TAFEREEL van NATUUR en KONST.   TAFEREEL VAN NATUUR en KONST, behelzende, by eene algemeene landbeschryving en beknopte historie der verscheiden volken, alle de voornaamste byzonderheden, die in de bekende waereld, met betrekking tot de natuurlyke historie , den godsdienst , de staatkunde , de weeten sc happen , konsten, koophandel, enz. voorkomen. Grootdeels naar bet Engelfcbe gevolgd. Twaalfde Deel. Te AMSTERDAM, By PIETER MEIJER, op den Dam. MDCCLXXIV.   TAFEREEL van NATUUR en KONST. duitschland; zwitser. land en hongarye. overblyfsels der oüdheid en andere Zeldzaamheden. Onder de Oudheden, die in de Landen, met welker befchryvinge wy ons thans bezig houden, voorkomen, is een Charter in een Kerk te Praag, dat men voor het oorfpronglyke Charter van Alexander den Grooten houdt. Indien het zelve egt is, dan moet men hetze-? kerlyk als het oudfte Gedenkfchrift in Europa aanmerken. Wy zullen 'er de volgende overzetting van plaatfen: ,, Wy, Alexander de Groote , zoon van XII. A „ Ko-  2 Tafereel van Natuur en Konst. „ Koning Filippps, grondlegger van het Griek» „ fche Ryk, Opperbevelhebber der Perfiaanen, „Meden, enz. en van de geheele waereld, m van net oosten tot het westen, en van het „ zuiden tot het noorden, zoon van arooten 5, Jupiter, by enz. zoo genoemd; aan u , het „ edele geflagt der Slavoniers, en aan uwe „ afftammelingen, om dat gy ons ter hulpe ,, geftrekt hebt, getrouw in woorden en „ kloekmoedig in den oorlog. Wy befpree,, ken de gantfche landftreek van het noor„ den tot het zuiden van Italië, voor ons en „ onze opvolgeren, aan u en uwe nakome„ lingfchap voor altyd: en indien daar eenig „ ander volk gevonden wordt, laat het aan „ u onderworpen zyn".. Gegeeven te Alex„ andrië, den i2den van de Godinne Miner„ va. Getuigen Ethra , en de elf Vorften, „ die wy tot onze opvolgers benoemen." Te Praag wordt ook een der drie affchriften bewaard van de berugte gouden Bullen, of de Keizerlyke Grondwet, die Keizer Karel de IVde in den jaare 1356 deed opftel2en, en, met toelïemming van alle Ryksftanden, op den Ryksdag te Mentz, afkondigen. Het tweede affchrift is te Neurenburg, en het  DüITSCHL. ENZ. OvERBLYFS. DER OUDH, 3 het derde te Frankfort aan den Main. Uit hoofde van de ongeregeldheden > welke eertyds by de Keizerlyke verkiezingen plaats hadden, zoo-dat de Keizer zoo wel als de Ryksftanden, by de tiuTehen regeeringen groote inbreuken op elkanders regten gemaakt hadden, werd het noodig geoordeeld door ecne grondwet vast te ftellen, wat vervolgens in het Roomfche Ryk zoude in agt genomen worden. Deeze wet is in een Boek van dertig hoofdflukken vervat, en draagt den naam van gouden Bulle, om dat 'er een gouden zegel in een doosje aan hangt. Derzelver inhoud behelst voornaamelyk de wyze der Keizerlyke verkiezinge; het regt van den Keizer en dat van de Vikariflen; het regt van de Keurvorsten in het algemeen, en van ieder Keurvorst in het byzonder, nevens de Regten der Vorsten en Steden der Ryksdagen en Ryksgeregten*. De (*) Wy agten het hier eene gevoeglyke plaats om cenig berigt te geeven wegens de plegtigheden, welke! by de verkiezige van eenen Keizer plaats hebben. In eene lange fmalle Kapel der Domkerks te Frankfort aan den Main, het Conclave genaamd, word de Kei-' ïer verkoozen j en in eene andere Kapel van de zelfde ' A $ V;erk  4 Tafereel van Natuur en Konst. De Stad Neuremburg, inden Frankïfcheri Kreits, is de bewaarplaats van de meeste (ieraaden, die by de krooning van eenen Keizer gebruikt worden, als daar rs i. de kroon van Karei den grooten, die veertien ponden weegt, en om welke een mytér is, verfierd met eene groote meenigte van diamanten, robynen, esmarouden en paerlen; van vooren is eene diamanten kruis van groote waarde. 2. De kerk wordt hy gekroond. Naa dat de vekiezing gedaan is, komen de Keizer en de Keurvorften by eikanderen op het Raadhuis van Frankfort, het welk eene groote zaal heeft , waarin op den dag der kroonjnge eene maaltyd gehouden wordt. Voor dat huis is een groot plein, waar, by deezc gelegenheid, een os gebraaden word , opgevuld met kalfs vleefch , wild gevogelte en fpek van fpecnvarkens; een der Keurvorsten gaat in perfoon derwaards om eene fueede van den os te haaien, en die naar des Keizers tafel te brengen, waarnn de os aan het volk ten beste gegeeven word. Een ander van welke daar omtrent gewoond hebben, en wier hoofdllad zy geweest is. Ook wordt zy Augusta Trevitorum genoemd, ter eerevan Kei«« Auguftus. Onder Koniïantyn den grooten was zy de hoofdllad van geheel Gallië, en de Koningen van Aufïrafie en Frankenland, hebben hier Paleizen of zoo genaamde Palatia gehad. — In de groote Domkerke van St. Pieter worden nog twee zeer groote Heiligdommen bewaard, te weeten een fpyker van het kruis van Christus, en de rok zonder naad, dien de Heiland zoude gedraagen hebben. Be.de deeze overblyflbls zyn door de Keizennne Hele* , moeder van Konllantyn den grooten, aan de Had Trier gefchonken. In vindt men , vooral in de Pomkerke van St. Pieter, een gebouw dat niet geheel voltooid is, veele zoo genaamde H. Reliquien, onder welken de voornaamfte zyn de lichaamen der drie Oofterfche Wyzen, door de Roomsgezinden de H. drie Koningen genoemd, die men wil dat reeds in den jaare H 67. van Milaan herwaards zouden gebragt zyn. Eenige Hongaaren deden eertyds om het zevende jaar, eene bedevaart naar het graf, waarin deeze Iighaamen beflooten zyn, om (*) In de vroegfte tydcn droeg deeze Stad den naam van Oppidum Vbhrum, dat is de Stad of Hoofdftad der Ubiers , die daar langs den Rhynftroom woonden. Naderhand werd zy Coloniti Agrippina genaamd, ter eere van Agrippina, dogter van den Veldheer Germanikus, en Gemalinnc van den Roomfchen Keizer Klaudius; die, volgens Tacitus, in deeze Stad de Ubiers, haare geboorte plaats, eene Volkplanting heeft doen oprigten, naar welke zy Colonia Agrippina, of, met eene kleine verandering , Colona Agrippinenfis is genoemd geworden. Deeze bygevoegde naam Agrippinenfis is vervolgens, om de langheid der uitfpraake geheel agtergelaaten, en de Stad werd maar enkel Coltnia geheeten, waar van men ligtelyk begrypt dat de naam van Keulen afkomftig is.  12 Tafereel van Natüür en Konst. om de drie Koningen te danken vooreenen regen, dien zy meenden in eenen tyd van groote droogte, door hunne voorbede ontvangen te hebben (*>-Verder verdient het Vér. WCgC"S de e,fdui^»d Maagden eenige opmerking. Van deezen wordt verteld dat m-M denjaare I237 »"it Engeiand naar Rome gereisd, in het Kculfchc gebied door de Heidenfche inwooneren vermoord, en in de ker- (*; Wy vinden aangetèèkénd dat de fykïn deezer Komngen in eene groote kist bewaard worden, die «iet goud ingelegd, en op een koperen peJefta! gezet is, in bet midden van een vierkante grafft>de van binnen en buiten met marmer en jafpis be*t! Dat deeze kist iederen' morgen ten negen uuren geopend wordt, wanneer de Koningen voor elk te zien zyn, zynde het hoofd van ieder hunner verfierd met eene gouden kroon , met juweeleu omzet. Hur.na naamen, welke zyn Gaspar, Mclchior en Balthafar "aan gefehreeven oP eene kleine lei, die met eene meemgte van groote en kostbaare paarlen en andere juweelen verfierd is. Inzonderheid verdient onder deeze als merkwaardig genoemd te worden , een oosterfche Topaas welke zoo groot is als cen duivenei, en 300=0 kroonen waardig gefchat wordt. Tegen over deeze kist, heeft men zes groote zilveren armen geplaatfi, gefchikt om 'er wafehkaarfen op te zetten die dag en nagt moeten branden.  Duitschl enz.Overblyfs.derOudh. 13 kerke van St. Urfula begraaven zyn, uit welken hoofde in dezelve aan geene andere lyken plaats gegeeven wordt. Doch dit verdigtfel (want het is baarblyklyk dat het niet hooger te agten is) heeft ongetwyfeld zynen oorfprong uit het kwaalyk verdaan van hetopfchrift: XI. M. V. dat men opgevat heeft als of het Undecim Millia Virginum, dat is, iiooo Maagden te kennen gaf, daar het niets anders beteekent dan Undecim Martyres Virgines, dat is elf Martelmaagden. Op het dadhuis te Keulen , het welk een groot Gothifch gebouw is, wordt eene groote meenigte van oude wapenen bewaard, bedaande uit boogen, pylen, fchilden en dergelyken; onder dezelven is een kruisboog van walvifchbeen, die twaalf voeten lang, agt duimen breed, en vier duimen dik is. In de Domkerke te Lubeck zyn veele bezienswaardige Oudbeden, en onder anderen een vervvonderlyk fraai lieve Vrouwenbeeld, uit deen gehouwen. Op een der voctftukken van deeze Domkerke is ook een opfchrift in negen Latynfche digtregelen, inhoudende dat Keizer Karei de groote een Hert, het welk hy loevend in deeze dreeken gevangen had, ec-  H Tafereel van Natuur en Komt. eene gouden kraag, met een kruis 'er op.onl de" hals het doen, waarop het volgend" ge" fChree;'en ft0Ud: H« C,farmedonabat,Lt aameekenmg van den dag van het jaar; dat hy het vervolgens weder vry in het bofch liet Joopen; en dat Leen, Hertog van Saxen, vier honderd jaaren daarna, het zelfde Hert met die kraag om den hals, weder gevangen hebbende, op de plaats eene Domkerk ftL te, en dezelve van een inkomen voorzag Ter gedagtenhTe van dit geval ziet men de Jbeel dmg van een Hert boven op de kerk geplaatst" Oneer de Zeldzaamheden, tot deeze Stad be" hoorende, moet ook het Beeld van Luba geteld worden, het welk de viffebers, die hier woonen , op hunne venfters gefchilderd hebhen, gelyk zy ook zynen gordel, als een groot heihgdom, in hun viffebers genootfehap bedaren. Zy vertellen dat een vffleher, Luba geheeten, in tyd van oorlog de ftad verded.gd, en datzy ter zyner eere den naam van i-ubeck ontvangen heeft. In verfcheidene plaatfen van Zwitferland worden nog eenige overblyffels van Romeinfche oudheden gevonden, die opmerking verdienen. Omtrent vyf mylen van Nyon, in het  DUITSCHL.ENZ.OVERBLYFS. DErOüDH. X$ het kanton Bern, ziet men de puinboopenvaft eenen wal, die Julius Cefar oprigtte, om den Zwitfers het indringen in Galliè' te beletten. Dezelve ftrektc zich, volgens de befchryving welke Cefar zelf 'er in het eerlte boek van zyne Commentariën van gegeeven heeft, agttien mylen ver uit, van den Berg Jura af tot aan het Meir toe. —Te Yverdun, in het zelfde kanton, heeft men Gedenkpenningen van alle de Roomfche Keizert, gevonden , van Auguftus af tot aan Juliaan den Afvalligen toe, benevens veele andere Gedenkftukken dér Oudheid. Te Avancbe, in het Kanton Bern, zytl Romeinfche Gedenkpenningen ontdekt geworden, nevens eene groote meenigte van andere overblyffels der oudheid: inzonderheid trekken hier de puinboopen van een pragtig Amphithcater de oogen, zoo wel als die van toorens, wallen en meerandere gebouwen. Deeze ftad is ten tyde der Romeinen zekerlyk de voornaamfte van geheel Helvetie geweest; en fommigen hebben den naam Aventicum afgeleid van de Godinne Aventia, die daar geëerd werd. Anderen beweeren dat Koning Helveticus, naar wien Zwit-  16 Tafereel van Natuur en Konst. ZwitferJand den naam van Helvetiagekrecgen heeft, deeze ftad op het aanraaden van zyne byz.t, Aventica, zoude ge/ligt, en dezelve ter haarer eere dus genoemd hebben. Dit ml men dat in het 3öS(fe:jaar, na de bouwmg van Rome zoude voorgevallen zyn In vervolg van tyd hebben de Zvvitfers ditAventicum, benevens andere lieden en dorpen, ' verbrand, met oogmerk om hun land te verbaten, en door de wapenen een beter va derland te zoeken. Door Julius Cefar egter geflaagen, en genoodzaakt zynde om naar huis te keeren, herbouwde zy deeze ftad. Te Baden, in het zelfde kanton, is een fctcenen Pilaar, met een Romeinfch opfeftrift, ter gedagteniflè van eenen fteenen weg die' door den Keizer Trajanus door dit land'geJegd, en omtrent agt mylen lang was, waar van nog eenige overblyffels zigtbaar zyn. Te Zurzach, mede in dit kanton gelegen, Zya de puinboopen van eene verfchanfinge, die men meent dat door Drufus langs de oevers van den Rhyn is opgerigt. Hier heeft men verfcheidene Romeinfche muntftukken en gedenkpenningen gevonden ; en te Wettirgen , niet ver van deeze plaats, werd in den jaare' 1633  DüITSCHL ENZ.OvERBLYFS. DErOüOH. I7 1633 eene aarden pot opgegraaven, die vol zilveren gedenkpenningen van de Roomfche Keizeren was, te gelyk met eenige zilveren vaten, welke men, uit een opfchriftopeenen fteen van den tooren der Abtdy-kerke ter deezer plaatfe, gist dat gebruikt geworden zyn in oenen tempel, die eertyds in deeze plaatfe ftond, en a3n de Godinne Ilis gewyd was. In eene Kapel, behoorende tot de kerk van Mortigny in Walliferland, zyn drie oude Zuilen, en een vloer van ingelegd Mofaic werk, gelyk ook verfcheidene Romeinfche Opfchriften. —Te Genevc is een oude Tooren, die den naam van Julius Cefar draagt, door wien men meent dat hy opgerigtwerd; en iirtiet Meirter deezer plaatfe is een groote fteen,Neyton of Nitton genaamd, die ten tyde der Romeinen voor een altaar diende, waarop men aanNeptunus, en aan andere Watergoden offerde; en, niet veele jaaren geleeden, heeft men hier mcffeu en andere offergereedfchappen, allen van koper, gevonden. XII. B ZE.  18 Tafereel van Natuur en Konst. ZEDEN, WETTEN, GEWOONTEN • EN OVERLEVERINGEN. ' Om over de Geaartheid', Zeden en Gewoonten der Duitfcbers op eene beboorlyke wyze te handelen, zal het ooknoodigzyndatwydezelven In de bewooneren der verfcbillende doelen van dit wyduitgeltrekte land befebouwen. — Over het algemeen kan men van hun zeggen dat zy welgemaakt van ligchaam, llèrk en"arbeidzaam zyn. Hunne fchranderheid is grooter dan de vlugheid van hun vernuft; en zy, die zich op de weetenfehappen toeleggen , verkiezen meefial zulke oefeningen, waartoe fterk en aanhoudend blokken noodig is, alsdeTaalNatuuur-en-Wiskunde, de natuur!}keen burgerlyke Regtsgeleerdheid en diergelyken.— Zy zyn zeer geneigd tot den krygsdienst, en men weet dat veelen hunner, wanneer zy in hun vaderland niet naar genoegen konnen te regt raaken, zich in den dienst van vreemde Moogendheden, en in het byzonder indien der Fi anfchen en Nederlanderen, verbinden. — In geftrengheid van hunne krygsftugt, en vaardigheid in den wapenhandel munten zy boven andere volken uit, hetgeen de reden is dat vreemde Moogendheden gaarne Duitfche Officieren heb-  Dpitschl. enz. Zkd. , We7T. , enz, ijj hebben. In hunnen omgang zyn zy omtrent bunne meerderen beleefd, zelfs fomtyds tot laagheid toe, maar trotscn en heerfehzugtig omtrent hunne minderen , ten aanzien van huns ge' lyken zyn zy zeer agterdogtig, zoodatzymeC groote omzigtigheid moeten behandeld worden, In voorige tyden had men reden om den Duitfchers te veiwyten dat zy groote liefheb» bers van den drank waren ; doch de gewoonte om veel te drinken, welke by hunne voor* ouderen vry algemeen was-, is thans merkelyk verminderd. Duitfebland kan, ten opzigte van den flaat der regeeringe , zeer gevoeglyk befchouwd Worden als een groot ftaatkundig ligchaam, uit verfeheidene leden beflaande. — Het hoofd van dit ligchaam i$ de Roomfche Keizer, die van voorige tyden een volftrekt willekeurig gebied gevoerd heeft, het welk egter van tyd tot tyd merkelyk is bepaald geworden. De overige leden draagen den gemeenen naam van Ryksftanden , en zyn zoo met eikanderen verbonden , dat de hooge regten van de Keizer zeer wel beftaanbaar zyn met de voorregten van de vryheid , opdat dus het gantfche ligchaam den hoogde» trap van daatsgeluk bereiken mooge. B a Al-  20 Tafereel van Natuür en Konst. Alle deeze Ryksftandèn oefenen in hun eigen land een willekeurig gezag over hunne onderdaanen, en kunnen, haar hun goedvind den, wetten maakéri, breeken of veranderen; zoo dat men het voor eenen regel mag houden dat ieder Ryksfland Keizer in zyn eigen land is. — Zy moeten egter, wanneer de perfoon van den Keizer of van den Ryksfland verandert, hunne landen , met de daartoe vereischteplegtigheden, op nieuw van den Keizer telleen ontvangen,-en ook behoorlyken onder* ftand aan het Keizerryk doen. Hier voor ge. nieten zy het regt van zitting en Hem te hebben in de Ryksvergaderinge, omtrent alle zaaken, die het bellier in het algemeen betreffen. I» het Duitfche Ryk is men altyd gewoon geweest eenen Keizer te verkiezen; maar tevens is het gebruiklyk geweeft by het Huis, dat eens verkoozen was, te blyven, zoo lang als het zelve niet was uitgeftorven. — Wanneer de Keizerlyke troon openvalt, hetgeen op dricerleie wyzen kan gefchieden, te weeten door den dood, doorafftand, of door afzetting, dan flaat de keuze van den perfoon, die denzeiven vervullen moet, aan drie geeftelykeen zes waereldlyke Ryksvorften; welke uit dien hoof.  DniTscHr.. enz. Zed. , Wett. , Enz. 21 hoofde den naam van Keurvorften draagen. Voor de dertiende eeuw hadden alle deRyksftande, en de voornaam fte Keizerlyke aartsbedienden deel aan deeze verkiezing; maar Keizer Karei de IVde beeft de Keurvorfien , die ten zynen tyde niet meer dan zeven in getal waren, in hun kiesregt en anderevoorregten bevestigd. De plegtighedcn, welke by de verkiezing moeten plaats hebben, zyn (gelyk wy reeds zagen) in de gouden bttlle bepaald, volgens welke dezelve ook te Frankfort gefchieden moet.—Aae denKeurvorst van Mentz, die Rykskanfellier, en deeerftein den rangder Keurvorften is,wordt eene maand tyds gegeeven om de anderen te noodigen ; maar ieder Keurvorst mag na den dag der bekendmaakinge nog drie maanden wagten eer hy zich op reis begeeft. Wanneereenig Keurvorst zelf niet kan tegenwoordig zyn, zendt hy gemeenlyk twee of drie gemagtigden in zyne plaatfe; doch fchooii dit niet gefchiedt, en hy afweezend blyft, laat men evenwel de. verkiezing van eenen Keizer voortgang hebben. — Op den verkiezings-dag wordt op het Raadhuis te Frankfort eerst eene vergadering gehouden. Vervolgens begeeven de Keurvorften, of de eerfte gemagtigden der geenen , die zelf niet / B 3 te-  «2 Tafereel van Natuur en Konst. tegenwoordig zyn, zich naar de K rk \anSr. Banholomeiis. De Geefteijken zyn gekleed in rood fcharlaken, en de Waereldlykfen in rood fluweel, beiden met hermelyn gevoerd. De Raad en de Burgery van Frankfort moeten zweeren dat zy, geduuréndé den tyd der verkiezinge, geene vreemdelingen in de ftad zullen toelaaten, zoo dat zelfs dePaöslykeNutt* U'us niet geduld wordt. Na dat in de gemelde kerk eene plegtige mis gedaan is, leggen de Keurvorften eenen eed af, waar by zyzich verbinden dat zy den besten verkiezen zullen. Dus voor den altaar zweerendc, leggen de Geefïelyken de handen op de borst, tenvyl de Waereldlyken de vingers op bet Evangelie leggen. Na deeze verrigting gaan zy in de konfiltoriekamer, waarde Graaf van VVerthern, die R\ ks. deurwagter is, zorgt dat niemand buiten hen die 'er in behooren, kan binnenkomen. Wanneer de Keurvorst van Mentz de voorftelling gedaan heeft, geeven alle de Keurvorften hunne Hemmen in de volgende orde: i. Trier. 2. Keulen. 3. Bohème. 4. Beijeren, 5. Saxen. 6. Brandenburg. 7. P;dts. 8. Bronswyk Luneburg. 9. Mentz. Woroende elk door Saxen naar zyne ftem gevraagd. Een waereidlyk Keurvorst kan ook de ftem aan ziehzelven geeven.  DülTfCHL. ENZ. zed., WeTT. , ENZ. 23 ven, en hy , die meer dan de helft der Hemmen heeft, wordt voor verkoozen gehouden. Ommiddelyk na de verkiezing wordt de nieuwe Keizer uitgeroepen ,en, wanneer hy tegenwoordig is, op eenen troon of op den altaar geplaatst, om de verkiezings-kapitulatie te bezwoeren, en de voorregteu der Keurvorften te bekragtigen;eindelyk leidt men hem naarzyn paleis, onder het geluid van trompetten en keteltrommen, en onder algemeene toejuichingen en gelukwenfchingen. Volgens uitdrukkelyke bepaaling in de gouden bulle, is de ftad Aken de plaats, waarde krooning van den Keizer gefchieden moet. Dit is ook lang in agt genomen; maar nadat de Duitfchcrs met Frankryk bloedige oorlogen gevoerd hebben, heeft men van die bepaaling moeten afgaan, omdat Aken te digt aan de Franfche Nederlanden gelegen is. Die ftad heeft cgter, fchoon de gemelde plegtigheid meer dan eens in andere fteden van Duitschland, als te Augsburg en te Frankfort aan den Main :'s verrigt geworden , telkens verzekeringen ontvangen dat zulks haar in haare wettige voorregten niet in het allerminfte zoude benadeelen. B 4 By  21 Tafereel van Natuur en Konst. By cïe krooning wordt door ieder' waereldlyk' Keurvorst, of door deszelfs gevolmagtigden afgezant, de aartsbediening verrigt. Onder bet doen van de mis zweert de Keizer dat by wel regeeren, en belooft tevens dat by behooriyken eerbied aan den Paus en de Kerk bewyzen zal. Vervolgens gefcbied de zalving door eenen der geestelyke Keurvorsten, die daar omtrent onder eikanderen de volgende fcbikking gemaakt hebben. — Wanneer de krooning in 't Aartsbisdom Mentz gefcbied, dan is de Keurvorst van Mentz Confccrator; valrzy in het Aartsbisdom Keulen voor, dan doet de Keurvorst van Keulen de zalving; maar indien de krooning in eenige andere plaatfe moet verrigt worden, dan houden beide de Keurvorften met eikanderen beurten.— Wanneer de Keizer, na.de gedaane zalving, met de Krooningsklederen en de Rykskleinodien verfierd is, en hem de kroon wordt opgezet, gefcbied zulks door de drie gezamelyke Keurvorsten. Vervolgens flaat hy eenige Edelen tot Ridders, laat zich tot Koorheer der Stiftskerke van Aken aanneemen.en gaat in eenen fiaatelyken optogt, tcvoet, onder het geleide van alle de tegenwoordig zynde Keurvorften en Gevolmagtigden , ter tafel, waar-  DmTSCHX. enz. Zed. , Wett. , enz, 2J Waaraan de waereldlyke Keurvorsten of derzelver gezanten , dan de gevvoone aartsbedieningen , by de Krooning gebruiklyk, verrigten. Menigvuldig zyn de plcgtighedcn , welke by deeze gelegenheid worden waargenomen , en bet zal onnoodig zyn hier van dezelven gewag te maaken, dewyl wy reeds in het voorgaande fuikje van eenigen der voornaamllen gefproken hebben. In oude tyden moest de nieuw verkooren Keizer eenen togt naar Rome doen, om daar eioor den Paus gekroond te worden. Hy trok derwaards onder bet geleide van 20000 man voetvolk en 4000 ruiters, welke magt door het Roomfche Ryk gelev erd en behoorlyk betaald moest worden. Het was derhalven 1100dig vast te (lellen hoe veel ieder Rykftand daartoe jaarlyks zoude opbrengen. Doch na Keizer Karei den Vderi , die niet te Rome maar te Bologne gekroond werd , is deeze plegtigheid niet meer door den Paus verrigt géworden. Het was juist op dien tyd dat de brug te Bologne inviel , waaruit men eene gisfing maakte dat deeze Keizerlyke Krooning de laatfte in Italië zyn zoude, het geen ook Bs be-  26 Tafereel van Natudr en Konst. bewaarheid gewenden is, na dat deeze kost* baare plegtigneid omtrent vierhonderd jaaren lang had ftand gehouden. Van deeze gewooth, te om naar Rome te gaan, zyn egter nog de Romermaanden overgebleeven , wanneer 'er Ryksfchattiügcn tot eenig ander oogmerk moeten gehoeven worden , dewyl men tot heden toe geene evenrediger verdeeling van lasten heeft kunnen uitdenken. Eene Romermaand brengt thans volgens fommigeiï ruim 80000, maar volgens anderen niet meer dan 50000 Keizerlyke guldens op, Schoon het Duitfche Keizerryk verkiesbaar is, gebeurt het egter wel eens dat men aan eenen Keizer, terwyl hy nog leeft, eenen opvolger geeft, die den naam van Roomsch-Koning draagt. Hier van heeft men nog een voorbeeld gehad in den tegenwoordigen Keizer Jofefus den Ilden, die, by het leeven vanzyrien vader, Kejzer Franciskus den Men, op den 3den van April, te Frankfort tot RoomsenKoning verkoozen en gekroond werd. — Zulk een ,Vorst draagt den naam van Majefteit en femper Augustus; doch dewyl hy by het leeven van den Keizer verkoozen wordt, heeft hy geene andere magt dan die hem door den in-  DumcHL. enz. Zed. , Wett. enz, 27 inhoud van bet verdrag der verkiezinge, het Welk hy bezweeren moet ,iS toegedaan. Maar onmiddelyk na het ovcriyden van den Keizer, neemt hy de regeering op zich. Wanneer het Ryk zonder Keizer is, dan wordt zyne plaats vervuld door twee Vikarisfen.te vveeten door den Keurvorst van Saxen, en dien van de Palts. Beiden [teilen zy, in hunne byzoiidere verblyl'plaatfen , eene ViÜariaatK-regeering aan, fchbon zy niets van het Roomfche Ryk vervreemden, noch ook groote leengoederen, fchenken kunnen. Sommige landen, als Bohemer) en de Ooltenrykfche Kreits, weigeren egter een Ryksvikariaat te erkennen. Zoo haast als de Keizerlyke troon weder vervuld is , neemt alle gezag der Vikarisfen een einde, en de zaaken, die onder hunne befttering verrigt zyn, moeten door den nieuwen Keizer bevestigd worden. Omtrent de Ryksftanden heeft men aan te merken dat ieder lid van het Duitfche Ryk,, het welk zitting en Item op den Ryksdag heeft, in zekeren zin een ftand des Ryks kan genoemd worden, fchoon 'er een groot onderfcheid tusfehen eenen middelbaaren en onmid- del-  23 Tafereel van Natuur en Kohst. delbaaren Ryksfland plaats heeft. EenonmiddeibaareRyksftand erkentgeenen aoderenLeenheer dan den Keizer en het Ryk; daar een mfddeibaare Ryksfland nog eenen byzonderen Vorst van het Ryk, aan wien hy hulde verfchuJdigd is , ais Leenheer erkennen moet. Voor het overige zyn 'er drie onderfcheidene kollegiën van Ryksftanden, te weeten het Keurvorfleiyke, het Vorftelyke, cn dat van de fiyksftedcn Daar wordt een regifter van deeze Ryksftanden gehouden, het welk den naam van het RyksregHter draagt, en waarin men zien kan hoe hoog ieder van dezelven volgens de bovengemelde Rcmermaanden gefchat wordt. Men bedient zieh heden nog van dat regifter, het welk ,„ den jaare i52I 0p den Ryksdag te Worms is afgekondigd. In den jaare 1663 Poogde men wel een nieuw ontwerp van een regifter op te maaken, maar hetzelve werd door de Standen eenpaariglyk afgekeurd. Eene vergadering van den Keizer en de Standen, welke, met bewilliging der Keurvorften, door den Keizer wordt uïtgefchrceven, voert den naam van Ryksdag. Te Neurenberg, Augsburg, Spiers, Worms, en in meerandere Heden zyn voor deezen vcele Ryksdagen ge- hou-  DüITSCHL. enz. zed. , VVeTT. enz. 20 houden; maar in den jaare 1662 is de laatfte nog duurende Ryksdag te Regensburg uitgefcbreeven, dewyl de daartoe afgevaardigde gezanten van dien tyd af tot heden toe in die ftad hunne vergaderingen gehouden hebben, uitgezonderd dat zy eens, uit hoofde van pest, naar Augsburg, en eens, ter oorzaake van oorJog, naar Frankfort zyn verplaatst geworden. Niemand kan als Ryksfland op den Ryksdag zitting en ftem hebben, ten zy hy onmiddelbaare Ryksgoederen bezitte, en zich in den eenen of anderen kreits verbonden nebbe tot eene Ryksfchatting, aan eenen Stand voegende. Ieder van de drie kollegiè'n, welken wy reeds hebben doen kennen, heeft zynebyzondere vertrekken ; maar op het Raadhuis te Regensburg is ook eene groote zaal, waarin alle drie de kollegiè'n te gelyk vergaderen, wanneer 'er eene Keizerlyke voorftelling is aan te hooren, of zy eenige onderhandelingen met elkanderen te houden hebben. In alle drie de kollegiën wordt het befluit naar de meerderheid der (temmen opgemaakt, uitgezonderd in zaaken, die tot den Godsdienst behooren, dewyl, wanneer over deezen gehandeld wordt, de Ryksftanden zich in twee partyen verdeelen, in het corpus Evangclicum naame- lyk,  30 Tafereel van Natuur en Konst, l)k, en het corpus catholicum. Voordoezen waren de Keizers gewoon de Ryksdagen in perfoon by te woonen , en zaten dan op eenen troon, die vier trappen hoog was, maar (hans zenden zy eenen Duitfchen Ryksgraaf als hunnen gevolmagtigden, met den titel van principaal kommiffiris, wien zy nog eenen man van geleerdheid als onder-kommiffaris toevoegen. Ailes wat by de gantfche Ryksvergadering te over weegen is, wordt dcorden Keur. Mentfifchen Sekretaris, in een afzonderlyk vertrek, eerst aan de Sekretarisfen der drie kol, legièn voorgedraagen, dewyl de Keurvorst van Mentz, als kanfellier >an het Ryk, Direkteurvan den Ryksdag is. In bet Vorften-Kollegie zitten de Geestlyken ter regter, de Waereldlyken ter linkerzyde; en de Ooftenrykfche en Saltzburgfcbe gezanten voeren in hetzelve beurt om beurt het Direkteurfchap. In bet kollegie der Ryksfteden berust het Direkteurfchap alleen by de ftad Regensburg. Wanneer de drie kollegiën, met ecnpaarigheid van Hemmen, iets goed gevonden hebben , heeft het geene kragt altoos, voor dat het doorden Keizer beveöigd , en in een Ryksbefluit veranderd is. Het  Dl/JTSCHL/ENZ. ZED. , WETT. , ENZ. 31 Het zal, zoo wy vertrouwen, den leezer niet onaangenaam zyn hier kortelyk eenig byzonder verfiag te vinden wegens de perfoonen, die de'reeds meermaalen gemelde kollegien uitmaaken.— De voornaamfte Standen des Pyks zyn zekerlyk de Keurvorften, als die alleen magt hebben om eenen Keizer te verkiezen, waarvan men hunnen naam ook moet afleiden. Onmooglyk is het den tyd te bcpaalen , waarin dit hooge kollegie, het welk waarfebynlyk langzaamerhand is tot ftand gekomen, eerst is opgcrigt. Ten tyde der gouden Bulle waren 'er niet meer dan zeven Keurvorsten, uit welken hoofde hun toen dok de naam van Septemviri gegeeven werd, maar in den jaare 1648 is 'erde Palts, en in het jaar 1692 Brunswyk-Luneburg bygekomen , zoo dat 'er thans negen zyn , weiken wy reeds boven hebben opgeteld. Wanneer dit kollegie ook mooge byeenkomen, blyft de Keurvorst van Mentz altyd het Direkteurfchap behouden, en heeft ook alleen het regt om de Hemmen op te haaien. Deeze Keurvorften bezitten zeer aanzienlykevoorregten. Zy worden met hun agttiende jaar meerderjaarig. De geestelyken krygen van den Keizer den titel van hoogwaurdigftcn, en de Waereldlykeu dien  32 Tafereel van Natuur en Konst. dien van Dóorlugtigfïer). Zy behoeven niets voor hunne Leenverbcffiugen tebetaalen, en kunnen gezanten van den eerden rang aan den Keizer zenden. Ieder Keurvorst heeft een hoog Aartsampt, waaraan fomtyds zeer veele verrigtingen , welke hy niet in perfoon kan waarneemen, zyn vastgehegt, om welke reden zy ook weder hunne Erfbedienden hebben. Dus is de Keurvorst van Mentz Aa'rtskanfelier door Duitfchland, in welken post hy tot veele byzondere lasten verbonden is. De Keurvorst van Trier is Aartskanfelier door Gallie, en dewyl dit thans geheel van het Duitfche Ryk is afgezonderd, heeft hy in die hoedaanigheid niets te verrigten, zoo dat by geenen Vikaris noodig heeft. Keur-Keulen is Aartskanfeilier door Italië, waar aan hy niets te doen heeft. De Koning van Bohème heeft hetampt van Aartsfchenker, en moet, by de plegtigheid van de krooning, aan den Keizer den eersten beker toereiken. Keur-Beijeren is Spysopdraager, en zyn pligt is den Keizer, by de Krooning, den Ryksappel voor te draagen. Keur-Saxen is Aarts-maarfchalk, en draagt den Keizer op Ryksdagen of by andere plegtige gelegenheden  DOITSOHL. ENZ. ZED., WeTT. , ENz. 33 den het zwaard voor.Keur-Brandenburg isAartskamerheer, en moet den Keizer den fcepter voordraagen. Keur-Palts is Aartsfehatmeefter, en moet, by de Keizerlyke Krooning.geld onder het volk werpen. Eindelyk maatigt de Keurvorft van Brunswyk Luneburg zich mede den titel van Aartsfehatmeefter aan, als hebbende in den jaare 1706, toen Beijeren indenRyksban was, dien post verkreegen. Op de Keurvorften volgen de Ryksvorften, die in Geeftelyken en Waereldlyken verdeeld worden, en voor welker kollegie op den Ryksdag drie banken gefchikt zyn, als de Geeftelyke, de Waereldlyke en de Dwarsbank. Op den laatstgemelden zitten alleen de Bisfchop van Lubek, en de Bisfchop van Osnabrug, wanneer hy van den Proteftantfchen Godsdienst is. Zonder ons met de optelling der byzondere perfoonen, die dit kollegie uitmaaken, in te laaten, zullen wy het genoeg agten in het algemeen te zeggen dat op de Geeftelyke bank ook verfcheidene Prelaaten en Abdisfen gevonden worden, die egter te famen maar twee ftemmen hebben. Op de Waereldlyke bank hebben de vier Graaflyke kollegien zitting, en ieder eene leem. Dezel, XII. Deel. c ven  34 Tafereel van Natuur en Konst. ven befr.ian in het Wétteraufchè, het Zwabifche, het Frankifche en Wcfifealfcbe-. Tot dit kollegie rekenen zich ock veele Vorften, die tot heden toe zitting noch flem op den Ryksdag verkreegen hebben. De vrye Rykfleden maaken op den Ryksdag een eigen Kollegie uit, en worden in twee Banken verdeeld , naatnelyk in de Rhynfche en in den Zwabifcben. Omtrent dit Kollegie heeft men aan te merken dat de Stad, in welke de Ryksdag gehouden wordt, de direktie heeft. By het oproepen van de Steden om te Item men , begint men met de Rhy ifche Bank, en vervolgens worden beurt om beurt de byzondere Steden van de beide Banken opgeleezen. Op de Rhynfche Bank zitten 14, en op den Zwabifcben 37 Steden. — Alle deeze Rvksftecien flaan onmiddeiyk onder den Keizer en het Ryk, wordende door byzondere overheden geregeerd, en moogen in haar gebied eene volftrekt opperheerfchappy oefenen. Wy agtcn het genoeg zoo veel over de regeering van Duitschland in het algemeen gezegd te hebben. Van de byzonderhéde'n in derzelver geftcldhcid zullen wy gelegenheid vin-  DUITSCHL. ENZ. zed. , WëTT. , enz. 3f vinden om nader te fprceken, wanneer wy ons met de befcbouwing van ieder van de Kreitfen, die tot het Duitfche Ryk behooren, bezig houden. Wy gaan thans over om eenigberigt wegens den Godsdienst van Duitschland te geeven. Nog eenige eeuwen, na de komst van Christus was de afgodery hier, zoo wel ais in alle andere Westerfcbe landen algemeen. Onder eene meenigte van afgoden, welken de Duitfchers eerden, waren de voornaamften de Zon, de Maan, Thies of de Krygsgod, Wodan of Merkurius, Thor, Freyaofde Duitfche Venus, en Sader of Saturnus. De byzondere Provinciën hadden ook haare byzondere afgoden, onder welken de Irminfeule der Saxen eene van de voornaamde geweest is. Deeze Irminfeule werd in den jaare 776 door Karei den Grooten om verre geworpen, en federt is de afgodsdienst, ten minden onder de Saxen, ten eenen maale afg'efchaft. De Wenden bleeven egter nog eenen geruimen tyd , en wel tot in de twaalfde eeuwe, in de afgoderye volharden. Toen het Christendom in Duitschland veld C 2 be-  36 Tafereel van Natuur en Konst. begon te winnen, werden terftond eenige Bisdommen aan den Rbyn en den Donauwopgerigt, die egter, by de groote verhuizing der volken, in de vyfde, zesde en zevende eeuwen weder te niet raakten. Eindelyk is het den H. Bonifacius gelukt, in de agtfre eeuwe, weder verfcheidene nieuwe Bisdommen op te rigten, en den ftaat der kerkelyke zaaken aan den Rbyn en den Donauw in eene vry goede orde te brengen. Om in het werk der bekeeringe meest te vorderen, oordeelde hy bet noodig zich van de hulpe van den Roomfchen Paus te bedienen, en dus heeft hy der Duitfche geeftelykheid een juk opgelegd, waarover veelen van dezelve zich in vervolg van tyd zeer te onvrede getoond hebben. Evenwel is de Pauslyke magt in Duitschland nooit zoo groot geweest dat hy 'er, gelyk elders, over de openvallende Bisdommen naar zyn welgevallen heeft kunnen befchikken. Van tyd tot tyd poogde de Paus zich meer regts aan te maatigen, en hier uit ontftonden verfcheidene grieven en bezwaaren van de Duitfche natie, die eindelyk door het konkordaar, eene foort van verdrag, het welk Keizer Fredrik de JUdeen Paus Nikolaas de Vde.inden jaare 1448 te famen aangingen, werden wegge-  DüITSCHE. ENZ. ZED , WETT. , ENZ. 37 genomen. De hoofdpunten, uit welken dit verdrag beftond, behelsden boofdzaaklyk dat de geestelyke Beneficiën, die te Rome of twee dagreizen rondom die Stad, openvielen, voor den Pauslyken ftoel zouden bewaard blyven; dat in de andere Bisdommen de regelmaatige verkiezing zoude plaats hebben, en derzelver goedkeuring en bevestiging alleen aan den Paus ftaan. Dat de kleine Beneficiën, beurt om beurt, door de Paufen en de Bisfchoppen zouden begeeven worden. Dat voor de inkomfien, welke de geeftelyke Beneficiën opbrengen, aan den Paus jaarlyks zekere fom gelds zoude betaald worden. De Paus heeft ook niet gerust, voordat de Keizers het regt om Bisfchoppen in te wyen aan hem afgcftaan hebben , het geen i 11 den jaare 1122 door Keizer Henrik den Vden gedaan werd. Van deeze inwyding fpreekende, kunnen wy niet nalaaten ook een woord wegens de zoo genoemde Pallia te zeggen, welke gemaakt worden van gemeene wol, en van de wol van twee lammeren, die de Nonnen van ft. Agnes jaarlyks gewoon zyn te Rome te kweeken, en op den ziften van January, den dag aan ft. Agnss gewyd, op den altaar te zetten. Deeze Pallia zyn eigenlyk geene mantels, gelyk men C 3 uit  38 Tafereel van Natuur en Konst. uit het woord iïgtelyk befluiten zoude, maar alleeniyk witte halsbanden , vier vingeren breed , en met zwarte kruisfen geteekend, die men over de Priesterlyke klederen om de fchouderen draagt; wyders is het gebruiklyk 'er twee linten, met lood beltcmpeld, aan vast te maaken, en het eene voor en het andere agterwaards te laaten nederhangen. Alle Pausfen, Patriarchen, Primaaten en Aartsbisfchoppen moeten , om hunne Bediening te kunnen waarneemen, zulke Pallia hebben, die zeer duur te flaan komen; want een Pallium komt, eer het is, waar het behoort te zyn, wel op 250c0 Ryksdaalers. Men moet nog aanmerken dat dit plegtgewaad geenszins by erfenis van den eenen Bisfchop tot den anderen overgaat, zoo dat 'er, by de openvalling van een Bisdom , telkens een nieuw moet verkreegen worden. Toen Maarten Luther, hoogelceraar te Wittenberg, in den aanvang der zestiende eeuwe,in verfcheidëne plaatfen van Duitschland, cn voor al in deszelfs noordelykfte deelen, de Hervorming had doen doorbrceken, onderging de Godsdienst, in veele opzigten, eene zeer groote verandering. Vee-  DumeHL. enz. Zfd. , Wett , enz. 39. Voelen der Ryksvorsten hadden deeze nieuwe leer aangenomen, en toen de Keizer met den Paus famenfpaude om niet lichts Luther, maar ook alle zyne aanhangers in den ban te doen, leverden zy in den jaare 1529, te Spiets, zeer flerke pioteften in, waarom zy, en vervolgens ook alle hunne onderdaanetH, welke die leer omhelsden, Proteftanten genoemd werden. De rel igie-oorlog, die na Lutners dood ontflond, eindigde in den jaare 1552 met een. vergelyk, dat te Pasfau getroffen, en in den jaare 1555 met eenen volkomen vrede, die te Augsburg geflooten werd. Uit kragte van denzelven zouden de Evangelifchen of Protcftanten vryheid van Godsdienst in Duitschand genieten, en, met bezit van hunne eigene Kerkelyke goederen van het regtsgebied van den Paus geheel bevryd blyven. Na liet fluiten van den Westfaalfchen vrede-, werd wegens den Godsdienst vastgefield, dat onder de Proteflanten ook de Gereformeerden zouden begreepen zyn , en dat men in het toekomende drie gezindheden in Duitfchland zoude toelaaten. — Daar heerscht egter nog een klein overfchot van het aanzienelyke regt het welk de Kei zers voordeezen hadden om de Bisfchoppen in te wyen, te weten C 4 het  40 Tafereel van Natuur en Konst. het Jut primariarum precum, of het Regt der eerfte bede. Het beftaat daarin dat ieder nieuw verkoozen Keizer aan de Kapittelen eenen perjoon, tegen wien niets wettigs kan worden «gebragt, tot de eerst openvallende Prebende kan voor/laan , en dat de Kanunniken denzelven ook moeten aanneemen. Zulk een Kandidaat, volgens he: Jus primariarum precum aangebooden, draagt den naam van Precifi. In Duitfehland heeft ook eene gemeene vereemging der Keurvorsten plaats, welke in den jaare 1338 te Frankfort werd aangegaan by gelegenheid dat de Paufe„ de verwaandheid hadden van de nieuwverkoozene Keizers te wdlen bevestigen. De Keurvorsten weigerden hier in te bewilligen, en fielden in dit beroemde verdrag, onder anderen vast dat de nieuwverkoozen Keizer zulk eene goedkeuring en bevestiging van den Paus „iet zoude behoeven. Dewyl wy hier en daar de Ryksbefluiten en den Ryksban genoemd hebben, oordeelenwv het niet ongepast hier te berigten dat het geen de Standen op den Ryksdag, by meerderheid van Hemmen, beflooten hebben, een Ryks- goe.  DtHTSCHL. enz. ZeD. , WtTT. , enz. 41 goedagten genoemd wordt, dat het, na de bevestiging van de zyde des Keizers , een Ryksbefluit, en na de onderteekening en afkondiging, eene verbindende Ryksuitfpraak wordt — De Ryksban is de zwaarfte ftraf, die den geestelyken of waereldiyken Ryksftanden kan worden aangedaan. Zy, die ongelukkig genoeg zyn om in denzei ven te vervallen, verliezen niet flegts hunne bezittingen en eer, maar ook, wanneer zy gevangen raaken , bun leeven. Want de waereldiyke Standen worden, in dat geval, ook vogelvry verklaard; doch de Geestelyken kunnen niet van het leeven , maar alleen van de Regalia, welke zy van het Ryk te leen hebben , beroofd worden. Drie misdaaden zyn 'er, van welken ieder met zulk een banvonnis geftraft wordt; vredebreuk naameiyk, gekwetfte ma. jefteit en oproerigheid. Voor deezen hebben de Keizers het meer dan eens tegen verfcheidene Ryksftanden willekeuriglyk geveld maar :hans moeten 'er de Keurvorsten, en zelfs de Ryksvorsten in bewilligen. In verfcheidene Duitfche Vorstendommen is het regt van eerstgeboorte ingevoerd; maar egter most de oudfte zoon, fchoon hy by afC .5 ]y-  42 Tafereel van Natuur en Konst. lyvigheid van zynen vader alleen regeert, zyne broeders naar hunnen (iaat en rang bezorgen. Ten dien einde geeft hy hun jaarlyks zekere fom gelds tot hun onderhoud , of ftaat hun, met voorbehouding van de Vorstelyke Oppermagt, eenige ianderyen toe, die zy zeiven beftieren kunnen. Wy behooren hier ook iets te zeggen wegens den aart Van Feuda en Allod.ia. De eerfte benaaming is afkomftig van bet woord Fe, het welk foldy beteekent; de tweede is famengefleld van de Hoogduitfche woorden od , goed ; en all, oud. Hier uit kan het onderfcheid tusfcben de beide benaamingen ligtelyk begreepen worden. Allodium was een oud vry goed, weiksbezitter Odelman ofEdelman genoemd werd; maar Feudum was een goed dat aan den geenen, die zich inkrygsdienst had laaten gebruiken, in plaatfe van loldye, ter leen gegeeven werd; in vervólg van tyd werden deeze belooningen meeftal erflyk gemaakt, en leengoederen genaamd. Van oudstyds zyn in Duitschland waarfchynlj k geene andere dan allodiaale goederen geweeft, en de leengoederen zyn ongetwyfeld eerfl onder de Frankifche Koningen ingevoerd. Ons  DüITSCHL. ENZ. ZED, WETT , ENZ. 43 Ons bedek laat ons niet toe om van her Duitfche Lcenregt in het byzonder re fpreeken. Wy agten het genoeg in het algemeen tezegT gen, dat de leengoederen in Duitschland doorgaans alleenlyk op de zoons, maar de aliodiaalc ook op de dogters vervallen, fchoon egter de mannelykc leencn, met bewilliging van den leenheer, ligtelyk in vrouwelykekunnen veranderd worden. Behalven de Regten des Keizers, van welken wy reeds gefproken hebben, heeft hy 'er nog vcrfcheidcne andere, die voorbehoudene .Regten genoemd , en zonder, tusfchenkonist der Ryksdanden , naar het voorfchrift der Rykswetten moogen geoefend worden. Tot dezelven behoort het regt om perfoonlykeftandverhoogingen te deen, landen en Regsgebieden tot eenen hooger fiand te verheffen, booger titels of wapens te verkenen , akademien en jaarmisfen op te rigten, minderjaarigen meerderjaarig te verklaaren, beleeningen te doen, dapelregten te vergunnen, enz. In oude tyden hadden de Keizers zeer aarfzienlyke inkomden; zelfs beliepen zy, ren tyde van Fredrik den Iften ,6o..tonnen gouds; doch  44 Tafereel van Natuur en Konst. doch van tyd tot tyd zyn zy aan de Ryksfianden verpand en afgedaan. — Thans beftaan de gewoone inkomften van eenen Keizer in eenige jaarlykfche fchattingen van zekere Duitfche Ryksfteden , en in het zoo genoemde charitatiefgeld van de Ryksridderfchap ,• want het geen hy in andere opzigten trekt is onzeker, en wordt nog voor het grootfie gedeelte aan de kanfelary-bedienden en andere toegeweezen. Dé Ryksfchattingen worden door den Keizer op algemeene Ryksdagen, met bewilliging van de drie Rykskollegiè'n , uitgefchreeven, en in gewoone en buitengewoone verdeeld.—De gewoone zyn degelden, welke de Ryksftanden jaarlyks tot onderhoud van het Keizerlyk en Rykskamergeregt opbrengen. De buitengewoone zyn zulken, die llegts nu en dan, en in geval van nood, op begeerte van den Keizer, op den Ryksdag toegedaan worden. Billykerwyze zal men hier ook eenig berigt verwagten wegens het Rykskrygsweezen , het Rykspostweezen, hét Stapelregt, en het Ryksmuntweezen. — Het is zeker dat de Keizer gee-  Dmtschl. enz. Zed. , Wett. , enz, 47 geenen Ryksoorlog kan beginnen, zonder toeftemming van de Keurvorsten , Vorsten en Standen van het Ryk, welker voorkennis insgelyks tot het fluiten van eenen vrede vereifcht wordt. — De Ryksftanden brengen het Ryksleger op de been, en verzorgen hetzelve van het noodige krygstuig. De geleverde manfchap wordt in iederen Kreits, tot welken zy behoort, tot regimenten gebragt. — Men heeft meer dan eens het befluit genomen om een bepaald getal van volk op de been te brengen. In den jaare 1681 ftelde men op den Ryksdag vast dat men altyd 40000 man, te weeten 12000 te paard en 28000 te voet, in gereedheid zoude maaken te hebben. In den jaare 1702 befloot men dat getal te verdubbelen, zoo dat men in tyd van vrede 80000, en in tyd van oorlog 120000 man in de wapenen zoude houden. Doch de verdeeldheden tusfchen de Ryksftanden zyn oorzaak geweest dat men nimmer zulk eene krygsmagt op de been gebragt heeft. — De Ryksgeneraliteit wordt, op den Ryksdag, voor de helft uit de Roomfche , en voor de andere helft uit de Protestantfche Gezindheden, door den Keizer en de vergaderde Ryksftanden verkoozen. De waardigheid van Opperbevelhebber wordt in  46 Tafereel van Natuur en Konst. in oorlogstyde» op gelyfce wyze begeven, of de befch/kkingover dezelve alleen aan den Keizer gelaaten. De krygskas Wordt te Regensburg gemaakt, en het ingezamelde geld van daar "aar het leger gezonden.-Volgens de wetten moesten 'er ook Rykskrygsraaden ' aangefteld worden, om met den Opperbevelhebber te veld te trekken, en hem de noodige huip te verichafien; doch dit heeft men tot nu toe aan den Keizer en zynen Hof-krygsraad overgelaaten. Eer in Duitfchland vaste Postereryen wa. ren ingevoerd , moesten de onderdaantn in de dorpen de pakkaadje der groote Heeren, die te paard reeder,, wanneer zy op reis waren, met wagens nafleepen. Keizer Maximiliaan de Ifle, hier van de ongevoeglykbeid befpeurende, heeft eene Postcry ingeileld, welke egter geen Rykspost-ampt' was , en ook maar alleen ging uit de Nederlanden door Duitfchland naar Italië. Daar en boven was dezelve afhanglyk van het Nederlandfche generaale Postampt. — Het Ryks generaal Postampt is eerst in den Jéare 1595, door Keizer Rudolf den Ilden opgerigt; en Keizer Karei de Vlide heeft, in den jaare 1744, de bediening  DOITSCHL, ENZ. ZSD. , WETT , ENZ, 47 ning van generaal Opperpostmcester in het Roomfche Ryk tot een troonleen verklaard. Het geen den Keizer in zyne Erflanden vry ftond, meenden ook de Ryksftanden dat boa uit kragte van hun landheerlyk gebied , geoorloofd was; zoo dat 'ermenigvuldige Landposten zyn opgerigt, woor door het Rykspostmeestersampt groote fchade is toegebragt. Want thans gaat hetzelve allecn'.yk over een gedeelte de Keizerlyke Erflanden, over het Keurvorstendom Mentz, over de Ryksfteden, en het Regtsgebied van deeze en geene geringe Ryksftanden. Om te begrypen waarin, het Stapelregt gelegen is, moet men aanmerken dat ftapel, in de oude Duitfche taïle, de naam is van eene verhevene plaatfe, waarop iets gemaakt,, ofte koop gelegd wordt. Eene plaats, die, van den Keizer het voorregt krygt dat alle. uit en ingaande of voorby vaarende waaren daar kunnen aangehouden, en derzei ver bezitters verpligt worden .om ze daar te veilen en te verkoopen , wordt derhalven gezegd het Stapelregt te hebben. De Had Leipfig beeft, dit voorregt in eenen zeer hoogen graad, dewyl het zich vyhien mylen in het rond uit-, (Trekt*  48 Tafereel van Natuur en Konst. ftrekt, in welken omtrek rondom de ftad geene kraamcn opgerigt, en geene jaarmisfen gehouden worden. De fteden Hamburg, Lubeck en eenige andere plaatfen genieten mede dit Stapelregt. Omtrent het Muntweezen in Duitfcbland ftaat aan te merken dat, behalven den Keizer, alle de Keurvorsten, de meeste onmiddelbaare Ryksftanden en Ryksfteden, ja zelfs veele middelbaare Vorsten, Graaven, Steden en Edejluiden, enzulken, die Goud-en Zilvermynen bezitten , of door Keizerlyke toelating of door verjaaring van het bezit, ook het Muntregt hebben , fchoon in iederen Kreits niet meer dan drie of vier Muntfteden zyn moogen.-Volgens den Leipfiger voet, die in den jaare 1690 tot eenen grondflag is aangenoomen, wordt een mark ziJvers op twaalf Kroonen gemunt. Onder de zaaken, welken de Keizer aan zich behouden heeft, behoort ook het vastftellen van eene RyksmifTe, die men wel onderfcheiden moet van eene gewoone Jaarmarkt, welke ieder Landheer naar zyn goedvinden kan oprigten. Toen oudstyds de Bede-  DülTSCHL. ENZ. ZED., WeTT. , ENZ. 49 devaarten naar zoo genaamde heilige plaatfen gedaan werden, lieten zich by dezelven ook veele koopluiden vinden, die, zooras als de mis in de kerke geëindigd was, hunne waaren te koop veilden, en hier van is deeze benaaming oorfpronglyk. By deeze misfen hebben verfcheidene vryheden plaats t eene der voornaamften beftaat daarin, dat geen fchuldeifeher de perfoonen of goederen der geenen, die dezelven bezoeken, voor de betaal week, in beflag kan doen neemen, tenzy ze by gefchrifte gewilliglyk afftand van deeze vryheid gedaan hebben. Onder de regten des Keizers moeten wy ook zyne magt tellen om Paltzgraaven aan te fielten, en dat niet llegts zulken, die deeze waardigheid voor hun leeven bezitten, maar ook groote Paltzgraaven, die erflyke magt hebben, en zeiven kleine Paltzgraaven maaken kunnen. Zy hebben de magt om Notarisfen, Baccalaureusfen, Magifters, Licentiaaten en Doctoren te maaken, ja zelfs om onegte kinderen te wettigen. De Tournooi- of Ridderfpelen zyn in Duitfchland door Keizer Henrik den Vogelaar inXII. Deel. D ge-  ;<3 Tafereel van Natuur en Konst. gevoerd, omdat hy, by de geduurige inval-, len der Hunnen, befpeurde dat het zyn volk ontbrak aan goede Krygsbevelhebberen. Zy werden te paard met lanfen gehouden, en men liet niemand tot dezelven toe dan die zynen adeldom met zestien kwartieren kon bewyzen. Ook Relde men kostbaare pryzen, welker uitdeeling aan de dogters of vrouwen der edelluiden gelaaten werd. Daar zyn in het geheel 36 Tournooifpelen gehouden, het eerfïe te Maagdeburg in den jaare 938 , en het laatfte te Worms in den jaaie 1487. In volgende tyden, na dat het buskruit was ingevoerd, werden zy afgefchaft, fchoon de hedendaagfehe Karousfels nog als een overblyffei van dezelven zyn aan te merken, Het wapen van het Roomfche Keizerryk is nog heden overecnkomflig met dat der oude Romeinen, die het beeld van eenen Arend tot hun gewoon veldteeken gebruikten. Voordeezen beltond dit wapen in eenen enkelen Arend, en men meent dat dezelve niet voor de tyden van Konfiantinus den grooten in eenen dubbelen is veranderd geworden, om te toonen dat het Oofterfche met het Westerfehe Ryk vereenigd was. Men fchilderde 'er uit- 8P-  DUITSCHL. enz. ZeD., WeTT. enz, 51 gefpreide vlerken by, om de groote uitgeftrektheid der heerfehappye te kennen te geeven. Deeze dubbele Arend is zwart geverwd, wordt op een gouden veld vertoond,en is vanboven met eene Keizerlyke kroon verfierd. Na dat wy over de zeden en gewoonten, welke in Duitschland in het algemeen zyn aangenomen , gefproken hebben, gaan wy over om die, welke in de verfchillende deelenvan dit uitgeftrekte Ryk plaats hebben, in het byzonder te befchouwen. Voor eerst komen hier dan de Bohemers in aanmerkinge, die van, nature zeer fierk en onvermoeid zyn in het arbeiden. Hunne vrouwen zyn vrolyk,bevallig, en aan dezelven mag de naam van fchoon met reden gegeeven worden. De Edelluiden bezitten meefial groote rykdommen, maar de gemeene man en de boeren leeven doorgaans in eenen armelyken en ongelukkigentoeftand. De meeften zyn lyfeigenen, en worden door hunne Landheeren, van welken veelen uit Duitfche familiën zyn, zeer hard gehandeld. Uit dien hoofde zyn zy hunne Heeren ook niet zeer genegen, en komen dikwyls niet tot den arbeid, voor dat zy 'er door nood toe gedrongen worden; het geen de oorzaak is dat hunD 2 ne  52 Tafereel van Natuur en Konst. ne dorpen in zeer ilegten Haat zyn, fcboon er overvloed van hout en andere bouwlloffen gevonden wordt. De voornaamften in Bohème zyn de LandHanden, welke beflaan uit de Prelaaten, Heeren, Ridders en Steden. Tot de Prelaaten of den geedelyken Stand behooren de Aartsbisfchop, de beide Bisfchoppen, het Domkapittel van Praag, en 21 Abten in het land. — De Vorflen, Graaven en Vryheeren maaken den Heerentland uit, op welken de Ridderfland volgt, die weder gevolgd wordt door den Burgérfland, of door zulke (leden als zitting en ftem op de Landdagen hebben. De leevenswyze van de meeileBoheemeren is zeer eenvoudig. Veelen hunner zyn goede krygsluiden. De bloei der geleerdheid onder dit volk is juist niet zeer groot, en de Hoogefchool van Praag in dat aanzien, waarin zy in voorige jaaren geweest is. Veelen der inwooneren bezitten eene natuurlyke bekwaamheid tot de Zang-en Speelkunst, en vooral tot het blaazen op den waldhoorn. — De koophandel , welken deeze natie dryft, is van zeer weinig belang; want Praag is genoegzaam de " ' . ... eenig.  duitschl. enz. Zed. , wett., enz. 53 eenigfte ftad, waarin men met vreemde waaren en wisfels kan te regt raaken, en dit is nog meest aan de Praagfehe Jooden toe te fchryven. Voor het overige moeten alle buitenlandfche koopmanfchappen hier zeer hooge inkomende regten betaalen. In onze volgende afdeelinge zullen wy zien hoe Bohemen en Hongarye onder een hoofd geraakt, en nog heden in het huis van Oostenryk met eikanderen vereenigd zyn. Wegens het landbeftier van Bohemen ftaat aan te merken dat de byzondere Standen, welke wy gezegd hebben in vier klasfen verdeeld te zyn, nog verfcheidenevoorregten bezitten, fcboon zy geene Landdagen moogen houden, ten zy dezelven eerst door den regeerenden Koning of Koninginne worden uitgefchreeven. — Het opperbeftier over alle binnenlandfche zaaken ftaat aan den binnenlandfche Staatsraad, dien de tegenwoordige Keizerin-Koningin in den jaare 1760 te Weenen heeft opgerigt, om alle binnenlandfche zaaken, die tot haare Duitfche erflanden behooren , te behandelen. Meer andere kollegiè'n worden ook te Weenen gehouden , by fommigen van welken egter BoD 3 heem-  $4 Tafereel van Natuur en Konst. heemfche agenten tegenwoordig zyn Kleiner Landgeregten worden in Bohemen gehouden. De inkomden der kroone zyn niet altyd even groot; maar fommigen, die zich bevoegd agten om daarcmtrent eenige bepaaling te maaken, verzekeren dat zy in vrede, tyden jaarlyks twee millioenen Duitfche guldens bedraagen. De Krygsmagt, welke Bohemen op de been kan brengen en onderhouden, mag men veiliglyk op 30000 man (lellen ; zelfs verzekeren fommigen dat dit Ryk, wanneer het de nood vereifchte, wel 100000 man zoude kunnen uitleveren; doch het is zeker dat men dan veelen, die tot de veeteelt niet kunnen ontbeerd worden, en tot den krygsdienst ongefchikt zyn, foldaaten zoude moeten maaken. Eenen geruimen tyd na de geboorte van Christus waren de Boheemers nog blinde heidenen, die zich met toovcrkundenophielden, en zelfs eene fchool hadden, welke ter onderwyzinge in die kimden was aangelegd. — In de negende eeuwe is het Christendom eerst door hun aangeuomen, en daar is geene natie, die  DUITSCHL. enz. zed. , WeTT. , enz. 55 die den Paus, in hetftuk van Godsdienst,zoo veel werks veroorzaakt heeft ais de Boheemfche. — Want in de elfde eeuwe zyn de Waldcnfen uit Frankryk in Bohemen gekomen , en hebben den naam van Boheemfche broeders gedraagen. Op deezen volgden dé Wiklefiten uit Engeland, en weinig tyds daarna kwamen de berugte Husliten te voorfchyn , dje hunnen -naam en oorfprong hadden van Joannes Hus, hoogleeraar in de Godgeleerdheid te Praag, die, onder de regering van Wenceflaus den VI den, zich nevens zynen amptgenoot Hieronymus van Praag, tegen de opperhoofdigheid van den Paus, en andere grondieeringen der Roomfche kerke, in het openbaar verklaarde. Vooral drongen zy aan op het gebruik van brood en wyn beiden in het H. Avondmaal, dewyl dit Huk van eenvouwdigen best kon begreepën worden. Zy worden hierom van de Hiftoriefchryveren Utraquiften genoemd, om dat zy het Avondmaal onder de béide gedaanten wilden gebruikt hebben. Om die zelfde reden wordt hun ook de naam van Calixtynen toegevoegd , want calix beteekent in het Latyn eenen kelk of beker; en hun yver voor het gebruik van den zeiven in het Avondmaal was van dat gevolg dat de meeste huiD 4 zen  5o Tafereel van Natuur en Konst. ondervonden hebben, als welken in den jaare 1703 , de onderneeming om uit Duitfchland en uit Italië in dit land in te rukken, duur te ftaau kwam. De Tirollers zyn egter ongenegen om zich, naar de wyze der Zwitfers, in dienst van vreemde Mogendheden tebegeeven. Hunne Landmilitie beftaat maar in eenige duizend mannen, doch in tyd van nood kunnen zy we! 20000 foldaaten leveren. Zy hebben het voorregt van buiten de verpligting te zyn om, zonder hoogen nood, bezetting in te neemen ; en tot den Oostenrykfchen krygsftaat geeft het land jaarlyks omtrent 8ooco guldens. - Deeze landaart is zeer ver van hoflyk of befchaaft te zyn. Zy hebben doorgaans eene llegte opvoeding, en niet de roinlte pragt in hunne kleeding. Onder de boeren draagen mans en vrouwen hoeden van allerleie kleuren. Hunne huizen zyn liegt, en van boven met planken gedekt, waarop zy zvvaare fteenen leggen, opdat de daken niet door den wind worden weggenomen. Zy veranderen zelden van gewoonte, en worden by hunne leevenswyze zoo oud, dat het niet zeldzaam is in Tirol eenen man van 100 jaaren te ontmoeten. Zy zyn arbeidzaam en gejrouw aan hunnen Heer , maar tevens zeer hard-  DniTsciir- enz. Zed., Wett,,ekz. 91 hardnekkig. Al reizende venten zy de landkaarten en prenten, die zy te Augsburg opkoopen, in andere landen langs de deuren qjt. — Tirol, dat tot het jaar 1363 zyne byzondere Graaven had, kwam toen, door erft maakinge , aan den huize van Oostenryk, waaraan het nog heden behoort, niettegenftaande het fomtyds wel eens aan eenezylinic van het zelve is ingeruimd geweest.— De hooge kollegien van het land zyn te Infpruck, behalven dat de Bisfchoppen van Trent en Brixen hunne eigene regeeringen, hofkamers en konfiftorien hebben. De Landftanden bezitten ook hunne byzondere voorregten en vryheden. De Godsdienst is de Roomsch Katholyke, en de Weetenfchappen worden te Infpreuck onderweezen. In den Beijerfchen Kreits, welke een zeer aanmerkelyk gedeelte van Duitschland uitmaakt, zegt men dat 35 Steden, 95 Marktvlekken, 8 hooge Stigten, 75 Kloosters, meer dan 1000 Adelyke Kasteden, 11704 Dorpen ofgehugten, en 28709 Kerken zyn. De onderdaanen worden op 3361200 perfonen gefchat , en de inlandfche fchryvers erkennen dat de inkomden des lands op 5 miilioenen ryks-  92 Tafereel van Natditr en Konst. ryksdaalders te (laan komen. Hier uit biykt dat een Keurvorst van Beijeren ligtelyfc twintig of dertigduizend man op de been kan brengen, gelyk in den laatllen oorlog met Oostenryk getoond is. Onder den tegen woord igen Keurvorst is een ontwerp gemaakt om i„ tyd van vrede, i20oo man geregelde troepen en ioooo man landmilitie aan te houden waar van de onkosten op 860000 Keizerlyke guldens gerekend worden. - De Beijerfche Staatsdien rs worden voor zeer verftandigé hmJeft gehouden, en de geleerden moeten een.ge jaaren om niet dienen, eer zy onder de loontrekkende Raadsheeren worden aangenomen.-De geestelyken hebben middel gevonden om zich groot gezag aan te maatigen, en hebben ook zeer ruime mkomftén.- De edelluiden zyn 'er zeer menigvuldig, en woonen op hunne eigene landgoederen, of dienen den Keurvorst, maar begeeven zich niet 1'gtelyk in vreemden dienst.-De andere hedendaagse inwooners van Beijeren zyn oPregte en eerlyke luiden, dapper in den oorlog en getrouw aan hunnen Landheer: maar de Betjerfche boeren worden als domme en luije menfehen befchreeven , en ook voor veel flaafagtiger gehouden dan die van andere Duit-  DüITSCHL ENZ. ZeD. , WETT., ENZ. pg Duitfche Staaten. — In het gantfche land is geen andere Godsdienst dan de Roomfchgezinde, uitgezonderd in het Graaffchap Ortenburg, en in de vrye Rykflad Regensburg.—De Keurvorflelyke hooge landkollegien worden te Munchen gehouden; en de Landftanden be. ftaan in drie klaffen, naamelyk in den Prelaaten-Ridder-en Burgerftand.— In Beijeren verdient de Ridder-orde van St. George eene byzondere aanmerking Nadat dezelve verfcheidene eeuwen in vergetelheid geweest was, is zy door wylen Keurvorst Karei Albert, naderhand Keizer Karei den Vilden , op den 24flen van April des jaars 1728 weder opgerigt. De Ridders worden ook befchermers der onbevlekte ontvangenifie van Maria genoemd , en vergaderen tweemaal in het jaar, in onzer lieve Vrouwe Kerke te Munchen, om het orde-feest te houden, te weeten op den 24(ten van April, als den feestdag van ft. George, en op den 8ften van December, als den feestdag der ontvangenisfe van Maria. De Grootmeester deezer orde is altyd de regeerende Keurvorst van Beijeren. Het orde teeken is een agthoekig, hemels blaauw geëmailleerd kruis , met wit binnenwerk , op welks gouden middenfehild de Maagd Maria met  94 Tafereel van Natuur en Konst. met opgebeevene handen ftaat. Plet byfchrift in de vier' hoeken van het kruis ftaandc.'is: V. L B. I. dat is: Virgini ImmacUata Havana Immaculata. Aan de andere zyde vertoont zich een agthoekig rood geëmailleerd kruis, mede met wit binnenwerk, op welks ronde middenvlakte de üidder St. George gelaarsd te zien is, doodende den lintworm met zyne lans. In de vier hoeken van het kruis liaan de vier letteren J. TJ. P. F. datjs, Juflus ut Palma Florebh. Dit Teeken hangt aan eenen gouden beugel, aan eenen gouden leeuwentop, cn word, by groote plegtigheden, aan de orde-keten, die om den hals hangt, op de ' borst gedraagcn. Wegens den Prankilbnen Kreits merken wv aan dat het land, tot denzclven behoorende', fa het uitllerven van het huis van Hohenllau- , *en, dermaate verdeeld werd, dat'er, fchoon de titel van Hertog Van Frankenland nog hc- ] den m gebruik is, geenewaarfehynlykheidaltoos plaats heeft, dat dit Hertogdom ooit «•eer aan eenen Heerzal komen. De Standen van. deezen Kreits zyn ten deele geestelyken, en ten deele waereldlyken. Dewyl de Godsdienst m denzclven verdeeld is, wordt in het Ryks  Düitschl. enz. Zed. , Wett. , enz. fjj1 Rykskameregt een Roomscbgezinde en een Lutherfche byzitter gezonden. In tyd van vrede houdt de Frankifche Kreits gemeenlyk twee regimenten ruitery, en drie van voetvolk op de been; maar in tyden van oorlog beloopt het getal der troepen wel 10 of 12000 man. Men heeft in deezen Kreits eene Ridder-orde, welke de Duitfche orde, of de orde van Maria genoemd wordt, en onderfchciden is van de Johanniter orde van Maltha. Zy is te Jeruzalem , in den tyd van de zoogenoemde heilige oorlogen, in den jaare 1190 opgekomen, en wel in het hospitaal of gasthuis van onze lieve Vrouwe, waarom de Ridders ook den naam draagen van Hospitaliers of Marianen. De ftigter was een Duitsch edelman, uit welken hoofde zy de Duitfche orde genoemd wordt. De Grootmeester moet altyd van den Roomfchen Godsdienst zyn; 'maar de Ridders moogen thans zoo wel tot de Protefïanten als tot de Roo mfch gezin den behooren; alleenlyk wordt 'er vereischt dat zy van goeden Duitfchen Adel afdammen, en ongetrouwd blyven, Ey groote plegtigheden draagen zy eenen witten mantel, waarop zig een zwart, met zilver ingeval, kruis vertoont. Het Orde-kruis is van goud, hebbende in het midden d  120 Tafereel van Natuur en Konst. in, dat, by het afïïerven van den man, het beste ftuk vee, en by het afïïerven van de vrouw, het beste kleed aan den Keurvorst moet gegeeven worden. Wanneer een Wildfang geene erfgenaamen nalaat, dan vervalt de gantfche nalaatenfchap aan den. Keurvorst. Maar indien hy eene vrygeboorene ter vrouwe neemt, dan heeft de Keurvorst van de kinderen , die uit dat huweiyk voortkomen, geen genot. Ma den Wesphaalfchen vrede, wilde de Keurvorst dit hooge regt in de nabüitrïgé Bisdommen Mentz, Worms en Spiers wat ver uitbreiden, dewyl zich toen veele vreemdelingen aan den Rhyn hadden neêrgezet, om het verwoeste land te bebouwen. Hierover ontflond tusfehen Keur-Mentz en Keur-Palts, in den jaare 1665, een kleine oorlog; maar Frankryk en Zweeden bragten de zaak, in den jaare 1667, tot een vriendelyk vergeiyk, volgens welk Keur-Palts zyn Jus Wüfangiatus wel behouden heeft, maar hetzelve niet tot ongenoegen van zyne buuren mag uitnrekken.— Keur-Palts is ook Schutsheer over de RidderOrde van ft. Jan in geheel Duitfchland. De Ridder-orde van ft. Hubert, reeds in den jaare 1444 ingelïeld, is in den jaare 1709,  DUITSCHL. ENZ. ZED. , WETT., ENZ. 221 1709, toen zy genoegzaam geheel in verval geraakt was, vernieuwd geworden. Het orde-teeken is een agthoekig, rood geëmailleerd kruis, welks punten met gouden knoppen verfierd zyn. Op het middenfehild ziet men een groen geëmailleerd hert, het welk tusfehen zyne hoornen een rood kruis heeft, terwyl voor het zelve ft. Hubert zich vertoont, met een gouden plaatje om zyn hoofd, in eene knielende geftalte. Dit middenfehild is in eenen rooden kring beflootcn en heeft tot omfchrift de Gothifche woorden, in trau vast, dat is in getrouwheid ftandvastig. Uit de hoeken van het kruis komen drie gouden ftraalen voort. De Ridders draagen dit teeken aan een donker rood gewaterd lint van een handbreed , met een geel boordfel, van den linker febouder naar de regter heup. Daarenboven hebben zy op de linker borst eene agt hoekige zilveren fter met de orde fpreuk. By de vernieuwing der orde werden aan de Ridders voordeelige ampten gegeeven, waaruit zy hunne inkomften zouden hebben. In deezen Kreits zyn ook eenige byzonderheden wegens het Keurvorftendom Mentsz op te merken. —De Keurvorst is altyd AartskanH 5 fel-  122 Tafereel van Natuur en Konst. fellier van het H. Roomfche Ryk door Germanie, en kan zelfden Ryksvicekanfellier, dien hy aan het Keizerlyke hof heeft, verkiezen; ook Helt hy alle de bediende van deRykskanfelaary aan, en heeft het opzigt overdeRyksarchiven. —In den Keurvorftelyken ofNederRhynfchen Kreits voert Keur-Mentz alleen het Direkteurfchap, gelyk mede in alle de openlyke Ryksvergaderingen, dit thans te Regensburg gehouden worden. Wanneer de Keizerlyke troon door den dood van eenen Keizer, of op eenige andere wyze is opengevallen, dan geeft Keur-Méntz 'er berigt van aan de andere Keurvorften; hy fchryft den Keurdag uit; neemt de andere Keurvorften, of derzelver afgezanten, den Keurè'ed af, en doet by de verkiezing het eerfte voorftel, maar geeft het laatst zyne ftem, nadat hy de meerderheid der ftemmen heeft opgenomen, en roept dan het plegtig Eligo uit. Hy zalft ook den verkoozen Keizer, wanneer deszelfs krooning in zyn Aartsbisdom gefchiedt. Men wil dat de eerfte Bisfchop van Mentz, Crefcens genaamd, een leerling van Apostel Paulus geweest is, en dat hy in het Softe jaar na de geboorte van Christus te Mentz zoude gekomen zyn. — De zestiende Aartsbisfchop, Wiilegis geheeten, en  Duitschl. enz.Zed. , Wett. , enz. 123 en in den jaare 1011 in hoogen ouderdom overleeden, is een rademaakers zoon geweest, en door hem is een klein wagenrad in het wapen van Mentz geplaatst geworden, het welk alle zyne nazaaten behouden hebben. — Het Domkapittel van Mentz beftaat uit 24 Kannunniken. Het heeft groote voorregten, en bezit een aanzienlyk getal plaatfen en faktoryen. Wanneer het Kapittel eenen nieuwen Aartsbisfchop verkoozen heeft, dan moet hy een verkiezings-verdrag bezweeren. Wegens den Keurvorst van Trier ftaat aan te merken dat hyAartskanfellier des H. Roomfchen Ryks door Gallie en het Arelaatis;doch dit is thans niet anders dan een bloote titel, dewyl Gallie reeds lang van Duitschland is afgefcheiden. — By eene Keizerlyke verkiezing geeft Keur-Trier het eerst zyne (tem , zooras als Keur-Mentz den voorilag gedaan heeft. De kleine Ryksleenen vallen, zooras als zy ledig worden , allen den Keurvorst te beurt, en dit is de reden dat de Ryks-Ridderfchap in dit land weinig vermoogen heeft. Anders is het Leenhof van dit Aartsbisdom zoo aanzienlyk en talryk, dat nergens, uitgezonderd in Bohemen, deszelfs weêrgaê gevonden wordt. Want  124 Tafereel van Natuur en Konst. Want de Adel bezit byna het derde deel van de goederen, die in het Aartsbisdom gelegen zyn, en volgens het verdrag van het jaar 1729 is dezelve Ryksvry verklaard. De Aartsbisfch ppelyke Landftanden beftaan dan heden uit de Prelaaten, de Geestelykheid en de Steden.—De hooge landkollegien zyn het Hofraadkollegie, het Rivifiegeregt, en het Hofgercgt. De jaarlykfche kamer-inkomften worden op 50000 ryksdaalders gerekend. — Men telt tot nu toe 117 zoo Bisfchoppen als Aartsbisfchoppen, die deezen zetel bekleed hebben. Het Domkapttel beftaat uit 16 Kannuniken, en 14 Domicellaarheeren, welke allen van zeer goeden adel moeten zyn. — Ook heeft men hier twee geestlyke Regtbanken, eene naamelyk te Trier, en eene te Coblentz. Ten opzigte van het Keurvorften dom Keulen teekenen wy aan dat de Keurvorftelyke hooge kollegien zyn te Bonn, en beftaan in den geheimen Raad, het Hofraads-kollegie, de Hofkamer en het Hofgeregt. - De Keurvorst is Aartskanfellier van het H. Roomfche Ryk door Italië; doch dit is niet meer dan een enkele ntel. — By de verkiezing van eenen Keizer heeft Keur-Keulen de tweede item; en wanneer  DlUTSCHL. ENZ. ZED. , WETT. ENZ. 125 neer de Keizer te Aken, of in eenige andere plaats van het KeulfcheRegtsgebied , gekroond wordt, dan verrigt de Keurvorst de krooning. Wanneer 'er eene openbaare vergadering in het Aartsftift Keulen , of ook in Italië en Gallie gehouden wordt, dan zit Keur-Keulen aan de regterhand van den Keizer. — Volgens eene oude overlevering zoude ft. Materuus, dien de Roomschgezinden voor den zoon der weduwe van Nain, welke door Christus is opgewekt, houden, de eerfte Bisfchop van Keulen geweest zyn. Maar uit geloofwaardige berigten is het zeker dat een Keulfche Bisfchop, Maternus genaamd , in den jaare 314, op de kerkvergadering van Arles tegenwoordig geweest is. — De eerfte Aartsbisfchop was Hildebald , die deeze waardigheid tusfehen de jaaren 794 en 799 verkreegen heeft. — Thans zyn 'er niet meer dan drie Bisdommen, die in het geestelyke van de Keulfche kerke afhangen , te weeten Luik , Munfter en Osnabrusr, in welk laatite nog, by beurten, dan een Roomfche en dan een Lutherfche Bisfchop verkoozen wordt. Voordeezen ftonden onder het zelve ook de Bisdommen Utregt en Minden; doch het eerfte werd in den jaare 1559 zelf tot een Aartsbisdom verheeven, en nader-  i2ö Tafereel van Natuur en Konst. derhand, gelyk ook het laatfte, gefecularizeerd. — Het Domkapittel beeft zynen zetel in de Ryksftad Keulen, waar ook de Domkerk is. Het beftaat uit 24 Kapittelheeren, van welken de eerfte 16 Vorften of'Graaven moeten zyn. Het getal der Domicellaarheeren beloopt doorgaans 16. In Keulen heeft men eene Ridder-orde van de Verdedigers der Goddelyke eer, onder de befcherming van Aartsengel Michaël , door Keurvorst Jozef Klemens in den jaare 1721 opgerigt. Het orde-teeken is een vierhoekig blaauw geëmailjeerd kruis, met eenen gouden rand. Op het bovenfte en onderfte gedeelie van dit kruis ftaat een gouden P, en op ieder der zyftukken een gouden F, om te kennen te geeven Pietas,, Perfeverantia, Fidelitas, Fortitudo. Aan de eene zyde van het kruis ftaat, op een rond gouden middenfehild, het beeltenis van Aartsengel Michael in krygsgeWaad.draagende aan zyn voorhoofd den naam Gods, in zyne regterhand blikfemftraalen, en in zyne linker hand een fchild, met het opfchrift: Quis ut Deus: met zyne voeten vertreedt hy den draak. Uit de vier hoeken van het kruis komen gouden ftraalen voort. Dit or-  DülTSCHL. ENZ. zed., WeïT. ENZ, \2J orde-teeken wordt gemeenlyk aan eenblaauw gewaterd lint van vier vingeren breed van den regter fchouder naar de linker heup gedraagen , maar by groote plegtigheden hangt het aan de orde-keten , die uit 20 donderpylen en 16 fchilden beftaat, om den hals op de borst. De Grootmeester van deeze orde is altyd de regeerende Keurvorst. — Keurvorst Klemens Augustus ftigte, in den jaare 174Ö, eene nieuwe ridder-orde, ter eere van ft. Hubert. Deeze Ridders droegen, in plaatfe van de keten, eenen ring, in welks midden men eenen granaat-fteen zag, met diamanten omzet,en met de orde-fpreuk, Ausfi Clement qu' Auguste. la den Westphaalfchen Kreits moeten wy eerst de byzonderheden, die tot het Bisdom Luik behooren , befchouwen. Deszelfs bewooners, voornaamelyk ten platten lande, zyn doorgaans zeer arm, en behalven den adel en de geestelykheid bezit fchier niemand eenig land in eigendom. Deezen laaten hunne landeryen door de boeren bearbeiden, die daar voor niets genieten dan de fobere kost en vrye wooning. Daar wordt derhalven onder het volk weinig gelds gehandeld, en de iee-  118 Tafereel van Natuur enKonst, leevensmiddelen zyn 'er zeer goedkoop. Her ftrekt den reizigers, voornaamclyk die uit Holland komen, dikwyls tot grooteverwonderinge dat zy in de pleisterplaatfen, waar zeer goede herbergen zyri, zoo weinig behoeven te verteeren. — In dit Bisdom worden tweederleie taaien gefproken. Van Staatsch Brabant tot aan Tongeren is het Nederduitsch in gebruik, doch naar de Brabantfche uitfpraak; en zuidwaars van Tongeren af hoort men verbasterd Fransch, dat voor de Franfchen genoegzaam onverftaanbaar is. Deeze taal wordt de Luikerwaalfche genoemd, en de inwooners zeiven draagen den naam van Luikerwaalen. Hun zedelyk karakter wordt niet zeer gepreezen, dewyl zy voor valsch en wraakzügiig bekend ftaan. Voordeezen was het ook niet ongewoon reizigers op de wegen vermoord te vinden, waarvan veele kruifen , die inzonderheid aan de holle wegen gevonden worden, nog tot bewyzen ftrekken. De Overheid van de ftad Luik beftaat uit twee Burgemees teren en 20 Raadsheeren, in welker verkiezing de Bisfchop eene fiem heeft. — De ftad dryft Herken handel, inzonderheid met de Nederlanders. Voordeezen werd de- zel-  DüITSCHL. ENZ. ZëD. , WETT. , ENZ. I29 zelve alleenlyk langs de Maas gedreeven; maar federd dat de tolregten der Moogenheden, wier landen aan die rivier liggen, merkelyk vermeerderd zyn, is die vaart byna geheel dood geloopen. Alle koopgoederen worden nu te land met groote wagens, die met 5 of 6 paarden agter eikanderen befpannen zyn, naar 's Hertogenbosch en Breda gevoerd. Onder de verfcheidene dingen, welke deLüikenaars naar Holland verzenden, is allerhande gewerkt yzer, inzonderheid geweer en fpykers, in welken te maaken dé handteering der inwooneren voornaamelyk beftaat. Ook is het Luikfche bier, dat alom verzonden word, zeer vermaard. — Voor deezen had men een drievoudig fpreekwoord wegens deeze ftad, het welk de gefleltenis van derzelver bewooneren zeer wel aanwees. Men zeide naamelyk dat zy eene hel was voor de vrouwen , e en vagevuur voor de mannen, en een paradys voor de paapen. — De grond voor het eerfte fpreekwoord was dat de vrouwen 'er fterk moeiten werken; die voor het tweede dat de mannen onder het gebied der vrouwen ftonden, en die voor het derde, dat'er zeer ryke Kanuniksdyen en Prebenden waren.—Wegens het Bisdom van Luik ftaat nog XII. Deel, I a2nT  130 Tafereel van Natuur en Konst. aan te merken dat het eerst te Tongeren werd opgerigt; in den jaare 498 is deszelfs zetel naar Maastrigt verplaatst, doch in den jaare 713 weder naar Luik overgebragt. — De Bisfchop is een Suffragaan van den Aartsbisfchop van Keulen, en het Bisdom is in zeven Aartsdiakenfchappen verdeeld. Het Domkapittel beftaat uit meer dan vyftig perfoonen, die allen aanzienlyke inkomften hebben. Zy maaken met den Adel en de Steden de Landftanden uit, die in het Bisfchoppelyk paleis te Luik hunne vergaderingen houden. Men heeft daarenboven in die ftad de hooge Bisfchoppelyke Kollegien. Munfter is een ander zeer aanzienlyk Bisdom in deezen Kreits. Deszelfs Hoofdftad, die ook deezen naam draagt, heeft gegoede inwooners, dewyl 'er de koophandel in zeer bloeijenden ftaat is. —Zy is in de kerkclyke gefchiedeniffen berugt wegens den fnyder fan Boeckolt, meest bekend onder den naam van Jan van Leyden, zyne geboorteftad. In den jaare 1533, toen Luther nog in leeven was, wilde hy hier een Ryk der Wederdoopers oprigten, en pleegde veele groote ongeregeldheden, alles onder voorwendfel van godsdieri- flig  DüITSCHL. ENZ. ZED.,WETT.,ENZ. 131 ftigheid; maar in den jaare 153 6 werd Munfter door de Bisfchoppelykcn bemagtigd, waarna hy en twee zyner voornaamfte medeftanders, Knipperdolling en Krecbting, naar verdiende geftraft werden. — In de waereldlyke historie is de gedagtenis van deeze ftad vereeuwigd door den Munfterfchen vrede, in den jaare 1648 hier geflooten tusfchen Duitfchland en Frankryk, gelyk ook tuflchen Spanje en de Vereenigde Nederlanden, die toen eerst voor eene vrye Republiek erkend werden. Dit B;sdom is in den jaare 802 door Keizer Karei den Groeten opgerigt, en door Keizer Otto den IVden , in de twaalfde eeuw, met de Ryksvorftelyke waardigheid begunfligd.— In onzen tyd telt het zynen drie enzestigflen Bisfchop. Het Domkapittel beftaat uit 40 Kanunniken, die allen van den Adelfland moeten zyn; en niemand word tot Kanunnik aangenomen , tenzy hy eerst zynen Adelftand beweezen hebbe. Vervolgens moet hy zyn fchild en helm openlyk voorelksgezigt laaten omdraagen, om onderzogt te kunnen worden; en hy moet met bewysfiukken aantoonen dat hy zich een jaar en zes weeken te Parys geoefend heefr. In dit Bisdom waren I 2 ze-  132 Tafereel van Natuur en Konst. zekere adelyke familiën, die den naam van Erfmannen droegen; deezen werden door de andere Edelluiden geoordeeld onbevoegd te zyn, om in bet kapittel te worden aangenomen, omdat zy eertyds in de Stad Munfler Overheids Ampten bekleed hadden. De Erfmannen voerden over dit gefchil, meer dan 150 jaaren lang, met het Domkapittel van Munlter, eci: zeer kostbaar geding, het welk eindelyk in den jaare 1709, door een Keizerlyk Kommislie-Dekreet, ten hunnen voordeele beflist werd; zoodat zy voor adelyke en riddermaatige gellagten moeiten gehouden worden, en alle waardigheden en voorregten nevens anderen genieten. Met Domkapittel bezit aanzienlyke goederen en inkomften , doch moet ook den Krygsftaat onderhouden, die niet lang geleeden in 7 regimenten beftond. Wanneer dit Bisdom een oorlogzugtig Opperhoofd heeft, kan het een vry flerk leger op de been brengen, gelyk gebleeken is in den jaare 1672, toen Barend van Galen, die meer foldaat dan Bisfchop was, met een leger van 20000 mannen in Overysfel viel, en onze landgenooten leerde hoe noodig het ware de grenzen aan dien kant wel te dekken. Het  DülTSCHL, enz. zed , WeTT. , enz. I33 Het Bisdom Osnabrug is zooheiagtig,datde "helft van het noodige koorn voor de inwooners 'er niet groeijen kan. De Landluiden gcneeren zich voornaamelyk met fpinnen; doch 'er gaan jaarlyks wel 6000 hunner naar Holland om te arbeiden, eri men rekent het gereede geld, dat zy naar huis brengen, ten minllen op 200000 guldens — De Hoofdftad, Osnabrug, is eene groote welgegoede ftad, welke beftièrd word door drie Burgcmeesteren en dertien Raadsheeren, die, even als de meeste burgers, Lutherfch zyn. De Lutherfchen hebben ook het regt om op de Roomfche kerkhoven begraaven te worden , het Welk deezen ten aanzien van de Proteftantfche kerkhoven niet toekomt. De ftad bezit veele aanmerkelyke vryheden, die door iederen nieuwen Bisfchop met eede moeten bekragtigd worden. Onder deezen munten uit het regt van bevestiginge, hunne eigene konfiftorie, de akfynfen, de eigene helling derfchattingen, 8 of 9000 ryksdaalders bedraagende, en het regt om kopermunten te doen (laan. Wegens dit Bisdom ftaat als iets zonderlings aan te merken, dat het beuteling door eenen Roomfchen en Proteftantfchen Bisfchop bekleed word, het welk by het fluiten van den I 3 West-  134 Tafereel van Natuur en Konst. Westphaalfehen vrede, lp den jaare 1648, is vasrgefteld. In de verkiezing van eenen Room» lenen, Bisfchop hebben de Roomfcbgezinden de handen volkomen vry; maar de Lutherfche Bisfchop moet altyd uit den Huize van Brunswyk Lunenburg verkoozen worden. De Lutherfche Bisfchop heeft egter alleenlyk het gezag in vvaereldlyke zaaken , doch in geene kerkelyke, die den Roomfcbgezinden aangaan ; maar de Keurvorst van Keulen alleen beeft, als metropolitaan, de toezigt en bel'ehikking over de kerkelyke zaaken, die deeze religie betreffen. Aan den anderen kant hebben ook de Proteftanten met den Bisfchop, wanneer hy Roomfch is, in zaaken, die hun kerkbeftitr betreffen, niets te maaken. - Noch de Proteftantfche, noch de Roomfche Bisfchop heeft eenig regt om iets in den ftaat der zaaken te veranderen, maar alles moet op dien voet blyve-n, waarop het in den jaare 1624 was.— Men wil dat dit Bisdom door Keizer Karei den Grooten, in den jaare 776, werd opgerigt, ter gelegenheid dat hy den Saxifchen Hertog Wittekind verflaagen had. Men verhaalt ook dat de gemelde Keizer aan dit Bisdom veele goederen vereerde. — Het Domkapittel beftaat uit 25 Domheeren, onder welken  DüITSCHL. ENZ. ZED , WETT., ENZ. 135 ken maar drie van den Lutherfchen Godsdienst zyn. Aan hetzelve word nevens den Bisfchop hulde gedaan; en wanneer de Bisfchoppelyke ftoel ledig'is, neemt het bezit van alle de ampten. De inkomften van het Domkapittel bedraagen jaarlyks tuffchen de 90 en 100000 ryksdaalders. — Men telt. 'er 80 adelyke goederen, die ftem op dien landdag hebben; en de hooge landkollegien worden te Ofnabrug gehouden. Het Bisdom Paderborn is, omtrent het einde der agtfte eeuwe, door Keizer Karei den Grooten opgerigt, en in den jaare 799 door Paus Leo den lilden zeiven ingewyd. De Aartsbisfchop van Mentz is Metropoli taan van hetzelve; en het Domkapittel beftaat uit 34 Prelaaten en Kanunniken. Zonder in het byzonder opdegefteltenis der Abtdyen, welke in deezen Kreits gevonden worden, ftil te ftaan, zullen wy alleenlyk iets zeggen wegens de waereldlyke Vorftendommen , die tot denzelven behooren. — Wegens het Hertogdom Gulik kan men aanmerken dat 'er de Godsdienst verdeeld is, zynde de voorregten van Proteftanten en Roomfchgezinden I 4 door  '3<5 Tafereel van Natuur enKonst. door Religieverdragen bepaald geworden. Gulik en Berg hebben gemeenfehappelyke Land. kollegien, die te Dufleldorp gevestigd zyn; maar op den Ryksdag word noch wegens Gulik noch wegens Berg eene fiem gevoerd. — Voor deezen waren 'er Graaven van Guiik, die, toen zy de Hertoglyke waardigheid verkreegcn hadden , uïtftierveri. Vervolgens is Palts Neuburg in het bezit van Gulik geraakt; en toen ook dit Huis een einde nam, heeft de linie van Suitzbach, uit welke de tegenwoordige Keurvorst van den Palts gcfprooten Is, de opvolging in Gulik, Berg en Raven. Rein, door een vergelyk met Keur-Brandenburg, moeten verkrygen. — Voorheen zyn 'er ook Graaven van Kleef en Tcifterband geweest , van welken de laatfle in den jaare 1368 ovcrleeden is. Zyn broeders dogter bragt Kleef door huwclyk aan Adolf V. van de Marck, wiens zoon, in den jaare 1417, door Keizer Sigismundus tot Hertog van Kleef verheeven werd. Eindelyk is het Land in het begin der voorige ceuwe aan Keur-Brandenburg gekomen.-Thans is het in drie kreitfen verdeeld, van welken ieder eenen Landraad heeft. —De Landftanden belïaan uit do Ridderfchap en de Steden, van welken egter niet  DüITECHL. ENZ. ZED., WjLTT., ENZ. 137 niet meer dan zeven op de Landdagen zitting hebben, te weeten Kleef, Wefel, Emmerik Calcar , Duisburg, Xanten en Rees. De Kleeffche en Marckfcbe Kamergoederen brengen den Landheer jaarlyks omtrent 356000 ryksdaalders op. Daarenboven bedraagen de fehattingen , akcynfen enz. nog omtrent 200000 ryksdaalders. De fterke fcheepvaart op den Rbyn en de Maas brengt den inwooneren het meeste voordeel aan.— Men heeft hier Roomfcbgezinden, Lutherfchen en Gereformeerden. Schoon de eerstgemelden wel wat in hunne voorregten befnoeid worden; moogen zy egter hunne procesfien en andere plegtigheden openlyk verrigten. Zy maaken 'er het grootfte getal uit, inzonderheid ten platten lande , waar genoegzaam geene Proteftanten gevonden worden. Hier te lande woonen veele Mennonieten; ook worden 'er Jooden toegelaaten. De oude Graaven van Berg zyn in den jaare 1348 uitgeftorvcn, waarop het land aan Gulik vervallen, en eenige jaaren daarna tot een Hertogdom verheeven is. — De Godsdienst is hier gemengd , en de Proteftanten en Roomschgezinden woonen onder eikanderen. I 5 Het  138 Tafereel van Natuur en Konst. - Het Vorftendom Minden was, federd den tyd van Keizer Karei den Grooten tot aan het jaar 1648, een Bisdom, maar by den Westfaaifchen vrede werd het gefecularizeerd, en erflyk aan het BrandenburgfcheKeurhuis overgeleverd. Na de vernietiging van den Bisfchoppelyken titel is egter het Domkapittel in weezen gebleeven, en tot heden toe in ftand gehouden. Het beftaat uit 18 Kanunniken, van welken 11 nevens den Domproost den Roomfchen, en de overigen den Lutherfchen Godsdienst zyn toegedaan. In den jaare 1756 kreegen zy van cjen tegenwoordigen Koning van Pruisfen een kapittelkruis, het welk aan een hemelsblaauw lint gedraagen wordt. — De kamergoederen bedraagen jaarlyks 150000 ryksdaalders, en Minden levert, nevens Ravensburg , Tecklenburg en Lingen, 's jaars omtrent 250000 ryksdaalders in de krygskas. — Keur-Brandenburg heeft, op den Ryksdag cn by den Wcstfaalfchen Kreits, wegens Minden eene Vorstlyke Item. — De hoofdreligie is de Lutherfche. De Roomschgezinden hebben alleenlyk te Minden, en de Gereformeerden aldaar, en op het flot Petershagen kerken. De Jooden hebben te Minden en te Lubbeke fynagoogeu. — Aanmerkelyk is het verhaal wegens  DüITSCHL. enz. zed, WeTT , enz. I3P gens de wyze, waarop Minden, dehoofdfiad deezes Iands, zynen naam gekreegen heeft. Voordeezen werd zy Wittekindsburggenoemd; en toen het Saxifche Koningryk een einde had genomen, ontltond 'er eene vraag wie in bet toekomende deezen Burg bezitten zoude, waar op de Keizer antwoordde deeze Burg zal myn en dyn zyn, en van dien tyd af wil men dat de plaats Myndyn of Minden geheeten is. Schoon ons oogmerk geenszins is om van alle de Vorftendommen, welke tot deezen Kreits behooren, in het byzonder te fpreeken, zyn egter fommigen derzei ven te merkwaardig om met ftiizwygen voorbygegaan te worden. Tot deezen behoort zekerlyk Oostfriesland. — Men weet dat de Friezen, voor de geboorte van Christus hunne eigene Koningen hadden, en dat hun- Ryk zich van de Schelde' tot aan de Wefer, langs de Noordzee, uit» .ftrekte. Geheele volkplantingen van deeze natie waren naar het Sleeswykfche en Holfteinfcbe getrokken, waar heden nog eenige overblyffels van dezelven gevonden worden. De hoofdprovincie, waarin de oude Friefche Koningen hun verblyf hielden, beet nog Friesland , en is eene van de zeven Nederlandfche ro.  140 Tafereel van Natuur en Konst. provinciën, waarvan wy in ons volgende deeltje zullen fpreeket).- Het andere (luk ligt in het Graaffchap Holland, en draagt den naam van West Friesland. — Het derde ftuk , in Duitschland gelegen, en hier in aanmerking komende, wordt Oost-Friesland genoemd. In een der elf ampten, in welken het verdeeld is, ligt de Had Embden, wier meesteinwooners gereformeerd zyn. De ftad draagt zelfs den naam van de Moederkerk der Gereformeerden in de Nederlanden, want de Hervorming nam daar in den jaare 1519 haaren aanvang, en breidde zich welhaast uit door de zeven vereenigde Nederlandfche Provinciën. Zy was ook eene veilige fchüilpJaats voor de Hervormden, toen zy door den Hertog van Alba vervolgd werden. De kerken van Emb. den en andere plaatfen van Oost Friesland hebben eene geloofsbelydenis , die van den Heidelbergfchen Katechismus onderfeheiden is — In oude tyden was Oost-Friesland in verfcheidene Heerlykheden verdeeld, die ieder onder haaren byzonderen Hoofdman of Kapitein Honden, welke uit een voornaam geflagt gefprooten was, en het gezag voerde&op de wyze der Friefche Poteftaaten. — De drie Steden Aurich, Embden en Norden, waren drie  DUITSCHL. ENZ. ZED., WETT. , ENZ. 141 drie kleine Republieken op zich zeiven. Sommigen , die de belangen der Vorsten zyn toegedaan , beweeren dat deeze kleine landfireken, door verfcheidene huwelyken en (lerfgevallen, eindelyk aan het huis Grethfil gekomen waren, en dat Oost-Friesland daarop in den jaare 1454 tot den Graaven, en vervolgens twee honderd jaaren laater tot den Vorftenftand verheeven is. Doch de Lmdflanden verzekeren dat de inwooners de Regeering in den jaare 1454 vrywillig aan Ulrich den liten hadden opgedraagen. Dit Ruk baarde in vervolg van tyd grooteoncenigheden tusfchen den Vorst en het volk; en wel in zoo verre dat de laatstgemeiden telkens toevlugt namen tot hunne Hoog Moogenden de Heeren Staatcn Generaal der Vereenigdc Nederlanden, die zich hunne zaakook altyd aangetrokken, en dezelve tegen den Vorst verdedigd hebben —Toen de laatfte Vorst van OostFriesland , Karei Edzard, in den jaare 1744 overleeden was, zonder kinderen na te laaten, hcefr de Koning van Pruisfen dit Vorftendom terliond in bezit genomen, en niettegenltaande de Koning van Engeland, als Keurvorst van Hanover, 'er fterke aanfpraak op meende te hebben , hetzelve behouden- — We-  142 Tafereel van Natdür en Konst. Wegens dit Vorftendom word, zoo wei op den Ryksdag ais by den Westfaalfchen Kreits eene Item gevoerd. De Landftanden beftaan' uit de Ridderfchap, de Steden en den Boeren, ftand. Zy bezitten zelfs onder de Pruisfifche regeering veele vryheden. De uitgellorvene Vorften hebben jaarlyks meer dan 200000 ryksdaalders van het land getrokken, en het » waarfchyniyk dat de inkomften thans merkelyk zullen vermeerderd zyn. - De inwooners fpreeken gedeeltelyk Friefch en gedeeltelyk Hoog-en Nederduitfch. Zy trekken groote voordeden van de fcbèepvaart, en vooral van den koophandel in groote paarden hoornvee, boter, kaas , garst en meer andere dingen. Het eigenlyke Hertogdom Westfalen heeft geene flem in den Westfaalfchen Kreits. Al wat men van de Westfalingers vertelt, dat zy naamelyk houten fchoenen draagen ; dat hun brood, pompernikkel genaamd, zoo zwart als de aarde, en zoo hard als fteen is; en dat in hunne huizen menfehen en vee onder eikanderen woonen, heeft inzonderheid betrekking tot de bewooners deezer landflreeke. Schoon  DOITSCHL. ENZ. ZED. .WeTT.jENZ. 143 Schoon wy geen oogmerk hebben om van de verfcheidene Westfaalfche Graaffchappen, die aan verfchiliende Heeren toebehooren, te fpreeken, kunnen wy egter niet nalaaten iets te zeggen wegens de bewooners van Stedingerland, Stadtland en Budjadingerland, landftreeken, welke in deezen Kreits gelegen zyn.— Zy, die de drie genoemde ftreeken bewoonen, rekenen hunnen oorfprong van de oude Friezen, en hebben oudstyds hunnen nabuuren, den Aartsbisfchoppen van Bremen naamelyk en den Graaven van Oldenburg, veel werks verfchaft, by -welke gelegenheden de Stedingers altyd de ergflen geweest zyn.— In den jaare 1230 is 'er met de Bremers iets merkwaardigs voorgevallen. Eene voornaame Stedinger vrouw, welke des faterdags voor Paasfchen ter biegt ging, had misfchien eenen bicgtpenning, die al te gering geoordeeld werd, aan den Priester gegeeven. De geestelyke, hierover ten uiterfien misnoegd, gaf haar des anderen daags, toen zy tot het Nagtmaal gekomen was , den biegtpenning in plaatfe van de hostie in den mond, over wel. ken hoon zy zich by haaren man beklaagde , die terftond na het eindigen van den godsdienst den Priester dood ftak. De Stedingers wei-  i4T Tafereel van Natuur en Konst. weigerden dien Priestermoorderaan den Aartsbisfchop van Bremen over te leveren, en werden uit dien hoofde in den ban gedaan, welke handelwyze de Stedingers de wapens deed opvatten , en den Bremers groote nadeelen toebrengen. De Aartsbisfchop bewoog hemel en aarde om dit geweid ie keer te gaan, en bragt het eindelyk zoo ver dat hy, door zyne bondgenooten geholpen, met een leger van 40000 man op zyne vyanden, die niet meer dan 11000 fterk waren, aanrukte. — By het eerfte hoofdtreffen werden de Stedingers, fchoon zy als leeuwen vogten, door de meenigte overmand, en na een verlies van meer dan 6000 man tot vlugten genoodzaakt. Dit tegenval heeft egter in de bewooneren der gemelde landftreeken , de zugt tot vryheid mets verminderd. Van tyd tot tyd hebben zy den Graaven van Oldenburg nog veele verdrietelykheden aangedaan, en waren bezwaarlyk te bedwingen, fchoon veelen hunner nu en dan hunne onrustigheid met den dood bekoopen moesten. Nog ftaat hier iets aan te merken wegens de vrye Ryksfteden, welke in deezen Kreits gelegen , en drie in getal zyn , te weeten Keu-  DtTITSCHL. enz. ZeD. , WeTT. , enz. I4j Keulen, Aken en Dortmond.— De ftad Keulen , fchoon in het midden van het Aartsbisdom, bet welk dien naam draagt, gelegen, is egter den Keurvorst in het geheel niet on~ derdaanig. Zy gedoogt zelfs niet dat hy binnen haare minnen woont, maar wanneer hy in de ftad wil komen, moet hy flegts een klein gevolg by zich hebben, en 'er niet lang vertoeven. Hy moet 'er egter eenmaal des jaars noodwendig iyk verfchynen, op Drie-Koningendag naarrieiyk', wanneer hy in de hoofdkerke de mis verrigten moet; maar dan mag hy zelfs binnen de ftad niet vcrnagteu, zonder uitdrukkelyk verlof van de Overheid. Men gebruikt deeze voorzorg, opdat de Aartsbisfchop zich geen gezag over de ftad aanmaatige, gelyk de Keurvorften van Mentz en Trier in beide die deden gedaan hebben. — De Keurvorst ftaat daarentegen aan de Overheid van Keulen ook geen regtsgebied buiten de dads muuren toe, maar de burgers zyn rondom genoegzaam ingellcoten, en hebben zelfs bulten de dad geene galg, om misdaadigers op te hangen, het geen ook dik wyls aanleiding geeft tot zwaare gefchillen tusfchen den Keurvorst en de dad. — De in wooners , wier ge. tal naar maate van de groote der ftad, niet XII. Deel. K fterk  ï4<$ Tafereel van Natuur en Konst. fterk is, zyn allen Romfch, uitgezonderd eenige weinige Proteftanten , die zich alleenlyk uit hoofde van den koophandel daar ophouden. Doch deezen genieten geene vrye oefening van Godsdienst binnen de ftad, maar moeten denzelven te Mullem, aan de overzyde van den Rhyn in het Hertogdom Berg gelegen, gaan verrigten. —De ftadsregeering is Demokratifch. Men heeft hier zes Burgemeesters-, van welken egter maar twee regeeren, terwyl uit de overige vier twee by de rekenkamer zyn , en twee rusten. De geheele Raad beftaat uit 49 perfoonen, en de burgery is in 32 wyken verdeeld. —De ftedelingen te Aken zyn vrm den Roomfchen Godsdienst, en de Gereformeerden en Lutherfchen , die onder hen woonen, hebben zelfs,geene vrye oefening van Godsdienst. Voordeezen hadden zy te Burfcbeid, niet ver van Aken , eene kerk , maar moesten dezelve, onder deregceringvan Keizer Karei den Vlden, verlaaten. Thans verrigten zy hunnen Godsdienst te Vaa's, een Staatfch dorp, een uur gaans van Aken, in het Limburgfche gelegen.—Aan de Hoofd of Domkerk van onze lieve Vrouw, welke een zeer fchoon gebouw is, zyn 24 Kanunniken en 8 Domicellaarheeren. Zy hebben de eer dat  DutTsCHL. enz. ZED., WeTT. enz, I47 dat de regeerende Keizer altyd mede een Kanunnik is, doch hy houdt twee Kapeilaanen, die zynen post waarneemen , en zyne vette prebende onder eikanderen verdeden. Ook heeft een nieuw verkoozen Keizer de eerst openvallende prebende te begeeven, welk regt Jus Primariarum Precum genoemd word. Verder worden in deeze kerke veele zo genoemde H. Reliquien bewaard, onder welken het Hemd van de Maagd Maria, dat zy by de geboorte van den Zaligmaaker zoude gedraagen hebben , als de voornaamfie geteld word. Deezen worden flegts alle zeven jaaren van den ioden Juny tot den I4den July, van de fpits eens toorens aan het volk vertoond, het welk ze beneeden op de fïraat knielende eerbiedigt. Luiden van hoogen rang moogen op den tooren klimmen, doch nimmer iets van de Reliquien aanraaken. — Het was ook eene oude gewoonte dat ieder nieuw verkoozen Keizer eenigen van de kostbaarfte meubelen, welke by zyne krooning gebruikt werden, aan deeze Domkerke vereerde. Doch die gewoonte is in verval geraakt, en de kerk word nu by iedere krooning flegts met 56 goudguldens, en twee groote voeders wyn befchonken. De Wethouderfcbap beftaat uit den grooten en K 2 klei-  148 Tafereel van Natuur en Konst. kleinen Raad; tot den eerfien behooren 129, en tot den anderen 41 perfbonen. De Schepensbank is in zeker ópzfgt een byzonder kollegie, en men beroept zich van dezelve niet op den Raad, maar naar het Rykskamergeregt te Wetzlar. Keur-Palts is, als Hertog van Gulik, Schutsheer van de ftad, en houdt'er zynen voogd. — Aken bekleedt op de bank van de Rhynfche Heden, en by den Westfaalfchen Kreits, de tweede plaats; doch maakt onder de Rhynfche Ryksfteden ook aanfpraak op de eerfte. * Om de ftaatsgefteldheid van den NederSaxifehen Kreits te begrypen, moet men aanmerken dat het Direktorium in denzelven beurteling ftaat tusfchen Maa jdenburg en Bremen , met voorbehouding van het Mededirêktori'um aan het Huis van Brunswyk Lunenburg, zoo dat Keur-Brandenburg wegens Maagdeburg, en Keur Brunswyk wegens Bremen , thans Kreitsuitfchryvende Vorften zyn. De afwisfeling van het Direktorium gefchied onder hen van Kueitsdag tot Kreitsdag; en de oudfte regeerende Heer van het Brunswyk Lunenburgfche Huis voert het Mededirektorium. — Ten aanzien van den Godsdienst is de Neder-Saxi- fche  DüITSCHL. ENZ.ZED., WETT. ,ENZ. 149 fcbe Kreits geheel Protefhntfch. De krygsmagt van deszeifs Standen is vry aanzienlyk. Toen het Duitfche Ryk, in het laatst der voorgaande eeuwe, in tyd van vrede 40000 man wilde te veld brengen, werd deeze Kreits op 4029 man gefchat. In oude tyden had het Aartsbisdom Bremen , tot deezen Kreits behoorende, zeer groot gezag; want het had niet flegts verfcheidene Bisdommen in Duufchland onder zich, maar ook de gantfche Geestelykheid van Deenemarken, Noorwegen en Zweden. Maar door den tyd rigtten de Noordfche Volken Bisdommen op, die van dat van Breemen geheel onaf hanglyk waren. Dit had tot zyn gevolg dat het gantfche Aartsbisdom te niet raakte: want het werd in den j iare 1644 door de Zweeden ingenomen, en by den Westfaalfchen Vrede van het jaar 1648 werd vastgefteld, dat het, onder den titel van Hertogdom , als een Duitfch leen vooreeuwig aan deZweeden zoude overgelaaten worden. Dit konden de Roomfcbgezinden ligtelyk dulden, omdat het Aartsbisdom de Hervorming reeds langen tyd geleeden had aangenomen, en zich van de Roomfche Kerke afgezonderd. En de Proteftanten vonK 3 den  jjo Tafereel van Natuur en Konst. den 'er weinig verfchil in, of aan hun Land de naam van Bisdom of van Vorftendom werd toegevoegd. De Zweeden bleeven egter niet lang in het geruste bezit van dit Hertogdom; want in den jaare 1675 werd het, nevens Verden, door den Hertog van Brunswyk-Wolfenbuttel, den Bisfchop van Munfter, en eenige Deenfche Volken veroverd, doch by den Nymeegfchen vrede van het jaar 1679 werden zy onder de verpligting gebragt om het, op eenige weinige (lukken na, die aan BrunswykLuneburg bleeven , weder te geeven. — In den jaare 1712 maakten de Deenen zich ah» derwerf meester van Bremen en Verden. Koning Fredrik de IVde Mond deeze landen, in den jaare 1715 , voor 700000 ryksdaalders aan Keur-Brunswyk af, welke afftand vier jaaren daarna door Zweden bevestigd werd. Op deeze wyze is de Koning van Groot Britanje, als Keurvorst van Brunswyk-Luneburg, thans Hertog van Bremen, en heeft in die hoedaanigheid de zesde plaats in het Vorftenkollegie; en in den Neder-Saxifchen Kreits komt hem en Maagdeburg beurteling het Direktorium toe. Sederd dien tyd moet ook de Domkerk, zoo wel te Hamburg als te Bremen , den gemelden Keurvorst voor haare hoo-  Dditschl. enz.Zed., Wett., enz. 151 hooge Overheid erkennen. Doch met die beide plaatfen zyn zoodaanige voorwaarden gemaakt, dat de twee Heden in haare Ryksvryheden niet ligtelyk zullen benadeeld worden. Te Bremen is het Domkapittel geheel vernietigd : maar te Hamburg heeft het kollegie der Kanunniken zich tot heden toe gehandhaafd. De heerfchende Godsdienst is hier de Lutherfche, en de Gereformeerden hebben 'er flegts zeven gemeenten. De Landflanden beftaart uit de Ridderfchapen Steden. —Een der Ampten of üistrikten , tot Bremen behoorende, waar omtrent wy iets byzonders hebben aan te merken , is Wurften, of het Alteland Wurften, aan den Wezer gelegen-. Het heeft zynen naam naar de Wartbsn, die opgeworpene hoogten van aarde zyn, waarop demenfchen, toen dit land nog niet bedykt was, met hun vee in tyden van hooge vloeden vlugtten, welke hoogten in Friesland eertyds Werdten genoemd werden, en nu den naam van Terpen draagen. De inwooners, toen Wurfaten genaamd, waren ook aframmelingen van de oude Friezen, en fpraken de oude Friefche taal, welke hier niet voor het begin deezer eeuwe geheel in onbruik geraakt is. Zy meenden voor deezen vrye luiden te zyn, en in K 4 deB  ij2 Tafereel van Natuur en Konst. den jnare 1517 trokken zy tegen Aartsbisfchop Cbristoffel te veld; de vrouwen gingen gewapend mede, en eene lange fierke Friefcbe maagd droeg de banier. Doch dc Aartsbisfchop behield de overhand, en een van zyne foldaaten had- de onbeleefdheid van de Friefche heldin midden door te houwen. In het Holfteinfche is een zeker regt in gebruik, het welk in het latyn Obftaguim, en in het Hoogduitfch Einlager of Leuung genoemd word, beteekenende zoo veel als gyzeling. Uit hoofde van dit regt word een fchuldenaar, die niet betaalen kan, op zekere plaats ontboodeir, waar hy zoo lang moet blyven, tot dat zyn fcbuldeizer bevredigd is. Ia het Roomfch Ryk zyn dergelyke gyzelingen, reeds in den jaare 1577. ter porzaake van de menigvuldige misbruiken, afgefcbaft, maar in Holltein zyH zy verfcheidene maaien door wetten bekragtigd geworden. Schoon ons bedek niet toelaat van de verfcheidene Vorflendommen, tot deezen Kreits behoorende, te fpreeken, moeten wy egter eene byzonderheid melden, die tot Hameien, eene oude ftad van het Vorltendom Calen- berg  DmTscHr.. enz. Zed. , Wett. , enz. 153 berg in het Keur.vürftendom Brunswyk-Luneburg, betrekking heeft. Deeze flad is onder anderen berugt door een zeer bekend verdigtfel. In den jaare 1234 kwam 'er naamelyk een rottevanger in de ftad, die met een zakpyp de ftraaten op en neder liep, waarop de rotten en muizen uit alle de huizen hem tot buiten de poort naliepen, waar hy ze allen in de Wezer joeg, en deed verdrinken. Maar dewyl de inwooners weigerden de belooning, welke zy hem beloofd hadden, tebetaalen, kwam hy op zekeren dag onder kerktyd weder, en werd door 130 kinderen nagevolgd, die hy buiten de ftad voerde en in eenen berg bragt, waaruit fommigen zeggen dat zy nooit weder gekomen zyn. Anderen beweeren dat deeze kinderen onder den grond naar Zevenbergen gingen, en daar weder te voorfchyn kwamen ; en dat de hedendaagfche inwooners van Zevenbergen, die men daar de Saxifche natie noemt, hunne Afftammelingen zyn zouden. Men verhaalt nog dat twee kinderen agtergebleeven waren, waarvan het eene blind en het andere ftom geworden was. Het blinde kon we! de plaats niet aanwyzen, maar berigtte egter dat de rottevanger met de kinderen in den berg gegaan was. Het ftomme kind, K s dut  154 Tafereel van Natuur en Ponst. dat niets vertellen kon, wees den berg aan, die zich geopend en de kinderen verflonden had. Men weet thans wat van deeze fabel te houden zy; de gantfche zaak komt nameiyk hier op uit. In den jaare 1259 trok, ter gelegenheid van de oneenigheden tusfchen de ftad Hameien, en Wedekind, Bisfchop van Minden , een troep gewapende ftadskinderen onder zeker hoofd tegen de Bisfchoppe, lyke troepen te veld; doch zy leeden eene zwaare nederlaag , en die niet fneuvelden werden naar Minden gevangen weggevoerd. De Hamelenfche Stadskinderen zaten hier eenen geruimen tyd gevangen, tot dat zy eindelyk door Hertog Albert van Brunswyk, in den jaare 1260, in vryheid gefteld werden. Zy kwamen daarop langs den konden weg te rug, door de landftreek de Zeven Bergen genoemd, eene halve uur gaans van hier, op het grondgebied van Hameien, naar den kant van Minden, gelegen, en in het verdigtfel tot zeven bergen gemaakt, waar deeze vermiste ftads kinderen voor het eerst weder gezien werden. Schoon deeze uitlegging de waarfchynlykfte is, word 'er egter nog eene andere gis» fing, ter verklaaringe van dit geval bygevoegd. In de dertiende eeuw werd eene meenigte van kin-  DüITSCHL. ENZ. Zed. , WETT. , ENZ. I f 5 kinderen door eene raazende gril bevangen; veele duizenden ontliepen hunne ouders, onder voorwen dfel dat zy door Italië naar het Beloofde Land gaan wilden; en de meesten hunner ftierven van koude op de Zwitferfche gebergten. Misfchien zegt men, zullen onder deeze pelgrims ook eenige Hamelenfche kinderen geweest zyn. In deezen Kreits worden, behalven verfcheidene Vorftendommen en Heerlykheden, op welken wy niet in het byzonder kunnen ftilftaan, zes vrye Ryksfteden geteld, waarvan Lubeck, Hamburg en Bremen voornaamelyk aanmerking verdienen. — Lubeck werd eerst in den jaare 1181 door Keizer Fredrik den Iften, en vervolgens in den jaare 1227 door Keizer Fredrik den Ilden , voor eene vrye Ryksftad verklaard, en heeft zich reeds meer dan 500 jaaren in die vryheid gehandhaafd. — De Raad van deeze ftad beftaat uit 20 perfoonen, te weeten vier Burgemeesters en 16 Raadsheeren, zynde dezelven ten. deele luiden uit oude gellagten, ten deele geleerden, en ten deele koopluiden. Viermaal in her jaar wordt de zoogenaamde Burgerfpraak, in welke de Itads keuren begreepcn zyn, door den  156 Tafereel van Natudr en Konst. den regeerenden Burgemeester van liet Raadhuis afgeieezen. De gantfche burgery beilaat uit twaalf koilegien, van welken ieder in de burgcrlyke byeenkornften zyne ftem heeft. De heerfchende Godsdienst is de Lutherfche. — De vermaarde vrye Ryksftad Hamburg heeft haaren naam waarfchynlyk naar het kleine woud Hamm, in welks nabuurfchap Keizer Karei de Groote, omtrent het jaar 808, eenen Burg bouwde, waaruit door den tyd bet prrgtige Hamburg is voortgekomen, dat nu reeds meer dan 950 jaaren aan de Elve geftaan heeft. Het is eene zeer voikryke ftad , waarin alles wat tot vermaak, gemak en veiligheid der inwooneren kan dienen, op eenen zeer goeden voet geregeld is. De ftraaten zyn by nagt met lantaarnen verligt; ook wordt 'er eene nagtwagt gehouden, die door alle de ftraaten onophoudelyk de ronde moet doen. Daarenboven moet de brandwagt fteeds gereed zyn, om de fchikkingen, welke tegen tyd van nood gemaakt zyn, onmiddelyk uit te voeren. — De vreemdelingen bevinden zich hier zeer wel, zoo door den overvloed van allerleie dingen, ais door den aangenaamen omgang met luiden Van alle landen, die in fchouwfpelen, conpegen, en by andere openbaare vermaakeiyk- he.  DüITSCHL. ENZ. ZED. , WeTT. , ENZ. I 57 heden in groote meenigte by eikanderen komen. De herbergen zyn hier egter voor luiden van aanzien zoo geryfiyk niet als in andere plaatfen. — Het Raadskollegie beftaat uit vier Burgemeesteren , waaronder een koopman is; uit 4 Syndikusfen of Penfionarisfen, uit 24 Raadsheeren, waaronder 11 geleerden en 13 koopluiden zyn, en uit vier Sekretarisfen , van welken een Protonotarius en een Archivariüs is, zoodat 'er in het geneel 36 perlbonen toe behooren. De magt van dit Raadskol'cgie ftrekt zich niet uit tot het.opleggen van fchattingen, tot het maaken van nieuwe We'ten, of andere byzonderhcden , die de atlgeni-ëhe belangen van den burgerftaat betreffen ; maar deezen moeten door degeheele burgery gèrheenfchapfSelyk beraamd worden. De (hrd is verdeeld in'vyfKer'fpeis ,'als i. Dat van ft. Pieter, 2. van ft. Nikolaas, 3. van ft. Katharyn, 4. van ft. Jakob, 5. van ft. M'chel; en ieder burger behoort tot een van dezelven. — Uit deeze vyf Parochiën nu worden de volgende burgtrlyke kolleg'en opgemaakt. In bet kollegie der zoogenoemde ouderlingen zyn 15 perfoonen, te weeten uit iedere Parochie drie. In dat der loflyke kamery zyn uit ieder kollegie twee, en dus in het  IJ8 Tafereel van Natour en Konst. het geheel 10 perfoonen. In het kollegie der heeren zestigen zyn 60 perfoonen, uit°iedere Parochie twaalf. In het kollegie der honderden-tagtig perfoonen zyn 'er uit ieder kollegie 36, welken in de burgerlyke byeenkomften nog 30 adjunkten worden toegevoegd, naamelyk zes uit iedere Parochie. Over zaaken die in deeze kollegien niet afgedaan kunnen worden, wordt de geheele burgery famengeroepen, en een regelmaatig Raads-en Burgervonnis opgeheld. - De Hoofd-Religie in deeze ftad is de Lutherfche. De Engelfehen hebben 'er een byzonder huis, waarin in hunne taal gepredikt word, gelyk ook de Hamburgers te Londen hunnen Godsdienst in het openbaar moogen oefenen. De Nederlandfche Gereformeerden hebben 'er eene gemeente, die door twee predikanten bediend word; maar de Roomfchgezinden , Mennonieten en andere Gezindheden verrigten hunnen Godsdienst in het nabuurig Altona ; de Jooden worden flegts op zekere voorwaarden geduld,' doch zonder fynagoog. - Wegens de ftad Bremen ftaat in het byzonder aan te merken dat zy thans eene zeer bloeijende Koopen Ryksftad is. Zy heeft den Aartsbisfchoppelyken titel agt eeuwen lang, naamelyk van den  Duitschx. enz. Zed. , Wett. enz. 159 den jaare 848 af tot aan het jaar 1648 toe, gevoerd. In den Westfaalfchen vrede werd dit Aartsbisdom egter gefekularizeerd, en aan Zweden, onder den titel van Hertogdom afgeftaan. Nadat het als zoodaanig door eenen Zweedfchen Gouverneur 60 jaaren lang was geregeerd geworden, maakten de Deenen 'er zich in den jaare 1712 meester van, en Honden het twee jaaren daarna aan den Keurvorst van Brunswyk-Luneburg af, aan wien Zweden het, volgens den Noordfchen vrede des jaars 1720, voor eeuwig moest overlaaten.— De Wethouderfchap van de ftad beftaat uit vier Burgemeesteren , twee Syndikusfen en vierentwintig Raadsheeren,die gedeeltelyk geleerden , gedeeltelyk koopluiden, maar allen Gereformeerd zyn. De Hoofd-officier of Cgelyk men hem gemeenlyk noemt) de ftadsvoogd, wordt door Keur-Brunswyk aangetteld. Men heeft hier ook veele Lutherfchen, doch maar weinige Roomschgezinden. — Eer wy van deezen Kreits afftappen meenen wy nog iets te moeten zeggen wegens de beteekenis der benaaminge van Hanfee-fteden. Sommigen'willen dat dezelve niets anders te kennen geefe dan fteden, die aan zee gelegen zyn, gelyk ten opzigte der voomaamfte waar is: eenigen be-  11 i6o Tafereel van Natcor en Konst. beweeren dat zy dus genoemd worden, om dat zy handelplaatfen zyn , naar het Duitfche woord handelen; en anderen zoeken den oorfprong des naams in het woord hanfa, het welk een verbond beteekent, waarom men ben, die in eenig genootfehap treden, in oude tyden gewoon was te hanzen ofte verhanzen. Men kan het getal deezer Hanfee-fteden niet Avel bepaalen, dewyl 'er den eenen tyd meer dan den anderen aan dit verbond deel gehad hebben. De grondflag van hetzelve is zekerlyk door de beide Reden Lubeck en Hamburg gelegd geworden, toen zy zich in den jaare 1251, kort voor de groote tuflehen regeering ^ van het Roomfche Keizerryk, met eikanderen ' verbonden om de zee van roovers te zuiveren ; vervolgens is 'er de eene na de andere ftad in getreden. Dit verbond is volkomen 300 jaaren in fïand gebleeven, en heeft deNoordfche Koningen geduurende al dien tyd in ontzag gehouden; maar federd 200 jaaren is het geheel in verval geraakt. Dit verval is onder anderen veroorzaakt door het fnuiken der oude voorregten; door de onderdrukkingen van Keizer Karei den Vden; en door de vorderingen van andere volkeren in de zeevaart. Men ziet egter nog eene kleine fcha-  D0ITSCHL. enz. zed. , WeTT. , enz. löt fchaduw van dit groote genootfchap in de Neder-Saxifche Ryksfteden Lubeck , Hamburg en Bremen, die, met eikanderen verbonden, den naam van Hanfee-fteden behouden hebben, en onder.dien naam met buitenlandfche Moogendheden verdragen maaken. In den Opper-Saxifcben Kreits, is de Keurvorst van Saxen fteeds alleen Kreitsuitfcbryvende Vorst en Direkteur geweest. De Kreits* dagen werden voordeezen meestal te Leipzich gehouden,,doch federd het jaar 1683 is 'er geen uitgefchreeven. Wanneer het Duitfche Ryk 40000 man op de been brengt, dan heeft deeze Kreits 1312 ruiters en 2707 voetknegten tot zyn aandeel, het geen ten aanzien van zyne uitgeftrektheid zeer weinig is. Het eerfte Vorftendom dat hier in aanmerking komt, is dat van Anhalt, welks Vorften in vier Hoofdlinien verdeeld zyn, te weeten : 1. Desfau; 2. Bernburg; 3. Cothen ; 4 Zerbst. De drie eerfte linie» zyn van den Gereformeerden Godsdienst, welke ook de heerfchende is in haare landen; maar de laatfte linie doet, nevens haare meeste onderdaanen, belydem's van den Lutherfchen Godsdienst. De vier re. xii. Deel. l gee-  i62 Tafereel van Natuur en Konst. geerende linien te famen hebben wegens dit Vorftendom, zoo op den Ryksdag als by den Opper-Saxifchen Kreits, niet meer dan eene (tem, die telkens door den oudften van het Vorstlyk Huis gevoerd word. Nog hebben zy eene Rem op de Ryks-en Kreitsdagen wegens de gefekularizeerde Abdye Gernrode.— De Landflanden worden uit naam van de vier Vorftelyke linien gemeenfchappelyk befcbreeven, en de plaats der byeerkomfte is doorgaans in de Hoofdftad van den oudften Vorst. Deeze ontvangt ook, als Leendraager der anderen , het Ryksleen van den Keizer , en neemt alle de gemeenfehappelyke belangen der Vorften van Anhalt waar.— Ondertusfchen heeft iedere regeerende linie haare byzondere Landregeering , Kamer en Koniiflorie. De inkomften berekent men voor alle de vier linien tusfchen de 5 en 600000 ryksdaalders in het jaar. De Abdy Quedlenburg verdient bier ook eene byzondere aanmerking. Dezelve is een Keizerlyk Vrywaereldlyk Vorftelyk Jongvrouwen flirt van de Lutherfche gezindheid, en zy heeft zoo wel op den Ryksdag, onder de Rhynfche Prelaaten, als in den Opper-Saxi- fchen  DülTSCHL. ENZ. ZED , WETT. , ENZ. 163 fchen Kreits zitting en Hem. Het kloofter moet zeer oud zyn, dewyl Keizer Henrik de Vogelvanger, die in den jaare 936 overleed, in het zelve begraaven werd. De eerfte Abdis van Quedlinburg was Mathilde , dogter' van den gemelden Keizer. Het heeft vier geestelyke Standsperfoonen , naamelyk eene Abdis , een Prooftin , eene Dekenes en eene Kannunnikes, die allen goede inkomften en fchoone wooningen hebben. Schoon de Abdis eene onmiddelyke Ryksvorftin is, heeft zy egter haaren Befchermbeer of Erfvoogd. Deeze voogdy is tot het jaar 1697 door Keur-Saxen bezeeten, maar toen voor 300000 ryksdaalders aan Keur-Brandenburg verkogt geworden. Eene Abdis uit het Koninglyk Pruisfifche Huis,den Gereformeerden Godsdienst belydende, moet terftond, na de aanvaarding der regeeringe, door eene fchriftelyke verzekering belooven, dat zy in deeze Abdy den Lutherfchen Godsdienst zal handhaven. Wy moeten nu de gefteltenis van het Keurvorftelyke Huis Saxen aan onzen leezer doen kennen.—Uit de gefchiedenisfen blykt dat de voornaame Hertogen oudstyds de zelfden geweest zyn, die in vervolg den naam van L 2 Keur  i64 Tafereel van-Natuur en Konst. Kenrvorften gekreegen hebben Het Hertogdom en Keurvorftendom Saxen was, ten tyde van Hertog Henrik de Leeuw , een en het zelfde; maar nadar hy in den Ryksban gedaan was, en zyne bezittingen verbeurd verklaard waren, kwam ook dit land, in veele Rukken gefcheurd zynde, onder verfcheidene benaamingen aan verfcheidene Heeren. —Een gedeelte van het oudfte Hertogdom Saxen, de Wittenbergfche Keurkreits naamelyk, nevens Palts-Saxen en het BurggraaffchapMaagdeburg, bleef aan de Vorften uit het Askaanfche Huis, onder den titel van het Hertogdom Saxen. Uit hoofde der bezittingen van dat ftuk lands, voert de Keurvorst heden nog den titel van Hertog van Saxen, en dien van Burggraaf van Maagdeburg Nadat de Keurvorften van het Hertogdom Saxen uit het Askaanfche Huis waren uitgeftorven, ontftonden'er, na eenige andere verwisfelingen, in den jaare 1466 twee hoofdlinien van het Saxifche Huis, die, naar haare ftamvaders , Ernst en Albert, nog tegenwoordig de Ernestynfche genoemd worden. In den beginne bezat de Ernestynfche linie, als de oudfte, behalven de Keurvorftelyke waardigheid, ook den Keurkreits, aan welken de keurftem verknogt is. Maar toen in  DOITSCHL. enz. ZED, WeTT , enz. 165 iii de eerfte tyden der Hervorminge , delaatfte Keurvorst deezer linie door Keizer Karei den Vden gevangen genomen was in den Dag by Muhlberg, werd de Keurvorstlyke waardigdigheid, in den jaare 1548, tot deAlbertynfche linie overgebragt. Hierdoor kreeg de Keurkreits eenen anderen Heer, te weeten Hertog Maurits van de Albertynfche linie, by welke het land tot nu toe gebieeven is. Deeze laatfle linie had voordeezen verfcheidene Vorften uitgeleverd, die niet flegts den Proteftantfchen Godsdienst beieeden, maar denzelven in Duitfchland ook zeer fterk voorftonden ; doch in den jaare 1692 is Keurvorst Fredrik Augustus de Ilde, met zyn gantfche huisgezin, tot het Pausdom overgegaan, en federd dien tyd heeft het zelve in dit huis ftand gehouden. De Albertynfche of Keurvorftelyke linie bezit verfcheidene zeer aanzienlyke landen. De Lutherfche Godsdienst, die in het eigenlyk Keurvorftendom zyn beg'in genomen heeft, en in alle deeze landen bloeit, word hier , fchoon het Keurvorftelyke Huis Roomfch is.veiliglyk beleeden engetrouwlyk gehandhaafd. Onder de hooge Kollegien des lands tellen wy. 1. Het geheime kabinet, het welk de binnen-en buitenlandfche ftaadsbelanL 3 gen,  i66 Tafereel van Natuur enKokst. gen , benevens de krygszaaken , aan den Land ■ heer voordraagt, en de noodige bevelen afvaardigt. 2. Den geheimen Raad, die de bezorging heeft over de geestelyke en burgerlyke zaaken , en het opzigt over alle de andere burgerlyke en krygs-kollegien des lands heeft. — Een Keurvorst van Saxen is Aarrsmarfchalk van het H. Roomfche Ryk, en de zesde in rang onder de Keurvorften. Wanneer het Ryk zonder Opperhoofd is, dan oefent hy in de landen, waar het Saxifche regt plaats heeft, het Ryks Vikariaat. Op den Ryksdag is hy Direkteur van het zoo genoemde Corpus Evan. gelicum, of de vergadering der Proteftantfche Ryksftanden, en heeft meerandere voorregten, welke wy hier met ftilzwygen voorby gaan. — Voor den jongften oorlog was de Keur-Saxifche krygsftaat op 20000 man regelmaatige troepen bepaald, waarby nog eene wel ingerigte landmilitie kwam; en wanneer de nood het vereifcht, kunnen 'er nog ruim eens zoo vee! troepen op de been gebragt v> or. den. De inkomften van alle de Keur-Saxifche landen worden geagt jaarlyks tusfchen de zes en zeven miJioenen te bedraagen. Zy heben egter federd het jaar 1745, van tyd tot tyd, merkelyke verminderingen geleeden, doch  DunscHL. enz. Zed. , Wett. ,enz. 167 doch van het jaar 17Ó4 af is dit Keurvorftendom weder op zyn verhaal beginnen te komen. — De Hertoglyke linie van het Huis Saxen is thans verdeeld in vyf byzondere zylinien , en een der aanzienlykfte oudvorftelyke Huizen in Dutfchland. Alle de Hertogen van dit Huis zyn den Lutherfchen Godsdienst toegedaan , die ook door hunne onderdaanen beleeden word. Nog hebben zy eenige goederen en voorregten in gemeenfchap met eikanderen. In de befchryvingen van den Saxifchen Keurkreits komen twee benaamingen voor, welke eenige opheldering noodig hebben , die van fchrififasfen naamelyk en amptfasfen.— Schrifrfaffen zyn zulke Vafallen in Keur-Saxen, die alleen voor de Keurvorftelyke Kanfelaary te Dresden , of voor de Opperhofgerigten te Leipfig en Wittenberg kunnen betrokken worden. Behalven eenige fteden, behooren hier toe de Keurvorftelyke Raaden, Amptenaars en Akfynsbedienden; als mede de Regtsgeleerden en Opperofficiers. Zy worden dus genoemd, omdat de gefchriften onmiddelyk aan hun afgaan. — Amptfasfen zyn daarentegen zulke Edellieden of kleine Steden, die in geL 4 val  168 Tafereel van Natuur en Konst. val van verfchil, in de eerfte plaats voor den Amptman, onder wiens regtsgebied hunne goederen behooren , verfchynen en aan denzelven ook akfynfen betaalen moeten. Het Landgraaffchap Thuringen, tot deezen Kreits behoorende, verdient onze byzondere opmerking. De inwooners deezerlandftreeke hebben van oude tyden afin het Bisdom Bremen gewoond; maar zy zyn door de Saxen zoo lang ontrust geworden, tot dat zy het land verlaaten, en aan de andere zyde van den Hans, in de derde eeuw, het Koningryk Thuringen opgerigt hebben. - Dit Koningryk Is tot in het jaar 524 in ftand gebleeven , wanneer de laatfte Koning, in eenen veldflag tegen/de Franken en Saxen, kroon en leeven verloor. Hierop werd het land tusfchen beide de overwinnaars verdeeld. Vervolgens zyn 'er Landgraaven van Thuringen geweest, die in den jaare 1747 zyn uitgeftorven, waarna Thuringen en Meisfen met eikanderen vereenigd werden. Van dien tyd af hebben de Markgraaven vafn Meisfen, die naderhand Keurvorften van Saxen werden, het Landgraaffchap Thuringen bezeeten, het welk nu eens aan zylmien, en dan door het uitfterven van de» ze-  DülTSCHL. ENZ. ZED. , WETT. j ENZ. 169 zeiven weder aan Meisfen gekomen is. Ein. delyk kreeg, na de verdeeling van het Huis Saxen in de Erneftynfche en Albertynfche linie, de Erneftynfche linie haar aandeel meest in Thuringen; en die plaatfen zyn naderhand verdeeld geworden, en zyn heden nog verdeeld, onder de Keur en Hertoglyke zylinien van het huis Saxen. Verfcheidene zyn ten deezen tyde de bezitters van dit landfchap. — De Keurvorst van Mentz heeft hier de ftad Erfurt en haar grondgebied. Men kan egter niet met grond beweeren dat Keur Mentz van oude tyden af de opperheerfehappy in dezelve gehad, maar wel dat het in Erfurt federd veele ecuwen het geestlyk regtsgebied geoefend heeft. KeurSaxen is van ouds als fchutsheej der ftad bekend geweest. Omtrent het jaar 1509 ontftond 'er een geweldige opftand in de ftad, die veele jaaren aanhield. Want daar de Raad en Burgery met eikanderen oneens geworden waren, zogt de regeering hulpen befcherming tegen het gemeen by Keur-Saxen, terwyl de burgers by Keur Mentz hunne toevlugt zogten, zoodat 'er eindelyk drie partyen in de ftad ontbonden, de Mentzifche naamelyk, de SaxiL 5 fche  170 Tafereel van Natuür en Konst. fche en de ftads-parry. — Het voornaame gefchi! met Keur-Mentz beftond daarin dat men, voor den dertigjaarigen oorlog, den Keurvorst van Mentz in het kerkengebed beflooten had, zonder daartoe bevel van den Raad te hebben. De Keurvorst begeerde vervolgens dat men dit als eenen pligt erkende; doch de ftad merkte zulks aan als flrydig met haare vryheid ; en de Lutherfche predikanten wilden geene verpligting erkennen om openlyk voor hem te bidden. —Deeze twist liep zoo hoog dat een der Burgemeesteren werd opgehangen, eenSyndikus gevierendeeld, terwyl andere voornaame luiden op andere wyzen mishandeld werden. Deeze daadelykheden Waren van dat gevolg dat de ftad in den jaare 1663 'n den ban gedaan werd. Doch eindelyk werden de zaaken zoo gefchikt, dat E-furt onder de gehoorzaamheid van Keur-Mentz geraakte. Sederd dien tyd hebben 'er altyd Aartsbisfchoppelyke troepen in bezetting gelegen; en de ftads-overheid, die alle jaaren verkoozen wordt, moet zweeren dat zy de regten van den Keurvorst zal handhaven. — De Raad is tegenwoordig half Luthersch en half Roomsch ; maar de burgers zyn meest van den Lutherfchen Godsdienst. — Andere gedeelten van Thuringen ftaan onder an-  DcrrscHr.. enz. Zed. , Wett , enz. 171 andere Heeren; het zy genoeg van deszelfs hoofdftad gefproken te hebben , dewyl ons bedek niet duldt dat wy in byzonderheden treeden. In het Markgraaffchap Meisfen bezit KeurSaxen het grootdeen aanzienlykde gedeelte. — De Mark-Brandenburg, welke in verfcheidene Kreitfen verdeeld is, heeft in oudetydenvecle byzondere Heeren gehad. In den jaare 1415 is zy aan Burggraaf Fredrik van Neurenburg, uit het huis Hohenzollern , opgedraagen, en van dien tyd af is dat huis in die bezittingegebleeven, zynde daarenboven in het begin van deeze eeuw tot de Koninglyke waardigheid van Pruisfen gekoomen. Onder de Keurvorften bekleedt Keur-Brandenburg de zevende plaats, en is tevens Aartskameraar van het H. Roomfche Ryk. In het kollegie der Ryksvorden heeft hy vyf demmen. Te Berlyn zyn de hooge en voornaame kollegien over de Koninglyk-Pruisfifche, en Keurvordelyk Brandenburgfcbe landen. Iedere provincie heeft daarenboven haare byzondere kollegien. In ieder gedeelte van de Mark heeft men ook byzondere Landdanden, uit de Ridderfchap en de Steden bedaande ; maar de aigemeene Land- dan-  172 Tafereel van Natuur en Konst. Handen der geheele Mark houden te Berlyn hunne vergaderingen. De hooge Overheid doet wel federd anderhalve eeuw beiydenis van den Gereformeerden Godsdienst, maar de meeste inwooners zyn egter den Lutherfchen toegedaan. Deeze beide gezindheden verdraagen eikanderen hier beter dan elders, voornaamelyk nadat de voorige Koning Fredrik Willem den predikanten wederzyds verbooden heeft de verfchillende leerftukken op den predikftoel te verhandelen. Elk geniet hier, om kort te gaan, eene onbepaalde vryheid van geweeten. — De krygsmagt van den Koning van Pruisfen is ontzaglyk uit hoofde van haare grootte en inrigting. Zyne foldaaten zyn meest jong , van gelyke hoogte, en de fchoonfle manfchap, die men ergens zien kan. Hunne monteering is ongemeen zinlyk. De ruitery is in het wit, het voetvolk in het blaauw, en de hoezaaren zyn in het rood uitgedost. Alle jaaren wordt de monteering vernieuwd. Zy zyn aan eene zeer gelïrenge krygstugt onderworpen , en zoo befehaafd van zeden, als men misfchien geen volk onder eenige andere mogenheid zal aantreffen. Zy zyn zeer bedreeven in de krygsoefeningen, en volbrengen die met de groootfte vaardigheid en netheid, het geen  DüITSCHL. ENZ. ZED , WETT. ,ENZ. I73 geen ook de reden is dat de meeste Europeefche Moogenheden de Pruisfifche exercitie hebben overgenomen. De voorige Koning Fredrik Willem heeft de militie op dien geregelden voet gebragt, en zy wordt door zyne tegenwoordige Majefteit op denzelven gehouden. Onder de voorige regeering werden de meeste jonge luiden met geweld tot den krygsdienst geprest, waarom veelen hunner uit hun vaderland vlugtten. Doch die handelwyze is onder de tegenwoordige regeering geheel afgeichaft. — In den jaare 1753 beflond de Pruisfifche krygsmagt uit 150000 man, enhetjaarlykfche onderhoud van dezelve kwam op 14 miilioenen ryksdaalders te fiaan. Wanneer nu de berekening gegrond was, volgens welke alle de Pruisfifche landen en fiaaten 20 miilioenen ryksdaalders in het jaar opbragten, dan is 'er voor de burgerlyke bediening en de hofhouding niet meer dan 6 miilioenen overgebleeven. W7y zullen nog een weinig op de Mark Brandenburg blyven fiil (laan om den Ieezer eenige trekken van den aart der Brandenburgers in iedere eeuw voor te draagen. Dit zal ook dienfiig zyn om ons de hoedaanigheden en  174 Tafereel van Natuur en Konst. en zeden der Duiifchers in het algemeen nader te doen kenner. — De oudf'tc inwooners van de Mark waren Teutonen, en Somnonen, van welken Tacitus zegt dat zy de edelllen onder de Sueven waren. Duitschland was in de vroeglte tyden geheel barbaarse*), en deszelfs bewooners leefden genoegzaam als wilden ; zy hielden in de bosfchen in geringe hutten hun verblyf; zy trouwden jong, en vermenigvuldigden ilerk, omdat de vrouwen zelden onvrugtbaar waren. De Germaanen waren uit noodzaaklykheid jaagers, en uit hunnen aangebooren aart foldaaten. Hunne voornaamfle deugden waren de dapperheid en de getrouwheid, met welke zy hunne verbintenisfen nakwamen. Zy ftigtten reeds in zeer oude tyden (leden. Sommigen bevveeren dat de (lad Brandenburg 416 jaaren voor de gemeene tydrekening is geftigt geworden. Zy werd in den jaare 781 door Charlemagne, en in den jaare 928 door Hendrik de Vogelaar ingenomen; de laatstgemelde llelde de Markgraaven of de Gouverneurs der grenzen aan. De zeden werden onder de Markgraaven verzagt, maar het land bleef zeer arm. Het bragt niets anders voort dan de noodzaaklykfte vrugten tot onderhoud van het leeven; niemand  Düitschl. enz.Zed.,Wett.,enz. 175 mand zogt de voortzetting van zyne belangen, en dus ging 'er meer gelds uit het land dan 'er werd ingebragt; welke ongelykheid in de handeling der penningen altyd op derzelver vermindering uitkwam, en de prys van alles merkelyk deed daalem —Van toen af werden de Berlyners voor getrouwe , doch tevens minnennydige mannen gehouden. Na dat Brandenburg met verfcheidene ellenden geworfteld had, en door wreede Heeren was verdrukt geworden, geraakte het eindelyk in het begin der vyftiende eeuwe, toen de Keurvorftelyke waardigheid aan Fredrik van Hohenzollern was opgedraagen, onder zagter juk; doch het volk weigerden zich hieraan te onderwerpen, en hy vond het noodig toevlugt te neemen tot zyn grof gefchut, het welk ten dien tyde in een ftuk van 24 ponden beftond. — De geest van opftand werd egter niet fchielyk bedwongen. De zaaken bleeven in dien toefland tot omtrent het einde der gemelde eeuwe, toen de Keurvorst Jan Cicero de eerfte poogingen deed om het volk uit.zyne domheid en onweetenheid te trekken. Deeze poogingen bragten de ftigting der hooge fchoole te Frankfort aan den Oder voort, welke in het eerfte jaar na haare ftigting door veele  17Ö Tafereel van Natuur en Konst, le ftudenten bloeide. Zyn zoon en opvolger, Joachim Nestor, beminde de weetenfchappen zoo fterk als zyn vader; doch het was geen werk van korten tyd eene natie, die verfcheidene eeuwen wild geweest was, te befchaaven. Men begon van toen af zekere pragt te kennen , overeenkomftig met de gefteltenisfe dier tyden. Het grof fpel geraakte ook in de mode, en men vond zich welhaast genoodzaakt om 'er een verbod tegen uittegeeven. Een mengfel van woestheid en van pragt vertoonde zich in alle de gewoonten dier tyden. Daar de menfehen uit den ftaat der barbaarschheid geraaken wilden , zogten zy den goeden weg , maar het mislukte hun dien fpoedig genoeg te vinden. De verfpillingen liepen zeer boog onder den Keurvorst Jan George, die by alle gelegenheden deed blyken dat hy zeer geneigd was om zyne grootheid in het openbaar te vertoonen. — De poogingen, welke in Duitfchland, en inzonderheid in het Brandenburgfche ter befchaavinge werden aangewend, waren egter niet geheel vrugteloos ; het getal der Hooge Schooien vermeerderde van tyd tot tyd, en deezefchoone vastftellingen zouden waarfchynlyk reeds vroeg meer hebben uitgewerkt , indien de der-  DUITSCHL. ENZ. ZED., WETT., ENZ. 177 dertigjaarige oorlog in een aanmerklykgedeelte van Duitschland geene groote verwoestingen veroorzaakt had. — De Staaten van Brandenburg hadden tot aan het jaar 1621 toe, eenen volkomen invloed gehad in de regeering. Toen de oorlog het Keurvorftendom naderde, was men bedagt op deszelfs verdediging. De Vorften hadden tot dien tyd toe flegts eene lyfwagt onderhouden, en wanneer men krygsbenden wilde verzamelen, vergaderde men de Edelen, die hunnen dienst niet mogten weigeren, en met hunne leenmannen de ruiteryuitmaakten ; het voetvolk beftond uit hunne vasfallen. De Keurvorst George Willem , en vooral deszelfs ftaatsdienaar de Graaf van Schwartzenberg, waren zeer genegen tot het onderhouden van eene geregelde krygsmagt. De Staaten bewilligden tot het ligten van krygsvolk; en nadat het zelve uitgekoozen was, gebood men het om penningen tot onderhoud in het land op te zamelen, tot dat men deszelfs dienst zoude noodig hebben. Ten zelfden tyde werd 'er een bevel afgekondigd, het welk de boeren onder de verpligting bragtom aan ieder van deeze foldaaten, wanneer zy om een aalmoes kwamen vraagen, een oortje te geeven. Dus maakte deeze Keurvorst XII. Deel. M ge-  178 Tafereel van Natuur en Konst, geoorloofde bedelaars, in plaatfe van geoefende krygsluiden. — Sederd verminderde de Graaf van Schwartzenberg de msgt der Staaten , welke zy egter nooit misbruikt hadden. De loop van den oorlog werd ondertusfchen in het jaar 1636 allerongelukkigst voor dit Keurvorftendom. Honger, pest en verwoesting klommen ten hoogden top. Deongelukk'ge inwooners, die door den dood en de vyanden gefpaard waren, verlieten hun ongelukkig vaderland, en namen hunne toevlugt elders in de nabuurfchap. Hierdoor werd de gantfche Mark eene yslyke wildernis, en het zoude met Brandenburg gedaan geweest zyn, indien Keurvorst Fredrik Willem, van den jaare 1640 af, aan deszelfs herdelling niet met onverzettelyken yver gearbeid had. Door voorzigtigheid en tyd kwam hy, na het fluiten van vrede, alle zwaarighedengelukkiglyk te boven. Welhaast werd het Brandenburgfche een geheel nieuw land, famengedeld uit een mengfel van verfcheidene natiën, diezich met de oude inwooners, welke de verwoesting ontkomen waren, vereenigden. Een vrugtbaar jaar en weinige verteering deed de Ieevensmiddelen tot eenen laagen prys daalen. — Geduurende da: dertigjaarigen oorlog was on-  DüITSCHL. ENZ. ZED., WETT.,ENZ. I7f> onder anderen de weinige koophandel, dien men in het noorden van Duitschland dreef, vernietigd geworden. De Brandenburgers hadden nu gebrek aan zout, dat zy te vooren uit Holland en Vrankryk kreegen. Dit deed hen bedagt zyn op middelen om het in hun eigen land te zoeken, en zy vonden eenen genoeg-» zaamen voorraad voor zichzelven en hunne nabuuren in de zoute bronnen te Halle. De eerfte volkplanting, die zich inhetBrandenburgfche vestigde, beflond uit Hollanderen, welke de beroepen en handwerken ver. nieuwden, en ontwerpen maakten tot deverkooping der boomen, die 'er in meenigte waren , dewyl de dertigjaarige oorlog een wyduitgeftrekt bosch van het gantfche landfchap gemaakt had. De verkooping van dat hout werd in vervolg van tyd een deraanzienlykfte takken van den koophandel. De Keurvorst gaf ook aan eenige Jooden vryheid om in zyne Staaten te woonen; en denabuurfchapvan Polen maakte hunne tegenwoordigheid des te nuttiger, dewyl zy de prullen en vodden in dat Koningryk vertierden.—In den jaare 1684 was de herroeping van het Edikt van Nantes door Lodewyk den XlVden oorzaak dat ruim M 2 300000  i8o Tafereel van Natuur en Konst. 300000 Frarfchenhun land verlieten, van welken de armften zich naar het Brandenburgfche begaven, het welk dus omtrent20000inwooners won, die de verwoeste Heden bevolkten, en de manufaktuuren in dezelven deden bloeijen. — Om van de voordeden , welke den Staat door deeze volkplantingen werden aangebragt, wel te oordeden, moet men overweegen wat de manufactuuren voor den dertigjaarigen oorlog geweest, en wat zy na de herroeping van het Edikt van Nantes geworden zyn. Oudstyds beflond de koophandel in het verkoopen van de graanen, van denwyn, 'en de wollen ftoften, doch dezelven waren gantsch niet aanmerkelyk; van tyd tot tyd raakten de manufactuuren door verfcheidene oorzaaken (lerk in het verval, tot dat zy eindelyk, geduurende den meergemelden oorlog geheel te niet gingen. — Toen Keurvorst Fredrik Willem aan de regeering kwam, maakte inen in het Brandenburgfche geene wollen, floffen, hoe genaamd; maar het vernuft der Tranfchen voerde hier allerleie fabrieken in. Eenige vlugtelingen werden koopluiden, en 'verkogten het werk der anderen in het klein. Berlyn had toen verfcheidene konftenaars en ambagtsluiden; en de Franfchen, die zich op het  DlHTSCHL. ENZ. Zf.D. , WEIT. ENZ. l8l het platte land ncderlloegen,plantten daar tabak, en deeden fchel-en pluk en andere uitmuntende vrugten wasfchen, die heerlyk moes verfehaffen. De Keurvorst moedigde deeze nuttige volkplanting aan, door dezelve eene jaarlykfche fom van 40000 kroonen toetewyzen, welke zy tot heden blyft genieten. — Het Keurvorftendom bevond zich dus, omtrent het einde der regeeringe van Fredrik Willem , in bloeijender ftaat dan het onder eenigen anderen Keurvorst geweest was. De vermeerdering der manufactuuren breidde den- koophandel uit, die in hout, koorn en zout gedreeven werd. Het gebruik der posten, tot dien tyd toe in Duitschland onbekend, werd in het Brandenburgfche ingevoerd, en men maakte verfcheidene goede burgerlyke wetten en vastftellingen. — Fredrik Willem was de eerfte Keurvorst , die een leger onder geregelde krygstugt in dienst hield. Deeze groote Vorst maakte, fchoon hy de pragt voor zich zeiven beminde, wetten tegen de overdaad. Zyne werkzaamheid gaf alle de nuttige konften aan zyn vaderland, zonder dat hy tyd had om 'er de vermaakelyken by te voegen. — Degeduurige oorlogen en het mengfel van nieuwe inwooneren, hadden de zeden reeds merkelvk M 3 doen  182 Tafereel van Natuur en Konst. doen veranderen. Veele gebruiken der Hollanderen en der Franfchen werden aangenomen; de heerfchende ondeugden waren de dronkenfchap en de baatzugt. Het Hof beminde de dubbelzinnigheden, kwinkflagen en - fchertferyen, en de opvoeding der jeugd viel ongevoelig in de handen der Franfchen. De nieuwe volkplantingen, welke door deezen grooten Keurvorst waren opgerigt, raakten eerst regt in bloei onder Fredrik den Wen. Men had toen in het Brandenburgfche doffen en fieraaden , gelyk aan de besten, die in andere landen gevonden werden. Ia den jaare 1700 maakte men ook yerandering in de wapenen der krygsbenden ; men fchafte het gebruik der pieken af, en voorzag het voetvolk van vuurroers; da ruitery behield niets van haar wapentuig dan haar borstharnas, en werd in regiments-klederen uitgedoscht. Het Hof was pragtig en talryk: het geld was'er, uit hoofde van de vreemde en onderdandgelden, in overvloed; de weelde en overdaad waren zigtbaar in de livreijen klederen, tafels, uitrustingen en gebouwen. — De fraaije konden, natuurlyke voortbrengfels van den overvloed, begonnen te bloeijen. — De voortgangen van de»  DülTSCHL. ENZ. ZED. , WETT. ENZ, 183 den menfchelyken geest waren allerzigtbaarst in de oprigtinge van de Koninglyke Akademie der weetenfchappen in den jaare 1700. De Koningin Sophia Charlotta was daartoe niet weinig behulpzaam. Zy geloofde dat het eener Koninginne niet onwaardig was eenen filozoof hoogagting toe te draagen, en liet den grooten Leibnitz niet flegts toe in haare gemeenzaame tegenwoordigheid ; maar ftelde hem voor als den eenigiten, die bekwaam was om deeze nieuwe Akademie wel te vestigen, gelyk de uitkomst ten overvloede getoond heeft. De hooge fchoolen waren ook voorzien van zeer voortreffelyke mannen, die haaren bloei niet weinig bevorderden. Daar bleef egter eene groote fchaarsehheid van wel gefcbreevene en nuttige boeken. De geleerde Wolff was arbeidzaam , en fchreef omflagtige werken ; doch zy waren meer gefchikt om voor kinderen tot vraagboeken in de letterkunst te dienen dan om volkomene mannen te maaken. Brandenburg had in dien tyd niet eenen goeden historiefchryver De heer van Canitz,die geloofde dat de geest en begaafdheid van de digikunst den luister des adeldoms niet verminderden, was de eenigfte goede digter. — De tooneelfpelen waren van weinig belang. M '4 Het  i84 Tafereel van Natuur en Konst. Het geen men treurfpel noemde beftond gemeenlyk uit een mengfel van opgeblazenheid en van laffe boertery; het blyfpel was eene lompe klugt, aanftootelyk voor goeden fmaak en fchadelyk voor de zeden. - Toen de fmaak van het Franfcbe tooneel met dien der modes in Duitschland overging, deed de al te verre gaande zugt tot navolging weinig goeds gebooren worden. De mode (trekte haar gebied Uit tot alle beuzelingen. De zelfde Koning, die, om zyne Gemaalin genoegen te geeven; eene Akademie ftigtte , ftelde bootfemaakers aan om zyne eigene neiging te voldoen. Aan het Hof werd men dronken in plegtigheden. Het Hof van de Koninginne Sophia Charlotta bleef egter de toevlugt der Geleerden, en de zetel der befchaafdheid. De deugden deezer Vorftinne werden, na haar overlyden, des te neer betreurd , omdat zy werd opgevolgd door eene, die zich aan fchynhèifigen over, gaf.en met huichelaaren verkeerde. Het Hof werd welhaast vol van bedriegers. Een Italiaan, Catanco genoemd, verzekerde den Koning dat hy het geheim wist om goud te maaken, hy verkwistte veel van hetzelve, en maakte 'er niets van. De Koning nam wraak, door deezen ongelukkigen te laaten ophangen. De  DllITSCHL. ENZ. ZED., WfiTT. , ENZ. l8j De Staat veranderde, in den jaare 1713, onder Fredrik Willem, byna geheel van gedaante. Het Hof werd afgedankt, en de jaargelden werden merkeiyk verminderd. Veelen , die koetfen gehouden hadden, gingen te voet, en dit deed het gemeen zeggen dat de Koning het gebruik der beenen aan de lammen had weêrgegeeven. Berlyn was het Athene van het noorden onder Fredrik den Men, en werd onder Fredrik Willem het Spana. De geheele regeering was krygszugtig, en inden yver om het leger te vermeerderen, dwong men eenige werkluiden om foldaaten te worden. Deeze dwang deed fommigen vanfehrik de vlugt neemen, en dit onvoorzien toeval veroorzaakte eerlang een nieuw verval in de manufactuuren. — De Koning deed zyn uiterfte best om dit te herftellen, en bragt het, door goede maatregelen , zoo ver dat de manufactuuren federd het jaar 1733 dermaatebloeiden, dat men 44000 Hukken laken , ieder van 24 ellen, aan den vreemdeling vertierde. — Berlyn was nu, om zoo te fpreeken, een tuighuis van Mars; en alle werkluiden, die van eenigen dienst konden zyn voor het leger, voeren zeer wel. — De Koning fchonk vrydommen en belooningen aan zoodanigen, die M 5 in  186 Tafereel van Natuur en Konst. in de Staaten van zyn Koningryk zouden bouwen. Hy rigtte ook veele gebouwen op ten dienste van zyne onderdaanen. Het ware egter te wenfchen dat zyne grootfche ontwerpen door bekwaamer bouwkunftenaaren waren beltierd geworden. Door gebrek aan deezen werd veroorzaakt dat aan zyne gefligten voor het meerendeel verzuimd werd, het geen ze met de zelfde onkosten meer verfierd zoude hebben. — Na de nieuwe vermeerdering te Berlyn, in den jaare 1734, werd alles in die ftad genoegzaam op den zelfden voet geregeld als bet te Parys was. By het invoeren van heilzaame veranderingen verdweenen weelde, pragt en verkwisting; een loflyke geest van fpaarzaamheid heerschte zoo wel by ryken als armen. Deeze vermindering in de geldfpillingen van het gemeen belette egter de konstenaars niet om hunne konften te volmaaken. De koetfen; pasfementen, fluweelen, en andere kostbaare werken verfpreidden zich door geheel Duitschland. — Doch het beklaaglykfte was dat men by het neemen van zulke goede maatregelen , de Akademie der weetenfchappen, de hooge fchoolen, de vrye konften en den koophandel geheel liet vervallen. Men vervulde zonder eenigen fmaak de opengevalIe-  DUITSCHL. ENZ. ZED. , WETT. , ENZ. 187 lene plaatfen in de Akademie der vs eetcnfchappen, en men fcheen zich toe te leggen om een genootfchap, het welk lirekte tot eer van de natie en van den menfchelyken geest, in veragtinge te brengen; de geneeskunde en de chymie waren, toen dit gantfche ligchaam in flaapziekte verviel, deeenigflen, die het nog Maande hielden. —Gunst en kuiperyen vervulden de hoogleeraarsplaatfen. Bemoeizugtige fynen kreegen de hand in de beftiermge der hooge fchoolen, en rigtten vervolgingen aan tegen de wysgeeren, om vooral het goed oordeel te verbannen. De jonge Adeldom, die zich op den wapenhandel toeleide, agtte de letteroefeningen te laag voor luiden van rang, merkte de onkunde aan als eenen titel van verdiende, en befchouwde de weetenfchap als eene veragteniswaardige neuswysheid. Het gevolg was dat de vrye konften in verval raakten , dewyl derzelver beoefenaars naar andere landen overgingen. — De zeevaart was voor de Brandenburgers nog niet gebooren, en de regeering fmoorde dezelve door gronden te volgen, die met haaren voortgang ftreeden. Men moet daaruit egter niet befluiten dat de natie geen geest had, die bekwaam was tot de koopvaart. Men was toen flegts minder be.  1S8 Tafereel van Natuür en Konst. bedagt om den handel uit te breideB dan om de onnutte uitgaaven te beihoeijen. De kostbaare rouwen, maaltyden op de begraafenisfen en uitvaarten werden afgefchafr. De krygszugtige regeering had grooten invloed op de zeden, en regelde zelfs de modes. Het gemeen had door gemaaktheid een ftaatig en ftuursch weezen aangenomen. De vrouwen vlugtten bet gezelfehap der mannen, en de mans haalden hunne febade in door den wyn , de tabak en de bootfemaakers. — Omtrent de laatfte jaaren van deeze regeering bragt het geval te Berlyn eenen man van eenen kwaaddoenden geest , die onbekend en doortrapt was; hy maakte goud voor den Souverein, ten koste van de beurs zyner onderdaanen; doch door den tyd ontdekte men zyne konstgreepen, welke ontdekking zyne weetenfchap in diepe veragting bragt. Zoodaanig was de ftaat der zeden in het Brandenburgfche onder de verfcheidene regeeringen. Deszelfs Staaten hebben, even als alle anderen, zekeren cirkel te doorloopen gehad , eer zy den hoogfïen graad van volkomenheid bereikten. Niet  Dditschl. enz. Zed. , Wett. .enz. 189 Niet ongevoeglyk zullen wy hier iets wegens den Staat van den godsdienst in het Brandenburgfche byvoegen, welken wyindrieopzigten befchouwen kunnen, te weeten onder het Heidendom, onder het Pausdom en ender de Hervorming. — Het Brandenburgfche heeft altyd den verfchillendenGodsdienst gevolgd der onderfcheidene volken, die hetzelve bewoond hebben. Deszelfs oudfte bewooners, deTeutooncn, baden eenen god aan, Tuiston genoemd, die, volgens Julius Cefar, de Dis Pater was- De dienst, welken de oude Germaanen aan hunne goden beweezen, was gefchikt naar de onbefchaafdbeid hunner zeden. Zy vergaderden in de gewyde bosfehen, zongen lofzangen tot eer der godheden, en offerden menfchelyke flagtoffers. Geene landfireek was 'er, die niet haare byzondere goden had. Tacitus verhaalt dat de Germaanen een zeker getal van witte paarden hadden , die zy meenden dat enderweezen waren in de verborgenheden van hunne goden; en dat men een zwart paard voor de godinne Trigla opvoedde, het welk voor den tolk van haaren wil gehouden werd. Zy baden ook ferpenten aan, en men ftrafte hen, die eenigen van dezelven ombragten , met den dood. Allen, die  ipo Tafereel van Natuür en Konst, die in de Duitfche geleerdheid nietonbedreeven zyn , weeten dat men overeenkomften tragt te vinden tusfchen de godheden van Germanie, Egypte, Griekenland en Rome ; doch zulke overeenkomften zyn alleen kenbaar voor diepzinnige Etymologiften , die haast fchynen .te denken dat men der verdigtfelkunde luister byzet, door de naamen der afgoden eenen Griekfchen of Romeinfchen oorfprong te geeven. Toen de rykdommen vermeerderden, drongen pragt en verkwistingzich in den godsdienst in. Oudstyds agtte men het niet gevoeglyk de goden in houten tempelen te befluiten, maar aanbad hen in gewyde bosfcben ; doch met de befchaaving der zeden kwamen zy ook in de fteden over, fchoon het oude gebruik nog wel niet geheel werd afgefchaft. — De priesters dier tyden waren ongemeen listig. Zy verzonnen godfpraken, en bemoeiden zich met de medicynen en fierrekonst. Alle die listigheden maakten het ten uiterlïen moeijelyk een ruw en onbefchaafd volk te bekeeren. Karei de groote en Hendrik de Vogelaar wendden hier toe wel veele poogingen aan, doch zy Haagden niet dan na het verdrinken der afgod erye in ftroomen van menfchenbloed. Voor  DUITSCHL. ENZ. ZED., WeTT.,ENZ. 101 Voor de tyden van Karei den Grooten wordt in het Brandenburgfche geen voetllap van het Christendom gevonden. Nadat deeze Keizer verfcheidene overwinningen op de Saxen en Brandenburgers behaald had, lloeg hy zyn leger te Wormerfledt naby Maagdenburg neder; en hy flond aan deeze provinciën, welke hy onderworpen had, den vrede niet toe, dan onder voorwaarde dat zy het Christendom omhelzen zouden. De onmagt om zulk eenen vyand te wederftaan, en de vrees voor zyne bedreigingen deed deeze volkeren belluiten om zich te laaten doopen; doch zy vervielen weder tot de oude afgodery, zooras als de Keizer uit hunne nabuurfchap vertrokken was. In den jaare 928 zegepraalde Keizer Hendrik de Vogelaar op de bewooners der boorden van de Elve en van den Oder, welke volkeren, na veel bloedvergietens, bekeerd werden. De Christenen vernielden door verkeerden yver de afgoden des Heidendoms , zoodat daarvan byna geene voetftappen overgebleeven zyn. De openilaande nisfen der afgoden werden gevuld met heiligen van allerhande flag, en op de oude volgden nieuwe dwaalingen. — Het Brandenburgfche verviel, na deszelfs bekeering tot het Christendom , tot overmaat van  ips Tafereel van Natuur en Konst. van vallenen yver; het maakte zich te gelyk: cynsbaar aan den Paus, aan den Keizer, en aan den Markgraaf, die het regeerde. Het volk had eerlang ben uw van zyne dwaasheid, en betreurde de afgoden, welke tastelyker voorwerpen van den godsdienst, en minder lastig waren dsn de fchattingen, die zy jaarlyks aan den Paus, welken zy nimmer zagen , moesten opbrengen. Liefde voor de vryheid, kragt van vooroordeel, en eigen belang werkten famen om het weder tot zynen ouden godsdienst te brengen. Na de derde herltelling van het Christendom in het Brandenburgfche, veroorzaakten de onkunde en beerschzugt der bisfchoppen zeer groote ongeregeldheden. — De onkunde van het volk was in de Xlllde eeuw eene bron van het beklaaglykfte bygeloof. Men had ook geen gebrek aan mirakelen of bedriegeryen om het gezag der prielteren te bevestigen. — Veele redenen werkten mede tot het groote werk der Hervorminge, Jang voordat dezelve uitbrak, en bereide de geesten tot de ongemeeneverandering, welke zy veroorzaakte. De Christelyke Godsdienst was in zoo verre verbasterd, dat men deszelfs oorfpronglyken aart bezwaarlyk meer ontdekken kon. Door kragt van blanket/èl had  DuiTSCHL. ENZ. Z£D., WETT., ENZ. 193 had hy zyne eerfte eenvoudigheid geheel verlooren. Behalven de bedriegeryen , welke men uitvond om het goede geloof van het gemeen te verkloeken, bedagten de Priesters ook middelen om zichzelven te verryken, en beroofden de menfchcn niet flegts van hunne vryheid , maar ook van hunne goederen. De llaverny werd dus van tyd tot tyd zwaarder, en de morringen vermenigvuldigden. Dit deed Luther en Calvyn gelukkiglyk flaagen in een werk, dat de Waldenfen, de Wielefltenen de Husfieten reeds begonnen hadden. — In het Brandenburgfche droeg het volk met ongeduld het juk der Roomfche Geestelykheid, en het was dus geen wonder dat zy eenen man, die beloofde hen daarvan te zullen verlosfen, navolgden. — De aart van ons tegenwoordig werk laat niet toe dat wy de Hervorming van de zyde der Godgeleerdheid of der historie befchouwen. Wy zullen alleenlyk aanmerken dat de Keizers en Pauzen hun best gedaan hebben om de fcheuring, welke Luther in de kerk veroorzaakte, te heelen. Eerst tragtten zy dit door het houden van byeenkomllen , waarin men ftoffen van Godsdienst betwistte, uit te werken; maar die onderneeming was vrugteloos. Daarna volgde een bloedige oorXII. Deel. N _ log,  194- Tafereel van Natuur en Konst. log, die verfcheidene maaien geftild en vernieuwd 'werd. De Keurvorften van Braiidenbure: gedroegen zich in alle die onlusten met wysbeid. Zy toonden zich genegen öni hunne Roomfche, zoo wel als hunne Proteftartfehe onderdaanen, vryheid van Godsdienst•oefeninge te vergunnen — De aanmeikelyke veranderingen, welke door dit groote werk veroorzaakt zyn, hebben egter alle bygeloovigheden niet kunnen wegne men Onder redelyke luiden vond men, zoo wel als onder zwakke verftanden, veelen die 'nog lang aan fpooken geloofden, tot dat het gemeen, dooide ontdekking van menigvuldige bedriegeryen, eindelyk uit den dut geholpen werd.—In het Brandenburgfche is, de ftaat van zaaken heden zodaanig dat de verfcheidenheid van gevoelens onder de Proteftanten hen niet belet vreedzaam met eikanderen te leeven. Zy brengen allen gelyklyk het hunne toe voor den welitand des vaderlands, en men vordert van niemand meer dan dat hy een goed burger zy. Na Brandenburg moeten wy het Hertogdom Pomeren in aanmerking neemen. Volgens eene oude erfbroederfchap zoude het huis Brandenburg alleen in dit land hebben moeten opvolgen;  DüITSCHL. ENZ. ZED , VV*ETT. , ENZ. ipj gen; maar het derfgeval van denlaatftenHertog viel in den dertigjaarigen oorlog voor; en het kwam den Zweden toen niet gelegen dit gewest, het eerde dat zy op den Duitfchen bodem veroverden, te verlaaten. Na het eindigen van den oorlog eischten zy zelfs Pomeren ter vergoedinge van hunne gedaane kosten, te behouden. —By den Westfaalfchen vrede is voor-Pomeren aan de kroon Zweden, en agter-Pomeren aan Brandenburg overgelaaten_ — dq meeste inwooners des Bands doen belydenis van den Lutherfchen Godsdienst, fchoon hier en daar ook Gereformeerden en Roomschgezinden woonen. De htdendaagfche inwooners zyn meestal van Duitfche afkomfte. In agter-Pomeren, by Stolpe, Lauenburg en Butow, vindt men nog Kasfuben en Wenden, die hunne eigene taal., met het Poolsch veel overeenkomende, tot nu toe behouden hebben. Voordeezen geloofde men dat de boeren van het Zwarte Woud aan het eene, en die van Pomeren aan het andere einde van Duitschland, de onbefchaafddeinwooners van het gantfche Ryk waren ; doch zy zyn thans vry wat befchaafder. De adel is hier zeertalryk, en federd lang in groot aanzien; niaar de boeren zyn 'er meest allen lyfeigenen. Na Wy  196 Tafereel van Natuur en Konst. Wy zullen het genoeg agten zoo veel wegens de bewooners van Duitschland gezegd te hebben, en nu tot die van Zwitferland overgaan. — De Zwitfers kunnen door hunne geflalte ligtelyk van andere natiën onderlcheiden worden. Zy zyn naamelyk groot, dik, grof van beenderen, en breed van fchouders, zodat zy een goed postuur maaken. Doorgaans zyn zy ook eerlyke, trouwe en gefchikte luiden, waarom veele Mogendheden, ja zelfs de Roomfche Paufen,eene Zwitferfciiebende tot hunne lyfwagt verkiezen. — De vrouwen zyn, over het algemeen genomen, zoo vrugtbaar dat het land alle zyne bewooners niet kan voeden. Zy zien derhalven gaarne dat uitheemfche Magten in hun iand volk werven; dcch zulks gefchiedt nooit dan op zeer voordeelige voorwaarden ten aanzien der Kantons, waarin deeze wervingen gedaan worden. Ook eifchen de geworvene foldaaten rykelyke en flipte betaaling, dewyl zy anders wegloopen, uit welken hoofde 'er een fpreekwoord is: „ Geen geld , geene Zwitfers." Zy dienen nooit te paard , maar altyd te voet. In voorkomende gevallen gedraagen zy zich zeer dapper, fchoon men van hun zegt dat zy beter in het open veld dan agter de muuren zyn. De  DüITSCHL, ENZ ZëD. , WETT , ENZ i97 De Koningen van Frankryk, Spanje en Sardinië hebben van tyd tot tyd veele fchoone Zwitferfche regimenten in dienst gehad. — De Geestelyken van Zwitferland hebben egter meer dan eens getoond over deezen menfchenhandel niet wel voldaan te zyn; doch dewyl niemand gedwongen wordt om tegen zynen zin in vreemden dienst te treeden, zyn hunne bedenkingen tegen de wervingen juist niet zeer gewigtig. — Voorts zyn de Zwitfers arbeidzaam , en uit hoofde van de Iterke gelteldheid hunner ligchaamen tot allerlei werk bekwaam. De geleerdheid begint onder hen hoe langs hoe meer te bloeijen, vooral nadat zy zich op het voortzetten van de drukkunst hebben toegelegd. Voordeezen was hunne houding en kleeding zeer eenvoudig, en zelfs naar de hedendaagfche wyze van leeven ongemanierd; doch federd dat zy met andere volkeren verkeerd hebben, zyn hunne zeden merkelyk veranderd, en zy zyn thans niet vreemd van eene pragtige en wellustige Jeevenswyze. — Eene byzondere landziekte, aan deeze natie eigen, het heimwee, of de heim-of huisziekte genaamd, overvalt hen niet zelden wanneer zy eerst uit hun vaderland in vreemde gewesten komen. Volgens fommigen fpruit N 3 dee-  193 Tafereel van Natuur en Konst. deeze ziekte uit het verfclril van lugtsgefteltenisfe, dewyl zy van jongs af gewoon zyn eene zeer fyne lugt in te ademen, zoo dat zy tyd noodig hebben om aan eene dikker te gewen, ncn. Eer zy aan dezelve gewend zyn, gevoelen zy benaauwdheden aan het hart, brengen hunne nagten flaapeloos door, zyn gekweld met ilaauwten, fpyswaiging en meer andere ongemakken, die hen naar bun eigen land doen verlangen. Anderen febryven dit verlangen toe aan de fterke zugt naar hun ftil en afgezonderd herdeisleeven. Alen verbaalt zelfs dat 'er voorbeelden zyn van nieuwgeworvene Zwitlerfcbe foldaaten, die op het hooren zingen van het zoo genaamde Koedeumje, het welk de landluiden in Zwitferland, onder het weiden van hun vee, gemeenlyk zingen en fpelen, van deeze ziekte werden aangetast. Om die reden heeft men ook de Zwitferfche regimenten, in dienst van den Koning van Sardinië, verbooden dit deuntje te zingen, of de wys daarvan op de fluit te fpelen. . De Zwitfers hebben geene beltendige vergadering van afgevaardigden der dertien kantons, om over de gemeene zaaken van de Republiek te handelen, gelyk in de vereenigde Ne-  DUITSCHL. ENZ. ZeD. , WtTT. ,ENZ. ICO Nederlanden plaats heeft; maar wanneer'er iets van belang voorvalt, wordt'er een buitengewoone landdag uitgefchreeven, waarop de heeren afgevaardigden der byzondere Kantons verfchynen. In zaaken van groot gewigt, inzonderheid die, welkeuitheemfche Mogendheden betreffen , komen niet flegts de eedgenooten , maar ook de bondgenooten by eikanderen. Doch zaaken van minder gewigt worden door de dertien Kantons afgedaan ; fomtyds komen 'er zelfs maar eenige Kantons te famen — Wanneer uitheemfche Gezanten iets voor te draagen hebben, verwittigen zy 'er den Raad van Zurich van, die dan, als de eerfte in rang, terftond eenen buitengewoonen landdag uitfchryft; die egter altyd op koste van den gezant gehouden word. Het is onder de Zwitfers eene gemeene overlevering, dat zy in den jaare 630 het eerst tot den Christelyken Godsdienst zyn gebragt geworden. Toen de dwaalingen van het Pausdom zich over geheel Europa verfpreiden, is ook Zwitferland van dezelven niet bevryd gebleeven. Men vond egter van tyd tot tyd in dit land fommigen, die regtzinnigergevoelens hadden, en niet fchroomden zich open- n 4 ivk  200 Tafereel van Natuur en Konst. lyk tegen de leer de Roomfchgezinden te verzetten. Doch de Hervorming zelve is in Zwitferland , eerst door Ulrikus Zwi-nglius met ernst aangevangen, en naderhand door Kalvinus kragtdaadigiyk voortgezet. Geheel Zwitferland was egter niet tot het omhelzen der Hervorminge te bewegen ; zeven Kantons, fchoon de kleinftë en zwakiïe, bleeven 'er zich tegen verzetten, en de vier magtigfle namen ze aan, terwyl in de twee overige Kantons fommigen den Hervormden , anderen den Roomfchen Godsdienst toevielen. De Zwitfers zyn dan tegenwoordig ten deele Roomfchgezind en ten deele Gereformeerd. De vier Gereformeerde Kantons zyn Zurich, Bern, Bazel en Schafhaufen. De zeven Roomfchgezinden zyn Lucern, Soltithurn, Zug, Uri, ünterwalden en Freyburg. De twee, die ten aanzien van den Godsdienst gemengd zyn, heeten Glaris en AppenneH. Dit verfchil van Godsdienst verwekte in het eerst eenen binnenlandfchen oorlog; doch dewyl men door denzelven geene gefchillen kon beflilfen , kwam men eindelyk overeen dat de Godsdienst in ieder Kanton, en in de landen der Bondgenooren en Onderdaanen, zoo. als dezelve was blyven, en dat men elk by zyne vry-  DUITSCHL. ENZ. ZED , WETT , ENZ. 201 vryheid laaten zoude. Hier door zyndeZwitferfche Landfchappen nog heden ten deezen opzigte verdeeld. En om alle vermenging van Godsdienst, die oneenighedenzoude kunnen baaren, voor te komen, is in den jaare 1653 vastgefteld dat allen, die van Godsdienst veranderen, hunne goederen verkoopen, en zich in een ander Kanton nederzetten moeten, waar de Godsdienst, welken zy hebben aangenomen geoefend word. — Men mag aan de Hervormde Zwitfers den lof geeven datzy zeer yverig zyn in het waarneemen der openbaare Godsdienst-oefeningen. Behalven de gewoone predikatiën zyn 'er plaatfen, waar zy dagelyks Bedeltonden houden, die ongemeenen toeloop hebben. Het word onder hen voor zeer groote fchande gehouden geen Lidmaat van de Kerk te zyn, uit welken hoofde zy zich al zeer vroeg in de gronden van den Godsdienst laaten onderwyzen. In Zwitferland word ook de kerkelyke tugt zeer wel gehandhaafd, en zonder aanzien van perfoonen jegens ergerlyke zondaars geoefend, het geen niet weinig toebrengt tot de zedige en ingetoogene leevenswyze, die onder de Zwitfers veeltyds plaats heeft. N 5 Om  202 Tafereel van Natuur en Konst. Om de zwaare kosten te myden, houden zy geen beltendig leger op de been, ook hebben zy geene vestingen van eenig belang in hun land: alieenlyk hebben zy eenjge weinige fterkten op de grenzen van Duitfchland. Aan den kant van Frankryk en Italië hebben zy geene verfchanfingen noodig, omdat het land daar door zeer hooge bergen, die flegts naauwe doorgangen hebben , gedekt word. Voor het overige is het een van hunne fpreekwoorden „ dat getrouwe burgers de beste „ ftadsmuuren zyn". In gevallen van nood kunnen zy egter binnen weinig tyds een leger van iooooo, mannen op de been brengen, want ieder Zwitfer is een foldaat, en word zooras als hy den ouderdom van 16 jaaren bereikt heeft, reeds in den wapenhandel geoefend , wanneer hun ook de post word aangeweezen, dien zy betrekken moeten, zooras als door het wagtvuur op de hooge bergen het teeken van algemeen opontbod gegeeven word, het geen gefchiedt, wanneer zich eenige vyanden op de grenzen vertoonen. Tot dat einde word in iedere landvoogdy, op de hoogde bergen , een wagt van een korporaal met 6 gemeene foldaaten gehouden; daarenboven zyn 'er twee groote hoopen, een van hout  DülTSCHE. ENZ. ZED. , W"ETT , ENZ. 2O3 hout om by nagt, en een van ftroó om by dag, wanneer de nood het vordert aangeftoken te worden, door welk reeken de eene wagt de andere waarfehouwt, zoodat het gantfehe land in twee of drie uuren tyds van 't gevaar verwittigd is. — Zooras als dit teeken gezien wordt, moet ieder burger zich terftond tot den togt gereed maaken, en van vier ponden lood, twee ponden buskruit, en van eetwaaren voor den tyd van agt dagen voorzien zyn, hetgeen gemaklyk uit te voeren is, omdat elk zyne wapenen en montuur altyd in gereedheid moet houden. — Al de manfehap van 16 tot 60 jaaren is in kompagnien en bataillons verdeeld, en onder hunne eigene officieren gefield. Meer dan eens hebben de Bourgondiërs en Italiaanen in voorige tyden ondervonden dat de Zwitfers zeer goede krygsluiden zyn. Dewyl Zwitferland niet aan de zee gelegen is, kunnen deszelfs bewooners den koophandel zoo wel niet voortzetten als de Hollanders; en egter doen zy htm best om ditgebrek, zoo veel als mooglyk is, te vergoeden. Behaiven de aanzienlyke fommen, welke de fabrieken, die zy hier en daar opgerigt hebben, hun aanbrengen, trekken zy ook groote voordeelen van  204 Tafereel van Natuur en Konst. van hunne boter, kaas en geflookre wateren. Daarenboven is de paarden-en veehandel onder hen van groot belang. — De menigvuldige bergen maaken het vervoeren van koopwaaren ten uitèrftéri moeijelyk, doch die zwaarigheid heeft meest plaats aan den kant van Italië, daar zulks door muilezels gefchieden moet. Naar Frankryk worden de goederen langs de Rbone over het roeir van Geneve, en naar Duitschland langs den Rhyn over het meir van Conftantz, gemaklyk overgevoerd. Midden in het land zyn bevaarbaare meiren en rivieren, die den binnenlandfchen handel niet weinig bevorderen. Sederd dat de Franfche vlugtelingen in Zwitferland vriendelyk ontvangen zyn, zyn 'er ook veele nieuwe fabrieken van zyden en wollen ïtoffen opgerigt, doch dezelven zouden nog grooter vorderingen maaken, indien de vreemdelingen in Zwitferland het burgerregt konden krygen ; maar dit is men gewoon den buitenlanderen te weigeren. De Zwitfers beminnen de vryheid als een onwaardeerbaar, pand boven alles, en wanneer zy voor het overige voedfel en dek fel hebben, zyn zy wel te vrede. Ondertusfchen vindt men  DUITSCHL. ENZ. ZED , WETT.jENZ. 20J men onder hen ook zeer vermoogende luiden. — Men kan egter niet ontkennen dat in Zwitferland weinig gelds onder de menfehen is, en hiervan is de reden gantsch niet moeijelyk te vinden. Zy die van de inkomften hunner goederen moeten leeven, kunnen binnen 's lands Uegts kleine renten trekken, zoodat zy hun geld elders moeten uitzetten! Veele krygsoverftcn, die in den dienst van vreemde Mogendheden zyn, raaken een merkelyk deel van hun erfgoed kwyt, eer zy bevorderd worden. De reizen, welke de kinderen van voornaame familien buiten 's lands doen, vallen zeer kostbaar. Daarenboven begint de leevenswyze van veelen pragtiger te worden , waardoor niet weinig gelds buiten het land raakt. — Het is ondertusfehen zeker dat de inwooners der Proteftantfche Kantons ryker zyn dan die der Roomfche , omdat de eerstgemelden by de hervorming de geestelyke goederen aan zich getrokken hebben , en derzelver inkomften zonder de ingezeetenen te belasten tot gemeen gebruik worden aangelegd; daar in tegendeel de Roomfche geestelyken, zoo wel die in de kloosters leeven als die 'er buiten zyn, groote goederen bezitten, van welken niets tot de  206 Tafereel van Natuur en Konst. de gemeene uitgaaven dient, zoodat de gemeente alles moet opbrengen. Wegens de Zwitferfche Kantons agten wy het noodeloos meer hyzonderbeden te melden. Ook zullen wy niet vandeZwitferfche Onderdaanen fpreeken; maar alleenlyk het een en ander wegens de Zwitferfche Bondgenooten bybrengen. - Het eerfte, dat bier in aanmerking komt, is Graauwbunderland, dus genoemd nadat deszelfs inwooners een Bundt, dat is een verbond met eikanderen maakten] het geen in den jaare i47o gefchiedde. De Franfchen geeven hun den naam van Grifons, en de Duitfchers dien van Grau-bundters, del wyl de eerste ftigters gryze baarden hadden, en rokken van graauwe of gryze py droegen. — Dit land is als eene Republiek opzichzelve aan te merken, die zich in den jaare 1497 met de Zvvitferfche kantons verbonden heeft. De inwooners leeven zeer vergenoegd, en weeten weinig van pragt en wellust, zoodat men hier geene luiden van hooffchen zwier moet zoeken. — De Godsdienst is 'er gemengd, maaide Gereformeerden zyn meest in getal. In het waereldlyke heeft eene volksregeering plaats, en die den ouderdom van zestien jaaren bereikt  DUITSCHL, ENZ. ZED., WETT. ,EKZ. 20? reikt heeft is bevoegd om eene (tem in de Republiek te hebben; want fchoon 'er drie Bondgenooren zyn , maaken zy egter te famen niet meer dan een Gemeenebest uit. In de algemeene byeenkomften wordt over zaaken van groot belang, als over oorlog, vrede, verbintenisfen en dergelyken handeid. In dit land moet men, even als in de Kantons, de !e,.en der Republiek wel van derzelver onderdaanen onderfcheiden. De leden beftaan uit de drie verbonden , te weeten het Graauwe Bund, het Godshuis Bund , en het Tien-Gerigten Bund; maar de onderdaanen zyn de inwooners der drie landfchapjes Chiavenna, Vakelin en Wormio. Van de Zwitferfche Bondgenooten fpreckende, moeten wy de bewooners van Wallifcrland, Neufchatel en Geneve vooral niet met ftilzwygen voorbygaan. — Die van Walliferland, welke den Roomfchen Godsdienst belyden , zyn doorgaans bruinverwig van kleur, en aan koortfen en kropgezwellen zeer onderhevig. Die naast aan het Kanton Bern woonen en Hoogduitsch fpreeken, hebben veel overeenkomst met de andere Zwitfers, maar die van de zuidzyde hebben genoegzaam de taal  208 Tafereel van Natuur en Konst. taal en zeden der Savoijers. Voor het overige zyn de Wallifers Hout van aart, driftig en wreed jegens hunne vyanden, maareerlyken beleefd jegens hunne vrienden; ook zyn zy gewoon de vreemdelingen zeer vriendelyk en minzaam te onthaalen. — De inwooners van dit land hebben zich in den jaare 1533 111 het Zwitferfche verbond begeeven. Daar is een Bisfchop in het land , die met zyne Domheeren zyn verblyf houdt in de hoofdftad Sion of Sitten, en groot gezag heeft by de inwooners; hy laat zich ook Graaf van Wallis., en Vorst des H. Roomfchen Ryks noemen, enllaatonder den Aartsbisfchop van Tarantaife in Savoije. Hy heeft egter geen oppergezag over de geheele Valei; want de gemeenten in opper Wallis beflaan uit vrye luiden, en dewyl de Bisfchop niemand boven zich heeft, eigent hy zich liet gezag over dit opperfle deel des lands mede toe. De gemeenten in neder-Wallis zyn afhanglyker van hem, en gchoorzaamen deezen Kerkvoogd met onderdaanigheid. De bewooners van het landfchapje Biel, dat voordeezen aan den Bisfchop van Bazel is onderworpen geweest, belyden nu allen den Hervormden Godsdienst, maar blyven den Bisfchop ech-  DriTSCHL. enz. Zed. , Wett. enz. 209 echter geeven het geen hem toekomt; doch tot grootere zekerheid zyn zy in, het Zwitferfche verbond getreden, en leeven thans in eene volkomene vryheid. Zy verbonden z.'ch met de Zwitferfche Kantons in den jaare 1547, en waren reeds onder het getal der burgeren aangenomen in den jaare 1503. In de Graaffchappen Neufchatel en Vallangin, die nu te famen een Vorflendom uitmaaken , het welk Welsch Neuburg genoemd wordt, doen alle de inwooners, uitgezonderd in twee plaatfen, belydenis van den Hervormden Godsdienst, en hebben zeer goede neering van hun wyngewas. Zy hanteeren ook den landbouw , en die op de bergen woonen het veehoeden en den paardenhandel. Men houdt hen voor zeer vernuftig, maar tevens voor zeer verwaand en hovaardig, het geen men aanmerkt als een gevolg van hunne groote vryheid. De aanzienlykften fpreeken Fransch, doch het gemeen bedient zich van eene byzondere taal, die met het Fransch geene overeenkomst heeft, maar naar de oude Bourgondifche taai vry wel gelykt. Nadat zy omtrent het einde der twaalfde eeuwe eerst onderling verenigd waren, hebben zy zich XII. Deel. Ö in  210 Tafereel van Natuur en Konst. in den jaare 1529 met de IC.ntons Bern , Freyburg, Soluthurn en Lucern in een naauw verbond begeeven. — Sederd het jaar 1715 was dit lardfchap door huwtlyk gekomen aan het huis Longucvilie in Frankryk, waar van het mannelyk oir in den jaare 1694 uitftierf door het overlyden van den Iaatften Hertog Jan Lodewyk Karei, die den geestelyken ftaat omhelsd had. Zyne zuster Maria, de Hertogin van Nemours, ftierf mede kinderloos in den jaare 1703. Dertien mededingers kwamen 'er toen op, die allen hun regt uit den bloede poogden aan te toonen. Onder deezen «as de Prins van Conti de fterkfte, dewyl hy door den Koning van Frankryk kragtdaadiglyk onderlteund werd. — Maar in den jaare 1707, op den 3den van November, verkoozen de Staaten des lands, onder den blooten hemel byëengekomen , den Koning van Pruisfen, met eenpaarigheid van ftemmen, tot hunnen fouverein, nadat de zaak van ieder der mededingeren in het byzonder was bepleit geworden. De opperfte magt over dit Vorftendom , fchoon bepaald door 's volks voorregten, berusr nog heden in handen van den Koning van Pruisfen, die 'er eenen Gouverneur heeft, aan vvien een Raad van Staat is toegevoegd, welke uit  DniTSCHL. ENZ. ZED., WETT., ENZ. 21 ï uit 24 leden beftaat, in welken de Gouverneur voorzit, en in den naam des Konings de' voordellen doet, die, wanneer zy door dit kollegie zyn goedgekeurd, ook in den naam des Konings worden uitgevoerd. — De kerkelyke zaaken der Gereformeerden in dit Vorften dom worden alleen beftierd door eene vergadering van alle de leeraars, die, ten getale' van 35, eens in het jaar te Neufchatel byeenkomen, om niet flegts de openftaande plaatfen te vervullen, maar ook om de Predikanten door handoplegging te bevestigen. — De. regeering der hoofd ftad Neufchatel beftaat uit twee byzondere Raadskollegien; het eene wordt de groote of breede Raad genoemd, en is famengeftcld uit 40 perfoonen; in het andere, dat den naam van den kleinen Raad draagt, zyn niet meer dan 24 leden, die allen uit den grooten Raad gekoozen worden, om het regt te handhaven. Geneve moet als een gemeenebest op zichzelf worden aangemerkt. In oude tyden had: het zyne eigene Graaven, doch deezen zyn reeds in den jaare 1316" uitgeftorven. Gaarne zouden de Hertogen van Savoye deeze ftad met derzelver omlanden onder hunne gehoor0^ * zaan*--  212 Tafereel van Natuur en Konst. zaambeid gebragt hebben , en hadden zelfs weleer daar ter plaatfe eenen fterken aanhang gemaakt, doch zy, die zich in denzelven begeeven hadden, werden door de liefhebbers der vryheid Mamelukken genoemd , welke fcheldnaam zinfpeelde op het geen met de zoo genaamde Mamelukken, in de dertiende eeuw in Egypte was voorgevallen, en gepast werd op menfchen, die hunnen Godsdienst verzaakten , en gemeenlyk den naam draagen van renegaaten of apoftaaten. De welmeenenden, die zichEedgenooten noemden, waren op hunne hoede, en zogten de nabuurige Zwitfers , inzonderheid die van het Kanton Bern, tot vrienden aan; toen Zurich en Freyburg de gelegenheid gunftig zagen, verjoegen zy de zoo genoemde Mamelukken in den jaare 1526. Vervolgens deed de Bisfchop van Geneve zyn best om hen te overheerfcben, maar hy werd zoo wel onthaald dat hy de ftad ruimen, en zynen zetel naar Annecy, in het Hertogdom Savoije, verplaatfen moest. In den jaare 1535 namen de ftad en het land beiden den Hervormden Godsdienst aan , en in den jaare 1584 werden zy plegtiglyk onder de Zwitferfche Bondgenooten aangenomen. Onderrusfchea bleef het huis Savoije by zyne eifchen vol-  DUITSCHL. ENZ. ZED. , WETT. ,ENZ. 213 volharden, en meende de ftad, op den I2den van December des jaars 1602,met4000mannen te overrompelen. Deezen hadden , in den donkeren nagt, de vesting met ladders van koorden reeds zoo ver beklommen, dat 'er al 200 van hun op de wallen (Ionden. Maar een jonge, die iemand naar huis geligt had, maakte zulk een alarm dat de gantfche burgery de wapens opvatte. In den eersten aanval bleeven 'er wel 13 burgers op dc plaats dood, maar de anderen kreegen 67 van devyanden, voor het grootfle gedeelte officieren, gevangen, waar van zy des morgens 13 der voorraamden, zonder voorafgaande regtspleeging, ophingen. De overigen maakten zich onzigtbaar , en het Savoifche huis gedroeg zich, als of het van al het gebeurde onkundig ware. Na dien tyd is de oude aanfpraak nooit weder op het tapyt gekomen ; maar te Geneve wordt nog alle jaaren, op den i2den van December, een dankfeest gehouden, bei radder/eest genaamd; en de ladders, lantaarnen, petarden en verdere buit, welke by die gelegenheid gemaakt werd , worden nog heden in het tuighuis bewaard. — Het gebied rondom de ftad beftaat flegts uit elf dorpen, die allen op eenen zeer vrugtbaaren 'grond gelegen zyn. G 3 De  214 Tafereel van Natüur en Konst. Pe fleering der invvooneren bepaalt zich voorM«nely* tot zeer goede manufaktuuren , dewyl 'er veei geweer, yzerwerk, uurwerken, krip en andere ftoffen gemaakt worden; doch de gemeene inkomften van den Staat beftaan meest uit de voordeelige tollen op de in-en uitgaande koopgoederen , gelyk ook uit de monopolie van het koorn, het welk de overheid opkoopt , en aan de inwooneren voor geld overlaat. Wanneer die inkomften niet toereikende zyn , dan moeten de burgers zwaare fehattingen betaalen; daarom heeft men op de gemeene koornzolders doorgaans eenen voorraad van 9000 kwintaalen aan graan. — De Regeering van deeze kleine Republiek is van vroeg af altyd demokratischgeweest, zoodat de opperfte magt by het volk berustte; doch van tyd tot tyd heeft zy meer en meer de gedaante van eene regeering der voornaamRen gekreegen. De breede Raad beftaat uit 2co perfoonen, waar van de vier Syfidikusferi voorzitten; ook is 'er een Kollegie van 6oy en nog een geheime Raad van 25 leden. Em- " delyk is 'er een PoiieykoIIegie. De vermaarde Abtdy van ft. Gall is oorfprongfyk van den 11.. Gallus, een' Schotsen' edelman ,  DüITSCHX. ENZ.ZeD. , WETT. , ENZ. 2IJ man, die in den jaare 630 het Euangelie op verfcheidene plaatfen, maar voomaamclyk in het Iandfchap Thurgaw , verkondigd heeft. Hy weigerde het Bisdom Condantz, dat hem aansebooden werd, en had meer \ermaaks om zyne dagen in eenzaamheid te flyten, ter plaatfe waar deeze Ahtdy, die zynen naam voerde, geftigt is. Hy had verfcheidene leerlingen , die fterk vermenigvuldigden. Zy namen den regel van ft. Benediktus aan, en omtrent 60 jaaren na z)ncn dood werd de priester deezer kerke, Omarus, door Koning Pipyn tot eerden Abc aldaar aangedeld , federd welken tyd de Abtdy zeer veel in magt en gezag is toegenomen. Wegens bet Graaffchap Toggenburg of Tockenburg ftaat aan te merken, dat de inwooners 9000 in getal zyn, waar van tweederde deelen den Gereformeerden , en een derde gedeelte den Rcomfchen Godsdienst zyn toegedaan. In het begin deezer eeuwe heeft dit Graaffchap veel opfchudding veroorzaakt. In den jaare 1436 ftierf de laat (te Graaf van Toggenburg, Fredrik genaamd, en zyne erfgenaamen , de kinderen van zyne zuster naamelyk, verkogten het Graaffchap in den jaare O 4 14Ö8  2i6 Tafereel van Natuur en Konst. 1468 aan üinfc, flbt van ft. Gal], voor de fom van ,4500 rbynguldens. De Iaatstgemelde Graaf had het land met veele vryhedcn en voorregten begunftigd, en de Toggenburger* hadden zich ook, in den jaare 1450, onder de hefchermmg der beide Kantons Schweits en Glarfs begeeven, zoodat de Abt genood, zaakt was om dit alles te bevestigen. Kort daamp volgde de reformatie , welke in dit Graaffchap twee gezindheden deed ontflaan, jaardoor de gemoederen der inwooneren fteeds van eikanderen verwyderd werden, welke tweedragt de Abt zich ten nutte maakte, door den Gereformeerden allen fpyt aan te doen. Deeze onlusten werden egter doorbeni.ddelfnge der Zwitfers gefiild, tot dat in den jaare 1696 een nieuwe Abt, Leodegarius genaamd , verkoozen werd. Deeze, een fchoen. maafeers zoon zynde , kon zich bezwaarlyk naar d,e nieuwe waardigheid fchikken, maar plaagde dè Toggenburger- onverdraaglyk. Nadat eindelyk veele jaaren met vrugtelooze onderhandelingen doorgebragt waren, verklaarden de vyf Roomschgezinde Kantons Lucern, Schweits, Uri, Zugiels enUnterwalden,zich openlyk voor den Abt , wa^rtetren de twee' groote Gereformeerde Kantons, Bern en Zu- i'ich ,  DülTSCHL. enz. zed., WeTT. , i nz. 217 ricb, de party der onderdrukte Toggenburgers namen. Hierop kwam het in den jaare 1712 by Viimergen in de zoo genoemde vrye ampten , niet ver van Bremgarten gelegen, tot een bloedig gevcgt, het welk de zaak moest befiïsfen, en waarin de Roomfchen te kort fchooten. Vervolgens werd met de Kantons, nog in den jaare 1712, en met den volgenden Abt Johannes, in den jaare 1718, een Billyke vrede gefiooten. —In gevolge van denzelven erkenden de Toggenburgers den Abt van R. Gall voor hunnen wettigen landheer; daarentegen verbond de Abt zich om hen hunne voorregten te laaten behouden, beide de gezindheden evenveel vryheids te geeven, en liet groote landgeregt als voorheen regelmnatig te doen houden. Deeze vrede artikelen zyn egter naderhand door den Abt weder op veeierleie wyzen verbroken, en eene groote meenigte Toggenburgers zyn door verdrukkingen genoodzaakt geworden om hun vaderland te verlaaten, en naar Nieuw Schotland, Penfylvanie en elders de vlugt te neemen. Ten befluite moeten wy nog iets zeggen van de ftad Muhlhaufen, welke in het landfchap Suntgow, in de Opper-Elzas, aan de O S Ti.  2i8 Tafereel van Natuur en Konst. rivier de 111 gelegen is, en niet moet verward worden met Muhlhoufen in Thuringen. Eëftyds was zy onder de vrye ryksfteden begreepen. In den jaare 1347 kreeg zy van Keizer Karei den IVden de vryheid om haare eigene Overheden te kiezen; doch dewyl de inwooners van de Had door den nabuurigen adel dikwyls mishandeld werden, verbond zy zich al vroeg met de Kantons Bern, Freyburg en Soluthurn. In den jaare 1506 floot zy een verbond met Bazel, en in den jaare I5i5met alle de Zwi'ferfche Kantons. In het jaar 1532 nam de ftad den Hervormden Godsdienstaan, cn maakte toen nog eene naauwer verbintenis met de vier Gereformeerden Kantons. Reeds in den jaare 1437 heeft det-ze ftad een klein grondgebied van de oude Graaven van Wurremberg gekogt, waarin het vlek Iltzach de hoofdplaats is. — In den jaare 1463 was ook de ryksftad Rothwell in Zwaben in het Zwiu ferfche verbond getreeden, maar in den jaare 1632 is zy weder van dat verbond ontflagen, zoo dat zy nu tot Zwirferland rreene betrekking altoos heeft, maar geheel onder Zwaben behoort. Wy gaan nu over tot eenige byzonderheden, die  DtflTSCHL. enz. zed. , WeTT. , enz. 2 lp die het Koningryk van Hongarye betreffen. Aan de Oostenrykfche grenzen, en dus naby Wenen liggende, is het niet altyd door eenen Onderkoning of Palatyn, maar langen tyd door de Hongaarfche Kanfelary te Wenen■beftierd geworden. Doch toen Keizer Karer de Vide zich in den jaare 1712, en zyne Gemaalin in den jaare 1714 te Presburg deeden krooncn, benoemde hy telkens, drie dagen tevoren, eenen Palatyn van Hongarye, en voegde by denzelven in den jaare 1724, nog 22KoningJyke Geheimraaden , welke raadsvergadering te Presburg, onder de voorzitting des Palatyns, alle burgcrlyke zaaken des Koningryks, naar de grondwetten des Ryks beflierde, draagende in het Latyn den naam van Confdium Reghtm locumiener.tiale. Toen de gemelde Keizer, in den jaare 1732, den Hertog van Lotheringen, als zynen toekomenden fchoonzoon , tot Onderkoning en Generaal Stadhouder van dit Ryk benoemde, werd de bediening van Palatyn met dit fladhouderfchap wel verbonden , maar de gemelde Koninglyke Raadsvergadering egter niet afgefchaft. In dien ftaat bleef het ryksbeftier tot aan het jaar 1740, wanneer, na den dood van Keizer Karel den VIden, zyne oudfle dogter, de Aartsher-  220 Tafereel van Natuur en Konst. hertogin Maria Therefia, als wettige erfgename van alle zyne landen, de regeering aanvaardde, uit hoofde der eerstgeboorte, en der vaste erfopvolging, die door de (tanden des .Ryks, reeds in den jaare 1723, op den ryksdag te Presburg eenpaariglyk aangenomen, en tot eene eeuwige grondwet des Ryks bepaald. Toen deeze Vorftin op den 25flerj van July des jaars 1741 te Presburg plegtigJyk gekroond was, maakte zy ook haaren gemaal , den Hertog van Lotheringen en groot Hertog van Toskanen , naderhand Roomsch Keizer onder den naam van Franciskus den Iften , en op den i5den van Augustus des jaars 1765 te Infpruck overleeden , met toertemminge der Hongaarfche Ryksftanden tot Mederegent, doch zoo dat de eigenlyke voorregten der majefieit by haar als Koningin bleeven berusten, het welk haar Gemaal, den 21 Ren van September daar aan volgende, op het Hot tc Presburg met eenen plegtigen eed bevestigde. — Niet lang na den dood van haaren vaderden Keizer, Relde zy, volgens een oud ryksbefluit van Koning Matthiag des jaars 1485, den Standen, tot de opengevallene waardigheid eens Palatyns van Hongarye, vier RyksBaronnen voor, onder welken twee van den Room.  DuiTSCHL. ENZ. ZED., WETT. ENZ. 221 Room leb en, en twee van den Proteftantfchen Godsdienst waren. Uit deezen werd, nog voor de krooning , op den 22ften van July naaiiieiyk , de oude Roomscbgezinde Graaf Johan van Palf'y verkoozen. Nadat dezelve in den jaare 1751 overleeden was , is op den ryksdag des zelfden jaars Graaf Lodewyk Ernsc van Bathiany tot die hooge waardigheid aangefteld; en vervolgens werd dezelve bekleed door Prins Albert van Saxen, die den oden van April des jaars 1766 trouwde met de Aartshertoginne Maria Christina, oudfie dogter van Keizer Franciskus den Iften, en van Maria Therefia. Hy werd in het eerst des gemelden jaars door Koningin Maria Therefia, en haaren zoon, Keizer Jozef den Ilden, dien zy tot mederegent in alle haare erflanden heeft aangenomen, tot Locumtenens lïegius, of Koninglyken Stadhouder van Hongarye benoemd. By zyne aanftelling tot deeze waardigheid werd hy ook voorzitter in de Koninglyke Raadsvergadering te Presburg, welk hoog Kollegie onmiddelyk onder de Koningin en den Keizer, als haaren Mederegent, fiaat, door wienook de Geheimraaden uit de Prelaaten, Magnaaten en Ridders willekeuriglyk aangefield worden. De  222 Tafereel van Natuur en Konst. De Hongaarfche Hofkanfelary te Wenen iseen Ho/kojlegie, dat des Konings wil ;er uitvoer brengt. Zy vaardigt aiic de Koningiyke edikten, in het burgeriyke, geestiyke en in regtszaaken af, zoo wel voor Hongarye ais" voor de ingelyfde landfcbappcn Croatie, Dalmatie en Slavonie, doch heeft voor het overige in het geheel geene verbintenis met het Duitfche Ryk. Ten aanzien der Koningiyke goederen en inkomften zyn 'er twee Koningiyke kamers, te Presburg naamelyk en te Cremnitz opgerigt, welke het opzigt over de Koningiyke inkomften voeren. De eerfle en hoogfte Koningiyke kamer, die te Presburg aangelegd is, heeft 18 Raadsheeren en eenen Voorzitter, welke de Koningiyke inkomften, kroongoederen, regalien, tollen op het zout, enz. beftieren. OnJer dezelve ftaat ook de Koningiyke kamer te Cafchau in Opper-Hongarye,. die al de Koningiyke inkomften aan de ecrstgemelde kamer moet overleveren. De andere Koningiyke kamer, welke te Cremnitz op. geregt is, draagt zorg voor de Koningiyke inkomften der Goud Zilver-Koper-en Yzer» mynen, en daarenboven voor het Muntwezen < door  DüITSCHL. ENZ. ZED. , WETT. , ENZ. 523 door bet gcheele Koningryk. Doch zy ftaat onder de Koningiyke Hofkamer te Wenen, maar heeft integendeel de Koningiyke bergkamers te Schemnitz, Ncu-Sohl, ZipsenKönigsberg onder zich. Uit deeze beide kamers geniet de Koningin jaarlyks zoo veele inkomften, dat zy haaren ftaat, als Koningin van Hongarye niet flegts volkomen kan houden , maar ook het Ryk met de landmilitie bcfchermen. De Hongaarfche gefpanfehappen zyn niet anders dan kleine provinciën, die door Graaven of Vice Graa en, welke hunne byzitters hebben , beftierd worden. Deezen houden hunne landdagen, welken zy Comitia Provincialia of Congregationes noemen. De Koningiyke vryfteden , die 48 in getal zyn , hebben haaren Stadsregter, Raad en Burgemeesters, twintig van dezelven kunnen eerst van haaren Stadsregter aan den Raad, en van dien aan den Koninglyken .Schatmeester appelleeren. Eenen-twintig andere kunnen op gelyke wyze haar appél inrigten, doch zy moeten zich vooraf op den Koninglyken Stadhouder in de geregten beroepen. — De zeven overige, zynde de zoo genoemde Koningiyke Vry-en Berglieden, zyn Crem-  224 Ta fereel van Natuur en Konst. Cremnitzs Schemnitz, Niu Suhl, Libet-Banya, Felfo Banya, Baka-Banya, en Vi Banya. Dezelven hebben zoo wel eenen Sradsregter als Bergregter van den eerden gaat het appél in burgerlyke zaaken tot den zoo genoemden Koninglyken Stadhouder in de geregten; en van den anderen in bergwerkszaaken tot het Judicium delegatum der berglieden , het vi elk te Schemnitz aangelegd is. — Behalven deeze Koningiyke Vry-en Berglieden, zyn 'er nog eenige lieden in Hongarye, die flegts Vrydeden genoemd worden. Daarna volgen de zeven zoogenoemde Heidukken-(leden. Vervolgens zekere Metaal-deden, die onder den Koninglyken Fiskaal flaan, en eindelyk de foldaaten of huzaaren (leden der Serben of Raitzen, die aan den Krygsraad onderworpen zyn. Wanneer tusfchen den Hongaarfehen adel twist ontflaat , wordt daarover in de eerde plaatfe in ieder gefpanfchap geoordeeld door den Koninglyken Graaf. Van daar gaat het appél aan eene der vier geregtsbanken , welke in de Koningiyke vrydeden Tirnau, Gifingen, Eperies en Debretzen zyn opgerigt; vandaar kan men zich eindelyk op het hoogde geregt te Pesth beroepen, welk geregt den naam  Duitschl. enz. Zed. , Wett, j enz. 225 naam draagt van Tabula Regia et Septemviralis. In de eerden heeft de Koningiyke Stadhouder in de geregten de voorzitting, en in het andere de Koningiyke Stadhouder of P.-ilatyn van Hongarye, en in deszelfs afzyn de Koningiyke Hofregter. Door deeze perfoonen kunnen ook de gewigtigfte gefchillen tusfchen den Adel beilist worden Met de geestelyke zaaken hebben de Koningiyke Regters in het geheel niets te doen ; maar de Bisfchoppen met hunne Domkapittels nemen in de eerfte plaatfe kennis van dezelven. Wanneer de zaaken twyfelagtig zyn, dan wenden zy zich tot den Aartsbisfchop, onder welken zy behooren; en wanneer deeze de zaak niet kan vereffenen , dan brengen zy die voor deu Pauslyken Nuncius , of zelfs wel voor den Pauslyken Stoel te Rome. De voornaamfte Ryksbedienden zyn de zoo genoemde groote Ryksbaronnen , die onder de Ryksftanden tot de Magnaaten behooren, en de Aartsampten des Ryks , geduurende hun gantfche leeven, bekleeden. De ome, waarin zy op eikanderen volgen is deeze: de Koningiyke Stadhouder; de Koningiyke Hofregter ; de Bannus van Dalmatie , Croatie XII. Deel. P en  226 Tafereel van Natuur en Konst. en Slavonie ; de Opperfchatmeeder ; de Opperde Hoofdman der Trawanten; de Opperhofmeester of Hofmaarfchalk ; de Koningiyke Mondfchenker; de Opperdalmeesrer ; de Opperkamerheer ; de Oppertruchfes of Spysopdraager, en eindelyk de beide Kroonbewaarders. De Ryksdanden worden in vier klalTen verdeeld. Tot de eerde behoort de Geestelyke Hand, welken de Aartsbisfchoppen, Bisfchoppen , Abten, Proosten enz. uitmaaken. In de tweede zyn de Magnaaten, onder welken de grootere en kleinere Ryksbaronnen, Graaven en Vryheeren bcgreepen zyn. De derde klalfe vervat de Edellieden, die of Landgoederen of brieven van vryheid bezitten. De vierde bedaat uit de Koningiyke Vrydeden. — Wanneer de Koning of Koningin, door den Hofkanfellier , te Presburg eenen Ryksdag doet uitfchryven, het geen, volgens de wetten des Ryks, om de drie jaaren of laater gefchiedt, verfchynen de beide eerdgenoemde Ryksdanden aan de tafel der Magnaaten, en Wel in perfoon ; doch de beide laatstgemeiden zenden aan de tafel der Landdanden twee gevolmagtigden. Aan de eerde tafel voert de Pa-  D'JJTSCHL. ENZ. ZED., WeTT. , ENZ. 22? Palatyn des Ryks het beflier, en aan de tweede de Koningiyke Stadhouder in de geregten. Zy draagen den Koning hunne belangen voor, en deeze doet hun zyne voorftellingen, die het algemeene welzyn des Ryks betreffen, overleveren. Wanneer men het wegens de voorgetelde punten eens is, dan word daar omtrent een Ryksgoedagten gemaakt; en wan. neer de Koningiyke goedkeuring daarby gekomen is, word het zelve in een ryksbefluit en eene rykswet veranderd. Misfchien is 'er geene natie op aarde, by Welke de Koningiyke kroon in hooger agting is dan by de Hongaaren. Zy merken dezelve aan als een gefchenk van den Hemel ontvangen , en noemen ze uit dien hoofde de Heilige Apostolifche Kroon, welke de hooge waardigheid van hunnen Koning of Koningin moet doen gelden. Hierom is ook geene verordening van eenen nieuwen Koning van eenige kracht, voordat dit kleinood hem, door den Primaat des Ryks, met groote plegtigheid op het hoofd gezet is. In den jaare iooi zond Paus Sylvester de Ilde deeze Kroon aan den Hongaarfchen Vorst, Steven genaamd, die ook niet alleen in den gemelden jaare daarme. P 2 d*  228 Tafereel van Natuur en Konst. de tot eerden Koning van Hongarye gekroond werd, maar tevens zoo veel vlyts aanwendde om het Christendom onder zyne onderdaanen uit te breiden , dat hy zelfs den titel eens Apostolifchen Konings kreeg, die door Paus Kiemcns den XII(den aan de tegenwoordige Keizerin Koningin, en alle haare opvolgers in het Hongaarfche Ryk, in den jaare 1758 vernieuwd, en nogmaals bevestigd is. Van het vrouwelyk geflagt is Koningin Maria, in den jaare 1318 allereerst met de gemelde Kroon gekroond geworden, welke eer zyzoo hoog fehatte dat zy zich in haare onderteekeningen niet Maria Regina, maar Maria Rex noemde. Na haar zyn meer Koningen met dezelve gekroond; doch de Kroon werd haar niet op het hoofd gezet, gelyk by de krooning eens Konings gefchiedde, maar op den regter fehouder. Zy is ook der tegenwoordige Keizerinne Koninginne, Maria Therefia, die den 2sden van Juny des jaars 1741 te Presburg gekroond werd , op het hoofd gezet , het welk federd het jaar 1382 flegts het tweede voorbeeld in de historie van dit Ryk is. Daar zy zich te vooren Regina Bobemia: Hungarice teekende, gaf zy na de krooning aan Hongarye den voorrang, en fchreef Regina Hunga-  Dditschl. enz. Zed. , Wett. , enz. 229 garia Robemia. Deeze Kroon word, met de overige Rykskleinoodiën, te Piesburg op het Slot, in eene kist, die op eenen hoogen tooren ftaat , bewaard. Uit de Magnaaten zyn twee Kroonbewaarders over dezelve gefield, die haar in eene Koningiyke lyfkoets naar de kerk van ft. Maarten brengen, wanneer 'er eene Krooning gefchieden zal. Men draagt groote zorg voor de bewaaring deezer Kroone, omdat zy den Hongaaren tweemaal uit het Ryk is ontvoerd geworden. — De eerfte maal, in den jaare 1303, wanneer Koning Wenceflaus de IVde van Bohème, dezelve met zich naar Praag nam, ten behoeve van zynen zoon. De tweede maal in den jaare 1439 > na den dood van Koning Atbert van Hongarye, wanneer deszelfs gemaalin die met zich naar Wenen nam. Zy bleef daar 24 jaaren lang, en Keizer Fredrik de lilde wilde dit kleinood niet weder overleveren, voor dat 'er hem 60000 guldens voor betaald waren. — De Kroon is van goud naar de Griekfche wyze bearbeid, en rondom dezelve ftaan de twaalf Apostelen van Cristus. De andere Ryks kleinoodien zyn : 1. De Scepter met negen ketenkens. 2. De gouden Ryksappel. 3. Het Zwaard van den heiligen Steven den 1(1 en. / P 3 4- De  230 Tafereel van N&tuur en Konst. 4. De overoude Mantel van ft. Steven, die bruin en met goud doorwerkt is. 5. Deszelfs Handfchoenen. 6. Deszelfs Schoenen. 7. Het zilveren Kruis, als het teeken eens Aposrels, dewyl hy den Christelyken Godsdienst in Hongarye heeft uitgebreid. Het Wapen van Hongarye beftaat uit vier roode [treepen op een zilveren veld, hetwelk geduid wordt op de vier voornaame rivieren, die dit land bewateren, naamelyk den Donauw, de Draw, de Saw en de Tbeisfe. De hcerfchende Godsdienst is door geheel Hongarye de Roomfche, wordende de andere Godsdiensten daar verdrukt of geduld naar het goedvinden der regeerderen. Daar zyn twee Aartsbisfchoppen en negen Bisfchoppen. — De Primaat van het ryk is de Aartsbisfchop van Gran, door wien de Koningiyke krooning altyd rem'gt wordt. Hy is tevens eerste Koningiyke Geheimraad en Rykskanfellier, gebooren Legatus van den Pauslyken ftoel, en ièderd het jaar 1714 Vorst van het heilige Roomfche Ryk, welke laatlte waardigheid Keizer Karei de Vide, by de krooning zyner geJaaalinne Elizabeth, aan de Aartsbisfchoppc- Jyke  DüITSCHL. enz. zed. , WeTT. , enz. 231 Iyke bediening van Gran heeft vast'gehegt. Op hem* volgt de Aartsbisfchop van Colocza, die van de negen Bisfchoppen des lands drie tot zyne Wybisfchoppen heeft, te weeten die van Gros-Varadin, van Efanad , en van Agram ot Zagrab. — De overige zes Bisfchoppen ftaan onder den Aartsbisfchop van Gran. Behalven deezen zyn 'er nog 32 Prelaaten buiten Hongarye in de andere Koningryken, die allen door den Koning benoemd, en door den Paus bevestigd worden. De andere gezindheden , als Gereformeerden en Lutherfchen, hebben hunne eigene Superintendenten en Ouderlingen ; doch in de oefeninge van den openbaaren Godsdienst zyn zy vry naauvv bepaald. Onder de inwooners van Hongarye maaken egter de Proteftanten meer -dan twee derde deden uit, en bedraagen een getal van omtrent twee miilioenen. — In het gefpanfehap Presburg zyn ook veele Mennonieten, doch zy worden 'er alleenJyk by oogluiking toegelaaten. De Jooden woonen hier en daar in de Hongaarfche lieden en vlekken, by oogluiking, in vry groote meenigten. Dewyl de Serben of Raitzen, de Rusfen en P 4 Wal-  232 Tafereel van Natuur en Konst. Wallachiërs den Oosterfchen Griekfchen Godsdienst zyn toegedaan, en overal door het Koningryk verfpreid zyn, heeft Keizer Leopold in den jaare 1690 de fchikking gemaakt, dat zy vyf Bisfchoppen van den Griekfchen Godsdienst hebben. Twee derzei ven zyn teBuda, anders Offen geheeten, en te Monkatsch ; en die zyn met de Roomfche kerk ten aanzien der leere en kerkgebruiken vere'enigd. Zy ftaan onder den Aartsbisfchop van Gran. De drie anderen verfchillen nog van de Roomfche kerk; en ftaan onder den Griekfchen Aartsbisfchop te Carlowitz in Neder-Slavonie. Men heeft in Hongarye Gymnafiums, waarin leSfen in de Godgeleerdheid, Wysgeerte, Wiskunde, Welfpreekendbeid en andere vrye Konsten gegeeven worden. Ook zyn'er thans plaatfen waar de Regtsgeleerdhcid geleeraard wordt. Maar de Proteftanten gaan dikwyls buitenlandfche Univerfiteiten bezoeken, waartoe zy egter Koninglyk verlof noodig hebben, waarvoor zy, volgens eene vastftelling des jaars 1749, te Wenen 130 guldens betaalen moeten. De krygsmngt der Hongasren is zoo groot, dat  DUITSCHL. ENZ. ZED., WETT. , ENZ. 233 dat zy alleen , met uitfluitinge van andere Koninglyken, een leger van 100000 man op de been kunnen brengen. De Keizerin-Koningin, heeft'ook, by aanhoudenheid, een leger van ten minden 500CO man Hongaaren, in foldy; de overigen worden door de gefpanfchappen geleverd. — Hunne regimenten voetvolk zyn thans meest op eenen geregelden voet gebragt, en de huzaaren, of hunne nationaa!e ruiiery, is voortreflyk. Andere Moogenheden hebben ook wel op gelyken voet hüzaaren regimenten opgerigt; maar verdeminden evenaaren de Hongaarfchen. In de jongde oorlogen heeft de Keizerin-Koningin altyd 12 groote regimenten van deeze huzaaren in het veld gehad. —De zoo genoemde gefpanfehaps Ilcidukken zyn voetknegten, of eene foort vail : n irmlüic, opgerigt om in de byzondere gefpanfebappen dc oponbaare wegen tegen dieroevers, eo andere onverJaaten te beveiligen. BeDal ven dc Rfddcr-orden, die aan het Huis van Oweoryk in het byzonder eigen zyn, heeft dc Ketzerio-Konfogfri Maria Therefia, op den 6den van May des jaars 1764, nog eene zoo genoemde civiele orde opgerigt voor P 5 I„N  234 Tafereel van Natuur en Konst. luiden van hooge geboorte en aanzien; die, buiten den krygsdienst, in de voornaam (te ftaatsampten gewigtige diensten aan bet Oostenryk'fche Huis bevveezen hebben. Dezelve wordt genoemd de Ridder-orde van ft. Steven, naar Koning Steven, den eerden Koning van Hongarye, bygenaamd den Heiligen en Apostolifchen. — De Ridders deezer Orde voeren den naam van Ridders van d. Steven. De waardigheid van Groot-meester is aan de kroon van Hongarye onaffcheidbaar vastgehegt. Zy bedaat uit 100 Ridders, die allen luiden van adel moeten zyn, en ten minden vier kwartieren kunnen aantoonen. Zy zyn in drie klasfen onderfcheiden. Tot de eerde behooren 20 Grootkruisdraagers, tot de tweede 30 Kommandeurs, en tot dederdesoKleinkruisdraagers. Doch de kerkelyken, die met deeze orde bekleed worden, zyn in dit bepaalde getal niet begreepen. Hun onderlinge rang wordt door den tyd hunner aannemirge in de orde bedemd. Jaarlyks wordt op d. Stevensdag het plegtig Orde-feest gehouden. Het Kanfelierfchap der Orde is voor altyd aan het Kanfelierfchap van het Hof van Hongarye verbonden. Alle de Ridders deezer Orde genieten ook het voorregt dat zy ten allen tydeten Ho-  DüITSCtlL. ENZ. ZSD. , WETT. , ENZ. 235 Hove gehoor krygen, zonder zich vooraf by den Opperkamerheer te vervoegen. De Grootkruisdraagers ontvangen zelfs in de brieven, welken de Koningin of Koning, in de hoedanigheid van Grootmeester, aan hun doet afvaardigen , den titel van Caufin, Alle de Leden deezer Orde ontvangen de Koningiyke opene brieven, die hun toegezonden worden, zonder iets voor dezelven te betaalen. De Ridders van ft. Steven moogen met geene andere Orde van eenig' buiienlandfch' Vorst bekleed zyn. Het Orde-teeken beftaat in een agt-hoekig gouden krm's, groen geëmailjeerd en omgeeven met ee- en gouden ftreep. In het midden rs een kie n rond fchild, eveneens gekleurd als hetveld in het wapen van Hongarye. Op het zelve ziet men, onder eene gouden kroon, een dubbel zilveren kruis op eenen berg, vertoonende zich aan weêrzyde van hetzelve de letters M. T. welke de beginletters zyn des naams van Maria Therefia, als de fligteres van deeze Ridder-orde. Voorts is dit middenfehild omgeeven met het volgende byfehrift: Publicum Meritonm Prcemium, dat is, openbaare belooning van verdienften. Op den rug van  236 Tafereel van Natour en Konst. van het fchild leest men in eenen krans van eiken loof de volgende woorden : San&u Ste'pbano , Regi Apostolisch, dat is, ter eere van ft. Sieren den Apostolifchen Koning. Dit Orde-teken is van tweederleie foort : het eene voor de Grootkruisdraagers en Kommandeurs is groot, en het andere is kleiner. De eerstgemelden draagen dit teeken aan een rood lint, met groen geboord vari eene hand breed, van den'regter fcbouder naar den linker heup; de Kommandeurs hebben het aan een dergelyk lint om den hals, en de Ridders in een der knoopgaten van bunnen rok, doch aan een fmaller lint. De Grootkruisdraagers hebben daarenboven, op hun opperkleed, een zilveren borduurfel, in welks midden dezinfpreuk der Orde geflikt is , zyndeomringd door eenen krans van eikenloof. Ook hebben de leden der drie klasfen ieder hunne byzondere Ordekleedercn , beftaande in lange fleepende tabbaarden van groen fluweel, met wyde fprfs'toeloopende mouwen , en hcrmclynen met Ycharlaken omboorde opdagen, over eenen rok 'van donkerrood fluweel, met eene bonnet op hun hoofd van gelyke ftof en kleur, met eenen hermelynen omflag, en wyders met een bofeh van roode en groene reigervederen. Van  DüITSCHL. ENZ. ZED, WETT , ENZ. 237 Van dit plegtgewaad, het welk naar de byzondere klasfen weder onderfeheiden is , moeten de Ridders zich bedienen op de Ordefeesten , en by andere plegtige gelegenheden. Na dus het geen Hongarye in het algemeen betreft befchouwd te hebben, moeten wy op de byzonderheden , welke in deszelfs verfcheidene deelen merkwaardig zyn, nog een weinig Ril ftaan. — Wegens het eigenlyk gezegde Hongarye hebben wy aan te merken dat deszelfs bewooners gezond en fterk van ligchaam en vry driftig van gemoed zyn. Schoon zy uit verfcheidene natiën hunnen oorfprong hebben, heeft het verloop van tyd hen egter thans zeer gelyk aan eikanderen gemaakt. Hunne kleeding is van die der andere Europeefche natiën geheel onderfeheiden-, maar valt hun zeer gemaklyk. De Adel des lands is zeer gezet op de pragt, en weet zich zoo wel in den kryg als in de letteroefeningen te doen gelden. Zy zyn doorgaans eerlyk, opregt en openhartig , doch te gelyk trotsch, wreed en zeer oorlogzugtig. In het gemeen fpreeken zy nog meest de oude Scythifche taal, hoewel veelen hunner ookdeLatynfche verftaan. In  S28 Tafereel van Natuur en Konst. In een der gefpanfchappen van neder. Hongarye, het welk den naam van Baths voert, woonen voomaamelyk de zoo genoemde Panduuren. Voordeezen hielden zy zich meest in de gebergten en bosfchen op, maar thans zyn zy door het gantfche gefpanfchap verfpreid. In den oorlog wegens de Oostenrykfche erfopvolging ftonden zy als eene foort van landmilitie onder het bevel van den berugten Baron van Trenck. Behalven eenen Jangen en flegten fnaphaan hebben zy in eenen gordel, dien zy om het lyf draagen, twee of drie paar pistoofen. Zy draagen witte, roode, blaau\ve, ook wel zwarte katoenen hemden,groo. te Turkfche broeken, fchoenen met riemen, eenen Hongaarfchen fabel en twee Turkfche mesfen. Zy hebben ten deele Turkfche trommels en kleine fchalmeijen. Voorts zyn zy den Griekfchen zoo genoemde weder vereenigden Godsdienst toegedaan. Sedert het jaar 1750 zyn zy hoe langs hoe meer op eenen regelmaatigen voet -gebragt, en hebben hunne Koningin in de jongfïe oorlogen tegen Pruisfen uitneemende dienfien beweezen. Men heeft niet lang geleeden ook deCroaten, Slavoniers en Warasdynen onder deezen naam willen feegrypen, doch de Panduuren hebben zulks groo- V  DüITSCHL. ENZ. ZED, } WETT. ,ENZ. 239 grootelyks tot hunnen fchi np gerekend, en zich zoo hevig daar lege i verzet aat men het niet heeft kunnen doordringen. Het Vor(te"dom Zevenbergen, dat nu eens door de Turken, dan door zyne eigmc Vorften , en dan weder door de Hongaarfche Koningen beftierd werd , is, na menigvuldige ftaatsverwisfelingen, by den vrede van Carlowitz, in den jaare 1609, aan het Huis van Oostenryk gekomen.— Toen Keizer Karei de Vide, in den jaare 1713, de noodige fchikkingen omtrent dé erfopvolging in zyn huis gemaakt had, welke de bekende Pragmatïque Sanctie is, hebben de Standen van dit Vorftendom, naar het voorbeeld van Hongarye, dezelve in den jaare 1722 aangenomen, waardoor zy dus, niettegenltaande zy te vnoren èene vrye verkiezing hadden, de heerfehappy erflyk, en dat wel in beide de fexen aan het Oostenrykfche Huis toekenden.—Na den dood des gcmelden Keizers, in den jaare 1740naamelyk, nam zyne erfdogter Maria Therefia, als Koningin van Hongarye, ook dit land in bezit. Ondertusfchen behield Zevenbergen, gelyk te vooren, zyne byzondere regeering. Op den ryksdag, in den jaare 1751 te Presburg  240 Tafereel van Natuur en Konst. burg gehouden, werd wel voorgefleld dat het Vorftendom Zevenbergen volkomen met het Koningryk Hongarye vereenigd, en aan het zelve ingeiyfd zoude worden; maar de Zevenbergfche Landltanden hebben het, door hunne gegronde vertoogen zoo ver weeten te brengen, dat de voorgenomeneinlyvingnooit gefcbied, maar alles integendeel op den ouden voet gebleeven is. Zelfs heeft de tegenwoordige Keizerin-Koningin, Maria Therefia, dit Vorftendom, in den aanvang des jaars 1766, tot een Groot-Hertogdom verheeven. De Landfianden hebben hunne byzondere Hofkanfelary te Wenen; maar in het land zelf heeft men het zoo genoemde Gubernium Civile et Militare, beftaande uit 2 Roomfche Gubernatores, en 12 Raadsheeren uit de drie natiën , te weeten 6 Roomschgezinden , 3 Gereformeerden, en 3 Lutherfchen. — De eerRe Gouverneur voert het voornaame bewind in burgerlyke, en de andere in krygszaaken, welke laatfte bediening des te gewigtiger is, omdat Zevenbergen als eene grensprovincie, en zelfs als een voormuur der Christenheid is aan te merken. De Landftanden befiaan uit de drie natiën des lands, en dus uitRoomsch- ge-  DlTITSCHL. ENZ. ZED., WETT., ENZ, 341 gezinden , Gereformeerden en Lutherfchen. Zy worden, naar het voorbeeld in het Koningryk Hongarye , verdeeld in Geestelyken of Prelaaten, in Magnaaten, in Edeliuiden, en in Koningiyke Burgers, met welken laatften naam egter de Saxen alleen genoemd worden. Wanneer de Keizerin-Koningin te Hermannftadt eenen Landdag doet houden, legt zy de zaaken door haaren Kommisfaris open voorde Standen, die dan in twee tafels verdeeld zyn. Aan de eerfte zit het groote Gubemium, de Bisfchoppen, Prelaaten, Graaven en Vryheeren; de tweede of Koningiyke tafel is gefchikt voor de Gevolmagtigden, en zy handelen dus te famen over het Koningiyke voorftel. In dit land zyn verfcheidene gezindheden, als Roomfchen, Gereformeerden, Lutherfchen, Sociniaanen, Photiniaanen, Arriaanen, Grieken, Armeniërs en Mohammedaanen. Van het jaar 1753 tot 1755, zyn nog veele Lutherfchen uit Opper-Oostenryk, Stiermark en Karinthie, die zich daar met de Roomschgezinden niet verdraagen konden, op bevel der Keizerin Koningin , in dit landfehap aangenomen. XII Deel. Q Wy  242 Tafereel van Natuur en Konst. Wyders wordt Zevenbergen bewoond door driederleie Natiën , te weeten door Saxen, Zecklers en Hongaaren. — Hoe de Saxen zich hier eerst gevestigd hebben is zeer onzeker. Het is egter waarfchynlyk dat een gedeelte der Saxen, we'ken Keizer Karei de Groote, om hen te beter te beteugelen, naar Hongarye had overgevoerd, reeds in de negende eeuw, dit land bevolkten. Vervolgens zyn, in de twaalfde eeuw, ten tyde van den heiligen oorlog, geheele legers uit Duitschland, door Hongarye, naar het Beloofde Land gevoerd , waaronder zekerlyk ook Saxen zullen geweest zyn, van wier wederkomst in hun eigen land niets gevonden wordt, en die zich misfchien in Zevenbergen hebben neêrgezet, te meer omdat zy daar vermcedelyk veelen hunner landsgenooten vonden. — De Zecklers zyn een overblyifel van de oude Hunnen, welken Attila in de vyfde eeuwe daar gebragt heeft. Zy hebben egter den gebaaten naam van Hunnen afgelegd, en dien van Siculi of Cicuti, welke zoo veel als nagelaatene Weezen beteekent, en waaruit het woord Zecklers gefprooten is, aangenomen. — Alle de overige inwooners van dit Ryk worden onder den naam van Hongaaren begreepen, zoo dat door denzei-  DüITSCHL. enz. ZëD. , WetT., enz. 243 zeiven ook de Moldaviè'rs, de Wallachiërs, ja zelfs de zoo genaamde Heidens verlTaan worden. Deeze laatften zwerven in groote meenigten door Zevenbergen, en alle anderelanden aan deeze zyde van den Donau, en maaken de wegen onveilig, dewyl zy enkel van den roof leeven. Zy wenden voor uit Egypte oorfpronglyk, en tot dit omzwerven veroordeeld te zyn , omdat hunne voorouders geweigerd hadden de H. Maagd, met haar kind naar Egypte vlugtende, te herbergen. Jn den jaare 1560 en 1561 eerst in Frankryk komende, wendden zy voor dat de Paus hun eene zevenjaarige ballingfchap had opgelegd , tot boete, omdat zy voormaals hun Christendom verzaakt hadden , en Mohammedaanen geworden waren. Zy zyn in Europa eerst bekend geworden in den jaare 1417, en hebben weinige landen van dat waerelddeel onbezogt gelaaten; doch nadat in den jaare 1725, in de Nederlanden, eene meenigte hunner, wegens gepleegde diefftallen en moorden, door beuls handen is van kant gemaakt, en tegen de overigen geltrenge plakkaaten zyn afgekondigd, heeft men daar weinig of niets van dat gefpuis meer vernomen. Q 3 We-  244 Tafereel van Natutjr en Konst. Wegens het Koningryk Siavonie ftaat aan te merken dat het zynen naam heeft van de Slavi, die omtrent de zevende eeuw uit Sarmatie zyn getrokken, en aan den Donau een Koningryk opgerigt hebben, waarvan dit land zynen naam behouden heeft. — De Slavonifche taal is de moeder van de Hongaarfche, Boheemfche, Poolfche en Rusfifche taaien, zcodat deeze volken eikanderen zeer wel verftaan kunnen. — Het westelyk deel van dit Koningryk heeft geenen anderen naam dan dien van Siavonie, en daarin woonen Serben , Croaten, Wallachiërs, eenige Duitfchers en Hongaaren van geboorte; maar het oostelyk deel wordt inzonderheid Rascie, of het land der Rascianen, Ratzen of Raitzen genaamd ; doch onder dezelven woonen ook Croaten, Grieken en Wallachiërs. Deeze Rasci of Raitzen zyn eene byzondere Natie , die den Griekfchen Godsdienst belydt. Zy zyn hier en daardoor Hongarye verltrooid , en worden om hunne getrouwheid menigmaal in de vestingen gelegd. Maar dit Siavonie, en het nabuurige Servië, is eigenlyk hun vaderland. Zy woonen, zoo wel des winters als des zomers, in onderaardfche holen; zy eetengroovefpyzen, waarin zy veel Turkfchen of Spaanfchen peper doen,  DüITSCHL. enz. Zf.D. , WeTT. , enz. 24J doen, dien zy ook wel met het water, dat zy drinken, vermengen. In de jongfre oorlogen hebben zy het Oostenrykfche Huis ongetneene dienden beweezen, fchoon zy nog niet volkomen op eenen geregelden voet gebragt zyn. Zy zyn tot nu toe, fcboon verkeerdeJyk, onder de aigemeene benaaming van Panduuren begreepen geweest. — Siavonie heeft in alle de bloedige oorlogen, door de Keizers uit het Oostenrykfche Huis tegen de Turken gevoerd, moeten deel neemen, en is meer dan eens door de laatsgemelden overheerd geworden. Thans behoort het geheele land erflyk aan het Huis van Oostenryk. Ten aanzien der burgerlyke zaaken wordt het door eenen Bannes of Onderkoning bellierd , en ten aanzien der krygszaaken ftaat het onder het opzigt van den Generaal der Illyrifche troepen. — Onder de vier gefpanfehappen , waarin Opper-Slavonie verdeeld is, verdient dat van Warasdin , in het welk de Warasdynen woonen, eene byzondere aanmerking. Voordeezen maakten zy eene foort van landmilitie te voet ,• maar thans trekken zy , even als de overige Illyrifche troepen, of de zoo genaamde Panduuren, te veld. Hun geweer beftaat in eenen fabel, een paar pistoolen en eenen ftiapQ f haan.  246 Tafereel van Natuur en Konst. haan. Zy draagen groene Hongaarfche rokken, witte onderklederen en roode mantels. In plaatfe van fchoenen bedienen zy zich flegts van een Huk leer, om de voetenfamengebonden. In de laatile oorlogen zyn zy der Keizerin-Koningin van grooten dienst geweest. In het Koningryk Croatie vindt men de inwooners onbefchaafd en woest, zy hebben eene zeer byzondere dragt, zynde hun kleed, broek en kousfen aan elkandcren vast. Eertyds gaf men hun den naam van Toveraars te zyn. Ten aanzien der taaie komen zy, onder alle de Illyrifche volken, den Polakken het naast. In de jongfte oorlogen is de naam van Croaten zeer dikwyls voorgekomen. Zy woonen egter niet alleen in Croatie, maar ook in het nabuurige Karniole, aan de rivier Kulpa. Schoon men groote moeite gedaan heeft om hen ten aanzien van het krygswezen op eenen beter voet te brengen , behooren zy egter nog fteeds tot de onregelmaatige Illyrifche troepen, en hebben ook met deezen eenerleie wapenen. — Oudstyds hadden zy hunne eigene Koningen, maar in de elfde eeuw geraakten zy onder de heerfchappy der Koningen van Hongarye, onder welke hun land voor  DUITSCHL. enz. zed. , WeTT. , enz. 247 voor het grootfte gedeelte nog heden ftaat; doch dewyl zy muitziek van aart zyn, hoort men ook niet zelden van opfïand onder hen. Het Huis van Oostenryk, waaruit de tegenwoordige Keizerin Koningin gefprooten is en de Turkfche Keizer hebben dit Ryk onder elkanderen verdeeld. STAATSVERANDERINGEN EN ANDERE MERKWAARDIGE GEBEURTENISSEN. Het is een algemeen aangenomen gevoelen dat de ftamvader der Duitfchers Thuisko geweest is, dien wy by Berofus als eenen vierden zoon van Noach, door hem na den zondvloed geteeld, gemeld vinden. Anderen vermengen deezen Thuisko of Tuisko met Askenas, den oudften zoon van Gomer, die de zoon van Japhet was. Maar volgens de gedagten der meeste hedendaagfche geleerden , Rammen de Duitfchers van de Scythen en Celten af. Duitschland werd in oude tyden bewoond door veelerhande Natiën, die wel takken van den zelfden hoofditem waren, maar egter geQ 4 heel  248 Tafereel van Natuur en Konst. heel onafhanglyk van eikanderen leefden. De voornaamften onder deeze volken waren de Franci, de Alemanni, de Suevi, de Boji of Bavari, de Thuringï, de Frifü en de Saxones. — Men heeft eene naamlyst van elf Koningen, die volgens fommigen lang voor de geboorte van Christus over geheel Duitschland geregeerd hebben. Derzelver naamen worden in deeze orde opgenoemd, i. Thuisco. 2. Mannus. 3. Ifievon. 5. Hermannus. 6. Marfus. 7. GambriWus. 8. Suevus. 9. Vandalus. 10. Teutates. n.Alemannus Van deeze naamen wil men nog eenige Duitfche benaamingen afleiden. Toen de Romeinen in Germanie boorden, waren de Germanen zoo ver van in eene enkele gemeenfchap gevormd re zyn, dat zy verdeeld waren in eene groote meenigte van kleine Koningryken en Gemeenebesten. Schoon zy uit eenen zelfden Ram afkomftig waren, en dus eenige gemeene wetten hadden om eikanderen tegen uitheemfche geweldenaars te onderReunen, had egter ieder zyne byzondere manier van regeeringe, en verfchillende ftaatkundige belangen. Zy waren allen opgevoed met eene buitenfpoorige liefde tot vryheid  DülTfCHL. ENZ. StAATSVER ANDER. 249 beid, en haatten alle foorten vangeweldenaarye, zoodat zy niet dan met gevoeligheid konden aanzien hoe de Romeinen dagelyks in de landen hunner nabuuren indrongen. Eer wy een byzonder berigt wegens den inval der Romeinen geeven, zal het niet ondienlïig zyn eenige verrigtingen deroudeGermaanen te melden. De eerRen derzei ven is de inval der Gaulen in hunne landen, on-er het beleid van Sigovefus, wiens broeder Bellovefus iets dergelyks aan de andere zyde der Alpen deed. Die twee dappere Prinfen wa- 1 ren zoons der zuster van Ambigatus, Koning der Celten of Gaulen, omtrent den tyd van Tarquinius Priskus. — Die Vorst, befpeurendei-dat zyne onderdaanen, voordeuitgeltrektheid zyner landen, te fterk in getal toenamen, befloottwee groote volkplantingen daaruit te zenden, om zich elders onder het beftier van zyne twee nceven neêr te zetten. •— Deezen, gelyk toen de Gauiifche manier was, fchikten zich naar de vJugt der vogelen, en hierdoor werden de eerRen over den Rbyn geleid, zich in het Hercynifche woud nederzettende, terwyl de andere tot Italië doordrongen. - Men mag veilig onderRellen dat Q 5 ook  cjo Tafereel van Natuur en Konst. ook de Germanen, dewyl de bewooners van hun land van tyd tot tyd zeer flerk vermenigvuldigden, om gebrek aan genoegzaameruimte voor te komen, van tyd tot tyd volkplantingen hebben uitgezonden. — De eerfte derzelven, welke wy ontmoeten, en die waar. fchynlyk van veel later dagteekeningc is dan die van Segovefus in Germanie, is die der Belgen, een der moedigde en ftrydbaarfteNatien, die, den Rhyn overgetrokken zynde, en de Gaulen uit zekere landdreeke aldaar verdreeven hebbende, zich in dezelve zoo vast nederzetten , dat noch hunne nabuuren , welken zy telkens afbreuk deeden, noch eenige andere Natie hen daar immer konden uitdryven. Cefar voegt 'er by dat zy , na deeze hunne nederzetting, grooten moed lieten blykcn, cn zich veel gezags over hunne nabuuren aanmaatigden ; men vindt aangemerkt dat zy den naam van Belgen waarfchynlyk droegen, omdat dezelve in het Teutonisch moedig of twistziek beteekende. Sederd den inval deezer Belgen in Gaule, welke de eerde was, dien de Germanifche Natie in dat land deed, ten minden de eerde, van welken wy leezen, volhardden deeze twee Natiën beurteling in eenen ftaat van vyandfchap en vriend- fchap 9  DUITSCHL. ENZ. STAATSVERANDER. 251 fcbap, naar de gelegenheid hun diende, nu eens elkanders landen aantastende, dan elkanderen weder tegen de Romeinen helpende— Doch wy zullen, zonder op die byzonderheden langer (ijl te liaan, kortelyk fpreeken van de oorlogen en nederlaagen, welke de Duitfchers de Romeinen aangedaan of toegebragt hebben , gelyk ook van de nederlaagen, welke zy van hun ontvingen, en waardoor zy van hun ondergebragt werden. De eerlten, welke wy leezen dat zich on. derwonden hebben om de Romeinfche landen aan te tasten, waren de Cimbriërs en Teutonen, welker eerften het Cimbrifche Cherfonefus, en de laatllen de kusten en eilanden aan de Baltifehe zee bewoonden ; doch beide deeze volken trokken, hetzy uit gebrek van plaats, het zy omdat zy door de fchoonheid van warmer lugtltreek bekoord werden, met hunne vrouwen en kinderen door Norikumen Illyrikum, het welk zy pionderden, en drongen tot in Italië, waar zy de Romeinen, in verfcheidene bloedige veldflagen, verflocgen, en gantfeh Italië in de uiterlle verbaasdheid bragten. In het eerile hoofdtreffen verwonnen zy den Burgemeester Papyrius Karbo; in een  2j2 Tafereel van Natuur en Konst. een ander den Burgemeester M. Junius Sila-nus, wien kort daarna des wegen eene geftrenge rekenfchap werd afgevorderd. In eenderde gevegt zegepraalden zy over L. Kasfius, en in een vierde over M. Aurelius Skaurus, wien zy gevangen namen, en dien, omdat hy te ftout tot iof der Romeinen gefproken had door hunnen Koning Bolos werd omgebragt. Na verfcheidene andere voordeden behaald te hebben . werden zy egter geheel verflaagen en verdelgd door het beleid van den Burgemeester Marius. Want dezelve wist zich zoo voordeelig te legeren, dat de Cimbriërs niet flegts tegen zyne krygsmagt, maar zelfs tegen de zon, wind en ftof te worftelen hadden , zoodat zy door die listige krygsfireek gemaklyk overwonnen werden. De Romeinen fielden deeze overwinning zeer hoog, geJyk men kan opmaaken uit de zegepraal, en andere byzondere eerbewyzen, waarmede zy Marius en Katulus vereerden, zoo wel als uit de bjzondere gedenkteekenen, welke by deeze gelegenheid werden opgerigt. De Cimbriërs, welke deeze verfchrikkelyke flagting ontkwamen, keerden waarfchynlyk naar hun «igen land te rug, want men vindt gemeld dat zy een onderdaamg gezantrchap aan Au- gus-  DülTSCHt. ENZ. STAATSVERANDER. 2J3 gustus gezonden hebben. Het is w el te denken dat hunne nabuuren de Saxen, zich met hun in hunne ftrooperyen vereei.igd hebben, en dat, dewyl deezen allengs berugtergeworden zyn, de naam van de Cimbriërs door den tyd in den hunnen verfmolten is. De volgende ftroop, dien wy gemeld vinden dat de Germaanen gedaan hebben, is die, welke ten tyde van Julius Cefar gefebiedde, uit oorzaak van de belgzugt, d e met reden onderfleld wordt doordien daatkundigen overwinnaar gevoed te zyn tusfehen de Eduen en Arvemers, toen de magtigftc Natiën van Gaule. De eerfte derzelven was met Rome in vriendfehap, en de laatfteftond met de Sequaanen in verbond , welke ten dien tyde geraaden vonden om hunne nabuuren, de Germaanen, te hulp te komen. In het eerst kwamen 'er alleenlyk 15000 tot de laatstgemeiden over, maar zy vonden zoo veel genoegen in deeze landftreek dat zy, om voet in dezelve te houden, nieuwen onderftand ontbooden, en welhaast een heir van 120000 man uitmaakten. Het leed niet lang of de Sequaanen bragten door hunnen byftand de Eduen te onder; maar de overwinning kwam hun  *J4 Tafereel van Natuur en Konst. hun duur te ftaön: want zy werden door Ariovistus , den Germaanfchen Koning, genoodzaakt hem een derde gedeeite van hun Koningryk te ontruimen, om zyne troepen daarin te leggen. Kort daarna dwong hy hen een ander derde gedeelte aan hem af te (laan, tot een verblyf van 40000 Haruden, die tot hem overkwamen; en ten zelfden tyde haalde hy Julius Cefar door zyn verzoek over, om hem den titel en de eer van Koning toe te liaan. Doch zyn Koningryk was kort van duur; want Cefar, die hem alleenlyk vleidde om zyne oogmerken des te beter te bereiken, vond haast een voorwendfel om hem daarvan te ontzetten. De groote meenigte, die Ariovistus in Gaule gebragt had, en de voordeelen, welke zy door haare dapperheid behaalden, moest de Roomfche belgzugt opwekken, en het grootlle gedeelte der Gaulen ontrust en bekommerd maaken, die zich daarop tot Cefar, toen Burgemeester, begaven, met bittere klagten over de verwoestingen, welke de Germaanen aanrigtten, en over het gevaar, het welk zy liepen van eerlang door hun vernield te worden. De Burgemeester wendde dit alles tot zyn eigen voordeel, en liet den Germaanfchen Vorst tot een mondgefprek noo- di.  DüITSCHL. ENZ. STAATSVERANDER. 255 'digen, die egter middel vond om dit te ontgaan , en nog zes andere Natiën ter zyner hulpe overhaalde; waarop Cefar alle mooglyke middelen in het werk (lelde om de vereeniging zyner vyanden voor te komen. Na eene vrugtelooze famenkomst , die eindelyk tusfchen den Romein en den Germaan beflemd werd, ging het tip een lioDfdtreffen, waarin de Germasncn de1 neérlaair kreegen, en genoodzaakt werden om de v'.ugt over ücnRbyn te ncemen, bet geen fommigen zwemmende, en anderen in booten deeden, onder welke lastflen Ariovisius acil'ws, die zyne fchandc niet lang overleefde. De Natiën, die onder hem ••*teu Ii.Jv'l:!, verfpreidden zich vervolgers in verfi v vc firecken. De Markomanncn begaven zich naar Bohemen, onder bevel van M iroboduus. De Tnbochiers, Ncmeters en Vangionen bleeven in Gaule , of toogen over den Rhyn, en onderwierpen zich met de Ubiërs aan de Romeinen. De Swaben, die zich aan de zelfde zyde verzameld hadden, trokken, op het ontvangen van de tyding der nederlaage, te rug; alleenlykwerden veelen hunner, in hunne vlugt, door de Ubiërs verflaagen, en dus eindigde de tweede krygstogt der Germaanen in Gaule. In het  ; 2ƒ5 Tafereel van Natuür en Konst. het volgende jaar traden de Belgen, door de behaalde voordeelen der Romeinen bevreesd geworden zynde, in verbond met de Celten, Germaanen en Gaulen, met oogmerk om hen verder uit hunne nabuurfebap te verdryven. Doch Cefar vond, volgens zyne gewoonte, middel om zulke verdeeldheden onder hen te zaaijen, dat veelen der bondgenooten zich aan hem onderwierpen. Allcenlyk bleeven de Nerviè'rs , Atrebaten , en Veromanduen hem tegenftand bieden; en fchoon het hem gelukte dezelven te overwinnen, kwam deze overwinning hem egter duurder te fiaan dan eenige andere, welke hy behaald had, niettegenflaande de geheele Belgifche Natie zich aan de Romeinen moest onderwerpen. Komius, een getrouw voorftander en afhangeling van Cefar, werd door hem tot Koning der Atrebaten gemaakt, en voerde welhaast eene aanzienlyke heerfchappy over dat geheele land. De Atuaten, die fchielyke overwinningen verneemende, kwamen den Atrebaten te hulp, en vatten geene kleine veragting tegen de Romeinen op, toen zy zagen dat dezelven in kloekheid van geftahe by hen verte kort fchooten; doch zy dagten gantsch anders, toen zy, zich genoodzaakt vindende om  DüITSCHL, ENZ. StAATSVERANDER. om in hunne boofdftad de wyfc teneemen, zich door de Roomfche foldaaten zoo dapper befprongen zagen,"dat zy, oiïmagtig orn beter voorwaarden te bedingen, hunne ftad en de gantfche bezetting op befcheidenbeid móesten overgeeven , waarna de overwinnaar 53000 Atuaten voor ilaaven verkogt. Cefar vond zich niet lang daarna in oorlog tegen twee andere Germaanfche Natiën ingewikkeld , te weeten tegen de Tenkters en Ufipéeteo. Deezen werden door de Sueven, de ruu wften en ftrydbaarftcn van alle de Noordfche Germaanen, genoodzaakt om hunne eigene landftreeken te verlaatèn , waarop zy naar Gaulen getrokken waren, en zich in de nabüurfchap der Eburonen en Kondrufen nedergezet hadden. Cefar, die toen te Rome Was , om heimelyke famenzweeringèn tegen hem te verydelcn , moest zich naar Gaule fpoeden, om vereenigingen tegen de Romeinen voor te komen. By zyne aankomst zonden de Tenkters en Uzipeeten een gezantfehap om hem de reden hunner komfte in die Iandftreek bekend te maaken, en daar eene vrye Verbiyfplaats te verzoeken ; beJöovehdc'dat Zy, indien hun dit verzoek werd toegedaan, hem XiJ, Deel. R Dy  258 Tafereel van Natuur enJConst. by alle gelegenheden zouden dienen, daar ze, indien het mogt worden afgefiaagen , zich door de wapenen zouden handhaven. Cefar iloeg dit verzoek niet flegts af, maar viel met allen mogelyken fpocd op hen aan, en veroorzaakte eene verfebrikkelyke flagting , zelfs onder de vrouwen en kinderen, terwyl het grootfle gedeelte dergeenen, die het gevaar poogden te ontvlugten, door de Maas over te lteeken, omkwamen. Alleenlyk geraakte de ruitery, welke het gelukt was zich in het gevegt niet in te wikkelen, over den Rhyn, en vlood tot de Sikambren , wier landen tusfehen die twee rivieren gelegen waren. Dit en de onderftand , dien de Ubien , tegen de hen dreigende Sueven, hem lieten verzoeken, gaf hem een voorwendfe) om eene brug over den Rhyn te leggen, tot groote verwondering der Germaanen , doch inzonderheid der Sikambren , wier iand hy op eene ongenadige wyze verwoestte, hunne huizen in brand fteekende, en hun koren vernielende. Vervolgens keerde hy tot de Ubien, die op zyne aannadering in hunne bosfehen vlugtten , en de Tenkters en Ulipeten aanfpoorden om hetzelfde te doen. Dit was waarfchynlyk de eerfte maal dat de Romeinen voet op den Germaan- fchen  DüITSCHL. ENZ. STAATSVERANDER. 2j-p fchen grond zetten, welke naderhand de plaats van zoo veele bloedltortingen aan vt eêrzyde geworden is. — De Treviren of Trierenaars waren de eerflen, die Cefar aanleiding gaven om in hun land te vallen: want het fcbynt dat hy, by zyne eerfte komst in Germanie, geen voorneemen gehad heeft om dit te doen, maar dat zyn eeuigst oogmerk geweest is hen in ontzag te houden, door te toonen dat hy in hunne ftreeken vcrfchynen dorst, en niet vreesde hen in dezelven aan te tasten. De Trierenaars werden egter nayverig omtrent de Romeinen en hunne eigene vryheid: door hun aanzien en dapperheid hadden zy eenen byna algemeencn opfiand verwekt in Gallie, dat eenen tyd lang onder het Roomfche juk gezugt had. Dit noodzaakte Cefar omLabienus ter hunner beteugelinge derwaards te zenden, terwyl hy Cicero, die door de Nerviè'rs belegerd was, lugt ging maaken. Ons bellek laat ons niet toe een omfïandig verhaal te fchryven van alles wat tusfchen de Romeinen en Germaanen is voorgevallen. Wy zullen alleenlyk zeggen dat zy by alle gunftige gelegenheden poogingen deeden om hunne vryheid te herwinnen , en dat de oorlogen, R 2 wel.  aCo Tafereel van Natuur en Konst. welke zy tegen de Roomfche Keizers voerden, verfcheidene eeuWen duurden, totd.it zy hun oogmerk eindelyk volkomen bereikt bidden. Belangende de Germaanen in het algemeen, om bier van de verfcheidene Natiën, waarin zy, in vervolg van tyd, verdeeld werden, niet te fpreeken, moeten wy aanmerken dat zy , onder de regeering van Augustus, de gelegenheid waarnamen om over den Rhyn te trekken, en de landen, welke den Romeinen onderdaanig waren aan te tasten, omdat de gemelde Keizer eenige plakkaaten tegen de bygeloovigheden der Druidcn had uirgegeeven. Toen Agrippa ter hunner beteugelinge gezonden werd, vonden zy zich dermaate ontrust dat zy de rivier met allen moogelyfcen fpoed weder overtrokken. Doch wanneer hy zich naar Spanje begeeven had, Raken zy dezelve andermaal over , verfloegcn eene bende Roomfche ruiters, en daarna den Gallifcheri Voorburgemeester M. Lollius, wien zy eenen Randaard ontnamen, fchoon by zyne eer welhaast herftelde, en hen met groot verlies te rug dreef. Geduurende deeze omftandighedeu waren de gemoederen der Gaulen zeer  DlMTSCHL. enz. StAATSVERANDER. 2ÖT zeer aan her. gisten, en bedagt op eenen algenieenen opftand; zoodat Drufus derwanrds gezonden werd om hen te bedwingen. Naauwlyks had hy dit verrigt, of hy trok den Rhyn over, dreef alles op de vkigt, en drong byna tot den Gennanifchen oceaan door. De berugte opftand, die onder de Romeinfche Legioenen, welke in Pannonie getaaten waren, voorviel, en gedeeltelyk door Drufus , en naderhand geheel door Germanikus gedempt werd, gaf aanleiding tot eenen nieuwen inval , dien de laatstgemelde Veldheer met groot voordeel deed, tevens groote verwoestingen en flagtingen onder de Germaancn, wel vyftig mylen in het rond , aanrigtende, en dat, indien wy Tacitus moogen geJooven , zonder verlies van eenen Romein. Dit bedryf deed eenige andere Germaanfche Natiën, die het eer als een moord dan als eene overwinning befchouwden, het zwaard tegen de Romeinen opkanen , doch deezen hadden mede het ongeluk van gefJagen te worden. De Romeinfche Veldheer zag niet lang daarna fchooner gelegenheid tot den ftryd gcbooren, door de fcheuring tusfehen de twee Germaanfche Opperhoofden, Arminius en SeR 3 ges-  262 Tafereel van Natuur en Konst. gestes, welker eerfte een gezwooren vyand, en de laatfte een getrouw vriend van Rome was. Germanikus wist groot nut uit deeze verdeeldheid te trekken; de Germaanen kreegen verfcheidene nederlaagen, cn Arminius zelf werd, na eenige voordeden behaald te hebben, geheel verflagen. Schoon deeze oorlog den Romeinfchen Krygsoverften zeer duur te ftaan kwam , kreeg hy egter, uit Gaule en andere gewesten van Germanie , zodaanige verfterkingen van volk en wapenen, dat hy zich vleidde het gantfche land in eenen veldlogt te zullen onderbrengen. Doch zyn voorfpoed onrflak den nayver van Tiberius dermaate, dat hy kort daarna werd te rug geroepen.—Nooit hebben egter dc Romeinen,het tegenwoordige Duitfchland geheel onder hunne magt kunnen brengen ; maar de Duitfchers, die langs den Rhyn en den Donau woonden, hebben zich aan hun moeten onderwerpen , en het duurde vyf gehede eeuwen eer zy dat juk weder konden afwerpen. In de vyfde eeuwe ontftond, by het verval van het Westerfche Keizerryk, dc groote verhuizing der Noordfche cn Duitfche Volken, naar de Zuidelyke deden van Europa. De  DtflTSCHL. ENZ. STAATSVERANDER. 2f>3 De Sueven, Wandalen en Alanen trokken naar Spanje; de Franken naar Gallie of Frankryk ; de Saxen naar Britanje , en de Gothen , Herulen en Longobarden naar Italië. En na dien tyd viel het de Slavonifche Natiën gemaklyk de b) na geheel ontvolkte Provinciën van Duitfchland ten Oosten, en vooral de Oevers d.T Oostzee, in bezit te neemen. By de verwarringen van het Westerfche Keizerryk, in de zevende en agtlié eeuwen, vereenigden de kleine en minder magtige Volken zich onder eenen naam, zoodat de Franken, Saxen en Slaven toen de Hoofdnatien van Duitfchland uitmaakten, dewyl de Alemannen , Thuringers, Bavaren en Friezen, voorheen reeds door de Merovingifche Koningen der Franken bedwongen waren.—Eindelyk overwon de Frankifche Koning Karei de Groote ook de Saxen, en het overige deel van Duitfchland, waarop het Duitfche Ryk ontftond, het welk egter als een gedeelte der Frankifche Monarchie werd aangemerkt, en nu eens Regnum Frantie Orientalis, dan weder Regnum Teutonicum genoemd werd. Karel de Groote bezat van zynen Vader alleen het Koningryk van Frankryk, doch door zyR 4 ne  264 Tafereel van Natour en Konst. ne zegepraalende wapenen kreeg hy niet flegts Duitfchland , maar ook een groot gedeelte van Itaiie in zyne magt, en eindelyk verwierf hy de vernieuwde waardigheid van^Roomfch Keizer voor zich en voor zyn Huis. Dit iaatfte gefcbiedde in het jaar 800, en zyne nakomelingen, die men Karolynen of Carolingigêr noemd heeft, hebben het Keizerryk meer dan 100 jaaren bezeeten. Keizer Lodewyk de eerfte,'de Vroome bygenaamd , de zoon en opvolger van Karei den Grooten, verdeelde de Landen der Frankifche Opperheerfchappye onder zyne Zoonen zoo , dat de middelfte , Lodewyk dc Duitfcher of Germanicus bygenaamd , geheel Duitfchland tot aan den Rhyn verkreeg, waarop hem, met algemeene toeftemming, de'titel van Koning gegeeven, cn Duiifchland tot een onafhanglyk Ryk gemaakt werd. - (n deezen Raat bleef het tot omtrent het jaar 912, wanneer met den dood van Keizer Lodewyk den IVden, de Keizerlyke waardigheid verkiesbaar werd, gelyk zy tot heden toe gcblceven is. Na het overlyden van Lodewyk den IVdcn, toen  duitschx. ENZ. StAATSVERANDER. 265 toen het Keizerrykverkiesbaargeworden was, werden de waardigheden of hooge bedieningen, welke men te vooren gewoon was to begeeven, erflyk gemaakt, omdat het Keizerryk ophield zoodanig te zyn, en het getal der Keurvorften werd op zeven bepaald. Konrad, Hertog van Frankenland, was de eerfte die tot Keurvorst verkoozen werd, nadat Or> ho, Hertog van Saxen, die waardigheid, uit hoofde van zyne hooge jaaren , geweigerd had. Zyn gezag werd egter in Italië, waaide Paus maglig geworden, en de regeering meer dan zestig jaaren in handen van Dwingelanden geweest was, niet erkend. Toen Keizer Konrad in den jaare 920 overleeden was, werd Henrik, de Vogelaarbygenaamd, de zoon van dien Otho, die de Keizerlyke waardigheid geweigerd had, tot Keizer verkoozen. Die waardigheid bleef in de linie van Henrik den Vogelaar, tot aan den dood van zynen agter kleinzoon Otho den derden, in den jaare 1002, toen Henrik, Hertog van Beijeren , Keizer werd. Deeze Vorst was gelukkig in zyne oorlogen tegen de Saraceenen , welke hy uit Apulie en Kalabrlê in Italië verdreef; ook verfloeg hy dekrygsraagtder WehR 5 den  256 Tafereel van Natüur en Konst. den, die een groot gedeelte van Duitschland had afgeloopen. In den jaare 1024, na den dood van Henrik van Beijeren, volgde Konrad, een Vorst, die uit het geflagt van Karei den Grooten ge. fprooten was, op in het Keizerryk,' cn werd opgevolgd door zynen zoon Henrik, wiens zoon, mede Henrik genaamd, een kind van Zis jaaren, in den jaare 1056 tot Keizer verkoozen werd, onder den naam van Henrik den vierden. Maar Paus Cregorius de zevende, ongenegen om hem in die hoedaanigheid te erkennen, wierp Rudolf, Hertog van Zwaben, tegen hem op; en niertegenfïaande Rudolf verflagen, en in een gevegt van kant gemaakt werd, befchikre de Paus de zaaken zoo, dat hy Henrik door deszelfs onderdaanen deed afzetten, wiens zoon, nadat de vader vyftig jaaren geregeerd, en tvvee-enzrsrig veldflagen geleverd had, in zyne plaatfe verkoozen werd. Die ongelukkige Vorst werd , eer hy ftierf, in zulke zwaarigheden ingewikkeld, dat.by om een Domheersplaats in de kerk van Spiers, welke hy zelf gefiigt had, verzogt, die hem egter door den Bisfchop geweigerd werd. Hen-  DtJITSCHL, ENZ. StAATSVËRANDER. 267 Henrik de Vyfde , de Zoon van Henrik den Vierden, was genoodzaakt om de Opperhoofdigheid van den Paus te erkennen, en alle eifcheri wegens de aanftelling van Bisfchoppen, welke zyn voorzaat, zelfs wegens de benoeming van eenen Paus toe , gedaan had, te laaten vaaren. Toen deeze Vorst in den jaare 1125, zonder kinderen overleeden was , werd hy opgevolgd door Lotharius, Hertog van Saxen , die de kroon van den Paus ontving, en na wiens dood in den jaare 1138, zyn Zusters zoon Konradi den Keizerlyken troon beklom. Deeze werd opgevolgd door zynen Zoon Fredrik, die, naar zynen rooden baard, den naam van Barbarosfa kreeg. Deeze Keizer werd door Paus Adrianus gekroond, maar geduurende de Pauslyke regcering van Alexander den derden werd hy in den ban gedaan, omdat hy zich tegen eenige bevelen van den Heiligen Stoel had aangekant. Hy werd dermaate vernederd, dat hy zich aan de voeten van den Paus wierp, en duldde dat hem een trap op den nek gegeeven werd. In den jaare 1187 ging Keizer Frediik, nevens Richard den eerden , Koning van Engeland, en Filip den tweeden, Koning van Frankryk, eenen'togt naar het Heilige Land doen,  268 Tafereel van Natuur en Konst. doen, waar de Keizer in eene rivier, i„ we!. fceby zich baadde , verdronk. Hy werd te Tyrus begraaven en opgevolgd van zynen Zoon Henrik, die ook op eenen togt naaar het Heilige Land, welken de Paus hem bewoogen had te ondernee.nen, overleed. Füip, de broeder van Henrik den Zesden, volgde hem , p den Keizerlyken troon , in' den jaare 1190, maar hy werd in den ban gedaan, omdat hy de opperhoofdigheid van den Paus wegerde te erkennen.en Otho.Hertog van Brunswyk, werd door den Paus, en bet grootte gedeelte der Keurvorften, in zyne plaatfe aangefteld. Door deeze twee mededingers werd het gantfche Keizerryk in eenen bioedigen oorlog ingewikkeld, welke duurde tot dat Filip verraaderlyk vermoord was, in den jaare 1208, -wanneer by Otho in devreedzaame bezitting van het Keizerryk liet ; doch Otho had geene vier jaaren geregeerd, of by werd door den Paus en de Keurvorften afgezet, en Fredrik, Koning van Sicilië, tot de Keizerlyke waardigheid bevorderd , onder den naam van Fredrik den Tweeden, Fredrik de Tweede, die by de Historiefchry- vc-  DüITSCHt. ENZ. STAATSVERANDER. 269 veren hoog geroemd word om zyne geleerdheid , wysbeid en kloekmoedigheid , werd door de Paufen tot vyfmaal toe in den ban gedaan ; maar hy kreeg in zoo verre de overhand tegen Paus Gregorius den negenden, dat hy denzclven afzette. De geduurige twisten tusfchen de Paufen en Keizers gaaven aanleiding tot die twee berugte aanhangen van Guelfen en Gibellynen, welker eerfte den Paus, en de tweede den Keizer was toegedaan. Na het overlyden van Fredrik, die agt en-dertig jaaren regeerde, ftonden 'er niet minder dan zes mededingers op naar de Keizerlyke waardigheid , het welk , geduurende meer dan twintig jaaren, eene zeer verwarde tusfehenregeering veroorzaakte. De Mededingers waren Konrad, de tweede zoon van Fredrik, die tot Roomfch Koning verkoozen , doch door zynen lyfarts, drie jaaren nadat hy den titel van Keizer had aangenomen , vergeeveu werd; Henrik, Landgraaf van Heften, die fheuvelde by het beleg van Ulm ; Manfried, Willem, Graaf van Holland, die door den Paus tot Roomfch Koning verklaard werd, ter weeringe van Keizer Fredrik den tweeden , doch dien men naderhand vermoordde ;Alphonfus, Koning van Kaftilie; en Richard, Graaf van  270 Tafereel van Natuur en Konst. van Cornwall, broeder van Henrik den Derden van Engeland. Eindelyk werd Rudolf, Graaf van Habsburg, in den jaare 1273, tot Keizer verkoozen , en door den Paus bevestigd. Deeze Vorst was de eerfte, die het Huis van Oostenryk in aanzien bragt, door zynen zoon Albert, naderhand Keizer geworden, tot Aartshertog van Oostenryk te verheffen. Na den dood van Keizer Rudolf, in den jaare 1292, kwam Adolf, Graaf van Nasfau tot de Keizerlyke kroon; maar met zyne troepen , in het leger van Eduard den Eersten van Engeland, voor loon tegen Frankryk dienende, vatten de Keurvorften zulk een misnoegen tegen hem op, dat zy Albert, Aartshertog van Oostenryk, zoon van Keizer Rudolf, tot hunnen Opperheer verkoozen, die Adolf in een hevig gevegt verlloeg, en met eigen hand hem in den jaare 1298 van het leeven beroofde. Albert maakte zynen zoon Rudolf Koning van Bohemen , en deed zyn best om Hongarye te onder te brengen ; doch hy werd in den jaare 1301 vermoord, waarna Henrik, Graaf van Luxemburg, tot Keizer verkoozen werd. Deeze Vorst was beroemd om zyne wys-  DüITSCHL. ENZ. STAATSVERANDER. 271 wysheid, dapperheid en godvrugt, maar werd, na tien jaaren geregeerd te hebben , door eenen Franciskaner Monnik, met de geheiligde ouwel vergeeven, waarna Lodewyk, Hertog van Beijeren, na eene tusfchenregeering van eenige jaaren, op den Keizerlyken troon verheeven werd. Fredrik, Hertog van Oostenryk, zoon van wylen Keizer Albert , werd door eene tegenparty opgeworpen, doch door Lodewyk verdagen, die zich bedendiglyk tegen de Pauslyke bevelen aankantte, Paus Jan den twee-en twintigden afzette, en Nikolaas den vyfden tot de Pauslyke waardigheid verhief. Na den dood van Lodewyk, in den jaare 1346, werd Karei, de zoon van Jan, Koning van Bohemen, tot Keizer verkoozen, onder den naam van Karei den Vierden, en werd in den jaare 1378 opgevolgd door zynen zoon Wenceilaus, die, een zeer ilegt en wreed Vorst zynde, na eene regeering van twee-entwintig jaaren, werd afgezet, en opgevolgd door Fredrik, Hertog van Brunswyk, die, in den jaare 1400 , door Henrik, Graave van Waldek, vermoord werd, juist toen hy van de plaats der verkiezinge wederkeerde. Na  272 Tafereel van Natuur en Konst. .Na bet vermoorden van Fredrik, Hertog van Brunswyk , werd Rupertus , Keurvorst van den Rbynfehen Palts, tot Keizer verkoozen ; na eene regeering van tien jaaren werd hy opgevolgd door Jodokus, Markgraaf van Moravie, en neef van Keizer Karei den vierden. Deeze Vorst regeerde niet langer dan negen maanden, en na hem volgde Sigismundus, Koning van Hongarye cn Bohemen, en broeder van Keizer Wenceflaus. By het overlyden van Sigismundus, in den j.iare 1440, was zyn behuwdzoon Fredrik , Hertog van Oostenryk, zyn opvolger. Deeze Vorst regeerde drie en-vyftig jaaren, en het Keizerryk bleef geduurende den tyd van driehonderd jaaren in zyn geflagt, te weeten tot aan het jaar 1740, wanneer het, hy gebrek van mannelyke aftrammelingen, aan een ander Huis overging. Maximiliaan , in den jaare 1486 tot Roomfch Koning verkoozen zynde, volgde zynen Vader Fredrik den derden , in den jaare 1493 op, en trouwde met Maria, de Dogter en erfgenaame van Karei, Hertog van Bourgonje, door welk huwelyk alle de landen, welke dien Hertog toebehoorden, aan den Huize van Oostenryk vervielen. Ka-  DülTSCHL. ENZ. STAATSVERANDER. 273 Karei de vyfde, naderhand de groote bygenaamd, zoon van Filips, Koning van Spanje, en kleinzoon van Maximiliaan, werd in den jaare 1519 tot Keizer verkoozen. Hy deed de leer van Luther veroordeelen , maar bemoeide zich niet met den perfoon van dien Hervormer ; en het was onder zyne regeering dat de navolgers van Luther den naam van Proteftanten kreegen, omdat zy tegen een befiuit van de Keizerlyke Raadsvergaderinge, ten voordeele der Katholyken genoomen, geprotefteerd hadden. In den jaare 1558 volgde Ferdinand de eerfte zynen broeder, Karei den Vyfden, in het Keizerryk op; en in den jaare 1564 werd hy opgevolgd door zynen zoon, Maximiliaan den Tweeden, ten dien tyde Koning van Bohemen, en naderhand Koning van Hongarye. In den jaare 157Ö werd Rudolfus de opvolger van zynen vader Maximiliaan, als Keizer; en deeze had in. den jaare 1612 zynen broeder Matthias tot opvolger, een' Vorst, die de Proteftanten in Bohemen beoorloogde , doch in den jaare 1619 zonder nazaaten overleed, waarna Ferdinand van Gratz, Aartshertog van Oos tenryk, en kleinzoon van Ferdinand denEerXII. Deel. $ ften  I 274 Tafereel van Natuur en Konst. v ften , tot Keizer veckoozen werd. By de komst van deezen Vorst tot den Keizerlyken troon , booden de Boheemfche Staaten , vreezende dat hy de Proteftanten zoo geftreng zoude behandelen, als zyn voorzaat gedaan had, de kroon van Bohemen aan den Rhynfchen Paltsgraaf Fredrik den Vyfden aan, waarover de Keizer zoo misnoegd werd, dat hy hetbefluit nam om de Proteftanten geheel uit te roeijen. Hierop ontflond een bloedige oorlog, die byna dertig jaaren duurde, en, onder de volgende regeering , door het verdrag van Westfalen, eindigde, wordendede Proteftanten by het zelve in hunne kerkelyke en burgerlyke regten herfteld. In den jaare 1637 volgde Ferdinand de Derde zynen vader, Ferdinand den Tweeden, op, zynde hy in het voorgaande jaar tot Roomfch' Koning vekoozen geworden. Hy zette den oorlog, dien zyn vader begonnen had,voort, behaalde eene volkomene overwinning op de Proteftanten te Rcgensburg , cn fnuikte de magt van Zweden, die in Duitfchland lang gezegepraald had ; maar eindelyk van de meeste Vorften des Keizerryks verlaaten zynde, was hy genoodzaakt om het verdrag van Westfa- leo  DüITSCHL. ENZ. STAATSVERANDER. 275 len te teekenen. In den jaare 1653 deed by zynen oudften zoon Ferdinand tot Roomfch' Koning verkiezen en krconen, maar die jonge Vorst overleed in het volgende jaar. In-den jaare 1658 volgde Leopold, de eenigffe overgebleeven zoon van Ferdinand den Derden, zynen vader in het Keizerryk op, en trad in bondgenootfchap met Denemarken, Brandenburgen Polen, tegen Karei Gustavus, Koning van Zweeden, die voorde Duitfche Vorften zeer ontzaglyk geworden was, dewyl hy Poolen voor het grootfte gedeelte veroverd , en aanmerkelyke voordeden in het noorden van Duitfchland behaald had; daar en boven werd de oorlog met liegt gevolg voortgezet, tot aan den vrede van Oliva in den jaare 1660. In den jaare 1663 verloor de Keizer, in oorlog raakende met den groo. ten Heer, het grootfte gedeelte van Hongarye, voegende de Hongaarfche Proteftanten hunne krygsmagt by die der Turken , die in den jaare 1683 Wenen belegerden, en op het punt Honden om die Hoofdftad des Keizerryks in te neemen, toen Jan Sobieski, Koning van Polen, tot derzelver ontzet aantoog. Hy vereenigde zich met den Hertog van Lotheringen, s 2 den  ij6 Tafereel van Natuür en Konst. den Keizerlyken Generaal; zy tastten de belegeraars in hunne verfchanfingen aan, en verfloegen hen. Sederd dien tyd verlooren de Turken in iederen veldtogt grond, en werden eindelyk in den jaare 1688 geheel uit Hongarye verdreeven. Maar de Franfchen vielen ondertusfchen aan den Rhynkant in het Keizerryk, in den Palts brandftïgtingen en vreeslyke verwoestingen aanrigtende, waarop de Keizer en het Keizerryk, Groot Britanje, de Hollanders en de Noordfche Moogendheden met eikanderen een bondgenootfchap tegen Frankryk aangingen. Dewyl egter de oorlog tusfchen de Keizerfchen en Turken bleefduuren, en de Hongaarfchen misnoegden ten voordeele der ongeloovigen werkzaam waren, kon de Keizer niet veele troepen voor de Bondgeuooten in Vlaanderen befpaaren , en desniettegenftaande werd , in den jaare 1697, te Ryswyk, een vrede tusfchen hen en Frankryk geflooten, volgens welken alle plaatfen, die van weérzyde genomen waren, moesten wedergegeeven worden. Daar dus de Christen Moogendheden onder eikanderen in vrede waren , oordeelden de Turken het best tot een verdrag te bewilligen, het welk te Carlowitz in den jaare 1699 geflooten werd. Om-  DülTSCHL. ENZ. STAATSVERANDER. 277 Omtrent deezen tyd gingen Groot Britanje, Frankryk en Holland een verdrag aan, ter verdeelinge der Spaanfche Heerfchappyen tusfchen den Aartshertog Karei en den Dauiyn van Frankryk, in gevalle van het overlyden van Karei den Tweeden, Koning van Spanje. Zy flooten dit verdrag zonder bewilliging van het Oostenrykfche Huis, het welk meende een onbetwistbaar regt op het gantfche Spaanfche Ryk te hebben. De Keizer, verzogt wordende om aan dat verbond, na dat het geflooten was, deel te neemen, wees zulks met verontwaardiging van de hand. Kort nadat het geteekend was, overleed Karei de Tweede Koning van Spanje, die, by uitérften wille, zyne heerfchappyen naliet aan Filip , Hertog van Anjou, Kleinzoon van Koning Lodewyk den Veertienden, waarop deFranfehe Vorst op alle de Spaanfche heerfchappyen onmiddelyk de hand leide, en den Hertog van Anjou tot Koning van Spanje uitriep. Ten zelfden tyde deed de Keizer eenen inval in Italië, en trad in bondgenoodfehap met Groot Brittanje, de vereenigde Provinciën en andere Moogendheden , ter wedergeevinge van de Spaanfche heerfchappyen , welke de Keizer eischte uit hoofde van zyn huwelyk met de S 3 In.  278 Tafereel van Natcur en Konst. Infante van Spanje, en zyne afkomst uit eenen anderen Spaanfchen Koning. Op den 5den van May des jaars 1705 fiierf Keizer Leopoid, in het vyf en-zestiglte jaar zyns ouderdoms, nalaatende by zyne derde en laatfte Gemaah'n , Magdalena Therefia , Dogter van Prins Filip Wiiliam van JN'ewburg; twee Zoonen, Jozefus en Karei, die beiden den Keizerlyken troon bekleed hebben, en drie Aartshertoginnen , Maria Elizabetb , Maria Anna en Maria Magdalena. Jozefus, Roomfch Koning, volgde zynen Vader Leopoid op, die ftervende , hem bevelen gaf om zynen broeder Karei in het bemagtigen der Spaanfche Monarchye te helpen. Op den 2often van April des jaars 1711 overleed Keizer Jozefus, waarna de Bondgenooten hun uiterfte best deeden, om zynen eenigen Broeder Karei den Derden, Koning van Spanje, in zyne plaatfe tot Keizer te doen verkiezen ; ten welken einde Prins Egenius vyftig compagnien ruiters, en twaalf bataillions voetvolk van bet groote leger in Vlaanderen afzond , om de Keizerfcben aan den Rhyn te verRcrken , en de oogmerken der Fren-  Doitschl. enz. Staatsverander. 279 Franfchen te verydelen, welke laatflen poogingen deeden om weder in Duitfchland door te dringen, om hunnen invloed op de Keurvorften te doen gelden, en de verheffing van Koning Karei tot de Keizerlyke waardigheid te fluiten ; desniettegenftaande werd hy egter op den I2den van Ocloher, onder den naam van Karei den Zesden, tot Keizer verkoozen. Op den nden van April des jaars 1713 werd het verdrag tusfchen de Gevolmagtigden van Frankryk, Groot-Brittanje , Savoije, Portugal en de Staaten Generaal te Utregt geteekend, waarby Filip, Hertog van Anjou, tot Koning van Spanje verklaard werd; doch de Keizer weigerde in die fchikking te bewilligen en bleef den oorlog voortzetten. Op den 6den van Maart des jaars 1714, werd egter een vrede verdrag, tusfchen den Keizer, Frankryk en Spanje, te Raftadt geteekend, waarby de Spaanfche Heerfchappyen in Italië en de Nederlanden aan den Keizer verzekerd, en Spanje en Spaanfch Amerika aan Koning Filip toegeweezen werden. De Turken, in den jaare 1714 den oorlog S 4 te-  280 Tafereel van Natuur en Komt. tegen de Republiek van Venetië verklaard hebbende, maakten zich in het volgend jaar geheel meester van Morea ; en die fchielyke voortgang derOttomanfche wapenen noodzaakte den Keizer om een verbond van onderlinge befcberminge met de Venetiaahen aan te gaan. De vyandeiykheden tusfchen de Duitfchers en Turken namen eenen aanvang met het begin des jaars 1716. Prins Eugenius tastte op den 5den van Augustus het Turkfche leger, beftaande uit omtrent 200000 mannen, by Karlowitz in Hongarye, aan, en vernielde het geheel. De Keizerfchen maakten zich meesters van 's vyands gefchut, tenten , pakkaadje en geweer, als mede van de krygskist, en van de tent des grooten Viziers. Na deeze overwinning belegerde Prins Eugenius Temeiwaar, en nam het binnen weinig tyds in, nadat het 164 jaaren in de handen der Turken geweest was. Op den i8den van Juny des Jaars ^^belegerden de Keizerfchen de ftad Belgrado, en de Turken, die op den iöden van Augustus rot derzelver ontzet aankwamen, werden door Prins Eugenius in een gevegt ingewikkeld en overwonnen , waarna de Stad zich fpoedig over  DUITSCHL. enz. StAATSVERANDER. 281 over gaf. Omtrent den zelfden tyd borst 'er een oorlog uit tusfchen den Keizer en zyne Bondgenooten, doch de vrede werd in den jaare 1720 geflooten, by welken Sicilië aan den Keizer, cn Sardinië aan den Hertog van Sovoije werd toegeweczen. In den jaare 1722 (lelde de Keizer, geene mannelyke nazaaten hebbende , zyne oudlle dogter, de Aartshertogin Maria Therefia, ter erfgename van zyne Staaten aan, welke vastfteiling door den Keizerlyken Raad bekragtigd werd, den naam van de Pragmatique Sanctie kreeg, terwyl Groot-Brittanje, Frankryk, de. Staaten Generaal, en de meeste andere Europee, fche Moogendheden , zich voor dezelve tot borgen Relden. Naardien de Keizer, omtrent deezen tyd , te Oftende eene Oost-Indifche Compagnie had opgerigt, ontflond'ereenmisverftand tusfchen hem , en de Zee-Moogendheden , het welk egter in der minne werd bygelegd. Ondertusfcbcn werden de onderhandelingen, ter wegneeminge van alle verfchillen tusfchen den Keizer en Spanje,te Kameriken in meer andere plaatfen voortgezet, maar zy liepen op niets uit; waarna de Keizer en Spanje met eikanderen, zonder iemands bemiddeS 5 ling,  282 Tafereel van Natudr en Konst. ling, een verdrag aangingen, het welk in den jaare 1725 te Wenen geflooten werd. In den jaare 1733 borst 'er een oorlog uit tusfchen Frankryk, Spanje en Sardinië aan de eene, en den Keizer aan de andere zyde. De Keizer werd uit alle zyne Italiaanfche bezittingen verdreeven, uitgezonderd uit Mantua: doch by een vreêverdrag, twee jaaren daarna geflooten, werden zyne heerfchappyen in het noorden van Italië hem wedergegeeven, terwyl hy Napels en Sicilië aan Don Karlos afftond -, die daarop van zynen eisen op Toskane en Parma afzag, en als Koning van de beide Sicilien erkend werd. In den jaare 1738 vielen de Turken in 's Keizers heerfchappyen in Servië, en herwonnen die geheele Provincie; zy belegerden vervolgens Belgrado, welke vesting htm by een fpoediglyk volgend verdrag werd overgegeeven, waarby ook den Donau en de Save gefield werden tot grensfeheidingen der Oostenrykfche en Turkfche heerfchappyen in Hongarye. Den 28lten van October des jaars i74oftierf Kei-  Dditschl. enz. Staatsverander. 283 Keizer Karei de Vide, waarna zyne dogter, de Aartshertogin Maria Therefia , gemalin van den Hertog van Lotheringen, als Koningin van Hongarye en Bohème erkend werd, en tevens als erfgename van alle 's Keizers heerfchappyen. Niettegenftaande dit haar regt door de meeste Europeefche Mogendheden, en onder anderen ook door den Koning van Pruisfen, werd toegedaan, deed dezelve egter eenen inval in Silefie, zonder voorafgaande oorlogsverklaring, geevende flegts een manifest uit, waarin hy betuigde geen vyandelyk oogmerk te hebben tegen het Hof van Wenen, maaralleenlyk voorneemens te zyn om de eifchen van zyne familie op dat Hertogdom, het welk op oude overeenkomften tusfchen zyne voorzaaten, de Keurvorften van Brandenburg, en de Vorften van Silefie fteunde, te doen gelden: dat hy daarentegen gereed was om zyne gantfche krygsmagt te leenen , ter verdediginge van het Huis van Oostenryk tegen alleonregtvaardige aanvallen, en al zyn vermoogen in het werk wilde ftellen om den Hertog van Lothcringe de Keizerlyke waardigheid te bezorgen. Ondertusfchen bleeven de Pruisfifchen in Silefie vorderingen maaken, bëmagtigden de eene fterke ftad na de andere, raakten,  284 Tafereel van Natudr en IConst. ten, op den ioden van Augustus des jaars 1741, met de Oostenrykers te Mol wits handgemeen, en vernoegen hen geheel. Omtrent den zelfden tyd deed Karei, Keurvorst van Beijeren, die met eene der Aartshertoginnen, eene dogter van Keizer Jofefus getrouwd was, eenen eisch op de erflyke bezittingen van wylen den Keizer, en viel, door de Franfchen onderftcund, in de heerfchappyen der Koninginne van Hongarye, dwong de Keurvorften hunne ftemmen te geeven , ter zyner verheffinge tot de Keizerlyke waardig, heid, en werd, op den i3den van January des jaars I743> fe Frankfort tot Keizer verkoozen, onder den naam van Karei den Zevenden. Aan den anderen kant vielen deOostenrykers in Beijeren, en bragten het te onder; en de Koningin van Hongarye, Silefie, nevens het Graaffchap Glatz in Bohème, aan den Koning van Pruisfen afgcftaan hebbende, onder voorwaarde dat zyne Pruisfifche Majefteit zich onzydig houden zoude, verdreef de Franfchen, die zich meester van Bohemen ge. maakt hadden, uit dat Koningryk. Kort na het overlyden van Keizer Karei den VIdcn  DüITSCHL. ENZ. STAATSVERANDER. 285 Vfden, gaf Filippus, Koning van Spanje, mede een gefcbrift uit, waarin hy voorwendde tot de erflyke opvolging in 's Keizers heerfchappyen geregtigd te zyn , waarmede hy niets anders bedoelde dan de bezitting van Lombardye aan den Infant don Filippus te verzekeren. Met dit oogmerk bragt hy in Italië een leger van 60000 man op de been, onder bevel van den Hertog van Montemar; maar dewyl de Koning van Sardinië zich voor de Koningin van Hongarye verklaarde, en zich by het Oostenrykfche leger voegde, waardoor de Napolitaanen genoodzaakt waren om zich onzydig te houden, vonden de Spanjaarden zich ieder jaar in nieuwe zwaarigheden ingewikkeld. In den jaare 1742 verklaarde Groot Brittanje zich voor de Koningin van Hongarye; in het volgende jaar zonden de Hollanders eenige troepen ter harer onderfleuninge; en op den I5den van Jnny viel het gevegt van Dettingen voor, waarin de Franfchen verflaagen, en genoodzaakt werden om den Main met groote overhaasting over te trekken. Vervolgens werden de Nederlanden het tooneel des oorlogs, welken alle de partyen welhaast moede  28(5 Tafereel van Natütjr en Konst. de werden, zoodat in de maand October des jaars 1748 de vrede te Aken geflooten werd. In de maand January des jaars 1745 overleed Keizer Karei de Vilde, en werd in zyn Keurvorftendom opgevolgd door zynen oudften zoon Maximiliaan Jofefus, die Keurvorst van Beijeren geworden zynde, welhaast genoodzaakt was om zyne Hootdftad aan de Oostenrykers af te ftaan. Gevaar loopende van aiie zyne heerfchappyen te verliezen, floot hy te Fuesfen eenen vrede met de Koninginne van Hongarye; en op den i^den van September des jaars 1745, werd FranciskusStefanus, Groothertog van Toskane, en Gemaal der Koninginne van Hongarye, tot Keizer verkoozen. Toen de Koning van Pruisfen, in den jaare 1756, berigt ontvangen had dat Oostenryk, Rusland en Saxen een ontwerp gefmeed hadden , om hem een groot gedeelte zyner heerfchappyen , inzonderheid Silefie, te ontneemen, bragt hy zyn leger onmiddelyk in beweeging, nam bezit van Saxen, en het gelukte hem den Oostenrykfchen Generaal Maarfchalk Brown, dien hy den eerften van October te Lowofentz in een gevegt had ingewikkeld , geheel te verflaan. Op den óden van May  DniTSCHL. ENZ. STAATSVER ANDER. 287 May des jaars 1757 verfloeg de Koning Prins Karei van Lotheringeen den Maarfchalk Brown, niet ver van Praag, by welke gelegenheid de Oostenrykers 20000 man, zoo aan dooden, als aan gekwetsten en gevangenen verlooren. Naderhand tastte zyn Majefteit Daun in deszelfs verfchanllngen aan ; doch deezen niet kunnende bemagtigen, vond hy zich genoodzaakt Bohemen te verlaaten. Op den sden van November des jaars 1757 tastte de Koning van Pruisfen het vereenigde Franfche en Keizerlyke leger te Rosbach aan, en behaalde eene volkomene overwinning. Daar fnetivelden 5000 Franfchen en Keizerfchen, 12000 werden gevangen genomen, en al de pakkaadje, nevens 140 (tukken kanon, buit gemaakt. Op den sden van December des zelfden jaars, ontmoette de Koning Prins Karel van Lotheringe, en de Maarfchalken Daun en Nadasty te Lisfa, waar een bloedige veldllag voorviel, in welken de Oostenrykers geheel verflagen werden. In dit gevegt fneuvelden aan hunne zyde 12000 man, 20000 werden gekwetst of gevangen genomen; en zy verlooren daarenboven 168 Hukken gefchut, 63  288 Tafereel van Nattjtjr en Konst. 63 vaandels en /landaarden , en 3000 pakkaadje en ammunitie wagens. Omtrent den zelfden tyd werd de veldtogt aan den kant van Hanover geopend, fchoon het toen in het hart van den winter, en de koude zeer geftreng was. De Franfchen, die, in den voorigen zomer, het vereenigde ieger onder bevel van den Hertog van Cumberiand terug gedreeven hadden, namen nu, op den 7den van Augustus, bezit van Hanover. Op den 7den van September werd 'er eene onzydigheid getcckend, by welke het leger der Bondgenooten tot het land rondom Stade bepaald werd; maar in het begin van de volgende maand December trokken dc Hanoverfchen, verflerkt door eene bende Pruisfifche troepen, uit Stade, onder het geleide van Prins Ferdinand van Brunswyk; en zy verdreeven, in den tyd van omtrent drie maanden, de Franfchen niet flegts uit het Keurvorftendom Hanover, maar uitgantfch Duitfchland, nadat de laatstgemeiden daar omtrent 60000 mannen, door ziekte en de ongunftigheid van het jaargety, verlooren hadden. De voornaamfte gebeurtenisfen in Duitfchland,  DüITSCHL. ENZ. STAATSVERANDER. 289 ?and, geduurende het verder beloop van deezen oorlog , waren de volgende : op den 23ften van Juny des jaars 1758, tastte der Bondgcnooten leger , onder bevel van Prins Ferdinand van Brunswyk, de Franfchen, onder den Graaf van Clermont, by Crevelt aan, en verfloeg hen geheel. Op den 25ften van Augustus deed de Koning van Pruisfen eenen aanval op het Rusfifche leger op de grenzen van Polen, en behaalde eenevolkomeneoverwinning op het zelve; want het gelukte hem by die gelegenheid 15000 Rusfen op hetllagveld te doen fneuvclen, en al hun gefchut, nevens hunne krygskas, te bemagtigen. Den I4den van October overvielen de Ooitenrykers, onder den Graaf van Daun de Pruisfifchen in hunne legerplaats, en verlloegen hen. Op den iilen van Auguftus des jaars 1759 behaalde het leger der Bondgenooten, by Minden aan den Wefer, eene volkomene overwinning op de Franfchen. De Koning van Pruisfen tasttte de Rusfen in hunne legerplaats, by Frankfort aan den Oder, op den i2den van Augustus aan; doch na een zeer hardnekkig gevegt, cn eeae groote llagting terweêr- XII. Deel. T zy-  2po Tafereel van Natuur en Konst. zyden, vonden de Pruisfifchen zich genood-* zaakt te wyken. Nog by het leeven van Keizer Franciskus den Men, werd deszelfs oudfle zoon Jozefus tot Roomfch Koning verkoozen, die ook zynen Vader, op den i5den van Augustns des jaars 1765 te Infpruck overleeden, terllond als Keizer is opgevolgd, en thans die hooge waardigheid in het Duitfche Ryk, met grooten roem bekleed. Wy hebben ons tot hier toe alleenlyk bepaald om eenige voornaame gebeurtenisfen, welke tot het Duitfche Ryk betrekking hadden, voor te dragen. Andere merkwaardige byzonderheden, die mede tot de Historie van Duitschland behooren, maar in ons verhaal wegens de opvolging der Keizeren niet gevonden worden, zullen wy den leezer nog kortelyk mededeelen. In het karakter van Keizer Henrik den VIden, heerschte groote wellustigheid en wreedheid, welke laatfte hy tegen de Noormannen in Italië betoond heeft, door hen met de fchrikkelyklïe en uitgezogtfie pynen te doen fler«en, waar-  DOITSCHL. ENZ. STAATSVERANDER. 291 waarom hy ook den bynaain van den Wreeden gekreegen heefr. Hy bragt het zoo ver dat, onder zyne regeering, door eene Ryksvergadering te Worms gehouden , eene wet gemaakt werd , volgens welke men de Keizerlyke waardigheid, die te vooren verkiesbaar was, erfelyk verklaarde. Deeze wet is egter, fchoon de Paus en twee-en-vyftig Duitfche Vorften dezelve geteekend hebben, van korten duur geweest. Want Otho de IVde liet eene Ryksvergadering te Frankfort beleggen, waarin hy door vyftig Vorften tot Keizer verklaard werd. Ook vond die vergadering goed het geen door Henrik den VIden wegens de erflykhcid van het Duitfche Ryk bepaald was, te vernietigen, cn vast te ftellen dat de Keizers in het vervolg door de Kerkvoogden van Mentz, Trier en Keulen; door den Palts-graaf aan den Rhyn, den Hertog van Saxen en den Markgraaf van Brandenburg zouden verkoozen worden, en dat, zoo deezen niet mogten overeenkomen , de Vorst van Bohemen daarby zoude geroepen worden, om door zyne ftem de zaak te beflisfen. In vervolg van tyd hebben ook nog andere Vorften hunne ftem tot de Keizerlyke verkiezing gegeeven. Men vindt egter hier den oorfprong en het begin van de T 2 Keur-  292 Tafereel van Natuur enKokst, Knirvorflelyke vergaderinge, fchoon anderen (doch zonder genoegzamen grond) beweeren dat de oprigting van dit Kollegie aan de Roomfche Pauzen moet toegefchreeven worden. Toen Keizer Karei de Groote in het westen eene nieuwe heerfchappy had opgerigt, heeft hy de befliering der verfcheidene landfehappen, die door hem veroverd waren, aan zyne Bevelhebberen , die hem in deeze oorlogen wel gediend hadden , cpgedraagen. Sommigen van deezen droegen den naam van Hertog, welk woord by de oude Duitfchers zoo. veel ais Veldheer beteekent, en anderen werden Graaven genoemd. De laatften waren zoo veel als regters (-want dit is de eigenlyke beteekenis van het woord Graaf) in byzondere landflreeken, en werden onderfcheiden in Paltsgraa en, zoogenoemd omdat zy in's Keizers hof of paleis regt fpraken; in Landgraaven, die de regeering van het een of ander landfchap in handen hadden ; in Markgraaven, die op de Grenzen van het Ryk, tot deszelfs, befcbermjng tegen buitenlandfche vyanden , bevel voerden, en in Burggraaven, aan Welken het opzigt over een Kasteel of Burg was toevertrouwd. Deeze Hertogen en Graaven ... v ver-  DtUTSCHL, ENZ. StAATSVËRANDER. 293 verkrccgen allengs door hunne goede dienden' zoo veel gunst ten hove, dat zy hun gebied niet llegts voor bun leeven behielden, maar het zelfs aan hunne kinderen'nalieten ; en eindelyk hebben zy het door de zwakheid van hunne Overhecren zoo ver gebragt, dat zydie ■waardigheden in hunne geflagten erfelyk gemaakt hebben. De Aartsbisfchoppen , R sfchoppen en Abten, die mede zeer voornaa. me Standen des Duitfchen Ryks uitmaaken, hebben hunne oppermagt en groote voorregten van de Keizers verkreegen, omdat die Vorften zich verbeeldden dat zy door zulk eene weldaadigheid hunne zaligheid bevorderden. Hierby kwam dat veelen uit de aanzienlykde geflagten zich in den geestelyken ftaat begaven, en tot de voornaamde bedieningen van 'het hof, waartoe eenige kennis vereischt werd, gebruikt werden. Want in die tyden was al de geleerdheid, die 'er nog overig was, alleen by de geestelyken te vinden, het geen zelfs zoo ver ging dat weinige waereldlyken konden fchryven, en hiervan is de naam van klerken, dien men nog heden aan de fchryvers geeft , voortgekomen. De geestelyken hadden dus zeer goede (relegenheid om zich in de gunst der Vorften in te dringen, en dus T 3 ee-  204 Tafereel van Natuur en Konst.eenig gebied of voorregt van hun te verkrygen. Het fchynt ook dat verfcheidene mindere Vor-, Ren en Edelen hunne goederen van de Geesrelykheid wel ter leen wilden houden, opdat dezelve God voor bun zoude bidden; en wanneer de geflagten der eerstgemelden kwamen uit te flcrven, namen de anderen die goederen, als aan hun vervallen, naar zich. Wanr neer ook de Keizers zich niet naar den zin van deeze Kerkelyken wilden fchikken, namen zy hunne toevlugt terflond tot het Hof van Rome, het welk altyd genegen was om zyne magt uit te breiden, hen met opene armen ontfing, ern Reeds toonde bereid te zyn om zynen geestelyke blikfem,die toen van groote kragt was, ter hunner onderfteuninge te gebruiken. Wy moeten nog aanmerken dat de vrye Ryksfteden in Duischland, in den beginne allen onder den Keizer behoord hebben, en dat hy zyne afgezondenen, meest onder den naam van Graaven, derwaards zond om regt te oefenen. Van tyd tot tyd hebben egter de Hertogen, Graaven en Prelaaten des Ryks, verfcheidene Reden, door de al te groote mildheid der Keizeren, in hunne magt gekreegen; en omtrent de twaalfde eeuw hebben fommi- ge-  DüITSCHL. ENZ. STAATSVERANDER. 295 ge van deeze pl .atfen , die ryk en magtig ge« worden waren, zich wat meer gezags beginnen aan te maatigen, terwyl de Keizers, in binnenlandfche oorlogen ingewikkeld , zich daar niet tegen konden verzetten, of liever groote veorregten aan eenige fteden toeftonden, om derzelver byfland tegen wederfpannige Vorften en Bisfchoppen des te gemakly. ker te verwerven. Veele deezer fteden hebben zich van de Keizers, of ook wel van de Vorften of Kerkvoogden , onder welken zy behoorden, vrygekogt. Het zal den Leezer niet onaangenaam zyn hier een omftandiger berigt te vinden wegens de wyze, waarop Lodewyk van Beijeren en Fredrik van Oostenryk, te gelyk tot Keizers van Duitschland verkoozen werden, dan wy in ons aaneengefchakeld verhaal gegeeven hebben. In den jaare 1313, na den dood van Henrik van Luxemburg, ontftond in Duitfchland groote twist over de verkiezing van eenen nieuwen Keizer , dewyl Fredrik van Oostenryk, een zoon van Keizer Albert, en Lodewyk van Beijeren naar het Ryk ftonden, en beiden eenen fterken aanhang hadden, zynde de laatfte een zoon van Lodewyk den T 4 Stren-  epS Tafereel van Natuur en Konst. Strengen , Hertog van Opper-Beijeren en Paltsgraaf aan tien Rhyn, cn gebooren uit Mag. telt, eene dogter van Rudolf van Habsburg. Lodewyk, by het overlyden van zynen vader nog geene tien jaaren oud zynde, werd onder het oog van zyne moeder te Wenen zeer wel opgevoed, en is, zoo wel uit hoofde van zyne zedelyke en verflandelyke hoedaanigheden, als van de kragten zyns ligchaams voor een' uitmuntend' Vorst gehouden. Hy was lang en mager, had vrolyke oogen, en fcheen byna geduurig te lagchen. Zelden of nooit zat hy Uil, en vond groot vermaak in met den een' of ander' te boenen. Kort voor zyne verkiezing tot Keizer had by eenen zwaren oorlog gevoerd tegen Fredrik, den Hertog van Oostenryk, en deszelfs broederen, ier gelegenheid van Neder-Beijeren, het welk hy als voogd beftierde, en waarop de Oostenrykers eenige aanfpraak maakten, doch zy werden omtrent Gamelsdorf verflagen, en Lodewyk bleef als voogd in de bezitting van dat Land'fchap. Zooras als de dood van Henrik in Duitfchland rugtbaar geworden was, riep de Keurvorst van Mentz de overige Keurvorften te Frankfort te famen. Sommigen hunner waren voor Fredrik, en anderen voor Lodewyk. De  DüITSCHt. ENZ. STAATSVERANEER. 20? De voörnaamften, die zich tegen Fredrik aan» kantten, waren de Keurvorften van Mentz en Trier, nevens den Koning van Bohemen. Men befchuldigde hem dat hy zich vermaagfchapt had met Koning Robbert , die door Henrik in den ryksban gedaan geweest was; dat hy in verbond ftond met den Hertog van Carinthie, en bovenal dat hy alle de Vorften had zoeken om te koopen. Terwyl het dus met de zaaken gefchaapen ftond , naderde Fredrik de ftad met een leger , en verzogt ingelaaten te worden. Op de weigering van yyn verzoek, floeg hy zyn leger by Saxenhuizen, aan de overzyde van den Main, neder, en noodzaakte , door bet geduurig zenden ■van booden , de Keurvorften om met de verkiezing voort te vaarcn. Op den dag , die tot de verkiezing beftemd was , waren te Frankfort Petrus, Keurvorst van Mentz, Baldewyn van Trier, Jobannes van Bohemen, Waldemar van Brandenburg, en Jobannes van Saxen, die meende dat hy regt had om nevens de anderen te ftemmen. Nog verwagtte men Henrik van Keulen en Paltsgraaf Rudolf. Maar dewyl dezen nocbzclven kwamen, noch volmagt aan anderen zonden, werd het houden der vergaderinge eenen dag uitgeftcld, T 5 en  eo8 Tafereel van Natour en Konst. en ondertusfchen lieten de vyf gemelde Keurvorften hen noodigen om terftond te Frankfort te verfchynen. Dewyl zy aan deeze noodi.ging nog niet beantwoordden, vonden de vyf anderen goed om met de verkiezing voort te gaan. Zy maakten Lodewyk van Beijeren Keizer, en gaven hiervan niet flegts kennis aan de gemeente, maar ook aan den toekomenden Paus, zynde Klemens de vyfde omtrent dien tyd overleeden. Ondertusfchen hadden de afwezende Keurvorften Fredrik van Oostenryk tot Keizer gekoozen, gelyk hyook naderhand te Bon door den Keuifchen Kerkvoogd is gekroond geworden, welke plegtigheid door de twee andere geestelyke Keurvorften, van Mentz naamelyk en van Trier, aan Lodewyk verrigt werd. Dewy! nu beide deeze Vorften den titel van Keizer aannamen , niettegenftaande de meeste Hemmen voor Lodewyk geweest waren, moest 'er nood wendiglyk eene groote verdeeldheid in het Ryk ontftaan Behalven de gemelde Keurvorften , begunftigden de Weftfaalfche Graaven en Bisfchoppen Lodewyk, dewyl h\ hen, door het doen van groote beloften, en het inwilligen van verfcheidene voorregten op  DüITSCHL. ENZ. STAATSVERANDER. 299 op zyne zyde getrokken had. Keiden zelf was hem, in weêrwil van den Aartsbisfchop^ nevens de Steden aan den Beneden-Rbyn ,niet ongunftig, maar de Boven Rhynfche Steden, tot Bazel en Soltithurn toe, bielden het met Fredrik, die in den jaare 1315 eene vergadering van Ryksvorften, welke hem begunfh'gden. te Bazel deed fa men kom en , alwaar hy eene dogter des Konings van Arragon ten huwelyk nam, en zynen broeder Leopoid ten zelfden tyde ten huwelyk gaf aan eene dogter van den Hertog van Savoije.—Nadat Lodewyk te Keulen onder het gejuich der gemeente was ingehaald, trok hy van daar naar Oppenheim, tegen zynen broeder den Palrsgraaf Rudolf, die, behalven dat hy Fredrik had helpen verkiezen, ook vermoed werd kennis gehad te hebben van zekere famenzweeringe, welke tegen het leeven van Lodewyk gefmeed was. Nog in het zelfde jaar kwam Leopoid, de broeder van Fredrik, tegen Lodewyk te veld. Na verfcheidene krygsverrigtingen, welke nu ten voordeele van de eene, dan van de andere party uitvielen , werden de Oostenrykers in den jaare 1322 door de Beijerfcben verflagen, by welke gelegenheid Fredrik,nevens  300 Tafereel van Natuur en Konst. •veris veele voornaame Officieren gevangen genomen werd. Na deeze overwinning gingen alle de zaaken van Lodewyk ongemeen voorfpoedig, en de Meden, die het met den Hertog \an Oostenryk, zoo lang als hy haar kon befchermen , gehouden hadden , vielen thans den Keizer toe. Leopoid gaf evenwel den moed geenszins verlooren. Hy verzette 'zich tegen alle 'de onderneemingen van Lodewyk, en deed 'alles wat mooglyk was om zynen broeder uit des Keizers handen te verlosten ; doch alle poogingen , welke hy tot dat einde deed , mislukten hem. De keizerlyke eerteekenen waaren voor een gedeelte in zyne handen, en Lodewyk beloofde dat hy, indien dezelven iaan hem werden overgegeevcn , den gevangen Fredrik, zoo niet los laaten, ten minden zag-ter behandelen zoude. Door deeze belofte werd de Hertog bewoogen cm die eertekenen aan den Keizer te zenden; maar befpeurende dat zyn broeder daarom niet zagtcr behandeld werd, btfluot hy eenen anderen weg in te flaan, en middelen te zoeken om zynen broeder met geweld te verlosfen. Lodewyk, vrezende dat deze middelen nu of dan eenen goeden  DüITSCHL. ENZ. STAATSVERANDER. 3OI den uitflag heaben zouden, voedde een voorneemen om FredriK van kant te helpen. Eer hy dit egter volvoerde , agtteby het raadzaamst de magt, welke de Oostenrykers tegen hem op de been gebragt hadden, te keer te gaan. Ondertusfchen handelden eenige Vorften met den Keizer over de vryheid van Fredrik , en verfcheidene redenen hepen famen om te weeg te brengen dat Fredrik ontflagen werd, onder uitdrukkelyk beding dat hy nooit aan hetgeen, hem wedervaareri was zoude gedenken; dat hy, tërftohd na zyn ontflag, afftand van de Keizerlyke waardigheid doen zoude; dat by. zich nimmer zoude trapten te wreeken, en dat nooit Oostenryker naar het Keizerryk ftaan. zoude, wanneer 'er iemand uit den huize van Beijeren naar ftond. Niet lang na deeze gebeurtenis is Fredrik geftorven, volgens fommigen aan vergif, het welk hem als een minnedrank werd toe gediend; en volgens anderen aan eene kuynende ziekte, waarin hy door het uitftaan van verfcheidene ongemakken, geduurende zyne gevangenis, vervallen was. Zyn broeder Leopoid was reeds vier jaaren te vooren overleeden. Alle verfchillen tusfchen de Duitfche Vorften  322 Tafereel van Natuur en Konst. ften moesten , tot onder de regeering van Maximiliaan toe, door den Keizer worden afgedaan; en dewyl dezelve nu hier dan daar zyn geregtshof hield, het geen de zaaken voor hun ten uiterften lastig maakte, heeft hy toegedaan dat het voor altyd te Frankfort zoude gehouden worden ; doch niet lang daarna werd die regtbank naar Worms, en vervolgens naar andere Ryksfteden, onder den naam van het Kamergeregt, overgebragt. De zelfde Keizer, befpeurende dat de rust in Duitfchland door voorgaande Ryksbefluiten nog niet genoegzaam gevestigd was, deed te Augsburg, in den jaare 1500, eene Ryksvergadering famen komen, op welke veele Vorften zich bevonden, en die gefchikt was om alles, wat nog aan de goede orde ontbrak, te regt te brengen. Het Duitfche Ryk werd ten dien tyde in zes Kreitfen verdeeld , te weeten de Frankifche, deBeijerfche, deZwabifche, de Rynfche, de Westfaalfche en de Saxifche. Het fchynt dat de Keizer deeze verdeeling des Ryks best agtte , omdat het eertyds op gelyke wyze in vyfonderfcheidene volkeren was verdeeld geweest, hebbende hy 'er den Westfaalfchen Kreits alleenlyk als den zes-  DUITSCHL. ENZ. STAATSVERANDER. 303 zesden bygevoegd, omdat het land, buiten de vier andere Kreitfen gelegen, niet geheel tot Saxen kon gebragt worden. Doch dewyl dc gemelde Kreitfen of al te groot waren, of niet alies begreepen wat eertyds onder die vyf volkeren behoord had, heeft Maximiliaan naderhand, in eene Ryksvergaderinge te Keulen, nog vier andere Kreitfen daarby gedaan, den Oostenrykfchen naamelyk , den Bourgondifchen, den Opper-Saxifchen, en den NederRhynfcben. Onder den Oostenrykfchen werden die volkeren begreepen, welke eertyds onder de Boyers behoord hadden , nevens eenige landen der Slaven, die daarby gekomen waren. De Bourgondifche Kreits behelsde de Nederlandfche Provinciën , welke oudstyds meest onder Lotheringe behoorden. De Saxifche en Rhynfche Kreitfen werden om hunne groote uitgeflrektheid in twee Kreitfen verdeeld, fn de Augsburgfche vergadering werd ook gehandeld over de vermeerdering der Kreitfen met nog twee andere, te weeten den Boheemfchen en Pruisfifchen; maar die zaak had geen gevolg, devtyl de Pruisfifchen zich hier met alle kragt tegen verzetten, misfchien uit vreeze van genoodzaakt te zullen worden om de lasten des Ryks te draagen.  jjo4 Tafereel van Natudr en Jvonst. gen. Behalven deeze fchikkingen, werd de regeering des Ryks op eenen vasten voet gebragt. Men befloot naamelyk dat de Keizer, of zyn Stedehouder altyd in vergaderingen over Rykszaaken zoude voorzitten. Vervolgens koos de Keizer tot zynen Stedehouder Fredrik den Derden, Keurvorst van Saxen, en'er werden twintig Ryksraaden aangeiteld. Een der Keurvorften zoude altyd, op zyne beurt, in die vergaderingen moeten tegenwoordig zyn, welke beurten om de drie maanden zouden veranderen. Alle de Keurvorften, uitgezonderd die, wiens beurt het was de vergadering in perfoon by te woonen, zouden hunne afgezanten op dezelve moeten zenden. Alle de Standen werden toen nog niet in de Ryksvergaderingen toegelaaten; maar behalven de Keurvorften waren 'er twaalf Vorften, vier Kerkvoogden, even zoo veele Graaven, en agt Steden, die tot dezelve geregtigd waren. Deeze nieuwe vergadering moest voornaamelyk agt geeven op zaaken, die het Ryk in het algemeen betroffen, en kreeg magt om behoorlyke maatregels te neemen, ter bcwaaringe van den vrede, en ter verdediginge van het gezag; doch wanneer 'er zaaken van groot belang voorkwamen , dan mogt men niets  Dditschx. enz. Staatsverander. 305 niets befluiten, zonder vooraf aan den Keizer en andere Ryksvorden kennis gegeeven te hebben. Ondertusfchen heeft deeze wyze van vergadering te houden niet lang Rand gegreepen. Schoon men befjooten had ten minden geduurende zes jaaren by dezelve te blyven, liep zy egter twee jaaren na die vastftelling reeds te niet, omdat de Keizer 'er voor zichzelven geen voordeel in vond; omdat naauwJyks de helft der befchreevenen verfcheenen; omdat de overigen kiaagden dat zy geheel werden uitgellooten ,• of, eindelyk, omdat'er veel voorkwam waaromtrent men niets beduiten kon zonder eene algemeene toedemming, welke het zeer bezwaarlyk was te verkrygen. Liet ons beftek toe andere byzonderheden even omftandig te verhaalen, wy zouden dan eene groote verfcheidenheid van merkwaardige zaaken kunnen melden; doch wy moeten het genoeg agten door eenige weinige voorbeelden getoond te hebben, dat de Historie van het Duitfche Rvk groote gebeurtenisfen oplevert. "Van Duitfchland in het algemeen gefproken hebbende, moeten wy ook de voornaame lot XII. Deel. V ge-.  joff Tafereel van Natuur en Konst. gevallen der andere Landen , welke wy onder deeze afdeeling gebragt hebben , kortclyk melden. In de eerfte plaatfe komen die van Bohemen in aanmerking. De oudfte Inwooners van dit land zyn de Slavi geweest. Omtrent 600 jaaren voor de geboorte van Christus, zyn de Boji uit Frankryk in deeze Itreek overgekomen, en van dezelven heeft zy haaren naam gekrecgen. De Bojers werden, omtrent den tyd der geboorte van Christus, weder vandaar verdreeven, en namen de wyk naar den Opper-Palts-en Beijeren. Eindelyk zyn de Slavi in de zesde eeuw op nieuw in her land' gekomen , het welk zy nog heden bewoonea. i Bohemen was oorfprongiyk verdeeld in verfcheidene Vorflendommen, over iederen van welken een byzonder Vorst of Hertog gefield •was', 'tot Zcehus, den broeder van Lechus, toe, die de monarchy van Polen in (tand bragt, en omtrent het einde der zesde eeuwe eene foort van opperheerfchappy , over het gantfche land verkreeg. Hy behield egter nog den naam van Hertog, of dien van GrootHertog , en werd als Opperhoofd of Kapitein Generaal van-den Staat erkend, die onder de be-  DtUTSCHL. ENZ. StAATSVERANDER. 307 beftiering van eenen Groot-Hertog bleef tot aan Wratislaw, die zynen broeder, Spitigneus den tweeden, in den jaare ioöt, opvolgde ; en in den jaare 1086 door Keizer Henrik den IVden, tot eerften Koning van Bohemen verheeven werd. Na hem pronkten wel eenigen der Landsregeerderen met den eernaam van Koning, doch dezelve is hun egter niet beflendig bygebleeven, dan federd de Regeering van Primiflaus den Iiden, die in den jaare 1200, door Keizer Filips, Koning van Bohemen gemaakt werd, ten welken tyde alle zyne nazaaten ook tot erfgenaamen des Ryks verklaard werden. De zelfde Primiflaus werd mede onder de Keurvorften van het Roomfche Ryk aangenomen, uit welken hoofde de Koningen van Bohemen, by het verkiezen van eenen Keizer, ftem hebben. In het vervolg zyn Bohemen en Flongarye onder een hoofd geraakt , gelyk zy nog heden met eikanderen vereenigd zyn. Sigismundus , Koning van Hongarye, en naderhand Keizer van het Duitfche Ryk, was op den troon van Bohemen, toen Jan Hus en Ilicronymus van Praag eene hervorming in de Kerke wilden invoeren, en uit dien hoofde, V 2 in  308 Tafereel van Natuur en Konst. in dan jaare 1418, verbrand werden, op last der Kerkvergadering van Conftants, fchoon de Keizer hun zyne befcherming beloofd had. Dit voorval verwekte ten dien tyde in Bohemen eenen opftand. De inwooners van Praag wierpen des Keizers Amptenaars uit de venfters van de Raadkamer en bfaken hen den hals, omdat men den Husfiten het houden van Godsdienflige vergaderingen , by openbaare afkondiging , verbooden had. Zisca , een Bobeemfch Edelman, en aanvoerder der Hus fiten, verzamelde een leger van 40000 Bohemers, verfioeg des Keizers krygsmagt in verfcheidene gevegten, en dreef dc Keizerfchen uit het Koningryk, het welk dezelven niet konden herwinnen, voordat de navolgers van Hus door hunne oneenigheden merkelyk verzwakt waren. Zy ondergingen toen eene zwaare vervolging, en de Keizer herftelde zich in de heerfchappy over Bohemen. De laatfle der Koningen van den ouden flam, Lodewyk de Ilde, fneuvelde in eenen veldflag tegen de Turken, by Mohaczin Hongarye, in den jaare 1426, zonder kinderen by zyne gemalin Maria, eene Aartshertogin uit den huize van Oostenryk, verwekt te hebben.  Dhitschl. enz. Staatsverander. 309 ben. Ferdinand de Ifte, broeder van Keizer Karei den Vden, had Koning Lodewyks eenige zuster, Anna geheeten , ten huvvelyk,en dus kwamen, door deeze verbintenisfe, de beide Ryken, Bohemen naameiyk en Hongarye, aan het Huis van Oostenryk. De Boheemfche Standen oefenden by deeze gelegenheid wel het regt van verkiezinge," waarin zy ook door den nieuwen Koning bevestigd werden , doch Ferdinand verklaarde Bohemen, in den jaare 1547, tot €en Erfryk. Sederd dien tyd hebben alle de Duitfche Keizers uit het Oostenrykfche Huis, van den Ferdinandfchen tak, dit en het Hongaarfche Koningryk bezeeten, tot op den laatften, naameiyk Keizer Karei den VIden. In den jaare 1609, onder de regeering van Keizer Rudolfus, gingen de Proteftanten van Duitfchland een Bondgenootfchap aan , het wélk den naam droeg van de vereeniging, of de Euangeüfche Verbintenis, tot welker hoofd zy Fredrik den IVden, Keurvorst van den Paltz, verkoozen. By deezen voegden zich de Boheemfche Proteftanten, onder voorwendfel van door den Keizer onderdrukt te V 3 zyn,  3io Tafereel van Natudr en Konst. zyn, en riepen zynen broeder Matthiaste hulp, noodzaakende den Keizer Rudolf' om de kroon aan denzelven af te (laan. ' Hy werd dus in den jaare ióii als Koning van Bohemen uitgeroepen en gekroond; ook werd hy in het volgende jaar, naar den dood van Rudolf , tot Keizer verkoozen. In den jaare 1616 verklaarde Matthias zynen neef Ferdinand tot Koning van Bohemen, en deed hem door de Staaten van >da.t Ryk kroonen en erkennen, met die bepaaling egter dat hy, zoo lang als de Keizer in leeven bleef, zonder deszelfs toeftemming, zyn koninglyk gezag in geen geval zoude doen gelden. Keizer Mattbias hield ten dien tyde zyn hof te Wenen, en Koning Ferdinand te Gratz in Stirie. De regeering van dat Ryk was dus geheel in handen yan den geheimen Raad, die meest uit Katholyken beftond, zoodat de Proteftanten daar niet weinig ontrust en verdrukt werden. Hierop hielden de voorftanders der Hervorminge uit den Adel te Praag eene byeenkomst, om de wegnoeming hunner bezwaaren te weeg te brengen; ten zelfden tyde bragten zy eene krygsmagt op de been om hunne eifchen te ouderfteuneu. De Re-  DlïlTSCHX. ENZ. STA ATS VERANDER. 3II Regeering , voor eenen opftand vreezende, zond eenige Keizerlyke gevolmagti^en aan den Proteftantfchen Adel, om poogingen tot deszelfs bevrediging aan te wenden; doch de Proteftanten, in deeze vergadering hevig wordende, hoonden des Keizers afgevaardigden, wierpen fommigen hunner uit de venfters van het. kasteel, cn floegen vervolgens voort om, op bun! eigen gezag, de Jefuiten uit de ftad Praag te verdryven, het geen den Keizer nog meer verbitterde. Beide de partyen trokken hier op te veld, eenige fteden werden ingenomen, en 'er vielen verfcheidene fchermutfeiingen voor tusfchen de Keizerlyke en Protestantfche troepen. Na den dood van Keizer Matthias, beklom Ferdinand den Keizerlyke troon. Ten dien tyde zonden de Baronnen van Bohemen, niettegenftaande zy Ferdinand, onder de regeering van den overleeden Keizer, als hunnen Koning erkend hadden, een heimelyk gezantfchap om de kroon van dat Ryk aan Fredrik den Vden, Keurvorst van den Palts, aan te bieden. Dezelve was het hoofd van het Proteftantfche eedgenootfehap, en had de Prinfes Elizabeth, dogter van Jacobus den Iften, V 4 Ko-  312 Tafereel van Natuur en Konst. Koning van Groot-Brittanje , ten huwelyk. Toen .deeze Vorst, in de maand November des jaars 1619, tot Koning van Bohemen gekroond was, vielen de Keizerlyke Veldheeren in den Palts en pionderden denzelven, terwyl de Hertog van Beijeren, met een ander leger, den Keurvorst naar Bohemen volgde, en hem in een hevig gevegt, naby de muuren van Praag, genoegzaam geheel verdoeg. Van zyn Keurvorftendom beroofd, en uit alle zyne Staaten verdreeven zynde, vond by zich genoodzaakt om naar Holland te vlugten, en ten opzigte van zyn beftaan van het Hof van London af te hangen, wordende zyne familie niet weder in het Keurvorftendom herfteld, voor dat het verdrag van Westfalen in den jaare 1648 geflooten was. De Prinfen Rupertus en Mauritius, zyne zoonen, dienden, geduurende de burgerlyke oorlogen, in Groot Brittanje, in het leger van Koning Karel den Iften. De Standen hebben de zoo genoemde Pragmatieque Sanctie, volgens welke de Erfopvolging in alle de Oostenrykfche Staaten aan de Vrouwelyke Linie van Keizer Karei den VIden, in den jaare 1713, werd vastgefteld, tot  DüITSCHL. ENZ. STA ATS VEB ANDER, 313 tot eene eeuwige Rykswet aangenomen. — In gevolge van deeze verordening nam de tegenwoordige Keizerin-Koningin Maria Therefia , nadat de gemelde Keizer op den 2ofien van October des jaars 1740 overleeden was, als deszelfs oudfie Dogter, het Koningryk Bohemen, zoo wel als de Oostenrjkfche Erflanden, in bezit.' Doch de beide Keurvorftelyke Huizen , Beijeren en Saxen , kantten zich daar zoo fterk tegen, dat 'er eene zwaare en langduurige oorlog uit ontftond , in welken ook de Koning van Pruisfen, als derzelver Bondgenoot, nevens de Koningen van Frankryk, Spanje, en meer andere Vorften, werd ingewikkeld. Het Keurhuis Beijeren grondde zynen eifch op het testament en codicil, welke door Keizer Ferdinand den Iften, in de jaaren 1543 en 1547 gemaakt waren, en waarin hy zyne oudfie dogter Anna en haare nakomelingen tot algemecne erfgenaamen aangefteld had, in gevalle de mannelyke linie van het Oostenrykfche Huis mogt uitgeftorven zyn. Deeze Anna was met Hertog Albert den Vden van Beijeren getrouwd geweest, en van haar was de toen regeerende Keurvorst, Karei Albert, V 5 regt-  314 Tafereel van Natuur en Konst. regtflreeks in den vyfden graad afkomftïg. Dewyl nu het geval fland greep dat het manlyk oir van den Huize van Oostenryk was uitgefïorven, oordeelde de gemelde Keurvorst zich de naaste , niet flegts tot Bohemen , maar ook tot alle de overige Oostenrykfche Erflanden. Daaren boren beriepen beide de Keurvorften zich op het regt der natuur; want ieder hun■ner had eene dogter van Keizer Jozefus, den ■oudflen broeder van Keizer Karei den VIden , ten huwelyk. Karei had alle de Oostenrykfche Erflanden van dien broeder, die zonder mannelyke aframmelingen overleeden was, geërfd. Dus waren beide de gemelde Aartshertoginnen verfteeken van baare vaderlyke erfenis , welke , ware haar oom Karei eer dan Jozefus geftorven, aan haar moest vervallen zyn. De egtgenooten der beide Vorltinnen meenden derhalvcn, na den dood van Karei den Vlden, een gelyk regt van opvolging te hebben, met Kareis beide dogters.en oordeelden dat de geheele Oostenrykfche nalaatenfchap onder hun vieren behoorde verdeeld te worden. Doch  DüITSCHL. ENZ. STAATSVERANDER. 3TJ Doch Maria Therefia bleef zich aan dePragmatieque Sanctie houden, volgens welke aan haar, als de oudfte dogter van Keizer Karei den VIden, de geheele Oostenrykfche erfenis toekwam , zoodat zy niets van dezelve aan haare mededingeren wilde afftaan. Zy geraakte dus in eenen bloedigen oorlog.. De Keurvorst van Beijeren maakte zich, met hulp zyner Bondgenooten, meester van geheel Bohemen, en deed zich, den 7den van December des jaars 1741 , binnen de hoofdftad Praag, als Koning huldigen ; doch hy kon zich in dien rang niet langer dan tot in het laats van het jaar 1742 ftaande houden. Hierop deed de Aartshertogin Maria Therefia, zooras als het Ryk van vyanden ontruimd was, zichin den jaare 1743 te Praag plegtiglyk kroonen. Die Vorftin werd ferderd, door de oorlogen van de jaaren 1744 en 1756, in de geruste bezitting van dat Koningryk wel geftoord, en zag haar land grootelyks verwoest ; maar zy werd egter door het vredeverdrag van het jaar 1745, en door dat van het jaar 1763, (leeds daarin bevestigd.'—Wy zullen nu een kort begrip der Hongaarfche gcï'ehiedenifle laten volgen. Hongarye, of Hungarye, is een gedeelte van  3i6 Tafereel van Natuur en Konst. van het oude Pannonie. Het werd dus genoemd naar de Hunnen, een Scythisch volk, het welk zich in de derde eeuw in dit land nederzette. Hongarye was in het eerst in verfcheidene kleine onaf hanglykc Vorftendommen verdeeld, die zich eindelyk, ter hunner onderlinge verdediginge , onder een opperhoofd, aan wien men den titel van Hertog gaf, vereenigden. De Hongaarfche fcbryversverhaalendathun land is beftierd geworden door veertien van deeze Hertogen, die eikanderen opvolgden, eer de Natie het Christendom omhelsden. De laatfte Hertog was Gayfa, die, in den jaare 1000, Christen wordende, door ft. Adelbertte Praag gedoopt werd. Oud en zwak zynde, ftond by de regeering af aan zynen zoon Steven, die den titel van Koning aannam; en Keizer Karei de Vide, vader der tegenwoordige Koninginne van Hongarye, was de zeven-en-veertigfte Koning van dat land. Hongarye was, geduurende verfcheidene jaaren , een Ryk, waarin de Vorst verkoozen werd; en egter bleef het Reeds in de zelfde familie. Karei Robert, die den troon in den jaa-  DüITSCHL. ENZ. STAATSVERANDER. 317 jaare 1310 beklom, veroverde Bulgarie, Servië, Croatie, Dalmatie, Siavonie, en verfcheidene andere Provinciën, welke hy aan zyne heerfchappyen voegde ; doch eenigen derzelven werden hem door de Venetiaanen weder ontnomen. Ten tyde van Ladiflaus, eenen jongen Koning, die de regeering in den jaare 1444 aanvaardde, vielen de Turken in Hongarye; maar zy werden door den berugten jan Hunniades kloekmoedigiykafgeflagen. Deeze was Regent van het Ryk, geduurende de minderjaarigheid van Ladiflaus, na wiens dood, in den jaare 1458, de Hongaaren Matthias Corvinus, den zoon van Hunniades, uit dankbaarheid voor 's vaders dienften, tot hunnen Koning verkoozen. Na het overlyden van Matthias Corvinus kreeg Vladiflaus, Koning van Bohemen, de kroon van Hongarye, in den jaare 1460. Na deszelfs dood, in den jaare 1516, volgdezyn zoon Lodewyk hem op in de Ryken van Hongarye en Bohemen. Hy was een dapper en krygszugtig Vorst, doch toen hy het waagde om Solyman , den Turkfchen Keizer, met een zwakker leger dan dat der Turken aan te tasten, werd hy in den jaare 1526 verflagen Hy*  3 f8 Tafereel vanNatuör en Konst. Hy zelf fneuvelde in het gevegt.en een groot gedeelte van Hongarye werd verlooren. Hy werd opfgevolgd door Joannes, Waywode van Tranfylvanie , die van den troon geflooten werd door Ferdinand , broeder van Keizer Karei den Vden, die met Anna, de zuster van Lodedwyk getrouwd was. Solyman de Turkfche Keizer herftelde hem egter weder op den troon; maar zyn mededinger, door Keizer Karei gehandhaafd wordende, werd in den jaare 1527 tot Koning van Hongarye gekroond , cn naderhand tot Keizer van Duitschland verkoozen. Van dien tyd af ontftond 'er een oorlog tusfchen de Duitfche en Turkfche Keizers , om de heerfchappy van Hongarye, welke omtrent tweehonderd jaaren duurde; en federd dien tyd heeft het Huis van' Oostenryk ihvloeds genoeg gehad om de verkiezingen zoo te doen uitvallen dat de kroon altyd aan dat Huis geblccven is. Dit Koningryk is nu volflrekt erfelyk geworden; want Keizer Karei de Zesde deed een befluit neemen om het, by gebrek-van mannelyke erfgenaamen , in de Vrouwelyke Linie te doen overgaan. Zyne oudlte dogter, de Keizerin Koningin, is tot heden toe in het bezit van die kroon gebleeven. Wy  DüITSCHL. ENZ. STAATSVERANDER. 319 Wy moeten eindelyk de voornaamfle byzonderheden, welke in de Zwitferfche hifiorie voorkomen, by brengen. — Zwitferland was by de Romeinen bekend onder den naam van Helvetia, en werd onder hunne magt gebragt door Julius Cefar, die dit land aan dat gedeelte van zyn gebied hegtte, het welk Gallia Celtica genoemd werd. De Zwitfers bleeven aan de Romeinen onderworpen, tot dat het vermogen dier waerelddwingers door de Noordfche volkeren gefnuikt werd , en nieuwe Ryken en Staaten uit de puinhoopcn van het Roomfche Ryk te voorfchyn kwamen. Toen hebben zy zich in het byzonder tegen de opkomende Gothen, Alanen, Wandalen, Bourgondiërs en andere woeste volkeren verzet, en eindelyk hebben zy ook het lot van andere landen moeten ondergaan. Nadat de, Bourgondiërs Zwitferland vermcelterd hadden , hebben zy het in verfcheidene Graaffchappen, verdeeld, in welke gefteldheid het geblceven is onder de regeering der Koningen van Bourgonje. Vooral zyn de Zwitfers veel verfchuldigd geweest aan de goedheid van Karei den Grooten, van wiens mildheidbyna zoo veele teekens zyn als 'er geeiielyke gebouwen in Zwitferland gevonden worden. On-  320 Tafereel van Naxuur en Konst. Onder anderen zyn de vryheden en voorregten van Geneve meest van hem gekomen ;ook heeft hy aan de verfcheidene gilden dier ftad eenige gunften beweezen en aan de ftad zelve het houden van vier vrye markten in het jaar toegedaan. Lodewyk, de kleinzoon van deezen Vorst, fehonk die van Uri, in den jaare 853, aan de Abdy, welke hy te Zurich had doen oprigtcn, en dewyl zyne dogter Hildegaard daar Abdis was, heeft hy op haare bede de ftad merkelyk vergroot. Ver-olgens zynde Zwitfers door de opvolgers van deeze Vorften zeer veel begunfligd geworden ; doch toen dezelven door hunne vadzigheid van tyd tot tyd on bek waarher werden tot de regee^ ring, ftaken de Graaven van het land de hoofden op, en maakte zich onafhanglyk, uitgezonderd dat zy den Keizer als hunnen Leenheer erkenden. Zy vonden zich geplaagd door de Geestelyken, die geheel Zwitferland door aanzienlyke goederen bezaten, en dus gelegenheid vonden om den Graaven groote moeijelykheden te veroorzaaken, fchoon deezen op hunne beurt de geestelykheid weder plaagden. Dit was oorzaak dat de Keizers hun , genoegzaam met algemeene toeftemnftng der Edelen, hunnebefchermingverleenden ,  DüITSCHL, ENZ. SïAATSVERANDER. 32I den, waarom ook een ftedehouder des Ryks, uit een der voornaamfte binnenlandfche geflagten gekoozen , in Zwitferland zyn verblyf hield. De voornaamfte Graaven waren die van Habsburg, die van Lentzburg, en die van Baden , van welken de eerstgemelden, nevens de Graaven van Zeringen en Kyburg, wel het meest in Zwitferland te zeggen gehad hebben. — Na eenen tyd lang zulk eene ftaatsgefteldheid gehad te hebben, werd Zwitferland een fystema Foederatorum , of (gelyk men het in onze taal gevoeglykst uitdrukt) een Eedgenootfchap. Keizer Albert de Ifte gaf hun voornaamelyk aanleiding om zulk een verbond op te rigten. Hy wilde Zwitferland, het welk eenen geruimen tyd een leen van het Ryk geweest was, gaarne aan den Huize van Oostenryk onderdaanig en erfelyk maaken. ■ Ten dien einde vervolgde hy den Adel van het land, en liet het gemeen door zyne Landvoogden op eene erbarmelyke wyze plaagen. De grootfte geweldenaaryen werden in het byzonder gepleegd in de drie kleine kantons Schweits, Uri en Unterwalden. Maar drie kloekmoedige mannen, welke met het hoogfte regt de verlosfers der Zwitferfche natie moogen genoemd worden, hielden heimelyke byXII. Deel. X een-  322 Tafereel van Natuur en Konst» eenkomften, en namen een befluit om hunne, vryheid met den degen in de vuist te handhaven. Deezen waren Werner Stuffacher, uit het kanton Schweitz; Arnold van Melchtal, uit het kanton Underwalden ; en Walther Furst, uit het kanton Uri. Het is zeermoeijeiyk den juisten tyd der gevallen, welke by die groote ftaatsverandering hebben plaats gehad, met eene genoegzaamenaauwkeurigheid te bepaalen. Wy zuilen derhal ven flegts de hoofdzaaklykfte byzonderheden bybrengen. — De drie kantons Schweits, Underwalden en Uri hebben zich op drie onderfcheidene tyden met eikanderen verbonden. — Nadat eenigen hunner, die op middelen bedagt waren om de vryheid te herfiellen, gelegenheid gezogt hadden om hunne klagten by den Keizer in te brengen, zonder dezelve te hebben kunnen vinden, fielden zy hunne bezwaarnisfen voor aan de byzondere Ryksvoogden; doch deezen waren over dat gedrag zoo te onvrede, dat zy in vervolg van tyd nog erger handelden, onder voorwendfel van ten hoogflen beledigd te zyn, door den enkelen wil om by den Keizer te gaan klaagen. Daarenboven zogt de Adel zich by den Keizer aangenaam te maaken, en de inwooners van deeze vrye landen, niet  DülTSCHt. ENZ. STAATSVERANDER. 323 niet flegts aan het Keizerlyke hof, maar ook by verfcheidene Ryksvorften onder kwaade verdenking te brengen, zoodat zy niet wisten waar zy eenige hulp vinden zouden. Hierop werd het eerfte Verbond in het zoo genaamde Grittle of Grutle, een dorp aan het meir van Uri , op den i3den van Octoberdes jaars 1307, geflooten; doch dit was alleenlyk eene byzondere verbintenis, van welke niemand dan de drie bovengemelde perfoonén eenige kennis had. — Zy namen toen het befluit om zoo veele braave en eerlyke luiden op hunne zyde te trekken, als mooglyk was, die ook met eede belooven moesten dat zy goed en bloed voor de vryheid zouden opzetten , en de zaak zoo lang geheim houden, tot dat men met gemeene toeflemming goedvond dezelve te openbaaren. Men had welhaast volks genoeg gewonnen om iets van belang te beginnen. De eedgenooten van Uri en Underwalden bepaalden den eerstkomendèn nieuwjaarsdag, om zich van de flooten Sarnen en Rotsberg, en eenige andere kasteelen meester te maaken. Terwyl deeze zaaken dus gefchikt werden, gebeurde het dat William Teil, een der eedgenooten, door den Ryksvoogd Gesier zeer flegt behandeld werd. X 2 Ges-  324 Tafereel van Nat/tor en Konst. Gesier had op de markt te Altorf een hoed op een ftok laaten zetten, en bevolen dat men aan denzelven gelyken eerbied zoude bewyzen, als men gewoon was aan hem te toonen. Teil ging dien hoed eenige maaien zonder groeten voorby, waarop de Ryksvoogd hem deed vasthouden, en de reden van deeze ongehoorzaamheid afvroeg. De gevangen poogde zich te verfchoonen door agteloosheid en boerschheid voor te wenden; doch men oordeelde die ontfchuldiging in het geheel niet voldoende. Gesier, weetende dat Teil een zeer goed boogfchutter was, gebood hem dat hy, ter zyner ftraffe, op zekeren affland van het jongfte zyner kinderen liaan , en eenen ;ippcl van deszelfs hoofd affchieten zoude. De andere maakte groote zwaarigheid om aan dit bevel te voldoen, zeggende dat zulk eene draf gantsch ongehoord was, en dat hy liever wilde derven dan gevaar loopen van een zyner kinderen te doorfchieten. Doch de Ryksvoogd belastte hem voort te vaaren , onder bedreiging dat hy anderszins hem, nevens zynen zoon , zoude doen ombrengen. Teil, befpeurende dat 'er niets anders voor hem op was dan te gehoorzaamen, nam den boog, en fchoot den appel zeer gelukkig van zyns zoons  DUITSCHL. ENZ. STAATSVERANDER. 32J zoons hoofd. De Ryksvoogd had gemerkt dat de fchutter nog eenen tweeden pyl in zyne borst tusfchen zyn opperkleed verborgen hield , wilde weten waartoe zulks diende. Het antwoord was dat goede fchutters de gewoonte hadden van twee pylen te gelyk uit de koker te haaien. Dit antwoord was onvoldoende, waarom Gesier fterker aanhield , en Teil het leven beloofde , indien by de waarheid bekennen wilde, fchoon uit die bekentenisfe al eenig kwaadaartig oogmerk blyken mogt. Hierop antwoordde de laatstgemelde dat, indien de eerfte pyl gemist had, de tweede den Ryksvoogd zeiven zoude getroffen hebben. Op dit berigt nam de geweldenaar het belluit om Teil te Kusfenach in eene eeuwige gevangenis te doen zetten. Hy ging zelf met hem in een fchip om hem derwaards te brengen ; maar op het meir van Uri gekomen zynde, vond men zich, door het opkomen van eenen zwaaren ftorm genoodzaakt om de beftiering van het fchip aan den gevangen man, die een zeer goed ftuurman was, over te geeven. Deeze nam de gelegenheid waar, zette het naar de zyde van Schweitz tegen eene rots aan; en, na zich met groote vaardigheid van zynen boog meesX 3 • ter  326 Tafereel van Natuur en Konst. ter gemaakt te hebben, fprong hy op de rots, te gelyk het fchip met al zyn magt voortdoe rende, en vlugtte op het gebergte. Het-volk van den Ryksvoogd bragt het vaartuig met groote moeite op eene andere plaats aanland, en zette de reis naar Kusfenach verder te land voort; maar Teil, die alle wegen en by wegen in het gebergte kende, had zich met zynen boog in een kreupelbosch geplaatst, waar hy wist dat Gesier voorby moest , en nam zynen tyd zoo wel waar, dattby zynen vyand met eenen pyl doorfeboot. Na dit gedaan te hebben begaf hy zich naar Schweitz, waarhy alles aan Stauffacher verhaalde, en vervolgens trok hy over de toppen van het gebergte naar Uri, waar hy de zaak ook aan Walther Furst bekend maakte. Toen de eerfle dag van het volgend jaar gekomen was, vermeeRerden die van Underwalden , volgens hunne belofte, de twee kasteden Rotsberg en Sarnen. De wyze waarop het eerstgemelde veroverd werd, was zonderling genoeg om hier verhaald te worden. Op dat kasteel woonde eene jonge dogter, die gemeenfehap hield met eenen der eedgenooten, Somtyds was hy gewoon eenen nagt inet  DUITSCHX. ENZ. STAATSVERANDER. 327 met haar door te brengen, wanneer zy de gewoonte had van hem met een touw in het kasteel op te trekken. Deeze jongman deed twintig welgewapende eedgenooten, in den beftemden nagt, met hem aan de fterkte komen , en na hen daaromtrent verborgen te hebben, gaf hy het gewoone teeken aan zyne minnaaresfe, welke, nergens van weelende, niet naliet hem met het touw op te trekken. Hy bleef eenigen tyd by haar, en ging vervolgens, zich gelaatende alsof hy iets anders doen wilde, naar het venfter, waar hy een van zyne makkers optrok, en terftond weder naar zyne meesteres keerde. Deeze eerfte trok eenen tweeden , en daarna eenen derden op , tot dat zy allen in het kasteel waren. De twintig perfoonen waren fterk genoeg om het volk, dat zich in hetzelve bevond, te overweldigen , gelyk zy ook deeden; doch zy hielden het geflooten, om eerst te verneemen , welke de uitflag der onderneminge op Sarnen geweest ware. Om die fterkte te veroveren hadden vyftig uitgeleezene mannen zich al vroeg op weg begeeven. Dertig hunner verftaken zich in het bosch, zoo na by het ftot als het mooglyk was, en de twintig anderen, als naar gewoonte Hokken in de X 4 hand  328 Tafereel van Natuür en Konst. hand houdende, en varkens, lammeren,kaas en meer andere gefchenken, gelyk gebruiklyk was, ten nieuwjaars gifte aan den Slotvoogd brengende, flapten regelregt naar het kasteel. De Bevelhebber, die uitgegaan was om zynen Godsdienst in eene nabuurige kerke te verrigten, ontmoette hen niet ver van de plaats, en ziende dat zy geene wapenen by zich hadden, was hy niet flegts gerust, maar zelfs wel te vrede, omdat zy ryke gefchenken aanbragten, zoodat hy zynen weg zonder eenige de minfte vrees vervolgde. De Hokken nu waren aan het eene einde fpits gemaakt, en zooras als die twintig door de poort van het kasteel waren, Haken zy daar een fcherp yzer, dat als een piek gemaakt, en tot dat einde door hun medegenomen was .boven op, vielen op de wagt aan, en gaven, door het blaazen op eenen hoorn, aan de overige dertig het teeken. Dezen fchooten terftond toe, kwamen hunne makkers te hulp, en vermeesterden gezamentlyk het kasteel. De Ryksvoogd werd ook te rug gehaald, en toen men vernomen had dat Rotsberg mede bemagtigd was, werden alle de Oostenrykers uit het land geleid, nadat zy met eede beloofd hadden'er nimmer weder té zullen inkomen. Die van Uri maak-  DüITSCHL. ENZ. STAATSVERANDER. %2p maakten zich op den zelfden dag meester van het flot Dwing-Uri, het welk nog niet volbouwd was; en Stauffacher overviel met de zynen het flot Cow erts, in het meirby Schweits gelegen; alle welke floten in vervolg van tyd tot den grond toe zyn afgebroken. Des anderen daags zonden die van Schweits, Uri en Underwalden, hunne gezanten naar eene beftemde plaats, en maakten daar een verbond tot malkanders befcherming voor den tyd van tien jaaren, mids dat elk in zynen pligt ten opzigte van het Ryk volharden zoude. Toen Keizer Albert berigt wegens deeze onderneeming , en derzelver uitflag kreeg, werd by zeer verwoed, en befloot de drie Kantons met geweld weder onder zyne magt te brengen. Hy kwam zelf in Zwitferland, en beval de zynen te Lucern, Zug en Glaris, dat zy die landen als vyandelyk zouden aanmerken, terwyl hy zelf, na in Ergow, Brisgow en de Elzas een leger verzameld te hebben, in dezelven vallen zoude. Doch zyn dood, welke omtrent deezen tyd voorviel , verydelde dit ontwerp. Henrik, die na den dood van Albert den Keizerlyken troon beklom , was deeze drie Kantons zeer gunftig, en verleendeopene brieven , waardoor zy vry erkend werden , X ,5 zoo-  3§o Tafereel van Natuur en Konst. zoodat zy voor geene andere Overheid dan die van hun land mogten te regt gefield worden, raids dat ieder van die Kantons den Keizer honderd foldaaten zoude leveren om den oorlog in Italië te voeren. Leopoid, Hertog van Oostenryk, en zoon van Keizer Albert, nam voor het befluit van zynen vader tegen de eedgenooten uit te voeren; doch hy werd niet flegts met verlies afgeweezen, maar daarenboven maakten die van Schweits zich meester van het klooster van Einfiedlen , het welk onder de befcherming van Oostenryk Hond , en niet veel minder dan vier honderd jaaren tegen Schweits had geoorloogd. By die gelegenheid namen zy ook de monniken gevangen, die niet dan na de betaaling van een groot losgeld ontflagen werden, en verbrandden alle de brieven en papieren, die tot het kloofter behoorden. De gevangene monniken moesten daarenboven', eer men hen wilde los laaten, met eede belooven, dat zy nooit wraak zouden neemen over de hunaangedaane behandeling; doch zy waren dermaate verbitterd geworden door hunne gevangenisfe, dat zy alles wat in hun vermogen was in het werk fielden om die van Schweits afbreuk te doen, waartoe zich welhaast eene zeer  Duiïschl. enz. Staatsverander. zeer gunftïge gelegenheid opdeed, door den twist, die na den dood van Keizer Henrik in het Rykontfiond, wordende (gelyk wy reeds gezien hebben) van fommige Keurvorlïen Lodewyk van Beijeren, en van anderen Fredrik van Uosténryk , een zoon van Albert, tot Keizer verkoozen. Deeze verdeeldheid veroorzaakte, niet flegts in Duitschland, maar ook in Zwitferland , groote onlusten. De drie Kantons hielden het met Lodewyk, en hunne nabuuren, die te vooren reeds meest onder de befcherming van het Huis van Oostenryk waren, met Fredrik. Door toedoen van den laatften werden de drie Kantons in den kerkelyken ban, en door de geregts-kamer van Rotweil in den ryksban gedaan,ondervoorwendfel dat die van Schweits, toen zy het klooster pionderden, het hoogwaardige fakrament des altaars op den grond gefmeeten, en zeer mishandeld hadden. Zy ontkenden ftandvastig ooit iets dergelyks gedaan te hebben, en beloofden de misdaad geftrengelyk te zullen ftraffen, indien men de fchuldigen wist aan te wyzen. Desniettegenlïaande moesten zy in den ban blyven, tot dat zy de zaak aan Keizer Lodewyk aangebragt hadden, en door zyn toedoen ontflagen werden. On-  332 Tafereel van Natuur en Konst. Ondertusfchen hielden de Edelen, die uit de drie Kantons als vyanden verdreeven waren , by Leopoid van Oostenryk, den zoon van Albert, fleeds aan, dat hy de drie vereenigde landen zoude beoorloogen, waartoe zy zeiden dat de heiligfchennis, waarvan wy zoo even gefproken hebben, gevoegd by het ongelyk dat zyn vader v.~n hun geleeden had, hem genoegzaame reden gaf: Leopoid, die een groot leger op de been had, liet zichligtelyk tot dien oorlog beweegen, en was welhaast met twintigduizend mannen in Schweits gevallen. De drie Kantons hadden daartegen niet meer dan dertienhonderd man kunnen famenbrengen, met -welke magt zy zich in de engte by Morgarten verfterkten, dewyl hun berigt was dat zy van dien kant zouden befprongen worden. Omtrent vyftig ballingen, die om verfcheidene misdaaden de fteden hadden moeten ruimen, verzogten mede te moogen ftryden , doch zy werden afgeweezen. Desniettegenftaande begaven zy zich op eene fteilte, die over den weg hing, langs welken de vyanden komen moesten, en aan welker zyde het Egrifche meir gelegen was. De vyanden , die met het aanbreeken van den dag van den kant van Zug aantrokken, waren zoo haast  DuiTSCHL. ENZ. STAATSVERANDER. 333 haast niet genaderd, of de ballingen begonnen groote fleenen, welke zy te vooren op de rots gebragt hadden, van boven neder te rollen , waardoor het vyandelyke leger grocte fchade leed, terwyl ook een hagelbui van keifteenen op de ruitery geworpen werd, waardoor dezelve geheel en al in wanorde raakte. Die van Schweits, ziende dat de fleenen eene gewenschte uitwerking deeden, kwamen van de hoogte, op welke zy gelegerd waren, af, en vielen, onder het werpen van fleenen, op het leger van den Hertog aan, hetwelk den moed reeds begon verlooren te geeven. Het gevegt duurde niet lang, en de vyanden waren meer bedagt om zich te redden dan om tegenfland te bieden. Terwyl die van Schweits met het behaalen van deeze overwinning bezig waren, werden hunne bondgenooten in Underwalden op den zelfden dag door een ander gedeelte van het Oostenrykfche leger, onder den Graaf van Strasberg, aangevallen. De Oostenrykers maakten daar goeden voortgang, en bragten de eedgenooten in groote benaauwdheid, waarom zy, niets weetende van den flag, die aan de andere zyde van het meir was voorgevallen , den hunnen, die In het leger der Schweitfers dienden, terftond be.  334 Tafereel van Natuur en Konst. bevel zonden om naar huis tekeeren. DeUnderwaiders vielen , zonder tydverzuim , in fchuiten , en Haken, nevens honderd anderen, met eene ongelooflyke vaardigheid , het meir over. De Graaf van Strasberg lag met zyn leger omtrent Alpenach, en hield geen goede krygstugt, maar liet zyn volk hier en daar pionderen en branden, omdat hy nergens vyanden verwagtte. Het grootfte gedeelte van den dag was reeds voorby, en desniettegenftaande befiooten de Underwalders den Graaf aan te tasten, dewyl zy, die alle wegen en toegangen kenden, zoo veel gevaars van den nagt niet te wagten hadden als de vyanden, die door de duisternisfe noodwendiglyk in groote verlegenheid moesten gebragt worden. De uitkomst heeft zulks getoond; en de Graaf, ziende twee vaandelen met het wapen van Underwalden , merkte terftond dat het liegt moest afgeloopen zyn omtrent Morgarten , waarom hy, na eenigen tegenftand, ook aftrok, met agterlatinge van driehonderd der zynen, en al den gemaakten buit. Die van Uri en Schweits kwamen terftond om hunne bondgennoten te helpen, nadat zy eenen dag fchikkingen omtrent hunne zaaken gemaakt hadden; doch hoorende dat de vyanden ook uit  , Düitschl. enz. Staats verander. 33$ uit Underwalden verdreeven waren, keerden zy te rug, den Hemel dankende voor zyne goedheid in hen op die wyze weder aan het gevaar te onttrekken. Deeze dubbele overwinning heeft den grond gelegd van het Zvvitferfche Eedgenootfchap, alzoo de drie Kantons Uri, Schweits en Underwalden , die te vooren zich met eikanderen voor den tyd van tien jaaren verbonden hadden, na dezelve te Brun een eeuwig verbond aangegaan en bezwooren hebben, waar-; om zy den naam van Eedgenooten verkreegen, welken zy nog heden draagen. Wy en anderen noemen hen Zwitfers, waarvan waarfchynlyk de reden is dat het kanton Schweits, het eerfte en langfte voor de vryheid geftreeden hebbende, ook het magtigfte is geweest onder de drie, welke zich het eerst door een verbond vereenigden. De zaaken dus gefchikt zynde, werd terftond van alles aan Keizer Lodewyk kennis gegeeven, die in den jaare 1316 bet verbond der -Eedgenooten niet flegts bevestigde, maar daarenboven de Oostenrykfche Vorften fchuldig aan gekwetfle majefteit,en alle de goederen, welke  33<5 Tafereel van Natotjr en Konst. ke zy in Zwitferland bezaten, ten voordeele van het Ryk, verbeurd verklaarde. — Eenige jaaren daarna maakte Lodewyk wel vrede met de Oostenrykfche Vorften, doch de rust werd hier door in Zwitferland geenszins herfteld ; want de bevelhebbers bleeven de landen , welke aan de vereenigde kantons gelegen waren, met veel krygsvolk bezwaaren , en nieuwe belastingen en tollen in dezelven invoeren. Deeze en andere byzonderheden waren oorzaak dat die landen ook verdriet in de Oostenrykfche regeering begonnen te krygen, en heimelyk verftand met hunne vrye nabuuren te houden, het geen van dat gevolg was dat Lucern zich in den jaare 1333 mede in het verbond der Eedgenooten begaf. Dit gebeurde niet zonder groote opfchuddingen in de ftad zelve, waar een groot getal der geenen, die het met de Oostenrykers hielden , eenen heimelyken aanflag maakten om in eenen nagt allen, die tot het gemaakte verbond de hand geleend hadden, te vermoorden, terwyl de Landvoogd met een goed getal krygsvolk zoude aantrekken, en de poorten door de faamgezworenen voor zich geopend vinden. De onderneeming was reeds ver gevorderd, en het getal der geenen, die deel aan dezelve had-  Duitschl. enz. Staatsverander. 337 hadden, zeer groot, beftaande hetzelve meest uit de aanzienlykfte burgers , die tot een teeken roode mouwen droegen: doch het gruwelituk werd door zeker onvoorzien toeval verydeld. Een jonge, die by geval des nagts op eene afgelegene plaats langs de flraat ging, terwyl eenigen der vloekverwanten reeds byéén kwamen om werk te beginnen, merkte wat 'er gaande was, en zich in (lilte van bun afgezonderd hebbende , begaf hy zich naar zekere herberg, waar hy ligt zag en menfchen hoorde. Daar maakte hy bekend wat hy gehoord en gezien had. Zonder tydverzuim werd de zaak aan de Regeering aangebragt, welke de burgery terftond in de wapenen deed komen, de poorten met fterkewagtbezetten, en verder op alles zulke fchikkingen maakte, dat de faamgezwoorenen zich niet dorften roeren. Nog in den zelfden nagt zonden zy booden naar de drie andere kantons om hulp, wordende hun ook zonder eenig uitftel driehonderd gewapende mannen gezonden. Dus liep deeze onderneeming geheel te niet, en men begon bedagt te zyn om defchuldigen te ftraffen ; doch derzelver getal was zoo groot, en meest van zoo goeden huize, dat men het niet veilig oordeelde hen aan hetleeXII. Deel. Y ven  338 Tafereel van Natuur en Konst. ven te komen. Zy werden derhalven flegts met eene geldboete geftraft, en moesten met eede belooven, dat zy nooit weder iets tegen het gemaakte verbond onderneemen zouden. In het jaar 1337 viel te Zurich mede iets voor, het welk gelegenheid gaf om ook die ftad in het Eedgenootfchap te doen treeden. Verfcheidene regeerders hadden de penningen der ftad, die in hunne handen waren, tot hun eigen byzonder gebruik aangelegd en waren daarover gebannen. Van tyd tot tyd veroorzaakten deeze bannelingen aan die van Zurich groote nadeelen. Zy verbonden zich tegen dezelven met den Graave van Habsburg, en die verbintenis verzwakte, door haare gevolgen, de Zurichers dermaate, dat zy, nabuurige Vorften vrugteloos om hulp tegen hunne vyanden aangezogt hebbende, zich in den jaare 1351 met de drie reeds verbondene Kantons moesten vereenigen, waaronder zy, ais zynde eene aanzienlyke Ryksftad , federd de eerfte in rang geweest is. Toen Albert van Oostenryk vernam dat die van Zurich zich in het Eedgenootfchap begeeven hadden, kwam by in het zelfde jaar met een  DUITSCHL. ENZ. SXAATSVERANDER. 339. een leger van twintigduizend man voordeftad en belegerde dezelve, la zyn leger waren 26 Graaven, eene groote meenigtevoornaame Edelen, vyf Bisfchoppen, en een goed getal foldaaten uit de fteden Straatsburg, Bazel, Fryburg, Soluthurn en andere. Zelfs waren 'er eenigen van Bern, omdat die van Soluthurn hunne bondgenooten waren. Daarentegen zonden de kantons eene bezetting in de Had, die op allerleie wyzen,zoo door deburgers als door foldaaten, verfierkt, en door voorraad in zulk eenen goeden ftaat van tegenweer gefield werd, dat men vastltelde dat zy het zeer lang zoude uithouden; doch «na eenige uitvallen en fchermutfelingen werd de vrede geflooten. Niet lang daarna kreeg Albert egter berouw over het gemaakte verdrag, en wilde dat de Graaf van Habsburg, dien men te Zurich gevangen hield, zonder losgeld zoude ontflagen worden. Hy maakte zich derhalven nu weder gereed tot eene onderneeming tegen de ftad; doch dezelve was door haare bondgenooten zeer wel verfierkt , en de Zurichers hadden zelfs gelegenheid om in het land van Baden te vallen, daar zy alles verwoestten en verbrandden , om wraak te neemen van de nadeelen, die door debelegeY 2 ring  340 Tafereel van Natuur en Konst. ring aan hunne ftad veroorzaakt waren. De gezaamentlyke kantons zagen nu duidelyk dat zy by geene mooglykheid vrede met de Oostenrykers houden konden, en beflooten daarom zich meester te maaken van het land van Glaris. Zy bragten dan hunne legers derwaards, doch vonden'er geenen tegenltand, dewyl deszelfs bewooners, ver van zich tegen de eedgenooten te willen verzetten, bereid waren om in het verbond deel te neemen. De zaaken der Kantons gingen dus zeer voordeelig, en zy werden van tyd tot tyd magtiger, doch niet zonder veel bloedftortens, dewyl zy' nu van den eenen, dan van den anderen kant werden aangevallen, en dikwyls tegen hunne misnoegde nabuuren moesten ftryden. — Het zy genoeg dit flegts in het algemeen aan te merken; want ons bedek laat ons niet toe alle ontmoetingen te melden. Wy moeten egter aanteekenen dat die van Zug, gcduurende den laatlten oorlog met de Oostenrykers , eenen inval in het land van Schweits gedaan hebben. Doch toen men vrede met die vyanden gemaakt had, wenden de vereenigde Kantons hunne kragten tegen de gemelde ftad, welke aan den Hertog van Oostenryk toebehoorde. Eer het leger der Eedge-  DtTITSCHL. ENZ. STAATSVERANDER. 34I genooten aankwam, had de bezetting de ftad reeds veriaaten; doch de burgers, willende hunne getrouwheid voor hunnen wettigen Vorst doen blyken , verdedigden dezelve veertien dagen lang, waarna zy, geene hoop op ontzet hebbende, zich overgaven. Terwyl dit alles gebeurde had Hertog Albert weder een leger verzameld, en rukte met hetzelve voor Zurich, daar hy weder even als te vooren ontvangen werd, wel te vrede dat hy de ftad met eenige eer veriaaten mogt, gelyk hy deed, nadat door de bemiddeling van Lodewyk , Markgraaf van Brandenburg, vrede gemaakt werd , dien men evenwel niet lang hield, dewyl 'er verfchil ontftond wegens de voorwaarden van vrede, die alleenlyk deeze twee waren. Voor eerst zouden die van Zug en Glaris den Hertog weder gehoorzaam zyn, voor zoo veel zy van regtswege fchuldig waren ; en ten anderen zouden de Eedgenooten geene verbonden meer moogen maaken met eenige landen of fteden, die onder den Hertog ftonden. De Hertog, willende die van Zug en Glaris weder onder zyne gehoorzaamheid brengen, en hun den eed van getrouwheid en hulde afneemen, vond hen daartoe niet ongenegen, mids dat zy eerst op eene Y 3 Pleg*  342 Tafereel van Natuur en Konst. piegtige wyze ontflagen werden van den eed, welken zy aan de Bondgenooten gedaan hadden. Deezen waren geheel onwillig om zulk een onrllag te verleenen, en zeiden dat de voorwaarden van vrede niet zagen op die van Zug en Glaris, maar op andere en naderhand aangenoomene Bondgenooten, zoodat de zaak onveranderd bleef. De ftad Bern had zich, na veel van de nabuurige Edelen geleeden te hebben, onder de befcherming van den Graaf van Savoije begeeven. Naderhand had deeze Had van den omliggenden Adel veel te lyden; doch is door den tyd die vyanden, nu den eenen dan den anderen, te boven gekomen, niet zonder hulp der Eedgenooten, die op eenen tyd negenhonderd mannen aan de ftad Bern gezonden hadden. In fommige oorlogen ftonden de Fryburgers die van Bern by, in andere waren zy hun tegen, naar dat hunne belangen zulks vorderden. Op dien byftand was derhalven niet veel ftaats te maaken, en daarom oordeelden zy het best om, uit aanmerking van de veelvuldige hulpe, welke zy reeds van de Eedgenooten ontvangen hadden, zich nader met dezelven te verbinden, het geen zy deeden door  DtTITSCHL ENZ. STAATSVERANDER. 313 door op eene piegtige wyze , in den jaare 1353, deel aan het verbond te neeraen. De agtKantons,welke nu eene onderlinge verbintenis hadden aangegaan, worden nog heden de agt oude plaatfen genaamd. — Naderhand poogde Hertog Karei de Stoute van Bourgonje deeze nieuwe Republiek te verdelgen; maar de Zwitfers, zien te weer (lellende, iloegen hem in Zwitferland tot tweemaal toe, naamelyk by Granfon en Morat, en in den jaare 1477 by Nancy in Lotheringe, in welk laattle gevegt hy fneuvelde. Na deezen Bourgondifchen oorlog traden nog vyf Kantons in het Eedgenootfchap, naamelyk Freyburg en Soluthurn, in dtn jaare 1481; Bazel en Scbafhaufen in den jaare 1501; en Appenzell in den jaare 1513; en dcczen worden de vyf nieuwe plaatfen genoemd. — Hiermede bellooten zy, om zoo to fpreeken, het verbond, nadat zy in twee volle ecuwen dertien Kantons byeen verzameld hadden. Zy maakten ook een belluit hoe zy eikanderen in rang zouden volgen, en fielden daaromtrent de volgende orde vast. 1. Zurich; 2. Bern; 3- Lucerui 4. Uri; 5. Schweits; 6. Under- wal-  344 Tafereel van Natutjr en Konst. walden; 7. Zug; 8. Glaris; 9. Bazel; 10. Freyburg; 11. Soluthurn; 12. Schafhaufen; 13. Appenzell. — Vervolgens hebben eenige Kantons met agt kleine Staaten nog een zeer naauw verbond geflooten; doch dezelvenzyn geene Cives of Eedgenooten, maar alleenlyk Socu of Bondgenooten. De andere kleine landeryen . die tusfchen de Kantons liggen, behooren mede wel tot het Zwitferfche verbond, doch alleenlyk als fubditi of onderdaanen, die in de regeering niets te zeggen hebben. — In het begin wendde het Huis van Oostenryk wel eenige poogingen aan om deeze nieuwe Republiek over hoop te werpen; maar de Zwitfers handhaafden hun Eedgenootfchap met eenen gewenschten uitflag. —Te lang zoude het ons ophonden, indien wy in byzonderheden wilden treeden. Wy oordeelden het egter noodig te toonen hoe Zwitferland eene vrye Republiek geworden is. Voor het overige zy het genoeg te melden dat de Zwitfers, in den jaare 1648, by het fluiten van den Westfaalfchen vrede, door alle Mogendheden van Europa voor vrye luiden zyn erkend geworden. Einde van bet twaalfde Deel.