UITLEGGING DER TYTELPLAAT. J^.anfchouwer! V Is de Vorst der Magtige Ab-:sfijnCnj Die ge in het midden van dit Tafereel befchouwt. Gy ziet zyn" Legerftoet benevens hem verfchynen, Met alzyn Edeiiiên waar op hij zich vertrouwt; Terwyl Trompet en Fluit enforsfe Keteltrommen, Vermengt met V Zangers ftem en lieffelyk geluid, Op Ooscerfche manier alom zyn lof uitbrommen, Waar van de galm tot in het verr" gebergte fluit. Twee Lojolisten, beide in hunne OrdenskleéVen, Vertoonen zich voor hem, om zo Vgelukken kon, Den Vor?t het Roomsch geloof als V Waart te doen eer en, Op dat de Paus meer magts in V geurig Oosten won. In V Vak der Steen, die men een Zui! ziet onderfchmagen, Toom de Arbor Santo zich, die ftraaïen Waters geeft. Voor aan ligt Suikerriet, dat ieder kan behaagen, En wat dees Landftreek meer van Schoone Vruchten heeft. J. F,    HEDENDAAGSCHE HISTORIE of het VERVOLG TAN DE ALGEMEENE HISTORIE; Befchreeven door een Gezelfchap van GELEERDE MANNEN IN ENGELAND. UIT HET ENGELS CH VERTAALD, en.z. XIFdi. 2>E E L, LP** en II benevens een beiicht van de Ca/- Huur. . . • • •■ . 375 ks, en hunne vero.eiingen . . 265 vul  VIII. AFDEELING. ffi. AF'DEFLINÖ. Ove, de Geveclens en phrfgf». FFftone van het Koningrijk ^iftof dér, der Alyfinifchi Kerk^ met be'. Zafc ....... .. . 49 trekking tof de overige deelcn van * titanen. Godsdienst,, en de gevo - IV. A1 E -£'LA N4f/ lens , welken zi; aangenomen heeft zeden haare bskeering tot het Chris- HifUriö van her Koningrijk Maga. teiijk geloof. . . 403. eu uw ll.pu'^ck Btava. . 656." IX. AFDEELING. VI. HOOFDSTUK. Behelzende de tijdrekening, op- Behelzende de Hiftorie van de volging, en raamlijst der Keizers van voornaamfts Koningrijken op de Aart db-jifmic; benevens de Hiftorie van van Zarguebar £45 dat Ryk zedsrt de komst der Portugee- zen aldaar tot op hunne uitdryviag I. AFDEELING. to-'. . . . . 429. ITifiorie van het Koningrijk MeünV. HOOFDSTUK. da 6si< Bele!zende de Hiftorie der IL AFDEELING. Rijken aan Abjifmie grenfende. 604. Hiftorie derKoningrykecenEilandeji van Mombazten Qui.oa. . . . 671 I. AFDEELING. III. AFDEELING. De Koningrijken Balu en Dancali 605. Het Koningrykikf«jam5('eo . . 704. II. AFDEELING. IV. AFDEELING. Hiftorie van het land van Jjcn of Hiftorie van het Kpningryk Safola. Atan; en van de Koningryken en • • . . 714. Staaten tot hetzelve behoorende 610. * 2  T. AFDEELING. VII. AFDEELING; Hiftorie van het Ryk van Monomo' Hiftorie van Cafrarla of het land der apa of Mutiemotapa .... 730. Kaffers, enivan verfcheidene Natiën die onder den naam van Ca^w begreeVI. AFDEELING. pen zyn 762, Hiftorie van het Koningrijk Monoe- ......... 75S,.  HEDENDAA GSCHE HISTORIE; ZYNDE EEN VERVOLG VAN DE ALGEMEENE HISTORIE. AGTIENDE BOEK DERDE HOOFDSTUK, Historie van de Afrikaanfche Eilanden. IS—81 \-,Zu]}tn defze be^hryving beginnen met^de XVIH III W Hl planden, die aan den mond van de Roode Boek' ^■=$3 geleg£nzyn, en dus langs de kust voort- m * win „inf* ,gaan ' f U1i" en 7n°ordwaa«s ; vervolgens om Hoofdsv. den uithoek van de Kaap de Goede Hoop naar de Golf van Benin; en van daar langs de Slaaf-Goud-Tand- en GreinKust tot aan Ubo Ver de ; en eindigen met Madera, en de overige Eilanden , die naast aan de Straat van Gibraltar, en den mond van de Middellandfche Zee celeeen zvn Hedend. Hist. XIV. D. I. St. A I EER  4 HISTORIE vam de XVIII. BiT EERSTE AFDEELING, HOOFDST. I. De Eilanden Bab-el-Mandel, Suachem, Barbora, Afd. Socotora, enz. Bab-ei- TTolgens de bovengemelde order is het eerste Eiland , Mandel. y ^ ons voorkomt, Bab-el-Mandel, of Haven der Droefenis, oudtyds genoemd het Eiland van Diodorus, ge* legen aan den ingang van de Roode Zee; hetzelve maakt de eene zyde uit van AeStraat van Bab-eUMandel^Qn legt op 13 Gr. N. Breedte. Naardien het juist in het midden van de gemelde Straat gelegen is, omtrent vier mylen van de Arabifche kust, en even zo verre van Mysfiniën, recht tegen over Kaap Zeila , verdeelt het den ingang van dezelve in twee kanaalen, welke beiden het volkomen kan beftryken ; waarom de oude Koningen van JEgypten ge. woon waren doezen doortogt te verzekeren met twee groote boomen of ketens, die van het Eiland tot aan het vastland kwamen. Pigafet zegt, dat het westelyk kanaal vyf mylen breed , en voor groote en kleine fchepen bevaarbaar is ; dech het andce is, zegt hy, veel naauwer, en opgeftopt met fchorren en zandbanken ;. een verflag , dat door de geloofwaerdigfte Schryvers eenparig tegengefproken word (A). Dit Eiland heeft omtrent vyf mylen (A) GO THARDvan St. Bernardin merkt aan, in zyne Reis naar Indiên, dat de Slraat van Bab-d-Mandel gelegen is op 12 Gr. 40Min. tusfehen twee kaapen; waarvan de zifrioianfche Rosbeb , en do Arabifche Ara genoemd word. Mid !en tusfehen deeza twee uithoeken legt het Eiland Mium , tusfehen hetwelk en de vaste kust van Ardbiën een doortogt is, die eene myl breedte, en omtrent zes vademen diepte heeft. De andere doortogt, welke het van Afrka affebeid, is twaalf vademen diep ; maar de kust is overal even ongenaakbaar „ naajtj  AFRFKA.ANSCHE EILANDEN. 5 len in den omtrek, en is in geen opzicht aanmerkenswaar- XVIII dig dan alleen om deszelfs legging , naardien het geene Qom * graanen , kruiden , vruchten , of aardgewasfen voort- m ' brengt. Eertyds heeft het echter veel aanleiding gege-HooFrAi ven tot bloedige oorlogen tusfehen de Abysfinïérs en de I. Arabiërs van de kust van Adel, die beurtelings meesters Afd. van hetzelve waren , tot dat de Pertugeczen hetzelve bemagtigden , en de vestingwerken Hechtten. Naardien thans de Turken meesters zyn van beide de zeekusten, is hetzelve wederom in zyne voorige nietswaardigheid verzonken , en genoegzaam verlaten, bevattende flechts een klein getal armoedige inwoonders , voor welken het naauwlyks genoegzaam onderhoud oplevert (a). Niet verre van daar legt het Eiland Suacbem , of Saa-Suachenj. chin volgens Marmol, dat de Roode Zee ten westen heeft. Het heefc tusfehen vyf en zes mylen omtrek ; offchoon' Rojario daarvan fpreekt ais een garing , nietswaardig Eiland. Tegenover het Koningryk Adel legt het Eiland Barbora. Barbora, dus genoemd naar eene Stad van denzelfden naam op het nabuurig vastland. Deszelfs inwoonders zyn Negers , gekleed op dezelfde wys als de inwoonders van Adel, doorliepen in den koophandel , en groote veefokkers, waartoe het land uitmuntend voeJfel oplevert. In het algemeen dryven alle de bewoonders der Eilanden van de Roode zee een' flerken koophandel met die van de («OLaCroix, T, 4, Part. 3, Sect. 12. naardien 'er niet eene haven gevonden word , die een' go?den anker grond heeft;, of daar de Schepen veilig leggen voor de ftormwinden. Met één woord , men moet een ervaien loots, een voorzichtig Stuurman, en een grondig kenner van den middendooitogt zyn,om behouoen daardoor te geraaken. (*) (*J Bernard. by La Croix. A 3  6 HISTORIE van bï XVIII. de tegenovergelegene kust van Arabi'én; fchoon de ryke Boek, handel der Mooren van Ziden in droogeryën , ambergrys, 1 III. muskus , en edelgefteente , waaraan de Eilanders veel Hooftst. deel hadden , grootlyks verminderd' is , zedert dat de I. Hollanders eene zo magtige handeldryvende Maatfchappy Afd. in Oost-Indien (£) hebben opgericht Socotora. Het naastvolgend Eiland is Socotf.ra , of Sicuthera, voor omtrent tweehonderd jaaren ontdekt door Ferdinand Peren-a, een' Portugees; dat by fommige hedendaagfche Schryvers gehouden word voor het Dioscorides van Ptolomceus en Piinius. Het legt ten noord oosten van Kaap Guardafiii , die in fommige kaarten Rafulgat genoemd word , omtrent 75 mylen van den gemelden uithoek af, op 12 Gr. io-Min. N. Br. volgens De Lisle, of op 12 Gr. 50 Min. volgens La Croix , en meer andere Schavers. Mandeljlo , plaatst het, (doch dit is voor zeker eene drukfout) op 21 Gr. 40 Min. hebbende ten noordoosten Melinda, en ten zuiden het vastland van Arabiën, waarvan het omtrent zestien mylen afgelegen is (c). De meeste Schryvers komen hierin overeen, dar. het zeer groot en uitgeftrekt is, en dat het vyf en-twintig mylen lengte, en negentien mylen breedte heeft, en omtrent vyftig mylen in den omtrek. Het ftrand is overal hard, en heeft een' goeden anker grond, en veele veilige havens; vsornaamlyk munt hetzelve uit door twee fchoone baaij'L en veilige havens, daar de Schepen gerust kunnen anderen, welke wind ' er ook mooge waaijen. Dit zyn de havens van Benin en Cora. Het is te verwonderen , dat een land, zo dikw57ls bezocht door de Europeaanen, en door alle andere handeldryvende volken, zo verfchillend en tegenfüydig befchreven word door de reizigers; want fommigen verzekeren, dat het- (i) Mar m. T. 1, pag. 32. La Croiï, T. 4, pag. 157. (e) Makdelslo, by Harrs. Tom. h pag. 754.  AFRlKAANSCiJE EILANDEN. ? hetzelveflechts eene Stad heeft, genaamd Tamart, 'of Ta- xvifr mary; anderen zeggen, dat op het Eiland drie Steden ge- r0fkvonden worden, waarvan Tamart de Hoofdftad is; en we- m der anderen verhaalen, dat 'er op het geheel Eiland nietHooFosr ééne Stad, of Dorp , ja zelfs niet één huis is, en dat de J. inwoonders zich ophouden in grotten, holen, en fpelon- Afd. ken, om zich des te beter te.beveiligen tegen de brandende hitte van de zon. Mandeljlo zegt, dat Tam'ary eene Stad is zeer opmerkenswaerdig wegens derzelver grootte, gebouwen, ilerkte , en volkrykheid , verfterkt met een kafteel , dat gefchut voert , en verfierd met een fraai Paleis, waarin de Onderkonipg zyn verblyf houd. Of die nu zo is of niet, dit word algemeen toegeftemd , dat het Eiland zeer volkryk en vruchtbaar is, en geregeerd word door een' Sultan , of Heer, die te vooren onderworpen was aan de Sberifs van Arabiën, en thans waarfchynlyk aan de Porte. De meeste inwoonders zyn Mohammedaanen, en zeggen dat zy Arabiërs van afkomst zyn ; en inderdaad hunne gewoonten , en hunne taal hebben groote overeenkomst met die der Arabiërs, offchoon zy niet in alie opzichten eveneens zyn. Het geheel Eiland heeft overvloed van vee en vruchten , waarmede de inwoonders handelen op Goa , daar zy beter onthaald worden dan de geboren Arabiërs , die zonder paspoort niet in die Stad moogen komen. De voortbrengfelen van dit Eiland beftaan voornaamlyk in Aloë, wierook , ambergrys, draakenbloed,, ryst, dadels , en koraal, (B) die van Goa naar verfchei- xlen (B) D e Aloë , die van daar aangebragc, en Aloë Socetorina, angu* flifolia fpinofa , fiore purpureo genoemd word ,. kan men zeer ligtelyk onderkennen van de gom , welke uit andere foorten van dit gewas voortkomt-, door derzelver glanzigheid en doorfchynendheid. Dezelve word in brokken naar Europa overgezonden, die eene geelachtig-bruine kleur hebben , zolang zy heel zyn , doch tot poeijer go* fiampt eene glinfterende goudkleur vertoonen.  8 HISTORIE van de den gewesten van Indien verzonden worden , en ver* XVIII. voigens naar alle de landen van Europa ; het welk een Boek. groot voordeel toebrengt aan de kooplieden en inwoonUk ders , die daarvoor overvloediglyk van al het noodige Hoofdst. voorzjen wordan. In vroeger tyd hadden zy meer on. middelyke handel met de Europeaamn , door derzelver vaart op Oost-Jndiën , dewyl de Schepen dikwyls daar bleeven , wanneer zy in hunne reis belet wierden , het zy door te vroeg of te laat komen voor de Mousfons , of jaargetyden ; doch tegenwoordig zyn dezelve zo zeker bekend , dat deeze zeehaven weinig meer bezocht word. De luchtgefteldheid is daar, volgens het fchryven van Dapper, buitengemeen heet; waaraan hy den korten duur van den regen toefchryft , die daar zelden langer dan drie weeken in het geheel faizoen blyft aanhouden. Doch dit gebrek word gelukkiglyk vergoed door den zwaaren dauw , veroorzaakt door de hemelhooge bergen , welker toppen altoos bedekt zyn met fneeuw, in zo verre , dat die de wolken tegenhouden , en dezelve doen opeenpakken , waardoor die alsdan tot een' zwaaren mist of ftofregen ontbonden worden , die de aarde behoorlyk bevochtigt. Behalven dit vind men 'er nog eenige rivieren , die uit bronnen hunnen oorfprong hebben , en nooit uitdroogen zelfs niet in de droogfte jaargetyden ; en langs de zeekust vind men eenige putten , die dooide Arabiè'rs gegraven zyn; doch verfeheidcne plaatfen hebben gebrek aan water. De inwoonders zyn allen, of inboorlingen , of Arabiërs, deeze Iaatften noemen de anderen Bedoïns t of redelooze dieren. De eerstgemelden worden verdeeld in twee foorten, in kustbewoners , die zich door het huwlyk met de Arabiers vermengen, en om die rede Halve Bedoïns genoemd worden , en binnenlanders , die zeer ftreng naar hunne oude zeden en gewoonten leevea > en het  AFRIKAANSCHE EILANDEN. > het voor eene gruwlyke misdaad houden zich met vreemd XVIII Woed te vermengen. Deeze laatften alleen zyn de waa- Boek* re Bedotns, die veel fchooner zyn dan de andere Indiaa- m ren, en zelfs zo welgemaakt , dat men hen, volgensHoofdst. het zeggen van Dapper , voor fchoone Europeaanen zou I. aanzien ; doch met dat alles zyn zy bedrieglyk, lui, en Afd. Jat hartig, en laaten zich op eene flaafachtige wys regeeren door eene handvol Arabiers , zonder zich met iets anders te bcmoeijen dan met hun huishouden en veeiofckery; welke beide zaaken voornaamlyk door de vrouwen onder hen worden waargenomen. Hun voedfel beJiaat uit melk , boter, ryst, dadels , en het vleesch van hun groot en klein vee , en hunne kleeding is veel eenvoudiger dan die van de andere inwoonders , die zich voornaamlyk bedienen van de voorrechten, die hunne woonplaats en handel hen kan opleveren ; want wat hunne perfoonen betreft, dan ontbreeken hen allen de natuurlyke voorrechten van de eerstgemelden ; zy zyn klein van geftalte, mager, lelyk van aangezicht, dof van gefteltenis, doch hardvochtig, gezond, en buiten gemeen fterk. (d) La Croix ftemt met dit verhaal volkomen overeen , dit alleen uitgezonderd, dat hy zegt, dat zy groot van geftalte zyn, en kort, zwart, en gekroesd haair hebben. Zy leeven voornaamlyk van visch, vleesch, melk , boter , en moeskruiden ; hunne gewoone fpys is een mengfel van dit alles ondereen , waarby zy brood of ryst eeten, of, wanneer hen zulks ontbreekt, dadels , die zy tot eene foort van deeg maaken. De bovengemelde zaamenftelling gebruiken zy voornaamelyk in ziekte, en houden die voor een algemeen geneesmiddel , dat dienen kan om allerhande kwaaien te geneezen, een vooroordeel , waaraan zy zó vast verknocht zyn dat zy zelfs door herhaalde blyken niet van het tegendeel (d) T)/itp. ibid. Thev. L. 4. C. ir. HfiDEMD. Hjdst. XIV. D. I. St. B  jp HISTORIE vahde XVIII. kunnen overtuigd , of van hun gevoelen afgebragt Boek. worden- UI. Wat hunne kleeding betreft, dezelve is verfchillende Hoofdst. in verfcheiden gedeelten van het Eiland. Sommige SchryI. vers zeggen, dat de echte Bedoïns geheel naakt gaan, beAfp. halven dat zy een klein llukje doek om den middel gegord hebben , dat van vooren by wyze van een voorfchoot nederhangt. Anderen daarentegen zeggen , dat zy hunne heimelyke deelen in eene foort van zak opbinden , en dat zy geene andere kleederen draagen; terwyl Thevet ons verzekert, dat zy hun lichaam bedekken met, een' langen tabbaard , en het hoofd met eene ruige muts van geitenvellen. De vrouwen gaan blootshoofds, en draagen insgelyks een' langen tabbaard of mantel van geitenhaair. Dit is over het algemeen de dragt van het Eiland , en deeze tabbaard hang: van achteren met een* langen fleep néder ; deeze kleeding ftaat niet onbevallig maar. is echter zeer ongemaklyk , uit hoofde der hitte van de Iuchtftreek , want hunne gewoonte is dezelve rondom het Jyf op te knoopen , wanneer zy hun werk doen. Zy groeten eikanderen met het kusfen van de fchouders ; en zyn onbedreven in eenige kunften, in zó verre , dat, zonder den koophandel met de Arabiers, zy van de meeste gemakken van het leven zouden verftoken blyven. In het leezen, fchryven, en andere fraaije kunften zyn zy, zo het mooglyk is, nog meer onbedre* ven , en oordeelen geleerd genoeg te zyn , wanneer zy het getal van hun vee , volgens fchreefjes op een' kerfftof gefneden , kunnen berekenen ; echter zyn zy zeer vernuftig in het weeven van Camboline, eene zeef fraaije ftof, die zy weeten te bereiden uit een zo ruw haair als het geiten haair is. Ossorius zegt, dat de veelwyvery onder de inboorlingen verboden is, en dat onder hen de man zich aan éénevrouw  AFRIKAANSCHE EILANDEN. n vrouw verbind, zo lang zy le_eft; doch nieuwer Schry- XVIII. vers zeggen, dat dit enkel afhangt van hunnen rykdom Boek' en verkiezing; en dat de mannen hunne vrouwen ver- M. 1 ftooten , voor een' tyd of voor haar geheel leven , naar- Hoofmx mate zy zulks goedvinden. Zy kunnen zelfs vaders zyn L van kinderen zonder daarom verpligt te weezen de kin- Afd. deren of derzelver moeders te onderhouden , nadat zy verlost zyn , wanneer Hechts de moeder, wanneer zy in baaiensnocd is, verklaart aan wien zy haar kind wil geeven , wanneer het ter waereld komt. Ten dien einde ontfteekt de vader een grcot vuur voor de deur vnn zyne hut of grot , en roept alsdan opentlyk uit, dat hy het kind, waarvan zyne vrouw ftaat te bevallen, wil weggeewn. Vervolgens noemt hy den uitgekoozenen perfocn , aan wien dan ook het kind terftond na deszelfs geboorte word thuisgebragt. Hier geniet het alle de liefdeblyken en tederheid, welke hetzelve door zyn' onnatuurlyken vader ontzegd waren ; het word aan eene voedfter overgegeven , en met geitenmelk gevoed. Deze kinderen worden genoemd zoonen of dochteren van den rook ; en het gebeurt dikwyls , dat de een of andere goedhartige man , 'die zelf onvermoogend is om een kind te teelen , de eer heeft van een dozyn vreemde kinderen groot te brengen , aan welken hy alle de genegenheid van een' waaren vader betoont. Dit is waarfchynlyk eene van de vreemdfte en onnatuurlykfte gewoonten, die de gefchiedenisfen ons opleveren , te meer naardien dezelve op geene gronden van godsdienst, ftaatkunde, of neiging, maar enkel op eene loort van grilligheid gevestigd is ,• want het is daar niet ongemeen , dat een vader, die zyn eigen kind weggeeft, kinderen van anderen aanneemt, en, door zyne tederheid voor de laatften, de goede dienften vergeld , die hy aan de eerften verfcbuldigd was. De inwoonders van Secotora hebben nog eene andere, B 2 niet  12 HISTORIE VAN DE XVIII. niet minder zeldzame, gewoonte, die insgelyks uit himBoek. ne denkwyze haaren oorfprong heeft, en dit is, dat zy III. hunne'zieken begraaven, éér zy nog overleden zyn,geen Hoofdst. onderfcheid maakende tusfehen flervende en reeds ge!■ ftorven menfehen. Hunne voortekenen van de dood Afd. Zyn zekerlyk onfeilbaar , en hoe zou dit ook anders kunnen zyn , daar zy de natuur niet toelaaten haare uiterfte poogingen te doen , welke dikwyls in de haglykfte oogenblikken eene heilzaame omwenteling te weeg brengen ? Zy houden het voor een' pligt den lyder, zo fpoedig als mooglyk is, uit zyn lyden te helpen ; en de zieken zeiven verzoeken 'er om aan hunne vrienden. Wanneer een huisvader zich in zulk een' toeftand bevind , en hy gevoelt, dat zyn einde nadert, dan doet hy zyne kinderen, het zy dan eigene of aangenomene, benevens zyne bloedverwanten > vrouwen, huisbedienden , en bekenden rondom zyn ziekbed komen , en vermaant hen alsdan , dat zy de volgende artikelen van zyn' laatflen wil naaüwkéüriglyk zullen in acht neemen : Vooreerst, dat zy niet zullen dulden , dat 'er eenige verandering gemaakt worde in den godsdienst, of in de zeden van hunne voorvaderen,• dat zy nimmer met vreemdelingen zullen in het huwlyk treeden ; dat zy niet zullen toelaaten , dat hen of hunne voorzaaten eenige oneer worde aangedaan , of dat een beest van hen ongeftraft gefloten worde ; en eindélyk , dat zy hunne vrienden nimmer in pyn of finart zullen laaten , wanneer zy hen door de dood daarvan kunnen bevryden. Dusdanig luiden de vreemde verzoeken van den ftervenden ; waarna hy het teken geefc , dat hy begeert , dat het laatfte aan hem zal werkftcilig gemaakt worden. Dit word doorgaans uitgevoerd door zeker wit vocht,,dat van een' zeer vergiftigen aart is, en voortvloeit uit een' boom , die op dit Eiland in het byzonder groeit, doch van welken geen Schryver ons den naam of de befchryving opgeeft.  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 13 f3; HieruitJontftaat» dat men rp dit Eiland meer ge- XVIII. Sgn^m0,°rdenaarS,JVlnd dan er£ens elders; want, be- Boek. .ïlltn f° lafsSemelde ontmenschte gewoonte, veroor. W. zaaken de andere verzoeken van den overledenen onein-HoOFDSTd>ge gefchUlen , en voeren veelmaals een' onve"zoenIyllP TQ Sa aat' en bloedftorting met zich tot in veele »flK volgende gedachten , uit hoofde der belofte , dat zy de oneer, hunne voorvaderen aangedaan, Lllen ZeZ aiï*Vlin?R?gae °J.erl?ede°> na den Sultan , zyn de Cacis , of■ Hodamos , die m alle gevallen , zo èeestlvke to^^9^TïkSm lymraflyke een S g vonnis vellen. Deeze Hodamos blyven een iair iw bediening, doch de kortftondigneil van hunne egeefC word vergoed door de huitengewoone magt en het 2 veTrè ^anaSndate?P b^\^ die zelfs z0 verre gaan , dat geen mensch de uiterfte punt van het kruiswys gefceden ftokje , dat zy geduurende den vd van hunne bediening als een kenteken ovrnl met S draagen , mag aanraken , zonder daar voor met het let hes van den arm geftraft te worden. Niemand kan ïich van deeze rechtbank op eene hogere beroepen , e ze^fs kunnen de opvolgers geen vonnis%errdetigen ^da door hunne voorzaaten uitgefproken' is. Wanneer een men^h door honger vervoerd, en dus in gevaar van te fterven zyn nood verligt door een fchaap of geiï? dan neem? hy daarmede terftond zyne toevlucht naJ^ een' tempé?• doch , wanneer hy in dat heiligdom betrapr word door den wettigen eigenaar, éér hy nog een' der ontmoet heeft , dan moet hy denS d efftal botten me? W Davitit, T. 5. P. 657. Mi.«r, 1. 3. Om, In. S. °M" B 3  14 HISTORIE van de XVIII. Somm.ige Schryvers hebben gefield, dat de Bedoïns üoek. St. Thomas Christenen waren , dat St. Franciscus Xaverius lil. yeelen van hen tot het Catholyk geloof bekeerd heeft, kqofdst.en dat het aanneemen van den naam van den een' of Afd anderen HeiliS eene duidelyke blyk is van hunnen gods**- dienst. Maar Dapper merkt zeer wel aan , dat de naamen van Lacaa, Sumaa , Xambe , Taramo , cn dergelyken, die de algemeene voornaamen der inwoonders van Socotora zyn , niet op de lyst van de Almanaks-Heiligen gevonden worden. Hy denkt , zegt hy , dat deeze misflag zyn' oorfprong heeft uit hunne gewoonte van de vrouwen Maria te noemen ; welk woord, zo hy ons verzekerd onder hen enkel eene vrouw betekent; 'en dit zyn zeggen word bevestigd door La Croix. Zy neemen, wel is waar , de befnydenis zeer naauwkeurig in acht, en zyn daaromtrent zó bygeloovig , dat zy de vingers affnyden aan de geenen , welker ouders verzuimd hebben deeze plegtigheid aan hen te doen verrichten, of die zeiven weigerig zyn geweest zich daaraan te onderwerpen ; doch dit is een gebruik , dat aan meer heidenfche volken eigen is , gelyk wy reeds elders aangemerkt hebben. Ook is het waar , dat zy een vasten onderhouden , of ten minde iets , dat daarnaar gelykt, welke met de nieuwe maan van .Maart begint, terwyl zy zich geduurende zestig dagen onthouden van melk, boter , vleesch , visch, en van alie levendig gedierte , en enkel leeven van dadels , ryst, honig , en moeskruiden; de honig krygen zy uit Arabiën in ruiling voor aloe en wierook. Zy hebben ook altaaren en kruifen ; doch , naardien zy geheel onkundig zyn van alle Christelyke leerflellingen en kerkgebruiken, kan men, ons bedunkens, niets met eenige zekerheid opmaaken uituiterlyke pïegtigheden en gebruiken, die by overlevering tot hen zyn overgekomen, zonder dat zy daarvan eenig verHag kunnen geeven, of eenige rede daarvoor bybrengen. Ja zelfs  AFRIKAANSCHE EILANDEN. ic zelfs zyn zy zo verre verwyderd van navolgers der XVIII. Chnstelyke Jeer te zyn, dat zy, indien wy de beste Boek* fchryvers moogen gelooven, grove afgodendienaars zyn, III. ' die de maan aanbidden, welke zy voor deeerfte en fchep-HooFMT. pende oorzaak van alle dingen houden ; een denkbeeld , I. dat niet alleen met de Christelyke leer maar zelfs met Afd. het Theismus ftrydig is Zy komen in groote hoopen p.'egtiglyk byëen, en offeren dus hunne fmeekingen aan deeze planeet op. Zy doen haar, by het begin van hunnen vasten , eene plegtige cfferhande , waarby zy eene groote menigte van geiten haar ter eere flaehten ; zy be • zoeken hunne tempels zo dikwyls als de maan op of ondergaat, en oefenen vee!e andere godsdienfb'ge plegtigheden , die tot blyken kunnen ftrekken , dat zy yvertge aanbidders zyn van deeze wisfelvallige godheid , en geheel onkundig van de grond/tellingen van het waar geloof. La Cr.oix verhaalt, dat zy , by het op- en afgaan van de maan , cf liever by elke nieuwe en volle maan tot driemaal tce eene plegtige ommegang doen rondom hunne tempels ; of Moquamos, en even zo dikwyls rondom hunne begraafplaatfen , twee ftukken welriekend hout, die een ieder van-hen in de handen heeft, tegen eikanderen wryvende. Deeze plegtigheid verrichten zy driemaal des daags, en even dikwyls des nachts ; daarna hangen zy een' grooten keetel aan drie ketens over het vuur, in hetwelk zy fplinters van dat hout fteeken , waarmede zy hunne altaaren , en de voorhoven van hunne tempels verlichten. Vervolgens zenden zy hunne gebeden op aan de maan , haar fmeekende , dat zy hen methaare godlyke glans wil verlichten, haarenguns. tigen invloed over hen, en hunne velden uitftorten, en voor altoos verhoeden, dat zich eenige vreemdelingen met hen vermengen. Ook hebben zy nog een* jaarlykfehen omgang rondom hunne tempels, by welken een kruis vooruitgedragen word, en die befloten word door zeker hand-  i6 HISTORIE van de vviTj handgeklap van den Opperpriester, als tot teken , dat TCfw de Maan voldaan is van hunne eerbewyzingen. Anderen Til zeggen > dat de plegtigbeid eindigt met het affnyden der Hoofdst. vingers van den perfoon , die het kruis draagt; waarj. ' voor hem ter vergoeding een ftok gegeven word met Afd. zekere tekens daarop , waardoor aan alle perfoonen van welken ftaat of rang zy ook moogen zyn, verboden word hem in het vervolg op eenigerhande wyze te beleedigen, of lastig te vallen ; maar hen in tegendeel beveelende hem in alle gevallen by te ftaan, zo menigmaal hy hunne hulp zal vorderen , en hem te achten en te vereeren als een' martelaar van den Godsdienst, alles op lyfftraf en het verlies van een' arm (ƒ). Dit verflag van La Croix komt volkomen overeen met het verhaal van den Ridder Thomas Roe, in zyn dagverhaal wegens den godsdienst en de gewoonten der inboorlingen van het Eiland Socotora. Wy zullen uit den laatstgemelden Schryver nog aantekenen , dat hy de inwoonders van het zelve gevonden heeft te beftaan uit vier foorten , te weeten uit Jrabiërs welken de Korfing van Caxem derwaarts zend om het Eiland onder zyne gehoorzaamheid te houden ; uit flaaven van den Vorst, die gehouden worden om aloë te bereiden, door die uit te perfen , en in blaazen te doen , uit Bedoïns , de oorfpronglyke bewooners van het Eiland, die naar het gebergte verdreven zyn geworden , tot dat zy zich aan het juk der Jrabiërs onderwierpen , en beloofden hunne kinderen in den Mohammedaanfchen godsdienst te zullen laaten opbrengen ; en eindelyk uit wilden met lang haair die in de bosfchen omzwerven , en misfchien de tovenaars en bezweerders zyn van welken Maren Paolo in zyne reizen fpreekt. Het zal niet onvoeglyk zyn by dit verflag nopens de in- (ƒ) La Ckoix, ibid. Tjensêl. in vit. Xav. L. i. C. 8.  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 17 inwoonders van Socotora eene algemeene volksaartbe- XVIII fchryvmg van hen te geeven voigens Mandehlo , die Boek' een naauwieung befchouwer en befchryver van volksze- III ' den geweest is. Zy leeven , zegt hy, voornaamlyk van Hoogst. visch, wortelen, en, vruchten. Zy behandelen hunne I. vrouwen, die veelal Arabifche zyn, met groote gene- Afd. genheid; doch zy zyn zoo yverzuchtig, dat zy dezelve nooit aan een vreemden man willen laaten zien. Naar- fZv! flven, lisïg-fn bedrie?]yk ^n, vermoeden zy dezelfde trouwloosheid ook in anderen ; zy vervalfchen de voortbrengselen van hun land , en denken , dat de" gecnen, met welken zy handelen, hetzelfde gedaan hebben. HetEiland levert vericheidene foorten van oranjeappelen, fitroenen, kokofnooten, en tabak op; doch deeze voort" brengfelen komen zelden tot volkomene rypheid uit hoofde van de droogte, fteenachtigheid, en zandfgheid van den grond Het voornaamst voortbrengzel is aloë • men vind daar ook draakenbloed, en zy kweeken een groot getal civetkatten, zodat men deeze droogery od Socotora kan koopen voor drie of vier Ryksdaalders het once ; doch ongelukkiglyk kan men zich voor geen bedrog wachten , naardien zy middel weeten om. zelfs de civet te vervalfchen. Men vind op Socotora in het geheel geen wild, en zeer weinig tam gevogelte ; maar integendeel zyn de inwoonders wel voorzien vankoeijen, kameelen, ezels, fchaapen, en geiten , welke laatfte gekruld haair aan de dyen hebben , gelyk men gewoon is de Satyrs af te beelden. Hunne wapenen zyn zwaarden met lange greepen , zonder flootplaat , en pooken met groote lemmers, die zy altoos in den gordel draagen, ook zyn zv niet onbedreven in het handelen van vuurwapenen; doch zy weeten dezelven niet fchoon , of in.order té houden ; zodat dezelven binnen weinig weeken verroesten en onbruikbaar worden Zy zyn byzonder handig in Hedend. Hist. XIV. D. i. St. C het  i8 HISTORIE nw ds XVIII. het gebruiken van kleine fchilden , die zy zodanig weeBoek. ten te beftuuren , dat zy ieder deel van han lichaam III» daarmede befchermen. Schoon zy op een eiland woo. Hocfdst. nen j en handel dryven met de bewooners van het vast-land, hebben zy echter geene kennis van de "FD* zeevaart , en geene andere fchepen dan platbodemde visfchuiten , met welke zy echter hevige ftormen dur« ven afwachten. De ftroomen , die gelyk rivieren van de bergen komen afloopen, het zy door regenachtig weder , of door het fmelten van de fneeuw op de toppen van het gebergte , zyn waterryk genoeg om de vreemde fchepen van water te voorzien. Schoon zy Mohammedaanen zyn, echter eeren zy ook de zon en de maan\ kortom het zy Christenen of ongelovigen hun godsdienst is een vreemd mengfel van waarheid en afgodery. Men zou echter moogen vastftellen, dat de laatfte by hen de overhand heeft , om rede van de plegtige ommegangen en offerhanden , waarmede zy deeze twee hemellichten vereeren. Tusschen Socotora en Kaap Gardafui legt een Eiland , dat door de Arabiërs Abdal Karin gencemd , en voornaamlyk dcor hen bezeten word , waaromtrent niets byzonders valt aan te merken ; naardien men noch by de Reisbefchryvers, noch by de Aardrykskundigen iets vind aangetekend. Naast daaraan ontmoet men , volgens Juan de Cas~ trt, een' naauwkeursgen Portugeefchcn Reisbefchryver , eene keten van kleine Eilanden, genaamd de zeven zusters , óf, gelyk anderen zeggen, de Twee Zusters, gelegen tusfehen de Eilanden Socotora en Abdal Kurin ; b&> nevens de Eilanden, Sarbo , Shama, Dallaha , en Mas. fua , op de kust van Abysfmiè'n , welken al'en bewoond worden, en wel voorzien zyn van vee, graanen, gras, boomvruchten , bronnen , en beekjes, (g) TWEEr (g) P&evost, Hist. tGen, des Voyages, Tom. x. Pag. 192.  AFRIKAANSCE EILANDEN. <• XVIIt TWEEDE AFDEELING, T> n • , HoOFBST" Bejchryvwg van de Eilanden St. Maria , II. Bourbon, Mauritius, en Diëgo Rodriguez. Afd. \A7Y korr'en nu Mn de Eilanden , die rondom het VV groot Eiland Madagafcar gelegen zyn, waarvan het eerfte is het Eiland van St. Maria , dat door de inboorlingen , en door de bewconers van Madcgnfcar genoemd word Nosjï Ibrahim , of het Eiland van Abraham ; liet zelve legt tusfehen de 16 en 17 Gr. N. Br. tegenover den mend van de Rivier Mananghara , 'omtrent twee mylen van het vast- land af. Deszelfs lengte van het Noorden tot het zuiden is omtrent agtrien mylen , en de breedte van het Oosten tot het Westen omtrent drie mylen. Aan deszelfs zuidkant legt een klein eiland , afgefcheiden door een' doortogt, die niet meer dan drie vademen breed is ; dit eilandje is zoo vruchtbaar , en overvloedig van gras , boomvruchten , enz., dat de inwoonders van St Maria hun vee derwaarts overzenden om vet te worden , en daar groote p'anteTyën van ryst, koorn , aard-en boomvruchten aanleggen; fchoon zy, naar het fchynt, nog niet hebben kunnen goedvinden daar eene volkplanting op te reclrcn. Dit is waarfchynlyk hetzelfde Eiland, dat Flacourt plaatst in het binnenst van de Baai van Antorgil, en dat hy hooglyk roemt wegens deszelfs bekoorlykheid en vruchtbaarheid , en de veiligheid van de haven , die in vroeger tyd veel bezocht wierd door de Holanders, toen zy eerst op de Oost- Indien begonnen te vaaren (b). Het Ei- n dan aloë, amber-grys, en koraal; doch zy hadden het genoegen van te ontdekken, dat de landllreek in fchoonhcid hunne verwachting verre te bovenging, en dat de grond overal eene groote viuchtbaarheid aankondigde. Zy hervatteden dan hunnen arbeid, en zagen met verwondering alles zo welig opgroeyen als of de vreemde zaaden, die zy medegebragt Hedend. Hist. XIV. D. I. Sr. D had-  26 HISTORIE van de XVIII. hadden uit den aart aan deeze landftreek ei^en geweest Boek, waren. Zy leefden hier, byna even gelukkig _ als onze III. eerfte Ouders in het Paradys, geduurende twee jaaren Hoofdst. en agt maanden, zonder dat één enkel fchip het Eiland ö. naderde, of zelfs eene bark van Madagascar; toen hen Afd. alle vermaaklykheden begonnen te verveelen zonder eene meer talryke zaamenleeving, en zy beflooten aan boord te gaan van een Engelfch fchip, dat daar omtrent dien tyd aanlandde, en hen overvoerde naar Madercspatan, dat toen eene Engelfche Factory was op de kust van Coromandel, eene kostbaare laading van tabak, tonzoïn, amber-grys, en koraal, die zy geduurende hun verb'.yf aangekweekt en opgezaameld hadden, met zich voersnde. _ ' v,withM Omtrent veertig mylen ten oosten van Bourbon legt 'het Eiland Mauritius, dat van fommigen voor' het rechte St. Apolhaia gehouden wörd, en dat Flacourt als een bloot verdichtfel aanmerkt,- doch laaterc ontdekkingen* hebben deszelfs wezentlyk beftaan bevestigd. De Hollanders, die daar allereerst aanlandden, in het jaar 1598, gaven het den naam van Mauritius, ter eere van den Prins van Oranje. Sommige fchryvers houden het voor het aloude Cerne, waarvan Fürikts gewag maakt; en dat by de oude Aardrykskundigen geplaatst word op 18 Gr. 30. Min. Z. Br. Het zelve is -van eene eiron. de'gedaante, en bevat omtrent honderdvyftig mylen in den omtrek, en heeft eene fraaye haven, welke meer dan vyftig groote fchepen kan bevatten, en dezelven tegen alle winden beveiligen, en die aan den ingang honderd vademen diep is. (f). Deeze haven is genoemd naar Jaceb Cornelisz. van Neck, die Admiraal was van de tweede Hollandfche vloot, die daar aanlandde. De luchtgefteldheid is hier zeer gezond en aangenaam; het (») Mandeslo, pag. 756.  AFMKAANSCHE EILANDEN. 27 het Eiland is vol met bergen, beplant met boomen van XVTII. het fchoonst ebbenhout, en andere fyne houtgewasfen; Boek.' en doorwaterd met fchoone en vermaaklyke rivieren, Hf. die overvloedig van visch voorzien zyn. Toen de HoI-Hoozdst. landers eerst hier aankwamen vonden zy het geheel on- II. bewoond, en dus ook onbebouwd; ook vonden zydaar Afd. geenerhande foorten van dieren dan herten en geiten, fchoon het thans overvloeit van osfen, koeyen, én fchaapen. Eenige bergen zyn zo hoog, dat derzelver toppen met fneeuw bedekt zyn, en zo hoog in de wolken , dat men daar naauwlyks kan ademhaalen, of op den vollen middag zien waar men gaat. Alleen de ftreeken van dit Eiland zyn thans, volgens de gewoonte der Hollanders, tot byzondere gebruiken afgezonderd, zodat 'er geen plekje gronds onbebouwd legt; en fchoon de grond niet zeer vruchtbaar is hebben zy daar echter byna allen de gewasfen en vruchten van AJia, Africa, en Europa weeten aan te kweeken , zowel als de tabak en de ryst, waardoor men daar alles vind, dat tot de behoeften en de aangenaamheden van het leven vereifcht word. Indien de grond minder fteenachtig, en flechts half zo goed was als die van Bourbon, dan zouden -deeze vindingryke en onvermoeide 'Gemeenebest bewooners het Eiland Mauritius reeds voorlang het Pavadys van de Waereld gemaakt hebben; en daarenboven is de grond zó doorflingerd met boomwortelen, dat men niet dan met groote moeite, en een allertaaist geduld daar eene plantery kan aanleggen. Behalven het ebbenhout, brengt het Eiland nog twee foorten van hout voort, die zeer veel in den aart naar hetzelve gelyken, waarvan het eene rood, en het ander geel is De bosfehen zyn opgevuld met vogelen., die zo mak zyn, dat men die met de hand kan vangen. Op de kusten vind men eene zeer vreemde foort van zwaanen, volgens het zeggen van La Croix, doch wy D 2 dur-  28 HISTORIE VAN DE XVIII, durven zyne befchryving hier niet opgeeven, ciewyl Bosk. deeze zwaan een vogel van het eigen broedfel zyner III. verbeelding fchynt te zyn; ten minste heeft zulk een Hoofbst. ongemeene vogel zeer geloofwaardige getuigfchriften nooII. dig om de echtheid van zyn beftaan, en dat wel alleen Afd. op de kusten van dit Eiland aan te toonen. De Hollanders hebben hier een flerk kasteel, dat wel met gefchut voorzien is, en waarin zy eene bezitting houden van vyftig mannen i behalven welke tagtig huis. gezinnen, of daaromtrent, aldaar gevestigd zyn, die vaele flaaven hebben tot het bebouwen van hunne planteryën, Hunne fchepen leggen hier aan op hunnen overtogt van de Kaap de goede Hoop naar Batavia, en naardien niet eene van deeze beide zeehavens van genoegzaam timmerhout voorzien zyn is het zeer waarfchynlyk dat zy • door het Eiland Mauritius daarvan voorzien worden. Men zegt ten minfte, dat 'er zeer veel zaagmolens op de kust gezien worden; hetwelk kracht geeft aan de onderftelling, dat eene groote menigte van timmerhout van daar uitgevoerd word; doch de voornaamfte rede, waarom de 'Hollanders zich in het bezit gefield hebben van dit Eiland,is geweest, om eeneververfchingplaats te hebben tusfehen Europa en Indien, dewyl zy op dien tyd nog geene hadden, doordien hunne volkplanting aan de Kaap de Giede Hoop toen nog niet gevestigd was. Een zo groote zeetogt verëischte volltrekt dat de zeelieden zouden uitrusten, en zich verfrisfehen van de vermoeyingen en ongefteldheden, die eene zo lange reis noodwendig medebrengt, en van het bederfiyk lighaamsgeftel, dat zy krygen door niet dan gezoutene of gedroogde fpyzen te eeten onder zulk eene heete luchtrtrees. Om dit oogmerk te bereiken, konden zy, na de Kaap de Goede Hoop, geene betere plaats uitgedacht hebben, dan het Eiland, waarvan wy thands fpreeken, welks lachtsgcftel, frisch water, vruchten, timmerhout, en  AFR1KAANSCHE EILANDEN. 2g en veilige haven, hetzelve een groot voorrecht geeven XVTTT boven alle andere gewesten van deeze luchtftreek de n„" Kaap de Goede Hoop alleen uitgezonderd. iff* Op 19 Gr. 50. Min. Z. Br, legt het Eiland van DffeoHoo"sV Rodrtgues, omtrent twee-en twintig mylen ten oosten II van Madagascar, volgens.het zeggen van La Croix; doch Afd. Kotert, Janfen, de l'Isle, en anderen zeggen, dat het voor het minst zo verre van Mauritius afgelegen is ni-ao Ro Alles, dat de reisbefchryvers daarvan vernaaien, is, datdriguez. het bewoond word. Op 16 Gr. Z. Br. recht tegenover de kust van Sofala worden door de Aardrykskundieen zekere Eilanden geplaatst, die de Portugeezen Primieras noemen, benevens eenige andere Eilanden tegenover de kust van Mozambique, die vier in getal zyn en door hen Angoxas genoemd worden (D). (Jok vind men hier nog verfcheiden kleine Eilandjes, genaamd Utiques, die door La Croix geplaatst worden tegenover Kaap St. Sehastiaan op de kust van Sofala. op 24. Gr. Z. Br. negen mylen van het vastland; doch men heeft veel meer rede om te gelooven, dat deeze die keten van kleine eilanden uitmaaken, welken ten noordwesten van St Sebastiaan, naar den kant van Madagascar, gelegen zyn en ten oosten van de Eilanden Comorro. Deeze leveren een' grooten overvloed van ryst gierst, en allerhande foorten van vee op; ook vind men daar op de kusten veel amber-grys, dat de zwarten op. zoeken, en naar verfcheidene plaatfeq van het vast land over* (D) Wy kunnen niet nalaaten van by deeze gelegenheid meldingte maaktn van de onkunde, of onachtzaamheid der meeste hedmdaagfche, zo Franfche als Engelfche Schryveis; hier vinden wy een klaar voorbeeld daarvan, doordie;j fommigen deeze Eilanden ten westen, en anderen .ten oosten van Madagascar plaatfen. In tusfehen is dit zeker, dat het Eiland van Diëgo Rodriguez op de beste kaarten ten oosten van het Eirand Mauritius geplaatst wo/d. D 3  3o HISToRIE van de XVIII overvoeren. Doch het kostbaarst voortbrengfej van deeBoek.' ze Eilanden zyn de paarlen, waarvan de inwoonders groot III. voordeel zouden kunnen trekken, indien zy kennis hadHoofdst. den van derzelver waardy, en die niet beroofden van de II. fraaye kleur en doorfchynendheid, door het kooken van Afd. de mosfel, waarin dezelve gevonden worden. Voor het overige, dry ven de bewoonders van deeze Eilanden, die allen Mobammedaanen, zyn, koophandel met de nabuurige Eilanden met Madagascar, en met het vast land. DERDE AFDEELING. Befchryving van het Eiland Madagascar. Madagas-T^XiT Eiland, het grootste van de waereld, dat by de car, deszelfs | j Aardrykskundigen gewoonlyk Madagascar genoemd vtrfchsitten wQrcj ^ en jn de taal van net ]and Madecafe; of, volgens ™>Wèn"het zeggen van Tbevet, Albargra; en by de Perfiaantn dekking, en Arabiers Serendib, wierd eerst ontdekt door Lorenzo Almeida9 die daar ankerde in het jaar 1506. Hy voerde het bevel over eene vloot van agt fchepen, en was de zoon van Francisco Almeida, de eerfte onderkoning, dien de Koning van Portugal naar Oost. Indien zond. (k). De Portugeezen noemen dit Eiland Ilha de San Lorenzo, of St. Laurens-Eiland; ofschoon hetzelve by zyn eerften naam by de Europeaanen genoeg bekend is. Of zy het dien naam gaven naar Lorenzo ■Almeida, den ontdekker, of naar den dag, op welken zy het ontdekten, is onzeker; doch het laatfte is het waarfchynlykfte, dewyl het eene algemeene gewoonte is (fe) Soric, Hist. van Portng. 1. D. p. 248. Linschote», Daf-# per, La Croix, en and.  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 31 is onder de Spanjaarden en Potugeezen, dat zy hunne XVlll nieuw ontdekte bezittingen noemen naar den naam van boek * den Heilig, wiens feest op den dag der ontdekking in- m * valt. Hoofdst GASPAR de San Bernardino in zyne reis over land naar III Indiën, Damiano de Goëz navolgende, beweert, dar de Afd" zeekust van dit Eiland eerst ontdekt wierd in het iaar lrc8; dat, kort daarna Rui Peieira de Geutinbo de binnenlandfche gewesten van hetzelve doorreisde; en dat Tristram de Cunha naderhand, op bevel van Alfonjo d Albuquerque het Eiland rondzeüde. Veele Schryvers zyn van gevoelen geweest, dat dit Eiland hy de Ouden bekend is geweest, dat Plinius hetzelve Lerne, en Ptolemceus MemtUas noemt; doch het is zee.*- zeker, dat de ouden geene kennis ter waereld gehad hebben van eenige landen bezuiden Siërra Lecna gelegen. Hst Eiland ftrekt zich uit in delengte van het noord, oosten naar het zuid-zuidwesten aan gintfche zyde vanr de hme; het begint, zegt Fiacoun, aan den noorder uithoek op 11. Gr.; volgens Francais Caucke, op 12. Gr. en eenige Minnen en volgens Pyrard, op 14. Gr., en het eindigt aan den zuider uithoek op 26 Gr;, dat is van Kaap St. Sebastiaan tot aan Caap St. Maria. De afftand van Kaap Corientas op de kust van Africa is, volgens Linfcboten, 126. Mylen, van de kust van Sofala 110, en van Mozambique 44, De lengte van het zuiden tot het noorden is 200 Mylen, of volgens Linfcboten, 2:0; de breedte 70, en de omtrek 600. (E) De zee rolt met eene verbaazende fnelheid, en ftaat verbaazend hol by het afwisfelen van ebbe en vloed tusfehen dit Eiland en den vasten wal (E) Francois Caucbe ftelt den omtrek op 800, de' lengte or> 260 en de breedte, op de breediTe plaats, op 102. Franfche mylen.  32 HISTORIE van de XVIII. wal van de Kaap de goede Hoop, daar] dezelve een kanaal; of Boel. doortogt maakt dat aan den westlyken ingang 85 Myien III. breed is, in het midden tegenover Mozambique, daar het Hoofmt. naauwst is, 44; doch verder oostwaart word het zeer III. wvd, en bevat verfcheiden eilanden. Allen de EuropeAfd. aanfche fchepen, die naar of van Oost Indien gaan, zeilen altoos dit kanaal door, wanneer zy niet door onweder genoodzaakt worden een' anderen koers te neemen. Gedaante. 6 De oostlyke kust van dit Eiland loopt rechtlymg van het noordoosten naar het zuidwesten, vanv Kaaf Itapore, of Fitorah, welke op 25. Gr. 6. Min. z. Br. gelegen is, tot aan de Baai van Antongil, en van daar recht noord tot aan den uithoek van het Eiland, van Kaap Itapore tot aan het land van Carenboule ftrekt de kust zich »estwaardts, genoegzaam in de gedaante van een quart cirkel. Van Carembeule tot aan de rivier Sacabüi loopt de kust noord west, en van Sacabiti tot op den 17 Gr. z. Br. genoegzaam noord, een weinig naar het oosten nellende; en van daar recht noord tot op 14. Gr. zynde daar de uithoek van het Eiland. , . . De kust word verdeeld door verfcheide rivieren, die hunnen oorfprong hebben in de binnenJandfche gewesten, en zich in deeze ontlasten. Men vind 'er ook vcele baayen en golven, voorzien van zeer goede reeën en havens, het grootst gedeelte van de zuidkust, van Kaap Itapore tot Caremboule, wierd eertyds bewoond door Europeaanen en voornaamlyk coor de Franfcben, die f3^03"^^ Eiland hebben moeten verlaaten, door het achteloos Mtuur en de Hechte handelwys van hunne Directeuren of Uppei- De Fran- ^ïxdk gedeelte legt de Baai Dauphin , dus genoemdI naar fchenw het Fort Dauphin, dat zy naby dezelve opgerecht haoaen, eerstinbezitdQch ^ Jn de taal van hetmóTholangare genoemd woia, Xf£f'dezelve'is gelegen tusfehen twee uithoeken, ae eene u zeekust.  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 33 Kaap Itapore, gelegen op 25 Gr. 30 Min. Z. Br., en de YVIII andere , die de uithoek van Tholangare genoemd word, Roek legt op 25 Gr 10 Min. De Baai van Caremboule legt der- jjf tig mylen van Fort Dauphin, en is by de Europeaanen be-HooFDST.l kend onder den naam van het Kerkhof der Hollanders , UI. omdat eenige Hollanders, die de fchipbreuk ontkomen Afd! waren , op deeze plaats vermoord wierden door de inwoonders van Caremboule. Men vind nog eene andere Baai aan den zuidhoek van Madagafcar , die de Zonne. Baai genoemd word- De Franfcben eigenen zich de eer van de eerfte ontdekkers te zyn geweest van de zeekust tusfehen de Baai van Autongit en de Baai van St. Augufiyn , fchoon de Portugeezen zedert het jaar 1506 , op hunne reizen naar Oost Indien , dit Eiland altoos hebben aangedaan , en de Hollanders daarin hun voorbeeld gevolgd hebben ; doch niet eene van deeze beide natiën is ooit zo verre landwaart in doorgedrongen als de Franfcben (a). Men vind door het geheel Eiland eene groote menig- Staal-en te van ftaal- en yzermynen , welke bergftoffen hunne rzcm^nen» werklieden met weinig moeite weeten te fmeèden en te zuiveren. Zy branden de erts, gelyk die uit de mynen komt tot poeijer; leggen die vervolgens tusfehen vier fteenen , die met klei digtgefmeerd worden, en door het vuur van onderen geduurig aan te blaazen met blaasbalgen in de gedaante van fnaphaanloopen , word de erts in minder dan een uur vloeibaar, waaruit dan het metaal gefcheiden word , dat zy naderhand tot ftaven van drie of vier ponden zwaarte afgieten. Men viad in de gewesten van Mahafalle, Anacbimousfi, Ivorenheoc, Icondre en Monamboule , zeer veel mynen van allerfynst ftaal' en in die van Ambóül, Anosf% \ Matatana, en Mangabei' is het yzer zo fyn , dat het weinig van het ftaal verf ichilt. Zn> (a) Rennefort, La Croix, enz, Hedenu.Jj"- ,t D.I.St. ^ •  34 HISTORIE van de XVIII. Zilver- kooer lood- of tinmynen worden 'er niet Boek. 'gevonden ; fchoon Osfirius, op welk gezag Weeten wy III. niet, verzekert , dat 'er verfcheidene van het eerstge. Hoofd'st. melde metaal zyn ; doch, zo wy La Croix moogen geIII. looven , is al het zilver ; dat onder de Eilanders gevonAfd. den word , gehaald uit het wrak van een Hollandsen Ziiver Oostindisch fchip. Drury bevestigt echter het zeggen van Osforius , en fpreekt van ailvermynen in het bergachtig gedeelte der bfnnenlandfche provinciën , en daarenboven van zeker wit metaal , dat veel gelykt naar Engelsch tin Cb\ <3eui. Op het Eiland Madagafcar zyn drie foorten van goud; het landgoud, Malacasfa genoemd, verfchilt veel van het goud , dat in Europa gebruikt word ; hetzelve is bleek , en zo ligt gietbaar als lood ; doch niet meer waardig dan twintig guldens het once. liet goud van Meqüa , dat Vovdameneradca genoemd ?word, word aangebragt door de Rhdandriaanen; hetzelve is zeer goed en fyn , dc derde foort is door de Christenen daarin gebragt, en word Voula. men-voutrouva genoemd. Het Malacasfa-goud: word in het land zelf gevonden , waarvan mynen zyn in Anosft, en in allen de deelen van het Eiland,zo men de zwarten gelooven mag. Dit goud word verdeeld in drie foorten ; de eerfte foort is zeer fyn , en word genoemd liteharonga; de tweede is ruwer , deezen noemen zy' vou. lamenefiutchi; de derde is eene tusfehenfoort tusfehen de twee vcorige, en draagt by hen. den naam van ahetJlavau. EMge. Ds rivieren en beekjes zyn zeer ryk in edelgefteente, Peuten, kristal, topaaz , granaat, amethyst, arendfteen, fmaragd, fapphyr, hyacinth , jaspis, hloedjleen , die de inwoonders rhahamanga noemen, kornalyn, en toetsjleen. tig**' j)E wateren zyn in fommige provinciën bewonderensS5K. . waerdig ren. (6) Hifi. van Portug. I. D. p. 184- Hifi. van Madag. pag. 393.  AFIKAANSCHE EILANDEN. S5 waerdig , fommigen ftroomen een Huk wegs onder den XVIII. grond door, en komen dan weder te voorfchyn bezwan- Boek. gerd met de fappen, die zy daar aangenomen hebben ; Hl. en krygen dus de hoedanigheid en den fmaak der ertfenHooFDST. en bergftoffen, door welken zy heengevloeid zyn. In de HL vlakte van Ambouk is eene bron van heet water, die Afd. voor een onfeilbaar geneesmiddel gehouden word tegen alie ongemakken , welke door koude op de zenuwachtige deelen verwekt worden. Dit zelfde water , wanneer het inwendig gebruikt' word , geneest aemborftigheid, en alle foorten van longziekten , veidryft de verftopping van de milt, en ontbind het graveel. Men vind op verfcheidene plaatfen mineraale wate* ren ; in de provincie Anosfi , naby het Fort Dauphin, ftrüomt een riviertje, welks water door de Franfcben en zwarten Yzei water genoemd word. Niet verre van de vlakte van Amboule, omtrent zestig mylen van de zee af, zyn op een' hoogen berg bronnen van zout water , waarvan de inboorlingen zout maaken. Ook is 'er eene wel op den top van een' berg naby Mangafia, wier water pik oplevert. Ten oosten van den berg Hiëla zyn ftroomen van wit water, die den reuk en fmaak van zwavel hebben ; en in de provinciën van Houlove en Ivoronbeoc , zyn de wateren vol falpeter. Dit alles levert overvloedige blyken op , dat in de ingewanden van dit Eiland allerhande foorten van bergftoffen gevonden worden. Madagascar is verdeeld in agt en-twintig landfchap.[verdeeling pen , te weeten : Anosfi of Carcausji, Manatengba of Ma-van bet EU nampani , de vlakte van Amboula, Vobüsbang , Itomampo)landin.aSt' Icondre , Vatemanahon , Anacbimeusfi, Eringdrane , yohits-^dMau jinghombe, Manacaronga, Matatana , Antavaree , Gallem-fen. bouloUy Tametavi, Sahaveh, Voulouïlou, Andovoucbe, Mang. babei, Adcimouy Mandrerei, Ampatre, Caremboule , Mabafalie, Houlouve, Sivah, Ivoronbeoc, en Maebicore. E 2 Da  36 HISTORIE van de _ De voornaarnfle rivieren van dit Eiland zyn de volgenXVIII. de . franchere f Acondre , Imanhal, Manambatou , Mang» ^?£K' hafia, Harangazavac, Fautac, en Sauma , in de Provincie Anosfi ; en Manampani in de provintie Manatengha. In Hoofdst. ^ provjncje Vobitsbang de rivieren Manatengha, Aviboul, jfl * Jndraghinta, Sandravinangba , Manambondrou, Masfianach, en Mananghare. In de Provinciën Itomampo, Icondre, Vatemanahon ,• Manamboul, en Anachimousfi, zyn de livieren , Itomampo, Jonghainou , Maropie, en Mangharac. In de Provinciën Manacharinga en Matatana de rivier Mananghare. Indë Provinciën Anachimousfi, Jntavaree, en Galiemboulou zyn de rivieren Avibahe, en Sacavil. Op de kust van Tam?fflüi, naar den kant van de baai var, Antongil, zyn de ri. vieren Manangbourou, Mananfatra, Morimbo, Simiame, en Manangar. In de provintiërc van Ampatre , Mandrerei, en Caremboule is de rivier Mandreri. In de Provinciën Mahafalle, Houhuvs, enlvoronhoc is de rivier Jonghelahe. In de Provincie Machicore zyn de rivieren Onghalahe ,Ranoumene, Ranoumaintbi, Sahavianha Suumaud-j, Manatang ,en Manjiatre. DePrtvin- De Provincie Anosfi-, of Carcausfi , of Androbeizaba , eie Anosfi.geiegen op 23 Gr. 28 Min. /,. Br. ftrekt zich uit van de Provintie Matanengba tot aan de rivier Mandrerei, op aó Gr. De meeste der bovengemelde rivieren , die deeze Provintie doervvateren, loopen uit in de rivier Franchere , ook Ramevate of immear genoemd , die zyn' oorfprong heeft in het gebergte Mangbage, en zich ontlast in de zee op 25 Gr. 28 Min. Z Br , twee kleine mylen van Fort Dauphin af , na alvoorens de wateren ontfangen te hebben van de Acondre, Imanbal , Manambatou , Andravoule , en verfcheiden andere kleiner rivieren , die uit de verfcheiden bergen van deeze provincie afloopen, en grooter worden door haare wateren met eikanderen te vermengen. De mond van deeze rivier word dikwyls door eene zandbank opgeftopt, wanneer die niet word opengehouden door zwaare flortregens en hooge vloeden.  AFRIK AANSCHE EILANDEN. 37 Derzelver water is brak tot omtrent eene myl ver boven XVIII den mond , en byzonderlyk wanneer deeze niet opge- g0EK * flopt is, De ingang maakt een meer uit van omtrent jjr eene halve myl breedte , Amboue genaamd , dat diep ge- hoofdst. noeg is, zelfs voor de allerzwaarfte fchepen , wanneer de III. mond flechts altyd open was. Afd. , In deeze rivier, zowel als in andere rivieren van dit Eiland, houden zich krokodillen op. De Franfcben noe- Kaa? St' men de kaap, die eene halve myl van de Franchere afge-Romain" legen is, en die van het noordwesten langs de kust tusfchen zes en zeven mylen verre in zee loopt, Kaap St. Romain, en de zwarten noemen die Kaap Ranevate , of Kaap Hehoale. Wanneer men deeze kaap voorby is vormt de kust eene zeer groote baai , in de gedaante van een kruis, welke zich uitftrekt tot.den hoek van de rivier Dian Panrouge, of Pitorah. Het land fchiet vooruit tot omtrent in het midden van de baai, en maakt daar dus een Schier Eiland , dat Tholangare genoemd word. Fort Dauphin legt ten noorden van dit Schier-Eiland , en Port Dauphin daar tegen over. De Franfcben noemen de baai of golf, die zich uitftrekt van Tholangare tot aan de rivier Dian Panrouge, Dauphyns-Baai, en het land, dat tusfehen de kust van Tholangare, en Cap St. Romain gelegen is , de Baai van Sivoure, naar den naam van eene rivier, die by zwaare ftortregens overftroomt, en vergroot word door zes of zeeven beekjes , die in dezelve uidoopen. De andere- uithoek van Dauphynsbaai word genoemd Kaap Itapore; en nahy dezelve is eene andere groote baai genoemd de- Baai van Louca en Itapore, naar den naam van eene rivier, die uit het nabuurig gebergte voortfpruitende ter deeze plaats zich in de zee ontlast op 25 Gr. Z. Br. Deeze baai is goed voor groote en kleine vaartuigen, die daar zeer veüiglyk kunnen ankeren ; doch de inkomst is rotfig , en niet zonder gevaar. Een klein Eiland , dat de Franfcben St. Claire noemen, legt naby, en E 3 ge-  38 HISTORIE van de XVÏÏI. genoegzaam achter deeze haven. Hierop volgt de rivier Boek. ' Mangbafia , die dwars door eene baai van denzelfden III.' naam in zee loopt op 24 Gr. 30 Min. Z. Br., zy is beHoofdst. vaarbaar, en ontlpringt uit het gebergte Siliva. Omtrent III. eene halve myl verder naar het noordwesten is eene Afd. kleiner rivier , genaamd Harangazavac. De rivier Manambatou , die alleen verdient aangemerkt te worden om de rotfen, die in den mond van dezelve gelegen zyn , is anderhalve myl van de rivier Mangbafia afgelegen. De twee volgende kleine rivieren , Fautac en Sama, hebben geene uitwatering in de zee dan alleen wanneer zy Vrucht- door zwaare regens buiten gewoonte opzwellen. Op de Harbeid kust Van deeze Provincie leggen verfcheiden Eilanden en van *»«n-schier-eilanden. De landftreek is zeer fchoon, en vruchttovroc£*"baar in voedfel voor het vee , en heeft overvloed van ten. ' vruchtboomen , en zou , wanneer het wel bebouwd wierd , allerhande levensmiddelen kunnen voortbrengen; dezelve word omringd door hooge bergen , en word verfraaid door eene mengeling van grasryke heuveltjes en vruchtbaare vlakten. Steden aan Aan den oever van de rivier Franchere , gelyk ook de rivier aan die der andere rivieren , die in dezelve uitloopen, Franchere.leggen verfcheidene fteden en vlekken , welke onderhoorig zyn aan het Opperhoofd van dat landfchap ; de voornaamfte zyn : Franchere, lmanhal, Cocombes , Andravoulc, Jmbonnetanba , Maromamou , Maromamou , lmours, Marofoutouts, en Fanangbaa, behalven nog veele dorpen en gehuchten, die door het gantfche land verfpreid leggen. Batore legt zeven mylen van Fort Dauphin onder de heerfchappy van den Dian van Mandonbouc. De Portugeezen hadden eertyds een Fort naby deeze Stad, op den top van eene fteile rots, en verfcheiden huizen aan den voet van dezelve, met tuinen omringd, die hen het noodig onderhoud verfchaften, doch zy zyn allen door de Inboorlingen vermoord geworden. De  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 39 De bergen in de Provincie Anosfi, zyn bezet met XVIII bosfchen en kreupelhout; doch de heuvelen, die in den Boek * omtrek van Fort Dauphin tot op vier mylen afftand leg- x\{ ' gen , zyn geheel ontbloot van houtgewas. De Franfcben Hoofdst. hebben dikwyls daar omflrceks gegraven , in verwach- III. ting , dat zy goud of zilvermynen zouden vinden ,' en Afd. maakten voornaamlyk veel werk van zekere plaats, niet verre van het Fort gelegen , daar eenige bronnen van loopend water zich met êlkanderen vereenigen , en zich vervolgens in eene rivier ontlasten. In deeze rivier vonden zy veelerhande fteenen cn kluiten doormengd met eene foort van geele klei, en eene groote menigte zwarte en witte fprankjes, die als zilver blonken , welken zy zorgvuldig ftampten en afwaschten; doch de afgefcheiden ftof bleek te ligt te zyn. Omtrent zestig roeden boven deeze bronnen, in het hangen van het gebergte vertoont het gras en alle groente zich geelachtig en als half verdroogd, door eene foort van metaalachtige zwavel, die aan hetzelve deeze kleur geeft; doch op den top is hetzelve overdekt met een frisch en aangenaam groen. Men zegt, dat de Portugeezen aan de noordzyde van deezen berg gegraven , en daar goud gevonden hebben; doch dat de plaats, daar zy gegraven hadden , weder digt gemaakt is door de inboorlingen, nadat deezen hen uit het land verdreven of uitgerooid hadden. Deeze Provincie word bewoond door blanke en zwar Drie klas. te inboorlingen ; de blanken worden in drie foorten , oïfen van rangen onderfcheiden , die den naam draagen van Rho-blmke »»* bandriaanen , Anacandriaanen, en Ondzatfi ; de zwartenwom"Iersworden verdeeld in vier klasfen, naamlyk , de Voadziri, Lohabovits, Ontfea, en Ondeves. De blanken, die zich, omtrent tweehonderd jaaren gèleden, in dit Eiland nedergezet hebben , worden onderfcheiden docr den naam van Zaferamini , of Raimina , naar Imina, de moeder van Me.  40 HISRORIE van dk YVTTT Mohammed; rof, volgens andere Schryvers, ZaJ'eramini, "slvV' of geflacht van Ramini, van wien zy zeggen afkomftig Tri te zyn 5 of naar Rammnia •> ^ vrouw van Rahourod , HooFDsr.den vader van i?a£azi, en van Racouvatfi. De Uto&a»III. 1' driaanen zyn de eerften in rang onder de blanken , of Afd Zaferaïmini, en zyn in waardigheid verre verheven boven alle de andere gedachten van deeze Provincie ; en wanneer 'er een Koning moet verkozen worden , dien zy Ompiandrian noemen, of ook wel Dian Bahouache, dan neemen zy dien altoos uit het Rhohandriaansch geflacht; de anderen van dit geflacht hebben onder hem den rang van Vorften , en worden als zodanig geëerd door alle de onderdaanen. De Anacandriaanen zyn die , welken wel van het eerst geflacht afftammen , maar door verbastering. Deezen worden ook wel genoemd Ontampasfemecca, of volk uit het zandig gedeelte van Mecca, van waar zy , naar hun zeggen, met de Rohandriaanen zyn overgekomen. De Anacandriaanen hebben , even gelyk de Rohandriaanen, lang haair, dat in krullen nederhangt, en beiden zyn zy rood of bruinachtig van vel. Beiden deeze gedachten hebben het recht van beesten te moogen dooden. De Ondzatfi, die de laagfte klasfe onder deeze natie uitmaaken , zyn gedeeltelyk bastaarden van de Anacandriaanen, en gedeeltelyk afftammelingen van die bootsgezellen, welken de Zaferaïmini, of hunnen Stamvader Dian Racobe of RacQuvatfi, naar dit land hebben overgevoerd. De Ondzatfi zyn bruin van vel, en hun haair is even als dat der Rohandiiaanen en Anacandriaanen ; zy hebben geene vryheid om eenig beest te dooden dan alleen een kuiken, en zy zyn allen Visfchers. Wier Wwl De zwarten, die in de taal van het land Outhon Mainfin van %hi, of ook wel Marinb, genoemd worden, zyn verdeeld aw«rten. in vier kiasfen } gelyk wy hier boven gemeld hebben. De Veadziü , die de magtigften en rykften onder hen zyn, bezitten verfcheiden dorpen en heerlykheden; dee- zen  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 41 zen zyn afkomftig van de oorfpronglyke Vorften van XVIII dit land, die door de Zaferaïmini onder het juk zyn ge- Boek' bragt, toen deezen overgekomen zyn, en zich daar ge- \\\ ' vestigd hebben ; zy hebben het recht om beesten teHocro«t docden, mits dat die het eigendom zyn van henzelven, III. of van de flaaven, die aan hen onderworpen zyn, wan- Afd. neer zy zich op zekeren afftand van de blanken bevinden , en 'er geen Rohandtiaan of Anacandriaan in de plaats gevonden word. De Lobavobits zyn insgelyks van de aanzienlykften onder de zwarten, en afkomftig van de Voadziri, met dit onderfcheid alleen , dat de eerften het gezag hebben over eene geheeJe ftreek, daar het gebied van de anderen zich alleen uitftrekt over hun eigen gehucht en familie. Zy hebben insgelyks vryheid om de beesten te dooden, die zy eeten willen, mits dat zy op zeekeren afftand van de blanken zyn. Andere Schryvers beweeren integendeel, dat zy geene vryheid hebben om een os of koe te dooden, maar dat zy ten dien einde een' Robandriaan of Anacandriaan moeten laaten ontbieden ; offchoon zy ook nog zo ryk zyn, en dikwyls meer dan agthonderd ftuks hoornvee in eigendom bezitten. De Ontfoa zyn bloedverwanten van de Lohavohits, en volgen in rang op dezelven. De Ondeves zyn de geringften van allen, naar uitwyzen van hunnen naam, die in de landtaal een' bedorven man betekent • zy zyn geboren flaaven van vaders- en moederszyde ,* die of gekocht, of in den oorlog gevangen genomen zyn. De Anacandriaanen en de Ondzatzi, benevens de Voadziri, en Ontfoa zyn grootiyks beangst wanneer hun fterfuur nadert; zy kunnen zeer noode van hunne kinderen fcheiden, en toonen by hunne verfcheiding groote droefheid en bekommernis , dewyl zy weeten, dat de Opperhoofden, onder welken zy behooren, nooit nalaaten hen, volgens gewoonte, te berooven van a! hun vee en andere bezittingen, en hen niets overlaaHïcend. Hist. XIV. D. i. St. F ten  42 HISTORIE van de vvttt ten dan een woest en naakt land, om daarop ryst en p ri andere noodige levensmiddelen te kunnen planten. De irr Fo&tri, Lohabovits en O/jt/oa hebben de vryheid , wanHcofdst. neer hun Koning of Opperhoofd fterft, om zich te onIII derwerpen aan welk.een Opperhoofd zy willen; en deAfd ze nieuwe Heer geeft hen, uit dankbaarheid en ter be' looning van deze hulde, een gefchenk, uit kracht van welke pift hy erfgenaam word , by hun overlyden van alle hunne bezittingen. De Ondeves genieten dit voorrecht niet, maar in tyden van duurte en hongersnood zyn de Opperhoofden verplicht hen te onderftcunen en voedfel te verfchaffen; en wanneer deezen hen dit weigeren, dan hebben zy de vryheid om zich aan nieuwe Heeren te onderwerpen. Zv offeren Dit volk heeft geen' bepaalden godsdienst of kerken; am God zy hebben de gewoonte van by zekere geleegenheden en aan beesten te offeren, zo als by tyden van ziekte, by het ®uinL planten van ryst of vruchten, by openbaare vergaderingen , by het befnyden van hunne kinaeren, by het verklaaren van oorlog, by hunne eerfte intreede in nieuwgebouwde huizen, en by het begraaven van hunne bloedverwanten. Zy offeren het eerstgebooren jong van hun vee aan den Duivel en aan God, en noemen den 'Duivel eerst, op de volgende wyze: Dianbilis Aminan-habare, dat is, Heer Duivel en God. Zy hebben deeze bygeloovigheid overgenomen van hunne voorouders, de Mohammedaanen , en van hunne leeraars, Omlias fes genaamd, die doorliepen bedriegers zyn. De oude re De Provincie Anosfi is onder de heerfchappy der geermM van Franfcben geweest, en voornaamlyk het gedeelte , dat deeze pro. aan de zeekust legt; doch, eer de Franfcben zich daarvbuie' van meester maakten, wierd dezelve geregeerd door de Zaferaïmini, onder het beftuur van een' Vorst, dien zy niet alleen eerden als een' Koning maar zelfs als een' God. Zyn naam was Andian Raaaeb i en toen hy ftierf, wierd  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 43 wierd Andian Maroarive, die een Christen was, gedoopt XVITT te Coa , en opgevoed onder de je/uiten, door onderftand EoftT van den Onderkoning aldaar, naar zvn land terug ge- fjf zonden, en overgegeeven aan zyn' Vader Andian 7 hian-HoriFdst« Hy was wel cnderwezen in den Chrisrelyken Gods- III. dienst , kon op de Europeaanfche wys leezen en fchry- Afö. ven, en rede geeven van zyn geloof; doch hy was niet lang by zyn' vader geweest of hy verviel weder tot het heidei.dom; hy freuvelde dcor een'musketkogel, by de beftorming der Frahfcbin van de Stad Franchere, daar by zyn verblyf hield. In het jaar 164a. kreeg zekere Kapitein Rivault ver ^pite(n lof van den Kardinaal de Richclieu, en daarenboven een krygt' van uitfluitend voorrecht voor tien jaaren, om fchepen pakt Fnmch volk naar Madagascar en de nabuurige Eilanden te mo.fl^CM gen voeren, ten einde om daar eene volkplanting, plan-252^ teryen.en koophandel op te richten, waarop hy een ge-om 0p Manootfehap verzamelde onder den naam van de FranJcbed^SSC3r Oost-IndiTche Compagnie. Dit voorrecht wierd uirge-^ 'volk~ geeven met nog tien jaaren verlenging tot het jaar i66"i.£K? * Deeze Compagnie zond in Maart 1642. het eerfte Kapitdn fchip af onder het bevel van Kapitein Coquet, die tecoquet Madagascar ebbenhout moest gaan laaden, en met het heemt »« zelve twee Gezaghebbers, genaamd Pronis en Ftiucquen-des Konin& boig, benevens twaalf andere Franfcben, die daar moes-™™,-?/2* ten blyven tot de aankomst van een ander fchip, dat in Eilanden. November' van Frankryk onder zeil zou gaan. Oquet landde in September ; na onderweg geankerd te hebben aan de Eilanden Mascofenhas en Diego de Rios, van welken hy bezit nam in des Konings naam, zette hy zyne reis voort naar het Eiland St, Maria jn de baai van Anttrgil, daar hy hetzelfde deed. Pronis en FouCquenborg fiocgen zich neder in de haven van Sc Lucie of Mangbafia. het 'chip de St. Laurent , dat door de Compagnie afgezon'-'n was onder het bevel van Kapitein Ciies Refimont, F 2 kwam  44 HISTORIE van d» XVIII. kwam op den eerften April van het volgend jaar te MaBoek. dagascar aan, terwyl Coquet vertrokken was om te gaan III. laaden in de Provinciën Anosfi en Matatane. Refimont Hoofdst. bragt op nieuw zeventig mannen mede om daar te bly, III. ven , die byna eene maand lang ziek lagen te Mangha. Afd. via, daar ook door de ongezondheid van de plaats meer dan een derde gedeelte van zyn fcheepsvolk overleed. De Fran- £)e zwarten door de blanken aangehitst, fmeedden het mmm "tl ontwerp om de Franfcben by hunne aankomst te keer te genftani' gaan , doch hun voorneemen wierd in de geboorte geby hunne finoord, door de voorzichtigheid van Pronis, en de geeerfie lan- fchenken, die hy zond aan Dian Ramach, de Vorst van 'ns' deeze Provincie. Toen hy dus in zyn oogmerk gedaagd had, zond hy twaalf Franfcben af om zich neder te zetten in de Provincie Matatane. By hunne aankomst trok* ken eenigen van hen agttien mylen verre landwaard in, naar den kant van Mannzari, om ryst en andere levensmiddelen te koopen , en het land te bezichtigen; doch zes van hen wierden vermoord in het overtrekken van eene rivier, door de vooraaamflen van die Landftreek, die in groote menigte op hen afkwamen onder aanvoering van Zaze Rahimina , een' bloedverwant van Dian Ramach, en van de meeste Grooten van de Provincie Anosfi. De zoon van Refimont benevens zes matroozen wierden insgelyks vermoord, terwyl zy bezig waren met ebbenhout te kappen en te laaden in de Provincie Vobitsbang. Deeze tegenkanting ontftond door de kuipe» ryen der Grooten van Anosfi , die geene opentlyke vyandlykheden durvende onderneemen , uit vrees van de Franfcben te zullen vertoornen, de nabuurige Grooten hadden opgeftookt. Refimont laadde vervolgejts zo veel ebbenhout als hy kon bekomen, en zond nog zes Franfcben naar Anosfi, daar Pronis zich toen bevond , die nimmer van verblyfplaats veranderd was, zedert het vertrek van Refimont; doch van St. Lucie of Mangbafia met  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 4y met alle zyne manfchap vertrekkende, tegaf hy zich naar XVIII de baai van lbolangare , in de Provincie Anosfi CF) Boek daar zy zich omtrent het jaar 1644. begonnen te ver! UI lieden; en na genoegzaam de gcheele Provincie doorHooFOST. de wapenen ondergebragt te hebben, bouwden zy daar III. een kasteel, op * Gr.. =6. Min. Z. Br. en gaven daar At*. aan den naam van Fort Dauphin , dat zeer fraai erievenv r> gedekt is voor den wind, en een' veiligen ingang heeft*'*"™* voor allerhande foorten van fchepen. Fort A^, dus genoemd door Pronis fG), die de eerfte FranscbnZ was, welke van wegens die Natie in dat Eiland het Onpergezag bekleedde, was gcleegen aan den uithoek van de mIIII*/™^™ Zetteden, tweehondei<* mannen aan tand, welfrn PZ r a TT™ va!' kry^voorraad en de noodige bouwftof. fep, dieterftond den grondflag tot een kasteel begonnen te leggen. S'h.v/l0"110^ ee°, °OI,,OS' in welken de F'™hn de oveffl bedelden, en de inboorlingen onderbragten, die naderhand in betere verftandhoudmg met hen leefden ; fchoon zy in hun har misnoegd waren over de dood van hunnen Koning en zyn' b oede en over de fchande zynen zoon aangedaan, dien zy naar Franknk zonden, toen hunne fchepen het Eiland verlieten (*) 3 CCj; De Franfchen wisten, door hunne behendigheid en beleefd gedrag, de vriendfchap der inwoonders zodanig te winnen, dat zy frhï ï/1 1 t°"te-S tr0Uwde" ' en met he» samenleefden in ver! he denl.'ïïn'^"'^ h" vreedai vericneiden jaaren lang , fchoon niet meer dan vyf of zes huiseerirmen van hen wierden toegelaten j doch toen hunne ftml'ifa X de yk zeer talryk begonnen te worden , wierden de inboorlingen beducht, en bellooten zich te bevryden van de vrees voor fen vreemd juk; waarop zy het befluit namen om alle de blanken 0» utToner bSra^nVerm0°^en' 7«lk VCrraad 2? ook ko« daarna ten ten ( /)• ' Z° 1 e6n eenigen van hen in het leven te la*" DRURr, pag. 103. (t) DUURT, ML . - F3  46 HISTORIE van de XXIII de baai of golf van Tholangare, op 25 Gr 6*. Min. Z. Boek ' Br. tegenover Kaap Itapore, die 2,0 verder legt, III.' Achter het Fort wierden veele gebouwen aangelegd , Houfdst. rondom het huis van den Gouverneur, met groote tuiIII. nen daarby, die een'genoegzaameu voorraad van. vruchAfd. ten en moeskruiden opleeverden. In het jaar 1656. raakte het Fort door een onverwacht toeval in brand, en brandde geheel af; maar wierd welhaast weder herbouwd. De Franfcben hielden hier eene fterke bezetting, onder het bevel van een' Gouverneur, die daar op last van den Koning zyn verblyf moést houden , en een' geduurigen en lastigen oorlog moest voeren tegen de nabuurige volken en byzonderlyk tegen de Lriavobitz. De Franfcben trokken geduurig het gebergte over, plunderden de huizen en voerden het vee van de inboorlingen weg. In het jaar 1651. verwoestte de Franfche Bevelhebber F/acourt de landitreek van Franchere met tagtig Franfcben en eenige zwarten, gewapend met fchilden en pylen ; die op zyn bevel de huizen of hutten der Wilden verwoesten en eene groote menigte koeijen en De Fran- osfCn wegvoerden. Op dezelfde wys wierd dè boste en fchen ie- voornaamfte bezitting der Rohandriaanen, die voornaamgim7l k- in huizen en vooraad beftond, insgelyks verwoest. hdm te" Veele inboorlingen kreegen hierop een' doodlyken afpleegen. keer tegen de Franfcben, om rede, dat zy een groot getal van hen , van beide fexen , voor fhaven verkocht hadden aan den Hollandfchen Gouverneur van het Eiland Zij mten Mauritius , die by Fronis gekomen was om hem die af zich frehaatte k00pen; doch , hetgeen hen bovenal tegen de Fran. d7eedhede7Jchen verbitterde, was, dat deezen zestien aanzienlyke m" '"vrouwen uit den ftam der Lohavits ö tëfef" de flaaven verkocht hadden; waarvan het grootst gedeelte op de 1 eis overleed, en de overige vluchten zodra zy aan■ land kwamen, en leefden in het wild in de boslche.i. Ds  AFRIKAANSCHE EJLANDËN. 47 De provincie Manatengha, of Manampani , dus ge- XVIT7 noerad naar eene rivier van denzelfdën naam , welke de- iw zelve doorwatert , legt op fe3" Gr. Z Br. , en is eene m vruchtbaare en aangenaame landftreek. De vlakte van Hoorns* Amhoula legt een weinig meer noordwaart aan den mond III. van deeze rivier. - ^F}>t . De Rivier Manampani , wiens mond gelegen is op 25 Gr. 30 Min. Z Br., juist onder den Keerkring van den Steefibok , beeft haare oórfprong in de vlakte van Amhoula , ontvangt verfcheide beeken uit de gebergten van Encalida, Hiëla , en Manghaza , doorloopt de gantfche vlakte, en houd haare koers rechtftreeks oost, Befihty. In deeze vlakte legt de groote ftad Amhoula. Het om-ftKf* gelegen land brengt een' overvloed van allerhande vruch-^"«enten voort, voornaamlyk witte ydms , en het kruid fe-8ha' fame, uit welkb zaad de olie menacbil geperst word. De De Rivier osfen en koenen zyn hier zeer vet, en hun vleesch is^anatenuitmuntend van fmaak. Men vind hier ook yzermyneh Digt by de Stad Amhoula is eene bron van heet water,'vSÖü" omtrent twintig voeten van eene kleine rivier afgelegen, wier zand brandend heet is. Men zegt, dat in het water van die rivier een ei in twee uuren hard word , en de inwoonders verzekeren , dat hetzelve een onfeilbaar geneesmiddel is tegen de koude jicht. Het volk van deeze Provincie houd zich voornaamlvk bezig met het bereiden van yzer en ftaal , dat zy mtdJrinwtm' hunne eigene mynen hebben , en waarvan zy met zeer veel behendigheid pylen en andere werktuigen makken. Zy worden geregeerd door een' Foadziri, dien 'zy Regeering. den titel geeven van Groote Heer, of Raber-tau , en deeze is in vee en anderen voorraad de rykfte Van aüeh de Grooten van deeze Provincie. Raber - tan oefent een volftrekt gezag, en heeft eene willekeurige magt ; doch word dikwyls in tyden van nood door zyne onderdaanen overvallen , die in groote menigte byeen komen „ hem  48 HISTORIE vandi YVT1Ï hem vatten , en hem de dood dreigen ten zy hy hen RnKK onderftand bezorgt. Om zich uit deeze netelige omftanITj digheden te redden is de Vorst genoodzaakt om uit zyHoofd'st. ne eigen voorraadhuizen levensmiddelen onder hen uit te III ' deelen , doch word daarvoor ook weder met woeker Afd vergolden in den tyd van een' iyken oogst, dewyl hy dan viermaal zoveel in de plaats ontfangt. Het volk van de vlakte van Ambovda heeft weinig ontzag voor zyne overheden , en hun land is de algemeene wykplaats van fchelmen en landloopers. IZJMEN, eene kleine provincie, legt ten westen van Befihry deeze vlakten. Derzelver inwoonders werken zeer fraai in Vpg?an.dez\\e foorten van yzer werk; en maaken zeer veel mena. Izlme" chil> of olie van het zaad van fefame- De inboorlingen van deeze landftreek, die op omtrent agtduizend gefchat worden, zyn de dapperfle en beste krygslieden van het gantfch Eiland, en worden geregeerd door een' Foadziri die altoos een bloedverwant is van den Raber-tau. De provincie Fohitskang ftrekt zich uit van de rivier Befihry. Manatbenga, die op 23 Gr. 30. Min. z. Br. gelegen is, pScïe■ tot aan de rivier Manangare, en bevat het binnenland Vohits- tot aan de rivier Jtomampo, grenzende amAnradzahoc, digt bang. by den oorfprong van de rivier Mandrerei, 4n het land van Fangatherra, met de provincie Manacharonga, welke naby de rivier Manambondrou, gelegen is,daarbyingefloten. De rivieren, welke deeze provincie doorwateren, zyn vooreerst, de Manatenga, die door vier monden in de zee vloeit, naamlyk Vinangadfmo, Manamaza, Sagandacan en Vinangavarats. De rivier Aviboule, door de Franfcben St. Gille genoemd is vier mylen van de Manatengha afgelegen, loopt rechtsftreeks in zee, en is bevaarbaar. Twee mylen hooger ftroomt de rivier Ar.dragintba. Eene myl verder is de' Sandravinangha, die geene uitwatering in de zee heeft, en uit het gebergte Fiboule ontfpringt. Vier mylen van daar is de Manambondrou, die ins-  AFRJKAANSCHE EILANDEN. 49 insgelyks geene uitwatering in de zee heeft, en uit hetXVIIT gebergte Fiboule ontfpringt, Vier myienvan daar is de Boek Manambor.drou, die insgehks geene uitwatering heeft. \\\ Ue uver Masfianach legt vyftien mylen van de rivier Hoofd'st. Avibouie, en heeft een'mond, die bevaarbaar is voor III kleine vaartuigen, en die door de Franjeben genoemd is Afd geworcen VAnje des Hornes, om rede, dat zy'by hunne aankomst aldaar een opgerhoofd van die ftreek Ontannalera genoemd , ontmoeten die maar één oog bad. Het land, dat aan deeze rivier grenst, word Manacarongba genoemd. Vier mylen noordwaarts vind men de rivier Mananghare, die door zeven monden in zee loopt, doch die meest allen Rioi*m opgevuld zyn met rotfen; deeze rivier ontfpringt in het land van Itomampo, aan de oostzydc, en word vergroot door drie rivieren, te weten, de Jongbainou % dt li omanpo, en de Mangarac, die haare wateren vereenlgende haare naamen verliezen, en de Mananghare genoemd wordea. De zeekust, van de rivier Mangbafia af tot de Sandravmangha toe, word gedekt door de hooge bergen van rruek. viboule, of Pobitsbang, die bedekt zyn met digte boschen, en de valeijen leveren een' overvloed van honing op. Men zegt, dat hier eene groote menigte van goud zou kunnen gevonden worden. De geheele provincie VohHsbang is bergachtig, en kan dus op een' grooten afftand uit zee gezien worden. Voor het overige levert dezelve een* overvloed van honing, hoornvee, zuiker, yams, ryst, en andere levensmiddelen, en heeft veele yzermynen. De inwoonders zyn zwart, en hebben dik, lang, en K u gekruld haair, zy zyn twistzuchtig, en leggen byna al^Sl toos met eikanderen overhoop doordien zy de oude ge- fat. fchillen nimmer vergeeten, maar die overleveren van genacht tot geflacht. Zy zyn zeer diefachtig, en fteelen dikwyls de flaven, ja zelfs de kinderen van hunne naaste HjsoNfcD. Hist, XiV. D. I. Stuk. G bloed-  5o HISTORIE van de XVIII. bloedverwanten, om die te verkoopen, en naar vreemBok de landen te laaten vervoeren. Zy voeden een* onverIU zoenlyken haat tegen de Zaferaïmini, of blanken van de Hoogst, provincie Matatane,-u\t hoofde van eene>dwaaze verIII. beelding, alsof deezen de magt zouden hebben om, door Afd, middel van zekere tooverletters en karakters, ziekte en fterfte onder hen te veroorzaaken, Aan den mond van de Rivier Manathenga vind men eene foort van volK, die zv Ompizees, of arme vischers noemen. De kleederen, die zy draagen, worden gemaakt van den bast van een' boom, diefautastranou genoemd word; „H^me en de ftoiTen, die uit de provintie Matatane worden ingevoerd, worden gemaakt van een' bast, avo genoemd. Zv trekken ook dikwyls naar de provinciën Carcaujt, en Jnpatre, om katoenen lywaaten te koopen. Hun wapentuig beftaat in een houten fchild met eene osfenhmd hpkleed, en eene groote werpfpies. Dit land word geregeerd door verfcheiden OpperhoofC^*««.den; en het volk heeft geen' bepaalden eerdienst of leerftell ng; doch naar eene oude gewoonte befnyden zy nunne kinderen, en onthouden zich van yarkensvleefch. De Provincie Jtomampo is omtrent drie mylen lang, en gelegen in eene vlakte, die met hooge bergen om. ringd W. hier word het beste ftaal van het gantfch Eiland Itomampo ^^^y °De Provincie Icondre is klein en bergachtig, en legt op 22 Gr. 30. Min. Z.Br Derzelver grenzen, een weinig benoorden het oost, beftaan uit eene ry van hooge bergen, die dezelve afscheid van Itomampo; aan de zuidIcondre. zv(fe de landen Fatemanabon, en Macicóre; aan het noordwesten het landfchap Manamboulc; en aan het noorden de bergen, dietuschen Jonghainouen Itomampo gelegen zyn. De Provincie Fatbenamahon grenst een weinig benoorden het oost aan de provincie Wre.en aan den oorVatemana fprong der rivieren Itomampo en Mandnrei} daar ook bon.  AFR1KAANSCHE EILANDEN. 5t de oorfprong is van de rivier Maropia ■> aan het zuiden XVIII; en westen grenst dezelve aan Machicore; doch word Boek. niet bewoond, doordien dezelve door geduurige oorlo- III gen verwoest is. Hoofdst. Het oost word begrensd door de Provincie Manam- III. boule, en de rivier Itomampo; deeze heeft het land van Afd. Anacbimousfi ten noorden; ten westen Alfa/ach, ten zuiden het hoog gebergte, waaruit de rivier Ongelahe ont-, Manara. ipringt, die zich aan de westzyde in de Golf van Mozambique ontlast. De Provincie Anacbimousfi, is omtrent vier dagreizens lang, en heeft ten oosten de rivier Jongbainou, die door dezelve heen ffxoomt; ten zuiden het land van Manam. boule; ten westen eene ry van hooge bergen; en ten Anacbenoorden de rivier Mangharac, en het land van Eiingdrane. mousfi. Deeze provinciën worden doorwaterd van verfcheidene rivieren; de Itomampo, de Jongbainou, de Maropie, en de Mangharac. De Itomampo doorwatert de landflreek van dien naam, en komt voort uit het gebergte van RM"eHViboule, daar deszelfs oorfprong is, gelyk ook die van de rivier Sandratingha, welke door eene landflreek loopt, die Houdre genoenld word, en boven jwurhon gelegen is ftrookende met de rivieren Manenghare, en Jonghai- ' nou, en tusfehen de Itomampo en de Manghaere doorloopende, vloeit dezelve uit het gebergte van Icondre, door de provinciën Anacbimousfi en Manamboule; daarna neemt die haaren loop recht noordwaarts; en na vier dagrei. zen lang dien loop gehouden te hebben wend zy zich, op een' kleinen afftand van Itomampo, voor eene korte poos ten westen, naar den kant van de rivier Mangharac, welke omtrent eene myl laager gelegen is; en daar haare wateren met elkanderen vermengende maaken deeze drie rivieren te zaamen de rivier Mananghare uit, die agt dagreizen lang oost-zuid.oost voortloopende zich door zeven monden in de zee ontlast. G 2 Het  5ft HISTORIE va» db XVIII. Het land van Itomampo is by uitftck vruchtbaar, Boek.' men vind daar overvloed van ryst, yams, fuikerriet, en Ijj ' peulvruchten, benevens eene groote menigte van vee. HoofÓst. Manambouk, fchoon bergachtig, is insgelyks ryklyk voorIII. zien van deeze voortbrengzelen, en heeft daarenboven Afd. nog eenige yzermynen. Deeze en eenige nabygelegene landftreeken zyn zodanig ingericht, dat men daar weinig 'tllnd" houtgewas vind dan alleen op de toppen der bergen. Anacbimousfi . levert insgelyks een grooten voorraad op van ryst.en yams,benevens veel vee, en is zeer volkryk. De Voadziri van Manambouk word genoemd Dian Panohahe; en deszelfs magt begon zeer groot te worden, door den byftand, dien de Franfcben hem verleenden in zyne oorlogen tegen de nabuurige opperhoofden. Voadziri De Provincie Eringdrane word ten oosten beperkt door zeer hooge bergen; ten westen door drie groote rivieren , Manatbangb, Zoumando, en Schanang, die uit deeze voorgemelde bergen voortvloeyen door deeze geheelelandftreek tot in eene groote baai, die op 20 Gr. Z. Br. gelegen is Ertngdra- tegen over kust vanMozambique.Deeze landftreek is vlak en zeer uitgeftrekt, dezelve word verdeeld in twee deelen. Grooten Klein-Eringdrane; het kleinst gedeelte, waarin de rivier Mangharac haaren oorfprong heeft; is het zuidelyk, en het grootst het noordlyk gedeelte, en eindigt daar die door de rivier Manfiatie van Fuhitsanghomht word afgefcheiden. De Rivier Manghare vloeit voort uit de bergen, die aan de oostzyde van Eringdrane gelegen zyn; dezelver oorfprong is op 20- Gr. 30. Min. Z. Br., en de loop eerst drie dragreizens verre rechtftreeks oost, en, zich daarna in een' halven cirkel buigende, vloeit die oostzuid'oost, vier dagreizen verre tot in de provincie Icon. dre, en ontlast zich daar in de rivier Jongbainou. Vohit. De Provincie Vohitshangbombe is van Eringdrane afgefchei* rivier Manfiatre ,■ dezelve grenst ten noorden aan de provincie Jncianacte, en ten oosten aan die van $6i  AFR1KAANSCHE EILANDEN. 53 Sabavez gelegen op 19. Gr. 30. Min. Z. Br. her. hoog XVIII. gebergte Ambohitsmene ftrekt zich *it westwaarts naar de Boek. i*olfvan Mozambique, en eindigt aan de zuidzyde in de HL provincie Eringdrane. De rivier Manfiatre heeft Zy-Hoorrs~ nen oorfprong in Eringdrane, op 19. Gr. Z. Br, en 111 loopt tusfehen Eringdrane en Vobitsangbombe uit in eene Afd* baai, die op 20. Gr. Z. Br. legt. De Provincie Eringdrane is zeer volkryk, zo dat zy een leger van dertigduizend mannen op de been kunnen brengen , en heeft een' overvloed van vee in het oostty* gedeelte naar den kant van het gebergte. Vobitfongbombe is niet minder volkryk , en kan wil honderdduizend mannen m het veld brengen. De fteden en gebouwen 111 deeze landftreek zyn over het algemeen wel gebouwd , en overtreffen die van andere gewesten in ichoonheid. Men vind hier overvloed van ryst , vee yzer, en ftaal. De inwoonders maaken eene foort van itof tot klederen uit de basten van boomen, die bananas genoemd worden, die niet minder fyn is dan die , welke zy van zyde maaken ; en beide deeze ftoffen zyn daar • zeer goedkoop. Zy zyn gezworen vyanden van de in-. woonders van Eringdrane. De Provinciën Manacarungha, en Matatane zyn gele-Manaca. gen aan de zeekust tusfehen de rivieren Mananghare en^^ en Mananzan, en eindigen in het westen tegen de gebenr-Matataneten, die Anacbimousfi van Eringdrane affcheiden. De twee tre? begrnepen!PPen " ^ tó deeZen 0m- D e rivier Mananghare word gevormd uit de rivieren. De Ri*<* t?IT' ^êhai>wu, en Mangharac, behalven nog?*»"*veele andere mindere rivieren en beeken , die uit het se- are" bergte voortvloeiden, Daar deeze.drie rivieren ineenloo. pen verhezen zy haare naamen , en neemen den n am WV ° M"nanëhare' die door zeven »nden m ze™ ioopt, welken omtrent vier mylen van eikanderen zyn G 3 af-  54 HISTORIE van de XVIII. afgelegen , doch onbevaarbaar, uit hoofde van de rotlèn, Boek. gelyk ook de rivier jelve , fchoon die anders wyd geIII. noeg is. Hoofdst. Het land, dat aan den oever van deeze rivier gelegen Hl. is, word Manacarongha genoemd.' Afd. De Provincie Matatane legt aan de rivier van dien Matatane. naam , die haaren oorfprong heeft in het gebergte van Fatebei , en door twee monden in zee loopt, welken zeven mylen van eikanderen afgelegen zyn , en een be. koorlyk Eiland uitmaaken , dat door het geflacht van Ramin bewoond word. Deeze landftreek is vlak, overvloedig in fuikerriet , honig, yams, en vee, en doorwaterd met verfcheiden beekjes en riviertjes , die zeer vischryk zyn. Het Juikerriet groeit hier in eene zo groote menigte , dat men jaarlyks verfcheidene Icheepslaadingen van daar zou kunnen brengen , indien men de inboorlingen Hechts leeren kon fuiker te maaken , en hen de noodige werktuigen daartoe bezorgde. De Grooten van deeze landftreek onderhouden de veelwyvery ; fom• migen van hen hebben wel vyftien of twintig vrouwen, . die haare afgezonderde verblyfplaatfen hebben Tondora met paaien bezet; en een ieder , die zich verftout deeze omheining binnen te treeden , word met de dood eeftraft. Gêisdiwf- Dit volk heeft geene kerken of mosqueën ; maar is zeer overgegeven aan bygeloovigheden en betoveringen,; het geeft veel geloof aan briefjes en cedeltjes met Arabifche karakters gefchreven , welken zy hiridzi , mazarabou, en tatismou noemen ; zy gelooven , dat fommïgen derzelven behoedmiddelen zyn tegen den blikfem, regen, wind, oorlogswonden , en zelfs tegen de dood ; anderen tegen allerhande foorten van vergiftige beeten of kruidmengfelen, en fommigen tegen het verbranden , of uitplunderen van huizen , met één woord , dienftig ter af. weering van alle rampen en onheilen. Deeze briefjes wor*  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 55 -worden eerst uitgedacht door hunne ombiasfes, genees- XVIlï. meesters , bezweerders, en fterrenkykers , die dezelve Boek. * vervolgens in het klein verkoopen aan de onnozele III. zwarten ; doch in het groot aan de blanken , die dezel- Hoofdst. ven in de eene of andere ftof genaaid om den hals draa- HL gen. Deeze zelfde karakters worden ook dikwyls tot het Afd. zelfde einde gegraveerd in goud , zilver , en in kleine ftukjes plat rottingriet. De inwoonders van Ivourbon en Saca, hunne nabuuren , houden dezelfde gewoonte, en zyn eveneens genegen om aan tovery en bezweering geloof te flaan , te meer doordien zy door de bovengemelde bedriegers in hunne dooling gefterkt worden , die hen hunne briefjes tot dat zelfde einde verkoopen. D e inwoonders van deeze Provincie beftaan uit twee Zafecafiklasfen , de Zafecafimambous, dij de voornaamften zyn ,mambous en de Zaferaïmini; welke beide foor ten zeer lelyk zyn '™.z.aferaï" doch voornaamlyk de eerften , die allen ombiasfes , ofmim' doctors zyn. De Zaferaïmini, zyn grootlyks door hen onderdrukt geworden , en leeven thans in een' ftaat van flaaverny. Omtrent honderd jaaren geleden deeden zy eene pooging om het juk af te werpen, doch zy kreegen de nederlaag , en wierden allen ter dood gebragt, de vrouwen en kinderen alleen uitgezonderd , aan welken zy een afzonderlyk Eiland tot hun verblyf gaven , hetwelk zy beplanten , ■ en daar vee aankweeken , en thans genoemd worden Ontampesfemaci , of volk van de zandige kust van Arabiën, van welke kust zy öorfpronglyk gekomen zyn. Zy kwnmen op het Liland in groote'kanoes, en Zowaren , volgens hun eigen zeggen , derwaarts afgezonden ™X«r door den Kalif van Mekka, om de Eilanders in den Mo-den Kaiif hammedaanfchen Godsdienst te onderwyzen. De groot-**« Mekka fte en voornaamfte onder hen trouwden met de zwar.fl-^fondin ten, onder voorwaarde, dat de kinderen Zafecafimam.°Zlp d°t' bous zouden genoemd worden naar den naam der vaders, Mand u tegen het algemeen gebruik, dat in het zuidelyk gedeel-vw* ryst> fuikerriet, yams, zyden ftoffen, en allerhande voorraad. . . Rivieren. Omtrent twaalf mylen van de rivier Mananghourou ftroomt eene andere rivier, Aoibabe genoemd , die voor kleine fchepen bevaarbaar is , en een' cpenen en diepen mond heeft; deeze rivier word gezegd voort te fpruiten uit het bovengemeld groot meer , en ontlast zich in de zee. Tusfehen deeze en de Mananghourou ftroomt de rivier Sacavile, en drie mylen verder loopt de rivier Tfatfac in eene baai, of golf, die door de inwoonders Tametavi genoemd word Omtrent drie mylen van daar, en anderhalve myl hooger op , valt de rivier hotbon in dezelfde baai, die voor fchepen bevaarbaar is. De franfcben noemen deeze baai Port-aux-Prunes, of Pruimenha- ven. _ ' i , • Langs den oever van de Tametavi tot aan de baai van Antongil leggen de Provinciën Vouloxiilou , Longue-point , Andouvouche , en de baai van de . Manghabei , of An- '°1deez* landftreeken neemen haar begin in de baai of haven van Tametavi, die gelegen is op 18 Gr. 30 Min. Z. Br. ; zy ftrekken zich uit langs de zeekust tot aan de baai van Antongil, of Manghabei, op 15 Gr. Z. Br., en grenzen aan den landkant aan de Provinciën Fobttjangbombe en Antfianacb , die de naaste aan Tamtam legt. Langs de kust loopen drie kleine rivieren uit, naamlyk, de Faut'ac, Faha, of, Fabo, en Maroharats, op den afftand van eene kleine myl van elkandere afgelegen. Verder  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 59 der op loopt de rivier Anachinquets in eene baai, genaamd _______, Sahavez, welke zeer diep is ; derzelver grond is goed en p zandig , doch de baai legt open voor de ooste, zuid-oos- ?TyK* te, en oost-noord-ooste winden. w Omtrent drie mylen verder noordwaarts legt de kaap, °jjdst' die door de Franfcben , uit hoofde van derzelver gedaan- a p^ te en lengte, Longue-pint genoemd word. Het naby gelegen land word genoemd Voulouilou, en word bevoch- Longuetigd door eene rivier van denzelfden naam. Hier is eene point* fraai je haven achter de rotfen , op 18 Gr. Z. Br. , dieVou,olfi* een vierde van eene myl zeewaarts inloopt; en vyf my-lou* len verder is eene groote rivier , Ambato genoemd, doch dezelve loopt niet in zee uit , en verdient geene aanmerking dan alleen om haare rotfen en zandbanken. Twee mylen verder noordwaarts is de baai van Ga-Galemlemboulou , op 17 Gr. 30 Min. Z. Br. ; dezelve is zeerbouIoo. ruim, en heeft eene goede ree voor kleine vaartuigen achter de rotfen , doch dezelve is tevens gevaarlyk uit hoofde van dezelve en van de hevige branding der zee. Op de kust van Calemboulou legt het vlek Ratfmalone, dat by de Franfcben en andere Kuropeaanen bekend is onder den naam van Sc. Mattbieu. Omtrent drie mylen van Calemboulou, aan het einde van de baai , loopt de rivier Manangbourou, die voor kleine vaartu'gen bevaarbaar is , m de zee uit. Verder zegt men, dat op deeze hoogte een klein Ei-Amboutland legt , dat Ambout-Nosfi genoemd word, en dat 'erNosfi* eene kleine rivier van denzelfden naam voortvloeit uit het gebergte in de Provincie Antfianach , die rechtdreeks west uitloopt in eene groote baai , die door de inwoonders van het Eiland Comono dikwyls bezocht word. De rivier Manangbourou, die van het west naar het oosten in de zee uitloopt, verdeelt zich naby den uitloop in vier takken ; waarvan de eene tot aan den mond toe denzelfden naam behoud ; de tweede word genoemd H 2 Ma-  go HISTORIE vand2 iXVIII. Mananfatran , en legt drie mylen van den voorigen af. Boek. De derde die Marinbou genoemd word , legt drie mylen III.* van Mananfatran, 4ieeft geen' uitloop, en -trekt zich uit Hoofdst. recht tegen over het Eiland Nosfi-Ibrahim, of St. Maria. > III. De vierde, Simiame genoemd, die insgelyks dne mylen van F Afd. Marinbou aflegt, is een groote rivier , die in de zee uitloopt , heeft aan den mond zeven of agt voeten water, en is voor kleine vaartuigen bevaarbaar tot op zes of zeven mylen landwaarts in. De rivier Mmangbar legt recht tegenover den noorder uithoek van St. Maria, en den zuidhoek van de baai van Antongil, en loopt m de zee uit; dezelve is aan den mond bevaarbaar vo^r kleine vaartuigen. . ; Arir,ou. Langs de westkust legt de Provincie Andouiouobe, vouchc. ook wel genoemd de Golf van Anduuvouche , uit hoofde van derzelver groote en menigvuldige baaijen ; waaronder is de baai van Antongil , eertyds genoemd Manghabei door de inboorlingen , die gelegen is op 15 Gr. L. Br. , en zich in de lengte noordwaarts uitftrekt tot de wydte van omtrent zes mylen. Aan het einde van de baai legt een Eiland , zeer hoog uit het water ; hetzelve heeft geene andere vlakte dan het ftrand , het is twee mylen in den omtrek , is aan alle kanten overdekt met een bekoorlyk groen 1, en heeft overvloed van allernande veld- en boomvruchten, uitmuntend goed water, allenei gevogelte , honig en bananas ; en is dus voor dc zeevaarenden eene uitmuntende ververfchingplaats. In het midden van de baai , een weinig naar de noord-oostzyde , leggen eenige rotfen , benevens drie of vier kleine eilandjes , die met ryst bezaaid , of met houtgewas beplant zyn. , ,f^„ „ Aan de monden van deeze rivieren leggen drie volkSe, ryke vlekken, omtrent ter halverwege van de baai, naar den noordkant, en nog anderen aan de oevers, zoverre as d_ rivieren noordwaarts aahlodpèn; en veele rivieren ont*  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 61 ontlasten zich in de baai. Aan gintfcbe zyde van deeze XVIII. verdeelt zich eene groote rivier in twee takken , waar- Boek. van de eene noordwaarts , en de andere westwaarts jjr, loopt i door welke verdeeling een eiland gevormd word. hocfdst. Aan de noordzyde van de baai legt eene groote Had , 111. omheind met zwaare palisfaden , die door de Pottugeezen Afd. St. Angdo genoemd word. Wanneer men verder in de baai komt, ontmoet men eene andere Stad , Spakenburg genoemd , welke aldaar aangelegd is door de Hollanders by hunnen eerften togt rmrOost-Indiën, in het jaar 1595; dezelve bevat binnen de omheining omtrent tweehonderd huizen. Nog legt 'er eene aan eene rivier, welke westzuid-westwaarts aanloopt, met betrekking tot het bovengemeld Eiland. De kust van Galemboule is tot omtrent twee mylen breedte landwaart in bedekt met bosfchen van zwaare boomen , en verder in het land vind men eene groote menigte bamboes, of dikke rietftaven, die de inwoonders bambou voulou noemen. De grond is zeer goed en vet, en de veelvuldige re ^art van gens, die in deeze landftreek vallen , .behoeden de krui- den grond. den voor het verdroogen. De weiden leveren overvloedig gras op ; doch de inwoonders zyn daar niet ryk in vee; de vermoogendften onder hen hebben zelden meer dan twintig of vier-en twintig fluks. De bergen zyn zeer ryk in vruchtboomen , en de flederi zyn hier zeer regelmaatig en iterk aangelegd , fommige op de toppen van rotfen of heuvelen , en andere cp de «evers der rivieren , alle met palisfaden ontzet, met twee poorten , de .eene voor den dagelykfchen uit- en ingang der inwoonders , en de andere naar den boschkant, om derwaarts te kunnen vluchten , wanneer zy onverwacht overvallen worden , of te zwak zyn om hunne vyanden het hoofd te bieden De inwoonders van Port aux Ptunes in de baai van/^n ™ H 3 /In-gewoonten.  62 historie VAN DE -titttt Antongil, hebben dezelfde gewoonten , en worden alge. EoEir meen ook Zafe-lbrahims genoemd , of nakomelingen van ttt Abraham,dewyl zy zeggen afkomftig te zyn van het Eiland Hoofdst Nosfi-Ibrahim. De Zafe-Ibrahims onderhouden den SabIII. ' bath, en verfchillen veel van hunne nabuuren in ge. ArD. woonten. Dit deed Flacourt denken , dat zy afkomftig waren van eenige Arabifche Jocden, die in voorige tyden eene fchuilplaats op dit Eiland gezocht hadden. Deeze mannen, vrouwen, en kinderen zyn veel fchoonder dan de blanken van Matatane en Androbiezaha j hun haair is lang, en hangt in krullen nederwaarts ; zy zyn gemeenzaam , gulhartig, en herbergzaam voor vreemdelingen , en niet gelyk de anderen genegen tot moorden of fteelen ; zy hebben ook eene gantsch andere manier van zingen en danfen als die van Androbiezaha , en neemen daarby zekeren toonval en maat in acht, en voornaamlyk in de gepaarde danfen , die opmerklyk zyn om hunne tusfehenpoozingen , hervattingen , en beweegingen der armen. Liefde is altoos het voorwerp van hunne gezangen ; en het gezelfchap flaat met handeklap de maat voor de dartele beweegingen van het lichaam , die zy maaken by het zingen ; dit noemen zy mangharac , of tydwaarneeming. De mannen en vrouwen, wanneer zy ziek zyn , of eenig ongemak aan het hoofd of de oogen hebben , befchilderen hunne aangezichten met witte, zwarte, roode, of geele kleuren Veele vrouwspeifoonen , en vcomaaml>k de oude blanketten zich om levendig en jeugdig te fchynen. De vrouwen en de vryfters zyn hier veel genaakba'aider dan in de andere deelen van het Eiland , daar de toegang tot hen zeer moeijelyk is om rede van de naauwe acnt \ die de ouders op haar gedrag geeven. Hunnt ie- de mannen en vrouwen zyn over het algemeen nyver zighsdtn. _n v]ytjg j en werken in de rystvelden van zonnenopgang tot zonnen ondergang. De mannen gaan riet fny- dea  AFRIKA ANSCHE EILANDEN. 63 den in de bosfchen, dat zy branden, en , wanneer het XVIIL recht droog geworden is, gebruiken om het land te mes- Boek. ten. De lnniaanen noemen dit net bamboe , en de in- LIL woonders van Madagafcar voulou. Al het overig WerkHooFDST' word door vrouwen ven icht; de jonge meisjes planten de ryst in de asch van het riet, wanneer dezelve een' ^FD* tyd hng door den regen bevochtigd is geworden ; dit doen zy op eene byzondere en tevens vermaaklyke wys, graantje by graantje , zingende , -danzende, en de maat ' houdende ; zy maaken met een' puntigen ftok een gat in den grond , werpen twee rystkoorntjes daarin , en vullen het vervolgens weder met aarde , die zy met den voet vasttrappen , al geftadig zingende en danfende, en het hoofd en andere leden met een buitengemeene levendigheid beweegende. Zy wieden het onkruid uit hunne rystlanden , en wanneer in den oogsttyd de ryst ryp is verzaamelen zy die in hunne fchuuren. Terwyl de vrouwen zich hiermede bezig houden , gaan de mannen weder naar de bosfchen om riet te fnyden en te branden ; want zo haast de ryst op den eenen akker ftengen fchiet , word weder eene anderen akker bezaaid. Dus hebben zy het geheel jaar door hunne bezigheid , en altoos velden met opkomende, bloeijende, en rypeHde ryst. De inwoonders van Galemboule maaken geen gebruik^/* e*. van de Europeefche fnuisteryën om zich te verfieren , bruik zy maar bewaaren die zeer zorgvuldig, om daarvoor vee in maaken van te ruilen van de inwoonders van het gebergte van Am-de Euf°k' bokitsmene , of van de Provincie Antfianacta. Zy hebben 1'rTamt. zelden goud , en zo haast zy het hebben befteeden zy ryëen. ' het om beesten daarvoor te koopen. De inwoonders van Galemboule , en allen de Zafe-Ibra- Humt Mms onthouden zich van alle werk op den Sabbath, vas- G>^dimst. telyk geloovende,dat zy zich zouden bezeeren met hunne werktuigen, of dat eene ziekte het onvermydlyk gevolg  64 HISTORIE van de XVIII. volg van hunne overtreding zou zyn. Zy erkennen MoBoek. hammed niet; maar noemen zyne navolgers , en a,leni, , III. die niet met hunne zeden en gewoonten overeerlremHooFDST.men, Koffers. Zy erkennen Noach , Abraham , Mo fes , HL ^Damifmm hebben geene kennis van Jejus Christus, Afd. of Cenigen anderen Propheet, en zy betnyden hunne kinderen. Zy hebben geene vasten , goJsdienftige wet■ ren, of leerftellingen , maar eeren God door hein osfen, koeiien , en bokken op te offeren. Zy hebben ^eene kerken of tempels , mm awm.-ouques , of zekere plaatlen , daar de lyken hunner voorvaderen begraven leggen, aan welker nagedachtenis zy groote eer bewyzen ; eene gewoonte, welke by alle inwoonders van dit Edand m gebruik is. Eenige overblyffelen van den Joodfchen Godsdienst ftraalen door in deeze düifternis van onkunde en bvgeloof. Zy zyn zeer bygeloövig , en zouden liever van honger fterven dan een ft.uk vleesch proeyen van een viervoetig dier of vogel, die door een CAm^« , of door een' der andere inwoonders van het Eiland gedood is Niemand dan de Filoubtis, of Opperhoofden van het la'ndfchap, mag een viervoetig dier of vogel dooden ; en deeze daad word verricht onder het gemompel van eemge woorden , en met de oogen naar den hemel geflagen. n-««.-.A-Alle kinderen, die onder hen op pingsdag, Donderdag, £KÏ- en Vrydag geboren worden , houden zy voor vervloekt, lïonte vanm brengen die in de bosfchen , om daar van honger te de kinderen* ° of van de wilde dieren verfcueurd te worden. te verver- weinigen worden fomtyds by het leven behouden Pn' door eenige mededoogende vrouwen, die haar eigen leven waagen om dat der onnozele kinderen te reiden, welken naderhand met goedkeuring van hunne ouders opgevoed wo'den. . Iedeu vlek maakt een onafhanglyk gemeenebest uit, en word geregeerd door een Opperhoofd , dien zy Ptloubei noemen, welken naam zy geeven aan alle de ge-  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 6S zaghebbers in de vlekken en gehuchten van deeze land- XVIII. {treek Doorgaans word de oydfte van eene familie uit- Boek. gekozen , om fcheidsman te zyn in alle voorkomende III. gefchillen , en het gezag te voeren over allen de ande-Hoofdst. ren. Zy ftaan eikanderen altoos by , wanneer 'er eenig HL gefchil is tusfehen hen en de andere inwoonders ; en Afd. wanneer dit geval plaats heeft onder hunne eigen Filoubeis, zodanig , dat men voor vyandlykheden vreest, dan ftellen de andere Filoubeis zich als bemiddelaars tusfehen beiden, en wenden alle mooglyke poogingen aan om de partyën te bevredigen ; doch , wanneer zulks niet wil gelukken , dan onttrekken zy zich aan het gefchil, en laaten hen handelen naar hun eigen goeddunken. Onderzy deeze Natie worden de flaaven veel beeter behandeld dan^^""*e onder de inwoonders van Androbieazah, of Carcanosfi, naar-4»7mfadien hunne meesters hen kinderen noemen , en zy vanz«ame vrys. hunnen kant aan dezelven den naam van vaders geeven. Zy eeten met hen aan dezelfde tafel, en trouwen niet zelden met hunne dochters. De Hollanders bezochten voor deezen deeze baai, en handelden daar in ryst en flaaven. Nog weinig jaaren geleden bleeven 'er twaalf van hen , waarvan agt in korten tyd ftierven door de ongezondheid van de luchtftreek, en de vier overigen wierden trouwlooslyk vermoord door Rabeeon, een' der Opperhoofden. Zy hadden hun vertrouwen op hem gevestigd , doch hy overviel hen overwacht, nadat zy hem bevryd hadden van de vyandlykheden van een ander Opperhoofd , die in zeker gevecht door hen met een' fnaphaankogel doodgefchoten wierd. D e Europeaanen hebben tegenwoordig weinig kennis Vohemaro van het land , dat gelegen is tusfehen de gintfche zyde van de baai van Antongil, en den Noorder uithoek , behalven alleen van ééne Provincie , welke in de zeekaarten Vohemaro genoemd word , daar de ryst op dezelfde wys gebouwd word, en even welig groeit als in Galem- Hedend. Hisr. XiV. D.I. Sï. I boule.  66 HISTORIEvande XVIII. boule. Een goudfmit in de Provincie Anofji, wiens voor- Boek, ouders uit Vohemaro afkoanftig waren, heeft, volgens het •III. zeggen van fommige ichryvers , verklaard, dat in die Hoofdst. Provincie zeer veel goud gevonden wierd; en , dat zeldIII. zaam is, allen de goudfmids van Anosfi zyn uit dit land Afd. afkomftig. De oostkust van deeze Provincie vormt eene baai , die de baai van Vohemaro , of Boamaro genoemd word, en op 13 Gr. Z. Br. gelegen is. De kust -trekt zich recht noordwaarts van Antongil, tot aan den noordoosthoek van het Eiland , genaamd Kaap Natal. De volgende befchryving is betreklyk tot de zeekust, en de aangrenzende landen , van den mond der rivier Franchere, westwaarts en noordwaarts , gelyk: derzelver beloop is tot aan de rivier en baai van Jongbelabe, dus genoemd door de inwoonders, doch door de Europeaanen de rivier van St. Augujlin, en van daar tot aan de rivier Manjiatra. Bcfcbry- Van den mond van de rivier Franchere tot aarj de ving van «vKaap Moncale is de kust vier mylen verre een onvruchtkust, van baare zandgrond , en vervolgens nog twee mylen van cftot aa«fl^aaP Moncale tot aan de baai van Ranoufoutchi , of de ie rivkr" Baai der Galloenen. Langs deeze\ zandige kust vind men Maadierei.hierendaar eenige bosfchen , tusfehen twee baaijen , die Ambouve genoemd worden De aloë, die de inwoonders tetech noemen , groeit menigvuldig in deeze bosfchen naar den binnenlandfchen kant. Mozambique legt tusfehen Kaap Moncale en de Baai van Ranoufoutchi. De voornaamfte ftad van Ranoufoutchi is genaamd Italy. Groote en kleine fchepen kunnen deeze baai bevaaren, doch dezelve legt open voor de zuide en zuidoosre winden , die de gevaarlykfte winden van dit Eiland zyn, en doorgaans gepaard gaan met hevige donderbuijen. Omtrent vyf mylen verder dan deeze baai loopt de rivier Mandrerei, tusfehen de rivier Fonds en de baai Anghongs, daar eene groote menigte zout gemaakt word zon-  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 6> zonder veel moeite. Deeze landftreek is te zandig voor XVIII, ryst; doch katoen groeit daar in menigte, en men perst Boek. 'er veel olie uit de plant Ricinus, welke dienftig is voor n*m veelerhande ongemakken, en dienftig om het haair en het Hoofdst. hoord te lmeeren. Voor omtrent tweehonderd jaaren III. hadden de Portugeezen eene volkplanting aan de baai van Afd» Ranoufoutchi, onder het opzicht van een' landvoogd, dien de inwoonders Matinorbei noemden, welke naam zaamengefteld was uit de woorden Mio Signor, die zy de Portugeezen hoorden noemen , en Bei , dat een Heer in hunne taal betekent. De rivier Mandrerei vloeit aan de oostzyde van de Provincie Ampatre , en fcheid dezelve af van Carcanosfi. Deeze Provincie ftrekt zich uit langs de kust ter lengte van omtrent twintig mylen , en ter breedte van twaalf mylen van de zee af tot aan Machicore. Het water is zeer fchaars in deeze landftreek , en beftaat enkel in eenige kleine meertjes, die hierendaar gevonden worden , naardien niet eene rivier dezelve doorwatert ; doch het is zeer ryk van bosfchen , waarin de inwoonders hunne vlekken bouwen, met fterke omheiningen rondom dezelven, die zy van ftokken cn doornftiuiken ondereenge. mengd zaamenvlechten , en die niet genaakbaar zyn dan door de daaringelatene openingen. Men vind op deeze kust niet eene baai, doch dezelve loopt Jynrecht tot aan Caremboule. De inwoonders zyn zeer genegen om hunne nabuuren zelen en hunne vrouwen en goederen te ontfteelen ; eene handel gewoonten. wys, die een' onverzoenlyken haat onder de bewooners van deeze landftreeken . vei wekt, en hen by de gerin^fte gelegenheid eikanderen den o >rlog doet aandoen , welke doorgaans niet minder bloedig dan verwoestend is. Het getal van hunne weerbaare mannen zal omtrent drieduizend zyn ; ieder vlek of gehucht heeft een Opperhoofd, Ia en  48 HISTORIE van de XVIII. en een van deezen heeft eene zekere meerderheid en geBoek. zasj boven de anderen. . III De rivier Mandrerei, die de Provinciën Carcanosfi en Hoofdst. Ampatre van een fcheid , loopt met een' zeer fneilen III- ftroom in de zee; dezelve ontfpringt in hetzelfde gebergAfd. te waaruit de Itomampo voortfpruit, en loopt een groot Rivieren eind wegs naar het zuidwesten; in haaren loopt ontfangt Mandrerei.zy de wateren van de rivieren Maropie, Manamboule ,en Maropie, Mananghare , en heeft vervolgens haaren uitloop in den Manam Zuider • Oceaan. De Maropie is naby de rivier Icondre; boule, en de Uanamboule ontfpringt in het gebergte Hiëla, en loopt Se"' noordwaarts door de Provincie Machicore in de rivier ' Mandrerei, en de Mananghare loopt uit den zuidwestkant van hetzelfde gebergte insgelyks in de bovengemelde rivier. . .. De Provin. De Provincie Mananghare , gelegen aan de rivier van de Ma- denzeifden naam ' is vruchtbaar en zeer bekoorlyk, doch Banshare-onbewoond, en enkel eene fchuilplaats voor wilde zwynen en buffels , die daar in groote menigte gevonden worden. Het geen het vestigen van eene volkplanting in deeze Provincie verhindert is , dat allen de nabuurige Opperhoofden zich het recht op dezelve aanmaatigen, en dat dus de een bevreesd is om met den ander in oorlog te zullen naken , en aan geduurige moorden en rooveryën blootgefteld te zyn. Hetgeherg. De Hiëla is een verbaazend hoog gebergte, waaruit te Hieia. genoemd , en twee foorten van honig van mieren; de eerfte van deeze twee foorten komt van de vliegende mieren, en word uit de holle boomen vergaderd ; de laatlte komt van eene grooter foort van mieren , zonder vleugels, die haare honig maaken in voniatcmes, of groote tardhoopen, die naar boven fpits toeloopen , en van af e kanten doorboord zyn met gaten , waarin deeze mieren huishouden. Deeze vier foorten van honig zyn zeer zoet. De vvfde foort is veeleer eene foort van Imker, naardien dezelve harder is ; deeze word genoemd tentele facondre, naar de facondre, of hpnigvlieg, die dezelve vasthecht op de bladen van fommige heestergewasfen , waarop die naderhand tot kleine klompjes van eene ge-Je , groene ot roode kleur te zaamenloopt. Veele natuurkundigen hebben deeze horig of fuiker gehouden voor den tabaxir der Atabiërs , en niet de facarmambou , of de fuiker uit het bamboesriet, welks fep flechts een onfmaaklyk en .vinachtig vocht is. De zesde of laatfle foort van honig word door de inwoonders voor vergiftig gehouden omdat dezelve gemaakt word door eene foort van byën, die aazen op de 'bloemen van zekeren boom . die een fterk vergif oplevert. Deeze boom word gevonden in eene ïtieek r van  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 7% van de Provincie Anosfi1, of Carcanosfi, en word genoemd XV Hl earacarac. Boek.' De inwoonders maaken drie foorten van wyn; de eer- Hf. * fte en meest gebruiklyke word gemaakt van honig; de Hoogst. tweede van fuiker, die zytouach, of , touapare noemen, lil. dat fuiker wyn betekent; deeze is bitterachtig van fmaak Afd. als oud bier , of abrikoozenpitten. Van deeze foort word Dtk r0„. eene groote menigte gemaakt in de Provinciën van Ma •ten van nambouse, Matatane, Manghabei, en dit gefchied op de vol-«'Jagende wys ; men legt de fuikerrieten in heet water , en Iaat dat tot op twee derde gedeelten verkooken ; dit afkookfel word vervolgens in groote kalabasflesfchen gedaan , en, na verloop van twee of drie dagen is dit vocht zo fterk enuitbytend, dat het in een'enkelen nacht eene eijerfchil doorknaagt. De derde foort word gemaakt van de vrucht van. de bananas , welke zy vier of vyf uuren laaten kooken; deeze heeft een' zuurachtigen fmaak gelyk de cider, of appelwyn. Ook vind men hier veelerhande foorten van oliën: nuf waarvan de volgende foorten de algemeenfte zyn : De ■Menach tanhetan.be, (Menach betekent olie in de landtaal,) menach-il, menach ouivan, menach mafoutra, menacb-vourave menach apocopouc, menacb-xintang , en menach ardme. Me. nach-tanhetanhe word geperst uit eene plant, welke door de inwoonders tanhetanhe , en door de Europeaanen Ricu nus . cf Halma Chrifii genoemd word. Menach-il word geperst uit het zaad Scfame , dat zy voancafc noemen • deeze word in groote menigte in de vlakte van Amboule Vervaardigd. Menacb-oi ivan word geperst uit eene vrucht v=n gedaante als de amandel , en is zeer aangenaam in fpys en drank. Menach.mafeutra word geperst uit zekere foort van noot, die de vrucht is van den boom , die het zogenaamd draakenbloed uitzweet. Menach voumve word getrokken uit eene vrucht, welke zy fontfi noemen Menach apccapouc komt van de vrucht apocapouc, en is Hedend. Hist. XIV. D. I. St. \ zeer  74 HISTORIE van de XVIII, zeer vergiftig. Menach-vintang is eene olie, die uitdruipt Boek. uit den grooten ahorn, of mastboom. Menach-arame word III. geperst'uit nooten, die de vrucht zyn van den boom, die Hoo?bst. de gom-tacamahaca oplevert. 111.' De grond is zeer ongelyk ; men vind daar eene roode Afd. aarde, welke niet minder in deugd is dan de Bolus ArAm van menius , en eene andere , die zo goed is als de Terra Lenden gmd.nia, of Terra ftgülata , en Flacourt keurt zelfs die van Madagascar nog beter. De Bolus word door de inwoonders genoemd tamme, en de terra figillata tavelisfe ; nog vind men daar eene foort van aarde, die zo wit is als kalk, vet en kleiachtig , die gebruikt kan worden als zeep , om linnen te wasfchen en wit te maaken. Gommen. Dit Eiland brengt vee'erhande foorten van gommen voort, die door de inwoonders lite genoemd worden , waaronder fommige zyn die een' zeer doordringende en welriekenden reuk hebben, als daar is de fit e-ment a , of benzoïn; Aelite.rama, of tacamahaea ; de lite-fimpi, eene welriekende gom van den boom fimpi; de lite-fouraha, eene groene gom, van een'baiferrrachtigen reuk, van den boom fouraba ; quizomaiiiihi, eene zwarte góm , die zy gebruiken om de pylen in da fteeien vast te hechten ; hingue is insgelyks eene zwarte gom van een' doordringenden reuk; lite.minthfi is ook eene zwarte gom, die lymachtig maar broos is, deeze vloeit uit een' boom , die veel naar de acacia , of wilden proimboom gelykt, en in de provincie- Manghabei groeit, De vrouwen gebruiken deeze gom in haar blanketfel, en dezelve is zeer goed tot het geneezen van ontftoken wonden en verzweeringen Lite-bitzic, eene foort van gom, die door de mieren gemaakt word in de Provincie Ampatre, is wit, en hangt aan de takken van fommige boomen ; dezelve is van binnen doormengd met kleine miertjes ; deeze word insgelyks gebruikt om pylen in het hout vast te maaken. Fanalouc is eene foort van muskus, die voortkomt van een dier,  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 7S dier, dat de grootte en gedaante heeft van een kat. Va- XVIII rar.gha is eene gom-, die den reuk heeft van wierook. b0ek.' Litu, ha is de gom, die de Europeaanen draakenbloed noe- m * men Litcbarencoco is ook eene foort van draakenbloed.Hoofdst. Liie-pane is tere gom, of geelachtige hars. die zeer wel- III, ' riekena is, en voortkomt uit een' boom pane genoemd. Afd. Vahn-tite-vintang is het lap van de plant vintang of aloë. Liteharonga is eene geele gom , die voortvloeit uit een' boom, van welker bloemen de byën den zoetften honig inzaamelen. Dit Eiland levert colt eene groote menigte van aller- Kruiden en harde eetbaare en geneezende kruiden en planten op.P!ant&eVooreerst ryst, die de inwoonders yaromanghe , en vatQ-wnsJin' mar.dre noemen ; van de eerstgemelde zyn 'er vier foorten , twee witte en gebaarde; de andere roodachtig en zonder baarden,en van eene ligte rooze .kleur, wanneer dezelve gekookt is. De vatomandre groeit enkel in den winter , is kleiner van koorn , en heeft een' bitteren fmaak. Ook groeit 'cr nog eene ande e foort, genoemd varonbondro, deeze verfchilt enkel in naam van de varomangbe , die in den zomer voor de winteroogst gezaaid word, niet veel geacht word, en nimmer gebouwd word dan wanneer 'er gebrek is aan andere. Men vind 'er verfcheidene foor ten van wortelen , die zy over het algemeen ouvi noemen, naamlyk, ouvibare, of, foabei, cambares , ouvifoutfcbi, oufeque, tnavondre, ma leve, randre,tn damborn. De ouvifoutchi zyn de beste en de duurfte ; de foabeis volgen op dezelven, en zyn wit; de cambares zyn paarsachtig, en de overigen graauw van kleur. De mvïfoutchi ^roeijen in een' vetten grond tot eene buitengemeene grootte, en zyn gemeenlyk zo dik als eens mans been ; honderdvyftig van dezelve worden gefchat op de waardy van een' os. De foabeis zyn flechts half zo dik, De cambares en cuvihares zyn van dezelfde grootte; honderdvyftig van dezelven worden gegeven voor honderd K 2 Olim  / ?ö HISTORIE van de TrrT ouvifoutchis. Somtyds brengt eene plant van de ouvU XVIIX- feutcffi twee wortelen, doch meesttyds maar.een wortel BoEK' voort; doch van de plant der cambares fpruiten door111 * gaans drie of vier wortelen voort. De ouvihares zyn de Hoofdst. fa^ ^ Qn goedkoopfte , doch evenwel goed om te * eeten ; zy fchieten gemaklyker wortel dan de anderen , ' en zyn het gewoon voedfel der flaaven ; zy fnyden deeze wortelen in vier , vyf, tien, of twaalf ftukken , en planten die by handvollen om wortels te maaken, die m agt maanden /volkomen ryp zyn. De onfeque is van een bitterachtigen fmaak; de inboorlingen weeten 'er dit bitter uit te trekken om daarmede handel te dryven, en de zwarten maaken hun fynst meel van deezen wortel; veelen van hen droogen denzelven , wanneer de bitterheid 'er af is, in de zon, en bewaaren dien alsdan twee of drie jaaren, zonder dat dezelve bederft. De tnavondre is de wortel van eene foort van ryst, dezelve heeft eeri zeer aangenaamen fmaak; ééne plant daarvan fchiet fomtyds tien of twaalf wortelen , doch zelden dikker dan een henneëi; zy hebben den fmaak van kastanjen, doch overtreffen die in lekkerheid, en zyn ligter om te verteeren; de buitenfte fchors is dun en beerachtig , en zy worden niet in ftukken, maar geheel geplant. De maleve heeft veel overeenkomst met de fcabsi en de ouvibare. Behalven deeze vind men verfcheiden wortelen, die van zelf groeijen, zoals de ouvi.in-ksfo , de ouvi-rdndre, de ouvldambou, de fangbitz , vahala , fandre, hompouc , en meer anderen, die zy in de bosfchen en velden opzoeken en eeten. De ouvi-in-lasfo heelt de lengte en dikte van eeri arm, en heeft byna denzelfden fmaak als de rype cambares ; deeze groeit in de bosfchen aan den zeekant. De ouvidambous gelyken veel naar wyngaardwortelen, dezelve brengen zwaVte beziën voort, die een' muskusachtigen fmaak hebben; hun loof verdort ieder jaar; de bladen hebben de gedaante van wyngaardbladen, zy zyn flaauw y  AFRIKAANSCHE EILANDEN. ?7 flaauw, onfmaaklyk, en zwaar om te verteeren, en wor- XVIII. den derhalven ook nimmer gegeten dan in tyden van Boek.' groote fchaarsheid en gebrek. De vahala heeft geen loof, m. * maar groeit enkel onder den grond ter dikte van groote Hoofdst. ballen , met een' graauwen bast, deeze worden zowel III. raauw als toebereid gegeten, en groeijen zeer overvloe- Afd. dig in fommige Provinciën. De Ompilampes, een volk , dat den akkerbouw verwaarloost, leeven meest van deeze wortelen. De fanghitz zyn wortelen van eene buitengemeene grootte , met een' roodachtigen bast, fomtyds zo groot en dik als een man, zeer zoet, doch aangenaarr.er van fmaak dan de vahalas, uit hoofde van de vochtigheid ; zy Rillen den honger en den dorst tevens , zyn ligt te verteeren, hebben eene waterdryvende kracht, en groeijen onder laage ftruiken. De hompouc en de fandre zyn wortelen, die een' zeer goeden fmaak hebben. De bovengemelde Ompilampes en de Ompizeis , die nimmer zaaijen of planten, leeven van deeze wortelen. De fonzes zyn eene foort van kool, met ronde bladen, en worden zeer groot; de bladen hebben den fmaak van kool, en de wortelen dien van de ftoelen van artichokken. De houmins, of voamitfa , zyn kleine wortelen a's lange raapen, iets dikker dan een duim; elke plant brengtjaarlyks omtrent honderd wortelen voort. Ook heefc men hier drie foorten van nevusbar, te weeten, met witte, geele» en paarfche bloemen ; die alle tot voedfel gebruikt, en als kastanjen gekookt, of gebraden worden ; de nenushar met paarfche bloemen word greedglyk gegeten door de inwoonders van beide fexen als eene lustverwekkende fpys, doch de witte en de geele hebben .eene tegenftrydige uitwerking. Op dit Eiland groeit eene groote menigte garst, dieOraanen , door de inwoonders apemhe genoemd word, dezelve fchietleu^ruchzeer hoog op, en word ryp in de maand Juny, maar i&ten' enz' zwaar om te verteeren. De wanghembes zyn kleine boontK 3 jes»  7.g HISTORIE van db vxHTT ies, zeer fmaakelyk, zowel raauw als gekookt, doch insb gelvks zwaar voor de maag; deeze werden w Juny getitK' zaald, en zyn in drie maanden ;ryp. De voandfmrcus zyn hoofdst k^ine erwten van de grootte der linzen , dezelve groeiITT ien daar zeer welig, en worden gelyktydig met devoangAFD 'hembes gezaaid. 'Antac is eene foort van tumbconen. * Voandrou is eene foort van hoonen , die zeer gemaklyk willen groeijen, de vrucht groeit onder den groi;d, éene boon in ieder peul; deeze boon is waarfchynyk de aracbidna van Tkophrafius, de bladen van dezelve groeijen als de klaveibladen, drie aan drie , zonder klaauwtjes of fteeltjes dan alleen die van de bladen. De variates ge'ykt veel naar den kapperboom , en bloeit op dezelfde wys , elk huisje bevat ééne kleine erwt zo groot als eene lins, en niet minder fmaaklyk dan de voandfourou; deeze foort van heefterszyn zeer vruchtbaar, en groeijen gemeenlyk tot de hoogte van eeri aalbeziënboom; in de Provincie Alfisfacb worden de zywormen met de bladen van deezen Bananas. boom gevoed. De banauas groeijen in verfcheiden land. ftreeken, maar voornaamlyk in de Provinciën Manambouk en Icondre ; de inwoonders mengen dezelve onder alle hunne fpyzen ; fommigen zyn zo lang en dik als een arm, deeze worden ontfi genoemd , andere draagen eene vrucht, die omtrent half zo groot is, weder andere ter grootte van eeri duim , en nog kleir er, deeze worden genoemd acondres , zyn groen van kleur, zowel de oude als de jonge , en groeijen doorgaans honderd aan eene rist ; deeze zyn het algemeenst voedfel der inwoonders, en zeer voedzaam ; wanneer die ryp zyn worden zy gebraden als appelen. Somtrige worden groen afgeplukt, en in de zon 'opgehangen óm ryp te worden. In de Provincie Enngdaane word de bast van deezen boom beAnanas. reid en gefponnen om kleederen daarvan te maaken. De ananas, die door de inwoonders van het Eiland St. Maria en van ds Baai van Antongil manasfi genoemd word, groei-  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 79 groeijen hier in groote meenigte ; doch die van het bo XVJF ver-gemeld Eiland overtreffen die , welke naby Fort Dau- r0ek ' pbm groeijen Watermeloenen vind men hier in twee foor- m ' ten, eene met wit, en de andeie met roodachtig zaad,Hoofdst. deeze zyn van eene groote verkwikking in het heete III. jaargety Men vind daar ook fyne meloenen en cante- Afd. • loupen, die uit Franlryk derwaarts overgevoerd zyn. De kalabasfen zyn hier tweederlei , lange en ronde; de lange worden toebereid éér zy nog ryp zyn , en gegeten met melk , en , wanneer zy uitgedroogd zyn , gebruiken de inwoonders die tot flesfchen om water in te bewaaren. Ook is hier eene groote menigte üxu Suikerriet. kerriet, en wel voornaamlyk in de Provinciën Matatane, Menamboule, Antavare, Galemboule, en het Eiland St. Ma. ria. Uit hoofde van hunne onkundigheid in het maaken van fuiker , trekken de inwoonders hiervan geen ander voordeel dan eene foort van flechte wyn; doch dezelve is nog by tender dan het fcherpfte 'limoenfap, zodanig zy zelfs inéén' nacht een fteenen vat doorbyt. Foamatoïs de vrucht van eeri grooten boom, die aan den zeekant groeit; de> zelve is wel week en lyoiig', maar echter zeer voedzaam; de inboorlingen eeten die met melk en zout; het hout van dien boom is zeer digt , goed tot bouwen, z?ei*'zuiver en fyn, en aan geene wurmfteekén onderhevig.-./W taca is eene vrucht ter grootte van 'eerikweeappel,- deu■ zei ver barst is zo hard als die van de kawderdeu , vol met platachtig zaad , het fap en vleesch van deeze vrucht, wonneer die ryp is , heeft een' aangenaamen reuk en fmaak; doch is nadeeüg en bederflyk voor de .maag, wanneer zy niet volkomen ryp zyn. Garchis noemt deeze vrucht de Eengaalfche kwee, cn Durant fttormetys tkiBen.. gala. De wyn, die daarvan gemaakt word, heeft den fmaak van bier, is ontlastend, en veroorzaakt' bmkpyn wanneer de vrucht ryp is , is zy zeer goed om varkens vet te mesten. Ook groeit hier eene groote menigts van witte  go HISTORIE van de XVIII. witte peper ; de bosfchen naar den kant van Manghabei Boek. zyn volIvan'deeze boompjes; de tortelduiven en boschIII. duiven aazen daarop, wanneer die in de maanden Mgus. HooFD«.tUfi September, of October rvp word. De groote carda. Hl- mom, of, langouze, ook genoemd malaguetta , en by de Afd. droogeryhandelaars grana paradifi, groeit zeer menigvuldig in en naby de Provincie Galemboule ; de vrucht is rood . als fcharlaken, van binnen wit, met zwart.zaa d, welke vergoed is 0mH00FD'sr. ^°nnd,e" te, Seneezen. De azonorouts is een boom, waar- HL T?n-tLrUt gGb[Ulkt word om kammen te ™aken. Afd. lamboubufi JS een boom , wiens hout in het midden ee.virtw vSfhEÏ fr hef ' d0ch niet dienen k™ voorSo? ftrin ? c D//atra IS de boom, die de benzoïn voort.™«- ,Sfltórfl*fl 18 een rechtopgaande en hooge boom ,'r'™bouten of hfUt 3S n°ï ZWartei' dan *benhont, zonder kwas-Sa Sn 1 i ' £". L'an Z° effen en S,anziS 6«naakt woriand/ah.. den als hoorn ; deeze groeit naby en in &de nabuurfchap van Kanoufoutchi de grootfle Hukken zy van zeven du£ men middeliyn. Cocambe is insgelyks een zwart hemt „ gelyk hetlaatstgemelde, doch kfommer • aTgroeh^Co«— doornachtige en fleenacbtige plaatfen , het heeft weinig bladen of bloemen; wanneer dit hout gebrand word, geeft het een zeer aangenaamen reuk van zich. Eenden van deeze boomen hebben zeer dikke Hammen en takken. Enmlasfeu ook eene foort van ebbenhout , dat vee ErvHasfe naar de Sandraha gelykt, en weinig kwasten heeft. Zaga 'Z lort T' rrVan rG -ftee]en voor de PyJen gemaaktZa8?' worde. Tamfoure- eis/a is een boom , die eene foortt k . m vier gedeelten opbarften ; de pap , die binnen in zit , js vol pitten, omkleed met een' oranje verwigen ïcte'rocu e&nP 7 afg£eft-a,S die Van de Ameridn}wfm a 6 mc,° groe]t ' even als de cyperesfenAn, \^^^T^ -De brengt ee-^a,. . C van,e^n uitmuntenden fmaak, en vanfehis/ de gedaante van een' dadel. Vahats is een klein hees-,7, Sri'rd^f11 een WOrtel Sroeit> wiens bast ge.Vahats-van 11? rT ^ ferwen ' en in het gemaklyk van den verfcbgeplukten wortel kan worden afgefcbei- L 3 den;.  86 HISTORIE van ds XVIII. den ; deeze word , wanneer die gedroogd is , in kleiBoek. ne ftukken gefneden ; vervolgens opgekookt zynde met III. linnen' of wollen' ftoffen in eene loog van dezelfde bast ; Hoofdst. op een zacht vuur; waardoor de ftof doordrongen word III. met eene vuurroode kleur ; welke door het by voegen Aed. van een weinig limoenfap in een fraai geel verandert. Tamarin- Tamarinden groeijen hier ook in groote menigte. De de. boom , dien de inwoonders anghive noemen is tweederAng . lei , de groote en de kleine; de kleine brengt vruchten voort ter grootte van eene okkernoot, en de andere, die meest gemeen is in de provincie Galemboule, heeft vruchten als een henneëi, die roodachtig van kleur, en uitmuntend van fmaak zyn ; het afkookzel van cerzel* ver wortelen is een heilzaam middel tegen het graveel Andian en de opftopping van het water. Andian boHloba is een bomona. klein heeftergewas , dat aan den zeekant groeit, welks bladen veel gelyken naar die van het kruid, dat wy Varaucoco hondstong noemen. Varaucoco is een plant, die zich rond. om de groote boomen flingert, en eene violetverwige vrucht voortbrengt ter grootte van een' perzik , van een' zeer aangenaamen fmaak, en zeer zoet, doch wat . lymig , met vier groote pitten in het midden ; van het hout , of fchoon 'er binnen het jaar worm inkomt, maken zy hoepels ; uit de bast zypelt eene gom, die zo rood is -als bloed ; dezelve is dik en harsachtig, en in de kaars gehouden wordende brand zy even als de Rhaa. gom-lak, en heeft genoegzaam denzelfden reuk. Rbaa, door de Eilanders, de draakenboom genoemd, uithoofde van de gedaante van dat beest , welke, naar men zegt, duidelyk op de viucht ftaat afgebeeld, wanneer de huid daaraf is getrokken, groeit ter grootte van een' walnootenboom , en wanneer men eene opening maakt in den bast , dan vloeit daar uit eene gom van kleur als bloed; waarom de inwoonders dien boom Rbaa noemen, dat is onder de drogeryhandelaars bekend onder den  AFRIKAAN5CHE EILANDEN. g? den naam van draakenbloed; het hout is wït, en word XVIII. fehielyk wurmfteekig ; de bladen gelyken veel naar die Boek. van den peereboom, maar zyn wat langer; de vrucht, HL die door de inwoonders mafoutra, en by Dodonceus, en HoOFrST» andere kruidkundigen dragonaln genoemd word , heeft 111 de grootte en de gedaante van eene kleine peer, 'aan Afd' het hoofd dikker dan aan den ftcel, met vyf punten als een kroortje , welke eene pit bevatten r die met een dun vhesje overdekt is ; deeze heeft de gedaante, de kleur, en genoegzaam ook clenzelfden fmaak als de muskaatnoot. Monardes en anderen hebben verzekerd, dat de gedaante van een' draak op de vrucht onder de fchil ftaat afgebeeld ; doch Flacourt , die zelf zeer veele van deezevruchten geopend heeft, heeft daar door de onwaarheid van dit gezegde bevonden. Daar zyn drie foorten van deezen boom, die elk verfchillende vruchten voortbrengen Uit de bovengemelde pitten word een vette en dikke olie' geperst, die gehouden word voor een onfeilbaar geneesmiddel tegen ontfteekingen, gebrande wonden, de roos, de jicht, en buitengewoone gezwellen ; het afkookfel van den bast is goed tegen den rooden loop. LalandaLzhnda. is eene foort van jamyn , die tot de hoogte van een gewoon heestergewas opfchiet; de bladen zyn even als die van de Europeefche jasmyn , en de bloemen zeer welriekende; de vrouwen gebruiken dezelve om reuk te geeven aan den olie van fefame 9 menach- il genoemd Honmts ancafon is insgelyks een klein heestergewas, wiens Honnit* bloemen den reuk hebben van jasmyn , doch zy zynaECafon» grooter en witter, de ftam , van dit boompje is wit, en doorgaans zes duimen hoog. Voale is een klein hees-Voale tergewas , dat bloempjes draagt als de lelio- convallie by de kruidkundigen genoemd lilium convallium. Lang-Uaüan hare is een kleine heester, die doorgaans onder haagen en ftrmken groeit ; dezelve fchiet groote bladen , die getand zyn als die van den kastanjeboom, doch dichter en  83 HISTORIE tan dï vvin en puntiger aan het einde; de ftam is rechtopgaande, Boek ' en de bloemen, die zonder eenigen fteel fchynen te groeiffl ' jen onmiddelvk uit den bast over den geheelen boom , Hoofdst. zvn bloedrood , van een' fcherpen fmaak , en kwylverIII. wekkende , wanneer men die kaauwt, men zegt, dat Afd. het hout fvn geftampt en met water ingedronken , of een ftukje 'daarvan aan den hals gehangen terftond den Mimboule.hik geneest. Mimkoule h een boompje , dat welriekende bladen draagt, die gebruikt worden om het hart te Horame. verkwikken en te verwarmen. Horame is een groote boom, die eene byzondere gom of eigentlyk hars voortbrengt , algemeen hekend in Europa onder derzelver Americaanfchen naam tacamabaca. Ook groeit hier eene -Noniiuc zeldzaame foort van Indiaanfchen vygenboom , Nonnuc ' genoemd door inboorlingen , en by Linfcboten met den -Portugeefchen naam van arvor di raïs , of wortelboom , om rede dat deszelfs takken , wanneer die tot op de aarde nederhangen , op nieuw wortel fchieten, nieuwe takken maaken , die insgelyks weder naar de aarde hellen , en ftammen worden ,• zo dat één boom fomtyds tot veertig of vyftig boomen vermenigvuldigt, die allen even hoog zyn als de moederftam; en met eikanderen een' zoo grooten omtrek uitmaaken , dat meer dan" honderd menfchen onder de uitfpruiüëicn van een' boom voor de zon of voor de regen kunnen fchuilen. Flacourt meld ons, dat hy verfcheiden van deeze boomen in de nabuurfchap van Fort Dauphin gezien heeft, die vier nieuwe ftammen voortgebragr hadden , ieder van twaalf voeten in den omtrek dik , en dat uit elk van deeze ftammen wederom takken waren voortgefproten , die insgelyks reeds den grond bereikten , op het punt ftonden van wortelen te fchieten, op een' afftand van negen-en- veertig en vyftig voeten van eikanderen. Vaneou- De vrucht van den boom , die voanounouc , of vounouc aouc. door de inwoonders, en door de Euroqeaanen de Indiaan-  AFRIKAANS CHE EILANDEN. 8p aanfche vygenboom genoemd word , heeft de gedaante XVIIL en den fmaak van de Europeaanfche vygen ; uit elke Bcek * infnyding , welke men in de fchors van deezen boom in maakt, vloeit een melkachtig vocht, en de bast is goedejpfdst. om touw te maaken. Veva is een klein heestergewas , III. welks bladen veel gelyken naar die van den amandelboom, Afd. van boven zyn zy donkergroen , en van onderen wit Veva. en wolachtig , en bezitten eene aantrekkende kracht. Hinwvale is een boom , die aan ieder takje zes bladen heefc , tegenover eikanderen ; deeze bladen zyn wel-Himavale. riekende , en worden voor een hartfterkend middel gehouden. Endracbendrach is een groote boom, wiens Endrachout geheel , welriekend , zwaar , zo hard als yzer ,hendrach. en even als het marmer ouder den grond aan geene verandering onderhevig is; om welke rede de inwoonders het ook met recht dien naam gegeven hebben , welke altoos duur ende betekent. Tsimandam is een boom metTsimanweinig bladen , zeer heilzaam tegen hartpynen, pest-dar"« ziekten , en andere befmettelyke ongemakken. EerocosfeFerocosü. is een dun heestergewas, dat kleine ronde kooien voortbrengt, die zeer lekker zyn om te eeten. MandouavateMandou*. is een boom, die gedekt word door een' groenen, har-vatt'* den, en ftekeligen bast; deeze brengt een vrucht voort, welke veel naar onze hazelnootcn gelykt; deszelfs hout is goed om fteelen voor werppylen te maak:n. Sirasita mang. mangbits, of welriekende genoemd , om den aangenaa-hits. men reuk van de bladen, is een dun en fpichtig boompje , zeer dienftig om het hart te verkwikken ; de bladen hebben den reuk van £eel en wit Sandalfaut , de fchors dien van kruidnagelen, en brengt eene welriekende hars voort. Aboulaza is een boom, wiens hout ins- Aboulaza. gelyks harffterkend is. Laberic is een boom, wiens ftam Laheric rechtopgaande , en van binnen hol is , deszelfs bladen groeijen flingerswyze rondom den ftam, even als de tap van eene fchroef. Foöraha is een boom, die een' groe-Foörah». Hedend. Hist. XiV. D. I. Stuk. M nen  0O HISTORIE van de XVIII nen balfem voorbrengt , welke een onfeilbaar geneesWnFr ' middel is voor allerhande wonden en kneuzingen v met llï olie gemengd word dezelve door de vrouwen gebruikt Hooinsx.om het haair te fmeeren ; deeze boom draagt groote Hl. vruchten. Mihohnts is een boom , die eene hartiteiAfd. kende kracht heeft. Arindranto is een boom wiens hout, Mihohats ,VermoImd. zynde , een' zeer aangenaamen reuk geeft , Arind,an* wanneer het gebrand word , en is dus dienftig voor üuviiasfa welriekende berookiugen. Ouvüasfa is een kruipend houtgewas, wiens wonel veel gelykt naar den wortel van de jalappa ; het levert eene gom of hars op byna gelyk aan de Scammonium , die zoo fterk afdryft, dat ei Safdlts, fomtyds een bloedige ftoelgang uit ontftaat. Saldits is een fraai houtachtig gewas , dat roode bloemen voortbrengt , die veel naar vogelvederen gelyken ; het zaad daarvan verwekt braaking , daar de wortelen van dezelr„ l de Plant de braaking ftuiten. Pendre is een boom , me P nog hooger bladen draagt dan eene aloë , en doorgaans tien of twaalf bloemen voortbrengt van een zeer aangenaamen feuk ; de vrouwen laaten die in de- zon uittrekken in de olie van Sefame. ■ Apvcapouc is een boom , A?0C;ipüC' wiens bladen en-bloemen veel gelyken naar die van de tbymelcea, of bastaardlaurier; de vrucht heeft de grootte van een' amandel, en is een fterk vergif :desnietteeenftaan.de word daar uit een olie geperst , die dienftig rt . is voor het haair. Ouviau is een boom, die eene loort 0unnU- van amandelen voortbrengt , waaruit een olie geperst word , die tot het groeijen van het haair, en tot het w . , bereiden van faufen gebruikt word. Vmlm is eene foort T°Ü,0U' van Indiaanfch rottingriet 5 Linfcboten en d Acosta:noemen dit gewas bamboa, in navolging van de Inaiaamn, het hart daarvan is vochtig , en eenigzms melkachtig ; de Arabifche geneeskundigen noemen het tabaxir , en fommige Indiaanen facar - mamboa, word door geheel net oosten grootlyks in waerde gehouden. De menigvuldig-  AFRIKAANSCÏIE EILANDEN. 9l heid van dit gewas in de Provincie Galemboule geeft den XVIII. naam aan die landftreek , naardien deeze bamboes en de Boek. " ryst genoegzaam de eenige voortbrengfelen van dit ge- lij.' west zyn; veelen van deeze rieten zyn zo dik als de Hoogst. dye van een' mensch , hoog, zwart, en rond, en een HL groot fieraad voor het land ; om het derde jaar bréngt Afd. dit riet eene vrucht voort, niet grooter dan eene kleine boon, waarvan meel zou kunnen gemaakt worden, dat het Europisch tarwenmeel in deug Izaamheid evenaarde. Deeze plant is van geen minder nut voor de Eilanders dan de kokosboom voor de Indiaanen. Zy levert hen ftof tot het vervaardigen van allerhande foorten van keukengereedfchappen, en andere noodzaaklykheden , zoals tot kleine fchuitjes om de rivieren over te vaaren, tot daken , vloeren , fchotten , en' ftylen voor hunne huizen, en tot draagzetels, of palankins ; tot alle welke gebruiken ' zy ook in Indien gebefigd worden. Ampoufoutfsbi is een ligt Ampouwit hout, dat gemaklyk bewerkt kan worden ; de aschfoutchi« is goed om onder de ftof tot het bereiden van buskruid te vermengen , en de bast om touw te maaken. Anaze al™*3. is een groote boom , die pyramidaalswyze opgroeit ; „het vleesch van deszelfs Vrucht is wit, en heeft den fmaak van wynftcen, en harde pitten als de pynappel. Taoe-Tavevou-, voule is een boom, wiens bladen lang en fmal zyn , zon-1-der fteelen, en als aan den bast vastgelymd, üuvave isOuvave. eene foort van riet, met leden even als het Indiaansen rottingriet, de wortel is goed om te eeten , en het riet word gebruikt om rood te verwen. Behalven deeze gewasfen, die meestal aan het Eiland Madagascar byzonder eigen zyn, vind men daar nog veele anderen , die gelyk Zyn aan de EuroDeaanfche , of, ten minfte veel overeenkomst met dezelven hebben- In de'woeste landenWyndrui. van Alfisfacb groeijen echte wyndruiven , doch de in-ve«woonders, derzelver aart niet kennende, durven daarvan niet eeten. Het Eiland levert daarenboven zeer goedeTabak'Jaf- M° ^ myn , 2 'a-Hennfp.  52 HISTORIE vA« u~ XVIII tabak op , en veelei hande foorten van jasmyn. Hennip Hoek. groeit hier in groote menigte, naardien de inboorlingen III zeer zorgvuldig zyn in het aankweekcn van deeze plant, Ho f-?t. wier bladen zy droogen, en rooken in de plaats van taIII* bak; de oude vrouwen, en de ombiasfes , of leeraars, Afd". gebruiken die om te kaauwen , en dus door deszelfs be. dwelmende en flaapverwekkende kracht het verdriet en droefgeestigheid te verbannen } deeze plant word daartoe eveneens gebruikt in lndiën, gelyk ook de plant banghe genoemd. Look, porjelein, latuw, wortelen, kool, raapen, peterfelie , mostertzacd, en doornbeziën groeijen hier in Ycwrots. groote menigte. Foarots is de vrucht van een* grooten boom , die bladen heeft zeer veel gelykende naar olyfbladen , hetgeen, gevoegd by de hoogte van deszelfs takken en looten , eene fraaije vertooning maakt, en dus zeer gelchikr. tot verfiering; de vrucht van deezen boom heeft de grootte van eene kers, en een' bast zo harden dik als die van eepe okkernoot, is zeer bitter, en van Voavero- drie foorten, wit , rood, en zwart. Voavzrone is eene Be- kleine vrucht, niet grooter dan eene krent, zoet en aangenaam van fmaak, waarmede men zwart en paarsch kan verwen. Ook groeijen hier witte moerbeziën , die zeer zuur en fcherp zyn, die in gedaante van vrucht overeenkomen met de Em opeaanfche , fchoon zy in die van de bladen verfchillen. Jzonmlala is eene kleine, roode, en aangenaame vrucht, zonder nat, die onder de heesters aan kleine ftruiken groeit. Voatfoxirte is eene kleine vaste vrucht, van grootte als eene muscatnoot, en van fmaak als eene okkernoot. Tocanhoha is de vrucht Van een' boom,die veel gelykt naar een' kleinen peereboom; dezelve is doodlyk voor honden;, de boom groeit buitengemeen hoog ■; het hout daarvan heeft eene bruinachtige kleur, is het zwaarst en hardst van allen de houten van yoinane. dit eiland, en kan zeer fraai gepolyst worden. Voanane is eene vrucht van omtrent een' halven voet lang , in vier  AFRIKAANSCHE EILANDEN. * 93 vier deelen verdeeld , heeft den fmaak van eene riet- XVIIL peer, en is een heilzaam middel tegen allerhande foorten Boek/ van buikloop. Entfacale is de vrucht van een' grooten IJL boom, die rechtlynig tot eene buitengemeene hoogte op Hoofdst. fciiet ; deeze boom heeft weinig bladen , die de gedaante HL hebben van nootenbladen ; de vrucht is langwerpig, en Afd. van binnen verdeeld in veele kleine huisjes , die dunner Entfacale. zyn dan ce fchil, welke hen omkleed, van binnen en van buiten geel s vol van zaad, en van een aangenaam fap ; de vruchten groeijen uit den ftam van den grond af tot den top toe , enkel vastgehecht door een dun fteeltje , van eene zeldza ame gedaante ; van deezen boom vind men drie foorten, naamlyk de reedsgemelde , de tweede heeft vruchten ,. die van buiten zwart zyn , en die van de derde foort zyn aschgraauvv , met aderen en vezelen in de fchil. Fonti, of dourou is eene plant, welke de Fonti. gedaante van pluimen of vederen heeft; de bladen zyn zes voeten lang, en twee voeten breed, eenigen derzelven zyn zelfs tien voeten lang, behalven de fteel , die fomtyds twee voeten lang is ; de vrucht word genoemd voatfonti, of voadvourou, en heeft eene harde fchil of bast. Het Eiland Madagafcar is overvloedig in veelerhande Dieren. foorten van viervoetige, en kruipende dieren, vogelen vogelen,' en visfchen. Men vind hier drie foorten van rundvee ^ftben eene foort met ronde hoofden , en zonder hoorns, diV"3' zy bonry noemen en eene derde foort , wier hoorns Rundvee. over het voorhoofd nederhangen , en enkel aan her vel vastzitten ; alle deeze foorten hebben zeer veel vet, dat in groote bulten zich naar buiten uitzet ; dit vet word door de inboorlingen gefmolten , en als boter gebruikt , de fmaak van hetzelve is zeer aangenaam. In de Pro- Buffels. vincie Machicore vind men ook veele driften van buffels. Ook zyn 'er zeer veel bokken en geiten ; de geiten wer*^°**CT'» pen doorgaans driemaal in een jaar, en brengen telken"^^^^',, M 3 vies r  94 HISTORIE y ah de XVIII. vier jongen voort. Het vleesch van de fchaapen, die Boek ' hier gevonden worden , is zeer lekker , onder dezelven UI ' vind men eene foort , wier platte en breede ftaarten Hoofdst. doorgaans twintig, of vyf • en-twintig ponden weegen. III. De bosfchen zyn vol van wilde zwynen, die twee hoorns Afd. of tanden ter wederzyde van den neus hebben, en zeer hard van huid zyn. Het fpek van de tamme varkens is ScliMt.en, zeer ^oe£j en ge?oncj i naardien zy meest van landfchilWilde zwy pacyen, en deizelver eijeren leeven. Men vind hier nen' ook eene foort van ftekelvarkens in groote menigte, welVarkens. ^ vjeescn ? fchoon flap en onfmaaklyk , echter by de StekthaT- inboorlingen in groote achtiug is. Deeze dieren flaapen kens' zes maanden onder den grond ,• en verwisfeien in dien Vosje, tyd hunne oude pennen tegen nieuwe. Vosfs is een dier, dat veel gelykt naar een bonfing , het vlees :h is zeer yareer. fmaaklyk. Varesje, is een roofdier zo groot als een vos, met een' grooten langen ftaart, en haair als een wolf. De Handen, bonden zyn hier klein, met lange fpitfe fnuiten , korte Aapen. ooren , en haair gelyk de vosfen Men vind veelerhande foorten van aapen en baviaanen in de verschillende landftreeken van dit Eiland. Sommigen zyn' groot en wit, met zwarte vlekken op de zyden en op het hoofd, langwerpig van aangezicht , en woest van aart even als de tygers, Anderen hebben graauw haair en een' platten neus , en kunnen gemaklyk tam gemaakt worden. De algemeenfte zyn die , welken de inwoonders varis noemen; deezen hebben lange aangezichten, graauw haair, en lange ruige ftaarten als de vosfen. Nog is 'er eene foort van witte aapen, Jijac genoemd, wel voorzien van tanden , witte ftaarten , en twee zwarte vlekken op de zyden, van eene middelb&are grootte, tusfehen de varis en de variceji in , die rechtop gaan. In de Provinciën Ampatre en Matafalle is eene andere foo-t van witte aapen met wit en zwart geringde ftaarten , die by troepen van veertig of vyftig by eikanderen door de bosfchen z - erven :  AFRIKA ANSCHE EILANDEN. $s ven; benevens eene andere foort, die graauw zyn, en XVIII. oogen hebben, die als vuurvonken glinfteren , kort van Bofk. haair,- deeze fterven wanneer zy gevangen worden door III. • te mildheid yan hunnen aart. Tfitfihi zyn graauwe eek-HoopDST. hoorntjes, die zich ophouden in holle boomen, en nooit «L tam gemaakt kunnen worden. Voudfira is een klein diert- Afd, je, zo groot als een wezel, van eene donkerroode kleur,Tfitfihi. i\ n 1CX Va,11h0n.1^Ien heeft deQ reuk ™ muskus, Ook voudfira. zyn h-er veele civetkatten, die by fommigen van de m-Z 2 woonden voor eene groote lekkerny gehouden worden. Fretretretrt, of tratratratra , is een dier zo groot als eene jonge koe, met een eirond hoofden een menschlyk aan-Tretretre■ gezicht, het voorfte en achterfte gedeelte gelyk aan dat^" van een baviaan , het houd zich op in eene wildernis naby het meer Lipomani. ■ De inboorlingen zyn voor het zelve bevreesd , en vluchten , wanneer zy het zien , en het dier vlucht insgelyks zonaast het een mensch gewaar Artamba word. Antamba ,s een dier zo groot als een bulhond, e„ARtainba' gelykt, naar het verhaal van de zwarten, veel naar een' luipaard , het loert op menfchen en beesten, en houd zich op in het gebergte, maar word zelden gezien. Man. garzaboc is een groot dier, dat balkt, en door fommiVen Z°L,tT TdeZeI g?0Uden W°rd Het gebergte il/OT'-MangarZagarzaboc ontleent zyn' naam van dit dier , dewvl hethocnergens anders dan in deeze ftreek gevonden word! 2te-BrehI, le « dat een hoorn °P het bidden van het voorhoofd heeft, zo groot als een bok, het is zeer wild, en teelt in de Provincie Antianacte. Olifanten, leeuwen, tygers, en paarden worden op dit Eiland niet gevon- Dit Eiland brengt ook veelcrhande foorten van inlecten voort. Famocantratcn , of borstfpringer, is een zeldzaam en zeer gevaarlyk infect, zo groot als eene kleine haagdis , het hecht zich aan de basten van boomen , als of het daaraan gelymd was, met den mond wyd open  96 HISTORIE van de XXIII «pen omfpinnen, vliegen, en andere kleine infecten teBoek 'vangen. Zy lpringen op de borst van de geenen , die IIf ' naby den boom komen, waaraan zy zich hebben vastgeHoof'st.hecht, en men kan van dezelven niet ontüagen worden HL dan door het vleesch , waaraan zy zich vastgehecht hebAfd. ben , weg te fnyden. Ook zyn hier zeer veele kameleons, roeten , muizen, en waterrotten (H). Mandouts is eene foort van flang , ter dikte van eens mans arm of been, doch niet vergiftig, fchoon het door de inwoonders daarvoor gehouden word ; dit dier aast op vlederrauizen en kleine vogeltjes. Anacandef is eenj kleine flang , niet dikker dan eene fchryfpen , die de menfehen by ze. kere heirnlyke verrichtingen in het lichaam kruipt, de ingewanden doorknaagt, eene ondraaglyke pyn en zelfs de dood veroorzaakt, wanneer die niet in tyds uitgetrokken word. Nog zyn hier veele andere foorten van Hangen, zoals, menore, fave, mare, tsiondibale , reneutjie , Stmpits De fcorpi'oenen worden hier hal genoemd. De tfmgabal ma. " hiiravoa , of waterfcorpioen, houd zich altoos op in poelen en moerasfen, dood het rundvee , valt aan op de honden, en zuigt het bloed uit na de dood van de dieren. Devancaho, of fpinfeorpioen , heeft een' breeden, ronden, en zwarten buik, en is zeer gevaarlyk. Haare beet veroorzaakt eene ogenbliklyke bezwyming , die fomtyds twee dagen duurt en gepaard gaat met_ eene ysachtige koude. De gewoone geneeswyze , in dit geval ,3 is , den lyder een tegengif in te geeven en hem voor een groot vuur te leggen. Anacalife is een krui- fm Men vind hier een dier vin de gedaante als eene flang, waarvan Drun zegt het met eigene handen gedood te hebben, en dat meeenendeele vergiftig was. Veele menfehen zyn daardoor gieten geworden, zonder ander ietfel dan hel geen gewoonlyk #volgt op de beet van eenig besst.  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 97 kruipend dier. dat tusfehen de fchors van vermolmde en XVIII. wurmfteekige boomen zich ophoud; het heeft de lengte Boek! van omtrent drie duimen , veel pootjes als eene ryp , is ijj. plat en dun, en heeft een hard vel; deszelfs beet is zeer hoofdst. vergiftig , en verwekt dezelfde ongemakken als die van III. de fcorpioen , en ook de dood, wanneer dezelfde genees- Afd. middelen daartegen niet bytyds in het werk worden gefield. Men vind hier ook motten , oorwormen, weegluizen , en ander fchadelyk ongedierte, Acalalan is een klein infect van gedaante als een weegluis, maar niet zo {tinkende , het groeit in korten tyd tot de lengte van een' duim , wanneer het vleugels krygt en wegvliegt; de jongen, die nog geene vleugels hebben houden zich op in de huizen , hutten , en huisraad, en doorknaagen alles, dat zy vinden, doch voornaamlyk kleederen. Vont' bare is een vlinder, die met verfcheidene kleuren befpikkeld is. Anderen zyn bekend onder den naam van facondre; deeze komen voort van torren, die zich hechten aan den bast van een byzonder heester gewas , en zich vertoonen als witte bloemen. Na hunne verandering krygen zy verfcheidene kleuren , en maaken den zoetften honig op de bladen van de tentela facondre. Men vind hier veele foorten van flakken, die alle byzondere naamen hebben , doch de algemeene naam is caracora, Herechereche is eene glinflerende tor, die licht van zich geeft, en des nachts in de boomen en op de huizen een' grooten glans verfpreid. Rypen zyn hier ook van veelerhande foorten, die over het algemeen genomen tfingoulou voulou genoemd worden. Mieren, hier vitftc genoemd, en veelerhande foorten van wormen worden ook op dit Eiland gevonden. De zy wormen hebben maar vier pootjes; eenigen landeve genoemd, maaken maar één ftekelig huisje; anderen , genoemd landeferaba , maaken verfcheiden kleine huisjes, die te zaamen opgefloten zyn in één grooter huisje, dat doorgaans vyf honderd jongen bevat; de derhEDEND. Hist. XIV. D. I. St. N de  98 HISTORIE van db XVITI. de faort, landeanacau genoemd , maaken haare zyde op Boek. den boom anacau, die als de cypresfenboom aan den waIII, terkanü groeit; de huisjes hangen aan risten, doch elk afHoofdst. zonderlyk, de zyde van deeze wormen is de fynfte, de III. fterkfle, en de beste ; de vierdo foort, laudivontaqua geAfd. noemd, maaken haare zyde op den boom vontaqm , deeze is ook zeer fyn. Tusfehen de rystplanten vind men eene foort van mieren, ficouroucourou genoemd , die dezelve afbyt, en de ryst opeet. De landfchildpadden zyn tweederlei , te weeten, de hilinfaca en de fanou. Land- en Dit Eiland levert ook veelerhande foorten van landwatergevo- en watervogels op , die in de taal van het land vonrou genoemd worden, doch dezeh-e zyn over het algemeen kleiner dan die van Europa. De henneneijeien zyn hier niet grooter dan onze duiveneijeren. Men vind hier de gewoone faifanten , en behalven deezen nog eene foort, wier vederen violet kleurig zyn, met een rooden bek ; kleine zwarte papegaaijen , - en ook donkerroode , doch deeze zeer weinig ; kleine goudvinkjes, die fluiten en het geluid van alle andere vogelen nabootfen ; wilde kalkosnen ; witte , zwarte , en graauwe arenden , met zeer fchoone vederen ; wilde ojevaars , met kuiven op het hoofd; gewoone eenden, en ook eene foort met roode •pooten en bekken, balive genoemd ; pelikanen, witteen zwarte reigers, plevieren , enz. Samba is een vogel van eene vuurroode kleur. Fourouchontfi zyn witte vogels , die het rundvee navliegen , en leeven van de vliegen en andere infecten , die daarop gevonden worden ; zy zyn doorgaans zeer mager. Vvula is een w atervogel gelyk de groote pelikaan, met een' grooten witte 1 bek, Tahia is een vogel', wiens vleugels, bek , en pooten zwart zyn, en die altoos tahia roept. Taliva is een watervogel zo groot als een hoen, met paarfche vederen, en rooden bek en pooten. Haretac is een vogel met eene roode kuif, zwarte vederen, en pooten als een eend De  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 99 De inwoonders van dit Eiland zyn blanken en zwar- XVIII. ten ondereen gemengd ; de blanken zyn de Rohandriaa- Boek, nen, de Anacandriaanen , en de Ondjatfi; de zwarten zyn III. de Voadziri, de Lohanohits, de Ontfoa, en de Ondeves , Hoofdst. en gelyken de blanken , even als de bewooners van de HL kust van Mozambique, hierin , dat zy lang Huik haair Afd. hebberu,^ Invoooners. Op fommige plaatfen vind men wezentlyk wilde menfehen , die door de inboorlingen Ompizees genoemd worden ; deezen laaten hun haair en hunne baarden groeijen, en gaan geheel naakt, uitgezonderd de fchaamdeelen, die zy met eenige boombladeren bedekken; zy houden zich op in digt ontoeganglyke bosfchen, vermyden den omgang van hunne medenmenfehen , en leeven enkel van visch , wild , boomvruchten , kruiden , wortelen , honig, en fpringhaanen. Het Eiland Ontfayfatrouba , gelegen tusfehen de rivier Ranoumene en Anacbimosfi, wierd voorheen bewoond door een volk, dat geene zaamenleeving onderhield , maar altoos met zyne nabuuren in oorlog was ; hunne wapenen waren boogen en pylen , hunne gevangenen aten zy op, zelfs de reizigers , en bewaarden altoos de handen voor de tafel van hun Opperhoofd. Zy kweekten veel koeijen aan, doch enkel om de melk ; nooit flachten , zy ftieren, osfen, koeijen, bokken, geiten , rammen, fchaapen , haanen , of hennen , maar begroeven die, wanneer zy geftorven waren; doch hunne honden aten zy met veel graagte, wanneer zy niet meer ( goed waren vóór de jagt; zy bebouwden hunne landen op dezelfde wyze als de andere inwoonders van Madagas~ car. Dit volk had geen' baard, kleine oogen , een breed voorhoofd, geverwde tanden ,• een' platten neus, dikke lippen, gekroesd haair, een roodachtig vel, een' dikken buik , en dunne beenen , doch was desniettegenftaande vaardig, en fnel in het loopen. Zy hebben zo lang op eikanderen geaast, dat zy ten laatfte maar een klein geN 2 tal  ioo HISTORIE van d* XVIII. tal meer uitmaakten, dat door de omgelegen volken geBoek. heel wierd uitgeroeid, zodanig dat 'er zelfs geene vrouIII. wen of kinderen overbtéeven. Hoofdst. Deeze Eilanders worden gehouden voor de bedrieglykIII fte, vleijendfte , en valschfte natie van de waereid , en Afd. wel voornaamlyk die van de kust van Manghabei af tot Hun ka- aan den zuidhoek van het Eiland woonen- De bewoo. rakter. ners van }-ie(- jand van Manghabei zelf zyn niet zo wreed en verraaderlyk ; deezen fpreeken weinig, zyn mrer ge. trouw in het r.aarkomen van hunne beloften , en ftellen eene groote eer in afftammelingen van Abraham te zyn; doch de overigen zyn ten uiterfte verraaderlyk en valsch, voldoen geene beloften , ten zy zy daartoe gedwongen worden , moeten door dwang in toom worden gehouden, zowel de aanzienlyken als de geringen , en ftreng geftiaft, wanneer zy iets mitsdoen ; zy, die in vryheid gefteld zyn door de geenen, welke, zy beleedigd hebben, zyn doorgaans zeer ondankbaar , fchryven alles toe aan hun auli , of goed geluk , en worden nog ondeugender dan zy te vooren geweest zyn ,• want onder deeze volken worden wraakzucht en verraadery voor hoofddeugden gehouden , eh gaarn vergeevende en mededoogende menfehen als blcodaarts veracht. Zy laaten nimmer na, wanneer het in hun vermogen is, de wreedfte pynigingen te oefenen aan hunne krygsgevangenen , en hun grootst vermaak is de kinderen , die zy leevend kunnen krygen , in kleine ftukken te houwen, en de vrouwen den buik open te fcheuren , en haar dus in doodsfmarten te laaten leggen. Zyfcheppen geen behaagen in eeniga lichaamsoefeningen , het zy dan tot gezondheiJ, of tot vermaak, maar brengen enkel den tyd door met zingen en danfen , waarvan zy groote liefhebbers zyn, doordien zy zich verbeelden, dat de geringfte vermoeijing , tot zelfs het wandelen toe, meer moeite geeft dan vermaak; om deeze rede belachcn zy de ukfpanningen der Europeaan  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 101 peaanen, en noemen hen dwaas, omdat zy zich vermoei- XVIII. jen zonder noodzaaklykheid Boek. De inwooners leggen zich over het algemeen zeer y- HL verig toe op den akkerbouw, hebben weinig kennis vanHo°1LDSTden koophandel, en zyn geheel onbedreven in de kunften HL en koopmanfchappen der Europeaanen , en in de natuur- Afd. lyke voortbrengfelen van hun land , die de vreemdeling""* gen derwaarts zouden kunnen lokken; zelfs verwaarloo ^ldtn' zen zy het maaken van zyde, en het aankweeken der zywormen, waarvan zy eene grote menigte hebben. Zy bepaalen hunnen arbeid enkel tot de noodzaaklyke Je» vensbehoeften, kleeding, en wooningen, naardien zy al het overig voor overtollig houden. Hunne voornaamfte bezigheden beftaan in het bouwen van huizen, in het be. werken van goud en yzer, in het maaken van aarden vaten, in fpinnen , weeven, touwmaaken , visfchen, jaagen, en het iand bebouwen. Lenigen van hen maaken allerhande foorten van yzeren en ftaalen werktuigen , zoals , bylen, .hamers, fchoppen , fcheermeslen , hakmesfen, roosters, tangen , vorken, pylen, werpfpiefen, en houwers. De goudfmits , die meestal inboorlingen zyn van de Provincie Fohemare, maaken oorringen, armringen, halsfieraaden, en andere fraaijigheden van het goud , dat uit de mynen van hunne landftreek gegraven word. De pottebakkers maaken. groote en kleine potten en aarden vaten (X) van klei en doornen takken, die met eene f ort " van zwarte aarde gewreven zynde, zo glanzig worden als een fpiegel. Ook vind men onder hen timmerlieden en hout (I) Zy maaken fraaije aarde vaten , zoals potten , borden , e» drinkfchaa'en, die zy van buiten en van binnen verglnazen. en zyn daarenboven zeer kundig in het maaken van veelerhande merkwaerdige zaaken (*J. (*) Dkuby , pag 407. N 3 ,  io& HISTORIE van db XVIII. houtdraaijers, die houten borden, bakken, diezy wanoeBoek. men, houten en hoornen lepels, en ander' huisraadjmaken. III.' De Zaferaünini, Rohandriaanen, en Anacandriaanen zyn zeer Hoofdst. erVaren in het houtwerk voor huizen; hunne gereedfchapIII. pen beftaan uit een waterpas, wig, en ry, en nog eenige Afd. weinige werktuigen. Wyze mn Zy visfchen met fleepnetten , fuiken, hoepen , en harvisfcben. poenen zowel in de zee als in de meeren en rivieren, en verruilen de visch voor ryst, wortelen , vruchten, katoen, en andere noodwendigheden, ofdroogen die ter bewaaring ; zy visfchen met hunne kanoes zelfs op een' grooten afftand van het land. De lyndraaijers maaken touwen van allerhande dikte en lengte, tot honderdvyftig vademen toe; het dun touw voor netten en vischlynen word van den bast van fommige boomen gemaaktV en het best is, dat te Aviau en te Fautraftanou gemaakt word. De vrouwen houden zich enkel op met fpinnen, en met het vervaardigen van veelerhande ftoffen van vlas en van basten van boomen. Lanibtuw. De landbouw word hier geoefend op een verfchillende en minder moeijelyke wyze dan in Europa. Zy gebruiken geene ploeg of osfen om het land te bereiden; een aks om zwaare boomen om te houwen, eene byl om de takken af te kappen , eene foort van houweel, die zy fangah noemen om de wortels uit te rooijen, zyn hunne eenige werktuigen. De takken der boomen worden , wanneer zy droog zyn , tot asch verbrand , die, door den regen bevochtigd, gebruikt word tot het mesten der rystlanden. Naby en in de Provincie Manghabei word de ryst geplant koorn voor koorn, en de aairen worden ook op dezelfde wys afgefneden; doch in de Provincie en nabuurfchap van Anosfi, gefchied dit op eene andere wys; hier word de grond toebereid door die van osfen te laaten trappen en omwroeten , en wanneer dan het onkruid verrot is, word de ryst gezaaid , die dan welig groeit , en  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 103 en in korten tyd zeer* fchoon word. De beste velden xVIII voor ryst zyn rnoerasfen, of moerasfige ftreeken, die zy j30ek ' horracs noemen. Elk zodanig een horrac behoort aan jjj ' een' byzonderen heer. De arme lieden onder de zwarten Hoofdst' planten wortelen aan de kanten der bergen, en zyn on- jji. ophoudelyk genoodzaakt om de wilde zwynen en andere Afd". beesten te verjaagen , die anders hunne planten vernielen ; en dus is dit eene zaak , die veel geoefend word door de ontfoas, of flaaven, die alleen maar jaagers zyn, dewyl hunne meesters dit beneden hunne waardigheid achten. De Eilanders zyn zeer genegen tot danfen en zingen; Danfen, en de vrouwen wel voornaamlyk tot zingen; en zy zyn zingen ' en zeer vaardig in het opfbl by de minfte gelegenheid. Hün-muziek' ne zangen zyn doorgaans fchimpdichten , of loftuitingen der merkwaardige daaden van hunne voorzaaten. Danfen en zingen gaan by hen altoos met eikanderen gepaard. Zy hebben driederlei muziekinftrumenten , de valiban , die met eenige fnaaren befpannen is, de voule, die van bamboes gemaakt word, en de herraowu, daar met een' ftrykftok op gefpeeld word. Die op 'dit laatfte inftrument kunnen fpeelen, worden meest geacht, en grootelyks toegejuicht in de openbaare byeenkomften. Hunne huizen hebben geene bovenkamers of zolders, Hunnetai. en ook geene kelders in den grond; zy beftaan flechts ztn. uit ééne verdieping, welke zy vererarai noemen ; de daken zyn fchuin afloopende, en gedekt met bladen van 1'ndiaansch riet en bamboes; de muuren zyn gemaakt van tweeduims hout; de haarditede is op den grond, omtrent vier voeten in het vierkant groot, op zand aangelegd met drie fteenen om den pot op te zetten, zonder fchoorfteen, dat dezelven byna onbewoonbaar maakt, dewyl zy zelfs in het heetfte weder vuur aanhouden. Hunne rystfchuuren ftaan een weinig van hunne huizen af, en op eene  104 HISTORIE van di XVIII. eene zekere hoogte van den grond af op houten ffylen, Boek! om ^e rvst te§en ^e rotten te beveiligen. Hl ' Hun huisraad beftaat voornaamlyk in roode en geele Hoofdst. biezenmat.'en, die wel gemaakt en gemaklyk zyn ; die III. van de Provincie Manghabd zyn zacht en fterk. De grond, Afd. waarop zy zich te rust leggen is befpreid met deeze matten , zonder bed, matras , onderlaagen , of eenig dek , Huuraau. hebben zy een ftuk hout onder hun hoofd Hunne kleederen, gordels, of Jaravobitt, katoen, en verfierfelen bewaaren zy in korven, en de oLën ter zalving van het lichaam en het haair in aarden potten. Hun keukengereedfehappen beftaau uit aarden potten, die zy villangues, bouvies, fa fes, monhonges, eri Jines noemen , houten borden en lepels , gedroogde kalabasfen voor waterflesfen , mesfen, roosters , en vorken , vjzels om' de ryst in te ftampen, troggen, wannen, en groote kruiken voor honigwyn. De bladen van het Indiaansch riet, die twaalf voeten lang, en vier voeten breed zyn, dienen voor tafelkleeden en fervetten; dezelve worden over de matten uitgefpreid op den grond zonder tafel of ftoeien. De swar. Db zwarten gaan geheel naakt, de fchaamdeelcn alleen ten gaan uitgezonderd , die zy bedekken met een kleed genoemd u lamba, of faravobits, als eene foort van broek, en by de vrouwen met een acazan , of langen tabbaard , zonder mouwen, die nederhangt tot op de voeten, en een lap linnen van vooren als een voorfchoot. Kieeüng De blanke mannen en vrouwen gaan blootshoofds en dtr blanken, barrevoets, uitgezonderd in de Provincie Manghabei, daar de mannen eene vierkante muts draagen , en de vrouwen eene huik, die boven op het hoofd puntig is, en op de fchouders nederhangt. Hunne kledingen hebben verfchillende kleuren en naamen j eenige zyn van roode zyde , en worden geoenmd foatfmifili, andere van katoen, die varo genoemd worden. Deeze zyn van roode en andere kleuren, doorweven met witte ftreepen van fyn katoen. Nog  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 105 Nog andere foörten worden gemaakt van basten van XVIII boomen, zoals van de fautafiranou , try , moujfia , avo , nQ * courava, en draaden van de bananas. De katoenen ly ttj " waaten, die de blanken, of de Zaferaïmini in de Proviu-HorWsr cie Anosfi maaken , zyn de fynfte en de beste, en fterk Jij. gczocnt door de inwoonders van Fouhitsbang , en andere Afd. ltreeken , die dezelven in groote menigte opkoopen ; doch de meest geachte katoenen ly waaten zyn die, welken met zyden randen van omtrent.een1 voet breed omweven zyn, waarvan de grond wit is, met zwarte ftreepen , en zyden ftrooken, die zwart en rood zyn. Deeze klcederen worden enkel door de voornaamfie Rohandriaamen op plegtige feestdagen gedragen , en zy worden bewaard voor de begravenis van hunne Opperhoofden, welker lyken daarin gewonden worden. De kleederen der flaaven worden gemaakt van boombasten ; die eerst tot draaden geflagen worden, vervolgens in fterke loog tweemaal opgekookt, daarna gewasfen, en getwynd op twynmolens vsn verfcheidene foort, en eindelyk geweven tot kleeding ; deeze ftof gelykt veel naar het Europeesch linnen , en is duurzaamer dan katoen. De foort , welke van den bast van den. boom try gemaakt word , is zeer fyn en zacht, doch niet fterk, nog ook die van Atfoucbe in de Provincie Matatane, welke van den bast van den boom avo gemaakt word ; van deeze bast maaken zy papier in de Provinciën Galemboule , Manghab'i , en omftreeks de baai Antongil; dewyl de bast of dunne huid van kleine blaadjes, die aldaar uit het hart van den boom mouffia voortfpruiten , hen van ftof tot klecderen voorziet, daar deeze boom in andere plaatfen niet dan groote breede bladen van twaalf tot 75'ftien voeten lang voortbrengt. De vrucht van deezen boom gelykt wel naar een' pynappel. De ftoffen, die van de bananas gemaakt worden , voornaamlyk in de Provincie Eringdrane, zyn fyn, ligt, zeer veel gelykende naar zyde, en worden ook Hedend. Hist. XIV. D. I. St. * O op  icö HISTORIE van de op dezelfde wyze vervaardigd. Hunne verfierfelen , die XVIII.zy jiranacf] noemen, zyn verfeheidene foorten van keteBoek. nerij ,jje Zy rondom den hals, de armen, en de beenen draagen , benevens oorringen , armringen, vingerringen , Hoofdst. na]sfieraa(Jen van verfchillende foorten , die zy falantes , « * faraves, en endacbs noemen ; deeze beftaan uit drie of vier, of* meer, ja zelfs tot twaalf fnoeren paarlen, koraaJen, gouden kraaien, glazen kraaien van allerhande kleuren, bergkristal, agaat, kornalyn, en fardonyx. De fieraaden van goud worden alleen gedragen door de Zaferaïmini , die de voornaamften zyn van het Eiland , en door de Voadziri en Lavohits onder de zwarten. Fedwyvery De veelwyvery heeft plaats op dit Eiland, en ieder tnderhei man neemt zoveel vrouwen als hy onderhouden kan. De gemiofd. vrouwen, niet minder ongebonden, hebben nooit gebrek aan vrienden , die bereid zyn om haare fmarten te verligten , en haare lusten te koelen. Tot deezen neemen zy altyd haare toevlucht , wanneer haare mannen haar kwaalyk handelen , of wanneer zy hen op ontrouw betrappen. Ongehuwde vrouwsperfoonen geeven zich niet minder over aan deeze wellustigheden, liaan gereed voor een' iederdie haar koopen wil, en zyn riet minder veil met haare lichaamen , en wanneer haare galants niet betaalen kunnen , moeten zy zich laaten mishandelen en uitkieeden tot voldoening. Deeze misdaad is eene van de haatlykfte onder de armoedige zwarten ; die zelfs hunne onredelyke driften ongeftraft voldoen in de tegenwoordigheid van hunne ouder-; ; die , fchoon zy zich fchaamen van de fchoonheid en her getal hunner vrouwen te noemen , echter zo zeer verblind zyn , dat zy met vermaak uitlokkende voorwerpen voor hunne dochters opzoeken,en zich beroemen in derze'ver ongeregeldheden, Doch, in weerwil van deeze ongebondenheid, heeft echter de fodomie op dit Eiland nimmer plaats gehad.. Ver,  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 107 Vermenging van ongehuwde perfoonen word niet XVIII misdaadig gerekend , met betrekking tot het geestiyke , g0EK * of fchandelyk , met betrekking tot het burgerlyke ; naar- jjf " dien de meisjes geene mannen willen hebben , dan waar-Hoofdst. mede zy reeds gemeenfchap hebben gehad ; ook word on- III. der de getrouwde lieden het overfpel voor geene fchan- Afd. de gerekend; doch dievery of ongelyk worden gewoon Hm lyk met wedervergelding geftraft. kuü"' Hunne huwlyksplegtigheden worden genoemd mha-HuwMs_ cheibei; de zwarten onderhouden die niet, en de bhükepkgtighe'. ZafeuJmini, onderhouden die enkel op hunnen trouwdag ^amet hunne voornaamfte huisvrouw. By fterfgevailen wasfchen de naaste bloedverwanten £y*/>;^het lyk van den overledenen, en verfieren hetzelve mQtti&hede,w arm- en vingerringen , met goude ketenen , en andere kostbaarheden doormengd met koraal en andere edelgefteenten , winden hetzelve vervolgens in kostbaare ly. waaten , en draagen het in eene fraaije mat naar het graf. De baard en het hoofdhaair der voornaame mannen worden afgefchoren , en de vrouwen word eene huik opgezet. Ler deeze plegtigheden gefchieden , ver» gaderen de bloedverwanten, vrienden, huisgenooten, en flaaven van den overledenen rondom het lyk, aan wiens voeteneinde dag en nacht eene lamp ftaat te branden , en beweenen hem met groote jammerklagten ; hierby komen ook nog vrouwen , die beurtelings fchreijen en danfen , terwyl de mannen krygshedryven uitoefenen ; de weeklaagers binnen het huis , verheffen den lof, en beweenen het algemeen verlies van den overledenen; zy fpreekcn tegen hem als of hy nog leefde, en vraagen hem naar de rede van zyne dood , en of hy geen goud , zilver , yzer , vee, flaaven , of middelen genoeg had ? Dus word de dag doorgebragt in deeze vreemde mengeling van blydfchap en droefheid, en des avonds word het geheel gezelfchap ter maaltyd onthaald. Op den daarO 2 aan-  icS HISTORIE van bi XVIII. aanvolgenden dag word het lyk naar de amounouque,. of Boek. begraafplaats, in eene kist gemaakt van holle boomen, III. die digt aaneen gehecht zyn , en daar nedergezet in eenT HootTST. kuil van zes voeten diep , onder een fterk gewelf, met Hl. ryst, tabak, aarden en welriekende vaten en fchotelen , ■Afd. een kleed, en een' zak ; daarna word dit gebouw gefloten, en een Heen van tien of twaalf voeten hoog voor den ingang geplaatst. Vervolgens worden 'er beesten geflacht, en derzelver ftukken overgelaten aan den overledenen , aan den duivel, en aan God ; en na verloop van vyftien dagen zenden de nabeftaanden eenige ververfchingen, benevens hunne groet aan den overledenen, even als of hy nog in leven was , en planten paaien rondom het graf, waarop zy de hoofden der gellachte beesten vasthechten. De kinderen der overledenen doen daarenboven nog veele flachtoffers van osfen , en fmeeken daarby om den byftand. van den overledenen, overluid uitroepende : „ oGy ! die nu 'm dsn hemel zyt, geef „ ons raad in onze verlegenheden L" Bygeioovi- D e naaste bloedverwanten van zieke of krankzinnige f«./"'«5{«-perfoonen, zenden terftond om een' ombiasfe, of Priefter, ueitTièke °PQat die eeni§e onderrechting vraage in de amounouque. en 'krank' De ombiasfe begeeft zich dan in den nacht naar de bezimittge graafplaats-, opent de graftombe , hangt eene muts aan P'ftonen. de 0pening ? bezweert den geest van den vader des lyders , en vraagt dien om onderrechting nopens zyn ongelukkig kind ; de opening word door den Ombiasfe terftond achter zich toegefloten, die kort daarna terug komt, zyn' goeden uitflag aan de vrienden verkondigt, _ en de ongehangene muts den kranken op het hoofd zet, die, wanneer hy beter word, onnozel genoeg is om zyne herftelling toe te fchryven. aan deeze bedriegers , en ., bevel te geeven om aan hen gefchenken te doen. lydTdocT' Wanneer een perfoon van aanzien verre van zyn van voor- land komt te fterven, dan word zyn hoofd afgehouwen, ttamehe.kn.. 6fi  AFRIKAANSCHE EILANDEN i©$ en naar zyn huis gebragt ; het lyk word op de plaats XVIII. zelve begraven, en de lyken der geenen, die in den oor- Boek. log gefneuveld zyn , worden in tyd van vreede weder- UIom opgegraven , en naar de begraafplaatfen van hunne Ho'")FDSTvoorouders overgebragt , en hunne nagedachtenis in zulk ' . een' eerbied gehouden , dat hun plegtigfte eed is by de Afd' zielen van deeze geiheuvelde voorzaaten te zweeren. De gewoonte van hunne kinderen aan eene zekere ^rbaar' dood, fchoon op verfchillende wyzen , bloot, te ftellen ,4«Btfwn fchynt ons de yslykfte , barbaarfte, en doemwaerdigfte de kinderen bygeloovigheid te zyn van alle, die onder de inboorlin-"*"1" * gen van Madagascar in gebruik zyn ; en deeze is de waare?0^*'** oorzaak, waarom dit Eiland, een der groctften en n%e"' vruchtbaarften van de gantfche waereld , zo weinig bevolkt is. Zy zyn verplicht deeze wreede gewoonte aan de eerst- Willekeur^ geboren kinderen te oefenen, naar de noodlottige waar-%eui]ï^mk ■ j i • r j • i . ° van luinnt neemmgen der ombmjts, die, voor hun eigen voordeel, pr4v?er,r. den ftand der planteren op het uur der geboorte waarneemen , en dien, naar hun goeddunken , gelukkig'of ongelukkig verklaaren. De ongelukkige maanden zyn Safard, of April, en Ra-OngeMki' mahara, of Maart. De agtfte dag, en de iaatfte weekffm™nden' van elke maand zyn insgelyks ongelukkig ; de eerfteuwekvir, word genoemd Asfarontor, en de Iaatfte Alacosfi. De woensdag en vrydag zyn ook ongelukkig ; en zelfs fommige uuren ftaan onder den invloed van een' kwaaden vitang, of ongelukkige planeet. Dus word wel de helft van het jaar, door deeze noodlottige voorspellingen, inderdaad noodlottig voor de ongelukkige kinderen van dit ontmenscht volk. EcHTtR verbreekt dè alvernuoogende Natuur fomtyds Pf^hand* de bceijens, waarmede zy door dit heidensch vooroordeel ^°r^f''* gekluisterd gehouden word. Dikwyls worden flaavinnen^^, gebruist tot het zoogen en opvoeden van kinderen, d;e O 3 op  no HISTORIE van de XVIII, op ongelukkige tyden ter waereld komën. Offerhanden Boek. van rundvee en haanen, worden gedaan, terwyl de kin* III. deren opgefloten worden in plaatfcn , die het heidensch Hoofdst. bygeloof daartoe beftemd heeft , om de kwaadaart igheid . Hl- van de heerfchende planeet weg te neemen, welke, volAfd. gens hun gevoelen, voorzeker van kracht zou zyn, wanneer deeze gewoonlyke bygeloovige plegtigheden verzuimd wierden. Gewoon Het gewoone voedfel van deeze Eilanders is ryst, voed/ei Arboonen, erwten, veelerhande foorten van wortelen, fonInbmlin* zes . of kool, en tarvates , voorts, osfen- fchaapen en gsn' bokkenvleesch, hoenders, kapoenen, kalkoenen, eenden, en fteekelvarkens. Wilde zwynen worden enkel gegeten door de jaagers en hunne huisgezinnen, Daarenboven eeten zy veelerhande foorten Van zee- en riviervisch; fe~ fame, ouiveau, oliën, veelerhande vruchten, als vontacas, alamoutons, voarets, voanotes, lot/es, facols, facra, co, ba. nanas, en fuikerriet j en hunne faufen maaken zy van gember , look, witte peper, en fommige kruiden. Uume Warm water en vleeschnat zyn hunne gewoone drandrank. ken ; fuikerwyn , en hon'gwyn, fomtyds ondereengemengd, worden enkel gebruikt by de misfavatfi , of godsdienftige plegtigheden. Taah - Door het geheel Eiland word overal dezelfde taal gefproken, fchoo*. de uitfpraak verfehiilende is, lang, of kort ; dezelve heeft veel overeenkomst met de Oosterfche taaien, en voornamelyk met de Arabifche taal ; de uitfpraak, de woordfchikking, en de vereeniging derzelfftandige naamwoorden met de daadelyke werkwoorden hebben veel van de Griekfehe taal; voor het overige is deeze taal zeer woordenryk. De Ombiasfes gebruiken A« rabifche letters, deeze zyn vier-en-twintig. in getal, en worden gefchreven van de rechter- naar de linkerhand , doch de uitfpraak van fommige letters verfchilt eenigzins van de Arabitehe. Deeze letters zyn voor omtrent twee- hon-  AFRIKAANSCHE EILANDEN. m honderd en-vyfcig jaaren daar ingevoerd door de Jrabifrs, YVTTT die door den kalif van Mekka derwaards gezonden wier. £ den , en te Matatane aankwamen, daar zy trouwden met de dochters der inboorlingen, en de Arabifche taal , be-(Ir nevens den Koran onderweezen aan de geenen, die hunne °j rfST' leer wilden aanncemen. ^FIJ* Het papier van Midagascar word met minder moeite en werktuigen gemaakt dan dat van Eurcp*. De bastei'van van den boom avo word twee dagen lang gekookt in fter-Hii.' ke loog, welke van de asch van dienzelfden boom gemaakt word , tot dat die zacht en lenig word , vervolgens word dezelve in fchoon water afgewasfchen , tot eene behoorlyke vastheid geklopt, en dan uitgefpreid op raamen van zeer fyn riet, om daarop te droogen, en papier te worden ; daarna word dit papier gelegd op een blad van batifier], geolied met menacbü, en in de zon gedroogd ; eindelyk word ieder blad gedoopt in eene dikke pap van ryst om het vloeijen te beletten , en op nieuw gedroogd ; en op deeze wys word het papier zacht en elfen. Hunne inkt word gemaakt van eene afkookfel van Ink* arandranto-hout, waarvan de huizen der voornaame lieden gpbouwd worden , en waaruit de karahe geperst word ; vervolgens laaten zy dien droogen tot eene behoorlyke dikte, waarop dezelve door het inmengen van koperroest zo zwart word als de inkt der Europeaanen. Hunne5ffifx#<* fchryipennen worden gemaakt van takjes batrboes , ter"*"" dikte van de Europifche fchachten, en'op dezelfde wys doorfchynende gemaakt en befneden. Deeze Eilanders gebruiken dezelfde talletters als dewyZsvart Europeaanen en Arabitrs ; zy tellen insgelyks van een totrtkenen' tien, en boven tien voegen zy de talletter een by de volgende talletter tot twintig toe, en zo vervolgens even als wy is fa , of iracaih, is een, rou, twee, t'elm, drie , tfats, vier, juvi> vyf, enem , zes, firn, zeven, valou, agt,  iï2 HISTORIE vam db XVIiL au, firn, negen, foulo, tien , irav foulo ambi , of iraiBoeu cbe atmni foulo, elf, roti foulo jdmbi, twaalf, roupoulo , Hl. twintig, thaloii ambi, dertig, e/at* pow'o, veertig , zatou, Hoo?r.sT. honderd, ar/noa, duizend, a/en, honderdduizend. Veelen III. hebben verkeerdelyk beweerd , dat deeze inwoonders Afd. geene kennis hadden van de rekenkunst; doch dit is alleen waar met betrekking tot de zwarten van Macbicore, en de wnefte inwoonders van het gebergte. G^l&-- Zy hebben ook hetzelfde gewigt tot eene drachma toe; oneen; halfponden, en ponden worden zelden gebruikt dan voor goud en zilver ; dewyl andere waaren niet by het gewigt vei kocht worden. Eene drachma noemen -zy fènpi, eene halve drachma vari, een grein faeare , een 'half grein nakqui, en .".es greinen nangue, Maaf TROUBAHOVAtlIE , of Konings maat , is voor de rjst; moucha of monca is eene maat, die zes pöflde'n zuiveren ryst inhoud ; voute is eene maat van een half pond ; zatou , dat honderd betekent , is eene maatvan honderd voule ryst, en word gebruikt voor ongezuiverde ryst. Stoffen van allerhande foorten , en touwerk worden gemeten by refe, dat eene maat is van zes voeten lengte. De moeren, of rystvelden , horracs genoemd, worden gerchat naar de hoeveelheid der ryst, welke daarop kan gezaaid worden, doch niet afgemeten by roeden of akkers. H ndt!. De inwoonders van dit groot Eiland hebben maar weinig kennis van den koophandel; zy verwisfelen doorgaans onder eikanderen goed tegen goed ; de gouden en zilveren muntfpeciën , die door de Europeaan-en aldaar ingevoerd worden , verfmelten zy om daarvan armringen , oorringen , en andere ver fier felen te maaken , zodat geen geld hier gangbaar is ; de geenen, die katoenen lywaatcn noodig hebben , brengen ryst en vee naar de katoengewesten , en de geenen. die ryst of vee ontbreekt, brengen katoen naar de vruchtbaare Provinciën } en dus beb ftaat  AFRIKAANSCHE EILANDEN. n3 ftaat hun voornaamfte handel in eene verwisfeling der XVIII voortbrengfelen van de eene Provincie tegen die van Boek' eene andere; en fomtyds verwislelen zy goud en zilver TIJ ■ voor koper en yzer. HoorD'sT> Kraalen van allerhande gedaante en kleur , zyn zeer i III wel gewild onder deeze Eilanders ; geel draadwerk en al-' Afd! lerhande foorten van fnuisteryën worden daar met eene Kraaien en zeer groote winst verkocht, of verwisfeld voor fafieren, andere fnui. robynen, fmaragden , cornalynen , en andere edelze-^'^fteenten , die dit land oplevert. 6 FLACOüRT houd dit Eiland van groot belang te zyn om den handel met JEthiopiën, de Roode Zee, de Golf van Arabiën, en andere Indkanfche gewesten te bevorderen en te vestigen , en zegt, dat men groot voordeel zou kunnen trekken uit den overvloed van hout om fchepen te bouwen, welken men alsdan zou kunnen overvoeren naar de bovengemelde landen , en daar verwisfelen voor andere koopmanfchappen ; zoals ook van het ftaal , yzer , ryst, en van de veelerhande foorten van gommen en verfftoften ; en dat het daarenboven zou kunnen dienen tot eene verzekering voor den Oostindilchen handel, en fcheepvaart. Hunne voornaamfte rykdom beftaat in deeze waaren, rr alsmede ,n bylen, mesten , hakmeslèn, ftaalen en yzeren4"X fpaden en fchoppen , huisraad , vee , wortelplanteryën , rumoeren , of rystlanden , en het getal van hunne ondefl daanen en flaaven. De Zaferaïmini zyn de rykften in goud, dat zy met groote zorgvuldigheid voor de Europeaanen verbergen; en hetgeen merkwaerdigst is, is dit dat alle lieden van aanzien eenige overbiyffels van het goud hunner voorouders bewaaren, welken zy in groote achting en eerbied houden. Jn de Provincie van Manghabei word het goud weggelegd in de graftomben der voorouders. Hunne manier van oorlogen is by wvze van verras- m ■ Hbdend. Hist.XIV. D.I.L 7P ^ fi^SKT  u4 HISTORIE van de XVIII. fching en- hinderlaagen ; wanneer zy eene voordeelig®, Boek kans zien, komen zy in ftilte byëen , en na den nacht III. uitgerust te hebben , trachten zy , met het aanbreeken Hoofdst. van den dag hunne vyanden onverwacht te overvallen. III- Somtyds word de krygsleus agt dagen te vooren rond. Afd. gezonden , om op zekeren bepaalden dag gezaamentlyk den vyand van alle kanten te overvallen , langs verfcheiden , en onbekende wegen, om dus deszelfs fteden , of vlekken te omlingelen, en te beftormen; waarop zyden aanval beginnen met een luid gefchreeuw ; en, wanneer hen de overwinning gelukt, vermoorden zy allen , die hen ontmoeten, zonder zelfs de vrouwen, of zuigelingen te fpaaren. Wanneer de eerfte woede bedaard is , maaken zy allen de gevangenen tot flaaven, doch brengen allen de kinderen der Opperhoofden om hals, om dus den ftam van hunne vyanden uit te rooijen , uit vrees, dat deezen, zo zy in het leven bleeven , ten eenigen tyd wraak zouden neemen van het geleden leed. Hunne tn tyden van oorlog worden verfpieders uitgezonden- Mys!üsten.om den t0eftand en den magt der vyanden te ontdekken , en de gelegenheid der grootfte vlekken, benevens het getal van het vee op te neemen. Hierop veranderen zy van verblyf, en dryven hun vee naar de ontoeganglykfte plaaïfen van het gebergte j en zenden partyën van .dertig of veertig mannen af, om de kleine gehuchten te plunderen, en de menlchen en beesten weg te voeien. De gehuchten worden doorgaans in de asch gelegd, doch ook ' ' wel eens gefpaard , uit vrees voor de nahuuren , die,. vertoornd door dit gezicht, de wapenen opvatten , hen vervolgen, en hen den terugtogt affnyden. Deeze ftroopers zyn doorgaans voorzien met aiüis, en mousfams , of tovermiddelen, en briefjes befchreven met Arabifche let. ters, en trekken uir., met een volkomen vertrouwen , dat deeze middelen hunne vyanden de grootfte ongeluk-ken zullen doen overkomen 9jhen hunnen moed en krach. ten:  AFRIKAANSCHE EILANDEN. t r5 ten be-neemen , doodtiyke ziekten onder hen veroorzaa* XVÏÏI. ken , en eindelyk derzei i-er geheele -nederlaag en onder- gOEx gang bewerken,- en , dat die iniegendeel van groot nut $|" zyn voor henzelven, om ben moed te geeven, en bun hoofdst* ne onderneeming een' gelukkigen uitflag te geeven De III. natiën , die daarvan gebruik maaken , zowel als die te- Afd. gen welke zy gebruikt worden, geeven zeer veel getoof aan de kracht van deeze tovermiddelen , en wanneer , zelfs veele jaaren naderhand , eenige volksziekte of ongeluk hen overkomt , fchryven zy zulks toe aan de toverkracht van hunne vyanden. Hunne wapenen zyn verfchillende in elke Provincie; FTunnewtde inwoonders van Androbeizaha bedienen zich van groote PSKS' werppylen met eenelangeen dikke yzeren punt, en voeren nog vyftien kleiner pylen , genoemd fiturack, behalven de groote reneiefo, of moederpyl. De inwoonders van Mangbafia, en van de landen tot aan Manghabei bedienen zich van een fchild en groote wcrppyl, coubahi genoemd; de inwoonders van Anpatre, Mah;ifalk, en Machicore gebruiken dezelfde wapenen , te wecten een fchild, een lange en groote werppyl, benevens vyf of zes van eene kleiner foort , die benoorden Mangbafia woonen , tot aan het end van het eiland , bedekken zich met een groot fchild, en mengen zich, enkel met eene werppyl gewapend , in een naauw gevecht met hunne vyanden , en wachten derzelver aanval af zonder één voet te wyken. Zy worden zeer gevreesd door de geenen, die hunne pylen op zekeren afftand gewoon zyn te werpen , en die na dit gedaan te hebben , een nader lyfgevecht vermyden , en zich op de vlucht begeeven. De bewooners van Manambouk worden voor de dapperfte en onvertfaagdfte krygsknechten gehouden ,• fommigen van hen voeren wel vyf of zes groote werppylen met zich , die zy in hunne fchilden draagen. Zy houden geen' rang of order in hunne ftryden; ay^J% P 2 VOe- in hunne drvclen.  n6 HISTORIEvande XVIII. voegen zich enkel by hoopen van honderd minnen byBoek, ëen , ieder voor zichzelven vechtende , huppelende en III. fpringende , met mislyke verdraaijingen van het aangeHoofdst. zicht en het lichaam, en den vyand door fcheid woorden III* uittartende. Wanneer een vyand te kort fchiet, dan Afd. fnyden zy hem den hals af, en maaken een allerakeligst gefchreeuw; waarop zelfs de lafhartigfte flaaven nimmer in gebreke blyven het zielloos lyk met werpfpiefen aan den grond vast te hechten. Bezigheid In tyden van oorlog doen de vrouwen dag en nacht dervrou- niet anders dan zingen en danzen , en eeten of flaapen wentnty. n00jfc jn haare huizen in de rtad ; en , hoezeer zy ook mug. anders tot wellustigheid geneigd zyn , willen zy echter nimmer de gemeenfchap van een' anderen man dulden , zolang haare echte mannen in gevaar zyn ; vast geloovende, dat haare ontrouw derzelver dood zou veroorzaaken. Zy gelooven, dat haare mannen door haar danfen en zingen aangemoedigd worden , en dat hunne klachten daardoor toeneemen , en om die rede onderhouden zy dit zolang de veldtogt duurt. Hunnewys Wanneer eenig Opperhoofd zich te zwak bevind, of vanomvre.^ oor}og njet janger wii voortzetten, zend hy afgezoeken!' zanten met gefchenken aan den vyand, om hen tot vreede over te haaien , en een' dag te bepaalen tot onderhandeling wegens een vergeiyk ; waarop dan de tegenparty insgelyks door gezanten gefchenken terug zend, die tevens last hebben om zyre neiging en gevoelens te openbaaren. Op den bepaalden dag komen zy met hun geheel leger, even als of zy ten ftryd zouden trekken , op de oevers van de eene of andere rivier, Van beide zyden word een ftier geflacht, en over en weder geeven en neemen zy een ftuk van de lever , dat zy opeeten in het byzyn der afgezanten , welke plegtigheid gepaard gaat met deeze vloekwenfchen : Dat de lever, die zy eeten, hen doe barften, dat God zyne hand van hen aftrekke , dat  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 117 «fat zy uitgerooid moogen worden door hunne vyanden, XVIII. en dat hun genacht in hunne perfoonen mooge uitfter. Boek. ven , zo zy nog eenig voorneemen hebben om den oor- III. log voort te zetten , om vee weg te voeren, elkanders Hoofdst. onderdaanen te dooden , of vergif of tovermiddelen in HL eens anders land te zenden. Wanneer eenig Opperhoofd Afd. om vreede verzoekt, om rede , dat hy te zwak is om zyn' vyand het hoofd te bieden, dan moet hy zich voor zyne tegenparty vernederen , en zelf komen, nadat een ander Opperhoofd hem voor de zekerheid van zyn perfoon heeft borg geftaan. In dat geval bied de overwinnaar alleen de lever aan den overwonnenen aan , die by het opeeten van dezelve, belooft hem fteeds getrouw te zullen zyn. Op deeze wyze worden de oorlogen beraamd, en de vreede gefloten j fchoon deeze eeden doorgaans enkel gedaan worden met oogmerk om eikanderen m des te gemaklyker en geruster te kunnen overvallen; hetwelk dan ook de rede is, dat zy. in weerwil van dezelven altoos op hunne hoede zyn. Deeze Eilanders hebben ook eenige kennis van de be- Hum"^rweging der hemelfche lichaamen , van den loop der ttar-rekundt' ren, en van den zodiak , dien zy , even gelyk wy , in twaalf deelen verdeelen. Het jaar word by hen ook in twaalf maanden verdeeld. De eerste dag daarvan begint met de nieuwe maan van Maart; zy houden geene juiste rekening van de jaargetyden, maar rekenen de jaaren naar de dagen der week, het jaar der befnydenis beginnende op vrydag. Over het algemeen beftaat de godsdienst van deeze Ei- G°lhd!enst landers, zowel van de blanken als van de zwarten,. fcnoon zy de befnydenis onderhouden, enkel uit een verward mengfel van bygeloof , zonder kerken of kerkgebeden. Zy gelooven , dat 'er één God is, die den hemel, de aarde, allen de fchepfelen , benevens een oneindig, getal P 5 en.  jrg HISTORIE van de vvtt! engelen in zes dagen .gefchapen heeft ; doch zy eeren Sll' of dienen hem niet, maar leeven zonder zyne vreeze , nr fchoon zy ten zelfden tyd hunne zonden belyden , en HtoirisT. wel voomamelyk wanneer zy oud worden , en op den IH. oever der dood zyn. Afd Zy gelooven ook, dat 'er een kwaade geest is, waarvoor zy zeer bevreesd zyn, en dien zy laivadei noemen. Zy ftellen, dat God de oorzaak is van al het g--»ed , en nimmer van eenig kwaad ; dat hy het leven en beftaan aeeft aan alie fchepfelen , en dat hy hen die ook wederom ontneemt, wanneer-het hem behaagt; en dat de duivel oorzaak is van alle kwaad , en tegenfpoeden , om deeze rede zoeken zy hem te paaijen mat offerhandeni , en noemen hem in hunne aanroepingen zelfs voor God. Ook aanbidden zy eene derde Oppermagt, welke zy Dian Manang, of God der tykdommen noemen; en waarvoor zy het goud erkennen ; wanneer zy goud zien , of zelf bezitten, dan ligten zy het op boven hunne hoofden , en kusfen het vervolgens met grooten eerbied. Enigen van hen gelooven, dat zy vergeeving van zonden kunnen verkrygen, wanneer zy water drinken, waarin gouden oor- of armringen gedompeld zyn Zy gelooven , dat de engelen , of dienaars van God eene ontelbaare " menigte uitmaaken ; dat deezen de hemelen en hemellichten bcweegen , en dat zy de befchikkers zyn over regen, lucht, wind, water , en aarde, en dat zy de be■fcherrogeesten zyn van de menfehen, en derzelver woo. pingen, die zy behoeden voor alle onaangenaame toevallen by hunne ondernemingen. Zy gelooven, dat 'er zevenderlei goede en kwaade geesten zyn. Zy zeggen, dat God , nadat ny den hemel, de aarde, en allen de fchepfelen gefchapen had , Attent, dien hy uit aarde gemaakt had , in het Paradys plaatfte, hetwelk zy onderftellen in de zon of maan te zyn ge-' weest; dat deeze, als niets behoevende , van God bevel had  AFRIKAANSCHE EILANDEN. n5 had gekregen van zich te onthouden van eeten en drin- XVIII. ken ; zy voegen hierby, dat dit Paradys doorlheden was Boek.* met vier rivieren , eene van melk, eene van wyn , eene III. van honig , en eene van olie , en overvloeide in vruch- Hoofdst. ten van allerhande foort. De duivel, door zyne list A- HL dam in het Paradys gevonden hebbende, vroeg hem , Afd, waarem hy niet at van die keurlyke vruchten, honig, en olie, en waarom hy niet dronk van dien fmaakelyken wyn en melk ? Waarop Adam antwoordde, dat hem zulks van God verboden was, en dat hy ook geen voedfel noo» dig had. De duivel vertrok op dit antwoord, doch kwam na verloop van twee uuren terug, en ze'de tegen Adam, dat hy van God kwam, en dat die hem verlof gaf om alles te eeten, dat hy wilde; Adam , hierdoor misleid, at, en maakte zich na de fpysverteering fchuldig aan eene . onreinheid in het Paradys ; dat c:e duivel daarop by God ging klaagen over Adan.s vermetelheid , en onreinheid , die hem terftond uit het Paradys verjoeg, en hem in een woest land zond , daar hy een gezwel kreeg aan de kuit van zyn een been, dat na verloop van zes maanden doorbi ak , en een meisje te voorfcbyn bragt ; dat Adam , hierdoor verlegen geworden , den engel Gabri'êl aan God zond om te vi aagen, wat hy doen moest ? dat God hem door denzelfden engel deed antwoorden , dat;hy haar moest opvoeden , en haar naderhand tot zyne vrouw neemen ; hetwelk hy deed , haar noemende Rouhoma , of Eva , die naderhand twee zoonen baarde, Caïn en Aoel, die groot geworden zynde, door list van den duivel, twist kreegen , waarop de een den anderen vermoordde- Zy voegen hier nog by, dat Adam naderhand nog veele kinderen teelde, die grootlyks in menigte toenamen, ondeugend wierden , en weigerden God te erkennen; dat God daarop een' zondvloed op de aarde zond , nadat hy aan Noacb bevolen had een fchip te bouwen, en daarin te gaan met zyne vrouw en kinderen, bloedverwanten , en  120 HISTORIE van de XVIII, en huisgenooten , met een mannetje en wyfje van alle Boek. foorten van dieren ; dat zy niet zohaast daarin gegaan III. waren, of de aarde wierd met alle haare overige fchepHoofdst. felen bedolven onder de wateren van den zondvloed , de 111. vier volgende bergen alleen uitgezonderd , te weeten: Afd. Zabalicaf in het Noorden, Zabalicatoure in het Zuiden , Zabaliraf in het Westen, en Zabalibazani in het Oosten , doch dat niet één mensch het leven, heeft kunnen behouden ; dat, na den zondvloed , Nuacb zich uit zyn fchip begaf om te Jerufalem te gaan woonen, en van daar naar Mekka; dat hy van God vier gefehriften cntfing , waarin zyne wet vervat was; het eerste Alifurcan , of Al Koran, was voor Noacb ; het tweede Soratfi was voor Mo/es ; het derde Zonboura voor David; en het vierde Alindzi voor Jejus Christus, dien zy Rahisfa noemen. Ook zeggen zy, dat Jefus Christus in de waereld gekomen , en. van God gezonden geweest is; dat hy door geen' man geteeld is geweest , en dat hy geboren is uit de Maagd Maria ; dat deeze zonder eenige fmarten van hem verlost Is , en zedert altoos maagd is gebleven ; dat Christus God en mensch te gelyk geweest is, en dat hy een groot Propheet was; dat de Jooden hem gekruist hebben , maar, dat God, niet willende , dat hy zou fterven , hem weggenomen , en het lichaam van een' kwaaddoender in de plaats gefield heeft. Zy vieren den faturdag als de Jooden , en niet den vrydag gelyk de Mohammedaanen, en houden fommige vastendagen met groote plegtigheid , fchoon niet op zekere vastbepaalde dagen , maar volgens de fchikking en hoedanigheid van het jaar. Befnydenis. De valafcita ,• of befnydenis, word by hen met groote plegtigheid gevierd , en gewoonlyk in de Maand Mey; de ouders en vrienden komen byëen in het vlek, daar de plegtigheid ftaat te gefchieden, en offeren een' os of ftier voor ieder kind ; doch van de armen word zoveel niet gevorderd; de mannen oefenen zich in het fpeelen met hun.  AFRIKAANSCHE EILANDEN. . I2I hunnewerppylen , en de vrouwen maaken ringen, en yvitt danfen rondom de befnyders. Wanneer deeze oefenin- p * gen gedaan zyn , recht de Opperfte van het vlek , die m5' de befnydenis verricht , een' maaltyd aan , en de gee-wn nen, die meest gedronken hebben, worden gerekendhet ?{f"' feest de grootfte eer te hebben aangedaan; by deeze ge- aFn Jegenheid worden 'er veeltyds tweehonderd beesten geilacht, en met de huiden opgegeten. Den volgenden morgen, zynde de dag van het feest, zyn zy allen ftiizwygende , en een iader neemt zyn byzonderen post waar,- de ouders houden zich bezig met de kinderen tot de operatie te bereiden; de moeders flaapen den nacht te vooren met dezelven in de lapa, of de kerk, die eene maand te vooren gebouwd is door de vaders en oomen der kinderen, de befneden zullen worden ; en in dien nacht naderen de mannen nimmer tot hunne, of tot eenige andere vrouwen , dewyl het aan niemand van beide fexen geoorloofd is by de plegtigheid tegenwoordig te zyn, na eene vleeschlyke gemeenfchap den nacht te vooren gehad te hebben , als vastftellende, volgens een bygeloovig vooroordeel, dat in zodanig een geval het bloeden niet zou Kunnen gefluit worden, na het affnyden der voorhuid en dat dus het kind onvermydelyk zou moeten fterven! De belnyder fpreekt vervolgens de volgende woorden overluid : Salama , zabanbare , zahomisfabots , anauhanau, nambwatjt tango, amini tombmc , zabomitoulou bouzanbaminau &c. dat is : „ Ik eer u, o myn God, ik vereenig my „ met u door het gebed; ik fmeek u om vergiffenis voor „ myne zonden ; gy hebt myne handen en voeten , en „ allen myne leden gefchapen ; ik werp my voor u ne. „ der; ik heb voorgenomen om op deezen dag dit kind „ te belnyden, 'enz. Zy gaan vervolgens naar de lapa , ot, daar ae kinderen gebragt worden opgefchikt door de moeders met de verfierfelen van koraal, edelgefreente , en andere fraaijigheden, om den hals; en tegen tien uuren Wiïdend. Hist. XIV. D. I. Sr. jD  122 HISTORIE van ds XVIII 'n den voormiddag is alles in gereedheid gebragt. De Boek ' P»egtigheid word nuchteren ten uitvoer gebragt, en zy jij ' worden daarin beftuurd door de fcbaduw van een' man, Hoofdst.d:e recht overeind ftaat tegenover de zon om het beflisIII. fend tydftip ter volvoering van deeze plegtigheid waar te Afd. neemen, By deeze gelegenheid mecten zy by zekere voetmaat, liha of voetfpoor genoemd; 'en de juiste tyd om de befnydenis te beginnen is , wanneer de fchaduw negen voeten lang is ; dan beginnen de trommels te flaan ; en de befnyder trekt zyne kostbaarfte kleederen aan, en hangt een' breede fluijer van wit katoen over zyn' arm, om het mes, dat hy in zyne hand heeft , af te veegen. De vaders gaan in optogt dwars door de lapa, met hunne kinderen op hunne armen leggen Je, daarin komende aan den westkant , en in het oosten weder daaruit gaande ; vervolgens gaan zy tweemaal rondom de beesten, die geofferd ftaan te worden , doen de kinderen een weinig op de ruggen leggen, en raaken met de linkerhand den rechter hoorn aan van de beesten, die gebonden leggen om geflacht te worden. Daarna Rrygt het volk bevel om terug te treeden en plaats te maa« ken, waarop dan de befnyder verfcbynt met het mes in de hand om de voorhuid af te fnydèn van elk kmd, dat hem aangeboden word Deeze geeft hy dan aan den oom van het kind , die dezelve indoopt in het wit en den dooir van een ei , dat hy ten dien einde in zyne hand houd ; ten zelfden tyd dood de Rohandriaanfche of A-nacandriaanjche offeraar een' haan voor ieder kind, en laat een weinig bloed op de wond druipen ; terwyl een ander daarop het fap van de plant bota, eene foort van klaver, uitdrukt. Indien het kind een flaaf is , en geen' oom heeft, dan word de voorhuid weggeworpen. Men hoort geen gerucht; en op deezen dag, dis door een' iegelyk voor plegtjg en heilig gehouden word, onthouden zy zich allen van drinken. De Rohandriaanen onderhouden  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 123 den dezelfde plegtigheden , doch met grooter toebereidfe- wttt Jen, onkosten, ftaatfieen pracht. p De. priesters, of ombiasfes, zyn van twee ordens ; de ttT' mbiasjes-ompanoms, en de ombiasfts-omptiftquili; de empa-Hoofdst' ncrats zyn fchryvers, en gewoonlyk meesters en onder- III. wyzers in de Arabifche taal, zy oefenen de geneeskunde, Afd. en zyn de opftellers van de ziridfi, of masfasjerrabes, of kleine briefjes, gefchreven met Arabifche letters, die betrekking hebben tot de geenen. die in de openbaare fchoolen van Matatane worden opgevoed. Deeze doortrapte bedriegers deen zich groot voordeel, en leeven op hun gemak ; doordien het volk hen voor toveraars en bezweerders houd, en in de grootfte vrees leeven voor derzelver bezweeringen. De omptifiquiili zyn meestal zwarten •van her Anacandriaanfche geflacht , die de geömantie, of waarzeggery beoefenen ; en fchoon zy zeiden , en zelfs dan nog by geval, gelukkig zyn in hun waarzeggen, worden zy echter door de Eilanders daarvoor gehouden , en leeven in groote achting onder hen. Onder de zwarte is nrg eene andere foort van ombiasfes, die insgelyks de zieken gaan bezoeken , doch deezen kunnen niet leezen of fchryven , en maaken alleen toverfiguuren met kristal, topaas, arendfteenen, en amethyften; en nog anderen, die het volk wysmaaken, dat God hen in den donder op aarde zend. filKCENTlUS ALBUS en Gaspar di San Bernardino zeggen, dat dit Eiland verdeeld was in zes Koningryken weiker Koningen geduurig met eikanderen in oorlog waren-; en Marco Paolo, een Venetiaan verhaalt , dat het, ten zynen tyde door vier Opperhoofden geregeerd wierd: doch uit laater vernaaien blykt het, dat elke Provincie zyn Opperhoofd heeft, Dian genoemd , die een' fiioubei, of ftedehouder aanfteït over elke landftreek van zyne heerfchappy; en dat de verbeelding, als of liet aan een' ieder vryftcnd, voor zichzelven en voor zyne nabeftaanq. * den  124 HISTORIE VAN DE Y\mT den aile landen te benaderen, die hem maar aanftonden, R een vefkeer^ en ongegrond ^denkbeeld is } naardien 'er ?uK' Seen voet Erond op het Eiland gevonden word , die niet Hoofdst aan benoort' en bebouwd word door zyne eigen bezit* III. 'ters' j^YD. ^E onderdaanen worden niet geregeerd volgens wetten of inftellingen , ook vind men op het gantlche Eiland • tingfom. n'et eene gefchrevene wet; de wet der natuur is het eenig richtlhoer van hunne daaden. MasfindiH, of wet van den Vorst, is de eene; mcsfinpoh, of wet van byzondere lieden, is de tweede; en masfintane, de wet of gewoonte van het land , is de derde. MaJJindili , of wet van den Vorst, is een woord , dat zaamengefteld word van majfin, wet of gewoonte, en hadüi, gezag; deeze is de wil van den Vorst op rede gegrond, "en beftaat in aan alle perfoonen , zonder uitzondering , recht te laaten wedervaaren , vei fchillen te bevredigen , en misdaadigen te ftraffen in hunne perfoonen of goederen. Dus moet, volgens deeze wet, een dief het geftolene viervoudig wedergeeven , indien hy daartoe in ftaat is, of een' vriend heeft, die voor hem wil betaalen; doch dit zo niet zynde is zyn leven verbeurd , voornaamlyk, indien het eene zaak van belang is, of hy moet zich als flaaf overgeeven aan den geenen, dien hy beftoolen heeft. Masfinhop betreft het gedrag van byzondere lieden , in hun beroep , koop. handel, omgang, onderhouding van hunne huisgezinnen, levenswyze , en onderneemingen. MaJJintane is de algemeene en byzondere gewoonten van elke landftreek, de bepaalde grondflag van .hunne handelwyze in al e dingen, en by alle gelegenheden , zoals by het zaaijen en planten, by het bouwen van vlekken, by het voeren van oorlog , by openbaare vreugdebedryven , danfen, en wapenoefeningen. Op deeze oude gewoonte, die niet mag veranderd worden is de wet van den Vorst gegrond. Zo een Vorst ooit eenig ding beval, dat ftrydig was tegen de  AFRIKAANSCHE EILANDEN, 125 de van ouds aangenomene gewoonte, dan zouden de on. XVIIF oerdaanen zich aanftonds beroepen op de gewoonten van Boek hunne voorvaderen, welke de Vorsten niet moogen af" H[ fchaffen en weigeren hem te gehoorzaamen. Zy zynHoorik zo verkleefd aan alles, dat van hunne voorouders af- III. Jtotnltig js , dat mets in de waereld daarin eenige ver- Afd. andermg zou kunnen maaken, en dit is rede, waarom de aheroudfte werktuigen, en manier van landbouw zo zeer by hen in achting is. Een beledigd perfoon , die veel heeft moeten lyden, mag zichzelven recht verfchaffen, zonder dat hy den beleediger aan den Vorst behoeft te zenden , of deszelfs vonnis af te wachten; en een dief, die op de daad betraptword, brengen zy omhals, even gelyk zy eene Aan? of ander fchadelyk dier dooden. Overfpel vJord zeer gS flrenglyk geftraft,en veele mannen brengen hunne vrouwen om het leven over deeze misdaad. Wanneer eene getrouwde vrouw, die van haar' man gefcheiden is, kinderen krygt by een' anderen man, dan zyn die kinderen het eigendom van den echten man , tot zolang, dat deeze vrouw weder wettiglyk getrouwd is met een' ai> deren man ; doen dit gefchied nimmer, of de tacq, of het gefchenk , dat volgens de gewoonte van het land , aan den vader Van de vrouw by het hüwelyk gegeven word, moet eerst terug worden gegeven (n). «oukt, L. 4. PuRC iAS, lom. 5. Libr. 7. Mawei, flist. Jjbr. 3. Q. 3 VIERï  i2<5 historie VAN de xviii. —s i ..,^u~»-~™-- Boek. ui. VIERDE AFDEELING. 30OFDST. iv. Afd. De Comorre- Eilanden. De Ascenfion - Eilanden. De Eilanden San-Mattheo en Anno-bon, Ilha del Cabres, San Thomas, en Caracombo, Prinfen-Eiland , en de Eilanden-van Fernando Po. D«Comor-r pusscHEN den noorderhoek van Madagascar en de ro-Eilan." Kust van Zangucbar leggen de Eilanden van Gormo- *en' ra, Comorro, of Comaro, van 10 tot 15 Gr. Z. Br. De Schryvers verfchillen meest allen nopens derzelver getal. Linfcboten fpreekt enkel van één , Pyrerd en Vincent de Vit maaken gewag van vyf, Sanutus van drie , en de Ridder Thomas Roe noemt 'er niet minder dan agt, fchoon hy flechts van vier de naamen opgeeft, te weeten, Malalia, Angazya, Joanna of Ajuan, cn Mayoke of Mayotte, de drie laatften leggen orsder dezelfde parallel , en genoegzaam in eene rechte lyn van het oosten naar het westen, behalven alleen, dat Jngazya een weinig noordlyker legt dan de anderen. Malalia. MALALIA legt op 11 Gr. 20 Min.Z Br. van waar het laatstgemeld Eiland omtrent vyf mylen noordwestelyk af. gelegen is, op 11 Gr. 5 Min. Joanna is het oostelykst eiland, het heeft verfcheidene goede reeën voor fchepen, doch niet eene haven Allen deeze l Eilanden , en wel voornaamlyk Malalia, hebben overvloed van rundvee, fchaapen, varkens , en vogels van veelerhande foorten , alsmede van Oranje en China's-appelen, Citroenen , en Limmetjes, Cocosnooten, Bananas , Honig , Betel, Suikerriet , Ryst, welke gekookt zynde eene paarsachtige kleur  AFRIKA ANSCHE EILANDEN. 127 kleur aanneemt, en ook vin gember, indien wy Sanutus yvtït gelooven mogen (a). ^ m* yJNGAZTA word bewoond door zwarten, die met ver- ufK' fcheiden gewesten van het vast land handel dryven, enHoo oW tevens met die van de oostlyker eilanden in vee , vruch- IV ' ten, en andere voortbrengfelen van hun land , dezelve Afd. yerwisfelende voor katoenen lywaaten tot hun eigen ge- AnM-„ bruik. Het brood, dat in deeze eilanden meest gebruiklyk 7 is , word gemaakt van de pit der kokosnoot, die gekookt of geroost word, en vervolgens met honig överfpreid hunne drank is palmwyn, of een^ foort van fap, dat zy trekken uit het fuikerriet, en laaten uitgisten, en de melk uit de kokosnooten. Zy laaten nimmer hunne vrouwen zien aan vreemdelingen , zonder vergunning van hunnen bultan , of een' orderbrief, die de vreemdeling medebrengt om haar te moeten zien. Veelen onder hen leezen en fchryven het Arabisch met groote vaardigheid , en fommigen vind men ook, die Portugeesch verftaan , dat zy leeren door hunnen handel op de kust vart Mozambique, op welke zy vaaren met fchepen van veertig tonnen last. De huizen zyn gebouwd van fteen en kalk, die gemaakt word van uitgebrande oesterfchelpen, en waarmede zy de muuren en daken zeer net weeten te bepleisteren , de venfters worden van boven gedekt meteen afdak van palmbladeren , hetwelk tevens dient tot eene beicherming tegen den regen, en tegen de ftraalen van de zon. . Het Eiland Jngazya ftaat onder de beerfchappy van tien Opperhoofden, waardoor deszelfs regeering vclftrekt Anftocratisch is; tèrwyj de Eilanden Joanna, en Maffia ieder maar een Opperhoofd erkennen. Alleen hebben de kmder'eri van den Sultan van Malalia , van beide de leien, deel aan de regeering, en bekleeden des vaders plaats (a) Zie Sasut, by Purchas, Tom. 5.  128 HISTORIE van de XVIII. plaats in de verfchillende gewesten van dat Eiland; zy Boek. voeren allen den titel van Sultan en Sultana, fchoon zy, III. in fommige opzichten onderworpen zyn aan het gezag Hoofdst. van hunnen vader, leder van hen heeft zyne lyfwach- IV. ten, kroon, fcepter, en andere fieraadeti en eeretekenen Afd. van opperheerfchappy, benevens een luisterryk hofgezin en talryk gevolg De Sultan gaat nimmer uit, zonder een gevolg van twintig der voornaamfte lieden van zyn ryk, behalven de hofftoet; en alsdan is hy gekleed in een' langerl tabbaard van geftreept katoen , die hem tot op de hielen nederhangt , met een' tulband op het hoofd. Het volk draagt gewoonlyk enge kleederen van Bengaalfche bast, en kaauwt gefladig ar eek , of betel, naar de wyze der Oost-Indiaanen , met welken zy ook . in hunne zeden en gewoonten groote overeenkomst hebben (b). Het Eiland y a n allen de Comorro-Éilanden is het Eiland Joanna joanna. meest bekenci Dy de Europeaanen , en word ook meest door hen bezocht ; dewyl zy hetzelve gewoonlyk aandoen om ververfching op hunnen togt naar Bombay , en de Kust 'van Malabar. Dit Eiland legt, volgens fommige fchryvers , op n Gr. 50 Min. doch word in de nieuwfte kaarten geplaatst op 12 Gr. 20 Min. Z. Br. Het is dertig mylen lang , en vyftien mylen breed. De inboorlingen zyn zwart, doen belydenis van den Mohammedaanfchen godsdienst, zyn zeer herbergzaam , en draagen byzonderlyk genegenheid voor de Engeljcben. Hunne regeering is eene volftrekte eenhoofdige heerfchappy, e*n zelfs is de vrouwelyke fexe niet van den throon uitgefloten. Het Eiland is vruchtbaar in ryst, aardappelen , wortelen , bananas , tamarinden , oranjeappelen , chinasappelen , citroenen , pynappelen , cocosnooten, ho- (b) La Croix, T. 4. p. 580. Zie ook de andere boven aangahaalde Schryvers.  AFRIKAANSCHE EILANDEN. i2p honig en wasch , en tevens in rundvee en fchaapen en XVIII. geiten. De vrouwen houden zich bezig met de huisly- Boek.' ke zaaken , en andere moeijelyke bezigheden , terwyl de m.' mannen zich overgeeven aan ledigheid , vadfigheid, en Hoofdst. overdaa'd, niets anders doende dan tabak rooken en be- IV. tel of areek kaauwen. Zy zyn over het algemeen open- Afü. hartige, eenvoudige, welmeenende, en vreeazaame menfehen , gastvry tot zelfs boven hun vermoogen , zonder de nïinfle heerschzucht, en geheel onkundig in den oorlog, zelfs in zo verre, dat zy niet eens wapenen, die werktuigen der heerschzucht en woede , onder zich hebben. Hunne Koningen , fchoon de bronnen der gerechtigheid , maatigen zich geene pracht of grootheid aan , maar verkeeren gemeenzaamlyk met hen en met de vreemdelingen , waardoor zy ,de genegenheid van beiden winnen , zonder hun eigen ontzag te benadeelen , of de onderdaanen den verfchuldigden eerbied te doen verliezen- Op dit Eiland zyn maar twee Steden , aan de eene van well e de Reizigers den naam van Kuningsjïad gegeven hebben , omdat de Vorflen daar hun verblyf houden. De andere hebben zyde Konivginnefiad genoemd, om dat eenige Prinfesfen van dat land verkozen hebben daar haar verblyf te houden en haare regeering te vestigen De huizen van deeze Steden zyn gebouwd van hout en ileen; doch de huizen der bewooners van het platte lard zyn flechts geringe hutten , die hierendaar over her peheel Eiland vei fpreid leggen. Het gewoon voedfel van aeeze menfehen is gekookte ryst, wortelen, vleesch, melk , en vruchten , waaronder wel byzonderlyk de co. cosnoot, wier melk een gewoone drank onder hen is, terwyl zy de doppen voor drinkfchaalen gebruiken. Zy hebben zulk een' haat en vrees voor den duivel, dat zy dien menigmaal in beeldtenis verbranden , om daardoor te kennen te geeven hoezeer zy dien vyand van het menschdem haaten en verfoeijen. Ook hebben zy een* Hedend. Rist. XIV. D. I. St. R groo-  I3o HISTORIE tan dï XVIII grooten affchrik van de plaats , daar iemand gekorven Boek. is het zy dan, dat zy dien grond voor ongelukkig hou111 den, of dat zy bevreesd zyn voor het waaren der geesHoofdst. ten , het algemeen zwak van eenvoudige menfehen ; anIV. deren zeggen , dat de rede daarvan is , dat zy fa plaats Afd. voor ontreinigd houden door het dood rif ; welke ontreiniging door den tyd verdwynt , wanneer zy dan ooK wede keeren naar het hu.s , en zelfs de vertrekken bewoonen, daar hunne vrienden den geest geeven hebrX zonder daarin eenige zwaarigheid te maaken. Over het algemeen hebben dl godsdienst en gewoontenjan allen de bewooners der Comorro Eilanden( zeer veel overeenkomst onder eikanderen ; . zy verfchillen enkel in SKz^derheden, doch de grondftellingen zyn op allen de Eilanden genoegzaam eveneens. Onlewm- Ten oosten van Madagascar vinden wy van 5 tot 40 deEüan- Gr z Br. een groot getal Eilanden, die m de nieuwfte *«• kaarten aangetekend zyn, doch die men nergens befchrevervind. ^Deeze Eilanden zyn; vooreerst de Sems Hermanos, of de zeven Gebroeders , ook wel genoemd de Tres Hermanos , of drie Gebroeders , deezen leggen d.gt hv de Linie. Het Eiland van Diëgo Garcia legt op 8 Cr Er n qo Gr. O. L. Omtrent twee graaden zuidwaarts'van dit Eiland af leggen drie kleine Eilanden, die de Sten van de Visie de Brandons genoemd worden; en recht ten zuiden van deezen omtrent 3 Gr. verder legt het Eiland Rodriguez , dat op fommige kaarten verkeerdelyk tusfehen Madagascar en het yast land geplaatst word , niet verre van de ComorroMandm Op Se Gr. Z Br. legt het Eiland Romareiros, omtrent 9 Gr. ten Oost-Zuid Oosten van het Eiland Mauritius Vervolgens doet zich op het Eiland van Jmn van Lisfabon, dat op denzelfden graad van lengt* legt als het Eiland Bourbon , en op 16 Gr. Z. Br. Op de breedte van e. en. de lengte van 76 Gr. legt een Eiland, dat doorje  AFR1KAANSCHE EILANDEN. i3l Hollanders ontdekt is, doch waaraan zy geen' naam ge* XVIII geven hebben , en ten zuiden van dit op de breedte Boek.' van 37, a 38 Gr. leggen de Eilanden Amfterdam en St. jjj Raulus ; doch van niet een van beiden kunnen wy eeni« HooFrsx* ge draaglyke befchryving vinden , of iets , dat eenige IV. opmerking verdient. Ten noorden van de Kaap de Goe- Afd. de Hoop leggen nog drie kleine onbewoonde Eilanden , die door de Hollanders , Robben-Eiland, DasJen-Eiland, en Eransch-EUand genoemd worden. Het eerste word dus genoemd uit *hoofde der groote menigte van deeze dieren , welke zich aan het ftrand aldaar ophouden ; en het tweede heeft zyn' naam naar de dasfen , of damherten , v. eiken o;; dat Eiland gevonden worden , en , naar het algemeenst gevoelen , derwaarts zyn overgevoerd door Spitsbergen, in het jaar iéoi. Het is byna onbegryplyk , dat deeze dieren zedert dien tyd daar zo fterk hebben voortgeteeld, en hoe zy daar genoegzaam voedfel kunnen krygen doordien het geheel Eiland met dezelven als bezaaid is. De Hollanders hebben daar ook eenige fchaapen gebragt, die tot eene ve-rbaazende zwaarte zyn gegroeid , doch. niet zo zeer vermenigvuldigd zyn als de herten; men heeft, onder deezen, fchaapen gevonden met ftaarten van negen en twintig duimen midde'lyn; en vier.en dertig ponden zwaarte , terwyl het; niervet omtrent hetzelfde gewigt houden kon. Wat Spitsbergen mag bewogen hebben om herten en fchaapen op dit Eiland te laaten kunnen wy niet gisfen , te meer, naardien dit Eiland bar en zandig is , en niets oplevert dan eenige bloemen en hop, en dus weinig gefchikt fcheen ter voeding en voortteeling van vee ; doch het blykt, dat de uitkomst aan zyne verwachting voldaan heeft. Het geen deezen uitflag nog zeldzaamer maakt, is , dat 'er op dit Eiland geen versch water gevonden word , eene omftandigheid , welke alleen genomen zou fchynen genoegzaam te zyn om zyn ontwtrp te doen mislukR 2 ken.  13e HISTORIE VAM DB XVIII ken. Het Robben-Eiland heeft maar twee mylen in zyn* Boek. omtrek, en het Dasfen-Eiland nog minder. Het Fran~ III. fchen. Eiland legt ten noorden van de twee bovengeHoofdst. melden , en • evenaart dezelven genoegzaam in uitge- IV. ftrektheid, aart van grond , en luchtsgefteldheid; zo het Afd. al iets oplevert , dan is het ons onbekend wat het zy. Eiland St. Wanneer men de Kaap de Goede Hoop omzeilt, en Heiena. noord noordwestwaarts aanhoud komt men aan het Ei. land St. Heiena, dat op 16 Gr. Z. Br. legt ; doch dit zullen wy hier voorbygaan , naardien wy hetzelve reeds befchreven hebben onder de bezittingen van de Engelfche Oostindifche Maatfchappy. Eiland Naast daaraan volgt het Eiland Ascenjion , dus ge» AscenCon.noemd door de Portugeezen omdat zy -het juist op Hemelvaartsdag ontdekten. Dit Eiland legt op 8 Gr. Z. Br. een weinig meer dan tweehonderd mylen benoorden St. Heiena , doch noch zy , noch eenige andere Euro. peefche natie heeft het der moeite waerdig geacht daar eene volkplanting te vestigen. Ovington zegt , dat de Portugeefche Admiraal Tristan da Cunba allereerst daar aanlandde by zyne terugtogt uit Oostindiè'n in het jaar 1508. Het heeft omtrent agt mylen in den omtrek , waarvan een gedeelte hoog en bergachtig is, doch over het algemeen is de grond daar droog en vruchtbaar, en levert geen drop water , of geen blad groente op voor de afgematte zeelieden , om hen , die door de walglykfte van alle ziekten , het zeelchurft naamlyk, byna verrotten, eenige verkwikking of kracht te geeven. La Croix zegt, dat de grond daar zandig , droog , en onvruchtbaar is, en door de hitte der zon van boven cot a«ch verbrand; doch anderen zyn van gevoelen , dat hier eertyds een brandende berg is geweest, die thans uitgebrand is. Ovh.gton zegt echter, dat de grond op eenige plaatfón bebouwbaar is , en dat dit Eiland voornaam-f lyk van groot nut is voor de terug komende fchepen , uit  AFRIKAAN5CHE EILANDEN. 133/ uit hoofde van deszelfs uitmuntende have» , en de me- XVIII. cigte van waterge o^-'te, visichen, en tortelduiven, die Boek. daar gevonden worden , benevens eenige geiten , welker III. vleesch het fchaapen vleesch in aangenaamheid en mals- Hoofdst. heid overtreft. Men vind daar in de kloof van eene IV. rots een hol, dat de zeelieden het posthuis noemen , Afd. daar de fchepen brieven laaten voor eikanderen, in wel* verzegelde fiesien; deezen worden door den eerstkomenden geopend, die weder nadere tydingen daarvoor in de plaats legt (O* N Het Eiland St. Mattheo heeft zyn' naam gekregen van EilantSt. de Portugeczen , die hetzelve op den feestdag van dien Mattheo. Heilig eerst ontdekt hebben. Volgens La Croix legt dat Eiland op 1 Gr. 50 Min. Z, Br. omtrent honderd mylen ten noordoosten van Ascer.fion- Eiland. Hetzelve heeft omtrent agt mylen in den omtrek, en is onbewoond; doch word fraai doorwaterd van een' ftroom van helder versch water,. uit welken nog verfcheiden kleiner beekjes voortvloeijen ; het is echter waarfchynlyk , dat het eenmaal bebouwd is geweest , naardien de Portugeezen het een' tydiang in bezit gehouden hebben (d), N u zullen wy overgaan tot de Eilanden , die nader E;ia ^ aan het vast land gelegen zyn, te weeten langs de kus Anno"!»», ten van Loangn,, Mojamba, en het Koningryk Benin. Het eerste , dat wy daar ontmoeten is het Eiland Anno ■ bon , of goed jaar , welken naam het ontfangen heeft van desze fs eerste ontdekkers de Portugeezen , die daar op Nieuw j arsdag aanlandden Anno-bon legt ten oosten van St. Mattk 0 op 2 Gr. Z. Br. of, volgens La Croix , op 1 Gr. 20 Min. en op 5 Gr. 10 Min. O. L. van London ' gerekend, vyf-en twintig mylen ten zuiden van St. lbo. rnas, (c Sanut. L 7. Linscf» Cap. 95. Purchas, T. S« L. 7» C, is. La k(iix, p. '89. \a, Saü.üt. L 7. La Croix , T *. p. 588. R 3  I34 H I S T O R(I E van ds XVIII mas , en vyf-en-veer tig mylen van Kaap Laves Gonzaïva. nOEK ' Het is, vorens de opgaaf van Pyrard , omtrent vyf of UI ? zes mylen in den omtrek groot, óach-Baudrand bepaalt Hoofdst. dien op tien mylen. Op dit Eiland zyn twee zeer hooIV. ge bergen , welker toppan de ove'rdry vende wolken ge- Afd. duurig 'fluiten , en dSardööi veelvuldige ftortregens veroorzaaken. Anm-bon heeft veele vruchtbaare valeijen , die een' overvloed opleveren van ryst, gierst, aardappelen , wortelen , bananas , pynappelen , oranjeappelen , chinasappelen, citroenen, limmetjes , vygen , tamarinden , en andere aangenaame vruchten. Ook v.nd men hier eene groote menigte van rundvee, fclnapen, geiten, varkens, hoenders , en duiven, en overvloed van allerhande visfchen; doch de eenige koopwaar, die het voortbrengt , is katoen , dat zo goed geacht word als het Oostïndisch katoen, zo flechts de hoeveelheid daarvan de hoedanigheid eenigzins kon evenaar en. D e Beftuurder van dit Eiland is een Portugees , die eenige Europeaanfche bedienden rondom zich heeft; allen de overigen zyn inboorlingen , die hem eene onbepaalde onderwerping betoonen , en tot bygeloovigheid toe aan het Roomsch geloofd verkleefd zyn. Aan den zuidoosthoek van dit Eiland zyn twee klippen , waarvan de eene gelyk is met de oppervlakte van de zee , doch de andere is hooger , en breeder ; beide zyn zy des nachts gevaarlyk voor de zeelieden. Deeze klippen huisvesten eene verbaazrode menigte van vogelen , die zo mak zyn , dat de zeelieden die met de hand voeren en vangen kunnen. Tusfehen dezelve is de doortogt zo. zuiver en diep, dat de grootfte fchepen daar door kunnen komen zonder eenig gevaar. Aan denzelfden kant van het Eiland is eene zeer bekwaame waterplaats aan den voet van een beekje, dat van het gebergte nedervloeit in een dal van oranje- en citroenboomen, diè eene aangenaame en verkwikkende fchaduw geeven; doch de ree  AFRIKAANSCHE EILANDEN. ,35 ree aan de noordwestzyde is moeijelyk en gevaarlyk , XVTTT ichoon die veel gebruikt word door de fchepen, die niet Bn-V van voorneemen zyn de vaste kust aan te doen. Het m is op beide deeze plaatfen zeer moeijelyk genoeg water Hoofdst. m te neemen, eensdeels uit hoofde van de fterke bran- IV ding der zee , en anderdeels, uit hoofde van eene ftee- Afo. nen verfchanCng , die de zwarten daar opgeworpen hebben , en vanwaar zy alle vreemdelingen ontrusten , die eene landing trachten te doen. De bes'e ree yoor groote fchepen Is aan de nbordoostzyde , daar zy kunnen ankeren op zeven, tien, dertien, en zestien vademen, m een' zeer goeden zandgrond , digt onder den wal, asn de overzyde van het vlek , daar de zwarten hunne verfchaiifmg hebben. De luchtsgefteldheid is hier zeer gezond , en he- weder helder en bedaard voor het grootst gedeeld van het .jaar; Het Eiland word doorfneden door veele aar.eenaame beekjes en bronnen , die echter by elke nieuwe en volle maan , en by hooge wafergetyden eene forrt van brakachtigheid aanneemen, bergeen èen bewys fchynt te zyn tegen het hedendaagsch flelfel, dat naamlyk , alle bronnen en fonteinen haaren oorfprong uit de zee hebben. , en door de doorzuiging van den grond zoet worden. De oevers van deeze beekjes zyn beplant met palmbootnen , waaruit de inwoonders door infnyding hunnen wyn trekken , en wortelen, en onder anderen eene zwartachtige noot, die eene afgangverwekkende krachtheeft In het jaar iêcj vond de HoJlandfche Admiraal Mal telief op Anno-hon tweehonderd zwarten, en twee Portugeezen , die meest al'en in ftaat waren om de wapens te .voeren„ dezelven handig wisten te gebruiken, en in de krygstucht vry. wel geoefend waren. La Croix zegt, dat 'er eene Stad recht tegenover de ree gelegen is, die meer dan honderd huizen bevat, en met een' wal omringd is. De meeste huizen zyn van rottingriet ge- vloch*  2S6 HISTORIE VAN DE YVTTT ' vloeken Men vind op het gantsch Eiland niet één pü S vïfteen, en flechts twee van hout, welken aan ILI deiV^.'toebehooren. De inwoonders zyn ato HoorL. zeer eenvoudig gekleed; de vrouwen gaan blootshoofds» ■IV. fn het opperïyf insgelyks bloot, terwyl zy hel: onder Afd. u f bedekken met eene foort van > onderrok of breed voorfchoot, die tot over de kniën hangt. De mannen d?aag n enkel een' fluijer om den middel, d^ van voo. ren afhangt. De vrouwen draagen haare kinderen op den ru" , en zoogen die over de fchouders. Allen de inwoonders zyn onierworpen aan den Portugeefchen BewThebber , die de voornaamfte perloon op net Eiland U- do-h de zwarten hebben daarenboven hun eigen OpDerhoofd , die aan den eerstgemelden onderworpen is. Al en zvn zy dweepachtige Rooroschgezmden , tot welk nevcelen hen de Portugeezen, het zy dan door dwang, of docr redeneering hebben overgehaald , en even als, ' Se rïeuwbekcerden bygcloovig naar .maate vWi de nieuwP*S hun geloof, en.de onkunde van deszelfs w» _ , ,es "SlS^t nornas , en t,sfchen dit Eiland EBT «5 voorgemelde legt een klein Hl»., te de £ iugeezen LM Kolles, en de Hoilan ders Ml, je..L üani noemen ; en tusfehen dit en St. Thomas egt Ma del Cahes, of Geiten Eiland. Beiden deeze Eilanden zyn berg. achtk, en bezet met wilde citroenaoomen. Geiten. H&raan volgt Si. Thomas, welk Edand de voornaamEiland. fte bezitting der Portugezen op deeze kust is ; het word Eiland St door d'e inboorlingen Poncas genoemd , doch de lortuThomas- geezen hebben het den naam van SL Thomasj gegeven, omdat zy het op den feestdag van den Heilig ontdekt hebben. De Linie loopt dwars over hetzelve heen , en verdeelt de Stad, en zelfs de kerk m Zinder- en Noorderbreedte , tusfehen zes en zeven graaden O. L. van ft) La Crou tom. IV. p. 6. cap.ö. f. %. Rahusio, uM fopt»,  AFRIKAANSCHE EILANDEN. i3? London. Het legt in de Golf van M'.hiopiën, gewoon- XVIII. lyk genoemd de Golf van Benin , cn fomtyds de Golf Boek. van St. Thomas, het heeft eene rondachtige gedaante, lil. en is, naar het zeggen van fommigen , dertien , en van Hóófdst. anderen twintig mylen middellyns groot ; doch , volgens IV. La Croix, zou het niet meer dan twaalf mylen middel- Afd. lyns bevatten. De luchtftreek is heet, vochtig, en zeer ongezond, byzonder voor de Europcaanen, die hier zeer zelden meer dan vyftig jaaren oud worden, fchoon veele inboorlingen dikwyls honderd en meerder jaaren bereiken. Men heeft opgemerkt aan de inboorlingen , dat zy doorgaans van eene magere geftalte zyn , dor, hard, en galschtig van geftel; dat de luchtftreek den wasdom belet; naardien jonge Eunpeaanen , die eene buitengemeene lengte fcheenen te belooven , terftond na hunne komst op St. Thomas in hunnen groei geftuit zyn geworden , en nimmer een haairbreed langer zyn geworden dan zy by hunne aankomst waren ; een verfchynfel, dat niet wel overeen te brengen is met de hitte en de vochtigheid van het luchtgeftel, en dat, zo het doorgaat , voorzeker aan eenige bykomende oorzaak moet toegefchreven worden. De lyken verrotten hier zo fchielyk, dat zy genoodzaakt zyn dezelven te begraven -zohaast het leven daaruit is. In de Stad zelve fchynt de dampkring eene byzondere befmetlykheid te hebben ; doch wy zyn van gedachten , dat het ontfteeken van groote vuuren de nadeelige eigenfchappen van dezelve veelal zou kunnen wegneemen , voornaamlyk met betrekking tot de vochtigheid. De Stad is wel gelegen op een' laagen , moerasfigen grond ; maar de tegenwerping gaat door over het geheel Eiland , overal daar maar eenige huizen digt by eikanderen ftaan , en de plaatfen zyn 'er minder of meerder ongezond naarmaate van het getal der huizen en der inwoonders. Op zekere tyden van het jaar word de lucht hier weHedend.Hist.XIV. D.I.St. S zent-  138 HISTORIE van de XVIIL zentlyk verduisterd door dikke nevels, die door de fris. Boek.' fche winden van de maanden July, en Augustus worden UI.* weggewaaid. De Portugeezen hebben opgemerkt, dat het Hoofdst. beste middel om zich in dit mistig faizoen tegen deszelfs IV. kwaadaartigen invloed te beveib'gen, is , de huizen digt Afd. gefloten te houden, tot dat de lucht weder gezuiverd is door de noord-ooste winden , die van den kant van Abysfiniën en JEtbiopiën komen overwaaijen , en nieuwe kracht geeven aan de lendenen der vreemdelingen , die verflapt geworden zyn door de dampige warmte en geduurige mist , die met recht by een uitwafemend bad mag vergeleken worden. Men heeft opgemerkt, dat deeze zo verfteikende winden voor de Portugeezen, eene juist tegenftrydige uitwerking hebben op de harde en vaste lichaamen der inboorlingen , die geduurende dien tyd meer aan ziekten zyn blootgefteld dan op andere tyden van het jaar. Op St. Thomas heeft men twee winters in het jaar, even als op de andere plaatfen , die onder denzelfden parallel gelegen zyn ; doch dezelven gaan niet gepaard met die koude , welke in Europa dat jaargetyde van de anderen onderfcheid. Het geen zy daar winter noemen is het regenachtig of liever dampig faizoen, dat het heetfte, benaauwdfte, en ondraaglykfte van het geheel jaar is. Deeze jaargetyden beginnen in de maanden Maart en September, omtrent de voorjaars evennachtsfengte, wanneer de zon daar lynrecht in het toppunt ftaat. De regens of nevelen duuren van December tot Pebruary, hun voorjaar begint met onzen zomer in de maand Mey j zy hebben drie maanden lente en evenveel maanden zomer. Geduurende de drie eerste maanden van dit tydperk is de vochtige hitte genoegzaam ondraaglyk voor de geenen, die genoodzaakt zyn zich daaraan bloot te Hellen , dat is, onder de E iropeaanen , want, wat de inboorlingen betreft , aan hen geeft dezelve genoegzaam een  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 139 een nieuw leven; offchoon zy , wanneer die tot hetXVUI. toppunt gekomen is , flap beginnen te worden, in zo- Boek." verre, dat zy door fkauwheid en zieklykheid zich naauw- M. lyks op de beenen houden , of met hunne voeten den Hoofdst. 'grond betreeden zonder dikke voetzooien aan te hebben. IV. Omtrent deezen tyd beginnen de heete rotkoorfen met Afd. ongeloofiyke woede uit te barsten , en de Europeaanen met alle de hevigheid en fnelheid van eene pestziekte in het graf te fleepen , deeze beginnen met eene koude rilling , die vervolgens verandert in eene ondraaglyke hitte , eh gepaard gaat met eene brandige tong , en opgefpannen huid , waardoor de lyder gemeenlyk op den der- ' den , zevenden , of veertienden dag word' weggerukt, doch meest op den derden dag. " Wanneer zy den veertienden dag overleeven, worden zy doorgaans herfteld, wanneer zy den voorgefchreven' leefregel niet overtreden hebben. La Croix heeft opgemerkt , dat in deeze koortfen het aderlaaten doodlyk is , zoals blykt uit de dagelykfebe ondervinding der Portugeefche wondheelers. Eene andere by zonderheid van deeze ziekte is, dat de lyders niet alleen vryheid hebben , maar zelfs aangefpoord worden om veel koud water te drinken, hetwelk, zoals La Croix zegt, doorgaans gelukkige gevolgen heeft. De ziekte, welke de Portugeezen bitios de cas noemen, is wel eigen aan veele gedeelten van Africa, doch meest algemeen en gevaarlykst op dit Eiland ; voor dezelve is geen ander geneesmiddel dan het fap van citroenen in groote menigte te gebruiken. De Veneriiche ziekten zyn hier ook zeer algemeen, en wel voornaamljk die foort, wel. ke de zwarten yaws noemen, en die thans door mercuriaale wryvingen, en falivatie genezen word; fchoon veele fchryvers verzekeren , dat eenige planten, die overal in Africa groeijen, doch alleen by de zwarten bekend zyn, eene onfeilbaare kracht bezitten ter geneezing van deeze walglyke ziekte. De Iaatfte ziekte, waarvan wy hier als S 2 van  I4o HISTORIE VAN D* XVIII van eene landziekte zullen fpreeken, is de waterzucht, SK waaraa? meest alle lieden, zowel TTT zen, onderworpen zyn ; en waarvan de oorzaak I gteiyK Hoo L. k n'opgemaaktPworden uit den aart der lucht^dhed. IV Men zekt, dat de zwarten dezelve m weinig dagen weeto. ten te|neezen, door het fip van zekere plant, die zy alleen kennen , te vermengen met den olie, van de kokosnoot , en daarmede den onderbuik en de beenen te ^y ven , wanneer die beginnen te wellen. Het «V derdaad niet onwaarfchynlyk , dat de bjrt™Jg neesmiddel veelal moet toegefchreven .wordenaade mi■ verende kracht van den olie, hetgeen door eenige p.oef. neemingen,'door Dr. OUver in Engeland gedaan , fchynt be^^wgdenj- eerst denk om op dit Eiland eene volkplanting op te «echwi, «^d SS eenige perfoonen derwaarts die tot eene zo gew.g^ ti«» 7aak bekwaam geoordeeld wierden } doch deezen ffiSven^SS^.tot den laatften man toe, door de ongezondTeid van de luchtsgefteldheid. Dienen, d£ hen oovoleden , gebruikten de voorzorg van ziek eeni- S'en^ S^eri^Tof B~ote ongefteldbeid van de geenen die te verliezen, OT giw s etekend, dat Don overbleeven. Uok vmaen w> Tr>„j„n dj- het Koning van Porfaga/, allen de Jooden , die nee  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 141 verw en het bloedryk geftel der zwarten. Toen de Hol- XVIII. landfche Admiraal Houtebeen , in het jaar 1641 , dit Ei- Boek. land veroverde , ftierf het grootst gedeelte van zyn volk m, in korten tyd, terwyl hy zelf, benevens zyne meeste Hoofdst. fcheepshevelhebbers bet flachtoffer wierd van de onge- IV. zondheid der luchtftreek. Kortom, alie de foorten van Afd. ziekten van dit land begonnen welhaast zo hevig onder de Hollanders te woeden , dat, na verloop van eene maand , van de manfchap van vier fchepen naauwlyks volk genoeg over was om één van de vier wederom in Europa te brengen ; en zy genoodzaakt waren Vorst Joaw Maurits van Nas/au , die zich toen als Veldheer van de Staaten in Brizil bevond , om onderftand te verzoeken , zo van matroozen als van levensmiddelen. De ziekten , die de grootfte verwoesting onder hen aanrechtten , waren verfchillende foorten van buikloop, die hen in den tyd van ééne week in het graf rukten , gepaard met hevige hoofdpynen , die in eene ylhoofdigheid verkeerden ,"en eene zekere dood ten gevolgen hadden. Hetzelfde lot van fterfte overkwam het volk van den Admiraal Fan der Does, in het jaar 1610, die in den tyd van vyf dagen door de befmettelyke ziekten meer dan duizend mannen verloor. Van der Does zelf, zyn Viceadmiraal Storm , zeventien fcheepskapiceinen , allen de foldaaten , en het grootst getal der matroozen ftierven als befmette fchaapen. Het was dus niet zonder rede , dat Vorst Joan Maurits de Hollanders aanraadde, dat zy, zolang zy in bezit van dat Eiland waren, dezelfde ftaatkunde zouden gebruiken als de Portugeezen, naamlyk van niemand dan misdaadigen derwaarts te zenden, daar zy een niet minder zeker noodlot te wachten hadden dan of zy tot de galg verwezen waren. De grond op St. Thomas is taai , Iymig, kleiachtig , hoog van kleur , veeltyds grof en doormengd met kalk. Dezelve laat zich niet ligt fyn maaken tot ftof, uit S 3 hoof--  i4* HISTORIE van de XVIII. hoofde van de fterke vochtigheid van den daauw, die Boek. des nachts valt, de planten bevochtigt , en den grond III. vruchtbaar maakt. De vruchtbaarheid van den grond Hoofdst. blykt hieruit , dat wanneer een inwoonder zyn grond IV. flechts een' korten tyd onbebouwt laat, boomen, heesAfd» ters, en plantgewasfen , met eene verbaazende fnelheid daaruit opfchieten. Deezen gebruiken zy terftond, door die tot asch te branden, welke asch de beste mist is voor fuikerriet. Deeze plant groeit in de dalen tot eene verbaazende hoogte , doch is minder fappig, en brengt minder fuiker voort, dan men zou verwachten, het zy dan dat zulks ontftaat uit eenig natuurlyk gebrek, of Uit een' misflag in het kneuzen van het riet , dat zy hier op eene andere wys doen dan in Brezil , en de' Westindifche Eilanden. Nadat het riet geplant is in een' grond, die met asch behoorlyk gemest is , komt het in vyf maanden tot zyne volkomene rypheid , zodat de rieten, die in January geplant zyn, in het begin van Juny kunnen genheden worden, die van February in July, en zo vervolgens, zodat zy het geheel jaar door verlche looten hebben. Zohaast zy de rieten afgefneden hebben, kneuzen zy die in watermolens , of ook wel in .molens, die door flaaven of beesten omgedreven worden , vervolgens word de fuiker gekookt, en tot brokken gekneed , waarvan niet meer gezuiverd word dan zy tot hun eigen gebruik noodig hebben ,• de uitgeperste rieten geeven zy aan de varkens, die daarvan zeer vet worden , een vast, aangenaam , en lekker fpek bekomen , en zelfs, wanneer zy ziek zyn , daardoor beter worden. In vroeger tyd wierden hier gewoonlyk zeven fchepen voor den fuikerhandel gehouden , vier voor Portugal, twee voor Madera, en een voor Engeland , doch zedert dat deeze tak van koophandel in de Americaanfche volkplantingen tot zulk een' trap van volmaaktheid gekomen is, heeft de handel van St. Thomas veel verloren , en mis-  AFRIKAANSCHE EILANDEN. i4J misfchien is de grond ook wel verarmd door al te fterk XVIIT. bebouwen. De Portugeezen hebben alle middelen in het Boek. werk .gefield om deeze fuiker wit en dioog re krygen ; III. zy hebben ten dien einde rafinadeurs uit alle landen vanHooF,sT. Europa opgezocht , doch te vergeefs , naardien de grond IV. daaraan eene zekere vetachtigheid en byzonderen fmaak Aro. byzet, waarvan die nimmer kan gezuiverd worden. Dit Eiland bragt noch fuikerriet, noch gember voort, eer dat de Portugeezen die beiden hier met groote zorg en moeite aankweekten. In het jaar 1645 waren 'er meer dan vier -en- vyftig fuikermolens geftadig aan den gang , waarvan ieder jaarlyks zes of zevenhonderd vruchten ruwe fuiker, of liever ongezuiverd fap opleverde , welke over het geheel door Mandelslo op veertig fcheepslaadingen gerekend worden. De Portugeezen zyn niet minder yverig geweest in het aankweeken van tarw, welke , naar zy zich verbeeldden, in een' zo vetten grond welig moest groeijen. Doch de ondervinding heeft hunne verwachting te leur gefield, en getoond, dat de luchtftreek daar te vochtig is , en de grond te flymig om dit kostbaar gewas tot volmaaktheid te brengen. JNiets kan fchooner vertooning geeven dan het eerst uitfchieten van een fpruitje , dat in een' ongelooflyk korten ryd tot eene verbaazende hoogte opfchiet; doch men heeft opgemerkt, dat de aairen nooit wel vullen, of zoveel opleveren , dat het de moeite van den landman kan vergelden. Ryst en gierst groeijen hier zeer welig , en misfchien wel om dezelfde rede waarom de tai w hier niet tot rypheid kan komen. Wyngaarden van de eerste foort , meloenen, komkommers , vygen, gember , allerhande fooi ten van wortelen , peulvruchten , en moeskruiden, zowel als allerhande vruchten uit de warme luchtftreeken kunnen hier met weinig moeite tot de uiterfte volkomenheid gebragt worden. Van hunne druiven maaken zy een' uitmuntenden wyn , maar  i44 HISTORIE vande yvtit maar niet veel ; doordien hunne vlyt om den fuikerhanRor! deTvoSc te zetten, hen geen' tyd laat om hunne wynIII ga rden zo goed te maaken als zy we zouden kunnen HooL. worden. Metéén woord, de ondervinding hfró hiei IV. getoond , dat de ftelling van fommige natu«nkuiri gen Afo. valsch is , dat , naamlyk geene wyngaardento. eemgen trap van volmaaktheid kunnen gebragt worden onder * verzengde of onder de koude luchtftreek, ja zelfs met in meer gemaatigde luchtftreeken dan deeze beiden D& fehaarsheid van tarw noodzaakt de inwoonde»•• om ryst, gierst, en wortelen tot het maaken van bioodte JbruilL. be flms fchynen voornaamlyk best overeen te komen met het geftel van de zwarten , en zyn fen maak"? gfzond. voedfel. y*^*g% dezelven vier foorten , die zy onderfcheiden by de naa* men van knin , mankonga acherevi, en falvanec, zjnde dit de naamen der plaatfen , vanwaar zy overgevoe: d zyn gewotden. De twee eerstgemeide foorten zyn de Kste om versch te eeten , maar de anderen kunnen beter bewaard worden. Zy nebben ook zekere, wielen , die zy mandchocu noemen , en waarvan zy biood m aken; doch de inboorlingen maaken niet veel werk van hetzelve , maar voeren her meest over-vm: d * van Angola , daar het zeer in trek s. Deeze wor tel word ook vèel gebruikt in Brezil , doch deze ve komt daar nimmer tot die grootte of volkomenheid als op 4r. norrm en verfchilt van deeze in eene wezentlyke zaak , 4t naamlyk , die van BrtzU eerst onder een zwaar gewis moet uitgeperst worden, om die te ontdoen van Sr dun vocht, dat gezegd word eene kwaadaartige: en vergiftigende kracht te bezitten. Zonder deeze toebereiding gegeten , veroorzaakt die wortel braakingen , en Se de leVchynfelen van wezentlyk vergif. Men vind hier eene foort van boomen , die zy jojoos noemen en nog eene andere vrucht, pe&igo genoemd , welke aeeze  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 145 byzondcrheid heeft, dat zy uit den ftam , waaraan zy ^vitt vastgehecht is , zonder fteel rechtsreeks uitgroeit eve.i £ als ronde glazen bollen , of wate-bollen , waarmede zy ook uit hoof ie van haare doorfchynendheid veel over-Ho;,Fn* eenkomst heeft, terwyl de biaden even als vruchten van ]\r de uiteinden dér takken afhangen. De vrucht omvat ^fd.' een' kleinen Heen of pit , deeze is zeer fmaaklyk om te eeten , wanneer die afgefcheiden word van een' dunnen bast, die dezelve omringt. Ook vind men hier eene vrucht , cola genofmd , die aan een' boom van verbaazende hoogte groeit. De vrucht is omkleed met een' harden bast, van binnen weder in verfcheiden deelen verdeeld , en word voor fmaaklyk en gezond gehouden; de zwarten eeten dezelve raauw , maar de Europeaanen braaden die even als kastanjen. Deeze vrucht heeft eene aangenaame bitterheid, die eenige prikkeling op de tong geeft, doch in een' zoeten fmaak verandert, wanneer men een glas water toedrinkt. De zwarten dryven fterken handel met deeze vrucht; welke zy naar alle de omgelegene kusten van het vast land overvoeren. Ook dry ven zy Herken handel in palm wyn en ohe; doch hunne voornaamfte koopmanfchap beftaat in katoen, dat de Portugeezen jaarlyks veel gëld opbrengt. Een gedeelte word op her Eiland tot lywaat met blaauwe en witte , en roode *en witte ftreepen geweven , gedeeltelyk tot gebruik voor de inwoonders , en gedeeltelyk voor den uitvoer naar Angola, Loango, Congo , en Benin. Ook vind men hier- den koolboom, dien de inwoonders abellame noemen , die in den tyd van één jaar tot eene verbaa?.er;de hoogte opfchiet. Hf.t Eiland St, Thomas is doorfneden met verfcheiden jivieren en beekjes vsn versch water, dat, naar het zeggen-van La Croix, den grond zeer Vruchtbaar maakt, doch wy zyn van gevoelen , dat de langduurigheid van de regenachtige en dampige faizoenen , gepaard met den Hedend. Hist. AlV. D. I. Stük. T . fter-  i+6 HISTORIE van Di Herken daauw , die hier in de andere jaargetyden valt, XVIII. vocht genoeg, en zelfs meer dan genoeg oplevert voor Boek. $en grond , zonder bykomen van bronnen, rivieren , of H*- beekjes ; waarvan fommigen zich na verfcheiden bochH°?TrST' ten en wendingen , in de zee ontlasten. In het midden A1V* van het Eiland legt een hooge berg, beplant met vruchtAw' en andere boomen, deszelfs top is altoos met fneeuw bedekt, waaruit verfcheiden beekjes ontftaag, die de finkerplanteryè'n , die aan den voet van den berg gelegen zyn , bevochtigen. Men vind hier eene talryke verfcheidenheid van allerhande dieren , als hoornvee , varkens , fchaapen, geiten, en eene foort van kastanjebruine paarden ganzen, kalkoenen , eenden , duiven , tortelduiven, en vliegend wild, als lysters , patryzen , fnippen , waterwulpen,, papegaaijen , en andere vogels, waarvan eenigen hoog gefchat worden om hunne vederen , anderen om hun vleesch , en wederom anderen om hun geluid en de aangenaamheid van hun gezang. De'zee, die dit Eiland omringt , levert eene menigte van allerhande visfchen op, van den walvisch af tot de klèinfte vischjes toe; de rivieren zyn ook niet minder wel voorzien. Kortom , dit Eiland zou het aangenaamst gewest van de waereld kunnen evenaaren , indien de luchtgefteldheid zowel overeenkomstig was met den overvloed van deszelfs vruchten , planten, en dieren, als de bevallige ver-fcheidenheid van het landfchap. 'PAFOASAN, of Pav&öste , de Hoofdftad , word verdeeld in vier deelen , door twee rivieren , die , omtrent in het middelpunt van de Stad , kruyswyze eikanderen " doorfnyden, Dezelve legt in het midden van de Golf , in eene vlakte aan de noordzyde van het Eiland , is van eene eironde gedaante, en heeft omtrent eene halve myl in den omtrek, en daarin vyfhcnderd huizen , die allen flechts eene verdieping hoog zyn , gelyk zulks in alle warme landen gebruiklyk is. Aan den zeekant is de Stad ge-  AFRÏKAANSCHE EILANDEN. 147 gedekt met fteenen bolwerken, 'die de Portugeefche Be- XVIII veihebber, daar in het jaar 1607 heeft doen aanleggen, goEK door een bevel af te kondigen , dat een ieder, die in de jjj Stad kwam , een' fteen moest medebrengen om dus zyn^0or.,sT aandeel toe te brengen tot de verfrerking en veiligheid IV, van de plaats. Allen de huizen zyn gebouwd van wit , Afd. duurzaam hout , zo hard als eikenhout , dat op het Eiland groeit, het huis van den Bevelhebber, en nog twee anderen , die aan de Poitugeezen toebehooren, alleen uitgezonderd, die van fteen gebouwd zyn. In de Stad zyn drie kerken ; de hoofdkerk word genoemd Ceneepchn , ter eere van de h. Maagd Maria , deeze is een ftaatelyk gebouw , en gaat voor eene kathedraale kerk ; de tweede is de kerk van Sr. Ifabella , waarby een gasthuis is; en de derde , die niet meer is dan eene kapel , die aan het kafteel behoort , word St, Sebafiiaan genoemd. HaT kasteel of fort St. Sebafiiaan , dat uit vier uitfpringende bastions beftaat, legt op een' uithoek ten noorden van de ftad en golf. Hetzelve is zeer net gebouwd van eene foort van hardfteen zo hard als vuurfteen; de wallen zyn vyf en twintig voeten hoog , en zo dik en fterk, dat men het van dien kant met recht voor onverwinbaar mag houden, wanneer 'er flechts eene bezetting inlegt van honderd mannen, die van krystuig, levensmiddelen , en andere noodzaaklykheden behoorlyk voorzien zyn. De inwoonders beftaan uit twee klasfen , te weeten , de afftammelingen der uitgebannen Portugeezen, die eerst hier geplaatst zyn geworden : en welken nog hunne welgemaaktheid behouden hebben , zonder eenige merklyke verandering; en de zwarten , die in dienst der Europeaanen zyn , of die vryheid gekregen hebben om van Angola hier te komen woonen. De eerstgemelden worden onderfcheiden va» de Portugeezen , die hier komen ï 2 ora  14* HISTORIE van de XVIII. om koophandel te doen , of eenig ampt te bekleedên, Boek. ter bevordering van hun geluk. Zy hebben echter het III. voorrecht van zich Portugeezen te moogen noemen, HoorDs-r. fchoon zy in hunne ouders reeds op dit Eiland geboren IV. Zyn. Misfchien zou men nog een onderfcheid kunnen Am., maaken uit die gemengde foort , welke voortfpruit uit de gemeenfchap der blanken en zwarten , en die eigentlyk Mulatten zyn. Daarenboven zyn zy gewoon vyfduizend Negerjongens van Loanda San Paulo over te voe« ren , om opgevoed te worden in de behandeling van het planten en bewerken van fuikerriet ; deezen zenden, of verkoopen zy naderhand in de IVest-Indiën ; ten minfte was dit voorheenen het gebruik , en niemand der laater fchryvers meld iets van deszelfs affchaffing. De Portugeefche inwoonders gaan gekleed naar de wyze van hun geboorteland, en veelen der voornaamfte zwarten , met derzelver kinderen volgen hen daarin na; doch de flaaven , zo vrouwen als mannen, gaan geheel naakt, uitgezonderd alleen een voorfchoot van palmbladen , of een ftuk doek, dat hunne meesters hen welvoeglykheidshalve doen draagen. De gewoone fpys van het Eiland befiaat uit brood gemaakt van aardappelen, yams, en andere wortelen , dat is , met betrekking tot de zwarten , en de drank palmwyn gemengd met water , of enkel water , en fomtyds geitenmelk , in de heete jaargetyden maaken vyf of zes en meer huisgezinnen eene overeenkomst met eikanderen om onder den grond in holen te gaan eeten om de brandende hitte der zon te vermyden , en alsdan brengt een ieder de fpyzen , die thuis klaar gemaakt zyn, derwaarts. Deeze handel wy ze is ook gebruiklyk onder de Portugeezen, doch niet in dezelfde jaargetyden Het voornaamst voortbrengfel van het Eiland beftaat in.fuiker, waarvan zy jaarlyks omtrent honderd arabes uitvoeren > ieder arobe gerekend op twee-en-dertig ponden, i  AFRIKAAKSCHE EILANDEN. 149 dén ; deeze word naar Europa gezonden in brokken , XVIU die in palmbladen gewonden zyn. De voon brengfelen ïtlJ van de binnenfte gedeelte van het Eiland worden in ka- j'T noes de rivier afgevoeid, of over land op fleeden en pjoofdst karren , door osfen getrokken , doch deeze Iaatfte wys IV. van vervoeren bezwaart de fuiker grootlyks ; ook is dee- Afd. ze handel zedert eenige jaaren merklyk verminderd. Het katoen , en de lywaaten , die daarvan gemaakt worden op het Eiland , maaken den tweeden tak van den koophandel der Portugeezen op St. Thomas uit , en daaraan volgt de handel met de vrucht cola , waarvan wy reeds gefproken hebben. De waaren , die derwaarts overgevoerd worden uit Portugal, en in de voorige eeuw uit Holland zyn Vlaarofche, Rouaanfche, en andere linnens, garen van allerhande kleuren , fergie, Luiksch laken , ferge de Nimes, bylen , zaagen , yzer , zout, koperen werktuigen , kortom allerhande gemaakt yzer- en koperwerk , en daarenboven Canariewyn, Lisfabonfche wyn, olyven, rozynen, tarwenmeel, bier, en meer dergelyke zaaken. Duinkomften, die de kroon van deezen handel trekt, zyn zeer gering , naardien de fchatting op de uitgaande en inkomende goederen maar laag gefteld is , om daardoor den koophandel, die daar zo oogfchynlyk vervalt , aan te moedigen, en den uitvoer gemaklyker te maaken. De voornaamfte inkomften worden op het Eiland zelf ingezaameld, en aan den Portugeefchen Bevelhebber betaald. Deeze fpruiten voort uit zekere geringe belastingen gelegd op de visfchery , den landbouw , en de handwerken , die , algemeen opgelegd zynde van den geringften ambachtsman of landbouwer af tot den vóórnaamHen koopman toe , ligter valt te draagen , doordien dezelve door zoveel menfehen word opgebragt , dan wanneer dezelve op eenmaal by het uit- en invoeren der goederen aan het tolhuis moest betaald worden. De beT $ las.  r5o HISTORIE vas de XVIII lastiBÉ op de visfchery tot onderhoud der redering iïf gePo ^ fchikt oj de volgende wyze , degeenen, die met netten Ui aan bet zeeft rand visfchen, moeten een vyfce gedeelte n. V "st. van hunne vangst ukkeeren ; en degeenen, die zo ry* • IV. ZVn dat zy eene kanoe kunnen onderhouden, moeien Afö; weekjyks drie Huivers voor deeze vryheid betaa en ; en op dezelfde wyze worden ook de landbouw en handweg ken naar evenredigheid belast. Allen de inwoonders , eenige zwarten en flaaven ai. leen uitgezonderd , zyn den Roomfchen godsdienst toegedaan ? doch ten hoogfte dweepachtig , bygeloovig, en onkundig. Het kerklyk gezag ftaat onder het beftuur van een' Bisfchop , die zyn verbiyf houd in de Hoofdftad , doch de heerfchappy heeft over alle de geest» lyk en van het Eiland, en een Suffragaan is van den Aarts- bisfchop van LisfaLon, „...,, • 3 Het Eiland St: Thomas is een onaflcheidbaar eigendom van de kioon, en word geregeerd door een' Stedehouder , die door den Koning word aangefteld. Hy is verplicht zyn verbiyf te houden te Pavaoste, met zyn Ur. l-eètdw , die onder het opzicht van den Stedehouder. Kennis neemt van alle burgerlyke, en onder het opzicht van den Bisfchop van alle kerklyke misdaaden De inwoonders zvn verplicht om de wacht te houden over het huis van den Stedehouder; over het kafteel, en oyer de vestingwerken ; ook moeten zy op hunne eigen kosten het huis van den Stedehouder , benevens alle de bruggen over de rivieren in een' goeden ftaat houden , ter bevordering van den koophandel , en tot gemak voor de reizigers". Dit is een last, die hen zeer zwaar valt, naardien de regenachtige jaargelden doorgaans groote verwoestingen aanrechten , en hen noodzaaken om de _ brug. gen genoegzaam ieder jaar te vernieuwen. Hieruit kan men opmaaken met hoe weinig kosten voor de kroon deeze volkplanting onderhouden word, naardien ae eeni.  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 151 ge uitgaaf beilaat in het jaargeld van den Bevelhebber, XVIII. dat uit de Koninglyke fchatkist te Lisjabon betaald word, Boek. doch vee! minder bedraagt dan de inkomsten van den HL koophandel, zonder nog te rekenen het voordeel, datHo°"«t. de natie trekt van het vertier der manufactuuren , die . * dit Eiland oplevert AFD' Terwyl 'er eene onderhandeling tusfehen het Hof van Lisfabon en de Staaten-Generaal op het tapyt was, met betrekking tot dit Eiland, en andere belangens den koophandel betreffende, wierd St. Thomas veroverd door den Hollandfehen Admiraal Jol, die met een fmaldeel fchepen, in het j ;ar 16 1, van de kust van Brezil derwaarts gezeild was. Jol ontfeheepte zyn volk omtrent een uur van de ftad af, by een' fuikermo'en niet verre van St. Anna , daar hy gewapend bleef vernachten , na alvorens aan zyne fchepen bevel te hebben gegeven om tegen den ochtendfiond onder het gefehut van het kasteel te gaan ankéren, zonder een fchoot te doen, zolang de Portugeezen geene vyandlykheden begonnen. In dien tusfehen tyd begonnen de landtroepen naar de Stad op te trekken , die van al het noodige ter verdeediging genoegzaam onvoorzien was , en het kasteel was enkel gewapend met zes zwaare ftukken gefehut , en eenige ligte veldftukken. Na zich meester gemaakt te hebben van de buitenwerken , dccden zy een' aanval op het kasteel , daar zy dapper onthaald wierden , en genoodzaakt waren met verlies terug te wyken. Zy veroverden echter de Stad zonder merklyken tegenfrand , maar vonden die ontbloot van levensmiddelen. Dit gedaan zynde begonnen zy hunne geregelde aannaderingen tegen het kasteel , dat welhaast genoodzaakt was zich by verdrag over te geeven , in weerwil van den moed en dapperheid van den Bevelhebber en zyne zwakke bezetting , fchoon op eerlyke voorwaarden , naardien de Hollanders hen vergunden vry uit te trekken met hun geweer  ï5« HISTORIE v w d e vvyij w^er en bagsgie , en zich verbonden om hen-naar EaBoek ' 'ropa over te voeren , tevens voordeelige voorwaarden u\ aan de Portugeefche en zwarte inwoonders van hec Lir Hoo 'Dst land tceftaande. Nadat Jol in het bezit van de Stad en IV. het kasteel gekomen was , hield by zich niet zeer naauwAfd. keurig aan de artikelen der overgaaf , want hy deed de inwoonders byëtn komen, en raadde hen, dat zy hem binnen veertien dagen eene zekere fchatting zouden opbrengen voor de veiligheid van hunne voorrechten, eigendommen , en fuikermolens, onder bedreiging van die anders te zullen verwoesten, fchoon hy veinsde in alles de naauwgezetfte eerlykheid te willen in acht neemen. Twee der voornaamfte kooplieden bewilligden om hem eene groote fom gelds uit te keeren , benevens tweeduizend arobes fuiker voor de verfchooning van hunne fuikermolens en planteryën , geestlyke en burgerlyke voorrechten, en voor de beftherming der regeeringsform ; doch de meesten verzochten paspoorten om uit het Eiland te moogen vertrekken, die hen ook verleend wierden. De ongezondheid van de luchtftreek verfchafte echter de Portugeezen welhaast eene voldoende wraak, doordien de befmetlyke ziekte het grootst gedeelte der veroveraars binnen korten tyd in het graf rukte, en dus de overigen noodzaakte om van zelf het Eiland te ver. Het Eiland Een weinig ten noordwesten van St. Thomas legt het caracoo- Eiland Caracombo , op 15 Min. N. Br. , en een weinig b0- boven den mond van de rivier Gabon. Dit Eiland levert verfcheiden plantgewasfen en vruchten op, die in Europa onbekend zyn , en waarvan fommigen nergens anders gevonden worden ; benevens veelerhande foorten van vogelen. Het is hier niets ongemeens een honderd vogelnestjes op een' tak van een' boom op het water te zien dry ven ; een verwonderlyk overleg, dat de vogelen ais by ingeeving eigen is om dus hunne eijeren en jon-  AFRIKAANSCHE EILANDEN I53 gen te beveiligen tegen de flangen en hagedisfen, gelyk XVTTT ' de naauwkeurige waarneemer Linfcboten zeer wel heeft r0tl aangemerkt. Het Eiland word bewoond door eene foort m van de fnoodfte ondengendfte , en onbefchaamdfte fchep^HooFosr. iels van den aardbodem , voornaamlyk met betrekking IV tot de vrouwen. Deeze ontzien zich niet te vermengen Afd. met een ieder , die haar ontmoet, en zulks wel opent lyk onder den blooten hemel. De overige byzonderheden , die van deeze Eilanders verhaald worden , zyn zo fabelachtig, dat wy de leezers deswegens naar La Croix en Davity moeten wyzen om nader verflag te bekomen. • /y gi"u0eg,^ meldfn' ,dat zy hunne «chaamen niet minder afichuwlyk maaken dan hun gemoed , en dat zy monsters zyn , die niets menschlyks hebben dan het vermogen van te kunnen fpreekera , en overeind te kunnen gaan. Het Prinfen-Eiland , dat door de Portugeezen llba de!/lrinIen' Principe genoemd word, omdat het, naar het zeggen van fommigen, onder aanvoering van een' Prins van deeze natie eerst ontdekt is geworden, of, volgens het zsggen van Davity , omdat het aan de kroon gehecht is, en die een jaariyksch inkomen van hetzelve trekt, legt od t Gr. N .Br-jS E. Mylen van het vastland , en omtrent 24 Ji. Mylen benoorden St. Thomas , volgens de opgaaf van La Croix. Echter fchynt hy hier een' misflag begaan te hebben , dewyl de afftand noodzaaklyk grooter moet zyn, of de geftelde breedte niet juist, de. wy] allen de aardrykskundigen eenftemmig verklaaren , . dat St. 1 homos midden onder de Linie gelegen is. In de beste kaarten , die wy geraadpleegd hebben , word de afftand bepaald op veertig E. Mylen ; zodat de breedte zou zyn omtrent 50 Min. N. gerekend van dat gedeelte van St. Lbomas , dat aan deeze zyde van de Linie legt. Hoe gering de afftand tusfehen deeze twee eilanden ook mooge weezen, kunnen echter nimmer twee land. Hedesd. Hist XIV. D. I. St. V ftree-  J54 HISTORIE vande XVIII ftreeken zo zeer verfchillen in luchtsgeftsldheid , die op Boek. het Prinfen-Eiland zo gezond is a!s ongezond en befmetIH. telyk op St. Thomas. Het geheel Eiland is beplant met Hocfbst. ^ fchoonfte oranje , citroen-, bananas-, en kokosnoo- , 1V- tenboomen , fuikerrtet , en allen de voortbrengfelen der Aro. warme luchtftreeken , behalven nog eene byzondere foort van boomen , welker ftammen fomtyds vier en twintig ellen in den omtrek dik zyn , doch welken door geene fchryvers genoemd , of befchreven worden. Ook groeijen hier palmboomen, waarvan de inboor ingen wyn maa^ ken , alsmede wyngaarden , doch niet veel ; katoenboomen, van welker voortbreng (él de vrouwen aartige kleeden weeten te bereiden ,- benevens mandihoca, da: de inboorlingen voor broed dient; voor het overige vind men hier rund/ee, varkens, fchaapen, geiten . konynen, en overvloed van zee en rivierv^isch. De Hollandfche Reisbefchryvers melden , dat de in voonders, die zy daar gevonden hebben, geheel naakt gaa i, behalven hun Opperhoofd en zyne vrouwen. Deeze draagt een' katoenen tabbaard , en eene broek va 1 dezelfde ftof, zyne vrouwen draagen eene foort van onderrok rondom de heupen vasf gemaakt door middel van een' gordel, en tot ovef de kniën afhangende. Zy voeren getande ipiefen in haare handen, als Anazionen , draagen bloemkranfen om het hoafd , en gouden kfüifen op de borst tot een kenteken van haar geloof. De Koning verfchynt nimmer in het openbaar dan met een klein fchild aan den linkerarm, en een zwaard, werppyl, of piek in de rechterhand , terwyl de minderen, waarfchynlyk des Konings lyfwachten, altoos hunne werppylen in de hand , of-op de fchouders draagen. De inwoonders zyn Portugeezen of Mulatten , die allen den Koning van Portugal voor hunnen Opperheer erkennen , fchoon de zwarten daarenboven een eigen Opperhoofd hebben. De Portugeezen zyn veel minder in getal dan de Mulatten en zwarten s  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 155 ten, en zyn niet meer dan veertig of vyftig fterk; daar XVITI. de anderen, behalven de flaaven, ten minde drieduizend Bcek. menfehen, zo mannen, vrouwen, als kinderen u'tmaaken, III. en het getal der flaaven niet minder is ; welken zy ge-Hoofdst. bruiken in de planteryën , fuikermolens, en tot het aan- IV. kweeken van ryst, gierst, en andere voortbrengfelen, die Afd. noodig zyn voor levensonderhoud , of dienstig voor den koophandel. In de Golf van Benin leggen vyf Eilanden in ééne lyn, van het zuiden naar het noorden j te weeten, de Eilanden van Anno-bon, St.Thomas, Caracombo, Prinjen-Eiland, en Fernande Poo ; deeze Iaatfte maaken den noordhoek van deeze keten uit. Dezelven zyn eerst ontdekt door den beruchten Fernando Lopez , en een' tyd lang llhas Formofas genoemd geweest, doch deeze naam is naderhand verdwenen in dien van Fernando Poo. Derzelver legging is op 9 Gr. 30 Min'. N. Br. tusfehen het hoog land van Ambofes en de rivier Camerone , omtrent vier mylen en eene halve van het vast land ; de doortogt is veilig en bevaarbaar. Dit Eiland is in den omtrek grooter dan St. Thomas, doch merklyk minder in vruchtbaarheid , fchoon het ook ryst, gierst, vruchten, tabak, en fuikerriet voorebrengt. De inwoonders zyn wilde, wreede, verraaderlyke , en onherbergzaame menfehen , en onderdaanen van zeven Opperhoofden , die door onophoudelyke burgerlyke oorlogen het bloed van hunne wederzydfche onderdaanen vergieten. V 2 VYF-  !5* HISTORIE van Dl XVIII. r ■ * '■ 1 !»egs Boik, m. VYFDE AFDEELING. Hoofdst. A^ Z>« Eilanden Cabo Verde. ■BiJan*» T/I[7Y komen nu tot de Eilanden van Cabo Ver ie , tw» Cabo \\ dus genoemd om derzelver nabyhcid by de Kaap Verde- van dien naam op het vaste land van Africa , tegen welke zy rechtftreeks over zyn gelegen. De Portugeezen noemen die Ilhas Verdas of Groene Eilanden , om rede dat de zee rondom dezelven met deeze kleur fterk geverwd is , of liever opgevuld met wier van eere fraaije groene kleur , in zd groote menigte, dat de fchepen fomtyds groote moeite hebben om daardoor te komen. Anderen , en wel byzonderlyk de Franfche Reisbefchryvers noemen die Zout-Eilandén, om de menigte van zout, die daar gemaakt word , en overgevoerd naar alle gewesten van bet vaste land van Africa. Doch de naam, waarby zy meest algemeen bekend zyn , is die van Eilanden van Cabo Verde. Sommige fch'ryvers zyn van gevoelen , dat deeze Eilanden dezelfde zyn , die" Potrtponius Mela befcbreven heeft onder den naam van Gorgmes in den Aflantifchen Oceaan, en Piinius onder dien van Gor- fades,, de verblyfplaats der drie verdichte docbters van 'borcys, bekend onder naamen van Medufa, ïthenio, en Euryale Ca). Anderen wederom houden die voor de Hesperides van Ptolemceus , gelegen naby de kaap , of het voorgebergte van denzelfden naam ; doch het alierwaarfchynlykst is, dat deeze Eilanden volftrtkt onbekend zyn geweest voor dat de Portugeezen , op hunnen togt om nieuwe landen te zoeken, dezelven ontdekt hebben (V). Zy (a) La Maktinierf. (i) La Croix, T. 4. p. 631..Davity, T. 5. p. «25.  AFRIKAANSCHE EILANDEN. }sr Z v zyn gelegen tegenover Cabo Verde,' of eigentlyk Wttt tusfehen dezelve en Cabo Blanco, omtrent 42 mylen van \ ' het vaste land af, en derzelver fti ekking is zodanig ingericht , dat het verste eiland zeventig mylen van den» • wal legt. Over het algemeen genomen leg en zy op 1, °vrT Gr. 50 Min. en 17 Gr. 40 Min. N.Br. en tusfehen den Arn £2 en den 25 Gr lengte ten westen van Londen. Over hun getal zyn de fchryvers en de reizigers het niet eens fommigen ftellen dat op twaalf, anderen op elf, en anl deren flechts op negen , misfchien komt dit door dat fömmigen in hun verhaal eilanden bybrengen, die anderen van te weinig belang gerekend hebben om op te tellen; of misfchien leggen twee eilanden zo digt bvëen dat fommigen die voor een gerekend hebben. Meest algemeen word het getal op tien gefteld, die de volgende naamen hebben; vooreerst : llha del Sal, llha huena Vista, llha Maijo, llha del San Jagot llha del Fuetro, llha del Brava, llha de Sun Njcolao, lila de Santa Lucia , Lha de San Vincenzo, en llha de San Antonïo , behalven eenige anderen van minder belang , die geene naamen hebben. Het is zeker, dat dëeze Eilanden, zo zy al toen niet eerst ontdekt zyn , echter voiftrekt onbekend zyn ge. wecst by de Europeaanen tot het jaar ^40 , toen ArnomoNilIi, een Genuees, dezelven ontdefete. Volgens rin waren de Pirtugeezen de eerste ontdekkers omtrent zes jaaren laater (c), en Sanmus beweert, dat de eer van deeze ontdekking* toekomt aan een' Venetiaan uit het huis .van Cadamosto (]d), die door den Prins van P jengte van London, omtrent negen ' mylen' zuid-zuidwest van Butnavista. Het is een klem eiland , dat niet meer dan zeven mylen in den omtrek heeft, deszelfs gedaante is eirond , en word omringd door eene menigte van lcherpe rotfen , die zich meer dan een kwartier uur verre in zee uitftrekken. La Croix, Davity , en Linfcboten zeggen dat het gevaatiyk is om aan te doen uit hoofde van de droogten en zandbanken , waarmede het omringd is , en echter verzekert Dampier, dat hy de gantfche kust rondgezeüd heeft, en dat hy geene gevaarlyke plaatfen ontdekt had dan alleen aan de uithoeken, daar het niet raadzaam is in den nacht al te naby het land te komen. Maijo legt zeer hoog uit de zee verheven , maar is anders effen van grond , twee zeer hooge bergen alleen uitgezonderd. De kust is, volgens het zeggen van den laatstgemelden fchryver, zuiver, en heeft verfcheidene baaijen , daar men zandgrond vind, en die dus zeer goed zyn om te ankeren. Aan de westzyde van het eiland , daar de fchepen genieenlyk ten anker komen , is eene wyde zandige baai, en eene zandbank tweehonderd voeten breed , die omtrent een uur gaans verre langs het flrand loopt; binnen d°zelve is eene groote zoutkom , die befloten is door het hooge ftrand en de tegen overgelegene zandbank. Deeze zoutkom is twee Engelfche mylen Jarig, en eene hal-  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 159 • halve breed, doch zelden vervu'd roet water. Het noor- XVIII. deiyk gedeelte van den oever levert het meeste zout op, Boek.' dewyl dat fteeds van water voorzien is , en wanneer di: m. in het droog faizoen uitwaafemt, word het zout daarin Hoofdst. van zelf gevormd , van de maand November af tot aan V. de maand Mey. Het water, dat dit zout oplevert, vloeit Afd. in door eene natuurlyke opening in de zandbank by el. ken fpringvloed , waardoor de kom gevuld word met rneer of minder water, naar maate van de meerdere of mindere hoogte van deeze getyden. Al het zout, dat alsdan nog in de kom ovcrblyft, word op nieuw ontbonden door het water, dat door de opening invloeit ; doch na verloop van twee of drie dagen begint het zich wederom te zetten, en kriltallen te fchieten zolang 'er nog eenig water overblyft, of tot dat het door een' anderen fpringvloed ontbonden word. Dampier zegt, dat de inwoonders hem verzekerd hadden , dat het water nimmer daarin liep dan door deeze opening , en nooit anders dan by nieuwe maan ; doch wat hiervan de rede zy , zegt hy niet te kunnen gisfen , en wy zullen geen' tyd veripiüen om deeze zaak te onderzoeken. Degeenen, die daar komen om zout te laaden, en het naar elders te vervoeren, flaan het op in pakhuizen op het hoog land , eer nog het water begint in te vloeijen; ook heeft men opgemerkt, dat, juist ftrydig met de waarneemingen by de zoutkommen in de IFest-lndie'n , het zout hier enkel in het droog faizoen kristallen fchiet, daar het te Tertuga zulks enkel doet, in het regenfaizoen , en dit nimmer begint te doen dan nadat 'er eenige regenbuijen gevallen zyn. In vroeger tyd dreeven de Engelfchtn een' zo greoten handel in dit voorrbrengfel, dat zy altoos daar een oorlogfchip in dienst hielden om te waaken voor de veiligheid der koopvaardyfehepen , die daartoe gebruikt wierden , doch wy hebben rede om te gelooven , dat deeze ban-  IOO HISTORIE VAN DB XVIII. handel zedert merklyk verminderd is , of dat de regeeBoek. * rir!g taans minder acht geeft op de hefcherming van den. lf|. zeiven, naardien deeze wacht resds voor veele jaaren is Hoofdst. afgefchaft. Ten tyde van Dampier bezochten doorgaans V. jaarlyks meer dan honderd fchepen de havens deezer EiAet>. landen , en wel voornaamlyk uit hoofde van den zouthandel, die geene andere kosten vereischte dan alleen de geringe moeite van het zout in te zaamelen en aanboord te brengen , en eene kleine belooning aan de inwoonders voor hunnen byftand , en voor het gebruik van* hunne ezels om het zout naar de floepen te breagen. Naardien de kom weinig meer dan eene Engelfche myl van de zee afgelegen is , kost de vrachtloon van een^ ezel vcor een' gcheelen dag weinig meer dan een fhiiver. De grond van het Eiland Mayo is droog en dor, en beftaat meest uit zand en eene foort van losfe en brokkelige fte.men, zonder beeken, bronnen, of eenig ander natuurlyk vocht, dan alleen den dauw van den nacht , en de regens in het nat jaargety , die byna'zo fchielyk afloopen als zy nedervallen. Op het geheel Eiland is flechts ééne bron, juist in deszelfs middelpunt, en deeze vloeit met een' fmallen Aroom door een dal, dat door eenige heuvelen omringd word. Hieraan mag men met recht de onvruchtbaarheid van den grond toefchryven, en wat de rede zy, waarom hetzelve geene groote boomen oplevert , dewyl die geene wortelen kunnen fchieten in een' zo losfen, of genoegzaam voedfel trekken uit een' zo droogen grond. De zandbank , die de zoutkom vormt levert eene foort van zydeachtig katoen op , dat aan een klein heestergewas groeit, van omtrent vier voeten hoog, in haauwen ter grootte van eene kleine komkommer. Wanneer deeze peul ryp is, barst zy open aan het ondereind , en verdeelt zich in vier deeleii, terwyl hec katoen by ce eerfte open;ng daaru't te voor-  AFRIKAANSCHE EILANDEN. i6l voorfchyn komt; doch hoe fchoon dit voortbrengfel ook Yvnr mooge zyn voor het oog, is het echter te teder eh prnt zwak van ftof, tn te kort van draad om bewerkt te m kunnen worden, zodat het alleen kan dienen tot het vul-hoo^t ten van kusfeus en dekens, 'en dergelyke beuzelingen V De echte katoenheester groeit hier insgelyks , doch niet Afd zo menigvuldig , dat deszelfs vrucht een' tak van koon. handel kan uitmaaken, naardien dezelve voor het gebruik der inwoonders naauwlyks toereikende is. Op het Eiland Mayo zyn drie kleine' vlekken of gehuchten , welken allen de inwoonders van het Eiland bevatten. Deezen zyn zeer welgelegen , omtrent vyf of zes Engelfche mylen van de ree, aan gintfche zyde van het Eiland; in ieder van dezelven is ecnPadre, of Priester, benevens eene kerk. De hoofdplaats word genoemd Pinoja, daar twee kerken, en twee priesters zyn, en een groot getal wooningen , doch deeze beftaan enkel uit ge. ringe , kleine, en Iaage hutten , die weinig verfchillen van de hutten der Negers op het vaste land. De naam van het tweede vlek is San Juan, en die van het -derde' Loango; beiden zyn zy zeer gering uit hoofde van der-1 zeiver legging, gebouwen, en armoedigheid van het volk, hunne hutten zyn enkel gebouwd van ruw hout van vygenboomen, naardien het eiland geene andere boomen op. levert, die daartoe groot genoeg zyn, en de omheiningen van dezelve zyn van wild boschriet. De voornaamfte vruchten van het Eiland Mayo zyn vygenwatermeloenen , eenige weinige oranjeappelen en citroenen, doch alle deeze vruchten zyn vry flecht in haare foorten , en pompoenen , Welke Iaatfte het gewoon voedlel zyn der inwoonders , benevens de calavanas, eene loort van boonen , waarvan zy veel werk maaken. Dampier maakt geen gewag van eenige viervoetige die. ren, behalven van geiten , waarvan hy zegt , dat hier eenige weinigen gevonden worden ; en echter zeggen 7«Hedend. Hist. XIV. D. I. St. X rm  T . ' - 162 HISTORIE va-n de XVIII, rin en Linfcboten, en anderen met hen, dat dit gedierte Boi.k. daar zo menigvuldig is, dat men daarvan dikwyls kud. II I. den van meer dan duizend by elkandere ziet; benevens Hoofdst. osfen en koeijen , en paarden , doch klein van geftalte, V< ezels, aapen , en baviaanen. Onder het gevogelte vind Afd. men hier den Flamingo, die de gedaante heeft vaneen' reiger of ojevaar, dach veel grooter en roodachtig van kleur. Zy houden veel van by eikanderen te zyn , en houden zich op in de moerasfen aan den zeekant of by de zoutvyvers Deeze vogels zyn zeer fchuw , en moeijelyk te fchieten ; zy maaken hunne nesten in de moerasfen van flyk of modder, waarvan zy een heuveltje maaken, dat omtrent anderhalven voet boven het water uitkomt. Zy laaten eene holligheid in den top van deezen heuvel, waarin zy hunne eijeren leggen , en de jongen uitbroeden. Zy broeden op hunne eijeren op eene zeer vreemde wys;; zy ftaan over het nest heen met hunne lange beenen op den grond , en rusten dus op den heuvel; eene verftandige ingeeving der natuur,welke hen daardoor behoed voor het verpletten van hunne eijeren door de zwaarte van hun lichaam. De Flamingo legt nooit meer dan twee eijeren ♦ en ook zelden minder ,• hunne jongen zyn niet in ftaat om te vliegen voor dat zy genoegzaam volwasfen zyn; welk gebrek vergoed word door hunne fnelheid in het loopen. Hun vleesch zowel van' de jongen als van de ouden is bruin en mager , maar malsch en aangenaam , zonder den minden vischachtigen fmaak, fchoon zy enkel van visch en watergedierte leeven. Hunne tong is breed , en heeft op het achterfte gedeelte een klompje vet, dat voor eene fyne lekkerny gehouden word. Een gerecht van Fl i,un» go's tongen word voor de keurigfte en uitgezochtfte van alle lekkernyën gefchat. Behalven den Flamingo levert Mayo eene groote verscheidenheid van • aller bande vogelen op ; zoals patryzen , faifanten s kalkoenen , duiven, en  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 163 en michotas, eene foort van landvogel vsn grootte als XVIIL eene kraai , groen van kleur, en aangenaam van fmaak. Boek. De Cru/les is eene andere foort van vogel, byna van de- III. zelfde gedaante , die enkel des nachts te voorfchyri Hoofdst. komt, en om die rede onder het geflacht der uilen ge- V. rekend word. Het vleesch van deezen vogel word ge- Afd. houden voor een onfeilbaar geneesmiddel voor teeringachtige lieden, zelfs wanneer alle andere middelen vruch. teloos zyn geweest. De Rabeks is een groote vogel, graauw yan kleur, met lange beenen , veel gelykende naar een' reiger , en word veel op dit Eiland gevonden. Dampier befluit dit artikel met te zeggen , dat de zeeroovers , die, langen tyd voor zyne reis derwaarts, deeze eilanden grootlyks ontrust hadden , het getal der die. ren op dit Eiland grootlyks hadden doen verminderen , en^ voornaamlyk dat der tamme dieren , welken, zy flachten voor fcheepsvoorraad. De zee rondom dit Eiland is voorzien van eene groote menigte van allerhande visfchen , zoals barbeden, dolfynen , bonetten, haaijen , zilver visfchen , meerzwynen, en eene foort van kleine walvisfehen , die doorgaans dagelyks op de ree komen om te aazen zolang de zeefchildpadden haare eijeren leggen. Volgens het zeggen van Dampier zouden allen de woonders van dit Eiland Negers zyn ; of fchoon Sanutus, Linfcboten, en La Croix ons melden, dat, by hunnen tyd, allen die inwoonders der Eilanden van Cabo Verde atftammelingen waren van Portugeefche ouders, (e) Zy zyn onderdaanen van Portugal, en belyden denzelfden godsdienft. Zy zyn moedig, fterk, welgemaakt, en ar. beidzaam, doch grof en zwaarlyvig, zowel de vrouwen als de mannen, in weerwil der eenvoudigheid van hun voedfel, dat meest uit kruiden en vruchten beftaat, en (0 Linsch. l. VI. c. 95. San. & La Choix, als boven. dIkp. Tweede Reis, T. 4. en anderen. X 3  iÓ4 HISTORIE van db XVIII. van de fchraalheid van den grond. Dampier vernam van Boek. een' der Padres, dat de inwoonders een getal uitmaakten III. van omtrent tweehonderd-en-dertig menfehen, die, Hoofdst. naar het hem toefcheen , goedhartige en beleefde lieden V. waren. Hun Opperhoofd is een Neger , die aangefteld Aïd. Word door den Portugeefchen Opperbevelhebber van St. Jago, en aan dit Opperhoofd moet eene geringe belasting betaald worden door eiken Scheepskapitein, die hier komt om zout te laaden. De tyd , wanneer deeze Schepen aankomen , is de oogfttyd voor het Opperhoofd ; naardien hy dan dagelyks aan boord onthaald, word, en geheele dagen doorbrengt met de zeelieden, in wiens gezelfchap hy groot genoegen vind Dewyl nu geene Europeaanfche natie, behalven de Engdfche gewoon was. deeze haven te bezoeken, wierd hunne aankomfl-aidaar, volgens het zeggen van Dampier , altoos met ongeduld verwacht, en zy met groote blydfchap verwelkomd , naardien dit het eenig middel was voor die inwoonders om eenig geld en ander noodzaaklykhec'en te verkrygen, en zich voor dien tyd te vermaaken; want behalven ded ig% huur voor het beladen der Schepen, dreeven zy ook koophandel met hunne ezels, die door de zeelieden wierden opgekocht, om die naderhand cot een' hoogen prys in de Barbados en andere Weftindifche Eilanden te verkoopen. Bueravi- BUENAVISTA legt ten Noorden van Maijo , op 15 *«• Gr. 56. Min. N. Br. Dit Eiland word ook genoemd Boavista, en Bonnevue, doch de eerfte naam is de rechte , en betekent fchoon gezicht, om daardoor te kennen te geeven, dat het zich uit zee te zien zeer fchoon voordoet. Dit Eiland word gerekend omtrent twintig mylen in den omtrek groot te zyn , en is kenbaar aan eene aaneenschakeling van witte rotzen , welke het aan de. noordzyde omringt. De Ooftkust, welke Oost en Noordwest loopt, heeft een' vlakken oever fchoon het bin-  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 165 binnenlandsch gedeelte bergachtig is. Aan den Noordlyken XVIII. uithoek vind men eene lange jy van rotfen , welke Boel. zich omtrent eene Myl verre in de Zee uitlteekt , en 111. waartegen de golven met een verbaazend geweld aanbrui- Hoofdst. fchen. Aan de Ooftzyde van den Zuidelyken uithoek vvan het Eiland , flrekt zich ook eene fchakel van rot- Afd, fen omtrent anderhalve Myl verre in Zee uit ,• en deeze baai is de veiligfte voor de Schepen, (f) Recht onder den 17. Gr. N. Br. en den %x Lengte, IIba daI legt het Eiland, dat door de Portugeezen llha del Sal AT of Zout - Eiland genoemd word, dat zich omtrent negen Mylen Zuid-en nooidvvaards uitftrekt, doch niet meer dan eene halve myl breed is. Dit Eiland is vol van Zoutputten, waarin het water zich zet tot kristallen van een zeer lchoon zout, dat ook byna het eenig voortbrengielis, hetwelk hier gevonden word, zynde de grond voor het overig hier zoo onvruchtbaar, dat dezelve geen kruiden of boomen voortbrengt dan eenige nietswaerdige heestergewasfen. Dampier vond hier flechts hieiendaar eenige plekjes gras, en geene andere dieren, dan eenige dood - magere geiten , die alle tekenen droegen van de onvruchtbaarheid van den grond ; Devity beweert integendeel, dat, onaangezien deze onvruchtbaarheid, dit Eiland eene grote menigte oplevert, en dat hier ook eenr6e ezeis , kleine paarden , en eene groote menigte watervogels gevonden worden, Misfchien zyn de verwoestingen der Boucaniers oorzaak geweest van de tegenwoordige ièhaarsheid van vee op dit Eiland. La Croix heeft aangemerkt , dat op dit Eiland eene ongelooflyke menigte zeefchildpadden haare eijeren komen leggen, "die alleen genoegzaam zouden zyn om een groot getal inwoonders te voeden; doch alle fchryvers komen hierin overeen, dat het een onbewoond Eiland is. (ƒ) DiffisR , pag. 95,  166 HISTORIE van de XVIII. Omtrent zeventien Mylen ten westen van het Zout Boek. Eiland legt het Eiland St. Nicolaas, volgens de EngelHl. fche Aardryksbefchryvers op 17 Gr. 10 Min. N. Br. ; Hoofhst. doch , volgens La Croix, de Vide , en anderen op 16 V. Gr. 20 Min. Het heeft de lengte van omtrent zeven Afd. of agt Mylen , en is op fommige plaatfen , voornaamst. Nico. ]yk aan het Wefteinde, omtrent drie Mylen breed. De *3S' ree voor de Schepen is omtrent eene Myl van den Ooft* lyken uithoek afgelegen, daar men eene fraaije baai vind. De haven , die door de Portugeezen Piterto del Penguin, of Penguin's haven genoemd word , is aan de züidzyde , derzelver ingang is bezet met kleine Eilanden, doch daar is een veilige doortogt in het midden. Meer naar het Noordwesten is nog eene andere haven genoemd. Eonrrol, daar de Schepen zich van versch en goed water kunnen voorzien, (g) St> vin. Het Eiland St. Fincent legt een weinig meer Noordee'nt. waards omtrent 43 Mylen van het Zout-Eiland af, volgens Bowen op 18, doch, volgens La Croix, en anderen , op 17 Gr. N. Br. Het heeft vyf Mylen lengte, en ftrekt zich Weft-zuid-weftwaarts uit. Aan de Noordweftzyde van hetzelve ligt eene baai , die aan den in» gang omtrent anderhalve Myl breed is , omringd met hooge bergen , en inloopende tot het midden van het Eiland; dezelve word door het gebergte tegen de Westelyke en Noordwestelyke winden door de bergen volkomen beveiligd ; waarom dit ook voor de vejligfte haven van allen de Eilanden van Cabo Verde gehouden word ,* doch het is zeer moeijelyk daarin te komen , uit hoofde van de hevige rukwinden , die over het gebergte heen largs de kust waaijen , waardoor de Schepen dikwyls in groot gevaar raaken éér zy in veiligheid kun- tg) Dapp. ib- Davity-, T. 5. p. 627 La Croix. T. 4' P 645.  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 167 kunnen komen. Behalven deeze vind men nog andere XVIII, baaijen aan de zuidzyde , daar goede ankergrond is; en Boek' van deeze maaken de Portugeezen doorgaans gebruik om III 1 hunne huiden te laaden. St. Fincent heeft ook zeer Hoofdst. goed water, dat opwelt, wanneer men flechts een wei- V. nig in den grond graaft in de valeijen; doch de heugels Afd. leveren geen enkele drop water uit, zodat het Eiland zonder bronnen of beeken is , en dus niet gefchikt om vee te voeden. Het Eüand St. Lucia, dat omtrent negen Mylen leng.St Tuda te heeft, en zeer hoog en bergachtig is, legt op i5 Gr. 18 Min. N Br. volgens de beste Portugeefche, Franfche , en Hollandfche reisbefchryvers , fchoon de Engelfche Geographisten hetzelve plaatfen op 17. Gr. 18. Min. N. Br. Wat de oorzaak mooge zyn van dit verfchil in het bepaalen der legging van Eilanden , die zo bekend zyn , en zo algemeen bezocht worden , is niet wel op te losfen. Aan de Oost-zuidoof zyde van het Eiland is eene haven , wier grond en oever van zeer vaft zand zyn, en welker mond gedekt word door twee kleine Eilandjes , waardoor dezelve een' goeden ankergrond en eene veilige Schuilplaats uitlevert ; doch de beste haven van dit Eiland is tegenover St. Fincent, aan de Zuidwestzyde, daar men doorgaans meer dan twintig vademen water heeft, Dit Eiland levert een' overvloed op van hout en water , dat uit het gebergte ontfpringt. Aan de Weftzyde echter vind men geen water , en het is aan die zyde ook onbewoond, zegt La Croix, waaruit men zou moeten opmaaken, dat het inde andere gedeelten bewoond is, fchoon wy dit van geen een' Schryver duidelyk vinden aangetekend ; doch dit is zeker, dat daar een overvloed van geiten, bosch wild-en watergevogelte , en fchildpadden gevonden word. (li) Het (i>) La Croix, ubi fupra.  St. Ar.tho uio. 168 HISTORIE van de ■yiTjTT Het noordelykfte van allen de Eilanden van Cabo o ƒ Ferde is St. Jntbonio , dat gelegen is op 17 Gr. N. Br.; j^K' doch de Engelfche Gcograpbisten plaatfen het wederom Hoo^ost. een' Sraac^ meer benoorden de Linie. Het word afgeV, ' fcheiden van St. Fincent door een' doortogt , die twee Afd. mylen breed , en zuiver en bevaarbaar is. Het Eiland ftrekt zich uit van het noordoosten naar het zuidwesten, St. Ar.tho fin js gejoel vervuld met gebergten, waaronder men een' berg vind, die zo hoog is, dat hy wel mag vergeleken worden by de Fiekyan Teneriffe, van welke wy in het volgend hoofdftuk zullen fpreeken. De top van deezen berg is eeuwig met fneeuw bedekt ; en , niettegenftaande de hoogheid van de lucht boven dit Eiland, doorgaans in de Wolken verborgen- Aan de noordzyde is eene goede ree voor fchepen , daar een zaamenloop is van zoet water , dat uit eenige kleine bronnen voortfpruit, doch echter naauwlyks een meertje kan genoemd worden. De inwoonders maaken een getal van omtrent vyf honderd uit, dié meestal zwarten zyn , en onder de befcherming der Portugeezen ftaan. Aan den noordwestkant legt een vl;k , van omtrent twintig hutten , die wel vyftig "huisgezinnen bevatten , zo blanken als zwarten, onder het opzicht van een' Gouverneur , of gelyk zy hem noemen , een' Eapitein , een' Prjefter, en een' Schoolmeester , die de kinderen onderwyst in de gronden van den Roomfchen Godsdienst , en van eenige andere weetenfchappen, fchoon dit zelden verder gaat dan , dat zy de getyboeken kunnen leezen , en zuiks nog wel vry gebrekkig. Zy fpreeken allen Portugeesch, en volgen de zeden en gewoonten van die natie , maar leeven in de «iterfte armoede , fchoon het eiland eene groote- verfcheidenheid van vruchten oplevert, zoals oranjeappelen, citroenen, palmvruchten, meloenen, bacovas, granaatappelen , en fuikerriet. Men vind hier een' grooten boomgard, die uit zee kan gekend worden aan een' hoo-  AERÏKAANSCHE EILANDEN. iö> hoogen palmboom , daar de zeelieden byëenkomen om XVIIÏ de vruchten van het jaarfaizoen in te zaamelen , waarin b0ek ' zy door de inboorlingen nimmer geftoord worden. Een tjt weinig verder van de zee af is nog een andere bocm-HooicsT. gaard , uit welken de inwoonders op ezels vruchten V. naar de fchepen brengen , die zy tot een zeer geringen Afd. prys verkoopen. De aardappelen en de meloenen van St. Jnthonys-Eiland zyn zeer uitmuntend , naardien dezelven een' zeer aangenaamen fmaak hebben , die daaraan byzonder eigen is, en om die rede worden dezelven door de zeevaarenden fterk gezocht (i). Op 14 Gr. 20 Min. N. Br., volgens de meeste land- Uha dei befchryvers , of volgens de Engelfche op 15 Gr. legtFuoS°llha del Iwgo , of het Vuur Ei'and , dus genoemd uit hoofde van een' brandenden berg , die hetzelve op een' grooten afftand, in den nacht kenbaar maakt. Aan deszelfs westzyde legt een klein kasteel , aan den voet van een' berg , voor hetwelk eene ruime doch ongelegene baai is , om rede van de zwaare brandingen , die tegen den oever aanrollen. Rondom dit Eiland heeft men doorgaans hevige ftormwinden , en doordien de oever zeer ftefl is, kan de grond nergens gepeild worden dan op eene plaats digt by het kasteel, Wy vinden geene melding gemaakt van eenige voortbrengfelen van dit Eiland , dan van eenige wynftokken, offchoon het, naardien hetzelve bewoond word, waarfchynlyk ook andere vruchten zal voortbrengen, zowel als graanen , en niet geheel ontbloot zyn van viervoetige dieren en gevogelte (k). 1LEA del Bravi, of het Woest Eiland , heeft omtrent nha del vier mylen in den omtrek, en is omtrent even zo veele Brava, mylen afgelegen ten zuidwesten van llha del Fuogo, benevens (i) Jurïn. L. 5. V07.H0ll.ch. do. LaCsoix, ibid, p. 644.. (k) Davity. T. 5. p. 627. Zie ook de bovengem. fchryveis. Hedünd. Hist. XIV. D. I. St. Y  i7o HISTORIE -va kd* XVTTT. vens nog twee of drie onbewoonde Eilanden ten noorBoek.' den van hetzelve. Aan de westzyde vind men eene beIII." kwaame ree om water te haaien ; doch de veilig (Ie haHoofdst. ven is aan den zuidoostkant. , daar de fchepen , kort onV. der den wal, op vyftien vademen water kunnen ankeren, AfD. en hierom word dezelve door de Hollandfche en PortngeeffcheOostindiesctwaarders veel bezocht Digt by deeze haven legt eene kluizenaary, en niet verre van daar een gehucht , dat door eenige zwarten bewoond word, Op het Eiland Brava groeijen vygen, watermeloenen, en andere vruchten; gierst , ryst, en wortelen ; ook vmd men daar een goed aantal geiten . welke de arme inwoon, ders niet moogen (lachten of verkoopen , zonder de vergunning van den Gouverneur van St. Jago , van welk Eiland wy thans eene befchryving zullen geeven (1). St.Jago. hex Eiland St Jago is het voornaamfte van allen de Eilanden van Cabo Verde ; het (trekt zich uit omtrent twaalf mylen van het noordoosten naar het zuidoosten , op den westelyken afftand van vyf mylen van het Eiland Mayo , en is gelegen tusfehen 15 en 16 Gr N Br. en op 2.5 Gr. ten westen van London Het is het gewigtigfte, best bebouwde , en vruchtbaarfte van allen , die wy onder deeze breedte belchreven hebben. De bewooners zyn meestal zwart, of van eene gemengde kleur, eenige weinigen van den eersten rang uitgezonderd, zoals de Gouverneur, de Bisfchop , eenige voornaame heden, die op hunne plantagiën woonen , en de priesters, fchoon onder deeze laatften veele zwarten gevonden worden. Aan de westzyde van dit Eiland legt eene Stad . genaamd Praya, die eene goede haven heeft, welke zelden ontbloot is van een goed aantal van allerhande fchepen, ten zy de Krocn van Portugal met de eene of andere Zeemogendheid in oorlog is. Dit is lan^ (j) La Croix, ibid. Navig. Vert. 1607, Linschotek» c.95.  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 171 tyd de plaats geweest, welke de uitgaande Guineesch- XVIII en Oostindischvaarders gewoon waren aan te doen , cm Boek' water en • ververfchingen in te neemen , zo Franfcben , jij * . als Engelfchen , en Hollanders, doch by de terugreis wierd Hoofdst. dezelve weinig bezocht. De inwoonders brengen aller- V. hande voortbrengfelen van het Eiland naar den zeekant Afd. om het aan de zeelieden en reizigers te koop te veilen ; en dus fchynt de geheele kust eene marktplaats , dewyl dezelve opgevuld is met osfen, koeijen, geiten, varkens, gevogelte , vygen , plantanos , en kokosnooten, welke waaren zy verwisfelen voor hemden, broeken, borstrokken, hoeden, en allerhande foorten van linnen kleede» ren , want wollen kleederen zyn op St. Jago in geene achting. De inwoonders fcheiden echter niet dan ongaarne van hun vee dan voor gereed geld of linnen, om welke rede de zeelieden fteeds op hunne hoede moe' ten zyn ; want de inboorlingen van dit Eiland zyn , e« ven gelyk allen de andere Negers, zeer geneigd tot fteelen , en misfchien de behendigfte dieven van geheel Africa. Deeze ondeugd is wel byzonderlyk eigen aan de inwoonders van Praya; want in de Stad St. Jago, daar zy, meer onmiddclyk onder het oog zyn van den Gouverneur zeiven , word hunne natuurlyke geneigdheid bedwongen door de vrees voor ftraf, en misfchien word daardoor de eerlykheid in die ftad eene zo algemeene gewoonte als de dievery te Praya is. Wy kunnen voor het minst niet gelooven, dat, op een' zo korten afftand, en daar de geflachten zo dikwyls vermengd worden , een oorfpronglyk verfchil van karakter zou plaa's hebben, en willen dit dus liever toefchryven aan de kracht der opvoeding en aan de goede inrichting der wetten. Te Praya is een kasteel op den top van een' heuvel, dat de geheele haven kan beftryken; en dat, wanneer het wel voorzien wierd van gefehut en volk, zeer fterk zou zyn. Y * Dm  ijra HISTORIE vAifDE XVIIT. De Stad is niet alleen de Hoofdftad van het geheel' Boek. Eiland , maar ook van allen de Eilanden van Cabo PerIII, de; dewyl dezelve de zetel is van den Portugeefchen OpHoofdst. perbevelhebber en Bisfcbop , waaraan allen deeze Eilan- , v« den onderworpen zyn. Deeze ftad is , min of meer Afd., verftrooid, gelegen in het hangen van twee tegen elkanderen over leggende heuvels, tusfehen welke eene vlakte is , ter wydte van tweehonderd roeden , daar die zich naar den zeekant uitftrekt, doch welke langzaamerhand afneemt in breedte ,. naarmaate dat zy zich van het ftrand verwydert , waardoor dezelve eene driehoekige gedaante-krygt, waarvan de zeekust de. bafis is» In deeze valei, digt aan het ftrand loopt eene ftraat ftrookende met de zee dwars door de valei , welke aan beide zyden met huizen bebouwd is, die hun water ontfangen van een beekje, dat uitloopt in eene fraaije zandige ba&i, in welke de zee altoos effen is als glas. Dit maakt deeze baai tot eene bekwaame waterplaats voor de fchepen, of fchoon dezelve in zeker opzicht als geblokkeerd word door eene lange ry van rotfen , hetwelk dezelve gevaarlyk maakt cm in te komen zonder een' ei varen' loots. Naby de landingplaats legt een klein kasteel,. genoegzaam gelyk met de zee, waarin eene wacht legt, die geregeld afgelost word. Op den top van den heuvel achter de Stad legt een ander Fort, dat, naar de wallen te reke. nen, zoals die zich van de ree vertoonen, eene fterkt* van vry gtoote uitgeftrektheid fchynt te zyn , wel aangelegd, en vry fterk ; meer kan men 'er niet van -zeggen , dewyl niet één fchryver daarvan een meer omftandig verflag gegeven heeft; misfchien omdat de Portugeeszen geene vreemdelingen in hetzelve willen toelaaten. Dampier zegt, dat hy de nuttigheid van dit Fort niet kan begrypen , offchoon hetzelve waarfchynlyk fterk bezet is , en gemonteerd met zwaare ftukken gefehut. De Stad beftaat uit omtrent driehonderd huizen, eene kerk, e»  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 173 en een klooster van gehouwen' fteen , die allen in bouw- XVJII. order en gemakken de huizen van de andere Eilanden Roek." verre te boven gaan. Behalven de fchepen van andere m, * natiën, die nu en dan daar aankomen , doen jaarlyksHoofdst. twee Portugeefche fchepen van de Brezilfche vloot, dit V. Eiland aan. Deezen verkoopen aan de inwoonders aller- Afd. hande foorten van Europeefche waaren, en neemen daarvoor in ruiling geftreept katoen , dat de. voornaam (te rnanufacteur van dit Eiland is , en dat zy in Brezil met goede winst verkoopen. Behalven deeze komt 'er jaarlyks nog een fchip direkt uit Portugal, om fuiker in te neemen in verwisfeling voor Europeaanfche goederen; want 'er worden jaarlyks meer dan honderd lasten fuiker xüx) dit Eiland naar Lhfaban overgevoerd. ST. JAGO levert zoveel katoen op , dat, behalven hetgeen daarvan naar Bmil gezonden word , en hetgeen aan de Europeaanfche natiën word verkocht, meest allen de inwoonders met deeze ftof bekleed gsan. Ook vind men hier druiven , waarvan zy een' vry goeden wyn 'maaken; doch , nadat zy door de Eurofeaanen van beter wyn zyn voorzien geworden, is deeze landwyn in minachting geraakt. Behalven eene .groote menigte van plantanos , levert dit Eiland citroenen , limoenen, oranjeappelen , muskus meloenen , en watermeloenen, limmetjes, guavas, granaatappelen , kweeën , custard-appekn, en papas ; van welke twee Iaatfte vruchten wy alleen zullen fpreeken. De custard-appel is eene vrucht van gedaante als een granaatappel, en heeft byna dezelfde kleur 5 doch de fchil of bast maakt, met betrekking tot de vastheid en dikte , eene tuslchenfoort, tusfehen den granaat- en den oranjeappel ; naardien dezelve min. der hard is dan de bast van den eersten en minder zacht en kneedbaar dan de fchil van den laatften. Deeze fchil is aanmerkenswaerdig , omdat dezelve geregeld omringd is met kleine knobbels of uitwasfen, waarin, zowel als Y 3 in  i74 HISTORIE van de in de geheele fchil eene zachte witte pap legt opgefloXVIII. ten ? v&aa een' zoeten en aangenaamen fmaak, veel gelyBoek. ken(je naar net geen de Engelfchen custard, of meikvlaa III. ncemen, waarom deeze boom waarfchynlyk door deeze Hoofdst. natie dus gen0emd is. In het midden zyn eenige zwar■ te fteenen , of pitten , doch zonder vliezen daar omArD' hen i dewyl de geheele vrucht uit de bovengemelde pap beftaat. Deeze boom gelykt veel naar den kwee. boom , met lange , dunne, en digte takken , die zich naar alle kanten uitbreiden ; de vruchten groeijen aan de uiterfte einden van deeze takken , aan fteelen van omtreEt tien duimen lang , die dun en zacht zyn, en dus, door de afhangende zwaarte der vruchten, de boomen een fraai aanzien geeven. Wat de Papa betreft , deeze vrucht word, even als de custaard-appel , overal tusfehen den keerkring gevonden. Deeze vrucht heeft de gedaante van eene watermeloen ; is even gelyk deeze hol van binnen, en heeft ook groote gelykenis met dezelve zo in gedaante als in kleur, zo van binnen als van buiten , doch in de plaats der platte zaaden van de watermeloen , vind men in de.Papas omtrent een' handvol zwartachtig , rond zaad , veel gelykende naar peperkoorntjes, en ook , gelyk die , heet en prikkelende op de tong. Wanneer deeze vrucht ryp is, dan is zy zacht, zoet en fmaaklyk ; doch, voor dat die tot volkomene rypheid gekomen is , hard en onaangenaam ; doch dan zelfs vervult dezelve gekookt zynde , de plaats van raapen, of wortelen, of andere voorfpyzen, met een ftuk fpek of osfchenvleesch , en word by de zeelieden zeer gezocht. De boom, waaraan deeze vrucht groeit,word niet hooger dan tien of twaalf voeten. De ftam heeft by den wortel twee voeten diameter, en loopt naar den top fpits toe. Deeze boom heeft geene takken , maar alleen bladen , die aan een' fteel onmiddelyk uit den ftam voortfpruiten , en tusfehen welken de vruchten uitgroei-  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 175 groeijen. De bladen van deezen boom zyn getand , en YVrn van eene eironde gedaante. B De viervoetige dieren, die voornaamlyk op dit Ei- uT' land gevonden worden, zyn, rundvee, paarden ezels,Hoonsr. mudezels , herten, varkens, geiten , en eene foort van V. kleine aapen met zwarte gezichten en lange ftaaren Afd. Van het gevogelte vind men daar hoenders, eenden kalkoenen , zo tamme als wilde , papegaaijen , parkieten , duiven , tortelduiven ., en veldhoenders , behalven nog eene menigte van andere vogelen , die enk«I om hunne vederen in achting zyn. Zie daar een kort verflag van deeze Eilanden opgemaakt uit de fchryvers, die wy onder aangetekend hebben; waarby wy nog dit'zullen voegen , dat Jank verzekert , dat het getal der paarden op het Eiland St. Jage zo groot is, dat men daar meer dan drieduizend , bekwaam voor den oorlog zou kunnen ligten. Deeze zelfde fchryver zegt ook * dat in alle de Eilanden van Cabo Verde, de Padres, of Priesters, tevens het ampt waarneemen van Geneesheeren , Wondheelers , en Kruidmengers, zodat zy het ampt van Ziel en Lichaambezorgers in hunne perfoonen vereenigen ; doch dat hunne geneeskunde voornaamlyk beftaat in toveryën , beleezingen , en duivelskunstenaaryën, of, beter gezegd , in list, fchynheiligheid, en bedrog (m). Cm) Navig. Holl. Ao, 1508. en 09. Sanut. L. 7. Pukch. L. 7.c. ïs. Linsc ,. C. 95. Thevet. Cosmol. j. 3. Davit* , T. 5, p. 627. La Cioix, p. 4. & feqq. Jahkic. 1.5. ZES-  ir6 historie viN de xviii. «s5355^ biTl' ZESDE AFDEELING. Hoofdst. YJ; De Canarifche Eilanden. d "omftandiglyk befchreven zyn door Pte.Ww, en^ « L d^n Ouden, zullen wy het nuttiger oordeelen eene naauwkeurige b fchryving van dezelven te geeven; de'5 dit enlel befchouwlfke nukkenen, over welken de T eezers onze Oude Historie moogen nazien , benevens ï GiSkfche en Latynfche Aardryksbefchryyers«j fibg. wy niet kunnen nalaaten aan te merken, da/t™g To hy deeze eilanden op het oog heeft gehad , d e omSent elf graaden te na aan de Linie geplaatst heeft, Svk onder den 16 Gr, waaruit fommige Schryvers SnSen , dat de Eilanden van Cabo Verde eer yds dien naam gedragen hebben. Wy zyn thans , volgens de Sï?w&|lte waarneemingen volkomen zeker, dat de Canarijche Eilanden gelegen zyn, tusfehen a7 G';IoMin; en 20 Gr. 50 Min. N. Br. , en tusfehen 12 Gr. en 7 Gr ?o Min. lengte, ten westen van Lornfo». !*•«» »f dat zy over het algemeen door de ^caanen gznoemd worden £J-/ford? en Gomara verhaat, dat zy dra naam van Canaria gekregen hebben van de Spm}a*rS, uk hoofde, der menigte van groote honden, welken zy od een'van deeze Eilanden gevonden hadden. Uurmus en Dr. » beweeren eclrer, dat het woord SL fSt afgeleid is van de Latynfche benaarmng van dat d ^r, volgens Plinius , noch ook van de menigte van  AFRIKA ANSCHE EILANDEN. i77 ■honden, weiken men daar vind; gelyk Gomara gist, x VIII. maar van de Canadniten of Phoenicie'rs, die, gelyk Scylax Rokk. Cariandenus heeft aangemerkt , menigmaal overfrakcn van JU. de vaste kust naar Carhe, dat by veelen voor eene zaa-Hoofdst, mentrekking van Canaria gehouden word. Doch dit alles VL zyn gisfingen door de Schryvers uitgedacht om hunne Afd. bekwaamheid in het maaken van nafpooringen te toonen, en die dus niets toebrengen tot de waarheid, of tot nader onderrichting van de Leezers (K). De Schryvers zyn niet minder oneenig over hun getal, dan over hunne legging en naam. Gramaye beweert, dat Ptolemceus en Plinius niet meer dan zes gekend hebben ; en dat zelfs het Eiland Madeira nog onder dit getal begrepen was, daar de hedendaagfche Schryvers niet minder dan twaalf optellen , Madeira nog uitgezonderd ; doch men heeft van deeze tvVaalf flechts zeven waardig geacht befchreven te worden. Derzelver naamen zyn Lancerota, Fuerte Ventura , Gran-Canaria , Fero , Palma, Tenerifj'e , en Gomara. By deeze voegt Purchas nog de naamen van verfcheiden kleine Eilanden , te weeten Lobos, Roca, Craciofa, Santa Clara, Allegranca, en Inferno; 'Sanutus zegt, dat de eigentlyke naamen van dezelven zyn Vecchio Marino , Santa Clara , Iiocho, Graciofa, en Alegranga ; en dus blykt het, dat hy Vecchio Marino in de plaats fielt, en Lobos, en Inferno weglaat. Het zy dan, dat de Canarifcbe Eilanden ten tyde van Ptolemaus en Plinius bekend zyn gewreest, of niet, dit is zeker, dat dezelven voor het jaar 1402, of, volgens ande:en, voor het jaar 1405, ten'volle onbekend geweest zyn aan de hedendaagfche Enropeaanen , fchoon zy by derzelver ontdekking, die bevolkt vonden door Christe- ■ nen, (K) Het is opmerklyk, óatAbu'lfed», UlugJi Beg, en andere Arabifche Airdryksbcfchryvers, tleeze Eilanden Jazai* Akha Aiai, of de tïelukkige Eilanden, noemen. Hbdehd.- Hist. XIV. D. I. Sr. Z  178 HISTORIE van db XVIII nen, en wel van de Roomfche Kerk , die voorzeker Boek. eenige gemeenfclmp moeten onderhouden hebhen , met III.' Europa, dood:en zy de opperhoofdigheid van denRoomHoofd'st. fchen Stoel erkenden Door welk een' weg deeze verVI. ftandhouding eerst ontftaan zy, en door wien het ChrisAfd. tendom hier eerst ingevoerd zy vind men nergens aangetekend. Dit word intusfchen verzekerd , dat, nadat Koning Jan van CaJWiën aan zekeren Betancourt een' Fianscbman het bezit van die Eilanden , welken door eenige zeelieden gezien waren . gefchonken had. ingevalle hy die kon veroveren , gemelde Betancourt terftond zich tot deezen togt begon gereed te maaken. Het gelukte hem Lancerota te veroveren , benevens het Kasteel, en kort daarna Fuente Ventura, na een klooster van Fran~ ciscaanen ftormenderhand veroverd te hebben. Vo'gens Gramaye, ftond hy vyf jaaren daarna zyn recht af aan Diëgo Henera , die eigentlyk de veroveraar van Fuerte Ventura was. Sanutus zegt , dat Betancourt deeze reis ondernam op vergunning van de Koningin van Caftiliïn, en dat, by zyn overlyden, het recht van eigendom op deeze twee Eilanden door zyne erfgenaamen verkocht wierd aan Herrera , of eigentlyk aan den Infant Don Henrico , die Herrera derwaarts zond om verdere veroveringen te doen, hetgeen hem ook gelukte , doordien hy de Eilanden Fero en Gomara veroverde. De overige Eilanden wierden by vervolg van tyd op dezelfde wyze veroverd; doch het is de moeite niet waerdig ons lang op te houden by een onderwerp , dat zo verfchillend verhaald word. Dit alleen is zeker, dat toen de vree* de getekend wierd tusfehen Ferdinand van Castiliën en ' Alphonfus den vyfden van Portugal, nadat deeze twee Vorsten een' zeer bloedigen oorlog gevoerd hadden, zy van weerskanten overeenkwamen , dat zy onderling van alle eischen zouden afftaan , die ouder waren dan dit tractaat, dat de Canarifcbe Eilanden van nu af aan onaf- fcheid-  AFRIKA ANSCHE EILANDEN. i79 fcheidbaar asn de Kroon van Castililfn zttiden gehecht xviii blyven, en c'at integendeel, de koophandel en de fcheep. Boek vaart op Cuirea het uitfluitend voorrecht der Pertugeezen jjj zou zyn. Dus luidde het tractaat, dat op den 4 Novem-noorisr» ier, 1479, te Alcolazas getekend wierd (a). vi. De Canarifche Eilanden leggen ten oosten van de kust Afd. van Bikdulgerid tusfehen 27 Gr. 10 Min., en 29 Gr. 50 Min. N. Breedte , en tusfehen 12 en 17 Gr. 50 Min. lengte ten westen van London. La Croix verfchilt echter van deeze bepaaling, ftaande houdende , dat dezelven alle de ruimte beflaan, die 'er gelegen is tusfehen 26 Gr. 30 Min. en 29 Gr. 30 Min. N. Br. tegenover Caapl-fVim, omtrent zeventig of tagtig mylen van de kust van Barbarytn, en dat zy omtrent negen of tien mylen van eikanderen afleggen. Wanneer wy acht geeven op den natuurlyken ftaat van deeze Eilanden , dan zullen wy bevinden , dat, dewyl zy zo na aan den keerkring van den kreeft gelegen zyn, de luchtftreek daar zeer heet moet weezen, naardien zy grootlyks blootgefteld zyn aan de ftrengfte hitte van de zongelyk blykbaar is uit derzelver vroege oogst, welke gemeenlyk in de maanden Maart en April voorvalt. De grond is 'er overal vet en vruchtbaar, maar byzonderlyk zyn deeze Eilanden beroemd wegens het voortbrengen van die druiven , waaruit de Canarieixyn of Secq geperst word, welke door geheel Europa zo hoog gefchat word. Volgens het zeggen van Smutut was 'er oudtyds maar één Eiland , dat zo vruchtbaar was in koorn en wyn , doch nu brengen zy allen allerhande levensmiddelen voort, Tarw , garst, honig, wasch, fuikerriet, oranjeappelen , vygen , granaatappelen , citroenen , perziken , pynappelen, en eene ontelbaare menigte van andere (a) Porch. Pilg. Libr. 7. cap. ia. Cadamost, libr. 7. Sanüt. 1. 3. Gramaye Afrique 1. 9. c. 3. Z 2  j8o historie van de YtfTTT re vruchten froeijen hier in 'groote menigte , en kc. I J* men tot de uiterfte volmaaktheid. Ook groeit hier zeer TT? overvloedig zekere plant, genaamd ons/el, welke van Hoofdst. veele kruidkundigen gehouden word voor de Pnalans VI van Dioscorldes, (L) en welke Dekebamp , volgens Plu Afd. mus, noemt het tweede geflacht van de barba , of beter gezegd van het granum Theopbrasti. Deeze plant kweeken zv aan met-groote zorgvuldigheid, dewyl derzelver zaad het voedfel is van die kleine vogeltjes weken zo hoog geacht worden om hunne fraaije vederen , en bekoorlvk gezang , wel bekend onder den naam van Caaarievogeltjes. Deeze Eilanden leveren ook eene groote menigte gom of harst op , die bre genoemd word , deeze harst word door middel van vuur getrokken uit afgehakte pynboomen ; doch de wyze van dit te .doen verfchilt veel van die , waarvan men zich m Noorwegen, en andere noordlyke landen van Europa bedient Ook vind men in deeze Eilanden een grooten overvloed van vee, zoals koeijen, fchaapen, geiten, en wilde ezel*, die by feheele driften tusfehen de gebergten omzwerven ; en misfchien is de handel in hulden wel een der voornaamfte takken van hunnen koophandel , naardien de uitvoer derzelve naar Europa zeer groot is. De bosfchen leveren veelerhande foorten van gevogelte op , en de omleggende zee is ryklyk voorzien van allerhande, visfchen, en voornaamlyk van fleur, die de geringe heden ten voedfel flrekt. Men vind op allen deeze Eilanden kuilen en moerasfen , die, by fpringtyden met zeewater vervuld worden , hetwelk naderhand door de hitte der zon uitgerookt, een fraai zeezout oplevert. Met betrekking tot de oorfpronglyke bewoonders van (LI Deeze plant ii eene foort van de trimjria-iygynit, vqlvi', en heeft flechts een er.kel zaadje in dü torna, waaria dszdv» volkomen overeenkomt met de orifel,.  AFRIKAANSCOE EILANDEN. 181 deeze Eilanden zyn de gevoelens zeer verfchillende; doch XVIII. bet volgende word by de meefte fchryvers voor het Boek. waarfcbyniykst aangenomen , fchoon het onderhevig is III. aan zwaarigheden, die, in dergelyke gevallen al te dik-Hoofdst. wyls voorkomen, en dus geene wederlegging verdienen. V1Men zegt, dat zy ballingen geweeft zyn uit Africa,[ Afd. die door de Romeinen naar deeze Eilanden gebannen zyn,: nadat zy hen de tongen hadden uitgefneden, dewyl zy de Goden der Romeinen gelasterd hadden; intusfchen word het door allen de fchryvers , die in hunne taal volkomen onderricht zyn geweeft , algemeen bevestigd , dat dezelve geene de minite overeenkom!!: heeft met de Latynfche of de Arabifche taal ; en daarenboven , is het niet ligt te begrypcn , hoe ouders die van het zintuig der fpraakberoofd waren geworden, in ftaat konden zyn om hunne taal aan hunne kinderen te leeren *, want fchrift of fpelling, konden nooit geleerd worden, zonder de leer der grondklanken, of in ftaat zyn onrzekere en bepaalden denkbeelden met verfcheiden fchriftkarakters uit te drjukken. Mcoh zege, dat allen de afftammelingen van de inwoonders dezelfde taal fpreeken ; fchoon die door verfcheiden' tongvallen onderfcheidbaar is. Dezelfde fchryver zegt, dat de ouden zich kleeden met huiden en beeftenvellen , zonder aan dezelven eenig fatfoen te geeven. Zy leefden in grotten en gewelven, die hunne eenige verblyfplaatfen waren , in de levendigfte vriendfehap , en volmaaktfte eenlïemmigheid. Hunne taal vcrfchilde zeer weinig van die, welke hunne echte nazaaten nog tegenwoordig fpreeken. Hunne fpys beftond uit het vleesch van hoornvee, honden, en geiten, en hun drank uit gei. tenmelk. Ook maakten zy eene foort van brood, van melk en fyngewreven koorn , hetwelk zy Goffia noemden , en dat nog heden op het Eiland onder denzelfden naam bekendis. Nicols, die menigmaal daarvan gegeten ■ Z 3 heeft,  18a HISTORIE van de XVIII. heeft, zegt, dat het zeer voedzaam en aangenaam van Boek. fmaak is. III. Toen Cadamosto, in het jaar 1445, op de Canarifche Hoofdst. Eilanden aankwam , bezaten de Spanjaarden niets meer VI. dan de vier kleinfte Eilanden; terwyl de overigen , naar Afd. Zyn verhaal, bewoond wierden door eene foort van oorfpronglyke volken, aan welken de Spanjaarden den naam gaven van Guanchas, of Guanches, welken paam Linfcboten op derzelver nakomelingen insgelyks toepast. Het getal der inwoonders van Gran- Canaria bedroeg omtrent negenduizend, en dat van Teneriffe vyfduizend mannen, vrouwen, en kinderen, allen van eene reusachtige geftalte. De veelwyvery was onder hen geoorloofd, ieder man had zoveel vrouwen als hy maar onderhouden kon, zonder door de wetten, of volksgewoonten gebonden te zyn; en zy voedden hunne kinderen op met geitenmelk. Zy hadden allen hunne goederen gemeen met eikanderen j of liever zy hadden het voedfel onder eikanderen gemeen, want onze ingebeelde rykdommen waren hen onbekend. Zy bereiden den bouwgrond met puntige Osfenhoorns, en de Schaapen wierden gefchoren met geflepen' vuurfteenen, waarmede ook de mannen hunne baarden afgefchooren, in de plaats van yzeren werktuigen, waarvan zy volftrekt geene kennis hadden. Zy hadden zulk een' affehrik van menfchenbloed te Horten, dat, fchoon de befcbaafde en iher.fchlievende Spanjaarden hen den naam van woefte volken gegeven hebben, geen volk van .den aardbodem, grooter blyken zou hebben kunnen geeven van zachtaartigheid dan zy in het volgend geval: Nadat zy zich meefters gemaakt hadden van een Spaanfch Schip, welks fcheepsvolk allerhande moorden en baldaadigheden onder hen had aangerecht, konden zy het niet van hun gemoed verkrygen hunne gevangenen zwaarder te ftraffen, dan hen tot hunne veeherders aan te  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 183 te Hellen tot welke bediening order hen flechts lieden XV van de geringfte foort verkozen wierden , doch niette- Boek. gtnftaande deeze woestheid. voege de gemelde Schryver III. daar by, hadden zy eenige denkbeelden van een toeko--Hoo ost. mend leven ; want elke •gemeenfehap had altoos twee VI. Koningen, de een dood, en de ander levendig- Zohaast Arn. een van hunne Vorften geflorven was, wascht^n zy zyn lyk met groote zorgvuldigheid, en plaatften het in eene gror, met een" fceprer in de hand , en eene kruik aan elke- zyde, de eene gevuld met melk en de andere met wyn , als noodzaaklyke levensmiddelen voor zyne reis. (w). Ten tyden toen Cadamosto de Canatifcbe Eilanden bezocht, was elk Eiland verdeeld in een groot getal kleine koningryken , of liever heerfchappyën, waarvan op 7 R I E van de XVIII. des Bisfchops, en van het Gerechtshof der Inquifitie te Boek. ' zyn. Ook houd hier de Opperftedebouder van allen de III.' Canarifcbe Eilanden zyn Hof, waarin hy raadsvergaderin • Hoofdst. gen houd om gefchillen te vereffenen, beleediaingen te VI. doen vergoeden, en misdaaden te ftraffen. Voor het teAfd. genwoordige zyn , volgens de algemeene berichten, allen de inwoonders , zowel inboorlingen als Spanjaarden den Roomfchen godsdienst toegedaan. In den beginne vluchtten wel eenigen der eerstgemelden naar de gebergten , om de vervolging der Inquifitie te ontgaan , en de vrye oefening van hunnen alouden godsdienst te behouden ; doch deezen zyn nu geheel verftroo.d , of genoodzaakt geworden die denkbeelden aan» te neemen, welken - de Heilige Roomfche Vaders goedgevonden hebben hen voor te fchryven. Zy zyn , wel is waar, tot nog toe Hechte profelieten , dewyl de inquifitie zich weinig laat gelegen leggen aan de oprechtheid van hunne belydenis, wanneer zy zich maar aan haare overheerfchende magt goedwilliglyk onderwerpen. De hoogde regeering beftaat uit een' Onderkoning, of Stedehouder, en drie Auditeurs, en deeze vergadering maakt eigentlyk dat geen uit, hetwelk men eene Koninglyke Audiëntie noemt (e). Het Eiland Wy zullen nu overgaan tot de byzondere befchryving Palma. van ejk Eiland; en beginnen met Palma, het westelyklte en afgelegenfte van de Kust van Africa , en dus voortgaan oostwaarts aan. Dit Eiland , dat, volgens Barbot, en Davity, van ouds Capraria genoemd wierd, legt ten noord-noordwesten van Fero , op 28 Gr 30 Min. N. Br. of, volgens fommige Engelfchen Geögranhisten , op 29 Gr. N. Br., en op iS Gr. lengte,ten westen van London. De bovengemelde fchryvers zeggen , dat het omtrent tien mylen in de lengte , zeven in de breedte , en omtrent zes en-twintig in den om rek heeft ; fchoon an ere aardCe) Davity, T. 5. p. 609. Sprat, ubi fupra, en anderen.  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 189 aardrykskundigen hetzelve eene genoegzaam ronde ge-XVIII. daante geeven , den uitfpringenden hoeK aan de noord- Boek.' oostzyde alleen uitgezonderd , die de gedaante heeft van III. * een' hoorn. Op dit Eiland vind men den brandenden Hoofdst. berg Capraria , van welken het Eiland zyn' naam ont VI. leent, fchoon andere fchryvers beweeren, dat, zowel Afd. het Eiland als de berg hunnen naam ontleend hebben van het groot getal geiten , die hier geteeld worden. Alle fchryvers komen hierin overeen , dat de grond vruchtbaar is in koorn, wyn, en fuikerriet, en dat het eiland overvloed heeft van boomvruchten , viervoetige dieren , en gevogelte van al'erhande foort. Nano da Penba verhaalt, in zyne Historifche Gedenkfchriften , dat, op den 13 November, 1677 , een weinig na zonnenondergang, eene zwaare aardbeeving gevoeld wierd in den omtrek van dertien mylen op dit Eiland , welke gepaard ging met een afgryslyk gerommel, en dat die bleef aanhouden geduurende vyf dagen ; in welken tusfchentyd de aarde op verlcheidene pl atfen met verfchriklyke fcheuren openborst, doch voornaamlyk aan den berg Capraria, omtrent anderhalve myl van de zee af, uit welken een hevig vuur en hemelhooge vlammen uitborsten, die tevens verbazend-groote fteenen, ja zelfs geheele rotfen uitwierpen. Dit zelfde gebeurde in veele omgelegene plaatfen; en binnen den ryd van vyftien minuuten openden zich agt-en twintig vuurkolken rondom den berg, waarvan de eene nog verfchnklyker was dan de andere, en die alle vlammen, rook, en vloeibaar vuur uitbraakten. Dezelfde fchryver voegt nog hierby, dat op den 20 November daaraanvolgende , eene tweede uitbarsting van den berg vooryiel , waarby geheele ftroomen van gefmoiten fteenen , en bergftoffen brandend voortvloeiden toe op een' afftand van zeven mylen, daar men nog heden het uitgebrand gruis kan zien leggen. Allen de nabuurige landen wierden daardoor verAa 3 * woest,  199 HISTORIE vam di XVIII. woest, en de inwoonders genoodzaakt hunne woonplaatBoek. fen te verlaaten. lil. Dit Eiland heeft eene vry fraaye ftad van donzelfden Hoofdst. naam , benevens eene veilige haven , die geduurig be- VI. zochfword door fchepen van allerhande natiën, die daar Afd. komen om wyn te haaien ; wélke by yeelen voor zo goed gehouden word als de Malvafei-wyn\ en voor den testen * dien de Car.ari/che Eilanden opleveren. Deeze wyn, en wel voornaamlyk die , welke bereid word op zekere plaats, Btfetiin genoemd , word zeer gretigiyk verkocht , en van de Iaatfte foort worden ten minfte twaalfduizend pypen jaarlyks , naar de West.Indien , en naar andere plaatfen verzonden. Fero. Het naast daaraanvolgend Eiland is Fero , dat, volgens Prevost twee mylen , cioch, volgens andere fchryvers , zes mylen , ten zuid-oosten van Palma gelegen is. Barbot en Davity zeggen , dat dit hetzelfde Eiland is , hetwelk door de oude Aardryksbelchryvers Pluvialia genoemd word , en dat by de Spanjaarden den naam draagt van JJiUro, by de Portugeezen van Fiero, by de lialiaanen van Fero, en by de Franfcben dien van Isle de Fer. Barbot ' noemt het, fchoon verkeerd , het westelyklle van allen deeze Eilanden , dewyl laatere waarneemingen hebben aangetoond , dat Palma nog veel westlyker legt. Het legt op 27 Gr. N. Br,, en heeft omtrent tien mylen in den omtrek (M). Volgens het gevoelen van Thevet, is dit Eiland ongetwyffeld het Ombra Pluvalla van Plinius en (M) Dit Eiland is berucht geworden door de Franfche zeelieden , die hunnen eersten meridiaan trekken midden over hetzelve , even gelyk de Hollanders , dien trekken» over den P.ek van Tenenffe. Doch thans is het gebruiklyk onder de aardryksbetchryvers , dat zy den eersten meridiaan rekenen van de Hoofdllad van hun geboorteland; offchoon dit eene groote verwarring veroorzaakt in alie Instorifche en geographifche werken, waarin men niet meer dan één enkelen vastbepaalden meridiaan behoorde te gebruiken.  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 197 en Solinus. Men vind hier eenige vlekken, en de hoofd- XVIiï. plaats is verfierd met eene kerk en een klooster , welke Boek. beiden aan St. Franciscus zyn toegewyd. De grond is lil hier droog en onvruchtbaar , eene omftandi^hcid, welke Hoofdst,* toegeschreven word aan de fchaarsheid van water, waar- VI, van op het geheel Eiland geen drop gevonden word, dan Afo. alleen hierenciaar in de klooven der rotfen , waarin het regenwater blyft ftaan. Doch dit gemis word de Eilanders ryklyk vergoed door een' vreemden en als het ware , mirakuleuzen boom , van welken dingen verhaald worden , die genoegzaam alle geloof te boven gaan. Naardien allen de reizigers in hun verflag genoegzaam overeenkomen, zou het onbillyk zyn , zo wy dit geheel j achterwege lieten , fchoon wy het krediet daarvan aan onze leezers overlaate», naardien het de zaak niet is van historiefchryvers eenig verhaal te ontkennen omdat het bovennatuurlyk Ichynt, wanneer het door algemeen | gezag en toefiemming geftaafd word. De Spanjaarden noemen deezen boom Arbor Santo , of Heilige Boom , om deszelfs bovennatuuriyke eigenfchappen , en de inI booriingen noemen dien Gawe; de top van deezen boom i is alcoos bedekt met eene foort van mist of nevel, be| halven alleen op het heetst van den dag, uit welke eene | daauw voortkomt , die langs de takken en bladen van i den boom afdruipende een allerzuiverst water oplevert, 3 gemeenlyk tot twintig tonnen daags.' Dit water word I' verzameld in een' fteenen bak, die omtrent zes voeten diep, en twintig voeten overkruis wyd is-, en altoos aan de noo^dz\de van den boom gemaakt word. De ar. lor janto is in zo hooge achting" by de inwoonders , dat zy dien met een' hoogen muur omringen. Wanneer deeze nevel fom'yds mislukt , gelyk wel eens gebeurt in de r maand Augustus , dan vergoed ae Voorzienigheid dit veriks, door een' diksen damp uit de zee te doen op; komen, die, zich over den arbor Janto uitbreidende , als daauw  19» HISTORIE van de XVIII, daauw by druppelen op de bladeren nedervalt, en in Boek. een zoet en helder water veranderd zynde langs de takIII. ken en den ftam in den waterbak loopt. Toen de SpanHocFBST. jaar dm eerst hier aankwamen , en geen drop water vonVI. den , vroegen, zy aan de inboorlingen , op welk eene Afd. wyze zy dit gemis van eene zo noodzaaklyke levensbehoefte vergoedden ? Waarop zy hen ten antwoord gaven , dat zy hunne levensmiddelen toebereidden , geduurende het regenfaizoen , en zoveel water verzaascelden als zy met mooglykheid konden doen. Zy hadden den boom overftelpt met riet , aard en andere dingen , in hoop , dat de Spanjaarden van hunne verovering zouden afzien , wanneer zy bemerkten , dat 'er op dit Eiland geen versch water gevonden wierd. Maar zeker toeval verydelde hunne list ; want zeker* vrouwsperfoon , die zich met een' Spanjaard had ingelaten , ontdekte het geheim aan haaren minnaar , die daarvan terftond kennis gaf aan den gezaghebbenden Officier. Kortom , deeze wonderbaare boom voorziet alleen allen de inwoonders , benevens de wilde en tamme dieren overvloediglyk van water , maar nog daarenboven de fchepen , die ten dien einde derwaarts komen (ƒ). Dezelve word gezegd van eene middelbaare hoogte te zyn ; doch Lewis Jackftn , die verzekert , dat hy dien boom dikwyls gezien heeft, vergelykt dien by een' volwasfenen eik. Purchas zegt, dat deeze boom de dikte heeft van een' gewoonen eikenboom , met een' verbaazenden harden bast, en bladen gelyk die van den laurierboom, maar fmalleren langer. Hy draagt eene vrucht als eene noot, befloten in een' harden dop , en van een' aangenaamen, en zeer fpe- (ƒ) La Croix, T. 4. p. 702. Pktr. Mart. Dec. r. p. 12. Hawkins, ubifupra. Dbrette, p. 71. Dellen, p. 67, Linsch, p. 177, Bukman, pag. 7. Purch. 1. 7. c. 12. Prevoït, T. 3 p. 22, Nicols, iuid.  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 193 ipeceryachtigen fmaak ; doch , of deeze boom inderdaad XVIIL beftaa, of niet, zullen wy aan het oordeel van onze lee- Boek. zers overlaaten , wanneer zy de hieronder bygevoegde IIL aantekening zullen gelezen hebben (N). Wy zullen nog Hoofdst. dit VI. Afd. (N) Men vind niet éénen reiziger, die de Canarifcbe Eilanden bezocht heeft, niet éénen aardryksbefchryver, die dezelve befchreven heeft, en niet éénen natuuronderzoeker, die ons een wysgeerig verflag van de voortbrengfelen van dit Eiland gegeven heeft, of, allen verdeedigen zy het wezentlyk beflaan van den Arbor Santé , Le Maire alleen uitgezonderd. Hunne verhaalen komen, weliswaar, niet met eikanderen overeen; naardien fommigen meer dan één' boom van deeze eigenfchap befchryven, en anderen wederom een verfchillend verflag geeven van deszelfs gedaante , en van.de hoeveelheid van water, •welke daarvan afvloeit; doch niemand van hen, Le Maire alleen uitgezonderd , trekt de waarheid van deszelfs aanwezen in twyfel. Deeze Schryver behandelt, inderdaad , de geheele zaak als een bloot verdichtfel, doch zyn eigen bericht wederfpreekt zich zodanig , dat men ■weinig geloof kan geeven aan een'man, die hierin enkel een wysgeer wilde zyn, dat hy niets geloofde. Toen deeze reiziger zich, in het jaar 1628, in de Canarifche Eilanden bevond, deed hy, naar zyn zeggen, alle mooglyke onderzoekingen, om de'waarheid van zaaken, weljje wy hierboven verhaald hebben, uit te vorfchen. Op de eene plaats zegthy, dat allen de inboorlingen , met welken hy gefproken had, hem verzekerd hadden, dat dit niets anders was dan een bloot uitflrooi. fel; doch kort daarna fpreekt hy eenegantsch andere taal, zeggende, dat de inwoonders geloof floegen aan de waarheid van de zaak, en dat zv hem verzekerd hadden, dat deeze boom alle de gemelde eigen, fchappen bezat. Nu zou men, behalven deeze klaarblyklyke tegenftrydigheid, Le Maire nog kunnen tegenwerpen, >dat zyn geheel bericht enkel gevestigd is op het verflag der inwoaners van Tenetiffe , want hy bekent zelf, dat hy nimmer op het Eiland Fero-geweest is , of met iemand der inboorlingen van hetzelve gefproken heeft, daar integen. deel veelen van de boven aangehaalde fchryvers ooggetuigen zyn geweest van hetgeen zy beweeren ; en wel voornaamlyk Jackfon, wiens verhaal overal eensluidend, waarfchynlyk, en in zichzelf beftaanbaar is ; hetwelk men van dat van Le Maire niet zeggen kan. De Ridder Rhhard Hawkins heeft ook den Arbor Santo gezien, fchoon zyn verflag van denzelven eenigzins verfchilt van dat van Linfchoten en Jackfon. Over het algemeen genomen , kunnen wy , redelykerwyze, niet verwerpen ds getuigenisfen van lieden betreklyk tot zaaken, welke tot hunne eigene kennis gekomen zyn , zolang wy niet befpeu- Hedend. Hist. XIV. D.I.St. Bb ren,  J94 HISTORIE van db dit alléén by deeze byzon derheid voegen , dat, of nu XVIII. het Eiland door een' of meer van deeze boomen van Boek. water voo: zien word , of oiet, dit echter zeker is , dat Hl- omtrent agtduizend menfehen, en ten minfle honderdHoofhst buizend ftu^s viervoetig gedierte , door den een' of an. deren bui:e'gewoonen weg van dit zo noodzaaklyk le"F£>* vensmiddel voorzien worden , naardien alle fchryvers eenpaarig getuigen , dat dit Eiland , volgens den natuurlyken weg niet eenen drop oplevert, dan a'leen, dat weinigje, hetwt Ik de inwoonders geduurende het vochtig faizoen in hunne regenbakken vergaderen, en dat, hetwelk na hevige plasregens in de klooven der rotfen biyft ftaan (g) Schoon de meeste Schryvers , en wel voornaamlyk Linfcboten , dit Eiland opgeeven als geheel droog en onvruchtbaar , worden 'er echter eenigen gevonden , die beweeren, dat hetzelve koorn , fuikerriet, en een' grooten overvloed van veelerhanae boom- en veldvruchten oplevert, en dit gezegde fchynt geftaafd te worden door het groot getal inwoonders , en de uitgeftrekte kudden van groot en klein vee, waarmede het geheele land als over- (g) Linjchoten, en de andere hierboven aangehaalde Schryvers. ren , dat die ongerymd of valsch zyn. Het tegenwoordig ge.'al is onderhevig aan eenige zwarigheden; maar. daar is geene blyk, dat hetzelve onmaoglyk zy ; otK- is 'er in hetzelve niets bovennatuurlyks, of ongerymds, fchoon Le Maire het dus heeft gelieven te noemen. Doch wy zullen den leezer hierover la .ten oordeelen , nadat by de hieroovengemelde fchryvers zal hebben geraadpleegd. Tot onderfteuning van het gevoelen van Le Maire, moeten wy nog hierby voegen, dat Barbot eenigztns twyfelt aan- de waarheid van de zaak, fchoon hy zegt diaromtrent niets te willen beflisfen; ook vind men onder de Engelfche Geographisten zekeren Bowen, die de waarheid van deeze zaak volftrektelyk ontkent, fchoon hy zyne Helling op zeer weinig gezag gegrond heeft, en een flaaffche uitfehryver is van Le Maire en Bariot.  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 195 overdekt is, en die op geen onvruchtbaar Eiland zou- ■^VInden kunnen beftaan. Het naastvolgend Eiland in onzen koers oostwaarts is 11J» Gomara , dat gelegen is op 28 Gr. N. Br. ten zuidoos- Ho°FDST» ten van Palma. Voor deezen was dit Eiland onbe- . bouwd, en deszelfs inwoonders waren woeste menfehen; * doch thans is het wel bebouwd , en levert een' over- Gomaravloed van fuikerriet en wyn op. Heylin zegt , dat het • twee-en-twintig mylen in den omtrek groot is , doch flechts agt mylen lengte heeft; daarby voegende, dat 'er nog eene barbaarfche gewoonte onder de inwoonders is overgebleven , te weeten, dat zy hunne vrouwen onder eikanderen gemeen hebben ; want fchoon ieder man eene bepaalde vrouw trouwt, welke hy moet onderhouden , wisfelt hy echter dezelve gulhartiglyk met zyn buurman voor deszelfs huisvrouw ; en deeze daad van infchiklykheid te weigeren zou onder hen voor zeer onbeleefd , en ongezellig gehouden worden ; hiervandaan komt het, dat de zusterszoon onder hen altoos voor wettig erfgenaam gehouden word, dewyl 'er nimmer eenige zekerheid nopens den Vader is. Barbot zegt, dat dit Eiland eene goede haven heeft , met eene ftad van denzelfden naam,* doch dat hetzelve oudtyds Theode genoemd wierd. De Sp^anfche Westindifche vloot , doet dit Eiland aan , om daar wyn , vruchten, en andere voortbrengfe'en van het land in te neemen ; onder welken Sanfon ook den bcom rekent, die het fanguis draconïs , of draakenbloed, oplevert Het geheel land is bergachtig , doch niet ongemaklyk om aan te doen , uit hoofde van de reeën , die, naar men zegt, daar zeer ruim en diep zyn (Jf). Wy komen nu aan het berucht Eiland TenerifiFe, dat,TerenifFe. fchoon het tweede in rang , echter mag befchouwd worden als Let eerste van alle Canarifche Eilanden . met be- trek- (b) Li Croix , en andere bovengem. Schryvers. • Bb 2  I9f5 HISTORIE van de XVIII. trekking tot de grootte , welvaart, en vruchtbaarheid. Boek. Te vooren wierd het genoemd Nivaria , en het word lil.' ook gehouden voor het Eiland van dien naam , door Hoofdst. Plinius den ouden aangehaald ; doch dit gevoelen word VI. door fommige fchryvers tegengefproken De Ridder EdAfd. mund Scorey zegt. dat het den naam van Nivaria bekomen heeft van den kring van fneeuw , die altoos den Piek van Tenda, nu Teneriffe, omringt; hy voegt daarby, dat deeze Iaatfte naam aan dit Eiland gegeven is geworden door de inwoonders van Palma , naardien tener in hunne taal fneeuw , en effe een' berg betekent. Dit Eiland legt onder 17 Gr. 30 Min. N. Br. Prevost zegt, dat de zuidlyke uithoek van het Eiland gelegen is op genoegzaam 28 Gr., en de noordlyke uithoek op s8 Gr. 40 Min., hetwelk een onderfcheid van meer dan een' geheelen Graad in deszelfs legging maakt. Deszelfs gedaante is driehoekig , naardien het zich met drie kaapen in zee uitftrekt , waarvan de digtfte omtrent tagtig mylen van de Africaanfche Kust is afgelegen. Hetgeen dit Eiland zo algemeen berucht gemaakt heeft in de Historiën is deszelfs hooge berg , of zogenaamde Piek , van welken zo veele wonderbaare historiën verhaald zyn geworden , en wiens hoogte Scaliger zich niet gefchaamd heeft op zestig mylen te begrooten ; Panicius , die op dit Eiland gewoond heeft, op zeventig ; Thsvet op vier-en-vyftig; Nicolls, een Engelschman , die zich hier eenige jaaren heeft opgehouden, op zeven-en-veertig; en Varenius op vier , en vyf-agtfte mylen , loodlynige hoogte. Allen de andere fchryvers hebben waarfcbynlyk hunne rekening gemaakt naar den fchuinfchen opgang van iemand, die den top wil beklimmen , maar dan nog is hunne berekening buitenfpoorig. De Ridder Thomas Her bert zegt, dat de top van dien berg , by helder weder , op een' afftand van honderd en-twintig mylen uit zee kan gezien worden ; maar de Ridder Edmund Scorey zegt, dat, van . deE  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 197 den voet af gerekend , te beginnen met het vlek Gara XVIII, Cbieo , tot den top , het flechts twee dagreizen en eene Boek. halve uitmaakt; hetgeen , wel nagegaan , nog geene vol III. komene dagreis uitmaakt ; wanneer men in aanmerking Hoofdst. neemt, dat de reizigers , geduurende het heetst van den VI. dag , ftil moeten houden , en dat zy daarenboven met AFDi. zulke fteile opgangen moeten worftelen , dat hunne vorderingen niet dan zeer langzaam kunnen zyn. Schoon de top van den berg puntig fchynt, en de gedaante van een' kogel heeft , is die echter van boven plat , en maakt eene vlakte van omtrent vj-ftiendiiizend voeten, in wier middenpunt eene verfchriklyke vuurkolk is , die op fommige tyden. vuur uitbraakt met zulk eene hevigheid , dat het geheel Eiland daarvan beeft. Het allerverfchriklykst voorbeeld , dat men ooit van deeze uitbarfting gezien heeft, is voorgevallen in het jaar 1704. De aardbeeving begon op den 24 December, en men voelde , binnen den tyd van drie uuren , negen-en-twintig fchokken. Na verloop van dien tyd wierden dezelven zo hevig , dat zy allen de huizen op hunne grondvesten deeden wankelen , en de inwoonders noodzaakten dezelven te verlaaten. De verflagenheid wierd welhaast algemeen , en het volk begon met den Bisfchop aan het hoofd plegtige ommegangen en openbaare gebeden te doen in het open veld. Op den 31. van dezelfde maand zag men een groot licht over Manja, naar den kant van het Wit Gebergte : hier opende zich de aarde in twee vuurkolken , die zulk eene menigte fteenen uitwierpen, dat daaruit twee vry hooge bergen ontftonden , en de brandftoffen , die geduurig daaruit voortkwamen, veroorzaakten brand op meer dan vyftig omgelegene plaatfen. In deezen toeftand bleeven de zaaken tot den 5 January, toen de zon geheel verduifterd wierd door een' nevel van rook en vlammen , welke de beangstheid der inwoonders deed herleeven, en vermeerderen. Nog voor Bb 3 dea .  i98 HISTORIE van de •vm den avond was het geheel omleggend land in brand ge. Fm' ftoken door den' ftroom van vuur , dat , zo foei als B?TE,K' eene rivier , tot drie mylen in den omtrek, alles ver„ 1IL teerde ; dit was het uitwerkfel van eene andere vuurHvTST' kÓlk , die, naar den kant van Oratavia , ter wydtevan a nmtrent eene halve myl , met meer dan dertig gaten AFD' wT opgeboXn Hetgeen'de akeligheid van dit iehouwtooneel nog grootlyks vermeerderde , was de hevigheid van d aafdbeeving, die, geduurende dien gantfchen tyd niet ophield , maar fommige huizen deed mftor fn , en anderen op hunne grondvesten wankelen terwyl de ramnzalige inwoonders weerloos en. raadeloos dooi de opT vefden omzwierven ; in geftadi2e vrees van door een' nieuw opbarftendcn vuurpoel te zullen verflonden wo-den Het gebulder van den brandenden berg wierd tot'tïïtffe"mylen in zee gehoord ; en het is door ge- venSin afftand zo fel geilingerd wierd , da.de leelieden daardoor verlegen wierden , ziehi verheel en cbas, en inzenderheid die van Teneriffe, eene volkplanting van de JEthiopiërs geweest zyn , of voor het minst uit dezelfde famvaders gefproten zyn geweest. Om dit weetenswaerdig artikel zo volledig te maaken als ons mooglyk is , zonder de paaien, binnen welken wy blyven moeten , te buiten te gaan , zullen wy de vryheid neemen van nog eenige aantekeningen hierby te voegen van den naauwkeurigen Ridder Edmund Scorey, aan wien wy (P) CYCLAMEN is het zogenaamde zwynsbrood dei kruidkenners, en behoort onder de clasfe vin de Pentamiria monogynia. Hedend Hist. XIV. D. I. St. Dd  • »« HISTORIE van di YVI1I wy in dit ftuk reeds zoveel te danken hebban, Hy zégt Bofk* ons, dat de oude Guanchas hunne bepaalde balfemers III' hadden voor elke der beide fexen , van welken de een Hoofdst. nooit in het ampt van een' anderen trad ; eene byzonVI. derheid, welke veel eer doet aan de kiefche denkwyze Afd. van deeze onbefchaafde volken. Hy zegt, dat het mengfel waarvan zy zich bedienden, beftond uit geitenboter, het poeder benevens het fap van fommige planten , te zaamen gekookt tot de dikte van eene lymige zalf, waar» onder zy dan nog naderhand een uittrekfel van den pynboom mengden , beneve s eenige foorten van fteenen , die te vooren wel fyn gewreven waren. Hiermede wierd het lich.am vyftien dagen achtereen gefineerd, en na elke fmeering in de zon gelegd , of des winters voor een klein vuur, totdat het ligt, hard , en droog is ; waarna het in gcitenvellen wierd gerold , en in eene grot bygezet terwyl de nabeftaanden allen dien tyd rouwkagten uitboezemden , die hen in gedaante byna gelyk deed worden aan den overledenen , dien zy betreurden (e). DzztLFDE Schryver zegt, dat de Guanchas. die de zuidzyde van het Eiland bewoonden , olyfkleurig van gedaante waren , daar die van de noordzyde blank waren , en voornaarrlyk de vrouwen, die lang, blond., en zacht haair hadden. Hunne kleeding beftond u'n een kort wambuis , van geiten of fchaapenvellen gemaakt, zonder mouwen , en met riemen roegegord. Deeze klee. ding, ramarco genoemd , was de gewoone dragt der lieden van beide de fexen , de vrouwen droegen al'.een zedigheidsiialve daaronder een kort rokje van dügeivke huiden, dat van vooren rot op de kniën , en van achte-' ren tot op de hielen nederhing Doch andere fchryvers zeggen, dat het rondom den grond raakte , dewyi deeze fexe het onbetaamlyk oordeelde zelfs haare voeden te laa- OO.Eürchas, l. 2. C. 12. saa.3., p. 787.  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 211 laaten zien. Dusdanig was de kleeding, waarin zy leef- XVIII. den , ftierven , en begraven wierden ; ten minfte voor Boek. zo verre het de geringe lieden betrof, die de kosten III. niet konden doen van zich bereide huiden te bezorgen , Hoofdst. waarin de ryken gehalfemd wierden. VI. Hun eenig geneesmiddel in alle foorten van ziekten Ara. was éene vrucht , genaamd tnezan, van de grootte van eene erwt , doch wel voornaamlyk in den buikloop en rugteering , aan welke beide ziekten zy zeer algemeen onderhevig waren. Uit deeze vrucht trokken zy eene foort van honig, welke zy chacarquem noemden, en die, voornaamlyk in uitwendige gebruiken, zeer hoog geacht wierd ; daarna wierd de vrucht gedampt , afgetrokken, en het aftrekfel van dezelve tot de dikte van ftroop uitgedampt , welke ftroop zy dan inwendig ter geneezing der voorgemelde ziekten gebruikten. In heete ziekten bedienden zy zich van aderlaatingen op de armen, en het voorhoofd; hetwelk zy verrichtten door middel van een' fcherpen vuurfteen. Hetgeen wy hier verhaald hebben is inzonderheid betreklyk tot de Gjancbas van Teneriffe," fchoon misfchien veelen van deeze gebruiken oudtyds gemeen zyn geweest onder allen de bewooners der Canarifcbe Eilanden. Het Eiland Teneriffe heeft drie voornaame Steden , te weeten San Chriftoval de la Laguna, of St. Cbristiffel van bet Meir , Oratavia , en Santa Cruz. De eerstgemelde word by vee'e fchryvers gehouden voor de Hoofd» ftad van allen de Canarijcbe Eilanden , als zynde de zetel van den Onderkoning. Een gedeelte van die Stad is gelegen in het hangen van een' berg, en het ander gedeelte aan den kant van die bekoorlyke vlakte, welke, na ar de taal van Scorey, door de natuur is toebereid om het geluk der inwoonders van Laguna te vergrooten De huizen zyn daar talryk , en digt ineen gebouwd j doch de ftraaten, fchoon ruim en breed, zyn Dd 2 niet  212 HISTORIE van de XVIII. niet zeer regelmaatig aangelegd ; dewyl dezelve echter Boek. met verfcheiden fraaije gebouwen verfierd zyn , maakt III. Laguna van verre eene zeer fraaije vertooning. De Hoofcst. merkwaardigfte gebouwen zyn de twee Parochiekerken , VI. de Kloosters van St. Diëgo, St. Franciscus, St. Avguftii Afd, nus, en St. Dominicus, het Gasthuis, en twee Nonnenkloosters , waarvan fommigen meesterftukken van bouw- ■ kunde zyn. De huizen der voornaame lieden zyn verfierd met groote tuinen , en boomgaarden van palm-, citroen-, limoen-, oranje-, en andere vruchtboomen; en het geheel omgelegen land heeft een' overvloed van wyngaarden. Doch hetgeen meest toebrengt ter verfraaijing van de ftad is de bekoorlyke vlakte , waaraan dezelve gelegen is , welke omtrent tien Engelfche mylen in den omtrek heeft, en zo vruchtbaar is , dat , volgens het zeggen van Scorey , de natuur door het verrukkende van deeze landftreek de fchoonheid van het geheel tooneel heeft willen volmaaken. Deeze aangenaame valei is van alle kanten omringd en gedekt met bergen en heuvelen, die zodanig met boomen beplant zyn , dat zy eene eeuwigduurende lente vertoonen, naardien de eene" foort van boomen beginnen uit te fpruiten , wanneer de andere uitgebloeid heeft, haare fchoonheid begint te verliezen, en de rimpelende hand van den winter te vertoonen. De echte malvafeiwyn word op Teneriffe gemaakt , en de druif, welke in de nabuurfchap van Laguna groeit, word gezegd daartoe de beste te zyn, die in de gantfche waere!d gevonden word. Ook vind men hier den wyn , die algemeen bekend is onder den naam van Canariewyn, of fecq , benevens de verdona , of groenen wyn j doch deezen komen tot grooter' trap van volmaaktheid omftreeks Oratavia , van welke ftad wy thans eene korte befchryving zullen geeven. ORATAVIA legt aan de westzyde van het Eiland, en naardien deeze Stad de voornaamfte zeehaven, en han-  AFRIKAANSCHE EILANDEN. ar3 handelplaats is , houden de Engelfche Conful en koop- Y ,rTTT heden hier hun verblyf. Dampier verhaalt, op het ee- ,, zag der inboorlingen , dat deeze Stad grooter is , dan m* Laguna, en dat dezelve veele Kloosters heeft , dochHn'* maar eéne Parochiekerk. Offchoon de haven van Ora- y t tavia voor die Stad van het uiterst gawigt is , is die Afd' echter zeer gevaarlyk wanneer de noordweste wind waait, naardien zy voor denzei ven geheel openlegt; doch de zeelieden kunnen dit van te vooren zien aan de hooge zee , welke altoos deeze ftormen voorgaat, en trachten dan zoveel mooglyk voor de veiligheid van hunne fche. pen te zorgen De derde Stad van aanbelang op Teneriffe is Santa Cruz , gelegen in eene baai aan de westzyde van het Eiland , en verfterkt met twee kafteelen , en verfcheidene batteryën , gemonteerd met zwaar cefchut. ° t£n befluite van onze befchryving van het Eiland lenertffe zullen wy dit nog aantekenen , dat de Ver donvwyn, die hier groeit, zeer zwaar is , maar wreeder en fcherper op de tong dan de Canariewyn. Naardien dezelve in Europa weinig geacht word , vervoeren zy die voor het grootst gedeelte naar de West-Indien, te meer, dewyl dezelve, zelfs in de heetfte gewesten, langen tyd ' kan goed blyven. Behalven de Mahafei., de Verdona-, en de gewoone Canariewyn heeft Teneriffe ook nog overvloed van graanen , als tarw , indiaansch koorn, rogge , en garst , zodat zelfs eene groote menigte daarvan 'naar andere landen gezonden word ; ook is het niet minder vruchtbaar in het voorttelen van viervoetige dieren, en vogelen van allerhande foorten. Kortom , de onaangenaamheden der aardbeevingen , en vuurfpuwende bergen uitgezonderd , kan de waereld geen oord opleveren , dat bekoorlyker voor, het oog , voldoener voor alle Dd 3 ge-  2H HISTORIE van ds XVIII gemaklykheden , of meer gefchikt is om het geluk van Ropk een gerust leven te volmaaken (ƒ> m Omtrent tien mvlen ten oost-zuid oosten van UncHoctd'st. riffe legt het EHaod 'Gran-Canaria, of Groet G»H*rfe», tusVI. fchen 27 en 28 Gr. N. Br. (Q). Het heeft twaalf my. Afd. len in de lengte en omtrent evenveel in de breedte. Gran-Ca- Prewrt noemt dit Eiland het Hoofd der Canarifche Etlannwia.  AFRIKAANSCHE EILANDEN. ai7 Centuria, volgens de oude Aardryksbefchryvers. Hetzel- XVIII. ve legt op 29 Gr. 30 Min. N. Br. en 12 Gr. 31 Min. Boek, lengte ten westen van London. Het is van het «oorden III. tot het zuiden dertien mylen lang , omtrent negen breed,Hoofdst. en byna veertig in den omtrek, de baaijen en kreeken VI. daaronder gerekend; het word van een gefcheiden door Afd. eene ry bergen, die niets anders opleveren dan voedfel voor het vee , doch de vlakten zyn vruchtbaar, maar zandig, en flechts met eene dunne korst van aard bedekt. Men vind hier overvloed van koorn , boomvruchten , hoornvee, kameelen, ezels, en haazen. Ten tyde van Nicolls behoorde dit Eiland aan Don Augujiino de Hem» ra } doch de zeelieden konden zich in alle gerechtelyke gefchillen beroepen op den Onderkening. Een der grootfte takken der koopmanfehap van Lancerota beftaat in gedroogd geitenvleesch , hetwelk de inwoonders tusjineta noemen, en in groote menigte in de nabuurige Eilanden verkoopen. . Br deeze groote Eilanden zou men kunnen voegen de kleine Eilanden, St. Clara, Graziofa, Rocca, en Alegran. za, gelegen tegen het noordoosteinde van Lancerota ; doch zy zyn van zo weinig belang , dat zy geene befchryving verdienen. Derhalven zullen wy deeze verhandeling over de Canaiifcbe Eilanden befluiten met te zeggen, dat derzelver inwoonders het genot hebben van eene heldere, bedaarde en zuivere lucht; want, fchoon zy onder eene heete luchtftreek gelegen zyn , worden zy echter door de zeekoeltjes zodanig verfrischt, dat de namiddagshitte by hen vry draaglyk is , en dat de ochtend, en avondtyden by hen allerverrukkendst zyn. Zy gevoelen nooit fnydende koude of brandende hitte ; zelfs weeten de armfte menfehen hier niet , wat het zy gebrek te hebben aan kleederen , vuur , voedfel, of wyn. Met één woord , indien velden bedekt met de fchoonfte en edelfte kruiden en vruchten , indien heuvelen beplant Hedend. Hist. XIV. D. I. St. Ee met  2iS HISTORIE VAN DB YVTIT met de fynfte bloem- en vruchtdragende boomen , in. Rnir' dien de overvloed van alles , dat tot het noodzaaklyk e III en tot het aangenaame van dit leven kan ftrekken; kortHoofdV om, indien een waar-natuurlyk , eenvoudig fchoon, en VI. onaffchetsbaar landtoneel den mensch kan gelukkig maa* Atv. ken, dan verdienen de inwoonders der Canarifche Euanden met recht den naam van Gelukkig, die hen door de Ouden gegeven is. ZEVENDE AFDEELING. De Eilanden Madeira en Porto Santo. Thans zullen wy overgaan tot de Eilanden -Madeir* en Porto Santo , voor zo verre de gebrekkige befchryvingen der reizigers, en aardrykskundigen ons hieromtrent eenig licht geeven. , Maddra. Eenigen onderftellen, dat Madeira by de Ouden bekend geweest is onder den naam van Juno en Antctala; doch het is zeer waarfchynlyk, dat de Portugeezen daarvan de eerfte ontdekkers geweest zyn , ten zy men geloof wil eeeven aan een zeker verhaal van Ovington. Deeze lcnryver zegt, dat , fchoon de ontdekking van dit Eiland ever het algemeen aan de Portugeezen word toegefchreven , 'er echter onder de inboorlingen eene oude overlevering plaats heeft , welke de eer daarvan aan de Engelfcben toekent. Zy zeggen , dat een Engelsch Heer, die eene Juffer van zeer groot vermoogen getrouwd had , zich met haar te Briftol fcheep begaf , in het jaar 134a , om naar Frankryk over te fteeken; doch, dat hy dcor ftorm naar dit Eiland gedreven wierd , dat naderhand door de Spanjaarden Madeira genoemd is geworden, ïiit hoofde van de oneindige menigte van bosfchen,waar- zes *  AFRIKAANSCHE EILANDEN. st, mede hetzelve bedekt was. Hier Rapte hy aan land; XVIII doch hetzelve onbewoond vindende verviel hy tot droef- J30EK' geestigheid en wanhoop; die welhaast een eind van zyn jjj * leven maakten ; doch het fcheepsvolk begaf zich weder Hoofdst, naar zee , en landde gelukkiglyk op de kust van Barba- VIL ryën. Hier vonden zy eene Portugeefche vloot , aan Afd. wier Bevelhebber zy hun wedervaaren verhaalden, en hem beloofden naar het Eiland te zullen geleiden, van* waar zy gekomen waren. Terftond wierd hiervan kennis gegeven aan het Hof van Lisfabon , en dit ontwerp fcheen daar zo voordeelig, dat de Admiraal, wiens naam ons niet gemeld word, terftond last kreeg om dit Eiland te gaan epzoeken , gelyk net hem ook gelukte hetzelve te vinden, en het in korte jaaren een der bekoorlykfte gewesten van de waereld te maaken. Het geloofwaerdigst verflag nopens Madeira is echter, dat de Portugetzen hetzelve niet g°kend hebben voor het jaar 1431 , toen Don Henrico eene volkplanting derwaarts zond onder het opzicht van Tristan Tesfora, en Gonzalvo Zarco, die hy beurtelings tot Opperhoofden aanftelde , of, gelyk anderen zeggen, ieder van hen tot Opperhoofd van een gedeelte van het Eiland. Door deeze verdeeling van oppermagt , wierd ook het Eiland in twee heerfchappyën verdeeld, te weeten Macbico en Funcbal. De nieuM'gekomen bewooners Haken terftond den brand in de bosfchen, om open' grond te krygen, welke zo hevig wierd, dat de Bevelhebbers met hen volk genoodzaakt waren om in zee hunne veiligheid te zoeken , waarin een groot gedeelte verdronk, eer zy nog door een fchip konden ger.3d werden De menigte van brandfloffen was zo groot, en de woede der vlammen zo hevig, dat de brand zeven jaaren achtereen bleef aanhouden, waardoor de grond zodanig gemest wierd met houtasch , dat dezelve een' tyd lang honderdvoud opleverde , fchoon dit zedert, met betrekking tot de graanen en het luikerriet Ee 2 tot  tto HISTORIE van de tot op vyf-cn-twintigvoud verminderd is (R), In den XVIII. £irSe beftond deeze volkplanting enkel uit agthonBoek. 5er§d menfehen ; doch thans, zo wy Athns moogen ge**< looven ,kan M*to agttienduizend weerbaare mannen Hoofdst.^X been brengen, en hun getal was weinig minder AVIL ff het jaafr^o? toen P^eT, by die beruchte omAto' wenteling , het juk van Spanjen . h cllf noodzaakte hunne fuikerplanteryën in wyngaarden te ver- dat^irir-mat,'twee foorte\™*™'l?J$%ia d'e eerden word j!J h„ rrhraale iaaren zicb voeden moeten met brood, dat van el. tri L^vïe fword Dit had onder anderen plaats in ,689, toe» t „ h«F Man™™ (•). Kapitein ï/r/n* gaat nog verder, en zegt, 2t hetEilandzelden meer köL opleveft, dan voo, drie maande* onderhoud der ingezetene (**> (*) Atkins , p. 23. (**) Ovikoton, p. 10. Ukiira'i Voy. p. 10.  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 221 Iran betwisten. De meeste hedendaagfche aardryksbe- XVIII. fchryvers ftellen deszelfs omtrek op honderd en veertig sBokk. ■mylen. De lucht is daar meer gemaatigd dan in de Ca- III. narifche Eilanden, en de grond vruclïbaarder in hetHooms-r. voortbrengen van wyn , fuiker , en boomvruchten , VIL fchoon niet van koorn , oflchoon het veel beter door- Afo. waterdis, en een ontelbaare menigte van bronnen* bceken , en rivieren heeft. Met betrekking tot het vee , gevogelte , planten, en boomen zyn deeze Eilanden genoegzaam eikanderen gelyk ; beiden leveren zy fanguis draconis, mastix, en andere gommen op. . De luchtftreek is hier inderdaad alleraangenaamst ; want het is hier eeuwig lente, bloemen, bloefems , en vruchten van allerhande foort verwisfelen hier beurtelings eikanderen , en in zulk een' trap van volmaaktheid, dat geen ander land dit eiland daarin kan evenaaren ; de uijen zelf, dat zo prikkelend gewas , is hier zo zacht en aangenaam , dat het raauw even als een appel gegeten word, en zelfs nog aangenaamer van fmaak is. De citroenen groeijen hier tot de grootte van pompoenen , en oranjeappelen van allerhande foorten en grootte groeijen hier van zelf, betaevens alle Europeaanfche vruchten , zoals perziken, me* loenen, abrikoozen, peeren , appelen , en meer andere foorten. Op het Eiland Madeira worden de lekkerfte confituuren van de gantfche waereld toebereid. Byzonderlyk munten de inwoonders uit in het inleggen van confituuren van oranje en citroen , marmelade en rui* kende pastytjes , welke allen de Italiaanfche verre overtreffen , wat ook het vooroordeel hier tegen mooge inbrengen of oordeelen, De eerste fuikerwerken zyn aangelegd geworden op Madeira , vanwaar zy naar America zyn overgebragt ; doch kort daarna begonnen de Portugeezen, ziende , dat hunne fuiker minder getrokken wierd dan te vooren , hunne fuikerplanteryën in wyngaarden te veranderen ; Ee 3 en  22* HISTORIE vak db XV11I. en deeze rede komt ons veel waarfchynJyker voor daa Boek.' die van Ovington , naamlyk de fchraalheid van den grond. III. De uitvoer van den wyn , en de winst , dien dezelve Hoofdst. oplevert, is buitengemeen groot, en dezelve brengt aan VII. 4e Kroon van Portugal jaarlyks een vry aanzienlyk inAfd. komen op. Deeze wynen zyn vierderlei, enj verfchillen in fmaak, kleur, en kracht. De eerfte heeft de kleur van Champagnewyn , is fchaars, en word ook weinig geacht; de tweede is, dien men malvafei noemt, deeze is kostbaar, ryk, en fterk; de derde gelykt veel naar Alicantfchen wyn, of Tintwyn , en word nooit onvermengd gedronken ; en de vierde is die, welke algemeen bekend is onder den naam van Madeirawyn, van eene bleekroode kleur , dezelve is aangenaam van fmaak en zeer gezond. Schoon deeze wyn veel in Europa gedronken word , gaat echter het grootst gedeelte daarvan naar de JVest lnaiën. Dezelve heeft deeze merkwaardige eigenfchap, dat die veel beter en fyner word door de hitte van de zon, wanneer de ftop van den mond van het vat word afgenomen , en dit is rede, waarom dezelve minder uitmuntend is in Europa , dan in • Oost. of West-lndïèn. FUNCHJL is de Hoofdftad van Madeira , gelegen aan de zuidzyde van het Eiland; dezelve heeft eene vry goede haven voor fchepen , welke gedekt word door een kasteel , dat met fteenen muuren gefterkt is, benevens nog eenige andere vestingwerken , die de ree kunnen beftryken. Deeze Stad word gerekend eene Engelfche myl lang, en omtrent drie vierde van ééne Engelfche myl breed te zyn ; zy is volkryk , regelmaatig, en met verfcheide fraaije gebouwen verfierd , zoals kerken, kloosters , kapellen , en het paleis van den Landvoogd. Voornaamlyk verdient de kerk der Je/uiten in aanmerking genomen te worden, om haare bouworde, netheid, en rykdom ; waarin weinig geestlyke geftichten in Europa de-  AFRIKAANSCHE EILANDEN. as3 dezelve overtreffen. Het geweifis zeer fraai befchilderd XVJII en verguld, het autaar ryk verfierd , de muuren met Roek * fcr.oone fchilderyën bekleed , en het geheel gebouw is m ' niet minder fchoon dan prachtig. Niet verre van deeze 3oofoit. kerK ftaat een gasthuis voor zieken , die door venerifche Vlf. ziekten gekweld worden , eene ziekte , die hier zo alge- Afd. meen is, dat byna niet één mensch dezelve kan ontkomen ; doch dit gasthuis is enkel ingericht ten dienfte der behoeftige lyders. Het fchynt , dat de vestingbouwer, die Funchal verfterkt heeft , enkel bedacht is geweest om de Stad aan den zeekant te verflerl en ; want allen de vestingwerken , een alleen uitgezonderd, zyn naar dien kant ingericht. Dit is voorzeker een groote misllig geweest , dewyl 'er niet verre van de Stad aan de landzyde verfcheidene baaijen zyn , daar de vyanden veiliglyk zouden kunnen landen , en zonder eenig beletfel tot aan de Stad toe voorttrekken. De Portugeezen, fchoon zy talryk zyn , maaken ech'er niet de grootfte menigte der inwoonders uit; de Franfche en Engelfche Roomschgezinden, worden met recht onderfteld hen in getal, en ook in rykdom te boven te gaan. Daarenboven is hier een groot getal vrye Negers, en Mulatten, welken door de Portugeezen met veel meer achting behandeld worden dan de voornaamfte Proteftantfche koopheden , welken zy , volgens hunne dweepachtige en domme bygeloovigheid met de uiterfte verachting bejegenen. De ftraaten van Funchal zyn lynrecht, de huizen net, en de venfters befchoten met latten , doch die wyd genoeg van eikanderen zyn om daardoor te kunnen zien, en gezien te kunnen worden. Door deeze vensters wor. den veele verliefde gefprekken gevoerd tusfehen jonge meisjes en haare minnaars , in eene foort van ftomme taal , onverftaanbaar voer een' ieder' behalven voor. de aanbidders van den Minnegod. In deeze manier van hun■e verliefde gevoelens door middel van vingerfpraak te ken-  224 HISTORIE van de XVIJI kennen te geeven zyn de Portugeezen van Madeira zeer Boek ' geoefend. Zelfs worden in dit dweepachtig en bygelooIII ' vig land, de kerken tot verliefde byëenkomften beftemd, Hoofdst. zowel als tot handelplaatfen voor lieden , die heet zyn 'VIL op winst. Na het eindigen van den godsdienst word Afd. Gods huis veranderd in eene algemeene handelplaats ; of misbruikt tot het boeten van fchandelyke lusten ; want daar worden allerhande foorten van affpraaken gemaakt; en echter is 'er niets achtbaarder en deftiger dan hun uiterlyk gedrag. De vrouwen en vryfters , die geene huiskapellen hebben , woonen den godsdienst nimmer by dan op zondagen, en heilige dagen ; en wanneer 'er veele vrouwsperfoonen in één huisgezin zyn dan gaan zy naar de kerk paar aan paar voor de huismoeder; het aangezicht bedekt met een' afhangenden fluijer , doch met ontblooten nek en fchouders , alsof zy de opmerkzaamheid der minnaars wilden tot zich trekken. Aan de eene zyde van haar gaat een oud man , gewapend met een' degen en een' ponjaard , en een' langen paternoster op de zyde , om daardoor te .kennen te geeven , dat hy de bewaaker der maagdelyke kuisheid is ; doch de jonge heeren laaten niet af van , in weerwil van dit verfchriklyk konvooi , de juffers toe te lonken , en haar hunne neiging op eene bedekte en doortrapte wys te kennen ts geeven. Allerhande ondeugden maar voornaamlyk wellust en ongebondenheid , heerfchen in den hoogften graad op Madeira , onder alle foorten van lieden; en het voorbeeld der mannen heeft de vrouwen aangefpoord om haare dartele lusten op eene onbefchaamde wyze te voldoen. Zy laaten geene gelegenheid daartoe voorbygaan, en voornaamlyk met vreemdelingen zonder op den rang acht* te geeven. Ovington fchryft de algemeenheid van dit kwaad toe aan hunne vreemde manier van hunne kindaren uit te huwlyken, zonder hen te vergunnen elkan-  AFRIKAANSCHE EILANDEN. i%s kanderen alvoorens te zien ; want alle huwlyken wor-XVTIL den hier gefloten zonder op iets anders acht te geeven Boek. dan op het eigenbelang. Naardien nu it ouders alle dee- III. ze verbindtenisfen aangaan zonder ooit de kinderen daar- Hoofdst. in te kennen , is het inderdaad zeer waarfchynlyk, dat VIL dit eene groote rede is voor de ongebondenheid der onge- Afb. huwde vrouwen* Alle huwlyken met Jooden, Ongeloovigen , en Proteftanteri zyn ten frxengfte verboden ; doch de liefde is eene veel te vermoogende drift om zich de wet te laaten voorfchryven dcor geldzucht, hoogmoed., of godsdienst Op de geboorte van de vrouw word , wel is waar, juist niet veel gezien ; doch het word haar tot fchande gerekend een' man te neemen , die van een' anderen godsdienst is ; en deeze geftrengheid flrekt zich uit tot alle Proteftanten , echter met dit onderfcheid, dat zy , by het aanneemen van den Roomfchen godsdienst , tot het begeerde huwlyk waerdig gekeurd ' worden , daar integendeel geene verandering van godsdienst den vlek van het Joodendom of Ongeloof kan afwasfehen ; fchoon men enkele voorbeelden gezien heeft; waarby de overgroote rykdom over deeze hinderpaalen beeft gezegepraald , en cafuïsten in het werk gefteld orn die fchande weg te praaten , welke op lieden van minder aanzien en vermoogen ongetwyfeld zou gehecht hebben. Ovington zegt, dat de ouders geen acht geeven op de kuksheid der jonge lieden , welke zy denken uit te huwen ; voornaamlyk daar eene zedige en ingetogene' levenswys hier voor een' jongeling het allerflechst middel is om de gunst van een me:sje te winnen - FUNLHJL is niet alleen de verblyfplaats van den Lannvcogd, maar ook van den Bisfchop en van het Gerechtshof der Inquifitie, Men vind in deeze Scad, volgens de opgaaf van Atkins, zes Parochiekerken , een groot getal Kapellen , zes Kloosters , te weeten drie mannen en drie vrouwenkloosters ; doch de Geesdyken HfiDiND. Hist. XiV. D. L St. Ff' zyn  226* HISTORIEvande XVIir. zyn hier niet zo ftreng verbonden als te Lisfabm , ofBoek. fchoon het volk hier meer onderdruk1: word d< or de In111. quifitie , de verfoeijelykfte van alle gevelde aar} ëa. De Hoofdst. Geestlyken zo vruuwen als mannen hebben hier de vryVU. heid van de vreemdelingen te gaan bezoeken , en bezoeAf*>. ken van hen af te wachten , van welken zy allerhande noodzaaklykheden en fraaijigheden koopen voor het geld , dat zy trekke • uit de zwaare belasting gelgd op de conicientie der leeken. De Bisfchop van Madeira is thans onderhof. rig aan den Stoel van Lisfabon , maar voor deezen was Funchal de zetel van den Aartsbisfchop van Portugeesch Oost.Indien (g ). ' Behalven de Hnofdftad van Funchal zyn 'er nog andere aanzienlyke S reden op Madeira; zoals Msncerito, Santa Cruz , en Manchho , welke Iaatfte ftad , volgens het zeggen van fommige fchryvers , dezelfde is met Santa Cruz , en enkel dus genoemd word uit hoofde van de Hoofdkerk, welke ter eere van het Heilig Kruis gedicht is. Daarenboven vind men op die Eiland nog zes en-dertig Parochiën ,. waarvan ieder haare eigene kerk heeft; en beha'.ven de kloosters te Funchal zyn 'hier nog vyf kloosters, twee en tagtig kluizenaaryën, en eene groote menigte fraaije kafteelen en landgoederen. Die levenswys der ingezetenen is over het algemeen deftig, fober , en gemaatigd , maar trotsch en opgeblazen. De rykfte Portugeezen zeiven houden eene Itrikte gemaatigdheid , welke zy zeer zelden te buiten gaan; en onder de mindere foort van lieden is de dronkenfehap geheelenal onbekend Geduurende den wynoogst beftaat het voedfel van de arbeiders enkel uit een ftuk b-ood met gedroogde druiven , en een weinig wyn met water gemengd ; zonder deeze gemaatigdheid zou het hen onmooglyk zyn des zomers bevryd te blyven van heete koort> (£) Voy. de W. van Warwtk, Vol. a. p. 500.  AFRIKAANSCHE EILANDEN. v7 koortfen; doch het langduurig gebruik en de algemeene XVIII. gewoonte hebben deeze gemaatigdheid als tot eene wet Boek.' gemaakt. Dit is daarenboven zeker , dat de algemeen- ni. ' heid der venusziekten , waaraan zy onderworpen zyn ,Hoofdst. deeze gemaatigdheid nog r.oodzaaklyker maakt , en met VIL het luchtgeftel medewerkt , om de inwoonders van Ma- Ara. deira in deeze eene zaak de ingetogenfte lieden van geheel Africa te maaken Het is wel waar , dat bedienden met flesfchen in de handen altoos by de ryke lieden achter de tafel ftaan ; doch zy verbeelden zich zo wel te kunnen oordeelen over de maatigheid van hunne heeren, dat zy meer dan eens moeten bevolen worden een glas te vullen , eer zy zulks werkftellig maaken. De Portugeezen voeren den fchyn van gemaatigheid zelfs zo verre, dat zy rimmer op de ftraaten of wegen hun water zullen maaken , niet uit welvoeglykheid , maar om het fchandelyk verwyt van dronkenfchap te vermyden. Niets, ftaat meer vreemd en belachelyk dan de achtbaare en verwaande houding der geringde flaaven , wanneer zy met hunne, degens en pooken gewapend zyn, en met alle de deftigheid van iemand, die een' plegtigen omgang bywoont, langs de ftraat wandelen. Zelfs de knechts , die de tafel bedienen, of nog geringer dienften waarneemen , leggen dit ftuk yzer, dat hunne heup verfiert, nooit af, alsof deeze blyk van yc'ele verwaandheid eene vergoeding was voor de onderdrukking en harde flaaverny waaronder zy moeten zuchten. Welligt moet men de veelvuldige moorderyën, die 'er op Madeira gepleegd worden, aan dit dwaas gebruik toefchryven. De affchuwlyke misdaad van het tweegevecht is hier een' teken van eer geworden , want om voor een' man van moed gehouden te worden , moet men zyne handen met bloed van zyn' evenmensen bevlekt hebben. Het geen de Portugeezen jn deeze barbaarfche gewoonte fterkt, is de befcherming , welke de kerk aan de mis. Ff 2 daa-  228 HISTORIE van db XVIIT. daadigers verleent; een haatlyk voorrecht, dat de geheeBoek. le Geestlykheid fchande aandoet, en aantoont, dat hunIII. ne leerftellingen onbeftaanbaar zyn met de wetten der Hoofdst. billykheid en der menschlykheid. De geringde kapel of VII. gewyde plaats onttrekt den fnoodften booswicht aan de Afd. magt der overigheid , en deeze gebouwen zyn hier zo talryk , dat niemand zich behoeft bloot te ftellen aan eene ftraf, welke de wet, de rede, en het algemeen welzyn tegen de moordenaars hebben vastgefteld. Zelfs zeggen fommige fchryvers , dat het enkel aanraaken van een altaar, of van den muur van eene kerk een' misdaadigen kan beveiligen tegen de vervolging van het gerecht, ook zyn de geestelyken hier niet minder yverig in het verdeedigen van dit voorrecht, dan of de grondHéllingen van hunnen godsdienst^ en het welzyn van de kerk daarvan afhingen Dus is de zwaar/Ie ftraf op den moord ballingfchap , of gevangenis , welke beide kunnen afgekocht worden door, gefchenken aan de geesdykheid , welke hier eene foort van willekeurige magt verkregen heeft, door haare menigte, en door haasen invloed op de gemoederen van het volk. Het moet een' ieder' verwondering baaren, dat eene zo groote menigte geestlyke lediggahgers zo ryk lyk kan gevoed worden door een zo k.c'm getal arbeidzaame leeken ; doch de armoede der iaatften ftaat volkomen ge'yk met den rykdom der eerften ; en gelyk rykdom doorgaans magt veroorzaakt , zyn ook de geestlyken genoegzaam de opperheeren van het Eiland, zelfs in zo verre, dat de Landvoogd zelf weinig meer is dan een nul in het cyfergetal. D e inwoonders van Madeira begraaven de lyken van hunne Roomschgezinde inwoonders in de kerken en op gewyde kerkhoven. Dezelven worden prachtig opgefchikt; maar zeer zelden in eene kist gelegd ; integendeel vermengen zy kalk met de-grafaarde, om het lyk des. te fchielyker te doen verteéren , zo zeer veifchilJen in  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 429 in dit opzicht hunre gewoonten met die der Guanchas XVIIL van de nabuurige Eilanden. Dit tusfchenmengen van Boek". ongehluscate kalk gepaard met de hitte van de lucht- HL ftreek, doet eene zo fcbielyke werking, dat de graven Hoofdst. na verloop van veertien dagen weder kunnen geopend VII. worden , naardien de lyken alsdan reeds geheel tot ftof Afd, vergaan zyn. De lyken van Jooden, Ongeloovigen, en Ketters moogen geene christelyke begraaving genieten. Zelfs de voornaamfte Protestanfche kooplieden worden in dit geval met de grootfte verachting behandeld , en gedwongen hunne lyken in zee te werpen, ten zyzy eene buitenfpoorige fom geld betaalen aan de geestlykheid voor het recht om een graf te moogen delven (h). Eenige Schryvers, en inzonderheid Linfcboten ,. maa- Uaw»n. ken by hunne befchryving van de Canarifche Eilanden gs-kr.Eiland wag van zeker Eiland, genaamd St. Borondon , dat om-?1' Boron' trent honderd mylen , (vermoedelyk ten westen) van °n' Fero zou afgelegen zyn , fchoon niet een van hen deszelfs juiste legging bepaald heefc. Zy zeggen , dat verfcheiden hier by toeval zyn aangeland , en zy komen allen overeen wegens den toeftand van het Eiland en deszelfs inwoonders. Zy zeggen, dat het op het fraaist verfierd is met allerhande boomen en kruiden , dat de valeijen daar altoos groen zyn, en bezaaid met allerhande fraaije bloemen , die daar vanzelf groeijen , benevens graanen en tuinviuchten , die de inwoonders met groote zorgvuldigheid aankweeken ; dat de grond zo vruchtbaar is , dat dezelve veel koorn tot uitvoer zou kunnen opleveren ; en dat de fchepen , die daar komen •, allerhande ververfchingen kunnen bekomen. Zy voegen daaren. bo- (h) Ziet Gramat . L. 9, S*hct C 8. Davtty, p 621. OvingTon, p. 10, & feqq. Atkins. p. 23 & feqq Hackluyt.T. 3-p. 578. La Croix, T. 4. Part. 4. p. 509 1*»hvost, T. 3. L. 5. C. 1, Ff 3  23o HISTORIE van de XVIII. boven nog hierby , dat het bewoond word door ChristeBoek. nen , die eene byzondere taal hebben, zaamengefteld uit lil. verfcheidene levendige taaien ; want, naar hun zeggen , Hoofdst. tan een ieder , die eene der Europeaanfche taaien verVII. ftaat met deeze volken fpreeken. Het is opmerklyk, •Afd. dat geene fchepen, die opzettelyk tot deeze ontdekking 'afgezonden zyn geweest , ooit het geluk gehad hebben het Eiland St. Borondon te vinden. Om deeze rede heeft men dit Eiland het Wonder-Eiland genoemd , en hieruit moogen wy met recht opmaaken , dat hetzelve enkel denkbeeldig is. Het Eiland Porto Santo legt in den Atlantifche Oceaan, tegenover Kaap Cantin in het Ryk van Marocco, op 32 Gr. 30 Min. K. Br. , en 5 Gr. 29 Min. westelyk van London. Eenige Schryvers , en in het byzonder Ortelius, zyn van gevoelen, dat dit Eiland , en niet Madeira, het oud Carne van Ptolomceus is , terwyl anderen beweeren , dat dit, en geen van de Canarifche Eilanden , het Ombra pluvialia van Plinius is ; doch, naar alle waarfchynlykheid is Porto Santo het Eiland , dat door Ptolemceus Palma genoemd word, dewyl de breedte juist overeenkomt met deszelfs legging , en met geene van de andere Eilanden. Volgens het getuigenis van La Croix, en de befchryving der reizen door Ramufio opgegeven , is dit Eiland verfcheiden jaaren voor Madeira ontdekt geworden , en , dat nog het vreemdst is , zy geeven Gomzalvo Zarco voor deszelfs ontdekker op; en Ramufio verhaalt dezelfde omftandigheden van de eene reis, die AU caforada van de andere opgeeft. Andere fchryvers zeggen integendeel , dat dit Edand niet bekend geweest is voor het jaar 1428 , en het is inderdaad zeer waarfchynlyk dat de ontdekking van hetzelve , zowel als die van Madeira , van laater tyd is. De Portugeefche vloot landde hier dodr ftorm , en gaf deezen naam aan dit Eiland , uit hoofde van haare gelukkige redding. Het was  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 2*r was toen onbewoond , doch is zedert door hen bevolkt XVHI. gewoiden , en nog tegenwoordig onder hunne bez'tung. Boek.' Het Eiland Porio Santo is klein , en bevat , volge :s Ca- JU " damosto, niet meer dan vyf mvlen in den omtrek Ho< • st. fchoon Sanutus het een weinig grooter ftelr Het heeft VU. goede havens , en eene baai , daar de fchepen veilig leg- Aro. gen voor alle winden , den zuidwesten wind alleen uitgezonderd, in deeze baai komen a len de uitgaande en thuiskomende fchepen ten anker om zich te herflellen en voorraad in te neemen , dat de eerige handel van dit . Eiland is. Hetzelve brengt veel tarw en andere graanen l voort; en daarenboven veel rundvee , wilde zwynen , I en konynen. Doch deszelfc voornaamfte voortbrengselen van koophandel zyn draakenbloed , honig , wasch,. j en yisch. De inwoonders zyn allen dweenachtig Roomschj gezind , en ftaan in het geestljke onder de heerfebap. : py van den Bisfchop van Madeira , en in het waereld]yke onder den Landvoogd van dat Eiland. Wy zullen » ten befluite bier nog byvoegen , dau de inwoonders alle aangenaamheden van het leven overvloedig genieten om gelukkig te zyn , indien zy n et geduurig ont> rust wierden door de zeeroovers , die menigmaal de vlekken komen uitplunderen , en de bewooners gevang• lyk wegvoeren (/_). (f) Davity, T. 5. p. f21. La Croix, p. 707. en andere mcergem. Schrpers. AGT-  332 HISTORIE VAN DB *UL AGTSTE AFDEELING. Kooi HST. VIII. jr,g Azorifche, Tercera, of Westerfche Afü' Eilanden. TTTy zullen dit Hoofddeel befluiten met eene be« W fchryving van de Azoiifche Eilanden , welke fommige Aardryksbefchryvers rekenen onder Africa , anderen onder America , en weder anderen , en met meer recht , onder Europa. Doch, naardien zy in denzelfden Oceaan leggen als die , welken wy reeds befchreven hebben , fchynt het ons toe , dat zy hier best voegen, te meer, dewyl het nog in gefchil is tot we,ke van de voo;gemelde Waerelddeelen dezelven behooren, Robbe plaatst die onder de Afticaanfche Eilanden; de Clsle onder de Americaanfche, 'om dat zy nader by dat 'Waerelddeel gelegen zyn ; en de meeste Engelfche Aardryskundigen onder de Europifche om dezelfde rede. Zy hebben Hen naam van Atyret of Azoras gekregen van verfcheidene vlugten van valken , die aan de eerste ontdekkers verfeheenen; ook worden zy ferceras gem.emd , naar ren derzclven, dat dien naam draagt, en dat, fchoon niet het grootfte, echter het voornaamfte van dezelven is. Da Azores, Ter eer as , of Wts e*fche-Eilanden, zyn zeven in getal; te weeten , Sr. Michatt, St. Maria, Tercera, Qraziofa , St, George, Fico , en Fayal, behalven de Eilanden Flcres, en Corvo, die thans daaronder gerekend worden, omdat zy onder hetzelfde rechtsgebied behooren, en flechts zeventig mylen ten westen daarvan afleggen. Te vooren wierden zy de Vlaanfcbe Eilanden genoemd, omdat zy eerst ontdekt zyn geworden door een' Vlaamfthen koopman , geboortig van Brugge. die in het jaar J445» of, gelyk anderen zeggen 1449» op zyne reis naar  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 233 JJisjabon door een' ftorm zo verre westwaarts afgedre- XVIII, ven wierd, dat hy aan deeze Eilanden kwam , welken Boek. ' hy onbewoond vond. By zyne aankomst te Lisfabon gaf III. * by van dezelven zulk een voordeelig bericht , dat dit Hoofdst. ten dien tyd veel ondcrneemend Hof befloot deeze ont- VUL dekking voort te zetten , hetgeen ook naar wensch ge- Afd. lukte. Antunio Gonzalo zegt, in zyne Historie der eerste Ontdekkers van de Nieuwe waereld , dat de groote Don Henrico, Prins van Portugal, deeze ontdekking van zoveel belang rekende , dat hy, in het jaar 1449 , zich in eigen perfoon op reis begaf om bezit te neemen van de Azorifcbe Eilanden. Davity zegt, dat eenige Vlaam> fche kooplieden , op het aanraaden van hunnen landsman , eene volkplanting derwaarts zonden , welke zich / op Fayal nederzette , daar hunne nakomelingen nog heden woonen. Ten bewyze hiervan word bygebragt, dat 'er eene rivier op dit Eiland is , welke Rio dos Flamingo's , of de Rivier der Vlaamingen genoemd word. Allen de andere Eilanden worden bewoond door Portugeezen, onder het beftuur van een' Landvoogd van dezelfde natie , die zyn verblyf houd te Angra , de Hoofdftad van Tercera, en van allen de Vlaamfche Eilanden. In het geestlyke flaan zy onder het opzicht van den Bisfchop éerAzores, die zyn verblyf houd te Punto de Glada op het Eiland St. MichaKl. In het jaar 1457 kreegen de inwoonders van Alphonfus den Vyfden het recht van tolvryheid voor hunne koop. manfchappen in Spanjen en Portugal, benevens nog andere voorrechten. Deeze Eilanden zyn gelegen tusfehen 36 en 40 Gr. N. Br. en tusfehen 23 en 32 Gr. westelyke lengte , omtrent driehonderd mylen ten "westen van Portugal , en byna even ver ten oosten van Terreneuve, en genoegzaam op denzelfden afftand ten noordwesten van Madeira, en van de Africaanfche zyde van de Straat van Gibraltar. Ortelius heeft eene kaart van deeze Eilanden Hedend. Hist. XIV. D. I. St. Gg uit-  a34 HISTORIE van de XVIII. uitgegeven volgens Texeira, den Aardryksbefchryver van Boek. den Koning van ïpanjen, en mdJ daarby, dar. , zohaast III. de fchepen , die uit Èuropa komen, daar aanlanden, zy Hoofdst. terftond bevryd zyn van de wormen , die te vooren het VIll. hout doorknaagden , doordien geenerhande fo >rten van Afd. fchadelyke of vergiftige di^en langer dan eenige uuren op de Azmjche Eilanden kui hen leeven. Behalven de Azores, en ds Eilanden Floret en Cirvo, leggen 'er nog eenige kleine Eilanden ten noord we.-ten van dezelven, doch die van zo weinig belang zyn , dat zy geene afzonderlyke befch'ryving verdienen , een alleen uitgezonderd, dat, naar het zeggen ven Kircher , eensklaps uit de zee is opgerezen , op eene plaats , daar de Visichers gewoon waren honderd-en-twintig voeten warer te vinden. In den beginne vertoonde zich die Eiland als eene groep van rotfen, die een' ornt ek van omtrent negenhonderd of duizend roeden maakte ; d )ch welhaast tot zoveel Engelfche m.\len aan roeide. Deeze gebjjrtenis wierd voorgegaan door verfchrifriyke aardbeevingen, die agt dagen achtereen aanhielden ; waarna 'er eene yslyke vlam uitborst uit de oppervlakte van de zee, welke zich tct aan de woken verhefte , en eene verbaazende menigte zand , aard , fteenen , en metaalen uitbraakte , die zich van verre vertoonden als groote vlokken wol, en na wederom in het water te zyn nedergevallen, eene vaste gedaante verkreege.i. Dit verfchynfel wierd gevolgd door de opryzing der rotfen , waarvan wy gemeld hebben, en van anderen» die nog hooger waren , welke naderhand verbroken wierden door eene tweede aardbeeving, en zich Vervolgen? vereenigden tot een' vasten klomp, die als fchuim op de oppervlakte van het water dreef. Dus luid het verhaal van Kircher, welks echtheid wy niet willen verdeedigen , fchoon zulks misfchien ligtelyK zou kunnen gedaan worden door hec bybrengen van meer dergelyke gevallen ; en byzonderlyk door net op-  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 135 opryzen van een Eiland in den Archipel, hetwelk door XVIII. Santorino en andere geloofwaardige fchryvers verhaald Boek. " word. \\i De Azores kunnen zeer verre uit zee gezien worden , Hoofdst. zelfs op dertig mylen afftand , volgens het zegr/en van VIII. Jrezier, door een' zeer hoogen berg , die de Piek der Afd. Azojes genoemd word , en , even als die van Teneriffe van eene kegelachtige gedaante is.. Allen de Schryvers komen hierin overeen , dat de Azores eene heldere en zuivere lucht genieten , en dat het klimaat daar zeer gezond is , en dat dezelve zeer vruchtbaar zyn in het voortbrengen van koorn, wyn ,.boomvruchten , en tam en wild gedierte. Derzelver grootst ongemak is , dat zy, even als de Canarifche Eilanden, onderhevig zyn aan geweldige aardbeevingen , en aan de hevige woede der golven , welke beide de inwoonders menigmaal zeer groote fchade toebrengen , eensdeels door de laage landen te overftrocmen , en anderdeels door geheele landen met koorn, of rundvee te verwoesten , en de huizen en fchuuren tot puinhoopen te maaken. Het eerst Eiland, volgens de legging , is dat van St. Mchaïl, of, gelyk de Portugeezen het noemen, San Miguël, het legt meest oostwaarts, en is het grootst; het. zelve word gerekend meer dan twintig mylen lang te zyn. St. Michaël heeft veele aanzienlyke fteden en dorpen , allen wel bevolkt, en dryft flerken handel in graanen, wyn, en vee, doch deszelfs havens zyn flecht, en gevaar lyk voor de fchepen. Het legt omtrent agt mylen ten zuidoosten van Tercera , en heeft zeer goede wei« en akkerlanden ; doch dit voorrecht word merklyk verminderd door de geftadige vrees , waarin de inwoonders leeven , van door aardbeevingen omgekeerd , of door uitbarftende vuurkolken verzwolgen te zullen worden. Aan deeze rampen is het Eiland St. Michaël meer blootgefield dan een van de andere Az&rifcbs Eilanden. Kir. Gg 2 cher  236 HISTORIE van di XVIII. cher méld van eene verfchriklyke aardbeeving, die daar Boek' is voorgevallen op den 26 Juny van het jaar 1638, Hl * welke agt dagen lang aanhield , zonder tusfchenpoozing, Hoofdst. en het Eiland zodanig beroerde , voornaamlyk in de landVIII. ftreek van Vargen , dat de inwoonders in den uiterften Afd. fchrik en verwarring hunne huizen verlieten , en in het open veld omzwierven. Ten dien tyd verfcheen het nieuw Eiland , waarvan wy gefproken hebben ; en indien het de Voorzienigheid niet gunftiglyk behaagd had de wind af te wenden-, zou waarfchynlyk het geheel Eiland St. Michaël geruïneerd zyn geworden door de hagelbui van gloeijende fteenen , en brandende bergftoffen, die deeze vuurpoel uitwierp. De Hoofd ftad van St. Mi? chaè'l is Punto del Gada , beroemd door haaren koophandel, haar fterk kafleel; waarin de Portugeezen fteeds eene talrvke bezetting houden , en door het verblyf van den epperften Kerkvoogd der Azorifche Eilanden. Santa Ma- Naast daaraan volgt het Eiland Santa Maria, dat , ria. twaalf mylen ten zuiden van San Migusl gelegen is , en gezegd word twaalf mylen- in den omtrek groot te zyn. Het is door de natuur wel verfterkt met hooge bergen en fteile rotfen , waarmede hetzelve geheel omringd is , en die zo digt aaneengefchakeld zyn-, dat het Eiland.geen byftand van kasteden, fterkten, vestingen, of bezetcingen noodig heeft. De binnenlandfche gewesten zyn vruchtbaar-, volkryk, en wel bebouwd, en leveren een' grooten overvloed van allerhande levensbehoeften op. Santa Maria la Prainha is de Hoofdftad ; doch behalven deeze vind men daar nog de fteden Bodes en Cojttllo, beneevens eene menigte vlekken en dórpen , welken wy niet noodig achten elk afzonderlyk te befchryven. Hetgeen voornaamlyk onze opmerking verdient , naardien het hier een grooten tak van den koophandel uitmaakt, h eene fabriek van fraaije Porceleinen, welke de Chineefche al zeer nabykomen, en beter dan deeze gefchilderdzvn. Heat  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 237 Het volgend Eiland Tercera, dat men zegt dien naam XVIII. gekregen te hebben omdat het het derde in de ry van deeze Boek. Eilanden is , naamlyk met betrekking tot de legging, III. want in rang is het het eerfte , ge'yk blykt uit verfchei- Hoofdst. dene omftandigheden , en voornaamlyk daaruit , dat allen VIII. de anderen naar deszelfs naam genoemd worden. Dit Afd. Eiland legt omtrent agt-en- twintig mylen van de tweeTercera. voorigen af, en word door fommigen zestien, doch door Labat gezegd een en twintig mylen in den omtrek groot te zyn, Deszelfs gedaante is genoegzaam cirkelrond, de kust hoog, en zodanig omringd met fteile rotfen, dat het voor onwinbaar gehouden word , te meer dewyl alle de landingplaatfen gedekt worden door fterke vestingwerken , gemonteerd met zwaar gefehut , en voorzien van talryke en geregelde bezettingen. Waarfchynlyk is dit nog zo niet geweest ten tyde van Koningin EHzabetb van Engeland , toen de Graaf van Es/ex , en de Graaf van Cumberland hier eene zo gelukkige landing, deeden. De eenige goede en veilige haven van dit Eiland is de haven van de Hoofdftad Angra ; dezelve is zowel veilig tegen ftormen als tegen vyandlyke aanvallen , dewyl die de gedaante heeft van eene halve maan, wier beide uithoeken befchermd^ worden door twee hooge rotfen , en zo verre in zee uitloopen, dat zy den ingang vry naauw maaken, waardoor dezelve door de batteryen van beide zyden gemaklyk kan beftreken worden. . Het Eiland is . hoog, en kenbaar uit zee door een' uithoek , die oostwaarts aanloopt, en aan de westzj'de door eene kaap , die gevormd word door twee vry hooge bergen , benevens twee kleine Eilanden , die omtrent eene myl ten oosten van de gqmelde kaap gelegen zyn. Omtrent eene halve myl zuid zuidoost van dezelven zyn drie brandingen , doch die volgens Frezier in den Flambeau de la Mer, en in meest alle de andere kaarten verkeerd geplaatst zyn. G g 3 Het  233 HISTORIE van db XVIII. Het Eiland Tercera is vruchtbaar, aangenaam, en geBoek.' zond; de rotfen zelve , die in andere landen droog en III. onvruchtbaar zyn , leveren hier uitmuntende wyngaarHoofost. den op,"weinig minder dan die van de Canarifche EilanVIII. den en van Madeira. De velden zyn ryk van tarw en Afd. andere graanen , voedfel voor vee , oranje- en citroenboomen , en allerhande vruchten , zo van de koude a's van de heete luchtftreeken. Kortom alle levensbehoeften worden op Ier eer a zo ryklyk gevonden , dat men niet kan zeggen , dat daar iets ontbreekt dan olie en zout. Wat de rede zy , waarom men hier geene olyfboomen plant, en zeezout maakt, kunnen wy niet gisfen. Misfchien oordeelen de inwoonders noodzaaklyk te zyn, dat zy deeze twee levensbehoeften koopen van de vreemdelingen, met welken zy handel dryven , en daarom dit voorbedachtelyk verwaarloozen. Op Tercera groeijen twee zeldzaame wortelen ; de eene , die bafata genoemd woid , weegt doorgaans omtrent een pond , en ftrekt tot een zeer goed voedfel voor de boeren en geringe lieden, fchoon die door de aanzienlyke lieden niet geacht word, enkel omdat die daarin overvloed groeit, en door het gemeen gegeten word ; de andere heeft byna de gedaante van eene kokosnoot, en is rondom bezet met vezelen van eene goudgeele kleur, die in zachtheid en fynheid de zyde genoegzaam evenaaren , en bekwaam zouden zyn ter bewerking , fchoon zy enkel gebruikt worden om, in de plaats van vederen , kusfens en bedden te vullen. Den naam van deezen wortel vinden wy by geen' Schryver gemeld. Het is opmerkenswaerdig, dat de haver van Tercera geen jaar kan overduuren zonder uit te botten , wanneer dezelve niet door kunst bewaard word. De tarw zelve moet beveiligd worden te* gen de lucht, en in kelders of grotten worden begraven. Deeze zyn de koornfehuuren der inwoonders , waaruit zy hunnen voorraad haaien , zo dikwyls zy zulks noodig heb-  AFRIKAANSCHE EILANDEN. 239 hebben. Het rundvee op Tercera word buitengemeen XVIII groot, en heeft hoorns van eene verbaazende ukg'eftrekt 30BK ' heid ; en is zo tam, dat , wanneer het by geheele drif- m ten in de weiden loopt., een ieder van hen by zyn*H~dfdst. meester zal komen , op het enkel noemen van den naam, VIL.' want zy hebben hier de gewoonte van elk bee.«t een' Afd," eigen naam 'e geeven De ween op Tercera zyn over het algemeen , zeer moeijelyk uit hoofde van de bosfche i , bergen , en rotfen , die men elk oogenblik ontmoet, en de grond klinkt overal als of die van onderen hol was, hetgeen ook wel waarfchynlyk is. Men vind hier eenige klooven , die een' zwave'.nchtigen damp opgeeven, en anderen , waaruit water onrfpringt , dat zo heet is, dat men in hetzelve binnen weinig oogenbli'cken een ei kan gaar kooken ; waaruit men ligt kan opmaaken wat de rede zy der veelvuldige aardbeevingen, waaraan Tercera onderhevig is Omtrent drie mylen van de Hoofdtlad af is eene bron , welke eene verfteenend» kracht heeft, en waarin hout, wortelen , en anderen ftoffen binnen korten tyd veranderd worden in eene foort van fteen , zo hard als vuurfteen ; aan den oorfprong van deeze bron groeijen boomen , welker wortels zo hard z>n als ftaal. terwyl intusfehen het overig gedeelte zyne groeijing behoud, en in alle opzichten de hoedanigheden van hout heeft. Dit Eiland levert verfcheidene foorten van goed werkhout op, en voornaamlyk cederhout, welke boomen hier tot eene verbaaz nde hoogte en dikte opgroerjen ; en hier in zo groote menigte gevonden worden , dat de inwoonders daarvan hunne karren, wagens, lieden, en andere noodzaaklykheden maaken. dit Eiland legt de ftad Angra , de Hoofuftad van Tercera, en van allen de Azorijche Eilanden, en de verblyfplaats van den Landvoogd. Dezelve is gelegen niar den zuidkant van het Filand , omtrent op de helft van deszelfs langfte middellyn , aan den oever van de zee, en  a4o HISTORIE van de XVIII. en aan het binnenst van de baai en haven , welke wy Boek. befchrevén hebben , en gevormd word door den landIII. hoek , die M$nte de Bmü genoemd word. De Stad is HtwnsT.fraai bebouwd en volkryk, en heeft een' eigen' Bisfchop, VIII. die onder den Aartsbisfehop van Lisfabon ftaat. In deAfd. zelve zyn ééne Hoofdkerk , vyf parochiekerken , vier mannen , en vier vrouwenkloosters , het Gerechtshof van de Inquifitie , het paleis van den Landvoogd, en dat van den Bisfchop. Angra word omringd door een' wal, en eene drooge graft, die zeer wyd en diep is-, en word daarenboven verfterkt door een kasteel, dat beducht geworden is door de gevangenis van Koning Alpbonfus, die in het jaar ió68 door zyn' Broeder Don Pedro gevanglyk derwaarts gevoerd wierd. Men zegt , dat dee. ze Stad den naam van Jr.gra gekregen heeft , naar derzelver haven , dewyl dit woord in de Portugeefche taal eene baai , of ankerplaats betekent , als zynde de eenige veilige ankerplaats van allen de Azorifcbe Eilanden. Dit • is ook de rede , waarom de Portugeezen deeze plaats zo zorgvuldig verfterkt hebben , uit hoofde van haare welgelegenheid ter ververfching voor de Oostindifche en Brezilfche vlooten. Deeze haven , wier opening van het oosten naar het zuidwesten ftrekt, heeft, volgens brezier, niet boven vier kabellengten breedte , en nog geen twee goeden ankergrond. Echter kunnen de fchepen hier veilig leggen geduurende het zomerfaizoen , wanneer 'er altoos zachte winden uit het westen en noord-noordwesten waaijen ; doch zohaast het winterfaizoen begint, worden de ftormen zo hevig , dat 'er geene andere veiligheid voor de fchepen is dan zo fpoedig als mooglyk is&zee te kiezen. Gelukkiglyk worden deeze ftormen altoos voorgegaan door onfeilbaare kentekens , die door lange ondervinding aan Behelzende de Historie van Abysfinie 5 of Opper-iEthiopiën. EERSTE AFDEELING. Kort verflag van de berichten der hedendaagfche Schryvers , die in dit hoofdfluk worden aangehaald , en van de vonden, die men bedacht heeft om een' bepaalden koophandel met de inwoonders van dit Land op te richten. Abysfiniën T~\ 7 v hebben in onze Oude Historie reeds, zo goed hendvoor' V " a^s ons moo§'yk was« een verflag gegeven van dit jtn tydder uitgeftrekt Ryk , deszelfs grenzen, inwoonders, en ftePomgee- den, voor zo verre het bekend geweest is aan de oude Jche ze«^-fchryvers , en wy uit hunne overgebleven fchriften konlingen. opmaak . en dat de berichten , die , niet alleen zy , maar ook fchryvers van laatere tyden daarvan gegeven hebben , fomtyds fabelachtig en onzeker zyn , zo met betrekking tot deszelfs eigentlyke legging , grensfcheidingen , en uitgefbrektheid , als tot deszelfs gevleidheid en luchtftreek, enz. moet voornaamlyk geweten worden aan die verkeerde denkbeelden , welke zo langen tyd geheerscht hebben onder de Historie- en Aardryksbefchryvers , dat naamlyk, allen de landen , die zo digt aan de Linie gelegen zyn , woest en onbewoonbaar waren ; en aan dezelve rede moet men toefchryven , dat men van dit zoveel minder befchreven vind dan van andere  ABYSSINIE. 247 dere landen en dar. a'les , hetgeen wy nog al daarvan XVIII. vinden, voor den tyd, dat de Portugeezen middel ge von- Boek. den hebben om zich daar in te dringen , ten beste ge- IV. nomen , geheel onbeithaafd en onvoldoend is ; en dus Hoofdst. hebben wy enkel aan de ontdekkingen, die deezen , ge I* duurende hun verblyf aldaar gedaan het bsn, de meer Afd. naauwkeurige kennis , welke wy van dat land hebben , te danken ; dat is , alleen in vergelyking met hetgeen wy te vooren van dit uitgeftrekt Ry^t gezegd hebben ; want aan de volledigheid en zekerheid van hunne verhagen ontbreekt nog zeer veel. Deeze vroome Geestlyken , zo Jefuiten als anderen, die derwaarts gezonden Z$iïïm wierden, om de Abysfinifche Kerk aan de gehoorzaam-ieverhaaheid van den Roomfchen Stoel te onderwerpen, haddenlenhet veel te druk met dit gewigtig ftuk , om zich met ontdekkingen van minder belang te bemoeijen; te meer , dewyl zy oordeelden , dat onderneemingen van dien aart eer de achterdocht dan de bewondering van deeze domme en onbefchaafde volken zouden gaande maaken; waarom zy beflooten zulks uit te ftellen tot dat zy het Beontydihoofdoogmerk van hunne zending zouden volbragt heb-snoder ben , als wanneer zy met meer gemak en zekerheid dit 2end?lin' ftuk van minder belang zouden kunnen vervorderen. ITakvZ' Doch het ongeluk wilde , dat hunne ontydige yver hen hunne verzulk eene hevige en algemeene vervolging op den hals banning. haalde, dat hunne hoop op het een en ander te gelyk vernietigd wierd ; zelfs in zo verre dat de naam van Portugeezen of Franken , welken de Abysfmlërs aan alïen de Europeaanen geeven, by hen in den grootften haat is (n). Wat de rede geweest zy, van deeze onverwachte en verbaazende omwenteling , daar de Portugeezen eerst zo vriendelyk door eene der Keizerinnen derwaarts geno- ' dièd 00 Tevlez, Pqmcet, Maillet, Ludolph, en and.  343 H1ST0 R I E van died waren, en haar benevens eenige van haare Op. XVHl.v°]gers, gewigtige dienften bewezen hadden, endaarBoek. doo5r ten top van achting en vertrouwen gerezen waren, \ lV- zal in den loop van deeze Historie nader verklaard wor- \ Hi;0rIlsT den ; voor het tegenwoordige zal het genoeg zyn te zegden , dat het, zedert deeze omwenteling ten hoogfte sevaarlyk is voor de Europeaanen dn eenige Provinciën Lü Ryk is =an d-c rVyk te komen f onder welk een voorwendfel het SS?- ook zy. Allen de toegangen zyn met de grootfte zorgly{ vw dtVüldfeheid bezet; en zonaast een vreemdeling de grenEuropeia. zen «enaakt, word hy betast en doorzocht van het hoofd hen' tot de voeten , om te ontdekken , of hy ook eenige wapenen, papieren , boeken , of brieven by zich heeft, die eenige achterdocht kunnen geeven ; zyne gedaante , haair geftel, en gelaat worden zeer naauwkeuriglyk aangetekend , en wel inzonderheid, of hy ook het kenteken dér befnydenis heeft. De waar' Over het algemeen zal men , wanneer men de verm eemingen h^ten van deeze zendelingen met eikanderen vergelykt, %1/cSn dezelven zo verfchillende, en zo gebrekkig vinden , dat deiingenzyntaén daaruit moer opmaaken , dat dezelve m haast bywet te v«/een verzaameld zyn , en niet met die naauwkeurigheid, Z2? welke in hunne befchryvingen van andere landen gevong den word, daar zy meer gelegenheid hebben gehad om zich ten dien einde van de noodige middelen te bedieGriot ver- nen Een ieder, die de aantekeningen van deeze Zenfchu tus (jeijngen leest, en die met aandacht tracht met elkandejchen ^"-ren overeen te brengen , zoals, by voorbeeld, die van ï;n *Vader Tcllez, Ludolph , en anderen, zal zoveel verfchü vinden, dat hy zal wenfehen om iets , dat door geene overhaasting kan verkregen worden , naamlyk eene naauwkeurige befchouwing van het land. - Om hiervan een bewys te geeven , behoeven wy enkel da legging -van de Stad Giefim , welke gerekend wierd halfweg te zvn tusfehen Samaar en de grenzen van Mthio$iën , na; te  ABYSSINIE. 249 te gaan , volgens de bepaaling van Vader Brevedent, die vvïïT voor een' grooten fterrekundigen bekend is , en den boe* Geneesheer Poncet op zyne reis door ^Ethiopiën verzeld' ïy ' heeft, en onderweg geftorven is, die deeze Stad plaatst Hoofdst op 10 Gr. N. Br. (b) en volgens die , welke Vader I. Tellez, en Ludolpb, in hunne kaart van Abysfmiën heb- Afd. ben aangetekend, wanneer wy zullen zien , dat een' van hen grootelyks mis heeft; en echter heeft Brevedent zyne waarneming op de plaats zelve gedaan. Een ander bewys, hoe weinig men kan ftaat maaken op de kaart van Tellez , is de. legging, welke een ander Portugeesch Jefuit , volgens zyne eigene waarneemingen heeft aangetekend , betreklyk tot de legging van het Land van Dembea, welke volgens zyne befchryving , zodanig is , dat daar beiden de Aspunten kunnen gezien worden , .en dat de Zuidpool de hoogfte van de twee fchynt te zyn ; hetgeen juist het tegenftelde is van de kaarten van Tellez en Ludolpb (c). Dus is het niet wonderbaar, dat fommige hedendaag.Redevandt fche befchryvers van dat waerelddeel , en zelfs eenige veelte&^aGeographisten (d), de grenzen van dit Ryk zo veel te ?•uübrH' groot gefteld hebben ; om nu niet eens te fpreken van) Zie Pcncet's Reis door iE'hiopien , p. 3.3. 00 FlIRNANDEZ byCODÏCN 1. 1. c. ir. p. 69. {d) Zie ot;der anckrtn Mercator, Johkson', en de 1'Isle Hedend.Hisï.aIV.D. I.St. li  25a HISTORIE tas XVIII Cn N. Br. tot 16 of 17 Gr. Z. Br., en het eene uitBoek. geftrektheid gegeven- van 38 of 39 Gr. , dat omtrent IV. 21 Gr. meer is dan het inderdaad heeft, gelyk wy zulHoofdst. jen toonen uit de geloofwaardigfte getuigenisfen , en uit de naauwkeurige waarneemingen der Portugeefche ZenAFD« delingen , die , door hun langduurig verblyf in deeze gewesten in ftaat gefield zyn geworden om ons meer voldoende kundfchap daarvan te geeven ; en derbalven zal het niet ongepast zyn een korc verflag van hunne befchryvingen te geeven, by wyze van inleiding tot de daarop volgende historie. r>«Poitu. To?n de Keizerin Heiena, Grootmoeder van dén Keivorfen z€r ^avid j een gezantfchap van Emanue'l , Koning van door deKei-Portugal, ontfangen had, om haar wegens haare komst serin Hele tot den throon geluk te wenfehen, achtte zy z:ch daarna naar A- foor zodanig vereerd , dat zy beOoot in wedcrvergel&emdi>d ding een' gezant aan hem te zenden , met oogmerk om * een naauw verbond van vreede en vriendfehip met hem te fluiten. Zy verkoos daartoe zieren Matthsus, een' Armeniër , die veilig te Lisfakn aankwam , en, na het volvoeren van zyn' Jast , na r Abysfiniën terug keerde over Goa, met de Portugeefche Oostindifehe vloot, verzeld door een' afgezant van het Hof van PoitugaU Deeze was een man van aanzien , genaamd Galvan , die op zyne reis naar Abysfinien, overleed te Camaran, een Eiland in de Roode Zee; waardoor de Portugeefche fchepen , die hem tot daartoe gebrast hadden , genoodzaakt waren terug te keeren naar Goa. Echter wierd deeze onderhandeling gerektnd van zo groot belang te zyn, dat het Hof van Portugal enigen tyd daarna een tweeden afgezant derwaarts zond , met naam Rodngo de Lima ; die , na eene lastige reis , te Masfowa , naby Arhko , landde , welke plaatfen , benevens het Eiland So. voakem toen aan het Abysfinhch Ryk behoorden, fchoon zy naderhand door de Turken overweldigd zyn. Don Ro. drigo  ABYSSINIE. *s* drigo had onder zyn gevolg een' van des Konings kapel- XVITT. laanen , genaamd Fraucisco Alvarez , een' man van mid- Boek. delbaare geleerdheid, maar van een gezond verftand, en IV. bekende eerlykheid , die tot almoefenier van dit gezant-Hoofdst. Ichap was aangefteld; aan wien wy eene oprechte en ^ openhartige beïchryving van dit Ryk te danken hebben, Atlt welke de eerfte van die foort is , en gedrukt wierd te Lisfabon, in het jaar 1540. Dezelve is naderhand me a 0:1540. nigmaal herdrukt, en in verfcheidene taaien overgezet. De naast daaraan volgende, die over Abysfiniën geIchre.*^A'vaj£z ven heeft, is Pater Bermudes, die insgelyks Don Rodrigo{ce^yh;J0. op dezen togt verzelde in het karakter van Patriarch ,««van Adoch opentlyk enkel als iemand van zyn gevolg ónder bysfiniën. den naam van Meester Juan , uit vrees van de afgunst Pater Eerder Abysfinifehe Geestlyken te zullen gaande maaken. m'Jlle.s Hetgeen hy gefchreven heeft, is meest betreklyk tot de^^,.de gebeurtenisfen van den Portugeefchen Bevelhebber Chris- ™ topboro de Gama, zyne veroveringen , nederlaag, en docd. Zyn verhaal, dat gedrukt is in het jaar 1565, en opgedragen aan Don Seba/Uan , Koning van Portugal , is zonvol van fabelachtige vertelfels , dat Pater Tellez zelf zegt , in zyne Historie van Abysfinien , dat men hem enkel moet gelooven, in dingen , die hy zegt zelf gezien te hebben , en niet in die , welken hy enkel by gerucht heeft (je). De eerste , die na deezen over Abysfinien gefchreven^nzai?» heeft, is de beruchte Pater Pedro Pais, die van z\\q En-Pater Peropeamen de eerste geweest is, die een' togt gedaan heeftdr0 Paiï' om den oorfprong van den Nyl te-ontdekken , en veele jaaren daar zyn verblyf heeft gehouden , en daar ook in het ampt van zendeling in het jaar 1622 geftorven is. Zyn handfehrift wierd van daar naar Romen overgezonden, en behelst de historie van het jaar 1556 af tot dat (0 Bêemudes, Telliz, Ludolph, enaaderen. Ii 2  *5» HISTORIE uy XVIII. dat van zynen dood toe. Zyne historie wierd vervolgd Boek. door ^ater Lmanuel dAlmeyda , Rector van het Coiiegie IV# van Fromona , dat de Jefuiten daar , onder vergunning. Hoofdst. der regeering, hadden opgericht; een' man , die nietalI. leen daar langen tyd zyn verblyf had gehouden , maar Afd. daarenboven met onvermoeiden yver de meeste Provin. PaterEma.ciën Van dit Ryk nad doorreisd, en die ons de vollenuel d'Al-digfte befchryving der inlandfche gewesten van hetzelve meyda heeft opgegeven, benevens die van de Koningryken, die uZeltiini*™ hetzelve 'onderworpen zyn , en van de ry der hefcbePro. melhooge bergen , welke midden door dat land loopt , vinden, in vergelyking van welken de Alpifcbe , Apennynfche, en Pyreneefche Gebergten flechts heuvelen zyn (ƒ ); doch van. eenigen derzelven zullen wy in het vervolg 'nader fpreeken. De naastvolgende Schryver is Pater Alphonfo Men* dez , die door den Paus tot Patriarch van ALthïopien benoemd wierd, en, na een verblyf van tien jaaren, eene: historie van dat land heeft uitgegeven. vheïm De laatfte> waarvan wy melding zullen maaken, is dat-Land Pater Lobo> di'e zich daar negen jaaren lang heeft opgedwrVatir houden als Rector van het bovengemeld Coiiegie van Lobo. Fromona; zyne befchryving van dit Ryk , en van zyne reizen door hetzelve , fchoon eenvoudig en kort , geeft ons een veel klaarder denkheeld van de plaatfen , die hy gezien heeft , dan die van zyne voorgangers; te meer wanneer wy, het. zeggen van Pater Baltbazar Tel. lez moogen gelooven , die zegt, dat Lobo meer dan agten-dertigduizend mylen in dit Ryk heeft omgereisd ; en; niet fchroomt dit vers van Virgüius op hem toe te pasfen : Nee nero Alcides tantum telluris obivit.. ■ }, Zelfs Hercules heeft nooit zo groot een reis gedaan." Zy- (.() Tellez, Le Gramd, Voorreden voor Lobos.  A B Y S 'S I N I E. 253 Zyne befchryving is naderhand vertaald in het Fransch, xVfJÏ en met fraaije verhandelingen , en merkwaardige byzon- g0E^ * derheden verrykt door Le Grand, die dezelve heeft doen jy drukken te Parys, is het jaar 1738. Uit deeze boven-fjoorosT.. gemelde berichten , en uit de jaarlykfche brieven der j; Zendelingen aan het Coiiegie der Jefuiten te Lisfabon Afd. heeft Pater Balthafar Tellez zyne meer naauwkeurige Bis- _ ., torie van Jbysfinicn zaamengefteld, waarin hy het voor-w-„^ ^ recht heeft gehad van alles te kunnen raadpleegen , dat fW.-r Eaidaarover gedrukt, of gefchreven was, doordien hy dit}hazar werk ondernam op aanzoek van de gantfche Sociëteit, rellez* en misfchien is dit wel de beweegrede geweest van zyne partydigheid ten voordeele van die Orde. In andere gevallen , daar de eer van zyne Sociëteit, "en het belang der Roomfche Kerk niet in betrokken zyn , heeft hy de andere fchryvers met veel oordeel en groote oprechtheid gevolgd , en uit hunne berichten verre de beste en volledigfte historie van dat Ryk zaamengefteld , die 'er tot nog toe voorhanden is, zelfs heeft Ludolpb het grootst gedeelte van de Historie uit hem overgenomen, fchoon hv overal gelegenheid zoekt om hem en zyne Broederfchap tegen te fpreeken. Pater Tellez heeft zyn werk, in het jaar 1(60 , in het Portugeesch uitgegeven. Onder de Franfche Schryvers vind men Poncet, een Po"cet> Geneesheer, die door den Franfchen Conful van Cairo'™*™*™ naar Jbysfinien gezonden wierd , in het jaar 1698 , om geeft eene den Keizer te geneezen van eene hardnekkige ziekte ; gedeeitelyke' deeze heeft naderhand eene korte doch bondige befchry-W^nj^? ving gegeven van al'en de gewesten van dat Ryk , wel j^'^/ ken hy doorreisd heeft , en van alles , dat hem door de inwoonders bericht is geworden , met betrekking tot hunnen godsdienst , wetten , zeden en gewoonten ,• doch naardien hy flechts een klein gedeelte van dat wyduitgcftrekt Land doorreisd heeft , en daarenboven zich geli 3 ~ duu-  f54 HISTORIE tas XVIII. duurende zyn kort verblyf aldaar , dat weinig langer Boek, dan een jaar geduurd heeft , zeer bedekt heeft moeten IV. houden ; is het hem niet mooglyk geweest om iets anHoofdst.ders mede te deelen dan eene korte en onvoldoende be*• fcliryving. Daarenboven heefc die Heer zedert het 011Afd. geluk gehad van , het zy dan door iets, dat hem in zyn R} toord verhaal uit de pen gevloeid h , of door eenige onvoorfar-fc}? zichtigheid na zyne terugkomst te Cairo, de geheele So^J- re- cieteit zodanig te verbitteren, dat derzelver Zendelingen mtfo d'ets onbewogen gelaten hebben om hem en zyn? befchryving zwart te maaken. Zy maaken hem uit voor een' laagen bedrieger , een' kwakzalver , een' lapper, een' bedrieger, en met één woord een' man in ftaat tot allerhande laagheden 5 zelfs hebben zy de ftoutheid gehad van uit te ftrooijen-, dat hy nooit aan het Hof van Abysfmiën geweest is, en dat alles , hetgeen hy daarvan gezegd heeft , zowel als het verhaal van zyn onthaal en gelukkigen uitflag bloote verdichtfeien zyn. Eindelyk , óm deeze fraaije fchildcry geheel te volmaaken, voeden zy nog daarby, dat hy zyne wettige vrouw , welke°hy' in MVnopiën getrouwd had , verlaten heeft om in het land van Temen , of Arabiên , zyn fortuin te gaan zoeken, in weerwil van allen de eeden , die hy gedaan had van terug te zullen keeren ; dat hy de 'kas met medicynen geflolen heeft , welke de Keizer op zyne begeerte had lsaten vervaardigen , en dat hy uit Temen vertrokken is naar Suratte, en van daar naar Jspaban, daar hy als een fchelm en vagebond ftierf, even gelyk hy geleefd had (g). Verkeii- Zy hebben zich durven verfhouten met zulke haatelyke ging vun kleuren ons eene fchets te geeven van een' man , die vinkitfk- d0or zyne gelukkige geneezingen , geduurende zyn Iangw' duurig verblyf te Cairo , zich dén roem verworven had van ten|kundig Geneesheer te zyn, en die verkozen was (f) Pohcet, Voy. en Abysf. Ao, 1098.  ABYSSINIÊ. 255 was om naar Jbysfiniën gezonden te worden door een' XVITI. zo geleerden en fchranderen man als de Heer de Maillet, Boek. toenmaalige Conful van Franhyk te Cairo, geweest is; IV. en zulks wel niet alleen om den Keizer van zyne ziekte Hoofost. te geneezen, oflchoön, zeïfs in dit geval, een man van *• zo groot verftand als de Heer de Marlet voorzeker nooit Af». zu]k een' armhartigen kwakzalver , gelyk Pofteet, volgens het voor gee ren der Je finten zou geveest zyn, zon gezonden hebben ; maar zelfs' om , onder den .dekmantel van Geneesheer, een verbond van koophandel en vriend, fchap te bewerken tusfehen de Hoven van i'rankryk en A'ysfimen^ en tevens te ondertasten, of het niet mjog■» . lyk zou zyn de Abysfinifche Kerk met die van Romen te vereenigen. Kan nu eenig verftandig men-ch zich verbeelden , dat een man als de Heer de Maillet dwaas genoeg zou geweest zyn om eene zaak van zo groot be« lang, en waartoe groote vlugheid . omzichtigheid, yver, en geheimhouding vereischt wierden , te betrouwen aan Ziïk een' overgegeven booswicht en landlooper ? Ook hebben wy tot nog toe nergens kunnen ontdekken, dat deeze fcheldwoorden en verachtelyke lasteringen - eenige uitwerking gedaan hebben met betrekking tot zyn' perfoon , of fchriften ; dewyl by over het algemeen nog gehouden word voor een' man van oordeel en groote oprechtheid, In zyne befchryving word niets gevonden, dat ftrydig is met het verflag der Paters , die voor hem gefchreven hebben , of, dat fabelachtig en ongerymd is. De Iaatfte en meest omftandige fch ryver , die over ^siorfe 1 Jbysfiniën gehandeld heeft, is de zo diüwyls aangehaalde,Jm M, Ludblpb ,* die zich on,»elooflyk veel moeite gegeven , iatbiopicn. zelfs een groot deel van zyn leven heeft overgebragt om de Abysfinifche taal volmaakt te leeren , met oog-2?"'^»*" merk om de naauwkeurigfte kennis te krygen van den f *"eflJfffa godsdienst , ftaatsregeering, en wetten van dat Ryk, en van dat om daarenboven anderen in ftaat te ftellen tot het ver Land. kry-  *56* HISTORIE van XVIII. krygen van dezelfde voorrechten door zyne uitgaaf van Boek. eene Abysfinifche Spraakkunst en Woordenboek. Hy IV. heeft een groot gedeelte van zyne Historie pvergenomen Hoofdst. uit de bovengemelde Portugeefche Schryvers, fchoon !• hy zorgvuldig alle gelegenheden waarneemt om hen tegen Afd. te fpreeken s daar zy niet overeenftemmen met zyn' GreKarakter gorius, een" man, die weinig gefchikt was voor het werk, vanden dat hy ondernomen had, en minder verdiende zo flaafsch eoduf"' gevolSd te worden, zo uit hoofde van zyne kundighe* den , als van zyne geleerdheid , of geloofwaardigheid. Ludolpb zelf, hoeveel werks hy ook in andere gevallen van hem mooge maaken , klaagt echter ,• in de voorreden voor de Iaatfte uitgaaf van zyn woordenboek , dat hy hem zo onkundig vond in de taal van Mibiopiën, dat hy dikwyls verlegen was met fommige woorden , en verfchillende uitfpraaken ; en dat hy zelfs niet fchroomde hem -zyne onkunde te bekennen zo wel by gefchrift als mondeling. Ludolp's De Roomschgezinde Schryvers zeggen , dat Ludolpb Historie zvne vraagen aan dien Abt zo listig wist voor te ftellen, [uiten dat deeze dezelve doorgaans naar zyn' zin moest beantzwattge- woorden, om dus een getuigenis te krygen ter ftaaving maakt. van zyn hoofdoogmerk , hetwelk was tegen de andere fchryvers ftaande te houden , dat de leer der Abysfinifche Kerk veel nader komt aan die van de Lutherfchen dan aan die. van de Roomschgezinden (b). Het was te wenfchen , dat de Heer Ludolpb , jn de plaats van zyne bewyzen te trekken uit het getuigenis van een' man als de Abt Gregorius, of, wanneer deeze hem geen bericht kon geeven 5 uit dat van een' Armenifchen koopman (S)? voor. (h) Le Grand, Diflertat. p. 177. & feqq. ,(S) Deeze was zekere Morad, die menigmaal in Abysfiniên, en verfcheiden andere landen van Africa en Afia geweest was, en die toen êe Btiavia zynde, op het verzoek van den Heer Ludolph onJervraigd wietd  ABYSSINIE. S57 voornaamlyk met betrekking tot den godsdienst, zyne XVIII, gezegden gcftaafd had met onwraakbaarder getuigenissen, Boek. zoals de Abysfinifche Liturgie , Formulieren , Catechismus , en andere foortgelyke boeken, welken hy, volgens zyn Hoofdst. zeggen , in bezit gehad heeft. I. De Heer de ^Maillet, die veele jaaren als Conful van Afd. den Koning van Franbyk te Cairo zyn verblyf heeft ge- Verflag houden , heeft in zyne Befchryving van Mgypten , hier-«™Abysfiendaar eenige aantekeningen gemaakt met betrekking tot^'^™de Ahysfiniën, en voornaamlyk, dat het, zedert het uitdry-MaiUet. ven der Portugeezen , zeer moeijelyk is geweest voor de Europedanen om dat land te doorreizen , en nog moeijelyker om aan het Hof te komen ; waarby hy gevoegd heeft eenige raadgeevingen om deeze moeijelykheden weg te neemen, en de achterdocht der JEthiopiërs te doen ophouden (i). Wy vinden echter nergens aangetekend, dat dezelve na dien tyd beproefd zyn geworden. Ook fpreekt hy in de bovengemelde Befchryving van eenige gewigtige aantekeningen, welke hy eenigen tyd te vooren over hetzelfde onderwerp had gefchreven . en deeze zyn naderhand geplaatst achter Le Grand's Franfche vertaaling der Historie van Ahysfiniën van Pater Lobo; doch deezeMyhewerkt aantekeningen behelzen zeer weinig zaaken , die betrek-erclaf™f.' lyk zyn tot de beichryving van dat Ryk, dan alleen eenj>fe,j verhaal van den ongelukkigen uitflag van zyn ontwerpFrankryk om een gezantfehap tusfehen den Keizer en den Koning*". Abyffi" zyn' Meester te bewerken , door bemiddeling van den"Je"™^ bovengemelden Geneesheer Poncet (kj; om welk oogmerkiinsrrfiw tefry zich den haat «er (i) Maillet , Hifi:. d'Egypte, Vol. 2, p. 80, Ed. tie la Haye, in 12. Qc) Apologie de Poscet, by lh Grand , p. 359 & feqq. wierd over den toenmaaligen 'ftaat van Abysfiniën, voornaamlyk met betrekking tot den godsdienst, en in veele gevailen antwoordde volgens hetgeen hem btricht was door den anderen. Hedend, Hist. XIV. D. 1. St. Kk  *5S HISTORIE vak XVTTT te bereiken hy maatregelen nam , die de Portugeefche RnFK Jefuiten zo onaangenaam waren,dat zyden AbysGnifchen jy ' Afgezant zedert uitgefcholden hebben voor een' bedrieHoofdst.ger, een' man van laage geboorte, en nog laager karakI. ter, die zonder wettige aanftelling voorgaf tot dien post Afd. benoemd te zyn, alleen om door dat bedrog eenig aan» Portui- zienlyk gefcheok van den Koning van Frankryk te ver[cht jv/ai-krygen. Deeze man was zekere Murat, of Morad, een ten ep den Syriër van geboorte. Hy was lang in Abysfiniën ge. hihbaaHj weest ' en we| bekend by den Keizer, die hem in zaatyfini ken den koophandel betreffende menigmaal gebruikt had; JchenGe. daarenboven had hy geloofsbrieven van den Keizer aan zmtvmr verkozen wierd , was zekere Ibrabim Cbannab , een Ma~ ZJif°ezai't roniet-> vohtrekt bevel kreeg om zyn' last met de naar PaVys uiterfte geheimhouding aan beiden de Hoven ten uitvoer «n Romen, te brengen , en door deeze Vaders voorzien wierd met brieven van aanbeveeling, en andere aanmoedigingen, die hem overal met achting deeden ontfangen worden , en inzonderheid te Ferjailles, daar. hy by den Koning ter gehoor toegelaten , en door de voornaamfte Staatsdienaars, met de uiterfte achting,ontfangen wierd; vanwaar hy,  ABYSSINIE. sör hy, na een verb'yf van vier maanden op den 25 No-, XVIII. vember, 1702, met nieuwe geloofsbrieven en aanbevee- Boek. lingen zo aan den Paus als aan de Cardinaalen , en an* IV. dere leden van het Coiiegie de propaganda1 fide voorzien , Hoofdst. naar Romen vertrok. Dit ontwerp behaagde zo zeer aan I? het Hef van Frankryk , dat het noodig oordeelde aan Afd, den Covsf^'te Cairo volnrekt bevel te zenden om in alles eenftemmig te handelen met de Jefuitfche Zendelingen en den Patriarch vau Alexsndrien , en hunne ontwerpen met al zyn vermoogen te enderfteunen; doch deeze maatregelen deeden het geheel ontwerp mislukken ; want de Conful, het zy dan uit misnoegdheid over dit bevel , of tegen hen , die zynen afgezant als een' bedrieger hadden afgefchilderd, veroorzaakte door zyn onvoorzichtig gedrag , dat het geheim ruchtbaar wierd; hy ondervroeg, naamlyk, den ouden Patriarch opentlyk over deeze zaak , en deeze het gevaar ziende , dat hem over het hoofd hing , niet alleen van den kant der Turken , maar zelfs van dien van zyne eigen Geestlyken en Leeken, ontkende niet alleen het oogmerk van dit gezantfchap, maar zeide ook daarenboven, dat de brieven, die hy aan den Koning van Frankryk en aan den Paus gefchreven had enkei brieven van beleefdheid waren. Ingevolge van deeze verklaaring zond de Conful drieDe c°nful -certificaaten achtereen naar hst Hof van Romen , gete-?erW*art kend door verfcheiden Geestlyken en zyn' eigen' Secre-.e™ l'drietaris; welken aan zyne Heiligheid overhandigd wierden gsr. door den Cardinaal Fabroui; dit had ten gevolgd , dat de Abysfinifche Afgezant te Romen welhaast een geheel ander onthaal kreeg dan hy te Werfailles genoten had ; zyn publiek karakter wierd niet alleen in twyfe! getrokken , maar zelfs uitgekreten voor fnood bedrog , en eene laage list om een aanzien'yk gefchenk te verkrygen. De Vaders der Zending van het Heilig Land , eene foort van Geestlyken geheti ftrydig tegen de Orde der JefuiKk 3 ten,,  26t HISTORIE van XVIII ten > en volftrekte afhanglingen waren van den ConFcek ' ful 5 Relden aües in het werk om den Gezant zwart te IV ' maaken , en hetgesn hy in zyn voordeel bybragt te leu• Hoofdst» genftraffen. Deeze handelwys bewoog hem om eene I. memorie aan den Paus in te leveren , waarin hy zich Afd. beklaagde over de onrechtvaardige kunsfgreepen , die My leven fommige lieden in het werk fielden om zyn- gezantfchap ««WA*.verdacht te maaken , daardoor het goed oogmerk van Hpjcbrift fon Patriarch te dwarsboomen , en de zolang gewenschini-jdenl te vereeniging te beletten ; om welke redenen hy aan ' zyne Heiligheid verzocht een' vertrouwden perfoon naar Mgypten te zenden , om de zaak te onderzoeken, ten . einde men hem , indien het bleek , dat hy een bedrieger was, naar verdienden mogt ftraffen, doch, een waar gezant zynde , ook als zodanig eerbiedigen. Zyne Heiligheid vond dien voorflag zo billyk, dat hy terftond befloot Dom Gabriel, een' Maroniet, van de Orde van St. Antonius ten dien einde naar Cairo te zenden. De P<%- Niet lang na deszelfs vertrek ontfing Ibrabhn een' trauh «a^jef van den Patriarch van Alexandriën , waarin deeze Alexan- betuigde zeer verwonderd te zyn, dat, in de plaats van Kt »fcide geheimhouding, welke hy hem zo fterk had aanbevotegen hm ]en , in acht te neemen , hy deeze gewigtige zaak intedoor een' ^ndeel zo ruchtbaar gemaakt had, dat die zelfs ter Mef' ooren van den Franfchen Conful te Cairo gekomen was, en algemeen verfpreid door geheel Africa, .in zo verre, dat de Vaders van het Heilig Land gezaamentlyk opgekomen waren om hem opentlyk daarover te ondervraapen , of hy overgegaan was tot de Latynfche Kerk , en een 'afgezant naar 'Frankryk had gezonden om een verbond met dat Ryk te fluiten ; dat zy, toen hy hen vroeg op wat grond zy zulks vroegen , hem ten antwoord gaven , dat het Franfche Hof hen daartoe last gegeven had, en dat hy daarop geantwoord had , dat .de brieven., welken hy aan Ibrabim had medegegeven , en-  ABYSSINIE. 263 enkel voor zyn' perfoon dienftig waren. Vervolgens XVIII. fchreef hy hem , dat hy allen de Bisfchoppen van zyn Bouk; Patriarchaat had doen byëenkomen ter wyding van de IV. olie, waarmede de Keizers van Abysfinien gezalfd wor- Hoofdst. den, en dat hy den zegen van zyne Heiligheid daarover I. verzocht. Eenigen tyd daarna ontfing hy een' tweeden Afd. brief, waarin de Patriarch hem meldde , dat hy de wy-Hy fat een ding der heilige olie volvoerd had, en een gedeelte daar verzoek aan van naar Abysfinien gezonden met Pater Bickotf, een' Je.denPaus. fuit, die in ftilte naar dat land zou vertrekken in gezeifchap van de Route , dien hy een' brief had medegegeven voor den Keizer , en een' voor den Abuna van Abysfinien. In beiden deeze brieven erkent hy lbrabim De echtheid voor zyn' gezant en vertrouweling , en zichzelven voorvanibizeen' onderdaanigen afhangling van zyne Heiligheid, aanhim'L£'" wien by, als zodanig , verflag deed van deeze zyne han-z™rd€ door delingen. Indien nu deeze brieven echt zyn, en waar-den Pa. lyk door den Patriarch gefchreven , dan ftrekken die tottriar,cb bt' onwraakbaare bewyzen tegen al het gefchreeuw der Va.vestiëti' ders van het Heilig Land. Doch hetgeen hem nog het meest rechtvaardigt is de terugkomst van Pater Cabriel, die a'.le de omftandigheden van Ibrahim's gezantfchap bevestigde, door een' derden brief van den Patriarch aan den Paus. IBR/lHIM, dus gerechtvaardigd, drong fterk aan by77? *fK* het Hof van Romen om in zyn wettig karakter herfteld,^r^_" en als zodanig erkend te worden , doch na veele uit-"/™, vluchten en teleurftellingen begreep hy, dat het Hof van Romen de rechte rlaats niet was om recht te verkrygen tegen de Vaders van het Heilig Land , en dat hy , met betrekking tot den Franfchen Conful , zich by het Hof van Verfailles zou moeten vervoegen. Hierover ten hoogfte misnoegd verliet hy Romen in het laatst van het jaar 1705 , met achteriaating van eenige gefchenken, die de Paus door hem aan den Patriarch van Alexandrien dacht  i6"4 HISTORIE van XVIII. dacht te zenden , doch die naderhand door een' ander1' Boek wierden overgebragt. Ibrahim leed kort daarna fchipIV. breuk op de kust van het Eiland Cyprus ; waarby hy alIlcwfBsT. ]en zyne goederen en het grootst gedeelte van zyne pa« pieren verloor , en na een getuigfehrift van zyn ongeluk Afd. bekomen te hebben, zich te Sayde nederzette ; welk Hy lyd voorval hem beroofde van zyn publiek karakter, en een fcmpb:euk ejncje maakte aan het diep en veeibeloovend ontwerp der thuisreis. Jefuiten, zowel als zy te vooren het ontwerp van den Conful vernietigd hadden (»). De Abysfi- Is het nu wel te verwonderen , dat de Keizers van niërs zyn Abysfinien. zo zeer op hunne hoede zyn om hunne grendoor deeze zen gefloten te houden tegen alle aannaderingen dei* Eu. fetappen ï'opeaanen , daar zy nu zo menigmaal gezien hebben tot yverzuch welke ontwerpen en kuiperyën deezen in ftaat zyn; aan tiger cn welke gevaaren, moeijelykheden , en kosten zy zich wilachterdoch-^en onderwerpen om die ten uitvoer te brengen, en met w-def.' welk een oogmerk zy op nieuw een' toegang in dat land En de \e zoeken te krygen ? En is het, van den anderen kant, rieken no wel te verwonderen , dat, daar zulk eene yverzucht en pens dat afgunst , om nu geene fterker benaamingen te gebruitand min- ^n } plaats hebben tusfehen Zendelingen van verfchilder zeker. jen(je Ordens, die echter beweeren .hetzelfde oogmerk te hebben , naamlyk , dat Ryk onder de gehoorzaamheid van den Roomfchen Stoel te brengen , de berichten nopens hetzelve zo gebrekkig , zo ltrydig , en zo onvoldoende zyn ? (mj Le Gkastd, p. 6, & feqcj. en 47 & feqq» j TWEE-  A B Y S 5 I N I E. 26S a^iiiggpggg? m —■™ i XVIII. TWEEDE AFDEELING. ^v*" ' HocrDtT. Behelzende de Legging , Verdeeling, Landnaamen , J^' Vitgejlrektheid , Grenzen, Landschappen, van 'Abysfinien, benevens een bericht van de Gallas, en hunne veroveringen, ABYSSIN1EN is geheelenal gelegen onder de verzengde luchtftreek; tusfehen de 8. en 17 Gr. N. Br. ^Tbw en 31 en 40 Lengte volgens de Meridiaan van London.a.u^. De eerfte is genomen van het oud land van Focay, ge*, legen een weinig boven Swakem , dat zich ten noorden uitftrekt tot den agttienden graad , en ten zuiden tot onder den zeventienden , en dan heeft het gevolglyk omtrent negen graaden lengte. 'Doch , naardien .thans het De lengt* land van Fuay van het Ryk is afgefcheurd , kunnen wy" bre/Jk enkel rekenen van een' graad boven Masfova , hetgeenvmdltR^ dus een' graad .verfchil maakt. Hieruit blykt de groote misdag van de oude Geographisten , die de grenzen van dit land zo onmaatig verre bezuiden de Linie hebben uitgebreid , dat zy den oorfprong van den Nyl nog veele graaden zuidelyker hebben geplaatst, fchoon die , volgens de beste waarneemingen, dertien graaden aan deeze zyde van den Evenaar ontfpringt (n). De breedte van dit Ryk word gemeenlyk gerekend van de kust der Roode Zee oostwaarts aan tot aan den oever van den Nyl, daar dezelve meest westelyk loopt, en het Koningryk Gojam omringt , in de gedaante van .een fchier-eiland ; daar is dezelve omtrent tien graaden, of (n) Almetda, Mendez, Lobo, en anderen. Hsdend. Hist, XIV. D. I. St. LI  Z66 HISTORIE vak XVIII of, volgens de opgaaf van Almeyda , die dit Tand meer Boek ' dan eens doorreisd heeft, omtrent honderdveertig PortuIV." geefche mylen. Doch op andere plaatfèn is deeze breedHooDTsr.te nvnder uitgeftrekt. II. Dit Ryk is voor deezen veel uitgeftrekter geweest, Afd. want het heeft meer dan de helft verloren van de landen , die voor deezen aan hetzelve onderworpen waren; van welken een groot gedeelte veroverd is door de GaU las, eene woeste natie van welke wy in het vervolg zullen fpreeken , en een ander gedeelte is afgevallen. Onder deeze laatften zyn fommigen , die zich onafhanglyk gemaakt , en eigen Vorften verkozen hebben, en anderen , die zich begeven hebben in de befcherming der Mobammedaanen, reeds lang voor dat de Portugeezen eenige vestiging in het Ryk kreegen ; verfcheidene andere Provinciën hebben zedert dit voorbeeld gevolgd uit misnoegdheid wegens de vooringenomenheid der Abysfi. BtKönin, nifche Vorsten voor de Rocmfche Kerk. De Koningfü«ini*"ryken en Landfchappen , welke nog aan dit Ryk onderLandfcbap-hoorig waren ten tyde teen Don Alplmzo Mendez daar geweest is, zyn de volgenden, Tigrt, Dair.bea, Big.me* iT^pen der, Gojam, Amabara Dancali, Narea, Xa*a, Moz,ga, zyn. Salent, Ogara, Abargale, Holcuü , Salgaad , i>emen , öalowa, Ühco, en Douba, waarvan eenige Koningryken en Landfchappen volftrekt afhanglyk zyn van de Keizers van Abysfinien, en anderen alleen leenroerig; deeze laatften betaalen eene lchatting van paarden en kcorn, naar maate van derzelver uitgeftrektheid en vruchtbaarheid. Deafgtui- De overheerde en afgevallene zyn de volgenden , An» '.mLand- g0t^ Dowaro, Ogge, BAH, Adea,.Almala, Üxe>a, Gantz, bappen. ^ethzamwa y Guragua , Buzana, Si'.ffgama , Bahargamo , Cambot, Boxa, Gumar, Conch, Datnai, Doha, Motta, Awra,. Ploleca, Oylat, Guedem , Ganh , Marp^bet, Mantz, entizmo, uit het verlies van deeze laatstgemelde landen kan  ABYSSINIE, aöf kan men opmaaken hoe zeer dit Ryk verminderd is (o). XVIII. Tegenwoordig word dit Land bepaald, ten noorden, Boek. door het Koningryk Natiën, of Sanaar; ten oosten door IV. de Rsode Zee, en de Kust van Abex , of Abasb , welkeHoo;)• Hieruit blykt , dat dit Ryk, zelfs toen het nog in zyne grootfte uitgeftrektheid was byna aan alle zyden door andere landen omringd wierd , en nergens den oceaan bereikte dan alieen in ■een klein gedeelte aan de oostzyde , daar de Abysfinifche Keizers voor deezen eenige gewigtige zeehavens hadden , vanwaar zy koophandel dreeven met andere volken, doch, zedert dat de Turken hen dezelve ontno- Het word men hebben , is het land zodanig omringd met allerhan**'™ de vreemde natiën , waarmede het in geftadige vyand-a^e£*,j?r fchap is , en wel byzonderlyk zedert dat de Portugeez en tien omdaar zo wel onthaald zyn geworden, dat het, zoal niet""^. ondoenlyk », ten minfte zeer moeijelyk en zeer geyaarlyk is geworden, hetzelve te genaaken. Dit land, hoedanig deszjlfs uitgeftrektheid oudrydsAbysfinien ook mooge geweest zyn , word met veel waarfchynlyk-^r^*a()y heid door fommige Geleerden gehouden voor het Ko bet oud K». ningryk -Scbfba , waarvan in het Oude Testament ge-ningryk fproken word, en van waar die groote Koningin , welkeSctleba« door Jofephus Nicaalis genoemd word , opkwam om de wys- (o) Dezelfden. Ziet ook Dapper, Davity, Ludolph , Poncbt , en anderen. (f) Mendez, Almetda, Lobo, Poncet, Ludolph, enz. LI x  *68 HISTORIE van XV] II, wysheid van Salomon te hooren. Ook word het alge* Boek.' meenlyk gehouden ' voer het Koningryk der Koningin IV.' Candact , wier kamerling \ of gefneden naar Jerufalem Hoofdst. trok om te aanbidden , en op zyne terugreis door PhU II. lippus gedoopt wierd. Sommige oude Schryvers zeggen, Afd. dat dit land gewoonlyk geregeerd wierd dc-or KoninginEnvoordatnea, en dat een groot aantal van dezelve daar het gevmdeKo- zag heeft gevoerd onder den naam, of veeleer onder den ninginCm-tite[ van Candace, die haar gemeen was , even gelyk die * van Pharao aan de Koningen van Mgypten , welke naanv r„. . Candace haare opperheerfchappy te kennen gaf (q). Zgt ™ Dit Land is het zo berucht Eiland, of veeleer Schier. peerddoor eiland Menë der Ouden, welks Koninginnen gezegd worKoningin- fen s a]]e deezen naam, of ti:el gevoerd te hebben. Einnen- delyk word cit Land door veele hedendaagfche Schryvers' Hem ere ë gehouden voor die zo lang gezochte gewesten , het zyder Oud-.r..fan wezentlyke cf ingebeelde, waarover , raar het gemeen zeggen, Pcap Jan het bevel zou hebben , en die ook naar zyn' naam genoemd worden, gelyk wy in hef vei volg nader zullen zien. Deszelfs Het word onverfchilliglyk Abisfinien, Abysfinien, Ah* tegenwoor besfinien , Abhasfinien , maar best Habesinien genoemd, dtgenaa- met egne £ier\e aspiratie , naar het Arabisch woord Ha. besh, dat eene mengelirg of verwarring betekent, omdat' het land door veele verichillende natiën bewoond word.. Naamsoor- Zo men Sirabo zal gelooven , heeft het deezen naam JkreH' gekregen van de uitgeftrekte wildernisfen , en fteenachtitige woeftynen , welke daar in menigte gevonden worden , en die de Mgyptenaars Abasfes noemden. Anderen gisfen, dat dezelve afgeleid word van Abaxa de Hoofdftad van het Koningryk- Adii', wiens- Vorften ten eenigen tyd meefters van dit Ryk zyn geweest ; doch deeze afleidingen worden door een' oordeelkundigen fchryver., niet; ff) Plupbs, I. 6. C. 19. St»abo,C. 17.  ABYSSI.N IE. aöo niet zonder waarfchynlykheid als beuzelachtig verworpen; XVIII. die van gevoelen is, dat de naam van Abysfinien niet Boek. meer betekenis heeft dan die van veele andere landen , Jv. waarvan wy de volken beter kennen dan den oorfprong Hoo r dst. der naamen O). Wat hiervan zy dit is zeker , dat de II. inwoonders zeiven zowel den naam als deszelfs afleidin- Afd. gen verwerpen, en zich noemen Itjtpië'rs, en hun land Mangbefta Itjopia,. of Koningryk van Ithiopien, welke naam een der voornaamfe was onder die, waarby het aan de Ouden bekend is geweest; fchoon die veeleer een toenaam is om de zwartheid der inwoonders af te maa;èn. Het toevoeglyk naamwoord Opper zal misfchien aan dat land gegeven zyn omdat de Nyl uit hetzelve naar Nidei-Mthiopitn vloeit, of, omdat het nader aan den Noordpool gelegen is, die, met betrekking tot ons, boven ons gelegen is. Doch de Portugeezen hebben aan dit land een' naam Door Je gigeven, voor welken geene rede te vinden is , of He-Zgnrtp^p' ver aan deszelfs Vorst, te weeten dien van Prefter Jan, jan-s Land Presbyter Jan, of gelyk anderen hem noemen Prefte Jan,genoemd. of Precies Jan. Het blykt klaar uit het getuigenis van D»ch deeze allen, die in Abysfinien geweest zyn, en byzonderlyk uitnaam onbedat der Jefuitfche en andere Zendelingen , waarvan zeer*™dJyJres veelen het land menigmaal doorreisd hebben , dat meners' geene de minfte grondvesting kan vinden voor eenigen dergelyken naam ; .gelyk dan de inwooners ook geene kennis hoegenaamd hebben aan denzclvcn , noch weeten, dat een van hunne Vorften ooit zo genoemd is geweest, of dat 'er eenig woord inx hunne taal is , dat daarmede eenige overeenkomst heeft. Van den an-leren kant blykt het uit Marco P«'«Van Pater Antonio de Gotea. Dit Ryk is gelegen in de St.rhorr.as b ten yan In(]im . en je naam Jechannan in het^ Heren'de' breeuwsch en Syrisch , in bet Grieksch en Latyn Joann nes. is gemeen aan allen de Vorsten van dac Land , eTochanflW ven als die van Pbarao aan de iEgyptifche Koningen, en ran, of die van Ccefar aan de Romeinfche Keizers. De titel van joar.nes isprefter die enkel eene verbastering , of verkorting is aUendeezt ^ pr'sbyter WOrd aan deeze Vorften waarfchynlyk geSr. geven, omdat, even gelyk voor de Roomfche Bi^coppen, het kruis altoos voor hen gedragen word , wanneer zy uitgaan (s~). V • n c Derede, Nu is de naaste vraag , door welk een misflag , ot waardoir bedrog het Ryk van Abysfinien voor het Land van Paap dit Landby ym ^ opgegeven geworden , en dus uit Af ia verplaatst A&Sna^r Africa ? Don Juan de Tweede , Koning van Por. verwed tugal, zeer begeerig zynde om een land te doen zoeword. fccn, waarvan zoveel gefproken wierd, en met zulk een De Knnins, magtipen Vorst een verbond aan te gaan , zond twee fmnPortu van 2yoe onderdaanen'af, om alle.mooglyke berichten f«/*Ti uit te vorfchen. Een van hen, Pedro Covillam, na lang Zïuitm vergeefs gezocht te hebben uit Indien te Cairo terug düLant te gekomen , vond daar eenige aantekeningen derwaarts ozockm. Vergebragt door Alpbonjo de Payra , den anderen man , dien den Koning dien last had opgegeven , doch die op de reis eeftorven was zonder eenig zeker bericht bekoö men (s) Almkvoa, Lobo by Le GiaSD, p. 233- & feqq. Du Caüce; Aantek. op joiKviu.e, enz.  ABYSSINIE. ' 27r men te hebben van het land, dat hy zoeken moest. XVIfl. Geduurende zyn verblyf te Adem, Suakem , en andere Boek. plaatfen aan de kust van de Roode Zee , hoorde hy zo- IV. veel fpreeken van den Keizer van Abysfinien, dat hy een Hoofdst. Christen was , en altoos een kruis in de hand hield , I. wanneer hy in het openbaar verfcheen , dat allen zyne Afd. onderdaanen onrechtzinnige Christenen waren, die hun-Coviiiam ne Bisfchoppen , en hunne Geestelyke en Waereldlykew*-^*'1* Priesters hadden , en met één woord , dat zy alle ken-3*,^^"'" merken droegen van die Christenheerfchappy , welke by^f" ' zocht, en in geene der gewesten van Indien , de hyhebben. doorreisd had , had kunnen ontdekken , dat hy gereedlyk daaruit opmaakte , dat hy tot dus verre een' verkeerden weg had ingeflagen ; en dat dit voorzeker het gelukkig land moest zyn , naar hetwelk de Portugeezen,, tot dien tyd toe , zo greetig gezocht hadden , zonder het te kunnen vinden. Misfchien heeft dit hem ook nog in zyn gevoelen bevestigd, dat allen de Keizers van dit land van de priesterlyke orde waren , dat zy geordend moesten zyn eer zy gekroond wierden , en'dat zy naderhand alle priesterlyke bedieningen waarnamen. OfRym!lddit hy nu inderdaad misleid is geworden door deeze uiter k*J™ lyke fchynbaarheden , en of hy verdriet heeft gekregen in deeze lange en vruchtelooze nafpooringen , dan of hy alleen gezocht heeft zich by den Koning gezien te maaken , zullen wy niet beflisfen ; dit is zeker, dat hy op dien losfen grond aanftonds een' brief afzond naar Portugal,, en zelfs op reis ging van Cairo naar JEthiopiën,Zynberkbt om daaromtrent nadere, ontdekkingen te doen, en doorwad a's dien weg zyne berichten meer aanzien te geeven in Eü- ecl>t ropa , hetgeen hem ook b} zonder gelukte. Zyn verflag Europa." wierd overal met zulk een go.d gelccf aangenomen, dat de Keizer van Abysfinien met a.gemeene ftemmen verklaard en erkend wierd voor den waaren Prefier Jan, en die van Afia voor een' verdichten gehouden , mis- icinen  / I S72 HISTORIE van XVIïf. fchien ontftaan uit de onoplettendheid der fchryvers, die Bo«K.- niet bedacht hebben , dat Abysfinien veeltyds Afrikaansch IV. Ind'iën genoemd word. Wat ook hiervan zy , door deeBüOFiïsT. ze ingebeelde ontdekking vati Covillam raakte de waare II. Prcfler Jan welhaast m vergeeting , niet alleen in PortuAfd, gfl/., maar in geheel Europa , en de verdichte wierd in zyne plaats gefield. Hetgeen dit gevoelen daarenboven nog fchynt verfterkt te hebben is , dat Marco Paulo zegt, dat Pre fier Jan zyn Hof houd te Jrkiko , eene zeehaven aan de Roode Zee , welke eertyds aan de Abysfiniërs heeft toebehoord , dceh hen zedert door de Turken ontweldigd is. Nu is dit volftrekt onbeftaanbaar met de (telling, dat zyn Bvk in Oost-Indien gelegen is, naardien de afftand tusfehen beiden nog grooter is dan die van Portugal tot Peru, (t). Enigen Dus luid het verflag, dat de bovengemelde fchryvers e nenvotr Cns geeven nopens de eerfte toepasfing van dien naam hetzelve. op zestig mylen , en de breedte op twintig ; doch voor deezen was het veel grooter, naardien verfcheidene Provinciën van hetzelve zyn afgefcheiden , die thans tot het Koningryk Tigre beboeren. Een groot deel van hetzelve is berg- en rotsachtig , voornaamlyk aan de oostzyde, daar het meest door woeste volken bewoond word. Eenige fteden vind men nog in dit Koningryk, fchoon die alle zeer vervallen zyn ; onder dezelve is de Hoofdltad van dien naam, daar de Onderkoning nog eene kroon moet ontfangen , behalven die , waarmede hy gekroond word aan het Hof van den Keizer. Deeze Stad, die buiten dat geene opmerking verdient, is gelegen aan de kleine rivier Bachlo , of Baxillo , die dat Koningryk af. fcheid van dat van Ambara aan de zuidzyde. De andere Steden zyn van nog minder aanbelang. Het is verdeeld in dertien landfchappen , die meest allen zeer vruchtbaar zyn , en doorfneden met veele kleine rivieren ; behalven de Bachlo is de Dabr de merkwaerdigfle; en om deeze rede vergelykt de' Abt Gregorius by Ludolph „dit land by Duitschland (x). Hit f» Reizek der Jefuiten , Tellez, C, 2,p. 9, Ludolph, Davitt, Dapper, en and. (x) Lud. 1,1. C. 3. Tbllez , Lobo , en anderen. Mm 2  276 HISTORIE van XVIII. Het Koningryk Amara of Amhara grenst ten zuiden Boek. aan Bagameder , en word ten westen door den Nyl van IV. dat van Gojam afgefcheiden. Het word gerekend omHoopdst. trent veertig mylen groot te zyn van het oosten tot het Ik westen, en gehouden voor het aanzienlykfte van het geAed. heele Ryk , om verfcheidene redenen;. vooreerst, omdat Het Ko- hetzelve het gewoon verblyf is der Keizers , en dus ook ningryk van fen voornaamften adeldom ; ten tweede, om desm ira* zelfs afzonderlyken tongval , die van allen de anderen rbortet verfchilt , en by verloop van tyd de taal is geworden jievwJienVan het Hof, en van de befchaafdfte lieden. In dit land gehouden, ftaan de twee vermaarde rotfen Guechon, oïGuexen, en Deszelfs dmbacd , daar in vroeger' tyd de Kroonprinfen bewaard byzondere en. opgevoed wierden. Daarenboven word dit land aantongvai. gemerkt als het middelpunt van het geheele Ryk. Schoon het klein is in vergelyking van de anderen heeft het zesen dertig diftricten , van welken wy echter niet meer dan elf genoemd vinden in de historie van Ludolpb. Het Ko- Meer . westelyk aan de andere zyde van den Nyl legt ningryk ^et berucht Koningryk Gojam, dat door deeze rivier geGojam. noegZaam geheel omringd word , behalven alleen aan den noordoostkant, daar het beperkt word door het meer van Dembea ,• om welke rede het thans gehouden word voor het oude Schiereiland Meroè'. Deszelfs lengte, van het noordwesten tot het zuidoosten , is iets meer dan Omringd vyftig mylen , en deszelfs breedte omtrent dertig. Aan deor den deeze beide kanten word het beperkt door den Nyl, die Nyl. omtrent in het middelpunt ontfpringende dit geheel Koningryk byna omringt. ' Hagaree. Het land is zeer vruchtbaar, dqch in het midden zeer nen en a- bergachtig , welke gebergten bewoond worden door eene gaus.i'M natie, welke gezegd word afkomftig te zyn van Abraham ivmdaf™ HaSar j zvne ^Egyptifche dienstmaagd. Het noord. Ryk. westlyk gedeelte van dit land is insgelyks bergachtig, en word bewoond door de Agaus, die echter verfchiJlen van het  A B Y S S I N I E. 277 het volk van denzelfden naam , dat het gebergte van XVIIL Lusta bewoont, en een' langduurigen en bloedigen oor- Boek, log gevoerd heeft met Sultan Segued, tegen wien zy op- IV. geftaan waren. Die Agaus , waarvan wy thans 1 pree-Hoofdst. ken, woonen meestal aan den oorfprong van den Nyl , II. en zyn zeer uitgebreid. Zy doen belydenis van den Afd. Christelyken Godsdienst, maar zyn zeer geneigd tot bygeloovigheden ; doch in. andere opzichten hebben zy veel overeenkomst met de Abysfiniers (y). Wy zullen breedvoeriger fpreeken van deeze verbaazende hooge gebergten , wanneer wy tot de verhandeling der natuurlyke zeldzaamheden van dit Ryk zullen gekomen zyn. Men J°°den in zegt, dat fommigen der hoogflen in het noordlyk ge-te, nVrdly" deelte van dit Koningryk bewoond worden door Jooden;Jjfl"*" doch wy gelooven veeleer, dat dit volk een overblyffcl is van de oude Abysfiniers, die de oude Joodfche kerkgebruiken nog behouden hebben ; want , fchoon 'er ongetwyfeld nog veele Jooden hier verftrooid gevonden zullen worden (z) , zowel als in andere landen , vind men echter zelden , dat deeze lieden zulke eenzaame itreeken verkiezen boven handeldryvende piaatfen ; ook is het niet waarfchynlyk , dat zy zich zouden afzonderen in deeze rotfige woestenyën , of men zou moeten onderRellen , dat daar eenige ryke mynen gevonden worden , waaruit zy groote voordeeleh kunnen trekken. Voor het overige is dit Koningryk verdeeld in twintig heenfchappyën, en men vind in hetzelve meer Heidenen dan in eenig ander gedeelte van het Ryk (a). Ten noorden van Gojam legt Dembea , dat van het- liet Ko. zelve afgefcheiden word door het meer van dien naam««.?^fe en Dembea. (y) Tellez, Echinaïd, L030 by Le Grand, Diflir;, ir. p. 202. (z) Bent. JcTudela, Reisboek. (a) Tellez, en anderen, Ludolph, '. 1. C, 9 , & 19. Codio. I. 1, C. 4. Mm 3  a78 HISTORIE var XVIII en door den Nyl. Dit is een der vlakste lande 1 van ABoec ' bysfmien ; hetwelk oorzaak is , dat het menigmaal overIV ' ftroomd word door beiden , en ook door andere nvieHoorcsT. ren , die van de bergen af derwaarts vloeijen. Het is II. vier-en twintig mylen lang van het oosten tot het wesAfd. ten, en tusfehen de twaalf en dertien breed, het Meer DeszHh daarvan afgerekend. Doch wanneer men dit daarby grootte, voegt , dat zo groot is , dat de inwoonders het de rLee Bet Meer. van Dembea noemen, welke de zuidelyke en zaïd-oostlyke kust van hetzelve befpoelt, dan is het meer dan eens zo Steden en' groot van het noorden tot het zuiden (*). In dit Koviekken. ' ningryk zyn eenige zeer hooge bergen , waarvan wy de voornaamften ter behoorlyke plaats zullen befchryven Sommige landbefchryvers maaken ook gewag van verfcheiden fteJen en vlekken ; fchoon Luddph, of bever zyn Abysfinifche Abt niet eene der eerstgemelde aanhaalt , en onder de laatften enkel Guba of Gubai noemt, dat, naar zyn zeggen, de Hofplaats is van de Koningin , en ook van den Keizer , wanneer hy uit het veld k° Wat hiervan zy , dit Koningryk is buitendien merkwaerdig , dewyl het de gewoone Hof en Legerplaats geweest is van den Keizer ten tyde van' den Patriarch Mendez , aan wien de Keizer Segued het geheel diftrict van Anfras fchonk, met oogmerk om hem en de Jduiten te beweegen om zich daar neder te zetten. Deezen bouwden daaron eenige prachtige Kerken en Kloosters , die , zowel als'het Vorstelyk Paleis , veel toebragten tot de verfraaijing van dat Landfchap. De Onderkoning heeft veertien diftricten onder zyn gebied , en voert den titel van Onderkoning van Dembea Caniiba (c). Het ?*' Het laatst Koningryk , dat eenige byzondere opmer- mngryk ° kjng Narea. ö (6) CoRKEa. de la Martiniebe, en anderen. (?) Ludolph, L3. C. 17 & 18.  ABYSSINIE. 279 king verdient , is Naren , of Enarea, het verstafgelegen XVIII. van allen , leggende onder de 9 en % Gr. N. Br., en 30 Boek. 31 westelyke Lengte. Voor deezen wierd het door ]y. zyne eigen onafhanglvke Koningen geregeerd , die bene- Hoofdst. vens hunne ondedaanen Heidenen waren; doch omtrent IJ. honderd jaaren geleden door Keizer Segued verwonnen Afd. zynde , namen zy het Cnristengeloof aan , volgens depoorM„ leer van de Abysfinifche Kerk ; want tot dien tyd tatgtieeto waren geene Jefultfche Zendelingen tot in hun landT™"^*» doorgedrongen. Doch een groot gedeelte van dit land s eeTd' is nog onveroverd , en misfchien ook nog onbekend ;Ditiandis want het veroverde gedeelte bevat naauwlyks dertig my-^'f1 len breedte en lengte. Dit Koningrvk word voor zeer*"™ 1 aar' ryk en vruchtbaar gehouden , dewyl het veel vee oplevert , en grooten koophandel dryft met de nabuurige Kifers, die" eene groote menigte goud derwaarts voeren, Oeszeifs hetwelk zy verruilen voor kleederen , zout, en andereknpbandei no^dzaaklykheden. JJ*"* De inwoonders van dit Land worden over het algemeen , zelfs door de JEthiopiers voor het best en we!gemanierdst volk van geheel Abysfinien gehoudea , zy zyn groot, ftoutmoedig en welgemaakt; en in hunne handelingen , eerlyk , voorzichtig, getrouw , en ongeveinsd Qd). Zy zyn daarenboven dapper in den oorlog, en hebben hun land tot heden toe dapperlyk verdeedigd tegen de wreeds en woeste Ga las , fchoon deeze magtig geno?g geweest zyn om een groot deel van het Abysftniseb Ryk onder te brengen. De fchatting , die zy aan den Keizer van Abysfinien opbrengen, fchyat veeleer eene blyk van hunne getrouwheid dan een nooddwang te zyn ; naardien zy, aan den eenen kant geen* onderftand van hem on:fangen tegen hunne aanvallers, en (d) Zie den Abt Grrgorius by Ludolhi , L ï. C. 5 paraar. 12, benevens Tellez, Loeo, ea andere meer aangehaalde Schryvers.  *8o HISTORIE vak XVIII. en hy ook , van den anderen kant, geene troepen , beBoek. zettingen , of fterkten onderhoud om hen in toom te IV. houden. Sommigen zeggen , dat 'er in dit Koningryk Hoofdst. goudmynen gevonden worden , doch dit deukbeeld ontII. ftaat waarfchynlyk enkel uit de veelvuldigheid van dat Afd. metaal, welke door de nabuurige Kaffers derwaarts gebragt word; hetgeen deezen denklyk niet zouden doen zo de Nareaanen zulke ryke mynen in hun eigen land hadden (e). Slechte toe- De andere Landfchappen, die nog onderdaamg zyn geJlandder bleven aan het Ryk van Abyfinien , bevinden zich in een' rT* nog veel Hechter toeftand ; doordien zy niet alleen zeer £„i P"zwaar belast zyn, endoor de Landvoogden fterk onderdrukt worden , maar daarenboven biootgefteld zyn aan de geduurige invallen der Gallas, zowel als eenige andere landen , die van het Ryk zyn afgevallen, of veroverd door nabuurige Vorsten , zoals de Sultan , de Koning van Adel, en anderen , die met de Abysfinifche Keizers De Natieto oorlog geweest zyn. Naardien wy reeds verfcheidenier Gallas, maal gewag gemaakt hebben van deeze Gallas, Galli , of Balli, gelyk zv gemeenlyk genoemd worden ; zal het niet orivoeglyk zyn onze leezers een kort verflag te geeven van deeze woeste roovers , die op veele plaatfen zoveel fchadc gedaan hebben , te meer daar zy zich meesters gemaakt hebben van een zo groot gedeelte van dit Ryk. Hunw Zy worden verdeeld in oostlyke, zuHlyke , en westlyke "fom^lm- Gallus, n ar hunne woonplaatfen met opzicht tot Abys. nerinlm finien- De oostlyken bewoonen de grenzen van de Ko' ninr^yken Tigre en Dancali, en hebben zich meesters gemaakt van een groot deel van het laatstgemelde, als ook van Angot, Dowaro, Olfale, en Xoa. De zuidiyken bewoonen den oever van de rivier Hoax, van de grenzen van het Koningryk Adel westwaarts aan , en hebben Zich (e) Tellez, A.lme7da, Ludolph, en anderen.  ABYSSINIE. agj zich meesters gemaakt van een groot deel dér Koning- XVIII. ryken Gomar, Bcrgumo, Guragea, Cambate, Ganza, Ceu- Boek. ta, en Dawota of Dumut. De westlyken woonen langs IV. de rivier Makg , daar zy bezitters zyn van Bizamo, een Hoogst. gedeelte van Xwi of Shtvia , Gaf at, Genga, en een ge- hl deelte van Goj/W? in het westen ; doch hoeverre zy zich -Afd. noordwaarts uitftrekken vinden wy niet aangetekend (f). Zo zeer had dit woest volk dat groot Ryk niet alleen beroofd van verfcheidene Provinciën , maar het ook aan drie kanten naauw ingelloten, toen de Portugeefche Zendelingen eerst in het Land kwamen ; hoeverre zy zedert derzelver uitdryving nog meer zyn doorgedrongen , van welken tyd af aan de Abysfinifche Keizers Reeds meerö«-£«'«« en meer zyn verzwakt geworden, en dus minder in ftaat^*^" om hunne invallen te keer te gaan , uit hoofde van ge-f/SX brek aan legermagt , krygstuig, en bezettingen om hun fiam, ne grenzen te bewaaren , kan men enkel gisfen uit den vervallen Raat van dat Ryk , veroorzaakt door buitenlandfche oorlogen en binnenlandfche oneenigheden , die 'er toen plaats hadden over den godsdienst, en nog fteeds grooter wierden door de partydigheid van den Keizer Bazilides voor de Roomfche Kerk tegen den Nationaalen Godsdienst; want het is niet denklyk , dat eene zo krygszuchtige Natie eenige gelegenheid zal hebben laaten voorbygaan om verder door te dringen m zyn land, daar zy hem van alle kanten zo in het naauw gebragt zagen. Over de afkomst der Gallas worden verfcheidene gis Hunne cf* fingen gemaakt; de meeste geleerden zyn van gedach-*cw^ ten, dat zy afftammen van de Jotdtn, doch zy zyn het niet eens , of het is van die , welken Salmanasfer , de Koning van Ba bel, uit Palceftina heeft weggevoerd, dan _ of (ƒ) L.UBOLPH, I. 2. C. 16. TlLLJEZ, LOBO, DAVITY, DaPïBB , tU anderen. Hjsdend. Hist. XIV. D. I. Sr. Nn  iU HISTORIE van XVHl.'of het is van die , welken door de Romeinfche Keizers Boek, Titus, Hadrianus, en Severus verbannen zyn geworden, IV. en zich in Mthiopkn hebben nedergezet. Dit is zeker, •Hoofdst. dat, de plegtigheid der befnydenis alleen uitgenomen , ■ II. die zy met de Jogden , ArabVêrs , en Jbysfinïtrs gemeen Afd. hebben , men zo weinig overeenkomst kan vinden in hunnen godsdienst, zeden, gewoonten, taal, en zelfs in de benaaming , dat wy niet kunnen nalaaten ons te verwonderen hoe hen dit gevoelen in dï gedachten gekomen is , enkel door het in acht neemen van zekere plegtigheid , die onder allen de volken van deeze gewesten zo algemeen is. De Jbysfiniërs zeggen, dat zy afkomftig zyn van een' hoop misnoegde flaaven , die , gelyk alle andere zwervers en vrybuiters, zich in verfcheiden hoopen verdeelden , alle de landfchappen op de grenzen , waarin zy flechts voet konden krygen , vermeesterden; en vervolgens hun voordeel doende met de tegenfpoeden van een' oorlog , in de landen van het Ryk doordrongen , en z'ch dus van tyd tot tyd meester maakten van de buitenfte Provinciën , waarvan wy reeds gewag gemaakt hebben. «Siwt MeT betrekkinS toc de» godsdienst zegt men alges f ' meen, dat zy eenen Opperbeftuurder van alles erkennen, dien zy L'oul noemen ; maar, wat zy daardoor verftaan, het zy dan den Hemel , of de Zon, of den Schepper van die beiden , word nergens gemeld ,- dit alleen word algemeen verzekerd, dat zy geen' uiterlyken eerdienst bewyzen ; en dat zy , niet alleen daarin , maar ook in andere deelen van den godsdienst zeer onkundig zyn (g). Vreemde Daarenboven zyn zy zeer geneigd tot allerhande vreem» geanmen.de bygeloovigheden , en hebben eenige zeer onmenschlyke gewoonten ; waaronder eene is, waarin zy, indien het waar is, de wilde beesten in wreedheid te boven gaan, Qr) Lobo, en and. by Le Grand,pag. 6$.  ABYSSINIE. 283 gaan , naamlyk het verwaarloozen van hunne eigen kin XVIII. deren , die zy van hunne tederfte jeugd af aan in het Boek. wild laaten omzwerven ; waardoor deeze , behalven de IV. natuurlyke gehardheid , eene woestheid aanneemen , die Hoofdst. naderhand verfterkt door hunne vroegtydige oefening in den wapenhandel, hen niet alleen moedig en onverfchrok- Afd. ken maakt, maar hen eene zekere woestheid en on Wreedheid menschlykheid doet aanneemen. Zy keren hen van jongs j*f^£Ïn' af het gebruik van het zwaard, en dat het eene eer is ten_ van hetzelve te leeven, dewyl'dit het fterkst recht is op' de verkregene bezittingen , en het best middel om die te behouden ; zy worden dus geleerd fteeds te trachten naar roem en verovering, en de flaaverny meer te vreezen dan de dood. Hunne jongelingen moogen hun haair niet affnyden , voor dat zy een' vyand, of een wild dier Middelen verflagen hebben , het zy dan een' leeuw, een' tyger of een' luipert; waarna het hen vryftaat hun haair afmm, te fcheeren , en enkel eene lok op de kruin te behouden , even als de Japoneezen , en andere Indiaanen; dit fpoort hen aan om zich te doen uitmunten door onvertzaagdheid , als het eenig middel om in achting te geraaken ,■ en eene aanzienlyke plaats te verkrygen in hunne raadsvergaderingen en gastmaalen ; want hoe meer dergelyke daaden een man gedaan heeft, hoe hooger hy in aanzien is. Om deeze rede bewaaren zy allen de hoof- Hunne den der vyanden , die zy gedood hebben , als zegeteke-wr«rf« zo nen van de grootfte waardy ; en wanneer over deeze&ukcmu hoofden eenige twyfeling , of twist ontftaat, zoals , by voorbeeld , wanneer geen baard daaraan gevonden word, zodat fren zou kunnen onderstellen, dat her een vrouwenhoofd is , dan zyn zy, volgens hunne wet, verplicht een klaarder bewys te toonen , of het word niet goed. gekeurd. Üm dus deeze tuisten voor te komen , zyn zy gewoon allen deeze zegetekenen , na het einde van * den flag aan hunne Bevelhebbers , in het byzyn hunner Nn 2 ben-  284 HISTORIE tas XVIII. benden te vertoonen; waarop dezelven gefchouwd , en, Boek. goedgekeurd zynde, op de afgemeene lyst gezet worden; IV. na welke optekening de eigenaar vryheid heeft om die Hoofbst. naar zyne eigene tent te brengen, te gelyk metzynaandeel aan den buit, dat hem toegelegd word volgens het ArD' aandeel , dat hy gehad heeft in de overwinning ; door dit gebruik word alle mooglykheid van misleiding of bedrog weggenomen , of ontdeKt , en geftraft, naardien het ieders belang is dergelyke valfche voorwendfelen tegen te gaan , en daarenboven de plicht van de Bevelhebbers om de overtreeders naar evenredigheid te ftraffen. Hunne wy- Zy zyn niet minder naauwkeurig en geftreng in het %. Voor dïezen hadden de Gallas geene rui*ery ; doch , Hunne na hunne vestiging in ALtbiopWn hebben zy geleerd zo-""*^' wel te paard als fe voet te vechten. Hunne paarden zyn echter flecht in vergelyking van die der Abysfiniers, doch zy weeten hunne gelederen zo wel gefloten te houden , en zy vallen in zulk eene goede orde aan , dat de vyanden zelden den eerften aanval kunnen uitftaan. Hunne wapenen beftaan uit boog en pylen , en eene werpfpies , wanneer zy van verre vechten; met deeze allen weeten zy zeer handig om te gaan ; behalven deeze is ook het zwaard in gebruik onder lieden van rang , ook gebruiken zy knodfen, die aan het een einde in het vuur gehard zyn, wanneer zy van naby vechten, hunne fchilden zyn gemaakt , van fterke osfen-of buffelshuiden. Z y hebben geene Koningen , maar zyn verdeeld in Regeerings vericheiden ftammen , welke ieder zich een Opper hoofd/"'»• verkiezen, dien zy Luva, Lowa, of' Labo noemen, en,^""Be0/U" die agt jaaren regeert -, waarna zy weder een' anderen YJjnarig* verkiezen. De eerfte zaak , die deeze Luva's doen na Opperbo»/hunne verkiezing is , dat zy zich beroemd .maaken doorheen' inval in het Ryk-, aan het hoofd van een uitgezocht vliegend leger, alles doodende en verwoeftende, Bentim zonder rang, jaaren, fexe, of plaats te ontzien,om doorvreesiyke dat invallen. 0') JJrieven der Jefuicea, C. 12. Nn 3  a8ö HISTORIE van XVIII dat middd voor hen en voor nun volk buit en roem te Boek* yerkrygen ,. zodac het fchynt alsof zy dit ongelu kig IV * Land voor hunne koornfchuur en voorraadhuis houden Hoofdst. w™rm zy alles gaan haaien, dat zy noodig hebben. Na jr. de terugkomst van deezen eerften inval, dien zy Dek Afd. Gritt0 ' of algemeene monstering noemen , omdar hy uit Ilunampt ïeeze troePen zvn uitgezocht vliegend iöger kiest, word en gezag, hy ïn.zyn gezag bevestigd, dat zich echter enkel uitftrekt tot krygszaaken , dat is, op zekere tyden eene algemeëme raadsvergadering te beroepen, waarin vreede of oorlog befloten word , en alle ftaatszaaken afgehandeld worden ; wanneer nu deeze raad tot den oorlog befluit, dan krygt hy het opperst bevel , en geeft aan de Bevelhebbers hunne posten op, en wanneer de togt geëindigd is deelt hy aan een ieder' van hen zodanige eertitelen en belooningen uit, als zy verdiend hebben,- doch wanneer hierover eenige klagten, of misnoegdheid ontftaan , dan heeft de algemeene raadsvergadering het recht om zvne uitfpraak te bevestigen , te veranderen , of te vernietigen ; doch of deeze de magt heeft om hem , wegens kwaad beftuur , af te zetten vinden wy niet aangeteHunne * a " ^ waarfchyn>yk plaats heeft onder eene •2? Snm°ïg5e,iuk^uchti«e natie <*>• OmdeLeezers een lecht denkbeeld te geeven van de geringe magt van deeze agtjaange Opperhoofden , zullen wy hen de befchryving mededeelen , welke Pater Lobo geeft van een' derzelven, en van zyne hof houding en het onthaal, dat hy daar genoten heeft , in de onderftaande aantekening (V) i ook vond hy de onderdaanen eveneens ge. fok* (*j Tellez, Ludolph, en anderen. * ' (V) „ My verplicht vindende," zest die Parer ™ ,. , p!ee£iBgen by Ó^Lubo. of Koning? ff te leSn ' tën 1f7™ ^ wen toegang in Mthie^n te krygen, vo, d ik hem me, lïï ^ -ouwen, en «udden rondom h2, de Pl°aa?sdaaThy SfoStoffZ eene  A B Y S S I N I E. 287 field, want, nadat zy de beleefdheid hadden gehad van XVIII. een' witten zakdoek in verfcheiden Hukken te fcheuren, Boek. en die onder eikanderen te verdeden , wierden zy zo IV. begeerig en lastig om nog meer doeken te hebben , en Hoorns^, omringden hem in groote menigte, dat hy, benevens II. nog vier Portugeezen, die hem verzelden , genoodzaakt AfD. was zich in hunne hut te verflerken , en een' fnaphaan over hunne hoofden af te fchieten ; welke flag hen allen ter aarde deed vallen , en door vrees zich onderwerpen (7). In weerwil van hunne groote armoede zyn zy echter zo trotsch, dat zy niet willen piocgen , zaaijen, planten, of iets inzaamelen, dat het land oplevert; al- (/) Lobo, Voy. 2. pag. 22 & feqq. eene hut, gedekt met ftroo, maar een weinig grooter dan die van zy. ne onderdaanen. Zyne wyze van gehoorgeeving aan vreemdelingen is vry zeldzaam; hy zit in het midden van de hut, met alle zyne hovelingen rondom hem tegen den muur zittende, elk met een ftok , of knods in de hand, die grooter of kleinder zyn naarmaate van hunnen rang. Zohaast als de vreemdeling inkomt vallen allen deeze Hovelin. gen op hem aan, en geeven hem ftokflagen, zolang tot dat hy de deur weder bereikt heeft, en die met de hand vasthoud; waarop zy naar hunne zitplaatfen terug keeren, en hy ontfargen word alsof 'er niets voorgevallen was. Ik zelf," dus vervolgt de Pater, „ ontmoette geen ander onthaal, niettegenstaande de vriendfchapsbetooningtn, die tus. fchen ons hadden plaats gehad; cn toen ik naar de rede vroeg van deeze zo vreemde cèrimonie , kreeg ik ten artwoord; dat dit gefchiedde, om degeenen, die daar als vreemden kwamen, ten denkbeeld te geeven van de kracht en dappeiheid van deeze Nstie, en hoezeer zy daarin boven alle andere uitmunt, en dat het dus niet meer dan billyk is, dat de andere zich onderdaaniglyk jegens haar gedraagen. Zy hebben ook groote rede om deeze verbeelding te voeden , wanneer men bedenkt, dat zy genoegzaam geen ander volk kennen, dan eenige armoedige fchepfels, die dooi byna ontoeganglyke bosfchen, en over hemelhooge bergen by hen komen om met hen te handelen; zy hebben echter zo groote verbeelding van de Portugeezen, dat zy hen de Goden van de zee noemen (*). (*) Lobo by Le Grand, Relat. d'Ahysfinie, Voy( 2. pag 23,^ feqq.  283 HISTORIE van XVIII. alleen ontrukken zy weieens de koeijen een' mondvol fcoKK.' halfgekaauwd gras , dat zy voor eene groote kkkerny IV." houden ; zodat alle hunne uitgedrekte en vruchtbaare HooFosT. vlakten enkel dienen om hun vee van dat voedfel te II. voorzien , hetwelk de grond vanzelf oplevert. Zy hoeAfd. den hun vee , drinken den melk , en eeten des- Huti en- zelfs vleesch raauw , dit is al hun voedfel , behal- voudig ven dat zy mislchien ook menfchenvleesch eeten (m). vaed/eL %y gebruiken geen brood , of iets, dat deszelfs plaats vervult ; doch wanneer zy eenig brood vinden in de landen van Abysfinien, daar zy veelvuldige invallen doen, dan vallen zy daarop met groote graagte, en eeten het met veel fmaak , en echter kan dit hen niet beweegen om eenig koorn in hun land te zaaijen ; en de Re 'edaar- rede , die zy daarvan geeven , is, opdat niet de Mthio. van. fiers en andere nabuurige volken moogen aangelokt worden om by hen invallen te komen doen, om de vruchten van hunnen arbeid te plukken ; want het is by ben eene vaste gewoonte, dat, wanneer iemand van hunne nabuuren met een leger in hun land valt, zy naar de woeste en afgelegene plaatfen wyken met buxni hui«gezinnen en vee, dat hun geheele rykdom is; waardoor de vyanden, op hunnen togt niets vindende om van te le even in die dorre woestenyën , welken zy moe. tan doortrekken om by hen te komen , genoodzaakt worden terug te keeren of gevaar loopen van door honger te fterven ; want, noch de Abysfiniers, noch de andere omleggende Natiën gebruiken de voorzorg om tot zulke togten genoegzaamen voorraad van levensmiddelen mede te voeren; en dus worden zy door twee zulke magtige vyanden , als de honger en dorst zyn , krachtdaadiger terug gedteven , dan de Gallas immer zouden kunnen doen door hui:ne wapenen of roekelooze dap. (m) Lob», als boven, pag. 15. -  ABYSSINIE. 289 dapperheid. Door deeze zeldzaame ftaatkunde zyn zy XVIfl. in ftaat om hunne veroverde bezittingen te beveiligen Boek. tegen een' vyand , die h/n anders in alle opzichten te IV. msgtigis, en zich tegen hem te verdeedigen zonder flag Hoogst. of ftoot , dewyl de woeste onvruchtbaarheid van het U. land eene genoegzaame befcherming is tegen alle aanval- Afo. len («)• _ vteemdt De Gallas bezitten echter verfcheidene goede hoeda wys van nigheden ; zy zyn eerïyk, getrouw aan hunne beloften, hunnepancn hebben nog nooit hun gegeven woord gefchonden.^"*{/e Hunne plegtigheid by het doen van deneed is, dat zy êenH ^ fchaap op de beftemde plaats brengen, en hetzelve metde^da*' boter befmeeren ,* waarna de perfoonen , of, zo de eed nighsden, gedaan word uit naam van een' geheelen ftam, de oud en getrouw ften van dien , hunne handen leggen op het hoofd van het fchaap, en daarby plegtiglyk belooven, dat zy hun gegeven woord in alle opzichten getrouwlyk zullen naarkomen. De uitlegging , welke zy aan deeze plegtigheid Hun m_ geeven, is, dat het fchaap, in zeker opzieht, de moeder zag voor" is van allen, die iets met eede bevestigen, en de botert" 'e£ een zinnebeeld van de wederzydfche liefde tusfehen eene moeder en haare kinderen; en dat niemand een' eed mag verbreeken , dien hy bezworen heeft boven het hoofd van zyne moeder C0« 0°k hebben zy bovendien nog veele blyken gegeven van hunne goede geaartheid, en trouw, zo aan het Hof van den Abysfinifchen Keizer , als in de huizen van verfcheiden edellieden, daar fommigen Van hen opgevoed zyn geworden, en getoond hebben zo geawee en leerzaam te zyn , dat de Abysfiniers zeiven hen daarin niet overtreffen. Hierby komt nog, Getrouwdat eenigen van hen , zo het waar is, die door óekefdderirlloomfche Zendelingen bekeerd zyn geworden , zo ftand-keerden . onder hen, vastig (n) Tellez, Ludolph, Lobo, en and. (0) Lobo, Voy. 2, p 34- Hedend. Hist. XIV. D. I. St. O 0  apo ' HISTORIE va» XVIIT. vastte gebleven zyn in het belydcn van -den Christely' Boek. ken Godsdienst onder de zwaaide en grievendfte pyniginIV. gen ah zy te vooren bereid geweest waren om dien aan Hoofdst.iq neemen Tp). III. DERDE AFDEELING. De Lucht sgefteldheid, Grond, voortbrengfelm, Wilde en Tamme Dieren , Infccten , Gewasfen, enz. van Abysfinien. Natuwiyke 4 BYSSINIEN is een van die gewesten , welken de Historie f\ Ouden voor onbewoonbaar hie.'den , om rede dat vm Aiys- Zy oncjer de verzengde luchtftreek gelegen zyn , onder nien' welke , volgens hunne verbeelding , niet alleen menfehen en beesten , maar ook boomen en kruiden door de Deszelfs hitte moesten verbranden, Deeze dooling is naderhand Luchtge- voldoende wederlegd ,■ en dit Ryk is een zo onwederfieidbsid. fprceklyk bewys van het tegendeel, dat, fchoon het gelegen is tusfehen 8 en 17 Gr. N Br., wy thans verzekerd zyn, dat, wel verre van onderworpen te zyn aan eene zo ondraaglyke hitte , de lucht daar over het algemeen nog wel zo getemperd is als in Spanjen en Portugal; ze'fs in zo verre , dat de meeste Provinciën bevryd zyn van die brandende hitte, welke wy in onze hoovdelyker landen fomtyds gevoelen, en om duidelyk te fpreeken de inwoonders meer bevreesd zyn voor de koude dan voor de warmte (f). Dit moei echter alleenlyk verftaan worden van hunne hooge landen ,. en uitgeftrekte ge- (p) Tellez, Almeyba, Alvarez,, en and. (q) Tellez, Almeyda, Lobo, Ludolth, Poscr.t, enz.  abyssinie. ï9ï gebcrf ten, want de valeijen en zandige woestynen van XVIIF. die land moeten ongetwyfeld ondraagiyk heet zyn. In Boek. een land van eene zo groote uitgeftrektheid moet men }\\ ' echter een verfebil van luchtsgefteldheid onderftellen, te Hoofdst. weeten , naar maate dat de Provinciën nader aan de Li- HL nie , of nader aan de Roode Zee gelegen zyn. Doch over Afd. het algemeen genomen is het land voor het grootst gedeelte van het jaar zeer aangenaam, de lucht helder, en bedaard, de inwoonders gezond en vrolyk , waardoor zy meestal een' hoogen ouderdom bereiken. Zy verdeden iiuvm .het jaar in vier faizoenen, de l^nte , die zy Marzauj^^ynoemen., en by hen begint op den 25 September; de zoimer, by hen genoemd Tzadai begint in December, en is het faizoen waarin zy hunnen oogst vergaderen. Het derde faizoen begint in Maart, en word by hen genoemd Hagain; dit faizoen, fchoon het onmidlyk op den zomer volgt, kan niet de herfst genoemd worden , naardien zy in hetzelve hunne vruchten niet inzaamelen gelyk in Europa, maar integendeel het heetst: faizoen van het gantiche jaar. Dus zou men, met betrekking tot Abysjmien, het jaar gevoeglyk kunnen verdeden in drie faizotnen ; naamlyk , de lente , welke begint op den 25 September, de zomer , waarvan het zachtst gedeelte op den 25 December , en het heetst op den 25 Maart, waarop dan de winter volgt, die op den 25 Juny een' aanvang neemt. Dit faizoen gaat coorgaans gepaard met zwaare regens, die allen de laage landen onder water zetten. De winden, die in dit land heerfchen , zyn niet min- Winden. der verfchillende dan de faizoenen; naardien eenigen der. zeiven , voornaamlyk in de hooge en bergachtige landen, verfrisfehend en aangenaam zyn ; daar die van de lange landen, waar de lucht minder beweeging heeft, heet, verveelend, en ongezond zyn. By fommige tyden zyn zy zeer hevig en ftormachtig , voornaamlyk een , die door de inwoonders van Ambare Sendo genoemd word, dat 'mWervtiwinOo 2 h\xn-dln'  ao2 HISTORIE van XVIII. hunne taal eene flang betekent. Deeze waait met zulk Boek. eene hevigheid , dat die boomen uit den grond rukt , IV. huizen, ja zelfs fomtyds rolfen omwerpt , en die door Hoofdst. wervelwinden van den grond opligt. De Abysfinifche III- Abt Giegorius zegt , dat het grootst gedeelte van deeze Afd. wervelwinden met het bloot oog kunnen gezien worden, fommigen by den grond langs ftreevende , tei*\vyl anderen zich flangswyze in de lucht verheffen f>); doch het zy dan dat zy zichtbaar zyn of niet, dit' is zeker , dat zy in de meeste daaraangrenzende landen gevoeld worden , fchoon misfchien. niet zo hevig en menigvuldig als in dit Ryk. Donderen De groote verfcheidenheid van koude en hitte tusUikjem. fchen de hooge cn laage landen veroorzaakt daar verfchrikljke onweders van donder en blikfem , die niet alleen aan menlchen en beesten , maar ook aan de veldHevige vruchten groote fchade doen ; dewyl zy doorgaans geJlortregens.Daarc\ gaan met zulke hevige regens, dat die een' tweeden zondvloed fchynen te dreigen ; by dergelyke toevallen fchynen deeze regenvlaagen niet by droppen maar by geheele ftroomen neder te vallen; waardoor de rivie. ren zo fchielyk opzwellen, en zo hoog ryzen , dat allen de laage landen daardoor onder water worden gezet, en de vloed met zulk een geweld voortftroomt, dat het fchynt alsof ciie alles met zich zal fleepen. Deeze ftortregens gelyken niet naar onze buijen , die hevig maar kort van duur zyn , maar blyven aanhouden geduurende het grootst gedeelte van drie achtereenvolgende maanden, die dat gedeelte van het jaar uitmaaken, hetwelk onder hen het winterfaizoen genoemd word ; geduurende welken tyd'er niet één'dag omgaat, dat het niet regent; doch des ochtends is het doorgaans helder, en de zon fchynt als dan zo warm ; dat daar het water een' vryen afloop heeft (r) Ludolph , !. i. C. 5. pag. 43.  A B Y S I N I E. ap3 heeft de grond zo droog word alsof 'er geen regen ge* XVIII. vallen was ; maar kort na den middag , komen de wol- Boek. ken zeer dik en fchielyk op ; een of twee uuren daarna IV. komt 'er een hevige ftormwind op , gepaard met donder ho°jrj)st* en blikfem, zodat de geheele dampkring niet dan vuur en . water fchynt te zyn ; de geenen, die geene fchuüplaats * kunnen krygen loopen groot gevaar van beiden , want de blikfem is hier zeer gevaarlyk, zowel voor menfehen en beesten als voor boomen en huizen. Dit onweder duurt gemejenlyk dn'e of vier uuren ; waarna de zon wederom zo helder begint te fchynen als te vooren, en dit blyft zo aanhouden geduurende het gantfche winterfaizoen; waarom zy ook hunne huizen zelden in laage plaatfen maar altoos op hoogen grond bouwen. Nog een ander De hevige ftormwinden vroeg in de lente ontllonlïl. den de lucht geheel befmet zou worden, en ds pest het Afd" geheele land zou verwoeften. 'a-. De grond is verfchi!lende, naar maate dat het hoog, Cnlm of laag, fteenachtig, zandig, of vlak is ; doch over het bedorven algemeen brengt dezelve overal, daar die beploegd kan voiteren. wo,den , en genoegzaam water heeft , overvloed van DeWi,tarw, garst , gierst, en anderen graanen voort. De inover het el' woonders hebben hier twee oogften m het jaar, waargemeen d0or hun gebrek aan nyverheid eenigermaate vergoed vruchtbaar, wor^ De boomen zyn hier altoos groen , en wanneer Zwmfn het volk gebrek aan vruchten heeft, dan moet zulks andere veeleer geweten worden aan hunne verwaarloozing dan graanen en aan de onvruchtbaarheid van den grond , dewyl de on« vruchten ^vinding leert, dat die eene zo groote verfcheidenheid *mt' van dezelve kan voortbrengen als eenig gewest van Africa. De eenige boomvruchtan , die hier aangekweekt worden, zyn blaauwe druiven , perziken , granaatappelen , amandelen , citroenen , oranje ■ en china's-appelen, benevens eenig fuikerriet. Ook heeft men hier veelerhande kruiden en wortelen , die, niettegenstaande de hitte van de luchtftreek, daar uit de natuur groeijen; en daar zouden nog veelerhande anderen kunnen aangekweekt worden , wanneer de inwoonders niet zo lui en onverfchillig waren. Deinwoon- Zy willen zich niet eens de moeite geeven van wyn éersmaakenu\t hunne druiven te perfen, fchoon die, naar alle waar£es»'tüjf». fchynlykhei(j eene zeer g0e(Je foort zouden opleveren; doch het is onzeker , of dit verzuim ontftaat uit hunne onkunde , of uit hunne vadzigheid, of wel uit de voorkeur, welke zy geeven aan de dranken, die zy bereiden uit het fuikerriet en uit den honig, welken zy zeer uit- nnin-  ABYSSINIE. 295 muntende en in groote menigte hebben. Ook groeit XVIII. hier, behalven de andere vygen , eene foort van vyg , Boek. welke zy Enfette , en de Arali'êrs Mauz noemen , die IV. veel overeenkomst heeft met die beruchte vygen , wel- Hoofbst. ke in Indiè'n tot zulk eene verbaazende grootheid uitzet- III. ten , en dit is de vrucht, welke de Heer Ludolpb tracht Afd. te bewyzen de Dudaïm geweest, te zyn, welke Rachel Groote van Lea afvroeg (u). vygen. Hit graan, dat hier meest in gebruik is , dewyl het Meest gesan dit land natuurlyk eigen is , word door de in woon-bruik lyk I ders genoemd Teff'f het is een klein zaad , dat een zeerSramgoed voedfel oplevert. Het is dun en langwerpig , en men zou daarvan zeer goed en fmaaklyk brood kunnen maaken,. zo het flechts wel bereid wierd ; maar hierin tocnen de abysfiniers , zowel als in alle andere dingen , hunne flordigheid, tot in een' ergerlyken graad. Met hun vee is het veel beter gefield,- want, Cchoon^dfeivan zy geen' haver of hooi hebben, hebben zy echter over-hetvetvloed van garst, waarmede zy hunne paarden, kameelen, dromedarisfen , en andere beesten voeden. Schoon Zy maaken hun land zeer goed gras oplevert , overvloedig genoegen heoi. ; om eene groote menigte van vee te voeden , zyn zy I echter genoodzaakt hunne beesten met dat koorn te voeden , dewyl zy geen hooi maaken. In weerwil van hunne overvloedige oogften vervallen zy niet zelden tot : eene foort van hongersnood, eensdeels door de groote zwermen van fpringhaanen , die hen kwellen, en anderdeels , dat nog erger is , door de veelvuldige togten van hunne troepen van Provincie tot Provincie ; dewyl de eerften flechts vernielen dat op den grond is , daar de anderen alles verduiden , dat de ingezetenen in hunne Voorraadhuizen hebben opgelegd ; naardien de laatstgemeld (jj) Tellez, Loao, Ludolph, en anderen.  zo6 HISTORIE van XVIII. melden verpligt zyn hen van levensmiddelen te voorzien Boek. overal, daar zy doortrekken. IV. Zy hebben niet alleen dezelfde geneezende en welrieHocfdst. kende kruiden , gewasfen, en wortelen, die men in Eu. III- ropa vind , en die hier vanzelf groeijen , maar nog veele AFD- anderen , die van zeer uitmuntende kracht maar aan ons Genazende onbekend zyn ; onder deeze vind men eene plant , die ze£aZe zy amadma£ia noemen , en gezegd word eene onfeilbaapknten. re kracht te hebben in her. geneezen van ontleede of geDïAmad br°ken leden , en het uithaalen van de fcherven der gemagda. broken beenen uit het vleesch. De asfazoe heeft eene De Asfa- onwederftaanbaare kracht, niet alleen tegen alle vergif, zoe, des- maar ook tegen alle vergiftige dieren , in zo verre, dat xelfsd,ly' net enkel aa"raaken daarvan dezelven verdooft en weïnekte. zenloos maakt ; en dat nog wonderbaarder is , zo men genflangenhet ™g gelooven, zelfs de enkele fchaduw of reuk van en ander dit gewas verdryft de gevaar lykfte flangen , of bedwelmt VStlS die zociani2 ' dat zy zonder gevaar gegrepen en gedood * • kunnen worden. Men zegt, dat menfehen, die de wortelen van deeze plant eeten , daaruit zulk eene zeldzaame kracht krygen , dat zy de vergiftigfte flangen niet alleen kunnen aanvatten, maar zelfs met haar worftelen, zonder eenig gevaar ; en dat dit vermoogen hen eenige jaaren naderhand nog byblyft f». Deeze zeldzaame plant ftrekt voornaamlyk tot een' grooten zegen voor dit land. dewyl hier, naar men zegt, flangen gevonden worden, die op den afftand van negen of twaalf voeten beledigen; deeze zyn kort, dik omtrent het midden, en hebben een' wydenmond, waardoor zy op eenmaal veel lucht kunnen inademen, en die dan op eenmaal uitblaamen met zulk een geweld tegen het voorwerp , dat zy willen dooden, het zy mensch of beest, dat het hen zelden mislukt hun oogmerk te bereiken (ix>). Bt- (v) Tkllïz, Almetda , Ludolpjb, 1. i. C.J, PeuciiT, en and. f» Lobo, p. 116, enz.  ABYSSINIE. 197 Behalven deeze bovengemelde planten levert dit landxVIII. ook eene groote menigte Jenebladen op ; en veele groote Boek. vlakten zyn als bezaaid met heefters van cardamom en iv. planten van gember; welke Iaatfte eene byzonder aange-Hoos-osT. naame lucht heeft , en meer dan viermaal zo groot is III. dan die van Oostindiïn. Ook groeit hier veel katoen , Afd. aan kleine hoorntjes, even als in Indien (Y). Bloemengenebiaden, vind men hier in menigte , en van veelerhande foorten ; katoen, zodat de oevers der rivieren , byna het geheel jaar be-sar^mom> zet zjn met jasmynen , roozen , leliën, jonquüles , en^,er' een groot getal anderen , die in Eunpa onbekend zyn ; onder anderen de roos, die op hooge boomen groeit, en veel fterker ruikt dan die, welke op onze kleine heesters wast. Daar is byna geen land in de waereld , dat grooter Tamme en menigte van gedierte oplevert, en van méér verfchei- wilde diedenheid , zo tammen als wilde dan dit Ryk. Onder deren' eerstgemelden zyn, paarden , muilezels , ezels, kameelen, dromedarisien, osfen en koeijen , fchaapen, geiten, enz., die hier zeer menigvuldig zyn , en den voornaamften rykdom der inwoonders uitmaaken ; zelfs zo dat een vreemdeling niet dan met eene aangenaame verwondering de talryke kudden en driften van fchaapen en groote hoornbeesten kan befchouwen , welken hy overal in de velden ziet, byzonderlyk in de Koningryken Gojam, Tigra, en anderen ; hunne vetgemeste osfen voornaam, lyk zyn van zulk eene verbaazende grootte, dat men, op zekeren afftand, die, by verzinning voor jonge olifanten gehouden heeft; vanwaar het eerst gerucht ont* ftaan is , dat dit land gehoornde olifanten opleverde; derzelver hoorns zyn zo groot, dat zy .meer dan drie mingelen vocht bevatten , en door de inwoonders gebruikt worden om water , melk , en andere vochtige ftof. (x) Powcet, pag. 65. Hedend. Hist. XIV. D.I.St. Pp  iqö HISTORIE vam XVIII. ftoffen te draagen. Doch , behalven deeze grooten, die Boek. vetgemaakt worden ter flachting, en dagelyks de melk IV. van drie of vier koeijen tot hun voedièl krygen , hebHoofost. ben zy nog eene andere kleiner foort, geichikt tot dra*- III. gen en arbeiden, welker hoorns zacht en buigzaam zyn. Afd Ook geeft het êen aangenaam tooneel de fchaapen, geiten , en ander klein vee te hooren bleeten , en in het verfchiet dezelven te zien weiden in het hangen van het gebergte en de fteile rotfen , daar zy op zulke fpeceryachtige kruiden aazen , dat hunne melk en vleesch, daarvan geheel doortrokken zyn. Fraaije Dit land brengt ook eene zeer fraaije foort van paar- paardm. den voort, van verfchülende kleuren geftalte, niet minder vlug en levendig dan die van Andalufi-n in Spanjen. Zy worden meesttyds enkel gebruikt rot den oorlog, en moeten by"de hand over de gebergcen en Reiken geleid worden ; doch , in de vlakten worden zy bereden , en Wyze van zyn zeer fnel in het loopen. Hunne zadels zyn zeer die te i)ery-\\gi ^ gelyk die van onze handpaarden , met dit onderIcheid alleen , dat die van vooren en van achceren een weinig hooger zyn; de Rygriem is doorgaans lang, maar de ftygbeugel klein , doordien die enkel gefchikc is om Muilezels, het voorst van den voet des beryders te fteunen. Op verre togten gebruiken zy doorgaans muilezels in de plaats van paarden , omdat die meer mak en vast op de beenen zyn Zy gewennen die tor een' gemaklyken, docb fnellen Itapgang , en worden gemeenlyk door de Alysjïnitrs voorgekeurd boven de paarden, niet alleen om de voorgemelde rede, maar- ook om hunne eigene afkomst ; want , dêwyl de Vorften en Grooten der Jaoden, van welke riatie zy zeggen afkomftig te zyn , gewoon waren , volgens het verhaal van de H. Schrift, op muilezels te ryden , rekenen zy zich het tot eene eer dat zelfde beest te gebruiken , en hunne paarden aan de hand naast zich te laaten leiden , totdat de eene of ande-  A B Y S S I N I E. -299 re krygszaak hen noodzaakt dezelven te beklimmen (y). XVIÏI. De naastvolgetide tamme dieren , die aanmerkenswaar- Boek.; dig zyn , zyn de kameelen en dromedarisfen , die zy ins- IV. gelyks in groot getal aankweeken, uit hoofde van hunne Hoofdst. nuttigheid in het draagen door heete en zandige woesty- UI. nen; doch , naardien deeze niet verfchilk n van die, Afd. welke wy reeds in ons algemeen verflag van Africa be- Kameelen fchreven hebben, zullen wy onze leezers wyzen tot het *» Dromegeen wy daar van deeze dieren gezegd hebben. Daardansfcn' word echter eene foort van dieren gevonden, die, -DeCamefchoon zy misfchien tot het foort tbr Kameelen behoo«loP*ldus' ren, onze opmerking waardig zyn ; de inwoonders noemen die Girafa cacheme, of, dun van achteren , uit hoofde van de zeidzaame geftalte. Dit beest is veel hooger dan een olifant , doch integendeel zo fyn en tenger als de ander dik en plomp is. Een man te paard kan recht op zittende onder zyn' buik doorryden , de gewoone hoogte van zynen voorbeenen van den grond af tot aan den buik word gerekend op twaalf voeten; doch die van de achterbeenen is merklyk korter. De hals is omtrent even lang , naar evenredigheid, en tot den grond reikende , om gras te eeten, dewyl gras, zyn eigentlyk voedfel is ,• kortom het is in alle opzichten genoegzaam overeen komftig met de befchryving , die de ouden ons gegeven hebben van den Camelopardus. Onder de wilde dieren van dit land verdient de Oli Olifanten fant onze eerfte opmerking Deeze dieren vind men^/er hier in groote menigte , en echter vind men niet, dat 'er ooit een tam gemaakt is in het gantsch Keizerryk; waarom wy dezelven met recht onder de wilde dieren van dit land moogen plaatfen. Schoon zy verfchillende van aart zyn in de verfchillende landen van dit waerelddeel, fchynen zy echter natuurlyk eigen te zyn aan deeze (y) Tbllez, Ludolph, Dappfi, enz. Pp 2  goo* HISTORIE VAN XVIII ze luchtftreek , of beter gezegd eene natuurlyke landBoek' plaag , uit hoofde van de verfchriklyke verwoeftmg , IV. welke zy aanrechten onder het koorn, waarvan zy tien. Hoofdst maal meer verwueften met hunne lompe breede voeten, III. dan zy daarvan opeecen. Zy werpen de groote boomen Afd. om verre , en breeken de kleinen om derzelver bladen te eeten; hierdoor verwoesten zy door den tyd geheele bosfchen, dewyl zy doorgaans in groote driften van vyftig tot honderd fterk onzwerven. De bladen , die zy liefst eeten zyn die van een' boom , niet ongelyk aan onzen karfenboom , en wiens vruchten zeer aangenaam van fmaak zyn. Zy zyn hier zo monfterachtig groot, dat een man, die op een' grooten muilezel gezeten is op verfcheiden fpannen na hunnen rug niet bereiken kan (z). Z>« Rhino-Het naastdaaraanvolgend dier is de Rhinoceros, een fchep. «ros. fd van eene monfteiiyke gedaante, en grootte , en een doodvyand van den .Olifant ; doch wy hebben dit dier ook reeds te vooren befchreven ; en fchoon de Portu. geefche fchryvers zeggen, dat het onder de ingeboren gedierten van dit land behoort , is 'er echter niet een van Zeer xeid. hen, die zegt ooit een in Abysfinien gezien te hebben , zmmindit waaruit wy moogen opmaaken, dat dit dier hier zo zeldLand' zaam is als de Olifanten talryk zyn. Ook vind men hier Leeuwen. yeei Leeuwen, die zeer gevaarlyk en fchadelyfc zyn; daar Derzelver zvn >er Van verfcheidene foorten en grootte, waaronder £Ti¥^ de voornaamfte is die men de koninglyke leeuw noemt. uirykmd. d nu deez£ dieren groote fchade dosn. onder het hoornvee , wenden de Abysfiniers alle list en ftoutmoedigheid aan om dezelven te dooden , en vallen op hen aan met hunne lanfen , of fomtyds zelfs met hunne zwaarden ; want dit grootmoedig dier , hoe wreed het zy tegen de dieren , zal geen' mensch aanvallen , wanneer het niet eerst aanvallen , of door grooten honger daar- (s) Lobo, pag. 69. Tellez, Ludouh, en ani  ABYSSINIE. 301 «hartoe genoodzaakt word («). Men vind 'er die zo groot XVIII. zyn, dat men onder de gedooden eenigen gevonden heeft, Boek. die van het hoofd tot aan den ftaart twaalf voeten lang IV. waren ; waaronder voornaamlyk een was in het Koning Hoofdst. ryk Tigre, die in het jaar 1630 door een' herder in het Hlopen veld g'edood wierd met eene werpfpies ; dit ver. -Afd. fchriklyk dier kwam uit het gebergte geheel bevlekt met het bloed van de beesten , die het gedood en verfcheurd had , toen de herder den leeuw van verre op hem ziende aankomen , dien tusfchentyd waarnam om een' kuil in den grond te graaven , en toen het dier binnen zyn bereik gekomen was, wierp hy zyne fpies op hetzelve met zulk eene kracht, dat die door het fchouderbeen drong; het verfchriklyk monfter viel, na een yslyk brullen en omloopen , eihdelyk in den kuil , daar het door den zegepraalenden landman , niet zonder moeite en levensgevaar verder afgemaakt wierd. Wy zullen hier tyg*"-, geene befchryving geeven van de tygers , luiperts , wol-^erts' ven , en vosfen, noch van de verfcheidene foorten van aapen , en meer andere fchadelyke dieren, welken in dit land niets verfchillen van de geenen , die in andere heete landen gevonden worden. Sommige Portugeefche Reis-^ Een' befchryvers beweeren , dat de beruchte Eenhoorn ge- mn' zien is in eenige gewesten van dit Ryk , en wel byzonderlyk in het Koningryk Damot , en in het land der Agaus, welke beide boschachtige landiïreeken zyn ; doch zy voegen daarby, dat deszelfs vlucht van het een bosch in het ander zo verbaazend fnel is , dat zy geen' tyd hadden om deszelfs uiterlyke gedaante naauwkeurig waar te neemen , fchoon zy evenwel eene oppervlakkige befchryving daarvan gegeven hebben, Het wild Muildier, of, gelyk fommigen hét verkeer- ^e 7fco:, delyk noemen, de wilde Ezel, en dat door de Abysfini$rix^Jl^f Zto- (a) Lobo, Voy. 2, pag. 69, Tellez, Ludolf-h, Libr. 1, Cap. 10. Pp 3  cos HISTORIE van XVIII. Ztora of Zecora genoemd word , vird men ook in dit U7K' Kyk' Dit dier Tcelt meejt in de larden waa"'an de GallV* las thans bezitters zyn ; het word , uit hoofde van des. °?jfS~ zelfs fraaije geftalte, kleur, en ftreepen zo zeer bèwonAfd derd ' dat keizers cn Roningen het voor een waardig g fchenk houden, te meer, dewyl het, fchoon wiid uit EzZ den aart, zeer ligt tam gemaakt kan worden. Zeker ln. diaan heeft eens tweeduizend fequinen voor zulk een d:er betaald om het aan den Mogol re brengen (F). VeeIe fchryvers verwarren den wilden ezel met de Zecra fchoon dezelve verfchilt van den eerstgemelden, naardien de Zcccra hoorns heeft, en gekloofde klaauwen , gelyk a'len de dieren, die onder de foort van het gehoornd vee behooren ; dit dier heeft op de beide zyden een witte ftrnok , die van de achterfchoft tot op de dyën afloopt ; deszelfs haair is ruw, en aschverwig , cn het vleesch malsch , en zeer goed om gegeten te worden. Daar is nog een ander dier , dat tot dezelfde klssfe behoort, doch hetzelve is donkerbruin van kleur, en zacht van huid; deszelfs achterbeenen zyn veel korter dan de voorbeenen , en echter is het nog veel fneiler dan een hert. Wy zullen dit artikel van de wilde dieren beflui. ten met de befchryving van een zeer zeldzaam dier welke wy met de eigen woorden van den Ichryver zullen opgeeven. Dit wonderlyk dier," zegt hy, „ heeft de grootte van eene kat , het hee.'t het aangezicht van een' mensch , met een' witten baard, deszelts geluid is treurig en akelig ; het houd zich altoos op in de boomen, daar het geboren word, en ook fterft. Het is zo wild van aart, dat 'er geene mooglykheid is om hetzelve tam te maaken ; wanneer men een van deeze dieren gevangen heeft met oogmerk om het groot te brengen.kin ' men, in weerwil van alle zorg en oppaifing, nietV,»r- hoe (i) Rtizen der Jefuiten, 1. i, C. 7. Luz.GUH,en aadiier.  ABYSSINIE. So3 boeden, dat het zich doodhongert; een van deeze die- XVIII. ren wierd gefchoten in myn byzyn, en hechtte terftond Boek. zyre beenen om Jen tak van den boom , daar het eenigen IV. tyd daarna dood gevonden wierd" (c„V Hoofdst. Ondfr de tweefiachtige dieren zyn de krokodil en de Hl. hippopotamus, of het rivierpaard de grootften. De Nyl, Afd, of liever deszelfs moerasfige oever is , om het eens zo De Kni». te noemen , hun broeinest, daar zy zich ophouden, en*-.f» d' vanwaar zy veele uitvallen doen in de nabuurige landen ,niPP°Potadaar 7y ades, dat hen voorkomt, verwoesten, doch de-mus' wy! deeze dieren ook in JEgypten gevonden worden, en wy de befchryving van de krokodil reeds op die plaats hebben omgegeven , zullen wy ons enkel bepaalen tot de befchryving van bet laatstgemelde dier. Bet Rn ierpaard ?eftt>ry is meer d m eens zo groot dan een os , en deszelfs hoofdjengZ"" is byna driemaal grooter ; zyne beenen zyn kort; zyne?«fiMUf. voorvoeten zyn verdeeld in vyf en zyne achtervoeten in "Vier klaauwen ; zyn huid is flap , hard , en donkerbruin van kleur; de mond is wyd , en geheel bezet met tanden , uit het onderst kakenbeen groeijen vier flagtanden, waarvan twee rechtop ftaan, en de twee anderen gebogen zyn a's de flagtanden van een wiid zwyn. Sommige zegaen , dat dit dier even zoveel heeft in het bovenst ka?kenbeen, doch ten onrechte, ten zy die van Mthiopifn verfchillen van die vwa'Mgypten , en andere Oosterfche lanocn. Het hoofd is het eenige gedeelte , dat eenige overeenkomst heeft met dat van een paard , op deszelfs midden is een witte ftreep, die aflooot tot op een neus, en midden voor het voorhoofd e?n witte vlak. Geduu- ' rende den dag is dit dier doorgaans in het water, maar des nachts op het land , daar het zyn voedfel zoekt. Het valt aan op alles, dat het in Zyn' weg ontmoet; en naardien het zo buitengemeen plomp en groot is , (je) Poiscet, Voyage en Ethiop. pag. 66.  3o4 HISTORIE van XVIII. verderft het meer met zyne voeten dan het met zyn' Boek. mond verfijnd. Even als de Olifant eet het niet alleen, IV. maar vertrapt nog daarenboven het gras , graanen , en HooFrsT. moeskruiden, met één.woord alles, dat de arme inwoonders voor hun onderhoud zaaijen ; maa»- nog veel verAfd. derflyker is het , dat dit beest alles verplet , dat onder het bereik van zyne voeten komt, zowel menfehen als beeften , waarvan het vervolgens het bloed uitzigt, en den romp laat leggen om op den grond te verrotten , of door de krokodillen opgegeten te worden (d) Doch met dit alles is het zo vreesachtig van aart, dat het op het gezicht van een' gewapenden man , of van eenig vuurwapen terftond de -vlucht neemt. In het water is dit dier veel ftoutmoediger; daar durft het booten en fchuiten aantasten , die het dikwyls omverre haalt; voornaamlyk de wyfjes, wanneer zy jongen hebben ; want dan zonderen zy zich af van de overigen, en vallen aan op alles , dat haar naby komt; doch anders houden zy zich by de mannetjes ; en men vind gewoonlyk verfcheiden van dezelve by één mannetje, gelyk men onder ons veel koeijen by een' ftier vind ; maar, met dit alles zyn zy zo minyverig , dat men zelden twee mannetjes by eene Veel onder-faift vmd. Zy zyn menigmaal onderworpen aan eene bd7'fkhT foort van kramp of jicht ; en wanneer hen die overkomt zyn zy niet in ftaat zichzelven te verweeren , maar leggen plat op den grond , met een' der voorvoeten onder Dtszeifs den buik, en met alle tekens van hevige pyn By dertanden zyn ge]yjje gelegenheden worden zy door de inwoonders over. !vm vallen, en gedood; voornaamlyk om hunne tanden, die veel witter zyn dan ivoor, en deeze witheid ook veel langer behoudea ; zy maaken ook veel werk van derzelver linkerklaauwen , als een onfeilbaar middel tegen de zwartgalligheid, Hunne huid, beenen, vet,en meest alle j (d) Ludolph, 1.3, C. 10. Maillet, 1.'», pag. 126. en anderen.  ABYSSINIE. 305 alle deelen worden tot de eene of andere zaak gebruikt. XVIIÏ. De buid , die glad, en omtrent twee duimen dik is, Boek. kan door geenerhande wapentuig doorboord worden ; iv. daar is maar één klein plekje aan het voorhoofd , daarHooFDs*. dit dier kwetsbaar is; men zegt, dat ééne huid van lil. zulk een dier ; een genoegzaame vraent is voor drie of Afd. vier kameelen, en een man, die binnen in den bmknehuMis van dezelve overeindftaat kan naauwlyks het rugbeen be-&#>»jrs. reiken. Wy vinden nergens aangetekend , dat efenige*£ " Nub'ërs of Abysfiniers ooit een van deeze dieren levendig gr vangen hebben , en ook niet, dat men eenig dier ontdekt heeft , dat zyn doodelyke vyand is , gelyk de ichneumon , of waterkat , van de krokodil ; de zwaardvncb voor de walvisch , en de vogel ibis voor de vhe. eende flang. Eindelvk nog doet de hippopotamus zich kennen dnor een zo luid en verfchrikkelyk gebrul , dat , naar men zegt , alle andere dieren op het hooren van dat geluid van fchrik boeven en wegvluchten (e). Hikrby zullen wy nog voegen de waterhagedis , die^ »*«■ door de inboorlingen ongoueg genoemd word, en door de Itaüaanen cauaiverbera , uit noofde der groote kracht en fche. pte van den Haart , waarmede dit dier, dat^ niet dikker maar langwerpiger is dan eene kat, met één flag een' mensch het heen kan afflaan ; de huid is zacht tn zonder haair, het uuzicht vinnig en verichrikkende; het leeft van gras, wanneer ha buiten het water is ; en LuieW) geeft, volgens zyn' Gre-oüus, aan hetzelve de gedaante van een' draak, doch wat hy door dien naam verHaat is ons onbekend /). . Ook vind men in dit land eene groote menigte en OwnJW Verfcheidenheid van viscb , in de groote meeren en fV) Tet.i.e7., Almeyda, Lobo, Ltjdolph, MAiM et.en anderen. (f) LurioLPHLfta. :.ca Tfllez, Dapper, Bcchart, 1. 4. c •5 ,cn anderen - Heoend Hist XIV. D. I. St. Qq  SoS HISTORIE van XVIII. de "vieren. De beruchte torpedo, of beef-aal word daar Bu£K. dikwyls gevangen ; dezeive is , naar men zegt , zo verjy' bazend koud v;n aart, dat de enkele aanraaking oogenHooiDiT bliklyk eene rilling en ftilftand in het bloed veroorzaakt, IIf. waarom ook de inwoonders zich daarvan bedienen om Afd. de brandende hitte te koelen , welke doorgaans gepaard gaat met de heete koortien, die zo algemeen zyn in deeze landen. De Aby■ finiers gebruiken deezen visch doorgaans in het ger;eezen van de derden d-^iche en v;erdendagfche koorden ; fchoon de aanwendi g van dit geneesmiddel eene zo hevige pyn door anen de leden van den lyder veroorzaakt, dat zy genoodzaakt zyn hem g duurende dien tyd vast te binden ; daarenboven zyn zy bygeloovig genoeg om zich te verbeelden , dat deeze'vi.ch s een zeker middel is om duivels uit te dryven Wat hiervan zy , deszelfs buitengemeene en bloedftollende koude word door de Portugeekhe Zendelingen beveiligd p onder welken verfcheiden gevonden worden , die zeiven de proof daarvan hebben genomen ; en deeze zeg»en, dat de pyn , die onmiddelyk op de aanraaking volgt, byna ondraaglyk is. Struisvo- üit land brengt ook den ftruisvogel , den grootften et-s' van alle vogelen voort , die , fchoon zyne vlerken te klein zyn om hem van den grond op te beuren , echter , door hulp van dezelve, en door de fnelheid van zyne voeten het allerlnelfte paard kan voorby rennen. Wy hebben reeds te vooren eene befchryving gegeven van dien wonderlyken vogel , en van de manier , waar. De v»zel op hy gevangen word , gelyk ook van den Ibis , of flangen-eeter, een vogel , d:e de verichriklyke menigte ««er. van vl]ef!ende flangen verdelgt, wtlke d:eze gewesten s op fommige jaargetyden grootlyks kwellen , en dezelve wel- fg) Ludolph, L. i , C. n. §. 13, em. Tellez , Aukym, Lobo , en anderen.  ABYSSINIE. 307 welhaast tot eene woefteny zouden maaken , zo niet de XVIII. Godlyke Voorzienigheid deezen weldaadigen vogel ge- Boek. fcbapen had om dezelve uit te rooijen. Deeze vogel is iv. eigentlyk eigen aan ALgypten , maar desniettegenftaande Hoofdst. zeer weldaadig voor Abysfinien , doordien dezelve dat I I. land zuivert van deeze verwoeftende plaag ; waarom Afd. hy ook in de taal van Ambaru de flangen eeter genoemd word. Da Pipi , dus genoemd omdat hy altoos deeze twee. Di Pipi, lettergreepen uitroept , heeft-eene byzonderlyke hatuur>^" lyke begaafdheid om de jaagers by het wild te brengen, en verlaat hen niet voor dat zy gekomen zyn ter plaatfe daar het wild legt; doch de jaagers moeten zorg draagen , dat zy welgewapend zyn ; want de vogel brengt hen menigmaal by een verfcheurend beest of by eenig gedrocht. Deeze zeldzaame vogel aast, naar het fchynt, voornaamlyk op het bloed , en de ingewanden der dieren, die door hunne aanvoering gevangen worden. De Jbngun, of ftaatelyke Abt, is in zeker opzichtsun' tf byzonder eigen aan dit land , naardien dezelve nergensjiaateiyks gevonden word dan hier en in Peru. Dezelve is merk-^bt. waardig om zyne fchoonheid , en om den hoorn , dien hy op het hoofd heeft, die van onderen rond is , en van boven in twee punten verdeeld in de gedaante van efn' myter (h) De Feitan favez, of het Duivelspaard,^^1'^"geïykt veei naar een' mensch , die met vederen he:lekt^^/y^. is ; deeze vogel wandelt doorgaans met eene majeltueuze^aacd. deftigheid , of rent met eene verbaazende fnelheid ; doch", wanneer hy zeer 'naby vervolgd word ipreid hy zyne wreken uit, en vliegt « eg. Hy heeft omtrent de grootte van een' ójevaar , maar zyne geftalte is regelmaatiger en fraaijer. De vogel, die de Cardinaal ge De Cardinoemd word uit hoofde der fchoone roode kleur vmnml' ailen (h) Ludou-h, L. 1, C. 1;. 5.& fcqq.  3o8 HISTORIE van XV-II. allen zyne vede'-en , die van de borst alleen uitgezonBoek derd , die de kleur , zachtheid « en glans van het allerIV fynst fluweel hehbm, is insgelyks een der fraaije vogels, Hgofdst. die aan dit land byzonder eigen zyn , gelyk ooit de wit. IH. te nachtegaal , die een' fmallen ftaart heeft , van om■Afd. trent twee fpannen lang, welke, wanneer hy vliegt, veel gelykt naar eene ftrook papier , die aan zyn lyf is vast gemaakt (i). Groote Pa- De patryzen van dat land worden gezegd zo groot te %Bw.vtn z^n a's onze ^oeniers » en men vmd diarvan verfcheiToruidui- ^ene ,00rten ' gelyk ook van duiven, tortelduiven . en ven, enz. veele ardere vogelen Wy zullen dit artikel befluiten met de befchryving van eene foort van gevogelre , dat aan dit land byzonder eigen en van eene zeor groote D«Maroc,nuttigheid is. Deeze is de Maroc , of honigvogel, dus tfhmig- genoemd om zyne ingeichapene begaafdheid in het ontv°se' dekken van de verborgen fchatten der nyvere byën, waarvan men hier ook verfcheidene foorten heeft; eenige zyn tam , en worden in korven gehouden; andere vliegen in het wild , en vergadertn hiaren honig in hol. Eenefoonle boomen ; ook is 'er nog eene derde foort, die haateer** ren h°n'g verbergen in den grond , dien zy met groote denhonig zorgvuldigheid voor hun gebruik zuiveren , en vervolger^ geus zo kunftig wederom dlgt maaken , dat deeze ho» grond, nigholen byna niet te ontdekken zyn , fchoon meestal aan den gemeenen weg gelegen. Deeze laaute, fchoon wat bruiner dan de honig der tamme byën is echter niet minder in deugdzaamheiddeeze foort ' an byën ontdekt de Maroc aan de inwoonders door zeker byzonder klapwieken ; wanneer nu de voorbyganger dit bemerkt , behoeft hy flechts te volgen , en wan; eer de gevederde leidsman op de plaats gekomen is, daar de fchat verborgen legt, dan begint by te zingen, en houd daarmede (ij Loboj Relat. pig. 75  ABYSS IN IË. 309 de aan tot dat de man den verborgenen honig gevon XVIII. den en daarvan bezit genomen heeft ; waarvoor hy tot Boek. dankbaarheid een gedeelte voor den zingenden wegwyzer xy. overlaat , dat deszelfs voornaamst voedfel is. Deeze Hoofdst. laat&tgemeMe byën zyn de menigvuldig fte , en daar zy III. geen' argel hebben om zich te verdedigen gelyk de an- Afd. deren , heeft de wyze Schepper der natuur haar begaafd met de eigenfchap van den honig dus onder den grond in vHijVheid te brengen ; het wa.t. 1, Cjd. 13 enz Qq 3  gio HISTORIE van XVIII, alleen hehben van dit ongedierte eene foort van voedfel Boek. weeten te bereiden ( W). Desniettegenftaande is de verIV. woesting , die het aanricht , ro veffchriMyk en zo algeHoopdst. meen , dat geheele Provinciën daardoor ontvolkt worIII. den , naardien de ingezetenen , door honger geperst., Afd. genoodzaakt zyn hunne gewesten te verlaaten , en zich Zy ver- naar andere landftreeken te begeeven , daar zy by hunne westen ge-aankomst meer naar geesten dan naar menfchen.gelyken , heelt Pro- en njets meer Zyn dan vel en beeren, naauwiyks in ftaat wnaen. Qm te ]jrujpen 0f te fpreeken. Hierby komt nog het jammerlykst van allen, naamlyk, dat deeze hongersnood gewoonlyk gepaard gaat met eene befmetlyke ziekte , die niet minder verwoestend is dan die , welke door de ftaande wateren en moerasfen veroorzaakt word , na de hevige en aanhoudende winterregens. (W) Zt hebben verfcheiden middelen uitgedacht om hen te dooden, en tot voedfel te gebruiken. Zodraa zy hen van verre zien aankomen, komt de geheele landftreek"'op de been; zy vellen hen neder met pbtte, houten of lederen klappen , en naardien deeze dieren in zo groote zwermen vliegen is de giond welhaast bezaaid met hunne lyken, die zy dan op hoopen byëen veegen, en fteeken die dan in brand , waardoor de pooten en vlerken verbranden, en het lyf gebraden word, da: zy alsdan voor een zeer lekker eeten houden; en wanneer zy daarvan genoeg zo versch gegeten hebben leggen zy het overfchot in het zout. Anderen droogen de fpringhaanen in de zon, en bewaaren ^ie dus voor het bederf', en wanneer zy die wi'len eeten ftampen zy die fyn, en maaken eene foort van pap daarvan (*), C) Lobo, Relat. n, pag. 81 & 86, en anderen. VIER-  ABYSSINIE. 3ii VIERDE AFDEELING. ^ HcOFDST. Dt? verfchillende volken en natiën, die bet Jbysftnisch itj'& bewoonen; hunne gefleldbeid, gedaante, ver- Afd. tftfrf 5 kun ff en , koophandel, bezigheden , kleeding , voedfel, ^röró gewoonten. fk Ta dus eene omftandige befchryving gegeven ie heb.^P?*™ 1^.1 . , j ^ ° i j. Oever cbtl' J ^ ben van den grond , en tevons van de dieren ,iendev»lvogelen, visfchen, en planten van dit Ryk, zufen wy ken, die dit overgaan tot de befchryving der natiën, die hetzelve be-Ryki'wo°woo^en, welken wy, ter beter onderfcheiding, thans en-'2'''1' kei zullen verdeelen in Christenen , Jooden , Mohammedaanen, en Heidenen , zonder ons in te laaten in eenige byzonderheden nopens hunne gevoele-is, of verfchillende godsdienstpleegingen , waartoe wy eene byzondere afdeeling verkozen hebben. Door de Christenen verdaan wyDt C!}''stebyzonderlyk , behalven die van de Abysfjniiche Kerk ,nt11' welke de hoofdkerk is van deezen godsdienst, die van de Roomfche Kerk, welken door de Portugeefche Zendelingen tot hun gevoelen zyn overgehaald ; en die , naar men verhaalt zeer tahyk zyn , fchoon zy zeiven , ea hunne leeraars fterk vervolgd zyn geworden (m). D^DtJoodm Jooden zyn hier zedert onhetiglyke tyden gevestigd ge-^ weest, om nu niet te fpreeken van die geenen ondergevestigd hen, welken, naar men zegt, uit Pulaflina gekomen zyng^wseS. onder het geleide van Meni-m'eleck , anders genoemd üavid, den zoon, dien de Koningin van Scbeba by Salmnon had. (»N Zie Vellïz, Lobo, Almeyda, Alvarez, Cobdiko,Ludoljh, Jarrik, Dom. de Go'èi-, leGrand , en and.  3i2 HISTORIE vam XVIII. had, Deezen befchouwden zicl^zelven als inboorlingen Boek. 'van net Ianc* » en vestigden zich in Dembea, Fegora.. en IV.' Samen, daar zy zich, geduurende veele eeuwen gehandHoofdst. haafd hebben tusfehen de fterkfte en ongenaakbaarfte rotIV. fen, tot dat zy ten Iaatfte verdreven wierden door den Afd. Keizer Sttsneits, gemeenlyk genoemd Sultan Segued. VeeZv worden len van deeze oude Jwden omhelsden het Christendom , vervolgd van het eerst begin af, dat hetzelve in deeze gewesten door Sultan verkondigd wierd; hetwelk hun geral grootlyks deed afSegued. ncerrjerj • na dien tyd is het Ryk gei'cheurd geworden door den afval van de Gallas, en veelen der Abysfinifche Jcoden zyn zo fterk door den Keizer vervolgd - geworden , dat zy , na een groot verlies geleden te hfcbben , genoodzaakt waren voor het grootst gedeelte naar andce iai.den te* Semmigen vluchten. Anderen beflooten het Christendom te omhel. omhelzen zen, en vonden daar een goed beftaan door verfcheiden hetChris- ^ün{[en en handwerken ; eenigen maakten pylen , werptendom. fp:efen ^ p]0egyzers , en ander yzerwerk voor huishoudt} k zkhlmm en ooriogsgebruiK ; anderen legden zich toe op de weekunjlenen very van veelerhande ftoffen j in dit alles maakten zy handwtr- grocen opgang, naardien zy gehouden wierden voor de beste werklieden van het gantsch Keizeryk ; door alle deeze oorzaaken is hun getal tegenwoordig merkiyk verminderd in vergelyking met de twaalfd-? eeuw (»,; en , die 'er thans nog gevonden werden, zyn voor het grootst gedeelte genoodzaakt zich te verfchuilen in de ontoegangDe mAnmlyke rotfen en gebergten. Hunne verregaande armoedig. orderhou heid en elende is echter niet in ftaat geweest om hen de den hunne oude partyfchap der Car itcn en 'Ial-uudisten te doen verImyfc^ap. geecen» üf nen hunnen ingewonelden haat te doen afpen. " 'leggen (X). Op (n) BfNJAM. deTuD'LA, Reisboek. CX Daar isr^g ee-^e derde foort vnn Jonden, die op de grenzen van Abysfixèd woont, mei; de i.t, dat zy afkoaiihg zyn van die, wdfcei  ABYSSINIE. 313 Op de jf.orlen volgen de Mobammedaanen , die door XVIII. het gantfchj Ryk verfpreid zyn , en zo menigvuldg , Boek. dat zy gerekend worden een derde gedeelte van de in IV. woondeis uit te maaken ; nicttegenftaünde deeze hun Hoogst. ne talrvkheid leeven zy zeer vreediaam en in goede IV. vriendfch'^p met de Christenen, onder welken zy het ge- Afd. heel Ryk door verfp-eid zyn. Veeien van hen leggen De Mozich toe op het veehoeden en den landbouw ; maar dehamme" geenen . die onder hen de rvKften zyn, en de groo;fte ^^11'^" figuu- maaken, zyn de koopüe en; want, zedert, dacta/ryjfc. de Turken de Abysfiniers hunne zeehavens aan de Roode Zee ontweldigd hebben, hebben die niet wilien dulden, bêetenal^' dat de Christenen daar handel dry ven , om dus hunne meesters geloofsgenooten te bcgunltigen , waardoor de gantfchevan den buiteniandlche handel onder de Mobammedaanen berust; kttfban^elen al het goud en andere voortbrengfelen van het Ryk, die. vandaar uitgevoerd worden , moeten derwaarts worden gebragt door de Mufulmannen ; die dezelven verruilen voor zyden Haffen, lywaaten , en andere koopmanfchappen , voor welken zy een hoogen prys weeten te maaken. Naardien zy nu niet zeer naauwgezet zyn in hunne eerlykheid worden zy welhaast zeer ryk door hunnen koophandel (0). De Heidenen, die veele groote ftreeken van dit Ryk-D«Hei waarvan zy. een' aangenaamen drank bereiden ; en van'*'groot en klein vee, van welks vleesch en melk zy leeven , byna op dezelfde wys als de Gallas. Hunne klee- Hunne ding beftaat uit öe huiden van deeze_ beesten , die zyheeding. beuken met zwaare knodfen , zolang tor dat die dun en lenig genoeg zyn ; deeze huiden draagen zy over hun bloot lichaam, en hechten die om den middel vast. Zy Hunne dof» •zyn over het algemeen vry bruin van kleur, fchoonp'rbcii. niet geheel zwart gelyk de Negers, en veelal lang en welgemaakt, dapper en moedig ; doch verre verwyderd van den roofzuchtigen aart aer Gallas , en andere roo-» vers. Te vreden met hunne bezittingen , en meer bezorgd om die te verdeedigen dan 'om nieuwe veroveringen te doen , zyn zy tot dus verre in ftaat geveest om zich te vei deedigen tegen de Cajfers aan den eenen kant, en tegen den Keizer van Abysfinien aan den anderen kant van onheuglyke tyden af ; doch naderhand zyn zyzy werden genoodzaakt geweest te wyken voor de overwinnende overwon Rra wa- noodzaakt  $l6 HISTORIE van XVIII. wapenen van Sultan Segued , een krygszuchtig Vorst, Boek. die ; in het jaar 1614, hen niet alleen onderbragtj maar IV. hen ook dwong het Christendom aan te neemen, Wy Hoofdst. zullen geene melding maaken van de Gafatrs, en andeIV. re binnenlandfche heidem'che vo'ken , die door dit Ryk Afd. verfpreid zyn , van welken wy by onze fchryvers wei» om bet nig anders gemeld vinden , dan hunne mamen , welk Cbnsteiyk deel zy gehad hebben in fommige oorl >gen. en wat ver. V°°eenm ^er ^e n'storie mm of meer betreft, zonder eenige ver' dere byzonderheden , welke de opmerking der leezers fff*«aardig zyn. ,,,,,, Votken. Onder eene zo groote menigte van verfchillende volTaal. ^en, en Vorflenoommen moet men noodwendig eene evenredige verlcheidenheid van taaien onderftelien, waarvan de meeste aan ons onbekend zyn. De Jooden fpreeken eene foort van Hebreeuwï-ch , doch dat niet minder verbasterd is dan hun godsdienst , en hunne zeden. De Mohammedaanen fpreeken Arabisch , doch dit verfchilt ook zeer veel van de aloude zuiverheid, hlke natie, Provincie , ja zelfs e'fc didrikt heefc zyn' byzot deren tongval ; aan het Hof is de landtaal vin Amhara de hóofdfpraak, die ook in andere Provinciën meer of min verbasterd gefproken word * de taal der inwoonders DeJEtbio van het Koningryk Tigre komt het naast aan het oud pijthetaai iEthïopisch , hetwelk heeft moeten wyken voor de derzlïeer ,*Praak va" Amhara , na het uitfterven van de Zugcaanden. en ^cne linie ; fchoon het van onheuglyke ryden af de al» word ge- gemeere landtaal van Abysfinien geweest was De oude *™* in i'taal behoud intusfchen nog haare achtbaarheid - en is nog tiennT* tegenwoordig in gebruik in alle boeken van go?dienst penbaare en geleerdheid , zo als ook in alle open brieven , en ge« gefcbnf dêflkfchriften fj). ten, enz. D£B(?) Tellez,. Ludolph, en anderen..;  ABYSSINIE. 3r7 Deeze faal en deszelfs fchrift word nog heden onder XV1TI. Iien genoemd Leshona Geez , dat na genoeg kan overge- Boek.' zet worden , de geleerde raai. Dezelve word verftaan , ly." of behoort ten minfte verftaan te worden door allen deE}oo*sT. Bislchoppen en verdere Geestlyke ; maar hef grootst ge- IV. deel'e van dteze 1 .arden , oordeelen het genoeg , wan- Ars. reer z. het flecHts kir non leeven, en daarin hunne godsdierftge formulieren voorleezen. Zy zyn over. het algemeen van; de grootften tot de geringften niet alleen zeer onkundg ,■ rraar doen zelfs hun best om het te bïyven j dewyl zy het niet alleen nutteloos , maar zelfs ' ge^aarlyk oordeek n zich in eenige twistredenen in te laaten met lieden - die van een ander gevoelen zyn , of hunne boeken te leezen , en dat voor hen' genoeg is , dat zy zich hlindelyk verknocht houden aan de leerftellingen van hunnen eigenen godsdienst , gelyk wy nader zul!en zien , wanneer wy over hunnen godsdienst zullen handelen, En wat asngaat de fraaije kunsten en weetenfehappen , die zou men even goed onder de Honentonen en andere wilden van Africa moogen zoeken als onder de Abysfinifche Geestlykei of Leeken DE-AbysJiniers zyn over het algemeen, volgens de ge-Dê Alwsiïtuigenisfen eer Portugeelche en andere fchryvers , vanmerszy* een goed karakter. Zy zyn meestal welgemaakt , en«rMfen bruinachtig van kleur , de meesten zyn groot van ge-welf' ftaite , hunne wezenstrekken zyn regelmaatig, hunne oo^en groot, en glinflerend zwart , de neus doorgaans meer gebogen dan plat, de lippen klein en teder, en da tandn u tneernend fraai en wie, kor:om hun gelaat verfehilt geheeienal van dat der inwoonders van Senmar, of Nubïên , die platte neuzen, en dikke lippen hebben, en donker bruin of liever zwart zyn (r). Wat aangaat hun- CO Tellez, Almïyda, Pats, Lobo, Luuolph , en anderen, jr©NCET , pag. 90. Rr 3  3iS HISTORIE vam XVIÏÏ. hunne zedelyke gefteldheid , worden zy gezegd een in; Boek.' getogen en maat;g volk te zyn, dat uit den aart geneigd IV." is tót deugd en godvruchtigheid. Zy zyn geheel af KeeHoootst. rig van alle wreedheid , maar integendeel zeer mensch- IV. lievend , en zy zouden waarïchynlyk hunne oude minAfd. zaamhdd en herbergzaamheid behouden hebben , indien 2 w-t her. wangedrag der Portugeezen hen niet een' haat.had inden aart geboezcmd tegen alle de Europeaanen (s). Zy hebben deugd™™ zeer zelden twi;>t met eikanderen , en zo dit al eens geenmamg, ■&eurt j en de woorden wat boog loopen , dat fomtyds Twisten^■sre\ cer)S plaats heeft by enkele gelegenheden, of wan^n'ze'f neer zy wat te vee' W^D ge'dronken hebben , offava , Veldzaam dat eene foort van fterk bier is , dat gehaakt word van onderben, bloem van garst vermengd met eenigè dronkenmaakende en worden Kruideryën, beflisfen zy echter nimmer het gefchil met vereffend. net zwaarc* * maar mei ^e vuist ' or" mec kneppels , en ' zohaast hunne eerfte drift alsdan plaats heeft gemaakt vóór de bedaarde rede, waaraan zy gaarne gehoor geeven , onderwerpen zy zich goedwillig aan eene bemidde* ling, of Hellen hunne zaak aan het oordeel van den rechter. Het ftaat hen vry zelf hunne zaak te verdeedigen, en zohaast daarover gevonnisd is, het zy dan door een' fcheidsman , of door den rechter , onderwerpen zy z;ch zonder tegenmorren of verdere beroeping , en komen deeze uitfpraak getrouwelyk na ; door deeze voortreflyke gewoonte befpaaren zy zich veel tyd , moeite , en ongenoegen, en raaken fchielyk ontflagen van die onzekerheid, welke onze rechtsgedingen altoos verzelt (V). Zr ; (f) GutRREiRO Ann. Relat. 1607, & 1608.pag.38. ■ (Y) De inwooflders van Tigre verdienen echter deeze loffpraak niet, want hunne haatdraagendheid gaat zeer verre, voornaamlyk in geva'le v;n doodfiag. Volgens het verhaal der Zendelingen, zyn zy wreed, valsch, en wraakzuchtig, meineeJig, en geneigd om tegea hunne wettige Vorsten op te liaan (* '. (*) Reisen der Jefuüen, L. 1, Cap. 18.  ABYSSINIE; 319 Zy zyn uit den aart leergierig en geneigd tot kun- XVITI, dighcden , dat eene van de voornaamfte redenen geweest BrEK. is , waarom zy de Jefuitfche Zendelingen zo vriendelyk IV. hebben ontfangen ;. en , dat 'er zo weinig geleerdheid Ho fdst. ondei hen gevonden word , moet veeleer geweten wor- IV. den aan het gebrek van de daartoe vtreischt wordende &fd. middelen , dan aan gebrek van vatbaarheid om die te Hunw ge. verkrygen ; byzonderlyk , zedert dat zy zo zeer van al-fchiktbeid le kaoten ingefloten 'zyn geworden , dat het hen on JJ' ™7?' moögiyk is om , zonder oogfchynlyk te vaar , hun land te verlaaten , of eenige vreemde lingen daarin toe te laaten. De meest geachte inwoonders van dit wyduitgeflrekt Ryk zyn die van het Koningryk Narea , uit hoofde van hun verftand, goedhartigheid, dapperheid, rechtvaardigheid , e^ gezellige menschlievendheid. De Abysfiniers zyn over het algemeen zeer godsdiens. Hunaa* tig , zelfs tot dweepery en bygeloof toe; zy zyn naauw- jj*^*" keurige betrachters van hunne godsdienftige plegtighe-4 et geis* den yverige vereerders van hunne talryke Heiligen, cndienjlige. ftrenge waarneemers van de groote vasten , en mindere vastei dagen. Zy zyn eerbiedig en zedig, niet alleen in het byzyn van hunne geestlyken , maar ook in hunne keiken welke zy nimmer dan ongefchoeid intieeden ; waarom r.ok derzelver vloer altoos belegd is met tapyten ; zolang de godsdienst duurt, zal men niemand van hen zien fluisteren, den neus inuiten, of het hoofd be- , weegen. Wanneer hun lichaam en kleeding niet zuiver en net zyn; word hen de roegang geweigerd. Zy bttconen groote achting voor de overblyffels der Hunne Heiligen , en voor derzelver afbeeldingen, welke zy to^SSS? froote menigte bezitten , zo in hunne kerken als in^^^ unne afgezonderde bedeplaatfen ; en byzonderlyk voorin* beeï hunne Crucifixen , en Maria-beelden. Zy draagen zelfs*», die kleine beeldjes om den hals , tot fieraad en uit gods-rfer"3aiêa' dienftigueid • en een gefchenk van dien aart word by hen  32o HISTORIE vas XVIII. ^en vee' meer ge^cnt ^an een ander van veel meer Inj3OEK. * wendde waa;dy t). Hunne vrouwen zelve beyveren iy * zich om dergelyke gewyde verGerfelen te verkrygen, cn Hoofdst. die met hunnen anderen oprchik te vermengen , de ryIV,. ke verfieren die met juweelen , en de mindere mee kraaAfd. kn of andere fnuisteryën. De eerstgemelde gaan doorKleedine gaans prachtig gekleed in kostbaare zyden en met goud dervrou. en zilver geborduuide ftoffen ; haare opperkleederen zyn wen. ruim en lang , in de manier van de koorKleederen der geestlyken ; zy verüVen haar hoofd en haair op veelerhande verfchillende wyz.n , en haare ooren met kostbaare juweelen. Zy ontzien geene kosten om haaren hals te verfieren met ryke gouden ketenen , paarlsnoeren , en diamanten (u) ; in deeze pronkeryëi fcheppen zy groot • behaagen , en dit is des te ligcer te begrypen, wanneer men bedenkt, dat zy veel meer vryheid hebb- n om uit te gaan en elkanderen te bezoeken dan de Zy genietenTwklche en andere Oosteriche vrouwen; die, fchoon h'idd^d' a'l:00s *n nu's opgegoten , en door niemand dan door dèrTüi- 'ehunne mannen en flaavinnen gezien wordende, echter ken. niet minder prachtig en overdaadig zyn in zich met beDekieedingvallige en kostbaare kleedercn te verfieren. De klee. der man- ding der mannen van aanzien is een lang fchoon kleed, nln- van zyde of fyn katoen , om de middel toegegord met een' kostbaaren gordel ; die van de minaere mannen is in faifoen genoegza.m eveneens, doch altoos van katoen , dewyl het hen niet geoorloofd is zyden kleederen te draagen ; het gemeen volk draagt enkel eene wy'e broek van katoen , en een' fluijer van dezelfde ftof, waarmede zy de overige deeien van hun lichaam bedekken. Omtrent eene eeuw geleden was dit de aigem ene dragt van het gantfche land ; toen ftond het niemand dan (t) P nog gewoon waren de huwlyken zodanig aan te neer.. gaan , dat zy die , volgens hun oordeel konden krachteloos maaken , en dus een' weg baanen tot allerhande echtfebeidingen; te weeten , dan, wanneer de beide partyën zich niet met eikanderen konden verdraagen , en op dit punt moeiten zy -van weerskanten hunne toeftemming geeven. De grootfte beweegredenen rot deeze echtfebeidingen, behalven die, welken door den Christelyken Godsdienst gewettigd zyn , waren kinderloosheid, of oneenigheid over dezelve , een wederzydsch misnoegen of verkeerdheid, lichaamszwakheden, en uitteerende ziekten ; in welke gevallen de vrouwen hetzelfde recht Opmlks tot de echtfeheiding hadden als de mannen. In zulke wyze die gevallen vervoegt de misnoegde party zich eerst of by werd toegf-g^jj rfhuna., of by den Bisfchop van het Bisdom ; en na n' de verzochte echtfeheiding verkregen te hebben, die zei. den geweigerd word , wanneer de andere party geene gegronde redenen diartegen weet in te brengen , verzoekt hy of zy vryheid om een ander huwlyk te moogen aangaan,. en verkrygt het met zeer veel gemak ; en wan«  ABYSSINIE. 323 wanneer zelfs de redenen, die zy bybrengen zo beuzel XVIIÏ. achtig zyn , dat de Kerkvoogd die niet kan aanneemen , Boek. dan kunnen zy hunne toevlucht neemen tot een' gemee- IV. nen Priefter , die wat infchiklyker is , en geene zwaa- Hoofdst. righeid maakt om hen te trouwen , in welk geval hen IV. het nachtmaal flechts voor eenigen tyd ontzegd word. Afd. Deeze echtfcheidingen zyn zeer menigvuldig, naardien zy zo gemaklyk te verkrygen zyn , en wel voornaamlyk onder de ryke lieden ; terwyl , met betrekking tot de groote oorzaak van dezelve, naamlyk het verbreeken van de huwlykstrouw , zy een zacht middel weeten om die wond te geneezen , door eenig gefchenk , dat de beleediging kan opweegen , of dat de beleedigde party voor voldoenend houd ; want het fchynt, dat de lieden hier , fchoon zy getrouwd zyn , ieder hun eigen goed behouden , waardoor zy in ftaat zyn eene voldoening voor hunne overtreeding aan te bieden (w). Doch , daar zulk eene overeenkomst geene plaats> kan hebben , word doorgaans de vrouw bet zwaarst geftraft; en zulks op eene zeer vreemde wys; want , vooreerst word zy veroordeeld tot het verliezen van alle haare goederen, en in een flecht kleed uit haar mans huis te gaan, zonder ooit weder daarin te moogen komen ; ten tweede , mag zy niets medeneemen dan eene naald, om daarmede haar brood te winnen ; en ten derde word zy fomtyds gedoemd om het voornaamst fieraad van haar hoofd , haar haair naamelyk te verliezen' , dat afgefchoren word op eene lok na op de kruin van het hoofd, dewelke haar nog meer tot fchande flrekt. Dit alles hangt af van het goedvinden van haaren man , die , zo hy het goedvind, haar weder in huis mag neemen; doch, zo hy zulks niet wil doen , morgen zy beiden weder *rou- (iv) Tellez, Alubtoa , Alvabez , Lor.o, Luiolhi, le Gkahd, enz. Ss 2  3*4 HISTORIE vku XVIII. trouwen , wanneer zy willen of kunnen. Indien de Bolk. man de misdaadige is , dan is by insgelyks aan ftraf onIV. der worpen > zowel als di vrouw met welke hy misdaan Hoofdst. heeft; doch deeze ftraf gaat zelden verder dan tot eene IV. geldboete, welke aan de beide m-isdaadigen word opgeArn. legd , ten behoeve van de beleedigde vrouw Bus word ook de minnaar van eene overfpeelfter , wanneer hy overtuigd word , verwezen tot de ftraf, welke zy noemen dra) arbab , dat is tot eene boete van veertig koejen, veertig paarden , en veertig ftellen klcederen , en wanneer hy die niet kan leveren, blyft hy gevangen ter befcheidenheid van den beleedigden man tot dat hy betaald heeft; of wanneer hy hem eerder vrylaat, dan doet hy hem zweeren , dat hy hem iets zal gaan haaien om hem te vreden te ftellen , waarop dan de fchuldige hem eenigen wyn zend , benevens een ftuk rundvleesch, alsdan eeten en drinken zy met eikanderen , en wanneer de fchuldige vergiffenis vraagt , ontflaat de man hem eerst van een gedeelte , en eindelyk van de geheele boete. Hunne Kortom een huwelyk is onder hen niets meer dan huwlyken een vaste koop of overeenkomst waarby de twee pardanbilote tv^n ovei'eenIjomen om te zaamen te woonen , en huntTereen-6 rie goederen byeen te voegen zolang zy eikanderen aankonjlen. ftaan , waarna zy vryheid hebben om van eikanderen te fcheiden. Dus word daartoe ook weinig- meer aanzoek van te vooren vereischt, dan de toeftemming van de ou* ders, en eenige weinige wedeizydfche gefchenken, behalven de. plegtigheid, die door den Priester aan de kerk» deur en in de kerk verricht word. Met betrekking tot dit gedeelte van de plegtigheid , zyn de dienstdoende geest yken zeer mild met hunne zegeningen, gebeden, gezangen,. en wierookingen (x) WV O) Li Grand, DiiTert. lir, pag. 3405  ABYSSINIE, 325 Wy hebben alreeds in het voorbygaan gewag ge- XVIII. maakt van de eenvoudigheid der Abysjimërs in hunne BoEfci" fp\zen; wy zullen rfög hierby voegen, dat geen voed» ]V. fel Hechter - geringer , of onooglyker kan zyn dan het Hoogst. hunne , zelfs onder de aanzienlykfte lieden. Een ftuk IV. rundvleesch half gaar gekookt, of gebraden word op de Atd, tafel gebragt op een apas, of koek van meel gebakken , Hunne dat fyn gemaakt en toebereid word door de vrouwen eenvoudige van tarw , garst, gierst, of andere foorten van graa-^ïïe?1' nen , naar hunne omftandigheden ,• zodat deeze apas hen niet alleen dienen voor borden of fchotels, maar ook voor een handdoek en tafelkleed. Want , wanneer zyGerinseta' gebraad, of lepelkost eeten , dienen hen deeze apas vooraf ere*d~ lepels , en tevens voor handdoeken om den mond en de handen af te veegen. Deeze gerechten worden doorgaans opgedicht in zwarte aarden fchotelen , gedekt met iets , dat zy escambias noemen , en veel gelykt naar een' hoed van fyn ftroo gevlochten. De lieden van den grootften rang, ja de Keizer zelf heeft geen beter fchotels op zyne tafel, en de oudfte daarvan worden meest geacht. Zo min als hunne fpyzen aantreklyk zyn, zö0nfmaiikweinig zj n het ook de faufen , waarmede zy die eeten ; lykefauIen' de fpys zwemt gemeenlyk in de boter gemengd met olie, en finaakt en rukt naar eenige fterke kruideryen , die dezelve zo walglyk maaken , dat een Europeaan , zelfs een Spanjaard of Portugees kwaalyk zich kan bedwingen, wanneer hy by hen te gast genodigd word , en doorgaans genoodzaakt is mee eene ledige maag weder heen te gaan (Z). Zy hebben echter ééne zindelyke gewoonte (Z) Zy houden het voor een teken van deftige opvoeding E>y groote mondvollen te eeten; hun lekkerst etten is een ftuk raauw ostenvleesch nog warm van het beest met zout en peper , en fomtyds eene foort van nsostaard, die zy mante noemen. Zy fteeken het ook wel eens in het vuur met zout en peper en uijen. Doch dit is enkel voor de ryker. ©ra ie duurte van de peper (*). (*J Lobo, Luuolph, en anderen. Ss 3  326 HISTORIE van XVIII. te by hunne maaltyden , naamlyk , dat zy hunne hanBoek, den wasfchen eer zy aan tafel gaan, en zulks doen zy IV. omdat zy a Les, dat zy eeten , met dezelve aanvatten • Hoornst. Z£lfs zyn de lieden van geboorCe UrigT öHie Afd ftt VZy d°e? ï08?6 f^zen klei» % hetzy dan door ^/«onkunde, of door lustloosheid , zy VhelpeVzïh me den bovengemelden honigwyn , of met eene foqrV van k kruidend *Z fPff* Seme*§d 9* eenfefS'! ke kruideiyen, dat hun gewoone drank is ; Zy hebben Jy) Xtaw, en and. bovengen,. ReUen d.n Jefuiten, I.. 2,  ABYSSINIE. 227 echter eene foort van druivemvyn ter viering van het XVIII Heilig Avondmaal , deeze word gemaakt van gedroopde RnE* ' druiven , die geduurende eenige dagen in fchoon water tv geweest zyn ; dit gefchied om alle zuurheid weg te nè^fféormT men , dewyl die, volgens hunne kerkwetten, den wyn IV ongeöorlofd maakt voor dat gebruik (z). Afd De overige buismeubelen zyn by de voornaamen zo- „' wel als by de geringen veelal overei nkomftig met die van hunne tafel. Men vind onder hen geene fchilde-*"k««*« ryën . of borduurwerken , of eenige andere verfierfelen • ook is hunne levenswyze in zeker opzicht onbeftaanbaar met deeze verfynden fmaak. Zelfs hunne bedden zyn Hunne niet meer dan kribben , waarin zy hunne opperkleeden&?fWê,Juitfpreiden, en zich daarin toewikkelen ; en daaronder hebben zy niets dan beestenvellen. Eenigen van hunne Grooten hebben , zedert dat de Portugeezen den Indifchen handel geopend hebben , Ocstindifche fpreijen gekocht Oosindimet zyde geboerd , die in de havens van de Roode Zeefi^fpreiaangeDragt worden. Deeze leggen zy op hunne rust.'*"' bedden, en voornaamlyk ih hunne voorkamers, ten einde zy moogen gezien worden door de eeenen , die hen komen bezoeken , en hen voor zetels" dienen. De '«-e. nnger heden zitten doorgaans op eene mat, of op benige huiden, die zy uitfpreiden op den grond Maar, Hunne het vreemdst van al hun nachtgereedfehap is hunne hbof&«m»««« peuluw zo men di?n naam mag geeven aan een twee>^rf""* tandig ftukhout, dat dient , niet om hun hoofj te doenT^'v rusten , maar om hunnen nek te onderfteunen , zodanigSt da geene krul van hun haair, op hetwelk zy zeer keu-** ™r ng zyn , door het leggen uit den plooi kan raafcen/""baairDoor dit middel word ook de boter, die zy zeer ryfclyk daaraan befteeden, om het eene blinkende gladheid 'by te zet- O) Tellez , Loio, Lraowa, 1. i. C. 9 & 19, en anderen.  32« HISTORIE vam XVIII. zetten , behoed voor de afwryving van het kusfen, Boek. waarop zy hunne hoofden nederleggen. IV. Doch onze leezers zullen zich hierover misfchien minHoofdst. der verwonderen , wanneer wy hen zeggen , dat deeze IV. hovaardy alleen daaruit ontftaat , dat het haair het eenig Afd. verfierfel is van hun hoofd , dewyl niemand onder hen Zy gaan dan de Keizer alleen een' hoed , of eenig ander hoofdK»«*iw/tf.(|ekfel mag draagen ; dat een groot aanlokièl voor hen is om, dewyl zy veel ledigen tyd hebben, een gedeelte daarvan te befteeden in hun haair te verfieren. Gelyk nu de mannen zich toeleggen om hetzelve in veelerleye wyzen op te vlechten , zo zyn integendeel de vrouwen gewoon het los in lokken te laaten nederhangen , behalven van vooren , daar zy het met juweeleii en andere kostbaarheden verfieren , ieder naar haar vermoogen. Hunne Over het algemeen is hunne kleeding gefchikt naar het »/«*«gfrluchtgeftel , en daar de brandende draaien der zon zo mar tt lanSen tvd "«htlynig op hen nederdaalen , en zy dus /wfegeyïe/.kwaalyk veelen kunnen , dat eenige kleederen om hun Jyf fluiten , maaken zy voornaamlyk hun werk van dezelven zo ligt en ruim te maaken ais mooglyk is. Ten dien einde zyn hunne overkleeden en broeken , zo van de mannen als van de vrouwen , zeer wyd, om dus zoveel lucht als mooglyk is te kunnen doorlaaien. In de koeler jaargetyden draagen zy naauwer kleederen ,• alsdan gaan de ryken gekleed in fraaije oostindifche ftoffen , welke kleederen, niet verder dan tot aan de middel toe open zyn, en vandaar af met kleine knoopjes genoten worden aan deezen zyn kleine halsboorden , en lan^e naauwe mouwen , die by het handgewricht toegemaakt worden. Eenige fchryvers hebben die ten onrechte voor hemden gehouden ,■ naardien zy nog een ander kleed daar onder draagen van fyne taf, fatyn , of damast, naarrnaatedathet (aizoen zulks vereischt, of hunne oarHan digheden het toelaten (/>). Evt-ai («) ïsllez, LvBoira, Lcb >, Posclt, en andereo.  ABYSSIÏÏIE. 3*5 Even gelyk zy nu achteloos en fmaakloos zyn in XVIII» hunne kleeöing, fpys , en huisraad , zo zyn zy het ook. Boek. Hief betrekking tot de regelmaatigheid , en bouwkunst IV. van hunne gehouwen, welk gebrek voornaamlyk onrfbaat k>o?B*i, doordien zy meestal zich in tenten ophouden Eenige IV. qude paleizen en kerken uitgezonderd , van welken wy Afd. onder de kunstlyke zeldzaamheden zullen fpreeken, vind Hunne men geene aanzienlyke openbaare of byzondere gebou-"^ ™«wen in het geheel ryk ; en hetgeen zy huizen gelieven B,'B£en' te noemen zou onder ons kwaalyk den naam van hutten kunnen draagen ; naardien die enkel beftaan uit Jatten , of liever fplinters hout met klei digtgefmeerd , en zulks nog wei op eene zeer flordige wys ; dewyl zy gewoon zyn die te verlaaten ■> wanneer zy goedvinden om van verblyfplaats te veranderen. De geringe lieden ., die des Keizers legerplaats volgen, en geen geld genoeg hebben om paviljoenen of tenten te koopen , bouwen zich zeer fchielyk zulke hutten , en met weinig meer moeite dan 'er vercischt word om eene tent op te flaan. Dus is alles , dat fommige fchryvers ons wysgemaakt heb- Zy hebben ben van hunne.prachtige gebouwen , aanzienlyke Heden,tegenwooren groote vlekken , by nader onderzoek bevonden valsch d'$ fietns . te zyn. Wy hebben reeds in het voorbygaan iets ge-j^/én.*' zegd van de oudtyds beroemde Stad Axuma , die nu tot een arm en verachtelyk dorpje vervallen is , fchoon dezelve nog haar voorig aanzien bewaart , en den titel behoud van de Hoofdftad van het Keizerryk. Dit is zo blykbaar waar, dat de Abt Gregoiius, en andere Abysfu ni&s, die in Europa geweest zyn , verbaasd hebben geilaan over de grootheid en pracht van onze lieden , en dezelve befebouwd hebben als wonderen van het menfchcljk vernuft , en dit nog wel des te meer , wanneer zy z;gen , dat die zo digt by elkandere gelegen waren, niet kunnende be^rypen vanwaar men genoegzaamen voorraad van levensmiddelen en andere noodwendigheden Hedejjd. Hist. XIV. D. I. St, 'J t kon  3*0 HISTORIE ns XVIII. kon bekomen ter onderhouding der menigte van men» Boek. fchen en beesten , die dezelve bevatten (b). IV. Behalven de Hoofdstad zyn in het gantfche Ryk Hoofdst. flechts de volgende plaatfen wsardig genoemd te worden. IV. Vooreerst, Fremona, welke ftad haare opkomst verfchulAfo, digd is aan de Portugfielche Zendelingen , welker voor. Hunne 2».naame verblyfplaats het wierd onder de regeering van genaamde den Keizer Adam Stgued Deeze Vorst wees hen die ^nsnzr Plaacs tot ^un verb'yf aan > omdat dezelve verafgelegen daneierM- was van zvn ^of' en ' naar nun voorgeeven geen ge vlekken, vriend van hen, maar integendeel meer genegen tot den Mohammedaanfchen dan tot den Christelyken godsdienst was. Dus is deeze Stad waarfchynlyk geheel vervallen, zedert de uitdryving der Jefuiten ( A). Ten tweede, Gubay , in het Koningryk Dembea, alleen merkwaardig omdat het de verblyfplaats is van de Keizerinnen, Ten derde, Dobama , in het Koning.'yk Tigre , de zetel van den Onderkoning van dat Ryk. Ten vierde , Nanina, in het Koningryk Gojam , voorheen bewoond door de Portugeezen tot den tyd van hunne volftrekte verban* ning. En eindelyk in de vyfde plaats , Macana Leiace, alleen noemenswaardig omdat het de geboorteplaats van den vermaarden Abt Gregorius is. Ook L (&). Tellez, Ludolph., I. 2, C. ii., Sett. 18, en aadcren. (A) Debze plaats , die in de landtaal inaigoga genoemd word, is door de Jefuiten genoemd Fremona of Frumena naar zekeren Frenwntius, of Frumentius., den eerften Bisfchop v;-,n jixun. Dezelve is opge-. bouwd van eene foort van gegraven' fteen, die zich zeer gemaklyk iaat bewerken, en van eene foort van klei van eene roodachtige kleur, en. ▼an een' zo lymigen aart, dat dezelve zonder vermenging van onge. bUischte kalk ons ciment kan evenaaren (*). (*) Reizen der Jefuiten, 1.3, C. 6. Lo»o, Voy. %. pag. fgh  ABYSSINIE. 33i Ook hadden de Keizers geene kastelen of paleizen , xviiï. voor dat de Portugeeiche Zendelingen in het land kwa- Boek." men; maar hielden hun verblyf onder prachtige temen tv. * omringd van hunne edelen , lyfwachten , en verder ge* Hoof hst. volg. Zy waren voor dien tyd zo onkundig, niet alleen IV. in het bouwen van ftaatelyke paleizen , maar zelfs van Afd. gewoone huizen , dat toen de beruchte Pater Fays on-Pater Pays dernam een prachtig paleis te bouwen voor Sultan s^btu™l.eell gned , by wien hy toen in hooge gunst ftond , inet een ]eU vo„ der onderdaanen bekwaam genoeg was om de fteenen dm Keizery uit de fteengroeven uit te hakken , veel minder om óe-^:'r0'jer zeiven vierkant te maaken of bekwaam voor het g^f^f/*". bruik ; zodat hy genoodzaakt was om hen niet alleen 'b,md Jlaat, dat , te leeren maar nog daarenboven het maaken van werktuigen voor timmerlieden en metzelaars , met één woord voor alle werklieden te vervaardigen , en hoe zy de fteenen met de roode klei , in de laatstvoorgaande aantekening gemeld , en die in de plaats van onze kalk of cir/ient dient , moesten aan een voegen. Hieruit kunnen onze leezers ligt opmaaken , hoe groot de verwondering der inwoonders moet geweest zyn , toen zy , die tot dien tyd toe nooit gewoon geweest waren eenige weinige fteenen geregeld op eikanderen geftapeld te zien, niet alleen een verbaazens groot gebouw, zo fterk en regelmaatig , maar van verfcheidene ftaatelyke verdiepingen boven elkandere , zagen opryzen , voor welke zy niet eens een woord hadden , maar daaraan den naam gaven van babeth-laibeth, of huis op huis. Hoezeer moe* ten zy niet verwonderd hebben geftaan over de fraaiheid en evenredigheid der ruime en grootfche trappen , langs welken zy van de eene verdieping naar de andere konden opklimmen ; om nu niet te fpreeken van de ruime galeryën , die het geheel doorfneeden ; en van eene groote menigte van andere fchoonheden , zo uitwendig als inwendig , die hetzelve tot een gevoeglyk paleis Tt a voor  332 HISTORIE v a w XVIII. voor de grootfte Vorften 'van Europa zouden gemaakt Boek. hebben. IV. De Abysfiniers hebben zeer weinig manufactuuren ; Hoofdst. fchoon linnen en katoen hunne voornaamfte kleeding IV uitmaaken s en hun land zo gefchikt is ter aankw-.-eking ■Afd. van deeze voortbrengselen als eenig gewest van Africa , Weinigma-zyn zy echter zo lusteloos, dat zy daarvan niet meer uufaciuu. toebereiden dan zy van tyd tot tyd noodig hebben , en ren, zv heDDen aan een weinigje genoeg , dewyl zy het ngheid en tevens dë vruchtbaarheid der baarheid vrouwen, en wel byzonderlyk haare gemaklyke en fpoedervrm. dige verlosfing , fchoon zy doorgaans van twee of drie wen. kinderen te gelyk bevallen," zelfs gaat dit zo verre, dat zy , zender de hulp van een' geneesheer, of vroedvrouw, den baarensnood zonder merklyk ongemak doorftaan , en zonder byna iets te gevoelen van die gevaarlyke en kwellende pynen , welke gemeenlyk daarmede gepaard gaan in andere gedeelten van de waereld ; zy behoeven niets anders te doen dan neder zich te bukken tot dat zy van hunne vrucht ontlast zyn; waarna zy wederom vlug en vaaidig opryzen, en na eene korte rust tot haare huis- lyke (d) Lobo, psg. 73. Lur.01.fh, l, 4,C. 6,§-46.  abyssinie, lyke he?i"hedevn wederkeeren. Zelden neemen zy de uiter- YV[[T lyke fraacfie van in het kraambed te leggen in acht , o veel minder maaken zy eenige verandering in haare fpy- ?yK' zen of leefwyze ; zy zoogen daarenboven nog ^°osHoo^ST zelve haare kinderen , zelfs fchoon zy twee of nog meer y> ' tevens hebben , zonder daarom haare huislyke bezigheden na te laaten. Deeze vruchtbaarheid heeft insgelyks plaats onder de tamme en wilde dieren van dit land (e >. Wy hebben reeds eenig gewag gemaakt van hunne Goudmy* goudmynen , fchoon met onzekerheid. Schoon het waar-""»fchvnlyk is,. dat dit bind zowel als de andere gewesten van Africa eene menigte van dat kostbaar metaal oplevert, willen zy eer.e zo verleidende fchat liever voor de vreemdelingen verborgen houden , en zich verge. noegen met dat geen, hetwelk gebragt word, of, dat zy mislchien voorgeeven gebragt te worden uit het land der Cajfers , en der Negers, dan hun land aan verovering blootfteüen door te kennen te geeven, dat zy zeiven goudmynen hebben. Zy vergaderen voorzeker hef ff.ofgoud , dat met dé rivieren affïroomt, en zeer fyn van alloci is; ock zegt men , dat 'er menigmaal goud aan de wortels der boomen gevonden word. Het zil- Geene zilver is meer lchaarsch onder hen ; maar , of dit een ge-V!rmy"»volg is van de?,elfde ftaatkunde , dan of het hen ontbreekt aan de noodige bekwaamh°id om het op te delven is onzeker, fchoon men uit de loodmyqpn; die Lo°dmy. daar gevonden worden , zou moogen opmaaken , dat 'err,eB" ook zilvermynen zyn ; doch het gtbrek aan zilver word hen ryklyk vergoed door den overvloed van goud; en daarenboven dour de groote menigre van yzer, dat b.\xr\Yzemynen. land oplevert, en dat gezegd word uitneemend goed te zyn. Het grootst ongeiuk is . dat zy niet alleen geheel Hunne ononkundig zyn in de wys om hetzelve uit te graaven ,J^T* maarte 4tivetu,. (•) ïellïz, Lobo, Luoslph, Poncst, OflMHO, en anderen..  33fehih vinciën kosten drie ponden van hetzelve een ftuk goud,'5"*'3"1*'" dat zy darim noemen (ƒ). ^ ^ Dn zout heeft nog een ander gebruik by de dbysfiniërS) naamlyk, dat het ten teken ftrekt van onderlinge vriendfehap en genegenheid , en daarom gaan zy nimmer uit zonder een deukje van hetzelve by zich te hebben. Zo nu twee goede vrienden of bekenden eikanderen ontmoeten , is hunne eerste groet, dat ieder zyn ftukje zout uithaalt , dat wederzyds afgelikt word. Dit te weigeren word opgenomen ais eene groote beleediging, of opentlyke verklaaring van verbittering , of inwendigen haat; of ten minfte als eene blyk van groote onbefchaafdheid. Ook vind men hier veele uitgeftrekte vlakten , wier^**f«"»^ grond overdekt is met eene korst van zout , waarmedeMêt/lf dagelyks veele honderden van kameelen , muilezels en^l. ezels beiaden worden ; byzonderlyk in de Koningryken van Dancali en Tigre. Dit zout word even als het voorgemelde in langwerpig vierkante ftukken gehakt, en is zeer (ƒ> Ludolph I.i, CJ 7 ,g. 1, '^y*« hAJlei^ van den over* (6) Tellez, Pays, Ktrcher, Almeyda, Lobo , Ludolph, ToN togt. cet, Le Grand, en anderen. . Vv i  34o HISTORIE vaK XVIIT. karavaanen op deezen engen weg eikanderen by toeval Boek. ontmoeten , loopen de menfehen , zowel als de lastbeesIV. ten groot gevaar van in den afgrond neder te Horten , Hoofdst. en dus verpletterd worden , zo zy geene zorg draagen V. van eikanderen met de uiterfte voorzichtigheid voorby Afd. te gaan. De muilezels zyn wel verre best voor de gee. nen, die dien weg willen beryden , dewyl zy zeer vast op de beenen zyn; doch zy gaan altoos op den uiterften kant van de fteilte , en zy kunnen niet dan met levensAk'iigheU gevaar naar de andere zyde gedreven worden. Hetgeen mndenzü- deezen overtogt nog akeliger maakt, is , dat in de diepte ven> van het dal een flroom van zeer fndvietend water met een verfchriklyk geraas langs de fteike heenen vloeit , welk geluid door de rotfen terug gekaatst, en diKwyls gepaard met dat van hevige ftormwinden, benevens het getrappel van menfehen en beesten op de rots zo hevig word, dat men zichzelven niet hooren veel min tegen iemand fpreeken kan (0. Wankeer men nu eenmaal de Ianggewenschte hoogte bereikt heeft , die meer dan agttienhonderd rechtlyni^e voeten boven den vlakken top van de Guza verheven is, word men geftreeld door het bekoor lyk ge» Scheen ge- zicht, dat zich eensklaps aan het oog voldoet ; in de xictoepienpteats van hooge en rotfige fteilten boven het hoofd, t»p*«»l3-en prondelooze diepten beneden de voeten te zien , ziet ' men eene kleine maar allerbekoorlykfte vlakte , d^e omtrent twee Engelfche mylen in den omtrek heeft en Deszelfs rujm eene fnapfeaanfeheut middellyn heeft, aan het een zeldzaam e|nd bepaald door eene vlakke fteilopgaande rots even gedaante, ^ dQ vjm een» ftoej j waarVan deeze vlakte de zitting is ; zodat, wanneer men de twee bergen by eikanderen neemt, dan fchynt de Guza het voetftuk van den ba- CO Iidem, zie ook de Reizen der Jefuiten, I. i, C 7> AtviM?, enz.  ABYSSINIE. 34i bovenften berg te zyn; en deeze, 'die door de inwoon- XVIII. ders Lamalmon genoemd word, vertoont zich ais een' £0EK ftoel zonder armleggers , waarvan de rots aan het eind ' jy * der vlakte de rug is, en deeze is naar den kant van de hoofdst. vlakte zo glad en rechtlynig fteil a'sof die met den bei- V. tel gehouwen was. In de vlakte , welke wy de zitting Aft>. van deezen wonderbaaren en hoogverhevenen ftoel moo-^M vi;k,p gen noemen legt . een aangenaam vlek van denzelfden de vlakte naam, wiens inwoonders een viy goed beftaan trekkent"»"'*"» t0P uit het helpen laaden en ontlaaden der lastbeesten , die?-11'*1"1' de voorgemelde rotfige fteilte overtrekken. Doch , hetgeen hier een nog verwonderenswaardiger en bekoorlyker tooneel oplevert, is het onbepaald gezicht over het geheel Koningryk Tigre , dat het grootst is van het gantfche Ryk , en over het gebergte Semtn , 'dat daardoor loopt , en hetzelve in verfcheiden deelen verdeelt welke bergen , hoe hoog zy ook inderdaad zyn, van deeze verbaazende hoog:e gezien -flechts kleine heuveltjes fchynen. Het ongelukkigst is, dat deeze kleine ftad, fchoon fterk en wélbevolkt genoeg om zichzelve te verdeédigen tegen de aanvallen der 'vyanden zeer flecht voorzien is van levensbehoeften , water allen uitgezonderd , dat zy in overvloed en zeer goed j^"2™53'1*' hebben ; alle andere noodwendigheden moeten zy uit de^j™ laagen ftreeken gaan haaien, of ten duurfte koopen van»y««rOT. de karavaanen , dat de winst van hunnen arbeid niet wei. nig vermindert, en hen fteeds doet arm blyven. Omtrent van denzelfden aart is de beruchte berg ofD' beruch. rots genaamd Guexen, gelegen tusfehen de KoningrykenQ,,^^ Ambar» -en Xava , op den top van welken eene dergelyke maar grooter vlakte is met eenig bouw- en weiland, DeKrton. aan alle kanten gedekt door enge en moeijelyke toegan-prmfen gen door de natuur in de rots zelve gemaakt; hier wier-*?"'<ïrrf*B den voorheen de Prinfen van het Keizerlyk Huis opge-(y8"'"£ floten gehouden tot dat zy tot den throon verheven)?,»^," Vv 3 'wier-foi*fca.  3;a HISTORIE van XVIFI. wierden. Deeze verbaazende en onwinbaare berg is eene L( ek. rechtopgaande rots op de wyze van eene fter'kte, vvaar- IV. van de oppervlakte op den top omtrent eene halve myl HasFDST. middeflyn zal bevatten , maar aan den voet beflaat de. V. zelve omtrent eene halve dagreize in den omtrek, DeeAfd, ze rots is zo hoog , dat de fterkfte flingeraar met geen' flingerfteen den top van dezelve kan beraaken. De opgang is in den beginne wel niet zeer moeijelyk , maar wanneer men meer naar boven komt word die zo fteil en bezwaarlyk, dat zelfs de koejen, die in dit land kunnen klimmen en klauteren als berggeiten , niet naar boven kunnen gevoerd worden zonder hulp van takels. Op den top vind men niets dan eenige geringe hutten van lteen en klei van boven en van binnen met ftroo bedekt , byna zonder eenigen anderen huisraad. Deeze ftrekten weleer tot verblyfplaatfen voor de ongelukkige" Prinfen , en voor hunne wachten. Omtrent ia het midden van de vlakte zyn twee bronnen , die hen van water voorzagen , de eene om te drinken , en de andere om zich te wasfehen. Zy hadden eenige landen om ce bebouwen, eenig weiland voor hun vee, en eenige boomen om zich onder te verkwikken ; in deeze elendige kluizenaary fleeten zy hun leven tot dat zy , of tot den throon verheven , of door de dood daarvan verlost wierden ; deeze wreede gewoonte is echter voor omtrent De berg tweehonderd jaaren afgefchaft. Doch de merkwaardigfte £t.LL van al!en de ber§en vaR bet land, volgens het bericht van Alpbenzo Mendez , is die , welken de inwoonders Thabat Mariam . of eigentlyk Tadbaba-Mur - jam noemen , die verre boven allen de andere bergen uitfteekt, en wiens top , die zeer ruim en breed is , verre boven de wolken reikt. Op deezen beruchten berg, wiens voet bevochtigd word door twee rivieren , die van boven komen afvloeijen , vind men zeven kerken , waaronder eene aan St. Jan toegewyd zeer ryk en prachtig is; dee-  ABYSSINIE. 343 deeze was voorheen de begraafplaats der Abysfinifche XVI1T. Keizers , van welken men daar vyf praalgraven vind , Boek. gedekt met rapyten , waarop het wapen van Portugal iv. geborduurd is; waaruit men zou moogen opmaaken , dat Hoofdst. dezdven tot dat gebruik gefchonken zyn door Koning V. Emanuè' aan den toenmaaligen Keizer David (i), Afd> De Iaatfte, waarvan wy onder dit artikel gewag zullen Voorheende maaken, is de vermaarde holle rots in het Koningryk begraaf G gewoonlyk op muilezels , die , gelyk wy reeds ge zegd* hebben, best daartoe gefchikt zyn om hunnen vasten gang; maar in de vlakten worden de kameelen meest gebruikt, dewyl die uit den aart best gefchikt zyn voor deeze heete, drooge, en zandige gewesten; de paarden worden door hen niet gebruikt dan in tyden van oorlog. De daaraanvolgende natuurlyke zeldzaamheden van dit Metrtn* land zyn de meeren en rivieren. De eerstgemelden zyn flechts weinig in getal, die eenige opmerking verdienen, be- (Jt) Lobo, en Le Grand, Disfert. I. ss, p. 206. \i) Kircher ea Pays, by Lujdolpjs, 1,i , C.6, $.15.  144 HISTORIE vas XVIII, behalven het meer van Zoal of Zowaja , in het KoningBoïk. ryk Xaoa , waaruit de rivier Mutcbi ontfpringt, welke IV. uitloopt in de groote Hawasb , of Xaoax, en met dezel,Hoofdst. ve ingezwolgen word door de zandige woeftynen van 7' het Koningryk jidel; hierop volgt het meer van DemAfo. hea, in het Koningryk van dien naam; dit meer word Het meer de inwoonders Bar-Dembea , of de Zee van Dembea gewB.Dem- noemch Dit laatstgemelde is verre het grootfte van die Deszelfs tvvee meerev) * en merkwaardig om deszelfs lengte en irtnte. breedte , het ftrekt zich uit van ti tot 14Gr. N. Br. en is rneesfal dertig, en op fommige plaatfen vyf-en dertig mylen lengte , en tien op de fmalfte , en veertien of vyftien op de breedfte plaatfen breed , het heeft negentig mylen in den omtrek, behalven deszelfs diep inloopende Desze'fs baaijen , kreèken , en bochten ; het water is zoet en Afd. ten , zeilen , en tuig van te maaken. Dit meer bevat Di'.meer veele hippopotami, of rivierpaarden , die niet alleen defM/t rivierfcheepvaart grootlyks belemmeren, maar ook eene groo-^aaldsn' te menigte visch verfijnden , en hevige verwoestingen aanrechten in de landen , daar zy komen graazen. Ech- De-chgeene ter vind men daarin geene krokodillen of alligators gQ*krokoiiilien' lyk in den Nyl, zodat het vee gerust kan weiden in de . weelige omgelegene weiden , cn van deszelfs gezonde wateren drinken zonder voor deeze tweedachtige monfters te vreezen; wat aangaat de rivierpaarden , men vind lieden , die hun werk maaken van deeze dieren te dooden , en hun vleesch te eeten ; de huid fnyden zy in lange riemen , die zy allengas noemen , en tot zweepen gebruiken (?«). Nog eene zeldzaamheid van dit meer is . dat de Nyl Pe.NJ] daardoor vloeit, zonder dat de tweederleye wateren zich^-f^J^ met eikanderen vermengen. Dit heeft veelen van de zender ziek oude en zelfs ook van de hedendaagfche aardryksbefchry-^3»»-0^ *« vers doen onderftellen , dat die beruchte rivier uit ditvermensen' meer zyn' oorfprong had ; doch het tegendeel is naderhand bewezen door ooggetuigen, die de moeite genomen hehben om dezelve na te fpooren van daar die in het meer valt tot aan derzelver zo lang gezochten oorfprong, die nog meer dan twintig mylen in eene rechte lyn geTekend van dit meer afgelegen is. Men moet echter bekennen , dat 'er geene gegronde rede is om deeze twee oorfprongen voor te trekken aan zo- (m) Tellez, Lobo, Almetda, Lüddlph, en and. Hedend. Hist. XIV. D. I. St. X x  346 HISTORIE van XVIII. zoveel andere ftroomen, die in dezelfde bedding uitloof Boek. pende , fchoon misfchien van grooter' afftand , even- IV. veel recht op dien beruchten titel hebben ; want daar Hoofdst. zoveel meeren en rivieren in een5 ftroom te zaamen V. bopen , hoe kan men daar een of twee als den oorAfd. fprong opnoemen met uitfluiting van de overigen ; en fchoon dit al gefchieden kon , zouden wy nog moeten bekennen , dat de eerfte hoofdoorfprong van die rivier aan ons even onbekend is als dezelve aan de ouden geweest is. Wat is toch de Nyl zelf, met allen de wateren , die daarin uitloopen, meer dan een geringe beek, voor, dat de Jemma , die van een' zeer verren afftand uit het gebergte van Dengla komt afvloeijen , die tot eene rivier doet uitzetten ; of , om het misfchien meer duidelyk en juist uit te drukken , dien in zynen boezem ontfangt, en tot wedervergelding voor den dienst genoodzaakt word niet alleen zyne wateren maar ook zyne waardigheid aan dien trotfchen indringer af te ftaan. Wat nu aangaat de rede , hoe het komt, dat de Nyl zyne wateren niet vermengt met die van het meer van Dembea , dit mag met recht toegefchreven worden am de fnelheid van den ftroom , die , na verfcheiden andere rivieren in zyn' boezem ontfangen te hebben , met eene ongelooflyke fnelheid en een onwederftaanbaar geweld alles met zich voert , en z;ch een' weg baant door het meer van twaalf mylen lengte van de plaats , daar hy in hetzelve valt tot die, daar hy weder daaruit te voorfchyn komt («). De-mier Een der voornaamfte rivieren , die in den N}1 valTacaza. jen ? js de Tacaza , die gehouden word voor de Astaboras van Ptolomaus. Dezelve ontfpringt uit het gebergte Ary.vagua op de grenzen van het Koningryk Bargemder, daar aan den voet van den hoogstgelegenen berg ten oos- (»0 Tellez, Pays, Lobo, Almeyda, en anderen,.  ABYSSINIE. 347 oosten , drie bronnen met groote kracht ontfpringen , XVIII. omtrent een' fleenvvcrp van eikanderen , die haare wa- Boek. teren vereenigende , eene groote rivier uitmaaken , die IV. eenige dagreizen verre afftroomt tusfehen het grondge-HocFcs-r. bied van Daphana , en dat van Hoage, vandaar doorfnyd V. dezelve het Koningryk Tigre , en vloeit door de Provin- Afd. cie Sire, hebbende derzelver vruchtbaare landflreeken DerzeTver ten oosten , en haare beruchte woestyn Aldaba ten wes-i°°Pten , die weleer zo vermaard was door de geflrenge levenswyze van haare Anachoreten of kluizenaars als die van Thebaïs, vandaar noordwaarts loopende door de Provincie Hokait , en het laag land der Caffers, valt dezelve eindelyk in het Koningryk Dequin> dat bewoond word door eene foort van Mooren, Baulons genoemd , daar die eindelyk in den Nyl valt. Deeze rivier fchoon niet zo groot als die , waarin zy uitloopt, is op veele plaatfen zeer diep, en voed veele krokodillen, rivierpaarden, en andere monsters van eene verbaazende grootte ; gelyk ook den torpedo, of beef aal (o). De rivier Zebee ontfpringt in het Koningryk Narea, D'rlvier en word gezegd grooter te zyn dan de Nyl} dezelveij^rzel-er heeft haaren oorfprong in de nabuurfchap van Boxa, eerioorfprong gewest, dat tot dit Koningryk behoort, eerst westwaart,««^. dan oost waart en dan- zuid vaart voortftroomende , waardoor die het Koningryk Gingiro tot een fchier eiland maakt, even gelyk de Nyl het Koningryk Gojam ; vervolgens nèemt deeze rivier haar' loop aan gintfche zyde van Ken, en word onderfteld dezelfde rivier te zyn, welke zich by Mombaza ontlast (p). De Marek ,• ook eene groote rivier , ontfpringt om- rivier trent twee mylen ten westen van Frumena in het Ko-Mareb* ning- (o~) Almeyda , Lobo, Tellez, Ludotph, en anderen. 0) Reiz. der Jef, 1.1. C. 4. Juan dos Samtos, Ethiop, Oriënt. 1. 5, C. i. Xx 2  348 HISTORIE van XVIII. ningryk Tigre , vanwaar die , zich naar 'het zuiden wen» Boek. dende , ra de zandige gewesten der Caffers doorlopen te IV. hebben , met een' verbaazenden val van omtrent honHoofdst. derd-en tagtig voeten hoogte nederftort, en zich onder V. den grond verbergt, fchoon niet zeer diep , want de Afd. Portugeezen hebben , toen zy in deeze gewesten oorlog Dezelve voerden , door flechts eenige voeten diep te graaven hopt op ze-njet- alleen zoet water, maar ook zeer goede visfchen Slierten ontdekt. Een weinig zuidlyker ryst de rivier op nieuw , grond door.en het vruchtbaar Koningryk Dequin word alsdan befproeid door haare wateren. Men zegt, dat deeze rivier in den winter een' anderen loop neemt , eer die zich onder den grond gaat verbergen , en dat zy alsdan de Provinciën Suroa, Asfa, Barve, en Toat doorloopt, langs het klooster Hallelujah , dat naby Framena gelegen is y en dus naby de plaats daar de oorfprong is; waarna dezelve in het zand verzinkt , en voor het oog. ver* dwynt. De Hvier Ook is hier nog eene andere rivier , die veel overHoax. eenkomst heeft met den Nyl, of Haoax, of, volgens Ludolph, Hawash genoemd word. Deeze neemt zyn' oorfprong noord- en zuidwaarts tusfehen de Koningryken Xoa, Ogga, en Fattegar, en oostwaart aanloopende ontfangt dezelve verfcheiden groote rivieren , waaronder de riyierl Macht, of' Matchi eene der voornaamfte is ; deeze ontMacm. fprujt uit het groot meer Zawaja, of Zoai in het Koningryk Ogge ; vandaar vloeit die met een' fnellen ftroom in. het Koningryk Adel, naby eene plaats genoemd AncaGarrele , daar de twee Jefuitfche Paters Pareyra en Machedo onthoofd wierden op bevel van den Mohamme' daanfehen Koning van dat land; uit haat tegen het Christendom. Deeze fchoone rivier vergoed de inwoonders ryklyk de fchaarsheid van regen , doordien die even als de Nyl in verfcheiden kanaalen word afgeleid, die de geheele landftreek bevochtigen en vruchtbaar maaken,. zo»  abyssinie. 349 zodat dezelve een groote menigte van graanen en vee xviil oplevert, tot dat zy eindelyk even als de Mareb door boek." het zand word ingezwolgen (q). VV. De overige rivieren van dit Ryk verdienen niet veelHoo^dst. opmerking , derhalven zullen wy derrelver naamen maar V. alleen opgeeven ; vooreerst de Bachilo of Baxilo , die de Afd. Koningryken Bagemder en Ambara van eikanderen fcheid; Andere ride Guexen , of Queccam., die het voorgemelde land van vieren van dat van Valaca of Olaca afzondert, de Anguer, die, zy-minder 6*. ne wateren met die van den Maleg vermengende delanSvruchtbaarheid geeft aan de Koningryken Damot, Narea, Bizamo, en de Provinciën der Gangates en Gongas, welke rivieren best kunnen gezien worden in de kaart van dit Ryk, De door kunst gewrochte zeldzaamheden van Abysji- Zeldzaamnisn , zyn weinig in getal ; doch fommige derzeive zynheden der van een' zo zeldzaamen aart , dat zy de oplettendheid unst' van naauwkeurige leezers verdienen ; hieronder munten Tien heruit de rien ftaatelyke kerken, die alle uit eene rots zyn*e" in uitgehouwen met den hamer en bytel, en die zo hoog™*-/*'1, geroemd worden door Pater Almeyda en Pater Tellez. Dat de zeldzaamheid nog vermeerdert, is , dac die alle voltooid wierden op bevel en op kosten van een' van hunne beroemdfte Keizers, genaamd Lalibela, van wiens roemruchtige regeering wy ter behoorlyke plaats melding zullen maaken. De naamen van deeze kerken zyn. &t..Eir.anu'êl, St. Salvator St. Maria, bet Heilig Kruis, St. George, Golgotha , Bethlehcm , de Heilige Martelaars,. Marcoreos, en Lalibela ; welke Iaatfte naar den Stichter genoemd , en verre de fchoonfte is, fchoon hy zelf in. Golgotha begraven legt, Deeze godvruchtige en edelmoedige Vorst-, befpeurende , dat het hem in zyn eigen land aan werklieden zou. ontbreeken, om. dit verbaa- zend (j) Tellez, en mdere bovengemelde Schryver*. Xx 3  350 HISTORIE vam XV lil. zend groot ontwerp ter uitvoer te brengen , ontbood Boek, een genoegzaam getal van dezelven üic Mgyptfil, die IV. doorzyne roilddaadighdd deeze kerken in vier-en-twinHoofdst. tig jaaren voltooiden (r . V« 1 Eentge andere van hunne kerken , en wel byzonder Afd. ]yk'die aan de voornaamfte kloosters toebehooren, gee> Andtft o'-veri blyken , dat zy oudtyds grootfche cn prachtige getitde.Ker- bouwen zyn geweest , en zouden dus met recht on ier de '-zeldzaam e kunstgewrochten van dit land kunnen gerekend worden , en wel voornaamlyk om derzelver zeldzame gedaante , naardien zy alle naar het model van den tempel van SaloiKcn gebouwd zyn , en ook gelyk die verdeeld zyn in drie afdeelingen- Sommige zyn rond van gedaante , en hebben eene vierkante kapel in het midden , van gehouwen fteen , en vier poorten , dia overeenitemmen met de vier voornaamfte hoeken van het gebouw ; de deuren en venfters waren van cederhout of ander fyn hout, en fraai gewerkt. Het dak van boven rees op in de gedaante van eene koepel , doch' van binnen was het duister en fomber, dewyl daar geen onmiddelyk licht was. Buiten om deeze kapel was het lichaam van de kerk , dat eigentlyk eene gallery was, bekleed met cederhout, en onderiteund met pilaaren van Derzelver hetzelfde hout zeer kunstiglyk gewerkt. De meeste van verval. deeze kerken zyn thans echter aan het vervallen ; zelfs ziet men van eenige derzelve niet meer dan de ruïnen, cf cp zyn best eenige gebrekkige overblyffels , die nog tot het oefenen van den Godsdienst gebruikt worden. Wy zótten hier met ftilzwygen voorbygaan ajle die zeldzaamheden , welke Pater Atbamfius Kircher aangetekend heeft, en die degenen , welken aan hem geloof kunnen geeven , in zyne uitgeftrekte werken kunnen vinden. De Éitfte mcrkwa'aröigheid , die wy .zullen aan- (r) Alv.rez, Tezhz, Loso, Ludoifh, Kircher, enz.  ABYSSINIE. 35r aanhaaïen , is.het berucht Paleis van den Keizer , dat XVIIL in den Europeaanfchen fmask gebouwd is , volgens de. qoek>" tekening van Pater Pays , en waarvan wy eene korte iy/ befchryving beloofd hebben. Die prachtig gebouw iShoofr'st. van binnen en van buiten opgehaald van gehouwen' V. fteen , die fraai gebeiteld*, en net ineengevoegd zyn. Afo. Onder de prachtige vertrekken van 'hetzelve is . eene zeer ruime zaal van vyftig voeten lengte , en vyftien voeten breedts , en in dezelfde verdieping eene vierkance flaapkamer, en midden in deeze verdieping een ruime trap, die naar de tweede verdieping opgaat Vandaar gaat men met een' tweeden trap tot den zolder van het gebouw , die met een plat gedekt, en met eene fraaije leuning omgeven is. Op dit toppunt van het gebouw wierd een klein zomerhuisje opgerecht, waarin de Keizer groot vermaak fchepte , dewyl hy vandaar een uitgeftrekt gezicht had over het meer van Dembea, en al het omleggend land , naardien het Paleis gebouwd is op eene hoogte van het fchiereiland Gorgora , aan de noordzyde van het meer , vanwaar hy alles kon zien , dat daar in kwam of uitging, zonder door iemand gezien te worden (s). Naardien nu de Vorst gewoon was dit aangenaam verblyf voor zyne winterwooning te houden , deed hy het rondom verfraaijen met prachtige lusthoven naar de Europifche manier. (0 Tellez, Lobo, p. 116, Ludolph, 1. 2, Cap. ia. SES-  55* HISTORIE van XVIII. —s»}jlu" ' ^^^^mm^'}jM»s!mmÊm Boeit. iv. SESDE AFDEELING. MooFnsT. Aed! Behelzende de regeering, wetten, hofhouding van den Keizer, zyne magt, krooning , grootfche titels, leger, gevolg, kryg-.magt, inkomften, en voorrechten. Regeerings-YJ et blykt klaar uit de jaarboeken van dit weleer zo ferm. J_ J[ ryk en magtig Keizerryk , dat deszelfs regeeringsform van de oudfte tyden af alleenheerfchend en willekeurig geweest is , en dat, fchoon de oorfprong en de lanee ry van «Keizers , waarop de Abysfiniers zo roemen , zeer twyfelacbtig en onzeker zyn , men echter , noch in hunne overleveringen , noch in hunne jaarboeken , by alle de omwentelingen , die het Ryk geduurende zoveel eeuwen ondergaan heeft, geen tydgewricht Onbepwidkan vinden , waarin hunne Vorften niet willekeurig geXtizers ''* •rereerd hebben , en zich geen onbepaald recht over het leven , de vryheid, en de goederen van hunne onderdaanen hebben aangemaatigd, en tevens het hoogst gezag in kerklyke zowel als in buigerivke zaaken (t)' Nooit hebben daar eenige gefchrevene wetten plaats gehad, betreklyk tot hunne regeering , en veel minder ter beteugeling van hunne willekeurige magt, of ter verzekering van eenige voorrechten voor de onderdaanen ; de bloote wil des Keizers is de hoogfte wet. Doch , fchoon de Keizers, van onheuglyke tyden af , zich deeze wyduitgeftrekte voorrechten aangemaatigd hebben, zyn echter de Geestlyken altoos weigerig geweest om die te erkennen , of zich daaraan te onderwerpen ; zy hebben zich Tellez, Almey? a, Lobo, L«DOi.rM,Po«CLT, en and.  ABYSSINIE. jtïch by verfcheidene gelegenheden daartegen aangekant, XVIÏf, niet alleen in gevallen , die enkel den godsdienst of de Boek. kerkplcgtigheden betroffen, maar zelfs in fommigen, die IV. enkel ftaatkundig waren, zoals, by voorbeeld, de throons-Ho,>?f>sT. opvolging, de krooning , en meer andere omftandighe- VI. den, gelyk wy in het vervolg zullen zien. Afd. Wy hebben reeds in het voorbygaan aangemerkt , dat Afkomst, deeze Vorften zich beroemen afkomftig te zyn van ftjgnimtleck David, den zoon van den wyzen Salomon, Koning der Jooden, en van de Koningin van Sela: Volgens hunne overlevering regeerde deeze Koningin , na haare terugkomst uit Judea , nog vyf-en-twintig jaaren , en wierd opgevolgd door den voorgemekien zoon , wiens nakomelingen geregeerd hebben tor. het jaar 960, toen Tüsis. de kroon in een ander geflacht is overgegaan; uit hoofde van deeze overoude en doorluchtige afkomst voeren zy den titel van Nagash, en worden altoos aangefproken ■onder dien van Nagasha nagash, of Koning der Koningen , of onder dien van Hatzeghe , welke overeenkomt met hetFransch woord Sire. Doch behalven deezen titel neemen zy nog veele anderen aan in hunne afkondigingen , brieven, en andere openbaare gefchriften; ten bewyze hiervan kan ftrekken de brief van den Keizer Lebna Danguü, David; of Sultan Segued (want men vind hem onder alle drie deeze naamen aangehaald) aan Koning Emanu'èl van Ptrtugal; in welken hy zich noemt : David, de geliefde van God , de fteun van het geloof, uit den geflachte Israëls , Zoon van David en Salomon, afftammeling van de zuil van Sion, Keizer van het groot en verheven TEthiopèn , en van allen deszelfs aanhoorige Koningryken en Landfchappen. In hunne vaandels voeren zy den Leeuw van Juda , die het Heilig Kruis vasthoud , met dit opfchrift in het iEthiopisch : „ De D Leeuw van de Stamme Juda is overwinnaar." De eer-TO^!T* bied , die hen betoond word, is zeer overeenkomftig metweike hem Hebejsd. Hist. XIV. D. I. St. Yy hun beivt^n  354 HISTORIE v as XVIII. hunne titels en waardigheden ; naardien geen van hunne Boek. onderdaanen hen naderen dan met tekens van de diepfte IV. onderwerping , die de godlyke eerbewyzing zeer naby Hoofbst. komen. Deeze Keizers hebben de verwaandheid niet VI. van de andere Oosterfche Vorsten , van zich naamelyk Afjj. zelden aan het volk te vertoonen ; zy verfchynen integendeel dikwyls in het openbaar ; doch dit gefchied altoos met de grootfte plegtigheid ; allen, die deeze eer te beurt valt , zyn verpligt zich neder te werpen , en den grond te kusfen , wanneer zy den Keizer naderen. Zelfs betoonen zy, in zyne afwezigheid , eene foort van eerbied voor zyn' perfoon, zelfs in zoverre, dat zy nooit des Keizers naam hooren noemen, zonder zich zeer nedrig te buigen, en den grond met hunne handen aan te raaken. Alle de overige blyken van hunne zo hoog opgehemelde grootheid beftaan voornaamlyk in het gevolg, dat hen verzelt aan hun Hof, of beter gezegd in -hunne legerplaats, want wy hebben hiervoor reeds aangemerkt , dat zy zich meesttyds onder tenten ophouden. Dit alleen vertoont eenigen fchyn van Keizerlyke pracht en grootheid , fchoon die in verre na niet haaien kan, by die van den Keizer van China , en andere Oosterfche Vorften , wanneer zy van de eene plaats naar de Zyngmlg.andere reizen. Zy worden niet alleen verzeld door hun» ne Hofhouding en Lyfwacht , maar ook door allen de Grooten en de voornaamfte Amptenaars van het Ryk , die eikanderen zoeken te trotfeeren niet alleen door de menigte van bedienden en door de pracht van hunne hofhouding , maar ook door hunne kostbaare kleederen en tenten ; zodat hunne legerplaats altoos" eene wyduit» geftrekte plaats beOaat , en eene prachfige vertooning maakt; welke door de rechtheid der ftraiteq , en de fraaije verfcheidenheid der ten' en , vlaggen , en andere verfierfelen , en des nachts door de veelvuldige Lichten en vuuren nog raerklyk vermeerderd word. Dezelve ver-  ABYSSINIE. 355 vertoont zich over het geheel als eene groote, opene, XVIII. en regelmaatige ftad , in wier midden, of op de eene of J30EK> * 2ndere hoogte de Keizerlyke Standaard geplant is , die jy^ allen de andere in hoogte, grootte , en kostbaarheid te hoofbst. boven gaat. Naast aan deeze tent ftaan die van de Kei- VI. zerin , èn van de Keizerlyke Familie, en daaraan vol- Afd. gen de tenten der.Heeren en Dames van het Hof, d\eD,}eger, alle naar evenredigheid, fchoon minder prachtig zyn danpïaitsverde voorgemelde. Hierby moogen nog gevoegd worden*"^ zkk die ftaatelyke tenten , welke hen voor kerken dienen >alrseotee™ waaraan zy geene kosten fpaaren om die zo van bmtenf.gg°eimatige als van binnen fraai en prachtig te maaken, Voor hetftaj. overige heeft deeze Keizerlyke legerplaats niets buiten- prachtige gemeens , dan alleen nog derzelver groote uitgeftrekt-f*»£«*, heid , lm de goede orde , die in dezelve onderhouden™3*™^, word, benevens de marktolaatfen , gerechtshoven , en^f*^.. ruime pleinen , daar dc jongelingen zich oeenen in dennen. wapenhandel te paard, dat insgelyks een fraai gezicht oplevert. Voor het overige vertoont die eene menigte van zeer lange ftraaten , aan beide zyden bezet met gemeene tenten en armoedige hutten van latwerk met klei digtgefmeerd , en roet ftroo gedekt, die ten verblyf ftrekken voorde lyfwachten, foldaaten , en voor een verbaazend groot getal foerelaars en verderen aanhang (V). Wanneer de Keizer befluit om van legerplaats te ver-Manhrwt% anderen (B) dan is hunne voornaamfte zorg eene plaats^ u*er' Lbreekeu. («) Tellez, Almïyda, LobOjPoncjct, Ludolpji.Dam. Goëz, en anderen. (B) Dit veranderen van legerplaats gebeirt doorgaans uit hoofde van gebrek aan hout, of andere noodwen 'igheden, of door de oorlogen, die deeze Voiften, nu eens met dsn eenen, en can weder met een'anderen vymd moeten voeren, doordien zy van alle ka ren met Vyanden omringd zyn. Ten tyde van hec verb'yf der Zendelingen in dit h.nd, hit-ld de Kei/er zyne legeip!aats tien iaaren achtereen te Dencast maar te vooren had hy reeds vyf of zes legerplaatfen gehad, Yy % ia  *S6 HISTORIE van XVIII u't te biezen we^ voorz'en van water en van hout^ Boek' want wanneer nen ^at begint te ontbreeken dan zyn zy IV ' gen°°dzaakt te verhuizen ; en het is naauwlyks te geHoofdst. looven welk eene groote verwoesting zy daarin aanrech. VI. ten door hunne onkunde om hetzelve behoorlyk te velAfd. len J zo^at: wyduitgeitrekte bosfchen dikwyls in korten Grootewer-tyd uitgerooid worden ; zodat, wanneer dit verbaazend •vooesting groot leger opbreekt , men nog langen tyd daarna daarweike durtr-omftreeks niets anders ziet dan den blooten grond. De a°°n Trecbt ^eizer worc* by zyn' optogt altoos verzeld door zyne aangerec • ^j-a^ues ^ en eerS[e Staatsdienaars ; hy verfchynt met &r uittrekt'eens kroon op net hoo£J ' gemaakt van goud en zilver, 'en verfierd met eenige paarlen , want, andere juweelen worden in Abysfinien niet gezien , volgens het zeggen van den Abt Gregorius, en van de Portugeefche Zendelingen , fchoon Poncet ons verzekert, dat de Keizerin geheel bedekt was met juweelen , toen hy de eer had van by haar ingeleid te worden. Ook draagt hy eene foort 'Hoezynle- van hoed of muts op de Indiaanfche wys gemaakt. Eeni. gervmie- gen tyd voor dat de optogt begint, worden 'er boden yensmidd.- V00ruit gezonden aan de landvoogden der Provinciën , renfe den' daar het leger moet doortrekken , met bevel om al het optogt voor- noodige voor het leger te bezorgen , de wegen te rui-. zi^nword. men , en in het byzonder om de bosfchen te zuiveren van overhangende takken en ftruiken , en van alles,., dat. den optogt kan hinderen ; fchoon zy niet dan langzaam in ieder van welke hy zich niet langer dan een, twee, of ten langfte drie, jaaren had opgehouden. De Keizers hebben daarenboven eene plaats voor hun winterverblyf, werwaarts zyzich begeeven met hunne ■ vrouwen en hofgezin om zich aan de ftaatszorg, voor dien tyd te onttrekken, cn keeren tegen het voo*jaar weder terug naar de legerplaats (*).. (*) T£lt,iz, Almitda, JLoso, Dam. dï Golz, Lbsolph, Copwbc, enz.  ABYSSINIE. 3f7 zaam kunnen voorttrekken uit hoofde van de groote XVIII. menigte van vrouwen , kinderen, vee, en bagagie , wel- Boek. ke zy gewoonlyk met zich voeren. Deeze bevelen wor- iv. den doorgaans zeer naauwkeurig volvoerd door het land Hoofbst. volk , dewyl deezen weeten , dat zy over de geringfte VI. nalaatigheid in deezen ftrenglyk geflraft worden • ten Afd; beftemden tyd verfchynen zy allen, een ieder met zyne tax van rundvee, koorn , bier , en honigwyn , welke voorraad met dezelfde naauwkeurigheid naderhand in het leger word omgedeeld , want het is eene altoosduurende wet door net geheele Ryk , dat alle de landftreeken , welke de Keizer doortrekt, deeze noodwendigheden moeten opleveren , en de wegen in order maaken. Behalven de bovengemelde fpysbezorgers heeft de Titmerari , of Bevelhebber van de voorhoede nog het ampt van wykmeester , en plant zyne piek in den grond op de plaats, die hy uitkiest voor des Keizers tent. Naardien Hoe humt nu allen de anderen , een ieder volgens zyn' rang, wee- legerplaats ten waar hunne tenten moeten geplaatst worden , en^j^ hoeveel plaats dezelve beflaan , kunnen zy gemaklyk op het oog af gisfen , waar zy zich moeten nederflaanl; zo* dat de geheele legerplaats in korten tyd voltooid is , en wel met zulk eene regelmaatigheid en naauwkeurigheid, en zo gróoten. fpoed , dat niettegenftaande zy zo dikwyls van legerplaats veranderen, een ieder van hen eens anders tent zo goed weet te vinden als wy onze ftraa* ten, graften, en huizen in de grootfte fteden. De legerplaats is verdeeld in, zeven buurten of wyken, en elke wyk heeft zyn' opperpriester met zyne diaconen en verdere geestlyken , die hem byftaan in het on. derwyzen der jeugd , in het vieren van den godsdienst, en in andere pligten der geestlykheid. Wanneer het gebeurt, dat de een of andere vyand naby is, dan krygf het leger bevel om digt ineengefloten op trekken, zo-danig dat de voorhoede en de achterhoede naby het gros Yys van.  358 HISTORIE van XVIII. van het leger optrekken. De beide vleugels breiden Boek. zich uit, en de Keizer beflaat het middelpunt met de ' IV. voornaamfte heeren en dames van het Hof , en de lyfHooFBST. wacht. Op andere tyden houden zy weinig geregelde , VI. order in hunnen optogt, behalven dat 'er altoos eenig Afd. krygsmuziek van trommels , keteltrommen , enz. vooruittrekt , en eene wacht het leger omringt. De Keizer ftygt altoos op en van zyn paard binnen zyne te:?t, en , wanneer het gebeurt , dat' hy onderweg moet afftygen , fluiten de lyfvvachten aanftonds een' kring rondom hem , en fpreiden hunne mantels uit om hem voor het gezicht te bedekken ; en wanneer hy afftygt met oogmerk om uit te rusten, word 'er een rustbed , dat altoos naby de hand is , aangevoerd, waarop hy zich op kusfens van de kostbaarfte zyde nederlegt Deknon Wy hebben reeds in het voorbygaan aangemerkt, dat mënis' ^e kroon van -dbysfiniën erflyk is in het nagedacht van erfiyk. '• Menimelek , hunnen eerften Vorst ; doch de throonsopvolging is niet altoos verknocht met het eerstgeboor« terecht, hét ftaat den Keizer vry , wanneer het hem behaagt, zyn' oudften zoon , ert de daaraanvolgenden voorby te gaan , ter gunfte van een' jongeren , dien hy meer genegen is , of dien hy "de kroon, meer waardig De Krizer- keurt. Deeze voorkeur is menigmaal oorzaak geweest lyke Prm- van veele twisten en onecnigheden onder de jonge prinjen -worden fen , en lömtyds van lange en bloedige oorlógen , en op eene rots^Qefz waarfchyn'yk aanleiding gegeven tot die wreede gefehoufel woonte van allen de Keizerlyke Prinfén op de rots Guexen , welke wy reeds befchreven hebben, in hechtenis te houden. Zolang deeze gewoonte ftand gegrepen heeft , zyn die ongelukkige Prinfen ahoos onder eene zo ftrenge wacht bewaard geworden , dat niemand hen kon genaaken , of eenige brieven of boodfcnappen aan hen overgebragt worden, voor dat die onderzocht waren door hunne cipieren , welker post het was hen op het naauw-  ABYSSINIE. 359 nauwkeurigst gade te flaan , en onder de ftrengfte tucht XVIII. te houden , zelfs in zo verre, dat zy geene betere Boek. kleederen mogten draagen dan het gemeen volk ,^ opd.it IV. riet een meer aanzienlyk kleed hen heerschzucntige ge Hoofdst. dachten mogt inboezemen O). VI, Zo wy geloof moogen flaan aan hetgeen Pater Aha- Afd. rez ons verhaalt, dan is deeze onredelyke gewoonte niet* zo geheel uit dat Ryk verbannen als Pater Tellez ons wel zou willen doen gelooven , want de eerstgemelde verzekert , dat David, de zoon van Nabod, tot den throon verheven, maar door zyn' broeder daaraf gefloten zynde, met allen zyne jonger broederen naar deeze akelige ballingichap verzonden wierd ; daarby voegende , dat hy zelf een' der jorgften van dezelven, die het door de vlucht ontkomen was, had zien vangen , en naar dezelfde plaats brengen (™). Wat nu aangaat de opvolging , wanneer de Keizer zelf by zyn leven een' opvolger verkoos , viel daarover geen twist of tegenkanting voor; maar , wanneer deeze benoeming verzuimd was, dan hadden de edelen en ryks» grooten het recht om daartoe den geenen te verkiezen , dien zy de krocn best waardig oordeelden. Zshaast zy het wegens de keus eens geworden waren, trok de Onderkoning van Tigre op aan het hoofd van eene genoegzaame legermagt, en legerde zich aan den voet van den berg. Daar gekomen begaf hy zich mee een gevolg van Ryksgrooten en Legerhoofden naar den top ; en de hut van den verkozen' Prins binnen treedende hechtte hy den helul, of vorftelyken oorring in zyn oor , met de gewoone plegtigheden , hetwelk het teken was van de verkiezing ; terftond na het volvoeren van deeze plegtigheid wierden de overige jonge Prinfen opontboden om aan (v) Tellez, Lobo, Ludolph, en aaderen. 4w) Tellez,Lobo,Lüdouh,enz.  3Öo H I S T (- rU 3 na XVIII. aan den nieuwen Keizer L'"e te doen, en hera gelukte Boek wenfchen met zyne verhenmg. IV. Zohaast nu de verkozen Vorst van de rots was af. Hoofdst. gehaald , kwamen de land jogden , en de voornaamfte VI» amptenaaren hem te gemou om hom te verwelkomen ; Afd. zohaast zy hem naderden fteegen zy af, en begroetten Piegtighfi hem; en op het geeven van z£fzs teken fteegen zy troonin we£*erom te paard , flooten es^1 hS&g *< adom hem, en ' e' ge'eidden hem dus naar de DebaK^^ of Keizerlyïie Tent, onder luide toejuichingen , gepar.ri met het geluid van trommelen , trompetten , en kvicIt.v.idia«J> en ander muziek. Hy alleen reed de tent in, fteeg <»aar van zyn paard , en wierd gezalfd door een' geesClyken > dien zy Saraje Macare noemen, terwyl de overige geestlyken deeze plegtigheid verzelden met het zii^en van pfalmen en lofzangen by deeze gelegenheid gebruikiyk (s)> Terftond na het eindigen van deeze plegtigheid wierd hy omhangen met den Keizerlyken iaantel , en gekroond met eene kroon van goud en zilver, met opftaande puo • ten als leliën, doorzaaid met paarlen , waarin eene foort van muts was vastgehecht van paars fluweel, met een gouden kruis daarop ; vervolgens wierd hem het zwaard van ftaat in de hand gegeven, en zohaast hy zich op den throon gezet had , riep een herout hem opcitlyk voor Keizer uit met de volgende woorden: „ Wy hebben tot Keizer verkozen"! welke afkondiging door luide toejuichingen van het hofgezin, en het geheel leger gevolgd wierd. Vervolgens wierd hem een formulier voorgelezen , waarin de pügten van een' braaven Vorst vervat waren; dit gefchiedde door den Metropolitaan, die hem gezalfd had ; of door eenigen anderen geestlyken ; maar, of de Vorst belooft , of beëedigt dit formulier te zullen na- ko- (l) TfiLLE2. ALMïYDA, LOIÖ, LuSOLfH, W1Z,  ABYSSINIE. qirji komen vinden wy niet aangetekend. Dit gedaan zynde XVIII. woont de nieuw gehuldigde Vorst den goddienst- by , Boek.* en ontfar.gt het Heilig Sacrament. Daarna word hy door Ty, ' zyn hcfgezm en leger terug gebragt naar de KeizerlykeHooFnVr. tent onfier de blyde toejuichingen van het volk , en de VI. geheele plegtigheid word bi floten met gastmaalen en an- Afd. der-e vreugdetekenen (yj (C). De naastvoigende groote plegtigheid met betrekking De Keizen tot de Abysfinifche Vorften is die "van het huwlyk , ^h-Muiverde manier van hunne vi ouwen tot Keizerinnen te. Vf^rwm 'm klaaren. Wy hebben alreeds aangemerkt s dat zy zich van verde vryheid der veelwyveiy aanmr«a.ïgen , in navo]ging/<-l>«'dsdien. der Jooden ; ook volgen zy hem niet na in deeze en i^iunsn. kele (y) Tellez, Almeyda, Lubolph, en and, (C) Omtrent tweeboogfcheuten verre van de Car>edraaIeKerk van Axum ftaarten oude fteen , aan alle kanten ingegraveerd met onbekende characteis, by welken de nieuwverkozen Keizer veipligt is af te ftygen, en eene plegtigheid te verrichten, welke het doorfnyden van het koerd genoemd word; dit koord is doorgaans een zyden draad, of lint, dat de jonge maagden van Axum dwars over den weg ui'houden. Voordes Keizers komst word deeze plaats belegd met prachtige tapyten; zohaast hy van zyn paard geftegen is, nadert hy driemaal tot den zyden' band , waarop door de maagden gevraagd word; " Wie is hy ? „ Waarop hy ten antwoord geeft: „ Ik ben de Koning van I/rail." „ Dan," zeggen zy, " zyt gy onze Koning niet. " Hierop wykt hy terug; doch, wanneer hem dit ten derdenmaale gevraagd word, zegt hy: „ Ik ben de Koning van Sien", en te gelyk zyn zwaard trekkende hakt hy den zyden' band doormidden; waarna zy verblyd uitroepen: 3, Dan zyt gy onze wettige Koning , de Koning van Sion ; terftond tveêrgalmt de lucht van toejuichingen, gepaard met het geluidrvan allerleije muziekinftrumenten. Nadat de band doorgefneden is, nadert de Abuna, yerzeld van zyne geestlyken, die ten dien einde uit Dembea derwaans gekomen is, den nieuwen Keizer, en voert hem in het buitenst voorhof van de Kerk onder het zingen van de daarby gebruiklyïe pfalmen en lofzangen, waarna hy gekroond en gezalfd, en vervolgens in de kerk binnengeleid word om den godsdienst by te woo» sen (*;. ('*) Tellez, 1, 3, C, ^3, Lüdolph, 1,2. C. 1-3. Hedend Hist XIV. D. I.St. Zz  36*2 HISTORIE va» XVIII. kele byzonderheid , maar ook daarin , dat zy hunne Bobk, vrouwen verkiezen uit andere godsdienften, het zy Tut. IV. ken , of Heidenen ; en zelfs zyn fommigen van hunne Hoofdst. Keizers zo verre gegaan, dat zy , even als die Joodfche VI. Koning , hunne heidenfche vrouwen vergund hebben Afd. haare eigen tempels en goden te hebben , zodat men niet zelden aan den eenen kapt eene Christelyke Kerk, en , aan den anderen kant een' Afgodstempel ziet, waarvan men een voorbeeld gezien heeft onder de regeering van Sultan Segued; fchoon fommige andere Keizers zo naauwgezet zyn geweest , dat zy hunne trouwen hebben doen onderwyzen en doopen , eer zy met dezelve trouwden. Zy verkie- £»e meeste Vorften van dit Land verkiezen echter tot ™esu!i dè hunne vrouwen de dochters der voornaamfte edelen dochters v™ bet land , en voornaamlyk die van het Koningryk vanhunne Tigre ; terwyl anderen, meer op begaafdheden en fchoononderdaa. heid ziende, deeze hoedanigheden voor de hooge geboorte verkiezen , oordeelende , dat hunne vrouwen genoeg veredeld wierden door haare verheffing tot het Keizerlyk Ledikant (z). Trouwpkg. Zohaast de Keizer de eene of andere Juffer tot zytjzhetddes ne gemaalin verkozen heeft, word zy van haare ouders Aetzers. afgenaa]^ . en overgebragt naar een' van des Keizers bloedverwanten ; opdat hy dus gelegenheid mooge hebben om beter haaren aart en hoedanigheden te leeren kennen. Indien hy van dien kant door ondervinding over haar voldaan is, neemt hy haar op een' zondag met zich naar de kerk , en nadat zy beiden daar den godsdienst bygewoond en het H.Sacrament ontfangen hebben, keeren zy te zaamen terug naar de Keizerlyke tent, gevolgd door het gantfche Hofgezin in hunne ftaatfiekleederen ; hier word de trouwpiegtigheid door den Abuna of Opperpriefter gewoonlyk verricht; en wanneer dit gedaan is, (z) Tellez, Almeyda , Lobo , Lobo, Ludolph , L 2, C. ö, $. 99. enz.  ABYSSINIE. 363 is , gaat de Keizer , als naar gewoonte , in zyn ei. XVIII. gen vertrek bet middagmaal houden , en zy in het haa- Boek. re yérzeld door eene menigte van edele vrouwen en \\r, juffers. De edellieden en de geestlyken worden insge Hoomsr. lyks aan andere tafels prachtiglyk onthaald ; en het feest VI, eindigt onder de manlyke gasten doorgaans niet eer, dan Afd. nadat ai d« drank , die daarvoor gefchikt is , fchoon tip-pusten en gedronken is ; dyn legt een ieder zich neder waar het hrasfvyën, hem behaagt, en flaapt tot den volgenden morgen ; dit^y die geitis eene gewoome , die niet alleen plaats heeft by het&snhi huwlyk van den Keizer, maar zelfs by meest alle hunne feesten 00- De jonggetrouwde word niet aanftonds tot Keizerin Wanner, en verklaard, maar nog eenige dagen of weeken, naar goed-»P w£^* vinden van den Keizer in bewaaring gehouden ; ook ™j^e. houd zy geauurende dien tyd haar verblyf niet inde Kei-trokq„de zerlyke tent , maar in eene tent, die daar naby ftaat. vrouw den Op den dag van haare inhuldiging tot Itigue, of Keize-'*te/ v"~ rin , komt zy in de tent van den Keizer, en plaatst zich itufue^ op een zitbed, dat digt by den throon ftaat, waarop Keizerin. zyne Majesteit eene treede hooger gezeten is ; beiden op het prachtigst gekleed , gelyk ook de hovelingen en voornaame amptenaaren, die by deeze plegtigheid tegenwoordig zyn. Op het geeven van zeker teken gaat een van de Hof kapeila-uien , die doorgaans een Prelaat is , naar buiten , en verklaart haar aldaar van een verheven geftoelte tot Keizerin , met de volgende woorden : „ Anagasna danguccera shem", dat is , volgens de vertaaling van Ludolph : „ De Keizer heeft zyne dienaares tot Keizerin verklaard". Deeze bekendmaaidng word onmiddelyk gevolgd door luide toejuichingen van de omftanders; en na deeze plegtigheid verkryg:. zy den f$d van Itigue, die overeenkomt met onzen titer van Haare Hoogheid. Wy vinden nergens aangetekend, dat zy'gekroond zyn («) Teuez, Almeyda, Loco, Alvarez j en and. Z z 2  3H HISTORIE van XVIII. zya geworden , dan alleen wanneer zy tot de alleenBoek. heerfching door het vooroverlyden van den Keizer wierIV. den aangefteld, anders wierden de Keizers alleen daarmeHoofdst. de vereerd. VI. Wy hebben reeds in het voorbygaan aangemerkt, dat Afd. de Abysfinifche Keizers tot de eene of andere geestlyke DeKei ersorde behooren. Wat dit aangaat , -zullen wy nog melzytidoor- den, dat veelen van hen inderdaad tot Priesters zyn getdyZn!e5'VL ëew^st > en a's zodanigen werklyk dienst gedaan hebben, dat zy het nachtmaalsbrood gewyd, en aan het volk uitgedeeld hebben ; doch onder deeze bepaaling, dat, zohaast zy menfchenbloed vergoten hadden , het zy dan door moord , of mandag , zy oogenbliklyk vervallen waren van hun priesterlyk ampt , en hetzelve nooit daarna weder mogten waarneemen (b). Het blykt, dat zedert de komst der Portugeefche Zendelingen, geene Keizers in het geestlyke hooger rang bekleed hebben vr\w dan dien van diaconeni een voorrecht, dat insgelyks lndYrede{chynt toegeftaan te worden aan andere Grooten , en tx, waarna zy, zoverre wy kunnen befpeuren, enkel trachten om niet verpligt te zyn om met de gemeene leeken in het ruim van de kerk te moeten blyven , maar toegelaten te worden binnen de gordynen , gelyk zy het noemen , hetwelk waarfchynlyk dat gedeelte der kerk is, [hetwelk wy het choor noemen , en het Sacrament met ;de geestlyken te moogen ontfangen. Uit hoofde van deeze wyding is het de Keizers ook geöorlofd een klein kruis in de hand te draagen , en het door de leeken te Dit voor- laaten kusfen, gelyk de andere geestlyken doen (V). Dit recbt wurrfvoorrecht word ook vergund aan kinderen , ja zelfs aan aI^ZuigeliDgen van Vö°maame lieden ,• waaruit men kan opRjkigm- maaken hoe grooten eerbied de Abysfiniers voor God en ten en der- den Godsdienst hebben , wanneer men opmerkt dat de zeiver kin.' irderen. lvei* (b) Ludolph , 1. ï. C. i, §. 6«, Teiliz, I. i, C. ia, enz. (O Alvarez, C. 97. Tillez, I. 1. C. 10, Ludolph, 1. 3, C 7 $. 30&feqq. " "  ABYSSINIE. 355 Keizer zelf, hoe willekeurig zyne magt ook snders moo- v\rr^ ge zyn, niet in het heiligdom, of choor zou toegela- r£? ten worden om het Sacrament te ontfangen , maar aan ?5K' de deur zou moeten bly ven met de overige leeken , zoHooJ^T hy niet alvoorens tot Diacon geordend wbs ; en dit is, \r± voor zo verre wy hebben kunnen ontdekken , al het afd' geestlyk gezag van deezen gewaanden Preste-jan. Maar. met betrekking tot alle andere zaaken , dieDff onlegeene betrekking hebben tot het geestlyke , mag menpaaldeJnas!1 met recht zeggen , dat zyn gezag over zyne onderdaa-S»? nen onbepaald is. Hy is de volftrekte alleenheerfcher over allen de Koningryken. en Provinciën van het gantfche Ryk , uitgezonderd de Koningryken Tigre en Dembea, waarin eenige bevoorrechte familiën zyn , welker ampten en waardigheden nimmer moogen vervreemd worden. Tot deeze behooren de Bamaghns en Xumos van Sirave, Syre, enz. benevens het ampt van Cautiba, dat nimmer uit het geflacht mag vervreemd worden ; doch desniettegenftaande heeft de Keizer het recht om deeze ampten , wanneer het hem goeddunkt, aan andere perfoonen van dezelfde geflachten over te geeven. Het was oudtyds hunne gewoonte nooit in het openbaar te verfchynen , en zy bemoeiden zich zelden met de zaaken der regeering , maar lieten die gewoonlyk over aan hunne eerfte ftaatsdienaars , die zy Bahlucled , Gunftelingen noemden. Doch deeze gewoonte is reeds voorlang afgefchaft , en zy hebben zedert gevoeglyker geoordeeld zich' te vertoonen aan hunne onderdaanen voor het minst drie of viermaal 's jaars ; doch tot heden toe mag niemand den Keizer zien eeten dan alleen de jonge edellieden, die hem de fpys in den mond fteeken. De Keizerin zelve mag dit voorrecht niet genieten, deeze eet afzonderlyk met haare ftaatjuffers , en wanneer hy gehoor verleent aan vreemde afgezanten zit„ hy altoos achter een gordyn- om niet van hen gezien te^/^f*" worden. In de plaats der aloude Gunstelingen word«s«« van Zz 3 thans**  $66 HISTORIE v a w XVIII. thans een eerfte amptenaar aangefteld , dien zy Rash, Boek. of Opperfte noemen , en die tevens Opperveldheer is. IV. Deeze heeft wederom twee hoofd opzieners , waarvan de Hoofdst. eene genóemd word Beilatinothe Goyta , OpperrentmeesVI. ter. De magt van dien Amptenaar ftrekt zich uit, niet Afd. alleen over de Onderkoningen , Landvoogden s Xurros , en Legerhoofden , maar ook over de Azaguts en Umba. ras, die de burgerlyke rechters van het Ryk zyn. De tweede word genoemd Takak , of ook Zekafe Bellatinoicbe Goyta, dat is , Opperfte der mindere dienaars , dee. ze heeft enkel het opzicht over het Hofgezin , dat geDe ambten woon'yk beftaat uit lieden van minderen rang. ■worden ver- Het ergst is 5 dat deeze ampten , zowel als die van hecht. minder belang , veeleer verkocht worden aan de meestbiedenden als gefchonken aan de waardigften ; en dat daarvoor dus meer gegeven word dan zy eerlykerwyze waardig zyn ; zodat de koopers , om daarvan voordeel te trekken , of zelfs alleen maar om in ftaat te bly ven, genoodzaakt zyn, die aan hen onderworpen zyn, te onderdrukken, en dus zyn allen deeze amptenaars van den groctften tot den geringften veeleer beroovers dan verfevtrhi d,eedigers van de onderdaanen. Hierby komt nog , dat enderbal. deeze 'aatften geene befcherming kunnen verkrygen teven zeid- gen hunne onderdrukkers , want, fchoon zy zich van saam. de laage gerechtshoven op de hoocrere kunnen beroepen , en zelfs van deezen op den Keizer , is het echter zo dikwyls gebleken , dat het geneesmiddel erger is dan de kwaal zelve , dat weinigen het durven waagen daartoe hunne toevlucht te neemen. Doch , naardien dit een algemeen gebrek is van alle willekeurige heerfch- ppyën , zuilen wy op dit onderwerp niet langer blyyen ftilllaan , en nog maar alleen melding maaken van ééne ongelegenheid , welke uit dit verkoopen en omkoo. pen ontftaat, en die in dit Ryk misfchien meer algemeen is dan in eenig ander land , en deeze is , dat&de algemeene armoede en elende , die daaruit ontftaan, het canr  ABYSSINIE, 357 gantfche land vervult met geheele zwermen, niet alleen XVIII. van ledigloopers , maar van omzwervende roovers, die Boek. zich ophouden in alle de Provinciën , die wat verre af. IV. gelegen zyn van des Kekers legerplaats , en die uit hoof-HorrnsT. de van de achtelooze regeering niet kunnen worden VI. uitgerooid , of verhinderd iri het pleegen van allerhande Afd. geweldenaaryën aan de arme landzaaten , en aan de vreem- Waardoor de reizigers , die derwaarts komen om koophandel te bet land met dry ven. Sommige fchryvers zeggen , dat deeze buiten-™^'r™fe£ fpoorigheden door de regeering niet alleen oogluikende °r ' toegelaten , maar zelfs geftyfd worden ; en dat deeze roovers ftaan onder het opzicht van een opperhoofd, die eene jaarlykfche fchatting daarvoor opbrengt (d). Wy hebben aangemerkt , dat de Onderkoningen en Landvoogden van het Ryk onderworpen zyn aan den Bellatinocbe Goyta , zowel als de krygshevelhebbers en de burgerlyke amptenaars , en rechters. Deeze laatften hebben hunne byzondere gerechtshoven , daar alle burgerlyke en lyfftraflyke rechtsgedingen verhandeld worden , de krygslieden alleen worden door hunne bevelhebbers gevonnist; de anderen worden enkel gedagvaard voor deJfyzevan burgerlyke rechters, die Umbarts , of zitters genoemd"chtspieeworden , omdat zy alleen het recht hebben van te zit-5'"5' ten , terwyl de klaager , de verweerder, en de overige omftanders moeten ftaan ; by fommige voorvallen zetten zy zich in de opene lucht aan den gemeenen weg neder om eene zaak te onderzoeken , ten aanhoore van een' ieder, die daarby tegenwoordig wil zyn. Zy bedienen zich in hunne pleitzaaken van geene gefchriften of aantekeningen > of geeven aan eenige rechtsgeleerden vryheid ora de wederzydfche gefchillen te bepleiten ; de klaager en de verweerder moeten ieder hunne eigene zaak verdeedigen ; de eerstgemekle brengt eerst zyne zaak in , waarop de ander hem antwoord , dit gefchied by beurten tot drie of viermaal toe, waarna de rechter hen hebbende doen 00 Lx Grand , Disfert, des Rois d'Abysfin. p. 255.  3ó~8 HISTORIE va* XVJII. doen zwygen, de omftanders hun gevoelen afgevraaet, Boek. en , naardat de blykbaarbeid de fchaal doet overflaan, IV. fpreekt hy het vonnis op de plaats zelve , en dit b in hoofdst. fommige gevallen zonder apel, ichoon het in andere voor y- eene hoogere rechtbank kan getrokken worden, te weeAFD' ten, eerst voor den Onderkoning, of Landvoogd; vandaar voor den Btllatinopbe, en laatstlyk voor den Keizer. In lyfflraf-ln lyfftraflyke misdaaden word de fchuldige , wanneer hy tadZ5' §6Vaf ?9r?' Z0lanS in hechtenis gehouden totdat hy aan • den beleedigden voldoening gegeven heeft, of, zo het eene doodfchuld is, word hy overgeleverd aan den klaager om met de dood geftraft te worden , naar het goedvinden van hem en van de overige bloedverwanten van den vermoorden, welke gewoonte zy benevens veele andere fchynen overgenomen te hebben van de Jooden ; en deeze nabeftaanden verkoopen alsdan den moordenaar als flaaf, vï doen hem eene do<_>J dan; die hen goeddunkt. Maar, wanneer de moprdenaar niet kan uitgevonden worden , dan word aan allen de inwoonders van de plaats eene zwaare boete , of fomtyds de eene of andere lyfftraf opgelegd , welke inftelling eensdeels het bedekken van de misdaad , en anderdeels veele moordenaaryën verhoed. Het grootst gebrek van deeze rechtbanken is , dat zy geene getuigen hooien dan die van den aanklaager, welken de verweerder niet altoos genoegzaam kan wederleggen. pritder- Zy hebben drie foorten van doodftraffen ; de eerfte Sfen 'S * dat zy den misdaac%en tot aan den hals toe in den J M ' grond begraaven , zyn hoofd met doornenftruiken overdekken , een' zwaaren fteen daarop leggen , en hem zo laaten fterven ; de tweede, dat zy hem , met kneppels van omtrent twee voeten lang , flaan totdat hy fterft; en de derde , en meest gebruiklyke is, dat zy hem doorfteeken met hunne lanlèn ; in welk geval de naastbe. ftaande van den vermoorden den misdaadigen den eerften fteek geeft, waarop de anderen hem in geregelde order vel-  ABYSSINIE. 363 volgen ; ja zelfs de laatften , die daarby komen , nadat XV1H. de fchuldige reeds overleden is doopen hun geweer in Boek. zyn bloed, ten blyke, dat zy ook belang hebben in let IV. wreeken van de dood van hunnen bloedverwant. Doch, H >ofds,t. hetgeen nog haatelyker is , en in zekere opzichten on- VI. menfchelyk, de blydfchap die deeze nabeftaanden betoo- Afd. nen van het oopenblik af dat de misdaadige aan hen wordwr(edhei& overgeleverd, doch wel voornaamlyk op den avond voortegen de zyne dood; by alle welke vreugde tekenen de misdaadi-w"rfaa^" ge zelf gedwongen word tegenwoordig te zyn , zowei^"' als by de toebereidfelen , die zy maaken tot zyne dood; eene omftandigheid , die zyne bloedverwanten doorgaans zodanig verbittert, dat die veelal eindigt met de dood van een' of meer van zyne hevigtte vervolgers £0* De krygsmagt van den Keizer is in het geheel nietKrygmags evenredig met de uitgeftrektheid van zyne landen , env"n. ien zelfs niet met de vereischten tot derzelver befcherming, eixer' wanneer men in aanmerking neemt , dat die van alle kanten met vyanden omringd zyn , die geduurige'invallen doen, en groote verwoestingen aanrechten. Dezelve is zeer zelden meer dan veertigduizend mannen fterk , en kan dikwyls dat getal niet eens uitmaaken. Onder dee- Wapenen zen zyn vier of vyfduizcnd ruiters , en de- overigen*""'' het zyn voetknechten ; onder de eerstgemelden zyn vyftien. y* 1 onderd wel opgezeten, wel toegerust , en wel gewapend , en de helft van deezen draagen maliënkolders en helmetten , doch de overigen zyn vcrfchillend gewapend en toegerust, en voeren geene anderen-wapenen dan fchüd en ff eer. Zy z^n weinig bedreven in het behan- Gehrekaan delen van fchietgeweer , en flecht voorzien van bm-fchietgekruid en kogels. Zy htbhen over het geheel naauwlyks]!*^^ vyftien honderd muskettiers by een gevecht, en deezen zyn meesttyds zo flecht voorzien , dat zy niet meer dan eens kunnen vuuren uit gebrek aan kruid en lood. HunCO Tfllez , Lobo , Ludolpb, Coddino, I. i, C. j.6, *: feqrj. No. 35} paüi Hedekd, Hist.XIV. D. I. St. Aaa  37» HISTORIE va» XVIII. Hunne legers, bataillons , en esquadrons worden zeer Boek. ongeregeld aangevoerd , zodat de geheele veldilag doorIV. gaans begint en eindigt met den eerften aanval; waarop HooDTST.de eene party vlucht , en de andere vervolgt , zonder VI. eenige pooging te doen om weder te fluiten ; ook is Afd. het by hen geene fchande de vyanden den rug toe te keeren , dewyl het een algemeen gebruik geworden is. Eetkrygs- Dit kan men echter met waarheid getuigen van de vilkhuH Abysfinifche foldaaten , dat het gebrekkige in huhne uitdTvpTln voerinS enkel moet 'geweten worden aan hunne flechte moedig, krygstucht ; want uit den aait zyn zy daoper en moedig , en buitengemeen gehard tot het uitftaan van honHunfober ger, dorst, en allerhande ongemakken. Zy trekken hun teftam. fober beftaan van de landeryën ; die de Keizer hen verleent , zolang zy in dienst zyn om van te leeven , maar ook niet langer , want zohaast zy den dienst verhaten, worden die hen weder ontnomen, en ren gebruik gegeven aan anderen , die hunne plaats vervullen. Zy voeren Zy voeren nog daarenboven hunne vrouwen en kinde« tXr«Slr«1 met zich ; en deeze zyn doorgaans zo talryk , dat delenmet' een leger van dertigduizend mannen wel op honderdzich duizend menfehen mag gerekend worden , die allen moeten leeven van de landeryën, die hen tot .hun onderhoud worden aangewezen ; en dit is de rede , waarom de Abysfinifche Vorften in ftaat zyn om by alle gelegenheden met geringe kosten talryke legers op de been te brengen , doordien alleen hunne onderdaanen uit landbouwers of krygsknechten beftaan. Hunne In alle veldflagen is de Keizer omringd , niet alleen ZdZm van zyn hofgezin en lyfwacht , maar ook door de voorm*n,'enanS<™mtte edelen en ftaatsdienaars , en dit gevolg maakt, deremuz ck om zo te fpreeken, een afzonderlyk klein leger in het infiumen. leger uit. Zy hebben hier , zowel als in het groot leï*b. trommelen , keteltrommen , trompetten ,' hoboos , fluiten, en andere muziekinftrumenten; doch hun krygsmuziek is meer geraasverwekkend dan aangenaam. Het le-  ABYSSIN.IE. i?1 leger word altoos verzeld door een groot getal priesters, tvttt die met alleen den godsdienst verrichten in tenten, die daartoe gefchikt zyn , maar daarenboven allen de gewy- tv ttjTS' diCnSt beh001'en S^pleg-hookdst. tigheid begeseiden (ƒ). VI De inkomften van het Ryk fpruiten voornaamlyk Afd! voort uit de vier navolgende oorlprongen ; vooreerst , „ uit de fchatting, die opgebragt word door de landvoog-ST den van die Koningryken en Landfchappen, welke .ftm van bet naar men zegt, goud opleveren; byzonderlyk die vanAy*TO,t' Xtarea en Gjjam , welke jaarlyks een zeker gewigt van ' dat metaal opbrengen doch , of dit opgegraven word^ofc »o*. uit de goudmynen van deeze Provinciën , dan of zy het trekken uit hunnen koophandel met de Caffers , en andere nabuurige volken kunnen wy niet met zekerheid zeggen. Dit word voor een der voornaamfte takken der ryksinkomften gehouden ; en zelfs deeze beloopt, volgens het bericht van Pater Almeyda, die zegt, dit van Keizer Segued zei ven gehoord te hebben, niet meer dan vyf of zesduizend oneen in het jaar. De tweede TTv"& tak der inkomften beftaat in het verkoopen der ampten ; naardien de Onderkoningen en Landvoogden ver. plicht zyn eene jaarlykfche fchattïng op te brengen , eensdeels om in de bezitting van hun ampt te blyven , en anderdeels voor de inkomften , die zy van hunne landvoogdy trekken ; want , gelyk het geheel Kejzerryk des Keizers eigendom is , huuren deeze landvoogden, om eens zo te fpreeken , deeze laadvoogdyën van hem , en keeren hem jaarlyks een gedeelte van derzelver voort* brengfelen uit ; fchoon het 'er wel verre af is , dat zy die tot het meest voordeel' aanleggen , of den Keizer het overredig gedeelte betaalen. Het Koningryk Tigre is- ver het grootst , ei bevat ook het grootst getal landvoogdyën; en het Koningryk Dembea is het rykfle va» (ƒ) Tellez, Alvarez, en anderen. Aaa i  lT% HISTORIE vak ABYSSINIE. XVIII van alle de Provinciën ; en echter brengt bet eerstgeBoek.' melde landfchap , volgens het verflag van Pater Aimey. IV.' da , niet meer op dan vyf* en ■ twintigduizend , en het Hoofdst. Iaatfte vyftigduizend livres op. De derde tak der in-' VI. komften beftaat in eene tiende , welke zy elke drie jaaAfd. ren invorderen van al het rundvee. Volgens deeze verDirdt Tak. ordening is een ieder, die beesten houd, verpligt, om het derde jaar , een van de tien af te geeven; en naardien dit Ryk een groot getal beesten oplevert , is dit • wel verre de gewigtigfte tak der inkomften. Daarenboven is het vee zo juist verdeeld door allen de Koningryken en Landfchappen van het Ryk , dat deeze inkomst van het een jaar tot het ander zeer weinig verfchilt. Vierde Tak. Hierby moogen wy nog een' vierden tak voegen, fchoon 'die juist niet van zoveel belang is, naamlyk de belasting op de lywaaten , die voor de Christenen een ftuk van ieder baal, en voor de Mohammedaanen een ftuk van de agt zyn. Deeze belasting brengt jaarlyks in het Koningryk Dembea omtrent tweehonderd ftukken bisfetes , dat eene dikker en fterker foort van katoen is, geheel ruig aan de eene zyde. Deeze zelfde belasting word ook geheven in de andere Provinciën van het Ryk, doch word meest opgeflokt door de roofzuchtige Landvoogden. Be inkom- Dit zyn genoegzaam alle de inkomften der Abysfinifche V't e Vorsten, waarvan men zoveel ophef gemaakt heeft; en 'hel vm'. fchoon men die niet juist kan opgeeven, omdat die meer of -iv.migbe- minder zyn naar maate der mildheid of fpaarzaamheid van tog- de Keizers , en meer andere toevallige oorzaaken , blykt het echter , dat die veel geringer zyn dan men zou verwachten van een zo wyduitgeftrekt Ryk , dat zoveel Koningry. ken en Provinciën, en zulk eene menigte van wei- en akkerlanden bevat, waarvan de Keizer de volftrekte eigenaar is. Einde van het XIFde Deel Ijle Stuk.  HEDENDAAGSCHE HISTORIE; ZYNDE EEN VERVOLG VAN DE ALGEMEENE HISTORIE. ZEVENDE AFDEELING. Handelende over den godsdienst der Abysfiniers , zo voor als m hunne beheering tor het Christelyk geloof; en over hun Kerkbefluur. vm^iY bebben alreeds in bet voorbygaan aan^e- ^tj' W w \n merkt, dat de Abysfinien voorgeeven den Ji\__/^ Joodfchen Godsdienst benevens eene lanpe rytJoJ0vn;T sO^PI van Keizers ontfangen te hebben van Salo- VJI tnon, den Koning van Israël, die den zoon, welken hy ^ by hunne Koningin geteeld had in de Moiai'che leer^^ deed opvoeden , en hem vervolgens r.aar zyne moeder eatd tnst Heden».Hist.XIV. D.ILSt, Bbb 2 inAoyXiï  1-6 HISTORIE t as XVIII. in Abysfintén terug zond , verzeld door veele uitmunten'» Boek, de fchrifigeleerden , en byzonderlyk door Azariah, den IV. zoon van Zadok den Hoogepriester ; door wiens meJe- Hoofdst. werking de Joodfche Godsdienst verfpreid wierd door VII. het gantfche land, en Mand gehouden heeft tot op hunAfd. nc bekeering tot het Christendom. Eenoud ge. Het eenig gedenkfchrift , dat zy bezitten van dit ^r^/cAri/tlmerkwaardig geval , behalven de mondelinge overleveVoèkvan' rin§' welke bv hen van onheuglyke tyden af is aange. hunne Ko- nomen geworden, is zodanig opgevuld met ftrydigheden ninginby en fabelachtige aanhangfelen, dat men op hetzelve niet Sa oinon veei fl-aat fcan maaken. Joód"n.d'r DlT gedenkfchrift zegt; dat ééne groote en magtfgo Koningin , Azsb of Makeda genaamd, die over geheel Mtpiopitn heerschte , bericht gekregen hebbende van de groote magt en wysheid van Salomon , door zekeren Tamarin , een' koopman uit haar Ryk , en genegen zynde om zelve daarvan oog- en oorgetuige te weezen , op reis ging naar Jerufalem, met een gevolg van da grootfte Vorften en Edelen van ALtbiopiën , en kostbaare gefchenken niet zich voerende. Daar gekomen zynde onderwees haar Salomtn in den dienst van den eenigen waaren God ; en weder naar huis gekeerd beviel zy van een' zoon , geteeld by Salomon, die Menimeltck David genoemd wierd. Deeze zoon begaf zich vervolgens naar Jrufalem om zyn' vader Salomon te bezoeken , die hem met vorf elyke pracht ontfing, en hem tot Koning van ALthiofiën deed zalven door de Hoogepriesters Zadok , en Joas. Nadat deeze Prins genoegzaam onderwezen was in den dienst van den waaren God, gaf zyn Vader hem verfcheiden van de aanzienlykfte eerstgeborenen uit Israël mede om hem te dienen in Mtkiop'ën, en voorzag hem daarenboven met amptenaars en hof bediendferi uit den Stam van Juda , benevens een' Hoogepriester, Levieten, en Wetgeleerden. Tot  ABYSSINIE. 377 Tot dus verre vind men niets in dit verhaal dan het- XVIII. geen zeer waarfchyniyk is ; doch hierby word nog het Boek.' volgende gevoegd ; dat de voorgemelde eerstgeborenen IV." van Israël, op aanraading van Afariah den zoon vanHooFD«T. Zadek , zich door een' plegtigen eed onder eikanderen VU. verbonden om de Ark des Verbonds, welke zy het He- Afd. tnelscb Sion noemen , weg te voeren ; dat zy met dat Menf.meoogmerk op zekeren nacht in den tempel gingen , óat'grooten deed zweeren by het Hemelsch Sion, dat zy voortaan geene vrouw zouden laaten heei fchen op den throon van ALtbiopiën, en Hedend. Hist. XIV. D.Ii. St. C c c geen'  378 HISTORIE van XVIII. geen' anderen man j dan een' van zyne wettige nakome- Boek. lingen (g). IV, Dit is de korte inhoud van dit berucht gedenk. Hoof est. fchrift hetzelve, behelst nog veele andere byzonderhe- Vil. den , die alle even onzeker zyn, en zo fabelachtig, dat Afd. zy niet waardig zyn aangehaald te worden ; en desniet* tegenftaande is het by de Abysfiniers in hooge achting ; ook is het niet te' verwonderen , dat een volk. niet minder dan de andere oosterfche volken ingenomen met wonderdaadige gebeurtenisfen , van tyd tot tyd dit oud gedenkfchrift doorweven heeft met fabelachtige vertellingen , om daardoor meer ontzag te verwekken voor den Tabot, of Verbondskist, waarop zy het H. Nachtmaal vieren. Hunne be- Het daaraanvolgend artikel tot den godsdienst der heeringtot Abysfiniers betreklyk is hunne bekeering tot het Christe?*tC67'"/'lyk geloof, welke groote omwenteling zy enkel toefchryy. ëe °V- yen aan jen beruchten Kamerling van de Koningin Candace, of gelyk zy haar noemen , Handake. Het verflag, dat het oud gedenkfchrift daarvan geeft, komt, volgens het zeggen van Pater Almeyda genoegzaam overeen met dat, hetwelk de H. Lucas ons nopens deszelfs bekeering. en doop heeft aangetekend in de Handelingen der Apostelen , met dit byvoegfel alleen , dat hy by zyne terugkomst in ALtbiopiën de Koningin een volledig verfhg deed. van alles , dat hem was overgekomen , en wat 'er gebeurd was tusfehen hem @n Philippus op zyne terugreis; waarop deeze Koningin het Euangelium der Genade van Jefus Christus insgelyks aannam. Maar, behalven dat de Geleerden het nog niet eens zyn , of deeze Prinfes werklyk Koningin is geweest van dit JEtbiopiën of Abysfinien , of van het Eiland Meroë, wy kunnen de bekeering van dit volk niet ftellen op dien tyd uit dit enkef. voor» , (g) TüLBz, Libr. i, LvBOtrH, I.i, C. 2, $."3 & feqq.  ABYSSÏNIE. ?79 ■voorval. dewyl dit oud handfchrift alleen zegt, dat de XVIIT Koningin het Christengeloof aannam , en geene melding Boek.*' maakt van eenigen van haare onderdaanen, die hetzel- IV. ve zouden aangenomen hebben ; daarenboven had Phi- HooFrsT. Itppus ,die geen Bisfchop of Priester, maar flechts een Dia- VIL ken was , geen recht of magt om den Kamerling aan te Afd. ltellen tot een' verkondiger van het Euangelium ; en ook geen tyd om hem grondiglyk daarin te onderrechten, ot hem meer dan het oppervlakkig denkbeeld in te prenten , dat Jefus was de Christus, de Zaligmaaker der menfehen , die door zyn vlekloos leven , wonderwerken , dood, en opitanding , getoond had de waare Mesfias te zyn. Ook zou men kunnen inbrengen , dat hy Phüippus niets gevraagd heeft over de affchaffing der Mofaï/che wetten door het Euangelie , zodat hy en zyne bekeerhngen, zo riy die ooit gehad heeft, naar alle waarfchynJykheH die wetten tegelyk met het Christelyk geloof hebben blyven aankleeven ; gelyk zy zelfs nog doen na hunne meerdere verlichting; en wel voornaamlyk in twee zaaken , te weeten het onderhouden van de befnydenis en het vieren van den Christelyken Sabbath op denlaatften dag der week. Het is meer waarfchynlyk derhalven , dat, wat 'er Fri™enook mooge zyn van de overtuiging van deezen doorluch-t,us T* tigen bekeerling,de algemeene overgang tot het Chnste-ffi* lyk Geloof door het geheele Ryk geen' ftand heeft ge-*»»'aL greten aan na het jaar 3*5 , toen AMnafius , Patriarchma'enbevan AexarAnen , door Frumentius onderricht van de ffe-ÜW^ negenheid, welke deeze volken betoonden om het Chri JM'8" tengeloof aan te neemen , hem ordende tot Bisfchop van0*»'""** en hem afzond om het Euangelium door geheel*^* Abysfmen te verkondigen. Van deezen tyd af begon het Christendom in deeze gewesten te bloeijen , en het. algemeen geloof wierd door dien yverigen Kerkvoogd zo wel gevestigd, dat toen Keizer Confianlius, op het hooCcc 2 reH  38o HISTORIE van XVIII boek. IV. Hoofdst VIL Afd. De Abyxj nifehe Ke: onderworpen acmdi van Alexandrien . ren van deeze bekeering, alle listen en laagen aanwendde om het Arianismus onder deeze volken in te voeren , hy echter zulks niet kon te weeg brengen, fchoon • zy naderhand tot de gevoelens van Eutyches en Diescorus zyn overgegaan. Ook wierd ten dien tyd de Kerkelyke tucht gefchikt ï-naar die van Alexandrien; men ftelde overal Priefters en *Diaconen aan ; de kerkformulieren , geloofspunten , en , geestelyke wetten wierden opgefteld en geftaafd door ' den Patriarch van Alexandrien ; en onder de laatstgemelde was een artikel, waarby de Kerk van /ibysfixnien die van Alexandrien erkende voor haare moederkerk, en als volkomen af nanglyk en onderworpen aan dezelve , zelfs in zo verre , dat de Bisfchop van Axuma geen recht heeft om eenigen Priester te verkiezen zonder goedkeuring van den Patriarch van Alexandrien; en deeze Iaatfte alleen de magt heeft om hen te benoemen en te wyden. Dat zelfs nog meer is, de Abysfiniers worden door deeze kerkwetten uitgefloten van de vryheid om ooit een' Abuna of Opperpriester , uit hun eigen volk te moogen kiezen. De geestelyken en leeken hebben zulk eene hooge achting voor deeze kerkwet, welke zy voor zo oud houden als hunne bekeering zelve , dat zy het niet alleen voor kettery maar zelfs voor afvalligheid zouden houden, derzelver gezag in twyfel te trekken (/■>> Dewyl onze leezers misfchien begeeng zullen zyn om den inhoud van dit oud bewys van onderwerping te weeten, zullen wy hen ten gevalle hetzelve hieronder in eene aantekening laaten volgen naar de vertaaling van Abraham Echellenfis, als de verftaanbaarfte, dewyl die van Turenius op fommige. plaatfen genoegzaam onverftaanbaar is (D> _ De (h) Tellez,C. 19,Ludolph, 1.3, C. 6,7. Lobo, LeGrand,enz. (D) Dit merkwaardig ftuk, dat het twee en-veertigfte is by -<#ra-  ABYSSINIE. 381 D e Abysfinifche geestlyken zyn altoos ftiptelyk gehoor- XVIII. zaam geweest aan deeze wet, zonder immer daarover te j30EK-4 klaagen, of onvergenoegd te fchynen over deezen buiten- Ty/ landfchen dwang , of over onrechtvaardigheid van hun-HooposT. ne uitfluiting van de hoogfte waardigheid, fchoon zy na- VJI. tuurlykerwyze daartoe nseer recht hebben, en ook beter Afd. daartoe gefchikt zyn dan eenig vreemdeling, zo die nietDeCewt. volkomen geoefend is in hunne landtaal, hetwelk, vooriyken zyn zo verre wy hebben kunnen ontdekken , zelden derzei zeer verver hoofdftudie is geweest CO- Zelfs, hebben zy hunne^g^ verknochtheid aan die wet fterkst laaten blyken in die tyden , toen hunne Keizers de grootfte rede hadden om hun misnoegen te toonen over de eigendunklyke handelingen van deeze Kerkvoogden , die menigmaal vermetel genoeg waren om zich in ftaatszaken tegen hen te verzetten , en toen de Keizers, moede van de dwinglandy der Alexandrifche Patriarchen , en derzelver Abysfinifche afhangelingen , welke nog ondraaglyker wierd zedert dat die (i) Dezelven, zie ook Cobbihs, Goez, en anderen. ham Echellenfis, en het zes-en.dertigfte by Turenius , luid als volgt, met betrekking tot het bovengemeld artikel: „ NEPatriarchamfibi conflituant JEthiopes, ex Juis Doctoribus , neque freprid electionc , quia Patriarcba ipjorum tfl conjiitutus Jub Aiexandrini poteflate, cujus eji ipfis ordinare , £? prceficere Catholicum , qui 'inferior Patriarcba ejl, cui priefato in Patriarcham confatuto, mmine Catholtci, non licebit Metropolitanes cenflituere, ficut conflituunt Patriarcha ; etenim honor nominis pctriarcbatüs illi defertur tantummodo, non vero poteftas. Porro, ft acciderit ut congregetur Synodus in terrd Romanorum, £? adfuerit ijle, fedeat loco octavo post Dominum Seleucia, in qua efl ,Alma-dajoint, nempe Babylonia Harrac; quoniam illi poteftts facta efl conftituendi Epifcopos Juce provincie, probibitumque fuit ne ullus ilhrum ipfum conjliluat." Naardien nu dit ftuk niet in het Grieksch, of by eenigen Griekfchén Schryver gevonden word, is het waarfchynlyk, dat deeze vcrzaameling opgefteld is te Alexandrien, voor dat de Arabiers zich van deeze Stad meester gemaakt hebben, en dat de Kerk van Antiocbiën, en naderhand die van Abysfiniën hetzelve hebben aangenomen, gelyk zy het gevonden hebben. Ccc 3  XVIIT Boek. IV. Hoofdst vu. Afd. 382 HISTORIE van . die Patriarchen onderdaanen en keurlingen van de Ott». mannifcbe Porte, hunnen erfvyand , wierden, bet vreemd en gevaarlyk befluit namen om het Egyptisch juk voor dat van Romen te verwisfelen. Dit was een gepast tydftip om een' middenweg in te flaan , die in zichzelven veel redelyker , en voor de geestlykheid veel voordeeliger zou geweest zyn , naamlyk die van een' Patriarch uit het midden van hen te verkiezen , en zich dus onafhanglyk te maaken zowel van Romen als van Alexandrien. Het blykt allerduidelykst, dat deeze verandering van veel grooter en aigemeener nuttigheid voor de geestlyken en het volk, en voor de rust en de veiligheid van de Keizers zou geweest zyn, dan hun toevlucht te neemen tot den Paus , en den Koning van Portugal,• ook zou men natuurlykerwyze moeten denken, dkt de geestlyken de grootfte bevorderaars daarvan zouden 'geweest zyn , naardien zy het grootst belang daarby hadden ; en echter vinden wy , dat zy geen minder yver en onvermoeidheid getoond hebben in het handhaaven van hunne onderwerping aan den Alexandrifchen Stoel , dan in zich aan te kanten tegen de heerfchappy van den Roomfchen Stoel, welke op het punt ftond van by hen ingevoerd te worden. Ook heeft niemand van hen ooit getracht beter voorwaarden te bedingen , maar zy zyn altoos ftiptelyk verknocht gebleven aan de letter van die wet, en hebban zich gcedwillig'yk onderworpen aan die Abunds, of Patriarchen, welken de Metropolitaanen van alexandrien , of veeleer , in laater' tyd , de Ottomannifcbe Por. te , waarvan de Kerkvoogden leenmannen zyn , goedge. vonden hebben over hen te ftellen ; en dus blykt het, dat de Abyfmifche Kerk altoos op dezelfde wys beftuurd is geworden , zedert dat Fnanentius , of, gelyk andtien hem roemen , Fremonatus , hun eerfte Bisfchep , door den H. Jthanajius derwaarts is gezonden  ABYSSINIE. 383 den (k) ; en men moet het alleen toefchryven aan der eerbied , dien zy hebben voor dien Kerkvoogd , aan wien zy den titel geeven van Heilig , en Abba Salama, of, Vader d \s Vi edes, en aan het ontzag, dat zy aan de bovengemelde kerkwet toedraagen , welke zy vast gelooven door Frumeniius , of door Atbmafius zeiven opgefteld te zyn , dat zy zich tot heden toe niet heb. ben durven verfteuten om daarvan een haairbreed af te wyken. Dus is dit zogenaamd Patriarchfchap , dat de hoogfte waardigheid in de Abysfinifche kerk is, niets meer dan een bloote titel zonder gezag , en geheel afhanglyk van de Kerk van Alexandrien , gelyk duidlyk blykt uit den inhoud van de bovengemelde kerkwet. De Patriarch word door zyne onderhoorige geestlykheid Abuna , of Vader genoemd ; hy mag in zyne opene brieven en andere gefchriften den titel voeren van Patriarch, of Catholicus ; maar hy heeft geene magt om eenige Metropolitaanen onder zich aan te ftellen gelyk andere Patriarchen ; ook heeft de Abysfinifche Kerk nimmer meer dan een' Kerkvoogd gehad van haaren eerften Patriarch Frumenüus af; ook heeft nooit iemand van hunne Patriarchen een' Bisfchop onder zich gehad , gelyk ook nooit iemand het gezag der Kerk gehad heeft dan die aangefteld en ingewyd was door den Patriarch van Alexandrien , eenige weinigen uitgezonderd , die derwaarts gezonden zyn geworden door den Paus , van welden wy in het vervolg nader zullen fpreken ; ook heeft de A» bysfmifche Kerk tot heden toe altoos de leer van haare moederkerk gevolgd (/). Deeze Abuna's zyn , zo wy het fchryven der Zendelingen moogen gelooven, meestal zeer onkundig, en niet min-, (k) Le Grand, Differt. 15, de Hiërarch. Abysfia. J (0 Alvarez, Pays, Tellez, en anderen. XVIII, Boek. IV. Hoofdst.' VII. Afd. De Pt. triarch is de eenige Kerkvoogd van Abys. finien. De Abnna's zyn leelal onkundig en lelamig, ■  384 HISTORIE van XVIII, Boek. IV. Hoofdst. VII. Afd. Vreemds wys van < êbjblutie geeven. minder onachtzaam geweest in het waarneemen van hun ampt , zo met betrekking tot het onderwyzen van het volk , als tot het begeeven der Kerklyke ampten. Wat het eerfte aangaat, xulks is niet te verwonderen , naardien zy onkundig zyn in de taal van het land ; en met betrekking tot het .Iaatfte vinden wy aangetekend, dat zy niemand willen wyden , die tweemaal getrouwd geweest is, en evenwel zulks niet weigeren aan kreupelen en blinden, door het opleggen der handen , en het fpreeken van eenige woorden , zonder hen het H. Sacrament toe te dienen; waarom ook de Roomfche Geest, lyken de wettigheid van deeze wyding fterk in twyfel trekken , gelyk ook die van hunnen doop, en van andere plegtigheden onder hen in gebruik. Hunne wyze van aan de boetelingen in het openbaar '«van hunnen bisfchopJyken zetel de abfolutie te geeven eis insgelyks zeer vreemd ; deezen gaan voor den Bisfchop ftaan , en belyden twee of drie van hunne zwaarfte zonden; waarna hy opftaat, en hen op een' barfchen toon vraagt; hoe zy zich hebben durven verftouten om dit te doen, en of zy God niet vreezen ? Vervolgens geeft hy hen de abfolutie door hen drie of vier flagen met zyn* bisfchoplyken ftaf te geeven ; waarna hy hen verzend naar zyne Mazares , of dienaars , die hem by dergelyke gelegenheden verzeilen , en beveelt, dat deezen den boeteling dertig of veertig flagen zullen geeven met een' lederen riem , dien deeze dienaars altoos by zich draagen om het volk af te weeren. Deeze ftraf is des te ftrenger omdat zy zo dun gekleed zyn ; doch wanneer de boeteling zeven of agt flagen ontfangen heeft word 'er door de omftanders gemeenlyk voor hem ge. fproken, waarop hy verlof krygt om te vertrekken, en deeze abfolutie word onder hen veel meer voldoende en van meer kracht gerekend, dan die van de afzonderlyke biecht. Men kan niet nalaaten zich een flecht denkbeeld  ABYSSINIE. 3«s beeld te vormen van de tncht en beftuuring van deeze kerk ; wanneer men, by de onkunde cn verwaarloozing van deeze Kerkvoogden , hun flecht gedrag in aanmerking neemt, dewyl veelen van hen van de grootfte mis-n daaden befchuldigd worden , en hen zelfs een allerergerhykst gedrag te last word gelegd Zelfs zyn fommige Abuna's, wel verre van geopende I isfchoppen te zyn , niet eens priesters maar enkel \ leekebroeders geweest. Ten bewys hiervan ftrekt de A-z lexandrifche Monnik, van wien Pater Alpbtmfo Mendez1' gewag maakt, die naar Abysfinien gszonden wierd als op-^ volger van Abuna Simeon, en die ook tei ftond als zodanig erkend en begroet is gewo;den, doch die kort daarna door Keizer Stgued afgezet, ën door de Hoomfche Zendelingen tot hun gevoelen overgehaald zynde, openhartiglyk bekende , dat hy geen Bisfchop , maar niets meer dan een Leekebroeder was. Deeze man trouwde niet lang daarna, en won de kost met het maaken van molens , waartoe hy veel meer bekwaam bleek te zyn dan om het ampt van Abuna waar te neemen. Eer wy nu tot de mindere geestlyken overgaan, moe-1 ten wy nog een kort verflag geeven van de inkomften^ van deeze onwaardige Kerkvoogden. Een gedeelte van dezelve fpruit voort uit de gefchenken , of beter gezegd , openbaare verkoopingen van geestlyke vrybrieven, waarover zy geheel alleen naar hun genoegen kunnen befchikken , naardien zy geene Bisfchoppen onder zich hebben, die dit voorrecht met hen kunnen deeen , of een'gen tegenovergeftelden opziener , die hen kan noodzaaken zich ftiptclyk te gearaagen naar de letter van de wet ; hetwelk de rede is , dat zy hunne magt fomtyds tot fchaamens toe in top voeren (m) Ook hebben zy alleen het recht van de priesters te ordenen , en dit (m) TEtLFz, Lodolph, en anderen. Uedeno.Hist.XIV. D.II.St. Ddd 5CVIII. BoüK. IV. oo'dst. vu. Afd. Srrnn'ge b'ina's in nooit ■if.sttrs ivieest. futtne hy mften.  386 HISTORIE van XVIÏI. Boek. IV. HO.FDST VI. Afd. Vitgeftre} tc bezittin gen. DeW V ras of Za gen. dit brengt hen groo:e inkomften op, dew3'l zeer zelien iemand tot den heiligen d enst word ingewyd, die niet aivoore s een evenredig gefchenk heeft ingeleverd om .daarin toegei'ten te worden. Behalven deeze afperfingen , die men met recht on. der öimonie mag rekenen , hebben zy nog veele lan-ie. ryen in de Koningryken lig-e , Gojam, en Demb?ay ■ waarvan zy alleen de inkomften trekken. Die van het eerstgemelde land worden gerekend op veertig of vyftig cakes, of oneen goud, of vier- of vyf honderd ftukken van agten jaarlyks ; de Koningryken van Gojam, en Dembea leveren hen overvloedig levensmiedelen op voor hun gebruik , waarvan zy het overfchot tot hun eigen voordeel verkoopen ; hierby kan men nog voegen een zeker gedeelte van zout en ftoffen , dat jaarlyks voor he,i in het Ryk vervaardigd word , en hen veel geld opbrengt; dit alles geeft hen des te meer inkomen' , naardien die landen vry zyn van alle belasting, en de geesth ke voorrechten volftrekt vry en willekeurig. Hierby komt nog, dat zy geene cathedraale kerk of prachtig Paleis te on. derhouden hebben , en Hechts weinig bedienden , die zy loon behoeven te geeven , dewyl de bezolding van deezen doorgaans voortipruit uit hunne bedieningen , van welke zy zeer wel weeten het meeste voordeel te trekken. Db daaraanvolgende klasfe van geestlyken , juist wel ' niet in rang of waardigheid , maar in algemeenheid en hoogachting is die van de Dckaras. Deeze zyn geene priesters of diaconen, maar eene foort van Joodfche Leviten , of Choorzangers , die by alle kerkdienften gebruikt worden , en welker opperhoofd, Bnrca Guiia genoemd, het opzicht heeft over de kerk tenten in de Keizerlyke legerplaats. Deezen beroemen zich rog van de oude Levieten af te ftammen , cn zeggen dai zy , in hunne zangen , danfen, cn het fpeelen op trommen en ria-  ABYSSINIE. 387 rinkelbommen , den tempeldienst van Jerufalem navolgen , en tevens het danfen van Koning David voor de Ark. Offchoon hun gefchreeuw, geraas, en mislyke gebaaren beter gefchikt zouden weezs n voor eene masqué rade dan voor oen kerkdienst zyn zy echter zo in ach ting, dat zelfs fommige Keizers en Ryksgrooten zich niet gefchaamd hebben voor hen de maat te flaan op hunne rinkelbommen. Deeze Debtaras worden altoos gebruikt by het vieren van de hooge mis. Op groote feesten beginnen zy hun zingen en danlèn reeds voor het aarbreeken van den dag , en vervolgen dit fomtyds tot in den namiddag , zonder eenige fchorheid of vermoeidheid te laaten blyken («)• De eerften in rang na den Abuna zyn de priesters ,1 doch , naardien zy niet een' gfordenden priester hebben' buiten den Abuna , verkiezen zy eenige geestlyken , diei zy Komos noemen , en die voorzitters onder hen zyn. Tot deezen rang behoorde Petrus AL'hiops , die met Pau. lus Jóviüs bekend is geweest. Flke parochiekerk heeft eer ' geestKken van dien rang , die eene foort van Hegumenos, of Aartspriester is, en het opzicht heeft over allen de andere priesters en diaconen, en tevens over de waereldfche zaaken van zyne parochie*. Naardien deeze ge ne Bisfchoppen boven zich hebben . bekleeden zy de eerste plaats in den kerkdienst , beichikken naar hun welgevallen over de mindere geestlyken , en beflisien derzeiver onderlinge gefchillen ; waarom men hen met recht den eeritën rang na den Abuna mag toekennen. Het ampt van de mindere geestlyken is de plaats van denf' Komos te bekleeden , wanneer deeze afweezig is . en* wanneer hy tegenwoordig is , hem by te ftaan in den* kerk» (n) Tellez, Ubr. r, Cap. 19, Ludolph, Libr. 3, Cap. 7,5,25. LeGrajjd, Disfert. 19, cb Hiërarch Abysf. Ddd z XVIIF. Bo K. IV. Hoofdst; Vil. . Afd. )?Komos, f Airts- " ritsten. De Pries. r , en TZelver npt.  388 HISTORIE vAir XVIII. Boek. IV. H ofdst, VII Afd. De Diaco' nen. De Geest lyken hsb ben. vryhei ow eene vrouw te neemen. De Abysfi n'wi b bien pio ti terUeit veoi kerken. kerkdienst , te doopen, te trouwen , de zieken te be* zoeken, en de dooden te helpen begraaven. De laagften in rang onder de geestlyken zyn de dia* conen, die incgelyks by den heiligen dienst asfifteeren, en hunne bvzonde e bedieningen en kerkgewaaden heb» b). De kloosters van Jbysftniën hebben geenerhanJe overeenkomst met de Roomfche, Griekfche , Armcnifché > of eenige andere Christelyke kloosters , het zy dan met betrekking tot derzelver bouworder , gedaante, kerk* dienst, beftiering , of tucht, maar hebben in allen deeze opzichten de meeste overeenkomst met die der Esfeëa en Therapeuten,. gelyk die door Flav.u' Jofephus en Pbilo befchreven worden. In de plaats van door fterke en hooge muuren omringd te zyn, vertoonen zy zich als groote dorpen of buurten , waarin ieder monnik zy;je hut heeft op eenigen afftand van eikanderen. In de plaats van binnen hunne muuren opgefloten te zyn , en niet te moogen uitgaan zonder toeftemming van hunnen Overfte , hebben deeze monniken de vryheid om buiten kerktyd te moogen gaan waarheen zy goedvinden. In de plaats van een lui en ledig leven te leiden , en te leeven van de mildaadigheid van anderen, befteedeti deeze monniken hunne tusfchenuuren tot het bebouwen ir- van dat gedeelte land , hetwelk hen toegewezen is. In '» de plaats van allen met eikanderen te eeten , en hunne tafels overladen te zien met allerhande visch , vleesch, wild , en andere lekkernyën, en eene goede portie van den besten wyn daarby om de fpysverieering te bevorderen , eeten deezen hun fober kostje in hunne eenMT.zaa,ne hutten elk alleen , hetgeen doorgaans enkel bein ftaat uit de voortbrengfelen van hunnen eigen* gromi en ar- (r) Eojbb. Aht. Hist. I. s, C. 17, Bsllarm. Basojt. MoMttAW, Basmag£, e» anderen.  ABYSSINI'E. <05 arbeid ; eenige weinige moeskruiden , peulvruchten, en J wortelen , zonder andere faus dan een weinig zout, en op heilige dagen een we:nig boter , en voor het overi ge met enkel water klaargemaakt. In de plaats van deH overdaadke vastcnfftyzen der Roomschgezinde monniken , welke zy voor het minst eenmaal 's daags moogen gebruiken, en dan nog daaren^ oven eenige toefpys des H avonds , eeten deezen , geduurende de geheele groote^' Vasten , doorgaans flechts éénmail in twee dagen , en^ deeze vasten duurt by hen omtrent een derde van hette' jaar. Geduurende dien gantfchen tyd leeven zy enkel van onfmaaklyke kruiden , zonder daarby eenig brood of boter te gebruiken j zelfs vind men fommigen onder ben , die zich geheel van fpys onthouden benalven op de zondagen. In de plaats van de vrouwen uit hunne gerreenfehap uit te fluiten , vind men onder hen , even als onder de bovengeme'de Joodfche monniken , verfcheidene orders , die zich tot den gehuuwden ülaat begeeven , hunne kinderen ln dien zelfden geestlyken ftand opvoeden , en hunne landeryën , hutten , en andere gerings bezittingen onder dezelven verdeelen ; doch de vrouwen en dochters worden niet „ toegelaten in hunne kerken', maar hebben afzonderJyke'? kapellen tot haar gebruik , waarin zy op de gezette uu-'' re» des daags en des nachts byëenkomen even als de mannen j en dezelfde wyze van godsdienstoefening waarceemen , de muziek der trommelen en rinkelbommen alleen uitgezonderd , welke enkel onder de mannen plaat* heeft. Men vind echter ook orders onder hen , die zich geheel onthouden van alle geneenfehap met de vrouwelyke fexe , en die nimmer toelaaten binnen den omtrek van hunne gehuchten , of kloosters (s). Hierby zullen wy nog eene derde foort voegen, die een eenCO Tiluz, L. 7, C. 17, Lucolph, I. 3, C. j. Eee % rVIII. Bor.K, IV. no-nfT. VII. \FD. unve geenge en■houdingn d° grotvasten* tfsonder- ie kapel' 11 voor de 'ouwen*  396 HISTORIE.van XVÏÏI Boek. IV. Hoofdst VII. Afd. Hunne wasfchin- gen. Hunne b teiemingt Hunne a moedige t vearwys. eenzaam kluizenaars leven als best gefchikt voor godvruchtige befpiegelingen aanmerken , en uit dien hoofde zich ophouden in oude torens, holen, kelders, of op de . toppen van fteile rotfen , cn andere eenzaame en onbezochte plaatfen. Deezen worden door het gemeen doorgaans meer geacht en geëerbiedigd dan de overigen. Maar, om tot de monniken orders weder te keeren; zy verfchillen daarenboven in veele opzichten van die der andere Christelyke Kerken, zo als hunne wasfchingen na zekere geheime verontreinigingen ; hun vieren van den Sabbath; hun onderhouden van de befnydenis ; en meer andere Joodfche plegtigheden; en wel byzonderlyk )f.in hunne eigene vrye verkiezing van de foort van boera. te welke zy doen willen. De kloostertucht en derzelver ftraffen, die veeleer ftrekken om de vleeschlyke lusten aan te zetten dan om die te beteugelen, zyn by hen onbekend; maar in de plaats van die, begeeven zy zich menigmaal tot aan de lippen toe in de koudfte rivieren, en blyven dus fomtyds uuren lang in het water ftaan , ja zelfs geheele dagen, in de koudfte jaargetyden; waarlyk een boete doening , waarvan het denkbeeld alleen in ftaat zou zyn om een' Roomfchen of Grickfchen Monnik de koorts op het lyf te jaageir. p_ De grootheid van deeze geeftlyke "vlekken is -overeenj'komftig met het getal der Monniken, en met de hoeveelheid der landeryën, die zy bezitten; doch in allen dezelven befchouwt men niets dan behoeftigheid , zelfs hunne Kerken en Kapellen zyn meelt al met ftroo gedekt, en ontbloot van allefieraad, eenige weinige flechte fchilderyen uitgezonderd. Zy hebben geene eetkamers of zaaien, en hunnen hutten zyn van klei, klein en laag, met ftroo gedekt, en flecht voorzien van huisraad. Alles-, dat men daarin vind , is overeenkomftig met het afgezonderd en armoedig leven van derzelver bewooners. Hun.  ABYSSINIE» S97' Hunne bedden zyn grove matten op den vlakken grond uitgelpreid , hunne tafels en ftoelen met de zelfde ftof bekleed , en beftaan uit hoopch klei, die een weinig boven den grond verheven zyn. I Men vind onder hen twee orders, die een opperhoofd hebben; deeze worden genoemd naar derzelver ftichters, te weeten, Tekla Hiymar.ot, en Abba Euftatius; de eerfte een geboren JEthiopilr , en de tweede een Msyptenrnr ; de order van den eerftgemelien hebben eene foort van Gereiaal over hen , dien zy lkegue rtoe-i men, deeze word verkozen door de Abba's of oudftenr van hunne genoolfchappen ; die van de tweede order hebben erkd een' överften, dien zy Abba, dat is, Va- i der noemen , in ieder gtnootfchap, die by meerderheid-/ van ftemmen door de monniken verkozen word ; doch of zyne regeering één jaar , of drie jaaren duurt vinden wy niet gemeld. Wat aangaat hunne kleeding , de as- \ h<£t)ia alleen uitgezonderd , die hunne Abba's draagen ,« en die beftaat uit een' band van drie ftrooken leder in-^ eengevlochten, welke met een yzere of kopere gefp om* des hals word toegemaakt , kleed zich een ieder gelyk« hy kan, doch allen zeer eenvoudig, en het kleed , dat£ zy draagen , word met een lederen gordel om het Jyfêl toegemaakt. Eenigen van hen gaan bioodshoofds even r.ls ^e leeken , anderen draagen eene foort van hoeden , anderen wederom eene foort van kappen of mutfen, en ibmmigen dekken hunne hoofden met een ftuk doek. Die een eenzaam leven leiden onderfcheiden zich, naar hun goe .winden, op de eene of andere wys; eenigen draagen eene ftrook van geel leder om den hals ; anderen een ftuk doek van dezelfde kleur ; anderen wederom door' eene foort van zwarte mantels , die zy omhangen over' hun onderkleed, dat gemeenlyk wit is, en eenigen verkiezen zwarte mantels en ondei Ideeden. In dit opzicht verfchillen zy geheelenal van alle andere, zo Roomfche, Eee 3: Griek- XVIII. Boek. IV. loomsT. VII. Afd. Jun Gent' lah 'Jun Over' ■en. ie klee- irig der immiken ■ verjchil;u!e, dacb itr het al:meen zeer v.voudig.  S98 HISTORIE van xvin, Boek. IV. Hoofdsi IV. Aro. Di enge huvjde monniken •worden meefi ge acbt. Griekfche, als Armenifche Monniken, maar komen juist overeen met de Therapeuten en Esfe'én , gelyk die ons door Philo en Jojepbus be&hreven worden. Waarom het = ons toefchynt, dat de negen bovengemelde ftich;ers veeleer enkel hervormers, of, om juift te fpreefcen , leeraars geweeft zyn , die de oude Abysfinifche kluizenaars tot het Christendom bekeerd hebben ; want zo zy de eerfte ftichters van deeze orders waren geweeft, zouden zy ongetwyfeld derzelver kleedin^ en manier'van leven meer naar de Europifche of Afiatifche wyze hebben ingericht ; daar het integendeel blykt , ddt zy weinig of geene verandering gemaakt hebben dan alleen in het geloof, en uit hooide van dit geloof is het deeze monniken geoorloofd , feven gelyk de andere geeftlyken een kruis in de hand te draagen, en de leeken daarmede dea zegen te geeven. De kruifen der Abba's., of hooger geeftlyken, zyn veel grooter, fraayer gemaakt, en zonder voetftuk; deezen worden gemeenlyk voor hen uit gedragen door een' gemeenen monnik , wanneer zy uitgaan, als een teken van hunne waerdigheid. De monniken, die ongehuwd blyven , zyn doorgaans in grooter achting dan de geenen, die zich tot het huwlyk begeeveti, en worden me■ nigmaal, voornaamlyk die Abba's zyn, door den Keizer in ftaatszaaken en onderhandelingen gebruikt; en het is zeer waarfchynlyk, dat zy eene gelofte van kuisneiJ doen, wanneer zy m hunne o-der aangenomen worden, doch de wyze daarvan word ons niet gemeld. De Portugee' fche Patriarch Alvarez zegt echter hiervan; dat hy, op zekeren tyd, aan Azaga Ticbo, die te vooren een monnik geweest, maar naderhand door den Keizer tot geheimfchryver verkozen was, vraagende', of zy eenige gelofte van kuisheid deeden, van dien ftaatsdienaar, dia va*i een' vrolyken en boertigen aart was, ten antwoord kreeg; dat degeenen, die in eenige geeftlyke orde fton- dei  ABYSSINIE. 390 den aangenomen te worden, voor den Abba neeerge-. krield, de volgende woorden overluid fpraken: „ Wy ■ „ verhirdf n ons ter het onderhouden van de wetten der „ kuisheid;" maar dat zy birnsnsmonds daar by voeg-j. defiï,. even gelyk gy." rog dairby z:gg«?nde , dat zy zich, by meert alle hunne geeftlyke gc'cften, van deeze inwendige \or->- behouden is bedienden, (i) Men vind deeze geeftlyke genootichappen in Abysji-l n"én niet in volkryke plaatfen; maar, overeenkom (tig met^ hunnen naam en oogmerk, zyn die meert gelegen inj de bergac1-tigfte en eenzaamfte gedeelten van het Ryk, waprom deztlven ook Debras genoemd worden, dat in de jEi! iop'lche taal ren' berg, en ook een klooïter betekent, en in het Febreeuwtch eene wcestyr. Het zy dan uitloofde van hunne verwantfehap met de Jcoden, of om dat zy eerft door Joodfche monniken zyn inge» fteld, deeze kloosters zyn genoemd naar fommige dér vermaarefte plaatten in PalafiinaK zo als, Debra Lïbv »?j, Debra Bafan , Debra Tabor , Debra Sinaï, Debra Z- i daelujah.  402 HISTORIE vam XVIII Boek, IV. Ho'-r *t VI IJ. Afd. Hunne Jnyrtmis niet ge. grené *\ Mofaïja Wet. , nog heden een klein kerkje. en rondom het zelve woo nen nog tien of twaalf monniken , die het aandenken nog levendig houden van de!?ze weleer zo beroemde geeftlyke game-nfcbap , en die van derzelver niet minder beroemde fticbter, een van hunne grjotfte Heiligen, Sainuël genoemd ; van wiens geftrenge zelftuchtigingeti en boetedoeningen zy „verwonder1 vke dingen verhaa'en. (w) Dit zy genoeg gezegd wegens den geeftlyken ftaat van Abysfihiën. ACHTSTE AFDEELING. Over de gevoelens en plegtigheden der Abysfinifche Kerk,- met betrekking tot de overige deelen van hunnen godsdienft , en de gevoelens, welken zy aangenomen heeft zedert haare bekeuring tot het Christelyke Geloof. TT^e Jbysfmi'érs worden gemeenlyk befchuldigd van X-/ het Joodendom met het Christendom , de Wet met het Euangelie te vermengen ; doch wy kunnen dit deeze Kerk niet te last leggen , of haar befchuldigen, dat zy denzelfden eerbied zou toonen voor de wet van Mofes, als voor het Euangelie van Jefus Christus, be- Vooreerst, wat aangaat de tivee voornaamfte artikelen, die tegen hen ingebragt worden; dat zy, Vênaamlyk , de belhydenis onderhouden, en den Sabbath )tf vieren op den zevenden dag, zy bcfchouwen die geen van beiden als noodig tot de zaligheid , uit hoofde van de Mofaïiche wet, gelyk de Jooden doen , maar als inftellingen van God, de eene by de Schepping der wae- («0 Tellez, L. i, Csp. 17, op het einde.  ABYSSINIE, 403 waereld, en de andere ten tyde van Abraham , den Va der der geloovigen, en die gevolglyk niet moeren ge]yk gefield worden-, met de andere cerimonieele wetten en pkgtigheden , die door de komft van den Mesjiasl Honden vernietigd te worden ; ook befchouwen zy de befnydenis niet als een Sacrament gelyk den doop , en als volftrekt noodzaaklyk ; want, fchoon zy die beide plegtigheden in acht neemen, houden zy echter den doop alleen vcor noodzaaklyk , en laaren de bernydenis over aan eens ieders verkiezing; en orn die rede mag zelfs etne vrouw de kinderen befnyden., daar integendeel niemand dan een Priester een kind doopen mag; en dat nog fierker bcwys is; een kind, dat éérst befneden is, moet naderhand volftrekt gedoopt worden zo hc^ als een lid van de Kerk zal worden toegelaten; maar, wanneer het eerft gedoopt is, heeft men, wel verre van genoodzaakt te zyn tot de befnydenis, zelfs geene vryheid om het te befnyden, Deeze fchikki g wierd ingevoerd als een vaste kerkwet, op het einde van de twaalfde eeuw, by gelegenheid , dat eenige van hunne Patriarchen de * befnydenis als een noodzaaklyke zaak wilden invoeren. («) Dus dan de godsdienifige eerbied, dien zy aan deeze twee Kerkge woon ten toedraagen , enkel word toegelchreven aan de godlykbeid van derzelver oorfprong, en daaraan , dat zy ., te gelyk met de kennis en dienst van den waaren God , die hebben aangenomen van den grcoten Koning van Israël, en dat zy dezelve thans niet meer befchouwen als pligten van het Oude Testament, maar als vrywilhge gedenktekenen van dankbaarheid voor hunne .toelaating tot hetzelve. Doch , wel verre van over het algemeen dien godsdienftigen esrbied voor de befnydenis te hebben, befchouwen veelen die als eene ftaatsundige inftelling, eensdeels ge- (x) Alvarez, ïellez, Lddolph, LeGhand, Disfcrt. 8. pag. 278. Fff 2 xvrir. Boek. IV. Iootst. vui. Afd.  404 HISTORIE van XVIII Boek IV. Hoof-is' VIII. Afd, Waaron den Sal lath mi houden. gefchikt om een onderfcheid te maaken tusfchen hen-, en de volken, die dezelve niet onderhouden, of, die op eene verfchillende wyze pleegen , zo als de Ismaëliten , r. en Edomiten ; anderdeels om de voortteeling te bevorderen ; waar toe die , volgens hun oordeel , om verfcheidene redenen zeer dienftig isj of eindelyk ten derde , om deeze deelen voor het vergaderen < an vuiligheken te bewaaren , het welk , wanneer men niet intyds daarvoor zorgt, volgens hun gevoelen, ontfteekingen en verzweeringen veroorzaakt. D e Ahysfiniërs vieren, even gelyk de eerfte Christenen , welker voorbeeld zy daarin volgen , den Sabbath door zich te onthouden van allerhande werk, het noodzaaklyke alleen uitgezonderd; zo als, by voorbeeld het ftooken van vuur, het maaken van broed, het toebereiden van fpys , welk alles by de Jooden ongeoorloofd was. Zy onthouden zich van het verworgde, van varkensvleesch; van haazen, en van konynen. Zy wasfchen en reinigen zich na fommige iichaamlyke verontreinigingen , en hebben daarenboven nog eenige andere gebruiklykheden met de Jooden gemeen; en dit is nog eene rede, waarom men hunnen godsdienft een mengfel van de Joodfche wet en het Christelyk Euangelie fielt te zyn ; offchoon zy inderdaad ftelien , dat de cerimonieele wet door Jefus Christus is afgefchaft , en dat niet één van der?.elver geboden verpligtend is , zo het niet onmidde, 2ylyk door God zeiven is verordend. Dus de Sabbath ter* ' ftond na de Schepping door God ingefteld de onthouw-ding van bloed en van het verworgde door God bevolen aan Noach , en zvne nakomelingen , naderhand hernieuwd en vaftgefteld door het geheel genootfchap dér Apostelen, by hunne eerfte byeenkomft te Jeru/aiem, en vervolgens bevestigd door veele algemeene en nationaale kerkvergaderingen. Wat aangaat het onderhouden der wet van zwagerichap, volgens welke iemand verpligt is  A B Y S S I N I E. 405 is, wanneer zyn gehuwde broeder cverlyd zonder man ] lyke nakomelingen na te iaaten , deszelfs weduwe te trouwen , om hem dus zaad te verwekken , en zyn' naam in gedachtenis te doen blyven, dit blykt k'aarlykfi een algemeen gebruik te zyn geweeft onder allen de Cananniten, uit het voorbeeld van den Stamvader Juda en zyne Canaanitifche fcboondochter Thamar. Dus is het niet vreemd, dat deeze zelfde gewoonte ook by andere Oosterfche volken plaats vind , en dat die by de Ahysfiniërs , zelfs na hunne overgang tot het Christendom nog blyft plaats grypen , het zy dan uit achting voor derzelver ouderdom , of om dat dezelve regt gefchikt is, om de gedachtenis van den overleden levendig te houden, zonder die echter als eene verpligting aan te merken, uit hoofde van haare Mofaïfche inflelling. Wat aangaat hunnen afkeer van varkensvleesch, dit is zeker , dat de Ahysfiniërs op verre na niet de eenige volken van deeze gewesten zyn , die, niet alleen zich onthouden van deeze fpys, maar zelfs een' grooten afkeer toonen tegen dit dier , zonder zelfs eepj'ge kennis te hebben van het verbod der Mofaïfche wet. Volgens het zeggen van Porpbyrius , eeten de Pheniciërs nimmer varkensvleesch; en Heiodotus meld ons, dat de JEgyptenaars zulk een' afkeer tegen deeze dieren hebben, dat wanneer zy by toeval zulk een dier aanraaken, zy zich terftond tot over het hoofd toe in de rivier dompelen. Dit was insgelyks gebruiklyk by de zwervende Arabiers, en meer andere volken, by welken dit dier gehouden wierd voor zeer onzuiver en zeer orgezond, en deszefs vleesch ,.efchikt om fchurft , en meer dergelyke ongemakken te veroorzaaken. Waarom zouden dan de Abysfimërs niet onderftellen , dat God om deeze rede aan de hraeliten verboden heeft van dit vleesch te eeten, en dat zy daarom een' afkeer van het zelve hebben ? En zou niet dezelfde rede hen doen verknecht blyven aan de voorgemelde wasfehingen , en reinigingen zonder eenige gcFff 3 dach- [VIII. Boek. IV. OOFDST. VIII. Afd.  XVII1 Boek IV. Hoofpsi vin. Afd. 406- HISTORIE van dachte aan de Joodfche wet ? En eindeïyk, is het wel mooglyk m deeze heete luchtftreeken die te verwaarloozen zonder niet alleen de gezondheid maar zelfs het le'■ ven in gevaar te ftellen ? Het fchynt derhalven te blyken , dat de Portugeef r£, Zendelingen de Abysfinifche Kerk onrechtvaardig belchuldigen , wanneer zy ons dezelve voortellen als evenveel eerbied betoonende voor de Wet als voor het Euangelie; dewyl het klaarJyk blykt, dat alle deeze-onderhoudingen niet alleen gegrond zyn op het zelve, zonder eenige betrekking op de Mofaïfche Wet, maar dat meer is , geftaafd zyn, en gewettigd worden door den Apostel Faulus in veelen van zyne brieven (y) en wei voornaamlyk in den brief aan de Colosfenfen, daar hy zegt: „ Dat u dan niemand oordeele in fpys of in drank » ofc 'n hecc «uk, des FeeiTdags , of der nieuwe maan „ or der Sabbathen , welke zyn geweeft eene fchaduw' " der bekomende dingen, waarvan het lichaam is Chris. 5, tus. Al dit misverftand moet waarfchynlyk toegefchreyen worden aan het weigeren der Abysfinifche Geeftlvken om met de zendelingen in gefprek te komen, om rede, gelyk deeze laatften voorgeeven, van de zelfbewustheid van onkunde, en onbekwaamheid om eenige ftelline te verdeedigeh ; want anderzins zouden zy zeer gemaklt^^hiQnJïm?n 2Uimen van de befchuldiging diging zy ook naderhand m hunne gefchriften genoegzaam heoben wederlegd. Zy trachtten , naar yan deeze Paters, enkel het volk tegen hen te verbSn door hen Cofas, of onbefnedenen tl noemen ! eenbZm naar het fchynt, die onder hen in de uiterité verachtTng is, en door aan het volk voor te Hellen, dat zy lieden waren, die zich niet ontzagen het vleesch vanzwynen en andere onreine dieren te eeten; (z) zo dat deeze (yï Coloss. C. 2. Vs. 16 : i7, Zen" (3; Le Grand, Disfeit. S, pag, 281.  ABYSSINIE. 407 zendelingen , verbitterd door den haat, dien het volktegen hen opvatte , wat al te onbedachjjyk het zelve voor half joodsch en half Ciiristensch verklaarden. I Wy hebben reeds gemeld , dat de Abysfinifche Kerk het Christelyk Geloof en tevens de Kerkregelen van de Alexandriniicbe Kerk aangenomen en zedert behouden heeft, en dat zy van dien tyd af altoos aan dien Patriarch on-a derworpen is gebleven. Zo lang nu de moederkerk or-£ thodox bleef volgde de dochter haar voorbeeld, en hields zich aan het geloof, dat haar door haaren eerften Bis-'' fchop Fnimentius geleerd was ; doch zo haaft de eerflgemelde de Helling van het Monothelimus , of MonophyJismus , dat door den Patriarch Dioscorns , en den Abt Eutycbfs, omtrent het jaar 444, wierd ingevoerd , had aangenomen, ging dezelve ook over tot de Abysfinifche Kerk door de Abuna's , die uit JKgypten derwaarts gezofiden wierden, en verfpreidde zich welhaaft door het grootft gedeeke van het ryk; in zoverre, dat het grootst gedeelte der geeftlyken en leeken naderhand dezelve hebben aangenomen, (a) Deize Helling, welke voornaamlyk hierin beflond, dat zy den Zaligmaker flechts ééne natuur en één' wil toekenden , wierd niet minder hevig beftreden door de tegenparty , en wel voornaamlyk door de Kerken van Romen en Confiantinopelen; en ten laatfle veroordeeld in het Concilie van Chalcedon, als eene gevaarlyke kettery door zeshonderd-en-dcrtig Bisfchoppen Dit vonnis wierd naderhand bevestigd door Paus Leo den Eerjlen in zyn brief aan Flaviënus. Maar, in de plaats dat'dit eenigen indruk zou maaken op de Abysfinifche geeftlyken , flrekte zulks enkel om hunnen haat tegen deeze beide Kerken te doen ontbranden. Zy noemden dat Con- (a) AlvarezjTellez, Lobo, Ludolph, Coddino, en anderen.— XVIII. Boek. IV. lOCFDST. VIII. Afd. De Gods. ienftige evoelens m de A- ysfinifeke '.erk.  XVÏll Boek. IV. HOOFDST VIII. Afd. Zy verwt ftn ds k van Eut cnes. 408 HISTORIE vak Concilie ep«e byëenkomft var» rch?ur zuchtige en flaaftche zotten, die zich niet ontzagen de waarneid te kort te doen om den Keizer Mrfchnus te behnagen; en uit dien hoofde gaven zy hen fpotswyze den naam van Malcbu ' ten, of Vorftenvleiers. Ook brandme ken zy dien brief van den Paus met geen gerinrer fcheldnaamen , en hebben tot heden toe den grootften haat en afkeer tegen zyn' naam en nagedachtenis; daar zy integendeel die van Dioscorus in zegening houden , en hem als een' grooten Heiüg vereeren. Het geen nog zeldzaamer is, zy wraar.ken de leer van Euiyches , en verkbaren die voor «ivalsch en onrechtzinnig , fchoon het geheel verfchil tusKchen beide partyën enkel beftaat in een* woordenftryd; want zy zeggen , dat de natuur van den Zaligmaker beftaat , ex duabus, fed non, in duabus naturis, dat is , uit twee, en niet in twee natuuren , te weeten , de Goddelyke en menfchelyke natuur , maar, dat deeze twee natuuren met eikanderen vereenigd flechts ééne natuur uitmaaken; daar Eutycbes ftelt, dat de menfchelyke natuur door de Godlyke geheel verflonden word. (b) Hunne ftelling fchynt te zyn, dat deeze uit het menschlyke en godlyke zaamengcftelde natuur, door die wonderbaare vereeniging zo volkomen ineen gefmolten word, dat die in allen de gebreken , en tevens in. alle de volmaaktheden van beide deelt; zodanig dat de godlyke natuur zowel onderhevig en gevoelig geweest is aan pyn en dood als de menfchelyke; dat, volgens hun gevoelen, nimmer plaats had kunnen hebben, indien de laatfte geheel door de eerfte was verflonden geworden ; want zy ftellen , dat het wezen van Christus, of, het Woord, dat vleesch geworden is , niet volmaakt , of voldoende zou geweeft zyn , zo niet die beide natuuren dus onaf. fcheid. (5) Atprs. Mbnoez, L. i, C.6, Hist, Tatiiarch Le Gr4KD. Diss, 10, LüDOtrxi, Tellzz , eaz,  ABYSS INIE. 400 fcheidbaar vereen'gd , elk haar aandeel in het Jyden en fttrvtn hadden gehad , en om deeze rede veroordeelen zy Eutycbes, en allen de Christenen , die afwyken van het gevoelen van Dioscorus, dien zy zo hoog vereeren ais den grootften Heiligen en Martelaar. Dit is het eenig punt van aanbelang, waarin zy van de leer der Algemeene Kerk afwyken; in alle andere ar-' tikelen komen zy daarmede overeen 5 zy erkennen het] Concilie van Nicea , van Conftantinopolen , van Ephefen,[ en meer andere provinciaalen en nationaale Kerkvergaderingen ; daarenboven hebben zy nog vier-en-tagtig Kerkregelen in de Arabifche taal, die, omtrent het jaar 440, door den Keizer Conftantinus naar Jerufakm gezonden zyn, vanwaar zy naderhand naar Romen overgevoerd, en aldaar vertaald zyn geworden door Baptista Romanus, een' Jefuiet , omtrent het jaar 1646. Dit boek bevat de handelingen van de vergadering der Apostelen , gemeenlyk de Apostolifche Inftellingen genoemd, die, naar men zegt door St Clemer.s gefchreven zyn , benevens die der Conciliën van Ancyra, Ccefarea, Niccea, Gangray Antiochia, Laodicea , en Sardis , alsmede de handelingen van driehonderd- en - agttien Kerkvaders , eene verhandeling over den Sabbath, en een' Kerkregel betreklyk tot de geeftlyke boetedoening; hierna volgt hunne gintfche liturgie, de formulieren voor het Nachtmaal en voor heilige dagen, enz., de levensbefchryvingen van verfcheiden Heiligen en Martelaaren, en lofzangen ter eere van de Heilige Maagd. (O'Zy gebruiken niet de geloofsartikelen der Apostelen , maar enkel die van het Concilie van Niccea, waaraan zy den naam geeven van Gelooftbelydenis, doch, even gelyk de Gnekfche Kerk, fchrappen zy het woord Filioque (en van den Zoon> uit, in het artikel van den uitgang van den H. Geeft, als laater daar (O Ludolph . Libr. 3 , Cap. 47 , 5- 30, et Seqq. Hedend.Hist. XIV. D. II. St. Ggg XVIII. Boek. IV. jjoofost. VIII. Afd. ly erkenlen de drit 'erfie Ceniliè'n.  4i« HISTORIE van xv m Boek. IV. Hoofdsi vin. Afd. Zy erhe r.en aller ie boekei Van hit O de en Vi het Nieui Testmne'; behalven < Opent/auring. , daar tusfchen gevoegd ; het eigentlyk Kort Beurio van hun Geloof is dat, hetgeen zy noemen Haymamta 4). baw, of, het Geloof der Kerkvaderen, die boek hou len • zy, na de Geheiligde Bybelboeken, in de grootfte waerde; hetzelve behelst de Homiliën van de Kerkvaders Athanasius, Bafilius, Joannes Chryfnjtomus, Cyrillus, Euphemtus en de vier groote Gregoriusjen, naamlvk, Gre .' Taunaturgus, Greg. Nazianzenus, Greg. Ny finus en Amenvis.. Z y erkennen dezelfde gewyde boeken zo van het Oude , als van het Nieuwe Testament, die wy ericen! nen ; het eerftgemelde is in de vEthiopifche l aai overbezet naar het Grieksch van de Zeventig Overzetters, :,,maar door wien en wanneer is niet gemikiyk te bepaa1 len , doch waarfchynlyk na hunne bekeer'ng door Fru. ietnenthts Het Nieuwe Testament is ingeyks vertiald naar den Griekfchen Tekst^ maar beiden zeer gebrekkig, door het misfen van kundige lieden, een gebrek, dat zy zeiven moeten bekennen. Hunne fcbikking der Boaken Van het Oude Testament verfchilt eeni;;zins van de 0.1ze , zoals de Leeraars zulks nader kunnen zien by' LuMph \ maar zy maaken geen onderfcheid tusfchen de Canonieke en de Apocryphe boeken , alleen houden zy de Ap,ca/yzfis, of gelyk zy het zeer mislyk noemen, de Ge. zichten van joannes Abukaiamje, voor onrecht, en by de H. Boeken bygevoegd. In de plaats van dit ftelien zy bet boek der Apostolifche inzettingen, fchoon dit ook zeer mishandeld is , en op veele plaatfen verfchilt van he: beek , dar wy onder dien naam hebben. Zy gelooven echter, dat hetzelve van Godlyke ingeevin"- is, en gefchreven door den Heiligen Clmens , wiens naam het draagt. D ë Geeftlyken zyn zeer onbedreven in de H. Schrift en hebben geene Commentatores , Uitleggers Concordant iën, of eenige dergelyke hulpmiddelen by ons in gebruik , eenige verhandelingen over fommige plaatfen van het  ABYSSINÏE. 4ir het Euangelie uitgezonderd ; en dewyl zy die nimmer . uitleggen > ot.daarover prediken, heeft men geene rede om zich te verwonderen over de domheid der Jeeken Wy mocgen met recht zeggen, dat deezen hierin, zowelH als in hygelovigheid die van de Roomfche en Griekfche Kerken evenaaren, dit alleen uitgezonderd, dat zy geene beelden van Christus, of van eenige Heiligen, veel minder nog van God in hunne kerken of bidplaatfen toeJgaten. Zy deelen het nachtmaal' uit onder beide gedaanten , en gebruiken daartoe gerezen in*de plaats van ongerezen brood , zy erkennen wel de tegenwoordigheid van Christus by hetzelve , maar geenerhande transfab-. fhmtiatie. Voor het overige onderhouden zy de veree-H ring en aanroeping der Heiligen, zowel als de byzond^eee' kerkdienften , vastendagen , en feeftdagen ter gedachte ^ nis van dezelven. Zy herdenken niet alleen derzelver^ deugden , wonderwerken , en andere heilige daaden , en wel voornaamlyk derzei ver vastingen en onthoudingen, maar draagen hen daarenboven hunne ernftigfte aan. roepingen op*, en hebben een' godsdienftigen eerbied voor hunne overblyffelen, en zelfs voor hunne af beeldfels , oie zy kusfen en met hun voorhoofd aanraaken , onder het uiten van korte gebeden en andere godsdienflige eerbewyzen. Hunne vereering van de H. Maagd gaat zó verre, dat die weinig verfchilt van godde'yken eeidienft, niet alleen door de plegtige vereering,, welke zy aan ha: r toebrengen, en de buitengemeene vermogens, welken zy aan baar toefchryven , zoals eene onbepaalde magf tot het doen van wonderen , benevens de gebeden , die zy aan baar opdiaagen, maar ook door den haat en afkeer, die zy betoonen tegen de geenen , die zulks niet goedkeu; en,- welken zy vyanden van de H. Maagd noemen, het volk aanzettende om de zodanigen met fteencn te werpen. Cd) Schoon zy aan geen vaagvuur geloovtn, °P (d) Tellez, I.ibr. 6, Cap 26, & 17. Ggg 2 :vin. Boek. IV. vi ir. Afd. >ittne vering en ■ roeping ■ MeiU1.  Boek. IV. HoriFDST VIII. Afd. Zy gelo Ven niet a; bit a:gvuur , m i een' mi de.fl'at i bidden va de dimden 41a HISTORIE van op dezelfde wyze als de Gnekfche en de Latynfche Kerken . ftellen zy echter etn' middeiftaat , geduurende welken de zie'.en gcvuiverd worden van haare zonden > en daa'in groote verpligting ontfangen door de gebeden, almoezen, en boetedoeningen van naare nog levende vrien'den, die ook zelden nalaaren een' zo litfdaadigen , en, > volgens hun gevoelen , verdienftelyken pligt dikwyls , ' en met veel iartelykheid te verrichten; en, fchoon hunlfne priesters geene afzonderlyke dienften hebben voor de '1 dooden , zyn zy echter verpligt in den gewoonen di ;nft God ' voor hen te bidden, dat het hem behaage hen vergiffenis van zonden te fchenken , en hen deel te geeven aan de eeuwige zaligheid. Ook vieren zy jaarlyks de uitvaart van hunne overleden vrienden, en geeven by die gelegenheid overvloedige almoezen , naarmaate van hun vermogen, aan de priesters, monniken, en armen, om voor de zielen te bidden ; de eerftgemelden leezen alsdan het geheel boek der pfalmen, zonder eenige zinfnyding of tusfchenpoozing, dan alleen, dat zy dikwyls het woord Halelujah daartusfchen mengen. Vervolgens beveelen zy de zielen der geenen , voor welken deeze almoezen gegeven zyn , aan de Godlyke barmhartig! e d; doch geeven zorgvuldig acht , dat zy hunne naamen voegen by die der eeenen, die in het rechtzinnig geloof geleefd hebben en gellorven zyn; want zonder dat zouden zy denken , dat het vergeefs , ja ze fs , dat het zonde was voor hen te bidden Schoon zy nu ondet eikanderen grootlyks verfchillen over den wezenlyken ftaat der menfehen na dit leven, komen zy echter eenpaarig hierin overeen, dat zodanige gebeden, almoezen, en boetedoeningen , voor de overled nen van groote nuttigheid zyn, wanneer deezen zich door afvalligheid, of onboetvaardigheid niet onwaardig gemaakt hebben hüK» (j) Alvarez, TiLLEz, Loicx, Lu«oi-ph , en andere^.  ABYSSINIE. 4t* Hunne lykplegtigheden beftaan vooreerft in het af. waschen van den dooden, vervolgens het lyk te bewierooken, en met wy water te befprengen; vervolgens trekken zy bet een doodkleed aan, en, wanneer de overle i dene een perfoon van aanzien geweeft is, dan overdek ken zy het daarenboven met een kleed van buffelsleder, en leggen het op de doodbaar; dan neemen de draagers / het op , en loopen, zo fnel als zy kunnen , daarmede/», naar de begraafplaats , daar het op nieuw bewierookt en met wywater befprengd word Het lyk mag niet langer op den kant van het graf blyven ftaan , dan tot dat de priefter de veertien eerfte verfen van het Euan> gelie van Joannes gelezen heeft, dit gedaan zynde laaten zy niet gelyk wy doen hetzelve zachtjes in den kuil neder maar werpen het daarin, terwyl de priesters eenige pfalmen zingen terwyl het lyk met aarde overdekt word. Zy gaan naderhand veele dagen achtereen naar het graf^ om den dooden te beweenen; deeze rouwklagten begin-/a nen vroeg in den ochtend , en duuren tot laat in den^ avord ,• op deeze dagen komen de vrinden en bloedverwanten allen by het graf byè'en , en brengen eenige fchreijende vrouwen , welke daartoe gehuurd worden , ten einde deeze rouwplegtigheid te verzeilen met haar gejammer en gehuil, tewyl zy haare handen wringen, op haare borft kloppen, en allerhande blyken van droefheid op een' treurigen toon uiten, onder het geluid van trommelen. Zy geeven by deeze gelegenheden gefchenken aan de K> rk en aan de priesters , en deeien a'.moerooezen uit onder de armen, beftaande in brood, vleesch, en honigwyn. Deeze plegtigheden duuren nfarmaate van den rang van den overledenen fomtyds ze'fs tot veertig dagen toe , en worden daarenboven jaarlyks .hervat.^ Zy betoonen hunne droefheid by de eeriie tyding vznvr'e het overlyden van een' vriend, of bloedverwant, of>an>« hunnen Vorft , door zich met net hoofd voorover ter^ GêS 3 aar^ vai, XVTII. Boek. IV. lODFDST. vm. Afd. lunne lyk- egtighe- tf». mne igduuri' rowjiitgten. ifi •mdg"' p by des le ty? an flrfgt'  XVIII. Boek. IV. hooko't. VII ï. Afd. Lyhjlantfi van ten' Keizer. Piep tip lei i by -ie zelf. bïgrt was. 414 HISTORIE van aarde te werpen , en wel met zóveel hevigheid , dae het fommigen het leven gekost heeft, antieren hun gebeente gebroken , of uit het gelid gebragt , of zich eenig ander zwaar ongemak' op den hals gehaald hebben. (ƒ) De lykftaatiën van hunne Vorften zyn nog veel p'eg* ? ti^er en prachtiger , gelyk men kan opmaaken uit die van den Keizer °Següed , van welke wy hier eene korte bcfchrvving zullen geeven. Het lyk lag op een langwerpig vierkant doodbed , werwaarts men met trappen opgiro; , gekleed in zyne fta itsi.-k ederen , en overdekt met een* mantel van kosteiyke en veelverwige zyde; en in deeze kleeding wierd h t gevoerd van O&nmm, daar toen de Keizeriyke legerplaats was, naar de groote kerk, genoemd , Canha je ja , gelegen in een vlek van het Komngryk Gojvn , door allen de Keizeriyke (landaarden voorgegaan. Aan beide zyden ware© groote keteltrommen , die een ftaatelyk treurmuziek floepen ; dinrna volgden eenige zeer fchoone paarden, waarop de Keizer gewoon was geweest te ryden , met Draclrige zadels en dekkleden verwerd , en geleid door de Keizeriyke Malknechten , vervolgens kwamen de pagies , en andere hofbedienden , die Keizeriyke tabbaarden en verlierfelen droegen; deeze wierden van tyd tot tyd hen afgenomen, en aan het volk vertoond door daar toe beftemde amptenaars , om deszelfs droefheid te wekken; midden onder dit gevolg bevond zich de Keizerin zelve in eene groote tuslcbeiru!mte met de kroon op het hoofd. Zy was , benevens haare dochter, gezeten op muiiezeis, en alle met kaalgefchoren hoofden. Het verder gevolg was bekleed met gelcheurde kleedcren, om des te betereene waare droefheid uit te drukken Het lyk wierd aan de Kerkdeur ontmoet door eenige '5 geeft- (ƒ) Alvaeez, Tüllez, Lüdolpm, Codbiüg, en anderen.  ABYSSINIE. 4T5 geeftlyken, die de lykpfalmen dcormengd met haleluiah's zo; .gen tot dat het lvk begraven was. Den volgenden dag keerde de gehcele ftaatfie te rug naar Dancanz, de"" ledige lykbaar met zich terug brengende; ter zy ie 1 reed een hoveling op een' muilezel , bekleed me: den Keizerlyken tabbaard , met de Keizeriyke kroon op het 'I hoofd, en daarboven een zonnefcherm als verbeeldende den overleden Keizer. Voor hem uit reed een ander op des Keizers beste paard, dat op het prachtigft opgetuigd was , gewapend met den helm en werpfpies van dien Vorfl. Toen zy naby Dmcans gekomen waren , wie: den zy te gemoet gegaan door vyf afdeelingen gewapende troepen , en eenige voornaame hovelingen , die hen mee allerhande tekenen van droefheid ontfingen, en hen verzelden naar de tent van den nieuwverkozen Keizer. Hier hervatteden zy hunns rouwülagten ; terwyl eenige eerfte ftaatsdienaars , verzeld door D,ëgo de ^Matton , en Pater E nanuèl d'Al neyda , de groote tent, wvrrin Faciladas, de nieuwe Keizer, zich tóen bevond, I binnentraden, en dezelfde rouwklagcen nog omtrent twee j uuren lang vervolgden ,- waarna deeze geheele plegtig. i heid verkeerde in luidruch ige toejuxhingen en openI baare gebeden voor den nieuwen Keizer, die kort daarI na plegtig gekroond wierd LsrufscHEN betoonen zy mg grooter eerbied by hettft oyerlyden van zodanige geeftlyken , die , (gelyk men^ zegt,» een' reuk van heiligheid nalaaten, hetzy dan door0*' hunne godvruchtigheid en yver, of door hunne buitengemeene boetedoeningen en kastydingen Voor deezen betoonen zy een' zo afgodifchen eerbied , dat die wei; nig verfchilt van dien, welken de Koom-chgezinden be| .tooncn voor hunne Heiligen , met deeze uitzondering : alleen , dat zy geene altaaren of beelden ter hunne eer i op ;chfen. Zv bezoeken derzelver graflieden . beveelen ; zich aan hunne voorbede , doen bedevaarten , geeven al XVI TT. Boek, IV. r>f>j. osi;'. ] VflI. Aro. nni ver* ug der ligeiu  XVIII. bcek. IV. IIO' FDST. VIII. Afd. Zy vervoe ren derzei ver overbiyfj'elen.Zy vereeret ook de Engelen. Zy erkennen flecht. tiveeSacra meuten. Hunne wy ze van dei doop te be dienen. • 4i(5 HISTORIE van almoezen cn kerkgefchenken ter eere van dezelven, en vervoeren hunne beenderen van de eene plaats naar de andere, voornaamlyk om die te beveiligen voor de fchending der Gallas , Aguas , en andere nabuurige woeste volken , en vieren zelfs jaarlykfche feesten ter gedachtenis van dergelyke overvoeringen. Ook ftrekken zy hunnen eerdienft. uit tot de aanroeping der Engelen , om dat zy ftellen , dat deezen de befchernaers der menfehen zyn in dit leven. Zy onderfcheiden dezelven in negen trappen, naamlyk, engelen, aartsengelen , heerfchappyën , (xupioi^T??, ) magten , throonen , voriten, moogendheden , cherubim, en feraphim, waarby fommigen van hen nog eene tiende foort voegen , naamlyk , de geenen , die, om hunnen afval, uit den hemel verdreven, en duivelen, of vyanden van het menschlyk geflacht zyn geworden. Doch aan geenen van deezen betoonen zy eenigen uiterlyken eerdienft , dan alleen aan de Engelen , dewyl zy die befebouwen als byzonderlyk door God tot hun. ne beveiliging gefchapen. (g) Schoon zy eigentlyk niet meer dan twee Sacramenten hebben , te weeten , den doop en het nachtmaal, vertelt Pater Tcllez ons nog van drie anderen, dat is, van de wyding, de biecht, en het huwlyk ; doch hy voegt daarby, dat zy in het bedienen van dezelven zeer onkundig zyn, en dat zy geene kennis hoegenaamd hebben van de twee overigen der Roomfche Kerk , naamlyk, het vormfel, en het laatst oliefel. • Zy houden den doop noodzaaklyk tot de zaligheid , 'en fteilen , dat dezelve moet bediend worden door een' priester door eene drievoudige indompeling , wanneer zulks kan gefchieden zonder het leven van het kind in r- (g) Zie LuDOLrHS Naamregister van hunne Heiligen, L. 3, C. 6. S- S>6, et feqq. j  ABVSSINIE. 4i7. gevaar te ftellen ; doch , zo nietj dan word eene drievoudige befprenging voor genoegzaam gehouden. De eerfte indompe ing gaat niet verder dan een derde deel van het lichaam, in den naam van God, den Vader;"1 de tweede tot het volgend derde deel, „ iin den naam „ van den Zoon ;" en de derde indompeling tot over het hoofd toe," in den naam van den Heiligen Geeft. Tot dus verre volgen zy den ouden kerkregel ,■ maar zy hebben zedert nog eenige bygeloovige plegtigheden daar by gevoegd ; zoals , het kind eerft te zalven, en wel voornaamlyk allen de gewrichten van het hoofd tot. de voeten met de geheiligde olie, welke beftaat uit een mengfel vanOlyfolie, balfem, en meer andere welrieken. de gommen ; welke olie door den Patriarch zeiven toebereid , en op eene plegtige wyze gezegend word, en vervolgens rondgedeeld aan de overige geeftlyken , om die terftond na de derde indompeling te gebruiken, zonder het welk zy den doop voor krachteloos houden. Terftond na bet doopen word het kind het nachtmaal onder beide gedaanten toegediend , door een ftuk van het gewyd brood in den wyn te doopen , en het aan de lippen van het kind te brengen, fchoon fommige priesters enkel hunne vingers in den beker doopen, en daarmede de lippen van het kind beltryken. (h') Zy hebben ook gevaders, maar, of deezen als borgen*^ voor de kinderen inflaan, dan of zy die enkel ten doop,*^ en aan de nachtmaalstafel aanbieden , kunnen wy niet zeker zeggen. Zy hebben hierby eenige plegtigheden , zoals het ontfteeken van waschkaarfen , het bezweeren der duivelen , het gebruiken van wywater , en hetzelve te vermengen met zout en geheiligde olie, leezen van gebeden, en evangeliën , enz., "waarin de verhaaJcn zozeer verfchillen, dat wy dezelven onmooglyk kunnen over. (Ji, Alvarez, Tr.LLsz, Louo, Ludolph, en anderen. Redend. Hist XIV. D. II. Sr. H hh XVIII. Boek. IV. ïoofost. VIII. Afd. ierepleg • hedtn.  418 HISTORIE van XVIII Boek. IV. HOOFDSI VIII. Afd. De doop word bei nieuwd t aanrandii der Jefu ten. ZybeM geenve) Jei, dat den doo veibom is. , overeen brengen , ten zy wy onderftellen, dat de AbyS» finifche Kerk hieromtrent in zich zelve verdeeld is. Wat hiervan zy , de Zendelingen den Keizer Segued . tot hun gevoelen overgehaald hebbende, vonden zoveel gebrekkigs in deeze manier van den doop te bedienen, dat zy hem bewoogen om dien te doen herhaalen. In* gevolge van dit bevel kwamen veele Abysfiniers om doo? ■ de Jejuiten herdoopt te worden , tót groote ergernis f van de geestlyken en leeken ; fchoon zulks gefchiedd» ■f onder deeze byvoeging : „ Zo gy niet wette(yk ge. „ doopt zyt, dan doop ik u" ei z. Deeze intwyffeltrekking der voldoenendbeid van hunnen doop verbitterde de geheele natie zodanig , dat die welhaast de geheele uitdryving der Je/uiten ten gevolge had ; en den nieuwe Keizer Ftciladas-, of Baziiides ftelde dien onbetaamlyken ftap tot eene grondrede voor zyne klagten en verwyten tegen den Roomfchen Patriarch Alphmije KUr», iez, denzelven in zyn bevel van verbanning befchuldigende , dat hy zyne onderdaanen herdoopt had , even alsof zy heidenen en tollenaars waren, ichoon 'er flechts zo weinig verfchil tusfchen de beide kerken was. Van welke uitdrukking deeze Keizer , gelyk wy met Ludelpb wel te recht moogen onderftellen , zich niet bediend zou hebben, zo de Abysfinifche Kerk zelve Ichuldig was geweest aan de dooling , welke de gemelde Zendelingen haar te last gelegd hebben , te weeten het he: haaien van den doop ; eene belchuldiging , welke enkel gegrond is op een plegtig kerkgebruik van aigemeene wasfehing op den Feestdag van Drie Koningen , ter gedachtenis van den doop van onzen Zaligmaaker door Joannes den Dooper. en Wy hebben reeds te vooren aangemerkt, dat de A"»- bysfmiers geen vormfel noch laatst oliefel onderhouden ; *êten desniettegenftaande gaat de partyzucht van de Roomen fche fchryvers zo verre , dat zy , om de zeven Sacraf men-  A B Y S S I N I E. 4r$ menten by de Abysjïniers te vinden , met groote listigheid de menfchen wys maaken , dat de zalving , waarvan zy zich by den doop bedienen de plaats vervult van het Heilig Oliefel, ja, dat die het Sacramentf zeif is ; doch de valsheid van deeze ftelling moet aan alle onbevooroordeelde menfchen terftond blyken; vooreerst, om dat de Roomschgezinden zich van dezelfde kerkplegtigheid bedienen by het doopen van een kind, zonder dit als eenige foort van vormfel te befchouwen ; ten tweede omdat de Roomfche Kerk beveelt het vormfel niet toe te dienen dan aan lieden, die tot jaaren van onderfeheid gekomen zyn, en die, door hunne geloofsbelydenis te doen , in ftaat zyn om de geloften by den doop gedaan op zichzelven over te neemen; en ten derde , omdat de plegtigheden en gebeden dezelfde zyn, en met hetzelfde oogmerk verricht worden als in de Room* fche Kerk, en by hen zowel als by die Kerk voor een noodzaaklyk gedeelte van den doop gehouden word. By alle deeze bedenkingen kan men nog by voegen, dat geene der Abysfinifche Kerkformulieren of Leerboeken eenig gewag maaken van het vormfel, of van eenig bevel om het aan iemand toe te dienen , uit welk alles men ligt kan opmaaki-n , dat men dit gewaaad Sacrament der Roomfche Kerk te vergeefs in Abysfinien zou zoeken. Wy hebben reeds melding gemaakt van hunne wyze ^ van biechten , boete doen, en de abfolutie te ontfangene> van hunne priesters, of van den Abum , maar , fchoon & zy de noodzaaklykheid van beiden erkennen , vind men echter nergens aangetekend , dat zy aan dat kerkgebruik den titel geeven van Sacrament , maar het enkel befchouwen als eene voorbereiding tot het H. Nacht* maal. Zy zyn ook niet zeer haastig in de jonge lieden 2 vroegtydig tot een van beiden te verpligten , dewyl zy^' alle de z< nden , die deeze voor hun twintigst jaar be-fc* dry ven , befchouwen als nuitenipoorigheden van dejeugd,fc Hhh 2 van* bn xvnr. Boek. IV. [oor nsT. Vill. Afd. ]e biecht en ïff.'r*» nt onder H. 1 begin* i zeer \t te 'ebten en nacbt. al te geuken.  xvin Boek. IV. Hpctost, VIÏl Afd. De Jbys) n'fcbe Kei verlcldlt i veele op Zichten va do Cooti JcbjKerk, Wyding i uitdeeli- g van het He UgNacbt maal. 4*o HISTORIE vjtïri van welke zy hiernamaals geen rekenfchap zullen behoeven te geeven (t), Hieruit blykt het wederom , dat zy de gevoelens van de Coptifcne Kerk niet volden , welke de jonge lieden verpügt om te komen biechten , en bet nachtmaal te ontfangen op, of kort na hun tienda jaar , van welken tyd af zy de kerkvasten beginnen te onderhouden (k). maar dat zy veel toegeevender in hunne kerktucht zyn ; dat niet te verwonderen is wanneer men hunne onkunde en bedorven zeden in acht neemt, die onder allen hunne geestlvken plaats hebben van den Abuna af tot op den geringïlen kerkdienaar ;.toe. tiet is dernalven niet brllyk van de Franfche Zendelingen , dat zy de Abysfiniers ge-'uurig de gevoelens Ben kerkformulieren van de Coptifche Kerk te last leggen, „en beweeren , dat zy daarin met die Kerk overeenkomen , daar genoegzaam alles , dat wy dienaangaande leezen by de Portugeefche Paters, die nvestai oog-en oorgetuigen geweest zyn van hetgeen zy gefchreven hebben, en welker yver voor het geloof van hunne Kerk niet in twyfel kan getrokken worden, ons van het tegendeel moet overtuigen. n Wy hebben reeds melding gemaakt van hun gevoe'en met betrekking tot het tweede Sicrament, te weeten het r H. N-chtmaal, en op welke wyze zy dit vieren en aan het vclK toedienen. De Jefuitfche Zendelingen hebben verfcheiden uittrekfds uit het Coptisch formulier van dat Sacrament te boek gefield , cie niet alleen eene waarachtige tegenwoordigheid, maar zelfs eene wezentlyke ve andering van het brood en den wyn in het lichaam en bloed van Christus fchynen aan. te duiden ; waaruit zy trachten te bewyzen, dat zy de leer der transfubflan- tiatie! (0 TrLLs?, Lüdoiph, 1.3,0.6,5.57. (£J Ri nabo. Perpet. Fid. Bkrsat, uDiïupra, Tokcet, p. 85.  A b y S S i n i E; 42ï tiatie aanneemen in facto, raaar niet in terminis (VS). Bet voornaamst onderfcheid , dat plaats heeft tusfchen de Abysfinifche en de Roomfche Kerk , met betrekking tot het vieren van dit H. Sacrament, beftaat voorniam~l lyk hierin , dat by de eerfte niet dan priesters en diaco nen in het choor worden toegelaten, en dat dus de lee- [ken ' (E) Volsens het Coptisch Kerkformufier heeft de Priester niet zo ras de woorden der confecratie van het brood uitgefproken, of de gemeente bevcsrigt die door tot driemaal toe overluid Amen te zeggen, en overluid daarby te voegen : „ Wy gelooven dit, wy zyn daarvan „ verzekerd; wy looven u daarvoor; en wy gelooven gewislyk, dat dit uw bloed is."——Zo antwoorden zy ook allen op de confecratie Tan den wyn: „ Amen, dit is waarlyk uw bloed, en wy gelooven, dat dit zó is." Daarop vervolgt de Priester : „ Doet dft tot myne gedachtenis!" Waarop zy antwoorden: „ Heere! wy verkondigen uwe dood, wy gelooven aan uwe opftanding en hemelvaart, en wy verwachten uwe wederkomst ttn oordeel." Nadat hy het formulier der confecratie gelezen, en het brood gebroken heeft , antwoorden de diaken en het volk : „ Het hemelsch heirleger ryst op voor den Za* ligmaaker der Wsereld, en omringt het lichaam, en het bloed van onzen deer Jefus Chisius\ Iaaten wy het aanfchyn van onzen Heer naderen, en hem hulde doen." By het toereiken van het brood aan de ledemaaten , dat hy doet ns het *Ivoorens zelf gebruikt te hebben, zegt hy: ,, Dit is het brood des levens, dat uit den hemel is nedergedaald, en 'net lichaam van den waaren Emmanuël, onzen Heer, Amen!" Waarop de commu* incant antwoord, Amen! „ Dit is de drinkbeker der behouden:'», (of, des levens), die uit den hemel is nedergedaald, en het dierbaar bloed van Jefus Christus, Amen! " Waarop de communicant antwoord Amen, Amen ! Dit woord herhaalen zy insgelyks op het einde der openbaare gebeden, dankzeggingen, en zegenwenfchen. Uit dit ion veillag van de Coptifche Nachtmaalsbediening, er* de vergelyking van dezelve met de Roomfche mis kan de leezer ligteiyk opmaaken, aan weike van beide men de voorkeur moet geeven, zo met betrekking tot de algemeene (lichting als tot de overeenkomst met de eerfte CliristenkerK. Het overige van deeze Heilige piegtigheid kan de lee2er vinden-in het Coptisch Formulierboek, en in de hiar onder gemelde Schryvers (*).■ . r*> Luj)olph, 1.3, C. $, 6. LrGramd, Disf. de Euchar. lajp.gï*. ft teqq. Hhh 3 XVII f. Boek. IV. ÏïOFDST. VIÜ. Afd.  XVIII. Boek. IV. WOO FD SI VIII. Afd. Het H. fVordor.de; hen nooit buiten ie kerk uitgt deeld. P'.egtig. beid vond gevaarlyk kranker. tt zalven. 42a HISTORIE ns m ken niet kunnen zien hoe de dienst verricht word; maat enkel de gebeden en lofzangen , die daar gelezen of gezongen worden, kunnen honren , en daarop by beurten . antwoorden ; daar integendeel by de anderen de leeken zien kunnen wat 'er voor het outer gedaan word, maar niet wel hooren , en veel minder nog verftaan wat 'er by het pleegen van die kerkplegtigheid gezegd word. ïdisfchien is het oogmerk van deeze beide kerken om daardoor grooter eerbied onder de leeken voor dit zo heilig Sacrament te verwekken ; doch men be' oeft niet lang te onderzoeken welke van deeze twee' berken meest gelyk hebben. Het eenige , dat wy nog hierby zullen •voegen met betrekking tot hunne kerkplegtigheid van het H. Nachtmaal, is, dat die nooit geoefend word dan in de keik; in zoverre , dat zelfs de Keiier geene vry- -heid heeft om de gevvyde zaaktn tot zich te doen bren* gen , onder welk voorwendfel dit ook mooge zyn . eri veel minder die binnenshuis te laaten wyden, of ergens elders dan in het choor van de kerk ; ook hebben zy geen' bepaalden tyd om dit Sacrament toe te d;er;en aan de geestelyken of leeken, maar laaten hen de vryheid om dit mcnigvuldiger of zeldzaamer te gebruiken naar dat het met hunne meerdere of mindere godsdienfbgheid overeenkomt, wanneer deeze dienst flechts eenmaal 's daags gedaan word in elke kerk , door een' priester , verzeliï door een' kapellaai?, een' diaken , een* onderdiaken , en een' of twee mindere kerkdienaars (l). De Coptifche Kerk heeft, van onheuglyke tyden af, ; het gebruik in acht genomen van de fter/ende of ge- e vaarlyke zieken te zalven met eene foort van balfem, of olie , welke onderfcheiden is van die , welke zy by den doop gebruiken, fchoon die echter, even gelyk de bovengemelde, door den priester met groote plegtïgheid geCO Lu Gfl/ttJ, Disfert. it. p.32<5,& feqq.  ABYSSINIE. 423 gewyd word ; deeze kerkplegtigheid word insgelyks door , de Abysfinifche Kerk in acht genomen, volgens het voor- { fchrift van het Euangelie; ingevolge van hetwelk zy onder den naam van ziek alles infiuiten , niet alleen ziek-H( ten van het lichaam , of van den geest, maar ook krank- \ zinnigen , en bezetenen. Deeze zalving word echter ge- t lyk by de Roomfchen niet toegediend dan in de Iaatfte cogcnblikken , en wanneer men geene hoop meer heeft op het herftel van den lyder , om welke rede het genoemd word het laatst Oliefel ; doch het word niet in L hunne huizen gebragt, maar enkel toegediend in de ker.w" ken , werwaarts de zieken, fchoon op het uiterst leg-*fr> ÉCide, moeten gevoerd worden. Zy hebben nogeenio-e™ byzondere plegt'gheden by dit oud kerkgebruik gevoegd; zoals, by voorbeeld , dat 'zeven priesters d-rarby moeien dirnst doen , die eene lamp met zeven pypen d-aagen , wier olie door wywater , kruifen , gebeden, wierooken| tn plegtige ommegangen gezegend zynde dus bekwaam ge naakt is om den zieken daarmede te zdven, die voor de kerkdeur ftaat, of legt, daar de oprogt begint tot voor het outer , en aldaar met de zalving en zegening befioten word. Uit alle welke cmftandiglüeden klaarlyk blykt, dat dèeze plegtigheid zeer veel verichilc van het laatst oliefel de- Roomschgezinden , te meer , daar de Portugeefche Zendelingen ons melden, dat zy nooit eenige plegtigheid, welke daarmede eenige overeenkomst had , in Jbysfinien hadden zien verrichten. Het is te verwonderen , dat in een zo uitgeftrekt^) Ryk , als dat van Abysfimen', waarin het Chnstelyk gQ.ic" loof reeds zoveel eeuwen heeft ftand gegreoen , en mis- frfchien wel van de tyden dér Apostelen af", en dar Z0S vol is van priesters en monniken , de onderwyzing der jeugd zodanig verwaarloosd word , dat daar niet alleen geene hoogelchoolen , maar zelfs geene kinderfchooien gevonden w.orden , om dezelve , zo al niet in kunften en cviir. >oek. IV. )OPr>sT. nu. lfd. ezehe rd in dé é verft e^w nkwde [eetly. 'n leer  XVI1L Boek. IV. HooFrsT VIII. Afd. Zy leerena leerftellingen van hunnen G dsdiens in de kelk »f in huis De Zendt lingenric ten fchotl mier hen •p. En leerei hen toone Jpelen ve. ieonen. 4H HISTORIE van en wetenfchappen ten minste in de gronden van den Christelyken godsdienst te onderwyzen. Ofschoon hunne geestlyken talryk en behoeftig genoeg zyn om zulk eene pryswaardige taak op zich te neemen, wanneer men hen behoorlyke ampten en jaargelden verleende , te meer daar hunne kerkdiensten hen zo weinig e tyd ontneemen , vinden wy echter nergens aangetekend, 'dat ooit een van hen tot deezen nuttigen dienst gebruikt word dan alleen in de kerk ; alles, dat de kinderen wee* ï ten van den Godsdienst, moeten zy daar komen leeren, ,of in hun eigen huis by hunne ouders, in de kerk lee• ren zy niets anders dan eenige gedeelten , of uittrekfelen uit de H. Schrift, die overluid voorgelezen worden, waarop dan eenige gebrekkige verklaaringen volgen , denklyk van hunne Catechisten , die op zekere bepaalde tyden de jeugd moeten onderwyzen. Deeze algemeene onkunde , het zy dan dat die aangekweekt worde door de Keizers , om eenige ons onbekende oorzaaken , of door de Abuna's , en de Patriarchen van Aiexandrien , om dit Ryk des te beter onderworpen te houden aan dien Zetel, is des te beklaaglyker, omdat de Abysfinifche jeugd over het algemeen met een' levendigen geest, . en een vlug begrip begaafd is. Om deeze rede maak&-ten de Portugeefche Zendelingen voornaamlyk hun werk '"om in dit gebrek te voorzien , door zoveel fchoolen en opvoedingshuizen als in hun vermogen was , op te richten overal daar zy eenigzins gevestigd waren. Van dien aart was dat, waarin zestig jongelingen , deels Portugee. zen en deels Abysfiniers wierden opgevoed , de eerstge( melden om de laatfien aan te lokken. Wanneer nu dee.1 ze kinderen in eenige zaaken onderwezen waren, en ■ 'onder anderen om eenige tooneelftukken te vertoonen volgens de Europeefche wys , wierden hunne ouders toegelaten om hen te zien. In een van deeze ipelen gebeurde het op zekeren tyd , dat zy eenige duivels ten too-  ABYSSINIE. 425 tooneele voerden : op welker 'gezicht de Abysfinien, die \ deeze vermomde jongelingen voor wezentlyke kwaade geesten hielden, zodanig ontftelden , dat zy zo fchielyk als zy konden wegvluchtten onder het roepen : Wegt mee ben ! weg met hen ! Zy hebben hier duivels met zich gebragt (m). Het hoofdzaaklyke van den Abysfinifchen Catechis- mus luid , volgens den Abt Gregorius , als volgt; fl, „ Vraag, In welk een' God gelooft gy? „j Antwoord, In den Vader , den Zoon, en den Heiligen^ Geest, een' God, en drie perfoonen. Vr. Wie van deeze drie perfoonen is de eerfte , e» wie de laatfte ? Wie is de meeste , en wie de minfte? Antw. Geene derzelve is de eerfte, en geene de laatfte i geene is meerder, en geene is minder; zy zyn m alle opzichten gelyk. Fr. Hoeveel perfoonen zyn 'er in God ? Antw. Drie. Vr. Hoeveel Goden? Antw. Eene. Vr. Hoeveel Godlykheden ? Antw. Eene. Vr. Hoeveel heerfchappyën ? ' Antw. Eene. Vr. Hoeveel magten? Antw. Eene. Vr. Hoeveel Scheppers % Anti}}. Eene. Vr. Hoeveel willen ? Antw. Eene. Vr. Is 'er eenige tyd by God ? Antw, Neen, hy is van alle eeuwigheid , en zal blyven tot in alle eeuwigheid. (m) Lubolph, 1.3. C. li, 5 33. HEDEJSD.HlST.XiV.D.II.ST. ÏÜ CVIII. Boek* IV. xiofdst. VIII. Afd. 'iortvertg nopens n Abysfifchen cv •bimus.  42ö HISTORIE van XVIII. Boek. IV. JÏOOFDST. VIII. Afd. Vr. Waar is God ? Antw. Overal, en in alle dingen. Vr. Is de Vader God ? Antw. Ja, allerzekerst. Vr, Is de Zoon God F Antw. Ja. Vr. Is de Heilige Geest God ? Antw. Ja. Vr. Zo zyn 'er. dan drie Goden ? Antw, Ik zeg niet, dat 'er drie Goden, maar drie perfoonen zyn, en maar één God. Vr. Wie heeft den Zoon voortgebragt ? Antw. God, de Vader , en de Heilige Geest gaat uit van den Vader, en ontfangt van den Zoon. Vr. Kunt gy my door eenige gelykenis deeze drie perfoonen in één wezen ophelderen ? Antw. Ja ; de zon, fchoon die inderdaad eenig is, heeft echter drie eigenfchappen, te weeten, rondheid, licht, en hitte; op dezelfde wys gelooven wy in één' God , die beftaat in drie perfoonen, naamlyk , de Vader, de Zoon , en de Heilige Geest, die in alle opzichten gelyk zyn. Vr. Wie van deeze drie perfoonen is in de waereld gekomen tot onze behoudenis ? Antw. De tweede, die de zoon is van God, en onze Heer, Jefus Christus. Vr. Hoeveel geboorten heeft hy gehad ? Antw. Twee, de eerste uit den Vader, zonder moeder, en zonder eenigen bepaalden tyd ; en de tweede uit onze Lieve Vrouw de H. Maagd Maria , zonder vader, en in de volheid des tyds , terwyl zy echter maagd gebleven is. Vr. Is orze Heer Jefus Christus dan God of mensch? Antw. Hy is God en mensch in één' perfoön, zonder onderfcheid of verandering ; zonder verwarring of verenging der twee natuuren." O*  ABYSSINIE. 4*7 Op dezelfde wys ftellen en gelooven de Abysfiniers allen de andere artikelen , die betrekking h.'bbe.i op den Zaligmaaker, te weeten , zyn' doop , zyn vasten, zyne verzoeking , zyn lyden , zyne dood , zyne opftanding ,1 zyne hemelvaart , en zyne zending van den Heiligen Geest aan de Apostelen; dat hy in heerlykheid zal wederkomen om te oordeelen over de leevenden en dooden ; dat hy waarlyk tegenwoordig is by het H Nacht-; maal ; dat de dooden op den jongften dag zullen opge-" wekt worden, dat de rechtvaardigen het Koningryk der Hemelen zullen erven; en dat de zondaars zullen geftraft worden. Zy gelooven ook aan eene algemeene Christelyke Kerk , volgens het orthodox Concilie van Niccsa, gehouden in het jaar ?i8. Zedert het vertrek van Pater Alphonfi Mendiz uit Abysftnien heeft men weinig kondfchap nopens dat Ryk; gekregen; en het is grootlyks te beklaagen, dat kVans-( Uben , die door den Keurvorst van Saxen derwaarts ge-, zonden was, en die de /Ethiopifche taal van den Heer. Ludolph had geleerd , zulke onoverkomelyke hinderpaa-1 len ontmoette om diep in dat Ryk door te dri«gen , en vandaar de kerkformulieren , en andere merkwaardige gefchriften mede te brengen ; te meer , daar hy daarover zeer wel kon oordeelen , en van genoegzaame geldf^mmen door dien Vorst was voorzien ; zodat hy, geene mooglykheid ziende om verre in Abysftnien te komen , zich moest vergenoegen met die Abysfinifche leerboeken, welken hy in JÈgypten, en andere nabuurige landen kon bekomen. Eenige misnoegdheden , die hem naderhand overkwamen , of, gelyk hy voorgeeft , het doorleezen van de Abysfinifche Geloofsartikelen , hadden zulk een'^ indruk op zyn gemoed , dat hy , onvoldaan over zyn' godsdienst, het Luthersch geloof verzaakte, en te Romen by de Dominicaanen het geestlyk gewaad aannam. Hy svierd zedert een groot yveraar voor die Kerk tot groot Iii a ver- XVIII. Boek. IV. JOOFDST. VIII. Afo. Algemeent reloofspunen. Wansle>en word teryvaarts ezontkn kor d?n keurvorst •m Saxen.  *aS HISTORIE van XVITI Boek. IV. HeoDTST vin. Afd. verdriet van den Keurvorst zyn' weldoender (F) en van dien tyd af wierden van dien kant alle poogingen geftaakt om boeken of gefchriften uit die gewesten te , krygen. Wat aangaat de laatere Zendelingen , deezen zyn genoodzaakt geweest , na hunne verbanning uit A. hysfinien, alle de gebeurtenisfen van dat land te verneemen uit Cairo in JEgypten , en deeze verhaalen zyn zo gebrekkig, dat zy den leezer weinig of geen voldoening kunnen geeven; en dat nog het ergst is, de geichillen zyn zo hoog gerezen , en men heeft van beide kanten met zoveel drift en hevigheid gefchreven , dat het moeijelyk is te gisfen welke party de waarheid op haare zyde heeft. (F) MKHAEL WANSLEBEN was geboren te Erfurt, eene Stad ia het Keurvorftendom Mentz , doch, die, zedert dat zy den Lutherlchen godsdienst heeft aangenomen onder de befcherming ffaat van den Keurvorst van Saxen. Hy was onderwezen door den Heer Ludolph , en volkomen meester van de Oosrerfche taaien ; waarom hy ook aan den Keurvorst aangeprezen wierd als een perfoon juist gefchikt tot zulk een oogmerk (*). Niet lang na het mislukken zyner pooging, en zyne monnikwording te Romen, wierd hy aangeprezen aan den beroemden Staatsminister Cmbert, die hem met hetzelfde oogmerk op nieuw naar de Levant zond; daar hy dan ook meer dan vyf honderd handfehriften opkocht, die naderhand naar Parys gevoerd, en in de boekery van den Koning geplaatst wierden; doch vindende, dat alle ayne poogingen, om toegang in Abysfiniè'n te verkrygen , vruchteloos waren, keerde hy terug naar Frankryk, en overleed daar eenige jaaren na zyne terugkomst. ' (*) Ludolph., Comment, Proëm. i, p. ao, & in Libr. 3, C. 14 S- 135. K E-  ABYSSINIE. 4a9 NEGENDE AFDEELING. i Behelzende de tydrekening , opvolging , en naamlyst der Keizers van Abysfiniën; benevens de historie van dat Ryk zedert de komst van de Portngeezen aldaar tot op hunne ttitdryv'mg toe. Wy hebben reeds verfcheiden maaien gelegenheidl gehad om de onvolkomenheid, verminktheid, en»! onzekerheid der Abysfinifcke Historie en gedenkfchrif-f ten aan te toonen. Zelfs die verhaalen , welke de Por- \\ tugeefche Zendelingen ons daarvan hebben kunnen mededeelen, zyn zo gebrekkig , en behelzen zoveel tegenftrydigheden , dat wy niet in ftaat zyn die overeen te brengen. Zy zyn ontleend uit twee handfcbriften , die, behalven dat zy in veele byzonderheden verfchillen, niet meer dan honderd Keizers opgeeven van MenimeM, den zoon van den Joodfchen Koning Saiomon en MakeAa; de Koningin van Scheba, af, tot aan den groeten vriend en voorftander der Portugeefche Zendelingen Jasfok-Jdyan Saged, of Sultan Segued, toe , en geen verflag geeven van de tyden , waarin zy geregeerd hebben, of hoelang hunne regeering geduurd heeft. Een van deeze handfehriften rekent vier-en-twintig Keizers voor de geboorte van Christus , en vandaar tot op de regeering van Faciladas , of Bafelides, den zoon en opvolger van Sigued, omtrent het jaar' 1659 » niet meer dan agt en" zestig ,• terwyl het intusfehen de geheele lyst op negenen-negentig bepaalt , daar vier en twintig en agt-en-zestig niet meer dan twee-en-negentig uitmaaken ; ten zy snen wilde onderftellen, dat de zeven anderen van den 1Ü 3 Sa" XVIII. Boek. IV. loOFDST. IX. Afo. 's tydreke ■ 'ng ren bysfiniën zeer geekkig.  a lengte van regeering niet is aangetekend ; maar alleen dit, dat in het agtfte jaar der regeering van den laatften, die Phecen genoemd word, onze Zaligmaaker geboren is, in het jaar , 4004. Van dit tydgewricht der geboorte van Jefus Christus Ah™ en tot de vereenigde regeering van de twee broeders Abrahb™. en Abza , hetwelk eene regeering van dertien achtereenvolgende Keizers bevat , welker naamen niet gemeld worden , zyn 'er driehonderd-en-zeven-en-twintig jaarea verlopen , in welker laatfte jaar Frumentius door den H. Atbnnafius naar Mihiopiën gezonden wierd , om de Abys~ Jiniërs tot het Christelyk geloof te bekeeren. Vervolgens geeven deeze jaarboeken ons een zeld-Atza, Atszaam verflag van drie andere broeders , die overeen *fd » en kwamen om gemeenfchaplyk en vriendelyk te zaamen te may° regeeren over het geheel Keizerryk. Hunne naamen wa> ren, Atz* , Atifed , en Amay } deeze broeders , om •nJerzoek waardig ( *). Anders maaken zy gebruik van het oud IÏL* gyprisch jaar, beib.aude uit twaalf maanden , elk van dertig dagen , met de noodige fchrikkeljaaren daaionder om de rekening met het zonsejaar te doen overeenkomen. {*) Zie hierover Gregor. by Ludolph, 1. 3> C. 6, $-97,& fe 93. BASILIDES aam , by het aanvaarden der regee* ring den naam aan van Adam Segued, en was de Vorst, die het berucht bevel tegen de Roomschgezinden deed rfkondigen ; om hetwelk zy hem afgefchetst hebben als een' begunftiger der Mohammedaan en , fchoon hy inderdaad derzei ver vyand was Verfcheiden brieven zyn 'er gewisfeld tusfchen hem en den Roomichen Patriarch Ah fonze Mendtz, waarvan wy in het vervolg zullen fpreeken. Hy ftierf in het jaar 1664, in den ouderdom van vyf en-zestig jaaren, en wierd opgevolgd door zyn' vierden zoon , 94. JOANNES, die, by zyne verheffing, den naam aannam van ActUf Segued, eri overleed in het jaar 1680. Op hem volgde zyn zoon 95. JAWSO, of Adyan Segued, of Ayascus ; deeze was (t) Li Granb, Disf, 5, p. -.4?, enz.  A B Y S I N I E. 439 was de Vorst aan wien de Geneesheer Poncet gezonden wierd door den Heer de Maillet, den Franfchen Confui in JEgypen. Hy wierd onttroond door zyn'zoon, 96. TAKLIMENOTH, of, Tekla Hamanotb, in het* jaar 1706; doch deeze wierd, om zyne trouwloosheid, door zyn eigen krygsvolk vermoord, in het jaar 1709, en zyn broeder -j 97' TMFIMS op den tfiroon geiTeld. Zyne regee»n' ring was kort van duur, even gelyk die van 'zyn' voor- 1 zaat, naardien zyn eerfte Staatsdienaar Oufias., de zusterszoon van Jatofo Adyan Segued, hem van de kroon bproofde, in het derde jaar van zyne regeering , en zichzelven ten throon verhief ; doch de dbysfmtrs lieten r hem niet langer in het bezit van deeze overweldiging, dan totdat zy gelegenheid vonden, om Prins David , een anderen zoon van den bovengemelden Vorst tot de regeering te brengen ; hetwe'k echter niet zonder grooteD{ b'oedftorting gefchiedde , gelyk wy gemeld vinden in brie-^a ven van Mccha. gedagtekend in Juny, 1718; uit wel-2 ken blykt, dat hy als Keizer eikend is geworden in het tas jaar 1714 \u). Onze leezers zullen , uit dit gebrekkig ver/lag van de Abysfinifche tydrekening en historie, hetwelk alles behelst , dat de Zendelingen daarvan hebben kunnen ontdekken , ligfelyk kunnen opmaaken in welk eene woesteny wy ons bevinden , en hoe weinig wy kunnen zeggen over dit ontwerp , voor de aankomst der Portugee. ■zen in dat land. Wy kunnen geene rede vinden voor de duisterheid die men ontdekt in de historiën van Abysfiniën van laateren tyd , dan alleen de verwaarloozing , en natuurlyke achteloosheid der Abysfinigrs , die blykbaar zyn uit gewigtige gebcurtenisfen van vroeger eeuwen j zoals van hun- («) Idem, Dis£ 5, p. 251, en 473». KVIÏI. Boek. IV. 'OOFBST. IX. Afd. aklime>th. ?efilis. tovidï tzevtrt tt den. telde T ous-  440 HlS TORIE v a n 'XVIII Boek. IV. HcOFDST, IX Afo. A.D.1490 a.DiHQ? Alfonfo d'All.uquerquezeilt de RoodeZe in. lumne eerste bekeering tot bet Christendom , en van hunne kerklyke historie , die beide in de diepfte duifternis begraven zyn. Het is derhal ven hoognoodig , dat •svy overgaan tot dat gewigtig tydpunc , he:welk zich uitftrekt van de aankomst der Portugeezen in dat Ryk tot op hunne geheele en uiterlyke verbanning toe. . Wy hebben reeds gemeld hoe dit Ryk ontdekt wierd ■door Pedro Covillan, -en Michaël Rayva , in hun verward .zoeken naar den beruchten Preter.Jan, of, Paap Jm. ■De tweede ondernecming gefehiedde omtrent zeven jaaren laater , toen Vafco de Gama voor het eerst waagde de Kaap de Goede Hoop , en de geheele kust van Afrka rond te zeilen , en dus tot in Oostindiën door te drin, gen. Agt jaaren daarna was Aifonfo d'Aihuquerque, het -voetfpoor van zyne voorgangers volgende , de eerste Europeaan, die de'Straat van B'abel-mandei door zeilde, en. den naam der Portugeezen onder de Mtbiopiërs berucht maakte, door alles te bevestigen, dat Covillan , die nog eleefde , doch zedert zyne landing in hechtenis was gehouden , verhaald had van hunne fcheepsmagt, nieuwe ontdekkingen , en vestingen in Afrka en ïndign. Deeze ontmoeting was des te gunstiger , omdat die voorviel in een tydgewricht , waarin het Keizerryk van Abysjhifn tot den laagften trap vervallen was , zo door buitenlandfche oorlogen als door binneniandfche onlusten. Des.zelfs Keizer David was minderjaarig , en onder de voog. dy van de Keizerin Hetena , zyne grootmoeder ; welke, fchoon in alle opzichten eene vrouw, van een uitmuntend karakter, echter onvermoogend was om het roer der regeering wel te beftuuren onder zo veele en genoegzaam onoverkomelyke hinderpaalen , zonder eenigen magtigen onderftand van buiten. In deeze overvallingen befloot zy', zohaast zy gehoord had van den moed,- de dapperheid, en den voorfpoed der Portugeezen , om by Koning Emanuël om hulp te verzoeken, en  A.BYSSINIE. 441 en met dien Vorst een verbond van vreede en vriend-, fchap te fluiten. Om hierin te beter te flaagen , verkoos zy daartoe zekeren Armenifchen Koopman , MaU theus genaamd , een' man , die tot dit gezantfchap zeerl gefchikt was. Om den gemelden Vorst te beter tot dit verbond over te haaien, zond zy hem een ftuk van het H. Kruis, ten teken van haar geloof aan de leer van Christus , befloten in eene gouden doos , naar het beitel van Alfanfo cfAlbuquerque. De Afgezant wierd door hem met groote achting ontfangen, en naar Lisfabon overgevoerd, daar hy insgelyks een allerminzaamst onthaal geroot van Don Emanuil, en zyne hovelingen, die dit gezantfchap, en langgewenscht verbond befchouwden als eene zaak, die tot groot voordeel voor hun land , en voor den Roomfchen Stoel zou kunnen (trekken , en die derhalven greetiglyk , en ten fpoedigfte moest aangenomen worden. Wy herben reeds gemeld, dat Couillan in hechtenis gehouden was geworden van zyne eerste aankomst af, volgens de gebruikelyke ftaatkunde der Abysfinifche Keizers, die niet dulden, dat een vreemdeling hunne heerfchappyen opnieuw verlaat; maar , fchoon hem deeze vryheid benomen was, wierd hy echter in geene andere opzichten kwaalyk behandeld ; dewyl (Keizer Akxander eene groote achting voor hem opgevat hebbende , uit hoofde van zyn' moed en ervarenheid , begreep , dat by hem door zyne raadgeevingen , en dapperheid van grooten dienst kon zyn. Zyn Opvolger Nahod behandelde hem op dezelfde wys, geduurende de dertien jaaren van zyne regeering, hoorde hem gaarne fpreeken over de dapperheid , magt, en uitgeftrekten koophandel van zyne natie, en raadpleegde met hem in alle gewïgtige omiTandigheden. Deeze Vorst liet by zyn overlyden het befïuur , en tevens de voogdyfehap over zyn' zoon Ltbna-Denghel, naderhand David genoemd , die toen nog een kind was , over aan Hedend. Hist. XIV. D. II. St. Lil des- XVIII. Boek, IV. loOFDST. IX. Afd.  xvm. Boek. IV. hoofdst, IX. Afd. Edtiardüalvanword, deer den Koning Emanuël van Portu gezant naai Abysfifliër gtztuden. 442 HISTORIE van deszelfs grootmoeder , Keizerin Helena , de weduwe van Boeda Mariam , eene Vorstin met recht geroemd wegens haare wysheid en godvruchtigheid ; welke, waarfchynlyk door den gevangenen Portugees tot het bovengemeld gezantfchap en verbond wierd overgehaald. Zy was zeer ryk , en bezat groote en vruchtbaare landgoederen in het Koningryk Gojam , van welker in. komften zy het grootst gedeelte befteedde tot werken van hefdaadjgheid , en voornaamlyk tot het bouwen van prachtige kerken , die zy met recht vorstelyke inkoms ten begiftigde; deeze wierden gebouwd in eene eantsch andere manier dan die van Abysftnien, waaruit men zou moogen opmaaken , dat de gemelde Portugeefche Edel man de ontwerpen daarvan gemaakt heeft f». Terw zy z.ch dus bezig hield met haaren tyd en rykdom Jn dergelyke chnstelyke werken te befteeden , wierd het Ryk van buiten aangevallen door de Mohammedaantn en van binnen beroerd door oproer en partyzucht • 70 dat het met tc verwonderen is, dat zy , van alle kanten zo gedrongen zynde , zich door den doorliepen' Covü /«« het overhaalen om by Portugal om hulp te vraajrenyelk geneesmidael in het vervolg bleek erger te z™ dan de ziekte zelve. Maar laaten wy tot haaren afgezant terug keeren. 'g^uc Hy wierd niet alleen door den Koning met de uiter. fte minzaamheid ontfangen , maar, dewyl die Vorst dit verbond befchouwde als eene zaak van het uiterst belang niet a leen voor zichzeiven maar ook voor den Roornfchen Stoel, verzuimde hy niet ten fpoedigfte een tegengezantfchap naar Abysjmiën te zenden. Hiertoe benoemde hy den beroemden Eduard Gaban , een man van groote bekwaamheid , en ervarenheid: die, na reed* twee zyner voorzaaten met lof. gediend te hebben, in ,\ . het (v) Almetda, Titt-ez, LoBO.enz.  ABYSSINIE. 44J het ampt van Staatsfecretaris , en door hen als Afgezant naar Duitschland, Frankryk , en Romen gezonden te zyn geweest , voorzeker daartoe alle de vereischte bekwaamheden in den hoogften graad bezat , zo zyn hooge ouderdom hem niet onbekwaam had gemaakt om eene zo lange en gevaarlyke reis te onderneemen. Hy vertrok echter met een behoorlyk gevolg, en eene talryke vloot, onder het bevel van Don Lopez Jlvarez, belast met kostbaare gefchenken voor den jongen Keizer , en voor deszelfs doorluchtige befchermfler, en grootmoeder , de Keizerin Helena. trancisco Alvarez, waarfchynlyks een bloedverwant van den vlootvoogd, een geestelyke , die door Almeyda , Tellez, en Ludolpb met recht als veel te ligtgeloovig word befchouwd, doch die anderzins een oprecht en godvruchtig mensch was , wierd benoemd tot Kapellaan van dit gezantfchap , hetwelk gelukkiglyk en fpoediglyk in de Roode Zee aankwam , maar niet lang daarna in verlegenheid geraakte door de onverwachte dood van den Afgezant Don Eduard Qalvan, die in den ouderdom van een-en zeventig jaaren./ overleed op het Eiland Gumaran ; dit ongelukkig toeval' veroorzaakte eene vertraaging van omtrent vier jaaren in de oogmerken van den Koning van Portugal, en in den onderftand dien de Keizerin Helena van hem verwachtte (w). H. t onderwerp fcheen echter van te groot gewigt te zyn om terzyde gefield te worden; en de aankomst van Don Lopez ue Seguera, nieuwbenoemden landvoogd van de Indien , op het Eiland Masfowa , dat toen aan het Keizerryk van Abysfinie'n behoorde , gaf gelegenheid om dit gezantfchap te hervatten. Hy bragt den Armejiifchen Koopman met zich terug van Lisfabou, en moest hem op dit Eiland aan land zetten; daar hy, ziende met welk (se) Alvarez, e» anderen bovengen. Lil a XVIII, Boek. IV. 3 00 fust, IX. Afd. Galvaa \erft op et Eiland jumartn.  XVIII. Boek. IV. HooFrsT IX. Afd. Rodrigo de Lima voord in zy ne plaats aangefteld tn word met veel Uegtneger heidaan h Hof ontvangen. Zyn vertrek , en i gefcbenkei yan den Keiter. 444 HISTORIE van welk eene blydfchap en verlangen hy door de Bahrnagah, of Onderkoning , door de monniken van Bizan, en door allen de Christenen ontfangen wierd , het befluit nam , om zonder uitftel een' anderen perfoon te benoemen , om deeze post aan het Hof van Abysfiniën te gaan bekleeden. Ongelukkiglyk verkoos hy daartoe Don Rodrigede Lima, een' man, die geheelenal verfchil. de in karakter met zyn' voorzaat Don Galvan, als ■zynde een driftig en eigenzinnig jongeling, geheel ongefchikt tot deeze bediening. Pater Alvarez wierd beftemd 'om hem als zyn kappellaan te verzeilen , en hem wierd een talryk gevolg toegefchikt. Hunne reis was langduu. rig en moeijelyk uit hoofde van de heete luchtftreek en de flechte wegen; doch in weerwil van dit alles kwamen zy behouden aan het Abysfinifche Hof op den 20 April,, daar zy met groote pracht en toegenegenheid ontvangen wierden. Mattheus; de Armenifche Koopman wierd ziek, {by het beginnen van den optogt; en ftierf in een dorp, toebehoorende aan de monniken van het klooster te Bizan. De Keizer David , of anders, Sultan Segued, ohtfing den Afgezant met alle tekenen van blydfchap en achting , en verleende hem zo fpoedig mooglyk gehoor 9 fchoon met de uiterfte pracht en plegtigheid. Hy deed hem en zyn gevolg met groote kostbaarheid zes jaaren lang alle eer aan, want zolang hield hy hen op eer zy hun affcheid konden krygen ; fchoon de Lima, driftig en ongeduldig van aart, by de geduurige voorgewende uitflellingen van den Keizer, tot verveelens toe daarom by hem aanhield , voornaamlyk nadat hy tyding gekregen had van de dood van Koning Emanuè'l, en van de komst van Don Juin de Derde tot den throon. (x) Eindelyk kreeg hy me$ feveel moeite zyn affcheidsgehoor, en ging op reis naar de Roode Zee , belast met een' brief aan den nieuwen Koning van Portugal, aan wien hy ook eene kroon van goud. (*) Tellez, Libr. Cap. 5;  ABYSSINIE. 44? goud en zilver ten gefchenk zond. Deeze brief is te XVIII, vinden in de befchryving , die Alvarez heeft opgefteld Boek. van dit gezandfchap en Keizerryk. De Keizer verkoos jy. ook'een' geleerden Monnik, genaamd Zigaza-Abba, totUcoFDST. zyn' afgezant aan den Koning van Portugal, dien hy ook IX. een' brief mede gaf aan Paus Clemens den zevenden, met Afd. ernftig verzoek aan t'rancisco Alvarez, dat hy dien Monnik op zyn gezantfchap naar Romen zou verzeilen. (II) Tenzelfden tyd bewoog hy Rodrigo de Lima om hem jfuan Bermudez zyn' Geneesheer af te ftaan , benevens een fchilder, die zich onder zyn gevolg bevond ,• deeze Bermudez' is dezelfde perfoon, die kort daarna tot Latynfche Patriarch van Abysfiniën wierd aangeftcld , en die eene korte historie van dat Ryk gefchreven beeft, waaruit wy het verhaal zullen trekken der voornaamfte gebeurtenisfen , die, geduurende zyn verblyf aldaar , in dat Ryk zyn voorgevallen. DON RODRIGO kwam met zyn gevolg behouden teA.D. 15*7 Goa aan, en zeilde in de maand Tanuary van het vol Z •> J Zyn aan- gendfc0wut in Portugal. (H) Deeze brieven, die opgevuld zyn met walglyke vlyëryën, en waarin de Paus erkend word voor den eenigen en waaren ftredehouder van Christus, en het Hoofd der Kerk hier op aarde, zyn naderhand in het Latyn overgezet door Pattlus Jovius, en verleenden aan Alvarez, die dezelven naar Rmen moest overbrengen, een zeer gunftig onthaal. Deeze brieven wieröen naderhand beiden ontkend door zyn' opvolger, en uitgemaakt en veroordeeld als listen en uitvindfels der Portugeefche Jefuiten, uitgedacht om het oppergezag van ' den Paus in dat Ryk te doen erkennen, en de ftaatkundige oogmerken van den Koning van Portugal te bevorderen. Wat hiervan zy, dit is blykbaar, dat zy noch ftyl, nochjiets van dien Voift hebben. En evenwel is het, van den anderen kant, zeer vreemd, zo deeze brieven eene ingegeve list zyn van deeze doortrapte kloosterlingen , dat de een zich heeft laaten vervoeren om die te fchryven, en de ander om die over te brengen , en zulks op eene wyze zo ftrydig met der Jefuiten gewoone listen , en doortraptheid. De lee^ers hunnen beiden deeze brieven, benevens nog eeDige verdere byzonderheden vinden in het verhaal van Le Grand. Lil 3  XVIII Boeit. IV. HoOFDST IX. Afd. Keizer D; vid beheat verfcheide ne overwir ningen op t Mooren. 44$ HISTORIE van gend jaar naar Lisfabon , daar zy op den 25 July aankwamen , doch niet mogten landen, uit hoofde van de pest , die toen verfchriklyk woedde , weshalven zy genoodzaakt waren verder op te zeilen naar San Barino, eene zeehaven , omtrent twaalf mylen van die Hoofdftad afgelegen, van waar zy door den Marquis de Villaredl wierden afgehaald naar Coïmbra, daar het Hof zich toen bevond ; waarop de Abysfinifche gezant aan den Koning voorgefteld , en door hem zeer minzaam ontfangen wierd. (1). Het lang verblyf van den Portugeefchen Afgezant in jhet Ryk van Keizer David, die , na het aanvaarden der regeering, veele veldflagen tegen zyne Moorfche natuuren gewonnen, en veele gewesten van hen heroverd had, baarde hen geen geringe ongeruftheid. Zy hadden hunne verfpieders aan zyn Hof, die hen berichtten , dat by een verweerend en aanvallend verbond met den Ko- j WJi' iLK?REZ brande»de van heiligen yver om uit naam van den Abysnnifchen Vorst den llof van zyne Heiligheid te kusten kon kwaiyk het uitftel dulden , dat hem aan het Hof van Portugal ophield. Vandeneenen kant wierd het noodig geoordeeld, dal zyn amptgenoot Zagaza Abba , eenigen tyd daar zou blyven om eenig onderngt te geeven nopens de Abysfinifche Kerk; en, van den anderen, ftond de Koning van Portugal, die insgelyks een' gezant naar Romen wdde zenden , langen tyd in twyfel omtrent de keuze; -tot dathy eindelyk daartoe Don Martin* zyn' vollen Neef benoemdemaar men oordeelde het niet dienftig , dat Zagaza Abba, die reeds meer dan eens op bedriegeryën betrapt was, hem derwaarts zou verzeilen ; dus wierd deeze te Lisjabon opgehouden , daar hy een kor opftel fchreef van het Abysfinisch geloof, dat naderhand in het Latyn vertaald is door Damiano ae Goëz, en uitgegeven in de loofm tma ' doch hetzelve vind onder de kenners weinig ge- Iktusschen gingen F. Alvarez en Don Martino op reis naar Romen, en kwamen te Bologna, in January, 1533, daar Keizer Karei de vyfde tosn door den Paus ftond gekroond te worden Hier verfcheen Alvarez als gezant van den Abysfinifchen Keizer, deed zyne hulde aan den Paus, en overhandigde hem den twyfefachtigen brief.  ABYSSINIE. 447 Koning van Portugal gefloten had , en dat deeze hem beloofd had te.zullen helpen om de Mobammedaanen uit de nieuw-overwonnen landen te verdryven. De Konin" van Adel, wiens land aan Abysfiniën grenst, zelf een! Mohammedaan, en een verklaarde vyand der Christenen zynde, was onder anderen de eerfte, die de wapenen tegen hem opvatte , en een klein leger in zyn grondgebied deed inrukken , aangevoerd door den dapperen Moor Jchmet, bygenaamd Granhe, dit is , de linkfche aan wien David nog kort te vooren eenige bezittingen van belang ontnomen had; en deeze, om hierover wraak te neemen , rukte met zulk een' fpoed en woede in des Keizers landen , dat hy binnen kort meester was van het Koningryk Fategar, daar hy vlekken , gehuchten, kloosters, kerken , kortom alles verwoeftte, dat hy op zynen togt ontmoette , en een groot getal krygsgevangenen kreeg, éér men iets kon onderneemen om hem te keer te gaan , waardoor hy , ftout op zyne overwinningen, het ontwerp vormde om zich meeter te maaken van geheel Abysfiniën. (j) De Keizer* ontrust door deeze verwoestingen fpoedde zich zoveelvi als mooglyk was om den voortgang van dezelve te ftui-ee ten , en, hem ten dien einde met drieduizend ruiters,^ en een groot getal voetvolk tegentrekkende , verfloegrei hy, zonder veel moeite, deeze fcleine legermagf. Twee jaaren daarna trok de Keizer andermaal tegen hem op aan het hoofd van eene veel talryker legermagt, en gaf hem wederom de nederlaag ; maar allen deeze voordeelen beletteden^ den Moor echter niet zyne veroveringen en verwoestingen voort te zetten, in zó verre, dat hy by het overlyden van den Keizer , hetwelk twaalf jaaren daarna voorviel, het Ryk in de uiterfte verlegenheid (y) Beemudez. C. i. Tillez, L. 2. Lubolph, L. 2. C. i) Teilez, Lobo, Ludolph, en] anderen. Mmm 3 SV1II. Boek. IV. [OOFDST. )X Aks. !y brengt n leger op \ been. yn Vfisfelillig Oorgsgeluk.  454 H I S T.0 R I E v~a s XVIII, Boek. IV. IIOOFDST IX. Afd. Aankomst van Do Christophoro d Gama. met eene groote magt de Roode- Zee zynde ingezield groote verwoestingen aanrechtte op de kust van Arabxën, en de ongeloovigen geheelenal verdreef, na zyne landing op het Eiland Mazowa , vanwaar hy eene verfterking van vierhonderd mannen zond aan den Keizer van Abysfiniën, onder het bevel van zyn' eigen' broeder den dapperen Don Christophoro de Gama. -Deezen namen hunnen weg door de zandige woestynen, aangevoerd door den Patriarch Bermudez, die echter uit beleefdheid voor Don Eslavan de Gama, het bevelhebberfchap overgaf aan deszelfs broeder Don Christopboro. De leezer kan ligtelyk opmaaken hoeveel moeijelykheden zy moesten te boven komen om met hunne bagagie en artillerie over deeze bergen en door derzelver engten door te trekken. Zoo haast zy dieper in het land gekomen waren wierden zy verwelkomt door groote hoopen volks, die hen befchouwsden als hunne verlosfers; waarop Bermudez eenige afzond om aan de Keizerin Cabelo Onanguel kennis te geeven van hunne komst , welke daarop allen mooglyk fpoed maakte om hen te gemoet te trekken. Deeze Vorstin was genoodzaakt geweest om voor een* tydlang haare toevlucht te neemen tot den top van den berg D xmo, wiens toegang zó moeilyk is, dat men met geene mooglykheid deszelfs top kan bereiken dan door in bakken of korven opgehyst te worden Desniettegenftaande kwam zy nu naar beneden en ging hen te gemoet tot aan de ftad Dewarea, De Portugeezen trokken omtrent eene myl verre ter ftad uit om haare Majesteit te gemoet te gaan in geregelde orde met flaande trommen en vliegende vaendels , verzeld door hunne artillery. Aan het hoofd van het leger ging de Pacriarch Bermudez, dien zy eerst om zyn' zegen verzocht; waarna zy Don Cbristophero , en de andere Bevelhebbers begroette , en door hen naar de bovengemelde ftad begeleid wierd. (c) Ti- fc) Bekmudez, Tellez, Tellez, Loeo, LoDOLfH, en anderen.  ABVSSINIE. 455 Tegen het eind van het jaar verlieten zy Dewttroa, en tioogen op met de Keizerin om haaren zoon te gemoet te gaan, die toen in eene der afgelegenfte provinciën van het Ryk was, en insgelyks zyne toevlucht genomen had» naar een berg niet minder moeilyk dan Damo. Geduurcnde hunnen optogt derwaarts wierden zy ontmoet door een afgezant van Granhe den Moor die gezonden was om hen te vragen , vanwaar zy kwamen ,- wie zy waren , en wat zy in deeze gewesten kwamen doen? Donh* Lhrtstopboro gaf hem ten antwoord ; dat zy Portugeezen^ waren, en door den Koning, hunnen Mees-er, afgezon-Ch den , om- den Keizer eimdius in zyne bezittingen teei herftehen , w-iarvan de Koning van Mei zich onrecht-»» vaardiglyk had meester gemaakt. Met dit antwoord zond1^, hy acn gezant terug met een gefehenk van eenige beuzelmgen voor zyn' meester , doch met veel koftbaarder gefcbenkcn voor hem zeiven. (L) Granhe was zear gevoelig over dien hoon , en dat antwoord en fchoon hy toen zeer voordcefig op- eene hoogte- gelegerd was liet hy zich echter ligtelyk beweegen om naar beneden te Komen, en ben fiag te leveren , te meer dewyl zyn leger duizead mannen ruitery y en vvfduizend mannen voetvolk uitmaakte, benevens vyftig Turkfche muskettiers , en een gelyk getal boogfchutters. De Keizerin wierd zeer beangst op het gezicht van de vyanden, fchoon O) D e gcfchenken voor den Moorfcherr Veldheer beftonden enkel «u een ke,n fp.egehje, een zilveren ei, gemaakt naar de Pe«uaanfche man.er , en eene haaf,tang, welke meer als eene fmaadfceid dan ais eene beleefdheid moesten opgenomen wpien; irS«, deel bettonden d.e welken hy aan den afgezant gaf u t twee «tofer, armrmgen koflbaare kleederen met rfoud Rebo duu d een Juk Bengaaüche ayde benevens een" Turkfchen óverrok en onder" kleed, waarvan hem de Keizerin , op aaaraadeq van den Patri arch ten dien einde bad voorzien, (t) (ft Bermupbz, Hist, Caji. 2.. 30£k. IV. )OFr>sTj IX. Afd. twoord i Don ristophaan den* leztnt Gran-  XVIII, Boek. IV. HOOFDST IX. Aed. Nederlm, der Mo ren. 456 HISTORIE van fchoon de Portugeeztn zorg hadden gedragen van haar met de overige vrouwen in het midden te plaatfen , en wel te beholwerken met bagagiewagens en ander krygstuig. • De Moorfche Veldheer verfcheen, gezeten op een uit' muntend paard, met zyn' ftandaard'.nevens hem; doch hy wierd welhaast uit de zadel geligt door een' musketfchoot van een' Portugeefchen Edelman, die zyn paard doodde, en hem in de dye kwetste , waarop hy uit den flag r wierd weggevoerd. Den Chrijlophoro wierd ook gewond ?•aan het been; doch in weerwil van dit toeval gaf Bermudez bevel, om de legerplaats van de Keizerin op te breeken , en meer vooruit te brengen , als een teken van volkomene overwinning ; hetwelk de Mooren zodanig den moed benam, dat zy met hunnen Veldheer terftond naar hunne oude post terug keerden. Kort daarna kwam een renegaat, die een volle neef was van! den Bahrnagasb, de Portugeezen geluk wenfchen over hun gelukkig ontkomen , dat zy enkel wyten moesten aan het kwetfen van Cranbe , die hen anders, zeide hy , in Hukken zou gehouwen hebben. Het voorjaar was naauwlyks aangevangen , of Dsn Cbristepboro, die intusfchen van zyne wond genezen was , kreeg eene boodfchap van Granhe, met bericht, dat hy hem binnen kort een tweede bezoek zou komen geeven. Hy hield hierin ook zyn woord, en trok hem te gemoet met eene grooter magt zo te paard als j te voet, hetwelk de keizerin , en de overige Hofjuffers op nieuw in verlegenheid .bragt. Don Chriflophoro was reeds bezig met zyne troepen in een' voordeeligen ftand te plaatfen , om den vyand den volgenden dag wel te ontfangen, toen de beangfte Keizerin aan Bermudez eene zo fchrikbaarende befchryving van den vyand gaf, dat hy geen moeds genoeg had om te blyven , en de uitkomft af te wachten , zodat zy weinig moeite had om hem te beweegen om met haar te vluchten. Don Chri- fto-  ABYSSINIE, 4*7 flophoro deed hen echter terug ontbieden , en deed hen daarover eenige feberpe verwytingen. De Portugeefche Bevelhebber verzocht daarna aan Bermudez om zyn' zegen over hem en zyn klein leger , en voikomene ver-] giffenis van zonden , gelyk de gewoonte der Portugeezen by zulke gelegenheden is ; hetwelk de Patriarch niet alleen volvoerde, maar ook daarenboven hen volkomen aflaat gaf, overeenkomftig met het bevel , dat hy van den Paus had ontfangen.- Den volgenden ochtend , met het aanbreeken van den dag , wierden de twee legers handgemeen; doch dat der Moor en wierd zo gehavend door de artillery der Portugeezen , en tevens door hun klein geweer, en handgranaaten, en nog daarenboven door het buskruid, waarmede zy den grond beftrooid hadden , en dat zy op het aannaderen der vyanden in brand ftaken , dat het Turksch voetvolk in groote haa&t de vlucht begon te neemen, terwyl de ruitery, die niet verre vandaar geplaatst was, dien nederlaag ziende, zich niet verroerde , of één enkelen flap durfde waagen om het voetvolk te hulp te komen. Het geheel leger der Moor en nam welhaast de vlucht , en 7 liet een' grooten voorraad van levensmiddelen en buit^ in de legerplaats achter. Terftond na deezen flag kwamen de Abysfiniërs, die tot de Moor en waren overgegaan, in groote menigte wederom, eenigen te voet, anderen te paard, en voegden zich by de Portugeezen, tot groote blydfchap voor de wanhoopende Keizerin , die hen op nieuw deed doopen , waarfcbynlyk uit hoofde van' hunnen afval. Het verloopen van het Moorsch leger noodzaakte Granhe om by den naastgelegenen Turkfchen Basha om onderftand te verzoeken , zonder welken hy zeide het onmooglyk te zyn om dit gewigtig wingewest voor den Sultan , zynen meester , te behouden, in wiens naam He&ehd.Hist.XIV.D.II.St. Nnn hy XVIII. Boek. IV. iooFnsT. IX. Afd. weede nti Haag.,  XVIII. Boek. IV. HOOFDS: IX. Afd. 4fS HISTORIE vam hy van hetzelve bezit genomen had ; en tevens zond; hy hem ten teken van zyne getrouwheil honderdduizend ougues , of oneen goud, Waarvan; twintigduizend oneen ■•voor den Basha waren. Don Cbristephoro \ van deeze onderhandeling verwittigd', zag zich gedwongen om voor zichzelven , en voor zyn leger veiligheid te zoeken op > den top van eene fteile rots , en zich een' weg derwaarts te baanen met hulp van de Abysfinifche t;oepen, welke weg echter zo ftei! was, dat zy het grof gefchut op hunne fchouders moesten naar boven draagen. Doch zich hier nog niet veilig genoeg achtend; , belloot hy zich te begeeven naar eene veel hooger ro s , die door Jooden bewoond wierd; doch toen in bezitting was van de Moeren, die daar eene bezetting hadden van honderden-vyftig ruiters. Met hulp van zyne Abysfinifche leids. Heden bereikte hy welhaast den top , en overviel den Moorfchen Bevelhebber , met zulk eene ; hevigheid en dapperheid , dat hy zestig mannen doodde , en dertig paarden , in den eerften aanval wegnam , en , met hulp van de Joodfche inwoonders , de overigen op de vlucht dreef , en veelen van hen doodde , waaronder ook de Bevelhebber. Hy vond hier een' ryken buit, en zeer veele vrouwen, waaronder die van den Bevelhebber zodanig in fchoonheid uitmuntte , dat Don Cbristopboro op haar verliefd wierd , haar voor zichzelven behield , en zo jaloersch van haar wierd, dat hy twee dappere kapiteins hun affcheid gaf . enkel uit verbeelding , dat zy haar met een al te verliefd oog aanzagen (d). Ijntusschek verfcheen Granhe aan het hoofd van zeshonderd Turken, die de Basha hem had toegezonden, en trok op naar de plaats , daar de Keizerin , en een gedeelte der Portugeezen gelegerd waren. In deeze verlegenheid zond zy om Don Cbristofhoro , en ftelde hem by (i) liceia.  ABYSSINIE. 4-50 by zyne aankomst voor, dat hy den vyand in den nacht onverhoeds moest aanvallen van beide kanten , als de zekerfte weg om hem te overwinnen ; maar de dappere Portugees verwierp deeze voorftelling als lafhartig en' oneerlyk , en befloot -hen by klaaren dag , in het open veld te bevechten. Derhalven maakte hy zich, zohaast het dag geworden was , gereed om hen aan te vallen ; doch een van zyne ruiters uit het gelid geraakt zynde , en naar de Moorfche legerplaats rennende , begon 'er oogenbliklyk eene fchermutfeling tusfchen de twee legers, die toevalliglyk den flag eerder deed beginnen , dan zy zich in order gefchikt hadden. Het gevecht wierd van beide zyden met groote hardnekkigheid ftaande gehouden ; waardoor veele Turken en Mooren fneuvelden , en van den kant der Portugeezen veele dappere krygslieden; onder anderen Don\ Sebastiaan , den Standaarddraager van Don Christophoro , die post hield tot dat hy geheel afgemat , en door wonden verzwakt , nederzeeg, en toen door de Mooren, die hem omringden , afgemaakt wierd. Don Christophoro wierd insgelyks gevaarlyk gekwetst in zyn' arm ; doch zette den ftryd voort, totdat hy, door zyne'meeste manfchap verlaten , genoodzaakt was terug te wyken naar eene nabygelegene hoogte. De Patriarch raadde de Keizerin zich insgelyks derwaarts te begeeven; doch deeze wilde haare Hofjuffers niet achterlaaten, zodat hy eindelyk gedwongen was haar daartoe te noodzaaken. Onoer de vrouwen , die achterblyven moesten, uit gebrek aan paarden , was de oude voedfler van de Keizerin , eene moedige en deugdzaame vrouw, met twee van haare dochters , en nog eenige andere van het gevolg van de Keizerin , welke alle, om niet in de handen der beestachtige Mooren te vervallen , het vuur ïtaken in eene ton met buskruid, die zy in de tent vonden, en dus een einde maakten aan haar leven en aan haare Nun 2 1)6-» XVIII Boek. IV. ÏOOFDST, IX. Afd.  4Ca HISTORIE tas XVIII. Boek. IV. HOOFIST IX. Afo. van Doi Ch'istog'ioro d Gama. bevreesdheid (e). Hrar voorbeeld wierd gevolg! door omtrent zestig foldaaten , oie , d >or hunne wondei buiten ftaat geleld om zich te redden , to: hetzelfde wan> hoopig middel hu m? toevlucht nrn?a, en zichzelven van het leven beroofden. Zohiast de Keizerin in veiligheid gebragt was , verheugds zy zic'i grootlyks toen zy den Patriarch naar haar toezag komen, verzeld van haare jonge dochter , wdke zy meende achtergelaten , enmet haare oude voedlrer verbrand te zyn. Zy was niet minder bezorgd over Don Christophoro , dien zy dacht p verflagen , of gevangen te zyn. Dec.e kwam eindelyk i ook te voorfchyn , met den arm in eerf fluijer, wel vol van pyn, doch minder gevoeiij ove- zyne wond dm over 5 zyne onverwachte nederlaag ; het veriL-s van zovel irppere mannen , en voornaamlyk van zyn' ftandaard, (fortte hem in eene foort van wanhoopigheid , die door nie's kon getroost worden. De . Patriarch verkreeg hièt dan met groote moeite van hem , dat hy zich te paart zou begeeven , en de Keizerin en hem met het overfchot van zyne troepen^ verzeilen naar de eene of andere veilige plaats. Zy waren in hunne vlucht verplicht twee diepe rivieren te doorwaaden , en toen zy eindelyk aan eene derde gekomen waren , daar een pont, of trekbru<* was, weigerde hy volftrekt verder te gaan, zweerende, dat, zozy geweld wilden gebruiken, hy zichzelven zou doodfehieten. De Patriarch was, fchoon met groot leedweezen , genoodzaakt toe te geeven. Na op' zyn ernfh'gverzoek zyne biecht gehoord , en hem eenige zalf ter geneezing van zyne wonden gegeven te hebben , nam hy een treurig aficheid van hem , en het klein gevolg, dat hem- niet wilde ve-laaten ; dit belfond uit zyn' Secretaris , zyn' kamerdienaar , en nog drie andere Portugeezen. Zonaast de Keizerin tydng kreeg van het wan- ho&> (f) BjiRMUDEZ, ubi fupra,.  ABYSS INIE. 44t hoopig hefjuit van Don Christophoro, kon men haar insgelyks niet bevveegen om verder te trekken dan toen zy het gerucht van eeoige aannaderende Moorfche troepen hoorde, hetweik haar noodzaakte omzofpoedig moog-ï lyk de biug over te trekken, en die achter zich te doen overhaakn , zohaast zy en haar gevolg daarover waren, om dus buken bet bereik der vyanden te komen , uit weiker h inden zy thans geene mooglykneid meer zag om Don Christophoro te redden. BERMUDEZ en de Keizerin vervorderden hunne vlucht door wocity.-.en, gebergten, en gevaarlyke eng-^ ten , nog eenige dagen achtereen , en trokken eindelykm over eene wyde rivier, waar zy zich eindelyk buiten* geva-r oordeelden, en daar zy door den Landvoogd van die Provincie voorzien wierden van een' overvloed van leve smiddelen, hetwelk hen des te aangenaamer was, dewyl zy , reeds een' geruimen tyd, enkel van tamarinden en andere boomvruchten hadden moeten lee ven. Hier deed de Patriarch fchouwing over het ove.-fchot van zyne troepen , dat naauwlyks driehonderd mannen kon uitmaaken, en, naardien hy nu wanh opte Don Christophoro ooit weder te zullen zien , benoemde hy Don Jlphonfo de Caldeira,. een' voorzichtigen en kundigen bevelhebber , tot zyn' Opvolger. Kort daarna kwamen by hen Juan Gonzalez, en Dimyfio Alvarez, welken zy by Don Christophoro gelaten hadden, en die nopens hem aan de Keizerin het volgend bericht gaven: ICene vrouw, die door eenige Mooren vervolgd wierd,Dr v"uc! t:e in bet hol ,. daar de* Veldheer verborgen lag,!°£ waarin de Mooren haar navolgden , en hem daar ontdekten;/,»/ waarop zy terftond gevraagd hadden wie hy was. Hy«fi ontdekte zich met zulk eene. fpoedige openhartigheid dat zy h.m kwaalyk korden gdooven , tot dat een gefrieden, die hem zeer wel kon, hen verzekerde, dat hy inderdaad Don Christophoro de Gama was,* waarop zy Wn n a, htm XVTII. Boek. IV. lOO 'BST. IX. Afd. De Pa. ■ inch en dt eizerin livluchten ■tgtvaau n Chris» horo 4 in een ntdekt, ivangeg mtn*  XVIII, Boek, IV. HOOFDST. IX. Afd. Hy word gehoond 'door Grari he. Zyne ftam vastigheid en Hst.' 462 HISTORIE vak hem met groote blydfchap naar Granhe voerden , die niet minder verheugd was van hem in zyne roagt te hebben, en, na eenige vraagen gedaan te hebben, hem aanbood , dat hy hem met eer en ryk dom zou overlaaden , zo hy het Mohammedaansch geloof aanneemen ., en de-party van den Abysfinilchen Keizer verlaaten wilde. Hierop gaf hy glimlachende ten antwoord; dat hy, een dienaar zynde van Jefus Christus, deszelfs leer niet wilde verwisfelen voor die van een' bedrieger ; welü "antwoord den anderen zodanig vertoornde , dat hy hem ftokflagen deed geeven , en hem het haair van den baard deed uittrekken. Toen deeze eerfte drift bedaard was trachtte hy hem door groote beloften over te halen , dat hy aan zyne Portugeefche troepen bevel zou zenden, om Abysfiniën te verlaaten , en naar Goa terug te keeren. Hy bewilligde om ten dien einde een' brief, aan hen af te zenden , en den voorgemelden gefnedenen aan zyne zyde ziende, om acht te geeven op elke letter , die hy fchreef; was hy genoodzaakt alles te ; fchryven , dat Granhe hem opgaf. Doch om voor te ,komen, dat zyne waare mening niet wel begrepen wierd, tekende hy twee ftreepjes kruiswyze onder zyn' naam om zyne makkers te waarfchuwen, dat zy op hunne hoede zouden zyn, en wel toezien wat zydeeden. Deeze brief, die terftond afgezonden wierd door twee Mooren, ontrustte de Keizerin ten hoogfte,die denzelven naar den letterlykenzin opvattende zich niet weerhouden kon van in bittere klagten en verwytingen tegen denfehryver, op wien zy al haar ver-trouwen gevestigd had uit te vaaren; doch zy was van den anderen kant niet minder verblyd toen de meening van de gekruiste ftreepjes haar uitgelegd wierd. De nieuwe veldheer Alphonfo de Calêeyra op zich genomen hebbende den brief te beantwoorden uit aller naam, fchreef hem met dezelfde omzichtigheid; dat hy, voor zo verre het hem (Gama} betrof, hem geluk wenfehte met de gunst van Grmhe; maar, da£ I  ABYSSINIE. 46*3 dathy en de overige Portugeezen die niet noodig hadden, en ook niet begeerden ; dewyl zy eenpaarig befloten hadden cm , ais braave Christenen, het werk ten uitvoer te brengen, waarom • de Koning. hun meester hen in J dit land gezonden had , naamlyk om Granhe te verdry. ven, en het ryk van zyne dwinglandy te vcrlosfen. Zohaast dit antwoord aan Gima terhand gefield was, feragt hy het aan Granbt , die geene list vermoedende hem niets verweet , maar hem alleenlyk vroeg , hoe hy zo fpoedig genezen was? waarop hy ten antwoord gaf; dat dit gefchied was door middel van zekeren balfem , die hy wist te maaken, en die nooit miste eene fpoed ge geneezing te weeg te brengen. Hierop verzocht £ hem Granhe dat hy dien balfem zou^aanwenden ter genee-f zing van zyn' eerften Veldheer; Lobo voegt 'er by,£ dat het Gwnbe's Oom was, (f) die in den ' laatften .flag zwaariyk gekwetst was geworden; doch Don Christopkoro, in de plaats van den rechten balfem te gebruiken , lag zo fterk invreetende middelen op de wond, dat de gekwetste binnen drie dagen overleed , en toen men hem verweet,' dat by daarvan de oorzaak was, gaf hy ftoutmoediglyk ten antwoord ; dat hy gekomen was om de vyanden van Christus te verdelgen , maar niet om die ie geneezen. Dit moedig antwoord verbitterde Zy den Moorfchen Veldheer zodanig, dat hy hem een groot,/^ getal ftokflagen deed geeven , en hem zelfs de dood*'' dreigde; waarop Don Christophoro zeer bedaard ten antwoord gaf: „ Gy kunt alieen myn lichaam dooden, maar „ myne ziel is het eigendom van Christus, die cezelve ,, tot zich in het eeuwig leven zal opneemen." De Moor hierdoor nog meer verbitterd deed hem aanftonds ter plaatfe brengen , daar de andere Portugeefche gekwetste** if.jRelat. deïAbysf. af. Le Gand, pag. 93». XVIII. Boek. IV. loornsT. IX. Afd. 'y beiegt den Toorfchen tidheer. te onvem rokkett- 4.  XVIII. Boek. IV. Boofdst IX. Afd. 464 H I S T Ó R I E van ten vermoord waren, en hem daar onthoofden. O) Tetkz en Lobo zeggen , dat Granhe op dit antwoord zó woedend 'wierd , dat hy Don Christophoro met zyne eigene hand het hoofd affloeg. Wat hiervan zy , Bermn%Z •bevestigt de legende van de wonderdoende fontein , en van de geneezingen, die daardoor gefcbied zyn; en voegt nog veele byzonderheden nopens zyn martelaarfchap daarby , waarmede wy onze leezers niet zullen ophouden; alleen zullen wy zeggen, dat zyn hoofd gezonden wierd aan den Basha van Cairo, een gedeelte van zyn lichaam naar de Provincie Judah , een ander naar hec Koningryk Adel, en een van zyne beenen aan Zebid, den Turkfchen Basha, die de voorgemelde verfterking van manfchap aan Granhe gezcnden had , alle welke omftandigheden duideiyk aantoonen hoeveel zich deeze verhovaardigde op het voordeel, dat hy behaald had op eenige weinige Portugeefche Soldaaten. Tellez voegt hier nog hy, dat de Basha Zebid , en zyne onderhoorige Tur. ten hem groote bedreigingen deeden, omdat hy zich verftout had hem ter dood te doen brengen , in de plaats van hem levendig naar Conflantinopolen te doen voeren , dat hun oogmerk was geweest; waarom dan ook zyn hoofd naar Lair» wierd gevoerd , om vandaar naar de Porte te worden overgebragt. Vierhonderd van de zeshonderd Turken wierden ook terftond terug ontboden , en Hechts tweehonderd by hem gelaten , tot zekerheid voor de fchatting , die hy aan den Grooten Heer beloofd had. Deeze laatfte omftandigheden wierden aan den nieuwen Portugeefchen Bevelhebber overgebragt door een' van zyn volk, die door de Turken gevangen genomen wes, doch naderhand middel gevonden had om te ontvluchten. Het overfchot van het lylc van Don Chriftophoro wierd, op bevel van den Patriarch ie- (g) Lobo , en anderen bovengerja.  A B Y S 5 I N I E, 465 ' begravern op de plaats, daar hy ter dood was gebragt; vanwaar het naderhand door eenige Abysfinifche Monniken naa hun Klooster wierd overgevoerd , daar het in groote eer en achting wierd gehouden als het overblyf-E fel van een' Heiligen en Martelaar , uit hoofde van den aangenaamen reuk , dien het van zich gaf, en der wonderen , die daardoor gedaan wierden. (A) Het klein trooftloos leger der Portugeezen wierd kort l daarna , tot hunne onuitfpreeklyke blydfchap verfterkt'1 door honderd vyftig ruiters, en duizend voetknechten aangevoerd door Asmacbe de Douro , en Asmacbe de Gaidini, Deeze nieuwe onderdaanen van den jongen Keizer Claudius wierden terftond by de Keizerin ingeleid , aan welke zy hetzelfde verflag deeden van de dood van Don Chriftophvro ; daarby voegende, dat zy , terftond na den flag uit Granbe's legerplaats ontvlucht waren, terwyl'hy , trotsch op zyne, behaalde overwinning , met groote dagreizen optrok naar het meer Dembea , met voorneemen om den jongen Keizer aan te vallen, die in deszelfs nabuurfchap gelegerd was. De Keizerin dus verfterkt trok naar het gebergte der jfoaden , welker Opperhoofd haar te gemoet kwam met een' voorraad van levensmiddelen en ververfchingen, en haar verzocht om haare fchuilplaats te koomen neeraen op dit gebergte , daar zy volkomen veilig kon zyn ; dewyl 'er fiechts één toegang tot hetzelve was, die zeerwel tegen den vyand kon verfterkt worden , zo die mogt onderneemen dezelve te overvallen. Zy nam zyn aanbod aan, en, zo haast zy op den berg gekomen waren , 'verzocht hy gedoopt te moogen worden, welk verzoek hem gereedlyk wierd toegeftaan door den Patriarch , en Don Caldeyra was zyn Doop vader. (b) Bermuhez , en anderen. :Hedend. Hist. XIV. D. II. St, O 00 xvni. Boek. IV. oofdït. IX. Afd. 'e Keizen bygt ieuwen iderftand:  4 en met het plunderen van de legerplaats, waarin zy, behalven een' ryken buit, eene groote menigte Abysfinifche gevangenen vonden , die zy , tot derzelver tovergroote blydfchap, in vryheid fielden , waarvan eenigen  ABYSSIN-I E. 473' gen hunne ouders, anderen hunne kinderen, vrouwen , vrienden en bekenden wedervonden ; zodat zy niet konden nalaaten hunne levendigfte dankbetuigingen aan hunne dappere verlosfers te doen ; ook gaf de jónge Keizer hen blyken Van zyne wezentlykfte vriendfchap en hoogachting, wegers hunnen betoonden moed, en eene zo befJisfende overwinning , welke den weg baande ter herovering van een groot gedeelte zyner landen; en onder andere tekenen van zyne dankbaarheid aan God , deed hy op het flagveld eene kerk bouwen ter eerc van onzen Heer en Zaligmaaker Jefus Lfoïsius (/). De Keizer en zyn leger de hoogten van Oynadaga verlaatende floegen zich neder aan den oever van het meer Demhea ; geduurende welken tyd veertig Portugeezen , die by de nederlaag van Don Christophoro de dood ontkomen, en hunnen weg naar Maztaa genomen hadden , met oogmerk om van daar naar Portugal terug te keeren, de nederlaag en dood van Granhe vernomen hebbende terug keerden , en de Keizerin met zich voerende in de Keizeriyke legerplaats aankwamen. Het omvoeren van het hoofd van Granhe , dat in alle de Provinciën van het ryk vertoond wierd, en de tyding van zyne geheele nederlaag verwekte zulk een algemeene blydfchap onder het volk , dat de Mooren , die in verfcheiden Koningryken en Provinciën in bezetting lagen, raadzaam oordeelden hunne fterkten te verlaaten, en de inwoonders waren verblyd , dat zy tot hunne oude gehoorzaamheid mogten terug keerven ; zelfs de geenen, die de driftigften waren geweest om zich over te geeven , en van godsdienst veranderd waren , om daardoor beter voorwaarden te verkrygen , wierden , na hunne wederonderwerping, allen wederom in gunst aangenomen. Ook pleegde men groote vreugde wegens de behoudene aankomst (l) Hekmueez, Tellez ex Almeyda, Lobo. ent. Hedend.Hist. XiV.D.II. St. Ppp XVIÏL Boek. IV. Hoofdst. IX. Afd. Dankbaar' laidvanden Keizer aan rff'Pottugcezèn.  474 HISTORIE van XVIII. Boek.. IV. HooffnsT. IX. Afd. ~De Pcrtu geezen krygen ge fcbtl met den Keiler 'Hun Patriarchftookt hem ip door zyn tnredelyke aifcben. komst van de Keizerin ; die door haaren zoon tot om» trent eene halve myl buiten de legerplaats wierd te gemoet gegaan, doch zonder den Patriarch daarvan te verwittigen , waaruit bleek, dat de oude wrok nog niet ophield ; de oude Keizerin ftond niet weinig verwonderd , dat zy den Patriarch niet vernam , en toonde zich zeer misnoegd toen zy de rede daarvan vernam. Dit was niet bet eenig geval , waarin de jonge Vorst hem , en tevens de overige Portugeezen beleedigde. Onder die Landvoogden , welken tot de Mohammedaanen , waren overgegaan y was onder anderen ook één', die door zyn' afval de nederlaag van Don Christophoro veroorzaakt had ; om deeze rede bragten zy zwnare klagten tegen hem in , doch te vergeefs, zyne Majefteit gaf hen ten antwoord ; dat daar hy hem eens beloofd had vergiffenis te zullen fchenken , hy, behoudens zyne eer , zyn woord niet kon breeken. Deeze weigering verbitterde de wraakzuchtige Portugeezen zodanig , dat zy gelykerhand in de tent van dien verraader invielen, en hem met hunne ponjaarden doorftaken (ai), Eene zo verregaande beleediging moest noodwendig den jongen Vorst doen begrypen onder welke tirannifche wetten hy ftond te vervallen , zo hy geene bekwaame emiddelen in het werk ftelde om dit in tyds tegen te gaan. Van den anderen kant hield de trotfche Patriarch, in de flerkfte bewoordingen , dagelyks by hem aan , dat hy voldoen zou aan de beloften, die hy hem had afgedwongen , naamlyk , van het Abysllnisch geloof af te zweeren, en zich te onderwerpen aan de Kerk van Romen. Zyne verraetenheid ging zelfs zoverre , dat hy den Keizer durfde dreigen hem in den ban te zullen doen, en met de Portugeezen te zullen wegtrekken. Omtrent deezen tyd had Claudius eene trotfche boodfehap gekregen van (ra) Bekmud&w  ABYSSINIE. 475 Tzn den Koning van Mei, die zeer verbitterd was over . de flechte behandeling den onlangs overwonnenen Granhe aangedaan , en voornaamlyk over het ronddraagen van zyn hoofd door allen zyne ftaaten. Zy dreigde hem, dat1 hy in hem een' tweeden en meer verfchriklyken Granhe zou vinden , en dat hy hem andermaal van zyne nieuw heroverde landen zou berooven. Dus zag de jonge Vorst zich genoodzaakt om den Kerkvoogd en zyne Portugeezen te ontzien, totdat hy door hunne hulp deezen magtigen vyand zou verwonnen hebben; derhaiven verzocht hy uitftel tot dien tyd toe , tot het volbrengen van zyne beloften. Hy verzocht aan den Patriarch, dat hy met de Keizerin zyne Moeder zou achterblyven , terwyl hy met' zyne en met de Portugeëfche troepen den vyand zoude tegentrekken («). Na een' langen en moeijely-J ken togt kwamen zy aan eene groote rivier, aan welker' overzyde de Koning van Md met zyne troepen gele-g gerd was. De ruitery doorwaadde die zonder moeite J en het voetvolk wierd overgevoerd op vlotten met huiden overdekt. Deeze overtogt gefchiede in den nacht, zonder dat de vyanden zulks bemerkten; zodat zy hen onverwacht op het lyf vielen , en zich van hun fchiet. geweer zo welgepast wisten te bedienen ; éër nog de anderen hun leger in order hadden kunnen brengen , dat zy eene groote flachting onder hen aanrechtten. Van den kant der Christenen wierden ook veelen gedood en gekwetst, en onder anderen de jonge Keizer , doch niet gevaarlyk. Eindelyk feeuvelde de Koning van Adel zelf, op welk gezicht de bevreesde Mooren in alle yl de vlucht namen , doch met groote flachting nagejaagd wierden. Eene groote menigte wierd gevangen genomen, waaronder ook de Koningin van /Idel. De jonge Keizer liet niet na zyne dankbaarheid aan de Portugeezen te betoo- nen (ji) Bermudez, «bifupra, en anderen. Ppp 2 XVIII. Boek. IV. foOFDST» IX. Afd. h Keizer 'ektep teen denKnt 'mg van .del.  476- Hl S T O R I E' v"a sr XVIII Boek. IV. ROOFDST IXAfd.- BermuJ btrhialt zy-iam; hy den 1 zet. . nen wegens deze nieuwe overwinning , en ten teken ' daarvan-fchonk hy hen den gantfchen buit, die in da legerplaats der vyanden gevonden' wierd , niets daarvan .voor zich behoudende dan het paard en den fabel van den verflagenen Vorst, en de Koningin, welke hy naderhand aan Arias Diaz ten huwlyk gaf, mat] de Ko. ningryken Do'dr en Belwa, als eene huwlyksgifc, ten einde hem daardoor in rang met haar gelyk te maaken, en haar tevens te beweegen om het Christengeloof aan te neemen. , Dit was- ontwyffeld een meesterftuk van ftaatkunde in den jongen Vorst, dat allen fchyn had van des Patriarchs maatregelen te zullen omverre ftooten, en alle zyne trotfche bedreigingen te verydelen , zo ooit de ftaatkun-' de van een' Vorst kon gelyk ■ gefield worden met die van een' belangzuchtigen Kerkvoogd , die daarenboven het hoogst gezag had van wege den Koning van Portu* gal, en den Paus over een' hoop bygeloovige flaaven van hun oppergezag in het geestlyke en het waereldlyke. ez Zohaast had niet de nederlaag der Mooren den vreede en oekdc rust in het Ryk herfteld , en nog nauwlyks was de '««•Vorst met zyn■ zegepraalend leger in hetKoningryk Dem.* beo- terug gekomen , of de trotfche Patriarch herhaalde zyne hoogmoedige aanzoeken met meer ftoutheid dan te vooren , waardoor hy zich meer en meer lastig1 en gehaat maakte by den Keizer en by de Ryksgrooten. Arias Diaz, de Portugeëfche Bevelhebber-, overgehaald door de grootmoedige milddadigheid van den Keizer, en nu verheven tot de Koninglyke waardigheid , had zich heimelyk van de Roomfche Kerk afgezonderd,' belydenis gedaan van de leer der Abysfinifche Kerk , en den naam van Marcus aangenomen. Deeze flap van Diaz was van dit gevolg j dat de jonge Keizer, zich van zyne toegejiegenheitl verzekerd houdende, den Patriarch met meerder, koelheid en minachting begon te behandelen , wanneer  A B Y S S I N I E. 47? neer deeze by hem kwam, Hy ftond niet meer van zynen chroom op om den zegen van hem te ontfangen ; liet niet langer toe, dat hy in zyn byzyn mogt zitten ; en verbood hem de oude beloften op te haaien." Dit geheel ï omgekeerd gedrag maakte alle de trotsheid en bitterheid van Bermudez aan het gisten', irïzoverre , dat hy zich niet ontzag op zékeren tyd tégen Claudius te zeggen;, dat hy niet alleen fnoodlyk ondankbaar was jegens den'] Koning van Portugal,. door wiens byftand en overwin-; nende wapenen hy het grootst gedeelte van zyne bezit-* tingen had wedergekregen, maar daarenboven , dat nog veel erger was, een wederlpanneling tegen Jefus Chris, tüs , hetwelk bleek uit het verbreeken van den eerbied, dien hy aan hem (Bermudez') als zyn' vertegenwoordiger verfchuldigd was ; daarby voegende , dat hy verdoemd ,• verworpen , en vöor altoos uit de eeuwige zaligheid verbannen zou worden , zo hy ooit weder verviel tot de doolingen van de Abysfinifche Kerk , welke God aan de dwinglandy der Turken had overgegeven om haaren afval van den Apostolifchen Stoel van Romen. Deeze zotce redeneering verbitterde den jongen Vorst veel meerj dan die hem affchrikte , en wierd door hem beantwoord^ met eene tegengeftelde befchuldiging tegen de Roomfche Kerk; waarna hy rechtuit tegen hem zeide ; dat, zo hy het niet liet, uit overweeging , dat hy (Bermudez) zyn Docpvader was, hy hem zou laaten wegfleepen en gevangen zetten. ïviet lang. na dit gefchil kreeg Bermudez uitdruklyk bevel , van in het toekomende geene orders hoegenaamd aan de Portugeëfche troepen te geeven , dewyl die thans ftonden onder het bevel van Marco, den Abysf nifchen Opperveldheer. De Patriarch antwoordde , dat zy onderdaanen van den Koning van Portugal zynde, niet langer ender de verpligting ftonden van te gehoorzaamen aan een tam » die zyn' godsdienst en zyn5 Ppp 3 Ko» XVIII. Boek. IV. loOFDST.' IX. Afd. , r~Iy behtrt' 'eltdenKfi' \nmet ver. icbtin? en ro:sbeid. De Keize* omt zich herover [tvoelig, i-  XVIII, Boek. IV. HOOFDST, IX.. Afd. De Portu geezenrei fterken zit tegen den Keizer. Zy dryven des Kcizci krygsma^i terug. 478 HISTORIE u» Koning verzaakt had ; en dat, dewyl zyne Majefteft bleef volharden in zyne weigering om zich aan den Paus te onderwerpen , tegen zyne voorige belofte aan , hy voorgenomen had met zyne troepen het Ryk te verlaaten. Intusfchen deed men hem van ter zyde opmerken, dat de Keizer onafhanglyk meester was in zyn Ryk, en dat die uitdien hoofde verwachtte, dat de Portugeëfche troepen aan zyn' Veldheer , en aan niemand anders zouden gehoorzaamen. Deeze aankondiging had ten gevolg', ,'dat de Portugeez.n- eenpaariglyk beflooren zich tegen dee'ze ondankbaare dvvinglandy aan te kanten , en met het zwaard in de vuist te fterven ; ten welken einde zy oogenbliklyk .hunne legerplaats begonnen te vgrfterken (o)- De Keizer , die deeze laatfte daad befchouwde als eene Jopenbaare uitdaaging, gaf bevel van hen ten fpoedigfte aan te vallen ; doch dit viel zo ongelukkig uit, dat zyne cuirasfiers , die de voorhoede uitmaakten, of geheel verbrandden , of genoodzaakt waren half verbrand de vlucht te neemen , door het vuur, van het buskruid , dat de Portugeezen in eene hinderlaag gelegd , en op hunne aannadering , onder fchyn van eene geveinsde vlucht , in brand geftoken hadden. Deeze tegenfpoed vervoerde den Keizer op nieuw tot een foort van wanhoopigheid; doch Marco l^gaf hem te raad , dat , naardien de Portugeezen door opentlyk geweld niet konden bedwongen worden , men trachten moest hen door list te verdelgen. Inge-, volge van deezen raad w'erden zy ontboden by Claudius^ die groot leedvveezen veinsde wegens het veelvulJig verbreeken van zyne belofte , en zeer genegen fcheen om alle mocglyke voldoening te geeven , zo aan hen als aan den Patriarch ; fchoon hy inderdaad juist het tegendeel voorhad; want Marco, wiens raad de jonge Vorst thans in (4) Bermudez, Cap 4.  A B Y 3 S I N I E. 479 in alles volgde , gaf hem welhaast een middel aan de hand om allen hunne voorneemens te verydelen door tweedeneije listen , vooreerst door aan zyne onderdaanen. te verbieden van aan de Portugeezen eenig onder-£ houd te verfchaffen , en ten tweede , door de laatften te vrecden te ftellen door het uiideelen van eene groote menigte gcud en levensmiddelen x en het geeven van een aanzieniyk gefchenk aan den Patriarch ; terwyl intusfchen onder de hund de gefchiktfte middelen beraamd wierden , om hunne Opperhoofden in de afgelegenfte Provinciën van het Ryk te verdeden , en hen daar zodanig opf eflcten te houden , dat het hen onmooglyk zou zyn zich ooit «reder byëen te voegen. Du Portugeezen kreegen echter welhaast bericht vanD, dit verraad, en tevens , dat de Keizer een' nieuwen A on: buna uit Alexandriën ontboden had. B'rmudez zag zich™ genoodzaakt op nieuw met hem in woorden te komen; doch in de plaats van fchoone beloften , gelyk te voo. ren , had hy het verdriet van al'es door den Keizer zeiven te hcoren bekenr.en en ve deedigen. Hy zeide; dat hy goedgevonden had de Portugeezen te verdeelen , ten einde zy geene nieuwe on.'usten zouden aanrechten geduurende zyne afwezigheid ; dewyl hy op bet punt ftond van tegen de Gallas te veld te trekken : „ En wat u be„ treft, eerwaarde Vader, " voegde hy daarby , „ gy „ moet u naar het Koningryk Gafotes begeeven, daar gy niets anders zult behoeven te doen dan voor my te bidden, totdat ik wederkom. Men zal u daar allen betaamlyken eerbied bewyzen , en de inkomften van dat land heb ik u toegelegd tot uw onderhoud. Jk heb die toereikende gevonden voor myzelven , en voor myne troepen , geduurende myn laatst verblyf aldaar, en dus twyfel ik niet, of dezelve zullen voor u en de uwen ook toereikende zyn. „ Marzo daarop juist inkomende „ om den Keizer te verzoeken , dat hy, naar.■ Alexan. n „driHkt xviir. Boek. IV. 'oor-os r. IX. Keizer bied eeri uwen 'una.  43° H I'S T O R I E ▼ xvur. Boek. JV. Hoofdst IX. Afd. Dooi vi Marco, ( prachtige begm\eni „ drifn "zou zenden om den nieuwen Patriarch af -te „ haaien , kreeg ten antwoord : „ God zegen' myne» waarden Marco l myn lieffte vriend , .dit is reeds* ge.fchied" (/>). Ingevolge van dit bevel des Keizers moest Bermu. d-.z vertrekken met zyn gevolg , en eenige veldftukken, raar het voorzeide bergachtig Koningryk , onder geleide van eene fterke wacht , na een' moeijelyken togc van agt dagen. Omtrent zeven maanden daarna befloot hy, op het hooren , dat de Keizer van zyn' onselukkigen togt tegen de Gallas was terug gekeerd , zich aan hem te vcrtoonen. Om nu te verhoeden , dat de Bevelhebber der wacht zich tegen zyn voorneemen aankantte , deed hy hem , onder zeker voorwendfel , handen en voeten binden , en eene menigte van ftokflagen geeven, en vervojgens eenige van zyne veldftukken onder de wachten losbranden , waardoor twee derzelven gedood wierden. Dit veroorzaakte zulk een' fchrik onder de overigen , dat zy hem met b'ydfchap ^ngeftoord lieten heengaan , ja zelfs hem verzochten , dat hy vertrekmken zou. fiy bediende zich des te liever van deeze "gelegenheid , omdat hy vernomen had , dat Mi-rco overkleden was , dien de Keizer met e: ne recht vorstelyke 'pracht had doen begraaven. Op zyn' togt naar het Hof ontmoette Bermudez een' der Por'ugeezen , die uitging om bezit te neemen van eenige landeryën , welke de Keizer hem gefchonken had ; deeze berichtte hem, dat Claudius de Portugeëfche troepen in twee benden verdeeld had , en dat hy het gezag over de eene aan Lopiz d'Almahzi, en over de andere aan Gaspar,de Go zi had opgedragen , met bevel om altoos naby zyn' perfoon te blyven ; doch , ■ dat de Portugecz'n den eerstgemelden hadden afgekeurd , als zynde een vreemdeling , en een aan< ,(/>) BtsMUBir, Tellez, Lobo, Le GraVu, pag. 93,  ABYS SINIE. 4*! aanhanger van Marco; zodat het geheel gezag was overgedragen op den laatften Deeze tyding was des te aangenaamer voor den Patriarch , omdat Souza zyn neef, en hem daarenboven zeer genegen was. H Hy wierd gevolglyk met groote blydfchap ontfangen door zyne landgenooten , en, naar het fcheen, ook door den Keizer , die hem liet gelukwenfchen over zyne behouden aankomst, en hem een gefchenk van vyf honderd oneen goud toezond ; doch zich verpligt vond om hem van het Hof verwyderd te houden , omdat hy den nieuwen Abuna van Alexandriën verwachtte. Geduurende zyn*^ verblyf in de legerplaats , wierd hem door een' Hoveling''van groot aanzien , onder plegtige beloften ven geheim-^ houding, ontdekt, dat de Keizer, zo zeer gevoelig wasmi over des Patriarchs gedrag jegens hem , en wel voornaamlyk over den eisch om den Roomfchen Paus voor Opperhoofd der Kerk te erkennen, dat hy groot gevaar liep , zo hy zich niet fchielyk en in ftilte wegmaakte-; doch toen hy in weêrwsl van deeze waarfehouwing bleef aanhouden om zyne Majefteit te zien , en te fpreekens gaf de Keizer aan twee van zyne amptenaars bevel om hem naar eene der ambas, of ontoeganglyke rotfen té brengen , om hem het ontvluchten uit zyn land voor altoos te beletten. Hy wierd echter kort daarna uit hunne handen gered door zyn' neef; die, daarover door den Keizer beftr..ft wordende , geene zwaarigheid maakte om aan zyne Majefteit ten antwoord te geeven , dat hy niets gedaan had , dat met zyn karakter ftrydig was , door zyn' Oom den Patriarch te veriosfen uit de handen van een' dwingeland , die alleen goed met kwaad vergold; en dat hy zich nimmer moest verbeelden , .dat hy, of een van zyne onderhoorige Portugeezen, zouden toelaaten , dat een van hunne Kerkvoogden , en wei voornaamlyk een, die zo groote dienften aan het Ryk .gedaan had, op eene laaghartige wys aan zynen haat Hedend. Hist XIV. D. II. Sr. Qqq Zoi KVÏlï. Boek. IV. OOFDST, - IX. Afd. evteligdvani Keizer en Bet' dez.  48a H I S T O R I E van WIL Boek. IV. HOOFDST. IX. Aid. zou blootgefteld worden. Toen de Keizer bemerkte, dat de Portugeezen zo fterk gevestigd waren in hun voorneemen ■ om hunnen Patriarch te verdeedigen , deed hy denzelven weder voor hem vericbynen , on:fing hem met de uiterlle vriendlykheid , en beftemde voor hem een jaarlyksch inkomen van twintigduizend kroonen, als Patriarch der Latynfche Kerk , terwyl Jrfeph, die nu in zyn Ryk was aangekomen , verklaard wierd voor Abuna van de Abysfinilche Keik. : Om nu hen te beletten eenige verhinderingen tegen deeze fchikking in het werk te ftellen , vond hy goed hen te verzenden naar' eenige afgelegene Provincie , op de grenzen van de Gallis, of van het Koningryk Adel, daar zy, gelyk by wel wist, geen zeer vriendelyk onthaal van de inwoonders hadden te wachten, en door de omgelegene natiën geduurig ontrust ftonden te worden (N). Ook waren zy naauwlyks daar gezeten , of de Landvoogd van die Provincie begon hen laagen te leggen om. hen allen van kant te helpen, en dit zou hem zekerlyk ook gelukt zyn, zo zy niet dag en nacht op hunne hoede waren geweest, en ten laatfte hunne toevlucht genomen (N) Hy verkoos hiertoe de twee Korjfrsryken Dowaro, en Bailli, weiken hy te vooren aan zyn' gunileling Marco ten gefchenk gegeven had, by deszelfs huwlyk met de Koningin van Adel. Na de dood van dién afvalligen had hy deeze landvo:gdy gefchor.ken. aan zekeren Caiido., die, gelyk hy zeer wel wist, een vyand was van de Portugeezen, en, zulks nog meer moest worden , wanneer hy zou verneemen , dat die hun onderhoud (tonden te trekken uit het inkomen van deeze Provinciën, en dat dus zyne inkomften daardoor merklyk moesten vetminderen. Om hen nog gevoeliger te krenken, bra^t de Keizer zevenduizend ruiters, zesduizend voetknechten , en zeshonderd boogfehutters tegen hen op de been, daar hun gering hoopje, volgens het zeggen van onzen fchryver, {*) toen, ter naauwer nood, honderd", vyftig mannen kon uitmaaken. ( (*) Bermudez, ubi fupra.  AB YSS INIE. 483 nomen hadden tot eene list, welke hen meer van dienst XVItL geweest was. De Abysfmïrs waren zulke groote blood- Boek. aarts , dat zy , toen zy door de Portugeezen ontdekt IV. wierden. weigerden hen aan te vallen , totdat CVWoHoofdst, zelf verfcheen , en hen voorwaarts dieef; weinig den- "X. kende aan het gevaar , dat hem over het hoofd hing ; -Afd. want, naardien hy aan zyne kleeding duidelyk kenbaar De Land-was, losten, zohaast hy binnen het bereik gekomen0'»^««« was, zeven van de beste fchutters hunne musketten teP°yaro gelyk op hem, en troffen hem zo gewis , dat hy doodJJ^'* ter aarde viel, éér nog de aanval begonnen was. De PortUSee. overigen leiden , zodraa zy hun opperhoofd geveld za Me musgen , de wapens neder, onderwierpen zich aan de P0r~k(Uiers' tugeezen, en beloofden hen fchatting te zullen betaalen. Dit gelukkig voorval gaf hen vier maanden rust. De Keizer, die Calido met een ergdenkend oog befchouwd had , was zeer verblyd over zyne dood , en zond hen een'. bode om hen wegens dien goeden uitflag geluk te wenfehen. Na het eindigen van de gemelde vier maanden, kree-A.D.i;^. gen zy een' bode van den Keizer om hen te waarlchou wen, dat de Gallas zich gereed maakten om met eenffi"ff talryk leger op hun gering hoopje volks aan te vallen ,p0rtug°egelyk het ook kort daarna wezentlyk gebeurde , dat dee- zen. zen verfcheiden aanvallen deeden op de hoogte daar de Portugeezen voordeeliglyk gelegerd waren. De Portugee-DaPbirettzen doodden veelen van hen met hun fchietgeweer Zo-Zen/lan,i lang hun buskruid ftrekte ; en toen dit begon te ont-Sn** breeken beproefden zy om zelf buskruid te maaken van de falpeter en het hout, die deeze gewesten opleveren; totdat de Keizer hen te hulp zou gekomen zyn. Toen deeze daar aankwam , en het grootst gedeelte van deeze twee Koningryken zo jammerlyk door de Barbaaren verwoest zag , viel hy niet alleen in onmagt , en bleef -eene poos gevoelloos.leggen , maar was nog lang naQqq 2 der-  XVIII. Boek. IV. IX. Afd. 4S4 HISTORIE vaü derhand in gevaar van door overmaatige droefheid zyn verftand te zullen verliezen. Zy naamen deeze gelegenheid waar om hem aan te. raaden , dat hy zich wederom zou verzoenen met de Roomfche Kerk , en haare Patriarch, zeggende , dat, zo hy dit deed , de Voorzienigheid hem in het toekomende gunftiger zou zyn. Doch hy wilde daaraan geen gehoor geeven , maar beval hen eenvoudiglyk , dat zy hem zouden volgen ;. hetgeen zy ook deeden, door verfcheiden landfchappen, waarvan fomrmgen geweigerd hadden fchatting te betaalen, en anderen op het punt ftonden van dit voorbeeld te volgen. Door hunnen byftand deed hy de eerifen tot hunnen phgt wederkeeren , en hield de laatften onder ontzag (q). Deeze togt tegen den winter geëindigt zynde , verzochten zy den Keizer , dat hy hen naar de Province Eeth Mirjam zou laaten trekken , daar hy hen landeryën bad aangewezen tot hun onderhoud. Bermuda vosde hen derwaarts ; en Don Gaspar de Sovza , hun Bevelhebber kreeg wel ftrenglyk bevel van dien Patriarch niet te laaten ontfnap^-en , terwyl de Abysfinigrs insgelyks order hadden om een waakend oog over hem te houden, en zelfs om hem. te dooden , wanneer, zy hem vluchtende zouden aantreffen. Om derhalven voor te komen dat zyne voornemens ontdekt wierden , (want hy had voorgenomen niets onbeproefd te laaten , om een' zo onhandelbaaren Vorst te ontvluchten) veinsde hy met de jicht gekweld te zyn, en verandering van lucht noodig te hebben. Geduurende bet afzyn van zyn' i\eef, zeide hy tegen de voornaamfte lieden van die iand* ftreek , dat hy ter herftelling van zyne gezondheid naar het klooster Debarowa zou reizen, in hoop, dat de gebeden van die . vroome vaders zyne herftelling zouden hek (j), Bermudez, Tellez,. Lobo, enz,.  A B Y S S 1 N I E. helpen bevorderen Door deeze list vond hy middel om het Koningryk Tigre door te trekken , enkel verzeld van agt vertrouwde dienaars , en langs veele draaijen en wendingen het gemelde klooster te bereiken , zonder aangehouden , of verdacht te worden. Hier wierd hy zeer minzaam ontfangen door de Monniken, en door de andere Portugeezen , maar was echter genoodzaakt zich fchuil te houden , of liever als opgefloten , twee geheele jaaren lang Cr) , eer hy gelegenheid kon vinden om . naar het Eiland Mazowa , in de Roode Zee gelegen, te geraaken , daar hy voorgenomen had zich aan boord te begeeven van een Portugeesch fchip , dat naar Goa beftemd was , en met hetwelk een afgezant van den Keizer aan den Onderkoning insgelyks ftond over te fteeken. Hy kwam eindelyk , na veele moeijelykheden en^ •gevaaren uit^eftaan te hebben , in het jaar 1556, be-~ houden op dit Eiland aan, daar by gevatr liep vannieu.tr we tegenkantingen te zullen ontmoeren van den afge-,! zant, die, verwonderd van hem daar te zien, weiger-V de aan boord te komen , wanneer men den Patriarch in.% nam (0> Desniettegenftaande betoonde de Bevelhebber (r) Tellez. (O) Kort na zyne aankomst kwam de Babrnigasb van die Provincie hem met groote blydfchap verwelkomen , en raadde hem emftelyk, dat hy niet weg vluchten, maar tot den Keizer teiug keeren zou. De Patriarch, om zyn oogmerk bedekt te houden , zeide hem , dat zyne begeerte enkel was zyne overige dagen te moogen flyten in eene nabuunge kluizenaary aan de Heilige Maagd toegewvd Hierop verzocht de 'Babrnagasb aan hem , dat hy toch het verfchriklyk vonnis van den kerklyken ban, dat hy tegen den Kei. zer en zyne onderdaanen uitgefproken had , 2ou herroepen , met belofte , dat hy alsdan verlof van zyne Majefteit vlot hem zou weeten te verkrygen om zich in die kluizenaary van de waereld af te zonderen. Ten dien einde zond de Bahrnagash een' bode aan den Keizer , die na verloop van eenige dagen terug kwam met het antwoord ; dat zyne Majefteit een' onverzoenlyken hait tegen Betmuitz had opgevat, omd«t hy rem een' ketter, en verdoemeling Qqq3 g* xvm. Boek. IV. lODFBST. IX. Afd. De PaLrchBeruclez ent'icht naar : Eiland azowa.  • XVIII. Boek. IV. Hoofdst. IX. Afd. En van dat, naarGoa. IJy komt i Lisfabon. 486 HISTORIE van ber der Galioenen , Don AnUmo Peixoto, zoveel achting voor den Prelaat , dat hy hem terftond aan boord van zyn eigen fchip overnam; waarop de afgezant oogenbliklyk terug keerde , wel begrypende, dat hy een zeer koel onthaal van den Onderkoaing te wachten had, wanneer hy met; Bermudez te Goa kwam , en dat hem , by zyne terugkomst , misfchien een nog veel Hechter onthaal van den Keizer te vreezen •ftond. r Naardun de overige lotgevallen van den Patriarch, zedert zyne aankomst te Goa , geene betrekking hebben . met ons tegenwoordig bellek , zullen wy flechts kortlyk hierby voegen , dat hy , na op nieuw veele rampen en ftegenfpoeden geleden te hebben , behouden te Lisfabon aankwam ; daar. hy vriendlyk ontfangen wierd door den toenmaaligen Koning Don Eftevan , die Don Juan denDerden in de regeerirg was opgevolgd , en dat deeze hem een behoorlyk onderhoud voor het overig van zyn leven toeleide. Dus. noemd had ; dat zo het niet uit achting voor de rindere P&rtugeezen geweest was, hy hem reecis voorlang zou hebben doen ter dood brengen; hy voegde nog hierly, dat hy een verraader was, een mdneedige fchelm, die den eed aan hem gedaan, van niet uit zyne verbiyfplazts te zulten vertrekken zonder verlof, trouwloos'yk verbiokun had , en hy eindigde met een u:rdruk!yk bevel aan den Bahrnagash van hem naauwkeurig te doen in het oog houden, en wel zorg te draa^ea, dat hy hem niet'ontfnapte. Niet larg daarna , terwyl de Bahrnagash naar het Hof gereisd was, ontfing Bermudez de tyding van de aankomst van Don Antonio Beixctto met twee galioenen aan het Eiland Mazowa , en toen eenige dagen daarna de Kerk van O L. Vrouw te Debaroxm door zeker toeval afbrandde, bediende hy zich van dit toeval als een voorwenJftl om naar dat Eiland over te fteeken , ten einde hy daar, naar zyn voorgeeven, eenig geld van da Portugeëfche fchepen , die daar lagen, mogt inzaamelen Ier wederopboawing van de gemelde kerk, endoor deeze list verkloekte hy den Bahrnagash, en allen de Abysfiniirs, die op hem moesten pasfen, en vertrok met een van deeze galioeneja naar Goa (_*) C*) Rükmüdbz, ubi fupra, ad finera Capiiis.  ABY.SSINIE. A87 Dusdanig was het einde der zending van den Patriarch , na een verblyf, of liever gevangenis van dertig onrustige jaaren in Abysfiniën. Zyn eenvoudig verhaal komt ons des te echter voor, omdat hy gelegenheid] heeft gehad, om veele plaatfen te bezichtigen , waarvan de toegang aan de andere zendelingen , die men in deeze landen ten allen tyde mistrouwd heeft, geweigerd wierd , en gevolglyk ook om eene grondige kennis te verkrygen van veele gebeurtenisfen , die onbekend zyn gebleven aan degenen , die altoos verre van het Hof, en van alle voornaame bedryven wierden verwyderd gehouden. Degenen , die na hunne verbanning uit dat Ryk iets over hetzelve gefchreven hebben , fchynen uit eene foort van gevoeligheid getracht te hebben de grootheid en de magt der Keizers te verkleinen. Wy zullen dit verflag befiuiten met de eigen aanfpraak , waarmede de Patriarch het zyne befluit, aan den Prins, aan wien hy zyn werk heeft opgedragen; welke ons een veel klaarder denkbeeld geeft van het oogmerk van den Koning van Portugal, en van den Paus in het zenden van onderftand aan den Abysfinifchen Keizer, dan wy ooit kunnen krygen uit de verhaalen van zyne omzichtige medeburgers. Dus luiden zyne woorden: „ Men heeft ons befchouwd, en in dit land overge„ laten, als of wy onherfteibaar verloren warea; en nv „ tusfchen moet het enkel geweten worden aan de vvei„. nige zorg , welke men voor ons gedragen heeft, dat „ onze onderneeming van zo weinig nut geweest isj en „ uwe hoogheid vergunne my te zeggen , dat onzezaa„. ken reeds zoverre tot ftand gebragt waren , dat, zo „ men ons behoorlyk met nieuwe- troepen onderfteund „ had, wy welhaast zó magtig zouden geworden zyn, „ en zoveel gezag, over den Keizer zouden verkregen „ hebben dat hy zich willen of onwillens zou hebben moeiten onderwerpen, en. dat het volk, door onze predi- »-*ing = KVllI. Boek. IV. loOKBST. IX. Afd.  XVIII. Boek IV. hoofdst. IX. Afd. EdelmoS' digheid v Keizer Claudius jegens d acbtergel ten Por .geezen. 4*8 HISTORIE vam „ king en dagelykfchen omgang met hen overgehaald, „ voorzeker de doolingen van de Alexandrynfche Kerk „ zou verlaten hebben. De bekeering der Abysfiuiers zou „ ons des te gemaklyker zyn gevallen, dewyl men gee„ ne trotfche en verwaande lieden onder ben vind, maar „ dat zy integendeel uit den aart godvreezen de, nedrige, „ zachtmoedige menfchen zyn, die oprechtlyk en met yver „ geneigd zyn tot den dienst van God , en die zich „ gaarne willen laaten onderrechten. „ En met betrekking tot de tydiyke voordeden, zou „ het gebleken zyn, dat noch Peru met alle zyne goud„ mynen , noch Oost lndiën met den geheelen uitge„ flrekten koophandel met dit Ryk kunnen vergeleken „ worden. Daar is veel meer goud in het Koningryk „ Damot alleen, en in eenige daaraan grenzende land„ fchappen, dan in het geheel vast land van Peru, en „ daarby veel gemaklyker te bekomen, zonder zulke, „ groote kosten of geduurige oorlogen te hoeven te on„ dergaan " (r) De Keizer, geërgerd door de vlucht van den Patriarch , die rui , naar allen fchyn , alle mooglyke poogingen zou aanwenden aan de Hoven van Romen en Lise fabon ter verkryging van nieuwe geeftlyke en waerdd'Hyke hulptroepen , ten einde hunne listige oogmerken tu"tegen zyne kerk en flaat ten uitvoer te kunnen brengen, droeg, geduurende den overigen tyd van zyn korte regeering , naauwkeurig zorg , dat 'er geenen van beiden in zyne provinciën wierden toegelaten, doch toonde zich ten zelfden tyd in alle opzichten zeer edelmoedig jegens degeenen die nog in zyn Ryk geleven waren, door hen vruchtbaare akkerlanden te fchenken, en hen in het gerust bezit van hunnen ryken buit te laaten s niet twyfelende , of zy zouden , nu hun heerschzuch- •£/) Bermubez-s op liet einde.  A B Y S S I N I E. 489 tige Patriarch vertrokken was, handelbaarder en onderwerplyker zyn. Hy had echter niet lang genot van dit ftreelend vooruitzicht ; want welhaast wierd hetzelve geftoord door de aankomst van een' nieuwen Patriarch van Goa , die welhaast den ouden toon van zyn' voorzaat met geen mindere aanhoudendheid, en onbefchaamdheid begon aan te heffen ; want de twee bovengemelde Hoven waren zoverre verwyderd van aan den Hechten uitflag der zending van den voorigen Patriarch te denken, dat zy zich integendeel verbeeldden welhaast meesters van het geheel Keizerryk te zullen zyn; zelfs had de befaamde Ignatius de Loijola reeds een ontwerp gemaakt om eenige zwermen van zyne nieuwe Sociëteit derwaarts over te planten, en zelfs zou hy gaarne vooruit hebhen willen trekken , zo de Paus deezen togt niet had afgekeurd (s) Om aan deeze nieuwe zending des te grooter luister by te zetten , wierd 'er befloten , dat de Koning van Portugal Fcrnando de Souza als zyne Afgezant naar het Hof van Abyrfiwe'n zou zenden, vergezeld door den nieuwen Patriarch Don Nunez de Barreto. Deeze twee hoofdperfonadiën, verzeld door Don Andrea d'Oviè'do, onder den titel van Bisfchop van Nieaa, en door Pater Gonzalo de Syhtira , onder dien vaö Bischop van Hierapolis, en nog eenige anderen , gingen op reis naar Goa, op den 15 Maart,, en kwamen daar aan op den 13 September in het jaar 15- 6. Zy kreegén welhaast bericht van het verfchil tusfchen den wezentlyken Haat van het Hyk en hunne verwachting , en befloten derhalven , noch den Patriaich, noch den Afgezant bloot te nVUen aan de gevoeligheid van den Keizer , maar liever Andrea d'Ovïê* do met eenig gevolg vooruit te zenden. Deezen begaven zich daarop aan boord van vier kleiner vaartuigen , en Jand- (i) Teliïz, Coddiwg, Lobo, Ludolm, enz. •Hedekd. Hist XIV. D. II. St. Rrr XVIII. Boek. IV. hoofdst. IX. Afd. Een nieuw Pat'iarch word met ien' Af ge. zant naar kbysfini5n gezon- * ien. Don d'Oviëdoword wel-  aqo HISTORIE van XVIII. Boek IV. HOOFDST. IX. Afö- entfungen door den Bihmagash Isaac landden te Arkiko in het laatst van Maart, van het daar • aanvolgend jaar; vandaar trokken zy over land naar het klooster Debarowa , daar de Bahrmgask , Isaac zyn verfclyf hield, Deeze was dezelfde , die in vroeger tyd Don Christophoro de Gama in Abysfiniën had ingevoerd ; en dewyl hy eenige geheime oogmerken had in het begunftigen der Portugeezen , en hoopte door hunne hulp zich meester te maaken van het Koningryk Tigre , een der grootften en rykften van het geheel Keizerryk, ontfing hy hen met groote plegtigheid en minzaamheid. De Mohammcdaanen hadden reeds veele veroveringen gedaan aan dien kant , en begonnen Debarowa fterk te naderen , weshalven d'Oviëdo , het niet geraden vindende zich daar lang op te houden , een' bode aan den Keizer zond, met een' brief , waarin hy kennis gaf van zyne aankomst, en de rede van zyne reis; met verzoek om zo fpoedig als mooglyk zou zyn ter gehoor te worden toegelaten. De Keizer bewilligde terftond in dit verzoek, en de Bisfchop, die met zyn gevolg een' fchoonen optogc uitmaakte, wierd zeer minzaam ontfangen. Toen Oviëdo met groote plegtigheid door den Bahrnagash by den Keizer was binnen geleid, gaf hy aan zyne Majesteit kennis van zynen last; daarin beftaande, dat de Paus en de Koning van Portugal niet twyfelden, of zyne Majefteit , zou ten iuoedigfte aan zyne voorheen gege/ene beloften voldoen. Hy deed dit voorftel op zulk eene wyze, dat de Keizer zich niet weêrhouden kon van zyn misnoegen door zyne oogen te laaten uitblinken. Eindelyk zichherftellende ftelde hy hem de zwaarigheden voor, die zich zouden opdoen , wanneer by zyne onderdaanen, die altoos tot hier toe den Patriarch van Alexandriën voor het hoofd van de Kerk erkend hadden , nu tot zulk eene verandering wilde overhaalen ; echter beloofde hy hem, dat hy aan een algemeenc kerkvergadering, en aan de Geleer-  ABYSSINIE. 491 leerden van zyn land hiervan kennis zou geeven ; ook ftond hy toe , dat het gefchil door de beide partyën in het vriendlyke bepleit zou worden. Oviëdo befchouwde dit, en met recht, als een voorwendfel om tyd te winnen, te meer , naardien de Keizer, die dikwyls by deeze gefprekken tegenwoordig was, fomtyds zulke fterke bewyzen voor het gevoelen van zyne Kerk bygebragt, dat zy die kwaalyk konden wederleggen. De Bisfchop befloot derhalven hunne poogingen fchriftelyk tegen te gaan , en toen hy meende dezelve genoegzaam wederlegd te hebben, gaf hy dit gefchrift aan den Keizer over; die niet in gebreke bleef het op dezelfde wyze te beantwoorden , en wel op zulk eene wyze, dat, fchoon die hem niet overtuigende voorkwam, hy echter daaruit lig"telyk kon opmaaken, dat hy Claudius nooit zou kunnen overreeden om zich aan den Paus of aan de Roomfche Kerk te onderwerpen. Deeze onderhandeling duurde tot in het laatst van December 1558 , toen de Bisfchop goedvond het Hof te verlaaten, en enkel een' onbefchoften brief achterliet, gericht aan zyne landslieden , en hunne bekeerlingen, waarin hy hen vermaande van zich toch vooral te wachten voor eenige verkeering met de fchismatieken , of afgefcheurden ; en denzelven befloot met eene ernftige aanbeveeling aan allen de Abysjiniërs, dat zy hunne doolingen zouden verlaaten en zich onderwerpen aan de Kerk van Romen. In dien tusfchentyd was de Keizer fterk bezig met groote toebereidfelen te maaken om den loop der overwinningen der legermagt des Konings van Adel, te ftuiten , die in zyne ooftlyke Provinciën , onder het bevel van eenen Noör, een' bekwaamen veldheer , een' inval gedaan had. Deeze Bevelhebber brande van verlangen om zyns vaders dood te wreeken, die , even ge" lyk de Moor Granhe . in den flag by Ogara, waarvan wy hierboven gewag gemaakt hebben, gefneuveld was; Rrr 2 en XVIII. Boek. IV. HOOFDST» IX. Afd. Ncör, een Mwscb Veldheer, dceteen' inval in A« bysfiniën.  49i HISTORIE van XVIII. Roek. IV. HOOFDST. ' IX. Afd. De Abysiiniërs,»kïmen de vlucht i 1 ] 1 a i j < 1 en had intusfchen ten dien einde alles aangewend om eene nauwkeurige kennis van de magt en den toefland van het Ryk te verfcrygen. Eindelyk , bericht gekregen hebbende , dat de troepen van Claudius niet talryk , en daarenboven niet geoefend genoeg waren , om de zynen te wederftaan , die door lange oefening aan den oorlog gewoon waren geworden , viel hy in zyne bezittingen met eene groote menigte voetvolk ,' en zeventienhonderd ruiters , alles met vuur en zwaard verroestende , tot dat zyn voortgang gefluit wierd door 3e Abysfinifche krygsmagt, die hem tegentrok met haa-en Vorst aan het hoofd, (t) De twee legers ontmoetten eikanderen in eene ruime vlakte , en vielen van weerskanten met de hevigfle woede op elkardtren aan ; doch zodraa de Abysfin.è'rs die geheel ongeoefend waren, de hevigheid van den eerlen aanval begonnen te gevoelen , wierpen zy hunne vapenen weg , vluchtten met hunne gewoon e overying, en lieten hunnen Vorst in het uitent gevaar zonier hem hulp te verleenen. De Portugcezm, die by dee-' iq gelegenheid ook opgeroepen waren, maar welker geal nu reeds tot op honderdvyftig verminderd was , be:oonden hier wederom hunne gewoone dapperheid, tervyl de Keizer als een onverfchrokken krygsman , den chrik bragt onder de ongeloovigen, en veelen van hen net zyne eigene hand verfloeg. Eindelyk zelf door de nenigte der vyanden overmand, verlaten door zyn laflartig volk , en niemand' meer om zich hebbende dan gttien Portugeezen, viel hy met hen verwoed in het nidden der vyanden, daar zy eene groote flachting aaneehtten; doch welhaast met wond op wond doorboord eindigde hy zyne regeering met zyn leven , door eene. uisterryke dood , in Maart, 1558. De Moor en die »u («) Tellez, Lobo, Lubolfh, en anderen.  ABYSSINIE. 493 nu overwinnaars waren, vervolgden hunne overwinning met hunne gewoone wreedheid , doodden eene groote menigte van vluchtelingen , namen een groot getal gevangen , en plunderden de Abysfinifche legerplaats, daar zy een' OHiioemlyken buit vonden. Mör, de Moorfche Veldheer keerde, na het behaalen van een zo volkome, ne overwinning, terftond naar Adel terug , overladen met buiten en eer, en wierd overal op zyn' weg met blyde toejuichingen ontfangen, maar wel voornaamlyk in de Hoofdftad van zyn' Koning, daar hy zyne intreede deed, gezeten op een' ezel ; om rede , zeide hy , dat men aan God alleen , die hem de overwinning had doen behaalen , de eer moest geeven; waarlyk een treffend voorbeeld van nederigheid, en erkentlykheid jegens God , in een' Mohammedaan , zegt Pater Tellez, en dat klaarlyk ftrekt ter befchaaming der Christenen , die zich doorgaans op den geringften goeden uitflag verhovaardigen, (u) Dusdanig was het ongelukkig uiteinde van den wyzen en dapperen Keizer Claudius , in den bloei van zyn leven , en in het negentiende jaar van zyne regeering; geduurende welke hy , zelfs by zyne minderjaarigheid, de indringingen van den Patriarch Bermudez, en van de overige gejuiten met kracht had te keer gegaan ; zodat hy nimmer hoop had gegeven tot onderwerping aan den Roomichen Stoel , dan wanneer hy op het punt ftond van zyn Ryk te zullen verliezen ; terwyl hy , zo dikwyls het gevaar over was, altoos middelen wist te vinden om zyne gedaane beloften te leur te ftellen. Aan? deeze veelvuldige verbreeking van zyne beloften , en aan zyne hardnekkige weigering om zich te onderwerpend wyten deeze vroome Vaders zyn' tegenfpoed en onge-j> lukkige dood , en tevens allen de ongelukken die na i zyn dood het Ryk overkwamen: even als of in hemVl 01 («) Tjelles, L. 27. C. Loao, Ludolph, a'. k Rrr 3 XVIII. Boek. tv. FJOCFDST IX. Afd. yne vage- ichtenis ord door I CÜOM- he Zen. Hingen tlsch en wechtïardig b». iterd.  494 HISTORIE van XVIII. Boek. IV. ïïoofdst. IX. Afd. r eene veel haatlyker misdaad was het volvoeren van zodanige beloften door de eene of andere uitvlucht te oniwyken , die men hem in den uiterften nood als met geweld had afgeperst, en zelfs tegen de overtuiging van zyn gemoed , dan in hen , hem die-af te pe"fen, en op derzelver volvoering aan te dringen , daar zy van alle deeze omftandigheden volkomen bewust waren. Kortom, hoezeer en hoe menigmaal zy ook getracht hebben zyne nagedachtenis bierdoor te bevlekken , blykt het echter uit hunne eigen fcbriften , dat hy altoos openhartig met hen heeft te werk gegaan, en zyn geloof fteeds rondborftig heeft beleden, niet alleen in die redentwistingen , welke hy hen vergunde met zyne geestlyke, te houden, en waarby hy zelf menigmaal tegenwoordig was , en hunne redenen zo grondig wederlegde , dat zy daardoor niet zelden in verlegenheid gebragt wierden , maar wel byzonderlyk in die openbaare geloofsbelydenis , van welke wy hierboven hebben gewag gemaakt, en die de leezers hieronder in de aantekening kunnen vinden (P) ; want wat was dit anders dan (P) Geloofsbelydenis van Claudius, Keizer van TH iop iëN. „ In den naam van den Vader, den Zoon, en den Heiligen Geeft, een eenig God! " Dit is myn geloof, en het geloof van myne voorvaderen, de Vorsten der Ifraêliten; en het geloof van myne gemeente , die zich binnen de landpaalen van myn Koningryk ophoud. „ Wy gelooven in een' God, en in zyn' eeniggeboorenen zoon Jt' fits Christus, die zyn Woord, Magt, Wysheid , en Raad is ; die by hem was voor de fchepping der waereld, en die in laatere tyden tot ons is afgedaald, (zonder echter den throon van zyne Godlyke Majefteit te verlaaten,) en mensch geworden door de kracht van den H. Geeft, en geboren uit de H. Maagd Maria. Hy wierd op het dertigst jaar van zyn leven gedoopt in de Jordaan, en wierd aan het kruishout gehangen onder de regeering van Pmtius Pilatus ; heeft geleden, is geftorven en begraven , en ten derden dage weder opgeHaan, Waarop by sa verloop van veertig dagen verheerlykt ten he-  ABYSSINIE. 495 dan een openbaar en oprecht beroep op God en de geheele waareld , tegen hunne geweldenaary van hem te wil- mei gevaren is, en gezeten is ter rechterhand van zynen Vader, vanwaar hy weder zal komen om te oordeelen over de leevenden en dooden, en zyns Koningryks zal geen einde zyn. Wi gelooven ook in den Heiligen Geeft, den Heer, den fchenker van het leven, die uitgaat van den Vader. Wy gelooven een' doop ter vergeeving van onze zonden ,• wy verwachten eene opftanding der dooden , en een eeuwig leven • Amen !" Wy volgen in deezen den rechten en waaren weg, zonder ona af te wenden ter rechter- of ter {linkerhand van de leer onzer vaderen , de twaalf Apostelen ; van den H. Paulus, die bron van wysheid , of van de twee-en-zeventig discipelen , of van de driehonderd en-agttien rechtzinnige Kerkvaders van het Concilie van Nicecn', of van de honderd en-vyftig van het Concilie van Conjlantinepolen of van de tweehonderd van dat van Ephefen, Dit is het geloof, en de leer van my Claudius, Vorst van JEthiopiên , of, volgens den aangenomen'naam myner regee/ing, Asnaf Ssguid, zoon van VanaagSe. gued, zoon van Naod. Wat aangaat het onderhouden van den Sabbath. of zevenden dag, wy vieren dien niet gelyk de Jotden, die onzen Zaligmaaker kruisten, en^ uitriepen : ,, Zyn bloed zy over ons, en over onze kinderen !"; die op dien dag geen water putten, geen vuur ontfleeken, geene fpyzen gereed maaken, of geen brood bakken, ja zelfs eikanderen binnensbuis niet gaan bezoeken ; maar wy vieren die door het ontfangen van het H. Nachtmaal, en het bywoouen. van de 'Aytwrce*, of Liefdemaalen, die door de Apostelen zei ven zyn ingefteld. Ook vieren wy dien niet gelyk den eeriten dag der week, die een nieuwe dag is, van welken David gezegd heeft : ,, Dit is de dag, dien de Heere heeft ingefteld , laaten wy ons in denzelven verheugen en blyde zyn ! " naamlyk , omdat op dien dag onze Heer Jefus Christus is opgeftaan, en omdat op dien d ig ook dd Heilige Qeest over de Apostelen is uitgeftort in het huis of de voorzaal van het huis Zion ; en op dien z,elfden dag wierd onze Zaligmaaker Jefus Christus ontfangen in de baarmoeder van zyne altoos onbevlekte maagdlyke Moeder Maria ; en zal eenmaal terug komen om de goeden te beloonen en de kwaaden te ftrafïen. Wat aangaat onze plegtigheid van de befnydenis , wy befcho-j- , wen die niet gelyk de .Jooden ; wel gedachtig aan de woorden van den H. Paulus , de bron van wysheid; dat, naamlyk : „ Geene befnydenis, of voorhuid eenig voorrecht geeft, maar alleen dï nku- Ve XVIII. Boek. IV. hoofdst. IX. Afd.  496 HISTORIE van • XVIII. willen dwingen tot het afvallen van een geloof, dat hy Boek. zo IV. we mensch, door het geloof in Jefus Christus." Gelyk dezelfde AHoofdst. Poste' oolc zeSc 'n zyn' Drief aan de Corinthiërs : „ Is iemand beiv ' fneden zynde geroepen , die en laate hem geene voorhuid aantrekken." En dit zelfde leert hy in allen zyne brieven. Maar de beAFD„ fnydenis word by ons onderhouden als een onderfcheidend kenmerk, even gelyk de fneede in het aangezicht in Nubiën , en het doorbooren der ooren in Indien , en dus word die ondtr ons befchouwd, niet als eene waarneeming van de Mofiïiche wet, maar als e«ne bloote menschlyke gewoonte. Hetzelfde zeggen wy van onze onthouding van varkensvleesch ; wy veroordeelen de geenen niet , die hetzelve eeten , maar volgen enkel het voorfchnft van den Aponel aan de Romeinen: „ Die daar eet en verachte hem niet, d>'e niet en eet; ende die niet en eet, en oordeele hem niet, die daar eet , want God heeft hen beiden aangenomen. „ Want het Koningryk van God beftaat niet in fpys of drank. Voor de reinen is alles rein, doch hy, die door zyne fpys zyn' broeder ergert, doet zonde. Ook word 'er gezegd in her. Euangelic van Mattbeus. „ Hetgeen , dat in den mensch ingaat verontreinigt den mensch niet , maar het geent dat uit den mensch uitgaat, verontreinigt den mensch." En dit werpt de ftelling der Jooden , welke zy van Mo/es ontfangen hadden, geheel omverre. Dus is het oogmerk van my , en van myne Geesflyken en Godgeleerden die door geheel myn Ryk op myn gezag en aanftelling den godsdienst verkondigen , geenzins de leerftellingen van het Euangelie tegen te fpreeken, of daarvan af te wyken , noch ook van de leer van St. Paulus onzen Allerheiligften Vader, het zy ter rechter of ter ilinkerhand, Wy leezen in het boek genaamd , Zarich, dat de Keizer Conflantinus beval , dat alle J.uilen , die in de Christenkerken, gedoopt waren , op den dag der opftanding van onzen Zaligmaaker varkensvleesch moeften eeten; maar onder ons mag ieder van alles eeten , of zich onthouden , zoals heft zulks best dunkt ; fom» migen fcheppen behaagen in vtsch , anderen gevogelte , en weder anderen onthouden zich van fchaapénvleesch ; zoals een ieder zulks verkie-t. En wat aangaat dit eeten van het vleesch van eenig.leevend fchepfel. wy vinden geene wet of rege' tegen hetzelve in het Nieuw Testament „ Den reinen is alle? rein", zegt de H. Paulus, en verder: „ De geen die gelooft raag allus eeten." Dit is hetgeen ik had voorgenomen aan u te fcbryven, om u een belicht te geeven van myne gevoelens in den Gods 'ienst. GeGt ven in het Koningryk Damet, op den 23 )uny, in het jaar ni de geboorte onzes Heeren Jefu Christi 1555. (*}. '(*) ZjE LunoLPH, Corament.  ABYSSINIE, 497 •zo grondig en krachtig kon verdeedigen en waartoe zy geene billyker rede hadden dan eene wederwillige belofte hem in den uiterften nood afgeperst. Hy wierd opgevolgd door zyn' Broeder Menas , dewyl hy geen' kinderen naliet ; deezen was langen tyd ge van gen geweest by de Mohammedaan! cbe Mooren, en was daardoor zo woest van aart geworden , dat zyne korte regeering zeer wreed en dwingelandsch was , en wel voornaamlek tegen de Jefuitfchc Zendelingen , en tegen'i allen de aanhangers en begunitigers der Roomfche Kerk,« zo men de verhaalen der Portugeëfche Schryvers röRyksgrooten op zyne zyde , benevens den Bevelhebber Rykseroo der Portugeezen met dertig van zyn volk , dewyl de anunteem deren toen te verre van de hand waren. Of de Bahrim Keiztrnagas}}. ifaac mede in deeze zaamenzweering was, kun* tpgtmr- nen wy niet met zekerheid zeggen; dit alleen weeten wy, *en' dat deeze de eerfte was tegen wien Keizer Menas alle Ifaac wordzyne magt aanvoerde. Ifaac was toen aan de zeekust dowMenasbezig met het uitvoeren van zekere bevelen, die hy van geflagen. jazcaro ontfangen had , en een ftrydbaar man zynde wacbt- («0 7Je wegecs deezen Luboxph , 1. 2, C. 6, f. 27, & feqq. Tsi-Liz, enz..  ABYSSINIE. . 4P9 wachtte hy Menas niet af, maar trok hem te gemoet, en dreef hem in den eerften aanval terug , doch was kort daarna zelf genoodzaakt te wyken en de vlucht te neemen. Deeze overwinning «gaf den Vorst gelegenheid om tegen zyn' mededinger T, zc ro op te trekken , divn hy omtrent het midden van de maand July overwon en gevangen kreeg (ar). Intusschen wachtte de Bahrnagash, die niet zonder; gevaar naar de zeekust gevlucht was . aldaar naar den lang gehoopten onderftand uit Goa; doch zich ten laatfte! in deeze hoop bedrogen ziende , en niet weinig be-i vreesd voor eene verrasfing van den Keizer , zag hy] geen' anderen weg open om zyne eigene veiligheid te verzekeren , dan een verbond te fluiten met de nabuurige Mohammedaanen, met hulp van welken hy een' anderen bastaardzoon , en broeder van Tazcaro , dien Menas had doen ter dood brengen , in de plaats ftelde. Menas verzuimde geen' tyd , maar trok tegen hem en zyne Moorfche bonogenooten op aan het hoofd van een fterk leger. De aanval begon van beide zyden met groote^ vuurigheid en hevigheid, op den 20 April van het vol r gend jaar, doch het vuur , dat de Turkfche artillery" maakte tegen des Keizers troepen bragt hen in zo groote vrees en verwarring, dat zy oogenbliklyk de vlucht namen, en de vyanden meesters van hunne legerplaats lieten. Deezen kreegen eene menigte krygsgevangenen, en daaronder ook Pater Emanu'él Fernandez , en eenige anderen van deeze broederfchap , die door den Keizer als gyzelaars in zyne legerplaats aangehouden , naauw bewaakt, en met de uiterfte geftrengheid waren behandeld geweest. Zy zouden misfehien een nog veel Hechter onthaal van de Turken genoten hebben , zo niet de Bahrnagash medelyden met hen had gehad , en hunne vry« (x) Ludolph, ubi fn'pra, & alii. Sss 2 XVIII. Boek. IV. HoOfDST. X. Afd. 1D 1561. razcaro verwennen n gcvm< \en door deuss. )« Abysfiiërs neeten de luchi.  Soo . HISTORIE va n XVIII. vryheid had bewerkt, benevens de teruggaaf van eenigeBoek. kelken en andere kerkfie'raaden, die men hen had afge-* IV. nomen. Wat aangaat de Bahrnagash , en de overige Hoofdst. portugeezen , die- hunne toeftemming gegeven hadden tot IX- het te hulp roepen der Mobammedaanen tegen den Kei. Afd. zer, deezen geraakten van dien tyd af in zulk een' haat by de" Ahysfimérs in het algemeen , en wel byzonderlyk by hunne Vorsten , dat zy nooit een' van hen onder Dood van hunne troepen wilden dulden. Wat 'er van den Keizer Menas. geworden zy word verfchillend verhaald; eenige fchryvers zeggen , dat hy , zyn land door de Turken ziende verwoesten , en alle zyne zeehavens in hunne handen , nog eenmaal zyn geluk tegen hen beproefde , maar dat. hy geflagen wierd , en in den flag fneuvelde-; anderen, dat hy genoodzaakt was naar ontoeganglyke bergen te vluchten, daar hy een zwervend en elendig leven leidde , totdat de dood daaraan een einde maakte in het jaar. na zyne nederlaag (y). Ongeluk- Omtrent deezen tyd echter had dé Onderkoning van; hg lot der Qoa 5_ Conjtantino de Braganza , op het ernftig en aanhou» zen \\TTe Pend v2rzoek van den Patriarch Nunez Baneto , eenige. Roode poogingen gedaan om bericht te krygen uit Abysfiniën ,, Zee. doch te vergeefs. De Turken hatici-n. alten de" tot gan-• gen tot dat I^yk afgefloten , en de zeekust met huune fchepen bezet; waardoor dan ook van de drie f'chepen, die de Onderkoningin February, 1560, had afgezonden, een genomen wierd, terwyl de-anderen ter. naauwer nood het gevaar ontfnapten. Op het genomen fchip bevond zich onder anderen Pater Fulgentias , die eenige jaaren als flaaf te Cairo leefde, totdat hy,- op bevel van Paus Paulus den Vierden, gerantioeneerd, en naar Portugal terug gezonden wierd. De Jefuiten, die zich nog in het Ryk bevonden , waren niet minder verlangend om: (j) Zie hierover Tellez, Lobo. Le Gra)}», p. 295, enz,_  A B Y S S I N I E. 5oi . om een verflag van hunnen elendigen toeftand naar XVIII. te doen overkomen , doch troffen geen beter lot by het Boek, afzenden van eenigen uit hen. Hiertoe verkozen zy Pa IV. ter Gualdares , en nog een' 'anderen' Portugees . die teHooFosr. Mazowa gekomen zynde , vernamen , dat daar een fchip IX. JtT, ff "aar kAmi waar°P *y een' Moor> door een? Afd. 5ïïrff?ï?mngi °verhflden.> om in ftilte aan den kapitein te verzoeken , dat hy hen zon inneemen ; maar L ZT eT[Cht MZ ^ hen teiftond inbrengen by t* Van h6t E,,and ; die hcn de" volgenden nacb^ deed vatten , en in Hukken «houwen z). Dusdanig was de droevige toeftand der Zendelingen A.D. 1503. m Aoysfimën toen Adam Segued overleed, en zvn mcnZr7JJ' °f ïkh,1 SeZUed> en mct de gewoone pleetigheden in de Kerk van Axuma gekroond wierd hV*™"*' wasteen wys en dapper Vorst, en gezegend met" eene langduunge, en meesral gelukkige regiering, fchoon zei den geheel vry van oorlog , het zy d VegeTeenigen van zyne wederfpannige onderdaanen , of" twen ™ ■ de Mohammedaar.fche Mooren ; zodat hy geen'' tyd en mis.chien ook geen' lust had , om de vervofing te hernieuwen , welke zyn vader tegen de ZendeliSV en 't^^i^^^^^^ ' -- hen ïnregendeü liet begaan zonder hen te ftooren. NunellafZ t ^ Patrifch ™ den Paus , Juan De v, TZ te cl nvl ?/C ZesdG Jaal' na z^ne aankomst ,^jUan 1502, te Goa overleden, zonder dat het hem mooplvfrNunez Was geweest ooit in zvn PatrinrrhJr \.L m°°£1VlCBarreto den inhoud van de Pausltt R,wi ! ?en; V0,genW>« worden door Andrea ?ö$* d P hy °PfVO,gdüoa' elende vervallen . 7™gd0 ' dle *ans tot zulk eene eienue.vervallen was, dat zyne nieuwe waardigheid hem t ^ niets , W.Ieuez, Coddino, Lobo, Lud*>«h, enz. . Sis 3  502 HISTORIE van XVIII mets baaten ^on » als zynde genoegzaam verlaten van ' Boek" z~vn volk ' n3auw'v,fs v°edfel genoeg hebbende om te • iy ' leeven, of kle deren om zyne naaktheid te bedekken. HooFrsT. Hy was roet eenige weinige vrienden naar Frumena ge« IX. weken . eene kleine ftad , en klooster niet verre van Afd'. de' Roode Zee , zonder eenige kry^smag. om zyne waardigheid , of het aanzien der overige Zendelingen ftaande te houden ; want, gelyk Pater Tellez wel heeft aangemerkt , uit eigene ondervinding , dat deeze Abysfinifche Zending niet langer kon in^ ftand blyven , dan zolang de leeraars onderfteund wierdeh door een genoegzaam getal troepen (a); en van deezen waren zy thans genoegzaam geheel verftoken. En het ergst van alles was nog, dat zy geene meer te wachten hadden , noch uit Portugal, noch van Goa. De Jefui- Men had in deeze beide landen thans genoegzaame tev.raakm kennis gekregen van het verval der zaaken van de Jein veiden. ju\ten , geduurende de laatfte regeeringen , en hoe weiGof lnin™R **aat men kon maaken °P derzelver ftreelendfte beLisfa'bon!' loften. Don Henrico , die nu het beftuur had over Portugal , gedunrende de minderjaarigheid van Koning Selaftiaan, vond geene zwaarigheid om aan Paus Pius den Vyfden te verzoeken, dat hy zyn' Patriarch,, en allen zyne Zendelingen uit Abysfiniën zou terug ontbieden, en hen zou afzenden om het Evangelie in China en Japan, en meer andere landen te gaan verkondigen , en alle denkbeelden nopens de onderwerping van de Abysfinifche Kerk ter zyde zetten , tot dat 'er zich ten minfte een beter vooruitzicht van daarin te zullen flaagen opdeed. De Paus , insgelyks verwittigd van den rampfpoedigen uitflag deezer zending , gaf gereedlyk zyne toeftemming aan dit verzoek, en deed eene Bulle uitvaardigen, waarby dVviè'do, en de overige Jefuiten terug geroepen wierden (o) Tellsz, pag. 184.  A r YSSINIE. 5o3 den , en welke by ook ontfing in het jaar 1566. Oviè'Jo gaf zjne Heiligheid daarop 'en antwoord, dat hy gewillig was om aan de bevelen van zyne Heiligheid te voldoen , en ten dien einde naar Inii'ên te gaan om daar te prediken , of in welk ander land het hem behaagen zou, maar fttlde tevens onderdaaniglyk voor, hoe groot het gevaar was om uit Abysfiniën te komen , en hoe groot een verdriet het voor hem zoude'zyn een land te moeten verlaaten , daar men met rede zulk'een' grooten oogst van zielen mogt verwachten , wanneer de Zendelingen Hechts onderfieund wierden door vyfof zeshonderd Portugeëfche foldaaten ; daarbyvoegende , dat hy in veele Abysfiniën groote geneigdheid befpeurd had om den Roomfchen Godsdienst aan te neemen. Hy voegde nog hierby , dat veelen der omgelegene heidenen tot de gehoorzaamheid der Kerk zouden kunnen gebragt worden , ja zelfs , dat fommigen van hen , volgens geloofbaare berichten , verzocht hadden , in het Christelyk geloof onderwezen te wo:den, maar, dat de Abysfinifche Keizers , uit waareldfche inzichten , hen zulks geweigerd hadden.- De groote vraag was, hoe zulk eene groote verfterking , fchoon de Koning van Portugal al geneigd ware geweest om hen die te verleenen, toegang in eenig gewest van dit Ryk zou gekregen hebben , daar alle de zeehavens en zeekusten" in handen der Turken waren? en zo hen dit al gelukt was , of dan de bekende ongeregeldheid van deeze troepen niet veeleer de bekeering der Abysfiniers zou belet dan bevorderd hebben; of dat die op zyn best genomen zou aangezien zyn geworden als eene dragonade in de plaats van eene Euan^ gelifche Zending; maar de goede Patriarch was zo ingenomen met het ontwerp om de Abysfinifche Kerk aan den Roomfchen Stoel te onderwerpen , en de tydlyke regeering aan den Koning van Portugal, dat hy geen' tyd xv;ir, Boes. IV. [lOOFDST. IX. Afd.  504 HISTORIE van XVIII. tyd had om te overweegen hoeverre hy den pligt van BoiiK. een' gezant van den zachtmoedigen en nedrigen Jefus te IV. buiten ging. Hy liet geen ding onbeproefd, geene beEIoofdst. weegmiddelen onaangehaald om dien ,zo zeer begeerden IX. onderltand te verkrygen. Hy befchreef den toen re^eeAfd. renden Keizer als .een' zwakken en vadfigen Vorst, gantsch onbekwaam om het roer der regeering van zulk een groot Ryk te kunnen beftuuren , dat voorzeker door de Turken geheel zou vermeesterd worden , en dus voor Portugal en den Apostolifchen Stoel voor altoos verloren zyn, indien derzeiver verdere indringingen niet gefluit wierden d.,or een' tydigen onderftand van Portu. geefche troepen (b). Desniettegenftaande waren de Paus en de Koning v;m Portugal doof voor alle zyne voortellingen; zodat by genood^aikt was om daarin de uiter« fle armoede en clende de dood af te wachten , welke hem ook van zyne nmpen verloste , in het jaar 1577, nadat hy omtrent twmüg jaaren in dat Ryk had omgezworven. Zyne dood wierd welhaast gevo gd door die der weinige Jefuiten , die hem daar waren bygebleven. jintonio bemahdcz , dien hy tot opperhoofd van zyne eerste zending had aangefteld , overleed niet lang daarna in den^elfden droevigen toeftant ; Gonzalo Catdofo wierd vermoord door eenige bandieten; Andrea Gualdarez wierd door de Turken omhals gebragt -r Emanu'êl Femandez , de oudfte van deeze vier , ftierf kort daarna , en b'rancisco hobo , de laatst overgebleven van allen, overleed in het ■Einde oerjaar *596. Dusdanig was het treurig uiteinde der eerste ■terfle Zen- Zending , welke veertig jaaren had ftand gehouden , te ■jHni' weeten, van 1557 tot l.S97- Naar alle waarfchynlyk. heid zou deeze zending een' beter' uitfiag gehad hebben zo de Portugeezen niet met eene onbehoorlyke trotsheid had- (b) Tei.lez, pag. ip4, & feqq. Libr. 3. Cap. 13, & feqq. Lobo, L'JDotfH, enz. ,  A B Y S S I N I JE. 503 hadden aangedrongen op den afrtand van een derde ge- XVIII. deelte van het Ryk tot eene belooning voor hunnen by- Boek. Hand , en derzelver Patriarch niet zo hardnekkiglyk eeier IV. volfbekte onderwerping van den Keizer en allen zyne HoolD3Tonderdaanen aan den Roomfchen Paus gevorderd kad(c). Deezï aaneenfchakellng van tegenfpoeden, die de Eu- AFD' ropeefche Vorften deeze onderneeming als geheel onuit- Dejeflüvoerlyk deed ter zyde ftellen , diende enkel om de Je-tep herJuiten des te meer aan te fpooren tot het herhaalen hunne verzoeken aan de Hoven van Romtn en Madrid; waarin zy voornaamlyk gefterkt wierden door de Portu.geezen , die neg in Aby)jimën waren overgebleven , en tevens door de hoop , die zy hadden opgevat, dat, naamlyk , Philips de Tweede , die nu ook bezit genomen had van het Koningryk Portugal, gaarne de onderhandeling van bondgenootfehap en koophandel met dit Ryk zou willen hervatten , te n?e2r, dewyl Melek Se. gued , die fteeds in oorlog was ingewikkeld , zo met zyne oproerige onderdaanen als met zyne MohammedaanIche nabuuren , waarfchynbyk om die rede , een aanbod van byitand van dien kant met blydfchap zou aanneemen. De Keizer was inderdaad heel gelukkig geweest tegen zyne vyanden , en had verfcheidene overwinningen op hen behaald ; zelfs had hy het ryk Koningryk Narea veroverd , en de inwoonders het Christelyk geloof doen aanneemen; maar terwyl hy dus aan den eenen kant van zyn Ryk met zyn leger bezig was, wierd hy van den anderen kant gekweld door vyandlyke invallen of binnenlandfche oproeren. Deeze geduurige onlusten moedigden Philippus aan om hem een gezantfchap met een' beleefden brief te zenden , met oogmerk om het verbond tusfehen de twee Ryken te hernieuwen , en , zo het mooglyk was, op nieuw eenige troepen in A- b*s- Ce) Idem, ibid. ili dend. Kist. XIV. D. 11. St. T11  f04 HISTORIE va» XVIII. Roek. IV. Hoofpst. IX. Afo. h^finïên in te voeren. Tot di* gezantfchap verkoos hy Don Luiz de Mendoza , die zich toen te Diu ophield , en wel bekend was met de vaart op Roode Zee. ■ Hy wierd verze'd door een' Italiaanfchen Bisfchop , genaamd Giovanni liattista , om hierdoor een' fchyn van grootheid aan dit gezantfchap te geeven \ doch deeze overlerd op de reis Het gelukte eenter Mêndim to< m ■Svsjfato door te dringen , tn den brief aan den Keizer te overhandigen , die daarover groot genoe .en betoonde gelyk blykt uit het antwoord , dat hy met denzeifden'gezant terug zond. Dit antwoord was geiciireven. in de /Ethiopifche taal , in een' fchoonen llyl, en vervuld met betuigingen van vriendfehap en heilwensen. In hetzelve wierd ook melding gemaak" van bet overlyden van den Italiaanfchen Bisfchop , en vun eeni.--e briefwisfeling , die 'er tusfehen den Keizer en den Onderkoning van Goa had plaats gehad , waarby hy aan den Onderkoning verzocht nad , dat hy hem eenige werklieden zou overzenden, bekwaam om giof geiohut, en handgeweer te vervaardigen, abmede tot _ het maaken. van buskruid , bouwers , en andere krygstuig. Dit welfde verzoek herhaalde hy nu aan den Koning zelvvn ; maar repte geen woord wegens het zenden van hulptroepen. Deeze brief is gedagtekend, oFebruary, 1589. en word bewaard onder de archiven van het Escunaal. Een afkluif' van deezen brief wierd aan den Heer Lu. dolpb gezonden door den Heer Sparwerfeld , een' Zweed-, fchen hdelman , van groot aanzien en kundigheid, en naderhand in het Latyn vëitaald door den Heer Ludidph die het ook onder veele andere handlchnftcn der Aby^üniiche Vorften i» zyne Gedenkichriften geplaatst. heeft 00* « , Naardien Mendoza in zyne eerfte onderneeming zo- {i\ Tellez, Lobo, Coddlno, Ludolph, eaa. •  ABYSSINIE. 50$ wol geflasgd had , liet hy zich door de Jefuiten ligtlyk XVIIT. beweegen om eene tweede kans te waagen , en twee Boek. broeders van die Sociëteit met zich in te voeren , wel- IV. ken den nieuwe Onderkoning van Goa, Dun Emanue'l deHoornsT. Sónxa Cetinho, gekozen had uit een zeker getal, dat de IX. Pater Provinciaal hem daartoe had opgegeven ; deezen Afd. waren Armaio di Mantferrato , een Catalaan en Pedro Pater AhPau, een Spanjaard. Deezen begaven zich gevo]gIyktonio Ji-( aan boord van twee Indiaanfche vaartuigen , die men^"^1-" Baniatts noemt , en gewoonlyk op M-tzowa handelen. pa;e'r PeMet deezen vertrokken zy in de maand February, i5S8,^io pays naar Diu , de verblyfplaats van Mendoza; doch zy wier-onderneeden door ftorm in de Golf van Baèa'ós gedreven , van-™*" waar hy ben des nachts in ftilte afhaalde , en hen naarAhysfi-3r Diu geleidde in het gewaad van Armenifche kooplieden, nië«. om hunne ontdekking te verhoeden Het duurde een' geruimcn tyd éér zy een' der Kapiteins van de daarleggende fchepen konden beweegen om hen in te neemen, dewyl hunne ontdekking gevolgd zou zyn geworden van het in beflag neemen van fchip en laading , als zynde dit de ftraf gefield op het overvoeren van witte menfchen , of Èuropedanen zonder Turksch paspoort; dus liep het aan tot in den maand December, éér zy dqor een' van deeze Banians aan boord genomen wierden ; wiens rogmerk was hen te Zeyla aan land te zetten , doch door ftorm afgedreven waren zy genood/.aakt het Eiland Curia Maria binnen te loopen Hier wierden zy ontdekt, uitgeplunderd , en voor flaaven verkocht, ea niet dan na eene zevenjaarige gevangenis , tot een' zeer hoogen prys geranrfoeneerd. Deeze flaaverny was echter naderhand van groot nut voor Pater Pays, doordien hy geduurende dezc've de Arabifche taal volltomen mag* tig wierd, die hem naderhand by zyn verblyf in JEthio* f ën grootlyks te pas kwam. Zohaast de tyding van hun gevangen neemen te Goa P#er A. Ttt a .ge.b"*»*»4«  XVIII. Boek. IV. hoofdst. IX. Afd. Qeorgiis werd naar Abysfiniëi gtzonden. Melek Se gued tvon door de Ga las en de Turken i het naauv gebragt. 506 HISTORIE van gekomen was , befloot men ten fpoedigfte twee andere Paters van dezelfde Sociëteit in hunne plaats af te zenden , dewyl 'er thans in Abysftnien niemand meer over was dan Pater Lobo bovengemeld, die zwak en afgeleefd was. Een van degeenen , die zy daartoe verkoozen , was Pater Abraham de Georgüs , een Maroniet van geboorte , en een Jefvtit van belydenis ; een man van groote geleerdheid en moed , volkomen meester van alle de lOosterlche taaien, en opentlyk Leeraar van de Syrifche taal te Malabaar. Deeze groote man begaf zich dus op reis van Malabaar naar Diu, en zeilde vandaar met een Baniansch vaartuig naar Mazowi, in het jaar 15,95- Doch toen de Basha van dit Eiland hem vroeg , of hy een Mohammedaan of een Christen was , en hy daarop eene openhartige belydenis van zyn geloof deed» en volftrekt weigerde zyn leven door afval te redden, gaf deeze be* vel om hem te onthoofden. Ee- eerfte, die na hem van Goa afgezonden wierd , was Pater Sylva , of, gelyk anderen hem noemen Sylvhis, die, te Goa fcheep gegaan zynde , te Mazoiva aankwam in het gewaad van een' zeeman, en vandaar vertrok naar t'remona , daar hy Pa.ter Lobo opvolgde , die het jaar te. vooren geftorvenwas (0- , a, r - Wy zullen nu wederkeeren tot de zaaken van Abysju 1 nien , die nog fteeds in een Hechten toeftand bleeven, "De Turken , die zedert het jaar 1522 in dit Ryk ingang ^gekregen hadden , maakten zich van tyd tot tyd mees1 ters van nieuwe landen , terwyl de Galias mtusfehen de meest afgelegene landprovinciën verwoestten. Ook was de Keizer niet min ongelukkig in zyn huwlyk, dewyl de Kefcerin niet anders- dan dochters ter waereld brartugeeten hem noemen, Socinius , insgelyks een k'einzoon van den Keizer Daüd , éér dat nog een van baden bericht Jekrpc,en had van des Keizers dood , of wien hy tot zyn' opvolger had verkozen. Za-Dengbil wierd gevat, en naar een eiland in het meer Dembea gevoe;d , daar hy in eene naauwe gevangenis wierd opgefloten , en naderband vandaar naar een' der voorgemelde ontoegang» lyke bergen ; maar Susneus had het geluk van wegens dit voor neemen intyds verwittigd te woiden , en de vlucht te neemen naar de uiterfte grenzen van het Ryk, daar hy zich met een klein leger zolang veilig hield totdat hy tot den throon verheven wierd. Zyne vlucht belette de Ryksgrooten niet om den jongen Jacob, die toen maar zeven jaaren' oud was, tot Keizer uit te doen roepen , en het roer der regeering dus te overweldigen met byftand van de Keizerin Mariam-bma. Haare twee voornaamfte medellanders waren twee van haare fchoonzoons , te weeten Rus Atheneus, en Casluales, toen Ün« derkoning van Tigre ; zodat de jonge Jacob , geduurende zyne minderjaarigheid , enkel den naam had van Kei» zer, doch zohaast by , na zyn veertiende jaar bereikt te hebben , eenige neiging liet blyken om zelf te regeeren begonnen de daardoor ontruste Keizerin en haare twee fchoonzoons , wel bewust van hunne dwingelandfche regeering , terftond van gedrag te veranderen met betrekking tot dien Prins. Onder voor wend fel van berouw wegens het vero ge'yken van Za-Dengtü , deeden zy deezen uit zyne gevangenis haaien , en voor Keizer uitroepen, zelfs in de legerplaats , daar Jacob zich toen bevond ; die daarop de vlucht nam met niet meer dan agt van zyn gevolg naar het gebergte van Semen, daar hy veilig genoeg zou geweest zyn, zo hy niet door een*  ABYSSINIE. 5ö9 een' van zy^e eigen bedienden was verraden geworden. Dee;e verraader nam de gelegenheid waar, om, terwy' de jonge Prins e.n weinig ter rust gegaan was, een na bygelegtn vlek in oplchu ld ng te brengen door daar te ga«n verha iltn , dat Za-ümghil tot Keizer was uitgeroepen , en dat Juo'> zich hier in hunne, nabuurfchap verfcbolen hd, hen daarenboven dreigende met de ongenade van den nieuwen Keizer, zo zy hem niet vatteden, en gevf.n:cn naar de Keizeriyke "legerplaats bragten. Hierop wierd hy gevat, en derwaarts gebragt ; toen men ht m voor Za D, nihil bragt, fielden eenige Grooten voor , dat men hem den neus en de ooi en moest affnyden , om hem dus voor altoos onbekwam tot de re^ geerirg te maaken , maar de meer edelmoedige KeizerJ wees dir voorftel met verontwaardiging van de hand ,^ en zond hem gevangen naar het afgelegen Koningryk'! Narea , dar by naauwkeun'g wierd gade geflagen door dai Landvoogd, tot dat hy gelegenheid kreeg om andermaal oen throon te beklimmen (t>) C.Et ucRtNrE deeze voorvallen had de beruchte JefuitP Pater Pays middel weeten te vinden om binnen degren-w zen van Ahysjirdën te komen , en wierd met blydfchap 7 ontfangen in het Klooster van Fremona ; daar hy eenigenh tyd dooi bragt met het opfrellen en uitdeden van eene/ Catechismus onder zyne bekeerlingen , terwyl hy ant-^ weerd wachtte op een'' brief, dien hy aan den jongen Keizer Jucob gezonden had, die toen nog op den throon zat. Za-Der.ghil kreeg, by zyne bevordeiing tot de regeering , welhaast bericht van het verblyf van dien Pater te Fremona, en van zyn karakter als een geleerd man, een kundig reiziger , een doorliepen ftaatkundige, en een yverig leeraar. De Keizer, uit den aart nieuws, gierig en gezellig , deed hem ernftiglyk uitnodigen om aan (f) Tellez, Lobo, Ludolmi, «1 anderen. XVÏIt Boek. IV. Ho- KDST. 'X Afö. icobwori evanglyk aar Narea evoerd. tier 7*J^ fd rfwr t« Keixef a-Deng ! naarf>eit 'of gent*  Sio HISTORIE vak XVIII aan net r*°f t3 komen door een' beleefden brief , die» Boek ' wy om deszelfs byzonderheid wel waardig geacht hebben IV.' om hieronder in eene aantekening in jte voegen (O ). üe hoofdst. ^f/wfï nam deeze gunst met blydfcnap aan ; doch de UnIX. derkoning van Tigre, die hem naar het Hof moest geA&d. leiden , was genoodzaakt dit vertrek uit te ftellen , uit inval der hoofde van een' inval der Gallas in drie gewesten van Gallas, het Ryk ; hetgeen den Keizer noodzaakte om tegen de voornaamfte party zelf te veld te trekken , terwyl zyne Onderkoningen en Stedehouders bevel hadden om tegen -de twee andere partyën op te trekken. De eerfte inval gefchiedde in het Koningryk Gojam , aan wiens Onderkoning de Keizer bevel zond van niet op de Barbaaren aan te vallen voor dat hy zelf by hem zou gekomen zyn; doch deeze , begeerig om hunne wreede verwoestingen te fluiten , en het waagende om , tegen des Keizers bevel, hen aan te vallen , wierd geheel geflagen , hetwelk den Keizer noodzaattte om zyn ïpuey te vuuuu^,., en ■ (O) De brief van den Keizer Zi-Denghil, of Asnaf-Segued aan Pter Pays luid als volgt : . . „ De brief van den Keizer Asnaf Segued kome behouden in de handen van den Eerwaarden Vader , die het opzicht heeft over de Portugezen in dit ons Ryk. Hoe ftaat het met uwe gezondheid17 Hoor nu het volgende, en welke groote dingen de Heere onze üroa aan ons gedaan heefc. Wy zyn zeven jaaren in de gevangenis geweest, en hebben ontelbare hardheden moeten lyden; maar de Heere onze God heefc medelydei met ons gehad, en heefc ons uitkomst gegeven, hy heeft ons tot de heerfch.ppy verheven, en ons tot een hoofd over allen gefield; even gelyk onze Vader David gezegd heefc. De «leer. diende bouwlieden'verworpen hadden , is geworden tot een hoofd des hoeks. ,. Dezelfde God voleinde nu verder hetgeen hy zo wel begonnen heeft! Weet verder, dat wy hartelyk begeeren dat gy fpoedig tot ons komt, en dat gy de wetboeken der Koningen van Po,, iugal medebrengt, zo gy die hebt; want wy zouden die gaarne eenwillen zien." (ff. (t) Tellez, L | ., •  ABYSSINIÏ. 511 en hen onverwacht op het lyf te vallen. Doch , toen XVIII. hy hen na genoeg onder zyn bereik had , wa»en zyne Boek. troepen zo afgemat, en door de nederlaag van hunne IV. medemakkers zo moedeloos géworden , dat zy gaarne Hoofdst. het gevecht zouden hebben willen ontwyken; doch zich IX. door den vyand in drie verdeelingen aangevallen ziende, Afd, met derzei ver gewoone woede , raakten de beide vleugels welhaast in wanorde i hierop begaven de voornaamfte Legerhoofden zich naar den Keizer , die zelf het midden aanvoerde , om hem te verzoeken , dat hy zou terug wyken , eer hy door de vyanden omringd wierd; maar zy ftonden niet weinig verbaasd , toen zy deezen moedigen jongen Vorst , in de plaats van zyn paard de fpooren te geeven , van hetzelve zagen afftygen , en zyn fchild in de linker en zyn zwaard in de rechterhand vattende , en hen met een onverfchrokken gelaat dit antwoord hoorden geeven : ,, Ik heb vast befloten teM»eatér Pays in de Keizeriyke legerplaats , en door ' den grooten invloed-, dien. deeze listige en inkruipende Je/uit op hem wist te verkrygen ; want zohaast de On« derkoning van Tigre bericht gekregen had van de zegepraaiende terugkomst van den Keizer , verzelde hy den Pater naar Ondegcre , naby het meer van Dembea , daar het Hof toen zyn verblyf hield , en daar hy welhaast met de uiterfte plegtigheid ter gehoor wied toegelaten. Na de eer gehad tè hebben van zyne Majesteits hand te ku&fen , kreeg hy bevel om te gaan zitten op den bo* venften trap van den throon of zitplaats van den Keizer, daar zy een' geruimen tyd met eikanderen fpraken, zonder zich. met iemand der Hovelingen te bemoeijen; daarna.  ABYSSINIE, 5i3 m gaf de Keizer bevel, dat men hem wel zou onthaalen, XVIII en gaf hem verlof om heen te gaan (ï). Boek ' TELLEZ meld ons niet wat het onderwerp van dit ly * gefprek was, doch men kan zulks ligtelyk gisfen , dewyl Hoofhst. de Keizer hem den volgenden dag ontbood om eene IX. opentlyke twistreden te houden met de Abysfinifche Mon- Afd. niken , en andere geleerde mannen. De Onderkoning itud van Tigre verzocht toen aan den Keizer , dat by , èen een gefprek meester nu gehoord hebbende, ook zyne leerlingen zou»'*'' den hooren, die ten dien einde daar gebragt waren ; dit g^.SMienst' fcbiedde, en de Keizer was zo voldaan over de antwoorden van hunne Catechismus , dat hy copy daarvan verzocht , welke hem terftond gegeven wierd. Den vol. genden zondag deed hy den Pater ontbieden om de mis te doen en voor hem te prediken, welke predikatie ten gevolge bad , dat hy terftond een gebod deed afkondigen tegen het vieren van den Sabbath, en in alle andere vernieuwingen zo haastig te werk ging, dat de Pater zelf hem moest aanraaden meer bedaardheid te gebruiken. Het is zeer waarfchynlyk, dat alle deeze uiterlyke drift veeleer moest toegefchreven worden aan de hoop, welke hy had van eenige hulptroepen te zullen verkrygen van Goa , gelyk deeze Pater hem beloofde, dan aan eene inwendige overtuiging van de waarheid van het Roomsen geloof. Hy fchreef twee brieven ; den eenen aan Paus Clemens den Agtften , en den anderen aan Philippus den Tweeden , Koning van Spanjen , opgevuld met betuigingen van vriendfehap en genegenheid voor hunne perfoonen en ieer. De brief aan den Paus behelsde inzon* derheid de fterkfte beloften en verbindtenisfen van onbepaalde onderwerping aan den Heiligen Stoel, en de levendigfte betuigingen van dankbaarheid aan zyne Heiligheid , wiens yver, voor de behoudenis der zielen , gelyk Pa- {»') Telles als boven Cap. 18 & feqq. Lobo, Lübolfh, ani. VVV 2  5T4 HISTORIE van XVIII. Pater Pays hem gemeld had", zo groot was, dat hy zelfs Boek. zyn leven daarvoor zou laaten. Dat hy hem derhalven IV. verzocht als den waarachtigen Stedehouder van Jefus Hocfdst. Christus, en den Opvolger van den Heiligen Paulus , de IX. vriendfchap en het verbond met den Koning van Spanjen Afd. we] te vyjUen helpen bevorderen; hem te beweegen. om een genoegzaam aantal troepen naar Abysfiniën te zenden om hem by te ftaan in het beteugelen der wreede Gallas, en hem tevens eenige Geestlyken toe te zenden om de waare leer van' het Evangelie onder zyne onderdaanen uit te breiden. Hy eindigde zyn' brief met deeze woorden: „ Laat de Vaders , die Uwe Heiligheid ons zal toezenden , godvruchtig en geleerd zyn , opdat zy ons moogen leeren hetgeen tot de zaligheid van onze zielen kan dienftig zyn. Weinig woorden zyn den wyzen genoeg." LUDOLPH"heeft een fterk vermoeden , dat deeze brieven verdicht , en niet van den Keizer zeiven zyn. Wat hiervan zy, dit is zeker , dat Pater Pays dezelven naar Europa zond , als aan hem door den Keizer eigenhandig overgeleverd , die zich daarin noemt Aznaf Se. gued, welke naam hy by zyne komst tot den throon had aangenomen. Pater Pays zegt nog daarby, dat de Keizer hem beval omftandiglyk aan den Paus te fchryven , dat de onderftand van troepen , om welken hy verzocht, eigentlyk dienen moest ter beteugeling van die geenen zyner onderdaanen , welken de voortplanting van den Roomfchen Godsdienst zouden willen tegengaan , en dat hy enkel in zyn' brief voorgewend had die tegen de Gallas te willen gebruiken , om zyn' geheimfchryver te verblinden , en hy dit niet eigenhand.g durfde fchryven uit vrees, dat, zo de brief onderfchept wierd, zyne onderdaanen een?: opftand mogten verwekken, en hem van kant maaken. De andere brief aan den Koning van Spanjen .was veelal van» denselfden inhoud., behalven dat hy hy.  A B Y S S I N I E« 515 by het verzoek van onderftand van troepen nog voegde, xVIII dat hy eene van zyne dochters zou overzenden tot eene ^Boek' gemaalin voor zyn' zoon. Pater Pays wierd daarenbo- \y ' ven een gefchenk aangeboden van driehonderd oneen tioo dst. goud, hetwelk hy volftrekt van de hand wees, en al- IX. leen verzocht om de vryheid van eene kerk te moo- Afd» gen bouwen , dat hem gaarne vergund wierd , waarop hy terftond zyn werk maakte om een' bekwaamen perfoon tot het overbrengen der brieven uit te vinden. Deeze handelingen ontrustten niet weinig de voor- Opmr in naamfte Ryksgrooten ; de Abuna Petrus zelf verklaarde het ttyk zich daartegen, en ontfloeg de onderdaanen van den eedWt&ens van getrouwheid aan den Keizer gedaan. Hierop wierp ê°'lsdienst' een oproerzuchtige knaap , Za-Saiasfe genoemd , dien de Keizer uit zyne ballingfchap naar het Koningryk Narea, werwaarts hy onder de regeering van den jongen Jacob verbannen was , terug geroepen had , zich op als het Opperhoofd der misnoegden ; die thans het gevaar bemerkende waarin hunne godsdienst zich bevond de wapenen opvatteden ter veïdeediging van denzelven , en beflooten de kroon terug te geeven aan den jongen Jacob, die toen in Narea zeer naauw bewaard wierd. Hy wierd in deeze onderneeming onderfteund door vee. len der voornaamfte Amptenaars van het Ryk, en byzonderlyk door Ras Athenceus , een' behuwdzoon van de Keizerin , zodat de zaamenzweering onder het opzicht van deeze aanzienlyke opperhoofden welhaast al te mag. tig wierd om door Za-Dengbil te kunnen gedempt woeden , voornaamlyk doordien de afkondiging van den Aluna zodanig een verloop onder zyne legermagr. had gemaakt, dat hem byna geene troepen waren overgebleven, waarop hy vertrouwen kon,., dan alleen die Portugeezen, die omtrent tweehonderd mannen fterk waren onder het opperbevel van den dapperen Don Juan Gabrigl. By het uitbarsten van dit oproer fprak de Keizer deezen BeVvv 3 ve.*;  5i(j HISTORIE tan XVIII velhebber en Pater Pays met deeze woorden aan:" Dee. i Boek ze opftand is tegen my berokkend, om dat ik genacht IV * heb myne onderdaanen te brengen tot het waar geloof, Hoofdst. en hen te bevryden van de onderdrukking der dwinge* IX. landen , die ben mishandeld hebben geduurende de minAfd.' deijaarigheid van Jacob" Zy raadden hem, dat hy zolang zou wachten met de oproerigen aan te vallen , totdat zyn leger fterk genoeg "zou zyn om hen het hoofd f;e bieden ; welke raad des te voorzichtiger was om dat, geduurende zyn' optogt, zyn leger reeds tot tienduizend mannen was aangegroeid, en nog dagelyks nieuwe troepen onder zyne legermagt kwamen. m Keizer Zy kwamên eindelyk in de vlakte van Farcba, midevewait t naar het Koningryk Amhara, eene provincie op de uiter-fpZ'y'de fie gvenzen van het Ryk gelegen , om veilig te kroon.. zyn voor de listen der fneode Staatsdienaars van den jongen Juctb , en hier hield hy zyn gezag in Rand, fchoon met veel gevaar echter met een' moed den zoon van den grooten Basilides.. of Faciladas, die zyn leven in. 0"} Tsllsz, Loao, Lwupwe, Le Gjuhd, enz,.  $i8 HISTORIE vam XVIII. in een' veldflag tegen de Gallas verloor , en den kleinBoek, zoon van den doorluchtigen Keizer David overwaerdig. IV. Zohaast hy vernam, dat de throon open was door de Hoofdst «dood van zyn* neef Za-Dengbil, en de afgezette bastaard IX. jacob naauw opgefloten gehouden wierd in eene afgeAfd. , gene provincie van het Ryk, zond hy een' van zyne Hy word > ertrouwdfte vrienden, genaamd Bella Cbristos, aan als Keizer Ras Aibenceus , en Za-Salasfe , de twee mannen , die de erkend doir m t jn handen hadden, om hunnen byftand te vraagen in ff»z"falas-zyne rechtmaatige eischen ; waarop de eerlrgemelde hem e. zyne toeüemming gaf, en hem met zyne legermagt on.- derfteunde, welke hem ook voor haaren Keizer erkende onder den naam van Sultan Segued. Dezelfde gezant begaf zich ook naar Za-Sdasfe, die hem ten antwoord gaf, dat, fchoon hy van oordeel was, dat de kroon aan Jacob toebehoorde , dewyl deeze reeds werklyk gekroond was geweest, hy echter. zo de laatftgemelde niet opkwam voor de maand Juny , Susneus voor Keizer zou erkennen. Segued niet voldaan over dit antwoord , zond een' andere edelman, en een' geeftlyken met een* brief aan Za-Salasfe, inhoudende dat naardien hy nu tot Keizer verkozen was, hy nimmer die waardigheid aan Jacob zou afflaan , ja zelfs niet aan zyn' eigen' vader, fchoon hy van de dood verrees. Za Salasfe hield daarop deeze gezanten in hechtenis , en trok terftond met zyn geheel leger tegen hem op , met voornemen om hem met het zwaard in de vuist antwoord te geeven, hetwelk hem noodzaakte om op nieuw naar Ambara terug te wyken ; te meer dewyl hy toen onpaslyk was. Toen nu Za-Salasje zag dat de zomer genoegzaam verlopen was , en dat Jacob nog niet te voorfchyn kwam uit Narea , befloot hy Susneus insgelyks voor Keizer te erkennen , en zich aan hem te onderwerpen, Susneus zond een' geeftlyken naar hem toe, om hem den eed van getrouwheid af te neemen, waarop hy en zyn geheel leger hem voor  ABYSSINIE. 51.9 voor hunnen Keizer erkenden. Terftond daarna zond XVITT Za-Salasfe tien van zyne voornaamfte Bevelhebbers om Boek hem geiuk te wenfchen , en hem uit zyh' naam huide \y te doen , met eene bygevoegde betuiging , dat hy hem Hoofdst. voortaan byftand zou bieden tegen alle tegen ka n ters, IX. en zelfs tegen Jaceb, zo die nu uit Narea kwam. (/) Afd. Deeze gezanten waren naauwlyks in het KoningrykZv JMen Bagemder aangekomen , daar Susneus zich toen bevond,opnieuw en daar hy hen vorjftdyk, en met alle tekenen van ou-vanhemaf. rerhte vriendfchap onthaalde, of Za-Salasje kreeg bericht, dat Jscob reeds tot naby Dembea genaderd was, en hem opontbood om zich by hem te vervoegen; waarop hy, zonder eenige acht te geeven op den eed , dien hy aan Susneus gedaan had, terftond aftrok, om zich met het leger van Jaceb te vereenigen, tevens in ftilte aan zynebevelhebbers, die by aan Susneus gezonden had, eene boodfchap zendende om ten fpoedigfte tot hem'terug te kceren. Deeze trouwloosheid noodzaakte den Keizer om op nieuw naar Ambara te wyken, dewyl hy niet magtig genoeg was om hen het hoofd te bieden} waarop Za.faksje Jacob door zyn geheel leger als hun Opperhoofd deed erkennen. Ras Atbenaus, en alle zyne troepen kwamen insgelyks kort daarna om hem hulde te doen , en wierden niet minder vriendiyk ontfangen; maar hun verraaderlyke aart waarfchouwde hem niet veel vertrouwen in hen te ftellen; zodat hy, om zich niet aan de-wisfelvalligheid van het lot bloot te ftellen , befloot liever eene overeenkomst te maaken met zyn' mededinger , en hem de Koningryken Amhara , Olear , en Xaoa, benevens allen de ryke bezittingen , die zyn' Vader in het Koningryk Gojam had gehad , af te flaan , mits dat hy zich den titel van Keizer niet meer zou aanmaatigen. Up dit voorftel deed Susneus antwoorden, dat hy een onbetwistbaar recht tot dea O) Lobo, Tsilez, Lu-olph, Le Granb, enz. Hedend. .Hkt. XIV D. II.St. Xxx  f20 HISTORIE va» TVIÏI den throon had , en dat hy , of alles , of niets wilde Boek hebben ; op welk antwoord Jicob , zich fterk genoeg IV " oordeelende te zyn om hem het hoofd te bieden, terHoofdst. ftond tegen hem optrok , en hem zó na kwam, dat hy IX. nogmaals terug wyken moest om eene gunftiger gelegenAfd. heid af te wachten, (m) 7 s ïasfe Terwyl Jacob bezig was met hem te vervolgen , floe? tr\g*dene-ZaSolasfe een' gancsch anderen weg in , zonder hem deriaag. eenige rekenfchap van deeze handelwys te geeven ; zohaast Susneus hiervan bericht kreeg, trok hy af naar ee. ne berg-engte, genaamd Montor-daffar, daar hy hem onverwacht- overviel en ge'ieel verfloeg. De verraader ontvluchtte ter naauwer nood naar de legerplaats van Jacob , en Het zyn volk , legerplaats , en kryg?kas over aan den overwinnaar ; djch hier wierd hy zeer koel ontfangen Deeze minachting vertoornde hem nog meer, en deed hem op nieuw tot Susneus overgaan. Jacob no? meer verbitterd door deeze valsheid, trok terftond tegen zyn' mededinger op , met een vast voornemen om hem fiag te leveren. Hy voerde zvn leger van de eene plaats naar de andere, terwyl de doöfflepeh Susneus even als de Homeinfche Fabius Cunctator , zich in veilige plaatfen ophield, en eene bekwaame gelegenheid afwachtte om hem te overvallen. Toen hy nu eindelyk op Saterdag , den 10 Maart van legerplaats wilde veranderen ,. vei beeldden zyne vyanden zich, dat hy ging vluchten , en wel dertig tegen een fterk zynde, vervolgden zy hem met luid gefchreeuw; zo dat hy tegen zyn' wil genoodzaakt was hen tegenftand te bieden Na zyn handvol volks d or beloften van groote .belooning aan. eemoedigJ te hebben , voerde hy hetzelve met zulk eeae verbaazende fnelheid van den heuvel af, dat , om ons v> bediejen van de uitdrukking van den Abysfinifchen His. (ra) Dezelfden «y dezelfde plaatfen*  A1YSSINIE. 5tr Historiefchryver Tino, de vyanden voor hem vielen als XVIII. herfftbladen voor een' ftormwind. Jacob zelf fneuvelde Bolk. in dien verwoeden aanval , fchoon door de fnelheid nie- IV. mand zich met zekerheid beroemen kon hem gedood teHoorDST» hebben. Ook fneuvelde de Abuna Petrus', hetwelk Sus- ^X* neus niet zohaast vernomen had, of hy deed de vervol- ArD' ging ftaaken om de overigen te behouden; maar deezen* waren door eene zodanige vrees ingeromen, dat niets hen in hunne vlucht kon fluiten, zodat eene grooter getal fneuvelde door van de fteiiten neder te ftorten, dan door bet zwaard. Den volgenden ochtend vonden zy meer dan zeshonderd paarden aan den voet van den rots verpletterd , en den grond bedekt met de Iyken van hunne beryders Ras Alhenms, die ook wederom tot de zyde van Jacob was overgegaan , redde zich door de vlucht, en week naar het klooster te Duna, en kreeg naderhand vergiffenis van Zek Christos, den broeder van Susneus, Dus einaigde bet leven en de regeering van Jacob, nadat hy tweemaal ten throon verheven was geworden , van waar hy de eerfte maal in ballingfchip , en de tweede maal in het graf gezonden wierd. (») SUSNEUS, of anders Sultan Segued bevestigde zichEdelmoeop den throon door deeze onverwachte overwirtnig, endighid van fchonk edclmoediglyk verg-ffenis aan allen de afvalligen, Susneus. die de dood ontkomen waren, één' Moorfchen Bevelheb, ber , Humarain , of, gelyk anderen hem noemen, Mahardin , alleen uitgezonderd, dezelfde die te vooren ZaDengbil eerst gewond had , deezen deed hy het hoofd afhouwen. (R) Hy was drie dagen lang bezig mer het ver* («) Tellez, Lüdolph, en anderen. (R)SUSNEUS was omtrent 33 Jaaren oud, wanneer hy deeze voor» treflyke overwinnig behaalde Hy word ons afgebeeld als een welgefchapen edelman, niet lang, maar wel gtëvenredigd van aangeXZX 2 s .zicht.  522 HISTORIE v & n XVIÏI verdeden van den buk onder zyn krygsvolk, en beloon* Böek' de inzonderheid zeer ryklyk de geenen , die zich best IV gekweten hadden. Hy trok vervolgens naar Coga, eene Hoofdst. plaats gelegen in het Koningryk Bagemder , daar de geIX fneuvelde Jacob gewoonlyk zyn Hof gehouden had. De Afd. trouwlooze Za-Salasfe haalde zichzelven welhaast door zy. 'ne onvoorzichtigheid de ftraf op den hals, welke hy zo menigmaal door zyne trouwloosheid verdiend had; want op zekeren dag pochende, dat wyze mannen hem voorfpeld hadden , dat hy de oorzaak van de dood van drie Keizers zou zyn , waarvan reds twee van kant waren, wierd dit gezegde terftond aan den Keizer overgebragt, die hem daarop verbande naar de fterke rots Goesman , in het Koningryk Gojam , over welk land hy kort te vooren door den overleden Keizer Jacob tot onderkoning was aangefteld. Van daar ontvluchtte hy na verloop van een jaar , en ftelde zich aan het hoofd van eene troep roovers in de Provincie Oleca , daar de inwoonders hem in eene- hinderlaag lokten , onverwacht overvielen, en. het hoofd afhieuwen, dat zy op de punt van eene lans naar den Keizer zonden , die hetzelve voor zyn eigen paleis deed plaatfen. Ras-Jtbenaus, of Au hanatceus onderging weinig beter lot; want de Keizer beroofde hem van alle zyne onrechtvaardiglyk verkregen bezit* zicht, met los haair, heldere, fioikernede en vriendelyke oogen-, fchynende elkeen door zyn voorkomen in te nemen, en te verpligten: met een fpitze neus, dunne lippen, zwart, maar zwaar van baard; van eene■ meer dan middelmaatige lengte, gezet, en grof, en in alle •opr/jchten, meer gelykende naar eenen Europeaan, uitgezonderd de farainheid van zyn voorkomen. Voorts was by een uitmuntend ruiter, ftout, dapper, en kloekmoedig, wel ervaaren in de Ethiopifche Boeken. Hy was befcheiden , beleefd', wellevend, en oorlogzugtjg., verhard in. 'net oorlog, als hebbende tien jaaren achter een zonder tusfchenpoziiig van eenen dag in de wapenen geweest, (r) PAss fl^wi TELEEZ, uMfupra lib. nr. fap. 30.-  A B Y S S I N I Ef. zittingen , en kort daarna verliet hem zyne gemaa'in , »,mf volgens de gewoonte der Abysfinifche Prinsesfen; zodat è hy tot een' zeer geringen ftaat verviel, na te vooren de eerfte man in het Ryk na den Keizer geweest te zvn. „ LV' Ook bevestigde Susneus de bezitting der eigendommen Ho°™STdie voorheen aan de Paters Jefuiten gefchonken xvaren, AIn" aan hen ten eeuwigen dage. (o) Deeze Vorst was zo' „ danig gefteld op het byzyn van die Vaders, dat hy by zyne aankomst te Coga , vernemende , dat zy naarawiWrf hun klooster te Fremona vertrokken waren, terftond hen deed ontbieden; en dewyl het in 't winterfaizoen was, beval hy hen hunnen weg te neemen over het meer van Dembea aan welk bevel zy gewilliglyk gehoorzaamden , onaangezien de zwakheid en rankheid der tancons , of, rietbooten, en het gevaar der rivierpaarden , die dit meer zeer onveilig maaken, als gaarne bereid zynde om te voldoen aan een zo minlyk verzoek van een' vriend, die hen naby zyn' perfoon wilde hebben om hen in alle gevallen te kunnen raadpleegen , en wel voornaamlyk om door hunne voorfpraak nieuwe verfterking van croepen, of, voor het minst, eene nieuwe verfterking van handwerkslieden te krygen , om-kanonnen en mortieren te gieten, buskruid te maaken, en andere oorlogsbehoeften te vervaardigen. Terwyl zy dus bezig waren met het beraamen van A.D. 1608, noodige ontwerpen, wierden zy onverwacht ontrust door eene vreemde tyding, dat, naamlyk, de Keizer Jacob ,Een btfie' die men dacht geineuveld te zyn in den voorgemelden ffiSL ilag, nog leefde, en zich een' grooten aannang gemaakt^" Keizer had in het Koningryk Tigrex En inderdaad, het zy dan, Iacobdat het de waarachtige Jacob ware, of eenig ander ftout en vermetel jongeling , die zich daarvoor uitgaf , by maatigde zich den titel aan , en legerde zich in en Ofi2= (») Tellez, snz»- Xxx-3  524 HISTORIE vam XVIL omtrent het klooster van Bizan , eene plaats zeer geBoek le?en voor z^n °°gmer^ u'c hoofde der nabyheid van da IV ' haven van Mazovia , en byzonderlyk , omdat deeze Hoofdst. Monniken van de orde van Sf/ Euftacbius , die zeer IX. talryk , en door dat geheel Koningryk verfpreid waren, Afd. daar zy het ampt van kerspelpriesters waarnamen , en dus veel invloed op het volk hadden , by hoopen naar hem toe kwamen, en hem erkenden voor hunnen wettigen Keizer , dien God op eene wonderdaadige wyze behouden had Om zyn aangezicht niet bekend te maaken droeg hy een fluijer, die, tot op de kin nederhangende, hetzelve genoegzaam geheel bedekte, onder voorwen fel, dat hy in den laatflledenen flag en' floot met eene lans had gekregen, die hem allen de voortanden uit dm mond gebroken, en zyn gelaat ten uiterfte mismaakt had. Dit voorwenofel wierd geloofd , zonder bewys te vorderen , zodat meest allen de inwoonders, het zy dan uit medelyden met zyn tegenfpoed , of uit hoop op eene groote belooning , hem voorzagen met paarden , muilezels , wapenen, en levensmiddelen , zoveel zy maar konden. Veelen, die enkel van den roof leefden , vervoegden z'ich by hem , op hoop van buit; en dus bevond hy zich welhaast aan het hoofd van een magtig leger , waarmede hy in de laage landen viel, en daar veele vyandelykheden pleegde, Eenig goud van eene doortrekkende karavaan geroofd hebbende deed hy fmelten en pletten , en daarvan voor zich eene kroon maaken even as de Abysfinifche kroon, welke wy hiervoor befchreven hebben. Hy wierd eindelyk zo magtig en te vreezen, dat de Keizer genoodzaakt was om zyn' Broeder Zeïa Cb-istos tegen hem af te zenden met een leger zo goed hy het in haast kon te zaamen brengen , terwyl A'a Christos bevel kreeg om met een ander leger naar het Koningryk Bagemder te trekken. De Keizeriyke troepen beter geöe- fead  ABYSSINIE. S1S fend zynde verfloegen met weinig moeite die vari den vviri gewaanden Jacob , en noodzaakten hem om terug te Roek wyken naar het gebergte achter Debaroa , d3ch terwyl r\r ' de Keizer bezig was met het een kwaad te fluiten , Hoogst. haalde hy zich een veel grooter op den hals ; want de fX. onrustige Galas, die door de tegenwoordigheid van Zsla- Afd. Cbristos belet wierdon invallen in zyne Landvoogdy te doen , hadden niet zohaast gehoord, dat hy tot een' verafgelegenen togt was ongetrokken , of zy vielen in het land met een zo talryk leger , dat Susneus genoodzaakt was al het krygsvolk , dat hy nog byëen kon krygen , op de been te brengen , en tegen hen op te trekken , maar veel zwakker zynde dan zy, wierd hy tot tweemaal toe geilagen. Daar nu de tyding van dien inval den gewaanden Jacob ftoutmoed'ger maakte, en Zela. Ckistos onvermongender om hem te beteugelen , zond de laatstgemelde een'postbode aan den Keizer om hem te raaden, dat hy zich , zo fpoedig als mooglyk was, met zyn leger naar Axuma zou b geeven, om daar gekroond te worden ; welken raad hy des te gewilliger opvolgde, omdat hy zich op de Galias gewroken en eene volkomene overwinning, op hen behaald had. Terwvl. hy in aantogt was, verftoutte zich de Be- De vaifdt drie^er, die wel van zyne twee nederlaayen , maar niets Jacob vun zyne overwinning gehoord had, uit zyne fchuiJplaatsH,0^^a* in het gebergte op te komen ; te meer dewyl 'er ondergen* zyn volk een gerucht ging, dat Zela-Cbristos gevlucht was,-en alle zyne tenten bad achtergelaten. Hy vernam gchter weihaast het tegendeel, naardien deeze Onderkom ning hem onverwacht overviel , en zyn leger, na een hardnekkig gevecht op de vlucht dreef, zodat hy genoodzaakt was om andermaal naar zyne oude fchuilplaats te wyken. De Keizer intusfchen de hooge bergen van hamalmon overgetrokken zynde kwam behouden met zyn leger te Axuma , en wierd gekroond door den Abum ,DeKi'ntr B " word gö»  5i6 HISTORIE vak XVIÏI. op Zondag, den 23 Maart, in tegenwoordigheid van Boek. Zela-Christos en Pater Pays, , v . IV. Zohaast de krooning gefchied was , ging de Keizer Hoofdst. den gewaanden Jacob in de gebergten van Debaroisa opIX. zoeken. Toen deeze kennis kreeg van zyne aannadering Afd. Zond hy zyn volk we?, en behield alleen vier bedienjacob den, en eenige geiten, met welken hy zich zo wel wist verbergt te verbergen , dat de Keizer hem niet vinden kon in sicH»«n«dien tusfchentyd voegde een gewezen flaaf van Melek jpeionk. S(gaedi> Melcbizedek genoemd , zich by Arfoo , die zich uitgaf voor een' broeder van den gefneuvelden Za - Dengbil, en trok met hem naar het Koningryk Dembea. Tegen deezen zond de Keizer zyn' broeder af die nog tydig genoeg kwam om hen in hunnen Joop te fluiten. De afvalligen , zich magtig genoeg oordeelende om hem het hoofd te bieden , leverden hem flag , waarby de gewezen flaaf fneuvelde, en Arfoo gevangen genomen, en aan den Keizer gezonden wierd, die hem terftond deed onthoofden. Susneus vond goed om , voor zyn vertrek uit deeze landen , het klooster van Fremona te bezoeken, by welke gelegenheid hy aan de Paters Jefuiten een gefchenk deed van drieduizend piasters , en den Abuna Simeon by hen liet om in den Roomfchen Godsdienst onderwezen te worden , waarna hy naar het Hof terug keerde, verzeld door zyn' broeder den Onderkoning ZelaXbristos, terwyl hy Ampfala Cbristos, een' braaven en verftandigen Edelman , in het Koningryk Tigre als Onderkoning aanftelde (p). Gbduurende deezen tyd had Jacob met zyne vier komt weder bedienden zich altoos in zyne fpelonk opgehouden, zonte voor- -der ander voedfel dan geitenmelk ., doch thans verneeJchyn. mende, dat de Keizer afgetrokken was , waagde hy het uit zyn' fchuilhoek te voorfchyn te komen , terwyl de On- (p).Tellez, Lobo, enz.  A B Y S S I N I E. Si7 Onderkoning Ampfafa, dse bevel bad om hem naauwkeu- XVIIL dg op te fpooren , ziek lag te Gtopel digt by Fremona , Boek. en daarenboven Hechts eene handvol volks by zich had. IV. Deeze omftandigheden bewoogen eehe bende roovers om Hoofdst. zich by Jacob te voegen , op hoop van den Onderko- IX. ning te zullen verrasfen en van kant te maaken. Zy Am, waren vyftienhonderd mannen fterk, en zouden voorze. ker in hunne onderneeming geflaagd hebben, zo niet een van hen den Onderkoning daarvan in tyds verwittigd 'had. Deeze befloot, hoe ziek hy ook was,, hen tegen te trekken, doch een Portugeesch Pevelhebb.r raadde hem , dat hy eenige muskettiers , aan een' bekwaamen doortogt zou verbergen , om op hen te vuuren , wanneer zy zouden aankomen.' Dit ontwerp gelukte naar wensch , want op het eerst afvuuren vielen de wederfpannelingen van fchrik op den grond, en vervolgens opfpringende na:nen zy in alle yl de vlucht, en wierden met groote flachting vervolgd , en eenigen van hen gevangen genomen. Jacob had wederom het geluk van te ontkomen, doch wierd niet lang daarna gevat, door Hy mr'd twee Abysfinifche Bevelhebbers , die hem het hoofd af-ieiioo). Deeze kerk wierd door hem XVIIÏ befchonken met ryke inkomften , en uitgéftrekte lande- Boek.' ryën , niet alleen tot onderhoud der Jefuiten , maar ook IV van Portugeëfche weduwen en weezen, die hierendaar Hoornsr» door het Ryk verftrooid waren, en zulk een' liefderyken IX. • onderftand zeer noodig hadden. De Keizer , die tot dus Afb. verre belet geworden was , om den verpligtenden brieft Keizet te beantwoorden , dien Pater Peys hem vanwegens dementem* Koning van Spanjen overhandigd had , nu meer Tuimteafêezmt hebbende, was ook dus beter in ftaat om .denzeiven dooraa.ndsnKf een ftaatelyk gezantfchap te laaten beantwoorden. Hier-Sp^je? toe benoemde hy een' zyner voornaamfte Hovelingen , genaamd Takor- of, Tagur Edzye, een' man van groot verftand en ondervinding , en een' grooten yveraar voor de Roomfche Kerk ; deezen zond hy derwaarts verzeld door Pater Antonio Fernandez. in plaats van, als naar ge- ZynteUn woonte, naar Mazowa te gaan, namen zy, veiligheidshalve"''^?^^ hunnen weg door het Koningryk Narea naar de ^stdmNvei' van Meïïnda. Deeze weg , die uitgedacht was door ZelaChristos om veilig te zyn voor de Turken , bleek van een' anderen kant niet minder moeilyk en gevaarlyk te zyn. Zy vertrokken van Dembea in het begin van Maart van het jaar 1613, met tien Portugeezen, waarvan vier A.D.i<5rg; zich verbonden om hen te verzeilen tot Indien , en de 1 andere zes enkel tot de grenzen van Narea; en toen zy tot in het Koningryk Gojam, gekomen waren , gaf hen de Onderkoning eene wacht van Gallas, en Xates , die hy aangenomen had om hen te verzeilen , omdat zy de landen van deeze volken moesten doortrekken van Ombrana , daar de legerplaats van den Onderkoning was , naar het Koningryk Narea op den 15. April onder een geleide van veertig mannen , gewapend met wcrppylen en fchilden. Wy zuilen hier kortheidshalve voorbygaan de dien zy voorzichtiglyk verzweegen. Hy ontdekte echter genoeg om hem te overtuigen , zowel als de Grooten van zyn Hof, die hy daarover geraadpleegd had, dat het in het minst niet raadzaam was om hen den weg , dien zy verkozen hadden , te laaten vervolgen; dewyl die de veiligfte en gemaklykfle was om naar Indien te komen , en langs welken Portugeezen , wanneer hen die eenmaal gewezen wass gemaklyk hunne troepen in het land zou. den kunnen voeren , en zowel het Ryk als den Godsdienst overheeren ; weshalveri zy beflooten om hen een2 verren en gevaarlyken omw.eg aan te wyzen , door het Koningryk Balii; waaraan zy zich , fchoon Biet tegenzin moesten onderwerpen Nadat de Onderkoning hen een gefchenk gegeven had van dertig oneen goud , en hen de noodige manfehap had medegegeven om hen veilig door het Koningryk Gingho te geleiden , in gezelfchap van een' gezant van die natie, die toen aan zyn Hof was, en aan wiens zorg hy hen aanbeval, gaf hy hen verlof om te vertrekken. Em (*).Zis hierover bovsa op Pag. syf»  A B Y S SI N I E. 532' Een Abysfwïêr Manher genaamd, door eenige Grooten XVIIF van het Hof van Susneus heimlyk afgezonden , naardien Boek * hen dit gezantfchap grootlyks mishaagde , ontdekte den t\f " geheelen inhoud van hunnen last aan den Bevelhebber hoogst van Amelmal, in het Koningryk Camale, en zette te ge- IX. lyk het volk tegen hen op; hetgeen van dit gevolg was, Afd. dat de Landvoogd hen verbood verder te trekken , eer Manke' hy nader bericht van het Abysfinifche Hof gekregen ww/^. had. Drie maanden verliepen 'er eer op dit onderzoek m**ü om eenig antwoord terug kwam; hetzelve behelsde een vol-*""?'" ltrekt bevel om hen hunne reis te helpen bevorderen , têlettén *' en hen te voorzien van alles, dat zy noodig hadden. DitA D bevel ontfing hy eerst in de maand Juny van het vol -' 1 I4° gend jaar ; zodat 'er toen reeds veertien maanden zedert hunnen eersten uittogt verlopen waren. De Landvoogd gehoorzaamde aan de bevelen van den Keizer; maar de Moorfche Vorst Alico door Manker opgeruid deed hen op nieuw aanhouden, en hen in de gevangenis zetten zohaast zy op zyn grondgebied gekomen waren. Hunne kleederen en reisbehoeften wierden ten naauwfte doorzocht om de brieven van den Keizer te vinden, maar Pater Fernandez had die onder zyne bloote okfelen verborgen, zodat dezelven niet gevonden wierden, Echter bevreesd zynde voor een nader onderzoek, befloot hy de ontdekking onmooglyk te maaken , en eischte ten dien einde een weinig vuur, en eene pyp met tabak, waardoor hy middel vond om die ongemerkt te verbranden. Alico ontfloeg hen na hen tien dagen opgehouden te hebben, zonder hen verder eenig leed te doen , fchoon Manker zyne uiterfle poogingen aanwendde om hem te beweegen , dat hy hen ter dood zou doen brengen ; enkel hield hy op deszelfs aanfpooring drie van de vier Portu-ljwor-tengeezen, die hen verzelden , gevangen , en noodzaakteSe,lmi hen, om den Bevelhebber van Amelmal te beletten, datf/ff"f*f hy hen hunne reis langs een' anderen weg zou doen " Mtu' Yyy.3. ver-  53^ HISTORIE van 'XVIII, vervorderen , langs een door hem aangewezen pad naar Boek.' Ahysjlni'ên weder te keeren , daar zy eindelyk behouden IV. terug kwamen (0Hoofdst. De Keizer was zeer misnoegd over hunne terugkomst IX. en over het verflag, dat zy van hun onthaal gaven; te Afd. meer , dewyl hy uit alle omflandigheden duidelyk befpeuren kon, hoe haatelyk zyne voorneemens waren voor zyne onderzaaten , en hoeveel moeite hy waarfchynlyk zou hebben om die ten uitvoer te brengen. Om eene der voornaamfte hinderpaalen uit den weg te ruimen vond hy goed om zaamenkomften en onderhandelingen in te ftellen tusfchen dej Roomfche en Griekfche GeestIyken , ter vereffening der gefchillen , hetwelk ten ge. 3e Krzer volg had, dat de Keizer , zich ergerende over de hard» laat eene af nekkigheid.der laatften, eene wet deed afkondigen, waarrfoerfw"» hy hy onder de -zwaarfte bedreigingen aan allen zyne de Abfsfi- onderdaanen verbood , te beweeren , dat 'er niet meer nifibe iew--dan ééne natuur in Christus is* Deeze afkondiging was jleiHngen. even ajs fommige andere ter begunftiging van de Roomfche leer oorzaak van groote onlusten in het Ryk , en De Abuna wel voornaamlyk onder de geestlykheid. De A'ntna Si. excommu- meon begaf zich terftond naar het hof, en dreigde , dat r''"e fly a''en ' ^ct ^oomsch geloof voorftonden , in den VRoomrcke ban zou doen. Hierin bygeftaan door Emma Christos , Jïerk'. een' eigen' broeder van den Keizer verftoutte hy zich zyne bedreigingen ten uitvoer te brengen , en deed zyne afkondiging aan de deuren van eene kerk in de Keizeriyke Hofplaats aanflaan. De Keizer deed hierop terftond eene andere afkondiging doen, waarby hy aan zyne onderdaanen verlof gaf.om dat geloof aan te neemen, hetwelk de Portugeëfche Paters. predikten , en dat zy zo gegrond tegen de Abysfinifche Godgeleerden verdeedigd hadden. Hierop volgde welhaast een nieuw anathema van (i) TtiLKZj LïiBOLïH enz,  A B Y S SIN I E. 533 van den Abuna, die, gebruik maakende van des Keizers XVUT afwezlgheid, die opgetrokken was om de oproerige ARaus Boek «beteugelen, open brieven zond aan zyne Geestlyken, IV * ter _verdeediging van het Abysfinfcch Gel,of, met ver Honn>,T. oordeehng van alle gevoelens, die daartegen ftrydig wa- IX. ueeze daad verwekte eene verbittering, tegen de/im,,. ... Roomfche Zendelingen , en bewoog onder aSlere? Jlf^Il ren jongen lidelman , genaamd Julius, of, AHhis of °Ptsg^dm gelyk de Abysfiniërs het uitfpreeken Eulios, een' behuwd \Keiierzoon van den Keizer, toenmaals Onderkoning van lïgrè» en een geflagen vyand van Zéla-Christos, de wapenen od te vatten ter verdeediging van het-oud geloof, en de Paters van het klooster te Fremma, en hunne bekeerlingen ten lïrengfte te vervolden Zohaast de Keizer bericht kreeg van deeze vervolgmg onrbood hy terftond den Abuna Simeon, en Pater P„y. , ten einde de zwaarigheden van den eenen mogten uit den weg geruimd worden door de bewyzen van den anderen. Zv gehoorzaamden beiden zeer gereedlyk ; maar de eerfte kwam , met zulk een talryk ge.olg van monniken en nonnen, dat die het geheel leger in getal overtroffen ; deeze allen verklaarden eenp :ariglyk , dat zy 1 ever wilden ftervea dan bun oud geloof veriaaren , en baden den Keizer < op hunne kniën , dat hy toch van deeze nieuwigheden zou afriep. De uitdrukking, waa-mede dé Keizer hun verzoek van rie hand 'wees ,. was van dien aart, da- het hen alle hoop benam; teavyl Mlius , zyn behuwdzoon , Emana Cbristes, zyn broeder, en Caflo , zyn opperftede-' houder, door deeze hardnekkigheid verbitterd, z'ch te zaamen verbenden tegen hem , en tegen zyn' broeder Kas Zela-Chnstos , in welke verbindtenis de oudé Abuna-. Simeon welhaast deel 'nam Zy beflooten, dat de Abuna op nieuw den banbükfem zou intichieten"tegen allen , die beweerden , dat "er twee- na-  HISTORIE vak •7VIII natuuren in Christus plaats hadden ; waarop de Keizer p ' zodanig vertoornd wierd , dat hy den Abuna gebood IV deeze afkondiging terftond in te trekken , op itraffe van Hoofdst. de dood. De kleinmoedige Kerkvoogd gehoorzaamde ; IX. doch de drie anderen, geen ander middel ziende om hun Afd. oogmerk te bereiken , trokken rechtflreeks naar het nieuw paleis, dat Pater Pays ontworpen had, en daar de Keizer zich toen bevond , en hun volk aan de deur hatende , liepen zy de trappen op , met een vast befluit om hem van kant te maaken. - Susneus, die nog even in tyds gewaarfchouwd wierd door eenen zyner bloedverwanten , genaamd Iledmata , zag hen in zyne kamer komen, zonder eenige vrees, of mistrouwen te laaten blyken, en van zyn' Roel opfïaande als om een weinig te wandelen, vatte hy op eene gemenzaame wys het zwaard van Mlius , en wandelde met hem naar een' rrap , die tot aan den top van het huis doorging. De anderen wilden hem volgen , dewyl zy oordeelden, dat deeze plaats " nog beter gefchikt was ter uitvoering van hun oogmerk, doch , naardien de deur van het trapportaal met eene knip voorzien was, floot de Keizer dezelve terftond achter zich toe, en belette dus hun verraaderlyk voorneemen zonder eenig gerucht, of oproer («). .« JELïUS was echter zoverre verwyderd van door dce- voigt I7n ze mislukking den moed verloren te hebben , of zyne eoritg met ontwerpen te laaten vaaren, dat hy een bevel deed afmeerder fo-jjondigen , waarby aan alle Portugeezen , en hunne aanhangers geboden wierd uit het Koningryk Tigre te vertrekken.' Ten zelfden tyd verfcheen 'er een • gefchrift van den Abuna, waarby hy allen de afvalligen van de Griekfche Kerk verdoemde, en allerhande zegenwenfchen uitftortte over derzelver voorftanders, en byzonderlyk over MliuStf 00 Pays by Tellez, 1. 4 , C. 14. Lbbolpjc , l 3, C. .jo, Mo 54.  A B Y S S I N I E. 53S 'JERtis, die de wapenen tot derzei ver verdeediging had Y\mT opgevat. Deeze aanmoediging fpoorde den jongen en on- AV JI1' bedachten Edelman aan om den oorlog tegen den Keizer «f' voort te zetten. Hy trok op tegen den Keizer , die i teen naar Dembea terug kwam , aan het hoofd van een V talrjk leger, en beOoot, in weerwil der aanzoeken van AFr>' zyne gemaalin, en van allen zyne bloedverwanten, hem Veeleer flag te leveren , dan zich met hem te verzoenen. Hy wierd fterk vooringenomen door de lieden van zy-Hy trekt op ne,party, die hem wysmaakten , dat, zo hy zyne gant-f«?»« den fche magt tegen zyn' behuwdvader wilde aanvoeren tKeizerhy ngtelyk de overwinning zou verkrygen , dewyl een groot gedeelte van des Keizers Bevelhebbers misnoegd over zyne handel wys zich ligtelyk zouden laaten overhaaien om zjne zyde te verlaaten. Stout op deeze hoop, en begeerig om een einde aan deeze onlusten te maaken , trek by reebtftreeks naar de tent van den Keizer, enkel verzcld door zes of zeven vrywilligers , en onver, fchrekken allen de gelederen doortrekkende , vroeg hy aan allen overluid : „ Waar is de Keizer? " Dus trok hy onverhinderd voort tot aan de tent van den Keizer , voor dewelke een hoop lyfwachten ftonden , die niets -wisten van zyn oogmerk ; doch tusfehen hem en hen ontftend eenig verfchil , by hetwelk hy door een' ftcen aan bet hoofd gekwetst wierd, waarop een ander foidaat kwam toefchieten, die hem doorftak, het hoofd af hieuw, en het aan den Keizer bragt. Zyne metgezellen wierden ook welhaast in ftukken gehouwen , waarna zyn leger insgelyks de vlucht nam , met groot verlies van volk , totdat de Keizer bevel gaf tot den aftogt. De oude A-Dshburu. buna, die den flag van verre had aangezien bleef onbe-W3!'rf .weeglyk ftaan , het zy dan, dat hy niet in ftaat was om*8* •_te vluchten, of dat hy hoopte , dat zyn amp't hem zou Jjeyeihgen. Dit laatfte gelukte hem ook voor een' tyd, Hedbnd.Hist.XiV.D.II.St. Zzz tot  536 H I S TOR IE van XVIII. tot dat eindlyk eindelyk een dapper Roomscbgezio.de , Bobk. g^yk de Paters hem gelieven te noemen , den ouden IV.' man met eene lans doorftak Eenige andere tegenftanHoofdst. ders ondergingen hetzelfde lot, byzonderlyk de gefneden IX. Caflo, wiens hoofd met die van JElius en den Abuna oAm. pentiyk ten toon gefield wierden. Deeze rechtspleegingen maakten een eind aan de binnenlandfche onlusten , en gaven Susneus den tyd om zyne ontwerpen ter bevordering van het Roomfche geloof meer in order te brengen. De Agaus Da Keizer was ten dien tyd in groot verlangen naar létten zich fie aankomst van den Patriarch van Romen , dien de set in het Keizer van den ?ms verzocht had om den Roomfchen Christen, godsdienst in deeze gewesten voort te planten , en aan* gcinf. zien te geeven. Hy had geduurende deezen tyd de A. gaus weder tot gehoorzaamheid gebragt, en hen zoverre overreed, dat zy toeftemden , dat Pater Pays die hen groote dienften bewezen , en veele voordeelige voorwaarden voor hen van den Keizer verkregen had , by hen zou komen om hen te onderrechten in den Christelyken Godsdienst, doch, dewyl deeze Pater meer noodig was aan het Hof, namen zy Pater Francisco Antonio de Angelis in zyne plaats. Daarenboven had de Keizer zorg gedragen voor de veiligheid der Jefuiten , die uiü Europa ftonden te komen , en wel voornaamlyk voor die van den Patriarch , naardien hy den Basha van SwaUrn door groote gefchenken had overgehaald om hen ongemoeid naar en van Fremona te laaten reizen, waarop twee van Goa kwamen , als voorboden van den Patriarch Mendez , doch door de flechte wegen en de zwaare ftortregens , waren zy genoodzaakt in het klooster van Fremona te overwintere". Hunne naamen waren Jacobo der Mattos , een Portugees, en Antonio Bruno , een Sicüiaan; de eerfte wierd in den volgenden zomer aan het Hof miolyk ontfangen., maar de andere bleef te Fremona om  A B Y S S INI E. 537 de plaats te vervullen van Pater Laurentius , die om-vvill trent deezen tyd geftorven was. De Keizer meer en Boek* meer yverig wordende voor het Roomsch Geloof deed i\r ' een bevel afkondigen tegen het vieren van den Sabbath ,Hoofdst. hetwelk eene nieuwe gisting in de gemoederen deed ont- IX, Haan, en waarover hem eenige fcherpe verwytingen door Afd. •eene onbekende hand wierden toegezonden. In weerwil^ Keizer van dit aiies deed hy kort daarna nog een ander af kon-^/e» e« 2. digen , waarby hy zyne onderdaanen gebood op faterdag vei afkonte werken op de verbeurte van een Huk doek ter waar*^5"? te£en de van drie guldens voor de eerfte maal, en confiscatieJJ,0"^ van goederen voor de tweede maal; dit veroorzaakte een'sabbath. nieuwen opftand, die, naar het fchynt, noodlottige gevolgen gehad, en allen zyne ontwerpen verydeld heeft (ü). Deeze opftand wierd verwekt door Jona-El, Onderkoning van Bagemder, een' der voornaamfte lieden van het Ryk ; deeze had d!t bevel van den Keizer in zyne Landvoogdy doen afkondigen, niet zo zeer uit gehoorzaamheid , als wel met oogmerk om het volk tot een' algemeenen opftand aan te hitfen ,• hetwelk hem in zoverre gelukte , dat hy zich nog in dat zelfde jaar aan het hoofd van een talryk leger bevond, dat hem volgde naar de gebergten op de grenzen van het Ryk , daar de Gallas, aan welken hy om hulp had doen verzoeken, zich hy hem voegden, ije Keizer verbaasd en uiet minder verbitterd over de veelvuldige hinderpaalen, die hem be-letteden zyn oogmerk ten uitvoer te brengen , befloot geftrenger middelen in het werk te ftellen , en deed eenigen der misnoegden onthoofden, anderen ophangen , en eenige anderen uitbannen ; welke ftrafoefeningen echter, in de plaats van het misnoegen te dempen , hetzelve veelmeer deeden toeneemen , zelfs in zoverre, dat veele aanzienlyke lieden van beide fexen , en daaronder zelfs vaa (s>) Tellez, L. 4. C. 4, LuronH, I.3 C. ic. N.S5, &feqq. Zzz 2  5S€ HISTORIE van ■ XVIII. van zyne ei2en bloedverwanten , hem met traanen in Boek. de oogen fmeekten , dat hy toch zyn Ryk niet zou IV. blootftellen aan een' algemeenen opftand , maar zich lieHqöfdst.ver erbarmen over zyne onderdaanen, die veelmeer zon* IX. digden uit onkunde dan uit kwaadwilligheid. Hy gaf des Afd te meer gehoor aan hun verzoek , omdat hy be/ond, Di Keizer dat 'er zo veelen van één gevoelen waren Om derhal. doet eene ven \iQrï een antwoord te geeven , dat hy dacht.voldoen■ la£reRaL de te zullen zyn om. de twyfelenden te bevestigen, en grooten. de hardnekkigen af te fchnkken , deed hy allen zyne raadsheeren en legerhoofden en allen de godgeleerden en . monniken , die tot het Hof behoorden byëenkomen, en deed eene plegtige aanfpraak aan. hen. Hy verweet hen, dat zy den Keizer Za-Dinghil van zyn leven en van zyne kroon beroofd hadden, omdat hy het Alexandrisch geloof verlaten , en het Roomsch geloof aangenomen had; hy zeide verder, dat, toen hy zelf aan de regee-. ring gekomen was , na de nederlaag van den valfchen Jacob, hy wel verre.van hen met eenige geftrengheid te behandelen, ben allen vergiffenis geichonken had, voor welke zachtmoedigheid zy hem met oproer en wederfpannigheid beloord hadden, onder voo.wendfel, dat hy nieuwigheden in de Abysfinifche Kerk zocht in te voeren , daar hy. integendeel dezelve zocht te hervormen , dewyl zy wel wisten , dat hy niets anders gdoofde dan hetgeen zy allen geloofden , naamlyk , dat Jefus Christus waarlyk God en Mensch was ,• dat onmjoglyk plaats kon hebben, ten zy hy begaafd was met die beide natuuren, welke uit den aart van eikandere verfchillende, bet noodzaaklyk volgen moest, dat die beide zelfftandiglyk in hem. verecnigd waren ,• dit, zeide hy , was geene verzaaking maar eene belyding van het waar geloof Dat verder,, wat aanging het affchaffen van den. Sabbath , hy dit be,. volen had , omdat hy het onbetaamlyk oordeelde dat de Christenen eene Joodfche infteiling zouden onderhouden; . dat...  A B Y S - S I N. I E. 539 dat hy dit vastelyk geloofde, niet omdat dit het gevoe- XVW, Ien der Portugeëfche Zendelingen was , maar omdat dit Boek' oveieenkwam met de echte befluren van'het Concilie van IV.' Chalcedon en bevestigd door alk- Christenkerken van de Hoofdst» tyden der Apostelen af,* daarby voegende, dat hy bereid was IX, zyn lc.en daarvoor te laaten , doch dat hy hoopte, dat Afd. dit veeleer het lot van zyne tegenftreevers zou zyn. Hy had zyne aanfpraak naauwlyks geëindigd, of hy ontfing een' brief van den afgevallen->«« El, waarin deeze groote eiicnen deed, en onder anderen het geheel verbannen dtr Jéfuiten. De Keizer bedacht zich hierop niet lang, maar oefloot hem met den degen in de vuist antwoord te geeven , en trok ten dien einde aan het hoofd van zyne uitgelezenfte benden tegen hem op. Ziende, dat de-gebergten-, waarop hy gelegerd was, al te fteil en moeijelyk-waren om hem vandaarte verdryven , legerde hy zich aan den voet van dezelven , niet twyfelende of eenigen der afvalligen zouden welhaast tot hem overkomen , gelyk ook gebeurde, en wel in zulk eene_ menigte , dat Jona El, zich grootendeels verlaten ziende, de vlucht nam naar de Gallas, zyne bondgenoo- ten , daar hy in de plaats van eene fchuilplaats zyne dood vond , dewyl zy door den Keizer omgekocht wa^ ren om h.m-van kant te maaken. . In het zelfde jaar ontftond 'er een opftand in het Ko-OfW ia ' ningiyk Gojam, om dezelfde oorzaak, op aanhitfing derG°Jammonniken en der Batavis, eene foort van kluizenaars van het Koningryk Damot. In den beginne trachtte Ras Zela Chnstos dien te dempen door zachte middelen , doch toen zy hem daarop ten antwoord gaven , dat zy zich niet wiiden onderwerpen , ten zy hy hen de boeken overleverde , die de Latynfche Priesters vertaald hadden om die aan de vlammen op te offeren, en de fchryverszeiven deed ophangen , viel hy hen zo verwoed op het lyf, dat 'er meer dan drieduLend van hen fneuvelden-, . Zzz 3 e»  54« HISTORIE van XVIII. en daaronder honderd-agt en-tagtig van deeze monniken Boek. en kluizenaars, na eene wanhoopige verdeediging. GeIV. duurende deezen tyd had Pater Pays zich bezig gehouHooïdst. den met het doen bouwen van eene prachtige kerk van IX, gehouwen' Reen naar de Europeaanfche wys , naby het Afd. meer van Dembea. In dit gebouw ftond een fraai gewelf over het hoog altaar , rustende op fieriyke pilaaren , en zes andere van de Jonifche order onderfcbraagden den voorgevel, die met een' hoogen toren , en metaalen klokken verfierd was. Een kunOige wenteltrap leidde naar boven naar het dak , dat plat en met eene borstweering omringd was, vanwaar men een zeer fraai gezicht had over het meer en de omleggende vlakten. Toen dit gebouw voltooid was deed de Keizer eene reis van twee dagreizens om het te komen bezichtigen, en trad barrevoets daarin , by zyn vertrek een aanzienlyk gefchenk achterlaatende (x\ Keizer Na eindelyk de gevaarlykfte onlusten gedempt te hebzw"*?*» ben vond de Keizer in het volgend jaar goed om eene geltflfl ©pentlyke belydenis van het Roomsch geloof te doen, en mheist hetwelk hy tot hiertoe uitgefteld had , eensdeels om redeleer van de van deeze veelvuldige oproeren , en anderdeels uit jcbe°Ker'k, tegenzin om al)en zyne bywyven weg te zenden, en de J Keizerin alleen te behouden , zonder welke voorwaarde de Roomfche geestlyken hem niet in hunne Kerk wilden aanneemen. Zy haalden hem ten laatfte over om toe te geeven ; waarop hy opentlyk de leer der Alexandrynfche Kerk afzwoer, eene volkomene biecht deed naar de Roomfche wys voor Pater Pays, en daarna eene geloofsbelydenis deed van den volgenden inhoud: „ Dat hy van nu af aan alle gehoorzaamheid aan de Kerk van Alexandriën afzwoer, en geene geestlyke magt erkende dan die van Romen ; dat de Roomfche Paus alleen de waa- \ {x) Tellez, 1, 4, C. 2t. Lvbolph, als boven , p. 71 & feqq.  ABYSSINJE. 54-i waare opvolger was van Petrus, en dac hy zich geheel vvm aan denzei ven onderwierp , als volkomen overtuigd, dat Bot hyin het ftuk van godsdienst onfeilbaar is." Deezê ge- Tv lóofsbelydenis , en onderwerping aan den RoomfchenHolnsx Stoel wierd kort daarna in de meefte Provinciën van het IX Ryk opentlyk afgekondigd, en behelsde ten befluit , dat Afd de Keizer allen zyne welmeenende onderzaaten aanmaande om zyn voorbeeld te volgen (y). De aankomst van den nieuwen Patriarch , die dagelyks verwacht wierd was wel de groote oorzaak, welke zyne afzweering verhaastte, en hem , fchoon tegen zyn' zin noodzaakte om alle zyne byzitten , met derzelver kinderen weg te zenden; inde vaste verbeelding, dat veelen van zyne Hovelingen en Edelen zyn voorbeeld zouden volgen. Doch fchoon fommigen van hen zulks inderdaad dee- «kaden , bleeven echter de meesten van hen misnoegd over^ *?• zyne handelingen. De zoon van Gabriël verwekte eenJmd' nieuwen opftand, die echter fchielyk gedempt wierd door den fchranderen Zela-Cbristos. Deeze kundige Veldheer trok tegen hem op, en dwong hem eene fchuiiplaats te zoeken in de ontoeganglyke bergen van Sheva, of Xaoa. daar hy hem niet kon vervolgen , waarop de Veldheer heimelyk de Gallas omkocht om onder fchyn van hente willen byftaan , hem te vatten , en hem leevend of dood over te leveren. Zy verkoozen dit laatfte , en floegen hem met knodfen dood, met zulk eene hevigheid en woede , dat zy niets anders van hem konden overzenden dan zyne onderkaak en baard, naardien allen zyne andere leden vermorfeld waren. Ras Zëla-ChHstos ' waagde het echter met eenige vlugge knaapen de rots te beklimmen , daar zy den fchat vonden , die aan de at» (y) Tellejs, I. 4, C. 27 & feqq Ludolph, als boven, en Comm, p 509 & feqq. Alvarez, C 59, Loco, Re!, x. p. 14. & leao, L& Grand, p. 309, 498, en eldeis.  54a SIS TOR I E van ■XVIII afvalligen had toebehoord , welken hy onder zyn vólk Prwir' deed verdeden , alleen voor zichzelven houdende eemIV ee tVke kerkfieraaSen , welken zy uit eene Roomfche Hoorr'sr. |erk bacden geroofd , en die hy befloot aan dezelve IX terug te geeven. Het ongeluk wilde jntusfcbcn , dat Afd. ZVne vyanden aan het Hof hem zó zwart wisten te maaken by den Keizer, dat die, in de plaats van hem te beloonen voor deeze behaalde overwinning , hem bet arrpt van Onderkoning van Gojam ontnam; en, fchoon hy hem kort daarna in deeze waerdigheid herfte'de , nam echfer zyn mistrouwen geduurig toe , en wierd in het vervolg de bron van veele ongelukken, (z ~) p,m, Pava In dit jaar eindigde de Pater Pays, die de voornaamftïrft. fle was geweest, om den Keizer tot het Rooimch geloof over te diaalen , zyne dagen in het klooster te Goreora , nadat hy negentien jaaren den dienst m dit Ryk had waar-genomen, en zeven jaaren in drahei gcyan. gen was geweest. Hy wierd kort daarna gevolgd door 'een' van zyne medegenooten, te .weeten AnUmw de An elis , die afgezonden was geworden om de Agaus te bekeeren , en beroemd was wegens zyne kundigheid in de Amharan, of taal van bet Hof. Wy baaien de dood van deeze Paters des te byzonder aan , omd.;c zy 'zich zolang in Abysfiniën opgehouden, en zoveel gedeelten van dat Ryk doorreisd hebben, en omdat Pater TeU hz de historie van dat tydgewricht uit hunne nagelaten fchuften ten grootften deele opgemaakt heefc. A D ióav wierden welhaast op gevolgd door vier andere Zen—--delingen waaronder Pater Etnanusl d'Ahreyda, de drie ^ankmst arKjefen waren de Paters Emanuël Barmudes , Luis Car2rel'Ve^deyra \, ep -Fiancisco Carvaibo, welken allen van Goa wafuiun. 'ren overgekomen aan boord van een Oostindisch fchip, in de maand November van hetzelfde jaar, en , na greö- \%) Teli.es, Csp.3-1, Lwdolfh, cnanderefl.  ABYSSINIE. 543 groote vermoeijingen eo gevaaren uitgeftaan tebebben, XVIII. te 'Swakem aanlanden op den 4 December , daar zy door Boek. ' den Turkfchen Basha min^k onrfangen wierden. Van IV. daar vertrokken zy naar Fremona, daar zy aankwamen Hoomwt. in de maand February van het volgend jaar , verzeld IX. door eenige anderen van hunne Sociëteit, die onderweg Afd. by hen gekomen waren. Hier bleeven zy totdat zy be-a.d.1ó24. vel kreegen van den Keizer om naar Dembea te komen, daar het hof toen was ; werwaarts zy geleid wierden onder eene fterke befcherming van lyfwachten, en dooiden Keizer op de vriendiykfie wyze ontfangen wierden. In-tuschen was de tyding van des Keizers overgang, Ajohonfo belydenis , en yver voor het Roomfch gelocf aan de Mendez Hoven van Romen en Madrid bekend geworden, hetgeen"*«rf.a/* hen bewoog om een' Patriarch derwaarts te zenden om patri"tck wien zy reeds zo menigmaal waren aangezocht. DeSj ljl man, die daartoe verkozen wierd, was Pater Aiphmjozmdm. Mendez , een Jefuiet, en Doctor in de ri. Godgeleerdheid , een man zeer gefchikt voor dit ampt; om in geval van overlyden zyne plaats te vervullen , en tevens om deeze zending grooter luister by te zetten , wierden hem twee Coadjutoren toegevoegd , den een was Pater Jacob Seco , onder den titel van Bisfchop van Niccea , en de ander Pater Juan de Rocha onder dien van Bisfchop van Hiërapolis. Nadat zy alle drie het jaar te vooren te Lisfabon in de Cathedraale kerk tot deeze waardigheden waren ingewyd, gingen zy terftond op reis naar Goa , met een gevolg van nog zeventien andere Zendelingen van dezelfde Sociëteit. Wy zullen onze leezers niet ophouden met een omftandig verhaal van hunne reis, maar alleen melden , dat de Bisfchop van Nicaa op de reis ftierf, en dat de Patriarch met de overige hunne reislvoortzetteden door het Koningryk Danali, grenzende aan dat van Angkt, en dat zy na eene Hedend. Hïst. XIV. D. JI. St. A aa a tan-  544 HISTORIE van XVIÏI lange en moeijelyke reis in het klooster van Fremone Boek.' aankwamen op den 21 Juny , 1624. (g) IV Deeze dag is de eerfte dag van den winter in deeze Hooptj'st. gewesten, die op denzelfden dag van September weder ]X. eindigt; zodat zy genoodzaakt waren daar te blyven geAfd. duurende dat faizoen uit hoofde der gevaarlykheid om op dien tyd de Koningryken Tigre en Dembea te doorreizen om' de bedorvenheid van de lucht, en de fchadelyke dampen, die veeltyds gevaarlyk voor de inwoonders, en nog veel meer voor de vreemdelingen zyn. De Patriarch vertrok vandaar naar het nieuwgefticht klooster te Gorgora, naby het meer van Dembea, daar hy twintig bekeerde inboorlingen tot priesters wydde , en aan dieeeenen onder hen, welken reeds gehuwd waren, toeftond dezelve te houden om het gebrek aan dorppriesters voor te komen. ' ( 1 Toen hy voor de eerfte maal uittrok in zyn plegt Srifg"gewaad om den Keizer te begroeten, wierd hy, omtrent fngst a«neene halve Duitfche myl van de Hofplaats af, opgeh» Hof. wach£ ^or de Hovelingen en Ryksgrooten , verzeld door zestien duizend krygsknegten , zo te voet als te paard , op het fraaist gekleed , en met kostbaar getuigde paarden, zodat het geheel gevolg eene prachtige vertooning maakte. De ruiten/, die vooruit trok, begroette den Patrarch met baar geweer , en vervolgens haare gelederen openende , lieten zy hem door dezelve heen trekken , onder het gefcbal der trompetten., keteltrommen , en ander krygsmuzick , en luide zegenwenfchen en toejuichingen. JNadat 'er eene prachtige tent voor hem opgerecht was, ging hy daarin om zyn' kap en myter aan te doen ; hy kwam weder daaruit , gezeten op een prachtig getuigd paard, dat de Keizer hem ten gefchenk gezonden had ; een kostbaar verhemelte wierd 6 door (g) Telled,. C. 35 & feqq. Ludolpii, C. ii, Loeo, Rel. 1, p. 27 & feqq. Le Gsakd, en anderen,  AB YSSINIE. 545 door zes Onderkoningen boven zyn hoofd gedragen, ter- XVIIÏ, wyl Ras ZelaChristos zyn paard by den teugel geleid- Boek.' de, onder het geluid van allerhande muziek, dat voor iv." hem uit trok. By zyne intrede in de kerk wierd hy Hoofdst. begroet door het losfen van eenige ftukken gefchut, en IX. van al het klein geweer van de ruitery en het voetvolk. Afd. De Keizer zat op een' throon in het koor in zyn plegtgewaad , met de kroon op het hoofd ; de Lofzang van Zacharias wierd gezongen door de beste zangers; de Patriarch wierd opgeleid naar den Keizer, die hem minnelyk omhelsde ; waarna hy naar het hoog altaar ging, en daar een korte redenvoering deed, die zyne Majesteit zeer behaagde; en daarna vertrokken zy allen met •dezelfde plegtigheid. ih) By zyn eerste gehoor by den Keizer, by hetwelk 7.yn eerste hy gezeten was op een' ftoel even hoog als de throon ,SeftMr* bepaalden zy den elfden February van het volgend jaar tot den dag, waarop de Vorst, met allen zyne Edelen , Geeftlyken , en Leeken zich met een' plegtigen eed zouden onderwerpen aan de'Gehoorzaamheid van den Roomfchen ftoel. Toen die dag gekomen was, wierd het paleis prachtig opgefterd, en de Keizer, zyn zoon Bajilides, zyne en zynes broeders bloedverwanten, de Onderkoningen , de landvoogden , en de voornaamfte Amptenaars , allen in Staatskleederen begaven zich naar de groote hofzaal, waarna de Patriarch in zyn plegtgewaad binnentrad; en op zyn' ftoel gezeten aan de linkerhand van den Keizer , opende hy de plegtigheid met eene doorwrochte redenvoering over de oppermagt van den Paus van Romen , doormengd met ernftige aanmerkingen over den voorigen ftaat der Abysfinifche Vorsten, toen zy van zyne gehoorzaamheid waren afgevallen; doch (h) Tellez, L. 5, Cap. 2. & feqq, Ludoli-h, L. 3> Cap, 11, N. 17, & feqq. Aaaa %  54