AUTHENTIQUE STUKKEN, Betreklijk het gefchil tusfchen vijf Leden van den Hove van Juftitie van het voormalig Gewest Utrecht, en den gewezen Procureur Generaal M*. HENDRIK KLUIT, yan Rhijnfaterwoude, over het recht tot het fuspenderen en dimitteren van Dienaars der Juftitie, met het gene daar toe heeft aanleiding gegeven, en daar uit is voortgevloeid. Zijn te Bekomen teütrecht bij J. C. Ten Bosch, Amfterdam van den Burg, s'Hage Scheurleer Rotterdam van den Dries, Leiden vanThoir, Delft De Groot , Arnhem Nijhoff, Dord* recht Wanner , Groningen , Oomkens. Haarlem van Abs, Gouda Verblaauw, Middelburg van de Sande, en verders alomme. (mïVUOTHKEkj  Qu* import'e ct ma vertu (leur) colére implacable f Je retrow/e un vengeur dans Farrêt êquitable De la pstêritè. —■ FR.ÉDERIC II.  (CopiaJ Aan het Hof van Justitie van het voormalig Gewest Utrecht. VJTeeven met Verfcbn/digen Eerbied te kennen R,,^ * voormalig gewest, g ' a"e d'enaars der JLlft«* van den Hove van dit Dat zij niet beter weeten of hebben altoos +*u a j , voor zo verre hu„nc ambtsbedienit " e S del ^ af, tot heeden toe ook hun post en p,igt zijnde verd" ^ ^Z^T-V^ ™ **& te ontzien, maar dat zij als ^Z^ZZlZ ï " ^ -* aante toonen, het geen hun aUen drukt, en I L' S£ een bezwaar zulks van hun te vergen i,, 't zelve bellaat hier in ^ be00rdeeli^ Verlaten 0f «,t S^^^-- -ren of er ook nog eenige moeten iïaapen, het welk ons iSLS^iES^r^*^^ meene best gedaan word, en daar na direct Xve r , t ^ " ^ plaatS va" ™ bed moeten zonder zich een ogenblik te t^v len * ^ * ^ W en kood als'des avonds daar door pasferende, wijl ^Z T " * ^ tÊ m°^n ko^n ons geen moment mogen ophouden, mL Z SS T " welk wij alzoo beurt om beurt ieder een Weefc L fla3PP,aatS m°eten be^e"> an pasfeeren, om na onze Slaappil iT ^T"' ^ d°Ör de Keuken kudden , JaaPPl3atS te kunnen toe komen, en zelfs ons eijgen Bed moeten Dat 's morgens om zeven uuren of zomriM* 'Lie «ogen warmen, direct weer de deur 2 na Z ZZ 7^ ^ * met verboden was ons wel een Kop Coflii T j C™Ptoir, fchoon de Booiën als het hun geld krijgen, en dus van hun eijgen geld afgaat ^ gtVBD' ziJ CoffiJ « Thee- Dat zij van de Post komende altoos een riM ™ . eens drie uuren een ^ ^ J>» «en wagten en aan de deur blijven (laan, * welk beurd> 1 V£e uuren of la«ger gebeurd is, en nog ge- Dat zij ook gebruijkt worden tot allp h„!;crr-i j. enZ., met het doen van bhodfchappj L dl Fwr' *' ^ ^ ^ Van Kisten, Koffers Glafemaker, Bleker, Banketbak ker de'Kok VTTÏ ^ Sdl0e™^ i Kled rmaker Apothecarmeer anderen enz. Vkeshoud-, Polier, de Kapper, den Doctor, den' JVat en koud van alle deeze «peditien thuiskomt •• , weer oP de mat aan de deur rot d* 'er weeZmZlr ' 'f ^ ^ ffl0^, maaral. hmjs te mogen gaan om te eeten dit word onT V°°rVa,t' °f dat WiJ verlof kl%en , om na Dit mes word ons a,s ,* j' d ° d «ent gewijgert, wijl wij daar nooit iets kri gen gezien hebben, „ooijt *J 'S^^J^ " ™ ^ « 'er ^ « *ï "oor vangeen kermis, fchoon oaL^^n^M^Ti^ gePr°fiteert' ™ men ^ hebben gelijk ook eene ^ ^ ^^voonge Procureur Genenaals altoos genooten ^r^TH £eraal'te ^en'en 00k dit aIJes ftaat aan ven, dat wij wel verlangd hadden b«ffT^^?'f aIs balIi^n moellen omzwerwllende, deezen post hebben aanvaard ouTe rlZ 7 u ** ^ het als nfc« -et genoegen hebben waargenomen , enl,^n^ * -hebben» e» die begLen -beogen daar niet bij ,den ? en echter -.en aan , A En  C 2 ) En daar WH nu dit alles zoo verre ons ambt betreft pligtmatig.doen, en aan den anderen kant zonder er ooit iets voor te genieten genoodzaakt doen, en in ollkio veele fatigaes moetende verduue, oor l*ufte, onze gezondheid merkelijk voor al in dit winter faifoen, daar b»j lijd en behaïv'en dat ieder op zrjn beurd toch onze vrouwen en kinderen, zonder eemge Verkwikking ver- lH tfwfrV eens in onze nog middelbaare Jaaren, onze gezondheid verlooren, zal ons dan dan 15 Generaal een pennoen wi.len of mogen toezeggen beualven kosten van Dottor en Apothecar die daar uit V^P^n ^ u ^ addresfeeten, aan den eenc« jSSSSiï - ****-rr d?rureur ^ sani uenKuiuc, Vaderlanders zijn, zo vriendelijk behandeld, ft * ons od om *»,^ ^ ^ J« ^ ^ ^ ^ gcfteld is, Maar aan den anderen J^g*^ ^ ^ ^ „ oordeelen., om zonder aanzien van den (laat onzer gefondheid, die met den Winter er- en daar oP vertrouwe.de en,ta i byl ^ ^ ^ zkktCnS, het ger konde worden, deJ van u ^ helfende eenparig te hct boven,emelte uijt alle huijslijke dienften zoo bij h°, t : Jannet SI te mogen worden ontnagen , wijl wij den Procureur Gemaal <^J^*g ^ ^ zulks niet voor niets behoeven tedoen, en zulks ook niet zoneter u £ ^ - ous van onze posten zouden ontzet zien, SS3 2*5 £ *. ^ ™™»— r alle Getrouwheid daar wij geroepen worden te blijven waarueemen , 'T vvelk doende &c. Was geteekend: Bt&ert van Oost, ^Mk Haak , Jan Porungen (onderttond) met dus danig X waarom gefchreven ftond, dit merk fteld Jam van Sch'aik, in onz* prefentie zoo als boven getekend. CCo-  C 3 ) (Copia.) Extraél: uit de Refolutien van den Hove van Justitie van het voormalig Gewest Utrecht Saturni den 29 December 1798. Bij den Hove in overweging genoomen zijnde, dat door het emploijeeren der zogenaamde Maar> Ichalks dienaars tot eenige dienden binnen deeze Stad, en in 't bijzonder tot het bewaaken van de gevangenen voor deezen Hove , Jan Roelofse Meerendonk, niet alleen de Justitie ten platten lande voor al in dit Winter zaifoen zoude kunnen veragtert worden, en zeer veel nadeel lijden, maar ook hier door s' lands gelden , onnodig zoude worden verfpilt. Is goedgevonden en verliaan den Substituit Procureur Generaal Dirk Bidman te gelasten zoo als denzelven gelast word mits deezen, om onverwijld na het ontvangen deezer Refolutie dé Maarfehalks dienaars binnen deeze Stad in functie zijnde, te zenden 11a hunne Respe&ive quartieren en Woonplaatzen, en provifioneel geene anderen dienaars tot het Emploij der Juftitie binnen deeze Stad te gebruijken als de zogenaamde Hof Dienaars, terwijl hem verders aanbevoolen word, om Provifioneel door geene anderen, dan Hof Dienaars den gevangenen Jan Roelofze Meerendonk te doen bewaken, en zulks twee in getal, die eikanderen fuccesfivelijk zullen aflosfen. Terwijl hij van zijn verrigten in deezen dadelijk zal kennis geven aan den thans Prafiderende in deezen Hove Mr. W. J. Hom. (Onderftontf) Accordeert met voorfz. Refolutien. In kennisfe van mij {Was gefekenf) J. L. d e V O S. Graph. A s L. A,  è K 4 ) l.a. GELIJKHEID, VRIJHEID, BROEDERSCHAP. CCopia.) Extract uit het Register der Befluiten van het Uitvoerend Bewind der Bataafsche Republiek, Is geleezen eene Misfive van het Hof van Juilitie over h„* ven den 3z December I.daar « zïg ren IterMeu beU^nSSS F* ^ *»* Aft, en het gedr^ door den zelven ten opzigte van , ï GeHeraa' H-~ dat voorn. Procureur Generaal mogt worden gefuspendeerd in d' geh°Uden' verzoekende en der Maarfehalks Ambten, alles breeder bij die misffve geZ^^^ Post> Waar op gedelibereerd zijnde is bellooten eemeld^ m;=r Agent van Juffitie, om „a daar op te hebben ingenomef LT ^ * 'idlen in hatlden ™ d<=n reur Generaal 'sLands van Utrecht, dit Bewind ten La^'J" bdmg ™' den Proc«Advijs. ten Voediglk te dienen van Confideraticn en En zal ten dien Einde Extract deezes am mnm i *„ 2ij„e Momxic M g 323*2 van Mitic wcrdcn ta h»d - (ww gettkent) j. F. R. van h O O F F vt. ' {Onderftond) Accordeerdt met voorfz. Register (JVas gecomrafigneerf) 1 A c < J, c- G. HULTMAN. Ga Margin, Kond) ^^Jjl^^^a,.,^ v ormaahge Gewest van Utrecht, om daarop ten'fpoedigften met te rugzending te dienen van bericht e„ belang. Op last van den Agent van Justitie. Den Haag den3january i?9 , Wat betreft het fpecieufe voorgeven van den Procureur Generaal dat aan die Vijf Menfchen de belangens der Juftitie waar voor hij zo ruijrafchoots zegt, aan fprakelijk te zijn, niet durft betrouwen, zulks is niet minder futiel als misleijdent, Immers zoo die menfchen, om hem Procureur Generaal in verlegentheid te brengen, zich maar eenigzints in 't waarnemen van hun bediening quamen te misgaan zouden zij zich zelfs den grootften ondienst doen, en met allen grond reeden geeven om gecasfeert te worden, — iets waar toe het Hof niet minder aanfprakelijk dan hij, daadelijk zou koomen, Weijders kan de Procureur Generaal, die zich van anderen menfchen in zijn Post bedienen moet nimmer aanfpraakelijk zijn voor perfonneele delicten maar wie heeft oorzaak gegèeven tot dit mistrouwen, — niet zij, maar hij. Is niet de eenige grond waarom deeze vijff menfchen zijn vertrouwen zouden verboren hebben en waarom hijze verraders noemt, om dat'zij hun bezwaaren aan den Hove te kennen gegeven hebben , zonder voor af hem te adieeren, Maar zoo die menfchen hem voor af hun befwaar met difcreetie geinfinüeert hebben, zonder dat hij daar in redres heeft gelieven te maaken, gelijk zulks gefchied is, dan vervalt die reeden geeving Is de klagten over verdrukking een misdaad en wel een misdaad, die met de totaale ruine van vijf Huijshoudens moet worden geftraft? dan zijn alle de geenen die de Juftitie reclameeren na zijn begrip eerloos en verraaders moeten gecasfeert worden fchoon zij zich niet in officio misgaan hebben; gelijk zulks ten aanzien deezer menfchen volkomen zeeker is, daar noch de Procureur Generaal be- B ' VOO-  C 8 ) voorens de rninfte klagten tegen hen of over hen aan ons heeft irtgebfagt, en aan geene der Raaden die dagelijks met die menfchen te doen hebben, de minften reeden van misnoegen is voorgekoomen, dan immers fchrijft den Procureur Generaal zijn eijgen vonnis daar hij bellaan heeft deezen menfchen willekeurig te casfeeren te fuspendeeren en zig het recht van een despoot aan te maatigen; en het Hof 't geen geadieert is en niet nalaaten mag op die klagten reguard te Haan over het waarneemen en behartigen van hun pligt volgens inftruétie Art: 3 van Prafident en Raaden te hooren. Dit een en ander werd bij den Hove Geconfidereert van dat gewigt dat wij oordeelen dat den Procureur Generaal^behoord te worden gefuspendeerdt in de uitoeffening van zijn Post en als waarneemende de Maarfehalks ampten en zulks tot tijd en wijlen hij Procureur Generaal den Hove eenc behoorlijke fatisfaftie over de beleediging door gemelde hoon en zijn verregaande disrespect den Hove aangedaan zal hebben verfchaft, en dat inmiddels den Subftituit Bkkman worde gelast, gelijk bij abfentie of indispofitie van den Procureur Generaal plaats heeft voor de belangen der Juftitie te waaken, Eijndelijk zoo het uitvoerend Bewind eenige verdere Eclaircisfement welke wegens de kortheid destijds in deeze niet zijn bijgebragt mogt benodigt hebben, zoo verzoeke daar van te worden geinformeert, Heil en Broedcrfchap (O «derft'and) Ter Ordonnantie van dezelve (JVas geteekent) J. L. d e V O S Graph. (Co-  C 9 } (Copia.) V R IJ H E I D, GELIJKHEID. den Haag, den 3 van Louwmaand 1799, Het vijfde jaar der Bataaffche Vrijheid. De Procureur Generaal van het voormalig Gewest Utrecht. Aan Den Agent van Jiiffitie der Ba- TAAFSCHE REPUBLIEK. Burger Agent.' I mijne handen gefield vindende eene Misfive van het Hof van Juftitie van het voormalig Gewest Urecht, aan het Uitvoeren Bewind der Bataaffche Republiek, gefch reven in den Haag^Zlel 1. 1. (die ik de eer heb met de Bijlagen hier nevens te rug te zenden,) om daar op aaj U ten fpo dtgfte te dienen van.Berigt en Belang, zoude ik meenen aan U-den dierbaren tijd nutteloos u Z tooven, mdien ik alle het gene ik in dien fingulieren Brief vind ter nedergefteld van ftuk tot ftuk zoude ontleeden en beantwoorden. ' im& Ik had reeds.de vrijheid genomen U te adiëren wegens het different tusfehen vijf Leden van het Hof en mij ontftaan, (zijnde de Raaden Fan Loon Ment, Aanforghz\ek, en mijn opengevallen piaats nog niet vervuld 0 over het recht tot de aan- en afftelling- der Dienaars van de^uftitie ^ik zou de mij hartelijk verheugd hebben, als Uwe tusfehenkomst had kunnen of mogen herftel en 2 hoogst noodige Harmonie, die 'er tusTchen het Hof en mij tot op dezen tijd toe heeft plaats gld en thans binten m,ne fchuld, ongelukkig is verbroken, door eene gebeurtenis, die mogeIjk leen voorbeeld hebben zal, dat, namelijk, vijf Dienaars van de Juftitie, welke nimmer, dire ct no * IZmL 7 •• ?ntrarie' ^^ewaarheidaanmo.egezeg^enl mij iets keooe " b " " , ' 7 m] ^ hCZWaar ZWdm ^nfinueert hebben, over het doen van eene bood chap , en het beurthng nemen der nachtrust ten mijnen huize (dat is elk één week van de viffS zi, daarover ij Reauest aan den Hove beklagen , en dat een Hof van Juftitie, in plaats van de Reou s' r n en naar en Procureur Generaal te renvoieren , of denzelven zoodanig Regest in han en Tfi2n zig voor dezelven tegen den Procureur Generaal partij fteld. ' ' Ik zal tog noodig hebben, .*' ,K°rt.e^ Cfnige bl>°nd«-^den Voor Uwen aandagt te brengen, die U overtuigen nullen dat me die vijf Leden van den Hove zoo vele reden hebben om over mij te klagen, t k r 'heb te klagen over eene mishandeling, die, zal ik waardiglijk en met vrugt continueren in de wa le' n.ng van mijnen gewigtigen Post, behoorlijk zal moeten worden gerepai-eert. Dan, om de zaken niet door malkanderen te halen, zal ik in een ZtT afZ°nderIijk mij'Uen V0°rdra§t d°en °Ver het^cM daar toe aanleiding heeft JuftitieWvorhefotD;dddaIken het &M ™ verradenlijke dat Dienaars der ^*&?£EQ agtrtmiinen n,gge' m!J b£klagen' als '°f ik hu" — te **** te Hellen, £^™erf T, " ^ ^ ^ ™ ^ "* beft,M »«* wer, en e er e ^ enl«^ dletem- tegen de koude gehard waren, m hunne plaats te ftellen, was dit al ras bij de vijf Raads-  Raadsleden bekend, die mi] op dijnsdag avond van den 18 Dccemb. ten Hove gerequireerd hebbende , aanzeiden: dut zij die casfatie niet approbeerden. Het was niet zoo als mij in den Brief van 't Hof gratis word nagegeven, dat ik, bekeurende dat mijne demarche te verre ging, gezegd zou hebben die casfatie bij provijie in eene suspensie te veranderen. Ik heb infubffantie gezegt: dat ik die casfatie nog niet had gedaan, maar die voornemens was; dog nu tot mijne venvondering vernemende dat het Hof zig daar tegen ftelde, ik daar mede dan , . voor als nog, zoude fupercederen , en voor eerst, tot dat het verfchil over hunne demisfie tusfehen om zou zijn uitgemaakt, hen zoude suspensen, vermits ik, ftaande dit different, hen tog niet em- ploieren konde. , . .... Dus, Burger Agent! het was geen laag gevoel van eene te verre gaande demarche. Mijne bedoeling was veel edeler: ik trachte het verfchil nog binnen de muuren da Raadzaal te houden; alle eckt bij de waereld voor te komen, en de harmonie te bewaren. Wat is daarop bij Die van den Hove gedaan ! In plaats van ook de fuspenfie, (Vond men zulks goed) afrekearé», en dus ook bij provifie vóór te komen, berust men daar in door ftilzwijgen; men laat den Procureur GetiemY «»w mede voortgaan; Deze zorgt voor den dienst der Juftitie, door Maarfehalks Dienaars, wier buiten-wérk hij doet waarnemen, door luiden op zijn verzoek door , r, n j... ua„«omrl ren bliike dat hij geen laag oogmerk had om iemand tebeneficcren, of b>gevin-s ambtjes daar van te maken, zoo als hij in den Hove ook had gedeclareerd: En daar op vertooud zig des donderdags morgens ten mijnen huize een der gefuspendeerde Dienaars in zijne, montering, vragende mijne ordres, met bijvoeging dat het Hoe hun had gelast ïn hunne functie voort te gaan. Gefrappeert over dezen ftap en verguizing, waar van jk alle de nadeelige gevolgen penetreerde, be. gaf ik m] terftoud naar 't Hof. En op de vraag: Of deze Dienaar dit op ordre van den Hove had gedaan? deed men het voorkomen als eene toevalligheid, ,terwijl nog een Tweede Dienaar zig aan het Hof bevond, om dat, zeidemen, het Hofeenen Dienaar zou kunnen noodig hebben: niet weten, de of willens voorbij ziende, dat indien het Hof ooit eenigen dienst of adfiftentie van Dienaars noodig heeft, de orde mede brengt dat zulks aan den Procureur Generaal word gecommutiiceert, die dan door den fchout zulks doet uitvoeren. En zonder welke orde de waarneming der Criminele Juftitie voor alle desordes bloot ftaat, zoo dra een Hof zou disponeren over het emploi der Dienaars, buiten weten van den Officier. ^ In deze ontmoeting ten Hove was het, dat ik het verlies van muu ontzag voor de Dienaars , het akelige der daar uit te volgen verwijdering, en de verwarring in de waarneming der Juftitie hier uit voorziende, onder proteftatie cn verklaring, dat ik geduurende mijne bediening alk égards aan den Hove bad betoond, en niets meer verlangde dan daar in te blijven volharden, die vnf vergaderde Leden verzogt, bad,fmeekte, dat men, ter voorkoming van alle facheufe gevolgen, de door m.j gedaane en door Hun ftilzwijgend tocgeftemde fuspenfie wilde laten voortduurt , tot dat het verfchil o'ver het recht der demisfie zou zijn bellist. Iets, het gene ik van het Hof bad moeten verwanen en het "gene deszelfs pligt geweest ware, alware het ook dat ik , (voor een oogenbUR geftehl dog niet toegedaan, die fuspenfie ten onregte mogte gedaan hebben. Dan dit mogt niet baten , 'meiTwilde daar aan accrochercn als eene Conditio fine qua non, het weder in dienst ftellen der vijf Dienaars. . . .. En hier mede werd den Procureur Generaal deze fnede in het gezigt gegeven, die, om met bloot te liaan van in het aangezigt getrotfeert te worden, het betruit nam om van de ftraat te Wijven. Men zegd wel in de Misfive, dat het Hof mij zou hebben gecommuniceert, dat het ookdtejuspenfiie niet admitteerde: dog men verzwijgd misleidend , om niet te zeggen bedriegehjk, dat dit naar des Donderdags morgens gefchied is, en na dat men zig des Di,nsdags avond tegen die fuspenfie met verzet, nog die belet had. Ik zal den Agent, ik zal het Uitvoerend Bewind laten oordeelen , over deze vernederende behan- ling. Dan de beledigingen waren hier mede nog met tot hare hoogte. _ De pogingen van Uwen Secretaris, 0», M zig zoo wel bij den Preüderenden van den Hove,  C M ) als bij den Ondergeteekenden van den (laat des gefchils te hebben geinformeert, het verfchil te bemiddelen, waren vrugteloos, en die onderhandelingen naauweiijks afgebroken, of ik werd ten Hove gerequireerd,op Zaturdag den,29 Decemb. als wanneer, op mijne verklaring, dat ik niet befluiten konde deze ontrouwe menfchen wederom te emploieren, en dat, behoudens alle respect, dit mij niet konde v/orden opgelegd, mij door den Preüderenden werd aangezegd, dat het Hot' ken Allen in hunnen dienst zou doen continueren , en dat ik de Maarfehalks Dienaars, welke den ter dood gecondemneerden tm Merendonk bewaakten, moest van daar nemen. Pes namiddags .vertoonde mij den Schout Bleiman eene genomen Refolutie, waar van- copie bij deze misfive van den Hove is overgelegd, over het naar huis zenden der Maarfehalks Dienaars. Eene Refolutie , welke mijne verwondering tot verbazing deed overgaan , en welke, uwe verontwaardiging niet minder zal hebben gaande gemaakt. Daar het Hof, disponerende over het emploi der Maarfehalks Dienaars, dezelven doed naar hunne woningen keeren, of 'er geen Procureur Generaal of Maarfchalk meer beftond; en daar nogtans deze Dienaars hun meefte loon uit des Maarfchftó* »k genieten, en het Hof geen recht heeft zig daar over iets aan te matigen ; wél, zoo men voorgeeft, om dat de Procureur Generaal nkt zoude zijn gedient geweest met de executie dezer Refolutie, maar waar bij het Hof geheel en al heeft uit het oog verloren : ï. Dat dit geen reden mögt opleveren, om voor het oog van den Schout bet gezag en crediet van den Procureur Generaal te compromitteren, en hem in het hem toekomend gezag voor bij te gaan , maar ook ten 2. En voornamelijk, dat zoodanige ordres, zonder kennis van den Procureur Generaal van de nadeeligfte gevolgen konden zi n, als het had noodig geweest die Dienaars elders te gebruiken, die dus onzeker of zij den Hove, dan of zij den Procureur Generaal moeten gehoorzamen, een chaos van verwarring zouden hebben kunnen doen ontftaan. Plet was toen, of kort te voren, dat ik, na lange vergeeffche navorfching, toevallig ontdekte, dat de klagten der Dienaars over mij niet mondeling maar bij Request waren gedaan, het gene voor mij tot dien tijd' toe was verborgen gehouden , en van welk Request ik dus daarna copie vrueg, die mij daa ook, tegen allen Itijl en practijk aan, ongeauthentifeert, en als eene Cartebelle is toegezonden. Een Request, waar van de inhoud over het geheel te kinderachtig is , om 'er iets meer van te zeggen, dm dat het is opgevuld met onwaarheden, en vergrootingen van niets beduidende kleinigheden, die genoeg developperen het gemaakte plan om den Procureur Generaal daar door in zijne rust te Moren , en hem verdrietelijkheden aan te doen. Wat Procureur Generaal zoude znlke wederrechtelijke, ongehoorde , en voor hem beledigende daden dan ook pasferen met een ftilzwijgen, uit het welk men ligtelijk, (daar men thans zoo het fchijnt. alle woorden opvangt,) tot eene toeftemming zou hebben kunnen befluiten. Hij venvagt ook niet dat bij den Agent, en bij het Uitvoerend Bewind eene daad, als bij die Refolutie van den 29 Dec. is vermeld, anders zal worden befchouwd dan als eene Injurie , mij in het aangezigt aangedaan, of men zulks nog niet had voltooit, met mij voor de Dienaars verachtelijk te maken. En ik durf gerust aan het aequitabd oordeel van den Agent van Juftitie overlaten, of, zoo wanneer ik in mijne verantwoording even zoo extravagerende zou willen zijn, als het Hof is in deszelfs adres, ik niet veel meer reden zou hebben, om, niet op eenen beflisfenden toon, en bij een ongevraagd advi.s te oordeelen, zoo als het Plof doed bij het Hot van deszelfs brief, maar om met befcheidenheid te verzoeken, dat de vijf Raadsleden van den Hove, die mij deze kleinigheden, verdrietelijkheid en hoon hebben aangedaan, en nog aandoen door het in dienst laten der quaestieufe Dienaars , mogen worden in hunne bediening gefchorfcht, tot dat dezelven aan mij behoorlijke reparatie en fatisfactie zullen hebben gegeven, en ik gerust zal zijn gefteld van door dezelven niet meer op zulk eéné onwaardige wijze, en die'tot niets anders dan tot verachterin g van de Juftitie moet ftrekken, in de waarneming van mijnen gewigtigen Post, te zullen worden gehinderd. Op het respect van 't welke ik de vrijheid gebruik, hier in te vlegten twee Aanteekeningen van van dér Meulïn, op het XVII Art. Rubr. van Prafident en Raaden, luidende: §. 13. " Te „ gelijk is ook aan de Heeren van den Hove gedemandeert de faculteijt van te mainteneren de „ Hoofd-Officieren ten platten Lande," (Hoe veel te meer den Procureur Generaal D, " in hare be- C 2 „ die-  C " ) „ dieninge, respect en authoriteijt, en bij gevolge kenaisfe te nemen van alle injurien, wederwaar „ digheijd, vi/ipendie en infultes, dewelke door eenige quaardaardige menfchen haar zouden raoeen „ zijn aangedaan." En ö „ §. 14. Eensdeels ten opfigte, dat dezelve, in hare functie zijnde, rcprcfenteren den geene „ dewelke zoodanige bedieningeop henluijden heeft geconfereert, tot maintenu vaneen ordentliike „ Politie en Juftitie, van'dewelke afhangt het welwezen der Onderdanen en Ingezetenen van de „ Landen, en derhalven word in den Perfoon van gemelte Officieren gtledeert den Souverain^ „ waarom zoodanige misdaad ten hoogften ftrafbaaris: ten anderen, om dat het respect waardi*' „ heijd en authoriteijt weg-genomen zijnde, vervalt ook te gelijk alle ordre in de politique Rese" „ ringe en Juftitie, en bij gevolge met dezelve het welwezen der Onderdanen," enz En dit Hof, dat aldus als de Befcherm-Engel is gefteld van de waardigheid van den' Post 'van Procureur Generaal, trapt denzelven met den voet, en ftelt hem bloot voor de misachting van hetlaagfte zoort Van bediendens, en die van hem afhangkelijk zijn. Hier mede zoude ik van dit point der beledigingen aftrappen, ware het nier, dat ik aan de braafheid van mijnen Zoon Mr. Provo Kluit fchuldig ware, een enkel woord te zeggen, op dé Jaaffe en vagues miiraulatien, agter zijnen rugge, en waarop hij geene gelegenheid heeft zig te verantwoorden, zeer ten onpas, in den brief van het Hof ter neder geworpen. Het is niemand beter dan den Agent van Juftitie bekend, hoe lang hij reeds op zijn ontflae van zijnen Post als tweede Griffier heeft aangedrongen. Het Nihil dat hij eindelijk op dat verzoek ae kregen heeft, maakt zijne loffpraak uit. En het zoude ligt wel voor zijnen mede Griffier niet zeer flatteus zijn, indien hij door Hooger Macht verpligt werd, om als een cordaat vaderlander de redenen en motives op te geven, om welke hij reeds zoo lang op dat ontllag geinfteerd heeft. Dan, nu overgaande tot het . 0 Point, namelijk dat der authoriteit over de Dienaars der Juftitie, zal ik ook veel kunnen pas feren, dat in den brief van het Hof word onder den voet gehaaid. Als daar is, 10 De laffe woordenfpeling, ais of ik aan het woord mijne Dienaars eenige waarde zou willen hegten en . ,o. Alle het gene zoo bevorens met het casferen en fuspeoderen van de Dienaars, 'door den Hove is vemgt; als het gene door mij, nog Raad. in den Hove zijnde, is bijgewoond: alle het welk niets is uitdoende met betrekking tot het wezenlijke, punt van verfchil, het welk „iet is: Of het Hof de magt of authoriteit heeft, om Dienaars der Juftitie te fuspenderen en te casferen. Ik trek in geen tvvijffel het gene dien amigaande van wege den Hove word bijgebragt. * Het recht van Aanjlellen is ook hier de quaestie niet. Maar dit is de cardo quaestionis, en waar op de Ondergeteekende Procureur Generaal eerbiedie verzoekt dat de Agent van Juftitie ferieufelijk geliefd te letten: Of de Procureur Generaal de magt en de authoriteit heeft, om een Dienaar der Juftitie van welken hij niet voldaan is, in zijnen dienst te fchorsfchen, of daar van te ontzetten? Of, het gene met andere woorden het zelfde betcckend: Of men een Officier van de Juftitie zou kunnen opdringen het gebruik van luiden tot Dienaars, die hem niet behagen , of die 'hij niet meer vertrouwt? waar toe het Hof mij hier wil noodzaken. En dit is zulk eene eenvoudige zaak (door het Hof in de misfive, bij gebrek van eenig argument of bewijs, geheel ontweken, dat de Bon-lens dit beantwoord tot nadeel van de fustenu der viif Holleden. 1 Ik zoude oordeelen te kort te doen aan het verligt oordeel van den Agent van hiftitie, en van het Uitvoerend Bewind, in dien ik vele woorden zoude bezigen om dit in liet licht*te zetten. Immers, hoe weinig het Hof in deszelfs misfive het toezigt op de bewaring der rust en ordre aan den Procureur Generaal fchjjnt te willen toekennen, of die te willen beknibbelen, is het nogtans zoo klaar als het middagligt, dat hij .daar voor verantwoordelijk is. Dit maakt een groot deel zijner zorgen uit; deze zorg deeld hij niet met het Hof; hij alleen houd hier toe zijne geheimen aanbrengers; hier toe gebruikt hij de Dienaars; deze dragen zijne brieven, en doen zijne cxploiclen; die, zal hij nuttig zijn, en.zijnen Post, naar zijne Inftructie, wel beklecden, van zijnen oogwenk moeren afvliegen. Wat ongerijmdheid zoude het dan niet zijn, en hoe ftrijdig met alle aangenomen beginzelen, dat men  •C$3 ) men iemand, die voor eene zaak verantwoordelijk is, zoude kunnen belemmeren ifl de middelen die hij oordeeld daar toe te moeten aanwenden. En welk Exact Officier van de Juftitie. zal immer kunnen of wilkn dien Post beklecden, indien hij in die middelen niet volkomen vrij en omfhangkelfk is; en dat een Dienaar, het zij door inftigatie, bet zij door caprice, luiheid, brood - dronkenheid, ofeenig ander beweegmiddel, zou mogen beoordeelen,. of eenige boodfebap of exploicW of met tot de Juftitie is behoorende, en hij bij de minfte onwilligheid zijne protectie bij het Hof zou vinden. Het kan zijn dat nog bij een of ander Gerichts Hof eenige andere cijnofure zoude kunnen plaats grijpen, ipruitende uit eene nog Moirerende Inftructie, Ordonnantie of Overeenkomst: dog de Inftruétie voor den Hove van Utrecht geeft daar niet de minfte aanleiding toe. En het voorbeeld van het geile plaats heeft bij de meest geaccrediteerde en bekende Rechtbanken, als te Amfterdam, hier in den Haag,in Zuid-Holland , in Zeeland , en elders, beflist dit ten volle. En is de aangevoerde reflexie zoo afdoenend voor het geheel, zij is het nog des te meer, met betrekking tot de vijf Dienaars in quaestie, welke, na al her gebeurde, tot dien dienst voor mij *e. vaarlijk, en dus onnut zijn geworden: Zonder dat het noodig zij hen; te overtuigen, dat zij in officio zouden misdreven hebben-. ILt welk te bewijzen oP het tegenwoordige punt van verCchil niet te pas komt, en waar van ik ook het liefst niet verkies iets te zeggen, om dat ik vertrouw dat men, uit het geheel beloop der zaak genoeg zal hebben gezien, dat ik geene befchuia/gingen ten dien opzigte zou kunnen onderwerpen aan het oordeel van deze vijf Raadsleden, welker mishandelingenen partij trekking tegen mij, mij zouden verbieden om Dezelven in deze zaak als neutrale Rechters te erkennen. ■ Het is dan op die gronden dat ik den Agent, en door Hem het Uitvoerend Bewind op het ferieufte ben verzoekende , niet alleen fatisfactie over den mij aangeclaanen hoon, maar ook. gemaintineerd te worden in het zoo hoogst noodig, en door den Hove mij betwist recht van Diemars der Juftitie te kunnen dimitteren. En in die aequitable verwagting en vertrouwen zoude ik dit mijn Bericht eindigen , ware het niet dat ik het nog noodig vond op te merken , dat, zoo in den Brief van den Hove, als in die' beledigende Refolutie van den z9 Decemb. zeer veel zorg word ten toon gefpreid voor den Intrest en menngevnnhetLand: dan, waar mede niet is te compareren, het decerneren eener zeer kostbare Commisfie naar den Haag, en zulks om aan het Uitvoerend Bewind eenen brief te bezorgen dien men even zoo goed uit Utrecht had kunnen teekenen en afzenden, als wanneer men uit het fingulieredeiPlaats teekening in den Haag, het vermoeden niet zou. hebben doen ontftaan, als of het Hof van Utrecht in den Haag is renderende, of aldaar vergaderd geweest. Om verder niet lang ftil te ftaan op het gene de Juftitie door deze abfentie van Drie Leden en een Griffier te lijden heeft, wanneer 'er iets buitengewoons mogte voorvallen; waarvan men nimmer zeker is, en het gene de ondervinding niet langer dan gifter avond getoond heeft, als wanneer de weinige agtergebleven Leden, op het raport dat te Abkoude eene Vrouw eenen onnatuurlijken dood geftorven is , derwaards eene commisfie en fchouw hebben gedecerneert. Waar uit de A-ent ligt zal berekenen , hoe vele Leden thans nog in loco zijn. Ö . Leggende ik dit mijn berigt en belang vertrouwelijk neder in de weegfchaal der billijkheid en der gerechtheid, die Uwe handen is aanbetrouwt, en befluitende met een verzoek , dat, bij aldiendïe van den Hove de kosten dezer Haagfche commisfie aan den Lande in rekening brengen, het ook mi? moge worden toegedaan, van de kosten mijner overkomst. •i Heil en Achting (Co-  c 14 ) (Copia.) VRIJHEID, GELIJKHEID. Den Haag, den 5 van Louwmaand 1799. Het vijfde jaar der Bataaffche Vrijheid. De Procureur Generaal van. het voormalig Gewest Utrecht, Aan Den Agent van Juftitie der Ba* TAAFSCHE REPUBLIEK. Burger Agent l Dj fpoedmet welke de Ondergeteekende heeft getracht te voldoen aan het gerequtreerde Bericht, en het verlangen om kort te zijn, heeft hem te rug gehouden van veele aanmerkingen, die hij zig verflikt vind, ter verdediging zijner onfchuld,. en om den oorfprongen de bedoeling der geheele qua;stie in zijn volle dagligt te Hellen, bij wijze van nalezing, den Agent van Juditie nog voor te dragen. T^rr^'v - „ ,v'|,V • • • ■'w^tïvï <■ ' *' Hét Hof noemd verfcheiden harde en inique conditiën opgelegd, afgevordert. — Nooit is den Dienaaren iets opgelegt nog afgevorderd. Alles bepaald zig tot het doen van boodfchappefi, en het nemen der nachtrust op zinnelijk beddegoed, ten huize van den Ondergeteekenden op zijne knechts kamer; daar de Dienaars nooit een woord tegen gezegd, nog een misnoegd gezigt over getoond hebben. In dat geval zou de Ondergeteekende ver van dit af te vorderen , hun hebben genoegen gegeven. Het is niet dan het zoeken van een ftok tegen den Ondergeteekenden. Dat nog meer is: In den beginne heeft hij een van hun gevraagd: Of hij daar iets tegen had? en het is met neen, en met betuiging van volkomen genoegen beantwoord'. Zommigen van hun hebben fn den beginne hunne blïjdfchap daar over aau den Subftituit Blekman laten blijken. Zoo weinig geloof verdienen die menfchen 11'. Hüisselijke diensten , waar vau de Gecommitteerd/» hij toeval Oog getuige» waren. • Laagc infnnuiatie van Gecommitteerden van een Mof van Juftitie! Waarom niet gezegd waar in die hithfelijke dienjlen beilaan hebben ? Men heeft hun nooit iets laten doen, dan nu en dan eene boodfchap , die men , tijd hebbende , zejgtoix kunnen doen: En door* gaande veel minder dan bij vorige Procureurs Generaals, en ligt bij alle andere Officieren gedaan word. (*) Dog bij den Ondergeteekenden was de jenever vies niet over den vloer'. Het kan zijn, dat de Gecommitteerden bij het in-of uitgaan gezien hebben, dat de Dienaar die ten respecte van die Gecommitteerden bij den Ondergeteekenden in het voorhuis was, uit eigen niotif een (*) Ik twijfel of men we! eenen Officier van de Juftitie vinden zou, die zoo omzigtig is geweest in het em. ploiëren der Dienaars buiten hst officie, ea 'er zoo weinig gebruik van heeft geumkc, zonder evenwel mee eenige mogelijkheid te hebben kunnen vooruit zien, dat men mij dien zeer weinigen c.izr.n, waar toe ?ij akijd bereidwilligheid getoond hebben, in het vervolg zoo onsmakelijk zoude gemaakt hebbei.  C H ) een hand heeft uitgeftoken, om den kïtêgt of koetfier te helpen in het verzetten of naar boven brengen van een koffer met Goed van logeer-vrienden. Een dienst dien de Ondergeteekende zelf zig niet zou fchamen tc bewijzen aan het huis der Gecommitteerden, wanneer men om een hand verlegen was. Is het dit niet geweest, verlangd de Ondergeteekende dat men die bezwarende Huisojensten , waar van men ooggetuige geweest is, gelieve op te noemen. (*) Gemelde Commisfarisfen tragten als toen enz. De Gemelde Commisfarisfen toonden veel te veel de partij te trekken voor die vijf Dienaars. De Raadsheer De Brueijs, wien de Ondergeteekende altijd verftandig, behalven op dien tijd gevonden heeft, befchouwde het als eene hardigheid, dat een Dienaar des avonds ten balf elf, van zijn huis, over de koude ftraat komende, bij den Ondergeteekenden direft naar zijn bed moest, zonder zig te kunnen warmen, het gene tog niet verboden was: alleen had de Ondergeteekende eens een Dienaar aangemaand van zig te menageren in de keuken met de dienstboden te ravotten, het gene, onder den dekmantel van warmen , den Ondergeteekenden meermalen verveeld had. De Raadsheer De Brueijs zal niet vergeten zijn, dat de Ondergeteekende hem in antwoord gevraagd heeft: of hij, wanneer hij .des avonds was uit eten geweest, en dan over de koude ftraat naar huis kwam, dan nog vijer liet aanleggen , of naar zijn bed ging , zonder zig te warmen? De Ondergeteekende heeft in die ontmoeting wel bereidwilligheid getoond om alle klagten weg te nemen. Dit fpruit uit zijnen aart. Dog hij heeft den Gecommitteerden nadrukkelijk onder het Oog ge- (*) öp deze uitdrukking in den brief van 't Hof van Huisselijke diensten daar van de Gommitteerien van den Hove bij toeval oog-getuigen waren, zoude men denken dat het aan mijn huis op dien tijd al druk moet hebben toegegaan. De Dienaars hebben aan mijn huis nooit eenige huisfelijke dienden gedaan, indien men daar door verdaan •wil, bet turf dragen, water aanbrengen, aan den mangel ftaan, tuinwerk, ofknegtswerk doen, van k/eeren uitfiaan, fchoenen fchoonmaken, mesfen Jlijpeu, tafel bedienen en dergeljk huis - werk, alle welke huisfelijke bedrijven het anders niet vreemd is bij andere Hoofd Officieren en Schouten zelfs, door de Dienaars te zien verrig- J*0' frliM ii' i'dir iiifi ri nQ <■*■ • , . . r . I Geduurende de wee jaren dat ik ben Raad in den Hove geweest, heb ik niet gefrequenteert het huis van mijn voorzaat, en nooit gebruik willen maken van zijne tafel, hoe zeer daar toe verzogt. Ik weet dus niet wat al. daar is omgegaan: dog zulke der Raaden welke aldaar van tijd tot tijd met hunne Vrouwen de tafelgenoten, zullen niet kunnen ontkennen dat hun menigmaal een fchoon tafelbord is toegediend door deze zelve Dienaars, zonder dat daar over ooit Magten aan het Uitvoerend Bewind zijn gedaan. Aldus is het voor mij een raadzel gebleven waar in die Huisfelijke dienden hebben beftaan, waar van de Gecommitteerden van den Hove gezegd hebben, oog-getuigen te zijn geweest; tot des avonds van den ua January. Wanneer in de bijeenkomst op het Oude Hof, door den Directeur Hoeth, de Commisfie uit den Hove , en mij gehoudei, en «aar op het befluic van het Bewind van des anderen daags, den S3 January, een eind aan allés maakte, de Raadsheer de Brueys mi; deed verdaan, dat deze huisfelijke dienften daar in bedaan hadden.- dat een Dienaar der Juftitie mij een aantal enkclde Jluivertjes bad hamen toetellen. Tot verdand van deze zoogenaamde Huisdiensc moet men weten, (of fchoon'deze miferiè niet waardig is den tijd nog den inkt die 'er aan verfchrevenwordi; dat ik, om nooit gemaand te worden om verfchoten of agterdallige briefporten, en daar nimmer abulzeft mede te hebben, nooit een brief open fnijde, voor dat ik de fchuldige port daar van aan mijn domedicq heb betaald of op de tafel nederge/egd; en dat ik om nooit met geldwisfelen te worden opgehouden, of tijd te verliezen, altoos ruim van kleine geld fpecien, vooral van enkelde jluivertjes in den zak voorzien ben. Deze op dien tijd fterk verminderd zijnde, had ik dien morgen een winkelier aan mijn huis fprekende, verzogt, mij wederom voor de waarde van wee a drie gulden te willen bezorgen, en deze waren het, welke ik door den Dienaar, die toen ten gevalle vsn Commisfarisfen aan mijn huis was, had laten halen, en die hij mij bragt terwijl de Gecommitteerden van Osfenbitgb en de Brueys bij mij zaten. Daar ik nu ten minde tien brieven onih'ng als Procureur Generaal, tejenédn over mijne particuliere zaken, waar toe die fluivertjes gebruikt werden, zoude het Hof via Justitie van het voormalig Gewest Utrecht, in deszelF» brief aan het Uitvoerend IJ-wind der Byuwscas Republiek, meer met de waarheid overeenkomftig hebben kunnen zeggen: dat derzelver Gecommitteerden bij toeval ooggetuigen geweest waren van een elfde gedeelte van een buis boodfebap. Da'' -wf^ I  ( i6 j gebragt, het gevaar van het verlies der zoo noodige fubordiuatie, indien de Dienaars eens gehoor kregen, en reüsfeerden tegen den Procureur Generaal, zonder zig alvorens bij hem te beklagen. Waar van deOndergeteekendealle de nadeelige gevolgen aan het oordeel van de Gecommitteerden reeds toen ter tijd voorftelde, die hij hoe langer hoe meer heeft gaan door denken; en het gene ook niet genoeg kan worden in het oog gehouden. Dit voor te komen was het eenig plan dat de Ondergeteekende zig voorftelde, met ben te willen demittercn. Hij zogt, ze tot hunnen pligt te doen kecren. De tegenwerkingen der vijf Raadsleden hebben daar toe bij vervolg de deur gefloten. De Ondergeteekende heeft zedert te veel bewijzen van hun zedenloos en ftrafbaar gedrag bekomen. Het Hof hebbende gedelibereeed op de fuspenfie heeft den Ondergeteekende gecommuniceert dat het zelve ook die fuspenfie niet admitteerde. Dit is liet Uitvoerend Bewind misleiden, om den aangedantn hoon te verbergen. Men liet, zoo als in het Bericht is gemeld, des dijnsdags avonds den Ondergeteekenden voortgaan met de fuspenfie, en zond hem des donderdags morgens een der bewuste Dienaars in zijne montering. Einde/ijk heeft het Hof jongstleden zoturdag — zig bezwaard over het Nadeel der Juftitie ten platten Lande, en de kosten der juftitie. Beiden voorwendzcls! Want in het Eerfte had de Ondergeteekende volkomen voorzien, en dit den Raad bekend gemaakt. Van de Kosten waren die Raaden zelf oorzaak, om dat men de gesuspendeerde Dienaars deed voortgaan in hunnen dienst. Het Hof te doen convoceren. Dit doet nooit geen Procureur Generaal. Hij verzoekt de bijeenkomst als hij die noodig heeft, blijkens het bijgevoegd convocatie billet, over het geval te Abkoude, in het bericht van den Ondergeteekenden gemeld. NB. Deze dingen vallen ook in den nacht vóór, en dan zou een Procureur Generaal geen Dienaar bij de hand mogen hebben, dien hij, ter betere expeditie, om den Schout kan zenden l Dat hij aan den Subflituit Procureur Generaal Blehnan gelast hod, geene ordres van het Hof af te wagten. Dit is verminkt en verdraaid. De Ondergeteekende heeft gezegd: Dat hij geene ordres van den Hove zou executeren, met betrekkingtot de Maarfehalks Dienaars, zonder voorkennis van den Ondergeteekenden. Eu dit was maar billijk om verwarring te mijden. De Ondergeteekende begrijpt niet wie 'er bedoeld word met een gemzen Minifter van den Hove. Is het een vorig Procureur Generaal, dan was 'er wel reden zig te voegen bij de Leden die zijn wangedrag wilden vindiceren, daar hij zig dikwüs prostitueerde, door zig te verloopen in den drank. Dog een Procureur Generaal is geen Minifter van den Hove. Als hij Minister is, dan is hij Minister van den Souverein bij den Hove, (*) Dat (*) Het is eenigen tijd na het afzenden van deze Memorie geweest, dat mij is op de gedagren gekomen, dat men door een der gewezen Minifters van den Hove, die zig zelf vergeten hadde , iets anders zal hebben op bet oog gehad, nsmelijk: dat een vorig Subflituit Griffier de'vrijheid nam, om in bet vergaderde Collegie van den Raade te declareren, dat een geflagen Sententie of een genomen befluit, in een zaak, waar bi; hij eenig belang had, was onrechtvaardig. Wie van ons Raaden, indien tijd, deze niet dubbelzinnig* befchuldiging het nadrukkelijkfte heeft willen gevindiceert hebben, weet ik niet meer. Dit heb ik 'er van onthouden , dat de zaak dezer belediging werd gefield in handen van den toenmaligen Procureur Generaal; en dit heb Ik 'er bij onthouden dat deze die zaak niet heeft voortgezet, en dat 'er dus niers van gekomen ii.  C 17 ) Dat de ]Dienaar*.hem ooit iets van eenig misnoegen hebben laten blijken, veel min hun bezwaar hem gcmf.nucert hebben, zoo als de vijf Raadsleden dit in hunnen brief verzekeren, kan de Onder geteekende mét genoeg herhalen , dat eene onW^rheib is , in den vollen nadruk van dat woord Hij verklaard dit op z.jncn Eed. Had hij'er maar ooit iets van geweten, hij zou zig nooit aan ^ulke menlchen genüqueert, maar dat zorgvuldig gemijd hebben. Het geheele werk is een b rok kend foei, om hem m moeilijkheden te wikkelen. Raaden die dagelijks met die menfcheu te doen hebben. Z^l T;^nderfpreuk' ^ M<**!». ten zij dat de Dienaars voor sommige Raaden ook dagelijks boodiehappen en ander Werk doen, zonder dit, hebben de Raaden nie da* met Dienaars te doen. (*) w««0cijjKa mei Eindelijk. Men wil dat dit geen plaats kan hebben, dan, ten zij men hen officia te kekben misdreven. Want men noemt ze Ambtenaren. Dog hier on vn.ZZ ü ^ '* kende: Waar is hunne Ordonnantie? Waar hunne Inftruclie? Waar de . w ^ welke hunne misdrijven in officio moeten worden getoetst ? Waar de Z^S^T' worden gedrag Zij zijn Bedienden, die hunnen Meefter, hunnen O^Z^^LZl zal ht, ze tot het bedoelde einde, en met vrugt kunnen gebruiken. An™LÏÏI^r Aanmerkingen op het Request. Het flaapen nergens gedaan word. Daar zijn te vele voorbeelden van het tegendeel zelfs hier in den Haag, om hier iets meer on antwoorden. En al ware dit niet, wat zegd dit nog! nier iets meer op te Het verbod aan de Dienstboden is nooit gefehied. En wat ongerijmdheid, dat men hün zond, verbieden iets van hunne eigen koffij en thee weg te fchenken. Het eigen bed fchudden. Dit fchaamd zig, en dénoteert de grootfle luiheid en brooddronkenheid! zouden zij zis verheel den dat de Procureur Generaal, dit door een meid moest laten doen! g Het vagtenna dat zij van het Post-Comptoir komen, gefchied nooit langer, dan tot dat de brieven gelezen zijn, om of d«ar uit eenigen dienst ontltond. En zelfs heeft men in het .eneraalno t ^tevergeefs doen wagtcn. Nooit ook , dan ten zij eenige Comparitie aa n l^Z den Onderkenden gehouden werd. En als een Dienaar al eens wagten moet, ftaat h t aan hem te beoordeelen wat redenen daar voor zijn kunnen ? En dit word alles ah pligt aangerekend. q"Sftieran et°i£ °a*'™K°f <* "« m ^ ofte t. Zonder daar ooit een duit voor gezien te hebben. Dit is eene volmaakte en grootfte onwaarheid, in den vollen zin. Zij hebben nooit ienever maar eene enkele reis, wanneer men aan tafel was heeft men wel eens een glas wijn g gevT Zr L hun meer dan eens een gulden en daalder in de hand geflopt. (-) ' " Dat n v„„r i«g!K„„„n&msonde kumennomeo_ mmhmnoo.t.!opeeiesJ Me^ ^ E » waar  ( i8 ) Dat onder hun uitgeweken Bataven zijn. Zoo veel den Ondergeteekenden bekend is, is één van hun in 1787 ergens in de wapenen geweest. (*) Vrouwen en Kinderen zonder verkwikking verlaten: Verlies van gezondheid, enz. Een van hun komt om de vijf weken de nachtrust nemen bij den Ondergeteekenden, nooit hebben zij behoeven, te waken, maar zijn altijd gerustnaar bed gegaan. Hier mede zal het verlies der gezondheid niet gemoeid zijn, van Luiden, die, wanneer de dienst van 't Land het vorderd, en de Procureur Generaal of de Schout bon dit beveeld, geheele nachten buiten in 't Veld moeten de wacht houden (van da'a'r dat zij in Vlaanderen Veldwagters genaamd worden ,) ja des noods naar pligt vigilerende, zig in het ruig, in eene floot, half in 't water moeten verfchuilen.'— De Agent leze en oordeelel Heil en Achting. waar toe zij alle bereidwilligheid toonden, zijn zij rijkelijk beloond geworden. Tot maar één Haaltje: Bij gelegenheid dat een koffer van waarde, aan mijn adres, uit de Amfterdamfche fchuit vermist werd, heb ik den Dienaar Willem van den Haak, alsexpresfe, met een brief aan den Hoofd-Officier naar Amfterdam gezonden, ora aldaar ook recherches te laten doen. Dit was in officio, ten diende der Juftitie. Nogtans heeft hij boven zija verfchot van fchuitvragten, vrij logement en verteringen, voot dien dienst nog ex>ra, meer daa een dukaat aan drinkgeld genoten. Men zegge dus uiet van nooit een duit daar voor gezien te hebben» % (') Ik ben naderhand ia het zekere onderrigt geworden dat geene dezer Requesnanten ia uitgeweken geween. Ver«  ( 19 ) Verklaare ik ondergetekende Jan Scheepens Cipier en GijfelmeefAer te Utrecht ter bevordering der waarheid, en ten veribeke van Mr. Hendrik Kluit, van Rhijnfaterwoude, Procureur Generaal deezcr voormalige Provintie Utrecht, hoe waar en Waarachtig is, darbij gelegenheid, dat de Gevangen Meerendonk was gevonnist om met de dood te worden geftraft, de vijff Dienaars der Juftitie van den Hove fuccesüvclijk dien Gevangen dag en nagt hebben bewaakt, dat zij bij die gelegenheid door mij van eeten en drinken worden verzorgt, dat mij is te vooren gekomen dat die Dienaars van het • Brood het geen ik hun te eeten gaf, en het geen zeer goed brood is■, gezegd hadden dat het was honden bropd, en van ftokvis met aardappelen zeijde een van hurt met naamen Jan Portengen , dat hij dat niet wilde vreeten, verklaarende ik atteftant al verder dat de Gevangen Meerendonk mij meer dan eens heeft geklaagd, over de ruwe en fkgte behandeling die zij hem aandeeden, dat zij, (daar hij gevange uit hoofde van het geflageii vonnis in doodelijke benauwdheid was,) continueel in zijne tegenwoordigheid zaaten te fpeelen op de kaart, waar over de Gevangenen zig ook aan de. Predicant Masman, die hem tot de dood kwam bereiden heeft beklaagd, veridarende al verder datmijne huij vrouw aan de-Dienaars heeft ter hand gefield, een Oud en Nieuw Testament, met verfoek om vermits de gevangen te zwak was daar uijt nu en dan een Capitrel uit voor te leezen, dog het welk zij niet hebben gelieven te doen, maar hebben zij blijven contiimecren met in prefentie van de gevangene op de kaart te fpeelen, dat ik atteftant aan de Dienaaas op een tijd ordre gegeven hebbende om de Gevangen te verbedden en mij daar na informeerende, de gevangene mij gezegd heeft, dat de Dienaars niet verkoofen hadden zulkx te doen, maar gezegd hadden dat zulks niet nodig was, den Donder moet dog hangen, verklaarende wijders dat gemelde Dienaars mij van tijd tot tijdverfogt hebben om het zoo genaamde Galgemaal dog wel te maken, dat de voorige Cipier voor ieder Dienaar, een halve fles wijn had gegeven, dog dat zij een heele fles moeften hebben, en ook gebraaden Vlees, dat de Gevange mij atteflant meer dan eens geklaagd heeft over de discourfen die door de Dienaars over dat Galgemaal in zijne tegenwoordigheid wierden gevoerd, dat hij zig altoos in doodelijke benaauwdheid bevond, en dat zij Dienaars , hem Gevangen altoos ruw en met vloe"ken aanfpraken, dat die Dienaars altoos rukeloos in den brand hebben te werk gegaan, dat zij in de vier en twintig uuren meer dan hondert turven en een kaars meer verbranden dan de Maarfehalks Dienaars, die na hunne fuspenfie de Gevangen hebben opgepast, zoo als zij na hunne herftelling niet meerder vuur en ligt verbranden dan de vorige of Maarfehalks Dienaars, hebbende de Maarfehalks' Dienaars Hendrik van den Heuvel in prefentie van de Maarfehalks Dienaars Anthonie Vleugel en Jan van der Heul, tegen mij atteflant gezegd dat de Dienaars van den Hove aan hem gezegd hadden, aan den Donder, denoteerende daar meede de Gevangene, behaeft niets gedaan te worden hij moet dog hangen, laatstelijk verklaare ik dat de vijf Dienaars van den Hove van Juftitie tegen jnjj gezegd hebben, wat dunkje daar van Cipier, dat wij ons zoo tegen de Procureur Generaal aan den Hove durven beklagen, ik hun heb toegevoegd als gij gelijk hebt, doet gij wel. Gevende ik atteftant bet gunt voorfz. gehoord gezien en bij gewoond te hebben en voorts a/s in den text,bereijd zijnde deeze mijne verklaaring ten allen tijde des gerequireerd, met Eede te bevestigen- , Utrecht den 2 January 1700. QVas geteekenf) J. SCHEEPENS Mij prefent {Geteekent") H. v. DAM. Ei Ver-  ( =o ) Verklaare ik ondergetekende Willem Jacob Reuss, Opzigter van 'sIJeeren Tucht of werkhuis binnen deeze Stad, ter bevordering der waarheijd, en ten verfoeke van Mr. Hendrik Kluit van Rhijnfaterwoude, Procureur Genetaal der veormalige Provintie Utrecht, hoe waar en waarachtigs dat in den jaare 1797. Zonder in den precifen tijd behaald te zijn tusi'chen de Dienstmaagden in de Keuken quesue was, dat ik mij daar op in de keuken heb begeeven, wanneer de eene meijd de andere meijd genaamd Christina Cojijnfe verweet dat de Dienaar van den Hove, van Schaick eenige tijd bevoorens bij gelegenheid dat hij in het huijs oppaste, bij haar op haar kamer te bed hadde ge legen, dat ik haar daar over ondervraagd hebbende, zij zulks heeft geconfesfeerd, en zelfs er bijgevoegd , dat gemelde Dienaar had voorgegeven een vrij gezel te zijn, dat ik vervolgens van dat se val dired aan de Prudent van den Hove Aanforgh hebbe kennis gegeven, het welk van dat gevole is geweest , dat gemelde Dienaar eenigen tijd niet in het huijs heeft mogen oppasfen, en zoo mij ge informeerd is, gefuspcndeerd is geweest, en van welk geval nadere Informatie bij den Raad van Rechtspleging der Stad l/trecht zoude kunnen worden bekomen, alzoo aldaar meede Informatie van dat geval genomen is, Gevende ik atteftant voor redenen van weetenfchap, als in den test, bereijd zijnde dit mijn geattefteerde ten allen tijden des gererjuireerd met Ecde te bevestigen. Utrecht den 2 January 1709. (was geteekenf) W. R E U S S, Memorie. De HeerA7«// gelieft aan zijn Heer Vader te fchrijved, dat ik heden morgen in het Tuchthui/s bij de Vader de bijgaande verklaring heb ingewonnen , hij heeft mij gezegd dat Engel Schryer zijn knegt van dat geheele geval eene verklaring voor den Raad van Rechtspleging heeft gegeven, en dat vermits hij die zaak zelve aan den Prsfident van den Hove had aangegeven, hij ook geen fwa'righeijd maakte om daar van verklaring te geven, en dat hij boven dien nog veel zoude kunnen verfclaaren van hunne impertinente en flegte behandeling, maar dat hij zulkx niet gaan, deed om dat het nu een quaostie tusfchen den Hove, en den Procureur Generaal is , En Scheepens zegel dat Do. Masman heel veel zoude kunnen verklaaren van dingen daar Meerendonk aan hem over geklaagd heeft. (Co~  C «i > CCopiO VRIJHEID, GELIJKHEID. Den Haag, den 13 van Louwmaand 1799. Afer r/j'/Je y«ar Bataaffche Vrijheid. De Procureur Generaal van het voormalig Gewest Utrecht, Aan Den Secretaris van het Uitvoerend Bewind M\ C. G. Hult- MAN. Mede Burger.' Toen ik het geluk had U te mogen onderhouden over mijn verfchil met die van den Hove van Utrecht, viel uwe welgegronde reflexie, over het Recht van Aanflelling der Dienders. Geheel on bewust dat het Hof zig daar ooit mede had bemoeid, heb ik, om niets te zeggen dan het gene waar op men vertrouwelijk kan aangaan, daar op nog bijzonder onderzoek gedaan, en daar van is de uitflag, die mij heden van Utrecht word gemeld, dat men, na het fcrupuleust onderzoek niet kan vinden, dat 'er ooit quaestie van geweest is, dat het Hof zig met de aan/telling der Dienaars eott bemoeid heeft. Alles wat men, bij het nazien der Staats Papieren , enz. daar van vind, is dat wel de Staten of Gedeputeerden door den Procureur Generaal daar ip zijn gekend. Daar van is een voorbeeld van 1725. waar van hier nevens Copie. Dog dit was zeer natuurlijk, om dat zij hunne betaling van het Land moeffen erlangen. En het gene dit nog verder bevestigd , is, het gene mij vivavoce & experientia, ook heden is geïnformeerd , door den ouden Burger van Alphen, alhier in dejOfeage nog W00nagtlg, die, in vorigen tijd, den zelfden Post van Procureur Generaal 'sLands vau Utrecht heeft bekleed , dat hij, in die qualiteit de Dienaars van den Hove aan en afflelde zoo als hem geheugde, dat hij ze ook eens allen van hunnen dienst heeft ontzet, wegens wantrouwen in hunne vigdanticn, zonder dat het Hof zig daar mede heeft gemoeid. Alleen verklaart hij dat door zijne Jaren en de lengte van tijd, hem vergeten is , of hij bij aanflelling van Dienaars daar' van ZtZ. g3f' °f daaf °P ""'^ agl"eatie Dan dit is 00k tegenwoordig „iet in Mij is ook nog op de gedagten gekomen, dat ik vóór mijne komst als Raad in 't Hof acht maan den heb gezeten in den Raad van Rechtspleging der Stad Utrecht, te gelijk met den Secret^ Droghoorn, en dat het Collegie misnoegen had tegen een of meer der Stads Dienaars, dog dat w XS*Z ^ ^ ï ^ m * * Aanklager toonde dit lila Ifct-r hTZln Zna' Cn " P1'etendeerde §ee" reden tot klaSen °ver hen te hebben. En ! wij te fadt t U n-Ct teim°,deIijk t£ V3lIen' ik Z°üde Wenfchen van U te mo§en , of het mif -.den zou zijo, bij het Directoire te verzoeken , dat het zelve in dit buiten gewoon geval , die F vijf  vijf Dienaars wilde fuspenderen, ongepraejudicieert het gepretendeerd Recht der Partijen, hangende Deszelfs' deiiberatien: dan konde ik naar huis keeren , bij mijne zaken en huisgezin, bij eaie ziekelijke Vrouw, enz. van alle het welke ik nu veertien dagen gefchciden ben; en de rechtvaecdige uitfpraak van het Direcloire afwagten, daar ik niet in Utrecht verfchijnen Éan, zoo lang ik bloot ftaa, om van die vijf Dienaars a la barbe getrotfeert te worden. Heil en Achting, (Co-  C *3 ) (Copia.3 ExtracT: uit de Refolutien van de Gedeputeerden der Ed. Mog. Heeren Staten 'sLands van v Utrecht. Saturni 1 September 1725, Op het geprefenteerde dezen aangaande, dat de Procureur Generaal dezer Provintie, met geene genoegfaame Dienaers van de Juftitie was voorzien i is na deliberatie goedgevonden, den voornoemden Procureur Generaal te authorifeeren, gelijk geauthorifeerd word bij dezen, om bij Provifie nog een Dienaar van de Juftitie aan te nemen, daar van ter Vergadering der Heeren Staaten opening zal worden gedaan. ikcordeerdt met voorfz. Register (was getekent) VOET van WINSEN. * ! (co-  C 24 ) (Copia.) Voor 't Land. No. 32. La. e. GELIJKHEID, VRIJHEID, BROEDERSCHAP. ExtracT: uit het Register der Befluiten van het Uitvoerend Bewind der Bataafsche Republiek, Woensdag den 23 Januarij 1799. Het vijfde jaar der Bataaffche Vrijheid. zijnde het gerapporteerde, op een rapport, van den Agent van Juftitie, van den 8 dezer Lopende maand, gerequireerd den i' bevorens, op de Misfive van den Hove van Juftitie , over het voorm. gewest Utrecht, gefchreven alhier in den Hage, den 31 Deci 1. 1. houdende zekere daar bij in het breede aangevoerde klagten tegens den Procureur Generaal, over dat voorm. gewest, den Burger Mi. H. Kluit, uit hoofde dezelve vijf Hofdienaars, die bij Requeste aan den Hove over harde en inique voorwaarden, door hem Procureur Generaal, hun Lieden op gelegd, zig hadden vervoegd, eerftelijk zoude hebben gecasfeert, en naderhand gefufpendeerd; verzoekende voorts, dat hij Procureur Generaal in deezen 'zijnen Post, mogte worden gefufpendeerd, en zulks, tot tijd, en wijlen hij den Hove, eene behoorlijke fatisfactie, over de belediging, en het verregaand disrefpeét, den zelve Hove aangedaan, zal hebbe vcrfciiaft, en dat inmiddels de Subftitut Bkkman worde gelast, voor de belangens der Juftitie te waaken. Is na gehoudene deliberatie', conform het gerapporteerde, in aanmerking genoomen, zo wel de ongegrondheid, der fuftenue van den Procureur Generaal M'. Hendrik Kluit, ten aanzien van zijne gepretendeerde bevoegdheid, tot casfatie, dimisfie, of fufpenlie, der zoogenaamde Hof Dienaars, als ook het frivole der aangevoerde grond, tot die voorgenooinene démarche, tegens gemelde Dienaars, en voorts gelet, op het indecent gedrag, door hem Procureur Generaal, ten aanzien van het Hof gehouden, en eindelijk in overweging genoomen zijnde, hoe hij Procureur Generaal, zig geduurende dit verfchil door eigendunkeftke abfentie, van de waarneeming van zijnen Post, heeft ontrokken; — befloten, den meergem. Procureur Generaal, over het voorm. gewest Utrecht, op zijne verandwoordelijkheid , aan te fchrijven en te gelasten zo als gefchied bij deezen, om, onverweild, zijne Ambts-beezighedcn te hervatten de gemelde Hof Dienaars pngcftoord hunne functiënte Laate waarnemen, en zig in alles met in acht neeming, van de verfchuldigde Eerbied voor den Hove, en behoorlijke ondergefchiktheid, naar zijne inftraiftie te gedragen, blijvende het aan hem Procureur Generaal, onverlet, om, bij aldien hij vermeencn zal, gegronde redenen te hebben, waar over hij voorfz. Dienaars, of fommige dcrzelve niet zoude kunnen gebruiken, desweegens den Hove met behoorlijke befcheiden te adieere; ten einde daar op bij den zelfde Hove zal kunnen worden gedifponecrd, zo als het zelve ten diende der Juftitie zal vermeenen te belioórcn, En  C =5 ) En zal ExtracT: dezes, aan den Agent van Juftitie mitsgaders aan den Hove van Juftitie over het voorm. Gewest Utrecht, gelijk meede aan den Pjocureur Generaal, over het zelve voorm. Gewest, den Burger Mr. ff. Kluit, worden gezonden, om te ftrekken tot informatie, en narigt respecTdvelijk zonder Refumtie ' (JVas geparaphetrf) A. W. H O E T H vt. (Onderftond") Accordt met voorfz. Register, (was geteekenï) G. G. HULTMAN. ° (Co-  (Copia) Voor 't Land No. 43* GELIJKHEID , VRIJHEID, BROEDERSCHAP. ExtracT: uit het Register der Befluiten van het Uitvoerend Bewind der Bataafsche Republiek. Saturdag den i February 1799. Het vijfde jaar der Bataaffche Vrijheid. Bürefumtie gedelibereerd zijnde op eene Misfive van den Prefident en Radenin den Hove van Juftitie over het voormalig Gewest Ucrecht, van den a Oktober des voorleden jaars: (den 9 daar aan voloende onder No. 20. bij dit Bewind ingekomen en als toen gehouden in advrs,) daar bij kennis eevende van de plaats hebbende vacature der vier Maarfehalks ampten in dat voormalig Gewest, als worden dezelve thans waargenomen, door den Procureur Generaal van dat voormalig Gewest onder den naam van in bewaring hebbende de voorfz. vacante Maarfehalks ampten. Is befloten ter vervulling der opgemelde vacatures bij dezen aanteftellen, den Burger.?, ie Joncheere tot Maarfchalk voor het Neder quartier; den Burger J. Ottens Rz. tot Maarfchalk van het Over quartier; den Burger van Haaften wonende te Montfoort tot Maarfchalk voor Montfoort; en den Burger A. H. Eyck tot Maarfchalk voor Eemland. ' . En zalExtraft dezes aan den Agent van Juftitie worden gezonden, ten emdc aan dit Beümt de nodi-e Executie te geven, midsgaders aan den Hove van Juftitie over het voormalig Gewest Utrecht en den Procureur Generaal van dat Gewest, Hendk Kluit om respcftivelijk te ftrekken tot hunne informatie en narigt. (wvs geparapheerf) A. W. H O E T H. «. (OnierJIoncT) Accordeert met voorfz. Register Qwas geteeketid') C. G. HULTMAN. Me-  ( 17 ) Memorie. NB. Alhier zoude, naar de orde des tijds, moeten geplaatst zijn een brief dien ik omtrent de helft der maand Maart, 1. 1. heb gefchreven aan den Directeur Hoeth, om hem bekend te maken, dat de toen prefiderende Raad de Brueys had kunnen goedvinden een Dienaar der Juftitie permisfie te geven om voor drie a vier dagen uit de Stad te gaan, om zijn Vader te gaan, bezoeken, zonder dat Procureur Generaal of Schout iets Van die permisfie of abfentie hebben geweten, en zonder dat men dus wist of hij al of niet konde gemist worden: en dat ik daar over aan het Hof geklaagd hebbende, niets anders daar van gekomen is, dan dat men mij heeft gecommuniceert dat men den Dienaar had aangezegd, dat het niet meer gebeuren moest. Dog van welken brief ik tot mijn leedwezen de Gopie heb verlegd, zonder die als nog gevonden te hebben.  C 28 ) (Copia.) VRIJHEID, GELIJKHEID, BROEDERSCHAP. In den Haag den 9 Mey 1799. Het vijfde Jaar der Bataaffche Vrijheid. De Agent van Juftitie der Bataafsche Republiek, Aan Den Procureur Generaal over 't voormalig Gewest Utrecht. Mede Burger! D oor 't Uitvoerend Bewind in mijne handen gefield zijnde een brief gefchreven door 't Departementaal Beduur van den Rhijn, gedagtekend den 25 April l 1., en houdende aan 't zelve Bewind, heb ik mij verpligt gevonden gemelde brief copielijk te ftellen in uwe handen, om mij met te rugzending daar op te dienen van berigt confideratien en advies. Heil en Broederfchap. (Was geteekent) J. E. REUVENS. COnderjlond) Ter Ordonnantie, (Was geteekeiit) W. H. DROGHOOR N.  C =9 ) opia.) GELIJKHEID, V R IJ H E I D. . Arnhem den 25 April 1799. Het vijfde jaar der Bataaffche Vrijheid. Het Departementaal Be- ftuur van den Rhijn, Aan Het Uitvoerend Bewind der Ba- taafsche republiek, Burgers Directeurs' Het heeft Ui. goed gedagt ons bij een Extract uit het Pvegister Uwer bef1m>™ . -u te fchrijven eu te gelasten, om de nodige zorge te drjndZ 1^^^^ ten eemge posten welker betaling tegen de Staats reegeling of de decreeten van herV^ °èW^ digend Lighaam ftrijden, verder worden voldaan. Ve«eegenwoor- Bij welk Extract .befluit wij nog een foortgelijk van dezelve dagteekenin* hebben n . het welk ook ons Beftuur word gelast om toe te zien, * ke door het in werking brengen der Departementale Belton of anderzints Zlt J worden bevonden, dadelijk worden gemortificeerd. ™aerzints vervallen of onnodig . Daar wij het van onzen eerften pligt oordeelen óm aan Wieder heilzame befluiten ren f ,• * en naar ons beste weten te voldoen, vermeenen wij als eene bediening of amb wdk T ^ § * kjng brenging der Departementden Beftnuren , thans als nodeloos Z*woXMc^°- d T fchillen tusfehen het Hof van Jamde l.1,V ■ ? g g ' ^ de t0emM,1> ver- neraal waarfchijnelijk veelhr^e gt d^eT tr ^ ^ " Geonbewimpeld desvvegens onze gedagtÏte u'ifen 0113 vordert van ons hoofde eensdeels, datmen venne „Ï a tZ l n" van zaken, en anderdeels dat menbft2-^Ztlf ^ de ^oordige order dige introductie eener nieuwe conff f V ? ^°vmtiaal Beduur van Utrecht op de fpoevan MaarM ZZTZ^^o T "T™ **" £L te laaten waarnemen. ' '°° dS V°°rheen altiid bij Vacatuure gefchiedde, ^^^d^raiV: d°°r * —■ verdeehng der Departe- -iade gemelde pon niet verdeeling ftrookt, al" ta» verbied eenige ItJ^n-^^^^ »- ftrintffc H Daar  ( 3o ) Daar de Staatsregeling de vermenging der onderfcheide magten verbied, zij het ons vergund UI. in bedenking te geven, of die vermenging der onderfcheiden magten niet in de Maarfehalks ampten plaats heeft, daar niet alleen aan hun het voeren der Crimineele Juftitie maar ook het doen der zogenaamde Ridderfchaps en andere fchouvven, iets het welk met het Juftitieele niets gemeens heeft, iéder in zijn quartier is gedemandeert. , Daar nu bij Uwlieder befluit van dato 13 April het voeren der fchouwen aan de Departementaale Beftuuren is aanbevoolen, is het na ons inzien zonneklaar dat de post van Maarfchalk door het invoeren der Departementaale Beftuuren kan worden aangemerkt als vallende in de termen der onnodige ampten, waar bij men ten overvloede kan voegen, dat de Maarfchalken als een oorfpronkelijk vereisebte, elk in zijn quartier moeten woonen, om in alle [dringende gevallen bij de hand te,zijn, en te beter op alles wat hunne judicatuure aangaat een wakend oog te houden, aan welk noodzakelijk verreischte flegts door eenen der vier estcerende Maarfchalken voldaan word. Wij oordeelen het onnoodig te zijn verder te betoogen, dat de kosten van hunne tractementen als voor de Natie vrugteloos moeten befchouwd worden. fen tweede moeten .wij enz. NB. Het gene hier volgde is 'er afgelaten om dat het geene betrekking tot deze zaak heeft. (Co-  C 31 ) CCopia.) VR IJ HEID, GELIJKHEID. Utrecht den 15 van Bloeimaand, 1799. Het vijfde jaar der Bataaffche Vrijheid. De Procureur Generaal van het Voormalig Gewest Utrecht, Aan Den Agent van Juftitie der Bataafsche Republiek. Burger Agent. Bij het inzien van de door u aan den Ondergeteekenden toegezonden Copie van een Brief van het Departementaal Beftuur van denRhijn, aan het Uitvoerend Bewind den 25 April 1. ]. „fcw. ven, en op uwe reguifitie hier nevens te rag gaande, ten einde Ü daar op te dienen van Berigt Confideratien enAdvis, is den Ondergeteekenden aanifonds gebleken, dat dezelve twee onderfchei'dene zaken ten onderwerp heeft. Als : 1°. De onlangs door het Uitvoerend Bewind nieuw aangeftelde Maarfchalken, over de Quartie* Ten van het Voormalig Sticht, en ' 2°. Het nog voortduurend — enz. — Uit het Appoincfement van het Uitvoerend Bewind van den 4 dezer maand Meij op dien Brief te oordeelen, zal ook Uw oogmerk voornamelijk zijn, om het Berigt en de Confideratien van den Ondergeteekenden te ontfangen op deszelfs eerfie lid; waar bij de Ondergeteekende dan ook yoornamehjkzaltulftaan, en zig daar bij bepalen, terwijl hij evenwel, in de meening van niet kwalijk te zullen doen, eenige informatien aangaande het tweede daar bij zal voegen. Bij het examineren dan van de zaak der Maarfchalken , welke het Departementaal Beftuur van den Rhijn oordeeld thans als noodeloos te kunnen worden hefchouwd, is het den Ondergeteekenden voorgekomen, dat het niet overtollig zal worden geoordeeld, eene zeer beknopte gefchiedenis van de Ambten der Maarfchalken, van vorige eeuwen tot op den tegenwoordigen tijd, U voor den aandagt te brengen; vermeenende dat, uit vergelijking van het gene zij waren, eer 'er een vast Hof van Juftitie gefield was, en van het gene zij nu zijn en uitvoeren, de Agent het best zal kunnen oordeelen, of zij als nog noodig zijn', dan of zij zouden kunnen worden gemist, en als overtollig befchouwd. & Het AmbtvandeilW/,^", zegt van der MEULtK irj zijne Aanteekeningen over de Ordonnantie van den Hove van Utrecht, Rubricq van de Maarfchalken, » is al voor eeni-e eeuwen in deze Provintie bekend geweest". Ons wijzende naar Anton. Matthaeus de Nobilita°te f die reeds van Maarfchalken gewaagd van Eemland en het Nederkwartier, van de veertiende eeuw vindende men eene Lijst der Maarfchalken in het Groot Placcaatboek-van van de Water II Deel bi' 1068 ) en die, aangaande hunne bediening, Lib. a. Cap. 18. zegd: Quod Praetor UltrajeBi, i'd perrehquamB^cefnpraefertimruriMarfcalcL Judicium iis nullum. Trihun al nullam aut JurudiSlio Revera tantum Irenarchae. Faclehant concordiam ft are, pacis pdetisaue per fua finguli terntorut ad tutelam Provinciae. — Arcehant vim tf injnriam. Inauirebant in delir^entis. Conjicebant m carcerem. Captos deducebant ad Magijlratum puniendos &c. '■H 2 Voor  'C SO Voor de Overdragt van hét Waereldlijk'gebied over deze Provintie door Bisfchop Hendrik van Beyeren , aart Keizer Karei V. welke gefchiedde in 't jaar 1528. of zeg ik liever, voor de invoering van den Raad van Appél door Bisfchop David in het jaar 1474. Honden de Burgers en Inwconders van de Steden, zoo in civiele als criminele zaken, alleen te recht voor den Rechter hunner woonftede, uitgenomen die van Montfoort, welke eenige misdaden gepleegd hebbende, voor het Landrecht, dat was de Raad van den Bisfchop, welke door hem met zijne Ridderen, Knaapen, Mannen en Dienstmannen gehouden werd, moeiten te recht ftaan, vermits de Burggraaf van Montfoort de hooge of crimineele jurisdictie over de Stad en Vrijheid van Montfoort niet gehad heeft: het gene men, als alhier ter zake niet direct behoorende, in 't breedekan gemeld vinden , bij Matth. de Jur. Glad. Cap. XI. XXX. num. 4. & XXXVI. pr. & de Nobilit. lib. II. Cap. XXVII. cc lib. ffl." Cap. I. pag. 813. .Voor dat oude Landrecht of Tribunaal van den Bisfchop ftonden ook te recht, de Opgezetenen of bewoners van het platte Land , het welk in vier kwartieren was verdeeld, hebbende elk kwartier eenen Prator of Accufator Publicus ,# onder den toen grootfehen titul van Maarfchalk bekend , zijnde een van 's Bisfchops Hovelingen , Officieren of Dienaren (*). Deze Raad van den Bisfchop of Landrecht werd het meest gehouden te Wijk te Duurftede, alwaar de Bisfchoppen in der tijd zig ook het meest onthielden. Dog Keizer Karei het waereldlijk gebied in handen gekregen hebbende, en ziende het gebrek in, en misbruik van de Juftitie , of fchoon Philips van Bourgondien, vóór hem reeds eene zekere Inftructie of Ordonnantie daarop gemaakt had, gaf dit de geboorte aan de Ordonnantie van Keizer Karei voor den Stadhouder en Raad op het ftuk van de Juftitie,. van den 23 Maart 1529. te vinden in het Groot Placcaat - Boek van van de Water D. II. bl. 954. In welke Ordonnantie vo.jr het eerst word gewag gemaakt, in het VI. Artijkel, vaneenen Advofcaat Fiscaal, immers naar het oordeel van den Ondergeteekenden: om dat hij vermeend, dat het gene voorkomt in de Inftruétie voor het Hof of het Landrecht van den Bisfchop, van Philips van Bourgondien , voor een gedeelte te vinden bij Maithccus in Tom. I. Anale&or p. 311. Zig wel drie Artijkelen bevinden, de Procuratoribus Fiscalibus, dog in welke fteeds in 't meervoudige gefproken word, en dit aldus meer op de Maarfchalken is toe te pasfeil. Dan hoe dit- ook zij, het is tog blijkbaar dat de Maarfchalken, na dat de functie als Officieren Van de Juftitie op hun was gekomen of allengs overgegaan, daarin onafgebroken hebben gecontinueert, of, dat 'er altijd Maarfchalken geweest zijn, tot den tijd, dat bij de oprigting van een- vast Hof, en de invoering van dé Ordonnantie voor den Hove van den 3 Apr. 1583. Zij in die Ambten nog meer zijn bevestigd, en ook eene bijzondere Inftructie gekregen hebben (zie Rubricquevan de Maarfchalken) en welker Artijkelen, mutatis mutandis, voor het meest overéénkomen met het LUI. envolgende van de eerfte Ordonnantie van het jaar 1529. bij welke huil word gelast, Dat zij zullen neerftig tvezen om alle criminele faicken end: gezvelt te doen corrigeren, encle zullen allen gevangens ende anderen misdadigen, elcx in '* zijne te-rechte /lellen, zonder vertreck offtmulat'iè , te ■wetene, die Mairfchalk van't Overquartier, voor Schepenen van IVijck, en van Kenen, die Mak* fchalk van der Eem, voor Schepenen van Athersfoirt, die Mairfchalk van V Nederquartier voor Schepenen van Fredelant oft Gei/n , of voor ónfen Stadhouder of R'aide voorfz. enz. En welk Artijkel, zonder eenige wezendlijke verandering word herhaald, in het 58 van de Additicn door Keizer Karei gegeven den 8 Sept. 1531. En het gene wederom is overgenomen bij hunne bovengemelde Inftructie van 15S3. als de bafis hunner werkzaamheden, die, wel ingezien, te dier tijd niet anders meer waren, dan zulken die tot het ambt van den Fiscus benooren. Het is dus niet te verwonderen dat bij de verandering van zaken in dit Gewest, bij het oprigtefi van een vast of permanent Gerichts Hof of Raad van Juftitie, bij welke geene verandering in de verdeeling der Provintie werd gemaakt, men zig gehouden heeft bij het emploi van Officieren, wel0 . • . ke (*) In vroegere eeuwen waren de Maarfchalken meer, en geheel iets «nders, dan in den tijd waar van hier word gefptoken. Graef Dirk III. heeft in de ellde eeuw den naam gedragen van Maarfchalk des Bisfchops van Utrecht. Wagen. Vad. Hift. D. II. bi. 148, 149. De benaming zelve wijst hunne hooge oudheid en oorfprong aanf, daar Maar van Meere een paard afftamt,en fehaik in 't oud Duitsch een knfgc beieekenue.  • < 33 ) kc reeds te voren, naar de wijze van dien tijd, aan het hoofd der, fchoon zeer gebrekige, Juftitie geweest zijn. Immers, zoo hoogst waarfchijnlijk als het is , dat men geene verandering in hunne bediening heeft gemaakt, toen 'er een Procureur Generaal gefield is , welke men het eerst genoemd vind als reeds beftaande, in eene Memorie van den Graaf van Hoogftraaten, als Stadhouder van den Keizer, aan den Raad of Hof van Juftitie gezonden, in Februar. 1537. (zie Gr. Place. Boek van V. de Water D. II. bi. 973.) zoo zeker is het ook dat tusfehen den Procureur Generaal en de Maarfchalken, niet altijd harmonie en goede verftandhouding heeft plaats gehad. Men behoefd beider Inltruétien ook maar met eenige oplettenheid in te z/en , om zig van de oorzaken daar van te overtuigen. De laatere Inftructie voor de Maarfchalken van den 23' Januar. 1622. (in het zelfde Deel van F. de Water bl. 10Ö1) toont ook genoeg, dat zij die vernieuwde Inftruftie noodig hadden: dog dezelve heeft niet kunnen de geduurige moeilijkheden wegnemen, veel min beletten , dat in het jaar 1650. tusfehen den toenmaligen Procureur Generaal Mr, Everhard van Weede, en den Maarfchalk vau het Overkwartier een verfchil ontftond over de voeging van den Procureur Generaal, in eene Actie door den Maarfchalk geintenteert, het welk tot in revifie toe werd geponsfeert, dog waar op de Staten van Utrecht de hand ieiden ; en aan het welk aldus door een politicq bcfluit een eind werd -gemaakt. brr-wnmy é ■% ■->„..; c . ■•..,< ' Deze en meer andere Refolutien, bij gelegenheid van verfchillen over de grenzen van elks magt, genomen, en van tijd tot tijd vermenigvuldigende, waren oorzaak, gelijk dit meermaal in zaken van dien aart het geval is , dat zij meer verduisterden dan ophelderden. Het gevolg daar van was dat 'er geduarig botzingen in de werkzaamheden van den Procureur Generaal en van de Maarfchalken ontftonden. Dit bleef al voortduuren, tot dat, na lang fmeulens, dit vijer ontbrandde, in 't jaar 1761. als wanneer de Maarfchalk van Montfoort eene quaestie moveerde u-gen den Procureur Generaal, over het recht.tot het invorderen eener boete van vijfentwintig gulden, van een bakker te Jutphaas, over het bakken van befchuit, tegen de Ordonnantie : en korten tijd daarna wederom eene andere over de te recht ftelling van eenen geapprehendeerden Burger van Montfoort. Welkezaak door het Hof gefield zijnde in handen van den Procureur Generaal, dit door den Maarfchalk zoo hoog .werd opgenomen., dat de vier Maarfchalken te gelijk , zig daar over aan de Staten adresfeerden bij een Request, in 't welk zij zeggen " dat het ambt van Maarfchalk van aloude tijden herwaards „ een der oudtfte en aanzienlijkfte ampten dezer Provintie is geweest, en voornamelijk om wegens „ alle deliéten ten platten Lande voorvallende zoo Criminaliter als Civiliter te ageren, de misdadi„ gers te regt te fteilen, met één woord om met betrekking tot het feit der Juftitie alles te doen en „ uit te voeren ten platten Lande, het gene de Hoofd Officier der Stad Utrecht binnen dezelve Stad „ konde doen, gelijk zuiks uit een menigte oude Placcaten , Inftruétien oude en nieuwe fchrijvers ü des noods nader zoude kunnen worden aangetoond. (*) „ Dat het Hof niet te min had kunnen goedvinden deze zaak te (tellen in handen van den Procu„ reur Generaal, en den Maarfchalk daar geheel en al buiten te fluiten. „ Em geval, Edele Mogende Heeren " (dusvervolgt men) " het gene niet alleen den Maarfchalk „ van Montfoort, maar ook alle de andere Maarfchalken des te meer gefrappeert heeft, om dat „ men hier uit zoude moeten opmaken dat het fentiment van de Heeren van den Hove was de „ Maarfchalken ais Onderfchouten vw den Procureur Generaal te gebruiken, om voor hem de d, om den Procureur Generaal te laten werken, en, het werk volbragt zijnde, 'er hun' ne hand onder te reekenen. 1 Het zal hier tusfehen beiden te pas komen , den Agent te doen opmerken, dat in den Brief van het Departementaal Beftuur, abufivelijk gezegd word: dat die Posten zedert de Staatsomwending van 1795. zijn vacant gebleven. De eenige die op dien tijd dien post verliet, was de Maarfchalk van t Neder Kwartier; naderhand overleed die van Montfoort, en die van Kernland en 't Over. kwartier verzogten maar eerst hun ontflag bij de de verandering van 't Hof in 1796. Het waarnemen of in bewaring hebben van die vier Maarfehalks ambten door den Procureur Generaal, vermeerderde dus zijne bezigheden zoo weinig, dat de Ondergeteekende, die bij ondervinding daar van kan oordeelen, niet zeggen kan, dat Hij thans iets minder doet, dan hij deed toen hij deze vier Maarfehalks Ambten in bewaring had. Hij kan 'er den Agent bij verzekeren, dat indien 'er bevorens geklaagd is over de flegte waarneming van dezen post, geduurende' de twee jaren bediening van zijnen voorzaat, geduurende welken tijd de Ondergeteekende den post van Raad in den Hove bekieed heeft, het werk van de Maarfehalks ambten daar toe ook even min aanleiding heeft gegeven , of heeft kunnen geven, zoo als uit het bovengemelde genoegzaam heeft kunnen blijken. Uit dit alles nu zal het den Agent niet meer moeielijk vallen te beoordeelen, of die Maarfehalks ambten nog noodzakelijk zijn dan niet, en of het Departementaal Beftuur van den Rhijn dezelven met reden noodeloos noemt. De Ondergeteekende kan zig wel niet con£.mneren met alle de gronden daar toe in den brief van bet Departementaal Beftuur bijgebragt, als, bi/ voorbeeld, dat deze Ambten zouden noodeloos geworden zijn, door het m werking brengen der Departementale Beftuuren. Immers, uithoofde van den aangevoerden grond, dar de Staatsregel de vermenging der onder, fchetden magten verbied, heeft de in werking brenging der Departementale Beftuuren niets gemeens met de Juftitie,. en dus ook niet met de Maarfchalken, als Officieren van de Juftitie befchouwd. Het is waar, dat aan hun bij vorige Inftructie of Staatsbefluiten, liet voeren van fommige Schouwen is gedemandeert.. Dan, daar de Ondergeteekende in den onder handen zijnde brief gemeld vind dat bij befluit van het Uitvoerend Bewind van den 13 April 1. 1. het voeren der Schouwen aan de Departementale Beftuuren is aanbevolen, is deze bedoelde vermenging daar bij afgefneden, zoo dra namelijk, de Maarfchalken kennis ran dit befluit zullen hebben bekomen, het gene de Ondergeteekende vertrouwt dat met zal verzuimd zijn, en , het gene hij hier bij durft voegen , dat niet overtollig zal zijn, omdatlnj meend onderrigt te zijn, dat'er Maarfchalken zijn die zig tot die Schouwen prepareren willen. Zoo als verder, indien 'er nog meerdere werkzaamheden waren, die men tot het poht-que zoude kunnen betrekken, dezelven ligteüjk bijeen Extract, befluit aan hun zouden te ontzeggen zijn. 1 2 Maar  C 3<5 ) Maar van meer onderzoek zou zijn, of deze Ambten ftroken met de tegenwoordige orde van zaken? en daar zal de Ondergeteekende niet affirmatif op antwoorden. . Want daar men zoo veel mogelijk de eenvoudigheid zoekt in te voeren, is het niet van ongerijmdheid vrij te fpreken, dat Vier van de vijf Officieren, welke, met zekere onderfcheiding en bepalingen ,tut fchier dén zelfden post gefield zijn, ook in één zelfde Plaats woonagtig zijn (*). Het zoude nogeenigenfehijn hebben, (of fchoon niet meer dan fchijn,) indien elk Maarfchalk in zijn kwartier woonagtig ware. Maar het gene ook nog boven dien met de tegenwoordige orde van zaken 'niet overeenkomt, is dc benaming zelve. De Ondergeteekende zal niet fpreken van het misbruik dier Ambten. De ouden Inftructien en Ordonnantiën, boven reeds aangewezen , toonen genoeg , dat zij niet vreemd waren hunnen pligt te buiten te gaan, door den Lafldluiden tot overlast te zijn, en die te verdrukken; zóó zelfs, dat reeds bij de eerftc Ordonnantie van het jaar 1529. den aldaar voor bet eerst genoemden Advokaat Fiscaal gelast werd op hen een wakend oog re houden, en welke aanbeveling aan den opgevolgden Procureur Generaal, in fchier elke Ordonnantie en Inftruétie, is herhaald. (**) • De Ondergeteekende wil veel eer het genoegen, het gene dè Larfdluiden hebben laten blijken, toen in hetjaare 1796. geene Maarfchalken meer zijn aangefteld ,'toefchrijvcn, aan het dwalend begrip der menfchen, als of bier door hunne misdaden en delicten minder zonden geÜraft worden; waar in dc ondervinding hun tog heeft geleerd dat zij zig bedrogen hebben. Dog het is daarom niet te verwonderen dat de weder aanflelling \an\Maarfchalken, nu zoo kort voorde op handen zijnde flooping van deze oude orde van zaken, na dat zij reeds zoo goed als vergeten waren, om de benaming en den " titul, die men meende dat met het decreteren der Gelijkheid, en het vernietigen van alle adclijke wapenen, titulen en teekencn, in het Niet waren weggeftuuWt, waar uit zij gekomen waren, weinig genoegen gegeven heeft: zoo als de Ondergeteekende den Agent kan verzekeren, dat weldenkende Buiten Luiden van eenige kunde daar over weinig tevredenheid getoond hebben. Maar van nog meer aangelegenheid is, de kosten der Traélementen, welke in den brief van het Departementaal Beftuur gezegd worden : voor 'de Natie als vrugteloos te moeten worden befchouwd. Wanneer het is uitgemaakt, gelijk de Ondergeteekende vermeent dat het klaar genoeg is, dat de Ambten overtollig zijn , dan fpreekt het van zelf dat de Tractementen kunnen worden befpaard , zonder dat dit eenig betoog of adflructie noodig!heeft. Komt nu bij dit alles nog in overweging, de mogelijkheid tot nieuwe discrepances of oneenigheden, dat veeltijds maar van de goed- of kwaadwilligheid der menfchen afhangt, en waar toe te eerder gelegenheid is tusfehen een Procureur Géneraal en vier Maarfchalken, die in effecte befchouwd kunnen worden als vijf ftuurluiden op één fchip, fchoon de Ondergeteekende te groot een beminnaar is van vrede en rust, dan dat men van zijne zijde iets zoude te vreezen hebben,(een onrustigmensch zoude al ligtelijk daar toe de gelegenheid capteren, dat de Maarfchalk van Eemland tot heden roe heeft gemankeert den Procureur Generaal eenige kennis hoe genaamd van zijne aanflelling te geven, het gene het Hof niet verzuimd kan hebben hem zon wel als aan aan de andere Maarfchalken aan te bevelen,) (t) dan zal het den Agent niet bevreemden, dat de Ondergeteekende zig niet genoeg heeft kunnen verwonderen, dat men het vertrouwen van het Uitvoerend Bewind zoo zeer heeft weten te verrasfehen, dat men die Posten van Maarfchalken wederom heeft in werking gebragt. De Ondergeteekende betuigt met Vaderlandfche rondheid, dat hij leed draagd , dat men het Bewind aan dien ftap heeft gewaagd. Was (") NB. De tegenwoordige Maarfchalken die buiten de Stad wonen of zig aldaar ophouden, bevinden zig evenwel nog niet in het kwartier van 't welk zij Maarfchalk zijn, behalvenaileendie van 't kwart/er ran Montfoort. (*•) lk kan hier bij voegen, dat het in vorigen tijd meer dan eens gebeurd is, dat een Procureur Generaal is te leur gefteld geworden in het doen apprehenderen van een delinquant, om dat deze , door de min voorzigtige informatien die de Maarjcbalk reeds, voor Hem, had doen nemen, de lugt gekregen had van de verleende apprehenfie, en die aldus ontweken was. (t) Deze nieuwe Maarfchalk van het kwartier van Eemland is de Vader van één der vijf Raadsleden.  * V ^ C 37 J . men dus den Procnrenr Generaal l,ad willen beknibbelen „,e„ zondeTn , 7 ' C" dU ben, to ON**, „ indneere,,, „ de pos.en de, l^TJt^^'l^' «** mt de vern.etiging de. Tementen, Correspondentie en Vidte i g Mc ,\ LTT'*™' de Ondergeteekende zonde zijn verpli«t rnveest her .™„ ,,„ „ n geinen. ^ 3 als wanneer ^-^^ over een gehee jaar geene tweeduizend gulden kunnen te boven fa^W^^T*' * gel gehouden heeft, (*p zonder daarin het voorbeeld van zijn voJr"n* r te§"'^ ficaneover de ,aatue zeven en twintig dagen zijner bediening, 6,1^^^^/^ nomen heeft dat over de zes honderd gulden heeft beloopen aer*e^kende van terzijde ver- ren, dat hij van oordeS is d t lTin T f" ' * ^ kllnnen °*wa- vau 't Land behartigen de' itZT " f*' <" »« *° *■ intrest dankt; dk ^.^^^^ V°°r hunnen dienst behoorden te worden be- bet welk eene befparing voor dTS ^zil vt 7- Ü denMnkfc»™ <«« ^haft, Procureur Generaalin Lijd geldentLTiJ? ^ ? 'Sjaarl*ks' van een ander. ' P . °P 2,Jnen naam>en ni<* ™eer als Gevoegde Hier mede vertrouwt de Ondergeteekendp „,« ^a eendigende dit zijnreeds te lan ! T " T ^ A^ te Onvoldaan: «ieuw aangevangen gewigtigen Post ter b ' ' ^ °Ver de waa™e™S van Uwen 6 g mgageo Post, ter bewaring en bevordering van het groot belang der Juftitie" Heil en Achting, de waarde „ ,en „„„,, ZZ Z^Z"" """"" " ***** "« L'"< 2 C*) In deze berekening, welke ik Mi h», r^..» heb ik m rnilD twee flon £ WJ yb ^ ^Joe°dr J Befht M,r,mij0e b"te gemaakt, «»"■**. * »«. zijn gel K (Co-  C 3* ) (Copia.) y R IJ H E I D, GELIJKHEID. Utrecht den 6 Jttnii, i799Het vijfde jaar der Bataafsche Vrijheid. De Procureur Generaal van het voormalig Gewest Utrecht, Aan Het Uitvoerend Bewind der Ba- ta af sche republiek. Burgers Directeurs! De Ondergeteekende Procureur Generaal neemt de vrijheid, zig met gepaste reverentie te adresferen aanUlieden, met een verzoek , om van zijnen Post als Procureur Generaal van het voormalig Gewest Utrecht te mogen worden ontflagen. \. u , , Tr. Hii meent te mogen verwagten van de edelmoedigheid en van de rechtvaerdigheid van het Uitvoerend Bewind, dat men hem niet ten kwade zal duiden, dat hij eenigzins omftandig opgeeve, de twee voorname redenen die hem bewogen hebben tot dezen lang beraden en wel overdagten ftap. Waar van de eerfte is: Dat het nu wel haast twee en veertig jaaren zal zijn, dat de Ondergeteekende altoos, en op weinigen tijd na, onafgebroken heeft doorgebragt in ambtsbezigheden ten diende van zijn Vaderland , i Cderfcheidenrefatien. Als namelijk, van den jare 1757. tot i7S6. wanneer met de ongelukkige Cesüe der Forten aan de Schelde aan Keizer Jofeph II. hij zijne woonplaats Ldio heeft moe en verlaten niet zonder verlies van vele duizenden aan zijne bezittingen aldaar, met overhouding alleen van Ce-nenPost, dien hij, uit gebekaan locaal, verpligt was waar te nemen, aan boord van een Oorlogsboek^ oP de Schelde; welk verblijf voor zijn lichaams geitel ondraaglijk z.jude, hij de vrijheid verkreeg, om af en aan de wal in Zeeland zig te mogen ophouden. Norgeen j ar in Vlisfingen op nieuw geëtablisfeert geweest zijnde, en aldaar . den rampfpoed defplunderinlen zoo zeer gedeeld hebbende, dat hem geene Hjfs-verfchoon.ng was overgebleven feeS twee°jaareu zwervende in een eigen vaartuig doorgebragt om telkens bi, zijnen Po, , d r j r verantwoording ftond , prefent te kunnen zijn , tot dat djds ™^?&«^J^ negunftiger wending hebben genomen, en hij in het jaar 1789. eerst in Hol/and, in 1791. te Utrecht zijne geruste woning heeft kunnen nemen. Aldaar, tot den jare ,795. geene andere verantwoording gehad hebbende noemden Post op deSehelde, welke hem , als de eenige vergoednig zijner ^J^"^' lnop*evolgde calamiteiten, dog niet dan »a vele aangewende moeite , vergund «^/e W rTcule te laL waarnemen, werd de Ondergeteekende, bij de remotie der Stads regeenn5 te ^ op het onverwagtst door het Volk aldaar geroepen, om Deszelfs belangen, als Lidm de Municrpa liteit, te helpen behartigen. Reeds  C 39 ) Reeds eenigen tijd ondervonden hebbende ,het groot onderfcheid tusfchen de rust in eeh ambteloos leven, welke hij te dier tijd konde rekenen te genieten, daar de correspondentie over zijnen meergenoemden Post, hem niet dagelijks occupeerde , en tusfchen de zorgen, die van de ambtsbemoeingen onaffcheidelijk zijn, deed hij alle inftantien bij het Volk om van dien last ontheven te worden. Dog het was te vergeefs ! want, gefommeerd wordende op zijne bekende Vaderlandsliefde , bleef 'er voor hem niets te kiezen, tusfchen een koel en onverfchillig 'aanfehouwer te worden van Deszelfs belangen, en tusfchen de opoffering van de hem zoo aangenaame rust. De hoop en hetuitzigtdie-bij had, dat dit revolutionaire belluur Wel draadoor eene Conftitutioneele Regeering vervangen zoude worden , en hij aldus fpoedig tot zijne rust zoude kunnen wederkeeren, zag hij welhaast, dog weinig tot zijn genoegen, vervuld , toen op den aandrang en méde werking van hem en vele andere weldenkende Vaderlanders, beminnaars van goede orde, reeds in de maand Mei van dat zelfde jaar, werd geintijoduceert, een door het Volk van Utrecht goedgekeurd Regeerings Reglement: dog met het zelve zag hij ook wederom zijne hoop veriedeld, daar hij, door de vrije ftemmen der opgeroepen Burgerij, werd verkoren tot Lid in den Raad van Rechtspleging dezer Stad. Op de Bezending uit het Volk die hem daar van de kennis kwam geven , bad hij zoo veel gewonnen , dat Dezelve had genoegen genomen, in de redenen zijner weigering om dien Post te aanvaar-» den: dog wederom te vergeefs! want daar van aan bet Volk raport gedaan zijnde, moest hij dezelve Commisfie andermaal afwagten , die in last had niet weder te keeren, voor dat zij de toeftemming van den Ondergeteekenden konde mede brengen. Nog geen jaar had de Ondergeteekende dezen Post bekleed, als wanneer hij, even ongedagt en even weinig niet zijn genoegen, door de Reprefentanten der Provintie, op eene voor hem vleiende wijze, werd geroepen tot den Post van Raad in den Hove: van welken hij zig even min konde ontflaan, wilde hij met anderen niet tegenwerken de lang beraamde en noodzakelijk geoordeelde reorga" nifatie van het Gerechts Hof alhier. Dan, het fcheen nog niet genoeg, dat dc Ondergeteekende nu twee jaaren al zijnen tijd en al zijne rust had opgeofferd.aan dc waarneming ook van dien Post: want, in een tijd dat hij daar ook bet minst op dagt, werd hij door het vorig Uitvoerend Bewind gerequireerd tot, cn gefield in zijnen tcgenwoordigen Post van Procureur Generaal, welken hij met geen ander uitzigt aanvaarde , dan in de hoop en verwagting dat bij de daarftelling eener Conftitutie voor deze Republijk, hij denzelven aan eenen Conditutioneel aangeftelden en waardigen opvolger zoude mogen overgeven. Of de Ondergeteekende zig in dien Post tot hier toe heeft gekweten zoo als het behoorde, en overeenkomftig zijnen gedanen eed en pligt; of door zijne asfiduiteit, de Juftitie, de rust, orde en ontzag in de Provintie, met ftilheid en zonder ostentatie, door den Ondergeteekenden is bevorderd , gehandhaaft en bewaard, zal hij ter beoordeeiïng overlaten aan eeii iegelijk die opmerkzaam is geweest op zijne bedrijven, en op de gebeurtenisfen, geduurende den tijd zijner bediening, efl voor denzelven. Het moest dus den Ondergeteekenden zoo veel te gevoeliger grieven, om hier mede te komen op de tweede Reden tot zijn verzoek : Dat, wanneer hij zulks het minst Verwasten konde, op eenen tijd, dat hij zig waande in de beste vriendfehap en vertrouwen te zijn met de Leden van het Hof, zijne vorige Colleguen, hij niet heeft kunnen bedagt zfn, op eene behandeling, die, zoo onverdiend als zij was aan de zijde van den Ondergeteekenden, ook even onteerend zijn en blijven zal voor de genen, die 'er de bewerkers van geweest zijn. Hij ontveinst niet, dat hij een oogenblik heeft gemankeert aan égards, die de Leden van den Hove toekwamen; hij zoude zijn eigen Caracter te kort doen, dit niet edelmoedig te willen erkennen. ]a, dit is eene voldoening voor zijn hart, hij vind daar voor zig grootheid in: maar hij moet 'er ook bijvoegen, dat het de eerfte en eenigfte reis, geduurende zijn gantfche leven, is geweest, dat hij eene behandeling beeft ondergaan, als die hem door vijf Raadsleden, waar van eene meerderheid van drie de ftem uitmaakt, is aangedaan; de eerftemaal in ziju leven, dat men hem miskend heeft, daar hij altijd goedkeuring op zijn werk heeft mogen wegdragen, en het onderpand daar van flog bezit Ka in  ' ( 4 ) in meer dan eene goedkeurende Refolutie van onderfcheiden Staats - Collegicn in vorige dagen Immers heeft zig de Ondergeteekende niets veroorloofd, dan nadat het Hof alie égards voor hem had uit het oog verloren, of terzijde geiteld , in het nemen eetier honende refolutie die het ge heele voorkomen had, als wilde men den Ondergeteekenden in zijnen Post niet meer erkennen even als of hij niet meer fubiifleerde: eene behandeling, waar in men hem', om den wille van dien zelfden Post, dien hij als Minifter van het Souvereine Volk en in naam van de Wet bekleedde en die in het oog van een onbedreven Gemeen, veel van zijne kragt mist, wanneer hvt respect en ontzag daar van word weggenomen, al had de Ondergeteekende voor een oogenblik gemaukeert, (hetwelk dan nog maar binnen de wanden der Raadzaal gefchied was,) had beh oren en moeten fpa'ren vooral niet, hem te compromitteren met, nog prostitueren voor zijne dienaars, welken men ' boven den Procureur Generaal heeft geloof gegeven, niet tegenftaande deszelfs pmteitatien en betuigingen op zijnen gedaanen eed, en welke hij niet anders verlangde dan tot reden, orde, en tot waarneming van hunnen pligt te houden; voor menfchen, die men zelfs heeft geloof ftwpl zonder den Ondergeteekenden in de laffe bezwaren tegen hem , regelmatig te hooren. Want ■ indien het Hof het gene in alle gevallen onbevoegd is, om buiten den gewoouen weg van procederen te gaan het Request tegen den Ondergeteekenden niet voor hem had verborgen, en te rug gehouden, maar' indien men het al niet met veragting, om deszeifs kinderagtigen inhoud had willen verwerpen ' 'in handen van den Ondergeteekenden hadgefteld, volgens ftijl en practijk, nimmer zoude'er gelegenheid geweest zijn, gezwegen van eenige noodzakelijkheid , om het Uitvoerend Bewind daar over lastige vallen, en DesZelfs vertrouwen te verrasfehen; voor menfchen eindelijk, van wier woest Caracter van wier reden-en medogenloos beftaau, van wier onmenfchelijke bedrijven bijeenen ter dood veroordeelden, de bewijzen zijn geweest onder het oog van het Uitvoerend Bewind, en die tot heden ongeflraft gebleven zijn. En of men, met deze finguliere en onvoorbeeldige proteétie, nog het oogmerk niet genoeg bereikt had, heeft men de fubordinatie zoo ver aan den Ondergeteekenden onttrokken, dat de Praiiderende van den Hove dc Brueys heeft kunnen goedvinden, na dat alles gebeurd was, aan een der Dienaars verlof te geven tot abfentie voor eenige dagen, zonder dat Procureur Generaal of Schout iets daar van geweten hebben, en dat, NB. in eenen tijd dat hij voor den dienst der Juftitie niet konde gemist worden. De Ondergeteekende wil niet vooronderftellen, dat dit gefchied zij om meer verwarringen te veroorzaken, en zijne verdrietelijkheden daar door te vermenigvuldigen? Hij denkt daar toe niet liefdeloos genoeg. Dan, hetdénoteert niet te min, dat, zoo zeer als men niet ontzag om met den Ondergeteekenden buiten den gewonen weg van Rechtspleging te gaan, men even zoo min zwarigheid maakte om de palen zijner werkzaamheden te overfchreiden. Het leert ode niet minder, wat degevolgen zijn van zoodanig patrocinium der Dienaars, die, indien zij anders hunnen pligt kennen , weiweten , dat een Procureur Generaal cn Schout nimmer onkundig moeten zijn van de plaats van hnn verblijf, en mitsdien zonder permisfie van den van beiden zig niet magen abfenterèn: zonder het welk men altijd bloot ftaat voor verwarringen, die ook uit deze vreemde daad van den Raadsheer dc Brueys zouden zijn ontflaan, indien het geduld en de voorzigtigheid van den Ondergeteekenden die niet had weten voor te komen. De Ondergeteekende heeft reeds te lang het Bewind bezig gehouden, met dus omftandig op te geven de redenen die hem tot dezen zijnen ftap hebben doen befluiten. Hij heeft gemeend het Bewind te hebben moeten doen zien , dat hij nu meer dan vier jaaren zig al. leen heeft latenemploiëren, ten dienfte van zijn Vaderland, tegen zijnen wil en verlangen,- ten bewijze, dat hij het tegenovergeftelde is van zulken, die om ambten bedelen, zonder zig zelf, 'of anderen, te raadplegen, of zij 'er toe bevoegd,en of zij 'er toe berekandzijn. Hij heeft gemeend het Bewind te moeten overtuigen, dat, zoo hij ooit reden had, om zig van zijnen Post te ontdoen, tot zijne eens geftnaakte rust weder te keeren, en zijne nu ruim vier jaaren ftil geftaan hebbende liefhebberij - ftudie te hervatten, het geweest is, na de verdrietelijkheden en verongelijkingen, die hem door vijf Leden van den Hove, laaghartig zijn aangedaan. Hij zoude ook,na dat gebeurde,geen dag getoefd hebben, dit zijn verzoek om ontflag aan het Bewind  ( 4i ) Z rt f V " h fn DeSZC]fS Befluh Van de" 23 Januafy 1 U** H "iet ware te rug gehouden geworden, door de vrees van zijn oogmerk te misfen, bij aldien zijne vele vrien den^ztjnenambteloozenftaattebaatnemende, gemeend konden hebben, hem dienst te doen met hem maanmerking te brengen, als Raad in eene der Gericht. - Hoven, en hij, ten gevolge van dien, daar m was verkoren geworden. scvu^e van Dit af te fnijden heeft hem geduldig den dag doen verbeiden , dat die gelegenheid mogte agter den ruggezim: welke thans daar zijnde, doorliet in 't ligt verfchijnen van de Nominatie voor het laa fte nog te organiferen Departementaal Gerichtshof van den Rhijn, heeft hij dezen zelfden dt .net willen laten afloopen, zonder zijn verzoek om ontflag aan het Bewind, met behoorlijke veneratie te doen: met twijfelende of, het Zelve zal zijne redenen billijk en belangrijk genoeg oordeelen om hem het zelve .toe te Kaan. Terwijl hij verlangende zal blijven, om zijnenPost en PortefeuilleoZ egeve*, aan eenen Opvolger, wiens kunde, ervarenis en werkzaamheid die van den Ondergeteekenden verre mogen, en ongetwijfeld zullen overtreffen. Heil en Achting, L (Co-  C 4* ) (Copia.) Voor \ Land. No. 46« GELIJKHEID, VRIJHEID, BROEDERSCHAP. Extraét uit het Register * der Befluiten van het Uitvoerend Bewind der Bataafsche Republiek. Saturdag den 8 Juny 1799. Het vijfde jaar der Bataaffche Vrijheid. Is gelezen de Misfive van den Procureur Generaal van het voormalig Gewest Utrecht, den burger Hendrik Kluit gefchreven te Utrecht, deu 6 dezer lopende maand , daar bij fpeciaal om twee in 't brede ^detailleerde redenen, verzoekende ontilagcn te worden van zijn voorfz. Post en funderende de eerfteop zijne nu bijkans 4* jarige ambts bezigheden in onderfcheidene relaticn, welke hem nu eindelijk tot meerder rust en tot de te rugkering naar zijner bef heb.benj Sttuben doen haken ■ en voords de andere op de verdrietelijkheden en laaghartige verongelijkingen hem door etttge Leden van den Hove van Juftjtie over dat voormalig Gewest aangedaan. Waarop zijnde gedelibereerd, is befloten het verzoek van den Procureur Generaa voornd te accorderen en diensvolgens denzelven in opgem. qualiteit te ontflaan, gehjk gelchted bi, dezen, onTbeïïd nogthans dat bij gehouden zal zijn zijnen voorfz. Post zo lange nog waar « nemen tot datzijn opvolger zal zijn benoemd en aangefleld, ofte anderzuvts in de vervulhng dter Po:,t voo^ dien onverminderd de voorfz. Misfive worden gefield in handen van van Juflitie om omtrend de pofitiven bij dezelve voorkomende ten opz.gte van het »«*^* de bij dezelve befchuldigde perfonen te onderzoeken en dit Bewind met te rugzendmg derzehre ^ItZtT^^ Procureur Generaal voornd. midsgaders gelijk extra* benevens de ^k ^T^ van Jullitie, refpeCivelük tot informatie en uarigt worden gezon- den. * (Was geparapheert) J. F. R. van HOOFF. vt. (flnderftond') Accordeert met voorfz- Register (was geteekent) C. G. HULTMAN. (Co-  C 43 ) ^Copia.) GELIJKHEID, VRIJHEID, BROEDERSCHAP. In den Haag den 12 Juny 1799. Het vijfde Jaar der Bataaffche Vrijheid. De Agent van Juftitie der Bataafsche Republiek. Aan Den Burger Hendrik Kluit, Procureur Generaal over het voormalig Gewest Utrecht. Burger! D oor het Uitvoerend Bewind bij Befluit van den 8 deezer maand in handen van den Agent van Juftitie gefteld zijnde uwe Misfive van den 8 deezer maand in handen van den Agent van Juftitie gefteld zijnde Uwe Misfive van den 6 daar te vooren, om omtrent de pojitiven bij dezelve voorkomende, ten opzigte van het niet ftraffen van de daar bij befchuldigde perfoonen ie onderfoeken en het Bewind.daar van te berigteti; heb ik allereerst noodig gevonden U hij deezen te Verzoeken en aan te fchrijven om mij nopens het geval bij de voorfchreeve Misfive bedoeld, en mij tot hier toe geheel onbekend, zodanige onderrigting-informatien en befcheiden te doen toekomen als gij deswegens zoud kunnen geeveu en mogt in handen hebben. — Ten einde ik daar door in ftaat gefteld worde om desweegens een nader onderzoek te doen. Heil en Broederfchap. (Was geteekenf) j. e. reuvens. (OnderfiJond) Ter Ordonnantie, (Was geteekent) w. h. droghoor n. L & (Co»  C 44 ) (Copia.) y R IJ H E I D, G E L IJ K H E I D. Utrecht den 18 van Zomermaand, 1799. Het vijfde jaar der Bataaffche Vrijheid. De Procureur Generaal van het Voormalig Gewest Vitrecht , Aan Den Agent van Juftitie der Bataafsche Republiek. Burger Agent! Zral de Ondergeteekende behoorlijk voldoen aan het gerequirecrde bij des Agents aanfchrijv'mg van den 12. dezer, om hem te doen toekomen zodanige onderrigting, informatie» en befcheiden als hij zon kunnen geven, en in handen mogen hebben, aangaande het geval, bedoeld bij zijne misfive aan het Uitvoerend Bewind van den 6 dezer, en door het Zelve tot dat einde in uwe handen gefteld; en het welk fpeciaal ten onderwerp heeft het óngeftraft blijven van Dienaars der Juftitie, wegens verregaande baldadigheden, en mishandelingen van eenen ter dood veroordeelden Burger: heeft de Ondergeteekende geoordeeld niet te kunnen pasleren, den Agent bekend te maken met een gefchil dat 'er heeft plaats gehad, tusfchen vijf Leden van den Hove, die te dier tijd, wegens abfentie en ziekte, van twee andere Leden, en eene vacatuure , hét Hof compofeerden, en tusfchen den Ondergeteekenden , cn zulks uit hoofde van het naauwe verband , dat 'er tusfchen dat verfchil en het bedoelde point beftaat; en hij vertrouwt niet beter te kunnen doen, dan tot dat einde den Agent te doen toekomen alle de daar toe betrekkelijke (tukken, het zij Authcntique, het zij bij Copien van zulken daar van hij geene originelen konde behouden, als namelijk: a. Copie van een Request door de Dienaars der Juftitie aan den Hove geprefenteert, in het be¬ gin van December 1798- B. Copie eener Refolutie van den Hove, van den 29 December, 1798. C. Copie van een Brief van 't Hof, gefchrevin ia den Haag, den 31 December 1798. D. Copie van het Berigt van den Ondergeteekenden op denzelven, aan den Agent van Ju¬ ftitie. e. Nadere Ophelderingen bij een tweeden Brief. F. Copie van een brief van den Ondergeteekenden aan den Secretaris ff uitman. G. Copie van eene Refolutie van 1725. als eene Bijlage van denzelven. H. Verklaring van J. Schepens, Cipier op Hazenberg , van den aS December 1798, O i. Verklaring van'Denzelven van den 2 Januay 1799. K. Ver- (•) NB. Van deze verklaring, die uitgebreider was, dog, zooniet meerdere, evenwel dezelfde zaken behelsde, als die fub. liet. I. heb ik toe mijn leedwezen, voor de afzending aan den Agent, geen affchrift ge* houden, hetwelk de reden is dat Ik die bij deze (lukken niec heb kunnen voegen.  C 45 ) K. Verklaring van W. J. Reuss Tugthuis-meefter, van den 3 January, im, L. Bijgevoegde losfe memorie. De Ondergeteekende zoude zig zeer bedriegen, indien de Agent,na bet doorzien derzelven, het edrag en houchng der vyf Leden van den Hove ten zijnen opzigte , niet met verontwaardiging z ! de ai keuren. b ö De Ondergeteekende bedoeld niet het different dat 'cr was over het recht'tot het afzetten van Dienaars-, nuhen dit different niet decentie en met orde behandeld was . Want de Ondergeteekende Hond in dat.principe, en ftaat daar nog in, dat indien de Dienaar, inden alleen gefchikt tot de vigilamie en liet apprehenrferen der booswigten , niet geheel-en al al hangkeftk z.ju van den öfficier, of nog liever van den Schout, die de perfoon is die ze g . braiken moet, en ftaat op hun, moet kunnen maken , hij nooit verantwoordelijk kan gefteld worden voor deCnmineele.apprehenfien, ,n vtgilanten dienst der Juftitie,(?) maar hij bedoeld het gene ^pphij denAgentverzoekt te willen letten, en het gene de Ondergeteekende niet genoeg kannen io. Dat bet Hof, het welk het op de vernedering of ten toon-ftelling van den Ondertekenden fcheen te hebben toegelegd, (waar aan verdiend heeft, hij tot heden toe nog niet kunnenÏÏSn of ontwaren,) des dunsdags avonds van den l8 December, de demisfie der Dienaars des vo edde hunne fuspenfie toelaat zonder die ook te desavoueren, en hem des donderdags daar aan 3 u' eer door hen te doen fungeren; een aan zijn huis te zenden; een ander aan \ Hof te do t\°t ^ , * : DaC,h,J inden Raad beklaagde, biddend verzoet, en met finweele wóórden fmeekre, dat men hem niet verder proftitueren wilde; dog zonder effect. Z'n ^men'°P zaturdag^" a9 December, hem allé hem toekomend, gezag ontnam over de Maar /^Dienaars ^er verzending „aaiMio ZSTïl 1 ne7Sgaan'de Ref0lUtie ^ Li«' B- d°01 <** S^uit, Cwe ke hÏÏS het gene bij andere Gerechts -Hoven Drost of Schout is ) R«ee*wt> dan Had men dus alle egards ten aanzien van den Ondergeteekenden uit het oog verloren zoudemer, getekenden alles veroorloofde zoo Tl ^ ^ hct Wdk ^ ten van den Onder- U^U^i^^J^^ 15 ?rm0men g6WOrden' dat ^ar op eene kostbaare ftpiw Y ll-aenma& veiti okken, om aldaar aan het Uitvoerend Bewind eenen briefte^ ftellen, aten men even zoo goed met de post uit Utrecht had kunnen verzenden Het CerZZ^^^^** * - * V* ^hene„^.^^,_ ve de db. ètJtovüt D ZTn 1 " "ietmet m,'in Pn'nCipe ftr°0k't' ™'tS b * hebben b.vr. nen dat men zie h T a /• 730 626 d°°r het W00rd H°°*™ ««en het , ? 1 "fte,,,ng beb00rd te fc!,ikke" • naar he< g^e de Procureur Generaal hii he W7) dlen aansaande ZJj hebben voorgedragenj zonJer he[ b teeÏ s H zal dit zoo ver van mijn principe niet afwiik«»n p„ n j i. • * v«Jfceene oeteelvenis is, dan zenofd^J 7 ' dever«aaer'«^o^a8roP vijf zoude kunnen zijn gereduceert en d« rf, ^t^nrg^?^Trden r r t< *™ ~- - ™:* laten berusten: w „t dft wf0 a f ' "* ' ^ ^ d" W"°°rd zoüd^ *ebben der beteeken*, zou/e ml ^ nt II ^T" ' Z°nderaCht * Wi',6n °P * b°Ven bed^e ruimte op de aan- en ^Zs^T^t' 7 ** "T* ^ ^ ^ > b- -ineeie juftitie moeten Zd ^ die h T0""" ka"' ~ W" ^ ^ ^ ~ de ^ Publieke Aanklager wi.len ^ ' 6" * m0eie,iikhede« va» dien Post kent, zou als dan M  ( 46 .) Het zij den Ondergeteekenden verder vergund, eer hij hier afltappe,nog van twee zaken melding te maken, waar van men weinig in de nevensgaande (hikken vind, en welke, zoo wel overliet bedrijf, als' over de bedoeling van den Hove, nog cenig meerder ligt zullen verfpreiden. De Eerde is, dat de Agent zal opmerken , dat de nevensgaande Copie van het Request der Dienaars niet is ge'authentifeert. De Ondergeteekende had lang te vergeefs getragt te ontdekken, op welke eene wijze de klagten der Dienaars over hem gedaan waren. Dan eindelijk liet zig de Raadsheer Saxe, inde onderhandelingen die'er in de Raadzaal plaats hadden, het woord Request uit den mond vallen. Hier uit begrepen hebbende dat de klagten bij Request gedaan waren, meende de Ondergeteekende recht te hebben , om Copie «Él dat Request te vragen , en deed dit den laatften Zondag morgen, bij gelegenheid dat hij zijne gegronde gevoeligheid aan die vijf vergaderde Leden te kennen"gaf. En daar op ont/ing de Ondergeteekende het hier nevens gaande (luk , tegen allen ftijl en praftijk, ongeappoiniïeert, en ongeauthentifeert, (dog waar over de Ondergeteekende de reflexien aan den Agent zal overlaten,) het gene, door de hand van eene der Klerken gefchreven, de Ondergeteekende vertrouwt dat de Agent op zijn woord wel zal gelieven te gelooven, geen ander te zijn , dan het gene, na dat gedaan verzoek, uit naam van den Griffier de Vos, aan het huis van den Ondergeteekenden gezonden is. De Tweede is, de uitdrukking in de Refolutie van het Uitvoerend Bewind, van den 23 January, in wélke de abfentie van den Ondergeteekenden te dien tijde, word .genoemd, eene eigendunkelijke abfentie van zijnen post. (*) Daar 'er in den brief van het Hof aan het Uitvoerend Bewind niets van die eigendunkelijke abfentie van den Ondergeteekenden word gezegd, zal men, om niets te hafardefen, aan den Agent overlaten, het oordeel van waar die befchuldiging bij het Bewind kan gekomen zijn. Dog hij kan niet voorbij den Agent te verzekeren, dat zij is geheel valsch geweest. . Nooit is de Ondergeteekende, geduurende den tijd zijner bediening, een halvcn dag van huis ge. weest, zonder kennis daar van tc geven aan den Prefiderenden in der tijd. Nooit zal men kunnen aantoo'nen, dat een Procureur Generaal, zig willende abfentereu, ooit iets meer gedaan hebbe, dan daar van kennis te geven aan den Hove of Prefiderenden. Toen nu de Ondergeteekende de Copie van het bewuste Requestontfangen had, en daarmede, des morgens van den 31 December , had gezonden bij den Griffier, met een verzoek om het zelve te willen authentiferen; en dit de eerfie aanleiding gaf tot de ontdekking, dat bij des morgens met het aanbreken van den dag, met eene Commisfie uit den Hove naar den Haag was vertrokken, is de Ondergeteekende dezelve Commisfie niet gevolgd , dan na alvorens, den Prefiderenden Hom niet thuis gevonden hebbende, hem bij een behoorlijk briefje te hebben kennisgegeven van zijn voornemen om uit de Stad te gaan:]Juist om deze befchuldiging van eigendunkelijke abfentie voor te komen. /' , , .. , Het zoude-belachelijk geweest zijn, indien bij daar toe alvorens had verzogt eene bijeenkomst of vergadering vau den Hove. Maar eens voor een oogenblik geftld, hij had ugen alle gewoonte dit willen doen, dan moet hij vragen: hoe zoude die vergadering zijn gecompofeert geweest? Drie Leden waren met den Griffier naar den Haag vertrokken, de Raadsheer Aanforghvn& ziek, en van Loon ook abfent. Aldus waren 'er maar mee leden, namelijk de Prefiderenden», en Raadsheer van Osfenbergh alleen in ftaat om het Hof uit te maken. Zie daar, Agent! wat 'er is geweest van die eigendunkelijke abfentie, door het Uitvoerend Bewindden Ondergeteekenden aangerekend, en op het weik hij nooit is gehoord, nog hem gelegenheid gegeven is om zig te verontschuldigen. (**) ^ O Eigemlijk ft»t 'erin de Refolutie van het Uitvoerend Bewind, (zie hiervoor bUtfc.»*)*-* *'>' Procureur Generaal, zig geduurende dit verfchil door eigendunkelijke abfentie van de waarneeming van zijnen Post, beeft ontrokken. r«») Ik had in dezen brief daar nog kunnen bijvoegen, dat ik op den ie January, '799- terwijllkinden Haag op den uitüag was wagtende, van daar aan het Hof heb verzonden een gemotiveerd Advis, oP een Request  ( 47 ) De Ondergeteekende vertouwt, dat, daar hij de minfte verongelijking van een ander nimmer met onverfchilligheid kan aanzien,hij bij den Agent, vanwien de rechtvaerdigheid het diftin&if caracter . uitmaakt, verfchooning zal vinden , dat zijne gevoeligheid over de hem aangedaane verongelijkin^en den Agent dus lang heeft opgehouden, ter verdediging zijner onbevlekte reputatie. Om nu over te gaan tot het gerequireerde point: N'aiuwtijks had de Ondergeteekende den Dienaars aangezegd, zijn voornemen van hen te zullen demitteren, of de Cipier van I hazenberg, (het gevangenhuis,) gaf hem daar over zijne blijdfchap te kennen, hem in het breedc verhalende al den overlast dien hij van die luiden leed, met welke hij in die dagen in het bijzonder te doen had, bij gelegenheid, dat een ter dood veroordeelden gevangene aan toevallen op de zenuwen fujet, op last van den Hove, nagt en dag, door drie van de vijf Dienaars moest worden bewaakt en bewaard. De Ondergeteekende vermeenende, dat de door den Cipier hem daar bij opgegeven ftrafbaare bedrijven der DiehaarS, jemèl fimul zouden kunnen worden afgedaan , verzogt hem die fchriftelijk te willen opgeven. Hij ontfing daar op van hem de Verklaring hier bijgevoegd fub. litt. H. Dan dezelve aldus, zoo hetfeheen, door eene vrouwe hand gefchreven, en om de ratures weinig gefchikt om te kunnen'worden geproduceert, verzogt hij bij een brief uit den Haag, dat men hem die in betere orde geliefde te doen geworden. Hij ontfing daar op de hier bijgevoegde verklaring van den Cipier Scheepens, fub litt. I. En van den Tugtbuis - meefier Reuss fub litt. K. benevens nog de bijgevoegde Memorie, aangaande een dier Luiden, welke, in het Tugthuis zijnde om te waken, eene der tugteljngen bij nagt had weten te bekruipen, welke zaak voor den Raad van Rechtspleging der Stad Utrecht gediend had. Deze ftukken zijn, geduurende den tijd der onderhandelingen, en dat men afwagtte het Berigt en Advis van den Agent van Juftitie, tot den dag dat de zaak ftond af te loopen, geweest in handen van den Directeur Hoeth, als in deze zaak, van wegen het Uitvoerend Bewind gecommitteerd En wanneer op dijnsdagavond van den 22 January, de laatfie bijeenkomst is gehouden, bij welke de' Commisfie uit den Hove, beitaande uit de Raaden de Brueys en Saxe, tegenwoordig was en de Ondergeteekende voor alle voldoening niet konde obtineren, dat de Dienaars, als tot eene' quafie ftraffe , voor eenen korten tijd werden geëmploieert als buiten-dienaars , om daar na wederom hunne vonge funétie bij het Hof te hervatten ; en 'er voor den-Ondergeteekenden , die gerust vertrouwde op de rechtvaerdigheid zijner zaak, en de zuiverheid zijner onfchuldige bedoelingen , niets anders overig bleef, dan zig te refereren tot de rechtvaerdige uitfpraak van het Uitvoerend Bewind verklaarde de Directeur Hoeth in diezelfde Comparitie, aan de Raaden de Brueys enSaxe, ten aa'nhoo" re van den Ondergeteekenden: Dat indien de helft -maar waarheid was, van het gene hij. DireCïeu'r had onder de oogen gehad van de gedragingen der Dienaars, zij daarom alleen behoorden gecasfeert te worden. 6 J De Ondergeteekende weet niet met zekerheid dat de Burgers de Brueys en Saxe, bij het raport van hunne commisfie , ook dé fubftantie van dit merkwaardig zeggen aan denHove hebben over*ebratrt • dan uit voorgekomen discoursfen heeft hij tog grond dit te gelooven. & ' ' Wat daar nu het gevolg van geweest is, is den Ondergeteekenden niet alles bekend geworden De Dienaars hebben hunne, functien ongeftoord blijven waarnemen. Geftraft zijn zij niet dat ie' mand bekend is. Nimmer heeft men den Ondergeteekenden naar de verklaringen ten hunnen laste gevraagd, nimmer ook zijn zij uit zijne handen geweest. Men zal, daar op gehoord wordende, misfehien wel voorwenden, dat de Protureur Generaal, iets tot van fubmisfie, geprefemeert door de Vrouw van een' Gevangen, tegen welken ik R. O. procedeerde wezens gepleegde oproerigheid; ten fine van confideratien en berigt door 't Hof in mijne handen gefteld, en conform welk advis, dit verzoek ook werd afgetogen. Dit kan men tog niet noemen, zig van de waarneeming van ztjtien Post onttrekken. M a  C 48 ) tot hunnen laste hebbende, daar van eerst aangave aan het Hof had moeten doen. Maar als men zig daar op zoude willen beroepen, behoorde men dit ook te hebben afgewagt, en dit heeft het Hof niet gedaan, maar is daar op voor uit geloopen, hebbende, zoo als de Ondergeteekende evenwel maar bij gerugten is ontwaar geworden, door den Burger Saxe informatien laten nemen bij den Cipier, en Predikant Masman. Dog alles buiten den Ondergeteekenden Procureur Generaal, en dus tegen de gewone manier van onderzoeken rechtspleging: en hetwelk van geen gevolg is geweest, dan alleen, dat den Ondergeteekenden is ter ooren gekomen, dat de vijf Dienaars eens in het Collegie van den Hove zijn ontboden geweest; dog zoo des Ondergeteekendes informatien egt zijn, zouden zij nooit op eenige befchuldigingen ten hunnen laste vooraf gehoord zijn. Uit dit alles zal de Agent genoeg kunnen oordeelen, of de Ondergeteekende reden heeft gehad, in zijnen brief aan het Uitvoerend Bewind, bij welken hij, als eene mede-reden, om welke hij zijn ontflag in zijnen Post als Procureur Generaal heeft verzogt, opnoemd , de verdrietelijkheden door vijf leden van den Hove hem aangedaan; te declareren, dat de onmenfchelijke bedrijven der Dienaars van de Juftitie, bij eenen ter dood veroordeelden, waar van de bewijzen zijn geweest onder het oog van het Uitvoerend Bewind, tot heden ongeftraft gebleven zijn. En hier mede vertrouwt hij aan het van hem gerequireerde te hebben voldaan. Heil en Hoogachting. (Co-  ( 49 ) CCopia.) VRIJHEID, GELIJKHEID Utrecht, den 28 van Zomermaand', 1799. ifo vijfde jaar der Bataaffche Prijheid. De Procureur Generaal van het Voormalig Gewest Utrecht, Aan Den Agent van Juftitie der Bataafsche Republiek. Burger Agent! Ik vind mij verpligt ter Uwer kennis te brengen, dat ik dezen morgen in de Vergadering van den Hove gerequireerd zijnde, mij is te kennen gegeven, dat men eenig fchrijvens had, wegens klagten, als of 'er bij den Hove geene Juftitie zoude zijn gedaan over misdrijven der Dienaars van de Juffi! tie, en dat men verlangde, dat het gene ik tot hunnen laste mogte hebben, ik den Hove wilde exhiberen. Ik heb daar op in fubftantie geantwoord, dat bij mijn verzoek om ontflag aan het Uitvoerend Bewind, ik daar van had gewaagd; dat dit gefteld was in handen van den Agent van Juftitie, en dat, Deze van mij hebbende gerequireerd, het gene daar van onder mij berustende was, ik alle ftukken daar toe behoorende aan U had overgezonden. En naar de Copien van dezelven'gevraagd wordende, heb ik, vermits ik dezelven niet volledig bezat, daar pp negatif kunnen antwoorden , en gemeend , dat de voorzigtigbeid mij voorfchreef niets daar van af te geven , daar ik, met het afgeven van eenig ftuk, mij zoude inlaten in eene zaak, welke actueel tusfchen den Agent en het Hof levendig is; en ik daar door zeer ligtelijk zoude kunnen tegenwerken het"plan of de wijze welke de Agent zig in het onderzoek en de te recht - brenging dezer zaak kan hebben voorgefchreven. Dan ik nam aan, daar van heden aan U kennis te geven, en te verzoeken , het gene ik zoo vrij ben bij deze te doen , om, zoo wanneer Gij zult goedvinden, dat ik eenige der verzogte ftukken of verklaringen aan den Hove overgeeve, daar toe door U te worden in ftaat gefteld met eene fpeciale authorifatie, zonder welke-ik meen onbevoegd te zijn, om mij in deze zaak met het Hof verder in re laten. Het was bij deze gelegenheid, dat menzigverontfchuldigde, en zig, als 'twaare, wilde ignorant houden, van het gene de befchuldigde perfoonen konden misdreven hebben; en dat men deze niet onverwagte aanmerking maakte, waar van ik den Agent, bij mijn brief van den 18 dezer, reeds heb gepraevenieert, dat indien een Procureur Generaal iets tot hunnen laste had, hij daar van aangave aan het Hof behoorde te doen, zonder het welk het Hof niet in ftaat is Juftitie te adminiftreren : dog waar op ik niet heb verzuimd te antwoorden, dat men dan pokdit had behooren af tc wagten • maar dat ik was geïnformeerd geworden, dat de Burger Saxe reeds informatien was nemende van den Cipier, en Predikant Masman, waar door men den weg had geopend tot irregulariteiten en daar uit te ontftaane verwarringen. Ik konde niet nalaten dit merkwaardige daar nog bij te voegen, en het gene den Agent nog niet zal bekend zijn: dat het Hof niet ignorant zal zijn vaneen Request door den Cipier aan den Hove ' - N ge-  C 50 ) geprefenteert, in 't welk men een kort fummier van de befchuldigingcn ten laste der Dienaars vind. Wat 'er nu van dit Request zij, moet ik den Agent bij deze gelegenheid nog informeren. Toen ik de eer had mijn vorig berigt aan U af te zenden, in het welk ik mentie maakte van het nemen van informatien door den Burger Saxe, dagt ik nog niet anders, dan dat deze bemoeijingen maar het gevolg waren van het gene men den Directeur Hoeth had hooren zeggen, voor zijne gedagten, aangaande de ftrafwaardigheid dier luiden, U te voren gemeld: dog kort na dit mijn laatfte berigt is mij in de gedagten gekomen, het gene mij reeds ontfnapt was, dat ik eens gehoord heb, dat, kort na onze te rugkomst uit den Haag, door den Cipier Scheepens zen Request aan den Hove zou zijn geprefenteert. Hem daar nu .naar gevraagd .hebbende, informeerde hij mij, dat hij, merkende dat hij van den overlast van die luiden niet zoude worden ondingen, maar dat zij, zoo het fcheen, over den Procureur Generaal getriumpheert hebbende, voor hem nog lastiger, nadeelig en gevaarlijk werden, hij zig bij Request aan den Hove had geadresfeert, zoo hij meende reeds in Fe. hruary, en van welk Request ik de vrijheid neem de Copie, van hem zelf nu ontfangen , aan U in te fluiten. En het is van agteren befchouwd, vermoedelijk, dat dit Request de aanleidende oorzaak zal geweest zijn, van de informatien door den Burger Saxe genomen, dog welke geen gevolg hebben gehad, dan die ik de vrijheid nam reeds te melden. Ik denk niet te kunnen twijfelen, of de verwondering van den Agent zal op dit berigt en bijlage niet zijn afgenomen. Ik moet 'er nog bijvoegen, dat men het wilde doen voorkomen, als wilde men mij als een pligtverzuim aanrekenen, het niet overleggen der befchuldigingen die ik in mijne handen had ,• ten minfte zig daar op ignorant houden van liet gebeurde. Maar, daar de Agent ligtelijk zal wegen, de redenen die mij daar mede hebben doen agterblijven, zal Hij uit dit nieuw Produft ook even ligt beoordeelen, van hoeveel of weinig gewigt is, de ignorantie die men zoekt voor te wenden; en hoe veel of weinig men zig aan pligtverzuim heeft fehuldig gemaakt, (immers, indien men niet ontkennen zal, dat dit Request aan het Plof geprefenteert, of aan het zelve is bekend geweest,) met het zelve niet te ftellen in handen van den Procureur Generaal, het gene had moeteu gefchieden indien men Juftitie gewild had, en den gewonen weg had willen volgen. En indien men van de zijde van het Hof zoude willen voorwenden,dit buiten den Procureur Generaal te hebben willen afdoen, om dat men hem voor niet genoeg onpartijdig iu deze zaak heeft willen befchouwen, zoude het zeer ongerijmd zijn van hem te vergen, dat hij meer,onpartijdigheids in die vijf Raadsleden zoude hebben moeten vooronderftellen: waar toe de uitkomst heeft getoond dat hij geen reden gehad heeft. Ik heb de eer mij te teekenen, met bijzondere Hoogachting en Heilwensch, (Co-  ( 51 ) QCopm.) Aan den Hove van Justitie'van het voormaalig Gewest Utrecht. verfchuldigde achting te kennen, den Ondergeteekende Jan Scheepens Cipier en Gijfelm.-efter van den huize Haafenberg binnen deeze Stad, dat hij vermeend niet langer te moeten en mogen verzwijgen de flegte handelwijze door de Dienaars der Juftitie van deezen Hove, met naame Jan Portengen, Jan van Schaik en Hendrik Matthysfen, zoo wel aan den Ondergeteekende als aan de Gevangenen van tijd tot tijd gepleegd; maar het zig tot een pligt rekend dezelve voor deezen Hove te moeten openleggen. Het is dan onlangs gebeurd, dat den Maarfehalks Dienaar Hendrik van den Heuvel (in prefentie van Jan van der Heul, en Antony Vleugel, en den Gevangene Jan Meerendonk: j aan den Ondergeteekende heeft verklaard, dat Hendrik Matthysfen gezegd had, laat den Blixem maar leggen (bedoelende hij hier meede den gemelde gevangen Jan Meerendonk:) want hij moet toch aanfiaande Zaturdag hangen. — Daar na is het gebéurd, dat den Ondergetekende met den Gevangene Mee. vendonk ingefprek zijnde, en, onder anderen tegen hem zeide, houd u maar wel, en bid God om" onder/leuning in uwe omftandigheeden, hij Gevangene aan den Ondergeteekende antwoorden- hoe ■kan ik alhier God bidden? daar ik den geheelen dag niet anders hoor frreeken, als van Galgen en hangen, en van galge-malen, en Willem Tromp zit nu boven zijn hoofd, maar zalhemhaast gefelfchap aan de Galg houden. Domine Masman zelve, heeft eens van de Gijfeling komende aan den Ondergetekende betiujgd, dat den gevangene over de flegte handelwijfe aan hem gepleegd had gekjaatrd bedoelende den gevangene naar alle gedagten daar mede de genoemde drie Juftitie Dienaars van den Hove, en geenzints den Ondergeteekende, alzoo hij voor zig zelve te wel overtuijgd is, nog den gevangenzit»*»*, nogte eenig ander gevangene ooijt te hebben beledigd, of mishandeld en zig ook gaarne dien aangaande onderwerpt, aan betftrengfte onderzoek. Vervolgens is het gebeurd, dat den ondergetekende op de Gijfeling van den Gevangen^**»* komende, de drie gemelde Dienaars van deezen Hove met de kaart ziende fpeelen, zagtjens te-en hun zeide : Jongens ! gij moest dat fpeelen laaten , dewijl mij dunkt dat het alhier geen pas geeft waar op ZijL. mij antwoorde: al kwam de Procureur Generaal zelve, ofte een der Raaden ofte ' den Schout, dan behoeven wij het nog niet te laaten : Nu is het reeds drie weeken, dat meergemelde drie Juftitie dienaaren den ondergetekende niet al leen .in zijnen post, niet na behooren behandelen-, maar hem waar het ook zij, ontmoetende den rugtoekeeren, en zelfs dwarsboomen, zoo als nu kortlings nog is gebeurd, toen de dienstmeijd des avonds een flefch met warm water op de Gijfeling bragt, met verzoek om dezelve aan den ge vangen Jan Meerendonk te willen bezorgen, dat Jan van Scbaik vraagde moet ik dit van avond of morgen doen ? Geeft den Ondergeteekende de geheelen Week goed Vleesch en goede fpijfen, en zet hun des vrijdags aardappelen met ftokvis voor, dan is Hun L. antwoord: dat is voor ons geen Eeten Ook leven ZijL. zoo roekeloos met het vuur en ligt, dat het den Ondergetekende in de vier en twintig uuren altoos een Kaars, en ten minften over de honderd turven meerder kost als ten tijde dat de Maarfehalks Dienaars moesten waakeu. N 2 Om  C 5* ) Om al het geen voorfchreven, rekend den Ondergetekende zig in zijnen post met zulke Juftitie Dienaaren niet langer veilig. — En neemd daarom met alle verfchuldigde achting de vrijheid zig te wenden tot U Raaden van deezen hove, met inftantelijk verzoek, dat het UI. gelieve mogte ten fpoedigften zoodanige middelen in 't werk te ftellen als in deeze zal noodig geoordeeld worden te belmoren. 'T welk doende &c. &c. (was ge t.) JAN SCHEEPENS. (Co-  C 53 ) (Copia.) No. 12. GELIJKHEID, VRIJHEID, BROEDERSCHAP, In den Haag, den 3de July 1799. - ■ Het vijfde Jaar der Bataaffche Vrijheid. De Agent van Juftitie der Bataafsche Republiek. Aan Den Burger H. Kluit, bevoo rens Procureur Generaal van het voormaalig Gewest Utrecht. Burger! Ik heb wel ontfangen Uwe Misfive van den 28e Juny laatstleden, waar bij Gij mij kennis gaaft van het door het Hof aan u gedeclareerd verlangen, dat Gij het geen Gij ten laste van de Dienaars óerjulïhie mogt hebben in den Hove zoud exhibeeren, en mij daarom verzogt, om, zo wanneer ik goedvond dat daar aan door U wierd voldaan , u zekere Hukken over te zenden. Dan, vermits inmiddels is tusfchen beiden gekoomen Uw ontflag als Procureur Generaal heb ik thans gevoeglijkst geoordeeld, daar over aan het Hof zelve te fchrijven; waar van ik niet heb willen nalaaten U bij deezen te informeeren. Heil en Broederfchap. (JVas geteekenf) J. E. REÜVENS, (finderjiond) Ter Ordonnantie, (JVas geteekent) W, h. dröghoor N. 0 Ziet  C 54 ) Ziet Q Slagtmaand 1799. Rbi/nfaterutou*. In de laatjle regels vande Bijvoeging onder aan Bladz. %%gelieve men, bet gene'er volgt agter de ciifers 149. aldus te lezen: Dog bij hunnen eerften oorfprong, in de hooge oudheid, waren zij niet zoo groot: die wijst hunne benaming zelve aan, daar Maar van Mere een paard afitanu, en febalk vrafcalk, het welk in 't oud Duitsch een knegt beteekende. Onder aan bladz. 10 is agter de wenden dijnsdags avond de s verzuimd. De laatjie i in bet woord delinquentis onder aan bladz. 31 moet eene e zijn. Deze en dergelijke kleinigheden den Corrector ontglipt, zal meu wel willen verfeboonen. Dog'er zijn nog drukfeilen die den zin Jloren; Als Onder aan den tekst van bet gene men vim bladz. aflaat Misfive van den Agent, dit moet zijn ,3fiftve aan den Agent. En bladz. 43 jlaan tweemaal deze woorden: van den 8 dezer maand in handen van den Agent van Juftitie gefteld zijnde uwe Misfi /e. Dit gelieve de lezer eens over te jlaan of door tt febrappen.