TAFEREEL van NATUUR en KONST.   TAFEREEL VAN NATUUR en KONST; behelzende, by eene algemeene landbeschryving en beknopte historie der verscheiden volken, alle de voornaamste byzonderheden die in de bekende waereld, met betrekking tot de natuurlyke historie , den godsdienst , de staatkunde , de weetenschappen, konsten, koophandel, enz. voorkomen. Grootdeels naar het Engelfcbe gevolgd. Eerste Deel. Tc AMSTERDAM, By PIETER MEIJER, 0p den Dam. MDCCLXIX.   VOORBERICHT DES NEDERDUITSCHEN UITGEEVERS. D en weeclusc op te wekken, de opmerking aan te kweeken , de verbeelding tot weezenlyke voorwerpen te bepaalen, het vcrftand met nutte kundigheden te vcrryken, en de ziel dus tot erkentenis van haaren Schepper op te leiden, was, het groote en pryswaardige doelwit der Opftelleren van dit werk: den aanwasfenden fmaak voor tydkwistende vermaaken en zedebedervende fchriften meenden zy dus, op eene zachte wyze, in fommigen ce zullen verbeteren, en in anderen voor te komen. En wat kon daartoe ook gelchikter zyn dan jeugd en gevorderden leeftyd een Tafereel van de geheclc Natuur voor oogen te flellen, zo als zy zich in . haare verbaazende verfcheidenheden ontdekt, en deeze fchildery te verryken met dc afbecdfels van dc verfchillende * 3 de  VOORBERICHT. de wyzen van famenleeving die onder het menschdom plaats hebben, en van de uitvindingen en konsten , door hetzelve tot onderhoud en gemeugte des levens ontdekt, terwyl men het verfchiet de lotgevallen en tegenwoordigen ftaat der byzondere landen en volken doet vertoonen. Hun arbeid werd met groot genoegen by hunnen landaart ontfangen. Het wysgcerig gemoed ontdekte 'er ecn'onuitputtelyken voorraad in tot befpiegelingen ; de ÏTaatkundige vond 'er zich door onderhouden met allerlei foorten van regeerings■vorm; zy, die hunne gaaven aan nuttige konsten beftceden, verkreegen 'er juiste denkbeelden door van alle de vorderingen die het vernuft, met ondervinding vereenigd, van tyd tot tyd, gemaakt heeft; en zelfs zy, wier oogmerk alleen tydkorting is, werden 'er duizend byzonderheden in gewaar, die hunne nieuwsgierigheid ver* meerderden terwyl zy voldaan werd: en dit" alles in een kort beftek en door eenc bevallige behandeling. Wy ftonden niet lang in beraad om onzen  VOORBERICHT. zen Vaderlanderen ook deel te geeven aan zulk een nuttig en vermaakelyk werk. Nochtans volgden wy onze voorgangers niet zo flaafsch. dat, daar wy ondervonden dat zy verbetering noodig hadden, wy dezelve verzuimden. Dus maakten wy, by voorbeeld, eenige verfchikking in hunne order, cn dceden die door de verhandeling van elk byzonder land geregeld voortgaan. Zodat men nu altoos eerst een algemeen bericht vind wegens de geplaatstheid en gefteltenis van ieder land; dan de befchryving der natuurlyke zcldfaamheden , als dieren , planten en gewasfen, delfftoffen, merkmaardige bergen , bronnen, zeeën , mciren cn rivieren ; voorts een verhaal van de algemeene rampen cn onheilen; van de voornaamfte uitvindingen cn ontdekkingen; vervolgens eene befchryving van de aanzienlyktte openbaare gebouwen en andere voortbrcngfcls der konst ; van de overblyffcls der oudheid; van het ftaatsbeftier, de zeden, wetten, overleveringen enz.; cn eindclyk een verflag van de * 4 lot.  VOORBERICHT. lotgevallen,ftaatsveranderingen, en ander re merkwaardige zaaken. Voorts hebben wy aan onze vertaaling die fieraaden van taal en ityl trachten by te zetten, welken aan het oirfprongkelyke zo veele bevalligheid gceven, ten einde des te gereeder de goedkeuring onzer leezeren te winnen , terwyl de reeds vervaardigde voorraad ons in hraat (telt, om, door eenfpoedig en geregeld uitgeeven der op elkander volgende deel^es, hunnen lust wakker te houden. By  By den Uitgeever van dit Taferefl, van Natuur en Konst , zy n , onder meer anderen, de volgende Vernu tige en Poëtifche Werken gedrukt eu te bekomen. Algemeene Ocfenfchoole, waarïn van tyd rot rvd alle de tegenwoordig in bloei zynJe Konden en Weetenfchappen op eene duidelykeen bevatbaare wyze verhandeld worden, grootdcels gevolgd naar liet Engclfche werk van den Heeie B. Martin; zynde boven dien achter ieder linkje gevoegd een goed gedeelte Mengelwerk van Vernuft, Konlt , Geleerdheid enz. door den Nedcrdtiitfchen Uitgeever verzameld , of hem door kundige Liefhebbers toegezonden. Doorgaans met Kaarten en Printverbeeldingen opgehelderd. In gr. Svo. 18 deelen, die telkens met een ftukje vervolgd worden. Verzameling van geeftige Hekelfchriften, uit het Hoogduitsch van den beroemden Heer G. W. Rabcntr. In 4 deelen gr, 8vo. Gedenkfchriften , behelzende het leven en dc ontdekkingen van den grooten Filofoof, Martinus Scriblerus, uit het Engelsen van den vermaarden Pope, met een opdragt in Nedercluitfche vaerzen aan den Hollandfchen Scriblerus. In gr. Svo. Levensgevallen van Jonathan Wild den grooten,uit het Engelsch van 11. Fielding. In Svo. Geeftige Brieven van Lady Montague, gefchreeven geduurende haare reizen in Europa, Afia en Africa enz. In gr. 8vo. Belisarius, naar het Franfche van den Heer Marmoute! ; tweede druk. Verrykt met de Brieven , door voornaame Migendheden en andere aanzienelyke perfonagien aan den autheur, wegens de uitgave van zyn werk gefchreeven. Met fraaije Printverbeeldingen. In 8vo. Zetlclyke Brieven tot verbetering van bet hart, naar den fraai-  fraaijen ftyl van den Heere J. J. Duscb .uithstHoo-duitscli overbezet. In gr. Svo. ° De Hollandl'cbe Spectator, door Mr. Jnflns van Efen lid van de Koninglyke Maatfchappy der Weetenfchappen te Londen , tweede Druk , vermeerderd niet het Leven cn Portret van den Schryver cn een nieuw breedvoerig Regifter over het beheele Werk, In 12 deelen, Svo. ' De Mifantrope of de Geftrenge Zcdcmeefter , door den zelfden Schryver. In 3 deelen, Svo. De Philofooph; een Spectatoriaal werk,dat alle Maandagen met een Venoog vervolg word, a deelen ' In gr. «vo. " Da vin. In twaalf Boeken. Door tucretia Wilhtlmina van Merken. Tweede Druk. In 4to. op gr. enk], pap. Een fraai Stel van XUI Kofiflplaaten, op eroot en klein pap. om geplaatst te worden voor den Tytel en elk Boek van het Dicbtffiik Da vip", allen geteekentf en in 't koper gebragt door den beroemden Plaatfnvder S. Fokkc. 3 Het Nut der Tegenspoeden, Brieven en anderen Gedichten , door Lucretia U ilbetmlna van Merken In 410, Tweede Druk. Bezegelingen over verlchciden gewigtige onderwerpen voorgc(te;d 111 riichimaaügc Brieven , door ChrutUa Lconoia tic XenJviUe. In gr. 8vo. Tweede Druk. Telcmaclnis, uit het Franfche van den Heere Fenth» m Ncderdujtfefie vaerzen overgebragt, en in dcczen Mgènwooraigen druk doorgaans arootelvks verbeterd ('oor S. Feitama , onder de zinfpreuk Studio Ftnètur Jxgenium, cn tevens- met het kondig afhceldfel des ISederdtntfchen Dichters , door floubraken, verfierd In 4to. Tweede Druk, Henrik de Groote, uit de Franfche heldenvaerzen van den Heer de Poltatrt; in Neicrduirfche overgebragt door.s. Feitama, onder de zinfpreuk studio Fovetur , fngenium. In 410. '.. . . De-  De nagelaaten Dichtwerken van wylen den Heer S'. Feil aha, onder de zinfpreuk Studio Fovetur Ingenium , beftaande.in Tooneeipoëzy, Veitaalingen en Mengelwerk. In 4to. Lykzangen , ter gedachtenisfe van den beroemden Dichter den Heere S. Feitama. In 4M. Het Boek der Palmen ; nevens de Lofzangen by de Hervormde Kerk in gebruik, volgens dc gewoone lengte en zangwyzen, op nieuw in dichtmaat gebragt door een Konstgenöptfchap, onder de zinfpreuk Laus Deo, Salus Populo. In gr. 8vo. Her zelfde Bock , geheel op Zangnooten. In het gr. 410, gr. 12'no cn ld. ïamo formaat van de gewoone Kerkboeken. De Amftclftroom, in zes Zangen , met ophelderende Aanteekeningen, door N. S. van Winter. In 410. . Nagelasten Gedichten cn Nederduitfehe Spraakkunst van wylen den Dichter trans de Haas. In gr. 4W. Dlchtkonftig Gedcnktcekcn voor de Ncderlandfchc Vryheid, op haar cerfle Ecuwgetyde , opgerecht door vèrfcheiden Diehtcresfen cn Dichteren , op de uirnoodiging en onder het opzicht van Phileieatberus,' ter gedachtenisfe van het vereeuwigen der Munftcrfche Vrede , in den jaare 1748. In gr. 410. Nederlands L\kpligt, afgelegd door vèrfcheiden Dichters, by het overlyden van zyn Hoogh. Willem den IV. In gr. 4to. Treurzangen, ter gedachtenisfe van den Dichter Dirk Smits. In gr. 410. 'Befpiepelingen over Gods Kerk-en Wacreldbcftier, be- • trekkelyk tot het beloofde Vronwezaad ; in zeven Zangen; nevens Zielverlustiging in het ' efehouwen van Aarde, Lucht en Sterrenhemel, door Vrouwe C. P. In gr iivo. Tweede Druk. Öpwekkelyke Nalpooringen, by het genot van 't eenzaam buitenleven,Lettervruchten van ftille dagen, nevens  vens andere ftichtelyke Gedichten, door de zelfde. ïa gr. Svo. Tweede Druk. Ernftige Nagedachten over de algemeene Waterfchuddits. ge en Aatdbeevingen, alomme befpeurd in den ja*re MDCCLV., door de zelfde. In gr. 8vo. Vervolg van ftichtelyke Gedichten, op vèrfcheiden onderwerpen , door de zelfde. In gr. Svo. £. W. Higts, Lentezang, in Nederduitfehe vaerzen overgebragt door V H. Bakker , met het Latyn tegen over dezelven gedrukt. In gr. Svo. B e o n , koning van Egipte. Treurfpel. Door F. van Stcenviyk In Svo. A F. S. en A. L. F. Proeve van Dichtoefeningen, met konflige plaaten. In gr. 8vo. Een nieuwe fraaije druk 'op aanzoek van vèrfcheiden Kerkgemeenten, in welken men gewoon is de leerzucht der Jeugd door het uitdeelen van Pryzen aan te moedigen,) van de Zinnebeelden der Tonge, in 40 konftige Tafreeltjes, door den beroemden Schynvoet in 't koper gebragt, en op eene leerzaame wyze in dicht en profe verhandeld door Mr. Brmeritts van Niedeck; waar achter by deezen druk gevoegd zyn: Stichtelyke Bedenkingen over vèrfcheiden Godsdienliigc en Zedelyke onderwerpen , in Zinnebeeldige Vertoogen voorgefteld, voornaamlyk ten gebruike der aankomende Jeugd In gr. 8vo. Nachtgedachten over het Leven, den Dood en de Onfteiflvkhcid der Ziele , uit het Engelsch van den beroemden Dr. Ed-ward Toung overgezet , en met ophelderende Aanmerkingen voorzien door Joannts Lublink den jongen. Waarby ten (ieraade gevoegd ,is het kondig Portret van den Schryver, door J. Boubrakeu. In gr. Svo. 2 deelen. De Centaurus geen Verdichtfel; in vèrfcheiden Brieven over de tegenwoordig in zwang gaande levenswyze der menfehen; door den zelfden Dr. Ed-ward Toung. Uit het Engelsch overgezet, In gn.Svo. T A.    TAFEREEL .VAN NATUUR en KONST. INLEIDING. In het werk.'t welk wy thans onderneemen, is ons oogmerk den leezer, door de vefcheidene Landftreekcn der bekende waereld te geleiden, en hem die wonderen, welke hun beftaan of aan de hand van God-zelven, of aan de'Kohst en uitvindinge der ménfehen verfchuldigd zyn, voor oogen te ftellen. Niemand, hoopen wy, zal door de fchynbaarc langheid der reize worden afgefchrikt; want wy houden ons verzekerd dat de verfcheidenheid der aangenaamfte voorwerpen , elk de verdrietelykheid zal doen vergeeten, en de genomene moeite in het'overtrekken van het Jlpiscb gebergte, en het doorkruisten der Afrkaanfcbe wildernisfen ryklyk vergoeden. Daarenboven zullen wy, onze aandagt naar bc-hooren vestigende op de verbaazendc blyken der Godlyke voorzienigheid, cn op de uitwerkfels der menschlyke Konst, niet ïlegts het gferioegen hebben van by onze I- Deel. A we.  2 Tafereel van Natuur en Konst. wederkomst onze nieuwsgierigheid voldaan, maar ook onze Godvrugt aangegroeid, en onze ziel met eenen voorraad van nutte kundigheden verrykt te zien. Wy zullen de gewoone verdeeling van onzen aardglobe, in vier voornaame deelen in het oog houden, beginnende van Jfie , van waar wy zullen overgaan tot Africa, vervolgens tot Europa, en dus eindigen met America. De verfcheidene landen, die in yder waerelddcel voorkomen, zullen afzonderlyke hoofdftukken uitmaaken, cn de zeldzaamheden van yderc landftrceke onder haare behoorlyke afdeelingen gelchikt worden. Doch de leezer moet niet verwagten, dat wy over alle kleine plaatfen, landfehappen of eilanden in het byzonder zullen handelen; want veelen derzelven verfchaffen niets, dat onzer opmerkinge waardig, of zo ongemeen is, dat het ter bereikinge van ons oogmerk kan helpen. Nu en dan zal men mooglyk meenen dat wy geene orde in het oog houden, Avanneer wy fomtyds van het vaste land naar een nabuurig eiland overfteeken, of den oceaan bevaaren, om de wonderen der diepte te befchouwen. Wy zullen egter zo veel mooglyk is eene klaare en na-  Inleiding. 3 aatuurlyke orde poogen te volgen, en ons best doen om den leezer van het eene land naar het andere, op zodaanige wyze te geleiden, dat hy ten uiterften voldaan zal zyn, fchoon hy niet moet venvagten, in ydere landftreekc even veele zeldzaamheden van Natuure en Konst te zullen vinden. Weinig agten wy het egter noodig de gewoonte der aardryks-befchryveren na te volgen, in het gebruik van globen of' landkaarten vooraf aan te wyzen, dewyl wy veiligiyk veronderftellen moogen, dat onze leczcrs zo veele kundigheden wegens de beginfels der aardsryks-befchryvinge bezitten, als tot het verftaan der zaaken, welke wy mecnen voor te ftellcn, vereischt worden , cn ons oogmerk niet zo zeer is, de ligging der landen te befehryven, als wel de byzonderheden, die in yder land merkwaardig zyn, op te merken; de gewoonten der onder fcheidene volkeren aan te teekenen, en hunne voornaamfie lotgevallen te verhaalen. Het is niet onwaarfchynlyk dat wy in een werk van deezen aart, eenige byzonderheden zullen overflaan, welke veelen als de grootte wonderen der waereld aanmerken, en andere bybrengen, welke zy voor beuzelingen houden, A 2 die  4 Tafereel van Natuur en Konst, die geene plaats in eene fraaije verzamelinge waardig zyn; dit fchyntbyna onvermydelyk: in zulk eene verbaazeude meenigte van voorwerpen als de waereld bevat, kunnen fommige dingen , die onze verwondering verdienen, onzer opmerkinge zeer gemaklyk ontflippcn, en andere kunnen ons van grootcr belang toefchynen dan hun, voor welken zy gemecnzaamer zyn. Voeg hier by dat het onmooglyk is allen fmaaken tebehaagen. Alles dcrhalven wat men van ons eifchen kan , is dat wy eene keus doen uit die byzonderheden, welke door de gröotfle wysgeeren, door allen , die de wonderen van Natuure en Konst tot voorwerpen hunner oeffeninge en beichouwinge gemaakt hebben, voor zeldzaam en vcrwonderenswaardig gehouden zyn. Wy hebben best geoordeeld onze befchryving met Afit te beginnen, omdat dit gedeelte der waereld, als zynde om veele redenen het aanmerklykfte van de vier waerelddeelen, den voorrang weezenlyk toekomt, fclioon eene verkeerde zugt voor het land, waarin wy gebooren zyn, fommigen heeft doenoverflaan, om dien aan Europa te vergunnen. In Afië plantte de almagtigc Schepper den lusthof  Inleiding. j hof Eden, in welken hy dc eerfte ouders der menfehen geplaatst heeft. Afië werd nog eens de kweekplaats der waereld , toen zy door den zondvloed verdelgd was, en Noacbs nar komelingen zonden van daar hunne verfcheidene volkplantingen naar alle andere deelen des aardbodems. In Afië was het, daar God zyn begunftigd volk, dc Hebreen, verkoos te vestigen; in het zelfde waerelddccl voltooide onze gezegende Zaligmaakcr het grootc werk onzer verlosünge, en van daar werd het ligt van zyn heilryk Euangelium, door zyne leerlingen en navolgers onder alle volkeren verfipreid. In Afië werden de eerfte Heden gc(ligt, en de eerfte monarchyen opgerigt,zelfs toen wanneer de overige deelen der waereld nog ontbloot waaren van bewooneren. By deeze voordeden kunnen wy de vrugtbaarheid van den grond van Afië voegen; de helderheid der Iugt; de fmaaklykheid der vrugten ; de heilzaamheid der kruiden ; de welriekendheid en balfemagtigehoedaanigheid der planten, gommen en fpeceryen; de verfeheidenheid, fchoonheid en kostbaarheid der gefteenten; de fynheid der zyden ftoffen; de rykheid der metaalen, en veele andere dinA 3 gen  6 Tafereel van Natuur en Konst. gen van gefyken aarr. Om deeze redenen heeft men het al tyd voor een bekoorlyk gedeelte der waereld gehouden, fchoon het in fommige opzigten, fedcrt de ontdekking van America , eenen mededinger gekreegen heeft. Wy moeten erkennen dat Afië, terwyl de Jurken een aanmerklyk gedeelte van hetzelve bezeten hebben , zynen ouden luister verlooren heeft, en dat van natuure rykc cn vrugtbaare landftreeken , genoegzaam in woeste en onbebouwde wildernisfcn veranderd zyn. Maar in weerwil van al de onagtzaamheid en dwinglandy der Turken, verfchaffen hunne Afiatfcbe heerfchapp.yen grooten overvloed van kostbaare koopman fchappen, waarom zy veel door handelaaren uit andere landen bezogt worden. Ook geeft deeze landftreek den oudkundigen ruime ftof van verlustigingen ; dewyl zy, om zo te fpreeken, overfpreid is met de puinhoopen van groote en pragtige /leden, die in gewyde beide en ongewyde historiën beroemd zyn. T A-  TAFEREEL VAN NATUUR en KONST. A S 1 A. ASIATISCH TURKYË. ALGEMEEN EER.IGT WEGENS HETZELVE. Het Turkscb gebied in Afië, is gelegen tusfchen de 12 en 45 graaden noordelyke breedte, en tusfchen de 27 en 60 graaden,ooftelyke langte. liet grenst ten noorden aan de Zwarte Zee en Circasfië; ten oosten aan Perfie en de zeeboezems van Bosjora en Ormus; ten zuiden aan den Indifcben Oceaan; en ten westen aan de Archipel, de Middelandfcbe Zee, en de Roods Zee, Afiatiscb Turkyë is verdeeld in de T3 volgende provintiën. 1. Natolie, eigenlyk Klein A 4 Afië,  8 Tafereel van Natuur en Konst. Afië, waarin de lieden Burfa , Nifa, Smyrna en Epbeje gelegen zyn. 2. Amafia, 't welk dc fieden Anafia, Sinope en Trapezonde bevat. 3. Aladulia, waarin de lieden Ajazzo en M*raf zyn. 4. CVaTKama , bevattende de lieden Terasfo en Stfa/fo. 5. Syrië en Pa7*/H«a 0f het Heilige Land.f waarin de fieden , Da- Wfw' Jntiochië, Aleppo, Tyrus, Sidon, Tri. poli en &aW/f™M begreepen zyn. 6 Cbaldea, alwaar de fieden Bosfira en Zyn. 7. Mefopotamie of D/arfe'*, bevattende de (leden Diarbec, Orfa en Monjiü. 8. Asfyrië, waarin men dc fieden Ninivé en 5ef/ü heeft.' 9. Armenië, alwaar zich dc (leden Van cn £r2mOT bevinden. 10. Georgië, behelzende Mingrelte, lmaretta en een gedeelte van Cirsasftê, het?welk de fieden Gonië en Amarcbia bevat. Woest Arabië, waarin de flad Chavebeda is. 12. atjt^ ^rafoe , bevattende dc fieden iHtvcra, 5%fctt , Medina en Diajte- en 13. Gelukkig Arabië, waarin de fieden Mocbo, Sibit, Hudramut, Casfeen, Segur, Muscat, Jmnama en EU cal/ begreepen zyn. Dc voornaamfle bergen in deeze Iandftreeke zyn de Olympus, Taurus, Caucafus, Ararat, Libanon, Hermon, Ida, Sinaï cn Hor eb. De  ASIATÏSCH TURKY£ ALGEM. BER1GT. 9 De rivieren zyn de Euphraat, de Tiger, de Orantes, de Meander, de Sarabat en de Jordaanse lugtgefteltenis van Afiatisch Turkyl is verichillend in deszelfs ondcrfcheidcnc deelen. Die van dc zuidelyke provintiën is gemaatigd maar niet gezond , wordende die ftreeken dikwyls van dc pest geplaagd. De lugt van Arabië is ongemeen heet , en in v-ele plaatfen zeer ongezond, inzonderheid in dat gedeelte der landftreekc, dat aan de zeekust ligt. Dc winden zyn ook heet en verderflyk, zo wel als die op de tegenoverliggende ftranden van Perftë; ook zyn de zanden zeer lastig en gevaariyk, wordende gelyk wolken door de winden voortgedreevcn : men zegt zelfs dat in deeze woeflyncn gehecle karavaanen door eenen ftorm van wind cn zand begraaven en vcrlooren gegaan zyn. Gelyk de lugt verfchillend is, zo verfchilt ook de grond, die in fommige deelen zeer vrugtbaar is, en al de noodwendigheden cn geryflykheden des leevens in groote volmaaktheid, verfcheidenheid en overvloed verfchaft; terwyl andere deelen van deeze uitgebreide heerfchappyë , geheel onbewoonbaare wildernisfen zyn. A s N A-  ïo Tafereel van Natuur en Konst. NATUURLYKE ZELDZAAMHEDEN, DIEREN. Naauwlyks is een fchepfel meer berugt by oude en bedendaagfche Schryvcren dan de Cbameleon, een dier van bet geflagt der hagedisfen, en dikwyls gevonden wordende in de nabuurfchap van Smyfna.inzonderheid omtrent dc oude muuren van het kasteel, alwaar het onder de puinhoopen voortteelt. De kop van de Cbameleon is wat grootcr dan die van de gemeene hagedis; haar rug is bultig, gelyk die van een varken ; en haare vier pooten zyn in klaauwen verdeeld, zweemende naar die van ecnen papegaai. Zy heeft ecnen langen platten Haart, die haar van groot gebruik is in het klimmen ; want door deezen kan zy aan de takken van eenen boom blyven hangen , en zo het geheele ligchaam optrekken, waarvan ridder George Wheler ons een merkwaardig voorbeeld geeft. Die heer had eene kleine Cbameleon onder een hoog glas geplaatst : het dier op zyne voorlle pooten ftaande, en zich van agteren opheffende , kreeg vat aan den rand van het glas met zynen flaart, waardoor het zyn ligchaam opligtte , en geen «ogenblik verzuimde om te ontvlugten. Het maak-  asiatisch TURKYË. nat. ZeLDZ. II maakfcl van den buik fchynt geheel borst te zyn, hebbende ribben van den hals af tot aan het begin van den (taart toe; de grootftc van deeze ribben loopt agtenvaar.ds van den ruggraat af, en de andere loopen voorwaards van 'de uiterfte einden des ecrstgcnocmdcn. De longcn beflaan byna de langtc van het ligchaam, cn beftaan uit eene vliesagnge zelffland'gheid , die zeer dun en doorfehynend Ü, en 'er uitziet als fchuim, hebbende eene meerite van holletjes of verdeelingen. Het vel van het dier is bezet met klootfehe onëflenheden, gelyk fcgryn , waarvan dc grootfie zyn. omtrent den kop , de volgende op het wmgebcen, op welke die van de pooten volgen terwyl de kleinfte van allen aan de zyden en den buik zyn. Het heeft geenc ooren , welke men onderfcheiden kan , maar twee kleine openingen in den kop, die voor ' neusgaten dienen. Dc kop is onbcweeglyk, cn kan allecnlyk met het ligchaam gedraaid worden; maar om dit gebrek te vergoeden, heeft de natuur het beest zeer fchoone oogen gegeeven, die omtrent de grootte van eene ërwt hebben, en bekleed zyn met een vel, genoegzaam gelyk aan dat van het ligchaam ; derzelver appels ftaan in cirkelen, die traps- wy-  12 Tafereel van Natuur en Konst. wyze afneemen naar het middelpunt, alwaar een gaatje is niet grooter dan een fpcldekop, waardoor het ligt ontfangen wordt. Deeze oogen zyn geheel onafhanglyk van eikanderen en gcfchikt voor alle verfchillende bcweegingen, welke men zich kan verbeelden. Want het dier kan ze beiden naar den zelfden weg «ouden, of het eene agtcrwaards en het andere voorwaards draaijen; het eene naar boven en het andere naar beneden (laan; .of het kan een oog op een voorwerp gevestigd houden, terwyl het andere naar een ander voorwerp gekeerd is, gelyk ridder George Wheler en Dr. Hoon dikwyis tot hunne groote verwondering hebben opgemerkt. Dc tong (welke fommigen by de fnuit van ecnen olifant vergeiyken,) is bevat in zekere foort van fcheéde of in een fterk vlies, vanwaar de Cbameleon haar met eene verbaazende (helheid Wtfchiet op vliegen , die onder haar bereik komen, cn aan zekere Iymagtige (toffe op de rong vast blyven zitten , door welk middel zy m den mond getrokken worden. De heer Moore getuigt dat hy te Joar in Afrka, eene Cbameleon dertig of veertig vliegen op eenen er zy den nagt met bidden doorbragten.. Hun voorbeeld brast de lipflic te ^iden, cn daarna te Mecca in gebruik alwaar zy eerst door de geestlykheid en vervolgens door anderen gedronken werd. Uit JtreMl ging deeze gewoonte over naar Cairo in Egypte, en van daar naar Syri-: cn Conftantinepolen. Sommige Tarbfihe gcrièeshéeren.fielden zich wel tegen de invoering van deezen drank, verklaareude dat dezelve te gecstryk was, en zo 'wel dronkenfehap verwekte als wyn. waarvan het gebruik , volgens hunne wet, verboden was; maar de Mufti nam deeze zwaarigheid fchielyk weg; de Koffie werd Van alle hoedanigheden des wyns vrygepfroken , en voor eenen wettigen drank erkend. Dewyl de liefhebbers van niéuwe tydingen , zich geduurendc den oorlog in Candia ai  Astatisch Turkyè'. Nat. Zejldz. 39 het algemeen, dat zy een uitneemend droogmiddel is, wegneemende de dampen cn ongcftcltenisfen van het hoofd , die uit al tc groote vogtigheid der maage haaren oorfprong hebben; waarom zy,na een onmaatig gebruik van fterke dranken, van veel dienst is; zy bevordert de waakzaamheid, door de zenuwen te ftyf te fpannen voor de verflappinge , die in den flaap vereischt wordt. Men houdt ze voor een middel ter geneezinge of voorkominge van flaapziekten , die al ie vry over ftaatszaken uitlieten , deed de groote Vizier de Koffie-hmzcn in Conflantinopolen verbieden. Schoon dit verbod nog niet is ingetrokken, neemt het egter het openbaar gebruik van Koffie in die ftad niet weg. De gewoonte om ze te drinken, gaat onder de Turken in het algemeen zeer Merk in zwang ; zy maaken ze zelden met fuiker zoet; maar doen in yder kopje een' droppel van den geest van amber: anderen kooken de Koffie met twee of drie kruidnagelen , en anderen met een weinig Indiaanfcbe anys. De Koffie werd eerst in Vrankryk gebragt door den berugtcn reiziger Tbevwot. En een Griek, Pasqua genoemd, die door den heere Edivards, een' Tnrkscb'' koopman, in den jaare 165a als naaf in Engeland gebragt werd, zette daar het eerfte Koffie-hu\s op, en voerde dien drank by dc Er.gelfchen in, fchoon fommigen zeggen dat Dr. Ilarvey dcnzelven te voren reeds gebruikt had. C 4  40 Tafereel van Natuur en Konst. die uit eene al te flymagtige gefteltenisfe des blocds voortkomen; en in het algemeen is zy beter voor zwaarlyvige luiden cn menfchen van eene flymagtige gefteltenisfe , dan voor hun, die dun, mager en galagtig zyn; dewyl zy de zenuwen doet opdroogen, en gefchikt is om beevingen in dezclven te veröórzaaken. Door haare vlugtige zouten komt zy verftoppingen in de harfenen voor, droogt de overtollige vogten op, en zet gevolglyk vliezen cn vaten eene behoorlyke veerkragt by. Zy geneest onfeilbaar de hoofdpyn, die eenige uuren na den ceten uit eene gebreklyke vertccringe der fpyze voortkomt, en is ook van nut in hoofdpyn, die uit andere oorzaaken fpruit. Zeer flerk gemaakt zynde, wordt zy van fommigen over een uitmuntend geneesmiddel gehouden voor verfloppingen in het zenuw-geitel , dewyl zy het bloed verdunt en de waterloozing bevordert. 5. Pauli, een Deenscb geneesheer , is van gevoelen , dat zy de menfchen verzwakt cn onbekwaam maakt tot de voortteeling; cn in den jaare 1695 beweerde men in de fchoolen te Pnrys, dat het dagelyksch gebruik van Koffie, beiden mannen en vrouwen onbekwaam maakt tot dc voortteeling; maar niemand zal dit toeftemmen, die aan -  ASIATISCH TURKYE. NAT. ZELDZ. 41 aanmerkt, dat'er, federd deeze drank in Europa algemeen geweest is, zo veele kinderen gebooren zyn als te voren. Hy is cgter, ongerwyffeld, nadeelig, indien hy ofte dikwyls of in te groote hoeveelheden gebruikt wordt, zonder agt te flaan op het geen onze gefteltcnis toelaat of vereischt. Die welriekende gom of hars, welke wy Wierook noemen, oudstyds in de tempelen als reukwerk gebrand (*)> druipt van zelfs uit den boom, door welken zy wordt voortgebragt, geduurende de hette van den zomer: doch, het algemeen gebruik van deeze gom , beide in de oude Godsdienst-ociTeningen en de (*) Lukten van alle Godsdiensten brandden eertyds Wierook in hunne Tempelen , ter eere van de Godheden , die daar aangebeden werden. Veelen der eerfte Christenen werden ter dood gebragt, omdat zy den afgoden geenen Wierook wilden opofferen. In de Room. febe kerke blyft de Wierook noch in gebruik by menigvuldige plegtige gelegenheden , inzonderheid by lykplegtigbeden, die ter eere van aanzienlyke perfoonen, als kerkvoogden en anderen van hoogen rang, en fomtyds ook ter eere van byzonderc luiden, verrigt worden. C 5  42 Tafereel van Natuur en Konst. de hedendaagfche geneeskunde, in aanmerkinge genomen zynde , is de boom , die haar voortbrengt, of de plaats , waar die groeit, maar zeer weinig bekend. Het gemeenfte gevoelen is altya geweest dat hy een voortbrengfel van Gelukkig yfrabië was , en naby de ftad Saba gevonden werd, waarom hy den bynaam van Sabeefcben verkreegen heeft; de naam van Olïbanum, welken hy ook draagt, fchynt egter te kennen te geeven, dat 'er van deeze Hlsrook-draagende hoornen by den berg Libanus in Syrië zyn; men moet ook vastftellen dat 'er anderen in de Indien zyn. Wy zyn tevens onkundig wegens de gedaante van deezen boom. Tbeopbrastus zegt, dat hy omtrent vyf ellen hoog is, vol van takken, met bladen, gelykende naar die van den peerenboom, en met eenen gladden bast, gelyk aan dien van den laurier-boom. Maar (voegt hy *er by) anderen verzekeren dat deeze boom gelyk is aan den maftik-boom, draagende eene gelyke vrugt, en een blad van eene roodagtige kleur; en anderen beweeren dat zyne bladen beiden en bast zweemen naar die van den laurier-boom. Wierook wordt ons uit Turkyë en de Indiën aangebragt, zynde tot droppels gemaakt van een bleek geele kleur, die  Ajiatisch TürkyË. Nat. Zeldz. 43 die eenigszins ftyf en doorfchynend zyn, hebbende eenen bitteren harsagtigen fmaak , en eenen lieflyken reuk. Somtyds hebben wy dcll Wierook in eenen klomp , maar die m droppelen wordt voor den besten gehouden. Hy is verwarmend, opdroogend en een wet aig famentrekkend-. hy wordt voornaamelyk inwendiglyk gebruikt, niet alleenlyk voor verfcheidene ongefteltenisfen in het hoofd en ae borst; maar tegen hoesten, braakingen, b oedfpuuwingen, buikloopen, en den rooden loop. Ss heelt, uitwendiglyk gebruikt zynde, won.de„ geneest winterhanden, verzagt kwaad' aartiKB zwecren, neemt roodheid en ontfteekino- der oogen weg, en fomtyds bedient men >er Zich van, om de tandpyn te verdryven, maar-hv is gefchikt om gaave tanden te doen bederven. Rookingen van den Wierook dienen om de herfens te verfterken. Myrrhe is eene andere foort van gom of hars voortkomende door infnydinge, eh fomtyds van zelfs uit den ftam en de takken van ee. nen boom , die in Arabit en Abysjtwë groeit, aan welken wv byna zo weinig kennis hebben als aan den boom, die den wierook voortbrengt. De fehryvers getuigen eenpuariglyk , dat hy klein  44 Tafereel van Natuur en Konst. klein en doornagtig is , maar zy verfchilleri over de gedaante van zyne bladen. De infnydingen gefchieden tweemaal in het jaar, en de uitdruipende Myrrlie wordt op matten, die tot dat einde onder den boom gefpreid zyn, gevangen. De beste wordt tot ons overgebragt in kleine droppelen, die van eene hoog geele kleur, ftyf, doorfchynend, bitteragtig, en van eenen Herken onaangenaamcn reuk zyn. In eenigen van deeze droppelen ontdekt men, wanneer zy gebroken zyn, eene foort van olieagtig vogt, zynde het kostbaarfte gedeelte der Myrrbe, en de waare ftafte der ouden. Deeze gom, die van eene verwarmende, opdroogende en famentrekkende natuur is, komt in verfcheidene geneesmiddelen, en is van veel gebruik in het balzemen van lyken. Men agt ze zeer heilzaam in verftoppingen van de baarmoeder; en zy wordt voorgefchreeven voor ontfteekingen der Jongen, voor heeschheid, hoest, pleuris, koliek, en is een middel tegen de wormen. Men kaauwt ze om het overflaan van befmetlyke ziekten voor te komen ; en dewyl zy een goed afdryvend middel is , bedient men 'er zich van in zalven, ter gencczinge van wonden en zweeren. Wy  Asiattsch Turkye. Nat. Zeldz. 45 Wy agtcn het hier eene gevoeglyke plaats, om eenige agt te Haan op de groeibaare voortbrenglels van dc Roode Zee, of Arabijcbe Golf, die overvloed heeft van eene groote meemgte zecgewasfen van eenen ftecnagtigen aart, gelyk Madrepora, Fungi of Paddeftoelen, BreinHemen, en ander koraal-gewas, welke planten zich, wanneer de zee bedaard is, gelyk een bosch of woud onder water vertoonen; inzonderheid ziet men dit in de getakte Madrepora, van welken fommigen zes of zeven voeten hoog zyn, zich uitbreidende gelyk een ' eik , of naaldswyze opfchietende gelyk een cypres. De takken van de Madrepora zyn gemeenlyk bezet met een groot aantal van holligheden, gelykende naar golven, ftarren, bladen of andere figuuren. De Fungus of Zee-paddefloel fchynt aan de rots , door eenen kleinen wortel vastgemaakt, en heeft zyne kwabben, ftrydig met den land-paddeftoel, bovenwaards gekeerd. De Brein-fteen fchynt ook eenen wortel te hebben (*), en heeft,, even (*) Dr. Sbavj merkt aan, dat, fchoon de natuur den zeeplanten, geen grooten wortel gegeeven liebbe, gelyk men in de gewasfen ziet, die op het land groeijen, zuiks egter wyslyk vergoed is, door een groot aantal van  46 Tafereel van Natuur en Konst, even als de Fm,us , zekere byzondere gedaante , die m andere ibonen van koraai-geWas met gemeen is. b S Onder de gewasfen in Syrië of het Heilig Lana u niets meer berugt dan de Cederen van den berg Lebanus ofLebanon, van welken in Ueezc beig, of hever -deeze keten van bergen heeft eertyds eene groote meenigte van ^ iMJ» uitgeleverd , die door de nabuurige voftn mhetfiigten van hunne fehoonfte en Fagngfte gebouwen , en inzonderheid door ko- kleine wortelfes , die over degehec, •* eene mWe evMgteid vcrfpi,M zyn/J " <»'-zyn op de rakken, daar de 'J.J 2"? W°rdt V0~' - - den fan^ 2y°:;; ™ «aar, en die derhalve., dikwyls dJom ue planten, die in de aarde sroeiiVn ,~ j t-s, omdat zy door dezelven tegen het geweld des vvmds moeten befenermd worden, en hun voed velgen; daar de zeegewas vei,iger gepj *)n, en nader aan hun voedfel üggen, groeiiende, alS het ware,in het midden des overvloed» jen gevolgIvk U het onnoodfg, dat zy van eenen toette, der eerfte foor ' ^rzienzyn/onifn te voeden ofte befchennen  Asutisch TurkyË. Nat. Zeldz. 47 koning Salomon, by dc oprcgting van den Jerufakmfebeh tempel, en van verfcheidene zyner paleizen gebruikt werden. Deeze berugte boomen zyn egtcr nu tot een klein getal geOonken, en fommigen derzelven zyn merkwaardig door hunnen ouderdom en hunne verbaazende grootte. Onder anderen zegt men dat 'er een is, die negen-en-dertig voeten in zynen omtrek bevat, en zyne takken aan alle kanten omtrent veertig fchreeden in de rondte uitbreidt. Eenige voeten van den grond verdeelt de ftam zich in vyf takken , van welken yder zo zwaar is als een groote boom; maar weinige Cederbcomen gelyken in grootte naar deezen. Deeze boomen zyn het geheele jaar door groen, hebbende bladen gelyk aan die van onzen jeneverboom ; de grootften zyn, merkwaardig , omdat hunne toppen zich in een volmaakt rond uitbreiden, daar de kl einden naaldswyze opklimmen. Zy hebben eenen fterken reuk, en fommigen draagen eene groote kegelagtige vrugt , gelyk aan die van den pynboom, maar gladder en van eene bruine kleur, en groeijende in trosfen aan de einden der takken, met de punten bovenwaards. De bast is glad en bruin , en het hout naar den buitenkant wit en zagt, maar har-  48 Tafereel van Natuur en Konst. harder naar het midden, en van eene roodagtige kleur. Het is zo bitter dat geen worm 'er in voortreden of huisvesten zal, het welk de oorzaak is, dat het niet bederft. Men zegt dat het hout van den Ceder de verrotting der dieriyke ligchaamen voorkomt; en men meent dat het zaagfcl van deezen boom een der geheimen is van hun, die zich op de konst der balieminge beroemen. In Judea en Gelukkig Arabiè groeit een boom, die, door infnydinge, dien fchooncn balfem verfchaft, welke de Éalfem Gileads genoemd wordt Hy is altyd groen, hebbende bladeren, gelyk aan die van wynruit, en witte bloemen, in de gedaante van Harren, waaruit kleine gepunte peultjes voortkomen, bevattende eene vrugt, die gelyk is aan eenen amandel. Het fap is in het eerst wit, naderhand wordt het groen, en oud zynde, krygt het de kleur van honig. De balfem fin el t ligtlyk in den mond, heeft eenen bitteren en famentrekkenden fmaak, en eenen aangenaamen reuk. Pomet agt denzelven een uitmuntend zweetmiddel in kwaadaartige koortfen, en zeer dienfiig in het zuiveren van verzweeringen in de longen, in de nieren en de blaas. Hy  Asiatisch TurkyË. Nat. Zeldz. 49 Hy wordt ook uitwendiglyk gebruikt, in de geneezinge van wonden , by welken geene kneuzing plaats heeft. De ouden noemden het hout van deezen boom Xylu-balfamum,de vrugt Carpo-balfamum, en het vogt Opo-balfamum; maar veelen zyn van gevoelen, dat de waare oorfpongklyke boom nu in geen gedeelte der waereld te vinden is. Daar is egter reden om met Huffman en eenige anderen te denken, dat de balfem van Mecca de waare Balfem Gileads is, dewyl hy alle de kragten van denzelven bezit, bchalven dat hy hard gemaakt en van kleur veranderd is. Onder de verfcheidenheid van boomen en planten, die omtrent de vlakten van jfericbo groeijen, is een fteekelige heester met fmalle bladen , die eene foort van groene pruim draagt, zweemende in gedaante en kleur naar eene kleine onrype walnoot. Deeze vrugt wordt door de Arabieren, Zaccone genoemd; zy ftampen fe korrels van dezelve in eenen vyzel, en leggen die vervolgens in kookend water, waarop, nadat het eenigen tyd geftaan heeft, eene olie komt, die'er zorgvuldiglyk I. Deel. D af-  ' 5o Tafereel van Natuur en Konst. •afgefchuimd en in flesfchen bewaard wordt. Zy houden deeze oüe voor een zeer kostbaar geneesmiddel , agtende dezelve hooger dan den Balfem Gileads , het zy men 'er verfche wonden mede beftryke, of ze inheeme voor inwendige kneuzingen. Wy moeten ook niet vergeeten melding te maaken van de Roozer, vm Jercbo, gelyk zy gemoemd worden, die om haare fraaiheid, door verfcheidene verftandige reizigers worden opgemerkt. De vertellingen, als of zydcn vrouwen in haaren arbeid gemak aanbragten, als of zy alleenlyk op kers-avond, of op allé heilige dagen, die ter gedagtenisfe van de gezegende maagd zyn ingefteld , bloeijen , en dergelyke dingen meer, zyn te belachlyk om wederlegd te worden. Men zegt dat deeze Roozen opgroeijen in bosfen , beftaande uit drie kleine bloemen, die in het eerst van eene groene kleur zyn , maar langzaamerhand witagtig worden, en zich openen cn fluiten, gelyk de clzcn-bloesfem. Dc byzonderheid, waardoor zy merkwaardig zyn* is, dat zy, voor ecnen korten tyd in het water gelegd' zynde , beginnen te bloeijen en zich uit te zetten -, terwyl- zy uit het water genomen zyn-  ASIATISCH TCRKYE. NAT. ZELDZ. $t zynde , fchielyk opdroogcn en zich fluiten; zodat men haar in alle tyden des jaars naar genoegen kan doen bloeijen. De heer Tbevenat getuigt, dat hy deeze bloemen in dewoestynen, omtrent den berg Sinaï, gevonderi heeft; zodat zy niet in het byzonder aan de vlakten van Jerkbo eigen zyn, gelyk eenigeil zich verbeeld hebben. In verfcheidene deelen van Amtolië', en inzonderheid omtrent Erzcrum , groeit eene groote meenigte van witte flaapbollen , uit welker toppen men een verdoovend vogt haalt, dat naderhand verdikt en ons in klom* pen toegezonden wordt, die van eene donker bruine kleur zyn * fomtyds roodagtig , van eenen bitteren fmaak en eenen zeer onaangenaamen reuk. In deeze klompen beflaat dat uitmuntend kruid, het welk wy Opium noemen* en dat door fommigen in twee foorten onderfcheiden wordt; de eene vloeit uit de toppen der .flaapbollen, door infnydingen > welke men in derzclver toppen maaktj en draagt eigenlyk den naam van Opium; de andere, Welkö men door uitperflnge verkrygt; wordt Meco* nium genoemd. Dc Opium van de eerfte foort is in alle opzigten de beste, zynde die van" Da de  52 Tafereel van Natuur en Konst. de laatile foort doorgaans zeer onzuiver; want de Levantyners perfen die, om hun arbeid ligter, en het fap overvloediger te maaken, zo wel uit de bladen en lieden als uit de toppen der plant, en brengen haar vervolgens door vuur tot de dikte van een aftrekfel , fchoon fommigen zeggen, dat zy eerst door kookinge afgetrokken , en dan verdikt v\ ordt. Opium , voorzigtiglyk gebruikt zynde , is zekerlyk een zeer heilzaam geneesmiddel; doch derzelver misbruik is ten uiterilen verderflyk. Zy verwekt, het zy men ze inneeme, of uitwendiglyk gebruike, flaap; zy ftilt pyn, en baart de alleraangenaamlle gewaarwordingen. , Men behoort 'er zich nooit van te bedienen, wanneer de maag vol is, omdat zy hinderlyk is voor de verteeringe, en voor een braakmiddel bekend ilaat ; men merkt aan dat zy zo wel als alle verdoovende kruiden, ontydiglyk en te lang agtereen gegecven zynde, den eetlust geheel wegneemt, den hik, walgingen en geduurige braakingen veroorzaakt. Zy , die Opium beginnen te gebruiken, moeten in het eerst maar eene zeer kleine hoeveelheid waagen in teneemen, om-  ASIATISCH TüRKYE. NAT.ZELDZ. 53 omdat de uitwerkfels van de zelfde hoeveelheid zeer verfchillende zyn, in verfchillende gefleltenisfen ; en daar is geen middel dan de ondervinding, om te weeten hoeveel iemand verdraagen kan. Het is ook zeker, dat zy, die zich aan het menigvuldig gebruik van Opium gewennen , de hoeveelheid telkens vergrooten moeten , anderszins verliest zy van tyd tot tyd haare kragt; in zo verre dat een half dragma noodig wordt , om het zelfde uitwerkfel voort te brengen, dat, toen men ze eerst begon te gebruiken , door een half grein werd vobrtgebragt. De gemcene hoeveelheid is van een half grein tot twee greinen ; maar zy, die 'er lang aan gewoon zyn, kunnen vyf'tig' of zestig greinen neemen, en Geoffroy verhaalt van eene vrouwe, die alle dagen twee-en-zeventig greinen innam , enkel om de pyn van de kanker in de borst te ftillen. De 'lurken, die zich volgens hunne wet van wyn onthouden moeten, hebben de Opium in deszelfs plaatfe ingevoerd , en de gewoonte heeft hen in ftaat gefield, om die in zulk eene hoeveelheid te eeten, dat menfchen, die zulks niet gewoon waren, 'er volftrektlyk door zouden vergeeven worden. Gemeenlyk gebruiken zy een dragma daags, maar D 3 fom-  54 Tafereel van Natuur en Konst. fommigen neemen veel meer (*); en de heer ïwrnefort verhaalt ons dat de Dervifen, eene foort H Dr. Smith geeft, in de ThilüfophiealTranfctïio», N*. 221. berigt wegens zekeren Muflapha Satoor , een inwooner van een vlek naby Smyma , een koffiehuis, houder van zyn beroep, en omtrent vyf-en-veertig jaaren oud, wiens beftendige gewoonte was dagelyks drie dragmen raauwe Opium te gebruiken, van welken hy s'morgens de eene en s'middags de andere helft innam ; en zegt dat hy gerustclyk tweemaal zo veel kon neemen. De doctor, begeerig om ooggetuige der verrigtinge van deezen man te zyn, maakte de beste Opium te hébben, welke hy krygen kon, en weegende dezelve netjes in dragmen af, van welken de Turk op zekeren morgen een en een half dragma tot pillen gemaakt, en met een weinig waters gemengd zynde, kaauwdc. De zigtbaare uitwerkfels, welke de Opium op hem had ; waren dat zy zyne oogen deed glinfteren, en zyn gelaat eene nieuwe levendigheid en helderheid byzette. Ten drie uuren in den agtermiddag kwam hy weder by den doclor, nam eene gelyke hoeveelheid in, en vertoonde Eich daarna met de zelfde teekenen, verbaalende dat de Opium altyd zulke uitwerkfels op hem deed ; dat zy hem kragt en vlugheid gaf, cn zo noodzaaklyk voor hem geworden was als eenig ander voedze!; dat zy hem gefchikter maakte voorde voortteelinge,'en nooit ecnige flaapzugt of loomheid in hem veroorzaakte, maar hem integendeel belette te (kapen, wanneer hy te veel had ingenomen; dat hy ze au vyf-en-twintig jaaren ag-  AsiatisciT Torkye. Nat. Zeldz. 55. foort van geestlyken onder de Turken, zo gegewend zyn aan het gebruik van Opium , dat zy die by oneen te gelyk doorzwelgen;. maar wy agten dat dit eene grootfpraak is, welke men by dien bevalligen fchryvcr meer vindt. Volgens hem is het uitwerklël eene vrolyk-; hcid, even als door het drinken van veel wyns veroorzaakt wordt; op deeze volgt eene aangenaamc buitcnfpoorigheid , door welke zy, wanneer men van derzclver oorzaak onkundig is, als ongemeene perfoonen voorkomen; maar eindelyk vervallen zy ineenefluimering,in welke zy eenen gantfehen dag blyven liggen , zonder hand of voet te verroeren. De Turken nccmen doorgaans een dragma Opiums in, wanneer zy een gevegt zullen bywooncn,-. en de boden, die genoodzaakt zyn fpoed te maa-' tereen gebruikt had, zynde begonnen met de grootte van een grein, en langzaamerhand voortgegaan tot grooter hoeveelheden. Dat de noodzaaklykheid en graagte om ze te gebruiken, dagelyks by hem aangroeiden. De kwaade gevolgen van deeze gewoonte waren cgter zigtbaar genoeg; want zyn ligchaam was zwak, zyne beenen dun, zyn tandvleesch weggegeeten , zodat zyne tanden tot de wortels toe bloot (tonden; zyne kleur was geel, en hy fcheen wel twintig jaaren ouder dan hy weezenlyk was. D 4  Jö* Tafereel van Natudr en Konst. maaken i„ hunne reizen, gebruiken veeltyds 'ets wanneer zy vermoeid zyn, waardoor zy nieuwe kragten en vlugheid verkrygen. Onze gewoonte, om bereide Opium te gebruiken, welke wy Laudanum noemen, verdient geene aanpryzing; want raauw zynde, voldoet zy veel beter aan alle oogmerken, en kan gekker tot de juiste hoeveelheid gebragt Een ander uitmuntend geneesmiddel, Rhu. W naamelyk, Wordt ook m, de « ons overgebragt; maar of zy een voortbiengfel van een gedeelte der Turk/eb* heerfchappyen is, dan of zy oorfpronglyk uit ee mg ander land komt, is een gefchil, het welk wy met gemaklyk befhsfen kunnen. Het is waarlyk te verwonderen , dat wy het groot gebruik van de Rbubarler in de geneeskunde, en het deel, dat zy in den koophandel heeft m aanmerkinge genomen zynde , zo weinie weeten waar zy groeit. Sommigen willen dat zy mt het koningrykvan Boutan, aa„ de u[. terfte etnden der Indien komt; anderen houden ze voor een voortbrengfel van Xenfi en Sncben m China; terwyl anderen verzekeren dat zy op de grenzen van Muscovië, en ecni- gen  Astatisch Turkte. Nat. Zeldz. 57 gen dat zy in Perjïë gevonden wordt; maar de heer Toumefon zegt uitdruklykdat zy uit n land der Usbeckfcbe Tartaaren te Erzerum .oragt wordt. Dit is zeker dat Rhubarber den ouden onbekend was; want hunne Rafhontica, die 'er wel na geleek, was het zelfde niet. Dc waare Rhubarber fchiet eerst groote donsagtige bladen uit , vervolgens krygt zy kleine bloemen , die de gedaante van Marren hebben , en van het zaad gevolgd worden. Wanneer de wortel pas uit de aarde getrokken is, is hy van buiten zwart- en van binnen roodagtig; maar gedroogd zynde, wordt hy van buiten van eene gcele , en van binnen van eene nöotemuskaat-kleur. Ily is zeer vast en wigtig, heeft een bitteragtigen famentrekkenden fmaak , en eenen aangenaamen kruidigen reuk. Indien de Rhubarber goed is zal zy het water byna als faffraan verwen, en heeft, gebroken zynde, eene levendige kleur, die veel naar vermillioen gelykt. Sommige drogisten hebben eene konst, om hunne oude Rhubarber te vervalfchen, door die eene geele verw by te zetten ; maar wanneer men ze handelt wordt het bedrog ontdekt; want het poeder, waarvan zy gebruik maaken , blyft aan de vingeren kleeven. Rapbontica wordt D 5 dik-  J8 Tafereel van Natuur en Konst. dikwyls met Rhubarber gemengd door hun , dieze naar Europa zenden ; maar dit bedrog kan' ook ontdekt worden, dewyl de waare Rbubarbe, doorgaans uit rondagtigeHukken beftaat, door welker breedte deftreepen van binnen Joopen; daar de Rapbontica in langagtige Hukken is, met ftreepen , die in de langte loopen • daarenboven laat de Rapbontica , gekaauwd' zynde, een kleverigheid m den mond, dat de Rhubarber niet doet. Deeze wortel is een van cle beste en zagtfle zujver-middelen in. de natuur , en zeer gefchikt om zwakke maagen en ingewanden te verfterken; hy is een goed middel tegen de wormen, dryft de gal af, cn opent verfloppingen van den lever; en dewyl hy zuivert en tevens verflerkt, is hy van grooten dienst in loslyvigheid. . In de nabuurfchap van Trebifonde, eene Had aan de Zwarte Zee , groeit zekere plant of heefter, uit welker bloemen men zegt dat de byën eene vergiftige foor: van honig zuigen, die mede haast doodelyk geweest was voor de tien duizend Grieken, in hunnen berugten en onvoorbeeldelyken aftogt, onder het geleide van Xenopbon. Die uitmuntende fchry ver en , groo-  Asiatisch TurkyË.Nat. Ztjldz. 59 groote bevelhebber verhaalt ons, dat, dewyl daar omtrent eene meenigte van bykorven waS, de foldaaten den honig niet fpaarden, maar dat zy fehielyk belemmerd werden, door eenen ongemeenen afgang en braaking, verzeld van mvmeringen en duizelingen, zodat de minst aangedaanen dronken fchcenen, terwyl anderen als zotten raaskalden, en fommigen op den grond lagen , als of zy dood waren. Niet een hunner ftierf egter , want des anderen daags bedaarde de ongeltelten.s; maar met fommigen duurde het wel drie of vier dagen eer zy herfteld waren, blyvende zy, na de geweldige ontlastingen, zo zwak dat zy naauwlvks konden kruipen , en genoodzaakt waren om in Trebifonde te trekken, alwaar zy door de inwooneren vriendelyk ontfangen werden. De heer Tournefort agt het ten hoogden waarfchynlyk, dat deeze honig uit de bloemen van de Cbamaerheodcdendros getrokken wordt, die hy zegt dat omtrent Trebifonde overvloediglyk groeit , en naar onze «edagten eene foort van Roos-laurier of Oleander is. Indien 'er iets waaragtigs in deeze zaake is, zo is het vreemd dat wy geene nadere berigten wegens de verderflyke uitwerkfels van deezen honig, op de tegenwoordige in-  6o Tafereel van Nattor en Konst. inwooners der landilreeke hebben, ten zy wv veronderftcllen dat zy 'er „iets van gebruiken en men moet haast denken dat zy 'er eenen affchnk van hebben , dewyl Tournefort ons verhaalt, dat onder hen eene oude ovcrlevc nng is, die misfchien op verfcheidene waar neemingen /leunt , en leert dat de honig welken de byën maaken , nadat zy uit dé bloemen van de bovengemelde plant gezoo gen hebben, allen, die denzelven eeten be dwelming en fluimerkoortfen veroorzaakt.' Na deeze befchouwing der planten van het vaste land, verdienen fommige gewasfen der AJiatiJche eilanden in de Archipel , onze op merking, inzonderheid die van Cbios,nu Scio' alwaar de Mastikboom , die eene kostbaarê gom, Mnjlik genoemd, verfchaft, zeerover vloediglyk groeit. Daar zyn twintig vlekken m Scio , daar plantagiën van Manikboomen zyn, en ydcr van deeze vlekken is verpügt, jaarlyks, zekere hoeveelheid van Maaik aan den Grooten Heer op te brengen , naar het getal der boomen, welke men 'er teelt. Deeze boom groeit gemeenlyk tot de hoogte van tien of twaalf voeten , verfpreidende zyne takken op eene cirkel-ronde wyze, doch zo dat zy  Astatisch TurkyL Nat.Zeldz. 6t zy zich door den'tyd krommen en naar den huizen De ftam is omtrent een voet r/e rnSyn. bedekt.met eenen ruige* Jgraamven bast, en de bladen zyn aan paaren gefchikt, zynde breedst m het m d de en invaller wordende aan yder emde Da" de bladen fatnengevoegd zyn, komen Heem " in trosfen voort, gelyk dnuven oP wdkTwyze ook de vrugt groeit, zynde m Z midTen van ydere bezie een vvrtte kerm In den beginne van Augustus worden in den bast van deeze boomen, met groote mesfen, k uiswyze infnydingen gemaakt en mtdee zen druipt het voedend fap met kleine droppelen, maakende dc korrels van Mastik, die op den grond hard geworden zynde, zorgvuldiglyk opgeveegd en gezift worden. Omtrent het midden van Augustus wordt, wanneeer het weer droog en helder is, de grootfte meenrgte gegaard, maar indien het regenaütis is, zyn al de droppels vcrlooren. Omïent het einde van September druipt de MasUk nog eens , maar zo overvloedig niet als te vooren, en misfehien is zy dan ook in verre na zo goed niet. Wanneer zy gezift wordt, kleeft het ftof dat'er afvliegt, zo vast aan de aangezigten der gecnen,die daar mede bezig zyn,-  62 Tafereel van Natuur en Konst, dat zy olie gebruiken moeten, om het af te Wasfchen. De Turken vinden groot vermaak in de Mas* tik te kaauwen; fomtyds branden zy die onder andere reukwerken, en fomtyds mengen zy eenige weinige korrels van dezelve met hun brood, om het eenen aangenaamen fmaak by te zetten. De vrouwen van het feraii des Grooten Heers , gebruiken 'er veel van, kaauwende dezelve als een lekkerny, of om haaren adem geurig te maaken. Zy is van zeer veel gebruik in de geneeskunde , zynde gemaatigd warm , opdroogend en verzagtend, zodat zy de maag kragt geeft, braakingen doet ophouden , hoeften en bloedfpuwingen geneest , en het hoofd en zenuwgeftel verfterkt. Indien zy goed is, zyn haare korreltjes droog , veelal doorfchynend, van eene bleek gecle kleur, van eenen Iiefiyken reuk, en eenen harsagtigen famentrekkenden fmaak! • De Terebintbus of Terpentyn-boom is ook een voortbrengfel van Scio, alwaar hy, zonder dat men eenige moeite daartoe aanwendt, groeit aan dc kanten der gemeene wegen en der wyn•bergen. Hy is zo zwaar en uitgebreid als de Mas.  •• asiatisch TURKYË. nat. ZeLDZ. 63 Mastikboom, heeft eenen bast genoegzaam van de zelfde kleur, en bladen van de zelfde gedaante , doch langer en breeder. De bloemen groeijen in trosfen, yder derzclver heeft vyf ftyltjes, welker toppen vol zyn van een geelagtig (tof of meel. De vrugt vertoont zich ook in trosfen, die drie of vier duimen lang zyn, en uit het middelpunt van eenen kelk, beftaande uit vier of vyf kleine gepunte bladen , ryzen ; maar ydere onvoldraagene vrugt verandert naderhand in een peul van eene oranje-kleur , bevattende eenen witten vleezigen korrel met eene roode fchil. In de maanden van Augustus en September, worden 'er infnydingen gemaakt in de basten van deeze boomen , en de Terpentyn druipt op platte fteenen, die op de aarde geplaatst zyn om ze te vangen. Dit vogt is van eene witagtige kleur, met eenen groenen weêrfchyn, helder en genoegzaam doorfchynend ; het heeft'ecnen aangenaamen reuk, en is ongetwyffeld de beste van alle lerpentynen, om inwendiglyk gebruikt te worden. Zy is een alleruitmutendfte natuurlyke balfem, en zeer afdryvend , wordende als zodaanig voorgefchreeven in alle gezwellen en verzweeringen,. inzonderheid in de longen, de borst en de . we-  64 Tafereel van Natuur en Konst. wegen des waters, welke zy op eene merkwaardige wyze zuivert van graveel en vertrappingen. Zy is een Merk afdryvend middel, en om die reden agt de heer Tournefort haar niet gefchikt voor luiden, die met den ftecn bezet zyn, welken geneesmiddelen van die natuur meer fchaaden dan baaten, gelyk uit deondervmdmge gebleeken is. Terpentynen zyn in het algemeen zo doordringend, dat zy uit wendiglyk gebruikt zynde , door de po'oren van het vel gaan, en der pisfe eene reuk byzetten ; men heeft zelfs den Torpentyn^euk bemerkt in de pisfe van luiden, die in een pas geverwd vertrek gezeeten hadden. De terpentyn groeit ook in Cyprus ; maar die van daar gebragt wordt, is bruiner en met meer fchuims bezet dan die van Scio d!e ongetwyfFeld de beste van allen is, fchoon' met veel in gebruik, ter oorzaake van haare fchaarschheid , Wy O Wy hebben verfcheidene foorten van T,rpCn,y„ Van welken die van Straatsburg, voortgebragt, door den Abies of Denmboom, meestal onder ons gebruikt wordt; en veelen agten haar beter dan die van ptmHt, van welke zy onderfchciden is door haare groene kleur, hel-  Asiatisch Turkte! Nat. Zeldz. 65 Wy kunnen het eiland Scio niet verlaaten, zonder een berigt te geeven wegens de zeldzaame wyze , op welke de inwooners hunne Fygen aankweeken en ryp maaken, wordende dezelve door de ouden caprifuatie genoemd , en door eenige hedendaagfche fchryveren voor eenen louteren harfenfchim gehouden; maar de heer 'lournefort, heeft dit fi.Uk buiten allen twyffel gebragt, door ons een verhaal te geeven van de geheele behandeling, gelyk hy die op het eiland Zin, alhelderheid ; lieflyken reuk en citroen-fmaak. Eigenlyk gefprooken, is Vr geene Venetinanfcbe Terpentyn; want fchoon zy eertyds van daar gebragt is, komt het geen nu onder dien naam doorgaat uit Dauphinê. Deeze is van eene gcelagtigc kleur, zy heeft de vastheid van verlenen honig, eenen bitteragtigen fmaak, en eenen aangenaamen reuk; zy groeit uit den Lorkenboom of van zelfs of door infnydinse. Die natuurlyk vloeit is een balfem, dikwyls gebruikt voor dien van Peru, dewyl hy niet minder in kragt is dan deeze. Die men door infnydinge verkrygt, nadat de natumiyke vloeijing over is, is van aanmerklyk gebruik, omdat 'er het beste witte vernis van gemaakt wordt. De Terpentyn van Beurdeaux, die wicagtig en dik is als honig, druipt niet uir den boom, zo als zy ons toegezonden wordt, maax is een mengfel van verfcheidene ingrediënten.. ï Deel. E  66 Tafereel van Natuur en Konst. alwaar zy ook in gebruik is, geleerd heeft. Om deeze ongemeene foort van landbouw wel te begrypen, moet men aanmerken dat in de meeste eilanden van de Archipel, twee foorten van Vygenboomen zyn; de eerfte omos genoemd, van het oud' Griekscb erinos, een wilde Vygenboom, is de caprificus van Pïinfas; en de tweede is de tamme of de Tuin-vygenboom. De wilde foort, zegt onze fchryver, draagt drie vrugten, fomites, cratitires en orni genoemd, die allen volftrekt noodig zyn, om dc tamme Vyg te doen rypen. In de maand van Augustus komen de fomites te voorfchyn, en het duurt tot in November, eer zy rypworden ; in deezen worden kleine wormtjes uitgebroed , waaruit eene foort van muggen komt, welke men nergens dan omtrent deeze boomen vindt. Omtrent het einde van September vertoonen zich de cratitires, in welke de muggen van de voorige vrugt gaatjes flceken, terwyl de fomites „ van haare muggen vcrlaaten zynde, afvallen. Dö cratitires biyven aan den boom tot de maand van May, bevattende en voedende de eitjes, welke de muggen van de fomites, wanneer zy de bovengemelde gaatjes ftaken, "er iri gelegd hebben. In May beginnen de orni, de grootflc der  Astatisch Türkyè'. Nat. Zeldz. 67 dér drie fborteu van vrugten, te voorfchyn te komen , die, wanneer zy tot zekere groot, te gevorderd zyn, door de muggen , uit de cratitires komende, gedoken worden, juist daar de knop zich opent. Maar fomtyds gebeurt het dat de muggen van deeze tweede vrugt zo ras niet te voorfchyn komen, als de omi van den zelfden boom gefchikt zyn om ze te ontfangen. In dat geval is de landman genoodzaakt cratitires van eenen anderen boom te haaien, en die op de takken van den boom, wiens omi reeds gefchikt zyn om de fieeken te ontfangen, vast te maaken. Want indien dit verzuimd wordt, vallen de omi af, en de muggen van de cratitires vliegen naderhand weg. Men moet, gelyk de heer Townefart aanmerkt, door en door in dit (tuk van den landbouw ervaaren zyn, om den juisten tyd te weetcn, waarin de vrugt zodaanige hulp noodig heeft; en tot dat einde moet men met groote naauwkeurigheid, op de knop van de Vyg Ietten , dewyl dat gedeelte niet flegts den tyd aanwyst, waarin de iteekers gereed zyn om voort te komen, maar ook dien, waarin de Vyg moet geftoken worden. Indien de knop te hard is, kan de mug zyne eitjes'er E 2 niet  68 Tafereel van Natuur en Konst. niet in leggen, en de vrugt valt af, indien zy te veel open is. Maar,om tot het oogmerk te komen,waartoe men dc wilde ('ygenboom doet dienen, geduurende de maanden vanjuny en July, noemen de boeren de omi, wanneer hunne muggen gereed zyn om uit te breeken, en brengen die hy den tammen Vygenbovm. Hierin moeten zy egter eene groote naauwkeurigheid , ten opzigte van den tyd, in agt neem en; want anders vallen de omi af, en de vrugt van den tammen Vygenboom, niet ryp wordende , by gebrek van de behoor'yke fteekinge , valt mede op gelyke wyze af. Hierin zyn de boeren zo zorgvuldig, dat zy nooit eenen ogtend laaten yoorbygaan , zonder den ftaat hunner omi naauwkeuriglyk gade te liaan, brengende zulken, die voordeelig genoeg ftaan, by hunne tamme Vyge.it. Hiervan hangt de goedheid van hunnen oogstaf; en, in het kort, door hunne zorgvuldigheid voor , en behoorlyke behandelinge van de omi, worden de tamme Vygen na verloop van omtrent zes weeken ryp, van den tyd af gereekend , waarin zy door het infekt geftoken zyn. Wy  Aziatisch Turkyk'. Nat. Zeldz. 69 Wy zullen dit artykel bcfluiten met onzes -fchryvers verftandige gilling wegens de wyze, op welke het fteeken der muggen, zulk een wonderlyk uitwerkfel voortbrengt. Misfchien, zegt hy , bevorderen de fteekers het rypen der Vyg, door het voedend fap te doen uitfypelen, welks pypjes zy fcheuren , wanneer zy 'er hunne eitjes, in leggen. Misfchien laaten zy.behalven hunne eitjes, zekere foort van vogt na,gefchikt om de melk der Vygen zagtlyk te doen gisten, en derzclver vlcesch mals te maaken. De Vygen in Provence, en zelfs die te Parys , worden veel fchielyker ryp, indien men haare knoppen doorfteekt met een ftroohalm in ólyf-olie gedoopt. Pruimen en poeren , door eenig infekt geftooken zynde, worden ook des te eer ryp, en het vleesch rondom den fteek, is beter van fmaak dat het overige. Het is, onbetwistbaar , vervolgt hy , dat in het famenweeffel der dus geftokene vrugten, eene aanmerklyke verandering voorvalt, net als in de deelen der dieren , die met eenig fcherp wertuig gedoken zyn. DELFSTOFFEN. Eene merkwaardige zeldzaamheid van decE 3 ae  jo Tafereel van Natuur en Konst. ze foort is de Zeep-awle, die volgens het verhaal van dr. Smiib, alleenlyk gevonden wordt in twee plaatfen hy Duraclta, zynde,een vlek omtrent zes nrylen ten oosten van Smyma. Zy is eene witagtige aarde en weezenlyk een fchoone Zeel , die uit den grond opwelt, en 's morgens, wanneer 'er geen daauw valt, voor den opgang der zonne gegaêrd wordt. In fommige plaatfen komt zy eenen duim of twee boven den grond, maar door de zonne befchcencn zynde , zakt zy weder. Yderen morgen is 'er een nieuwe oogst, fchoon men alles wat den dag te vooren te voorfchyn gekomen is, gegaêrd hebbe. De grond, die haar voortbrengt , ligt laag , en is in den winter moerasfig, zodat men in den zomer voorraad voor het gehcele jaar moet opleggen. In de Zeepz.ederyen mengen zy drie vierde deelen van deeze aarde met een vierde deel kalks, en fmelten dit mengfel in kookend water; zy roeren het dikwyls met eenen Mok om , cn daar dryft eene dikke bruinagtige ftof op, welke zy affchuimen , en op zich zelve in bekkens bewaaren, zynde dezelve veel ryker dan het onderfte vogt, fchoon zy beiden tot het maaken van zeep gebruikt worden. Vervolgens doen zy eene gepaste hoeveelheid van olie  Asiatisch Turkte. Nat. Zeldz. 71 olie in eenen grooten koperen ketel , onder welken zy een fterk vuur ftookcn, en wanneer de olie kookt , gieten zy 'er bcurtling wat van het fchuim en wat van het af'gefchuimd vogt in ; en dit doen zy dertien ofveertien dagen agter-een, in welken tyd dc Zeep gemeenlyk tot volmaaktheid gebragt is, wanneer zy uit den ketel gedaan, en op cencn fteenen vloer gelegd wordt om droog cn hard te worden. Eene gemecne Zee-pziedery brengt, het eene jaar door het andere gcreckend, jaarlyks duizend daalden aan zuiver voordeel op. Dc Samlfcbe aarde is een witte vaste mergel , die onzes weetens nergens dan op het eiland van Samos gevonden wordt, en by dc ouden in hooge agting was; zy bereidden dezelve door ze te branden en te wasfehen, cn gebruikten ze vervolgens , met een goeden uitilag, inwendiglyk tegen den buikloop, en uitwendiglyk tegen ontfleekingen. Zy maakten 'er ook ccne goede foort van vaten van, waarfchynlyk door ze met zekere andere aarde te mengen , van welken zy gebruik maakten op hun feesten en by hunne offerhanden ; en zy werd zeer goed geoordeeld tot het fchoon maaken E 4 Aai:  72 Tafereel van Natuur en Koyst. van wapenen. Deeze mergel ligt niet in een geregeld bed, onder andere aarden , maar wordt in loodregte fpleeten in horizontaale ruimten tusfchen de bedden van eenen barden trrauwagtige'n fteen gevonden. Zy heeft eenen famentrekkenden fmaak, en haare kragten zyn veelal de zelfde als die van èzLemnifcbwv&h'. Eene zeer fchoone foort van aarde of Oibr heeft haaren naam naar Sinope, eene ftad van Matolië, aan de Zwarte Zee; deeze is de rubrica Sinopka der ouden, zo. genoemd omdat zy naar die ftad te koop gebragt wordt, fchoon men ze in Kappadocië opgraaft. Zy is eene digt opeengepakte en zwaare aarde, van eene gloeijende purper kleur, die egter in fommige kluiten hooger is dan in anderen, en in fommige verbastert in eene bieeke kleur. Zy is zuiver maar niet zeer hard, fchoon zy niet gemaklyk tusfchen de vingers kan verbryzeld worden. Zy heeft eenen wrangen en famentrekkenden fmaak, kleeft vast aan de ton», fmelt langzaam in den mond, en laat niet her mmfte gruis tusfchen de tanden. Deeze aarde wordt, even ais de Samifcbe, in loodregte fpleeten van fteen, en onder yzer-errfen ge. vonden, liggende fomtyds op groote diepten, en  ASIATISCH TüRKYË. NAT. ZELDZ. 73 en fomtyds aan de oppervlakten zelve. Haare fchoonheid en gloeijende kleur , maakt haar der opmerkinge van de fchilderen waardig, en haare llerke famentrekkcnde kragt maakt haar van nut in de geneeskunde. De ouden kenden dezelve zeer wel, als een middel in vlöeijingen en bloedingen van allerleie foort. Maar onder alle de aarden, die in de geneeskunde gebruikt worden , fchynt geene meer agtinge te verdienen, dan die, welke wy den Armeinjchen Bolus noemen, en die oudstyds zo wel als heden in Armenië gevonden werd. De waare Armenifcbe Bolus van Galenus, welken die uitmuntende geneesheer in de geneeskunde heeft ingevoerd, en die ten tyde van eene vreeslyke pest te Rome met goed gevolg gebruikt werd, was de geele foort, en wordt gehouden voor een goed famentrekkend middel ; ook wordt hy voorgefchreeven als een tegengift en een zweetmiddel. Deeze foort is moogelyk het beste geneesmiddel onder alle de aarden, en fchoon zy by ons zelden bekend of gezien is, kan zy egter zeer gemakiyk verkreegen worden, dewyl zy jaarlyks uit eenen put ten noord-oosten van Erzerum in groote meenigte wordt opgegraaven. Daar Es is  74 Tafereel van Natuur en Konst. is ook eene witte foort, die zeldzaamer en in onze winkelen onbekend is, gaande de roode foort nu by ons voor den waaren Armcnijcben Bolus door; en deeze'is een goed geneesmiddel, indien wy haar zuiver hebben, maar in plaatfe van ze ons dus te geeven , misleidt men ons dikwyls met een mengfel van pyp. _ aarde, en eene oker, die by de fehilders onder den naam van Spaanscb bruin bekend is. Deeze roode foort wordt ovcrvloediglyk gevonden in Armenië, fomtyds in bedden, "die zeven of agt voeten diep zyn : zy ligt nooit zeer diep , en vertoont zich dikwyls op de oppervlakte. Zy is eene zuivere en heilzaame aarde, en de hardftc van allen, wordende niet gemaklyk gebroken, en befmettende dc vingers maar weinig, wanneer zy gehandeld wordt. In water wordt zy niet fpoedig ontbonden, maar in den mond fmelt zy vryfehicJyk, en laat niet de minste korrels over. Zy is, wat haare kragten betreft, een goed famentrekkend middel,en is dikwyls van dienst geoordeeld in de pest, in kwaadaartige koortfen, rooden loop, bloedfpuwingen en allerleie bloedingen. V\;. agten het noodig hier iets te zeggen van ee-  Asiatisch Turkyë. Nat. Zeldz. 75- eene zeer fchoone en uitmuntende foort van Jmar, die door de juweliers de fteen van Mocoa genoemd wordt, als wordende, opdat men hem des te gemaklyker verkoope, naar Mocoa of Mocba in J,abic gebragt , fchoon hy een voortbrengl'el is van de Oost-Indien ; deeze fleen is van eene digte en fchoone ftoffe, van eene onregelmaatige oppervlakte , van eene onzekere gedaante en grootte ; fchoon zyne figuur doorgaans overeenkomt met die van de gemeene vuur-keicn; en hy van een tot agt duimen middellyns heeft. De aderen van denzclven zyn aartig gefchikt, in eene meenigte van verfcheidene figuuren , maar gemeenlyk in de gedaante van veele gelykmiddelpuntige cirkelen , getrokken rondom een of meer verfchillende punten in verfchillende plaatfen. In verfcheidene -deelen van den fteen is het gemeen fchoone afbeeldingen van boomen, mosfen , zee-planten eii diergclyke figuuren te vinden, zo fraai uitgebeeld , dat veeten die voor weezenlyke mosfen en zee-planten, in de zelfftandigheid van den fteen beflooten, gehouden hebben. Dit is egter eene volftrekte misvatting; de waare hiftorie van deeze figuuren is, volgens dr. HUI, gcene andere dan deeze, dat de fteen, gelyk onze gemeene vuur-  76 TAPKREEtVAN Natüur enKqnst ™ur-keiën, onderworpen is aan barsten, in welker, / onzigtbaare vinden: en rf« UO01öaan , eenen weg gefloten, den fteen , hoe^lheid in. ken, en 2rcrJr ; heeft • C Z d fpreeken' ver^ 7^iguuren)0f^VX\Tf?eZe danige fia-uiiroj, ,• , V""CJCM, of tot Z0- de Lef! baarbI^ ontftaanuit ' ' Zyc,en va" eenen lange ham „fn D e uitvloeifpic h„ ■ • of fcheur- -a afleTeÏl m,neraaIeÖ dooi^Pen by. •beeiderCtn'gC,ykU,'t0"te]b--vo0" «eest rot ons tegenwoordig oogmerk dient,  Astatisch Turkyë. Nat. Ze'.dz. 77 dient,' is, dat wy ze over al vinden , waar fchcuren geweest zyn, en veelen der liardfte foorten van fteenen, die ons dikwyls verfcbaffen het geen de natuurkenners aaulritae, of afbeeldingen van boomen enz. noemen , die de afbeeldingen der Agaaten ver te boven gaan , en onwaardeerbaar zyn zouden, indien zy in zulk eene kostbaare ftoffe waren. De oppervlakten der gemeenfte fteenen, zyn dikwyls met deeze afbeeldingen overdekt , en zulk eene gemeene en ongeagte ftof als .kalk, is niet zonder dezelve, en heeft ze zelfs veel fchooner dan die, waarover wy oils in de Aganten verwenderen. Maar dat zy geene weczenlyke overblyflels van gewapfen zyn, moet elk erkennen, die de meenigte van figuuren in de groeibaare waereld, of^in de gehecle natuur niet anders befchouwt dan deeze fraaije verfpreidingen van eene fyne ftoffe, door welke zy gemaakt worden, even als de getakte figuuren, tusfchen twee flypfteenen in de verf-winkelen; de takmaakingen der zouten in cbimifebe vaten; en de voortrefiyke figuuren van planten enz. die wanneer het ruig vriest, op venfieren gemaakt worden. Wy hebben iets uit Duitscblmd, dat eenigermaate zweemt naar den fteen van Mocha, maar het is  78 Tafereel van Natuur en Konst. is alleenlyk eene geringer foort van Agaat, met verfcheidene afbeeldingen , die , gelyk wy gezegd hebben, in allerleie fteenen , en zelfs in onze gemeene keien vallen kunnen. In Amhië vindt men ook verfcheidene foorten van Onyx, inzonderheid eene zeer fraaije foort, met witagtige en geele iireepen, zyn. de eigenlyk de gcele Sardonix. De oranje Sardonix, of dc witte Sardonix, uit den blaauwen met oranje en witagtige ftreepen, wordt ook in die landftrecke gevonden, zo wel als andere foorten. Maar misfchien is de zonder-* lingfte foort van dit gefteente die door de hedendaagfehen camea genoemd wordt, de Arabifebe Onyx der ouden is, en in de hand van den fteenfnydcr dikwyls gezien wordt eene fchoone figuur te maaken. Dit gefteente is tamelyk vast, van eene gladde en gclyke oppervlakte, doorgaans van eene rondagtige gedaante, maar fomtyds breed en plat, in welke laatfte gedaante het minst kostbaar is, dewyl die tokken kleiner zyn dan de ronde, en onderworpen aan dwarfe of regt neergaande fpleeten, door welke de fteen dikwyls in fiukjes verdeeld wordt, die der bewerkinge niet «ttrtfjf zyn. De ftreepen van deeze foort zyn  AslA-TISCH TüRKYË. NAT. ZELDZ. 19 zyn zeer hard en dik, en nooit anders dan, zwart en wit, welke kleuren in eene regelmaatige beurtelingfche order gefchikt zyn , fchoon zy niet zeer rcgelmaatig zyn in haare breedte. In fommige brokken zyn ze genoegzaam gelyk, maar in andere zyn de zwarte ftreepen dikwyls zeer breed, erf de witte zeer fmal cn omgekeerd; cn dit heeft nu en dan. plaats in de verfchillende deelen van den zelfden brok. De kristallyne kern is in deeze foort het eenigst deel, dat eenigen graad van zuiverheid heeft, zynde de ftreepen zo dof en duister, dat de fteen ligtlyk voor marmer kan gehouden worden; maar dewyl hy' ongemeen hard is, en fyn gepolyst kan worden, is hy altyd by de juweliers en fteenfnyders gezogt geweest, tot het fnyden van hoofden en andere figuuren. De Opaal, een gefteente van eene zonderlinge foort, en in alle eeuwen hooggewaardeerd, worde ook in Aralii, en dat wel in grooter volmaaktheid dan in Europa, gevonden. Zy is vaster dan eenig ander edel gefteente, en niet gemaklyk te flypen; maar natuurlyk van eene gladde oppervlakte en tamelyk glanfig zynde, worden de beste Opaa- hn  8o Tafereel van natuür en ten zo bewerkt als zy van natuure gepoft zvn Menvmdtzevan verfchihende groot Z y&ans tusfchen die van een! erwt en" en Paarcboon; fchoon men 'er fomtyds aanfre} f° Z° ,kIemz^ »h eenfpeldeknop. of zó groot als ccn walnoot. Haare gedaame1s ook onbeftendie 7vnH» r • öUUd^lle ls nglyk angwerpig, andere volmaaktlyk rond « -.ge van gedaante als een nier Haae *'e« fmengd, dat zv „iet gemak, yk e b fd,yven JS, nemende wat naar die val dc fchoonfte paer)en , mm a" munster en door^ynendheid overtreffende Wanneer de Opaakn verfeheiddykomgedraaid worden vertoonen zy de kIJen M™£ de topaas, het blaauvv van den faffier , het groen van den csmarout, het rood van den rohyn en de vuurkleur van den karbo ke -ge" de zon gehouden ^ ^ geuren, „even, eenen witten melkagtjn weerfenyn , zyn zeer ^ Wff» maarz Hee%Jc^ üitw^^ fc illende weèromkaatfingen van ,igt) > p vallende m verfchillende hoeken; Zy * * -et beftendig en onveranderlyk , gl ' ^ enkele kleuren van a*aere de  AsiATiSCH TURKYE. NAT. ZELDZi 8ï dc kleine brokjes van Opaal vertoonenzeniet, maar zyn bleek, blaauw of paerelgrys , bet welk eigenlyk de oorfprongklyke kleur is. Sommige Opaalen misfen eene of meer van de bovengemelde kleuren, en kunnen met een hoog blaauwagtig zwart geverwd worden; in welk laatfte geval het gefteente in allerleien Hand van ligt, gecne andere kleur vertoont dan de roode, maar deeze ziet men dan gloeijender en ftcrker dan naar gewoonte, en zy fchynt zeer diep in den fteen te huisvesten, zodat zy in deezen ftaat , die maar een onvolmaakte is, meer uitmunt dan in eenigen anderen. De Opaal is onder alle gefteenten moeilykst na te maaken (*)> en act beste , waarvan men (*) De lieer Cileprefs verhaalt ons in de Pbilojopblcal TranfaHthns , van eene nagemaakte foort van Opaal „ gemaakt te Haarlem in Holland, welke hy zegt dat zeer levendig is, en waarin , zyns bedunkens, de verfcheidene kleuren door verfchillende graaden van warmte zyn voongebragt. Wanneer het mengfel geheel gefmotten is, wordt 'er iets van genomen op de punt van eene yzeren roede, en, koud geworden zynde in de lugt of het water, is het zonder kleur en doorfchynend; maaf weder in den mond van den oven, op de zelfde roede gedoken, en daar weinig tyds rond gedraaid zynde, I. DeëU F ver-  82 Tafereel van Natuur en Konst. men zich tot dat einde kan bedienen, is,, volgens dr. HUI, een wel gekozen ft.uk van éenen paerel-fchulp. liet Turk.cb gebied in Afië, waaronder wy geheel Arabië begrypen, fchoon een gedeelte van het zelve aan onafhangklyke vorsten onderworpen is, verfchaft overvloed van Koper en andere Metaalen, wegens welken wy in onze befchryving van Europa een byzondcr berigt geeven zullen. Van de verfcheidene foortcn van Marmer, welke deeze landftreeken voortbrengen , moeten wy alleenlyk twee of drie der merkwaardigftcn befchryven. In overgroote bedden in Arabië, wordt een fneeuwwit helder Albast gevonden , doch het is niet aan deeze landftrecke alleen eigen. Het is een zeer fchoone en fraaije fteen, gaande in witheid het berugte Parisch marmer, en dat van verkrygen de deeltjes zulke verfchillende Handen , dat het daar op vallende ligt, verfcheidelyk gefchikt zynde, de kleuren, welke men in de «atuurlyke Opaal ziet, vertoont. Hy voegt 'er by dat deeze kleuren vernietigd en weder herfteld kunnen worden, door verfchillende graaden van hitte, brengende de deeltjes in verfchillende beweegingen.  Asiatisch Turkyë. Nat. Zeldz. 8^ ran Carrara in Italië ver te boven, en verdienende inderdaad voor de kostbaarse van alle foorten van marmer gehouden te worden. Hy wordt altyd volmaaktlyk zuiver gevonden, is tamclyk hard van klomp , maar in kleine ftükjes wat kruimelig; ook kan hy zeer glad gepolyst worden. Onze kundigfle werklieden noemen deeze foort van fteen wit Albast, welke naam, zonder onderfcheid, aan allerlei wit marmer gegeeven wordt. Zo wel in Steenagtig Arabië als in OpperEgypte, vindt men groote bedden van fchoone Porfier-fteen. Deeze is eene ruwe foort van marmer, zeer digt en vast van ftoffe, ongemeen zwaar, en van eene bleeke vleeschkleur, gefchakeerd met zwart, groen en wit in groote vlekken, die van eenen halven tot eenen geheelcn duim breed , en 'fomtyds, fchoon zeer zelden, in onregclmaatige aderen gefchikt zyn. Wanneer men deezen fteen breekt , heeft hy eene vry gelyke oppervlakte, en vertoont zich helder in alle zyne deelen, doch eer glanzig dan glinfterend. Hy is ongemeen hard , kan zeer glad gepolyst worden, en is, vooral in dé groene deelen, zo doorfchynend, dat men zeer diep in de Fa. zelf-  84 Tafereel van Natuur en Konst. zelfftandighcid zien kan. De roode, witte en groene deelen van dit fraai marmer, vertoonen zich als platte oppervlakten, veel gelykende naar de bladen van talk, fchoon zy helderer zyn ; en de zwarte vlekken zyn in alle opzigten eveneens, behalven dat zy vervalscht zyn, door een mengfel van aarde, die dit gedeelte baarblyklyk zagter maakt dan andere deelen van den fteen. De witte en vlecschklctirdc deelen zyn vervalscht door eene aarde van deeze kleuren; maar de groene, die gemeenlyk eene fchoone metaal-kleur hebben, gelyk dc edele gefteenten, zyn de helderfte van allen, en genoegzaam volmaaktlyk doorfchynend. Wy zullen hier alleenlyk byvoegen dat Arabië ook overvloed van rooden Granaat verfchaft, die met wit en zwart gevlekt, en om zyne ongemeene hardheid en fchoonheid, altyd in hooge agtinge geweest is. Deeze is de fyenites van Plinius, en de oofterfche Granaat der hedendaagfche SchryVeren; men kan 'er zeer fchoone ftukken van vinden, zonder verder te gaan dan naar dc westlyke deelen van Engeland. De fteen is zeer vast van ftoffe breekt met eene ruwe oppervlakte , is otv  AïlATISCH TüRKYE. NAT. ZeLDZ. 8j? gemeen helder en fchitterend in alle zyne deelen , en gefchikt om zeer fraai en glad gepolyst te worden. MERKWAARDIGE BERGEN, BRONNEN, ZEEËN, MEE REN EN RIVIEREN. Een van de merkwaardigde Bergen in Afiatisch Turkyë, is eene verbaazende keten, die zich van de noordelyke deelen van Armenië tot de Middellandjcbe Zee uitdrekt en Taurus genoemd wordt. Deeze groote 17 bedaar uit een aantal van Bergen , die door eene vallei van eikanderen gefcheiden zyn, en byzondere naamen draagen. De hoogde van deeze Bergen is de Gordiani, voor welken de Armeniërs grooten eerbied hebben, en welken zy veronderdellen de Berg Ararat te zyn, alwaar Noacbs ark rustte, en (volgens het voorgeeven) nog eenige overblyffels van dezelve onbedorven bewaard zyn. De opgang op deezen Berg is, volgens den heer Tournefort, niet alleenlyk zeer moeilyk en vermoeijend, maar ook gevaarlyk door de oneffenheid van fommige deelen, en de diepe zanden van andere. De vreeslyke fteilten, welke de reiziger verF 3 pKgl  86 Tafereel van Natuur en Konst. pligt is over te trekken, vervullen de leidslieden zeiven met fchrik. Hy ryst tot eene verbaazende hoogte, en kan, volgens fommigen, op eenen afftand van vyf dagreizen gezien worden. Het bovenfte gedeelte is altyd met fneeuw bedekt, en, ten minften geduurende de helft des jaars, door wolken geheel verduifterd. De Caucafus is eene andere groote keten van Bergen in Afiatiscb Turkyê', die zich van de Zwarte tot aan de Kafpifcbe Zee uitftrekt, en gemeenlyk voor de hoogfte cn grootfte ry van Bergen in Afië gehouden wordt, wordende dc reize over dezelve op 120 Engelfcbe mylen gefchat. De toppen van deeze Bergen zyn altyd met fneeuw bedekt; maar de onderfle deelen zyn wel bewoond , verfebaffen honig , koorn, wyn, vrugten en gommen, en hebben overvloed van tam en wild vee. . De byzondere Bergen hebben veelal naamen naar de verfchillende landen, in welke zy gelegen zyn. In de provincie van Myfië en Anatolië, zyn de twee berugte Bergen Olympus en lila, beiden merkwaardig door hunne groote hoogte, en de menigvuldige verhaalen wegens deze!-  ASIATISCH TURKYEÏ NAT. ZELDZ. 87 zeiven in de digterlyke fabelen. De Imans en Argaens zyn twee andere verbaazende Bergen in deeze deelen van Afiatiscb Turkyë. In en omtrent de ftad Prufa , in de provintie van Bitbynië, in Anatoiië, zyn fommige hcete Baden, hooglyk geroemd om hunne gencezende kragten; en de ftad Tberma, in de zelfde provintie, werd oudstyds veelbezogt om haare heete Baden, gelyk ook eene andere ftad van den zelfden naam in de provintie van Gaiatië. Naby Schereful, in Curdiftan zyn fommige mineraale Bronnen van eene zuurc en zuiverende hoedanigheid ; en omtrent vier of vyf mylen van de ftad Zulpha in Armenië, is een zeer hooge Berg, die de gedaante heeft van een fuiker-brood, en aan wiens voet fommige geneezende Bronnen zyn , berugt door hunne kragten in veele ziekten , maar inzonderheid in zodanigen , die de uitwerkfels der beeten van vergiftige dieren zyn. Men zegt zelfs dat geen vergiftig dier op deezen berg zal blyven leeven. Onder de Meeren of Zeeën van deeze landftreeke is de merkwaardigfte natuurlyke zeldzaamheid het Afpaltitiscb Meer of de Doode F 4 Zee,  88 Tafereel van Natuur en Konst. Zee, die in de zuidelyke deelen van Judea ligt, en in welke de rivier de Jordaan zich zelve ontlast. Dit Meer wordt doorgaans veronderfteld zynen oorfpong gehad te hebben uit de verdelginge van Sodomen Gomorrba; en fommige reizigers geeven voor dat zy de puinhoopen dèezer lieden onder het water gezien hebben. Men kan een tamelyk goed berigt geeven wegens deszelfs wording, door te veronderftellen dat de donder en weerligt, die ongetwyffeld by de omkeering dier fteden plaats gehad hebben, in groote mcenigte op fommige putten van joodenlym gevallen is, waardoor de aderen van deeze brandbaare ftof. fe onmiddelyk vuur vatten, welks doordringing in het hart der landfireeke van eene aardbeevinge gevolgd werd; en de wateren, dus naar deeze holte loopende, en zich daar met eene groote hoeveelheid van zwavelagtige ftoffe vermengende, moesten noodwendiglyk een Meer maaken van zulke hoedanigheden, als thans in dit bekend zyn. Dit Meer fchynt den naam van Doode Zee te draagen , omdat men zich verbeeldde dat deszelfs damp of ftank, alle vogels, die over hetzelve vliegen wilden, deed fterven, en dat geen visch of eenig ander fchepfe! in hetzelve leeven kon. Her  ASIATISCH TüRKYË. NAT. ZELDZ. 80 Het eerfte belangende , is baarblyklyk eene misvatting ; want men ziet 'er dikwyls vogels dwars over vliegen, zonder dat zy eenig ongemak krygen; en wy hebben ook genoegzaame reden om de waarheid van het laatfte in twyffel te trekken ; dewyl men fchulpen, gelyk aan die van oesters, op den oever gevonden heeft. Het water , fchoon zeer helder, is ongemeen zout, en daarenboven bitter en walglyk, het welk waarfchynSyk aanleiding tot deeze overlevering gegeeveri heeft. De reizigers vcrhaalen ons dat op het ftrand aan deeze Zee, overvloed van kleine zwarte iceijen gevonden wordt , die gemaklyk vuur vatten, wanneer zy regen de vlam van een kaars gehouden worden, en eenen zeer nadecligen en ftinkenden fmodk van zich geeven ; maar haare merkwaardigfte hoedanigheid is, dat zy, onder het branden, alleenlyk iets van haar gewigt verliezen, terwyl haare grootte geen vermindering lydt. Zy kunnen zo glad als zwart marmer gepolyst worden, en men zegt dat zy in overvloed en van eene aanmerklyke grootte op de nabuurige bergen F S te  $)6 Tafereel van Natuur en Konst. te vinden zyn (*> Dit is het joodenlym , waardoor de Dooie Zee altyd berugt geweest is, en het welk, gelyk men dr. óbtno onderrigtte, op zekere tyden in groote halve ronden van den grond geligt wordt; zo ras deezen aan de oppervlakte komen, cn dus door de uitwendige lugt bewerkt worden, barften zy eensklaps van een., verwekkende eenen zwaaren rook en flag, even ais bus-poeder, en verfpreiden zich rondom in duizend Hukken. Maar dit, voegt de doöor 'er by, gebeurt alleenlyk naby het ftrand; want op grooter diepten denkt men dat de uitbarilingen zich openbaaren in zodanige kolommen van rook als men nu en dan uit het Meer ziet opkomen; en misfchien is die verfcheidenheid van putten en holligheden, welke men in de na- (•} Dr. Ilill merkt aan dat deeze foort van /lfphal. tzm of Joodenlym, niet in het byzonder eigen is aan de landftreeke omtrent de Dood, Zte; maar dat zy ook in Spanje , Frankryh er» ItaliS gevonden wordt. Zy verfchaft eene olie , die een uitmuntend ciment is, en vcronderfteld wordt het lym geweest tt zyn , 'het welk men verhaalt dat in het bouwen der nwnren van het oude Bahylon, in plaatfe van kalk, is gebruikt geworden.  ASIAT1SCH TURKYË.NAT. ZlïtDZ. 91 nabuurfehap van het Meer vindt, aan die uitbarftingen toe te fchryven. Het joodenlym vervolgt de doöor , is op den grond waarfchynlyk verzcld van zwavel ; beide deeze brandftoffen worden by het aangroeijen van het ftrand gevonden. De laastgenoerade is juist eveneens als de gemeene zwavel; de eerHe is vryfbaar, zvvaarer dan water, en baart, gewreeven of aan brand gedoken zynde, eenen Hinkenden reuk, gelyk wy reeds aanmerkten. Zy is zo zwart als git , en heeft een even glinflcrcnd voorkomen. Door Jofepbus wordt eene wonderlyke omftandighcid wegens de Doode Zee verhaald, te weeten, dat zy dagelyks driemaal haare kleur verandert , en fommige reizigers beweeren het zelfde : maar zodanige veranderingen, (indien in dit verhaal al eenige waarheid plaats hebbe,) kunnen zekerlyk verklaard worden , wanneer wy haare gelegenheid , de natuur van den grond der omliggende landftreeken of andere natuurlyke oorzaaken in aanmerkinge necmen, zonder eenig wonderwerk te {lellen. Wat de appelen van Sodom of helfche appelen betreft, welke men zegt dat aan den oever van dit Meer groeijen, en die befchree- ven  92 tafereel van Natuur en Konst. ven worden, als zeer fchoon van buiten, maar van binnen geheel asch te zyn, wy dur ven zeggen dat zy nimmer eenige beftaanlykh.d hadden, dan in digterlyke of bygeloovige herfenen. De Rivier de 7%f*. die in turcomanniê haa ren oorfprong heeft, h altyd berugt geweest om haaren loop onder de aarde. Men verhaalt dat zy in een meer loopt, zonder zich met deszelfs wateren te vermengen, en dat zy by den berg Taurus in de aarde zinkt, loopende geheel onder denzelven door , en aan de andere zyde weder boven komende Het hol, waardoor zy vloeit, wordt Zoroanda genoemd; cn hieruit denkt men dat Straboos misvatting gefnrooten is , die den oorfprong van deeze Rwier fielt ter plaatfe, waar zy uihet hol voortkomt, of, gelyk hy zich uitdrukt* aan de zuidzyde van den berg Mpbates die een deel van den Taurus is. Vervolgens loopt zy m een ander meer, en, weder in den grond zinkende, fchict zy vyf.en-twintig mylen voort, zonder gezien te worden; en dan weder te voorfchyn komende, vervolgt zy haa ren loop met groote fnelheid. Zich met den Mupbrm vereetógd hebbende, toepen beide dee.  ASIATISCH TURKYË. NAT. ZELDZ. 93 deeze rivieren naar de Perfiaanfcbe golf, onder den naam van Slat-el-Arob, of de Rivier der Arabieren, alwaar zy zich uit eenen mond of kanaal ontlasten; fchoon Plinius ons verhaalt dat zy ecrtyds ydcr eenen byzonderen mond hadden, en dat de överblyffels van het oude kanaal nog in weezen waren. ALGEM EENE RAMPEN EN ONHEILEN. De gewyde fchriften fpreeken van verfcheidene natuurlyke Aardbeevingen. Een der merkwaardigfte is die, welke in het zevenen-twingfte jaar van Uzzia, koning van Juda, omtrent 283 jaaren voor Christus, is voorgevallen. Van deeze aardbeevinge vindt men by de profeeten Amos en Zacharias gewag gemaakt; en Jofepbus zegt, dat zy zo geweldig was, dat zy eenen berg, ten westen van Jeruzalem gelegen, in tweeën fcheurde , en de eene helft vyf honderd fchreeden van zyne oorfprongklyke plaats af voerde, zodat hy den gemeenen weg verftopte en de koninglyke tuinen bedekte. Eene andere zeer merkwaardige Aardbee- ving  94 Tafereel van Natuur en Konst. ving viel 'er voor ten tyde van het flerven van onzen Zaligmaaker. Sommigen zyn vangedagten geweest dat deeze beweeging de geheele waereld door is gevoeld geworden. Anderen beweeren dat zy niet buiten Jeruz<üem>, en zelfs niet buiten den tempel, wiens poorten fchudden, en wiens voorhangfel in (tukken fcheurde, gemerkt is. De heilige Cyiillus van Jeruzalem, getuigt dat de rotfen van den berg Calvarië, die door het geweld deezer Aardbeevinge gefpleeten waren , ten zynen tyde nog vertoond werden. Oiofius oordeelt dat deeze Aardbeeving de zelfde geweest is, door welke de twaalf fteden Sardis, Magnefia , Mestb ene, Aegae , Hierocaejarea, Pbiladelphia, Temolus, Temnus, Cyma, Myrinia, Apollonia en Hyrcania, by welke Eufebius Epbefe voegt, werden omgekeerd. Plinius en Strabo befchryvcn deeze als de vreeslykfte fchudding, die immer is voorgevallen. Zy gebeurde in den nagt, en was des te verfchriklyker, dewyl zy niet fchielyk gemerkt werd. De meeftert der inwoóneren "werden onder de puinhoopen vari hunne huizen bedolven; en zy, die naar de velden vlugtten , werden door de geopende aarde ingezwolgen. Tacitus verhaalt dat zwaare bergen in de aarde verzonken; dat effene vlak-  Astatisch Turkte. Algem. Rampen. 95 vlakten hooge heuvels werden; en dat men onder de puinhoopen vreeslyke vlammen en uitbarftingen van vuur befchouwde. Pblegon van Tralks zegt, dat veele fieden van Ponlus, van Sicilië, van Calabrië en van Italiëgrootlyks door dezelve benadeeld waren; en voegt 'er by, dat de aarde zich in veele plaatfen openende , ligchaamen van eene gedrogtlyke gedaante zichtbaar maakte; uit den mond van een deezer ligchaamen trok men eenen tand, die meer dan eenen voet lang was, en aan den keizer liberius vereerd -werd : maar dewyl deeze Aardbeeving, volgens de historiefchryvers, voorviel in het vierde jaar der regeeringe van Tiberius, kan zy de zelfde niet geweest zyn, die by den dood van onzen Zaligmaaker heeft plaats gehad, dewyl zy ten minften veertien jaaren voor denzelven moet gefield worden. Tegen het einde van den herfst, in het 18de jaar der regeermge van den keizer Trajanus, en in het 115de der Christelyke jaartellinge , toen de keizer te Antiocbië in Syrië was, werd die ftad byna geheel ver. nield, door eene der verfchriklykfle Aardbeevingen , die in de historie gemeld worden. De ftad was opgepropt met troepen en vreemdelingen , die uit alle oorden, het zy uit nieuws-  96 Tafereel van Natücjr en Konst. nieuwsgierigheid, het zy om bezigheden te verrigten of gezantfchapshalven daar gekomen waren; zodat 'er naauwiyks eene provmtie in het geheele Roomfibe keizerryk was, die geen deel aan den ramp had; en de geheele Roomfibe waereld, zegt Dim Casfius leed in eene ftad. De Aardbeeving werd door geweldige donder/lagen en een vreeslyk on deraardsch gedruisch voorgegaan ; daar op volgde zulk een verfehriklyke fchok, dat de geheele aarde beefde, verfcheidene huizen inftortten, en andere heen en weêr flingerden gelyk een fchip op de zee; het kraakcn en barften van het hout, het vallen der huizen, en het naar cn luid geloei onder den grond' verdoofden het gcfchreeuw der verllagene meenigte. Zy, die in hunne huizen waren, werden meestal onder derzclver puinhoopen begraaven; en zy, die langs dc ftraaten wandelden , werden door het geweld van den fchok tegen eikanderen aan geflagen, en verre de meeftcn kwamen om het leven, of werden gevaarlyk gewond. Dewyl de Aardbeeving, met kleine tusfehenpoozingcn, eenige dagen en nagten agtereen aanhield, raakten veele duizenden door dezelve om hals, onder welken luiden van groot aanzien waren. Traja-  AsiatisghTurkye. Algem. Rampen. 97 janus was zelf gekwetst, doch ontkwam het gevaar door een venfler van het huis, waarin hy zich bevond. Men zegt dat de berg Lifan, die op eenen kleinen afftand van Antiochië flond, met zynen kruin boog, en op de ftad dreigde neer te ftorten ; dat andere bergen vielen , nieuwe rivieren te voorfchyn kwamen , terwyl andere in haaren loop geftuit werden en verdweenen. In het 358fte jaar der Christelyke jaartellinge, voelde men eene allerverfchriklykfte Aardbteving in Afië, Pontus en Macedonië, die 150 fieden grootlyks befchadigde , en Niet' medië geheel vernielde, alwaar zy za zwaar en geweldig was, dat zy alle de huizen eensklaps deed inftorten , en de inwooners tot een' toe onder de puinhoopen bedolf. Omtrent het begin der regeeringe van keizer Qonftanünus den IVdcn, vielen 'er menigvuldige Aardbeevingen voor, ver de verderflykfte van welken men geduurende veele eeuwen gewecten had. In Syrië en Palestina, werden verfcheidene fteden ingezwolgen, cn fommige geheel tot puinhoopen gemaakt, terwyl anderen, indien men Nicephorus gelooven mag , zonder eenige merklyke fchade , zes ï. Deel. G en  p8 Tafereel van Natuur en Konst. en meer mylen van haare eerfte ftandplaatfen venoerd werden. Ten zelfden tyde had'er eene ongemeene duifternis plaats , die van den 4den van Augustus tot den iftcn van Octoher aanhield, zynde 'er in al dien tyd tusfchen nagt of dag geen onderfcheid. Sviyrna heeft dikwyls veel door Aardbeevingen gelceden; en onder de inwooners is eene overlevering dat de Iaatflc Aardbeeving, die in den jaare 1688 voorviel en het grootfte gedeelte van de ftad tot eenen puinhoop maakte ; door welke het kasteel, een groot aantal van huizen, 5000 inwooners, en eene groote meenigtc van koopmanschappen wegzonken, de zesde Aardbeeving van die foort was; ook gelooven zy dat 'er eene zevende za! voorvallen, die de geheele ftad zal omkeeren. Weinige uuren na de Aardbeeving des jaars (688 volgde een geweldige brand, door welken byna alle de overgebleevene gebouwen verteerd werden, en de inwooners genoodzaakt om naar het eiland Cbios te vlugten, van waar men hen naauwlyks kon beweegen weêr te keeren. Maar in den jaare 1759. werd byna geheel Sy-  Asiatisch TuaKYË. Algem. Rampen. 09 Syrië vernield door Aardbeevingen, die in de uitgeftrcktheid van 100 mylen in de langte, en genoegzaam zo veele in de breedte gevoeld werden, welke ruimte van 10000 vierkante mylen, de keten van bergen van Libanon en Anti-Libanon bevatte, nevens eene verbaazende meenigte van dorpen, die meestal tot puinhoopen gemaakt werden. De eerfte Aardbeeving, die geene groote fchade veroorzaakte, was op den ioden van Juny; maar de tweede , die den 3often van Ottober voorviel, baarde te Damascus , Tripoli , Sidon , Acri , en langs de geheele kust van Syrië groote verwoestingen. Te Sidon werd een groot aantal der inwooneren onder de puinhoopen hunner huizen bcgraavcn; en te Acri ftroomde het zeewater langs de ftraaten, fchoon zy zeven of agt voeten boven de vlakte der zee verheven waren. De ftad Sapbat werd geheel omgekeerd, cn de mcefte magt der inwooneren door het inftorten der huizen begraaven. Alle de praalgebouwen te Damascus werden ter neder geworpen, en zes duizend inwooners kwamen om het leven. Men voelde geduuriglyk verfcheidene fchuddingen tot aan den 25ften van November, wanneer zy op nieuw zo geweldig werden, dat zy een derde deel G 2 der  ico Tafereel van Natuur en Konst. der ftad Damascus omkeerden, en eene groote meenigte van menfchen , (volgens fommige berigten niet minder dan 20000) onder de puinhoopen bedolven. Deeze Aardbeeving veroorzaakte ook zwaare fchade te Tripoli, zodat veelen de ftad verlieten , en eenige dagen agter-een in de velden hun verblyf hielden. Het berugte Balbec, en een oud fteenen kafteel, door de Romeinen gebouwd, zyn toen geheel vernield geworden. De heer Tljevenot, van de ongemeene hette fpreekende , welke men in den zomer te Moful , eene ftad van Diarbec heeft, neemt die gelegenheid waar om van eenen zeer gevaarlyken brandigen Wind gewag te maaken, die door de Arabieren fnmiel genoemd wordt, en naar zyne gedagten de ooste-wind is, van welken in het boek van Job gefproken is. Hy is vermengd met vuurige ftreeken, die zo fyn als een hair, en dikwyls doodlyk voor de reizigers bevonden zyn; want zy , die denzeiven inademen, fterven onmiddelyk , of hebben maar even tyd om over eenen inwendigen brand te klaagen. Wanneer zy opgenomen worden, zyn zy zo zwart als een kool, en hun vleesch valt van de beenderen af;  Asiatisch Turkyè. Algem.Rampen, ior af; maar zy , die merken dat deeze Wind aankomt, ontfnappen niet zelden het gevaar door op den grond neêr te vallen. Onze fchryver verbeeldt zich dat hy uit fulferagtige uitwaasfemingen outftaat, die door de beweegiuge der lugt worden aangeftoken; want hy wordt voornaamelyk aan de oevers der rivieren gevoeld, en niet op het water , dewyl de dampen daar meer verfpreid worden. Schoon deeze Wind wel de gevaarlykfte van allen is, is hy egter de eenigfte niet, die den bewooneren van deeze ftad en landitreeke ongemak veroorzaakt. De heete Lugt zelve is verderflyk, niet flegts voor de longen en het bloed, maai- ook voor het vel, dat door dezelve dikwyls gebrand , gefchroeid, en op eene verbaazende wyze afgeftroopt wordt. De oogèn worden 'er zo door benadeeld , dat men genoodzaakt is te reizen met eene foort van zwart krip over dezelve; doch dewyl zy hierdoor niet altyd befchut worden, draagen de reizigers een kragtig geneesmiddel by zich, om hunne oogen mede te betten , wanneer zy beginnen ontdoken te worden. Onze fchryver verhaalt ook dat hy op zyne G 3 rei.  102 Tafereel van Natuuk en Konst. reize van Suez naar Cairo , door eenen van deeze heete Winden, die eenen geheelen dag aanhield, overvallen werd; en dat de karavaan, die naar Mecca reisde,'s jaars tevooren zo geweldig door zulk een Wind aangetast, dat 'er in eenen nagt twee duizend meniehen verlooren werden. De Arabieren zyn de Melaatsheid zeer onderhevig, die een vuil ongemak op de huid is, zich vertoonende in drooge, witte, dunne fchurfbgtige rooven.die of het geheele ligchaam over., of alleenlyk op eenig deel van het zelve zyn, cn doorgaans verzcld gaan van eene geweld'ge jeukte en andere ongemakkan. Men zegt dat de Melaatsheid van twee foorteu is, naamelyk, die van de Arabieren, <■'■-! of olifar.ts- ziekte genoemd, om de ruwheden, oneffenheden en builen van de huid, gelykende naar die van eenen olifant; en die van de Grieken impetigo genoemd. Lucrcthis vcronderffelde dat de oorfprong van de etepbantiafls in Egypte, en nergens anders te zoeken was; maar indien, gelyk ten hooglten waarfchynlyk is, de Melaatsheid der Jooden, de zelfde is als die der- Nigere, dan mag  AsiatischTurkye'. Algem. Rampen. 103 mag men verzekeren dat zy in de zuidelyke en inlandfche deelen van Africa eene landziekte is. Dat zy befmetlyk was, getuigen alle hiftoriën, gewyde beide en ongewyde. Plinius berigt ons dat zy voor den tyd van Pompejus den grooten niet tot haliè' is overgefJagen, dat zy daar uit Egypte gebragt, en in het byzonder aan dat koningryk eigen is. Sommigen hebben gedagt dat de Melaatsheid der Arabi ren, of eigenlyker der Africaanen, de moeder van de Venus-ziekte is. Hoe dit ook zyn moogc, het is zeker dat de elephantiafis fchynt verdwecnen te zyn , federd men de pokken heeft kunnen gencczen ; en dat dc Melaatsheid der Grieken veel minder algemeen geweest is dan te vooren. Plinius leert ons dat de elephantiafis zich eerst in het aangezigt vertoont; dat inzonderheid eene kleine vlek aan de neus, of het neusgat zigtbaar wordt, en dat, wanneer de kwaal toeneemt, het geheele ligchaam vol is van vlekken van verfchillende kleuren ; dat het vel dik is in de eene en dun in de andere plaatfe; zynde het zelve ook hard en ruig met rooveh. In vervolg van tyd wordt het vel zwart, en het vleesch wordt weggeknaagd G 4 tot  ic4 Tafereel van Natuur en Konst. tot op het gebeente toe; Celjus merkt aan dat het ligchaam afneemt, dat de mond, beenen en voeten zwellen, en dat de vingers en teenen in een gezwel verborgen zyn; de beenderen gaan zelfs niet vry: daarna ondaat 'er eene koorts, die den afgemartelden lyder fchielyk wegfleept. Deeze Melaatsheid heeft , federd weinige jaaren,zich merklyk verfpreid in de Barbados, niet flegts onder de Zwarten, maar ook onder de Blanken, 'lowne zegt dat zich in het eerst koper-bruine vlekken, over verfcheide deelen van het aangezigt verfpreid, vertooncn, maar inzonderheid op de neus , zonder dat zy in den beginne eenig ongemak of pyn veroorZaaken: deezen verfpreiden zich van tyd tot tyd, totdat zy een groot gedeelte van het ligchaam geheel overdekken. Hoffman oordeelt dat de zetel deezer kwaaie in de huid is, en wel in het vliezig gedeelte van dezelve, alwaar de onzuivere en bedorvene doffen , voornaamelyk haare plaats houden; zodat verfcheidene foorten van puistjes opkomen, wanneer de zenuwagtige vezelen van de huid gebeet'en , gedoken of gebrand  AstatischTürkye Algem. Rampen. 105 brand worden. Dit ongemak (laat over en is befmetlyk; want men krygt het door uit een glas te'drinken, waaruit een Melaatjche gedronken heeft, door hem aan te raaken, en door by hem te bed te gaan leggen. Men heeft eene verouderde Melaatsheid altyd volftrektlyk ongeneesbaar geoordeeld ; maar Artaeus zegt dat 'er groote hoop van geneezinge is, indien de kwaal nog versch is. liet geen hy en Celfus ter geneezinge voorfchryven, is niet waardig opgehaald te worden ; want geene geneesmiddelen kunnen in dit geval van uitwerkinge zyn, ten zy zy eene wonderdaadige kragt bezitten. De fchryvers weiden ongemeen breed uit in den lof van het flangen-vlecsch , het welk Hofman geheel onnut agt. joel raad het aderlaaten aan, nevens het gebruik van twaalf greinen van het aftrekfel van zwart nieskruid, of drie greinen antimode in conferf van roozen, ter buikzuiveringe ; maar het vilrum ceratum is veiliger en kan in grooter hoeveelheid gegeeven worden. Tovjne erkent dat de antimonie in de Barbados veel verligting aanbragt, maar hy kon niet zeggen dat zy eene volkomene G 5 ge-  io6 Tafereel van Natuur en Konst.: geneezing baarde. Kwik verzwaarde daaren tegen het ongemak, deed de zweeren boozer worden, en maakte dat zy zich fpoediger verfpreiden. VOORNAAMSTE UITVINDINGEN EN ONTDEKKINGEN. In de ftad Pergamos, in Klein Phrygië is het Parkemem, uit dien hoofde oorfpronkiyk Pergamentum genoemd, uitgevonden, welke mam naderhand in dien van Parkement verbasterd is. Marroquin , gemeenlyk leder van Morocco of Turkscb leder genoemd, wordt uit Afiatiscb Turkyë tot ons overgebragt; en de wvze om het te bereiden is waarfchynlyk in die landftreeke uitgevonden; fchoon fommigen uit den naam geoordeeld hebben , dat de konst om deeze vellen te bereiden, uit het koningryk van Morocco oorfpronglyk is; doch dit gevoe Ien is van allen grond van zekerheid ontblootdewyl egter de ' manier deezer bereidinge 2eer fraai, en onder ons weinig bekend is, oordeelen wy dat een. kort berigt, wegens . de-  Astatisch Turkye. Uitv. en Ontd. 107 dezelve , den leezer niet onaangenaam zal zyn. Deeze foort van Leder is het vel van eene geit of van eenig ander daar naar gelykend dier, dat in de oostelykc landen gemeen is, en welk vel zwart, blaauw, rood, geel, of anders geverfd wordt. Veel van de geele foort wordt te Tocat, van de roode te biarbeck, eene ftad aan de rivier Ttgtes , bereid ; en dit werk wordt, om kort te gaan, te.„Uppo, en in andere lieden van het 'lurkscb gebied ftefk voortgezet. Om zwart Murroquin te bereiden, worden de vellen , met het hair daar aan gedroogd zynde* drie dagen en nagten in zuiver water gelegd; vervolgens worden zy uitgeftrekt op een houten paard, gelyk de leertouwers gebruiken , geflagen met een groot mes, en op nieuw in het water gelegd, het welk dagelyks veranderd wordt. Daarna worden zy in een groot vat geworpen, Maande in den grond en vol waters zynde, waarin kalk gebluscht geweest is, waaruit zy alle avonden genomen, en 'er 's morgens weder ingedaan worden, vyftien dagen agtereen. Zy worden dan in een  io8 Tafereel van Natuur en Konst. een ander vat met water en kalk gelegd, en nog vyftien dagen 's morgens en 's avonds veranderd. Vervolgens in fchoon water afgefpoeld, en het hair met het mes 'er afgenomen zynde, worden zy in een derde vat gelegd , en omtrent drie weeken lang op de zelfde wyze veranderd; waarna zy twaalf uuren lang in eene rivier te wecken gelegd hebbende, in emmers gedaan, en met houten ftampers gefiampt worden. Dit gedaan zynde, wordt 'er, terwyl zy op het paard liggen , het vJeesch afgenomen; en op nieuw in versch water gelegd zynde, wordt de zyde, daar het hair is, afgefchraapt; en na eene derde weeking in water, worden zy in emmers van eene byzondere gedaante, die gaten m den bodem hebben , geworpen. Hier worden zy,geduurende den tyd van eene uure in verfchillende wateren geflagen, vervolgens op het paard uitgeltrekt, en aan weerzyde gefchraapt;en nog eens in versch water gelegd, en weder uitgeltrekt zynde, worden zy gemald gelyk zakken, waaruit de agterfte pooten blyven hangen , die dus eene opening maaken, tot een einde dienende, het welk wy zo ter/tond zullen melden. De vellen, dus genaaid zynde, worden in laauw water ge-  Asiatisch Turky'è. Uitv.enOntd. 109 gelegd, waarin honden-drek ontbonden is, en in het zelve gcduurende eene halve uur of langer met lange ftokken omgeroerd ; dan twaalf uuren in ruste gelaaten zynde, worden zy 'er uitgenomen, en in versch water afgefpoeld. Nu worden zy door eenen tregter gevuld met een mengfel van water en fmak (*), over het vuur tot kookens toe geheet zynde; en wanneer zy gevuld zyn, worden de agterfte pooten opgehaald , om de opening te doppen. In dezen ftaat worden zy in een vat met water, vier uuren agtereen omgeroerd, 'er uit genomen en op eikanderen geftapeld. Nadat zy genoegzaam gedroogd zyn, worden zy geopend , en ten tweeden maale met het zelfde mengfel gevuld ; dan wor- (*) Smak of rhus is een heester, niet ongelyk aan den kleinen Sorbm-boom, groeijende in Spanje, Turky! en andere warme landen. Deszelfs beeziën of vrugten zyn famentrekkend, en daarom van dienst in de geneeskunde. De ouden gebruikten ze om hunne fpyzen te zulten, waarom de boom rhus obfoniorum genoemd wordt; en van het gebruik, het welk men van de bladen en kleine takken in het bereiden van leder maakt, heeft hy den naam van rhv.s ctriariorum gekregen.  uo Tafereel van Natuur en Konst. worden zy weder toegenaaid , twee uuren omgeroerd, op hoopen gelegd en gedroogd, gelyk te vooren. Dit wordt nog eens herhaald , maar deeze laatfte reizc worden zy maar een quartier uurs omgeroed; waarna zy tot aan den volgenden morgen in ruste gelaatcn, dan geopend, en op een rak te droogen gelegd worden, wanneer 'er de imak wordt Bitgenomen , en dc vellen in tweeën , van den kop tot aan den ftaart, met de hair-zyde buiten, toegevouwen, en op het houten paard over elkandercn gelegd worden, om de drooging te bevorderen. Na dit alles, op eene houten tafel gelegd zynde , wordt 'er het overgebleeven vleesch en de fmak afgefchraapt, en de hair-zyde eerst met olie, en vervolgens met water overttreeken. In deezen Haat worden zy met de handen uitgewrongen, dan uit* geflrekt, en, met de vleesch-zyde boven, op de tafel geperst met een yzeren werktuig, gelyk aan dat der leertouweren; daarna omgekeerd zynde, wordt de hair-zyde fterk gewreeven met biezen, om de olie, die 'er in gebleeven js , zo veel mooglyk weg te krygen. Het eerfte zwart wordt nu op de hair-zyde gelegd, het welk gefchied door eene foort vanverwe, gemaakt van zuur bier met yzer-roest gemengd-  Astatisch Turky'e. Uitv. en Ontd. i i i gemengd. Dan in de lugt gehangen hebbende, totdat zy half droog zyn, worden zy op eene tafel uitgeltrekt , en overal gewreeven met eenen knop, of houten werktuig, vol van eikanderen kruisfende groeven, om den draad te verheffen. Verder worden zy overfpreid met water, daarna glad gemaakt, door met biczen gewreeven te worden , en een tweede zwart gekreegen hebbende , worden zy gedroogd, op dc tafel gelegd , met ecu korken knop overftreeken, weder bevogtigd, op nieuw glad gemaakt ; en om den draad ten derden maale te verheffen, bedient men zich van den houten knop. Nadat de hairzyde op deeze wyze bereid is, wordt zy (terk gewreeven met eenen wollen doek, en men zet haar glans by door berberisfen, citroenen, en oranje-appelen ,• de vleesch-zyde wordt toebereid door middel van een fcherp mes. Alles wordt voleindigd door den draad een weinig te verheffen, met den korken knop, het welk de vellen in eenen ftaat laat, waarin zy verkogt of gebruikt kunnen worden. De leezer zal gemaklyk begrypen,. dat het getal en de orde van deze werkingen kan verfchillen, naar de verkiezing of het begrip der werk-  112 Tafereel van Natuur en Konst. werkluiden , maar het wezcnlyk gedeelte is altyd het zelfde. De vellen , die tot rood Marroquin gefchikt zyn, worden, na in den beginne genoegzaam de zelfde veranderingen die in het voorgaande geval befchreeven zyn ondergaan te hebben, in water gelegd , waarin aluin gefmottenis; waarna zy gedroogd, uitgewrongen, op het paard gelegd, en met het vleesch binnenwaards gevouwen worden. In deezen itaat geeft men ze hunne eerfte verw , door ze in zeker rood vogt te doopen, gemaakt van lak, en eenige andere doffen, van welke dc verwers van deze foort van Leder een groot geheim maaken. Zy worden daarna in water gelegd , waarin witte galnooten, tot poeder gemaakt, geweckt geweest zyn; en daarin liggende, worden zy eenen geheelen dag agtereen omgeroerd. De fmak, galnooten en aluin, fchynen dus de voornaamfte dingen te zyn, van welken men zich in het bereiden van deeze fchoone foorten van Leder bedient; want wat de byzondere famenmengfels betreft, welke men gebruikt om het Leer verfcheidene verwen by te zetten, deezen zyn geheimen , die de konfrenaars by zich houden , terwyl zich elk genoeg-  y Asiatisch Törkyë. Uitv. enOntd. 113 I noegzaam beroemt op de bezitting van eenig I byZonder geheim. De ftad Damascus in Syrië, is inzonderheid berugt door haare manufacttiurcn van Tzcr en Staal, wordende daar veele duizende handen te werk gefteld tot het maaken van Sabels, Zwaarden, Mesfen en andere fnytuigen, die door geheel Turkyë in hooge agtinge zyn, uit hoofde van hunne uitmuntende gefteltenisfe. Uit deeze ftad is ook de konst oorfprongklyk (*), om Tzer, Staal of andere metaaien te verlieren, door 'er infnydingen in te maaken, en die met gouden of zilveren draaden op te vullen, waarvan men zig voornaamelyk bedient in het opfieren van degenklingen , gevesten van zwaarden, flooten van piftoolen of diergelyke dingen meer. Deeze konst beftaat gedeeltelyk uit inleggen, gedeel- te- (*) Indien de kcnst hanren oorfprong niet te Damsueus had, fchynt het ten ininften dat de werklieden dier ftad, in dezelve boven die van andere landen hebben (uitgemunt; fchoon de heer Felibien die volmaaking van ide konst aan zynen landsman Curpnet toefchryft, die, tonder de regeering van Htnrik den vierden, door dezelve berugt was. I. Deel. H  rrd Tafereel van Natuur en Konst. telyk uit gravecren , en gedeeltelyk uit het maaken van lofwerk. Zy wordt op twee verfchillende wyzen geoelfend, van welken de eerfte zeer fraai is. De konftenaar fnydt naamelyk het metaal met werktuigen , die gefchikt zyn om te gravecren, en vult dan de infnydingen op met eenen zeer dikken draad. De andere wyze is Uegts oppervlakkig , en beftaat daarin dat de werkman arfeerfels maakt kruisiing over het flaal met een tafelmes, gelyk men gebruikt in het maaken van kleine vylen. In de eerfte wyze is het noodig dat de infnydingen gemaakt worden, in de gedaante van eene duive-ftaart, op dat de draad, die 'er fterk wordt ingevoegd, 'er des te fterker aan blyft hangen. In de tweede wyze, die de gebruiklykfte is, als de gemaklykfte zynde , wordt het Staal heet gemaakt tot het eene violet-kleur aanneemt , of blaauwagtig van kleur wordt, en vervolgens geageerd zynde, wordt de figuur, of het lofwerk, het welk men voorneemt te maaken , getrokken met eenen koperen priem, waarna de fyne draadtrekken gelegd , en met een koperen werktuig zorgvuldiglyk in de arfccrfelen van het metaal 'gedrukt wordt. Wy  ASIATISCH TURKYE. UlTV. EN OiSTD. I Wy kunnen hier byvoegen, dat wy aan dë konftenaarcn van Damascus, die foort van zyde ltoffen, Damasten genaamd, oorfprongklyk verfchuldigd zyn, waarin men eenige boven den grond verhevene deelen ziet, die bloemen of andere figuuren verbeelden. Tavernier verhaalt ons dat de Turken en andere oofterfche volkeren de konst bezitten, om Duiven zo af te rigten dat zy voor postboden dienen, en by ongemeene gelegenheden brieven brengen van het eene einde deezer uitgebreide heerfchappyen tot het andere. Hy merkt aan dat 'er ten huidigen dage, tusAlexandretta in Syrië en Aleppo , eene briefwisfeling door middel van Duiven wordt opgehouden , om het ryzen en daalen der koopmanschappen in beide deeze fteden te wecten; welke Duiven men met brieven om haare halzen , van de eene plaatfe naar de andere leert vliegen ; en deezen afftand leggen zy af in den tyd van vyf uuren; fchoon de twee fte,. den drie dagreizens te paard van eikanderen gelegen zyn. H 2 MERK.  n6 Tafereel van Natuur en Konst, MERKWAARDIGSTE OPENBAARE GEBOUWEN, EN ANDERE VOORTBRENGSELS DER KONST. Naast aan Conftanünopolen is Aleppo mooglyk de rykfte en pragtigite Had in Turkye', indien men eenig oordeel mag vormen uit deszelfs openbaare gebouwen, zynde 'er omtrent honderd cn twintig Mosqueèn binnen dc muuren van deeze ftad en de omliggende plaatfen, van welken fommigen zeer pragtige gebouwen zyn. De voornaamfte van deeze Mosqueèn, welke men veronderftelt door de keizerinne Helena geftigt geweest te zyn , is een zeer kostbaar gebouw , en heeft een groot voorplein, geplaveid met zwart en witmarmer, nevens eene groote kom, met een gewelf in het midden, onderfchraagd door zes marmeren pilaaren. Aan het zuiden is een fontein, bedekt met een ander gëweffvan gelyk maakfel; cn rondom dit plein loopt eene fraarje gallery van zeventien boogen aan eene zyde, en elf aan yder einde, waaronder zich "menigvuldige Turken by hunne Godsdienst-oerfeaingen bevinden» ' i rr. Ec-  Asiatisch Turkyë. Gebouw, enz. 117 Eenige andere Mosqueèn in Aleppo zyn niet veel minder dan deeze , inzonderheid eene met een groot en verheven gewelf, dat met lood gedekt is, gelyk de meefte gewelven in Turkyë zyn, het welk, gevoegd by de hooge dunne toorentjes, maakt dat de fieden op zekeren affiand een zeer fraai voorkomen hebben. Hier zyn ook eenige Franfche kloosters, van welken een, een zeer pragtig'gebouw is, voorzien van eene fraai je fontein, en hebbende eene fchoone zaal, die met marmer bevloerd is, en een rond topgewelf heeft. De groote Mosquee van St. Jm te Damascus, eertyds eene Christelyke kerk , is eene van de pragtigflc m Turkyë, zynde drie honderd fchreeden lang en zestig breed, en hebbende een fchoon voorplein, geplaveid met zekere foort van fteenen, die merkwaardig zyn om hunne doorfchynendheid. Rondom het zelve zyn zuilen van marmer, porfier-, jaspis-cn anderen fteen, die eene zeer keurlyk gefchilderde gallery onderfchraagen. Zy heeft twaalf groote poorten met koperen daken, en overal gemerkt met Arabifche letteren. De binnenkant zegt men dat fraai gefchilderd is met goud cn azuur, maar het is niet gemaklyk H 3 tor  118 Tafereel van Natuur en Konst, tot een gezigt van dezelve te komen; want het wordt geen Christen vergund'er in te tree. den, zonder zyn leven of zynen Godsdienst te verzaaken. Maar van alle de TurJt/cbt Mosqueèn , zyn 'er geene pragtiger, of voor welke men groo, ter eerbied heeft dan die van Mecca of MedU na, die op zekére tyden door een verbaazend aantal van Mahometaanfcbe pelgrims bezogt worden, zynde de eerfte de plaats daar hun profeet gebooren, en de laatlïe die daar hy begraaven is. De Kaaba of heilige tempel, te Mecca, naar welken de leerlingen,van Mabomet, wanneer zy bidden, hunne aangczigten wenden, en naar welken zy ten minften ee-ns in hun leven eene bedevaart doen moeten (*), pf in pcrfoon, of door eenen gevolmagtigden, is (*) De heer Thevenot verhaalt ons dat Mabomet de eerfte infteller van deeze bedevaarten naar Mecca niet geweest is, maar dat de Arabier:, veele jaaren voor hem , gewoon waren die ftad op gelyke wyze te bezoeken, en haar tot het middelpunt van hunnen heidenfche dienst te maaken, uit eerbied voor de Kaaba , welke zy geloofden, gelyk de Turken nog doen, dat door Abraham gebouwd was.  Astatisch Turkyë" Gebouw, enz. 119 is een klein vierkant gebouw, zynde omtrent vyftien voeten lang, twaalf breed, en dertig hoog. Het is omzet met twee gouden banden, van welke de eene by den grond, en de andere by den top is. De deur is van geflagen zilver, en een gouden goot voert het water af, dat op bet dak valt. De muuren zyn overal bedekt met bchangfelcn van zwarte zydc, die yder jaar op koste van den grooten Heer gezonden wordt; cn het gebouw is omringd van een klooster, het welk yoor dc Mosquee dient, wordende de tempel alleenlyk geopend op fommige feestdagen. Men kan niet verwagten dat wy zeer byzondere of zekere berigten wegens deezen heiligen tempel te Mecca zullen hebben,' dewyl het den Christenen niet vry (laat tot op vyf mylen na aan de ftad te naderen ; en ccn verbod van de zelfde foort .noodzaakt hen op zekeren afftand van Medina te biyven, eene plaats die berugt is door de grafftede van Mahomet. De Mofquee, in welke dit pragtig graf te vinden is, is een aanzienlyk gebouw, onderfchraagd door vierhonderd kolommen, cn verligt door een groot aantal van geduuriglyk brandende lampen. Zy heeft een gewelf, dat H 4 met  120 Tafereel van Natuur en Konst. met zilveren plaaten gedekt is, en op de vloer is een gouden kleed gefpreid. De graftombe zelve, welke de Arabieren Turbe noemen, is onderfctiraagd door zwarte marmeren pilaaren,*en omringd van eene zilveren baluftrade; want wat het gemeen denkbeeld betreft, als of zy in de lugt door twee zeilfteencn werd opgehouden, deszelfs valschheid is lang aangetoond. Alles is beflooten in eenen muur, die van venfleren, met zilveren traliën bezet, voorzien, en aan den binnenkant met kostbaare geileenten van groote fchoonheid cn waardye verflerd is. Rondom deeze tombe wordt eene groote meenigte van lampen brandende gehouden; en zy is overdekt met een kostbaar kleed van goud cn zilver laken, het welk jaarlyks op last van den grooten Heer uit Cairo gezonden wordt. Hy zendt ook een fraai affchrift van de Koran; en een der beste kameelen van het land wordt gekozen om de eer te hebben van het gefchenk te vervoeren; waarna het beest geduurende de rest zyner dagen van allen arbeid ontflagen bïyft; cn , oud geworden zynde, met groote plegtighefd ge, flagt en gegeeten wordt. OVL'R-  Asiatisch Turkyë. Oudheden. 121 OVERBLYFSELS DER OUDHEID. Dit onderwerp is zeer uitgebreid en zoude alleen ft of voor verfcheidene boekdeelen kunnen uitleveren, wy zullen het derhalvcn met kortheid poogen te verhandelen, en cgter zo volkomen als de natuur van ons werk afvordert. Geen gedeelte der waereld heeft inderdaad meer overvloed van Óverblyffelen der Oudheid dan de Afiatifche heerfchappyen der Turken,cn inzonderheid Anatoliè of Klein Afië, het welk in gewyde beide cn ongewyde hiftoriën berugt geweest is, om zyne groote cn pragtige ftcden, welker meeften nu in puinhoopen of geringe vlekken veranderd zyn. De plaats van het berugte Troje zelve, zo merkwaardig door deszelfs tienjaarige belegering en verdelging door de Grieken, wordt nu alleenlyk gekend uit groote puinhoopen, van welken ridder Georger Wheler , ons het volgend berigt heeft. Het eerfte , dat hy aanmerkte , wanneer hy deeze tot eenen puinhoop gewordene ftad naderde, was overvloed van marmeren pilaaren, deelen van muuren, en grondvesten langs het ftrand; maar hy vondt 'er geene overeindftaande of geheele H 5 muil-  142 Tafereel van Natudr en Konst. muuren, en zag veele overblyffels, doorliet weder of de zoutheid van het water befchadfgd, in de zee liggen. Een weinig verder is nog een deel van een haven overig, met eenen dikken muur op het flrand, die ongetwyffèld opgefierd was met die menigvuldige marmeren pilaaren, welke onder dezelven verbroken liggen. Boven deeze haven zyn verfcheidene marmeren graflieden , op fommigen van welken het hoofd van jfprflo is, terwyl op anderen fchilden zyn, maar geen opfchriften. Zy zyn zo gelyk aan die Romeinfebe graflieden, die nog te 4rles in Provence te zien zyn, dat de heer Spon oordeelde dat zy niet aan de oude Trojaanen behooren konden, gelyk Petri, della Falie zich verbeeldden. Ten zuiden van de haven liggen twee pilaaren op den grond, van welken yder dertig voeten lang is, en een derde van vyf.en-dcrtig voeten of een Egyptifcbe graniet; maar veelen van deeze aanzienlyke overblyffels zyn weggevoerd om de nieuwe Mosqueèn te Conftantinopolen te bouwen. Behalven deezen vinden wy de puinhoopen eener waterleidinge , en op eenen kleinen afftand van daar eene graft of een kanaal dat naauw en diep, maar nu droog is , zynde zigtbaarlyk' een werklluk der  ASIATISCH TüRKYE. OUDHEDEN. 223 der konst, en veronderfteld gemaakt geweest te zyn om booten naar de ftad te brengen. Een weinig boven dit kanaal worden aanzienlyke overblyffels der oudheid gevonden, als die van een tooncel, de fondamenten van tempelen en paleizen, en een gedeelte vaneenen kleinen ronden tempel, dat nog (taande geblceven is met eene marmeren kroonlyst van binnen, en naby denzelven zyn eenige pedeftallen met opfchriften, die toonen dat deeze oudheden van de Romehfcbe foort zyn , van den tyd ,• waarin Troje een van de wingewesten der Romeinen geworden was. Op den top van eenen fchuinen heuvel, zag de even gemelde Heer de puinhoopen van een zeer pragtig gebouw; doch wat het geweest zy, een kasteel, een tempel of een Christelyke kerk is niet gcmaklyk te bepaalen. De geheele langte van het zelve is omtrent vierhonderd voeten , en deszelfs breedte tweehonderd-en-twintig. Onder het landvolk is nog eene overlevering, dat het een paleis van koning Priamus was; maar onze fchryver agt het niet ouder dan van den tyd der eerfte Romeinfebe keizeren. Het  P öaan, im mcn overvloed vtm jW9». " Natolie is, en overal blyken • draagt van zyne oudepragt. Daar is, zegt de heer Toutnefon mets in de itraaten te zien danpilaaren en oude marmer/ken, en van rooden en witten jaspis. De meeste pilaaren zyn glad en van eene eylindrifehe gedaante; fommige zyn met krullen uitgehouwen ; maar de zonderImgfte zyn eirond, verfierd met eenen platten band van vooren en van agteren , die ook langs den voet, en het hoofdftuk loopt. Onze fchryver heeft ons eene afteekening van eene deezer zmJén gegeeven , dcwyl hy m ^ • oor- fcftWtoptt*. cn he£ we,k z,.di bero de « den zyn nu gcnnge en «gcagtc vlekken , bebouwd Mta en brokken van fchoon manner, de ovcrblyÏ fcen „,,e. oude grootheid. PhilaMpUa is > ,H ft*, hebbende volgens dr. U3eer "VCehond'!''d "'-en, die door ff- bewoond *vn, en vier kerken; daar 7^ en ^ZJTTykS tóCI,d Z>'""- «ykdoor 2 °PrUl,nftC'1' «ie derzclver puinhoopen gevonuen worden. °  Asiatisch Turkyë. Oüdhedek. 13! oordeelde, en geen bouwkundige van zulk eene bouworde gefproken heeft. Wat de nieuwenvetfche gebouwen betref. , zy zyn meestal van klei of turf, nu en dan doormengd met eenige fchoone ftukken marmers. De muuren van de ftad zyn laag, en beftaan uit zuilen, architraaven , kapiteelen , en andere oude brokken , zonder orde vermengd met het overige fteen-werk. Op deeze oude mar, meren ftukken, is eene groote meenigte van opfchriftcn , de meeste in het Griekscb , maar fommige in andere taaien te zien. De heer Tournefort heeft veele derzelven uitgefchreevcn, en nog veel meer zyn 'er, door de zorgelooze onkunde der bouweren , binnen in den muur verborgen. Het kasteel van Angora is omringd met eene driedubbele heining, en de muuren zyn van groote ftukken wit marmer, gemengd met eenen anderen fteen , niet kwaalyk geiykende naar porfierfteen. Binnen de eerfte heining is eene kleine Annenifchc kerk, welke men zegt dat twaalf jaaren geleeden geftigt is, en die al het fchemerligt dat zy heeft, ontfangt door een vierkant ftuk van doorfchynend albast. Dit gedeelte van het kasteel is vol pedeftallen I 2  132 Tafereel van Natuur en Konst. en opfchnïten, en ydcr gedeelte van Angora, heeft waarlykzulk een .overvloed van deze! ven' dat een oudheidkundige een geheel jaar zoude kunnen doorbrengen met ze uit te fchryven. Het kerkhof, aan de Christenen behoorende, heeft zo groot een voorraad van opfchrifcen, dat dezelve nimmer kan uitgeput worden; maar het grootfte gedeelte beftaat uit graffchriften op perioonen, by „ eiken wy geen belang hebben (*> h De C) De Iteer 7W*,/ï,-,, dia veelen der oude opfchriften, welke hy te ^nSora »g, heeft nagefchreeven, heeft ook twee nieuwe graffchriften, welke hy 01". het kerkhof der Christenen vond , overgeboekt van welken wy , dewyl zy 'tot bewooners van E,l b£"°orcrl > "« sevoeglyk agten gewag te maaken. Zy zyn in het La,jn, en komen op het volgende uit: „ Her ligt begraaven Job» R00,, een Stbotschmo,, „. d,e te ^„gora ftierf', op den aïften dag van Juny „ in bet jaar onzes Heeren ióö8, en in het vyf-en der-' „ tigfte van zynen ouderdom. Het geen heden mya » lot is. zal misfchien morgen het uwe zyn". Het andere is even eenvoudig en luidt dus: „ Hier „ ligt Samm FarringUn, een EngeUcbman, zoon van „ .Acidwan Farri„g,0„, een koopman te W„»,die in „ ÜUUm ontHiep, in het drie-cn-twintigde jaar van ». zy-  ASIATISCH TURKYË. OtlDHEDEN. 133, ■ De geleerde Franfcbe reiziger , boven genoemd, heeft ons ook eene afteekening gegeevcn van een aanzienlyk gebouw te Angora, het welk hy het gedenkteeken van Augustus noemt, als zynde waarfchynlyk door dc inwooneren aan dien keizer toegewyd, ter erkentenisfe van zyne zorge in die ftad te herftellen cn te verfraaijen. Het blykt geheel van wit marmer geweest te zyn, cn fommigen der muuren zy nog meer dan dertig voeten hoog. De voorgevel is geheel vernield; alleenlyk is 'er eene pragtige deur overig, die vier-cn-twintig voeten hoog cn volkomen negen' voeten wyd is; aan de zyden van dezelve is een ontluifterd opfchrift in drie zuilen , betreklyk tot het leven van Augustus, het welk by Cronovius, Clufius en andere fchryveren te vinden is. De fchade , welke dit opfchrift «releeden heeft, is niet zo zeer veroorzaakt door de langte des tyds, als wel door dc fchraapzugt der boeren, die groote holligheden in de fteenen maakten, om 'er de Hukken kopers, met welke zy aan eikanderen gehegt waren, uit te haaien. Tot welk byzon- „ zynen ouderdom , en het t66o(le van onze verlos„ Gnge". ' I 3  ï34 Tafereel van Natuur en Konst. der gebruik, dit gebouw werd opgerigt is onzeker , misfchien was het gefchikt voor de feesten by de openbaare fpeelen, fchoon Buslequius oordeelt dat het een pretorium was i onze fchryver fielt egter vast dat het geen tempel geweest is. In de nabuurfchap van Caefarea en Cappadocië zyn veele oude gebouwen, fommigen in de gedaante van eenen toren, eindigende met eenen koepel, en andere in de gedaante van eene piramide of een fuikerbrood; allen beftaan zy uit fchoone vierkante fteenen, welke men veronderftelt Perfiaanfcbe graflieden ger weest te zyn, dewyl zy van binnen in twee, drie of meer gewelven verdeeld zyn, met verfcheidene Perfifcbe opfchriften. Aan den voet van eenen berg, op welken de oude ftad ftond, zyn haare puinhoopen nog te zien; en hier werd aan den ridder Paulus Lucas een gewelf vertoond, waarin hem gezegd werd dat vier maagden martelaaresfen bcgraaven waren ; maar wanneer zulks gefchiedde of wie zy waren, kon hy niet te weeten komen. Dewyl 'er egter eene opening was, groot genoeg voor eenen man van eene middelmaatige gedaante om 'er door te kruipen , fpoorde zy-  Astatisch TurkyL Oudheden. 13J 2y„e nieuwsgierigheid hem aan om de tegrafplaats te onderzoeken; en hy vcfcd die ook vol van gebrokene ligchaamen , die op eene verwarde wyze door eikanderen lagen, met het vleesch 'er aan, fchoon verdroogd en hard geworden. Daar zyn veel meer gewelven of graftomben onder deeze puinhoopen, die gecne verdere befchryving noodig hebben. Laaten wy nu uit Anatüië overgaan naar Syril, het welk in zyne grootfte uitgeftrektheid Pbenicië en Palestina bevat ; en deeze landen zullen wy ook overdekt vinden met de puinhoopen van eertyds bloeijende fteden, terwyl de grond, in veele plaatfen ryk en vrugtbaar en gefchikt om alles voort te brengen, wat men tot gebruik of vermaak kan wenfchen, woest en onbebouwd ligt. Maar geheel Syrië, of misfchien de geheele waereld, verfchaft geene vertooning van pragtiger puinhoopen, dan die van Palmyra of ladmor zyn, die de oude pragt en grootheid van deeze ftad baarblyklyk vertooncn. Zy werd geftigt door koning Salomon in de woestyne van Syrië (*); maar O Zie -Koa. IX. 18. en aChron. VHI. 4; «s ™& Jofephtis. 14  135 Tafereel van Natuur en Konst. maar men kan veronderfteiien, gelyk de heer HaLey aanmerkt, dat zulk eene gevvigtige bef"lhg a''S deeze> meer dan driehonderd mVJen van Jeruzalem af zynde, niet lang in de -gt der J00den bIecf> ondcrweIkenga^ J"" dn°°d bur^r,yke oneenigheden ontftonl ;^f,d Verwierp zy zieh aan de Ptrfifcoeen Babilonifibe heerfchappyen , en «aderhand aan de onde^W ^ende^/«, Maar wanneer de AV ~ voet in deeze landen kroegen, en de Panben hunne verdere overwinningen in het oosten ieheenen te Muiten, werd deeze ftad ™ h°°fdG Vanhaare tegenheid, eene fronner plaats, en in het midden van eene groote zandtgewoestyne gelegen Zy„de, alwaar de legers met wel konden biyven, om haar door geweld te onder te brengen , door de ladende vorften getroeteld en gevleid; men liet -r een vrvenftaat biyven, en maakte haar tot cc markt of fcpel des koophandels, tot gttyfvoor betde de ryken, ge,yk uk en PW dutdelyk blykt Met deez voo ^C"7nV^eid'°"^igheid en handel nam Palmyra, byna twee eeuwen lang, t0e ?yk verdord en verrykt door keizer Adrlanus,  ASIATISCH TüRKYË. OUDHEDEN. 137 aan wien het zich overgaf, omtrent het jaar onzcs Heeren 130. Van den tyd van Adrianus tot dien van Aurelianus, zynde omtrent honderd en veertig jaaren , bleef deeze ftad in magt en rykdommen toenecmen, tot dat Aurelianus met Zeriobia , de vrouw van Odenatus, en koningin van Palmyra, gelyk zy doorgaans genoemd wordt, na den dood van haaren man verfchil krygende wegens eenig aandeel in het keizerryk, tegen haar optrok, en haare krysmagt in twee veldflagen overwonnen hebbende, Palmyra belegerde, in welke ftad zy zich bevond. Men was fchielyk genoodzaakt de ftad over te geeven, en Zenobia, met haaren zoon vlugtende , werd vervolgd cn gevangen genomen. Aurelianus hield zich hier mede te vrede; hy fpaarde dc ftad , en eene kleine bezetting in dezelve laatende , trok hy met de gevangene vrouwe naar Rome: maar de inwooners , genegen om het Roomfcbe juk af te fchudden, dreeven de geheele bezetting uit. Aurelianus , dit verneemende , keerde, fchoon hy in Europa gekomen was, met zyn leger met allen fpoed te rug, nam de ftad op nieuw met groote moeite in, bragt veelen van het voik met ongemeene wreed, heid om, en gaf alles ter plonderinge aan do 1 s m.  133 Tafereel van Natdur en Konst. foldaaten over. Dit onheil trof Palmyra omtrent het jaar onzes Heeren 272; en fchoon Aurelianus de gebouwen toen niet liet verbranden of vernielen, werd de fchade, welke de ftad leed, egter nooit in zo verre herfteld dat zy naderhand eenige aanzienlyke vertooning maakte. 'Wy hebben geen ügts genoeg uit de historiën om te zeggen wanneer of door wien zy tot den ellendigen ftaat, in welken zy thans is, gebragt werd; maar waarfchynlyk werd zy verbrand en gcplonderd in de duistere eeuwen der waereld, geduurende de oorlogen der S-raceenen. Deeze puinhoopen liggen in de woestyne van Syrië, omtrent honderd en vyftig mylen ten zuid-oosten van Aleppo, en zyn door verfcheidene Engelfche geleerden bezotrt geworden, die ze zorgvuldiglyk nagefpoord en naauwkeuriglyk befchreeven hebben. Uit de ruimte, welke zy bcflaan, blykt dat de ilad van eene groote uitgeflrektheid geweest is; maar daar zyn geene voetftappen van muuren overgebleven ; ook is het niet mooglyk over de oude gedaante der plaatfe te oordeelen. De inwooners beftaan uit omtrent dertig of veertig arme huisgezinnen, die in kleine aarden hut.  Astatisch Turky'è. Oudheden. 139 hutten woonen , binnen den muur van een ruim plein, waar op eertyds een pragtige heidenfche tempel, aan de Zonne toegewyd, geflaan heeft. Dit plein is een vierkant, waar van ydere zyde 220 yards of 660 voeten bevat, zynde omringd van eenen hoogen en pragtigen muur.veriierd met pilasters van binnen en van buiten, ten getale van tweeën zestig aan eene zyde ; en hadden de Turken uit eene ydele bygeloovigheid de fchoone kroonlysten niet met voordagt vernield , moog!>k zoude de waereld niet op fchooner fnywerk hebben kunnen roemen. De west-zyde , aan welke de ingang is , is meestal afgebroken , en by het midden van het vierkant is een andere hooger muur uit de puinhoopen opgerigt, die een gedeelte van een kasteel , waarfchynlyk door de Mamalukes C) ter beveiliginge der plaatfe ge- (*) De fchryvers komen niet overeen wegens den oorfprong der SlamaUkcs. Sommigen zeggen dat de zegcpraalendc^», fOhan van Egypte, eene bende volks in dielandftreeke (telde, die eenige overeenkomst had met de tegenwoordige Janltfaa,e» , betonde uit krygsgevangenen of gekogten van de Tartaren, aan welk™ hy den naam van OSmoAAm üf flamren gaf, want dat is de meening van het woord. Doch hoe d.t ook zyn mooge , deeze Mamaluke, verdreeven in het mid*  i4o Tafereel van Natuur en Konst. geftigt, fchynt geweest te zyn. Voor de geheele langte van deezen nieuwen voormuur, behalven dat 'er eene naauwe opening tot eenen ingang geiaaten is, is een diepe gragt ge graaven, die aan den voet van den muur met fteen bezet is, zodat het ten uiterften moeiWmoet geweest zyn denzelven te beklim men. Deeze muur bedekte gehcelenal den «gang, die tot het eerfte gebouw behoorde, van welks luister wy eenig denkbeeld kunnen vormen uit de twee fteenen , die de zyden van de gjoote poort onderfchraagen, van welken yder vyf en dertig voeten hoog is, en die beulen regtövercind op hunne plaatfen «aan , en fraai uitgehouwen zyn met wyngaardranken en druiftrosfen, ongemeen ftout en natuurlyk. Zo ras wy op het plein komen, zien wy de overblyffels van twee ryen pragtige marmeren pilaaren , die zeven en dertig voeten hoog .zyn, met kapiteelen van eene ver- bidden der dertiende ccutve de nr,kt>melingrcl,np van Salad.r, uit haare bezittingen , en maakten zieh meester van de regeeringe. Zy werden in geduurige eerloon tegen de Christenen van Syris en P„huina inge•vikkeid, tot dat zydie geheel van hunne bezittingen M die landen beroofd hadden.  ASIATISCH TURKYli. OqDHEDEN. I4Ï verwonderlyke konst. Daar zyn alleenlyk vyftig van deezen in het geheel overig, doch daar moeten 'er veel meer geweest zyn;want het fchynt dat zy rondom her geheele plein geloopcn, en eene zeer ruime dubbele gallery onderfchraagd hebben. Dc overgang aan de west-zyde van deeze galleryc, die tegenover den voorgevel van den tempel is, fchynt de rest in breedte en fraaiheid overtroffen te hebben ; en aan yder einde van dcnzelven zyn twee nisfen voor ftandbeelden, levensgrootte , met dc daar toe behoorende pedefiallen en paviljoenen, alles met de grootftc konst en netheid uitgehouwen. In het midden van deeze eertyds fchoone omheinde plaatfe, nu vervuld met dc morslige hutten der inwooneren , ftond eertyds de tempel der Zonne , .omringd van eene andere ry van pilaaren van eene verfchillende orde en veel zwaarer dan de voorigen , zynde omtrent vyftig voeten hoog , van welken nu maar zestien overig zyn. De ruimte, binnen deeze pilaaren beflootcn , was honderd-en-zeventig voeten lang en vier-en-tagtig breed ; en de tempel was negen-en-negentig lang , en vyf-cn-veertig breed, flrekkende ten noorden en zuiden , en hebbende ecnen grootfehen ingang aan het wes-  142 Tafereel van Natuur en Konst* westen , juist in het midden van het gebouw. De buitenfte muuren van deezen tempel zyn nogftaande gebleeven, Waarin aanmerklvk is dat de venfters van boven naauwer zyn dan van onderen, en niet zeer groot, maar geheel opgelierd met ihywerk. Net boven de deur kan men een gedeelte der uitgefpreide vleugelen van eenen grooten arend onderfche.den. De heer Hallifax verbeeldde zieh m het eerst dat hier een cherub geweest was, die den ingang overfchaduwde , zynde 'er niets van het ligchaam overgebleevcn om 'er eenig befluit uit op te maaken; maar naderhand andere arenden op nedergevallene fteenen ziende, befloothy dat hier ook een arend, doch van eene grootere gedaante , geweest was. Nooit zag men Wyngaardranken", druiftrosfen en ander fnywerk in het algemeen op zulk eene iloute en levendige wyze uitgevoerd; en alles wat omtrent de geringe over. bïyflels van deezen tempel te zien is, dringt ons om te gelooven dat hy eertyds een alterIuisrcrrykst gebouw was. De Turken, of liever de tomaêètem hebben een dak over deeze muuren gemaakt, onderfchraagd door kleine pilaaren en boogen, maar veel laager, en in andere opzigten niet te vergclyken by het geen  Asiatisch Turkyë. Oudheden. 143 geen het voorigc dak moet geweest zyn; en zy hebben 'er eene mosquee van gemaakt, voegende aan het zuid-einde van dezelve nieuwe fieraadcn en fpreukcn uit dc Koran, vry fraai gefchreeven in kransfen en lofwerk; maar aan het noord-einde van het gebouw , het welk geen gedeelte van de mosquee maakt, zyn overblyffels van veel grooter konst en fchoonheid , naamelyk fraai groefwerk , en uitgehouwen beelden. In het midden van het dak is een koepel, van omtrent zes voeten middellyns.beftaandeuit eenen enkelen fteen, of anders gemaakt van eenig kondig mengfel, Zynde egter een verwonderlyk konstft.uk. Na deezen tempel befchouwd te hebben, ging onze fchryver naar eene andere plaats, alwaar hy 'een gezigt had van zulke pragtige puinhoopen, dat, indien men een denkbeeld wegens dc oorfpronglyke fchoonheid van Palmyra uit de ovcrblyffelen kan opmaaken, men billyk zoude moogen vraagen, of eenige ftad in de waereld deeze in pragt heeft kunnen evennaaren. Naar het noorden gaande, hebben wy voor ons eene gedenknaald, die omtrent vyftig voeten hoog is, beftaande uit zeven groote fteenen, behalven het kapftuk, en het  144 Tafereel van Natuur èn KoNst, het daar rondom zynde groefwerk. Derzelver omtrek boven het voetfluk is twaalf voeten cn Zes duimen ; en het graveerwerk is hier, gelyk in andere plaatfen, ongemeen fraai. Omtrent eene vierde myl van hier zyn twee andere groote pilaaren te zien, de eene naar het oosten en de andere naar het westen, welke reden geeven om te denken dat 'er eertyds eene aaneengcfchakeldc ry van pilaaren geweest is. Omtrent honderd-en-twintig voeten van de gedenknaald voortgaande, komen wy aan eene groote en hooge poort, die , wat de fchoonheid en konst betreft, niet minder is dan alles wat wy reeds befchreeven hebben ;zy brengt ons in eene aanzienlyke gallcry, die meer dan eene halve myl lang cn honderd-en-twintig voeten breed is, zynde omringd met twee ryen pragtige marmeren pilaaren, die zes en twintig voeten hoog, en agt of negen in haaren omtrek zyn. Honderd negen en twintig derzelvcn liaan nog in haare volkomenheid, maar volgens eene maatigc rekening kunnen'er oorfprongiyk niet minder dan vyf honderd en zestig geweest zyn. Deeze ruime gallery eindigde met eene ry pilaaren, ftaande wat nader aan eikanderen  ASIATISCH TüRKYÈ'. OUDHEDEN. 145 ren dan die aan de zyden; en misfchien is 'er eene foort van banketteer-huis boven, of eenig pragtig gebouw, tot zulk een einde gefchikt , omtrent geweest , welks puinhoopen op eenen kleinen afftand aan de flinker-zyde liggen, zynde dezelve van fyner marmer en grootfeher voorkomen dan men in de gallerye befpeurt. De pilaaren , die dit gebouw onderfchraagden, zyn van één fteen gemaakt, en een derzelven, die neergevallen is zonder te brceken, is door meetinge bevonden tweeen-twintig voeten lang, en agt voeten en negen duimen in haaren omtrek te zyn. Aan de west-zyde van de groote gallerye zyn verfcheidene poorten, leidende naar het voorhof van het paleis : twee van deezen moeten, toen zy in haare volkomenheid waren, ongemeen pragtig en fraai geweest zyn, niet alleenlyk om de uitmuntendheid van het werk in het algemeen, maar inzonderheid om de kostbaare porfier-ftecnen pilaaren (*) , met wel- (*) De grootte van deeze porfier-fteenen zuilen is zeer aanmerklyk , wanneer men overweegt van hoe verre zy te land naar Palmyra moeten vervoerd zyn, indien wy veronderftellen , dat 'er toen gecne andere groeven van porfier-fteen dan in Egypte bekend wa- l Deel, K ren»  I4<5 Tafereel van Natuur en Konst. welken zy verfierd zyn, hebbende ydere poort vier in haaren voorgevel, twee aan de eene en twee aan de andere zyde. Daar ftaat nu maar eene van deeze pilaaren in haare plaatfe, fchoon eene andere nog in haar geheel óverig is:zy zyn omtrent dertig voeten hoog, negen in haaren omtrek , en zo ongemeen hard dat men 'er zonder groote moeite geen /tuk kan afbréeken. Het paleis zelf is zo geheel tot eenen puinhoop gemaakt , dat men geen denkbeeld meer vormen kan, wat het geweest zy toen het nog in ftand was; maar wy houden ons verzekerd, dat het aan den linieer der ftad beantwoordde. Aan de oost-zyde van de lange gallerye ftaat een groot aantal marmeren pilaaren, van welken cenigen volkomen , en eenigen van haare pragtige kapiteelen beroofd zyn; maar zy Haan zo verftrooid en verward , dat het niet ren. Misfchien hebben zy dien fteen nader by kunnen vinden; want nu is hy ook in andere deelen der waereld bekend. Hy is zeer kostbaar marmer, beide om zyne kleur en hardheid, en omdat hy in blokken van begeerde grootte voorkomt ; zodat de lieer Hallifax mistast, door tc ftellen dat hy door konst gemaakt is.  Asiatisch Turkyë. Oudheden. 147 niet mooglyk is haar tot eenige orde te brengen, of te gisfen waartoe zy oudstyds gediend hebben. In eene plaatfe vinden wy verfcheidene pilaaren in een vierkant gefchikt, het welk op den grond met breede platte fteenen geplaveid, maar zonder eenig dak is. Op eenen korten afftand van daar , zyn de overblyffels van eenen kleinen tempel , die een fraai konstftuk fchynt geweest te zyn; maar het dak is geheel vergaan, en de muuren zyn zeer vervallen en verteerd. Voor de poort van den tempel is eene gallery overgebleeven, die door zes pilaaren onderfchraagd wordt, twee aan yder zyde van de deur, en eene aan yder einde; de voetftukken deezer pilaaren zyn van vooren met opfchriften vervuld geweest, die nu verduisterd en onleesbaar zyn. De graflieden van Palmyra zyn der opletlendheid van nieuwsgierigen waardig; zy zyn vierkante toorens van vier of vyf verdiepingen hoog, ftaande aan weêrzyde van eenen hollen weg, naar het noorden van de ftad. In langte ftrekken zy zich eene myl uit, en hebben zich oudstyds misfchien verder uitgeilrekt. Zy zyn allen van de zelfde gedaante, K 2 maar  148 Tafereel van Natcür en Konst. maar verfchillcn in grootte cn luister , naar de omfhndigheden van hunne ftigteren. Twee van deeze graflieden zyn meer volkomen dan de overigen, fchoon niet zonder kenteekens van de Turkfche woede , zo wel als van de vernielingen des tyds. Zy zyn grooter dan onze gemeene kerk-toorens , en vyf verdiepingen hoog; dc buitenkant is van gemeenen fteen, maar de verdeeiingen en vloeren van binnen zyn van goed marmer, verfierd met levendig fny en fchilderwerk , en met de borstbeelden van mannen en vrouwen , die méëftal ontluiftcrd en gebroken zyn. Onder deeze borstbeelden, of aan derzclver zyden, zyn eenige opfchriften in onbekende letteren, zynde waarfcbynlyk de naamen der daar begraavene perfoonen. Eene van deeze graflieden heeft eene deur aan de zuid-zyde, alwaar een gang is door het midden van het gebouw , en wanneer dc vloer opgebroken wordt, vertoont zich het gewelf van onderen. De tusfehenruimten aan weèrzyde zyn door dikke muuren verdeeld in zes vakken, vin welken yder het grootite ligchaam kan bevatten; cn wanneer de ligchaamen op elkandcren gezet worden, gelyk in deeze plaatfe dc gewoonte fchynt geweest te zyn, dan kan  Astatisch Turkyë. Oudheden. 149 kan yder vak 'er zes of zeven bevatten. In de laatfte, tweede en derde verdieping zyn deeze vakken eenpaarig , belialven dat van den tweeden vloer een vak gehouden is voor eenen wenteltrap. In de bovenfte vloeren is geene plaats voor eenen dcrgelyken voortgang, dewyl het gebouw naar den top toe wat naauwcr loopt ; daarom zyn de twee hoogde verdiepingen zo niet verdeeld , en misfchien is 'er nooit eenig ligchaam ingelegd geweest, dan dat van den digter, wiens dandbeeld in eene liggende geftalte in eene nisfe, of liever in een vender in den voorgevel van de grafdede geplaatst is, zodat het van binnen en van buiten kan gezien worden; en by dit dandbeeld is een opfchrift in het Griekscb. De andere grafdede is gelyk deeze; alleenlyk zyn de ingang en voorgevel naar het noorden, en de fchilderyen zyn zo fraai niet, maar het •fnywerk is even goed, en zy vertoont zich over het geheel zo pragtig als de voorige. Daarenboven heeft zy het voordeel van wel honderd jaaren jonger te zyn, gelyk blykt uit de dagteekeninge van een opfchrift , boven •eene nis in den voorgevel , ongetwyfeld de iplaats van eenig dandbeeld , en waarfchynlyk van dat van den digter. K 3 Uit  ï jó Tafereel van Natuur en Konst. Uit deeze kostbaare praalgraven en andere pragtige gebouwen, meent onze fchryver met reden te moogen befluiten, dat de inwooners "van Palmyra, eer zy onder de magt der Romeinen geraakten, magtig en ryk, en hunne grootheid niet aan de Romeinjcbe grootheid verfchuldigd waren. Na de puinhoopen van Palmyra zyn 'er geenè, die de opmerking van de reizigers meer tot zich trekken dan die van Balbek, eene ftad omtrent dertig mylen ten noorden van Damascus, en gehouden voor het oude Heliopolis, zo genoemd naar een beeld der zonne, die door de heidenfche bewooneren dierplaatfe werd aangèbeeden. De tegenwoordige ftad , die door eene aardbeevinge in de maand van November des jaars 1759. vernield werd, was van eene vierkante gedaante , omtrent eene myl in den omtrek , en omringd door eenen muur van ongemeene fterkte, die uit de puinhoopen van de oude ftad is opgebouwd, maar de huizen waren zeer gering, gelyk zy doorgaans in de Tukfcbe dorpen gevonden worden. Aan de zuid-west-zyde van dc ftad waren de aanzienlyke overblyffels van eenen heidenfehen tempel met eenige andere pragtige-  Asiatisch Turkyë. Oudhepen. 151 ge gebouwen. Maar in laatere tyden zyn deeze oude geftigten gelapt en v.erfteldj daar werden eenige byvoegfels by gemaakt , en het geheel werd in een kasteel veranderd. De bygevoegde gebouwen waren in geenen flegtcn fmaak; maar de hedendaagfche bouwkunde kan egter gemaklyk van de oude onderfcheiden worden. Het eerde dat merkwaardig is onder deeze eerwaardige Overblyffels der Oudheid , welke de heer Maundrell zeer byzonderlyk befchreeven heeft, was een rond gebouw, bezet met fchoone pilaaren van de Corintifche bouworde , die een fraai hoornwerk onderdeunden. Schoon rond van buiten zynde, was het agthoekig van binnen, hebbende agt boogen, onderfchraagd door agt Corinthijcbe zuilen, yder van welken uit een enkel duk gemaakt was. Het was meestal van marmer, en onlangs boven open, maar droeg blyken van met eenen fchulp gedekt, en met de afbeeldingen van arenden opgeiierd geweest te zyn. Het was, om kort te gaan , over het algemeen zeer fraai en pragtig, maar de Grieke°n, die waagden om het als eenen tempel te gebruiken, fchoon het in eenen vervallen daat K 4 was,  ifi Tafereel vanNatdtjr en Konst. was, hadden de fchoonheid van binnen vernietigd , door de muuren met pleifter te beftryken. Van het rond afgaande, kwam men aan een groot en verheven gebouw, beftaande uit zwaare vierkante fteenen, en door het zelve trad men in eene pragtige gallery, die honderd cn vyftig fchreeden lang was, cn naar den reeds gemelden tempel leidde. De tempel had de woede des tyds en bygcloofs op eene wonderbaare wyze doorgedaan, en deszelfs ligchaam Was genoegzaam volkomen gebleeveff. Hy Was een langwerpig vierkant, en had , wat zyne gedaante en evenredigheid betrof, vry veel overeenkomst met dc kerke van SuPaul^, in Covent-Garden te Londen, maar in grootte en andere opzigten muntte de Balbekfcbe tempel ver boven dezelve uit. Zyne langte, aan den buitenkant gemeetcn , is honderd twee-en-negentig, en zyne breedte zes-en-negentig voeten : van binnen is hy honderd-en-twintig voeten lang, en zestig breed. De Pronaos of voortempel is reeds lang geleeden om ver gevallen, de pilaaren, die den zalven onderfteunden, gebroken zynde. Het ligchaam des tempels werd omringd van eene aanzienlyke gal- le-  ASIATISCH TURKYË. OüDHEDEN. 153 Jerye, zynde onderfchraagd door pilaaren van de Corintbifcbe orde, ydere van welken, uit drie fteenen beftaandc, vyftig voeten hoog, en meer dan zes in haare middellyn was. Deeze pilaaren ftonden drie voeten van eikanderen, cn even zo ver van den muur des tempels; daar waren 'er veertien aan weêrzyde en agt aan het einde, wanneer men de hoek-pilaaren tweemaal telt. Zy hadden eene pragtige architraaf, loopende rondom haare kapftukken , met hoornwerk verwonderlyk fraai uitgehouwen. Het dak der gallerye beftond uit groote holle fteenen, die een boog maakten, zich van dc pilaaren tot den muur des tempels uitftrekkende; cn in het midden van yderen fteen, was de afbeelding van dc eene of andere godheid, maar meestal zo ontluisterd, ' dat zy niet gemaklyk te onderfcheiden was. Daar was een Mercurius , die maar weinig geleeden had, en een arend, die met Ganymedes wegvloog (*) , beide zo levendig als men (*) Cauymedis was, volgens Je digters, de zoon van Tros , koning van Troji. Jupiter , op hem verliefd zynde, nam de gedaante van eenen arend aan, vloog met den jongeling, die op den berg Ua met jaagen bezig was, weg, en maakte hem, in plaatfe \mHebe, K 5 tot  ï54 Tafereel van Natuur en Konst. men zich verbeelden kan uitgehouwen. Een aanééngefchakeld bas-relkf in miniatuur liep rondom den voet van den muur des tempels, op eenen marmeren rand, verbeeldende verfcheidene plegrigheden van den heideni'chen godsdienst, in welke een verbaazend mengfel van afbeeldingen van menfehen beide en beesten was, maar zonder eenige de minfte verwarring. Niets kan grootfcher geweest zyn dan de ingang in dit pragtig gebouw; men ging naar het zelve op langs dertig trappen , die aan weêrzyde eenen muur hadden , welke eindigde met een pedefial , waarop eertyds naar alle waarfehynlykheid een flandbeeld geplaatst was. Agt pilaaren van de Corintbifcbe bouworde met een groot driehoekig voetltuk, maakten den voorgevel uit, en binnen deeze pilaaren op eenen afftand van omtrent twee voeten waren vier anderen; en twee driekantige pilaaren, welk alles eene gallery voor de deur des tempels maakte , die vier-en-twingtig voeten diep, tot zynen fchenkcr. Deeze fchaaking van Ganymedes wordt zeer aartig verhaald door Oviiiui, in het tiende boek zyner herfcheppingen»  Astatisch Turkyë. Oudheden. 155 diep , en meer dan zestig breed was. De deur van den tempel vertoonde zich door deeze pilaaren zeer voordeelig; haare. juiste evenredigheid, haar afïtand van eikanderen , en de te rug wyking van de deur zelve bragten veel toe om die een ontzaglyk voorkomen te geeven. Het portaal was omtrent veertig voeten hoog, en agt-en-twintig wyd ; het geleek, met betrekkinge tot het maakfel en dc evenredigheid, naar het groote portaal van St. Pauhts kerke te Londen, maar overtrof het zelve ver in kostbaarheid van fny-werk. Het bas-relief van boven, wanneer men onder het portaal ftond, was een fraai ftuk van fny werk , en fchoon het zeer befchadigd was , ontdekte men 'er onnavolglyke fchoonheden in. Het was een groote arend , met uitgefpreide vleugelen , voerende eene roede in zyne klaauwen (*)» en houdende de fnoeren of linten, die (•) De roede was die van Mercurim; zy was omvlogten met twee (langen , en werd door dien God gedraagen, als een teeken van zyne hoedanigheid of bedieninge. De digters fehreeven wonderlyke kragten aan deeze roede toe, als het vermoogen om doaden op te wekken, menfehen in flaap te brengen, en meer andere dingen. De ouden gebruikten deeze roede ook, als een  156- Tafereel van Natüdr en Konst. die uit de einden van twee feftonnen kwamen, m zynen bek, terwyl de andere einden door twee vliegende Faamcn werden op^e houden. r° De binnen-zyde van deezen tempel was verdeeld in drie vleugels , die eenigennaate zweemden naar onze kerken, zynde de breed fte m het midden. Zy waren gemaakt door twee ryen uitgehouwen pilaaren van de Co nntbifcbe orde, die meer dan drie voeten in haare middellyn waren. Yder ry belfond uit zes zuilen, die omtrent agttien voeten van el kanderen ftonden, en twaalf van de „muren des tempels. Rondom de muuren waren twee ryen van pilasters boven eikanderen en tuslehen de pilasters waren groote nisfen, wel ke het fchynt dat voor beelden gefchikt ge wccstzyn. Daar waren agt van deeze pi' lasters op eene ry aan weérzyde, en men zal negen nisfen, welker grond gelyk was met Se grondvlakten der pilasters: de muur was tot die hoogte gemaakt ais een CorinMsch pe- dc. een «eken va„ van vrede en eendragt. De roede vermeldde vermogen , de flangen voorzigrigne.d, en de vleugels naarftigheid.  Astatisch Turkyë. Oudheden. 157 dertal cn de zelfde bouworde was ook naauwkeuriglyft in dc nisfen zelve waargenomen. By het west-einde van den middelften vleuJiwas eene hoogte, opgaande met twaalf marmeren trappen, naar een gedeelte van den tempel, dat van de andere deelen was afgezonderd door twee groote vierkante zuilen, die verfierd waren met pilasters, en eenen pragtigen ingang maakten , overeenkomende met den ingang van den tempel zeiven. Dn gedeelte word by gebrek van eigenlyken naam het choor genoemd; en men meent dat hier eertyds een vertrek was, en'dat de twee pilaaren een gehemelte onderfchraagden. Op den grond van dit choor was eene groote marmeren nis, zynde ongetwyffeld de plaats geweest van den voornaamften afgod, welken men oudstyds in deezen tempel diende.. Rondom dit gedeelte van het gebouw was eene groote meenigtc van uitmuntend fnywerk; aan de eene zyde waren vrugten, bloemen, kranfen, vogels en dergelyke dingen; aan dc andere zyde zag men Neptunus, Tritons, visfchen , en andere afbeeldingen van dingen, die tot de zee behooren. Het dak van den tempel was zeer ftout, en verfierd met fraai lofwerk. Het gebouw baarde (om kort te gaan)  158 Tafereel van Natuur en Konst. gaan) gelyk het zich onlangs vertoonde, in elk verwondering, en gaf een allerverhevenst denkbeeld van de pragt der oude bouwkunde. Een oude muur, die de pragtige overblyflels, welke wy nu befchreeven hebben, omnngde, was van fteenen van zulk eene verbaazende grootte opgebouwd.dat die van den berugten Sconehenge m Engeland, 'er niet by te vergelyken zyn; en alls was zo verbaazend en moeilyk om 'er reden van te geeven, dat de mboorelingen van Ralbec , gelyk het gemeenlyk in zodaanige gevallen gaat , geloo ven dat het een werk van den duivel was Drie der grootfte van deeze fteenen, met de einden tegen eikanderen liggende, zyn honderd dne-en-tagtig voeten lang , zynde een derzelven drie-en-zestig, en de twee andere yder zestig voeten lang, Zy zyn twaalf voeten hoog, en even veele voeten breed; en werden, het geen nog verwonderlyker' is, meer dan twintig voeten van den grond in den muur opgeheven. Deeze zyn de grootfte fteenen , welken de reizigers hebben opgemerkt; en de andere in deezen muur zyn ook van eene groote uitgeftrektheid. Bin-  Asiatisch Türkyë. Oudheden, ijp Binnen deeze heining, op eenen kleinen afftand van den befchreeven tempel, waren de puinhoopen van een pragtig paleis , gelyk men denkt dat het geweest is, waarop onze reizigers zeer weinig agt geflagen hebben. Gaande door de gemelde gallery , was het eerfte voorwerp, het welk hen bezig hield, een groot zeshoekig gebouw of een muur, die een foort van tooneel maakt, zynde open aan het eene einde met een terras , waarop men langs marmeren trappen klom. Dit liep uit op een vierkant plein , grooter dan het voorige, cn bezet met pragtiger gebouwen. Aan yder zyde was een dubbele ry pilaaren, die galleryen maakten van meer dan honderden-dertig voeten lang en zestien breed. Op het plein was een groot en pragtig gebouw, het welk het paleis fchynt geweest te zyn, gelyk men uit de zuilen tot dat gedeelte bchoorende befluiten mag, van welken 'er onlangs nog negen ftonden, die yder uit ééncn fteen beftaan, zeer groot en van de Corintbifcbe bouworde zyn (*)• Wy kunnen de overblyffels (*) Omtrent vyftig voeten van den tempé! (zegt de heer Maundrell,) is eene ry van Corinthifcht pilaaren, zeer  i6o Tafereel van Natuur en Konst. fels van dit paleis niet zonder verwondering befchouwen, dewyl wy 'er eene groote verfcheidenheid van fieraaden in ontdekken,zonder eenige der buitenfpoorige byvoegfelen, die in laater tyden zyn ingevoerd. Hier wa. ren ontelbaare borst-en ftandbeelden, wel bewerkte nisfen, zegeteekens , en met een Woord zo veele kostbaare overblyffels der oude bouw-en gravcerkunde, dat men duidciyk ziet dat de befchaafde fmaak van Griekenland en de pragt van Rome in dit paleis vereenigd waren. De groote kelders onder het zelve waren niet minder verbaazend, want door de puinhoopen kan men lange ryen van marmeren trappen ontdekken, fommigen van welken 'er wel twee honderd bevatten. De floutc zwier en verhevenheid van deeze kelders is ook verwonderlyk, cn de muuren zyn ver- zeer groot en verheven, met eene pragtige architraaf en hoornwerk van boven. Het is baarblyklyk dat zy een deel v3n een zeer aanzienlyk gebouw heeft uitgemaakt; maar het geen men 'er nu van ziet, is even genoez om fpyt te verwekken, dat 'er niet meer van overig is. Dit is al het berigt, het welk hy van het pragtig paleis, waarvan wy gefproken hebben , gegceven heeft , het' welk een weinig vreemd voorkomt.  Asiatisch Turkyë. Oudheden. 161 verfierd geweest met bas-reliefs en opfchriften in Romeinfche letteren; maar de bedomptheid der plaatfe cn de Iangte van tyd hebben die onleesbaar gemaakt. Sommige der kelders fchcppen ligt door groote venfters; maar. andere zyn geheel duister, en men kan 'er zonder toortfen of kaarfen niets in zien, of ter oorzaake van hunne groote diepte, of om dat de openingen, door welken zy eerst ligt kreegen, nu met puin zyn toegeftopt. Indien wy van Balbek voortgaan naar de zeekust van Syrië en Phenicië, zo zullen wy verfcheidene fteden vinden, die in de historiën berugt geweest zyn, maar nu voor een groot gedeelte of geheel haaren ouden luister verlooren hebben , gelyk de rondom liggende puinhoopen op eene ontwyffelbaare wyze, bevestigen. Vooral heeft Sidon, het welk eigenlyk genoeg de hoofdllad van Phenicië kan genoemd worden, dewyl het de oudfle ftad van dat land is, veel van zyne voorige grootheid en uitgeftrektheid verlooren, niettegenftaande het nog vry volkryk is. Dit blykt uit de menigvuldige pilaaren, die hier en daar in de tuinen, buiten de muuren van de tegenwoordige ftad, verfpreid liggen. Daarenboven 1. Deel. L zyn  ifj'2 Tafereel van Natuur en Konst. zyn veele fraaije oudheden verduisterd en begraaven door de Turkfche gebouwen, maar in de nabuurigc velden en tuinen zyn nog eenige Latynfcbe opfchriftcn te vinden. De inwooners geeven voor, dat zy eene grafftede y&b zeer ouden tyd kunnen laaten zien, naamelyk de tombe van Zebulon , die in eene kleine kapel in eenen tuin ftaat, en by de jootlen in groote eere gehouden wordt. Zy beftaat aHeenlyk uit twee fteenen, welker eenen men veronderftelt aan het hoofd, en de andere aan de voeten van het Iyk geplaatst te zyn. Volgens deeze overlevering moet zyii lig. chaam tien voeten lang geweest zyn, want zo ver zyn de fteenen van elkandercn geplaatst. De berugte ftad Tyrus is een ander droevig voorbeeld van de onbeftendigheid dermenschlyke grootheid, welker oude luister en pragt zo vervallen zyn, dat zy alleenlyk beftaat uit eenen hoop vcrvallene en gebrokene muuren, brokken van pilaaren, ftukken van oud marmer, en groote puinhoopen, zynde 'er naauwlyks een huis in zyn geheel gebleeven. Aan de noord-zyde van de ftad is een oud Turksch kasteel, zonder eenige bezetting; maar indien wy dit eene gebouw uitzonderen, ver- fchaft  Astatisch Turkyë. Oudheden. 163 gjftaft het geheel een beklaaglyk tooneel.van verwoestinge. Het eiland , waarop de ftad eertyds ftond, en het welk door Alexander den grooten aan het vaste land gehegt was , is maar klein, en de grondleggingen der muuren , van welken het omringd was, kunnen nog gezien worden. In het midden der puinhoopen ftaat het oost-einde van eene oude kerk, die men meent dat de hoofdkerk van Tyms geweest is , het welk , toen het de Christenen bezaten , een bisfehoplyke zetel was. De tegenwoordige inwooners beftaan uit eenige weinige arme visfehers, die zich in de kelders en andere deelen der gefloopte gebouwen verbergen, en, gelyk de heer Maundrell aanmerkt, door de Goddelyke Voorzienigheid fchyhen bewaard te zyn om te toonen hoe God zyne bedreigingen tegen Tyrus, door den profeet Ezechiel uitgefproken, vervuld hebbe (*). In de nabuurfchap deezer vervallene ftad, is een oud fluks werks, gemeenlyk dc Putten of (*) Een gedeelte van deeze bedieiginge is dat Tyrus zoude gemaakt worden, tot eene gladde fleenrotfe, en tot uitffreidinge der nette». Ezech. XXVI: 14. L 2  ïó"4 Tafereel van Natüur en Konst. of Regenbakken van Salomon genoemd, diede verwondering der reizigers tot zich trekken , en eene korte befchryving verdienen, Deeze Regenbakken hebben dien naam gekreegen, om dat men vertelt, dat zy door eene onderaardfche rivier, welke koning Salomon door zyne fchrandcrheid ontdekte, van water voorzien worden , en dat hy dezelve liet maaken voor Hiram, koning van Tyrus, ter vergeldinge van de bouwftoffen, welke die vorst tot het bonwen van den Jeruzalemfchen tempel geleverd had. Maar fchoon zy ongetwyffeld zeer oud zyn, zyn zy egter zo oud niet als zy door deeze overlevering gemaakt worden; zy waren 'er niet voor den tyd van Alexanier den grooten, indien wy iets befluiten moogen uit de ontdekkinge eener waterleidinge , gemaakt om water naar Tyrus te leiden , het welk over de landengte , door dien overwinnaar gemaakt,toen hy deeze ftad bemagtigde , gebragt werd. Nog drie van deeze Regenbakken zyn in hun geheel overig, de eene is van eene agthoekige gedaante, zestig voeten in zyne middellyn, en is aan de zuidzyde zeven-en-twintig, maar aan de noord-zyde alleenlyk agttien voeten diep. De muur van deezen Regenbak of Kom beftaat alleenlyk uit zand  Asiatxsch Turkyë. Oudheden. 165 zand en keijen , maar zo vast gemetfeld dat hy zich als eene rots vertoont, en rondom deszelfs rand is een gangpad van negen voeten breed, van het welk men met eene treede of twee afklimt naar een ander gangpad, het welke meer dan tweemaal zo breed is, dan het bovenfte. Maar het geen verbaazend voorkomt is dat dit gebouw., niettegenftaande zyne breedte van boven, van binnen nog wyder is., zynde op zodaanige wyze gemaakt, dat het water onder de gangpaden doorgaat, en dat het niet gemaklyk is eenen flok te vinden, om het uiterfte der holligheid te bereiken. Het landvolk beweert, dat de bodem van den Put doorgeenc lyn.hoe lang die ook zyn mooge, kan gevonden worden; maar dit loopt tegen de ondervinding aan. Hy is zekerlyk zeer diep, en bevat eene groote meenigte van uitneemend water; en de bron is zo waterryk, dat een ftroom, uit dezelve voortkomende, verfcheidene moolens op eenen kleinen afftand omdryft. Deeze ftroom vloeit uit eene door de Turken gemaakte openinge, die de voorige opening aan de andere zyde van den Regenbak , waaruit het water eertyds in de bovengemelde waterleiding kwam, verftopt hebien. Deeze waterleiding heeft een kanaal.s L 3 her  166 Tafereel van Natuur en Konst hét welk drie voeten wyd is, en omtrent agttien voeten boven den grond is verheven. De loop deezer waterlcidinge is omtrent driehonderd voeten ver oostwaards, en dan nadert zy dc twee andere Regenbakken, die van eene vierkante gedaante zyn, maar beiden niet van gelyke grootte. In yderen van deeze Regenbakken is een klein kanaal, waar door hun Water eertyds in de waterleiding vloeide; cn dus werden de vereenigde flroomen van dc drie Regenbakken naar Tyrus geleid, en door die ftad verfpreid. Wy komen nu tot de befchouwing van Jeruzalem , die eertyds berugte hoofdftad van het Joodfihe land , welker opkomst, glorie én vrecslyke verwoesting te wel bekend zyn om hier verhaald te worden. Zy is gelegen pp eenen rotsagtigen berg, die aan alle kanten fteile opgangen heeft, behalven aan het noorden, en omringd is van eene diepe vallei , die weder omzet is met heuvelen op eenen tamelyken afftand. De byzondere gebouwen zyn zeer gering, de ftraaten naauw, en veelen derzelver vol puinhoopen ; en fchoon de ftad naauwlyks drie (Ëngelfcbe) mylen in haaren omtrek bevat, is zy egter maar In wci- ni-  Asi&tisch Turkyë. Oudheden. 167 pge plaatfen bewoond. Wy moeten ook aanmerken , dat die gelegenheid van het tegenwoordige Jeruzalem verschik van die van het oude; want dc berg Calvarië, die oudstyds gefchikt was tot eene plaats van flrafoefcningen aan misdaadigen, was als eene onreine plaats buiten de muuren der ftad gefiootcn , daar dc Christenen, na dat onze Zaligmaaker op dien berg geleeden had, denzelven om die reden zo grooten eerbied hebben toegedraagen, dat hy nu genoegzaam in het midden van de ftad ftaat; en integendeel is de berg Sion, het uitmuntendfte gedeelte van het oude Jeruzalem, nu buiten de muuren gelaaten. Het eenigfte, om kort te gaan, het welk Jeruzalem thans aanzienlyk maakt, is de groote toevloed van pelgrims derwaards; en de voornaamfte bezigheid der inwooneren fchynt gelegen te zyn ;n hen noodwendigheden te bezorgen. Tegen Paasfchen komen de meeste Christen pelgrims te Jeruzalem, om de godsdienftige plegtigheid van dat feest in de kerke van het heilige Graf by te woonen. Deeze kerk weed , nevens veele andere in Palestina, geftigt door de keizerinne Helena. moeder van Conjlantinus den grooten, welker gqdvrugt haar I h 4 aan-  158 Tafereel van Natuur en Konst. aanfpoorde om een land te bezigtigen het welk het tooneel van het Werk der Verlosfinge des menschdom geweest was, en inzonderheid om de ftad Jeruzalem te zien, welke zy zo veel haar mooglyk was, uitbreidde en met pragtige gebouwen verfierde. De langte van deeze kerke , die op den berg Calvarië gebouwd is, is omtrent honderd ichreeden, en haare wydte zestig; aan het westeinde van dezelve is een vierkante tooren, die zich wat bouwvallig vertoont, maar over het algemeen wordt het gebouw zeer wei onderhouden, en heeft een grootsch en pragtig voorkomen. De buik of het ligchaam der kerke is rond en heeft twee cirkelronde galleryen boven elkanderen, onderfchraagd door groote vierkante pilaaren, die eertyds bezet waren met wit marmer. Hier zien wy verfcheidene konftige fchilderyen in holronde nisfen , vertoonende Profeeten, Apostelen enz. en onder anderen is 'er de afbeelding van keizer Conftantinus, en van zyne moeder Helena , de ftigteresfe van dit gebouw. Dit gedeelte van de kerk heeft een dak, het welk door cederen houten balken onderfchraagd wordt, cn eene opening van boven heeft, door welke ligts genoeg komt. Net onder deeze opening is het hei_  Asiatisch Turkyë. Oudheden. 16*9 heilige Graf, het welk in het eerst een hol onder den grond was, maar nu de rots rondom hetzelve is weg gebroken , fteekt het merklyk boven den vloer van dc kerk uit, cn is in dc gedaante • van eene kapel gehouwen. Men is genoodzaakt om in deeze kapel (indien wy haar zo moogen noemen) te kruipen ; zynde de ingang niet boven drie voeten hoog; maar van binnen is zy omtrent agt voeten in het vierkant, en even zo veele voeten hoog, zynde geheel uit de harde rotfe gefneeden en doorftrcept met wit marmer. De tombe, in welke onze Heer gelegd werd, is in de gedaante van een altaar, omtrent drie voeten boven den grond verheven, en ftrekt zich door de geheele langte , en door de halve breedte van de kapel uit, zo dat 'cr geene plaats is voor meer dan drie perfoonen om zonder veel ongemaks te knielen. Een groot aantal van lampen, die hier geduurig brandende gehouden worden, maaken de plaats ongemeen heet, en derzclver fmook gaat uit door windgaten, die in het dak gemaakt zyn , over het welk een klein paviljoen is , met lood gedekt, en onderfchraagd door zes dubbele zuilen van de Corinthifche orde. De buitenkant van de kapel is verfierd met tien L 5 fraai-  %jo Tafereel van Natuur en Konst. fraaije pilaaren van wit marmer, naast aan den muur iiaande, en een hoornwerk ophoudende. Het ehoor van deeze kerk is niet ongelyk aan dat van onze hoofdkerken. Het is van het ligchaam afgefcheiden door eenen muur, die eene deur heeft, tegen over den ingangvan het heilige Graf, en aan het oosten eindigt met eenen halven cirkel, in welken het hooge altaar ftaat , dat ryklyk verguld , en rondom met de fchilderyen van verfcheidene heiligen omhangen is, die allen naar de wyze der Grieken, welken het choor nu toebehoort , gefchilderd zyn 5 maar het voorregt om de mis in dc kapel van het heilige Graf te Ieczen is alleen tot de Latynen bepaald. Dit choor heeft een hardfteenen dak , het -welk van boven digt, aan den buitenkant ruuw, en door groote pilaaren onderfchraagd is. Verfcheidene deelen deezer kerke worden onderfcheiden met den naam van Heilige Plaatfen , en met meer dan gemeencn eerbied aangezien , dewyl in dezelve eenige byzonderhe.den zyn voorgevallen, betreffende het lyden, den  Asiatisch Turkyë. Oudheden. 171 den dood, de begraaffenis cn opftanding van onzen gezegenden Zaligmaaker; cn ydere van deczc gewyde plaatfen heeft haar byzonder altaar. Eene deezcr plaatfen wordt de Kapel der Befchimpingc genoemd; in dezelve is een altaar,, onderfchraagd door twee pilaaren, en onder zich een ft uk graauw marmers hebbende , waarop men zegt dat de foldaaten onzen Zaligmaaker plaatften, toen zy hem met doornen kroonden en befpotten, zeggende: ,, zyt gegroet, gy koning der Jooden". De Kapel der Gevangenisfe is eene kleine duistere plaats , waarin men zegt dat onze lieer gevangen gehouden werd, terwyl men het geen tot zyne kruiliging behoorde gereed maakte, en waarin de Grieken geduuriglyk eene lamp brandende houden. Eene andere der Heilige Plaatfen is een byzonder gedeelte van den berg Calvarie, omtrent zes-en-dertig voeten in het vierkant, het welk veel hoogcr gclaaten is dan de vloer van de kerk, en naar het welk men met trappen opgaat. Hier beweert men dat de nette plaats is daar onze Zaligmaaker aan het kruis genageld werd. Deeze kapel is geheel met ingelegd werk overdekt, en in het midden van den,  r72 Tafereel van Natuur en Konst. den vloer zyn eenige marmeren fteenen om de plekken aan te wyzen, op welke het bloed van onzen Zaligmaaker viel, toen zyne handen en voeten doorboord werden. Hier zyn twee altaaren , voor welken zestien lampen hangen, en een kandelaar met twaalf armen. In eene naby ftaande kapel ryst de rots boven den vloer in de gedaante van een altaar, het welk overdekt is met wit marmer, en in deszelfs midden is een rond gat, omtrent eene middellyn van zeven duimen hebbende, cn twee voeten diep zynde; welk gat men zegt dat het zelfde is , waarin de voet van het kruis was vastgemaakt. Daar naby ziet men eene fcheur in de rotfc, die baarblyklyk natuuriyk is., en, naar men zegt, veroorzaakt werd door dc aardbeevinge , die ten tyde der kruiliginge voorviel. Over dit gat is nu eene zilveren plaat gelegd , en aan weêrzyde van het zelve worden de plaatfen, daar de kwaaddoeners gckruillgd werden , door twee kruifen, ftaande op kleine marmeren pedeltallen , aangeweezen. De Steen der Balfeminge is omtrent zeven voeten lang en twee breed, zynde rondom verfierd met eenen geruiten rand van wit en rood  Asiatisch Turkyë. Oudheden. 173 rood marmer, en bcflootcn in yzeren traliën, om te verhinderen dat men 'er op treede. Hy wordt zo genoemd, om dat men hem veronderftelt de plek geweest te zyn, daar het ligchaam van onzen Zaligmaaker gebalfemd, en met myrrhe en aloë ter begraavinge bereid werd. Hier by kunnen wy veele andere Heilige Plaatfen voegen, als die, daar de foldaaten de klederen van onzen Zaligmaaker verdeelden; daar het kruis, aan het welke hy leed, gevonden werd (*); daar hy na zyne op- (*) Men zegt dat de plaats, daar liet kruis van onzen Zaligmaaker gevonden werd , eertyds eene graft was, aan den voet van den berg Calvarii, in welke het door de Jooden geworpen, en met vuiligheid en puin overdekt werd. Hier lag het begraaven tot den tyd van keizerinne Hehna; die, op aanwyzing van zekeren Jood , eenige werklieden tot op eene groote diepte deed graaven, daar zy eindelyk drie kruifen vonden ; maar verlegen zynde hoe zy het kruis van Christus var. die der twee met hem gekruifigde kwaaddoeneren onderfcheiden zouden, zegt men dat deeze verlegenheid doo.' een wonderwerk werd weggenomen; eene zieke vrouw vond zich onmiddelyk van haare ongcfteltenisfe geneezen, door het kruis van onzen Zaligmaaker aan te raaken, zonder dat zy eenige verligting' gekreegen had , door het aanraaken van de twee anders  *74 Tafereel van Natuur en Konst» opftanding aan Maria Magtlalena verfcheen, eri meer anderen; dit alles geeft men voor dat binnen dc enge paaien van dit gevvyde gebouw is voorgevallen. In en omtrent de ftad Jeruzalem zyn veele andere merkwaardige dingen, van welken wy het gevoeglyk oordeelcn fommigen te melden , dewyl zy aan de reizigers vertoond worden. Op den berg Moria, hebben de Turken eene mosquee gebouwd , die doorgaans de tempel van Salomon genoemd wordt, en geagt wordt op den zelfden grond te ftaan, die eertyds door het Heilige der Heiligen beflaagen wcrd.Zy is een agthoekig gebouw, over. dekt met een koepel, en fchoon zy nog groot nog pragtig is, maakt zy egter door de voordeeligheid van haaren ftand eene grootfche verre ktuffcn. De Jood, die de botto* vnn deeze om. dekk.nge, en ooggetuige van het wonderwerk geweest was, nam den Christelyken godsdienst aan, en werd in het vervolg Msfchop van Jeruzalem. Wy hiaten het oordcel over de Waafheld van deeze historie aan den leezer over; maar het is zeker dat de dag, op welker, men meent dat de kruisvinding gefchied is, naamelyk de 3de van May, als een heilige dag door de kerk van Rome gevierd wordt.  Asïatisch Turkyë. Oudheden. i?f vertooning. De Turken hebben de plaats daar Salomons tempel eertyds ftond, met ecnen heining bezet, en verbieden de Christenen, op ftraf, fc des doods, binnen denzelven tc komen ; maar men kan het gebouw volkomen zien van den top van een huis, het welk het paleis van Pilatus genoemd wordt, en men kan duidelyk befpeuren dat het een oneindige moeite moet gekost hebben, een geftigt van zulk eene uitgeftrektheid op zulk eenen zwaaren en rotsagtigen berg op te rigten. By dat zo genoemde paleis van Pilatus, in het welk de Turkjche fangiac nu zyne wooning heeft, begint de weg, welken de Christenen den treurweg noemen , omdat onze Heer langs denzelven naar Calvarië, de plaats zyner kruifiginge , die 'er omtrent eene myl af is, geleid werd. Op deezen weg gaat men door ecnen ouden boog, die midden op do ftraat ftaat, en in welken een venfter is, daar men zegt dat Pilatus Chiistus aan de meenigte vertoond, en gezegd heeft, „ ziet den mensch". Een weinig verder toont men de plaats, daar dc heilige Maagd , ziende dat Christus zyn kruis droeg en mishandeld werd, in zwym gevallen is. Men gaat ook de Poort des Oordeels  176 Tafereel van Natuur en Konst. deels door, welke de kwaaddoeners oudstyds naar de ftrafplaats werden uitgeleid, en die in den wcstlyken muur van het oude Jeruzalem ftond, maar nu ver binnen de ftad is. Onder andere oudheden vertoont men ons een oud gebouw, het welk tot eene gevangenis gebruikt wordt, en volgens het gemeene zeggen de zelfde plaats is, uit welke apostel Petrus door een engel verlost werd. Omtrent eene myl van daar ftaat eene oude kerk, toebehoorende aan de Grieken, welke men zegt dat door de godvrugtige Helem geftigt werd op de plaats daar het huis van Zebedeusgedaan heeft, die men ons verhaalt dat een visfcher en gewoon geweest is visch van Joppe naar Jeruzalem te brengen. Daar het huis van Marcus ftond, werwaards Petrus zich na zyne wonderdaadige verlosfing begaf, hebben de Syriërs eene kleine kerk, in welke zy zich beroemen een Syriescb handfehrift van het Nieuwe Testament te hebben, het welk omtrent negen honderd jaaren oud is; ook zeggen zy dat 'er eene kleine fteenen doop-vonte is,, van welke de Apostels zelve gebruik gemaakt hebben. In de kerke der Armeniërs, die eenen fraaijen predikftoel heeft, gemaakt van  ASIATISCH TüRKYE. OUDHEDEN. I77 van fchildpad en paerlemoer , worden drie groote fteenen van eene ongemeene waarde getoond ; een derzelven geeft men voor de fteen te zyn op welken Mozes de twee tafelen brak; de andere, als hier gebragt van de plaats daar onze Zaligmaaker gedoopt, en de derde van de plaats, daar hy van- gedaante veranderd werd. Het zoude een eindeloos , óf ten minften een verdrietig werk zyn, alle dergelyke zeldzaamheden , die den reizigers vertoond worden, op te tellen, waaarom wy van Jeruzalem zullen affcheiden , na eenige weinige byzonderheden , die in deszelfs nabuurfchap zyn op te merken, gemeld te hebben. De Betblebemfche poort uitgaande, ziet men den vyver van Batbfeba , die veronderfteld wordt de zelfde te zyn, in welke zy zich waschte, toen koning David haar van zyn paleis aanfehouwde. Deezen vyver voorbygaande, komt men aan het dal van Hinnom, aan welks west-zyde de Akker des Pottebakkcrs of Jke'.dama, dat is de akker des bloeds, is, zynde gekogtvoor de dertig zilverlingen, den prys van het onfchuldig bloed van onzen Zaligmaaker. Thans wordt hy de heilige Akker genoemd, uithoofde van den eerbied, welken de Christenen 1. Deel. M hem  i?8 Tafereel van Natuur en Konst. hem toedraagen. Het ftuk gronds is maar omtrent dertig voeten lang, en half zo breed, Zynde het nu de begraafplaats der Armeniërs. De eene helft van het zelve wordt beflaagen door sen vierkant gebouw, het welk omtrent twaalf voeten hoog is, en boven het welke vyf ronde openingen zyn, groot genoeg om 'er een Iyk door te laatcn, welks vleesch men zegt dat m den tyd van agt-en-veertig uuren geheel verteert. De Christenen te Jeruzalem gelooven dit vertelfel, en de heer Sandys neemt het mede voor waarheid aan, omdat de plaats klein, het getal der begraavenen groot, en eene meenigte van doods-beenderen daar op een gehoopt is. Maar de heer Maundrell zegt dat hy, door de gaten van boven ziende, veele lyken ontdekte, welker eene meer dan het andere vergaan was, waarom hy meent dat de lyken in dit graf zo fchielyk niet verteeren als men wel verhaalt. Niet ver van deezen Akker ziet men een uit de rotfe gehouwen hol, beftaande uit verfcheidene vertrekken binnen eikanderen, in welken men zegt dat de Apostels zich verborgen Hielden, toen zy hunnen Meester, wanneer hy fn den hof gevangen werd, verlieten. Dit hol  Asiatisch Turkyë'. Oudheden. 179 hol was misfchien in het eerst tot een graf gefchikt, en heeft mooglyk in vervolg tot een kiuizenaars-verblyf gediend ; maar wat hier ook van zyn mooge, het is zeker dat het eertyds met fchilderyen verfierd en verguld geweest is, cn fommigen geeven voor dat zynog de afbeeldingen der Apostelen ontdekken kunnen. Van hier komen wy ras tot het Dal van Jebosbapbat, alwaar wy den Put van Nebemia, of liever eenen droogen Put zien, welke men zegt dat de plaats is, waarin hy het vuur des altaars, het welk daar geduurende den tyd van de Babylonifche gevangenis verborgen was, weder vond. Aan de zelfde zyde van het dal is de vyver van Siloam, werwaards onze Zaligmaaker den blinden, na dat hy deszelfs 00gen met aarde en fpeekfel beftreeken had , zond om zich te wasfehen. Omtrent eene myl van daar is de Fontein van de heilige Maagd, naar welke men met verfcheidene trappen afklimt , dewyl de bron diep in de holligheid van eene rots ligt. Op eenen kleinen afftand van deeze plaats toont men de plek daar Judas zich zeiven-verhangen heeft, na dat hy den Zaligmaaker verraaden had : en een weinig verder, aan de zelfde zyde van het dal, ontdekt men verfcheidene Joodfcbe graflieden, M 2 twee  i8ö Tafereel van Natüur en KoNst. ' twee van welken het voorkomen hebben van kostbaare oudheden, te weeten het Graf van Zacharias en de Pilaar van Abfalom. Het eerfte van deezen, het welk men fielt het Graf van Zacharias te zyn, die tusfchen den tempel en het altaar werd omgebragt, is uit de natuurlyke rotfe gehouwen, en van eene vierhoekige gedaante. Het is omtrent zes voeten hoog, en opgcfierd met zuilen van de Dorifche orde,die uit eenen geheelen fteen gemaakt zyn, en het kroonwerk onderfchraagen; boven het zelve ryst het dak in de gedaante van eene puntige ruite. De Pilaar van Abfalom wordt fomtyds zyne tombe of zyn graf genoemd. Hy werd egter hier niet begraaven , maar misfchien is de grafftede in zynen leeftyd uit de rotfe gehouwen, om de gedagtenis van zynen naam, na dat zyn manlyk kroost overleeden was, in wezen te houden. Het werk is verheven, en deszelfs zyden en hoeken zyn verfierd met pilasters van dc Dorifche orde.. Het is gedeeltelyk van eene vierkante, gedeeltelyk van eene ronde gedaante, en eindigt in een punt, welks topgenoegzaam de geftalte van eene klok heeft. Het  Asiatisch Turkyë. Oudheden. i8ï Het dal verder langs gaande , komt men aan het Graf van de heilige Maagd, gemaakt op koste van de reeds genoemde godvrugtige keizerinne. Het gedeelte van het zelve, 't welk boven den grond is, is een vierkant gebouw , plat van boven, en aan dc- zuid-zyde van het zelve is een deur., agter welke men omtrent vyftig trappen afklimt. Byna halfweg naar beneden gekomen , toont men aan de regter zyde het Graf van Anna, de moeder van de heilige Maagd, cn aan dc fiïnkcr-zyde dat van Jofepb, haaren man. Onder aan de trappen komt men in eene ruime kerk, die aan alle de kanten bemuurd is, en van boven een gewelf heeft, gemaakt door de natuurlyke rotfe. In het midden van de kerk is eene kleine vierkante kapel,, omzet met marmer, tegenover de deur is het Graf van de Maagd, in de gedaante van een altaar, en men zegt dat zy in het zelve door de Apostelen begraaven "werd. De Turken hebben zo wel als de Christenen grooten eerbied voor deeze plaats en brengen iets toe ter onderhoudinge van agttien lampen, die daar geduuriglyk brandende gehouden worden. Yder einde van de kerk Jieeft de rondte van eenen halven cirkel; aan een derzelven ftaat het groote altaar., waarop M 3 het  182 Tafereel van Natdcr en Konst. het ligt uit een koepel van boven afdaalt; en aan het ander einde is een put, die zeer goed Water heeft. Het Dal van Jeboshaphat doorkruifende, komt men aan den Olyfberg, de hoogfte berg in de nabuurfchap van Jeruzalem; op denzelven ziet men het verhevenfte gedeelte van de ftad over, en de Christenen, ja zelfs de Mohammedaanen draagen hem ongemecnen eerbied toe. Ter halver wege op den heuvel , gaat men in verfcheidene grotten , die de Graven der Profeeten genoemd worden; en een weinig hooger is een grot of onderaardfche kerk , beftaande uit twaalf gewelfde kelders, in welke men zegt dat dc Apostelen dc geioofs-artykelen, die hunnen naam draagen, hebben opgeileld. Op den top van deezen heuvel, van welken onze Zaligmaaker ten hemel gevaaren is, deed de keizerin 'Helena eene pragtigekerk en een klooster oprigtcn, waarvan het groot- < ftc gedeelte nu een puinhoop is; maar daar is nog eene kleine agthoekige kapel overgebleeven, over welke een dak is, dat door agt witte marmeren pilaaren onderfchraagd wordt. Zy wordt de Kapel der Hemelvaart genoemd, 'en is thans in de magt der Mobammedaanen, die  ASIATISCH TURKYË. OUDHEDEN. 183 die de Christenen een kleinigheid doen betaalen, eer zy hen toelaaten om eene holligheid in dc rotfe te zien, welke zy voorgeeven een der Voetftappen van onzen Zaligmaaker te zyn. Tusfchen den voet van den Olyfberg en de beek Cedron, wordt de Hof Gethjemané getoond, zynde eene plek gronds van omtrent zestig voeten in het vierkant, en beplant met olyfboomen van eene ongemeene grootte, welke men zegt dat de zelfde zyn, die daar ten tyde van onzen Zaligmaaker groeiden. Aan het boven-einde van den tuin is een platte bloote rots, daar men zegt dat de Apostels geduurende de benaauwdheid van onzen Heere in flaap gevallen zyn; en naby deeze plaats is eene grot, in welke men voorwend dat de Zaligmaaker dat bitter gedeelte van zyn lyden ondergaan heeft, toen zyn zweet als groote droppelen bloeds op de aarde viel. Het is gebruiklyk van Jeruzalem eenen uitflap te doen om Bethlebem te gaan bezigtigen, het welk nu maar een klein vlek is , maar altyd merkwaardig biyven zal , omdat het de geboorteplaats van den Zaligmaaker der waereld geweest is, om welke reden het ook M 4 dik"  184 Tafereel van Natuur en Konst. dikwyls door pelgrims bezogt wordt. Hier vinden wy eene pragtige kerk, door de reeds meermaalen genoemde keizerinne geftigt op de plaats zelve , daar men meent dat onze Zaligmaaker gebooren werd. Men gaat in dit gebouw door eene gallerye, onderfchraagd djor zestien pilaaren, en uitloopende in den buik of het ligchaam van de kerk; en het dak, het welk van cederen-hout is , vind men onderfchraagd door vier ryen van marmeren zuilen. Het choor is groot, en eindigt met eenen halven cirkel, in welken het hoogfte altaar ftaat, zynde aan weêr-zyden twee andere verdeelingen met de daartoe behoorende altaaren. Een pragtige koepel, van buiten lood, en van binnen met ingelegd werk verfierd zynde , dekt dit gedeelte van de kerk; en by het groote altaar zyn twee kleine marmeren trappen, langs welke men naar de Kapel der Geboorte afklimt , in welke een altaar is, met verfcheidene brandende lampen voor hetzelve. Een weinig laager gaande ziet men de Kribbe, in welke men zegt dat onze Heer gelegen heeft: dezelve is uit de rotfe gehouwen, omtrent twee voeten boven den vloer verheven, en van geftreept wit marmer. Op  ASIATISCH TüKKYË. OüDHEDEN. 185 Op eenen kleinen affland van het Latynfche klooster, is de Grot van de Maagd , die in grooten eerbied gehouden wordt, uit hoofde eener overleveringe dat de maagd Maria daar zichzclve verborgen hield met haaren zoon Jezus, ten einde zy niet voor de woede van Herodes mogten bloot ftaan, terwyl Jofepb de noodige toebereidzels maakte tot hun vertrek naar Egypte. Zy is van eene cirkelronde gedaante uit eene rotfe uitgehouwen, en 'er is een altaar in , daar fomtyds misfe gehouden wordt. Over deeze Grot ftond een Nonnenkloofter, gebouwd door de H. Paula , eene Romeinfcbe juffer , die in hetzelve haare dagen eindigde; maar daar is nu niets van overig dan alleenlyk de grondvesten. Omtrent vier mylen ten zuiden van Betblebem zyn die berugte Fonteinen of Vy vers, welke men zegt dat gemaakt zyn door Salomor,, en tot zyne verlustiginge gediend hebben. Zy zyn drie in getal, boven eikanderen, cn zo gefchikt dat de wateren van den bovenden afdaalen in den tweeden, en die van den tweeden in den derden. Hunne gedaante is vierhoekig, cn yder vyver is omtrent negentien fchreeden breed, maar in langte vcrfchillen M 5 zy  i86 Tafereel van Natuur en Konst. zy wat van eikanderen. Zy zyn zeer diep, en rondom bezet met eenen muur, uitgezonderd daar de natuurlyke rots het onnoodig maakt; en men moet erkennen dat zy werk", ftukken zyn , die den wyzen vorst , wiens naam zy draagen, geene oneer aandoen, en zo grooten voorraad van uitmuntend bron-wa ter bevatten, als mooglyk nergens anders in ralejtvia te vinden is. Men ziet 'er nog de overblyffels eener Waterletdmge, door welke van hier naar Jeruzalem water gebragt werd, beftaande uit eene foort van ruuwe marmeren fteenen, die uitgefaoold, en op de wyze van pypen in eikanderen geleid zyn ; en om ze des te beter te bewaaren, zyn zy overdekt met eene kas of eenen boog van kleiner fteenen, famen-gemetfeld met eene zeer duurzaame kalk; de 7Wken en Arabieren hebben, hoe fterk dit werk ook zyn mogt, het egter zodanig vernield, dat, daar het zich eerst vyf of zes mylen uitftrekte, 'er nu alleenlyk hier en daar eenige brokken van overgebleeven zyn. Daar is een zeer ongemeen ftuk der Oudheid, het welk reizigers van eene ontwyffel- baa-  Asiatisch Turkyë. Oudheden; 187 baare geloofwaardigheid cn van een goed verftand ons verzekeren dat nog in weezen is hl de vlakte van Rephidim, ten westen van den berg Sinai. Hier waren de Ifraelitcn gelegerd, toen zy uit de woestyne van Sm kwamen, en murmureerden, omdat zy gebrek aan water hadden; by welke gelegenheid het Godc behaagde hun gebrek op eene wonderdaadige wyze te vervullen, door Mn/es met zyne roede op de rots te doen liaan, die dc plaats om deeze reden Masfab en Meribab noemde.' Deeze Rots van Meribab of Rephidim is nog te zien, liggende los op zich zelve, fchoon zy tot den berg Sinai fchynt behoord te hebben; zy is een groot (tuk van ronden granaat-Meen, uit welken het grootde gedeelte van dien heuvel beftond. De hoogte is omtrent twaalf voeten ; op den top en aan wcörzyde is (zo men verondcrilelt) door het water eene foort van kanaal gemaakt, zynde de rots daar met eene korst bedekt, en van eene kleur, welke vc-rfchilt van die der overige deelen. Langs dit kanaal zyn ook verfcheidene openingen vam verfchillende afmeetingen , uit welke men zich verbeeld dat het water is voortgekomen, en die weezenlyk baarblyklykc teekons fchynen van de waarheid des wonderwerks; om thans niet  188 Tafereel van Natuur en Konst. niet te fpreeken van zekere fpleeten binnen de openingen, welke by geene mooglykheid het werk van konst kunnen geweest zyn, en ook dmdelyke blyken draagen dat zy niet door het geval veroorzaakt werden. Deeze Rots wordt door de Arabieren de fteen van Mofes genoemd. Zy gelooven dat hy ongemeene kragten bezit, waarom zy kruiden in de boven gemelde gaten leggen, en die aan hunne kameelen geeven, als een geneesmiddel voor alle derzeiver ongemakken. WETTEN, GEWOONTEN EN OVERLEVERINGEN. De fïraf van Empaleeren, die by de Turken voor de grootfte misdaaden , ZCCr algemeen is , is zekerlyk eene van de grootfte onbetaamlykheden, welke men dermenschlyke na tuure kan aandoen. De ftrafoefening wordt op de volgende wyze verrigt. Men neemt eenen.paal, die agt of negen voeten lang en wat dikker dan de arm van een mensch is ■ dezelve wordt aan het eene einde fcherp gel maakt, cn men noodzaakt den misdaadigen om dien paai naar de ftrafplaats te brengen alwaar hy in zyn fondament geduuwd wordt ;' ver-  AsiatischTürkyë.Wett.Gew enz. 189 vervolgens neemt men den kwaaddoener by een been, en trekt zyn ligchaam naar beneden, totdat de punt van den paal by zyne fchoudcren uitkomt. Dan wordt de paal in een gat gezet, het welk in den grond gegraaven is, en terwyl de geftrafte, niet flegts leevend, maar zelfs volkomen zyn gevoel hebbende, in zulk eene geftalte is , zitten de Turken fomtyds vier-en-twintig uuren agterecn met elkander te rooken, te drinken en te praaten; maar doorgaans ftaat het eenen der omftanderen vry den gefolterden , nadat hy eene uur of twee in deezen beklaaglyken ftaat geweest is, eenen flag van genade op het hart te geeven, om dus een einde van zyne onüitfpreeklyke ellende te maaken. Omtrent Damascus en in andere deelen van Pbeniciè, is het gebruiklyk niet te dulden dat iemand met beide de beenen aan dezelve zyde van het paard rydt, want 'er is eene overlevering dat Gog en Magog, die tegen God opftonden, op zodaanige wyze gereeden hebben. De Leevenswyze en Gewoonten der Arabieren, zyn in veele opzigten zeer zonderling. Zy  ipo Tafereel van Natuur en Konst. Zy zyn afkomftïg van Ifmaël, van wien de engel voorfpeld heeft, dat „ hy een woud„ ezel van een mcnsch zoude zyn: dat zyne „ hand tegen allen, en de hand van allen te„ gen hem zoude zyn (*)"; en dit is thans genoegzaam lettcrlyk waar, ten aanzien van zyne nakomelingen , van welken veelen het tot hunne bezigheid maaken reizigers aan te vallen en te plondcren, en even dikwyls tegen elkandereri te ftryden, cn onverzoenlyke en crflyke partyfchappen te voeden. Dit is cgtcr het karakter niet van het geheele volk, want fommigen zyn van eene zonderlinge befcheidenheid. Zy woonen doorgaans in tenten , blyvende in' eene pJaatfe zo lang als zy water hebben en gewasfen tot voedzel voor hunne kameelen , en wanneer deeze noodwendigheden ontbreeken, gaan zy naar eene andere plaats. Hun rykdom beftaat in kameelen , en fomtyds in eenige weinige geiten en fchaapen; maar hun gewoon voedzel zyn dadels cn geiten-melk. Indien z-y een fchaap dooden, eeten zy dat in een maal op, fchoon zy den volgenden dag niets anders dan brood hebben om van te lecven. Zy zyn zeer verzot 00 G™- XVI. ia.  AsiatischTürkyë. Wett. Gew. enz. irjf zot op wildbraad , maar kameelen-vleesch wordt voor een van hunne grootfte lekkernyc-n gehouden. Indien de reiziger mild is en hun iets te ecten geeft, doen zy hem zelden eenig kwaad; ook zyn zy zeiven ten deezen op~ zigte niet onbefchaafd, maar noodigen de reizigers om met hun te eeten, wanneer zyvoorby hunne tenten gaan, en genegen zyn zich naar hunne gewoonten te fchikken. Van deeze befchaafdheid waren eenige EngelJche kooplieden getuigen, wanneer zy, door de woestyn reizende, tusfchen Aleppo en Palmyra een leger van Arabieren, onder eenen Emir(*), of Prins, Asfyne genoemd , aantroffen. De tenten van deezen vorst ftonden op eene groote vlakte , en belloegen zulk eene uitgeftrekte ruimte, dat men derzelver uiteinde van eenen nabuurigen heuvel niet ontdekken kon. De tent van den Emir was genoegzaam in het midden, en de overigen waren rondom dezelve opge' . flaa- (*) Emir, is een titel van waardigheid onder de Turken of Saraceenen, wordende gegeeven aan zodaanigen , die van hunnen profeet Mohamed afdammen. Men draagt hun veel eerbieds toe, en zy hebben alleen het regt om eenen groenen tulband te draagen.  192 Tafereel van Natuur en Konst. flaagen niet in een cirkelrond , maar in de langte uitgeltrekt, naar den loop van de vlakte, om eenen water-ltroom, die door het leger liep, des te gevoeglyker te kunnen leiden. Zo ras als de kooplieden verfcheenen, werden zy door de bedienden van den Emir naar eene zeer aanzienlyke tent geleid, welke naast aan die van den Emir was opgeflaagen , en voor het avondmaal kwam de vorst hen in perfoon bjzoeken, om hen aan de Fay (want dus werd de bron, by welke zy gelegerd waren, genaamd) te verwelkomen, en te vraagen wat zy op hunne reizen gezien hadden. Toen het avondmaal werd aangerigt, was 'er een groote fchotcl met Pilau of gekookte ryst, rondom welke twaalf of dertien fchotels ftonden met verfcheidene fpyzen,alle naarhunnegewoonte toebereid, maar ongemeen goed. Nadat de kooplieden naar hun genoegen gegceten en gedronken hadden, werden zy door hunne knegten gevolgd, zynde het byde Arabieren en Turken de gewoonte dat meerderen en minderen aan de zelfde tafel eeten, aan welke de voornaamften eerst nederzitten, en zo vervolgens, totdat zy allen gedaan hebben. Den volgenden ogtend ging de vorst naar een  Asiatisch Turkyë. Wett.Gew, enz. 103 ëen «root gastmaal, voor hem door eenen van zyne grooten aangerigt; tot dat einde werden twee jonge kameelen gedood, het welk onder dit volk by de hoogde plegtigheden ge* fchiedt. De tent was zeer ruim, en om haar nog ruimer te maaken, was zy aan het eene einde open gelaaten, zynde - de vorst aan het andere einde gezeeten op eene verhevene plaats, die met kusfens en matrasfen overdekt was, en daar tapyten voor hem gefpreid waren. Hy zat niet met de beenen kruislings over eikanderen , gelyk de anderen zitten moesten , maar in eene leunende houdinge. Het fcheen dat zy eene juiste orde ten opzigte hunner plaatfen in agt namen, en zo dikwils een man van aanzien inkwam , reezen zy, die by zynen zetel waren, op, en bleeven liaan totdat hy gezeeten was. Maar verre het grootfte gedeelte van het gezelfchap kon niet in den kring komen. De fpys werd opgedischt in groote houten bakken, die door twee mannen aangebragt, en , behalven eenige kleine, vyftig of zestig in getal waren. In het midden was da grootfte bak geplaatst, opgevuld met kemels-beenderen , en eene dunne foupe,waarin zy gekookt waren.De andere groote bakken fcheenen met dergelyke fpyze verI. Deel» N vuld,  194 Tafereel van Natuur en Konst. vuld', naamelyk met eene foort'van pruimenfop , gemaakt van ryst en kemels-vleesch, toebereid met fpeceryen. Dc kleiner bakken bevatten ook ryst op verfchillende wyzen klaar gemaakt, en over een gedeelte was hben gegootcn , zynde eene foort van dikke zuure melk, die by dc Arabieren in hooge agtinge is, als zeer gefchikt zynde om in hunne boete landftreeke dorst te verflaan. Mesfen , lepels cn vorken zyn by dc Arabieren nuttelooze dingen; want zy tasten met hunne handen in de fchotel, en eeten by handvollen; dc vorst tast eerst in de fchotel, die naast byhemflaat, en dc anderen volgen zyn voorbeeld ; cn dewyl de middelde geregten te ver af waren om bereikt te worden, zo was 'er een man gefield , die tusfchen de gasten in liep , en elk naar zyne begeerte met eenen langen pollepel bediende. Toen de vorst naar zyn genoegen gegeeten had, rees hy op, waschte zich , cn ging vervolgens naar zyne voorigc zitplaats. De Arabieren gebruiken in het algemeen geene andere wapens dan de fpeer > het zwaard, eene yzeren knots, cn fomtyds eene byl; en die op de grenzen van Perfië woonen , zyn fomtyds voorzien van vuur-wapenen, om den • ■ ■ " Tw.  Asiatisch Turkyë. Wett.Gf. w. enz. 195" Turken afbreuk te doen. De bewooncrs van fieenagtig Arabië lceven genoegzaam op de zelfde wyze als de geedergelukzcggers in Europa, en zwerven met hunne vrouwen, kinderen en vee, van de eene plaats naar de andere ; de kinderen gaan geheel naakt , de vrouwen draagen alleenlyk een lang blaauw hemd, en.de mans een ruuw linnen rokje, liet welk beneden hunne knié'n komt. Zy doen allen wel belydenis van den Mobammedaanfeben Godsdienst, en befnyden hunne kinderen, by welke gelegenheid zy een groot gejuich maaken, en gemeenlyk eenen os of eenige weinige fchaapen offeren. Zy hebben wette» noch regters; de cbiekb of bevelhebbers onder den emir , beflisfen alle gefchillen ; cn de emir is de eeniglïc perfoon , by wien zy, wanneer zy over eenig geveld vonnis misnoegd zyn , zich beroepen. In hunne gefprekken en gedrag maatigen zy zich eene ongewoone deftigheid aan, en houden den baard voor zulk uitmuntend gefchenk van de goddelyke- VoorZienigheid, dat hun geene grooter flraf kanworden aangedaan, dan dat die wordt afge^ fneeden. De vrouwen bewyzen eerbied aan haare mannen , kinderen aan hunne ouders, en vrienden aan hunne vrienden door derzclN 2 ver  196 Tafereel van Natuur en Konst. ver baarden te kusfen. Zy bewaaren de geflagtreg.stersbunnerpaarde.nnetgrootenaauwkeunghetd.mzonderbefövan zodaanigen, die van eenen ongemeenen tuk zyn ; zy roepen getuige* by yder veulen van dien tak dat geworpen wordt, en deszeük kleur en teekens worden door eenen ebiekb of anderen geleer den opgeteekend; en dit alles wordt getrouw}7k ^"dB-emaakr, en met getuigenisfen bevesngd, wanneer de paarden verkogt wor- De mwooners van MingreJiè , in Georgië zyn by uitftek bevallig; de mannen zyn fterk en wel gemaakt , en de vrouwen zyn zeer fchoon: maar zy zyn misfchien het ondeugendste volk op aarde, in zo verre dat hoercry, overfpel, bloedfchande , leugen, dieve Y en moord zelve, onderhen „iet als misdaaden worden aangemerkt. Wanneer.een man reden heeft om zyne vrouw van onge trouwheid te verdenken, houdt hy zich door gaans voldaan mét haaren minnaar eene iigte boete , als het geeven van een varken of hart, op te leggen, waarop zy famen te gast komen. De reden, welke zy ter verfchoonmge van dergelyke vryheden bybrengen, is, $ da.  AsiatischTubkyé'.Wett. Gew. enz. 197 dat zy de voortteeling van een grooter aantal van kinderen bevorderen, weke zy of verkoopen, of voor eenige noodwendigheden verruilen kunnen , en zy verkoopen veelen van hunne eigene kinderen, en zulken, welke zy van andereu kunnen fteelen , aan de Turken en Perfiaanen voor fla'aven, zodat men meent dat 'er in deeze landftreeke jaarlyks ■niet minder dan 12000 verkogt worden: maar men zegt (het geen nog onnatnurlyker is,) dat zy dc onmenschlykc gewoonte hebben van fomtyds hunne eestgeboorne kinderen te vermoorden , of die zelfs levendig te begraaven, wanneer het hun moeilyk valt voor derzclver opvoedinge te zorgen. De inwooners van Circasfië , eene andere provintie van Georgië, zyn nog ondeugender dan die van Mingreliê; en daar dryven zy koophandel in menfehen van allen ouderdom en fexc. Hunne kleeding is genoegzaam de zelfde.als die der Tariauren, behalven dat zy grooter bonte' mutfen draagen ; zy hangen eenen korten bonten mantel, van vooren met een fnoer toegebonden , over hunne fehouders; zy fcheeren hun hair van het voor- tot het agterhoofd, omtrent ter breedte van eenen N 3 duim.  198 Tafereel van Natuur en Konst. duim , laaiende alleenlyk een boschje hairs boven op. De vrouwen draagen in den zomer niets dan een lang los kleed van linnen , gelyk de hemden der Europeaanfcbe vrouwen, maar van eene roode, groene, blaauwe of andere kleur, in welke zy den meesten zin hebben. Zy vlegten haar hair op eene vreemde wyze, zodat zy gemeenlyk niet minder dan twintig lokken aan weêrzyde van haar hoofd hebben hangen, die aan het einde met een lint zyn vast geknoopt. Wanneer een man zonder kinderen derft , is zyn broeder verpligt om met zyne weduwe te trouwen; deeze wet en de befnydenis hebben zy gemeen met de Jooden; zy hebben nog priesters, nog plaatfen voor hunne Godsdienst-oefeningen, maar elk flagt zyne eigen offers. By het overlyden van eenig' groot' man onder hen, komen alle zyne vrienden en naastbedaanden by eikanderen in een veld, alwaar zy eenen bok Aagten, wiens afgcflroopt vel op eenen Ifok gehangen, en wiens vleesch toebereid en door het gezelfchap gegeeten wordt; de vrouwen vertrekken vervolgens, en de mannen biyven buitenfpoorig drinken. Het boks-vel btyit tot 'er weder een man van aanzien ftcrft, en dan Hellen zy een ander in deszelfs plaatfe. Ten  AmatisghTorkyb: Wett.Gew enz. 199 Ten blykc hunner droefheid over den overleedenen,.f# zy op verfcheidene plaatlen inlumvleeseh,totdat her bloed'er met groote ftroomen uitvloeit ; en men veronderflelt dat hunne droefheid zo lang aanhoudt, totdat hunne Avonden gencczen zyn; of indien het noodig is dat hun rouw langer duure,, dan openen zy hunne wonden op nieuw. De vrouwen van Terack of van het oude Cbaldea, werpen na den dood haarer mannen haare hoofddckfels af, rukken haare hanen uit, en maaken haare aangezigten geheel zwart met roet; zy loopen cn huilen op eene verfchriklyke wyze;allen, die de begraafems bywoonen, flaan' op hunne hoofden en borften, en brengen de beklaaglykfte klagten voort; een paar tamboers beginnen vervolgens tedanfen en gaan daar mede omtrent een vierde van eene uur voort, wanneer een hunner eenen beklaaglyken lykzang aanheft, in welken alle de overigen zich terftond met hem vercentgen; en geduurende deezen lykzang draa.jen de kinderen en naastbeftaanden van den overlecdenen zich in verfcheidene vreemde geftalten; wanneer het lyk uitgedraagen is, volgt eene groote mecnigte van arme menfehen den N 4 min  2oo Tafereel van Natuür en Konst \oor de doodcn biririf»i t-v vrouwen moogên egte „2 h ectr°uwde 5 <4,ccr naar de gemeene In jannen voJgens de wetten des lands e X STAATSVERANDERINGEN EN AN DERE MERKWAARDIGE VOOR * * VALLEN. vanM^TrT'Veta,gemCe"datd^ van s^a, of W/fAe « deX:n??¥°7ï2'W^-^-^wagi . vulk van ScKtbie: maar *t« onzeker welk gedee;te vaJ die',a " fe ke zybezeetenhebben. In den jaare 844 tod f nederZe"en' en hen kreeg dat tod den naam van Turcmania. Omtrent her jaar  Asiatisch Turkyë, Staaïsv. enz. 201 har tooo" ging de fultan van Perfië, door den Saraceenjcben calipb van Babyion in groote moeilykheden ingewikkeld, een verbond aan met de Turken, die drie duizend mannen ter zyner hulpe zonden , onder het bevel van Tangrolipix, door welke verfterking de Sultan •eene aanmerklyke overwinning behaalde; maar Tangrolipix niet naar zyne verwagt.ng beloond zynde, ontftond 'er zulk een m.sverftand tusfchen deeze nieuwe bondgenooten, dat zy in oorlog raakten, in welken Tangrolipix Mobamed , den Perfifchen fultan , overwon , en hem op het flagveld om het leeven bragt, waarna hy zelf fultan van Perfië werd. De Turken maakten zich niet flegts meesters van Perfië, maar ook van de noordelyke landftreeken van Arabië, cn dewyl zy heidenen waren, oordeelde hun overfte Tangrolipix het raadzaam den Mobammedaanfchen godsdienst te bclyden, om zich by zyne nieuwe onderdaanen aangenaam te maaken. Naderhand trok hy op tegen den calipb van BabyIon , welken hy verfloeg en om het leeven bragt; maar zyne onderneeming om Arabië te veroveren , wierd niet van een gelyk geluk gevolgd, waarop hy zyne wapens tegen NaN 5  202 Tafereel van Natuur en Konst. toliê of klein Afië wendde, alwaar hy eenen verbaazenden voortgang maakte. De 'lurken behielden de oppermagt in Perfië tot rfl het jaar 1260, wanneer eene andere bende van Tariaaren of Scythen daar eenen inval deed, en de Turken zeer klein maakte, vestigende zichzelve in de bezittingc van Perfië, As/ytig en klein Afië. Het fchynt dat 'er ten deezen tyde twee groote Turkjcbe famiiiÉm in Perfië geweest zyn , de Selzucciaanfiche naamelyk, uit welke Tangrolipix afkomftig was, en dé Ogyziaanjche. De Sèizucciaanfibe familie werd door de Tartaéréh heel uitgeroeid; maar Ottoman, die van de Ogyziaanfcbe afftamde en een onderncemend vorst was , heriïelde zyn gellagt, en bet lurifibe volk tot hunne voorige grootheid , maakende zichzelven meester van Nicea en Pruja, en van het beste gedeelte van klein Afië: het is derhalven van hem dat het keizerryk den naam van het OttomanJcbe gekreegen heeft ; en de tegenwoordige groote Heer reekent zich afkomilig van deezen vorst. Ottoman was de eerfte vorst, die zichzelven fultan noemde, in den jaare 1300, en in den jaare 1328 overleden zynde , wierd hy door  Astatisch Turkyë. Staatsv. enz. 203 door zynen zoon Orcbanes opgevolgd, die het kasteel van Abydus, aan den mond van den Hellefpont, op het Afiutiesch ftrand in genomen hebbende, zyn leger van daar in huropa overbragt, en GaUipoli in den jaare 1358 bemagtigde, zynde dit de eerfte ftad, welke de Turken in Europa bezeeten hebben. OM*, in den jaare 1359 garven zynde had zynen zoon Amuratb, die Adrtanopottn, Servië en Bulgarië te ondcrbragt , tot zynen opvolger; maar in het jaar 1373 omgebragt zynde, werd hy door zynen zoon Bajazet opgevolgd. Deeze begon zyne regeermg met het vermoorden van zynen eenigften broeder Jacup, opdat hy geenen medeamger in het keizerryk hebben mogt ; en m deeze ontmenschte ftaatkunde , hebben hem veele Mobammedaanfebe fultans nagevolgd , dte zich nooit veilig agtten,zo lang zy eenen broedenn het leeven hadden. Bajazet veroverde Thracie, Macedonië cn Acboje, maar werd overwonnen en te Steila gevangen genome» door Tamerlan den khan der Mogolfcbe Tartaren , die den fultan in het eerst met groote beleefdheid behandelde ; maar door zyne trotfche taaie getergd zynde, hem in eene yzeren kooi floot, en  Tafereel van Natuur en Konst een kind baart, of ko ^ Maar welke tfc aangedaan, üoeg L L l' ^ Na de verovering van AW/„ ^ . J«W„ eni„hetvo,gcm|.a/ovcm ™ «04, waarna "^ waren , om zy„e heerreb pp J ^n; en na een burgerden oorJ^ie J ™ geduurd had, werd Mobmned, de jont *e zoon, die alle2yne broeders overleefde -er opperheer van gantseh TurkJ^nJ vorst was naauwivks op ^Xi;;vr^den Domu °ver--iei '" e" , en maakte die Lan-  -Astatisch Torkyë. Staatsv.enz. 205 fanden aan zich cynsbaar. In den jaare 14» ove^eeden zynde, werd hy door zynen oudftc zoon L** opgevolgd, die een groot ,g eeltevanGn-*n,n,teonderbrag: eenen voorde ftadCroia in die door Z, vorst dier landftreeke, tegen hem verde- digd werd, overleed. *„rari werd opgevolgd door zynen oudften zoon Mobamed, die zyne regeering begon Let het vennoorden van zyne broederen, en na eenige kleine Mabamtdaanfcbe vorften n ^- te ondergebragt te hebben, zich gereed iWaakte om Conflamin^len te belegeren waarop de Gries/ci* keizer Conftanünus by alle Christen vorften om hulp aanhield, om zyne hoofdftad tegen de Turken tc verdcd.gen. Zy werd egter den aoflen van May desjaars i453 ftormenderhand ingenomen. Nadat de keizer Conftanünus Pakologus in den laatften aanval gefneuveld was, werden alle zyne naastbeftaanden en de voornaamfte burgers op Mobameds last in koelen bloede omgebragt; de magtage ftad werd aan de foldaaten ter plcndermge overgegeeven, en de zetel der regeeringe van Mrianoplen naar Conftantinopolen verplaatst: de  206 Tafereel van Natuur en Konst. de fultan nam, na deeze vernietiging van nee Griekjcbe keizerryk, den titel van keizer aan welken allen , die na hem over de Turken regeerden, gevoerd hebben. Kort na de uitroeijing van het Griekjcbe keizerryk, waagde Mobamed eene onderneeming tegen fommige vorften van Morea, welke by van hunne bezittingen beroofde. Hy bragt ook Sermë te onder, en belegerden/W,, 'naar werd door den berugten Hunniades in den jaare 1456 geflaagen, en genoodzaakt om de belegering op te breeken; die gelukkige veldheer, die geduurende veele jaaren de grens/reden der Christenheid tegen de magt der Turken verdedigd had, ftierf in het zelfde jaar. Mobamed tastte vervolgens de Mobamedaanfche vorften, die aan de zuid-kust van de Euxynfche-Zee woonden, aan; cn zich eenen wegnaar Trebifonde gebaand hebbende, belegerde hy die ftad, de hoofdftad van het geb.cd van keizer David Comnenus, wiens voor ouders eertyds in Conjiantinopolen geregeld hadden; maar nadat die ftad door de Latynen Cdie zich alleen van de Europeaanjcbe- ftaaten des Griekjehen keizers meester maakten, en de Jfiatijcbe aan de familie der laatfte Griekjcbe kei-  Astatisch Turkyë. Staastv.enz. «207 keizeren overlieten) hadden ingenomen, geraakte een tak van die familie in de bczittinge van Nicea, en de westlyke ftreeken van Afe, een andere tak kreeg de oostl.yke ftreeken, maakende Toonde, aan de Euxynjcbe Zee gelegen , tot de hoofdftad ; en de tomncm hebben die ftad, met de kleine landftreeken daar rondom gelegen, tot deezen tyd toe bezeeten. Trebifonde omtrent eene maand lang belegerd zynde, bood de keizer David Comnenus aan om dc ftad by verdrag over te geeven, waarop Mobamed zich genegen toonde om buiten de wallen met hem in perfoon tc handelen. David hier in bewilligende, nam Mobamed' hem en alle zyne mcdgczellen gevangen; kort daarna werd de plaats overgegecven, gelyk ook alle dc overige lieden des keizerryks van 'Irebijonde. David zelfs en de Griekjtbe adei werd gevanglyk naar Conjlantipolen gezonden ; Mobamed verdeelde eenige der vrouwen onder zyne gunftelingen; en koos 800 van de bevalligfte jongelingen, om in het ferail te worden opgevoed, en het uitfehot des volks werd agter gelaaten om flaaven van zyne nieuwe meesters te zyn. Dus werd het kleine keizerryk van  so8 Tafereel van Natuur en Konst. van Treb'fonde in den jaare 1461 omgekeerd, en David, de laatfte keizer der Comneni met alle zyne zoonen en naastbeftaanden, na hunne aankomst in Conftantinopott*, omgebragt, behalven zynen zoon George, die een Moba'medaan werd, en eene van zyne dogteren, die een bywyf van Mobamed was. Mobamed bleef fteeds zcgepraalen, en ontweldigde den Venetiërs het groote eiland Negroponte. Epirus en Albanië te ondergebragt hebbende, viel hy in het koningryk van Napels, en bemagtigde de ftad Otranto,het welk den paus zulk eenen fchrik aanjoeg,dat hy op het punt ftond om Rome te verlaaten; en indien Mobamed in dit haglyk tydsgéwrigt niet overleeden ware ; indien zyne twee zoonen Bajazet cn Zemes niet om den troon in twist geraakt, en dus de troepen uit Italië opontbooden waren, zoude Napels in gevaar geweest zyn van in de handen der lurken tc vervallen. Mobamed, de groote bygenaamd , overleed in den jaare 1481; hy werd door zynen oudften zoon Bajazet, die zynen broeder Zemes deed ombrengen, en den Venetiërs verfcheidene fte- den  A5IATI.SCH TüRKYE. STAATSV. ENtZ. 209 den ontnam, opgevolgd. Bajazet werd egter in den jaare 1512 door de janitfaaren afgezet , die zynen zoon Selim op den troon fielden. Deeze vorst deed zynen vader vermoorden , en vervolgens alle zyne broeders .en hunne kinderen om het leeven brengen. Ondertusfchen viel Samfon Gaurus, de Mamalukfcbe fultan van Egypte, in het Turkfchevyk, en wanneer hy door Selim omgebragt was, begaf zyn opvolger Tomombeus zich naar Cairo, alwaar hy zich eenigen tyd verdedigde, maar de ftad ingenomen zynde, werd hy gevangen genomen en ter dood gebragt; dus eindigde de opperheerfchappy der Mamalukken, en Egypte werd van dien tyd af eene provintie van het Turkscb keizerryk, gelyk het tot deezen dag toe blyft. De verovering van Egypte was de laatfte krygsverrigting van Selim. Hy maakte zich gereed om de Christen-vorften in Europa aan te vallen, maar ftierf in den jaare 1520. Selim werd opgevolgd door zynen zoon Solyman den pragtigen, die zyne regeering begon met de belegering van Belgrado in Hongaryë, welke ftad hy fpoedig in zyne magt kreeg. In het volgend jaar overweldigde J. Deel. O hy  <2io Tafereel van Natuur en Konst. hy Rbodus , zynde toen in de bezittinge van de ridders van St. Jan van Jeruzalem; en in den jaare 1525 viel hy met een leger van 200000 mannen in Hongaryë, en de jonge koning van dat ryk het waagende , om hem met een veel kleiner leger aan te tasten, werd overwonnen, en in den fhg omgebragu Solyman bemagtigde de lieden Budo-, Pesten Segedin. In den jaare iS59 vorderde hy tot in Oojlejiryk , en belegerde Weenen , maar werd genoodzaakt de belegering op te breeken en af te trekken. Hy keerde echter fchielyk weder met een leger van 500000 mannen, en plonderdc het land uit op eene vreeslyke wyze , tot aan Lintz toe. Maar keizer Karei de vyf de, onderfleund door verfcheidene Christen-mogendhcden , bragt een aanzienlyk leger tc veld, cn Solyman vond zichzelven in dc noodzaaklykheid om naar ConJlantinopolen te keeren. Adreas Doria, admiraal der Genueezen, zich met de Spanjaarden, en andere Christen-mogenheden vereenigende, deed eenen inval in Morea, het welk toen in de magt der Turken was, en bemagtigde en plonderdc eenigen van hunne iteden; hier op zond Solyman  Asiatisch Turkyë'. Staatsv.enz. 2it zynen admiraal Barbarojja, om de kusten van Italië en Sicilië te pionderen ; deeze last volvoerd hebbende ftak hy over naar de kust van Africa, alwaar hy de deys van Algiers en Tunes afzette, en door Solyman in de bezittinge van die koningryken gevestigd werd. Ondertusfchen viel Solyman in Perfië , en nam de aanzienlyke ftad Tauris in. Zich ook van Bagdad meester gemaakt hebbende, keerde hy weder naar Conjiantinopolen , na .twee derden van zyn leger verlooren te hebben. Hy rustte vervolgens eene vloot in de Roode Zee uit, welke hy zond om de Portugeefcbe bezittingen op de kusten van Indië te verwoeden ; maar de forten der Portugeezen waren zo fterk, en hunne fcheepsmagt overtrof die der Turken zo veel, dat zy niets konden uitrigtcn; alleenlyk deed de Turkfche admiraal, naar de Roode Zee wederkecrende, da prinfen van Aden en Sibit ophangen, omdat zy weigerden den grooten heer voor hunnen oppervorst te erkennen. Omtrent den zelfden tyd bragt Solyman een groot gedeelte van Hongaryë te onder,en oorloogde zeer voorfpoedig aan den kant van Italië, alwaar hy.cen bondgenoodfehap met den koning van Vrankryk O 2 aan-  2i2 Tafereel van Natuur en Konst. aangegaan hebbende , zich van verfcheidene fteden meester maakte , het land uitplonderde, en veele duizenden gevangen nam. In den jaare 1548 viel hy ten tweeden maale in Perfië, maar de Perfiaanen, hun land voor zyn komst verwoest hebbende, bragten hem tot die engte, dat hy een groot gedeelte van zyn leger verloor; hy flaagde egter beter aan den kant van Hongaryë , alwaar hy in den jaare 1551 de ftad Temefiwaer bemagtigde. Solyman, nu oud geworden zynde, haalde Roxalane, eene byzit, op welke hy zeer verliefd was, hem over om haar te trouwen, fchoon nooit een fultan getrouwd geweest was federt den tyd van Bajazet: nadat het huwlyk voltrokken was, bewoog zy hem om zynen oudften zoon Mufiapba ter dood te brengen , onder voorwendzel dat die prins zynen vader naar het leven ftond. Kort daarna werd zyn derde zoon Bajazet, totopenbaare muitery overflaande, beteugeld, gevangen genomen en geworgd; en in den jaare 1566 overleed Solyman, terwyl hy met de belegeringe van Sigeth in Hongaryë bezig was. Se-  Astatisch Turkyë. Sta atsv. enz. 213 Selim , de eenigfte van Solymans zoonen, die hem overleefde, volgde hem op, en deed kort na de aanvaarding van zyne regeering eenen inval in Cyprus, het welk hy ook bemagtigde. De Turkfcbe admiraal zakte vervolgens af naar verfcheidene andere eilanden der Venetiërs: hy viel mede in hun gebied in Epirus en Dalmatië, en maakte veele duizenden der inwooneren flaaven. In den jaare .1571 ontrustte de Turkfcbe vloot dc Venetiaanfebe kusten en eilanden, maar nadat zy met de Christenen waren flaags geraakt, werden 160 Turkfcbe galeijen genomen of in den grond geboord, terwyl de admiraal het leeven liet. Selim overleed in den jaare 1574» en werd door zynen oudften zoon Amuratb opgevolgd, die zyne regeering begon met het vermoorden van zyne vyf broederen. Deeze vorst liet zyne veldheeren driemaal in ondcrfcheidenc jaaren in Perfië vallen, maar trok nooit zelf te velde. De Perfiaanen namen de vlugt voor de Turkfcbe troepen , maar fnecden haar den toevoer van leevensmiddelen af, en havenden haar in den aftogt, dermaate, dat Amuratb in deezen togt drie fchoone legers verloor. O 3 Niet-  614 Tafereel van Natuur en Konst. Niettegenftaande deeze nadeelen, verzamelde Amuratb, in den jaare 1589, een legér van 180000 mannen , aan welks hoofd de groote vizier naar Perfië trok, en de ftad Tauris ftormenderhand innam ; na deeze overwinning wendde de- fultan zyne wapenen tegen de Christenen in Uongaryê, en in den jaare 1592 vielen aldaar verfcheidene hardnekkige veldflagen voor. In het volgend jaar trok Sinan Basfa den Donauw over, en pionderde het land tot aan de muuren van Weenen; maar hy werd genoodzaakt naar Conjlanthwpolen te trekken , om eenen opftand der janitfaaren te dempen, zodat de Tranfilvaniërs, Walacbiërs en Moldaviërs gelegenheid hadden om af te vallen, en hunne krygsmagt met die der Duitfihers te vercenigen. Deeze afval, gevoegd hy den opftand der janitfaaren agt men dat veel tot den 011gunftigen ftaat der gezondheid van den fultan , die in den jaare 1595 overleed , heeft toegebragt. Mobamed, de oudfte zoon, volgde hem op, en begon zyne regeering met het vermoorden van alle zyne broederen , die twintig in getal waren; en belaste tien van zyns vaders by/ wy-  ASIATISCH TORKYÈ', STAATSV. ENZ. 215, ven, welke men vermoedde dat zwanger waren,' in de zee te werpen. Terwyl men den oorlog in Hongaryë voortzette , werd Mobameds veldheer, Ferrat Basja , in twee veldflagen overwonnen , cn , ten hove ontbocden zynde, geworgd. Naderhand werd Sinan Bash tot veldheer aangeitcld , maar door de Walacbiërs en Moldaviërs ook overwonnen, en de Christenen behielden in Hongaryë lteedsde overhand. Mobamed verzamelde een leger van 200000 mannen, trok aan deszelfs hoofd den Donauw over , cn herwon Walachyë cn Moldavië. Binnen s'lands ondertusfehen door geduurige opftanden en muitcryen ontrust zynde, was hy genoodzaakt een gedeelte zyner troepen uit Hongaryë te doen trekken , en dc Christenen herwonnen veele plaatfen, welke zy verlooren hadden. Ook bemagtigden de Perfiaanen Tauris , en Mohameds wreedheden hadden zyne onderdaancn zo tegen hem verbitterd, dat zy gereed waren om hem af te zetten , en zynen oudften zoon op den troon te nellen: maar de famenzweerers ontdekt zvnde, deed hy ecnigen hunner ftrafTcn, en zynen zoon worgen. In den jaare 1604 ovcrlcedcn zynde, werd hy door Acbmed, O 4  216 Tafereel van Natour en Konst. den oudftcn zynèr zoonen, die hem overleefden , opgevolgd. De oorlog bleef in Hongaryë nog aanhouden, en de Turken behaalden aanmerklyke voordeden, dewyl de proteftanten van Hongaryë, Tranfilvanië cn Ooftenryk , die door het hof van Weenen ten dien tyde vervolgd -werden , zich by hen voegden. Maar Acbmet, door ecnen binnenlandfchen opftand, cn den inval der Perfiaanen aan de oosrlyke grenzen ontrust zynde, ging een verdrag met den keizer aan, volgens het welk ydere party de plaatfen, die zy in bezit had, zoude behouden. De Spanjaarden en de ridders van Maltha bleeven egter nog tegen de Turken oorlogen in de Middellandfcbe zee; maar Acbmet werd in den jaare 1617, na zyn overlyden, opgevolgd door zynen broeder Muftapba, die niet langer dan vyf maanden regeerde , na welken tyd hy, als geheel onbevoegd zynde tot de waardigheid van keizer, in het ferail opgefloten , en Osman , de oudfte zoon des overleeden keizers, ten troon verheven werd.' Osman, na eene regeering van vier jaaren, door de janitfaaren vermoord zynde , werd zyn  ASIATISCH TCRKYË. STAATSV. ENZ. 21J zyn oom Mujïapha op den troon herfteld; maar dewyl het bleek dat hy geheel onbevoegd tot de regeering was, zetten zy hem ten tweeden maal af, en bekleedden Amuratb,den jongden broeder van 0™wn,met de keizerlyke waardigheid. Het Turkscb keizerryk, door binnenlandfche opftanden en muiteryen merklyk beroerd zynde, zag hetzelve zich de ftad Bagdad door de Perfiaanen ontweldigd. Amuratb egter,een leger van 300000 mannen byeen gebragt hebbende, trok aan hun hoofd naar de grenzen van Perfië, en hernam Tauris. Weder naar Confiantinopolen gekeerd zynde, vermoordde hy drie van zyne broederen , en gaf bevel om zc veele doodftraffen uit te voeren, dat de lyken op de ftraaten ten toon lagen. In den jaare 1637 bragt 4n muratb een talryk leger op de been, aan welks hoofd hy in Perfië viel, en de ftad Bagdad innam, welke overwinning hem 10000 mannen kostte , en voor welke hy belastte den hemel twintig dagen agtereen te danken, geduurende welken tyd hy zo fterk dronk, dat hy de koorts kreeg , die hem in den jaare 1640 den dood veroorzaakte. Amuratb werd opgevolgd door Jbraïm, den O 5 ee-  218 Tafereel van Natuur en Konst. éenigften zyner broederen , die hem overleef-, de, en in den jaare 1645 de ftad Canea, op liet eiland Candia, den Venetiërs ontweldigde. Maar wanneer hy in den jaare 1648 afgezet en vermoord was, werd zyn zoon Mobamed, toen maar zeven jaaren oud zynde, ten troon verheven; en dewyl hy, volgens de wet van Turkyen, tien jaaren minderjaarig biyven moest, werd het roer der regeeringe zyne moeder *ïe fultane, den grooten vizier, en den aga der janitfaaren in handen gegeeven. Onderdertusfchen bleef Hongaryë het tooneel des oorlogs, cn eindelyk viel 'er aan de oevers van de rivier Raab een hardnekkig gevegt Voor, waarin de Christenen overwinnaars waren, en het welk den porte bewoog om vrede met den keizer te maaken. Op het eiland Candia werd de oorlog met de Venetiërs nog voortgezet, en in den jaare Ï669 werd de ftad van dien naam cn het geheele eiland den lurken overgeleverd, die in het jaar 1627 in Polen vielen, en zich van de zuidelyke provinticn meester maakten; hierop beloofden de Poolen dat zy den Sultan jaarlyks eene fchatting van 70000 dollars zouden betaalcn, welke fchatting in het volgend jaar  ■Ashvtisch Türkye. Staatsv. enz. 219 har geweigerd werd, waarom de oorlog op nieuw uitborst. Het gelukte toen den veldheer van de kroon , den berugten pannes Sobieski, eene volkomcnc overwinning op de Turken te behaalen, en de grens-ftad Cbotzen in te necmen. Dewyl de basfa van Tripoli, en Barbaryë, het volk onder zyn gebied, omtrent deezen tyd, fterk onderdrukte, veroorzaakte zulks een opftand, in welken de basfa werd omgebragt, terwyl het volk zich eenen dey of opperheer koos, naar het voorbeeld der Algerynen. Zy duldden egter dat de porte eenen basfa derwaards zond, onder voorwaarde dat hy niets verrigten zoude zonder kennis van den dey en zynen raad; ook heeft hy tot heden toe geene andere magt dan die om eene kleine fchatting, welke zy goedvinden aan den grooten heer te betaalen, in te zamelen. Toen de Franfchen in den jaare i6%2 Uuitschland aan de zyde des Rhyns aantastten, oordeelde men het gevocglyk den oorlog in Hongaryë op nieuw aan te vangen. De groote heer bragt derhalven een leger van 200000 mannen by een, en trok met hetzelve naar Belgrado, gejonde Muftapba,den eerften vizier, last  22o Tafereel van Natdtjr en Konst. hst' om door Hongaryë mnr n trekken, en menen fc beWerL ^' * ke hoofdftad do DeJc£eien, voor wek ooimtad de Joopgraven in de maand J„i des jaars , c„ bcJ"^ voikomene overwinning; welke fJnïoö» 2 ^evahen dc foldaatcn zo ver ' ^ ^ Ve^oegd met de hoofden' van  fisIATtSCB TCRKYE. STAATSV. ENZ. 221 van den grooten vizier en van verfcheidene voornaame hevelhebberen, den grooten heer Mobamed afzetten, en zynen broeder Solyman, in November des jaars 1687, ten troon verhieven. Men duldde egter dat hy nog vyf jaaren in het ferail bleef leeven, na welken tyd hy zynen natuurlyken dood geftorven is. Het begin der regeeringe van Solyman ging vcrzeld van veele binnenlandfche onlusten, geduurende welken de keizerlyke troepen groote veroveringen in Hongaryë deeden. De hertog van Beijeren nam Belgrado in; prins Lode^yk van Baden behaalde eene overwinning op de Turken in Bosnië, en de Venetiërs breidden hunne grenzen uit in Dalmatiê en Griekenland. In den jaare 1689 kwamen de Franjeben in Duitscbland , en verwoestten de Palts; maar de Duitfchers zagen hunne wapenen fteeds voorfpoedig, namen verfcheidene Iteden in, en bemagtigden de geheele provintie van Servië: nadat de Franjeben de Duitfchers genoodzaakt hadden hunne troepen uit Hongaryë te doen wyken , herwonnen de Turken de ftad Belgrado, met verfcheidene andere fteden, te gelyk met de rest van Servië, en veriloegen de Duitjchers in Tranfylva- xüèi  222 Tafereel van Natuur en Konst. niê: maar terwyl men met de vreugdebedryven over deeze voordeeion bezig was, flierf de groote heer in den jaare 1691. Achnet de tweede, broeder van Solyman, was zyn opvolger op den troon, en deed een talryk leger, onder het geleide van den eerften vizier over den Donauw trekken: maar wanneer het zelve door prins Lodewyk van Baden aangevallen, en de eerfte Vizier in het begin van den flag gefneuveld was , werden de ■ Turken genoodzaakt, om , met agterlaatinge van hun gefchut, tenten en bagagie.te vlugten. De Venetiërs, nu geheel Morea in hunne magt hebbende, vielen aan op het eiland Candia, doch zonder hun oogmerk te bereiken ; daarna overmeesterden zy her eiland Cbios. Geduurende deeze verrigtingen, overleed fultan Acbmet in den jaare iógs, en werd opgevolgd door zynen neef Muftapba , den eenigften nagebleeven zoon van Mobamed den vierden. In den jaare 1697 bragt fultan Muftapba een leger van 120000 mannen op dc been, met het welk hy den Donauw overtrok, en de Duitfcbers, die zich naar Conftantimpokn gewend had-  Asiatisch Turkyë. Staatsv. enz. 223 hadden, verfloeg. Ook ontweldigde hy den Venetiërs Cbios Maar dewyl de Franjeben in dit jaar vrede met de Duitjchers geflooten hadden, moesten de Turken alleen tegen de Duitjchers en Rusjen oorlogen, welke laatftcn de ftad Ajopb hadden ingenomen, waardoor hun de gemeenfehap met de Zwane zee open ftond. In het volgend jaar tastten de Duitjchers, onder het geleide van prins Eugenius van Savoye, het Turkjche leger te Olach aan, bragten den eerften vizier en 30000 Turken om het leeven, en maakten zich meester van al het gefchut, van het flagveld, de bagagie en leevensmiddelen. Na deeze nederlage deeden de Turken eenige aanbiedingen van vrede, en men trad, door bemiddelinge van Croot-Brittanje en Holland , in eene onderhandeling , die in den jaare 1699 haar beflag kreeg, en door welke dc verfchillen tusfchen de Turken, Venetiërs, Poolen en Rusjen by gelegd werden. Deeze vrede was zo fchandelyk voor de Turken, dat de janitfaaren, met welken het gantfche ligchaam des volks zich vereenigde, aan het muiten floegen, en niet konden beteugeld worden, voordat de groote heer af-  224 Tafereel van Natuur en Konst. gezet, en zyn broeder Jchmet, in den jaare 1703, ten troon verheven werd. Naderhand geraakte de Mufti, aan welken fultan Muftapba het geheele beleid van maaken had toevertrouwd, in ongunfte, en werd vermoord. De koning van Zweden begaf zich, na zyne nederlage te Pultowa, naar Bender, onder de Turkfcbe heerfchappy, en haalde den grooten heer over om den oorlog tegen Moscovië te verklaaren, welke eindigde met de overgave van Afopb aan de Turken, en de flooping der forten, welke de czaar aan den Don en de Zwarte zee had opgerigt. In den jaare 1715, deed den groote heer eenen inval in Morea, cn bragt die provintie in eenen veldtogt onder zyne magt, het welk den keizer in den jaare 1716 aanzette om den oorlog tegen hem te verklaaren ; in welk jaar de keizeriyke veldheer , prins Eugenius van Savoye , te Carlowitz , eene aanzienlyke overwinning op de Turken behaalde, brengende den grooten vizier, den aga der janitfaaren, een groot aantal van basfaas, en 100000 mannen om het leeven. Hy veroverde al hun gefchut, tenten en bagagie, en bemagtigde, in den zelfden veldtogt, de ftad Temefwaer. In  AsiATifCH Turkyë. Staastv. enz. 22? In den jaare 1717 nam prins Eugenius de ftad Belgrado in, cn veriloeg een Turkseb leger, het welk uit 200000 mannen bcflond, en tot ontzet der genoemde ftad in aantogt was. Maar Groot-Rrittanje cn Holland weder hunne bemiddeling aanbiedende, lloot men in den jaare 1718 een verdrag , waarby bedongen werd dat ydere party alles, het welk zy geduurende den oorlog in haare magt gekreegen had, zoude biyven bezitten. Na deezen vrede met de Christenen, wendden dc 'lurken hunne wapenen tegen Perfië, het welk toen in een burgerlyken oorlog was ingewikkeld. In den jaare 1722 bemagtigden zy Tauris, cn verfcheidene andere grensfleden, welke Kpuli-Kan , die zich met geweld in de regceringe van Perfië gedrongen had, den Turken kort daarna weder ontweldigde. Deeze ongelukkige uitflag der onderncemingc van fultan Acbmet, was voor hem nadeclig; want in den jaare 1730 werd hy afgezet, cn zyn neef Mobamed ten troon verheven. Mobamed maakte in den aanvang van zyne regceringe vrede met Perfië, en geraakte in oorlog met Rusland, in welken hy niet gelukkig was. De Rusfen overrompelden en I. deel, P pion-  226 Tafëreel van Natuur en Konst. pionderden de provihtiën van Krimscb-en Klein-Tartarye. De Duitjchers werden egter in den jaare 1736 uit Servië verdreeven. In den jaare 1739 belegerden de Turken Belgrado , geduurende welke belegering de koning van Franikryk zyn best deed om den vrede tusfchen den keizer en den grooten heer te herftcllen, welk oogmerk hy kort daarna öok bereikte, -onder voorwaarde dat Belgrado aan de ''urken , en Temefwaer aan den keizer zoude overgegeeven worden; niet lang daarna ging Rusland een verdrag met den porte aan, waarby bedongen werd dat de verfchanfingen van Ajopl, en alle de Rusjijcbe forten aan het Meotiesch meer, en den Pon'us Euxinus zouden geflegt worden. Sultan Mohamed den 29fteii van Oétober des jaars 1757 overleden zynde, werd zyn neef Mujiapha de derde, de zoon van fultan Jchmeth,en gebooren in den jaare 1716, ten troon verheven, welke de tegenwoordige keizer der Turken is. ■Arabië werd zeer fpoedig na den zondvloed bevolkt, dewyl het op de grenzen van Babylonië en Cbdldea, de eerfte landen, in welken de zoonen van Noach zich nederzetten, gelegen is. Deeze landftreekeu behoorden eertyds li bj -tot  Asiatisgh Turkyë. StaAtsv. enz, 227 tot de Asfyrijcbe of Perftfcbe ryken ; naderhand raakten zy onder de heerfchappy van Alexander; toen onder die van de Tartaaren, onder de kalifs van Babyion , en onder dö Turken. Mobamed , dc grondlegger van den Mohamedaanfcben godsdienst en van het keizerryk der Saraccencn, was uit den ftam van Koreis, een der aanzienlykften in Arabië. Hy wierd gebooren te Mecca , in het 57ifte jaar der Christelyke jaartcllinge , onder de regeering van Justinianus den tweeden , keizer van Conftantinopolen. Zyn geflagt was- ten dien tyde ver van in eenen bloeijenden ftaat te zyn. Zyn vader ftier-f toen hy nog maar twee jaaren oud was, cn liet hem weinig of niets om van te leeven. Zyn grootvader Abdoll Matallab ftierf in het volgend jaar-, hem zynen oom Ah ut al eb , die-een groot koopman was, aanbeveelcnde. Deeze zond hem , wegens zynen handel genoegzaam onderrigt zyn de, wanneer hy in jaaren was toegenomen, naar Syr'ë en Paleftina, alwaar hy aan Christenen cn Jcoden kennis kreeg. Hy bleef in in zyns ooms dienst, totdat hy vyf-en-twintig jaaren uud was, wanneer hy hem verliet, P 2 en  228 Tafereel van Natuur en Konst. en boekhouder werd by eene ryke weduwe, .Kadigha genaamd , wier zaaken hy waarnam, omtrent drie jaaren lang, handel dryvcndc op Damascus, Egypte, en andere plaatfen , wanneer Mobamed en de weduw een huwlyk aangingen ; zynde zy toen omtrent veertig , en haar bruidegom agt-cn-twintig jaaren: maar het geen haar aan jeugd ontbrak , maakten haare middelen goed. Mobamed werd nu voor eenen der rykften in Mecca gehouden; en van dien tyd af zegt men dat hy ontwerpen begon te fmeeden om zich van dc oppermagt te verzekeren. Hy had gehoord dat zyne voorouders, geduurende verfcheidene geflagten , de voornaamften van hunne ftammen geweest waren ; dat hy, uit den oudften tak gefprooten zynde, in het regt het welk anderen zich hadden toegeëigend , behoorde opgevolgd te zyn. De gcreedfte weg nu om dit regt te herwinnen, kwam hem voor te zyn dat hy een hervormer , cn de invoerder van eenen nieuwen Godsdienst werd. Hy begreep dat de tydsomflandigheden tot dat einde voor hem zeer gunltig waren, dewyl de Christenen van het oosten onder clkandcren twistten , en zeer on-  Asiatisch Turkyë. Staatsv. enz. 229 ongebonden van zeden fcheenen. Hy poogde derhalven de eerde wyze van godsdienstocfeninge en zuiverheid der oude aartsvaderen weder in te voeren; en om des te beter in' zyn oogmerk te flaagen , gaf hy zich niet uit voor ecnen vyand van eenigen godsdienst; maar, om de minde tegenkanting te ontmoeten , beloofde by dat hy Christenen, Jooden en Heidenen tot dé zelfde gcloofs-bclydenis brengen zoude. Mohameds eerfte fiap was de genegenheid des volks , door zyne naauwgezette godsdienstigheid en ingetoogene lcevenswyze te winnen : hy begaf zich daarom yderen morgen naar de fpelonk van Hira, by Mecca, alwaar hy den tyd met bidden, vasten en andere daaden vanzelfsverlocheningedoorbragt; en by avond naar huis gekeerd zynde, was hy gewoon zyne vrouw en huisgenooten te onderhouden met een berigt wegens dc gezigtcn, welke hy voorgaf gehad te hebben, en inzonderheid wegens zyne gemeenzaame gefprekken met den engel Gabrtël. Twee jaaren in deeze gewoonte doorgebragt , en om zyne heiligheid groote agting verkreegen hebbende, waagde hy het, in het veertigfte P 3 jaar  230 Tafereel van Natuur en Konst, jaar zyns oudcrdoms zich voor eenen profeet te verklaaren, en te verzekeren dat hy van God gezonden was , om zyne heidenfche landgenooten te bekceren, en hen van dc afgoderyë af te trekken. Het eerde, het welk hy leerde, was dcrhalven dat 'er maar een God is; dat alle afgoden en afbeeldingen van hem behoorden vernietigd te worden; en dat men van allen, die leerden dat God zoonen of dogters of medgezellen heeft , ecnen affchrik hebben moest. Hy ontkende nog dc zending van Mozes, nog die van Jefus Christus, nog het gezag der fchriftuure ; maar klaagde dat Jooden beiden en Christenen de fchriftuur vervalscht hadden. Hy beweerde dat de engel Gabriël gezonden was, om hem den goddelyken wil bekend te maaken. Hy viel, vcrhaa'.ende hoe Gabriël hem Gods wel-, hehaagen overleverden , in eene verrukking; cn dewyl hy aan de vallende ziekte-onderhevig was, had zyn voorgecven ecnigen fchyn van waarheid. Naderhand ging Mobamed over om zynen Koran gemeen te maaken, welken hy verzekerde dat de engel Gabriël hem van hoofd», ftuk tot hoofdduk gebragt had, Deeze werd eerst  Astatisch Turkyë. Staatsv. enz. 231 eerst gefchreeven op de beet.eren van kameelen, en door hem voorge xgd aan zyi.en fchryver, dewyl hy zelf nog leezen nog fchryven kon. Men erkent dat hy een man van een groot vernuft, en van eenen innemenden omgang geweest is; hy kon hoonende-behan*. delingen, zonder eene zigtbaafe gramfloorigheid, verdraagen.; hy vleide de rykén,beurde de armen op; cn gedroeg zich Zo verftandig en voorzigtig, dat hy binnen korten tyd. een groot getal'van navolgeren kreeg,- waardoos de voornaamfte burgers ongerust werden, dewyl zy duidelyk zagen dat hy iets tegen de regeering in den zin had ; zy hadden derhalven bellooten dat zy hem verrasfen , en in zyn voorneemen verydelen zouden : maar Mobamed, in tyds wegens dit befiuit onder, rigt zynde, vlood naar Tatbrib ; het ■ welk naderhand Medina Talmabi , of de ftad van den profeet genoemd werd. Zyne vlugt derwaards viel voor in-den jaare 622, van welken tyd de Mobamedaanen hunne' jaartelling aanvangen. ' Mobamed werd te .Medina door de burgers met groote blydfchap ontfangen, en deezen erkenden hem, gewilliglyk voor hunnen vórst. • -P 4 Na-  Tafereel van Natuur en Konst. Nadat een groot aantal van andere Arabieren Zich by hem gevoegd had , beftonden zyne eerfte onderneemingen in het onderfcheppen der karavaanen, die tusfchen Mecca en Syrië handel dreeven, waardoor hy zyne leerlingen zeer veel verrykte. Naderhand deed hy verfcheidene der Arabijche ftammen den oorlog aan, zodat zy of zynen godsdienst omhelzen , of hem cynsbaar worden moesten: want hy verklaarde zyne zaak Gods zaak te zyn, en verzekerde dat allen, die in derzelver verdediginge hun leeven lieten, onmiddelyk naar het paradys gingen. Hy leerde dat de eindpaal van yders leeven door God was vastgefteld ; dat niemand het langer dan den vastgeftelden tyd kon uitrekken, en dat het ook door geene toevallen, waaraan men in den oorlog -was blootgeftcld , kon verkort worden. Nadat Mobamed de overwinning over eenen ftam van Joodjcbe Arabieren, die zich tegen hem aankantten, behaald had, bragt hy hen allen ter dood; maar zynen foldaaten door wyn verhit, en diep in het fpcl verward zynde, verbood hy het wyndrinken en fpeelen. In den jaare f527, deed hy zich te Mecca als . '- * ko-  Asiatisch Turkyë. Staatsv. enz. 233 koning uitroepen, hebbende te vooren alleen het ampt van hooge-prieder van zynen nieuwen Godsdienst op zich genomen. Zich nu genoeg geflerkt vindende, belegerde hy zyne geboorteplaats Mecca, en nam dezelve in. Na vervolgens allen, die zich tegen hem aankantten , uit den weg geruimd te hebben, verbrak hy alle de beelden , welke hy in dc Kaaba vond , waaronder die van Abraham, JJmaëi en veele anderen 'waren , -welken dc Arabieren als middelaars tusfchen God en de menfehen dienden. Dit viel voor in het 8de jaar van de Hegira, en het 629de van Christus. De overige Arabifcbe dammen werden door dit alles zo misnoegd, dat zy hunne krygsmagt verzamelden, en Mobamed flag leverden; maar zy werden overwonnen, waarna hy een groot gedeelte van Arabië en eenige deden van Syrië., die toen onder het gebied van den Griekjehen keizer donden, in zyne magt kreeg: hy dierf in den jaare 631, zynde het 63de jaar van zynen ouderdom. Na den dood. van Mobomed, maakten zyne navolgers zich , binnen den tyd van honderd jaaren , meester van een groot gedeelte van Afië en Africa, en bragP 5 ten  234 Tafereel van Natuur en Konst. ten het grootfte gedeelte van Spanje , Vrankryk en Italië , onder de heerfchappye der Saraceenen of Mooren , doende eenen inval in Europa van de kust van Barbaryë. A SI-  *35 ASIATIESCH TARTARYË. ALGEMEEN BERIGT WEGENS HETZELVE. Afiatiescb Tartaryë , onderfcheidcn van geheel Cbineescb Tartaryë , het welk wy in het vervolg befchryven zullen, is gelegen tl% fchen den 53ften en 7aften graad noorderbreedte, en tusfchen den 4often en I35ften graad ooster-langte. Deszelfs grootfte langte van het westen naar het oosten is 3000, en de grootfte breedte van het noorden naar het zuiden 2000 [Engelfche] mylen. Het grenst ten noorden aan dc Ts-zee, ten oosten aan de Stille zee; ten zuiden aan China , Indië, Perfië, en de Kafpifcbe zee; en ten westen aan Rusland in Europa. De gemeenfte verdeelingen van Afiatiescb Tartaryë, zyn de vyf volgende-: de noordoostlyke verdeeling, de zuid-oostlyke verdceJing, de noord-westlyke verdeeling, de .zuidwest-  236 Tafereel van Natuur en Konst. westlykc verdeeling , en de middelde verdecling. ï. De noord-oostlyke verdeeling bevat dc Kamtfchatkafcbe Tartaaren, welker hoofdftad Kamfibatka , en de Jakutjkoifcbe Tartaaren, welker hoofdftad Jakutskor is. 2. De zuidwestlyke verdeeling bevat de BratsMfche Tartaaren , welker voornaamfte ftad Bratske is, en de Thibetfcbe en Mongulfcbe Tartaren, welker hoofdlieden zyn PoronenKudak. 3. De noord-westlyke verdeeling behelst Samojeedscb Tartaryë, welks hoofftad Mangafia is ; en Ofliakscb Tartaryë , waarvan de voornaamfte ftad is Koreskoi. 4. De zuid-westlyke verdeeling bevat Circasjïescb en Asbracanscb Tartaryë, met derzelver voornaamfte fteden Terki en jljlrakan; en 5. De middelfte verdeeling bevat Siberië, welks voornaamfte ftad is Ttibolski, en Kalmukscb cn Usbeksch Tartaryë, waarvan de voornaamfte fteden zyn Bocbara en Sainarcand. De voornaamfte rivieren van deeze groote landftreeke zyn de Wolga, de Tcbol, de Obey en de Irtis; nevens de Gene/a of Jenska, die haaren oorfprong heeft in Kalmukscb Tartaryë, noord.  Asiatisch Tartaryë. Algem.Ber. 237 noordwaards loopt, en in de Ys-zee valt; de Lana, die verder naar het oosten ligt, evenwydig met de Gene/a loopt, en in de zelfde zee valt, en de Argun , die de ryken van Rusland en China van een fcheidt. De lugt is in het noorder gedeelte van Tartaryë ongemeen koud, zynde de aarde negen maanden in het jaar met fneeuw bedekt; de zuidclyke provintiën liggen in eene gematigder lugtftreek, en zouden allerlei graancn cn andere gewasfen voortbrengen, in dien 'cr handen waren om den grond te bebouwen : maar zy, die daarwoonen, leiden een zwervend leeven , zig bezig houdende met groote kudde rundvee naar zulke ftreeken te dryven, daar zy de beste weilanden vinden; en biyven niet lang genoeg in eene plaatfe om koorn in te oogften, in gevalle zy de landen daar zy hunne tenten nederflaan, beploegden en bezaaiden.  Ö38 Tafereel van Natuur en Konst» NATUURLYKË ZELDZAAMHEDEN. DIEREN, GEWASSEN , DELFSTOFFEN, ENZ. De voornaamfte rykdommeh van 'deeze Janditreeke beftaan in de meenigte van wilde beesten, waarvan zy overvloed heeft: en onder deezen zyn vosfen, fabel-dieren , iteenvosfen, haazen, marmotten, hermynen, wezels , wolven , wilde cn tamme rendieren, en (teen-rammen. In Kamtfchatka is eene foort van veldratten, die fchoone ruime en nette nesten hebben, welke met gras overdekt, en in verfcheidene vertrekken verdeeld zyn. In deezen leggen zy lecvensmiddelen tegen den winter op, raakende nooit aan hunnen winter-voorraad, zo lang als zy voedzel op de velden kunnen vinden. Zy veranderen van wooningen , even als de zwervende Tartaaren; ja fomtyds verlaaten zy , geduurende eenige jaaren, KamtJcha'ia geheel en al , en gaan naar andere plaatfen. In  Astatisch Tartaryë. Nat. Zeldz. 23^ In Kamtfclatka en andere ftreeken in het noorden van Tartaryë-, reist men, wanneer dc grond met fneeuwbebekt is, in fleeden, die door honden Worden voortgetrokken welken men agt dat gezwinder zyn, en langer leeven dan andere honden ; en dit kan aan hun ligt, eenvoudig voedzel , het welk visch is, worden toegefchreeven. In de lente laat elk zyne honden los loopen, zonder eenige zorg voor hen te draagen: dan eeten zy alles wat zy in de velden kunnen vinden, daar zy naar muizen wroeten; en in de rivieren vangen zy visch. In. de maand Oftober worden de honden door hunne meesters te huis geroepen, en by de hutten vastgebonden , totdat zy een goed deèl van hunne vetheid verlooren hebben, -en des te fneller in het loopen kunnen zyn. Deeze honden geeven ook zekere teekens van eenen aannaderenden ftorm : wanneer zy ftil ftaan, en in de fneeuw met hunne pooten fchrappen , dan is het raadzaam , zonder tydverlics, uit te zien naar eenig vlek, of andere plaats* van veiligheid. Men' zegt ook , dat de honden hier dienen in plaatfe van fchaapen, omdat hunne huiden tot klederen gebruikt worden. Deeze honden, die opgebragt worden tot de jagt van  240 Tafereel van Natuur en Konst. van harten, wilde rammen, fabeldieren, vosfen en andere dieren , krygen dikwyls ekfters tot hunne fpyze, welk voedzel men aanmerkt dat hen fcherp van reuk,'en dus best bekwaam maakt, om vogels en ander wild op te doen. Onder de merkwaardige vogels van deeze landftreeken, is eene foort van water-rave, wordende voornaamelyk gevonden op de kust van Kamtfchatka. Zy is een zee-vogel, hebbende byna de grootte van eene gans met eenen regten roodagtigen bek, zynde omtrent vyf duimen lang, en voorzien van vier neusgaten , gelyk ook andere water-raven hebben. Zy is platvoctig, en vertoont zich dikwyls, naby het ftrand, maar kan op den droogen grond niet regt op Haan; haare pooten zyn zo digt by den ftaart, dat zy haar lighaam niet in evenwigt kan houden; zy vliegt langzaam , zelfs wanneer zy honger heeft; maar verzadigd zynde, kan zy zich niet van den grond. opheffen : deeze vogels worden door de inboorelingen voornaamelyk gedood, ter oorzaake van hunne blaazen, van welken zy zich bedienen, in plaatfe van kurken voor hun-  Asiatisch Tartaryë. Nat. Zeldz. 241 hunne netten; en zy worden met den hengel gevangen, even als de visfchen. Op dc kust van Kamtfcbatka worden de Proceilaria, ofStorm-vogels gevonden, zo genoemd omdat zy, door laag te vliegen, en de zee te fchuimen , ftormen voorfpellen. Op de kust van dit land wordt ook de vogel gevonden , welken men Mergulus marinus noemt, met eenen bek, zo rood als vermeljoen, en eene witte kuif op zynen kop. In de zeeën van Kamtfcbatka, vint men den Zee-leeuw, en de Zee-kat, die in hunne gewoone gedaante zeer weinig van het zeepaard en zee-kalf verfehillen. De halzen van deeze dieren zyn naakt , uitgezonderd eene kleine maane van gekruld hair. Zy hebben een hoofd van eene middelmaatige grootte ; eenen korten en opgetrokken fnuit, gelyk een meerkatje, groote tanden, en platte pooten. Zy zyn menigvuldigst omtrent rotsagtigc ftranden, of rotfen in dc zee, alwaar zy op eene vreemde en vrceslyke wyze brullen. Alhoewel dit dier in voorkomen en grootte zeer gevaarlyk fchynt, cn zo trotsch en moedig voortgaat, dat het eenen weezenlyken I. Deel. 0 leeuw  242. Tafereel van Natuur en Konst. leeuw gelykt, is het egter zo bloo dat het enkel gezigt van een mensch het doet vlugten, en in het water voortfnellcn. Wanneer het. in den flaap overvallen, en door een luid geroep, of door eenen flag wakker gemaakt wordt, dan is het ten uiterften verfchrikt, en doet zyn best om te ontvlugten ; maar zulks onmooglyk vindende, valt het met grooten moed op zynen vyand aan , fchuddende zynen kop, en brullende op eene allerverfchriklykfte wyze; en dan valt het den lloutflen bezwaarlyk zich tegen de woede van het dier te beveiligen. Wanneer de inboorelingen van Kamtfcbatka, deeze Zee-leeuwen flaapende vinden, fchieten zy vergiftigde pylen op dezelven , cn loopen zo fchielyk als zy kunnen weg; en het gewonde dier, onmagtig om dc pyn, die het zoute water in de wond verwekt , te draagen , loopt van zelfs op het ftrand, daar het met. fchigten en pylen gedood wordt. Dit fpcl is onder de inboorelingen zo in aanzien dat hy, die de meesten van deeze dieren gedood heeft, voor den grootften held gehouden wordt ; vcclcn houden zich dan met deeze gevaarlyke jagt bezig, niet flegts om  Asiatisch Tartaryë. Nat. Zëedz. 243 om het vleesch , het welk men voor eene groote lekkerny houdt, maar om de eer, van welke zy verzeld gaat. Van de huiden deezer Zee-leeuwen maakt men koorden, ja zelfs zooien en fchoenen. Zy zyn leevenbaarende dieren, en de wyfjes hebben twee, drie en fomtyds vier jongen te gelyk. De Zee-kat is omtrent half zo groot als de zee-leeuw, en gelykt in gedaante naar den zee-hond. Zy heeft grooter fnuit dan de zee-leeuw , en ook grooter tanden ; haare oogen zyn gelyk die van eene koe ; haare ooren kort; haare pooten naakt en zwart; en haar hair- is zwart met grys gemengd. liet mannetje en wyfje verfchillen zo in gedaante van eikanderen, dat iemand, die ze niet zeer naauwkeurig befchouwt, ze haast voor verfchillende foorten van dieren zoude aanzien. Het mannetje heeft van agt tot vyftien, en fomtyds vyftig wyfjes, welke het zo yverig bewaart, dat geen ander naby zyne matresfen komen mag;en fchoon 'erveele duizenden op het zelfde ftrand liggen, houdt egter ydere familie, die fomtyds uit meer dan honderd dieren befiaat, zich afgezonderd. De mannetjes-, die oud zyn, en geene matresfen Q 2 heb-  2-44 Tafereel van Natuur en Konst. hebben, leeven afgezonderd. Somtyds ligger* zy eene geheele maand , zonder voedzel te gebruiken, te flaapen; en zy zyn in hunnen ouderdom allermoedigst , dewyl zy dan op alles wat hun voortkomt aanvallen. Onder de verfchillende foorten van gewasfen, welken dit land met andere plaatfen gemeen heeft, is het nuttigde hout dc Lorkenloom , die te Kamtfcbatka in het byzonder dient tot het bouwen- van huizen en flerktcn , en zelfs tot het bouwen van booten en fcheepen. Hier zyn veele Lorken-hoornen , welken de inwooners, terwyl zy nog groen zyn, van hunnen bast ontblooten ;. dien zy in kleine ftukjes fnyden, en vervolgens eeten als gedroogde kavejaar. Zy mengen deezen bast ook met het vogt of fap van den berken-boom , welk mengfel eenen zeer aangenaamen drank verfchaft. Hun voornaamfte voedfel beftaat in nooteiï van eenen boom, die in dit land zeer gemeen is, en de Slantza genoemd wordt, behoorende tot de foort der ceder-boomen, fchoon hy veel kleiner is en langs den grond kruipt; de nooten zyn ook een kragtig geneesmiddel, te-  Asiatisch Tartaryë'. Nat. Zeldz. 245" ■tegen blaauwfehuit. Tri Siberië en Kamfcbatfe groeit een wortel, Saranne genaamd, waarvan de inboorelingen zich bedienen in plaatfe van gort, terwyl zy denzelven ook gebruiken als een deeg in taarten-en brooden , cn 'er geesten uit ftooken. Die van Kamtfcbatka gebruiken ook de Franfche Wilgen tot fpyze; want zy kooken die met hunrren visch, cn trekken de bladen' als thee; maar het voornaamfte gebruik maaken zy van het pit, het welk zy in verfcheidene fchotclen , als een nageregt, opdisfen.- Dit gewas, gekookt zynde, geeft eenen dikken zoeten wortel, die, uitgegist zynde , geen onfmaaklyken drank verfchaft, en waaruit ook een geest geftookt wordt, die zeer fterke jenever uitlevert. De inwooners van Kamtfcbatka eeten ook twee planten, welker eene Sbelmina, en de andere Markovai genoemd wordt. De eerfte van deeze planten heeft eenen wortel , die van buiten zwartagtig en van binnen wit is. Uit eenen wortel fchieten twee of drie ftee1en, die omtrent van een mans hoogte, cn -by den wortel byna eenen vinger dik zyn, maar boven aan wat dunner. De bladen fchieten met lange takken, die' over den fteel Q 3 groei-  S4-6 Tafereel van Natuor en Konst. groeijen, .hun bovenfte gedeelte is groenen .glad, en het onderfte ruig, met hoog-roode .aderen; de heel is driehoekig, roodutuia, .hard en ruig. Op den top van. de plant is ,eene bloem, gelykende naar die van den forben-boom. Zy heeft vier. eironde fittilla, .plat aan de zyden, met donsagtige hoeken; ;n yderen van deeze pistilla zyn twee langagtige zaaden ;: zy zyn omringd van tien v\ itte flainina , die boven den bloem uitryzen; «ynde de kelk insgelyks wit. Deeze plant wordt in de lente gegeeten, en haar wortel tot den winter., wanneer die tot pap gekookt Wordt, bewaard. Zy heeft eenige overeenkomst in-fmaak met pistasjes. De Morkovai komt in gedaante en fmaak overeen met geele peen, en wordt in de lente versch gegeeten; hier is ook een andere wortel, Koikonia genaamd, die beide versch en gedroogd met kavejaar gegeeten wordt; deeze wortel heeft ook eenefmaaklykevrugt, die, zoras als zy geplukt is, moet gebruikt worden. De Hertstongt groeit in Kamtfchatka in groote meenigte, en wordt door de inwooneren versch of gedroogd gegeeten. Men vindt in deeze landen zowel eene groote hoe-  Asiatïsch Tartaryë. Nat. Zeldz. 247 hoeveelheid van geneezende als van vergiftige planten. In Siberië zyn verfcheide goud- en zilver* mynen, en daar is ook overvloed van yzer en koper. Men heeft in Kamtfcbatka koper-erts, te gelyk met natuurlyk fulfer gevonden. Men vindt 'er ook Tripoly en Oker, en eene foort van purper-kleurde aarde, te gelyk met kristallen van eene kerfen-kleur. Deeze landfireek heeft ook overvloed van eene foort van delfftoffe, die Flusfe, en door de Rusfen vaderlandsch glas genoemd wordt, en van welke de inwooners eertyds mesfen, bylen, vlymen en fchigten maakten. De inwooners van Kamtfcbatka vinden, naby de oorfprongen der rivieren, doorfehynende fteenen, welke zy in plaatfe van vuurfteenen gebruiken. Eenige kleine doorfehynende fteentjes , gelyk koraalen, ontdekt men op de oevers van fommige rivieren , en in veele deelen van dit land is ook een groot aantal van Hiacintben. Amber wordt aan de zee-kusten vergaderd, en op fommige heuvelen vindt men eene zagte klomp , die , eenen vetten room-fmaak heeft, en een uitmuntend geneesmiddel tegen den buikloop is. Q 4 VUUR-  248 Tafereel van Natuur en Konst. VUURSPUWENDE EERGEN, GENEEZENDE BRONNEN, RIVIEREN, ENZ. In Siberië zyn verfcheidene brandende Bergen of Volcanoos; en in Kamtfcbatka zyn 'er drie , die geduurer.de veele jaaren telkens rook uitgegeeven hebben, maar alleenlyk by tyden branden. In den jaare 1737 was 'er eene verfchriklyke uitbariiing van eenen deczer bergen, die egter niet langer dan 24 uuren aanhield. Deeze uitbariiing werd gevolgd van eene verfchriklyke aardbeevinge, die de meeste hutten in het land deed inltorten, duizenden van de inwooneren hunne bezittingen, en vcelen het leeven kostte. Zy ging gepaard met eene verbaazende beweeginge in het water; en de zee, die bergs-hoogte rees, Hortte op het land neder; daarna weder afgevoerd zynde , keerde zy met meer gewelds weer dan te vooren; en de aardbeevingen en war ter-beroeringen hielden, met eenige tusfehenpoozingen , verfcheidene maanden, aan. In den jaare 1739 was 'er eene uitbariiing van eenen anderen deezer Bergen, die van eene aardbeevinge gevolgd werd. De derde Berg brandde zeer geweldig, van het jaar 1727 tpt 1731,  Asi&tisch Tartaryë. Na-i.Zeldz. 249 1731 ,en de laatfte uitbarfting van denzelven, in den jaare 1737,duurde eene geheele week. In deeze landen zyn verfcheidene -beete Bronnen, inzonderheid in Kamtfcbatka, alwaar 'er eenige zyn, die hunne wateren uitwerpen, even als door konstgemaakte waterwerken, ter hoogte van eenen en anderhalve voet, met een verbaazend geweld ; maar daar zyn twee groote bronnen, die eene byzondcre opmerking verdienen. De eene heeft vyf, cn de andere drie vademen middellyns. De eene bron is anderhalve, en de andere eené vadem diep. In deeze bronnen welt het water in witte" bobbels opwaards, met zulk een geraas, dat men in derzclver nabyheid naauwlyks eenig ander gerugt kan hooren. De damp is zeer dik , en het water is van andere wateren onderfcheiden door eene zwarte ftoffe , gelyk Chineefcbe inkt, die 'er boven op dryft, en zo aan de vingeren kleeft dat zy 'er bezwaarlyk kan afgewasfehen worden : het waterzeil' is dik, en ftinkt als bedorven eijeren. In Kamtfcbatka zyn, behalven de gemelde bronnen , verfcheidene- rivieren , die nooit Q 5 be  250 Tafereel van Natuur en Konst. bevriezen; en daar is naauwlyks eene rivier in dit land, die in de ftrengfte vorften zelfs, niet eenige groote openingen heeft. WETTEN, GEWOONTEN EN OVERLEVERINGEN. . Eer de Rusfen Kamtfcbatka veroverden, leefden de inboorelingen in eene volmaakte vryheid, als geen opperhoofd hebbende , aan geene wet verbonden zynde, en buiten de verpligting om eenige fchattingen op te brengen. De oude luiden, of zulken, die, uitmuntten door hunne dapperheid, hadden het hoogfte gezag in hunne vlekken; maar niemand had regt om te gebieden of te ftraffen. Hunne tegenwoordige leevenswyze is van alle zindelykheid zeer ver verwyderd ; nooit wasfchen zy hunne handen of aangezigten; nooit korten zy hunne nagels; zy eeten uit de zelfde bakken met de honden, en alles, wat rondom hen is, ftinkt naar visch: zy kammen nooit hun hair ; maar mannen en vrouwen vlegten het aan twee lokken, bindende de einden met kleine touwtjes famen. ZJ- die geen natuurlyk hair genoeg hebben, draa-  Asiat. Tartaryë. Wett. Gew. enz. 251 draagen valseh hair, en fomtyds wel in zulk eene hoeveelheid dat het tien ponden weegt, het welk hunne hoofden naar hooi-oppers doet gelyken. Zy zyn , om kort te gaan, misfchien het morligfte volk der waereld. Zy Hellen hun grootfte geluk in ledigheid en in het involgen van hunne .natuurlyke lusten en begeerlykheden. Dus zyn zy genegen tot zingen, dansfen, en het vertellen van mingevallen; deeze bezigheden zoeken zy, zelfs met gevaar van hun leeven, agtende dat het .verkiesbaarer is te fterven, dan op eene voor hun onaangenaame wyze te leeven, welk gevoelen hen dikwyls tot zelfmoord aanzet. Zy zyn voornaamlyk bezig met zich te voorzien *an het geen volftrekt noodzaaklyk is voor het tegenwoordige, en draagen geene zorg voor het toekomende: zy hebben geen denkbeeld van rykdommen, roem of eere, zo dat gierigheid, hcerschzugt en hoogmoed onder hen onbekend zyn: aan den anderen kant zyn zy zorgeloos, wellustig en wreed, welke hoe.daanigheden hen telkens onder clkanderen verdeeld maaken, en te weeg brengen dat zy dikwyls niet hunne nabuuren twisten, niet uit eene begeerte om hunne magt te vermeerde-  2j2 Tafereel van Natuur en Konst. deren, maar om eenige andere redenen als het wegvoeren van hunne leevehsmiddelen of vrouwen, enz. Hun handel is ook niet zo zeer gefchikt om rykdommen, ais wef om de noodwendighe den cn gemakken des lecvens magtig te worden ; zy verkoopen hunne fabeis cn andere vellen, voor welken zy klederen, van hartenvellen en andere huiden gemaakt , ontvangen: onder eikanderen verruilen zy de dingen, van welken zy overvloed hebben, te gen het geen hun ontbreekt, dus handelen zy met honden, fchuiten, netten en leevenstöddelen ; en deeze ruiling wordt met betoontoge van groote vriendfehap volvoerd; want wanneer de een iets noodig heeft dat een ander bezit, gaat hy den bezitter gerustelyk be. zoeken , én zegt zonder eenige plegtighcid wat hem ontbreekt, fchoon hy te vooren geerie kennis altoos met den man gehouden hebhe. De huiswaard onthaalt, volgens eene gewoonte des Iands.zyne gasten op alles wat hy bekomen kan, en wordt, wanneer hy hen weder bezoekt, op de zelfde wyze ontvangen. Zj hebben alle plaatfen, van welken zy ee-  Asiat. Tartaryë.Wett. Gew. enz. 253 eenig denkbeeld hebben, opgevuld met ver fcheidene geesten, welke zy met grooter eerbied en vreeze dienen dan God zeiven. Zy offeren hun by alle gelegenheden, en fommigen draagen kleine afgodbeeldjes by zich, of hebben die in hunne wooningen. Zy verzuimen niet flegts God te dienen, maar in ecnen ftaat van onheilen en rampen vervloeken en lasteren zy hem; hunne zeden zyn zeer onbefchaafd, en zy bedienen zich nooit van eenige beleefde uitdrukkinge of groete; hunne gefprekken draagen blyken van de allergrootfte onweetendheid; zy onthouden niet hoe oud zy zyn, fchoon zy tot honderd toe kunnen tellen ; maar dit valt hun zeer lastig , en zonder behulp der vingeren kunnen zy niet tot drie komen. Zy reekenen tien maanden in een jaar, welke egter allen niet even lang zyn; want zy verdeden die niet naar de veranderingen der maane, maar naar fommige byzondere gebeurtenisfen, welke in hun land voorvallen. Gemeenlyk verdoelen zy een jaar in twee jaaren, zo dat de winter het eene, en de zomer het andere uitmaake; de dagen onderfcheiden zy niet door eenige byzondere benaamingen; zy fchikken die niet tot weeken of maanden, en weeten niet hoe veele dagen in eene maand of  254 Tafereed van Natuur en Konst. of in een jaar zyn. Zy merken hunne tydbeftekken door de eene of andere gewigtigc gé beurtenisfe. Ten tyde van eene zon- of maan-verduistcring brengen zy vuur uit hunne hutten, en bidden het verduisterd hemelligt als voorheen te fehyncn. Zy kennen alleenlyk drie geftarnten, naamelyk den Grooten Beer, de Pleiades en de drie Harren in Orion, en hebben maar naamen voor de voornaamfte winden. Hunne wetten ftrekken in het algemeen om den voorongelykten vergoeding te verfchaffen. Indien iemand een' ander vermoord, wordt hy door de naastbeftaanden van den vermoorden ter dood gebragt: zy branden de handen van zodaanigen, die dikwyls op fteelen betrapt zyn; maar ter ftraffe van den eerften diefltal, moet de dief het geen hy geftolen heeft wedergeeven, zonder eenige hoop op den byftand van anderen. Zy zyn in de gcdagten dat zy eene nog niet ontdekte dievery kunnen ftraften, door de zenuwen van den Heen-bok in hunne openbaare byeenkomftcn met veel plegtigheden van bezweeringe te branden , geloovende dat, gelyk deeze ze-  Asiat. Tartaryë. Wett. Gew.enz. 25-p zenuwen door het vuur famengetrokken worden , alzo ook alle de leden van den dief inkrimpen. Nooit hebben zy eenig gefchil over landeryen of hutten, dewyl ieder meer lands en waters bezit, dan tot zyn gebruik noodig is. De wooningen van die van Kamtjchatka beftaan uit hutten, die met eenen aarden muur, of met paalwerk omringd, en op de volgende wyze gebouwd zyn. In de aarde wordt een gat gegraaven, het welk omtrent vyf voeten diep, en in breedte en langte gefchikt is naar het getal van menfehen, dat 'er in woonen moet. In het midden van dit gat worden vier dikke houten pilaaren gezet, op welken het dak gemaakt wordt; en in het midden wordt eene vierkante opening gelaaten , die voor venfter en fchoorfteen dient; dit gebouw is gedekt met gras en aarde, zo dat het zich van buiten als een ronde heuvel vertoont ; maar van binnen zyn de hutten van eene langwerpige vierkante gedaante. De vuurplaats is in eene der langfte zyden van het vierkant: tusfchen de pilaaren rondom de muuren zyn banken, waarop ieder van het gezin afzonderlyk ligt; maar aan de zyde, die  256 Tafereel van Natüu.i en Konst. die tegenover het vuur is , Zyn gecnc feanken, zynde dezelve gefchikt voor het keukengercedfchap, waarin zy fpyze voor zichzelven en hunne honden bereiden. De muuren van deeze hutten zyn verlïerd met matten, die van gras gemaakt zyn. Men gaat in deeze hutten door middel van ladders , gemeenlyk geplaatst by de vuurplaats , en daar wooncn die van Kamtfcbatka geduurende den gantfchen winter: maar tegen den zomer begeeven zy zich in andere hutten, die hun tot voorraadhuizen dienen. Wanneer zy in den oogstyd van het visfchen of jaagen wederkeeren laatenzy hunnen droogen visch aldaar, totdat zy dien in den winter kunnen haaien, en zulks wel zonder eenige wagt; alleenlyk necmen zy de ladders weg. De vrouwen in Kamtfcbatka zyn de eenigfte klecr- en fchoenmaakers, want zy fnyden en maaken de klederen, fchocnen en kousfen, en bereiden de vellen, van welken die gemaakt worden : ook houden zy zich bezig met het bczweeren en geneezen van zieken. De klederen deezes volks worden meestal gemaakt van huiden van harten, honden, vcr- fcfaci-  Asiat. T/srtarye.Wett.Gew. enz. 257 fcheidene zee- en Iand-dieren, en zelfs van: die van vogelen. Dikwyls voegen zy de huiden van verfchillende dieren famen in het zelfde kleed. Zy maaken het opperkleed op tweederleic wyzen; fomtyds fnyden zy alle de flippen van gelyke langte, cn fomtyds laaten zy die van agteren lang in de gedaante van eenen fleep; het wordt van harten-vellen gemaakt, met wyde mouwen,en zo lang dat het beneden de kniè'n hangt; en van agteren is 'er een hoed of kap, welke zy by fle°t weer over hun hoofd haaien; zy draagen gemeenlyk twee rokken, den onderften met de hair-zyde naar binnen, zynde de andere zyde geverwd, en den bovenften met de hair-zyde naar buiten. Het gewaad der mannen en vrouwen verfchilt alleenlyk in hunne onderklederen , en in het dckfcl van hunne voeten en beenen; de vrouwen hebben een onderkleed , het welk zy doorgaans in huis draagen , beftaande uit een broek en hemd, aan eikanderen genaaid zynde. In het reizen met honden bedienen die van Kamtfcbatka zich van zodaanigen, die gelubd zyn, en fpannen 'er gemeenlyk vier voor eene fleede; zy beltieren hunne lleeden zittende ï. Deel. R aan  2j8 Tafereel van NAtuur en Konst. aan de rcgter-zyde, terwyl hunne voeten nederwaards hangen. En het zoude als eene fchande aangezien worden, wanneer iemand in eene fleede anders zat, of' eenig mensen gebruikte om die voort te trekken, doende dit niet mand dan alleenlyk de vrouwen. Ter oorzaake van het maakfel hunner fieeden moet men zich in een juist evenwigt houden; want anders loopt men gevaar van om te vallen, dewyl zy hoog en naauw, en de wegen hobbelig zyn; daarenboven fiaan de honden nooit flil, voor dat zy aan eenig huis komen, of' door het een of ander op den weg geftuit worden. Wanneer het fterk gefheeuwd heeft , is de weg nier bruikbaar met honden, voor dat hy gemaakt is: dit gefehiedt door eenen man, die op fneeuw-fchoenen vooruit gaat, welke beftaan uit twee dunne planken, die in het midden van een gefcheiden, cn aan de einden met leeren riemen famengebonden zyn ,• het voorfte gedeelte is bovenwaards geboogen , en daar is eene plaats,in welke dc voet link. Zy loopen het grootfte gevaar, wanneer hun een florm van voortgedreeven fneeuw overvalt ; zy moetem>dan zeer haastig in eenig hout eene fchuilplaats zoeken, daar zy zo lang biyven als de ftorm aanhoudt,het welk fomtyds eene M  Asiat. Tartaryë. Wect. Gevv. enz. 259 geheele week is. Zy verbergen .zich doorgaans in kuilen of holen in de aarde, bewcnden in hun bont. Dus gedekt zynde, zyn zy zeer omzigtig in zich te beweegcn , opdat zy 'er de fneeuw niet afwerpen; want onder dezelve liggen zy zo' warm als in hunne gemeene hutten ; fomtyds verfmooren zy egter onder dc fneeuw , en fomtyds vriezen zy dood. Dit volk legt zo dikwyls met eikanderen overhoop dat 'er zelden een jaar omgaat, zonder dat het een of ander vlek geheel geplonderd wordt, eindigende deeze oorlogen met het nccmen van gevangenen : fomtyds trekken de bewooners van nabuurige vlekken ten ftryde om gefchillen die onder de kinderen voorvallen , of omdat de eenen de anderen tot hunne vermaaklykheden niet genoodigd hebben. In deeze oorlogen bedient men zich meer van listen dan van dapperheid; want hunne wyze van vegtcn is , by nagt in 's vyands vlek te fteelen, cn de inwooners te verrasfen, door de openingen der hutten te bezetten, en te maaken dat 'er niemand uitkome dan zodaanigen, die zich overgeeven om gebonden te worden. Hunne wapens zyn R 2 boo-  26o-Tafereel van Natuur en Konst. boogcn, pylen cn fpeercn. De touwen hunner boogen zyn de bloedvaten van den wal visch; hunne pylen zyn met vuurfteenen of becnen gepunt, en allen vergiftigd: ook zyn'er aan de punten van hunne fpeeren vuurfteenen. Wanneer een inwooner van Kamtfcbatka de vriendfehap van iemand zyner landslieden begeert, noodigt hy denzelven in zyne hut, en maakt zo veel van zyne beste leevensmiddclen voor hem gereed als voor tien perlboncn genoeg zoude zyn. Zo ras als de vreemdeling in de hut komt, die zeer heet gemaakt wordt om hem te onthaalen, kleeden de gast beiden en de huiswaard zich naakt uit, waarop de laatstgenoemde zynen gast eenen groot-en overvloed van fpyze voorzet, en terwyl hy bezig is met eeten, telkens water op heete roode fteenen werpt, totdat hy de plaats ondraaglyk maakt. De vreemdeling poogt de hettc zo lang als hy kan te verduuren, en alle de toebereide fpyzen op tc eeten, en de huiswaard doet zyn best om zynen garft over de hette te doen klaagen, en te maaken dat hy ontflag verzoekt van alles te nuttigen. Men reekent het den onthaaler tot gwote fchande ,- en  iAsiat. Tartaryë'.Wëtt.Gew. enz. 261 ren merkt het aan als een blyk van gierigheid, wanneer de gast dit niet behoeft te doen; igeduurende den gantfehen tyd eet de huis waard zelf niets, en heeft vryheid om uit de .hut te gaan; maar de vreemdeling mag 'er niet uitkomen, voor dat hy erkent overwonnen te zyn. Op deeze feesten ovcrlaaden zy zich zodaanig, dat zy het gezigt van fpyzen dikwyls geduurende eenige dagen nietverdraagen kunnen, en naauwlyks in ftaat zyn om zich te heweegen. Wanneer de vreemdeling opgepropt is, en de hette niet langer kan verduuren , koopt hy zyn ontflag met gefchenken van honden, klederen, of andere dingen, die zynen onthaaler aangenaamst zyn. Dit alles wordt egter voor geenc verongelyking gehouden, maar voor een bewys van vriendfehap, en hy verwagt op zyne beurt zynen vriend op gelyke wyze te onthaalen. Op hunne m'aaltyden behandelen zy hunne gasten genoegzaam eveneens; alleenlyk pynigen zy hen niet door hette , cn verwagten ook geene gefchenken. Wanneer zy iemand op fpek van walvisfehen of robben onthaalen, fnyden zy dat in ftukken, >en de huiswaard, voor zyn gezeifehap knicR 3 Len-  262 Tafereel van Natuur en Konst. lende, fteekt, met een fr.uk in de eene en een mes in de andere hand, het fpek in de monden zyner gasten , alles wat 'er buiten hangt met zyn mes afïhydende. Die iets van zynen gast noodig heeft, krygt het gemeenlyk by deeze gelegenheden, omdat het fchandelyk geoordeeld wordt den edclmoedigen onthaaler eenig ding te weigeren. Wanneer iemand hunner denkt te trouwen , ziet hy in een der nabuurige vlekken, maar zelden in zyn eigen , naar eene bruid uit; en wanneer hy 'er eene vindt, die naar zynen zin is, geeft hy zyne genegenheid aan haare ouderen te kennen, verzoekende de vryheid te moogen hebben om hun geduurendeeeuigen tyd te dienen. Dit verlof krygt hy zeer gemaklyk, en toont eenen ongemeenen yver in zynen dienst om hun in alle opzigten genoegen te geeven. Na dus gediend te hebben, verzoekt hy zyne bruid te moogen vangen; en heeft hy het geluk gehad van haare ouderen, haar , en haare naastbeftaanden te bchaagcn , dan wordt hem zulks vergund; maar indien zy het huwelyk afkeuren, dan krygt hy eene kleine belooning voor zynen dienst, en vertrekt. Wan-  Astat. Tartaryë. W ett. Gew. enz. 263 Wanneer een bruidegom de vryheid krygt om zyne bruid- te vangen, neemt hy alTe gelegenheden waar om haar alleen, of in gczelfchap van eenige weinige perfoonen te ontmoeten : want alle vrouwen van liet vlek zyri in dien tyd verpiigt haar te befc-Luttci ; daarenboven heeft zy twee of drie rokken, en is rondom bewonden met netten en lederen riemen, zo dat zy weinig meer bcweeging heeft dan een beeld. Indien de bruidegom haar alleen , of in het gczclfehap van weinigen komt te vinden, dan werpt hy zich boven op haar, en begint haare klederen , netten en riemen af te rukken; want de plegtigheid des huwlyks beftaat in de bruid naakt uit te kleeden. Dit is altyd geen gemaklyke post; want fchoon zy zelve maar weinigen wecrfhmd biedt, en bieden kan, gebeurt het egter, indien 'er veele vrouwen tegenwoordig zyn , dat zy allen op den bruidegom aanvallen , hem ongenadig flaan, by zyn hair trekken , en zyn aangezigt krabben, cn allerlcic middelen gebruiken , welke zy bedenken kunnen om hem in de hercikinge van zyn oogmerk'te beletten. Wanneer de bruidegom zo gelukkig is van zynen wensch te krygen, loopt hy onmiddelyk van de bruid af, welke, ten blyke R 4 dat  264 Tafereel van Natuur en Konst. datzy overwonnen is, hem met eene zagte en tedere item te rug roept: hier mede is het huwlyk geflooten. Deeze overwinning wordt zelden in eene reize behaald, maar fomtyds duurt de ftryd een geheel jaar; en na iedere pooging moet de bruidegom eenigen tyd neemen om zyne kragten te herwinnen, en voor de geneezing van zyne bekomene wonden te zorgen. Zo ras'de bovengemelde, plcgtigheid verrigt is, heeft de bruidegom vryheid om dén volgenden nagt naar het bed van zyne bruid te gaan, en den volgenden dag brengt hy haar zonder plegtigheid naar zyn eigen vlek. Na verloop van eenigen tyd keeren de bruid cn bruidegom weder tot de bloedverwanten van de bruid, en dan wordt de bruiloft, gelyk iemand, die in den jaare i739 ooggetuige van zulk een feest was, verhaald heeft, op de volgende wyze gevierd. De jonggetrouwde man, zyne vrienden, en de vrouw gingen haaren vader in drie fchuiten bezoeken. Alle de vrouwen waaren in de fchuiten, en de mans, naakt zynde, dreeven die met boomen voort. Omtrent honderd fchreeden van het vlek, werwaards zy gingen,ftapten zy aan land, be-  Asiat. Tartaryë. Wett.Gew. enz. 265 begonnen te zingen, en bedienden zich van bezwceringen met vlas aan eene roede vastgemaakt, over den kop van eenen gedroogden visch het een en ander mompelende; vervolgens wonden zy dien in het vlas, en gaven het aan eene oude vrouw te bewaaren. De bezweering geëindigd zynde , bedekten zy de bruid met eenen rok van een fchaapsvel , cn bonden vier beelden rondom haar. Dus belaaden zynde, had zy moeite om zich te beweegen; zy gingen weder in de fchuiten, en kwamen aan het vlek, daar zy anderwerf aan land flapten : ter plaatfe daar zy aankwamen was een jonge, die de bruid by de hand nam en voortleidde, wordende van de overige vrouwen gevolgd. Toen de bruid aan de hut kwam, werd 'er een riem om haar lyf gebonden, waarmee zy de trappen werd afgelaaten, gaande de oude vrouw, die den kop van den visch droeg, haar vooruit. Zy lcide den kop onder aan de trappen, daar hy door de bruid, den bruidegom , en allen die tegenwoordig waaren , met voeten getrapt, en vervolgens in het vuur geworpen werd. Alle de vreemdelingen namen hunne plaatfen, na alvorens de bruid van R 5 haa-  m TAFEREEL van Natuur en Konst. haare overtollige fieraaden beroofd te hebben De bruidegom maakte de hut heet, en be' retdde de fpyze, welke zy met zich gebragt hadden, onthaaloude voorts de inwooners van het vlek. Des anderen daags onthaalde de huiswaard de vreemdelingen op eene groote meenigte van gercgten , terwyl deezen ten derden dage vertrokken: de bruid en bruide gom bleeven alleen eenigen tyd om met hunnen vader te arbeiden. Het overtollig ge waad , het welk der bruid ontnomen was werd onder haare naastbeftaanden uitgedeeld' die verpligt waren gefchenken van veel grooter waardye voor het zelve in plaatfe te treeven. De bovengemelde plegtigheden zyn alleenlyk in gebruik by het aangaan van een eerfte huwlyk; want in het huwlyk van weduwen is dc overeenkomst van man en vrouw genoegzaam; doch hy moet haar niet neemen, voor dat hare zonden zyn weggenomen; dit kan alleenlyk gefchieden, wanneer zy voor eenereize dooreenen vreemdeling beflaapen wordt; maar dewyl dit wegnecmen der zonden by die van Kamtfcbatka zeer fchandelyk voor den man geoordeeld wordt, was het eer-  Asiat.Tartaryë.Wett. Gew. enz. 267 eertyds moeilyk iemand te vinden , die het onderneemen wilde, zo dat de ftaat der weduwen zeer nadcclig was, eer de Rusffcbe Kajakken onder hen kwamen, federd welken tyd 'er geen gebrek aan vreemdelingen geweest is om op deeze wyze de zonden weg te noemen. Het huwlyk tusfchen vaderen dogtcr, en moeder en zoon is alleenlyk verbooden; hunne egtfcheiding beftaat flegts daarin dat een man zich onthoudt van by zyne vrouw te ilaapen ; in zulk een geval trouwt de man onmiddelyk eene andere vrouw ; en de vrouw krygt een anderen man, zonder eenige verdere plegtigheid. Een inbooreling in Kamtfcbatka heeft twee of drie vrouwen, by welke hy beurtelings te bedde ligt; fomtyds houdt hy die in eene hut, en fomtyds woonen zy in onderfche-idene hutten. Wanneer de vrouwen uitgaan, bedekken zy haare aangezigten met eene foort van zeil; en indien zy eenen man op den weg ontmoeten, en niet kunnen wyken, keeren zy hem haaren rug toe, en ftaara ftil, totdat hy voorby gegaan is. In de 'hutten zitten zy agter eene mat of een gordyn, van netelen gemaakt; maar indien zy geen gordyn hebben , en 'er een vreemdeling in de  568 Tafereel van Natuur en Konst.' <3e hut komt, koeren zy haare aangezigten naar den muur, en biyven aan haar werk. De vrouwen van Kamtfcbatka baaren doorgaans zo gemaklyk, dat het niets ongemeens is haar onmiddelyk na de verlosfingAiit de hut te zien komen om haare gewoone bezigheden te hervatten, of haar kind, zonder eenige de mwfte verandering in haare houdinge op haare armen te draagen. De vrouwen verlosfen 3n tegenwoordigheid van zo veele luiden als ter in het vlek zyn, zonder aanzien van fexe of ouderdom. Men kan bezwaarlyk zeggen ■dat zy vroedvrouwen onder zich hebben; want de moeder of naaste bloedverwanten neemen dat ampt meestal waar. Vrouwen, die naar •kinderen verlangen, eeten tot dat einde fpinaiekoppen, en zy, die ongenegen zyn om te baaren, maaken, door het gebruik van verfcheidene middelen, zelfs met gevaar van Jiaar leeven, dat zy miskraamen krygen. Haare bygeloovigheid geeft ook fomtyds aanleiding (tot groote onmenschlykheden. Sommige vrouwen zyn zo onnatuurlyk dat zy haare kinderen, terfiond na de geboorte, vermoorden, of hen leevend voor de honden werpen. Wanaser eene yrouw tweelingen baart, moet 'er ten  Asiat. Tartary'é.Wett.Gew. enz. 269» ten minden een worden omgebragt; en zo gaat het ook met een kind dat in zeer itormagtig weer ter waereld komt , fchoon de dood van dit laatde door eenige bczwccringeiï kan afgeweerd worden. Die van Kamtfcbatka, in plaatfe van hunne dooden te verbranden of tc bcgraaven, binden eene leeren riem om den hals van het lyk, trekken het uit de hut, en geeven het tot voedfel aan hunne honden over, uiteen begrip dat zy, die door de honden gegeeten worden, in de andere waereld met fchoone honden ryden zullen; wanneer 'er egter iemand in de hut gedorven is , begeeven zy zich dikwyls naar eene andere plaats, zonder het lyk met zich te draagen. Zy werpen deklederen van den overlcedenen weg, omdat zy gelooven dat elk, die de klederen van eenen dooden draagt, zekerlyk ontydig zal derven. Na een dood ligchaam aangeraakt te hebben , bedienen zy zich van de volgende zuiveringe. Naar het bosch gaande, fnyden zy eene roede, van welke.zy eenen hoep maaken, waar door zy tweemaal kruipen, en dien zy vervolgens weder in het bosch brengen , en naar- het westen werpen. Zy, die het  270 Tafereel van Natuur en Konst. het lyk uitdroegen, zyn verpligt om twee vogels van de eene of andere foort te vangen, van welken zy den eenen verbranden, en den anderen met het huisgezin eeten. De zuivering wordt op den zelfden dag verrigt; want zy moeten in geene andere hut komen, en geen mensch zal zich in de hunne vervoegen, voor dat zy gezuiverd zyn. Ter gedagtenisfe van den dooden, komt het gantfche geflagt op eenen visch te gast, wiens vinnen zy in het vuur verbranden. Ten noorden van Kamtfcbatka, bevind zich het volk, het welk Koreki genaamd wordt, die verdeeld worden in de met rendieren omzwervende, en in zulkcn, die vaste woonplaatfen hebben, welke zich in eene plaats nederzetten , en hutten onder den grond hebben, gelyk die van Kamtfcbatka. De omzwervende Koreki zyn zeer jaloers op hunne vrouwen , welke zy fomtyds op eenig kwaad vermoeden van kant helpen. De vast woonende Koreki gaan integendeel, zo wel als dc Tebutkotskoi, een ander volk ten noorden van de Koreki, zo ver dat zy eenen vriend, welken zy onthaalen, by hunne vrouwen en dogters te bed leggen, en dat zy eene weigering van deeze beleefdheid  Asiat. TautaryË.Wett. Gew. enz. 271 heid als den grootftcn hoon aanmerken, en zelfs in ftaat zyn om eenen man, die hen met zulk eene klcinagtinge behandelt, te vermoorden. De vrouwen der vast wooncnde Koreki poogen zich dan zo veel mooglyk is op te tooijen, verwende haare aangezigten, draagende fchoone klederen , en zich bedienende van verfcheidene middelen om haare perfoonen bevallig te maaken: in haare hutten zitten zy geheel naakt, zelfs in het gezelfcbapvan vreemdelingen ; daar de vrouwen der omzwervende Koreki zulke vuile en gefcheurde klederen draagen als "mooglyk is, om de jaloezy haarer mannen voor te komen, die zeggen dat eene vrouw geene reden heeft om zichzelve op te fchikken, dan alleen om dc genegenheid van eenen vreemdeling te winnen , dewyl haare mans haar zonder zodaanige optooifelen beminnen. De omzwervende Koreki wooncn met hunne rendieren in zulke plaatfen, die overvloed hebben van mos, of andere leevensmiddelen voor hunne dieren; hunne leevenswyze is , voornaamelyk in den winter, nog onaangenaamer- dan die der inwooneren van Kamtfcbatka : want dikwyls genoodzaakt zynde , om  272 Tafereel van Natuur en Konst. om van woonplaatfen te veranderen, zyn de hutten, in welken zy komen, allen bevrozen; en wanneer zy die door het vuur beginnen te ontdooijen , het welk gemeenlyk van groen kruid of gras gemaakt wordt, ontdaat 'er een rook zo verderflyk voor de 00gen dat een man 'er in eenen dag geheel blind door worden kan. Zy eeten het vleesch van de rendieren, van welken zy zeer grooten overvloed hebben. Sommigen hebben tien, ja twintig duizend van deeze dieren: en men zegt dat een hunner voornaamden 'er honderd duizend heeft; zy zyn egter zo zuinig dat zy naauwlyks een tot hun eigen gebruik zullen dooden; vernoegende zich met zulken, die natuurlyk derven , of door de wolven vermoord worden ;zy melken de rendieren nooit, en hebben niet het minde begrip om melk te gebruiken. Zy ryden alleenlyk in den wintertyd op fleeden, voortgetrokken door rendieren , maar klimmen in den zomer nooit op derzelver ruggen. De omzwervende Koreki fchynen geen denkbeeld van godsdienst te hebben, cn hebben naauwlyks eenige befeffing wegens eenen God: het fchynt egter dat zy bevreesd zyn  Asiat. Tartaryë*. Wett. Gew. enz. 273 zyn voor kww.de geesten , die, volgens hunne gedagten, de rivieren en bosfchcn bewoonen. De vast woonende" Koreki hebben het zelfde denkbeeld wegens eenen God , als die van Kamtfcbatka; zy hebben geene bepaalde tyden om hunnen godsdienst te oefenen,; maar fomtyds dooden zy een rendier of eenen hond , welken zy op eenen ftaak vastzetten, keerende deszelfs aangezigt naar het ooften, laatende alleenlyk den kop en de tong op den ftaak, terwyl zy zich bedienen van deeze uitdrukkingen : „ wy offeren u dit op, opdat gy ons iets, ,, dat goed is, zult toezenden". Zy offeren doorgaans wanneer zy over eene rivier of door eene woeftyne moeten trekken, welke zy denken dat de duivelen bewoonen ; dan dooden zy een van hunne rendieren en eeten het vleesch; zy maaken de beenderen vast aan eenen ftok, welken zy tegenover de wooning der geesten plaatfen. Wanneer zy door eenige befmettelyke ziekte verfchrikt zyn , Aagten zy eenen hond, en winden de darmen op twee Hokken, tusfchen welken zy doorgaan. Geduurende hunne offerhanden , flaan hunne bezweerders op twee kleine trommen. I. Deel. S Eeni-  274 Tafereel van Natuur en Konst. Eenigen der bezweerders worden voor geneesheeren gehouden , en men agt dat zy, door op den trom te liaan, de ziekten verdryvcn. Wanneer de bezweerders onderneemen eenige ongefleldheden door hunne bezweeringen, te geneezcn, geeven zy fomtyds last om eenen hond te Aagten, en fomtyds om eenige kleine roeden rondom de hutten te planten. Wanneer zy een hond Aagten, houdt een man het beest by den kop, een ander by den (hart, en een derde doorfteekt het; wanneer hy dood is , zetten zy hem op eenen ftaak, draaijende zynen kop naar den naasten brandenden 'berg. Onder deeze barbaarfche volkeren is de dievery in agtinge, mids dat zy hunne eigene Hammen niet befteelen, of die zo behendiglyk pleegen , dat zy niet kunnen ontdekt worden; maar ontdekt zynde, worden zy op eene zeer geftrenge wyze geitraft, niet om hunnen diefftal zeiven, maar om hunne onbehendigheid in de konst van fteelcn. Een Tebukotskoisch meisje mag niet trouwen , voordat zy haare handigheid in dit geval getoond heeft. Moord wordt voor geene groote misdaad aangezien, indien die maar niet aan iemand  Asiat. Tartaryë. Wett. Gew.enz. 27 f mand van hunne eigene (tamme gepleegd wordt; en dan wordt hy door dc naaftbeftaan den van den vermoorden gemeenlyk gewroken j maar niemand fiaat 'er verder eenige agt op. Zy verbranden hunne dooden op de volgende wyze. Hen eerst hunne befte klederen aangetrokken hebbende, fleepen zy hen met die dieren, van welken zy denken dat zy het meest gehouden hebben , naar .de plaats , daar zy moeten verbrand worden. Hier is een groote houtftapel opgerigt , op welken de wapenen van de ovcrleedenen, en eenige huisraad, als hunne fpeeren , pylko* ker, boogen , mesfen * ketels enz.- geworpen worden. Vervolgens fteeken zy den houtftapel in brand, en terwyl die brandt, dooden Zy het dier, 't welk het lyk getrokken heeft, waarmee zy hun maal doen, en na gegeeten te hebben , werpen zy de overgefchootene brokken in het vuur. Zy vieren de gedagtenis van den doodeil alleenlyk eens, en dat wel een jaar na zyn overlyden. Alle de naastbeftaanden komen dan te famen, en neemen twee jonge rendieren , die nooit voor eene fleede geweest S 2 zyn,  276 Tafereel van Natuur en Konst. zyn, en eene groote meenigte van hartenhoornen, welke zy tot dat einde, het gantfche jaar door, hebben opgezameld ; hiermede begeeven zy zich naar de plaats, daar het ligchaam verbrand werd, indien zy naby is, en in geval zy op eenigen afïïand is, naar eene andere hoogc plaats, alwaar zy het dier Aagten , en de bezweerder , de harten-hoornen in de aarde fteckendc, geeft voor dat hy den dooden eene kudde van dieren'toezendt. Na dit alles keeren zy naar hunne wooning, en gaan , om zigzelven te zuiveren, tusfchen twee roeden, die in den grond vastgezet zyn, door ; de bezweerder Aaat hen ten zelfden tyde met eene andere roede , en bezweert den dooden dat hy hen niet wegvoerc. De Kurites, die de Kurihkifche eilanden ten zuid-oosten van Kamtfcbatka bewoonen, hebben eene gewoonte van hunne lippen zwartte maaken, en hunne armen, tot aan de ehboogen toe , met verfcheidene figuuren te bemorsfen. Beide, mans en vrouwen, draagen zilveren ringen in hunne ooren. In hunne hutten hebben zy afgoden, die van fpaanders of krullen zeer fierlyk gemaakt zyn : aan deeze afgoden offeren zy het eerfte dier, het welk.  A'siat. Tartaryë." Wf.tt Gew.enz. 277 welk zy vangen; zy eeten het vleesch zet* ven, cn hangen het vel voor den afgod Wanneer zy eene gevaarlyke reize doen, neemen zy eenen afgod met zich, welken zy, in gevalle hun eenig gevaar nadert, in de zee werpen , verwagtende dat zy door deeze handelwyze den ftorm tot bedaaren zullen brengen. Zy zyn befchaafder dan hunne nabuuren. Zy hebben twee of drie vrouwen, by welken zy nooit anders dan fteelswyze in den nagt te bed komen. Zy hebben eene ongemeene manier om het overfpel te itraffen; de man van dc overfpeelftcr daagt den overfpeler tot een gevegt uit, het welk op de volgende wyze voltrokken wordt: beide de ftryders zyn geheel naakt uitgekleed, en de uitdaager geeft den uitgedaagden eene knods , die omtrent drie voeten lang, en byna zo dik als een mans arm is; vervolgens is de uitdaager verpligt drie flagen op zynen rug van den uitgedaagden-te ontvangen, die hem dan de knods wedergeeft, en op gelyke wyze behandeld wordt. Deeze aanval wordt driemaal hervat, en eindigt doorgaans met den dood van beide de ftryderen; maar men agt het even fchandelyk dit gevegt te weigeren, als het in Europa is, eene uitdaaging van de hand te wyzen. IhS 3 dien  278 Tafereel van Natuur en Konst. dien iemand, van overfpel befchuldigd zynde, meer zorgt voor zyne veiligheid dan voor zyne eer, is hy verpligt den man alle vergoeding te geeven , welke hy begeert , in vellen, klederen, leevensmiddelen, en meer andere dingen. De Jakutskoi eeren geene afgoden in hout gefneeden , gelyk de nabuurigc volkeren, maar wyden offerhanden toe aan eenen onzigtbaaren God in den hemel; zy hebben egter eene afbeelding van die Godheid, voorzien van een gedrogtlyk hoofd, van koraalen oogen, en van een ligchaam gelyk een zak; dit beeld hangen zy aan eenen boom , en plaatfen rondom het zelve de vellen van fabel-cn andere dieren. Hunne priesters bedienen zich van trommen, gelyk de priesters der Koreki, en dienen den onzigtbaaren God, onder drie onderfchcidene benaamingen. Eer de Rus/en onder hen kwamen, hadden zy de gewoonte van de oudfie dienaars of gunflelingen van eenen vorst, wanneer dezelve begraaven werd, leevend te verbranden of om te brengen. Veele bygeloovige gewoonten hebben zy gemeen met andere voikeren , w elke zy by zekere boomen, die zy voor heilig aanzien ,  Asi&t. Tartaryë.'Wett. Gew. enz. 279 zien, houden. Wanneer zy eenen fchoonen boom aantreffen, hangen zy allerhande fnuistcryen, als yzer, haal, koper enz rondom denzelven ; en wanneer hunne priesters hunne bygeloovige plegtigheden verrichten, doen zy een kleed aan, opgetooid met fuikjes yzer, met ratelen cn bellen. Zo ras als de velden zich groen beginnen te vertoonen, komen alle de ftammen famen op eene vermaaklyke plek lands, by eenen fchoonen boom, daar zy paarden en osfen offeren , welker koppen zy met het vel 'er aan rondom de boomen hangen ; vervolgens neemen zy eene drink-kan, vol van zeker vogt, en in het rond nederzittende , ligten zy de kan met beide de handen op, en brengen elkanderen den drank over. Daarna doopen zy eenen borftel in het zelfde vogt, fprenkelen 'er wat van/in de lugt, en wat in het vuur, het welk zy by die gelegenheid opligten. Op dit feest worden zy doorgaansfmoordronken, en overlaaden zich dermaate met fpyze, dat men zegt dat vier perfoonen gemeenlyk het vleesch van een geheel paard inflokken; cn vcelcn hunner zyn zo gulzig dat zy wel eens op de plaats zelve het leeven laaten: dit volk is zeer morsS 4 fig;  28o Tafereel van Natuur en Konst. lig; zy eeten brood wanneer zy het kunnen krygen, maar het is geen gewoon gedeelte van hunne fpyze, omdat zy ploegen, zaaijen, nog planten. Hunne oogsr-tyd is in de maanden February en Maart, wanneer het fap in de boomen ryst. Dan gaan zy naar de bosfchen, hakken de jonge pynboomen om, en haaien 'er den binnenften bast af, welken zy naar huis brengen en drongen , om 'er zich in den winter van te bedienen. Zy flaan denzelven tot een fyn poeder, het welk zy in melk kooken , met gedroogden visch, ook tot een poeder geflaagen zynde. Zy verdeden hunne wooningen op dezelfde wyze als verfcheidene andere TvtrtMrfcbe volkéren. Hunne winter-huizen of hutten zyn van eene vierkante gedaante, en gemaakt van dunne planken en balken; het dak is van aarde gemaakt, en in deszelfs midden is een gat geiaaten , waaruit de rook trekt. Hunne zomer-wooningen zyn rond , in de gedaante van een fuiker-brood. De buitenfte zyde van deeze hutten is gemaakt van den bast van berken-boomen, fraai in eengevoegd, en doorwerkt met paards hairen, dié met verfcheidene kleuren gevcrwd zyn. Zy  As; at. Tartary/é.Wett.Gew. enz. 281 Zy bcfchikken op verfcheidene wyzen over hunne dooden; de voornaamfte luiden onder hen kiezen een fchoonen boom uit, by welken zy last geeven om begraaven te worden. Zy leggen eenige van de beste beweegbaare goederen des overleedenen by hem in het graf. Eenigen leggen alleenlyk het lyk op eene plank, welke zy op vier paaien in een bosch vastzetten , waarna zy het met eenen osfen- of paardenhuid bedekken, en het vervolgens in dien ftaat verlaaten. Maar de meeste dooden worden in de hutten gelaaten, waaruit de naastbeftaanden de kostbaarfte dingen neemen, de hutten digt toe maaken , en die vervolgens ontwyken. Zy, die in de ftad Jahitskoi ftervcn, biyven in de ftraaten liggen, alwaar zy doorgaans door de honden opgegeeten worden. Iedere (lam van dit volk, merkt eenig byzonder fchepfel als heilig aan, en zodaanig een wordt door die ftamme niet gegeeten, fchoon de anderen het tot fpyze gebruiken. De jugajiri, een volk naby den mond van de Lena aan de Ti-zee, hangen hunne dooden aan boomen op, en wanneer zy op dc jagt gaan, neemen zy de geraamten of beenderen van hunne vrienden en bloedverwanten met S 5 zich.  282 Tafereel van Natuur en Konst. zich. Dit komt overeen met het geen wegens de Samojeedfcbe Tartaaren verhaald wordt, die de beenderen van hunne ouderen nooit begraaven; en naar men zegt, hen, wanneer zy oud worden, verdrinken, of op eenige andere wyze van kant helpen. Andere fchryvers willen dat zy hun vleesch eeten, waarom zy Samojeeden, dat is in de Rusfifche taaie menfeben-eeters, genoemd worden. PER-  283 P E R S I E. ALGEMEEN BERIGT WEGENS HETZELVE. Per/ïë' is gelegen tusfchen den 45flen en 67lten graad, oofter-langte, en tusfchen den 2s(len en 46ften graad noorder-breedte. Deszelfs grootfte langte is van het oosten naar het westen omtren \2io[_Engelfcbe~\ mylen,en de grootfte breedte van het noorden naar het zuiden, byna 1140 mylen. Het grenst ten noorden aan Circasfiê, de Cafpifcbe zee , en Usbekscb Tartaryë; ten oosten aan het Mogolfcbe keizerryk.; ten zuiden aan den Indifcben oceaan, en de golf van Perfië, of Bosfora; en ten westen aan het Turkfcbe keizerryk. Perfië is onderfchciden in drie algemeene verdeelingen : de noord-westlyke vcrdeeling, bevattende de landen, tusfchen de Cafpifcbe zee en de grenzen van Turkyë gelegen ; de zuid-westlyke verdeeling,grenzende aan Turkyë; de zuidelyke verdeeling, en de oostlyke verdeeling aan Indië. De noord-westlyke verdeeling bevat de provintiën van Aderbeit- zen,  •284 Tafereel van Natuur en Konst. *«, of het oude Mem, welker hoofdftad is Tauris of Ecbatana; de provintie van Georgië welker hoofdftad is Atów„ . de van GaH^fl , hebbende eene hoofdftad van den zelfden naam; Mazanderan, waarin de voornaamfte ftad Terki is; Gilan , zynde de voornaamfte ftad van den zelfden naam • en Cb-rvan, waarin de hoofdlieden zyn ö,r*„* en .öafo. De züid-westlyke verdeeling bevat de pro vmtie van Cbufiftan , waarin de hoofdlieden zyn Scboufter en Casbin; de provintie van Irac <4gem, bevattende de fteden IJpaban, Hornadan en AV™W Julpha. en de provimie ^ Curdejlan, zynde een gedeelte van het oude Jsfyrti, bevattende de fteden Anwva eaCourmebad. De zuidelyke verdeeling bevat de provintie van Makeran, met haare voornaamfte ftad van •den zelfden naam; de provintie Eerman, met Haare hoofdftad Gombroon; en de provintie van Farfiftan, bevattende de fteden Ormus en Schiras. De oostlyke verdeeling bevat de provintie van  Persië. Algemeen berict. 285 van Cborasfan, in welke de (leden Mefcbed, Efterabad , en Herat zyn ; de provintie van Sdbluftm, bevattende de (leden Gazna enCondabor; en de provintie van Sigijhn, met haa* re hoofdftad van den zelfden naam. Men merkt wegens Perfië aan dat het meerbergen en minder rivieren heeft dan eenige. andere landftreek van Afië; de voornaamfte bergen zyn de Caucajus, de Ararat cn Tauris; en de voornaamfte rivieren zyn de Oxus, aan het noord-oosten, welke Perfië van Uzbekscb Tartaryë fcheidt; de ■Kar','die door het noordwestlyk gedeelte van Perfië loopt ; cn de Araxes. De zeeën aan de zuid-zyde vanPerfië zyn de golf van Perfië, of Bosfora, de golf van Ormus, en de Indifcbe oceaan. De ccnigfte zee aan het noorden is de Cafpifcbe of Uyrcanifcbe zee, die eigenlyker een mcir genoemd wordt, dewyl zy geene gemeenfchap heeft met eenige zee. Maar de groote uitgeftrektheid van dit water, het welk 40Q mylen lang, en byna half zo breed is, heeft aanleiding gegeeven, om het ook eene zee tc noemen. De lugtsgefteltenis verfchilt in verfchillende. dee-  286 Tafereel van Natuur en Konst. deelen van deeze uitgelekte landltreeke; de bergagtige deelen zyn koud, en de valleien ongemeen heet; de kusten by de Cajpifcbe en Per/ifche zee worden zeer ongezond geoordeeld. Het middelrle gedeelte van Perfië wordt egter zeer gepreezen om de zuiverheid en helderheid der lugt ; maar geduurende twee maanden des jaars, in April naamelyk en Mey, heeft men hier den last der heete winden , die twee of drie uuren op eenen dag waaijen , en waarvan wy te voorcn elders gewag gemaakt hebben. De grond van Perfië is over bet algemeen zeer woest, maar daar het water in de vlakten en valleien kan geleid worden, is hy niet onvrugtbaar. Hy verfchaft wyn en olie in grooten overvloed, nevens Zenebladen, Rhubarber en andere kruiden, met eene groote verfcheidenheid van fmaaklykc vrugten ; daar groeit ook eenig koorn , maar niet zeer veel. De Perfiaanen hebben tuinvrugten in zeer groote volmaaktheid. Onder hen wordt eene meenigte van zyden ftoffen gemaakt, inzonderheid naby de Cajpifcbe zee kust; en de inwooners van dit land hebben eene fchoone paerel-visfchery in de golf van Bosfora, NA-  Persië. Nahjurl. Zeldzaamh. 287 NATUURLYKE ZELDZAAMHEDEN. DIEREN. De Paarden van Perfië zyn de fchoonfte, welke men ergens in het oosten, uitgezonderd in Arabië, heeft. Zy zyn zwaarer dan de Engelfche rypaarden, juist geëvenredigd, zeer gezwind , leevendig , en uitmuntende reizigers. Dc Perfiaanen hebben (om nu van hunne kameelen en muil-ezels niets te zeggen,) eene teelt van Arabifcbe Ezels, die de besten der waereld zyn. Deezen hebben glad en glinftcrend hair;zy draagen het hoofd hoog, zyn gezwind en lugtig, en gaan met eenen bevalligen tred voort. Zy draagen geene lasten gelyk de gemeene ezels in die landftreeke, maar worden gebruikt om meê te ryden, en zyn zo duur dat fommigen voor de waarde van dertig pondenilerling verkogtworden, en dat 'er geen, het welk maar tamelyk goed is, voor minder dan twintig ponden te bekomen is. De Perfiaanfcbe Osfen hebben eenen fcherp gepunten bult op den rug, naby den hals ; het landvolk maakt gebruik van hen , om op  288 Tafereel van Natottr en Konst. op te ryden, zo wel als om hen lasten te doen draagen. Men kan in het algemeen zeggen dat 'er niet veele wilde dieren in Perfië zyn, omdat men 'er weinige bosichen heeft; maar in de provintie Tabriftan, zynde het oude Hyrcanië, daar veele wouden zyn is ook overvloed van Beeren , Tygers , Luipaarden , Jakhalzen en meer andere dieren. Ridder Jan Cbardin fpreekt van eenen vreeslyken Vogel, die omtrent eene elle lang is, en een ruigen huid heeft, die zo hard is als die van ecnen zeehond : men zegt dat deeze Vogel fomtyds >p menfchen aanvalt, en hen van kant mtfakt; maar onzes oordeels is 'er op zulke onzekere berigtcn niet veel ftaats te maaken. De heer Thevenot zegt dat in Perfië groote zwarte Scorpioenen zyn die zo veel vergifs by zich hebben, dat allen, die door dezclven geftooken worden, binnen weinige uuren ftervcn. De zelfde reiziger fpreekt van een Wo--m , die langer is dan eene rups , en veele pooten heeft, wiens beet gevaarlyk en in fommige gevallen doodelyk is. De Antelopeh, volgens den heer Thevenot, in  Persie'. Natüurl. Zeldzaamh. 289 in Perfië zeer gemeen. Zy heeft de gedaante van een hart, fchoone zwarte oogcn, ecnen langen dunnen hals, en haare hoornen groeijen genoegzaam regt op uit het hoofd, oploopende met kringen, welke gelyke afftanden van clkanderen hebben. Dit dier is merkwaardig om zyne gezwindheid , welke men opgeeft als de oorzaak dat het zelden gevangen wordt. Maar onze Franfche reiziger, indien hy het zelfde dier bedoelt, fchynt niet te denken dat het zo bezwaarlyk te vangen is. Hy verhaalt ons dat men eene zeer byzondere manier heeft, om naar de Antelope op de jagt te gaan, met eene foort van los, aldaar ounce genoemd, die uit Arabië gebragt , en tot dat einde opgevoed wordt. De jaager voert de ounce, die een keten om den hals heeft, agter zich te paard, en houdt het dier eenen doek voor de oogen, totdat 'er eene Antelope ontdekt wordt; op die ontdekking worden doek en ketenen los gelaaten, en de ounce krygt vryheid om haaren roof na te zetten. De ounce, de Antelope in het gezigt krygende, kruipt zagtjes op haaren buik naar dezelve toe, verbergende zich , indien zulks mooglyk is, agter de heggen , totdat zy, op eenen kleinen afftand van de Antelope I. Deel. T gc-  igo Tafereel van Natuur en Konst, gekomen zynde, twee of drie groote fprongen doet, en haar vat. Indien de aanval mislukt, hervat het dier dien niet, cn is zo befchaarfld dat de jaagers veel werks hebben om het dien dag meer te doen jaagen. De Perfiaanen rigten ook valken op de jagt van de Antelope af, hebbende het opgevulde vel of de gedaante van het dier, op welks neus zy den valken telkens fpyze geeven. Eene Antelope opgefpeurd hebbende, laaten zy twee Van deeze valken vliegen, welker eene tcrftond op de neus van het fchcpfel gaat zitten, het welk zich van zynen vyand poogt tc ontdoen , terwyl de vogel zyn best doet om zyne plaats te houden , waardoor dc Antelope het loopen en vooruitzien belet wordt. Indien het haar egter gelukt, zich van den eerften aanvaller tc bcvryden, dan vervult de valk, die in de lugt is opgevloogen, de plaats van deezen, die onmiddelyk naar boven ftygt, .gereed om zynen medgezel, wanneer hy door de Antelope wordt afgeflagen , weder op tc volgen. Dus matten de valken het arme dier af, en belemmeren het in zynen loop, totdat de honden opkomen, die ras een einde van het fpel maaken. De  , PersiË. Na'iudri.. Zeldzaamh. 291 De Perfiaanfche golf is lang berugt geweest door eene Paerl-visfcherye. Dc Paerl is een hard, wit, helder ligchaam ,gemeenlyk rond. agtig, wordende gevonden in eenen fchulpvisch, die naar eenen oester zweemt; en geteld onder de edele of kóstbaarc geiteenten. De wording der Paerlen heeft oude beide en hedendaagfche natuurbefehouwers bezig gehouden , en gelegenheid verfchaft tot verfcheidene buitenfpoorige onderftellingen. Plinius, Solinus, en anderen der ouden, veronderftelden dat zy van den dauw voortkwamen, die, naar hun zeggen, den visch iederen morgen tot de oppervlakte des waters doet ryzen , en zynen fchulp opent, opdat hy den dauw inzuige; maar dit is baarblyklyk valsch, dewyl de Paerl-oesters aan de rotfen vast groeijen, en nooit aan de oppervlakte komen. Anderen willen dat de Paerlen de eijcren zyn van de visfchen, door welken zy worden voortgebragt; maar dit is niet beftaanbaar met de verfchynfelen; want zy worden door het geheele ligchaam van den oester gevonden; in den kop, in den buitenften rok, in de maag, en in het algemeen in alle vleesch- en fpieragtige deelen, zodat 'er geene reden altoos is om te denken, dat Paerlen in de oesters zyn, T 2 het  292 Tafereel van Natuur en Konst. liet geen eijcren of' kuit in vogelen en visfchen is. Men kan egter met waarheid zeg. gen, dat, gelyk 'erin een henne verfcheidene kleine cijeren zyn , in de gedaante van zaad , van welken eenigen groeijen cn ryp worden, terwyl de overigen genoegzaam in den zelfden ftaat biyven, zo ook in iederen oester doorgaans eene Pasrl, grooter dan de overigen, gevondernwordt, die fchielyker tot rypheid komt dan de anderen ; en fomtyds zo groot wordt dat hy den oester belet gedekt te biyven, in welk geval de visch verrot en fterft. In de gedenkfehriften van de Franfche Akademie, heeft dc heer Reaumur eene zeer fraaije verhandeling over de wording van fchulpen beiden en Paerlen. In dezelve merkt hy aan dat Paerlen, even als fteenen in andere dieren gevormd worden, in de blaas naamelyk, in de nieren of andere deelen ; en dat zy waarfchynlyk het uitwerkfel van eene ziekte in den visch zyn, die haaren oorfprong heeft uit eenig vogt,. het welk uit het een of ander gebroken vat komt , en tusfchen de vliezen blyft vast zitten. Om te toonen dat zulks mooglyk is, bewyst hy dat de fchulpen vaöi  "Persie. Natüurl. Zeldzaamh. 203 van zec-visfchen, zo wel als die van Hakken en andere dieren, geheel gemaakt zyn van eene lymige fteenagtige ftoffe, komende uit het ligchaam van het dier; en dat het derhalven geen wonder is dat zodaanige dieren, die vaten hebben , eene genoegzaame hoeveelheid van fteenagtige ftoffe bevattende, om 'er eenen fchulp van te maaken en uit te breiden, ook genoeg van dezelve hebben om fteenen te maaken, ingcvalle het vogt, gefchikt tot den groei van den fchulp, overvloeit, en uitbarst in de eene-of andere holligheid van het ligchaam , of tusfchen de vliezen. Ter bevcstiginge van dit ftelfel merkt hy aan, dat de binnenfte oppervlakte van den gemeenen Pacrl-;nosfel van eene paerl-kleur is in het eene gedeelte, en roodagtig in het andere, en dat de Paerl, welke men in dien visch vindt, mede van twee kleuren is, juist overeenkomende met den fchulp; waaruit blykt dat in de zelfde plaatfe, in welke de doorwaasfeming van eenig vögt, een bekleedfel van fchulp van zekere kleur maakt, de vaten die dat vogt bevatten gebroken zynde , eene kleine verzameling van het zelve gemaakt .wordt, en hard geworden zynde., eene Paerl T 3 ver-  294- Tafereel van Natuur en Konst. veroorzaakt van de zelfde kleur als dat gedeelte van den fchulp, waarmede het overeenkomt. De volmaaktheid der Paerlen, het zy ze rond zyn, in de gedaante van peeren of olyven, het zy onregelmaatig, bedaat voornaamelyk in den luider of de helderheid van de kleur (*), welke het water genoemd wordt. De witte zyn meest in agtinge in Europa; maar eenige Indiaanen en Arabieren maaken meer werks van zulken, die geelagtig zyn. Men vindt 'er die van eene lood-kleur; ook die zwartagtig zyn; maar alle Paerlen daan bloot voor veranderinge, wanneer zy gedraagen worden, en inzonderheid de witte, die in den tyd van veertig of vyftig jaaren geel worden, en van geringe waarde zyn. Paerlen hebben dit voorregt boven kostbaare dee- nen, (*) De grootte maakt zo wel als het water veel verfchil in de waardye der Paerlen. Tavemier fpreekt van eene, die in den jaare 1633, door eenen keizer van Perjlï van eenen Arabier gekogt was voor 33000 tomans, het welk, een toman op 3 1. 9 f. gereekend zynde, 110400 1. fterling bedraagt.  Persië. Natuure. Zeldzaamh. 295 ncn die uit de rotfen gegraayen worden, dat'de laatften hunnen luister, door de konst der menfchen krygen, daar de eerften met dat fchoone water, het welk hun waarde byzet gevormd worden. Zy worden volmaaktelyVgepolyst in de diepte der zee gevonden, en natuur heeft 'er de laatfte hand aan geflagen , eer zy van dc moeder gefcheiden worden. Men merkt aan dat het geen wy Paerlemoer noemen, niet dc fchulp van den PaerUester is maar die van eenen anderen visch , die tot het geflagt der oesters behoort, en Juriï mdrina genoemd wordt. De binnen-zyde van deezen fchulp is zeer effen en glad , en zo wit als het water van Paerlen zelf, hebbende tevens een bevallig mengfel van rood, blaauw, en groen in zich; en zyne buiten-zyde heeft den zelfden luister, nadat hy alvoorens van zyne eerfte bladen door flerk-watcr, en een juweliers dril gezuiverd is. Wennen van Paerlen zyn zekere uitwasten, in de gedaante van halve Paerlen, welke men fomtyds onder in de Paerl-fcbulpen vindt, en die de juweliers . kunnen afeaagen  206" Tafereel van Natdur en Konst. en famenvoegen, om ze tot verfcheidene einde in hunne konst te gebruiken (*). De (*) Daar is eene fraaije manier om valfche Paerleu te maaken, die uitgevonden is door den heere Janin, en verdient befchreeven te worden. Deeze konstenaar, opgemerkt hebbende, dat de fchubben van den kleinen visch, die bley genoemd wordt, niet alleenlyk den luister van waare Paerlen hebben; maar dat zy ook,na dat men haar in water tot een poedergeftooten heeft, gedroogd zynde, al haaren luister weder krygen , was bedagt om eene kleine hoeveelheid van deeze fchubben te werken in de holte van eene kraal, gemaakt van zekere foort van glas, het welk ook eene jjaerl-kleur had. Tot dat einde maakte hy gebruik van eene glazen buis, die omtrent zes duimen lang, en aan het eene einde puntig, en wat krom geboogen was. Door deeze blies hy eenen droppel van de (toffe in de kraal, en om die gelyklyk te verfpreiden door den binnenften omtrek, fchudde hy de kraal vry lang en zagties in een korfje, dat met papier bekleed was. De tot ftof geltootene fchubben, door deeze beweeginge binnen in de kraal vastgeraakt, kreegen, wanneer zy droog werden, haaren luister weder, en daar viel niets anders te doen dan de opening te doppen, het welk gefchiedde door middel van gefmolten wasch in dezelve te brengen door eene buis, gelyk aan die, welke men gebruikte om de ontbondene fchubben 'er in te doen. Het overtollig wasch weggenomen zynde, werden de kraa-  Persie' Natuurt-. Zeldzaamh. 297 Dc berugtfte Paerl-wfchery in de Perfifcbe v„lf is by het eiland van Baharem; maar daar •zyn 'er verfcheidene andere in dc Indifcbe zeeën, zo wel als in die van Awrca, ja fomtyds worden de Paerlen op de kust van Schotland, en in andere deelen van Europa gezogt; maar deezen zyn niet te vergelykcn by die, welke op de kust van Perfië, cn in de Indifcbe visfcheryen gevonden worden. Daar zyn twee tyden in het jaar, in welken men naar Paerlen vischt; dc eerfte is in Maart en April; de tweede in Augustus en September; en geduurende deeze twee tyden vertoonen zich omtrent het bovengemelde eiland, eenige honderden van visfehers fchuiten, ja zelfs,indien de heer Thevenot wel onderrigt is , wel twee of drie duizend. Iedere van deeze fchuiten is voorzien van twee duikers, die byna ongeloofiyke daaden verrigten. Wanneer de fchuiten het anker uitgeworpen hebben, het welk doorgaans in vyf vademen waters gefchied, bindt de duiker eenen zwaaren fteen onder zyn ligchaam , die hem voor ballast dient, kraaien doorboord en gereegen, waarna zy tot paerelfoeren gefchikt waren. T 5  2§8 Tafereel van Natuur en Konst. dient, om te beletten dat hy door.de beweeginge der zee weg dryft, en hem in ftaat te Hellen om fteeviger voort te gaan. Daarenboven bindt hy aan eenen voet eenen anderen fteen., die maakt dat hy in een oogenbhk naar den grond kan zinken.; hy neemt met zich een groot net, op de wyze van eenen zak, het welk aan zynen hals gebonden is met een touw, welks eene einde aan het vaartuig is vastgemaakt. Deeze zak is gefchikt om 'er dc oesters, welke van de rotfen verzameld worden, in te doen, en het touw dientom den duiker, wanneer zyn zak vol is, of hy adem fcheppen moet, op te haaien. Opdat zyne handen door de rotfen of fchulpen niet gewond worden, draagt hy lederen wanten, en dus toegetakeld ftort hy in de zee, daar hy zynen tyd zo wel waarneemt als hy kan, met de oesters van de rotfen los te maaken, en die in zynen zak te proppen. Wanneer hy zich beladen bevindt, trekt hy aan het touw, en terwyl hy het zelve met beide de handen vasthoudt, haalt het volk , het Welk in de fchuit is, hem naar boven, en ontlast hem van zynen visch , hebbende hy fomtyds vyfhonderd oesters, en fomtyds niet meer dan vyftig. Men zegt dat de beste duikers  Persi'è. Natuure. Zeldzaamh. 299 kers een half uur lang onder water kunnen biyven, cn dat weinigen het korter dan een quartier uithouden ; in deeze moeilyke bezigheid volharden zy veele uuren agter een,zonder tusfehenpoozinge (*)■ Het (?) Wy zullen niet waagen voor de waarheid van alles, wat wegens deeze duikers verhaald wordt, in te ftaan; inzonderheid niet voor die byzonderheid, welke hunne lange vertoeving onder het water betreft. Sommige duikers helpen zichzelven door fponfen in olie gedoopt, in hunne monden te neemen ; maar de kleine hoeveelheid van lugt, welke de pooren eener fpons kunnen bevatten, in aanmerkingc neemende, en overwecgende , hoeveel dat weinige door de omliggende lugt famengcdruKt wordt,kunnen wy niet begrypen nat zulk een voorraad genoegzaam is, om het den duiker lang te doen uithouden. Men vindt door proeven dat een gallon (?) lugts,in eene blaas beflooten, en door middel van eene pyp beurteling door de longen in en uirgelaaten, onbekwaam wordt tot de ademhaalinge in minder dan eene minuut; want fchoon haare veerkragt niet veel veranderd wordt, in het gaan door de Iongen , verliest zy egter haare leevenmaakende geesten. Dr. Halley verzekert ons dat een naakte duiker, zonder fpons, niet 'langer dan twee minuuten onder water biyven kan, en ook niet veel langer,wanneer hy eene fpons heeft; ja luiden, die niet aan het duiken gewoon zyn, kunnen het naauwlyks eene halve minuut uithouden, (*) Een Engelfcbe maat van drie mingelen.  3'oo Tafereel van Natuur en Konst. Het water is doorgaans zeer heider, zodat de duiker gemaklyk zien kan waar hy is; maar «en, zonder te flikken. Indien de diepte aanmerk.yk *s , maakt de perfing van het Water op de vaten dat 'er bloed uit de oogen komt, en verwekt zelfs dikwyls eene blo-dfpuwing. Hierom hebben fommigen dubbele buigbaare pypen vervaardigd, om de lugt in eene holligheid, welke als een harnas den duiker ,BW te leiden, zodat zyn borst plaats genoeg heeft om zich by de mademing uit te zetten; de verfche lugt wordjn eene der pypen, door middel van een blaasbalg „e^rgeperst, en keert door de andere, even als door een ader en flagader te rug. Maar wanneer de diepte meer dan drie vademen is, dan wordt deeze voorzorg onmooglyk bevonden, dewyl het water den omloop des Woeds in de lendenen belet, en zo fterk op de leden *y welken het harnas met leer vastgemaakt is, drukt' dat het (indien het minfle gebrek in een derzelven Plaats heeft; oogenblik.yk 'er infchiet, en het gantfche -werktuig vult, tot groot gevaar van des duikers leeven. De.duikers-klok is een werktuig, gemaakt om deeze hirderpaalen uit den weg te ruimen. In dezelve ■wordt de duiker zeer veilig gebragt tot eene redelyke diepte, en veeien biyven daar korter of langer, naar ■maate de klok groot of klein is. De iaatfte verbeteringen Pt de duikers-klok zyn gemaakt door den verftandigen ■£ffelsctm»tt, den heere IM/>y,en den heere Trhwald xm  Persik. Natüurl. Zeldzaa-mht. 301 maar om tc maaken dat hy niet van roofvisfchen gezien wordt, maakt hy het water fomtyds van Stockholm. Des do&ers klok was van boven drie 7 en van onderen vyf voeten wyd, en agt voeten hoog, bevattende omtrent drie cn zestig teerlingfche voeten. Zy was van builen met lood bekleed, en zo zwaar dat zy, ledig zynde, zinken moest; cn aan haaren bodem was een gewigt zo verdeeld dat. zy loodregt, en niet anders, daalen kon. In den top was een fterk helder glas geplaatst, om het ligt van boven in tc laaten , en eene kraan om de heetc lugt uit te laaten. Beneden was eene cirkelronde plaats, op welke de duikers zitten konden, en van onderen was aan drie touwen eene ftellagie opgehangen, dienende den duikeren, om. in het verrigten hunner bezigheden op te ftaan. Diü werktuig werd aan den mast van een fchip, of aan den. boeglpriet opgehangen, die wel van ftutten en brasfenvoorzien was, om buiten boord en weder binnen gehaald te kunnen worden. Om de klok van lugt te voorzien , terwyl zy onder water was, waoren 'er twee vaten , bevattende ieder zes en dertig gallons , en bekleed met lood, opdat zy ledig zynde, zouden zinken.. Deezen hadden een gat van onderen, om het water in, te laaten, naar maate de lugt onder het zakken verdikt was, en die weder uit te laaten, wanneer zy naar boven getrokken werden. Boven in de vaten was een ander gat, waaraan eene lederen pyp was vastgemaakt * die lang genoeg was, om beneden het onderite gaü  So2 Tafereel van Natuur fn Konst. tyds troebel; en niettegenftaandc die voorzorg, worden de duikers nu en dan de buit van Se* te hangen, en door een gewigt neder gehouden werd; zodat de lugt door het water naar het opperde gedeelte der vaten gebragt zynde, 'er niet kon uitkomen, ten zy het onderfte einde der pypen eerst werd opgeligt. Deeze Iugt-vaten hingen aan een katrol, zodat men die even als twee emmers kon laaten ryze'n en zakken; en zy werden in het zakken door lynen , onder aan de klok vastgemaakt, zo beftierd, dat zy onder het bereik kwamen van eenen man, die op de ftellagie ftond om ze af te wagten; deeze Iigtte het einde der pypen boven de oppervlakte des waters, en bragt die in de vaten, waardoor al de lugt in het bovenfte gedeelte van dezelve bevat , in de klok gedreeven werd , terwyl het water de plaats der lugt innam. Het eene vat dus van lugt ontledigd zynde, word op een gegeeven teèken naar boven getrokken , terwyl men het andere, gereed zynde om gebruikt te worden, liet zakken; door dit middel werd de verfche lugt in zo grooten overvloed aangebragt, dat de doctor verhaalt dat by zelf een van vyf geweest is , die te Tarnen op den grond in negen of tien vademen waters meer dan anderhalve uur geweest zyn, zonder eenig ongemak, en dat zy daar langer zouden hebben kunnen biyven; indien zy gewild hadden ; alle voorzorg , welke de doftor gebruikte, was dat hy zich zeer langzaam, en omtrent twee vademen teffens, deed nederlaaten , en ver-  PersiË. Natuurl. Zeldzaamh. 303 van deeze zee-monders; ja van alle gevaaren,. die de paerl-vïsfcbery verzeilen, is dit een van de grootfte en gemeende. De vervolgens ophouden, en het ingekomen water uitdryven ,door drie of vier vaten met verfche lugt in te laaten; dus de bedoelde diepte bereikt hebbende, liet hy zo veel van de heete lugt uit, als de vaten koude lugt in de plaatfe zouden geeven, door de kraan boven aan de klok los te draaijen, door welker openinge alhoewel dezelve zeer klein was, de lugt zo fterk uitfclioot dat zy de zee aan de oppervlakte deed kooken. Het eenigfte ongemak, waarover het volk onder het daalen klaagde, was eene kleine pyn in de ooren, als of zy met de punt eener penne in dezelve geftoken werden, welke pyn beurteling minder en heviger werd, totdat zy op den grond waren, daar de lugt van gelyke dikte bleef. Door dit middel vond de doftor, dat hy binnen de klok, op den grond der zee, zo droog kon biyven dat het water niet over zyne fchoenen kwam; en het glas liet, wanneer de zon fclieen en de zee helder en gelyk was, zo veel ligtsdoor, dat hy volmaaktelyk wel kon zien te fchryven' en te leezen , en wanneer de lugtvaten wederkeerden, zyne bevelen, met eene yzeren pen op kleine ftukjes lood gefchreeven , naar boven zenden , om te kennen te geeven , hoe hy van plaats tot plaats wilde bewoogen worden. In andere tyden, wanneer het water ongelyk en troebel was, kon het op den grond Stikdonker  304 Tafereel van Natuur en Ivonst. De fchuiten ontlaadcn hunne oesters op het ftrand, en men legt die in eene ineenigte van klei- ker zyn; maar dan kon men in dc klok eene kaars brandende houden, die door eene proeve bevonden werd, de zelfde hoeveelheid van beflooten lugt noodig te hebben als een mensch, naaraelyk eene gallon in eene minuut. Deeze klok werd door den doftor zo merkJyk verbeterd, dat een duiker tagtig of honderd Engelfche mylen van dezelve kon afgercheiden zyn, door middel van een kap of een hoofd-dekfe] , eenigermaate gelykende naar een omgekeerd hengfel-mandje, met een glas vooraan, opdat hy zien mogt waar hy ging. Deeze kap was van lood, en zo gemaakt dat zy digt om de fchouderen (loot, en boven aan dezelve was een buigbaare pyp vastgemaakt, die gemeenfehap had met de klok, door welke de duiker de noodige lugt kreeg, en die om zynen arm gellingerd was, om hem in het wederkeeren naar de klok tot een leidraad te dienen. Na dit alles zoude men denken dat 'er weinig of niets overbleef, om dc konst van duiken te volmaaken; maar dr. Trie-wald, befpeurende dat men van dr. Ilalleyt vernuftige uitvindinge niet zonder groote kosten gebruik kon maaken, dewyl 'er een groot vat, en veele handen om het werktuig aan den gang te helpen en te bellieren, noodig waren, dagt eene kleiner klok uit, wat verfchillende in gedaante, die gemaklyk door twee handen kon beftierd worden, en egter even goed in het  Persie. Natuürl. Zeldzaamh. 305 kleine putten, die vier of vyf voeten in het vierkant zyn, over welke zy hoopen zands wer- hot gebruik was als die van den docïor. Het is waar dat een man in eene groote klok meer lugts heef: dan in eene kleine, en het met eene groote hoeveelheid logts langer kan uithouden dan met eene kleine ; maar in de klok van den heere Trieivalil, is de ftellagie op zulk eenen afftand van den grond gehangen , dat, wanneer de duiker regt overeind (laat,zyn hoofd even boven water komt, daar de lugt koeler cn gefchikter is voor de adcmhaalinge, dan by den top van de klok, wanneer 'er egter voor den duiker gelegenheid is om geheel in de klok te zyn, en dus ook zyn hoofd in het bovcnlle gedeelte van dezelve te houden, dan is alles zo gemaakt, dat hy, de heete lugt zo lang hy kan uitgeademd hebbende, de koele en frisfche lugt uit het onderfte gedeelte kan naar zich trekken , door middel van eene kromme koperen buis, digt aan den binnenkant van de klok geplaatst, zynde aan het einde van die buis eene buigbaare lederen buis vastgemaakt, en aan derzclver einde een ivooren mondftuk, het welk de duiker in zynen mond houdt, om de verfche lugt van beneden in te ademen. Dit kan hy doen in allerleie (landen, het zy hy ftaa, zitte , of zyn ligchaam buige. Dit geitel is des te beter, dewyl het eene beweeging, zo noodig voor de lugt zelve, en om haar van nut tc maaken voor het dierlyk leven, veroorzaakt. I. Deel. V Men  306 Tafereel van Natuur en Konst. werpen , die eene manshoogte hebben, en zich van verre als een leger, In Dagorde gefchaard, verMen moet erkennen dat de duikers-klok met deeze laatüe verbeteringen, een zeer fraai werktuig is; en egter fchynt zy in eenige opzigten overtroffen geweest te zyn, door eene uitvindingè van den berugten Cornelius Drebell, indien alles, wat ons wegens hem verteld Wordt, waaragtig is. Hy vervaardigde niet flegts een vaartuig, om onder water te roeijen, maar ook zeker vogt, dienende om het gebrek van verfche lugt te vervullen. Het vaartuig was gemaakt voor koning Jacobus den Iften, en voerde twaalf roeij'ers, behalven de reizigers. De proef werd 'er van genomen in de rivier den Theems, en een der luiden, die in het vaartuig waren , toen men de proef nam , gaf een berigt wegens dezelve, aan een' ander', die het weder aan den geleerden heer Boyle overbragt. Betreffende het vogt. verzekert de heer Boyle ons , dat het gebruikt werd naar maate dc gelegenheid zulks vereischte .- wanneer de lugt in de fchuit, die onder water was, door den adem van het gezelfchap , ongefchikt tot de ademhaaling geworden was, dan kon hy, door middel van zyn vogt, der lugt onmiddelyk zulk eene meenigte van leevenwekkende geesten byzetten, dat zy weder geduurende eenen merklyken tyd van nut was. Dit alles ontdekte de beer Boyle uit ecnen geneesheer , die met Drebells dogter gettouwd was. Drebell zelf wilde het geheim van dit vogt nooit aan meer dan aan eenen man ons-  PersiË. Natuurl. Zeldzaamh. 307 vcrtoonen. In deezen ftaat worden de oesters gelaaten, totdat regen, wind en zon hen hebben doen open gaan, waarna zy ras ftervcn, terwyl hun vleesch verrot en droogt, en de Paerlen, dus los gemaakt zynde, in den put vallen, wanneer men 'er de oesters uit neemt. De putten van de groffte vuiligheid gezuiverd zynde, wordt het zand verfcheidene maaien gezift, om 'er de Paerlen dus af te fcheiden; maar in weêrwil van alle aangewende voorzorgen, verliezen zy eene groote mcenigte. Wanneer de Paerlen gedroogd en gezift zyn, gaan zy nog door eene zeeve,om de grootfte van de kleinfte te fcheiden. De kleine worden voor zaad van Paerlen, en de groote,by openbaare veiling, aan den meestbiedenden verkogt. GEWASSEN. Onder de gewasfen van Perfië is 'er geen, het welk onzer opmerkinge meer waardig is, dan ontdekken, die de bereiding van het zelve aan den heere Boyle bekend maakte, uit wiens werktuig- en natuurkundige proeven dr. Derham deeze historie verhaalt; maar voelen twyffelen of de kragten van het vogt wel zo fterk. waren als men voorgeeft. V 2  3©S Tafereel van Natuur en Konst. dan de Palm-of Dadelboom, die wel niet in het byzonder aan Perfië eigen is, maar ook in Epypte , Barbaryë en andere warme landen groeit. Deeze boom loopt zeer hoog op met eenen Ham , die zelden meer dan eenen voet middellyns heeft, fchoon 'er fomtyds veel dikker gevonden worden; het hout is vol pooren, en dat, het welk allervast is, heeft doorgaans eene grove korrel; maar de grootfte byzonderheid is dat het hart van den boom het zagtfte is, zynde het buitenfte gedeelte harder en duurzaamcr. Wanneer de boom opgroeit , komen uit de takken eene groote meenigtc van kleine vezelen voort, die elkandcren als netwerk kruisfen, en van deezen maakt het volk koorden cn kleèrborftels. Van de bladen maaken zy korven , bezems enz., cn van de takken allerleie vogelkooijen en doozen, om goederen in te pakken. Dc Palmboom wordt, gelyk dr. Sbavo ons berigt, voornaamelyk voortgeteeld, •uit jonge loten, van de wortelen van volwasfene boomen afgenomen; welke, indien zy wel verplant en behoorlyk bezorgd worden, in. den tyd van zes of zeven jaaren vrug'teri zullen draagen; daar die, welke onmiddelyk uit den fteen geteeld worden, niet dan omtrent het zestiende jaar zullen draagen. Omtrent  •Persie'. Natuurl. Zëldzaamh. 309 trent dertig jaaren na dc verplanting, is de boom in zyne grootfte kragt, en blyft zo ge~ duurende nog zeventig jaaren , draagende bosfen Dadels, die vyftien ja twintig ponden weegen; maar van dien tyd af , vervalt hy langzaamerhand., en is doorgaans onvrugtbaar in het einde van zyne tweede eeuwe. De Dadel of vrugt van deezen boom, is in eene foort van fcheede beftooten, die zich opent naar maate zy groeit; cn het is merkwaardig dat de manlyke boom groote bosfen draagt, vol van een witagt'g meel , waarmede de vrugt van den vrouw lyken boom moet bezwangerd zyn, om tot volmaaktheid te komen. Dit gefchiedt, volgens den heer Thevenot i in Perfië, door twee of drie bloeifems van den manlyken boom te neemen, en die in eene fcheede van de vrugt des vrouwlyken booms te enten; en dr. Shaw berigt ons dat men in de koningryken van Algiers en Tunis op dc zelfde wyze te werk gaat. Maar in Egypte neemt men eenen geheelen bos van den manlyken boom, en fpreidt deszelfs meel over verfcheidene bosfen van den vrouwlyken. Wat de vrugt of Dadels zeiven betreft, zy zyn gemeenlyk rond , langwerpig en geel; dikwyls zyn zy oojc aan eene zydcreodagtig, V 3 zoet  3io Tafereel van Natuur en Konst. zoet en fjymi'g van fmaak, hebbende eenen harden fteen, over wiens gantfche langte een fpleet of groef loopt , en die beflooten is in ■eenen dunnen witten dop. Zy zyn van verfchillende grootte, en worden uit verfcheidene landen tot ons overgebragt; maar die van ■Perfië overtreffen alle anderen in grootte, fmaak en kleur. Men maakt veel gebruik van Dadels in de geneeskunde , dewyl zy goed -zyn tegen bloedfpuwingen, den buikloop, en alle ongefleldheden van de nieren en blaas. Zy zyn van dienst om onmaatige ontlastingen in de ftonden der vrouwen te floppen, en dc ophouding der vrugt te bevorderen; ook zyn zy van nut in hoesten, heeschheden en zydeweên. Een afkookfel derzelven wordt dikwyls gebruikt, om het uitbreeken der kinderpokjes te bevorderen. Maar.met dit alles zyn zy zwaar om te verteeren, veroorzaaken pyn in het hoofd en verfloppingen in de ingewanden ; om welke reden zy , die veele Dadels eeten, met fcheurbuik gekweld zyn, en hunne tanden fchielyk verliezen. De Pistasjes zyn ook voortbrengfels van zekere foort van Terebintbyn-boom, groeijende in Perj.ë, en andere oostelyke landen. Deeze  Persie. Natuurl. Zeldzaamst. 311 ze vrugt, wanneer zy geen ander bekleedfel heelt dan de 1'chil, gelykt naar eene kleine noot ; maar wanneer zy in alle haare rokken gewonden is, heeft zy de grootte van eenen groenen amandel. De kern is van buiten rood cn van binnen groen , en zeer aangenaam van fmaak. Deeze nootcn worden dikwyls gebruikt in ragouts, geconfyt, en met conferven gemengd. Dewyl zy verhittend, bevogtigend , verzagtend en openend zyn, komen zy te pas in dc geneeskunde. Zy woi> den voornaamelyk gebruikt in verpoppingen van longen en lever; zy verfterken de maag, weeren walging en braaking, verwekken eetlust , en verfchaffen goed voedfel. Laat ons van deeze land-gewasfen overgaan tot de befchouwing van een zee-gewas* naamelyk het Koraal-, het welk in overvloed in de Perpfcbe golf groeit. De ouden hielden het voor eenen fteen; maar de meesten der hedendaagfehen tellen het onder de zee-planten; en dit.gevoelen is nu zo wel gevestigd, dat alle andere geheel verbannen fchynen. De heer Toumefort, die ervaren kruidkundige, beweert, dat' het door zaad vermenigvuldigd word., alhoewel nog de bloem., nog het zaad V 4 be-  312 Tafereel van Natuur en Konst. bekend zyn : maar de graaf van MarJigU heeft in het Koraal fommige deelen ontdekt , die tot zaaden en bloemen fchynen te dienen. Als eene plant befchouwd zynde, heeft het eenen wortel, waardoor het aan de rots, op welke het groeit, vastgehegt is. Deeze wortels zyn bedekt met eenen bast, vol van ftargelykende pooren, die dezelven van boven tot beneeden kruisfen. Niet ver van den wortel is de plant in kleine takken verdeeld, waarin witte ftreeken zyn, die eene foort van vezelen fchynen te vertoonen. De uiterfte der takken zyn zagt, en gerond tot kleine knoppen, gemeenlyk verdeeld in zes holligheden, die met een vet, melkagtig vogt, het welk fcherp en famentrekkend is, gevuld zyn. En opdat niets ontbreeke om 'er eene weezenlyke plant van te maaken, agt men dat deeze ronde knoppen eene foort van peulfchillen zyn, die het zaad van Koraal bevatten: en men zegt dat, wanneer het ingeflooten vogt by toeval uitgeftort wordt, en een hard ligchaam aantreft, waarop het vast blyft, het zyne vrugtbaarheid met zich brengt, en eene Koraal-plant doet voortkomen. Dit is de oorzaak dat men in de kabinetten der liefhebberen fomtyds zulke planten vindt op het vel van dooden, op ftukken  Peesië. Natuurl. Zeldzaamh. 313 ken van aarden-werk , of andere vaste ligchaamen, welken het geval in den weg der verftrooide zaaden gebragt heeft. Dit. alles fchynt bevestigd tc worden, omdat de voet of wortel van het Koraal juist de gedaante van het ligchaam, waarop het groeit, aanneemt, cn hetzelve in zekere uitgeftrekthcid , even als eene plaat,overdekt, waaruit blykt dat de plant oorfpronglyk eene vloeiftof was; en fomtyds vinden wy dat de zelfde ftoffe den binnenkant van ecnen fchulp bezet, in welken zy nooit zoude hebben kunnen komen, dan in de hoedanigheid van vloeiftoffe. Koraal groeit gemeenlyk in holen , of op de deelen der rotfen, die op den grond der zee nederhangen; maar het groeit op eene ftrydige wyze met alle andere planten ; want de wortel hangt boven aan het hol , en de takken fchieten nederwaards. Hieruit onftaat natuurlyk eene tegenwerping tegen de veronderftelling, dat Koraal door zaad wordt voortgeteeld; want dewyl het met het bovenfte deel nederwaards wast, zo moet het zaad, indien 'er dat is, tot rypheid gekomen zynde , op den grond van het hol vallen. Hoe komt het dan, dat deeze plant nooit op den V 5 grond  314 Tafereel van Natdor en Konst. grond groeit, daar het zaad valt, maar altyd aaii de zyden of toppen der holen in rotfen, wcrwaards het niet gebragt kan worden? Hierop kan men antwoorden , dat het zaad Van Koraal waarfchynlyk zo fyn is, dat het ligter is dan water, waarin het ook opgevoerd kan worden door het melkagtig vogt , dat het zelve omringt, en van eenen balfemagtigeir aart is. Het gevolg van dit alles is, dat die zaaden, welke tot de oppervlakte des waters ryzen, en daar ginds en weder dryven, verlooren gaan; terwyl zodaahigen , die in hunnen weg uitwasfen of gewelven van rotfen ontmoeten, waaraan zy zich kunnen vast maaken, hunne vliezen ontwinden , en tot eenen kleinen boom groeijen. Door een naauwkeurig onderzoek van de verfcheidene deelen van het Koraal, bevond de graaf Marfigli dat deszelfs bewerktuiging, met betrekking tot dc groeijing, beiTond in den bast CO ; dat uit de buisjes van dien bast een (*) Wy kunnen hier aanmerken dat gewasfen in het algemeen van geene andere deelen voorzien zyn, dan die tot hun beftaan vereischt worden. Dewyl de planten , die in de aarde groeijen, gefchikt zyn om te leeven  PersiË. Natuurl. Zeldzaamh. 315 een vogt fypelt, het welk de kleine holligheden vult, en langs de vogtleiders naar de uiter¬ ven door die vogten, welke door de pooren der aarde gaan, of in de lugt dry ven, zo zyn zy voorzien van wortelen, vezelen en hair-pypjes, om het water uit den grond naar zich te trekken, en van takken en bladen om de vogten des dampkrings in te zuigen; maar de zee-planten, die in het water alles vinden, wat tot li .aren groei vereischt wordt , hebben gcene groote wortelen noodig, om haar het vogt der aarde te vcrfchafTen, dewyl zy zonder deszelfs byftand groeijen. In een woord, het zy wy het Koraal en diergelyke zelfflandigheden den naam van planten geeven of niet, moeten wy egter erkennen, dat zy geregelde voortbrengfels' zyn J welker foorten door voortplantinge in ftand" biyven, en dat het geval in dezelve zo min aandeel hteft, als in de voortplantinge van bloemen en vrugten op het land: en fchoon het water, waardoor zy bedekt worden, de wyze haarcr werkingen , de verfcheidene trappen van haaren groei en voortgang, en de byzondere einden, tot welke zy gefchikt zyn, voor ons verbergt, kan egter de reden zo ver in de geheimen der natuure doordringen , dat zy zo wel in die dingen, welke ten grooten deele voor ons verborgen zyn, als in zodaanigen , welke wy volkomen kennen , doorllaande blyken van eene oneindige wysheid ontdekt , die zichzelve vertoont in de orde en huishoudinge van het heelal, en voor de bewooneren des  ■316 Tafereel van Natuur en Konst. têrfte einden der takken loopt; dat dit vogt zo wel in de holligheden, die de Koraal-jlol fo omvatten, als in die van de uiterfte einden der takken, welker zelfftandigheid nog met gevormd is, verfteend zynde, de plant doet groeijen , en in uitgebreidheid toeneemen. Daar zyn drie foorten van Koraal, de witte naamelyk, de roode en zwarte. De eerfte is de zeldzaamfie en meest in agtinge; maar de roode wordt gemeenlyk gebruikt in de ge neeskunde. Deeze foort is opdroogend, ver koelend en famentrekkend ; zy zuivert het bloed, ontlast de maag van fcherpe vo-ten verfterkt de lever , en ftopt den buikloop! Sommigen fchryven het Koraal ook de kragt toe van onmiddelyk het bloed te (tempen, van het uitkomen der tanden te bevorderen, van de huizen tegen donderfteenen te beveiligen, cn kwaade geesten weg te dryven. Men voegt öcs waters, zo we! a!s voor die der aarde eenen onbekrompen overvloed bezorgt. Wy befpeuren , om kort te gaan, eene Voorzienigheid, die alles in de natuure zo gefchikt heeft, dat het ten voordeele des menscu«Soms famenfpant.  PersiË. Natuurl. Zeldzaamh. 217 voegt 'er by dat het Koraal roodcr fchynt * wanneer het van eenen man , dan wanneerhet van eene vrouwe gedraagen wordt; dat het , door eenen zieken gedraagen , bleek wordt, en dat de veranderingen in de plant overeenkomen met die der ziekte. Maar deeze en andere grillige denkbeelden van de. zelfde foort hebben geene weerlegging noodig. Het voornaamfte gebruik, het welk wy van het Koraal kennen, is dat het dient tot het maaken van kransjes, kettingen, en andere fnuilterycn. De tyd der Koraal-visfcheryë, want zo wordt zy genoemd, is van April tot July ; en dc voornaamfte plaatfen voor dezelve zyn , behalven de Perfiaanfcbegolf, de Roode zee, eneen gedeelte van de. Middelandfche zee, op de kusten van Africa beide en Europa. De wyze van visfchen is genoegzaam de zelfde in alle plaatfen , en dus ingerigt. Zeven of agt mannen gaan in een fchuit, voorzien van een werktuig om het Koraal van de rotfen af te fcheuren, het welk beftaat uit twee ftukken houts, die elkandercn regthoekiglyk kruisfen, met een looden gewigt aan het middelpunt, om het gcftcl tc doen zinken, cn een fterk ne:.  3i8 Tafereel van Natuur en Konst. net aan ieder einde, om het Koraal in tc verwarren, behalven eene meenigte van hennep, los in een gewonden. Dit werktuig wordt met een touw in de zee neêrgelaaten, en langs de kanten der j-otfen bewoogen , waardoor het Koraal, op de vooruitfteekende deelen groeijende, tusfchen de netten en hennep verwart, en door de visfchers wordt-opgetrokken, dié door het fchielyk breeken van het touw fomtyds gevaar loopen van te verdrinken. DELFSTOFFEN. Dewyl Perfië zeer bergagtig is, heeft het overvloed van met-aaien en mineraalen, inzonderheid van koper, lood en yzer, en misfchien wel van goud en zilver: maar de Perfiaanen zyn te onagtzaam om het te ontdekken. Zy hebben ook overvloed van goed marmer ; en naby Bender-Congo , eene zeehaven aan de Perfifche golf, zyn gantfche heuvels van Sulfer, waaruit het in brokken van verfchillende grootte gegraaven , en in eene aanmerklyke meenigte naar de Indien verzonden wordt. In de oostlyke deelen van Perfië, wordt eene  PersiË. Natuure. Zeldzaamh. 310 ne bleek, geele, losfe, aardagtige zelffiandigheid of mergel gevonden, waarin nitrum of falpeter (*)> ta zeer kleine deeltjes geplaatst is, gelyk metaal in zyne ertfe, en wordt 'er wezenlyk in grooten overvloed .uitgehaald. Deeze aarde is niet ongemeen zwaar, kruimelt, wanneer zy gehandeld wordt, gemak- lyk (*) Het is noodig aan te merken dat het Nitrum of falpeter der hedendaagfchen, eene zelfftandigheid is, geheel onderfcheiden van het Nitrum of Natrum der ouden, het welk, fchoon het lang verwaarloosd , en niet wel gekend was, in veele deelen van Afis gevonden is, opgeworpen in kleine heuveltjes, op de oppervlakte der aarde, in gedaante van een grof, los poeder. Dit is het geen dc fchryvers gemeenlyk zeepaarde genoemd hebben, en kan misfchien nu tot eenen nuttigen tak van koophandel gemaakt worden, niet omdat het de plaats van ons falpeter vervult, waarvan het merklyk verfchilt; maar omdat het tot pot-asch en het maaken van zeep en glas dient. Dr, Wil heeft zeer goede redenen gegeeven, om te denken dat de zelfflandigheid, welke hy befchryft, het waare Nitrum der oude Grieken is , en dezelfde , waarvan by Jeremias Hoofdft. II. 22, gcfproken wordt: want al wieicbt gj u met falpeter enz. alwaar baarblyklyk eene zelfftandigheid bedoeld wordt, die eene afwasfchende of reinigende krEgt heeft, en c'erhalven niet aan ons hedendaagsch Nitrum.  320 Tafereel van Natuur en Konst. lyk tot een poeder, fmclt in den mond,maar laat een gruis tusfchen de tanden, en eenen fterken falpeter-fmaak op de tong. Haare natuurlyke kleur is, gelyk wy reeds gezegd hebben , bleek-geel ; maar fomtyds vindt men haar witagtig, roodagtig of genoegzaam zwart, door een inmengfel van andere aarden, fchoon de falpeterfmaak fterker bevonden wordt, naar maate zy geeler is. Men krygt het zout uit deeze aarde of ertfe, door middel van water, het welk hier het zelfde doet ais vuur in de metaal-ertfen. Tot dat einde wordt 'cr een groote diepe put gemaakt, aan den binnenkant wel beftrecken met klei , en half gevuld met water. In deezen wordt de aarde geworpen, wanneer zy gebroken en tot poeder verbryzeld is, en alles wordt wel omgeroerd. Na verloop van vier of vyf dagen, maakt men een gat aan eene zyde van den put, waardoor al het helder water in eenen anderen wyden en ondicpen put loopt, die op den bodem gelyk is, zynde omzet met ïlegte muuren , behalven aan de noord-west-zyde, en van boven open voor de zonne, waardoor het water langzaamerhand in damp vervliegt, en uit het zout, het  Persie. Natüurl. Zeldzaamh. 321 het welk het uit de aavde ingezoogen had, tot kleine kristallen famenfchiet , uit welke iiet ruwe falpeter beftaat, dat wy uit de oosterfche landen krygen. Op deeze wyze bezorgt men zich het meeste nitrum, dat in de wae. reld gemaakt wordt, zo dat deeze aarde deszelfs natuurlyke erts fchynt te zyn, alhoewel 'er veele andere middelen zyn om het te krygen (*)• Het gebruik van falpeter in het maaken (*) De wysgeeren erkennen gemeenlyk dat de lugt bezwangerd is met een vlugtig nitrum , wordende vervolgens medegedeeld, aan vetagtige alkalifche aarde en andere doffen, die gefchikt zyn om het te ontvangen. Hojfman beweert dat nitrum ten allen tyde uit dezelve kan getrokken worden , door haar aan een alkalisch zout bloot te Rellen, in eene plaatfe, dieniet open ftaat voor regen of daauw. De winden, blaazende uit de noordelyke en oostelyke ftreeken , brengen veel toe tot de voortbrenging van nitrum; en het is aanmerklyk dat de aarde, welke wy befchreeven hebben, altyd gevonden wordt aan de zyden van heuvelen , die tegenover die ftreeken liggen. Bevogtigde aarde met de uitwerpfels van dieren; als die van fchaapskooijen, ftallen, duivenhokken, en dergelyke verfchaft meer of min nitrum; en in Vrankryk wordt jaarlyks eene groote meenigte van dat zout gemaakt, door de ftoffe van oude muuren, de kalk van gedoopte gebou- j. Deel. X wen,  322 Tafereel van Natuur en Konst. ken van kruit, en in het bcwaaren van verfcheidene dingen, waartoe het zo wel dient als gemeen zout, is ovcrvloediglyk bekend; cn in de geneeskunde is het van zo grooten dienst, in koortfen, ontfteekingen , en verfcheidene andere ziekten, dat het al de agting, welke men 'er thans in de praktykvoor heeft, fchynt te verdienen. Daar is eene andere foort van zout, Barax genoemd , welks famenltelling , het zy die natuurlyk is, het zy dezelve door konst gefchiedt, niet lang geleeden , weinig fchynt begreepen te zyn. Thans is egter bekend, dat in veele deelen van Perfië, zo Wel als in het gebied van den Grooten Mogol, en andere oostelyke landen , uit de zyden van heuvelen, die overvloed van metaal ertfe hebben, en vooral van koper-ertfe, een modderig water van eene blaauw-gryze kleur afdruipt, zynde het zelve ook fomtyds roodagtig, en fomtyds groenagtig ; maar de twee laatfte kieuwen, en de aarde van plaatfen , daar dieren gemest zyn, in water op te kooken, welk zout men zuiver, door het drie- of viermaal tc kooken, en het vervolgens door verfcheidene loogen te doen gaan.  Persië. Natuürl. Zeldzaamh. 323 kleuren zyn alleenlyk toevallig. Het is brak, bitter en zeer walglyk van fmaak, cn op de oppervlakte dryft fomtyds eene zwavelagtige ftoffe. Dit water wordt, daar bet in genoegzaamen overvloed loopt, in wyde en ondiepe putten geleid, in welken het ter uitwaasfeminge blyft; maar zy , die het o'pzigt over deeze putten hebben , werpen 'er dikwyls eene groote meenigte van de modder in, die door het water in deszelfs loop of by den mond van de bron wordt afgelegd, welken zy 'er wel inmengen, door het water om te roeren, en 'er de zwavelagtige ftoffen , wan, neer zy zig vertoont, van tyd tot tyd af te fchuimen. Wanneer alles door uitwaasfeminge, en de inftortinge van modder tot de vastheid van eene zagte pap gebragt is, gieten zy 'er op het heetlle van den dag eene groote meenigte van gefmolten vet over, en het wel te famen geroerd hebbende, bedekken zy het onmiddelyk met eene ligte korst van gedroogde gewasfen, kleine takken van boomen of dergclykc dingen , en leggen daar een dun dekfel van gemeene klei over. Dus wordt het aan de werkinge der zonne overgelaaten , en wanneer men uit proeven, aan de kanten genomen, oordeelt dat de vogtigheid geheel X 2. v\C  324 Tafereel van Natuur en Konst. uitgewaasfemd is, het welk doorgaans zes of zeven dagen na de bedekking der putten plaats heeft, wordt het dekfel van klei en takken weggenomen, en men ziet eene losfe kruimelagtige zelfstandigheid, die zagtjes in ftukken gebroken en gezift wordt, zo dat het los aardagtig poeder door de zeeve valt, en het zout, uit Het uitgewaasfemd vogt te famen geltold, agterlaat. Dit is het geen wy ruwe of oorfprongklyke Borax noemen ; zynde in onregelmaatige klompen, zeer vuil, aardagtig en vet, van eene groenagtige kleur en onaangenaam van fmaak. Maar wanneer men de Borax in geneesmiddelen of tot andere einden gebruikt, wordt zy door het ftooken gereinigd, en volkomen gezuiverd zynde, is zy helder en doorfchynend,. gelyk rots-kvistal. Borax wordt gebruikt in het foldecren en fmelten van metaalen , cn van de verwers, om glans aan zyden ftoffen te- geeven. In Italië bedienen 'er de juffers zich van totblanketfel; en by ons is zy zeer in agtinge in de geneeskunde, dewyl zy openend is, en dus een kragtig middel tegen alle ziekten , die uit verdikkinge der vogten, en daaruit ontftaanc verftoppingen haaren oorfprong hebben. Zy  PeksieÏ Natuurl. Zeldzaamh. 325 Zy is ook van dienst om de ftonden der vrouwen te bevorderen, en de verlosfing gemaklyk te maaken. De Turkoois wordt in verfcheidene deelen van het oosten gevonden, maar nergens fyner of in grooter overvloed dan in Perfië. Deeze delfftofte, die om haare fchoone kleur altyd onder de edele geftcentcn is geteld geworden , is inderdaad niets anders dan eene ko« per-erts, cn in verre na geen van de hardfie foort. Men vindt haar in de fpleeten van fteenen , die koper bevatten , of in enkele knoppen van de grootte van eene erwt tot die van eene okkernoot, of in bosfen, die zyde aan zyde gefchikt zyn, en groote platte klompen maaken. Haare kleur is bleek blaauw, uiet een weinig groen 'er onder.; uit de natuur is zy van een gladde, gepolyste oppervlakte , zo dat zy dikwyls gedraagen wordt, zonder gepolyst te worden. Maar daar is eene andere foort van Turkoois, die eene gantsch verfchillende zclfltandigheid is van de voorige, beftaande uit de tanden of beenderen van dieren, die naby eenige koper-erts in de aarde gelegen hebben , totdat zy met donker.blaauwe vlekken en aderen geverwd zyn, X 3 die,  326 Tafereel van Natuur en Konst. die, wanneer het been in een maatig vuur gelegd wordt, zich over de geheele oppervlakte verfpreidt, en eene fchoone bleekblaauwe kleur verwekt (*). De juweliers Zeggen dat de fchoonfte en volmaaktfte van 'beide de foorten der Turkooizen, die van de oude rotfe; en dat de min volmaakte en onkostbaarfte , Turkooizen van de nieuwe rotfe genoemd worden, welke onderscheiding wy denken dat haaren oorfprong heeft, uit het geen Tavernier verhaalt, wegens twee mynen van Perfë, die deeze naamen hadden, en in Welker laatfte fteenen van veel minder waarde dan (*) In Vrankryk zyn verfcheidene mynen Van Turkooize», en de meesten, welke nu gedraagen worden , Zyn van die foort; een naauwkeurig waarneemer kan in de fynften zelfs iets van het ivoor ontdekken ; want dewyl eenige deelen van het been harder geweest zyn dan anderen, en veel minder van de kleur ontvangen hebben , zyn zy door hunne witagtige verwe ligtlyk teonderfcheiden. Om haar, ter verfpreidingc van het blaauw over de gantfehc oppervlakte , heet te maaken, moet men met veel omzigtigheids te werk gaan; want eenigen van deeze Turkooizen eifchen grooter graad van hette dan andere, om ze tot haare kleur te brengén , cn wanneer de hette te fterk is, wordt zy geheel weggenomen»  PeRSIË. NATUURL. ZELDZftAMH. 327 dan die van de eerfte gevonden werden. De grootfte onvolmaaktheid van alle Turkooizen is dat zy door den tyd haar hlaa.uw geheel verliezen, en groen worden, wanneer zy van geene waardye altoos zyn. Daarenboven worden zy gemaklyk nagemaakt, en dat zo volkomen, dat het bedrog zeer bezwaarlyk te ontdekken is. De Lopis Lazuli, die in Perfië en andere Afiatifche landen gevonden wordt, is meest in agtinge, fchoon dezelve ook in Africaen America , als' mede in E-urapa voorkomt. Hy wordt doorgaans Azuur-fieen genoemd, als zynde voor het grootfte gedeelte van een fchoon donker hemels-blaauw, maar altyd gcfchakeerd met eene witte ftoffe, en verfierd met adere van eenen goud-kleur ; de geeie aderen zyn zeer helder en glansfig, en de witte heeft men gemeenlyk gehouden voor eene marcafiet , maar zy zyn weezenlyk een vervalscht kristal. De fteen wordt gevonden in onregelmaatige klompen, van de grootte eencr okkernoot tot die van een mans-hoofd, en kan fyn gepolyst worden, maakende, wanneer hy bewerkt is, eene zeer fraaije vertooning. Hy is nog fraaijer, wanneer de gou • X 4 den  328 Tafereel van Natüur en Konst. den marcafiet in onderfeheidene vlekken, en niet in de gedaante van aderen , 'er over verfpreid is, en wanneer de witte ftoffe zeer zuiver en doorfchynend is; in welken ftaat eenige natuurkenners denken dat deeze fteen de Saffier der ouden is. Misfchien is hy, even als de Turkoois, alleenlyk eene fraaijc foort van koper-erts; doch wat hier ook van zyn mooge, hy wordt gepolyst en geagt als een edelgefteente, en ook fomtyds gebruikt in de geneeskunde. De Lapis Lazuli verfchaft den fchilderen dat fchoone blaauw , het welk overzeescb blaauw (*) genoemd wordt , cn nooit (*) Dit blaauw is eene van de kostbaarfle kleuren, welke in de fchilderkonst gebruikt worden, liet wordt bereid door den fteen in eene yzeren pot of kruik te branden, dien vervolgens zeer fyn op een ftuk porfierfteens te maaien, en'daarna te mengen met een deeg, gemaakt van was, pek, maftik , olie en terebintliyn. Dit deeg moet wel in zuiver water gewasfehen zyn, om het gekleurd gedeelte van het andere af te fcheiden, zakkende het eerstgenoemde naar den grond, in de gedaante van een fyn, fchoon , blaauw poeder. Het water wordt vervolgens afgegooten, en het poeder, in de zonne gedroogd zynde , is het ware overzeescb Haauxu. Zy, die deeze kleur bereiden , hebben 'er door-  PersiË. Natourl. Zeldzaamh. 329 nooit verandert, daar het Duitfcbe eene groenagtige kleur kan aannccmcn. De JJiatifcbe fteen kan ook het vuur verduuren, waartoe die, welke men in Europa vindt, niet gefchikt zyn. GENEEZENDE BRONNEN. De berocmdfte Mineraale wateren in Perfië zyn die van Baringe , eene halve myl van 7WÜ,en die van Seid-kent, een ander vlek, zes mylen van de zelfde ftad. De wateren zyn fulferagtig, en fommigen kookend heet, terwyl anderen zeer koud zyn. 3 Omdoorgaans vier (bonen van, welke zy krygen door zo veele onderfcheidene wasfehingen ; de eerfte derzelven is de beste, en fomtyds zo fchoon dat eene once voor elf ponden fterling verkogt wordt, daar men de laatfte foort voor twaalf of vyftien fchellingen kan krygen. Het gemeene Duitfcbe overzeefebe-blaauw is mindet kostbaar, zynde alleenlyk fteen, die wel gemaalen en tot ftof verbryzeld is. Men zegt dat dc wyze om deeze kleur te maaken in Engeland eerst ontdekt werd, en dat een bewindsman van de Oest-Indifcbe Maatfchappye,in gefchil met zyne medeleden geraakt zynde , zich wreekte, door het geheim te openbaareu, X 5  330 Tafereel van Natuur en Konst. Omtrent tien mylen van Asjesn , aan den voet van eenen hoogcn berg , liggende ten noorden van Gombroon, zyn verfcheidene bronnen, hccte beide en koude , die veel bezogt worden, ter geneezinge van venus-ziektcn, trheumatieke pynen, fchurftheid, melaatsheid en andere ziekten van den huid : maar zy worden alleenlyk uitwendiglyk gebruikt Öoor baadcn; want het water is, gedronken zynde, een fterk braakmiddel. Niemand woont naby deeze baden, maar daar zyn eenige weinige hutten opgerigt tot gemak van van dc lyderen, die zorgen moeten om zichzelven van alle andere noodwendigheden te voorzien. Wy zouden veele andere geneezende bronnen kunnen opnoemen, die in dit groote ryk gevonden worden ; maar dewyl derzei ver hoedaanigheden veelal de zelfde zyn, zoude een berigt wegens deezen, verdrietige herhaalingen veroorzaaken. FRAAISTE KONSTEN, HANDWERKEN, enz. De Perfifcbe fchrynwerkers worden voor zeer ver-  Persië. Konsten, Handw. enz. 331 vernuftig gehouden in het maaken van allerlei ingelegd werk, en in het vervaardigen van 'pragtige zolderingen, die allen op den grond gereed gemaakt, en vervolgens tot boven in het gebouw verheven worden. De Perfiaanen zyn ook zeer ervaren in de konst van draaijen, fchoon zy tot dat einde geene latten hebben, maar alleenlyk eene pen , waaraan zy het ftuk houts, of het geen zy draaijen willen , vast maaken. Het ftuk wordt gedraaid, door middel wan een leeren riem, die tweemaal rondom de pen gaat, en door eenen jonge met beide zyne handen wordt vastgehouden, welke eerst aan het eene, en dan aan het andere einde trekt ; maar wanneer het ftuk klein is , heeft de werkman geene hulp noodig, dewyl hy dan met dc eene hand den as draait, en met de andere het hout beftiert. Zy draaijen zo wel metaalen als hout, maar daarin fchieten zy ver te kort by de Europeaamn, en zy zyn geheel vreemdelingen .in de wyze om een ovaal te draaijen. Zy verlakken zeer net, doende de geweldige beweeging van het draai-werktuig het vernis, zonder behulp van vuur, fmelten ; en door hun werk met eenen ruigen lap, en een weinig olie te wryven, geeven zy het eenen verwonder-  332 Tafereel van Natuur en Konst. derlyken glans, die nooit verdwynt; ook is het vernis geene affchilfering onderworpen. De Pcrfifcbe konfïenaars munten uit in alle foorten van borduur-werk , inzonderheid in het borduureu van goud en zilver op laken, zyde, of leer. In dit werk overtreffen zy zelfs de Turken, over wier flikken en borduuren wy ons ten hoogflen verwonderen. Hunne paar den-tuigen zyn onder anderen zo net en gelyk, dat men die voor borduurfels zoude aanzien. Het goud- en zilverdraad, -waarvan zy zich bedienen, is zo wel gevlogten, dat het als getrokken draad voorkomt, vertooncnde de zyde zich niet in het allerminlie. Eene andere zaak, waarin de Perfiaanenuhmunten , is het leer bereiden , zynde een groot gedeelte van het geen wy Turkstb leer noemen, in Perfië gemaakt; en zy zyn voornaamelyk bedreeven in het bereiden van Segryn (0, het welk zy naar Turkyë en andere na- (*) De Schryvers zyn het niet eens, welk dier het is, van welks vel men het Segryn bereidt. Gemeenïyk agt men dat het een woud-ezel is, en dat men zich alleenlyk van het hardite gedeelte bedient. Berelli zegt dat  Persik. Konsten, Handw.enz. 333 tiabuurige landen aan de juffers zenden. Dit is eene foort van leer , bedekt met kleine rondagtige korrels ; het is zeer digt en hard J maar in het water geftokcn zynde, wordt het zagt cn buigzaam, waardoor het van grooten dienst is, in het bekleeden van boeken, doozen cn andere dingen. Om het te bereiden wordt het vel van het dier, zo ras het 'er afgehaald is, uitgeftrekt en met mostaard-zaad of een zaad, naar het zelve gelykende, be-, dekt, het welk op het vel fyn geklopt wordt; waarna men het eenige dagen aan de lugt bloot fielt, en vervolgens touwt. De Perjiaanen maaken eene foort van porcelein, het welk een van hunne fraaifte werken is. Deszelfs korrel is zo fyn en doorfchynend , dat het naauwlyks van Chineescb porcclein kan onderfcheiden worden; ja men zegt dat het een zee-kalf is, anderen eene foort van visch, welken de Turken fegryn noemen, wiens vel bedekt is met fchubben, die zo hard zyn dat men 'er hout meê kan raspen en glad maaken. Daar is ook een Scgryn , het welk van het vel van de fquatina, by ,ons zee-egel genoemd , gemaakt wordt , en fomtyds wordt het zeer wel nagemaakt van marroquin.  334 Tafereel van Natuur en Konst. zegt dat de Europeaanen het Perfiaanfche met het Chineefche vermengen , en in Europa invoeren. Zy hebben eene konst om dit porcelein zeer fraai te emailjesren met een mengfel, gemaakt van glas en fyn geftooten fteen, tjes,waarby andere metaalen of mineraaleftoffen gevoegd worden, om het de vereischte kleur te geeven. Bedreevene werklieden fchryven den glans der kleur aan het water toe, en beweeren dat 'er fommige wateren zyn, die de kleuren ontbinden en maaken dat zy zich verfpreiden , daar 'er andere zyn , die haar Samentrekken en in eene plaatfe doen biyven. De ftukken, die de Perfmanen allerbest maaken , zyn geëmaljserde tegels, gefchilderd en uitgefneeden in nabootfinge van ingelegd werk; en niets van die natuur kan fchooncr of leevendiger zyn, of in de teekeninge fraaijer of regelmaatiger bevonden worden. Dit Perfiaansch porcelein kan het vuur verduuren, zo dat men 'er water in kan kooken, zonder dat het breekt; en het is hard genoeg om 'er mortieren van te maaken , waarin men verw, en andere ftoffen kan klein maaken. De zwaardveegers in Perfië maaken zeer goede wapenen, inzonderheid boogen en fa, bels,  Persie. Konsten, Handw. enz. 335 'bels. Hunne boogen zyn van hout en hoorn, over eikanderen gelegd, cn bedekt met zenuwen , over welken de bast van eenen boom zeer glad en effen gewerkt is; daarna worden zy geverwd en beftrceken met een uitmuntend vernis; de peezen zyn van gevlogten zyde, die de dikte heeft van eene groote fchryfpcnne; en de pylkookers zyn van leer gemaakt, met goud cn zilver geborduurd. Ridder Jobn Cbardin verhaalt, dat zy de klingen van hunne houwers of fabels koud fmeeden, en eer zy die indoopen met kaarsfmeer, olie of boter beftryken, om het breeken voor te komen. Daarna temperen zy die met azyn cn koperrood ; en het Indiaanfcbe ftaal , waarvan zy zich doorgaans bedienen, voller van aderen zynde dan het onze , is beter gefchikt voor Damasceener klingen, in welke te maaken de Perfmanen ook uitmunten. Tavenier zegt dat zy ongemeen bedreeven zyn in Damasceener klingen met vitriool tc maaken , cn dat zy hun ftaal uit Golconda hebben, het welk de eenigfte foort is, die men tot dat einde gebruiken kan. Wanneer zy het in 't vuur leggen om het te temperen , geeven zy het eenemaatige roodheid, gelyk die van eene kers; en in plaatfe van het in water te blusfehen, winden  336 Tafereel van Natuür en Konst. den zy het flegts in eenen natten linnen lap 5 want indien zy het den zelfden graad van hette gaven, tot welken wy ons ftaal brengen, dan zoude het zo broos worden als glas. Daar zyn verfcheidene andere bewerkingen van yzer en ftaal, waarin de Perfiaanen zeer wel flaagen,inzonderheid in het vervaardigen'' van zaagen, welke zy zo glad maaken als een fpiegel. Zy maaken ook goede fcheermesfen, en fcheeren zeer handig; hunne fchaaren zyn mede goed, fchoon wat anders van gedaante dan de onzen, zynde hol aan den binnenkant, gelyk geuten, het welk zy zeggen dat de oorzaak is dat de twee lemmetten vaster ineen fluiten, en beter fnyden. Hunne fpiegels zyn gemeenlyk van ftaal en bolrond, fchoon zy ook holronde hebben. Dewyl de lugt in Perfië droog is, verroesten deeze fpiegels niet, en verliezen nooit iets van hunne gladheid. Zy hebben ook fpiegels, gelyk de onzen, maar in verre na zo veel niet als metaalen, die om twee redenen meer by hun geagt worden: vooreerst, omdat zy duurzaamer zyn , als geen gevaar loopende, om door vallen te breeken; en ten tweeden omdat dc glazen onnut worden, wanneer zy hun foelie verliezen, en de  Persië. Konsten, Handw. enz. 337 de wyze om glazen te verzilveren in Perfië en andere oosterfche landen onbekend is. Voeg by dit alles dat het kwikzilver aldaar, door de groote droogte, eer van de fpiegels afvalt dan in Europa. De konst van verwen fchynt in Perfië beter dan in Europa bekend te zyn, dewyl de kleuren daar glanfiger en duurzaamer zyn ; maar dit is niet zo zeer aan eene grooter bedreevenheid der werklieden, als wel aan de lugtsgefteltenisfe des lands toe te fchryven; want de lugt, droog en helder zynde, maakt dat de kleuren een leevendiger voorkomen hebben. Men kan het ook aan de kragt en deugd der verwltoffen toeëigenen, van welken veelen in Perfië zelfs groeijen, zo dat men die aldaar in haare grootfte volmaaktheid heeft. De Perfiaanen hebben goede fabrieken van katoen, geiten-en kemels-hair, van garen en inzonderheid van zyde, welke de voornaamfte fabriek in Perfië is. De inboorelingen hebben zich voornaamelyk toegelegd om dezelve te bewerken; daarin zyn zy best ervaaren, en het is een der handwerken, waarmeê zy zich meest bezig houden. Behalven armozynen, I. Deel, Y  338 Tafereel van Natuur en Konst. tabynen, fatynen en zyden ftoffen, gemengd met katoen, of met kemels- of geiten-hair, die door geheel Perfië gemaakt worden, hebben zy ten minften honderd foorten van goud- of zilver-laken ; maar het dubbele , het welk aan beide de zyden eveneens is, is de fchoonfte en kostbaarfte ftof, welke in het oosten gemaakt wordt ; het zelfde mag men ook zeggen van het goud-fluweel. Alle de Perfifche ftoffen zyn zeer duurzaam, en zulken, daar goud of zilver in gewerkt is, behouden haare kleur en luister tot het laatst toe. De beste getouwen en werklieden voor deeze ftoffen zyn te Tesd , Cashan en Ifpaban; die voor tapyten zyn voornaamelyk in de provintie van Kerman, die de besten zyn welke men ergens vindt , en gemeenlyk Turkfcbe tapyten genoemd worden, zo wei als die in Turkyë zelf geweeven zyn. De meeste geiten-hairen ftoffen worden in Hyrcanië gemaakt. De Perfiaanen maaken en drukken ook eenige katoenen lywaaten; maar zy komen niet in vergelykinge met die van de Indiën. Wat de bouwkunde der Perfiaanen betreft, daar is geen land in de waereld, daar de arbeidslieden beter handeling hebben, om daken  mm Persié'. Konsten , Handw. enz. 339 ken en boogen te maaken; want de daken van hunne huizen zyn doorgaans gewelfd. Deeze gewelven zyn egter laag , omdat zy veelal op den top terras/en maaken, de ledige tusfchenruimten, die door de rondte van het gewelf veroorzaakt worden, aanvullende en gelyk maakende, opdat zy, wanneer het weer zulks toelaat, op de terras/en een lugtje fcheppen en leggen kunnen. De muuren hunner huizen zyn gemeenlyk van tigchelfteen, aan den binnenkant overftreeken met gemengde kalk, over welke zy eene laag fchoon pleifter leggen; vervolgens witten zy hunne muuren, of beftryken die met een mengfel van geftooten talk en kalk, het welk den wanden en boogen eenen luister byzet, als of zy vergil* verd waren. Schilderyen zyn hunne voornaamfte fieraaden.en indien zy eenigfnywerk hebben, beftaat het zelden in iets anders dan in bloemen of lofwerk. De venfters der huizen van het gemeen, beftaan alleenlyk uit houten traliën, maar die van den adel hebben ruiten, welker glas dik en gegolfd is, opdat het volk 'er niet door zoude zien; en de ruiten zyn van verfchillende kleuren , zynde fommigen rood,eenigen groen en' anderen geel. De Perfiaanen hebben gemeenlyk een geftel op Y 2 de  340 Tafereel van Natuur en Konst.- de toppen hunner huizen om 'er de verfche lugt in te laaten; en in de geringfte huizen zelfs is eene water-kom , gemaakt van tigchelfteen', cn beftreeken met een cement, het welk door den tyd zo hard wordt als marmer. Dit cement wordt gemaakt van zeer fyne aseh, gemengd met half zo veel ongebluschte kalk, en eene foort vandöns, grocijende boven op zeker riet, in welks plaatfe zy fomtyds zeer fyne lokken van gei» ten-hair gebruiken. Dit mengfel is tegen water, en zelfs tegen vuür beftand ; maar de vorst doet het fcheuren en affchilferen; om dit voor te komen, worden de kommen in den winter droog gemaakt, met bladen gevuld , en met matten of karpetten gedekt. MERKWAARDIGSTE OPENBAARE GEBOUWEN. In Ifpaban, de hoofdftad vafi Perfië is een plein, het welk de reizigers in het algemeen, als het fchoonfte der waereld befchryven. Volgens ridder John Chardin is het 440 fchreeden lang, en 160 breed; maar de heer Thevenot fielt deszelfs' langte 700, en de breedfe twee of driehonderd fchreeden. De huizen  'PeksiË. Oenbaare Gebouwen. 341 zen rondom dit plein zyn allen van de zelfde hoogte, en gebouwd op de zelfde wyze, zo dat niets regelmaaagor zyn kan, en-omtrent twintig fchreedcn van de gebouwen af, is eene waterleiding, gemaakt door Scbacb Abat den eerften, die, om het plein des te meer te vorlieren, de tusfchenruimte tusfchen de waterleiding en de gebouwen deed 'beplanten met hooge boomen, welke in den zomer eene zeer.aangenaame febaduw verfchaffen. Dit kanaal is aan den binnenkant bezet met tigchelfteenen , en heeft aan weêrzyden eene eindpaal van zwarten fteen, een .voet hooger dan de grond opgemetfeld,. en zo breed dar 'er vier mannen naast clkandercn op kunnen wandelen. Aan'het zuid-einde van dit plein is de koningklyke mosquee, gebouwd.in de gedaante van eenen vyfhoek , met eene groote voor-plaats , en een gallery .rondom dezelve, ryklyk verfierd met goud en azuur, alles ingelegd met geëmailleerde vierkanten ; en dc gallery heeft eene fries in-'dc:rondtc, waarop verfcheidene plaatfen uit.den Koran, -met gouden letteren gefchreeven ftaan., Door ■deeze pragtige gallery. gaande r komt men aan -eene fchoone kom van jaspis, onderfchraagd -door een pedeftal van den zelfden fteen, zynY 3 de  342 Tafereel van Natuur en Konst. de agt voeten hoog, en voorzien van trappen om tot het water te komen. Het dak van de mosquee, is een der fchoonfte ftukken van de Perfifcbe bouwkunde, en zo hoog dat het op eenen grooten afftand kan gezien worden. Het koningklyk paleis is zekerlyk een van de ruimfte gebouwen der waereld, hebbende byna anderhalve myl in den omtrek. Deszelfs groote gallery is aan de west-zyde van het bovengemelde plein, zeer hoog, en geheel van porfier-fteen. De drempel aan den ingang is van groenagtig marmer, omtrent vyf of zes duimen hoog : de > Perfiaanen houden denzelven voor heilig , zo dat zy 'er altyd over heen flappen, en hy ,■ die dorst waagen om 'er zyn voeten op te zetten, zou ftreng geftraft worden. De poort wordt ook voor heilig gehou den, en zy, die eenige gunst van den keizer verkreegen hebben, kusfen dezelve met groote plegtigheid, biddende overluid om hetwelzyn van hunnen vorst. De keizer zelf gaat, uit eerbied, nooit te paard door deeze poort. Een weinig verder dan de gallery, zyn twee groote zaaien: in de eene worden door den voorzitter van de divan geregts-zittingen gehouden; en de andere behoort ook aan een groot"  PeRsie'. Openbaare Gebouwen. 343 groot' ftaatsdienaar. Naast aan deezen zyn twee kleiner zaaien , de wagt kamers genaamd, omdat zy tot dat einde gefchikt zyn. Maar ridder Jobn Cbardin zegt dat 'er by dag geene wagt gehouden wordt, en dat zy, die 'er by nagt geplaatst worden om tc waaken, zo gerust ilaapen, als of zy in hunne huizen waren. De zelfde fchryver zegt ons dat deeze gallery eene gewyde vryplaats is, uit welke niemand dan de keizer zelf vlugtelingcn verdryven kan. Uit de gallerye gaat men door eenen langen gang, naar veele ruime gebouwen, die voor pakhuizen en winkels dienen, en waarin alles wat tot des keizers huishouding behoort gemaakt wordt. Aan de regter-zyde is de koningklyke boekery, en naast aan dezelve is de groote kleêr-kamer , bedaarde uit verfcheidene vertrekken of zaaien. Daar zyn veele andere zaaien, allen tot eenig byzonder gebruik gefchikt, en genoegzaam op de zelfde wyze gebouwd , zy zyn allen in eenen tuin, zyn van boven gewelfd, en hebben aan weêrzyden eene ry van pilaaren. De meesten hebben eene groote water-kom inhetmid. den, en de muuren zyn bezet met jaspis, ter Y 4 hoog-  344 Tafereel van Natücr en Konst. hoogte van agt voeten; vervolgens ziet men tot aan het middelpunt van het gewelf niets anders dan nisfen, opgevuld met duizend verfchillende figuuren, die in den muur vast fchynen, en gemaakt zyn van kristal' agaat, barnfteen, porcelein en andere kostbaare ftoffen. Naby deeze pakhuizen flaan de pragtigfte gebouwen van het paleis, beflaande uit eene groote zaale, die vyf voeten boven den tuin verheven is , welker zoldering uit ingelegd ■werk beftaat, en onderfchraagd is, door agttien zuilen, die, dertig voeten hoog, fraai gedraaid en verguld zyn. Aan weêrzyden van deeze zaale is eene andere, maar niet zo groot, en agter dezelve is eene derde, die eenen zoldering heeft, gelyk de eerfte. In het midden van de groote zaale zyn drie kommen boven eikanderen, in de gedaante van eene piramide, welker laagfte vierkant is , en tien voeten middellyns heeft, en de twee anderen zyn agthoekig. De koningklyke troon is onder eene foort van akove geplaatst, zynde twaalf fchreeden lang en agt breed. Hier verleent de vorst, op eene zeer ftaatelyke wyze, gehoor aan vreemde ftaatsdienaaren. De wanden zyn verfierd met fchilderyen, vertoonen- de,  PersiË. Openbaare Gebouwen. 345 dc de gevegten van Abbas den grooten tegen de Tartaaren cn witte Mooren, doorwrogt met goud en azuur. Daar zyn twee andere groote gebouwen, die ieder in eenen byzonderen tuin ftaan; het eene is genoegzaam gelyk aan dat, het welk wy zo even befchreeven hebben: het andere is twee verdiepingen hoog, en beftaat uit kamers, galleryen, balkons en andere fieraaden. Byna in iedere kamer zyn water-kommen cn fonteinen, en in deeze gebouwen houdt de koning zyne gezelfchappen. De muuren, door welke deeze tuinen omringd worden , zyn van aarde , en tien of twaalf voeten hoog. Boven dezen is eene gallery, die alleen door den koning gebruikt word, en waardoor hy, zonder gezien te worden, naar andere deelen van het paleis gaat. Tot het vrouwen-huis of de baram , zyn vier groote toegangen. Een derzelven is op het koningklyk plein, een andere tegenover deeze, een derde naby de keukens van het paleis, en de vierde wordt nooit dan door den vorst zeiven gebruikt. De eerfte toegang is in eene hooge gallerye, naast aan welke drie Y 5 rui-  346 Tafereel van Naïour en Konst. ruime zaaien zyn. In twee deezer zaaien moogen de (taatsbedienden komen, maar de derde is alleen toegangklyk voor gefneedenen. Rondom deeze gallery zyn trappen, op welken de gefneedenen, die in dienst zyn, zitten , om de boodfchappen der geenen , die buiten zyn , naar binnen over te brengen; want alle moogen zy niet binnen in de baram komen. Na door deeze gallery gegaan te zyn, ontdekt men de tuinen, die met hooge boomen beplant en van eene groote uitgeftrektheid zyn. Men ziet 'er ook vier groote gebouwen , in welke de vorftinnen van koningklyken bloede, en zodaanige vrouwen, die den koning om haare uitmuntende fchoonheid zyn aangebooden , haar verblyf houden. Alle deeze gebouwen hebben eene verdieping boven den grond, en beftaan uit zo veele galleryen, kamers en vertrekjes dat zy volmaaktelyk naar doolhoven gelyken. Zy zyn fraai verguld en gefchilderd, en ieder van dezelvcn mag een paleis genoemd worden. Behalven deeze gebouwen zyn 'er ten minften nog dertig kleiner, allen op de zelfde ry, en iiitloopende in vermaaklyke tuinen. De brug te Zulpba, eene der voorlieden van  Persie'. Openbaare Gebodwen. 347 van Ifpahan, wordt door Tavernier en Thevenot befchreeven, als een der fchoonfte gebouwen in Perfië. Zy is van tigchelfteen gemaakt met hardfteenen boorden, en is genoegzaam vlak, zynde in het midden maar weinig hooger dan aan de einden. Zy is meer dan honderd fchreeden lang en twintig breed , en rust op verfcheidene fteenen boogen. Aan weêrzyden is eene gallery, agt of negen voeten breed; dezelve loopen van het eene einde tot het andere, zyn eenige treden boven de brug verheven, en hebben menigvuldige openingen, door welke men ligt fchept, verfche lugt inademt, en een uitzigt heeft op de rivier. Indien iemand een Iugtiger weg verkiest, kan hy op de zoldering der galleryen wandelen; maar hier is men in den zomer zo aan de hette der zonne blootgefteld, dat veelen den bedekten weg verkiezen, die in den winter ook dikwyls voor eenen ryweg dient, wanneer de rivier overvloeit, en over het midden van de brug, dat voor paarden gefchikt is, ftroomt. Maar het merkwaardigfte is een andere weg, wanneer het water in den zomer laag is; dezelve is zeer aangenaam, ter oorzaake van zyne koelte. Deeze weg is genoegzaam ,gelyk met den bodem van de rivier;  348 Tafereel van Natuur en Konst. vier; maar daar zyn fteenen zo geplaatst dat men 'er over kan ftappen; ook zyn 'er openingen in de beeren van de brug van het eene einde tot het andere. Reeds een berigt wegens de kouingklyke mosquee te Ifpaban, gegeeven hebbende, oordeelen wy het onnoodig meer wegens de 'befchryving van deeze gebouwen te zeggen. Maar daar is eene andere pragtige mosquee te Com, in welke Fatima, de dogter van Mobamed , en twee koningen hegraaven zyn , en die daarom eenige opmerking fchynt te verdienen. De toegang tot dezelve is over vier ruime pleinen, welker eerfte een fchoone tuin is, en het laatfte is belegd met glad marmer, en omringd van nette en fraaije woonplaatfen voor de priesteren. De deuren der begraafplaatfe zyn - verfierd met zilveren plaaten, en de graafftede van Fatima is omhemd met een getraalied hek van het zelfde metaal. Aan derzelver zyden zyn de graflieden van Abas den eerften, en Sepbi den eerften, twee der ferfiaanfebe oppervorsten , en hier zyn de priesters geduuriglyk bezig met hetleezenvan den Koran, voor het welk, zo wel als voor andere dienften, groote inkomsten aan deeze  Persie. Openbaare Gebouwen. 345» ze mosquee zyn toegelegd. Men kan zich niets netter, kostbaarer en pragtiger dan dit gebouw verbeelden, en de fieraaden zyn overeenkomltig met de fchoonheid van het geftigt zelf. Om den leezer eenig denkbeeld wegens de karavanferyen van Perfië en andere oosterfche landen te geeven, kan het niet nutteloos geoordeeld worden de koninglyke herberg te Casban te befchryven, die, volgens ridder Jobn Cbardin, niet flegts de fchoonfte in die ftad, maar in het geheele Perffcbe ryk is. Zy is een vierkant gebouw, zynde aan weêrzyden van de voorplaats tweehonderd fchreeden lang. Zy heeft twee verdiepingen ; op de onderfte is eene voorkamer , die langs den gantfehen voorgevel loopt, en ter manshoogte met traaliën bezet is. De tweede verdieping is eveneens gemaakt als de eerfte, en bezet met een getraalied hek, dat viervoeten hoog is, het ligt doorlaat , en rondom het gebouw loopt. De ingang is onder een hoog en pragtig portaal, verfierd met ingelegd werk, zo wel als de rest van het gebouw; eu midden op de voorplaats is eene fchoone fontein. Het agterfte gedeelte van deeze herberg be-  350 Tafereel van Natudr en Konst. beftaat uit groote Hallen, kamers voor bedienden en pakgoederen, pakhuizen en verblyfplaatfen voor den armen, en voor het landvolk , het welk zyne goederen ter markt brengt; en agter alle deeze plaatfen zyn ruime tuinen. De ftigter van deeze pragtige karavanfery was Abas de groote; naast aan dezelve ftaat het koningklyk paleis, en een ander paleis , geftigt ter huisvestinge van afgezanten, beiden gebouwd op kosten van den zelfden vorst. Men moet aanmerken dat de karavanferyen in de Porfifche en Turkfcbe fteden, meestal in deeze vierkante gedaante gebouwd zyn, en dat 'er galleryen rondom zyn, in welke men in de kamers gaat, gelyk in veele voornaame herbergen van Europa plaats heeft. In zeker opzigt gelyken zy naar kloosters ; want by iedere herberg ftaat eene mosquee, en de vertrekken zyn gelyk de cellen in de rustplaatfen der geestlyke geftigten. Wanneer een koopman in een van deeze karavanferyen, komt, heeft hy niets anders te doen dan zich by den huisbeftierder te vervoegen, die hem een verblyf, en een pakhuis voor zyne goederen zal aanwyzen, mids by by zyne aankomst een  Persië. Openbaars Gebodwen. 351 een weinig gelds, en eenen dag daarna twee of drie Huivers betaale. Wat leevensmiddelen, .kaarsfen, brandftoffen en andere noodwendigheden betreft, zy worden in de herbergen gebragt, en daar voor eenen laagen prys verkogt. Maar de karavanferyen , die op de buitenwegen zyn, verfchillen eenigermaate van die, welke men in de fteden vindt. Zy worden dikwyls in dorre en onbebouwde woestynen geftigt; in fommigen wordt het water van ver afgelegene plaatfen , en met groote kosten gebragt, zynde 'er geene karavanfery zonder put of regenbak. Dewyl deeze gebouwen gefchikt zyn ter huisvestinge van kooplieden , .die in gezelfchap van eikanderen met kameelen, muilezels, koopwaaren, enz. reizen , zyn zy doorgaans zeer groot, lang en vierkant , hebbende het voorkomen van een fchuur, zonder dat zich eenige onderfcheidene kamers of vertrekken opdoen. Rondom den muur is een bank, die twee voeten hoog en zes breed is, en den reizigers voor bed en tafel tevens dient. De opene ruimte in het midden is gegefchikt voor kameelen, muilezels en paarden. Daar zyn op gevoeglyke afftanden van eikanderen haardfteden en fchoorfteenen, daar do fpyzen bereid worden. Na den maaltyd zyn de  352 Tafereel van Natuur en Konst. de bedden fcbielyk gereed, dewyl zy alleenlyk beftaan uit eene mat, die over de bovengemelde bank gefpreid wordt; daar de zadels voor oorkusfens, en de klederen voor dekens dienen. Deeze karavanferyen zyn gefchikt voor allerleie reizigers, van welken rang, plaatfe of godsdienst zy zyn moogen; en veelen hunner worden, op koste van den ftigter, van ïtroo, brood en andere noodwendigheden voorzien. Einde van bet eerfte deel.