacte aantekening hou.ien, met byvoeging van de Watershoogte volgens de peilpaal, welke in het Pannerdenfche Canaal by, of omtrent het huis van den Opziener , geftelt zal worden. >M - - I l Den Opziener zal gehouden zyn, van de voorfz. obfervatien en peilingen, om de veertien dager) of'uitterlyk alle maanden e*n fchriftelyk berigt te formeeren, en van hetzelve een affchrift aan Heeren Gecommitteerden wegens Gelderland te Arnhem prafent, als mede een gelykluidend aan Heeren Gecommitteerden wegens Holland en Westvriesland, beiden behoorlyk door hem ondertekent, toe te zenden. Voor alle de voorfchreeven obfervatien, peilingen en het formeeren van berigtenzal hy Opziener in het jaar genieten een douceur ter fomme van hondert guldens, ingaande met Dewelke aan hem op eene Ordonnantie ten laste van den Adminiftrateur Mr. P. van Hamel uit de Kas der beide Provintien betaald zal worden. 10. De Opziener zal gehouden zyn, alvoorens in functie te treden, by eede te belooven en te zweeren, dat hy al het geen hem by deeze Inftructie voorgefchreeven woid, zo veel in zyn vermogen is , zal trachten na te komen, ..... Gggg 2 en  C 304 ) en wel fpeciaal, dat hy alle zyne bevindingen getrouw zal opgeven, zonder zich van iemand, wie het ook zyn moge, ter contrarie te laaten induceeren , of permoveeren: voorts alles te doen, het geen een goed en getrouw Opzigter verpligt is en behoort te doen. ' Referveerende haar Ed. Mog. aan zig, om deeze Inftructie ten allen tyden zodanig te altereeren, of amplieeren, als zy naar vereisch van omftandigheden zullen oordeelen te behooren. Aldus gedaan en gearrefteert by opgemelde Heeren Gecommitteerden binnen Arnhem den 26 July 1779. 2. V. Verbaal van het Verhandelde in x een Conferentie door de Heeren Gecommitteerden van de Provintie yan Gelderland, mitsgaders van de Provintie van Holland'en IFestvrieslund over hei Werk der Rivieren op den 31 Aug. 1780. en eenige volgende dagen te zamen binnen de Stad van Arnhem gehouden. Donderdag den 31 Aug. 1780. PRESENTEN. Uit Gelderland. De Heeren Borggraaf van Lynlen, Heere van Hemmen. ' De Burgemeester Pieck, Rouwenoortt tot den Ulenpas, De Burgemeester Ferfteege. De Landdrost Bentinck. De Burgemeester G .Tulleken nevens J. in de JBetouw, Schomaker en Brantfen, Secretansfen. Uit Holland. De Heeren Van Slingeland en Le Lett de Wilhem. nevens Brunings, Infpecleur Generaal der Rivieren. Gecommitteerden der twee Provintien gister avond, binnen de Stad van Arnhem (zynde de plaats en tyd onderling daar toe bepaald) gekomen en huiden te famen vergadert weezende: Heeft Frans Godert van Lynden, Heere Van Hemmen Borggraaf, Richter en  ( 305 ) en Dykgraaf des Ryks van Nymegen, de aanweezende Leden voor derzelver tydelykeen goedwillige comparitie bedankt, en vervolgens voorgedraagen. Dat de reden, waarom deeze byeenkomst was belegt, principalyk hier inne was beftaande, om met malkanderen na te gaan en te examineeren de fituatie en toeftand der refpective Rivieren, mitsgaders den ftaat, waar in zig de Werken, daar in en aan, gemeenfchappelyk gelegt, waren bevindende } voorts met malkanderen te beraamen en vast te ftellen alle zodane middelen, als men ter bereikinge. van het voorgeftelde oogmerk zoude dienstig en nodig oordeelen, vertrouwende hy Borggaaf, dat alle de Leden in het generaal , en ieder in het byzonder, derzelver goede officien tot dat einde wel zouden tragten te contribueeren. Waar mede , na dat het voorgedraagen van den Heer Borggraaf door den Heer van Slingeland , zo voor rig, als namens de Heer le Leu de Wilhem, in zeer vriendelyke termen was beantwoord, tot die befoignes getreeden, en vooraf verfcheiden Rekeningen ten lasten van de twee en de vier Provinciën geëxamineert, mitsgaders daar op ordonnantiën ten fine van betaaling verleent zynde, hebben de Heeren Gecommitteerden van Gelderland ter Vergaderinge voortgebragt en laaten leezen het fchriftelyk Rapport door den Landmeter Maninus Beyerinck , getekent den 22 deezes maands Augudus, vervattende zyn gedane Infpectie, meeting en peyling langs, en in de Rivier den boven-Ryn, de Whaal, het Pannerdenlche Kanaal en den mond van den Ysfel, met de nieuwe gemeeten Kaarten van de Waal langs Millingen, cn van den Needenhyn , boven en beneden den nieuwen Ysfelmond , in voeden hier agter onder No. 1. te zien. Na welkers lecture is het zelve by de Heeren Gecommitteerden van Hollanden Westvriesland Copielyk overgenomen, met verklaaring, dat van intentie waren, op morgen zelfs een oculaire infpectie van den ftaat der Rivieren en de gemeenfehappelyke Werken, daar in, en aan gelegen, te gaan neemen, mitsgaders alsdan het vooifz. Rapport van den Landmeeter Beyerinck in loco te examineeren; En vermits daar mede eenige tyd zoude verloopen , hebben baar Ed. Mog. de verdere befoignes tot aanftaande Maandag, den 4 September, des morgens ten twaalf uuren uitgefteld. De befoignes hervat. en door de Heeren Hollandfche Gecommitteerden voorgedragen zynde , dat federt gepaffeerden Donderdag den ftaat der Rivieren , en annexe Werken in ogenfehyn hadden wezen nemen , en dat van huntïê bevindinge, mitsgaders van de confideratien, daar omtrent by haar gevallen, hadden geforraeert een fchriftelyk Rapport, het geen by deezen waren Hhhh over- Maandag den 4 September 1780,. PRESENTEN Als boven.  ( & ) overgeevende, waar toe zich refereerden, hebben de Heeren Gecommitteerden van Gelderland het zelve overgenomen , om zich daar over tegens morgen te expliceeren. De He r van Hugenpoth van Aert, als Generaale Opzigter over de Werken op den Bylandfchen Waard, geëxhibeert hebbende deszelfs Rapport en Memorie van Confideratien, betreffende de voltooijinge der Ryswerken in het nieuwe Kanaal aldaar, benevens de fpecificatien van zyn ontfangft en uitgaaf , mitsgaders de Declaratie van de Vacatiën deswegens, gaande van den 19 van July des voorleeden tot den 4 van September deezes jaars, re famen by dat Rapport wezende gevoegt, is goedgevonden , dat de voorfz. Specificatiën zullen worden gefteld, gelyk gefteld worden hier mede, in de handen der refpective Secretariffen , om die te vifiteeren , te exunineeren, en .daar van Rapport te doen. Dingsdag den 5 September 1780. PRESENTEN Als vooren, uitgenomen den Heere Burggraaf van Lynden. J s ederom voorgebragt en gelezen, bet Rapport van de Heeren Gccommit. teerden van Holland en Weftvriesland , op gifteren fchriftelyk door dezelve, ter Vergaderinge gecoramuniceert, en by de Heeren Gecommitteerden van Gelderland overgenomen, houdende: Dat zy op den 1. deezer en daar aan volgende dagen , de infpcaie der Werken, welke federt den jaare 1771 tot verbeteringe der boven Rivieren gemaakt waaren , by de gunftige Watershoogte van zes voeten Arnhems peil hadden venigt, en zig in ftaat bevonden , niet alleen om over de gefteldheid deeier Werken en derzelver uitwerking , ten aanzien van de bedoelde oogmerken , zo nauwkeurig als eenigszins mooglyk is , te oordeelen , maar ook om met deeze hunne bev'mdinge te vergeJyfcen het gerapporteerde, benevens de confideratien van den Landmeter Martfnus Beyerinck , vervat in deszelfs Memorie van den aa Augufty laatftleden , waar van de Heeren Gecommitteerden van Gelderland bevoorens de goedheid gehad hadden , aan hun een Copie ter hand te ftellen. I. Dat zy deeze hunne infpectie begonnen hadden met het zuidelyk Schaar tegen over de Stad Emmerik , alwaar van wegens de Cleeffche Regeering een tweede vry lange Krib aangelegd was, dewelke, fchoon misfchien nog niet genoegzaam zynde om het gemelde zuidelyke Schaar geheel en al te ontzetten, en dus doende het bricolleeren van den Stroom naa de Spykfche zyde te beletten, echter, zo als het hun toefcheen , alleszins voordeelig zyn zoude, om de Zanden van den zogenaamden Schabbert laager, en naa het beneden-Spyk te doen afzakken, Gelyk dan ook daadelyk de bovenfte der drie Spykfche Kribben , benevens een groot gedeelte van de middelde deezer Kribben in het Zand, en buiten het bereik des Strooms lagen. II. Dit  C 307 ) II. Dat zy wyders den ftaat der Spykfe I'Ieeswerkcn zo gur.ftig bevonden hadden , als by het Rapport van den voornoemden Landmeter ftaat vermeld , terwyl zy daar benevens , met hem van gedagten waaren, dat de Nek der benedenfte Kribbe , veiligheids halve, zo en in diervoegen diende bezorgd te worden , als dezelve Landmeter voorgetogen had. Datzy Heeren Gecommitteerden by die gelegenheid mede geïnfpecteerd hadden de twee Veerhoofden , aan de Zuidzyde der Rivier, ter berginge van de Gierbrug in den voorleden Herfft gelegd, waar van by het voorfz. Rapport van den Landmeter Beyerinck gewag gemaakt word, als ftrydig met zeker Artikel van het Geldeifche Waterrecht. Dat zy Heeren Gecommitteerden , daar latende, of die Hoofden even zeer tegen het Cleeffche Waterrecht ftryden (waar op het echter in dezen voornaamlyk aankomen zoude) alleen moeften remarquceren, dat die Veerhoofden, (wel te verftaan, zolang zy niet verder verlengd wierden) geene nadeelige uitwerking op den Spykfchen Oever prtefteeren konden, dewylze flechts ongeveer vyf roeden buiten den hoogen Oever uitftaken, en dus, zo zy al het geweld van het Ys, en der hooge Rivier verduuren konden (het geen twyffeiagtig was") eerder gefchikt waaren , om door Nêeren en Woelingen den Zuidelyken Oever beneden dezelve Hoofden weg te dryven , dan om den Stroom naa den Spykfchen Oever over te zetten. Dat belangende de gefteldheid van den beneden-Spykfchen Oever, zy Heeren Gecommitteerden denzelven als nog aan fterken afbreuk Onderhevig bevonden hadden*, Dat het wel waar was, dat deeze afbreuk het grootfte fcheen te zyn aan het beneden -einde , zo als de Gelderfche Landmeter mede gerapporteerd had, en dat zy daar benevens ook wel wilden avoueeren, dat de afbreuk op deeze laatllgemelde plaats voor den geregelden loop des Strooms eerder voor- dan nadeelig was ; doch dat, naar hunne gedagten, dit niet weg nam, en zelfs in tegendeel nog noodzaaklyker maakte , dat de beneden-Spykfe Oever bovenwaarts op eene , den loop des Strooms voegende wyze , hoe eerder , hoe beter, ontzet wierd; weshalven zy Heeren Gecommitteerden wederom , by her halm ge , moeften infteeren op het arrefteeren van een generaal Plan tot ontzet van den beneden-Spykfchen Oever , voor zo verre zulks noodig geoordeeld zoude worden, meenende dat de Landmeeters der beide Provintien , als nu aan de laatftgenomen Refolutie van Heeren Gecommitteerden, met betrekkinge tot de onderhandeling met den Utrechtfchen Landmeter, voldaan hebbende, behoorden gequalificeert en gelaft te worden , om over het by hun geformeerde Plan met die van Cleve te corcertceren , en daar van ten fpoedigften aan Heeren Gecommitteerden der beide Provinciën te rapporteeren; Dat zy Heeren Gecommitteerden de gefteldheid van den Ouden Rhynmond, benevens die van het fchuins afdragende eind Dyks bezigtigd hebbende, gemeend hadden , aan Heeren Gecommitteerden van Hhhh 2 Gel-  C 308 ) Gelderland in bedenkinge te moeten geeven , of het thans niet tyd zoude zyn, dat die Mond, in gevolgen van het geen dienaangaande by de Conventie van den jaare «771 is vaftgefteld , ten aanzien van deszelfs breedte en diepte, bepaald behoorde te worden, vermits zy Heeren Gecommitteerden geïnformeerd waaren , en ook dadelyk by Waterpasfinge (immers zo veel als de omftandigheden des tyds toeluiten) bevonden hadden , dat de Geul van dien Mond merkelyk uitgelopen was , hebbende dezelve op eenige plaatfen de hoogte van omtrent elf, acht en vyf voeten Arnhems peil; Dat hun Heeren Gecommitteerden deeze beteugeling thans des te noodiger voorkwam , dewyl het boven genoemde fchuins afdragende eind Dyks zeer fterk afnam , bedraagende die afbreuk federt Aug. 1777 tot Aug. 17S0 , volgens meeting , twaalf roeden en negen voeten ; en dat het derhalven , naar hunne gedagten, voor de geregelde verdeelinge van het Water by hooge Rivier zeer dienftig zyn zou Ie, wanneer , in plaats van deezen fteeds afnemenden Dyk, zolanig end Dyks gelegd wierd , als by het Beftek, waar op de Cleeffche Regeering dit Werk den 25 Aug- V75 reeds aanbefteed had , bepaald is, hebbende zy Heeren Gecommitteerden de raaying van dien Dyk , ter lengte van zes en dertig roeden in loco doen afbakenen , welke ftrekking aan hun m alle opzichten voldoende voorkwam , zo onvhet gementioneerde oogmerk van eene betere verdeeling des Waters by hooge Rivier te bereiken, als om aan den Stroom eene gepafte leiding te geeven. III. Dat zy Heeren Gecommitteerden den afbreekenden Oever van de ' Halderweide ten aanzien van den boven-Mond des Bylandfchen Kanaals (in welke betrekking die Oever alleen een object van deliberatie geweeft is, en zyn kan; nog gunftiger bevonden hadden, dan by derzelver infpeaie van den voorleden jaare ; waar uit dan bleek , dat de afbreuk hoe langs, hoe laager afzakt naa het Znydelyke Punt des Bylandfchen Kanaals, en dus coöpereeit om den regten inval des Strooms meer en meer te bevorderen , waar toe de groote en diepe infeharing binnenliet Kanaal, even beneden dit Punt niet weinig conuibueeren zoude, voor zo verre nu dit eenig overgebleven gedeelte van den uitftekende Oever aan de Zuidzyde des boven-Monds, oogenfchynlyk by het eerfte hooge Water wyken en afflyten zal. Dat zy Heeren Gecommitteerden nopens de refkaie , welke de Landmeeter Beyerinck thans wederom goedgevonden had , by zyn laatfte Rapport te heri.aalen (als of naamlyk de rëuffite van het Bylandfche Kanaal aan den gunftigen Winter van 1*76 te attribueeren zy) zich refereeiende tot het geen zy dienaangaande by het Rapport hunner infpeftie van den voorleden jaare aangemerkt hadden, alleenlyk meenden te moeten remarqueren: dat by deeze gunftige gefteldheid, zo wel van den Zuidelyken Oever bovenwaarts, als van het Kanaal zelve, het hun niet raadzaam voorkwam, eenige van die Werken te doen maaken, welken de Landmeter Beyerinck by die gelegenheid  C 309 ) beid voorgeflagen had , dewyl aan den eenen kant het geproje&eerdê Ryswerk van den Zuidelyken Oever alleszins noodeloos, en aan den anderen kant de voorgeflagen Ritfen op de Lobitfche Wel niet alleen overtollig, maar waarfchynlyk zelfs nadeelig voor den boven-Mond van het Bylandfche Kanaal zyn zouden. IV. Dat zy Heeren Gecommitteerden vervolgens met byzondere oplettenheid het gedeelte der boven-Rivier tusfchen het Bylandfche en Pannerderfche Kanaal bezigtigd, en de locale gefteldheid van dien, zo nauwkeurig als eenigszins doenlyk was , vergeleeken hadden met de Kaart, die daar van onlangs door wederzyds Landmeters gemeeten en overgegeeven was, Datzy in dit Riviervak zeer aanmerkelyke, doch zo zy vermeenden, alleszins gewenfehte veranderingen bevonden hadden. Want dat aan den eenen kant de plaat langs den Miliingfchen Oever zich verder benedenwaarts, en wel tof omtrent veertig Roeden boven den Steenoven van de Weduwe Dormans onafgebroken uitftrekt, terwyl aan den anderen kant de Oever van de Kief-en Pannerdenfche-Waarden zeer fterk, en tevens vry geregeld, naar de ftrekking des noordelyken Oevers van hit Bylandfche Kanaal, afgenomen was; Dat wyders de groote Zandplaat, dié h den voorleden jaare zeer laag, dat is, noordweftwaarts in den Mond van het Pannerdenfche Kanaal lag, en daar door aan dien Mond eene meer fturpende gedaante gaf, thans door de enclaveering van het plaatje aan den kop van den St. Nicolaaswaard, aanmerkelyk opgeruimd was, waar door de eigenlyke Mond des Pannerdenfchen Kanaals, ten aanzien van den bovenftroom, dadelyk eene betere en meer fcheppende fituatie erlangd hadde; gelyk dan ook om die zelfde reden de verdeeling der Stroomen naa den Neederwhaal-mond en het Pannerdenfche Kanaal hooger, dat is,'op verderen afftand van deeze Monden voorvalt, meenendezy Heeren Cecommitteerden by deeze gelegenheid in het algemeen te mogen remarqueeren, dat van zodanige hooge verdeelinge desinflueereridén Strooms de goede gefteldheid dier beide Monden eenig en alleen afhangt, voor zo verre naamlyk langs dien weg bet Pannerdenfche Kanaal aan den eenen kant eene fcheppende fituatie ontvangt, en aan den anderen kant de Stroom meer naa het midden van den Nederwaalmond gedetermitteert wordende , de belemmerende Plaat in dezelve, hoe langs hoe meer, opruimen zoude, zo tot bevordering der Navigatie, als tot ontzet van de bovenfte Doorneburgfche Dyken: gelyk zy Heeren Gecommitteerden dan ook met genoegen gezien hadden, dat deeze laatftgemelde Plaat in den Nederwaalmond (die zich by de tegenwoordige Watershoogte als twee verfchillende Plaaten vertoonde) aan de Ooft-en Noordooft zyde aanmerkelyk afgenomen was; V. Dat zy Heeren Gecommitteerden, hoe zeer hun de zo even befchreeven. en op de Kaart nader aangeweezen veranderingen zeer ge- wenscht,  C 310 ) wenfcht voorgekomen waaren, echter uit overtuiging, dat gewigtige verbeteringen in eene zo deerlyk verwaarloosde Rivier niet eensklaps geobtineerd konden worden, van gedagten waaren, dat dit Riviervak nog verder de oplettenheid der Heeren Gecommitteerden van beide Provintien vereischte, menende derhalven aan Heeren Gecommitteerden van Gelderland te moeten voordellen, om ter bereikinge van het bedoelde oogmerk, nog in deezen jaare het navolgende werkftellig te doen maken : En wel Eerftelyk, dat, naar de gedagten van hun Heeren Gecommitteerden, de noordelyke Oever van denKyfwaard voor de Schaapskooy van den Rentmeefter, ter lengte van omtrent twintig roeden, met een Ruwaard zoude dienen gedekt te worden, om in tyds te prte• venieeren, dat het Water by hooge Rivier door de laagte of Geul op dien Waard vallende, den gemelden Oever al te hol infehaare , gelyk dan ook foortgelyke fecureering door den Landmeter Beyerinck by zyn voorfz. Rapport noodig geoordeeh word; Dat men, in de tweede plaats, de Geul tusfchen den Pannerdenfchen Ryswaard en de daar voor liggende Zandwel met een fchuins afdragend Ryswerk zoude dienen toe te dammen, en den noordelyken Oever ter wederzyden met eenig Ryswerk te befiaan, dewyl men niet met zekerheid voorzien konde, of niet fomwylen, by een hooge en fnel firoomende Rivier, eenige nadeelige verandering voor den tegenwoordigen Mond des Pannerdenfchen Kanaals door de gemelde Geul zoude kunnen veroorzaakt worden ; Dat, dewyl wyders de Zanden, die van de Kyf- en Pannerdenfche Waarden afgefleeten waaren, zich hooger, dat is, meer ten zuid-oosten van den Mond des Pannerdenfchen Kanaals, en daar en tegen meer zuid-weftwaarts in de breedte geplaatft hadden, hetgeen als een gevolg van de tegenwoordige gefteldheid des Miliingfchen Oevers moeit aangemerkt worden, zy Hoeren Gecommitteerden oordeelden niet alleen , dat men middelen in het werk behoorde te ftellen om deeze Zanden, tot verbeteringe der Riviere, te doen ruimen, maar ook dat zulks thans mooglyk geworden was, juift om die reden , dat deeze Zanden hooger geplaatft, en verder zuidweftwaarts in de Rivier, onder he>t bereik eener convenable Kribbe uitgeftrekt lagen; Dat zy derhalven van gedagten zouden zyn, dat men in de derde plaats, aan de Millingfche zyde eene flauwe Krib behoorde te leggen, zodanig dat dezelve de mtfteekende zuid-weftelyke zyde van de zo' even genoemde Me Zandplaat konde attaqueeten, meenende dat dit oogmerk thans veilig bereikt konde worden, door het leggen vaneen Krib ter lengte van omtrend zeftig roeden, beginnende dertig roeden beneden de bevangen Kleibank, en raayende naa het Millingfche veer aan de Doornenburgfche zyde. Dat men, in de vierde plaats, eensdeels om den noodigen kop van den St. Nicolaaswaard te behouden, zonder welken nimmer eenige geregelde loop des Strooms, noch naa de Nederwhaal, noch naa het Pan-  ( 3ii ) Pannerdenfche Kanaal, geobtineerd konde worden, en anderendeels om op de zekerile wyze te effeaueeren \ dat de afkomende Zanden, zich niet wederom binnen den mond van het Pannerdenfche Kanaal, even als in den voorleden jaare, nederzetten, den bovennemelden kop met eene dorceering van omtrent drie a vier roeden, zwaayende een wei. nig zuid-ooftwaard, behoorde te verlengen, terwyl in het algemeen deeze kop diende verhoogt, verzwaard, en voornaamlyk aan de zuidooltzyde met een fufficante dorceeringe, naar den eisch van het werk, verfterkt te worden, meenende zy Heeren Gecommitteerden met alle die zekerheid, welke men in foortgelyke zaaken verwagten kan, te mogen vaftftellen, dat door de Gecombineerde werking van den in deezer voegen verzwaarden, en gefecureerden kop des St. Nicolaaswaards, als mede van de in de derde plaatfe geproponeerde Krib, de uitfteekende lolfe zanden boven den tegenwoordigen mond van het Pannerdenfche Kanaal, opgeruimd en deszelfs fituatie, ten aanzien van den afkomenden bovenftroom, behoorlyk'verbeterd zouden worden, waar omtrent men des te minder twyffelachtig zyn konde, nadien deeze Zandplaat, zo als aan hun Heeren Gecommitteerden gebleeken was, aan de weftzyde daadlyk reeds afnam, zynde op de bovengemelde Kaart daar ter plaatze door de Landmeeters eene diepte van tien voeten genoteert; Dat in de vyfde plaats, zo als zulks mede door den Landmeeter Beyerinck by zyn rapport word voorgeflagen, het Pakwerk van den St. Nicolaaswaard in deezen Herfft behoorde gerepareert , en met vyftien a feftien roeden verlengd te worden , gelyk , naar de gedachten van hun Heeren Gecommitteerden , ook dienftig zoude zyn, dat zekere laagtens achter dit werk aangevuld , en de oude kop van feparatie , welke nu bloot lag en zekerïyk ongeregelde woelingen veroorzaaken zou , met een bleeslaag aan den boven liggenden Oever verheeld wierd , om den ftroom aldaar door een ftrykende directie, alle nadeelige werking te ontneemen; En dat eindelyk , in de zesde plaats , naar de gedachten van hun Heeren Gecommitteerden, óp het einde van het Pakwerk aan den Miliingfchen Oever, alwaar thans een groote Ncér gekomen was, deeze N«èr met een doorflag-Kribbetje van omtrent twintig roeden lengte, fluitende aan het middeifte uitftekende punt des Oevers , behoorde afgeflooten , en van achteren met aarde , naar beloop van het werk, aangevuld te worden, waardoor, meer dan waarfchynlyk, de ftroom met eene betere directie op het beneden punt van dien Oever by Claas Arentfe aanvallen, en hetzelve, tot verbetering van den Nederwhaalmond, eerlang afflyten zoude. Vf. Dat zy Heeren Gecommitteerden derzelver infpectie vervolgende, alle de Werken van den nieuwen Ysfelmond , en voornaamlyk den iiuchaarenden Oever boven het Pakwerk ten ooften van dien mond bezigrigd , en daar by tevens geraadpleegt hadden , zo wel de Kaart, deswegens door den Landmeeter M. Beyerinck geformeert, en door Iii: a de  C 312 ) dé Heeren Gecommitteerden van Gelderland ten dien einde aan hun gefuppediteerd , als ook de confideratien , die door gemelden Landmeeter by zyn voorfz. rapport dienaangaande voorgedragen waaren; Dat zy Heeren Gecommitteerden , fchoon geenszins in twyffel trekkende , dat deeze af breekende Oever op de eene of andere wyze behoorde gedekt te worden, echter voor als nog niet in ftaat waaren, zich te kunnen bepaalen omtrent den aert der Werken , welke , naar de byzondere gefteldheid der Rivier, zo met betrekking tot de aldaar bogende , en zich meer en meer uitbreidende Zandplaaten, als ten aanzien der fituatie van den nieuwen Ysfelmond, allermeeft gefchikt zouden zyn , om den Stroom behoorlyk naa dien Mond te determineeren , het welk naar de gedagten van hun Heeren Gecommitteerden , des te noodzaaklyker geoordeeld moeft worden , nadien zich binnen dien Mond nog eene aanmerkelyke verzanding bevond , zo als uit de peilingen in hunne tegenwoordigheid gedaan , teu klaarften was gebleeken ; Dat zy Heeren Gecommitteerden echter van hunnen kant ten uitterfle genegen en bereid zynde , om , zo veel mooglyk te coöpereeren tot alV bet geen ter bevorderirge van de goede gefteldheid der Riviere aldaar , zoude kunnen dierftig zyn, aan Heeren Gecommitteerden van Gelderland moeften voordellen, of zy niet zouden kunnen goedvinden , derzelver Landmeeter te gelaften , om de Kribben, welke hy, by preferentie , oordeelt, gefchikt tc zyn om het oogmerk in deezen te bereiken , op de bovengemelde Kaart af te tekenen, en dus, door het formeeren van een bepaald Plan , hen Heeren Gecommitteerden in ftaat te ftellen , van te kunnen nagaan, of , en in hoe verre, daar door het bedoelde einde zoude geobtineert worden , terwyl zy aan Heeren Gecommitteerden van Gelderland niet te min in bedenkinge moeiten geeven, of het wel raadzaam zyn zoude, eenige Kribben tot dekking van den Oever boven den nieuwen Ysfelmond te leggen, zonder daar over alvoorens met die van C/eve te concerteeren; Dat zy Heeren Gecommitteerden echter voor het overige, by voorraad, moesten loueeren het project van den Gelderfchen Landmeter, om den nieuwen Ysfelmond, zo veel mooglyk, eene meer fcheppende fituatie te geeven, en de uitfteekende bogt of aanfluitinge van den Dwarsdyk aan den regter Leydyk achterwaarts te leggen, het welk ten vollen overeenftemde met het geen dienaangaande reeds op de Conferentien van July 1773 van deeze zvde was voorgefteld, en als ten uittersten nopdzaaklyk aangedrongen. Mede voortgebragt en gelezen het aangetogen Rapport van den Landmeter Martinus Beyerinck wegens zyne gedane infpectie, metinge, en peilinge langs en in de Rivier, den boven Rhyn, de Waal, het Pannerdenfche Kanaal en den Mond van den Ysfel van den 22 Augustus deezes jaars, waar van by de Heeren Gecommitteerden van Holland in derzelver voorftaande Rapport insgelyks word gewag gemaakt, mitsgaders het Rapport van den Hee-  ( 313 ) Heere G. F. van Hugenpoth van Aert, als generaals Opzichter over de Werken van den Bylandfchen Waard, concerneerende de Ryswerkeu in het nieuwe Kanaal aldaar, van den 7 daar te vooren, beide hier achter volgende het eerste fub. No. 1. en het tweede fub No- 2. geïnf.reert; Op alle welke poincten rymelyk gedehbereert, en d? wederzydfche remarques dienaangaande gehoord zynde, hebben hun Edele Mog. goedgevonden en verftaan: I. Dat, met relatie tot het eerste poinct, rakende de infpectie van het Zuidelyke Schaar tegens Emmerik, ofte de infcharinge boven den zogenaamden Ravepol, het zelve in ftatu quo 2al gelaten, en het effecr. daar van afgewagt worden. II. Dat, wat voor een tweede aangaat de Spykfche Kribben, dezelve zullen worden gerepareert, en dat inzonderhei 1, naar inhoud van den voorflag van den Landmeter Beyerinck by zyn aangeroerd Rapport, de benedenfte K ib daar ter plaatfe met een Bleeslaag, buiten langs de werken, ter lingre van vyftien ofte zestien roeden, dient verfterkt en gefecureert, voorts, benevens het voorste gedeelte der bovenfte Krib, tot hunne hoogte gebragt, op nieuw begrind en beftikt te worden. Dat wyders de Mond van den Ouden Rhyn zal behoren te worden gebragt cp die breedte en diepte, welke daar omtrent bepaald is by de bewuste Conventie, in den jaare iffi tusfchen de Heere.1 Gedeputeerden van zyne Koninglyke Majefteit van Pruisfen, en de Heeren Gecommitteerden der beide geïnteresfeerde Provinciën over het Werk der Rivie'ren ingegaan; En dat, met eventueele authorifatie tevens op de Gelderfche en Hollandfche Landmeters, om, zulks geaggreësrt worden le, alsdan met de Kleeffche Gequalificeerden daar van de vereischte af bakinge in loco te verrichten, zo over dit eenen ander, ais over de, by hun Edele Mog. gevallene be 'enkingen, om uit hoofde van den particulieren aart van dat Werk de gementioneerde bepalinge van de breedte en diepte van den Mond des Ouden Rhyns,niet by openbaare Beftedinge, maar in Dagloon te laten maaken, aan de Krygs- en Domainkamer des Hertogdoms Cleeve zal worden gefchreeven de navolgende Misfive: Hoog-Edele, Geftrenge, Wyze, Voorzienige , Hooggeleerds, zeer Discreete Jfeeren, byzonder goede Vrienden! UW Edele zullen zich herrinneren, dat by de Conventie, in den jaare 1771 tusfchen de Heeren Gedeputeerden van zyne Pruisfifche Majefteit, en de Gecommitteerden der beide geïnteresfeerde Provinciën over het Werk der Rivieren aangegaan, onder andere heilzaame maatregelen, waar mede men voorn amen tlyk eene geregelder verdelinge van het boven-water be» Kkkk doeld  doeld heeft, bepaald is,dat aan den Ouden Rhynmond eene opening van negentig roeden gegeven, en deszelfs bodem, met een fuffifanten Rysberm, houdende dertien voeten Arnhemfche Peil, gedekt zoude worden. De executie echter daar van heeft men, gelyk Uw Ed. bekend is, tot hier toe nagelaten, vermits men wederzyds oordeelde, dat zulks voor als nog niet noodzaaklyk was, dewyl door de gemaakte bedyking van Herwen, met den aankleven van dien, zodanige verdeling vry wel, immers zo veel men toenmaals nagaan konde, geöbtineert was. Dan, de ondervinding heeft in den laatften Winter doen zien, dat in de daad de Oude Rhynmond meerder Waters trok, als dezelve in voorige jaaren gedaan had, het geen ogenfchynlyk gebleken is, daar aan toegefchreven te moeten worden, dat deszelfs Geul dieper uitgelopen is, gevende nu reeds met omtrent agt a negen voeten Arnhemfche peil een Doortocht aan het Water, daar men te voren rekende, dat zulks eerst by dertien a veertien voeten peils plaats hadde. Hier komt by, dat het ichm'ns afdragende end Dyks aan het beneden Spyk, het welk, volgens de boven aangehaalde Conventie, geramoveert moet worden, en waar van men den Dyk tot bepalinge der breedte van den Ouden Rynmond, immers gedeeltelyk, zoude kunnen maken, aan een fterken afbreuk onderhevig is, en dus nutteloos Verloren gaat. Wy hebben derhalven gemeend, aan Uw Edele te moeten voorftellen, of Uw Ed. niet zouden kunnen goedvinden, nog in dezen jaare de Dyken ter wederzyden van den Ouden Rhynmond, ter bepalinge van deszelfs breedte op negentig roeden, als mede den Rysberm in de uitgelopene Geul van dien Mond, om dezelve op dertien voeten Arnhemfche peil te conferveren, te doen maken, en wel mede, ingevolgen de opgemelde Conventie, op den voet der Spykfche Werken, oordelende, dat bepialdelyk dit Werk, uit hoofde van zynen byzonderen aart, beter in Daglonen, dan by epentlyke aanbeftedinge, gemaakt kan worden, zynde by voorraad onze Landmeters gelast, om by aldien Uw Ed. zulks aggreëeren mogten, met den geenen, welke van wegens Uw Ed. daar toe genomineert zal worden, de af bakeninge van het een en ander in loco te doen. By deeze gelegenheid moeten wy Uw Ed. tevens in bedenkinge geven, of Uw Ed. niet dienftig zouden oordeelen, dat de nek van de benedenfte der Kribben, welke gemeenfchappelyk tot ontzet van het boven-Spyk aangelegd zyn, met eene fuffifante bleeslaag, buiten langs te werken, ter lengte van vyftien a zestien roeden, in den aanftaanden Herfst verfterkt, en gefecureert wierd, nademaal, naar onze informatien, dit werk op de buiten-linie zeer los, en fteil, zonder eenige dorfeeringe, ligt, waar door over zulks by den fnellen ftroom deezer Rivier, die daar voornamentlyk zyn aanval heeft, zomwylen eene aanmerkelyke fchade aan dit Werk zoude kunnen toegebragt worden. Op het een en ander dan Uw Edele refcriptie te gemoed ziende ,beveelen wy, Hoog Edele Qeflrenge, Wyze, Voorzienige, Hooggeleerde, zeer discrete Heeren, byzonder goede Vrienden! - Uw Ed. in Godes heilige befcherminge. Gefchreeven te Arnhem den 5 September 1780. Ü  V Ed. goede Vrienden; De Gecommitteerden tot her. werk der Rivieren wegens de Provinciën van Gelderland, mitsgaders Holland en Westvriesland. Ter ordonnantie van dezelve. TErwyl, concerneerende de bedenkinge, nopens het nadeel, het geen de Veerhoofden van de zuidzyde der Rivier aan de tegen overleggende Spykfche Werken zouden kunnen toebrengen, men dat by provifie zal blyven aanzien, wordende des niet te min, de Landmeter Beyerinck gelast, om inmiddels een wakend oog te houden, wat effect die Veerhoofden komen te doen, en welke veranderingen daar aan fomtyds gemaakt mogten worden, en des wegen van tyd tot tyd te rapporteeren. En dat betreffende de gefteldheid van den beneden-Spykfchen Oever, de refpective Landmeters worden gelast, zo en als gefchied hier mede, om over het by hun daar van geformeert Plan met die van Cleve te correspondeeren, en daar van, voor en aleer zich tot iets te bepaalen,aan de Heeren Gecommitteerden der beide Provinciën rapport te doen. HL Dat voor een derde, ten aanzien van de Hallerwei, het door den Landmeeter Beyerinck geprojeéteert Bleeswerk aldaar, benevens de. ikzenopde Lobitfche Zandwél, zullen blyven buiten executie, eir alles daar zal worden gelaten in ftatu quo. IV. Dat ten vierden, opzichtelyk tot het Bylandfche Kanaal, het daar aan reeds begonnen werk op den voet van het bovenftaande rapport van den Heere van Hugenpoth van Aert, fub. No. 2. hier achter geregistreert, geduurende dit jaar, voor zo verre de hoogte der Rivier het zal permitteeren, geheel en al zal Voltooit worden in daglooren, en onder het opzigt van den Heere van Hugenpoth voornoemd, dewelke, wanneer dit Werk binnen de bepaalde linie mogte wegbreeken, ofte zich daar aan ook eenige andere onvoorziene toevallen mogten openbaaren, als dan daar van terftond de Gelderfche en Hollandfche Landmeeters zal hebben te ad verteeren, öm zo wel den inkoop van het hout, als het verder nodige in deezen te famen te concerteeten en in orde te brengen, Waar toe van nu af aan de gemelde Landroeeters geauthorifeert worden hier mede. En word wyders de Heer van Hugenpoth geauthorifeert, om den befchadigden Dam door de Geul op den Bylandfchenwaard by befte, dinge uit de hand te doen repareeren. V. Dat, metbetrekkinge, zo tot het dekken met een ruwaard van den noordelyken Oever van den Kyfwaard, en het toedammen van de Geul tusfchen den Pannerdenfchen Ryswaard en de daar leggende Zandwél enz., als tot het leggen van de Krib aan den Miliingfchen Oever, voorts het verzorgen van den St. Nicolaaswaard en het doorflags- Kribbetje aan den Miliingfchen Oever tot affluitinge van de Neer, waar överhetvy/^ Point Kkkk 3 van  C 31* ) van het rapport der Heeren Hollandfche Gecommitteeren rouleert, alles nog in dit jaar daar omtrent zal worden gemaakt en in het werk gefteld, als met meerderen by dat rapport voorgeflagen is, en beven gedetail leert ftaat. Zo nochtans, dat, indien de tegen den Miliingfchen Oever aan te leggene Krib het verwacht effect op de Wél boven het Pannerdenfche Kanaal, niet mogte hebben, als dan in het vervolg eene tweede Krib ofte zodanig ander werk zal aangelegd worden, als naar exigentie van zaken zal bevonden worden te behooren. VI. En dat laatftelyk en voor een zesde aanbelangende den Mond van den Ysfel, in conformiteit van het gerapporteerde van den Landmeeter Beyerinck, tot zo veel mogelyk e voorkominge van den verderen afbreuk van den Oever boven het werk langs den Rhyn, op de daar van geformeerde Kaart onder deletters D. E. genoteert, de twee, op die Kaart afgetekende Kribben zullen gelegt, en aan den Ysfelmond , benevens den Aanfluitdyk zodanige veranderingen ftmul & femel zullen worden gemaakt, als by dat gerapporteerde van den Landmeeter Beyerinck voorgeflagen word. Zodanig echter, dat, bevonden wordende dat door het binnenwaards overfmyten van den Dyk boven den mond, de Ysfel, naar proportie van den Neder-Rhyn, te veel Waters mogte trekken, deeze Dyk als dan weder buitenwaards naar den Oever zal gebragt worden. Waar van, voor zo veel het aanleggen dier Kribben betreft, aan de Krygsen Domain-Kamer van Cleve zal worden kennis gegeeven by de onderftaande Misüve. Hoog-Edele, Geftrenge, Wyze, Voorzienige, Hooggeleerde, zeer Discreete Heeren, byzonder goede Vrienden! DOor onze Landmeeters by derzelver gedaane infpecYte , en opneeminge van den Mond des nieuwen Ysfels ontdekt zynde, dat de Oever bo • ven het Werk langs den Rhyn, en wel voornamentlyk boven het Pakwerk ten Oosten zeer fterk komt af te breeken, het geen van nadeelige gevolgen zoude kunnen wezen, zouden wy overzulks, om daar in by tyds te voorzien, wel inclineeren twee Kribben te leggen. Wy hebben ons verpligt geagtU Ed. daar van, met byvoeginge van eene Kaart Figuratif,door deezen kennis te geeven, en tevens te verneemen, of Uw Ed. op dit fubject ook eenige confideratien hebben, waar van wy ten fpoedigften door Uw Ed. Refcriptie verzoeken geïnformeert te mogen worden, om, by ontftentenis van dien, alsdan met dat Werk daadelyk een aan-' vang te kunnen maaken. < Waar  ( 3*7 ) Waar mede eindigende, beveelen wy, Hoog*Edele, Geftrenge, Wyze, Voorzienige, Hooggeleerde, zeer Discrete Heeren, byzonder goede Vrienden'. Uw Edele in Godes heilige protectie. Gefchreeven te Arnhem den 5 September 1780. Onderftond, Uw Edele goede Vrienden, De Gecommitteerden tot het Werk van de Rivieren wegens de Provincie van Gelderland mitsgaders Holland en Westvriesland. Laager ftond, Ter ordonnantie van dezelve. Zynde by deeze occafie gerefolveert, dat, in geval door die van Cleve tegen het leggen van de bovengemelde Kribben onvermoedelyk eenige zwarigheid mogte gemaakt worden, waar door deszelfs executie in dit jaar onmoge]yk wierd, als dan evenwel de infeharinge boven het oostelyke Pakwerk op eene voldoende wyze zal gefecuteert, en de voornoemde veranderinge aan den beneden-Kop van den Ysfelmond ftmul & femel gedaan worden. Zullende alle de, by het vyfde en zesde point van het voorfz. Rapport vermelde Werken, onder de directie van bekwaame Opzigters van wegens beide de Provinciën, waar toe by deezen benoemd en aangefteld worden de Perfoonen van den Landmeeter Martinus Beyerinck en van Baftiaan Verhey, en by derzelver refpective abfentien Willem Beyerinck en Cornelis Verhey * gemaakt, en de Leverantie eh verwerkinge van het, daar toe gerequireert hout, even als voor het Millingfche Schaar, en den St. Nicolaaswaard is gefchied, publiekelyk tegens Maandag den 9 van October aanffaande aanbelleed worden, op al zulke Conditiën, als deswegen nader zullen worden gearrefte rt, en 011 welke te projecreeren en de Beftekken te formeeren, de wederzydfche Landmeetcren geauthorifeert worden. Op de Requeste van Geurt Hendriks, daar by hoofdzaakelyk te kennen geevende, dat federt eenigen tyd, als Houtlegger op den Bylandfchen Waard door den Heere van Hugenpoth was geè'mployeert, en een en andermaal aangezogt, cm, wanneer eenig Werk aldaar zoude worden gemaakt, alsdan andere Werken te laaten varen. Dat de Suppliant niet alleen dit tot hier toe had gedaan, maar ook zelfs geneegen was zich, als Houtlegger, altyd in hunner Edele Mogende dienst te verbinden, indien haar Edele Mogende hem deswegens met een jaarlyksch Tractement, ofte Douceur, boven zyne ordinaire Daggelden geliefden te beneficeren, verzoekende mitsdien daar omtrent eene gunftige reflexie. Is, na gehoudene deliberatie, goedgevonden en veiftaan, den Suppliant als vasten Houtlegger aan te ftellen, gelyk hunne Edele Mogende denzelven Llll daar  C 3*8 ) daar toe aanftellen hier mede, en zulks op een jaarlyks Tractement van een honderd en twintig gulJens boven de gewoone Daggelden, mits zich nergens anders, dan in den dienst van haar Edele Mogende, te laaten employeeren. De refpective Landmeeters der beide Provinciën worden hier mede gelast , om by de eerfte bekwaame Riviershoogte weder de gewoone jaarlykfche peilingen der Rivieren te doen. Haar Edele Mogende door den Adminiftrateur Mr Peeter van Hamel geinformeert geworden zynde, dat de Penningen fpecteerendc tot de Kasfa der twee Provinciën , Gelderland en Holland en West vriesland, genoegzaam waren geabforbeert, en dat hy ten aanzien van de vier Provinciën tot de Spykfche Bleeswerken reeds merkelyk meer had uitgegeeven als ontfangen; Hebben, na gehoudene deliberatie, goedgevonden, voor de twee Provinciën uit te flaan eene fomme van vyftig duizend guldens, en voor de vier Provinciën eene fomme van zestien duizend guldens, in voegen hier achter ouder No. 3. en 4. te zien, zynde de Heeren Gecommitteerden van Gelderland verzogt, van deeze laafte uitftag, de vier Provinciën aangaande, mede kennisfe te geeven aan de Heeren Gecommitteerden 's Lands van Utrecht, mitsgaders de Heeren Staaten van Overysfel, en by abfentie aan derzelver Gedeputeerden. Donderdag den 7 September 1780. J~Jaar Edele Mogende het verhandelde gerefumeert hebbende , zyn daar mede deeze Befognes geëindigt, en de refpective Heeren Leden, na dat van eikanderen affcheid genomen hadden, op heden gefcheiden. Onder ftond, My prxfent. Was getekent, ff. W% Bramfin.  < 319 > No. t. Rapport door den Landmeeter Mar* tinus Beyerinck van zyne geel ane in~ fpeStie , meting en peyling langs, en in de Rivier den boven - Rhyn , de Whaal, Bannerdens Kanaal en Mond van den Tsfel, met de nieuw gemetene Kaarten van de Whaal langs MUI in' gen , en van den Rhyn boven en be» neden den Nieuwm Tsfelmond gedaan op hooge orders van die Edele Mog. Heeren Gecommitteerden ter bene/leer ing van de Nederrhyn en Tsfel, wegens de Prcvintle van Geldei land. Edele Mogende Heeren, J_)en Ondergefchrevene heeft ingevolge de hoog geëerde ordres van Uw Edele Mog., by bekwaame Riviers hoogte de noodige inipeófie, meting en peyling gedaan en daar by bevonden j Dat de Werken langs het boven-Spyk, als namelyk de bovenfte der twee gemeenfehappelyke Kribben, in goede order heb gevonden , alleen dat ze op de punt wat gezakt is. Doch de benedenfte Krib is het werk op de buiten-linie in de Nek zeer los en fteil, genoegzaam zonder dorfeering ; vermits nu de Stroom niet weynig op de Nek deezer Krib aanvalt, zo is te vreezen, dat dezelve door de Stroom doorboord , en afgef eden zoude kunnen worden. Om zulks voor te koomen , zoude de Nek deezer Krib met een Laag, buiten langs te werken, ter lengte van 15 a 16 roeden , dienen veifterkt en gefecureert te worden; ook zal deeze Krib die (inzonderheid voor op de punt) veel gezakt is , met een Laag tot zyn hoogte dienen gebragt , op nieuw begrind , en befh'fct te woeden , zo als op het voorfte gedeelte der bovenfte Krib mede zal noodig zyn. De geweezen verzinking des Dyks agter deeze benedenfte Krib, is ten eenemaal herfteld, en zyn ook geen defecten aan de Pak- en Bleeswerken gekomen ; der hal ven zal nog maar de mankerende boven-Laag in de Swaay van den Dyk dienen gelegt, en met het Werk onder en booven gelyk gemaakt te worden,zo als ook de boven-Laag van het Werk, voor de beneden-Punt van den boven -Spykfen Dyk , zal dienen herfteld te worden , van de fchaade, welke het Ys gepasfeerdeWinter daaraan heeft toegebragt, doch van weinig importantie zynde. By gelegenheid der opneming dezer Spykfche Werken heeft de Ondergefchrevene gezien, dat aan de Kieeffche zyde het geweezen Veerhoofd derGier- Llll e brug  C 320 ) brug aan de Zuidzyde der Rivier, ter lengte van ruim 20 roeden dwars na den Stroom met Rhyswerkis opgewerkt, leggende voor op de hoogte ven 16 a 17 voet Arnhemfe peyl, en a^terwaards opdragende gelyks met de hooge grond , wordende b$r de infpecta'e op de punt van dit hoofd nog gewerkt, alwaar , zo als my wierd berigt, 18 a 20 voet diepte onder het peyl van 6 voet zig bevond. Eenige roeden beneden dit Hoofd is nog een Hoofd uitgewerkt, genoegfaam parallel met het eerfte , doch niet zo zwaar, hebbende het eerstgemelde een Kruins breedte van 12, en het laatstgemelde maar van 6 voet; de grond tusfen die Hoofden was uitgegraven , en zoude die tusfchenwydte dienen tot een Haven, waar in des Winters de Gierbrug zoude bezorgt worden, Wyl nu deeze Hoofden tegen den Spykfchen Schaardyk gelegen zyn , en zulks flryd tegen den 30 Art. van het Geldeifch Waterrecht, en (zo als het den Ondergefchreven is voorgekomen) ook ftrekt tot nadeel van den tegen over leggenden Spykfchen Schaardyk , overmi:s naar alle gedagten agter d.eze hooge Hoofden , wederom een nieuwe aanwafch zal koomen te leggen, om dat de Oever boven deeze Hoofden iïerk af breekt, dat zeer nadeelig voor het boven-Spyk zoude zyn, en daarom vond zich de Ondergefchreeven verplicht , Uw Edele Mog. hier van te moeten informeren , ten einde zulks by goedvinden van Uw Edele Mog. nader zoude kunnen geëxamineert worden. Belangende den af brekendenOever van het beneden-Spyk, hier van hebben de Ondergefchreeven en Hollandfche Landmeter (ingevolge de Refolutie van Uw Edele Mog. van den a6 July 1770) reeds in de maand Oc^ober van dat jaar, een gemeenfehappelyke meting en peyling gedaan, daar van een Plan geformeert, met een Project van Kribben , en daar van een Memorie gemaakt , welk een en ander aan den Utrechtfen Landmeter is toegezonden, met verzoek van zyne confideratien ; maar heeft het zelve aan den Hollandfchen Landmeter te rug gezonden, rescribeerende,dat geene Inftrudtie noch Commisfie daartoe ontfangen had. Intusfchen heeft de Ondergefchreeven deeze fituatie by de laatfte opneming wederom geinfp.fleerd, en bevind, dat deeze Oever by continuatie blyft afneemen, (doch zo als het hem voorkomt, is de afbreuk thans het meefte op de beneden-Punt van den Spykfen Dyk voor den Ouden Rhynmond en den Ouden Boterdyk. Wat de Hallerwey betreft, dezelve blyft nog met een holle gedaante inen afbreeken , zynde thans de grootfte holligheid nog ongeveer 70 ioeden boven den geflegten Dyk , en met welke holle gedaante deeze Oever mogelyk zal blyven afbreeken, komende by den Ondergefchreeven in bedenking, of dit hol uitbreken van dien Oever bovenwaards niet diende gefluit te worden, door denzelven met Ryswerk te dekken, en of het afbreeken van dien Oever benedewaarts door Ritfen over de Lobitfe Zandwel zoude dienen gefaciliteert te worden, het welk den Ondergefchreeven tegenswoordig nietontydig zoude voorkomen. Ondertusfehen is het evenwel zigtbaar zeker, dat de mond der nieuwe Whaal van tyd tot tyd in Capaciteit toeneemt, komende hoe langs zo meer fcheppende te leggen, waar door die fchadelyke Zandplaat achter diea bovenhoek in de nieuwe Whaal gelegen hebbende, is verdreeven, zo als ook het Kanaal zelve in vermogen geftadig toeneemt, welk exn uit het ander zeer  ( 321 ) zeer natuariyk voortvloeit en gevolgen zyn van die C voor het Kanaal) gelukkige Winter van het jaar l?T6, in welke het Kanaal doorgaans of gemiddelt tien voet was uitgediept: dit dreef den ftroom geweldig na dat uitgediepte Kanaal, en fchuurde langs den bovenhoek van den Mond, die daar door moest flyten en ruimen; 'tgeen ook den mond van tyd tot tyd meer fcheppende maakte en verbetert, doende dat uitgediepte Kanaal in vermogen nog toeneemen, en hoe langs zo meer de gedaante en eigenfehappen ' van een welgeftelde Rivier erlangen, wordende als.zodanig, zo wel by laage als hooge Rivier, werkelyk gebruikt; en het komt den Ondergefchreeven ook noodzaakelyk voor, dat deeze nieuwe Rivier wederzyds in toom word gehouden, wyl zyn force van dag tot dag aangroeid, en die eens een verkeerde diredie aangenomen hebbende, bezwaarlyk en met veel moeite zoude zyn te regt tc brengen. Naar maate nu deeze nieuwe Rivier in vermogen en profil aangroeid». zo verzwakt de oude Rivier langs Herwen; en hieraan is toe te fchryven de groote verandering, welke men befpeurt beneden, duar de nieuwe Whaal zich wederom mee de ou le Rivier langs Millingen conjungeert, welke verandering op deeze by zynde Kaart duidelyk kan gezien worden, zynde ten dien einde deeze fuuatie gemeenlchappelyk opgemeeten en gepeild met den Hollandfchen Landmeeter, en waar van een Kaart aan Uw Edele Mog., en een aan Heeren Gecommitteerden van Holland zal overgeleevert worden. (♦) In deeze Kaart befpeurt men duidelyk de variatie van de Pannerdemche Grind- en Zandplaat, dewyl geduurende gepasfeerde Winter, by de langduurende hooge Rivier, eene lterke beweeging is geweest inde Zanden, die in dit Riviervak na benedenwaards zyn verfchoven, leggende deeze Zandplaat in een ander R>rm, en met zyn benedepunt veel meer beneden- en zuidwaards tegen den Mond van het Pannerdenfche Kanaal/terwyl zich bovenwaarde Geulen vercoonen achter en door die Zandplaat, als of de ftroom zich van boven een weg naa het Pannerdcnlche Kanaal zou willen bannen, zo ais op de byzynde Kaart vertoont word, by een watershoogte van circa 7 voet Arnhemfche peil, doch op welke Geulen nog niet veel ftaat is te maaken, en die na zyne gedachten by ieder hooge Rivier in die overgroote ruimte zullen veranderen, onzeker evenwel wat het by vervolg doen zal: nogthans is dit prtefumtief, dat hoe fterker de nieuwe Rivier, en hoe zwakker de oude Rivier langs Herwen word, hoe de ftroom met meer force op de Kyf- en Pannerdenfche Waard zal werken. Was nu de confideratie van den Onderfchreeven in het laatfte van zyn Memorie van den 16 July 1779, dat, wanneer de Kyfwaardfche en boven gedeelte der Pannerdenfche Grind- en Zandplaat zo onbepaald bleven ruimen, daar op by vervolg diende gelet te worden; en zulks is niet alleen nog zyne confideratien, maar nu zoude zelfs zyn confideratie zyn, dat die fterke inbreuk haast diende gefluit, en dien Noord-oever gehouden te worden. Ook heeft de Ondergefchreeven in de voorfz. Memorie mede voorgefla- gen, (*) Men zie de Kaart K K. Mm mm  ( 3« ) gen, een Krib lang 70 roeden uit den Miliingfchen Oever uit tefteekefl, wiens begin zoude zyn ongeveer 100 roeden beneden de Steenoven van de Wed. J. Dormans, ten einde voor te komen, dat de Zandplaat niet tegen de Geul langs de Nicolaaswaard zoude komen te legen. Nu is het, gelyk hier vooren gezegd hebbe, dat die Zandplaat, geduurende deeze Winter, confiderabel benedenwaards gezakt is, waar door de Geul der Stroom naa de Nicolaaswaard (het tegenwoordige Vaarwater) moeielyker, en by verdere voortgang onbekwaam zal werden; en zoude het den Ondergefchreeven voordeliger aanzien, wanneer deeze Zandplaat in zyn voortgang b nedenwaards gefluit en bepaalt was gewest, en aldus de Stroom meer van boven in de Geul langs de Nicolaaswaard was gebleven , zynde op die Geulen, welke van boven door, en achter de Pannerdenfche Grindplaat op de Kaart zich vertoonen, en die in den Mond van het Kanaal fchieten, niet veel te vertrouwen, die ook wegens de groote ruimte der Rivier-bedding in deeze Concryen door eenig toeval, by leder hooge Rivier, kunnen verloopen, waar van echtrr te vooren geen redenen kunnen gegeven of verzekering van gedaan kan worden- De nieuw gemaakte Werken langs den Miliingfchen Oever zyn, wegens de langduurende hooge Rivier in het voorjaar, nog niet gecompleteert, het welk in den Herfst met groen hout zal dienen gedaan te worden. Op de Nicolaaswaard zal het Werk eenige roeden laager dienen vervolgt, de fchade door de Houtvlot veroorzaakt, herfteld, en de Deklaag over de Werken gerepareert, en voornamelyk begrind moeten worden. Langs den Pannerdenfchen Dyk zullen de Defecten aan de twee-en-vyfüg roeden Pakwerk, die mede gemeenfchappelyk zyn opgenomen, de daar in» gekomene laagtens met Bleeslaagjens dienen opgehoogd, een gelyke baard langs geftreeken, met een Deklaag bekleed en begrind te worden, mitsgaders de dorsfeering des Dyks met een Ruwaard (in de Deklaag verbonden ) gedekt. Ook heeft de Onderge/chreeven , ter voldoening aan de hooggeëerde Ordres van Uw Edele Mog , op de propofitie van Heeren Gecommitteerden van Holland, by Misfive van den ia November 1779, de Rivier den Rhyn met de wederzydfche Oevers van Candia af benedenwaards tot 190 roeden beneden den nieuwen Ysfelmond toe, opgemeeten, de gefteldheid van het Rivierbedde door een genoegzaam getal van warspeilingen be« paalt, en de bovenleggende Zandwellen, welk een en ander zo na doenlyk op Kaart gebragt, die hy al mede de eer heeft aan Uw Edele Mog. by deeze te fuppediteeren, vermeenende daar in duidelyk te zien is, wat bet gebrek in deeze zy, en wat, onder verbetering, volgens zyn oordeel diende gedaan te worden. ( * ) Het komt den Ondergefchreeven voor, dat de loop der Stroom en de Geul der Rivier langs het Bleeswerk in den Rhyn, boven, tegen en beneden den nieuwen Ysfelmond, volmaakt goed is, geen zweem tot verzanding zich opdoende, en zelfs te wagten, dat naar maate die Zandplaat voor de Huys- (*) Men zie, ter opheldering, de Kaart N N.  C 523 ) Huysfenfche Waarden, tegen en beneden de Schans komt af te zakken,dè directie der Stroom meer in den Mond van den Ysfel zal komen. Het eenigfte inconvenient voor den Ysfel is , het geen de OndergefchrcGven en de Hollandfchen Landmeeter in hunne gemeenfehappelyke Memorie van den 9 October 1779 gefield hebben, namelyk, de fterke afbreuk van den Oever boven het Werk langs den Rhyn, en wel voornamelyk voorde willige pas, en welke af breuk niet fpoedig of ligt zal cesfeeren, om dat de overleggende Zandplaat zeer kort op dien Oever aandringt. Het fs onbetwistbaar, dat het grootfte van die uitbreekende Specie zich in de Geul boven den mond moet zetten, of dat ze door den Stroom den Ysfel indringe: boven den.Mond ontdekt men ze niet, wyl voor het Bleeswerk geen minder diepte is, als by het maken van dat Werk geweest is, derhalven komt het in den Ysfel, en waren ce Landmeeters alstoen van oordeel j als het beste middel om den Oever van de Kleyhoek met Pak- of Bleeswerk te dekken. Zynde de Ondergefchreven dnog van gevoelen het beste (zo niet het eenige) middel te zyn, namelyk om den Oever zo veel mogelyk tegen verderen afbreuk, het zy door Blees- of Pakwerk te dekken , —- of door Kribben de tegen over leggende Zandplaat benedenwaards te verdry ven, welk laatfte zoüde piaefereeren, om daar door den drang en persfmg meer op den Ysfelmond te brengen, terwyl het eerfte wegens de lange extenfieen diepte zeer kostbaar zoude zyn; ook zoude (om den Mond wat meer fcheppende te hebben) op de punt van feparatie aan den Rhynkant wat verder in de Rivier kunnen gewerkt worden, echter zodanig, dat het niet buiten den aanleg van het oude Werk (dat zeer breed is) behoeve te komen, maar uit dezelve voet met een dorsfeering van voet op voet opgewerkt worden, als wanneer de voor-linie van het Werk op de peil van agt voet, wel twee en een halven roeden buitenWaards zoude komen te leggen; en zoude de voor-linie van het Werk langs den bovenhoek wat ingefneeden kunnen worden; nog zoude tot faciliteering van den inval der Stroom, by een hoogere Rivier, boven den Mond de Dyk achter het Werk binnenwaards kunnen overgefmeeten worden. De Defecten langs den Ysfel in den Herfst van het jaar 1779 door W. Holtus aangenomen zyn, (wegens de te hooge Rivier) niet afgemaakt, en zullen met groen hout moeten voltooid worden. De Ondergefchreeven verhoopt hier mede aan de hooggeëerde Orders van Uw Edele Mogende te hebben voldaan, heeft de eer om met verfchuldigde eerbied en hoogachting te onderteekenen. Edele Mogende Heeren, Onderftond, Nymeegen Uw Edele Mogende ootmoe- den 2a Augufty dige en onderdanige Die* 1780. naar. Was geteekent, Mart', fieyerincki ivimmm 2 No. ii  c 324 > No. 2. Rapport aan de Ed. Mog. Heeren Gecommitteerden tot het beneficeeren van den Neder - Rhyn en Ysfel, wegens de Provintien Gelderland , Holland en Westvriesland, betreffende de Rys werken in het nieuwe Kanaal op den Bylandfchen Waard. Edele Mogende Heeren! J__)e Ondergeteekende G. F. van Hugenpoth van Aerdt geeft Uw Ed. Mog. zeer nederig te kennen , wegens het begonnen Ryswerk aan het midelyke Oever in het nieuwe Kanaal, luid deszelfs laatfte rapport van den 4 der maand July. Dat met het Werk begonnen zynde beneden op de Bliemsweide, alwaar de Oever töt in de kruin van den Leidam was ingebroken, al Jaar, met een peil van zeven en een half tot'zeven voet, een grond-Bleeslaag voltooid is ter lengte van 66 roeden, en ter breedte, na rato van het ingefchaarde Oever, van 4 tot 8 roeden, ftrekkende zich doorgaans voor met den buitenften tuin in een egale linie 8 roeden uit de kruin van gemelden Leidam, en zulks op eene diepte van 19 tot 21 voeten bu ten in de Blees, zynde circa eene roede binnenwaards een geul gevonden van 22 voeten diepte, waarfchynelyk veroorzaakt door den fterken aanval der ftroom, dien de uitftekendc kleihoeken aan de noordzyde uitzetten, en achter het oude Bleeswerk op het einde van Bliemsweide eene fterke fchuuring maaken, als mede wegens den overval der ftroom by hoog water over het Maaiveld, ten einde van den Leidam, in de oude Millingfche Strang. Dat vervolgens 21 roeden hooger mede nog op gemelde Bliemsweide, alwaarde Oever tot op twee en een half roeden van de kruin des Lei'ams is ingefchaart, eene peuluw- of noodlaage, conform het oude Werk aan deezen Oever bovenwaards, gelegt is, ter lengte van 33 roeden en t r breedte, na rato van het ingebroken Oever, van drie tot vier en een half roeden, ftrekkende zich doorgaands uit de kruin van den Leidam met den buiten-tuin op 7 roeden, zynde aldaar eene diepte van 20 tot 22 voeten buiten in de Blees. Dat verder naa boven aan gezeiden Oever op drie onderfcheiden plaatfen, namentlyk vast beneden het onderfte oude Werk 6 roeden, vast boven het zelve mede 6 roeden, en vast aan het beneden - einde van het bovenfte oude Werk ti roeden, alwaar de Oever genoegzaam min of meer in de bepaalde linie ingebroken was,nog omtrent voltooid zyn drie peuluw- of noodlaagen, conform de voorfchreeven, te fimen 23 roeden lengte ukmaakende, op eene breedte van 3 roeden uit het Oever, en op eene diepte van 20 en 21 voeten buiten in de Blees; waar mede de voorraad van Ryshout byna verwerkt zal  ( 325 ) zal zyn, behalven een gering overfchot, welk thans niet voeglyk zal kunnen verwerkt worden, vermits de rest van het onbeflaagen zuidelyke Oever beneden het huis Bimmen, nog niet genoegzaam in de bepaalde linie gebroken is, waar van echter nog wel een gedeelte zoude kunnen bewerkt worden, indien het water op vyf voeten aan het pyl was, wordende thans nog gecontinueert om de gezeide Werken, na behooren, te begrinden, waar toe, wegens de droogte van het hout, veel meer grind vereischt word, als ordinair. Dat om meergemelden, op drie onderfchejdene plaatfen rog onbeflaagen zuidelyken Oever, beneden het bovenfte Oude Werk, onder het huis Dimmen, in den aanftaanden Herfst met eeri Peuluwe • laage, conform de voorfchreeven, te voorzien, zullen vereiscln worden circa 2+1 VimmenRyshout, namentlyk boven tu fchen de beide oude Werken, eene lengte van 30 roeden (welke diftantie echter in den aanftaanden Herfst nog wel niet geheel in de bepaalde linie zoude kunnen ingebroken zyn) hier toe 90 Vimmen; verder beneden het onderfte oude Werk, eene lengte van 25 roeden ad 78 Vimmen, en dan op de Bliemswydc boven de thans gelegde grondBleeslaag, eene lengte van 21 roeden ad 73 Vimmen, waar by de Ondergefcnreren Uw Ed. Mog. zeer ootmoedig in confideratie geeft, of Uw Ed. Mog. niet zouden nodig oordeelen , om mede in den aankomenden Herfst de nu beneden op Bliemsweide gelegde grond-Bleeslaag ter lengte van 06 roeden voorfchreven, wegens den Herken aanval der ftroom aldaar door het overzetten der noordeiyke kleihoeken, met een tweede Bleeslaag van één roede minder breedte als de gezeide grondlaag, na behooren te overtrekken, waar toe als dan met een opgaande blees bewerkt wordende, zouden nodig zyn ongeveer 330 vimmen hout; en vermits het Oever aldaar tot in den kruin van den Leidam ingefchaart is; Geeft de Ondergeteekende Uw Ed. Mog. mede zeer nederig in confi» deratie, of Uw Ed. Mog, geliefden goed te vinden, dat om gemelden Lam, zo veel mogelyk in een egale lyn te houden, deeze infehaaring ten minflen met een üamwe laag met aarde tot beneden op het Bleeswerk uitgevult, en als • dan by het leggen der voorfchreeven tweede laag met een opgaande blees beilaagen wierde, en dat vervolgens cm den overval der Rivier by hoog water in de oude Millingfche Strang te beletten, de gezeiden Leidam na beneden verlengt wierde, zodanig, dat dezelve, of op het oude Bleeswerk beneden aan die ftrang te niet loopt, of door de ftrang getrokken, en aan den Miliingfchen Dyk aangefloten wierde. Waar omtrent de Ondergeteekende Uw Edele Mag. ordres zeer nederig verzoekt, na dat Uw Ed. Mog. zulks door deskundigen zullen hebben doen onderzoeken. Dat eindelyk in gevalle Uw Ed. Mog. zouden ordonneeren, het Oever des Kanaals boven aan de noordzyde ten einde der aldaar aangelegde Werken, in den naastkomenden Herfst op eene zekere diftantie, die na des Onder geteekenden fentiment ais dan wel ongeveer 33 roeden zoude zyn, met een Bleeswerk te bevangen, daar toe zouden nodig zyn circa 102 Vimmen, als mede tot nodige reparatie van het Schephoofd en de Deklaagen Nnnn eai  ( 3* ) en Ruwaarden der oude Werken beneden het Schephoofd, ongeveer 37 vimmen Ryshout * dus het een en andere hier voor opgegevene getal van Ryshout in den aanftaanden Herfst te verwerken, te famen bedraagt 730 Vimmen. Waar mede de Ondergefchreven de Eer heeft met fchuldige hoogachtinge te volharden. Edele Mogende Heeren, Onder ftond, Bimmen Uw Ed. Mog. zeer Onderdaa- 7 Augustus nige en zeer gehoorzame 1780. Dienaar. Getekent, G. F. van Hugenpoth van Aerdt.  ( 3^7 ) 5' ƒ50000- 00 1780 den S September. IS door de twee Provinciën Gelderland en HolJand wegens de Herwenfche en andere nieuw gearrefteerde Werken uitgeflaagen de fumina vanj vyftig duizend guldens — _J _ _/5ooocj o o Daar inne draagt I Gelderland /ïiaijjlS o Holland f per cent 20000 o o Utrecht , Il6jI 5 Q Overyflel , 7135 0 0 50000 o o De Quota van de Provincie van Overyflel word verdeelt tusfchen de drie eerftgemelde Provinciën , En daar inne draagt Gelder/and 2099 Io 10 Holland f per cent 2854 o o Utrecht 2181 9 6 j 7l3ol o o! Dragende dus alnu in de bovenftaande' fumma van — I 50000I o o Gelderland voor haar felve 11213 15 o'' ln het OveryiTels . \ 2099! 10 10' ; — —! I33Ï3 5IO Holland voor haar zelve § per cent 200001 o o, Het aandeel van Utrecht 1 11651 51 o' In het OveryiTels voor haar zelve f per] cent 2854 o' O Voor de Quota van Utrecht 2181 9' 6 ' M 3668614 6- No.™ | I ' j iöooc- 00 !?8o den 5 September. \ IS door de Provincie Gelderland, Holland , Utrecht en Overyffel tot de Spykfche Water-Werken uitgeflaagen , eene fumma van feftien duizend guldens — ƒ16000 o O L _j _ Waar inne contribueeren de Provintien van Gelderland ■ —. f 3588 7 7^ Holland ■ 6400 c o' Utrecht ■ ; 3728 9 I2sf Overyffel ——— '2283I 2 12^ , _J 16000 o c Hoog-' I ] I Nnnn 2  C 328 ) 2. W. Hoog-Ed. Geftr., Wyze, Foorgigtige, Hooggeleerde, zeer Discreite Heeren. w Y hebben uit die van den 5. deezer gezien , wat voor gemeenfehappelyke Water-Bouw - arbeid , (of Waterwerken) onze hooggeëerde Heeren aan denRhynltroom voor dit Jaar in voorflag gelieven te brengen; wy mankeeren hier op niet in gedienftig antwoord te rescribeeren, dat wat de hout-arbeid aan den ouden Rhynmond betreft, dezelve volgens gemelde aard en wyze, nog zeer wel deezen Herfffc voorgenomen en ter uitvoer gebragt kan worden, waar tegen by ons ook niet het minfte te remarqueeren is. Maar het komt ons voor , dat het beter zoude zyn, met het Aardwerk tot aanftaande voorjaar te vertoeven; intusfehen is tot cpneeming en by een brenging der materiaalen de Heer Geheimraad Bilgen van onze zyde gecommitteert, dewelke zich ook ter beflemder plaatfe zal vervoegen , zo ras dezelve van de tegenwoordigheid des in loco be/indelyke Landmeeters door dezelven verwittigt zal zyn. Ten aanzien der gemeenfehappelyke Spykfche Waterwerken, ftemmen wy met onze hooggeëerde Heeren volkomen overeen, dat tot verfterking der benedenfte Krib , dezelve gerepareerd en verbeterd diende te worden , en ook uit dien hoofde reeds, wegens de bevaaring van den ftroom dit jaar by ons in aanmerkinge is gekomen. En kan als dan hier over nader het nodige by de naaste Vergadering door des kundigen afgefproken en gereguleert worden. Die wy met alle vriend- en nabuurlyke hoogachting verblyven. Onze hooggeëerde Heeren, Onder ftond, Cleeve Koninglyke, Pruysfifche , Cleev- den ai Sept. Meurfche, Krygs- en Domain- 1780. Kamer. Was getekent, Dienstwillige, Sprengell, Juchen, Leidekker, Het Opfchrift was, De Hoog-Edele, Geftrenge, Wyze, Voorzigtige, Hooggeleerde Heeren , Gecommitteerde Staaten, ter beneficeering van den Neder.Rhyn en Ysfel, onze byzondere goede Vrienden Te Arnhem. Mn.  C 329 ) 2. X, Aan de Heeren Gecommitteerden wegens Gelderland. Edele Mog. Heeren, betuigen U Edele Mog. onze dankzegging voor de Communicatie der twee Misfives, door de Heeren der Cleeffche Krygs- en DomainKamer refpeclivelyk den 18 en 21 September jongstleden gefchreeven, beiden in antwoord der Misfives, welke op de laatfte Conferentien door Ü Ed. Mog. benevens de Heeren Gecommitteerden deezer Provincie gearresteerd waaren. Alleszins aangenaam was het ons , uit dezelve te zien, dat welgemelde Heeren van de Cleeffche Krygs- en Domain-Kamer, zich zo wel ten aanzien der Werken aan den ouden Rhynmond, als met betrekking tot de geprojecteerde Kribben by de Weftervoortfche Schans, met deezerzyds propofitien geconformeert hebben. Wy moeten derhalven U Ed. Mog. verzoeken, om derzelver Landmeeter te gelasten, zo als wy insgelyks den Landmeeter van Straalen, thans in Gelder/and prasfent, de noodige inftruftie zullen doen geworden, om, zo ras eenigszins mooglyk is, met den Heer Geheimraad Bilgen, als daar toe , luid op gemelde Misfive, van wegens de Cleeffche Regeering gequalificeert, in loco de vereifchte afbakening te doen, eensdeels van die laagfte plaatfen in den ouden Rhynmond , welke, in gevolgen de Conventie van den jaare 1771 » met een piasberm zouden behooren gedekt te worden, en dus van de hoogte , breedte en leng e van dien berm ; anderendeels mede van de Dyken, die van weerskanten, dat is, van denhoek des beneden-Spykfchen Dyks aan den eenen, en de nieuwe Tolhuizen aan den anderen kant, gelegt zuilen moeten worden; ten einde het voorfz. Ryswerk nog in deezen Herfst (onder toezigt van een kundig en vertrouwd Perzoon , daar toe van wegens deeze Provinciën te committeeren) zoude kunnen geëxecuteert worden : terwyl wy voor het overige , met meergemelde H eren van de Cleeffche Krygs- en Domain-Kamer , van gedagten zyn, dat het Saifoen thans te verre verloopen is, om het maaken van de voorfz.Dyken te onderneemen , en dat het raadzaamst zyn zal, daar mede tot in het aanftaande Voorjaar te fuperfedeeren. Belangende de voorfz. beide Kribben by de Westervoortfche Schans; zo vertrouwen wy, dat U Ed. Mog. de noodige ordres zullen gelieven te ftellen, tot het maaken der beftekken, zo wel wegens deeze Kribben, als wegens de verdere Werken aan den nieuwen Ysfelmond, die, Volgens het gearrefteerde op de laatfte Conferentien , fimul & femel, met de gemelde Kribben moeten ter uitvoer gebragt worden, alles zo, en in dier voegen, als zulks ftaat afgetekend op de Kaart door den Landmeeter Beyerinck daar van geformeert, en door hem by zyne Memorie van den 22 Auguftus deezes jaars nader omfchreeven. Waar mede &c,, 'sHage den 3 Oélober 1780. O 0 00 Edih  ( 330 ) % Y. i. loco* Edele Mogende Heeren, Jjjuiden , zynde de dag tot het aanbefteden van verfcheide Werken, zo de twee als vier Provinciën aangaande , bepaalt, hebben wy dezelve (except het overwerken der Bogt van den ooftelyken Leidyk en Dwarsdyk boven den nieuwen Ysfelmond, het welk wy by provifie , ter zaake van de nevensgaande remarques van den Landmeeter Beyerinck , die wy vermeent hebben , dat vooraf aan U Edele Mog. moeften communiceeren, hebben gehouden in Advis) ingevolgen de beftekken en conditiën publikelyk geveilt, en zullen U Ed. Mog. uit de bygevoegde Affchriften van di.n omfhndig konnen verneemen , in welkers maniere die beftedinge is gefchied , mitsgaders hoe, en op welke fomme die werken zyn ingezet, en vervolgens gemeint ge. worden. Schoon elie Pryzen zich excesfief boog zyn bevindende, zo hebben wy echter, na verhoor van wederzyds Landmeeters, en eensdeels gelet op de extraordi aixe dtturte van het Ryshout, door het aanleggen van veele capitaale Werken veroorzaakt wordende , en anderdeels op de noodzaakefykheid deezer Werken, geen zwaarigheid gemaak: aan die aanneemers, den tosfiag voor de fomme, waar cp gemeint waren, teaccordeeren, in hoopedat UEd. Mog. zich het geen door ons in deezen is verrigt, zouden la cn welgevallen , en wel gelieven te approbeeren. Wy hebben by deeze gelegentheid, ons geïnformeert na den ftaat der Casfa van de vier Provinciën tot de 52 roeden Pakwerk en arsnexe twee Kribben ?.an de oostzyde van den Mond van het Pannerdenfche Kanaal fpeetecrende , en zyn wy door den Adminiftrateur Mr. Pieter van Hamel onderrigt, dat niet meer in Casfa was hebbende als een fomme van ƒ 275 -12 - 14. het welk voor die aanneemings Penningen met den aankleven van dien, niet toereikende zynde , zo hebben wy onder het welneemen van U Ed. Mog. voor de vier Provinciën (konnends de Casfa vzn de twee Pro vin cLn provifior.eel al nog wel gaande gehouden, doch zal eerlang evenswei wegens de importante aanbeftedingen , daar op gedagt moeten worden) in deeze uicgeflagen een fomma van vyf duizend guldens , verzoekende over zulks, dat U Ed- Mog. daar in mede zullen gelieven te confenteeren , en derzelver quota bedragende een fomme van ƒ2285 - 7 - U r! gelyk fpecificq by de inleggende uitflag te verneemen, aan den voorfz. Adminiftrateur , zo als gebruikelyk, te fourneeren. Wyders hebben wy ter occafie van onze tegenswoordige byeenkomst, ontfmgen en in overweginge genomen U Ed. Mog. Misfive van elen 3 deezes, betrekkelyk tot de twee Brieven van de Krygs- en Domain-Kamer te Cleeve, op hee fubjecr. van de Werken op het Spyk enden ouden Rhynmond, mitsgaders aan den nieuwe Ysfelmond. Wy zyn U Ed. Mog. zeer verpligt voor derzelver confideratien , dienaangaande aan ons mede gedeelt, en konnen wy ons daar mede voegen, gelyk wy dan ook ten gevolgen van dien den Landmeeter Beyerinck gelast  ( 33i ) • last hebben , zich daar na te reguleeren , en in alles de concert met den Landmeeter van Straalen, door U Ed. Mog. daar toe benoemt, te handelen, waar aan wy vertrouw en, dat dezelve naar behooren zal voldoen. Voor her overige hebben de Landmeecers der twee Provinciën boveh gemeld , aan ons huiden gedaan derzelver rapport, houdende, dat zy dé Werken aan den nieuwen Ysfelmond , den 4 November 1779 by Willem liohus aangenomen, hadden geëxamineert, en in die ordre gevonden; dat aan den Aanreemer na haar gedagten , de bedongene Penningen betaalt zouden behooren te worden, zo als aan U Ed. Mog. uit het inleggende attest met meerdere zal konnen blyken, zulks, dat wy ten dien fine de vereifchte Ordonnantie hebben doen opmaaken en getekent, de vryheid neemende die ten zelfden einde aan U Ed. Mog. hier nevens toe te zenden, met verzoek , dat na de gedaane tekening dezelve aan ons mag worden gerenvoyeert. Edele Mogende Heeren, Wy beveelen U Ed. Mog. hiermede in Godes heiligebefcherminge, gé« fchreeven te Arnhem den 9 Oétnber 1780. Ontlerftond, U Ed. Mog. goede Vrienden. De Gecommitteerden tot het beneficeeren van den Neder. Rhyn en Ysfel, wegens de Provincie van Gelderland. Lager ftond, Ter ordonnantie van dezelve. Getekent, H. W. Brantfen. O000 2 Me-  ( 332 ) 2 Y. 2. lOCO. Memorie aan de Edele Mog. Heeren Gecommitteerden tot beneficeering van de Neder - Rhyn en den Tsfel wegens de Provincie van Gelderland. Edele Mogende Heeren, DE Ondergefchreeven Landmeeter heeft, in den jaare 1779. met den Hollandfchen Landmeeter Hendrik van Straalen, by de infpectie van den nieuwen mond van den Ysfel deeze conftitutie zodanig bevonden, dat beide van oordeel waren, dat de verzanding in dien mond was toe te fchryven aan den fterken aangroey der tegenoverleggende Zandplaat, voor de Huifenfche Waard, waar door de Noord-Oever boven den Ysfelmond kwam weg te breeken, welke afbreekende fpecie notoir den Ysfelmond word ingedreeven, waar van men des tyds de tekens begon te befpeurcn, vermits zig in den mond of even benedenwaards een Plaat zette, die, zo als het beide Landmeeters voorkwam, zoude aangroeijen, zo die afbreuk niet door bekwaame middelen zodanig wierde tegen gegaan, dat dezelve kwam te cesfeeren. Zy waren van eenparig gevoelen, dat om deeze afbreuk te fluiten, zulks het best zoude te doen zyn, door een Bleeswerk langs de geweezen willige pss te leggen, en een Krib beneden dezelve uit te fteeken; doch waren van oordeel, dat wegens de verre verlopen tyd en fchaarsheid van hout, dit werk tot een volgend Saifoen diende uitgefleld te worden, zo als U Ed. Mog. kunnen zien, uit haare overgeleverde Memorie van den 9 Odlober 1779. Waar op de Ondergefchreeven door Orders van U Ed. Mog., op het voorftel der Heeren Gecommitteerden van Holland in de Maand Augufty dezes jaars 1780, eene Opmeeting en Pyling deezer fituatie en Rivier gedaan, en met de Zanden in Plan gebragt heeft, en by zyn Rapport van den 11 Aug. deezes jaars aan UdeleMog. gefuppediteert, vermeenende alnog, dat de afbreuk van voorfz. Oever het eenigfte inconvenient voor den Ysfelmond zynde, alsnog van hetzelve gevoelen was, als in het gepasfeerde jaar 1779 met den Hollandfchen Landmeeter, namelyk, om den Oever, zo veel mogelyk, tegen verderen afbreuk te dekken, het zy door Pak- of Bleeswerk, of door Kribben, welk laatfte hy prefereerde, om de drang en perfing van het Water meer op den Ysfelmond te brengen, en deeze Kribben fteld de Ondergefchreven , als het hoofdpoint, dat ten eerften dient gedaan te worden, overmits het verzuim hier van de conftitutie van den Ysfelmond verargert, terwyl de overige middelen door hem onvervankelyk zyn voorgefteld, als een point van deliberatie, die eene nadere opneeming en bepaling vereischt, wiens verzuim den mond van den Ysfel zou laaten in dien ftaat, daar ze in is, zonder te verbeteren, en zyn aldus by de Heeren Gecommitteerden van Holland toe-  ( 333 > toegeftemd en geapprobeert; derhalven heefc de Ondergefchreven den Hollandfchen Landmeeter aangezogt om gemeenfchappelyk de uitbaking te doen van deeze geprojecteerde Werken, die in gevolge de Refolutie van U Edele Mog> ftmul & femel moesten gemaakt worden; doch heeft zich de Hollandfche Landmeeter, wegens indispolitie, daar van geëxcufeert, en overmits die Djtbaking geen uitftel konde lyden, ten einde de Gegadigden, tot die Werken niet vrtigteloos zoude komen, ora deeze Werken op te neemen; zo heeft de Ondergefchreven deeze uitbaking alleen gedaan, zo der Kribben als van den Dyk. Nu is het, dat de Hollandfche Landmeeter den Ondergefchreven heeft berigt, dat de Heer C. Brunings in de uitbaking van den Dyk geen genoegen heefc genomen, maar wil, dat dezelve, volgens de gemaakte Lyn op de Kaart, moet gemaakt worden, het welk de Ondergelchreven, om voor geallegeerde en navolgende redenen, niet kan avoueeren, hebbende geen locale meeting omtrent die Lyn te vooren gedaan, en dezelve op de Kaart getrokken, om de wyze en forme aan te duiden, kunnende ook niet begrypen, hoe de Heer Brunings hier op zo fterk blyfc ftaan; zo vond hy zich verpacht, U Edele Mogende hier van voor de aanbefteeding kennis te geeven, zynde van oordeel, dat het overmatig overwerpen van den Dyk niet zoude beantwoorden aan de intentie van Heeren Cecommitteerden van Holland. Nameyk, om de aanmerkelyke verzanding in den mond leggende, zoals laar Edele Mogende uit de peilingen (in haare tegenwoordigheid gedaan, was gebleeken) te verdry ven; hier tos zal dienen het geprojecteerde van den Ondergefchreven, namelyk, dat de benedenpunt van feparatie op de oude gionclaag verder in den Rhyn word opgewerkt, en dat de voor-linie van het Werk langs den boven • hoek wat ingefneden word. Het eerfte kan ten eerften gedaan worden, doch het laatfte heeft niet eerder plaats, dan wanneer het Werk aldaar op nieuw zal moeten gedekt worden: want het hout, dat diep onder het water is gewerkt, kan niet uitgehaald worden, en za! van vooren door den tyd moeten flyten; doch het overwerpen van den Dyk kan tot het verdry ven van de Zandplaat in de mond weinig of geen nut toebrengen, voo namelyk, wanneer dezelve te ver gefchied is; want dan krygt het Water by een hooge Rivier te veel fchot over het Maaiveld, en aldus minder perfing op den Bodem der Rivier, dat ftryden zoude tegen het oogmerk om de Zandplaat te verdry ven. Het Zonde mogelyk by een hooge Rivier meer Water op den Yslel brengen, maar vermits thans, wegens de proportie van Water, op de Riviertakten, by een Booge Rivier, by myn weeten, geen reden van klagtea zyn, is de Ondergefchreven van oordeel, dat veel voorzichtigheid diende plaats te grypen, om de eene Rivier niet boven de andere te overlaaden; geevende met verfchulde eerbied U Edele Mog. in bedenking, althans komt het den Ondergefchreeven voor, dat het veiligfte zoude zyn, dat de Kribben ten eerften wierden gelegt, om geen meer Zand in den Ysfelmond te krygen, ook de beneeden-punt van feparatie als voorfchreeven uitgewerkt, ten einde de mond meer fcheppende kome te leggen; dat by de eerfte dekking van het'Werk boven den mond dit Werk word ingefaeeden, en dat het overwerpen van den Dyk Pppp (ver-  C 334 ) (vermits het faifoen om de Aardewerken te maaken voorby is,) word i fteld, en men het effect van het eerfte gezien hebbende, verder over het andere kan oordeelen. Edoch het een en ander aan de hoogwyze beftiering van U Ed. Mog. overlaaiende, heeft de Eer om met een eerbiedige hoogachtinge zich te onder tekenen. Edele Mogende Heeren! Nymeegen Uw Edele Mog. zeer ootmoe- den iq October dige Dienaar. 1780. Was getekent, Mart'. Beyerinck. 2. Z. Aan Heeren Gecommitteerden tot hel beneficeeren yan Nederrhyn en Tsfel, wegens Gelderland. Edele Mogende Heeren, &c. U Ed. Mog. Misfive van den 9 deezer, met de daar by gevoegde Beftekken, wegens de onlangs gehouden Befteeding, benevens eene Memorie van den Landmeeter M. Beyerinck, in dato 10 October deezes jaars, en eene Ordonnantie ten behoeven van Willem Holtus, als Aanneemer der Werken in den nieuwen Ysfelmond , is ons ter ayner tyd geworden. Deeze Ordonnantie ontvangen U Edele Mog. hier nevens, van onzentwegen getekent wederom te rug: terwyl wy wyders, ingevolgen Uwer EdJe Mog. gemel le Misfive, zullen zorg dragen, dat de Quote deezer Provincie ter fomme van ƒ 2285- 7***1? in den gedaanen uitflag van 5000 guldens voor Casfa der vier Provintien, ten fpoedigften op de gewoone wyze aan den Adminiftrateur Mr. Pieter van Hamel worde geremitteert. Belangende de gedaane Befteedingen, waar van UEd. Mogende de goedheid gehad hebben, ons de ingevulde Beftekken te communïceeren, zo laaten wy ons dezelven wel gevallen. Echter duiden U Ed. Mogende ons riet euvel , datwy daaromtrent deeze twee aanmerkingen maaken, te weeten: in de eerfte plaats, dat de prys van 36 en 37 guldens, waar voor de Vim hout met de Arbeidsloonen is aangenomen, in de daad excesfief hoog is, zo als U Ed. Mogende zelve hebben gelieven te remarqueeren; en dat deihalven van achteren blykt, hoe veel men zoude geprofiteert hebben, by^aldien m n, ten tyde der laatfte conferentien, hadde kunnen goedvinden, om, in gevolgen de propofttie der Heeren Gecommitteerden deezer Provincie, de Vim hout en  < 335 > en Arbeidslooncn, voor 33 guldens uit de hand te beftccden aan de voo«ge Aanneemers der Werken by Millingen en den St. Nicolaaswaard. In de tweede plaats hebben wy niet zonder vervvonderinge gezien, dat ü Edele Mogende goedgevonden hebben, om het overwerken van de Bogt en aanfluiting des Dwarsdyks aan den oostelyken Leidyk boven den nieuwen Ysfelmond, niet te befteeden, maar hetzelve by provifie in ad vis te houden, daar nogthans by de laatfte Conferentien, uitwyzens het daar van gehouden Verbaai, uitdrukkelyk bepaalt is, dat dit overwerken van dien Bogt, en de verdere verandering aan den nieuwen Ysfelmond, zo als dezelve door den Landmeeter Beyerinck by zyne Memorie van den 22 Augufty deezes jaars voorgeflagen, en op de daar by gevoe. de Kaart afgetekent was, fmiul $ jemd met de geprojecteerde Kribben aan de Westervoortfche Schans zoude worden werkftellig gemaakt, het gecn,onzes oordeels, ten minften zo veel te kennen geeft, dat, byaldien al naderhand aan U Ed. Mogende pregnante redenen mogten voorgekomen zyn, om een van deeze aan elkander geaccrocheerde werken niet ter uitvoer te brengen, alsdan alle dezelve Werken hadden behooren buiten executie te blyven. ; Dan wy moeten bekennen, die praegnanre redenen niet in te zien, die ü Edele Mog. hebben kunnen permoveeren, om van de gearrefteerde maatregulen af te gaan. U Edele Mogende hebben zich ten dien einde gelieven terefereeren, tot de onlangs aan U Edele Mogende overgeleverde en hier boven reeds gememioneerde Memorie van den Landmeeter Beyerinck, in dato zo October laatstleden. Wy hebben dezelve ook om dies willen met alle attentie overwogen, zonder echter daar in te vinden, hetgeen onzes bedunkens had ie behooren gedemonftreer-t tevsord.n, dat, naarü/yk, dè overwerking van den meergemelden Bogt des Dwarsdyks geöffectueert wordende, zodanig als die door den Landmeeter zelve op zyne Kaart is gewojecteert en afgetekent, ten gevolge hebben moest, dat de verzanding binnen den nieuwen Ysfelmond vermeerderen, en de toegevoerde quantitek Waters, by hooge Rivier, dien Tak boven de gerecipieerde proportie, bezwaaren zoude. Het tegendeel van dit een en ander meenen wy, dat met zo veele zekerheid,als in zaaken van dien aert mooglyk is,kan aangetoond worden Want (om in geen wydloopig detal van zaaken te treden) de verzanding binnen den Ysleknond moet, volgens het eigen begrip van den Landmeeter, toegefchreeven worden aan den af brekenden noordelyken Oever boven den Ysfelmond. Wanneer dan door de byhem voorgeflagen en gearrefteerde Kribben, die afbreuk, als de oorzaik van dit kwaad, te keer gegaan word, moet ook noodwendig de uitwerking cesfeeren, zonder dat daar op de meerdere of mindere bogt van den dwarsdyk eenigen invloed hebben kan. En wac aanbelangt de overtollige qmntiteit Waters op den YsCel, waar voor de gemelde Landmeeter nu van achteren fchynt bevreest te zyn;'zo zal een ieder, die eenig denkbeeld van de waare gefteldheid der zaake heeft, begrypen, dat, welk eene toogsgevy/e gedaante ook gegeeven worde aan den Dwarsdyk, ter plaatze van deszelfs aanfluiting aan den oosterlyken Leidyk, nogtans de opening en fnelheid van het Water in den nieuwen Ysfelmond' zo wel als ia de Rivier by de Weftervoortfche veerdammen, volmaakt de' pPPP 2 zelf.  ( 336 ) zelfde blyven; weshalven ook noodzaaklyker wyze de quantiteit van het toegevoerde Water by hooge Rivier, onverandert dezelfde blyven moet. Maar ook deze anderszins gefundeerde reflectien daar latende, meenen wy nogtans (onder verbetering) dat des niet te min die confideratien van den Landmeeter M. Beyermck niet zo fterk by U Ed. Mogende hadden behoeven te weegen, nademaal, op de propofitie van U Edele Mogende, by de laatfte Conferentien vaftgefteld, en ten Verbaale geïnfereert is, dat de meergemelde bogt van den Dwarsdyk wederom buitenwaarts naa den Oever gebragt zoude worden, wanneer men mogt bevinden, dat door hst binnenwaarts overwerken van den zeiven de Ysfel, naar proportie van den Nederrhyn, te veel Waters trekken mogt. Gelyk wy dan vertrouwen, kortelyk, echter op een voldoende wyze getoond te hebben, waarom wy van gedachten zyn, dat de opgemelde Memorie van den Landmeeter Beyerinck geene genoegzaame redenen behelft, om van de onderling vaftgeftclde fchikking en maatregulen af te gaan; zo kunnen wy ook niet nalaaten, het in deezen gehouden gedrag van den Infpecteur Generaal Brunings, waar van by dezelve Memorie gewag gemaakt werd, te approbeeren, voor zo verre hy gemeent heeft, geen genoegen te moeten neemen met de afbaaking van den meergemelden Dwarsdyk, zo als dezelve door den Landmeeter Beyerinck. gedaan was, als ftrydig met het geen men dien aangaande op de laatfte Conferentien gerefolveert had, terwyl het hem niet vryftond van dit gerefolveerde in eenigen opzichte af te gaan. Inhaereerende dan nogmaals het geen ten opzichte van het zo evengemelde Point, raakende de overwerking van den Dwarsdyk by het Veibaal der jongfte Conferentien vaftgefteld is, en het geen wy by onze Miffive van den % deezer wederom herinnert hebben, zo willen wy des niet te min, uit condescendance voor U Ed. Mogende, ons laaten welgevallen, dat de gemelde overwerking van dien Dyk, tot in het aanftaande jaar uitgefteld blyve. Waar mede, &c. den 17 October 1780. De Commiffaris, &c. De Gecommitteerde Raaden, &c. Ver-  Verhal van het Verhandelde IA een Conferentie door de Heeren Gecommitteerden van de Provintie van Gelderland, mitsgaders Holland en Westvriesland over het Werk der Rivieren op den 14 July 1781. en eenige volgende dagen te zamen binnen de Stad van Arnhem gehouden. Saturdag den 14 July 17 8 i. PRESENTEN. Uit Gelderland. De Heeren Borggraaf van Lynden, Heere van Hemmen, Róawenoort, tot den Ulenpas, De Burgemeester Ferflecge. De Landdrost Bentinck, tot den Brieller. De Burgemeester G .Tulleken nevens J. in de Betomv, Schomaker en Brantfen, Secretamfen. Uit Holland. De Heeren Le Leu de IVilhem. en Changuyori. nevens Brunings, Infpeéteur Generaal dér Rivieren* Dfi Gecommitteerden van dè twee Provintien bóven gemeld, gister avond, met gemeen overleg, binnen de Stad Arnhem gekomen, en huiden te zamen vergadert wezende, heeft Frans Godert Van Lynden, Heere van Hemmen, Borggraaf Richter en Dykgraaf des Ryks, en Richter van de Stad Nymegen, de aanwezende Leden voor derzelver tydige en goedwillige Comparitie bedankt, en vervolgens voorgedragen.dat aan haar EdeleMog. bekent was, het geene gelegenheid tot het beleggen van deeze byeenkomft bad gegeeven, namentlyk, dat ingekomen wassen Mdlive van de Heeren Gecommitteetde Raaden van Holland en Weftvriesland gefchreeven in den Haag'den 5 Juny ïaatftleden, hou ende, dat men alhier mede reeds genotgzaame informatie bekomen zoude hebben, wegens de voorgevallen veranderingen op de boven-Rivieren, prracipaly* in het Riviervak tuflehen de Bylandfche cn Parinerdei;E:he Kanaalen, om te begryp.m, r'ac het houden van Conferentien tusfchen Heeren Gecommitteerden van beide' Provinciën over de te neemen maatregulen in deezen jaare alleztnfs hoodzaake lyk was, en wel hoe eerder hoe beter, ten eind - zo wanneer'er eenige nade.e Werken mogten gearreflecrt worden, de aanbeftedingen daar van vroeg- - Qqqq tyv  C 338 ) tydlg zouden konnen gefchieden > te gelyk daar by voorflaande den 7 van de tcgenswoordige maant July, om alsdan des ogtends binnen Arnhem de gemelde Conferentien een aanvang te doen neemen, en voorts dezelve te continueren , na dat de Hollandfche Heeren Gecommitteerden, zo als geduurende de laatfte jaaren was gefchied, infpeélie zouden genomen hebben van alle de Werken, welke zedert den jiare 1771 tot verbetering der boven-Rivieren waren gemaakt geworden. Datvermits aan zyde van de Heeren Gecommitreerden van Gelderland die vooifiagwel was geaccepteert, met die veranderinge alleeniyk, dat de dag van B.foigne, in plaats van op den 7 Julius, op huiden den 14 dito mog: worden geftelt, en waar aan de Heeren Gecommiiteerden van Holland wel hadden gelieven te defereren, hy Borggraaf over zulks zig verheugde de gezaniently• ke Leden in zulken goeden welftand thans alhier te mogen rencontreren, niet twyffdende, of haar Edele Mog. in het generaal en ieder derzelver in het bvzonder, zouden in het beraamen der nodige middelen ter bereiking van het voorgeftelde oogmerk haare goede Officien tragtcn te contribueeren : hit welk door den Heere Le Leu de Wilhem voor zig, en mede namens den Heere Changuyon, in zeer vriendelyke termen beantwoord, voorts daar op tot de Befoignes getreeden en vervolgens gelezen zynde de voorgebragte Rapporten van de Landmeters Mart'mus Beyerinck en Hendrik van Straalen wegens den ftaat der Werken in May laatftleden gedaan, en hier na fub No. 1. en No. 2. gcinfereert, is goedgevonden de voorfz. Rapporten te ftellen, zo als gefteld worden hier mede inde handen van den Infpecleur Generaal Brunings, cn den Landmeter Beyerinck, om dezelve te zamen nader te examineeren, , en daar omtrent in het Generaal, en inzonderheid met betrekkinge, zo tot de Werken, dewelke zouden behoren aangelegd te worden, als tot de defecten, die zouden kunnen en moeten worden gerediefl'eert, tegens overmorgen te dienen van hunne confideratien. Op de, door den Heere van Hugenpoth van Aart, als generalen Opzigter over de Werken op den Bylandfchen, nu Hollandfchen Waard, heden gecxhibeerde Lyften, zoo van de extraordinaire betalingen, als ander fmts, terbenificeringe van het nieuwe Kanaal aldaar, benevens de fpecificatien van deszelfs ontfangst, en uitgaaf, en de declaratie van zyne vacatiën deswegen, te gelyk met de Memorie van confideratien , daar toe fpeclerende, is goedgevonden , het een en het ander by deezen te ftellen in de handen der refpective Secretarisfen, om zulks te viliteeren, te examineeren, en 'daar van alsdan rapport te doen. Maandag den 16 July 1781. PRESENT. Dezelfde Heeren, als eergifteren , except van Rouwenoort, tot Ulenpas. D E Infpecteur Generaal Brunings, en de Landmeter Beyerinck hebben in het breede gerapporteert de confideratien, door haar Edele Mog. van hunlieden gerequireert, met betrekkinge tot de voorgebragte Rapporten van hem Land-  C 339 > Landmeter Beyerinck en den Landmeter Hendrik van Stralen, wegens den fiaat der werken van de Rivieren in Mey deezes jaars 1781 gedaan, en hier navolgende fub No. I. en No. 2. woordelyk geinfereert, behelzende in fubftantie : Dat zy, de voorfz. Rapporten van poineï tot poinct met alle oplettenhei 1 nagegaan, en daar over te famen gebefoigneert hebbende, het genoegen gehad hadden, van daar omtrent en het geen uit dien hoofde behoorde verrichc te worden, in alle deelen onderling te conveniëren. Dat, tot dat einde, en om des te beter concatenatie van zaaken te houden, gemeend hadden , hunne confideratien te moeten brengen tot vier voorname Hooftdeelen, waar van het eerfïe de Rivieren boven het Bylandfche Kanaal, het tweede dat Kanaal zelve , het derde de Rivier tusfchen de Bylandfche, en Pannerdenfche Kanalen, en het vierde de Werken aan den Mond van den nieuwen Yffel concerneerde. I. Dat ten refpecte van het eerfte, en dus van de Rivier boven het Bylarjdlche Kanaal, zy van pedagten waren; Eerftelyk, dat de defecten aan de Bovenfpykfehe Werken zodanig, als dezelve by het aangetogene Rapport van de Landmeters Beyerinck en van Stra'en van den 3 Mey jongftleden waren opgegeven, in den aanfiaanden llerfft noodwendiglyk dienden gerepareerd te worden voornaamlyk hec defect in den Nek der benedenfte Krib , laatende aan haar Edele Mog. over te beoordeelen, of hier over nader aan de Cleeffche Regeering zoude dienen gefchreeven te worden. Ten tweede, dat het Plan tot ontzettinge van het beneden - Spyck, beftaande in het leggen van drie Kribben op de Kaart M M, met de Letters AA. BB. CC. aangeweezen en door de Landmeeters Beyerinck en van Straalen ■, met overleg van den Geheimraad Bilgen cn den Infpecteur Generaal Brunings, by derzelver voorftaande Rapport van den 3 Mey van dit jaar voorgeflagen , behoorde te worden geëxecuteerd , terwyl men het effect van de gemelde Kribben gezien hebbende , alsdan nader zoude kunnen oordeelen, of 'er nog eene intermediaire Krib tusfchen de benedenfte gemeenfehappelyke Krib en het beneden-eindevan het bover.-Spyck, zcude dienen gelegt te worden, gelyk de Infpecteur Generaal Brunings van opinie was, dat behoorde te gefchieden, om eene geregeldere leiding aan den Stroom te geven. En ten derden, dat de fteeds aanhoudende infeharing van den Oever by de Halderweide behoorde te keer gegaan te worden, ten einde de Zuidelyke Oever even boven, en in den Mond van het Bylandfche Kanaal des te geregelder te doen afbreeken, éh dat, ter bereikinge van dat oogmerk, de gemelde Oever van de Halderweide, te beginnen 30 335 roeden boven den geflegten Kekenfchen Dyk, en eindigende een honderd en elf roeden boven denzelven Dyk, met een ligt Bleeswerk diende gedekt te worden, ten ware haar Ed. Mog., uit hoofde van de cdnfequentien, zwarigheid mogten vinden in de dekkinge vsn een Oever, op een vreemd Territoir gelegen, in welk geval men dat cogmerk Qqqq 2 t ZOU  ( 34° ) 2oü moeten tragten te b.reiken, met een koftbaarer middel , te wee« ten, het leggen van drie korte Kribben , wier ftrekking en plaats nadef in loco zouden dienen bepaald te worden. II Dat wyders , ten aanzien van het tweede hoofdpoincl, raakende het Bylandfche Kanaal zelve, zy de vryheid namen, om voor eerjl nopens het gene by het meergeme'de Rapport der Landmeters Beyerinck en van Stralen wegens de Noordclyke en Zuidelyke Raaylinien in het Bylandfche Kanaal gezegt wierd, aan haar Edele Mög. in bedenkinge te geven , of niet de Refolutie by de Conferentie van het voorj leden jaar genomen, en ten Verbaale onder de Notulen van den 5 September 1780 fub No. IV. ervintelyk, in alle gevalle voldoende zoude zyn? Met dien verftande nogtans, dat de wederzydfche Landmeters zouden behooren gelaft te worden, om de veranderingen aan de Zuideiyke en Noordelyke Oevers van het Bylandfche Kanaal voorvallende, volgens de vafte bepaalde Raayen, van tyd tot tyd na te gaan, en daar van jaadyfcs aan haar Edele Mogende fchrifteyk rapport te doen. Datzy, voor een tweede, zouden vermeenen, dat de gevallen gaten in den Dam agter het Waardmarsbuis, behoorden te worden herftelt, en wel in dezer voegen , om zo ved mogelyk de jaarlykfche fchaden en reparatien van dien Dam voor te Vomen , dat namelyk dt bovenfte helft van denzelven zoude worde gebragt tot een watervee hoogte, terwyl deszelfs benedentfte helft afdragende, zoude verfterven op het Maaiveld, alwaar de grond voor het omloopen van het Water, met hout, naar den eisch van het We;k, zoude dienen betogen te worden. En dan, vooreen derde, dat de Bleeswerken aan de Zuidzyde van het Bylandfche Kanaal, die tot hier toe by Vakken gemaakt waren, in dezen Herfft egalyk behoorden voltooit te worden, en dat dus zoda. nige plaatzcn, alwaar ïlegts een Pdeeslaag lag, met een tweede Bleeslaag dienden gedekt, en vervolgens egsal met een Baard langs den Oever overtrokken te worden, welke Werken, zo wel als dè rep natiën aan het Schephoofd en hec Bleeswerk beneden het zelve, onder de dn reebe van den Heer van Hugenpoth, echter met overleg van de wederzydfche Landmeters, zouden behooren te wordengeëxecuteert. Hl. Dat betreffende dé Rivier tusfchen de Bylandfche en Pannerdenfche Kansalen, het derde hooftdeel uitmakende, zy vanadvys waren: Eensdeels, dat door de voorgevallen veranderingen by, en omtrent den Mond van het Pannerdenfche Kanaal, de zaken in dien ftaat gebragt waren, dat de Geul langs den Pannerdenfchen Waard noodzaklylt den Mond van het Pannerdenfche Kanaal uitlevtren moeft , en dat derhalven van nu af aan een punt van feparatie tusfchen het Pannerdenfche Kanaal en de Nederwhaal ?ou le dienen gelegt te worden en wel in dier voe den: r Dat de Scheepvaart door den ouden Mond konde blyven tot zo lang, dat de nieuwe Mond den vereischten trap van volmaaktheid zcu-j  C 341 ) zoude hebben, als wanneer de oude Mond zoude moeten toegedamt worden. En 2. Dat de Werken aldaar zodanig aangelegt wierden, dat ten allen tyde de quantiteit van Water,' naar de Nederwhaal en het Fannerdenfche Kanaal ftromende, konde vermeerdert of vermindert worden, naar mate de bevinding naderhand zou doen zien, zulks nodig te zyn, ten ein e de gerecipieerde propo tie tusfchen den Nederrhyn en de Nederwhaal, zo na mogelyk , te doen ftand grypen. Dat zy mitsdien ieder efzonderlyk een Plan uitgedagt hadden, het welk, by onderlinge vergelykinge, bevonden was in de hoofdzaak ten vollen over een te Hemmen , en te beantwoorden aan de beide boven gedetafleerde vereischtens, het geen zy de eer hadden, op de Kaart, KK.) getekent, aan haar Edele Mog. te fuppediteeren, zig daar toe overzulks refereerende, met by voeging alleen, dat eensdeels het Plaatje beneden den nieuwen Mond van het Pannerdenfche Kanaal zoude dienen uitgebaggert te wor- • den, om langs dien weg, de voltooying van denzelven Mond te verhaasten, en het des te eerder mogelyk te maken, dat de oude Mond zoude kunnen toegedamd worden. En anderdeels dat inmiddels de tegenwoordige Kop van den St. Nicolaaswaard zoude behooren geconferveerd, en de verzakkingen, die daar in voorvallen mogten, terftond zouden dienen herHelt te worden. IV. En eindelyk dat met relatie tot het vierde ofte laatfte hoofdpoinct over de werken, aan den Yffelmond rouleerende, aan hun Edele Mog. moeften voordragen ; dat, naar ranleidinge van het meergenoemde Rapport der Landmeters, ten opzigte der Werken aan dien Yffelmond, niets verders aan te merken viel, dan alleen dat de onlangs gemaakte Kribben, als meede de beneden*Kop, in denaanltaanden Herfft, behoorlyk met eene Deklaag zouden moeten overdekt worden. Op welk een en ander, nader vervat in de Bylagen hier na geinfereert onder No. 3., van poincl tot potoer, gedelibereerd zynde, is goedgevonden en veiftaan, I. En wel met opzigt tot liet eerfte HoofdpoincT:, concerncerende de Werken boven het Bylandfche Kanaal: Dat voor eer ft de defecten aan de boven-Spykfche Werken, in conformiié van het geallegeerde Rapport der Landmeters Beyerinck en van Stralen, en op den voet, daar toe by den Infpeéteur Generaal Brunings en den voornoemden Landmeter Beyerinck hier boven voorgeflagen , in den aanftaanden Herfft zullen worden gerepareert: en worden, dezen onverminderd, de Heeren Gecommitteerden der Provincie van Holland en Weftvriesland verzogt, om de occafie zig daar toe prefenterende, onder de hand, die van Cleeve aan te manen, dat de reparatien daar van gemeenfchappelyk gedaan worden. Rrrr Dat  C 342 ) Dat het tweede poinét,, betrekkelyk tot het Plan ter ontzettinge van het beneden-Spyk, wel in zo verre word gearrefteert, edog hebben, ten reguarde der executie van dien , de Heeren Gecommitteerden van Holland, en Westvriesland, als oordeelende zulks uit de bekende Conventie van den jaare 1771 niet te refulteren , en aldus daar toe niet te wezen gelast, het zelve overgenomen, om daaromtrent de intentie der Heeren Staaten, hunne Principalen, te verftaan. Terwyl de Heeren Gecommitteerden van Gelderland aangenomen hebben, om over het aanleggen der geproponeerde drie Kribben aldaar, zo met influitinge van een Affchrift der particuliere , daar toe fpecterende Knarten en van het aangeroerde Rapport der Landsieteten , als met meldinge te gelyk van de begrotinge der deswegens vereifchte kosten , ten dien einde door de beide Landmeters reeds wezende geformeert, en zich bedragende eene fom van ongeveer acht en veertig duizend guldens, alvorens aan de Heeren Gecommitteerden 'sLands van Utrecht, en aan de Heeren Staaten van Overysfel, gelyk mede aan die van Cleeve, te fchryven, en van de caar op ontvangene refcriptien aan de Heeren Gecommitteerden van Holland en Westvriesland kennis te geverr. En dat, aanbelangende het derde , namenhk het te keer gaan der aanhoudende infcharinge van den Oever by de Halderweide, haar Ed. Mog. zich met de confideratien dienaangaande van den infpecteur Generaal Brunings, en den Landmeter Beyerinck wel hebben gevoegd , doch is tevens gerefolveert, daar over aan de Krygs- en Domeinkamer van Cleeve , bevorens te doen afgaan de volgende Misfive. Hoog-Edele, Geftrenge, Wyze, Voor- zienige , Hooggeleerde , zeer Discreete Heeren, byzonder e goede Pt lenden. het Rapport, het geen Onzerefpeclive Landmeters aan Ons, wegens hunne infpectie der Rivierwerken , hebben gedaan , geïnformeert wordende, dat de afbreuk van den Oever aan het Zuidelyke punt van het Bylandfche Kanaal zich niet alleszins zodaniglyk fchikt, als wel wenfchelyk ware , uit hoofde van den meer en meer infcharenden Oever by de Halderweide , zouden Wy , om, zo veel mogelyk de verdere infcharinge daar van te beletten, en alzo dien Zuidelyken Oever even boven, en in den Mond van dat Kanaal des te geregelder te doen afbreeken , wel voornemens zyn , den gemelden Oever te beginnen 30 a 35 roeden boven den geflechten Keekenfchen Dyk, en eindigende een honderd en elf roeden boven denzelfden Dyk , door een ligt Bleeswerk te dekken , het geen Wy echter weder zouden abandonneeren, zo ras bevonden zal worden , dat caar mede het bedoelde oogmerk zal zyn bereikt, en dus de Stroom daar ter plaats wederom een geregelder loop zal hebben bekomen. Wy hebben gemeend Uw Ed. daar van alvorens te moeten kennis geven, cn verzoeken overzulks zeer gedienftiglyk, dat UwEd. de goedheid gelieven te  C 343 ) te hebben , van Ons ten eerften te rcfcribeeren, of Uw Edele dienaangaande ook eenige confideratien ter contrarie hebben , ten einde, Uw Edele zich zulks van 'sgelyken laatende welgevallen , als dan met dat Werk te kunnen voortvaren. En hier mede, Hoog-Edele, Geftrenge, Wyze, Voorzienige, Hooggeleerde, zeer discrete Heeren, byzon der e goede Vrienden, deze eindigende, beveelen Wy Uw Edele in Godes heilige befcherminge. Gefchreeven te Arnhem den iö July 1781 OHder ftond, Uwer Edele goede Vrienden, De Gecommitteerden tot de Werken der Rivieren wegens de Provintien van Gelderland, mitsgaders van Holland en Westvriesland. Lager ftond, Ter ordonnantie van dezelve. Zullende het leggen van het voorfz. Bleeswerk , tot ftand komende , door den Houtlegger , Geurt Hendriks , onder het opzicht van den Heere van Hugenpoth , als Generaal Opfienderder Werken op den Bylandfchen Waard , gefchieden. II. Voorts nopens het tweede Hoofdpoinft , ofte wel het Bylandfche Kanaal zelve. Dat voor eerft de Refolutie, daar omtrent den g van September des voorleden jaars, ter gelegenheid van de toenmaals gehouden Befogne met meerdere genomen, zal worden geïnhaleerd, zo, en als die geinhcereert word by dezen, met laft daar benevens aan de wederzydfche Landmeters, om de aan de Zuidelyke, en Noordelyke Oevers van dat Kanaal voorvallende veranderingen, van tyd tot tyd, volgens de bepaalde Raayingen, na te gaan, en van derzelver bevindingen jaarlyks hunne Edele Mogende fchriftelyk te rapporteren. Dat niet alieen ten tweeden de gaten in den Dam achter des waardsmans Muis daar ter plaatze zullen herfteld, maar ook ten derden de, tot dus verre by Vakken gemaakte, Bleeswerken aan den Zuidkant van het Kanaal egalyk voltooid worden, en zulks beide in den naaftvolgenden Herfft, en wyders alles op zodanige wyze, als door den Infpecteur Generaal Brunings , en den Landmeter Beyerinck by hunne confideratien hier te vooren breder is voorgefteld geworden , waar van , naar gewoonte het Bleeswerk in daghuur, en het repareren der gaten in dien Dam , uit de hand door den Heere van Hugenpoth aanbefteed zal worden , met verdere authorifatie op denzelven om , als van ouds , de vereifchte quantiteit Noodhout, ten behoeven der Werken in het Bylandfche Kanaal in te koopen. Rrrr 2 III. Mits-  C 344 > III. Mitsgaders met betrekkinge tot het derde Hoofdpoinct, belangende de Rivier tusfen de Bylandfche en Pannerdenfche Kanalen: Eerftelyk , dat hoe eerder hoe beter het voorgeflagen punt van feparatie tusfchen het Pannerdenfche Kanaal, en de Nederwhaal zal worden gelegd, in voegen, els door den Infpecteur Generaal Brunings, en den Landmeter Beyerinck is opgegeven , en op de geëxhibeerde Kaart aangewezen ftaat, wordende de Landmeter Beyerinck gelast, om het, door den Infpecteur Generaal Brunings gefuppediteerdc Plan op zyne Kaart mede over te tekenen , op dat de Werken daar na gelykelyk zullen kunnen geperfecteert worden; En ten anderen , dat ondertusfehen de Kop van den St. Nicolaaswaard zal geconferveert, cn mitsdien de daa^ in voorkomende verzakkingen aanflonds zullen herfteld worden. En hebben haar Edele Mog. den Infpecteur Generaal Brunings , en den Landmeter BeyeriRck geat ctorifeert, om met Willem Crynen Gradusz. als op den c> van October etes voorleden jaars aangenomen hebbende de We/ken in Millingen , over het maaken van dit een en ander te fprceken, en daar van op morgen verflag te doen. IV. En laatftelyk omtrent het Vierde Hoofdpoinct, relatief tot de Werken aan den Ysfelmond; Dat de aldaar onlangs aangelegde Kribben , benevens de beneden- Kop , mede in den toekomenden Herfst behoorlyk met eene Deklaag zullen voorzien worden, i i' it tt „-„..i. *i* „„., Am> •.„/*„„....: t i—_ Ju/l\ Zal ZO aiul Ucll llCCiC van iJugciJJJUi.il , aio aan uv iuy».i.uvt l.aiiuiuc- ters, een Extract van dit gerefolveerde , een ieder voor zo verre hem aangaat, ter handen gefteld worden. Dingsdag den 17 Ju-y 1781. PRESENTEN. Uit Gelderland.- ƒ Uit Holland. De Heeren, Le Leu de IFilhem. en Changuyon. nevens Brunings, Infpecteur Generaal der Rivieren. De Heeren, De Borggraaf van Lynden, Heete van Hemmen. De Burgemeester Pieck. De Burgemeefter Verfteege. De Landdrost Ceniinck , tot den Brieier. Burgemeester G. Tulleken. benevens In de Eetouw Schomaker ") Secreta en j riafem Brantfen G ehoord zynde, het Rapport van den Infpecteur Generaal Brunings , en den Landmeter Beyerinck , houdende : dat, ingevolge, en tot voldoeninge van hunner Ed. Mog. Refolutie van gifteren, met Willem Crynen Gradusz., als  ( 345 ) als Aanneemer van de in October des voorleden jaars befteede, doch, öp ordre van haar Ed. Mog. geftaakte Werken te Millingen , over het maken, zo va-i het gearrefteerde punt van feparatie tusfchen de Nederwhaal, en het Pannerdenfche Kanaal, als over het geen tot confervatie van den St. Nicolaaswaard en de herftellinge van desfll's verzakkingen, zoude worden vereifcht, hadden gefproken , en d2t de gemelde Willem Crynen had aangenomen, om het hout van alle de Werken , welke aldaar zouden worden gemaakt (den Arbeidsloon daar onder begreepen) te zullen leveren tegens fes en dertig guldens ieder vim gerekend , in die verwagtinge nogtans, dat van wegens de Heeren Gecommitteerden van de Próvintien van Gelderland en van Hofand en Westvriesland , geduurende dit jaar, geene publieke Aanbeftedinge van eenig hout aan deze ofte gene Werken zal worden gedaan ; hebben haar Ed. Mog. zich zulks laten welgevallen , en mitsdien aan de meergezegde Willem Crynen de leverantie van het hout, en den Arbeids'oon , gerequireert wordende t dat dezelve zo ftraf gelegt wierd, dat deszelfs benedenpunt komt in de Raay tusfchen de benedenpunt der benedenfte gemeenfehappelyke Krib, en de uitfteekende benedenpunt van het boven-Spyk. Doch op welke laatstgenoemde Krib de eerst Ondergetekende zyn Confideratie in loco heefc voorgefteld, namendyk, dat het hem voorkwam, overmits hec beneden-eind van den boven-Spykfchen Dyk Kribs gewys in de Rivier geil rekt legt, zo als in de bovengem. Kaart gezien kan worden, of dien Oever, die door Ryswerk gefterkt is, niet eene betere leiding aan de Stroom benedenwaarts zal geeven, en verder zal uitzetten * dan dat de Stroom bovenwaarts door de geprojecteerde Krib uitgezet wordende, meer perpendiculairfche wys op dien Oever of verlengde Krib ad 30 roeden gebragt worde, het welk daar en boven met minder kosten zoude kunnen gedaan worden. De Ondergetekenden hebben de eer, zich met verfchuldigde hoogachting te tekenen, Edele Mogende Heerenj Pannerden Uw Edele Mogenden ootmoe- den 3 Mey dige Dienaaren. 1781. Was getekent, Mart*. Beyerinck, Hendk. van Stralen: Ssss 2 Mt-  C 348 ) Memorie, [peeteer'ende tot het Plan en Concept ter ontzettinge van het beneden-Spyk, gemeeten, getekend en geconcipieerd in October 1779 ♦ door de ondergetekende Landmeeters. O? dit nevensgaande Plan van bet beneden - Spyk C Kaart MM.), zyn, na nauwkeurige examinatie der fituatie van die terrein en werking der Stroom, benevens nauwkeurige Peilingen, by eene Waterhoogte van vier en een vierde voeten aan de Arnhemfche Peil, getekent de drie Kribben AA. BB. CC. de bovenfte Krib AA. lang dertig roeden , raayende van het beneden-einde van het Pakwerk aan het boven-Spyk op het beneden uitftekende eind van den beneden-Spykfchen Dyk; deeze Krib zou de Kruin breed zyn één en een halve roeden, en leggen op negen voeten aan de Arnhemfche Peil. De tweede Krib BB. zoude beginnen by de Tuin van de bovenfte Graat, en lang zyn zestig roeden, met vyf roeden achterwaards verftervens in dert vasten Oever, zwaayende ongeveer met een hoek van een- en- negentig graaden dertig minuten op gemelden Tuin of Graaf, en zoude deeze Krib op dezelfde hosgte en breedte van Kruin moeten gewerkt worden, als van de voorige is gezegt. De derde Krib CC. zoude beginnen by het regte eind Graafs, loopende uit de fchuins byeen komende Graaven, ter lengte van vyftien roeden naar de Rivier, en zoude mede lang moeten zyn zestig roeden, met vyf roeden achterwaards verftervens in den vasten Oever, en zoude uit dit regte eind Graafs Raayen meteen hoek van ongeveer honderd zeven graaden, veertig minuten. Deezé Krib al mede te leggen op dezelfde hoogte en breete als de twee voorgaande. En offchoon dit beneden-Spyk door andere fchikkingen met Kribben zoiu.e kunnen ontzet worden, zynde Ondergetekenden van concept, dat, onder verbetering gezegt, deeze dne gemelde Kribhen, na de tegenswoordigê fituatie, voldoende zouden zyn om dit geheele beneden-Spekte ontzetten. Vooraf echter kunnen zy met geen zekerheid bepaalen, wat uitwerking dezelve Knbben zullen doen: zelfs zouden onder de bewerking der bovenfte en tweede Krib zulke veranderingen kunnen komen, dat de volgende Krib eene geheele andere directie zoude dienen.te Verkrygen * ert door een vierde Krib opzevclgt worden, of wel de derde Krib CC. geheel niet no^ dig zoude zyn, om dat men bevind, gelyk uit de Peilingen blykt, dat de Geul en Vaarwater beneden de tweede Krib niet kort langs den Oever, maar genoegzaam in het midden van het Rivierbedde loopt, zynde aldus te wagten,dat deeze tweede Krib BB. den Stroom wel zal uitzetten. Altha-.S zyn de Ondergefchreven van oordeel, dat best waare, dat de twee bovenfte der gemelde Kribben eerst wierden gemaakt, en haare uitwerkioge geobferveert, om dan daar na de andere te fchikken, temeer zouden daar toe de Ondergetekenden indiaeeren, cm dat by het in eens be- ftee-  ( 349 ) fteeden van deeze drie aanmerkelyke Kribben, wegens de fchaarsheid vari hout en nog veele te makene Werken, dezelve zeer hoog in prys zouden loopen, welk een en ander de Ondergetekenden aan de confideratie der Kundigen ter beoordeeling overgeeven. Was geteekent, Mart*. Beyerinck. HendK van Straalen, 2. Rapport van gedaane infpectien, Meetingen en Peilingen by de Rivier-werken aan het BoVenfpyk , Bylandfche Waard, Millingen, Pannerdenfche Waard, St. Nicolaaswaard, Panverdetfche Kanaal, en den Nieuwen Tsfelmond; Op ordre van haar Edele Mogende de Heeren Gecommitteerden ter benificeering van den Nederrhyn cn Tsfel, wegens de Provinciën van Gelderland en Holland en Westvriesland, in de maanden April en Mey 17S1. Edele Mogende Heeren! Ïn gevolge de geëerde bevelen Uwer Edele Mog- hebben de Ondergetekende Landmeeters op den 21 April begonnen met deeze infpectien aan het Bovenfpyk by de bovenfte gemeenfehappelyke Krib, en bevonden dezelve aan de buiten-Dorceering en Dekhag zeer befchadigt door het Ys, ook was de daar op geftaan hebbende Pootftok geheel weg. In het Pakwerk, omtrent vier roeden boven den Nek der tweede gemeenfehappelyke Krib, was de Laag, volgens Refolutie 31 Augufty 1780 bepaald, nog niet begonnen, zynde veroorzaakt door het fchielyk wasfend water in de herfst van 1780, en fchynt tot nog toe achter te blyven wegens gebrek aan hout. De tweede gemeenfehappelyke Krib vonden wy mede door het Ys verontramponeert, aan de bukenzyde met laagtens in de Deklaag, de Pootftok meest weg, en de geheele Krib doorgaans één en een halve voeten te laag. In het benedenwaards leggende Pakwerk vonden wy eenige kleine defe&en. Het benedenfte Pakwerk, ter langte van honderd twintig ad honderd dertig roeden , volgens Refolutie van 17C0 bepaald te repareeren, vonden wy genoegzaam klaar. By den inzwaay van den boven-Spykfchen Dyk is de Dorceering géaee'ltéIyk weggefiagen. TtCè Be-  C 350 ) Beneden het benedenfte Pak werk, neemt de Neer in den beneden- Spykfchen Oever meer en meer toe. Het béneden - Spyk infpecteerende, bevonden wy, dat die Oever federt de meeting van 22 Augufty 1777 tot Mey , by de bovenfte Graif was afgenomen drie roeden, zynde in Mey 1781 nog een lengte van een- en-tagtig roeden zes voeten; by de tweede Graaf vyf en vyf zesde roeden, zynde nog een lengte van twee-cn-zestig roeden; by het regte eind Graafs uit de twee fchuins byeen komende Graven, (zynde Eltens goed) vyf en een derde roeden, bevindende nog een lengte van twaalf en een vierde roeden ; van hec eind der beneden - Spykfchen Dyk naar de Rivier loopende zestien roeden, bevinden nog een lengte van zeven-en-dertig en een halye roeden. Tot het ontzetten van deezen beneden-Spykfchen Oever hebbende Ondergetekenden, volgens U Edele Mog. Refolutie dato 26 July 1779, een P'an geformeert, en benevens eene Memorie aan U Ed. Mog. ter hand gefteld, en op den 1 November 1780 met die van Cleve daar over nader geconfereert, waar van het Rapport hier aan geannexeert is. fn den Ouden Rhynmond bevonden wy, dat de Ryzenberm in den Herfst van 17^0, ter lengte van twaalf roeden, door de Geul gelegt, nu lang was zestien roeden tien voeten, of vier roeden tien voeten verlengt, zynde veroorzaakt by het hooge water en ys van den laatften Winter, waar door eene doorfchuuiing tusfchen den Oever en beneden-einde van deezen Rysberm is gekomen, welke doorfchuuring by het eerfte lange Water weder is vol gewerkt tot den vasten Oever, en de Oever boven en beneden deeze Berm met Ryshout gedekt. Verders de breedte en hoogte van deezen Berm nagaande, vonden wy hes eerfte voldoende aan de bepaal ie 2 roeden, doch iuim 1 en een halve voeten hooger dan 13 voeten Arnhemfche peil. Van daar de Ondergetekenden ge vaaren zynde naar den Bylandfchen Waard, bevonden daar de Schspkop in goede ordre opgemaakt, doch het Werk van de Nek der Schepkop in het Kanaal benedenwaards is door het Ys befchadigt. In den Dam door de Kreek zyn verfcheiden gaten gebroken, ter lengte van 6, 2, 2, 1, 8, 5, a en 4. toeden, en hier en daar de Kruin wat afgeloopen. Op den Bylandfchen Waard zynde, wierdons door den Heer van Hugenpoth in bedenkinge gegeeven: of het niet nuttig zoude zyn, dat, wegens het Reeds aanhoudende hol uitfehaaren der boven-Oever van Halderweide, die Oever van den geflegten Kekenfchen Dyk tot omtrent 100 roeden bovenwaard* met een ligt beflag Werk gedekt wierde, om daar door den afbreuk det benedenhoek aan het Kanaal te bevorderen, en eene betere directie der Stroom op den mond van het Bylandfche Kanaal te brengen. Verders ons in confideratie geevende, of het niet, tot beter leidinge der Stroom langs de noordzyde van het Bylandfche Kanaal, goed zoude zyn,dat men, in plaats,zo als voorheen bepaald was,72 roeden uit de Bovenkop der Leidyk, nu ongeveer 24 roeden beneden het Waardsmanshuis uit den buitenTeen der Dyk aldaar 20 roeden bepaalde, dat dan van het Werk beneden de nek  ( 35i ) nek der Schepkop met een flauwe Zeeg na dit laatfte punt, de noordzyde der fcyiandlche Waard bepaald wierde. Dat den Oever der zuidzyde van de Kop der geflegten Kekenfchen Dam ot 5 Koeden tut den Teen der Duffelfchen Dyk, met een egaale boog te laaten afbreken, tot het boven -einde van het thans beneden leggende Werk en dat na rato deeze Oevers in die gemelde raayen kwamen af te breken, de^ zelve dan ook moesten beflagen en gehouden worden. Deeze gemelde benedenwaards leggende Werken zyn reeds ter lengte van 200 Roeden van een Bleeslaag, en 51 en een halve Roeden van twee BleesJagen gelegt; en was het voorftel van den Heer van Hugenpoth, om over de eerstgemelde lengte van 200 Roeden, mede een tweede Bleeslaag te wer- cm w ? dit Werk' heC welk b>' Vakken nu en dan geleSd is, met een egaal Werk te overdekken: Deeze gemelde voorftelien hebben de Ondergetekenden overgenomen, en zullen daar omtrent haare gedachten nader bepaalen, en des vereischt worden«e, U Edele Mog. voordragen, Belangende het Millin.iche ( waar van de Ondergefchreven, volgens ordre van U Edele Mog. een hermeeting en Peiling gedaan hebben,0 en waar van zy zo ras mogelyk is, een Plan aan U Ed. Mog. zullen fuppediteeren) bevonden wy, dat het Beflagwerk aan den hoogen Oever tegen over de nZ7f7V7 ^Cnt:neester ™ Veeken, nog niet gelegt was, en dat n^thetafihnt-Kn.je doordeGeul bepaalt, mede noggeen begin was gemaakt; echter vond n wy, dat de Oever ter plaats daar dit affluit-Kribje moeste uitgewerkt wurden, ter lengte van 62 a 63 roeden met Ryswerk was beflagen. Het Pakwerk langs Mill ngen vonden wy op eenige plaatfen door het Ys befchadjgt, doch ha boven - einde van dit Werk, dat in de gepasfeerde Winter door het Ys en Water was afgefcheurt, wederom herfteld en aan den Oever geënclaveert. Het gat, in het Werk boven de Kleybank deeze Winter gevallen, en de befchadgde Kleybank zelve, waren weder in ordre opgemaakt. Ook vonden wy het beneden - einde van het Werk, ter lengte van omtreut 30 Roeden, weder in ordre gerepareert. Het Kribje door de neêr was, op de Deklaag na, klaar, doch de Kolk daar achter moest nog gedeeltelyk met Aarde gevuld, en den Oever met een Ruwaard bekleed worden, waaraan den Aanneemer bezig was. De by de laatfte Conferentie in 17 80 bepaalde Krib, ter lengte van do Roeden in Millingen, was tot de lengte van omtrent 27 Roeden geavanceert, doch wierd provifioneel niet meer aangewerkt. De Kop aan de Nicolaaswaard, welke gezakt was, is weder opgemaakt doch dezelve blyft geduurig zakken, wegens de fterke woeling door de naauwe Geul of Vaarwater. De Ruwaard tegen de beflagen Kop is door het Ys befchadigt. Het Beflagwerk van de nek der Kop der Nicolaaswaard in het Kanaal, by de laatfte Conferentie bepaalt, ter lengte van 15 a 16 roeden, of zo veel langer als nodig bevonden zoude worden, was omtrent 22 Roeden bene- Tttt 2 den-  C 352 ) dehwaards verlengd, of nu in het geheel circa lang 38 Roeden, het geene wegens de tegenwoordige fituatie zeer nuttigen noodig is; De bovenfte Krib in den wyden mond van het Kanaal vonden wy geheel onder zand leggen. De twééde Krib lag nog in goede ordre. Aan de 52 Roeden Pakwerk vonden Wy, dat de Deklaag en Ruwaard van het beneden-einde tot het Huis van Tilleman, door het Ys befchadigt, en gedeeltelyk weg is. Het Pakwerk langs den Rhyn, boven den Ysfelmond, vonden wy doorgaans van de voorfte Tuinen en Wiepen ontblood. De bovenfte Krib, welke, volgens de Conferentie in 1780, bepaalt is te legaen, ter lengte van 40 a 45 Roeden meer of min, na noodzakelyk bevonden zoude worden, was nu, ter lengte van 27 Roeden, geavanceert; De volgende Krib bepaalt op 25 a 30 Roeden, was ter lengte van 28 Roeden gevordert. De uitgewerkte laag beneden, en om de punt van feparatie aan den Ysfelmond, was, volgens de bepaaling by de Conferentie van 1780, genoegzaam klaar; maar het Werk van de punt van feparatie na beneden in den Ysfel tot voor het Huis van Cramer, moeste nog gerepareert worden. Het verder benedenwaards leggende Werk was aan de Deklaag befchadigt ; gelyk ook hec verders beneden waards leggende Vak. Het Werk voor het Maaiveld door den ouden Ysfel lag nog vry goed : Het Werk langs de oostzyde van den Ysfel is op eenige plaatfen aan de Deklaag befchadigt en van Tuinen en Wiepen ontbloot. Beneden het benedenfte Werk aan de oostzyde begint een Neer in den Oever te komen: doch is nog niet zo verre ingewoelt, óf diep genoeg om een Werk in te leggen, doch tegen den aanftaanden Herfst zoude kunnert gezien worden, of dit noodzakelyk ware dan niet; De Ondergetekenden hoopende aan de gerelpecteOrde bevelen van U Edele Mog. te hebben voldaan, tekenen zich met alle verfchuldigde hoogachting, Edele Mogende Heeren! Pannerden Uw Edele Mogenden ootmoedigfté den 3 Mey Dienaaren. 1781. Was getekent, Mart,. Beyerinck. HendK van Stralen: No. 3.  C 353 ) No- 3- Rapport van de Heeren Gecommh» teerden van Heiland en Westvriesland, wegens derzelver gedaane inJpectie der boven - Rivieren. Dfi Heeren Gecommiteerden van Holland hebben ter Vergadering so rapporteert: o o & Dat zy, ter gelegenheid van de Conferentien, de infpeaie der Werken, welken zedert den jaare j77i tot verbetering der boven-Rivier gemaakt waaren, by de middelbaare Waters hoogte van zeven en drie vierde voet Arnhemfche Peil verricht, en gelegenheid gehad hadden, derzelver gefteldeici na te gaan, en te vergelyken met hetgeen dienaangaande de wederzydicvu Landmeeters, hy hun Rapport van den 3 Mey deezes jaars, bericht hadden; Dat zy Heeren Gecommitteerden dit bericht doorgaans met den waaren ftaat dier Werken conform bevonden hebbende, alle befchryving dienaangaande, kortheidshal ven, in deezen omtteeren, en zich alleen bepaalen zouden tot zodanige confideratien en bedenkingen, welke influentie zouden kunnen hebben op de tegenwoordige deliberatien der Heeren Gecommitteerden van beide Provintien. , da* Gecommitteerden dienvolgens moeften remarqueren, dat zy de gefteldheid van den beneden-Spykfchen Oever met byzondereoplettenheid bezichtigd hebbende, bevonden hadden, dat dezelve nog fteeds aan fterke afbreuk onderhevig was; dat, wel is waar, deeze afbreuk aan het beneden-einde (alwaar dezelve voor den geregelden loop der Rivier nog merkelyk afbreeken moet) thans fterker is, dan aan het boven-einde; doch dat de afbreuk op deeze laatstgemelde plaats zo wel, als de daar uit proflueerende aanwinning van den tegen overliggenden Salmoordfchen Oever, noodwendig dient belet te worden, ten einde eensdeels den beneden-Spykfchen Dvk voor het naderend gevaar te beveiligen, en anderendeels den loop des Strooms geregeld te maken, zonder welke hoognoodige verbetering welügt de tegenwoordige gunftige boven-Mond van het Bylandfche Kanaal wederom eenige nadeelige veranderingen zoude kunnen ondergaan; Dat zy Heeren Gecommitteerden om dieswillen gemeend hadden, by gelegenheid van deeze hunne infpectie, in ernflige overweeging te moeten neemen, het Plan tot ontzet van den gemelden beneden-Spykfchen Oever door de wederzydfche Landmeters, met overleg van den Heer Geheimraad Bdgen en Infpecteur Generaal Brunings geformeerd, volgens het Rapport der beide eerstgemeldcn in dato 3 Mey deezes jaars, en de daar nevens overgeleverde Kaart, waar op de door hun geprojecteerde 3 Kribben A A. B B en C C. zyn afgetekend; Dat hun Heeren Gecommitteerden zekerïyk voorgekomen is, zo als de Landmeerer Beyerinck by het zo evengemelde Rapport te recht heeft aangemerkt dat de benedenfte uitfpringende hoek van het boven - Spyk, door deszelfs fituatie byna het effect praefteert van eene Krib; dan dat, naar hunne gedachten, de Stroom boven dien Hoek te veel in het holle Schaar valt, en met behoorlyk door denzelven kan opgevangen worden, om eene geregelds Vvvv over.  < 354 > overzetting te effectueeren; dat het hun derhalven waarfchynlyk vootkwam, dat eene Krib van 50 Roeden lengte aan het boven-Spyk, 140 Roeden boven de geprojecteerde Krib A A., dat is, omtrent ter plaatfe, alwaar het levendig hout van het Pakwerk eindigt, gelegd zoude dienen te worden, om een geregelde directie aan den loop des Strooms te geeven, en het ontzet van den beneden-Spykfchen Oever behoorlyk te effectueeren;doch dat zy Heeren Gecommitteerden niet te min wel mogen lyden, dat deeze zaak tot behoorlyke maturiteit gebragt zynde, alsdan met de drie bier boven gemeldeKribben een proef genomen, en alvoorens iets verders werkftellig te maken, afgewagt worde, welke effect dezelven tot een behoorlyk en regelmatig ontzet van den beneden-Spykfchen Oever, praefteeren zouden; Dat zy Heeren Gecommitteerden wyders den nieuwen gelegden Rysdam in de laagte van den ouden Rhynmond bezichtigd, en alleszins aan het oogmerkvoldoende bevonden hadden, terwyl, naar hunne gedachten, deszelfs tegenwoordige meerdere hoogte, dan by de Conventie bepaalt was, geene bedenkelykheid geeven konde, vermits dezelve, naar den aart van alle zodanige Werken, wel haast tot de bepaalde hoogte zoude gezakt en beklonken zyn; Datzy Heeren Gecommitteerden vervolgens den Oever van HalderwJde tot in den Mond des Bylandfchen Kanaals geïnfpecteerdhebbende, den Zuidelyken Hoek van dien Mond wederom "fterk afgebroken, en ten voordeele verandert b.vonden hadden; edoch niet in zodanige progreslie , als men in den voorleden jaare reden had gehad, van te verwachten, waar van zy meenden de naaste oorzaak daar in gelegen te zyn, dat de eerstgenoemde Oever, te weeten, die van Halderweide, tot omtrent ruim 111 roeden boven den geflegten Kekenfchen Dyk , federt den voorleden jaare merkelyk was ingefchaart, waar door de Lobithfche Zandwel gelegenheid kreeg, verder Rivierwaarts in tefpringen; dat zy Heeren Gecommitteerden deeze fituatie, wel is waar, voor als nog niet gevaarlyk befchouwden voor den boven-Mond des Bylandfchen Kanaals; dan, dat zy aan den eenen kant in aanmerkinge neemende den ongeregelden loop des Strooms langs het beneden - Spyk, als de eerfte en voornaamfte oorzaak der infehaaring van den Zuidelyken Oevef boven den Mond des Bylandfchen Kanaals, en aan den anderen kant confidereerende, hoe fomwylen in éénen Winter op zulk een vermogende Rivier, verbaazende veranderingen voorvallen kunnen, om dieswille raadzaamst oordeelden, de bovengemelde holle infeharing des Oevers by Hdderweide in tyds te Ruiten, en denzelven, van 30 ad 55 roeden boven den gelïegten Kekenfchen Dyk, tot omtrent irt roeden daar boven, met een ligt Bleeswerk te dekken, ten waare men vei kiezen mogt, zulks, hoe wel met meerder kosten» te effectueeren door drie korte Kribben, ten einde de zwaarigheden en gevolgen tc ontgaan, die fomtyds uit de rechtftreekfche dekking van een Oever, op vreemd Territoir gelegen, proflueeren mogten; Dat zy Heeren Gecommitteerden wyders de gewenschte gefteldheid van het Bylandfche Kanaal aan den eenen, en het fteeds meer en meer afneemend vermogen van de oude W^haal langs Herwen aan den anderen kant bezichtigt hebbende, met genoegen gezien hadden, dat gemelde Kanaal hoe langs hoe  ( 355 ) hóe meer aan het oogmerk beantwoorde, waar toe hetzelve hoöfdzaaklyk geprojecteerd en gegraaven was; Dat, wat aanbelangt de Pak werken, binnen hetzelve gelegen, het aan hun voorgekomen was, dat die geenen aan de Zuidzyde, welke voor als nog onvoltooid gebleeven waaren, in den aanftaanden Herfst met een tweede Bleeslaag voorzien, en egaal met de reeds voltooide Werken, overdekt dienden te worden: oordeelende zy Heeren Gecommitteerden, dat de Heer van Hugenpoth, als Generaal Opzigter over dezelve Werken, even als in voorgaande jaaren, zo wel hier toe, als tot het koopen van de vereischte quantiteit Noodhout, mitsgaders tot het repareeren van den befchadigden Dam achter het Waaidmanshuis behoorde te worden gequalificeert, ten einde zuiks, met overleg van de Gelderfche en Hollandfche Landmeters, ter bekwamer tyd werkftellig te maaken, oordeelende daar benevens, dat ten aanzien van het geen by het hier boven gemelde laatst ingekomen Rapport van Wederzydfche Landmeters, met betrekking tot de Noordelyke en Zuidelyke Raailiniëri des Bylandfchen Kanaals word gemeld, voor dien tyd, zo wel als voor het toekomende, genoegzaam was voorzien geworden by de Refolutie op de Conferentien des voorleden jaars genomen, en ten Verbaale onder de Notulen van den 5 September, fub No. IV., geinfereerd. Dat zy Heeren Gecommitteerden derzelver infpectie vervolgende hetRiviervak tusfchen de Bylandfche en Pannerdenfche Kanaalen met alle naauwkeurigheid, zo veel, naamlyk, de tegenwoordige Watershoogte toeliet, bezigtigd hebbende, zeer aanmerkelyke veranderingen in hetzelve Riviervak bevonden hadden-, dat zy zich echter niet zouden inlaaten in eene uitvoerige befchryving van dezelve, eensdeels, dewyl zy onderftelden, dat Heeren Gecommitteerden van Geldeiland reeds daar omtrent op eene voldoende wyze zouden geïnformeerd zyn, en anderendeels, dewyl de gemelde veranderingen, immers zo veel zy nagaan konden, zeer nauwkeurig aangewezen zyn op de Kaart, die daar van onlangs door wederzydfche Landmeters gemeeten en overgeleverd was; dan dat zy Heeren Gecommitteerden niet nalaaten konden* by deeze gelegenheid eenige aanmerkingen voor te dragen, wegens de hoogst waarfchynlyke oorzaaken dier voorgevallen veranderingen, hoöfdzaaklyk met betrekking tot den Mond van het Pannerdenfche Kanaal; dat, naamlyk, by de Conferentien , in het laatst verlopen jaar gehouden, op vooiflag der Heeren Gecommitteerden van Holland onder anderen was gearrefteerd geworden, de Geul langs den Pannerdenfchen Waard af te dammen; een Krib ter lengté van omtrent 60 roeden beneden de bevangen Kleybank aan den Miliingfchen Oever uit te fteeken, en den Kop van den St. Nicolaas Waard 334 roeden, zwaayende een weinig Zuidoostwaarts, te verlengen; Alles met dat oogmerk, om den Mond van het Pannerdenfche Kanaal eené meer fcheppende gedaante te geeven, de verdeeling der beide Stroomen naa den iVe^erwha I-Mond en Pannerdenfche Kanaal hooger, dat is, op verderen af/land van deeze beide Monden te doen voorvallen, en langs dien weg den een zo wel, als den ander te beneficeeren; Men voorzag, naamlyk, ten klaarften, dat byaldien de opgemelde Geul langs de Pannerdenfche Waard open bleef, de Stroom, die uit het Bylandfche Kanaal komende, rechtftrceks op de gemelde Geul aanviel, by het eerfte Vvvv a hooge  C 356 ) hooge Water eefie aanmerkelyke verdieping van dezelve veroorzaaken, en zydelings in den Mond van het Pannerdenfche Kanaal vallende, noodwendig effectueeren zou , dat de Stroom door den waaren Mond des gemelden Kanaals komende, vertraagen, en dus gelegenheid geeven zoude, dat de reeds merkelyk opgeruimde Zandplaat boven den Mond van het Pannerdenfche Kanaal wederom laager afzakken, en verbreeden moest, welk een en ander zeer waarfchynlyk gepraevenieerd konde worden door de geproponeerde en gearrefteerde affluiting der Geul langs den Pannerdenfchen Waard aan den eenen, en aan den anderen kant door de gecombineerde werking der gearrefteerde Kribbe aan de Millingfche zyde, en verlenging van den Kop van St. Nicolaas Waard; • Dat echter van deeze drie gearrefteerde Werken in den voorleden jaare niets geëffectueerd zynde, dan het laatfte, en een infufficient gedeelte der Kribbe aan de Millingfche zyde ter lengte van circa 25 roeden, (door dien de Aannemer in het reeds verre gevorderde faizoen door wasfend water eens. klaps belet wierd, dezelve Werken te voltooyen) het geenszins vreemd voorkomen konde, dat thans met de daad en genoegzaam leferlyk gebeurd zy, het geen men,door middel van de genoemde Werken, en voornaamlyk door de afdamming van de bovengemelde Geul getragt had te pr«venieeren, te weeten, dat in den laatst verloopen Winter een zeer fterke Stroom, nog daar en boven geholpen door een buitengewoonen Ysgang, door dezelve Geul gepasfeerd zynde, zulks eene aanmerkelyke vertraaging van den Stroom in den waaren Mond des Pannerdenfchen Kanaals veroorzaakt had, des dat de Zanden, welke in groote meenigte boven da voorfz. Geulafgefleetenwaaren, gelegenheid hadden gehad, zich by den waaren Mond van het Pannerdenfche Kanaal te plaatfen, en voor denzelven die nadeelige Plaat te formeeren, welke op de onlangs gemeeten Kaart met geele Verwe is aangewezen, waar door de Mond van het Pannerdenfche Kanaal wederom genoegzaam in dezelfde fituatie van den jaare 1779 gekomen is, met dit onderfcheid alleen, dat de voorfz. nfeuwlings geformeerde Plaat wel 30 roeden verder Zuidwestwaarts in de Rtvisr uitfpringc; zynde het meer dan zeker, dat deeze gefteldheid van den Mond des Pannerdenfchen Kanaals nog van veel flirnmer natuur, ja dat de geheele zaak misfchien onherftelbaaf zoude geweest zyn, byaldien niet nog in tyds, op deezer zyds Propofitie, en met goedvinden van Heeren Gecommitteerden van Gelderland, het geheel verlies van het Schephooft aan de St. Ncolaas Waard, dojr het maaken van een fufficante Bleeslaag, ter breedte van omtrent 4 roeden, waare gepraevenieerd geworden; Dat zy Heeren Gecommitteerden dit gepraemitteerd hebbende, verder moesten remarqueeren, dat door en uit hoofde van de gelyktydig voorgevallen afflyting der Zanden langs de Pannerdenfche Ryswaard, boven de meer gementioneerde Geul, de veranderingen mee betrekking tot de goede gefteldheid der Rivier in het algemeen, en van het Pannerdenfche Kanaal in het byzonder, naar de gedachten van hun Heeren Gecommitteerden, gelukkigJyk van dien aert waaren, dat men zonder tydverzuim een goed gebruik daarvan maakende, de zo lang verwaarloosde zaaken, waarfchynlyker wyze in den tyd van een of twee jaaren, zoude kunnen herftellen, met, naamlyk,  ( 357 ) door i!jT w meer^eraC,de GeuI Iang« den Pannerdenfchen Waard «oor gepaste Waterwerken, en misfchien ook door , ;u • T kwaim a«m i • „ , eenige uitbaggering be¬ kwaam gemaakt wierd, om m een. we]gefte]den Mond van heiz£««e ^ menen , terwyl men tevens in het oog zoude moeten houden, om den cegenwoordigen Mond van het Kanaal-allengs te doen verlammen, ten einde naderhand, wanneer de nieuwe Mond den vereischten trap van volmaaktheid worden * X 'ti^ ^ k0St£" Sefl°0ten te zouden L M ^ 1HCeren Gecomm»teerden, dat deeze Werken derwyze hl W T T'f W°rden' datzy flechts de verbetering van de inZr] m Cn Van den Mond des Pannerdenfchen Kanaals m het byzonder effectueeren, maar ook tevens in meer dan een opzigt ftrekken konden, tot beneficie van den Mond der Nederwhaal; Dat zy Heeren Gecommitteerden, fchoon aoodeloos oordeelende, eenige byzondere reilectien omtrent den Miliingfchen Oever en de gefteldheid van den Nederwhaai-Mond voor te dragen, echter niet nalaaten konden van te remarqueeren, datzy, by gelegenheid hunner infpectie, met genoegen gezien hadden, hoe, ten aanzien van den Miliingfchen Oever , de natuur zich meer en meer pjtepareerde om het geen men daar ter plaatfe in een reeks van jaaren tot groot bederf der Riviere, verboren had, langzamerhand wederom g regeld afzakt, en den hollen ingefchaarden Oever van Millingen dekt, zo dat er op de bevangen Kleibank, alwaar in het voorleden jaar nog een fterke Mroomging, thans maar weinig of geen Stroom belpeurd word: gelyk het ook hun Heeren Gecommitteerden voorgekomen was, dat de gefteldheid van den Nederwhaal-Mond door de bedoelde en dadelyk opgevolgde afflyting van den Hoek by Klaas Arentz., aanmerkelyk verbeterd was, voor zo verre de afkomende boven-Stroom meer naa het midden van dien Mond gedetermmrerd wierd, waar door de fchtdelyke P/aat binnen denzelven allengs begon te ruimen, niet alleen tot beneficie der navigatie, maar ook tot ontzet van de bovenfte Doorneburgfche Dyken en Waterwerken, welk ortzet zekerïyk nimmer geobtineerd konde worden, zo lang die plaat in de voonge ntuatie bleef, en de Stroom tusfchen dezelve en de Doorneburgfche Waterwerken in eene zeer nauwe, maar diepe Geul geperst wierd; Dat zy Heeren Gecommitteerden vervolgens het Pannerdenfche Kanaal doorgevaaren zynde, en deszelfs gefteldheid by den Peppelgraaf nagegaan hebbende, met leedwezen gezien hadden, dat dezelve, met betrekking tot de Navigatie, nog geenszins verbeterd was, terwyl de Krib, aldaar in den voorleden jaare voor rekening der drie Pro/intien gelegd, nog weinig of geene verandering ten goede geëffectueerd had; Laatftelyk, dat zy Heeren Gecommitteerden geïnfpecteerd hebbende de Werken by, en omtrent den nieuwen Ysfelmond met veel genoegen gezien hadden, dat de twee Kribben, in het voorleden jaar aangelegd tot dekking van den af brekenden Oever boven het Oostelyke Pakwerk, voornaamlyk de benedenfte, alleszins een g^nftig effect beloofden; dat ook de uitgewerkte Xxxx laag  < 358 ) laag aan het beneden-punt van feparatie tot op de Deklaage afgemaakt Was," en in zo verre aan het oogmerk beantwoorden zou, als gedeeltelyk hier door aan den nieuwen Ysfelmond eene meer fcheppende gedaante gegeeven wierd, voornaamlyk, wanneer tevens het boven-Punt, by de reparatie van hetzelve Werk, evenredig ingefneeden en ingekort wierd; dan dat, naar de gedachten van hun Heeren Gecommitteerden, hier mede nog niet all' gedaan vv s, waar door, volgens de uitdrukking van den Landmeter Beyerinck by zyn Rapport van den aa Augustus 1780 gebezigd, de invallende Stroom by eene hoogere Rivier gefacUiteerd zoude kunnen worden, ten welke einde bepaaldelyk door hem geprojecteerd, en ook op de laatfte Conferentie was gearrefteerd geworden het achter uitwerken van den Dwarsdyk in die form, zo als dezelve door gemelden Landmeeter was aangewezen; Dat zy Heeren Gecommitteerden noodeloos oordeelden zich thans fn eenige discusfie deezer materie in te laten, terwyl zy gelaat waaren zich te nfereeren tor de Misfive, welke van wegens de Heeren hunne Committenten1 aan Heeren Gecommitteerden van Gelderland den 17 October des voorleden jaars gefchreeven was, en voornaamlyk te infteeren op het geen by hetflot van dezelve Mi five ftaat vermeld, verwachtende, dat Heeren Gecommitteerden van Gelderl nd geene zwarigheid maaken zullen, aan deeze herhaalde iuftanüe te defereeren, te meer d.ar de zaak zelve, en wel onder de vereischte prrecautien, reeds op de Conferentien van den gepftsfeerden jaare was gearrefteerd en afgedaan geweest. No. 4. Tk Ondergefchreven Aanneemer der Werken in den voorleden jaare, door haar Edele Mogende aan den Miliingfchen Oever befteed (welke Werken op order van haar Edele Mogende zyn geftaakt geworden ) neeme aan , en verbinde my mits deezen, om het hout en arbeidsloonen, welke haar Edel Mog. zullen noodig hebben tot het maaken van zekere Werk n op de Pannerdenfche Wel, te leveren voor de Com van zes-en- dertig guldens ieder Vim, en dienvolgens zodanige Werken aldaar te zullen maaken als haar Ed. Mog., of wél derzelver Gecommitteerden zullen goedvinden, aan my te ordonneeren, my in het generaal fubmhteerende aan zodane Conditiën en Voorwaarden, als by het genoemde Beftek van het voorleden jaar ftaat uitgedrukt. Actum Arnhem den 17 July 1781. Was geteekent, W. Crynen, G Zoon, als Aanneemer. Onder ftond, Bekennen Wy Ondergefchreven ons in dezen, als Borgen en Principalen, in te laaten, en te conftitueeren, zulks doende hier mede, ten fine en tffecte als naar Rechten. Actum Arnhem den 17 July 1781. Was getekent, Deré Dekker. IV. K. Aerntz. No. S'  C 359 ) No. 5. 1 1 ■ poOO O-O ïn^i den 17 July. TS door de twee Provinciën Gelder\ land en Holland wegens de Herwen- fche en andere nieuw gearrefteerde Werken uitgeflaagen de fumma van vyfcig duizend guldens — — _ - - ƒ50000 b Ö Daar inne draagt | | Gelderland —- ƒ1121315 0 Holland * per cent ■ . 20000 o o Utrecht . 11651 5 o Overysfel , . 7135 0 0 . 50C00 o o De Quota van de Provincie van Overysfel word verdeelt tusfchen de drie eerstgemejde Provinciën , En daar inne draagt Gelderland 20991010 Holland f per cent » —— 2854 o o Utrecht —.— . 2i%i 9 6 7135 o o Dragende dus alnu in de bovenftaande j / / fomma van • 1 ■ ■ « 50000 o' o i - 1 ——— -v m Gelderland voor haar zelve — 11213 15 o In het Overysfels —— ■ 2099101a ■ -I I33I3 5IÓ Holland voor haar zelve | per cent — 20000 o o Het aandeel van Utrecht" 11651! 5 o\ In het Overysfels voor haar zelve f per cent • ■ 2854 o o! Voor de Quota van Utrecht 218 l| 9 6 — 1 36686I141 é Xxxx 2 3. B  C 360 ) S- B Memorie aan de Ed. Mog. Heeren Gecommitteerden tot het beneficeeren van den Neder-Rhyn en Ysfel, wegens de Provintien Gelderland , Holland en Westvriesland, betreffende het Werk aan den Mond van het Pannerdenfche Kanaal door M. Beyerinck en B. Verhey. Edele Mogende Heeren t Ï)e Ondergefchreven door Uw Edele Mogende gequalificeert, tot Opzienders en directie van het in het hoofd deezes gemelde Werk, hebben de eer Uw Edele Mogende met verfcbuldigde eerbied voor te dragen, namentlyk, dat zy op Dingsdag den 5 Maart 1.782 aan dit Werk komende bevonden hebben, dat het nieuwe Kanaal, uitermaaten, zelfs boven verwagtinge in capaciteit, zo wel in wydte, als in diepten, heefc toegenomen, zodanig, dat de volle Scheepsvaart daar dcor pasfeert, en dat de oude Geul langs de Ni' cohaswaard, door het verlengen van de Krib BB. (Kaart KK.) en de van boven komende Zanden, onbruikbaar voor de Scheepsvaart is geworden, enalsnu deeze oude Geul is aan te merken, als fchadelyk voor het verder verdiepen van het nieuwe Vaarwater, wegens de twee Stroomen, die malkanderen ontmoeten, daar by komende, dat by ieder hooge Rivier, Zandplaaten voor dit Gatfchieten, welke met een vallende Rivier door den Stroom het Kanaal intrekken, tot vermeerdering van het meenigvuldige Zand, dat daar reeds ten overvloeden in gevonden word, het welk door het toedarnmen van deeze oude Mond zal komen te cesfeeren; daarenboven is men bedugt, dat de oude Kop van de Nicolaaswaard, door de langduurige Maalliroora zoude ontzinken, het geen tot merkelyk nadeel zoude zyn, om het zelve met goed fucces te kunnen digc maaken. En alzo de Infpecteur Generaal C. Brunings in een Brief aan den tweeden Ondergetekenden het toedarnmen van de oude Geul, als een gefchikt middel voorfteld om het nieuwe Kanaal te verdiepen , en geen zwarigheid maakt, zo wy zulks op ons derfden neemen. Uit confideratie van alle het voorfz. hebben de Ondergetekenden gerefolveerd, ingevolge de Refo'utie van Uw Edele Mogende van den 14 July 178 r, tot het toedarnmen van het voornoemde Kanaal of influrpende Geul, in volle verwagtinge, dat alsdan het nieuwe Vaarwater verder in capaciteit en vermogen zal toeneemen. De Ondergefchreven vermeenen tot dus verre aan de hooggeëerde Order van Uw Edele Mog. te hebben voldaan, hebbende de eer om met eerbiedige hoogachting zich te ondertekenen, Edele Mogende Heeren, Pannerden Uw Edele Mogende dienstwillige den 14 Maart Dienaaren. 17^2. Was getekent, Marts. Beyerinck. Bastiaan Verhey. Ver-  C 361 ) 3. c. Verbaal van het Verhandelde in een Conferentie door de Heeren Gecommitteerden van de Provintie van Gelderland, en de Heeren Gecommitteerden van de Provincie van Holland en Westvriesland, op den 30 Augustus 1782. en eenige volgende dagen te zamen binnen de Stad Arnhem gehouden. Vrydag den 13 Augufty 1782. PRESENTEN. Uit Gelderland. De Heeren Borggraaf van Lyn.len, Heere van Hemmen. Burgemeefter Pieck. Rouwenoort, tot den Ulenpas, De Burgemeester l'erfteege. De Landdrost Bentinck. De Burgemeester G. Tulleken benevens J. in de JSetouw, Plegher en Brantfen, Secretansien. Uit Holland. De Heeren Van Valkenburg. en Changuyon. nevens Brunings, Inipefleur Generaal der Rivieren. Heeren Gecommitteerden van de twee bovengemelde Provinciën gister avond, de tyd met gemeen overleg daar toe beraamt, binnen de Stad Arnhem gekomen, en heden aldaar te zamen vergadert zynde, heeft Frans Godcrt van Lynden, Heer van Hemmen, Burggraaf, Richter en Dykgraaf des Ryks en Richter der Stad Nymegen, de aan weezende Leden voor der. zeker tydige en goedwillige comparitie, en onder betuiging, dat het hem tot een byzonder vergenoegen verftrekte hun Edele Mogende in zulk e«ne goede welftand alhier te mogen zien, bedankt, en vervolgens voorgedragen, dat de reden welke aanleiding tot deeze byeenkomst hadde gegeeven, voornamentlyk hier in was beftaandé: Dat, gelyk aan hun Edele Mogende was bekend, ingekomen was eene Refcriptie van de Heeren Gecommitteerden 's Lands van Utrecht, als mede eene voorloopige Relcriptie van de Heeren Gedeputeerde Staaten van Overysfel, op deezerzyds Misfive van den 20 July 1781, raakende de geprojecteerde fecureering des beneden - Spykfchen Oevers. Yyyy Dat  ( 3Ö2 > Dat by Misfice van de Gecommitteerden van Gelderland daar van kenniÖe gegeeven zynde aan Heeren Gecommitteerde Raaden van Holland en Weftvriesland, welgemelde Heeren Gecommitteerde Raaden omtrent den inhoud van evengenoemde Stukken by Misfive , gefchreven in 's Hage den 13 dezes, hadden bcgreepen, dat de maatregulen, welke nopens de zaak, daar in verhandelt, zouden dienen genomen te worden, best in eene te houden Conferentie zouden kunnen worden vaft gefteld, en het overzulks noodig en dienftig hadden gcoordeelt, dat de Heeren Gecommitteerden van holland en Weftvricsland, zo als zedert de laatfte jaaren was gefchied, wederom in conferentie kwamen te treden, met de Heeren Gecommitteerden van Gelderland, ten einde met eikanderen gezamentlyk te overleggen, niet alleen wat omtrent de voorfz. en andere zoortgelyke zaaken zoude behooren gedaan te worden, maar ook om de ftaat der boven-Rivieren, voor zo verre beide de Provinciën daar by waaren geinteresfeert, tot verdere volmaaktheid te brengen, te gelyk daar by voorflaande den dag van heden, om als dan de conferentien te beginnen en onafgebrooken te vervolgen, nadat de Heeren Hollandfche Gecommitteerden alvoorens hunne gewoone infpedie zouden genomen hebben van alle de Werken, welke zeden den jaare 1771 tot verbetering van de Rivieren waaren gemaakt. Dat ten gevolge van dien de dag ook op heden onderling daar toe bepaald zyr.de, hy Burggraaf mitsdien thans zoude verneemen, welke confideratien de refpective Leden daar omtrent waaren hebbende, en wat ten opzichte van de voorfz. Werken, gemeenfchappelyk aangelegd, als anders zoude vermeedat verder alnu gedaan zoude dienen te worden , niet twyfelende, of alle ds Leden in het generaal, en ieder in het byzonder zoude genegen en gereed zyn, met malkandcren te helpen beraamen zodane mefures, als men ter beneficeeringe der Rivieren , en ten einde het voorgeftelde oogmerk, waar toe die Werken waaren aangelegt, op de befte en bekwaamfte wyze zoude kunnen worden bereikt. Waar mede, na dat vooraf de Heer van Valkenburg, zo voor zich zelfs, als namens deszelfs mede Gecommitteerde de Heer Clmnguion bet voorgedra^ene van den Heere Burggraaf op het vriendeiykfte hadde beantwoord, totdebefoignes getteeöen zynde, hebben de Heeren Gecommitteerden van Holland en Weftvriesland ter Vergaderinge fchriftelyk gecommuniceert; Dat zy, cm met des te meerder vrucht de Conferentien met Heeren Gecommitteerden van Gelderland te kunnen entameeren, onlangs op den 27 Augufty en eenige volgende dagen, de infpectie der Werken, welken zedert den jaare 1771 ter verbetering der boven-Rivieren gemaakt waaren, by de gepafte Watershoogte van 6 voeten 5 duim Arnhemfche peil verrigt, en gelegenheid gehad hadden, derzelver gefteldheid met zo veel naauwkeurigheid, als eenigszins mooglyk was, na te gaan; dat zy Heeren Gecommitteerden geinformeert zynde, dat Heeren Gecommitteerden van Gelderland insgelyks, niet lange geleden , oculaire infpectie van dezelve Werken genomen , en daar en boven nog fchiiftelyk bericht dien aangaande van derzelver Landmeeter ontvangen hadden , uit dien hoofde noodeloos oordeelden, in  in eenig breedvoerig verflag omtrent derzelver bevindingen uit té weiden; dac zy echter, om in deeze niet af te gaan van de gewoonte , welke zints eenige jaaren plaats gehad heeft, ten eindé ten Verbaale te doen blyken, hoedanig zy Heeren Gecommiteerden den ftaat der boven-Rivieren, benevens derzelver Werken bevonden hadden, hadden gemeent der Vergaderinge een kort bericht van deeze hunne Infpectie te moeten mededeelen , en wel in de ecrfïè plaats ten aanzien der Riviere boven het Bylandfche Kanaal: Dat zy Hee.en Gecommitteerden hunne Infpectie begonnen hebbende met den ingeholden zuidelyken Oever tegen over de Stad Emmerik, voor zo verre* gelyk bekend is, deszelfs gefteldheid eenen aanmerkelyken invloed heeft op die der Spykfche Werken, meenden geobferveerd te hebben , dar de afneeming van dien Oever , waarfchynlyk door het effect der aldaar gelegde Kribben van Cleeffche zyde, grootelyks begint te cesfeeren, waar door dan ook zekerïyk de oveikaatzing van den Stroom naa den Spykfchen Oever zal moeten verminderen: terwyl de aldaar voor eenige jaaren gelegde Hooiden tot berging van de Schipbrugge» als nog in den zelfden ftaat zyn, en geen het minfte nadeelig effect, ten aanzien van de overzetting des Strooms, voor als nog, fchynen te prtefteeren; dat, wat aanbelangt den boven-Spykfchen Oever, de aldaar liggende Kribben, zo als uit voorgaande Rapporten confteert, alleszins aan het oogmerk voldaan hadden, dewyl, door middel van dezelven, de Stroom naa de Salmo rtfche zyde gedetermineerd, de Oever aldaar afgenomen, en daarentegen de Spyldche Oever en Werken grootdeels gedekt worden. Dat de tweede of benedenfte der gemeenfehappelyke Kribben, zo als ook de Dyk aldaar onlangs gerepareert was, het geen, volgens informatie, in het voorleden najaar, wegens gebrek aan hont, niethad^ de kunnen gefchieden; dat het punt van deeze benedenfte Krib in het aanftaande najaar verder diende gerepareert, gelyk ook voor de Spykfche Straat een eind, ter lengte van circa 25 roeden, nieuw opgemaakt te worden; en eindelyk dat, naar de gedachten van hun Heeren Gecommitteerden, het Bleeswerk op het eind van het boven-Spyk tot in den Bogt zoude behooren verlengt te worden, by aldien men onderftellen moet, dat het generale Plan tot ontzetting van het beneden-Spyk, zoals hetzelve reeds tuslèhen beide Provinciën en de Cleeffche Regeering is gearrefteert, en wel bepaaldelyk.de bovenfte der geprojecteerde Kribben in den aanftaanden Herfft niet werkftellig gemaakt zoude worden. Dat zy Heeren Gecommitteerden vervolgens den gemelden benedenSpykfchen Oever gcihfpecteert hebbende, deszelfs afneeming aan hun vry «eregeld voorgekomen was , bedragende zedert de meeting van Oftobcr 1779, van boven af gerekent, ra genoeg, s|', 4,4, 3 ed 6 Roeden; dat echter de daar en tegen evenrediglyk toeneemende Salmoortfche Zandwel aan de zuidzyde , den Stroom , hoe langs hoe meer, naa de Spykfche zyde dringt, waar door dezelve niet alleen ten aanzien van den boven-mond des bylandfchen Kanaals, maar ook met Yyyy 2 be-  c 364 ) betrekking tot den loop der Rivier in het algemeen , en de veiligheid van den beneden-Spykfohen Dyk in het byzonder, ten uitterften ongeregeld word , en in deeze ongeregeldheid fleeds toeneemen zal, vermits het niet te denkea is, dat de Oever beneden den ouden Rhynmond , of het zogenaamde Spitsbergen , zo fpoedig en in gelyke proportie afneemen zal, als zynde een gedeelte van den ouden , fterk beklonken Boterdyk : Weshalven zy Heeren Gecommitteerden, alhoewel oordeelende, dat men de finale Refcriptie der Heeren Gedeputeerde Staaten van Overyflel dien aangaande behoorde af te wagten, en mitsdien begrypende, dat het gearrefteerde Projeft ter beveiliging van dien Oever in deezen jaare waarfchynlyk niet ter uitvoer gebragt zoude kunnen worden, nogtans niet konden nalaaten by herhaaling te declareeren, dat zy de fpoedige uitvoering van het gemelde Project: confidereerden van het uitterfte belang te zyn, niet flechts voor den geregelden loop des Strooms , ten aanzien van den boven-mond des Bylandfchen Kanaals, maar ook voor de goede gefteldheid der Riviere in het algemeen en de veiligheid van den beneden - Spykfchen Dyk in het byzonder, die by aanhoudende infeharing des Oevers, eindelyk door den techtftreekfehen aanval der Rivieie omverre geworpen zynde, even zo min door een* Inlaagdyk vergoed zoude kunnen worden, als weleer de ondervinding omtrent de Herwenfche Dyken geleerd hadde. Dat zy Heeren Gecommitteerden vervolgens geinfpeóteerd hebbende den Rysberm, welke in 1780 ter lengte van zeftien en een derde roeden m de laagte van den ouden Rhynmond is gelegd geworden, als mede de Dyken ter wederzyden van denzelven Rysberm fwaar door thans de opening van den ouden Rhynmond. overeenkomftig de Conventie van den jaare 1771 gebragt is tot de wydte van omtrent 90 roeden) alstoen aan hun gebleeken was, dat de gemelde Rysberm, over wrens hoogte by de Conferentien van den voorleden jaare eenige aanmerkingen gevallen waaren, thans doorgaande zeer gezakt was, hebbende dezelve op de grootfte lengte, wel te verftaan, zonder de dorceerende aanfluitingen ter wederzyden te rekenen, gemiddeld de hoogte van 13 voet 6 en een vierde duim Arnhems peil: dat dezelve Rysberm , zo door het Ys en overvallend water, als door de paslage van Wagens van boven, zeer befchadigt zynde, zy Heeren Gecommitteerden van gedachten waaren, dat die in den aanftaanden Herfft met levendig hout behoorde gerepareerd te wordenzo als zy mede oordeelden , dat eenige afplasfingen aan den voet des nieuw gelegden Dyks , by de Tolhuizen, gevallen, hoe eerder hoe beter, behoorden herfteld te worden, op dat dezelven nog vóór den aanftaanden Winter behoorlyk zouden kunnen begroeven. Dat zy Heeren Gecommitteerden de Rivier al verder afzakkende een zeer gunftige verandering in de fituatie van de Lobitfche Zandwel bevonden hadden , voor zo verre deeze van boven afgenomen , en benedenwaarts zo verre in de Oude Whaal gefchoten was , dat 'er maar  ( $65 ) maar weinig aan de tocaale fluiting van deeze verlamde Rivier fcheen te ontbreeken, waar door nu het boven-punt van het Schephoofd des Bylandfchen Kanaals genoegzaam geheel ontzet is, en weinig of niets van den aanvallenden Stroom te lyden heeft; Voorts dat de Oever van Halderweide, volgens Refolutie op de Coi,ferentie des voorleden jaars genomen , ter lengte van omtrent 91 roeden , met Bleeswerk gefecureert zynde , aan hun Heeren Gecommitteerden het effect van dien duidelyk gebleeken was, zynde thans de ongedekte Oever beneden dit Bleeswerk aanmerkelyk, en wel in eene zeer gunftige richting voor den boven-Mond des Bylandfchen Kanaals, afgenomen , oordeelende zy Heeren Gecommitteerden , dat men de verdere afneeming van dien Oever provifioneel aan de natuur behoorde over te laaten, zonder voor als nog eenige verlenging van het voorfz. Bleeswerk te onderneemen. Belangende in de tweede plaats het Bylandfche Kanaal en deszelfs Werken, dat zy Heeren Gecommitteerden dit een en ander met oplettendheid bezichtigt hebbende , hun dienaangaande niets voorgekomen was , het geen voor als nog eenige hulpmiddelen of verbeteringen fcheen te vereifchen ; dat daar en boven de Landmeeters van beide Provintien, ingevolgen de Relolutie op de voorgaande Conferentien genomen , naar luid derzelver Rapport van den 8 July jongstleden, va/Ie Raayen bepaald hebbende , volgens welken zy de jaarlykfche afr.eming van den Noordelyken Oever zouden kunnen meeten, en daar van aan Haar Edele Mog. rapporteeren , men derhalven alle redenen van fiducie hadde, dat die Oever niet onregelmatig, of te verre zoude kunnen afbreeken , zonder dat daar in in tyds voorzien wierd; dat het echter aan bun Heeren Gecommitteerden was voorgekomen, dat even beneden het Schephoofd eene geringe lengte van omtrent 25 roeden, wederom met een ligt Bleeswerk behoorde gedekt te worden , ten . einde, zo veel mooglyk, de linie van directie te conferveeren, waar toe , zo als zy geïnformeerd waaren , de benoodigde quantiteit hout nog voorhanden is; Dat zy , in de derde plaats , het Riviervak tusfchen de Bylandfche en Pannerdenfche Kanaalen geïnfpecteei d hebbende , niet noodig oordeelden , daar van eene gedetailleerde beCchryving te geeven , zich dienaangaande refereerende tot de Kaart v welke onlangs door wederzydfche Landmeeters gemeeten, en aan Heeren Gecommitteerden van beide Provintien overgeleverd was , waar uit overvloedigjyk confteeren zou , welke gunftige veranderingen aldaar voorgevallen waaren, die allen onbetwiftbaar aan het effect der doorgraving van den Bylandfchen Waard en de verdere aldaar liggende Werken, moeften geattribueerd worden ; des men thans met alle fiducie voorzeggen konde, dat dit zo zeer verdorven Riviervak, eerlang, tot beneficie der Monden van Nederwhaal en Nederrhyn , geheel herfteld zoude zyn , by aldien , naamlyk , alles behoorlyk gade geflagen, en der natuure van tyd tot tyd te hulp gekomen wierd; waar omtrent zy, by voorraad, Zzzz moes.  ( 3Ö6 ) moesten reraarqueeren, dat de Oever van den Kiefwaard in het vervolg eene byzondere attentie fcheen te vorderen, ten einde in tyds te pra3<-enieeren, dat dezelve door den Stroom uit het Bylandfche Kanaal aangevallen wordende, hol infchaare, het welk gebeurende, zekerïyk wederom eene fchadelyke irregulariteit in den loop des Strooms te weeg brengen zou; Dat zy Heeren Gecommitteerden, ten vierden 9 de Monden van Nederwhaal en Pannerdenfche Kanaal bezichtigt hebbende, omtrent den eerstgemelden meenden te kunnen rapporteeren, dat dezelve zo wel door het nieuwe punt van feparatie, als door de regelmatige afneeming van den hoek des Miliingfchen Oevers, in die gunftige fituatie gebragt was, dat de fchadelyke Zandplaat, hoe langs hoe meer, afzakt en daadelyk opruimt, waar door niet alleen de Scheepvaart,maar ook de bovenfte Doornenburgfche Dyken grootelyks gebeneficeerd worden. En wat aanbelangt den nieuwen Mond van het Pannerdenfche Kanaal , dat zy Heeren Gecommitteerden met veel genoegen gezien hadden, dat de aldaar aangelegde Werken, voornaamlyk zedert de toedamming van den ouden Mond by den Kop van St. Nicolaas Waard, misfchien zelfs fpoediger, dan men verwachtte, het beloofde effect gepneffieerd hadden; dat, weliswaar, beneden in dien Mond op de hoogte der oude Kribben van 1749 zich nog eene vaste Zandplaat bevond; doch dat, naar hunne gedachten, een Werk van dien aert niet eensklaps tot volmaaktheid gebragt kunnende worden, men voor als nog behoorde af te wachten, welke veranderingen de natuur daar ter plaatfe zoude effectueeren, temeer, daar de nieuwe Mond, ondanks de gemelde ondiepte, in alle opzichten gezegt konde worden, vaarbaar te zyn ; dat eene meerdere verhoging der onlangs gemaakte ; toedamming, en wel bepaaldelyk tot de hoogte van 14 voeten peil, ' even a7s de Hoofddam of punt van feparatie, onbetwistbaar zeer dienftig geoordeeld moest worden, om de verdieping van den nieuwen Mond te bevorderen, nademaal by wasfehende Rivier, het Water over dien laagen Dam vallende, zekerïyk den capitalen Stroom vertraagen, en zinking van Zanden veroorzaaken zal; weshalven zy Heeren Gecommitteerden gemeent hadden, zodanige verhooging van den gemelden Dam tot r4 voeten peil, met de daar toe noodige verbreeding van den aanleg aan de Noord- of Kanaal, zyde te moeten proponeeren, ten einde dezelve, hoe eerder hoe beter, geëffectueerd worde. Dat wyders, naar de gedachten van hun Heeren Gecommitteerden, nog in deezen jaare een Kribbetje diende gelegd te worden boven de Krib, oP de Kaart getekent met C G, (Kaart L L.) fluitende aan den Hoofddam circa 15 roeden boven zeker Kar- of Losdammerje, en raayende ten naaftenby op den Boom by het Huis van den Jood Salomon, ter lengte van 40 a 50 roeden, of zo als zulks nader, onder de bewerking, zou Ie bevonden worden, wordende deeze Krib noodig geoordeeld, om den Stroom, die thans van de Noordzyde we-  C 367 ) wederom naa den Dam van fep,ratie ovemlt.eene betere leiding,tot wegfchuunngvande hter boven genoemde Plaat, ,e geeven, e n «Vensom de al te ftraffe directie van de Krihc, Cm gemoed tekomen! ge^k dan ook aan hun, by infpectie van den Oeverdes Pannerdenfchen Waards voorgekomen is,dat het „iet „ndienftig zy» zoude, wanneer de gemelde zandige Oever, ter plaatfe alwaar in den ,aare Jo een Bleeswerkgelegd ts, voor den aanftaanden Winter met een ligtBeflagwerk gedekt wierd. 6 J0"ÏZ Heere° Gecommit'^'den vervolgens het Pannerdenfche Kanaal doorgevaaren zynde.de Werken aan deOoatzyde.de vier Pro vin . oen concernerende, i„ een «echten en zeer ontramponeerden ftaat hadden"; ', Av ™ I" met S™°=^e informatie bekomen hadden, dat de 1Wby de Peppelgraaf, ten aanzien der vaarbaarheid , eenigszuis ftheen verbeterd te zyn Dat zy tvyders, in de vyfie plaats,den nieuwen Ysfelmond, bene- hebbende, bet hun voorgekomen waa, dat alle dezelve in goeden ftaat waaren, mtgezonderd alleen twee mfchaaringen binnen in den Mond voornaam yk die aan de Westzyde, welke misfchien noodig zon e ren «„ , f V" ™mni°' het bï ™*V Confe- 2 ' TWS Va" de" °ieUWen Vskk™i "V* was geZ f "* vanteberiunerfn, en*, vens te mfteeren dat by de reparatie van het Pakwerk aan denBoven: kop of regter Leldyk ™ aen „kuwen Ysfetaon4 ^ nood.g geoordeeld mogt worden, de Voorlinie van hetzelve Werk wat ,„ger„ed=„ en de Dwarsdyk aldaar achter uitgewerkt wLT ta d,e form zo als zulks op de Kaart van den Landmeeter Beyerinck" word, blykcnde uit het geverbalifeerde wegens de Conferentie-, v™ het v o,, Jen n ftato quo gelaaten is, vertrouwende als nu, dat Heeren Gecom nntteerden van Oberland geene verdere zwaari heid maaken zooTen om deeze bevoorens gearresteerde verbeteringen aan den nieuwen Ys felmond hoe eerder hoe beter, effect ,e doen forteeren; Laatftelyk dat zy Heeren Gecommitteerden niet konden nalaaten oer Rivier, de Neder-rhyn, even boven het Husfenfche Gat ,l waar wegens de onmatige wydte der Rivier en den todaf£ ken.' den Oever van de P,ey, zUlk eene uitge(lrefee dl00g4~ word dat 'er voor de Scheepvaart niet meer, dan eene zir fmalL en ondtepe Geul overig blyft. geevende derhalven in bedenlinftf H ren Gecommttt.erden van Gelderland niet zouden kunnen LI vmden, derzelver Landmeeter ,e qualificeeren en te gelastenf om Zzzz 2 r  ( 3^3 ) (met concurrentie, desnoods, van die van Cleeve in zodanige form als zulks geoordeeld zal worden nodig te zyn ) eene nauwkeurige meeting en peiling van het gemelde Riviervak te doen, en aan Heeren Gecommitteerden van beide Provintien over te leveren, ten einde dezelven daar omtrent naderhand zodanige maatregulen zouden kunnen neemen, als tot bevordering van wederzyds belangens in deezen vereischt zullen worden. Na welkers le&ure is hetzelve met dankzegginge voor die vriendelyke communicatie by de Heeren Gecommitteerden van Gelderland Copieiyk overgenomen, om zich daar over op morgen te expliceeren. De Heer van Hugenpoth van Aert, als generale Opzichter over de Werken op den Bylandfchen Waard, geëxhibeerd hebbende deszelfs Rapport en Memorie van Confideratien, betreffende de Werken in het nieuwe Kanaal aldaar, beneffens Specificatiën van zynen ontvangst en uitgaaf, mitsgaders de Declaratie van de vacatiën deswegens, giande van de 16 July des voorleeden jaars 1781, tot den 30 Augusty deezes jaars, re zamen, by dat Rapport gevoegt-, Is goedgevonden, voor zo veelde vooifz. Specificatiën betreft, dezelve te ftellen, gelyk geftelt worden by deezen, in handen der refpeaive Secretarisfen; En ten aanzien van de Confideratien aangaande de Werken in het Bylandfche Kanaal, in handen van den Infpefteiir Generaal Brunings en Landmeeter Beyerinck, om dit een en ander refpeaive te vifiteeren, examineeren en daar van alsdan rapport te doen. Op het geproponeerde ter Vergadering gedaan, hebben Haar Ed. Mog. goedgevonden de refpective Landmeeters der twee Provinciën te authorifeeren, zo als gefchied by deezen, om by dc aanftaande te doene peilingen der Rivieren, een Peilpaal in de Nederwhaal tc doen Hellen, op gclyken afftand als de Peilpaal in het Pannerdenfche Kanaal zich is bevindende, met last aan den Opziender van het voorfz. Kanaal, Ruth Otten, om zulks gefchied zynde, mede de peil aldaar van tyd tot tyd waat te neemen, en op het verfchil in den afloop en ftroom des Waters, zo na de Nederwhaal als Pannerdenfche Kanaal, exaételyk acht te geven, doende daar van fchriftelyk rapport. En zal ten dien einde Extraót deezes aan de Landmeeters refpective, mitsgaders aan Ruth Otten, worden ter hand gefteld om te ftrekken tot hun narigt, en zich daar na te reguleeren. In overweginge genomen zynde, dat het noodig en dienftig zoude wezen, dat de gewoone peilingen der Rivieren jaarlyks wierden gedaan op zodaane tyd, als de Landmeeters der twee Provinciën onderling zouden oordeelen daar toe het bekwaamde te zyn; Hebben Hun Ed. Mog. goedgevonden , dezelve te qualificeeren en te gelasten, gelyk gequalificeert en gelaft worden kracht deezes, om niet alleen alnu by de eerfte bekwame gelegenheid wederom, als in voorige jaaren, de gewoone peilingen der Rivieren te doen, maar ook om in het vervolg daar om-  C 3 69 ) omtrent onderling te concerteren, en die peilingen als dan jaarlyks te verrigten op zodanige tyd en itiviers hoogte, als onder eikanderen daar toe het befte éïi gevoegzaamfte zullen vinden. Zullende overzullp Extract deezes aan de gemelde Landmeeters worden medegedeelt, om zich daar na te reguleeren. Saturdag den 31 Jugufly 1782. Prtefenten als voren, uitgenomen den Heer van Rouwenoorth tot den Ulenpas. T AS ter Vergadering wederom voorgebragt en gelezen hec gerapporteerde Van de Heeren Gecommitteerden van Ho.'land en West vriesland op gisteren fchriftelyk gecommuniceert, en by de Heeren Gecommitteerden van Gelderland overgenomen; Waar op gedehbereert, en de wederzydfche confideratien dienaangaande gehoertert over en weder gediscutieert zynde, hebben haar Ed. Mog. eenpariglyk goedgevonden: L En wel met opzicht tot het eerfte Hoofdpoinct, concerneerende de Werken boven het .Bylandfche Kanaal, Dat voor eerst de punt van de tweede of benedenfte der gemeen, fchappelyke Kribben, in conformité van het geallegeerde rapport, in het aanftaande najaar zal worden gerepareerd, gelyk ook, dat voor dé Spykfche Straat een eind, ter lengte van circa 25 roeden, nieuw opgemaakt, en het Bleeswerk op het eind van het boven-Spyk tot in den Bogt verlengt zal worden; Dat ten tweeden, met betrekkinge tot het project ter beveiliging van den beneden-Spykfchen Oever, welkers fpoedige executie de Heeren Hollandfche Gecommitteerden confidereerden van hec uitterfte belang te zyn, de finaale Refcriptie van Ridderfchap en Steden, de Staten van Overysfel, of wel derzelver Heeren Gedeputeerden, zal" worden afgewagt. Dat aanbelangende het derde, namentlyk de befchadigde Rysberm, in 1780 in de laagte van den ouden Rhynmond gelegt,dezelve in den aanftaanden Herfst met levendig hout zal worden gerepareert, en dat de afplasfingen aan den voet van den nieuw gelegden Dyk by de Tolhuizen gevallen, ra behooren zullen herfteld worden, met dien verftande echter, ten aanzien van de Rysberm, dat dezelve niet hcoger dan op 13 voeten Arnhemfche peil zal worden gebragt, in conformité van de bekende Conventie van den jaare 1771. Dat voorts," betrekkelyk tot den Öever van Halderweide, het Schaar aldaar, thans ter lengte van 86 roeden met een enkelde Bleeslaag gedekt, naar inhoud van den voorflag van den Heer van Hugenpoth by zyn Rapport vervat, en de confideratien van den Infpecïeur Generaal Brunings en Landmeeter Beyerinck, met een tweede BleesAaaaa fa ig  C 37° ) iaagj Baard en Ruwaard zal voorzien ën verzekert worden: zullende hec leggen van voorfz. Werk door den Houtlegger Geurt Hendriks, onder het opzicht van gemelden Heer van Huaenpoth, als generale Opziender der Werken op den Bylandfchen Waard, gefchieden. tl. Nopens het tweede Hoofdpoinct ofte wel het Bylandfche Kanaal fen deszelfs Werken: Dat even beneden het Schephoofd, ten einde zo veel mogelyk de Linie van directie te corferveeren, eene lengte van omtrent 25 roeden met een ligt Bkeswerk van het zich nog aldaar bevindende hout, mede onder het opzicht van den Heer van Hugenpoth, zal werden gedekt. Mitsgaders dat, ingevolge hun Edele Mog. Refolutie van den 16 July 1781, en in conformité van het Rapport van den Heer van Hugenpoth en confideratien van den Infpecteur Generaal Brnning? en Landmeeter Beyerinck, tegens den herfst met groen houten paaien, met een Baard en Ruwaard, zal voltooit worden de Oever beneden het Huis bimmen ter lengte van ongeveer 2Ó3 roeden. iïl.IV. Met betrekkinge tot het derde en vierde Huofdpoint, belangende het Rivieivak tusfchen de Bylandfche en Pannerdenfche Kanaalen, mitsgaders de Monden van den Nederwhaal en Pannerdenfche Kanaal: Eerftelyk, dat, om de verdieping van den nieuwen Mond van het Kanaal te bevorderen, de onlangs gemaakte toedamming van den ouden Mond, by de Kop van de St. Nicolaas Waard, nog in dit jaar zal gebragt worden tot de hoogte van 14 voeten Arnhemfche peil, met de daar toe nodige verbreedinge van den aanleg aan de Noordof Kanaal-zyde, even als de Hooftdam of punt van feparatie; Ten tweeden, dat nog in deezen jaare een Kribbetje zal gelegt worden , boven de Krib op de Kaart (LL.) getekent met C C,, fluitende aan den Hoofddam circa iy ro:den boven zeker Kar- of Losdammetje, en raayende ten naaszenby op de Boom by het Huis van den Jood Salomon, ter lengte van 40 of 50 roeden, of zo als zulks nader, onder de bewerking, zal bevonden worden; En ten derden, dat de zandige Oever van den Pannerdenfchen Waard, ter plaatfe, alwaar in den jaare 1780 een Bleeswerk is gelegt , voor den aanftaanden Winter met een ligt Beflagwerk zal gedekt worden: zo en in dier voegen, als met meerdere by het Rapport der Heeren Hollandfche Gecommitteerden voorgeflagen is, en boven gedetalleert ftaat. V* Laatftelyk omtrent het vyfde Hoofpoint relatief tot den nieuwen Ysfelmond, benevens de Werken tot beneficie van dezelve aangelegt: Dat de twee infeharingen binnen den Mond aan de Westzyde met een ligt Beflagweik zullen worden gedekt. De Heeren Gecommitteerden van Holland en Westvriesland ter dezer occafie teffms geinfteert hebbende, dat by de reparatie van het Pakwerk aan den boven-Kop of regter Leidyk van den nieuwen Ysfel-  C 371 ) felmond, ingevalle dezelve noodig geoordeeld mogt worden, de Voorlinie van hetzelve Werk wat ingefneden, en de Dwarsdyk aldaar achter uit gewerkt werde, in die form en zo als zulks op de Kaart van den Landmeeter Beyerinck, behoorende tot zyn Rapport van den 22 Augufty 1780, word aangeweezen; is, na discufie der wederzydfche bedenkingen, goedgevonden, daar mede provifioneel te fuperfedeeren, onverminderd nogthans het geen dienaangaande by het Verbaal wegens de gehoudene Conferentien in den jaare 1780 en 1781 is vervat. Wyders hebben haar Edele Mog. goedgevonden de Landmeeters der beide Provintien te qualificeeren en te gelasten, gelyk gef-hëd by deezen, om by derzelver generale peilingen, eene nauwkeurige meeting en peiling te doen van het Riviervak even boven het Huisfcnfche Gat, alwaar, wegens de bovenmatige wydte der Rivier, en den nog fteeds afbrekende Oever van de Plsy, eene uitgeftrekte droogte gevonden word, doende daar van fchriftelyk Rapport, ten einde hetzelve gezien en gei'xamineert zynde, men alsdan daar omtrent zal kunnen delibereeren, en refolvceren, als men na bevind van zaaken zal vermeenen te behoren, met verdere last, om de Kaait van den Ysfel mede tot zo verre te extendeeren. En zal zo aan den Heer van Hugenpoth, als aan de refpectivé Landmeeters, een Extract van deeze gerefolveerde poincten, een ieder voor zo verre hem aangaat, ter hand gefteld worden, ten einde zich d~ar na te reguleeren. Op het geproponeerde ter Vergaderinge gedaan, hebben haat Edelé Mog. goedgevonden den Infpecteur Generaal Brunings en den Landmeeter Beyerinck te auctorifeeren, om met Willem Crynen Gradusz. over de leverancie van het nodige hout, zo als ook over het Arbeidsloon, by onderhandfche aanbefteedinge te ipreeken, en daar van tegens aanftaande Maandag veiüag te doen. Maandag den 1 September i?8è. P R JE S E N T als boven. De Infpecteur Generaal Brunings en Landmeeter Beyerinck ter Vergadering hebbende gerapporteert: dat, in gevolge en ter voldoeninge van Hunner Edele Mogende Refolutie van eergisteren, met Willem Crynen Graduszoon over het maaken van de gearrefteerde Werken by het vierde en vyfde poinct hier boven vermeld, hadden gefproken, en dat gemelde Willem Crynen had aangenomen het nodige hout tot die Werken, zo aan het Pannerdenfche Kanaal, als aan den Ysfelmond (de Arbeidsloonen, het aanvoeren van het Grind-Zand met den aankleeven van dien, en dus het verwerken daar onder begreépen) Aaa-aa 2 té  ( 372 ) t* zulten leevefén tegens drie en dertig guldens ieder Vim gerekent; zullende hoven dien voor zyne rekening neemen de nog ove ig geblevene Paaien ten getalle van 2582a ftuks; voorts te zullen leveren vyftig Vimmen Ryswaarden goed maat-hout aan het Pannerdenfche Kanaal by het Huis van den Opzichter Ruth Otten, tegens vyf en twintig guldens ieder Vim gerekend, Hebben Haar Edele Mogende, na gehoudene deliberatie, zich zulks laaten welgevallen, en mitsdien aan voornoemden Willem Crynen Graduszoon de leverende van het hout, en de Arbeidsloon, tot die voorfchreve werken wordende gerequireert, hefteed voor drie en dertig guldens de Vim; mitsgaders van vyftig Vimmen RysWaarden goei maat-hout, invoegen als boven vermeld, voor vyf en twintig guldens de Vim, breeder vervat by de Acte daar van door hem en zyne Borgen getekend, hier na fub No. t. bygevoegt. Haar EdeJe Mogende confidereerende, dat de reeds aangelegde Werken aan het Pannerdenfche Kanaal, en welke verders aldaar zullen worden aangelegt van dien aart zyn, dat dezelve eenen ainmerkelyken invloed op de monden, zo vaa de Ncderwaal, ah van het voornoemde Kanaal hebbende , en dat over zulks ten uketften noodig zoude weezen, dat daar op, als mede op de veranderingen aan den Kiefwaard voorvallende, behoorlyk wierde acht gegeeven, en met alle attentie gepast-, Hebben, na gehouden deliberatie, goedgevonden tot Opzichter van voorfchreven aangelegde Werken, en die aldaar nog verder aangelegt zouden mogen worden, aan te ftellen, gelyk daar toe aangeftelt word kracht deezes, de Perfoon van Ruth Otten, lastende over zulks denzelven, om zo Op de veranderingen aan den Kiefwaard voorvallende, als op de van tyd tot tyd aangelegde Werken, zo ras dezelve zullen zyn geperfefteert, nauwkeurig acht te geeven, en daar aan eenige defecten of verziakinge bevindende, daar van de prrefente Heeren Gecommitteerden ten fpoedigften rapport te doen, en inmiddels, in cas van de uiterfte noodzakelykheid, te procedeeren tot de nodige reparatien, en verders de ordres afwagtcn, met verdere last, om dagelyks de nieuw te ftellen peilpaal aan de Whaal, mitsgaders de peilpaal by zyn Huis ftaaude te obferveeren, en daar van refpectivelyk affchriften tc leveren aan de beide Provinciën, en zulks ten aanzien van die meerdere moeite op een jaarlyks douceur van een hondert guldens, of op een traftement te famen van twee hondert guldens, verfchyneride deri %6 July: alles nogthans op een proef, en tot dat anders in deezen zal zyt: gedisponeert. En zal hier van Extract aan gemelde Ruth Otten, tot ampliatie van zyne Inftructie, den 26 July 1779 gearrefteert, worden ter huid geftelt, om te iïrekken tot zynnarigt, en zich daar na exactelyk te icguleeren. Voorts hebben Hun Edele Mogende, ten einde aan het gunt voorfchrcven door gemelden Opzichter zoude kunnen worden voldaan, en de Rys.verken daar ter plaatfe, byaldien dezelve eenige fchade mogten komen te lyden , na behooren gerepareert, goedgevonden, dat vyftig Vimmen noodhóut by, of omtrent het Huis van voornoemden Opzichter aan het Pannerdeniche Kanaal zullen worden geplaatst en opgeftuikt. Op  C 373 ) Op het geproponeerde ter Vergaderinge gedaan, hebben Hun Edele Mogende goedgevonden, den Heer van Hugenpoth, als generale Opzichter van de Werken op den Bylandfchen Waard, te authorifeeren, gelyk geauthorifeert word hier mede, ora, gelyk in voorige jaaren is gefchied, wederom in •dit najaar het noodhout, ter quantiteit van vyf en twintig Vimmen, ten behoeve der Werken in het Kanaal aldaar, in te koopen: zullende mitsdien Extract deezes aan voornoemden Heer van Hugenpoth worden ter hand gefteld, om te ftrekken tot zyn narigt. De Opziender van het Pannerdenfche Kanaal, Ruth Otten, ter Vergaderinge binnen geftaan zynde, en namens den Rentmeester van het Huis Ber^h , gezegt hebbende, dat men voorneemens Was de Zanden, welke door het enclaveeren van den Sluitdam aan de Nicolaas - Waard, reeds aldaar veroorzaakt waaren, en verder mogten komen aan re wasfehen, in het aanftaande najaar re doen bepooten, of beftekken, met byvoeginge, dat hy als Pagter van de Nicolaas Waard gelast was, daar van kennisfe aan Hun Edele Mogende te geeven, en teftbns te verneemen, of Hun Edele Mogende ook ver i eenen mogten tot den aanwasch en bepooting aldaar regt te hebben, of hoe Hun Edele Mogende zulks anderszins mogten confidereeren, terwyl de vooifz. Rentmeefter oordeelde, dat het recht van alluvie aan het Huis Bergh, als den Nicolaas-Waard in eigendom bezittende, zoude competeeren .* En in aanmerkinge genomen zynde, dat eene zodanige bepootinge van de Zanden aan de Werken, ter beneficie van de Rivier-monden aldaar thans aangelegt, of verder aan te leggen, al nu of in 't vervolg van tyd zoude kunnen nadeelig zyn; Is goedgevonden en verftaan, dat aan den voorfchreven Opziender 'Ruth Otten voor antwoord zal worden toegevoegc: dat Haar Edele Mogende, om die en verfcheide andere redenen in overweginge zullen neemen, of en in hoe verre eene zodanige bepooting aan reeds aangelegde, en nog verder ald ar aan te leggen Werken, nadeelig, dan wel nuttig zoude kunnen zyn, en of in geval zulks van dienst en eenig belang geoordeelt mogte worden, Hun Edele Mogende die Zanden zelfs zullen laaten beftekken, dan niet, in die verwachting nogthans, dat,gelyk aan zyde van Hun Edele Mogende voor als nog niets in deeze zal worden ondernomen, zo ook insgelyks, van wegels het Muis Bergh, niets praDj'udieiabels zal worden geè'ntameert, 't geert .Hun Edele Mogende niet onverfchillig zouden kunnen aanzien, maar dat in tegendeel alles zal gelaaten worden in ftaat en in zyn geheel. In overweginge genomen zynde, dat de by het vierde en vyfde poinct gearrefteerde Werken, onder directie van bekwame Opzichters van wegens beide de Provinciën, behoorde te worden gemaakt; Hebben Haar Edele Mogende tot Opzienders by de aan te leggen Werken aan het Pannerdenfche Kanaal benoemd en aangefteld de Perfoonen van den Landmeeter Martinus Beyerinck en Baftiaan Verhey, en by derzelver refpective abfentien, Willem Beyerinck en Cornelis Verhey Baftiaanszoon ; en by de Werken aan den Ysfelmond de Perfoonen van Willem Beyerinck en Richter Gunther, aan welken mitsdien Extraccdezes zal worden mede gedeeld tot derzelver narigt. Bbbbb Is  C 374 ) Is ter Vergaderinge geleezen eene Memorie van den Heer van Hugenpoth} als generale Opziender der Werken aan het nieuwe Kanaal op den Bylandfchen Waard, houdende eerftelyk, dat hy in den jaare 1779 van den Rentmeefter van het Stift Bedler gekogt hebbende zo veel hout, als in de Ryswaard van het Stift te Kekerdom te fnyden bekwaam was, voor 23 guldens per Vim, en den Rentmeefter maar een gedeelte daar van afgelevert hebbende, hy het ontvangen hout ad .17 Vimmen en % bosfen niet betaald hadde; dat boven dien aan gemelden Rentmeester nog niet betaald waaren agt Vimmen en 5a bosfen Ryshout, door het \mpt Over-betu ,ve uit die zelve Ryswaard van het hout onder voorfchreve Koop begreepen, zonder kennis van hem generaal Opzichter, afgehaalt. Ten tweeden, dat hy aan de Schippers van Druten, DerkRegers enCispar Libiton, ter oorzake van mindere vragt, en wegens verzuim in hetfpoeJag tra. sporteeren van Ryswaarden hout met twee akens, hadde ingehouden 101 guldenen 14 ftuivers, van welke lom, om de daar by vermelde redenen,ten minHen 59 gulden zouden behooren te worden afgetrokken. En laatftelyk, dathy, betreffende het Ryshout, ter quantiteit van t8 Vimmen en 3 bosfen aan het Ampt Over -betuwe in de Winter van het jaar I779 tot l?^o, op verzoek in tyd van nood,van het noodhout by het nieuwe Kanaal geleent, tot nog toe geen restitutie of betaalinge konde bekomen, verzoekende om redenen by die Memorie met meerderen vervat, dat Hun Edele Mogende omtrent het een en ander hem derzelver Refolutie en noodige ordres zouden geheven te laaten toekomen; Waar op gedelibereerd zynde, is, ten aanzien van het eerfte, goedgevonden hem Heer van Hugenpoth te authorifeeren, gelyk gefchied by dezen, om hut eerftgemelde ontfangene hout te betaalen, en in zyn rekening in uitgave te ftellen, en het door het Ampt Over-Betuwe afgehaalde hout aan hem te laaten rembourferen, en dit vervolgens aan den Rentmeefter van het Stift Bedler over te tellen cn te voldoen. Met betrekkinge tot hec tweede, dat de fjm van 5p guldens wegens daggelden aan de Schippers Derk Regers en Casper Libkon van hunne reekening zal worden afgetrokken, en by vetweigering hy Heer van Hugenpoth dezelve zal mogen ftaan ten goeden regten. En eindelyk met relatie tot het laatfte, dat hy die van den Ampte Overbetouwe al nog zodanige inftantien zal doen, als tot bekoming van reftitutie of Voldoening, van de meefte vrugt en het gevoegzaamfte zal oordeelen en vermeenen te behooren. Dings*  < 375 * JDingsdag den 3 September 1782; PRESENTEN, als vooren. HMr Edele Mogende het gérefolveerde op glateren gaefumeert, en van malkanderen affcheri gnomen hebbende, zyn op dato ala boven geftheTden Onderftond, My praefent. Was getekent, H. JV. Brantfen. No. 1. Ik ondergefchreven Willem Crynen Graduszoon, neeme aan cm verbind* Z*£T- 7heCh0Ut . -^t aanvoer n van beg^pe fhTr 7, ^ to' duS 1161 verwerken onder begreepen) het welk hun Edele Mogende, de Heeren Gecommitteerden der ll enZZZ t erhnd Gn ^ * Mesland, zullen noodig ia ben tot hei: maaken van zekere Werken, zo aan het Pannerdenfche Ka *» ; r r Y^elniond'te jeveren v°°r * *» **« antwoorden; ten welken einde, even als in den voorleden jaare, een zekere quantiteit Noodhout diende in voorraad te zyn, om daar mede de dekking' van deezen Oever in maniere voorfz. ten allen tyde, wanneer, naamlyk, Weer en Watershoogte zulks gedoogen, te kunnen effectueeren: zo alsdan ook, naar onze gedachten, dezelve Opziener, Ruth Otten, behoorde gequalificeert en gelast te w /rden, om alle de gevallen gaten en verzinkingen,, zo in den Hoofddam, als aan de Kribben, op de Kaart (LL ) betekent met de, Letters C en E., als mede in het Bleeswerk G.,en in de verdere Pakwerken langs den Oever van Sr. Nicolaaswaard, voor zo verre dezelven met het Noodhout van het voorleden jaar niet reeds gerepareert mogten zyn, zo drar doenlyk, behoorlyk en naar vereisch van foortgelyke Werken, te doen repareeren: en dewyl het, onzes bedunkens, niet wel der moeide waard zal zyn, wegens deeze zo evengenoemde reparatien, gelyk ook het hier vooren geproponeerde kleine Bleeswerk, eene Befteeding aan te leg en; zo geeven wy U Edele Mog. wyders in bedenking, of U Edele Mog. niet zouden kunnen goedvinden, om, zo als in de laatstvoorgaande jaaren pefchied is, het daar toe noodige hout, mee de Arbeidsloonen, Grind en verdere Materiaalen, uit de hand te befteeden aan Willem Crynen Graduszoon, dewelke zich, zo slswy ganformeert z\n, van zyne voorige aangenomen Werken zeer wel ten genoegen van wederzyds Opzieners gekweten heeft; mts dezelve zich tevens verpligte, om voor Noodhout aan het Pannerdenfche Kanaal, by of omtrent het Huis van den Opziener Otten, te leveren vyftig a zestig Vimmen Ryswaarden goed Maathout, de Vim gerekend tot een' prys, geëvenreedigt naar dun, voor welken hy het hout, benoodigt tot de voorgemelde reparatien, zal aangenomen hebben. In de vierde plaatfe moeten wy U Edele Mog. verzoeken, op de gewoone wyze te willen effectueeren, dat de thans zeer befchad:gde Werken in het Pannerdenfche Kanaal, de vier Provinciën concerneerende, en wel bepaaldelyk de Deklaag van de bovenfte der twee oude Kribben, als mede de Ruwaart langs de twee en vyftig roeden Pakwerk, gelyk ook de a.influiting van een Zorgdyk van 1^49, in deezen jaare behoorlyk gerepareert worden? Eindelyk in de vyfde plaatfe, geeven Wy U Ed. Mog. in bedenking, of ook de Deklaagen der Kribben, by de Westvoortfche Schans, eenise reparatien zouden vereifchen: terwyl de overige Werken, by en omtrent den nieuwen Ysfelmond, uitgezondert misfchien eenige geringe afplafingen binnen den Mond, voor zo verre wy geïnformeert zyn, immers voor "als nog, geene verdere verbeteringen of reparatien fchynen te vorderen. Hier op dan Uwer Ed. Mog. refcriptie te gemoet ziende. Edele Mog Heeren, cjc. bevelen wy, etc. 's Hage 26. Sept. 1783. ' Gec< Raaden> etc# Edele  ( 379 ) Edele Mogende Heeren f 3, E. Wv hebben met den Bode, door U Edele Mog. afgezonden, U Ed. Mog. Misfive, in dato den 16 des afgeloopen maands September, welontvangen. Wy hebben by examinatie van dien bevonden, dat U Ed. Mog. daar by komen voor te (laan, en zelfs vermeenen, dat, in aanmerkinge van de grasfeerende Ziekten, het houden van de gewoone conferentien overliet Werk der Rivieren, voor dit jaar wel bekwamelyk zoude kunnen en behooren te worden ui-gefield; maar dat des onaangezien echter omtrent het repareeren van verfcheiden Defecten aan fommige Werken in het breede by die Misfive gedetailleert, noodzakelyk de vereischte voorzieninge gedaan zoude dienen te worden. Dit een en ander by ons in overweginge genomen zynde, zo vinden wy geen de minfte zwarigheid of bedenking, ons te conformeeren met den voorfhg, om voor dit jaar het houden van de voorfz. conferentien uit te ftellen, en die te relèrveeren tot het aanftaande jaar, door U Edele Mogende gedaan. Ook kunnen wy ens voegen met U Edele Mog. confideratien omtrent het repareeren van verfcheiden Defecten, zich aan de Werken, met meedere in U td. Mogende Misfive vermeld, bevindende; en hebben wy ten gevolge van dien in de eerfte plaats, betrekkelyk tot het Bylandfche Kanaal (zynde, volgens het Rapport van den Opziender Rut Otten, de Kribben op het Spyk reeds in ordre' gebragt, en tot het verzorgen van den ouden Rhyntóond, de v.O féhc aanftalt gemaakt) gefprsken met den Heer Hugenpoth van Aert, en aan denzelven een ExtrxtuitU Ed. Mogende Misfive totdat point relatief, ter hmd gefteld, welke dun ook aangenomen heeft, zich daar na te zullen gedr:gen. Ten anderen hebben wy, met opzicht tot den nieuwen Mond van het Pannerdenfche Kanaal met den amkleevan van dien, daar over den Landmeeter Beyerinck en voornoemden Opziender Otten mede mondeling onderhouden, en insgelyks aan dezelve een Extract uit U Edele Mogende Misfive overgegeeven, om te (trekken tot derzeLer narigt, en met last zich daar na te reguleeren. In de derde plaats hebben wy al verder over de leverancie en verwerken van het noodige hout met den aankleven van dien, gefproken met den voorigen Aanneemer Willem Crynen, Graduszoon, en met denzelven, onder voorbehoud van U Ed. Mog. approbatie, geconvenieert, de leverantie en verwerken met allen aankleeven van dien, en op denzelven voet, als by de voorige Aann?eming heeft plaats gehad , per Vim ter fomma van agt- entwintig guldens , en voor zo veel is betreffende het noodhout, voor twee en twintig guldens de Vim, zullende daar van door den Landmeeter Beyerinck ean fchriftelyk Contract gemaakt, en by den Aanneemer ondertekent worden. En laatftelyk hebben wy, ten reguarde van den nieuwen Ysfelmond, mus- Ccccc 2 ga-  ( 38o ) gaders de Werken in het Pannerdenfche Kanaal de vier Provinciën aangaande, den raeergemelden Landmeeter Beyerinck gelast, daarvan een prasalable op. neeminge te doen, en hetzelve by een fchriftelyk Rapport te vervatten, om alsdan met meerder zekerheid te kunnen oordeelen, wat 'er abfolut noodig zoude behooren gerepareert te worden, ten einde daar omtrent verders ordre te kunnen geeven. Waar mede wy vertrouwen, aan U Edele Mog, intentie te hebben vol' daan, moetende wy echter hier by alleen met een woord nog maar voegen, dat wy door den Adminiftrateur van Hamel zyn geïnformeert, dat hy niet alken in de Casfa der twee Provintien geen Penningen was hebbende, maar zelfs, volgens zyne opgemaakte Rekening, meer had uitgegeeven als ont* fangen een fomma van ƒ 3328-8 -15, geevende wy derhalven aan U Ed. Mog. in bedenkinge, of niet voor rekening der twee Provintien Gelderen Holland en Westvriesland, een uitflag van 40 a 50 duizend guldens zoude behooren gedaan te worden, waar omtrent wy U Edele Mog. goedvinden zullen te gemoed zien. In welkers afwachtinge, Edele Mogende Heeren, zullen wy deezen eindigen, en U Edele Mog. in Godes Heilige belcherrainge bevelen. Gefchreven te Arnhem den n October X783. Onder ftond, U Edele Mog. goede Vrienden. De Gecommitteerden tot het beneficeeren van den Neder-Rhyn en Ysfel, wegens de Provincie van Gelderland. Lager ftond, Ter ordonnantie van dezelve. Was geteekend, H. W. Brantfen. 3. F. Memorie en Verbaal van het gebeurde voor, en by het los gaan van het Ts in de Rivieren, boven, en beneden de nieuwe Whaal op den Bylandfchen Waard, in February en het begin van Maart dezes jaars 1784. Xn het Pannerdenfche Kanaal befpeurde men Dingsdag den 24 February dien eerften Wasch, en was het water als toen aan het Peil aldaar i 8 vt. 7duim» den 25 8— 10 den 2.6 10— 4 den 27 — 12— 9 den 28 's morgens drie uuren —- — — 14 — 4 -— dito 's morgens agt uu- WoenS'  ( 38i ) Woensdag, den 25, liep 'er een Keel of Geul in het Ys tegens het Huis van Hendrik ïillman te Pannerden , welke zich op Donderdag verlengde van de onderfte Kribbe boven de agt en twintig roeden, tot aan het einde van de twee en vyftigfte; en Vrydag van de bovenfte of vierde Kribbe, boven in den Mond van het Kanaal, tot tegens het Veerhuis van de Weduwe Dorman , ter breedte van de helfte van de Rivier ; 's avonds ten tien uur roerde zich het Ys in het Pannerdenfche Kanaal, voor de eerftemaal, geduurende | uur, do.* blèef vervolgens zitten tot Zaturdag 'snagts te drie uur, wanneer het wederom begon te kruijen | uur lang, zoo dat men van boven van de Kop van Krib 13. tot ten minden aan den Peppel graaf klaar Water zag; 'echter had zich op Krib B. een meenigte Ys hoog op malkander gefchoven , zo als mede te Millingen tegens de benedenfte Steen Oven , en beneden op het einde van het Bleeswerk aldaar , terwyl zich liet Ys in de Wha:l mede had geroert, en, na oogmerk, tegens den HorUmberg wederom vasrgeftoken. Aan de Lobithfche Tolkamer had zich "het Ys 's nachts te drie uuren , van den 27 op den 28 February , eenigzins geroert, ftaande het Water aldaar op ftstien voet Peil , gelyk hec zich den 28 February, 'snamiddags ten drie uuren, wederom roerde, en eindelyk 'savonds ten zes uur aldaar, met een Pdl van zeventien voeten, losging met een zwaaren aandrang van boven ; het Water liep toen langs hoe meer op , zoo dat den 's Gravenweerdfchen Dam, welke op achtien voeten aan het Peil legt, geheel overftroomdc, cn het Water na middernagt tegens den nieuwen Boterdyk aan de Whaalzyde by het Dorp Lobith, op circa twee en twintig voet Peil ftond; 'smorgens, den 29 February, was het Water aldaar, zo als mede te Herwen tegens den nieuwen In. laagdyk, wederom 1A a voet gevallen (te Herwen ftond de Rivier tegens den wemelden nieuwen Dyk, op den 28 February 's namiddags ten drie Uur op veertien voet, en was dien volgenden na^t, tusfchen twaalf en tdn uur, tot op drie en twintig voet Peil gehoogt): na den gemelden val der Rivier van middern?gt tot 's morgens c'rca negen a tien uuren, begon deiel ve wederom zodanig op teloopen, dat het Water, 's namiddags circa één uur, tot cp vier en twintig voet ftond, en de Boterdyk neffens den verfwaarden Hcrwenfchendyk en nieuwe Inlaagdyken aldaar , op verfcheiden Plaatfen overliepen ; waar door dan ook op dezelve tyd het Ys in de oude Whaal tegens 's Gravenwaard en Herwen zo hevig wierd aangedrongen , dat de blanke Ys - fchol agter de Lobitfche Ryswaard na 's Gravenwaard over ftiet, en het Huis van Jan Raaos zwaar befchadigde , en voorts het Huis cn Schuur van P. Rymers , voormaals door van Berg bewoont, ten eenemaal ter neder wierp , hebbende de Inwoonders , nog naauwlyks haar leeven op het ingeftorte Dak gered, dog over de twintig ftuks Vee, verlooren: hierop ftak het Ys tegens Herwen, voornamentlyk, tegens het Huls van Arend Bly, daar de nieuwe Herwenfche Inlaagdyk begint, en circa twee hondert vyftig roeden lager tegens het Huis van Jacob Wemmers , tot boven op de Kroon van den Dyk ; dog gelukkig deed het aldaar geen verder effect, en heeft dus de hoogte van de zen Dyk de Inwoonders in Herwen en Aardt, aan deezen Dyk en d?ar tegen over geleegen , van een vreeslyke verwoesting gered. Die Ddddd zei-  ( 3*2 ) 'zelve Ys-drang deed daar en tegen een droeviger uirwerking buiten Dyks j iri het gedeelte van Herwen tusfchen den nieuwen en den ouden geiibandonneerden Dyk geleegen, alwaar een blanke Ys-fchol van de oude Whaal indrong, en twee Huizen, namentlyk van J. Rademaker en Even Roelofs, het eerfte geheel Wegvoerde en verbryfelde , en het andere ter neder wierp , terwyl tellens een andere blanke Schol, beneden uit de oude Whaal, door den zydüngfehen ftroom van den uitloop der nieuwe Whaal (vermits de Rivier als toen Viin Hulliuifen af > zo als ook het Panncrdenfche Kanaal, tot even beneden den ui loop der nieuwe Whaal geftopt Was) de overige Huizen en Steen-Oven aan dén ouden geabahdonneerden Dyk gelegen , zwaar befchadigde , zynde echter in deezen Diftrict, geen Menfchen, maar eenig Vee verdronken. Geduurende deeze omftandigheden , op voornoemde Zondag den 29 February, ftroomde de Rivier zo fterk tusfchen de Huizen te Spil bergen aan de rolkamer , dat het tweede Huis, van de Rivier af gereckeii i, behoorende aan Willem Prenger, door het Ys wierd omver geftocen, en den ouden Rhyn af weggevoerd , dewyl de ftrcom zich aldaar voor het grootfte gedeelte langs den Boterdyk , voor het Huis van F. van den Bergh , na den ouden Rhyn draaide ook wierd het daar naast ftaande Huis , van H. van de Sand zwaar bef.lvadigd , en verdronk daar in eenig Vee. In deezen nood begon het Water 's namiddags tusfchen twee en drie uuren fterk te vallen , Waar op men vernam, dat de Dyk in de Duffelt was doorgebroken. De bovenfte doorbraak aldaar begint even beneden het Huis vart den Vterman aan het Vosfegat, waar door het Huïs van Karei Hendriks en verfcheide andere Huizen weggefpöelt, en zeven menfchen, als mede een groot getal Vee verdronken is; vervolgens tegens Hallerweide enlaager, zytl onder Keken, nog twee doorbraaken, onder Bimmen daaraanvolgende, twee, en in Millingen tot aan de Moolcn , vyf, welke tien Dykbraken alle op den 29 February , voormiddags tusfchen elf en twaalf uur , zyn voorgevallen, zynde het overige van dien Dyk in deezen District, in de binnendosfeering geheel, en op de Kruin tendeele verhopen, en de doorbraak zodanig gefteld, dat het herftel van deezen Dyk zeer bezwaarlyk zal zyn. Het Ys in de oude Whaal, tegens HerWen , had zich op gemelde 29 February zodanig toegevoert, en op malkander geftopt j dat het tot öp den bodem der Rivier fcheen vast te zitten; dog is eindeVyk op den 7 Maait met de opening van het Pannerdenfche Kanaal afgedreeven. De oude Herwenfche en Pannerdenfche Whaaldyk ftroomde 's nachts , van den 28. en op den 29 Febrüary , geheel over, en te Pannerden öntftond een Doorbraak , even beneden de Molen , waar door twee Hulzen zyn verloopen, het eene van den Kribbaas Geurd Hendriks, en het andere van derl Kribbaas Dirk Albers , en verfcheide andere befchadigt: de opening is circi dertig roeden lang , en de diepte heeft men met een boom van drie en dertig Voet noch niet kunnen afpeilen j z^nde daar en boven binnen en buiten den Doorbraak een oude Waayftrang : door welken overloop en doorbraak de binnenpolder van Pannerden , Aardt eh HerWen zeer hoog geïnundeert was, zo dat het Water byna over den geheelen Rhyndyk deezer drie Dorpen, na den ouden Rhyn, ftroomde, en in den Pannerdenfchen zogenaamden Deukerdyk, aan  C 3*3 > aan den ouden Rhynkant, by het Huis van Helmigs, mede een Doorbrak veroorzaakte, lang tienróeden, doch van weinig diepte. Op meergemelde Zondag, den t» February 'smidda,.s, was het Wartraan den ouden Rhynkant, by het Dorp Lobith , tegens den nieuwen Boterdyk gereezen tot op ruim 19I- voet, wanneer het namiddag wederom! voer daalde, doch kort daar op andermaal aan het wasfen raakte , het welk door den Dyk^ braak op het Spyk, dien zeiven namiddag voorgevallen , veroorzaakt wierd Deze Doorbraak , ter lengte van circa zestig roeden , begint een geheele ftrcek onder het Huis van Hagen , en eindigt een einde weegs bóven den hoek, alwaar de Inlaagdyk begint; en volgens de peiling van den Cleeffchert Opziener op den 12 Maart gedaan was in de opening , tot circa veertigroeden na bmnensdyks, met een boom van vyf en dertig voet geen grond gevonden ; ook waren door denzelven drie Verzinkingen in het Pakwerk bevonden, als eene tegens het Huis van Hagen, en twee beneden den Doorbraak, oP den hoek, daar de nieuwe Inlaagdyk tegint; en was de geheele Dyk van daar af, tot boven tegens het Huis van Bekker of bënedenllè Kribbe, zwaar beicbadigt en afgeloopen. Het zoude zeer te wenfehen zyn voor de Nedei-Rhyn en Ysfel, dat het Water eene fpoedigé nood-bcringing van den Spykfchen Doorbrak , mogt foehaten De wafcii van het Water öp den ouden Rhyn by het Dorp Lobith, zö als vooren, Continueerde langzaam tot op Maandag den 1 Maart, 's avonds te agt uuren, en op den ouden Rhyn, tegens Aardt, tot zèveu uuren, tfaakte. het zelve te Lobith op ruim twintig, en te Aardt over vier en twintig voet, wanneer het begon te vallen, waar van vier Dykbraaken ih het Ampt Lymers, de bovenfte J uur beneden oud Zevenaar , en de overige in een diftantie van l Uur benedenwaards, op Maandag even namiddag voorgevallen, de oorzaak waren, welk ongeluk die naburen overgekomen, de Ingezetenen van Herwen en Aardt en Pannerden uit een groote nood redde. Want vermits de Rhyndyken aldaar, op gemelde 1 Maart, vah den ouden Rhynkant na binnen , twee a drie voeten hoog överftroomden, zoude, by langer aanhouden , het Vee befwaar/yfc in her leven gehouden zyn , zynde ondertusfehen de Levensmiddelen voor Menfchen en Vee, voor het grootfte gedeelte, bedorven. De val van het Water, op den öudeh Rhyn by het Dorp Lobith, was óp Woensdag , den 3 Klaart, nóg maar dertien duim, wanneer het tegens Aardt reeds drie a vier voet gevallen was, en de Rhyndyken wederom bloot waren; aan de Whaalzyde tegens Lobith was het Water op voorfz. 3 Maart circa vier voet lager, en ftond dus nog op circa twintig voet Arnhems Peil; ondertusfehen bleeven de geflopte Rhyn- en Whaalmonden , nog vast zitten , zö dat 'er 'sanderendaags, tegens het Huis van de Wed. Tysfen beneden de Sterrefchans, rog menfchen over het Ys, in de Whaal zyn gegaan. Op Donderdag den 4 Maart was het Water aan den Boterdyk , tegens het Dorp Lobith, zo wel aan de Rhyn- als Whaalzyde, | voet gevallen. Op Vrydag den 5 Maart, wederom aldaar gevallen , zo wel aan Rhyn- a!s; Whaalkant, vyf duim, en ftond als toen nog aan de Whaalkant op negentien, en aan den Rhynkant te Lobith , op agttien voet, te Aardt echter maar op zeventien voet Peil. Vdddd d Öp  ( 3^4 > Op Zaturdag den 6 Maart, was de val te Lobith aan de Whaalzyde, 7é duim, en aan den ouden Rhynkant zes duim. üen 7 Maart was het Water'op de Whaal tegens Herwen c§ voet, en in den ouden Rhyn tegens Lobith elf duim gevallen. Den 8 Maart was de val op de Whaal één voet, en op den ouden Rhyn elf duim. Den 9 Maart was de val circa als vooren, en continueerde vervolgens langzaam. Den 6 Maart, 's namiddags één uur, roerde zich het Ys in de Whaal van het Huis van Jan Brants af, tot even boven Hulhuifen , J uur zigtbaar : zo als mede, 's namiddags vyf en zes uuren, eenigszins in het Pannerdenfche Kanaal. Die zelve avond , te negen uuren, ging het Ys op de Whaal, ter voornoemde Plaatfe, gelukkig weg, blyvende even beneden Kribbe B. op de Middel-wel een groot gedeelte Ys , tot 's Maandags 's avonds den 8. Maart, zitten. Zondag den 7 Maart, 'smorgens te agt uuren, is het Pannerdenfche Kanaal gelukkig van het Ys gezuiverd geworden, met een Peil van ruim zeventien voet Arnhems, en zedert die tyd , in fpecie Dingsdag den 9. Maart, is 'er nog een weinig Ys in de Whaal en Rhyn afgegaan. Cjp Zondag den 14 Maart was het Water te Pannerden nog circa 14$ voet aan het Peil, en binnen in de Polder veertien voet tien duim. De oude Rhyn en Whaaldyken in Herwen, Aardt en Pannerden zyn, door den fterken overloop , zeer befchadigt, en dus ook de Griend, die in Herwen reeds voor een gedeelte , en in Pannerden geheel in voorleden jaar daar op gebragt was, meest afgefpoelt. t De nieuwe Inlaagdyk te Herwen, is mede in zyn buiten dosfeering en op de kruin, door het fchuuren van het Ys, eei igzins befchadigt. De Ryswerken in het Bylandfche Kanaal, hebben, zo als tot nog toe fchynt, behalven de Rouweerden, weinig geleden. De Leidam aan de Zuidzyde , beneden het Huis Bimmen , is zeer befchadigt, en tekens de fcheiding van hetBimmenfche en hetMvlmgCcbe Territoir, alwaar eenDykbraak is, is gezeiden Leidam, ter lengte van circa veertig roeden verlopen. De D m agter het Waardsmans Huis, op den Bylandfchen Waard door de groote Geul gelegen , is mede eenigzins verlopen, en door de Ysfchollen afgefchuurd. Betreffende nu de Dykbraaken bovenwaards , vertrouwd men, met genoegzaame zekerheid onderrigt te zyn, dat aan de Oostzyde des Rhyns van Wezel tot aan het Spyk, nog drie Doorbraaken zyn , als één aan de Roos, en één te Bislik by Wezel, als mede één tegen Haffen, een uur boven Re- s: voorts aan de Westzyde één te Buderhc by Wezel, één te Calcar, en twee by Smithuifen tegen Cleeve. In de Overbetuwe zyn vier Dykbraken, namentlyk, één op het einde van Gend, larg tien roeden, twee in Halderen, de eene lang twintig, en de andere dertig roeden ; en één tusfchen Bemmel en de Bemmelfche Sluize, lang vyftig roeden ; behalven nog twee Doorbraaken in de Neder-Betuwe , onder Oghten. In  C 385 ) In Gend zyn vyf en twintig ftuk Vee verdronken, en Halderen is geheel gernïneert; zynde aldaar zes Huizen weggedreeven met al het Huisraad , behalven nog twee Huizen, daar de Schoorfteenen maar alleen van gebleven zyn, en is het Land in die Buurfchap byna geheel zeer hoog bezand, doch geen Menfchen of Vee aldaar verdronken; gelyk men mede niet verneemt, dat 'er verders in de Betuwe Huizen verdreven, of meer menfchen verdronken zyn, als agt Perfoonen, door het omflaan of verzinken van een Aak met Levensmiddelen voor die noodlydende ; maar wel dat 'er eenige Beesten zyn verdronken. De Waterwerken aan den Hortenberg zyn , zo veel als men tot nog toe weet, in goeden ftaat, zonder verzinkingen ; de Rhynkant der Betuwe is zonder Dykbraaken. Ip het Ampt tusfchen Maas en Whaal zyn tegen Doorbraaken aan de Whaal, en vier aan de Maas. Aerdt den 19 Maart 1784. Was geteekent, G. F. van Hugenpoth, tot Aerdt. 3. G. Rapport wegens eene gedaane locale Infptclie, Opmeeting en Peiling van den doergebrooken Spykfchen I)yk\ mitsgaders Confideratien dien aangaande ; En ProjeSl tot herftelling van den zeiven, door den Heer L fpeeteur Bach , wegens de h:og!offelykè Cleeffche Kamer; den Landmeter IV. Beyerinck wegens de Provincie Gelderland; den Landmeeter Hendrik van Straalen , wegens de Provincie Holland, en den ïiykmeefler K. Goudriaan , wegens de Provinch Utrecht, op den 11 deezes maands Mey geformeerd , cn aan die Edele Mogende Heeren Gecommitteerden wegens de vier Provinciën , Gelderland , Holland , Utrecht en Overysfel geëxhihèerU Edele Mogende Heeren, N a dat de Ondergetekenden met alle vereifchte nauwkeurigheid, de fituatie van deezen Doorbraak hadden opgenomen, en de dieptens in de gefcheurde Wiel gepeilt, hebben zy dit een en ander bevonden als op de Kaart (MM.) aangewezen word, waar aan zy zich, omtrent de befchry-ving van deezen Doorbraak, met alle verfchuldigde eerbied refereeren. Eeeee Uit  c m ) Uit gemelde Kaart blykt, Edele Mog. Heeren, dat de Doorbraak in den Dyk , een lengte heeft van 84 roeden , zynde binnenwaards een Wiel ge. fchuurt, ter lengte van 1 10 roeden, met die dieptens , als op gemelde Kaart ftaan genoteert; Verder hebben zy bevonden , dat de Dyk beneden deze Doorbraak tot aan het punt van den beneden-Spykfchen Dyk, en de Pak werken voor den zeiven , zeer veel hebben geleeden ; als zynde de buiten Dorceering van dit eind Dyks ze.:r ontramponeert, en door de zwaare Ysgangen befchadigt: in het byzonder van A tot B. ter lengte van 21 roeden , ook het Pakwerk van B tot C , ter lengte van 25 roeden , verzonken , zolanig , dat zich in de voorlinie van het Werk een gemiddelde diepte van 16 voeten bevind. Den ondergetekenden is, ten dezen opzigte 'na dat alvorens al hetgeen tot de herftelling dezer Doorbraak vereifcht wierd, onderzont hadden) voorgekomen : Dat het leggen van den nieuwen Dyk , op drie ondeiflheidene wyzen, gevoeglyk zoude kunnen gefchieden, als: I. Door de Doorbraak, op de oude plaats, in een regte lyn; s. Door het vervolgen van het bovenile gedeelte Dyks; En 3. Binnen ora de gefdieurde Wiel. Wat het eerfte aanbelangt, zo zoude de Dvk op de oude plaats in de Doorbraak komende te leggen , aldus dienen gemaakt te worden , dat een Berm agter den Dyk , op de hoogte van het wederzydfche Maailand , ter breedte van 18 voeten, met een genoegzaame Dorceering wierde gewerkt, als wanneer , zonder een Rysberm , zoude kunnen volftaan, dewyl de dieptens in de Kolk of Wiel opdraagende zyn, waar toe aan Specie nodig is 15216 Schagten. Volgens het tweede Project moet de nieuwe Dyk zyn aanvang nemen aanhet boveneinde van den doorgebroken Dyk, van daar in een regte lyn fthieten door de Kolk of Wiel ter lengte van 51 roeden , en verder al mede in dezelfde /trekking nog een lengte van 70 roeden over het bezande Bouwland , tot aan het dwars einde Dyks. Ook zoude dan mede een gelyke Berm, als voren is befchrceven, langs den Dyk, voor zo verre die door de Kolk kwam te leggen, dienen gewerkt te worden , en na buiten tot aan het Ryswerk aangevuld, tot welk alles nodig is circa 274^3 Schaften Specie. En eindelyk volgens het 3. Project zoude de nieuwe Dyk gehei 1 binnen om de gefcheurde Wiel aangelegd kunnen worden , in die form en ftrekking als op de Kaart, door de roode Lynen onder de Letters D E F. word aa gewezen : als wanneer dezelve een lengte van 239 roeden bekomt, en waar toe zouden moeten verwerkt worden circa 12Ö80 Schaften Specie. Uit welke middelen van herftelling de Ondergetekenden gefunentlyk, na alles, wat daar omtrent in confideratie kan komen, overwogen te hebben, het derde of laatfte vermeenen te moeten prtefereeren: Dat namentlyk deeze Dykbreuk best te herftellen zoude zyn door den Inlaagdyk , op de Kaart D E F. getekent. Want, in gevolge het eerfte Project, blyft de Nieuwendyk een Schaar- dyk.  C 387 ) dyk, en dus in het algemeen geëxponeert aan hst gevaar van Doorbraak} waar aan zulke Dyken onbetwistbaar boven anderen zyn bloot gefteld. Maar nog boven dien is het klaar uit de tegenwoordige werking der Rivier op te maaken , dat de uitftekende lioekdyk van A tot F heviger, ais voormaals door den Stroom zal worden geatt&keerd ; wanneer het beftaan van dezen Dyk, als dan alleen zoude afhangen van de voorleggende Ryswerken, welken, na mate van de meerdere attacque des Strooms, in meerder gevaar van verzinkingen zouden geraaken, en dus dit gedeelte Dyks aan geduurige gevaar van Doorbraak zoude onderhevig worden: cn offchoon de Ryswerken, zoveel mooglyk, wi rden verfterkt, heeft echter de ervaaring by veele voorvallen geleerd, in welk gevaar de Schaardyken dikwyls zyn, en welke kosten men in tyd van nood tot fecureering heeft moeten aanwenden. Daar nu, zonder geen meerder, ja zelfs aanmerkelyke mindere koffen , dit gedeelte Dyks tot Landdyk kan gebragt worden, en dus bevryd blyven van de Inconvenienten der Schaardyken; zo is, na der Ondergetekenden gedagten, in deeze de Jnlaage, onder de Letters D E F, en door de roode lynen op de Kaart aangeweezen, te verkiezen: want door de IrJaage, vo'gers het tweede Project, word het voorgemelde oogmerk zoo voikomen niet bereikt, en zoude ook aanmerkelyk hooger in koffen loopen. De Ondergetekenden hebben dan de eer, Uw Ed. Mog., met veifchulde eerbied, omtrent de herftelling van deeze Doorbraak voor te draagen: Dat de nieuwe Dyk, in gevolge het derde opgegeven Project, diende aangelegt te worden, gaarde als dan 52 roeden boven de Doorbraak van den ouden Dyk in een regte lyn voort, langs de Kolk of Wiel, ter lengte van 168 roeden, vervolgens van daar zwaayende op den Bogt in den beneden- Spykfchen Dyk ter lengte van 71 roeden-, en dat verders de ontranrponeerde Ryswerken, welke zich voor het afgefneedene gedeelte des Dyks bevinden, in een behoorlyk e Raat behoorden te worden heifteld, en met die zelfde ernR en zorgvuldigheid onderhouden, als of de Dyk nog werkelyk kort agter dezelve was gelegen. Want het zoude zeer gevsatlyk zyn , indien deeze Ryswerken door den" Stroom wierden afgefneden, en dat de Rivier zich tusfchen dien Oever en de Ryswerken bepaalde ; zo zoude de tegens overleggende Salmoordfche Zand. plaat gelegenheid tot meerderen aanwas worden gegeven, en alzoo, niet alleen den Oever voor den nieuwen Dyk doen ruimen, maar ook het beneden Spykfche Voorland verloor en gaan, bet welk alles voor de Rivier en directie der Stroom niet anders, dan van nadeelige gevolgen kan geconfidereert worden. Ook vermeenen de Ondergetekenden, dat het afgefneden dwars eind Dyks D A. in het geheel zal moeten blyven zitten, en dat de Dyk langs de Rivier, van A. tot F. , op de hoogte van 16 voeten Arnhems peil behoord te worden afgeflegt, in die fotm nochtans, dat aan den Oever, langs deeze Werken, een flauwe dosfeering , al was het zelfs van 8 voeten op de voet, wierde gegeven, en de, aan de binnen zyde van deeze nog blyvende hoogte, vier voet op de voet. Eeeee 2 Ook  ( 3§3 ) Ook dat de overfchietende Aarde worde geftort binnen tegens de van agter uitge'reevene en losgemaakte Ryswerken, doch niet eerder voor dat dit Ryswerk van binnen behoorlyk met Ryshout is verfterkt- De Ondergefchreeven zyn vervolgens nog van begrip , dat de aanleg van den geproponeerden Inlaagdyk aldus behoord te gefchieden , dat dezelve in zyn oppervlakte een voet boven den afgefneden Dwarsdyk komt te leggen, hebbende alsdan een kruinsbreedte van 14 voeten, dorfeerende binnen 3, en buiten 4 voeten op de voet, alles ingevolge van het daar van te maaken Beftek en de te doene uitbaaking. Eindelyk geeven de Ondergefchreeven, met verfchuldigde eerbied, Uw Ed Mogende in confideratie , of , uit aanmerking der veelvuldige Werken in deeze Contrye, en de groote van dit Werk , niet noodzaakelyk was, dat hoe eerder zo beter wierde aanbefteed , ten einde men van dien kant, voor den Winter, voor alle onheilen worde beveiligt. Hier mede hebben de Ondergefchreeven de eer , met voorig refpeét. te blyven, Edele Mogende Heeren! Uw Edele Mogende onderdanige Pannerden en gehoorzaame Dienaaren. den 15 Mey 1784. Was geteekent, Bach. Hend. van Straalen. Will. Beyerinck. K. Goudriaan* Be-  C 3B9 ) 3. a Verbaal van het Verhandelde in een Conferentie door de Heeren Gtfcommitteerden van de Provintien van Gelderland, mitsgaders van de Provincie van Holland en Westvriesland, over het Werk der Rivieren, op den 13 July 1784. en eenige vol~ gende dagen binnen de Stad Arnhem met elkander gehouden, Dingsdag den 13 July 1784. P R JE S E Uit Gelderland. I De Heeren Borggraaf van Lynden, Heere van Hemmen. De Burgemeester Ferfteege. De Landdrost Bentinck. De Burgemeester Brantfen. benevens J. in de Betouw, Plegher, N T E N. Brantfen en Hof, Secretanslen. Uit Holland. De Heeren De Roo, Heer van Westmaas. en Patyn. nevens Brunings, Infpecteur Generaal der Rivieren. J[_)e Heeren Gecommitteerden van bovengemelde twee Provintien, ingevolge verfchryvinge, met gemeen overleg, gifteren avond binnen de Stad Arnhem gekomen, en heden te zamen vergadert zynde, heefc Frans Godart van Lynden, Heer van Hemmen , Burggraaf, Rigter en Dykgraaf des Ryks, en Rigter der Stad Nymegen, de aaavveezende Leden voor derzelver tydige en goedwillige Comparitie bedankt, en vervolgens voorgedragen de redenen, well-e aanleiding tot deeze byeenko nft hadden gegeven , hoofdzakelyk hier in beftaande: dat op den 9 Juny deezes jaars was ingekomen, eene Misfive van de Heeren Gecommitteerde Raaden van de Staaten van Holland en Weftvriesland, gefchreeven in den Hage den 8 daar te vooren, en houdende, dac in den voorleeden jaare de Conferentien, door een zamenloop van oraftandigheden , geen plaats gehad hebbende, het hun Heeren Gecommitteerde Raaden voorgekomen was, dat zoodanige Conferentien thans des te noodzakelyker zouden zyn, eensdeels om gemeenfchappelyk te overleggen, welke reparatien aan de Werken, tot verbetering der Rivieren zedert 1771 aange- Fffff ■ legd,  ( 39° ) legd, dienden gedaan, en wat voor het overige uitkragte der aangegaane Conventie des gemelden jaars , ter verdere bereiking van het groote oogmerk in deezen zoude kunnen ondernomen worden; anderdeels om nog eenige opengaande zaaken af te doen, dewelke best mondeling zouden kunnen verhandeld Worden; te gelyk daar toe proponeerende den dag van heden, ora die Conferentien als dan, op het Raadhuis alhier, een aanvang te doen nemen, na dat de Heeren Hollandfche Gecommitteerden, alvoorens infpectie van de voorfz. Werken en gefteldheid der boven Rivieren zouden hebben genomen; Dat, vermits aan de zyde van de Heeren Gecommitteerden van Gelderland, die voorflag was geaccepteerd, hy Burggraaf overzulks zich verblyde, de gezamentlyke Leden in zulken goeden welftand thans alhier te mogen ontmoeten , en al nu zoude verneemen, welke confideratien de refpeaive Leden omtrent het beneficeeren van de Rivieren waren hebbende, en wat ten opzigre van de reeds aangelegde Werken, als anders , zouden vermeenen, dat verder alnu, het zy tot herftelling, het zy tot verbetering van dieni gedaan zoude dienen te worden ; zig verzekert houdende, dat de reipcctive Heeren Leden in het beraamen van de noodige middelen, ter bereikinge van het voorgeüelde oogmerk, derzelver goede officien gaarne zonden tragten te contribueeren. Waar mede, na dat prselabel door den Heer de Roo, Heer van Weftmaas, mede namens deszelfs Mede-Gecommitteerden, de Heer Patyn , het voorgedraagene door den Heer Burggraaf in zeer vriendelyke termen was beantwoord , met betuiging, dat het de Hollandfche Heeren aangenaam was geweest , dat men aan den voorflag over de tegenswoordige Conferentie alhier had gelieven te defereren , tot de befoignes getreden , en de gedagten der Leden , omtrent de behandeling der zaken ingenomen zynde, is goedgevonden vooraf te procedeeren, tot het opnemen, en af hooren van de rekening van den Adminiftrateur P. van Hamel, wegens zyn ontvang en uitgave, gedaan ten behoeven van de twee Provintien Gelderland en Holland en Westvriesland , betrekkelyk tot de Herwenfche, en andere nieuwe aangelegde Werken, zedert den 23 Mey 1777. tot den 23 Augufty 1783. incluis* gelyk dan ook dadelyk is gefchied ; zynde de voorfz. Rekening gelezen, opgenomen en in ordre bevonden weezende, heden gefloten, en vervolgens door de aanwezende Leden getekend, met last aan gemelden Adminiftrateur, om het flot van dien in zyn volgende Rekening voor ontvang in te brengen en te verantwoorden naar behooren. De Heeren Gecommitteerden van Holland en Westvriesland hebben ter Vergadering fchriftelyk gecommuniceert: Dat zy , om aan het oogmerk dezer Conferentien op de befte wyze te voldoen , onlangs op den it en 12 dezer de infpe&ie van alle de Werken, welke zedert den jaare 1771. ter verbetering der bovenRivieren gemaakt waren , verricht, en uit hoofde der gepafte Watershoogte van omtrent voet aan het peil te Arnhem , gelegenheid gehad hadden, derzelver gefteldheid met genoegzaame nauwkeurigheid na te gaan. Dat zy Heeren Gecommitteerden geïnformeert zynde , dat Heeren Gecommitteerden van Gelderland, eenigen tyd geleden, mede deeze in-  C 391 ) ïhipeaie verricht hadden, om dieswille noodelöos oordeelden, in een detail van byzonderheden te treden; dat zy echter, öm aan de gèwoonte, welke lints eenige jaaren plaats gehad had, te Voldoen, en tevens om ten Verbaale te doen blyken , hoedanig zy Heeren Gecommitteerden den ftaat der boven-Rivieren benevens derzelver Werken bevonden hadden , gemeent hadden , der Vergaderinge een kort Bericht van deeze haare infpectie, met byvoeginge van derzelver confideratien , te moeten mede deelen, en wel in de eerfte plaats ten aanzien der Riviere boven het Bylandfche Kanaal. Dat in dit Riviervak voornaamelyk de attentie van hun Heeren Gecommitteerden gemeriteert had, de gefteldheid van den Zuidelyken Oever fchuins over de Stad Emmerik, en wel bepaaldelyk van het Huis van Leygraaf, tot aan het Spykfche Veerhuis, welke Oever, zö als hun Heeren Gecommitteerden , zo wel oogenfchynlyk, als uit informatien gebleeken was, in den laatften Winter fcheen afgenomen te zyn, welke afneming continueerende, niet anders ten gevolde hebben konde, dan eene alleszins fchadelyke overzetting van den Stroom naa den Spykfchen Oever. Dat zy Heeren Gecommitteerden van ter zyde geinformeert waren; dat de Cleeffche Regeering beüooten had , de verdere afneming vari dien Oever, door middel van een Krib, te fluiten; dan, datzy Heeren Gecommitteerden aan den eene kant geene genoegzame verzekering hebbende van de echtheid deezer informatie, en aan den anderen kant confidereerende, welken nadeeligen invloed eene Reeds toene. mende uitholling van dien Oever eerlang hebben zoude, zo wel op de Werken van het boven-Spyk in de eerfte plaats , als, by vervolg, op den beneden-Spykfchen Oever en de middelen, die men tot deszelfs beveiliging genoodzaakt zal zyn, eerlang werkftellig te maaken, in bedenking moeften geeven, of liet niet raadzaamft zyn zoude, dat hier over aan de Cleeffche Krygs- en Domainkamer gefchreeven, en aan dezelve met gepafte drangredenen voorgefteld wierd, hoe noodzaaklyk het zy voor de Spykfche Werken en Oever, by de welke de gemelde Regeering niet minder, dan de Provintien, geintereffeert is, dat de voorfz. uitholling van den Zuidelyken Oever te keer gegaan, en de ontzetting, die zy reeds bovenwaarts met twee Kribben begonnen hadden > verder op dezelfde wyze gecontinueert wierd. Dat zy Heeren Gecommitteerden den boven-Spykfchen Dyk, benevens de Bleeswerken langs denzelven, in zeer ontramponeerden ftaat bevonden hadden; doch dat zy over deze fchadens, gelyk over den voorgevallen doorbraak op het beneden-einde van het boven-Spyk niec noodig oordeelden, breeder uit te weiden, nademaal zulks reeds, ten minften, wat het voornaamfte betrof, confteerde uit het Rapport deswegens door de gezamentlyke Kundigen den 15 Mey jongftleden geformeerd en overgelevert; dat zy alleen moeften remarqueeren, dat men, naar hunne gedachten, niet vroeg genoeg een begin konde maaken, om de afplasfingen en uithollingen aan den Dyk, als mede dever-  ( 392 ) zinkingen in het Bleeswerken te doen repareeren, ten einde verzeker: te zyn, dat alles aldaar vóór den aanftaanden Winter, zo veel mooglyk, wederom in behoorlyken ftaat gebragt zoude zyn. Dat, wat aanbelangt den beneden-Spykfchen Oever, het aan hun Heeren Gecommitteerden voorgekomen was, niet alleen, dat het reeds geconcerteerde Plan tot ontzet van denzelven wel eenige alteratie zal dienen te ondergaan, en wel uit hoofde der verandering, welke wegers de ftraks gemelde doorbraak op het boven-Spyk gemaakt zal moeten worden ; maar ook dat om de evengemelde redenen , de voorfz. ontzetting van den beneden-Spykfchen Oever des te noodzaaklyker geoordeelt moeft worden; Dat zy Heeren Gecommitteerden derhalven ook vertrouwden, dat de Heeren Gecommitteerden van Gelderland deeze noodzaaklykheid gepondereert, en tevens nader in overweging genomen hebbede de alleszins billyke propofitie, welke van deeze zyde by Misfive van d n o January des voorleden jiars was gedaan, thans wel eenige meerdere faciliteit zouden gelieven te roonen omtrent het vcié'ffVnen van het d,fferentiaale po'wéi, raakende het participeeren in de deficieerende quota's van Utrecht en Overysfel •, althans dat zy zich vkiden , dat Ht-eren Gecommitteerden van Gelderland , ter gelegenheid van deeze Conferentien , wel de eene of andere favorabele declaratie zoudat willen doen, waardoor zy, Heeren Gecommitteerde-n van Holland, zouden in ftaat gefteld worden , om deeze zaak te brengen ter kennifi'e van de Heeren Staaten, hunne Princpalen , en dezelve , dair zy in der daad reeds , tot nadeel der Rivier in het algemeen , en des beneden Spykfchen Oevers in het byzonder, maar al te lang gefluctueerc had, langs dien weg eindelyk, naar w^nfeh, effect, te doen forteeren. Dat zy Heeren Gecommitteerden vervolgens, ten san ien van de Werken, tot bepaling van den ouden Rhynmond gemaakt, bevonden hadden, dat de Rysberm in denzelven gelegt, Merk gezakt, en aan het Westelyk einde doorgelopen was; dat derhalven die Rysberm in het aanftaande najaar behoorde gerepareerd , en met groen hout opgemaakt te worden, ter hoogte van ■ 3 voet aan het peil te Arnhem , zo als zulks by de Conventie van den j are 1771 was bepaald; gelyk ook aan hun Heeren Gecommitteerden voorgekomen was, dat de beide einden van de nieuwlings genaakte Dyken , door middel van welken de opening van den ouden Rhynmond word bepaald , en die door het Ys en hooge Water van den laatst vet loepen Winter zeer befchadigt waaren , in den aanftaanden Herfst met levendig hout, Pakwerks-gewyze , behoorden bekramd te worden, zonder welke voorzorge men, buren twyffel, jaarlyks in dezelfde noodzaaklykheid gebragt zoude zyn, om de voorgevallen fchadens en afplasfingen aan de uitterfte einden van gemelde Dyken te repareeren. Dat zy Heeren Gecommitteerden de Rivier verder afzakkende , geobferveerd hadden , dat de Oever by het zogenaamde Spitsbergen , gelyk ook de boven-Oever van de Lobitfche Wel allengs afbreekr; doch  C 393 ) doch dat door den hoogeren afbreuk van Halderweide (dien men waarfchynlyk als een nadeelige uitwerking der holle gedaante van den beneden-Spykfchen Oever aau te merken heeft; de gemelde Lobitfche Wel met een' grooten toogRivierwaarts infpringt, het geen, naar hunne gedachten, alle attentie meriteerde, voor zo verre zulks misfchien fpoediger, dan men zoude verwachten, van zeer nadeeligen invloed konde zyn op den loop der Riviere in het algemeen, en de gefteldheid van den boven-Mond des Bylandfchen Kanaals in het byzonder, oordeelende zy Heeren Gecommitteerden, dat, om het verder infpringen van voornoemde Lobitfche Welle in tyds , zo veel mooglyk, te keer te gaan, het Pakwerk aan Halderweide, by provifie, benedenwaarts met omtrent 25 roeden , of zo veel als nader by meeting door de wederzydlehe Landmeeters bevonden zoude worden , noodig te zyn, in het aanftaande najaar diende verlengt te wotden. , Belangende in de tweede plaats het Bylandfche Kanaal en deszelfs Werken , dat zy Heeren Gecommitteerden met genoegen gezien hadden, dat hetzelve, zo wel ten aanzien van den boven-Mond, en wel bepaaldelyk van deszelfs Zuidelyken Oever , als ook met betrekking tor de wydte , diepte , en loop des Strooms, hoe langs hoe meer der volmaaktheid naderende , eerlang eene vermogende en welgeftelde Rivier uitleveren zoude , terwyl ru reeds de Stroom zo geregeld in het Kanaal valt , dat het Schephoofd , het geen weleer deszelfs geheelen aanval verdtiuren moest , geheel aan de zyde van het Kanaal ontzet, en van achteren door het punt der Lobitfche Welle (die zich dwars door de oude Whaal, tot achter het zelve uitftrekte) gedekt was; dat echter , om den bene icn-Mond eenzelfde volmaaktheid te geéven, en dus om het benedenfte gedeelte van den Noordelyken Oever fpoedig en geregeld te doen afbreeken , zy Heeren Gecommitteerden oordeelden , dat de daar boven gelegen infehaaring , (die daar benevens ten naasten by tot in de Linie van directie reeds geavanceert was) in den aanftaanden i/erfft met een Bleeswerk behoorde gedekt te worden, mede tot zodanige lengte als nader door wederzydfche Landmeeters, by meeting, zal bevonden worden , dienftig te zyn. Dat zy Heeren Gecommitteerden in de derde plaats geïnfpecteett hebbende het Riviervak tusfchen het Bylandfche- en Pannerdenfche Kanaal zich , om alle wydloopigheden te vermyden , niet zouden inlaaten in eene optelling van alle de gunftige veranderingen, welke, zo aan de Zuid als Noordzyde, voorgevallen waaren, en die zekerïyk gegronde hoop gaven , dat dit Riviervak, waar van de goede gefteldhe;d der Monden van Nederwhaal en Nederrhyn grootelyks afhangt, eerkng geheel herfteld zoude zyn; dat zy zich dienaangaande eenvoudig zouden refereeren tot de Kaart (LL) welke onlangs des wegens door wederzyds Landmeeters gemeeten, en aan de Heeren Gecommitteerden van beide Provintien overgeleverd is. Dat zy echter niet nalaaten konden van te doen remarqueeren, de alleszins gewenfehte afneeming van den Zuidelyken Oever by het Huis Ggggg van  ( 394 ) van Klaas Arends aan den eenen , en de alluvie, ten Weften het punt van feparatie tusfchen Whaal en Kanaal, aan den anderen kant , waar door de Mond der Nederwhaal eene betere fituatie , ten aanzien van den af komenden bovenftroom verkrygende , zulks ten gevolge heeft, dat de Stroom zich , hoe langs hoe meer, naa het midden van dien Mond bepaale , tot ontwiftbaar Soulage van de üoornenburgfche Dyken , en tot beneficie der Scheepvaart, die meer dan waarfchynlyk binnen korten tyd tusfchen de Pkat en den Zuidelyken Oever , tot groot gerief van dezelve, pasfeeren zoude; Dat, wat aanbelangt den Oever van den Pannerdenfchen Waard, zy Heeren Gecommitteerden bevonden hadden, dat dezelve federt den voorleden jaare weinig , echter in eene geregelde ftrekking , afgeno. men was; dan , dewyl met veele waarfchynlykheid voorzien konde worden, dat deeze afneeming in greotér progresfie gefchieden zoude, zo ras het hier boven gemelde beneden punt van den Noordelyken Oever des Bylandfchen Kanaals mogt weggefleeten zyn , zy Heeren Gecommitteerden meenden wederom te moe en herinneren, het geen by derzelver Misfive van den 26 September des voorleden jaars, ten aanzien van den gemelden Oever was voorgeflaagen , en door Heeren Gecommitteerden van Gelderland geapprobeett, om, naamlyk, vóór den aanftaanden Winter eene voldoende quantiteit Noodhout ter bekwamer plaatfe op te ftipelen , ten einde diar mede des noods, en op zodanige wyze, als by gemelde Misfive nader is omfchreeven, het begonnen Bleeswerk by de Schaapskooy benedenwaarts te kunnen vervolgen. Dat zy Heeren Gecommitteerden wyders, in de vierde plaats, den nieuwen Mond des Pannerdenfchen Kanaals , benevens de aldaar aange'egde Werken bezichtigt hebbende , uit de vergelyking der tegensvvoordige gefteldheid met die der laatst voorgaande jaaren, geene zwaarr'gheid maïkten, van te befluiten, dat men daadelyk het bedoelde oogmerk, te weeten den geregelden loop des Strooms , en daar mede verbonden vaarbaaiheid, bereikt had. Dat zy ook om diezelf de redenen niet zouden noodig oordeelen , in dezen jaare iets tot de reeds aangelegde Werken te voegen, waare het niet, dat men op een Rivier als deeze, altoos veranderingen te wachten hadde, waar tegen de voorzichtigheid vorderde, in tyds middelen aan te werden; van dien aert oordeelden zy te zyn, het bevangen van het Middelplaatje door het verlegen der bovenfte Krib aan den Dam van feparatie , en wel ter lengte van ongeveer 30 roeden, ten einde, zo veel mooglyk, de tegenwoordige fituatie dier plaat te conferveeren, en het Vaarwater ten Ooften van dezelve te fixeeren. Insgelyks meenden zy Heeren Gecommitteerden , dat men , mede ter bereiking van het voorfz. oogmerk, de toedamming van den Ouden Mond behoorde te brengen, tot de hoogte van 19 voeten peils, welke afdraagende zoude moeten verfterven tot ran de Neck der benedenfte Krib van den Hoofddam ; en dat daar en tegen op de Nicolaas Waard een  C 395 ) een tragel, ter gelyke hoogte van 19 voet, zoude dienen gèlegt te worden, beginnende by de zo even genoemde verhoogde toedamming, en fluitende aan het uitftekende eind Dyks by de Sterrefchans, ten einde alle zeidelingfche trekking of inval van Water , ten minften gedeeltelyk, en tot de hoogte van 19 voet peils, te prajvenieeren, en langs dien weg alle nadeelige veranderingen, zo veel mooglyk, te keer te gaan; eindelyk, dat, naar hunne gedachten, de onbedekte Oever van Nicolaaswaard, tusfchen het reeds g-degle Keeswerk , diende gefcureeit te worden , nademaal dezelve waarfchynlyk door den Stroom zoude aangetast worden, zo dra dï hier bo« ven voorgeflagen verlenging der bovenfte Krib zal getfivétueert zyn. Dat zy Heeren Gecommitteerden wyders het Pannerdenfche Kanaal doorgevaaren zynde, met veel genoegen de informatie bekomen hadden, dat de ondiepte by het Huis van de Weduwe üormans, nu bewoond door Ruth Otten, waar van by zekere Misfive der Het ren Gecommitteerden 's Land van Urrechr, in dato 12 July 1782, met zo veel ophefs, als fchadelyke ge volgen der Bylandfche doorfnydinge, gebroken word, thans geheel verdweenen was , het geen trouwens aan des kundigen geenszins vreemd voorkomen konde, nadien het ligtelyk te voorzien was, dat deeze loffe zanden by zodanigen fnel'.en Stroom en wel geproportioneerde ruimte der Rivier, daar ter plaatze geen duurzaam verblyf zouden vinden, oordeelende zy Heeren Gecommitteerden, dat dit voorbeeld eene genoegzaame gerufifteliing, ten aanzien der verdere afkomende onvermydelyke zanden, b.hoorde te geven, zo dikwils men, naamlyk, verzekert konde zyn, dat de Rivier geen aanmerkelyk verlies van fnelheid door onmatige ruimte van haar Bedde onderging, zo als zulks het geval was van de Rivier by de Peppelgraaf, als mede boven het Loo - Veer. Dat zy wyders, in de yyfde of'laatfte Plaats, den nieuwen Ysfelmond , benevens de Werken aldaar bezichtigd hebbende, het een en ander in zeer goeden Raat bevonden hadden, uitgezondert alleen, dat een groot gedeelte der Werken in het aanftaande mjaar gerepareert, en de voorgenomen verlenging der bovenfte Krib, met groen hout beftoken zoude dienen te worden; zo als het hun mede voorgekomen was, dat de Neer, achter de Nek van de benedenfte Krib, alle attentie meriteerde, en van achteren met eene aanvulhnge en fuffifante Bleeslaag behoorde verfterkt te worden: terwyl zy Heeren Gecommitteerden voor het overige, in gevalle eenige reparatie aan den Kop des rechter Leidyks noodig geoordeelt mogt worden , verpligt waaren, te inhaareeren het geen dienaangaande by derzelver Misfive van den 12 December 1783 in het brcede is herinnert. Na welkers leéture het zelve , met dankzegginge voor die vriendelyke communicatie, by de Heeren Gecommitteerden van Gelderland copielyk is overgenomen, om zich daar over op morgen te expliceeren. Willem H oltus, in 'iet laatfte van den gepa'feerden jaare 1783 uit de band aangenomen hebbende de reparatie aan de Werken van den nieuwen Mond van Ggggg 2 , den  C 396 ) den Ysfel, en de leverantien van het daar toe nodige hout voor de fom van dertig guldens de Vim, het verwerken van dezelven daar onder mede begreepen, doch waar op eenige reflexie by de Heeren Gecommitteerden van Holland en Weftvriesland gevallen was, wegens de meerdere prys, welke in dezen, boven die van de andere Werken der Rivieren , bedongen was; Hebben haar Edele Mog., gelet zynde, dat het nodige Grintfant tot voorfz. Werken, in den Ysfel veel verder* en net meerdere koften moet aangevoerd worden, goedgevonden, dat aan voorfz. Aanneemer Willem Holtus, de gemelde fom van dertig guldens voor de Vim goedgedaan en betaald zal worden, en op dien voet het Contract over deeze leverantie met denzelven getekent en geflooten zal worden. De Heer van Hugenpoth van Aart, als generaale opzichter van de Werken by, en in het Bylandfche Kanaal geëxhibeert hebbende de L-yften, zo van de extraordinaris betalingen, als anderszints, ter beneficeering van het nieuwe Kanaal aldaar , benevens de fpecficatien en deszelfs ontfangft en uitgaaf en declaratien van zyne vacatiën diesaan^aande, van 15 Oébober 1783 des voorleeden jaars, tot den 10 July deezes jaars, te gelyk met de Memorie van confideratien daar toe fpeéteerende; ls goedgevonden, dat de voorfz. fpecifieatien zullen worden gefteld in handen van de refpective Secretarisfen , om die te vifiteeren, examireeren en daar van als dan rapport te doen. Woensdag den 14 July 1784. PRESENT als vooren. Is ter Vergadering wederom voorgebragt en geleezen het gerapporteerde van de Heeren Gecommitteerden van Holland en Weftvriesland op-.rifleren ichriftelyk gecommuniceerd, en by de Heeren Gecommitteerden van Gelderland overgenomen; Waarop gedehbereert en wederzydfche confideratien dienaangaande gehoord zynde, hebben haar Edele Mog. eenparig goedgevonden: 1. Met opzigt tot het eerfte Hoofdpoinct, concerneerende de Werken boven het Bylandfche Kanaal; En wel voor eerft betrekkelyk de gefteldheid van den zuidlyken Oever fchuins over de Stad Emmerik, en bepaaldelyk van het Huis van Leygraaf tot aan het Spykfche Veerhuis , en de fchadelyke overzetting van den Stroom na den Spykfchen Oever , dat daar over ter gelegenheid van de aanftaande aanbefteeding van den Inlaagdyk aan het bovenfpyk zoo op Maandag den 19 dezer bepaald is, door de Heeren Gecommitteerden van Gelderland, met de Cleeffche Heeren Gecommitteerden zal worden gefproken , met voorfteliinge van den radeeligen invloed, welke de fteeds toenemende uitholling van dien Oever eerlang hebben zoude, zo wel op de Werken van het Bovenfpyk in de eerfte plaats, als by vervolg op den Be hedenfpykfchen Oever, en de middelen, die tot deszelfs beveiliging zouden die-  t 397 i dienen werkftellig gemaakt te worden; en teffens de gedagten van de Cleeffche Heeren gefondeert, of en welke maatregulen dezelve voorneemens zouden weezen , by de hand te nemen , om de voorfz. uithollinge van den zuidlyken Oever te keer te gaan, en of de ontzetting, welke reeds bovenwaards met twee Kribben begonnen was, niet verder op die zelve wyfe door de Cleeffche Heeren gecontinueert zoude worden. Voorts dat, wanneer dit entretien niet van het gehoopte gevolg mogte bevonden worden , als dan daar over by misfive, welke van nu voor als dan gearresteert gehouden word , in convenable termen aan de Cleeffche Krygs- en Domainkamer zal worden gefchreeven, eh op de gronden in het rapport van de Hollandfche Heeren Gecommitteerden vervat, op de ontzetting van voorfchreeven zuidelyken Oever aangedrongen. Dat ten tweeden , betrekkelyk de afplasfingen en uithollingen aan deri boven Spykfchen Dyk, als mede de verzinkingen in de Bleeswerken aldaar dat een, en ander, als zeer noodzaakelyk, niet alleen zoipoedig doenlyk zal worden herfteld , en de verzinkingen in de Ryswerken, zo dra het hout te bekomen zal wezen, uitgevuld worden; maar dat ook deeze Dyk, welke by den laatften Ysgang op de eene plaats fterker, dan dp de andere heeft overgeloopen , tot op de hoogte van den nieuwen aan te leggen Inlaag-Dyk aan het beneden Spyk, zal worden gebragt, waar toe de Gelderfche Heeren Gecommitteerden verzogt zyn, om by de hier vooren reeds gemelde byeenkomst met de Cleeffche Heeren Gecommitteerden insgelyks te lpreeken en met dezelve te overleggen , of dit werk best in daghuur, dan by aanbeftedinge zoude behooren te gefchieden. Dat wyders ten derden, aanbelangende het Plan ter ontzetting van het beneden-Spyk door de daar toe reeds voor lang geprojecteerde Kribben, vermits het zelve, ter zaake van de voorgevallen veranderingen aan het boven-Spyk, denkelyk wel eenige alteratie zal dienen te ondergaan, Haar Edele Mogende goedgevonden hebben, de refpective Landmeeters te auctorifeeren, om het voorfchreeve overgeleverde Plan te revideeren, eh de Concert met den Infpecteur Generaal Brunings en de Cleeffche Water- BouwInfpector Bach , te dienen van derzelver confideratien en rapport, of, en in hoe verre daar omtrent verandering zoude behooren plaats te hebben, ten einde als dan hier omtrent nader by haar Edele Mogende zodanig zal konnen worden gerefolveert, als bevonden zal worden te behooren. Hebbende wyders de Gelderfche Heeren Gecommitteerden , omtrent het Laften in de Quotes van Utrecht en Overysfel van zodane koften, als tot deze werken zouden worden vereiftht, gedeclareert, zich volgens Refolutie van de Heeren Staaten haare Principalen van den gepasfeerden jaare; onbevoegd te vinden, om zich tot het dragen van verdere koften, als derzelver tot hier toe gewoone provinciale Quota, te engageeren. Doch waar omtrentjdoor de Hollandfche Heeren Gecommitteerden nader aangedrongen zynde op de redelykheid , dat door de Provintie van Gelderland eenig gedeelte tot de deficierende quotes van Utrecht en Overysfel behoorde gecontribueert te worden , hebben de Gelderfche Heeren Gecommitteerden, na eenige discusfien over en. weder, aangenomen, om by de eerfte bekwame Hhhhh ge-.  ( 39$ ) gelegenheid deeze zaake nader ter deliberatie der Èeeren Staaten te brengen, efi Zulks aan dezelve favorabel voor te dragen. Verders hebberi haar Edele Mogende , ten vierden , omtrent de werker! tér bepaalinge van den Ouden Rbyn, conform de confideratien van de Hollandfche Heeren Gecommitteerden, góedgevonden, dat de Rhysberm in dezelve gelegd in het aanftaande najaar gerepareerd, en met groen hout opgemaakt zal worden , ter höögte van 13 Voet Arnhemfche Peil , ïn voegen ais zulks by de conventie van den jaare 1771. is bepaald ,• voorts dat de beide einden van de nieuwlings gemaakte Dyken , door middel van welke de opening van den Ouden Rhynmond bepaald word, in den aanftaanden He'rfït met levendig hout, pakwerks gewyfe, bekramt zullen worden, en dat tot dit een en ander einde , zo wel de hoogte van voorfchreeven Roysberm, a's de uitvuliinge van beide die einden Dyks; door Wederzydfche Landmeeters zal worden uitgebaakt. En dat, ten vyfdeh, ten einde het verder Rivierwaards infpringen van de Lobitfche Wel, zo veel mogelyk te keer te gaan , het pakwerk aan Halderweide , byprovifiê, benedenwaards met omtrent 25 Roeden, of zó veel als nader by meetingè door wederzydfche Landmeeters bevonden zal worden rodig te Weezen , in het aanftaande najaar verlengd zal worden, waar toe zó wel , als tot de verdere werken , in en omtrent het Bylandfche Kanaal, de Heer van Hugenpoth geauthörifeerd word, om dezelve op den voorigerj Voet, in daghuur, te laaten maaken. Nopens het Tweede Hoofd -polnct of wel het Bylandfche Kanaal. I I. bat, ten einde het bovehfté gedeelte van den Noordlyken Oever van voorfchreeven Kanaal fpoedig en geregelt te doen afbreeken , de daar boven geleegen infeharing, welke byna tot in de Linie Van directie geavanceert is, in den aanftaanden Herfft met een Bleeswerk zal worden gedekt roe zodanige lengte, als door wederzydfche Landmeters; bymeetinge, zal worden dienftig bevonden. Aangaande het derde Hoofd-po'mct of het RivierVak tusfchen het Bylandfche en Pannerdenfche Kanaal. I 11. Dat niet betrekkinge tót den Oever van den Pannerdenfchen Waard, over•enkomftig den voorflag van de Hollandfche Heeren Gecommitteerden, by Mifljve van den 26 September des gepasfeerden jaars gedaan, voor den aanftaanden Winter een voldoende quantiteit noodhout, ter bekwamer plaats, zal Wórden opgeftapeld, Öm daar meede, des noods, het begonnen Bleeswerk by de Schaapskooy benedenwaards te kunneb vervolgen; voorts dat, ten einde des Winters by overhaaftinge met het zelve hout geen vrugtelooze of. nadeelige werken mogen worden aangelegt, door de refpective Landmeeters \ een  een vafte raay, tot naricht van den Opziender Ruth Otten beraamd, en gefteld zal worden , waar na deze Oever zoude behooren te wórden gereguleerd, met lalt aan denzelven Opziender, (aan welke ten dien einde hier van Extract zal worden ter hand gefteld,.) om zo dra deze Oever verder, dan voorfchreeven raay zoude moogen afnemen, daar van terftond de noodige kennis aan de Landmeeters te geeven, ten einde zulks, zonder eenig tyd verzuim , zal kunnen worden te keer gegaan. Is wyders, vermits haar Edele Mogende oordeelen, dat de aliuvie ten wellen van het punt van feparatie tusfchen de Whaal en het Pannerdenfche Kanaal, waar omtrent by haar Ed. Mog. Refolutie van den z September 1782. eenige provifioneele voorzieninge genoomen is, volgens het Gelderfche Waterregt aan de Provintien competeerende zy , en dat voorfz. aanwafch van merkelyke dïenft voor den mond van de Neder- Whaal, omtrent den afkomenden boven-ftroom, verftrekken kan, goedgevonden, de voorfchreeve APuvie, in naame van haar Edele Mogende, te laaten aanvaarden, en dat dezelve bepoot of bettikt zal worden, zodanig als door de refpective Landmeeters zal worden aangeweezen; zullende alvoorens hier van aan Ruth Otten, als Pagrer van de Nicolaas Weerd , by Extract deezes worden kennis gegeven, ten einde zulks aan den Pvcntmeeftet van den Huize Berg te communiceeren tot deszelfs narigt. Betreffende het vierde Hoofdpoinct of den nieren mond des Pannerdenfchen Kanaals. nu. Dat het middelplaatje, zo als zich aldaar thans bevind, zal worden bevan* gen door het verlengen der bovenfte Krib aan den Dam van feparatie , ter lengte van ongeveer 30 Roeden ; dat voorts de toedamming van den ouden mond van het Kanaal zal worden gebragt tot de hoogte van 19 voet peil, zodanig, dat dezelve afdragende, zal verderven tot aan de Neck van de benedenfle Krib van den Hoofddam ; dat ook daar tegen op de Nicolaas Waard een Tragel, ter gelyke hoogte van 19 voet, zal worden gelegt, beginnende by de zo even genoemde toedamming, en fluitende aan het uitftekende eind Dyks by de Sterre Schans-, Verders inet last, en authorifatie op de wederzydfche Landmeeters, oni van het Riviervak aldaar ten fpoedigften eene nadere opneeminge te doen, en een kaartje te formeeren, ten einde als dan, na bevind van zaaken, door haar Edele Mogende zal kunnen worden bepaalt en gerefolveert, of de tweede Krib , fcliietende van den Hoofddam , mede tot op de middelwel zal dienen gebragt te worden ; zullende ten dien einde , zo dra het voorfz. kaartje zal weezen geformeert, hët zelve als dan ten eerfte aan de Heeren Hollandfche Gecommitteerden toegezonden worden : voorts zodanig , dat, ingevalle dit laatfte ortnodig mogte bevonden worden , als dan de ongedekte Oever van Nicolaas Weerd , tusfen het reeds gelegde Bleeswerk , na behooren zal worden gefecureert tegen den waarfchynlyken aanval van den ftroom, welke door' de verlenging der bovenfte Krib zoude konnen worden veroorzaakt. Hhhhh 2 HfÉ  ( 4oo ) Vyfde of laatfte Hoofdp'mct betreffende den Nieuwen Tsfelmond. ' V. Dat de defecten, welke zich aldaar doorgaans aan de Ryswerken bevinden, tegens het aanftaande najaar zullen worden gerepareert, inzonderheid mede, dat de voorgenomen verlenging der bovenfte Krib met groen hout zal worden beftoo' Was getekent, H. W. Brantfen. Jk ondergefchreeven W. Crynen Gradtis 2oón , neeme aan eri verbindë my by deeze, om het hout (de arbeidsloonen en het voeren van Grindzand met den aankleeven van dien) en dus met een woord gezegt, het leveren en verwerken van al het hout, het geen haar Ed. Mog. de Heeren Gecommitteerden der twee Provinciën Gelderland en Holland eb Westï viiesland zullen nodig hebben tot het maaken van zekere Ryswerken boven, en in den Mond van den Neder-Rhyn en Pannerdenfche Kanaal in dier voegen , als door haar Ed. Mog. geauctorifeerdehs zal aangeweezen worden en zulks alles voor de fomme van negen en twintig guldens de Virri a.i honderd fes en vyftig bosfchen, mee een paal per bofch Maathout; fubrmtteere my in het generaal omtrent de leverancie van het hout tot voorfz. Werk aan de Conditiën, waar na ik in den jaare 1780. van gemelde haar Ed. Mog. de leverantie van Kribhout aaii den Miliingfchen Oever heb aangenomen. Zo ook öp gelyke Conditie hëeme ik aan om in het Pannerdenfche Kanaal, ter plaatfe my aangeweezen wordende, te leveren een getal van vyftig Vimmen Rhyswaarde Maathout met een dito paal per bofch, voor de fomme van twee en twintig guldens ieder Vim. Belovende verders, om op de eerfte requifkie my door haar Ed. Mog. geauthorifeerden na den 1 October 1784. gedaan, binnen de agt dagen, zo niet door te hooge Rivier, Hemels-vveêr, ofte andere notable gevallen belet wordende , te zullen aan het werk gaan met die magt, als door gemeldë geauthorifeerden zal geordenneert worden j verbeurende anders vóór ieder dag vyf en twintig guldens, die na de gefielde tyd aan het werk mogte gaan: en ingeval niet tot genoegen van meergemelde geauthorifeerden mogte wef- liiii 2 ken-  ( 4€>4 ) ken^ onderwerpe my, dat door hun zo veel Arbeiderenen Gereedfchap, als nodig achten , ten mynen kosten zal mogen aannemen; te gelyk beloove ook het Noodhout in volle getalle op de my aangeweezene plaats voor de maand December deezes jaars te zullen hebben gelevert op verbeurte van twee guldens per Vim op deeze leverantie Verbindende my verders op de nog te bepaalene Conditie te zullen aanneemen van weleemelde haar Ed. Mog. het maken van een aarde Tragel over de Nicolaas - Waard. Was getekent, W. Crynen G. Zoon. 3- t Edele Mogende Heeren, &c. 'j^Erbeantwoordinge van UEdele Mog Misfive van den 15 Juny deezes jaars, en in nader antwoord op d e van den 20 July 1781, vermeeren wy U Edele Mogende te moeten communiceer en, dat door den Landmeeter B. Goudriaan fchriftelyk Rapport aan ons gedaan zynde van de inlpedlie der Boven • Rivieren by het boven- en beneden Spyk, en verder nederwaards tot in het Pannerdenfche Kanaal, by hem in October 1781 gedaan, mitsgaders van zyne confideratien, nopens het bewufte Plan der drie voorgeflagen Kribben aan het beneden-Spyk, wy uit dat Rapport gezien hebben, dat in der daad de ongedekte Oever voor het beneden - Spyk ter geheele lengte, maar voornamelyk aan het beneden-einde by den Schenkeldyk boven den ouden Rhynmond * afbreekende is; dat ook alhier het Voorland buiten den ingeleegen Dyk het fmalfte is, en derhalven alhier ook de afbrake, indien zy blyft aanhouden , het allereerst tot aan den voet van dien Dyk Haat te naderen; edog dat, zo die afbreuk na evenredigheid van de laatst verlopene vier jaren b'yft voorgaan, 'er dan nog zeven of agt jiren moeten verloopen, eer dezelve tot a:n den voet van gemelden Dyk Raat té komen ; en dat overzulks de fecureering van den beneden-Spykfchen Oever, met opzicht tot een aanflaar.d gevaar van afbreuk van den ingelegden Dyk aldaar, nog niet zeer prcsfeert; maar dat ten aanzien van den regten loop en leiding der Rivier naa de Bylandfche deorfnyding, de verdere holle infeharing van dien Oever thans meer nadeelig kan worden aangemerkt, alzo deswegens de Stroom door den uitftekenden hoek des Oevers om rent den ouden Rhynmond te vroegtydig naar de Zuidzyde word overgezet, en op de Halderweide, boven den Mond der gemelde doorfnyding, aan fehier. Wy moeten hier verder byvoegen , uit dat zelve Rapport gezien te hebben , welk eene confiderabele verzanding 'er plaats heeft in den Mond van het Pannerdenfche Kanaal, zynde voor het Veerhuis van de Weduwe Dormans , de Bodem van het Kanaal, de geheele breedte door een gerekent, zedert den jaare 1775, tot voorfz. maand October 1781, generaal omtrent 6 voeten verondiept, en de grootfte diepte 7 voeten vermindert, ten gevolge dat het Wa-  ( 405 > Watefprofil van het Kanaal voor het gemelde Veerhuis, ten tyde van een laige Rivier , thans omtrent e:n derde kleinar is , dan het zelve was in den jaare 1775. Ali nu U Edele Mog. zich gelieven te binnen te brengen, welk het ge*declareert begrip van deze onze Provincie ltandvastig altoos geweeft is, ormrent de Bylandfche doorfnyding , en derzelver funefte gevolgen voor den Neder Rhyn en Y.-ftl, en daar by gelieven in aanmerking te nemen , hoe de zo evengemelde gefteldheid en verdere vererging van den Mond van het Pannerdenfche Kanaal, door ons van den be^in af, dat de Bylandfche doorfnyding het voorwerp van deliberatie by ons is geworden, altyd aangezien is, als het onvermydelyk en fpoedig gevolg van de uitvoering van dat Plan te moeten zyn , zullen 13 Edele Mog. niet vreemd vinden , ain de eene zyde, dat wy thans , na de uitvoering van het zelve Plan , geen oogenblik konnen twyffelen , of de voorfz. (laat van den Mond van het Pannerdenfche Kanaal, en het o^enfchynlyke gevaar van deszelfs verflopping, is een onmiddelyk effect van clie gemaakte doorfnyding, en aan de andere zyde , dat het mitsdien van ons niet te vergen is, om iets te eonfribnaerén tot beneficeering van die doorfnyding, als zynde zulks, naar onze wyze van denken , niet anders dan de ondergang van den Nsdar-Rhyn en Tsfd te verhaaften. _ Niet te min, Edele Mog. Heeren, zo de afbrake van den Neder Spykfchen Oever mogt blyven aanhouden, zo dat de aldaar ingelegde Dyk zich daar door in eenig wezentlyk gevaar mogt komen te bevinden, zullen wy altyd ber d 1 zyn, om daar in door bekwame middelen, het zy van een Inlaagdyk, of anderszins mede te helpen voorzien. Wy voegen hier nevens de twee aan ons toegezondene, en door ons mede ondertekende Ordonnantiën. Uier mede, Edele Mog. fkere >, beveel:n Wy U Edele Mog. in de protectie van God Almagtig. Gefchreeven te Utrecht den 12 July 1782. Was geparapheert, J. tl. G. v. Rechteres. vu Onder ftond, Uwet ILdeVe Mog, _goede Vrienden. De Gecommitteerden tot het beneficeeren van den NeJer-Rhyn en Ysfel, wegens de Provincie van Utrecht. fjet Opfchrift was: Lager flond, E Iele Mog. Heeren, Ter ordonnantie van De Gecommitteerden tot dezelve, het beneficeren van den Was getekent, Neder-Rhyn en Ysfel, H. A. Laan. wegens de Provincie van Gelderland. Tot • Arnhem. • Kkkkk Edole  C 406 ) 3. K. Edele Mogende Heeren! r\ hans by Ridderfchap en Steden op den 30 jongflleden , op het Rapport van de Heeren Gecommitteerden tot de zaaken van Finantie , zynde gedisponeert op U Edele Mog. Misfive van den 20 July 1781, omtrent den flechten toeftand van het Beneden-Spyk, ea de hooge noodzaakelykheid, welke 'er was, om het zelve beter te asfecureeren , en den voorflag daar toe door Landmeeters tot het leggen van drie Kribben, tot ontzetting van het zelve, met verzoek, daar toe mede te willen concurreeren, vinden wy ons daar by geauctorifeert en gelast, U Ed. Mogende by dezen te refcribeeren , dat hun Edele Mog., hoe zeer aan de eene zyde geneigt, om hunne verpligtingen en eens gemaakte engagementen te voldoen, en alles Vrien dNabuurlyk te praafteeren , wat uit hoofde van dezelve verfchuldigt zyn , zich echter verpligt gevonden hebben, om het voorfz. verzoek te moeten declineeren , en zich daar van te exculeeren , als kunnende zich aan de andere zyde ook toe geene andere Werken inlaaten , als waar toe zich by de Conventie van den jaare 1745 expres verbonden hebben, zo als zulks te meermaalen, en inzonderheid ook by hunne Refolutie van den 18 July 1767. op eene Misfive van den Heere Prince Erfftadhouder hebben gedeclareert, waar by vermeend hebben, om redenen daar by vervat, en waar toe ons refereeren, te moaen perfifteeren. Waar mede, Edele Mog. Heeren, wy U Edele Mog. bevelen in Godes heilige befcherroinge, Zwolle den 15 November 1782. Ü Edele Mog. goede Vrienden, De Gedeputeerden van de Staaten van Overysfel. Was geparapheert , vt. D. van Ih'èvell. Onder ftond, Ter Ordonnantie van dezelve, Was getekent, Derk Duuibar. Het Opfchrift was: Edele Mogende Heeren, De Heeren Gecommitteerden van de Provincie van Gelderland, tot het beneficeeren van de Neder-Rhyn en Ysfel, onze goede Vrienden. Te Arnhem. Aan  C 4°7 ) de Heeren Gecommitteerden wegens Gelder/and. Edele Mogende Heeren , U wer Edele Mog. Misfive van den 12 December laatftleden, waar by dezelven ons hebben gelieven te communiceeren een Refcriptie der Ueereri Gedeputeerden Staaten van Overysfel, den 15 November daar bevorens gefchreven, raakende de geprojecteerde Kribben tot beveiliging van den beneden-Spykfchen-Dyk en Oever; als mede een generaal Rapport der Opzieners , wegens de onlangs voltooide Werken aan den Mond van bet Pan. nerdenfclïe Kanaal en nieuwen Ysfel; en laatftelyk eene van wegens U Edele Mog. getekende Ordonnantie, ten behoeven van den Aanneemer dezer Werken , hebben wy wel ontvangen , en het een en ander met de vereifjhte oplettenheid geëxamineert. Dienvolgens gaat hier nevens wederom te rug de zo evengemelde Ordonnantie , ten behoeven van den Aanneemer W. Cry. nen, Gz., mede van onzentwegen ondertekent, als zynde daar omtrent by ons geene confideratien gevallen. Dan , wat aanbelangt de Refcriptie der Heeren Gedeputeerde Staaten van Overysfel, behelzende regtftreekfch eene weigering, om tot de bovengemelde geprojecteerde Kribben tot dekking van den beneden • Spykfchen - Dyk en Oever te concurreeren ; zo twyffelen wy geenszins , of dezelve zal U Ed. Mog. even vreemd , als ons voorgekomen zyn , te meer , daar welgemel 'e Heeren Staaten tot de Kribben, die ter beveiliging van het Boven-fpyk in den jaare 1775 gelegt zyn, en wier gunftige uitwerking niemant in twyfièl trekken kan, daadelyk gecontribueert hebben, zekerïyk aan den eenen kant uit overtuiging, dat de veiligheid van derzelver Provincie grootelyks afhangt var. de behoudenis dezer Dyken ; en aan den anderen kant misfchien uit hnerlyke bewustheid , dat de billykheid ten minden de contributie tot deze Werken fcheen te vorderen, daar gemelde Provincie op eene alleszins onverfchoonbaare wyze zich tot hier toe onttrokken heeft aan alle contributie der verdere gemeenfehappelyke Rivier werken, zelfs van den nieuw gegraven Ysfelmond, wiens c unftige uitwerking door dezelve Provincie , in meer dan een opzicht ende-vonden word , en waar in Ridderfchap en Steden ten allen tyderj getoond hebben zodanig belang te ftellen , dat zy zelfs by derzelver Misfive van den 13 Juny 1750 , aan U Edele Mog. toegezonden , bepaalden: dat, in geval de Ysfelnwod mogt verftoppen , als dan de gezamentlyke Provinciën zich behoorden te engageeren, om de koften tot de heropening van dien verftopten Mond te helpen draagen, Ondertusfehen , hoe veelvuldig de bewysredenen ook zyn mogen , die men gemakkelyk zoude kunnen allegeeren , eensdeels om de onbillykheid der voorfz. weigering der Heeren Gedeputeerde Staaten van Overysfel , ten aanzien der contributie tot de geprojecteerde ontzetting van het Beneden-fpyk, aan te toonen : en anderendeels om te doen zien , dat deeze geprojecteerde Kkkkk 2 Wer-  ( 4°3 ) Werken , zo niet letterlyk , ten minflen onmiddelyk voortvloeyen uit de Conventie, welke wegens het herftel en ter behoud van den Spykfchen Dyk aangegaan is , en wier als nog vigeerende verplichting welgemelde Heeren Gedeputeerde Staaten van Overysfel geenszins in twyffel trekken, terwyl eene Provinciale Refolutie , waar op die Heeren zich reeds by de conferentie van September 1767, beroepen hebben, en thans wederom beroepen, by onzydigen van weinig gewicht geconfidereert zal worden te zyn : ondanks (zeggen wy) dit alles , vreezen wy nogtans, dat het voorbeeld der Heeren Gecommitteerden 'sLands van Utrecht, en de daar uit refukeerende financieele voordeden voor deeze laatstgemelde Provincie , insgelyks in dezen te veel invlaeds hebben zal op Heeren Gedeputeerden Staaten van Overysfel, dan dat dezelven door eenige verdere remonftratien , hoe wèl gefundeert en gemotiveert die ook mogten voorgedraagen worden , tot andere gevoelens zouden kunnen gebragt worden. Aan den anderen kant, Edele Mog. Heeren 1 hoe zeer wy, en ook orgetwyffelt U Edele Mog. overtuigt zyn van de noodzaaklykheid der geprojecteerde ontzetting van den Beneden.fpykfchen Oever, rerwyl de ondervinding by het Herwenfche en andere Schaaren geleerd heefc, dat een dergelyk ontzet, eens verzuimd zynde in tyds werkftellig te maaken, naderhand of in het geheel niet, of niet dan met immenfe koften konde geobtineert worden : ; hoe zeer wy daar benevens bereid zyn, om, ingevolge het gedeclareerde der Heeren Gecommitteerden dezer Provincie op de Conferentie van den jaare r/8i , de gemelde zaak te brengen ter kennisfe van de Heeren Staaten onze Principalen ; zo kunnen wy echter U Edele Mog. niet verbergen , dat wy zwaarigheid maaken , om welgemelde Heeren Staaten voor te flaan , van in dezen , met betrekking tot de deficieerende quoten van Utrecht en Overysfel , eene gelyke Refolutie te nemen , als dezelven in den jaare 1775 , ten aanzien der eerstgemelde Provincie, bepaaldeJyk voor zo verre de alstoen geprojecteerde Kribben aan het Boven-fpyk concerneerde, genereufelyk en buiten alle gehoudenis genomen hebben. Hier om hebben wy gemeend , alvorens deze zaak ter deliberatie der Heeren Staaten dezer Provincie te brengen , U Edele Mog te moeten verzoeken , van in ernftige overweeg'mg te nemen , hoe weinig het met de bekende denkbeelden van billykheid ftrooke , dat deze Provincie , die zich reeds meer, dan immer van haar gevergt of verwacht konde worden, met de koften der Rivierwerken buiten dezelve gelegen , belast heeft, voortaan en altoos alleen belast zoude moeten worden met de quote eener andere , eve zeer geïnteresfeerde Provincie, zo ras deeze, met of zonder pranexcen, goed vint zich van haare folemneelfte verplichtingen te ontflaan : en of derhalven U Edele Mog. niet zouden kunnen goedvinden, om deeze en meerandere in zich zelve evidente redenen , te refolveeren , om , volgens eene bflyke en r.ader te bepaalen proportie, te panicipeeren in zodanige fommen, als de Provinden van Utrecht en Overy>fcl bevonden zouden worden , te hebben moeten contribueeren tot den aa leg en het onderhoud der Werken , welken bepaaldelyk tot ontzet van den beneden Spykfchen Oever, reeds onderling gearrefteert zyn, of nog gearreftcert zouden mogen worden : terwyl wy vei» trou-  c 409 ) trouwen, dat het argument, het welk men fomwylen zoude meenen te mogen ontleenen , uit het geen deze Provincie reeds ten aanzien der deficieerende quote van Utrecht geaccordeert heeft, wel verre van aan onze tegen woordige propofitie nadeelig te zyn, in tegendeel ftrekken moet, om dezelve nader aan te dringen, en haare billykheid in daglicht te ftellen. Ons dan vleijende, hier op eerlang eene favorabele refcriptie van U Edele Mog. te zullen ontvangen, ten einde deeze zaak ter kennisfe van de Heeren Staaten dezer Provincie te kunnen brengen , cn vervolgens dezelve finaal onderling te arrefteeren, beveelen wy, Edele Mogende Heeren. U Edele Mog. in Godes . . . &c, 'sHage den 9 January 1783. De Gecommitteerde Raaden enz. 3. M. Edele Mogende Heeren! Ingevolge onze Misfive van den 17 February jongstleden , aan de Heeren Staaten van deeze Provincie rapport gedaan hebbende van den ftaat en de gefteltheid van den Dyk op het Benedenfpyk . en van het Oever aldaar, fpecialyk , vermits de Provinciën van Utrecht en Overysfel zich die Werken in het geheel kwamen te onttrekken van den voorflag in U Edele Mog. Misfive van den 9 January dezes jaars , nader geïnhasreert by die van den 3 Maart gedaan ; zo vinden wy ons thans door hooggemelde Heeren Staaten gelast, op dat fubject aan U Edele Mog. te communiceeren , dat haar Edele Mog. met alle oplettenheid geëxamineert hadden de gedaane rapporten omtrent den ftaat en gefteltheid van den Dyk op het Benedenfpyk; Dat daar uit aan haar was gebleeken , dat den Oever aldaar merkelyk kwam af te vallen, en de Stroom tot in den voet van den Dyk naderde; Dat overzulks haar Edele Mog. mede van gedagten waren , dat dienaangaande by tyds , door het aanleggen van de nodige Kribben, tot voorkominge van alle onaangenaame desaftres, zoude behooren te worden voorzien ; Dat ook wel inclineerden, en niet ongenegen waren, met en nevens de mede geïnteresfeerde Provinciën, mitsgaders die van Cleeve, de vereifchte koften te helpen dragen; edog niet verder, als derzelver gewoone quota, zo en als dit ten aanzien van de Bleeswerken en Kribben op het Bovenfpyk plaats was hebbende , zonder zich tot eenige meerdere contributie van Penningen te engagceren , gelyk men zich by diverfe gelegenheden daar omtrent had geëxpliceert; dat mitsdien haar Edele Mog. niet konden refolveeren, te treden in den voorflag door U Ed Mog. gedaan, ten einde om volgens een billyke en nader te bepaalene proportie te participeeren in zodane Lllll om-  C 410 ) •fommen , als de Provinciën van Utrecht en Overysfel bevonden zouden wor. den , te hebben moeten contribneeren tot aanleg en onderhoud der Werken, welke bepaaldelyk tot ontzet van den beneden-Spykfchen Oever reeds on. derling gearrefteert zyn, of nog gearrefteert zonden mogen worden; Dat haar Ed. Mog. daar in des te meerder zwaarigheid moeften maken, als kwamen te letten op den bekrompen ftaat van haar Finantien , welke door de excesfive koften aan de Werken der Rivieren jaarlyks geimpendeert moetende worden, met weinig wierden geaccableert , behalven dat deeze Provincie, betrekkelyk tor de Werken in het Pannerdenfche Kanaal, de drie Provinciën aangaande , zedert den jaare ^20 , en al nog, met de geheele quota van de Provincie van Overysfel bezwaart is geweest, en privativé komt te blyven, onaangezien in al die tyd importante fommen, tot vaarbaarheid van dat Kanaal, te koften gelegt zyn , en by continuatie aangewend moeten worden. Om ajle welke redenen haar Ed. Mog. dan ook van zich niet konnen verkrygen, eenige verandering in de contributie van derzelver Provinciale quota temaken, maar vermeenen, dat die op denzelven voet, als tegenwoordibehoord te verblyven, in hoopt, dat by U Ed. Mog. daar op gunftige' reflexien genomen zullen worden, Waar mede Wy, Edele Mog. Heeren, U Ed. Mog. in Godes heilige befcherraing beveelen. Gefchreeven te Zutphen den 30 April 1783. Onderftond, U Ed. Mog. goede Vrienden, De Gecommitteerden tot het beneficeeren van de Neder Rhyn en Ysftl wegens de Provincie van Gelderland. Lager ftond. Ter ordonnantie van dezelve. Was geteekent, Bern. Joh. Hof.